IHSTORISCH HANDBOEïvjEM Van t> f. rj B IJ B K L.   HISTORISCH HANDBOEK JEN tanden B IJ BEL, doos. IJSBRAND van HAMELS VELD. te AMSTELDAM, bij JO HANNES A L L A R Ti mdccc,   V O O R B E R I C H T. &-Jaar mtjhe ciïMqgs m hei Echt gegevex Bijbclgefchiedcnis des O. cn N. Tcstaments, is twee Deelen, voorfommigen, te uitgebreid, &s dus te kostbaar, is voorgekomen, is lei een ex ander verholpen, en voor de behoefte van ds iedere kindsheid en minvermogenden gezorgd* , door dit Historisch Handboekjen, in het wefê het gemelde uitvoeriger werk in hei kort is faamgetrokken, zonder dat ééne enkele geieurenis uit de Bijbelgefehiedenis is voorbijgegaan. Men heeft tevens zorg gedragen } om* van  tl VOORBERICHT. van paragraaf tot paragraaf, op de breedvoeriger Gefchiedenis te wijzen , ten einde die te kunnen vergelijken, indien 7nen van de gebeur enisfen breeder opheldering ver lange. Mogt dit Werkjen dienstbaar zijn 3 ten einde, in de huisgezinnen der Christenen, en op defchoolen, de lieve kleinen op te leiden, om de Gods Voorzienigheid, in de befiuurtng der wereld en der kerke, te leer en opmerken m eerbiedigen ! Den 24 O ft. 1799. H I S-  HISTORISCH H A N 'D B O E K J JE N van den B IJ B E L. j. i. Inleiding. De Bijbelgefchiedenis bevat de gefchiedenis , van de Schepping der wereld af tot het 70 jaar na de geboorte van j e s u s Christus, óf de geheele verwoesting van dc ft ad en tempel te Jerufalem. Zij wordt onderfcheiden in de gefchiedenis van het Oude, en de gefchiedenis van het Nieuwe Testament; de eerfle vóór, de laatfte na Christus geboorte. De gefchiedenis van het Oude Testament kan in zes Tijdperken verdeeld worden ; Het eerfte tijdperk bevat de gefchiedenis van de fchepping der wereld tot den zondvloed: zijnde een tijdverloop van 1656 jaaren. Het tweede tijdperk ftrekt zich uit, van den zondvloed tot abraham, 352 jaaren: vanher jaar 1656 — 2009. Het derde, van abr aha si's geboorte, tot den uittogt der Israëliien uit Egypte, 500 jaaren : van hetja3r 2.009— 2509. ' A Het  O schepping der wereld. Het vierde, van dezen uittogt tot het bouw™ van den tempel te Jèrufielem* door sTZT, 48o jaaren : van het jaar 2509 - 2989. ' Het wfde, van den tempelbouw, tot her verbranden van den tempel door neb uk ad n e zar en de wegvoering der Jooden na Babeï 430 jaaren: van het jaar 2989 _ 3410 ' J^'t^^^t T0uden Tes- djgaoden na t^"L%^^t he m 1 a, en van dezen tnt iucnC r -ent tfoo/^, £ C^g^ tot omtrent 4000. \ J i4 9 EERSTE TIJDPERK. fan de fchepping der wereld, tot den zondvloed; x6S6 jaaren. 5. 2. Schepping der wereld. den JrX ^' fu ^/igea' gCT°™d. Op «en «ry/tf» dag, fcheidde God het licht van Z «vieren, meiren, Zeeè-n, en ^ JaMfh? bracht  ''schepping van adam. 3 bracht gras , boomen, planten en kruiden, voort. Op den vierden dag, begonnen zon, maan en Marren, in de hemelruimte, haar licht en fchijnzel te geven; op den vijfden dag, fchiep God de vogelen in de lucht, en de visfchen in het water; op den zesden, de tamme en wilde dieren, en eindelijk, het pronkftuk zijner werken, den mensch; waarmede het fcheppingswerk voltooid zijnde, keurde God zijn werk goed, gaf alles zijnen godlijken zegen , en rustcde op den zevenden dag. (*) §. 3. Schepping van adam. Staat des menfehen voor den val. Den eerften mensch heeft God gefchapen uit het aardfche ftof, wat het ligchaam betreft: zijnen redelijken geest, of ziel, die onftoflijkj en, daarom onflcrfiijk is , ontving de mensch onmfdlijk van God. Deze eerfte mensch was adam, de Stamvader van alle menfehen, dus genoemd, naar zijne fchoonheid cn voortreflijkheid. Hij werd van God, in ecnen lusthof, of Paradijs, gelegen in het landfchap Eden, ten westen van de Kaspifche Zee, geplaatst, om denzelven te bebouwen. De mensch toch moet werkzaam wezen, cn de luiaart zondigt tegen zich zeiven. In dezen aangenamen hof had adam allen overvloed van fmaaklijke en voedzame vruchten. (*) Gen. I — II. 3. BijbelgefMtdénis des O.. T. S. 1 cu 3. A a  4 V'Ah DES MINSCIIEM. verDlipwenf Verb°,0d G°d hem' °Pd" hij zijne onderW - eerzaamheid zou erkenïï keren hn g'"i V3" de dood' d« hij van ze' boonï ' d'e in deZen hof ftond, el da werd nJTS ™* ^d en kwaad ienoeml Sien °U ete"' ziJ'nde de*e boom mis Zoo wijs en goed is God! J ' C0 «• 4- des menfehen. - GW^,* rfW/- van. onfehuid7 --n Maat van 5>ch, door eene zekere S d',™eer * va dan ai het veldwdS V *' e, loozer W» geloof aan ifïSKriS* ^'"S e» °n-  VAL DES MENSCHEN. S verboden booms te eten, waarna zij ook haren man daar van gaf, en zijne verieidltcr werd, zoodat hij 'er insgelijks van at. Thans was hunne vorige eenvouwigheid geweken , hun geweten klopte, zij zagen, dat zij naakt waren, en fchaamden zich, waarom zij zich met eene fchort van faamgevlochtcn vijgebladen zochten te bedekken. Nu daagde God , als Richter, in een zwaar onweder verfchijnende , waar voor de menfehen zich vruchteloos in het geboomte van den hof zochten te verbergen, hen voor zijn gericht, en fprak het vonnis over de menfehen, doch ook over dat wezen uit, het welk hen verleid had, waar in tevens dc genadigfte belofte van verlosfing, door het zaad of nakroost der vrouw, voor de menfehen begrepen was; aan welke God ook klederen van beestenhuiden bezorgde, raisfehien van, op zijn bevel, gefiachte offerbeesten,waar door hunne fchaamte en fchande, als Jt ware, bedekt werd. Dus kende de mensch, bij ervaring, goed en kwaad; zijn zedelijke toeftand was niet meer zuiver, maar bedorven, en hij zelve aan rampen en den dood onderworpen. Hij werd uit het Paradijs uitgedreven, opdat hij nu ook niet eten zou van den levensboom, en een vreeslijk onweder, van blikiem en donder, waarfchijnlijk verzcld van aardbeving , en uitberüing van onderaardfche vuuren , maakten het Paradijs onbewoonbaar en ontoeganglijk. (*) Zoo rechtvaardig is God! f. s. (*) Gsn. JH. Bljïelgcfch'cdenïs des O. T $. 4A 3  k a 1 n e » h a b e u t5- Kaïn en hab éi,. _ kaïns ^ dermoord. - #>^^ ^ nakomelingen. men zaehten J f f™^* cn van eenen Jiaoon j , , J aan ^od niet beogen, Hij ondervond h er van de hliifcJ 7 gelegenheid eencr nleotio-p JrT !i j ,' blJ broederen , wam cerl^ 8nfr "de der beide het geloof geS ^e ""oor8"' * men, maar het zin:e verwor,,7 j aanê'eno- broeder haatte wftadiaiSL . ' Z'Jncn D/f,,"",",nVi'!!i' * h<™ dood /W^ br„4 Sief , K'4'». * Onder de nakomelingen van kaïn is lamecii merk-  geth — zedenbederf. f merkwaardig, die het eerfte voorbeeld gaf van veelwijverij, doordien hij twee vrouwen trouwde, ada en zilla genoemd; bij de eerfte dezer vrouwen had hij twee zoonen, van welke tab al de eerfte der omzwervende herders, en de ander, jubal, de eerfte uitvinder van inaaren blaasfpeeltuigen was. Bij zijne andere vrouw zilla had lamech ook eenen zoon tubalkaïn, den eerften fmid, of bewerker van ijzer en koper, en den uitvinder van krijgswapenen (.*)• §. 6. Seth, en zijne nakomeïingfchap. —Zedenbederf der eerfte wereld. Eenigen tijd na den droevigen moord van hab e l , werden adam en eva vertroost door de eeboorte van seth, die de plaats van kaïn vervulde, en wiens nakomelingen den naam drao-cn van kinderen Gods, omdat zij den godsdienst bleven waarnemen, waar door zij van de nakomelingen van kaïn, die kinderen der mnrchen heetten, onderfchciden werden, fchoon men deze benaming, reeds ten tijde van enos, seths zoon, begon te ontneiü- gCOnder de nakomelingen van setii zijn merkwaardig geweest henoch en methusalah, deszelfs zoon, welke laatfte de oudfte mensch is geweest, die ons bekend is, hebbende eenen (*) Gex. IV. 1 — 24. BijbeJgcfchieiinis des O- T. §. 5r-n Gen. IV. aö. mjlclgefehicdents dis O. T. % 6. A 4  hekoch m zondvloe». ouderdom van 060 Ux*e.n i -i .. fcrhij den dood nteSJSW"*- Z0°- kwaad tot mrfchen Vervie!e" van dat God, na hun SoTT" f" °"&-»ees]ijk, TWEEDE T IJ D P E R ie. *<» Jen Zogoed m abraham, 352 /w r*n: van het jaar 1656-2009. S- 7- Zondvloed. het welk ni: v^ ^'•,bevd' vaartuig, heeft,'b wdkïS?^ Pene^genoenfd weiJc v aarnng hij 21ch 600 jaaren oud CO • zi''1K SfJcHÏtienis des o] r. §52 G'* V~~VU 1 — s-  de zondvloed. $1 Zijnde, met -zijne huisvrouw, drie zoonen en derzelver vrouwen, dus 8 portonen , bega , hebbende, insgelijks op Gods bevel, van alle landdieren en gevogelte, dat eetbaar of rem was, zeven paren, en van het geen niet eetbaar, of onrein, was, een paar met zich lfi dit vaartuig genomen; en'zeven dagen daarna, op den I7«len pdober, nam de watervloed zijnen aanvang, met geweldige plasregens en wolkbreuken, die volle 40 etmalen duurden, terwijl te gelijk alle de wellen van de groote wereldzee -losbersteden , waar door alles overftroomd en tot eene algcmccnc zee gemaakt werd. De hoogfte bergen waren met 15 ellen waters bedekt, en dus geweldig Hond het water, 150 dagen lang, op de aarde. Op deze wijze kwamen alle menfehen, al het gevogelte, tam en wild gedierte, en alle landinfe&en, door het water om, zonder dat iemand behouden bleef, behalven noüch, en die met hem, in het vaartuig, waren. Op den I7del1 Maart van het volgende jaar was de vloed in zoo ver aan het bedaaren, dat het vaartuig vastraakte op de bergen van Armenië, en den ifteu Junij begon men de toppen der bergen te zien; waar op NoacH eerst ecne rave, cn toen eene duive, uitliet, welke de eerfte reizc een versch afgebroken olijftakjen in den bek te rug bracht, maar na eene week weder uitgelaten, niet tot hem wederkeerde. Op den eerften September zag noüch, dat de aarde geheel van het water ontbloot was» en- op den 27^™ October verliet hij, op godA 5  ** bcvel TOmui», waar h M u • maar alleen don o-^ ec verfchoond, gijnen bÜ .ÖK°SCH m« de hem verëeren, te bSo„de£ J * ^ d,e ï. 8- QefchUdenh van noSch, da. pas in de „„lte„ veSSf ' Z'Ch °P a\ o a c h s drie zoonen waren <,- „ „ «IA**, wejke ;n i A3N' deKa' "en, en hun lanH ^ V God yerbam MènVerd. ' aa" de gefchon- Van deze verbanning was als 't wa,.„ j cene voorbereiding, de vWt' T °' reeds zi'l'nen zoonet ^Joek, dien NoacHover geplant, en van den wijn gedronken; waar- < ) Ce,. vii - viii. i9. **>^^ a t % 7> >  .- N I M.1 O D.' ' Ü waar door de aardsvader bevangen zijnde, in zijne hut in flaap gevallen was liggende daar ontbloot. In dezen Haat vond hem cham, die niet alleen zijnen vader befpotte , maar ook aan zijne broederen vertelde, hoe onbetaamlijk de oude man daar lag; doch, dezen, edeler van hart, namen een kleed., en achterwaards de hut intredende, dekten zij hunnen ontblooten vader toe. Noacn, ontwaakt zijnde, zegende, wegens deze blijk van kinderlijken eerbied, zijne beide zoonen sem en tapet h, maar fprak eenen vloek uit over den fnood ipottenden cham, vader van kanaSn, welke uitfpraken ook, m vervolg van tijd, zelfs in hunne nakomelingen vervuld zijn geworden, door welke de wereld bevolkt is. Hierna overleed NoacH, in dep. ouderdom van 950 jaaren. CO .. Kinderen! eerbiedigt uwe ouderen, opdat.zy u niet vloeken, maar zegenen, en God hun gebed voor u, u ten goede, verhoore! §. 9. Oorfprong van het rijk van Babel en Asfyrië. Toorenbomv teBabel, en deszelfs gevolgen. Chams kleinzoon, nimrod, was een heldhaftig jager, en verkreeg daardoor zoo veel aanzFen onder zijne tijdgenoten, -dar bij. £ ftichter werd van het eerfte cn oudfte konmg- (*) G?n. VIII. 2o-IX en X. BijMgtfhlcdc*" *t 0. r. §. s.  TOOREN TE BABEL, rijk, Waar wij van lezen e» a~l i rijk. nooïdftad van het uisfyrhch het oost*, a£ mSidw Ef**"1' die van te CZZ^ettTZT^ reiken, ten einde verdere w?il ken Z0U verfirooide, « W ft^?^ de menfchen «echts éene til oofni? ke,"'Jdaar ziJ tot hier Jer^&f^f^è ondernemingen ftooren, en tot toLll ^ dcze,ve te "itlope, /dai degn, Cr ,a"dere einden » doen gcAcd» "lenfchen z,ch hadden voor- \ 5. 13 O Ge». XI. 1-5. mj'.,etif[Meden-a de, 0. T. §. 9.  A > r a h a MS 13 DERDE TIJDPERK. Van Abrahams geboorte tot den ulttogt der Israë'liten uit "Egypte, 500 jaaren van het jaar 2009 — 2569. %. 10 en 11. Geboorte van abraham. briehonderd twee-cn-vijftig jaaren na den zondvloed, werd abram, naderhand abraham genoemd, geboren, in het 130*: jaar van zijnen vader therah. Deze abram was één der grootfte en uitmuntendfte menfehen,, die ooit geleefd hebben. Door zijn geloof cn ' deugd verwierf hij zich de ecre, van een» vriend van God genoemd te worden. Hij was, gelijk ook zijn zoon jakob, cn kleinzoon isAiiK, "een onafhangiijk herdersvorst, en is o-eworden de itamvader van verfcheiden volken, maar bijzonder van de Israëliten of Hebreën, die naderhand ook Jooden genoemd zijn; ja, uit hoofde van zijn geloof en vertrouwen op God, wordt hij aangemerkt, als de Vader der gelovigen (*). §. 12. Abram verlaat, op Gods bevel, zijn vaderland, en komt in het land Kanadn. Abram, de jongfte zoon van therah, was (*) BtjUlgefMcitnis des O T. §. 10 ei> 11.  14 a b * a h a k was geboren te Ur in GS*^, 0f 71/^ getrouwd met saraï, zijne halve 7-ktpr a i ter van denzelfden vide/ maar n ^van" " Sc zeTefL?" t°d,SCh **o£& «ra, zedert den toorcnbomv te Bah!, reeds zoude behouden, ten welken "einde hij hem vthih*g; seha°°dr ^ -SaX het welk hL T a"dcr la"d te ^«rekken, met belofte ^ r T aanSeweZe" worden, wezen8 °P 3arde êezeSend z°"den Abram geloofde God, en verliet, benevens zynen vader therah, en zijnen neef loth Zoon van zynen broeder haran het T0' èseh Ur waar echter zijn anderebroeder" «aiior verkoos te blijven, die nogthans „a Te Zaran gekomen , bleef men daar eenieen yd vertoeven, ook overleed hier vader 2™ in den ouderdom van lat i**>„ HiKAH' abram nu 75 jaren ïen tog^ervS2 en m Zanaan aankwam. Dit X 'iedhaar ^ P3leiS ^en , maar God zorgde voor zijne vereerers gengeflagen, en dus genoodzaakt, saraï, onaangeraakt , aan ab ram weder te geven , welkena dn doorgeftaan gevaar, Egypt* weder St en na Kanaan te rug keerde (*). Hoe veiJiV is ÖST** WiCn ^^p We -jne^gfn: S. H- Lom neemt zijn verblijf in Sodom. — Abram ontvangt eene nieuwe belofte van God. Alzoo de bezittingen van abram en van zijnen neefLoTH , door den godlijken zegen, ongemeen vermenigvuldigden, gaf zulks hu en dan aanleiding tot twist, tusfchen de herders van hun vee om welks gevolgen voor te komen, de Aardsvader abram nodig oordeelde, van zijnen neef loth te fcheideh, wien hij echter de keuze overliet waar hij zich wilde nederflaan. Loth verkoos de vlakte van Sodom voor zijne kudden en nam zelve zijne woning indieftad, wier inwoners fnooue heden en zeer groote zondaars tegen jehova waren. Abram vervolgends, weder door eëne godhjke openbaring bemoedigd zijnde, in welke hem de belofte herhaald werd, dat zijne nakc^ me- C*3 Q«.m io - XIII. ï, BiJMgefikhdenh desö.TS. t%.  i o t h gevangen. fijt mcüngfchap dit gantfche lalid eens in eigendom bezitten zou, floeg zijn hoofdleger op, bij het Terpentijnbosch Mamre^ nabij Hebron, alwaar hij ook weder een'altaar voor jehova ftichtte (*> § i§. Loth door den vijand gevangen weggevoerd — deor abram verlost. Eenigen tijd, na dat loth in Sodom wa? ! komen wonen, deed kedorlaömer, Koning van Elani, een landfehap in Perfië, vergezeld van drie andere Koningen ■, eenen krijgstogt, tegen de Koningen van Sodom en Gomor ra , en derzelver bondgenoten , en, hun leger verflagen hebbende, veroverde hij de gemelde fteden , derzelver roof, maar ook te gelijk loth, met alle zijne have en goederen, gevanglijk, wegvoerende. Zoo ras abram hier van bericht ontving, bracht hij 318 van zijne bedienden in de wapenen, en de vijanden nagejaagd hebbende, overviel en floeg hij dezelve, ook kreeg hij al den weggevoerden buit weder, en verloste alle de gevangenen, en onder dezen zijnen Neef loth. Bij zijne terugkomst, weigerde deze groote man edelmoedig het aanbod van den Koningvan Sodom, die hem den buit wilde laten behouden, indien hij flechts de gevangenen in> vrijheid herfteld kreeg. Ook werd abram, bij £0 Ctn. XIII.2 ~ 18. BijbelgefchïedtnisdesQ.T, §.14. 0  1° melchizedek* bij deze gelegenheid, over zijne overwinning begroet en gezegend, door melchizedek,, Koning van Salem , die tevens een Priester was van den allerhoogiten God, en een doorluchtig voorbeeld van jesus Christus, volgends de verklaring van paulus Hebr. VII. Q*% Verkeering met godloze menfehen kan ons ligtelijk in ongelegenheden brengen, dit leeren wij uit het voorbeeld van loth. 5 16. God belooft aan abram eenen zoon — ■Plegtige Offerande van abram, en voorzegging- nopens de lotgevallen zijner Nakomelingen. Nog was abram zonder kinderen, maar thans werd hem, in eene godfpraak, niet alleen de befcherming en gunst van God toegezegd,- maar ook, dat zijn eigen zoon zijn erfgenaam zou zijn, en dat zijne nakomelingen zoo ontelbaar zouden wezen, als de flarren aan. den hemel.- Alhoewel nu abram en sak ai reeds boven die jaaren waren, in welke de menfehen kinderen krijgen, evenwel geloofde abram de belofte van God, en dit geloof werd hem tot gerechtigheid gerekend. Bij deze gelegenheid offerde abraM eene plegtige offerande, ter bevestiging van zijn verbond met God, die hem toen ook de' lotgevallen zijner nakomelingen bekend maakte, hoe zij, (*) Gen, XIV. KjbelgefiMidinU des 0. T, § 17. .  bagar.ISMAëL» IQ gij, 400 jaaren, omzwerven, en in een vreemd land dienstbaar zouden wezen, eer zij, in het vierde gedacht, bezitters van Kan aan zouden worden. Ondertusfchen zou abram, in eene Itille rust, zijne dagen eindigen, en, in een' • gelukkigen ouderdom, ten grave dalen. Hoe ver zag het geloofs-oog van dezen godvruchtigen man voor uit in het toekomitige! Vooral ftrekten de uitzichten en het verlangen van dezen Vader der gelovigen zich uit, na de komst van zijnen grooten zoon, den messi as, in wien alle volken der wereld gezegend zouden worden Qoa'nn. VIII: 56.) C) %. 17. AbRam neemt hagar tot een bij•wijf— ismaöl geboren. De befijdenis ingefteld. — Naamsverandering van abram in abraham,van sarai in sara — isaük beloofd. SaraT, abrams huisvrouw, over de godïijke belofte nadenkende, Helde haren echtgenoot voor, dat de godfpraak niet bepaald had, dat de beloofde zoon uit haar zou geboren worden, en raadde hem derhalven, dewijl zij reeds zeer oud was $ hare Egijptifche Slavin, h A g a r , tot een bijwijf te nemen. Abram bewilligde in dit voordel, en nam hagar tot zijn bijwijf aan. Maars deze hier op trotsch geworden, en ■ C") Gen, XV. Bijbelgefchiedenis des O. T. S ttt  20 BESNYDENIS INGESTELD. en hare vrouw beginnende min te achten, za^ abram-, op derzelver klagten, zich genoodzaakt, hagar te verootmoedigen, die, dit' Biet duldende, met de vlucht het huis van haren' meester verliet, om zich na Egijpte te begeven. In de woestijn verfcheen haar een Engel van God, die haar gebood, naa abram te rug te keeren.en haar tevens openbaarde, datzijeeneri zoon, iSMAë'l, ter wereld zou brengen, Wiens lotgevallen, en die zijner nakomelingen) ee tegenswoordige Arabieren, door den Engel voorzegd werden. Hagar keerde weder na abram's woonplaats, en beviel van eenen zoon, wien abram, volgends het gezegde van den Engel, rs m a ë l noemde. Toen i s m a ë l geboren werd, was abram 8(5 jaaren oud. Dertien jaaren daarna, had abram weder eene-godlijke openbaring, welke hem'gebood, zich zeiven, zijnen zoon ismaöl, en zijnehuisgenoten, te laten bcfnijden, welke befnijdems, van nu af>. aan elk manlijk kind, ofltier zijne nakomeüngfcbap ,. op den achtfien dag na de geboorte, gefchieden, en tot een verbondszegel ftrekken moest < waar door zijne nakomelingen van alle andere volken zouden onderfchciden worden. Ten zelfden tijde veranderde God den naam abram (verheven ■• ider) in abraham (vader eener menig :e) en dien van sar aï, (mijne vorjlin), in s'a'ra, (vorftelijke vrouw), ook werd hem beloofd, dat sara eenen zoon zou baren , dien hijis Aak (men zal lagchen) moest noemen. ■ Dus  •I S A i K b E L O O F ï>, 2i Dus werd abraham befneden, 99 jaaren oud zijnde, gelijk hij ook zijn' zoon isM.Aè'L, die 13 jaaren oud was, en alle zijne huisgenoten , beihijden liet. Uit saraï's raad., gevolgd van huiskrakeelen, leeren wij, dat wij Gods voorzienigheid niet vooruitlopen, maar gelovig vertrouwen en bedaard verwachten moeten, tot dat God alles ichoon maakt, op zijnen tijd (*)• J. 18. Nieuwe Godlijke verfchijning aan abraham — zijne menschlievende vooriede voor Sodom. "Niet lang hier na, had abraham op nieuw eene Godlijke openbaring; Drie perfonen, onder het voorkomen van reizigers, gastvrij door den Aartsvader onthaald .zijnde, ontdekten zich als godlijke en hemelfche perionen, en herhaalden aan abraham en sara de belofte van eenen zoon, van wien sara zelve bevallen .zou, hoewel zij reeds zoo hoog .bejaard was. Na gehouden maaltijd vervolgden twee van deze verheven perfanan hunnen weg na Sodom, en nu openbaarde God aan'den Aartsvader zijn-voornemen, om de Stad Sodom, wegens de zonden va;, derzelver inwoners, naar verdienden , te ftrafTen, waar-op deze menfehenvriend, op I11 nadruklijkst en met aandrang, om genade or deze ellendigen bad, dat God de Stad toch O Gen. XVI, XVII. BijbelgefcMeienU des O. T. $ 17. B 3  22 ondergang van sodom. toch wilde fpaaren , indien 'er fiechts tien deugdzame menfehen in mogten gevonden worden. Welk een grootsch en beminlijk voorbeeld van mcnschlievendheid, het welk wij altijd behoorden na te volgen, door voor alle menfehen , zelfs voor onze vijanden, tot God, ora genade, te bidden! (*) §. 19. Ondergang van Sodom — loth behouden — zijne huisvrouw eene zoutzuil—. loth's hloedfchande met zijne dochters, geboorte van de fiamvaderen der Moabiten en Ammoniten. Ondertusfchen waren 'er, helaas! geen tien deugdzame menfehen in Sodom. De ondeugd was, in deze Stad, zoo algemeen ten top geitegen , dat de ftrarTe onherroepelijk was. Abraham's gebed echter bleef niet onverhoord, alzoo zijn Neef loth uit den algemeenen ondergang der Stad behouden werd. De twee Engelen, naamlijk, die, in de gedaante van Reizigers, bij abraham geweest, cn na Sodom gegaan waren , werden, daar gekomen, door loth, welke in deze Stad woonde, gul en gastvrij ontvangen en geherbergd. Doch, eer men zich te rust begaf, vernam men een woest getier op ftraat. Het volk van Sodom wilde de vreemde Reizigers mis- C) Gen. XVIII. Eijielgefchiedcnis du 0. T. §. 18.  tOTBS HUISVROUW. 2j mishandelen, en begon reeds aan loth's huis geweld te plegen , wanneer de Engelen hen met eene verblindheid en verbijstering floegen, zoodat zij het huis niet meer onderfcheiden, of de deur vinden konden. Thans gaven de Engelen aan loth te kennen, dat zij gezonden waren, om Sodom en de nabuurige Steden te verderven, hem gebiedende, met zijn huisgezin de Stad te verlaten» opdat hij mogt bewaard blijven! Met den dageraad ging loth, met zijne huisvrouw en dochters, de Stad uit, terwijl een vreeslijk onweder van donder en blikfemvlammen, losberftcnde, het onderaardfche vuur, het welk.in dit gewest menigvuldig was, ontftak, en gepaard met eene geweldige aardbeving, de gemelde Steden omkeerde, en de geheels vlakte in eene zee, die ook nog heden de doode zee, of ook zoutzee, genoemd wordt, veranderde. > Loth's huisvrouw, tegen het mtdruknjk bevel der Engelen aan, naa Sodom omziende, en zich niet genoeg fpoedendc, werd door den o-'ioeij enden ftroom van brandenden pik en lava overvallen, cn met eene zoutkorst van deze lava overdekt, zoodat zij eene zoutzuil geleek. Maar, loth zelve en zijne dochters kwamen behouden in de kleine Stad Zodr aan , van waar hij zich verder in 't gebergte begaf. Zijne dochters, bevreesd, dat zij voor zich geene mannen van haren ftaat zouden vinden, maakten haren vader dronken, en fliepen bij hem, mix welke bloedfchande twee zoonen geboren B 4 wer-  24 LOTUS bloedschande. werden, moüb en ben-ammi, de Stamvaders van. de beide volken, de Moiibiten en slmmoniten , van welke wij, in 't vervol»', meer zullen moeten fprekcn. De ondeugd is het verderf en de ondergang der volken! ongehoorzaamheid aan Gods bevel wikkelt iemand in het ongeluk! Maar, God Weet de godvruchtigen, uit alle beproevingen en wederwaardigheden, te vcriosfen (*)• §. 20. Sara, door abimelech gefchaakt, maar door God bewaard. — Isa5k geboren — hagar en ismaöl weggezonden — abraham fluit een verbond met abimelech, A b r a ii a m, ondertusfchen, van Mamre meer Zuidwaards verreisd, verkeerde nu, ais vreemdeling, te Gerar, alwaar de Filiftynen thans woonden, wier Koning abimelech, een wek lustig oog op sara, wier fchoonhcid in eenen ouderdom van 89 jaren nog uitmuntend was, flaande, haar voor zich fchaaken liet. Maar de voorzienigheid beveiligde andermaal de eer van deze deugdzame. In eenen droom werd aan abimelech door God aangezegd, dat; hij, op ftraffe des doods, sara aan haren echtgenoot zou wedergeven, en reeds werd de Koning Q?T. s/19 XlX' S Petr' Ih 9' B'iM£efchle< §. 21. Abraham's geloof beproefd, in do offerande van isaSk — bericht van a b r a h a m 's familie. Te midden van zijn geluk, werd het geloof van den Aardsvader abraham op eene zwaare proeve gefield. God gebood hem, zijnen eenigen zoon , zijnen ' geliefden isaSk , op eenen der bergen in het landfehap Moria, aan hem ten offer op te dragen. Harde beproeving, zeker, voor het geloof. Maar de Aardsvader overwon, en gehoorzaamde, Met zijnen isaSk naar de aangewezen plaats gereisd, fchikte hij alles tot dit ontzettend offer, zich met dien troost bemoedigende , dat God het voorzien zocde, als die magtig was, om zijnen zoon, zelfs uit den dood, op te wekken, gelijk hij hem dan ook, als 't ware, uit den dood heeft weder gekregen. God nam genoegen in de gewillige gehoorzaamheid van abraham, en een Engel riep hem toe uit den hemel, den jongeling te (paren > m wiens plaats abraham eenen ram offerde, dien hij daar, in de ftrui- ken (*) Gen, XXI: 22—34. Bijbelgeschiedenis des 0, T. $. 20.  en ;-Jj Iwiuf ter piaetfc, diehem GOOT gebijt hadiic, Geneiis XXIIv!^.   SARA STERFT. 27 ken, verward zag, cn de vorige beloften wer. den aan hem vernieuwd. God wil geene menfehen-offers, maar hem behaagt onze gehoorzaamheid aan zijne bevelen, welke beter is dan brand - offers! Kort daarna ontving abraham bericht van zijnen broeder nahor, die in Paddan -Aram of Mesopoiamië gebleven was. Deze had acht zoonen gewonnen , onder welke b e t h u ë l was, de vader van rebekka, welke de huis* vrouw van is Aak geworden is (*), §. 22. Dood van sara. — Huwlijk van isaük mei rebekka. Eindelijk overleed sara, in den hoogen ouderdom van 127 jaren. Tot eene begraafplaats voor zijne geliefde wederhelft, kocht abraham toen de fpelonk of het berghol te Machpela van efrqn den Ilethiter, en dit was zijn eerfte land - eigendom, het welk hij in Kanaan bezat, hier begroef hij sara, gelijk hij zelve ook, na zijnen dood, daar bij zijne huisvrouw is bijgezet Q). IsaSk den ouderdom van 40 jaaren bereikt hebbende, was abraham bedacht, om eene godvruchtige vrouw voor zijnen zoon te verkiezen ; hij wilde niet, dat hij met eene Kanaanitifche vrouw zou trouwen, dewijl de Kanaa- ni~ C) Gen XXII. Bijbetgefchiedinh des O. T. §. 21. , • ft) Oen. XXIII.  28 is a a k trouwt rebekka. •uiten toen reeds tot afgoderij overhelden. Abraham zond dan een' getrouwen knecht, na Paddan Artun, om eene vrouw uit zijn eigen gedacht voor zijnen zoon te bezorgen. Deze knecht, God ernltig gebeden hebbende, dat die hem zijnen weg voorfpoedig wilde maken, ontmoette rebekka, de dochter van BiTHuëL, welke hij voor zijnen heer ten huwelijk verzocht, en de toeftemming van hare ouders en broeder laban verkregen hebbende, ook daadlijk tot fijnen heer geleidde, alwaar haar huwlijk met isaük voltrokken werdt. Een gelukkig huwlijk kan alleen van God, door gebeden, verzocht en verkregen worden, en is een bijzondere zegen van het Opperwezen, ïn hetzelve behoort men, voornaamlijk, op deugd en godzaligheid te zien. Deze zijn de hoofdlesfcn, welke men uit deze Gefchiedenis kan afleiden (*)> ■ I.23. Abrahams kinderen %'ketura. — Abrahams dood. — Eenig bericht van zijnen zoon ismac'l. Na sara's overlijden nam* abraham no°eene vrouw, ketura genaamd, bij welke hn nog zes zoonen verwekte, die alle hoofden van ?oo vele ftammeu geworden zijn , en onder wel- C) Gm. XXIV. BijbctgeJïhUdems in 0, T, % 23,  abraham sterft. 20 welke midiün de meest vermaarde is geweest, als de Stamvader der Midianiten, welke in de gefchiedenis der Isr. 'aïïiten zoo bekend zijn geworden. Echter moest isAiik, de zoon der belofte, de erfgenaam van abraham wezen. Daarom gaf de Aardsvader aan de zoonen van ketura groote goederen, Waarmede hij hen, nog bij zijn leven, oostwaards, na Arabië, zond, om plaats te maken, voor zijnen zoon ISAaK. Ten laatften overleed deze groote cn waardige man, in den ouderdom van 175 jaren, en werd van zijne zoonen, isAaK en isMAëL, in de fpelonk van Machpela begraven. Daar rust hij, met zijne echtgenoote sara, maar leeft bij God in dén hemel, en door zijnen, met recht verkregen, roem , op aarde, bij de nawereld, tot op dezen dag. Dit is het loon der godsvrucht. Laat ons dan ons bcnaarftigen, om het voorbeeld van dezen vader deigelovigen natevolgen. In het voorbijgaan moeten wij hier aantekenen van isMAëL, hoe hij een vader is géworden,van XII zoonen, allen zoo vele Stamhoofden van Arabifche volkstemmen, welke nog heiden in Arabië bekend zijn. Ismacl overleed in den ouderdom van 137 jaren (*:). \. 24. (*) Gen. XXV: i—iZ.Èijbel( (O E.vod, XV. XVI. Bijielgefckleienïs des 0. T §-5i-  4>2\ wetgeving. §. 52. Legering ts Rafidim. — Water uit de Rotze. — Overwinning op de Amalekiten. Te Rafidim gelegerd, hadden de Israëliten Wederom gebrek aan water, maar moses, op Gods bevel, eene fteenrotze met den wonderstaf flaande , gaf dezelve overvloedig water uit, om het volk te drenken. — Hier werden de Israëliten aangevallen door de Amalekiten, een' rooversftam, welke deze woestijnen bewoonde, doch deze werden, op moses gebed, en door de dapperheid van josua , overwonnen, en een altijd duurende Oorlog tegen hen vastgefteld (*). J. 53- Mose s , op raad van jethro, Richters aan. — De Israëli ten ontvangen van God de Wet bij Sinaï. In Rafidim ontving moses ook een bezoek van zijnen fchoonvader j e t h r o , op wiens raad hij ov&r het volk Richters aanftelde, om hem, in het beftuurcn des volks , behulpzaam te zijn. Eindelijk kwamen de Israëliten, 45 dagen na hunnen uittogt uit Egypte, aan den berg Sinaï, alwaar zij, onder geduchte tekenen en wonderen, van God zeiven de Wet der X geboden, als de grondwet van hunne fiaats-in- rich- CO Exa.1 XVX. XVII. BijbtlgefchUicnUictO. T §.52.  GO UDEN KALF. 6% richting, ontvingen. Moses zelve klom op den berg, en verkeerde 40 dagen met God, die hem de Wet der X geboden, op twee fteenen tafelen, door Gods alvermogen gefchreven, overgaf, om die aan het volk ter hand te Hellen (*> §. 54. De Israè'liten richten een gouden kalf 1 op, en verëefen dat, als hunne godheid. — Moses ijver deswegens. —' Straffe der oproerigen. — Moses bid voor het Volk. Terwijl moses op den berg met God verkeerde, dwongen de oproerige Israëliten zijnen broeder aüron,om hun het beeld van een kalf. te maken , met goud overtrokken. Dit kalf vereerden zij, met fpel en dans, als het zinbeeld der godheid, en bezondigden zich dus vreeslijk tegen God, welke aan zijnen dienaar moses hunne afgoderij bekend maakte, waarop moses den berg afklom, en hunne fnoodheid van verre ziende, in zijnen ijver de beide wettafelen, die hij in de hand hield, in Hukken wierp, het kalf deed verbranden, en tot Hof vergruizen , en over de oproerige Israëliten , doof de Leviten, flraffe liet uitoefenen, doch, op 'svolks verootmoediging, hun voorbidder bij God werd, en genade voor hun verwierf, zoodat hunne misdaad vergeven, en aan moses ' be- (*) Eioii, XVW-XX.Bijbclgefiliic de' zuidergrenzen van het land Kanaan, van hier zond moses twaalf verfpieders, om het land te verfpieden. Deze terug gekeerd brachten wel van de vruchten van dit fchoone land mede, maar gaventevens een zoo affchrikkend bericht, van de fterkte der inwoneren en lieden, dat de Israëliten, wat ook josua en ka leb, twee dezer verfpieders, hun tot bemoediging zeiden, morden, en tot oproerigheid overfloegen. Om deze reden llierven tienvan deze verfpieders door eene onmidlijke plaag, en al het volk werd aangezegd, dat zij 40 jaren in de woestijn zouden omzwerven, tot dat allen geftorven waren, die twintig jaren bereikt hadden, toen zij uit Egypte trokken, behalven josua en kaleb. Het volk wilde nu wel met geweld in Kanaan intrekken, maar zij werden, vermetel eenen aanval Wagende, door de Kanaaniten, met een groot verlies te rug geflagen. Thans volgde, door moedeloosheid, het ééne oproer op het andere. Korah, dathan en abiram, waren de'hoofden der muitelingen, cn korah had, bijzonder, defloutheid, om, met 250 van zijne aanhangers , aanfpraak te maken op het Priesterfchap, het welk aaa a&'ron behoorde. Doch, nu toonde God zijn heilig misnoegen. De aarde opende zich, en verflond de drie oproermakers levende, terwijl eene blikfemvlam de 250 muitelingen verteerde, en 's anderen daags, ftierven nog 14,000 menfehen aan eene pest, welke nog vreeslijken verwoesting'zou • hebben aangericht, indien E 2 Aalr0n  €& staf van a 3 r o n. a a r o n niet tusfchen beiden getreden was, en met moses voor het volk gebeden had. Om alle verdere tegenfpraak tegen a a r o n s Priesterfchap te doen ophouden, wilde God, dat XII ftaven, voor eiken ftam één, waar onder de ftaf van aSron, in het Heiligdom gebracht werden, en den volgenden dag, bloeide de ftaf van a&'ron, en droeg ook zelfs rijpe •amandelen, ten blijke, dat God hem tot het Piesterambt verkozen had (*)• §. 58. De Israëliten legeren zich weder tt Kades. — Dood van mirjam. —■ Moses bezandigt zich s door twijfeling. — Dood van a a' r o n. In het 40 jaar na den uittogt, als allen, die 20 jaren oud waren geweest, geftorven waren, kwamen de Israëliten weder bij Kades : in de woestijn bij deze Stad, ontbrak hun water, en zij morden op nieuw tegen God. JVIoses ontving bevel, om eene rotsfteen met zijnen ftaf te flaan; doch hij twijfelde, of God wel zoo langmoedig zou wezen, om andermaal Water uit de rots te doen voortkomen, en floeg, in deze twijfeling, de rots tweemaal, wanneer 'er wel water kwam, maar tevens aan moses werd aangezegd, dat hij en zijn broe» der O) Num, XIII-XVII. Rijiclgefchiedenis des O. T. §. 57.  a a r o n sterft. 69 der aüron, om hunne twijfeling, ook dat beloofde land niet betreden zouden. In de legerplaats bij Kades, was Mirjamreeds overleden, en als de Edomiten aan de Israëliten den doortogt door hun land weigerden, en zij daarom te rug trokken, achter het land der Edomiten om, ftierf ook aïron, in den ouderdom van 123 jaaren, wordende door zijnen zoon eleüzar, alsHoogenpriester, opgevolgd (*)• §. 59. De Koning van Harad door de Israëliten ge/lagen. — Oproer onder het volk. — Koperen /lang. — De Koningen sihon en og overwonnen. Bij dezen terugtogt overviel de Koning van Harad, eene Kanaanitifche Stad, der Israëliten, maar zij floegen hem, en verwoestten de lieden van zijn gebied. Dewijl zij nu eenen grooten omweg moesten nemen, morde het volk op nieuw. Dit oproer werd geftraft, door vergiftige Hangen, door welker beet, velen ftierven, tot dat God aan moses beval, eene koperen flang op te richten, en wie nu deze koperen Hang aanzag, bleef in het leven. . Ten - laatften kwamen de Israëliten in de vlak- (*) Num. XX. XXXIII. Detit. X: 6. Iiijbelgefchiedems deSj 0. ï. §. 58« E 3  •JO b i l e a m 's ezelin. vlakke velden der Moabiten. Hier werden zij beiïreden door sihon, den Koning-der Amor steng en vervolgends door o g , den Koning van Bafan, welke beide Koningen zij vernoegen, en hun land aan twee en een* halven ftam, te weten Ruben, Gad , en Manasfe3 in erf bezitting uitdeelden (*). 5. 60. Bileüm, door den Koning der Moabiten, ontboden, om de Israëliten te vloeken. — Voorval met zijne ezelin. — Hij zegent de Israëliten, en keert weder na zijn land. Balak, de Koning der Moabiten, bevreesd, dat de Jsra'èliten ook zijn land zouden aantasten, ontbood zekeren bileüm, een' waarzegger, om de Isra'èlifen te vloeken. Deze, door geldgierigheid gedreven, ging met des Konings gezanten op reize, maar onderweg Helde zich een Engel tegen hem met een bloot zwaard. De ezelin, op welke hij reed, weck ter zijde uit, en als bileSm haar herhaalde keeren floeg, opende zij wonderbaarlijk den mond, en vraagde: waarom hij haar floeg? Nu gingen zijne oogen openden hij 7ag den Engel, aan wien hij zijnen eerbied bewees, en die hem bevel gaf, niet anders te fpreken, dan God hem zou ingeven. Dicn- vol- CO Num. XXI. XXXU. enz. Bijbelgefch des O. T. §.49.  IJ VER VAN r-INEHAS. 71 volgends, zegende hij één en andermaal, de Israëliten, in plaats dat hij gekomen was, om hen te vloeken, waarna hij na zijn land te rug keerde (*)• §. 61. Afgoderij der Israëliten met Baal Peör. — IJver van pinehas. — Oorlog met de Midianiten. De Moabiten ondernamen vervolgends , door jonge dochters der Midianiten, volgends den raad van b 1 l e a m , de Israëliten te verleiden tot den afgodsdienst van hunnen afgod Baal Peör. Dit gelukte hun beter. De Israëliten lieten zich verleiden , en werden ook van God deswegens geftraft, alzoo 'er, door eene groote fterfte, 23,000 of 24,000 menfehen omkwamen, maar de ijver van pineiias, aSrons kleinzoon, ftuitte het kwaad, en moses zond hem, met 12,000 man, om de Midianiten te beoorlogen, welke ook overwonnen, en vijf van hunne Hammen uitgeroeid werden. In dezen krijgstogt fneuvelde ook de waarzegger bileam (t). (*) Nam. XXII— XXIV. Bijlelgefchiedcnis des 0. T. §. 60 CD tiitm. XXXt. Bijlelgefchièdenis des O. T. § 61. E 4 §• 62.  72 MOSES STERFT. $. 62. Moses fielt josua tot zijnen opvolger aan. — Hij aanfchouwt Kanaan voor zijn fierven. — Zijn dood. Thans naderde het einde van moses roemvol kven. Voor zijn' dood herhaalde hij, in eenige redenvocringen, zijne wetten, die hij den Israëliten nadruklijk op het hart bond, vermannende hen, in een verheven lied CO. tot godsdienst en deugd, en nam, zegenende (f) een plegtig aflcheid van het volk, hebbende josua, den zoon van nun, tot zijnen opvolger aangeftcld, en na, van den top des bergs Nebo, het beloofde land Kanaan van verre befchouwd te hebben, overleed hij, in den ouderdom van 120 jaaren, en werd, in een dal, begraven , zijnde van het Israëlitisch volk, dertig dagen lang, beweend. Moses was een groot man, na hem is onder Israël, geen Profeet, zoo als hij, opgeftaan. Hij is de fchrijver van de vijf eerfte Boeken des Bijbels, Gene fis, Exodus, Leviticus, Numeri, en Dettteronomium; ook heeft men van hem den XC, en misfchien ook den XCI Pfalm (§). Alle deze dingen en gebeurenisfen moeten ons tot vooorbeelden dienen. Wij moeten ons wachten van ongeloof en morren tegen God, opdat wij niet, gelijk de Israëliten , geftraft wor- CO Dein. XXXII. Ct) Deut. XXXIII. CQ Bijbe'.gefchiedtnlt des 0. T. §. 62.  verspieders na jericho. 73 Worden; maar God leeren vertrouwen cn ge. hoorzaamen , die ons zijne heilige wetten heeft gegeven, dieN genadig en langmoedig is, en altijd zijne beloften en toezeggingen, getrouw en waarachtig, vervult. §. 63. Josua zendt verfpieders na Jcricho, — De Israëliten trekken over den Jordaan. De volgende gebeurtenisfen des Israëlitifchen volks., die wij nu moeten verhaalen, zijn ons befchreven, in de Hiftorifche Boeken des Ouden Testaments, welke zijn: Het Boek Jofua, der Richter en , Ruth, twee Boeken van Samuèl, twee der Koningen, twee der Chronieken , Ezra , Nehemid , en Esther. Het eerst, dat josua, moses opvolger, ondernam, was, dat hij, in het geheim, twee verfpieders afzond , om Jericho , de eerfte Stad der Kanaaniten, binnen den Jordaan, te befpieden, en deszelfs toeftand op te nemen, fecze verfpieders, ontdekt zijnde, liepen gevaa^, van gevat te worden , indien niet rachab, eene Hcidenfche inwoneresfe der Stad, bij welke zij geherbergd waren, gelovende, dat de God der Israëliten de waare God was, hen verborgen, en uit het venfter van haamhuis, het welk op de ftadsmuur ftond, met een touw nedergelaten had , waar voor zij, bij de volgende verovering der Stad, in 1 het leven gefpaard is geworden, en verders E 5 on-  74 togt door den jordaah^ onder de Israëliten gewoond heeft, zijnde zij, naar. alle waarfchijnlijkheid , onder hen getrouwd , met s a l m o n , een' voorvader van den Koning david, en dus ook van je sus. Ook roemen de Apostelen paulus (*) en jakobus (f) haar geloof, in dezen betoond. Ondertusfchen trokken de Israëliten door den Jordaan, niettegenstaande dezelve thans vol water was, droogvoets door, dewijl God, op eene wonderbare wijze, waarfchijnlijk door eene aardbeving, den bodem der rivier deed rijzen, en dus deszeifs water van één fcheidde; de Israëliten ter gedachtenis van dezen wonderbaren doortogt , een gedenkteken van fteen opgericht hebbende, betrokken hunne eerfte legerplaats in Kanaan, bij Gilgal (J). §. 64. De Israëliten worden befneden. Het Manna houdt op. — Wonderdadige inneming van Jericho. — De Israëliten voor Aï geflagen, óm achans misdaad. — Achax geftraft.— j Het verbond met Godplegtig ƒ gefiaafd. In deze legerplaats te Gi'gal, werden die Israëliten, die in de woestijn onbefneden ge- . ble- CO Hehr. XI: 31. (t) II. 25. ® jfof. III en IV. BybelgefchiteenU des O. T. §. 63.  .jeric ho-verbrand. 75" bleven waren, befneden, en het volk dus van alle verwijt ontheven, als of zij flaven der Egyptenaren waren. Hier vierden ook de Israëliten het Paaschfeest, en dewijl zij nu van het Koorn des lands aten, hield het Manna op te vallen, waarmede zij , in de woestijn, van God gefpijzigd waren. Intusfchen was de fchrik den Kanaaniten om het hart geflagen ; de Stad Jericho floot de poorten, en maakte zich gereed tot den oorlog. Josua, de veldheer der Israëliten , werd, tot zijne groote ondernemingen, bemoedigd, door de verfchijning van een hemelsch perfoon, den Vorst van het heirleger van God, op wiens bevel, josua het volk, voorgegaan door de bondkist, en door zeven Priesters met bazuinen blazende, zeven dagenlang, rondom Jericho, liet trekken. Op den zevenden dag, Horteden dc muuren der Stad, wonderdaadig, waarfchijnlijk weder door eene aardbeving, in, en openden voor de Israëliten een' ruimen weg, door welken zij de Stad introkken, en die bemagtigd hebbende , alles, als verbannen, en -•"door God ter dood verwezen, doodden, wat leven ontvangen had, en de geheele Stad aan de'vlammen opofferden, zonder dat iemand iet van derzelver buit voor zich mogt nemen, ook fprak josua een' vloek uit, over den genen, die de Stad ooit weder herbouwen, dat is, met muur en poorten verfterken zou (*). Eén der Israëliten, achan, had echter van 40 3of. v. vr.  ?6 misdaad van a c h a n. van den buit wat voor zich genomen, waar van het gevolg was, dat God, wegens deze overtreding van zijn.gebod, toeliet, dat eene door jósua afgezonden bende, om de Stad Ai in te nemen, door derzelver inwoners geflagen werd. Josua deswegens zich voor God verootmoedigende, werd hem de misdaadiger aciiAn, door het lot, aangewezen, en deze gefh-aft zijnde, de onderneming op ^'hervat; welke ftad, door eene krijgslist, ingenomen, cn insgelijks verbrand, en tot een' puinhoop gemaakt werd; Na deze veroveringen liet josua, volgends moses bevel, op de bergen Eb al en Gerizim, onder het afkondigen van zegen en vloek, en het (lachten van offeranden, het verbond met God, plegtig vernieuwen, kerende vervolgends na het hoofdleger in Gilgal te rug (*). f. 65. Algemeene verbindenis der Kanaaniten tegen de Israëliten. — Het gemeenebest van Gibeön fluit, door list, een vredeverdrag met de Israëliten — Veldflag bij Gibeön. Josua verö- , vert het zuiderdeel van Kanaan. Op de tijding der verwoesting van deze fteden, veréénigden zich alle de vorften van Kanaan, tegen de Israëliten, behalven het gè- mee- W Jof. VII en VIII. Bijbelgefchkitn-s dcsO. ZV§.64,  cn JOSUA :ielde tot den ^anTucKcjivolt'Ise^ijcI.deicitcwi lal ons tot e«ai ^Vehdcpciiiüè irgn . . Josua XXTV'.v?^/.   veldslag bij gibeon. 77 meenebest der Gibeöniten, het welk, door een gezantfchap, dat zich veinsde, uit een heel ver land te komen , een vredeverdrag met josua, en de overige hoofden der Israëliten floot. Aanftonds hier op werd de hoofdftad Gibeön, door adonizedek, Koning van jferufalem , en zijne bondgenoten, belegerd; maar josua, fchielijk tot ontzet dezer Stad opgebroken , floeg de vijanden in eenen gcregelden veldflag, in welken veldflag josua, als in geestverrukking, de Zon en Maan gebood ft.il te ftaan, tot hij de overwinning volkomen zou gemaakt hebben. Na dezen veldflag, bcmagtigde josua het geheele zuiderdeel van Kanaan, waarna hij weder na Gilgal, in het hoofdleger, keerde (*)• §. 66. Zegerijke veldtogt tegen de Noorder- Kanaaniten. — De oorlog wordt vervolgd, tot het geheele land veroverd is. In het noorderdcel van Kanaan veréénigden zich de vorften van dat land, met jabin, Koning van Hazor, tegen welken josuAy in eenen volgenden veldtogt, optrok, en hen in eenen veldflag geflagen hebbende, veroverde hij ook dit geheele noordergedeelte des lands; ook roeide hij de Enakiten, of holbewoners, uit, O Jof. IX en X. B'jt'elgtfchicdenis des 0. T. §. 65.  landsverdeeling. uit, die een onbefchaafd en ruw foortvan menfehen waren. Dus werd het land , aan de Aardsvaderen beloofd , ondergebracht , en 31 Koningen, of kleine Emirs of Scheiks, gelijk men hen thans noemen zou, overwonnen (*). §. 67. Het land onder de XII ftatnmen verdeeld. — Ka leb ontvangt Hebron tot zijn erfdeel. — De twee en een halve ftam over den Jordaan teruggezonden. Het verbond met God vernieuwd. — Josua fterft. Nu het grootfte gedeelte des lands bemagtigd was, verdeelde josua hetzelve, bij het iot, onder negen en een' halven ftam der Israëliten , alzoo twee en een halve ftam reeds hunne bezitting, beoosten den Jordaan, ontvangen hadden. Alleen ka leb, de zoon van jefunne, ontving voor zich de Stad Hebron, zonder te loten; ook werden aan de Leviten 48 fteden gegeven, en eenige fteden tot vrij. fteden verordend. Den oorlog geëindigd zijnde , werden de benden van de Overiordaanfche Stammen, die hunne broeders hadden bijgeftaan , na huis gezonden. Dezen, eenen altaar opgericht hebbende, aan den Jordaan , had zulks bijna aan- 0) Jof. XI en XH. Bplcigcfchititnis des O T. §. 66.  josua sterft. 79 aanleiding tot eenen burgerkrijg gegeven, indien zij niet denzelven, door eene duidelijke verklaring van hun oogmerk, hadden afgewend. Josua, nu hoog bejaard zijnde, hield nog eenen algemeenen landdag, op welken hij het volk tot getrouwheid aan God vermaande, en op eenen volgenden, te Sichem gehouden, werd het verbond met God plegtig andermaal vernieuwd en bevestigd, waarna deze groote overwinnaar, in den ouderdom van 110 jaaren, overleed. — Uit de gefchiedenis van josua, leerenwij, hoofdzaaklijk, hoe getrouw en waarachtig God is, in het vervullen van alle zijne beloften, op welke wij, altijd, veilig ftaat kunnen maken (*). 5. 68. Toeftand der Israëliten na josua's dood. — Verval van zeden en godsdienst. — Voorbeeld van dit laatfie, in de gefchiedenis van zekeren - micha. — Voorbeeld van het zedenbederf , in de mishandeling, het bijwijf van eenen Leviet aangedaan. — Burgerkrijg met de Benjaminiten. Na den dood van josua hadden de Israëli- (*) $°f. XIII tot het eiaie.Bijèelgcfchitdsnis da O.T. 67.  afgoderij van micha. hten geen algemeen opperhoofd; alleen verwekte God, in tijden van nood, mannen, die het bcftuur m handen namen, en het volk verlosten van zijne vijanden. De gefchiedenis van deze Helden, die Richters genaamd worden» leest men, in het Boek der Richteren. Elk der XII Israelitifche Hammen maakte op zich zeiven eenen bijzonderen Haat uit, en voerde ook afzonderlijk oorlog enz. Dus zettede, na josua's dood, de Ham Juda, geholpen door dien van Simeön, den oorloovoort, en verflocg den vorst van Bezek, wien zij gevangen hebbende, de duimen der handen en de groote toonen der voeten afhieuwen Vervolgends bemagtigden zij de Stad Jerufa tem, maar konden den burgt, op den berZion , niet veroveren. ö De Ham van Efratm nam. Bethel, metverrasflng, in Q*). Doch, hier bij lieten het de Israëliten berusten, en gaven zich aan vadzige traagheid over, waar op fchielijk een geheel verval van Godsdienst en zeden volgde. Afgoderij en beeldendienst nam de overhand (f). Een voorbeeld hier van was het volgende: Zekere micha, zijne moeder eenig geld ontvreemd hebbende, gaf haar dat weder, toen zij eenen vloek over den dief uitfprak. Voor dit oe!d maakte zij een afgodsbeeld, en micha Helde voor hetzelve eerst een' zijner zoonen, vervolgends CO Richt. I. (D RW*- II—III. 6.  OORLOG MET DE BENJAMlNITEN. 8 t gends eenen Leviet tot zijnen Huispriester aan. Als nu de ftam van Dan, op dien tijd, eene volkplanting uitzond, na Lefem of Laïs, hetwelk zij innamen, en Dan noemden, namen zij , in het voorbijtrekken, dit beeld van micha en zijneii Priester, mede, en plaatften het beeld te Dan, alwaar het, een' geruimen tijd, gediend werd (*). Het volgend geval ftrekt ten bewijze van het vreeslijk verval van zeden. Zeker Leviet, met zijn bijwijf, door Gibeii, eene flad in Benjamin , reizende, werd deze vrouw door de inwooners zoo mishandeld, dat zij het beftierf. Hier uit ontftond een burgerkrijg der Israëliten, met den ftam Benjamin, in welken de Benjaminiten, in twee veldllagen, de overwinning behaald hebbende, in den derden zoodanig geflagen werden, dat de geheele ftam werd uitgeroeid , op 600 man na , die het ontvlucht waren. Nu hadden de Israëliten berouw, men fchonk aan deze overgeblevenen de vrede: doch men had gezworen, dat men zijne dochters niet ten huwlijk zou geven aan de Benjaminiten ; om dit te verhelpen, vergunde men hun, te Silo, op een feest, de feestvierende maagden te roven, en die als vrouwen te behouden (f). Zoo fchielijk en diep kan een mensch, ja een geheel volk, vervallen, tot ondeugd, wanneer de ijver voor den Godsdienst vernaauwt, en de (*) Richt. XVII. cn XVIII. (t) Richt. XIX-XXI. Bijbelgefchiedenis des O.T.%.6%. F  82 OTHNlëL. e H u D. de gevolgen , wanneer godsdienst en deugd onder een volk verwaarloosd worden, zijn allerhande rampen, en bijzonder inwendige verdeeldheden en burgerkrijg. $. 69. De Israëliten onder het juk gebracht, door den Koning van Mefopotamië, vervolgends door de Moabiten , Filiftynen, en Kanaaniten. — Hunne verlosfing door OTHNIÖL, e h u D , sam- gar. — Merkwaardige verlosfing door debora en barak. — Heldendaad van j a ë l. Verderf der zeden, verval van Godsdienst, en binnenlandfche verdeeldheden hadden dit treurig gevolg, dat de Israëliten een prooi v> erden voor uitheemfche vijanden. Kus chan rischataïm, Koning van Mefopotamië, bracht hen, geduurende 8 jaaren, onder het juk. Zij werden, op hun gebed en bekeering, verlost door OTHNiëL, die met de dochter van kaleb getrouwd, en nu hun eerfte Richter was; en zij genoten 40 jaaren lang vrede en vrijheid. Deze vrede deed hen weder verbasteren, maar nu volgde ook weder de ftraf; 18 jaaren moesten de Israëliten eglon, den Koning der Moabiten , gehoorzaam zijn, tot dat de duingeland door ehud van het leven beroofd zijn-  s A m g A R. d e b o r A. b A r. A k. S£ zijnde, de Moabiten overwonnen werden, en de Israëliten 80 jaren rust genoten. Op nieuw tot zedenloosheid vervallen , werden zij , in het zuidwesten, door de Filijlynen, en in het noorden, door den Kanaanitifche» Koning jabin, wiens veldöverfte sisera 900 ijzeren krijgswagens in zijn leger had, onderdrukt, 20 jaren lang. De Filijlynen werden eerlang beteugeld , door samgar, die, aan het hoofd van eenige landlieden,' enkel met osfenftokken of osfenprikkels gewapend , 600 Filiftynen verfloeg, en aan dien kant het vaderland verloste. D e b o r a , eene Profeetesfe, beraamde, onder den godlijken invloed, de verlosfing tegen de Kanaaniten. Barak was haar veldöverffe. Deze viel, onder begunftiging van een zwaar onweder, op de Kanaaniten aan, en verfloeg hen geheellijk. De veldheer sisera vluchtte in de tent van eenen heber, een' Heviter, wiens huisvrouw ja cl den Veldheer, als hij, van vermoeidheid, in flaap gevallen was, eenen nagel der tent, met een* hamer, door de napen van het hoofd, in den grond vast dreef, en dus aan barak zijnen vijünd dood overleverde. Deze overwinning heeft debora, in eenen verheven lofzang, bezongen, dien wij, in het Boek der Richt er en, lezen kunnen (*). CO Richt. III: 7-V. BijbelgefcMedenis des O.T. §.69. F 2 f. 70.  §4 RUTH. C I D E 5 lf. }. 70. Onderdrukking door de Midianiten. — Gefchiedenis van ruth. — Gideön herftelt de vrijheid. — Zijn onechte zoon, abimelech, matigt zich de opperheerfchappij aan. — Binnenlandfche onlusten. — Abimelech fneuvelt. Na deze overwinning,' genoten de Israëliten weder 40 jaaren rust, doch, dezelve misbruikende, werden zij 7 jaaren lang onderdrukt, door de Midianiten y Amalekiten, en andere Oofterlingen, die jaarlijks hunne oogsten kwamen verteeren , zoo dat 'er een hongersnood ontftond. In dezen toeftand van zaken, verliet zekere elimelech, een man van Bethlehem in Juda , met zijne vrouw, en twee zoonen, het vaderland , en week na Modb, alwaar zijne zoonen trouwden, maar met hunnen vader , overleden. Toen het vaderland gered was, keerde naömi terug, wordende van ruth, de vrouw van eenen harer zoonen, gevolgd, die haar getrouw bleef. Deze ruth trouwde, vervolgends, met bo3z, een aanzienlijk man, bij wien zij eenen zoon had, Oded, die de grootvader van david geweest is (*). Ondertusfehen was gideön door eenen Engel geroepen, tot verlosfer der Israëliten; op deszelfs bevel, den altaar van den afgod Baal 09 Men leze het Boek ^th.  abimelech. 85 Baal omgeworpen hebbende , kreeg hij daar van den naam Jerubbaal; hij werd, door een wonderteken, bemoedigd tot zijne onderneming. Een Ichaapevacht of vlies, op den grond uitgefpreid, was, den éénen nacht , geheel doortrokken en nat van den daauw, terwijl alles rondom droog was, den volgenden nacht, was alles door den daauw bevochtigd, en het vlies alleen droog. Met 300 mannen, elk met eene bazuin en een' brandenden fakkel voorzien, overviel gideön het vijandlijk leger, bij nacht, het welk in verwarring de vlucht nam, en vervolgends , door de toefchietende Israëliten, geheel gellagen werd. Na de overwinning , boden de Israëliten aan gideön het erflijk opperbewind aan, maar de waardige man weigerde het zelve aan te nemen; doch, na zijn' dood, zocht zijn onechte zoon , abimelech, de oppermagt te verkrijgen, welke hij in de ftad Sichem met geweld bemagtigde, latende zijne broeders ter dood brengen, van welken alleen de jongfte, jotham, ontvluchtte, die de rampzalige gevolgen van deze heerschzucht, in eene fraaie' cn nadruklijke Fabel, voorfpelde. Ook duurde het niet lang, of 'er ontftonden binnenlandfche onlusten, in welke abimelech de ftad Sichem verwoestte, maar, als hij zich te nabij een'toren in de ftad Thebez, welke hij veroverd had, waagde, wierp hem eene vrouw een ftuk van een' molenfteen op het hoofd, waarop hij zich , door zijnen wapendrager, verder liet doorfteken, opdat men niet F 3 zou  86 T H O L A. j A ï r. j e f T ii a. zou zeggen , dat hij van eene vrouw gedood was. Met den dood van abimelech nam deze dwinglandij een einde (*). §. 71. De Richters thola en jaÏr. — Nieuwe onderdrukking door de Filiflyncn en Ammoniten. — Jeftha verflaat de Ammoniten. — Zijne onbedachte gelofte. — Burgerkrijg met de Efraïmiten. — Dood van jeftha. — De Richters ebsan, elon etl abdok. Na den dood des dwingelands was thola, en na dezen jaÏr, richter, onder welke de inlandfche onlusten fchijnen bijgelegd te wezen. Maar het volk, zich op nieuw aan afgoderij overgevende , werd ook op nieuw overheerd, en wel te gelijker tijd, door de Filiftynen en door de -Ammoniten, het juk der laatften moesten zij 18 jaaren lang dragen, wanneer de Itammen over den Jordaan Jeftha den Giledditer , een' ervaren krijgsman , tot le°erhoofd verkozen; deze, tegen den vijand te veld trekkende, deed de onbedachte gelofte, dat hij, het geen hem, bij zijne wederkomst met overwinning, het eerst uit zijn huis tegemoet zou komen, aan God zou opofferen. Den vijand verCO Richt. IX. BijUlgefclmdenis des O. T. §. 79.  ebzan. e l o n. abdon. 87 verflagen hebbende, was het zijne eenige dochter, die hem eerst tegenkwam , om hem met de overwinning geluk te wenfchen. Nu werd zijne vreugde in droefheid veranderd, en uit een verkeerd begrip van de Mofaïfche wet, volbracht hij zijne onbezonnen gelofte. Deze zijn de ongelukkige gevolgen, wanneer onkunde in den Godsdienst, onder de menfehen , de overhand heeft. De nam van Efraïm, afgunftig op jeftha, wegens zijne behaalde overwinning, gelijk deze ftam altijd naijverig was tegen de overige Hammen, deed hem eenen burger-oorlog aan; die van Efraïm werden geflagen, en de vluchtelingen , aan de overtogten van den Jordaan, onderfchept, terwijl zij het woord fchibboJeih, dat is overtogt, niet konden uitfpreken, Zoodat 'er, op deze wijze, 42^000 Efraïmiten fneuvelden. Na jeftha, vinden wij, als Richter der Israëliten, ebzan, na dezen elon, welke door abdon werd opgevolgd. Doch, van wier verrichtingen niets verders gemeld wordt, dan het getal hunner zoonen en kleinzoonen (*}. (*) Kickt. X-XII. Bijbelgefckicdenis des O. T. §. F 4  88 s i m s o \" geboren. f. 72. Onderdrukking door de Filiftynen. — S1 m s 0 n geboren. — Zijne verrichtingen en dood. De onderdrukking door de Filiftynen duurde nog, en hield 40 jaaren lang aan. Doch nu werd si msqn geboren, de held, die de Israëliten zou beginnen te verlosfen. Zijne geboorte werd, door eenen Engel, aan zijne ouderen aangekondigd, met bijgevoegd bevel, dat hij nimmer wijn drinken , noch zijn hoofdhaair gefchoren zou worden, hij zou een Nazireër zijn, geheel aan God gewijd. Al vroeg begon simson te openbaren, wie en hoedanig hij ware, en wat de Israëliten van hem te wachten hadden. In zijne jeugd verfcheurde hij eenen leeuw, die hem, op weg, brullend te gemoet kwam, in welks rif hij, een jaar daarna, dien zelfden weg langs komende, honigraat en honig vond. Hier van maakte hij, op zijne bruiloft, met eene Filiftynfche vrouw, een raadzel: „ Uit den vcr„ Hinder kwam fpijze, en zoetigheid uit den „ forfchen". Wanneer de Bruiloftsgasten dit raadzel, door behulp van zijne bruid, aan wie simson het had bekend gemaakt, hadden opgelost, en simson hun, volgends beding, 30 fijne hemden en 30 eereklederen, deswegens, fchuldig was, verfloeg hij 30 aanzienlijke Filiftynen van Asdod, wier klederen hij aan zijne fpeelnoten zond, doch tevens met on-  sim sons helde ndaaden. 80 genoegen zijne bruid verliet , welke de vader aan éénen der fpeelnoten uithuwlijkte. Simson, daar over vertoornd, ftak het te veld ftaande koorn der Filiftynen in brand, door middel van 300 Schakals, of Jakhalzen, een dier, tusfchen een hond en wolf in, welke hij, paar aan paar, met een' brandenden fakkel tusfchen de ftaarten, gebonden, en dus in het koorn gejaagd had. Hier op eischten de Filiftynen, dat die van Juda simson aan hun zouden overleveren. Deze zonden ten dien einde 3,000 man, van welke simson zich liet binden, maar als zij hem nu wilden overleveren, verbrak simson de touwen, en een ezels kinnebakken vindende, floeg hij met hetzelve den eerften Filiftyn den besten, die hem ontmoette, dood, en velde, vervolgends biigeftaan door de 3,000 Israëliten , 1,000 Filiftynen } met dit ezels kakebeen. Van dezen tijd af, werdt hij, door de Israëliten , als Richter erkend. Op zekeren tijd, zich in Gaza, eene Filiftynfclie ftad, bevindende, flooten de Filiftynen de poorten, om hem het ontkomen onmogelijk te maken. Maar de held rukte de ftadspoorten uit hare naven, en droeg ze op eenen berg buiten de ftad. Vrouwenliefde was het zwak van simsons karakter! Jongelingen! laat zijn voorbeeld, en dat van zoo vele grote mannen, u ter waarfchuwing ftrekken ! "Simson verliefde op eene de lila, en deze delila verraadde hem F 5 aan  00 simsons dood. aan de Filiftynen. Op hare liefkozende vlcijërijën ontdekte simson haar, na haar één en andermaal te leur gefteld te hebben, dat, wanneer zijn haair werd afgefneden, zijn Nazireërfchap zou verbroken zijn, wanneer te gelijk zijne buitengewone kracht hem zou begeven. Het gefchiedde, en simson viel in de handen der Filiftynen, die hem de oogen uitftaken, in de gevangenis wierpen, en, als flaaf, den molen deeden draajen. . Deze hunne overwinning wilden de Filiftynen , met een openbaar feest, ter eere van hunnen afgod dagon, in deszelfs Tempei, vieren. Simson werd, ten fchouwfpehvan het volk, in het openbaar te voorfchijn gebracht. De blinde Held, hier doorgegriefd, bad tot God, om wrake over zijne oogen, en de twee pijlaren , op welke de gaanderij rustte , waar de aanfchonwers op zaten , aanvattende, rukte hij die omver, waardoor dit gebouw inlfortte, en simson, te gelijk met duizenden van zijne en zijns volks vijanden, verplette. Met simson eindigt de Heldentijd der Hebreen (.*% (*) Richt, XIU-XVI. Iiijbelgefchkdims dis 0.T% 72. J. 73-  eudcsiiseide-ikbendic vrouwefdicüd*br ultonl omden te bidden . X.Sam. I.v. 2*£L   eli. s a m u ë l. f}T J. 73. Eli richter over de Israëliten. — Geboorte van sAMUé't. — Hij wordt aan den dienst des Tabernakels gewijd. — Snood gedrag van eli's zoonen. — Eerfte godlijke Openbaring aan sAMUëL. — De Israëliten door de Filiftynen geftagen. — De verbondskist door de Filiftynen buitgemaakt. — Dood van eli. Na den dood van simson was eli, de Hoogenpriester, 40 jaaren richter over de Israëliten. Onder zijn beftuur werd samuöl geboren, een zoon van elkana, een' Leviet, en van deszelfs, tot hier toe, onvruchtbare vrouw, hanna, welke , daarom ook, dezen haren zoon, daar zij God om gebeden had, aan God toewijdde, en het kind gefpeend hebbende, in het Heiligdom bracht, alwaar het, als een Nazireër , onder het opzicht van den Opperpriester, werd opgevoed, en reeds vroeg blijken gaf, van godsvrucht, verftand, en deugd. De zoons van eli, waren volmaakt het tegengeftelde van den jongen SAMUëL. Zij hadden geen ontzag voor God, noch voor iet, dat heilig was. Hun vader e l i gaf hun deswegens ter naamver nood eene vermaning , zonder hunne fnoodheid te beteugelen. In dien tijd,  92 dood van ei, r. tijd, was een godlijk gezicht en openbaring iet zeldzaams; maar SAMUëL ontving eene godfpraak, om aan eli de ffraffe van God over zijn huis, om de boosheid zijner zoonen, aan te kondigen, en werd dus als een profeet van God bekend. Ook fneuvelden eli's zoonen, in eenen daarop gevolgden veldflag met de Filiftynen, en de bondkist werd door dezelve bemagtigd , op welke tijding eli, die een oud man van 90 jaaren was , van zijn' floel viel, cn de hersfenpan brak. Zoo ziet men, dat de ondeugd van God geftraft, maar de deugd beloond wordt (*)! 5. 74. De Bondkist veroorzaakt vele rampen in 't Filifiynfche land. — Zij wordt terug gezonden. — Onheil die van Bethfemes overgekomen. De Filiftynen de bondkist in den Tempel van hunnen afgod dagon gebracht hebbende, viel het beeld van den afgod voor dezelve neder, en in fiukken, && Filiftynen zelve werden met eene pijnlijke kwaal en fterfte bezocht, en hun land door muizen verwoest; om deze reden zonden zij de bondkist, met gefchenken, naar het Israëlitisch land te rug; doch, als die van Bethfemes, te onëerbiedig, in dezelve zagen, ont- CO l Sant, I- IV. Bijielgefch, des O. T. §. 73.  SAMUëL richter. 93 ontftond 'er onder hun eene zwaare pest, waarom de bondkist verplaatst werd na Kirjathjëarim, in het huis van obed-edom (*). $. 75. SAMUëL wordt richter. ■— Hij hervormt den Godsdienst. — Overwinning op de Filiftynen. — De Israëliten begeeren eenen Koning. SAMUët, nu richter der Israëliten geworden zijnde, maakte zijn eerfte werk, van het hervormen van den godsdienst, en het aiïchaffen der afgoderij. Hier van was ten eerften het gelukkig gevolg, dat de Filiftynen, onder de begunftiging van eene zwaare onweersbui, door de Israëliten geflagen werden, en de Israëliten rust en vrede genoten; geduurende welke,SAMUëL de Profeetenfchoolen oprichtte, ten einde de kennis van den godsdienst meer algemeen te maken. Maar, als samuöl's zoonen zich niet naar zijn voorbeeld deugdzaam gedroegen, nam het volk dit tot een voorwendzel, en riep om eenen Koning , zonder naar samuöl's waarfchuwingen, om toch hunne vrijheid, onder het beftuur van God, te bewaren, te willen hooren (f). (*) 1 Sam. V—VII: 1. Bijbelgefcliicdexis dts 0. T §. 74, (f) 1 Sam. VIL VIII. Btjbelgejchiedenis desO.T.%.75. $• 76.  5>4 SAUL KONING. |. 76. Saül wordt door SAMüët, Koning, gezalfd, en aan het volk voorgefield. ~ Hij verflaat den Koning der Ammoniten, en ontzet fabes iti Giiead. — Hij wordt plegtig tot Koning ingehuldigd. Dc eerfte Koning der Israëliten was saül , een zoon van kis, uit den ftam Benjamin. Deze was uitgegaan, om eenige verloren ezelinnen van zijnen vader te zoeken; bij samuöl gekomen, werd hem van den Profeet, in het geheim, gezegd , dat God hem beftemd had, om Koning der Israëliten te wezen, en hij werd, als zoodanig, door samuël gezalfd Waarvan zich het gevolg in hem openbaarde! door eene geheele verandering van geestgefteldheid, zoo dat saül een heel ander man, en ook 111 het gezelfchap der Profeeten gevonden werd, waaruit het fpreekwoord ontftaan is: Is saül ook onder de Profeeten. Op eenen landdag werd, vervolgends, saül, door het lot, aangewezen, als de Koning der Israëliten, en, daarop, voorfpoedig en dapper, de ftad Jabes in Giledd, die door den Koningder Ammoniten, nahas, belegerd was, ontvet, en dien Koning geflagen hebbende, op eenen volgenden landdag plegtig ingehuldigd, bij welke gelegenheid sakuêl tevens, met eene  jonatha n's dapperheid. 95 eene nadruklijke redenvoering, afftand deed van zijn bewind, over het Israëlitisch volk (*). §. 77. Regering van saul. — Oorlog ■ met de Filiftynen. — Jonathan's dapperheid. — Jonathan in levensgevaar. Saul voerde, geduurende zijne regering, zwaare oorlogen met de Filiftynen. Als j onathan, saul's zoon, de bezetting dezer vijanden te Geba verdreven had, vielen zij, met een groot leger,in het land,terwijl saul's volk uit vrees verliep, zoodat hij niet meer dan 600 man bij zich had. Samuêl had hem, van Gods wege, belast, niets te ondernemen,, voordat hij bij hem gekomen zou zijn , en geofferd zou hebben, doch saul, niet langer willende wachten, ondernam zelve te offeren, over welke ongehoorzaamheid aan Gods bevel samuöl hem beftrafte, en voorzeide, dat het Koningrijk in zijn huis niet beftendig zou wezen. De dapperheid echter van jonathan, die, van zijnen wapendrager verzeld, eene voorpost der Filiftynen overviel, en daardoor den fchrik in hun leger bracht, baande den weg tot eene groote overwinning. Doch, saul, in eenen verkeerden ijver, eenen vloek uitgefproken hebbende , over elk, die eenige fpijze zou gebruiken , CO i Sam. IX-XII. Bijbclgefchiedenis des O. T. $.76.  g6 S a u l 's oorlogen'. ken, voor dat de vijand geheel verflagen was, kwam jonathan daardoor in groot levensgevaar. Hij had, niets wetende van den vloek zijns vaders , een weinig honig geproefd, en saul zou hem daarom, als een' verbannenen, gedood hebben, indien het gantfche volk den dapperen Prins niet in zijne befcherming genomen had. Zoo veel kwaad kan een kwalijkgeplaatfle of huichelachtige ijver, ook voor den godsdienst, veroorzaken. Ook heeft saul zwaare oorlogen gevoerd met de Moabiten , Ammoniten, Edomiten, de Koningen van Zoba of Niftbis. In zijn* tijd, vernoegen ook de ftammen van Ruben, Gad, en Manasfe verfcheiden Arabifche volken , aan welken zij een' grooten buit ontnamen (*). f. 78. Sauls veldtogt tegen de Amale, kiten. — Zijne 'ongehoorzaamheid tegen het godlijk bevel. — Samuöl kondigt hem het verlies van zijn rijk aan. Saul was heerschzuchtig, den godsdienst misbruikte hij tot fiaatkundige oogmerken, eindelijk ontaarte hij zelfs in eenen Dwingeland. De (*) i Sam. XIV. XV. 1 Chron. V: 10, iS 23. Eijbelgcfcluedims des O. T. §. 77.  SAÜl/S ongehoorzaamheid. 97 De Profeet samuöl, hein, van Gods wege, bevolen hebbende, den roofftam der Amalekiten, met tvelken de Israëliten eenen erflijken oorlóg hadden, geheel uit te roejen, deed hij wel dÜen togt* en verfloeg dit volk, maar fpaarde voor zich den besten buit, als ook hunnen Koning agag. S a m u è' l , hem deswegens beftraffende; maakte hij nietige uitvluchten, waarom deze Profeet hem aankondigde, dat God, wegens zijne ongehoorzaamheid, hem het rijk ontnemen , en dat aan een' ander geven zou, waarna de Profeet agag ter dood deed brengen. Laat ons toch altijd bedenken, dat gehoorzaamheid aan de Godlijke wet beter is dan offeranden, en dan alle bloot uitwendige vertoningen van godsvrucht, welke les s a m u è' l j bij deze gelegenheid, aan saul voorhield (*). (*) I Sam, XV. Bijlielgcfchiedcuis des Ö. T. §. J81 G $• 79-  98 > DA vid gezalfd. §. 79. David door s a m u ë l gezalfd. —■ Eene kwaal, die saul overkomt, brengt david het eerst aan het Hof — _£>a reus GOLiaTH, door david, iw~ /lagen. — David blijft ten hove. —■ Vriendfchap met jonathan. — Saul's argwaan op david. — Hij geeft hem michal ter vrouwe. — David's heldhaftig gedrag. David, een zoon van isaÏ, van Bethlehem, in Juda, was van God beftemd, om saul op te volgen, als Koning. Deze godvruchtige jongeling werd ook, op Gods bevel, door SAMUëL, in het geheim, daartoe gezalfd; terwijl saul, ondertusfchen , in eene naargeestigheid en Melancholie verviel, waar tegen de muzijk, als een hulpmiddel, hem aangeprezen zijnde, werd david, uitmuntende in zang- en fpeelkunde, ten hove ontboden, alwaar hij, van tijd tot tijd, saul's naargeestigheid door zijne toonen verdreef, en dan na zijnen vader keerde. Als nu ééns de legers der Israëliten en Filiftynen tegen malkanderen te veld lagen , daagde een Filiftynfche reus, goliüth, de Israëliten , tot een tweegevecht, honend uit. D avid, van zijnen vader, naa het leger, aan zijne broe-  david overwint goliüth. 99 broeders, met eenige ververfching gezonden, was te edel, om dezen hoon te dulden. Met een' flingerftcen, velde hij den trotfchen reus, wien hij, vervolgends, het hoofd afhieuw, zijnde dus de oorzaak van eene groote overwinning. Van toen af, hield saul dezen dapperen jongeling aan zijn hof, met wien saul's zoon, de Kroonprins jonathan, eene vriendfchap maakte, die nog, bij de laatfte nakomelingfchap, met lof gedacht wordt. Spoedig echter, werd saul achterdochtig op david, omdat men dezen, als den verlosfer des vaderlands, roemde, zelfs poogde hij, in eene vlaag van zijne kwaal, hem met ziine fpies aan den wand te fpiesfen. Onder den fehijn van david te willen verè'eren, gaf hij hem zijne dochter m i c h a l ter vrouwe, doch onder eene voorwaarde, die david in levensgevaar bracht, maar, welke hij, door zijne dapperheid en krijgsgeluk, te boven kwam, verflaande een dubbel aantal Filiftynen, die saul van hem geëischt had (*). §. 80. Saul ftaat david naar het leven.— david vlucht na SAMUëL. — Davids onthaal, bij den Hoogenpriesterte Nob.— Hij vlucht na a c h i s , Koning der Filiftynen te Gath. — Zijn gevaar aldaar. Saul andermaal gepoogd hebbende, david met O l Sam. XVII-XVIII. Bijbelgefch. dis O. T.§.79. G 2  ÏOO DAVID EN JONATHAN'. met zijne fpies te doorfteken, en zelfs volk zendende, om hem, bij nacht, in zijn huis gevangen te nemen, was david genoodzaakt te vluchten, waartoe zijne huisvrouw ihchal hem behulpzaam was. David begaf zich na SAMUëL, alwaar saul hem in perfoon vervolgde doch, door den eerbied voor de godsdienftige verrichtingen der Profeeten - leerlingen, verhinderd werd, hem te beledigen. Te vergeefseh deed, ondertusfchen, jonathan, zijn best, om zijnen vader te bedaaren, en met david te verzoenen; waarom hij aan dezen raadde, zijn behoud in de vlucht te zoeken, nemende de beide vrienden een teder aflcheid van malkander. David begaf zich na het land der Filiftynen, hebbende te Nob, van den Hoogenpriester abimelech, die echter, van geen kwaad wetende, in dezen oprecht handelde, de toonbrooden , en het zwaard van GOLia'th, medegenomen.- Te , Gatli gekomen, werd david herkend, als de grootfte vijand der Filiftynen, en als zoodanig bij den Koning achis aangebracht, doch hij ontkwam het gevaar, door zich,- als' krankzinnig, aan te nellen, en keerde weder na het land Juda te rug, alwaar hij zich in de fpelönk, of het berghol uidullam 3 verborgen' hielde*)- (*) i Sam. XIX — XXI. Bybdgcfch. des 0. T. §. 3c. f. tw  ■ s A u l*s PU [ester MO O 5 D. IOl J. 81. In de fpelonk Adullam, voegen zich .400 mannen bij david. — Hij wijkt in het land der Moabken. — Keert weder in Juda. — Moord der Priesferen te Nob. — D av 1 d ontzet Kehila. — Saul vervolgt- hem. — Hij ontvangt , in de woeftijn, een bezoek van jonathan. — JVordt van de Leviten verraden. — In gevaar voor s AüL. In het hoi van Adullam, voegden zich .400 mannen bij david, die zijne belangen, ■vervolgends , getrouw hebben aangekleefd ; met hun, en met zijne ouders en gefJacht, begaf hij zich naa het land der Moabiten, bij welke hij zijne ouders ligt blijven, terwijl hij zelve na Juda terug keerde, en zich in het woud Chereth onthield. Intusfchen, liet saul, nu geheel een Dwingeland geworden, op de lastering van êenen X> 0 è' g , een' Edomiet , den Hoogenpriester abimelech en 85 Priesters wreed ter dood •brengen, en de ftad Nob verwoesten. Abjathar, des Hoogenpriesters zoon, alleen ontJcwam den dood, en vluchte na david. Deze ontzette met zijn volk, de ftad Kehila, die door de Filiftynen belegerd was-, maar G 3 durfde  '102 david spaart saul's LEVEN. durfde zich daar niet ophouden, dewijl saul hem vervolgde. Terwijl hij in de woeftijn va n Zif'omzworf, kwam zijn hartevriend j o n athan hem daar bezoeken, maar de burgers van Zif verraadden zijn verblijf aan saul, die hem terftond met een leger najaagde, en ingelloteh zou hebben , indien hij niet terug was geroepen, door eene tijding, dat de Filiftynen in het land gevallen waren , waardoor david dit gevaar ontkwam (*)• 5. 82. David fpaart saul's leven. —« Dood van samuöl. — Nabal beledigt david. — David trouwt deszelfs weduwe. — David fpaart andermaal het leven van saul. Saul zijne vervolgingen tegen david, die thans zich in de woeftijn van Engedi onthield, hervattende , kwam , onvoorziends , in het zelfde berghol, waar in david zich bevond, alwaar hij in flaap viel. David fneed hem, in den flaap, de flip van zijn' mantel af, zonder hem verder eenig leed te doen ; en saul, door dit blijk van edelmoedigheid getroffen, erkende david's onfchuld, en ftaakte, voor eene poos, zijne vervolgingen. Om dezen tijd overleed de groote Profeet en weldoener van zijn volk en vaderland, saai u- (*) 1 Sam XXII—XXIV: 1. Biflctgefch. de: O. T. §. 81.  SAMUëL sterft. NABAL. I03 Müè'l, wordende van alle de Israëliten betreurd , en in zijn huis te Rama begraven. Terwijl david zich in de woeftijn Paran bevond, dicht bij welke een rijk veehoeder nabal woonde, liet david dezen om eenige ververfching voor zijne manfchap verzoeken. Nabal gaf een trotsch en beledigend antwoord, hetwelk david in woede ontftak, doch nabal's wijze huisvrouw, abigaïl, wist david's toorn te doen bedaaren. Kort daarna overleed nabal, waarop david zijne weduwe ter vrouwe nam. Eenigen tijd daarna, verraadden de Burgers van Zif, andermaal, david's verbijfplaats aan saul , welke daarop zijne vervolgingen weder begon, maar zijn leger dicht bij david's leger hebbende, ging david, verzeld van abisai, in het holste van den nacht, als alles in diepen flaap lag, in saul's leger, en nam uit zijne tent zijne fpeer, en eene waterfchale , met zich , dus andermaal zijn leven fparende. Hierop .volgde een gefprek met saul, die, met eede, beloofde, dat hij voortaan hem niet meer vervolgen zoude 00CO 1 Sam. XXIV-XXVI. Bijlelgifch. des 0.7". §.82. G 4 §• 83-  104 saul bij de waarzegster. 5- 83. David wijkt na het land der Fili-" ftyncn. — De Koning achis fchenkt ' (hem de jlad Zikiag. — David trekt \ met de Filiftynen veld. — Saul raadpleegt met eene waar zeg fier. —. Zikiag verbrand. — David ver/laat de rovers. David, zich voor saul echter niet veilig rekenende, befloot andermaal, zich na het land der Filijlynen te begeven. Hier werd hij thans door achis, Koning te Gath, vriendelijk ontvangen, welke hem de ftad Zikiag ten eigendom fchonk. Als, ten dezen tijde, de Filijlynen weder tegen saul te veld togen, trok david, met zijne manfehap, mede te veld, doch werd door de Filijlynfche Vorften , die hem mistrouwden, "terug gezonden. Intusfchen bevond saul zich in groote bekommernisfen. Van God verlaten zijnde, zocht hij zijn heul bij eene waarzegfter of toveresfe, te Endor wonende, niet verre van zijne legerplaats. Dit wijf kondigde hem , als 't ware~uit den mond van s a m u ë l , dien zij uit de dooden deed opkomen, de nederlaag van zijn leger, en de dood van hem en zijne zonen, aan. David, inmiddels , na Zikiag wederger keerd, vond deze ftad verbrand, zijne vrouwen en kinderen, en alle bezittingen, weggevoerd, door eene ftropende bende Amalekiten. Hij jaag-  doe SA.HEL verjiani.dathet SAML*EL.-was, To neigdehijzica inetliet aantfcficalc Ier aarde, LSaSi .:c;nK.y?.-.x   SAUL SNEUVELT GP.GILBü'd. ÏOS jaagde deze rovers na, en hen overvallen cn geflagen hebbende, verloste hij alle de gevangenen , en heroverde den buit. Ook kwamen, van tijd tot ti jd, vele Israëliten zich bij hem te Zikiag vervoegen, zoodat hij zeer magtig werd (*)• j. 84. Veldflag op Gilboa'. — Saul en jonathan fnemelen.. — David's lijkzang op saul en jonathan. Eindelijk, raakten de legers der Filijlynen en Israëliten Haags, op het gebergte Gilboa. In" dezen veldflag werden de Israëliten geflagen, en saul zelve, benevens jonathan, en nog twee zijner zoonen fneuvelden, saul, zwaar gewond zijnde , viel in zijn eigen zwaard. David ontving de eerfte tijding van s a u l's dood, door eenen gevluchten Amalekiterr doch, als deze zich beroemde, saul gedood te hebben, liet david hem, als eenen Koningsmoordenaar, ftraffen. Verders gaf david, .over deze nederlaag, en den dood van saul, maar voornaamüjk van zijnen vriend jonathan, de oprechtfte blijken van hartelijke droefheid, Hellende hij zelfs op beider dood „eenen voortreflijken lijkzang op, die van zijne „aandoening getuigt (f). De gefchiedenis van saul leert ons, hoe on- (•*) 1 Sam. XXVll—XXX.Bi/helgefch. des O. T. §. 83. Cf) i Sam. XXI. 1 Chron.X. Hijbclgefch des O. T. §.84. G 5  ICfJ david koning TE hebro.v. ongelukkig die genen zijn, welke van God verlaten worden, omdat zij hem, door hunne zonden, eerst verlaten, en zich dus zijne zegeningen onwaardig maken. J. 85. David wordt Koning over den ftam Juda. — Isboseth over de andere ftammen. — Burger-oorlog. — Abner, door joa'b Ofngebracht. — Isboseth vermoord. — David Koning van geheel Israël. Na saüls dood, werd david door den ftam Juda Koning gemaakt, zijn verblijf nemende te Hebron. Doch abner, saul's veldheer, verhief isboseth,saul's zoon,tot Koning over de overige ftammen, die te Mahanaïm, over den Jordaan, zijne hofplaats had. Op deze wijze kwam het tot een' burger-oorlog, waar in het volk van isboseth, door david's manfchap, geflagen werd, doch/sa}icl, broeder van joa'b, david's veldheer, abner te driftig najagende, werd door dezen geveld. Als, na eenigen tijd, abner te Hebron was gekomen, om met david te handelen, ten e;nde aan dezen het geheele rijk op te dragen, werd hij daar, wegens deze dood van asahel, door joa'b, op eene verraderlijke wijze, omgebracht, waarover david grooten rouw bedreef. Ook werd isboseth, kort daarna, door twee  isboseth vermoord. ÏOJ twee van zijne eigene bevelhebbers vermoord, die zijn hoofd aan david brachten, maar van dezen, rechtvaardig, met de dood geftraft werden. Nu was 'er nog wel een zoon van jonathan, mefiboseth, in leven, maar deze was lam aan beide de voeten, door een' val in zijne kindsheid. Dus werd dan david, die nu zeven jaaren te Hebron geregeerd had, door alle de Israeütifche Hammen, als Koning erkend, en itaatJijk ingehuldigd (*). §. 8ó. David verovert Jerufalem. — Zijn voorfpoed. — Hij ver/Iaat de Filiftynen. — De verbondskist na Jerufalem overgebracht. De eerfte onderneming van david, zoodra hij Koning was van alle de Israëlitifche ftammen , was , het bemagtigen der ftad Jerufalem, welke hij tot de hoofdftad van zijn rijk maakte, en waar hij, op den berg Ziön, zich een paleis bouwde , waartoe hiram, de Koning van Tyrus, hem cederenhout en werklieden zond. Ook maakte david alle goede inrichtingen in den Godsdienst, burger,en krijgszaken, hebbende eene ridder-orde opgericht van 30 dappere helden. Deze O) 2 Sam. I-IV. Bijbelgtfchiedems des 0. T. §.85.  «>8 3avcd k6 king te jerusalem. Deze voorfpoed van david iiep den Fiii/h«RwriB het oog, welke, tot m-eemaien toe £ w/ró* belegerden, a,aar> beide de keèren door david, met de hulp van God, overwon! JKfl werden. Nu handen ruim hebbende, het david de yerooncshst het grootfte heiligdom der 7srgüte* m jerufalem overbrengen, doch, door de ichielijke dood van uzz*,\veïke deze honokist, te roekeloos, had aangeraakt, in dit voornemen gefruit zijnde, bleef de bondkist nog drie maanden in het huis van obed-edou. Toen hervatte david zijn voornemen, en hetzelve gelukk.g volvoerende, werd de bond kist,op eene ftaatiijke wijze,in den burgt Ziön gebracht, hetwelk met een groot vreugdefeest verzeld ging, waar in dav,d zelve,öals een godsdienstig vorst, deel nam, niettegenftaande zijne gemaalin michal, saul's dochter,hem deswegens als te laag voor eenen Vorst beschimpte, doch waar tegen david zich nadruknjk verdedigde (*). j. 87. David neemt voor, een' Tempel te bouwen. — Uitmuntende belofte van God aan david. — David's ever, winningen. — Davi» brengt UEfiboseth aan zijn Hof. David was ook voornemens, ter eere van God, xP ht^iïi^™ ^ 2 Sa"!- Öi. 1 Chria. *v* ntetigtjetteeenu des 0. T, $. 86.  BEdOÏTÉ VAN DEN MESSï'aS. l'ótj1 God, eenen Tempel te- bouwen , maar zag van dit voornemen af, op een voorftel van denProfeet nathan , hem van Gods wege gedaan , die hem tevens beloofde, dat zijn zoon dezen Tempel luisterrijk zou bouwen, maar ook , dat zijn huis en nageflacht voor eeuwig bevestigd en gezegend zou worden, te weten, in- den m e s s i a s (*).• De reden , waaröm God niet wilde , dat david dezen Tempel zou bouwen, -was, omdat hij zoo vele oorlogen had te voeren ; in welke david fieeds overwinnaar was, over de Filiftynen , Moabiten , den Koning ha dadëzER, of Hadarëzer, van Zoba/de Syriërs van Damaskus ,- Edomiten , Ammoniten .Amalekiten enz. zoodat hij de grenzen van zijn land, tot in het gebergte van Libanon ten noorden, tot aan den Eufraat ten oosten, en' tot aan Egypte ten zuiden , uitbreidde (f). In zijnen voorfpoed, vergat david zijnen' vriend jonathan niet, maar deed dcszelfs zoon mefiboseth ten hove komen, alwaar' deze aan 's Konings tafel fpijsde (§).. $. 88. Oorlog met de Ammoniten. — Dav i d's over/pel sk/bathzeba. — Moord van- uria'. — David's berouw. Tot hier toe had david zich onberispelijk 0») 2 Sam. VII. i Chron. XVII. Cf) 2 Sam. VIII. i Ckton. XVII. CS) 2 tam.- IX. Bijbelgefchiedenïs des O. T. %. 87.-  HO d a v i d s zonde. gedragen : maar als 'er, wegens mishandelingen aan davids gezanten aangedaan, een oorlof ontitaan was, met de Ammoniten, welke, be° nevens hunne bondgenoten de Syriërs, in een hoofdtreffen geflagen werden, en als Rabba, de hoofdftad der Ammoniten, door j o a b belegerd was, bedreef david, die te Jerufalem was gebleven, overfpel met bathzeba, huisvrouw van URia, eenen zijner dapperfte bevelhebberen, en, ten einde zijne misdaad bedekt mogt blijven , deed hij uriü, op eene verraderlijke wijze, omkomen , door den vijand, waarna hij bathzeba trouwde. Zoo zwaar bezondigde zich david! Maar, wanneer de Profeet nathan hem hier over, van Gods wege, beftrafte, betoonde hij een zoo oprecht en hartelijk berouw, dat hij van God vergiffenis ontving, en naderhand bij bathzeba eenen zoon kreeg, den door zijne wijsheid vermaarden salomo. Ondertusfchen werd de ftad Rabba berna*tigd, en de Ammoniten ten ifrengften eeftraft, en aan david geheel onderdanig gemaakt. Het voorbeeld van david leert ons, geduurig op onze hoede te zijn, tegen de ondeugd , voornaamhjk, in tijden van voorfpoed en ledigheid; maar tevens ook, dat oprechte boetvaardigheid gewoon is, bij God genade te vinden (*> PftSam X-Xn. i Chron. XIX. XX. Bijbelse, fchudcnu des o. T. §. 88. 5. 89.  opstand van absalom. III §. 89. Amnon, davids zoon, verkracht zijne halve zuster thamar. — Wordt van absalom vermoord.-— Absal o m fiaat tegen zijnen vader op. — Zijn dood. — David wordt in het rijk herflèld. — Oproer van s e b a. — Door den dood des oproermakers gedempt. Alfchoon de wandaad, door david, omtrent URia gepleegd, hem genadig vergeven was, evenwel ondervond hij, tot zijne verootmoediging , menigerlei huisverdriet, en had met zwaare en bittere rampen te worstelen. Zijn oudfte zoon amnon ontëerde zijne halve zuster thamar, zuster van absalom, deze nam, na eenigen tijd, wraak over de belediging, zijne zuster aangedaan, doende amnon, op een gastmaal vermoorden, waarna hij de wijk nam na het hof van den Koning van Gefur , zijnen moederlijken grootvader. . Naauwlijks vandaar te ruggekeerd en met zijnen vader david verzoend zijnde , maakte hij aanfpraak op de kroon , en Mond openlijk tegen zijnen vader op, welke Jerufalem verlaten, en zich over den Jordaan in veiligheid begeven moest. Hier een leger verzameld hebbende , onder het opperbevel van j o a' b , kwam het tot eenen veldflag, in welken absalom verflagen werd, die op zijnen muil-ézel door een  112 a b s a V o m 's doop. een dicht bosch vluchtende, met zijn hoofd fehen de dichte takken van een TerPentiinbooth verward, hangen bleef, wordende vervolgend* door joa'b's wapendragers gedood, en daar in een kuil geworpen. Gemeenlijk verbeeldt men zich, dat absa lom aan Zijn haair , het welk fraai en zwaar was, zij blijven hangen, doeh daarvan foreekt fchV^.aain,et'enh" iS ^-tPwaa, Het voorbeeld van absalom leert ons het rampzaug lot van kinderen, die hunne ouders ongehoorzaam zijn,en tegen dezelveopllaan. Aa den dood van absalom keerde dwid weder na Jerufalem, en werd, met eenparige overëenftemming der Israëliten, op zijnen troon heriteld, alleen maakte zekere seba, een Benjamimet, nog weder een oproer. Doch dit op roer werd, door den dood .des oproermakers in de geboorte gefmoord, door joas, welke zich echter, ten dezen tijde, aan een' tweeden verraderlijken moord van den Israëlitifchen veldheer amasa fchuldig maakte. §. 90. Benige Bijzonderheden , als Bijlagen tot davids gefchiedenis. Geduurende davids regeering, was 'er èens een hongersnood van drie jaren: waar omtrent de Godfpraak verklaarde, dat deze ramp het volk overkwam, om de mishandelingen, door saul aan de Gibeömlen aangedaan, Ter  oorlogen met de filistynen. hj Ter voldoening aan deze mishandelde Giè^ömtett^ werden zeven nakomelingen van saul aanhuil overgeleverd, welke zij doodden en ophingen. In één der oorlogen met de Filiftynen, kwam david ééns in groot levensgevaar. Éen heel groot eh fterk Filiftyn ftohd reeds op het punt, om hem te dooden-, toen abisaÏ, gelukkig, den Filiftyn verfloeg, en david verloste; zedert dien tijd wilde het volk niet, dat david meer, in perfoon, te veld zou gaan. In eenen anderen veldflag, werd een broeder van den Reus goliSth verflagen, en in andere gevechten, fneuvelden nog twee dappere krijgers der Filiftynen, één van welken zes vingers aan elke hand, en zes toonen aan eiken voet, had. David was een groot Dichter. Zeer vele Pfalmcn, in het Boek der Pfalmen,zijn van zijn opftel. De achttiende P/alm was zijn zegelied , het welk, bij gelegenheid zijner overwinningen, gezongen werd. In zijn laatfte lied is dit aanmerklijk, dat hij daar in zoo nadruklijk fpreekt van zijnen grooten Nakomeling, den Koning der wereld, dat is, den messias, welke uit hem zou afltammen £*). («O iSnm XXÏ—XXlll.ïChrQli.XK.BijMgi/ihieiltiiU ia O, X. §. 90. SJ 5* 9i«  114 telling des volks; 5- 91. David laat het volk tellen. — Pest' onder het volk. — Davids verzwakteouderdom. — A d o n 1 a' zoekt zich van de kroon te verzekeren. — Salomo, bij zijns vaders leven, tot Koning . uitgeroepen. — Davids laatjje bevelen aan salomo. — Zijn dood„ Eenmaal liet david zich verleiden, rot een'' geheel verkeerden maatregel, te veten, hij befloot, alle zijne onderdanen te laten tellen r en van zijn rijk een' Krijgsftaat te maken, en misfchien, zekere hoofdbelastingen in te voeten. Naauwlijks was deze telling volbracht, of' David befefte zijnen misflag; ook werd hem,, door den Ziener g a d , van Gods wege, eene keuze yoorgefteld van ftraffe, en david verkoos,liever in de hand van God, dan in de hand der menichen te vallen, waar op eene Pest ontftond, ■die 70,000 menfehen deed omkomen.. Maar david zich- voor God verootmoedigende, hield de Pest op, en david offerde op den lieuvel Morid, welken hij ook tot de plaatsbepaalde, waar de Tempel door zijn' zoon géfticht moest worden (*). In zijnen hoogen ouderdom, kreeg david een verval van krachten , bij deze gelegen- ™ heid (*) 1 Chruu XXU: iv  d a V i d S t E ft F t. ■ - I15. beid, ondernam zijn zoon, adonis, zich van de opvolging van de Kroon te verzekeren, en liet zich voor Koning uitroepen. Maar david, die zijnen zoon salomo, volgends Gods wil, tot zijnen opvolger beilemd had, liet dezen terftond, openlijk, als Koning zalven, en op zijnen troon plaatzen, waar door de onderneming van adonis, die van salomo vergiffenis kreeg, geftuit werd. Voor zijn' dood, hield david nog een' algenieenen landdag, op welken salomo plegtig in het rijk bevestigd werd, waarna david zijne Jaatfte bevelen aan salomo gaf, omtrent den bouw des Tempels, en de belangen van het rijk; eindelijk overleed deze groote Vorst, in den ouderdom van 70 jaaren, hebbende 7 jaaren te Hebron, en 33 jaaren te Jerufalem, als Koning, geregeerd. Hij werd, te Jerufalem, koninglijk, begraven, en zijn graf is, tot de laatfte tijden van het Joodfche Gemeenebest, overig gebleven (*). O) Hand. II: 29. 2 Sam. XXIV. I Kon. I—II. ËijitU (efchisdenis des V. Z. §. gi. Hl V IJ F.  I 16" SA'LOM O REGEER f. VIJFDE TIJDPERK. P~an den Tempel-bouw te Jerufalem door salomo, tot het verbranden van denzelven , door de Chaldeèn, en de weg~ voering dér Jooden na Babel. Een Tijdverloop van 430 jaaren, van liet jaar na de Schepping 2989 — 3419. .$-. 92. Regeering van salomo. — Zijns" "wijsheid en grootheid. — Zijne neiging tot afgoderij. — Zijn dood. Het eerfte, Waar op salomo, die zijnen», vader david opvolgde, bedacht was, belfond hier in, dat hij, door gepaste geftrengheid, de rust van zijn rijk handhaafde, welke a.dONia' , zijn broeder , onderfteund door ]oae den veldheer , en abjathar , den Hoogenpriester, dreigde te ftooren. Hij deed daarom Adonis en joüb ter dood brengen, en zette abjathar af; in zijne plaats zadok tot Hoogenpriester aanfteïlende. Vervolgends trouwde hij met de dochter des Konings van Egypte , cn onderhield eene naauwe vriendfchap met hiram, den Koning van Tyrus, waardoor hij de vrede van buiten bevestigde. In'jhii begin zijner regeering, eenen pleg- ti-  S A L O M O 's WïSHEJB, II? tégen Godsdienst te Gibeön verricht hebbende,, had hij eenen merkwaardigcn droom, in weiten God hem de keuze gaf, om te begeeren, wat hij wilde : Hij bad om wijsheid , en verkreeg dezelve, maar tevens fchonk God hem rijkdom-, magt, en aanzien. En, in de daad, salomo is een zeer wijs vorst geweest. Hier van gaf hij al vroeg eene blijk, wanneer hij den twist van twee vrouwen befliste, wie de moeder ware van een levend kind, waar op zij beiden aanfpraak maakten, terwijl 'er getuigen ontbraken, en geene bewijzen voor handen waren. Op eenen gezetten toon gebood hij., een zwaard te brengen., cn het levende kind in twee te deelen^ ten einde aan elke vrouw de helft te geven. Op dit vonnis ontfrelde de waare moeder zoodanig , dat zij uitriep: men zou het kind ilechts het leven fparen, zij wilde het liever aan hare mededinglter afftaan, dan dat het eenig leed zou ontvangen. Dus ontdekte dc fchrandere Vorst de waare moeder,, aan welke hij haar kind toewees. Salomo's wijsheid blonk ook uit, in de goede inrichtingen, die hij in zijn land maakte, en in zijne,zorg voor vrede en koophandel. Ook was hij .een geleerd vorst, waar van eijne Boeken, de Spreuken , het Hooglied, en de Prediker, getuigen. Hoe groot en magtig hij was, bleek, behalven in de uitgeftrektheid van .zijn rijk, voornaamüjk, door het bouwen van den Tempel, .dien hij in 7 jaaren voltooide, en van zijn H 3 Pa-  s-a l o m o *s tempé L\ Paleis, v/aar aan 13 jaaren befteed werden, en' andere gebouwen. ■ De Tempel plegtig en ftaatlijk ingewijd Zijnde, ontving Salomo, in eenen droom, eene hemelfche belofte van zegen en vooripoed indien hij, en het volk van Israël, aan Godsdienst en deugd getrouw zouden blijven, anderszins, zouden zij uit hun land verdreven, en deze heerlijke Tempel verwoest worden. De roem van Sa lomo's wijsheid zich, door alle- landen, verfpreidende, ontving- hij een bezoek van de Koningin van Scheia /welke, geheel uit Gelukkig Araiië, en dus van de uiterfte grenzen der aarde, kwam (*), om zelve zijne wijsheid tehooren, en zyne grootheid met eigene oogen, te aanfchouwen. Naar de wijze der Oosterfche vorften, had salomo ook eenen Harem, of vrouwentimmer, waarin hij 700 gemalinnen en 300 bijwijven onderhield. Onder dezen waren vele vreemde afgodifche vrouwen: welke salomo, helaas! ook tot afgoderij verleid, en daar door Gods ongenoegen over hem veroorzaakt hebben. Tot ftraffe van deze zijne dwaasheid, ontftonden 'er niet alleen onlusten op de grenzen des lands, op het einde van Salomo's redering, maar zelfs binnen 's lands, maakte jero*EaM, een ondernemend jongeling, uit den ftam Efraïm, zich aan muiterij fchuidig, en de Profeet ahiS voorzeide, dat het rijk van salomo verdeeld en gefcheurd zou worden, zul- ' O Matth. XII: 42. euz.  S a l O 'm O 'S D O O 119 rullende jerobeS-m daar van X Stammen be.zitten , terwijl salomo's opvolger flechts twee Stammen behouden zou. Salomo zocht wel jerobeüm te dooden, maar deze ontvluchtte na Egypte. In dezen ftaat van zaken overleed salomo, na 40 jaaren geregeerd te hebben; ons, door ;eijn voorbeeld, leerende de waarheid van dat Spreekwoord, dat het fterke beenen zijn, dis y/eelde dragen kunnen (*). 'J. 93. .Scheuring van liet Israëlitisch rijk.— Jerobe&'m I, eerfte Koning der XStammen — voert den Kalver dienst in. — 'Gefchiedenis van eenen Profeet uit Juda. — Dood van jerobeSm I. — •Gefchiedenis van rehabeüm. Koning van Juda. — Zijn oorlog met sisak, Koning van Egypte. — Zijn dood. Toen r e it a b e a m., .zoon van salomo, als 'Koning, in zijns vaders plaats, zou ingehuldigd worden; droegen 'hem de Israëliten der X Stammen,, door jerobeük, welke uit Egypte te CO i Kon. II-XL a Chron. I-IX. Bybelgifchicdcnil fcs O, T. %. 92, H 4  125 scheuring des RrjKS.- te rug- ontboden was, hunne bezwaren voor; RehabeSm, geraadpleegd hebbende, met tipe ftaatsdienaaren , verwierp den raad der oude wijze en ervaren ftaatsmannen, en den raad van jongelingen van zijne jaaren volgende, gaf hij het volk een ruw befcheid, waar op een algemeene opftand uitberftede. Tien Stammen fcheurden zich van het huis van david af, en jerobeSm Koning makende, vormden zij een bijzonder Koningrijk, het welk. in 't vervolg, het Koningrijk van Israël genoemd werd. De twee overige Stammen, flie aan rehabeSm getrouw bleven, heetten het Koningrijk Juda. RehabeSm verzamelde wel een geducht leger, waarmede hij de oproerelingen weder tot gehoorzaamheid wilde brengen , maar zaovan deze onderneming af, op de voorftellen0, hem door den Profeet semaïa gedaan, zich vergenoegende, met zijn Koningrijk te verfterken en te bevestigen. _ jEROBEau, de eerfte van dien naam, was insgelijks bedacht, om zijne nieuwe onderdanen aan zich te verbinden. Ongelukkig misbruikte hij daar toe 'den Godsdienst, voerende eenen fnooden Beeldendienst in, waartoe hij twee gouden Kalveren oprichtte, één te Dan en één te Betkei. Als de Koning zelve aan het Kalf te Bethel offerae, kwam 'er een Profeet uit Juda, welke voorzeide, dat, eenmaal, na verloop van eeuwen, een nazaat van david, josia benoemd, op dezen zelfden altaar, op welken %  jeRobeam's kalverdie n-s t. ï 2 r de Koning thans offerde, de Priesters der afgodifche hoogten flachten , en menfchenbeendcrcn verbranden zou. Ten zelfden tijd , fcheurdc een blakiemftraal den altaar, en verftijfde 's Konings hand, die hij uitgeftrekt had, om den Profeet te doen vatten; op voorbede echter van den Profeet werd de hand weder herfteld. Deze Profeet had een Godlijk bevel, om te Bethel niets te eten noch te drinken, noch eenige gcmeenfchap met deze Beeldendienaars te oefenen , doch zich, door eenen ouden man, die te Bethel voor een' Profeet gehouden werd, hebbende laten verleiden, om bij denzelven te eten, werd hij, op zijne terugreizc, tot ftraffe van zijne ongehoorzaamheid aan het Godlijk bevel, door eenen leeuw gedood. De Profeet abiS, die aan je robe Sm voorzegd had, dat hij Koning zou worden, voorzeide hem nu ook, dat, wegens zijnen afval van den zuiveren Godsdienst, zijn geflacht eerlang zou worden uitgeroeid, en dat een ander, in zijne plaats, het rijk zou bemagtigen; en kort daarna overleed jerobeSm I. na eene regering van 22 jaaren, geduurende welken, een geduurige oorlog, tusfehen hem en rehabeSm, den Koning van Juda, en deszelfs zoon abiS, had plaats gehad: zijn zoon nadab volgde hem in de regering op (*). In het rijk van Juda, regeerde rehabeSm, in het eerst, zoo lang hij Godsdienftig was, C) 1 Kon. XII-.XIV. 2 Chron, X. XI. H S  122 R E H A b E a M. a b I 1 was, vrij voorfpoedig, maar, als hij, en hét •volk op zijn voorbeeld, tot bijgelovigheden verviel, en de zeden bedorven werden viel sisak, Koning yan Egypte, in het land, en voerde aile de fchatten van den Tempel en des Komngs Paleis, met zich, na Egypte. Na eene regering van 17 jaaren, overleed •RehabeSm, en werd in davids ftad, dat ts, op den burgt Ziön 3 begraven (*). S. 94- Regering van ABia en asa, Koningen van Juda. — Merkwaardige veldflag tusfchen abiS en jerobeSm. — Asa overwint de verbazende legermagt der Cufchiten. — Zijn verbond met de Syriè'rs tegen b a è' s a , Koning van Israël. Zijne ziekte £n dood. AbiS, die zijnen vader rehabeSm, op dea *roon van Juda, opvolgde, regeerde nog o-een ■vo,!e 3 jaaren. Hij was niet zuiver, noch^be ftendig, deugdzaam. Evenwel, overwon hij in eenen veldfjag, de groote legermagt van jero;8 e a m , met eene zoo verbazende bloedftortinodat daarvan bijna geen voorbeeld, in de Ge! ichiedenisfen, is. Zijne kort daar op gevolgde dood, 1 Kon. XIV: 21-3I. 2 chron. XI en XII. BiibeL gejdaede/iis des O. T. %. 93. U W'h  as'a overwint de cus chiten. i2j dood verhinderde nogthans de uitvoering van zijne verdere ontwerpen, tegen het Koningrijk van Israël. Zijn zoon asa volgde hem op, onder de voogdij zijner grootmoeder. Deze genoot, in de^erfte tien jaren van zijne regering, rusten vrede. Doch, toen viel ze ra n,.de Kufchiter, uit Ethiopië, met een geducht leger van een milliöen menfehen , in het land van Juda. Asa trok hem te gemoet, en ondervond, in den daar op gevolgden veldflag, dat het bij God, in het bewijzen van hulp, geen onderscheid maakt, of iemand magtig, of krachteloos is. De Cufchiten werden zoodanig geflagen , dat 'er bijna geenen te recht kwamen. Na deze overwinning, legde asa zich, met ijver , toe, op de hervorming van den Godsdienst, zettende zelfs zijne grootmoeder af, omdat zij aan bijgeloof en afgoderij gehecht was. Maar zijn vertrouwen op God was niet beftendig. Als baêsa, de Koning van Israël, de ftad Ka'ma, dicht bij Jerufalem, tot eene vesting maakte, zocht asa hulp, niet bij God, maar bij benhad ad, den Syrifcheti Koning van Damascus, waar op baö'sa wel van zijne onderneming afzag, maar. asa, ten fcherpften, door den ziener hanani berispt werd, doch, in plaats van zich te verootmoedigen, liet hij den Profeet gevangen nemén, en begon, zedert, zijne onderdanen, met hardheid, te behandelen. Dus ook, als hij, in .'net. 3911e jaar van zijne re-  T24 nadab. B a è' s A. £ L A. regering-, ongemak aan de voeten kreeg, zocht met bij God. Aan deze kwaal overleed asa zn het 4ifte jaar van zijne regering (*). & 95- Regering van nadab, baësa, ela, ziwri, omri, achab, Koningen van Israël, alle tijdgenooten vatt asa, Koning van Juda. In hot tweede jaar van asa, was nadab. zoon van jerobeSm I., zijnen vader, in de regeering over het rijk van Israël, of der X Stammen, opgevolgd. Doch, nog geene volle twee jaaren geregeerd hebbende, werd hij met het geheele gcflacht van JE robe Sm, door BAèsA omgebracht. Op deze wijze, werd het rijk der X Stammen, zoo lang het geftaan heeft, door eeduurige omwentelingen gefchokt, terwijl, !n het nik van Juda, de kroon beflendig, in het huis van david, gebleven is, tot het einde toe Ba es 4 bekleedde den troon 24 jaaren doch, ajzoo hij, in de zonde van j e r o b e a m ' volhardde, werd ook zijn huis, ten tijde van zijnen zoon ela, op gelijke wijze, als dat van je robe Sm, uitgeroeid. Deze ela, naamlijk, werd, in het tweede van f*) 1 Knn. XV: 9-24. 2 Chron, XIV—XVI. BiiieU  z i m r i. o m r i. a c h a b. Ï2$ jaar zijner regering, door eene famenzwering; van zimri , _ vermoord, terwijl hij aan tafel onder den wijn zat. De moordenaar zimri voerde, niet langer dan 7 dagen, den titel van Koning. Het leger verkoos omri tot Koning, welke den Koningsmoorder zoo in het naauw bracht, dat hij zich, in zijn Paleis opgeiloten hebbende, met hetzelve verbrandde. Omri had 4 jaren eenen mededinger naaf den troon, in tibni, doch, na deszelfs dood, het rijk meester geworden zijnde , regeerde hij, in het geheel, 12. jaaren ; deze omri heeft de ftad Samaria gebouwd, en tot de hoofdftad van het Israëlitisch rijk gemaakt'. Omri had,- tot zijnen opvolger, zijnen zoon achab, die 2-2 jaaren regeerde, en de fiechtfte en ondeugendfte der Ismëlitifche Koningen was. Hij had tot gcmaalm de fnoode isebel, eene Zidonitifche Prinfes. — In zijn7 tijd werd de dienst van jehova, den waarcn God, verwisfeld met dien van baal,, voor welken afgod een Tempel werd geftieht, terwij! de aanklevers van den waarcn Godsdienst vervolgingen lijden moestenook werd, met verachting van den vloek, door josua uirgefproken, de ftad Jericho herbouwd en verfterkt, alhoewel de vloek den ondernemer, in den dood van twee zijner zoonen, trof (*). j. 96. (*) 1 Kon. XV: 25-XVI. Sf/Wge/lhiedenls its O. T. S- 9a.  126 E L i a„ $. 96. ELta'afe .P/vyfc*. — nw». — Z> tpjacoh V: i? 18. m l Kon. XVI1-XIX. Bijleg gc/cfiiedems des O. T. §. 95. ' 5- 97.  123 s a m a r i a ontzet, J. 97. Sa mar ia, door de Syriërs belegerd, en wonderdaadig ontzet- — Nederlaag der Syriërs. — Lafheid van achab, die eene ontijdige vrede met de Syriërs fluit. In het Syrifche rijk van Damaskus, regeerde thans ben had ad II. Deze rukte met èen geducht ieger voor Samaria, en bracht deze Stad tot het uiterfte. In dezen toeftand van zaken, verzekerde een Profeet den Koning achab, in Gods naam, van de overwinning, indien hij eenen uitval deed. De uitval gefchiedde, en de Syriërs. werden geheel op de vlucht geflagen, zoo dat de Koning benhadad, ter naauwer nood, tijd had, om te paard te nijgen, en, met eenige ruiters, te ontvluchten. De Syriërs, in hun bijgeloof waanende, dat de God van Israël een Berggod was, trokken , het volgende jaar, weder te veld, en legerden zich in eene vlakte. Hier trok achab, door eenen Profeet aangemoedigd, hun tegen, en in den volgenden veldflag, werden de Syriërs andermaal overwonnen, zoo dat nu bleek, dat God, niet alleen op de bergen, maar overal heerscht. Benhadad zelve was genoodzaakt, zich aan achab over te geven; doch, deze laffe Vorst floot nu met den overwonneling eene vrede, op voorwaarden, die de Syriërs weinig dachten te houden; over welk laf gedrag, achab,  MOORD VAN NABOTH. 129 achab, met recht, dooreenen leerling uit de fchool der Profeeten, beitraft werd (*). §■. 98. Onrechtvaardige dood van naboth. — De godlijke oordeelen , deswegens, door ELia , aan achab en isebel bedreigd. Het willekeurig en wreed karakter van isebel, achabs gemaalin, blykt, uit de volgende gebeurenis. Achab had zin in den Wijnberg van zekeren naboth, eenen burger van Jizreël. Als deze man denzelven niet wilde verkopen, liet Isebel hem, valschlijk, befchuldigen, God en den Koning gelasterd te hebben en den onfchuldigen man, op die valfche befchuldiging, ter dood brengen, waar na zijn Wijnberg, ten behoeve des Konings, verbeurd verklaard, en door achab in bezit genomen werd. Op uitdruklijken last van God , werd achab deswegens, door den Propheet ELia beftraft^ welke hem de godlijke oordeelen aankondigde. De honden zouden achab's bloed lekken, gelijk zij het bloed van naboth gelekt hadden; de honden zouden isebel eten, bij den wal vmjizreël, en achab's huis en geflachr zouden ellendig omkomen. Achab's zweten ontwaakte op deze dreigtaal, hij verootmoedigde zich en fcheurde zijne kle- de- (*) 1 Kon. XX. Bijbelgefchiedems des O. T. % 9*.  i3o achab SNEUVELT. deren ,-maar zijn berouw was niet recht hartelijk, noch op den duur, evenwel verwierf hij, dat deze oordeelen cn ftrafgerichren, eerst na zijn' dood, zouden worden uitgevierd C*.). j. 99. Ongelukkige veldtogt van achab en josafat^ tegen de Syriërs. — Dood van achab, die in den " "■ v veldflag fneuvelt. Drie jaren waren, zedert het fluiten van de vrede 'mét de Syriërs,' verlopen , maar de voorwaarden waren, door de Syriërs, niet vervuld. Achab belloot derhalven tegen hen te veld te trekken, met josafat, Koning van Juda, wiens zoon joram, met de Prinfes ATtfALia , dochter van achab, getrouwd was1.- De Profeet micha voorzeide wel de nedcrlage van hét Israëlitisch leger, en de dood van den Koning a c h a b zeiven r maar men gaf hem geèh gehoor , men luisterde naar de gunftige voorfpellingen van leugenprofeeten. In den veldflag echter, welke 'er op volgde, werd achab doodlijk gewond, door een' Syriër, die ziin' pijl, zonder eenige bijzondere bedoeling, affchoot. Achab Overleed tegen den avond, eh na Samarië 'gebracht' zijnde, werd hij daar begraven. Als men zijnen wagen affpoeide , in een vijver te Samarië, lek- Kon. XXI. Bfie1fff&* Cts 0. T. «. c8.  j hetgefcluedde nu als ACHAB drefe-woordcn W-dë. datrluj zijne JsleeiLeren Iclieuï*dc, I.Kon.XXI vfz?   S o s | f a t. fektcn de honden zijn bloed, gelijk e l i a voorzegd had. Jn deze geheele gefchiedenis, kan men de godlijke Voorzienigheid opmerken, welke alle de lotgevallen der menfehen, ook hun leven «n dood, beftuurt, en van welke alles afhanghjk is Q>«), ö §. ioo. Gelukkige regering van josafat in Juda. — Inval der Moabiten, enz. in zijn land— zijn zoon joram volgt hem op — van dezen vallen de Edomiten af _ zijn dood — zijn jongfte zoon a h a z i a volgt hem, op — ivordt , door j e h v , gedood. Tn het vierde jaar van AcHabs regering over de X Stammen, beklom josafat, zoon van^ asa, den troon vaii Juda, welken hij 2,? jaaren bekleedde, Deze was een deugdzaam en godvruchtig Vorst, en daarom ook van God gezegend, Zijn zoon joram trouwde met ATiiALia, dochter van achab, waar na josafat eenen krijgstogt met achab deed tegen de Syriërs, gelijk eenen anderen, met joram, achabs zoon, tegen de Mod- bi- nulsQ°T %™' 1 °hr0n' *VIU' W*W«*Wfc5 I 2  134 joram. a h a z i 2. biten, waarvan wij, in 't vervolg, fpreken zullen. Het gevolg van dezen laatften togt was , dat de Moabiten , met vele andere Volksstammen verbonden, eenen inval in het land van Juda deeden, om zich daar in neder te liaan, dewijl hun eigen land verwoest was. Maar josafat, op God vertrouwende, ondervond ook de godlijke hulp. De vijanden vielen, in verwarring, op malkanderen aan, en verfloegen malkanderen, zoo dat josafat, zonder vechten, overwinnaar was, en eenen grooten buit behaalde. Josafat had tot opvolger zijn' zoon joram, deze liet terftond alle zijne broederen vermoorden, en dewijl hij godloos was, regeerde hij flechts acht jaren, ongelukkig. De Edomiten vielen van hem af; de Stad Libna ftond tegen hem op, en de Filijlynen voerden zijne fchatten en kinderen weg, uitgezonderd zijnen jongften zoon joShaz of ahazia; eindelijk maakte eene fmartelijke kwaal in de ingewanden, die twee jaren duurde, een einde van zijn leven. Zijn jongde zoon ahaziü of azariS volgde hem op; deze zoo godloos zijnde, als zijn vader, regeerde maar één jaar, wanneer hij met joram, den Koning van Israël, dien hij was komen bezoeken, door je hu gedood werd (*>. {. IOI. C5 2 Kon. Vffl. 16—29. IX. 2.- -29. 2 Chron. XXI cu XXIII. Bifbetgcfch. des O, T. j. 100.  elïas HEMELVAART. 133 5. 101. AhaziS Koning van Israël zijn volk, gezonden , om ELia den Profeet te halen, door den blikfemgedood. Hij fterft. AhaziS, zoon en opvolger van achab, Koning van de X Stammen, bezeerde zich heel zwaar, door eenen val, in het tweede jaar zijner regeering. Nu zond hij eenige heden na Ekron, om den Filijlynfchen afgod Baal-Zebub te raadplegen, of hij weder genezen zoude. De Profeet ELia ging dezen gezanten te gemoet, en belastte hun, in naam van God, den Koning aan te zeggen, dat hij niet weder van Zijn bed zou opfcaan. De Koning hier over vertoornd, zond eenen hoofdman met 50 foldaten om den Profeet e liö te halen, maar deze, gelijk nog een tweede hoofdman , met zijn volk, werden door den blikfem gedood. Kort daarna ftierf ahaziü, wordende door zünen broeder joram, opgevolgd (*). J. 102. Enii wordt ten hemel opgenomen. Eliza zijn opvolger, , Kort hier na werd de Profeet ELia', in een onweder, levend ten hemel opgenomen; in tegenwoordigheid van zijnen leerling en opvolger O 2 Kon, i. Bijbelgifch. des Q. T. s. 101. 13  IJ4 TOGT tegen de MOaBtTEN. ger el isa, welke in dit ambt, door wondoren, bevestigd werd. Hij ging door den Jordaan droogvoets, maakte te Jèricho brak water, gezond en drinkbaar, en als dartele jongens, door de Beeldendienaars opgeruid, hem in zijne waardigheid befchimpten , werden 42 van dezeiven door becren vorfcheurd. Dus handhaaft God het gezag van zijne Profeeten. Dus, zien wij , in e li a, de beloning der deugd (*) \ J. 103. Joram, Koning van Israël — zijn krijgstogt3 met josafat, tegen dei Mo,abiten. Joram, die zijnen broeder ahaziü opvolgde, regeerde 1? jaren. Hij deed, met josafat, Koning van Juda, en den Koning der Edomiten , eenen krijgstogt tegen de Moabiten. Als de Koningen, op denzelyen, gebrek aan'watcr hadden, in de woeftijn, beloofde de Profeet el isa, door eene godfpraak, niet alleen water, maar ook de overwinning op de Moabiten. Ook kregen de Israëliten water, en de Moabiten overwonnen hebbende, verwoestten zij derzelver land , en belegerden den Koning zelvcn, die , uit wanhoop, zijnen oudften zoon aan zijne Goden opofferde , waar op de drie Koningen de belegering opbraken, en elk na zijn land trokken (t). §. 104, (*) a Kon. ii. Bijbelgefthieaepis des 0. T §. 102. (D a Kon. III. Bij*elgcfih\edciüs des 0. T. §. 103.  e l i s a 's w o n d e r e n. I35 §. '104. Wonderwerken van den Profeet elisa. Onder de regering van dezen Koning joram, verrichtte de Profeet elisa vele wonderwerken. Hij vermenigvuldigde de weinige oiie van eene Profeeten-Weduwe, zoo dat zij hare fchuld-eisfchers betalen, en van het overige met hare zoonen leven kon. Hij wekte het kind van eene vrouw te Sunem uit de dooden op. Hij nam het vergif weg van wilde kolokwinden, zoo dat het zijnen leerlingen niet benadeelde. Hij fpijsde 100 menfehen met 20 gerftenbrooden, en eenige groene aairen. Hij genas den Syrifchen Veldheer n a amaiï van de melaatsheid. Als één van de Profeeten leerlingen , bij het kappen van hout, het ijzer van zijn bijl in den Jordaan verloor, deed de Profeet hetzelve weder bovenkomen. Eindelijk, als de Syriërs hem, in de Stad Dothan, omfingeld hadden, floeg God hen met blindheid of verbijftering , zoo dat zij zich, door den Profeet , na Samarië lieten leiden, alwaar zij in de magt van den Israëlitifchen Koning waren (*). %. 105; (*) 2 Kon. V, VI, BijbegelfcMettenlt dis O. T. §. 104. I 4  SAMARia VJRLOST, g. 105. Samarië, door de Syriërs belegerd. — De Stad wordt, op eene wonderbare wijze, ontzet. Eenigen tijd na dit laatfte geval, belegerde de Koning van Syrië de hoofdftad Samarië, met een verbazend groot leger. De hongersnood was, in de Stad, zoo hooggaande, dat moeders hare kinderen opaten; toen de nood op het hoogst was, beloofde de Profeet elisa, dat men, den volgenden dag, overvloed van alles zou hebben, en dat alle levensmiddelen zeer goedkoop zouden zijn. Een ongelovig Hoveling met deze belofte den fpot drijvende, ontving van den Profeet de verzekering, dat hij dezen overvloed met oogen zien, maar 'er niet van eten zou. Dien nacht, deed God de Syriërs een gedruisch hooren, Waar door zij zich verbeeldden, dat een leger Egyptenaren en Feniciërs, door de Israëliten in foldij genomen , op hen aankwam; door dezen ijdelen fchrik getroffen , verlieten zij hunne legerplaats , alles achterlatende , en vluchtten over den Jordaan na hun land. Den volgenden dag werd hunne legerplaats geplunderd, en de overvloed van eetwaren was zoo groot, dat alles zoo goedkoop verkocht werd, als de Profeet voorzegd had. De ongelovige hoveling werd, door het volk, op de markt bij de poort, in het gedrang vertreden, zoo dat hij den overvloed wel zag, maar 'er niet van at. Dus  JEHU, KONING. 137 Dus worden alle de beloften en bedreigingen van God, op zijnen tijd, vervuld, hoe ongelooflijk ook de uitkomst van voren fchijnen moge. Wij moeten, derhalven, het geen God ons bekend maakt, niet ongelovig verwerpen, indien wij niet ongelukkig willen wezen 00- S. 106. Benhadad, Koning van Syrië , door h a s a ë l omgebracht. — J e n u wordt Koning van Israël. — Rechtvaardig uiteinde van isebel. — Jehu laafde Priesters van Baül ombrengen. — Zijne ongelukkige regering en dood. Als elisa zich eens te Damaskus bevond, zond de Koning benhadad, die ziek was, HAs^ëL aan den Profeet, welke aan dezen hoveling, door een dubbelzinnig antwoord, voorfpelde,_ dat hij Koning worden, en dan de Israëliten zeer mishandelen zou. En, in de daad, hasaól, den zieken Koning verflikt hebbende, bemagtigde den troon,, en de Israëliten beoorlogende , floeg hij hun leger, in welk gevecht de Koning joram gewond werd. Terwijl deze zich, te Jizreël, liet genezen, maakte zijn veldöverfte jehu eene famenfpanning tegen hem te Ramoth in Giledd, alwaar hij, door eenen leerling der Profeeten, gezalfd zijnde, door de legerhoofden, als Koning werd er- (*) 2 Kon, VI: 24-VII. Bijbelqefchied. dtsQ. T.%. 105. I 5  138 ATHALIA OVERWELDIGT den TROON, erkend, en terftond na Jizreël op weg °-cfIa-' gen, doodde hij den Koning Joram, als ook AHAZia', Koning van Juda, en gebood isebel, moeder van joram, uit het venfter van haar paleis na beneden te werpen, wordende zij, daar, van de honden gegeten, en dus de bedreiging van den Profeet ■ e l ia over haar, om den moord van den onfchuldigen burger naboth, vervuld. Jehu, vervolgends, het gantfche huis van achab hebbende uitgeroeid, het ook alle de Baals-priefters ombrengen, en den Tempel van dien Afgod flechten. 'Evenwel, dewijl hij den kalverdienst van jerobeëm I. bleef aankleven, was zijne regering, die 28 jaren duurde, niet voorfpoedig, door de nederlagen, welke de Syriërs hem toebragten (*). 5. 107. Athalia overweldigt den troon van Juda. — Zy wordt gedood. — Joas wordt Koning. Zijne regering eerst godvruchtig, naderhand min loflijk. — Moord van ZACHARia. — J o a s , door eene famenzwering vermoord. In het koningrijk van Juda, maakte athal 1 a', dochter van den Israëiitifchen Koning achab, zich, na den dood van ahaziS, mees- (*) 2 Kon. VIII-IX. 2 Chron. XXII. 8. 9. Bijbttei. fchiedenU des 0. T. §• 106.  J o li S koning. 139 meester van het rijk, latende het geheele komnglijk gedacht ter dood brengen. Alleen werd joas, zoon van AHAZia', een kind nog geen jaar oud, geborgen. Na zes jaren werd , door het beleid van den godvruchtigen Hoogenpriefter jojada, de fhoode atiialiü, die den afgodsdienst van Baal reeds had ingevoerd , omgebracht, en joas op den troon geplaast. Deze was, zoo lang jojada leefde, een goed en godvruchtig Vorst, maar als deze PrieIter, in den ouderdom van 130 jaren,overleden was, liet hij zich, door vleijerij, tot afgodendienst verleiden , en werd een dwingeland. Op zijn bevel werd zelfs zachariü, zoon van zijnen weldoener, den Priefter jojada, in den Tempel dood geftcnigd, Tot ïtraffe zijner euveldaden , werd joas door de Syriërs geflagen, en daar door verachtelijk geworden bij zijne onderdanen, door eene famenzwering omgebracht, nadat hij 40 jaren geregeerd had (*)• \. 108. Regeering van joühaz en joas» Koningen van Israël. — Dood van den Profeet elisa, ln het 23fte jaar van joas, Koning van Juda, was, in "het rijk van Israël, joaHAz, de C*3 2 Kon. XI. XII. 2 C.hroi. XXII-XXiV. Dij'jdgfl'c/tïtitttlis des N, T, %. ioj.  t40 dood van elisa. de zoon van jehu, zijnen vader opgevofcd Zijne regering, die 17 jaren duurde, was ongelukkig. Evenwel, toen deze Vorst, ten laatften. God om genade bad, kwam 'er verandering. Tc weten, zijn zoon joas, welke 16 jaren gelukkig regeerde, floeg de Syriërs. in drie veldflagen, en hernam alie de Heden, die zij op de Israëliten veroverd hadden. Deze overwinningen had de Profeet elisa op zijn fterf bedde , aan den Koning joas voorzegd. Als deze Profeet overleden cn begraven was, werd een doode , dien men ter aarde zou bcftellcn, uit vrees voor ftroopende vijanden, in; het graf van elisa geworpen zijnde, op het aanraken van de beenderen dezes Profeets, weder levende; Dus werd de gedachtenis van dien Profeet, en zijne leere onder Israël bevestigd cn in het geheugen herroepen (*). §. 109. Regering van amaziü, in het rijk van Juda — van azarü of ussia, zijnen zoon — en van jEROBEaiviII. Koning van Israël. In het rijk van Juda, regeerde thans amazia 29 jaren. In het eerfte was hij godvruchtig, en ook voorfpoedig. Hij overwon de Edomiten-; maar, toen hij derzelver afgoden vereerde, werd hij, door zijne onbezonnenheid CO 2 Kon. XIII. Bijbclgifcliiedsnis A;s 0. T. §. io3.  USSia* melaatscu. 141 heid in eenen oorlog ingewikkeld met den Israèlitifchen Koning joas, door wien hij geflagen en gevangen genomen werd, zoodat hij zich, voor alle de fchatten van den Tempel en het Paleis, moest vrijkopen. Naderhand maakten zijne eigene onderdanen eene famenzweering tegen hem, en doodden hem te Lachis, werwaards hij gevlucht was. Zijn zoon us s 1 a, of az a r 1 a' , een jongeling van 16 jaren, werd , in zijne plaats, door het volk op den troon verheven. Deze ussia' was een tijdgenoot van jerob e a m II. Koning van Israël. Onder de regering van deze vorften bloeiden de beide rijken van Juda en Israël ongemeen, doch het volk misbruikte dezen voorfpoed, waar over de Profeeten hen bellraft, en met de godlijke oordeelen gedreigd hebben, welke ook, ten laatften, gevolgd zijn. Na eene lange en voorfpoedige regering, welke in het geheel 52 jaren duurde, wilde ussia zich ook het Priefter-ambt aanmatigen, waarom hij van God met melaatsheid bezocht werd , zoodat hij in een afgezonderd huis moest wonen , terwijl zijn zoon joram de regering waarnam, die hem ook , na zijn dood, is opgevolgd. Gedurende de regering van u s s 1 ii , is in het Joodfche land eene zwaare aardbeving voorgevallen, van welke ook de Profeeten gewag maken (*)■ Even CO Arnos. I. 1. Zachar. XIV'. 5.  14* JEKOBEaM ïï» Even zoo voorfpoedig, als de regering- vari v s s i a in jfuda , was ook die van jerobeüM II. in Israël, welke 41 jaren duurde. Deze Koning herueide de oude grenzen van Israëls rijk weder, maar, na zijnen dood, verviel de welvaart des rijks, door binnenlandiche verwarringen, en burgeroorlogen, die 12 jaren duurden, voor dat zijn zoon zachaeiü den troon kon beklimmen. Deze rampen waren de gevolgen Van de bijgelovigheid en zedenloosheid, welke in het rijk der X Stammen fieeds bleven aanhouden CO- j. iro. Profeeten , welke, onder de regeering van jerobeüm II. en ussia', geleefd hebben — jona, hoseü, amos, JESAIlf. Ten dezen tijde, verwekte God verfcheiden Profcetcn, om het volk en de vorften te waarfchuwen, indien zij zich niet bekeerden. Onder deze Profeeten was jona, die de overwinningen van jerobeüm II voorzeide CfOf Deze jona werd van God gezonden na Nineve , de Hoofdfiad van Asfyrië, om die Stad den ondergang binnen 40 dagen aan te kondigen, indien zij zich niet bekeerde, jo- (*) 2 Kon. xiv. XV. 2 Chron. XXV. ,XXVI. BÏjitU gejehi edenis des O. 'J'. §. 109. CD 2 Kon. XV. 25.  Emde Jona verblijdde tdA over den wmde^ ij o#in. T ' - Jona iv v?   jona de profeet. 143 jona weigerde, het godlijk bevel te volbrengen , en ging te Jafo of Joppe fcheep, om na Tarfisch in Spanje, te varen. Onder weg ontftond 'er een vreeslijke ftonn. De fchepelingen wierpen het lot, om te weten, om Wiens wil hun die ftorm overkwam , en het lot viel op jona. Op zijn eigen voorfTel werd hij in zee geworpen, maar, door het bedel van Gods Voorzienigheid, door een' grootén visch,., of zeegedrocht, ingellokt, doch, na drie dagen, weder uitgefpogen. Op het herhaald bevel van God, reisde jona nu na Nineve, en predikte. Die van Nhteve verootmoedigden zich voor God r en vonden genade. Jona was hier over gemelijk, doch God overtuigde hem , door een'■ wonderboom , of kauwoerdeplant , die aan jona fchaduw gaf, in éénen nacht, te doen verwelken, (hetgeen jona weder verdrietig maakte,) dat, indien hij zoo geern cleze plant verfchoond wilde hebben, God, met veel meer reden, eene groote Stad verfchoonde, waar in toch zoo vele onnozele kinderen waren, behaiven zoo Vele beesten (*). Ook leefden, ten dien tijde, de Profeetcn HosEïi, en amos, wier voorzeggingen wij, onder de XII kleine Profeeten, lezen. Insgelijks aanvaardde de Profeet jesaiü zijn ambt, in het jaar, waar in de Koning ussia llierf Q\j. §. ur. (*) Het Boek jona. ' v.D 9ff> V-K BijMgefcMedenis dis O. T. S. 110. .  144 staats-om wentelingen. J. in. Staats-omiventelingen in het Rijk der X Stammen, onder zachariü, salllm, menahem, PAKAHlk' , pekah. Invallen der Asfyriërs, onder pul en tiglath - pilezar , Koningen van Asljrië. Na ecnc tusfchenregering, vol verwarring, moord, en bloedftorting, beklom eindelijk zaCHARia, de zoon van jerobeïm II., den troon des Israëiitifchen rijks , doch denzelven niet langer dan zes maanden bezeten hebbende, werd hij door sallum van leven en kroon beroofd. Na verloop van Hechts ééne maand werd deze rijksverweldiger weder door menahem gedood, die zich hier op van de regering meester maakte. Me na hem regeerde tien jaar, maar alzoo zijn land vol misnoegden was, welke hij, te vergeefs , met wreede flrengheid poogde' te bedwingen, riep hij den Asfyrifchen Koning pul, of phul, te hulp , doch even hier door gaf bij aan de Asfyriërs voet, om zich met de zaken der Israëliten te bemoejen, en dezelve van zich afhanglijk te maken. Menahem werd door zijnen zoort peka>Bia opgevolgd, welke, na twee jaren geregeerd te hebben, door pekah, te Samarid, in zijn paleis, werd omgebracht. Pekah beklom den troon, en-behield dien 20 jaren. Deze, een verbond gefloten hebben.  hoseü laatste koning van israöl. I45 bende, met rezen, Koning van het Damasceensch Syrië, om het huis van david van den troon van Juda te beroven, had zulks voor deze beide vorften een nootlottig einde. Tiglatii-pilezar of ti lle g a t h - pil nezar, Koning van Asfyrië , door den Koning van juda, achaz, te hulp geroepen, overwon rezin, en maakte van het Koningrijk van Damaskus een einde. Ook viel hij in het rijk der X Stammen, waar van hij een groot gedeelte bemagtigde. Pekah, dus verzwakt, geraakte zelfs bij zijne onderdanen in minachting, en werd eindelijk door HosEa, zoon van ela, vermoord, welke hoseü, na eene tusfchenregering van 8 jaren, Koning werd, zijnde deze de laatfte Koning van het rijk van Israël, of der X Stammen, te Sa~ tnarië §. 112. J o t h a m , Koning van Juda. — achaz, deszefs fnoode regeering — zijne ongelukkige oorlogen. — Hij roept den Koning van Asfyrië te hulp — wordt, deswegens, door den Profeet jESAia, beftraft. In Juda was joram zijnen vader ussiï opgevolgd. Hij regeerde 16 jaaren, en was een godvruchtig en prijswaardig vorst, die de Ammoniten overwon, en cijnsbaar maakte. Maar O) i Kon, XV: 8-or. BijMgefch. des 0. T. $. m. K  I4<5' achaz koning van juda. Maar zijn zoon achaz, weike insgelijks 16 jaren geregeerd heeft, was geheel verbasterd van zijne godvruchtige voorvaderen. Hij verviel tot de fnoodfle afgoderij, en diende zelfs den Baal, aan wien menfehen werden opgeofferd, en kinderen verbrand, om hem te verzoenen.. — Zoo dwaas en wreed worden de; menfehen, als zij de kennis van God verliezen , en den waaren godsdienst en deugd niet beoefenen! Onder dezen Koning achaz, begon de Profeet m i c h a zijn ambt, als Profeet, waar te neemen. Wanneer pekah, Koning van Israël, cn> r e z i n , Koning van Damaskus , met verè'enigdc magt, achaz beoorloogden, cn hem. geflagen hebbende, Jerufalem dreigden te belegeren, met oogmerk, om het geflacht van. david uit te roejen, nam achaz zijnen toevlucht tot tiglath-pilezar, Koning van yisfyrië, dien hij te hulp riep, niettegenftaande alle de voorftellcn van den Profeet jESAïa daar tegen, welke hem verzekerde, dat God niet dulden zou, dat davids huis werd uitgeroeid, dewijl de messiïs uit hetzelve moest geboren worden. Doch, alles te vergeefs. Evenwel had achaz geen ander voordeel van zijn verbond met de Asfyriërs, dan dat zijne vijanden door dezelvcn overwonnen cn bedwongen werden, maar hem zeiven cn zijn land maakten zij van zich afhanglijk en cijnsbaar. Achaz bleef in zijne godloosheid volharden, tot zijn dood toe, niet geacht " van  EINDE VAN HET RIJK VAN IS R A è' L. 14? Van zijne onderdanen, zoodat men hem, na Zijn' dood, wel in davids Stad, maar niet in de koninklijke grafplaats, begroef £*> §. 113. Regeer mg van nosia, laatften Koning der Israëliten. — Samarid, door de Asfyriërs veroverd. — Ondergang van het Israëlitifche rijk. — Nieuwe volkplan* tingen in hun land gebracht. —■ Oorfprong der Samaritanen. HosEa', de laatfte Koning der Israëliten, gelijk wij gezien hebben, regeerde thans te Samarid. Salmanasar, of salmanass ar, anders ook s al man CO, en waarfchijnlijk sargon CD, Koning van lAsfyrië,maakte' hem fchattingfchuldig, en als hoseS, een verbond gefloten hebbende met so, den Koning van Egypte, tegen hem opftond, belegerde de Koning van Asfyrië Samarië „ en hetzelve, in het negende jaar van hoseË's regering, veroverd hebbende, voerde hij het Volk cn den Koning in ballingfchap weg uit hun land, makende dus een einde aan het Israëlitisch rijk, nadat het, zedert de fcheuring onder rehabeüm, omtrent 250 jaren geliaan had. Salmanassar, en naderhand esarhad- dom (■*) 2 Kon. XVI. 2 Chron. XXVIII. Jef. VU. BUttl- gefet,. des 0 r. §. m. Ct) Hof. X: 14. <$) Jef. XX: I. K 2  *48 o c~r sprong der samaritane n,. d on brachten in het Israëlitisch land andere volkplantingen over, welke zich met de S? nige overgebleven Israëliten verèenigende den ooriprong gegeven hebben aan cfëÖL" rjtanen, welke eerst heidenen, als zij doos leeuwen geplaagd werden , eindelijk den af godsdienst verlaten, en oe wet van Tost, aangenomen hebben, fchoon 'er altijd een doodhjke haat en vijandichap .tusfchen'hen cn de Jooden, heeft blijven ftandhouden Wij kunnen uit de gefchiedenis en den on dergang van het Israëlitisch rijk, leeren L waarheid van d,e fpreuk van salomo Ge rechtigheid en deugd verhoogt een vol maar de zonde en ondeugd'is^e ondermander natiën (*). ""uu-feang §■ 114. Regeering van HisKia. — JVfcfe»» Ar Asfyriërs. — HisKia, ziek zijnde, verkrijgt eene verlenging van 15 jaren levens. — Wonder omtrent de zonnefchaduw. — Gezantjchap van Bahel. — Aankondiging van de Babijlonifche ballingfchap. — Z>öö de eerbewijzing der aanbidding niet wiide betonen, nam hij voor, zich deswegens niet alleen op mordechaï, maar op alle de Jooden, te wreeken. Hij verzocht en verkreeg- daar toe de vergunning des Konings, en de bevelen tot den moord der Jooden werden afgevaardigd. Op aandrang van mordscha 'f-, begaf zichtoen de Koningin esther, na God gebeden, te hebben, ten hove, fchoon ongeroepen, en dus met levensgevaar. Wanneer zij zich aan: den Koning vertoonde, reikte deze haar dei» gouden fcepter toe, ten blijke van zijne gunst, en beloofde tevens haar te zullen fchenken , wat zij verzoeken mogt. t Zij verzocht den Koning met haman ter maaltijd, waarmede haman za-t vereerd was. Over tafel verzocht zij, tegen den volgendera dag, den Koning met zijnen guhfteling weder. Als haman van haar na huis ging, ontmoet hij mordechaï, welke hem de eerbewijzing bleet  158 PEEST PURIM/ bleef weigeren; daar over verwoed, liet hij een hoog kruis oprichten, met voornemen , on1 'er mordechaï, den volgenden morgen, aan te laten hechten. Maar wat gebeurt ? de Koning niet kunnende flapen, liet zich, dien nacht, de gefchiedenis. fen van zijne regeering • voorlezen , en verftond, dat mordechaï nog- geene beloningontvangen had, voor dat hij, eenigen tijd geleden , een verraad, tegen 's Konings leven, ontdekt had. Toen dan haman kwam, met oogmerk, om van den Koning verlof te krijgen , om mordechaï te laten kruiiigen , kreeg hij bevel, om dezen, op *s Konings paard, in koninglijk gewaad, door de ftad te leiden, en alle eere aan te doen. Dit was het begin van den val diens'trotsaarts. Des middags over tafel ontdekte de Koningin aan den Koning de fnoode oogmerken van haman, en bad om haar leven, en het leven van haar volk, waar op de Koning haman aan het zelfde kruis liet hechten, het welk hij voor mordechaï beftemd had; verheffende vervolgends mordechaï, in haman's plaats, tot eerften Staatsdienaar. Ook kregen de Jooden vrijheid , om zich tegen hunne vijanden te verweeren. Ter gedachtenis van deze verlosfing vieren de Jooden nog heden het feest van Purim f met een groot betoon van vreugde. Wij leeren 'er uit, hoe bijzonder de godlijke Voorzienigheid werkzaam is, in de lotgevallen der men-  E Z E c h I è E. D a n I ë l. IgQ' menfehen , om de boozen te ftraffen , en den deugdzamen verlosfing te fchenken. (*)• §. 119. EzECHiëL. — Dan 1 ël. — Verheffing van den Jood fel.en Koning Jojaciiin. — Verovering van Babel, door cïrüs, den Koning van Perfië. Niet min werkzaam was de Voorzienigheid,, tot behoud van het Joodfche volk, in deszclfsballingfchap, in het rijk van Babel, of der Chaldeën. De Profeet ezechiöl profeeteerde van de herftelling dezes volks in het vaderland, gelijk hij den ondergang van Jerufalem voorzegd had. Maar vooral was daniöl, merkwaardig. Deze werd in alle de wetenfchappen der Chaldeën onderwezen , en geraakte in groote gunst bij den.Koning nebukadnezar,- omdat hij deszelfs droom van een' beeld verklaarde, het welk de volgender koningrijken, tot de komst van het rijk des MESSiiis, afbeeldde. Na verloop van eenigen tijd, liet nebukadnezar een beeld oprichten, het welk hij van allen wilde aangebeden hebben; als daniëls drie vrienden dit weigerden , werden zij in den vuur-oven geworpen, doch waar uit zij door God bewaard, behouden en zonder eenig letzel,uitkwamen, zijnde zelfs het haair op hun hoofd niet gezengd. Ver- CO Het Bock esther. Bybslgefclu des O. T. §. 118»  l60 nebukadnezar Vervolgends droomde nebukadnezar. weder eenen droom, welken daniöl uitlegde, ais betekenende, dat de Koning, voor zekeren tijd, uit de maatfchappij der menfehen verftoten zou worden. Een jaar daar na, werd nebukadnezar, in de daad, in zoo ver van zijn verftand beroofd , dat hij zich verbeeldde , een os of dergelijk beest te zijn, zoo dat men genoodzaakt was, hem te kluisteren, en in eene opene plaats, onder andere beesten , te laaten blijven. , Na den bepaalden tijd echter, kwam de Koning weder bij zijne zinnen, en de opperheerfchappij van God erkennende, werd hij op den troon herfteld. Deze nebukadnezar regeerde, in het geheel, 43 jaren, en had zijn' zoon evilmerodach, tot zijnen opvolger, welke den Joodfehen Koning jojachin, of jECHONia, uit zijne gevangenis ontfloeg, en aan zijn Hof in eere verhief (*)• Onder de regering van den laatften Koning van Babel, nabonnedus, bij DANiè'l, belsazar, en ook belastzar, genoemd, had DANiè'l zelve verfcheiden droomgezichten , welke de lotgevallen der Perfen en vervolgends der Grieken, in t bijzonder al ex ander den Grooten, en antiöchus epifan e s, voorzeiden. Inmiddels werd 'er een hevige oorlog gevoerd tusfehen de Babylonièrs en Meden, waar in deCO 2 Kon. XXV: 27-30. Jer. VII: 31 — 34.  belsazar, cyrüs. Jrjf deze laatsten, aangevoerd door cyrus , den Perfidan, kleinzoon van hunnen Koning KYakares II, i of d arius den Metier, groote overwinningen behaalden, en eindelijk de Stad Babel zelve belegerden. Belsazar, zich op de Merkte der ftad verlatende, ging voort, met maaltijden en feesten te houden. Op het laatfte van deze feesten, ter eere van alle de Goden der Chaldeën, waar bij b e l s az ar de heilige vaten van den Tempel te Jerufalem ontheiligde, verfcheen tegen den wand, vlak over den Koning, even of de wand doorfchijnend was,eene hand, die daar eenige letters op trok. De Koning ontftelde doodlijk, voornaamlijk, omdat niemand het fchrift lezen of verftaan kon. Dan i cl, ontboden zijnde, las het fchrift en verklaarde het. De gefchreven woorden waTen , Mene, Mene , Tekel, Upharfm s (geteld! geteld ! gewogen! en zij deelen!) De zin was: God had de ilotfom opgemaakt van de regeringvan den Vorst! Hem, in de weegfchaal van hec recht, gewogen, maar te ligt bevonden! De Perfen en Meden zouden zijn rijk deelen ! Dien zelfden nacht overrompelde cyrus de ftad Babel, en belsazar verloor te gelijk het leven en zijn rijk, het welk darius de Meder aanvaardde, cn van toen af nog twee jaaren beftuurde, wanneer hij door cyrus werd opgevolgd, die een nieuw rijk, het rijk der Perfen, ftichtte. Daniöl bleef ook bij darius den Mede)' in aanzien. Eenige nijdige Hofgrooten, hem in ongenade willende brengen, verwierven van den L Vorst  iö2 daniöl in den leeuw enkuii* Vorst .een :gebod,' dat memand, geduurende ééne maand, van cenigen God of mensch iet zou mogen .bidden of verzoeken, dan van den Koning alleen. ■ DANiëL, gewoon, driemalen 'sdaags zijn gebed tot God te doen, volhardde daar in, fluitende zich op zijne-bid-uureft op, in zijne binnenkamer, alwaar hij zijne venfters had, ziende naa Jerufalem. Hier overvielen hemzijne vijanden, en dakiöl werd, op.hun aandringen, in den leeuwenkuil geworpen. Maar hoe verwonderd was de Koning, als hij, den volgenden morgen, na het leeuwenhol gegaan, DANiëL levend en welvarend vond-, hebbende God , op wien hij vertrouwde, zijnen dienaar bewaard! Terftond. werd DANiëL uit het hol gehaald, en zijne vijanden 'er in geworpen, die terftond van de leeuwen verfcheurd werden. Om dezen tijd ontving DANiëL, op zijn ge-, bed, de voorzegging, van de lxx jaarweken, dat is, 490 jaaren, welke nog verlopen zouden, tot de komst van den Messias, en van andere lotgevallen , welke aan de Jooden, tot dien tijd toe, zouden overkomen. Naderhand lezen wij niet meer van hem (*}. - CO Het Bock Daniël. EijMgefcli. dts O. T. .§. u£ . j. 120,  2Ind.eliij^kiiielcle—op zijne kmÖn wide lii] Ibaelt <. Ilkn.'VIVÏ 33   DE TEMPEL HERBOUWD. , ïó"3 §. 120. Op cy ru s bevel en vergunning, keeren de Jooden weder na hun vaderland. — De herbouwing van den Tempel voltooid, onder de regeering van darius. — De Profeeten haggaï en ZACiiARia. Zoodra ctpüs het rijk aanvaard had, gaf hij den Jooden vrijheid en bevel, om na hun vaderland weder te keeren , en de ftad Jerufalem, benevens den Tempel, te herbouwen.- Zij togen, ten getale van 40,000 , onder zerubbabel en j 0 s u ii den Hoogenpriester, derwaards, en maakten terftond een begin , met het herbouwen van den Tempel, doch, door de Samaritanen en anderen verhinderd, moesten zij het •werk ftaken, tot hetzelve, onder de regeering van darius, zoon van hystaspes, op aanfporing der Profeeten haggaï en zACHARia, en onder begunftiging van gemelden Vorst, hervat, en, in het zesde jaar zijner regeering, voltooid werd (*)• §. tal. Ezra komt te Jerufalem. — Hervormt de zeden. — De Israëliten fcheiden zich van de Heidenfche Vrouwen. In het zevende jaar der regeering van ar- tax- CO Ezra I—VI. De Boeken van Haggaï en Zecharid, hijbclgefchiedenis des O. T. §. isot h a  IÖ4 e z r a. n e h e m I Ak taxerxes, bijgenaamd Langhand, Koning1, van Perfië, kwam eene nieuwe volkplanting van Jooden , onder den Priester ezr a, te Jerufalem. Deze deugdzame man maakte terftond zijn werk, van het hervormen der misbruiken, die reeds onder de Jooden waren ingeflopen; bijzonder bracht hij te wege, dat de' huwelijken met Heidenfche vrouwen, welke vele Jooden, en onder dezen zelfs priesters, hadden aangegaan, gefcheiden, en deze vrouwen , met hare kinderen, na hare nabeftaandeiï teruggezonden werden Q*y. §. J22. Ne hem ra Landvoogd.—Herbouw? de muuren van Jerufalem. — Hy verbetert de misbruiken. — M a l e a c h i , de la atfte der Profeeten onder het Oude: Testament. In het 2ofte jaar van den bovengemelde» Artaxerxes Langhand, kwam nehemiS, Mondfchenker van dezen Koning, met deszelfs verlof, als Landvoogd te Jerufalem, van welke ftad hij de muuren, niettegenftaande den tegenftand van vijandige volken, herftelde, en in 52 dagen, voltooide. Geduurende de 12 jaren van zijne Landvoogdij, verbeterde ne h emi J. 125. Aankondiging der geboorte van jo Anne s den Dooper — en van jesus. In dezen ftaat van zaken, verfcheen aan zekeren Priester z a c h a r i a', getrouwd met e l isabeth, doch geene kinderen hebbende, in den Tempel te Jerufalem een Engel, die hem voorzeide , dat zijne huisvrouw eenen zoon , j o a n n e s, zou baren, welke de Voorloper van den messiSs zou wezen. Als de Priester dit niet (.*) Bijbclgefchiedcnis dts N. T, J. »«  jesxis geboorte verkondigd. 177 niet geloofde, werd hij met ftomheid geflagen , tot den tijd der vervulling van deze voor. zegging. Ook werd zijne huisvrouw, in de daad, zwanger, het welk zij echter vijf maanden verborgen hield. Op dezelfde wijze, verkondigde een Engel van God-, aan mariü, eene maagd uit davids huis, ondertrouwd met josef, uit dat zelfde Stamhuis ,, te Nazareth in Galilea, dat zij de moeder zon zijn van den mess ra's, den Zaligmaker ■, , dien zij daarom jesus moest noemen. Mariü befloot hier op, hare nicht elizaj3eth een bezoek te geven, wier zwangerfchap de Engel haar bekend gemaakt .had, en bij haar gekomen, ontdekten deze beide godvruchtige vrouwen malkanderen, het geen haar gebeurd was, cn mari a' zong , met vreugd en dankbaarheid, eenen voortreflijken Lofzang. Na drie maanden teruggekeerd zijnde na Nazareth , wilde josef, hare , zwangerheid ontdekt hebbende, haar heimlijk verlaten, doch, ontving, in eenen droom, eene openbaring, dat MARia de moeder van den MEssias zoude zijn, door de godlijke kracht van dpn Heiligen Geest. Dus bleef ma ui a's eere bewaard, en josef voltrok zijn huwlijk met haar, om dus de pleegvader van jesus te wezen , en voor de opvoeding' van dit kind mede te zorgen (*)• 5- 126. CD Luc. I. Matth i. BijMgtfihUdims dej N. T. M  I78 JOaNNES GEBOREN. §. 126. Geboorte van joannes den Dooper, Op haren tijd, beviel elisabetii, de huisvrouw van den Prielter z ach ar ias, van den beloofden zoon, die den naam joSnnes, door zijn' vader, ontving , welke nu zijne fpraak wederkreeg, cn in eenen lofzang God verheerlijkte, en van dezen Zijnen zoon, als den voorloper des mess 1 as, fprak. Dit kind gaf, van eerften af, blijken van Gods bijzondere gunst jegens hetzelve; en bracht zijne kindsheid en jongelingsjaren in ftille afzondering , ver van de hoofdftad, door, tot dat hij het werk aanvaardde , waar toe hij beftemd was (*). §. 127. Geboorte van jesus. Jesus moest te Betl.lehem , volgends de Profeeten , geboren worden. Dit gebeurde ook zoo. Een bevel- van augustus, toen Keizer te Rome , dat de geheele wereld befchrevcn •zou worden, verpligtte josef en martS na Bethlehem te reizen, alwaar zij, in de Kafa'vanfeera, of openbare herberg bij die Stad, gebouwd door chimhAm, zoon van barsillaï, davids vriend (t), hun intrek namen. Hier gelag mariü van haren eerstgeboren zoon, dien zij , omdat -"er in de Herberg geene voegzame plaats voor haar was, 1 iji (*) I-uk. I. 59-80. ISijMgrfMtdeitü dts N. T. 3.5. Cf) 1 Sam. XIX. 38, 39. Vürg* 3«t£Xt** »  Knde ned-ervallenide hebben zij liet zelve aangebeden. Math.XI.v5ji.   jesus GEBOREN. tfCf m de kribbe nederlag, zoo dat niemand iet wonderbaars in dit kind ontdekte» Maar, op dat zelfde oogenblik, maakte een Engel aan herders , in de nabuurfchap van Bethlehem, de geboorte van dit kind, als den m e s s i a s, bekend, en een koor van Hemellingen vierde deze geboorte met eenen hemelfchen Lofzang. De Herders, zich hier op na Bethlehem begevende, bezochten het kind, en een verhaal van alles gedaan hebbende, keerden zij weder naa huis (*). $. 128. Berichten van jesus kindsheid. Toen jesus te Bethlehem, waarfchijnlijk in November, geboren was, kwamen eenige Oosterfche Wijzen, of Magi, die zijne ftar, of een bijzonder luchtverfchijnzel, gezien hadden , te Jerufalem , vragende, waar zij den nieuw geboren Koning der Jooden zouden vinden ? Koning herodes liet de Wijzen der Jooden bijeenkomen, welke hem uit de Profeeten verklaarden, dat de m e s s 1 a' s te Bethlehem moest geboren worden. Waar op hij deze Oosterfche Wijzen derwaards zond, belovende, zo zij het kind vonden, zelve het te zullen komen verëeren. Dezen, het geleide van het luchtverfchijnzel volgende, vonden het kind, en bewezen het zelve hunne hulde, hunne gefchenken aanbie- den- CO Luk. Bi 1-20, BijMxcfchUdenis dis N. T. §. 4. M 3  ISO JÏSlIS KINDSHEID. dende, waarna zij, door een' godlijken droom vermaand, langs eenen anderen weg, naa hun land terug keerden. Thans werd ook josef, in een nachtgezicht, gelast, met het kind en de moeder, naa Egypte fe vluchten, gelijk hij deed. Te weten, de.wreede herodes liet, door foldaten, alle de kleine kinderen te Bethlehem , van twee jaren en daar onder, ter dood brengen. Doch jesus was veilig in Egypte, tot dat josef, met hem en mariü, na de dood van her odes, die kort hier na voorviel, na het Joodfche land wederkeerde. Jesus, die op den achtilen dag befneden was, en zijnen'naam jesus ontvangen had, werd, op den 40 dag, in den Tempel aan God voorgedragen , volgends de wet, waar een godvruchtig grijsaart simeon het kind in de armen nam, en in hetzelve, eenen blijden Lofzang zingende, den Mussias erkende, waar in hem eene oude weduwe , de Profeetesfe anna, verzelde. Jesus werd verders, in ffilte, te Nazareth, in het huis zijner ouderen, opgevoed^ waar hij in wijsheid, grootte, en gunst bij God en menfehen, opgroeide, en, allen kinderen ten voorbeeld, aan zijne ouderen onderdanig en gehoorzaam was, fiaande zijnen vader, die een timmerman was, ten dienst, in zijn handwerk. Anders lezen wij niets van jesus kindsheid, dan alleen, dat hij, 12 jaaren oud zijnde, in den Tempel, aan de Leeraaren . des volks blijken gaf van zijn ver-  JOÏNNES DOOPT. l15ï vcrftand en wetenfchap in de Heilige Schriften (*), §. 129. Joünnes predikt en doopt. Ondertusfchen werd archelaus, zoon van herodes, door de. Romeinen afgezet en gebannen, en pontius pilatus kwam, als Romeinsch Landvoogd, van wegen Keizer t iberius, bet Joodfche land, beftuuren. In 't is jaar van tiberius, begon joSnkes, nu omtrent 30 jaren oud zijnde,, openlijk te prediken, en de genen, die zijne prediking aannamen, te doopen. waarom hij de Dooper genoemd wordt. Hij was, als de voorloper van den MESSl'as, gelijk één der oude Profeeten, van de gewoonc levenswijze der menfehen, in kleding en fpijze, onderfcheiden, en onthield zich in de woeftijn, dat is, op het platte land. Zijne prediking behelsde, dat het rijk van God, en de komst van den MESSl'as voorhanden was, en dat men zich moest bekeeren, om zich daar toe voor te bereiden, en 'er deel aan te hebben. Tevens kondigde hij den ongeloovigen en den huichelUchti^en Farizeën Gods oordeelen aan. Eene menigte volks liet zich door hem doopen, en in 't gemeen werd hij als een Profeet erkend (*). 8. 130- (*■) Luk. II. BUMgefckiedenis des N. T. §. 5l« Mailh. III. Mark I. Lak. III. 'joiinn. t Btjbclaefcliiedeiiis des N. T. §. of Parabelen, te leeren. Hij verhaalde, naamlijk, een geval, uit het gemeene leven der menfehen, of gebruikte voorbeelden uit de natuur, om daardoor de waarheden van den godsdienst, te beter, aan het verftand zijiner hoorderen te brengen. Dus droeg' hij ééns zeven gelijkenisfen voor, die tevens niet duister de toekomende lotgevallen, welke zijne gemeente in de wereld zou ondergaan, voorftellen. Dé (*) Mattk XII. 22-50. Mark. IIF. 26-35. Ittk, ViU. en XI. ar, s.t, Bijbelgefch. des N, T, %. 21. N 2  jgó jesus spijst g,000 mannek. De eerfte gelijkenis was van eenen zaadzaa-» jer; de tweede, van onkruid onder de tarwe;de derde van een mostaardzaadjen; de vierde, van zuurdeeg, waardoor het meel verzuurd wordt; 'de vijfde, van eenen fchat, in den akker verborgen; de zesde van eenen koopman, die eenen kostbaren perel zoekt; en de zevende, van een vischnet, hetwelk goede en kwaade visfchen uit zee optrekt (*)• Ondertusfchen, waar ook de wijsheid en het wondervermogen van jesus aandacht en geloof ■wekte, zijne medeburgers te Nazareth, wanneer hij daar andermaal kwam , bleven, als te voren, hem gering achten, zoodat jesus, wegens hun ongeloof, daar geene, ten minilen niet vele, wonderwerken kon verrichten (t). §. 145. jesus fpijst 5,000 mannen. — Wandelt op de Zee. Alzoo het gerucht van jesus wonderen nu ook ter oore van herodes kwam, en deze Vorst acht op j e s u s- begon te geven, ontweek deze deszelfs gebied, en begaf zich, over het •eir van Galileè', naa de woestijn van Bethzaida, in welke hij eene groote menigte menfehen, wel ten getale van 5,000 mannen, behalven de vrouwen en kinderen, die hem gevolgd waren, fpijsde met vijf gerlienbrooden en twee O) Matth. XIII. CD Matth. XIII. 53—58. Mark. VI. 1 - Bijbelgefchiedeaïs des iV. T. §. 22.  jesus wandelt op de zee. io7 twee visfchen, terwijl met de overgefchoten brokken nog vijf korven gevuld werden. Doch, als deze menigte hem hier op, als den Koning van Israël, wiide huldigen, zonderde hij zich van haar af in eenzaamheid, terwijl zijne leerlingen fcheep gingen, en overvoeren. Tegen den morgen kwam j e s ü s naa hen toewandelen op de Zee. Eerst ontitelden zij, en meenden, dat zij een fpookzel zagen, maar, als petrus hem herkende,ondernam hij uit het fchip te klimmen, en hem te gemoet te gaan. Doch, bevreesd geworden,begon hij te zinken, toen jesus hem bij de hand vatte, en zijn ongeloof beftrafte, waarna zij beiden in het vaartuig klommen. Dus betoonde jesus zijne magt over de hoofdftoffen (*). %. 146. Jesus, bij een1 Parizeer te gast, verdedigt het gedrag eener zondaresfe. — Geneest de dochter eener Kanaanitifche Vrouw, als ook een' dooven en ftommen. — Spijst andermaal 4,000 mannen, wonderdaadig. Op zekeren tijd, had een Farizeër, stmon genaamd, jesus ten eten genodigd; aan tafel aanliggende, naar de gewoonte van dien tijd, kwam zekere vrouw, bekend als eene zonda- res- (?) Matth. XIV. Marlt. VI. jfqSm, VI. Bijbelgefih, des JV, T. §. 23.' N 3  198 GELOOF DER KANAaNITISCHE vrouw. resfc, hebbende eene flesch met balfem by zich, welke jesus voeten met hare tranen befproejende, en ze met haar hoofdhaair afdrogende, die met balfem balfemde. De Farizeemvfche Gastheer ergerde zich hier over, maar jesus toonde hem aan, hoe deze vrouw, aan welke zoo vele zonden vergeven waren, nu ook, met recht, zoo groote dankbaarheid bewees, en deswegens verdiende geprezen, maar niet gelaakt te worden, verders haar, met de belofte van de vergeving harer zonden, gerust ftellende (*). Jesus zich thans niet veilig achtende, voor de lagen der Farizeën en van hekodes, begaf zich in de landftreek van Tyrus en Zidon. Hier fmeekte hem eene Kanaanitifche, of SyrsFenicifche vrouw, van den Griekfchen of Heidenfchen godsdienst , dat hij haar dochtertjen wilde genezen. Jesus, haar willende te kennen geven, dat hij eerst cn vooral tot de Jooden gezonden was, zeide haar, dat men immers het brood der kinderkens niet aan de honden kon geven. De vrouw antwoordde hier op fnedig en geloovig: dat evenwel de honden de kruimpjens der kinderen eten, die van de tafel vallen. Jesus prees haar geloof, en genas hare dochter. Dit was het tweede voorbeeld van groot geloof onder Heidenen, terwijl de jooden zich ongelovig betoonden (f). In Qa/i/eë te rug gekomen, genas jesus eenen ' (gr Lu!;. Vni. 3S-50. CD Matth. XV, Mark. VII.  Snae zij di°ooq*ilefc af niet liet Iiaii- iran liaer   jesus spijst 4,000 mannen. IQ9 fienén doovcn, die tevens zwaar belemmerd was in het fpreken (*)• Ook fpijsde hij, andermaal, op eene wonderdadige wijze, 4,000 mannen, met zeven brooden, en eenige kleine vischjens, wordende met het overfchot zeven manden gevuld (f). §. 147. Je-sus predikt ^Jerufalem, op het Loofhuttenfeest. Op het volgend Loofhuttenfeest, begaf j e s u's zich naa Jerufalem, alwaar hij openlijk in den Tempel, met zoo veel nadruk en wijsheid, leerde, dat de gerichtsdienaars, door den grooten Raad gezonden , om hem te vatten , onverrichter zake, te rug keerden, verklarende , dat nooit iemand zoo gefproken had, als deze mensch. Ook verhinderde nikodemus, lid van den Raad, dat voor als nog geene ilrenger maatregelen tegen jesus genomen werden. Terwijl jesus zich des avonds buiten de ftad, naa den olijfberg begaf (§)• §. 148. Eene Orcrfpeleresfe voor jesus gebracht. — De Jooden willen jesus fteenigen. Den vólgenden dag, bracht men eene vrouw» . in (*) Mark. VII. 31-37. CD Matth.- XV.' 29-38. Mcrti. Vill. 1-9. liijbelgefeh. des A'. T. §. 24. C§) Joann. VII. Bijbelgcfch. des N. T. §. 25. N 4  20'0 jesus geneest een* blindgeborenen. in overfpel betrapt, tot j e s u s, van hem eena uitfpraak begeerende, of men haar, volgends de wet van wose s, zou fteenigen. Jesus gaf op deze vraag geen antwoord, maar fchreef op deii grond, als zich met deze zaak niet bemoejende. Op lang aanhouden, zeide hij": Wel nu, wie van u van deze zonde vrij is, werpe den eerftcn iteen op haar! te gelijk weder bukkende, om op den grond te fchryven. Op deze woorden verlieten haar hare befchuldigers, en jesus haar dus alleen ziende, zond haar heen, met vermaning, om nooit weder te zondigen. Vervolgends leerde hij het volk, duidelijk genoeg te kennen gevende, dat hij de mes si as ware; waar op de Jooden fteenen begonnen te raapen, om hem te fteenigen. Maar, jesus, dwars door het gedrang gaande, verliet den Tempel C*). • J. 149. Jesus geneest eenen blindgeborenen. In het voorbijgaan, zag jesus eenen blindgeborenen mensch zitten; het was Sabbath, evenwe! genas jesus hem, wonderdaadig. Dejooden namen dit euvel, befchuldigden jesus van den Sabbath te" fchenden, en den blindgeborenen in het gericht naauwkeurig ondervraagd hebbende, deeden zij denzelven, omdat hij je sus zijnen weldoener beleed, in den kerkenban, maar jesus vertroostte dezen inan, door zich aan hem, als den Zoon van God, te ontdekken, en hem van zijne gunst te verzekeren. Je- P Joann. VLTI. Bijit'.Sifch. des N. T. $. iS.  j-'jrade hij wierdt voor naer van g'edlaente veranderd . MarcK.vï.ji.   jesus op den berg verheerlijkt. 201 Jesus bleef dien winter te Jerufalem , en leerde, op het Feest der Tempelwijding, maar de Joodeu namen zijne leere, toen hij zich Gods'Zoon noemde, en zeide, één te zijn met den hemelfchen Vader, als godslastering op, en wilden jesus vatten en fteenigen, waarom jesus, Jerufalem verlatende, wederkeerde naa de noordelijke landfchappen van het Joodfche land (*). §. 150. Jesus wordt op den berg verheerlijkt. Hier, bij de ftad Caefarea Filippi, openbaarde jesus het eerst aan zijne leerlingen, dat hij moest lijden en fterven., doch, dan verheerlijkt worden. En, ten voorfpel van deze heerlijkheid, nam hij drie van zijne Apostelen met zich, op eenen berg, alwaar hij, onder het bidden , van gelaad veranderde. Zijn aangezicht blonk als de zon, zijne klederen glinfterden als het licht. Ook ftonden moses en eli a's bij hem, met hem fprekende. Terwijl de Apostelen hier over opgetogen ftonden, werden zij door eene heldere wolke omwolkt, en hoorden eene hemelftem: „ Deze is mijn „ Zoon, mijn geliefde, in wien ik mijn wel„ gevallon heb, hoort hem"! CD §. 151.. C*) JoSttH, X. Bijbelgefch. des N. T. §. 27. CD Matth. XVII. Mark. IX. Luk. IX. Bijbel. gejchkdeiüs des tt. T. §. 28. N 5  202 jesus betaalt DE tempelschatting. §. tgïi Jes us geneest een kind. — Betaalt de Tempelfchatting. Van den berg.afgekomen, genas jesus een kind, dat de maanziekte had, en een e!lendi°lijdcr was, het welk zijne leerlingen niet hadden kunnen genezen, door hunne ongelovigheid. Te Kapernamn werd hem de Tempelfchatting afgevorderd. Jesus gebood toen aan petrus, den angel uit te werpen; in den eerften visch, 'dien hij vangen zou, den besten, zou hij een Stater, het dubbel van den fcbattingprijs, vinden, daarmede kon hij voor zichzelven en zijnen meester betalen, ten einde aan niemand ergernis te geven (*). Als de leerlingen met malkandercn over den voorrang , in het godsrijk , twistten, Helde jesus hun een kind, ten voorbeeld van nederigheid voor, en verhaalde hun de gelijkenis van het verloren fchaap, en terwijl hij afkeurde, dat de Apostelen iemand verboden hadden, die, In zijnen naam, demons uitwierp, gaf hij lesfen van liefde, en vergevingsgezindheid jegens onze medemenfehen (f> 5. 152. Jesus verlaat Galileë, en gaat op reize na Jerufalem. Voor dat jesus Galileë verliet, genas hij te Beth- (*) Matth. XVII. 24-27. (f) Mark, IX. Luk. IX. Sijbtlgejch. des N. T, %. 29. "  jesus zegent de kinderen. 203 Bethfaïda nog eenen blinden (*). Zijnen weg door Samarië willende nemen, weigerden de Samaritaanfche inwoners van zeker vlek hem te ontvangen, welke onheuschheid de Apostelen joünnes en jacobus, met vuur uit den hemel, wilden ftraffen, waarover zij door jesus berispt werden, als zuiken, die den zachtmoedigen geest van zijn Euangelie miskenden (f). Op deze reize, zond jesus lxx leerlingen bij paaren vooruit, welke alöm leerden en wonderwerken verrichtten (§). Maar de Farizeën poogden hem, door listige vragen , te verftrikken, die jesus alle, met wijsheid, tot hunne befchaming, beantwoordde. Dus verklaarde hij zich over het huwelijk en de echtfeheiding. Terwijl hij fprak , werden kinderen tot hem gebracht, om zijnen zegen te ontvangen. Jesus betoonde zich toen den waaren kindervriend; hij nam die tedere wichtjens op zijne armen, en zegende hen C**)- Aan eenen rijken jongeling, die vraagde, wat hij doen moest, om het eeuwig leven te verkrijgen? geboden hebbende, alle zijne goederen aan de armen te geven, en hem te volgen, waar op de jongeling bedroefd was heen gegaan, fprak jesus van de moeilijkheid voor rijken, om zalig te worden, en verhaalde aan zijne leerlingen de gelijkenis van de arbeiders in den wijngaard, om te leeren, dat onder velen , 'CO Mark. VIII. 22-26. (D Luk. IX. 51-56. C£) Luk. X. I-2J.. 00 Matth. XIX. Mark. X. Luk. XVUI. Bijbelsejch. des t\. T. §. 30.  204 mariü kiest het beste deel. Ien, die geroepen worden tot den dienst van God en tot zaligheid, maar weinig uitgelezenen zijn (*). Om eenen Wetgeleerden, die zich zeiven rechtvaardigde, te leeren, wie zijn naaste was, ftelde Jesus de gelijkenis voor van den barmhartigen Samaritaan , uit welke wij zien, dat alle menfehen onze naasten zijn, en dat wij alle onze medêmenfchen moeten weldoen en beminnen , ais ons zeiven Ct)- Dicht bij Jerufalem, woonde te Bethani'è een godvruchtig huisgezin, lazarus, met zijne twee zusters, marië en martha; als jesus hier zijn intrek'nam, diende hem si art ha met allen ijver, doch mariS zat fh'1 naar zijne lesfen te luisteren. Als martha zich daar over bij jesus beklaagde, zeide jesus haar, dat MARia het beste deel had uitverkozen. Zoo leerde jesus altijd, dat wij de belangen van onze ziel, als ons beste deel, boven alles behartigen moeten CD- Ook leerde jesus, hoe wij behoren tot God te bidden, en fchreef aan zijne leerlingen het volmaakte gebed voor, dat wij, doorgaands, het Onze Vader noemen; behalven nog vele andere lesfen, die hij met wijsheid leeraarde. Doch met aardfche verfchillen, tusfehen de menfehen, wilde hij zich niet inlaten, maar leerde, door de gelijkenis van den rijken dwaas, de ijdelheid der aardfche goederen ; die dwaas toch (D Matth. XIX en XX. CO 55-3?' (§) Luk. X. 38-42.  of weinig menschen zalig worden? 20S toch, die op zijn goed vertrouwde, kwam nog ■dien zelfden nacht te' nerven (*)• §. 153. Jesus geneest eene vrouw, die 18 jaaren krank geweest was. Om dezen tijd was te Jerufalem de toren van Siloam ingeftort, en had 18 menfehen verbrijzeld; in een voorgevallen oproer, had pilat u s eenige Galileërs op den Tempelberg laten nederfabelen; dit aan jesus geboodfehapt zijnde, leerde hij, dat men zulke ongelukkigen niet voor grooter zondaren moet houden, dan alle andere menfehen, en vermaande tot bekcering, met de gelijkenis van den onvruchtbarcri vijgeboom (t)- Op zekeren Sabbath genas hij eene vrouw, die 18 jaaren lang een fmartlijk toeval had gehad, en verdedigde dit zijn gedrag met gewigtige reden, tegen de befchuldiging van Sabbathfchending CD- Op de vraag, of ook weinige menfehen zouden zalig worden? vermaande hij ieder een,voor zich zeiven. daar toe werkzaam te zijn (**). En als de Farizeën hem kwanswijze voor' Her odes waarfchuw den , gaf hij te kennen, dat hij nieis van herodes te vreezen had, dewijl hij te Jerufalem fterven zou J. 154. (*) Luk. xii. 13—19. Bijbclgefch. dis N. T. §. 30.- CD xni. 1-9. c§) xm. 10-16. C*0 XIII. :z-2c CJ L-k> XIII. 31-35- \ iiibtleirchitienii itt H. T. ?. ai.  20ö tafelreden-en van jesüs. f. 154- Jesus geneest eenen TFdterzuéhtigen. — Tafelredenen van je sus. — Geijherisfen. Op eenen anderen Sabbath, bij een' Opper, ften der Farizeën te gast zijnde, genas hij eenen man, die de waterzucht" had. Nooit iiet jesus gelegenheid voorbijgaan, om -wel te doen, of om wijsheid te ieeren. Dus gaf hij, in zijne disch- of tafelredenen, ter dezer gelegenheid, vele nuttige lesfen en vermaningen, en verhaalde de gelijkenis van de genodige gasten , die, onder allerhande voorwenczels, weigerden te komen (*). Weder voortreizende, waarfchuwde hij de genen, die hem volgden, om zulks niet onbezonnen te doen, tevens de Farizeën wederleggende, die morden, omdat hij tollenaren en zondaren in zijn gevolg toeliet, herhalende de gelijkenis van het verloren fchaap, en eene andere van de verloren gulden 'er bijvoegende; ook verhaalde hij de gelijkenis van den verloren zoon, om, van de liefderijke ontferming van God jegens zondaren, een denkbeeld te geven; en tevens, van eenen onrechtvaardigen maar voorzichtiger. Rentmeester, om te leeren, dat wy, door liefdedaaden en aalmoesfen, de armen, als 't ware, tot vrienden moeten maken, en ons voor gierigheid en oneerlijkheid wachten; waartoe hij eene O Luk. x w  jesus> geneest x melaatschën. 20*? eene gelijkenis aanvoerde, van den rijken Brasfer en den armen lazarus (*)• §• i55> Jesus geneest tien Melaatfchen. — Verhaalt weder gelijkenis/en. Eens ontmoette jesus tien Melaatfchen, van welken negen Jooden, cn een een Samaritaan was. Jesus hen allen wonderdaadig genezen hebbende, was alleen de Samaritaan dankbaar voor deze weldaad, maar de Jooden waren ongevoelig en ongelovig (f). Bij gelegenheid, dat j e s u s van de komst van het godsrijk fprak, droeg hij de gelijkenis voor van den onbarmhartigen Rechter, die zich echter door de aanhoudende ffnekingen eener weduwe liet bewegen, daarmede leerende, dat wij altijd met bidden moeten aanhouden; als ook de ge. lijkenis van den Farizeer en Tollenaar, tegen zulken, die zich zeiven rechtvaardigen , en op hunne goede werken willen roemen CD- §. 156. Jesus voorzegt zijn lijden. — Geval met zaccheus. — Blinden genezen. — Gelijkenis/en. Nu Jerufalem naderende, voorzeide jesus" aan zijne leerlingen, dat hij daar gekruist' wor-' (*) Luk. XV en XVf. Bijbdeefch. des N. T. §. ja. (t) Luh XVII. 11—19. CD Lui. XVII en XVlII, Sijtielgcfch. des N. 7. §. 33.  3o8 LAZARUS O P G E W E K TV worden, maar, op den derden dag, weder opftaan zou (*). Bij deze gelegenheid verzochten hem de Zoons van zebedeus,- om eenigen voorrang in het godsrijk. Jesus voorzeide hun, dat zij, in zijn lijden, eens deelen zouden, en dat hij in zijn rijk nederigheid geboodt, en geene hoogheid duldde Cf). Dicht bij jfericho gekomen, genas jesus twee blinden, waar over hef volk den lof van God verhief; maar als jesus daar op bij den Tollenaar zaccheus, welke, om hem te zien, in een' vijgeboom geklommen was, 2ijn intrek nam, ergerde 2ich dat zelfde volk, omdat hij met zulken zondaar verkeerde. Thans verhaalde hij de gelijkenis van de tien dienstknechten, aan welke ieder zekere fommen gegeven werden , om daarmede, geduurende de afwezendheid van hunnen heer, winst te doen, waar. mede hij den pligt zijner dienstknechten en belijderen aanwees, om elk van zijne vermogens een naarftig en behoorlijk gebruik te maken (§). §. 157. Opwekking van lazarus. Kort voor dat zijn lijden een aanvang nam, verrichtte jesus een heerlijk wonder, toen hij zijnen vriend laz arus, die nu reeds vier dagen in het graf gelegen had, van de doo- den (*-) 'tlaUJiiXX. Marf-.X. Za*. XVIII. CD Mttth. XX. HLrü. %. C§) Luk. XIX. Bijóelgifclt. itcs A'. T. §. 34-  jesus op de maaltijd gezalfd. ZOQ den opwekte. Door dit wonder, nam het aantal der genen, die in hem geloofden, toe, maar de Joodfche Raad werd 'er tevens door aangèfpoord, om ftrcngcr maatregelen tegen jesus te beramen, en, op voorflcl van den Hoogenpriester kajafas, tot zijnen dood te befluiten. Weshalven jesus nu niet meer vrij onder hen verkeerde, maar voor eenigen tijd, na de ftad Efraïm, omtrent drie uuren gaans van Jerufalem, week C). f. 158. Jesus of de maaltijd te Bethanië gezalfd. — Judas verraadt zijnen meester. — Jesus doet zijne intrede in Jerufalem, en zuivert andermaal den Tempel. Volgends dit beduit, gaf de Raad bevel, dat elk, die wist, waar jesus zich onthield, ' zulks te kennen zou geven. Zes dagen voor het Paaschfeest, bevond jesus zich te Bethanië, alwaar MARia, lazarus zuster, hem zalfde, met kostbaren balfem, waar op judas Iskariöth berispingen maakte, alsof men het geld, dat deze balfem waard was, beter aan de armen zou hebben gegeven, maar jesus verdedigde het gedrag der vrouw nadrukiijk, hetwelk judas zoo euvel opnam, dat bij, van nu aan, bedoot, om jesus te verraaden, en deswegens een beding maakte met de Jooden voor 30 Zilverlingen. Den (D foS»n. XI. Bi/Mgffehiedenis des N. T. §- 3l«  2io jesus intrede in jerusaeem. Den volgenden dag, deed jesus, gezeten:l op het veulen eener Ezelin, eene plegtige intrede in Jerufalem, onder eenen verba;zenden toevloed des volks, begevende zich raa den Tempel, welken hij andermaal zuiverde , van de koopers en verkopers en geldwisfelaren, zonder dat de Raad,die nog dien zelfden avond vergaderde, iet tegen hem'durfde ondernemen, vnt vreeze voor riet voik. Als jesus des avonds de ftad uitging, zag hij een'' vijgeboom, die vol in bladen ftond, doch, als jesus geene vrucht op dezen boom vond, fprak hij 'er een' vloek over lilt, en 'sanderen daags zagen'de leerlingen, dat de boom verdord" was. Een zinneprent van het Joodfche volk, hetwelk de uitwendige belijdenis van den waaren Godsdienst bezat, maar geene vruchten van geloof en deugd voortbracht, en daarom eerlang ftond uitgeroeid te worden (*)! §■ 159- Gefprekken van jesus in den Tempel.- — Zijn affcheid van het Joodfche . Volk — en merkwaardige voorzegging. Als jesus, gelijk hij, in deze laatfte dagen van zijn leven, gewoon was, 'over dag weder in den Tempel kwam, lieten hem de Joodfche Overigheden' vragen : op wiens last hij predikte en werkte? Jesus vraagde hen,op zijne beurt, op wiens gezag joünnes gedoopt had, die van hem getuigenis had gegeven ? en droeg hun de g°- CD 'Mattk XXI. Mark. XI. Luk. XIX. BijUlgefek. its N. T. S. s<5.  ea-Jiij zeide tot kaei;.-tooiit mij eenen penning!: Xuc.XX.v?^.   laatste gesprekken in den tbmpel. 2IÏ gelijkenis voor van den ongehoorzamen zoon, die toch', naderhand, zijns vaders hevel deed; ook de gelijkenis van de wijngaardeniers, die zelfs den zoon van hunnen Heer doodden, om , indien mogelijk, zelve meesters te blijven van den wijngaard. Nog verhaalde hij aan het volk de gelijkenis van de koninglijke bruiloft, met > i elite : iel God» jk, de verwerping derjoodcii j ai de aam eittiné der Heidenen , afichilderde. la bepi 11 de Jooden jesus, door " . : igen, die Bij hem voorftelden, te verwrikken. Zij zonden de Herodidnen, of lieden ! em af, die hem vraagden: of hei fd W , den Keizer fchatting te | », en? [est h lasue, dat men hem eenen : zo i toonen ; men deed het. ens beeld die penning vertoonde? Des Keizers; antwoordde mai. Toen zeide I si > d< n Keizer, wat des Keizers, -en Gode, wat Gods is! Jesus, nog eenige vragen der Sadduce'én en .Farizeën beantwoord hebbende, vraagde nu .aan hen: hoe david den messüs, die zijn zoon was, zijnen Heer kon noemen ? en als zij hem die vraag niet konden beantwoorden, durfden zij hem ook van hunnen kant niet meer vragen. Jesus, juist over de fchatkist zittende, in den Tempel, zag, hoe eene arme weduwe daar .een oortjen in wierp, en prees haar, omdat zij, wezenlijk, meer gegeven had dan de rij— ■ ken, te weten, alles wat zij bezat; . . -Op dezen tijd begeerden eenige Griekfché O 2 JO0-  212 jesus v o o ft z e g g i n g. Jooden hem te zien. Dit deed jesus denken aan de bekeering der Heidenen, maar tevens aan het ongeloof der Jooden. Zuchtend fmeekte hij tot God, dat die zijnen naam wilde verheerlijken , en nu werd onvoorziens eene ftem, als een donderllag, gehoord: ,, lk heb'hem vcr„ heerlijkt,en ik zal hem , andermaal, heerlijk ,, maken?" En nu eindigde jesus zijn leer'a'ar-anibt, met eene korte herhaaling zijner leer, en het uitfpreken van een wee over de hardnekkige Jooden , en met hun de verwoesting' van Stad en Tempel aan te kondigen. Dit alles belloot hij, met eene merkwaardige voorzegging, van den ondergang van Jenifalem en de voleinding der wereld, terwijl hij elk tot waakzaamheid en ijver in de deugd vermaande, door de gelijkenis van het lot van eenen ondeugenden dienstknecht, van vijf wijze en vijf dwaaze maagden, en van dienstknechten , aan welke geldfommen aanbevolen waren , om daar mede winst te doen, en wier heer, bij züne wederkomst, de vlijtigen beloonde, maar den tragen en werkelozen ftrafte. Eindelijk, fprak hij van zijne komst tot het hatde algemeene oordeel, wanneer hij, j e s u s, als de Richter van allen, een iegelijk vergelden zal, naar het geen door hem bedreven is, het zij ooed of kwaad (*)•• 5. 160. (D Matth. XXI-XXV. Sfark. XI-XIII. Luk. XX. Jodhli. XII. 36-50. Bi}belgejehiedenis des N. T. §. 37.  HEEHE,miel-a]UbBen mijne vo eten, ma er ook de Banden ai het haait . Joan. xni :v?g.   het h. avondmaal ingesteld. 2T$ $. ióo. Jesus lijden, dood en begr avenisfe. Twee dagen voor het Paaschfeest gaf jesus aan zijne leerlingen te kennen , dat hij, op dat Feest, fferven zou. Het Feest zelve, het welk op donderdag kwam, vierde hij te Jerufalem , met zijne XII. Leerlingen. Bij deze gelegenheid, gaf hij hun een voorbeeld van nederigheid, doordien hij hun den dienst bewees, van zelve hunne voeten te wasfchen. Wanneer hij bij petrus kwam, wilde deze zulks niet toelaten, vóór dat jesus hem verzekerd had, dat hij, dit niet toelatende, dart. ook geen deel aan hem had, waar op petrus niet alleen de voeten, maar ook de handen, en het hoofd, ter wasfching aanbood. Over tafel ontdekte jesus ook aan zijne leerlingen, dat één- hunner hem verraaden zou, en wees aan j o a n n e s dezen verrader aan in den perfoon van judas , wien hij eene bete, die hij in den fchotel gedoopt had , toereikte, waarna de Satan judas geheel overmeesterde, zoodat hij opftond, en zich naa de Joodfche Overigheid begaf, om zijn verraad uit te voeren. Bij deze Paaschmaaltijd Helde jesus ook het Heilig Avondmaal of Nachtmaal in, hetwelk de Christenen, tot zijne gedachtenis, als een liefdemaal, heilig, gelovig en eerbiedig, vieren moeten. De maaltijd gedaan zijnde, en den lofzang gezongen hebbende, ftond jesus op, en ging met zijne Apostelen buiten de ftad, hebbende hun voorzegd, dat zij, dien nacht, allen aan O 3 hem  114 jesus wordt gevangen'. hem geërgerd zouden worden, en dat petrus hem driemaal zou verloochenen, vóór dat de haan zou kraajen. Dus kwam jesus in zekeren hof Getlifemanè, aan den Olijfberg, in welken hof hij zich. drie van zijne leerlingen met zich nemende , afzonderde tot het gebed, biddende, dat deze lijdensbeker hem fpoedig mogt voorbij gaan, doch zich aan den wil van zijnen hcmelfcheri Vader onderwerpende; hier leed hij den zwaarften zielsangst', in welken hij, Hechts eenige oogenblikken, de vertroosting van eenen Engel mogt genieten, terwijl het bloedig zweet hem door zielsbenaauwdheid uitbrak. , Dezen ftrijd doorgeftaan hebbende, keerde hij weder tot zijne leerlingen te rug, die hij opwekte, terwijl, op dat oogenblik, de Verrader judas met eene gewapende bende den hof intrad, en zijnen Meester met eenen kus verraadde. Jesus, na getoond te hebben, magtig zijn, om, met éen woord fprekens, deze ganu'che bende te kunnen bedwingen , terwijl petrus, daar door aangemoedigd, eenen dienstknecht van den Hoogenpriester, met het zwaard, een gedeelte van het oor afhieuw, gaf zich vrijwillig aan hun over, genas den gewonden dienstknecht, en liet zich gebonden wegvoeren , wordende van alle zijne leerlingen veriaten, op welke het anders niet min dan op hem gemunt was, gelijkbleek, aan eenen jongeling, dien de foldaten wilden grijpen, en die het, ter naauwer nood, met achterlating van gijn Hyk of mantel, ontkwam, tiii . Men  petrus verloochent jesus. 215 Men bracht jesus, eerst tot annas, en van daar naa kajafas, aan wiens huis de Raad vergaderd was, terwijl petrus, van verre volgende, mede tot in den voorhof, of het binnenplein, ging. Voor dezen Raad werd jesus te recht gefield, valschlijk bcfchuldigd, en als hij, door den Hoogenpriester bezworen zijnde, beleed, de m e s s i a s en Zoon van God te zijn , als een godslasteraar, ter dood veroordeeld, befpot en mishandeld. Intusfchen verloochende petrus, gelijk j esus hem voorzegd had, zijnen Meester tot driemaaien , zelfs onder vervloekingen, dat hij hem niet kende. Doch, als hij nu den haan hoorde kraajen, en jesus hem daar op aanzag, had de Apostel berouw, maakte zich van daar, en weende bitterlijk. In den morgenflond bevestigde de Joodfche Raad , weder bijeengekomen zijnde, het uitgefproken doodvonnis van jesus, en geleidde hem,naa denRomeinfchenStadhouder pontius p-ilatus, terwijl judas, te laat berouw hebbende, zich zeiven, uit wanhoop, ombracht. Pilatus was dra van jesus onfchuld overtuigd, als ook herodes, aan wien hij hem verzonden had, maar die hem weder aan pilatus te rug zond; te vergeefs echter deed pilatus pogingen, om jesus te ontflaan , het opgeruide volk riep om zijn dood, en hij was genoodzaakt, j e s u s ter kruifiging over te geven. Dus werd jesus, zijn kruis dragende, buiten de ftad, naa de plaats Golgotha, uitgevoerd,en daar, vrijdags 'smorgens ten 9 uuren, tusfchen O 4 twee  2IÖ jesus wordt gekruist. twee moordenaren gekruist, biddende, onder de wreedfte mishandelingen, nog voor zijne beulen en moordenaren, en onder al zijn lijden gelaten blijvende. Om twaalf uuren had eene duisternis plaats, die, ten drie uuren, wanneer jesus, zich aan zijnen Hemelfchen Vader aanbevelende, den geest gaf, van eene zwaare aardbeving gevolgd werd, waardoor rotzen fcheurden, cn graven geopend werden, uit welke vele Jigchamèn van Heiligen werden opgewekt, ook fcheurde het voorhangfel in den Tempel, van boven tot beneden. Opdat de gekruiften niet, geduurende den aanftaanden Sabbath, aan het kruis zouden blijven hangen, verzochten de Jooden aan pilatus, dat hun de beenen gebroken, en zij gedood zouden' worden, gelijk aan de twee moordenaren gefchiedde, doch, dewijl jesus reeds dood was, werden hem de beenen niet gebroken, maar één der krijgsknechten bracht hem een* ftcek toe in de zijde , die het hart wondde, waar uit bloed en water liep. Vervolgends verzocht josef van -drimathea, een Raadsheer en vriend van jesus, aan pilatus verlof, om jesus te begraven, hetwelk hij, nog vóór den Sabbath, dat is, voor vrijdag avond, geholpen door nikodemus, verrichtte, in een nieuw graf, dat in «ene fteenrots was uitgehouwen. Na den Sabbath , zaturdag '%avonds, verzochten en verkregen de Jooden van pilatus, eene wacht foldaten, die zij bij het graf plaatflen, om te beletten, dat jesus lijk door  jesus staat op uit de dooden. 217 door zijne leerlingen niet weggenomen zou worden (*). Dus is jesus overgeleverd en geftorven, om onze zonden, gelijk hij, op den derden dag, weder opgewekt is, tot onze rechtvaardig, making. j. 161. Jesus Opftanding en Hemelvaart. Op den volgenden zondag, met het aanlichten van den dag, is jesus weder levend verrezen. Onder eene zwaare aardbeving, daalde een Engel neder, die den fieen voor den grafkelder wegwentelde, en voor wien de wacht, verfchrikt, de vlucht nam. Eenige vrouwen, jesus vriendinnen, die na het graf kwamen, om hem te balfemen, vonden hetzelve ledig, en zagen de Engelen, die haar bericht gaven, van jesus opftanding. Eéne van deze vrouwen, mariü magdalena. was, op het zien, dat de fteen weggerold was, terug gelopen, en had daar van kennis gegeven aan petrus en j o a n n e s , die, hier op aan liet graf gekomen, dat ledig vonden, maar de grafdoeken van jesus ordenlijk famengelegd, zoodat joünnes nu geloofde, dat j es u s was opgeftaan. Toen deze w'eder heen gegaan waren, kwam MARia aan het graf, alwaar zij Engelen zag , maar ook, vervoigends, jesus zeiven, die zich dus (*) Matth. XXVI. XXVII. Mark. XIV. XV. Luk. XXIII. Joiimi. XIX. liijbelaefclt. des A'. T. §, 33. O 5  ,21$ jesus openeaart zich levende. dus het eerst aan haar openbaarde; maar ook aan de andere vrouwen, terwijl zij op weg waren, om hetgeen de Engelen haar gezegd hadden, aan de Apostelen te boodfchappen. Thans liep petrus,voor de tweede keer r.a het graf, doch zag nu niet meer, dan hij de eerfte keer gezien had, en keerde, verwonderd, weder naa huis. Hij fchijnt echter, voor de derde keer, grafwaards gegaan te zijn, en toen jesus ontmoet te hebben (*). Inmiddels kwamen de foldaten aan den Raad boodfchappen, wat 'er bij het graf gebeurd was, en de Raad kocht hen met geld om, ten einde zij zouden uitflroojen, dat jesus leerlingen zijn lijk geflolen hadden, terwijl de wacht Hiep. Intusfchen openbaarde jesus zich verder aan twee van zijne leerlingen, die van Jerufalem naa Emmaus wandelden; en des avonds van dien zelfden zondag, aan zijne Apostelen en andere vrienden, die bij malkanderen waren. In deze bijéénkomst was thomas, één der Apostelen, niet tegenwoordig; als de overigen dan hem verhaalden, dat zij jesus gezien en met hem gefproken hadden, kon hij dit niet geloven, maar verklaarde, dat, eer hij het geloven zoude, hij jesus wonden in zijne handen, voeten, en zijde, zou moeten zien en betasten. Acht dagen daar na , den volgenden zondag , was het gezelfchap weder bij één, en nu was ook thomas bij hen. Jesus weder zich , O £**, XXIV: 34. i Koriitth. XV. 5.  brengt UWI liauit(eiiftecktJCp iix mijne zijitc. Joau.XX.v?^/.   jesus vaart ten hemel. 219» zich aan hun openbarende, gebood thomas, in 't bijzonder, zijne wonden te befchouwen , te. betasten, en te geloven. En nu geloofde thomas, in jesus, zijnen Heer cn God eerbiedigende. Door deze ongeloovigheid der Apostelen is hun getuigenis voor ons te zekerer en ontwijfelbarer. Nog heeft jesus zich in Galileë meermalen aan zijne leerlingen levende geopenbaard; onder anderen aan den Apostel jakobus (*), eens aan fomihige leerlingen, die bezig waren met visfehen, en welke, door je sus toegeroepen , om het net aan de rechte zijde van het vaartuig te werpen, eene ongelooflijke menigte visch vongen; in deze bijéénkomst gaf jesus aan.petrus de verzekering van herftelling in zijne gunst, en voorzeide hem, dat hij ééns den marteldood voor hem en zijne zaak zou lijden. Nog ééns openbaarde jesus zich aan meer dan 500 broederen te gelijk (f). Dus verkeerde hij, 40 dagen lang, met zijne leerlingen, die nu volkomen verzekerd waren, dat hij leefde. Eindelijk, met hun weder na Jerufalem gekeerd, leidde hij hen, op den Veertigflen dag na zijne opftanding, buiten die ftad, en werd, daar zij het zagen, op den olijfberg, opgenomen in den hemel, dus we•derkecrende tot zijnen Vader , m het rijk der heerlijkheid, terwijl twee hemelfche Boden hun verzekerden, dat deze jesus eens zoo zal wederkeeren , gelijk zij hem naa den hemel hadden zien heenen vaaren. Laat ' C) 1 Kor. XV. CD i Kor. XV.  220 jesus aanhangers en vrienden. Laat ons, in dezen jesus, den Zoon van God, den Middelaar tusfchen God en menfehen, gelovig erkennen, en belijden, dat hij alle onze liefde, eere en lof, waardig is (*)• TWEEDE AFDEELING. Gefchiedenis van jesus Aanhangeren , tot het jaar 58 na jesus geboorte. J. 162. Algemeen bericht van jesus Aanhangeren. Jesus had, nog bij zijn leven, XII Apostelen en 70 leerlingen of discipelen verkozen, die hij uitzond, om te leerenden te prediken, behalven dezen had hij nog vele vrienden en vriendinnen; deze aanhangers van jesus noemden zich eerst leerlingen , gelovigen, heiligen, broeders, maar zijn daarna, gemeenlijk, Christenen genoemd. Van fomnuge Apostelen en eerfte aanhangers van jesus, zijn die boeken en brieven gefchre1. en, die onze heilige boeken des Nieuwen Testaments uitmaken; vijf gefchiedkundige boeken, te weten, vier Luangelién, dat is, verhalen van jesus leer, leven en dood, gefchreven door mattheus, markus, lukas en j o Sn nes, en nog een tweede boek van l u- 1 (*) Matth. XXVIII. Mark. XVI. Uk. XXI7. Jeann. XX en XXI. Uijbclgefch. éts N. T. J. 39.  de apostelen ontvangen den h. geest. 221 lüKAS, de Handelingen der Apostelen genoemd. Verders hebben wij veertien brieven van den Apostel p au lus, aan bijzondere gemeenten en perfonen; cn zeven brieven van andere Apostelen , die men Algemeene Brieven noemt, één van den Apostel jakobus, den kleinen bijgenaamd, twee van petrus, drie van joünnes, en nog één' van judas, welken men wel moet onderfcheiden van judas, den Vcrraader van jesus. Eindelijk, hebben wij nog één Profeetisch Boek, de Openbaring, behelzende gezichten , die aan den Apostel joaNNES, op het eiland Pathmos, geopenbaard zijn, aangaande de toekomende gebeurenisfen der wereld en der Christen Kerk (*)• $. 163. Ma tt hi as tot Apostel verkozen. — Nederdaling van den Heiligen Geest. — Eerfte Christen gemeente te Jerufalem. Terftond na de Hemelvaart van jesus , werd het twaalftal der Apostelen weder voltallig gemaakt, door de verkiezing van matthias, bij het lot (t). Tien dagen, na deze Hemelvaart, op het Pinkfterfeest, daalde de Heilige Geest, volgends jesus belofte, onder hoor-en zichtbare tekenen, op de Apostelen neder, door welke wondergebeurenis en de overtuigende redenvoering van petrus,te' dier gelegenheid, een getal van 3.,ooo C) Bipjelgefchiedenis des N. T. §. 49Cf) lianicl. I. 12—26.  222 petrus geneest een' kreupelen. 3,000 perfonen de belijdenis van jesus omhelsden, en in zijnen naam gedoopt werden. Deze was de grondlegging der Christen Kerk, en der gemeente te Jerufalem, welke, door hare liefderijke eensgezindheid, en broederlijk gedrag, heeft uitgemunt, en een voorbeeld voor de Christenen van alle eeuwen heeft opgeleverd (*)• j. 164- Een kreupel man , door petrus genezen. — Eerfte verhoor der Apostelen voor de Overheid. Op den zelfden dag, des namiddags, genazen de Apostelen petrus en joSnnes in den Tempel een' kreupel man, die van de geboorte af lam was geweest. Dit wonder, en de redenen der Apostelen, haalden toen weder 5,00c menfehen tot het geloof over, maar, de Apostelen werden hier op in hechtenis genomen, en voor den Joodfchen Raad verhoord, die hun verbood, met prediken in den naam van j esus voort te gaan. Waar op de Apostel petrus jesus vrijmoedig voor den Raad beleed, en tevens verklaarde, dat zij God meer zouden gehoorzamen'dan den menfehen. Echter ontfloeg hen de Raad, dewijl het gebeurde wonderwerk niet geloochend kon worden Cf). J. i6a% CD Handel. II. Bijbelgefchiedenis des iV. T. §. 41. CD Handel. III. Bijbelgefeh. des IV. T. S- 42-  STRAFFE VAN ANANIitS EN SAPFIRA. 223 J. 165. Uitbreiding der Gemeente. — Straf van ANANias. — Wonderen, door de Apostelen verricht. — Tweede gerichtelijk verhoor der Apostelen. De gemeente te Jerufalem nam daagïïjks toe in getal van leden, weike, als broeders, alles voor malkanderen overhadden, en zelfs hunne goederen verkochten, ten dienst der armen. Evenwel kwam fchielijk geveinsdheid en huichelarij influipen. Zekere ANANias insgelijks een' akker verkocht hebbende, bracht, met medeweten van zijne vrouw sapfira, flechts een gedeelte van het geld bij de Apostelen, om die te bedriegen. Petrus beftrafte hem daar over, en terftond viel ANANias, en vervolgends ook zijne vrouw sapfira, dood neder. Deze ontzettende gebeurenis gaf aan de Apostelen groot gezag, en diende, om de gemeente tegen bedrog en huichelarij te biwaren. De Apostelen vervolgden , ondertusfehen, hunne prediking met ijver, en bevestigden dezelve met vele en groote wonderen, zoodat men de zieken op ftraat nederlegde , opdat petrus fchaduw hen hechts befchaduwen mogt. De Hoogenpriester kajafas deed wel andermaal de Apostelen gevangen nemen, maar zij wérden 's nachts door eenen Engel uit de gevangenis verlost, en gingen voort, in den Tempel te prediken. Weder voor den Raad geroepen bleven zü vriimoedi-g hun geloof belijden, en in.  224 ZEVEN DJAKONEN AANGESTELD. indien niet gamalicl tusfchen beiden was gekomen, zou de Raad hen ter dood gebracht hebben. Thans werden zij gegeesfeid en hun geboden, niet meer in jesus naam te prediken. Doch zij bleven itandvastig met iecren en onderwijzen voortgaan (*). J. 166. -Aanftellixg van 7 Diakonen. — Stefanus, de eerfte bloedgetuigen. — Eerfte vervolging der Gemeente. Alzoo 'er om dezen tijd eenig vermoeden ontftond, als of de weduwen van zulke Christenen , die uit de Hellenisten, dat is, Grieksfprekende Jooden , en uit Jodengenoten, Christenen waren geworden, niet op denzelfden voet uit de algemeene armenkas bezorgd werden, als de weduwen van Christenen uit de Hebreeuwfche Jooden , werden 'er, op den voorllag der Apostelen, 7 Diakonen, of bedienaars, verkozen, die de bezorging der armen op zich namen. Eén van dezen, stefanus, beijverde zich zeer, met het uitbreiden van de leer van jesus. Eenige Jooden hier over tegen hem een oproer verwekt hebbende, werd hij voor den grooten Raad gefieept, en als een lasteraar van moses wet en den Tempel befchuldigd. Hier verdedigde zich de waardige man nadruklijk, en in eene geestverrukking zag hij jesus in züne heer- (*) llanitl. V. Bybelgefchitdemt des N. T. $. 43.  stefanus gesteënigd, 225 heerlijkheid. Maar, als hij dit te kennen gaf, viel men met woede op hem aan , cn hem buiten de ftad gefloept hebbende, werd hij dood gcftecnigd, en was dus de eerfte, die als Martelaar de leere van jesus met zijn bloed verzegelde. Nu ontftond 'er eene hevige vervolging tegen de Christenen van Jerufalem} in welke bijzonder zekere saulus, naderhand paulus , uitmuntte, die eene menigte mannen en vrouwen in'de gevangenis wierp (*)• §. 167. Filippus fticht eene gemeente te Samafia — doopt eenen Staatsdienaarvan de Koningin van Ethiopië. Door deze vervolging werden de leden der gemeente, door hét geheele land , verftroojd. Onder anderen kwam filippus, één der 7 Diakönen te Samarië, alwaar hij het Euangelie predikte, en vele menfehen bekeerde; onder anderen nam zekere simon, een bedrieger, cn tooveraar, de leere van jesus aan, maar als de twee Apostelen petrus en joünnes, daar gekomen, de gaven des .Heiligen Geestes aan de nieuwbekeerden mededeelden, wilde deze siMon dit vermogen voor geld van hun kopen, waarover petrus hem, allernadruklijkst, beftrafte. Ver- CD Hond, VI—VIII. I-s- nijbelgefchiedtnis des N. T. $• 44- P  226 sa u lus wordt bekeerd. Vcrvolgcnds ontving filippus door een* Engel bevel, om zich op den weg tusfehen Jerufalem cn Gaza te begeven. Hier ontmoette hij eenen Staatsdienaar van c and ace , Koningin van Ethiopië, die pp. zijn rijtuig in den Profeet jesaia las. Filippus fprak hem aan, en de Hoveling verzocht zijn 'onderwijs-, het welk zoo veel invloed op den Hoveling had, dat hij in jesus geloofde, en door filippus gedoopt werd (*)• §. 16 8. Bekeer ing van s a u l u s of? a u l u s. Saulus ging ondertusfehen met zijne vervolging voort, zelfs begaf hij zich naa Damaskus op reize, om de Christenen, die daar waren , gevangen naa Jerufalem te nemen. Maar onder weg Vcrfcheen hem een hemelschlicht, en j e s us zelve verfcheen hem, hem verzekerende, dat hij hem, jesus, zelvcn vervolgde,maar dat het hem hard zou vallen.de verlenen tegen den prikkel te (laan ; op , j e s u s bevel begaf s a ulus, die door het groot licht blind was, zich naa de ftad DamaskUs, alwaar hij door anaNias, eenen belijder van jesus, die daartoe, in een gezicht, bevel ontvangen had, werd gedoopt, waar op hij wederziende werd, saulus verreisde vervolgends naa Arabië, en na driejaren te Damaskus wedergekeerd zijnde, predikte hij jesus, als den Mes ft as, maar als de CO Hand. Vilt 4-40. Eijie'gefckiedenis des N. T. §• 45-  En iiij doopte hem . Hand .VXIIvf 38.   petrus VERRICHT WONDEREN. 237 de Jooden hem wilden dooden, werd hij, in eene mande, door de belijders van jesus over den muur gelaten, dus het gevaar naa Jerufalem ontvluchtende. Te Jerufalem met petrus en jakobus gefproken hebbende, ontving hij weder eene verfchijning van jesus, waar in hem de last werd opgedragen, om het Euangelie onder de Heidenen te verkondigen, waarna hij* voor eenigen tijd naa Tarfus, zijne geboorteplaats, keerde C*> §. 160. Petrus geneest je n e a s te Lydda. — Wekt te Joppe tabitiia uit de dooden op. — Bekeering van kornelius. Na de bekeering van s au lus of paülus, hield de eerfte vervolging tegen de Christenen Voor eenJ tijd op. Petrus, welke thans eene reize deed , om de gemeenten te bezoeken, genas te' Lydda eenen /ENEas, die acht jaren eene geraaktheid had gehad; en te Joppe wekte hij eene weduwe , tabitha of dor ca s, die overleden was, cn van alle Christen weduwen betreurd werd, uit den dood weder op. Op zekeren middag, om twaalf uuren, zag petrus iet, dat naar een linnen laken geleek, waarop allerleiè' dieren waren, nederdalen, en hem werd bevolen daar van , zonder onderfcheid van rein of onrein, te eten. Petrus verftond eerst de bedoeling van dit gezicht niet. Maar (*) Hand. IX. XXII. XXVI. E'Jtelgefch. des Ni T.$.^6. P 2  2:8 kornelius wordt gedoopt, Maar op dat oogenblik kwamen 'er drie mannen , die gezonden waren van kornelius, een' hopman te Cefarea, om hem te verzoeken , bij denzelven te komen. Deze man was -een Heiden , maar die God vreesde. Hij had, toen hij zijn gebed deed, de verfchijning van een' Engel, die hem gebood , petrus bij zieh te ontbieden. Petrus, bij hem gekomen, gaf hem onderwijs in de leere van jesus , en thans ontving kornelius en de zijnen de gaven van den Heiligen Geest. Toen verftond petrus, wat het gezicht, dat hij gezien had, beduidde, te weten, dat God geen onderfcheid tusfchen onderfcheiden volken maakt, maar dat al wie hem eerbiedigt, hem aangenaam is ; waarom hij ook kornelius en zijn huisgezin en vrienden doopte, en als belijders van jesus aannam en erkende (*). §. 170. De belijders van jesus worden Christenen genaamd. — A g a b u s voorzegt eenen hongersnood. Ondertusfchen vermenigvuldigden de belijders van jesus, door het geheele Joodfche land en in Syrië. Thans kwam ook paulus van Tdrfus te -dntiochië, de hoofdftad van Syrië, alwaar de belijders van jesus, voor het eerst, Christenen genoemd werden. Hier voorzeide , de CD Hand. IX. 31 -XI. 18. Bljielgefchied. des N. T. $' 47-  jakobus onthoofd. 229 de Profeet agabus eenen aanftaandcn hongersnood , welke ook , onder den Keizer klau d i u s , heeft plaats gehad. De Christenen te Antiöchië brachten daarom aalmoesfen bij een , ter onderfteuning van de Christenen te jerufalem , welke door paulus cn barnabas derwaards werden overgebracht (*)• §. 171. Nieuwe vervolging der Christenen.— Jakobus onthoofd. — Petrus in de gevangenis. — Dood van herodes a g r 1 p p a. Om dezen tijd begon her odes agrippa, de eerfte of oudfte , kleinzoon van her odes den grooten , de Christenen , bijzonder de Apostelen, te vervolgen. Jakobus, zoon van zebed eus, hebbende laten onthoofden, zette hij ook petrus gevangen ; doch, op het crnftig gebed der Christenen, werd deze Apostel door een' Engel, uit de gevangenis verlost, begevende hij zich , vervolgends , in veiligheid na Ctefarea. Niet lang bleef de ftraf van den Dwingeland en Vervolger achter: herodes, kort daarna, eene openbare aanfpraak aan het volk doende, werd door het zelve gevleid, als ware hij meer dan mensch. Doch, op dien zelfden ftond, 'floeg hem een Engel van God, en hem trof eene Godlijke ftraf. Eene walglijke kwaal overviel CO Hand. XI. 19 - 3°. Bijbelgcfch. des N. T. §. 40. P 3  230 dood van herodes agrippa. viel hem, zoo dat de wormen hem levend verteerden , en aan deze kwaal ftierf hij, weinige dagen daarna. En de Christenen hadden nu weder rust. Uit het voorbeeld van dezen Wreedaart, keren wij, dat God de zaak der deugd handhaaft, en dat, wie zich tegen God en de deugdzame Godsdienftige aanbidders van jesus vijandig gedraagt, vroeg of laat zijne ftraffe niet ontgaan zal C). $. 172. Reize van paulus door -Aftë. — Gebeurenisfen op deze Reize. Paulus, die beftemd was, om de Apostel der Heidenen te wezen, en die zoo veel voor den dienst van jesus heeft verricht en geleden (f), ondernam, verzeld van barnabas, en hebbende joannes markus, als bedienden , bij zich, van -dntiöchië, de hoofdftad van Syrië, eene reize, om het EuSngelie in de laridfchappen van Klein - Afië te. verkondigen. Op het Eiland Cyprus aangeland zijnde, werden deze Apostelen in de ftad Pafos, bij den Romeinfchen Landvoogd sergius paulus ontboden, die hunne leere met lust aanhoorde. Maar zekere Jood, bar jesus, ook eiïmas;, of de Toveraar, genoemd, een bedrieger, deze leere wederfprekende en zelfs lasterende, handhaafde paulus de eere van jesus, en kondigde den bedrieger eene blindheid aan, waardoor CO Hand. XII. Bijbelsifch, dn N T. §. 49« " (f) 2 Kor, XI. 24—2.9/  Tn^H»» _" ~ En rontom oaende locil hij, die [hem] me; c hana moelta leiden . ; v' 1   reizen van paulus. 23* door hij, voor een' tijd, de zon niet zou.kunnon aanfehouwen. Op het oogenblik werd ook alics donker voor zijne oogen, zoodat hij;rondtastte, en geleid moest worden. LV Landvoogd omhelsde hier op de leere van het Euang-elie , en deed belijdenis van het geloof m iE'TeS'per §■ 175. Verdere reize van paulus door Griekenland. — Zijne redenvoering in den Areöpagus, te Atheenen. Te Thesfalonica gekomen , predikte paulus het Êuangelie, volgends gewoonte eerst aan de Jooden, maar daarna ook aan de Heidenen , waarom de Jooden ook hier een oproer verwekten, het welk de Apostelen noodzaakte, deze ftad te verlaten, en zich na Bereën te begeven. Alhoewel de Jooden te Bereën edeler gezind waren, nogthans waren paulus en zijne reisgenoten ook hier nfet veilig, dewijl de Jooden van Thesfalonica hen ook hier volgden; zij namen dan den weg naa Atheenen. Hier zag paulus de afgoderij, welke in deze ftad heerschte, met aandoening, en fprak daar over, op de openbare markt, zelfs met de Wijsgeeren , die hem voor den Raad op den Areöpagus, of Heuvel van mars, brachten, en als eenen verkondiger van nieuwe Goden befchuldigden. Hier verdedigde paulus zich met zoo veel nadruk, aantoonende, dat hij dien waaren God predikte, dien de Atheniënzen als den (*) Hand. XV. cn XVI. KijMgefch. des N. T. §. 52.  236 paulus te ko ri n t hen. den onbekenden God echter dienen wilden, en jesus den VerJosfer der Wereld , dat hij niet aileen vrijgefproken werd, maar dat velen , en onder dezen dionysius, die een Lid van dezen Raad was, het geloof in jesus omhelsden. Van Athieenen reisde paulus naa Korinthen (■*). §. 176, Paulus te Korinthen— te Efeze — te Jerufalem. — Zijne wederkomst te Antiöchië. Te Korinthen nam paulus zijn' intrek bij eenen godvruchtigen Jood aquilas, en deszelfs huisvrouw priscilla, bij welke hij zijn onderhoud won, door het maken van tenten of tapijten! Hier leerde en'prcdikte paulus, ook fchreef hij hier zijne Brieven aan die van Thesfalonica, cn aan de Christenen in Galatië. De Jooden waren ongelovig en.lasterden paulus, die zich tot de Heidenen wendde, en een jaar cn drie maanden te Korinthen vertoefde , en eene aanzienlijke gemeente ftichtte, terwijl de Jooden hem vruchteloos bij den Stadhouder ga ll 1 o befchuldlgden, welke zich met vcrfchillen over den Godsdienst niet wilde bemoejen. Eindelijk vertrok paulus van Korinthen te fcheep naa Syrië;onderweg deed hij Efeze aan, alwaar hij zich echter thans niet ophield, maar naa Jerufalem voortreisde , van waar hij naa Antiöchië, de hoofdftad van Syrië, terugkeerde (f). 5- 177. Hand. XVII. Eijbelgefdi. des N. T. $. 53. ;D Bsi*. XVIII. Bfyelgefch. des N. T. §. 54.  derde reize van paulus. 237 §i 177. Nieuwe reize van paulus, door udfië. — Paulus leere en wonderen te Efeze. — Oproer , daar tegen hem verwekt, Eenigen tijd daarna hervatte Paulus zijné reizen, en bezocht nu de landfchappen van Galatiè'n , Frygiën en andere , en de gemeenten in dezelven. Te Efeze bevond zich thansapollos, een welfprekend man , die door aquilas en priscilla onderwezen, de leere van jesus verkondigde, en van daar na Kerinthe» gereisd, hetgeen paulus daar begonnen had, verder voortzette. Paulus te Efeze gekomen i en daar eenige leerlingen van joünnes inde kennis van j e s u s onderwezen hebbende, predikte in die ftad het Euangeiie onder verbazende wonderen, waardoor velen tot het geloof gebracht werden. Als zekere zeven zoons van eenen Joodfchen Priester se eva ook ondernemen wilden, eenen boozen geest te bezweren bij dien jesus, dien paulus predikte, viel de bezeten man hen met zoo véél woede aan, dat zij genoodzaakt waren, ten huize uit te vluchten. Zoodanige gevallen bekrachtigden het gezag van paulus, men werd zoo overtuigd van de ijdelheid van het Bijgeloof, dat men de'boe. ken, daar van handelende, openlijk verbrandde, ter waarde van meer dan 11,000 gulden. Twee en een halfjaren genoot paulus te Efeze ongeftoorde vrijheid, om te prediken, maar na verloop van dien tijd, maakte zekere de-  23$ paulus wekt eutychus 0P7 demetrius, een zilverfmid t die kleine zilveren Tempeltjens van de Godin Dia na maakte en verkocht, maar wiens kunstltukken geene kopers meer vonden, toen het Bijgeloof verminderde, een oproer, het welk echter nog gelukkig, door den Stadsfchrijver, bedaard werd; alhoewel het vertrek van paulus daardoor verhaast werd (_*), §. 178, Paulus reist door Macedonië naa Griekenland. — Zijne wederkomst in AM. — Hij wekt te Troüs eutychus uit de dooden op. — Agabus voorzegt zijne gevangenis. — Zijne komst te Jerufalem. Paulus ham zijnen weg over Trods, naa Macedonië en Griekenland. Het oogmerk dezer reize was voornaamlijk, de gemeenten der' Christenen te vertroosten , en eene liefdegifte in te zamelen , voor de gemeente van Jerufalem , cn in Juded. Hier in gelukkig gefJaagd zijnde, keerde paulus naa uiftë weder. Als paulus te Trods, op eenen zondag, op welken dag men toen reeds plegtig begon bij een te komen , tot middernacht fprak , alzoo hij des anderen daags verder wilde reizen , viel een jongeling , eutychus genaamd, uit het venflcr der bovenkamer, op de derde ver- die- (*) Hand XIX. Bijh-lgefch. des N. T. §. 55.  paulus komt te jerusalem. 23$ dieping van het huis , alwaar hij in flaap gevallen was , cn werd voor dood opgenomen; maar paulus naa beneden gegaan zijnde, wekte den jongeling weder op , tot groote blijdfchap der Christenen, en den volgenden dag ging de. Apostel op reize. Paulus Efeze voorbij gevaren zijnde, alzoo hij fpoed maakte naa Jerufalem , ontbood te Milete de oudften of opzieners der aanzienlijke o-emeente van Efeze bij zich, van welken hij een aandoenlijk affcheid nam. — Vervolgends naaTyrus voortgevaren , en daar aan land gegaan, werd de Apostel gewaarfchuwd voor de treurige gevolgen zijner reize naa Jerufalem; te Ctefa* rea werden hem door den Profeet agabus banden en gevangenis voorzegd , doch tegen alles bemoedigd, zette hijne reize voort,-verklarende , bereid te zijn , om zelfs te flerven voor de goede zaak van den Godsdienst. Dus kwam paulus te Jerufalem aan , alwaar hij, met gulhartige blijdfehap, door de Christenen, ontvangen werd (*). §. 179. Oproer der Jooden tegen p au lus* — Paul u s gevangen naa Cxhveagevoerd, en voor felix te recht gefield. Op raad van den Apostel jakobus en anderen, nam paulus, ten einde den laster te wederleggen , als of hij een verachter van moses wet CO Hand. XX en XXI. ByMgeJih. des N. T. §. 56".  E4<3 OPROER TEGEN PAULUS. wet ware, de kosten op zich eener gelofte, welke vier lieden onder hun gedaan haddén. In den Tempel gegaan, om hier van aan de Priesters kennis te geven , ontfiond 'er tegen hem een oploop, dewijl men hem befchuldigde, dat hij Heidenen in den Tempel had gebracht. Men zou, in dezen oploop, paulus om het leven hebben gebracht, indien niet de Romeinfche Overfte l y s i a' s toegefchoten was, en hem gered had. Deze liet aan faulus toe, hét volk aan te fpreken , maar als de woede der Jooden grooter en grooter werd, gebood hij, men zou hem geesfelen , opdat hij mogt te weten komen, wat 'er van de zaak ware. Doch , als p a ulus zich op zijn Romeinsch burgerrecht beriep, was de Overfte verlegen, en befloot, den Apostel voor den Joodfchen Raad te brengen, opdat die hem onderzocht. Naauwlijks begon paulus zich voor dezen Raad te verantwoorden, of de Hoogenpriester ANANias gebood, hem op den mond'te Haan. Paulus, hier over verontwaardigd, te meer, omdat hij niet voor zijnen bevoegden Richter ftond, beftrafte den Hoogenpriester vrij fcherp : daarover aangefproken , verfchoonde hij zich, met te verzekeren, dat hij den Hoogenpriester niet gekend had, tegen wien hij anders, met meer eerbieds,, gefproken zou hebben. Paulus nu, met fpreken vervolgende,wist, door te verklaren , dat hij een Farizeër zijnde, over de hoop op de opftanding der dooden te recht gcftcld werd , den Raad, die uit Fa-  pAULUS VOOS. t E t 1 3tt 241 Farizeën en Sadduceën beftond, zoodanig te verdoelen, dat de Romeinfche Overfte paulus, door de foldaten, weder naa de hoofdwacht moest doen geleiden. Dien zelfden nacht werd paulus, in een. o-ezicht, door jesus zeiven bemoedigd, met de verzekering, dat hij ook te Rome van jesus getuigen zou. Intusfchen maakten omtrent 40 Jooden eene famenzweering, om paulus te vermoorden; waarom de Overfte lysiSs, dit ontdekt zijnde, den Apostel onder een goed geleide ruiters naa Cafarea zond, tot den Landvoogd felix. Hier verfcheenen ook de hoofden der Jooden, paulus, als eenen ontheiliger van den Tempel, befchuldigende. Doch paulus verdedigde zich zoo nadruklijk en overtuigend, dat dc befchuldigcrs befchaamd ftonden, fchoon felix, om den Jooden geen ongenoegen te geven, hem in gijzeling hield,dochzoo, datzijne vrienden den vrijen toegang tot hem hadden Felix was getrouwd met eene Joodfche Princes drusilla, dochter van den Koning a g r 1 p p a I. Deze was^ begerig, paulus te hooren fpreken. Doch, als de Apostel van de deugden van rechtvaardigheid en kuifehe matigheid met ernst fprak, werd f e li x zoo ontroerd, dat hij het gefprek afbrak, en paulus wegzond , die ondertusfehen nog fteeds gevangen bleef, tot dat festus, als Landvoogd, aan felix opvolgde (*> jgo O Betitel, XXII-XXIV. Bijbels, T' §• 57- Q ,  242 paulus v e r li n t w o o r d i ~ g. S. 180. Paulus beroept zich op den Keizer . — Zijne verantwoording voor r e stus en den Koning agrippa. In het begin der Landvoogdij van festüs, werd paulus voor denzelven op nieuw door de Jooden befchuidigd , maar bewees tevens zijne onfchuid zoo duidelijk, dat hij had behooren ontflagen te worden, indien de Landvoogd de Jooden niet te zeer ontzien had. Deze deed zelfs aan paulus hetvoorftel, om zijn sedinonaa Jerufalem over te brengen, weshalven paulus, dit marren moede, op grond van zijn recht als Romeinsch burger, zich op den Keizer, thans ne k o, beriep, om onmidlijk voor deszeifs richterfioel geoordeeld te worden. Ondertusfchen kwam, na verloop van eenige dagen, de Joodfche Koning agrippa de li, zoon van agrippa I. met zijne zuster bermce of beremce, om den Landvoogd te verwelkomen. Deze begecrig zijnde, om iet meer van paulus te weten, werd de Apostel, door den Landvoogd, voor hun gebracht; bij wcike gelegenheid, hij, vrijheid van fpreken verkregen hebbende, eene zoo treffende verantwoording hield, dat agrippa zich deze zoo merkwaardige woorden liet ontvallen : „ Gij beweegt mij bijna een Christen te worden!" Ja de gehee.e Staatsraad was overtuigd van 'smans onfchuid, cn men oordeelde, dat hij - had  paulus wordt naa ro.me gevoerd. 243 had kunnen ontflagcn worden, indien hij zich niet op den Keizer beroepen had (*)• §. 181. Paulus, met andere gevangenen, naa Rome gevoerd. — Lijdt fchipbreuk op het Eiland Melite. — Zijne aankomst te Rome. Eindelijk werd, paulus , dewijl hij zich op den Keizer beroepen had , met andere gevangenen , onder het geleide van zekeren Hopman julius, te fcheep naa Rome opgezonden. De reize was niet voorfpoedig. Men had veel te worftelen, met ftilte en tegenwind, waar door de tijd verliep , en het Herfstgetijde vast naderde, waarom paulus raadde, men zou in Goerée, eene haven op het Eiland Kreta, waar men binnengelopen was , overwinteren. Als deze raad niet gevolgd werd, en men weder het anker geligt had, om bezuiden het Eiland Kreta te ftevenen, werd het fchip van een' zwaaren aanhoudenden florm overvallen, waar door zij, verfcheiden etmalen, in de Adnatifche zee, op genade van wind en golven, gefhngerd werden , niets dan de dood voor oogeil ziende. Alleen paulus, wien een Engel van God, des nachts, verzekering had gegeven , dat hij te Rome voor den Keizer zou gefield worden, boezemde zijnen reisgenoten moed in, hun deze openbaring bekend makende, en dus CD Beïidti. xsv.-xxvi. nmeig'fch. ,, weent veel meer over u zeiven, en over uwé „ kinderen. Want, zie, de tijd komt, wan,, neer men zeggen zal: Gelukkig zijn de on- vruchtbaren! Gelukkig die vrouwen , die nooit i, kinderen ter wereld gebracht j noch gezoogd j, hebben ! Dan zal men tot de bergen roepen: •„ valt op ons! cn tot de heuvelen : bedekt ons!" (*) Van dien tijd afzijn de Jooden door de geheele wereld verftrooid; maar evenwel altijd eenafzoni der- CO Luk. XXIII: 28-30.'  BESLUlTi deriijfc volk gebleven, dat zich met geene andere volken vermengd heeft. Vruchteloos hebben zij, onder Keizer ju li Sn os, den Afvalligen, ondernomen , den Tempel te herbouwen, trouwens, volgends jesus uitfpraak (*), „ Jerufalem „ zal in de magt der Heidenen, en vreemde „ volken, wezen, en van hen, als met voeten , „ vertrapt worden, zoolang tot dat de tijden, „ die over de Heidenen beftemd zijn, zullen ,, verlopen wezen .'" Echter heeft dit volk de Godlijke beloften, dat zy, jesus erkennende, in Hem gelooven zullen, dan zal dit volk de zaligheid , door den MEssias verworven, deelachtig, in hun land wederkeeren, hunne ftad herbouwen, en hun vaderland bewoonen (f). Dat elk, wie hij zij, jong of oud, die de Gefchiedemsfen des Bijbels Jeest,de handelwijze der Godlijke Voorzienigheid opmerke, welks de lotgevallen der volken en der menfehen, met wijsheid, goedheid, en rechtvaardigheid, zoo beituurt, dat dezelve altijd het oogmerk van God bereiken! Dat elk God eerbiedige, zich van de ondeugd wachte, en deugdzaam en godzalig leve! Op deze wijze zouden de menfehen zich tot de toekomst van jesus voorbereiden, die nog leeft en heerscht, om Jooden en Ons zalig te maken! (♦) l 6 k. xxi: 24. Ct) K»m. xi. Jer. xxxi: 31 — 40. Zach xiv io, 11. Hijbdgefch. T. $. 64. ■  BERICHT voor den BINDER; PI. I. De uitdrijving van Hagar, tegefl over . . Bladz. 24. — II. Abraham offert Ifaak . 26. —. III. Mofes bij den Braambosch . 52. «~ IV. Nadab en Abihu geftraft . 64. , V. Het verbond van Jofua . 76* VI. Het kind Samuël tot 'Eli gebracht 90. — VII. Toveresfe te Endor . 104. — VIIÏ. Achabs verootmoediging . 130. — IX. Jona's Wonderboom . j54- — X. Jeremia' uit den Kuil gehaald . 142. —> XI. Esther bij Ahafueros . 156". XII. Daniels gebed . . 162. »— XIII. De Wijzen uit het Oosten . 178. — XIV. Jefus gedoopt . 182. ■— XV. De Samaritaanfche vrouw . 186. — XLV. De Voetzalving van Jefus . 198. — XVII. Jefus verheerlijking op den Berg aco. — XVIII. Vertoning van den Schatting¬ penning • « 210.' pi. xix.  %b XIX. Do Voetwasfehing van Petrus, BI. 212, XX. Jefus toont Thomas zijne wonden 218. — XXI. Filippus doopt dén Kamerling 226. *- XXII. Elymas met blindheid geftraft 230, XXIir. De Stokwaarder valt Paulus te voet . ■ 234. *- XXIV. De Adder aan de band van PauIus * ? 244.  13y den Drukker dezes , zyn onder anderen , van denzelven Autheur ook nog te bekoomen: I. De byisel verdeedigd, 8 deelen. II. Aardrijkskundige Befchrijving des Bijbels , 6 deelen. UI. Bijbel - Gefchiedenis, 2 deelen, met platen. IV. De Bybel vertaald, met Aanmerkingen voor Ongeleerden, 20 deelen. V. Toeftand der Nederlandfche Natie , pp 't einde der achttiende Eeuw.