vi K O O R R E D E den, lieden, en zeden gezien hadden. Nu zal uwe ver-wondering ophouden, of, merklijk, minderen; als gij niet alleen den land'dart, en het perfoneel karakter dezer Heer en in aanmerking neemt; maar ook de bedoeling en uitgejlrekte weetgierigheid' derzelven, uit deze brieven , ontdekt. Gij zult, hier, den Heer björnstühl, — deze tog -was de voornmne perfoou, die met kundigheid en nut reisde, — keren kennen, als een" geleerden, die, min of meer, bedreven in, bijna, allerlei weten? fchappen; derhalve, met allerlei geleerden een* aangenamen en nuttigen omgang hebben; en door derzelver onderhoud, zijne kundigheden, /leeds , verder en verder uitbreiden kan en wil: — die, volleerd in de Oosterfehe talen, oudheden, en gefchiedenis, zoo verre dit in Europa zijn kan, ook van dien tak der letterkunde, 't meeste werk maakt: — die, eindelijk, niet voor zig zeiven, of voor zijnen gezeik alleen ? maar (en nutte der ganfche ge-.  vau Mr. MEINJRD TIJDEMJN. vtf leerde weereld, tragt te reizen: en, voornamelijk , zijne landsgenoot en elders, en aan hun zoekt bekend te maken, wat er elders in de geleerde weereld voorvalle. -— Gij zult, des, nu zijne wijze van doen en vragen, ligtelijk, verfchoonen: nu gij ziet, welk gebruik hij make van zijne onderzoekingen en verkregene kundigheden. — Gij zult u verwonderen over de uitgebreidheid zijner wetenfchap, en over het groot aantal van geleerden, welken hij, overal, gezien, en zig tot vrienden gemaakt heeft. — Gij zult hem prijzen wegens zijne onvermoeide onderzoekingen; — de keuze der zaken, zuelke — en de zvijze , waar op hij dezelve meedeelt: — te weten zoo, dat hij't bekende en onzekere weglate: — de fouten van andere reizigers verbetere: — der -waarheid hulde doe: — de befeheidenheid, nimmer, ■ uit het oog verlieze: — noch de dankbaarheid, vxlke hij zijnen -weldoeneren fchuldig is. — Dit alles geeft even zoo vele nuttige lesfen en * 4  vin F O O R R E D E, e. z. v. Voorfichriften, welken uwe jongelingen, d'e reizen zullen, behooren in het oog te houden. Dus zult gij, wie gij zijt, eenig vermaak en put uit deze Reisbrieven kunnen fcheppen; en den Uit gever en dank weten, dat zij udezelvcn, m uwe taal, bezorgen. — Vaart wel! MEINARD TIJDEMJN. UT R E G T, den i?.de:i van Herfstmaand, 1778. VOOR-  V O ORBERIGT van den HOOGDUITSCHEN UITGEVER. JQ)sze verzameling van brieven, waaraan alleen dc verhaalcn van bijzondere omftandigheden, die op reizen voorkomen,en, dikwijls, van weinig belang zijn, ontbreken, om er den naam van Reisbefchrijv'mg Qa) aan te geven, heeft geen voorafgaande lofréden te haarcr aanbeveling nodig; haare innerlijke waarde zal, zonder aanprijzing, voorzig zelve fprékeii. De fchrij- De titel is ,in het Hoogduitsch , Briefc mrfReifen dure': Frankreich, Jiaüen, die Schwciz, Deittfchland, Holland, Engeland uni einen Theil der Morgen/ander. Kortheidshalve]], en om het Neêrlandsch oor uier te kweczen, door den ongewoonen uitdruk van Brieven op reizen door, enz. heeft men , eenvoudig, Rei ze, verkozen. 5  x VOORBERIGT van den ver heeft zig reeds zédert eeriige jaaren, door den naeriligen en gelukkigen geest van opmerkzaamheid, door den goeden fmaak, en het uitfiékend nut, waarméde hij een groot gedeelte der voornaamfte landen van Europa bczigtigd heeft, door de uitgebreide en algemeennuttige kundigheden, welken hij op zijne uitgeftrekte reizen verzameld heeft,aan haK Europa van eenc zeer voordélige zijde léren kennen. De Zweedfche natie is reeds trots op dc eer, dat zij den buitenlander in haaren björnstShl ec-ncn anderen keyszler onder zig kan aantonen. Zulken lézeren egter, dien hij nog niet genoeg bekend mogt wézen, zal het niet onaangenaam zijn, wanneer wij hun eenige nadere omftandigheden van hem, tot opheldering zijner brieven, médedélen. De heer jakob jonas björnstïlhl , geboren in Sudermanland, zijne letteroefeningen in zijn vaderland, te Upfai, geëindigd hebbende, ging, voor omtrent 9 of i o jaaren, in gezelfchap en als geleider van eenen jongen Zweed van adel, den baron karel frederik rudbeck, eene buitenlandfche reis doen, en bezogt, met dezen heer, tot in het agtfte jaar, van tijd tot tijd, Frankrijk, Italië, Zwitzerland, een gedeelte van Ditiischland, Holland en Engeland. Te Parijs lcide hij zig met eenen bijzonderen ijver op de Oostcrfche taaien, en maakte onder de grootfie kenners en leeraars der Oostcrfche geleerdheid aldaar, des tüiGNÉs, cardönnb, en le gr ais d , eenen ongeloof-  HOOGDUITSCHEN UITGEVER. xi lijk fpoedigen voordgang. Door zijne vlijt cn bekwaamheid , verwierf hij eene ongemeene hoogagting en vriendfehap bij deze mannen, die hem wegens zijne verkregen kundigheid de voordéligfte getuigenisfen gaven. In het jaar 1770. werd hij zelfs door de koninglijke Akademie der fraaije wétenfehappen cn opfchriften tot haaren bcltendigen korrespondént aangenomen. In Italië, dat in alle opzigten, inzonderheid voor reizigers, zo vrugtbaar is, vertoefde hij bijna drie volle jaaren. Het langer verblijf, dat hem de langzaame voordzetting zijner reize op de bczienswaardigMc plaatzcn toeliet, en de onvermoeide vlijt, waarmede hij juiste, uitvoerige en vrugtbaare kundigheden cn berigten zogt te verzamelen, moesten hem boven andere reizigers, die met een vlugtig gezigt en onvolkomen begrippen van het eene voorwerp naar het andere fpoeden,en zig, des niettégenftaande, door hunne onvoldoende reisverhaalcn aangenaam wéten te maken, eenen mcrklijken voorrang doen verkrijgen. Van het jaar 1773 tot 1775. ging dc reis door Zwitzerland, cn, langs de landen aan den Rijnkant, over Holland, naar Engeland, alwaar zijn reisgenoot, de baron rudbeck, zijne buitenlandfche reizen eindigde,en naar Zweeden keerde. Van toen af zette dc heer björnsïühl zijne reis met een hoogcr doel voord. Wijl men zijne verdicniïen, en het üitftékend nut, welk het vaderland nog verder van hem mogt verwag-  xn VOORBERIGT van den ten, uit verfcheiden proeven kende, werd hem, op koninglijk bevel en op koninglijke kosten, door het kanfclarijkollcgie te Stokholm, eene reis naar het Oosten, over Konftantinopcl, door Turkije, Siriën, Egïplen, en de zuidelijke kusten der MiddenJandfche zee, tot Mirokko, opgedragen. In het jaar 1776, werd hij tot buitengewoon hooglceraar der wijsbegeerte te Upj'al, alwaar hij reeds eenige jaaren te voren als adjunét was aangefteld, en kort daarna tot medelid van het genootfehap der wétenfehappen aldaar, benoemd. In gevolge van het'ontvangen bevel, heeft hij, reeds in het voorjaar van 1776, de reis naar Kon{laniinopcl aangenomen, van waar hij nu nog voordvaart, zijn vaderland door eene verzameling van nuttige en gewigtige berigcen te verrijken. Met zijnen gewoonen ijver leert hij thans de Turkfche taal; en wat heeft men over de Oostcrfche landen, die ons rot hier toe alleen uit onvolkomen en onzekere bcrigren bekend zijn,van zulk eenen naerstigen enbekwaamen navorfcher, als de heer Bjö'iNsxaHL is, in het vervolg niet te wagten ? Zéden den aanvang der reize, heeft de heer hjörnvan lïid wt tijd, zijne aanmerkingen over de gevvigtigfte cn nicuwfte zaaken, welken hij, vóórnaamlijk de letterkunde bctreli"ende, in elke plaats cn in eik land ontdekte, in brieven aan zijnen vriend, den heer gjörwell, asfesfof ea koninglijke boekbewaar-  HOOGDUITSCHEN UITGEVER. xui der te Stokholm, médegedeeld; en uit deze brieven is deze verzameling allengs ontdaan. Doch in de volgende deelen zullen ook tévens ecnige andere, niet minder gewigtige , brieven aan andere beroemde Zweedfche geleerden, als den grooten uwnubüs , en den kanfelaarijraad berch , voorkomen (i). De heer gjörwell, wiens ijver voor de uitbreiding van algcmeennuttige kundigheden cn van een' goeden fm . k in alle de takken der wétenfehappen en geleerdheid onder zijne landgenooten, door verfcheiden tijd- cn andere fchriften, bekend is, heeft door de uitgave dezer brieven aan het Zweedsch publick een aangenaam gefchenk gedaan. Nogthans zijn zij tot héden maar bij enkelen, en nu en dan, in eenig wecklijkfche bladen gedrukt, welken de heer gjörwell heeft uitgegeven, namelijk in de Alm'dnna Tidniager, van 1770 tot 1773 te Stokholm uitgekomen, cn naderhand in 9 deelen van den Samlare van het jaar 1773 tot 1777. Een groot gedeelte daartégen, voornanmlijk de brieven op de laatfte rcize gefchréven, zijn in het geheel nog niet gedrukt. De heer profesfor (1) Wij merken eens vooral aan, dat de gelieele verzameling van brieven in dit deel vervat, en in de volgende deelen, buiten verdere aanwijzing, voorkomende,zonder uitzondering aan den beer gjörwell gefchréveft zijn.  HOOGDUITSCHEN UITGEVER. xv zaak, dat zij niet onmiddellijk, als aantekeningen, op derzelver behoorlijke plaats zijn gevoegd (*). Het tweede deel, bevattende de reis door Middenen Opper-Italië, zal binnen weinig maanden insgelijks in druk verfchijnen (f_). STOKHOLM, den 12 Augs. *77 7- (*) Men heeft dit in de Néderduitfche vertaling verbéterd en de gemelde aantekeningen, met talletters getékend, op'haare plaats gebragt; gelijk ook die, welkende Hoogduitfche Vertaler agtcr het tweede deel gevoegd heeft, als nog behorende toe het eerfte deel; met twee of drie der laatften heeft zulks egter niet kunnen gefchieden, wijl dit deel reeds bijna afgedrukt was, toen men het tweede deel uit Duitschland kreeg: wij laten daarom dezelven hier agter volgen, met nog eenige verbéteringen van dit eerfte deel, welken de Hoogduitfche vertaler méde agter'he^ tweede deel heeft gegeven. De aantékeningen, met de letters van het alphabet aangewézen, zijn ons gunstig medegedeeld door den Hooggeleerden heer profesfor m. tjjdeman. Weinigen, die wij, hier of daar, plaats gegeven hebben, zijn tusfehen [ ] gefield, of op het eïndc getékend: De Fertaler. (t) Men maakt allen mogelijken fpoed, om dit tweede deel ook in een Néderduitseh gewaad te fléken.  BIJVOEGZELS van AANTEKENINGEN. Tot den Hdcn brief, bladz. 44, De lieer philippe heeft, in 1776% een begin gemaakt met de uitgave van een breedvoerig werk, dat de voornaamfte trekken, en toneelen uit de gefchiednis van Rome zal bevatten: le Spectacle de Thistoire Romaine, depuis la fondation de Rome jusqiCa la prifc de Confantinople, 1453. Paris 1776. Dit deel bevat in 20 zeer keurige koperen plaaten zo veele gebeurdnisfen uit de Roomfche gefchiednis, welker fchilderügtige befchrijvingen den tekst des Schrijvers uitmaken. Tot den IFden brief, bladz. 84. De bekende abt villefroy ftierf in mai 1777. Tot den IXdea brief, bladz. 142. Alles, wat in dc Monde Primitif van den heer court de gebelin , de natuurlijke gefchiednis der taaie betreft, heeft hij in een uktrekzel bijeen verzameld, onder den titel: Histoire naturelle de la parole, 011 précis de Porigine du langage & de la gramtnaire univerfelle , extrait du monde primitif. Paris 1776. S 0. VERBETERINGEN IN DEN TEKST. bladz. 48. reg 4. zulke m. z. nergens zulke , 62. - 16. Latijiifche m. z. Tartaarfche , . 143. - 4 en 5 den Chymandyas van HERKü- les m. z. de gefchiednis van herku- i.es, Ofymandyas . 211. - 17. Comté vu z. Cête, m  INHOUD DER BRIEVEN van het EERSTE DEEL. Brief I. Univerftteit te Parys — College Royal de France en voornaamfte leeraars van hetzelve — Werken van den Heer de Guignes, inzonderheid ten aanzien der Chineefche gefchiednis' e. z. v. — Van de heeren Houhigant , le Beau en Capperonier — Hoogagting voor de wétenfehappen te Parys — Van den heer Fourmont — Voetwasfching, door den koning verrjgt op witten donderdag — Godvrugt aan het Hof— Van den koning van Denemarken — Van Monaldeschi — Van den graave van Bemflorf — Encyclopedie— Schriften légen den heer van Voltaire. bl. i. BriefII. Van den heer Anquetil en de uit gay e der werken van Zoroaster — Van den heer Berteraud — Staat der Oosterfche Letterkunde te Parys — Prijzen in de Univerftteit en kollegi'ên — Aanmoediging tot de letteroefeningen — Zaal der Louvre — Schilder- en beeldhouwkunst — Van de heeren Philippe en dAnville — Uiitrekzel uit Niebuhr's herigten van Arabië — Ontwerp tot eene Encyclopedie militaire — Van de heeren U Fosfe en Hernquist — Zweeden die zig te Parys ophouden. bl. 26. Brief III. Uitgave van den Chou-king der Chineefen — Gedicht van den keizer Kien-Long — Mislijke afleidig van alle volken van de Kelten — Van den heer Cardonne — Van den heer Keralio — Bekwaamheid vm% eene ongehuwde jufvrouw in de ontleedkunde. ** bl. 56,  8 REIZE DOOR EUROPA meent te vinden, die op josef en moses betrekking Schijnen te hebben. Hij arbeid met grocte vlijt, om Steeds meer licht hierin te krijgen. Het is voor hem een voorregt, dat hij eene vrouw heeft, die zo Wel groote doordringendheid van verftandals goeden Smaak bezit: zij kan woorden op» zoeken in het Chineefche woordenboek,haarcn egtgenoot helpen verzamelen, e. z. v. cn dus is zij haaren mann', in den eigenlijken zin, eene hulpe. Zij hebben eenen jon-, gen zoon cn eene dogter. De zoon is naarftig in zijne leeroefeningen, en er is goede verwagting, dat hij met den tijd zijn vaders voetftappen zal drukken. De heer de guignes is ruim 40 jaaren oud, mager, en klein van gestalte, gelijk de heer d'alembert, eenvoudig cn ongedwongen in zijne lévenswijze, maakt voor 't uiterlijke geen groote vertoning, heeft egter een voortreflijk verftand, cn daarbij een zeer goed en eerlijk hart. Hij heeft verfcheiden ampten, en de wedden daartoe behorende, onk is hij een der Schrijvers van het Journal des Sfavans, De koning gaf hem daarenboven in 't voorléden jaar eene verhoging van 1000 llrres, die de geleerde heer barthelemi , bekend door zijne verklaring der Pahnyreenfche en Phénicifche opfchriften, afftond, onder voorwaarde, dat de heer de guignes dezelven zoude bekomen. Ik haal dit aan als een bewijs eener zeldzaame vriendfchap, die anders zeer ligt word opgeofferd, wanneer het op mijn en uw aankomt. Thans heb ik genoeg, en, zo ik vrees, welligt reeds te veel, gezegd van den heere de gtiones voor zo veel de gefchiednis betreft. Maar évcnwel nog een woord. Aan zijne Histaire des Huns, die uit Arabifche en Chf? neefche handfehriften getrokken is, heeft hij tien jaare^  EN HET OOSTEN. 9 gearbeid, en hij was nog vrij jong, toen hij dezelve on. der handen nam. Nu moet ik ook iet van hem ais letterkundige fpréken, zullende egter zijne verhandeling over de beeldfchriften voorbijgaan, welke men, eerlang, zal kunnen te lezen krijgen, wanneer dit deel der werken van de Akademie der fraaije wétenfehappen uitkomt. Ik zal flegts één handfehrift noemen, dat hij mij geleend heeft, en eene Memoire historiqüe & critique fur les langues Orientaks behelst, die misfehien door den tijd gedrukt zal worden. Dit is dc eerfte Grammaire ratfonnèe der Oostcrfche taaien, dergelijke nog niemand te voren önderftaan heeft, te beproeven. Dezelve toont den oorfprong, de gefchiednis en gefteldheid der fpraaken, of tongvallen, aan, die eertijds door de Hebreen, Chaldeën, Pheniciërs, Siriërs, Samaritaanen, Egiptenaars en Kar. thagers gefproken werden, cn nog door de Arabïèrs en Ethiopiër s, en gedeeltelijk door de Kopten, gefproken Worden. Dc heer de guignes gaat, dienvolgens, verder , dan iemand voor hem, wijl hij, tégen liet geene jablonski beweert, aantoont, dat het Koptisch ook een tongval van de andere Oosterfche taaien is, fchoon dezelve er eenigzins van onderfcheiden is; ja, het geen nog nieuwer is, dat in het Chineefche gefchrift de Oosterfche taaien verborgen liggen. Om de oorfpronglijke betékeBfcfefi der oude Chineefche woorden wéder te vinden, gebruikt de heer de guignes ook met goed gevolg de Arabifche woordenboeken, die den Chineefchen nieuw licht géven. Hij toont, dat alle befchaafde volken der waereld, die fchrijven kunnen, zelfs de Indiaanen nfet uitgezonderd, hunne letters vaneen der bovengenoemde polken bekomen hebben , en dat zij 't allereerst van A 5  io REIZE DOOR EUROPA beeldfchriften, als de eerfte en cenvoudigfte Schrijfwijze, afïbimmen. De oudfte fpraak had alleen cenlédige woorden , uit twee médeklinkers beftaande, die, bijgevolg, de wortels zeiven zijn, welken men naderhand met den derden médeklinker vermeerderd heeft, om de betékenis der wortelen nauwkeuriger te bepalen; cn daarom beftaan deze in gebruik gekomen nieuwe Stamwoorden uit drie médcklinkcrs of twee cenlédige woorden , van dewelken elk zijne betékenis heeft gehad. Hij onderftelt, dat de tékens der zelfklinkers niet van gelijken ouderdom zijn met de medeklinkers, maar dat de zelfklinkers, naderhand aangenomen , de regten zijn cn die tot de taal behoren, hetwelk aangemerkt word tégen masclef en den heere houbigant, die een groot Masclefidan is. Ik moet deze droogc Stof hier afbreken, want ik vrees, dat gij er reeds wars van zijt. Vergun mij cgter, een enkel woord van den évengemelden hecre iiouetgant te zeggen, die een geheel andere letterkundige is, dan iie heer de guignes. Het is bekend, dat hij zeer veel geschréven, en dikwijls ondernomen heeft, dc Hebreeuwfchc lezingen, gelijk clericus, te verbéteren, uit onkunde in het Arabisch en den ftaat der Oostcrfche taaien, welker beoefening het veiligfte behoedmiddel zo wel tégen onkunde als tégen willekeurige ltoutheid is. Hij heeft tegenwoordig zijn gehoor ganschlijk verloren, zo dat men Schrijven moet, wanneer men met hem wil fpréken; hij is ook, éven als alle oude lieden, met zijne gevoelens zeer ingenomen. Ku van den heere le beau. Hij is reeds lang bekend door zijne Histoire du Bas Empire, waarvan het  EN HET OOSTEN. XI. en XII. deel voorlddcn jaar zijn uitgekomen (4). liet volgende van deze gefchiednis , ze:gt hij, zal ook nog zo veele deelen bedragen, zodat hij thans eerst de helft van dien arbeid verrigt heeft, tu rekenen naar den tijd, die er nog overfchiet. Doch wal; de ftoffen en gebeurdnisfen betreft, dezen zijn van nu aan noch zo merkwaardig noch zo menigvuldig als te voren, „zo „ dat mijne gefchiednis van het Bas Empire, zeide hij „ eens, als eene piramied word, die met een' grooten „ grondflag begint, doch ftceds hoe langer hoe kleiner „ word, tot dat zij in een fpits eindigt." Hij is een zeer geleerd man, zowel in 1 iet Latijn als in het Grieksch. Voornaamlijk gelooft mem, dat hij in de eerfte taaie niemand hem gelijk heeft; cn h et zal bezwaarlijk zijn, zulk eenen onontbeerlijken geheimfchrijver in de Academie des Belles Lettres te cenig en tijde te vergoeden ; eene bckendnis, die ik ménigma al van verfcheiden haarer médeléden gehoord heb. Hij is een éven zo bekwaam Leeraar in de wélfpreekkunde als een kragtig Rédenaar, het welk men niet altoos te 2 ;amen ontmoet. Het is een bijzonder vermaak, hem kt he t College Royal cicero te horen verklaren; zijne toehoc orders zijn Officieren, Ridders, Hoogleeraars, Advokaa ten en Abten, névens vreemdlingen van verfcheiden land aarden. Ik heb gehoord, dat veelen van hun bekenden, dat, fchoon zij cicero te voren zeer wél gelézen, en ve rklaringen daarover gehoord hadden, zij hem nogthans n ooit zo wél ycr- (4) Zédcrt is het XIII. en XIV. deel, in ïj -70, en her XV. en XVI., in 1773., uitgekomen, welk laarfh i tot in de elfde euwe gaat» [Zelfs al het XIX. en XX., in 1774;., to: 1204.]  IS REIZE DOOR EUROPA (taan, nooit zo veele Schoonheden ontdekt, nooit zulk eenen duidelijken te zamenhang van alle uitdrukkingen tterfcrégen hadden, dan wanneer de heer le beau hem verklaart: want hij maakt aanmerkingen over de woorden, oudheden cn gebruiken, waarbij hij cicero met bejiosthenes e 11 anderen vergelijkt, zodat men zig zomfijtfa verbeeld in Romen te zijn, en cicero zeiven te horen. Daarenboven is hij, in één van de kollégiën der Univerftteit, Hoogleeraar in het Grieksch, daar hij de parallele historie n van plutarchus verklaart. Hier moet hij zig naar zijüc toehoorders voegen, welken jonge lieden zijn, en dit doet hij ook met eene uitnémende duidelijkheid. Hij is iet meer dan 60 jaaren, en weduwnaar; hij heeft maar eene dogtcr, die met eenen Advofcaat in het park ment getrouwd is. Hij werkt met ongemeene vaerdig'i eid, van 4 of 5 uureri des morgens, den gebeden dag door, tot laat in den nagt: hij is indedaad een veelwéter (. Polyhistor'), verftaat de wijsbegeerte, de fchci- cn natuui -kunde, zelfs dc gefchiednis en dc aardrijkskunde van j Zweedcn. Het is voor eenen Zweed vermakHjk, hem ■ de uaamen volgens het Fransch te horen tiitfpréken. Nii ;ttégenftaande hij zo veel arbeid, ziet hij cr zeer wél uit, en is vrolijk. Hij fchertftc eens met zig zels'en in het C 'ollege Royal, als hij pingui Minerva uitLi. ündertusfeheï 1 moet ik den heer capperonier niet vergéten, al vei -geet hij het College Royal, daar hij in jaar cn dag niet geweest is, fchoon hij laat aanplakken, dat hij over arh ;tophanes in het openbaar les geeft. Hij is, gelijk een ie der gelooft, in het Grieksch doorervaren, doch meest vot >r zig zelvcn. Hij heeft sophocles mei  EN HET OOSTEN. 13 verfcheiden geleerde aantekeningen laten drukken , het werk is egter nog niet uitgegéven; feboon het reeds zéden 10 jaaren afgedrukt ligt, behalven het laatfte blad van het register, dat hij in den gemelden tijd nog niet heeft kunnen afmaken. De boekdrukker is met deze anecdote, of, liever, anecdofts, niet zeer in zün'fchik. Ik heb reeds hiervoor gemeld, dat hij koninglijke boekbewaarder is, en hier is hij vlijtiger, dan in het Collega Royal. Hij is een broederszoon van den geleerden r apperonier , die voor den grootften kenner der Griekichtï taaie van zijnen tijd gehouden werd, cn zig bekend heeft gemaakt door zijne voortreflijke uitgave van qitntiliaan, welke niet alleen nieuwer is, dan dc Hollandfche van burman , maar dezelve ook overtreft. Het is de beste uitgave, die men van dien Roomfchen Rédenaar heeft. Voor dat ik van het College Royal afftappe, moet ik vaneen gefchil gewag maken, dat, onlangs, aldaar ontftond, en wel bij dc volgende gelegenheid: de heer garnier, dien gij reeds te voren door zijne Histoire de France zult kennen, welke hij, na den heer veli.y, vervolgt , Hoogleeraar in het Hebrecuwsch, doch tévens in deze taaie niet zeer bedréven zijnde, en er ook niet veel agting voor hebbende, ftelde den heere graave van s. florentin , dienaar en geheimfchrijver van Haat, die het College Royal in zijn departement heeft, zonder den anderen Hoogleeraaren, noch zelfs den Inljjector, er kennis van te géven, voor, dat het onnodig was, twee Hooglccraars in dc Hebrecuwfche taaie in het College Royal te hebben, aangezien er zo weinige toehoorders waren; maai-, dat, intégendeel, een Hoogleeraar in de gefcliied-  14 REIZE DOOR EUROPA. nisfe van Frankrijk van grooter noodzaaklijkheid was. De Staatsdienaar behandelde deze zaak in den Raad op eene wijze, dat die verandering reeds plaats had, zonder dat iemand van degeenen, dien het aanging, er iet van wist, tot dat zij het, éven als ik, in de nieuwspapieren lazen, hetwelke hun, derhalven, zeer vreemd voorkwam. Men heeft den heere garnier deswégens vecle verwijtingen gedaan, zowel in de Akadcmiederfraaijewétenfehappen , waarvan hij een médelid is, als in het College de France. Thans is men er over uit, om dit andermaal te veranderen, en weêr op den ouden voet te brengen (5). Men meent, dat het jammer is, oude goede Schikkingen, door franciskus I., den vader der wétenfehappen, in Frankrijk gemaakt, te vernietigen; dat het eene barbaarschheid te kennen geeft, wanneer de Smaak en de genégenheid voor de oude taaien zulk eenen fchok krijgen; dat het College de France alleen voor moeilijker en hooger zaaken geftigt is, die men anders geen gelégenhcid heeft bm te léren; dat men de gefchiednisfeu zelf kan lézen; dat er nauwlijks in gansch Frankrijk een leerdoel in het Hebrecuwsch is, behalven deze twee, en éénen in de Sorbonne, onlangs door den hertoge van orleans geftigt , en welke voor eerstbeginnenden is; dat een Hoogleeraar in de gefchiednisfe van Frankrijk Staatkundige partijen kon maken, die of het ftaatsbeftier of het parlement aangaan, wanneer hij van den oorfprong van het ftaatsregt moet fpréken, hetwelke onder eene eenheerfchige (5) Men heeft zig egter naderhand ann de verandering in het College de France, door den heere garnier te weeg gebragt, gehouden.  ïó' REIZE DOOR E U II O P Ai men hier niets béter koop heeft , dan geleerdheid en wétenfehappen, en niets duurder * dan vermaaken . endwaasheden. De letteroefeningen zijn in groot aanzien; hetgeene men bij ons waanwijsheid noemt,- al gaande in een boek te lézen, als men in gezelfchap van anderen naar buiten gaat wandelen , is hier niet alleen een algemeen gebruik, maar zelfs wélvoeglijk en iet groots.; Een Hertog en Pair, een Ridder, gaan dikwijls, met een boek in dc hand, in Luxembourg, in de Tuileries cn andereÉ openbaare wandelwegen; ja , niet zelden ziet men Mevrouwen al gaande lézen. Men gaat en leert op de ftraaten, en in het rijtuig zit men met een boek in de hand. In het eerst kwam mij dit zonderling voor, wijl men bij ons nauwlijks een boek over ftraat durft dragen, veel minder daarin lézen. Een ieder rent hier, gelijk men het noemt, naar wijs!ïeid. De heer nollet heeft meer dan duizend toehoorders en bewonderaars, telkens als bij les geeft, hetwelke hij driemaal in de week doet. Hij maakt telkens ook verfcheiden cn aartige proeven in de natuurkunde, zodat het zelfs voor kinderen een vermaak is. Hij is van eene ongelooflijke ménigte van kostbaare werktuigen voorzien, die de koning bekostigt, zo wel ten beste van het algemeen , als omdat hij des zondags naar ferfailles rijd, en den Dauphin in de natuurkunde onderwijst. Hij weet zig ook met eene uitnémende duidelijkheid uit te drukken, en maakt door zijn aangenaam gelaat deze wétenfehap bij elk bemind. En hierin zal de heer brisson , die de furvivance van zijne bediening gekrégen heeft, moeite hebben, om hem te évenaren. Ik moet ook met een enkel woord van een klein werk, door  EN HET OOSTEN. j7 door den geleerden fourmont nagelaten, en dat, denklijk, binnen kort zal in het licht komen, om deszelfs merkwaardigheid , gewag maken. Het is eene zo nieuwerwetfche als verftandige verklaring over de Openbaringe van johannes. Hij houd deze openbaring voor geen voorzegging, maar voor eene afbeelding en voorftelling van dcganfchc heilige fchrift, zowel het oude als het nieuwe testament, waarin elk boek door de eene of de andere merkwaardige plaats uit dezelve afgebeeld word, zo dat johannes op eene dichtkundige wijze den Christenen eene fchets van alle de boeken der heilige fchrift wil géven. Dus is de donder, hoofdft. VL i., eene zinfpéJing op de wetgéving, welke voor de Jooden het voornaamfte gedeelte der boeken van moses uitmaakt, bijgevolg worden hierméde de vijf boeken van moses aangewézen. Het witte paerd met den ruiter, die boog, kroon en overwinning heeft, is de zégepralende josua. Het roode paerd betékent gideon , en dus het boek derRechteren, en zo voords. Het dier met de 7 hoofden en 10 hoornen is demetrius, die eerst te Romen gevangen was, en naderhand koning van Siriin werd; hij was een groot vervolger der Jooden; zijn naam vervat ook volkomen het getal 666, wanneer elke letter in de rékeningë volgens de waarde, die zij in het Sirifche alphabet heeft, genomen word. In het XIV; hoofdft. worden alle de boeken van het nieuwe testament aangeduid, elk met zijne zinfpélingen. Het XVII. hoofdft. word uit de gefchicdnisfe verklaart. Het vrouwsperfoon, op het dier gezéten, is Jerufalem. De zéven hoofden van het dier, zijn de zéven vorsten uit het huis van hercdes: 1.) herodes de GROOTE , 2.) HER ODES antipas, *.) ARCHilX. dsm., jj  18 REIZE DOOR EUROPA Iaus , 4.) filippus , koning van Trachonitis, 5.) agrippa de oude, 6,~) herodes, koning van Chalets, 7.) agrippa de jonge. Dc 10 hoornen zijn de tien ftadhouders der Romeinen in Siriën, die het geflagt van herodes altoos onderfteunden e. z. v. Het is de heer le roux des hauterayes , die dit boek denkt uittegéven; als bloedverwant, heeft hij alle de nagelaten handlchriftcn van fourmont , van dcwelken er zeer veelen zijn, onder zig. Men kan ze vinden in de naamlijst, welke daarvan te Amfteldam uitgegeven is. Zédert al den tijd, dat fourmont dood is, is er nog niet een eenig uitgekomen. Het zal u mogelijk niet onaangenaam zijn, als ik een woord van dc plegtigheid gewage , welke op witten donderdag door den koning van Frankrijk verrigt werd, als hij dertien jongelingen de voeten wiefch. Men noemt dezelve: la, Cêne; ik was er bij tegenwoordig te Verfailles. In eene groote zaale werden 13 jongelingen in orde op eene lange tafel geplaatst, en in eene andere zaale 13 maal 13 of 169 houten fchotcls met éten op eene tafel in het vierkant gefchikt; alle de geregten waren van visch, moeskruiden cn vrugtcn, geen van vleesch, uithoofde der vasten. De koning kwam, des morgens te tien uuren, met dc Prinfen en den hofitoet in de zaale, daar dc jongelingen ten; daarop werd eene leerreden gedaan, die zeer fraai was; vervolgens gaf een bisichop allen aanwézenden vergifnis voor alle zonden , en toen begon de wasfehing, welke door eenen der hovelingen aan de zijde des konings verrigt werd; de Dauphin droogde de voeten met eigen handen af, en de voet afgedroogd zijnde, kuste de koning denzelvcn. De voetwa-.iching geëindigd zijnd :, werd het éten door dertien Pruilen opgedragen. Vooreerst kwam  EN H Ë T OOSTEN. 19 de Dauphin met het brood, daarop zijn oudfte broeder, de graaf van Provence, met den wijn, waarna de jonger broeder, de graaf van Artois, volgde met boonen, en eindelijk de Prinfen van den bloede. De koning, die bij de jongelingen was blijven ftaan, nam eiken fchotelaan, en gaf dien eenen Aardsbisfchop over, die Opperhofprédiker is; deze gaf dien aan een' ander', welke dien in een'grootcn hoogen korf zette, die met de 13 fchoteis vol was. Een ieder der jongelingen kreeg zulk eenen korf, névens eene beurs met 13 kroonen, makende 39 Hvres, en hierméde ging de eerfte jongeling heen. Dus droegen de Prinfen 13 maal het éten, en telkens 13 geregten, binnen, en elke reis ging een jongeling met zijnen korf heen, welke een geheelelast uitmaakte, en door' twee lieden gedragen werd. De jongens aten dus niet op liet ilot. Dit alles verrigt zijnde, ging de koning met zijn ganfche gevolg in de pragtige hofkapélle, alwaar toeneen praalgraf, het graf van christus voorftellende, van meer dan 200 egte en met goud ingelegde porcelein! flesfchen gemaakt was, waarin de fchoonltebloemen ftonden, welken men tut den onvergeiijklijken tuin bij Trio* non derwaard gebragt had. Deze bloemflesfchen -waren op de wijze als lofwerk geplaatst, en verfchaften aan het oog eert bekoorlijk gezigt. Nadat de mis, onder het muziek der hof kapél, geëindigd was, trad de koning met de Prinfen en Mesdames de France naar het graf, en vielen aldaar gezamenlijk op de kniën. In 't algeme'en moet men bekennen, dat aan dit luisterrijk hof meer gódvruet heerscht, dan men misfchien zou geloven. Alle more-en doet de koning, zodra hij gekleed is, eerst zijn gebeden zijne kamer; hij valt te gelijk met ïjji*n geestlijken op B a  ao REIZE DOOR EUROPA de kniën, in tégenwoordigheid van alle de aanwézenden, die dan in de rondte ftaan in dezelfde kamer. Ik ben verfcheiden maaien des morgais er bij tégenwoordig geweest, als hij zijn gebed deed. Als dan gaat hij naar de kerk en woont de misfe bij, en dit doet hij waarfchijnlijk dagelijks. Het ganfche hof volgt des konings voorbeeld; en het is der geheele waereld bekend, welke fchitterende voorbeelden van godvrugt en deugd de koningin in haar léven gaf. Bij des konings bedde in de paradekamer te Verfaiïïes is eene kleine tafel aan den wand vast gemaakt, en met vergulde letters befchréven. Dezelve bevat delaatfte woorden van koning lodewijk XIV. aan den tégenwoordigen koning. Derzelver aantal is zo groot niet, of z\\ kunnen hier wel eene plaats vinden: Demieres paroles du Roi louïs quatorze au Rot louis quinze, fon Arriere-petit-fils. Mon cher enfant'. Vous allez étre lientót Roi d'un grand Royaume; ce que je vous recominende le plus fortement, efi de n'oublier jamais les obligations, que vous avez a dieu : fouvenez vous, que vous lui devez tout ce que vous étes. Tachez de conferver la paix avec tous vos voifins: jP'ai trop aimé la guerre, ne mimitez pas en cela, non plus dans les trop grandes dépenfes , que fai faitest Prenez confeil en toutes chofes , £5? cherchez a connoitre le meilleur., pour le fuivre toupurs. Soulagez vos peuples le plutót que vous le pouvez, £f faites ce que fai eu le malheur de ne pouvoir faire moi-méme. N'oubliez jamais les grandes obligations, que vous avez a Madame de ventadour. Pour mot, Madame, ajouta-t-il en fe tournant vers ellef je fuis bien faché de n'étre plus en ëtai de vous marquer  *4 R E I Z E DOOR EUROPA nes te géven, en wel met zulk eene juistheid, dat de heer de guignes er zeer verbaasd over was. Er zal een nieuwe druk van de,Encyclopedie opgelegd worden, welke met veele nieuwe zaaken vermeerderd word. Gij weet, dat dit in zékeren opzigte voortreilijke werk allen niet behaagt, en de réden waarom is u ook niet onbekend. Inzonderheid toont de Academie Royale des Infcriptions & des helles Lettres geen bijzondere vriendfehap voor de heeren Encyclopedisten, wijl zij zékere grondzuilen aantasten, die het gebouw der wétenfehappen Schragen. Onlangs is hier een bock uitgekomen, het welk eerst tot titel had: moïse vetigé, welken mencgtcrnaderhand veranderde, zo dat dezelve thans is: Lettres de quelques Juifs, Portugais ef Allemands, a Mr. de Foltaire, avec des refléxlons critiques &c., & un peilt Commenltiir* ■> extrait dj;;i pias grand; d Lisboune & fe trouve a Paris, 1769. 8, 424. bladz. (Z>) Hier worden den heere van vol taire zijne njénigyuldige feilen, tégenfrrijdigheden en dwalingen rijklijk getoond, egter met eene bijzondere beicheidenheid en agting voor 's mans grooten geest en werken, que je regarde, word 'er bladz. 6 gezegd , comme une Bibliotheque; over welke woorden de Uitgever deze merkwaardige aantékeniug maakt: Je ne ff ais, fi eet éloge efi digne de Mr. de Foltaire ; jusqiiici il tfa été donnê a perfonne, de parler de tout & d'en (3) Men weet thans, dat de Schrijver dezer brieven is de Heer Abt Guené, Oud - Hooglecraar inde Univcrfiteit van Parys. Zie Gazette Litter. Tom. LIV. (1773. Avril.) p. 252. en Tom. LXXXIII. p. 50. not. en ü'Esprit des Journaux 1776", Bec. p. 80,  EN HET OOSTEN. 39 twaalf koperen plaaten, gedeeltelijk tot de gebruiken en plegtigheden der Perzen behorende, gedeeltelijk de alphabetten van de Zendfche, Pehhifche en Perfifche fpraaken, uit de beste handfchriften genomen, nevens het begin der oorspronglijken zeiven, behelzende. De drie laatfte plaaten zijn inzonderheid merkwaardig; zij bevatten, in een opfchrift, de vrijbrieven, of voorregten, welken de Jooden in Cochin, zédert meer dan 1000 jaaren, van den keizer op de kust van Malabar, scharan peoromal , verkrégen hebben. Ik herinner mij, van deze Jooden iet gelézen te hebben in de Engelfche hédendaagfche gefchiednisfe, daar de reis van den heere hamilton ten bewijze word aangehaald, welke zegt: dat dc Israëlitifche vlugtlingen hunne Hebreeuwfche boeken, die zeer oud zijn, in koper gegraveerd hebben; dat zij een vervolg van alle de keizers, onder dewelken zij geleefd hebben, tot op salmanasser, bezitten, en dat zij, zédert de Asfirifche gevaugnis, in Cochin hebben gewoond. Ik weet voor zéker , dat ik dit in de hédendaagfche gefchiednisfe gelézen heb, maar ik kan mij niet te binnen brengen, in welk deel. Als ik tijd heb, om den heere anquetil een bezoek te géven, zal ik tragten verder licht in de gefchiednisfe dezer Jooden te bekomen, zo verre hij mij daarvan kan onderrigten, om ze u médetedélen. ik kan hier niet onaangeroerd laten, dat hij verfcheiden boeken , op dadelbladeren gefchréven, heeft médegebragt; hij heeft er mij veclen van getoond, die op onderfcheiden wijzen zonderling te zamengevoegd en gevormd zijn. Maar, genoeg hiervan. Thans zal ik een ander merkwaardig werk noemen, dat onder handen is, en niet weinig tot opheldering1 der ge-  •EN HET OOSTEN. 31 gint nu een weinig Fransen te fpréken, en word uit dien hoofde van dienst; doch toen hij véorléden jaar bij mij kwam, kon hij niet anders dan zijne moedertaal, het Arabisch, cn weinig Italiaansch , of, béter gezegd, Lingua Franca. Hij heeft voor 't tégemvoordige hier niets anders te doen, en daarom gelegen tijd, om mij in 't Arabisch behulpzaam te zijn; doch, wijl .het voor mij alleen al vrij kostbaar was, hem te onderhouden, maakte ik hem bij den heer berteraud bekend, die veel dienst van hem heeft. Daar is hier anders wel geen gebrek aan koninglijke geheimfchrijvers en vertolkers, die het Arabisch zo wél fpréken als het Fransch; maar zij hebben andere bézigheden, en kunnen niet zo dikwijls bij iemand aan huis komen, als wel nodig is. Ik ken er hier vier, die het Arabisch fpréken cn fchrijven, van dewelken ik in mijn' vorigen brief den heer cardonne genoemd heb , die ook Hoogleeraar in het Arabisch is, en eene gefchiednis heeft uitgegéven van de Arabiers in Spanje en Afrika getrokken uit Arabifche handfehriften, welken in de koninglijke boekcrijc gevonden worden; hij is 20 jaaren lang in het Oosten geweest. Doch ik moest hier den bekwaamden onder alle de vertolkers niet vergéten : deze is de heer le grand, koninglijke geheimfchrijver, die 40 jaaren buiten 's lands is geweest, zo in Egipte als in Siriën en te Konftantinopel. IIij heeft z<*g m de fchoolen der Arabieren en Grieken geoefend, fpreekt en ichrijft, met eene ongemeene vnerdigheid , Turksch , Arabisch en Perfisch, en heeft in deze taaien nauwlijks zijns gelijk in Europa. Ik heb dikwijls gezien, dat hij mijnen Arabier in het fpréken en fchrijven verbéterde. Niét lang geléden was hier een gezant van Algiers, die  52 REIZE DOOR EUROPA zig zeer verwonderde over de groote vlugheid van deil heere le grand in het Arabisch te fpréken : het is hem om 't éven, of hij Arabisch, Turksch, of Fransch fpreekt. Hij heeft maar één boek uitgcgéven: Coniroverfefurla Rëligion Chrétïenne& celledesMahometans,parMr. leGrand, en 12, ii Paris. Het is eene veitaling van een oud Arabisch handfchrift, waaruit men kan zien, wat de ouden van het christendom dagten. Tégenwoordig is zijn voornémen, om, binnen kort, eene verzameling uittegéven van mengeldichten * korte vertellingen, invallende gedagten, e. z. v., getrokken uit Arabifche handfchriften. Hij is een klein maycr man van omtrent 60 jaaren, heeft een goed hart cn is zeer godvrugtig. Hij vereert mij met eene vertrouwlijke vriendfehap. Ik mag ook, ten minden om des grooten naams halve den heer fourmont niet voorbijgaan , die insgelijks een overzetter in de Oosterfche taaien is. Hij is vier jaaren in Egipte geweest, en heeft een klein boek uitgcgéven, onder den titel: Description Historique gèographique des plaines d'Héliopolis & de Memphis, Paris, 1755, met koperen plaaten, en eenen platten grond van Cairo , Memphis, Héiiopolis, e. z. v. met eene opdragt aan den Staatsdienaar, den heer d'argenson. Hij loont aan, hoe zeer men dwaalt, wanneer men Babiion, of'Cairo, voor Memphis neemt, gelijk fchier alle de laatercn gedaan hebben, zelfs schultens niet uitgezonderd, en delt vervolgens de ligging van Memphis bij het dorp, Manuf genoemd, nabij de piramieden, een goed end wegs aan de linke zijde van den Nijl; in plaats dat Cairo, zowel het oude, welk Babiion is, als het nieuwe, névensFusthath, aan de oostzijde van dien vloed ligt. De heer ï'our-  EN HET OOSTEN. 33 fourmont is een broeders zoon van den geleerden fourmont, en men noemt hem hier, wegens zijne zwaarlijvigheid, le gros Fourmont [den dikken fourmont.]. Er zijn hier thails meer Overzetters, die de Oosterfche taaien fpréken, maar geen één met die vaerdigheid, als de heer le grand. ,Behalven hem zijn er nog anderen, die deze taaien. verdaan, zonder dezelven te fpréken. .Men heeft hier in het geheel agt of négen geleerden, énkel en alleen voor de Oosterfche taaien, welken allen eene jaarwedde genieten, en bij de koninglijke boekerij aangenomen zijn, éven als de vertalers in de Europefche taaien; zudat hier geen plaats kan hebben hetgeene ik , onlangs, tot mijne fmerte, in een nieuwspapier las, waarin, doch zonder grond geloof ik, gezegd werd, dat een Turk of Arabier te Stokholm was gekomen, zonder dat er iemand in de ganfche hoofddad was te vinden, die met hem kon fpréken , of onderlcheiden, of hij Turkscii of Arabisch fprak. De koning onderhoud hier geftadig eene fehoole, alleen voor de Turkfche taaie/welker leerlingen uit Grieken van de eilanden, uit Franfchen uit de Levant, e. z. v. genomen worden. Zij maken een aanmcrklijk getal uit, en worden genoemd: les Enfans des Langues. Zij gaan altijd op de Oosterfche wijze gekleed, om zig bijtijds aan die kléding te gewennen; men onderwijst hen in het Turksch, Latijn, de aardrijkskunde, de gefchieduisfe e. z. v. en zend hen dan naar Konflantinopel, Cairo, Smirna e. z. v. om zig in de taaien verder te volmaken. Uit dezen maakt men naderhand Koniuls, Agenten, Tolken of Geheimfchrijvers der gezantfchappen in de Oosterfche landen. Volgens zulke verdandige Schikkingen , kan er nooit eenig gebrek hier aan zijn, wijl er I. Deel. C  34 REIZE DOOR EUROPA. eene -gdladige opvolging is, en de eene des anderen plaats vervangt* De middelen, van dewelken men zig bediend , om de jfeugd in de kollégiën of gymnafiën alhier tot eene vlijtige naltréving in de leeröefeningen aantefporen, moet ik nu ©ok nog met weinige woorden aanroeren. Ik ging dit in mijnen vorigen brief, waarin ik iet van dc Univerfiteh en der-* zeiver kollégiën gewaagde, met ftilzwijgen voorbij, om réden , dat ik toen nog niet als ooggetuige bij de groote plegtigheid, als den bekwaamden onder de leerlingen de prijzen uitgedeeld worden, was tégenwoordig geweest. Er gefchied alle jaaren eene algemecne uitdeling van beloningen , in het bijzijn van het parlement zelve. Vooraf Word er naar den prijs gedongen, als wanneer de jeugd zig om ftrijd beijvert, wie het beste over eene opgegéven itoiTe kan fchrijven, het zij een onderwerp in het Latijn, in het Franfch, eene overzetting uit het Grieksch, vaerzen en dergeiijken, alles naar de klasfen in de kollégiën; en, gelijk er in elk kollégie 6 klasfen zijn , die insgelijks haare onierverdélingen hebben, word er verfcheiden maaien naar den prijs gedongen, wanneer de nitgelézenften uit alle tien de groote kollégiën te zamen komen cn fchrijven. Als het gefchréven en gereed gemaakt is, zijn etzékere Hooglccraars, die elk gefchrift met eene zinfprcuk, en den naam met dezelfde zinfprcuk tékenen; daarna word de naam afgcfnéden, en alle de naamen aan eenen draad gerégen: deze fchriften zonder naamen worden naderhand zékeren onderzoekcren overgegeven, welken altoos de oudfte Hoogleeraars op de Univerfiteit zijn, maar niet dezelfden, die bij het fchrijven tégenwoordig waren, om dus Voot-tekomeu, dat-er -geen gunden • of ouderkruipingea  EN HET OOSTEN. 35 plaats hebben. Deze onderzoekers gaan met eene onpartijdige geitrengheid te werk, en fchicten de flegtften uit, zodat de agt besten in elke fxoffe overblijven; onder dezen word wéderom de beste uitgezogt, alsdan zoekt men eerst onder de naamen, tot dat men dezelfde zinfprcuk wédervind, die op liet gefchrift ftoud, en deeze bekomt den eerften prijs. Met dezelfde geftrengheid word met den anderen gehandeld, die den tweeden prijs behaalt; de zes overigen krijgen geen prijs, maar een accesfit, zo dat hunne naamen gedrukt en bij de uitdeling openlijk uitgeroepen worden. Op deze wijze Word met alle dc klasfen en derzelver afdelingen gehandeld; telkens kunnen wel 100 leerlingen naar den prijs dingen j namelijk 10 uit elk kollégie. Toen naderhand de uitdéling zou geleideden, hetwelke, in dit jaar, den 7den augustus was, kwam het parlement en de Univerfiteit in de Sorbonne te zamen; wordende eerst, door eenen Hoogleeraar, eene rédeuvoering in het Latijn gedaan, over de nuttigheid cn het nadeel van het beijveren om ftrijd bij de jeugd, e. z. v. Hierop begon een gehejmfchrijver een patent aftelézen , waarin de naamen blonden dergeenen, die prijzen getrokken hadden; ondertusfehen weet geen der jongelingen te voren, wie getrokken heeft. De geen, die in de klasfe der Rödenaaren den hoogften prijs behaald heeft, word dan de eerile, onder muziek, handgeklap, en ménigvuldige toejuichingen, uitgeroepen. Vervolgens word hij door den eerften voorzitter van het parlement met eenen krans gekroond, daarna dols- denzeïfekn omhelsd en gekust, hetzelve doet ook de Re&or der Univerfiteit, die hem tévens een fraai boek geeft; en hierin beftaat de ganfciie belonins;. De naam van den jongeling word nader- c *  36 REIZE DOOR EUROPA. hand in de nieuwspapieren bekend gemaakt. De anderen, die prijzen getrokken hebben, worden door den Re&or gekroond, die elk hunner omhelst, en hem tévens een' boek geeft. Dit alles gefchied onder de grootite vreugdebewijzen. Dus werden er", in dit jaar, gelijk telkens, 44 gekroond, en 130 kregen het accesfit; het gebeurde ook, dat zommigen driemaal gekroond werden, nademaal zij in verfcheiden ftoflén te gelijk den eerften of tweeden prijs gewonnen hadden. Gij zult, mogelijk, denken * dat ik over zulk een gering onderwerp wat breedvoerig ben; maar, hoe gering de prijs is, ftreeft men egteréven zo ijverig naar denzelven, als voortijds naar dc kroon in de OJympifche fpélen. En ik moet bekennen, dat dit hier van eene bétere uitwerking is, dan ergens elders de grootfte jaargelden, naardien men elk jaar nieuwe gronden heeft, die aanfporen; . in plaats, dat iemand, die eenmaal eene kostbaare beloning gekrégen heeft, zig naderhand kan veronagtzamen. Daarenboven gefchied het met een'grooten luifter; het zegt toch iet, dat de eerfte voorzitter in het parlement eenen fchoolknaap omhelst, en hem van zijne vriendichap en genégenheid verzékert. Z» weet men hier de letteroefeningen aantemoedigen, en dit heeft bij zommigen eene bijzondere uitwerking. Ik ken een' jongen édelman, die op deze wijze alle jaaren een' of meer prijzen gewonnen heelt, en dat wel alle klasfen door; zonder twijfel zal hij eens het lierzei zijns landaards zijnsgelijk hij het tot hiertoe van de Univerfiteit geweest is. Hij is nog maar 19 jaafCn1 oud , en heeft reeds alle dé Latijnfche klasiifche fchrijvers gelézen, zonder alle de Franfche dichters, gefchiedfehrijvers en redenaars te melden. In het-Grieksch .is hij zo vlug, dat hij elk Fwmsch)  EN HET OOSTEN. 37 öf Latijnsch boek, dat men hem opgeeft, voor de vuist zonder hapering, overzet. Hij heeft veertig Griekfche fchrijvers gelézen, en pindarus is zijn meestgeliefde dichter. Hij kent derzclver fchoonheden, en weet van al hetgeene hij gelézen heeft, met voordeel, gebruik te maken. In dit jaar heeft hij met het Arabisch begonnen, waarin hij zulke fpoedige voordgangen maakt, dat de Hoogleeraars in het College Royal er over verbaasd ftaan. In denzelfden tijd heeft hij het Sirisch uit zigzclvcn geleerd, en reeds de Euangelisten gelézen; nog onlangs heeft hij met het Hebreeuwsch eenen aanvang gemaakt en, daar hij voor veertien dagen nog geen woord kon lézen, heeft hij thans reeds zéven hoofdflukken in Genefis gelézen, doordien hij de woorden uit het Arabisch en Sirisch herkent; zo dat hij, in het begin van februarif ' geen letter inde Oosterfche taaien kennende, dezelven nu haastin eenen taamlijk hoogen trap magtig is, en dadelijks verderen voordgang maakt. Ik moet hier mijnen brief met zijnen naam verlieren, verzékerd zijnde, dat wanneer hij het léven en de gezondheid behoud,'hij te eenigen tijde eene aanzienlijke plaats in de journaalen der geleerden zal beflaan: het is de heer jean baptist gaspard p'anse de villoison uit een oud geflagt (8). De heer {8) De lieer anse de villoison is naderhand médelid der Academie des Infcriptions & des belles Lettres te Parys geworden ; gelijk ook, in 1775, op uitdruklijk bevel van den koning van Pruisfen, tot médelid der koninglijke Akademie der wétenfehappen te Berhjn verkoren. [Op het einde van ditdeel zal men het wézendlijkeuit eenen ferief van den heere anse de villoison aan den he* björnstSiil, C 3  38 REIZE DOOR EUROPA de villoison nam fchicr al de prijzen bij de Univerpteh weg, en heeft zig, door zijnen onvergelijklijken ijveren zijn voortreflijk gedrag, in het algemeen bemind gemaakt. Behalven deze algemeene uitdélingen van beloningen, word naderhand in elk kollégie bijzonder eene dergelijke beloning voor bevlijtiging en goede vordering gegeven, en ook op tha? zelfde wijze, alleenlijk is het de vooniaamfte of voorftander in elk kollégie, die de kroning verrigt, en wel jaarlijks op eigen kosten, om op die wijze zijne leerlingen .aantemoedigen. Als men nu een' Hoogleeraar voor de Univerftteit zoekt,gefchied het insgelijks door zulken ftrijd, of médeftréving, volkomen op dezelfde wijze, zo als hiervoor van de jeugd gemeld is; en het ampt word aan dien toegewézen, die het beste gefchréven heeft, zonder eenige gunst omtrent naam ofperfoon, nademaal de fchriften , die onderzogt worden, zonder naamen moeten wé^ -zen. Dus ontbreekt bet hier noch aan aanmoediging, noch aan'beloningen, die zowel onder jonge als oudere lieden onpartijdig uitgedeeld worden. Word vervolgens tot een bijvoegzel, géven. Dezelve behelst niet alleen verfcheiden gewigtige berigten; maar zal den lézer dezen man, van wien het geleerde Europa zo veel mag verwagten, eenigzins na. der léren kennen. Dezelfde heer heeft zig, in het jaar 1773, der geleerde waereld bekend gemaakt door eene pragtige uitgave van Apollonü, Sophifta, Lexicon Homericum , in twee deelen. in quarto: zie des Hooggel. Sax. Onowaft. Liter. P. i0 P- 558' —- Men wagt ook nog van hem de uitgave van het Fiolariuni, of de Jonia, van de keizerin Eudocia. Zie Sax. Onom. Liter. P. 11. p. 184., en eene nieuwe uitgave van de PaJIora/ia y.|n Longus.]  EN HET OOSTEN. 30 iemand médelid van eene der Akadcmiën alhier, dan heeft hij, binnen korte jaaren , eene jaarlijkfche wedde te wagten, die nooit minder dan van 2000 livres is, zonder daarom verpligt te zijn, meer dan te voren te arbeiden , maar alleen volkomen naar zijn believen. Boven dit alles fterft een groot man hier niet zo ras \ als wel op andere plaatzen 1 hij moet, ten voorbedde voor anderen, nog lange na den dood léven. Hier word niet llegts eene gedcnkréde gedaan aanftonds na den dood van eenen man van verdiende, maar zijne lofréde word ook jaarlijks vernieuwd; elk half jaar word inde Sorbonne eene fraaije Latijnfche lofréde over den eenen of anderen geleerden uitgefproken, die groote diensten gedaan heeft j zo ben ik bij de fraaide rédevoeringen over fenelon, eossuet , en anderen tégenwoordig geweest; de pauslijkc Nuntius, Aardsbisfchoppen e. z. v., gelijk ook eene ménigte jonge lieden laten zig daar bij vinden, welken allen aangespoord worden, om hetzelfde te doen, dat is, kundigheden en vcrdand te verwerven, om, gelijk de geroemde en overléden perfoon, voor de waereld wat goeds te digten , éven als dezelve, den évenmensch te befchaven, te vormen, te onderrïgten, bezoldingcn te géven, en andere nuttige Schikkingen te maken. Zo drooit men hier gedadig bloemen op de graven van groote mannen, die zig, als ware het, in den roem, dien zij verworven hebben, overléven; en het genoegen, welk men ondervind, in hunne gedagtenis te vieren, Schijnt den perfoon zeiven weêr in het léven terug te voeren, ten minden zijns gelijk voordtebrengen, nademaal deszelfs roem zo veeien aanmoedigt: éven gelijk de laurieren van miltiades, themistokles opwekten, en gelijk de grenadiers, 4it C.4  42 R E I Z E DOOR EUROPA nisfen van hendrik IV. en van mar ia van medicib voorgcfteld worden. Zo ook het Cabinet d'Esiampes, bij de koninglijke boekerij, hetwelke zeer rijk en 'kostbaar is. Ik zag daar de fchoonfte koperen plaaten uit dé Zweedfche gefchiednis zédert den koning gustavus adolfus; névens de koningen, vind men daar de grootfte mannen, als oxenstierna, konincsmarr , wrangel , en anderen. Men heeft daar ook eene verzameling van meer dan 6000 afbeeldingen van planten en dieren, die in het klein en op pergament overheerlijk afgebeeld zijn. Maar ik verdwaal in de ftoffc, wanneer ik van de verhévenheid der fchilder-, beeldhouw-, téken- en bouwkunde e. z. v. in Parys wil fpréken. Ik zal, derhalven, béter doen, wanneer ik tot geleerde zaaken wéderkeer. Ik heb u reeds gezegd, dat minerva hier goed koop is, en dat men om niet kan léren, wat men wd; zodat het waar is, hetgeen de baron holberg van Parys zegt, dat niets daar béter koop is, dan wijsheid, niets duurder, dan dwaasheden en vermaaken. De lust, om anderen te onderwijzen, en zig bekend te maken, gaat hier zo verre, dat er veelen gevonden worden, die tot hunnent bijzondere lesfen géven, zonder noch door deregéring, noch door iemand anders daarvoor betaald te worden. Zulkcn ken ik er verfcheiden. Onder dezen verdient de heer philippe de preïot gemeld te worden. Hij is de egtefchrijver van een naamloos fchrift: Analyfe chronologique dc fHistoire univerfelle, depuis le commencement du MondeJusqu'a ?Empire de Charlemagne inclupvement, in 40. 378 bladzijden, d.zt is tc Parys voor de tweedemaal gedrukt, in 1756; en zal ook eerstdaags, in het Spaansch vertaald, uitkomen. Het behelst, volgens eene  EN HET OOSTEN. 43 mauwkeurige tijdorde, al het merkwaardige, dat er voorgevallen is zédert de fchepping tot opKAREL den grooten, waarméde hij de oude gefchiednis befluit, nademaal ■om dezen tijd niet meer van het Roomfche rijk gefproken word, en er toen, zowel in Europa als kt Afië, nieuwe rijken te voorfchijn kwamen. Dit ganfche tijdvak bevat hij in twaalf tijdperken, welken ik hier zou op noemen , indien ik niet vreesde, te breedvoerig te worden. De heer pretor heeft nu 22 jaaren lang les gegéven in de gefchiednisfe en aardrijkskunde, zonder eenige bezolding daar voor te trekken. Zijne lesfen geeft hij te zijnen huize alle zon - en feestdagen , telkens twee uuren, en wel voor beiderlei fexe; het is niets zeldzaams, marquifen, graaven, ridders, nhts e. z. v. bij hem te zien. Hij onderwijst met veel fmaak; in de Zweedfche gefchiednisfe heb ik hem anecdoten horen aanhalen, van dewelken ik niet vermoedde, dat zij zo verre buiten het vaderland bekend waren. Hij heeft ook een' goeden atlas uitgegéven, die bij zijne voorlezingen gebruikt word. Dezelven worden het ganfche jaar door voordgezet, uitgezonderd 2 of 3 maanden, dat hij viertijd neemt. Thass, in de maand november, begint hij zijne lesfen voor de 23de maal. Dezelfde heer is ook koningrijk Cenfeur, of boekenkeurder. Hij toonde mij, onlangs, een klein boek irit Stokholm, dat de Kancelkr hem had gegéven, om -zijn oordeel daarover te horen, of het in Frankrijk zou kunnen ingevoerd en verkogt worden: de titel, indien ik mij wél herinner, is: Variétés &c. (9) Ik zogt hem (9) Deze Variétés zijn eene zeer matige verzameling van verfcheiden Franfche, meestendeels rijralcoze, opftellen, onder dea  44 REIZE DOOR EUROPA te bewégen, om het vertier van het boek hier toeteStaan, om den Zwecdfchen boekhandel uittebreiden; en hij zeide mij, dat hij het zou doen, fchoon hij zelf de fchoonheid van het Zweedfche gedicht op zijne koninglijke Hoogr heid, den kroonprins, niet kon bemerken; hij kon béter van de Franfche Schrijfwijze oordélen, dat die niet geleek •naar den Schrijftrant van eenen Paryfenaar. De heer de pretor is zowel de voornaamfte, als de eenige in gansch Frankrijk, die, om zo te fpréken, openbaare JesSen in de gelchicdnisSe gegéven heeft, hij is ook voornémens zijne lesten in het licht te géven. Eerst in het afgelopen jaar werd een Flebreeuwfchc Iloogleeraar in het College Royal door eene zonderlinge wisScling in eenen historiSchen veranderd (*> De heer abt garnier is thans van de Galliërs tot aan koning clovis gekomen , en heeft insgelijks befloten, zijne lesfen in druk te géven; zij zijn zeer wél gefchikt en fraai. In de aardrijkskunde, voornaamlijk dc oude, verdient hier niemand meer aanmerking, dan de heer d'anyille, médelid der Academie des Belles Lettres. Idet is dezelfde, die, in 1738, eenen atlas uitgaf tot opheldering van Rollin's Histoire Ancienne & Romaine. Doch zédert heeft hij, iri veel voortreflijkcr werken, eene zeldzaame kundigheid en nauwkeurigheid in de oude aardrijkskunde doen blijken. Zowel van de hédendaagfche als van de oude, heeft hij de uitmuntendfte kaarten uitgegéven; en om. de titel: Variétés lïteraires politiques, a Sfokholni, 1769, in ia0, die egter met het eerfte mik reeds ten einde gelo. pen zijn. \. (*) Zie boven bladz. 13.  EN HET OOSTEN. laatfte wél te verftaan, gaf hij, in het voorléden jaar-, zijne Gèographie ancienm abrégée, in 8°, 3 deelen, uit, één voor elk gedeelte der oude aardrijksbefchrijving. Dezelve is zeer wél gefchréven : de oude plaatzen en naamen zijn met de laateren vcrgelékcn l en er zijn zeer fraaije aanmerkingen bijgevoegd. Scandinaviën is niet vergeten* Dit boek is, in dit jaar, weêr in groot folio op de pers gelegd, om het bij de kaarten te binden. Nog heeft hij onlangs uitgcgéven : Traité des Mefures itinéraires anciennes modernes, waarin allerlei maaten, welken zowel de ouden als de laateren, in alle landen, om de wégen te méten, gebruikt hebben, nauwkeurig worden opgegéven, hetwelke bij het lézen der fchrijvers zeer veel licht geeft. Dc heer d' anville heeft het geluk gehad, wégens zijne goede kaarten, welken hij van gelukkig Arabië gemaakt heeft, uit dat land zelve roem te behalen. De heer nlebuhr , dc eenigfle, die van het Deenfche geleerde gezelfchap terug gekomen is, fpoliis Oriëntis onustus [beladen met den buit van het Oosten], om hielde fchilderagtige uitdrukking van virgilius te pas te brengen, heeft de kaarten van den heere d'anville aldaar met de plaatzen in gelukkig Arabië vergeléken, en dezelven zo nauwkeurig bevonden, dat hij zig in zijn antwoord aan de Academie des Infcriptions & Belles Lettres op de vraagen, hem door de Akademie opgegéven, altlus uitdrukt: „ DominidAnvilleMappam Geographicam adcuratiorem et ab omni parte magis abfolutam repperi , quam ab alio quocunque exfpectari potuisfet (d). " 00 Dat is: „ Ik heb de kaarten van den heer d'anvuze „ naauvvkeuriger en alleszins vollediger gevonden, dan van ie„ mand anders kon verwagt worden.  40 REIZE DOOR EUROPA Dewijl ik van het antwoord fpreck, dat de heer niej Bünr aan de Akadcmie der fraaije wétenfehappen gegéVen heeft, en ik het geluk gehad heb, dat het mij is médegedecld geworden, mag ik niet nalaten, u den inhoud daarvan te laten toekomen. Het is waar, dat het vreemd fchijne, van Parys geleerde nieuwstijdingen uit Arabië of Dcemnarken te berigten; doch, daar dit ftrekt, üm een blijk te géven van den wijden omtrek der Paryfche kundigheden , hoe dezelven zig door alle de waerelddeelerf uitbreiden, eii dit antwoord hief in de eerfte drie of vier jaaren nog niet gedrukt zal worden, eh daarenboven bijons nog geheel onbekend zou kunnen wézen, zal hetu, misfcluen, niet onaangenaam zijn. —- De heer mebuhr. heeft dit in het Latijn gefchréven. Vooraf verklaart hij, dat de aardrijkskunde zijne hoofdzaak op deze reis is geweest : dit doet hem vrézen, dat hij op alle de vraagen, door de Akademic opgegéven, niet wél zal kunnen antwoorden. Hij hoopt egter, dat onder de papieren det overledenen veel zal gevonden worden , dat daar toe betreklijk is. Verder belooft hij, dat veele dingen, zelfs tot de aardrijkskunde behorende, en die hij, door tijdsgebrek, nog niet heeft kunnen in orde brengen, in de reisbeschrijving zullen komen, die hij, zodra doenlijk, in het licht zal géven, (e) Vervolgens geeft hij de regte Schrijfwijze op van eene groote ménigte van Stéden in Arabië. Hierna geeft hij de waare poolshoogte der meefte Stéden in Jemen , gelijk de Arabiers zeiven liet gelukkig Arabië noeS^e) Men weet, dat de heer niebuhr zijne Befchrijving van Arabiën, en het r. Deel zijner Reizn reeds lang uitgegeven heeft.  EN HET OOSTEN. 4? men. Ik wil hier het papier niet met getallen vullen; maar alleenlijk melden, dat de poolshoogte van Loheja 15 0, 42', f is; van Zebiel 14 0, i2',2i"; van Mocha -niet Mecca; want geen Christen mag dezeftad, op veele mijlen na, naderen 13 0 ?i8'50"; vmjerim 14 0, ió'^o"; van Sana,óc hoofdftad van Jemen, 15°, 21', 16"; van Babel Mandeb, gelijk het eigenlijk heet, en niet.Babelmandel, 120 , 38'; vmAden 12 , 40'. Men heeft er weinige vloeden , dfe hunnen loop tot in de zee uitftrekken, en dat nogwel alleen in den tijd, dat het veel régent, wanneer zij tot in de zee kunnen dromen, na dat zij te voren de omliggende velden bewaterd hebben. Daar is er twee , die aanmerklijk zijn; de ééne word Meidam genoemd, en dort zig bij Aden in de zee, de andere heet Zebïd, en ontlast zig in de Roode zee. Zommigen vlieten wel het ganfche jaar door tusfchen de gebergten, doch lopen vervolgens dood in de vlakten, zo als die, welke voorbij Sana droomt; anderen wéderom duren flegts ééne maand. Mufa en Dafer zijn plaatzen, door moses reeds genoemd; er liggen thans twee dorpen van dezelfde naamen; hef laatfte niet verre van Jerim, nabij het gebergte, het eerfte eene halve dagreis ten oosten van Mocha, en had weleer eene haven; doch ligt tegenwoordig verre van de zee; want de Roode zee is zowel hier als verder alömme afgeweken, en dienvolgens zijn de oevers veranderd. De heer nieisuhr zegt, dat hij hiervan veele bewijzeii heeft, die hij belooft, in zijne reisbefchrijving breedvoerig médetedélen. Alle de geleerden in Jemen zeggen eenparig, dat de voormaals vermaarde ftad Saba dezelfde is, die thans Mareb heet, omtrent ï6 duitfclre mijlen oostnoordoost Van Sana. Het graf  52 R E I Z E DOOR EUROPA Marèchal heeft uitgcgéven, welk boek hij de eer had, den koning van Dccnmarkcn, toen hoogstdezelve zig hier bevond, en den heere graave van bernstorff ten gefchenkc te géven. Men zegt, dat hij nauwlijks zijns gelijk in dc kennisfe van paerden heeft, ook heeft hij een' algemeen uitgébreideri roem. Zijn vader, die een groot meester in de paerdenartzenije, en médelid van de koninglijke Akademie der wétenfehappen alhier was, heeft hem daarin opgebragt. De heer Magister iiernnquist woont bijdcnhcerDELAFOSSE, en Helt eene ongelooflijke waarde op dc verkéring met hem, inzonderheid wégens zijne vaerdigheid in dc oefeninge zelve; nademaal dc heer nr.nxxquist daar de beste gelegenheid heeft, om de zeldzaame kundigheden te oefenen, die hij in de paerdengeneeskunde verkrégen heeft, zonder van andere wétenfehappen te -gewagen; zodat de heer de la fosse geen minder genoegen in zijn gezelfchap vind. Ik heb hem dikwijls de bekwaamheden van den heer iiernnquist horen roemen, of, liever, bewonderen. Dit moest ik ter eere van dat Zweediche vernuft melden, est aliguid laudari a laudato yin (ƒ). Met een innig genoegen gevoel ik het aanftaande voordeel, welk het vaderland te ecnigen tijde van zulke roemwaardige ervarenheid in deze wétenfehap, zo onontbeerlijk voor de huishouding [van den Haat], genieten zal. Maar nu een woord van het werk van den heer de la fosse. Hetzelve zal alle de gronden van de geneeskunde der paerden bevatten, de ontleding van alle dc deelen van het paerd, de befchrijving van derzelver verrigtingen, névens de ziekten en de geneesmiddelen voor dezelven; zodat het eene volkomen Bibliothegue de Chi(ƒ) „ Het zegt iets, door een' geprezen man geprezen te worden.'  EN HET OOSTEN 53 rurgk de Médecine Vétérinaire zal uitmaken, nuttig voor officiers, Stalmeesters, hocffméden, cn voor allen, die paerden houden. Dit alles zal met dc nauwkeurigfte koperen plaaten in 't licht komen, waarbij gevoegd zullen worden alle dc werktuigen tot het doen van operatiën. Zommige plaaten zijn 26 duim lang. Den geencn, die vooraf betalen, kost het werk 36 livres, waarvan er 18 vooruit, en de andere 18 bij de aflevering van het werk, welke over het jaar gefchieden zal, betaald worden. Anderen zal het 42 livres kosten. De heer de la fosse is insgelijks een man, die het zig tot een vermaak réfcerat de maatfehappij zonder loon te dienen; want, alhoewel hij veele titels voert, heeft bij cgter nog geen openbaar inkomen. Hij heeft nog meer gedaan, dan de heer op eigen kosten heeft hij een amphiteater laten bouwen, daar hij om niet lesfen geeft, als méde eenen kruidtuin aangelegd, dien de heer iiernnquist volgens de methode van llnneus, als de beste en gcfehiktlte, ingerigt heelt, liet is, mogelijk., ook wel de eenigfte in Frankrijk, die' volgens zulk eene goede orde ingerigt is. Dc heer de la fosse heeft, zegt men, veel grooter kundigheden, dan de hccruouiiGELAT, opzigtcr over dc Ecole Vétérinaire te Lious; doch deze heeft het voordeel, dat hij eene wedde geniet, en nogthans geeft hij nooit eene eenige les. Men houd hem in het algemeen voor eenen wélfpréken, den kwakzalver." Behalven onzen Minijler, den graave creutz, cn den geheimfchrijver des gezantfehaps, zijn hier de volgend* Zweedcn: de baron sparre, die onlangs hier gekomen is, de oude graaf van iiessensïein, de graaf löwenhaupt , marcchal de camp; dc graaf sparre, overfte van het re-, D 3  54 R E J Z E DOOR EUROPA giment Royal Suedais, vah Zweeds bloed, fchoon bij noch Zweeden noch dc Zweedfche taal kent ,als méde twee van zijne broeders; de graaf sparre van Gothenburg, die voorléden jaar uit Engshhd kwam, cn voornémens is, eerlang, naar Italiën te reizen; de twee barons en gebroeders waklier; de heer rudbeck; Mr. iiernnquist; de heer iiollenkerg, predikant, die, voor weinig tijds, naar Londen gereisd is; dc heer österdam , een geneesheer, en de heer hellstedt , onlangs van Göttingen gekomen. Behalven de hiervoorgcmelde fchildcrs, de heeren roslin, taravall dl hall, is tófi! UOg dc heef hoefman , die zig alhier cn in /taliën langen tijd heeft opgehouden, als méde de heer masrelier, kortcling hier gekomen, cn de heer sterky, die in het tapijtfchilderen werkt. Ten overvloede zal ik alle dc Zweedfche bevélhebbers bij het regiment Royal Suedois noemen. Toen wij de wapenfehouwing bij Compiegne bijwoonden, verzogt de graaf löweniiaupt alle dc aauwézende Zweedcn ten middagmaalc in zijne groote tent. Aldaar waren, behalven den graave creutz , alle de Zweedfche bevélhebbers tégenwoordig, namelijk de Kapiteins, de heer fock , de heer hieronymi , een Duitfcher, majoor en ridder, de baron ulfsparre, scharfenberg, essen, de baron sinklair , die onder karel XII. gediend heeft, en grijs ouder de wapenen geworden is, brink , möller- stierna, boye , schultz , sparre, sigge sparre, armfelt , PONTELiN, armfelt dc jonge; Licuteiiants : baiil3tierna , pohl , köiiler , waci1enfelt , borgfelt, essen d.c jonge , aminoff , BjÖRNER, stedlng , dc baron köiiler, grundel, de baron fleetwood, flack. Zo vcclcn zijn er bij het regiment Royal Suedois.  EN HET OOSTEN. Daar zijn ook nog eenige Zweeden bij het regiment Royal Baviere, waarvan de graaf löwenhaupt Overfte is; als de heer pollet, Overftelicutenant, de heeren liljen3serg en starenberg , Kapiteins, als ook de Lieutcnants bucht, liljenberg en cronholm, nevens den graave bohlen uit Pommeren. Ik had haast vcrgéten te melden1, dat de heer swedenborg van dezen zomer hier was, en uit Holland een bock médebragt, dat aldaar gedrukt is: Summaria expo fit io do&rimz nova ecclefice, quoz per novam Hierofolymam in Apocalypfi intelligitur, ab Ernatiuele Swedenborg Sueco. Amft. 1769. in 40 groot 67 bladz. Vervolgens vertrok hij van. hier naar Londen. Hij heeft hier ook wel een boek laten drukken, dat ik nog niet gekregen heb, doch het werd hier verboden te verkopen, en dit verhaastte zijne reis naar Londen (g). fjr) Over den heer emanucl swedenborg , is uitvoeriger berigt te vinden in de fammlung einiger nachrichten Herrn em. swedenborg, und-desfen vorgegebenen Umgang mit dent, geifierreie.'/e betreffend,. Hamburg 1771. 4^., in fa Nieuwe Vadert. Letteröefen. IV. D. Mengelvv. bl. 394. en vol.,en ia de Gazet te Litter. Tom. XXXIX. p. 412. D 4  58 REI ZE DOOR EUROPA men niet veele régels kan lézen, zonder in het binnenfte der ziele geroerd te worden. Het is niet bloot een boek voor de geleerde gefchiednis, het dringt diep in den mensch in, fchildert deugd en ondeugd met de lévendigfte, zelfs met de (lerkfte kleuren af, en geeft den Regenten, die anderen zullen gelukkig maken, de beste léringen. Het is zonder woordenpraal, beknopt, zinrijk, vol gedagtcn. Ik heb verfcheiden ftukken daarvan gelézen, en bij elk derzelven mij verwonderd over de verhévenheid van gedagten en fchrijfftijl , die toen reeds bij de Chineefen heerfchte. Het is geen vooroordeel van mij; allen, die van dit merkwaardig bock iet gelézen hebben, kunnen niet nalaten, het te bewonderen. De jefuit gaubil heeft Weleer de Pranfche vertaling gemaakt, die hier in des konings boekerije bewaard word. De heer de guignes, met wiens naam ik mijne brieven dikwijls verfierd heb, ondernam, niet lang geléden, alleen tot zijn vermaak, hetzelve met het oorfpronglijke te vergelijken; en bevond, dat het al te fraai was, dan dat het dcrwaercld zoude onthouden worden. Hij verbéterde niet alleen alle de misdagen , door gaubil begaan; maar vermeerderde het ook met aanmerkingen, rakende de gefchiednis cn de tijdrékening, e. z. v. daarenboven met nieuwe bijvoegzels, getrokken uit oude Chineefche fchrijvers, die er als een aanhangzel bijkomen; zo dat het nu een volkomen en volledig werk word, dat ons, ten aanzien der Chineefen en hunner oudfte fchriften, niet langer in onkunde laat. De heer de guignes heeft ook verzékerd, dat, hoe langer hij aan dit ftuk arbeid, hoe meer fpooren hij vind, niet alleen van de gefchiednis en befchrijving der Egiptefiaaren, maar ook der Jooden cn Asüriers; men vind  6e R E I Z E D O OR EUROPA om'zig aldaar hunne deugden, verdiensten, en regéringskun.de, te binnen te brengen, cn zig naar hun voorbeeld te vormen (/). Hij klaagt over zijn onvermogen, om zijne onderdaanen zo gelukkig te maken, als liij wel zoude wenichen; hij bid zijuen Raad, hem in deze groote kunst behulpzaam te zijn, en wenscht, dat hij het luisterrijk voorbeeld zijner voorvaderen geftadig voor oogen moge houden c. z. v. De keizer heeft eene voorréde vóór het gedicht geplaatst, die zeer fraai is, deze alleen is gemijgzaam, om van het groote karakter van dien vorst een verheven denkbeeld in te boezemen; hier vind men het tweede voorbeeld, cn wel op één' cn denzelfden tijd, fchoon het aan het uiterfte einde der waereld. moet gezogt worden, , van eenen regérenden wijsgeer , die zijns gelijk , welken hij te vergeefs in Europa zoekt, niet eerder dan in China vind. Dc keizer heeft een groot aantal van boeken gefchréven;, indien ik mij niet vergis, maken dezelven omtrent38deelen uit. Hij heeft zig niet alleen op dc fraaije wétenfehappen , maar ook op de oudfte wijsbegeerte en gefchiednis gelegd. In het gedicht vertoont zig veel kennis in de natuurlijke historie. Het is om dcszclfs fraaiheid in China niet alleen in dc Chineefche, maar ook in de Tartaarfche taaie dikwijls herdrukt. De vertaling, welke nu in Parys uitkomt, is in China door den jefuit amiot gemaakt, en voor eénige maanden aan de koninglijke boekerije ge- (/) Het heet Eloge de la ville de Moukden, en kwam, te Parys, uit, in het jaar 1770., in Svo. Men leze er uittrekfels uit, inde Ga&etic Littcr, T. XXXVIII. p. 263.cn T. XXXIX. p, J.OÏ.  6a REIZE DOOR EUROPA met vrijheid in mij zclven inogte kéren, en mij léren kennen; hij brengt zig daar eenen wijsgeer der oudheid te binnen, die van de vrugtcn van eene foort van denncboomen leefde; de keizer wenscht, hetzelfde te kunnen doen, en 'met gemak en wélvoeglijkheid met zigzelven omtegaan, zonder anderen nodig te hebben, e. z. v. Ik zag onlangs den eigenhandigen brief van vader amiot aan den Staatsdienaar, den heer eertin, waarin hij zegt, dat dc keizer de grootfte kenner der letterkunde in zijn rijk is, en hoe zeer hij de oudheden en gefchiednisfen bemint, e. z. v. Men heeft hem van hier tapijten uit dc Gobelincnfabriek gezonden, die hem ongemeen behaagd hebben, cn hij wil eene dergelijke fabriek aanleggen. De keizer heeft eenig teegoed, met zijn gedicht daarop , herwaard gezonden. Ilij fchrijft niet alleen vaerzen in de Chineefche, maar ook in dc Latijnfche taaie. Do ch genoeg voor dit maal van dezen overgelijklijken Regent. Ik ben reeds breedvoerig genoeg over China geweest, cn moet derhalven tot een andermaal iparen, om van dc ophelderende berigten te fpréken, die ik van de vijf Chineefen bekomen heb, welken zig gedurende eenige maanden hier hebben opgehouden, en nu, voor eenige dagen, naar Napels vertrokken zijn, als méde van meer bijzondere berigten van brAmas, die het rijk Hava veroverd , en het zuidlijke deel van China verwoest heeft , welken ik des tc béter en van naderbij bekwam, wijl de bisfehop, die deze Chineefen herwaard gebragt heeft , zelf een jaar lang zijn gevangen is geweest, en de goedheid had, mij een omftandig verhaal daarvan te doen. Dit alles vercischt eenen bijzonderen brief: genoeg, dat ik u voor het tegenwoordige deze drie  6+ REI ZE DOOR EUROPA boek goedgekeurd onder dezen titel, want te voren bad het in het handfehrift een' anderen, namelijk: Traité fur les pcuples Uriens. Den fchrijver kent men nog niet, cn dat hij er zijnen naam niet voorgeplaatst heeft, is het vcrftandigltc van hem in het ganfche boek. De boekdrukker heeft de zaak bij den boekkeurder aangedrongen. Het is bijna onmogelijk, een uittrekzel van dit werk te géven, zonder uw geduld op dc ftcrkfte proeve tc ltcllcn. Na den zondvloed woonden dc meni'chen op hooge bergen, want zij durfden, wegens het water, dat in de vlakten was blijven ftaan, niet afklimmen: zo wel op de bergen als in de vlakten waren verbaasd groote wouden , ondoordringbaar voor de llraalen der zonne; zulk een woud was dat bij Marfeille, door lucani-s befehréven. Op die wijze leefden zij veele eeuwen, gelijk de wilde dieren, tot dat een blikzemftraal eenen boom op den top der bergen trof, in brand itak, en een' vreeslijken gloed veroorzaakte; de nagt genaakte, een der gecncn, die zig nabij de brandende boomen bevonden, voelde cene aangenaame warmte, welke zijne vogtige lédemaaten op eenmaal droogde, warmde cn hem lichtte. Hij leerde de anderen de nuttigheid van het vuur kennen, die zig, om deze réden, in grootcn getale rondom hem verzamelden, en zo outltond de cerlte maatfehappij. Het woud verbrandde ftceds verder, cn toen ontdekte men den eerden gezigtcinder, cn zag de zon, waarvan sileklts bij vniGiLius zingt; en die het eerst het vuur had léren kennen, werd de ecrlte koning, hij mag nu prometiieus of vulkanus gehéten hebben. De plaats, waar deze eerde verbranding van een woud gefchiedde, weet mijn fchrij ver zeer wél ,het waren dc Pirenéfche gebergten  EN HET OOSTEN. 65 * ten, die hunnen naam van hebben. Dit Grickfche woord leid hij ook. af van Ur, in het Hebreeuwsch vuur, van daar urere\ doch de Stam voor alle deze woorden moet in het Keltisch. gezogt worden , aldaar fir- vuur heet; vanwaar de Latijnen firvor, ferment um, de Grieken srwf hebben. Het waren de Kelten , die de eerfte maatfehappij vormden, de naam betékent Branders 3 van dezen is naderhand de ganfche waereld bewoond, en alle volken voordgcplant geworden; ja, alle taaien en letters, zell's de beeldfpraaken der Egiptcnaaren en Chineefen Stammen van hun af. Bladzijde 255 word betoogd, dat de Amerikaanen niet anders zijn dan eene Keltifche volkplanting. Hierméde is hij niet te vréden; want bladzijde 282 begint hij het paradijs zelve in Galliën onder de Kelten te planten : Eden is een Keltisch woord, waarvan de Latijnen hun Edo hebben, daarvan komen de Aedui , van dewclken jüuus cesar Spreekt, dc Edenatiérs, Edenburg, e. z. v. Moses noemt vier vloeden , en die vmd de Schrijver allen in KeltibèriSn; want de woonplaats der Kelten breid hij al vrij verre uit, zodat de Tajo, die ook goud voert, de eene vloed is, Avila is Sevilla, digt daarbij ligt Paradas, een bekoorlijk landl'chap, dat was het paradijs; de tweede is Guadalquavir, de derde Guadianqx de vierde Bitero, en de vijfde er nog boven in Ebro. Vervolgens zegt hij bl. 295: „ Ceite difertation fur la vëritable pefïiiou du jardiu d''Eden, fur fOrigine Céjiique des juifs & fur rOrigine Cëllibérienne des premiers hommes aniérieurs au Deiuge, me fourm't foccafion de juftifier mon fjflème aux yeux des perfonnes les plus réli^ gieufes of de démouirer que je nai rien avancé dans ces Origiues Urieuues , qui ne fe concilie avec j\luxfe I. Deel. E  66 REIZE DOOR EUROPA FEcriture &c. Nog iet van zijne afleiding der woorden. Cadmus is zo veel als Cadus, eene ton, waarin men allerlei dingen doet. Efus, de godheid der Kelten , is de Stam van esaias, esdras, eser, isaak, esait, e. z. v. Van den vloed Ibero, of Ebro, Stammen de Ebreën, Arabiërs, abraham, de Iberiërs bij Colchis, Sf, welken hier niet alleen een en hetzelfde volk zijn, maar de naamen zijn ook tévens met Eber gelijkluidend , welk in het Keltisch een zwijn betékent, daarom zegt hij, bl. 221, éten de Hebreen geen zwijnenvleesch, uit eerbied voor hunnen Stamvader eber, welk woord in deoorfpronglijke taaie deze beduiding heeft; dit alles bewijst, dat de fchrijver met Eber zeer na venvand is. Bl. 273 word lépreux, als gelijkluidend met Hebreux ook daar heen geleid. Bl. 281 zijn Rusfen zo veel als Sougis ou r ons fis par le feu; dénnminatiou qui indique une origine Urienue, c'eft a dire Celiique. Anneniën word van Armorika afgeleid, Asfiriën van Asturia; het LatijnSche woord fügére van feu, omdat men voor het vuur in het woud wegliep. Sedfatis dehoc incnfro Ceïtico. Het Staat hier onder andere voortreibjke werken, éven als, volgens hetGriekfehe Spreekwoord, fhwy^hi a nivip (muizenk. . .... onder dc péper). Comraria juxta fepofita magis eiucescunt. Genoeg, dat wij den troost hebben, dat wij het alleen niet zijn, die zomtijds , in de verbeelding van dc gróoïfte wijsheid te ontdekken, de buitenSporigttedwaasheden aan het licht brengen. Nu zijn onlangs Mélanges de Lifter at ure Oriëntale, traduits de différents Manafcripts Turcs, Arabes ö5 Perfans de la Bibliotheque du Roi, par Mr Cardonne, Sécrétaire, Ihtërprêle du Roi, & i'rofesjeurèn langdeAra-  EN HET OOSTEN. 67 be au College Royal, in 2 deelen in 8° uitgekomen. Ck~) Ik zal u reecis te voren gemeld hebben, dat zij onderhanden waren; zij zijn zeer fraai en worden hier met veel genoegen , zowel in de groote als in de geleerde waereld, gelézen. Behalven de fraaiheid der korte vertellingen, gedichten, invallendegedagten, e. z. v. hebben zij ook de verdienfte, dat alles nieuw, en nu-voor de eerfte maal uit de handfchriften getrokken is. De Schrijver heeft nauwkeurig zorg. gedragen, om er niets in tc brengen, van het geene reeds te voren in de Bibliotheque Oriëntale van herbelot of elders gezegd is; ook heeft hij bij elk artikel den naam des Schrijvers gezet, waaruit het genomen is; eene zaak, die de heer cardonne tot groot nadeel bij zijne Histoire des Arabes de lAfrique £? de VEspagne verzuimde, waarvan ik , zo mij' voorstaat , in mijnen laatSten brieS gefproken heb. De heer cardonne heeft mij gezegd , dat hij nu , eerlang , de gefchiednis der Califen zal beginnen te fchrijven . waar op hij lange gedagt heeft; een werk, dat ons in Europa nog ontbreekt , en in de gefchiednis der middentijd zoveel licht zal géven. De heer le grand is thans ookbézig met het fchrijven van Mélanges Oriënt aux, die voortreflijk zijn. Hij voegt er korte aanmerkingen bij, die de dichtkunde, de Soort van vaerzen, de uitdrukking, de gebruiken der Oosterlingen, den ouderdom der Schrijvers cn dergelijken ophelderen; aanmerkingen, die, Schoon des Schrijvers doel niet daarheen Strekt, de HebreeuwSche (k) Van dit werk is, opzijn' tijd, uitvoeriger berigt gegeven in de Bibliotheque des Sciences. Tom. XXXIU, p. 129, en in d» Cazeite Litter. T. XXXIX. p. 93. E 2  68 11 E I Z E DOOR EUROPA dichtkunde in den bijbel en de moeilijkfte plaatzen kunnen toelichten. Het is te wenfchen, dat hetzelve fpoedig uitkome. De verzamelingen van den heere cardonne zijn zeer fchoon; doch die van den heer le grand zijn onvergelijklijk; en fchoon ik de eer heb, een vertrouwd vriend yan beiden te zijn , moet ik nogthans bekennen, dat men in hunne fchriften het onderfchcid in de kennisfe van het Oosten befpeurt, hetwelke men toefchrijven moet aan het langer verblijf aldaar van den laatften , wijl deze er zig veertig, en dc heer cardonne flegts twintig jaaren heeft opgehouden. Deze verzamelingen dienen daarenboven om te bewijzen, dat deze volken zowel in kragt en levendigheid van gedagten, als in edelheid des harte en der menfchenliefde, met de grootfte voorbeelden, die wij bij de Grieken en Romeinen ontmoeten, om den voorrang twisten. De heer de keralio is misfehien bij u reeds bekend. Hij is majoor in de voortreflijke Ecok Royale Militaire, en ridder der orden van den heiligen lodewijk (i-)- Hij heeft verfcheiden boeken zo wel over de taclica als anderzins uitgegeven, en hetgeen hem merkwaardig maakt, is, dat hij zig op dc Zweedfche gefchiednis heeft toegelegd, waarin hij eene Colleclion de différent, Morceaux fur f histoire naturelle & civile des pays du Nord fifff. torn. I, a Paris, in 8°, zonder jaargetal, heeft uitge- (12) De heer keralio heeft ook, in 1772,, van de verhandelingen der koninglijke Akademie der wétenfehappen te Stokholm een Fransch uittrekzel der Duitfche overzetting geléverd. Hij ■.arbeid wcrklijk aan eene gefchiednis van Zweeden, die hij voornemens is in het Fransch uittegéven.  EN HET OOSTEN. 69 géven. Hij zegt in de voorréde: Nous n'avons en co-re cn Francois , que des histoires peu exacles des pays du Nord. J'entrepends de remplir, autant que je pourrai, une partie de ce vuide de notre litterature: mon ohjet principal est F histoire de Snéde, ff rna femhlé que cette histoire intéresfante par elle même, le feroit furtout pour les Frangois; j'ai cru voir entre eux & les Suédois de trés grands rapports, & ces deux peuples, ft je ne me trompe, font deux branches d'une même tige. Je remonte aux Antiquités Suédoifes les plus reculées Qfc. Hij belooft 8 deelen, waarvan egter tot nog toe maar één uitgekomen is. Men vind er ftukken in betreifende Scandiavia, van Samunders Edda, van de Afen, de Finnen, de Wikingers e. z. v. Ik zal mij niet breedvoerig uitlaten over een bock, dat gij denklijk reeds hebt. Ik zal van iet merkvvaardigers fpréken, waarover gij u zult verwonderen , namelijk, dat dc heer keralio eene Zweedfche fpraakkonst heeft gefchréven, die egter nog maar alken in handfehrift aanwézig is. Het is eene onderneming, die hem hier in Parys, daar het hem aan alle hulpmiddelen ontbrak, ongelooflijken arbeid kostte. Hij heeft mij de zonderlinge vindingen gezegd, van dewelken hij gebruik maakte, om onze taal te léren; want dit was het doel van zijne fpraakkonst. Hoe het daarmédc ook mag wezen, hij verftaat thans het Zweedsch zeer wél, zonder ooit een' ander' leermeester daarin gehad te hebben, dan zijne eigen vlijt. Hij is de ecnigfte Franschman van mijne kennis, die, zonder gereisd, en met Zweeden omgegaan te hebben, de taal geleerd heeft. Hij vertaalt onze boeken zeer vaerdig, en heeft vertalingen van verfcheiden werken van de Akadcmje der wétenfehappen gemaakt, die E 3  7o REIZE DOOR EUROPA hem Raar genoegen daarover te kennen gegéven heeft, Tégenwoordig heeft hij eene nieuwe overzetting van polybius onder handen; want hij verftaat ook Grieksch, Hij zeide mij, dat de heer folard zig te zeer op de overzetting verlaat, doordien hij het Grieksch niet magtigwas; dat de Benediktijner monnik daarentegen, die eene vertaling van polybius uitgegdven heeft, de taBica niet verftaat. De heer keralio paart de krijgskunde met het Grieksch, en dus heeft men iet meesterlijks te wagten. Hij verftaat genoegzaam alle de Europcfche taaien. Eene Hoogduitfche fpraakkonst en een woordenboek, waren het eerfte hulpmiddel voor hem om de Zweedfche taal te léren. Hij fchildert ook, en heeft zigzelven zo wél getroffen , als of het van den grootften kunstfchiïdcr was gedaan. Zijne vrouw is ook geleerd; zij verftaat het Engelsen, en heeft uit deze taaie overzettingen in het Fransch uitgegéven. Onder de fchoone fexe vind men hier veelen, die zig in de geleerdheid oefenen. Men ziet in de koninglijke boekerije vrouwen aan de Schrijftafel zitten, en uittrekzels maken. Wie kent niet jufvrouw basseporte , die voor den heere van bupfon , als eene meesteresfe in haaren taak, tékent en fchildert? Zij word door den koning ook wél beloond. Zij is, naar haarc hooge jaaren, nog ongelooflijk vlug en lévendig: zij herinnert zig met hoogagting het verblijf van den heere Opperarts cn Ridder linn/eus alhier, en verzogt mij, hem dc eerbiedigde groete van haaren wége te doen. En jufvrouw biheron? Deze is welligt bij ons zo bekend niet: zij heeft eene na-< gebootfte anatomie onder handen, welke der natuure zo Tvél gelijkt, dat men zig noodwendig moet vergisfen, en  EN HET O OS T E N. 71 geloven, dat men een lijk in dc hand heeft; alle de zenuwen , alle de Spieren, en alles, wat tot ontleding van het menschlijk lichaam behoort, vind men op het nauwkeurigste uitgedrukt. Mij gebeurde, het geene veelen anderen gebeurd is, dat ik haar vraagde, hoe zij dat gedurende den zomer kon bewaren: dc grootfte geneeshecren, die het niet te voren wéten, voornaamlijk uitlanders, worden op dezelfde wijze bedrogen. Een italiiiansch doctor in de geneeskunde, die in ons gezelfchap was, verwonderde zig er niet minder over, dan ik , en zeide, dat hij nooit had gelooSd, dat de kunst zo verre ging. Men weet niet, van welke Stoffe zij deze anatomie maakt, liet heeft het aanzien, als of het wasch met allerhande verwen was; doch men kan het tegen het vuur houden, zonder dat het befchadigd word: zij neemt de ('tukken, elk bijzonder, cn dikwijls valt het op den grond, zonder dat zulks eenig nadeel daaraan veroorzaakt. Zij noemt alle dc deelen op het nauwkcurigftc met derzelver Latijnfche en Griekfche naamen; cn veelen léren eigenlijk de ontleedkunde bij haar. Zij heeft voor verScheiden Europefche hoven zulke lichaamen gemaakt, gelijk onder anderen voor den koning van Deenmarken. Ook toont zij onvolwasSen vrugten cn misgeboorten, die met dezelfde kunst nagebootst zijn. E 4  EN HET OOSTEN. 83 zal bij elke der genoemde overzettingen de Latijnfche gevoegd worden, die veel nauwkeuriger en béter zal wézen, dan die in den Engelfehen bijbel, e. z. v. — Wat de Christlijke gemeenten in het Oosten betreft, men kent de hoofdkerken in Arménicu, Iléricn, Chrddëa, AihaniJ;;, Eihiopièn en bij de Kopten, weinig meer dan volgens den naam; men weet niets van den tijd, wanneer de Tartaarcnhet Christendom omhelsd hebben; weinig van den tocftand des chrisccndoms in PcrfiSn, van de Patriarchaaten e. z. v. Nog héden ten dage zijn er patriarchen en bisfchoppen in Siriën, Chaldéii , Armènïèn, Cilicicn, Ibérièn, AibaniZn, c. z. v. Dit alies zal onderzogt en opgehelderd worden: zo ook dc Oosterfche kerkeudienst, kerk-wetten, - gebéden, - gezangen en -gebruiken, monniksördens en kloostcrbefluiten, als méde alles, wat tot de gefchiednis cn tugt der Oosterfche kerk behoort. Dc gefchiednis van abusalah in het Arabisch gefchréyen, kan hier zeer te ftade komen ; hij was leeraar in Arméniën , en heeft de gefchiednis der christlijke gemeenten in Egipte, Nubiëu, Indien, Eihiopièn , Arabiën cn Aft ika , die onder dc patriarchen van Alexandrië ftaan, verhandeld. Zijne gefchiednis loopt met het einde der 13de ceuwe af. Wat ontbreekt ons niet nog al in de algemeene gefchiednisfe van Afië ? Men kent alle de koningen der Parthen niet; men weet niet. wanneer de koningen van Georgiën eenen aanvang genomen hebben, noch ook hoe veelen er zijn geweest. Wien is het bekend , dat A/ba* niën in de agtfte eeuwc christen koningen had? Hoeveel is er niet, dat ons van de magtige monarchiën der Arabieren, die Europa zulk een'geruimen tijd déden Adderen, nog onbekend is? Van de Chalifen weet men flegts  H E I Z E DOOR EUROPA iets. En Arméniën, dat tot nog toe nauvvlijks ccnc plaat» kl de gefchiednisfe heeft gekregen, was het niet om de beide tigranen , artavasdes , en eenige koningen in Ciliciën geweest, kent men nog minder dan andere ftaaten. De heer abt de villefroy de een igfte zijnde, voor zo veel ik weet, die de Arménifche taal verftaat, zal ik hier eene korte fchets ge'ven van de Arménifche gefchiednis, welke ik van hem ontleend heb. Dit rijk werd, volgens het getuigenis der Arménifche gefchiedfehrijvers, omtrent het jaar der fcheppinge 2000, geftigt door haik , zoon van tiioüarma , die een agtcrkleinzoon was van jafet. De nakomelingen van haik bekleedden den troon van Arméniën tOt Op ara den schoonen ; d.Ocll semiramis bcmagtig* de Arméniën, dat toen koningen kreeg, die, tot op den dood van sardanapal , vazallen van Asfirien waren. Peros , de 3ófl:e koning van Arméniën, omtrent het jaar der fcheppinge 3254, bediende zig van de oproerigheid van arbaces , en herftelde zijne ftaaten in de oude vrijheid. Zijne nakomelingen, ten getale van 17, hcerfchten in Arméniën tot op alexander den grooten, die Arméniën aan zig onderwierp, dat vervolgens onder de hecrfchappij der nakomelingen van alexander bleef. Omtrent het jaar 326 voor de geboorte van ciiristus maakte arsaces de dappere zig meefter van Arméniën, en arsaces de groote , zijn kleinzoon, gaf het rijk aan zijnen jongeren broeder valarsaces. Deze was deftamvader der koningen, die arsaciden genoemd werden, onder dewelken de vermaarde tigranus was, névens den ongelukkigeu artavasiles. De arsaciden , tot dewelken ook abgar moet gerékend worden, bezaten Arméniën tot op het jaar 451 na de geboorte onzes iieer.en, als  EN HET OOSTEN. f?5 wanneer de Griekfche keizer cn dc koning van Perftë dit rijk onder zig verdeelden; niettemin had Arméniën ftédehouders van zijn' eigen landaard tot op het jaar na Christus 71a; maar nu namen de Arabiers, anders Saraceenen genoemd, Arméniën in bezit, hetwelke tot op het jaar 765 zonder regenten bleef, als aciiat , uit het oud gefiagt bagratunig , of der bagratiden , met goedkeuringe der Griekfche keizers en der Saraceenen, als koning van Arméniën erkend werd. Naderhand regeerden deszelfs nakomelingen , de eagratunigen , o70 jaaren in Groot- Arméniën, te zamen 9, tot op het jaar 1044; wanneer de Grieken en Saraceenen de koningen verdréven , en de laatfte van hun zijne toevlugt tot de ftad Tarfiis in Ciliciën nam. Omtrent het jaar 1075, onttrokken de Arménifche prinfen in Ciliciën zig der heerfchappije van den Griekfchen keizer , en verklaarden ruben , eenen bloedverwant van ghacik , die een nakomeling der bagratiden was , voor hunnen heerfcher. Van dezen ruben heeft de Rubenfche ftam in Ciliciën den naam bekomen, welks prinfen, in het jaar 1199, den titel aannamen van koningen van Arméniën. Dertien of veertien van dit gefiagt waren kleine onafhanglijke regenten, ten declc koningen, ten dee1c vorsten. De laatfte van de rubeniten, leo V., kwam naar Frankrijk en zogt hulp en onderftand, welken men hem egter niet kon géven. Hij ftierf te Fans, in het jaar 1393, en zijn graf word nog getoond bij de Celestijnen alhier. Het getal der koningen in Arméniën, zédert de ftigting van dat rijk, beloopt 97. Namelijk i.) de haikaanen , van haik, die, gelijktijdig met nimrod, ftigter van dit rijk was, tot op den tijd van alexander, F 3  36 REIZE DOOR EUROPA drie cn vijftig, i). De Arsaciden, van valarsaces, broeder van arsaces den grooten , koning van Parthen, %i$ jaaren voor Christus, tot op koning artaxes , of artaxir III,, die, in het jaar onzes heeren 461, door de Perzen werd ai'gezet, vijf en twintig. 3) De bagratiden, van het jaar 765 tot 1044, tien. 4) De RuiïENiTEN in Ciliciën, van 1199 tot 1343, tien. Van dien tijd af behoort het oostlijke Arméniën den koningen yan Perfiê, het westlijke, als méde Ciliciën, ftaat onder den fultan. Ik hoop, dat het bij deze uitweiding u met zal verdroten hebben, in het voorbijgaan ecu oog te werpen op de gefchiednis van zuik een oud en tévens onbekend rijk, welke thans voor de eerfte maal het licht ziet uit handfehriften in eene taaie, die weinigen in Europa kennen -— Op dezelfde wijze zal dit genootfehap de gefchiednis van alle de Aliatifche volken doorlopen. Van de Turken belooft men veel nieuws, insgelijks uit, een Arménisch handfehrift in de koninglijke boekverzamelinge. De Oosterfche dichtkunst zal niet voorbijgegaan Worden, liet is ccne aangenomen zaak, dat de Arabiers, Perzen en Armeniërs meesters daarin zijn. Men telt vier dierwijzen bij deze volken. De niocilijkftc beffaat, behalven in verhevenheid van uitdrukkingen en lévendig-, beid yan voortellingen, ook, daarin, dat eene zékere maat der lettergreepcn bij elke lettergreep met het rijm gepaard word; cn hiervan zijn de Arabiërs de uitvinders, die deze fourt van gedichten, in de agtfte eeuwc, tot de Armeniërs overbragten. De aardrijkskunde der Oosterfche landen, die met de gefchiednis zo nauw verbonden is, zal nauwkeurig onderzogt worden; hier ontmoet men dikwijls zwarigheden en duifterheden. Wij ménen, bij  EN HET OOSTEN. 87 voorbeeld, den waaren oorfprong van den Eufraat te wé. ten; doch de Armeniërs, bij dewclken deze vloed zijnen oorfprong heeft, betwisten ons dit, en bewéren, dat de regte Eufraat die ftroom is, welken de heer de l'isle , op zijne Carte des environs de la mer Caspienne, Mouratchai noemt, en die zijnen oorfprong heeft in het landfchap Bajaz.it, oudtijds Taron genoemd. Dit bewijzen zij ook indedaad uit hunne gefchied- en aardrijks-befchrijvers. Hoe veelen zullen er wel zijn, die wéten, dat Diasbekir m Mefopotamièn het oude Amidu is, eertijds 77granocerta gehéten? Ik ga hier voorbij het nut, welk het genootfehap zig voorftelt, aan het zendelings- en bekérings-werk toetebrengen; dit ftuk voor de kerkleeraarcn overlatende. Kortom , deze léden zullen uitleggers der heilige fchrift, godgeleerden, kcrklijkc en waereldlijkegefchiedfehrijvers , jaarboekfehrijvers, aardrijks- en kerkendienst-befchrijvers, rédenaars, dichters, goede fchrijvers en beoordeelaars worden. De Europefchc taaien némen zij er bij, om de feilen in de tégenwoordigc overzettingen des bijbels tc kunnen vinden, gelijk in letiieu's bijbel, in den Spaanfchen, door de jooden in Spanje woord voor woord uit het Hcbreeuwsch overgezet, welke merkwaardige overzetting tc Ferrara, in het jaar 1553, gedrukt is, in den Engclfchen e. z. v. Welke nieuwe ontdekkingen heeft men niet te verwagten van dc onfehatbaare verzameling van handfehriften, die in de koninglijke boekerijc bewaard worden, en die men tégenwoordig uit eene ter loops opgemaakte lijst nauwlijks volgens de regte naamen kent? In het Arménisch worden hier zelfs boeken over de artzenij-en kruidkunde gevonden, die in het licht gebragt en den wormen en motten ontrukt zulF4 »  83 REIZE DOOR EUROPA len worden; men belooft een woordenboek in deze taaie, dat vrij rijk zal wezen en omtrent 80 duizend woorden bevatten; ook belooft men overzettingen uit het Turksch, in welke taaie hier in de koninglijke verzamelinge 400 banden gevonden worden. Even zo veelen in liet Perfisch. In het Arabisch veele duizenden. In het Chineesch zijn er ten minden 4000, in allerlei wétenfehappen. Er is ook een aanzienlijke voorraad in het Siamsch, in welke taaie men gelooft, dat in gansch Europa, behalven te Parys, geen boeken te vinden zijn. Met één woord, de Oostcrfche handfehriften, in de koninglijke boekerije te vinden, bedragen over de 8 duizend, behalven dc geenen, die in de boekenje van St. Germaiu, bij de misfionaires étrangers, gevonden worden e. z. v. Zodat hier een genoegzaam rijke oogst is, als de arbeiders de handen aan het werk willen daan. Nu ben ik over het plan breedvoerig genoeg geweest; doch bij eene mijner geliefde doffen moet gij er u niet over verwonderen : Navita deventis etc. Ik durf uwe verwagting niet langer ophouden, zonder de mannen te noemen, die zulk een groot en onvervvagt werk ondernémen. Het zijn de kapucijner monniken hier in Parys, leerlingen van den beroemden abt de villefroy , en bekend door verfcheiden verhandelingen, door hen zédert 20 jaaren uitgegéven: bij voorbeeld, Principes discutés, of grondrégels, volgens welken de heilige fchrift moet uitgelegd worden, 16 deelen in 8 0 . Les Traductions Latines & Frangoifes des Pfeaumes, 2 deelen, en onlangs het begin van job , 2 deelen. In deze werken vind men veel goeds, maar tévens ook veel geheimzinnigs. Zij merken meest alle de pfalmen van david aan, als of zij van de verlosfmg uit  EN HET OOSTEN. de Babilonifchc gevangenis Spraken, egter zó, dat de zin. altoos een tweevoudig onderwerp heelt, het lichaamlijke en het geestlijke Ifraël, of de kerk van god, die van alle haare vijanden verlost word, e. z. v. Derhalven zijn de pfalmen, naar hun gedagt, eenige weinigen uitgezonderd , niet van david , maar gedurende en lang na de Babilönifche gevangenis gefchréven. Zij arbeiden thans aan den Prédiker en de Profcetcn. Het hoofd dezer monniken is vader lolts de poix , een regt aartige en vrolijke grijsaard, zeer kundig in het Hebrecuwsch; hij vleit zig zeer, dat de koning dit plan zal goedkeuren, en zeide mij nog onlangs, dat de Staatsdienaar, graaf van st. florentin , het hem beloofd had. Voor het overige weet ik,dat,fchoon zij veel begunftigers hebben, ja zelfs den paus van Rome, die hun verfcheiden brieven gefchréven heeft, en hun zijnen apostolifeben zégen geeft, zij veele tégenftanders vinden, onder anderen, den groot-aalmoefenicr des konings, den aardsbisfehop van Rheims, welke zegt: de monniken mogen niet geleerd worden, zij moeten zig aan hunne Strenge régels houden, en hun lichaam kastijden; een grondrégcl, die eer eenen Schijnheilig dan eenen mecenas verraad. F 5  po REIZE DOOR EUROPA. V IJ F D E BRIEF. Een figmme taalmeester — Van Kcnnicofs werk -— Ongelooflijke ménigte van merkwaardige zaaken in Parys — Paduaanfche matrijzen, of ftempeis, van da broeders Cavlnus. Parys, den 7-den Junij, 1770. JHjer dat het mij wéder uit de gedagten ga, zal ik u ten eerden een verfiag doen van het zonderling bezoek, dat ik gisteren van eenen taalmeester had, die in zijn ganfche léven nooit een enkel woord gefproken heeft. Het is de merkwaardige saboureux de foxtenay, geboortig van Verfailles, die, fchoon hij van zijne geboorte af geheel dom cn douf geweest is, nogthans verfcheiden taaien en wétenfehappen geleerd heeft, en wel tot zulk eenen trap, dat hij andere dooveri cn ftommen daarin onderwijst (13) De wijze om met hem omtegaan, is, voor degeenen, die zijne vingerfpraak niet verdaan, door fchrijven. Hij kwam met eenen aanbcvélingsbrief van den hec- (13) De abt de eY-pce heeft, in 1775, uitgegéven: Inftitutions des Sourds & M.iets par la vaye de figues mèthodiques: Ouvrage, qui contient le projet d'une laugue univerfelle par f Entretnife des fignes naturels, asfujettis d une méthode. De heer saboureux heeft het publiek eene verhandeling tégen hem willen médedélen, waarin hij hem de onmogelijkheid meent te betogen, om, volgens zijn leerbeleid, door middel van ordeulijke tékens, zijnen leerlingen van andere, dan zinnelijke dingen , denkbeelden te doen verkrijgen.  EN HÉT OOSTEN* 93 hem hierop geantwoord, en eenige boeken getoond, ook het eene en andere geleend had, vraagde ik hem, wat voordeel hij uit deze taaie wilde trekken ? Hij Schreef mij het antwoord op papier: Pour connottre la métaphyfique des languesprimitives. [Om de overnatuurkunde der grondtaaien te kennen.] Ik verzogthem, zijne gedagten nader te verklaren: hij antwoordde mij: yapeïle la métaphyfique des Jangues eet esprit, qui applique des fignes fenfihles aux idéés, qui arrange ces fignes d'une certaine manier e, qui en rend raifon, & qui avec ces fignes peint les penfées & images d'une maniere ïnagnifique, noble & pleine de feu &c. [dat is: Door de overnatuurkunde der taaien bedoel ik dien geest, welke zinnelijke kentékenen met de denkbeelden paart, deze kentékenen op eene zékere wijze in orde brengt, er réden van geeft, en met die kentékenen de gedagten en verbeeldingen afbeeld op eene wijze, die trefijk, verhéven en vol vuur is.] Ik vraagde hem, of hij nog niets had in 't licht gegéven? Hij fchrecf mij dit antwoord : Feu Mr. le duc de Chaulnes m'a engagé a ren* dre publique ma disfertation en forme de reponfe a une question , que Ton nia fait e fur la maniere dout fai appris la langue &la réligion, & je Fai fait inférer dans le journal de Verdun, aux mois d' Qctb.&de novemb. 1765 [dat is: De overléden hertog de chaulnes overreedde mij, om mijne verhandeling bij wijze van antwoord op eene vraag, die men mij gedaan heeft, over de wijze, op welke ik de taal en den godsdienst geleerd heb, in het licht te géven, en ik heb dezelve in het journaal van Verdun, voor de maanden otlb. en novemb. 1765, laten plaatzcn.] Hij meent den heer de chaulnes, Hertog en Pair van Frankrijk , die voorléden jaar ftierf, een' ge-  94 REIZE DOOR EUROPA lccrd' cn waardig' heer, wiens lofreden, op Paafclien laatstléden, in de koninglijke Akadcmie der wétenfehappen, van dewelke hij een luisterrijk médelid was, uitgcfproken werd. Zijne fraaije boekverzameling, uit 4000 fchrijvers, of werken, befhandc, werd onlangs verkogt, cn dc verkoping duurde twee maanden. Gij zult u, ongetwijfeld , met mij verwonderen, dat een mensch, wiens tong nimmer eene taal kon fpréken, over taaien fchrijft, en tot derzelver oorfprongen indringt. Het is daarméde volkomen éven eens, als toen de blinde saundersen over dc kleuren en fterren fchreef, welken hij nooit had gezien. Ik heb voor deze reis niets meer van hem tc zeggen, behalven, dat hij éven over de 30 jaaren oud is, dat zijn vader Mr.rechnl de logis des Chevaéx legers de Ja garde du Roi is geweest, die dcnzelfden rang met eenen overften heeft. Ik verlang zeer. om zijne verhandeling in het journal de Verdun haast te zien. Ik heb ook onlangs een bezoek gehad, dat wel niet zo zonderling, doch van meer nut voor het bijbel werk van kexmcotïs. De heer magister iïru.\s van Lubeck, reeds bekend uit de fchriften van den heer kennicot, kwam, voor weinige dagen, hier aan uit Engeland, daar hij ruim een jaar, zo te Oxford als te Londen, en fteeds in gezelfchap1 van den heere rennicot , heeft doorgebragt. Hij is voornémens dezen zomer hier te blijven, om zékere merkwaardige plaatzen, zowel van llebreeuwfche als Griekfche, Samaritaanfche , Sirifche , en andere handfchriften van het oude testament nauwkeurig te onderzoeken. Zo beeft de heer kennicot hem ook opgedragen, een Hebrecuwsch handfehrift van den bijbel, dat over de 1000 jaaren oud is, te vergelijken en te onderzoekeu. Ik  EN HET OOSTEN. 9$ had dit handfehrift ontdekt, en den heere kennicot daar over gefchréven. Schoon de heer kennicot met den heer bruns voor drie jaaren , kort voor mijne aankomst, te Parys is geweest, en voor cn nadien tijd veele affchrijvers en médehelpers hier in de boekerijen geftadig voor den'heer kennicot gearbeid en vergeléken hebben, heeft men nogthans alles niet opgemerkt. Parys verbergt zo veele fchatten, en dat in alle takken der wétenfehappen, kunsten en handwerken, dat zij der fcherpde oplettendheid ontfnappen. Daarom zijn er ook veelen, die, om alles te doorfnullélen, wat hier te vinden is, en tot het eene of andere van dienst kan wézen , van tijd tot tijd meer reizen herwaard ondernémen. Ik ver. wonder mij daarom niet over den heer baron van iieine ken, Kcurvorstlijken Saxifchen geheimraad, die nu, in agt jaaren tijds , drie reizen naar Parys gedaan heeft, hoe veel dezelven hem ook gekost hebben, en dat wel om deze réden, zegt hij, wijl hij telkens iet, tot zijne zaaken behorende, had vergéten, en telkens gevallig veele nicuwe ontdekkingen gedaan, die hij nooit verwagt had. Hij vertrok voor weinig tijds met zijne vrouw cn zijnen eenigen zoon van hier, en wel met dien wensch, dat hij nog eens voor de vierde maal het alles bekorend Parys mogte zien, nicttégendaande hij reeds over de 60 jaaren oud is. Hij is een eerlijke en braave grijsaard;, Ridder van het heilige Roomfche rijk. Het is dezelfde, die de Nachrichten von Künstlem und Kunstfachen , Leipzich , in 8 0 /. Th. 1768. groot 436 bladzijden , uitgegéven heeft. Het tweede deel van 1769 is 524 bladzijden groot, en er zijn veele koperen plaaten in. De fraaije Galerie dg Dresde, waarvan elk exemplaar over de 400 //«-«kost,  Q6" REIZB DOOR EUROPA is men aan hem en zijne zorge verfchuldigd. Thans arbeid hij aan eene Idie générale dhme colleètlon d'esiampes. Dit zal een zeldzaam werk worden. Gij kant u niet gemaklijk een denkbeeld maken van alle de fchier onoverwinlijke zwarigheden , waarméde een reiziger al te wortelen heelt , om tot alle de merkwaardigheden te geraken, die hier gevonden worden, gefteld ook, dat hij zig maar een' eenigen tak voorgeteld hebbe. Want, alles in Parys te léren kennen, agt ik onmogelijk. Zig hier lange op tc houden, doet veel; doch het is niet genoeg : en is men iïegts eenen korten tijd en maar eens hier geweest,, dan is het niet te verwonderen, wanneer mcu onvolkomen en verkeerde denkbeelden van deze tapelplaats heeft, die men te regt als het middenpunt van alle kunsten cn wétenfehappen, niet enkel in Europa ± maar in de ganfche waereld, kan aanmerken. Nieuwsgierig tc zijn, en veel te vragen, geen ééne gelegenheid te laten ontglippen, om meer kundigheden te verkrijgen, is hier, daar elk beieefd cn gedientig is, een goed middel, doch het is ook nog niet voldoende; want men weet dikwijls niet, of de zaak er is, of dat dezelve in Parys voor handen is, en dus kan men er niet naar vernémen. Daarenboven hebben de Parijfenaars, die men anders te regt in een ander opzigt Badauds de Paris [Parijfche gapers] noemt, omtrent oude dingen en waaraan zij gewend zijn, zo weinig nieuwsgierigheid, dat een uitlander fchier altijd meer weet, dan zij zeiven, en uit dien hoofde van hun geen zonderlinge aanleiding kan hebben, om zijne nieuwsgierigheid gaande te maken of te voldoen. Met grond heeft de heer d'arc.envtlle , in de voorréde tot zijne voyagepittoresque de Paris, gezegd: Un des princi- paux  EN HET OOSTEN. 97 tiaux objets que doivent avoir ceux, qui voyagent, est d' acquerir le geut des arts, ou de f'y perfectionner. Ne peut-on pasdire, que Paris feid bien étudié fufpt pour remplir eet objet? Telles ont été mes vues en décrivant cette region des arts Cette description ne fera pas non plus inutile a beaucoup d'habitans de la Capitale, qui font etrangers dans leur propre ville. [dat is : Een der voornaamfte doeleinden, welken degeencn, die reizen, moeten hebben, is den fmaak der konsten te verkrijgen, of zig daarin te volmaken. Zou men niet kunnen zeggen, dat Parys alleen, wél doorkropen, genoeg is , om dit doeleinde te doen bereiken ? Zodanigen waren mijne bedoelingen in het befehrijven van dit gewest der konsten Deze befchrijving zal ook niet onnuttig zijn voor veele inwoners der hoofdltad, die vreemdlingeiv in hunne eigen plaatze zijn.] Een andere hinderpaal is, dat men geen vollédige befchrijving beeft van al het geene hier verdient gezien en gekend te worden; fchoon er zo veele befchrijvingen van Parys zijn, dat men er fchier eene boekverzameling van zou kunnen maken. Het évengemelde werk van den heere d'argenville is een der besten, doch het [trekt zig niet verder uit, dan de titel opgeeft, a tout ce quil y a de plus beau. dans cette grande ville en Peinture, Sculpture ojf Architecture. In eene ftad als Parys vind men zo oneindig veele lieden, zulk eenen onderfchciden fmaak; allen pogen denzelven te voldoen , terwijl zij de voorwerpen van allerlei foort verzamelen , waartoe hunne neiging zig ftrekt. Zo is de fmaak van den eenen, om nuttige en bruikbaare boeken te verzamelen ; een ander verzamelt alleen raaren cn zeldzaamen , een ander wéderom de oudfte uitgaven; een ander verI. deel. G  9S REIZE DOOR EUROPA boden en veroordeelde boeken; een ander eindelijk zoekt allerhande boeken, om maar eene talrijke boekverzameling te hebben. Even eens gaat het ten aanzien van andere ftukken en ftoffen. Daar nu dit alles, gelijk een eb en vloed, die allerlei moden herwaard voert, afwisfelt en verandert, kan het ook geen beltendige plaats in een bock bekomen. Hoe lange ik nu ook hier geweest ben, en hoe onvermoeid ik getragt heb, mijne nieuwsgierigheid te voldoen cn alles na te fpeuren, wat de opmerkzaamheid eens reizigers kan tot zig trekken, om welke réden mijne vrienden alhier mij niet anders, dan espion litteraire [letterkundigen fpion] noemen, ontdek ik nogthans dagelijks nieuwe dingen, die ik niet verwagtte in Parys te zien. Dus vond ik onlangs hier zelfs de Paduaanfche matrijzen , of Stempels, welken alexander. en joiiannes cavinus te Padua maakten, om oude munten daarméde te Haan , of, béter gezegd, om daarméde te bedriegen en de munten en gedenkpenningen der ouden natemaken (/). Ik zag hier homerus, bijna alle de keizers der eerfte ecuwe, e. z. v. Ik zou eerder verwagt hebben dezen in Padua te zien, dan hier in mijne nabuurfchap in de bockerije van st. Genevieve, welke ik zo dikwijls bezoek. Zij zijn zé- (/) Dat de (tempels van Alexander Bastiaan en Joan Cauvin, Paduaners,, met welke die kundige fiempelfnijders de oude gedenkpenningen zo keurig nabootlten, dat de meest gevorderden in die fraje kundigheid, er door bedrogen wierden, — in de Abtdij van St. Genevieve bewaard worden, is reeds aangeteekend in Germain Brices defcription de la ville * Paris, (Paris, 1713. 8.2), Tom. II. p. 290.— Van die zelfde kunftenaars fpreekt ook Volkman, Reisboek door Italië, VI. D. bl. J74.  EN HET OOSTEN. 99 dert eene eeuw daar geweest. Thomas le cointe, Antiquaire du Roi, heeft ze, in het jaar 1670, gefchonken. Men zeide mij, dat de koning van Pruisfen voor deze {tempels 40 duizend krooncn geboden had, maar dat de koninsr van Frankrijk den domheeren te st. Genevieve verbood,^ dezelven uit hunne kunstkamer te vervreemden. Ik geloof wel, dat in verfcheiden boeken gemeld is, dat zij in het konstvertrek te st'. Genevieve zijn; doch ik heb of er niet op gelet, of de boeken niet gezien, in dewelkeit daarvan gefproken word; dus kon ik niet op de gedagte komen, om er naar te vragen. De oudheidkenner te st. Genevieve is anders zelf een antiek ftukvoor onze befchaafde eeuw; hij gelijkt weinig naar den boekbewaarder, den heer abt mercier, die alle vrcemdlingen weet intenémen. Doch zulk eene vergelijking zou verkleinende wézen voor een' boekbewaarder, die, in veele opzigten, zijns gelijk niet heeft. Hij nam dc gelegenheid waar, dat de oudheidkenner eens voor éénen dag uit de ftad was, om mij het kabinet gedenkpenningen, als méde alle de merkwaardigheden van hetzelve te tonen. Op het oudfte der Zweedfche gedenkftukken, dat hier gevonden word, ziet men het borstbeeld van koning erich XIV. e. z. v. Op dezelfde wijze kreeg ik voor eenigen tijd, in hetzelfde konstkabinet, eenen deen met een Grieksch opfchrift te zien, dien te voren niemand kende; zclSs de heer oudheidkenner zeide, dat het geen Grieksch was: ik ben twaalf jaaren hier geweest, zeide hij, cn heb het nooit bemerkt, ook heeft mij nooit iemand naar dien fteen gevraagd. Ik antwoordde, dat mij zulks verwonderde, naardien de fteen nogthans over de twee ellen lang en eene halve elle breed, en op de eene zijde vol gefchréven is. Nadat hij nu de tralie opengedaan had, daar hij agter Hond, namen G 2  ioo REIZE DOOR EUROPA wij hem daar uit. Twee mannen hadden er eenen last aan. Ik Schreef hem af, cn bevond, dat het een grafitecn was van eenen publius aelius van Smirna; en verzogt hier op den heer oudheidkenner, er toch niet aan te twijfelen, dat het Grieksch zij, maar ten minsten het als een van zijne geloofsartikelen aan te merken. Nog een ander voorbeeld, dat men zo nabij eene zaak kan wézen, dat men ze, om zo te fpréken, tast, zonder ze egter te léren kennen. Het Hcbreeuwsch handfehrift, waarvan ik daar éven gewag maakte, is veelligt een der oudften, die men in Europa aantreft, cn derhalven van hetuiterfte gevvigt voor den heer kennicot , die zelf hier geweest is, en évenwei het geluk niet heeft gehad, hetzelve te zien. Dc oorzaak daarvan was, dat men het in geen naamlijst vind, zo dat hij, zomin a'ls iemand anders, onderzoek daarnaar kon doen, ignati nulla cupido; daarenboven ftaat hetzelve ter zijde in eene kast in de koninglijke boekerije. Ondcrtusfchen is dit handfehrift omtrent voor 30 jaaren, in het joumal de Trevoux, voor het jaar 1743, befehréven en bekend gemaakt. Het behoorde toen den geleerden Hcrtoge van Orlcans, eerften Prinfe van den bloede • naderhand is het zo in vergételhcid geraakt, tot dat ik er gevallig iet van ontdekte, als ik met den heer magister LioéN, in wiens vrolijk en geleerd gezelfchap ik hier omtrent 40 boekerijen bezigtigde , eens inde boekerije der monniken Jakobiten in mijne uabuurfchap kwam, en op de tafel een papier vond, hetwelk eene gedrukte verhandeling over dezen bijbel, getrokken uit ha joumal de Trevoux, behelsde. Ik vernam daarop naar het handfehrift, naardien de gemelde monniken bij den laatften uiterilen wille de ganfche boekverzameling van den Hertog van Orleans, daarentegen die van  na REIZE DOOR EUROPA u mogelijk verwonderen, dat dezelve door eenen Engelsenman in Londen zelfs in het Fransch vertaald is: jones heeft het op bevél van den koning van Deenmarken gedaan; want het Perfisch oorfpronglijk handfehrift,'behoort dezen ktahng, die het onmiddellijk uit het Oosten bekomen heeft. Doch, wijl geen Deen in ftaat was, om hetzelve te vertalen, bevool de koning, terwijl hij in Engeland was, het den heere jones aan, médelid van het College of the Univerfity te Oxford. Hij wilde eeneFranfchc vertaling, om dat deze taal den koning béter bekend is, dan de Engelfche. Dc heer kennicot heeft onlangs niet alleen volgens gewoonte een berigt uitgegeven van de vergelijkingen des Hebrccuwfchcn teksts, voor het laatfte jaar 1769, maar ook zijn vetfeheieten eigen verhandelingen, bij voorbeeld eene gefchiednis van Perfië tot op nadir shcaii, en eene gefchiednis der Pcrfifchc taal, bijgevoegd. Hij is een fterk tégenflander van den heer d'anquetil, en beweert, dat deze nooit noch den egten zend avefla van zoroaster , noch de oude egte Perfifche taal heeft léren kennen, en alles, wat hij onder dezen naam geléverd heeft, door bedriegers misleid, daar voor aangenomen heeft, [In hetzelfde jaar 1773. is te Utrecht de gefchiednis van nadir sciiaii ook ik het Néderduitsch gedrukt; doch de uitgave is tot héden vertraagd geworden. Men wagt op eene voorrede, die er bij gegéven zal worden, maar nog niet afgemaakt is. De boekdrukkers, die dit werk ondernomen hebben, zullen met deze anecdcfis denklijk ook niet zeer in hunn' fchik zijn, zo min als de drukker van Sophocles met eene de gelijke, waarvan hiervoor bl. 12 en 13 gefproken word. De Fertl\  n6 REIZE DOOR EUROPA onder handen heeft, waarin egter geen verandering zal voorkomen, alleenlijk zal men de Poolfche taal daariik weglaten (17). Hoe nuttig zou dit niet wézen, daar dit zo gewigtig en onontbeerlijk boek, thans zo zeldzaam geworden, en tot zulk een' hoogen prijs gedégen is, dat nauwlijks iemand het waagt, deze taaien te beginnen, zonder moeds genoeg te hebben, om een bankrot te Spélen? Men kan hetzelfde zeggen van het Arabisch woordenboek van gclius. Ik zal hier van dc Engelfche nieuwigheden afdappen, om van eene andere geheel onverwagte uit China melding te doen. In brieyen aan mijne vrienden bind ik mij nooit aan zékere orde: ik fchrijf zo als de doffe mij voorkomt. Ik meen, dat ik u reeds te voren van den heer bertin, daatsdienaar en geheimfchrijver, gefproken heb, dat de Wétenfehappen en geleerden in hem een' bijzonderen begunstiger vinden, fchoon zulks niet tot zijnen taak behourt. Hij was zeer nieuwsgierig om te wéten, hoe de Chineefen de zonderlinge gronddelling van den heer de guignes aangaande hunnen oorfprong uit Egipte zouden aanmerken, en wilde verzékerd zijn, of het fiegts een Europefche geleerde droom zij, dan of het den Chineefen zclven geloofwaardig zou voorkomen. Met dit oogmerk zond hij, voor twee of drie jaaren, een affchrift der verhandeling van den heer de guignes over de Egiptifche (17) De heer jones heeft dezen Menimki nog niet uitgegeven, maar wel eene Perfifche rpraakkonst, in 1771, in 40, als méde proeven van Afiatifche, inzonderheid Perfifche en Turkfche gedichten , onder den titel: Poefen slfiatkce commeniarkrum , //£/•. VII. Lond., 1774,  ti* REIZE DOOR EUROPA Mr. des hauterayes , dont 'favóis (Tribord lu les doutes propo"és d Mr. de guignes, je ne fis que jetter les yeux fur fouvrdge de es dernier, lorsgue votre grandeur ni 'ordofmoit de 'Je lire. Depuis qiiElle nous a renvoyé la copie de f Es fai fur le moyên de parvenir a la leSture des hiêroglyphes Egyptiens, fai fait plus wéWentlon 'fè? la parfaite resfemblance des caruHtéres Chinois anciens & des hiéroghphes Egyptiens me force d'avouer, que c,est a Mr. de guignes , que nous derons ia connoisfance de notre origine ; mafs avant que de donncr Üne enth re approbatimi, fatiends les jugemens de nos misfionhires fur fon oüvrage. [dat is: Den oorfprong der Chineefen te ontdekken, is een wézendlijk fruk. Ik merk het aan als den flcutel tot de gefchiednis der volken. De heer de -guignes heeft, door zijne vlijt in het oefenen der vreemde taaien, de overeenkomst der Chineefche letters met de Egiptifche beeldfchriften gevonden. Doch , vooringenomen ten voordeeie van den heer des hauterayes, wiens twijfelingen, tégen den heer de guignes geopperd, ik eerst gelézen had, wierp ik enkel een vlugtig oog op-het werk van den laatften, als uwe HoogEdelheid mij gebood hetzelve te li/en. Zédert dat ik van UE: het aflehrift bekomen heb van de fchetze over het middel om dc Egiptifche beeldfebritten te lézen, heb ik meer oplettendheid gebruikt: en de volmaakte gelijkheid der oude Chineefche letters en der Egiptifche beeldfchriften dwingt mij om te bekennen, dat wij den heere De'guignes de kennis van onzen oorfprong verfchuldigd zijn; ondertusfehen wagt ik met het géven van mijne volkomen goedkeuring, tot dat ik het oordeel onzer zendelingen over zijn werk zal gehoord hebben.] Dit getuigenis is van te meer gewigt, daar het van ccn*  EN HET OOSTEN 119 man komtdie tc voren met de twijfelingen, door den heer des hauterayes tégen de eerfte verhandeling van den heer de. guignes over deze zaak uitgegéven, vooringenomen was. Men kan hieruit opmaken, hpe wél déze proeve, om de Egiptifche beeldfchriften te lézen, moet gefchréven zijn, hoe bondig de gronden, en hoe gelijkvormig de beeldfchriften met de oude fchrijftékens der Chineefen moeten zijn, wijl zij zulk een' Sterken invloed hadden op een' man, die met vooroordeel ingenomen was, en dien zij, gelijk hij zelf getuigt, als tégen zijnen wil, hebben moeten dwingen, om er zijne goedkeuring aan te géven, n Deze brief werd ook in de koninglijke boekerije voorgelézen, en word nu in de voorréde vóór Chou-king gedrukt, welk werk in korten tijd voor de drukpers votkomen gereed zal wézen. De voo; treflijke verhandeling over de beeldfchriften is reeds voor lang in de verhandelingen der Akademie gedrukt, fchoon het deel den koning nog niet aangeboden, bijgevolg nog niet in het licht gegéven is (18). Het gedicht van den keizer kien-long is (i8) In het 37de deel der Memoires de F Academie des In(criptions voor het jaar 1767 tot 1769, gedrukt 1774. vind men van den heer .de guignes i) gene verhandeling over de Oosterlche taaien, als een vervolg op de verhandeling over de beeldfchriften- [Zie den eerften brief.] 2) Een oordeelkundig onderzoek der Chineefche jaarboeken. 3.) Eene algemeens befchouwing der Chineefche letterkunde , yoornaamlijk der gefchiedfehrijvers. In het ifte deel der nieuwe verzamelingen van Chineefche Zendelingen, zédert 1776 te Parys nieuw uitgekoiuen: MeH4  $88 REIZE DOOR EUROPA reeds lang algemeen bekend, en word overal met genoegen gelézen. Zoroaster ligt nog onder de Franfche pers te zwéten, en zal denklijk voor den herfsttijd niet uitkomen. Van China en Indien neem ik mijnen terugweg door gelukkig Arabië, en zoek ten befluite met'den heer niebuhr de dichters van dit'land op, als zij zig maar laten vinden; want de heer niebuhr zegt: Poëfeos amatores hodienum muitos habet Arabia; au etiam Poëtas, mihi non fatis innotuit (in). Ondertusfchen kon een Mulla te Basfora in anderhalf uur tijds een vel papiers met vaerzen vol maken; doch hoe fraai dezelven geweest zijn, weet de heer niebuhr niet. Als de ftam Chafaël voor eenige jaaren de zége bevogten had over den Pafcha van Bagdad, zongen de Arabiers de hcldendaaden van eiken fcheik in vaerzen, die eerlang ook op de ftraaten van Bagdad gezongen werden. De Baniaanen in het landfchap Eldfjaf, in gelukkig Arabië, hebben, zegt men, de beste moirés concernant T histoire, les fciences,les arts, les moeurs, les ufages &c. des Chinois par les misjionaires de Pekin, zijn insgelijks gewigtige verhandelingen over de oudheid der Chineefche gefchiednisfen, en de gelijkheid der Chineefche letters met de beeldfchriften ingelascht, die de {tellingen van den heer de guignes bevestigen; hoewel, gelijk uit deze verzamelingen blijkt, de beide Chineefm, die in Frankrijk geweest zijn, hun oordeel ten voordeele van den heer de guignes over de beeldfchrifr ten weêr ingetrokken, en, bij nader onderzoek, zig tégen hem verklaard hebben. (m) Dat is: Arabiè'n heeft ook nu nog veele liefhebbers der poè'zij: maar ik weet nog niet zeker, of er ook poëten zijn.  -EN HET OOSTEN. 121 dichtader. Het is hédendaags bij de Arabiers een' gebruik, dat zij des avonds in een koffijhuis bij elkander komen , om muziek, of van arme Mul/as yertelzeltjes van antar, (*) rustan (f) of beber ($) e. z. v., en dat zomwijlen in vaerzen, aantehoren. De onderdaanen van den Imam van Sana zijn geen bijzondere liefhebbers van het krijgswézen, meer zijn het de bewoners der aangrenzende bergen Hafchid en Bekiel; want, daar dezen geen handel drijven met vreemdlingen, en dienvolgens arm zijn, worden hunne kleine fchciks bezoldelingen van den Imam, en zeer ligt oproerig, wanneer de bezolding hun niet flipt betaald word. De oude en algemeen bekende gastvrijheid der Arabieren blijft nog onveranderlijk, ftand houden. Als zij éten, zijn zij verpligt, elk die komt, tot den maaltijd te nodigen. Ego frequenter conviva iis adfui': Arahes vicisftm mihi, [dat is: Ik heb dikwerf met hun gefpijsd; en de Arabiers weer met mij,] zegt de heer niebuhr. Het was juist wel een rcizigei uit het binnenfte Arabië, die het gczelfchap Deenfche geleerden in de ftad Loheia aantrof, en uit nieuwsgierigheid , om te zien, op wat wijze zij zig bij het éten van mesfen bedienden, tot hen kwam, doch het niet voor geöorlofd hield, met Christenen te éten; nogthans kan men daarüit geen befluit maken op de denkwijze en gewoonte van den gebeelen landaard. Zelfs verkéren de Arabiers liever met Christenen, dan met Schiiten, eenen [(*) Een' Arabifchen held.] [(t) Een' ouden Perfifchen held.] K§) Koning van Egipte.] H 5  **6 R E I Z E DOOR EUROPA. iing is, als zij in het licht komt; ik meen, dat dezelve in het (luk voor de maand augustus zal geplaatst worden. In hetzelfde (tuk zal ook eene fraaije beöordéling over de Analecta Ulphilana van den heere irhe voorkomen, door den heer du puy, médelid der Academie des belles lettres, en boekbewaarder bij den prins van soubise. Hij is door verfcheiden verhandelingen in de Memoires der Akademie, welken wél gefchréven zijn, en door eene goede en fraaije Franfche overzetting van sophocles bekend. Hij, névens de heeren de guignes , de la lande, en anderen, zijn uitgévérs van het joumal des ftavans: zij zijn allen akademisten, en dit word voor het onpartijdigfte maandfchrift gehouden , en daar de meeffe ftaat op te maken is, doordien alle de ftoffen, voor dat men ze ter drukperfe geeft, den grootkanfelier en den médeléden moeten voorgelézen worden, van dewclken elk zijne aanmerkingen maakt, éven op dezelfde wijze, als ik in mijn' voorgaanden brief van de Akademiën verhaald heb. Daar zijn 6 médeléden, die eene wedde trekken, behalven 4 andere geleerde bijzitters, zonder wedde ,• zij worden allen door den kanfclier benoemd en aangefteld, en zijn ook allen médeléden van de Akademie te Parys. Het was de heer dag^-rsseau, die dit maandfehrift het eerst der kaufelaarije onderwierp.  EN HET OOSTEN. ï2? AGTSTE BRIEF. Van den Heer Rousfeau. Parys, den iflen September, 1770. N u zal ik u een' kleinen brief van een' groot' man fchrijven, ik meen jean jaques rousseau. Hij kwam op het laatst van junij naar Parys, gelijk ik u met een woord in mijnen laatften brief zal gemeld hebben. Ik heb zulk eene nauwe kennis met hem gemaakt, als men met zulk eenen zonderlingen wijsgeer kan maken. Hij arbeid thans in.de kruidkunde met die drift en dien ijver, die aan alle zijne bedrijven eigen is. Toen ik voor dc eerftemaal bij hem kwam , vraagde hij mij, of ik de kruidkunde beoefende? Zodra ik hem zeide, dat ik nu en dan het onderwijs van den heer van linn/Eus had genoten e. z. v., fcond hij op en riep uit: dan kent gij mijn'meester en leeraar, den grooten linn.'Eus; als gij aan hem fchrijft, zeide hij, groet hem van mij mettez mos èt genoux devant lui , [werp mij op mijne kniën vóór hem,J (om zijne eigen woorden te gebruiken) en zeg, dat ik geen grooter menseh op aarde ken, dat ik hem mijne gezondheid , ja mijn léven zelf, verfchuldigd ben, névens meer andere fterke uitdrukkingen, die zijne uitterfte hoogagting voor den grootden kruidkenner op de waereld bewijzen. De heer rousseau toonde mij daarna dé phUofophta. botanica, en zeide: 'm dit boek (leekt meer wijsheid, dan  iafc RETZE DOOR EUROPA ft de 'gróötfte folianten; in plaats, dat fchier 'alle uwe boeken uit het Noorden met te veel geleerdheid overladen zijn, is er niet één ontbeerlijk Woord in dit, e. z. v. Zulk eene loffpraak uit den mond van den heer rousseau was mij gansch onvervvagt, daar hij anders niet veel fpreekt , en met zijne lofredenen zeer fpaarzaam is; maar de naam van den heer linn/eus voerde hem geheel buiten zigzelven. Hij vraagde mij, of ik dagt, dat de heer linn^eus eenen brief van hem ten goeden zou opnémen, dan wilde hij hem fchrijven, en mijden brief géven , om hem dien toetezenden, als ik fchrcef. Ik verzékerdc hem, dat nooit een brief van Parys den heere opperarts van linn^e os zo welkom kon zijn, en verzogt hem het niette vergéten. Dit zegt veel, want de heer rousseau fchrijft niet gaern brieven .hij leest zelfs niet eensdegcenen, die hij ontvangt. Ik vraagde hem eens, of hij een' brief van een' zeker' vriend gekrégen had, van welken ik wist, dat hij aan hem gefchréven had. Hij antwoordde, dat hij zig den naam niet herinnerde, ook nooit tijd had, om de veele duizend brieven doortelézen, die hij ontvong, veel minder, om dezelven te beantwoorden; dat hij daartoe vijf of zes fchrijvers zou moeten houden, die eenige duizend livres zouden kosten om hen te belonen , e. z. v. Dewijl men mij gezegd had, dat de heer rousseau voornémens was, een boek over de kruidkunde uittegéven, vraagde ik hem eens, of zulks waar was. Hij antwoordde: neen, en zeide,'dat het een groot onderfcheid was, leerling of leermeester te zijn; fchoon het thans een algemeen gebruik werd, dat men eerst begon met anderen te onderwijzen, eer men zelf iet leerde, wilde hij hetzelve egter niet volgen: Ik ben de leerling van den  •E N HET O O S T E Ni i-9 den heer van linn/eus, zeide hij, en Rel er mij eene eer in, het te zijn. Ik vraagde hem, wat hij van den heer adansson dagt? Hij zeide, dat deze, éven als cranzius in DuhfchJaiul, al hetgeen zij wisten, van den heer van lin.weus hadden geleerd, dat zij naderhand zijnen naam verkleind en mishandeld hadden, dat zij ondankbaar jegens hunnen meester waren, e. z. v. Voor het overige, zeide Lij, zijn veele kruidkenners in Frankrijk Linnceisten; hij noemde er eenigen in Lyon, Morttpeï/icr, c. z. v. Ik voegde er éénen in Rouan bij, dien ik kende. Ik iprak ook met hem over zijnen Emile, en zeide, dat ik veel goeds uit dat boek geleerd had; doch, dat hij mij geliefde te verfchonen, indien ik omtrent alles niet met hein van dezelfde gedagtc was; dat hij zelf mij had léren t wij leien, e. z. v. Hij zeide, dat degecn, die zelf dagt, bij hern hooger gefchat was, dan hij, die met hem dagt; dat deze wijze van opvoeding volftrekt moeilijk was, en de magt van eenen vader verëifchtc. De heer rousseau is thans getrouwd met jufvrouw le valsor, die zijne hnishoudlter is geweest, en eene ongemeene en tédere zorg voor hem gedragen heeft in zijne ziekte; hij heeft haar daarvoor willen belonen: zij is reeds wat bejaard, en is nu niet hem hier; men kan wel zien, dat hij haar om iet anders, dan om haare fehoonheid, genomen heeft; zij is vriendlijk en opregt, fchijnt daarenboven eene bijzonder tédere genegenheid voor haaren man re hebben. De heer rousseau is nu bijna 59 jaaren oud; hij is gehOrén in 1712; ik zou het niet hebben kunnen geloven, indien hij het mij niet zelf gezegd had, wijl hij er veel jeugdiger uit ziet. Hij is van eene mïddenmatige gellalte, eer klein en gedrongen, dan groot, heeft bruine L deel. I  ï5o REIZE DOOR EUROPA béteren; gelijk deze ook zelf voor eenige jaaren een voortreflijk werk, Description de F Egypte in 4 ° . heeft uitgegéven , het welk gij denklijk reeds zult kennen. De heer d'anville heeft mij het handfehrift van kouster. getoond. De titel' is: Index Geographicus Aegypti, Criticus' et Etymologicus , compledens plus qttam 500 nomina: quem primum componere incep't in Porusfia 1753, et ad finem perduxi Londini 1767. Het boek is volgens de orde van het alphabet, en meest alle de naamen zijn uit het Egiptisch of Koptisch verklaard; het fchijut een geleerd werk te zijn. De heer forster heeft ook een ander werk van Rus/and, met eene nieuwe kaait van dc YVolga, en van dc nieuwe volkplantingen, uitgcgéven, werwaard hij, in het jaar 1765, eene reis gedaan heeft. Men vind het onder de verhandelingen van het koninglijk genootfehap te Londen (24) (pj, Hij heeft ins- (24) Da lieer forster heeft, in 1^76, te Londen laten drukken ; Liber fmgularis de bysfo antiquorum, quo ex Aegyptia lingua res vestiaria antiquorum , imprimis in facro codice Hebrxorum occurrens explicatur, additie mantisfne Aegyptiacte V. (/>) Van denzelfden heer forster zijn, in 1773., in 40, te Göttingen, gedrukt EpiftoU ad jo. dav. MicnAëLis, hujus fpicilegium Geographia Hebrceorum exteree jam confirmantes, jam cafligantes, uitgegeven door — en met eene Voorrede van den heer MiciiAëLis, Hij heeft ook de Reis van den Heer p, jcalm , door Noord - Amerika; die van den Baron riedesel , door Siciliëiif» Groot-Griekenland; en die van granger naar Egipten , in het Engelsch overgezet, en, met aanteekeningen, uitgegeven. Eindelijk, heeft hij, met zijn' zoon, george forster, in de jaren 1772 - 1775., een Reis rondom de weereld gedaan, en, in het Engelsch, befehréven.  EN HET OOSTEN. 151 gelijks eene kaart van het Krimsch Tartarijen uitgegdven, doch de heer d'anville zegt, dat deze naar de zijne is gemaakt. De heer forster heeft een' vriendlijken brief gefchréven aan den heer d'anville , waarin hij hem verzoekt om eene gunftige beöordéling over zijne kaarten eu zijn werk. De heer thomas geeft thans zijn pragtig Eloge de Mare Aurele in druk, welk hij zijner koninglijke hoogheid, onzen kroonprins, opgedragen heeft. Hij is verder voornémens om binnen kort eene nieuwe uitgave van alle zijne werken in het licht te brengen (25); maar zijn heldengedicht op peter den groöten zal hij nog in geen vier jaaren vaerdig hebben, hoe vlijtig hij er ook aan arbeid, gelijk hij mij zelf gezegd heeft. Den elfden dezer maand ftierf hier een goed vriend van mij, de heer johan gustaaf forsz , koopman van Gotbenburg, tévens een kenner der fraaije wétenfehappen en kunfl.cn. Hij kwam in de vcorléden maand van Bourdeaux, om het merkwaardig Parys te zien, en meende van hier naar Duinkerke te gaan, alwaar zijn fchip met eene goede lading naar Gothenburg zeilvaerdig lag, ais de dood de dagen van dezen onzen kundigen en braaven landsman affneed. De heer abt mercier bedankt den heer wilde en u ten hoogden voor de Atlantica; hij belooft, in plaats daarvan, andere boeken aan de koninglijke boekerije te zenden met den heer österdam , eenen bekwaamen wondheeler, die naar huis reist. Hij doet nu eene reis naar (25) De nieuwe uitgave der werken van den heer thomas is , in 1773, in vier deelen in oaavo uitgekomen. Zijne gedichten hebben in het geheel geen pkuts daarin bekomen. Zijn Eloge de Mare Aurele is, in 1773, in het licht gekomen. K 4  Ï5ft RËIZE DOOR EUROPA Vlaanderen, om aldaar, de boekerijen te bezigtigen, en boeken voor zijn klooster optekopen, Hij kan u grooten dienst doen; doch ik moet thans zowel hem, als mijne overige landslieden engeleerde vrienden hier.in Parys verlaten , wijl ik, als het gode behaagt, overmorgen met den heer rudbeck van hier naar Rome denk te vertrekken. Ondertusfchen blijf ik iteeds e. z. v. TIENDE BRIEF. Lustpaleis te Fontainehleau -- Reis door Champagne Sens — Reis door Bourgogne — Dijon Akademie aldaar -— Zoutwerken bij Lons le Saumet — Bekoorlijke landsdauw omjlreeks' Geneve. Geneve, den 7den Ocfoher, 1770. ot hiertoe heb ik u, voornaamlijk in mijnen laatften langen brief van den i^den laatstleden, met Parijsch nieuws vermoeid. Nu zal ik u gedurige afwisfelingen geven, want ik zal mijne reizen en togten befchrijven. Den iöden feptember vertrok ik van Parys. Hoe veel het mij kostte, mij van mijne vrienden aldaar aftefchciden, zal ik met ftilzwijgen voorbijgaan, want zulke afwisfelingen behagen mij altoos het minfte. Te Fontainehleau bezigtigde ik andermaal het flot; men .was nu juist bezig met hetzelve in orde en gereedheid te maken voor  EN HET OOSTE N. 153 het koniuglijk hof, dat men eerstdaags daar vcrwagtte. De vertrekken van den vorigen Dauphin werden voor de Dauphine klaar gemaakt. Men kan met ïvgt zeggen, dat de koninglijke vertrekken te Foniainebkau veel kostbaarer gemeubileerd zijn, dan op eenig ander lustpaleis; zij overtreffen Ferfailles. In de vertrekken des konings en der koninginne ziet men niets dan goud, de wanden en zolderingen fchijncn zeer fterk daarmede belegd te zijn. Ia de Galerie des cerfs, dus genoemd naar de hertshoornen, die men van de herten, welken lodewijk XIV. en lodewijk XV. gefchoten hebben, overal aan de wanden vastgeklonken heeft, heeft men nu een'.nieuwen trap gemaakt, waarméde men naar de Galerie de Dlan.e opklimt; .deze trap is digt bij het venster,bij hetwelke monaldeschi vermoord werd. Doch het is onwaar, hetgeen .veelen voorgéven, dat de fteen, waarop de daad gefchiedde, nog getoond word. Ik bezag de plaats zowel in 1768, eer de trap gemaakt werd, als tégenwoordig,en heb bovendien de oudfte Heden bij het flot zeer nauwkeurig ondervraagd, zonder dat iemand zulk eenen deen zeide gezien te hebben. Maar in het venster heeft men om hoog met een i'eherp ijzer in dc kalk monaldeschi gefchréven , hetwelk vrij oud fehijnt te zijn; en veel laager daar onder daat ■ niet éven zulke ouderwetfche letters: .Da/wls, ik weet niet waarom. Deze aanmerking kan dienen, om den misdag van hubner, cn wat meer is, le voyage pittoresque des environs de Paris par Mr. d'ar.gemville , te verbéteren. Van Sens in Champagne, eene fraaigelégen ftad, ver.dient aangemerkt te worden, dat het land daar omheen K5  154 REIZE DOOR EUROPA door de inwoners nog la Gauk genoemd word: Sens word als de hoofdftad daar van aangezien. Auxerre is eene ftad, 40 Franfche mijlen van Parys, aan de grenzen van Bourgogne. Het overgroote beeld van St. christoffel in de domkerk aldaar is, een jaar geléden, afgeworpen , om réden, dat veel meer menfchen dervvaard kwamen, om het beeld te zien, dan om god te dienen. Wij zagen de plaats, welke het bij eenen pilaar had gehad ; het heeft de hoogte van 51, en de breedte van 17 voet, en tot een' ftok een' grooten boom in de hand gehad. Het was van talkflee^i, dien men zédert tot het bouwen gebruikt heeft; het was een gevaarte, om er 200 karren méde te bevragten. De St. christoffel in de kerk notre damt te Parys, is ongelooflijk groot, en word van alle reizigers bewonderd, doch hij komt in geen vergclijkinge bij dezen. Deze heilig, zegt men, heeft den heiland op zijnen rug door de Roode zee gedragen, waarvan eertijds , op dien te Parys, een opfchrift ftond in zulk voortreflijk latijn, als eenig monnik ooit gemaakt heeft; doch men heeft het nu weggenomen: indien ik mij wél herinner, luid het, in rijm, aldus: O magne C'arisiophore, qui portajli jfefu Chrijle, per mare rubrum, et non franxisti erttrum, fed hoe non est mirum, quia tu es magnum virtm. Maar het zal béter zijn, dat ik zulk heilig latijn, en zulk eenen wanftaltigen heilig laat varen, en liever fpreek van den veldheer, graave sparre , ridder en kommandeur van St. Louis, die éven buiten de ftad woont, en voor weinig tijds een fraai landhuis met een' pragtigen tuin heeft laten bouwen: hij is een zeer vrïendlijk heer, en »ind thans in den ouderdom zijn vermaak in zijne fchoi>-  EN HET OOSTEN. 155 ne boekverzameling, welke uit eenige duizend banden beftaat. Hij is de vader van den Marechal de camp, graave sparre, overden bij het regiment Royal Suedois. Sombernon, een dorp met eene kerk, 5 mijlen voor dat men te Dijon komt, is merkwaardig wégensdcszelfshoogc ligging. Het is de hoogde plaats in Bourgogne, éh , misfehien, in gansch Frankrijk, wanneer men evenwel de bergen in Franche Cö'mté uitzondert. Want bij Sombernon ontfpringen twee vloeden, waarvan de eene in de Middenlandlciie zee cn de andere in den Oceaan droomt; namelijk de Louche, die zig in de Saone ontlast, welke zig vervolgens met de Rhone verenigt, en zo in de Middenlandi'che zee dort; en de Cousp'n, die in de Tonne, en deze in de Seine loopt, welke bij Havre haare uitwatering in den Oceaan heeft. Dijon is eene fraaije dad; ik zogt aldaar vergeefs tefpréken den bekenden cn geleerden voorzitter in het parlement, de brosses, die, behalven andere werken, het fchoone boek , le Mecanisme des langues uitgegeven heeft, waarvan ik voor lang reeds meen gefchréven te hebben ; (*) hij was nu buiten. Ik gaf dcrhalven een bezoek aan den heer maret , DoEleur en medecine fécrétaire perpetuel de P Academie des fciences belles lettres a Dijon, die mij van den daat der geleerdheid aldaar berigt gaf. Hij verhaalde mij verfcheiden omdandigheden, waarom de verhandeling van den heer j, J. rousseau, die met zo veel wélfprékendheid gefchréven is, gekroond was geworden. De Akademie heeft nu een begin gemaakt met het uitgéven haarer verhandelingen. Het eerde deel kwam [(♦) Zie bov, bl. 25.]  156 R E I Z E DOOR EUROPA voorleden jaar uit onder den titel: Memoires de f Academie de Dijon , torn. j>rem. a Dijon , MDCCLXIX. in 80. , en is aan den prins van condc , befchcrmer der Akademie , opgedragen (26.) Men volgt ftrikt hetzelfde plan, dat bij de Memoires de /' Academie des Sciences waargenomen word, zodat elk boekdeel twee deelen bevat, het eene onder den naam vm\-Hij?oire de F Academie, en het andere behelst Memoires. Dit eerde deel bevat veele zeer aangenaame dukken van de gefchiednis der wétenfehappen in Bourgogne, zédert den tijd, dat de geleerdheid en fraaije kunsten in het midden der 15de eeuw-ten twcedemaalc over de Alphen kwamen, tot opi de tégenwoordige tijden; in korte aanmerkingen op elke zijde worden de voornaamdc en geagtde geleerden genoemd, e. z. v. De prijs, dien de Akademie uitdeelt, is eene ftigting. van den heer hector bernhard póuffier , Doyen du parlement de Dijon. Het is een gedenkpenning, vertonende op de eene zijde het wapen van den heer pouffier met het omfchrift: hect. ber. pouffier ,. Senat. Divion. Primicer. Op de andere zijde is eene miner va , rustende met de linke hand op haar fehild, terwijl zij in de regte hand drie kroonen houd; ééne van olijftakken, het zinnebeeld der wétenfehappen, die liefde tot vréde inboezemen, zo als de zédeleer, e. z. v.; de tweede van eikenloof, corona civica, -welken denzulken behoort, die de artzeuij-en natuurkunde oefenen, wier (26) Het 2de deel der Memoires de f'Academie de Dijon is in 1775 uitgekomen. De natuurkunde en de aatuurlijke historie zijn de voornaamfte onderwerpen van onderzoeking en behandf-' ling van dit geleerd genootfehap.  EN HET OOSTEN. Ï57 doeleinde de redding der médeburgers is; de derde van lauwrier, als de gewoone der gccnen, die in de fraaije kunsten uitmunten. Aan de voeten van miner va is eén uurglas, een fpiegel, en Haf van eskulaap met (langen omüingerd, om andermaal de natuurkunde, de zédclcer en de artzenijkunde te betékenen ,• bet omfchrift is het vaers van horatius : Certat tergeminis tollere honoribus. Op bladzijde XXVII. word van den heer rousseau gezegd: Leprix, que I Academie adjugea a Mr. Rousfeau de Geneve, donna Hé» a beaucoup de critiques. Maïs f? la couronne qui fut décernée a eet auteur trop infortuné, a pu faire croire que ï Academie entiere s'étoit laisfé féduire par Tèhquence de ce dangereux écrivain, tous les gens hnpartiaux, qui connoisfent la conflitution de cette compagnie , en penferent bien diffèremment. II est a prefuiner, que ceux, qui liront cette histoire, ne fe permettront pas de rejetter Ie blame de ce jugement fur l'Academie entiere , ei? n'auront pas linjustice de reprocker encore aujourd'hui cette espece d'erreur a une focieté, qui ce moment ci ve compte parmi fes membres aucun de ceux, qui concoururent par leur fuftfrage; a couronner Mr. Rousfeau. [ dat is: De prijs, dien de Akademie aan den heer rousseau van G^wer? toewees , gaf gelégenheid tot veel bedillens. Maar, indien cle kroon, voor dezen zo rampfpoedigen fchiijver beitemd, heeft kunnen doen geloven , dat de ganfche Akademie-zig door de wélfprékendheid van dien gevaarlijkenfchrijverhad laten misleiden, dagten egter alle onpartijdige lieden, welken de gefteldheid van dit genootfehap bekend is , zeer onderfcheiden daar over. Het is niet denklijk, dat de gèenen, die deze gefchiednis zullen lézen, de nafpraak van dit gewijsde op dc ganfche  15» REIZE DOOR EUROPA Akademie zullen willen werpen, of zo onbillijk zijn , van nog héden ten dage deze foort van dwaling aan een genootfehap te verwijten, welk op ditoogenblik onder ueszelfs Iéder, niemand telt der geenen, die tot de kroning van den heer rousseau hunne ftem gegéven hebben. ] Het historisch deel van dit boekdeel is, behalven de opdragt eu voorréde, 150 bladzijden, cn de verhandelingen 447, zonder het register en de koperen plaaten, névens 12 groote tafelen van de kwaadaartige koortzen met uitflag, zijnde, waarnémingen van den heerMARET. Thans is het tweede deel op de pers. Op deze wijs begint Dijon zig in naam tc brengen; en wat kan men niet vcrwagteu van dc geboorteplaats van zulke lieden, als bossuet , SALMA3IUS, crebillon, rameau, DE LA curne DE SALVfE-falayes , de buffon , piron, mCVrOUW de Sevignes, cn anderen Qq). Het is nog niet lang geléden , dat men hier een pragtig metaalen ltandbeeld van i.odewijk XIV. te paerd heeft opgerigt. Men reist fchier nergens in Frankrijk, of men vind voortrefiijkc gedenktekens van dien grooten koning, en geftadige blijken van de hoogagting, welke de natie voor hem heeft. Lion Is Saunier, ook wel Lons le Sannier genoemd, is eene matige Üad in Franche Comté, 90 mijlen van Parys , doch zij is beroemd wégens het goede en witte zout, dat aldaar van een water gemaakt word, dat men door kunstwerken uit de putten ophaalt. Als het water eerst Q) Hier bij behoort vooral de doorgeleerde Voorzitter des Parlement? joijan bouhier, bekend door zijne Bijfertations fur Herodote, a Dijon, 1746. \to; zijne aanteekeningen op cicero; en andere geleerde werken.  EN HET OOSTEN. 159 vit de putten komt, is het niet zeer zoutagtig, maar daarna word het driemaal in langwerpige daartoe gefchikte gebouwen op eene bijzondere wijze overgehaald en doorgekleinsd , zodat al het onzuivere en aardagtigc in het water zig aan doornbosfen zet, die daartoe gelegd zijn, en het water word telkens zouter; als dan word het in groote vierkanten koperen kétels geleid, om tot zout gekookt te worden, dat men vervolgens, als het koud geworden is, de gedaante van ronde brooden geeft; men noemt het ook un pain de fel, het weegt 2 en een half pond , en kost daar ter plaatze iet minder dan 7 Franfche/è«j. Een gedeelte van Franfche Comté en van Zwitzerland bekomt ran hier zijn zout. Zie het nafchrift aan het einde van dezen brief. De vermaarde berg Jura, waarvan men reeds ten tijde van julius caesar gewag gemaakt vind, is zeer hoog. Wij bragten een' ganfehen dag door, om denzelven open ,af- te rijden, alleen in eene regte lijne dwars er over; de lengte inlégendcel begint bij de Rhone, 6 mijlen benéden Geneve, en loopt eensftreeks tot aan den Rijn bij Bazel. Als men op den berg is, ontdekt men de Alpen, met derzelver fneeuw- en ijskruinen; zij fchijnen geheel nabij te wézen, daar zij nogthans omtrent 30 mijlen van daar Tiggen. Het was den 3often feptember, en évenwei plukten wij op den berg aardbéziën, die laat tot rijpheid waren gekomen, en te zelfden tijde zagen wij fneeuw op de Alpen: eene verfcheidenheid voor de oogen en den fmaak, die ons zeer zonderling voorkwam. De ltigt was op den berg vrij koel, fchoon het benéden zo warm was, dat men zweette. Als men van den berg Jura afkomt, krijgt men het  ifJo REIZE DOOR.EUR OPA fchoone lartd Gex, bedekt met boomen en wijngaarden, in het gezigt. Plet ganfche land tusfehen den berg Jura op de ééne, en de bergen Salev en Sion op de andere zijde , kan men vergelijken bij een groot en bekoorlijk dal; zo dat dit dal het landfchap Gex, behorende aan Frankrijk, het gemeenebest Geneve, een gedeelte van Zwitzerland , een ftuk van Savoye, en het meir van Geneve, of Leman, bevat; zo zonderling is het eene land in het andere ingevlogten. Als men in dit dal den regten weg reist, is men dan in Zwitzerland, nu weêr in Frankrijk, dan heeft men weêr een ftuk van Zwitzerland, waaruit mén weêr in Frankrijk komt , dan een endwegs in het gebied van Geneve , en weêr in • Frankrijk, daarop weêr in een gedeelte van het Geneefsch gebied, e. z. v., tot dat men Geneve vrij nabij begint te komen; naderhand zijn op de andere zijde van Geneve weêr zékere gedeelten onder Savoye en Geneve op dezelfde wijze in elkander geflingerd. Men zou geloven, -dat dit veele ongerégeldheden in de regéringe moest veroorzaaken, cn dat de ondeugd toomloos onder de befchertning van eene andere regéring, die zo fpoedig te bereiken is, de ftraf zou kunnen ontwijken; doch dit gebeurt zo zeldzaam, dat men er nauwlijks een eenig voorbeeld van heeft. Ik eindig hier: bij eene volgende reis van den heer van- volt air» en van Geneve. Dit zal genoeg zijn tot een bewijs, dat ik u op mijne reize niet vergéten, en in Bourgogne op uwe gezondheid ménigmaal den besten wijn gedronken heb, dien men daar kan vinden, om u blijken van de trouwe der vriendichap te 'géven, e. z. v. Na-  EN HET OOSTEN. 161 Nafchrift. De oploop, die den iSden augustus te Lom le Sauriër was, wegens de duurte van het koorn en brood, is u uit de nieuwstijdingen bekend: ver-» icheiden burgers zitten thans te Befaneon nog in de gevangenisfe, alwaar deze zaak door het parlement onderzogt word. — Eene zékere maat tarw, wégende 28 of 29 pond,kostte, in julij en augustus laatstleden, 6 tot 7 livres, en het tarwenbrood 6 fous het pond, daar dezelfde maat voor vijf jaaren één en een halve livre, en een pond brood één en een halve fous kostte; zédert is de prijs allengs geftégen , zodat voorléden jaar de penal 3 livres, en het pond brood 3 fous gold. Men geeft voor, dat de koornkopers met elkander daartoe aanleiding gegéven heb* ben; want in Frankrijk is geen misgewas geweest; en daarom wil het gemeen zig aan de koornfehaeheraars wreken. Men heeft ook zo veel gewonnen „ dat c'e prijs gedaald is, en de maat thaifs 4 of 5 ti» vrerf en het brood 4 of 5 fous het pond kost, daar het ondertusfehen in Parys niet meer dan 3 en 4 fous kost, hetwelk men daar reeds vrij duur noemt» want gemeenlijk is dc prijs 2 fous. I. DEEL.  162 REIZE DOOR EUROPA ELFDE BRIEF. Van den heer van Voltaire. Genese, den loden oStoher, 1770. ""^^"fjLGENS mijne beloften volgen er nu nieuwsberigteri van den ouden en bedaagden heer van voltaire.— Ik kwam den iften dezer te Geneve aan, en nadat ik, den ac|in, de ftad en de boekerij bczigtigd had, was er voor mij niets van grooter belang, dan dezen beroemden man te zien. Ik begaf mij derhalven, den 3den, naar Ferney, iet meer dan eene mijl van Geneve gelégen, in hoope van aldaar tévens den heer d'alembërt te ontmoeten, die thans bij den heer van voltaire was; maar het ongeluk wilde, dat hij bij mijne aankomst met mevrouwe denys, zustersdogter van den heer van voltamie , uitgcréden was. Ik ging évemvel op het kasteel, cn liet mij bij den heer van voltaire aanmelden. Hij liet mij zeggen, dat hij onpaslijk was, cn mij tévens, in dc hitte, die wij hadden, ververfchingen aanbieden , inzonderheid firop de capillaire , die hier zeer in gebruik is. Ik antwoordde, ttat alle zoet mij bitter zou zijn, indien ik de eer niet had, den heer van voltaire te zien, wiens gezigt mij aangenaamer dan de hecrlijkfte geregtcn zou zijn: dit verzogt ik den bedienden, aan den heer van voltaire te zeggen. Hij nam deze vrijheid wél op, hij zond mij zijnen geheimfchrijver, den heer vanniere, om mij gczelfchap te houden, cn ik bejiandigde hem den brief van  EN HET OOSTEN. 163 ■den heer d'alembert , dien hij den heer-van voltaire ter hand Heides. Eindelijk kwam de heer van voltaire -in de zaale, waarin wij ons bevonden, en vraagde vef'fchonmg, dat hij mij zolang had laten wagten, zeide, dat hij de koorts had, e. z. v. Ik verzogt insgelijks vergifnis h dat ik zo vrijpostig was geweest, hem lastig te vallen; mijn vierig Verlangen, om de eer te hebben, hem, die zulk eenen hoogen rang in het rijk der geleerden heeft* te zien , was zo groot geweest, e. z. v. Hij beantwoordde mij met dezelfde beleifdheden; en, nadat wij eene wijle bij elkander waren geweest, vraagde hij mij» of ik met hem in den tuin wilde gaan wandelen. Al gaande fpraken wij van allerlei zaaken, van koning karel XII., van den Czaar peter, van den Rusfifchen oorlog, van haare majelteit > de koningin van Zweeden, hij zeide: Elle in'honore de fa protection &c. [Zij vereert mij met haare befeherming, e. z. v.] Ik nam hiervan gelégenheid, om op de aanfpraak te komen, die Zweedfche reizigers kunnen maken, om den heer van voltaire te zien; hoe weinigen er waren, die dit voorregt gehad hadden, en hoe zeer ik het den heere d'alembert te danken had, die mij het geluk verfchaft had, zulk een" groot' man te zien. De heer van voltaire zeide: de heer d'alembert is een groot man, maar ik ben niet meer dan eene fchaduw; de heer rudbeck, die altijd in mijn gezelfchap was, antwoordde hierop: ce rfapartient, quaux grands hemmes, dfaprècier leurs femhlables, [het past alléén den grooten mannen, huns gelijken te fchatten.] De heer van voltaire zeide hem hierover zo veele beleefdheden, in zulke uitdrukkingen, die mij zo zeer betroffen, dat ik ze hier met ftilzwijgen moet voorbijgaan. La  i64 RE1ZE DOOR EUROPA De heer rudbeck zeide eenige vaerzen op uit de Henriade;en dit behaagde den heer van voltaire ongelooflijk wél, hij zeide eindelijk: Vwt ferés wie resfourcepour votre patrie. [Gij zult een fteunzel voor uw vaderland zijn.] Ik antwoordde, dat het apollo's gaave was waartezeggeu, en dat ik wenfchte, dat hij ook ditmaal in zijne voorfpellinge niet mogte feilen. Ik prees den goeden fmaak, die in zijnen tuin en op zijn lusthuis heerschte; hij zeide: ceft ma peiite retraite. Ik zeide, dat het ons zo vreemd voorkwam, de fneeuw op de Alpen te zien, en tusfehen bloemperken te wandelen : Ja, zëide hij, als wij hier druiven lézen, zien wij eene eeuwige fneeuw, die, hoe nabij zij fchijnt te wézen, nogthans meer dan 20 mijlen van ons is. Hij verheugde zig ongemeen over de zége, die de Rusfen behaald hebben; de keizerin van Rusland fchrijft hem lange eigenhandige brieven, en dat zeer dikwijls, fchier alle weeken. Hij had nog onlangs een' zeer guniligen brief van haar gekrégen, waarin zij zegt, dat zij geen vermaak in den oorlog vind, dat zij egter , nu die eenmaal begonnen is, het krijgsgeluk zo ver wil voordzetten, als zij kan,c. z. v.,dat het haar een vermaak zal zijn, wanneer haare regéring zo gefield is, dat dezelve aan wijsgeeren, inzonderheid aan zulk eenen grootcn, als de heer van voltaire is, kan gevallen, en dergelijkcn. Wij fpraken lang te zamen over verfcheiden ftoflen. PjS die te voren de koorts wilde hebben, vergat ze nu zo, dat hij twee of drie uuren met ons in den tuin ging wandelen. Toen het tégen den avond koel begon te worden, verzogt ik hem, zijne gezondheid te willen in agt némen, en naar binnen te gaan. Hij toonde ons naderhand zijn vertrek, zijne fludeerkamer en bockverza-  EN HET OOSTEN. ï6$ meling, die uit 6 of 7 duizend boekdeelen beftaat. Men vind er boeken in, die men nauwlijks verwagten zou daar in te zijn, inzonderheid houd men ze in de godgeleerdheid en de gefchiedkurtde voor vollédig. De heer van voltaire bewees mij de zeldzaame eer, zig in mijn Hamboek te fchrijven, en wel op dezelfde zijde, waar de heer d'alembert zig ingetékend had. Toen ik affcheid nam, verzékerde ik hem, dat deze onvergelijklijke dag nimmer uit mijne geheugnis zou gaan, doch dat het aan hem zeiven zou liggen , of die zijns gelijk zou hebben, wanneer hij ons vergemde, dat wij hem, bij onze terugkomst uit Itaïïèn, andermaal een bezoek gaven. Hij zeide: Tres volontiers; mais je ne ferai plus [Zeer gaerne; maar ik zal er niet meer wezen]. Naderhand bezigtigde ik, met den heer rudbeck, de kerk, welke de heer van voltaire bij zijn kasteel heeft laten bouwen. Van buiten in den muur van de kerk heeft hij zijn graf, in de gedaante van eene fpitstoelopende zuil, laten metzelen; het is regt tégenover de deur van het kasteel, zo dat hij het kan zien, zo dikwijls als hij de deur uitgaat. De kerk is eenvoudig, doch fraai; op het altaar Haat een kleine gekruiste Christus,daar naast, méde op het altaar, het beeld des verlossers van metaal, lévensgrootte, tonende zijne open zijde; maar de befchermheilig, of patroon, van het kerspel is in eenen hoek bij de deur geplaatst. Aan den voorgével, bij de groote kerkdeur, Haat: Deo erexit Voltaire. MDCCLXI. Het kasteel Ferney , of, gelijk men het ook fchrijft, Fernex, werd in 1759 gebouwd;, en wel zo fchielijk, dat men om Paafchen daarméde begon, en te St. Jan hetzelve reeds vaerdig was. Het ligt in het landfehap Cex, dat onder Frankrijk bcL 3  i66 REIZE DOOR EUROPA hoort. Te voren woonde hij op Delices, digt vóór de poort van Geneve; maar dewijl hij hier fchouwfpélen vertoonde , hetwelk met de wetten van Geneve ftrijd, en de republiek het hem wilde beletten, verkogt hij Delices, dat thans door den heer tronchin word bewoond, heef van den fchrijver der Lettres de la campagne. Vervolgens zagen wij de nieuwe gebouwen , welken de heer van voltaire voor de misnoegden in Geneve heeft laten bouwen. Het zijn veele fraaije en groote huizen, omtrent 40 in getal ; vóór één van dezelven ftond: Manufacture de Mantres a Ferney , alwaar, nasimen ons berigtte, wel 100 horlogicmakers werken. Men is thans bézig met het bouwen van een zeer fraai huis voor den fchrijver van den heer van voltaire , den heer vanniere , die een Zwitzer van geboorte is. Daar hoort egter nog wat toe, eer men het eene nieuwe ftad kan noemen. Het begin is ohdertusfchen fraai, en overtreft den aanleg van den koning van Frankrijk, insgelijks voor de Geneefsche vlugtlingcn, welke Ferfoixhcet, bij een dorp van dien naam, omtrent twee mijlen van Geneve, in het landfehap Gex. Gij zult misfchien begérig zijn te wéten, hoe de heer van voltaire eruitziet. Elk zegt, dat hij lélijk is. Maar ik zeg: hij is eenigzins lang, zeer rank, mager en vrij bleek, heeft een hoog voorhoofd met veele en groote rimpels, groote zwarte oogen, eenen grooten en tamelijk wijden mond, een' grooten neus, eene groote kin, en wat zou niet groot zijn aan hem ? Hij heeft een fpotagtig gelaat; als hij lacht, trekt hij zijnen wijden mond te zamen, ziet er alsdan wél uit, en gelijkt een' zékeren geestlijken in Zweeden, dien ik niet durf noemen, wijl deze  EN HET O O S T E N. 167 eerwaardige man vcelligt er' niet béter mee gediend zou zijn, den heer van voltaire , dan deze , eenen geestlijken , te gelijken. Hij gaat wat gebukt, doch doet wijde fchreeden. Hij heeft een fterk gezigt , gebruikt nooit brillen, fchoon hij thans in zijn 77»e jaar is, en is geboren den 2often februarij 1694. Ik was verwonderd, dat hij met zulk eene lugtigc hand, zo wél, cn dat zonder bril fchreef. Hij werkt en fchrijft geftadig, dikwijls ganfche nagten. Als hij te bed ligt, en hem iet invalt, belt hij den fchrijver op, welk uur van den nagt het ook mag wézen, en deze moet dan fchrijven hetgeen de heer van voltaire hem opgeeft. De fchrijver heelt zijne flaapplaats boven op de boekerij, en moet ftceds bij de' hand zijn. Zijn meeste werk is in het net fchrijven. De heer van voltaire is in gezelfchappcn zeer aangenaam, ongemeen beleefd, een volmaakt hoveling; maar zodra hem iet in de gedagten komt, het zij aan de tafel of in gezelfchap, gaat hij naar zijne kamer, en fchrijft het op, en dan komt hij geheel vrolijk wéder. Zomwijlen, gelijk men mij gezegd heeft, is hij in zulke goede luimen niet. Hij fpeek dikwijls op het fchaakbord, inzonderheid met den exjefuit, vader adam , die bij hem is, en het opzigt over al zijne goederen en bezittingen heeft. De heer van voltaire Helde hem eens zijnen vrienden voor, cn zeide: Voilh k pere adam , mais ce ft est pas le premier homme du monde! [Zie daar den vader adam, maar het is niet de eerfte man der waereld!]. De heer van voltaire heeft, behalven Feruey en het daaronderhorend kerspel van dien naam, nog een ander kasteel , dat Toumay heet; en dus is hij Seigneur de Feruey & Tournay; onder het laatfte behoren insgelijks eenige L 4  lóS REIZE DOOR EUROPA dorpen in de kerspels Brigny en Chambaify. Van alle deze goederen trekt hij jaarlijks omtrent 10 duizend livres inkomftcn ; daarenboven heeft hij kapitaalen aan geld; Zodat hij in alles omtrent 50 duizend livres jaarlijkfche inkomften heeft. Zijne zustcrsdogter., mevrouw denys , zal alles erven. Zij is eene vriendlijke vrouw, van Veel Vcrftand, eene weduwe, en eenigzins bejaard. Wij ontmoetten haar met den heer d'alembert op onze terugreis : zij wilde, dat wij weêr te rug zouden kéren, om van het goed onthaal, dat zij ons doen wilde, gebruik te maken; doch ik verfchoonde mij, en verzekerde, dat ik nooit zo wél ontvangen was , als door de bijzonder goede onthaling van haaren oom. Nu ook nog een paar woorden van de nieuwfte werken Van den heer van voltaire. Eenigen zal ik in mijnen laatften brief van Parys genoemd hebben, dus vergenoeg ik mij met twee zonderlinge fchriften , die onlangs uitgekomen zijn. liet ééne heet Dieu; het is eene wéderlegKng van het gruwlijkboek, le Syftemedela Nature, dat, te gelijk met zes anderen, te Parys verboden werd; men meent, dat de heer diderot de fchrijver daarvan is. De heer van voltaire heeft in het gemelde gefchrift dit atheïstisch leerftelzel weêrlegd, doch, naar 't mij voorkomt, zegt hij hier niets nieuws. Maar het andere is bijzonder merkwaardig; het heeft den titel: Histoire abrégée des religions du Monde, ou Analyfe de VEncyclopédie de voltaire. a Geneve 1770. twee deelen, het eene van 64, het andere van 76 bladzijden in 8vo. Het is ongemeen wél, treilend cn fraai gefchréven. blij begint met den natuurlijken godsdienst, en dan gaat hij over tot de afgoderij. Hij onderzoekt, of ooit een dadelijk afgq.  EN HET OOSTEN. 169 difdie godsdienst plaats gehad heeft, het welk hij nauwlijks wil toeftaan. Daarop fpreekt hij van den joodfchen godsdienst. In het tweede deel handelt hij over de waarheid en godlijkheid van den christlijken godsdienst, en wel op eene wijze, als het gewis niemand van den heer van voltaire zou verwagt hebben. Hij toont de noodzaaklijkbeid en volkomenheid aan van den christlijken godsdienst, hoe verre alle andere godsdiensten benéden denzelven zijn, en dat in eene ongemeene zinrijke beknoptheid. Hij lost verfcheiden tegenwerpingen op, e. z. v. Gij moet dit boek bij ons invoeren. Lees het fpoedig, en oordeel, of ik gelijk heb. Vooraan vind men eene fchetze van de ganfche muselmanfche gefchiednis , alsméde het léven, de veroveringen der voornaamfte kalifen, e. z. v. Doch ik moet het overige van mijn papier beftéden om van eenen gedenkpenning tc fpréken, die men voorléden jaar op den heer van voltaire geflagen heeft; hij is zeer zeldzaam, nademaal er nauwiijks meer, dan 8 ituks, van voor handen zijn. Op de eene zijde ziet men het borstbeeld van den heer van voltaire, dat hem tamelijk wél gelijkt, rondom ftaat: // ote aux naiions le bandeau de Terreur, een vaers uit de Henriade. Op de andere zijde is een altaar, waarop de zinnebeelden van het heldendicht, der toneelfpélcn e. z. v., als trompetten , helm, zwaerd , fpeeltuigen, masken, en dergelijken , liggen; op het altaar ftaat het opfchrift: Senerisf. pritmpt. Car. Theod. Electori Palatino offerebat G. C. Wtchter Jun. MDCCLXIX. Daar onder Itaat: Voltaire nè le XX. fevr. MDCXCIV. Doch het vaers mishaagde zowel aan de geestlijken, als aan den keurTorst, die et ook zijn' naam niet op wilde hebben; om L 5  sro R E I Z E DOOR EUROPA die réden zijn er ook zo weinigen met dit opfehiïft ge. flagen. Van dit jaar heeft men een' anderen geilagen, die den heer van voltaire zeer wél gelijkt, het boven' gemelde vaers , zowel als het opfchrift, is er afgelaten: in plaats van het eerfte is alleen een krans, en op het altaar heeft men de plaats van het laatfte vervuld met de woorden: Tiré d'après nature au chateau de Feruey. C C. IFechter. Gravé MDCCLXX. Ik zag deze gedenkpenningen bij den heer kieu te Geneve, die ook de volkomenfte verzameling heeft van het geene de heer van voltaire, het zij klein of groot, gefchréven heeft. De fchrijver heeft zelf niet alles. Bij hem zag ik ook de gefchréven aanmerkingen van den heer van voltaire in de boeken van rousseau, inzonderheid op des laatstgemelden antwoord aan den aardsbisfehop van Parys, den heer beaumont , en op het Contract Sociah De heer van voltaire heeft op den kant gefchréven, en er alomme het fcherpfte zout op geitrooid. Van één zijner fchriften, dat geheel tégen den heer rousseau L;, wil ik niet fpréken, want het is vol grofheden. Het is als aanmerkingen , op den brief van den heer van voltaire aan den heer hume , gefchréven, onder den fchijn, als of de misdagen van den heer va* voltaire , in den gemelden brief, overal fcherplijk beoordeeld zouden worden ; ondertusfehen is de heer van voltaire zelf de fchrijver , des tc ftékender zijn ook de aanmerkingen. Doch genoeg voor deze reis van voltaire.  E N HET O O S T E N- T7t TWAALFDE BRIEF. Onderwijs der Jeugd in het kollégie te Geneve — Akademie — Boekerij. — Van de heeren Bonnet, Ds Luc, en andere Geneeffche geleerden. Geneve, den ziften october, 1770. !!_VtoGELijK verwagt gij nu eene uitvoerige befchrijving van Geneve; maar een fraaije brief, welke mij voordaat, weleer in uwen Zweedfcben Merkuur gelézen tc hebben, gelijk ook andere gedrukte befchrijvingen, fparen mij deze moeite. Even zo min zal ik mij inlaten in de burgerlijke onlusten, welken het gemeenebcst in deze laatfte jaaren beroerd hebben; dit zou verre buiten mijn oogmerk gaan. Ik zou mijnen brief alleen met eene ménigte naamen van partijen in Geneve moeten vullen, als les Grimauds, dus heet de tégenpartij der overheid, die ten deele uit de ftad verdréven is, ten deele uit eigen beWéging, het zij naar Ferney, of naar Verfoix, dc wijk genomen heeft; egter héten de voornaamfte burgers van deze partij, in een ander opzigt, les Repréfentans; daarentégen de partij der burgers, die het met de overheid houden, lesNégatifs. Men heeft zo veele fchriften en berigten hiervan, behalven hetgeene in de tijdingen gedaan heeft, dat ik, wijl ik mij voorgefteld heb, niets anders dan nieuws  172 REIZE DOOR EUROPA. tc fchrijven, dit alles voorbij moet gaan. Thans is meest alles ftU, en elk vleit zig met eene gewenschte rust; nogthans houd de burgerij nog wagt, en doet ronden, behalven de gewoone bezetting. Er ligt nog een verborgen vuur onder de gloeijende asch, en veelligt berst de vlam eens uit. Ik heb eene ongemeene verbittering befpeurd, die zig in de gefprekken ras ontdekt, fchoon het hier volftrekt verboden is, van dc regCring en van partijfchappen te fpréken; want dit vermeerdert veeleer het wantrouwen in eene republiek, daar men niet gewend is,te zwijgen,gelijk te Venetië, dan dat het hetzelve vermindert. Ik verlaat derhalven deze Holle, om van eene andere te fpréken, die béter in mijn'fmaak valt, ik meen den ftaat der geleerdheid te Geneve. In het algemeen moet ik zeggen,dat noch de ftad, noch de Univerfiteit niet beantwoord aan den grooten naam, dien zij hebben. Ik had mij een grooter denkbeeld van de laatfte gemaakt, dan ik thans bevinde, dat zij verdient; ik wil niet geloven, dat het daarvan komt, wijl ik onmiddellijk van Parys naar Geneve kom; want ik heb verfcheiden anderen, die tc voren in kleine ftéden gewoond hadden, op dezelfde wijze horen oordélen. De gemaakte fchikkingen tot het onderwijs zijn hier in het algemeen op een' goeden voet: de jeugd word, éven als tc Parys, door beloningen aangemoedigd en, wat meer is, men deelt hier beloningen uit voor de godvrugt, die menprixpour lapiété noemt, zodat men hier kan zeggen: piet as ad omnia utilis. Dit ftaat ook tot eene zinfpreuk op de zilveren gedenkpenningen, welken de jeugd daarvoor krijgt. Men zou denken, dat dit eerder baatzugtige huichelaars zou voordbrengen, dan iets goeds in 't hart planten; maar, wanneer men weet,  EN TI E T O O S T E N. 175 dat deze prijzen uitgedeeld worden aan de geenen, die de beste vordering in den catechismus en in de waarheden van het christendom gemaakt hebben, kan men niets anders zeggen, dan dat de beloning den regten naam niet heeft; béter noemde men ze prix de catechhme ou des connoisfances de la religion. De overige beloningen worden genoemd prix pour les (alens, ou pour férudition, en in alle de klasfen van het kollégie, of gymnafic, uitgedeeld. Daar zijn négen klasfen. Eerst komt men in de négende klasfe, la clasfe de lecture, alwaar kinderen van vijf of zes jaaren grondig léren lézen. De agtfte is la clasfe d' écriture, daar men leert fchrijven. In deze beide klasfen word de prijs uitgedeeld aan dengeenen, die dc grootfte vordering maakt, namelijk in de eerfte klasfe, aan hem, die het vacrdigfte leest; in de tweede, aan dien, die de beste letters fchrijft, waarbij op niets anders, dan op eene fraaije hand gezien word. Calincs , van wien de republiek het grootfte gedeelte haarer wetten heeft, wilde hier door de diepe woestheid en onkunde verdrijven, in welken men toen gezonken was, als men nauwlijks iemand vond, die wél kon lézen en fchrijven. De zévende is la clasfe d'ortograpke, alwaar men leert fchrijven, en de woorden behoorlijk fpellen; de zesde la clasfe de grammatique, daar men de Latijnfche taal aanvangt; in de vijfde gaat men verder met het Latijn in piuedrus voord, en begint het Grieksch; in de vierde leest men cornelius nepos, de herfcheppingen van ovidius, en begint in het Latijn te fchrijven, in de derde cicero, den Aeneas van virgilius, en esopus in het Grieksch; in de tweede nog verder virgilius, terentius, de paradoxa, of wonderfpreuken, van ci->  ïf4 REIZE DOOR EUROPA cero , de pro foelie; in het Grieksch, het Nieuwe Tes^ tament, nevens de zamenfpraaken van lucianus; in de eerfte en hoogde klasfe de georgica van virgilius , de rédenvoeringen van cicero, de Rhetorica, de Odysfée van homerus, en opftellen in het Latijn en Grieksch. In elke klasfe zijn verfcheiden prijzen pour les talens; in de négende en agtde worden geen prijzen de piété gegéven, daarëntégen zijn er in alle de andere klasfen of vier, gelijk in de zévende en zesde, of twee, als in eike der overigen , te winnen. Het is een zilveren penning, op welks ééne zijde men het wapen van Geneve ziet, en op de andere een vrouwenbeeld, dat in de ééne hand den hoorn des overvloeds houd, en met de andere naar den hémel en naar eenen krans wijst, die uit de wolken komt; dezen wil zij aan twee kinderen géven , die aan haare zijde daan, en dc handen naar den hémel opbellen; en rondom daat: pJetas ad omnia utilis, en onder aan, of op den onderrand: Senat. Gen. Pram. Ded. De penningen zijn niet allen van gelijke grootte, in de laagdc klasfen zijn zij kleiner, in de hooger klasfen grootcr, dan onze rijksdalers. Zo ook de prix de talens, die aan vier of vijf in elke klasfe, van de laagde tot de hoogde, uitgedeeld worden. Deze gedenkpenningen hebben insgelijks op de ééne zijde het wapen der republiek, zijnde een fleutel en een arend met uitgebreide vlerken naast elkander, en daar boven IHS , alles omgéven met eene zon, met het omfchrift: post tenebras lux. en benéden op den onderrand. Sen. Genev. Prcenu Schol. D. En op de andere zijde daat een vrouwsperfoon, met een boek in de hand, nevens een' palmboom, en on» der denzelvcn een man, die er vrugten af plukt. Boven  EN HET OOSTEN. ftaat JEHOVA, met ftraalen omgéven, die door de wolken bréken, en met het opfchrift: Lex Dei. Sapientiam. Pr&stat. Parvulis. Deze beloningen worden in de maand junij, door den regérenden Syndicus, in tegenwoordigheid van den raad , met veel ftaatfie uitgedeeld. De naerftigen zijn zelden langer dan één jaar in elke klasfe, gaan dus het kollégie in 9 jaaren door; daarna kunnen zij de lesfen der Hoogleeraaren bijwonen; want in het kollégie zijn geen anderen, dan de zogenoemde regenten , één in iedere klasfe. Het getal der Hoogleeraars, die te zamen VAcademiede Geneve uitmaken, is 12. of 13; drie in de godgeleerdheid, een in de fraaije wétenfehappen en het Grieksch, twee in de regtsgeleerdheid, een in de artzenijkunde,twee in dc wijsbegeerte, waaronder ook de natuurkunde be allkrius zfjri , gelijl; hij J zegt;zijne grootfte leermeesters. Hij heelt ook du ver'.: nf delingen van de koninglijke Akademie der u'itetïic'happen , in Stokholm in het Hoogduitse!), gelijk ook het voor» i trcfiijk bock van den heer bsrcman, dat ik bij tièfi'Voör 1 de eerfte réis in de Duitiche'overzetting zag (20).' In I de fraaije wétenfehappen'-en bet C-ricks'ch is dc heer per| DRiAti, een bekwaam en lévendig man; bij is volmaakt J een eckermanx, zowel ten aanzien der zuiverheid van !| de Latijnfche taal, als in zijnen vriendlijken en vrolijken 1 'omgang, m dc gefchiednis 'heeft men den beroemden I mallet, eenen zeer arbcidzaamen man; hij vervolgt ■ 'zijne Hisroire de Ilesfe, cn Histoire de l.niuifonde HrtnsJ wiek. Op 'deze Akademie Worden nooit nochmagisrers , noch doktoren in eenig genooti'chap, van wat naam ook, gemaakt, cn des' niettégèuftaande blijft de ftaat bellaar.: cii de Iloogleeraars hebben daart-m gven min let ijver "voor den aanwas der geleerdheid. 1 Iet gebeurde onlangs 1 dat de beer de saussure bij een' EngeU'chcn lord, die zig met zijn ganfche huisgezin 'verfcheiden jaaren in Gelieve opgehouden had; tévens met den prins van MECKLENBURii cn deszells gevolg, 's middags ten éten verzogt was. Ik, en verfcheiden anderen waren ook genodigd , 'wij lieten er ons vinden; hij wagtte lang naar den " (sé) De fchrijver bedoelt P'>yfsk Bed-rifning ïfver JnriiMotet, pit Cosmograp'tiska SiilMapcts■ tTtgner ■ fuifattad af Tombern Bergman», pnfesfor uti C'iemien-i Upfala, Riddare af-Kongl. lPTafa~Orden etc. Upfala, ^ 1773. in 8.°. twéé deelen. (Natuurkundige befchrijving des aardkloots). j 5. U  -7-8 REIZE DOOR EUROPA. heer de saussure, maar vergeefs. Men vernam, dat hij zig van den fchoonen dag bediend had, om een' der hoogde bergen in de nabijheid van Geneve met eenen meuwerwetfchen baromiter te beklimmen,en waarnemingen te doen, om de zwaarte der lugt,en daaruit de hoogte van den berg te méten. Dat heet ik eer, een martelaar yoor de wétenfehappen zijn, dan eene promotie te houden, hoewel deze dikwijls meer ijverige martelaars voordbrengt! Maar gij vind mij mogelijk met regt in deze dof reeds altc breedvoerig, inzonderheid over zulk eene geringe en veragtlijke zaak, hoe men fchoolknaapen voor hunne viijt en bekwaamheid beloone. Doch dewijl ik mij inbedde, dat de fchooljeugd het nieuw gemecnebest is, dat na ons komt, en onze rigter word, dat een fchoolknaap tot alles, zo wel tot het goede als tot het kwaade, bruikbaar kan worden; dat derhalven de grond tot eene gelukkige nakomclingfchap in de leerhuizen gelegd word, alwaar de eerde grondbeginzels ingeplant worden , e. z. v., heb ik het voor een onderwerp gehouden, over het welke verdiende gefchréven te worden, hoe men in andere plaatzcn eene verlichte en deugdzaame nakomclingfchap vormt. Hier vallen mij de woorden van Livius iu: Illud efi in cogrittione rerum fahtbre ac fructiferum, omnis te exempli documenta intueri, indeque tibi tueque reipublicx, quod imitere, capias. Uit het bcrigt, dat ik hier gegéven heb, zult gij zien, wat men te houden hebbe van hetgeen in. de Nouveau» Memoires, ou Obfervations fur rItalië & fur les Italiens, par deux Gentilshommes Suédois , traduit du Suêdois. Tom. I. p. 18. (Londenfche uitgave 1764 in 8°.) gezegd word, alwaar men met regt het kollégie van Gene-,  EN HET OOSTEN. i7> te n" den naijver, die docr de ppémlën verwekt word, roemt, doch tm laatften zig dus uitdrukt: Le premier prix est pour f ccriture, ce que je rïai vu pratiquer que Ia: le theme Ie plus mal fait, mais le mieux écrit, emporte ce premier prix. In welken zin men hier ie premier prix ook wil n 'men, het zij, zo als hij de Univirfikit te Parys , alwaar de ec-rite en voomaamlte prijs dus genoemd word, daar de eer'te voorzitter in het parlement den bekwaamden leerling kroont, hem omhelst en kust; of met opz;gt op den tijd, dat le premier prix de beloning zal betékenen, die in de laagfte klasfe gegéven word, daar men eerst in komt; liet is éven valsch. De eerlte beloning, waarméde men begint, is pour la lecture, en dan in de volgende klasfe pour Pecriture, en dat alles voor kinders, die eerst beginnen, bij dewelken men niet kan vooronderftelleu, dat zij een fraai opftel zullen maken. Even dus moet men het befchouwen, als het op pag. iS febijnt, als of de fchrijver het kollégie niet van de Akademie had wéten te onderfcheiden. Want vooreerst zegt hij, dat de Hooglccraars m het kollégie onderwijzen : dit zou nog te verfchonen zijn, wijl alle regenten, ofpneceptoren, in Frankrijk ook dien titel hebben ; maar als hij zegt: „ deze Hoogleeraars komen gemeenlijk uit het kollégie in den raad," kan dit niet van de regenten in de klasfen gezegd worden, maar ten opzigt van de iloogleeraars gebeurt het dikwijls. Men vind meer dergelijke mistastingïn, als p. 14, alwaar gezegd word: Je viimaginois , que la ville fe gardoit elle-méme, £f je vis-avec furprife, qu'elle a garnifon Suisfe. Met grooter verwondering zie ik, dat iemand, die in Geneve geweest is, zulle eene grove fout ter neêr kan fchrijven. M 2  i8o REIZE DOOR EUROPA De bezetting der republiek is, in vredestijd, 1200 man, allen bezolde manfchap, hetzij, dat zij van Duitschland, van Zwitzerland, of van ergens elders, zijn. Geneve is een vrij, onafhanglijk en oppermagtig gemeenebest, zo zeer als Venetië het kan wézen. Op dezelfde bladzijde word van de St. Pieterskerk gezegd, dat zij un portique cTordre dorique heeft, daar het egter van de Korinthiiche orden is, gelijk een ieder kan zien, die flegts op de eerfte gronden der bouwkunde gevat is. Doch ik zou een geheel boek moeten fchrijven, indien ik al de feilen van dezen fchrijver wilde aanroeren. Genoeg, dat ik, als een Zweed, mij van het geen, dat onder den Zweedfchen naam gefeild is, ontdaan, en eenigen der misdagen Van mijne gewaande landslieden verbéterd hebbe. De egte fchrijver is eigenlijk de heer grosley, te Troyes, médelid van de Academie des Infcriptions & belles Lettres te Parys, die ook, niet lang geléden, eene Voyage de Londres heeft uitgcgéven ; maar als dit werk niet nauwkeuriger is, dan het évengemelde , zo is het een bewijs, hoe moeilijk het voor een' reiziger is, die flegts een' korten tijd op eene plaats blijft, getrouwe berigten en juiste begrippen van eene zaak te krijgen, en hoe ligt men dwalen kan. Ik vraagde in Geneve naar den heer grosley , en veelen, zelfs de regérende Syndicus , de heer salalun , bij wien ik verfcheiden maaien op het middagmaal ben. geweest, zeide mij, dat de heer grosley wel mar-Venetië was doorgetrokken, doch met niemand in dc republiek kennis had gehouden en omgang gehad. Hinc Ma lacrymce. Nu verdiende de boekerij te Geneve ook wel, dat ik ze met een woord aanroerde, te meer,.daar zij in Eurt-  EN HET OOSTEN. 183 gnetdoten, bij voorbeeld, hoe veel het lappen van 's konings léderen broek gekost heeft. De Made van homeek fraai gefchréven. Scholia in hesiodum in het Grieksch. Diodori siculi Bibliotheca Grueca; dit handfehrift heeft de heer wessellng zekerlijk niet gekend, toen hij zijnen Diodorus Sicuius uitgaf. Hieruit ziet men, welk een nadeel en kwaade gevolgen het gebrek aan berigten van de fchatten, die eene boekerij bevat, veroorzaakt. Terentius, op pergament, fraai gefchréven, in folio; men meent, dat het van de 10de eeuw is; aan het (lot (laat: Calopius recenfui. Ovidh Mctamorphofes. Ciceronis Orationes , EpistoI REIZE DOOR EUROPA rousseau aandonds kende, zodra ik ter deure intrad. Ik vcrzogt den lieer cogel, dat hij u dit duk zou overzenden. Hij is ook in daat, om de beste berigten van . Lion te géven, doordien hij zo lange daar geweest is; het was mij ondoenlijk, meer waartenémeu, dan het geen ik thans de eer gehad heb u te fchrijven, want ik kwara, den eenen middag hier, en den anderen vertrok ik weêr. Zeer gaern had ik den heer bougainville te Lion willen ontmoeten , doch hij lag ziek. Hij is de geen, die het nieuwe land bij Amerika, met die groote menfchen, ontdekt heelt; hij heeft ook één' van de inwoners méde naar Parys gebragt, doch die thans zal gedolven zijn. Het land heeft hij laCytheregenoemd, wegens dc mildheid der inwoners, met dewelke zij zelfs hunne vrouwen en dogters aanboden. Bij zijn vertrek heeft hij het Franfche wapen aldaar opgcrigt. Mijne reis ging nu door Vienne in Dauphiné, dat verfcheiden merkwaardigheden bevat, die de kerken betreffen; doch die behoren hier niet. Overal in Dauphini zijn moerbezieboomen geplant voor de zijdewormen. Orange, of Oranten, bevat oudheden, diejeenen kenner verwondering kunnen baren. Vooreerst ziet men eenen zégeboog : men heeft in het gemeen geloofd , dat hij voor marius is opgcrigt, doch peiresc is van gedagte, dat het voor fabius maximus is geweest. Deze zégeboog, of ecrepoort, is hoog en Hatelijk, met zuilen van de korinthifche orden en veele fieraadjen, als méde zégetékens in verhéven werk: alles is. hier grootsch en pragtig. Hier is een groote Circus der Romeinen, als ook eene Arena, of plaats voor de zwaerdfehermers. Vervolgens bezigtigde ik eenen vloer, dien men onlangs on-  EN HET OOSTEN. 197 der den grond gevonden heeft, als men eenen kelder wilde graven 5 men noemde zulken vloer bij de Romeinen pavtmeiUa tesfellata; ik herinner mij onder anderen bij suETONius daarvan gelézen tc-hebben; zij zijn zeer liaai, van zwart marmer met witte teerlingen in eene zékere orde ingelegd,. en verbeelden kringen, bloemen en dergelijkcn. In het Fransch noemt méri het paré de moifaïque en marquetterie [ingelcgden vloer]. Het-volk hier in Qranien behoud nog zékere groote 'vrijheden. Men begint hier nu ook olijvenboomen in ménigtc langs dc wégen te planten, zij waren vol olijven. Maar voor ééne zaak wil ik u waarfchuwen, ingeval uwe reis eens hier heen mogt gaan; dat gij nooit eene eenige olijf van den boom proeft, want men moet deze nieuwsgierigheid duur betalen. Ik proefde er eene bij Orarige, doch ik bad op het oogenblik berouw daarvan , want zij had mij bijna de tong verbrand, cn de wrange en bittere fmaak duurde tot Avignon, dat vier goede mijlen van daar ligt. De voerman zeide, dat. ik zeer matig was geweest, hij had van anderen gezien, dat zij eene ganfche handvol namenen in den mond Haken , doch zij waren er ook bijna aan goHikt. Ik, zo als duizenden met mij , zelfs te Parys, meende,-dat men de olijven at, zo als zij van de hoornen geplukt werden, als zij rijp waven; maar nu lub ik geleerd , dat men ze te voren verfcheiden dagen in flerke loog van asche legt," dan worden zij er uit genomen , en ingelegd, waarna zij gegéten kunnen worden. Het kostte mij, als een liefhebber van olijven, veel, groote olijvenbosfehen voorbij en door te rijden, zonder het verder te wagen, de vrugt te proeven, die geen voldoening nodig heeft, wijl zij zig zelve verbied. N 3  198 REIZE DOOR EUROPA Avignon is eene wélverdcrktc ftad. Het is u bekend, dat zij, névens het graaffchap Venais fin, voor twee jaaren den paus ontnomen werd, die hier eenen legaat, of dédehouder, hield. Thans behoort zij aan den koning van Frankrijk (*) i Hier is ook eene Univerftteit, doch zij is vermaarder, dan die in Orange. Men vertelt hier éven zulke belachlijke kleine gebeurdnisfen daar van, hoe men, inzonderheid, in de regrsgeleerdheid, voor een duiver gelds doktor kan worden, zo «ds men bij ons van zékere grappige promotion fpreekt. Een advokaat, die in Orange voor tien kroonen doktor was geworden-, vcrzogt, dat men ook zijnen harddraver tot doktor wilde promovéren, maar de fakultcit antwoordde hem: Nous 11e recevons pas deux bêtes dans un jour [Wij promovèren .geen twee beesten op éénen.dag]. Dus vraagde ik meer naar de joodfche fynagoge in Avignon , voornaamlijk wijl het 1'aturdag was. Ik ging er in, en zag een fchoon wélopgepronkt huis, -cn de jooden met groote aandagt moses lezen. Ik las met eenen jood, die naast,mij Hond, in het boek na, om hunne uitfpraak te léren kennen: toen hij merkte, dat ik de taal verltond, vraagde hij mij, pf ik niet niet hein van dezelfde natie, en naderhand afgevallen was ? Ik zeide, dat ik geen jood was, doch in eenen joode naar den vleefchc geloofde, e. z. v., hij verwonderde zig over mijn antwoord, cn wilde nauwlijks geloven, dat iemand anders, dan een jood, de Hebreeuwfehe taal kon verdaan. De réden daarvan is, dat •tneii niet gewoon is, in Frankrijk, vooral in de provinciën, iemand te ontmoeten, die deze taal kan lézen. (*) [Nu is zij den paus terug gegéven,] ü jib  EN HET OOSTEN. 199 veel minder verdaan. Naderhand bezigtigde ik de domkerk , en daar in de begraafplaatzen der pauzen, die hier voor dezen bijna 70 jaaren hunnen zötel gehad hebben. Hier is geen boekerij, maar te Carpentras, 4 mijlen van hier gelégen, is eene zeer fraaije, van dewelke men zegt, dat zij eene paerl in eenen mesthoop is, want Carpentras is eene kleine ftad. Ik werd verhinderd, defwaard te reizen, en dus kreeg ik ook de vermaarde welle Vauclufe, welke daar digt bij is, niet te zien, en die zo groot is, dat zij met fchuiten kan bevaren worden; aan haaren oever bezong petrarcha zijne beminde laura. Ik bezigtigde ook het palcis te Avignon, eertijds de woning ven den pauslijken ftédehoudcr, thans van den Franfchcn bevelhebber. Het is zeer fraai, van binnen met fchilderijën en ftandbeeklen van Pauzen, Legaaten, e. z. v. veriierd. Veelen denken, dat de koning voornémens ge¬ weest is , den paus alles terug te géven, indien hij de jcfuiten-orden maar geheel en al had willen vernietigen. Van hier kwamen wij in Provence , een voortreflijk fchoon land, dat men voor Frankrijks fchoone kan aanzien, want de lugtsgefteldheid,vrugten,e. z. v. zijn hier van die der noordlijke provinciën geheel onderfchciden. De landsdauwen omftreeks Aix in Marfeille zijn onvergclijklijk. Vijgen- en oranjeboomen, gcheele bosfehen van olijven en wijngaarden verfieren het land alomme. Te Aix trof ik den heer marquis d'argens niet aan; hij was naar zijn landgoed, eenige mijlen van de ftad gelégen. Hij is tégenwoordig omtrent 70 jaren oud. Zijn broeder was eerfte voorzitter in het parlement van Aix, doch werd gebannen, om dat hij de Jefuiten te zeer begunftigde; hij' leeft thans met zijnen broeder in ftilte op het land. Het N 4  aoo REIZE DOOR EUROPA k zonderling, dat broeders, zó verfchillcnde in denkwijze , bij elkander kunnen wonen; want niemand zal den marquis kunnen voorwerpen, dat hij een vriend der geestlijken is. Te Aix wiesch ik mijne handen in de warme baden van sextiüs; naar dezen word de ftad Aquet Sexti* genoemd, waarvan Aix eene fterke zamenfmelting is, het water is zeer warm, doch niet brandend heet: Hier is ook eene waterleiding, aangelegd door c. marius, welke men voor eenigen tijd vernieuwd heeft; zij leid goed water in overvloed midden in de ftad. In de domkerke ziet men boven de doopvontc eenen koepel, rustende op 8 granictzuilen, die nog van de tijden der Romeinen, cn eertijds in eenen afgodstempel gebruikt zijn. Het is opmerklijk, dat Prouincl door den koning, niét als-koning van Frankrijk,maar als graaf van Provencs en van Forcalquier geregeerd word. Als deze titel niet in des konings brieven, bevélen, e. z. v. ftaat, neemt het parlement van Aix dezelven niet aan, maar zendze, als ftrijdig met den vereischten vorm, terug. Ik ontmoette in Aix verfcheiden geleerden cn Hoogleeraars van mijne oude Paryfche vrienden, die zig nu te Aix neérgezet hadden. • Ik ondervond hier een nieuw bewijs van het goedaartig en édelmoedig hart van dén braaven en geleerden heer abt bartiielemy. Ik meen, dat ik u reeds voor lang verhaald heb, hoe hij eene jaarwedde van den koning van 6 duizend livres afgeftaan, en dezelve aan zijne vrienden, onder dewelken de heer de guignes is, gefchonken heeft. Zo ziet men, hoe een deugdzaam gemoed altijd zigzelven gelijk is. Een jonge abt hier uit Aix, baudisson genoemd, begaf zig uit leerzugt van hier naar Parys, zonder het zijnen ouderen te kennen te géven, dewijl hunne geringe  EN HET OOSTEN. 209 hier weg naar Rome, om dus eenen geftadigen zomer te houden, en niet nodig te hebben, hier hout te kopen, waar het bij het gewigt verkogt word, en daar men maar agt pont hout voor een fous heeft. Op een' ander' tijd meer van Marfeille. Evenwel nog een woord van de Zweeden, die ik hier heb ontmoet. De heer graaf oüstaaf adoi.f sparre, Van Gothenburg <, doet thans eene reis door Frankrijk; hij vertrok kort na ons Van Parys, kwam daags voor ons vertrek te Geneve aan, en is nu voor korte dagen hier gekomen. Wij zien hem hier met veel genoegen, naardien hij ons genadig blijken geeft, hoe zeer hij zijne landslieden bemint. Hij is een heer, die met veel oplettendheid op fraaije kunsten en wétenfehappen , oudheden, e. z. v. reist. Hij heeft veei fmaak, en doet den landiiard eer aan. Van hier reist hij naai' Toulon, dan naar Artes, Al mes, Bourdeaux, en weêt naar Parys, om hunne koninglijke hoogheden van Zweeden, die men daar te gemoet ziet, optewagten. Hier te Marfeille liggen thans tien Zweedfche fchépert, met volle manfehap; oordeel hier uit, hoe veel fcheepsbevelhebbers, e. z. v. hier moeten zijn. Bij zommigen van hun zijn wij aan boord geweest. Verders zijn de heeren wesenberg en molitz , als Zweedfche gevolmagtigden over den koophandel, alhier woonagtig en gevestigd. L Deel. v O  sio R E ï Z E DOOR EUROPA VEERTIENDE BRIEF. Koophandel te Marfeille — Obfervatorium —■ Uitvindingen van den heer Sieuves — Akademie — Van den heer Guys — Provenzaalfche fpraak. Marfeille, denzoden november, l"7o. jj^)u laatfte reis beloofde ik van Marfeille tc fpréken. Deze ftad is, zonder tégenfpntèk, eene der oudften in Europa. Daar anderen haare oudheid met verdichtzelen willen bewijzen, kan deze uit de gefchiednis tonen, dat zij 600 jaaren voor de geboorte van christus door eene volkplanting uit Phocéa, in Klein-A/ien, is gebouwd. Den geenen, die hier aan wilde twijfelen, wijze ik naar eene geleerde Disfertation fur la fondation de Marfeille, Paris 1744, in 8 0 . door den heer cary. Maar of dc christlijke godsdienst hier reeds in het jaar 35, en wel door den heiligen lazarus , eenen discipel van den zaligmaker , welke hier dc eerfte bisfehop werd, ingevoerd zij, zulks laat ik der kerklijke gefchiednisfe over; men rékent ten minsten van hem tot op dezen tijd 112 bisfehoppen. Wat Marfeille eertijds is geweest, en wat het thans is, kan ik niet korter zeggen, dan wanneer ik het grootsch opfchrift aanhaal, dat rnen op het raadhuis bij de haven ziet, alwaar ook de beurs is: Masfilia Phocenftumfilia, Romee foror, Carthaginis terror, Athenarum Aemula. Altrix dhciplinarum ,, C.illorum agros, mores, auimos, novo cultu ornavit. Illuftrat quam fola fides, muros, quos vix Cxfari cesferat, contra Carolu.n V. me-  EN HET OOSTEN. 211 Hort' otnttine tuetur. Omnium fere gentium commerciis patens Europam , quam modo terruerat, modo docuerat, alere ei^ltafe gaudet. An. MDCCXXFI. Reg. Lud. XF~. (s). Wat het laatfte betreft, men moet zeggen, dat daarin niet de minfte grootfpraak is. De fehoone haven, die weinig haars gelijke heeft, is altijd bedekt met ïchépert uit alle waereldgewesten. De beurs, die hier la loge genoemd word, kan men eene Vergaderplaats van allerlei landaarden noemen; men ziet hier klédingen, dragten, moden van alle landen, en hoort de taaien van alle volken , Kretenfen , Arabiers, e. z. V. Oordeel flegts zelf uit de opfchriften, die op de beurs aan de wanden ftaan, en de plaatzen aanwijzen, alwaar elk, die met dézen of génen oord te handelen heeft, zig vervoegt. Als men de deur inkomt, ftaat eerst ter linker hand gefchréven , Conftantlnople ; wat verder, Portugal'; dan naar vervolg , Malte ; Italië ; Espagne; Candte; Comté de France; Sayde; Alexandrlette ; Angleterre & Hollande; Salée & Tetuan; Barbar le; Alexandrle; Archipel'» Amerique; Smime. Zweeden, Deenmarken e. z. v. vind men niet; want toen de beurs gebouwd werd, en men de opfchriften plaatfte, was te Marfeille nog geen handel op (s) [Dat is: Marfeille, dogter der Phoceè'rs, Romes zuster* Karthages fchrik, Athenes mededinglrer, voedfter der kunfïen , heeft der Gallen akkers, zeden, geesten, met nieuwen tooi gefierd. Trouwe alleen geeft haar luifler. Niet gemaklijk gaf zij zig over aan Cezar. Met beter geluk verdedigde zij zig tegen Karei den V. Open voor den handel van bijkans alle volken, voedt en verrijkt ze Europa, dat ze eertijds verfchrikre, of onderwess. In het jaar 1726. onder Koning Lodewijk den XV.] O a  EN II ET OOSTEN. 219 le fouvenir feu1, de ce bienfak fuffiroit pour honorer fa mê- moire. - On a appellè Milady Montague la Sévigiê dvtngl itetm [Dat is: Mevrouw montague is eene der bu-uemdlte vrouwen van deze eeuw, zij is haaren grooten tfrrr niet alleen aan haar vernuft en aan haare bekwaamheden verfchuldigd: gansch Europa heeft haar de invoering van de Inenting, die van zo veel waarde is, tc danken; het herdenken alleen van deze wéldaad ware genoeg om haare gedagtenïs in ecre te houden. Men heeft mevrouw montague de sevignó van Engeland genoemd.] Van haare reizen word gezegd: Après avoir parcouru la patrie dOrphée, elk obferva le Théatre de la guerre, chantée par Homere. Elle voyageoit F Made d la mam es? quelque fok elle paroit aritmèe de fón esprit. [Dat is: Het vaderland van orpheus doorlopen hebbende, befchouwde zij het toneel des oorlogs, bezongen door homerus. Zij reisde met de Illiade in de hand, en zomtijds fchijnt zij van denzelfdcn geest bezield te zijn.] Men zegt, dat het Mlhdy montague, op het laatfte van haar léven, berouwde, haaren landgenooten eene wéldaad bewézen te hebben, door de invoering van dc Inenting der kinderpokjes, om dat zij réden bad, over hunne ondankbaarheid te klagen. De heer guys laat zig hier over uit op eene wijze, die zijn karakter tot cere llrekt: Je ne ff als pas ft fes plaintes élolent fondèes , mals elle nètolt pas digne de faire du bten aux hommes, ft elle ètolt fachée d'en avoir fait a des vigrats. [Dat is: lk weetniet, of haare klagten gegrond waren, maar zij was niet waardig, menfehen wél tc doen, indien het haar leed was, zulks aan ondankbaaren gedaan te hebben.]  22o REIZE DOOR EUROPA P. 43. befchrijft de gravin, in eenen brief, de zéden en de verkéring te Parys; men ziet ligt uit haare fchilder». gen, dat zij eene Engelfche is. P. 61. vind men een discours de Milady Montague fur cette maxime de Mr. de la Rochefaucault: „ il y a de bons mariages; mats ily en a peu de délicieux." Zij beweert, dat deze régel valsch is, en fchijut zeer goede gronden op het papier te hebben; maar de tocpasfing zal zeldzaam plaats heb. ben. P. 85. komt eigenlijk de verdédiging voor der brieven van Milady door den heer guys tégen de gazette litteraire, Tom. Lp. 121. inzonderheid tégen het joumal encyclopèdique, Nor. i765, p. 59. Qjc, Hier worden de heeren baron hopken en carleson met lof genoemd, p. 174. De verdiensten en de groote agting van deze heeren bij de Porte, heb ik zo ménigmaal uit' des ichrijvers eigen mond gehoord, dat het onverantwoordelijk zou zijn, indien ik het hier wilde verzwijgen. Van de taal, die hier en overal in Provence gefproken word, moet ik u zeggen, dat zij van de Franfche zoveel vcrfchilt, dat iemand, die alleen deze laatfte verftaat, niet eene eenige plaats in het Provenzaalsch begrijpt. Ik kan dezelve in zéker opzigt met regt vergelijken bij de taal van onze dalboeren. Gelijk deze de aaloude Zweedfche taal is, cn dc Zweedcn nogthans dezelve niet meer verdaan zo is dc Provenzaalfche taal de moeder der Franfche' maar door ouderdom zo zeer vervallen, dat de dogter gelooft, dat haare moeder raaskalt, als zij fpeekt. Men gaat te verre, wanneer men wil bewéren, dat het Italiaanscb zijnen oorfprong in Provence hebbe; beiden zijn van een bedorven latijn ontftaan. Ik zal nooit geloven  EN HET OOSTEN. *m dat de Italiaanen van de Troubadors (*), de oudfte dichters in Provence, fpréken geleerd hebben; zij hadden hun latijn, dat met veele Gothifche en andere vreemde woorden vermengd was. In het algemeen kan men zeggen, dat in de ganfche (treek der kusten aan de Middenlandfche zee, die bij Venetië begint, dan langs Italië tot naar Sicilië, vervolgens tot naar Genua loopt, Provence, Spanje, Portugal méde ingefloten, in den grond eene en dezelfde taal gefproken word; alleenlijk is zij zeer onderfcheidenin de uitfpraak, en heeft naderhand eene verfchillende vermenging bekomen: het Spaansch , Portugeesch en het Siciliaansch hebben veel van het Arabisch dooide Mooren; de anderen hebben wel een minder aantal van Arabifche woorden, doch zij zijn er évenwei niet geheel vrij van, voornaamlijk het Geneesch. Allen hebben eene aanmcrklijke toezetting van het Gothisch. Wijl het provenzaalsch ouder is, dan het Fransch, fchijnt het meer met de Latijnfche fpelling overeentekomen. Pan betékent brood, doch word uitgefprokenpang;vawt pin betékent denncboom en word uitgefprokenpeng, waardoor men de dubbelzinnigheid vermijd, welke in het Fransch in de uitfpraak van deze twee woorden is. Fin word uitgefproken ving. Loder betékent prijzen, en dergelijken. De Italiaanen léren het provenzaalsch gemaklijk, zij noemen het verdorven Italiaansch, en zij hebben gelijk; hetzelfde zeggen de Provenzaalen van het Italiaansch, maar ik geloof niet, dat zij denzelfden grond hebben, wijl het Italiaansch meer met de Latijnfche uitfpraak en fchrijf- (*) De Troubadors of Traveres waren in Frankrijk het geen men in Holland eertijds Réderijkers noemde. Dc Fert.  222 REI ZE DOOR. EUROPA wijze overeenkomt, dan liet Provenzaalsch, dat als den middenweg tusfehen het Fransch en het Italiaansch houd. Hieruit kan men verdaan , wat holberg meent, als hij van het Gaskonjes fprcekt: Epiftol. p. 82. Plurima non intelügebam, lingttce Fasconiae ignarus. Lingua ista inter Italicam et Ilispanicam ambigit , neutrique fimilis , quia utriqite. Dicunt Fascones ex gr. loco lieue et poule : lega et gallina. Hinc vix absque interprcte cutn aliis Gallis loqui posfunt (f). Ik vind, dat hij daarin ook gelijk heeft, wanneer hij zegt, dat men hier in het algemeen die vriendlijkheid en ongedwongen lévenswijs niet vind, als in Parys: ik zeg in het algemeen; want anders is hier geen gebrek aan gezelfchappen , in dcwelken men wéllévendheid kent. Doch eerlang zal ik Marfeille verlaten, en de baaren der Middenlandfche zee beproeven; ik geloof niet, dat het mij zo aangenaam zal wézen, als u, daar gij midlerwijl van mijne lange brieven in rust zult zijn. Ik zal u daarna uit het Fransch gebied zo ras niet wéér fchrijven. Ik hoop eenen aangenaamen brief van u te Rome te vinden. Zo niet, dan verzéker ik, dat gij lang genoeg naar brieven van mij zult wagtcn; want in dat gevalkan ik uw Itilzwijgen niet anders aanmerken , dan als eene leer voor mij en als een bewijs, hoe zeer mijn breedvoerig gefnap 11 verveelt. Sed fpero meliora. 09 [Dat is> veele woorden verftond ik niet, om dat ik da Gaskonfche taal niet kende. Die taal is tusfehen Spaansch en Italiaansch in; en aan gééö van beide gelijk, om dat zij aan beide gelijk is. Bij voorbeeld in plaats van lieue en.J>ou/e, zeggen de Gaskonjers lega en gallina. Dus kunnen zij nauwlijks, zonder tolk, met andere Franfchen fpréken.]  EN HET OOSTEN. E23 VIJFTIENDE BRIEF. Toulon — Tuighuis aldaar ---- Gezant van Tunis — Zeereis tsaar Civita Vecchia —- Slegte landflreek van daar tot Rome — Aanzien van den Zweedfehen landaard te Rome — Fan den beeldhouwer Sergeh Toulon, den 4 Dec. 1770. Rome, den 10. Mai, 1771. 2jiE daar, langer kond gij reeds van mijne brieven niet ongeftoord blijven, ik moest geheel onverwagt, \végens tégenwind, hier in de haven van Toulon inlopen. Gisteren bezigtigden wij de ftad, zij is niet zeer groot, maar het tuighuis is voortrefiijk. Wij hadden het geluk, 1 den heer graave sparre , ridder van Malta en garde de j la marine, eenen zoon van den heer generaal, graave | sparre, die bij Auxerre woont, aldaar aantetreiren. Zonder zijne gunftige verzelling zouden wij het tuighuis en dc oorlogfchépen , welken hier liggen , niet hebben mogen zien ; want niet alleen is het aan uitlandcrs , maar ook aan Franfche vreemdhngen verboden , daar in te gaan. Hier liggen thans 23 oorlogfchépen van linie; het tuighuis is het fraaifte, dat men kan vinden, vervuld met fchitterende wapenen voor eenige duizend man; maar, wijl het verboden is, daarvan te fpréken, kunt gij ligtjijk bemerken, welke gronden ik heb, om mijne onkunde te verbergen. Een krijgsman zou hier veele cn gewigtige aanmerkingen kunnen maken; hij zou hier zulk een' grooten fchat van ftoffe vinden  224 REIZÈ DOOR EUROPA indien hij van de verfcheiden oude en nieuwe maakzels van krijgswapenen en geweeren wilde fpréken, als een ander in eene groote en wélingerigte boekerije; doch midden in zulk eenen grooten rijkdom maakt mijne onbekwaamheid mij ann aan ftof tot fchrijven. Ondertusfchcn zou zig een groot veld voor mij openen, indien ik u over den gezant van Tunis, ibrahim , die onlangs hier aangekomen is, wilde onderhouden j en bij wien de graaf sparre de goedheid had ons inteleiden. Hij ziet er eerwaardig uit, is op zijne wijze beleefd en vriendijk, en onthaalde ons op zeer goede koffij. Zijn zoon nam de geftoten fuiker met de vingers, en wierp daarvan rijklijk in onze koppen. Hij heeft i5perlbonen in zijn gevolg, die allen Arabisch fpréken, doch hunne uitfpraak verfebilt van die der Arabiërs in Aji'è. Ik las in tégenwoordigheid van den gezant in een boek, en verzogt hem naderhand, mij met de affchriften te regt te helpen, die ik te Maf* feille van twee Arabifche graffteenen aldaar met eene foort van kufifche en in elkander geflingerde letters gemaakt had. Hij deed het met veel gedienstigheid, en het behaagde hem zeer, dat een Europeer zulk een groot liefhebber van zijne taal was, maar hij vond niet veel minder zwarigheid dan ik, om zulke moeilijke en hem fchier geheel onbekende fchrijftrekken te lézen. Hij heeft ook eenen mufti, of geestlijken, bij zig, die hem den alkoran verklaart. Zo verdrijft men den tijd op zee, als men ftorm en tégenwind heeft: Per varios cafus, per tot discrimina rerum Tendimus in Latium — — — Ons  EN HET OOSTEN. 225 Ons fchip kan ik ten aanzien van het dobberen op het water met de arke van noach, gelijk men pleegt te zeggen , vergelijken ; doch nooit werden er zo veelerlei taaien in de arke gefproken, als wij er hier fpréken; en in dit opzigt gelijkt hetzelve meer den toren van üabel. Hier zijn geboren Arabiers, Zweeden, Franfchen, Spanjaarden, Provenzaalcn en Malteefen. Ik heb alle mogelijk nut van het gczelfchap getrokken; met allen ernst heb ik begonnen Spaansch tc léven.'} fchoon dc fehool-zeer onrustig is, en zig zomtijds het onderfte boven fchijnt te willen kéren. Eene zaak , die ik waargenomen heb, fchijnt eene aanmerking te verdienen. Dc Arabiers fpréken zonder moeite met dc Malteefen, en verdaan elkander zeer wél, fchoon het Maltcesch volgens de fpraakkonst niet zo volkomen zuiver Arabisch is, als hetgeen in Ajië en Egipte gefproken word (34). Hieruit ziet men, hoe verkeerd het gevoelen is der geenen, die bewé» ren, dat het niet het Arabisch, maar het oud Punisch is, dat in 't algemeen op het eiland Malta gefproken word, gelijk joh. henr. majus in fpecimlne lingucz Punica in hodierna Melitenfium fuperftite , en , hetgeen nog erger is, dat een geboren Maltees in dezelfde dwaling is, en hiet weet , welke taal hij fpreekt, gelijk joh. franc, agius in zijn Italiaansch werk : Della llngua Punica prefentemente ufata da Maltcfi, in Koma 1750, in 8°, (34) De heer büsching ftemthier méde overeen, als hij zig, in zijne Aardrijksbefchrijving, (II. D, II. St. bl. 998.) over de taal der Malteefen aldus uitdrukt: „ De ge.neene taal des „ lands is een bedorven Arabisch, doch in de ftéden word door- gaans Italiaansch gefproken." V  ïaö REIZE DOOR EUROPA waarin men eene fpraakkonst van de Punifche- taal, en een fpecimen Lexici Punici- Malthenjis vind, alles met Latijnfche letters, cn zonder het Arabisch te hulp te némen , dat , volgens hem , eene geheel andere taal is. Hier méde was de heer agius niet te vréderi; hij gaf Antione Carthaginefe uit, eene verklaring van het toneel van plautus in den Pcenulus, alwaar hij hanno van Car» thago in zijne taal fprékende invoert; dit alles word uit het Malteesch verklaard , waarvan hij met drift Maande houd, dal het de oude Carthaagfche of Punifche taal is. Dit werk is insgelijks tc Rome, in 1757, in 4 0 uitgekomen. Waar blijft men toch met al deze fraaije dromerijen , als men Arabiers en Malteefen gemeenzaam met elkander ziet praten ? Als deze heeren gezegd hadden; het Arabisch, als eene nog lévende en bloeijeude, cn tévens dc rijkfte taal in de waereld, behoud nog veele Punifche of Carthaagfche woorden, bij gevolg het Malteesch doet éveneens, als ééne en dezelfde taal, dan zou zo wel de eerde delling als het ilotgevolg juist geweest zijn. De verklaring van agius over het gemelde duk uit plautus verfchilt ten eenemaale van die, welke boci-iart, sam. petit , en anderen gegéven hebben. Hier is noch tijd noch plaats om dit te onderzoeken; genoeg, dat gij nu verzékerd zijt, dat men op Malta Arabisch fpreekt. Zonderling is liet egter , dat de Malteefen de taal, die zij fpréken, noch kunnen lézen noch fchrijven; de réden is, dat allen, die cenigzms de letteren oefenen , het Italiaansch léren, dat zij lézen en fchrijven , doch niet het Arabisch, als de taal van het gemcene volk, die in geen gefchriften gebruikt word. Ik verzogt de Makecfehe kooplieden , die bij ons aan boord waren , eenige Arubi-  EN HET OOSTEN. 227 fche woorden te fchrijven, en ik verwon derde mij, dat zij dezelven met Latijnfche letters lchréver: zij zeiden mij ook , dat zij nooit een Arabi ch woord gelc^'éven hadden. Doch, een zonderling geval! Eenen bnef, dien ik, Voorléden jaar, in Frankrlik begon, fluit ik, in dit jaar, in Italië. Gij ziet hiefü'it', aan hoe veel on .'•'■kerheid eene zeereis bndërWërpeïi is. T isfchen MafféiÏÏe en Toulon zijn omtrent 14 Franfche mijlen, êfi , wégens tegenwind, kwamen wij in 4 dagen niet verden Van Toulon tot Civita veóHia zijn omtrent 200 mijlen, en dezen leiden Wij niettemin in vier dagen af, qutim Jlarent ventis fecundh tnrgida vela. Den Sftéti december landden wij bij Civita vechia om 21 u uren, dat is, naar onze rékening, des namiddagsom 2 uuren'. Want hier telt mende uureu zó, dat de dag bij bet .ondergaan der zon eindigt, dan is het 24 uuren; alsdan begint men 1 uur ie ic'ica e. z. v. Dit gaat zo het geheele jaar door. De Italiaanen hebben dus noch middag noch mi.fle;mae,t óp een bepaald uur, gelijk wij, maar dit verandert naar dat dag en nagt langer of korter word. Thans is het om 19 uuren middag,' en om 7 uuren middennagt in Italië, en tégen den hmgiten dag is het middag om 15 uuren, middennagt 01114 uuren. Niettégenftaande de italiaanen dus op hetzelfde uur middag houden, als wij, heeft nogthans het uur niet hetzelfde getal het geheele jaar door, gelijk bij ons , om réden, wijl zij hun eerde uur des avonds omtrent een uur na zonneöndergang, zij mig laat ofv.-oeg ondergaan, plégen te rékenen. Dit is voor ons, die niet gewoon zijn op deze Wijze te rékenen , in het eerst zeer m< ieilijk, en het komt iemand zeer wonderlijk voor, wanneer men bij een' ander' om 15 uuren op een ontbijt verzogt word„ P 2.  228 REI ZE. DO Ü II E U RO.l'A hetwelk thans om 8 uuren de% morgens is. Wil men daarëntdgen iemand in den zomer tégen dcnzclfden tijd verzoeken, dan moet men zeggen om 12 uuren, want tc 15 uuren is dan, naar onze rékening, n uuren des voormiddags. In hoe verre deze wijze van tellen op de lévenswijze , zéden cn gebruiken der Italiaanen , die in verfcheiden ftukken daarvan afhangen, invloed heeft, fpaar ik tot op een andermaal. . Ik wil liever van den indruk fpréken.,, dien bet eerfte gezigt van Italië op mij maakte. Ik meende;, ik zou eenen lusthof zien, en zag eene woestenij. Clvita vechla voert dien naam met de daad, het wil zeggen eene oude ftad, zij ziet er ook oud cn bouwvallig uit. Doch dc haven is fraai en wél gebouwd, zij heeft het voordeel , dat men in het geheel geen tol betaalt, maar het is eene volkomen vrijhaven, en derhalven te verwonderen, dat er geen Zweedfche fchépen naar toe gaan. Depaufen hebben hier zulke groote vrijheden gegéven, om den koophandel in hunne ftaaten te bevorderen. De inwoners der ftad hebben eene lélijke huid, een bleekgeel en lijkverwig aangezigt; de ongezondheid der lugt is, gelijk men zegt, wel grootftendeels daar'oorzaak van, maar hunne luiheid en flaperigheid doet er ook veel toe; want geen menfehen op den aardbodem kunnen zo traag zijn , en zo veel flapen, als zij. Dc paus heeft daar twee fraaije en groote behoorlijk bemande fregatten. Behalven dezen zijn er 6 galeijen, waarop alle gevangenen en misdaders gebragt worden, die met gropte ijzeren kétens lopen, en vreeslijk rammelen, gelijk in Marfdlk en tc Toulon, Oudheden vind men in de ftad niet, maar niet verre buiten de ftad ziet men het bad van keizer trajaan ;  234 REIZE DOOR EUROPA hem in perfoon te kennen. Welk eene vreugde voor mij, als ik, voor dat ik hem nog gezien had, zijne bekwaamheden door de grootfte lieden in Rome bij zijne eminentie, den kardinaal de bernis , alwaar kardinaalen, prinfen, graavcn , en anderen in groot getal tégenwoordig waren, ongemeen hoorde prijzen! Zij wenschten mij geluk mer zulk eenen waardigen landgenoot, en zeiden, dat men hem voorden besten beeldhouwer hield, die thans te Rome te vinden was; een lof, die des te verhévencr is, daar Rome, zo wel ten aanzien der meesters, die het altijd heeft voordgebragt, als der voortreflijke gedenktékens en ©rigineelcn, van zuilen, en dergelijken, uit Griekenland, die men hier vind, met volkomen regt voor de moeder der kunsten gehouden word. Toen ik naderhand den heer sergel zag, was ik niet weinig verwonderd, een' geheel jong' mensch met zulk een' ouden roem te zien. Ik moet rondiiit zeggen, dat hij der natie, zo wel dooide h 5edanigheden van zijnen geest als van zijn hart, tot eere (trekt. Met vermaak heb ik gehoord, dat andere beeldhouwers hem een' groot' man noemden, zonder dat zij wisten , dat ik een Zweed was. Hij heeft eenen fater in gips gemaakt, die hier door alle kenners geroemd word: verfcheiden heeren, zelfs gezanten, zijn bij hem gekomen, om dien fater te zien; men zou zeggen, dat hij leeft, alleenlijk dat hem de (tem ontbreekt. De naarstigheid cn onvergelijklijke arbeidzaamheid van den heer sergel zijn niet minder, dar. zijne bekwaamheid, en daarom brengt hij het ver; in plaats, dat een ander Zweedsch beeldhouwer, de heer morren , die bij de 30 jaaren in Rome geweest, en in godsdienst en denkwijze tot eenen Romein bekeerd is, niets nieuws tc voorfchijn brengt. Deze  EN HET OOSTEN. &3J trekt 's maands eene zékere wedde als bekeerde of verkeerde; want zo groot is de verandering bij hem, dat men moeite heeft, iets Zweedsch in hem te herkennen, uitgezonderd , dat hij een ongemeen vriendlijk man is. Gij hebt altijd gewild, dat ik u de Zweeden zou noemen, die ik ontmoette; hier hebt gij de ganfche lijst van degeenen, die thans in Rome zijn, als gij er alleenlijk den heer karel frederik rudbeck nog bijvoegt, en uwen gehoorzaamen dienaar. JACOB JONAS BJÖRNSTalIL. ZESTIENDE BRIEF. Reis naar Napels — Aardrijkskundige fchets der [treek om Napels, en van de plaatzen daarin, boven en onder de aarde gelégen. Napels, den i\jien junij, 1771. _dert dat ik de laatftemaal aan u heb gefchréven, •heb ik eene reis in Latium gedaan , en ik had n aanflonds van de voornaamfte merkwaardigheden, die men aldaar vind, behoren berigt te géven; maar dewijl ik onmiddellijk daarop de reis herwaard naar Napels aannam, had ik geen tjid om de pen op het papier te brengen. Thans word ik wéér door andere onderwerpen van zo groot gewigt vervoerd, dat ik onmogelijk mijne gedagten op iet anders kan vestigen, dan op het geen ik hier dagelijks bewondcre. Reist men in Magna Gracia , dan vergeet  23-6 R E I Z £ DOOR EUROPA men Latium en zelfs Rome. Ik mag, vertrouw ik, het koningrijk Napcis, met veele oude en laater fcbrijvcrs , dus noemer;, zonder dat mij iemand daaróm kan bcfchuldigen, als of ik mijns naasten grenspaalen verrukte, want het komt hier op geen veroveringen, maar op naamen aan. Bijaldien ik weêr tc Rome kom, zal ik tragten in het andere u ook voldoening tc géven. Voor bet tegenwoordige verwagt gij billijk andere zaaken: en indedaad komen er zo veelen, van zulk eenen verfchillendcn aart, voor, dat, indien ik uwen fmaak niet kende, ik fchier niet zou wéten, waar méde ik zou beginnen. Van de fchoonheid des lands cn den vrugtbaaren grond zal ik thans alleen dit zeggen: indien Italië dc tuin van Europa is, dan is Napels gewis het paradijs. Een fchoon en heerlijk land: het brenge alömme en zonder veele moeilijke bebouwing, dc zeldzaamfte vrugtcu voord, vijgen, granaatappelen, amandelen, kastaniën, nooten, olijven, Citroenen, oranjeappelen , turkfche weit, rijst, allerhande foorten van meloenen, cn de kostlijkfte druiven. Het heeft zo veel overeenkomst met de gouden tijden der dichters , dat ik niet langer kan twijfelen , of ovidius cn virgilius hebben hier hunne fchildcringeu ontleend. Want van homerus en lesioüus is dit nog niet bewézen; fchoon dc neer Hoogleera..r jacob. martorelli hier te Napels met alle mogelijke gronden heeft willen betogen, dat homerus niet alleen deze gewesten gekend en daarover gefchréven hebbe, maar ook nier opgevoed, cn veelligt zelfs in Napels geboren zij, en dat deze groote dichter door den oceaan niets anjers dan dc golf van Puzzo/i verfla. Reeds vqoi- langen ü]è zijn er twee .groote boekdcelcn in 4 0 . uitgekc . " , r den titeUDdP,  23S REIZE DOOR EUROPA jen. Vervolgens zal het nodig zijn, iet van groote en geleerde mannen te melden, van devvelken men er hier meer vind, dan wij ons te huis verbeelden , wijl wij den toeftand der geleerdheid op deze zijde der Alpen éven zo min kennen, als wij hier gekend zijn, waarvan niet alleen dc ver afgelegenheid der plaats en de onkunde der taaie, maar fchier nog meer de geringe handel en gemeenfchap, die wij op deze plaatzen, en zelfs in het gemeen met de Italiaanen hebben, dc oorzaak is. Bij menfehen geheugen weet niemand in Napels, dat ooit een Zweed hier is geweest, die naar geleerde zaaken onderzoek gedaan heeft; nauwlijks heeft iemand een boek gezien, dat in Zweeden gedrukt is. Als dit in eene zeeplaats het geval is, waar dikwijls Zweedfche fchépen in de haven komen , en waar de kroon Zweeden eenen opperkonful heeft, wat zal men dan niet van andere (léden zeggen, die midden in het land liggen ? Nu ik in het zuiden, cn zo verre van mijn lieve vaderland ben, als ik ooit geweest ben , cn thans op deze reis komen zal, en dagelijks met de geleerdfte lieden verkeer, die hier zijn, moet ik de gelégenheid waarnémen, om vroegtijdig nieuws en de beste berigten, die ik kan verzamelen, naar de verst afgelégen Noordfchc gewesten over te zenden. Indien ik naderhand tijd cn plaats vind, zal ik de (taatsgcfteldhcid des lands, den handel, en de lévenswijze van de natie, die niet alleen van de lévenswijze der Franfchen, e. z. v., maar ook van die der overige Italiaanen zeer onderfcheiden is, jnet een woord aanroeren. Op dat gij u een regt duidelijk begrip zoud kunnen maken van de ligging der merkwaardige plaatzen , die ik thans zal noemen, moet ik vooraf, om eene juiste orden  244 II E I Z E DOOR. EUROPA zweetbaden, die men met veel vrugt voor de gezondheid gebruikt. Misleiden zult gij zeggen, dat ik mij te verre westwaard van Napels verwijdere, en niet tot den oostwaard gelégen Vefuvius, cn de ftéden, daaronder bedolven, komc. Dit heb ik voorbedagtiijk gedaan, om daar door de dwalingen voortekomen, waarin veelen vallen, als zij van deze merkwaardige plaatzen, of van de reis van plinius fpréken, welken allen haaren oorfprong hebben in de onkunde der aardbefchrijving, wanneer men deze plaatzeu niet met eigen oogen gezien heeft. De ftad eiudigt naar het oosten met den Itroom Sebethus of Sebetis, over welken eene brugligt, Ponte di Magdalena genoemd. Hier is de weg naar Portici, den Vefuvius, Pompeji, e. z. v. De Vefuvius ligt omtrent i en eene halve Zweedfche mijl oostwaard van Napels, fchoon hij om deszelfs hoogte nader fchijnt te wézen. Hij rookt geftadigzeer fterk, doch werpt niet fteeds vuur uit, gelijk veelen zig verbeelden. Zo het waar is, dat de Vefuvius eene gemeenfehap met den berg Solfatara heeft, bij de ouden Phlegre, en de naburige ftreek Campi Pklegrai genoemd, alwaar men zegt, dat de ftrijd der reuzen met jupiter voorviel, dan ligt voorzéker Napels op het vreeslijkst kanaal, of onderaardfche mijn, die in dc waereld te vinden is. Doch, tot mijn' troost, wil ik, ten minften zo lang ik hier ben, niet geloven, dat het waar is. Ik heb ook geen overtuigende bewijzen van zulk eene fchriklijke yuurmijn onder de ftad gezien. De beide bergen zijn omtrent 15 Italiaanfche mijlen, van het oosten naar het westen, van elkander gelégen; tusfehen beiden, aan de zeekust, ligt de ftad Napels. De grond is hier overal vol zwavel,  •94» R. E I Z E DOOR EUROPA tot Stab'n?, hetwelk dus 10 mijlen van den top , of de opening, van den Vefuvius gelégen is, die insgelijks noordwaard van Stabie ligt. Dit Stabij; heeft op heuvels, a Italiaanfche mijlen oostwaard van de zee, boven de ftad Gastel a Mare , gelégen , welke digt aan den zeeboezem ligt, en voortijds voor het Stabij: der ouden gehouden werd. Het kan wel wézen, dat deze oude ftad zig van de zee af, % of 3 Italiaanfche mijlen , tégen de hoogten op, uitgeftrekt hebbe. Vijf Italiaanfche mijlen zuidwest van Castel a Mare, aan de zee, ligt de ftad Fico, en 3 Italiaanfche mijlen vmFico heeft men Sorrento. Hier tusichen, digt bij Sorrento, of Surentum , ligt de tempel van Circe. Van hier heeft men 3 Italiaanfche mijlen tot de ftad Masfa, nabij het voorgebergte, daar het eiland Caprea omtrent 19 Italiaanfche mijlen ten zuide van Xapeh ligt. Alle de hier gemelde ftéden en plaatzen kan men tc Napels zeer wél zien , en zij liggen aan denzelfden zeeboezem. Verder op is eene andere golf, aan dewelke de itad Salernum ligt, waar oudtijds de Salernfche fchool was: de gewoone weg, van Napels derwaard , dien ik ook reisde, rékent men op 30 Italiaanfche mijlen. Van Salerno naar de oude ftad Pastum, welker zuilenftellingen, tempels en andere gebouwen ons ten hoogiteu doen verwonderen, rékent men ook 30 mijlen of iet meer, zodat Pastum over de 60 Italiaanfche mijlen van Napels tégen het zuidoosten aan de Middenlandfche zee ligt. Pjsstum is tot hier toe het verstafgelégen doel mijner reizen in Groot-Griekenland geweest; denklijk is het nauwlijks ooit te voren door eenen Zweed bezigtigd. .Dat dit dan ook de grenze van deze korte aardrijksbefchrjjving zij, die u in eenen brief toch reeds te lang  * EN HET OOSTEN. 249 zal Schijnen. Zij dient ten minflen om de dwaling voortekomen, waarin anderen gevallen zijn, die bij voorbeeld Reftna bij het voorgebergte Mifenum geplaatst hebben, hetwelk nogthans 15 mijlen in eene regte lijn van het oosten naar het westen daarvan afligt; cellarius zeifis van dien grovcn misflag niet vrij. Zulken egter, die de plaatzen niet zeiven gezien hebben , kan men het vergéven; maar ik zie niet, hoe de beer abt richard , die in het jaar 1762 hier te Napels was, wégens de ménigvuldige misdagen, die hij in zijne Description historique cj? critique de F Italië &c. Dijon 1766, 4 deelen in 8 0. begaan heeft, kan verfchoond worden: of men .moest zeggen, dat de gczelfchappen, vcrmaaklijkheden, groote tafels, het kaard-pélen en dergelijkcn hem geen tijd genoeg gelaten hadden, om zékere onderzoekingen in het werk te Hellen, cn dc zaaken behoorlijk tc befchouwen; op deze wijze verklaren het de Napolitaanen zeiven. Een of ander voorbeeld der grove feilen van dien eervvaardigen heer zal u genoeg zijn; want over alles te fchrijven, zou zijn zulke groote boeken te fchrijven, als hij zelf gefchréven heeft. In liet vierde deel, p. 502, zegt hij: On dit que toui le reste de cette cöte, qui berde le golfe de Naples jusques vis a vis flsle de Capri, oit fontles villes de Masfa, Sorrento, rj? Caftelh a Mare, fous lesquelles font cachées les ruines des anciennes villes de Pompej'a cjf de Stavla, est egalement délicieux & d'une fertilltJ ddmirable; mals Fufage n'est pas cFy aller, quoique je ne doutepas, qui'1 ny alt plup.eurs objets vraiment cllgnes de curlofté; ou dolt y retrouver encore des monumens de la plus haute antiquité. [Dat is: Men zegt, dat al het overige dezer kust, die dc golf van Napels tottégeiiQ5  s5° R E I Z E DOOR EUROPA over het eiland Caprea zoomt, alwaar de Héden Masfa, Sorrento, cn Caflello a Mare liggen, onder de welken dé overblijfzels der aaloude ftéden Pompeja en Stavia verborgen zijn, tévens bekoorlijk en ongemeen vrugtbaaris; maar het is geen gebruik, dat men derwaard gaat, fchoon ik niet twijfel, of er zijn veele zaaken, die indedaad der nieuwsgierigheid waardig zijn; men moet er immers nog gedenktékens der hoogfte oudheid vinden.] Uit hetgeen ik te voren aangemerkt heb, kunt gij zien, wat men van de onkunde en agteloosheid van den eerwaardigen heer abt richard moet denken: daar hij in Napels was, en zwanger ging van eene discription historigue & critique de F Italië, vergenoegde hij zig met het gezigt van Portici cn H[erculapum, zonder eenige Italiaanfche mijlen verder naar Pompeji, e. z. v. te gaan, ja zonder een oog op de kaart naar deze plaatzen te wenden. Want geen kaarten, zo min ouden als nieuwen, zijn zo gebrekkig, dat zij deze oude ftéden onder Masfa, Sorrento en Castel a Mare plaatzen; Masfa namelijk ligt ten minften 13 Italiaanfche of 2 Zweedfche mijlen van Pompeji in eene regte lijn naar het zuidwesten, cn Sorrento 10 mijlen. Hij zegt: het is geen gebruik , derwaard tc gaan; misschien fpreekt hij van zijne landslieden; maar dit weet ik, dat nauwlijks een Engelsman naar Napels komt, die niet ten minften Pompeji bezoekt. Ik ben er driemaal geweest, gelijk ook te Stah'ue, fchoon dat iet meer uit den w«g ligt. In de laatfte jaaren heeft men ook begonnen, naar Pastum te rijden, dat zo verre afgelegen is; men heeft zelfs onlangs in Engeland eene befchrijving cn afbeelding van alle de merkwaardigheden van Peestum uitgegeven. Zo zégt ook dc heer abt richardp. 364: „ dat  EN HET OOSTEN. -51 de asch van den Vefuvius naar Mifenum gedréven werd, alwaar plinius lag, zulks was een bewijs, dat een Sterke noordewind waaide, toen in het het jaar 79 Herculanum verwoest werd." De heer richard moet zijn eigen kompas in het hoofd gehad hebben; want dat, welk alle kaarten hebben, wijst, dat de Vefuvius regt ten oosten van Mifenum ligt; bijgevolg moet het, volgens eene gezonde logica, een ftcrke oostewind geweest zijn. Indien de heer abt de noordfter had léren vinden, zou hij gezien hebben , dat zij over Capua en dien oord heen ftaat,, wanneer hij bij het voorgebergte Mifenum was, en niet over den Vefuvius. Doch al genoeg van feilen. Gij begeert nu, betreffende de oudheden, enkel waarheden. cn, billijk, van mij met zékerheid te wéten, hoe het met de ontdekkingen in de thans meer dan eens genoemde ftéden gaat. Dit zal het onderwerp van mijn' volgenden brief zijn, daarin zal ik,na zulk eene lange voorbereiding, aanftonds ter zaake komen. Ik meende dit alles in éénen brief te kunnen vatten, want ik weet, dat deze aardrijkskundige u fchraal genoeg fmaakt, maar het is nu niet anders: jacta est alea , het heeft zijne nuttigheid bij het lézen van boeken. Dc oude Schrijvers, daar veel béter ftaat op te maken is, dan op de nieuwen, kunnen daardoor licht verkrijgen. Virgilius, horatius , strabo, dc beide PLINIUS5EN, DIOÖO- rus siculus , taciïus , seJjeka en meer anderen , worden nu hier door verftaanbaarcr. Ik heb bij een aandagtig lézen dc nauwkeurigheid van den ouden strabo bewonderd; lees hem, als gij tijd hebt, met mijnen briefin de hand , dan zult gij bevinden, dat wij de plaatzen vrij nauwkeurig befchouwd hebben. Eenige fehijnbaare xbrij -  m R E I Z E D O O 11 EUROPA digheden wil ik liever op réfcening zijner affehrijvers ftclJcn, dan op zijne eigen, wijl ik zie, dat hij op alle plaatzen de waarheid nauwkeurig onderzogt heeft. Sed manam de tabula geographica. ZEVENTIENDE BRIEF. ISadcre befchrijving der ontdekkingen in Herculanum — J^va — Ontdekkingen in Pompeji en Stabice — Eenigen van Pccstum. Napels, den 30 juli; , i77i. \_J/m mijne belofte, in mijnen laatften brief, te volbrengen , zal ik onmiddellijk , zonder verdere voorréde, met Herculanum zelve, of, béter gezegd, Herculaneum, gelijk de ouden het toch noemden , een begin maken. Doch ik zal van dcszelfs ontdekking geen breedvoerige befchrijving géveji, maar alleenlijk de voornaamfte zaaken aanroeren , die anderen voorbij gegaan zijn. Als men in het begin van deze eeuw bij Portici eenen put groef, vond men verfcheiden werken der ouden van marmer in goeden fmaak, vervolgens zuilen van eenen tempel cn meer andere dingen. Ondertusfchen wist men nog niet, dat hier eene ftad was, te minder, wijl bijna alle geleerden van gedagte waren, dat Herculanum 11taliaanfche mijlen verder had gelégen. Maar in het jaar 1738 vond men op verfcheiden marmeren zuilen opfchriften, welken melden, dat de Ilerculancrs dezelven hadden laten oprigtcn. Deze opfchriften heb ik op de plaats onder de aarde, daar men ze gevonden heeft, gelézen. Nogthans wilde men nauwlijks geloven, dat op deze plaats de  EN HET OOSTEN 25.5 ftad Herculanum zij; veelen wilden het tégenfpréken, zelfs de geleerde lami te Florence fchreef er tégen., en beriep zig op de kaart van peutinger en dergcl. Doch thans, geloof ik, is er niemand meer, die de zaak in twijfel trekt, nademaal er zo veele bewijzen ingekomen zijn. De huizen cn gebouwen, die daar gevonden zijn, beftaan in eene fchoone en groote openlijke fchouwplaats, of tlieater, eenen tempel van herkules met fraai fchilderwerk aan de muuren en eenige bijzondere huizen, onder dewelkeu het eene eene boekerij fchijnt te zijn, wijl men aldaar een groot getal boekrollen (volumina), in dc Griekfche taal op Egiptisch papyrus gefchréven, gevonden heeft, niet op franfijn of fijn pergament, gelijk de heer abt richard in het 4 deel, bl. 437, zijner Defcription historique & critique de VItalië zegt, welke ik Defcriptio ««) ,, Door fommige gaten een pestige damp uitvliegt, „ welken noch mensch, noch vee, veilig ademen kan. Als de „ vogels in denzelven vervallen, voor dat hij door beter lugt ,, gezuiverd is, vallen zij, in de vlugt, neer; zijn blaauw op „ het lijf; en hebben een gezwollen keel, als of zij met ge„ weid toegenépen ware."  EN HET O O S T E N. .V-9 fchrijf. Het zou eene veel aangenaamer ftof zijn, van de elizéfche velden te inreken , welken op deze zijde van Napels liggen, van Baja en dcszclfs bekoorlijke fchoonheden, alwaar de keizer hadriaan (tierf, en zig met het liedje bemoedigde: O animula vagula blandula! cn op cicero's landgoed, Akademia, begraven werd; van de welle, die na het bcklaaglijk eind van cicero bij dit zijn paleis gevonden werd, welker water voor de Ongemakken der oogen goed was , cn laurea , den vrijgemaakten van cicero, aanleiding gaf tot het fchrijven van een fraai puntdicht, dat plinius ons L. 31. C. 1. volkomen bewaard heeft, waarin hij zegt, dat het landgoed van cicero zijnen wége de waereld met een nieuw oogwater heeft willen verrijken, om het gezigt tc verfïcrken van de geenen, die op alle plaatzen en te allen tijden in het toekomende zijne fchriften zullen lézen: JVim'irum loens ipfe[ui Ciceronis honori Hoe dedit, hoe tanta cum patcfecit opc, Ut, quoniam tot urn legitur fine fine per brhem , Sint plures oculls qua: medeant'ur aqiicc (g) ; Van dit alles wil ik niet fchrijven, want ik heb zo min de gaaven van cicero , om aangenaam te fchrijven, als gij zijn oogwater, om bet bij het lézen van mijne krombeenige letters te gebruiken. Even zo min wil ik in de badÖDoven van Tritoli terugkéren; ik heb nog niet ver- (g) Men leze 't geheele puntdicht, met ce aanteekeinngen van deu Heer burmanncs , in de Antliol, Lat. L. II. Epigr. 156. p- 34«- fq. X 5  334- REIZE DOOR EUROPA ven heeft, toen er eene ménigte fchépen van Alexandrik' in Egipte naarPuteoli kwam, die boeken, papier, fpécerijen , fteenen, bysfus, en dergelijken aanbragten , daar over kan men strabo , in het VII. boek, suetonius , in het léven van augustus , hoofdft.98 , en seneka, in den 58ften brief, nalézen. Hier uit bekomt de reis van paulus meer licht, die met een fchip van Alexandrïè van Maltha naar Syrakuzen en Rhcgium, en van daar naar Puteoli of Puzzoli ging , Hand. der Apost. k. 28. Dc broeders, die hij daar vond, en die hem en zijn gezelfchap verzogten , om zéven dagen te blijven, waren, zonder twijfel , Joodfclie kooplieden , die wégens den koophandel aldaar woonden; anderen willen ze nogthans voor Christenen houden. Nog tégenwoordig liggen veele vreemde fchépen in de haven, die wijnen, vrugten, zijden, en dergelijken laden en uitvoeren.  EN HET OOSTEN. DRIE EN TWINTIGSTE ERIEF. Karakter der Napolitaanen — Weinig aanmoediging voor de geleerden — Menigte van r egt sgeleer den — Univerfiteit — Dood van Mazochi — Kollégiën en Seminarïèn — Van den heer Moccia — Van verfcheiden andere geleerden — Improvifanti — Van den prins Sanfeverino, Duca di Noya , en andere geleerden van hoogen rang. Napels, den ïSden September. 1771. J[n mijne laatfte brieven heb ik alleenlijk van de buitengewoone vcrfchijnzels in de natuur, en van de opgedolven oude ftéden en oudheden omftreeks Napels; met één woord, van zulke wonderlijke zeldzaamheden, die men anders nergens op eene plaats in de wacreld bij elkander vind, gefproken , zonder een enkel woord van de ftad Napels zelve te melden. Zij verdient egter in veele opzigten gekend te worden. Haare ligging is onbefehrijflijkfchoon en bekoorlijk; de omliggende landltrcek kan men met een beloofd Kanaan vergelijken. Men rékent, dat het ganfche koningrijk Napels, behalven Sicilië, 4 millioenen inwoners bevat. De Itad Napels heeft omtrent 400 duizend menfehen , en in zommige ftraaten zijn menfehen en rijtuigen in geftadige bcwéging, éven als in Parys. & zal mij hier in geen breedvoerig onderzoek inlaten, of deze ménigte van volk in eene behoorlijke werkzaamheid is of niet, en hoe de koophandel,  336 REIZE DOOR EUROPA handwerken, kunsten en akkerbouw hier te lande zouden kunnen verbéterd worden. Gij kunt hier over een boek zonder naam nalézen, waarvan de titel is: Naples, ce qu'il faut faire pour rendre ce Royaume florisfant. Amft. 1769., waarvan in dit jaar eene nieuwe uitgave uitgekomen is. De lugttlreek vervoert in de daad tot ledigheid cn wéllustigheid. Hannibal, de beid, die zAWRome deed Adderen , verdorf zig met zijn ganfche léger bij. Capita. Van de verwijfde zéden der Tarentiners en Sijbariten fpréken alle oude fchrijvers. Het is zonderling hier, op de ftraaten daghuurders en lieden, die op dezelfde wijze léven, geheel naakt en gansch onbezorgd wegens den dag van morgen , en tévens veele honderd rijküitgcdoschtc lopers vóór de vergulde koetzen door den armen hoop tc zien heen dringen : zo naauw grenzen tégenftïijdige dingen aan elkander, dc buitenfporige pragt en de uiterfte armoede maken hier te zamen eene zonderlinge vertoning, en dat niet blootlijk op dc ftraaten: veelen bewéren ook, dat zij in de zéden éven zo na verbonden zijn. Gij zult mijne mening béter verdaan, als ik 11 zeg , hoe een Napolitaan mij onlangs de inwoners dezer had befehreef, cn met welke klasfe van menfehen men hier moet verkéren. Dc inwoners van Napels, zeide hij, kan men bij eene flang vergelijken: de kop is vergiftig en fchadelijk, daaröm houwt men hem af, en werpt hem weg; de ftaert is onnut en afzienlijk, men houwt dien ook af en werpt hem weg; maar het middenftuk is nuttig en goed, men neemt het daarom cn bewaart het in dc apotheekeu: zo zijn de aanzienlijken en de adel alhier kwalijk opgevoede, onkundige, fchadelijke cn flegte lieden; het gemeen, dat men hier Lazaroni noemt, is zo  EN II E T O O S T Ë N. 337 zo laag en onwaardig, dat men bet ménigmaal nioct ontvlieden e. z. v. Maar de middenftand is, naar zijn gedagt, de beste, dien men op aarde kan vinden. Het past mij niet, een volk te rigten. Geen régel zonder uitzondering ; ik ken hier vorsten, die wél opgevoed en verllandig zijn, men verkeert met vermaak in hunne gezelfcbappen; het getal der zulken is zéker niet zeer groot, en geenzins geëvenrédigd naar de ménigte van vorsten, prinfen, hertogen, raarquizeu, graavcn e. z. v., van de welken-het in Napels krielt (*). Even-dus heb ik ook bevonden, dat onder het gemeen volk 'mNapels, dat in alle landen in zulk een' kwaaden rbep is, ook lieden zijn, die getrouwheid en rédelijkheid bezitten, en hiet'bedriegen, alfchoön zij het konden doen: zij zijn zeer voor hun eigen'belang, en willen,om niet,veèl winnen,maar de ménigvuldige reizigers, die deze oorden bezoeken , hebben hen hier toe verwend. In het algemeen is het zéker, dat de Napolitaanen' goedhartig zijn, en veel goede geneigdheden hebben; zij zijn méclelijflend cn-ligt bewogen , waarvan men dagelijks blijken ziet. Zij zijn vrolijk en lévendig, hun omgang is ongedwongen en aangenaam , zij maken zig fchielijk vrienden en bekenden. De aanzienlijken zijn niet hoogmoedig, maar zeer vriendlijk en gedienftig: voor vreemdlingen hebben zij' veel agting. Wij krégen bezoek van veele prinfen en heeren , werden door hen genodigd, en genoten duizend beleefdheden. [(*) Volkman zegt , dat men in het Napolitaanifche 130 prinfen, 150 hertogen, 173 marquizen, over de dograaven, en omtrént 500 barons en leenmannen vind. Deel V. bl. 139. aantek.] h Deel. V  ■53» REIZE DOOR EUROPA Dc geleerden zijn onbcfchrijflijk vricndlijk: nauwlijks is er iemand, uitgezonderd den eenen of den anderen gierigaard, die zijne werken, en dat op eene zeer heu-fche wijze, niet ten gefchenke gaf;- de eene geeft zijn boek, en voegt er bij, dat bet eene febatting is van zijne hoogagting .voor den perfoon, dien bij het geeft; een ander verzoekt, dat men zijne gedagte over zijn werk gelieve te zeggen e. z. v., dit doen zij, wanneer een vreemdling bij hen, of bij hunne vrienden in goede kennis geraakt. Verfcheiden hebben mij hunne boeken gezonden, zonder dat ik den fchrijver te voren perfoonlijk gekend had. De geleerden tc Napels arbeiden uit lust en natuurlijke neiging, zonder voordeden of beloningen daar voor te verwagten. Want in het algemeen moet ik zeggen, dat de.geleerdheid hier tégenwoordig niet zeer begunstigd is. -Om die réden is het getal der geleerden zo groot niet, als het zou kunnen worden. Honos alit artes. £Eer kweekt kunst.] Beloningen heeft men hier ook weinig, daarom vind men hier dc ménigte van akademiën in alk wé tenfehappen met, die men in Parys en alöm in Frankrijk aantreft. Maar juist dit vermeerdert mijne hoogagting, voor de Napelfche geleerden. Het gebrek aan noodwendig beftaan hindert dadelijk veelen in hunne loopbaan , zij moeten tévens andere middelen beproeven , om in hun onderhoud te voorzien , welken hen beletten, het verre te brengen, en dit geeft den wétenfehappen eenen knak. Zo moet een hoogleeraar in het Grieksch alhier, om zig eenig goed beftaan te verfchaffen, en vrouw en kinderen met eere aan den kost tc helpen , tévens als advokaat in de regtbauk dienen, waarméde men hier het zékerst brood heeft: men moet zig verwonderen, hoe hij  EN HET OOSTEN. 3S9 het te gelijk kan waarnemen, boeken zelfs inde Hcbreeuwfche letterkunde te fchrijven, en regtsgedingen tc voeren. Hij overtreft zelfs demosthënes , die alleen de rédenvoering fchreef, die hij vóór het gerigt deed; deze geeft lesfen over isokrates en demosthënes aan de jeugd, laat verklaringen over de pfalmen van david in druk uitgaan, fchrijft fraaije Italiaanfche vaerzen, arbeid in de oudheden , en wint tévens ménig pleit cn daarméde jaarlijks eenige duizend dukaaten. Zo doet de heer saverio rMATTEi hier tc Napels, welke 3 deelen in 4 0 . beeft ujtgegéven onder den titel: I libri poëiici della Biblta, tradot ti dell' Ebralco originale, e adattati al gust 0 della Poëfia Italiana: colle note e osfervazionl Critiche, Politieke e Morali. E colle osfervazioni fu i luoghi piu difficili, e contrast at i del fenfo letterale e fpirituale. Opera di Saverio Mattel in Napoli, waarvan het laatfte deel in 1768 uitkwam; Hij heeft ook nog andere werken uitgcgéven: Exercitalionesper Saturam. Ncapoll 1759 «4°; zonder van zijne kleine gedichten tc gewagen. Gij zult misfchicn zeggen, dit is een geleerdpohpolium [veelkoop] of polyhistorie [veelwéijenheid]; beide zou kunnen waar wézen, want niets is hier te Napels zo voordélig, als advokaat te zijn, waaróm derzelver getal hier ook zeergroot is. Als men ze allen te zamen neemt, die tot de regtsgelccrdheid en de regtbanken in de Itad Napels behoren , belopen dezelven, naar men zegt, op 30 duizend, en de advokaaten alleen maken een getal van 15 duizend uit. Als men naar de regtbank, la Vicaria genoemd, gaat, word men fchier doof van het gemompel der kabalisten; het gedrang is zo groot, dat men kwalijk kan door komen , hoe veele en groote zaaien daar ook zijn. De Y a  34o REIZE DOOR EUROPA rëgtsgeleerden worden hier paglietti genoemd naar de kraag, die zij om den hals dragen, welke paglietta heet; dezelve gelijkt volkomen naar eene kraag der priesters, alleenlijk is zij van eene blauwagtige kleur; allen zijn in het zwart gekleed. Ik zal niet zeggen, dat met al die menigte van rëgtsgeleerden het regt en de geregtigheid in Napels zeer wél gehandhaafd word. Veele wélbemiddelde rëgtsgeleerden in eenen itaat komen mij voor als veele gcnecshccren in een ziekenhuis; de zieken liggen te bedde, en de geneesheer rijd te hunnen koste in eene koets; hoe grooter derzelver getal is, des te meer bewijzen zij de ménigte van zieken, cn de regte waarde en het aanzien der kunst. Juist hetzelfde vind ik bij de veele rijke rëgtsgeleerden alhier: zij bewijzen eerder de ménigte van twisten en pleitgedingen , dan de bezorging en handhaving der gcregtigheid. Ik heb gehoord, dat hier zaaken opgenomen worden, die van 5 tot 700 jaaren oud zijn; want, iemand, die zo lange herwaard, bij overerving, eigenaar van een ftuk lands is, c. z. v., kan genoodzaakt worden, om zijn regt daartoe te bewijzen; en veeltijds zegt men, dat zijne papieren valsch, de fchrijfwijze en de trekken der letters van een' laater tijd, bij gevolg ondergeftoken zijn, e. z. v. In hoop derhalven op winst, en van in aanzien te komen, vatten veelen-dit vet beroep aan. Men heeft mij van den hertog van Brunswijk verhaald, die voor een jaar of vier hier was, dat hij gezegd had, op zijne reizen waargenomen te hebben, dat de regte wijze om door de waereld te komen, was, in Berlin foldaat, te Rome gecstlijke of monnik, te Napels paglietti te zijn. Doch ik verlaat de ménigvuldig bczogte vicaria cn ga  EN HET OOSTEN. 341 naar de Univerfiteit, die op verre na zo veel toevloed niet heeft. Zij heeft over de 30koninglijke hoogleeraars; des koningsopperhofprédiker,met den titel vmCapcllano Maggiore, thans bisfehop van Puzzoli, is Prafeclus Univerptatis. Alle wétenfehappen worden 'hier onderwézeu en geoefend. Gij zult wel willen geloven, dat de regtsgcleerdheid niet vergéten word, waarvoor in alles 8 of 9 hoogleeraars zijn: twee in het gcestlijk regt, twee in het burgerlijke, één voor het halsltraflijk regt, één heeft het leengeregt, een andere het landregt; van de handelen huishoudkunst zal ik niet eens gewagen. Wanneer er een leerdoel of' hoogleeraarsampt open is, kan ieder,, wig wil, jong of oud, naar de plaats ftaan; het onderfcheid tusfehen eenen gepromoveerden cn niet gepromoveerden heeft bier geen plaats, want hier worden geen promotiën gedaan, en men weet niet, wat een meester in de vrije kunileu is, zonder dat men het minde nadeel daarvan in het gemecnebest befpeurt. De geen, die naar het ampt dingt, moet zijne bekwaamheid in de zogenoemde concurfo bewijzen, welke inrigtiugzo zonderling en ons zo volkomen onbekend is, dat het 11 aangenaam zal zijn, dezelve te léren kennen. Die naar het opendaand profesforaat daat, moet zig bij des konings kapellaan melden, (uit liet geen ik éven te voren gezegd heb, weet gij, welk eene waarde dit woord bier te lande heeft, en dat bet wat andefs is, dan bij ons, waar niemand heer kapellaan wil héten) deze fchrijft de naamen vervolgens op de lijst. Hij be-. paalt eenen dag, wanneer elk van zijne wétenfehip eene proef zal géven, welke men concurfo noemt, en die op de volgende wijze gefchied; 's daags te voren komt de vervvagteling, of kandidaat , bij zijn' hoogeerwaarden s V 3  34a R E I Z E DOOR EUROPA Monjignore capeïïano, die hem in tegenwoordigheid van de peifoonen , die daartoe behoren, eene doffe opgeeft, waarover hij den volgenden dag, dat is binnen 24 uuren, eene geleerde en met wélfprékendheid opgeftelde Latijnfche rédenvoering uit het geheugen, in tégenwoordigheid van den heer kapellaan, zékere raadsheeren , hoogleeraars en eene ménigte toehoorders, in eene openbaare gehoorzaal moet uitfpréken; daarop moeten twee der médedingers tégenwerpingen -maken■,-hem vraagert opgéven en dergelijken, w'ken hij gehouden is wél te beantwoorden. Ondertuslchen daat het niet aan de keuze van den kapellaan om eene doffe tc géven: hij neemt daartoe een voornaam boek van gezag, of eenen klaslifchen fchrijver; gelijk bij voorbeeld, bij de opendaande plaats in den voorleden zomer, welke een hooglecraarsampt in de zédekunde was, eene Griekfche uitgave der zédeleer van aristoteles genomen werd ; het boek is toegedaan, de kapellaan (leekt er met eene naald in, en het boofdduk, dat getroffen word, word voor de doffe genomen; dit doet men tot drie maaien, zo dat de geen, die naar het ampt Van hoogleeraar dingt, van de drie dóffen er ééne kan kiezen , die hij na 24 uuren geleerd moet verhandelen; binnen dien tijd moet hij over de zaak lézen, om diep in dezelve intedringen, en de doffe grondig te léren kennen, hij moet die uitwerken, eene rédenvoering of verhandeling daarover fchrijven, dezelve van buiten léren, ze uitfpréken, en ze eindelijk in het openbaar verdédigen. Veelen géven des nagts zig geen tijd om te flapen, en halen zig daardoor eene ziekte op den hals, voornaamlijk, wanneer zij zulk een' derken arbeid en groote ingefpannenheid dag en nagt door niet gewend zijn. Zom-  344 R E I Z E D 0 0 R EUROPA De ganfche univerfiteit kost den koning 7300 Napclicbc dukaaten 'sjaars, hetwelk de wedden van de 33 hoogleerlaars uitmaakt; doch zij worden niet allen éven wél beloond. De rëgtsgeleerden hebben-het meest, zommigenonder dezelven .900 -dukaaten in het jaar, de anderen hebben 6 tot 400, en de minde jaarwedde, is niet miecr dan; 130 dukaaten;. om deze kleine lom was het juist, -datmen thans de gemelde geleerde_gevegtén hield.: Doch het gaat hier als in de Olympifeho fpélen, men- (treed zo ijverig om eenen krans van olijftakken te bekomen , wijl men naderhand van gansch Griekenland daarvoor geëerd werd. Men kan tc Napels, 'daar het niet zeer duur te léven is, met 130 dukaaten in het jaar nauwlijks toekómen-, hetwelk omtrent 560 Franfche livres maakt; want een dukaat te Napels is niet meer dan 10 carlinen, en zou niet meer dan 10 daalders kopermunt maken, indien wij geen wisfclkocrs hadden , die onze rékeningen zo onzeker maakt, en ons geld zomtijds als boter in de zon doet verfmelten. De Univerfiteit, die hier IJhidii heet, heelt onlangs eenen van haare gejeerdfie. en in gansch Europa bekendlte médeléden verloren, ik meen, den heer mazochi, van wien ik reeds in mijne voorgaande brieven gefproken heb. Ilij overleed den iaden feptember 111 den ouderdom van bijna 87 jaaren, hij was geboren den aófien october 1684. Schoon zijne gezondheid in de laatfte .jaaren zwak was, was nogthans zijn omgang ftigtlffk ; ik zal te voren reeds gezegd hebben , welke aandoenlijke gefprekken ik met hem gehad heb; geen, wouder derhalven , dat ik van het getal der geencn ben, die dit uitgcbluschte licht betreuren; inzonderheid , daar ik juist in dezellde dagen mijn laatde bezoek bij hem wilde afleggen,, en affchcid némen,  EN HÉT OOSTEN. 345 als ik onvcnvagt berigt kreeg, dat bij mij voorgekomen was. De heer ignarra, zijn leerling cn opvolger in bet hoogleeraarsampt, is onvertroostlijk; wij hebben beiden, tévens met den heer carcani , over het verfcheiden van dezen Nestor uit dc krijgsdienften der Mufen opregte traanen vergoten. Hij was zo wel in de geleerdheid, als in dé dagelijkfchc verkéring, een groot man. 'Van zijne ménigvuldige werken heb ik te voren gefchréven. - Behalven de univerfiteit zijn hier veele kollégiën cn kweekfchoolen,\vaarïn dc jeugd voortrefhj'k opgevoed word. Voornaamlijk is dat in het paleis van den aardsbisfehop, en thans kardinaal, sersale , hetwelk Seminaria delf Archivescovato word genoemd, vermaard; de geleerde heer simiöli , een braaf en vriendelijk man , is Iiecdor in hetzelve. Ik heb met veel genoegen een openbaar onderzoek in de wiskunde bijgewoond; er werden 5 jongelingen beproefd, van dewelken drie 18, cn twee 19 jaaren oud waren. De kardinaal sersale was er zelf tégenwoordig, cn maakte fchikkingeu; dc geleerden uit de halve ftad bijna cn verfcheiden 'aanzienlijke perfoonen waren daarbij verzogt. Elk, die wilde, ftond het vrij, hen tc onderzoeken, en tégenwerpingen op hunne antwoorden te maken, alles volgens euklides ; de voorltcllen van archimedes volgens taquet, de vlakke driehoeksméting naar denzelfdcn fchrijver, en de klootsdriehocksméting naar kniel. Dit onderzoek gefchiedde in het Latijn, in welke taal, als méde in het Grieksch, zij groote vorderingen gemaakt hebben; zij zullen nu Hebrecuwsch léren. Het onderzoek ging zeer vaerdig, en werd door elk bewonderd. Zij hebben zig in dc wiskunde niet meer dan anderhalf jaar geoefend. Drie van deze jonge lieden zijn tot den gccStïijr Y5 ' .  35o REIZE DOOR EURO-PA ook Jesus en zijne apostelen, het Grieksch als hunne moedertaal gefproken hebben. Hij begint eerst te bewijzen, dat de Egiptcnaars ten tijde van ptolomeus lagus Grieksch hebben gefproken: zo ook de Skiërs zédert seleukus nikanor. Alle dc gedenkpenningen van herodes zijn Grieksch, zo wel als de Sirifchen; bijgevolg waren de jooden omringd van lieden, die dc Griekfche taal fpraken, welke het eerst door alexander den grooten werd ingevoerd; ten laatften antwoord hij op alle de tegenwerpingen-, die tégen hem zouden kunnen gemaakt worden. Het bock is wél gefchréven, nogthans zou het kunnen wezen , dat het elk niet overreedde. De heer diodati heeft het der Rusfifcbe keizcriunc opgedragen, als de voornaamfte onder de geencn,die den Griekfchen godsdienst belijden. Zij heeft hem daar tégen een' grooten gouden gedenkpenning met baar eigen borstbeeld gezonden, en hem van haare bijzondere gunst door eenen brief van eenen minister laten verzékeren ; nog onlangs heeft deze keizerin hem een werk gezonden , door haar zelve gefchréven, namelijk Projet de loix 1770 , i.n Ato. , in vier taaien, Latijn, Rusiisch, Duitsch en Fransch gedrukt; dit bock heeft zij wéder met eenen brief in het Latijn door eenen minis.ter laten verzeilen, waarin zij zig uitdrukt, dat, wijl de heer diodati haar zijn boek gefchonken heeft, zij hem wéder met dit wil befchenken. Een zonderling nieuws moet ik ook niet vergéten, dat namelijk een geleerde hier te Napels thans bézig is, om den Heen in Lapland te verklaren, welken de heer maupertuis in zijne reisbefchrijving heeft laten aftékenen; ik geloof nauwlijks, dat iemand bij ons zig daaraan beeft laten gelégen zijn. Het is de heer meola , die zijne on-  EN HET OOSTEN. 351 derzoekingen zo verre uitbreid. Hij heeft mij zijne handfchriften getoond; en wil bewijzen, dat het opfchrift op den Heen Hebrecuwsch is. Ik heb hem verzogt, zig mer de uitgave te fpoeden ; het kan ten minsten dienen, om de geleerden in Lapland oplettend te maken, om op zulk eene ernllige en fteenharde ftoflfe te denken. De kloosters zijn ook niet zonder derzelver geleerden. Vader minasi , een Dominikaan, lieeft verfcheiden ontdekkingen in de natuurgefchieduis gedaan. Ilij heeft zig nu vijf jaaren met waarnemingen over de fpinnen bézig gehouden, en onder anderen bewezen, dat zij niet vergiftig zijn. Hij gaat zo verre, dat hij ze zonder het minfte gevaar eet; en heeft in onze tegenwoordigheid zulke fpinnen genomen en gegéten, die men gemeenlijk voor de allervcrgiftigftcn boud; hij zegt, dat zij het bloedverzoeten. Hetzelfde doet hij met de bcrugte tarantula. Hij heeft de kunst gevonden, om van Europefchc aloë, die hier m ménigte groeit, een papier te maken, dat het fijnfte pergament gelijk is: van het zelfde kruid maakt hij weefzels, kanten, de fraaiftc bloemen, die men met oogen kan zien, ook worden de fraaifte kanten lobben daarvan gemaakt; hij wil een paar derzelven aan den Noordfchen augustus ten gefchenk zenden, van wien hij gehoord heeft, dat hij kimden en wétenfehappen in zijne bijzondere befchermmg neemt, doch hij heeft nog geen veilige gelégenheid gebad,om ze regtdoor aftczenden. Hij heeft mij eenen brie!' gegéven aan onzen Noordfchcn dioscoiuües , den grooten lin^veus, die te Napels zo bekend is als te UpJ'ala , waarin hij zijne ontdekkingen verklaart, die in alles wel 14 zijn. De visfehen en dekken in de zeeëngte van Sicilien, de draaikolken in dezelve, als  352 REIZE DOOR EUROPA ook de ebbe en vloed, beeft hij dés té hlcér onderzogt, wijl hij in Scylla geboren, en dikwijls in Charybdis geweest is. Dc Tarcntinfche purperilek keilt Iiij zeer wél , hij beeft verfcheiden proeven gegéven, dat bij met purper kan verwen. Hij werkt thans daar aan, om aanmerkingen tot een boek te maken , dat eerlang vaerdig zal wézen, namelijk: Delizie Tarentine Libri quatuor opera postuma di tomasso niccolo d''aquina,prima cdittone da cataldo carducci , Nobile Fiorentlno e Patricio della Citia di Taranto, con fua vevzione in oitava rima e commentopubllcata, in Napoli 177!, 55a bladz. in gr. 4to., met lijnen letterdruk, behalven 74 bladzijden, die de voorréde en bet léven van aquino bevatten, alsmede een'platten grond, cn eene kaart van de ftad Tarente (39). Wijl dit een goed cn fraai werk is, zal ik u met weinig woorden een denkbeeld daarvan géven. Thomas nicol. d'aqltno werd tc Tarentum, of, gelijk het thans heet \ Tarento, in het jaar 1665, geboren. Ilij ftamdc af van de Longobardcfche printen in Aquino en Capita, van hetzelfde gefiagt als de h. thomas aquinas. Hij werd voor den grootttcn heldendichter zijner tijden ■gehouden , cn heeft veel gefchréven ; doch van alle zijne handfcbriften is niets volkomencr gebléven , "":>x' ' ■ dan (39) Vader min'asi verrijkt de natuurgefchiednis nog bij aanhoudendheid met merkwaardige ontdekkingen. In 1775 heeft 1 ij laten drukken: Dhferidtiène fecuntta fa 'di iitnfanëtti cleW üdito ■ 'fcoveri nel Granchio Pagv.ro, e fülla bizarra di lui vita concuriofe nnte e fane riflesflone. Napoli ," 1775. 8)'s. Ilij befchrijft hier den zeekrékel en bewijst , dat hij gehoor heefu; ui ' 1 , a'-V:'.ViVA . ,i^.33£0$68S  EN HET OOSTEN. 353 dan deze vier boeken: Delicm Tarentina, die egter te voren niet uitgegéven zijn. Het geilagt iticrf met hem in ijraa uit. De heer carducci, zijn nabcftaande van moeders zijde en landgenoot, heeft zijne gedagtenis willen doen herléven, en geeft nu deze Delkiis, te gelijk met zijne vertaling in Italiaanfche vaerzen, uit, die zo wél gemaakt zijn, dat veelen hem, hier, voor eenen tasso of petrarcha houden. In dit gedicht word Tarente naar zijne gefchiednis, ligging, oudheden, visferijen, e. z. v. befehréven. Nu zijn er ook aantékeningen en verhandelingen bijgevoegd, die de ftoffe ophelderen , zowel wat de natuur en gefteldheid van het gewest, als deszelfs verfchillende lotgevallen, betreft. De heer carducci verzogt den kundigen vader minasi, overal aanmerkingen te maken, die tot de natuurgefchiednis behoren ; dit heelt hij met zo veel geleerdheid en fmaak, als met aangenaame nieuwigheden gedaan. De tarantula is hier niet vergéten, zo min als het purper en de Tarcntinfche wol, die de ouden zo zeer roemden. De heer linnveus word dikwijls aangehaald, en _op zommigc plaatzen noemt hij den heer rudbeck cn mij, als getuigen van zijn ontbijt van fpinnen. Vader minasi is ook een dichter; ik geloof, al de geleerden hebben de poëüfche inblazing onder eene hémelftreck, die virgilius en sannazare, ja zelfs, gelijk de heer matorelli beweert, homeer voordgebragt heeft. Van alle tijden zijn hier dichters geweest: de koningin van Zweeden, christina, beriep verfcheiden dichters cn geleerden van Napels bij haar te Rome; cn thans is er nog zo min gebrek in dc Latijnfche, als in de Italiaanfche dichtkunst. Te voren heb ik van migliaccio, mattei, carducci, en andeL Deel. Z  354 R-EIZE DOOR EUROPA reu gefproken. Boven anderen verdient de heer emanukl campolongo eene aanzienlijke plaats. Zijne polyphemèïS' is in groot aanzien; en bij des konings egtverbintehis fchreef hij verfcheiden gedichten in alle foortcn van de Latijnfche en Italiaanfche taal, tot bruiloftsliederen; hij begon eerst met vaerzen in de oudfte Latijnfche taal naar ennius, pacuvius, accius en anderen, dan naar lucretics , virgilius, e. z. v. Even dus gebruikte hij alle Italiaanfche tongvallen tot op dc fpraak der Lazaroni hier in Napels. Ilij voerde die allen, ouden en laateren, elk in zijne taal, dit hoog huwlijk zingende, in, cn wel met zo veel kunst en fmaak, dat het clks verwondering verwekte. Deze verzameling noemde hij Proteus. Doch in een Italiaansch lied het volk invoerende, dat in zijne vreugde den naam van Bourbon met zo veel buigingen van verkleinende woorduitgangen, waarin dc Italiaanfche taal zeer rijk is, gebruikte, dat een fchroomagtig minister vreesde, dat het bclachlijk zou worden, werd het gedicht met de ganfche verzameling geheel verboden, en indien men voor de geleerdheid cn het vernuft van den maker zo veel agting niet gehad had , zou hij de gevangenis niet ontgaan zijn. Met veele moeite heb ik een* 'afdruk van deze vaerzen bekomen, en kan mij niet genoeg verwonderen over de moeite, die de heer campolongo aangewend heeft, om zulke Latijnfche dichters zo wél natevolgen, welken zig thans niemand de moeite geeft, om te léren verftaan: ik geloof, dat hij de eerfte is geweest, dien het in de gedagten gekomen is, zulk een' zwaaren arbeid te ondernémen. Ilij is een geleerd en vriendlijk man, hoogleeraar der wélfprékendheid in een groot kollégie, dat de Jefuiten weleer bewoond hebben.  EN HET OOSTEN. 357 Een eenig geleerd vrouw*Sperfoon ken ik hier in Napels , namelijk jufvrouw maria angela ardinghelli, die veele zaaken in de natuurkunde gefchréven , en Engclfche werken in het Italiaansch overgezet heeft. Zij begint nu oud te worden, doch behoud nog haar voormalig vuur en vlugheid. Men vind hier ook veele dichters voor de vuist, die menImprovifanti noemt; zij maken op llaande voet vaerzen , over welk eene ftoffe men hun wil opgeven. Onder dezen is de heer lodewijk serio gewis de voornaamfte , die veele honderd fraaije vaerzen flans .pede in ano kan opzeggen. Daarenboven is hij in de wétenfehappen wél ervaren, heeft homeer , virgilius , en anderen, gelézen , en verftaat de wijsbegeerte, dus moet men hem van de vaerzenmakers wél onderfcheiden. Ik bad zo veel van hem gehoord ,dat ik mij zeer verheugde, toen ik hem eens bij vader minasi aantrof. Ik verzogt hem, dat hij ons eene proef van zijne kunst wilde tonen: eerst werd er iemand geroepen, die op het klavier fpeelde: de heer seiüo verzogt hem, eenen toon te fpélen, dien hij wilde; daarop, verzogt bij mij, hem eene ftolfe optegéven, om daar over te zingen; ik deed dit, namelijk over een' groot' man, die wêcr kindsch geworden was, als den geleerden mazochi , die toen nog leefde. De Itofle gevalt mij, zeide hij, wijl zij nieuw is: daarop begon hij met het klavier inteftemmen, en, in Italiaanfche vaerzen, bijna een uur lang daarover te zingen: hij verhandelde deftoffezo fraai, dat 'niemand der aanwézeudeu ongeroerd bleef. Hij roerde zelfs de natuur-en ontleedkunst aan, toonde, hoe alle lichaamen flijten, hoe de zenuwvézelen door gelladig gebruik werllappen, hoe het geheugen afneemt, en de Z 2  356 R E I Z E DOOR EUROPA denkbeelden door den tijd uitgebluscht worden. Ten befluite zong hij van de werken van mazochi en den roem daar door verworven, hoe hij zijne eeuw verlicht en der natie tot eerc gcftrekt heeft, waardoor zijn naam onlterflijk geworden is, en wekte anderen op, om zijn voorbeeld te volgen. Daar ik thans van de geleerden in Napels fpreek, zou 'ik een' grooten misdag begaan, indien ik twee voornaame heeren niet noemde, die door hun voorbeeld tonen, dat de wétenfehappen zo algemeen niet in minagting zijn bij den adel ,• en dat, wanneer zij het tot hier toe, als een overblijfzel der woestheid, duisternis cn onkunde geweest zijn, men alle réden heeft, eene roemwaardige verandering te gemoet te zien. De eene is de vorst van Sanfevero , iiaimond di sangro , die niet alleen verfcheiden boeken gefchréven , maar ook ontelbaare nieuwe ontdekkingen gedaan heeft ; men zou een boek nodig hebben, om ze allen te befchrijven. Onder anderen heeft hij uitgevonden , om, met geringe . kosten, van marmer, lazuurfteen, met zijne goudvlakken en aderen, tc maken, zo dat geen kenner dien van den waaren kan onderfcheiden; hij heeft dezelfde hardheid, zwaarte en eigenfehappen. Hij heeft ook de proef genomen , om de kleuren uit eenen egten lazuurfteen te trekken, zo dat hij wit word: door deze kuiist kunnen de fchoonfte cameën met wit verhéven werk op natuurlijken lazuurfteengrond gemaakt worden. Van de plant apocynum, of asclepias fyriaca, die hier in ménigte 'groeit, heeft hij zijde gemaakt: met deze zijde kan men zig van het hoofd tot de voeten kléden; want men kan er ook hoeden en bovenleer tot fchoenen van maken;  EN fl E T OOSTEN. 363 officiers horen zeggen, dat niemand de handgrecpen en wendingen béter cn gezwinder maakt, dan de koning zelf. In de oudheden vind hij geen vermaak: tot héden heeft hij het pragtig mufeum Herculanum nog niet bczigtigd, fchoon hij in het paleis te Portici zelfs is. De koning heeft den ouderdom van 21 jaaren nog niet ten vollen bereikt. Hij heeft nog geen erfgenaam bij zijne jonge cn ongemeen goedaartige koningin, maria karolina, zuster van den keizer. Wanneer zulks gebeurt, vercischt het gebruik, dat Napels eene groote pillegift, of, gelijk het hier genoemd word, le Fascie, (de luijers) dat is, niet minder dan eene millioeu dukaaten, als het een prins is, tot luijers géve: de koningin krijgt dan ook deel aan de regéring, het welk hier te Napels een jus municipale (landgewoonte) is; maar niet, wanneer het eene prinfes is, dan krijgt de koningin ook mindertot luijergcld. De kroonprins, of troonopvolger, word graaf van beide 'Kala* brïèn genoemd. De koningin is zeer vriendlijk en algemeen bemind; zij vraagt cn fpreekt een' ieder. Toen wij eerst hier te Napels kwamen, cn nog zwaaren rouw met pleureufcn droegen, die hier in het geheel in geen gebruik zijn, fchoon zij te Rome in het algemeen gedragen worden , beliefde het haarcr majeftcit te vernémen, wie wij waren. Toen zij verftond, dat wij Zweeden waren, begon zij van onzen koning cn van de koninglijke broeders te fpréken: hoe groot haar verlangen zij, om hen in Napels te zien, dat zij brieven van mevrouw haare moeder, de Roomfchc keizerin, ontvangen had , waarïn zij de koningin van Napels tot het ontvangen dezer hooge gasten geluk wenscht, wier onvergelijklijkc hoedanigheden en fchittereudc kennisfen hun niet minder roem, dan hunne  364. REIZE DOOR EUROPA geboorte, verworven hebben; zij verzoekt, dat zij tot het genoegen van zulke groote prinfen het haare zal toebrengen, en zegt, hoe veel vreugde het haar zou wezen, ,hen in Weenen te mogen ontvangen, e. z. v. Ik heb dit van goeder hand; want dezelfde heer, wien de koningin het heeft gezegd, heeft het mij verhaald. Ik zon niet gaern hebben, dat gij deze anecdote miste, wijl dezelve bewijst, wat de verst van ons afgelegen hoven in Europa van de hoop onzes vaderlands oordelen. Ik weet niet, of gij wilt, dat ik hier don philippe , des konings broeder noeme, nadcmaal hij uit alle almanakken in Europa, ten minsten zo veel ik gezien heb, behalven den Gothifchen, uitgefloten is. Ilij is nu 24 jaaren oud, oudfte zoon des konings van Spanje, dienvolgens had zijne geboorte hem eene kroon beftemd, doch zijne natuurlijke zwakheid heeft ze hem geweigerd: hij is indedaad niet regt fchrander (*). Hij woont op het Hot, heeft zijn' eigen hofïtoet, en is nooit in het gczelfchap van den koning of van de koningin; hij rijd dikwijls uit met een tamelijk gevolg; ik heb hem verfchcidcnmaal gezien, altijd zit hij in dc koets te lachen , is altijd vrolijk, dus veel gelukkiger in zig zelven, dan wanneer hij prins van Asturië was. Ilij is kindsch, doch doet nooit iemand eenig leed. Tégenwoordig is hij op de muziek gevallen, hij houd dikwijls concert bij zig. En wie zou te Napels geen fmaak in de muziek vinden, alwaar zij tot zulk een' hoogen trap gedréven is, dat gansch Italië de grootfte meesters van daar haalt, cn zijne leerlingen herwaard ter fchoole zend? Vcelc Duitfchers hadden hier (*) In het Hoogduitach Itaac: ein «lenig narriscli.  EN HET OOSTEN. 365 ook kostgangers, om de muziek te leren. Hetgeen Rome voor dc kunsten is, dat is Napels voor de muziek, eene verzamelplaats voor allen, die het verre daarin willen brengen. Geen dag gaat er fchier voorbij, dat er niet eene fraaije muziek in de eene of andere kerk uitgevoerd word, zonder van de fchouwburgen cn bijzondere concerten te gewagen. De kastraat cavarelm heeft zig zo rijk gezongen, dat hij zig een hertogdom gekogt heeft: ik heb hem eenige reizen horen zingen, het is iet ongelooflijk fraais, fchoon hij nu oud en over de 60 jaar is; hij heeft veel bevalligheid, maar die is ook duur, daar behoort wat toe, om eenen hertog in eene kerk vóór eene vergadering tot het zingen te bewegen. Het hof heeft hier omftreeks veele lustlloten, op dewelken het beurtelings zijn verblijf neemt, als tc Portici, Caferta, een op het eiland Ifchia, Pcrfiano, niet verre van Pas turn. Caferta, 16 Italiaanfche mijlen van Napels gelégen, is door den koning van Spanje met zulke groote ontwerpen aangelegd, dat het, naar ik geloof, in onzen tijd niet voltooid zal worden ; want zédert dat hij naar Spanje vertrokken is, word er niet meer met grooten ijver aan gearbeid; maar, indien de koning hier gebléven was, zou het misfehien reeds volbouwd zijn , en aan alle koninglijke (loten in Europa den voorrang betwist hebben. Gij hebt er ontwerpen en tékeningen van gezien. De bouwmeester is vawitelli, een Romein. Het word fraaijer dan Ferfailles, hoe weinig ik anders van vergelijkingen houdc, want onder alle (tellingen zijn zij de moeilijkden en gevaarlijkden. De waterleiding , die het water in ménigte derwaard leid, is over de 20 mijlen lang, en gaat door ruwe bergen en die-  2,66 REI ZE DOOR EUROPA ~pe dalen: dezelve is in een dal, 5 mijlen van Caferta, zo pragtig, dat ik nergens baar weêrgac gezien heb, ik ge-looi' egter niet, dat zij zo lterk en Hevig is, als de waterleidingen der oude Romeinen waren; want dezen maakte n -alles, in het bouwen , wégen aauleggcn, boeken fchrijven, e. z. v., voor de eeuwigheid. In dit dal ziet men drie rangen of verdiepingen met groote boogdellingën, dc eene boven dc andere met idcrzelver gewelven daar tusfehen , hetwelk diepe en fraaije verregezigten geeft. Doch zo fchoon en heerlijk het is om te zien, zo fchraal is het om te befchrijven, dus wijze ik u liever naar de rcisbefchrijtóngehi Op de grootfte en onderfte boogftelling itaan twee fraaije Latijnfche opfchriften in marmer gehouwen; zij zijn -van den meer gcmelden mazochi. Indcvoyage (Fun Fran,.fois ën Italië, die van den beroemden derrenkundigen in Parys, den heer de la lande , is, zijn dezelven Tom. 7. p. 233. wel aangehaald, doch zij zijn ook -zo vol drukfeilen, zelfs zijn cr zomtijds geheele régels uitgelaten-, dat men er nauwlijks eenen zin uit kan maken. Ik zal ze hier niet aanhalen, wijl ik u beloofd heb, kort te zijn, en van elke zaak weinig tc zeggen. De Inhoud is, dat deze waterleiding in het jaar 1753 begonnen, en in 1760 voltooid is; dat zij het water omtrent 26000 fchreedeu verre, door. bergen, dalen en droomen leid; dat karel , infant van Spanje, en naderhand koning der beide Siciliën, hier een zegepralend heir inliet jaar 1734 aangevoerd heeft, doch op dezelfde plaats liever nuttige gedenktékens ten voordeele van het menschlijk gefiagt heeft willen nalaten, dan ijdele zégeboogen oprigten, en dergelijken. Het water is zeer koel en goed; men noemde het te voren aqna Julia, wijl de keizer augustus, aangenomen zoon en  368 R E I Z E DOOR EUROPA zal u nog nooit gebeurd zijn, dat gij bij nonnen gegéten hebt; wij bedankten hem en betuigden, dat liet vermaak oiis onverwagt was. De maaltijd was pragtig. De zaak was eigenlijk zo. De heer daniele bad eene zuster in het klooster, die ons ook tc gelijk met andere kloosterjufvrouwen gezelfchap hield, doch niet in hetzelfde vertrek, maar in een daar naast aan, alwaar zij zaten en met ons door groote ijzeren traliën yccle honderd aangenaame zaaken koutten; zij waren niet minder vergenoegd dan wij, zulke vergekomen vrienden te zien. Maar genoeg van Caferta, ik heb beloofd, kort te zijn. Ik keer weer naar het fchoone Napels. Zo aangenaam deze ftad ligt, en zo bekoorlijk het uitzigt is, dat zij alom heeft, vind men nogthans in de ganfche ftad geen tuinen of wandelwégen onder lommergévend geboomte , dit maakt een merklijk onderfcheid met Parys, dat zo veele en fraaije wandelvvégcn heeft. Dcnklijk heeft men gedagt, liet geheele land is een tuin, en daarom geen in de ftad willen aanleggen; daar is ook geen ruimte voor, zijnde alles zeer digt bebouwd. Buiten vóór de ftad bij Capo di Monte, bij Portici, e. z. v., zijn tuinen, doch zij zijn wat afgclégen, cn ook zo niet voor openlijk bezoek, als die te Parys. Anders zijn hier op alle ftraaten zo veele en zo veclcrlei foorten van vrugten, dat men fchier de ganfche ftad voor eene oranjcrij zou houden, en dat is zo het geheele jaar door. Nooit krijg ik elders zo veel aardbéziën tc zien, van andere zeldzaamer vrugten wil ik hier niet fpréken; in de ganfche ftad ruikt het overal naar aardbéziën; in april beginnen zij gemeen tc worden, en in feptember krijgt men de laatften van de gebergten. Een rotol, zijnde bij ons over de twee pond, van de fchoon-  E N II E T OOSTEN, 369 -fchoonfte aardbéziën word hier voor 5 Huivers verkogt'; dit is een groote fcbotel vol, twee perfoonen kunnen zo veel niet éten. Men maakt er een ijs van, dat men hief forbetti noemt; het Napelsch ijs is zeer geroemd; het verkoelt zeer in de hitte, en kost minder dan te Parys* Alle iuorten van ijs maakt men hier met fneeuw, die den ganfehen zomer door in grotten bewaard word, maar niet met natuurlijk ijs, hetwelk men voor nadelig houd. Vijgen, druiven, oranjeappelen en citroenen van verfcheiden foorten, cedraten, moerbeziën, watermeloenen, c. z. v., vind men hier in overvloed, en voor matigen prijs. Van de vrugten , die bij ons gemeen zijn, als appelen, pecren, fpaanfche en andere kersfen, cn dergelijken , zal ik niet fpréken. De vijgenboomen dragen tweemaal in het jaar, eens in mai, en voor de tweede maal in augustus. Om kersmis en nieuwjaar vind men reeds groente en verfche vrugten; van daar het gebruik, dat dc Had telkens een nieuwjaarsgefchenk van vrugten aan den koning doet; en de pauslijke nuntius te Napels zend altijd om kersmis een boot met groene crweten, druiven , artifjokken, pecren, appelen, en dergelijken geladen, naar Rome, tot ecu gefebenk voor den paus. Ik heb juist het hcetfte jaargetij in Napels doorgebragt, en daar dooide gewoonten en lévenswijs der Napolitaancn in den zomer léren kennen. Weinig Zweedcn komen naar Napels, doch nog minder zijn er, die in den zomer hier geweest zijn , en in denzelvcn dit aardscb paradijsbezigtigd hebben; want alle uitlanders geloven, dat de hitte ondraaglijk is. Maar ik heb een' vrcemdluidenden grondrégel gevolgd, dien ik van den lieer rousseau of gehoord of gelézen heb, namelijk, dat men des winters in de koudlte en des zomers in de warmI. Deel. A a  370 R E I Z E DOOR EUROPA fte landen moet reizen, om réden , wijl in elk land de inwoners altijd het best voorbereid zijn , om hunnen vijand te ontvangen. Ik begreep wel, dat dit ten aanzien der koude zo was, en wist, hoe men den winter bij ons in Zweeden ontvangt , en dat ik het menigmaal kouder te Parys had gehad dan te Upfala; doch hoe men zig voor dc hitte van den zomer kon befchermen , dit kon ik op geen andere wijze begrijpen, dan dat men in holen en kelders moest wonen, en daarom wilde ik het op dc ondervinding laten aankomen. Ik vond, dat het op verfcheiden wijzen meesterlijk kan gefchieden, waartoe men de toebereizels heeft: fchuinlopende voorhangen, die-de zonnehitte, maar niet het licht beletten, dezen ziet men op alle ftraaten, zo dat het is, als of men onder tenten gaat; vensterluiken, jaloufiën, pcrfiancn, waijers, welken de mansperfoonen ook gebruiken, als zij over ftraat gaan, ook zelfs biuncn's huis, om zig in de hitte daarmede koel te waijen, een gebruik, dat bijna in gansch Italië bij beide gefiagteu algemeen is; verkoelende dranken en forbettcn, geen bedelaar fchier, of hij drinkt zijnen wijn met fneeuw, want het kost niet veel, in alle llraaten verkoopt men water, dat niet fneeuw gekoeld is; koude watermeloenen, die men in holen, welken rondom met fneeuw bezorgd zijn, bewaart: daarenboven , als de dag op het hecttle is, houd elk zijne middagrust, zo dat alles tot om 5 uuren des namiddags als dood is. Men ziet om dien tijd zeer weinig menfehen op ftraat; het is een fpreekwoord bijna door gansch Italië van dc geenen, die dan op de ftraaten uitgaan: O Cane, 0 Francefe, hond of Franschman. Zulken middagfiaap houd men des zomers ook te Rome, en op andere plaat-  EN HET OOSTEN. 371 zen; zij beginnen daarméde in april, en houden aan tot in feptember, veelen doen het ook hl den winter. Voor iemand, die geen middagrust neemt, is het zeer verdrietig, niemand tc kunnen aantreffen; want poorten, deuren, winkels, e. z. v. zijn om dien tijd gefloten, en ontmoet men iemand , hij zij knegt of heer, zo is hij als half dood. Daartégen is men des avonds en des nagt.s vlug en lévendig; men gaat zelden eerder tc bedde, dan laat na middennagt; fchouwfpélcn en komédiën duren tot 1 of 2 uuren. De nagten zijn hier in den zomer veel kouder, dan in Zweeden. Als wij eens des morgens vroeg in de maand julij naar het koninglijk lustllot Caferta réden, wTas dc koude ons in het rijtuig zo gevoelig, dat het ons berouwde, zijden kléderen aangetrokken te hebben. Men heeft hier nog een ander gemak; als men vrienden en bekenden bezoekt, pleegt men fchoon linnengoed aantedoert, wanneer men gezweet heeft. De bediende draagt fchoon linnen voor zijn' heer bij zig, welke inecne kamer gaat, en zig verichoont. Zomtijds laat men ook liet natte hemd daar, om het voor eene andere reis te drogen. Dit is hier zo gebruiklijk, dat veelen, wanneer men bij hen op het bezoek komt, aanftonds aanbieden, in eene kamer te gaan cn zig te verfchonen. Ik heb misfchicn geen ongelijk , wanneer ik beweer, dat dc groote cn diepe grotten hier omftreeks, en de fchoone ondcraardfehc gangen eerst gemaakt zijn, om zig daarin voor de hitte der zonnc, of ook wel vour fteen- en aschrégcu van de vuurbrakende bergen te befchutten; want het is bewézen, dat bijna het ganfche land in deze ftreek gebrand heeft. Gij vcrwagt ongetwijfeld va,« mij, dat ik den b. janua- A11  372 REIZE DOOR EUROPA riüs , den bcfebermgod van Napels, nietvergecte. Hij is, gelijk elk beweert, onder den keizer biocletiaan, martelaar geworden. Men heeft ons tc Ne/a de plaats gewézen, daar men hem heeft begonnen te martelen , en te Püzzoli dc kamer, daar hem het hoofd werd afgcflagen. Wij hebben nu in deze dagen het gewaande wonder met zijn vlocijcnd bloed gezien; bet word alle morgen in de weck, waarin zijn feest gevierd word, herhaald, hetwelk driemaal in het jaar invalt. Zomtijds duurt het 10 minuten, eer het vloeibaar word, zomtijds 15 tot iS, nu meer dan minder: zomtijds gefchied het in 't geheel niet, hetwelk men te Napels voor een kwaad teken houd. Men zend aanftonds een' postloper aan den koning, om bcrigt tc geven, hoe het met de zaak is, hoe veel minuuten het geduurd heeft, eer dat het wonder gebeurd is; dit doet men eiken morgen, het zij dc koning in dc ftad of ergens elders zij, gelijk thans het hof op het eiland Ifchia is; zodra het bloed gcfmoltcn is , word dc tijd aangetekend cn op itaandevoet een extrapost daarméde afgevaerdigd, als of het dc gewigtiglte zaak van de wacrcld was. Wij ftonden zo nabij als het mogelijk was, want wij waren den kardinaal en den prins, die den fleutel tot het kastje agtcr bet altaar heeft, alwaar dc lies ftaat, aanbevolen; boven dien waren wij bij dc dombeeren, die de fles zouden houden, wél bekend; wij zagen, dat, toen dezelve uit de kast genomen werd, een harde klomp op den bodem lag, cn dat dezelve na 16 minuuten, doch op een' anderen dag, dat wij het weer zagen, maar na 7 minuuten , fmolt en vloeibaar werd: wij mogren de fles ook aanraken , om ons van de zaak te overtuigen; maar hoe het toegaat, of liet bloed is of niet, kan ik niet met zékerheid  3-4 REIZE DOOR EUROPA ik heb opgemerkt, dat alles van hunne gevoelige harten en hunnen blinden ijver voordkorat. Ik heb mij ménigmaal verwonderd, dat in Napels niet meer misdaadcn bcdréven worden, alwaar de goede orde cn regéring zo weinig geagt word', cn elk naar zijn goeddunken leeft. Ik heb hier niemand zien ftraffen. De doodftraffen zijn hier grootftendeels buiten gebruik geraakt; men zend de misdaders naar de galeijen, alwaar zij eene ioort van aangenaamen omgang en gemcenzaame verkering met elkander houden; men heeft mij verhaald, dat veelen met hadden willen heengaan , als men bun de vrijheid had gegéven, om dat zij hunne vrienden niet wilden verlaten, aan dcwelken zij gewend waren. Daartégen heeft men te Parys, ondanks dc voortref!ijk 1 te orde cn vacrdige uitvoering van ftraf, moord en roof niet kunnen wéren; en altijd word er een misdader op de place de la greve of elders ter ftraf gebragt. Toen de groote hongersnood, in 1764 , hier te Napels was, droeg het volk dien met geduld; er was geen masaniello , die bet volk tot oproer bragt. Des nagts' zond men , na het eindigen der fchouwfpélcu, om 1 of 2 uuren na middennagt, lieden met zilverwerk, dat men namelijk'in de logies tot vcrvcrfchingcn van 1'orbctten, ijs,'limonade, c. z. v., gebruikt had, zo veel iemand kan dragen, naar huis, zonder dat men ooit gehoord heeft, dat iemand is beroofd geworden; een1 jonge kan alleen en door de donkérIte ftraaten daar mée gaan. Wanneer men met de Napofataanen wél weet om te gaan, zijn zij goedaartig en gedienstig, en de vricndlijkfte lieden, die men zig kan verbeelden, fchoon op eene eenvoudige cn ongemaakte wij-  E N ,11 E T OOSTEN. 375 ze, die van de uiterlijke vriendlijkheid en beleefdheid der Franfchen zeer verre verwijderd is. Deze beide volken zijn zeer verfchillende in zéden en gebruiken. Dc ftaatiie fchijnt in Napels nog grooter te zijn. Allen houden lopers, bedienden, en, wat meer is, pagicn. De bedienden dragen dégens; het ftaat zonderling, als men een half dozijn knegts, met lange dégens op zijde, agter op de koets ziet ftaan. Men heeft mij gezegd, dat zij geen grooten loon trekken. Dit ondervind een vrecmdling genoeg; want nauwlijks heeft men eens bij een' heer een bezoek afgelegd, of men heeft aanftonds de ecre , deszelfs bedienden bij zig te zien, die rondborstig om ecu drinkgeld of manccla vragen; egter is deze foort van bédelaarij te Rome meer de gewoonte, dan te Napels: het is zo 's lands gebruik. Is men bij iemand ten éten genodigd, dan komt 's anderen daags de dicnaarfchap agter aan en begeert betaling; doch met één maal is men vrij; naderhand mag men daar zo dikwijls éten, als men wil, zonder lastig gevallen te worden: uitgezonderd om nieuwjaar, en in de maand augustus, wanneer zij plegtig uitgedoscht verfehijnen, om voor geld hunne opwagtihg tc maken f insgelijks als de vrouw in de kraam komt, kost dc bekendmaking aan'alle haare bekenden e. z. v. ook geld. Van het voortrellijk cn pragtig feest, dat het hof en dc ftad jaarlijks op den Sften feptembcr vieren, zal ik niet fpréken, wijl het door zo veele reizigers befehréven is, en ik voorgenomen heb, dat geene te melden, welk anderen overgetlagcn hebben. Om u een denkbeeld te géven van de ménigte koetzen en rijtuigen mNapels, zal het genoeg zijn, U te zeggen, dat men op dit feest, éven naden middag, mfrt koetzeu e. z. v. begon tc rijden, en, in eene onafA a 4  375 R E I Z E D Ö O R E U R O P A gebrokert reeks, tot laat ïn den nagt, met de kostbaarfte rijtuigendie men kan zien, voordvoer. De zak- en ilaguurwerken gaan hier op de ItaliaanfcheWijze, zo dat men van i uur des avonds tot 24 uuren telt, hetwelk altijd kort na zonneöndcrgang invalt; ik heb u reeds in een' voorgaanden brief daarvan gefproken, zo ik meen. Doch het bof beeft begonnen, zijne uurwerken naar de gemecne fiuropifche wijze te laten Hellen , zo dat 12 uuren altijd middag en middennagt is. Zulk een uurwerk is op het koninglijk paleis. Alle lieden van opvoeding verftaan ook eenigzins deze laatfte rekening, en noemen ze hier in Napels, hora di Spagna, doch in Rome noemt men ze hora di Ftancla, bet welk ppderfcheiden naamen van ééne zaak, namelijk van onze uurtelling, zijn: zodat men op dc eene plaats zegt: het is zo veel uuren naar tic Spaanfcbe, en op de anderenaar dc Franfche rekening, beiden is bet tcgeugeftelde van hora d'Ita/ia. Ik moet 'nier ook niet vergeren, eene andere zonderlinge gewoonte tc melden, die door gansch Italië gaat, dat men elk bij zijnen doopnaam noemt, zonder zig veel te kreunen aan den van, of bijnaam , // éafato„gelijk men hier zegt, orden gcflagtnaam. Men vind in veele boeken , dat dc fchrijvers naar orde van het alpbabet met de doopnaamen ftaan; men kan dijs den geencn. dien men zoekt, niet vinden, wanneer men zijnen voornaam niet weet: bij voorbeeld, in dc Orlograp'a ftdlldna ftaat een Opftel van alle fchrijvers, die bet best over de taal gefchréven hebben; als men daar pétrarch» wil hebben, zoekt men hem vergeefs onder de letter P., men moet hpm onder F. zoeken, nadcmaal hij franciskus heet  EN HET OOSTEN." 377 en zo vervolgens. EvefWus zijn veele uitgaven van den Index librorum prohibitornm in Rome ingerigt. Mij kwam daarin, onder den naam henrikus, onverwagt een waardige Zweedfche naam tc voren, hbnrikus BENZELrus, wiens Syntagma Disfertationem in Rome verboden is. Z imtijds vei\">orzaakt dit gebruik veel verwarring. Zo heeft de geleerde monnik georgi in Rome, die door zijn Aiphabetum Tliibetanttm, ubi etiam de varlo littcraruui ac reügionh nomïne, moribus, fupcrjlitlone ac Manicheismofufe disferitnr, Rome 1762, in 40., bekend is, dikwijls met lof van eenen Zweed gefproken, dien hij voor veele jaaren in Bologne gekend heeft, maar hij weet geen anderen naam van hem, dan don andrea: hij prijst zijne geleerdheid zo wel als zijn léven, zo zeer, dat ik gaern zou willen wéten, wié het geweest is, doch bij kan mij geen anderen naam opgéven , dan don andrea. Uit zijne verdere befchrijving zou ik omtrent hebben kunnen bcfluiten, dat het dc beroemde andreas CELSIUS moet zijn geweest; want hij zegt, hoe hij zig bézig gehouden hoeft?, met dc graaden des lichts tc méten, boe ervaren hij in dc ftel- cn iterrenknnde, c. z. v. was. Zo gaat liet ook met ons, elk noemt den heer rudbeck, don carlo, cn mij, don ciacomo, en dit gebruik, wil men, geeft een bijzonder vertrouwen en veel vriendfebap tc kennen. Dit mag ik ook niet voorbijgaan, dat niemand in deze landen ol in Frankrijk abraham», israül, samucl, DANlët,, e. z. v. heet: wanneer een reiziger deze naamen beeft, word hij vohtrekt voor een'jood, ten minsten vooreen' bekeerden, gehouden; want ieder héét hier naar den een' of anderen heilig, dien zij inzonderheid voor hunnen befcliermer houden. Dit gaat zo verre, dat zelfs relccrdc  3?8 REIZE DOOR EUROPA lieden in Parys niet willen geloven, ten zij men het hun bewijst, dat jakob, en jakobus, of jaqges, dezelfde naam is; want, zeggen zij, wat anders is Rue s. jac4/ues, wat anders Ras jacob. Hier word ook Hendrik en erik , zelfs krigo en arrigo voor eenerlci naamen gehouden ; gemeenlijk fchrijft men het in het Latijn f.rricus, en zo vind men het verfcheiden maaien onder het ftandbeeld te paerd van hendrik IV. op le pont neuf'm marmer gehouwen, waarop weinigen gelet hebben; wie zou geloofd hebben, dat in Frankrijk erricus IV. geregeerd heeft, en Frankrijks grootfte koning is geweest. Dergelijke kleinigheden wilde ik niet gaern voorbijgaan, daar zij mij juist invallen, cn van onze gebruiken zo zeer onderfebeiden zijn. Gij hebt mij naar cene gewigtigcr zaak gevraagd, of thans in Napcis Zweedcn wonen, of er zig als reizigers onthouden. Ik heb hier eenen Zwccdfchen monnik ontmoet, die nog bet aanzien, het gezigt en de opregtheid van eenen Zweed, maar verders niets, behouden heelt: godsdienst, taal cn naam zijn veranderd. Hij is hier tc Napcis geboren, heet luigi michacl carloi, cnislccraar der wijsbegeerte in een Dbminikaanen klooster. Zijn \iader was van Gothenburg, en carl carlsson genoemd, heeft een eigen fchip gevoerd, werd bij Marfeille genomen, cn, in het jaar 1705, als krijgsgevangen, naar Napels gebragt; naderhand heeft hij met den koophandel en de fcheepvaart veel gewonnen en te Mesjïna, op Siciliën, een fraai ziekenhuis voor zeevarenden aangelegd; vervolgens werd hij tot kastcllan, of bevélhebber in de vesting benoemd, doch bij vond meer genoegen in bet zeevaren, daar hij genadig bij gebléven is; te Napels  EN HET OOSTEN. 379 trad hij in hmvlijk, cn heeft 4 kinderen gehad, 3 zoons, en ééne dogter, welken nog in léven zijn; één van hun is deze vader in het klooster; een tweede is zo veel als vicekonful, en word door den Zweedi'ehcn konful, den heer ANDRé, die een Franschman is, en het Zwcedsch niet verhaat, als tolk op de Zweedfche fchépen gebruikt, wijl hij een weinig Zwcedsch geleerd heeft. Hun vader is nu dood, denklijk heeft hij, bij zijn trouwen, godsdienst en naam veranderd,, en zig in plaats van cari.sson, carloi genoemd, hetwelk voor de Italiaanfche tong gemaklijker is. Hier is verders een Zweed, reicii genoemd, die 30 jaaren buiten Zweeden is geweest, eeü horlogiemaker zal zijn, doch als vicekonful gebruikt is te Trapani in SkiU'èn; hij fpreekt veel van zijne verdiensten en de ondankbaarheid des vaderlands omtrent hem; maar, dewijl ik zo min van het ééne als van het andere bijzondere blijken gezien heb, kan ik niet oordélen, in hoeverre dat waar is; mogelijk heeft hij daarin gelijk, dat de Zweedfche handel op Napels en Sicilieu béter kon zijn, dan die thans is, maar op wien liet aankomt, cn of de misdag in de onkunde van onze kooplieden ligt, die het voordelige van den handel en de Middenlandl'che zee niet te deeg kennen, om dat zij in deze gewesten niet gereisd hebben, en dergelijken, zo als hij beweert, daar kan ik mij op geenerlei wijze inlaten. Anders heb ik in Napels geen Zweeden aangetroffen, wanneer ik den fcheepskaphxan östërdam niet wil rékenen., die met ccn Zwcedsch fchip cn Zweedfche manfehap, doch met eene lading cn vragt Iéder van Dublin herwaard kwam, van hier naar Liyorno ging, en geen andere ladiug kreeg, dan eenig houtwmk, dat hij bij Cast el a Mare, nabij het ontdekte  0o R E I Z E DOOR EUROPA Stahidt innam. Dc heer österdam is ccn vriendlijk cn kundig man. Ilij ging eens met ons naar de hondsgrotte, eens bragten wij hem op den berg Vefuvius, werwnard bijna al dc manfehap van zijn fchip méde ging. Nauwlijks zullen cr ooit zo veel Zweedcn te gelijk op den Vefuvius bij elkander geweest zijn, nog minder zo veel Finnen, waiit het grootfte gedeelte der fcheepslieden was uit Finland, cn zij fpraken den Vefuvius in het Finsch aan, die toen, verbaasd over zo veele ongehoorde taaien en ftemmen, niet durfde antwoorden, noch eenig geluid van zig géven, en zijne boosheid alleen in eenen dikken cn hecten rook liet blijken. Dan, ik heb mijn onderzoek wégens de Zweeden in Napels verder uitgcfrrekt, clan gij waarfchijnlijk zult gedagt hebben. Ik wist, dat carl ulfsson, zoon der h. BkTGiTTAjin 1372, te Napels ovcrlédcn was; ik heb mij daarom alhier van zijn léven en zijne niinnegefchiednislèn met dc koningin johanna willen onderrigten, cn zijn graf opzoeken; doch met alle moeite heb ik niet meer ervaren, dan dat bij met veel ftaatlie in de domkerk tefV;pels van den h. ffanuarius, den i3den maart 1372, begraven is; dat dc h. brigitta zelve, die toen bier was, dc lijkftaatfie mee bijgewoond, cn, uit eene bijzondere ingéving en vcrlochcuing, haaren zoon niet beklaagd, en niet ééne traan geftort heeft. Denklijk zal de koningin des tc meer getreurd hebben. Dit heb ik in verfcheiden boeken gevonden; maar geen der gefchiedfehrijvers, die het léven der koningin befehréven hebben, gewaagt van dezen beer, noch van dc genégenheid der koningin tot hem, daar zij anders haare onbcdcndighedeii niet verzwijgen. Misfchien heeft hij te Napels zo veel ejjzieas  EN HET OOSTE N. 381 niet gemaakt, als onze Zweedfche gefchiedfehrijvers willen beweren. Even zo min heb ik ergens eenen grafftecn of een graffchrift op hem kunnen vinden , hoe vlijtig ik nazoek gedaan heb. Ik weet niet, of ik hier een' anderen Zweed wil noemen, die op het land woont, en, naar men verhaalt, kapucijner monnik is. Hij fchrijft zeer dikwijls wonderlijke brieven aan den konful ANDRté, zomtijds in het Zweedsch, dat de konful niet verftaat, cn dan eens in het Italiaansch en Fransch: hij tékent zig fredrïk adolf , zonder verderen toenaam ; nu zet hij na den naam : prins van Mittau en Zweeden, zomtijds noemt hij zig ook aardsbisfehop en doktor te Stokkom. Ik heb vier of vijf van deze zijne brieven. Hij valt den konful dikwijls met zotternijen lastig; ook 11 uit hij brieven in aan den aardsbisfchop van Upfa/a, aan dc rijksltendcn, ja zelfs aan den grootfultan, dien hij op het opfchrift den titel geeft: Aft très-haut & trés-grand ckien & maitre. De Zweedfche konful, de heer WÏLHBLM ANDRé, is ecu regt vriendlijk en braaf man; hij hond een aanzienlijk huis, cn bewijst veel beleefdheid aan Zweedfche reizigers. Ilij en zijne vrouw zijn van Geneve. Ik heb een' grooten Zweedfchen gouden gedenkpenning bij hem gezien, die 50 Vcnctiaanfche zechinen, of dukaaten, weegt; bij is door iieülinger geflagen, en vertoont, op dc ééne zijde, den koning frederik , en dc koningin ulrixa eleonora, cn, op de andere, alle 12 de koningen,-van gustavus I. tot op FREDRiic, met dit opfchrift: Splendet in orbe Deens. [Hittl luiiter licht in de waereldj. Het is een zeldzaame penning te Napels. De heer ANDRé vond hem bij eenen koopman , die hem wilde laten verfmelten , ba-  38a R E 1 Z E DOOR. EUROPA taalde denzclven 50 dukaaten daarvoor , en redde hem dus van den ondergang. Verders heb ik eene groote verzameling van Zweedfche zilveren gedenkpenningen gezien bij den biegtvader der koningin , monfignore Bernhard gürtler , welken door HBBiiNfiSR gemaakt zijn, en de Zweedfche koningen verbeelden, van björno I. af, onder wien de christlijke godsdienst ingevoerd werd, tot op koning ciirisïiaan II. Hij heeft ze allen van een' zijner nabeftaanden in Stokholm. De heer gürtler is eenDuitfcher,en is de koningin, van Weenen herwaard naar Napels , gevolgd; hij bezit zo wel haar vertrouwen als dat der keizerin, hetwelk hij ook wegens zijne édele hoedanigheden waardig is; door zijn verdand en gedrag heeft hij zig hier te Napels veel agting verworven: elk zegt van hem, dat hij een huomo fprejudicato is, dat bij een' hoveling veel wil zeggen; want het betékent een' man, die geen vooröordcclcn heeft. Hij bezit veel geleerdheid, is te Weenen boekenkeurder, ook zelfs biegtvader geweest; hij heeft gelijken rang en aanzien met dc bisfehoppen. Hij heeft ons,zo veel goeds bewézen, dat ik er een' langen brief van zou kunnen fchrijven. Zonder zijne aanbevelingen zouden wij het mufeum herculanum nooit zo wél en zo dikmaals gezien, noch ook van alles zulke goede berigten gekrégen hebben. Er gaan weinig dagen voorbij, dat wij niet aan het hof in zijn gczelfchap zijn, hij leert ons alle zijne vrienden kennen; dikwijls werden wij aan zijne tafel, ja zelfs aan de tafel van den opperrnaarfchalk genodigd , die in het Italiaansch maggiordome maggiore heet, en zo veel is als de grand maitre de la mat fon du Roi in Frankrijk, het is de vriendlijke prins ventimiglia van Siciliën, in wiens gunst cn kennis de gedien-  EN HET OOSTEN. 383 ftige biegtvader ons gebragt heeft, zonder van andere voor.naame perfoonen te fpréken. Onder de uitlanders, die zig door hunne geleerdheid en prijslijke hoedanigheden hier te Napels een groot aanzien gemaakt hebben, moet men den Engelfchen gezant, den heer hamilton, in de eerfte plaats ftellcn. Hij heeft een groot kabinet, en daarin eene aanzienlijke ménigte Hetruscifche vaten verzameld, waarvan hij op zijne kosten eene fraaije verzameling in het koper heeft laten brengen, en met derzelver kleuren afgezet, in groot folio uitgegéven; een zeer pragtig en kostbaar werk. De heer hamilton heeft een' grooten en uitmuntenden roem nagelaten. De kardinaal sersale heeft ons verzogt, hem te groeten, als wij naar Engeland komen , cn hem te zeggen , hoe zeer hem elk in Napel: hoogfchat cn zijn vertrek beklaagt: jammer is het, zeide hij, dat zulk een vriendlijk , braaf cn groot man niet Roomschkatholijk is. Zulk een compliment zegt veel in den mond van eenen kardinaal. De heer hamilton is meer dan 40 maal op den Vefuvius geweest, heeft ook den keizer, den koning, de koningin, de prinfen en bijna alle reizigers derwaard begeleid. Hij heeft over dezen volkan en andere merkwaardige verfchijnzels hierömftreeks veele aanmerkingen gemaakt, die hij misfehien met den tijd zal uitgévcn, hetwelk zeer te wenfehen is (40) r (40) De ridder Willem hamil'idn heeft zijne nauwkeurige en breedvoerige onderzoekingen over de vuurbrakende bergen in het Napelfche, in een ongemeen pragtig en kostbaar werk bekend gemaakt, waarvan de titel is: Campi phlcgrai. übjervations tn the Fokanes of the t»'s Sicilië», with 54 platei ,nkurd af-  384 REIZEDOOREU R O P A Maar terwijl ik van vreeradlingcn tc Nnpeh fin-eek, mag ik voorzeker de verstafgelégenï namelijk de Chineefen, niet vergeten. Mier is een kweekfchool voor hun, waarin zij in alle foorten van wétenfehappen, voornaamlijk in de godgeleerdheid, onderwézen worden, nademaal men hen naderhand tot zendelingen in China gebruikt. Ik heb hier andermaal de^hinecfen gezien, met welken ik te 'Parys veel verkeerde; maar één van de vijf, die door FrankrUk hebben gereisd, is geftorven. Zij bevinden zig te Napels zeer wél, de lugt aldaar is voor hun zeer goed, maar te Rome kunnen zij niet léven, waflt de lugt is daar dodelijk voor hun, en om die réden kunnen zij niet, gelijk andere uitlandfche zendelingen, in het bekende kollégie de propagande fifc gehouden worden*; men heeft het beproefd, doch zijhierven, endaarom is men genoodzaakt, hen hier tc houden. Hun getal is tégenwoordig tjwaali', zomtijds meer of minder. Deze Chineefen zeiden mij, dat zij het daar warmer vonden, dan in China, hetwelk men egter dejiklijk niet van alle jaargetijden en higtftreeken in dit wijduitgeitrekt rijk moet verdaan. Tc Parys klaagden zij over vreeslijke koude. Men moet opmerken, dat Napels eene zeer gezonde lugt heeft; dit is iet groots, wanneer men mjtali'é daar- fP ter Nature, in het Engelsch cn Fransclu een werk, dat in waarde en kostbaarheid nauwlijks ergens zijns gelijk heeft, en verre alles overtreft, wat tot héden ooit in deze taak gefchréven is. Het beftaat uit twee deelen, waarvan het tweede de verklaring behelst ran de koperen plaaten, die in dit werk voorkomen.  EN HET O O S T E N. 385 op kan (laat maken, alwaar de lugt op zékere plaatzen cn oorden, in een zéker jaargetij, zo gevaarlijk is, dat nauwlijks iemand om dezen tijd het zal wagen , om er door te reizen. Het is niet, gelijk bij ons in Zweeden, waar men op zulk eene édele en groote gave geen waarde weet te (tellen, wijl de lugt overal en te allen tijde gezond is; maar hier tc lande is het voor alle menfehen een (luk van gewigt. Van het einde van junij tot in ocrober, kan niemand, zonder lévensgevaar, het wagen, om op zékere plaatzcn te fiapen; daarom reist ook niemand in dien tijd; en alle de voerlieden hebben dan zulk een geldgebrek, dat men meer dan de helft béter koop een voorfpan kan hebben. Men kan wel door de ongezonde lugt reizen; maar doet men flegts een (luimeringje, dan is het met de gezondheid, ja veelligt met het léven, gedaan. Wij waren te Pastim, als catüva aria, or de kwaade lugt, aldaar op het (terkst was, wij bragtcn een" ganfehen dag door met het bczigtigen van den oord, aten cn dronken er, en réden toen weg, om den nagt te Vle~ tri, dat hoog ligt en altijd eene gezonde lugt heeft, doortebrengen; maar Salerno, dat er digt bij ligt, is in dat jaargetij zeer ongezond. Wij ondervonden geen kwaade gevolgen van deze reis, maar bevonden ons (leeds wél; fchoon alle onze vrienden tc Napels, zelfs de geneesheeren, ons afrieden, in dit jaargetij te reizen. Maar wij waagden alles, om de ftaatlijke overblijfzels der aaloude ftad Pcestum of Popdonla tc zien; en dit zijn voor ons de zuilen van herkules in het zuiden, of het uiterfte doel onzer reizc aan deze zijde; want onze voorgenomen reis naar Siciliën kan voor dit maal geen plaats hebben. Zodanig is de lugt in deze zuidlijke deelen yan Italië gein Deel. B b  3S6 R E I Z E DOOR EUROPA Held; in Toskanê, Lombardije, Piemont, Savoijen en Venetië weet men van dc cattiva aria niets. Daar zijn vcclerlei oorzaakcn van deze ongezonde lugt: ibmpige moerasfen en meiren, Maande waters , mofetifche dampen en dergelijken brengen waarfchijnlijk het meest daar aan toe, doch het gebrek aan inwoners is oorzaak, dat het land onbebouwd ligt;er worden geen vüüren aangefioken, om de lugt, die hier dik en vettig is te zuiveren. De ouden fpréken zelden van ongezonde lugt. Pcestum is nogthans eene grote ftad geweest, thans vind men er nauwlijks eenige flegte hutten. Ik herinner mij niet, dat in Acfchola Salernitana van eenige dodelijke lugt in Salerno gefproken word. Het land rondom Rome was alom bewoond, nu is het naar den zeekant geheel woest: niemand kan tégenwoordig bij Oftia wonen, behalven gevangenen, die op den dood zitten. Olim non er at pc [eertijds was het zo niet.] Wij zijn verfcheiden plaatzen doorgekomen , alwaar zelfs het ftromend water ftinkt als een dood aas; het heeft eenen verftikkenden zwavelagtigen reuk, en men is genoodzaakt, iets voor den neus te houden, indien men niet wil flikken; men noemt het in het Italiaansch. acqua puzza , dat is, Hinkend water, komt van zékere heuvels en hoogten, die waarfchijnlijk veel zwavel bevatten. Doch mijn lange en flegtgefchréven brief mogt u misfehien als Viro emunclce naris niet aangenaamcr zijn, dan dit water voor reizigers is; ik voel mijnen misflag, en moet derhalven eindigen. Doch ik zou mijnen misflag nog zeer veel verergeren, indien ik in eenen brief aan een boekbewaarder geen woord van de boekerijen hier in Napels meldde. Gij moet u niet te zeer op de berigten van den abt rictiard veilaten,  EN HET OOSTE N. 387 als hij in zijne Description de F Italië, T. IV. p. 129, 130 zegt, dat hij met eigen oogen in de boekerij der monniken Augustijnen , in hun klooster fan Giovanni di Carbonara, de kostbaare handfchriften van dioscorides , eusebius , diodorüs van Siciliën cn polybius , die op zijde gefchréven waren, névens de vier euangelisten, gezien heeft; want hij heeft, zowel bij deze, als bij ménige andere gelégenheid, in den droom gezien. Dit is een bewijs, dat bij dc boekerij niet gezien, maar het zijne uit mabillons Iter Italicum, die, in de voorléden eeuw, in deze landen heeft gereisd, en uit montfaucons Diarium en Bibliotheca Bibliothecarum , die in het begin der tégenwoordige eeuw is hier geweest, nagelcbrévcn heeft: in dien tijd werden deze, en veele andere, handfchriften van groote waarde in Napels gevonden, die naderhand, op bevel van keizer karei. VI. naar Weenen gebragt werden : niemand heeft mij kunnen zeggen, in welk jaar het gefchied is, maar dat weet men met zékerheid, dat het voor het jaar 1730 geweest is, want toen ftierf de hertog •cajetano argento , die 'dit bevel des keizers uitvoerde. De abt richard was hier in het jaar 1762, en zegt, dat hij deze handfchriften gezien heeft: wat meer is, hij haalt het begin van dioscoivides aan. Zulk eene vermétele onbefchaamdheid heeft onlangs twee Engclfchcn bedrogen , die regt door van Londen dc reis herwaard gedaan hebben, om den dioscorides te zien, dien dc abt richard gezien heeft; maar toen de boekbewaarder hun zeide , dat hij niet hier, maar tc Weenen was, Hapten zij aanftonds in het rijtuig, en réden hals over kop regt door naar die hoofdftad. Was dat niet regt op zijn Engelsch ? De boekbewaarder, vader samrucetti , een vriendlijk Bb 2  388 REIZE DOOR EUROPA en gcfchikt man, heeft mij dit zelf verhaald. Ik kan hier niet met ftilzwijgen voorbijgaan', dat richard op eene andere plaats, bl. 4S9. zijn eigen vonnis velt: Une pasfion extréme pour Fantiquité, ce gout, gut faifoit embrafer les Pèclans pour Famour du Grec. [dat is: Eene 011gemeene drift voor de aaloudheid, die fmaak, welke de Pedanten uit liefde voor het Grieksch deed ontblaken.] Deze drift heeft hem zo ver verward, dat hij alom Griekch ziet, daar het niet is; ik weet niet, of ik u niet reeds in een' vorigen brief gezegd heb, dat hij zegt, dat eene foldaatcnpaspoort in bet mufeum herculanum in het Grieksch gefchréven is, daar zij nogthans in goed Latijn is, en meer dergelijken. Hier is évenwei nog eene fchoone verzameling van handfchriften voorhanden, die de vaders verborgen hadden, tot dat dc (torm over was. Ik befteeddc twee dagen, om ze te doorzoeken: men heeft er bijna alle oude fchrijvers, Griekfchcn en Latijnfchen, in handfchriften, alleen die uitgezonderd, welken richard wil gezien hebben. In handfchriften is deze boekerij de rijkfte in Napels. De koninlijke boekerij op Capo di Monte is zeer fraai. Onder de handfchriften vind men daar 10 groote folianten, die pyrrhus ligorius over de Griekfche en Roomfche oudheden eigenhandig gefchréven heeft. Het is u bekend, welk een groot geleerde hij was: hij was bouwmeester en fchilder bij paus pius V. Hier ziet men te deeg, welk eene bekwaame hand hij gehad heeft. Munten, ftandbeelden, kléderdragten, graftomben, e. z. v. zijn hier zo wél afgetekend, als men zig maar kan verbeelden. De verklaringen zijn geleerd, cn behelzen de diepfte onderzoekingen. Alles is totdendrukgcLecIafgcfchré-  EN HET OOSTEN. 3S9 ven ; jammer is het, dat zulk een werk in vergételheid zal begraven worden. Het geheele werk, dat hij gefchréven heeft, zal 40 groote deelen in folio uitmaken. Ue overigen zijn tc Turin. In dc boekerij van het Vatikaan te Rome vind men wel 12 folianten van pyrrhus ligoriüs; maar het zijn aiïchriften , die de koningin ciiristina heeft laten maken, om het werk tot den druk te bevorderen, zo wél wist zij er de waarde van te fchatten. Voor het overige zijn hier ook veel andere handfchriften. Doch Uebreeuwfche handfchriften zijn noch hier, noch in andere boekerijen te Napels, zo dat de heer kennicot van hier geen hulp voor zijne verfchillende lézingen kan bekomen. Gij weet, dat deze boekerij van Panna herwaard overgebragt werd, toen de koning van Spanje den troon alhier beklom; zij behoorde te voren aan het huis van Farnefe; zo ook het pragtige mufeum, dat hier is, hetwelkaCapo di Alonte heet, om het van het Herculaanfche te onderfchciden. Hier is de groote verzameling van oude munten en gedenkpenningen in goud, zilver en koper, van dewelke men kan zeggen, dat zij geen wêergaê heeft. De jefuit paul pandrusi heeft er eene befchrijving van gegéven, onder den titel: I Cefari in oro, raccolti nel Farnefe Mufeo in Parma, 1694, in 10 dikke deelen in folio, waarvan het laatfte in 1727 gedrukt is, en eindigt met keizer trajaan, fchoon de gedenkpenningen met juliuscesar beginnen, en tot constantyn den grooten gaan; doch de befchrijving is zédert niet voordgezet, Hier is ook dc grootfte caméo, die in Europa bekend is, zijnde die te Rome, te Weenen cn tc St. Denys in Frankrijk niet zo groot: het is eene groote fchaal van Oostersch agaat, B b 3  390 REIZE DOOR EUROPA met veele beelden in verhéven arbeid, van binnen een bodem en van buiten daaronder is een groot medufahoofd. Meer dan 10 fchrijvers hebben deze beelden getragt te verklaren, en nog onlangs, in het jaar 1769, heeft de heer josjjf fartoli , koninglijke oudheidkenner te Turkt , eene verklaring daarvan uitgegeven, tégen dewelke ik anders niets heb, dan dat zij in vaerzen gefchréven is, waarin de dichtkundige verrukking de oudheden zo omzwagtelt, dat zij als met eene dikke fehaduwe verduisterd zijn; anders bewijst hij met goede gronden, dat dezelve de vergoding van den keizer trajaan verbeeld. Hier is ook een aanzienlijk ftuk bergkrijstal, dat 3 goede Zweedfche fchipponden weegt. Van dc fraaije fchilderijen en printen fpréken alle reisbefchrijvingen (*). Men heeft onlangs dit mufeum vereerd met de fraaije verzameling van beelden, opfchriften, verhévcn werken e. z. v. van den overleden hertog van noya carafa. De vorst van tarsia heeft eene derpragtigfte boekerijen, die ik ooit gezien heb; zij is zo vol goud, dat alles, wat men ziet, van dit metaal fchittert. Men heeft hier te deeg fchatten verfpild: de zoldering, de boekenkasten, deuren, doelen,en dergelijken, zijn rijklijk verguld. De boekerij word open gehouden, het voorvertrek, dat aan de wanden en overal in goud éven zo kostlijk is, is vol met wiskundige werktuigen: één vertrek bevat af beeldzeis van geleerde mannen, zo wel inheemfchen als uitlanders. Hier zijn ook goede boeken. Boven de deur daat: Hele Joris e cerebro quee in ccelo est nata Minerva, Digna Jove in torris aurea tecta colit. Cn) [(*) Zie volkman, Reisb. door Italië, D. V. bl. sóenvolg.] Cn) „ Minerva, in den hémel uit Jupijns brein geboren}  EN HET OOSTEN. 39' Vico heeft dit koppeldicht gemaakt. Het is niet tc verwonderen , dat minerva bij dezen prins zo wél gehuisvest is: zijne paerden wonen niet ilegter. De üal is overal gefchilderd, en bij elke krib fiond eertijds een fpiegel vóór het paerd, dat egter de jonge prins na zijns vaders dood heeft laten wegnémen, cn tot nuttiger gebruik aanwenden. De vertrekken in het paleis zijn nog pragtigcr dan de boekerij; men weet niet, waar men wégens het goud den voet zal zetten. Deze prins beminde bij uitftek de pragt: hij rigtte maaitijden aan, waar men fpringbronnen van allerhande gebrande wateren en wijnen zag lopen, boomen droegen allerlei fuikerwerk, in de gedaante van vrugten; de visfehen met derzelver vinnen cn dergelijken waren van ijs, fuiker, e. z. v. De boekerij van S. Angelo ad Nilum is groot, zij bevat omtrent 40 duizend bockdeelen. Daar zijn ook handfchriften, meestendeels tot dc gefchiednisfen van Napels en de regtsgeleerdheid behorende; dezelven zijn zo weggelloten, dat men ze niet zonder veele omftandigheden te zien kan krijgen; want zékere ministers en overheidsperfoonen hebben de fleutcls daarvan. Ik zou anders gaern een paar handfchriften doorgezien hebben, die de Zweedfche gefchiednis betreffen: het eene is een brief van de koningin christina , aan een' haarer bekenden voor haaren afftand: het tweede is eene onderhandeling met den koning van Zweeden , om den Roomfchen godsdienst in het rijk intevoeren; beiden zijn in het Italiaansch gefchréven, gelijk ik uit de lijst zag. Vind ik tijd, dan zal ik évenwel zien, dat ik ze te lézen krijg. 5, bewoont hier, op aarde, gouden daken , die Jupiju pas„ fen." Bb 4  39e R.EIZE DOOR EUROPA De boekerij op Monte Oliveto is zeer fraai, heeft verfcheiden handfchriften, die ik aangetekend heb. Maar één zeer merkwaardig, dat, gelijk de boekbewaarder mij zeide, de vier euangelisten in de Gotbifche taal zou geweest zijn, is voor meer dan 20 jaaren geftolen; naderhand , zegt men, is hetzelve aan eenen Engelschman verkogt. Gij kunt ligt denken, boe" ik watertandde, en welk eene flerke navraag ik gedaan heb; doch ik heb egter niets meer te wéten bekomen, dan het geen ik éven gezegd heb. De boekerij di fli Apoftoli heeft eene nog fraaijere verzameling van oude. handfchriften , niettégenftaande zij merklijk beroofd , en liet kostbaarfte naar Weenen gebragt is. Behalven de gemeldcn , vind men hier nog 3 of 4 boekerijen. Ik heb ze allen, zo wel als eenige bijzondere boekerijen , onderzogt; en mogelijk vind ik gelégenheid , om eene verzameling tc maken van alle de aanmerkingen, die ik daarover gemaakt neb, en welken ik over de boekerij in Home en over de overigen in Italië, die ik, als het gor-e behaagt, hoop te zien, nog deukte maken. Ik moet évcnwel de boekerij der Karthuizers noemen, wégens derzelver fchoone ligging en heerlijk uitzigt in de hoogte, welk, waarlijk, onvergelijkhjk is. De lijst daar van is hier, in 1764, 'm folio, gedrukt, onder den titel: Bibliotheek Regalis Carthuftana Sancti Martini Catalogus, de ccnigfte naamlijst, die ik te Napels gedrukt gezien heb. Hier is ook eene fraaije verzameling van Griekfche handfchriften, zelfs in de fchcikunde. De rijkdom cn fchoonheid van dit klooster zijn onbelchrijilijk, dc inkoinften ongelooflijk, en de bcfléding daarvan is niet minder  EN HET O O S T E N. 393 prijswaardig. Zo veele armen, als hier vermogen op te klimmen, krijgen brood en wijn; er gaat fchier geen' dag voorbij, dat er niet 3 tot 4 duizend bedelaars naar boven komen; men kan wégens het gedrang nauwlijks door de poort komen. Behalven dezen word aan andere armen, die zig fchamen te bédelen, geld gezonden (*). Toen de laatfte reis ziekten en hongersnood in Napels woedden, kwamen dagelijks 18 tot ao duizend menfehen naar boven aan dit klooster, om hun brood te bekomen. Alle reizigers, die het klooster komen bezien, éten er des middags, en derzelver getal beloopt dagelijks wel 30, ja 50 perlbonen. Men heeft bij ben eene goede tafel, hoewel zonder vlecsch, doch men vind visch , eijeren , koeken , melk, fchoonen wijn en vrugten, fuikergebak en dergelijken in overvloed, en men word met veel zinlijkheid bediend. Gij ziet, dat het aan geen ftof ontbreekt, wanneer (*) In het algemeen is men In Italië meêdogender omtrent de armen, dan ik in eenig ander land gezien heb. Dit vermeerdert ook merklijk het getal der bédelaars, voornaamlijk in Rome , en voed de ledigheid, want men vind zijnen kost zo gemaklijk te geef. Hier te Napels délen des konings hovelingen dagelijks geld uit aan de bédelaars. Den eenen dag zend de koning zijnen loper met een' grooten buidel gelds, waarvan hij alle arme mansperfooneu, die zig op eene zékere plaats verzameld hebben, aalmisfen geeft; dea anderen dag doet de koningin éven eens omtrent de arme vrouwsperfoonen, en dit gaat zo het geheele jaar door. Ik heb de uitdeling gezien, zij gefchied met vèel orde. Daarenboven zijn hier veele zieken-, onderftand- en armhuizen. In alle kloosters worden aalmisfen gegéven, maar de Kartliuizers overtreffen alf de anderen. Bb 5  S94 REIZE DOOR EUROPA men van Napels wil fpréken. Ik heb verfcheiden zeldzaame handfcbriften aangetroffen, die masaniello, gelijk hij van het volk genoemd word, betreffen; zijn regte naam was tojjaso aniello , van Amalfi, eene kleine ihul niet ver van hier: hij begon het oproer den 7den julij 1647. Üe onderkoning gaf hem naderhand den titel van hertog van S. Georgio. Marco vitala was zijn geheimfchrijver, die den i4den julij dood geflagen werd, enden ió-Jen, daaraan volgenden, werd tomaso aniello zelf door een' bakker gedood, en den i7den in de kerk Carmine alhier begraven. Den i3den augustus ontftond er een nieuw oproer, dat lang duurde, gennaro annese was generallsfimus van het volk, en gaf bevélen uit: het volk had zijne eigene drukkerij; ik heb eene verzameling van alle deze akten cn keuren gezien. Dc boekerij der Jefuiten is gefloten, zédert dat dezelven verdréven zijn, zij werd mij egter eens geopend; zij is zeer fraai en groot, zeer aartig met fnijwerk en hout vcrficrd, zonder dat men er in het minfte fpijkers of eenig ijzerwerk aan gebruikt heeft; men vind er fraaije wiskunstige werktuigen. Handfchriften vond ik niet; men zeide, dat dc jefuiten dezelven verbrand hadden. Ik zag er een italiaansch treurfpel, onder den titel la Suezia; de fchrijver is ludovicus altaviti, het is in het Roomsch kwcekfchool gefpeeld, en te Rome gedrukt in 1625. Dc pragtige groote fchouwburg, die in alle zes de verdiepingen overal met lpiegels bezet is, zo dat, wanneer hij verlicht word, het fchijnt, als of hij geheel van glas was, kan ik hier gaern voorbijgaan, wijl alle Franfche reizigers, die de fchouwburgen vlijtiger bezoeken dan de bockzaalen, mij de moeite fparen, om daarvan tc fpré-  EN HET OOSTEN. 395 ken. Hetzelfde kan ik van printen en fchilderijen zeggen. Van kunsten , fabrieken, van de gobeliustapijtwéverij, van de fpinwerktuigen, met welken op meer dan 150 rollen op eenmaal, door hulp van een' eenig' perfoon, gefponnen worden, van de waschboetzeerders, fteengraveerders, die fchilderijen van allerhande foorten van fteencn maken, welken men Florentijnsch mozaïk noemt, om ze van het R.oomsch mozaïk werk te onderfcheiden, dat van bereide brandverwen, of ge vcrwde glazen gemaakt word, en andere dergelijke kunlien, die in laater tijden in Napels ingevoerd zijn, zou ik veel kunnen zeggen, bijaldien ik kon geloven, dat het u kon gevallen, wanneer mijn brief nog langer wierd. VIJF EN TWINTIGSTE BRIEF. Van Nola — Van het paleis en graf van Augustus — Etruscifche taal en opfchriften — Kerklijke oudheden in Nola — Capua, Oudheden aldaar — Van Mazochi. Napels, den ziften feptemher, 1771. N ola is zulk eene merkwaardige plaats, inzonderheid, wijlde keizer augustus hier geftorven is, als ook in de kerklijke gefchiednis, dat dezelve verdient, dat ik er van gewage. Er deed zig eene bekwaame gelégenheid voor ons op, om deze ftad, die 10 Italiaanfche mijlen van Napels ligt, zeer wél te zien. Wij werden door den bisfehop, den heer lopez , met wien wij reeds tc Napels  396 R E I Z E DOOR EUROPA bij eene plegtigheid, die aldaar gehouden werd, bekend geworden waren, derwaard verzogt. Monfignor gürtler, biegtvader der koningin, was ook in ons gezelfehap. Men toont nog dc plaats, waar het huis van den keizer augustus geftaan heeft, en meer ziet men niet van een paleis, dat deze waereldbeheerfcherbewoond heeft. Een kragtig bewijs van de verganglijkheid der waereld, en der nietigheid van het geluk. Even dus dient zijne groote begraafplaats te Rome, wélke eertijds marcellus, livia, augustus en deszelfs gefiagt befloot, en door virgilius bezongen werd, thans tot niets anders, dan om er onreinigbeden, ftroo en vuilnis in te vergaderen, die zig nu met de asfche, welke over Rome en de waereld geheerscht beeft, verenigen, om te bewijzen, dat alles, wat wij groot noemen, een niet, dat alles fiof, en dat flijk niet onwaardig is, zig met flijk te vermengen. Bij Nola is een oud fchouwtoneel van Opus reticulatum [Netof traliewerk]. Men vind hier overal in de aarde Etruscifche vaten, die verzameld en in een mufeum bij het bisfchöpfijk kweekfchool bewaard worden. Ik zag daar ook het grootfte opfchrift in de Etruscifche taal, dat mij nog ooit is voor gekomen : men heeft daar veele verklaringen over gegéven , doch zonder dat men zig op eene eenige met zékerheid kon verlaten. Dc Italiaanfche geleerden hebben zig nu omtrent 50 jaaren naerstig bézig gehouden met de Etruscifche letterkunde, en elk naar zijne foort veele groote en kleine werken daarover gefchréven. De zwarigheid, om eene taal te verdaan, die, éven als het Punisch of Phcenicisch, het oude Pcrfisch, het Gallisch cn dergelijken , geheel dood is, heeft hen genoodzaakt, allerhande  EN HET OOSTEN. 397 hulpmiddelen daartoe te gebruiken. Veelen hebben het Hebreeuwsch te hulp genomen, om de Etruscifche woorden te verklaren, anderen het Grieksch, zommigen beiden te gelijk met het oud Latijn. Nog meer, men is het nog niet volkomen eens over het alphabet,de waarde en den klank van zommige letters; dus is men in het onzékere , hoe men deze als uit de aarde opgedolven fpraak lézen en verdaan zal. Anton frans gori , die voor korten tijd te Florence ftierf, heeft veele boeken daarover gefchréven; hij heeft veele navolgers, onder anderen johan baptista passeri (41), een' zeer geleerd' man te Pesfaro, guarnacci te Volterra , en meer anderen. Zelfs heeft men te Cortona eene akademie opgcrigt, die zig bijzonderlijk met deze zaak bezig houd. Onder de ouden zijn dempster, buonaroti, mafei, en mazochi zelfs; zonder van veele andere hierin bekende mannen te fpréken. Een ongenoemde (de heer hieronymus zanetti, te Venetië) heeft, in het jaar 1751, eene bijzondere verhandeling, genoemd Nuova trasfigurazione delle lettere Etrufche, uitgcgéven, waarin hij wil bewijzen, dat beide taaien cn letters Runisch, en alle deze zogenoemde (41) Van de bekende verzameling van Etruscifche vaten des heeren passeri , Piclura Etniscorum in Vasculis etc. is, in 1775, te Rome het 3de deel uitgekomen, met ico koperen plaaten, voorafgegaan van eenige geleerde verhandelingen over de Etruscifche letterkunde. In ééöe van dezelven geeft amaduzzi het Etruscisch alphabet, dat door gori reeds opgegéven en naar de nicuwfte ontdekkingen verbéterd is, en bewijst tévens, dat de Oscifche taal maar een zeer na vervvaudte tongval des Etruscileliën geweest is.  393 R E I Z K DOOR EUROPA Etruscifche gedenktékens ten tijde van koning diederik. en der Gothen in Italië gefchréven zijn, daar anderen in tegendeel dezelven voor veel ouder dan Rome zelf uitgéven. In den eerften opflag vind men deze letters niet zeer vcrfchillende van onze Runen, maar de taal zelve fchijnt er te verre van af te wijken. Daarenboven worden de meeste Etruscifche fchriften , even als de Oosterfche taaien, van de regte naar de linke hand gelézen. Onder dc langde gefchriften, die men kent, behoort deze fteen in Nola, Welke 34 lange régels heeft. Maar in Eugubio worden 7 koperen of mctaalcn tafelen bewaard, die op beide zijden EtrusciscL befehréven zijn, men heeft er verfcheiden uitgaven va 1. Er zijn veele munten, cameën cn liccncu , gelijk ook (tandbeelden, met zulke letters voorhanden. Vaten delft men dagelijks alöm in Italië uit dc aarde op. Schoon hierover veel, zelfs in het Latijn, gefchréven is, en reeds lang de grootfte geleerden in Italië, behalven nog in Frankrijk en Engeland, zig het hoofd met dit gedeelte der geleerdheid gebroken hebben, geloof ik nogthans, dat het, zékerlijk, tot weinig eere voor de geleerde onderlinge gemeenfehap, die tusfehen dc Europifche landen plaats heeft, bij ons nog geheel nieuw, zo niet ten ecnemaale onbekend, is. Nog meer, hoe veelen kennen of bezitten muratoris werk, inzonderheid de Rerum Italicarum fcriptores, in meer dan 20 groote folianten, die de gefchiednis der middeneeuw zo merklijk ophelderen ? De fchrijver is voor lang tot ftof verkeerd, en bij ons wéten veelen niet, dat er zulk een man in de waereld is geweest. Het zelfde kan ik zeggen van ugoltni Thefaurus Antiquitatum Sacra'rum in 34 deelen in folio, dat voor alle geestlijken en an-  EN II E T OOSTEN. 399 deren, die het oude testament in den grond willen verftaan, zulk een onontbeerlijk boek is. Meursii Opera, met vermeerderingen van lami te Florence uitgegéven, de werken van mazochi en de Antlquitates Herculanenfes, névens ontelbaar veele anderen, die in de Griekfche en Roomfche oudheden hoofdboeken zijn, kunnen daar ook onder gerékend worden. Deinst, om kundighede* te bekomen, ontbreekt bij ons zéker niet; maar de kennis van nieuwe ontdekkingen, de gelégenheid en middelen , om nieuwe boeken te lézen, ontbreekt, door de geringe gemeenfehap onder de geleerden in Europa; inzonderheid zijn dc Italiaanfche werken zeer weinig bekend, waartoe de afgelégenheid van het land en de taal veel toebrengen. Onze zaaken zijn hier éven zo onbekend. Het zal ook niet béter worden, voor dat koningen en grooten, die de magt in handen hebben, zig daar aan laten gelégen zijn. Gezanten en ministers zouden veel kunnen uitvoeren , indien zij bevel krégen , niet flegts ftaats -, maar ook geleerde fpions te zijn. Zij zijn lang op ééne plaats, cn hebben gelégenheid, om naar alles te vernémen, cn zéker berigt daarvan naar huis te zenden, als zij maar wl— tcn, dat zij zig daar door aan hunne hoven aangenaam maakten. Een minister, als de heer hamilton van Engeland, doet dit alles uit lust cn eigen begeerte, zonder cr in het minste bevel toe te hebben. Engeland is nu door hem in het bezit van een der rijkfle en fehocnfte mtiftè'n. Ik geloof fchier niet, dat bij ons een eenig ftuk van dc Etruscifche vaten, of eenig opfchnft, tc vinden is, hetwelk nogthans den heer van iiire reeds in ftaat zou gefield hebben, om te beflisfen, of de taal overeenkom;: heeft met dc Runen. Ik zal bier évenwei een naar  4oo 11 E I Z E DOOR EUROPA Etruscifche woorden aanhalen, over welker betékenis men het hier in Italië eens geworden is; het zou aartig zijn, indien iemand dezelven van het Gothisch kon afleiden, -doch hij moest dezelfde betékenis behouden: cckr betékent een jongen, clan, zoon of geboren. Nog ecu paar andere woorden, omtrent welker beduiding men niet zo zéker is: truïnut, Harmpex [offerwigchelaar]; frontac , Fulgurator [weerlichter, blikfemer]. .Maaide uitweiding, welke ik over eenen tak der oudheden gedaan heb, is reeds lang genoeg geworden, doch dezelve zal, hoop ik, u niet onaangenaam zijn. Ik kom weêr tot Nola. Ilier zijn ook veele kerklijke oudheden, inzonderheid in het oud Nola, dat een weinig van de nieuwe ftad afligt. De heilige felix en r-aulinus waren hier in de 4de eeuwc bisfehoppen. Men toont hier ook den eerften klokkentoren in de Christenheid. Paulinus was de eerfte, die klokken bij den openbaaren godsdienst gebruikte, daarvan krégen zij den naam Nola, gelijk dc grooten, naar dc landdrcek, Campana genoemd werden, wijl men ze over het ganfche land hoorde. Men ziet hier eene ménigte opfchriften cn graffcliriften van de eerde Christenen, martelaars e. z. v., cn andere gedenktekens der eerde kerken. Men toont hier ook den oven, waarin de h. januarius geworpen werd, om verbrand te worden; maar hij werd gered door een wonderwerk , en onderging naderhand zijn martelaarfehap in Puozolo of Puteoli, alwaar hij onthoofd werd. In den grond hier rondom vind men lava ter diepte van 20 Zweedfche ellen, op zommige plaatzen 5 laagen van dezelve, dc eene dieper dan de andere, en tuinaarde daar tusfehen. Dit is een bewijs, dat de berg Somma eertijds vuur en iava  EN II ET OOSTEN. 4°* va uitgeworpen heeft; want van den thans eigenlijk zogenoemden Vefuvius kan het niet wél wézen, wijl de Somma daar tusfehen ligt, en een' goeden voormuur tusfehen den Vefurius en Nola maakt. Wij aten des middags bij den bisfehop, monfignor lopez , eene omllandigbcid, die ik niet nodig had te melden, indien bet niet was, om dat wij de eer hadden, met eenen prins van medicus kennis te maken, die wézendlijk van het gefiagt der medicis is, en hetzelfde wapen, 6 of 7 kogels, voert. Ilij is vorst van de ftad Ottajano, een braaf en vriendlijk man. De bisfehop lopez is een geleerd man, hij heeft eerst als hoogleeraar der wijsbegeerte te Napels , cn naderhand der godgeleerdheid te Rome geftaan; hij bezit de wijsgérige fchriften van onzen nikolaas wallerius , welken hij zeer prees. Hij is een allervriendlfjkst man, en bewees ons veele beleefdheden. Verders is er van Nola eene groote befchrijving in 4W. in het licht. Capua, dat 16Italiaanfche mijlen van.Napels ligt, hebben wij ook nauwkeurig bczigtigd. Het was thans de tweede maal, dat wij daar waren; deze reis fmaakten wij hannibalslekkernijen béter, dan de eerfte reis, toen wij zonder lépels moesten éten, welken men bij het gemeene volk niet vind. Maar nu had dc heer gürtler , de biegtvader der koningin, ons zulke goede aanbevélingcn verzorgd , dat wij in het Theatincnklóostcr zeer heerlijk ontvangen en onthaald werden. Hier zijn veele oudheden, de ftraaten zijn met oude Latijnfche en Griekfche opfchriften vervuld', die men uit oud Capua, dat omtrent een groot kwartier uurs van het nieuwe af lag, genomen heeft. Op één opfchrift',zag ik deze orde der afflauimen« I. Deel. C c  40= R E I Z E DOOR EUROPA de graaden van verwantfchap: Filius, Nepos, Pronepos , Abnepos, Adnepos. Het laatfte woord vind men bij de febrijvers zelden. Hier zijn veele zuilen van Oostersch rood graniet, ook oude vaten met verhéven werk. Dc beroemde occam heeft zijn graf niet ver van Capua. Wij gingen , om de overblijfzels van het oud Capua te bezigtigen. Vooreerst vind men twee groote boogen, vervolgens de puinhoopen der oude muuren , eindelijk het oude amfitheater, welks voortreflijke overblijfzels van dit overgroot en kostbaar gebouw een groot begrip doen maken. Van binnen is het van bakffeenen, maar van buiten rondom met ftéenén van eene verbazende en ongelooflijke groote omgeven. In zommigc gewelven ziet men nog 1'childenverk op natten kalk, dat nog is blijven zitten. Alle üeraadjen, onder anderen alle de beelden van goden, die er rondom geftaan hebben, heeft men weggenomen, zo ook het hoofd van hanniisal , dat thans op eenen muur in nieuw Capua ftaat. Bij aldien gij eene goede befchrijving van dit amfitheater wilt hebben, lees dan die van mazochi, reeds in het jaar 1727 met tékeningen en koperen plaaten uitgegéven', onder den titel: Alexii symmachi mazochii in mutilum Campani Amphitheatri Titulum aiiasgue nonnuïïas Campanas hifcriptiones Commentarius, Neapoli 1727. in 4». Dit werk is thans vrij zeldzaam geworden, doch het is herdrukt, en in cr/evii en gronovii Autiquitates CretjAxyczx> neccj-Jo'ïvL-pfl.Tnme-yxxl-j-o . (^tj-jicjutcv. rjuUa-mxïtoaj-itve-Sr crpcima 3^7^  0! 1068 8378 UB AMSTERDAM   J. J. BJÖRNSTAIILS R E ï Z E. EERSTE DEEL.     J. J. BJÖRNSTAIILS M JE I Z JE D ö Q R EUROPA e n h e t OOSTEN. EERSTE DEEL. bevattende FRANKRIJK en NEDER-ITALIEN. Te UTRECHT, Bij G. van den BRINK, Jansz. e n " TeAMSTERDA M, Bij de WED. van ESVELDT en HOLTROP, M D C C L XX VIJL   ir O O te te M JD M r A N Mr. MEINJRD TIJDE MAN. Weerde Landsgenootcn f wekn onder U hebben de TIeeren björnstUiil en rudbeck hier te lande, met lang geleden, in 's Rage, te Leiden, te Jmflcrdam, en hier, ontmoet en gekend. Velen hebben zig verwonderd over de Noordfche vrijmoedigheid dier Z-zveedfche Heeren. Gij dagt, dat hun die befchaafdheid ontbrak, welke men vcrwagten magt van lieden, die zoo vele en velerlei lan- * n  xiv VOORBERIGT van den schlözer, te Gmïtigen, heeft in zijne Briefwisfeling eenige tot zijn oogmerk bijzonder dienstige ftukkéh, bij uittrekzels, in eene Hoogduitfche overzetting, ingevoegd, en deze proeven hebben het publick naar eene volledige verzameling en overzetting dezer brieven begerig gemaakt. In Engeland heeft men ze zulks waerdig gekeurd, wijl de heer magister bruns, te Londen, voornémens is eeneEngelfche uitgave daar van te léveren. Onder het vertalen heeft men, hier cn daarieenige plaatzen gevonden, welken lézers, geen Zweedcn zijnde, of op Zweedcn geen bijzondere betrekking hebbende, minder merkwaardig zouden kunnen fchijnen, en, zonder de waerde van het werk te verminderen, konden weggelaten zijn; doch ,wijl zij noch veelen in getal, noch breedvoerig zijn, heeft men zig, om dcrzelver wille, aan het verwijt, dat men het werk verminkt of onvolkomen geléverd heeft, niet gaern willen blootftellcn. De aanmerkingen van den vertaler, welken agter dit eerfte deel gevoegd zijn, bepalen zig grootftendeels op eenige laatcr berigten van boeken en geleerden, in de brieven van den heer björnstühl voorkomende. De vertaler wil aan dezelven geen grooter waerde géven, dan dat zij den lézer, die ze misfehien mogt zoeken, in het nazoeken eenige moeite zouden kunnen fparen. De afgelégenheid der drukpers is oor-  xviii INHOUD. Brief IF. Uittrekze! uit Niebuhfs berigten van Arabic — Ecole Royale de Chirurgie — Société Royale des Etudes orientales — Berigten van Armèni'è'n. bl. 72. Brief V. Een ftomme taalmeester — Van Kennicofs werk — Ongelooflijke minigte van merkwaardige zaaien in Parys — Pncluaanfche matrijzen, of flempeïs , van de broeders Cavinus. bl. 90. Brief VI. Gedenkpenningen, ofmedailles, en jaarwedden, of eergif ten, bij de Akade'mie'n van Parys — Koninglijke boekerij — 'jjournaalen — Verlichtingen in het paleis van den Zweedfchen afgezant bl. 101, Brief VII. Gefchiednis van Thomas Kuli-Kan door William jfones — Van Kennicofs werk — Afftamming der Chineefen uit Egipteu — Uittrekze! uit Ni-ehuhfs berigten van Arabi'è — Van Apoïlonius Sofhista en deszelfs uitgever , den heer Villoifon — 'jfournal des Scavans. bl. 111. Brief VIII. Van den Heer Rousfeau. bl. 127. Brief IX. Praalgraven der Koningen Leo van Armémèn, Kajimir van Polen , en Zaga Christus — Standbeeld en gedenkteken des Marfchalks van Saxen — Van den heer van Voltaire — Gcorgica van Virgillus, overgezet door den heer De Lille — Een werk over de taaien, ontworpen door den heer Court de Gobelin -— Kunstwerktuigen van Qjgnot — Geleerde bersten uit Engeland. bl. 132. Brief X. Lustpaleis te Fontainebleati — Reis door Champagne — Sous — Reis door Bourgogne — Dtjon — Akaclemie aldaar — Zoutwerken bij Lons le Saujflff Bekoorlijke landsdauw omf reeks 'Geueve. ■ bl. ï&  INHOUD. Brief'Xf. Van den heer van Volt ah e. bl. 162. Brief XII. Onderwijs der 'Jeugd in het kolleg!e te Geneve — Akademie — Boekerij — Van de heeren Bonnet, De Luc, en andere Geneeffche geleerden. bl. 171*. Brief XIII. Reize naar Lion — Boekerij te Lion — Roomfehe oudheden bij Orange — Avignon — Aix — Lofwaardige daad van den heer Barthelemy — Van den heer Guys. bl. 191. Brief XIV. Koophandel te MarfeilJe — Ohfervatorium — Uitvindingen van den heer Sicuves — Akademie — Van den heer Guys — Provehzaalfche fpraak. bl. 210. Brief XV. Toulon — Tuighuis aldaar — Gezant van Tunis — Zeereis naar Civita Vecchia — Slegte land/Ir eek van daar tot Rome — Aanzien van den Zwècdfchen landaard te Rome — Van den beeldhomver Sergel. bl. 223. Brief XVI. Reis naar Napels— Aardrijkskundige fchels der ftreek om Napels, en van de plaatzen daarin , hoven en onder de aarde gelégen. bl. 235. Brief XVII. Nadere hefchrijving der ontdekkingen in Ilerctdanum — Lava — Ontdekkingen in Pompeji en Stabiie — Lenigen van Pastum. bl. 252. Brief XVIII. Mufeum te Portie!, névens de werken daarover uitgekomen, en derzelver• fchrijvers, inzonderheid van den heer Carcani — Van den heer Mazochi. bl. 269. Brief XIX Van de papieren in Herkulanum gevonden — Van de heeren Piaggio en Ignarra. bl. 290. Bri<-f XX Van verfcheiden geleerden te Napels — Van ** a  XX. INHOUD. de fchriften van Fabricy en du M-ay tégen Kennlcot bl. 298. Brief XXI. Van den Vefuvius cn de werken daarover gefchréven — Van vader de Ia. Torre. bl. 306. Brief^XXII. Van de Grotta del Cane — Andere plaatzen, alw-aar de mof et a opftijgt -~ Van het meirAvertius — Onbefckrijflijke fchoonheden en wonderen der natuur omfireeks Napels — Van de Zweetbaden — Van de Solfatara — Van Puzzoli. bl. 321. Brief XXIII. Karakter der Napolitaanen — Weinig aanmoediging voor de geleerden — Ménigte van regtsgeleerden — Unh.grfit eit — Dood van Mazochi — Kollègi'èn en Seminari'èn — Van den heer Moccia — Van verfcheiden andere geleerden — Improvifanfi — Van den prins Sanfeverino, Duca di Noya, en andere geleerden van hoogen rang.. bl. 335. Brief XXIV. Van het hof te Napels — Van Don Philippo — Lust/loten, inzonderheid Caferta met zijne waterleiding — Lugtsgejïeldheid en voordeelen derzelve — Bloed van den h. jfanuarius — Italiaanfche uurrékening — Ménigvuldig gebruik der doopnaamen — Van- de Zweeden in Napels — Zoon der heilige Brigitta — Van den heer Gürler — Van den Engelfchen gezant, den heer Hamilton — Ongezonde lugt in Néder-Italië— Openbaare, klooster- en bijzondere boekerijen in Napels. bl. 362. Brief XXV. Van Nola — Van het paleis en graf van Augustus — Etruscifche taaien op fchriften — Kerklijke oudheden in Nola — Capua, Oudheden aldaar — VanMazochi. bl. 395.  R E I Z E DOOR EUROPA EN HET OOSTEN. EERSTE BRIEF. Univerftteit te Parys — College Royal de France en voornaam/re leeraars van hetzelve — Werken van den Heer de Guignes, inzonderheid ten aanzien der Chineefche gefchiednis e. z. v. — Van de heeren Houbigant, le Beau en Capperonier — Hoogagting voor de wétenfehappen te Parys — Van den heer Fourmont ~" Voetwasfching, door den koning verrigt op witten donderdag — Godvrugt aan het Hof — Van den koning van Denemarken — Van Monaldefchi — Van den graave van Bernfiorf — Encyclopedie — Schriften tégen den heer Voliaire. Parys, den 7den April, 1769, olgens uwe begeerte zal ik u verfcheiden aanmerkingen médedélen, die eigenlijk den ftaat der geleerdheid te Parys betreffen. Belangende de fchikkingen tot het onderwijs, met dewelken ik zal beginnen, dezen ziju hier op een' goeden voet. Van de Univerftteit zal ik niet veel zeggen; haare eerde ftigting (trekt zig tot op karel den grooten uit, en, behalven het godgeleerde genoot" febap in de Sorbonue, het regtsgeleerJe en het geneeskundige, beftaat dezelve, indien ik mij wél aerinnere,  a R EIZ £ DOOR EUROPA uit agt en dertig kollégiën, of gymnaftën, in elk van dewelken de wijsbegeerte, de fraaije wétenfehappen en taaien geleerd worden; in diervoegen egter, dat tien van deze kollégiën de voornaamften zijn, tot dewelken, onder anderen , gerékend moet worden het kollégie van louis le grand, dat, in het jaar 1763, den Jefaiten ontnomen , en der Univerftteite gefchonken werd, die er thans haare vergadering houd. Vooreerst moet ik dan het College Royal de France noemen, in 1531, door FRANCiSKUS I. opgerigt. Dit is eene ftigting, die van de Univerftteit geheel afgescheiden is, en alwaar de zaaken, welken men in de andere kollégiën alleen ontgint, tot den hoogden trap voordgezet worden, en zelfs kunnen daar dc Hoogleeraars op de Univerftteit omtrent de zwaarer ftukken opheldering cn onderrigting krijgen. De Hooglccraars in het College Royal voeren den titel van Confeillers du Rei, en behoren altoos tot de geleerdfte mannen, die men in Parys vind. Derzei ver gewoon getal is negentien, behalven de Coadjuteurs, namelijk 2 in het Hebrecuwsch, 2 in het Grieksch, 2 in de wiskunde, 2 in de grickfche en latijnfche wijsbegeerte, 2 in de latijnfche wélfprékendheid, 4 in de genees,-en heelkunde, de artzenijbereidcrije, en de kruidkunde, 2 in het Arabisch, 1 in het Sirisch, en 2 in het gceftlijke regt (1). (1) De voornaamfte Hooglccraars in het College Royal zijn -tegenwoordig: in het Hebrecuwsch en Sirisch de abten de vili.efroy en courdet; in het Arabisch le roux des iiauterayes ; i:i het Turksch cardonne; in het Grieksch de vauvilliers en BousQUiLLON; in dc latijnfche wélfprékendheid bejot ; in de dichtkunde ee beau en de e'isle; in de gefchieduisfe garnier; Prefesfeurs vitérans: batïeux, terrasson, de gwwnes. —- Ko-  EN HET OOSTEN. Ik zal alleen de merkwaardigften opnoemen: In het Grieksch is de heer capperonnier, tévens boekbewaarder van de koninglijke boekerij. In de latijnfche wélfprékendheid , de heer le bëau (2), die te zelfden tijde beftendige geheimfchrijver is van de Academk Royale des Infcriptions & des Belles Lettres. In dc grietfche wijsbegeerte, dc heer batteux. In de wiskunde, de lieer de la lande, opvolger van 'dert onlangs overlédeh heere de l'isle ; en in het Sirisch, de heer de guignes. In het voorléden jaar nam de heer de la bletïerie , die zig door zijne overzettinge van Tacitus bekend gemaakt heeft, affcheid van het College Royal, in wiens plaats de heer bejot , opzigter der handfehriften in de koninglijke bockerije, als tweede Hooglceraar in de latijnfche wélfprékendheid , aangefteld werd. De heer cardonne , Hooglceraar in het Arabisch, verdient insgelijks genoemd te worden. In 1765, heeft hij uitgegéven: Histoire de VAfrique de PEspagne, fous la Domination des Arabes, compoféefur différens Manuferits Arabes de la BibliotliL* que du Rol, 3 deelen in Svo. Hij heeft 20 jaaren in het Oosten doorgebragt, en fpreekthet Turksch cn Arabisch zeer vaerdig. In het voorléden jaar volgde hij den heer de fiennes ep in het College Royal, die door den koning van zijn ampt verlaten en in ballingfchap gezonden Koninglijke overzetters in de Oostcrfche taaien zijn: cardonne, fourmont, le roux des hauterayes , de guignes, jsernarö de valabraque , galand , anquetil. (2) De heer le beau heeft, in 1773, wégens zijne hooge jaaren, zijne bediening als geheimfchrijver van de Akademie der opichriften nédergslegd, en is opgevolgd door den heer ov puy. A *  4 REIZE DOOR EUROPA werd, en wel, voor zo verre ik heb kunnen vernémen , om geen andere réden, dan omdat zijne vrouw eenen zelfmoord had willen begaan. De andere Hoogleeraar in het Arabisch, dc heer le roüx des hauterayes , is beroemd wégens zijne twijfeling, die hij, in 1759, tégen het ftelzel van den heere de guignes van de Chineefen en de afleidinge der Chineefche taaie van de oude Egiptenaars, der geleerde waereld heeft médegedecld. Hoe veelen er ook zijn, die tégen deze ondeüfMling redenéren, is eregter, buiten hem, niemand, die er tégen gefchréven heeft (a). ■ Doch de heer de guignes gaf er een na,lmklijk antwoord op, en daarméde was de twist op eenmaal ten einde. Deze beiden zijn dc eenigften, die de Chineefche taal verftaan. Zij zijn leerlingen van den overleden heere fourmont , voormaals. Hoogleeraar in het Arabisch in het College Royal. De heer de guignes ftrckt zijnen leermeester tot eere ; hij overtreft hem in duidelijkheid en befchaafdheid in het denken en fchrijvcn, zelfe in de Arabifche en Chineefche (3) taaien, waarin hij het zeer verre gebragt heeft. (a) Om niet te fpreken van de boerterijen van den Heer db voltaire in zijne Intruduaion a 'fllifi. dc Rusfie; weet men, dat, na 't fchrijven dezes, de geleerde Xantenfclie kanunnik, de heer de pauw , in zijne Recherches philqfophiques fitr les Egyptiens, et les Chinois, in twee deelen, in octavo, vele gegrorde - Z,vangheden tegen het ftelfel van den heer de guignes heeft geopperd. (3) Met opzigt tot den heere de guignes , de Chineefche fchriften, e. z. v. vergelijke men den derden brief, als mede de aanmerkingen tot denzelven.  EN HET OOSTEN. 5 Eijne Histoire des Huns maakt hem onfterflijk, en zijne Memoire, welke onlangs in het 33de deel der Memoires de 1'Academie Royale des Infcriptions & des Belles Lettres, van dewelke hij een zo waardig médelid is, dat de beftendige geheimfehrijver derzelve, de heer le «eau, mij eens van hem zeide: 77 est notre trêfor [Hij is onze fchat], ingevoegd is, waarin hij zig den weg baant, om de Egiptifche beeldfpraaken te verklaren, is van zo veel gewigt,dat de ganfche geleerde waereld réden heeft, om hem een lang léven en de kragtcn toe te wenfchen tot het uitvoeren van zulk een groot werk. De heer de guignes arbeid met veel ijver, en nog onlangs heeft hij in de gemelde Akademie eene verhandeling voorgelézen, waarin hij van den fïaat cn de gronden der Chineefche gefchicdkunde handelt. Wijl hij de goedheid heeft gehad , mij deze verhandeling médetédélcn, en dezelve in de eerde drie of vier jaaren nog niet in het licht zal gegéven worden, zal het u mogelijk niet onaangenaam zijn, wanneer ik hier eenige woorden van derzelver t'zamenhang inlasfche. De gefchiedfehrijvers der Chineefen zijn van onderfcheiden foort: 1.) Gefclrledfchrijvers in den eigenlijken zin; 2.) Jaarboekschrijvers; 3.) zulken, welken memoires vervatten, gelijk de gedenkfehriften van cesar; cn 4.) die, welken zo geloofwaardig niet zijn, en ten dcele algemeene, ten deele enkele gefchiednisfen, als het léven van zékere keizers, gefchréven hebben, en dergelijken. De oudfte gefchiedfehrijver in China leefde omtrent 100 jaaren voor de geboorte van Christus ; het is sumatsien , die Su-ki gefchréven heeft, welk 130 boeken bevat; hij verzamelde alle de (tukken, die hij van de oudfte Chineefche gefchiedfehrijvers kon opfpeuA 3  6" REIZE DOOR EUROPA ren; ook bediende hij zig van de korte gefchiednis, door confucius gefchréven, die insgelijks alles .bijeenverzameld had, wat hij van de tijden voer hem wist. En desniettégenftaande ftrekt zig dit niet veel verder uit, dan tot omtrent 250 jaaren voor zijnen leeftijd, dat is 800 jaaren voor de komst van Christus , nademaal confucius 551 jaaren voor der Christenen tijdrekening geboren werd. Hierna kan sumatsien, nevens dc overige gefchiedfehrijvers , met alle tic oude Hukken niet verder dan 800 jaaren voor Christus terug gaan, wanneer men op gewisheid cn tijdrekening let; en deze (lukken maken alleen weinige bladen uit, die met naamen van koningen en kronijken vervuld zijn. Dc Chineefche gefchiednis van den heere de guignjïs begint ook van dien tijd, nogthans zó, dat dezelve niet zo ontwijfelbaar en zéker is, als omtrent 150 jaaren voor ciiristus geboorte, van welken tijd af men altoos gelijktijdige fchrijvers, cn eene ordenlijke reeks van gefchiedfehrijvers over elke dynastie, of koninglijk geflagt, tot op onze tijden, heeft. Schoon hierdoor een aanmerklijke tijd van de voorgegéven oude gefchiednis der Chineefen verdwijnt, is de évengcmelde egter nog zo oud, en van zulk eene vaste gewisheid, dat geen volk in dewaereldeenc dergelijke te voorfchijn kan brengen. Er zijn in 't geheel eenentwintig dynastien^bchtivcn dezijdelingfchen, en het is een bijzonder gelukkig toeval, dat alle de Chineefche gefchiedfehrijvers hier in de koninglijke boekerije gevonden worden. De Chineefen bekennen zeiven, dat zij ten aanzien van hunne oudfte gefchiednisfen in het onzekere zijn, zij géven ze ook geenzins voor ontwijfelbaar uit; dus zijn zij veel billijker, dan de zogenoemde fterke geesten, die den oudften gefchied-  EN HET OOSTEN. 7 febrijyer der waereld, moses , gaern uit den weg geruimd zouden zien, e. z. v. Wanneer de Chineefen iioamti, josi , chinnon , en meer anderen noemen, doen zij zulks op dezelfde wijze als wij van kronus , saturxus , en anderen fpréken, zonder den tijd te weten, cn als of liet fabelen waren. Wij Europeërs zijn het alleen, die daarom twisten, en dezen den naam van gefchiednisfe willen géven. De heer de guignes meent verder, dat de lange uitrekeningen van fterrcnkundige waarnémingen bij de Chineefen van de Chaldeën en As/iriïrs ontleend zijn, naardien zij zo nauwkeurig overeenftemmen, en volkomen evenveel jaaren uitmaken. Uit dit alles volgt, dat de Chineefche gefchiednis, voor eerst, 1200 jaaren in haar begin verliest, die men haar te onregt gegéveil heeft, wijl men haar 2300 jaaren voor de geboorte van Christus begonnen, en beweerd beeft* dat zij op 38 verduisteringen gegrond is, van dewelken de ccrlte onzéker , en de tijd ook niet bepaald is, op welken zij inviel, éven als die in Griekenland, welke men de verduistering van Thales heeft genoemd, op dewelke zéker niemand eene gefchiednis kan gronden;de tweede valt omtrent800 jaaren voor de komst van ci-iristus , doch de overige 36 zijn gewis, en zeer wél waargenomen. De heer de guicnes gelooft, dat deze 1200 jaaren, die met den keizer yao 2337 jaaren voor de geboorte van Christus beginnen, naar liglpten moeten verplaatst worden, en men dezelven naderhand te onregt der Chineefche gefchiednisfe gegeven heeft, éven eens, als of de Zweeden met den koning forniotiier, of oden, eene gefchiednis van Amerika begonnen. Het is opmerklijk, dat de heer de guignes in de oudfte berigten dexChincefen zulkeplaatzeu A4  EN HET OOSTEN. 15 regéring altijd gevaarlijk is, nevens meer andere gronden, die men tégen den leerdoel der gefchiednis bijbrengt. Men poogt ook het parlement in die zaak te mengen, en het daarheen te wenden, dat hetzelve deze nieuwe fchikking niet registrérc. De heer garnier is voor 't overige ervaren in het Grieksch, en heeft weleer naar het Hoogleeraarampt in hetzelve geftaan. Hoe zijne gefchiednis is, zult gij zelf best kunnen oordélcn. Dezelve is hier niet zeer in agtinge. Nu zal het voor ditmaal genoeg gezegd zijn van het College Royal: alleen moet ik nog aanmerken, dat elk Hoogleeraar driemaal in de week les geeft, en daarvoor jaarlijks niet meer dan 600 livres heeft, offchoon de cerlle bepaling voor eiken Hoogleeraar van 200 ecus cTor 'sjaarswas. In 't algemeen Haat aantemerken, dat de jaarwedden hier overal klein zijn, en om die réden arbeid elk des te vlijtiger, om te meer ampten te kunnen waarnémen, en meer bezoldingen te hebben, hetwelke hier geöorlofd is. Ik geloof, dat de heer de guignes wel 7 of S bedieningen heeft , die hem te zamen omtrent 6000 liires opbrengen: zo ook de heer le beau. Men merkt zulks als voordélig aan voor de wétenfehappen, nademaal het tot vlijt en arbeid aanfpoort: wanneer men een ampt met een klein inkomen gekrégen heeft, tragt men zig bekwaam te maken, om er een tweede bij te bekomen, e. z. v.; in plaats, dat eene bediening met eene goede jaarwedde, wellust en lédigheid baart, naardien men geen verdere aanprikkeling tot den arbeid heeft. Zo oordeelt men ten minden hier. Men heeft hier de beste gelégenheid van dewaercld, om alles, en wel voor niet, te léren ; doch zó, dat  EN HET OOSTEN. ft ma reconnoisfance. II finit en difant a Sfsr. le Dauphin : Mon cher enfant! je vous donne de tout mon coeur ma hènédi&ion: & // fembrasfa enfuite deux fois avec de grandes marqués d'attendrisfement. [(*) d. i. Laatlte woorden van den koning lodewijk den veertienden aan den koning lodewijk den vijftienden, zijnen agter-klein-zoon. Mijn waarde kind! Gij zult, eerlang, koning worden over een groot rijk; hetgeene iku tenfterkften aanbeveel, is, dat gij toch nooit uit het ooge verliest het geene 'gij aan god verpligt zijt; gedenk, dat gij hem allesverfchuldigd zijt. Tragt den vréde met uwe nabuuren te bewaren : ik heb den oorlog te zeer bemind ,voJg hierin mijne voetftappen niet, noch ook in de te groote onkosten, die ik gedaan heb. Pleeg raad in alle zaaken, cn tragt het beste te onderfcheiden, om hetzelve altoos te volgen. Verligt uwe onderdaanen zodra het u mogelijk zal zijn, en doe het geene ik het ongeluk gehad heb, zelf niet te kunnen doen. Vergeet de groote verpligtingen niet, die gij aan Mevrouwe de ventadoitr hebt. Mij aangaande, Mevrouwe ! vervolgde hij, zig naar haar wendende, het is mij leed, dat ik niet in ftaat ben , u mijne erkendnis te bewijzen. Hij eindigde, met tégen den Dauphin te zeggen: Mijn waarde kind! ik geef u met al mijn hart mijnen zégen; en omhelsde hem vervolgens tot twecmaalen met groote blijken van téderheid.] Uit des konings wézeu O w'ï géven deze laatfte woorden van lodewijk XIV. hier ook in hetNéderduitsch,en zullen telkens bij volgende gelégenheden,daar wij't der moeite waardig agten, de overzetting tusfehen twee [ ] op het oorfprongliike laten volgen, in verwagtinge, dat wij zom«igen lézeren daarmede geen ondienst zullen doen. De Fert B 3  %i ïTe i z e door europa, fchittert niets, dan goedheid en genade, en men heeft dikwijls gelégenheid, zijnen gunstigen en genégcn omgang te zien met de geenen, die zijnen perfoon omringen. De koning van Deenmarken werd zeer bemind, niet alleen ten hove, maar bij ieder een'. Hij wist, in den kotten tijd van 7 weeken, alle de harten voor zig intenémen. De heer du sejour, raad in het parlement, drukte zig, in eene verhandelinge over den doorgang van Vernis voorbij de zon, den 3den junij 1769, welke hij in de Akadejnie der wétenfehappen , van dewelke hij médelid is, voorlas , op de volgende wijze over den koning uit: Un jeune Prince, que Pamour de fes Sujets arrache aux plaifirs & aux hommages dhme cour brillante, pour comparer lui mème, les moeurs , les hix, les ufages des diférentes Nations de PEurope; un Prince en un mot, qui a voulu conswitre les hommes, avant de les gouverner, nepouvoit étre infenfible a des objets d'un genre différent, mais également dignes d'une ame élevée, namelijk om fterreukundigen naar Noorwegen uittezenden, om deze verfebijning waartenémen. Over de Zweedfche fterrenkundigen laat de heer du sejour zig aldus uit: Le zele, qui anime les JfirQ' nomes Suedois, ne laisfe aucun Heit de douter, qu]it ne fe .rouve quelque Obfervateur dans la ville dt Tornea, dé;, celebre par la mefure de la terre. La durée obfervée du pasfage y fera de 11 & demi minutes de temsplus longue que pour le centre de la terre. Het is zéker van aanjgelégenheid, thans wél waartenémen; want men zal er naderhand lang genoeg naar moeten wagten, dewijl, volgens de berékening van den heere du sejour , on u'ob* ferveraplus de pasfage de Venusparle Soleil, qidem^i, 19(J6, 2004, 2109, 2II7„  EN HET O O S T E N. I3 Ik was te Fontainehleau, als dc koning van Dëènmarken de eerfte maal door den koning van Frankrijk ontvangen werd. Ik zal van dc pragt en den toedel, die er toen plaats had, niet gewagen; alle dc nieuwspapieren waren er vol van; maar, liever, als een Zweed, u berigten, dat ik de plaats zag, alwaar de koningin christina den ongelukkigcn monaldeschï van het léven liet beroven; men noemt die plaats la Gallerie des Cerfs, om dat de wanden met groote hertshoornen verfierd zijn. 'De monniken bij Fontainehleau bewaren zijn panfier, of harnas, dat zeer fterk van ftaalen maliën gemaakt is, cn zijnen fabel, waar 'méde bij, fchoon vcrgeé'fr, zig poogde te verwéren. Hij was zulks dien dag verw'agtende, en had zig daaromvan zulk een zwaar wapenklecd voorzien. Ik had tc Fontainehleau, en naderhand verfcheiden maaien, de eer, bij den Deenfchen eerden daatsdienaar, den graave van bernstorf ; mijne opwagting u maken. Hij beklaagde ten uiterden den altevroegtijdigen dood van den zeer geleerden HoogleeraarrFORSKaL; hij zcide, dat men hem regt zoude doen, cn zijne gedagtenis éren met het geene van de Arabifche reis zal in het licht gegeven worden. De graaf van bernstorf is zelf een heer van groote hoedanigheden en zeer uitgebreide kundigheden. Bij gelégenheid, dat de koning van Deenmarken op de koninglijke boekerij te Parys was, vraagde de koning naar den heere de guignes , en als deze voorgedcld , en met bijzondere gunstbctuigingen ontvangen werd, begon de graaf van bernstorf den koning een volkvig berigt van de verdiensten en den arbeid des heeren de ut. iuB 4  EN HET OOSTEN. 55 farler Hen. La fphere de F esprit humain a des homes: au de la de ces limit es il perd toujours en profondeur, ce qu'il gagne en fupcrficie. Er is kortelings nog een ander boek tégen den heer van voltaire uitgekomen; Supplement a la PhUofophie de PHistoire de feu Mr. PAbbé Bazin, Amfterd. 1769. doch het is hier gedrukt. Ik heb nog geen tijd gehad, om het te lézen, naardien ik thans met een fraai bock bézig ben, dat, fchoon het niet geheel nieuw zij, nogthans bij ons, misfchien, nog niet bekend is. Het is: Traité de la formaiion méchaniaue des langues & des principes phyftqne de P Etymologie. Paris 1765. 2 deelen in 8vo., waarvan het eerfte, behalven een Discours préliminaire van 54 bladzijden, 487. en het andere 534. bladzijden groot is. Ik heb gehoord, dat dc heer de crosses , Prefident a Mortier, in het parlement vanZtyo», dc Schrijver daarvan is. Men ziet niet veel boeken over dc taaien, die zo wél gefchréven zijn , als dit. Het beantwoord voïkomen aan den titel, en behelst zelfs meer, dat bij onze veelbelovende titels (fTitelraferey) zelden plaats heeft. Het is waardig bij een' ieder, die van taaien en woordgrondingen eenigwerk maakt, gekend te worden. Nogthans zou het eene en andere nader kunnen onderzogt, en ook moeten veranderd worden; bij voorbeeld, als hij op verfcheiden plaatzen de Indiaanen voor de Stamvaders van het menschlijke geflagte cn der wétenfehappen houd, e. z. v. Dit boek is bij de Encyclopedie gebruikt, en maakt daarin verfcheiden artikels uit, die fchier allen dc taaien betreffen. Ik heb dc eer, te zijn e. z. v. B5 •  pathohgique du Cheval: Ouvrage enrichi d'environ foixante Planches en Taille douce , desfinées (faprès nature &' gr avé es avec fiin, 2 vol. in folio, par Mr. la fosse, ancien Médecin des armées du Roi & Chef de la divifwn dArmentieres , Maréchaldu Roi, Médecin des Hopitaux de Paris dam rart Vétérinaire, Profesfeur Démonfirateur Chef de fin Ecole gratuite de Maréchallerie, établie a Paris. Het is dezelfde fchrijver, die te voren den Cuide dit D 2  $6 R E I 'Z E D O O iR E U R .0 P A DERDE BRIEF, Ut'tgave van den Chou-king der Chineefen -— Gedicht van den keizer K/en-Long — Mislijke afleiding van aik volken van de Keiten —r- Van den heer. Cardon-. ne rrj Van den heer Keraiio — Bekwaamheid van eene ongehuwde jufvrouw in de ontleedkunde. Parys, den <$den februari], 1770. jJLk bedank u voor'de groetc, die ik gisteren ontvong;zij was mij te aangeuaamer, wijl zij mij door den heere Mr. lideen, onzen genieenen Vriend1; gebragt werd, die hier buiten 's lands onzer geleerde waereld zo veel eer doet, cn te eenigen tijde te huis met nut voor het vaderland tonen zal, met welke opmerkzaamheid hij met dc geleerden omgegaan, en de Schatkamers en handvesten van liet menl'chlijke verftand, dus mag ik te regt de boekverzamelingen noemen, bezien heeft. Ondertusfchcn ben ik de eeuiglle niet, die een voorval, voor heüi zo gevoelig als voor zijne vrienden onaangenaam, beklaag: ik meen deii dood zijns vaders, die zijn verblijf alhier maar al te kort maakt, cn hemden armen dcrParyfche Mufen ontrukt , welken hem reeds hebben léren kennen cn beminnen, Lturum .' fed levius fitpalieuiia, atfidquid corrigc* fe est nefas(//), ••' " " ö ■**,-> ~--~'-\; De laatlle maal maakte ik gewag van de Franfche uit- (A) „ liet is hard! maar, wat men niet kan veranderen, „ wordt ligter door lijdzaamheid, "  E N II E T OOSTE N. ^ gaaf eens ouden cn tot hiertoe vermisten Pcrfifchcn wijsgeers; thans kan ik de verfchijning van een niet minder oud, doch veel 1'chooncr werk melden, waarvan het grootfte gedeelte reeds gedrukt is. Het is een der oudlte en heiligfte boeken der Chineefen ,.hij hen Ckou-king (*) genoemd (10); het behelst hunne zedenleer, die regtvoortrellijk is, hunnen godsdienst, hunne gebruiken en gewoonten , denkwijze en oudfte gefchiednis; nogthans zó, dat de afgebroken ftukken hunner oudfte geiehiednisfen de hoofdzaak zijn, gelijk in het eerfte boek van mosf.s. Coxfucius, die 551 jaaren voor de komlle van Christus geboren werd, en 478 jaaren voor onze tijdrekening, in den ouderdom van 73 jaaren, overleed, heeft dit uit oude gedenldtukken, die hij gevonden had, verzameld, cn de Chineefen vereren het als godlijk. Het is ook zo fraai, dat (*) Chou-king betékent een heilig bock of eene heilige gefchiednis, van Chou, boek, vertelling, gefchiednis; cn king is de naam, dien de Chineefen hunnen godlijken fchriften géven , 911 betékent, heilig, geheiligd, godlijk. , (10) Chou-Icing is, in 1771 , uitgekomen onder den titel: Le Chou-king, un des livres facres des Chinois — Ouvrage recucilli par coNFUcius, Traduit gf cnrichi de votes par feu Ie p. gal'bil , Mij'fiomiaire de la Chiue. Revu g? corrigè fur Ie texie Cht'nois", qccampqgné de nouvelles notes, de planches gravées en taille douce & tFadditions tirces des Histoires origiuaux, dans lesquclles on donne THistoire des Priiices omis dam le Chou - king par Mr. de guignes. On y a joint un discours préliminaire, qui contient des Recherches fur les tems 'antérieurs d ceux , dont parle le Chou-King g? une Notice de FT-king, autre livre facré des Chinois. in 4 0 , D 5  .EN HET O O S T E N. 59 hier bij Voorbeeld dezelfde befchrijving en inrigting des lands in de oudlte tijden in China, welken EZEcmëi., in het laatde hoofdftuk, van het heilige land maakt, cn wel, het geen verdient opgemerkt te worden, zó, dat aldaar van 12 deelen gefproken word, van dc welken er 6 op de eene cn 6 op de andere zijde van de zetelplaats des konings lagen, e. z. v. Gij zult dit, hoop ik, eerlang zelf kunnen zien enfmaken en uwe nieuwsgierigheid voldoen; dan zult gij u zeiven overtuigen, hoe verre dit werk mijne befchrijving te boven gaat. De heer dj; guignes heeft ook nog een ander merkwaardig werk ter drukpersfe gegéven ; doch men heeft nog geen begin gemaakt met zetten: het is van eenen geheel anderen aart, cn behelst de tactica der Chineefen, eene vertaling uit het Chineefche. Men zal er verfcheiden koperen plaaten bijvoegen, verbeeldende zo wel de oudere als laatere flagörden cn krijgsoefeningen der Chineefen (n> Het zal aanftaanden zomer vacrdig zijn, en alle liefhebbers verwagtcn het met ongeduld. Nog een Chinccsch werk van fmaak word in een Fransch gewaad gedoken, dat, behalven dcszclfs voortreflijken inhoud, merkwaardigis, wijl dc thans regerende keizer in China er de fchrrjver van is. Het is een gedicht, dat de keizer gemaakt heeft, bij gelegenheid zijner rcize naar dc graven zijner voorvaderen in Tartarije, (n) Dit werk is door vader ajiiot vertaald, en, in 17-2, door den heer de guignes uitgegeven onder dezen titel: Vart militaire des Chinois ou recueÜ d'anciens traités fur la guerre. On y a joint des preceptes adres/és aux Tróupes par FEmpereur yoNG-Tschenó'; traduit en Franeois par le P. amiot, Mijjionnaire i Peking, revu & publié par Mr. de guignes. [in Qj'arto.~]  EN HET OOSTEN 6j zonden, om aldaar bewaard te worden; doch de heer de guignes vond dezelve aandonds, met den eerden opflag y te fraai, dan dat Europa ze zoude ontberen. A.miot, die China, alwaar hij zig co jaaren beeft opgehouden, béter kent, dan Frankrijk, heeft er, daarenboven, de l'raaije cn leerrijke aanmerkingen bijgevoegd, welken tévens het gedicht, de kruidkunde en dc gefchiednis ophelderen , en zeer veele zaaken, betredende dit land, behelzen, welken men te voren .niet heelt geweten, zo dat dezen reeds op zigzelven alle oplettendheid verdienen. Dit alles is reeds bijna afgedrukt, er ontbreekt alleen nog de korte voorréde van den heere di; guignes, die zonder zijnen naam zal zijn. Schier had ik vergeten den naam van dezen grooten alleenhceri'eher in China tc melden, die den troon en de wétenfehappen tot zo veel eere drekt. Zijn naam is kjen-long; door zijn voorbeeld wekt hij de onderdaanen op, om in de gefchiednislc cn de oudde taaien te arbeiden; hij is zo weetgierig, dat hij verlchciden aftekeningen van veldllageu hcrwaard naar Parys gezonden heeft, om dezelven hier in 't koper te laten brengen, op dat hij dus den Europcfchen fmaak zuu léren kennen; zij worden ook werklijk op 's keizers kosten gegraveerd. ■ Hij heeft in China eene nieuwe porceleinfabriek laten op.rigtcn, waarin alleenlijk voor rekening van zijne majedeit gearbeid word , op de teekoppen daatcen kort vaers, door den keizer op de tee gemaakt; dit zal met liet voorgemelde, als een klein aanhangzel, uitgcgéven worden. Ik heb de vertaling daarvan met veel genoegen gelézen. De keizer heeft het gemaakt, als hij buiten dep grooten muur bij de Tartaaren op dejagtwas. Hij hield zig daar, éven als de overigen, onder eene teut op, op dat'ik, zegt hij,  EN HET OOSTEN. % merkwaardige Chineefche werken genoemd hebbe, die en ten aanzien van derzelver inhoud en met opzigt tot den tijd, waarin zij gefchréven zijn , zozeer verfchillcn, een liet alleroudfte, een het allernieuwflc e. z. v. nu egter in Parys ten diende van Europa op denzclfden tijd uitkomen. Réken hier bij zoroaster, waarvan nu reeds over de 600 bladzijden in 4 0, in welk formaat dit werk twee deelen zal maken, afgedrukt zijn; zo heeft men opeens, in overvloed, eene onverwagte verzameling van eene letterkunde , voor ons geheel onbekend cn ongewoon. Niet minder aangenaam zal het u zijn, wanneer ik een paar woorden zeg van een ander werk, onlangs uitgekomen, en dat met dc vorigen geen verdere gelijkheid heeft, dan dat het nieuw en gansch onverwagt is. Ik moet dit doen, al was het ook maar om de dolle te veranderen, en u een nieuws te vergelden, dat ik voorléden jaar ontvong van de ontdekte geheimen van het Runenalphabet door den heer laurell, en om te tonen, dat niet alleen bij ons zulk een ongelijke fmaak bij gelijktijdige fchrijvers hcerscht, die tévens misgeboorten en een voortreflijk Cdosfarium Suiogothicum te voorfchijn brengt, dat hier om der ménigvuldige geleerdheid wille, die er in verkwist is, bewonderd word; doch in Parys is het ook zo. Origine des premières Sociéiés des Pcup/es, des Sciences, des Arts& des Idiomes anciens £f modernes. Amft. 1769. is de titel van hetfehoone bock, dat de aangehaalde waarheid bewijst. Het is 612 bladzijden in 8 ° en is te Parys gedrukt, fchoon er Amft er dam vóór daat; dit weet ik van eenen koninglijken boekkeurder, die verzogtwas, hetzelve te onderzoeken, doch zulks affloeg; naderhand heeft een ander boekkeurder, den druk van het  72 REIZE DOOR EUROPA. VIERDE BRIEF. Uitrekzel uit Niebuhr's berigten van Arabië.— Ecole Royale de Chirurgie. Société R.oyale des Etudes crieniales. — Berigten van Arméuién. Parys, den i^den Mal, 1770. T er beantwoordinge aan uwe begeerte in uwen laafden brief, zal ik thans het berigt van den heere niebuhr. aan de Academie Royale des Infcrïpttons £2? des Belles Lettres, van zijne reis naar gelukkig Arabië, gefchréven uit Koppenhage, den eden feptember 1768, vervolgen. Het is bekend, dat iemand, geen Mohammedaan zijnde, de heilige déden Mekka en Medina niet nader mag komen, dan tot de haven van Dsjidda en Jorribo. De heer niebuhr met zijne reisgenooten in deze haven zijnde, vevdond van inboorlingen uit Mekka, dat de rcgérende Scherif tè Mekka cn Medina, door dc Arabiers Scherif esfeheraf genoemd, nu, zédert eenige eeuwen, altoos uit de Scherifs in Hechjas van het gefiagt albü'nemi genomen word, het welke zig in verfcheiden takken verdeeld heelt, en in alles uit omtrent 300 vorden zal bedaan. Tégenwoordig kan geen Scherif uit eenig' ander gefiagt naar dit Scherifaat daan. Hij word door de demmen en de goedkeuring van dit gefiagt verkozen; en zomtijds matigt hij zig ook wel zelf de regéring aan; doch in beide gevallen moet hij altijd door den Turkfchen keizer bevestigd worden, die er zig weinig aan kreunt, wie in Mekka regeert. Want bet is er zo verre af, dat de Sultan eenige inkomsten van Arabië zou trekken, dat hij  EN HET OOSTEN. 73 veeleer groote fommen gelds aan den Scherif 'te Mekka. betaalt, waarvan, zo men zegt, de burgers der ftad, als dienaars der Kttba, of van den tempel, iet bekomen. De Sultan zend jaarlijks wel eenen Pafcha, of ftédehouder, naar de ftad Dsjidda; doch hij moet de helft der inkomsten van den tol met den Scherif te. Mekka delen, en het overige gedeelte is nauwlijks toereikende tot goedmaking van zijne eigen onkosten en uitgaaven. Onder des Sultans gehoorzaamheid ftaat ook de helft der bezettingen in Dsjidda, Mekka, Medina en J'omho; tic andere helft ftaat onder den Scherif, die nog 16 mindere (léden heeft, in devvclken hij alleen bezettingen houd, als Taif, Qhunfude, Hali en anderen. Des Scherifs heerfchappij en gebied firekt zig niet verder uit, dan tot de ftad Hali. De andere laudfehappen worden door zwervende Arabiers bezéten, die dezelven doorkruisfen, en de ïntagt van den Sultan zo weinig tellen, dat zij ménigmaal dcszclfs karavaanen en bédevaarders pionderen, wanneer zij den Arabieren geen gefchenken, of, als ware het, fchatting géven. De magt des Sultans is in Mekka en Medina groot,zo lang de beide bédevaarderskaravaanen, waarvan de eene geleid word door den Pafcha van Damaskus in Sirïèn, en de andere door den Emir Hachje, vorst der bédevaarders van Cairo in Egipte, zigaldaar ophouden. Voor eenige jaaren had de Pafcha vmDamaskus dcnSherif mes ad de regéring afgenomen, en ze aan dezes broeder jafar ovcrgegéven; doch aandonds na het vertrek van den Pafcha, werd jafar genoodzaakt , zijnen broeder de regéring weer afteftaan, dien de Sultan toen ook weer op nieuw bevestigde.— Belangende de Nomaden, of Sceniten, die in tenten wonen, en, gelijk de aardsvaders, yan de g 5  74 REIZE DOOR EUROPA. eene plaats naar de andere trekken, bij dezen beeft de oudfte regeringswijze nog ftceds plaats. Egter hebben eenige ftammen zig onder de opperheerfchappij van andere ftammen begeven, en hunne eigen gellagtnaamen verlaten; waardoor anderen in getal cn magt merklijk hebben toegenomen. De Arabiers bekommeren zig gemeenlijk om het gefiagt, het register cn de oudheid hunner voorvaderen niet meer, dan onze boeren in Europa; egter onthoud men den oorlprong der vermogendfte gcflagtcn. Behalven de Scherifs, die müiiammeds nakomelingen zijn, zijn er ook nog eenige anderen uit den ftam Coreisch, welken nodig hebben, de gedagtems van hunne afkomst te bewaren; doordien zékere waardigheden en ampten in dezen ftam erflijk zijn, als bij voorbeeld, Mufti van den aanhang der Schafeiten te zijn, den fleutel tot de kaba te hebben, welk ampt alleen den Othman ibu TaiHA en zijnen nakomelingen, en wel, volgens de uitfpraak van muhammed , van god zelve, aanbetrouwd is; zo als ook de waardigheid van Mufti van den ïlaubatifchen aanhang, c. z. v. —- Alle de Arabiers getuigen eenparig, dat de koran de verhévenfte fchoonheid der taaie behelst. Er zijn anders verfchcidencrlei tongvallen in het Arabisch; zelfs in het rijk des Imams, dat nogthans niet zeer uitgeftrekt is, vind men zulk een merklijk ouderfcheid tuslchcn den tongval van het landfchap Tehama, en dien der bergbewoneren, dat dc dienaar van den heere niebuhr , die uit Moccha was, deze laatften, inzonderheid de aanzienlijken, dikwijls nauwlijks verftond. Een geleerde van Bas fora verzökerde den heer niebuhr ook, dat het hem moeilijk viel, den tongval der Nomaden tc verftaan, die zig omftrecks Basfora onthouden. Ik zegge dit den  E N H ET OOSTEN.' 5fc heer niebuhr nu, fchoon ik met hem niet van dezelfde gedagten ben, en het voor juister houde, in plaats van tongval QMundart'), uitfpraak (of prommciatiè) te zeggen. Want eene andere uitfpraak heeft een Arabier uit Siriën, eene andere een uit Cairo; ja een Arabier ver-* ftaat die uit Maghreb, of Mauritaniën, in Afrika , bij voorbeeld uit Marokko e. z. v. niet, wanneer zij fpréken , nademaal de laatften de tanden op elkander fluiten, en daarenboven de zelfklinkers en zékere médeklinkers geheel anders uitfpréken; maar als zij fchrijven is het volkomen eene en dezelfde taal. Nogthans kunnen zékere woorden in het eene landfehap meer m gebruik zijn, dan in het andere. Doch het is hier de plaats niet, om mijne, maar des heeren niebuhr's, gedagten te horen, dien men niettemin, gelijk hij in de voorréde zelf bedingt , meer als een' aardrijksbefchrijver en fterrenkundigen, dan als een' letterkundigen befchouwen moet. Verder zegt de heer niebuhr zeer wél, dat ftéden, niet verre van elkander liggende, dikwijls niet alleen door de uitfpraak,. niaar ook door eigen woorden zig van elkander ondcrfcheiden, In Jemen, of gelukkig Arabië, noemt men eene flang hannasch. Maar toen de heer niebuhr hetzelfde woord in Basfora gebruikte, en zeide, dat hij in een gat van den wand zijner kamer eene flang gezien bad, verftond men hem niet, om dat men ze daar heje heet. Anderen noemen ze wéderom Ometta-wite. Daar bet gebruik der Arabifche taal zig dus zo verre over den aardbodem uitftrekt, en dezelve in zo ontelbaar veele landfchappen en gewesten gefproken word, zodat men van de fchepping der waereld af geen voorbeeld van eenige t^al weet, die zo verre uitgebreide veroveringen gemaakt heb-  76* R. E I Z E DOOR E U R O P A. be, beeft men zig, gelijk de heer niebuhr zegt, over den zo bekenden cn zo dikwijls geroemden rijkdom dezer taaie niet te verwonderen, waarin zo verbaasd veele woorden uit dc taaien der oudlle bewoners dezer landen ingeilopcn, en zo veele tongvallen verenigd zijn. De tongval, waarin de koran is gefchréven, is, volgens des heeren NiEiHTiiR's gevoelen, thans niet meer gebruiklijk , maar de Arabiers léren dien op de hooge fchoolen. Men houd het egter daarvoor, dat dezelve bij zommige bewoners der gebergten tusfehen Jemen en Hedsjas vrij zuiver gefproken word, en men gelooft, dat lieden, die aldaar opgevoed worden, den koran gemaklijkcr léren, dan anderen. Hamjarrfche opfchriften heel't hij niet kunnen vinden , hoe vlijtig hij daar ook naar gezogt heeft. Doch men heeft hem gezegd, dat er nog eenigen in de aaloude en merkwaardige Had Dhafar te vinden zijn; maar toen de heer niebuhr Zig gereed maakte , om dervvaard te reizen , werd hij te Jerim ziek. Dc Arabiers hebben hem ook gezegd, dat in het dorp Hallafa, tusfehen Taas en Sana, een oude deen gevonden word, met onbekende, letters befehréven. In de déden Beitelfakih , Galef ka en Taas vond hij Kufifche opfchriften, die hij aan de koninglijke Akademie toegezonden, en welken men mij gunftig médegcdeeld heeft; zij zijn egter lang na muhammed gefchréven, en niets dan graffchriften. De opfchriften op den berg Sina'i zijn door pocock afgefchrévcn. De heer nie, buhr heeft er ook eenigen op den weg tusfehen Sues en den berg Sina'i gevonden. Zij fchijnen van dezelfde foort van letters te zijn, als die, welken montagu naderhand op den berg Elmokatteb vond. Dc Arabiers, die het Deenfche gezclfchap geleerden den weg naar Elmakatteb zouden  EN HET O O S T E N, 77 wijzen, voerden ons, zegt de lieer niebuhr, naar een' anderen hoogen berg, daar wij, tot onze verwondering, eene zeer groote ménigte graftékens vonden met Egiptifche beeldfchriften. Deze grafftcenen , midden in de woestijne, bewijzen, dat in de nabiuirfehap van dezen berg cenc groote en rijke ftad moet geweest zijn, die hier haare begraafplaats had. De heer niebuhr heeft geen oude handfehriften ontmoet, en kan dienvolgens niets zeggen van de wijze van fchrijven, bij de ouden gebruiklijk. Men plaatst tegenwoordig de zelfklinkers zelden in de fchriften derArabieren, cn de inwoners van Jemen laten zelfs de onderscheidingstekens weg, welken verfcheiden médeklinkers van elkander onderfcheiden, voornaamlijk in brieven aan bekenden cn vrienden, hetgcene het lézen onbeiehrijflijk moeilijk maakt. Dc Arabiers zijn groote lief hebbers van de fterreinvigchelarij; doch die eene verduistering volgens w> ugiibeigk's tafels kan berékenen, word daarëntégcn aangemerkt als een, die het in de itevrenkunde al verre gebwgt heeft, in de beöefcninge der fterrenkundc zijn zij geheel onkundig; fchoon het hun niet aan den lus; ontbreekt, om ze tc léren. Een Schcch in Cairo had een quadra:;tf dat in Parys gemaakt was, maar hij kende noch dcszclfs gebruik noch nuttigheid, dewijl hij met de minfte ondcrrigting cn kennis van uithccmichc boeken had. Zij gebruiken het tot niets anders, dan om de vastgefleldc bcdeüuren, cn zomtijds de poolshoogte te wéten; in beide behelpen zij zig niet een klein houten quadrani. Dc Paicha te Dsjidda verzogt, dat de heer niebcur in zijne tégcnwooi-dighcid de hoogte der zonne zou waarnémen, en zijnen , des PaScha's, Scheich ouderrigten van de réden des onderfcheids tusfeben zijne berekeningen en die  78:REIZ£ DOOR. EUROPA van den Scheich, welken de Pafcha bevool, de poolshoogte daar naar te bepalen. In dit gefprek toonde de Pafcha ten minden, dat hij de kunstwoorden der wétcnfchap verllond; een zeldzaam voorbeeld bij Arabiers en Turken. Het is zeer zeldzaam, aaloude handfchriften te vinden, vooral in het rijk van Jemen, daar zelden boeken te koop zijn; in Cairo en Konftantinopel zijn egter boekwinkels. Van nieuwe inrigtingen, waaraan in Parys nooit gebrek is, verdient,, dat ik u melde, dat men thans den grond legt tot eene nieuwe Ecole Jloyale de Chirurgie, die haare plaats in ltéde van het College de Bourgogne, niet verre van de vorige Academie de Chirurgie, Saint Conté genoemd, bekomen zal. Want, daar deze, fchoon zij wel 7 of 800 toehoorders kan bevatten, voor Parys egter te klein is, alwaar de heelkunde in den hoogften bloei is, zo dat het getal der lérenden enkel in deze wétenfehap verre boven de 2000 gaat, en bij gevolg veele honderden daar buiten moeten blijven ftaan, en de openbaarc lesfen der Hoogleeraaren misfen, word er thans aan de grondlegging van een nieuw amphiteater gearbeid, dat 15 tot 1800 perfoonen zal kunnen bevatten. Welke hinderpaalen de heelkunde in den beginne ontmoet, en welk een' bijzonder gelukkigen voordgang zij in volgende tijden gemaakt heeft, kan men vinden in een boek, dat zeer aartig en wél gefchréven is: Recherches critiques fjr1 historiques fur TOrigine, fur les divers êtats cjf fur les progrès de la Chirurgie en France. a Paris, 1744. 2 deelen in 8° . Men heeft mij verzékerd, dat de heer quesnoy, die voor eenige jaaren overleden is, de fchrijver daarvan zij; deze héér is door verfcheiden werken over  EN HET OOSTEN, ?9 de genees-en heel-kunst bekend,, en heeft zig wégeus verfcheiden ernflige waarheden , die hij als gefchicdfchrijvcr moest zeggen, hier niet willen noemen. Men heeft ook befloten, om naast de nieuwe kerk der heilige genevieva, welke men bézig is te bouwenden nieuw huis te zetten voor het geneeskundig genootfehap. Dit huis zal komen tégen over het nieuw gebouw van het rcgtsgclecrde genootfehap, dat nu bijna vaerdig is, en den naam les droits voert, waar méde het de évenrédighcid zal maken, zo dat deze beide gebouwen pragtige vleugels aan dc gemelde kerk zullen worden, die voorzéker eene der fchoonfte en grootfte kerken in Parys word, gelijk ook genevieva dc bcfchermhciligc der ganfche ftad is. De kerk bij de Ecóle Royale Militaire word anders ook een zeer fraai gebouw; dezelve ftaat buiten de ftad, niet zeer verre van het pragtige Invalidenhuis, waarin 4 tot 5000 zo officieren als foldaaten wél en rijklijk onderhouden worden. \ oorléden jaar lcidc de koning den eerften fteen van het hoofdaltaar (Maitre-autel) in deze kerke. Ik was er bij tégenwoordig, hoe moeilijk het ook was,1 om binnen gelaten te worden, en zag deze plegtigheid, die volkomen twee uuren duurde, waarbij de aardsbisfehop van Parys, met een groot gevolg van priesters, den koning ontving, hem den zégen gaf, entévens met hem op de kniën bad, de koning vervolgens gedenkpenningen onder den ftccn Icide c. z. v. Maar de befchrijving van dc inrigting der Ecole Royale Militaire en van het invalldemvdii,, verè'ifeht eenen bijzonderen brief'. Men werkt thans met veel ijver en ongeloofljke kosten aan de nieuwe laan, of nieuwen weg haar Parys, cn de  8o R EI ZE DOOR EUROPA nieuwe brug op dezen weg over de Scine, omtrent twee Franfche mijlen van de i\a<\,pont de Neuilly genoemd. Parys, dat tot dus verre geen fraaijen ingang door dc voordeden had, krijgt nu door dezen lijnregten en gcplaveiden weg of laan den aangenaamften toegang van de waereld. Wen komt nu regtuit op de zogenoemde Champs Elyfiens, en ten eerden, zonder door eenige voordad te gaan, aan de Tuikries en de Louvre, die het middenpunt der dad zijn; en, wat meer is, eer men aan dc Tuïleries komt, gaat men voorbij la Place de loois XV., alWaar het gegoten dandbeeld te paerd van dezen koning daat; eene plaats, reeds dc Schoonde in Parys, cn die met den tijd, als zij gedaan is, wegens de kunst en den verheven fmaak in de bouwkunde, met alle de pleinen in Europa om den voorrang zal twisten; dezelve is eigenlijk bcdemd, om de gedagtenis des overwinnaars bij Fonienay te vereeuwigen. Doch te vergeefs zou ik beproeven , van alle de nieuwe aanléggingen te fpréken, welken dagelijksbedagtworden, om Parys te verfraaijen. Het behoort meer tot mijn oogmerk, u een denkbeeld te géven van het fraaijè , docli tévens verbazend groote ontwerp, om hier in Parys eene Sociêtè Royale des Etudes Orientales interigten, welker médeléden alle de Aiiatifchc, cn het grootde gedeelte der EuropcSche taaien volkomen magtig zullen wézen. Dit genootfehap zal, volgens de vier hoofdtaaien, in vier klasfen verdeeld worden , namelijk i.) deHebreeuwfchc klasfe, 2.) de Arménifche, 3.) de Arabifche, 4.) de Chineefche. Het ganfche genootfehap zal uit 36 léden beftaan; te wéten 8 in de Hebreeuvvfche, 9 in de Arménifche , 6 in de Arabifche, cn 8 in de Chineefche klasfe; cn  EN HET OOSTEN Bi en daarenboven twee, die, behalven het Hebreeuswchen Sirisch ,ook in het Grieksch, zo wel het oude als het laatcre, ervaren zijn: twee voor de oude, zowel gewijde als ongewijde, gefchiednis, aardrijks-en tijdrekenkunde: eindelijk eenen, die, behalven de befchaafde letteren, de Latijnfche taal grondig verftaat, cn dus door zijne fchrijfwijze het genootfehap tot eerc kan wézen. De Hebreeuwfehfi klasfe zal 9 taaien bevatten: Hebrecuwsch, Sirisch, Chaldeeuvvsch, Samaritaansch , Rabbijnsch, Spaansch, Duitsch, Engelsch cn ltaliaansch. De Arménifche 7: Oudaïménisch , Nieuwiirménisch , Pcrfisch, Turksch, IbCrisch of Geörgisch, en Kaspisch, dat in dc gewesten 'omtrent de Kaspifche zee gefproken word, nevens eene andere taaie, daarmede overeenkomst hebbende. Dc Arabifche 3 : Arabisch, Ethiöpisch en Koptisch. Dc Chineefche 7: Chineesch, Indiaansch, Siamsch, Tartaarsch, Rusfisch, Sclavonisch en Poolsch; hetwelk in alles 16 taaien zal uitmaken. Elke klasfe zal een opperhoofd, of Voorzitter hebben, die de taal, waarnaar de klasfe den naam voert, vooral wél verftaan moet. Rékent men nu hierbij het twecderlei Grieksch, het Latijn en Fransch, zo zal dit genootfehap zig bijna over 30 taaien uitfixekken. Nu is het tijd om te zeggen, waarin de bézigheden en verrigtingen van zulk een geleerd en talrijk genootfehap zullen beftaan. 1.) Zal het merkwaardige bijvoegzels en verbéteringen tot den Engclfcheu veeltaaligen bijbel léveren. 2.) Alles nauwkeurig onderzoeken, wat de kerken en gemeenten in het Oosten betreft. 3.) De gefchiednis, de gewoonten en den godsdienst van alle Afiatifche volken grondig onderzoeken, en ten 4.) bekwaame perfoonen vormen tot zendelingen in vreemde landen, door dezelven I. Deel. F  82 REIZE DOOR EUROPA in de taaie des lands, werwaard zij gezonden worden, te onderwijzen. De bijvoegzels tot de Londonfche polyglotten zullen de volgenden zijn: i.) de Sirifche overzetting naar het Grieksch; het Engelsch bijbelwerk heeft alleen het Sirisch, dat naar het Hebrecuwsch gemaakt is. 2.) De Etinöpifche overzetting van het ganfche oude testament. 3.) De Arménifche overzetting, die oud en omtrent 421 jaaren na de Griekfche gemaakt is. Deze overzetting behelst een Huk, des tc merkwaardiger, daar men het tot hiertoe in Europa niet gekend heeft, namelijk een -bijvocgzel tot het Moogelicd, aan het flot dcszelvcn , dat anders nergens, dan in den Armduifchen bijbel gevonden word. De heer abt de villefroy, Oudhoogleeraar bij het College Royal de France, heeft eene overzetting daarvan uitgegeven. 3.) Dc Koptifchc overzetting des ouden testaments, die, naar allen aanzien, uit de AlexandrijnschGriekfche overzetting gemaakt is, en dienvolgens veel verfchilleude leeswijzen tot het Alexaudrijnsch handfehrift kan geven. 5.) De lbcrifche of Gcörgifchc overzetting, die in:de vijfde eeuwc gemaakt is. 6.) De Arabifche overzettingen zullen nauwkeurig onderzogt, en derzelver onderfchcid bepaald worden: tiaar zijn drie iöortcn van dezelven, die, welke naar het Hebrecuwsch is gemaakt, die, welke het Grieksch tot het oorijuonglijkegehad heeft, en die naar het Sirisch : dezen zijn in den Engclfchcn bijbel onder elkander vermengd. 7.) De Perlifchc overzetting. S.) Het Alcxandrijnfchc handfehrift zal er ook ingevoegd worden, om het met de overzetthige der zogenoemde ro vertolkers tc vergelijken. 9.) De zogenoemde Itaïiaaui'cbe overzetting, die dc Bcnediktijner monnik sABBATiiiER weleer heeft uitgegeven. 10.) Eindelijk  EN II E T OOSTEN. re du chesne van Verfa't'fles, den iften junij, bij mij, om eenig onderrigt in het Arabisch te bekomen. Ik zat den beer du ciiesxe , in zijnen brief, van hem laten fpréken. Monfieurl fchrijft hij, Je crois vous faire plaifir, en faifant un tres grand au Porteur de la prêfenie, <2? je niempresfe de vous le procurer. II vous a furement déja dit, quil est fourd muet de naisfance; cif vous avez furement déja lu dans fes yeux fon esprit &'fa vivacité. jf\ijoute, que eet te merveille de notre fiecle a r egodu fuif la pek ere les premiers élé mens de lecture, dfêcrlture eg2 de dactylologie, mals qifil ne dolt qida lui même le fond tres vaste, quil a acquis de connoisfance en tous geires. Enfin aprës avoir épuifé les langues de PEuropey il veut tater de POrlental: il en fait déja asfez pour vous entendre en Hebreu & Syriaque, & fouhaiteroit cVentamer f/lrabe. Je vous le livre ei? me retire comme trés inepte dans cei-te partie: voilti ma mis fon fai te, Mr. de rudbeck fera certainement content de la connoisfance, du moins a la feconde vifite, car la première fera furement toute de furprife. Le furdus el mutus loquens est Mr. saboureux de eontenay parent dfun agrégé en droit: il demeure dans votre quartier £j? fera ainfi a portée de guelter vos momens, &■ de vous admettre aux legons quil donne lui même a des éleves fourds & muets, [dat is: Mijn heer! ik vlei mij, dat het groot vermaak, hetwelk ik aan den brenger dezes doe, u ook eenig genoegen zal géven, en ik haast mij derhalven om het u te verfchalfcn. Hij zal u zekerlijk reeds gezegd hebben, dat hij dom cn doof geboren is; cn ik twijfel niet, of gij zult zijn verdane! cn fchranderheid van geest reeds uit zijne oogen gelézen hebben. Dit wonder enzer ceuwc is door den jood la perere in de  03 REIZE DOOR EUROPA eerde gronden van het lézen, fchrijven en de kunst om op de vingers te fpréken onderwezen; doch den moten khat van allerlei wétenfehappen, die hij heeft verkrégen , is hij alleen zijner eigen vlijt verfchuldigd. Alle Europefche taaien uitgeput hebbende, wil hij ook de Oostcrfchen beproeven: hij verftaat er reeds genoeg van, om u in het Hebrceuwsch en Sirisch te kunnen verdaan, en nu wilde hij gaern het Arabisch ondernémen. Ik laat hem aan u over en maak er mij van, als zijnde zeer onbekwaam in dit gedeelte. Hierméde heb ik mijne zending verrigt. De heernuoBECK zal ongetwijfeld voldaan zijn, methem te léren kennen, ten minden bij het tweede bezoek, want het eerde zal ontwijfelbaar enkel bewondering zijn. De doove cn fprékende domme is de heer saboureux de eontenay, bloedverwant van eenen agrM in de tègm hij woont in uwe wijk en heeft dus gelégenhcid om uwe oogenbhkken waartenémen, en om u toegang te géven tot de lesfen, die hij zelf aan doove en domme leerlingen geeft.] In het voorbijgaan moet ik aanmerken, dat deze de zelfde du ciiesne is, die zig door twee boeken, doorhem mtgegéven, bekend gemaakt heeft, waarvan het eerde hiet: Manucl de Botanique, contenant ks propriètês des plant es utiles pour la Nourriture, d'ufage en médecine employées dans les arts, d'ornement dans les jardins, & quefontrouve a la campagne aux environs de Paris 1764. in 8°. De heer du chesxe heeft lang briefwisfeling gehouden met den grooten einn^os. Zijn vader is opziener van 's konings gebouwen, en de zoon h procureur in het parlement. Maar, om wéder tot den geleerden dommen te kéren. Hij vraagdê mij fchriftlijk, welken de nodigde boeken waren, om Arabisch tc léren? Als ik  EN HET OOSTEN 101 Genevieve, bij dewelken hij woonde, gelijk u bekend is, zijne kostbaare verzameling van munten en gedenkpenningen bekomen hebben; maar zij zeiden, dat zij niet wisten, waar de handfchrifteii gebléven waren. Naderhand vond ik, na veel onderzoek en ménigvuldige moeite, het handfehrift in de koninglijke boekerije, cn fchreef daar over aan den heer kennicot , wien het eene onbefchrijflijke vreugd was. Maar genoeg voor ditmaal van Parys. ZESDE BRIEF. Gedenkpenningen, of medailles, en jaarwedden , of eergiften , bij de akademien van Parys — Koninglijke boekerij — Jour naaien — Verlichtingen in het paleis van den Zweedfcheu afgezant. Parys, den lóden Junij, 1770. 1[n 'mijnen vorigen brief heb ik veel, en misfchïen te veel, van Parys gezegd; maar de ftof is onuitputbaar, en ik heb nooit béter gelégenheid om daarvan te fpréken, dan tégenwoordig, daar ik op de plaats ben, en dagelijks ondervind, dat ik deze hoofdftad nog niet ter deeg heb léren kennen. Voor zeer weinige dagen vernam ik iet van eene kleine heimlijke drijfveêr ter geftadige onderhouding enaankwéking der wétenfehappen alhier, welke, wégens haare zeldzaamheid, verdient aangemerkt tc worden, wijl men ze niet ligt ergens elders zal aantreffen. Hoe zeer dezelve de naersdgheid, dc tijdige bijeenkomsten, onderzoekingen, verhandelingen, memoriën, der geleerde genootfehappen alhier onderhoud, zult gij zelf kunnen oorG 3  ioz REIZE DOOR EUROPA déten, als ik het lokaas noem. Het is een kleine gedenkpenning , of medaille , van fijn zilver, die -aan elk aanwézend médelid der Akademiën, cn wel bij elke vergadering, uitgedeeld word, zodat bij voorbeeld de Academie Royale des Infcriptions & bedes lettres bij iedere zitting, dat is , tweemaal in de week, 40 zilveren penningen krijgt, die onder de aanwézenden uitgedeeld worden, want degeencn, die afvvézig zijn, krijgen niets: als er 20 zijn , krijgt elk 2 penningen; gebeurt het, dat er 21 médelédcn tégenwoordig zijn, zo bekomt elk eenen penning, cn de overige 19 worden tot eene volgende uitdéling op een andermaal bewaard. Een Ridder, een Hertog cn Pair, médelid van de Akademie zijnde, agt het niet benéden zijne waardigheid, zijnen gedenkpenning aantenémen, zo dikwijls als hij er verfchijnt; gelijk hij ook in alle andere opzigten met dc overige médelédcn, zonder het minste zigtbaare ondeifcheid, volkomen gelijkgcfchat word. Een p'alember-T is der Academie des Sciences in geencrlei wijze minder waardig geagt, dan een eerfte ftaatsdicnaar e. z. v. Deze gedenkpenningen verkopen zij naderhand op de munt, en de ouden worden nooit weer aan de akademieléden uitgedeeld, maar telkens nieuwen, waarop het borstbeeld des konings ftaat. Ieder penning kost den koning, aan zilver en ftcmpel, twee livres, of 40 Franfche fous; doch de bezitter verkoopt ze met eenige afkorting. Hoe weinig dit ook zij, is het nogthans jaarlijks voor den koning eene vrij aanmerklijkc uitgaaf. De Academie des belles Lettres heeft twee vergaderingen in de week, gelijk ook de Academie des Sciences, maar de Academie Frangoife heeft er drie. Derhalven , voor elke Vergadering 40 penningen, zo beloopt dit 280 penningen  EN HET OOSTEN. 103 in de week, die 560 livres [bijna 300 gulden Holl.] kosten. Zo veel geeft de koning alleen aan zulke kleinigheden aan geleerden. De Academie depeinture fê? defculpture, de Academie de ? architecture, en de Academie Royale de Chirurgie hebben ookhaare gedenkpenningen j egter niet alle weeken, wijl derzelver bijeenkomsten anders gefchikt zijn, waarvan ik, bij eene andere geld genheid, mogelijk, de vrijheid zal némen, breedvoeriger te fpréken, voor het tegenwoordige mij alleen met de geleerde Akademiën ophoudende. Want , wat dc Academie de politique betreft, deze is er dadelijk nog niet, cn ik ben zeer in twijfel, of zij ooit, behalven in het brein-van iiuilxer cn nemeitz, plaats gehad hebbe. Deze kleine, doch ménigvuldigc, tékens van gunst en voorzorge des konings voor de wétenfehappen, die aan elk aanwëzend en naerftig Akademielid gegéven worden, zijn niets in vergelijkïnge der aanzienlijke jaargelden, welken de koning aan zékere médcléden der Academie des Sciences en der Academie des helles Lettres geeft; want dc Academie Francoife heeft geen wedden 5 maar alleen de gemelde gedenkpenningen, welken ondertusfehen jaarlijks een aanzienlijke fom aan deze Akademie uitmaken, cn wel om twee rédenen: vooreerst, om dat de Academie Franeoife het geheele jaar door geen viertijd heeft, gelijk dc anderen, maar beftendig, en dat driemaal in de week, behalven op feestdagen, vergadert; ten tweeden, omdat het grootte gedeelte der léden groote heeren zijn, die door hunne bezigheden of door hunne vermaaken van dc vergaderingen afgehouden worden, welken uit dien hoofde zelden uit meer dan 9 of 10 perfoonen beftaan, aan ieder der welken dienvolgens telkens 4 penningen uitgedeeld worden. Men O 4  io4 REIZE DOOR EUROPA heeft mij verzékerd, dat ieder der vlijtige léden op die wijze jaarlijks iooo livres kan maken; in plaats dat het inde beide andere Akademiën zelden tot 240 livres ko nt. Hier uit kunt gij oordélen, waar men vlijtiger en talrijker is, namelijk, daar men jaarlijks memoires, of verhandelingen, uitgeeft, e. z. v. Betreffende de jaarwedden, bij de Academie des belles Lettres zijn 10 loontrekkers, van dewelken elke jaarlijks 2000 livres heeft; bij de Academie des Sciences zijn er 20, van dewelken zommigen 2000, anderen 1500, en eenige weinigen 3000 livres 's jaars trekken. Deze jaarloonen worden naar den rang aanvaard. Zo dikwijls als er een der nude loontrekkers derft, treed de oudde van de overige médeléden in de plaats ; gelijk thans in dc Academie des belles Lettres, als de abt vatry dierf, de hecrcAPPERONiER , die, zédert 1749, midelid was geweest, loontrekker werd. Het beste hierbij is, dat deze wedde geen nieuwe verpligtingen geeft; men is naderhand niet gehouden om vlijtiger te wézen, of meer verhandelingen te fchrijven, dan tc voren. Om die réden heeft men van de Griekfche kundigheden des laatdcn niet veel te wagten; fchoon deze trap zijne inkomden, die reeds te voren aanmerklijk waren, vermeerderd heeft. Ik behoef niet te zeggen, hoe zeer dit dc geleerden tot arbeid aanfpoort, en een behoedmiddel is tégen het verval der wétenfehappen in dit rijk. Een bepaalde zilveren penning, eene vade hoop op vergeldingen, eene uitttékende eer, c. z. v. zijn voor een ieder een prikkel, om de wétenfehappen in eere te houden: het eigen voordeel is er zo nauw mee verknogt; gedurige bijëenkomdcn, voorlézingcn, gefprekken, vriendlijke en beleefde beöordélingen, dc mogelijkÜ£ befchaving van vreemde gedagten en fchriften, onder-  EN HET OOSTEN. 105 zoekingen, verfcheiden uitfpraakcn over dezelfde zaak, e. z. v. fcherpen de denking op en vormen den fmaak; zo dat ménig een, die misfehien aanvanglijk, als hij in de Akademie ontvangen word, juist zo groote bekwaamheden niet heeft, meer en meer door den geest der bijeenkomst en van het gczelfchap bezield word, en, om zo te fpréken, tot rijpheid komt; ook is er geen één, hoe bekwaam en geleerd hij mag zijn, die niet zal bekennen, nut uit dit gczelfchap getrokken te hebben, van hetwelke men zig geen béter denkbeeld kan maken, dan wanneer men zig een gczelfchap van vrienden voordek, wier gefprekken, gedurende eenige uuren, enkel over dc geleerdheid gaan: ik zeg vrienden, fchoon eene kleine drift het gefprek zomtijds wel eens kan lévendig maken; hetwelk egter in de Academie des belles Lettres minder plaats heeft, dan in de Academie des Sciences. Wanneer men eene verhandeling te huis wélbearbeid heeft, word dezelve in de Akademie tweemaal voorgelézen ; bij het eerde lézen hoort men alleen toe en maakt zelden aanmerkingen; maar bij de tweede lézing maken alle de aanwézende léden hunne aanmerkingen, en wel bij elke uitdrukking, alles, naar dat de zaak het médebrengt, en zij het goed oordélen; zelfs worden de Spreekwijzen niet voorbij gegaan. Het gedurig afbréken,beöordélen cn verbéteren maakt den fchrijvcr van het opdel, of der verhandeling, niet verdrietig, gelijk men zomtijds zou kunnen denken; hij verandert hetgeen hij gefchréven heeft volgens het oordeel der mcesten cn voornaamden, nogthans zonder eenigen dwang of het minde verwijt; zomtijds vraagt hij zelf, zonder dat iemand iet aanmerkt, het oordeel van het gezelfchap over het eene of andere, en delt zijnen twijfel voor. Alle de verhandelingen, die O 5  o6 REIZE DOOR EUROPA men in druk geeft, worden hier op deze wijze bewerkt. Dit is oneindig béter, dan wanneer men, gelijk op andere plaatzen gefchied, elkander flegts als eenen boeren-domine aanhoort, het kwaade met het goede ftilzwijgende aanneemt, zonder dat de andere de minde tégenfpraak wil horen of dulden, zig verbeeldende, dat het zijne eere te na is, wanneer een gansch gezelfchap niet met hem op dezelfde wijze denkt. Alle half jaaren doet de Academie des Sciences, door eenen atgezondcnen, vcrllag aan de ■Academie des helles Lettres van al hetgeen men er verhandeld heeft, terwijl er een uittrekzel van alle de verhandelingen voor het halfjaar voorgelézen word. Even eens handelt de Academie des belles Lettres omtrent de Academie des Sciences; want deze Akademiën merken elkander als zusters aan, en ilaan in eene nauwe betrekkinge. Men zal weinige plaatzcn vinden, daalde Akademiën der wétenfehappen en fraaijc kimden ■met zulke zwaarc jaarwedden en in zulke goede orde en ichikkinge onderhouden worden; en vcelligt geen eene, waar een gedenkpenning, als een deedsdurend lokbrood, de vergaderingen talrijk maakt. Deze geflépen grondrégcl is van den kardinaal de richeueu afkomdig, die den grond gelegd heeft tot de Academie Franpoife, dc oudfte van allen. Naderhand ftigtte koning lodewijic XIV. de Academie des belles Lettres op denzelfden voet, maar altijd de wétenfehappen beminnende, cn milddadig omtrent dezelven zijnde, leide hij dezer Akademie, gelijk ook naderhand der Academie des Sciences, jaarwedden toe. IIctis opmerklijk, dat deze koning de wétenfehappen en geleerdheid ten hoogden beminde en begundigde, zonder zelf geleerd te zijn. Hij zag, dat hij door dezel-  EN HET OOSTEN, 107 ven zaaken kon uitvoeren; er ontftond ook eene nieuwe waerekl: zijne eeuw. Men plagt ook te zeggen: Franciskus I. heeft de wétenfehappen uit fmaak, lodewijk XIV. uit grootheid des geests bemind. Het is ongelooflijk, welke kosten hier voor dc geleerden aangewend worden , cn hoe ontelbaar veele groote en kleine plaatzen en bedieningen er voor geleerde lieden zijn. Ik zal hier geen gewag maken van de Univerfiteit; het is volkomen waar, het geen de baron holberg zegt in zijne brieven, bevattende zijne reizen : Univerfitas Parifien/is magnitudine laborat fiua. [De Paryfiche Univerfiteit zugt onder haare eigene grootte.] Bij elk kollégie is een aanzienlijk getal Hoogleeraars; maar zij zijn éven zo min als dc titel van hoogleeraar in bijzondere agting: cn dit komt daarvan, wijl veele windmakers (petitmaitres*) en onkundigen zig in het getal der geleerden ingedrongen hebben, en der zulken onbekwaamheid heeft het aanzien en de agting weggenomen. Nogthans vind men hier ook regt bekwaame mannen. Het is iet zonderlings , dat in de Akademiën naauwlijks één médelid uit de geheelc groote Univerfiteit getrokken is, daar zij évenwei uit 10 kollégiën heiraat , van dewelkcn elk derzelvcn voor eene Univerfiteit zou kunnen genomen worden. Ik zonder hier het College Royal de France uit, dat niet tot de Univerfiteit behoort ; want dcszclfs Lectores Regii zijn fchier allen te zelfden tijde léden der Akademiën: ik zeg Lectores; want Lecteur Royal is hun regte titel, en die betékent hier meer dan Profesfeur. Ik moet ook met een enkel woord van dc koninglijke boekerij gewag maken. De koning geeft jaarlijks over de 72 duizend livres tot dezelve. De boekbewaarder des ko-  ioS REIZE DOOR EUROPA nings, of grand maitre dc la Bibliotheque du Roi, de heer bignon , die ridder der orden van den heiligen geest is, en , behalven veele andere titels en groote inkomflen, Frevot des Marchands, trekt van zijn ampt bij de boekerij alleen taoop livres. De heer capperonier , gardede la Bibliotheque, 3000 livres, de heer bejot, garde des wamtfcrits, insgelijks 3000 livres, behalven de uitgestrekte bedienaars en de overzetters, die allen jaarlijkfche bezoldingen trekken. De koning laat rood Corduaan uit de Levant komen voor de banden. Van alle de boeken, die in het rijk uitkomen, worden 2 exemplaaren aan de koninglijke boekerij om met geléverd. Verder behoort de waardige abt barthelemy ook tot de boekerij, die, onder andere voordélige bedieningen, garde des medailles & des Aatiques is, voor welke plaats hij 3000 livres heeft: le garde des Estampes, en le garde des tltres & Généalogies hebben ieder éven zoveel. Indien gij begérfizijt, om eene wélfprékend opgeftelde befchrijving van deze boekerij tc zien, kunt gij dezelve lézen in dc Histoire de F Academie des Infcrlptlons & belles Lettres van de jaaren i758 — i76o. T. XXIX p. 367. en volg. De heer le beau heeft dit verrukkend tafreel ontworpen. Hier is misfehien eene gepaste plaats voor eene aanmerking 0verhet voordeel, dat de regéring van journaalcn trekt, die een fterk vertier hebben. Dc Mercure de France brengt dén koning, behalven het voordeel van den boekverkoper en na aftrek van alle onkosten, jaarlijks 30 duizend livres op; en dit geld verdeelt de koning, als een jaargeld, onder zékere geleerden, inzonderheid dichters en fraaijc geesten. Oordeel hieruit nu, hoe veel deze Mercure den drukker opbrengt, als hij zo veel aan den  EN HET OOSTEN. I00 koning uitkeert, en hoe veel exemplaaren er van opgelegd worden. Men zegt mij, dat men hieruit den fmaak van den landaard in het algemeen kan afnemen, en welke lëzing in de mode is. Daarentegen geeft het joumal des Scavans den koning niet meer dan 4800 livres, welken onder-zes léden, fchrijvers van het joumal, uitgedeeld worden, drie dcrzclven hebben elk 1000, en de drie overigen ieder 600 livres. Zij komen bij den Kanfelier van Frankrijk bij elkander; cn de zaaken worden volkomen met dezelfde vrijheid cn op dezelfde wijze als in de Akademiën behandeld (14). Ik heb thans geen plaats om van de Cenfores Librorum ^//[Koninglijke boekenkeurders] te fpréken, van dewclken er over de 120 zijn. Om van onderwerp tc veranderen, moest ik iet van de groote vreugdebedrijven cn onuitfpreeklijkc pragt en heerlijkheid melden, welken men in deze da-en te Parys gezien heeft. Ik heb alles meë bijgewoond, om tc zien welken Imaak men in dergelijke zaaken heeft, als dezelve tot zijnen hoogften top (tijgt, en tévens om mij te gewennen, om nooit geen kleinigheden meer te bewonderen doch de nieuwspapieren némen wij veel werks uit dé hand (15). Ondertusfchen heb ik hier eene aangenaame gelégenheid om van het Wvan den Zweedfchenyi//^-- (14) ^tjournal de PoliHque & de Literature,hM\, zé dert 1774, in plaats van den Avant-Coureur uitkwam,, en door den bekenden iandsverdré veling uncuet bezorgd werd, bran jaarlijks 22 duizend livres op. ' 0 J" (15) De gemelde plegnge vreugdebedrijven gefch'edden bij tegenheid van her huwelijk van den den tegenwoordige» koning, met de AaixLhenoginne van Ooi renrtiK.  iio R.EIZE DOOR EUROPA. ter te fpréken, hetwelk den gelieelen nagt, tusfehen den joltep en 3iften inai, met veele duizend lampen verlicht was. De goede fnaak, dien de graaf creütz inallezaaken heeft, is u bekend; cn bij deze gelégenheid, deed hij zig zo uitmunten, dat geen verlichting, zo min van eenigen gezant, als van eenigen grootcn van Frankrijk , zulk eene voortreflijke vertoning maakte. De lampen waren in gedaante van pilaaren naar de lönifche bouworde vóór den gé vel van het huis geplaatst; op den top van den gével brandde het Zweedfche wapen den ganfehen nagt; op de voorplaats tégenover de deur waren insgelijks lampen geplaatst; verder op was clc tuin verlicht, cn nog verder de kapél, of kerk, zelf, die aan de andere zijde van den tuin regt tégenover de deur haat. Dit gaf een verrukkend cn pragtig verregezigt, welk, örtgeagt de zo vcclc duizend verlichtingen den ganfehen nagt door, veel aanfehouwers tot zig lokte. Om zulk een fraai gczigt cn wijd verfchiet te hebben van de ftraat tot aan de kerk, was de deur opengelaten, in plaats, dat alle andere deuren, daar anders de verlichting fraai genoeg was , gefloten waren. Dc heer graaf had het ook zeer wél getroffen, met zijne denkbeelden naar de geftcldhcid van de ligging der plaats te fchikken, en zig van deze zeer wél te bedienen; met één woord, het was eene niet minder kostbaare dan liaaije verlichting, die der natie tot cere ftrekte. Het was voor elk een bijzonder genoegen, het hotel van den graavc ook bij deze gelégenheid boven anderen tc zien fchitteren, gelijk het anders ceue woonplaats der wijsbegeerte cn der kunfr.cn is, welker beminnaaren in den graavc zo wel eenen befchermer als eenen vriend vinden. Dit loopt zo zeer mi het oog, dat het in  EN HET OOSTEN. m gansch Parys geroemd word. De edele fmaak, die van binnen heerscht, de köStbaare en rijke fieraadjen, de treflijkftc fclulderijën, de uitmuntende en uitgezogte boekerij , e. z. v. vereifchen eene andere pen en een' anderen tijd. Eenen Zweed verwekt het eene vreugd, wanneer hij alomme nu een'dichter, dan een'wijsgeer, nu weêr een' fchilder, een' beeldhouwer, een' muziekkundigen, allen , den eenen zo als den anderen, den fmaak en de begaafdheden van den Zweedfchen gezant hoort roemen. ZEVENDE BRIEF. Gefchiednis van Thomas Kuli-Kan door William Jones— Van Kennicot's werk — Afflamming der Chineefen uit Egipten — Uittrekze! uit Niebuhr's berigten van Arabië — Van Apollonius Sophista en deszelfs uitgéver, den heer Villoifon — Journal des Scavans. Parys, den 0.4/ien Junij, 1770. _L nI u zal ik u met nieuwigheden uit Engeland onderhouden. Voor korten tijd is de gefchiednis van thomas kouli-kan uit het Perfisch in het Fransch vertaald: Histoire de Chulichan, traduit e du Perfan en Francais par Mr. IV. Jones, Londres 1770. 1 deelen (16). Gij zult (16) DeTIistoire de-Nadir Schalt parIV. Jones, is,in 1773, ook door hem in het Engeisch uitgcgéven , en heeft den titel: The Uiflory of the life of Nadir Schalt, king of Perfta, extraded from an Eastern manufcript by IViliam Jones. Er  EN HET OOSTEN. "3 ook alle de berigten voor de 10 jaaren nog eens en we te zamen laten drukken; dit boek is zo nieuw, dat hét nog niet algemeen te krijgen is. Een geleerd vriend, die voorléden week van Londen kwam, mij dit werk overgedaan hebbende, zal ik u eene kleine fchets van het nieuwfte voor het vorige jaar géven. - De titel is: The ten annual Accounts of the Collation of Hebrew Msf. of the old Testament; begun in 1760, and compleated in 1769, by Benj. Kennicot. D. D. in Oxford 1770. Alle de Hebreeuwfche handfcbriften, die men in Engeland, Schotland en Ierland gevonden heeft, en te zamen 140 fluks uitmaken, zijn nu vergeléken. Buiten 's lands zijn 113 handfcbriften vergeléken, als méde 12 gedrukte Hebreeuwfche bijbels, de oudfte drukken van het jaar 1486 tot 1517, die op veele plaatzen van de laatere drukken verfchillen; zodat de vergeléken bijbels te zamen 265 zullen zijn; een aantal, dat alle verzamelingen van leeswijzen uit handfcbriften verre overtreft.. Geen oud boek of fchrijver, zelfs het nieuwe testament niet, is ooit zo met de handfchriften vergeléken, als thans met het oude testament, en dat alleenlijk in 10 jaaren, gefchied is. Dit alles zal nu in orde gebragt, onder elk vers deszelfs varianten geplaatst, kortom, alles tot den druk gereed gemaakt worden, met denwelken men egter niet eerder dan over twee jaaren zal kunnen beginnen , in welken tijd de heer kennicot ook nieuwe leeswijzen buiten 's lands, ja zelfs buiten Europa, wil verzamelen; want hij heeft uit Amerika berigt gekrégen van een zeer oud handfehrift des Hebrecuwfchen bijbels, dat bij de Jooden in Nieuw Tori gevonden word, en het welke zij beloofd hebben naar Engeland te zullen zenden. Zo heeft men ook in Aftè, 1. deel. H  ii4 R.EIZE DOOll EUROPA ■s te Madras en Akppo, onderzoek naar Hebrieuwfche 'handfchriften gedaan. Men is op het fpoor gekomen van een zeer oud handfehrift der Samaritaanfche boeken van moses bij de overgebléven Samaritaanen, die in Naptufa, of het oude Sichem, nabij den berg Garizim, wonen. De heer kennicot hoopt hetzelve door koop magtig -te worden. Uit China heeft hij onlangs antwoord gekrégen, met beloften, dat bij de Jooden in het landfchap Ho-nam aangaande deze zaak naarvraag zal gedaan worden.- Uit Afrika heeft de heer kennicot leeswazen uit de agt handfchriften , die den koning van Deenm.rrksn toebehoren. De Koning heeft de goedheid gehad dj.;jiven naar E ige'aud tc zenden, op dar de heer kennicot zelfde letters en de fchrijfwijzc zou kunnen zien. Up die wijze moeten alle vier de wau-reldaceien tot volmaking en roem van dit werk toebrengen. De hcerKENOncëtr geeft hier eene kleine hefékening van zijne inkomffen door de infehrijvingen. In de vorige 9 jaaren heeft hij 8113 ponden fteriings in alles, en nu in het laatlte f&kt-\ of het 10de, 1001 ponden gehéven; dus eene fomyan 9117 ponden fteriings, die hij reeds alleen voor de vergelijkingen der handfchriften, die in het werk gefield zijn, getrokken heeft; want tot den druk en de uitgave van den bijbel zclven zal hij nog eene tweede infchrijving vragen. Hij heeft, zegt hij, van die geheele fom nog maar 500 ponden fteriings overig, die nauwlijks toereikende éijn, om de vergelijkingen , welken met de handfchriften niet alleen in Aft'é en Arttttka, maar ook in Europa nog moeten gemaakt worden, te bekostigen. In dit laatfte Waerelddeel zal de heer brons, op kosten van den heer xennico f , nu eene reis van 2 of 3 jaaren doen, om de  EN HET OOSTEN. ~ iu merkwaardigde plaatzen van het oude testament, en die van het meeste gewigt zijn, in alle (borten van handfchriften, niet alleen van den Hebreeuwfehen tekst, naar ook in het algemeen alle overzettingen in handfcbrifren , te vergelijken. Inzonderheid moet hij zijne oplettendheid laten gaan op zulke plaatzen die in het nieuwe testament anders aangehaald worden, dan wij. dezelven thans dadelijk in het oude testament vinden, gelijk ook die, welken met elkander fchijnen te fhïjden, e. z. v. De heer bruns is nu zédert eene maand in Parys geweest, en hij heeft hier nog 3 of 4 maanden werk, als dan gaat hij naar Zwitferland, Ita/iën, e. z. v. Dë heer kennicot heeft hem eene Hebreeuwfche landkaart van Europa gegéven,' op welke alle de ftéden, waar ergens een handfehrift van het oude testament te- vinden is, in derzelver regten ftand en gelégenheid voor eenen reiziger opgegéven zijn 1 doch ook geen andere ftad. Upfala vind men er ook op'aan het einde van dc kaart, maar de heer bruns is niet voornémens , dcrwaard te reizen. Hij zegt, dat hij zig in geen ftad in gziisch Europa zo lang zal' ophouden, als in Parys, zelfs te Romen likt, wijl men in Parys meer handfchriften heeft, dan in eenige andere plaats. Hij heeft eene nauwkeurige lijst en berékening van alle dezelven. De heer kennicot betaalt hem zeer wél ieder maand. Wanneer deze reis zal wjbragt zijn, maakt de heer kennicot ftaat met het drukken een begin te maken, en dan op eenmaal het licht over den Hebreeuwfehen bijbel te verfpreiden , dat men met zo veel verlangen te gemoet ziet. Men zegt, dat merKteLonden eene nieuwe uitgave van Menir.ski Thefauro Lingv.ee Turclea 'Arabicce et Perfictè H %  en het oosten, u7 beeldfchriften, buiten wéten van dezen heer, naar China, aan eenen Chinees, yang genoemd, die voormaals m Parys is geweest en de Franfche taal verftaat, met verzoek, dat hij de zaak zelf eens zou onderzoeken, en het oordeel der geleerden daar over vragen , als méde de beeldfchriften met de oudfte woordenboeken en fchrijftékens der Chineefen vergelijken, e, z. v, De heer bertin hierop antwoord uit China bekomen hebbende, verzogt den heer de guignes bij hem ten éten: verhaalde hem, wat hij gedaan had, Item tévens verzoekende, het niet kwalijk te némen, dat hij, uit liefde voor de waarheid, zulk een' ftap gedaan had. De heer de guignes moest raden, welk antwoord hij meende, dat onlangs te rug gekomen was ? De heer de guignes zeide , dat hij zeer wél wist, dat zijn gevoelen in China niet wél kon opgenomen worden, bij een volk,dat,uit eigenliefde, nainvlijks weet of wil wéten, of er andere oude volken geweest zijn, en zig nog minder aan de gefchiednis en de wétenfehappen van andere volken laat gelégen zijn; maar de heer bertin verraschte den heer de guignes , met hem een antwoord te tonen, volkomen tégen zijne vcrwagting. Wijl de zaak zo ongewoon is, en den Franfchen vindingsgeest tot zo veel eere ftrekt, zal ik hier een uittrekzel uit het antwoord van den heer yang aan den heer bertin, gefchréven te Canton, den 20ften december 1768, invoegen, waarin hij zig op volgende wijze uitdrukt: Un point esfentiel est de trouver f origine des Chinois. jfe la regarde conpn? la clefde l'histoire du monde. Mr. de guignes par fan application a F étude des langues étrangé.res a trouvé la resfemblance des xarattéres Chinois avec les hiéroglyphes Egyptiens. Mais, frèvenu en faveur de h'3  122 REIZEDOOR EUROPA Perfifcheii aanhang en dan met Jooden en Baniaanen, nademaal de laatstgenoemden met niemand van een' anderen godsdienst mogen eten, en dienvolgens eenen: affchuvv van de Arabiers hebben. De heer niebuhr vond de inwoners van Jemen in gezelfchappen en in de dageljjkfche verkéringe veel levendiger, dan die in Idedsjas; dezen zijn wéderom vrolijker en levendiger, dandeEgiptenaars: indien hier van de réden niet is, geiijk de heer niebuhr zelf zegt, dat hij nu aan de lévensvvijze en taal der Arabieren meer gewoon was, en dus meer nut van hun gezelfchap kon hebben. liet is den Muhammiedaanen geenzins geoorlofd, met pijlen waarzeggerij te plégen, fchoón zij andere bijgelovigheden bedrijver,; zij verwerpen zomOiige dagen als ongelukkig tot zékere verrigtingeu, en houden anderen yoor gelukkig; némen-den ftand der fterren waar, wanneer er iemand geboren word; dragen briefjes met toverkundige en overgelovige fpreuken bij zig, c. z.v. doch de Perzen overtreifen hen hierin zeer verre. Oude muntfpeciën vind men in Jemen niet, doordien de inwoners op dezelven geen waarde ftellen. De heer niebuhr heeft aldaar geen Pcriiiche.muntftukken gevonden; maar in de ftad, Moful heeft hij er eenigen bekomen, die ïn het land Kurdifian gevonden waren, en dezelven médegebragt. In Siriën heeft hij muntfpeciën gezien, op welker eene zijde fond; La ilah Ma allah, en op de andere: Muhammed ra/al allah, het welk de ganfche geloofsbelijdenis derMuhanWdaanen is, Waarvan zij geloven, dat niemand die kan zeggen, zonder een Mulélman te zijn, of■ het daardoor te worden. Maar nooit heeft de heer niebuhr eenige munten gezien met het opfchrift: God is eeuwig. Zowel in Perftèn, als in Irak,  E IN* HET OOSTEN. ia3 I\ceft hij koperen muntfpeciën gezien met figuuren of beelden, maar nooit dergelijken van goud of zilver. Doch hij heeft twee gouden muntftukken met letters van ongelijk gewigt gevonden, het ééne in Bagdad, bet andere in Moful geflagen; of nu een van dezen een dinar zou kunnen zijn, weet hij niet. Gedenktékens van Egiptifche oudheden hebben zij noch in Jemen, noch in gelukkig Arabië aangetroffen. Men wist niet'te zeggen, op wat tijd het gebruik der kahve, of koffij, het eerst naar Jemen is overgebragt, doch een ieder zegt, dat dezelve uit Ethiopië is gekomen. Behalven koffij is er niet veel, dat uit dit land gevoerd word. De Aloë van Jemen agt men niet zo goed, als die van Socatra; nogthans word van Sana eene aanzienlijke hoeveelheid rozijnen uitgevoerd. Wierook komt uit de ftéden Doffar, Merbat, Hafek en Schar; doeh deze word ook voor flegter gehouden, dan die van Oos findien over den Perfifchen eri Arabifchen zeeboezem in het Turkfche rijk ingevoerd word. Goud vind men tégenwoordig in Jemen in het geheel niet, noch in mijnen noch in vloeden; men toont nogthans de plaatzen, waar eertijds goudmijnen geweest zijn. Slegts een weinig goud, dat uit de vloeden in Ethiopië' verzameld word, word van daar naar Mochha, en verder naar Oostïndiën vervoerd. Ijzer vind men in het landfchap Saade; liggende eenige dagreizen tefi noorden van Sana, de hoofdftad van Jemen. De heer forskSl heeft het gczelfchap egter verzékerd, dat hij uit zékeretékens genoeg heeft kunnen ontdekken, dat de aarde op verfcheiden andere plaatzen ijzer verbergt. Den ftaat des koophandels, de maaten en het gewigt, heeft men niet  154 REIZE DQOR zo nauwkeurig ondcrzogt, uit oorzaak der verfchillcn met den ftadvoogd te Mochha, als ook wégens toevallige ziekten. Men vind er evenwel iet van in de papieren van den heer forskSl. En hier méde befluit de heer niebuhr zijn herigt aan de Academie des Infcriptions & belles lettres, te Koppenhagen, den 2den feptember, 1768. Nu van Arabië naar Griekenland. Ik zal van niets geringers (préken, dan van een woordenboek over hobierus, dat tot hiertoe, zo veel men weet, in een eenig handfehrift in Europa heeft verfcholen gelégen, namelijk in de boekerije van St. Germain des prés, hier in Parys. Hesychius, suidas, montfaucon, alberti, ruhnkenius, en meer anderen hebben het geroemd. Onlangs heeft dc heer kulencamp , te Göttingen , getragt het te bekomen; hij had den heer magister LirjéN verzogt, het hier te laten affchrijven. De heer uoéN heeft bij zijn vertrek mij de bezorging daarvan opgedragen; doch, hoe zeer ik mijn best gedaan hebbe, om het affchrijven van dit handfehrift te bevorderen, heeft egter niemand zulk een moeilijk werk willen ondernémen, doordien het handfehrift oud, van de 10de eeuw, al vrij fijn en met veele onbegrijplijke verkortingen gefchréven , en op veele plaatzcu voiltrekt onleesbaar is. Ik tragtte den heer de villoison te overréden, dat hij het publiek den dienst zon doen, een boek, dat zo zeer begeerd is,uittegéven. Ik bragt het zo verre, dat hij het op zig nam; hij heeft thans reeds begonnen, daar aan te arbeiden, fchoon hij in het geheel nog niet weet, of een boekverkoper alhier het zal willen drukken: want Griekfche boeken hebben hier tégenwoordig geen aftrek. Het is Apollonii Sophisu, fim  EN HET OOSTEN. 125 /irchibii, Lexicon Homericum op pergament in gr. 4 0 . op4Óbladzij lengefchréven. (19) Hetzelfde boekdeel bevat verfcheiden andere lexica, glosfariën, cn fpraakkonften, allen nog ongedrukt, behalven een klein glosfarium over platö , hiet meer dan 6 bladen uitmakende, het welk de heer ruhnkerius in Holland in 8 0. heeft uitgegéven. Eene mijner drangredenen bij den heer de villoison was ,dat het Frankrijk weinig tot eere zou (trekken , indien dit woordenboek ook door een' uitlander moest uitgegéven worden, en men hier alleen fchatten ten diende van vreemdlingen bewaarde. Nu zullen wij misfchien binnen weinige maanden dit woordenboek bekomen uit handen van eenen jongeling van 20 jaaren, dien men,om niet meer te zeggen , in taaie en fraaije wétenfehappen voor een wonder kan houden. Als een ecrdeling zijner geleerdheid en van zijnen fmaak zal men in het naastuitkomend duk van het Journal des Sfavans eene beöordéling plaatzen over eene nieuwe Franfche vertaling van AESCHYLUs;dezevertaling,dievau den Prèfident franc de pompignan is, las hij door, vergeleek ze nauwkeurig met den Griekfchen tekst,den geheelen aeschylus door, fchreef zijne beöordéling en aanmerkingen , en dat in vier dagen tijds, waarvan ik een ooggetuigen ben. Gij zult zelf vinden, hoe de bcöordé- (19) Apollonii Lexicon heeft de heer anse de villoison onder den titel: Apollonii Sophijla Lexicon Gracum lliadis et Odysfik. Primus e Cod. Bis. Sangermanenfi in lucem vindicavit jo. bapt. casp. d'anse de vii-LoifON, R. Infcript. atque hum. literar. Acad. Paris. Socius; cum Prolegomenis, Parys 1774, in gr. 4 0 . 2 deelen, met breedvoerige aanmerkingen in druk gegéven. [Zie bl. 37. en 38. aantek.]  13© R E I Z E DO 0 11 EUROPA oogen, vol vuur, buigt het hoofd altoos voorover en ziet néderwaard, doch (laat zomwijlen fterke blikken op, cenigzins onder de wenkbrauwen uit, heeft een vol, wélbefnéden en bevallig aangezigt; hij is ook vriendlijk, fchoon hij in het fprdken zeer hevig en fcherp is. Maar ik vrees, dat het reeds fchijnc, als of ik eene befchrijving gaf om hem uitteduiden. Ik zal dan béter doen, wanneer ik zeg, wat hij tégenwoordig in Parys doet. Behalven de kruidkunde, waarin hij het meeste bézig is, cn met den heer jussieu gaat botaniféren, heb ik hem verfcheiden maaien muzieknootcn zien affchrijven; hij zeide mij, dat hij nafchreef; maar ik antwoordde hem, dat het mij ongelooflijk voorkwam, dat hij, die in alles oorfpronglijk was, van anderen zou kunnen affchrijven. Hij betoont fteeds zijne groote vcriigting en zijnen afkeer voor de Franfche, en zijne agting voor de Italiaanfche muziek. Anders fpeclt hij tot tijdverdrijf op het fchaakbord, cn gaat te dien einde dikwijls au cafée de Ia Regeuce, digt bij het paleis van den hertog vanoR.le.yns. Ik nam eens voor, om met hem te fpélen, om te zien, of hij een zo groot wijsgeer in het fpélen is, als koning diederik van Bern, van wien sidonius zegt: Tiieodoricus re.v Gothorum, in bonis jactibus 'facet, in malis ridet, in neutris irqscltür, in utrisque philofophatur («). De heer rousseau had reeds een fpel met een' ander' begonnen, en hetzelve duurde tot 9 uuren des avonds, wanneer de tijd mij niet toeliet, langer uit te zijn. Hij bedenkt zig lang («) Dat is: Diederik, koning der Gothen,zwijgt, als hij gelukkig; lacht,als hij ongelukkig werpt: nooit vergrarnt hij: altijd is hij wijsgeer.  E N HET O O S T E N. 131 tusfehen eiken zet, doch doet zijnen zet dan fchiehjk, tonende daarin zijne gemoedsneiging; hij gelijkt in alles den évengemekleii koning, uitgezonderd dat de beer rousseau niet lacht onder het fpélen. Tic heb nu niet langer tijd; ik moest éranvel niet vergéten, dat de vader van den heer rousseau, isaak rousseau, en zijne moeder susanna lernak waren genoemd. Aan elk cn kleinen vinger draagt hij eenen ring met eenen fteen, in den éénen is de naam. zijns vaders, en in den anderen die zijner moeder, met Perfifche letters, gefnéden; zijn vader, die een koopman was, had dezelven laten maken , als hij te 'Konftantlnopel was. Hij heeft geen groote agting voor zijne geboorteplaats■ Gcneve. Ik vraagde hem eens, of hij mij geen booufchap médetegéven had, wijl ik nu eerlang naar Geneve meende te reizen; hij zeide, dat hij tégenwoordig niet de minfte betrekking op iemand boe .genoemd in Geneve had, en wenschte, dat-hij ze nooit gehad had. Verders heeft de heer rousseau een blijk van zijnen inborst gegéven, dat hem tot eere ftrekt. Het is u bekend, dat verfcheiden geleerden, zo in Parys als elders , overeengekomen zijn, om der gedagtenisfe van dcu heer van voltaire eene cerezuil opterigten. Ook weet gij, hoe de heer van voltaire den heer rousseau behandeld heeft, en desniettégenftaande is de heer rousseau onder degeencn , die tot het borstbeeld van den heer van voltaire toegelegd hebben , en zelfs, naar zijne omftandigbeden, deftig: hij beeft 1 louis (Vor gegéven. Anderen mogen het hein als eene heimlijke en fijne verwaandheid uitleggen; ik voor mij, die de konst niet geleerd heb, om de bintienfte fchuilhoeken van het hart tc onderzoeken, neem de zaak voor hetgeen zijfchijnt, bijI a  *3* REIZE DOOR EUROPA. gevolg op de goede zijde; voor het overige ken ik geen deugd of daad van édelmoedigheid, die op deze wijze niet zou kunnen kwalijk uitgelegd en met den naam eener ondeugd beftempeld worden. Sed manum de tabula: genoeg voor ditmaal van den heer rousseau. NEGENDE BRIEF. Praalgraven der Koningen Leo van Armènïè, Kadtnir van Polen, en Zaga Christos — Standbeeld en gedenktéken des Marfchalks van Saxen — Van den heer van Voltaire — Georgica van Virgiüus, overgezet door den heer De Lille — Een werk over de taaien, ontworpen door dein heer Court de Gebelin — Kunstwerktuigen van Cugnot — Geleerde berigten uit Engeland. D ewijl ik nu eerlang Parys voor ditmaal denk te verlaten , zal ik weinige korte berigten van allerlei merkwaardigheden médedélen, welken ik tot nog toe ben voorbijgegaan; doch ik zal hier ook geen andere orde in volgen, dan die, volgens welken zij mij voorkomen. Zédert korten tijd heb ik drie merkwaardige graffléden van koningen gezien , allen vreemdlingcn , of uitlanders. Koning i.eo van 'Armènïè ligt in de kloosterkerke der Celestijnen, digt bij het tuighuis aan de linke zijde, inliet koor bagravcn; op het graf ziet men hem in marmer gehou- Parys, den 14de September, 1770.  EN HET OOSTEN. i3g wen, met eene kroon op het hoofd en twee leeuwen aan zijne voeten, met dit graffchrift: leo Lujtgnatiaüs Armenorum Rex novisfimus, ob Otomanis Solio d.eturbatus, et a carolo VI. Francis benignisjime exceptus ipfms fumtibus htc in Iqco regaliter fepultus fuit. Anno Domini 1393. Het tweede graf is voor ons des te merkwaardiger, wijl op den grafzerk een Rex Suecïté genoemd word : het is koning rasuur van Polen, die ten tijde van lodewijk XIV. herwaard gekomen was, en door hem, in het jaar 1669 , tot abt van het klooster St. Germain des Prés verordend werd, in de kerke van welk klooster zijn hart in een pragtig graf, dat alömmc met de wapens van Zweeden en JVafa pronkt, bewaard word. Het graffchrift is wél en in goed Latijn gefchréven, maar het is tc lang, om het hier in dezen brief te plaatzcn; te meer, daar hetzelve in de Defcription de FAbbaye Royale de St. Germain reeds gedrukt is. Het lichaam ligt hier niet, maar werd naar Warfchauw gebragt, doch het hart had hij den monniken Bencdiktijnen, wier abt hij was, bij uiterfren wille gemaakt. De derde koninglijke titel is veelen twijfelingen onderworpen: het is de beroemde zaga chrisïos , koning van Ethiopië genoemd, die in de parochiekerke te Rueil, twee mijlen van Parys, begraven ligt. Indien ik mij wél herinnere, word in het woordenboek van morerc en in de Menagiana, of Dictionnaire Etymologique &c. van menage, van hem gefproken. De eerste aanleiding, die ik had, om zijne begraafplaats te zoeken, was een Ethiopisch handfehrift, dat hem toebehoorde, en nu in de boekerije der monniken recollecten bewaard word, waarin een monnik, eugen I 3  134 REIZE DOOR. EUROPA rogen , heeft gefchréven, dat hij zelf ooggetuige is geweest , dat deze zaga ciiristos zig tot den Roomschkathohjken godsdienst bekeerde op St. pieter's dag, ten jaare 1632, cn dat hij op den darten April 163S te Rueil overlédcn, cn in dc kerk aldaar begraven is. Hij noemt hem saga christ , Prince cTEthiopië ,fih dupretre jean vjommé jacob. Daar ik geen moeite fpaar,alsheteropaan komt, om merkwaardigheden optefpeuren, deed ik ook eene reis naar Rueil, toen ik onlangs door den heer de guignes, die,niet verre van het koninglijk lustflotMarly , een landgoed gekogt heeft, buiten verzogt was. Ik zogt het graf van dezen saga ciirist vergeefs in de kerk, nam dcrhalven mijne toevlugt tot den prédikcr van de plaats, den heer palluel , een' vriendlijk' cn aartig* man; deze gaf mij alle mogelijk onderligt, zelfs een eigenhandig uittrekzcl uit het kerkboek van Rueil, dat ik hier woordlijk zal géven, 111 plaats van het graffchrift, nademaal er geen op hem gemaakt is: Extrait des Régifires des haptémes, mariages & fépultures de la paroisfe de Si. Pierre & St. Paul de Rueil, Diocefe de Paris. Année 1638 au mois cTAvfiï, le 24 du dit mois fut enterré dans le Choeur de TEglife du dit Rueil, au coté de PEpitre Dom Zaga Christ os natif de Meroe ou plutot dAmara foidifant Roi d'Ethiopië éjf fik de TEmpereur jacob , dècédè en ce lieu le 22 dudit mois fur les onze heures du foir, d'une pl.eurejie au logis de la Raquette. Venterrement dudit prètendu Roi agé de vingt quatre ons f'e/i fait aux depens de fon Éminence , & a coutè 96 livres cj3 li fols; fignè au bas de ia page C. Besfm, Curè dc Rueil. Extrait, collatimtnè eer-  EN Tl E T OOSTEN. tg conforme a Torlginaï par nous Curê de Rueil fousjignè le 9 Septembre 1770. F. Palluel, Curé (*) De hier gemelde Eminentie is de kardinaal richelieu, die zig ménigmaal met het koningiijk hof te Rueil bevond; hij droeg de kosten van de begraafnis, welke, naar de toenmalige tijden, vrij kostbaar was; zijnde 96 livres.,volgens de waarde van die tijden, ten minden zo veel, als hedendaags 5 of 6 honderd livres. Dit dient eenigzins tot een bewijs, dat zaga christos door het hof voor een' jperfoon van hoogen rang erkend werd, wijl de kardinaal zulk eene kostbaare begraafnis liet doen. Wijl ik thans van merkwaardige grafdéden fpreek, kan ik het pragtig praalgraf, dat de koning voor den marfchalk, graave van saxen, laat vervaardigen, niet met dilzwijgen voorbijgaan. De heer pigale , een der grootfte beeldhouwers in Frankrijk, arbeid aan dit gedenkteken; hij is er reeds 15 jaaren aan bezig geweest, thans zal het binnen korten tijd voltooid zijn, en dan zal het ïiaar Straatsburg gevoerd worden, alwaar dc held begraven ligt. Ik was onlangs bij den heer pigale , en zag dit meesterduk. Het is tamelijk groot, van fijn marmer, zo wit als albast. Van boven is dc jnaifchalk in levens- (*) [In dit uittrekzel, word, hoofdzaaklijk, gezegd, dat op den 24 April 1638, in het koor der kerke te Rueil begraven werd Dom zaga christos , geboortig van Meroe, of, liever, van Amara, zogenoemde koning van Ethiopië en zoon van den keizer jakob; dat hij den 22 dier maand omtrent te 11 uuren des avonds, in den ouderdom van 24 jaaren, aan een zijdewee was geftoryjen; dat de begraafnis gefehiedde op koste van zijne Eminentie, en dat dezelve 96 livres en 11 fols gekost heeft.] I 4 ■'  135 REIZE DOOR EUROPA grootte met den veldheersftaf in de hand, en, onder, het graf verbeeld, aan welks eene einde de dood ftaat, met een uurglas in de band , den zerk opligtendc, en naar den marfchalk ziende, als of hij hem riep, in het graf nédertckomen: aan het andere einde ftaat herk-üleS wénende, en met de knodze op den kant van het graf leunende; Frankrijk, onder het zinnebeeld van ccnvrouwsperfoon, ftaat ter linkerhand van den marfchalk, met een verflagen en verfchrikt gelaat, wil hem beletten, in het graf nédcrtedalen, en fchijnt, als ware het, den dood te gebieden, het graf wéét toe tc maken. Op de andere zijde is ccn leeuw, een luipaard cn een arend, onder dezen verfcheiden verfcheurdc vaandels, betékenende de overwinningen, die hij over Holland;, Engeland cn Oojlenrijk behaald heeft. Benéden, vóór het graf, itaat het opfchrift: Hünchostei tlmueruitt: Mors rapuit: Gallla frustra qiueftvit: Hercules quem imitabaturflevlt. (o) Dc heer pigale zeide, dat deze graftombe den koning over dc 25 duizend livres zou kosten. Hij toonde ons een borstbeeld'des marfchalks van gips,dat nog bij zijn léven gemaakt werd, en hem , zo men zegt, zeer wél geleek; het dient tot een voorbeeld, om zijne geltalte op dc tombe daar naar tc beelden. Wij zagen daar ook een marmeren ftandbecld der markgravin van pompadour , als eene Venus verbeeld. De heer pigale heeft dit beeld zelf gemaakt; het heeft te voren der gemelde markgravinne toebehoord; toen zij flierf, heeft pigale het op eene verkoping zeer duur weêr ingekogt, indien ik mij wél herinnere, voor 10 duizend livres. (0) Dat is: dezen hebben de vijanden gevreesd; de dood beeft hem geroofd; Vrankrijk vergeefs gezogt; Heicules jd'ea hij navolgde, beweend.  EN HET OOSTE N. 13? Hier moet ik het venusbecldverlaten, en van dc afbeelding eens grootcn wijsgeers fpréken, die de heer pigale, kortelings, in gips naar den heer van voltaire zelvén gemaakt heeft, als hij voor drie of vier weeken met dit oogmerk bij hem op zijn kasteel Feruey was, dat in het landfehap Gex, digt bij Geneve, doch op het grondgebied van Frankrijk, ligt. Naar dit borstbeeld zal de heer pigale het marmeren beeld maken, waarvan ik in mijnen voorgaanden brief met een woord gewag maakte. Dit gipsbeeld gelijkt den heere van voltaire wonder wél, gelijk iemand uit ons gevolg ons wist te zeggen, die,' in bet voorléden jaar, bij hem was geweest. Men weet nog niet zéker, waar dit beeld zal geplaatst worden, als het eens vaerdig is, of het in dc Academie Francoife , in dc Louvre, of ergens elders zal wézen. Het zal veel kosten. De reis van den heer pigale naar den heer van voltaire heeft bij de 100 huis tfor gekost. Hij zeide mij, dat dc heer van voltaire deze eer niet had willen aannémen, maar gezegd had: ik verdien zulk een gedenktéken niet; gij hebt te Parys zelfden man, die het waardig is , gij hebt den heer d'alembert. De heer van voltaire begint nu dagelijks ingetogener te léven , zijn hooge ouderdom maakt, dat alle toegang tot hem zeef bezwaarlijk word. Veelen zijn naar Feruey gereisd, om hem te zien, doch hebben onverrigter zaake weèr moeten vertrekken; dit zelfde lot zou ik ook kunnen hebben. Eén van mijne vrienden hier te Parys heeft aan eenen vertrouwden vriend van den heer van voltaire, nabij wicn hij woont, gefchréven, en hem verzogt, vooraf met hem te fpréken, opdat het mij moge gelukken, hem te zien, dewijl ik zeer begerig ben, om dezen tégendinger van den  i3« R E I Z E DOOR EUROPA heer rousseau te léren kennen. JTij ontvong onlangsantwoord, dat den uitflag al vrij twijfelagtig maakt. Onder anderen fchrijft hij aldus: Monfieur de voltaire verra Partiele de votre lettre, qui cohcerne M. SIËURNstol , & il ne dèpendra pas de mes foins, qiCil ne le refoive. Mais je ne puis rien vous promettre, parceque rien tïest plus incertain que la fafou dont il prendra ma propoftion. II devient tous les jours d'un accés plus difficile. Ses ouvrages & fa nouvelle ville lui prennent un tems fort confidcrahle , au point, que depuis 8 jours, quoique feusfe a lui parIer, je rfai pii le voir quen courant , rjf qiïil a fqllu des circonfiances heureufes pour .rengager d jet ter les yeux fur l'ouvrage, — Cif lui erracher la reponfe. Inaginez vous, qiïil a retranchê le diner, de forte que lorsque je vais chez tüi,i! faut fouyent m,en revenir a jeun, au y coucher, & alors on nefoupe qu a dix heitres. On prepare un troifieme volume des chofes utiles & agrèabks; Ion a mis fous presfe le troifieme volume des fupplcmens a TEncyclopedie. Dites a votre cher Suedois de padresfer a mon ami gabard, chargé des affaires du Roi, je Pat'provenu, tl irfavifei-a de fan arrivéc , & en attendant , il le préfentera au Réfident. ifil vouloit fe charger d'une tradu&ion des Georgiques de Monfieur de lille , que je meurs a"envie de voir , je vous prierois de la lui remettre. f_dat is: Ik zal den heer van voltaire het gedeelte van uwen brief, betreffende den heer bieurnstol, laten lézen, en niet in gebréke blijven, mijne pogingen bij hèm aantewenden, dat hij-hem ontvange. Maarik kan u niets beloven, wijl niets onzékerer is, dan de wijze, op welke mijn voordel bij hem zal opgenomen wor-  EN HET OOSTEN. 13? den. Het word alle dagen moeilijker om hem tc fpréken. Zijne werken én zijne nieuwe ftad némen hem oneindig veel tijds weg, zo verre, dat zédert agt dagen ik hem niet dan maar éven heb kunnen zien, fchoon ik hem moest fpréken, en dat eene gunstige gelégenheid moest waargenomen worden, om hem te bewégen, dat hij het v,-,,--k „ eens in zag, en een antwoord van hem te krijgen. Verbcel tl, dat hij het middagmaal heeft afgefchaft, zodat, wanneer ik bij hem ga, ik dikwijls nugteren moet naar huis kéren, of er den nagt overblijveu, en dan gaat men des avonds niet voor tien uuren aan tafel. Men maakt een derde deel gereed van de Chofes ut lies & agréables-, cn het derde deel van de fupplemens a t'Encyclopedie is op de pers. Zeg aan uwen waarden Zweed, dat hij zig bij mijnen vriend gabard vcrvocgc, die met de zaaken des konings belast is, ik heb hem cr van onderrigt, hij zal mij van zijne aankomst kennis géven, cn hem ondertusfehen bij den Refident voordragen. Indien hij zig wilde belasten met eene vertaling der Georgiques van den heer de dille, die ik zeer begérig ben te zien, zoude ik u verzoeken, hem dezelve teilband te ftellen.] Gij ziet hier uit, hoe hij leeft, en wat hij tégenwoordig onder handen heeft. De nieuwe ftad zou misfehien wel eene aanmerking vcreifchen. De heer van voltaire heeft bij zijn kasteel verfcheiden huizen laten bouwen voor misnoegde handwerkslieden, uurwerkmakers, e. z. v., die Geverlaten, en zig hier neerzetten, daar zij versheiden zaaken verwerken envervaerdigen, welken de heer van voltaire, door bemiddeling van den Fraufchcn minister, tc Parys en elders goeden aftrek bezorgt, en wel tot veel matiger prijs, dan  i4o REI ZE DOOR EUROPA die van Geneve komen, welken bovendien voor verboden waaren aangezien worden, nademaal deze onderdaanen van den lieer van voltaire niets voor eenig buiv gerlijk onderhoud, fchatting of ongelden betalen, en bij gevolg hunne verwerkte waaren tot veel béter prijs kunnen verkopen, tot groot nadeel voor Geneve, dat daar door minder werk en aftrek beeft. Ik zal de eer hebben , u bier van nader bcrigt médetedélen, wanneer ik zo verre kom , dat ik deze zogenoemde ftad zie, en op de plaats zelve licht verkrijge; want ik hoop ten minlten den oord tc zullen kunnen zien, al mogt ik dan den eigenaar niet tc zien krijgen, ten zij het aldaar, éven als in China, den christen naam verboden ware, zig in de Had zelve optehouden. Doch wij kunnen ons vleijcn, door den heer van voltaire zeiyen wél ontvangen tc worden, zédert dat de heer d'alembeRT de goedheid gehad heeft, mij eenen aanbevelingsbrief aan hem te géven, waarin hij zo uitdruklijk verzoekt, dat men hem toch mogt te zien krijgen. Onder anderen drukt hij zig aldus uit: Ce billet vous fera retnis, mon cher rj5 illufire confrère ,par deux honnêtes ètrangers, M. de Hudbeck & M. Bjornfiahl, qui mourant d'envie de vous voir, mom demandè avec inftance de leur en procurer le moyen. Ik ne vous demandent qiiun infant, fi vos occupations ne vous permettent pas de leur en donner d'avantage, rjf ik veulcnt pouvoir dire: nous lavous vu. jF'espere que par amitié pour moi,& par égard pour eux vous vquliez bien les rec-'voir. Je vous cmbrasfe de tout mon coeur. [dat is. Dit briefje,mijn waarde en doorlugtige médebroeder! zal u door twee braave vreemdlingen, den heer van rudbeck en den heer björnstuiil, behandigd worden, die  EN HET OOSTEN, 141 allervierigst wenfchcn u te zien, cn mij op het fterkst verzogt hebben , hun daartoe gelégenheid tc verlchaflén. Zij vragen maar een oogenblik van u, indien uwe bezigheden u niet toelaten bun meer te géven, en zij willen kunnen zeggen : wij hebben hem gezien. Ik hoop, dat, uit vriendfehap voor mij en uit agting voor hun, gij hen wel zult willen ontvangen. Ik omhels u met al mijn hart.] Mogelijk wil het geluk, wanneer wij daar komen, dat wij den heer d'alembert bij den heer van voltaire ontmoeten. De geneesheeren hebben den eerften geraden , om zijne zwakke gezondheid, eene reis naar Italië te doen, wijl hij dit jaar zeer ziek is geweest, cn de kragten van zijnen geest merklijk zijn afgenomen, zo dat hij na zijne ziekte niet meer, gelijk te voren, kan arbeiden , en niet in ftaat is, zijne gedagten bij elkander te houden. Ik zeide eens tégen hem, dat de oorzaak daarvan was, dat hij te voren te veel gearbeid, en zijne zenuwen daardoor verzwakt had. Maar hij antwoordde mij: daar zijn ontelbaar veele anderen, die meer gearbeid hebben dan ik. Hij is voornémens eerstdaags de reis naar Italië aanten&nen, daar ik andermaal met hem hoop te verkéren, gelijk hij mij gunstig aangeboden heeft. Hij meent zijnen weg over Lion, Geneve, Turin e. z. v. Een enkel woord van dc overzetting der Georgica van viR-GiLius door den heer de lille , waarvan in den brief gefproken word. Dezelve is in Franfchc vaerzen , en die zijn zo meesterlijk, dat zij zelfs den aartsdichter, den heere van voltaire , behagen, die er van zegt, dat zij van dc beste foort zijn. Het zegt iets, van eenen voltaire in de dïthtktost geprézen tc worden, die anders de Parijfolie dichters zo ten uiterften veragt, ja ze zelfs  i4- REIZE DOOR EUROPA flegter dan fehoorfteenvégers houd, als hij op zékere plaats van hun zingt: Jadis 1'Egypte eut moins de fauterelles Que Ton ne voit aujourd'hui dans Paris Des malotrüs fai difans beaux esprits. J'estime plus ces honnêtes enfans Qui de Savoye arrivent tous les ans. Et dont la uiain legérement esfuie Les longs 'canaux ciigorgés par la fuie. Dc heer de dille is Hoogleeraar bij de Univerfiteit, en , fchoon hij nog jong is, heeft hij het niet alleen in de ■dichtkunst, maar ook in de Latijnfche taaie zeer verre gebragt. Hij heeft zig alle mogelijke hulp verfchaft, om de Georgica- te verdaan. Ik zie ook met een bijzonder genoegen, dat hij in zijne aanmerkingen onzen grooten linn^eus geroemd heeft. Ik weet fchier niet, of ik hier plaats hebbe, om het groote werk aanteroeren, dat de beer oomt de gebei'lin, een geboren Zwitzer, doch die thans te Parys woont, onderhanden heeft. Het is i.) Anaiyfede tuutes les langucs, daaruit ontftaat' 2.) Dlciionnaire de la lan'gue priraiiive, en 3.) Grammalrc univerfelle; 4. ) 'wil hij aantonen, dat de langueprlmltive met haareftamwoorden e. z. v. in alle oude en laatere taaien in Europa, Afië en Afrika nog in wézen is. Dit maakt een Diciionnaire comparaiif des langues, en verders ten 5.) Dlctiortnaires ètymologlques de chaque langue en particulier; Hebraique, Grecque, Lat Ine, Francoife, du Nord, duMi dl, e.z. v. en 6.) de Dictionnaire èiymologlque des noms propres des Villes, Montagnes, Fleuves, Pays, I/e-  EN HET OOSTEN. 143 ros, e. z. v. 7.) Den oorfprong van alle wetten, gewoonten, godsdiensten, goden- en fabelkunde e. z. v. S.) Hierdoor wil bij de oude gedenktekens, dc overgebleven (lukken van sanchuniatuon , den chymandyas van herkules verklaren, c. z. v. 9) De oude tiidrékenkunde zal daar door eene groote gewisheid verkrijgen. 10.) Eindelijk zal er eene Bibliotheque étymologique & mythologique bijgevoegd worden, waarin van alle, zowel oudé als laatcre, fchrijvers, die over deze ftof gefchréven hebben , berigt zal gegéven worden. (209 De heer court de oebelin heeft dus, gelijk gij ziet, een' oncindigen arbeid op zig genomen, die eene kennis van alle taaien vereifcht; hij heeft dienvolgens hulp van noden, cn mij verzogt, deze zaak bij de Noordfche geleerden bekend tc maken , om hem met ophelderingen uit het Cothifche, IJslandfche , Zweedfche, e. z. v. over de Edda , en de oudfte (20) Van dit werk van den heer coukt de cee^lin is het eer■fte deel onder den titel: Le monde primitif'aualyfé & comparè avec le monde moderne dans fon genie allegorique, in 1773, in groot 40, uitgekomen. Te voren heeft hij uitgegeven : Plan général £f raifonné de Pony rage , qui a pour titr'e : Le monde primitif & eomparé avec le nauveau monde, ou recherches fur les antiquitès du monde. 1772. —- Dat hij Avena van ab (vrugt der aarde); Perruque van ■ru;^, e. v. z. afleid-, kan tot eene proeve dienen van zijne wijze van woorden afteleiden en te verklaren. Daarenboven is van hem, in 1773 , in 40 uitgekomen: Eene verklaring der overgebleven (tukken van sanCHONJathom , onder den titel: Allegories Oriënt ales, ou le fragment de Salichoniathon, fuivies de celles a" Ifcrkule t)f de Merkmeavec leur txpJicaiitn.  i44 RKIZE DOOR EUROPA. dichters? en dergelijken te luilp te komen; hij vertrouwt, dat de Zweedfche geleerden hem hunnen genégen bijltand zullen verlenen en hem in zijne onderzoekingen behulpzaam zijn. IJ ij heeft reeds in de Noordfche taaien gearbeid , en bevonden , dat zij met de oudite , of eerfte grondtaalen overëenltemmen. Spegel's Closfarium heeft hij afgefchréven; ik wees hem naar de werken van onzen Zweedfehcn varro , den heer ridder van ihre. Dit moest hem noodzaaklijk tot eene ongemeene vreugde ftrekken. Ik zag bij hem ook een affehrift van het Koptisch woordenboek van la croze , het welk hij, gelijk hij zeide, naar de eigenhandige fchets van een woordenboek des heeren la croze afgefchréven heeft, welke hier in de Daguesfaufehc boekverzamelinge bewaard word. Met een woord, hij verzamelt en arbeid met vlijt, men zal eens zien, hoe het werk is, als er iet van in het licht komt. Hij is nog jong en heeft vroeg begonnen. Eenige afleidingen van woorden, die hij mij liet zien, kwamen mij zeer gedrongen voor. Het zal u mogelijk aangertaamer Wezen, wanneer ik u ecu weinig over dc groote werktuigkundigen in ParyS, en over eenige kunstige en nuttige werktuigen onderhoüde, welken ik onlangs gezien heb. De heer de vaijcan'son , lid van de koninglijke Akademie der wétenfehappen , is te zeer bekend, dan dat ik hem hier behoef te noemen. De heer cugnot werkt thans aan eenen wagen, die. door vuur zal gedreven worden. Hij heeft voor dezen een klein ntodélvsa zulk een vuurwerktuig gemaakt, en aan den koning en de ministers vertoond, waarop hij bevél kreeg, hetzelve in het groot uittevoeren. liet zal eerlang vaerdig zijn. Hij heeft mij het onderfcheid getoond  EN HET OOSTEN. 145 toond tusfehen dit vuurwerktuig , en andere dergelijke werktuigen in Engeland, Vlaanderen , Holland, e. z. v. , en verklaard, waarom die ftuiten, en tusfehen elke beweging ophouden, in plaats, dat het zijne met eene geftadige en gelijke beweging, als een (broom, gaan zal. De wagen, dien hij thans maakt, is zo derk, dat hij 10 duizend pond gewigt, tégen de hoogde fchuinte op, en dat alleen door de kragt van het vuur en den damp van water, voeren zal, hetwelk anders nauwlijks twaalf paerden zouden kunnen verrigten. Hij toont het groot nut daarvan aan in het gebruik tot vragtwagens., wijl zulk een wagen eenige honderd mijlen, door hulp van een' eenig' perfoon, die denzelven bedien, zal gaan; en hoe weinig dit zal kosten, in plaats, dat men anders alle 2 of 3 uuren telkens 10 paerden moet wisfelen, die allen gevoederd, bezorgd, cn dikwijls genézen moeten worden, e. z. v. Dit vuurwerktuig is niet alleen voor wagens, het kan ook in mijngroeven gebruikt worden, bij veroveringen van vestingen, zelfs bij molens, die nu door vuur, in plaats van door wind of water, zullen gedréven worden; met één woord, het kan in 't algemeen tot alles, wat zig moet bewégen, aangewend worden. De heer cugnot is een aartig en tévensfchrander man; hij gelijkt den heer rousseau veel. Hij is dezelfde, die dat fraaije werk: Elemens de Part Militaire, 2 deelen in 8 °, Parys 1766, gefchréven heeft, hetwelk bijna alle de wétenfehappen, die een'goed'krijgsman nodig zijn , in eene zeldzaame en zinrijke kortheid bevat, tot zelfs dc rékenkonst. Voorléden jaar gaf hij ook in het licht: Fortificatiën de campagne. Parys 1769, één deel in 8 0 , een werk, dat insgelijks zeer geprezen word. Hij-heeft zijne werkplaats op het I. D£EE. K  I4Ó REIZE DOOR EUROPA tuighuis, daar hij verfcheiden fméden en handwerkslieden houd, die door den koning betaald worden. De gehecle verdere befchrijving van dit werktuig, welke mijnen gezigtskring te boven gaat, laat ik voor eene bekwaamer pen over; genoeg, dat ik anderen aanleiding gegéven heb, den heer cugnot op te zoeken, en zijne kunstwerken te zien. Ik heb voor weinig tijds met veel genoegen vernomen, dat men den heer magister prosperin hier verwagt; hij zal hier gewi6 eenen rijken oogst vinden. Het is jammer, dat hij misfehien den heer d'alembert niet zal léren kennen. Bij deze gelégenheid moet ik een' anderen werktuigkunftenaar, den heer lorriot , niet vergéten, die op de Louvre woont. Hij heeft de allerkun(tigftc werktuigen gemaakt: één om den erts in de mijnen te vermalen, en het fijne van het grove aftezonderen, waardoor weinig menfehen kunnen verrigten het geen anders ecner groote ménigte werk zou verfchaff'en; een ander voor het wasfehen, door middel van het welke 6 perfoonen, zo ik meen, zo veel werk als anders 80 kunnen doen; nog een ander, waardoor de zwaarte van lange touwen en kétens in diepe mijnen verminderd, en, om zo te fpréken, geheel weggenomen zal worden, ais water of erts opgewonden word; daar anders het touwwerk, door dcszelfs groote lengte en dikte, alleen eenen ongemeen zwaaren last uitmaakt. Hij toonde mij ook een klein modél, door hem het eerst uitgevonden, hoe de baltsta en catcpulte der ouden gemaakt waren, welk met de oudfte befchrijvingenhet befte overeenkomt; want op de wijze, zo als men ze tot hier toe heeft willen maken , is het onmogelijk, dat de touwen en hef boomen het zouden hebben kunnen houden. De heer lorriot arbeid té-  EN HET OOSTEN. 147 gemvoordig op 's koning bevél aan eene beweeglijke tafel, die alles, wat men tot nog toe gemaakt heeft, verre overtreft; zij zal op het lustflot Trianon geplaatst worden. Men moet ze zelf zien, want door befchrijving is het onmogelijk zig een denkbeeld te maken, hoe fraai en kunstig dezelve is. Een eenig perfoon kan, in den tijd van twee miilüuten, maken, dat dc tafel, met allerlei geregten voorzien, uit den vloer oprijst. Als de koning iemand eens wil verrasfen, dan behoeft hij flcgts eenen draai met de hand te doen, en er komt, daar de vloer te voren geheel lédig was, aanlïonds, eer de andere zig omkeert, eene gedekte tafel te voorfchijn, en in éven kotten tijd kan zij ook weêr geheel onzigtbaar worden. Als de tafel te voorfchijn komt, gaat er als eene fchoone roos of bloem open, die ook weêr op dezelfde wijze, met 011- | tclbaare verborgen drijfvecren, toefiuit, als de tafel ver- • dvvijnt. Op het lustpaleis Choifi le Roi heb ik eene beweeglijke tafel gezien, doch zij was zo fraai niet en be- 1 woog zig zo vaerdig niet; ook worden er 8 perfoonen vercifcht, om alles in beweging te brengen. Het is ook de heer LORRioT,die onlangs de kunst uitgevonden heeft, om fchilderrjen en af beeldzels in paflei vast te maken, - die hij nog geheim houd. Hij heeft zig zeiven in pastel gefchilderd, waarvan alleen de eene helft vast gemaakt is, en de andere niet; doch niemand kan het onderfcheid merken. Het ganfche ftuk gelijkt naar eene gewoone fchilderij in paflel. Deze kunst word van alle fchilders ; zeer hooggefchat. Eindelijk heeft hij ook uitgevonden fement te maken, waarméde hij thans proeven doet. Ik wenschte, dat de heer lorriot eenen Zweedfchen leer» ling kreeg, die met den tijd onzen f-olheim kon vergoeK a  i48 REIZE D'OOR-EUROPA dén; welk een voordeel zou dat niet voor onze mijngroevëb zijn , voornaamlijk m een land , dat weinig bevolktis'? • Nu tot wat anders: van alles een weinig. Een Dö» niinikaaner monnik alhier, vader richard , maakt ftaat, nu eerlang uittegéven: Analyfe des conciles généraux & particuliers , éclaircis par des notes, conférés avec le droit ■nouveau parliculierement de la France, cjP prècidés cTun traité fur les conciles en général pour fervir d'introduction. Dit werk zal vier deelen in'4 ° uitmaken (21). Hij begint met de vergaderingen der apostelen te Jerufalem, en gaat tot op onze tijden. Het is dezelfde vader'richard, die fehrijver is van de Diclionnaire univerfel des fciencCs ecclefiastiques, welke voor eenige jaaren in zes deelen in folio uitkwam. Te Oxford heeft men reeds een begin gemaakt met hef drukken van het Koptisch woordenboek van la croze , vermeerderd 'door den heer schultze van Berlijn; ik heb het eerfte blad daarvan gezien, hetwelke mén aan één* mijner vrienden alhier had gezonden; het zal een fraai en keurig boek in groot 4 °. zijn (22). Wij hebben den (21 j De beide eerfte deelen der Analyfe des conciles, SrV. van vader richard zijn, in 1772, van de pers gekomen. Zij maken tévens het eerfte hoofddeel van het werk uit. (22) Het Koptisch woordenboek van la croze, met de ver. meerderingen van'schultze, is, in 1775, te Oxford in het licht gekomen. Doch men heeft er maar 200 van gedrukt. De titel is: Lexicon Aegyptiaco - Latinum ex vcteribus illius Un. gué v.wnumentis collectant A Maturino Vaysfiere la Croze: in compendium redegit, ita, ut mtlla voces Aegyptiacx, mtllaque  EN HE T Q; O S T È N. . 149 heer. schultze voor dezen arbeid te danken; bij heeft den grond, dien la croze gelegd heeft, zo bearbeid, dat men het nu als een werk van den heer scucltzl kan aanmerken. Men arbeid. thans te Oxford ook mét alle vlijt aan een' ■ nieuwen Catalogus, Manuscripioru;:i Orientalium Oxonienpum; men vleit zig, dat hij goed cn vollédig zal worden, wijl de fraaije Catalogus Bjbllotbecce Escurialenfis Arabico- Hispanlcee, van den heer casiri, tot voorbeeld. word genomen. Dezen arbeid heeft men aan den heer uiiri, een'jong'en bekwaam'Hongaar, opgedragen, 0111 denzelven uittevocren; zulk een groot gebrek aau geleerden in het Oostersch is er in Engeland, dat men vreemdlingcn te hulp moet némen (23). De heer jean relnold fqrster denkt zijn werk. over Egipteu ook in liet Latijn .uittegéven; hij is uit Pruisfin of uit Pommere): geboortig , en onthoud zig tégenwoordig in Engeland, vanwaar hij voor weinig tijds het gemelde Werk gefchréven .herwaard gezonden heeft, om het door den heer d'anville , thans een' der grootfte aardrijkskundigen in Europa , te laten overzien cn ver- earum"'fgnipcatione: omitterentur , Christ. Scholz. Nótulas quaedam et indices adjecit Carol. Godofr. 'Woide. (23) De heer uhri heeft dien catalogus nog niet uitgegeven, maar wel eenige handfchriften, als: 1.) Cannen Arabicum , pve verba doótoris Audedine Alnaefaphi de religionis Sonniticte principiis numero viufta, 177c. 2.) Eplstolte turcicce et narrationes Perficte, accedit appendix de litterarum Perficarum permutatione , 1771. 3.) Rabbi Iehuda: fd. Salomonis, vulgo Chariz eloquentie Hebraica principis primus et viceftmus confesfus de latror.e transfigurato. K 3  EN HET OOSTEN. 1S1 fa onder die geenen geteld moet worden, welken men het minde kent, naardien men er noch eene gedrukte, noch eene gefchréven gefcheidnis van heeft; men ïstli ns bézig om er eene lijst van te maken , want hetgeen men tot dus verre in de boekerije gebruikt, is veeleer een onvolkomen opdel over- eenige boeken, dan eene naamlijst. Zij bevat omtrent 50 duizend deelen gedrukte boeken, en eene aanzienlijke mjnigtc van handfchriften. 'Onder de laatdcn is een latijnfche bijbel oppergament, in folio, ten minden 800 jaaren oud; men vind er de plaats van joi-iannes in [1. Joh. v. 7.I van de drie getuigen in den hémel. Een Hebrecuwsch handfehrift ,,in quarto, overïl met de 'mafora en met dippen; DANiëL en ÊsitA daan aan het einde. De vijf boeken van moses in het Ilebreeuwsch, in octavo, met de pfalmen van david op den kant. De vijfhoeken van moses, in quarto, zonder dippen ; doch aan het einde van het bock 'zijn de dippen er bij gezet. Een Grieksch handfehift van alle vier de cuangelisten , in octavo, op pergament, cn de Canonts voor in; van de négende eeuw. Een Grieksch handfehrift, in twaalve, op pergament, vrij oud, het bevat de handc ■ lingcn der apostelen , vervolgens den brief van jakobus, dan de twee brieven van petrus , na dezen dc drie brieven van johannes • daar na den brief van judas , aan welks einde daat tia«? rut tvr* xateXt**} imseXKi. Alsdan volgen alle dc brieven van paulus in derzelver gewooue orde, zo dat die aan de Hebreen het laatst daat. De openbaringe van joiiannes is er niet. De hiervoorgcmelde plaats van johannes ontbreekt hier, gelijk in alle de Griekfche handfchriften , die ik gezien heb; daaiëntégen vond ik dezelve in alle de handfchriften der Fulgata, die M 3  lts REIZE DOOR EUROPA mij te voren zijn gekomen. Hier vind men ook het Cirth nicon Eufebii op pergament, in folio. Op de eerfte bladzijde ftaat eene bezwéring bij god , dat degeen, die dit handfehrift affchrijft, bet affchrift zorgvuldig met het oorfpronglijke zal vergelijkencn a'le mogelijke nauwkeurigheid aanwenden, ook moet hij in het afgefchréven exemplaar deze bezwéring getrouw ter neêrftellen ; er word een vloek uitgefproken over dengeenen, die dit alles niet doet. De naam des zaligmakers word hier jiiRSf's gefchréven : van zijne geboorte word gezegd : j hesus nascttur Olytnp.CXGIÏÏ.Anna Mandi VCLXXXX. Dit tijdboek is zeer wél gefchréven, ook volledig, névens Ilieronymus Presbyter en Prospers bijvoegzel aan het einde. Uier is ook Augustini fermo de converfione St. Pau'li etc. een der oudfte en raarfte handfchriften in Europa ; het is op Egiptisch papyrus gefchréven , hoewel niet alle bladen , zijnde doorgaans om het andere van pergament, Dit Egiptisch papyrus gelijkt naar een dun beuken plankje, of fpaantje, dat tot den band van een bock wel gebruikt word, Montfaucon heeft er eigenhandig op gefchréven: Huuc codicem ex Papyro Aegyptiaca vidi et evolvi, et fexto velquam tardïsfimefeptimo fieculo fcrip* turn judicavi. Fr. bernardus de montfaucon. Het is een drukfeil, dat zij inkeisler'sreizen, indenaiften brief, bl. 184 [Néderduitfche vertaling], de Latijnfche rédevoeringen van hieronymus genoemd worden, want zij zijn van AUGusTiNur. Insgelijks is hier een boek, dat uit plankjes beltaat, en waarop de huishoudingsrékeningen van koning filip den schoonen in het latijn ftaan, het is van de 13de eeuw. Dit is het tweede deel, het eerfte, zegt men, is te Florence. Men vind hier veele  ï86 REIZE DOOR EUROPA voet loodregt hooger,dan het oppervlak van het meirvan Geneve, en wel 14000 voet hooger, dan het oppervlak der zee. De berg Salev, bij Geneve, is omtrent 3000 voet hooger, dan het oppervlak van het meir, de berg Jura 4000 voet. Hij heeft ook eene bijzondere waarneming gedaan, die aan reaumur niet is bekend geweest, dat het kokend water op eene hoogte dezelfde hitte niet heeft, als in eene vlakte, doordien het wêerglas verfchillende graaden van warmte aanwijst. Ik zal hier zijne eigen woorden gebruiken: La chaleur de Peau bouillante au niveau de la mer fur une divijion de 80 degrés, comprife entre le point de la congèlation & celui de Teau bouillante, est plus chaude dun dixieme, ou aux 8 degrés environ, que fur une élevation de 9300 pieds au desfus du niveau de le mer, op welke hoogte delugtwégcr op 19 duim ftond. De andere broeder, de heer guileaume antoine de euc , heeft een zeer groot en pragtig kabinet met hoorns cn fehclpen, en, dat nog het zeldzaam ftc is, hij heeft éven zoveel verlténingen van het zelfde gefiagt, waarvan de hoorns zijn; als bij eene lade met hoorns heeft laten z-ien, toont hij vervolgens ook de verlténingen tot dezelven behorende, en die den hoornen zo wél gelijken, dat men zig er in zou kunnen vergisfen. Ik geloof nauwlijks, dat'iemand zo veele en zonderbaare verlténingen verzameld heeft. Hij zeide mij, dat zo wel de berg Jura, als de Salev, door en door van kalkfteen waren; dat daarëntégen de Alpen niets bevatten, dan bergkriltal, fchaliën en kézelfteen. Verders onderrigte hij mij, dat het witte op de Alpen geen fneeuw was, maar ijs, en dat zij groenagtig zijn, als men er nader bij komt, als méde, dat het ijs ©p de Alpen op zommige plaatzen over de 100 vademen  EN HET OOSTEN. iSj dik was. Het régent nooit op de Alpen; als het benéden régent, fnceuwt het boven, wégens de groote hoogte. Thans zie ik uit het venfter, dat het op den Salev fneeuwt, die nogthans met de hoogte der Alpen in geen vergelijkinge komt, hij is reeds geheel wit, terwijl het overal in de ftad régent, het welk altoos in het voor-en najaar plaats heeft, als de lugt koud is; ondertusfehen heb ik hiér ook gezien, dat het, op warme dagen , op den Salev régent, het welk op de Alpen nooit gebeurt. De heer de luc fprak ook van de diepte van het Geneeïsche meir. Het heeft op zommigc plaatzen, daar het op het diepfteis , 160 vademen diepte, elke vadem gerékend op vijl' en een halve voet. Dit is tusfehen Laufannetu Meiieri. Zomtijds is het zo fteildicp, dat het reeds op den afrtand van eenen roerfchoot van den oever 100 vademen diepte heeft. Onder dc kunftenaars te Geneve verdient inzonderheid de heer iiubert geroemd tc worden. Hij fchildert fraai, ik zag bij hem veifJieiden (lukken, die naar de Aeneas van virgilius gefchilderd waren; hij zeide, dat hij geen zo groot fchilder kende, als virgilius, dien hij ook van buiten kent. Hij bezit ook de zonderlinge kunst, dat hij in kaarten of papier, welke beeldnis hij wil, kan uitfni}den,en dat zonder er op te zien. Hij fnecd den heer van voltaire in eene kaartc, en gaf het mij; het gelijkt hem zeer. Zijn jonge zoon drukt niet alleen zijne voctilappen, maar zal hem ook, gelijk de vader zelf zegt, door den tijd overtreffen. De heer liotard is ook een goed fchilder; hij is lang te Konftantinopel geweest, doch houd zig thans in Parys op. Ik bezag onlangs zijn kabinet  iSS REIZE DOOR EUROPA hier in Geneve. De'klédingen in zijne fchilderijen zijn bijzonder wél geworpen. Hier zou ik eene ondankbaarheid begaan, indien ik dengecncn, die mij bet verblijf in Geneve zo aangenaam gemaakt, en in zulk een' korten tijd, zowel bij de eerfte perfoonen in het'gemeenebest, als bij de voornaamfte vrienden, in kennis gebragt heeft, met ffilzwijgen wilde voorbijgaan; ik meen zijne doorlugtigheid, den prins breder ik. frans van mecklenburgschwerin , die thans een' geruimen tijd in Geneve Is geweest. Zijne doorlugtigheid heeft ons ongemeenè gunst bewézen, ons fchier alle .dagen bij hem verzógt, gastmaalen gegéven, wa..rop de voornaamften uit de regéring en dc geleerden méde genodigd werden , cn ons voorgedragen aan dezulken, met welken wij. kennis moesten maken; hetwelk van die gevolgen was, dat wij tegelijk met den prins op Veele plaatzen verzegt werden, en wijl de aamrienlijkftcn thans meeftendeels buiten op hunne landgoederen zifu, heeft de prins ons in zijn éigen rijtuig op alle de bezoeken, die hij deed, médegenomen.' De prins is in de republiek iri'zeer groot aanzien en word zeer bemind, zelfs komt de ganfche wagtinhet geweer-, als zijne door-' lugtigheid voorbijrijd; en om die réden geraakten wij eerlang en zeer wél in kennis bij de aanzienlijkften der ftad, die ajlesa ons kwamen bezoeken. ' Ik heb dit den heer van uesedom, koninglijken Zweedfchen kamerheer, ridder en kommandeur van den rooden adelaar, te danken die met den prins hier is: hij is een heer van een doordringend verftand, en heeft het édehnoedigst en téderst hart, dat men ooit kan vinden. Gelukkig is de prins,;  EN HET OOSTEN. 1S9 gelukkig het land, waarover hij zal heerfchen, gelukkig de heer kamerheer zelf, die de drijfveer tot het wélzijn van een gansch volk in handen heeft. De prins is ongemeen vriendlijk en innémend, en fpeelt dikwijls met mij op het fchaakbord. Zijn oom, de thans regérende hertog , die geen kinderen heeft, heeft hem juist herwaard gezonden, op dat hij zig in eene vrije republiek eene vaderlandsgezinde denkingwijze zoude eigen maken. Hij is ook twee jaaren in Laufanne, en nu éven zo lang hier geweest, en zal denklijk nog twee jaaren hier blijven. Welk eene vreugd, eenen prins te zien, beftemd om te regéren , van deuwelken men veel verwagtiftg kan hebben ! Mylord stanhope is met Mylady zes jaaren hier geweest, om zijnen zoone eene goede opvoeding te géven. Het was de vader van dezen lord, die Mahon bemagtigde, waarom ook de oudfte zoon in het gefiagt altijd graaf van Mahon heet. Hij is een geleerd heer, heeft homerus agtmaal, en demqsthenes verfcheidenmaal gelézen; hij heeft eene boekverzameling, waarin men de fraaifte boeken in dc Griekfche, Latijnfche, Franfche, Engelfche en Duitfchc letterkunde vind. Wij hebben de eer, dikwijls bij hem te zijn, hij heeft ons ook verfcheiden reizen een bezoek gegéven. De koninglijke Franfche refident, de heer hennin , heeft ons veel beleefdheid bewézen. Hij heeft eene groote boekerij van 8 of 9 duizend banden, onder dewelken veele Zweedfche boeken zijn; hij verftaat het Zweedsch, is, in het jaar 1756, in Zweeden geweest, heeft ook Zweedfche handfchriften met de geheirafte anecdoten van den rijksdag, in verfcheiden deelen gebonden, ook verfcheiden handfchriften van de Zweedfche bergwerken.. Ik zou nooit vervvagt heb-  ioo REIZE DOOR EUROPA ben, dergelijke zaaken in Geneve te vinden. Voorléden week ontmoette ik bij hem eenen Italiaanfchen graaf, sagromoso van vekona, ridder van Malta, die mij in het Zwcedsch aanfprak; hij is, in het jaar 1747, in Zweeden geweest, en iprak, zo wel als de refident, met veel lof van dc Zweeden. Hetzelfde doet de heer predikant volaire, die 15 jaaren in Zweeden is geweest. Om van den heer jennings en zijne vrouw te fpréken, heb ik tot het laatst gefpaard, zij bewijzen ons hier veel goed. heden. He heer jennings heeft onlangs een landgoed met eenen fchoonen wijnberg nabij de ftad gekogt (30). De wijn zal dit jaar niet wél fjagen; de meeste druiven werden door cencn zwaaren hagel vernield, die in het laatst van augustns hier omftreeks viel, zn groot als hoender eijeren was, en de boomen van hunne fchil beroofde. Het zal wel tijd zijn, dezen langen briefte eindigen; doch eerst nog een woord van de aangenaame landftreck om Geneve. Het Genecfsch gebied is ccn omtrek van 15 mijlen, op het land zijn 11 kerspclkcrken,omtrent 40 of 50 dorpen uitmakende. Dc grenzen van dezen omtrek zijn zeer onrégelmatig, ten aanzien van de verdéling der landen. Voor het overige is het land anders zeer fchoon mctdcbekoorlijkfte uitzigten : Tuinen, wijnbergen, meir, berg Jura, Salev en Sion, met ijs bedekte Alpen , wouden, weiden, de vloeden de Rhone cn de Arve, daalen, fraaije huizen, zeilende fchépen op het meir en dergelijken géven zulke fraaije en fchilderagtige gezigten en toneelcn , als men ze nauwlijks ergens elders vind. Het ge- (30) De heer jennings was koninglijke Zweedfche hofinarfchalk en ridder van de uoordfter.  EN HET OOSTEN. 191 tal der inwoners in Geneve bedraagt tusfehen de 25 en 30 duizend; men wil niet, dat het grooter worde. Nu behoeft deze brief évenwei niet langer te worden. DERTIENDE BRIEF. Reize naar Lion — Boekerij te Lion — Roomfche oudheden bij Orange — Avignon — Aix — Lofwaardige daad van den heer Barthelemy — Van den heer Guys. Marfeille, den 1 Sden november, 1770. J0)en 25ftcn octobcr vertrok ik van Geneve, alwaar ik niet gedagt had, zo lang te blijven, maar het vermaak en het gezclfchap, waarvan ik in mijnen laatften brief gemeld heb, hielden mij daar. Ik was wei voornéniens, om naar Laufanne, dat ik op eene hoogte in Savoye, buiten vóór Geneve, zag, en vandaar naar Bern te reizen , om den grooten haller te zien, maar de tijd was te kort, en de duurte in Geneve en Zwitzerland zo gevoelig voor de beurs, dat men deze reis moest laten. De heer van haller is te Bern niet in dat aanzien, zegt men , welk zijne verdiende hem anders bij de ganfche waereld doet gewinnen. Bij de Geneeffche onlusten heeft hij partij gekozen, en het met de burgerij gehouden , dit heeft hem bij den raad van Bern gekrenkt. Zijne doorlugtigheid , de prins van Mecklenburg, en de  194 R E ï Z E DOOR EUROPA zijn ook Gregorii Nazianzeni Opera in een Grieksch handfehrift leesbaar gefchréven. Een kruidboek, op pergament getékend , dat men agt, 6 honderd jaar' oud te zijn. Pfinü Historia naturalis op pergament. Onder de gedrukte boeken zijn hier veelen van de oudfte uitgaven , die thans zeer raar zijn, als Titus Livius op fraai pergament, 2 deelen in folio, Venetië 1470. gedrukt door vindelin van Spiers. Plinii Historia naturalis , insgelijks op pergament, 2 deelen in folio, Venetië, 1472, bij njkolaus jenson. Cicero in vier deelen in folio, Medioiani 1490 en 149S, dien men van groote waarde houd, wijl hij zeer raar is; hij is door alexander munitianus gedrukt. Het joumal des Sfavans , van het jaar 1725, fpreekt met veel lof van dezen druk. Men vind hier ook een' Dia Caspus, overal aan den kant met de eigenhandige aanmerkingen van henricus stefanus volgefchréven. Hier zijn alle foorteu van vceltaalige bijbels. Verders is hier een werk, dat misfehien het zcldzaamfte in gansch Europa is; namelijk, Eene algemeene gefchiednis yan China, gedrukt te Peking, 30 deelen; elk deel is 14 duim lang, cn 7 duim breed. De jefuit parenin heeft dit kostbaar werk aan deze boekerij gefchonken. Naast de boekerij is ook een kabinet van oudheden , bevattende muntfpéciën van Roomfche keizers , Sirifciie, Egiptifche en andere gedenkpenningen. Het raadhuis is zeer fraai; als men den grooten trap opgaat , ziet men verfcheiden fchilderijën , verbeeldende de verwoesting van Lion door eenen brand, onder de regéring van nero. Dezelve gefchiedde in den nagt; en toen de buitenlieden den volgenden morgen kwamen, om, als naar gewoonte, zig hunne waaren kwijt te maken, zogtcn zij  EN HET OOSTEN. 195 Lion in L'wn zelve, zo ganschlijk was de ftad afgebrand. Seneka fprcekt er met veel nadruk van in zijnen 9iften brief; onder anderen zegt hij: una nox interfult int er urbem maximam 'et nullam. Van buiten aan het gebouw, aan den kant naar de plaats, ftaan deze vaerzen: Flumineh Rhodanus qua fe fugat incltus undis, Oiiaque pigro dubitat flumine mitis Arar, Lugduuumque jacet antiquo novus orbis in orbs Lugdunumque vetus orbis In orbe novo. f2j'od nolis alibi queeras, bic queere quod optas, Aut hie aut nusquam vincere vata potes, Lugduni, quodcunque 'potest dare mundus habebis, Plura psta.s, hac Urbs et tibi plura dabit. Bij de ftad ziet men nog overblijfzels van de oude waterleiding der Romeinen: nog onlangs heeft de heer l'orsieau eene befchrijving daarvan uitgegéven, die ik bij de boekverkopers te Lion te vergeefs zogt, fchoon zij daar gedrukt is. De boekverkopers zijn hier in het geheel zo gedienftig en beleefd niet, als te Parys , daar men aanftonds een boek bezorgt, al moest het ook nog zo verre gehaald worden. Ik ontmoette hier ook den heer cogel, eenen beroemden Zweedfcben fchilder, die verfcheiden jaaren buiten 'slands geweest is; hij is zédert vier jaaren tc Lion. Indien gij wilt wéten, hoe de heer rousseau er uit ziet, maakt dat gij het afbeeldzel, krijgt, dat de beer cogel van hem gemaakt heeft$ hij heeft hem wel fteelswijze moeten fchetzen, ais hij bij ecu' vriend van den heer cogel ten éten was, irraar desniettégenftaande is het zo wél getroffen.., dat .ik den heer N 2  EN HET OOSTEN tot omlïandighcden lnm niet toelieten , de brandende begeerten des zoons tot de wétenfehappen, of zijne reis naar Parys, als het middenpunt der geleerdheid, in het minste te onderfchragen. Te Parys komende, hoort hij veel goeds van den heer abt bartiielemy fpréken, gaat derhalvcn bij hem , geeft hem zijne neiging tut de letteroefeiiinge te kennen, verzwijgt zijn gebrek aan middelen niet, verzoekt hem, de goedheid te hebben van hem ergens in een huis eenen dienst te bezorgen. De heer bartiielemy verzoekt hem, in zijne lecroefeningen voordtegaau , zonder zig te bekommeren , en belooft hem alles, wat hij nodig heeft. Van dien dag at" geeft hij hem twee Louis cïor 's maands, of 48 livres aan geld, voords kléderen, boeJ ken, en andere behoeften,doch verbied hem,met iemand daarvan te fpréken; cn indedaad heb ik te voren nooit een woord daarvan gehoord, fchoon de heer abt baudisson met mij tc Parys veel verkeerd heeft, en ik een ooggetuige van zijne ongemeene vlijt en groote vordering gegeweest ben, en dus uit vriendfeh ap zijne nabeftaanden in Aix bezogt. De heer baudisson fchreef egter aan zijner moeder broeder, eenen geestlijken bier in Aix, van de ongemeen groote wéldaaden, die de heer bartiielemy hem dagelijks bewijst; de oom fchreef hierop aan den heer bartiielemy en bedankte hem; het voortref lijk antwoord , dat de heer bartiielemy hem fchrijft, is een proef van eene regt grootmoedige deugd. Zulk eene vind ik al zo groot, en zelfs grooter, dan de nieuwe en groote ontdekkingen , waardoor de heer bartiielemy zig in de waereld zo bekend genrakt heeft, dat men van hem , die het Europa de eerfte geleerd heeft, den tijd kan rékenen, wawm men in ftaat is, om Phénififche cn Palmyreeufclie. N 5  *oi REIZE DOOR EOROPA opfchriften te kunnen lézen, waartoe men te voren niet eens het alphabet • kende. Zijn antwoord Ifrekt het menschdom tot zo veel eere, dat ik het hier woordlijk zal plaatzen. Monfieur! Vous aujoutez trop de prix fans doute d Vin~ tirêt, que je prends è Mr. PAbbé de Baudisfon. Sa douceur, fes moeurs, fes talens & fon gout pour le trayail doivent en infpbrer d tous ceux qui ont Phonneur de Ie connoitre. Je m'imagine que le parti qu'il a pris de lui-mêmc pour ralui ét re avantageux dans la fiuite. II me paroit conlens, je le fuis beaucoup de fon application d Pétude. La feule chofe, que fai e a lui reprocher, c'est d1être entré avec vous dans des details, que je Pavois prié de cacher a tout le monde. Le peu , que je fais pour lüi, il l'auroit fait pour moi, fi favois eté a fa place & lui d Ja miemie. Croyez, monfieur, qu'il medoit moins , que je ne lui dols, puisque fans me connoitre, il m'a temoigni une confiance, qui m'a fiatté , cjf que je ne pourrai jamais asfez reconnoitrc. J'ai Phonneur d' être avec un refpecftteux attachement, Monfieur, Votre tréshumble & trèt tbéisfant ferviteur. Paris, le \$Avril, 1763. barthelemy. f_ Mijn heer! Gij Helt voorzéker tc veel prijs op het belang , dat ik in den heer abt de baudisson neem. Zijne goedhartigheid, zijne zéden, zijne bekwaamheden en zijne liefde voor den arbeid moeten allen, die de eer hebben kiem tè kennen, agting voor hem inboezemen. Ik deuk  EN HET OOSTEN. 203 dat de keuze, die hij uit zigzelven gedaan heeft, hem tin vervolg voordelig zal kunnen wezen. Hij fchijnt te vréden te zijn, en ik ben zeer voldaan over zijne vlijt in de leeroefeninge. Het eenigfte, dat ik in hem zou hebben te berispen, is, dat hij zig over omftandigheden jegens u heeft uitgelaten, die ik hem had verzogt, voor elk geheim te houden. Het weinige, dat ik voor hem doe , zou hij voor mij gedaan hebben, indien ik in zijne plaats en hij in de mijne was geweest: Geloof, mijn heer, dat hij mij minder verpligt is, dan ik hem verfchuldigd ben, dewijl hij, zonder mij te kennen, mij een vertrouwen heeft betoond, dat mij gevleid heeft, en dat ik nooit genoeg zal kunnen erkennen. Ik heb de eer met eene eerbiedige,genégenheid te zijn, mijn heet! uw zeer ootmoedige en, zeer gehoorzaame dienaar. Parys, den 15 April, 1768. »iri • i r' ni 'rbfï! i 1 1 •>••% :• ■jnM^.bmauaii^OW* bartiielemy.] Hoe fchoon fchildert zig hierin niet het édel hart van den heer barthelemy, inzonderheid in die verhéven denkwijze. De-heer baudisson heeft mij minder, dan ik hem, te danken*, zulke wéldoeuders zijn zowel bij ons, als op andere plaatzcn, zeldzaam': ondertusfehen kunnen er veelen zijn, die men niet kent. Ik ken er ten minsten éénen in Zweeden, die volkomen het zelfde, en nog meer, dan de heer abt bartiielemy, gedaan heeft, nadcmaal hij vrouw en kinderen , doch dc heer bartiielemy geen van beiden heeft. Zal ik hier zijnen naam verzwijgen? — Zülien alleen flegte bedrijven in de wae-  $o4 11 E I Z E DOOR EUR O P A reld bekend worden, en dolfe tot fpréken géven, cn goeden verholen blijven? ~- Neen, mijn hart ondervind te veel vermaak, in wéldoenders te doen kennen, die, ter aanprikkclinge van anderen tot dergelijken édele daaden , zulke voortreflijke voorbeelden nalaten, dan dat ik hem langer zou kunnen verzwijgen: het is de lieer doktor hausWolf te Stokholm Ik moest u bij zulk eene goede gelégenheid dit volmaakt gelijk voorbeeld doen kennen. Men ziet, hoe elk land zijne deugden heeft, en vcrfchillende hémel - cn landdreeken, zelfs verfchillendc godsdienften, opvoedingen en zéden, de aandoeningen van een gevoelig hart niet kunnen verdikken. Van Jix kwam ik den gden van deze maand herwaard' naar Marfeille. Ik had goede aanbcvélingen van den heer jennings te Geneve aan den Zweedfchen konful, den heer fölsch, die ons veele beleefdheden bewees. Van Parys hzdik brieven aan een' aanzienlijk' koopman alhier, guys genoemd, eenen der vermogendden in de dad; hijheeft den titel van Sécrétraire du Roi, en, het geen bij een' rijk' koopman nog zeldzaamer is, hij is een zeer geleerd en tévens befcheideii man. Het was de heer guys, die met den heer thomas, in 1761, om den prijs voor (30 De heer doktor j. c. uauswolf was in het laatst op- perprédiker der kerken te Clara en Olof, en Jsfesfor van den ftadskerkenraad te Stokholm. Hij ffierf ia het jaar 1773. £Ik, die zijne uitmuntende hoedanigheden en verdiensten kent, eert hem als eenen geestlijken, die door wétenfehappen, kundigheden , getrouwe waarneming van zijn ampt, die niet zonder vrugc tvas, édele denkwijze, menfcheuliefde e. z. v. zijnen ftand toe eere geweest is. ....  EN II E T O O'S T E N. -05 i de lofréde op Duguay-Trouln in aanmerkingc kwam. Den heer guys werd het acces fit toegewézen, en de Aca1 demie Francoife befloot, dat zijne lofréde ook gedrukt zou worden, gelijk gefchiedde. De brief van den heer : duclos, in naam der Akademie, aan den heer guys ge! fchréven, en'waarin hij wenscht, dat de Akademie twee prijzen mogt hebben om uittedélcn, is er bij gedrukt; als méde de fraaije brief van den heer thomas aan den heer guys , en het voortreflijk antwoord van den laatflen aan j den heer thomas ; zij dienen tot een voorbeeld voor al\ len, die onderling médedingers zijn. De heer guys is médelid van de koninglijke Akademie der wétenfehappen en fraaije kunsten hier te Marfeille, welke onlangs den heer kardinaal bernis , Franfchcn gezant te Rome, tot i haaren voorllander verkozen heeft. Thans laat de heer ■ guys zijne Fbyage historique & litteraire, ou lettres fur Ia Grece, te Parys drukken (32). Het zijn zeer aange; naame brieven, welken de heer guys aan eenen zijner vrienden te Parys, gedurende zijn veeljaarig verblijf te Konftaninopel', gefchréven heeft. Nu heeft hij deze brieven overgezien, met eenige aanmerkingen vermeerderd, en in druk gegéven. Zo veelen als er van dezelven gedrukt zijn, heb ik met genoegen gelézen; zij zullen twee deelen in 8 0 uitmaken: het eerde deel zal de zéden cn gebruiken der hédendaagfche Grieken bevatten ;hij bewijst, (32) Dcgeheele titel van het werk van den heer guys is: Foyage litteraire de la Grece & lettres fur les Grecs anciens £f modernes avec un paral'el de leurs moèu fs; par Mr. guys , Negociant. Het is, in i~~2, ook in'het Hoogduitsch vertaald v.in de pers gekomen.  ao6 REIZE DOOR EUROPA dat zij volkomen met de zéden der aalonde Grieken ovefeenftemmen, gevolglijk, dat het karakter der natie geen verandering ondergaan heeft; in het laatfte deel word hetzelfde,ten aanzien der kunsten, bewézen. Hier worden verfcheiden duistere plaatzen in de Griekfche fchrijvers, op eene geheel nieuwe wijze, uit de gebruiken., kléding, lévenswijs, c. z. v. der héden aagfche Grieken opgehelderd; het is een zeer nuttig werk voor de geencn, die in deze landen reizen. Alle de gecnen, die daar geweest zijn, of daar over hebben gefchréven, hebben zig met de overgcblévcn. gedenktékens, fteeuen, gebouwen, opfchriften, en dergelijkcn bézig gehouden; als de abt fourmont, GRiv, gronov, spon, cn anderen, gelijk ook onlangs nog le roi (*); maar de heer guys is de (*) Zédert, in 1776, is nog in het licht gekomen, ffayeïs tfi Greece , of Reize in Griekenland, van den heer richard cüandler , welke, névens de heeren revett en pars , op kosten van het genootfehap van Dilettant;, in Engeland, eene rèïzé naar eenige deelen van het Oosten gedaan heeft. De Neêrduitfche vertaling van dit werk ftaat, binnen kort, uittekomen. Verders heeft men van deze'reizigers nog: 1) Tra»efs in Afta Minor, of Reize door Klein- Afië, .waarvan de Neêrduitfche vertaling in het afgelopen jaar is uitgegéven; 2) Infcriptiones. Antiqua, pleraquc nondum edlt.-c: in Afia Minori et Grcecia, prafertim Athenk, collecï*; 3) An Ësfqy on the Troad, or a Review af the Geography, Ilistory and Antiquities of the Region of Troy, with other clasftcal and geograp'/ical Esfays; 4) fonian Antiquities or Ruim of niagnificent and famous Buildings in Jonia ; en 5) Rulns of At hens, De Vertaler.  EN HET 'OOSTEN. 107 eerfte, wiens bedoeling was, menfehen te léren kennen. De eerfte brieven fchetzen het karakter af van alle de natiën ,'met dewelken de Europeer tc Konftantinopel verkeert, als Turken, Armeniërs' Jooden en Grieken. De heer guys is een zeer vriendlijk man, en heeft mij hier zo veel goedheid, vriendfehap en vertrouwen bewézen, als of wij elkander zédert lange gekend hadden. Ik ben ook buiten op zijn landgoed geweest; het ligt éven buiten de ftad en heet Bellevue, welken naam het ook met regt heeft. Hij heeft er eene verzameling van aaloude fteenen met Griekfche en Latijnfche opfchriften , als méde beeldfchriften tut Egipte , Smirna , Griekenland en Jt alten. Ik moet hier eenen vriend van den heer guys noemen , die, in zijne wijze van denken, eerder een Zweed dan een Franschman is; ik meen den heer puzos, die in zijne jeugd als fchrijver bij den Franfcheri gezant, den graavc van ■3aint se verin , in het jaar 1738 , in Zweeden is geweest. Schoon hij niet meer dan 20 maanden in Zweeden, en vervolgens 25 jaaren m dc Levant heeft doorgebragt, heeft hij egter de Zweedfche taal, welke de heer kanfelaarijraad berch hem geleerd heeft, nog niet vergéten , hij fpreekt ze nog vrij zuiver. Hij heeft zeer veel agting voor Zweeden en voor zijne Zweedfche vrienden; nooit heb ik een' uitlander ontmoet, die zo verftandigen vaderlandsgezind denkt. Hij bewaart alle Zweedfche munten en gedenkpenningen als een' fchat; onder anderen bezit hij den gouden penning,op koningfrederik, tenjaa•re 1731, als hij uit Hes/en terug kwam, geflagen. De koning heeft dien zelf aan den vader van den heer puzos gezonden , die geneesheer en vvondheeler te Parys , en  *o8 R E I Z E DOOR EUROPA yan wïcn doktor muller een leerling was, die zeer in gunst ftond bij den koning, en door wien de koning de verdiensten van doktor puzos leerde kennen. Deze muller is, waarfchijnlijk, de ecrite geweest, die te Stokholm lesfen in de verloskunde gegéven heeft. Ik heb bij hem voor bet eerst de geheele verzameling van alle de gedenkpenningen gezien, welken iiedi.ixger op de koningen van Zweeden geflagen, en dia bij van dezen, als zijnen vriend, zelf bekomen heeft, gelijk ook eenen op keder, die den heere van voltaire eenigzius gelijkt, zo ook dien, welken iieolinger op zig zeiven heeft geflagen, met het opfchrift LAGQM (*), en op de andere zijde een nagtuil, het zinnebeeld van Athenen. De heer pu. zos heeft ook alle de Zweedfche munttékens. De heer guys cn de beer puzos veréren mij met aanbevélingsbrio ven aan eenen hunner vertrouwdfle vrienden tc Rome. Zo moet ik dan, na P Is le de France, le Gastinois, la Gaule, een gedeelte van Champagne, Bourgogne, le Franche Comtè, Zwitzerland, Gex, Geneve, een ftuk van Savoye, Bugey, Bresfe, leLionnois, le DaupYmè, Orange, Avignon , Fenaisfin en Proveuce doorgereisd te hebben, mij aan wind en weeder overgéven, en de Middenlandi'che zee beproeven. Ik doe éveneens als de trekvogels, ik ontvlied den winter; het was in Geneve reeds wij koud; op het laatfte van mijn verblijf aldaar rijpte het er reeds zommige nagten. Toen ik naderhand in Provencelvmm, vond ik het er zo heet als in'den zomer; thans begint het te Marfeille al wat koud te worden, nu haast ik mij van hier O Juist van pas; zo veel als wdzen moet; noch te veel noch te weinig.  £t« REIZE DOOR EUROPA die landen. Dc Levantfche handel, die hier om zo te fpréken zijnen zétel heeft, heeft bij den tégenwoordigen oorlog ecnigzins geléden. Deze handel en bronwel van Marfeilles rijkdom was, in de jaaren 1719 en 1720, voor de ftad ten uiterften rampzalig, wijl een fchip van Sayde de pest herwaard bragt, welker droevige rampen in verfcheiden fchilderijen op het raadhuis lévendig afgebeeld worden. Men gebruikt tégenwoordig ook de mogelijkftc voorzorg tot verhoeding van dergelijke onheilen, een fchip, komende van eene plaats, die maar eenigzins ververdagt is, moet voor eenigen tijd, het zij lang of kort, ftriktlijk de quarantaine, of proefdagen, houden; de zieken worden bezorgd in een ziekenhuis, dat als eene ftad op zig zelve, een goed endwegs van daar gelégen, en van tweemuuren omgéven is. De pest kan daar dikwijls wézen , en verfcheidenmaaien in een jaar woeden, zonder dat men in Marfeille er in het minfte van weet. De brieven, vandaar naar de ftad komende, worden in wijnazijn gedoopt, en den eigenaaren zo nat ter hand geftcld. Op dezelfde wijze handelt men met de brieven van de fchépen, die proefdagen houden, of van andere verdagte plaatzen komen; indien zij zelfs van eene plaats komen, daar de pest heerscht, dan worden zij te deeg gerookt, terwijl men ze met een tang aantast, e. z. v. Ik zal niet veel zeggen van de ongelukkige lieden, die hier op de galeijen zitten; daar is cr omtrent 7 of 8 honderd. Het is al vrij gemaklijk om in Frankrijk op de galeijen te komen ; zomtijds gebeurt het wel om den minften fluikhandel en dergelijken. In vrédestijd worden zij met geen arbeid geplaagd, zij kunnen dan hun onderhoud zclven verdienen; zulten, die het eene of andere handwerk hebben  EN HET OOSTEN. 213 geleerd, bevinden zig daar wél bij. Zij huren eene kraam bij de haven, daar de galeijen liggen, en hier maken zij voor zig zeiven fchoenen, kléderen, uurwerken, e. z. v. doch zij zijn tévens met kétenen aan de beenen gefloten , Zulk eene ménigte van menfchen in de boeijen gekluisterd te zien, is eene aandoenlijke vertoning, die iet fchriklijks heeft', als zij gaan en met de kétenen rinkelen, maakt zulks een vreeslijk geraas. Des avonds moeten zij hunnen arbeid en hunne winkels verlaten, en zig naar de galeijen begéven, waarvan er zes zijn, die digt aan den wal in de haven liggen. Van de haven zal ik naar den fraijen fterren-fchouwtoren klimmen. Dezelve behoorde eertijds den Jefuiten. Hier durf ik van het heerlijk gezigt niet gewagen, dat men daar over de ganfche ftad heeft: de haven, alömme beplant met masten en vlaggen; het voortrcfiijk land, bedekt met tuinen en lusthoven; de volle zee aan de eene zijde, met eene ménigte visfersbooten aan den oever, en verder heen veele fchépen met volle zeilen. De refiexietelescoop, welke hier gevonden word, en in gansch Frankrijk geen wcêrg&e heeft, behoort meer tot mijn oogmerk. Dezelve vergroot de voorwerpen 16 honderdmaal, en brengt ze éven zo veele maaien nader aan het oog. Hij is in Er/geland gemaakt door short , cn heeft 9 duizend livres gekost. De koning van Frankrijk heeft dezen verrekijker naar Marfeille ten gefchenke gezonden; hij zelf heeft zulk een' goeden niet. Op het koninglijk lustpaleis Bellevue is er wel een van denzelfden meester, welke voor de marquifin de pompadqcr gemaakt is, en, uit hoofde van veele kostbaare iieraadjen en verguldingen, meer kostte ; maar hij is niet zo goed , als deze, nademaal hij de O 3  2i4 REIZE DOOR EUROPA helft minder, zo ik meen, maar 8 honderdmaal, vergroot. In gansch Europa vind men maar drie grooter fterrenverrekijkers; namelijk eenen te Kadix, waarvoor de koning van Spanje 12 duizend livres heeft betaald ; den tweeden heeft mylord macclesfield in Engeland; wa.-.r dc derde is, kan ik mij nu niet herinneren. Gij kunt u gemaklijk verbeelden, hoe duidelijk, hoe groot,'en hoe nabij men de voorwerpen door dezen verrekijker te Marfeille befchouwt, wanneer door eenen anderen , die flegts 2 honderdmaal vergroot of nader bij brengt, de planeet venus zig reeds zo groot vertoont, als de maan, als men die met het bloote oog ziet. Door zulk eenen liet de geleerde fterrenkundige, de heer van saint-taques silvabelle , ons eerst zien , toen door een' anderen, die een voorwerp tweemaal zo veel, dat is 4 honderdmaal vergroot. De Zweedfche fcheepsbcvelhebbers, van dewelken er 8 of 9 tégenwoordig waren, die ik méde naar den fterrentoren genomen had, om deze wonderen der natuur te zien, fchepten hierin groot genoegen. Zommigen zeiden , dat het fcheen, als of de maan uit groote krijtbergen beftond, met reeten in dezelven ; anderen , dat zij er uit zag, als gips, e. z. v. Maar het is tijd, dat ik van den beroemden heer sreuVEfpreek, die zo veele nuttige ontdekkingen gedaan heeft. Ik heb zeer naauwe kennis met hem gemaakt; hij heeft mij allerlei foorten van werktuigen getoond, onder anderen een, dat hij uitgevonden heeft, om eene boomolie te maken, die zo goed cn fijn is, dat zij in fmaak en reuk naar eenen balzem gelijkt. De kern der olijf namelijk word van het vleesch te deeg afgefcheiden, en de olie alleen uit het laatfte geperst, daardoor verkrijgt dezelve niet  .A %CKH HB Ui OOSTEN 215 alleen de e'vengerocmde deugdzaamheid, maar blijft onk altijd goed, zonder fterk ol" garstig te worden, ol'eenen valleiien fmaak te krijgen, hetwelk alleen van de kernen komt ; oridertusfehen worden dezen daarom niet weggeworpen , maar men perst naderhand uit dezelven eene andere olie , die zeer garstig , troebel en bruinagtig is , en om te branden , finéren e. z. v. gebruikt word. De beer sieuve beeft van zijne fijne olie aan den koning en andere heeren gezonden , die er ongemeen over voldaan waren. Hij heeft ook een middel uitgevonden, om de olijven te bewaren, dat zij niet wormftékig worden : dit middel beftaat hierin, dat men om den olijvenboom een' of twee ringen maakt van eene foort van teer, welke de heer sieuve bereid. Ik heb hem gevraagd, of deze teer ook niet dienstig was, om andere vrugtboomen tc bewaren; doch, wijl hij zulks niet beproefd iiecft, kan hij er niet met zékerheid voor inftaan: maar tégen het ongedierte, dat de olijven fteekt, ( het is een eruca) is het een behoedmiddel. Hij zeide mij, dat dit onzen handel in teer op Marfeille zou kunnen doen aanwakkeren , dewijl hier door meer daarvan gefléten word. Hij heeft ook eene wijze, om vijgen te bewaren cn tc drogen , zon> der dat zij haaren fmaak en haar fap verhezen, uitgevou) den. Dit gefchied door middel van eene matige warmte, die door een blaaswerktuig, dat men waijer (eventail) noemt, en geftadig op en neêr gaat, overal in gelijken graad verfpreid word. Doch het geen ik nu zal noemen, is van zulk een groot gewigt, dat de regéring hem tot dus verre verboden heeft, hetzelve bekend tc maken, op dat Engeland niet het grootfte voordeel daarvan zou trekken : het is eene uitvinding, om de wol voor de motten 04  2i6 11 E I Z E DOOR EUROPA. en wonnen te bewaren, en wel op eene wijze, dat de wol weekcr en zagtcr en de verw glanziger word, zodat zij naar zijde gelijkt. Dit middel kan ook gebézigd worden aan het geitenhair, dat bij ons te onregt kemelshair of kemelsgaren word genoemd. Meer kon hij mij er niet van zeggen, wijlde hertog van choiseul bet hem verboden had; hij toonde mij egter de wol, die hij zédert veele jaaren bewaard heeft; hij heeft ook voorhedagtlijkzulk ongedierte, dat de wol gemeenlijk vreet, er bij gelaten, maar het ftierf aanfronds. Eindelijk kom ik tot eene ontdekking, die, indien dezelve proef houd, Zweeden tot een China kan maken, en den vreemdling dwingen, om zijde bij ons, gelijk voortijds uit de warme landen, te halen. De heer sieuve heeft eene vlieg gevonden, die eene fijne zijde op alle foortcn van dennen fpint. Deze zijde is glinsterend als zilver, derk en veerkragtig. Ik heb zo wel van het gekorven diertje zelf, als van de zij, de, eenen voorraad aan Europa's Theophrast, den groo^ ten linn^us, gezonden, en zulk eenen hijzonderen en onverwagten tak van koophandel zijner onderzoekinge overgelaten, en daarom zal ik er hier niet veel van zeggen, De heer sieuve heeft verre gereisd, en wel in alle waereldgewesteu; hij is zeemaerftig, en heeft verfcheiden prijzen bij Akademiën , zeli's bij die te Marfeille, getrokken , van welke laatfte hij een médelid zal worden, zodra de Akademie vergadert, want tégenwoordig houd zij viertijd. Ik heb veelen der médeléden hem ongemeen horen prijzen: desniettégenftaande zijn er-ook veelen, die, door eene zékere hartstogt ontdoken, den roem van den heer sieuve niet kunnen dulden, en wier zwakke oogen zulke dékende draalen, die zijne vlijt, kundigheid en  EN HET OOSTEN. t%7 ontdekkingen van zig fehieten, niet kunnen verdragen. Ik moet évenwei een woord van deze Akademie gewagen , fchoon dezelve nog geen verhandelingen heeft uitgegéven. Zij noemt zig Academie des Belles Lettres, Sciences & Arts, en is, ten jaare 1726, geffigt door den marfchalk van villars, die, in 1733, ook een fonds gaf voor eenen prijs, beftaande in een' gouden gedenkpenning, ter waarde van omtrent 300 livres. Op de ééne zijde ziet men het borstbeeld van den marfchalk, op de tégenzijde twee lauwriertakken als een' krans gevlogten, met de woorden: Premium Academie Mas(ilienfis. Dezelve word, beurtlings, voor een gefchrift in ongebonden ftijl, of in vaerzen, uitgedeeld. De hertog van villars, die den marfchalk, in 1736 , als voorftander der Akademie opvolgde, heeft een' nieuwen prijs ingeheid van een' penning van dezelfde grootte; deze vertoont op de ééne zijde het borstbeeld van den hertog, en op de andere een genie, houdende drie kranzen in de hand, met de zinfpreuk: Doctarum pramia frontium. Dezelve word gegéven voor een gefchrift, in welk gedeelte der wétenfehappen het ook mag wézen. Voor weinig tijds, als de hertog overleed, heeft de Akademie den kardinaal de rernis , wiens goede fmaak en kundigheid in de wétenfehappen en fraije kunsten algemeen bekend zijn, tot haaren befchermer verkozen. Hij heeft thans zijn verblijf te Rome, als koninglijke gezant bij den paus. Ik hoop eerlang de eer te hebben, mij aldaar bij dezen zo algemeen geroemden heer bekend te maken, dewijl ik aanbevélingsbrievcn van Parys aan hem'[heb. Zijne eminentie heeft in het verzoek der Akademie gunstig bewilligd, en aangenomen , de plaats van voorftander te O 5  «8 REIZE DOOR EUROPA bekléden. Gij zult u mogelijk wel herinneren, dat deze heer, voor den hertog nfe chöiseul, ftaatsdienaar en geheimfchrijver was. Naderiiand is hij kardinaal geworden. De Akademie heeft de eer, onder haare buitenlandfche medegenooten tc tellen den heer rijksraad, graave van itöpken. Hier is ook eene Academie depeinture& de fculftare, die in 1753 gefdgt is. Insgelijks eene Academie de MujiqUe, welke tweemaal in de week, in eene groote zaal, die eigenlijk daartoe gebouwd, en zeer wél vcriierd is, zeer fraije concerten geeft voor eene talrijke vergadering van beiderlei gedagten. Een vreemdling betaal: niets voor dc intréde. Voor dat ik Marfeille verlaat, moet ik met een woord of twee melding maken van een klein bock, door een geleerd en verftandig médelid der Akademie alhier uitgegévcn : Lettres de Mi lady Worthley Montague, écrites pendant fes voyages en diverfes parties du Monde ;> traduit es de F Anglois. Troifieme partie, pour fervir de fupplément aux deux premières. On y a joint une rèponJe a la critique, que le joumal Enclycopèdique a faire des deux premières pariies de ces lettres ; par Mr. G. . . de Marfeille. a Londres, Q? fe trouve a Paris chez la veuve Duchesne, 1768. in 8°, groot 192 bladzijden. De heer guys, een vermaard koopman alhier, wiens kundigheden, goeden fmaak, en regtgeaarten inborst ik in mijnen vorigen brief befehréven heb, is de fchrijver van dit boek. De voorréde begint hij aldus: Milndy Montague est une des femmes les plus célebres de ce fiecle , £f ce lïest pas föttlèmeni a fon esprit & a fes talensf qiïelle d"it fa célébrité: eest a clle que toute FEurope est redevabie de Tètablisfemcnt précieux de Finoculation;  EN HET O ü S T E N. 229 en dc.latijnfche naam Centumcellce komt waarfchijnlijkvan de oude Roomfche bezetting, die hier haar kwartier had, dat in 100 vertrekken verdeeld was. Van Cevita vechia tot Rome Tékent men 42 Itaüaanfche mijlen, welken omtrent 7 Zweedfchen uitmaken. Het land is woest, en nauwlijks ziet men hier of daar eené ellendige herberg, zo armoedig, dat men ze met meer regt bij de karavanfera's in het Oosten kan vergelijken, dan bij onze Zweedfche zogenoemde waerdshuizen , gelijk de heer abt expilly in zijne Geographie BLmuel doet, als hij van den weg naar Stokholm fpreekt. Het land is met myrten en andere druiken bewasfen, onbebouwd cn onbewoond; en die van zijne jeugd af van de vlijt en arbeidzaamheid der Romeinen gelézen heeft, dien komt het wonderlijk voor, als hij het land en deszelfs hédendaagfche bewoners zc veraart vind. Wat verder naar Rome, is hel iet béter; ten minften ziet men hier en daar eenig bebouwd land, doch het is'niet te vergelijken met de wélbebouwde dreeken. die men alömme in Frankrijk ziet. De bede hoogten , die tot wijnbergen zouden kunnen dienen, zijn alleen met gras bewasfen; het land is overal vet en vrugtbaar, er ontbreekt niets, dan naerdige handen, om het te bebouwen. Men fchrijft het aan de flegte en ongezonde lugt toe, waarvan de oudde fchrijvers nauwlijks gewag maken. Men kan niet ontkennen , dat de menfehen in Rome eene lévendiger verwe hebben, cn er gezonder uitzien, dan de geenen, welken nader •aan de kust wonen, doch ik ben verzékerd, dat indien het land tégenwoordig bebouwd werd, gelijk voortijds, de' ongezonde lugt ras zou moeten verdwijnen. Voor allen, die dezen weg komen, ziet het er beklaaglijk uit; P 3  S3Q R E I Z E DOOR EUROPA den beiden Spanjaarden, die in ons gevolg waren, geviel noch het volk, noch het l..n . Het verdient opgemerkt te worden, dat zij geen enkel woord Italiaansch geleerd hadden; évenvvel fprakeu zij overal met het volk, en kwamen met het Spaansc'i te regt, zij verftonden elk en werden van elk ver taan: zulk eene nauwe overeenkomst is er in deze taaien, en dit bewijst ten deele het geen ik u hier voor gezegd heb. Maar komt men nader bij Rome, en ziet men het hoog en heerlijk gewelf van de Pieterskerk , de trotzc cypresfen bij de Had, die zig van zeer verre vertonen, dan verheugt men zig, dat men uit de kleine krcupelbosfchen komt, en de ziel word als op nieuw verlevendigd. Ik herinnerde mij daarbij, de uitdrukking van virgilius. Verum hkc tantum alias inter caput extullt urbes , Quantum lenta folent inter viburna cupresfi. Als men vervolgens in de ftad komt, en de grootfte, kostbaarfte en fchoonfte kerk ziet, die op de ganfche waereld te vinden is, het fraaije plein met zijne pragtige Egiptifche obiiisk, twee groote waterkunstwerken, die geltadig gaan, eene groote zuilenftelling (Colonnade), en vier omgangen rondom, die, waarfchijnlijk, baars gelijk niet heeft; daarna, verderop, het graf van keizer adriAan, thans Caftello di fant Angelo genoemd; vaart men over den Tibcr; komt men op httCampus Martius; voorbij de hooge zuil van trajaan met de fraaije verhéven werken, welken de groote daaden van dezen keizer vereeuwigen , e. z. v., dan ziet men , dat men in Rome is. Ondertusfchen zal ik voor het tdgenwoordige, wijl hel papier ten einde loopt, de menigvuldige overblijfzels en  EN HET O O S T E N. 231 gedenktekens van magt en grootschheid, die zo veele bewijzen zijn, dat deze ftad eertijds door de beheerfchers der waereld is bewoond geweest, niet befchrijven; dit is eene ftof voor groote folianten, maar niet voor brieven. Doch op een' ander' tijd zal ik het hoofdzaaklijkfte aanftippen, als ik de gedenktékens genoeg belchouwd en bewonderd zal hebben, welker kennis het eerfte is geweest, dat ons in de kindsheid heeft léren denken, en waarvan men zo gewend is , als van oude en voorbijgegaane zaaken, te lézen en te fpréken, dat men moeite genoeg heeft, om zig zeiven te geloven, wanneer men met zijne eigen oogcn ziet, dat zij nog in wézen zijn. Het dot van dezen reizenden brief, die indedaad eene reis naar Rome gedaan heeft, weije ik der vaderlandsliefde en den Zweedfchen naam. Ik wil namelijk het genoegen hebben, u te zeggen, hoe veel roem en aanzien die hier in Rome heeft. Ik behoef het bewijs van geen voorlang geftorven heiligen, gelijk den heilig erich , of de heilige brigitta , te ontrénen, die hier een klein klooster met een kerk onder hunnen naam hebben. Men fpreekt hier nog overal met agting en bewondering van de geleerde koningin christina, welke buitendien zo veele gedenktékens nagelaten heeft, die bewijzen, wie zij was. De fraaije graftombe, die zij in de Pieterskerk heeft, wil ik daar niet onder rékenen; want dit bewijst veeleer de hoogagting van den paus en van anderen voor haar, dan liaare eigene groote hoedanigheden. Een groot aantal zeer goede handfchriften in allerlei taaien, welken zij bezat, verüeren de vatikaanfche boekerij, alwaar zij eene geheele zaal beflaan, boven welker deur een Latijnsch fpjphrift in marmer ftaat, met den naam en de titels, der P 4  232 R.EIZE DOOR EUROPA koningin en het getal der handfchriften. In haaren uiterften wille heeft zij eene groote fom vermaakt, waarvoor een zéker getal mnziekkundigen onderhouden word, die alle dagen des morgens, tot haare gedagtenis, de fraaifte aria's en Hukken fpélen: (want, in het voorbijgaan, in Italië is de muziek godlijk) dit gefchied beurtelings om de 6 maanden op het Kapitool en op het kasteel St. Angelo. ik werd op eenen morden niet weinig getroffen, als ik over de brug over den 'fiber kwam , en regt tégenover mij op ce. e gahlcrij, of balkon, boven op het kasteel, eene fraaije muziek hoorde, van dewelke men mij zeide, dat dezelve door eene Zweedfche koningin, de eenige dog er van den grooten koning gustaaf adolf , ge! ligt en onderhouden was. Deze muziekkundigen worden voor eiken dag zeer rijklijk betaald; doch de meesters gaan niet altijd zeiven derwaard om de muziek uittevoeren, maar zij zenden veeltijds hunne leerlingen, die zij daarvoor betalen. Dit alles, zeg ik, bewijst haaren fmaak voor fraaije wétenfehappen en édele kimden. Eene anecdote daarëntégen, van dewelke ik nauwlijks gclove, dat iemand dezelve opgemerkt, veel min gewag daarvan gemaakt heeft, toont, dat deze Min-rva ook eene Pallas kon wézen. In de groote ijzeren deur van hetMedicisch Iustflot, Villa Mtdicis, is een gedenkteken van baar, namelijk eene delling, of een groot gat, van eenen kanonkogel , waarméde de koningin, van het regt tégenover doch verre van daar liggend kasteel St. Angelo, den prins Van Medicis begroette. Men zegt, dat zij het duk zelve gerigt en afgefchoten heeft; zij had de Zweedfche ld» fing met twee fcherpe fchooten gedaan, en heiden hebben de deur wél getroffen, maar den eeatn ace men niet  E N II E T OOSTEN. 233 zeer duidelijk, wijl men de buil uitgeflagen heeft, en alleenlijk de andere ter gedagtenis overgelaten. Ik heb ook de groote metaalen ftukken op het kasteel St. Angelo gezien, welken de koningin, ongetwijfeld om zig te vermaken , en om te zien, of de kogels zo verre en zo regtUit zouden dragen, ook of zij wél kon mikken, op deze wijze beproefd heeft. Van den graave bielke , raadsheer vmRome, (preekt hier elk metlof; hij word zeer betreurd, en in de ganfche Had, door aanzienlijken en geringeii, grooten en kleinen, zo algemeen geroemd, dat ik niet weet, iet dergelijks gehoord tc hebben ,• allen fpréken zij van hem met de traauen in de oogen, en bcwéncn zijn verlies. Zijn graf is in de kapél der heilige brigitta. Zijne lévensbefchrijving is onlangs hier te Rome in het Italiaansch uitgekomen; men zwaait hem daarin zijnen welverdienden lof toe; doch men kan wel zien , dat de fchrijver geen groote geest is. In zulk een aanzien is hier de Zweedfche naam. Doch ik had geen overlédcncn tot voorbeelden behoeven bij te brengen: met meer vermaak kan ik lévenden aanhalen. De Italiaanen zijn in de laatfte jaaren overtuigd, dat in het koude noorden andere dan koude en tot fraaije kunften , als beeldhouwen, fchilderen, de bouwkunst, e. z. v. bevroren vernuften gevonden worden. Zij verbeeldden zig eertijds, dat alleen warme landen een fterk dichtvermogen voordbragtcn; maar onze reizende Zweedfche kunftenaars hebben hun anders geleerd. Ik wil zulken niet noemen, die reeds voor lang van hier vertrokken zijn ; want cle hier tegenwoordige sergel verëischt meer piaats, dan dit papier nog geeft. Gij kent reeds zijne verdienden. In Zweedcn heb ik veel van hem gehoord, maar de eer niet gehad, P 5  v EN HET OOSTE N. 2.,7 Antieke Colonie venute in Napbti: ed l primi ft fureno : Fenici. Opera del Duca Michele Vargas Macchtcvu. Vol. primo,. Napoli 1764. Het tweede deel: Delta feconda Colonia venuta ï ATapoli da Cttma deW Eubea, in hetzelfde jaar. De hertog van vargas word hier wel als de fchrijver genoemd, maar het is de heer martorelli , hooglecraar der Griekfche taal alhier, een geleerd en ongemeen fchrander man, die dit werk gefchréven heeft; hij heeft mij ook de beide volgende deelen in handfehrift getoond , zij behelzen de derde kolonie, namelijk die van Attika. Dit werk heeft hier veel opziens gemaakt. Maar hier doen zig nog andere zo bewonderenswaardige enongewoonenatuurkundige werkingen des aardrijks op, dat men nauwlijks tijd en gelégenheid heeft, om op de thans 'genoemden agt te géven. De berg Vefuvius aan de eene zijde van de ftad, aan de andere Solfatara, de -hondsgrot , dc grot der Sibille, de kokende wellen, dc warme baden, dc mciren Acheron en Avernus, en dcrgclijkcn zijn zo veele dagelijkfche wonderen. Ik zou mijne befchrijving daarméde beginnen, indien ik niet wist, dat ik aan eenen gefchiedkundigen fchreef, van wicn ik overtuigd ben, dat hij 111 mijnen eerften brief van Napels zékere berigten van de oude, doch thans voor ons nieuwe ftéden Herculanum , Pompeji en Stabice, en, -verder op van Peestum, vcrwagt, die ik alien , en wel de eerstgenoemden , meer dan eens bezien heb. Hier méde moet ik dienvolgens beginnen , nogthans zó, dat ik mij aan geen andere orden bind, dan die mij de zaaken zeiven aan de hand géven; en daarom, mogelijk, als dc gelégenheid het rnédebrengt, ook tévens iet van dé natuurlijke en zedelijke gefteldheid des lands, laat invloei-  EN 'HET OOSTEN. 235 te houden, iet van de ftad Napels zeggen, en eene eenvoudige befchrijving van dc omliggende plaatzen géven. Napels heeft de bekoorlijkfte ligging aan den zoom van eene golf derMiddenlandfche zee,die aan de zuidzijde d* ftad onmiddellijk bcfpoelt, cn eene fchoone haven maakt, die door lteenen bruggen, mocljes , kasteden , torens en vuurtorens zeer vast en bekwaam gemaakt is. Verre in de zee, regt tégenover dc ftad in het zuiden, ligt het eiland Caprca, thans Capri of Cabri, hetwelk door het verblijf en wellustig léven van den keizer tiberius vermaard geworden is. Naar het noorden en westen liggen hooge bergen om de Had, die met de fchoonlte boomen en wijngaarden beplant zijn, welken alóm een behendig groen cn fchaduwrijk woud maken ; de berg naar het westen heet Paufilxpus , dat is , Saus fouci; men ziet aldaar nog het graf van virgilius , met den altoosgroenenden laurier op het zelve, waarvan ik eenige bladeren plukte en mij eenen krans vlogt, doch zonder de geringftc daarvan opftijgende dichtkundige verrukking te befpeuren. Hier is de verbaasd groote grot, dc grotta di paufilypo, of ook grotta di Pozzuoli genoemd, doordien de weg naar Poz?uoli of Puteoli daar door loopt. Dit is eui weg door den harden berg, in eene regte lijn, omtrent duizend fchrcedeu lang, cn zo breed, dat twee rijtuigen elkander gemaklijk voorbij kunnen rijden; hij is zl r koel cn duister, wijl hij in den berg uitgehouwen , dienvolgens overal bedekt is, en zijn licht alleen van de beide einden heeft. De gefchiednis fchrijft het uithouwen van deze grot of aan lukullus of aan markus kokcejustoe: anderen zeggen, dat virgilius deselve door tover-  2±o REIZE D O O 11 EUROPA kunst gemaakt heeft. Srneka befehrijft de grot in den 58ften brief. Als men hier verder den weg westwaard van de itad voordgaat, komt men aan de hondsgrot, liggende eene kleine halve Zweedfche mijl [omtrent een uur] van de ftad, van welker wonderlijke werkingen ik op een' anderen tijd zal fpréken; daar naast aan is het m.t\x Agnano en een zweetbad, ftufe genoemd. Verder op is de rokende zwavelberg Solfatara, voortijds Phlegre, of Forum Vukani, die voor overoude tijden vuur uitwierp, éven als de Vefuvius, doch vervolgens zo uitgebrand is, dat bij thans alleenlijk geftadig rookt, en dc heetfte dampen van zig geeft,.die men ergens zou kunnen voelen. Dezen vormen een falamoniak, waarvan ik iet médegenomen heb, om het te huis te tonen aan zulken, die met doorzigt over deszelfs hoedanigheid kunnen oordélen. Nog verder naar het westen ligt de ftad Putèoli, thans Pozzuoli, aan de zee, 7 of 8. Italiaanfche mijlen van napels, zijnde omtrent 1 en een vierde Zweedfche mijlen, [omtrent 1 en een hall uur.] —- Ik réken iet meer, dan 6 Italiaanfche mijlen op eene Zweedfche. Ter zijde de Itad heeft men, voor twintig jaaren, eenen tempel van Serapis ontdekt, die geheel onder de aarde bedolven was: hij is zeer pragtig, de zuilen en vloer zijn van marmer. Onder de opfchriften, die ik daar zag, waren twee of drie marmeren zuilen, op dewelken Dufari Sacnim ftond; voor ditmaal laat ik het aan het oordeel van geleerden over, welke godheid Dufaris was, en waar dezelve te huis hoorde. Al verder westwaard is Monto Nuovo, een berg, die bij eene aardbéving, in het jaar 1538, in éénennagt, bij het meir Lucrinus, uit- de aarde te voorfchijn kwam 5 en de inwoners  EN II E T OOSTEN. 241 ners zo zeer met fclirik vervulde, dat zij de vlugt naar Napels namen O')- Daar naast ligt een berg, opwelken, naar het zeggen der ongeleerde wegwijzers van Puzzoli, eertijds de Falernifche wijn wicsch. Zulke wegwijzers of oudheidkenners noemt men in Italië Cicerouen; ménige reiziger heeft te veel geloof aan hen gegéven, voornaamlijk de abt riciiard , die in zijne Descriplion de fItalië, T. IV. p. 327, zegt, dat bier de berg Falernus ligt, daar het nogthans de berg Caurus, thans Gauro is. Ager Falernus , alwaar de vermaarde wijn wiesch, is tusfehen Capua en Gaé'ta of Cajeta. Uit de omliggende ftrceken kwam ook vtnum Caecubum, vinum Mas/i'cum , v'tnitm Catèrium, vtnum Formianum, e. z. v., het is meer dan I 20 italiaanfche mijlen vm Pnzzo/l. De zogenoemde Pons ! Catigüla, die over den zeeboezem ging, en Puteolt met Ba jee verenigde, als méde de grot der Sibille bij het meir 1 Avernus, ga ik met ftilzwijgen voorbij. Hier ziet men ; alle de fchilderingen van virgilius oogenfchijnlijk; ik las den dichter op de plaats, en verkreeg nieuw licht, ter ontdékk'inge van zijne fchoonheden. Een goed end WegS i zuiolijk van daar heeft men de beete zweetbaden, welken 1 nero den naam gegéven beeft, als ook de kookendheetc i bron Tritoli, met zulk heet zout water , dat \ wanneer ( men het water, in houten vaten, door den langen gang ï in den berg , die tot de bron leid, gedragen heeft, en : omtrent een kwartieruurs, nadat het uit de welle gefchept is, eijeren daarin legt, dezelven inde houten vaten volkomen gekookt worden, waarvan wij de proef namen j (V) Men leze,hier over, de aanteekening van kapitein broux- i BUIZEN op sannakaars III. Ecl. VS, 25. p. 63. I. Deel. Q  34a REIZE DOOR EUROPA zo kan men er ook kreeften zeer wél en rood in koken. Ik was nieuwsgierig om de welle zelf te zien, hoe heet het ook in den gang of de klip in den berg te gaan was. Ons gczelfchap beftond uit vijf perfoonen. Wij hadden allen voorgenomen , onzen weetlust te voldoen, trokken de bovenkléderen uit, en een man daar naast wonende, nam eene fakkel, om ons den weg te wijzen ; doch geen van allen hield het uit, verder voord te gaan, behalven ik; nogthans waren de anderen Italiaanen, een overfte uit Venetië , een graaf, een profesfor van Pi fa , een abt van Rome , allen aan warme lugtftreeken gewend ; zij keerden terug voor dat zij half weg waren ; de heer rudbeck ging het verfte méde , doch kon , wégens de fchriklijk heete dampen , het niet uithouden, verder te gaan. Binnen twee of drie minuuteu drijven dezen het zweet zo geweldig uit, dat het hemd zo nat word , ais of het uit het water gehaald was. Eenige maaien meende ik te flikken; doch ik bukte dan met het hoofd naar den grond, cn fchepte lugt. De welle is kokend, en niet zeer diep, maar het water zeer klaar. Ik nam van de zoutaarde, die men daar vind, en bewaarde die in mijn' zak. Toen ik er weer uit kwam, werd ik van de anderen, die zig verwonderden, hoe ik zulk eene hitte had kunnen verduren, met toejuichingen ontvangen. Van verfcheiden overblijfzels van tempels en paleizen zal ik niet fpréken; men kan hier nauwlijks eene fchreede doen, zonder een gedenktéken der aaloudheid te zien. Het graf van agpuppina is eene eeuwige gedagtenis van de gruwlijke wreedheid, die nero, dat wangedrogt, op deze plaats tégen eene moeder pleegde, die het ongeluk had gehad, een woest dier in plaats van een  EN HET OOSTEN. ?43 mcnsch ter waereld te brengen. Verder op ligt bet voorgebergte Mifenum , alwaar plikius met de Roomfche vloot lag, als hij den rook van den Kefuvius, als wolken ontdekte, en vandaar naar Herculanum over zee voer, om de natuur dezer verfchijning , toen zo nieuw en ongewoon , van nader bij tc befchouwen ; bet zal omtrent eene reis van 4 Zweedfche mijlen zijn. Niet verre van Mifenum heeft men de Campi Elyfei, Achcron en het Mars Mortuum, zijnde een klein meir; men toont ook de plaats, daar ciiaron de dooden met zijn boot wegbragt, om dezelven te begraven; men vind bier alömme grafltéden. Geheel verre naar het westen zijn deoverblijfzels der ftad Cumee, alwaar jeneas landde'; de boeren van dien oord fpréken het nog uit Eneia of Et'n'eia, dat misfchien zeer oud is, en met de Griekfche fchrijfwijze overeenkomt. Herwaard naar Cumas was ook, zegt men, d.edalüs van Kreta, zo niet met vleugels, egter per a/as nauticas; [met fcheepsvlcugelen: zeilen, en riemen] gekomen. Verder op, noordwaard van Cuma>, ligt Linterum , alwaar scipjo met het bekende graflehrift begraven werd: O Patria, ne osfa qaidem mea habes. [O Vaderland, gij mist zelf mijn gebeente!] Vóór het voorgebergte Mifenum ligt het eiland Prochyta , thans ProckJa, alwaar het koninglijk hof zig in de maand feptembef ophoud en het vermaak der faifantenjagt neemt, die daar in ménigte zijn. Verder in zee, tégenover Cumce, ligt het eiland Ifehia , eertijds Pithecufa, ook Aenaria cn Inarime, waar oudtijds vuurbrakendc bergen waren, waar van plinujs gewaagt; nog tégenwoordig ziet men verfcheiden fpooren daarvan. Aldaar zijn veele kokende wellen met heet water , als méde verfcheiden voortreflijke Q *  EN HET OOSTEN. =45 zout, pek, en allerhande brandbaare zaaken; aardbevingen zijn hier niet zeldzaam; vuurftroomen uit den Vefuvius ziet men dikwijls vlieten. Wijl ik thans naar het flot van mijne kleine aardrijkskundige fchetze, en vervolgens tot de oudheden in de ontdekte Méden, fpoedc, kan ik voor het tegenwoordige niet gewagen van de beide reizen, welken ik naar den hoogMen top van den Vefuvius, en zelfs naar de opening gedaan heb, noch fpréken van het groot nut, dat dc berg aan de omliggende landftreek toebrengt. Mogelijk krijg ik naderhand gelégenheid, om u te overtuigen, dat deze vreemde Helling eene waarheid is. Van Napels naar Portici loopt de weg zuidwestlijk langs de zeekust; hij is 6 Italiaanfche mijlen lang, cn fchier alömme met huizen, buitenplaatzen en dorpen, gelijk eene ftad bebouwd, doch heeft verfcheiden naamen. Met den tijd word, zonder twijfel, de lédigc plaats het naast bij Napels ook bebouwd, cn Portici door huizen cn eene ii^t mét Napels verenigd, hetwelk dan een heerlijk uitzigt naar de zee zal géveri. Napels heeft tégenwoordig omtrent 5 Napelfche mijlen in de lengte, maar met Portici verenigd, bedraagt het tweemaal zo veel. Over de golf, regt door van A^apels naar Portici, zijn maar 4 Italiaanfche mijlen, iet meer dan eene halve Zweedfche ; fchoon Portici zeer nabij fchijnt te liggen. De afftand, waarvan ik hier fpreek, is gerékend van het koninglijk paleis, of hof, te Napels tot aan het koninglijk paleis in Portici, welken de koning van Spanje in zijn'' tijd het méten, cn die 6 Italiaanfche mijlen bevonden werd; want van het einde der itad, of van Ponte di Magdalena, welke over den vloed Sebethus ligt, tot aan het paleis in Portici bedraagt nauwlijks vier zulke Q 3  20 REIZE DOOR EUROPA mijlen. Portici, hoe groot het zig ook laat aanzien, word voor geen ftad, maar voor een vlek gerékend, dat aan de zuidzijde met Reftna, van het oud Grieksch Retina, dat in het Latijn reftna betékent, een groot dorp, of vlek, verenigd is, welk laatlte zig van de zee bij Portici tot aan den wortel van den Vefuvius uitftrekt. Doch een reiziger, die niet naar de onderfcheiden naamen vraagt, zou alle deze vlekken, Reftna zowel, als de overigen, die naar den kant van Napels liggen, als Granaiello,^St. Johannes, Siiceurfo, Esperaue, en anderen, met denzelfden naam Portici kunnen noemen, zonder eene aanmerklijke feil te begaan, doordien zij allen aan elkander ftoten, en maar één fchijncn te zijn. Om de juiste orden noem ik, met zijn' eigenlijken naam,iVtici dat gedeelte, waar het koninglijk palcis is, en de JMufea Ilerculanenfta zijn, die aldaar in het paleis gevonden worden, doch Reftna, de ftad of het vlek ten zuiden met Portici verenigd. Hier onder ligt de oude ftad Herculanum, die zig onder beiden , Reftna en Portici , uitftrekt, als zijnde dezen in laater tijden gebouwd op de lava, die Herculanum overftroomd en bedekt heeft. Bij gevolg ligt dc ééne ftad regt hoven de andere, en om die réden word het graven en naarfpeuren in Herculanum niet meer voordgezet; want dit zou fchier zo veel wézen, ais Reftna en Portici, met het koninglijk paleis zelf, te verwoesten. Hier uit ziet gij dus de regte ligging van Herculanum aan dc zee, 6 Italiaanfche mijlen van bet koninglijk paleis tc Napels, op dezelfde plaats, waar thans Portici en Reftna liggen, en hoe verkeerd het %0 wel op oude als op het grootfte gedeelte der nieuwer kaarten, en in aardrijksbeschrijvingen, opgegéven word,  EN HET OOSTEN. die het bij Torre del Greco, een- vlek of groot dorp, plaatzen , dat omtrent eene halve Zweedfche mijl van Reftna of Herculanum zuidwaard ligt, hebbende tusfehen beiden veele heuvels en dalen. Men leest ook een Latijnsch opfchrift in marmer aan de poort van Torre del Greco , waarin dit vlek Herculanum word genoemd, maar het is , in het begin dezer eeuw, eer men het regte Herculanum wist , gefteld, en bewijst niets. Maar tégenwoordig, als de koning van Napels bevélen of brieven in het Latijn fchrijft, en dezelven van het koninglijk lustflot Portici geeft, heet het Suburbium Herculanenfe; zo heb ik het in eenen geloofsbrief aan den Turkfchen keizer, en in meer ridderbrieven gezien. Als men van Portici zuidoostwaard langs de zee voordgaat, komt men te Torre del Anunciata , een groot vlek aan de zee, niet volkomen 8 Italiaanfche mijlen van Portici. Hier heeft, meende men, de ftad Pompeji gelégen, zo ftaat ook op veele kaarten; maar zij ligt ruim 1 Italiaanfche mijlen oostlijk landwaard in, niet verre van den ftroom Saruus, die aan de zuidzijde er voorbij ftroomt; dus heeft men 10 Italiaanfche mijlen , of eene en eene halve Zweedfche, van Herculanum tot Pompeji, van waar derhalve de Vefuvius 6 Italiaanfche mijlen ten noorden af ligt. Herculanum ligt daarëntégen aan den voet van den berg, daar men begint optcklimmen, en heeft denzelfden berg ten oosten omtrent 5 Italiaanfche mijlen tot aan den top. Het woord Torre, dat op de kaarten van Italië ménigmsalen voorkomt, betékent toren, gelijk zulken alömme langs de kusten van Italië gebouwd, en van grof gefchut, tégen de Turken of andere invallende vijanden , voorzien zijn. Van Pompeji heeft men vier Italiaanfche mijlen zuidwaard Q4  EN HET OOSTEN. 255 lava wegtevoereu , te groot gevonden heeft. Zodra men derhalven iets ontdekt en de dingen van daar naar liet mufeum gebragt had, werd de plaats weêr toegeworpen, om ruimte tot verderen arbeid en beproeving op andere plaatzen daar naast te krijgen. Men heeft het niet gewaagd, alle de lava uittegraven, welke den huizen en tuinen, daarop gebouwd en aangelegd, en welke laatften men te regt hangende tuinen kan noemen, tot grondvest dient, en geen te groote kosten willen maken, om een gedeelte van Reftna en Portici zelf te verwoesten. Van daar, dat men tégenwoordig in het Herculanum niet meer werkt, dan alleen een weinig, om de gévelzijde van den fchouwburg wéder te vinden, en daar zal het dan bij blijven. Hieruit ziet gij, welke verkeerde begrippen men van het Herculanum heeft, wanneer men zig verbeeld eene ftad te zien. Want het geen men daar ziet, is niets anders, dan een fchouwburg naar de Roomfchc bouworden met dcszdfc fcena ,profcenium, orchestra, preecinctio e. z. v. Men klimt met een waschlicht in de hand, om zig te lichten, naar benéden. Eerst heeft men eenen grooten langen fteenen trap van 46 treeden; deze trap is niet oud, maar nieuw, en leid tot eene bron, het graven van dewelke, de eerfte aanleiding gegéven heeft, dat aldaar oudheden waren te vinden , en die in het begin dezer eeuw begonnen werd, waarfchijnlijk zal dit de ouderdom des traps zijn. Naderhand, ten jaare 1711, vond men onder het graven van deze bron verfcheiden zuilen , ftandbeelden en dergelijken, hetwelk deed denken, dat hier huizen moesten zijn, c. z. v. Nogthans werd bier geen verder nazoek gedaan, tot in het jaar 1738, wanneer koning karel bevel gaf, op nieuw tc graven, cn naderhand vond men opfchriften, waaruit  «56 11 E I Z E DOOR EUROPA bleek , dat bier de ftad Herculanum zij. Als men den trap af is, komt men aan de zitplaatzen der aanfehouwcrs. Dan gaat men eenen trap van 13 treeden, en vervolgens eenen van 20 treeden af. Dier komt men op liet parterre. Deze beide trappen zijn oud en behoren tot den fchouwburg. Hieruit kunt gij befluitcn , boe diep het parterre onder den grond is, daar men 80 volkomen treeden afiekümmcn heeft. Hierméde zal ik den fchouwburg verlaten , wijl ik niet voornémens ben, een klugtfpel met den heer abt winkelman te vertonen, dat in een treurfpel zou kunnen eindigen. Want zijne brieven over de ontdekkingen in Herculanum aan den heer graave brühl heeft men hier onbeschrijflijk kwalijk opgenomen, en. hij heeft grove berispingen daarover moeten ondergaan, nadcmaal men hem verkeerde en partijdige beoordelingen, onwaarheden, allerhande misdagen en onwetendheid verwijt. Ik heb zijne brieven niet bij de hand, ze ook niet gelézen, zédert dat rk uit Zweeden ben; bij gevolg kan ik niet zeggen , waarin hij misgetast heeft. Indien gij begeert, dat ik u mijne gedagten eens zegge, kan zulks bij het enkel doorlézen van den brief ligtlijk gefchicden, wijl ik nauwkeurig en meer dan eens de ontdekkingen van Herculanum, het mufeum Pompeji e. z. v. bezigtigd', en mijne aanmerkingen daarover aangetekend heb. Een naamlooze, dien ik wel ken, heeft hier tégen winkelman een klein gefchrift in Ato uitgcgéven, onder den titel: Giudicio delf opere deW AbbatelVinbehnann intorno alle [covert e di Ercolano, conternuto in una lettera a un ambo, Napoll 1765. Hier worden winkelman verfcheiden feilen aangetoond, die nogthans niet zo zeer wezenlijk zijn. Rome en gansch. Euro-  EN II E T OOSTEN. =57 Europa betreurt nog zulk eenen bekwaamen oudheidkenner , en men kan niet zonder traanen aan zijn ongelukkig noodlot eii einde denken. Ik fpoede mij dus om tot andere ftoffen te komen, die niet zo ligt onlusten verwekken, en zal een woord van de lava zeggen, welke Herculanum bedekt heeft; Zij is zo hard niet, ais die, waarméde men hieralöm in Napels Portici, Reftna en elders de llraaten geplaveid heeft; men kan ze zonder moeite aan ftukkeh liaan, en zij gelijkt naar aaneen hangende aarde, en volkomen naar den berg Paufilipo aan de westzijde van Napels, en naar alle de omliggende bergen en heuvels; hetwelk veel grond geeft, om te geloven, dat zij allen hunnen oorfprong uit volkans* of vuurbrakende bergen, hebben. Deze weekheid der lava kan ol van de onderaardfche vogtigheid, waarin zij zo lang gelégen heeft, want in het Herculanum is het zeer' vogtig, nat en koud, of ook daarvan komen, dat de eerfte brand van den Vefuvius, in het jaar 79, als Herculanum overltroomd werd, eene andere lava uitwierp, dan tégenwoordig, wijl de brandbaars deelen nu meer doorfmolten, gekookt en ondereen gemengd worden. Want de lava van Herculanum gelijkt den (teenen , die in het Italiaansch tufo, van het Latijnsch woord tophits, in het Eransch tuf, [tuffteett] heet; maar de lava, die thans uit den Vefuvius itroomt, is door den graad van hitte verglaasd , en als zij koud word, word zij tot eenen harden en zwartiigtigen Heen , dien ik niet béter weet te vergelijken, dan wanneer ik zeg, dat hij nieuw zijnde, als hafnerflag of fehuim van gefmolten metaal is; maar als hij gebruikt en op de llraaten veel betréden Word, ziet hij ei eveneens uit als opze grauwe fteen; en als er régen komt) I. Deel. P,  25S REIZE DOOR EUROPA is hij zwart of blauwa'gtig. Wijl ik niemand gevonden heb, die over de eigenlijke betékenis van het woord lava gefchréven heeft, zal ik u zeggen, dat men hier in Napels eene kleine beek (jorrens) lava noemt, voornaamlijk die fterk over de ftraaten droomt, als het veel gerégend heeft, van lavare, wijl deze de ftraaten en wégen wascht en affpoelt. Dit woord vind men niet in de woordenboeken, altoos niet in dat, welk de Academia della Crusca uitgegéven heeft, wijl het een provinciaal woord is, dat alleen hier in Napels, maar niet te Rome, nog minder in Toskane gebruiklijk is. Want hier te Napels fpreekt men, inzonderheid de gemecne man, een geheel ander Italiaansch, dan in het noordlijk Italië. Vooreerst hebben zij oneindig veele uitdrukkingen , die op andere plaatzen in geen gebruik zijn ; dan fpréken zij de gcbruiklijklte woorden ook geheel anders uit, en vallen zeer in het Spaansch , doordien Napels zo lang en zo dikmaals onder Spaanfche heerfchappij geftaan heeft. Zij zeggen lino voor vino , bot voor voi, bolete voor volete en dergelijken. Van deze eigenlijke betékenis van het woord lava heelt men inlaater tijden begonnen, de vuurftroomen, die uit den Vefuvius uitbruifchen, om dc gelijkheid, met denzelfden naam te noemen. Deze vloeijende hakken heeteu bij virgilius , als hij van den berg Etna fpreekt, -iiqttefacta faxa. Georg. I. 47a. Vidimus undantem ruptis fornacibus Aetnam Flammarumque globos, liquefactaque volvere faxa. En /eneid. ui. 570. en volg., welke plaats ik u verzoek door te lézen, om de waare fchilderij des dichters  EN HET OOSTEN. 2 59 Van de uitgeworpen asch, de (tollende lava, de vcrfchriklijke rook-1 en vuurzuilen, het vreeslijk gehuil, den ontzaglijken donder en het knarzend gekraak van eenen vuurbrakenden berg te befchouwen. Veele aantékenaars op virgilius hebben dit liquefacta faxa niet verdaan, en den zin des dichters verdraaid. De jefuit ruc/eus verklaart of verduistert de méning dus: faxa éxèfa inpumices, commutata in cineres, qui torrentium inftar inde erumpunt etc. Zo word dc eigenlijke uitdrukking des dichters , die regtsweegs van gcfmolten fteenen, dat is van lava, fpreekt, van eenen uitlegger, die de zaak niet gezien heeft, en niet kent, verwrongen. Dergelijke feilen , in verklaringen van fchrijvers, heb ik dagelijks gelégenheid hier in Italië te zien. Men ziet hieruit, van hoe veel gewigt het is, reizen te doen in de landen, alwaar de fchrijvers leefden, die de natuur met haare regte en waare verwen gefchilderd hebben. Ik heb tot voldoening mijner nieuwsgierigheid, om alle de vcrfchijnzels bij den Vefuvius te zien, zo veel gezweet, dat ik met grond de waare befchrijving des dichters van den Etna kan beoordélen. Wat verder krijg ik misfehien gelégenheid , van mijne onderzoeking op den Vefuvius te fpréken; thans moet ik mijn berigt van de oude ftéden, die men hier ontdekt, vervolgen. Van Herculanum reis ik dus 8 Italiaanfche mijlen en kom te Pompeji. Deze ftad gevalt mij béter, dan Herculanum , wijl zij een grooter en aangenaamer aanzien heeft, en meer ontbloot is; want in plaats, dat men in het donkere Herculanum met eenige fakkels vóór zig afdaalt, om zig te lichten, gaat men in Pompeji met zonnefehermen , om zig voor. de brandende hitte de& R a  2<5o R E I Z E DOOR EUROPA. zonne te befchutten. De ftad ligt op eenen verbéven oord, en is niet met de lava van den Vefuvius, maar alleenlijk met deszelfs puin en asfche,' bedekt. Dus vind men hier niets verbrand, gelijk in Herculanum; men vleit zig daarom, met den tijd, geheel onbefehadigde en leesbaare boeken , papieren, rollen en dergelijken te vinden. Deze drooge asch cn zand bedekt de ftad ter hoogte van 10 of n ellen, daar zij het meest, en van 5 of 6 ellen, daar zij het minst gevallen is. De oord word naar deze puinheuvels Lapilli, oïRapilli, gelijk men het hier gemeenlijk uitfpreekt, genoemd; doch men noemt hem ook Civita ,tot een bewijs, dat men door deszelfs ovcrlévering aldaar eene ftad heeft willen aanduiden; doch thans noemt men het met den ouden naam der Itad Pompeja, of, béter, Pompeji. IIet is omtrent 28 jaaren gelédcn, dat men hier begon te graven, doch zonder te wéten, dat hier de ftad Pompeji was, van dewelke men meende , dat zij op eene andere plaats, nader aan dc zee, was gelégen, gelijk ik reeds in mijnen voorgaanden brief gezegd heb; doch men heeft niet geftadig met den arbeid aangehouden , maar de arbeiders zijn dikwijls te Herculanum of te Stabiee, en zomtijds bij Pozzoli gebruikt, om den tempel van Serapis op te delven, cn van dc aarde bloot te maken. Daarenboven Ham men, toen men te Pompeji begon te werken, en oudheden vond, dezelven weg, cn bragt ze in het mufeum bij Portici, gelijk men ook nog doet, maar naderhand wierp men de gevonden huizen, ftraaten e. z. v. weer toe. Doch voor eenige jaaren heeft men bevel gekrégen, het zand en de aarde geheel wegteruimen, cn dc plaatzen, huizen, ftraaten tm dergelijken vrij en open te laten, zo dat men er nu  EN HET OOSTEN. 261 bekwaamlijk kan gaan en de fchoone gebouwen, het Schilderwerk, de tempels, altaaren, fchouwburgen, kamers, herbergen, keukens met kleine haerden, paleizen, zuilen , gangen, vloeren, ftraaten, torens en onnoemlijk veel andere oudheden bezigtigen. Men 'vaart hier met den arbeid voord, cn er worden dagelijks 35 perfoonen daartoe gebruikt, welken graven , de asch van den Vefuvius wegbrengen, en de plaats fchoon maken. Het is hier wel zo moeilijk niet om te werken , als in het Ikrcula■num, wijl hier geen lava, en de ftad niet diep onder andere huizen ligt e. z. v. Desniettégenftaande is hier egter veel te doen: want, vooreerst, zijn boven de ftad en rondom heen groote wijnbergen, boomen en akkers, die ganschlijk verwoest en uitgerooid moeten worden; dan zijn. de asch- en zandheuvels ook niet klein, en het verwekt geen geringe zwarigheid, dat men niet weet, waarheen men dezelven zal brengen , daar zij naderhand niet weêr in den weg zijn , en voor de tweedemaal weggeruimd moeten worden, wijl men de geheele ligging der ftad nog niet kent, en bij verder nazoeken dikwijls gevonden heeft, dat de aschhoopen, welken men daar gebragt had, boven huizen en tempels lagen, entévens met de oude asch van den Vefuvius de ligging der ftad dieper maakten. Men meent, dat de omtrek van deze ftad zig tot 6 Italiaanfche mijlen uitftrekt, fchoon men nog niets met zékerheid kan zeggen. De ontdekkingen, die men tégenwoordig ziet, zijn aan elk eind der ftad; ten minsten heeft men de ftadspoort en de voornaamfte Itraat gevonden, cn het ééne eind daarvan zo verre bloot gemaakt, dat men daarin kan wandelen. Aan het andere eind heeft men tot héden toe noch poort, noch eene aanzienlijke R 3  tóz REIZE DOOR EUROPA ftraat gevonden, maar alleen tempels , baden, zuilen , wagthuizen (corps de garde), Schouwburgen, kleine ftraaten tusfehen de huizen, en dergelijken. Tusfehen beide plaatzen is eene goede Italiaanfche mijl, welke men door eenen grooten wijnberg gaat, alwaar men hier en daar aardheuvels ziet op de p!aatzcn,dic men eertijds opgegraven en naderhand weêr toegeworpen heeft. Hier onder en rondom is de ftad, welke dienvolgens niet klein is, te minder, daar men nog met meer dan ééne poort ontdekt heeft, en van deze tot aan het andere eind der ftad omtrent een vierde eenerZweedfche mijle,bij gevolg de Stadspoort aan de andere zijde nog verder afgelégen is. Tégenwoordig arbeid men voornaamlijk aan dat eind der ftad, waar de poort is, en hierin volgt men den raad des keizers, die voor twee jaaren , als iiij Pompeji bezigtigde, verzogt, dat men in het opgraven de hoofdftraat zou volgen. Men heeft daar thans vecie huizen ontdekt, in dewelkcn men van binnen de fehoonfte Schilderijen van allerhande verwen ziet. Men is in de verbeelding geweest, dat de ouden alle dc kleuren niet kenden, die wij kennen; doch de fraaije vertrekken, die men'onlangs in Pompeji ontdekt heeft, en er nog uitzien, als of zij kortelings gefchilderd waren, onderrigten ons béter. Ik kon mij geen kleur te binnen brengen, die ik daar niet gezien had. Men ziet daar verfcheiden pauwen met de lévendigfte verwen op de wanden gefchilderd, bloemen, kranfen, landfchappen, allerhande dieren en dergelijken, als of zij eerst zédert gisteren gedaan waren. Ik heb nooit ergens zulk eene hoogroodc kleur gezien, zij is ongelooflijk fchoon en lévendig; het is denklijk het minium der ouden. Van verre, als men op de ftraat voorbij gaat,  EN II E T O O S T E N. 263 vertoont het zig, alsof de vertrekken eerst voer korten tijd met fraaije tapijten behangen waren ; men kan het leilier niet geloven, daar de fchilderijcn voor omtrent 1700 jaaren m fiuvco, of op de opgedragen kalk, gemaakt zijn. Deze vertrekken waren nog niet lang ontdekt, als wij ze zagen, en nauwlijks had ze een vreemdling te voren gezien. Doch met den tijd verfchictcn de kleuren en worden bleeker van de lugt en de zon, gelijk men duidelijk kan zien aan de fchilderijen voor lang gevonden in de tempels en fchouwburgen aan de andere zijde van Pompeji. En dit komt daar van, geloof ik, dat deze huizen cn fchilderijen eerst kort voor dat zij onder de asch van den Vefuvius begraven werden, voltooid waren, hetwelk ook met de gefchiednis en de opfchriften, die men gevonden heeft, ovcreeuftemt. Seneka zegt ons in zijne Qtixst. Natur. 1. 6., dat onder de lloomfche burgemeesteren regulus cn virgi.n'Ius , dat is, 63 jaaren na de geboorte van Christus, den 5 februarij de ftad Pompeji en omliggende dorpen, en wel door eene aardbéving, ganschlijk verwoest werden, en dat een gedeelte der ftad Herculanum insgelijks omgekeerd werd, cn Napels te zelfden tijde eenige fchade had geleden. Doch 16 jaaren daar na, of in het jaar 79, den aiften augustus, werd Herculanum, névens Pompeji en Slab'ue, deels door de lava, deels door dc asch van den Vefuvius begraven, waarover men kan lézen den i6den en den aoften brief van plinius den jongen aan tacitus , in liet 6de boek, zonder van anderen, zo wel gefchiedfehrijvers als dichters, die hier van fpréken, te gewagen. In deze 16 jaaren, zeg ik, is Pompeji weêr opgebouwd en op nieuw in ftaat gebragt. Behalven dezen grond, die zo bondig is, dat hij R 4  264 REÏZE DOOR EUROPA geen tégenfpraak lijd, heeft men in P«;^y/opfchri den gevonden, die het zelfde getuigen; onder anderen veelen die van titus vespasiaan melding maken, en het was juist onder zijne regéring, dat de gemelde (leden door den Vefuvius bedolven werden. Eén daarvan is bijzonder merkwaardig, het luid aldus; N. Popidiu:. iV. F. CelfiVtis. Acdem. Jfidis. Terramom. contepflm. a. fundatne» tq P, S. reftituit, Ilunc DecuriouL ah, liberaüiatem. cum. esfet. annorum. fexs. ordini. fuo. gr,nis. adlegerunu Dus ziet men, van welken tijd men dc fchilderijen tc Pö;/;jpeji kan rékeren. Genoeg van den tijd, wanneer de ftad onder de asch gelegd werd: zonder twijfel begeert gij te wéten, wanneer zij ontdekt is. Ik heb te voren gezegd, dat men hier reeds meer jaaren, doch maar van. tijd tot tijd, hcefi laten onderzoeken en delven (béter weet ik de woorden fouter, fouilles , faire des fouiites niet uiitcdrukken), zonder te wéten, of bier eene ftad of een dorp was, Maar den I8den augustus 1763, vond men een opfchnft op marmer, waarin de (Ind Pompeji en vespasiaan genoemd worden; dit opfchnft (laat thans benéden in den hof buiten vóór het Mufeum Herculanum te Portici: en van dien tijd af weet men vast cn zéker, dat hier Pompeji is. Voor dat ik van Pompejim^, zal ik eene merkwaardige aanmerking maken : namelijk, dat dc geheele grond der oude ftad, waarop de hupren en paleizen gebouwd zijn, eene losfe lava is, die zeer diep in de aarde ingaat. Dit is een derk bewijs, dat de Vcltvms in aaloude tijden vuurengcfmoltenfteenen uitgeworpen heeft, en dat het in het jaar 79 niet voorde eerde ras geweest is, offchoon ons omdandige befchrijvingen Van de eerfte uitberdingen ontbréken; hoewel strabo,  EN HET OOSTEN, 165 vitrumus , lucretius , en anderen daar iet van melden. Maar, nog meer, de llraaten in Pompeji zijn met lava geplaveid, en de via appia, die meer dan 300 jaaren voor de geboorte van christus gelegd is , beftaat uit tamelijk groote fteenen van dezelfde foort. Ik heb er verfcheiden (lukken van genomen , en dezelven met de lava vergeléken (*). Mijn brief word te lang, merk ik, en zal derhalvcn eindigen, na dat ik, om eenen juisten zamenhang, nog een paar woorden van Stabice zal gezegd hebben. Het is haast gedaan; want men ziet aldaar niets dan hoopen aarde en eenige kuilen; om deze réden gaat zelden een reiziger derwaard. Deze ftad ligt 4 Italiaanfche mijlen zuidwaard van Pompeji, gelijk ik in mijn' vorigen brief aangemerkt heb, ca is met asch van den Vefuvius bedekt, want de lava kon zo ver niet komen. Buiten dat ligt de oord tamelijk hoog. Men heeft alles, wat men gevonden heeft, ook zelfs de fraaije vloeren, van daar in het koninglijk mufeum te Portici gebragt, en naderhand de uitgegraven plaatzen wéér toegeworpen. Ik waag het niet, mij er over uittelaten, of men zulk eene handeling moet billijken of voorbarbaarsch houden. Het eerfte opfchrift, waarop de naam Stabice llond, vond men in het jaar 1762^ en zédert dien tijd is men verzékerd, dat deze ftad hier iudedaad ligt. In de groote werken over de oudheden van Herculanum, die op koninglijke kosten uitgegéven zijn , en van dewelkcn ik in mijnen volgenden brief meer zal zeggen , zijn de plaatzen in aanmerkingen opgegé- [(*) Zie ook volkman, Reisboek door Italië, Deel V. bl. Pv 5  265 REIZE DOOR EUROPA ven, op welken elk ftuk, fettildertj, ftandbecld, c. z. ti gevonden zijn, flbeli uit voorzigtiglieid of eene geleerde ohwétendheid, met de laatere of thans gebruiklijke naamen, wijl men de oude naamen nog niet met zékerheid wist. Tot uw onderrigt bij het lézen van die boekén , indien men ze maar te lézen kan bekomen; want in mijn' tijd zag ik in Zweedcn er niet meer van, dan de nutloozc lijst in de boekerij tc Upfala, door den heer bayardi gemaakt; zal ik u zeggen, dat, wanneer er gezegd word, dat een ftuk in Refina is gevonden, daardoor Herculanum verftaan word, Civita daarentégen is Pompeji, Gragnano betékent Stabice ; want Gragnano is een vlek daar digt bij liggende. ' Ik zal hier van dc Itad Pcestum of anders ook Pofidovia niet gewagen, wijl ik mij in dezen brief alleenlijk voorgefteld heb, eene onderaardfche reis met u te doen, en de onlangs opgedolven oude ftéden tebezigtigen. Pcestum is daarentégen eene aaloude ftad, over de 60 Italiaanfche mijlen van den Vefuvius gelégen, dus kon zij niet daarvan , maar alleen van den tijd befchadigd worden: zij is buiten dien te allen tijden bekend, en haare heerlijke gebouwen , zuilen, tempels een' ieder eenige mijlen verre zigtbaar geweest, ondanks het geen les deux Gentilshommes Suedois, of, béter gezegd, de heer grosley, in het 3de deel der Nouveaux Memoires fur F Italië, p. 87. en volg. tc Londen, dat is Parys, 1764., van eenen jongen fchilder uit Napels, die, zo men zegt, Pcestum, in 1755, ontdekt heeft, met veele andere omftandigheden zegt, die volkomen eenen roman, in eenen bevalligen Schrijftrant opgefteld, gelijken, diergelijk alommc in dit werk, fchoon maar al te dikwijls ten koste der waarheid ,  EN 'HET OOSTEN. *6(> aarde geftoken worden, vast. Verbeeld u hieruit, hoe bekoorlijk en fchoon het hier rondom Napels is; welke ongewoone uitzigten een Zweedsch oog voorkomen; en welk eene verfcheidenheid bij Pompeji het oog verrast, als het den tempel van Ifis en onmiddellijk daarbij akkers met overdekte wandelwégen ziet, die vol druiven hangen , welken hier en daar den opgetogen aanfchouvver in den mond komen. Hier worden de woorden des dichters bewaarheid: Jam feges est, ubi Troja fuit. Hier ziet men het noodlot van al het groote, welk door menfchen ondernomen word. AGTTIENDE BRIEF. Mufeum te Portici, névens de werken daarover uitgekomen , en derzelver fchrijvers , inzonderheid van den heer Carcani — Fan den heer Mazpchi. Napels, den loden augustus, 1771. TThans zal ik met het koninglijk mufeum in Portici beginnen. Ten aanzien der oudheden heeft het zijns gelijk in de waereld niet. Alles , wat men in de hier omftrceks ontdekte ftéden vind, welken men onuitputbaare bronnen van oudheden kan noemen, word hier verzameld. Daar zijn te Portici twee mufea, beiden in het koninglijk lustflot: het ééne is 'met de vertrekken der koningin vereenigd, uit dewelken men onmiddellijk daarin kan komen , behalven dat het nog eenen anderen ingang van de ftraat heeft, welke de gewoonlijke is. Hier worden alle  a?o REIZE DOOR EUROPA oudheden, geen fchilderijen zijnde, bewaard; want dezen maken het tweede mufeum uit in eenen anderen vleugel daartégen over. Als men het eerstgenoemde wil bezigtigen, gaat men door een' hof, die vol opfchriften, ftandbeelden, zuilen, c. z. v., is. Boven de deur van den hof, ftaat met groote gouden letters: Mufeum (w) Hcrculanenfe; vervolgens boven de deur van den trap een koppeldicht, door den geleerden juazochi gemaakt: Ilerculece exuvias urbis traxisfe Vefevi ex Faucibus una videtf Regia Vis -pot uit. Winkelman had geen grond, om deze vaerzen te berispen (*); men heeft aan dezelven met voordagt zulk eene ftijf heid gegéven, om het zwaare, harde en traage van den arbeid uittedrukken, om deze gedenktékens uit dc aarde, de asch en het zand, ja zelfs uit dc lava optcdelven, en om den weerzin en affchuw voor den Vefuvius aanteduiden. Men vind duizenden van vaerzen bij de dichters , die met een éénlettergrépig woord en eene voorafgaande wegnéming eindigen, zo als bij hórat. Satyr. 5. v. uit. Brunduftum longce finis chartceque viaque est. Alsdan komt men de trappen op , die alom met antieken bezet zijn; en vervolgens komt men in het mufeum, dat uit Qw) Lees Muféum. (*) De gedwongen cn harde flijl, die in deze vaerzen heerscht, deed eenen fchertzer te Napels zeggen, dat men aan de vaerzen kon zien, dat zij bij den maker zuur geworden waren , en dat hij ze op het itillerje gemaakt had. Zie volkman, Reisboek do»r Italië, D. V. bl. 262. in de aantekening. Be Vert,  EN HET OOSTEN. £71 veertien vertrekken , of zaaien , beHaat, waarin alles, tot zelfs de vloeren, antiek is; zij beltaan uit het fchoonfte ingelegd werk van marmer , dat men in Hercitlanum, Pompeji of Stabie gevonden heeft. Daar is denklijk geen vorst in dc wacrcld, die op zulke kostbjke en oude vloeren , en wel in zo veele vertrekken, kan gaan; het zijn de pavimenta iesfe/Iata en vermiculata, zo als zij bij de oude fchrijvers dikwijls genoemd worden. Wat in elk vertrek is, zal ik hier niet ftukswijze verhalen, kan het ook niet doen, want dc koning heeft verboden, dat men iet optékene , men mag ook overal op deze plaatzen niet fchrijven, zelfs in Pompeji niet e. z. v. Ik wilde daar een opfchrift affchrijven, doch de wagt zeide, dat het verboden was. Ik zeide : het is évenwei niet verboden, hetzelve te lézen ? en las hierop den inhoud verfcheiden maal over. Toen ik buiten gekomen was, fchreef ik het uit het geheugen op, iu tegenwoordigheid van de wagt, welke zeide, dat men dit niet kon beletten, dat dc bevélen zig zo verre niet Hrekten. Hetzelfde gebeurde ons in Herculanum: doch de heer rudbeck en ik, namen ieder zijnen inhoud, dien wij uit de onderaardfehc waereld voor ons méde terug bragten. Ik heb genoeg aanmerkingen over het mufeum , en zou er verfcheiden bladen papiers méde kunnen vullen; maar ik wil het getal niet vermeerderen der geencn, die in hunne reisbefchrijvingen veel melden van het geen alle menfehen wéten. In het algemeen kan men zeggen, dat hier meer Haudbeelden, vaten, werktuigen cn dergelijken van brons, of metaal, te vinden zijn, dan anders geheel Europa te zamen bezit, en fchier dagelijks word het mufeum door meer andere Hukken verrijkt. I11 één vertrek vind men 1.) alle de werktuigen, vaten, fcho-  a-t. REIZE DOOR. EUROPA tels, fchaalcn, mesfen en dergelijken, die tot de offerift. gen dienden, verfcheiden Lettistemia (*) van metaal, drievoeten, e. z. v. van dezelfde frofFc. De werktuigen, die van ijzer geweest zijn, zijn geheel door den roest verteerd, en als vergaan. In een ander vertrek 2. ) allerhande foorten van lampen, muziek- inftrumenten, masken, priapen en dergelijken. In een ander 3. ) allerlei huisraad, dien dc ouden bij het baden gebruikten , badkuipen, krabbers e. z. v. In een ander vertrek 4.) zijn allerhande iborten van gewigten, waagfehaalen en dergelijken. Een ander 5.) bevat borstbeelden van wijsgeeren en groote mannen, als plato, alexander, ptolomeus , philadelphus , seneka , cn anderen. In eene kas liggen eenige honderd rollen papieren, die boven alles eene plaats in mijnen brief verdienen; weshalven ik hierna daarvan zal fpréken, Hier ziet men eene houten fchrijfpen, men meent, dat dezelve van cederen hout zij. Zij is op dezelfde wijze verfnéden als de onze, doch met dat onderfcheid, dat zij geen fpleet heeft, het welk in dien tijd niet nodig was, toen men met groote letters fchreef, en zonder dezelven aan elkander te binden. Ook vind men aldaar veclc flempels met naamen in metaal, waarméde men de naamen drukte op het geen men wilde tékenen: welk een onderfcheid is er tusfehen descn cn de boekdrukkunst? Men vind hier veele waschen fchrijftafels, névens fclu-ijfgrilfels, die aan het eene eind fpits zijn, (*) Met Leüisttrftium is eene foort van paradebed, waarop men de goden te gast verzogt, en hun een' kostbaaren maaltijd voorzette, als men dagt dezelven beledigd te hebben. Man, Reisb. door Italië. D. V. bl. 264. De l'ert,  2-4 REIZE DOOR EUROPA de heer richard in zijne Reize van Napels zegt, bl. 481.; hij zelf is het meest bedrogen. De intendant, of opzigter over het muféum, zeide, dat het un cutllahe was, die zo gefchréven had, dat hij zig niet alleen aan den eerbied voor unaSuverana [eene Souvereinc], maar ook aan de waarheid te buiten ging. Hier vind men allerlei ectwaaren, brood, deeg, meel,3koorn, vrugten, allen verdroogd , en ten deele verbrand : verdroogden wijn in fleschen, welke naar een mengzel van meel en bloed gelijkt, en van een' wrangen en brandigen fmaak is: ftrengen gaaren , doch bijna vergaan: gouden galon (tresfen) , enkel van gouddraad, zonder zijde, waaruit men ziet, welke kostlijke galonnen (tresfen) de ouden hadden. In eene andere zaal 9.) zijn allerlei foorten van goden; deze beelden zijn zeer wél gemaakt. Eene andere 10.) bevat groote itandbeelden , waar onder een groote Merkuur, clie in fraaiheid geen weêrgac heeft, ingelegd en verhé ven werk. In eene andere 11.) vind men eene groote ménigte helmen. Eindelijk zijn nog in eene andere 12.) de Herculanifche tafels , die mazochi in een groot foliant, in 1754 uitgekomen, verklaard beeft. Deze groote metaalen tafels zijn egter niet in Herculanum , maar zeer ver van daar, bij den Tarentifchcn zeeboezem, in eenen akker gevonden, bij denwelken de aaloude ftad Heraclea eertijds lag. Men vond dezelven onder het ploegen, in februarij 1732, dus lang voor fat Herculanum ontdekt werd, ja, voor dat men zo min aan het koninglijk lustflot te Portici, als aan het mufeum Herculanum gedagt had, want beiden werden door koning karel van Spanje aangelegd, die ten jaare 1734 den troon van Napels beklom. lüerüit ziet men, hoe veele mishagen in de  EN HET OOSTEN; &'5 reisbefchrijving door Italië mgeflopen zijn, welke ik juist héden voor de eerfte maal gelézen heb: royage cftm Francais en Italië, fait dans les années 1765 & 66. A Veni* fe & fe trouve a Paris ijóo en douze. De fchrijver haalt in het 7de deel , bl. 89. , dit werk van mazochi aan onder de geenen, die de oudheden van Herculanum verklarén (35.) De réden daarvan is waaifchijnlijk, clat hij als een groot Herren-cn wiskundige, ik meen den heer de La lande , geen tijd had , om meer dan den titel van deze boeken te lézen. Deze metaalen tafels zijn zeer oud, meer dart 300 jaaren voor de geboorte van Christus gefchréven; zij hebben twee letters meer, dan betgewoone Grieksch alphabet, die naderhand buiten gebruik geraakt zijn. U is misfehien het lot van het eene Huk dezer tafels bekend, dat op dezelfde plaats gevonden, naderhand heimelijk verkogt werd, en door verfcheiden handen, in 1735, aan den heer fairfax in Engeland gekomen is, alwaar het naderhand, in het jaar 1736, met eene vertaling en aanmerkingen van michael maittaire, en naderhand door scipio maffei te Verona uitgcgéven werd. De andere in Italië gebléven Hukken werden door den heer guemara gekogt, die ze breedvoerig liet verklaren door den heer mazochi , en ze den koning fchonk, om in het mufeum bewaard te worden* Dit alles is u voor lang bekend, doch als iet nieuws kan ik u melden, dat het Huk, welk in Engeland geweest is, na den dood van fairfax herwaard is (35) Met de uitgaaf der oudheden van Herculanum gaat men tot héden toe zeer langzaam voord: alleenlijk het 2de deel der bronzen, of het 6de Tan het geheele werk, is in 1771 gedrukt, S ft  276 REIZE DOOR EUROPA gekomen; het jaar heb ik niet vernomen; het is egter gefchied na het vertrek van koning karel van hier naar Spanje , bijgevolg na 1759. Nu is dit ftuk met de anderen te zamengevoegd, en in eene groote lijst gezet: thans maakt het eene groote tafel uit, die langer is, dan ik ben. De ftukken pasfen zo wél te zamen, dat men nauwlijks eene reet ziet; de letters, die maittaire als halven uitgcgéven heeft, zijn nu geheel en leesbaar geworden. Doch deze lange en merkwaardige tafels hebben mij geheel van mijnen weg afgeleid. In hetzelfde vertrek in het mufeum word ook een' metaalen inktkoker bewaard; dezelve is langwerpig met zéven zijden, verbeeldende de 7 dagen der week. Deze kleine inktkoker heeft gelégenheid gegéven tot 2 groote deelen in 4 0 ., die de heer profesfor jakou martorelli daar over gefchréven heeft, onder den titel: jacobi martorelli, Neapolitani, in Regia Academia litterafum Grcecarum Profesforis, de Regia theca calamaria Jive Melandocheno, ejusque omamentis. Liber primus. Neapoli 1756. Het 2de deel, of Liber Secundus , kwam in hetzelfde jaar uit. Dit boek heeft hier veel gerugt gemaakt, cn is zelfs verboden geworden: ik meen, dat winkelman er van fpreekt. liet behelst, om de waarheid te zeggen , zonderlinge gevoelens. Evenwel heeft de baron van zwieten tc TVeenen het zeer geprézen , in eenen brief aan den fchrijver van .... Junij 1771, welken deze mij getoond heeft. Hij befiuitaldus: Cum autem munifkentia regia totum Thefaurum Herculanum posjideam , facile credes , quanti fecerim illa, quee apud Te legi, Vir eeleberrime. De Dioscoride edendo q non dam cogitavi ,fi vitam et fanitatem confesferit Omnipotensfenijam longnevo, Ftrte tentabo cumpreejlo mihiftlRegia  sS2 REIZE DOOR EUROPA prijs van dit werk is zo hoog niet, als men zig wel zou verbeelden, in het eerst, zo lang dc koning zig voorbehouden had, dezelven naar believen ten gefchenk te géven , waren zij nauwlijks voor geld te bekomen. Zijne majefteit befchenkt nog monarchen, prinfen en ministers daarméde, maar heeft nu ook verlof gegéven, dezelven aan anderen te verkopen. Elk deel kost hier ter plaatze 12 Napelfche dukaaten, of rijksdalers, dienvolgens komen alle de uitgegéven deelen op 72 zulke dukaaten; want men is ook gehouden, de évengcmelde naamlijst van bayardi, te gelijk metdc uitgekomen 5 deelen, om denzelfden prijs te némen; dus maakt het te zamen 6 deelen uit, die men voor den gezegden prijs bekomt. Hoe veel dit bedraagt naar ons geld, is wégens den wisfelkoers, die ons fchier verteert, niet wél te bepalen, want ons geld fmelt te zamen, als boter in de zon, voor dat het in de warme landen kan aankomen. Een Napelfche dukaat , of rijksdaler, dien men Scudi noemt, doet 10 carlincn, en één carline 10 gran, of Stuivers, dienvolgens doet zulk een dukaat volgens zijne waarde niet meer, dan 10 dalers kopermunt, en 72 dukaaten zullen dan niet meer dan 720 dalers in dezelfde munt zijn, die al pari tégen 720 carlinen gaan. Om u egter een medius terminus (middendand) op te géven, waaruit gijeenigzins kunt besluiten , hoe veel dit kostbaar werk thans in onze muntfpéciekost, zal ik zeggen, dat men voor één' Hollandfchen dukaat of pauslijke fechine, die dezelfde waarde heeft, hier ten minden 25 carlinen of 2 en een' halven Napelfchcn dukaat krijgt;bij gevolg komen de ó uitgekomen deelen omtrent op 9 Hollandfche dukaaten hier ter plaatze te daan, zonder de vragt c. z. v.; hier naar kunt  EN HET OOSTEN. 285 vermag, zo veele onbekende oudheden te verklaren, zo veele fchrijvers te lézen en aantehalen, e. z. v. Doch gij zult nog meer verwonderd zijn, als ik u zeg, dat dezelfde man geheimfchrijver in de koninglijke kanfelarij is en de regte hand van den marquis tanucci, alle de brieven van den minister fchrijft, dat is zo veel, als bijna den ganfehen last der regéring in het gemeen met hem draagt. Hij zit en werkt fchier den ganfehen dag in de kanfelarij; des nagts en des morgens arbeid hij te huis aan de Hcrculanifche oudheden, en dat dag op dag. Uwe verwondering zal ten top (rijgen, als ik u nog daar boven zeg, dat de fchrijver niet wil bekend zijn, nooit, vóór eenige van zijne werken zijnen naam gezet heeft, voor zig zelven alleen geheel eenvoudig leeft, en nooit in gezelfchappen gaat. Toen ik hem zeide, dat ik aan mijne vrienden in Zweeden en Frankrijk wilde fchrijven , en hun zijnen Herkules arbeid, voor Herculanum ondernomen, verhalen, en hoe hij als een Atlas twee zulke zwaare lasten tévens torste, van dewelken elke op zig zelven genoeg was, om een' ander' te doen bezwijken, verzogt hij mij, om alles in de waercld, zulks niet te doen. Daardoor, zeide hij, verliest het werk van zijn aanzien, wanneer men weet, dat een eenig perfoon van onbekenden en niets minder, dan fchitterenden naam, fchrijver daarvan is, in plaats, dat het oneindig meer in agting blijft, wanneer men meent, dat het door een gansch gczelfchap opgeheld word. Mijn voornémen is, voegde hij er bij, om onbekend te léven, en ik hoop, dat niemand mij dit geluk zal benémen. Ik antwoordde hem, dat dit hem niet zou gelukken; groote gaaven laten zig zo ligt niet verbergen, als geringen, en zie hier, thans  286 REIZE DOOR EUROPA noem ik hem u: pasquale carcanï heet hij. Nu hebt gij zijnen naam, en meer ontbrak er niet aan mijne waaragtige befchrijving van dit wonder. Hij heeft alle de deelen aan den koning van Spanje opgedragen, en alles uit naam van de Herculanifche akademie, welke egter thans niet meer bijeen geroepen word. Hij heeft mij gezegd, dat, als hij tijd bekomt, er ook vervolgens een deel zal uitgcgéven worden, dat dc gefchiednis van alle ontdekkingen met alle de anecdoten cn omftandigheden, de tékeningen der déden, en 28 koperen plaaten, die keurig uitgevoerd zijn^ zal bevatten. Dit zal een zeer gewigtig werk zijn , daar het zulk een merkwaardig tijddip in de gefchiednis onzer geleerdheid behelst. Ik heb het altijd als eene bijzondere bedicring der godlijke Voorzienigheid aangemerkt s dat dezelve deze déden onder de asch van den Vefuvius bedekt, cn daardoor.befchermd heeft voor de aanvallen der woeste volken, en naderhand voor de woede der Saraceenen, welken alle dandbeelden, beeldnisfcn, fchilderijen , e. z. v. een grouwel waren, ja zelfs voor het bijgeloof der onverlichte Christenen in de duistere tijden * op dat dezelven in eene verlichte eeuw, die op wijsheid, fraaije wétenfehappen, kunden, oudheden, taaien en geleerdheid prijs weet te dellen, weêr uit den fchoot der aarde in het helder daglicht mogtcn te voorfchijn rijzen, cn onze tijden met den tijd van augustus, ja met den fchoonden tijd der Grieken zo nauw verbinden, dat men uit den eenen, als ware het, in den anderen kan dappern Het geen in Rome en Alexandrïè gefchied is, leert ons, wat in Herculanum, Pompeji en Stabice zou hebben kunnen geleideden, indien de Vefuvius zulke kostbaare ert thans zo aangenaame fchattcn, die hem vertrouwd waren t  EN HET OOSTEN. 287 fiiet bewaard had, en welken ons de oude tijden tégenwoordig, als nieuw, doen herléven, en ons, als ware het, in onze tijdrékening doen dwalen. Novus ab intcgro fechrttm nascitur ordo. Denklijk zou men anders zulke oude boekenrollen van papyrus in onze tijden niet gezien hebben, want in de ganfche waereld is er buiten dezen geen een eenige voor handen. Doch hier had de Voorzienigheid voor het verfoeilijk gedrag van eenen omar. een fchot gefchoten. Hier kan men de boeken lézen, die misfehien voor dezen in ciceroos , virgilius , horatius, ja veelligt zelfs in augustus en mecenas eigen handen geweest zijn. Maar ik moet zulk eene verhéven ftoffe af bréken, en zal liever mijnen brief met een paar woorden van een' anderen grooten man fluiten, die niet alleen het fieraad der Hcrculanifche akademie, cn van Napels, maar ook van gansch Europa geweest is. Het is de heer alexius symmachus mazochi, dien ik reeds te voren genoemd heb, domheer der hoofdkerk alhier, en koninglijk hoogleeraar; een doorgeleerd man , die ongelooflijk veel fchoone werken uitgegéven heeft, van dewclkcn het eerfte Amphitheatrum Campanum was, dat bij Capua, zijne geboorteplaats , ligt; vervolgens Vosfli Etymologicum, met aanzienlijke vermeerderingen en fraaije aanmerkingen; eene geleerde cn gefchiedkundige befchrijving der bisfchoplijke kerk van den h. januarius alhier; Tabuhe Iieracleenfes, die ik boven genoemd heb; de veteri Christianorum Calendario; en onlangs, in 1762, gaf hij Spicilegium Biblicum veteris Testament! uit. Alle zijne werken zijn in liet Latijn, en den koning van Spanje opgedragen, bij wien hij in groote en bijzondere gunst ftond. Hij is genoegzaam de eer-  4§8 REIZE DOOR EUROPA fte, die den fmaak voor oudheden, fraaije wétenfehappen en taaien in Nagels ingevoerd en uitgebreid heeft. Hij heeft zijnen ouderdom tot de 87 jaaren gebragt, en is nu .op nieuw tot een kind geworden; hij heeft zijn geheugen ten eenemaale verloren; egteris bij nog vricndhjk en Spraakzaam, cn ongemeen nédcrig; hij prijst thans geen ander boek, dan thomas a kempis de Imitatione Christi, dat hij altoos vóór zig op de tafel heeft liggen. Toen ik de eerfte maal bij hem was, en zeide, dat ik uit het verfte Noorden zulk een groot licht kwam bewonderen, wilde hij mijne handen némen om die te kusfen, het welk hier in Italië zeer gebruiklijk is. Hij zeide, dat hij een niets was, en niet verdiende, dat men de moeite nam, om bij hem tc komen, voornaamlijk 111 den daat, waarin hij nu was, en begon te wénen. Ik antwoordde, dat het mij oneindig aangenaamer was, hem nog lévend te zien, dan wanneer ik zijn dof met mijne traaneu moest befprocijen. Als ik hem zo zag wénen, delde ik mij de groote verandering lévendig voor, welke de ouderdom voordbrengt, Wanneer dezelve een' groot' man weêr tot een kind maakt, en toen kon ik mijne traanen riet bedwingen, zo dat geen van ons beiden in daat was veele woorden voord te brengen. Naderhand vraagde hij mij, hoe men tégenwoordig bij ons in geleerde zaaken arbcidele, e. z. v. ? Hij gaf verder deze merkwaardige gedagte tc kennen, dat men thans meer om het brood, dan door vlijt en vermoeijenden arbeid, kennis poogde te verkrijgen: hier bij ons, zeide hij, ik weet niet, wat elders gefchied. Deze goede grijsaard heeft als een (laaf dag en nagt gearbeid, cn die niet éven eens doet, word bij hem niet gefchat. In taaien, voornaamlijk in de Griekfche, in oudheden, op- fchrif-  59(5 11 E I Z E DOOR EUROPA fcriptionem Athleticam Neapoïï Anno 1764. detectam, uhi Juri Colonne Romane a Neapolitanis, media terme An■toninovum Imperalorum tcmpestate, acquifito tribuitur , quod Palcefrra Neapoli cesfarit. Ad calcem Operk adnectitur de Bithyfma ogone, — Dkfertatio. Napek 1770. in 4to 331 bladzijden. Het is aan den heer mazochi opgedragen. Met hoe veel geleerdheid dit werk vervuld is, kan hier niet met korte woorden gezegd worden. Voor eerst, verklaart hij een Grieksch opfchrift, doch wijl het marmer gebroken was, en veel in dit opfchrift ontbrak, heeft bij het ontbrekende hcrftcld, én dat zo wél, dat niemand aan de naauwkeurighcid zal twijfelen. Hij fpreekt hier van alle de opcnbaarc fpélen bij de Grieken en Romeinen, waarin bij veel nieuws zegt. De heeren artzen léren hier voor het eerst, wat crifls' eigengeniijk betékent, namelijk, vooreerst, judicium d?Athietis (het oordcel over de kampvegters ), vervolgens ook ipfum Certamen (den ftrijd zelven), eindelijk den dag, ©p welken zulk een oordeel geveld werd. £«/ minus ergo, vraagt hij bl. 178. ut artis medice coilditoribus primis, Gr eek uiiquehominibus An re Gymnast ka ab ine ante etate innulritis, Iküh, ubi ccger cum morho collucratus est, eum diem CIUtjcijm dicere, qui rel pètfeB >m vaktudiuem rel mortem decemeret (z) V Ik kan hier niet O) Dat is: „ waarom zouden dan de eerfte Stigters der ge„ nceskuiist, daar zij Grieken waren, die van de jeugd af bij ,, de kampfpclcn waren opgevoed, geene vrijheid gehad heb» ben, als een zieke met de ziekte kampte, dien dag, den Kri„ üken, te noemen, op wélken of tot den dood, of tot de „ volkaniene genezing, beflocèn wierd? "  Soo R.EIZE DOOR. EUROPA beet der tarantola (* ), over de leeuwen, olijfanten en over den Vefuvius. Serao is een groot man, die een Edelmoedig hart bezit, en een opregt vriend is. Doch , wie is in ftaat, om alle de werken optetellen, die hier in overvloed zijn ? Van alle de koperen plaaten , tékeningen en kaarten van Napels, Peefium, c. z. v. wil ik niet eens gewagen. Al de vraagen, die de heer warmholz , de heer bercii, en gij aan mij gedaan hebben, zal ik hier na beantwoorden. Ik heb thans genoeg te doen. Te Rome heeft men, in mijne afwézendheid, eenen brief in de Propaganda gedrukt, dien ik kort voor mijn vertrek aan den geleerden Dr. farricy fchreef, die voortijds boekbewaarder bij de Minervaboekerij te Rome was, doch nu eene andere plaats gekrégen heeft; hij zend mij dagelijks met den post proefbladen, die mij thans wat te doen géven. Deze briefis groot, en betreft het zeldzaam Samaritaansch handfehrift der boeken van moses , in drie taaien , op pergament, in de boekerij van den vorst barberini, dat de baron de peiresc (V) daarheen gezonden heeft. Wijl Dr. fabricy (36) een werk, genoemd Conftderations (*) Bij volkman, in zijn Reisboek door Italië, vind men eenig berigt van het werk van den heer serao over de tarantola. Zie het V. deel, bl. 185-187. De Vert. (\a~) Zie gassend, de Fita Nic. Peirefcii. L. IV. p. 139. l6l. ('q. (36) Dit werk van den heer fabricy is in 1772. in 2 deelen in 8vo te Rome uitgekomen, onder den titel: Titres primiïifs  EN HET OOSTEN. 3°ï fur F Intégrité du texte Hèbraiqm, onderhanden heeft, waarin van de feilen van den heer kennicot tégen de kritiek veel voorkomt, verzogt hij mij, hem een bcrigt van dit handfehrift der boeken van moses te géven, met welks nauwkeurige onderzoeking ik mij toen vermaakte; het is, zo veel ik weet, het eenigfte in gansch Europa. Ik fchreef hem dus eenen brief in het Fransch, waarin ik dc oudheid van het handfehrift bepaalde-, en de uithékende nuttigheid daarvan in de kritiek en uitlegging deiboeken van moses bewees, alsméde, hoe veel men aan zulk eenen ongebruikten fetiat miste, die nog nooit in onze polyglotten gedrukt was , e. z. v. Dr. fabricy/ vond goed, den brief te laten drukken, en in zijn werk de la Révélation , ou Confïderalions critiques fur la purété & F intégrité du texte'original des livres faints de F ancien Testament; dans lesquels on montre les, avantages, que la Religiën & les lettres peuveut rettrer dv.ne nouvelle édilion proietlée de ce texte , comparé avec les manufcripts llebreux & les auciennesverfionsGrecques, Latines& Oriëntales, par le R. P. gaer. fabricy , de fordre des Freres Precheurs. Den brief van den heer björnstüul heeft hij in het il deel ingevoegd. Hij verdédigt den grondtekst, dien men in de gedrukte Hehrecr/.vfche bijbels heeft, en fchrijft dus wel tégen den heer kenmcut» doch zonder de nuttigheid van zijnen arbeid te verwerpen. Hij lévert eene vollédige gefchiednis van het lot des gemelden grondteksts, die hij in vier tijdperken verdeelt: van moses tot op ciiristus, — origenes,--- de 16deeeuw, — dentégenvvöordigen tijd. Dit boek kon dus gevoeglijk de plaats eener inleiding tot het bijbelwerk van den heer kennicot bekléden. De fchrijver is volkomen op de zijde van de heïien hassencamp en TYCHSIiN.  302 REIZE DOOR EUROPA intcvoegcn , waartoe hij mijne toedemming vcrzogt, welke ik hem niet wilde weigeren, niet zo zeer uit andere opmaken, dan om der zeldzaamheid wille, dat een brief over den bijbel, van eenen der zuivere leere toegedaanen lutheraan, te Rome zelf, door de pers bekend gemaakt werd. Hij heeft dien nu laren drukken onder den titel: Lettre de Mr. Jacques Jonas Bfirnfiahl, de P Academie Royale cTUpfal, Correspondant de celle des Infriptions & belles lettres de Paris, touchant la verpon Arabe dans le Pent at eu que Samaritaiu Tritaple, ms. de la Bibliotheque du Prince Barberini a Rome, a F Auteur dc ces Confidérations. Het geheele handfehrift is overal met Samaritaanfche letters gefchréven, hoewel in 3 taaien, de Hebreeuwfche, Arabifche en Samaritaanfche, die op elke bladzijde in kolommen, vers voor vers, tégen over elkander daan. Ik heb voornaamlijk de Arabifche overzetting onderzogt, welke de Samaritaanen van de boeken van moses gemaakt hebben; zij is den geleerden in Europet tot héden toe nauwlijks bekend. Het is eene voortreilijke woordenvertaling. Ik heb niet nagelaten te tonen, welke grove mishagen de heer kennicot begaan heeft, wijl hij deze vertaling der Samaritaanen niet gekend en geraadpleegd heeft. Ik toon hier ook eene grove feil aan in de naamlijst van de koninglijke boekerij tc Parys, alwaar gezegd word, dat dit handfehrift in de koninglijke boekerij is; zulke en dergelijke feilen zijn in deze naamlijst zeer dik gezaaid. Daar dit handfehrift het eenigfte in Europa is; want in Engeland zijn de Samaritaanfche boeken van moses ook wel, doch ilegts in twee taaien; dagt ik mijn' tijd niet béter te kunnen bedéden, dan met het onderzoeken van zulk een allerzeldzaamst handfehrift.  EN HET OOSTEN. 3°3 In het algemeen zijn de handfchriften op alle mijne reizen mijne liefde bézigheidgeweest: dezulken zijn op de plaats, waar men is, vast, en de eenige bronwellen van nieuwe zaaken in dezen tak der geleerdheid; gedrukte boeken kan men vervoeren en op alle plaatzen hebben. De Zweedfche konful alhier, de heer ,\NDRé, is onlangs door den koning tot agent benoemd, hij is een zeer braaf en gedienstig man. Hij is geen Zweed, verftaat ook de taal niet, maar wel bet Engelsch, Italiaansch en Fransch, welke laatde taal zijne moederfpraak is, zijnde hij uit Geneve van geboorte. Ik heb zeer nauwkeurig naarvraag gedaan, of de werken over Herculanum naar Zweeden afgezonden zijn. De heer marquis tanucci , de heer geheimfchrijver carcani, de heer profesfor ignarra, en anderen, hebben mij allen verzékerd, dat de exemplaaren, naar Zweeden bcflemd, aan den Spaanfchen minister te Dresden gezonden zijn , die naderhand naar Warfchouw gereisd is ( de naam wil mij nu op dit oogenblikniet te binnenkomen), om ze verders naar Stokholm te bezorgen. Ik heb deze zaak zo fterk aangebonden, dat onlangs van wégen den koning aan denzelfden minister een brief van hier afgegaan is, waarin hij nader bevel krijgt, de afdrukken, bij aldien het nog niet gefchied is, ten fpoedigften aftezenden, en ten eerden dienaangaande antwoord te fchrijven. Deze brief werd dooiden heer carcani afgevaerdigd, die, als mijn vriend, de zaak ijverig ter harte neemt. Zo zij nu eerlang in Zweeden komen, dan weet gij, door wiens aandrijven het gefchied is. Ten minsten heb ik meer uitgevoerd, dan de konful, die voor eenigen tijd van het kanfelaarijkollcgie bevel kreeg, om naar het werk te vragen; hij heeft het  $04 11 E I Z E DOOR EUROPA ook gedaan, doch tot antwoord gekrdgen, dat men het resds afgezonden had. Ik ging verder; ik maakte, dat ik, in de koninglijke drukkerij, de naamlijst , of het hoek te lézen kreeg, waarin de naamen van alle de monarchen, koningen, vorsten, hertogen, c. z. v., diehet werk ten gefchenke bekomen hebben, naar de orde van het alnirabet aangetekend worden : te vergeefs zogt ik Suezzia (Zweedcn) , te vergeefs Stokholma e. z. v. Dit gal' mij een' nieuwen grond van over deze zaak tc fpréken. Zo ik minder onbaatzugtig was geweest, cn dc dienst des konings cn het voordeel der koningliike boekerij mij niet meer ter harte gelégen hadden, dan mijn eigen voordeel, zou ik zeer gemaklijk een exemplaar ten gefchenke gekregen hebben, om mij daar méde dep mond tc hoppen; paar nu liet ik geen rust en daarom zeide ik tégen allen, dien het aanging, ronduit-i dat onze'groote monarch billijk dc eenigfte in Europa niet moest zijn, die van dit bewijs van de agting zijner katholijke majcüeit beroofd bleef. Op een' ander' tijd zal ik mij daarover verheugen, wanneer ik zie, dat de exemplaarcn bezorgd zijn, dan zal ik ze met rusten op mijn gemak lézen. Nu op de reis ben ik tot héden nog dagelijks met andere zaaken bezet. Mijne beurs heeft mij ook niet toegelaten, bet werk hier te kopen. Doktor fabbiïcï is te voren door een ander geleerd werk bekend: Recherches fur l epoque de fcquitation, oii don monire Finccrtitude des tems historiques des peufles, rèlatlvcmcnt a cette date, a Rome 1764. 65. twee deelen in 8vo. liet behelst zeer veele onderzoekingen in de tijdrekening, en hij ontwikkelt daarin de «loeüijkfte vraagen, zelfs van de tijdrékening der Chineefen, As-  E N H E T ÓÓST E ff. 305 firiërs, Egiptenaafs en anderen; Een woord nog van r!e Lettres de Mr. lAbbé . ... au Sicur Kennicot, die ik in mijnen gcdrukten brief, bl. 381, aangehaald heb. Het is de heer du may , een bekeerde Jood van Metz, die 4 jaaren bij'den heer kennicot in Engeland geweest, met eene Engeifche vrouw getrouwd, naderhand met den heer kennicot in verfchil geraakt, en naar Parys gekomen is, daar hij mij zijne aanmerkingen tégen den heer kennicot toonde. Ik verzogt hem toen de misdagen te verbéteren, die ik daarin vond; doch hij heeft het niet gedaan, maar dezelven laten drukken, en ze mij met den post naar Rome gezonden. Ik moest dus zijne feilen veranderen in den brief, dien ik aan den beer fau?ucy fchreef, die niet bcfrcmd was, om gedrukt te worden. Zijne brieven zijn vijf in getal, ongelooflijk hard tégen den heer kennicot, en doen er zéker veel toe, om zijn Tertrouwen op de kritiek, cn zijnen gaiitchèt) arbeid in een' kwaaden naam te brengen. Hij bcfchrijft hem als eenen grooten onkundigen, die het Hebrecuwsch niet verftaat, en telkens tégeniirijdigheden begaat: in meen, dat ik te voren in eenen brief van P^rys van dezen du may gefpronen heb. Ik had hem aldaar bij de kapucijnen voorgedragen, die een Ecole Royale des langues Orientales willen oprigten, waai over ik voorzéker reeds voor lang eenen breedvoerigen brief gefchréven heb. (*) Zij hebben hem geholpen, om deze brieven tc zamen te fméden , want zij zijn hévige tégen'tanders van den heer kennicot , van den heer houbicant, en van allen, die den tekst willen verbéteren. Scd medio tuiisfimus ibis, (de £(*) bladz. 80.] L Deel. V  3o6 REIZE DOOR EUROPA middenweg is best) zegt phoebus bij ovidius tégen phaeton. EEN EN TWINTIGSTE BRIEF. Van den Vefuvius en de werken daarover gefchréven —Van vader de la Torre. Napels, den \den feptember, 1771. A^JTij verwagt billijk van mij het berigt van den Vefuvius , dat ik u in mijne vorige brieven beloofd heb; maar ik zal zeer kort zijn, cn zou het artikel geheel voorbij gaan, indien de ftolfen , die daaruit komen, niet veelerlei bij ons onbekend gebruik en nuttigheden hadden. De asch maakt het land vrugtbaar cn wéldragend; de fchoonite vrugten en wijnen, voornaamlijk lacryma christi, vijgen , moerbeziën, oranjeappelen , koorn, lavendel, en dergelijken, groeijen voortrclhjk rondom aan den voet van den berg; alleen de bovenlte hoogte is naakt. De asch kan verder tot dc zogenoemde puzzolane gebruikt worden, die zo voortreflijk om te bebouwen is. De lava heeft verfcheiden nuttigheden; de harde word in groote vierkante ftecnen gehouwen, en gebruikt om de llraaten te plaveijen, die daarvan zeer gelijk en fchoon worden; de ligter lava of het fchuim, dat boven op drijft, als zij (tolt, word tot gewelven en daken gebruikt, die tévens ftetk cn ligt zijn, en dus de huizen door derzelver gewigt niet neerdrukken. Verders word de lava ook als het fchoonftc marmer geflépen tot tafels e. z. v., men maakt er doozen cn dergelijken van. Zij verdeelt zig, ten aan-  EN HET OOSTEN. 307 zien der fijnte cn kleur, in verfcheiden foorten, cn, in de laatfte jaaren, heeft men begonnen, doorfchijnende fteenerj of bdornagtige krijstallen van allerlei kleuren tc zamelen, die bij den eerften opflag robijnen , fmaragden, fapluren, diamanten, e. z. v. gelijken. Als men geen k« met is, kan men zig zeer ligt daarin vergisfen , want zij worden zeer wél gefté"pen; men gebruikt ze in ringen en andere.juweelen. Men misbruikt mogelijk het woord lava, wanneer men deze doorfchijnende fteenen zo noemt, welken vcclligt niet gefmolten, maar uit den berg uitgebroken cn opgeworpen hoornkrijstailen zijn. Te Portici heeft iemand een volkomen kabinet van alle foorten, van lava, zo wel van doorfchijnende als donkere, voor zig gezameld; hij rékent tot op 655 foorten; en verkoopt daarvan aan liefhebbers, de geheele, halve, of vierde laag, in haare rangen verdeeld. Alleen de eigenlijk zigenoemde lava, of de flakken, rékent men op 116 foorten (37.) Eindelijk haalt men van de opening van den Vefuvius eene foort van zout of fai amoniak, dat tot veelerlei zaaken gebruikt word. De zwavel, die daar gevonden wurd, ga ik met ftilzwijgen voorbij. Maar het (37) De abt gat.iani heeft, in 1773, uitgegéven: Catalogo delle materie del Vefuvio, of eene lijst der uitgeworpen doffen uit dezen volkaan. Hij verdeelt dezelven in twee klasfen , active of werkende, en pasfive of lijdende: tot de eerfte rékent hij zwavel, pek, zout en olie, tot de tweede, de ftoffè, die door het vuur in lava, zand en asch veranderd en verfmolten is. In het algemeen rékent hij 144 foorten van uitwerpzels des Vefuvius. Hij geeft tévens eena korte gefchiedkundige befchrijving van alle de ukbersriugen dezes bergs. V 2  So3 R E I Z E DOOR EUROPA grootde nut van den Vefuvius, daar de gemeene man ook van weet te fpréken, is, dat hij Napels voor deszelfs ondergang behoed; hij is een geftadig rokende fchooritcen, die de doffe afvoert, die anders voor lang de dad Napels het zelfde lot zou hebben doen ondergaan, dat Lisfiabon verfcheiden maaien getroffen heeft. Als men in langen tijd geen uitberstingen van den Vefuvius gehad heeft, begint men te Napels bevreesd te worden, want bet gevaarlijk de téken is, als hij (lil is. Hier word dus de fpreuk van SENEKA waar: Nullam malum fine auctoramento boni. ( Er is geen kwaad, zonder eenig bijkomend goed.) Zédert het jaar 79 rékent men 28 uitberstingen en ontbrandingen van den Vefuvius; hoe dikwijls hij te voren gebrand heeft, weet men niet. Men meent, dat hij in het begin maar gloeijende asch, cn geen verglaasde doffe, of lava, uitgeworpen hebbe, tot op dc zéventiende uitbersting, in het jaar 1036, wanneer, naar men zegt, voor het eerst dergelijke vuurdroomen uitgebroken zijn. De laatde uitbersting gefchiedde in maij van dit jaar, na dewelk^ de lava op alle plaatzen nog niet koud geworden is, msuJr. nog fterk brand en rookt. De brand in octoberdesjaars 1767 is zeer vcrfchriklijk geweest: donder en aardbevingen waren zo derk, dat de glasvensters in Napels door het gedreun en het fchudden braken, en de huizen met de asch van den Vefuvius bedekt wierde 1; eik meende, dat het de laatde dag was, cn nam fpoedig zijne toevlugt tot het gebédeboek; na 3 of 4 dagen droeg men den heiligen Januarius in ommegang naar de Magdalenabrug, tégenover den berg, als wanneer zijn gehuil ophield. Een ieder fpreekt hiervan, als van een groot wonderwerk. Nu moest ik zeggen, wat wij  EN HET OOSTEN. 309 van de hitte, zowel van boven als van onder, uitgedaan, en wat voor onbefchrijflijkc gevaaren wij verders op de • beide reizen gehad hebben, die wij naar het opperde en de opening van den Vefuvius ondernomen hebben ; maar zulk eene befchrijving moet gij in het heetflc van den zomer lézen, op dat de gewaarwording de verbeelding gaande maake, cn het gebrek der woorden vergoede, die geenzins toereikende zijn, om alle de bezwaarlijkheden en vermoeijingen uittedrukken, die wij uitgedaan hebben. Onze eerde reis gefchiedde in de maand junij, op ecnea dag, die gevallig de heette was, dien men dit jaar hiep gehad had; en fchoon wij des morgens zeer vroeg van Napels vertrokken, kwamen wij nogthans eerst tégen den middag op den hoogden kruin van den Vefuvius; en het zonderlingdc was, dat de berg eenige minuutcn tevoren, | voor dat wij zijnen hoogden top bereikten , begon te duni deren, te huilen, en millioenen van deenen uittcwerpen. Dit gehuil cn gedommel gaat naar eene cadence of tact, rythmus, gelijk de Grieken het noemden, zomtijds houd het op, en komt daarna hoe langer hoe harder weer, met een gekraak cn gezuis, dat men bij het gedruis der fmidsövcns, blaasbalgen cn hamers in eene groote ijzerfmclterij zou kunnen vergelijken; doch men hoort hier te zelfden tijde een fluiten, rommelen en bruiscben als van watergolven , en vervolgens een doof donderen, als van een' derken, doch ver: ren, donderdag. Men ziet hieruit, dat de verzieringen 1 der dichters van vw.kaan's fmidze haaren grond in de : werkingen der natuur hebben. Wij klommen egter opwaard , ca zagen ongelooflijk groote deenen bij duizenl den uit het gat des afgronds tot zulk eene hoogte opga» V 3  3io 21 IS 1 Z E DOOR EUROPA worpen, dat zij ons zomtijds uit het gezigt verdwénen, of zig eerlang als kleine vogels vertoonden, en fchier lood-: regt weêr nédervielen. Hier zag ik, hoe het kan waar wezen, dat de ouden ftecnrégen gezien hebben, waarvan Livios, en anderen,zo dikwijls fpréken. Tot alle geluk fiond de wind van ons af, zo dat de zwaare rookzuilen, de asch, het zand, de vuurfprankelen en zwavelagtige dampen naar dc andere zijde gedréven werden. Doch toen wij voor de tweedemaal deze reis déden , was de berg ftil en gaf alleen rook op, het welk altijd gefchied; wij gingen toen tot bij de opening en rolden fteenen af. Dezelve is niet zeer Heil, maar matig afhellende en rond, zodat men zeer wél in dc opening kan afklimmen, gelijk veelen gedaan hebben. De inwendige gedaante is bijna als een teefchotcltje, overal geel van zouten zwavel; diep naar benéden is zij met asch geflopt, waaruit dc rook opftijgt. Daarenboven komt de rook uit verfcheiden plaatzcn van den heuvel, alwaar men hier en daar reetcn, en zomtijds als diepe kuilen en fcheuren in de diepe asch en het zand ziet, waarin het zeer moeilijk en heet om te gaan is. Hier cn daar brand op andere plaatzcn de lava als in een' fmdtoven, en geeft eene verbazende hitte van zig. Als dezelve geftold is, gelijkt zij naar hamerllag, of ijzerfchuim, fchuonzij niet zoglinfleiend is; maar haare oppervlakte is als hobbelig en ongelijk ijs op een meir, of eene breuk in het ijs, daar de eene 1'chots tégen de andere gefloten heeft, het eene ftuk ftaat op zijn' kant, het andere naar onder; men gaat daar op, als op andere bruggen, die wégens de holligheid en lédige ruimte daar onder een geluid van zig géven. Zomtijds, als zij dun en broos is, breekt zij ook, en men is dan in gevaar van  EN HET OOSTEN. te vallen, of zelfs een been te brékcn of te bezércn; men kan zig dan ook wel zeer branden, als er vuur onder ligt, gelijk zulks gemeenlijk kort na het branden van den berg , zo als nu, daar de lava versch is, gebeurt. Als de lava eerst uit den berg uitftroomt, gaat zij als een boom in de hoogte, dan valt zij weêr, en droomt den berg af; als zij aan eene fterk afhellende plaats komt, bruischt zij als een waterval, of eene vnurcascade naar benéden, hetwelk in het duister eene pragtige en groote vertoning maakt. Anders ftroomt zij niet fchielijk, maar drijft langzaam voord, laat zig ook (tuiten door ftecnen, boomen en balken, die men in den weg legt, en zig op die wijze, alsméde door gemaakte grilten, elders heen afleiden. Zij is als een deeg of klomp, die gansehlijk allengs verder voordrukt, en neemt bij het floilen allerhande genaken aan, zomtijds als hobbelig ijs, gelijk ik zo éven zeide, nu als dikke kabels en touwen, in verfcheiden gedaanten gewonden cn geflingerd, dan als bevroren golven en dergelijken:'van boven zijn altijd hoeken en fcherpten, die fchoenen en laerzen zonder verfchoning afflijten. Dusdanig is de verfchc lava. De oude laat zig aanzien als groote fteenhoopen , van eene blauwagtige , ook wel grauwe kleur, cn hangt niet als eene brug te zamen. De alleroudfte is roodagtig, en ligt als groote aardklompen naast elkander; het is zeer moeilijk daar over te gaan. Hier méde eindig ik mijne befchrijving van den Vefuvius; maar nog een woord van zijne ligging. Deze berg ligt ten oosten van den zeeboezem, is van de Apennijnfche bergen afgezonderd, en bevat drie bergen of bergtoppen, die digt bij elkander liggen: Monte difomm* ten noorden; den eigenlijken Fefuvim teu zuiden; den V 4  3?a REI Z E D-O'.O R EUROPA eenen zeer digt 'bij de'man ieren, met eenen gemeenen voet, fchoon dos* een diep dal, dat egter van tijd tot tijd meer met lava gevuld word, van elkander gefebeiden^ ag;cr den eerden, tégen het oosten, ligt de derde, Ottajava, die zo hoog nkt' is. Deze is de waare ligging,' en hiernaar moet men alle inrsflagen in aard- en waercld-' befchrijvingen verbéteren. Monte di Somma heeft zijnen naam van een fraai vlek ol' dorp-, dat benéden op eene vrugtbaare plaats ligt; men gelooft, dat dit de berg is, die eertijds gebrand heeft, doch dat naderhand het vuur zijne opening in een anderen heuvel, tégen het zuiden, genomen beeft; in het gemeene fpréken verwisfeit men ock de naamen dezer beide bergtoppen, gemeenlijk egter noemt men deh zuidlijken en brandenden, Vefuvius. < ,'ttaja-a heeft zijnen naam van een daar naast liggend groet dorp;-en iïenu overeen met het OEtavianusder ouden. Dc omirek van alle drie de bergen is 24; die' wu de.i Vefuvius op zig zelven 6 en eene halve Italiaanfche mijlen. De looi regte hoogte van den laatften boven bet dal, dat hem van den Monte di fomina affeheid, is 74-vPai'iji'che voet, en zo veel-van den berg is naakt en ionder eenig, kruid. De oppervlakte beftaat uit asch, zaid, zwavel, zout, klei, e. z. v. Zijne hoogte boven de zee "is 1677 voet. Deze berekening heb ik van den bekendefl'gatiui'fknndigen ,'' vader dklla torre, koninglijken bift'1'bewaarder alhier, die door gefiadige bezoeken fittï den.'-Y'cüiviiiS zeer gemeenzaam geworden is, en verfohe'idcn Ixfchrijvingen daarvan 'in hét'Italiaansch uitgegévcn heef;; dc laat/Ie uitgave zijner Difcriptión du mom Ve/ure, in het fransch, is in dit lopend jaar in 8° uitgekomen. Hij heeft mij gezegd, dat hij vast cn jSéker  EN HET OOSTEN. &3 gelooft, dat de Vefuvius te eenigen tijde, als de brandbaare doffen verteerd zijn, uitdoven , en éven als de Solfatara . ganschlijk imlorten zal. Toen ik hem vraagde, boe htng hij dagt, dat hij nog wel zou kunnen liaan, antwoordde hij, dat hij hoopte deszelfs geheele inilorting zeil' nog te beiéven'; wijt hij nu reeds 50 jaaren oud is, kon ik mij van lachen niet onthouden. Ilij voorfpclt ook eene groote omwenteling in den Vefuvius, die in den Sanftaandeu herfst of winter zal voorvallen. Ilij kent den berg zeer wél, en is veelmaalen geheel benéden daar in geweest. Het is dezelfde vader della torre die de Elementa phyfica in het Latijn in 9 octavo deelen uitgcgéven heeft, met tékeningen van vogels, dieren, en dergelijken, want in zulk een uitgeilrekt begrip neemt hij de natuurkunde. Ondertusfch'en moet ik hier vooral zijne vergrootglazen en verrekijkers noemen, die hij zo merklijk verbéterd, cn daardoor de zeldzaamfte waarhémingen gedaan beeft. Want, daar hij vergrootglazen uitgevonden beeft, die de mieldenlijn van een voorwerp 1000 „ja 2000 tot 2560maal vergroten, kunt gij daaruit afnemen, hoe veel men ziet, dat anders onzigtbaar is, zo dat het maar weinig fcheclt, of men zou swedendoro's geesten kunnen zien: ten minsten ik zag vlooijenëijeren, die met het bloo'të oog niet konden gezien worden, zo groot als een duim of eene druif, en dat nog met een liegt vergrootglas; want, wanneer de doorméter maar icco maal vergroot word, word de geheele oppervlakte een miüioen maal grooter, e. z. v., in plaats, dat de beste tot nog toe bekende glazen, gelijk hij beweert, den doorméter niet meer dali 400 maal, dat is de oppervlakte of den buitenfr.cn omtrek niet V 5  3i4 REIZE DOOR EUROPA meer dan 160 duizendmaal kunnen vergroten. Hij maakt deze glazen zelf, welken niets anders dan een zeer fijne krijstalbol zijn; hoe kleiner deze bol is, hoe meer hij het voorwerp vergroot, in de évenrédigheid, dat de waare middenlijn van het voorwerp tot de vergroote middenlijn in betrekking ftaat, als drie vierden der middenlijn van den bol tot 8 duim, of 96 lijnen; dienvolgens maakt een boi van 2 lijnen middenlijns, den doorméter 64 maal grooter, door eenen bol van 1 lijn middenlijns ziet men den doorméter 128 maal grooter, dan zijne waare grootte is: een vijfde lijn maakt hem 640 maal grooter: is de middenlijn van den bol maar een ftip, dat is, het 10de deel eener lijn, zo vergroot zij 1280 maal: eene middenlijn van twee derden ftip maakt 1920 maal, een half ftip 2560 maal grooter: men begrijpt, dat hier alleen van den doorméter gefproken word, want de buitenfte vlakte word 2560 maal 2560, dat is 6, 553, 600, of over de zes en een half millioen maal grooter, dan zij indedaad is. Van zulke kleine bollen, als dc laatftgemelden zijn, heeft hij er nog maar drie gemaakt, wijl dezelven zo moeilijk te maken zijn, want zij zijn zo klein, dat men ze nauw-, lijks met het bloote oog kan zien. Tot nog toe heeft hij het zo ver niet kunnen brengen, dat hij zulk een' kleinen krijstalbol heeft kunnen maken, waarvan de doorméter of middenlijn maar een derde van een ftip was; zulk een, zou den doorméter van het voorwerp tot 3840 maal vergroten. Hij heeft mij eenigen van zijne bolletjes gegéven, die den doorméter 500, 1000, 1500, zelfs nog meermaal vergroten; de grootften zijn kleiner dan dc kop van de fijnfte naald, en dus moeilijk om ze bij zig te voeren, zonder ze te verliezen. Welke nieuwe ontdekkingen  EN HET OOSTEN. 315 in de natuur en in de binnenfte zamenflelling der lichaamen kan men niet door deze vergrootglazen verwagten? Misleiden zal men door derzelver gebruik te eenigen tijde in eene geheel nieuwe waereld tréden, nieuwe flelzels uitvinden, aan de natuurkunde, natuurlijke wijsbegeerte en natuurlijke gefchiednis eene nieuwe volmaaktheid géven. Deze geleerde monnik heeft proeven genomen met allerhande lichaamen, zo wel vloeibaaren als vasten, olie, azijn, ontbonden zout, metaalen, ftecnen, krijstallcn, gewasfen, c. z. v., en veele nieuwe en te voren geheel onbekende waarheden ontdekt. Zijne waar"men óver de dieren cn derzelver vbK-ibaare deelen wel gewigt: ik ga dezulken voorbij, die hij ontijs- en i vings-lappen, {[ckymus, chylus) en diÉSilicdMil heeft, en gewage flegts met eenige woor<;s,.: L|c nieuwe ondekkmg, die hij in het bloed gccfcÉf^fitêd • H dsefeil van hetzelve zijn namelijk geen g 1 ii ai anders beweerd heeft, maar de^^S&'Ujkcn naar ringen, of hoepels, die in bet midlÜgf j'^J » ca langwerpig zijn: deze ringen zijn in eene =-:~'""rfgc bewegLg, tullen heen en wéér, en het is zonderling te zien, hoe zij zig zomwijien verenigen, zig weer afzonderen, doch altoos hunne ringvormige gedaante , met de lédigc ruimte in het midden, behouden: zomtijds , als de bloeddeeltjes gedrukt worden, opent zig de ring, gaat als in twee, en word tot een' langen kéten, doch in de beweging duit hij zig wéér tot eenen ring. Als het bloed met water vermengd word, behoud het ook, zijne ringen, maar giet men er te veel water op, dan ontbinden zig de ringen in hunne zamenhangende deelen. Uit deze verfchijning word het gebruik van het water ver-  3t« REI ZE DOOR EUROPA kfaard , in ziekten, die haaren oorfprong in traag en verdikt bloed hebben, nademaal liet water de ringen kleiner cn bekwaamer maakt, om in alle groote en kleine vaten intelopen, waardoor bet (lollen belet en de ontftcking voorgekomen word. Hij heeft waarnemingen gedaan over de vleesehvézelen, zowel de peesagtigen als fpieragtigen, over de zén uwen , dc hersfenen cn derzelver vliezen, e. z. v., en daardoor veele onbekende geheimen der natuur ontdekt. Hij heeft bevonden, dat de zénuwen uit veele regte draaden zamengefteld zijn, die niet doorfchijnend, maar van eene ongelooflijke fijnheid zijn, zonder éenig buisje in het midden; tusfehen deeze fijne draaden h'ggcn veele kleine ronde bollen, die doorfchijnend zijn , rtéven eikanderen. Doch drukt men deze fijne draaden , zo komt er eene groote ménigte doorfchijnend vogt uit, het welk waarfchijnlijk het voerzel (vehikel) der bolletjes i& De hersfenen beftaan uit zeer kleine bolletjes,en niet uit de klieren van malpighius , zo min als uit vézelen, aders of andere vaten. Hier uit verklaart hij de gedagten, begrippen cn geheugnis van den mensch, met derzelver ongefjke trappen en dergelijken; namelijk, hoe deze bolletjes zig met meer of minder traagheid of vaerdighcid bewégen, en in welke (trekking zij voordgedréven -worden, het zij in regte of kromme lijnen , zo is , bij voorbeeld, die geene krankzinnig, bij wien deze bolletjes in de rondte of in den wervel omlopen, en zo met veele andere zaaken uit dc geesten - waereld. Hij is zelfs in het waarnémen door zijne vergrootglazen zo verre gegaan, dat hij het zweet of de uitwaasfeming zig in de lugt heeft zien. opgéven, en de deelen daar van als kleine, fijne, doorfchijnende fchijven heeft nagezien, die hij liimincilcs  EN HET OOSTEN. Roemt, cn die in groote ménigte uïtwaasfemen en zig in de lugt verfpreiden. Dit, zegt hij, is geen verbeelding, gelijk wanneer leeuwenhoek zegt,de vézeltjcs (atomes) van epikurus , of de materia fubtUts van descartes gezien te hebben, of,'gelijk higmore zeide, dat hij de magnétifche uitvloeifels in geflalte van eenen nével gezien had , hij mogt het wel nog veel minder met de gezigten van den heer swedenborg willen laten vergelijken. Want een ieder ziet immers de uitwaasfeming op een fpiegcl voor zijne oogen, en hij heeft ze met een glas gezien, welks middenlijn maar 1280 maal, of de gansche oppervlakte anderhalf millioen maal vergroot. Zijn voornémen is, de nieuwe ontdekkingen, die hij reeds gedaan heeft, en die hij nog vervolgens hoopt te doen, in eenige deelen uittegéven (38); hij wil ook de wijze befchrijven, hoe men de kleine krijstalbollen tot vergrootglazen vervaerdigt en gebruikt. In het jaar 1763 heeft hij te Napels reeds uitgegéven: Nuove osfervazioni intorno la Storla Naturale del P. D. Giovanni Maria della Torre, in 8 0 172 bladzijden , zonder voorréde en plaaten. Ik twijfel, of dit werk bij ons nog wel bekend is, fchoon het reeds zo lang gedrukt is; het bevat zo veel nieuws, dat het zekerlijk (38) Vader de la torre heeft reeds een begin gemaakt met de uitgave van zijne zeldzaame mikroskopifche waarnemingen onder den titel: Nuove Osfervazione microscopiche fjV. Het eerfte deel is te Napels 1776. in 410 uitgekomen. In de eerhe verhandeling onderzoekt hij nauwkeurig de wézenlijke eigenfchappen van een goed vergrootglas.' Hij verkiest de enkele boven de zamengeftelde. Ilij zal dit werk gerégeld bij gedeelten vervolgen,  3i8 REIZE DOOR EUROPA verdiende, in eene meer bekende taal overgezet te worden. Het is niet van zeer lange, dat de naam van den fchrijver tot ons zou hebben kunnen komen, niettégenltaande hij zo veel gearbeid, zo veele nieuwe onderzoekingen gedaan, en zo ménig nieuw werk gefchréven heeft. In dit alles ondervind men de gevolgen van de geringe gemeen fchap onder de médeléden van het gemcenebest der geleerden in Europa, zonder te fpréken van de overige en grooter wacrelddeelen. Doch ik vrees met réden, dat gij mij verwijten zult, dat ik over dit onderwerp te breedvoerig ben geweest, ik zal derhalven niets zeggen van dc verbéteringen, die hij aan verrekijkers en perfpectiven gemaakt heeft. Ik ben zonder dat ver genoeg van den Vefuvius afgeraakt; doch in brieven zijn uitweidingen immers geoorlofd. Onder anderen, die van dezen berg gefchréven hebben, mag ik den geleerden francisco serao, lijfaïtz der koningin, het minst vergétcn. Hij gaf in 1740, Ifloria delf Incendio del Vefuvio accaduto nel tnefe di Magglo, deW anno 1737, uit, een boek, dat zeer wél gefchréven is. Deze serao word overal, in het Italiaansch zowel als in het Latijn, voor een' groot' fchrijver gehouden. Hij is een zeer braaf man, maakt zig bij elk bemind , bezit eene ongemeene befcheidenheid en verbergt zijne groote doorzigten. Hij heeft een fraai boek in 4S0. (*) over de tarantola in Apuïïè gefchréven, waarin [ (*) De titel van dit werk is: Della tarantola, overo Falangio di Puglio. Andere fchrijvers over de Tarantola zijn aangehaald in de aanték. op shaws Reize I. Deel. bl. 283, ca in de bijvoegzels agter het II. D. bl. 137.]  EN HET OOSTEN. 319 liij aantoont, wat in alle de vertellingen van het tarantismus waar, en wat valsch is, gelijk het gcnézen der ziekte door dansfen. Hij fchrijft ze voornaamlijk aan denhitziekte der Apuliërs in de hondsdagen toe: als een meisje wil trouwen, vrolijke gezelfchappen en dansfen wil hebben , zegt zij, dat zij van eene tarantola is gebeten, die ondertusfehen, naar zijn gevoelen en dat van andere natuurkundigen , geen grooter ongemak kan aanbrengen, dan eene paerdevlieg of wesp. Maar het is jammer, dat dit werk niet vollédig is geworden, het moesten 3 deelen geweest zijn, doch waarvan er maar twee en twee bladen van het 3de gedrukt zijn, makende in alles 276 bladzijden in Quarto, uit. Daarenboven is het zo zeldzaam geworden , dat ik het op geenerlei wijze zou hebben kunnen bekomen, indien de fchrijver ons elk van zijne gedrukte werken niet vereerd had, gelijk hij ons geftadig veel goedheid en vriendfehap bewijst. Zijne befchrijving van den olifant, dien men hier eertijds lévend hield, doch nu opgezet heeft,névens ontleedkundige aanmerkingen over den leeuw en het wild zwijn, zijn onder den naam Opusculï di fifico argumento, hier in Ato. 1766. uitgekomen. Nu zal het évenwei tijd zijn , dezen langen brief te fluiten. Doch ik zou niet regt handelen, indien ik hier den beer gaetano de bottis voorbij ging, die in 1761 in het Italiaansch geleerde aanmerkingen over de nieuwe volkans heeft laten drukken, die ten getale van 15, als vuurwellen, niet verre van Torre del Greco benéden aan den Vefuvius, op den 3den oclober 1760, uitborsten. Naderhand, in 1768, gaf hij een historisch berigt van den fchriklijken brand van den Vefuvius in oftober 1767. De heer de bottis is een groot mineraalkundige, en volgt  3ao REIZE DOOR EUROPA I het zamenftel van onzen alombekenden walt,erius. Ik heb liem verzogt, eene gerégelde befchrijving van alle foorten van lava, deenen, krijstallen en dergelijken, die uit den Vefuvius komen, uittegéven., op dat wij eene ordcnlijke verhandeling over dc bergdoffen van den Vefuvius mogten hebben. Hij heeft het inij vast beloofd, •en voor dat deze uitkomt, zal ik u niet verder met berigten van den Vefuvius lastig vallen. Nafchift: De heer vairo, een gefchikt natuurkundige alhier,cn leerling van den heer sf.rao, belooft veel licht in alle de zeldzaame verichijningen in deze gewesten, den Vefuvius, de Solfaiara, de kokende wateren, grotten, uitwaasfemingen e. z. v. Een bekwaam latijnsclj dichter, mtggliaccio genoemd, heeft een fraai gedicht over de uitbersting van den Vefuvius in het jaar 1767 gemaakt, hetwelk hij aan den groothertog van Toscanen opgedragen heeft. Hij fchreef juist in den tijd , toen de berg woedde ^ cn dc hitte zijner inblazing ging in gelijke during met de vuurllroomeu uit den berg voord. De groothertog had in Florence het gedicht eerder met den post, dan hij uit de tijdingen het geringde van de uitbersting des Vefuvius wist. Dit gedicht, gelijk veele anderen van denzelfden dichter, is der ecu we van augustus waardig. Jammer is het, dat bet nog niet gedrukt is. De heer miguaccio heeft mij, behalven andere bewijzen zijner vriendfehap, eeii affchrift van dit en eenige anderen van zijne fraaije latijnfche gedichten gegéven. TWEE  EN HET OOSTEN. 3*7 er geen gevogelte had, welk daar niet voorbij kon vliegen , zonder te fterven, waarom lucretius. in het 6de boek zingt: Principis quod Averm vocantur, nomen id abs re Impofitum est, quia funt avibus contraria cunStis (c). En naderhand verder: Qualjs apud Cumas heus est montemque Fefevum, Oppleti calidis ubi fumant fontibus auctus (d). En virgilius zingt van de grot der Sibille, bij het msir Avernus, in het 6de boek der aeneis: Spelunca alta fuit vaftoque immanis hiatu, Quam fuper baud ullte poterant impune volantes Tendere iter pennis: talis fefe halitus atris Faucibus ejfundensfapera ad convexa ferebant Unde locum Graji dixerunt nomine Avemum (O- Men kan hier over verder nalézen silius italicus in het 12de boek, plinius , varro en aristoteles. Hetgeen (c) „ Avernus heefc zijn' naam daarvan, dat hij nadeelig is „ voor alle vogelen." (£) „ Zulk een plaats is er bij Cum v.uiandtie merkwaardigheden, oudheden, en landgoederen, welken dc vermogende Romeinen bier gehad hebben* welk aljes ik met ililzwijgen voorbijga. Kortom , deze landllreek is zo aangenaam cn bekoorlijk geweest, gelijk zij het ook nog is, dat horatius met regt zegt i. ' , Nullus in orhe locus BajisprsJucet Jtttèms (/). En daarom is het , dat de dichters, gelijk ik boven aangemerkt heb, alle heerlijkheden van het toekomend léven hier plaatzen. De grotten cn onderaardfche gangen maken hier ook de vreeslijke duisternisfen, waarvan homeer in de Odysfés L. XI. vs. 14. én 'cicero Otisst. Tuscul. L. 1. fchrijven; zelfs bekomende Styx, Acherou, en Phhgeton hier hunne plaats, wégens dc veele brandbaarc ftolfe, welke men alöm in de aarde vind, en die zig in vuuruitberstingen, rook, badltoven, hcetc en kokende wellen, e. z. v. vertoont. Welk eenen Herken handel dit gewest oudtijds gedré- (/) „ Geene plaats ter waereld overtreft het vermaaklijk  E N H E: T O' ©> S T E N. 343 migen worden voor de fcliitterende en groote vergadering ontfteld en kunnen geen woord uitbrengen. Onlangs gebeurde het, dat iemand, die zijn concurfo zou: maken, geheel van zijn ftuk geraakte; doch hij liet zijne verhandeling aanftonds, zo als zij was, drukken, en plaatste er ..uit virgilios vóór: Obfirupni et vox faucibus haefit. [Ik ftond verbaasd en de ftem frnoorde in de keel]. Voor de beide médeaingers, dietegenwerpingen moeten maken, is het ook niet zeer gemaklijk;. zij zijn wel tégenwoordig, als den anderen de ftoffe word opgegéven, doch wéten niet, hoe hij dezelve verhandelt, en évenwei moeten zij hem tégenlpréken; om hunne bekwaamheid te tonen, plégen zommigen de ganfche rédenvoering van den tégendinger te herbalen, de feilen daarin aantetonen, cn dezelven bondig tc weerleggen. Ik heb er gehoord, die dit en nog meer gedaan hebben, zij hebben op ftaande voet dezelfde rédenvoering van den anderen, doch met meer wéllprékendheid en zaaklijke kortheid,gedaan. Tot het openltaande hoogleeraarsampt in de zédekunde waren er iS of 19 opgekomen, waarvan elk zijn concurfo maakte ; ik heb dus goede gelégenheid gehad, deze zonderlinge beproeving te zien en te léren kennen. Veelen van hun waren jong en déden hunne proef zeer wél; die het hoogleeraarsampt kreeg» was ook niet oud. Als zij allen hun concurfo gemaakt hebben, komt de kapellaan, de een en ander raadsheer , gelijk deze reis de marquis vargas, en al de hoogleeraars te zamen, zeggen hunne gedagten over de geenen, die het meest uitgemunt hebben, gaan daarop tot het ftemmen over, en die de meefte ftemmen krijgt, word naderhand door den koning bevestigd en verkrijgt deszelfs volmagt. Y4  346 R E I Z E DOOR EUROPA ken ftaat beftemd. Ik ken verfcheiden jonge heeren hier in Napels, die het in de wiskunst verre gebragt hebben, onder dewelken mij hier inzonderheid de heer demarco in de gedagte komt, die nu 17 jaar oud is, en reeds euklides, de Helkunst, de integraal- cn differentiaal- réken ing, de iterrcnkuiist, de natuurkunst, en daarenboven de Latijnfche taal magtig is. Het komt mij als eene gegronde klagte voor, .dat eene zaak, die zo wél begonnen is, naderhand niet voordgezet word, cn men niet weet, waar deze ménigte van geleerde jeugd blijft, want men vind weinig groote wiskunstenaars; doch het is te Na. pels alleen niet, waar men vind, dat het begin goed is, doch naderhand alles agtcrüit gaat. Men beeft hier nu eene kuuinglijkekrijgsfchoole aangelegd, waarin de wiskunst in alle haare deelen, névens de artillerij cn vestingbouwkunst, geleerd worden. De opzigtcr daarvan is de heer caravelu , die de ecrlte beginzelen dezer wétenfehappen onder den volgenden titel uitgcgéven heeft: Elementi di mathematica, compostiper ufo della Reale Academie Militare dal Profesfore di Fifica Sperimentale e Chemica, e Direttore delle Scienze delle medefima vito oaravelu, in Napoli 1770. in 8vo. Zes deelen daarvan zijn nu in het licht gekomen, handelende over-', rékenkonst, de planimetrie (*) cn Stereometrie (**), dc {telkunst, dc logarithmen en de vlakke driehocksméting, en het 6de deel, dat éven uitgekomen is, over de kégelfncede. Ilij heeft mij met een gefchenk van deze werken vereerd. Zij zijn den koning opgedragen. Ilij [(*) Dc kunst om vlakten te méten, j [(**) De kunst om lichaamen te meten.]  EN HET OOSTEN. 347 zal verder de veldmeetkunde, de vveegkunde, de waterweegkundc en de waterfpeelkunde (hydraulica) uitgéven. De artillerij en vestingbouwkunde zal hij niet in druk géven, maar zealleenlijk der jeugd in de pen voorzeggen. De koninglijke pagiën, die van de voornaamfte huizen in het rijk zijn, hebben hunne bijzondere akademie met hunne hoogleeraars. Onder dezen is de bekende paolo moccia , die de natuurlijke eigenfehap heeft, dat hij in het water zwemt en niet naar den grond gaat, zonder de kunst van het zwemmen te verftaan. Het is het zelfde verfchijnzel, dat den akademiën der wétenfehappen te Parys cn te Londen zo veel te doen gegéven heeft: zommigen fchrijven het aan zijne vetheid en vetbuik toe, anderen aan zijne groote long, anderen weêr aan zijne beenderen , die men zegt, dat kleiner en ligter zijn, dan de overige deelen, en dezelven niet kunnen overwégen. Hij heeft de goedheid gehad, ons deze proef tc tonen. Hij gaat' in de zee, éven als over ftraat, en heeft mij gezegd, dat het hem veel minder moeite is. Hij ftaat, zit, ligt, bukt zig, e. z. V. zonder hand of voet te bewégen, gelijk de zwemmers doen, om zig in het water overëind te houden , en évenwei zinkt hij niet verder dan tot aan den hals; hij kan zig op het hoofd krabben, zelfs, als hij wil; in het water éten. Het fchijnt, als of hij in eenen lciir rtingftoel, of in een bed zit. Het hoofd kan hij niet onder water brengen, dan wanneer hij beide armen in de lugt om hoog ftrekt, alsdan zinkt hij naar onder, doch maar éven met het hoofd onder water, cn zó, dat de beide armen volkomen in de hoogte ftaan; het is opmerklijk, dat hij altijd bevreesd voor het water is geweest , en niet eens in een boot heeft willen varen, tot dat hij  34S R EIZE-'DOOR EUROPA bij geval in het bad ontdekte, dat hij een halfïlagtige is. Ilij is omtrent 58 jaar oud, tamelijk vet, en van middenmatige grootte. Doch zo oppervlakkig als hij in liet water is, zo diep ligt hij in bet Grieksch en Latijn. Ilij is hooglceraar der wélfprékendheid voor de pagiëu, heeft fraaije Latijnfche brieven uitgegéven, welken aan zékere perfooneii rajnVfcö zékere itqllën in het ko.rt verhandelen,, onder den titel: paoli moccia in Regis Neapolitano Ephebeo Eloquentie Rrofesforis Epistole: accedunt Divi BASiLii Findicie adr-erfüs joannem barbeyracium, quo ad Jusjurandum, Neapoli 1764. in,8vo., 472 bladzijden.. Hij toont zig in deze brieven als een'Napelfchen tullius. Ook heeft hij eene Profodia Graca,, Neapoli 1767. in.8vo. op 342 bladzijden uitgegéven. Het is een klein Grieksch woordenboek, met keus en oordeel geléhréven, waarin veele nieuwe Griekfche woorden voorkomen j, die mazochi in het licht gebragt, en in zijne werken, inzonderheid in de befchrijving der Herakleefehe tafelen, verklaard heeft.' Deze Profodia is niet zo breedvoerig als die van morelli in Engeland; doch zij bevat zeer fraaije. zaaken in de Griekfche fpraakkunst, gefchiednis en leer der goden. De heer moccia is bovendien een voortrcflijk ïhan, en betoont ons dagelijks veel vriendfehap en duizend beleefdheden. Maar mijn brief zoute breedvoerig vvorden, indien ik al de geleerden en al de uitgekomen boeken hier tc Napels, zédert 1476, wilde noemen, wanneer hier het eer! ce boek, op bevel van alfonsus II. gedrukt werd, zijnde de brieven van plinius. Napels heeft tc aden tijden den titel van docta Parthenope beweerd, dien het col;.">iella in zijn boek de cultu hortorum gegéven heeft, ik zal deze  EN HET OOST E N. 340 plaats hier invoegen wijl ik niet vind, dat zij door iemand anders aangemerkt is, en zij de ftéden zo wél aanduid , die toen bloeiden , doch naderhand verwoest werden: ■ • ■ • Qjtapariuut veter es cepofo littore Cttmce, Qtut Marrucini, qua Sigitia- monte Lepino, Ping nis item Capita, et Caudinis fattcibus hortf, l?uittibits et Stabia celebres, et Vefuvia rura, Dociaque Parthenope Sebetide roscida lympha , Qite dulcis Pompejapalus vicina Saliuis Herculeis, vitreoque Siler qui Je fluit amni Qita duri prabent cymofa ftirpe Sabclli, Et Turni lacus et pomojï Tiburis an'a, Br ut ia qua tellus, et mater Aritia porti. Aan geleerd nieuws ontbreekt het hier niet. Ik meen, reeds te voren van eenige zondeilinge uitvindingen van den heer martorelli gefproken te hebben, ook hoe veel intkokers hij gelédigd heeft, om een' eenigen kleinen inktkoker, in twee groote deelen in 410. de theca. calamaria, te befchrijven, e. z. v. Dc hoogleeraars pagam en iiotomam zijn zeer geleerde en wakkere mannen. Zij hebben beide letterkundige werken uitgegéven, en zullen ook nog in het vervolg met de werken, die zij onderhanden hebben, Napels eere aandoen. Ik noem ze te zamen, want zij zijn als pylades en orestes. Ik moet hier dominici diooati ICti Neapolitatii de cristo Grace loquenle Exercitatio, Neapoli, 1767. in 8vo. 204 bladz. behalven de voorréde, niet voorbij gaan. Hij brengt hier de fpitsvindiglle gronden bij, om zijne Hellingte bewijzen, dat de jooden in het algemeen, dienvolgens  EN HET OOSTEN. 357 en dat niet alleen, maar men kan er ook kamers möe behangen; als méde papier, gelijk het Chineefche, daarvan bereiden, waarvan ik in het paleis van den prins fraaije ftukken gezien heb: meer kan men van eene plant niet begéren. Hij heeft eene foort van doek gemaakt, dat zeer ligt en dun is, doch daar de régen niet doordringt, hoe lang dezelve ook aanhoud; het neemt zelfs geen water naar zig, maar blijft droog en ligt. De koning van Spanje droeg er overrokkcn van, als hij des winters op de jagt ging. Eene tweede foort van doek, dat op de eene zijde als zijden fluweel, en op de andere als laken uitziet; dit heeft dezelfde nuttigheid tégen den régen, als het voorgemelde, doch is ftcrker en warmer, flij heeft uitgevonden, het zeewater volkomen zoette maken, en wel op meer dan ééne wijze, waar onder ééne zonder bijvoeging van alkalifche zouten, helftcen, of dergelijken, gelijk anderen gebruikt hebben, in het werk gefteld word. Dit water blijft langer goed, dan ander water, zonder te vervuilen. Ilij beeft een papier uitgevonden tot proppen op kanonnen en ander fchictgewcer, dat niet ontbrand, en geen vonken geeft, maar onmiddellijk tot kooien word. Doch, wat is het nodig, hier alle nuttige cn fraaije ontdekkingen tc melden, van dcwclken in alle reisberigten van Napels gewaagd word? Het geen ik gezegd heb, is genoeg, om hem algemeen tc betreuren; hij ftierf kort voor onze aankomst alhier. Zijne laatlte proef was in de werktuigkunde: hij maakte eenen wagen met vier raderen, die in het water van zelven ging, zonder dat eenige zigtbaare drijf kragt daartoe gebruikt werd: het was voor den koning eene zeer onverwagte vertoning, toen hij den wagen onverhoeds op het water in de zee zag Z 3  358 REIZE DOOR EUROPA lopen; ik heb eene tékening van dit Neptuinsch rijtuig bekomen. Zijn zoon is een zeer vriendiijke prins, die ons alle dc proeven en ontdekkingen van zijn' vader getoond heeft, maar anders drukt hij ook niet verder deszelfs voetltappen. De kapel, of huiskerk, van den prins is, denk ik , de kostbaarfte en fraailte, die men bij eenig' bijzonder' perfoon aantreft. De prins heeft er eene halve milliocn Napelfche dukaaten aan beftced, en nog zal zij 100 dukaaten kosten , voor dat zij geheel voltooid is. Men werkt thans aan den vloer van marmer met verfcheiden foorten van ruiten, in navolging der vloeren, in Herculanum gevonden: het maakt een gezigtbedrog voor de oogen , men meent op punten cn kanten te ftaan, en vreest tc vallen, en évenwei is alles elfen en gelijk. Uier zijn de fraaifte en kostbaarfte grafftéden voor het gefiagt van sangri zédert 150 jaaren, met ftandbeclden van lévensgroottc, die men met regt Genealogia lapidaria [geflagtlijst van fteen] kan noemen. Men ziet hier Hukken, dergelijken geen beeldhouwers uit Griekenland noch Rome ooit ondernomen hebben te maken. Eindelijk moet ik iet zeggen van zijne uitgegéven fchriften, wijl ik zie, dat men dezelven in alle reisbefchrijvingen voorbijgegaan is. Een merkwaardig werk over de tactica onder den titel: Pralica piu agevole e piu utile di Efercizi mi li tart per rinfanteria, fcritta da raimondo di sangri , Principe di sansevero, in Napoli 1747, in folio 1S0 badzijden , met figuuren en koperen plaaten; dit werk werd ook in Rome 1760, insgelijks in folio op 149 bladzijden nagedrukt. De krijgsoefeningen hier befehréven, werden door zijne katholijke majeftcit, als koning van Napels, in het jaar 1746, onderzogt en goedgekeurd. Lettres  EN HET OOSTEN. 359 icrites par monfieur Ie prince de S. severe de Naples, a monfieur Vabbè nollet , de t* Academie des fciences a Paris, contenant la relation dl" une dècouverte, quil a faite par le moyen de quelques expériences chimiques, & texplication phyfique de ces circoufiances, a Naples 1735» in 8vo. Hier word van lampen gefproken met onuitbluschbaar vuur, welken de prins beweert, ontdekt te hebben. Disfertation fur une lampe antique trouvée a Munich, en Tannèe 1753, écrite par Mr. le prince de S. severe, a Naples 1756. in 8vo. 141 bladz., met twee koperen plaaten. Eindelijk is hij ook fchrijver van twee groote boe-, ken in 41:0., van der Amerikaanen^/jow, of van hunne gewoonte, om met eene foort van knoopen te fchrijven. Dit werk werd te Rome wégens verfcheiden bijzondere gedagten van de tijdrekening en het beeldfchrift der Chineefen niet wel opgenomen. De andere heer, die zig door zijne wétenfehappen en kundigheden zeer beroemd gemaakt heeft, is joiian cara•fa Duca di nova. Ilij doet zijnen ffand door zijne verlichte doorzigten eer aan. Hij beeft eene plaatsbcfchrijf kundige kaart van Napels gemaakt, en daarbij zelf de nauwkeurig!te niétingen in het werk geheld. Nog meer, hij was in zijne jongere jaaren hoogleeraar in de wiskunde bij de Univerfiteit. Het is in dit land niets zeldzaams, marquizen, graaven en édclliedeu dc waardigheden van hooglccraars en leermeesters tc zien bekléden; maar een' hertog op den leerdoel te zien , is in de daad zeldzaam. Naderhand was hij generaal. Ilij heeft een fraai, ja het befte kabinet, dat een bijzonder perfoon kan hebben, van édclgcftecntcn, cameën, beelden, opfchriften , verhéven werken, fchilderijen, oude Griekfche, Z4  3öo REIZE DOOR EUROPA Latijnfche en Tyrrhenifehe munten in aanzienlijke menigte, icn Etruscifche vaten. Hij heeft een fraai werk in het Italiaansch gefchréven over de Etruscifche vaten, derzelver verwen, maakzel, gebruik, e. z. v.; men had een begin gemaakt met het zelve te drukken, als de dood hem voor een jaar of twee wegrukte. Ik heb het gedrukte gezien; het is pragtig in groot roijaal folio, engaattot N. en bladz. 52. Het is met fraaije kundigheden in alle foorten van geleerdheid vervuld ; de Griekfche en Latijnfche dichters en gefchiedfehrijvers bekomen bier dikwijls een nieuw licht. De koperen plaaten, die dit werk zouden verficren, zijn geheel vaerdig, op het drukken na; met één woord, het werk is afgefchréven en voor de pers gereed; des niettégenftaande heeft het nu twee jaaren getoefd, want zo lang is het, dat deze waardige heer overléden is. Zijn zoon heeft tot héden andere bézigheden gehad, hij heeft mij egter gezegd, dat hij het werk zal uitgéven. Toen de keizer hier was, begeerde hij, zegt men, van den koning maar twee Hukken van al het fchoone, dat hij in Napels gezien had; naderhand heeft hij zig verklaard, dat hij deti prirts sansevero en den hertog van nova daarmee bedoelde : zo wél weet deze keizer menfehen te kennen cn te fchattcn. Het zou nog lang genoeg' kunnen aanlopen, eer dat Napels weer huns gelijken in alle opzigten, en eenen anderen mazochi bekomt. Zo mist men ook den geleerden genovese , wiens wijsgérige werken alom bekend zijn. Het zijn reeds veele jaaren, dat Napels joiian baptista vico verloor, dien zijne Principia Scientie nova beroemd gemaakt hebben; men heeft dit werk verfcheiden maaien herdrukt, de laatfte uitgave is van 1744. Hij heeft ook de Univerfi j'uris unoprincipio et fine une, Nea-  EN HET OOSTEN. 361 poli, 1720., gefchréven. Men befchuldigt gemeenlijk den wetgéver van het menschlijk gefiagt, montesquieu, dat hij zig in zijn onfterflijk werk, Esprit des loix genoemd , te zeer van de werken des heeren vico bediend heeft. Ik heb de eer, eenen der zoonen van den prins arianellÏ , den heer gaetano filangeri , bijzonder te kennen , van wien men met réden groote verwagting heeft; hij is eerst 20 jaaren oud, en beeft reeds een boek in het Italiaansch over de wetgéving afgewerkt , hetwelk hij denkt uit te géven, gelijk ook een Latijnsch werk over de opvoeding, een waardig onderwerp van overwégiug voor een' jong' heer. De hertog van laurino is wégens zijne ervarenheid in de gefchiednisfen der middentijden en de handvesten zeer beroemd, waar over hij verfcheiden werken heeft uitgegéven. De baron ronchi cn de heer porcinari bezitten groote en rijke kabinetten van muntfpéciën, gedenkpenningen en oudheden. De heer aquaviva d'arragona heeft eene fchoone boekverzameling , en veele zeldzaame handfchriften. Gij kunt hieruit over den fmaak der aanzienlijke lieden alhier oordélen. De wakkere abt galliani, broeder van den marquis galliani , heeft een muntkabinet, dat hem 30 duizend livres gekost heeft: hij is legationslecretaris te Parys geweest, en heeft gedenkpenningen en muntfpéciën van alle volken verzameld. Zijn broeder, de marquis galliani, was een groot dichter. Z 5  ffiz R E I Z E D O, O R E^U R OP A VIER EN TWINTIGSTE BRIËE. Van het hof te Napels — Fan Don Philippo U Lustfloten, inzonderheid Ca/erta met zijne waterleiding --• Lugtsgefteldheid en voordeden derzelve —' Bloed van den h. Januari us — Italiaanfche uur ré kening — Ménigvuldig gebruik der doopnaameh — Fan de Zweeden in Napels — Zoon der heilige Brigitta — Fan den heer Giirtler — Fan den Engelfchcn gezant, den heer Ilamilton — ' Ongezonde lugt in Netter-Italië — Openbaare, klooster- en bijzondere boekerijën in Napels. Napels, den zijlen feptemher, 1771. In mijnen vorigen briefliet ik mij diep in in eene fa revoerige befchrijving van den ftaat der geleerdheid te Napels : thans zal ik mij in elk ftuk , dat ik van' deze merkwaardige ftad nog tc melden heb, bekorten. Het hof is zeer vrolijk en lévendig. Koning ferdinand IV. is goedhartig, en ongemeen het regt en degcregtighcid genegen. Men belooft zig van hem met den tijd eene gelukkige regéring. In zijne jonger jaaren, en nog tégenwoordig, vond dc koning veel genoegen in bet zeewézen cn fpélcvaren hier in den zeeboezem: de bootslieden worden daardoor zeer geoefend. Een ander tijdverdrijf is de jagt; en nog onlangs heeft de koning een bataillon kadetten opgeregt, die hij dagelijks in perfoon, en wel met veel vaerdigheid, in de wapens oefent. Ik heb verfcheiden  E N II E T O O S T E N. 367 erfgenaam van julius cesar, het eertijds naar Caferta had laten leiden. Nu heet het aqua di Carmignano^ naar de wellen,' die tusfehen-boogen, niet verre van Benevento, en nabij de Fur ex Caudince, ontfpringen. in Caferta woont een geleerd en braaf man, franciscus ' daniele genoemd, die ons alöm verzelde. Het is de geen , die antonii thylesii Canfentini Opera, Neapoli 1762, in S 0 . uitgegéven heeft. Deze thylesius was ecu van 'dc herftellers der wétenfehappen, geboren in Confenza 1482, gelijktijdig met janus'parrhasius ,jovius, vida, en anderen, en fchreef fraaije Latijnfche gedichten , als zijn treurfpel: Imber Jureus, zijn 'Cyclops et Galatea, Carmlnum Libri II. e. z. v. als ook in profa, de Coro'nfs, de Coloribus etc. De heer daniele heeft ook het léven van joiian baptista vico in een bevallig Latijn gefchréven. Hij bezit veel verhand , voornaamlijk fchrijft hij fraaije Latijnfche opfchriften. Op den eerften fteen tot den grondflag van het flot te Caferta heeft men dit koppelgedicht gezet: Stet folium et foboles et res Borbonia , donec Vi propria bic Lapis redeat ad fuperos. (th). Hier te Caferta gebeurde ons de zeldzaame eer, dat wij in een nonnenklooster het middagmaal hielden. De heer daniele had ons reeds eenige dagen te voren bij hem in Caferta op het middagmaal verzogt, toen het middag was, leidde hij ons regt naar het klooster, en zeide: het O) Dat is: „ De troon,het gedagt, en geluk der Bourbons „ fta vast tot dat deze (teen van zelf naar boven komt."  EN HET O O S T E N. 373 zeggen, ik. merkte eeën list, die er thans bij gebruikt werd, of men moest de menigvuldige beweging, en het gedurig opbellen en nederzetten, om het aan het volk te tonen, dus willen noemen. Den volgenden morgen was het weêr gedold en geheel hard en droog, cn fmolt weêr; doch er werd langer tijd toe vercischt, dan dc eerde maal, hetwelk mij zeer zonderling voorkwam. Maar grooter ijver, vierighcid en bidden heb ik nooit in dc wacreld gezien, dan hier, cn kan het nooit zien, cn dat niet alleen bij den gemecnen hoop, maar ook bij de overigen; men hoort een gefchrci en geween door dc ganfche kerk; zij liaan en doten zig op de borst, roepen en bidden, dat ood hen toch aan den heiligen gennaro gelieve aantebevélen; men drekt de armen naar het beeld uit, fpreekt hetzelve aan, zomtijds dreigt men het, als bet wondetfliet fpocdig gefchied; men fchcurt dc klédcren, trekt zig de haairen uit het hoofd, cn maakt wonderlijke gebaerden, werpt zig ter aarde, e. z. v. Naar mijn gedagt, is bei: bijgeloof het grootde wonder, dat men bij deze gelégenheid ziet. Indien het mogt mislukken, cn dc dolle niet wilde vloeijen , is bet voor vrcemdlingcu, voornaamlijk, wanneer men zc voor ketters houd, zeer gevaarlijk daarbij tégenwoordig tc zijn: bet volk verfchoont niemand, zelfs den h, janoarius niet; men dreigde hem in zee te werpen, indien hij de vuurüitbersting van den Vefuvius, in 17Ó7, niet belette. Zij fchrijven het ook hem alleen toe, dat de berg op eens ophield, (lij kunt hieruit de gemoedsneiging der Napolitaanen bcöordélen , zij zijn driftig en ijverig, en zo is ook hunne wijze van bidden, hpt zijn eigenlijk regte prcres faailatori.c [fchietgebédeu:] A a 3