No lob Han ï van Dalen Heem ^cjrujtxb ne^tio^7tpTmne-y»lTc . CnjKjuiA. ■nuUa-mtacajKv e-Sc oj^iTTKijd^ OuïCcapttvliTw .v^s* ..... /•%    J. J. BJÖRNST AHL S R E I Z E. DERDE DEEL»   J. J. BJÖRNSTAHLS M M J Z JE door EUROPA' E N H E T OOSTEN, DERDE DEEL, bevattende' SAVOYE, ZWITSERLAND, DUITSCHLANü, HOLLAND en ENGELLAND. Te U T R E C H T, Bij G. van den BRINK, Jansz- e n Te AMSTERDAM, Bij de WED. van ES VELD en HOLTROP9 MDCCLXXXII. V   V O O R B E R I G T. n het voorleden jaar kwamen twee nieuwe ftukje» van des Heren BjÖrnstShls brieven, in het Hoogduitsch, te voorfchijn. Het ééne behelsde 'c vervolg der uitgegeven twee deelen, in tien Brieven, den eerlten gefchreven te Chambery, in Savoje, den a. September, 1773., grootendeels het koningrijk Sardinië betreffende; de overigen in Zwitserland, van den 7. Sepcember tot den 17. Oftober deszelfden jaars. Dezen zullen wij in het Neerduitsch aan het begin des derden deels ftellen. Hei andere {tukje bevatte zes brieven, gefchreven te Pera en te Konftantinopel, van den 17. Januarij, 1777., tot den 17. Junij, 1770. De tweede raakte alleen Zweden, en behelsde, volgens het opfchrifc: „ Patriottifche vreugden en wen* „ fchen over het tegenwoordig geluk van Zweden, j, Vergelijking m.sfen Zvvedens drie Gustaven, ender- * »  iv VOORBERIGT. ' „ zeiver groote ftaatsdknaren. Den lof van Lars An* „ derfon, eerftcn ftaatsdienaar van Gustaaf Wafa (uit „ L'Advocats Biclionnalre hiftorique portatif, Amft. „ 1767. Tom F. p. 63.) Beschrijving eenes eeren„ pennings voor den rijksraad Graaf Karei Scheffer. „ Opwekking ter voordzetting van de verzamelingen tot „ de latere Zweedfche gefchiedenis, bij één gebragt „ door den Heer Gjörwell. Hartelijke wenfehen en „ vrolijke hoop ter verbetering der opvoedings - geftig- „ ten in Zweden, onder Guftaaf den III:" en dus niets, waar bij wij groot belang hebben , of dat in deze reisbrieven zeer te pas kwam: weshalven wij oordeelden, voor 'slezers genoegen en nut te zorgen, met denzelven,ao. bladzijden druks beflaande, uittelaten. De vijf overigen geven wij nu. De titel in het Hoogduitsch is: „ J. J. B. Oosterfche Brieven, eer- „ fte Huk." Dan, daar wij den algemeenen titel wmheizè door Europa en het Oosten, verkozen hebben, konden wij dezelven noch bij 't derde deel voegen, noch er het vierde mede beginnen , niet wetende, hoe veel deelen van Europifche reisbrieven nog te volgen •ftaan. Hierom geven wij dezelven, bij voorraad, afzon-  VOORBERIGT. v derljk, zullende naderhand eenen anderen titel daar voor leveren. Uit het voorberigt des Hoogduitfchen overzetters bij dit flukje zien wij, dat de Heer Gjörwell, om der algemeene nieuwsgierigheid te voldoen, deze Oosterfche brieven, te gelijk met de Europifchen, van tijd tot tijd, in het Zweedsch, zal uitgeven, en datze dus ook in het Iloogduitscb zullen uitkomen. DeLeipziger Mis-Catologus kondigde ook reeds van beide foorten een vervolg aan: doch wat voorbarig, dewijl het nog niet afgedrukt was. Verder berigt de Hoogduiifche Vertaler, dat de koning van Zweden, in het jaar 1778,den Heer Bjürnflahl een bevelfchrifr gezonden had, om, in twee jaar, zijne reis van Konlfontinopel naar Paleftina, Syrië, Tripoli, Tunis, Algiers, Macokko, en Spanje te voltrekkea: datdcnzelvcndelIeerMAT- thias Norberg, Leeraar te Upfal, die zig reeds een' tijd lang te Londen, Oxfort, en Parijs opgehouden bad, en wien men uit het Aanhangfel agtcr deze brieven nader kan leeren kennen, ten reisgezel toegevoegd was. Dat de Heer Björnflahl, voor eenige maanden, door den Koning tot Hoogleeraar der Oosterfche Talen op de Akademie te Lund was aangefteld: —• * n  vin VOORBERIGT. hei (tukje;, dat wij thans uitgeven, als met het vervolg des tweeden deels, begint de Hoogduitfche uitgever eene nieuwe telling van eerften, tweeden, derden Brief: makende nu de uitgegeven twee eertte deelen, in hetHoogduitsch, de-eerde verzameling: derzelver vervolg, de tweede:'en, eindelijk, de Oosterfche Brieven, de derde Verzameling. Voor den vijfden brief des Aanhangfels zal, des verzekeren wij ons, de geleerde Lezer ook den Meer scueidius en ons bedanken. IN-  I N H O U D DER BRIEVEN van het DERDE DEEL. Brief XLVIL Btrlgtenvan Sardinië.— Onkunde, woestheid enmorsfigezéden der inwoners.- Fan Cagliari.— Oudheden in Sardinië. — Volksmènigte in Italië. — Over het karakter der Italiaanen ^voornaamiijk over hunne wraakzugt. — Regt der heilige vrijplaatzen. — Berg Cenis. — Fan Kmnibals togt over de Alpen. — Verfcheiden tongvallen in het Italiaansch. — Verdere merkwaardigheden van den berg Cenis. — Van den graave Pento.— vaneent kaart van de Alpen ten tijde der Romeinen, bi. i. Brief XLVI/L Berigten van Savoije. — Van St. Jean de Maurienne en andere plaatzen in Savoije. - Kroppen der Savoijaarden en Wallislanders. — Lévenswijze der Savoijaarden. — Van de Waldenzen. — Over de verdraagzaamheid. — Savooifche taal. Chamberi. — Aix en oudheden aldaar. bl. 2.7. Brief XLIX Berigten van Geneve. — Uiterlijk aan. zien van deze ft ad. — Agteloosheid in den Godsdienst aldaar. — Neiging jder Geneeffche godgeleerden tot de Ariaanfche grondflellingen Verkeerde uitlegging van den naam Prótra te Gerieve. — Ordening der Geneeffche geestlijken. — Goisdienftigt gebruiken. — Univerfiteit te Geneve- Van den heer d REIZB  K Ë 12 È DOOR EUROPA EN HET OOSTEN. ZEVENENVEERTIGSTE BRIEF. Berigten ven Sardinië. — Onkunde, woestheid en morsfige iéden der inwoners. — Van Cagliari. — Oud. heden in Sardinië. — Volksménigte in Italië. — Over het karakter der Italiaanèn , voornaatnlijk over hunne -vraakzugt. — Regt der heilige vrijplaatzen. — Berg Cenis. — Van Hannibals togt over de Alpen. — Verfcheiden tongvallen in het Italidansch. — Verdere merkwaardigheden van den berg Cenls. — Aanmerkingen over de Italiaan fche taal. — Van den graave Pento. — Van eene kaart van de Alpen ten tijde der Romeinen. Chamhery, den aden September, 1773* V , V oor dat ik over de Alpen reize , en ttalie, dien ouden zetel der Muzen, verlaate , moet ik iets van een land zeggen, dat wel een koningrijk en zeer nabij heteerfte gelégca is, doch tévens van den Italiaanfchen fmaak ia v^tebfehappen , kunsten en befchaafde levenswijze, zeer verre afwijkt. Het is aartig, twee zulke tégen eïka'iïLuider ftrijdende dingen zo digt bij elkander , en naast III. Deel. a  2 REIZE DOÖR EUROPA Italië een groot eiland te zien , dat in vergelijking van liet overige befchaafd Europa nog bij de drie of vier eeuwen terug is. Die gaern zien wilde, boe de waereld er uitzag, eer de menfehen nog waereld hadden , met één woord, toen alles nog in eene fcbuldelöoze onkunde, die wij anders gewoon zijn, woestheid te noemen, bedolven lag, die reize daar heen ; daar heen, zeg ik ; want in het land zelf kan niemand reizen ; gemeene wégen zijn cr tot héden in het geheel nog niet, en nog nooit heeft iemand daar gereisd. Het is ti bekend, welk onder de rijken in Europa het bloeijendst is : laat u nu ook voor heteerilemaal zeggen, welk onder- allen het onkundigst, en in allen opzigte het onbefchaafdst is: het is iet zonderlings , dat beiden eilanden zijn ik fpreek toch van Grootbnttanjen en Sardinië. Dat tégengeltelde din¬ gen naast elkander des te fterker aflléken , word hier wéderom bevestigd. Men heeft een oud fpreekwoord , dat bij de Italiaanen nog zeer in gebruik is: Tutti infolari cattivi; ma I Sicilidni pesfimi [alle eilanders zijn liegt: maar de Siciliérs de flegtften]; men zou er kunnen bijvoegen : ƒ Sardi barbarisfimi [ de Sardiniërs de barbaarften , (woestlten) ]; doch de uitdrukking barbaar neem ik hier voor niets anders , dan'voor ongeleerd , onbefchaafd, onkundig en eenvoudig , want boosaartig en wreed zijn zij niet. Voor alle dingen moet ik eene groote uitzondering maken wégens een ander nabijgelégen eiland, datzig zelf genoeg uitzondert; Korfika, dat voor zijne vrijheid zó darper ftrijd , toont , dat noch luiheid noch derzelver voedlterdogters de onbefchaafdheid en woestheid zigdaar genesteld hebben; een eiland, dat penen paoli en andere groote mannen voordgebragt heeft ; nog meer, waar  EN HET OOSTEN. s men dergelijke mannen weet te waardéren ; de natuur heeft ze ook door eene zeeéngte van elkander afgefcheidcn. De Korzen, die ik ontmoet heb , flrekten hun vaderland tot eere ; thans fpreek ik van Sardinië. De uni-verüteit , die te Cagiiari geltigt is , heeft nog niet zeer veel licht over het eiland tarnden verfpreiden ; maar de inwoners beginnen mi évenwei een weinig omgang aantenémen, zédert dat uit het bloeijend Piëmont en Turin eene blij rende bezetting aldaar word gehouden 3 doch voor omtrent 20 jaaren is hunne lévenswijze nogzobuersch geweest , dat ik 111 het eerst de belachlijke vertellingen, die men mij daar van deed , nauwlijks wilde geloven; maar, toen ik het naderhand van verfcheiden kanten , zo wel van officiers als van anderen , hoorde bevestigen, leed de zaak verder geen twijfel. Zij léven hier in zulk eene gelukkige onkunde, dat zij zig volltrekt met geenerfeande foort van kundigheden het hoofd breken ; zij wéten met , of er , buiten hun gelukkig eiland Sardinië, een ander land is; zij hebben wel gehoord , dat hun koning in Turin woont , maar in welk land dat ligt, dat gaat hun begrip te boven. Een officier uit eene aanzienlijke familie, in Keulen, ilond als gevader over een kind; de priester zou zijnen naam en de plaats zijner geboorte in het kerkboek aantékenen; Keulen wilde hij niet zetten, want dat was hem te hoog geleerd, hij fchreef derhalven alleenlijk: dl queglas partes, dat was zo veel, als uit het gewest der waereld, welk wij onbekende landen noemen. Zij noemen alle vreemdlingen di queglas partes , want hunne taal is nog een gebroken Spaansch, fchoon de koning bevél gegéven heeft, dat het Italiaansch in defchoolen zou geleerd worden. Een van hunne geleerds leeraars A 2  «4 REIZE DOOR EUROPA vraagde denzelfden officier, of de koning van Sardinië ook eene bezetting in Keulen had ? Bij de aanzienlijke lieden , voornaamlijk op het land, vind men geenc troelen, de adelijke mevrouwen zitten dikwijls op den grond, gelijk de Arabië-rs : zij zijn ongemeen morsfig en onzindelijk : zij kunnen dikwijls een zéker fpringend infekfc uit den boezem halen , en het op het eerst altaar het best, op de fnuifdoos , en dergelijken , haarer wraake opofferen , en dat niet zelden in tegenwoordigheid van haatte minnaars. Hunne keuken is zeer morsfig : het fpk komt met allerhande foort van vleesch op tafel, danltroopt men de Hukken er af in korven , en zo eet men ; de lijfknegts hebben wel pragtige livrcijen, die ftijf van goud zijn , maar daarbij gaan zij met neergetrapte fchoenen, zonder kousfen, zonder das of iet om den hals , met handen, die nog nooit gewasfehen zijn ; ja , wat erger is, in hunne ongekamde en verwarde hairen krielt het van--De kamerjuffers gaan fchier naakt, of zijiuen minsr ten met gefcheurde lappen gekleed ; en évenwei belet zulks- niet , dat de voornaame dames dezelven naar de bevélhebbende officiers zenden, om ze bene venutos [welkom] te groeten, üalanterijziekten némen zeer de overhand; eene mevrouw zal,onbewimpeld,zeggen : „mijn „ man is te Montpellier, om zig te laten genézen , en „ als hij wéér komt, moet ik er heen reizen:" zo weinig heeft het-fchoon geflagt op dit eiland léren veiirien. liet volk is in'het bijgeloof gedompeld : als men , bij voorbeeld , bij geval tégen een kind zegt dat het een zeer aarSg kind is , dan gaan zij aaufronds en fpuwen op het kind , om de betovering aftewenden. Ik i'ehaam mij , hier te zeggen , hee zij de vailende ziekte genéi  EN HET OOSTEN. 5 zen, hoe zij den eetlust van zwangere vrouwen voldoen , genoeg, dat het meer dan walglijk is. Hun land is niet zeer bebouwd , nogthans is alles goedkoop ; in Cagliari zelf kost een pond vleesch maar éénen ftuiver : op het land koopt men drie pond voor twee ftuivcrs. Hunnen rijkdom rékenen zij naar de wijze der aartsvaders en andere zwervende herders in Arabic , naar zo en zo veel duizend fchaapen, geiten en koeijen; hun koop gefchied ook door ruiling , jo lot 20 fchaapen geeft men voor één paerd. Geld is hier zeer raar, en juist daarüni alles zo goed koop. De inwoners zijn lui, arm en hovaardig: zij agten zig te goed , buiten hun eiland dienst te némen, doch worden zeer gaern bij de officiers van de bezetting genodigd; zij verwonderen zig dan over de zindelijkheid en orde, die zij in derzelver huizen zien. Voor het overige ontdekt men in hunnen inborst list en wraakzugt. Het ganfche eiland zal omtrent 365000 menfehen bevatten , waar van er in Cagliari 22000 zijn. De koning trekt uit Sardinië jaarlijks 250000 Piemontéfche livres , be'nalven de zouttollen en zékere koningüjke domeinen ; deze liircs doen meer dan de Franfchen, de geheele lom zal omtrent 2500b dukaaten uitmaken. De Had betaalt haar zout niet, maar heeft het voor niet, het word bij voeders in de ftad gebragt, en men neemt daarvan zo veel men wil, nogthans is het getal der voeders jaarlijks bepaald, wijl men de gewoonlijke benodiging weet. lk meen, dat dit berigt een merkwaardig bijvoegzel tot de gefchiednis van hetmenschlijk verttand maakt. Een land te zien, dat zo nabij ItaVï ligt, waar kunsten en wétenfehappen wonen en gewoond hebben, waar veldhecren, rédenaars, wijsgeeren, A 3  f REIZE DOOR EUROPA dichters en kunstenaars zo gelukkig om best geijverd hebben, wie zijnen geest ter eere van de rjaeqscblijke natuur het hoogst zou verheffen; ik zeg, dat land, dat liet naast aan Italië is , ja, dat daar toe behoort, een geheel koningrijk in de duisterheid bedekt te zien , daar nogthans het licht der wétenfehappen door alle dikke wolken tot in onze koude noorderlanden doorgedrongen , ja door den donkcrlten zeenévcl heengebroken en over groote oceaanen bij de tegenvoeters gekomen is, zo dat men reeds verhandelingen ecner akadcmie der wétenfehappen van PhUadelphia heeft: dit alles tteekt zeer zonderling en ongemeen af. Sardinië is évenwei te voren in dien ftaat niet geweest; ik geloof juist niet, dat de heilig ignatius hier in eene Had Nora geboren , en daarom , gelijk veelen gezegd hebben , noranus genoemd is, veeleer ben ik van gedagte, dat men hem naar het Syrisck wégens zijn driftig karakter en zijnen ijver voor het Christendom zogenoemd heeft, en dat de naam niets anders dan eene overzetting van ignatius geweest is ; maar uit de oude gefchiednis kan men nogthans bewijzen, dat de Sardiniërs een merkwaardig volk geweest zijn. Men vind er nog ontelbaare gedenktékens, den oudheidonderzoekeren en aardrijksbefchrijveren geheel onbekend; want niemand heeft hier gereisd, en niemand kan hier reizen, wijl, gelijk reeds gezegd is, hier geen gemeene wégen zijn. Nogthans hebben veiTchciden officiers, die weetgierig waren en fmaak in wétenfehappen hadden, foldaaten médegenomen , en onderzoekingen gedaan. De kapitein boriïlli , ridder van de St. Mauriisorden , heeft, boven anderen, merkwaardige ontdekkingen gedaan. Men vind er eene mé-  EN HET OOSTEN. 7 irlgtë van tempels , torens , gaanderijen," en andere ge" bouwen , van ongelooflijk groote fleenen opgeregt, met wenteltrappen erin; in dezelven vind men bijlen, fchaaren, lanzen e. z. v. , alles van koper; maar men heeft tot nog toe geen opfchrift gevonden , waaruit men cenig licht over den tijd en de natie kon verfpreiden. Men vind wel over de 700 zulke torens tusfchen de bergen verfpreid. De inwoners noemen deze torens noragues, maar de tempels altari, zij zijn fubdiales, of van boven open. Het is merkwaardig , dat deze torens of tempels allen naar het oosten en westen in de nagtëveningen , of naar de middaglijn en de vier waereldgewesten , gelijk de piramieden 'mEgipte ,gcrigt, en, gelijk dezen , van verbazend groote en lange fteenen gebouwd zijn. Men ziet er ook veelc andere torens, die kegelvormig gebouwd zijn. Naar mijn gedagt zijn deze gebouwen en oudheden van de Karthagcrs , of, dat hetzelfde is , van de Phocniciërs, en dus door een zonderling toeval meer Phcenicifche gedenktekens op dit eiland alleen bewaard gebléven , dan er voor het overige in de ganfche waereld zijn. Pausanias, moDORus en anderen verhalen ons , dat de Karthagcrs Sardinië bewoond hebben. Veelligt bekomen wij van den heer boreu.i eens eene vollédige gefchiednis en befchrii'ving van Sardinië: ik heb dezen bekwaamen en heufchen officier aangefpoord , om der geleerde waereld zulk een gefchenk te doen. Hij verftaat zo wel Latijn als Grieksch, en kan dus de oudfle {lukken van Europa lézen (1). (1) Sardinië is zéden door eenige laater gefehiedkundige werken over dit eiland een weinig meer bekend geworden. De A4  8- REIZE DOOR EUROPA Maar het is tijd, dat ik Itajiê, na een verblijf vsn omtrent drie jaarcn, verhaatc, nogthans doe ik het, gelijk natuurlijke historie der viervoetige dieren op Sardinië heeft een ongenoemd fchnjvcr befchréven onder den titel: / Qiiadmpedi di Sardcgna. Safari 1775. , in 8 ° . Hier vind men inzonderheid omfïandige berigten van de muffcldieren [eene foort van fteenbokken], welken aan Sardinië eigen zijn [en aanAVv $ka. Zie eoswell Relation de Visie de Corfe, Ch. I. p. 21.] en tot de herk au wenden behoren. Schadelijke en gevaarlijke dieren heeft Sardinië bijna in het geheel niet, geen beiren,wolven,, marters, bunzings, mollen, zelfs zijn rotten en muizen er zeldzaam. Dezelfde fchrijver heeft verders in denzelfden trant de vogels befchréven: Git Uccelli di Sardcgna, Sasfari 1776. 8°. De heer gmielu, hoogleeraar te Safari, heeft, in 1776, te Turin, laten drukken : Rifwrimcnto dclla Sardcgna propono, een werk, waarin hij het verval van den landbouw op dat eiland aantoont, en middelen tot dcszelfs verbétering aan de hand geeft. In de laatfte jaaren is inzonderheid degefehiednisvaniW/«ffbeoefend. De abt cambiagi, een jong geleerde ,fchrijver dergèfchiednis yan Korfika, fehrijft dezelve onder den titel : Istoria del Regno di Sardcgna , waarvan het eerde deel van de oudfte tijden af tot op het jaar 1257. te Florenzc, in 8, uitgekomen is. De heer gazani , ftaatsfekretaris wégens de zaaken van het rijk van Sardinië, heeft nog eene omftandiger en nauwkeuriger gefchiednis van dit land uitgegeven. La Slona della Sardegna, fcritta daP Avocato MICHELE antonio gazano, Scgretario di Statoper gli af art dello ftesfo regno. Cagliari 1777,111 twee deelen in 4 ° , Het eerfte gaat tot den oorlog, die tusfchen de Fifaners en de Gcnueezen , in de 13de eeuw, gevoerd werd;  EN HET OOSTEN. 9 gij ziet, met groot ieedwézen. Ik zal mij nog kortlijk met de volksménigte van dit land ophouden. Dezelve is grooter, dan men gemeenlijk gelooft. Italië is zonder légenfpraak, ondanks de menigvuldige kloosters en geestlijken, naar dvenrédigheid (terkcr bevolkt dan Frankrijk. Men rékent, met tamelijke zékerheid, in Italië 13 of 14 millioenen menfchen. Napels bevat namelijk 4millioencn, de kerklijke ftaat 1, Toskane 1, Milaan, Mantua en Modena 1, Venetië 3, de koning van Sardinië nevens Panna, Lucca en Genua hebben ten minden 3 millioenen. Is dat niet veel voor zulk een fmal land, dat zulke groote en uitgeftrekte gebergten bevat, dat door zo veele verfchillende heeren en op alle plaatzen niet al te wél geregeerd word? Landbouw, koophandel, fcheepvaart, kunsten en wétenfehappen worden op alle piaatzen niet aangemoedigd en voordgezet, zo als het wél behoorde. De bijzonder lévendige geest der Italiiianen dringt door all' de grootfee hinderpaalen heen; zij zijn meer tot fraaije kunsten en wétenfehappen dan tot harden arbeid gefchikt. Hunne gemoedsneiging word door vcclen berispt; maar het tweede tot op de onderwerping van het eiland aan het huis van Saroye, in 1720. Van de drukkerijen op Sardinië vind men berigten in het werk, dat de heer vernazza, in 1778, te Cagliari heeft uitgegeven over de boekdrukkerijen in de flaaten des konings van Sardinië zédert de uitvinding dezer kunst. [I\len voege hier bij defcriptiongcographique, historique & politique du Royaume de Sardaigne , en f. akt. tel. mattueii Sardinia facrajeude Episcopis Sardis. Prxcedit ejmdem auft. dufertato de Sardinia, Roma 1758. fol. O mm. des Scav. ,760. Juin ,p, 118,)] A 5  io R.EIZE DOOR. EUROPA ik zal rlcrzelver getal niet vermeerderen. Eertijds klaagde men over hunne ieverzugt, thans wéderom over de cicïsheen. Zij, die zo zeer over hunne wraakzugt fchreeuwen, hebben bezwaarlijk de oorzaak daarvan ingezien , welke in de wetten ligt. De grootfte misdader vind in elke kerk deuk eens, hoe groot derzelver getal is, en boe digt zij, in Italië, bij elkander ftaan eene zékere vrijplaats voor zijne misdaad: daaruit ontflaat, voor eerst, eene gemaklijkheid, om ze te begaan, en, dan, de noodzaaklijkheid, om ze aan anderen zelf te ftraffen en zig te wréken, om, op die wijze, de onltrafbaarheid en de befcherming des misdaders in eene kerk voortekomen , alwaar men hem zonder veele en langdurende regtsmiddelen niet kan vatten. Zomwijlen zijn die vrijheden zo groot, dat nauwlijks een misdader van gekwetfte majefieit van het altaar mag weggenomen worden. Het is een gruwel, menfchen te zien, die oogenbliklijk hunne handen met het bloed hunner broeders bevlekt hebben, en, om vrij en ongeftraft te blijven, zig niet ontzien, om nog daarenboven gods huis daarméde te verontreinigen. Ik zag een' booswigt te Turin, die des zondags, op bet middaguur, juist als wij uit de kerk kwamen, zijne eigen vrouw, midden op de ftraat, met een mes, bet gewoon moordgeweer in Italië, doorhak, en aanftonds, ongehinderd, in de naaste kerk vlugtte, daar zijne, van bloed nog rokende, handen om wraak riepen; de wagt kwam en omringde de kerk, maar zij mogt er niet ingaan, om den moordenaar te vatten, die naderhand door de monniken aldaar verborgen werd. Ik fprak met de officiers; zij vonden mijne verwondering over zulke kerkwetten, die regtftreeks tégen het vernuft cn de openbaare zékerheid  EN HET OOSTEN. ii aanlopen, gegrond. In verfcheiden kerken zag ik foldaaten en overlopers, die met de groottle onbefchaamdheid om aalmoesfen vraagden, en zelfs dreigden, wanneer men bun niets wilde géven, of ben niette been gaan en werken. Ondertusfcben heeft men nu op verfcheiden plaatzen in Italië deze groote vrijheden begonnen intetrekken en nauwer te bepalen , en is gelukkig op die verftandige gedagte gevallen, dat heiligdommen en altaaren geen fchuilplaatzen voor vijanden van god mogen zijn; Zij laten wel niet na, om van hunnen kant verfcheiden rédenen bijtebrengen , tot verdédiging van zulk eene ongerijmde zaak; zij beroepen zig op de wetten van moses wégens de vrijtléden; want de gcestlijke regéring in dit land bevind zig wél bij de Joodfche wetten , om haare hoogheid, olferingen, tienden , de groote pragt bij den godsdienst e. z. v. te billijken. Verders zeggen zij, wanneer de huizen van vreemde gezanten vrijplaatzen zijn, waarom dan gok? huis niet? Al verder: alle zondaars zullen immers toegang tot god hebben, zou het dan niet hard zijn, dien van het heiligdom wegterukken, die zijne toevlugt tot hetzelve neemt; ja zij zeggen, wijl god hem in vréde op de aarde laat gaan, en het léven, dat hij gegéven heeft, zelf niet ontneemt, maar het hem laat behouden, hoe durven dan menfehen zig een regt aanmatigen , dat hun niet toekomt? Zij vergétcn ook niet,zig op de verlosfmgen a!gemeene genade, die vooralle menfehen open Ibat, te beroepen , en hetgeen zij nog meer van dergelijke drogrédenen wéten bijtebrengen , die régelregt (trekken, om het regt des oorlogs van allen tégen allen te verdédigen en te oefenen (s); CO Volgens de openlijke berigten is dit regt der vrijp!a?.tzen,  mi REIZE DOOR EUROPA Doch ik breek van Italië op, verlaat het fchoon Piëmont, dat dezen naam draagt, om dat het aan den voet der Alpen iigt, neem aficheid van den Po-vloed, over welken ik in de vijf fouvereine ftaaten, die hij befpoelt, Piemont, Milaan, Partna , Ferrara, Venetië, zo dikwijls gegaan ben, en trek over de Alpen , en wel over dat gedeelte, welk thans de berg Gems, bij de ouden, indien ik mij wél herinner, Alpes Grape, heet. Ik zou mij kunnen beroemen, denzelfden weg over de Alpen te zijn gegaan, als hannibaL , zonder zijn ongeluk te hebben, namelijk , dat mij de oogen bevriezen, want wij zijn in zeer verfchillende gewesten des aardbodems geboren en opgevoed, daarenboven reisde hij in den winter en vorderde zeer langzaam: maar de waarheid is mij te lief, dan dat ik ze der grootfpraake zou opofferen. De lange uitweiding van den heer grosl'EY in het eerftc deel zijner Obfervations fur TItalië, waarin hij wil bewijzen, dat hajjniml met zijn léger hier over den Cents getrokken zij, overtuigt mij niet. Op deze hoogte kon hij den krijgsknegten voorzéker geen fluk van het heerlijk Italië tonen , gelijk polyrius en livius zeggen; want, als men hier heel boven is, ziet men noch Piëmont, noch een ander land, wijl andere bergen dat voor de regten der menschheid zo nadelig is, door gansch Italië, en zelfs in den kerküjken ftaat, zédert het jaar 1778, door een pauslijk gebod, vernietigd. [Men léze, over het regt der vrijplaatzen, grotius de Juve Belli ac Pac. L. II. C. 21. §. 5. F. sarpi lib. [lag. de Jure sifylorir.u, Lugd. Bat. 1622. 40. met yiri cruditi Collectauea de Afylh, herdrukt te Venetië 1677. 12°., en jos. al. assemani Comment. de Ecckfiis, carum reverentia et afyfo, Rom. 17ÓÓ. fol.]  EN HET OOSTEN. i3 het gezigt beletten, en alles zódanig bedekken, dat men bet land, zelf wanneer men reeds naar benéden gekomen is , wégens de krommingen en bogten des bergs, naauwlijks kan zien. Als de heer grosley/>. 56zegt, dat men ■het land boven op den berg kan zien, zo verraad hij zig, dat bij zig niet omgekeerd, noch dikwijls naar het fchoon Ttalïè terug gezien heeft; wij zagen , en kéken , maar vergeefs, onze oogen genoten niet meer, en genieten misfchien nooit weer het gezigt -van dit heerlijk land, daar wij ■zo veele fchoone voorwerpen gezien, zo vccle■beleefdheden genoten, en zo veele vrienden gelaten hebben. Anderen zeggen, dat hannibal over den Si. Bernards berg getrokken is, maar dit komt met de gefchiednis ook niet overeen. De ridder folard beweert, dat hij zijnen weg over den berg Oinèvfa genomen beeft. Het waarfchijnlijkst gevoelen is dat, welk de marquis de st. simon onlangs geopperd heeft, in de geleerde voorréde tot zijne "Illstoire de la guerre des Alpes, ou Campagne-de 1744, par les armées comblnèes d'Espagne & de France, com'mandèes par S. A. R. f Infant Don piiiuppe S. A. S. ieprince de conti, ou Pon a joint Thisioire de Com, depitis fa fondation en 1120 jasquh prèfeut. Par Mr. Ie marquis de st. simon, a/de de camp de S. A. S. Ie prince de conti. A Amft., chez rey. 1770. 4 0 . Hij weerlegt den heer fol-ard, en toont aan, dat hannibal bij den berg ftfo, bij de ouden Aipes Cottice, verder westwaard en nader naar Frankrijk dan de berg Cenis, doorgetrokken is. Men kap zig te meer op dezen fchrijver verlaten , daar hij zelf met de foldaaten de Alp en ménig vuldig doorgetrokken is, op dezelfde plaats als hannibal in het léger heeft , geft-aan, de krijgskundige. ondernémin-  REIZE DOOR E U II O P A genen marfcbcn verlhiat, alles nauwkeurig'op de plaats heeft onderzogt, de oude fchrijvers met eene bijzondere .nauwkeurigheid volgt', en door eene kaart, op de plaats zelve ontworpen , zijne méning verklaart, daarenboven op eene tafel eene vergelijking-tusfchen zig zeiven, i>olybiüs en nvius maakt, van welken folard afwijkt. Ihj /preekt ook een woord van de onderneming, hoe hannibal met vuur en azijn bergen kon doen iprmgeu e. z. v. Doch genoeg van ha.\\\-;:;al. Ik zal nu van onzen togt over den berg Cenis, dus-genoemd wégens zijne aschverwe, fpréken. liet was den 3ofteu van oogstmaand, als wij deze reis déden. Den dag te voren reisden wij van Turin, voorbij het koninglijk lustpaleis PJioli, verder voorbij de trotze vesting Brunetia bij de itad Sufa, welke op eene klip ligt, die geheel ondermijnd is. Men meent, dat zij haars gelijke met heeft; de heer grosley fchijnt er juist geen grooten prijs op te Hellen. Wij zagen den ouden zegeboog bij Sufa, die met veele basreliëfs pronkt, welken oliëranden en zégepraalen verbeelden, met opi'chriften daarboven; dit gedenktéken is van geen beau marbre de Carrare, [ichoon marmer, van Carrare] gelijk de heer grosley zig wederom uitdrukt; het is van een grauw zeer middenmaug marmer. Wij na.men ons nagtverblijf in Novalefe ,.een dorp aan den voet des bergs, 25 1'iëmontéfche mijlen van Turin, welken zes goede Zweedfche mijlen uitmaken; wantdePiëmontéfchen zijn langer dan anders de Italiaanfehen, waarvan de zes maar ééne Zweedfche doen. Hier te Novalefe begint reeds de Franfche taal,, die zelfs van het gemeen volk gefproken word ; dus hadden wij nog de fmert meer , dat wij van de wélluidende en lief  EN HET OOSTEN. 15 lijke taal, waaraan onze ooren zig reeds zo lang gewend hadden , moesten affcheid némen. Anders is de Franfehe taal te Turin onder lieden van hoogen ftand veel meer in gebruik, dan ergens elders in Italië. De gemeene taal aldaar is een jargon of patois , welk men la lingua Piëtnontefe noemt, gelijk fchier elke provincie in Italië , éven als alle landen in de waereld , haare bijzondere uitfpraak heeft. In Genua word Zeinefe gefproken , want .in deze taal heet de Had Zeina , in plaats van Genova in in goed Italiaansch ; in Milaan Milanefe; te Venetië Venetiano, dat zeer lieflijk en aangenaam luid; te Bsrgama word Bergamasco gefproken ; te Bologne Bolognefe ; te Napels Napolitano , welk veel van het Spaansch geluid heeft. AU' deze tongvallen worden op de ltaliaanfche fchouwburgen bijna in alle klugtfpélcn , om wat ftof tot lachen te géven, verbeeld; elke provincie krijgt haar deel. Nog meer, wanneer men maar éven buiten Rome komt, hoort men datzelfde volk eene taal fpréken,diemennauwlijks verhaat, fchoon in de ftad Rome zelve zo wé! gefpioken word, dat het tot een fpreekwoord is geworden; alleenlijk een gedeelte der inwoners van Rome , die op i Monti, of de bergen, wonen, fpréken niet zo wél: zij zijn bekend wégens hunne cnbefchaafdheid en eenvoudigheid; als men quelli fopra i monti [de berglieden] zegt, wil men zo veel zeggen, als onbefchaafd gemeen, gelijk, de Trasteverini, die aan de andere zijde van den Tioer, aan den Mons Janiculus en het Vatikaan wonen , zig door hunnen oproerigen geest en hunne onbefchofthcid doen kennen. Voor het overige isdeRoomfcheuitfpraak llerk zingende , zij flépen de woorden met een zéker gezang. Men houd het voor eene uitgemaakte zaak , dat  16 11 E I Z E DOOK E UROP A omftreeks Sieha, Flovenze c. z. v. de gemeene man de taal tamelijk zuiver (preekt; maarall'de Toskanershebben la gorga, dat is te zeggen, zij fpréken c, k, of q , gelijk eene dubbele h uit , (ik meen de c voor a, o en «) daar dezelve als** moest klinken ; want voor e, i en y heeft zij, door gèiïach ïiMe\ denzelfden klank, die den Franfchen zo zwaar valt, om uittefpréken , dat dezelve inde Siciliaanfehe vesper het fchiboletlrwas , waaraan zij gekend werden, doordien zij ceci 'niet konden uitfpréken,) zo zeggen de Toskaners in plaats van cafa , hhafa; calamo, hhalamo: maar het vrouwlijk gedag: fpreekt dezelve zagter uit, gelijk eene ilaauwe h, hafa , e. z. v. Wijl nu de Romeinen dezelve zuiver uiifpréken , gelijk zij gefchreven word, heeft dit gelegenheid tot bet fpreekwoord gegéven: la lingua Toscana in bocca Romana [dé Toskaanfche taal (wordtbest gefproken) dooreenen Roomfchen mond]. Doch van waar de Toskaners deze tiitfpraak hebben, is onzéker, of van ouds af van de Tus"ciërs of Hetrusciërs , of van de Saraceenen en Mooren, die denzelfden klank m hunne taal hebben; ik zal er nog eene nieuwe gisling bijvoegen , misfehien is het van de Gothen en Wenden, ten minften hebben wij ons has\ halm en dergelijken van cafa , Calamo , door de Duitfchers, die haarZegfgëh , dat zij onmiddellijk van hafa genomen hebben. Hóe veele taaluitfpraaken men dndefTusfchen in Italië heeft, verftaat men nogthans overal het fraai ltaliaansch , dat in boeken gefchvéven en gelézen word: ook kunnen bijna allen het fprékën , alleenlijk de gemeene man doet het niét gacm, wijl hij meent, dat het te gemaakt zou (laan voor hem, indien hij fprak, gelijk de aanzienlijke lieden fpréken, of gelijk de priester preeku  EN HET OOSTEN, ff preekt. In K-mie fpréken zo wel de vrouwen als de fenatooren het liefst de lieflijke Vcnetiaaniche uitfpraak; Mijne lange uitweiding is een bewijs, hoe gacrne ik ih Italië wilde blijven , en dat ik met de gedagten nog daar ben, hoewel ik het met de oogen niet meer kan zien; maar gaern of ongaern , ik moet over de Alpen. Den Sollen van oogstmaand, des morgens, werden onze koffers van het rijtuig genomen, en , in het dorp Novalefe, op muilezels geladen; vervolgens kregen wij ook elk zijnen muilezel, om op te rijden , ieder had ccncn man agter zig tot geleider, om deze eigenzinnige dieren voorde tedrijven. Te zéven uur des morgens begonnen wijden' berg Cents opteklimmen; de weg loopt als eene zaag , (zij noemen dat des routes of volte) . en is vrijwél gebaand. Wij konden geen gevaar zien , behalven (reilé klippen en afgronden naasc den weg, die men ook wel elders vind. Die deze reis als gevaarlijk bcfchrijvcn , mogen niet gewend geweest zijn, over heuvels en bergen té reizen, nogthans heeft men des winters en in bet voorjaar fneeuwklompen van de hooger bergtoppen te vrézen 4 die hier iavange héten, en dikwijls man en muilezel overdekken. Maar een weinigje Iheeuvv, als flegts een vo± gel in de hoogte daarin huppelt, word ras, in het vallen, een fnceuwbal , en vergroot zig naderhand tot eeneu grooten fneeuwberg , die met eenen fchriklijkcn val en vreeslijk gedruis nédcrflorr. Onder het opklimmen zagen wij zeer fraaije watervallen , die de natuur vormt van ■ een water zo klaar als kristal. Te halven weg , aan bet! hellen van den berg, ligt een kerspel, of dorp, met zijne kerk, dat Feniere heet, omtrent eene halve Zweedfche mijl van Novalefe : hier llroomt de vloed Senkia UI. Deel. J3  iS REI ZE DOOR EUROPA voorbij, dien de bewoners van den berg Senicla noemen, maar mog elijk Cenicia of Cenifia en Cenick gefchrévcn moet worden; hij komt uit het meir op de vlakte boven op den berg Cents. Dit is hetzelfde meir, dat wij naderhand voorbij kwamen. Nu waren wij boven op den berg aan een klein dorp, la grande crolx genoemd, gekomen , daar eene herberg gehouden word. Wij gingen daar in, cm uitterusten , en ververfchingen te némen. De ganfche weg opwaard, van den voet des bergs in Ptemont, tot daar de fchuinte ophoud , bedraagt 4 Piëmontéfche mijlen, of 2. leucae, die hier leghe héten , omtrent eene Zweedfche mijl. Hier krégen wij verfche muilezels , en begonnen, over de wijde groene vlakte, die op den berg ligt, te galoppéren; dezelve is egter dikwijls metfteenen «n heuvels afgebroken , en dus de weg niet altoos gelijk. Hier boven was de lugt koud en frisch, fc'noon het benéden aan den berg zeer warm was ; doch het was zo koud niet, of de baron rudreck kon zijden klederen aanhouden. Wij réden, hier, over het groene gras, bloemen en hooi, dat men juist opherkte en op oppers Helde; maar op de hooger bergtoppen , te weerzijden van den weg , ligt altijd fnceuw , die zo hard is als ijs , en nooit fmelt : aan ons oog vertoonde zij zig als eene geheel witte fnceuw: de verfcheidenheid is wonderlijk, te gelijk de fchoonlte bloemen en fnceuw, zomeren winter, naast elkander te zien. Omtrent dezen tijd is bier veel vee op den berg, osl'en , koeijen , fchaapen en geiten, allen zeer groot en vet. De herders drijven hunne kudden tegen St. Jan uit, en weiden tot St. Michiel , wanneer de koude invalt. De weide is hier voortreflijk. In het algemeen zijn de Alpen voor Savoije en Zwitzerland  EN HET OOSTEN. i9 «en groote zégen. Het vee is ongelooflijk groot en wél gevoed ; wij aten boven kaas en boter van voortreflijken fmaak, insgelijks geltremde melk , die, hier, ferasfi, en in Rome rkotta heet. De ganfche vlakte, of het dal boven, daar wij door redden, is 4 Piëmontéfche, of ééne Zweedfche mijl lang , en omtrent eene halve mijl breed. Midden in deze vlakte , bij het dorp SaJa of f Hopital, dat ook van eene ktrspelkerk voorzien is , is een meir, waarin fchooue visch gevangen word , in het Fransch iruües genoemd , den Zweedfchen naam heb ik vergéten (*), en een Zweedsch woordenboek heb ik niet. De visch is in dit meir lekkerer dan elders , en meest all' de reiziger* proeven dcnzelven ; her pond kost omtrent een //we. De priester zeide ons egter, dat tegenwoordig de vangst van dezen visch in het meir niet groot was, wijl men de kleinen wegvangt, en daar door de voordtéling zodanig hindert, dat het meir hoe langer hoe meir daarvan ontbloot word. Deze geestlijke had het. op. zigt over liet aanleggen van den nieuwen weg , dien de koning op den berg heeft laten maken, om de lavanges, of fneeuwklompen , te ontwijken. Dezelve heeft 6000 livres, of 600 dukaatcn gekost. Anders, wanneer men voor fneeuwklompen van de hooger kruinen des bergs vreest, gelijk in de lente , wanneer het hier het gevaarlijkst is om te reizen , zend men liedeu vooruit, die lterk fchieten, door welke dreuning de losfe fnceuw naar benéden valt, en dan komt men er veilig door. De heer' pastoor heeft 46 jaareu hier op den berg gewoond, in welken hij beftendig deze hooge gemeente , misfchien O Forell, Laxöring. T\'eërduitsch, forells*. li a  ao R.EIZE DOOR EUROPA eene der hoogden in het christendom, gehad heeft. Hij is vet, en ziet er zeer gezond uit ; een bewijs , dat de lugt gezond is , want anders vind men zelden iemand, die eene pastoorij bij de 50 jaaren gehad heeft. Van hier kwamen wij aan het posthuis , men noemt het la posta , of la tavema; hier krijgt men muilezels; en eindelijk aan het dorp Ramasfe, daar de berg naar Savoije begint altedalen. Hier gaf men ons draagzétels, waarin wij tot aan eene ftad, of een vlek, Lasnebourg , aan déze zijde aan den voet des bergs gelegen, gedragen werden : dë dragers , die mij droegen, verhaalden veele gefchiedenisfen , welke heeren zij gedragen, en hoe veel drinkgeld zij gekregen hadden; zo zij zeiden , hadden zij , in denzelfden draagzetel, den prins van Bronswijk gedragen , die zo ongemeen gunstig en goed was geweest, e. z. v. Op deze wijze kwamen wij, tégen den middag, na eene reis van vijf uuren, over den berg Ceiiis, die,Hier,ivijfleghel, of twee en eene halve Zweedfche-mijlen , uitmaakt, namelijk twee mijlen in het opklimmen , twee op de vlakte in galop, en één leghe in het afklimmen aan deze zijde tot aan Lasne bourg. Gij ziet hierüit, dat de Alpen zo naakt niet zijn , als men zig ingebeeld heeft , en daarom heb ik, met voordagt, kerspelen, dorpen en kerken genoemd; waar bij, des zomers , nog de veele herders komen. Des winters rijd men op de fneeuwnaar benéden , en dat zo fpoedig-, dat men op déze zijde, als de baan goed is , in zéven of agt minuuten naar benéden glijd, en nogthans is het eene halve Zweedfche mijl. Italiaanen en Franfchen , die nooit in of op (léden geréden hebben , befchrijven het als eene halsbrekende zaak ; maar het gaat ook zo vreeslijk (hel, en wel van fteile bergen cii rotzen  EN HET OOSTEN. aï af, en langs ftcilten en diepe afgronden, dat ik met ijzing daarvan heb moeten horen fpréken. Het voertuig is des winters een flitta, zo heet eene (léde in het Itali.iansch, een woord, dat zij nevens de zaak van onze /lade (*) zo wel , als gvanti, Zweedsch vantar , handfehoen , nevens veele anderen , ontleend hebben ; nogthans is dit een flhta van de gemeene foort , en word hsfa of leze genoemd; maar hier op den berg , waar men Savooiseh en ookFransch fpreekt, noemen zij het ramasfe. Wij bezigtigden dit rijtuig; het is volkomen als eene bocrenfléde , men gaat daar op zitten , doch daar word niets vóórgefpannen , maar een man gaat er voor op zitten, en vat de beide posten, die, als twee hoornen, vooraan hetzelve gemaakt zijn; dan ftiert hij de licde, als dezelve begint voordtegaan, met de voeten, gaat regt uit, wend en keert zig, zo als hij wil. Zulk rijden op de fneeuw heet ramasfer. Ik meen , dat de baron holberg ook iets daarvan zegt. Maar ik zal nu melden, uit wat grond het ratnasfev heet, om te tonen , welke wonderlijke betckenisfen woorden kunnen krijgen, en hoe dezelven van het eene tot het andere overgaan. Bij het dorp Ramasfe waait het zo wel des winters als des zomers zeer fterk; dit komt niet alleen van de hoogte, maar ook van de groote vlakte, die tusfchen de beide bergen ligt : als de wind nu des winters er doorlhijkt , is het volkomen het geen wij urvlider, vliegende ftofiheeuw noemen , en dan vergaderen zig op deze plaats groote fnecuwhoopen , daar- (?) z'ï grenzen denklij!: beiden nader aan het Hopgduitscll woord Schlitten. De H. Pe'rt'. [ Zie ten kate aanleid* lei het verhév. deel der Néderd. 'ff raak, II. D. bL^S.'bfJ B 3  as- REIZE DOOR EUROPA van heet liet dorp RaDtasJb , want la neige y est ramasfèe [de fnceuw is op déri getast]: verders noemt men de Géócramasfe, wijl men daarmede op de fneeuwhoopen rijd, of ook, wijl men ze in het dorp Ramasfe neemt; daarvan komt dan aller en ramasfe, of ramasfer, rijden, eene geheel nieuwe betdkenis , die in den eerden opflag met ramasfer , verzamelen , niet de minde gelijkheid fchijnt te hebben ; zo veele zonderlinge toevalligheden vind men in de taaien, en zo moeilijk is het dikwijls,om de afle ding der woorden zeiven en den fleutel tot de overeenkomst tusfchen zulke verfchillcnde betdkenisfen te vinden. Jk heb vergeten , u te zeggen , dat men op de Alpen ook veele dergelijke boomen en wilde dieren heeft , atë men in Zweeden en andere koude gewesten vind , vooriiaarnlljk naar den kant van Savoije , want de zijde naar Italië is warmer, wijl dezelve de zuiderzon heeft ; men vind hier pijnb'iomen , denneboomen e. z. v., beiren, wolven , insgelijks deenbokken en gemzen in digte bosfchaadjen. Dus zijn wij nu in Savoije , en wel in de hoofddad Chamberi; doch hiervan op een ander maal, daar ik korter zal zijn, gelijk dit land ook in alle opzigten magerer is. Gij, die mij verzoekt, altijd lange brieven te fchrijven, zult ditmaal niet te klagen hebben; zo behoort het ook te wezen; een vriend, gelijk gij, moet over hem , die zo hartlijk- en opregt de zijne is, nooit klagen. Nafchrift. Gij zoud dcnklijk nooit geloofd hebben, dat verfcheiden geleerde Italiaanen beweerd hebben , dat de hédeudaagfche Italiiianfche taal dezelfde  'EN HET OOSTEN 23 nog is, die zij ten tijde der oude Romeinen was , dat is te zeggen, éven oud met de Latijnfclïe, en dat beiden op ééncn tijd te Rome gefproken werden, de ééne van het gemeen, en in de dagelijkfche verkéring, de andere van aanzienlijker lieden en geleerden, in gefchriften, en in openbaare bijeenkomsten. Brum, strozza, quadrio en anderen hebben vernuftige gronden bijgebragt, om deze Helling te bewijzen : verfcheiden woorden en fprcekwijzen in peautus , terentius , e. z. v. hebben hun tot bewijzen moeten dienen: daarenboven , zeggen zij, indien men het Latijn door gansch Italië gefproken had , moest men éven zo veele provinciaalüitfpraaken daarin vinden, als nu in het Italiaansch. De markgraaf maffei gaat zo ver, dat hij zegt, dat het Italiaansch in het geheel niets van de Cothen en Longobarden heeft. De geleerde boekbewaarder te Modena, tiraEoscin , wéderlegt deze helling in zijne fraaije Storia dei/a Litteratura Italiaha, in het onlangs uitgekomen derde deel. Ik beb zékerlijk in mijne vorige brieven van dit geleerd werk gefproken (*). Ik weet niet, of ik vergéten heb, te zeggen , dat de ttaliSahfehe overzettingen der Griekfche en Latijnfche fchrijvers de besten zijn, die wij in eenige lévende taal hebben. De gehcele verzameling, voornaamlijk der gefchiedkundigc boeken, naar de orde, heet la Collana, de halsband of halskéten, als het voornaamfte fieraad in eene boekverzameling, wel- [(*') In dan Xt.VI. brief, bladz. 315 en 315 van het tweede deel.] li 4  || REIZÊ DOOR EUROPA kpr fchakcls van de cgte paerlen der kennisfe van dei vorige waereld zarnengcfteld zijn, om de waare ordenkéten yoor de geleerden te maken; als de verzameling in de oorfpronglijke taal zelve is, word zij la Collana cToro [de gouden halskéten] genoemd, ter onderlcheiding van de overzetting, die la collana d'argento [de zilveren halskéten] heet: zij houden dit, met regt,voor een zo noodwendig vade-mecum, [reisgezelfchap] dat men , zonder hetzelve, nietééne 4'chreede inde geleerde waereld kan doen. Zonder dit ridderlint is men niet in de regte uniform. Jk repte een woord van de vesting bij Sufa, daar zijn twee vaste plaatzen , de eene Bruneiia, de andere Sir Charles genoemd , beiden in harde klippen uitgehouwen, Men is tegenwoordig bedagt, om den midden daarvóór gelegen berg, Challlon genoemd, indien il; het wél heb, in de gedaante van een fuikerbrood te houwen, op dat de vijand geen batterijen daarop zou kunnen Oprigten, en van daar de ftad cn vesting befehieten. Geen Fnuschman mag de vestingen hier te land, die men voor roccsterftukken houd, bczigtigen. ü.e koning heeft ecnen bek.wa.amen vestingbouwkundige aan den graave vhkto; hij is generaal- majoor cnoverde bij de vestingwerken; men houd hun hierin, voor den eryarenften ^n Europa; hij heeft de vesting Demont gebouwd, die 10 mijlen van Conl ligt, en de fchoonfte van aller, is; hij heeft ook de tékening voor de vestingExilles gegéven, die 4 mijlen van Sufa ligt. De broeder de^ graavcn pentq is majoor in dienst des konings van Pruisfen, ook een bekwaam vestingbouwer. Dij  EN HET OOSTEN. s5 heeft de vesting Si herberg,, in Si/ezië , gebouwd, maar men zegt, dat zijn broeder in Turin hem de uitvindingen opgegeven heeft. De magt en fterkte des konings van Sardinië neemt merklijk toe. Er .ontbreekt maar eene haven en eene zceftad in Italië, nevens eene vloot; maar de tijd zal dit misfehienook brengen. Fillafranca, bij Nizza , zou voor eene fcheepsvloot bekwaam kunnen zijn, indien de haven zn klein niet was. Savana moest, in 1749, terug gegéven worden , waarop de Genuëezcn de haven dempten. Doch Sardinië heeft goede havens. Heb ik in mijne vorige brieven melding gemaakt, dat de abt berta, boekbewaarder bij de koninglijke boekerij te Turin, [II. D. bl. 308.] PhotiiQuczstiones Amphilochiame, een werk, dat tot nog toe niet gedrukt is, voornemens is, uittegéven? Men werkt thans aan een affchrift van het Grieksch handfehrift. Kent gij een boek, dat van den koning gustaaf adolf handelt, en waarvan de titel is: Histoire des armes viElorhufes de gustave adolpiie ,par la grace de Dieu Roi de Snede etc., divifée en deux porties etc. traduite de PAllemand par L. F. G. a Geneve par jaques de baptiste 1632. in 8 0 ? Ik zag het in de boekerij der Jefuitcn te Turin; het is in het oud Fransch gefchreven, dat men nu, in Frankrijk, Gaulois noemt. Het gaat tot het begin des jaars 1632. Heb ik hi mijnen laathen brief eene aardrijkskundige kaart van de Alpen genoemd, met alT de omheen wonfnde oude volken, tot opheldering der oude fchrijvers? Hier hebt gij den titel: Tabula Gcographica Gentium Alpinarum, Civitatum Cottii Regis B 5-  0 REIZE DOOR EUROPA et Antiquarum Viarum Alpium. AuElor A. II. cara de canonico, Cariniani 1771. Zij is nog niet uitgegéven : maar de abt denina, van wiens fraaije werken ik ongetwijfeld te voren gefproken heb, (*) heeft mij een exemplaar daarvan gegéven, dat tot eene proeve getrokken was. Ten noorden beeft zij Vindélici en BHgAtttitttfs Lacus, ten zuiden Trap.menus Lacus en de Middcnlandfche zee, ten oosten Aquileja en de Adriatifchc zee , ten westen Cefenna Mons , Lvgdunum en Nemaufiis. 7.Y) is van veel gebruik, om de oude plaatzcn wéder te vinden, nogthans heb ik veelcn dcrzelvcn gemist, gelijk Forum Fulvl't, thans Foro, omtrent drie Italiaanfche mijlen van Alexandria, dat tégenwoo'rdig de geleerde markgraavin casine bezit, van wier fraaije verzameling van oudheden en fchildcrijcn ik in mijnen brief van Alëxandria gefproken heb (j). Ook vind ik de kortliugs ontdekte ft ad Vélïeïa niet, die tot Panna behoort, en meer andere plaatzen. Dewijl ik u eens naar zeldzaame boeken, de Zweedfche gefchiednis betreffende , gevraagd heb, zal ik er hier een paar noemen , die men mij, te Rome, als eene groote zeldzaamheid toonde: Histoire de la vie de la Reine christine de Snede, avec un vc'ritable recit du fe'four de la Reine d Rome; Kt la défenfe du Marquis de monaldesciïi contre la dite Reine, corrigée & augmeniée. A Stokholm , cliez jean plein de courage , 1682. 2i6 bladzijden [* Tweede deel, bladz. 307.] [f Tweede deel, bladz. 305]  EN HET OOSTEN. 27 in 12 0 . Het ander is: Traclatus Historica-Politicus de Profesforibus Academicis , AuEtore joiiannjj rolott Gevalienfe. Sumptibus AuBoris imprimebat henricus curio. 1682. Groot 226 bladzijden, en aan de koningin christina opgedragen. AGT EN VEERTIGSTE BRIEF. Berigten van Savoije. — Van St. Jean de Maurienne en andere plaatzen in Savoije. — Kroppen der Savoijaarden en Waliislanders. — Lèvensivijze der Savoijaarden. — Van de Waldenzen. — Over de verdraagzaamheid. — Savooifche taal. — Chamberi. -— Aix en oudheden aldaar. Geneve, den 7den September 1773. olgens mijne belofte fpreek ik nu van Savoije. Tot Italië kan ik dit land niet rékenen, fcboon zijn landsheer daar woont , wijl de Alpen bet daarvan affcheiden , tot Frankrijk niet, ook tot Zwitzerland niet, bet moet op zigzelven gerékend worden. Het is ook door twee hooge bergen ingefloten; tusfchen welken het als een dal ligt; de vloed Are ftroomt er midden door, langs welken wij onzen geheelen weg over reisden. Het land of dal is, van den berg Cenis of Lasnebnurgtot bij St. Michiel, omtrent drie Zweedfche mijlen , zeer fmal, en tot hier heeft men geen wijnbergen ; tarw wast er éven zo min, maar rog in ménigte , zelfs op de ber-  2S REIZE DOOR EUROPA gen en heuvels , waarop men aarde gebragt heeft , die door glooijingen vastgehouden word; een bewijs van de groote vlijt en arbeidzaamheid der Savoijaarden. Men heeft er nog eene andere foort van koorn , bied noir [zwart koorn], ook bied farafm [Turksch koorn] genoemd; de graankoorns zijn zwart, maar de bloesfem is witagtig rood; men bakt er brood van, dat geheel zwart is en eenen wrangen fmaak heeft: het is hier voordeeerite reis niet, dat het mij berouwt, geen meer tijd tot de kruidkunde hefteed, en mij vergenoegd te hebben , met alleen de eerde grondbeghzels daarvan te wéten , anders zou ik hier opgeven tot welke foort hetzelve volgens de verdéling van onzen grooten unn/eus behoort. Hetftroo van dit gewas verbrand men op de hooge akkers, om dezelven te mesten. Bij de had of het vlek St. Michiel, daar het land veel breeder begint te worden , zijn fchoone wijnbergen , die met regt dus heten , want zommigcw liggen zeer hoog, en zijn als terrasferi de eene boven de andere telkens met glooijingen aangelegd , zo dat zij zig als hoven vertonen. Wie zou geloven, dat Savoije tusfchen. de_ bergen zo fchoon was ? De wijn is redelijk fterk en goed. Hier zijn overal huizen , die in de dalen tusfchen de bergen verholen liggen; in het ganfche digt iSV. jean de Maurienne zijn 70000 zielen, het welk men fchier niet zou geloven ; .de laatstgcmelde dad is niet groot, en bevat omtrent maar 3000 inwoners. De domkerk is niet fraai , doch de koning heeft eenen nieuwen voorgevel laten, bouwen , om een graf te vernieuwen, waarin drie vorsten van zijne voorvaderen liggen. < Het graffchril'l begint aldus: [-Jumbiïrt , AMiiDé CAuné, et fcOMFACIO, MAURJANwE PRÜMU.M, pEIN SABAUOlyE COMI-  EN II E T OOSTEN. 2 ) tieus etc. [Voor Humbert, Amedè Claudé, enBonifacius, eerst graven van Mauriennc, daarna van Savoije.'] Het eindigt met deze twee fraaije koppelvacrzcn: f'lx fat is units, er at trinis vivenlibus orbis ,. Trinorum est cineri fola fed urna ftitis: Vive ergo humatiie mortis memor atgue perenne Virtutes prater d'isce manere nihil. [Eéne wereld was naauwlijks genoeg voor deze drie, bij hun leven: maar ééne lijkbus is genoeg voor de asch van hun drieën. Leef dan gedagtig aan den dood ; en leer, dat niets beftendig is, dan de deugd.] Alles met Gothifche , of, liever, monniksfehrift letters gefehréven. Het Savooisch monniksfehrift, dat ik op veele plaatzen gezien heb , gelijkt zeer naar hetchrift, dat in de oudlte Hoogduitfche boeken gebruikt werd , gelijk in den Theuerdank. Aan de andere zijde van het graf zal het fraai marmeren gedenktéken geplaatst worden, dat wij, te Turin, bij den beeldhouwer coelin , die bet gemaakt heeft, gezien hebben : het verbeeld den tijd in kétenen, en de faam daar boven, in halfverheven werk, névens de borstbeelden der vorsten. Een opfchrift, dat op het graf ftaat, zal ik , hier, nog plaatzen, wijl het ook de gefchiednis betreft : Priscum majorum sepul- crum temporis labe corrüptum carolus emanuel rex eximia pietate restitoit et magnificentius ampliatum v1vis e marmore simuxacris decoravit A. MDCCLXXI. [Koning Karei Emanuël heeft het oud en veroud graf zijner voorouderen herfteld en verfraaid, in 1771.]  3° REIZE DOOR EUROPA In het huis van den bisfchop zijn, in eene lange gaanderij, all'de bisfchoppen gefchilderd, die, hier, hunnen zétel gehad hebben: zij beginnen nietlaater dan 60 jaaren na de geboorte van Christus , het is egter goed, dat zij niet eerder beginnen. Het is merkwaardiger, dat men nier, eene Madèpua [lieve Vrouw], door rapiiaül, en de heilige familie, door micïiiel ancelo gefchilderd, vind, zonder van andere fchilderijen van groote meesters te fpréken. Hier zijn ook tafels van een marnier, dat men mar. Ireds Besfan noemt, het gelijkt veel naar het verdantiquc, en word van het kerspel Besfan, aan géne zijde Lasnebourg, gehaald , waar eene fchoone groeve van hetzelve is; men vind daar op den berg ook een verlteend hert, bruin van verwe, en ongemeen hard; zo vertelt men het. De bisfchop laat, op eigen kosten, het paleis verbouwen, het word nu regt fraai. Men vind ook tafels van het beroemd marmer, dat men fufine noemt, om dat het van Suf na gehaald word. Het is insgelijks groen. De boeberij van den bisfchop is niet groot, maar uitgelezen. Wij réden Aooï Jiguebelk, een fteedje of vlek, zes Savooifche, of drie Zweedfche mijlen van St.Jean: deze ftad beantwoord volkomen aan haaren naam , die fchcon water betékent; hier zijn ipringbronnen van hetzelve. De Heer grosley zou hetzelfde gezegd hebben , indien hij gewéten had, dat aiglle, niet alleen in het Savooisch, maar ook in Pihnont, Genua en Provence, water betékent. Van hier heeft men twee Zweedfche mijlen tot Phrefa, dat ook Momiliano hiet, en vandaar tot Cmmheri ééne mijl. Op den ganfchen weg van den berg Cenis men eene ménigte menfehen van beiderlei geflagt met groote uitwasfen [kropgezwellen] aan den hals vóór en aan  EN HET OOSTEN. 31 de zijden, die men hier les gudtres , in het Italiaansch fcrofe, noemt: 'm Zweeden zijn wij zo gelukkig, datwij, voor zo veel ik weet, geen naam daarvoor hebben , tea ware, dat men ze flenlo of fienhus wilde noemen. Dezc uitwasfen mismaken de lieden zeer, en géven hun eeu erbarmelijk en ellendig aanzien: zij hebben zomwijlen de grootte van een hoofd, en hangen over de borst af. Zelden zijn andere, dan arme menfehen daarmédc gekweld: het kan zijn, dat het zwart brood van iarafin (boekweit) oorzaak daarvan is; in het algemeen denkt men, dat zij van het water komen, dat van de Alpen vliet, en zékere deeltjes van de bergen en fteenen, waarover het droomt, met zig voert; in het bijzonder meent men , dat de duffteen de voornaamhe oorzaak is, welks fijne deelen, met het water gedronken , zig in den hals en in de keel zetten : zéker is het, dat geen wijndrinker dezelven heeft. In het Waüisland zijn zij zo algemeen , dat men nauwlijks iemand zonder dezelven ziet; men verhaalt veele gelehiednisfen daarvan , hoe de lieden zig verwonderen, wanneer zij eenen vreemdiing zonder dit wanhaltig uitwas zien, en ménen, dat hij een lid te weinig heeft, om welke réden een oud wijf, zo men zegt , hun eens bij eene kerk eene goede zédenles gegéven had , dat zij met den armen vreemdiing niet moesten fpotten,, fchoon hij zo wél niet gemaakt was als zij, want dat alle goede gaaven en zégeningen van boven kwamen. Van, Ckamberi af, deze plaats méde begrepen , en den geheelen weg langs tot naar Geneve en verder , zijn deze kropgezwellen zeldzaamer; men vind llegts weinigen , die ze hebben. Voor het overige is het waar, het geen de heer crosley,pcg. 31, ?egt: Qjie ces peupks portent dans hur air & fur  ja REIZE DOOR EUROPA leur phyfionomie tempreinte de la dureté du cllmat quils habitent, rgrY. [ Dat dit Volk in zijn voorkomen en op zijn aangezigt de vertoning draagt van het harde klimaat, welk ' zij bewonen , enz. ] Want zij zien er zieklijk en neêrflagtig uit, en als er de kropgezwellen dan bij komen , ontbreekt aan de befchrijving niets. Zij zijn anders beleefd en vriend lijk, hunne vlijt en arbeidzaamheid hebben baars gelijken niet ; die in het land hun beftaan niet kunnen hebben, bcgéven zig naar elders, en verfchaifen zig onderhoud ; te Parijs en in andere plaatzen worden zij in groote -ménigte ichoorfteen végers en decrotteurs , of fchoenpoetzers; zij lopen ook met orgels , en met deze zwervende muziek hebben zij tovcrlantaerns te kijken: zommigen lopen met murmeldieren ( mus mout anus) ,en laten ze zien voor geld. Ik vergelijk de Savoijaarden in verfcheiden opzigten bij onze Dalekarlers ; hun bergagtig en fchraal land noodzaakt hen ook , om op andere plaatzen brood te zoeken: maar Savoije is gelukkiger , het brengt veel wijn voord, heeft ook fchoone osfeu en koeijen. In vischrijke meiren en ftroomen, gevogcite , wild en zwart brood , gebergten en ménigvuldige fnceuw in deirwinter, doch meest in vlijt en arbeidzaamheid hebber» zij met elkander veel overeenkomst; maar onze Dalekarlifche boeren zijn daarin gelukkig, dat zij niet eens den naam van kropgezwel kennen. Ik behoef u niet eerst te zeggen, dat gansch Savoije tot aan Geneve den Roomfchcn, of, zo men zegt, katholijken godsdienst toegedaan is, gelijk dezelve in all' de Sardinifche Staaten de heerfchende is; niettemin wonen in Piëmont, in Italië zelfs, de zeer bekende Waldenzen thans in rust en zékerheid. De koning van Sardinië denkt voor  EN HET OOSTEN. 33 voor den bloei ert het welzijn zijner (baten te wél, dan d'c hij iemand zijner onderdaanen, wie hij ook zij, zoii veroorloven, zijnen médeöndcrdaan te vervolgen; hoe gecstlijk wél het ook gemeend mogte zijn, is het egter altoos nadélig voor den tijdclijken wélfland: en als wijsgeer denkt zijne majefteit te wél, dan dat hij degeenen, die van onzigtbaare dingen, in welken niemand, behalven de geestlijken, die dikwijls het minst daarvan wéten, met zékerheid durft beflisfen, niet gelijk de gemeene hoop denken, verder dan van hunne eigen dwaling zou laten ftraflén, die reeds op zig zelve ftraf genoeg is. Het is 11 bekend, dat de Roomfche geestlijkheid haarer wraakzugt en haaren vervolgingen geen paaien (telt; alle andere misdaaden, of zij tégen god of tégen menfehen begaan zijn, wordendoor haar vergéven, alleen die niet, welken tégen haar zelve bedréven worden; dit heeft odium theologicum[Am haat der godgeleerden] tot een fpreckwoord en met odium vatininnum [een' onverzoenlijken haat] vangelijke betékenis gemaakt: Doch in dien zin ben ik voor een' godgeleerde te zwak, wantik ben zo eenvoudig, van te geloven, dat wie haat en vervolgt, geen Christen is, veeleer aanflonds verraad, dat de geest van den antichrist hem drijft, gelijk men den paus van Rome gemeenlijk noemt. Het is mij dikwijls zonderling voorgekomen, dat lieden, die den naam willen hebben, als hadden zij de leerftelür.gen des pausdoms verworpen , nogthans zo veel daarvan behoudenden, hetgeen nog erger is, zo vee!, dat hunne aangenomen waare grondflellingenvaridekerkregéring (hiërarchie) regtflreeks tégenfpreekt, in plaats, dat de paus, als de (tédehouder van christus op aarde, volkomen overeenkomstig zijne grondhellingen handelt, III. Deel. C  34 REIZE DOOR EÜROPA wanneer hij als een moses , onder eene foort van godsregéring (theocratie), een' ieder vervolgt, die zig aan zijne uitfpraaken niet wil onderwerpen, wijl dit eene misdaad tégen den haat is. Juist daarom heeft de koning zeer regtvaardig gehandeld, wanneer hij den geest van vervolging der geestlijken paaien heeft gelteld, die zig anders zeiven geen wéten te zetten. Ik was voornémens, een reisje naar de arme Waldenzen te doen, om hunne wijze van léven en denken te léren kennen, wijl zij, buiten de kerklijke gcfchiednis, weinig of in het geheel niet, en daaiïn zelfs niet veel meer dan in naam, bekend zijn; maar bet was mij te veel uit den weg,Nen het jaargetij deed oni haasten, om naar Zwitzerland te trekken, eer dat het daar te koud werd om te reizen. Duch ik heb met zékerheid vernomen, dat zij tégenwoordig door niemand verontrust worden, dat zij zédert de twaalfde eeuw daar wonen, en hunne ftad Lucerna heet. Zij worden Faldenfesp! Vaudois genoemd, of naar petrus valdus of vaud , eenen koopman van Lions, die zig, na dat hij uit Frankrijk verdréven was, wijl hij tégen den paus en de geestlijken gefproken had, hier, in het jaar 1160, névens zijne leerlingen, nêèrgezet heeft, of ook, wijl zij in valles, of dalen , tusfchen bergen wonen; want dit is de ligging van hun land, in het markgraaffchap Saluzzo, in Piémont. Deze uitflap was lang genoeg, doch dezelve dient om mijne regtzinnigheid tégen de Rpomfche lérjngen te bewijzen, wijl ik voor de verdraagzaamheid ben, en onchristlijke vervolgingen haat, en dus toon, dat ik mij niet heb laten befmetten, niettégenflaande ik zo veele jaaren gefladig in Roomfclie landen ben geweest, vlijtig )net de voornaamfle geleerden verkeerd heb, en de paus  EN HET OOSTEN» 15 zelf mij omhelsd heeft. Derhalven hoop ik den ban onzer protestantfche godgeleerden te omgaan , ten ware, dat ik hem mij op den bals haalde, om dat ik eenteftrengeregtziimige ben, gelijk aristiües, wijl hij al te opregt was. Ik wil, dat niemand vervolgd, maar wégens zijne dwaalbegrippen beklaagd, en, indien mogelijk, overtuigd worde. Indien de verdraagzaamheid in het algemeen aangenomen was, zouden veele woeste landen rijklijk be.volkt worden , de priesters zouden meer tienden krijgen, en hunne overige inkomsten zouden in alle opzigteu vermeerderen: is dar niet eene heerlijke grondileliing? Die dezelve tégenfpreckt, handelt bij gevolg, ook fraatkundig befchouwd, tégen zijn eigen voordeel. Mij valt te. binnen het geen ik eenen monnik antwoordde, die een weinig met onbefchaamdheid bij mij bédelde: ik zcide, dat ik hem, met een goed gewéten, niets kon géven, om dat ik een ketter was, en hem niet wilde in verzoeking brengen, om zig aan eene almis te bezondigen, die hem niet anders dan vloek kon op den hals laden; dat hij, daartégen, éven zo min, met een goed gewéten, iets van mij kon aannémen, dien hij als een hellekind moes: verdoemen. Hadden alle, in deze eeuw vervolgde, Piëtisten, Hallenfers, Hernhutters en anderen hunnen vcrvolgeren éveneens geantwoord, zou de vereniging ras gemaakt zijn geweest, en zij zouden niet, gelijk Frankrijk, zo lang detreurige gevolgen der vervolging hebben behoeven inie zien, welk laat genoeg na de vernietiging van het edikt van Nantes, door den koning hendrik. IV., deneerften uit het huis Bourbon, en den grootfren van alle koningen, welken ooit geleefd hebben, behalven gustaaf adolf, in 150b', tot bloei van zijn land gegéven, ontwaakt is. De- C 2  |1 REIZË DOOR EUROPA ze kende de regte wijze om eenrn fhiat volkrijk en gelukkig te maken, namelijk de verdraagzaamheid, welke de groote koning van Pjuisfen om niets van Engelland, Holland en andere landen te zeggen waarom dan ook niet reeds voor lang Zweeden, zo wél heeft wéten te gebruiken? Doch ik hoop nog eene gelukkige'verandering onder den grooten gustaaf te beleven, op dat het getal der nakomelingen, die zijnen fcepter roemen, verménigvuldigd , en zijn lof door veele milioenen Zweedfche tongen verkondigd worde; hce verfchiliende de wijze mag zijn, op welke zij het Opperwézen vereren , genoeg, wanneer zij het veréren, hunne lofzangen zullen gode niet mishagen. Wil men daartégen zien, van wat uitwerkingen' vervolgingen en geloofsonderzoek voor den ftaat zijn', men ga maar naar Spanje, Portugal, c. z. v., alwaar, ondanks de voortrcfiijklre ligging, defchoonflelugtllreek, gebnkaan inwoners is, en ellende heerscht. Maar genoeg van dit gedrogt, want zo lang ik van vervolgingen gefproken heb, heb ik ze met mijne uitweiding vervolgd; dochpatienza [geduld,] zegt deltaliaan, mag niet toornig worden: ik heb ook van de verdraagzaamheid gefproken, en deze gronduelling voor alle anderen aanbevolen; het was te wenfehen, dat dit nieuw leerlluk in onze- ingevoerd werd, en ik hoop, dat het eene plaats daarin zal krijgen, wanneer gij eens befluit, om ons eene nieuwe uitgaaf daarvan te léveren. Het is nu hoog tijd, dat men in eene zo verlichte eeuw overal verdraagzaam word, en alles duit , behalven de onverdraagzaamheid. Mij dunkt, dat mylord chesterfield, in zijne fraaije 1 neven aan zijnen zoon, zeer wél zegt: I would have all intokratkn intolerated in its turn [Ik wenschte, dat al-  EN HET OOSTEN. ST alle onverdraagzaamheid op haare beurt niet verdragen wierd. ] Maar nu weer tot Savoije. Wijl ik een woord van den godsdienst gezegd lub, zal ik nu ook iets van de taal zeggen. Njettégenilaande lieden van opvoeding, zo wel in de (léden als op het land, zeer wél Fransch ('préken, inzonderheid die aan de groote wégen , van de Alpen, in Pi'énont, tot Geneve gerékend, wonen, en altijd met reizigers verkéren, hebben zij nogthans hunne eigen taal, het Savooisch, dat uit een zamenmengzel van het oud Gallisch, of Keltisch, Italiaansch en Fransch bellaat, zo dat mén hen, als zij met elkander fpréken, in het geheel niet, en fchoon het gefchréven wierd, cgter bezwaarlijk« kan vevfhan. De heer predikant vol ai re te Geneve, diezo lang in Stokhohn is geweest, fchrcef mij dit tot eene proef: Fo paria mio Latin que notre ancoura, mai v* ne parli pas le Savoijar , & ft vo ns le favi pas vo ne favi van, revegni 'don tot aure, ze vo faprendrai , adfivo, bon viafe! 'Gelijk' gij ziet, is dit zo gemaklijk niet te verdaan, fchoon men het gefchréven vóór zig heeft; nog erger, wanneer men het maar fchielijk hoort fpréken. Dit wil zeggen : VoM's parlez mieux Latin que notre curé, mats vous ne parteip'a's le Savoyard, vousne le favez pas, rous ne favez ricn; revenez donc aufitot, je vous tapprëridrai, adieu, bon voyage! [Gij fprcekt béter Latijn, dan ónze priester; maar gij fpreektgecn Savouisch; en, als gij dat niet kent, kent gij niets. Kom dan fchielijk te regt. Ik zal het u léren. Vaarwel. Goede reis.] Maar Savoije krijgt ongelukkiglijk meer Fransch te léren, dan het wei wilde; want het is het eerde land, dat Franfche gasten moet ontvangen, zodra Frankrijk oorlog heeft met d»a C 3  Sl REIZE DOOR EUROPA koning van Sardinië; zij handelen het ook als een .veroverd land zeer hard, verwoesten het en gaan overal als vijanden te werk; Ojiidquid delirant Reges, plectuntur Jchivi, [wat de koningen misdoen, moeten de onderdaanen ontgelden] zegt de dichter. Alles gerékend, bevat Savoije eene halve mihoen inwoners; een bewijs, dat .het genoeg bewoond is. De hoofdftad Chamberi is eer groot dan fraai ,. heeft ester fchoone wandelwégen en fonteinen , cn fraaije kerken, waaronder de Jefuitenkerk de voornaamlte is: deze vaders waren thans zeer néerflagtig, want zij hadden de pauslijke bulle, die hunne orden vernietigt, reeds gelézen; was hun een donderdag, die hen al zo zeer verfchrikte, als het geen de gaufche had voor zes of zéven weeken betrof, toen een kruitmagazijn buiten de poort in de lugt fprong. Wij hezigtigden ook de fchriklijke uitwerk-, zeis van het buskruit, fchoon het in de derde verdieping bewaard was geweest, had het nogthans het gansch gebouw in de lugt gehéven, en zelfs de fteenen van het fondament, en dezelven verre weggeworpen: de geheele. plaats daar omheen was met puinhoopen bezaaid. Niemand weet, hoe het vuur daarbij gekomen is. Het is merkwaardig, dat de Voorzienigheid dit toeval zo beftierd heeft, dat het op zulk eenen dag, ja op zulk een uur gebeurde, dat het-nooit minder fchade zou hebben kunnen veroorzaken: was het één uur laater voorgevallen, zo waren all' de fcholicren , die op de plaats bij het magazijn plagtente fpélen, verpletterd geweest; was hetdea volgenden daggefchied, wanneer er markt Hond gehouden te worden , zo waren er bij duizenden menfehen omgekomen. Te Chamberi is een fenaat, die het land re-  E N HE T OOSTEN. SI geert: hetgeen mij het meest geviel, is, dat deze fenaat eenen Avocat des pauvres [Avokaat der armen] en twee fubftituts de VAvocat des pauvres [Plaatsbekleedersvan den advokaat der armen,] en ook nog eenen procureur des pauvres [Procureur der armen] heeft. In Savoije is dit nodig; doch men vind ook wel zo veele armen in andere landen, daar men geen voorfpraaken nog pleitbezorgers voor hen heeft, daarom worden zij dan ook onderdrukt, en, met hun, regt en geregtigheid. (*) fapienti fat [genoeg voor den wijzen!] Ik behoef u niet te zeggen, dat saint rf.at„ te Chamberi geboren is. Savoije heeft verfcheiden groote [(*) Onder de veele gewigtige verbéteringen, door frederik II, thans regérenden koning van Pramen, ten aanzien der openbacre regtsoefening ondernomen, of reeds werküjk ingevoerd , en die den welverdienden roem van dien regent niet minder zullen vereeuwigen , dan zijne luisterrijke krijgsbedrijven , als hebbende eenen meer onmiddellijken invloed op de wélvaart zijner onderdaanen , aan welker bevordering braave vorsten altoos hoven eigen eer den voorrang zullen geven, moet ook inzonderheid geteld worden het nieuw kabinetsbevél. Volgens hetzelve moeten partijen , met hunne klagten, door den regter zeiven gehoord worden; ieder laldus, in het vervolg, zijne klagten den regter, in perfoon, ■moeten voordragen, terwijl hem tévens een voorfpraak, of, liever, asfiftent-raad , zal toegevoegd worden, die zijne bepaalde bezolding uit eene bijzondere kasfe geniet: verders moet, vol_ gens hetzelfde bevél, een nieuw wetboek vervaardigd worden waarin de wetten, overeenkomstig de regten der natuur, en dc wézendlijke belangen van het menschdom en den (laat, zo eenvoudig en duidelijk als het mogelijk is, in de taal van het land zullen befchréven zijn, zo dat hetzelve tot een huisboek voor «11e ingezetenen zal verftrekken. De yer/a/eri] C 4  Vo REIZE DOOR EUROPA mannen gehad ; de thans lévende v. gerdil frrekt zijnen landaart tot eer , hij is de leermeester van den ko* ninglijken troonopvolger; in mijne brieven van Turin zal ik zékerlijk van hem gefproken hebben. En de bekwaame castalio, dus noemde men castellio wegens zijn ■Latijn, was immers ook een aïïobrox. Voor 4 of 5 jaareu heeft men van Chamberi, eenige mijlen ver , eenen zeer fraaijen , lijnregten en met hoornen beplanten weg gemaakt; ik moet hier niet vergéteri, dat de mijlen, of les lieues de Savoije, redelijk lang zijn , . zij bedragen meer dan eene lega die Piemonte , eene mijl kan men nauwïijks in een uur gaan. Twee mijlen van Chamberi ligt de had Aix, daar wif ae warme baden bezigtigcien; het water is rédelijk warm, en droomt in groote ménigte door harde klippen , dat men anders zelden ziet, want op andere plaatzen welt het uit den grond op, maar, hier, vloeit het uit eene ronde opening in de rots zelve. Deze baden zijn de Aqu\].Carot!ge, een vlek, dat tot Savoije behoort, nauwïijks een vierde een er Zweedfche mijlc van de poort van Geneve , eindigt het gebied des koïiings van Sardinië, op déze zijde, en het Genecfsch gebied begint: en hier méde fluit ik ook mijnen brief van Savoije. C 5  4- REIZE DOOR EUROPA Nafchrift. De gebeele weg van Turin tot Geneve bedraagt 55 Savooifche mijlen; ,3 Via Turin tot aan den berg Cenis, 5 over At Alpen , .3 van daar tot Chamberi, en dan nog 14 tot Geneve. Deze 55 maken 28 Zweedfche (40 en een derde Duitfche) mijlen. NEGEN EN VEERTIGSTE BRIEF. Berigten van Geneve. - Uiterlijk aanzien van deze Jtacl. - Jgteloosheid in den godsdienst aldaar. l\e:g,„g der Geneeffche godgeleerden tot de Ariaanfche grondftellingen. - Verkeerde uitlegging van den naam IMtre te Geneve. - Ordening der Geneeffche geest, lijken. Godsdieufrige gebruiken. - Univerfiteit te Geneve. — Fan den heer des Roches. Geneve, den ïSden September, ijf* Geneve heeft van verre geen groot aanzien voor iemand, die het voor het eerde maal ziet, als hij uit Italië komt : men ziet geen torens , koepels , kolldgièn, kloosters of paleizen , en hoe fchoon anders de ligging van het meir is, alwaar niets ontbreekt, wat het oog kan vergenoegen, of het moest een eiland zijn , want dergelijken ziet men in het geheel niet , gevoelt men nogthans eenen zékeren angst, wanneer men de had naar den kant van Savoije befchouwt. De fraaije wandelweg en het fchoon huis van den hooglecfaar de jAussure , aan denzeiven liggende, en dat men eigenlijk een paleis kan noemen, en ongetwijfeld het fraaifte en grootfte in de gan-  EN HET OOSTEN. 43 fche ftad is, vullen- wanneer men eindelijk nader komt, het lédige , dat de zinnen tot hiertoe gevoelden ; en de beleefdheid en vriendlijkheid der inwoners Hellen dezelven naderhand volkomen fchadeloos. Maar men mist hier veel, waaraan men zig in de Roomschkatholijke landen gewend heeft; ik geef er juist niet veel om , of ik eene menigte van allerhande foorten van monniken op deftraateu en wandelwégen ontmoet; maar hunne veele en fchoonc boekverzamelingen en handfchriften in de kloosters en koliégiën te misten, geen tuinen, geen tékeningen te zien , niet alleen overal geen pragt en rijkdom , maar ook niet eens een eenig meesterftuk der kunst in de kerken , geen fchilderijën, geen Standbeelden , geen crucifixen, geen zuilen en pilaaren, geen altaar , ja weinig of in het geheel geen bouwkunst te vinden , dit is eenen nieuwsgierigen reiziger , die gewend was, gedurig iets nieuws en fraais te zien , niet onverfchillig. In het voorbijgaan zal ik hier aanmerken, dat men den voordgang en bloei der kunsten in Italïè aan den godsdienst en de kerkgebruiken te danken heeft ; alle kerken willen meesterrtukken hebben, die door rijke priesters en monniken rijklijk betaald worden; van daar de ijver en bekwaamheid ; een goed meester kan zéker zijn, dat hij niet uit gebrek aanarbeid van honger zal herven , maar heeft het grootst vooruitzigt , om , éven als zijns gelijk , rijk te worden. Van daar de groote bouwmeesters, beeldhouwers, fchjlders, plaatfnijders, mozaaïkwerkers, miskléderftikkers, fchrijvers en miniatuurfclnlders voor de koorboeken ; zonder van de groote muziekmeesters te fpréken , daar de muziek, in Italië, in de kerken niet minder ecu wézendlijk ftuk uitmaakt, dan, in de fchouwburgen e. z. v.  V* REI-E DOOR EUROPA Jan dat alles maakte Gsnevé een einde , toen het , ik ^Sihll--^6^ tegenwoordig noefiJ / ,!1SCy' *" «aar behoud ï V"td\den naam ™> förcbpp van Geneve. Zédert is Sè^^^ I-bhen, zonder orde ^venwei meer W en eene bétere S^ fepfe. bruggen worden 1 Afgehaald, en cftts de flad , onder de predikatie en beding van het nagtmaal, gefloten, maar in dekerken Sf' 's nlen te ^ j)e «g den hoed op ? ^ . "fSi? °m 2i^hct aa"z^" van eenen vrijen rédenaar ot iceraar te géven, zo doen ook de toehoorders ; doch ' o?der het bidden en zingen némen zij hem af, het welk met ongedekten hoofde gefchied. Daar zijn predikanten, 1 die zeer wél prédiken ; maar onder de predikatie hoest ' men m den eenen hoek , fpuuwt in den tweeden , niest 1 in den derden, maakt een ander gedruis in den vierden en dit gaat zonder ophouden voord ; heeft de rédenaar eene zwakke hem , zo hoort men weinig of niets in plaats dat in Italië de toehoorders alle hoesten terwijl de Prédikerbij de afdélingen hil houd, en het naderhand zo til word, dat men geen muis zig hoort bewégen ; maar bier is het een aanhoudend zeer onbetaamlijk gedruis, dat den predikant dikwijls verdooft. Des zondags namiddag* komt men bij elkander, fchiet met vuurbusfen of böbgen '-aar de fctöjf, kegelt, oefent de foldaaten In de wapens en dergelijken ; nogthans zijn kaarten, danfen cn het' kroeglopen fcherpüjk verboden. Als ik van dit alles  EN II E T OOSTEN. •45 gens zékere leeraars fprak , verwonderden zij zig , dat een wiisgecr dergelijke aanmerkingen wilde maken , wijl a .e godsdienst immers vrij en gcestlijk moet zijn, e. z. y. Ik vraagde hen eenigzins l*potsv\ ijze of zij de verbéteringen van hunnen landgenoot rousseau of van hunnen nabuur voltaire wilden aannémen , zédert dat zij ou het ftclzel van kalvijn waren moede geworden ? Deze beleefdheid behaagde hun niet zeer, wijl zij de beide eerhen vulltrekt niet verdragen , en thans ook van de her* ftellingen des lantften zeer weinig aannémen. Ik geloof egter, dat de heer d'alembert hen in de encyclopedie , artikel Geneve, ongelijk gedaan heeft , als hij zegt , dat zij Sociniiianen zijn, hetwelk zo veel gerugt en opziens gemaakt, en tot zeer veele twistfchriften aanleiding gegéven heeft; een gemeenbest, dat servet om het Sociniaandom, tot groote ergernis voor de kerkhervorming en het christendom, openlijk heeft laten verbranden, waarméde nu de Roomfchen ons geliadig op den mond kloppen, ora hunne vervolgingen en het verbranden hunner médechristenen , die zij ketters noemen, te regtvaardigen, zou nu zelf de vudoemnis over zig uitfpréken , en naar deszelfs eigen oordeel zig moeten laten verbranden. Toen ik voor drie jaaren hier was, had ik geen gelegenheid, om dit berugt gefchil te onderzoeken, wijl ik toch van Italië mijne terugreis hcrwaard dagt te némen. Om nu het regte van de zaak te vinden , zogt ik het antwoord te bekomen , dat de geesthjkheid en de akadénne te zamen gegéven hadden op de harde befchuldigïngin de encyclopédie , maar geen boekhandelaar had hetzelve, zo ongemeen zeldzaam was het geworden. Wijl verfcheiden van de geesthjkheid vernamen , hoe zeer ik  4* REIZE DOOR EUROPA verlangde , hetzelve te hebben , zogten zij daar naar, in het archief, en vonden twee exemplaaren, waar van zij de goedheid hadden, mij één te vereren ; het is maar een half blad, of vier bladzijden in kwarto, onder den titel: Déclaration de la vènèrable compagnie des Pasteurs £f Profesfeurs de FEglife C55 de F Academie de Geneve du 10 Fevrier 1758, contre Partiele de Geneve dans le VIL Tome de IEncyclopedie. Dit antwoord voldeed mij niet, want het is zeer beknopt, verfcheiden fpreekwijzen uit den bijbel van de grootheid des Verlosfers worden daarin aangehaald, maar geen van zijne godheid; men zegt daarin , dat men de Geneeffche kerk . groot ongelijk doet, wanneer men haar van haare zusters , inzonderheid in Engelland, met welken zij dezelfde eenigheid in het geloof belijd, wilfcheiden; maar er word niet gezegd, of het met de nieuwcrwetfche presbyteriaanfehen, gelijk zij in de laater tijden geworden zijn, of met de oude regtzinnigen moet zijn e. z. v. Om derhalven dc zaak regt te kunnen beoordélen, verfchafteik mij den katechismus, die thans in Geneve in gebruik is: Le catechisme par J. E. Ostervvald, Pasteur de fEglife de Neufchatel. Nouvelle édltion. Geneve 1773. ik las denzelven met oplettendheid door, maar vond niet één enkel woord van de drieëenheid , van de godheid van ciiristus, of van zijne eeuwige generatie van den Vader, niets van de godheid of van het uitgaan van den heiligen Geest, niets van het verloren évenbeeld van god, niets van de erfzonde , niets van des Verlosfers voldoening voor de zonden, niets van zijn verzoenen van gods toorn. De zogenoemde geloofsbelijdenis van athanasius word met geen enkel woord genoemd. Uit het ftilzwijgen van den katechis-  £ N HET OOSTEN. 47 mus omtrent zo veele (lukken, mogt ik hen zeiven liever laten belluiten, hoe het in Geneve daarmêe haat. dan mij zeiven verklaren; zij mogten anders van mij, gelijk van den heer d'alembert , zeggen, dat ik hen ongelijk gedaan, en hunne méning niet verhaan had. Ik ben nog de één aan de ééne zijde heeft eenen grooteu hoop fuéden broods vóór zig ; elk avomhnaalganger nadert tot hem ; dan breekt de predikant een ftukje brood van de ihéde eo & *  f» RËIZË DOOR EUROPA geeft het den avondmaalgahgêr, die het neemt en zelf in den mond (leekt, eene buiging maakt, want niemand ligt op de knicn , en naar den anderen predikant gaat, die aan het ander eind der langwerpige tafel zit; deze geeft hem den kelk, waaruit hij drinkt en hem vervolgens den naastvolgenden overgeeft, zo gaat de kelk van de ééne band in de andere tot dat hij lédig word, wanneer de minhtrê eenen anderen vollen kelk geeft , dien zij elkander overgéven : elk, die ten avondmaal geweest is , gaat uit de kerk naar huis, zo dra hij uit den kelk gedronken heeft, en daarmeê is alles gedaan. Hetzelfde doen de vrouwsperfoonen aan de andere zijde der kerk , getrouwden en ongetrouwden : want man en vrouw gaan niet zamen. Als de ministre het brood overgeeft , zegt hij tégen den avondmaalganger eene fpreuk uit den bijbel , welke hij wil; want er is geen bepaald formulier aangenomen. Bij fene egtverbindnis was ik in de kerk ook tegenwoordig: dit was niets anders, dan dat de predikant» na het eindigen van den godsdienst, op den prédikftoel klom , een (luk uit den bijbel las, en daaröp aan den bruidegom en de bruid, die vóór denzelven honden, vraagde , of zij eikanderen wilden liefhebben, waarop zij met eene bui. ging antwoordden , en zo was alles in minder dan een kwartier uurs gedaan. Dan gaan de nieuwgetrouwden naar huis; de bruid gaat met haaren man, en niet meer bij vader en moeder; eene menigte kinderen zijn inmiddels verzameld, die gezangen zingen ; dezen werpen de nieuwgetrouwden fuikergocd , of, gelijk men het hier noemt, despietres de Bernard, zommigen ook wel,naar dat een ieder het kan vergelden , geld toe : na dit alles houden zij eenen avondmaaltijd. Doch ik ben in kerkzaa-  EN HET OOSTEN 53 kèn voor deze maal, tégen mijne gewoonte, breedvoerig genoeg geweest. Van het kollégie of gymnafie en de akadémie zal ik te voren reeds gefchréven hebben. Het zijn twee onderfcheiden higtingen. In het kollégie maakt men het begin , het heeft négen klasfen, in de eerde leert men lézen , in de tweede fchrijven, dan komt men tot het Latijn, e. z. v. In ieder klasfe is een regént, of leermeester, die liet ouderwijs geeft, hi ah' de klasfen worden aan de naerdigen prijzen uitgedeeld. De hoogleeraars hebben het opzigt Over het kollégie, doch inzonderheid de rektor , en een principaal, die in het kollégie woont. Doch van dit alles heb ik, zo ik meen, reeds voor drie jaaren gefchréven, en ook tévens all' de mishagen van den heer crosEey verbéterd, die hij in Geneve gemaakt heeft (*) ; ik beklaag den goeden man, die hier, zo als overal in Italië , zekerlijk geen goede adresfen zal gehad hebben, Want niemand kent hem ; maar zijn boek heeft onzer natie geen eere aangedaan, wijl hij het onder den naam van deux Gentihhoames Suedois nifgegévèn heeft.- Veelen hebben ons hier en op andere plaatzen gevraagd, of wij de fchrijvers kenden , of eenig deel aan zulke vlugtige aanmerkingen hadden , waarin men meer vernuft dan waarheid aantreft. Ik zal hier eindigen , als ik u nog maar mag melden, dat hier kortliugs de heer de rociies hoogleeraar in de' oosterfche taaien geworden is , in plaats van den heer cointe, die zijne plaats neergelegd heeft. De heer de rociies is een jong en bekwaam man, maar 28 jaaren oud,- [(*) Zie het t. deel, XII. brief, bladz. 171. en volg.1 D 3  54 REIZE DOOR EUROPA Hij is kort voor onze aankomst alhier openlijk beproefd', en onder de médedingers de bekwaamfte bevonden. De beproeving gefchied in de raadzaal vóór de 200 raadsheeren, névens de hoogleeraars en predikanten. De ftoffeis de hebreeuvvfche bijbel en de chaldeeuwfche thargum; men gebruikt den bijbel van buxtorf , dien men met eene naald , tusfchen de bladen gcftoken, opent, opdat geen bedrog zou plaats hebben ; de follicitant moet dan de plaats, bij geval getroffen, verklaren, en op allevraagen, die men goedvind, hem te doen, voor de vuist kunnen antwoorden. In de andere dialekten word hij niet beproefd. Ik heb den heer de roches geraden, zig met ernst op het Arabisch toctcleggen , zonder het welk het onmogelijk is, het Hebreeuwsch , eene ze'dert 2000 jaaren volkomen doode taal, te verltaan ; hij heeft ook in ernst voorgenomen, het te doen. De nieuwe hoogleeraar werd voorléden zondag in de kerk als pasteur ingeleid: dit gefchiedde enkel door eene rédenvoering, die een ander hoogleeraar en 'pasteur , na geëindigde predikatie, op den prédikhoel deed, waarin hij de pligten van eenen prediker verklaarde, en vervolgens den lof bijbragt, dien de nieuwe hoogleeraar en prédikcr verdiende; deze zat benéden bij den prédikhoel, in het gelloelte , waarin anders gewoonlijk de voorzanger of koster in de hervormde kerken zit. Doch ik heb nu al rijklijk van kerkgebruiken gefproken.  EN HET OOSTEN. 55 VIJFTIGSTE BRIEF. Van de Mylords Stanhope en Mahon. — Van Woods werk over Homerus. — Boekerij te Geneve. — Van de geteerde familie Diodati. — Boekerij van den heer llennin Van den heer De Sausfure. — Van het kabinet van hoorns en fchelpen van den heer De Lnc. — Van een meisje met eene lévende flang in de maag. — Kunstig gemaakte horohgi'èn te Geneve, Geneve, den ziften September Ï773» '1\Avy^"iJ waren zeer gevoelig , den prins frans van siEKLENUURG-scnv/1-.niN, nevens den kamerheer en ridder van usedom, deze reis temisiën, die ons, gedurende ons verblijf te Geneve, in 1770 , zoveel goedheid bewézen hadden, waarvan ik 11 op dien tijd eene getrouwe befchrijving gegeven heb. De prins is voor twee jaaren teruggeroepen, maar de wijze zelve, hoe het gefchiedis, zal, om te oordelen , volgens hetgeen aanzienlijken en geringen daarvan wéten te zeggen , geen zeer luisterrijk toneel in de gefchiednis van den regérendeu hertog worden. Daartégen hadden wij het genoegen, mylord stanhope, en zijnen zoon, mylord mahon , hier nog te ontmoeten , beiden géven ons blijken, dat zij nog dezelfde vrienden, zijn. Zij zijn beiden bourgeois de Geneve geworden , en denken, na een négeujarig verblijf alhier, wijl de lord mahon nu mondig geworden is , binnen kort jiaar Londen te kéren. Om zijne vaardigheid in het boo^fchieten is D4  56 REIZE DOOR EUROPA hij hier Commandeur des Tireurs a Pare geworden, welk, in Geneve, eene groote eer is. Aan ditgenootfehapheeft hij eenen grooten gouden gedenkpenning gegeven , die de kommandeur ter gedagtenis zal dragen : dezelve verbeeld Apollo , hoe hij Typ/ion doorfchiet , op den rand haat de naam van mylord mahon , als tegenwoordige kommandeur. Hij heeft ook wetten voor de boogfehutters laten drukken, die ook door den raad bekragtigd zijn: Ordonnances pour le nohle Exercice del'Aix, 1773. d Geneve par Mylord charles stanhope , Vicomte mahon , Commandeur, in 8 0 . Daarenboven is hij kornet der Geneeffche dragonders geworden, en de regering heeft hem een'fraaijen gouden geëmaillecrdcn gedenkpenning, met zijn wapen en zijnen naam er op, gegeven, dien hij aan den hals draagt. Maar dit zal van zijne verdienften in het krijgskundige en burgerlijke genoeg zijn: nu iets van zijne verdienden in de geleerdheid. Ik heb uongetwijfeld reeds te voren gezegd, dat mylord mahon al in zijne téderhe jeugd wiskundige en werktuiglijke hersfenen had; nu heeft hij een werk aau de akadémie te Kopptnhage gezonden, waarin hij van de uitzetting der metaalen in een flingeruunverk handelt. Hij is ook lid van het koninklijk genootfehap te Londen geworden, en nog niet boven de co jaaren oud. Mylord stanhope laat OperaposthumaSimforiïs, op zijne kosten , te Glasgow, drukken («). Hij heeft de goedheid gehad , mij een zeer zeldzaam werk ever homerus te lénen , waarvan de titel is: An Esfay 111 the original Genius of Homsre. London , 1769. in (a~) Hij heeft de vriendlijkheid gehad, een afdrukfel van hetzelve aau de Utrechtfche akadémie te fchenken.  JEN HET OOSTEN. 5? groot 4 °. 70 bladzijden. Het is nooit uitgegéven , dc fchrijver heeft maar vijf of zes exemplaaren daarvan laten drukken voor zijne vrienden, om hun goeddunken daar*over te horen, te welken einde het doorfchoten is , om plaats tot aanmerkingen te hebben. De fchrijver is de heeraoBERT wooo, Grootbrittannifche onderftaatfékretaris, dezelfde , die de overblijfzels van Palmyra , gelijk ook die van Balbeck met zulke fraaije koperen plaaten uitgegéven heeft. Hij is nu dood, hij was door het proces tégen wilkes, 1763, bekend, werd tot eene ftraf veroordeeld, om dat hij de papieren van wilkes had laten wegnémen , e. z. v. Hij geeft in zijn werk zijne gedagten op over homerus vaderland , reizen, zeevaarten, kennis, klimaat, godsdienst, verdichtzelkunde, zéden , gebruiken en taal; hij befchouwt hem als gefchiedfchrijver, tijdrékenaar, en eindelijk als wijsgeer ; dit alles, zegt hij, maakt homerus oorfpronglijken geest uit. Het is een zeer geleerd werk , de fchrijver reisde eigenlijk gansch Griekenland en Klein-Azië door, om ah' da plaatzen, door homerus bezongen, te bezigtigen en te léren kennen. Onlangs heeft men mij gezegd , dat dit werk tot geluk nu niet meer zo zeldzaam is (£). Wij hebben het genoegen gehad , dtn heer jennings en zijne bekoorlijke vrouw in goeden wélttand wéder te ontmoeten; wij zijn zeer dikwijls bij hen, op hun aange- ^ (li) Het werk wordt geprézen door klotz Öpusc. Phikl. p. Óp, 70» 71- is in het Hoogduitsch vertaald, te Frankfort, l77s, 8°.; en in het Engclsch herdrukt, 1775. Zie mijne voorréde voor chanduks Reize door Griekenland, bl. ag.e.v. aant. (*.). P 5  53 REIZE DOOR EUROPA naam landgoed en hunne wijnbergen , niet verre buiten de poort der had, en worden ongemeen vriendlijk en wél ontvangen. Wij verkéren hier veel met den baron uamilton , kapitein der dragonders in Franfchen dienst, en zoon van den rijksraad. Hij is herwaart! gekomen, om zijnen oom, den heer jennings , en zijne oude vrienden te bezoeken. Hij is hier opgevoed. Hij is jong en zeer vriendlijk, een wakker officier , fraai en kloek van gewas. Wij hadden de eer, hem te Parijs te zien,toen zijne koninglijke hoogheid, de hertog karel van söoermanland, daar was. Hij denkt eerlang van hier naar Nancy te kéren, alwaar hij in bezetting ligt. Zéden dat wij de laathe reis hier geweest zijn , is er eene aangename verandering bij de boekerij alhier gefchied. De predikant diodati is eerfte boekbewaarder geworden, en zédert zijn de boeken in béter orde. Een' .vriendlijker', rijker' en gedienftiger' boekbewaarder hebben Wij op onze reizen nauwïijks ontmoet. Zédert dat wij in de boekerij gearbeid hebben , verzogt hij ons altijd des avonds bij zig aan huis , om den avond met zijne bekootlijke familie doortebrengen, aangenaame concerten te horen , en naderhand den avondmaaltijd te houden; zelfs als wij in de boekerij zijn , laat hij ververfchingen derwaard brengen ; kortom hij vergenoegt alle foorten van fmaak, en vult tévens hersfencn, ooren , mond en maag; ik kan er met regt de oogen bijvoegen , want hij heeft zeer fchoone en vriendlijke dogters , vijf in getal, névens drie zoons , allen wél opgevoed , allen verhaan ' de muziek, fpélen op eenig inftrument , en zingen ; wij horen hier de muziek altijd in het gezcifchap der Muzen. Het is fmertlijk, aan het affchcid van zulk eeu aangenaam  EN HET OOSTEN. 59 huis te denken, voornaamlijk, wijl de heer diodati en zijne vriendlijke vrouw ons willen hier houden, ondertusfchen dat de boekerij in orde gebragt word, daar ik de beste gelégeuheid heb om zulk eenen kundigen boekbewaarder mij te nut te maken, en wij te zamen een regt volmaakt genoegen kunnen genieten. De voorvaders van den heer diodati zijn van Lucca , in Italië, zij zijn ten tijde der hervorming nevens veele andere huisgezinnen naar Geneve gekomen: het was zijn overgrootvader , die den gauichen bijbel in het Italiaansch vertaalde enini64i uitgaf, welke in Italië verboden en zo bij uitftek zeldzaam is ; in 1644 gaf hij denzelven ook in het Fransch uit. Beiden zijn in folio en hier in de boekerij te vinden, men kan hier ook excmplaaren te koop krijgen , wijl zij hier gedrukt zijn, fchoon de plaats in de ltaliaanfche uitgaaf niet gemeld is. Hij is ook te Leipzig in 8 0. gedrukt (V). Het was zijn vader, die van Lucca naar Geneve kwam; tusfchen hem en fra paolo sarpi , te Venetië, had eene behendige briefwisfeling plaats. De oorfpronglijke brieven van sarpi worden nog in een zéker huis, hier in de had, gevonden, dat deze anekdoten zo wél bewaart, dat noch vreemdiing' die te zien, noch de familie dezelven terug kan krijgen. Van de boekerij zal ik n gedurende mijn eertte verblijf alhier reeds gefchréven hebben. Heb ik u toen ook ge- (c) Ook zijn Les Epistres des Apostres, interpretêes pa? jean diodati, gedrukt te Amlterdam 1667. 8 0 . — Zijne overzetting wordt beoordeeld door r. simon Eist. Crit. du F. TesU L. II. C. 24. p. 380. — Hij is lid geweest der Dordfcic fyjjiode. Afia Synodi Dordr. p. 11,12,  «o R E I Z E DOOR EUROPA meld, dat onder de veele afbeeldzels van groote en vermaarde mannen, die deze boekerij vcrfieren, ook die der koningen gustaaf adolf en karel XII. zijn ? Men vind hier ook de afbeeldzeis van alle de kerkhervormers , van joiiannes wiceef af , dan hus , luther , zwinglius ; kalvijn , dat fpreekt van zelf, dezen heeft men ook in een houten borstbeeld. Verders is hier eene verzameling van afbeeldzeis van alle vermaarde Geneveefen , als van spaniieim , diodati , turretin , drelincourt , e. z. v.; ook van andere groote mannen, als erasmus, scaliger, descartes, coligni. Behalven eene menigte medaillons naar antiken in metaal, die brutus , marius , sylla , cicero , seneka , scipio en anderen verbeelden, zij gelijken zeer ■de oorfpronglijken, die wij in Italië gezien hebben , inzonderheid cicero. In haodfchriften zal ik mij niet inlaten , het zou mij te verre leiden. Nogthans moet ik melden, dat hier le trefor de brunet , in handfchrift, op hjn pergament, of velin , in folio, gevonden word. Brunet woonde te Florence , in het midden der dertiende eeuw, en bragt aldaar den lust en fmaak in geleerdheid en wétenfehappen tot een' hoogen trap :■ hij werd met alle Guelfen uit Florence verdréven, en vlugtte naar Frankrijk, daar hij dit boek in het Fransch fchreef. Hij overleed in 1295. Het is merkwaardig, dat hij in het 113de hoofddeel van het eerfte boek van les deux faces de la pointe de raiguille aimantée [de twee zijden van de punt der magneetnaald] , die bij de zeevaart gebruikt word, dat is te zeggen van het kompas, omtrent 40 jaa. ren voor 1300, fchrijft; nog meer,' brunet fpreekt daar van als van eene bekende zaak, die algemeen in gebruik  EN HET OOSTEN. fg is , maar niet als van eene nieuwe uitvinding. Hier zijn de verklaringen van beda over verfcheiden boeken des Nieuwen testaments , op pergament van de negende eeuw. In zijne verklaring der brieven van joannes vind men niet één woord van de drie getuigen in den hémel, i. joan. v. 7. Dienvolgens was deze tekst ten tijde van beda, dat is in het begin der agtfte eeuw , niet in den bijbel. Het is toch merkwaardig , dat beda overal de Latijnfche vulgate volgde , waarin dezelve dus toen ook niet hond ; want tot nog toe is dezelve in geen egt Grieksch handfehrift gevonden. Dus een fterk bewijs, dat men dien naderhand in de vulgate ingelascht heeft; mij haat niet voor, dat iemand zig van dezen grond bediend heeft , niettégenftaandc de werken van beda gedrukt en algemeen bekend zijn. Hier is een groote gefchréven Latijnfche bijbel , zo magtig groot , dat een kloek man er zijn werk aanheeft, om hem van zijne plaats te tillen; dezelve is omtrent in de tiende eeuw gefchréven. Op de i vind men geen hippen, vveik toen niet in gebruik was. De brieven van paulus haan het laatst, de anderen , nevens de openbaring, gaan voor. De eerhe brief van joannes heeft het opfchrift: Epistola ad spapvtos, dat den ..geleerden veel werks gegéven heeft, zommïgen hebben het voor Spartanos willen némen. Ik geloof, dat de affchrijver, die een Italiaan was , zig vergist, en in den haast Spartos voor Sparfts, als voor eenen katholijken brief, gefchréven heeft; dit kon te gemaklijker gebeuren, wijl het in het Italiaansch gebruiklijkcr is, fparü dan fparfi van fpargere te zeggen: maar, dat de fchrijver een Italiaan is geweest, blijkt duidelijk, doordien in dezen bijbel bijna doorgaans mkhi, nkhil', gelijk de Ita-  c'2 REIZÉ DOOR EUROPA liaaiïen mikt ), nihil, oitfpréken, gefchréven is ; eene febrijffout, die ook in de merkwaardige bijbeluitgaaf van het jaar 1462 gevonden word, fchoon dezelve uMfontz, in Duitschland, gedrukt is, het welk bewijst , dat het oorfpronglijke in Italië gefchréven , en de zetter een llaaffche navolger was. In dit handfehrift des bijbels haat de betwiste fprcuk van de drie getuigen in den hémel , doch na die van de drie getuigen öp aarde. Van het hmidfcbrift op Egiptisch papyri** , welk hier gevonden word , heb ik u , ongetwijfeld , te voren gefchréven : toen was het voor mij eene zeer groote zeldzaamheid, maar naderhand heb ik in Italië er zeer veclen gezien. Dit behelst hukken uit de predikatiën van augustijn: us : het eerhe , dat hier voorkomt , is een gedeelte van de Sermo de converpone Santli paui.i xxxvi. de diinenjis, op 53 folio bladen, van dewclken 37 van Egiptisch papyrus en de overige 16 van pergament zijn ; zij zijn niet behoorlijk ingebonden. Het handfehrift is van de zesde of zévende eeuw , alles met groote letters , en ah' de woorden , den geheclen regel door , aan elkander gebonden, als of het maar één woord was, doch aan het eind van den zin haat eene hip, zomwijlen ook een femicólon , of eene comma , of een verwonderingstéken , of ook een omgekeerde femicóhn CO» ^it handfehrift is, névens veele anderen , die hier gevonden worden , uit de boekerij van den pariamentsraad alexander petavius, zoon van paulus petavius , wiens wapen daarop haat. De koningin christina kogt een gedeelte van zijne handfehriften , die thans in de Vatikaanfche boekerij bewaard worden, de overigen kogt de heer lulmn , en fchonk dezelven aan deze- boekerijVim daar, dat hier  EN HET OOSTEN. 6$ zo veel gevonden word , welk tot de gefchiednis van Frankrijk behoort , dat verfcheiden anekdoten behelst, en van eenen nieuwsgierigen navorfeber verdient onderzogrtc worden. Hier is de huishoudingsrékening van den koning filip IV. of den fchoonen , op zes langwerpige bouten planken, met zwart wasch, waarïn gefchréven is, overtrokken; deze rekening bevat de zes laatlte maanden van het jaar 1308. Ik meen, de daartoe behorende helft, indien ik mij wél herinner , te Florence gezien te hebben, doch ik heb mijne Italiaanfche papieren hu juist niet bij de hand. Hier is ook een ander volgefchréven blad van papyrus, dat onder een glas bewaard word. Verders lange rollen met Hebrecuwsch fchrift, en eene lange rolle in de Griekfche taal. Een groot fim turn votivum [fchild, volgens gelofte toegewijd] van zilver, dat men in de hier voorbijhromende Arvc gevonden hech; néveus veel verhéven werk , haat er de naam van den keizer valenties op , dus is het van zijnen tijd. Ik meen, dat men er eene afbeelding van vind in AzAntiquitès expliquées van montfaucon. In de boekerij is ook een fraai kabinet van natuurlijke zeldzaamheden, dat de heer bourguet aan dezelve gefchonken heeft, het bevat veele hoorns en verfténingen , onder anderen een' zeepaerds-tand , zo groot als een vuist. Onder andere zeldzaamheden wórd een handfehrift getoond van jufvrouw walokeric, die blind geboren was, desniettégenhaande een zeer fraai handfehrift gefchréven heeft ; haar vader was een koopman te Geneve geweest , doch van Schafhauzen derwaard gekomen. Maar, misfchien, ben ik reeds te breedvoerig geweest. Nu moest ik verhalen, hoe aanzienlijk de Franfche.fa-  R E I Z E DOOR EUROPA fident, de heer hennin , zijne boekerij ,: zédert dat wij laatst hier geweest zijn , niet gedrukte boeken en handfchriften vermeerderd heeft, doch ik moet mij vergenoegen, niet het noemen van een handfehrift van elf deelen in folio , dat all' de papieren van den markgraave du plessis ciiatillon bevat, die geheele 30 jaaren, in het midden der 17de eeuw, onder de kardinaalen riciielieu en mazarin , deels als veldmarfchalk in Katalonïèn en Lombardij'ë, deels als gevolmagtigde ftaatsdienaar bij verfcheiden vorsten in Italië en gezant te Fenetië gebruikt werd; men vind daar onder eene ménigte oqrfprongiijke brieven van vorsten, ftaatsdicnaars, en gezanten van zijnen tijd. Ik zal reeds gezegd hebben, dat de heer henkin verfcheiden ftaatkundige gefchriften en anekdoten van Zweeden, als van den rijksdag van 1756, in drie groote folio-deelen, bezit. Hij heeft veele zeldzaame boeken, en kostbaare en zeldzaame prenten van den beroemden balechou , als zijne zeehavens, zijnen ftorm , ook. het allerzeldzaamst afbeeldzel van den koning augustus III. van Polen, dat tot opfchrift heeft: Auguste III. , Rot de P.ologne , Eiecteur de Saxe. Seint, cotnme prime Royal £jr Eleiïoralpendant firn féjour a Paris, en 1715 > par le chevalier hyacinth rigaut. Gravé par j.J. balchou, natifa Arles 1750. Dit is het grootfte meestcrftuk , dat hij gemaakt heeft, het kost 10 huis de ou Meer zal ik er niet bijvoegen , dan alleen , dat de heer hennin ons, zo als de vorige «is, veele beleefdheid en vriendfehap bewijst. Wij hebben ook de kennis met den hoogleeraar de saussure vernieuwd, die, onlangs , met zijne vriendhjke vrouw en dogter van agt jaaren van zijne reizc naar ha-  EN HET OOSTEN. 65 'itaïïè en Sicilië weêrgekomen is. De dogter heeft het zeldzaam geluk gehad, dat zijne heiligheid, de paus klb» ment XIV., haar in de Villa Patrici, éven buiten Romen, omhelsd heeft. De heer de saussure toonde mij de brieven van onzen Zweedfchen ferber over Italië, die in het jaar 1773 » te Praag, op 407 bladzijden in oktavo, gedrukt zijn; ik zag ze, hier, voor de eerlic maal; hij prijst dezelven onbefchrijflijk, wégens de voortreflijke aanmerkiugen, welken zij over de natuurlijke gelchiednis van Italië behelzen. Hij wenscht met den heer ferber, in briefwisfeling te komen, en heeft mij verzogr, dit voor hem te bewerken; ik draag ti dit op, en verzoek u, den heer ferber , onzen reisgenoot op zo veele plaatzen in Italië, mijnen wége te groeten. Eveneens fpreekt de heer de saussure met ongemeen veel lof van de Iaatfte Latijnfche uitgaaf van het werk van den heer hoogleeraar en ridder joannes gottschalk wallerius over de bergftoffen, die, te Stokhohn, in 1772 , in 8 0, is uitgekomen ; de fraaije bijvoegzels en de veranderingen, daarin gemaakt, behagen hem ongemeen wél. De heer de saussure heeft een zeer pragtig kabinet van natuurlijke zeldzaamheden, névens fraaije natuurkundige, inzonderheid elektrifche werktuigen , nu heeft hij ook ee« Hen blikzcmafleider geplaatst: in gansch Geneve warende menfehen, in het eerst, bevreesd , dat hij den blikzem op hen zou afleiden, en zij verzetten zig zeer tégen het hellen van dit werktuig ; maar hij gaf een gefchrift uit, waarin hij het voordcel daarvan aantoonde (3). Zon- (3) Van het gevolg der proeven, door de heeren de saussure en den abt toaldo te Fenetië met den bliksemafleider je- III. Deel. E  16 REIZE DOOR EUROPA derling is het, dat een gemeen kastelein , of flotvoogd, bij Chamauni, in Savoije , waar de ijsbergen zijn , taquard genoemd, de eerde was, die de waarneming gemaakt heeft, dat uit eene ijzeren haaf vonken kwamen, als het donderde ; hij kwam naderhand, tégen het jaar 1754, naar Parijs , en zag den abt kollet clektriiehe proeven némen; aan dezen vertelde hij, wat hij gezien had, en daarüit leerde de heer nollet de overeenkomst tusfchen den donder en de elektriciteit. De vorige boekbewaarder hier te Gerieve, jallaeert, is de eerile geweest, die ziekten door de elektriciteit genézen heeft. Deze anekdoten heb ik van den heer de saussure. De heer de saussure heeft het zeldzaam geluk, van een rijke geleerde te zijn; zijne rijkdommen;.heeft hij met zijne braave en fchoone vrouw, eene geboren lullin eoissier , behuwhjkt; men houd hem tegenwoordig voor den rijkhen in Geneve, hij bewoont ook het fchoonfte huis in de had , névens eenen ongemeen fraaijen tuin en een voortreflijk uitzigt. Het huis is door den grootvader zijner vrouw, den heer lullin eoissier, gebouwd, die een rijk bankier te Parijs was ; maar door een geheel zonderling toeval , dat ik kortiijk zal verhalen, heeft hij er nooit eenen voet in gezet. Hij zend de tékening van het huis van Parijs, geeft de nodige bevélen , het huis word fchielijk opge- nr.nkt, vind men in het werk van den laatften : Dei conduttori per prcfervare git edifizi de fuimini, Venetië' 17784,, oraflandig herigf. Het bevat eene verzameling van verfcheiden verhandelingen over dit onderwerp, meestendeels gefchréven door den heer toaldo, maar ook door den heer de saussure eu deu keer jR.iNKLiN.  EN HET OOSTEN. 6? bouwd, geholfeerd, en alles klaar gemaakt. Nu neemt de heer lullin de reis aan van Parijs naar Geneve, onj zijn fraai huis te betrekken, maar, bij de Had komende, is het te laat, de bruggen zijn reeds opgehaald ; hij ziet het huis in de nabijheid , en moet évenvvel in een ander huis, op de vh±te Plein-Patais, overnagien; des morgeus denkt hij in zijn nieuw huis in te trekken, maar vroeg vind men hem dood in het bedde , hoe fnsch en gezond hij des avonds daar in gegaan was. Het was iet zonderüugs, dat de bouwmeester , die de tékening van het huis gemaakt had, de keuken vergéten had , als tot een voorteken , dat de bezitter nooit in zijn huis zou éten, en dus geen keuken nodig had. Naderhand heeft men een ander vertrek daartoe genomen, en wij kunnen uit ondervinding betuigen , dat keuken en tafel tegenwoordig volkomen aan het huis beantwoorden. De heer u'alembert had eeu' aartigen inval , toen hij dit huis zag: „ het is jammer," zeidc hij, „ dat de man , die „ zulk een huis heeft laten bouwen , geen kanten lobben „ mogt dragen;" want hier zijn wetten tégen de pragt, de inansperfoouen mogen geen andere zijden ftofien dragen, dan zwarten en dergel ijken; aan de vrouwsperfoonen is het nu geoorloofd hoepelrokken te dragen ; ook heeft men zédert twee jaaren rosbaardragers toegehaan. De inwendige onëenigheden in Geneve zijn nutcnvoordeele der burgerij bijgelegd, waardoor de volksheerfching eenen hap te meer gewonnen heeft; doch veelcngeloven, dat het vuur onder de asch maar half gedempt ligt , en de regéring zal tragten , zo dra de gelégcnheid zig daartoe opdoet, haare voormalige magt wéder te krijgen. Thans is alles hul en gerust. De burgerij houd nu geer* E z  6$ REIZE DOOR EUROPA wagten meer, gelijk toen wij voor de eerfte reis hier waren ; ook hoort men niet meer fpréken van les Reprèfentans, les Négatifs, les Natifs, en wat voor naamen zij meer hadden. Van het fraai kabinet van hoorns en fchelpen van den heer de luc en van de verzameling van verhecnde zaaken, die haars gelijke niet heeft, heb ik u reeds te voren gefchréven. Heb ik u ook gefchréven, dat hij , zo veel men weet, de eenige is, in de waereld , die echiniten [zeeappels] met derzelver ftékels, in filex , of vuur heen, verfteend , bezit ? De ftékels, lespiqnans, heeft men wel verfteend onder den naam van lapis judaicus, wijl zij aan de kusten van Palestina en op den berg Karmel gevonden, en aan bédevaarders voor vcrfteende olijven of andere vrugten, gelijk ook als een tégengift tégen zékere krankheden , verkogt worden , maar het lichaam van den echinus marinus, met de ftékels daar aan, is nergens voorhanden. Maar de heer de luc heeft den Trochinus folaris niet, dien ik nog nooit in één derontclbaare kabinetten , die ik gezien heb, behalven bij den op. pergcnecsheer en ridder linisveus , te Upfal, gevonden heb, die het mij ook vooraf reeds gezegd heeft , dat ik niet ligt zijns gelijken zou vinden, en mij verzogt, dat ik het hem zou laten wéten, wanneer en waar ik hem zou zien; tot nogtoe heb ik het vermaak nog niet gehad, hem met dit nieuws optewagten. Ik moet u hier eene gefchiednis verhalen , die voor de geneesheeren een geheim is. Een meisje van vijftien jaaren, hier te Geneve, heeft, zegt men, nu zéven jaaren lang eene lévende Hang in de maag , welke zij, zo men meent, met het water ingedronken heeft; zij iü ccnelan-  ■EN HET OOSTEN. 69 ge huid kwijt geraakt, die thans in wijngeest bewaard word, bij eenen apothéker alhier ; ik ging bij hem , om dezelve te bezien , zij gelijkt egter naar geen hangehuid : maar of het een lange worm of een vet uitwas der darmen is, laat ik aan anderen over te beöordélen. Liever zal ik fpréken van de groote meesterftukken in de werktuigkunde en uurwerkmakerskunst, die wij hier gezien hebben. De heer moiiand toonde ons een repetitiewerk in eenen gouden ring , zijnde het ganfche werk niet grooter, dan een matige heen in den ring. Wij zagen gouden rottingknoppen, ook fnuifdoozen met uurwerken bij hem, dezen fpélen een airtje ; thans heeft hij een uurwerk met een klokkenfpel in eenen ring onderhanden , dat drie airtjes zal fpélen. De uurwerken in ringen kosten 18 tot 20 kuis (Por, naar de waarde der fteehen, want allen zijn met diamanten bezet. Wij hebben nergens elders zulk eenen bckwaamen meester in deze werken gezien. Nogthans heeft men horen zeggen, dat de koning van Spanje op eenen dag van gala een kleed had aangehad, waarvan elke knoop een uurwerk met een klokkenfpel had, welken fpeelden, als zijne majeftejt danste. Met zulk eene lieflijke muziek zij deze brief geëindigd. Nafchrift. Mag ik egter nog eene aanmerking tot mijnen brief van den /den, van hier , er bijvoegen, daar ik de hof van de kropgezwellen der Savoijaarden befluitc (*) ? Zij is deze: Het geen menm het Fransch les goitres , in het Italiaansch gozzi noemt, niet fcrofule , gelijk zommigen, te onregt, [ (*) Zie boven, bl. 30, en, benéden, den LVI. brief.] E 3  Ié REIZE DOOR EUROPA gefcbrdven nebben ; -Want dit is eene andere krank-> beid in den hals; les ècrueUes [kliergezwellen ] waren bij de bewoners der Alpen reeds voor omtrent 2000 jaaren algemeen; dit kon ligtlijk op de gedagte breii-' gen , dat zij ëtfiljk , of een familiegebrck moeten zijn, en niet, gelijk zommigen beweren , van het water komen; want fncenwwater is zeer gezond, zegt men. Ten tijde van juvenaus waren zij op de Alpen zo gemeen, als blaauwe oogen en blond hair bij de Duitfchers, want hij zingt, Sat. XIII. 162. Qiiis tumidum guttur mhatur in Alpibus , nut quis Cceru/a quis Jiupuit Germani lumina, ftavam Gsfariem, ójf tnadido torquentia cornua cirro ? Newpe quod hecc illis natura est omnibus una. [Wie verwondert zig , op de Alpen dikke kroppen te zien? of blauwe oogen, blond hair, en met zeep gewasfehene krullen, als horens , in Duitschland? Immers dit heeft daar ieder een.] Het is mij een regt vermaak, wanneer ik in de oude fchrijvers kan vinden , dat de waereld zig altijd gelijk is geweest; wij zullen zien, voor wien het bewaard is , de groote borsten op het eiland Mero'é, die de dichter in dezelfde plaats bezingt, in de natuur te vinden.  EN HET OOSTEN. 71 . EEN EN VIJFTIGSTE BRIEF. Reis naar de Tsbergen van Chamouni, in Savoije. — Nog iet van de Savooifche taal. — Grot bij Bahne. — Schuttersfeest te Geneve. — Van de vuurfcinen door Zwitzerland. — Fan eenige Zweeden en andere vreemdelingen te Geneve. Geneve, den ziften September, 1773. w rj hebben eenige bijreizen in de nabijheid van Geneve gedaan; die naar les Glacleres, of de Ijsbergen , in Chamouni, in Savoije, de groottten en hoogden in de drie of langstbekende waerelddeelcn , was de merkwaardigde. Wij maakten gezelfchap met mylord mahon ; de reis ging door verfcheiden déden en dorpen in Savoije, die redelijk fraai waren , voornaamlijk de dad Bonueville, omtrent vijf Franfche mijlen van Geneve. Bij Sallcnchcs, négen mijlen van Geneve, moesten wij ons rijtuig laten , en tot Chamouni paerden en muilezels némen , doordien de weg onbefchnjfiijk ficgt , fmal en bergiigtig is. Wij réden door bosfehen van pruimen-, pecren- en nootebuomen, en zagen pragtige watervallen van het hdderst water , dat van de bergen afdort. Verfcheiden maaien kwamen wij over den Arveftroom , en zagen hem dikwijls in bruifchende fchuim, als of hij tégen dank de deile bergen afltortte. Eindelijk kwamen wij aan het ds\ Chamouni; het is zeer bekoorlijk , heeft drie, of vier kerspelen , of dorpen, die onder den prioor haan, welke in liet voornaamdc derzelven woont; op zijn best zal het in het geE 4  7* REIZE DOOR EUROPA heel 2500 inwoners bevatten ; het is zeer wél bebouwd , men heeft er weiden en akkers, waarop tarw, haver, henhip en vlas groeit; maar wijnbergen zijn er niet. Hier wast alles , wat men in Zweeden vind, bij welks lugtftrcek het zeer nabij komt; wij zagen bier voor de eerde maal, zédert dat wij Zweeden verlieten , boschbéziën, in het Fransch noemt men ze embmns, of ook embroches, cn in het Savooisch Houtres. Hier is goed vee en voortrcflijke melk. Bijen zijn hier ook in ménigte, doch men handelt zeer onkundig, jatirannig, wanneer men den honig wil némen, men dood deze arbeidzaame cn naarftige zamelaars met zwaveldamp of dergelijke ; ik toonde eenigen boeren, hoe zij moesten doen, om jégens de arme bijen dankbaarer en op hun eigen voordeel wijzer te zijn. Verders heeft men hier ook dennen- cn pijuboomen, in het Fransch pin, doch in het Savooisch d'arola, ook lorkeboomen, .larix, Savooisch larz, van het zelfde Latijnsch woord , in het Fransch heet de boom tnelefe. In het woud zijn beiren , wolven , vosfen , en mormeldieren , een viervoetig dier, van de grootte van een fpeenvarken ; het graaft diepe holen in den grond , gelijk de konijnen, waarin het zig verbergt; zijn geluid is een derk fisfen. Nu tot de ijsbergen. 'Wij hadden drie uuren nodig, om den Mont en verd , dus word de berg genoemd , te beklimmen ; daar zijn hutten voor de herders , en eene rotzc , welke de lieden la pierre des Anglois noemen, wijl de Engelfchcn pocock en wjndiiam de eerhen waren, die, tégen het jaar 1741 , de ijsbergen bezogten, op wier befchrijving het zédert een gebruik geworden is, herwaard te reizen , om zulk eene groote merkwaardig-  EN HET OOSTEN. 73 beid te bezigtigen, die eenen Zweed, welke ijs en fneemv eenmaal in het jaar , langer , dan hem aangenaam is, ziet, niet vreemd fchijnt te kunnen zijn; ik geloof egter, dat Zweeden niets dergelijks heeft. Van dezen Ment en verd beklommen wij de ijsbergen , les glacieres. Dus noemt men eene groote hreekijs, ók 'métdenMontilanc QïMontmaudit verenigd is, den hoogden berg in de oude waereld, wijl hij volgens de meting van den heer de luc 13000 Parijfche voeten boven de oppervlakte van het Geneeffche meir, en 14000 voeten boven de oppervlakte der zee hoog is, het welk omtrent eene Fraufche of eene halve Zweedfche mijl uitmaakt. Hij is altoos met ijs bedekt: dit vertoont zig, als men nader komt , graauwagtig, fchoon het zig van verre, gelijk te Geneve, wit vertoont, en men het daarom voor meeuw zou aanzien. Op zommige plaatzen is het ijs hier 100 vademen dik ; het ligt als golven , dan als heuvels verhéven , nu wéder in dalen cn groeven; daar zijn veele diepe cn brcede kloven in , waarin groote droomen vlieten. Mylord mahon had op eenen ézel eenen zak vol granaaten , nevens pistoolen en fchietbusfen en dergelijken laten naar boven brengen. Wij wierpen granaaten in de ijsklooven, die eenen fraaijen weerklank gaven. Wij gingen eenige uuren op deze eeuwige ijszee, of hoe ik anders dit onmeetlijk ijsdal zal noemen. Het is zéker, dat dit ijs naar onder zakt, men heeft paaien daarin geflagen , en door middel van parallelen merktékens genomen, waardoor men bevonden heeft, dat het zig opligt, en zijne plaats verandert , doch zo langzaam , dat het in twee of drie jaaren niet zeer ver komt ; benéden , daar al het ijs ophoud , droomt de vloed Arvtiron,.. die met een geweldig bruifchen van onE 5  74 REIZE DOOR EUROPA der het ijs Uitkomt, en zig naderhand iu de Jfffe hort; fnogcüjk drijft dit ijs langzaam op het water, dat daaronder is. Naast het ijs is een fpitzeberg, Ta'-guiiledeDru, die volkomen de gedaante van eene Iteencn piramied heeft, geftadig met ijs bedekt, en den ganfehen dag door de zon verlicht is: dm betékent, in het Savooisch, vergenoegd, vrolijk als van wijn; de naam komt daarvan , wijl deze fteile, voordes menfehen voet volfirekt onbeftijgbaare, door de zon altijd verlichte. bergtop zig zo trots en verheven aan het oog vertoont. Hier op het i;s is de elektriciteit ongemeen fterk, als er onwecder aan de Ingtis; het is dan nier raadzaam, met eenen ijzeren ijsprikkel te gaan , of eenig metaal aaa den (lok te hebben , dat de elektrifcbe kngt voordplant. Men kan op dit ijs zeer ver gaan, en tot op den montbïafic klimmen. Daar was nog een ander Engelschman in onsgezelfchap ; deze, verdaande, dat men van hier naar Turin kon komen , waagde ons ten eerden om eenige goede aanbevelingen , en , na dat wij op Ta plerre des Ah'glöh het middagmaal gehouden hadden, bejaf hij zig aanilonds , met eenen wegwijzer, op reis. Wij bléven met öryloird mahon* nog eenigentïjd op den TSTont cn verd, cn vermaakten ons met granaaten, die wij op het ijs wierpen. In de daad men kan ook in Zvrcedcn zulk een uitzigt niet hebben; eene i;szee,op bergen, met groene bocmen , loofwerk en fchoone akkers omringd , daat men van het ijs kan afirappen , en boschbéziën , aardbéziën en framboozen plukken , die wij hier in menigte hadden , fchoon het midden in (de 15de van) herfstmaand was: op dezen ééncn dag reisden Wij door alle vier de jaargetijden, eene gToote zomerhitte benéden in het dal, den koelen herfst op den berg , dca  EN HET OOSTEN. 7S wwrtiT op liet ijs, en de lente onder mémgvuklige bloemen , die nog niet ontloken waren. Hier is veel bergkristal van allerlei verwen. Ik Befpeurde hier veele overblijfzels van de Latijnfche taal in het Savooisch : de das, dien de Frarrfchen biereait noemen, heet hiertasfon (*), van Taxus : Avo grootvader: Merenda bet vesperbrood; dezen zijn-ook in het Italiaansch gebmikiijk, doch niet zo zeer: a m"a cggrtdi, hij heeft mij aangegrepen van c.ggredi, eene uitdrukking, die in Savoije algemeen is ; maar vanwaar zij de prjnbooKen d°arala , de boschbézïën iioutres, de framooozen ampas, hout en vrolijk dru noemen, en dergelïjken, weet ik niet , indien het niet uit het oud Gallisch is. Ik heb menigmaal gewenscht, dat men van elke landfcirspsfpraak , en vooral van de taaien der volken, die verre van de hoofdftad wonen, en van de gemeene wégen verwijderd zijn, gelijk de bergbewoners en dergeüjken, woordenboeken maakte. Dezelven zouden veel licht in de oude gefchiednis géven , en or.s de verhuizingen der volken léren kennen, welken wij dan , door middtl der taaien, op het lpoor volgden, zagen , van waar zij gekomen, en werwaard zij getrokken waren , de ibraak wéder vonden, die in oude tijden van dit en dat volk, dat nog geen kunsten en dus geen naamen daarvan had , gefproken werd, e. z. v. Als een vaderlandsgezinde en gefehiedfehrijver moet gij eenen eerlijken Dalekarler aanfporen, om van zijne taal, weike, zomen zegt, metdeljslandfche zeer veel overeenkomst heeft, een voiléiLg woordenboek en eene verklaring uittegéven. [(*) Tai'fin is de oude Franfehe man van dit dier, tLias N-irea* of k'.ertaa genoemd.]  # REIZE DOOR EUROPA ' Op onze terugreis zagen wij geftadig den Mont blanc ter Imker, en andere ijsbergreizigers en bostons ter regter hand. Bij het dorp Pas/7 krégcii wij wéér wijnbergen te zien. In den muur der kerk aldaar zijn twee Latijnfchen opfchriften, die ik affebreef, doch ik mag u niet daarméde lastig vallen: zij behelzen beiden eene gelofte aan Mars. Bi)Sa/kwches namen wij ons rijtuig wéder, en réden naar het kerspel i?^, alwaar, hoog in eenen berg, een merkwaardig hol is. Wij begonnen opteklimmen, maar de moeilijkheid, om deze ftcile klip te beklimmen, ben ik niet in haat te befchrijven; een weg is er voHtrekt niet, of het moest voor heengeiten zijn; wij moesten fchier overal op handen en voeten over hóoge fteeneu, ftruiken en klooven kruipen, zomwijlen op takken van boomen klauteren; ik zou bijna te halven wége zijn teruggekeerd , fchoon ik twee leidslieden had, die mij onder de armen vatten, indien niet mylord mahon en de baron RtrDfiECK zo nieuwsgierig waren geweest, om dit zogenoemd wonder der natuur te zien. Toen wij eindelijk in een paar uuren tot aan den berg gekropen waren, was het daarmee nog niet gedaan; om er in te komen, moest men over eene hooge klip, bet welk op gecnandeïe wijze kon geleideden, dan dat wij, de een na den andereu, de ruggen en fchouders van onze leidslieden voor trappen gebruikten, en tévens ons aan eenen tak moesten houden., was deze bij ongeluk gebroken, zo waren wij ook voor het laatst gevallen. Hoe veele zwarigheden een reiziger ook dikwijls moet doorhaan, als hij zijne nieuwsgierigheid wil verzadigen, ontbréken mij nogthans ditmaal de woorden, om de bezwaarlijkheid uittedrukken; het is niet te befchrijven , hoe moede wij werden, omz»  EN HET OOSTEN. 77 verre opteklauteren, en hoe dikwijls wij buiten adem waren. Eindelijk kwamen wij aan een onmeetlijk hol, overal met de fchoonfte en witfteijsdroppels, of druipfteencn, bezet , die tégen onze fakkels, welken wij , om ons te lichten , lieten aanftékcn, eenen pragtigen weérfchijti gaven. In dit hol zijn veele gangen en fchoone gewelven; op zommige plaatzen vertoont het zig als vertrekken, kamers, kapellen en kerken; van binnen gelijkt dit hol zeer naar dat der Sibyllc bij Puzzoli. Niettégenhaande de hoogte is er voortref lijk water om te drinken, daar is ook een diepe put in den berg zeiven, een heen valt omtrent eene halve minuut, tot dat hij op den grond komt. Dit alles is, zonder tégenfpraak, zeer fchoon om te zien, maar beloont het de veele moeite wel, eerst met lévensgevaar opteklimmen, en dan met onze leidslieden naar beuéden te glije'n, of, liever, te vallen? Dezen bragtcn ons nu langs eenen anderen weg, die, gelijk zij zeiden, béter zou zijn; zékerlijk was dezelve eifener, doch ook heiIer. De grot, névens de ijsbergen, zijn befchréven in een boek, dat wel afgedrukt, maar nog niet in het licht gegéven is; het heeft tot titel: Defcriptïon des valides & glacieres ftiuêes dans la province de Faucigny en Savoye, in 8 0 . De fchrijver, de heer theodorus üourrit, grand chantre, oppervoorzanger te Geneve, fchrijft zeer hoogdravend , en liapelt doorgaans uitroeping op uitroeping (4). Wij verlieten deze groote grot, en 'kwa- (4) Het werk van den heer bourrit is, in 1776, te Last' fanne gedrukt, onderden vvijdlópigen titel: Déscription des aspeeïs du Montblanc du cóté de la val d'deste , des glacieres,  ?s II E I Z E DOOR EUROPA men door de héden Clufe en Bonueville, na eene alwetendheid van 5 dagen, die wij tot deze reis hefteed hadden , wêer naar Geneve. Ik zal deze berigten fluiten met de bcfehrijving van het feest, waarop wij, aanflonds na ,onze wéderkomst, 0111 ons na zo veele bezwaarlijkheden door een vermaal; te verlevendigen ■> °P bevél van mylord mahon , verzogt werden. Het was het feest, dat le Roi de l'arquebu/è, dat is de beste boogfehutcer, of fclmtterskoning, welke dit jaar de heer maudry was, aan de aanzieulijkfteii der had op het Geneeffche meir, névens eenen middagmaaltijd voor meer dan 200 perfoonen, moet géven. liet was een zeer fchoon feest. De maaltijd werd bij Pré rEvêoue gegeven; eene aangenai.me plaats niet verre van de had, daar het paleis van den Roomfchen bisfchop eertijds gehaan heeft, waarvan de naam tot héden gebléven is. De koning, de heer maudry, bewees ons veel beleefdheid, en plaatste ons naast de régerendc Syndtcs, welken de voornaamhe overheidsperfoonen in het gemeenbest zijn. De gezondheden werden onder de muziek en het loslén van het kanon gedronken, en toen men van de tafel ophond, dronk men a la pro/pérlté de la Rèpubllque [op de wélvaart van het gemeenbest]; toen trokken zij allen de •quien descendent, de t'allee blanche , de Cormayeur, des morons 011 crétins, du grand S. Be mar d, des refervoirs immenfes d'eau au milieu des glacés, 6? de la découverte de Mouione par marc tiieodore bourrit, Chantre de la Cathedralc de Geneve. In gr. 8°. [Hot U ook ia het Néderduitsch uitgotéveu.]  EN MET OOSTEN 79 dégens, en maakten daar méde een wapengerinkel tégen elkander, een gebruik, dat wij tot hiertoe nergens gezien hebben; hier is het altijd gebruiklijk, wanneer men op het wélzijn van het gemeenbest drinkt, om, als ware het, te tonen, waarméde men deszells vrijheid wil verdédigen. Het was een zeer aangenaam en groot gezelfchap; wij maakten er veele aanzienlijke en aaugenaame kennisfen. Daar werden ook liederen gezongen, en onder anderen kreeg de paus ook zijn aandeel, waaraan wij konden horen, indien wij het ook te voren niet gewéten hadden, dat wij niet meer in Italië waren. Daarna voer men met twee zeer fchoone hoepen op het meir,- wij hebben nauwïijks ergens zulke fraaije gezigtcn op het water gehad, als hier; het meir was elfen en (lil, met groene weiden, wijnbergen, akkers, tuinen, bergen en dalen bekranst ; vooruit de had. Geneve , die zig van het water zeerpragtig vertoont; op onze vaauuigen was muziek en dans; het donderen der kanonnen gaf eenen voortrcilijken weergalm, die van de had met vreugdegefchrei beantwoord werd; het kwam ons voor, als of wij op den bucentaur te Venetië waren, alleenlijk, dathetCencefsch meir fchooner is, dan de Adriatifche zee; aan de fchoouheid van dit meir ontbreekt niets meer, dan een eiland, waarheen men zou kunnen varen, het welk het vergenoegen met de afvvisfelende ménigvuldigheid zeer zou vermeerderen. Des avonds gingen wij, onder het losfen van het gefchut en het gefchal der trompetten en het verdubbeld vreugdegeroep van veele duizend r.anfehouwers, arm land. Wij verzekien den fehutterskoning naar huis , en bedankten hem voer de veele beleefdheid aan ons bewézen.  So REIZE DOOR EUROPA Wij zijn ook op den grooten kerktoren geweest, daar wij de ganfche ftad met de omliggende fraaije oorden in oogenfehijn genomen hebben; eene zaak, die ik voorbij zou gaan, indien ik u niet tévens eene andere wilde verhalen, die ik eener aanmerking waardig oordeel. Op dezen to. ren is eene groote lantaern, die aangeftoken en tot een téken uitgehangen word, wanneer het gemeenbest in gevaar is, om den oorden, die met hetzelve verbonden zijn, daarvan kennis te géven; vóór de flaclspoort is nog een zogenoemde Backer, welke aangeftoken word, op dat, in geval het eene door geweld verhinderd wierde, het andere gebruikt zou kunnen worden. Dergelijke wagten vuurtorens zijn door gansch Zwitzerland; de eerhe, dien het téken van Geneve word gegévcn, is bij Coppet, s. mijlen van hier, de eerfte ftad in het kanton Bern; zo gaat het voord, in 6 uuren tijds weet men het in Bern, het welk voorzéker geen kleine afltand is, in 24 uuren rijds is het fein door gansch Zwitzerland gegévcn. Op verfcheiden plaatzen, waar het gezigt door wouden, bergen 0. z. v. belet word, maakt men het door kanonfehooten bekend; het onderfchetd tusfchen de fnelheid van den flag en de lichtftraalen kan er weinig indoen. Het is zonderling , dat op dezelfde wijze, zo als de Zwitzers door vuur en rook het téken géven, dat er onrust in het land is, men te Cathai, waarvan men weet, dat het met China eenerlei is , aan het hof bekend maakt, dat op de grenzen handeldrijvende karavaanen aangekomen zijn; door hetzelfde téken, namelijk vuur bij nagt en rook bij dag, krijgt men van het hof ook antwoord, of de karavaan naar de hoofdhad mag komen of' niet; dit alles gefchied in weinige uuren, daar er anders verfcheiden dagen toe  E N II E T O O S T E N. 8x toe zouden vereischt worden. Zie busbeks brieven, Elzevicrfche uitgaaf 1660. S. 328. Wij hebben hier, te Geneve, het genoegen gehad, twee Zweedfche konfuls van onze oude kennis, den koninglijken agent andrc van Napels, enden konfulpöesch van Marfeitle, te vinden, die beiden hier zijn met hunne vrouwen , om hunne naastbefhauden te bezoeken. Welke vriendlijke lieden zij zijn, en hoe veele beleefdheden zij ons bewezen hebben, zal ik u reeds van Marfeille en Napels gefchréven hebben. Wij hebben hier kennis gemaakt met twee Spanjaarden, die een geheel jaar in Zweeden zijn geweest, en ons vaderland en den koning ongemeen prijzen. Het is de graaf penna florida en de abt cluvier. Zij zijn verre in de natuur- en bergitof kunde, de graaf is ook tot médelid van de koninglijkc akadémie der wétenfehappen , te Stokholm, aangenomen. Zij beminnen Zweeden en de natie onbefchrijfiijk; zij zeggen, dat Zweeden gelukkig zal worden, als het volkomen van zig zeiven afhangt, alle pragt en overdaad verwijdert, en alle oorfpronglijke ftoffen, die in deszelfs fchoot gevonden worden, voornaamlijk de mijnuoiTen, bewerkt, en als deszelfs bewoners, zeiden zij, zonder eenige navolging van uitheemfche zéden, maar Zweeden blijven. Van den koning gustaa* zeiden zij, dat zij nu all' de koningen en heerfchers in Europa gezien, en bevonden hadden, dat onder dezelven de koning van Zweeden de grootfte was, cn zijne hoedanigheden onvergelijklijk waren. Hij heeft, zeiden zij, het beste hart, het grootst verftand, de uitgeftrektue doorzigten en kundigheden, de blakendfle hefde voor zijn volk, en all' de luisterrijke gaaven, die eenen grooten en voortrellijken koning en landsvader uitIII. Deel. p  82 REIZE DOOR EUROPA maken. Welk eene vreugd voor Zweeden en getrouwe onderdaanen, zulke uitdrukkingen uit den mond van buitenlanders te horen ? De abt cluvier voegde er eene voorfpelling bij, misfchien uit eenen geest van voorzegging, die op zijnen hand plagt te vallen: avec le Roi, que vous avez, zeide hij, vous reprendrez la — — — dans dix ans [ met zulk eenen koning zult gij binnen tien jaaren — hernémen ] e. z. v.; maar onze zullen bezwaarlijk kosters daartoe willen verbeelden, cn antwoorden: amen, het zij zo. De graaf penna florida verhaalde ons veele anekdoten uit Zweeden , inzonderheid van den koning, die ganschlijk vader zijns volks is , hoe hij de hospitaalen en zieken onbekend bezoekt, welk een gevoelig hart hij bij alle voorvallen laat blijken ; bij heeft met zijne oogen gezien t dat de koning ongemerkt de gewigten in het vleeschhuis en de deugdzaamheid der waaren onderzogt , en dergehjken. Doe gelukkig is Zweeden niet, dat nu wéderom eenen gustaaf tot koning gekrégen heeft ! jam novus feclorurn nascitur ordo [Er begint een nieuwe eeuwkring! ]. Deze Spaanfchc heeren zijn eigenlijk van Turin herwaard gekomen, om den heer van voltaire te zien ; maar of zij hun oogmerk zullen bereiken, daar twijfel ik aan , gij zult het bij de naaste gelegenheid vernémen.  EN HET OOSTEN. «3 TWEE EN VIJFTIGSTE BRIEF. Bezoek bij den heer van Voltaire. — Onhandige berigten van zijne levenswijze , van zijne huisgenooten en vrienden, mevrouw Denijs, den heer Adam, en den heer du Rey. — Merkwaardigheden op Ferney. ~ Verfcheiden anekdoten en geestige invallen van den heer van Voitaire. — Over zijn zédelijk karakter. Ferney , den iften Octoher, 1773. "Van den heer van voltaire heb Ik u ongetwijfeld veel gefchréven, toen ik voor drie jaaren te Geneve was; ditmaal heb ik dezen wijsgeer nog béter in oogenfehijn genomen , en kan u van de plaats zelve versch nieuws médedéleu. Wij zijn nu tot verfcheiden reizen hier op Ferney of Femex geweest, en er tégenwoordig zo te huis, dat wij er verfcheiden vrienden hebben. Wij waren weinige dagen in Geneve geweest, als wij herwaard reisden, en den brief , dien ons de heer de la borde , premier valet de Chambre de fa Majefté Tres-Chretienne £r" gou- ' verneur du Louvre, in Turin, aan den heer van voltaire had médegegéven, in eigen handen bezorgden. Het was aartig, dat een brief, dien de heer de la boude gefchréven had , om hem aan ons te géven , door zijnen dienaar onder andere brieven genomen en te Turin op het posthuis gebragt was ; dus waren wij lang te voren bij den heer van voltaire aangemeld en hem dubbel aanbevolen, te meer, daar de heer de la borde een vriend F 2  REIZE DOOR EUROPA van den heer van voltaire is, en eerst kortlings van Ferney gekomen was, daar hij zig verfcheiden dagen opgehouden had, ook nog daarenboven zeer in gunst haat bij den koning van Frankrijk en de graavin du barry. De heer van voltaire liet zig in het eerst, volgens zijne gewoonte, voor ziek verklaren; dit zal nu reeds meer dan veertig jaaren zijne gewoone taal zijn geweest. De geleerde vader jacquier , te Rome, die toen (leeds in zijn gezelfchap was geweest, zeide mij, dat voltaire toen reeds altoos van ziekte gefproken, en alle dagen gezegd had, dat hij haast zou herven: vader jacquier, aan dit zeggen gewoon, lachte hem uit, dan zeide voltaire: „ Gij lacht mij uil, en ik weet, dat gij wiskun,, digen niets gelooft, of het moet betoogd zijn , maar ik „ zal het u eerlang zo betogen, dat gij het met oogen „ zult zien." Ondertusfchen heeft hij het nog niet gedaan, fchoon hij nu reeds bijna tagtig jaaren bereikt heeft. Genoeg, dat de heer van voltaire ons eindelijk ontvong, en zeide: „ Ik herinner mij, dat ik de eer gehad „ heb, u voor een jaar te zien ; gij zijt zédert in Italië „ geweest, gij zijt in de katakomben geweest , en hebt „ daar veele lijken gezien , ziet hier nog een, ik herf „ juist op dit oogenblik ", zeide hij,' en floeg zig vóór het hoofd. De baron rudbeck verzogt hem , een weinig te vertoeven, tenminhen zolang, tot dat wij zouden vertrokken zijn, en dergelijken. Ik zeide tégen hem, dat hij niet kon herven, dat zijn verhand onherflijk was; als méde, dat, wijl het hem dagt, dat wij maar één jaar weg geweest waren, daar het nogthans drie jaaren geléden was, dat wij hier waren, dit een téken was , dat de tijd hem niet lang fcheen; ik wenschte hem veele zo fchielijk  EN HET OOSTEN 85 f voorbi! gaande jaaren, dat hem drie als één fchénen , en wat ik hem verder kon zeggen. Hij fprak naderhand met innig vergenoegen van de groote vérandering; die'in 'Zweeden, gedurende onze afwézendheid , was voorgevallen, hfj zeide met grooten nadruk en verhéven ftem: „ le Rot „j gustave estadorè enEurope [de koning gustaaf word „ in Europa aangebéden] ;" dit herhaalde hij verfcheiden maaien, en voegde er eindelijk bij: „ als gij eens in „ uw vaderland komt , & gm vous voyez cë grand Roi „ de Suede , mettez mol aux pieds de fa Majesté , dites „ lui, att'tl est adoré en Europe. " [en als gij dezen grootèn koning van Zweeden ziet, werpt mij vóór de voeten van zijne majefteit ; zegt hem , dat hij in Europa word aangebeden]. Op het komplimcnt , dat ik hem over de vaerzen maakte, die hij op de liaatsverandering in Zweeden gefchréven heeft, en die in verfcheiden maandfchrif- ten geplaatst zijn , zeide hij , dat dergelijken nauwïijks verdienden gedrukt te worden : „ Pon ne devroit impti„ mer ,queles grundes aitions de gustave," [men moest alleen de groote daaden van gustavus drukken] zeide hij. Ik antwoordde hem , dat het zijne majcfteit zeer aangenaam zou zijn, „ que le phihfophe du ftècle lui rend „ fes hommages," [dat de wijsgeer der eeuw hem zijne hulde doet]. Hij vcrzogt ons, om bij hem ten avondeten te blijven, als juist de hertogin vmWurtemberg met haar gansch gevolg aankwam; zij was van Laufanne, daar zij geweest was, om het orakel der kranken , tien heer tissot , wégens haare gezondheid om raad te vragen , naar Geneve gekomen; maar wij konden de nodiging van den heer van voltaire niet aannémen , wijl wij in Geneve reeds ons woord gegeven hadden , en daarenboven hem F3  %6 KEI ZE DOOR. EUROPA wilden tonen , dat het niet om zijn avondeten was geweest , dat wij met zo veel aanhoudendheid begeerd hadden , hem te zien, wij zouden ook genoodzaakt zijn geweest , den nagt over bij hem te blijven, en het gedrang te vergroten, wijl de ophaalbruggen te Geneve met zonsondergang opgehaald worden, vernamen ook naderhand, dat all' zijne vertrekken waren bezet geworden , wijl er veertien perfoonen waren geweest. De heer van voltaire heeft te Ferney juist veertien vertrekken, en éven zo veele bedden gereed voor vreemdlingcn." Wij maakten ditmaal kennis met alle zijne naastbeftaanden, en vrienden, die bij hem in huis zijn, met mevrouw denys, zijne zusters dogter en erfgenaame, met den heer uu rey de mor san , en den abt adam. Mevrouw denys is wéduwe zonder kinderen, omtrent 60 jaaren oud, zeer vriendlijk en beleefd,. verre in de mufiek, het klavier fpeelt zij zeer fraai, fpreekt ook Italiaansch. Zij deed ons veele vraagen aangaande onze reizen, cn wij veelcn aan haar omtrent voltaire , en bekwamen ménige anekdote te wéten. De beide gemelde mannen zijn tot gezelfchap van den heer van voltaire, tévens helpen zij hem groote werken doorlézen , en uittrekzels daaruit maken, vertuien ook uit de taaien, die hem niet zo bekend zijn: want als voltaire zulke goede hulp niet had, zou het hem onmogelijk zijn , zo veel te fchrijven, als hij doet; behalven dezen heeft hij zijnen geheimfchrijver, den heer vanjüre, die anders niet doet, dan affchrijven. De heer adam is zeer bekwaam in het Grieksch en Engelsch: hij is te voren te Dijon jefuit geweest, heet daarom gemeenlijk le pere Adam: hij kwam bij den heer van voltaire kort voor dat de Jefuiten uit Frankrijk  EN HET OOSTEN. 87 verdréven werden, en is nu omtrent 12 jaaren bij hem. Hij is een gefcbikt en vriendlijk man. Voltaire ipeelt zomtijds met hem, tot tijdverdrijf, op het fchaak- of tiktakbord. (*) De heer du rey de morsan is een regtsgeleerde van Parijs, lid der akadémie te Nancy, heeft veel -gereisd, voornaamlijk 'mSpanjen, en verhaat het Spaansch vrij wél, is een broeder van mevrouw sauvigny, die met den intendant van Parijs getrouwd is; hij was beftemd, om zeer rijk te worden, maar zijne zuster wist hem in plaats van rijkdom eene lettre de cachet te bewerken, trok dus de ganfche erfnis aan haar, en geeft nu haaren broeder jaarlijks eene wedde. De heer du rey arbeid thans aan eene lévensbefchrijving van den heer van voltaire, doch dezelve zal voor zijnen dood niet uitkomen; het grootfte gedeelte daarvan is vaardig. De heer van voltaire heeft het toevallig zelf te zien gekrégen, als hij onvervvagt op de kamer van den heer du rey kwam. Voltaire is den coften van fprokkelmaand des jaars 1694. te Parijs geboren; eene eer voor Parijs, want men heeft aangemerkt , dat nooit te voren een groot man aldaar geboren is. üe heer du rey is de egte fchrijver. van le testament pnlitique du Cardinal alberoni , hij verkreeg daartoe alle de ophellen en verhandelingen van den koninglijken boekbewaarder te Madrid, den heer de la cr.oix, die in het Latijn , Spaansch en Italiaansch waren, bragt dezelven in orde, en maakte er een werk van, waaraan hij den titel gaf: Mémoires curieux du Cardinal alberoni fur dijférentes puisfances de f Europe. Du rey bevond [(*) Zie het I. deel, bl. 167..] F 4  8S REIZE DOOR EUROPA zig naderhand in omftandigheden, die hem noodzaakten, zijn handfehrift, in den Haag, aan den bekenden maubert te verkopen, die te voren kapucijn geweest is, en naderhand op goed geluk de waereld doorreisd heeft ;(V)deze veranderde den titel, noemde het alberonis haatkundig testament, liet het te Laufanne drukken, en gaf zig voor den fchrijver uit. Maar de heer ou rey bewees in het journal Encyclopedique van het jaar 1762 of ook 1763 , want hij weet het zelf niet meer te deeg, dat hij vader van het kind is. De heer du rey heeft ook verfcheiden ftukken voor den fchouwburg gefchréven, als Foyage de famour, opera-ballet, la Statue animét, en les amours du dotïeur Lanternon. Maar zijn Proces du dlable is nog niet uitgekomen. Du rey heeft ook aan den overtogt en de landing van den prins stuart , zoon van den pretendent, in Schotland, in het jaar 1754, deel gehad. Hij fchoot toen aan den prins omtrent 300,000 Franfche 11vres tot zijne uitrusting, wapenen eii mondbehoeften; maar de prins werd ongelukkig, geraakte in zulke eenen grooten nood, dat hij gedwongen werd, zijn léven, gedurende eenige dagen, met meel en water , in een onderaardscb hol te onderhouden, kwam eindelijk, onverrig- 0) Hij is fchrijver eener histoirepolitique du fiecle, a Londre 1754. 1755, 2. volk in Svo. avec titie préface, oii F Auteur du Testament Polit. du C. Albéroni ripond d fes Critiqucs, zonder naam uitgegeven ,geteekend onder de opdragt, „DeB.M." en van een boekjen, getiteld Le Temps perdu , ou les Ecoles publiques, par Mr. M.*ubert de Gouvest, a Amft. 1765. 8"o# Zijn leven is befchréven in de Histoire de la vie de H. Maubert, fut di/aat Cltevalier de Gouvest, |l Londr. 1761. 8 °. en in Necrologe des hemmes celèbris de France, a Paris, 1769  EN HET OOSTEN. $9 terzaakp, terug, en naderhand is er nooit van gefproken, om den heer du rey zijne verfchotcn penningen wéder te géven , daarenboven heeft 'de prins hem zeer ondankbaar behandeld , door dien hij hem naderhand nauwïijks weer heeft willen kennen; omtrent hetzelfde is denman wédcrvaren, zegt men, die hem met meel en water onderhouden, en zijn léven gered heeft. De heer du rey heeft de gefchiednis van deze ganfche ondernéming befchréven onder den titel: Anecdotes pour fervir d F histoire de F Europe 1757. in 8 0 . gedrukt met heimelijke toehemming te Parijs, chez Mad. du chene , rut St. J'aques. De heer du rey kon toen zulk eene groote fom verfchieten , als die nog eene erfnis van drie millioenen van zijnen vader te wagteu had. Dezelfde du rey meent, de eeuwigdurende bewéging gevonden te hebben, fchoon hij de onmogelijkheid daarvan met goede gronden kan bewijzen : eene eeuwigdurende bewéging behaat namelijk uit twee inwendige kragten, en word daartoe vereischt, dat men eene veér uitvinde, die eene andere fpant of opwind, door welke de cerfte vécr wéér opgewonden word; maar nu zijn deze kragten elkander gelijk, of de eene grooter dan de andere; zo zij gelijk zijn, blijven zij in évenwigt liaan, zo daartégen de eene grooter is, kan de andere haar niet optrekken, of 111 bewéging brengen; en dus is de onmogelijkheid bevvézen. Maar de heer du rey heeft eene andere kragt uitgevonden, die hijdekragt des llags, la force de percusfwn, noemt: een kogel, die in het vallen eene veêr raakt, welke een'anderen kogel opwind, die wéder valt, en dezelfde vécr raakt: dit zou eene altoosdurende bewéging zijn, en de vallende kogel heeft eene flag- of ftootkragt, die van geen veêr komt. Ik laat deze zaak F 5  co RE I ZE DOOR EUROPA den natuur- en werktuigkundigen over. Ik heb van den heer du rey een weinig breedvoerig gefproken , om dat zijn naam, tot hiertoe, in de geleerde waereld, gciieel onbekend is. Ik geloof fchier niet, dat gij ooit van hem hebt horen fpréken, hoe verzékerd ik anders ben, dat gij zijn werk, ik meen alberonis testament, wel kent. De rédenvoering van den heer du rey, die hij gedaan heeft, toen hij inde akadémie te Nancy werd ontvangen, heb ik ook gelézen, zij is zeer fraai. Deze kennisién zijn ons naderhand, gedurende den ganfchen tijd van ons verblijf alhier, zeer waard cn aangenaam geweest, wij hebben naar Ferney kunnen gaan, wanneer wij wilden, en zijn wélkom geweest. Den priester van den heer van voltaire , den heer hugonkt, hebben wij ook léren kennen, bij woont in het dorp Ferney bij de kerk; het is de kerspelkcrk zelve, die voltaire nieuw heeft laten bouwen, en wel op dezelfde plaats, daar zij te voren gedaan heeft, niettégenflaande zij het gezigt van her kasteel beneemt; bij wildeze op eene'andere plaats zetten, maar het volk fchreeuwde geweldig, zeggende, het is een heilige grond en dergelijken. In den gévcl naar de ftraat ziet men het opfchrift: deo erexit voltaire. A. MDCCLXI. [voor Godopgerigt, door voltaire. 1761.] Onder deze kerspelkerk behoren omtrent 800 menfehen , allen onderdaanen van den heer van voltaire. De priester heeft jaarlijks, ongeveer 900 livres inkomen ; hij heeft de tienden met den heere zclvcn om de helft , dat is een twaalfde van het geheel. In de kerk is geen beeld eens heiligen , fchoon zij den heiligen andreas gewijd is; op het altaar ftaat een groot Christus - beeld , dat fraai gewerkt is,  EN HET OOSTEN, 9i men zegt , dat het eene kopij van een antiek ftandbeeld eens Roomfchen burgemeesters is: het is van hout, doch men zou het voor metaal aanzien, doordien het zwaar verguld is. Het beeld wijst met den vinger op den heek in de linkezijde. Anders zijn hier de gcwoone koorboeken, misfale Romanum, epitome gradualis Romani, antiphonarium Romanum. De kerk is klein. Als de heer van voltaire daar in komt , plaatst hij zig in de kapél bij de kleine deur, naast weike zijn piramiedvormig graf is, dan valt hij op de knieën , e. z. v., en verrigt zijnen godsdienst, gelijk de anderen. Het is niet waar, dat de heer van voltaire in de kerk geprédikt heeft , gelijk men in het algemeen gezegd heeft ; maar eens heeft hij het volk, toen het uit de kerk wilde gaan, over den diefftal aangefproken, wijl men hem zo veel uit zijne fchoo_ ne houtgewasfen geftolen had; hij ging op den dorpel in de kleine deur haan, en zeide: „ gij hebt nu cenefchoo,, ne predikatie gehoord, gij hebt uwen godsdienst ver„ rigt, maar weet gij niet, dat dezelfde god ook gezegd ,, heeft: gij zult niet hélen?" en zo heeft hij nadruk- ■ lijk tégen de dieverij gefproken, en aan wélfprékendheid ontbreekt het hem niet. Hij had toen de voorzigtigheid gebruikt, dat bij de groote deur had laten toelluiten, opdat het volk door de kleine zou moeten gaan, en de ftemme der wet horen. Op een' ander tijd heeft hij met luide hemme in de kerk gezegd , dat hij kortlings brieven van Ferfailles had gehad , dat de koningin gevaarlijk krank was , men moest derh'alvcn god voor haar bidden. Hij is nu in twee en een halfjaar niet in de kerk geweest. Voor omtrent vier jaaren is hij ter biegt gegaan, en heeft op de Roomfehe wijze bij eenen kapucijner monnik ge-  91 REIZE DOOR EUROPA biegt, die kort te voren tot confesfeur du regiment Francais a Fevfoix verklaard was; want depriester gros, voorzaat van den heer hugoket , wilde hem de zonde niet vergéven, voor dat hij eene herroeping van all' zijne dwalingen en godlooze boeken openlijk in druk zou gegévcn hebben, cn dat in gevolge de bevélen en naar aanwijzing van den bisfchop van Geneve , die te Annecy woont. De kapucijn heeft hem hierop , in tégenwoordigheid van de heeren ou rey, adam en vaniere , tégen het gebruik, dat anders bij de oorbiegt plaats heeft, vergifnis gegéven. Voltaire heeft zig zelvcn befchuldigd en bekend, dat hij dikwijls uit eerzugt gezondigd, zijne dienstboden te hard gehandeld , zig dikwijls over ellendige fchrijvers geërgerd, dikwijls hunne boeken tégen den grond geworpen, verboden boeken gelézen had , fchoon dit gefchied was, om zig in liet geloof te herken, en tégen hen te fchrijven, e. z. v. Hiervan heeft hij van den monnik een getuigenis genomen, en daarop heeft de priester hem , en wel in tegenwoordigheid van eenen openbaaren beamptfehrijver , het nagtmaal moeten toedienen; toen hij de hostie in den mond had, zeide hij tégen den beamptfehrijver: „ fchrijf, dat ik thans, met mijnen ,, god in den mond, allen geestlijken vergifnis doe, die ,, mij wégens mijnen godsdienst gekweld hebben." De beamptfehrijver heeft twaalf exempiaaren -van deze verklaring gemaakt , waarvan hij er één aan den bisfchop te Aunecy , één aan den aartsbisfehop te Parijs , e. z. v. zond. Voltaire was juist vrij ziek, toen dit gefchiedde; anders zegt men, dat hij niet zeer den dood vreest, dat hij zijnen uiterhen wil kloekmoedig gemaakt heeft; anderen zeggen juist het tégeiideel, dat hij den dood zeer vreest -  EN HET OOSTEN. S>3 en daarom zo dikwijls daarvan fpreekt, om zig aan de gedagten te gewennen. Wij vonden hem tégenwoordig zeer vervallen , zédert dat wij voor drie jaaren hier geweest zijn; de fcherpe zwarte oogen zijn dieper in het hoofd weggezonken. Evenwel heeft hij nog kragts genoeg, om éven zo fchielijk fraaije vaerzen te maken, als een ander in ongebonden ftijl fchnjft; zestig vaerzen zegt hij op eens met veel gemaklijkheid voor ; voorléden jaar heeft hij het treurfpel Minos in den tijd van agt dagen gemaakt , fchoon het in vijf bedrijven is; hij heeft het den heer du rey voorgezegd, en het naderhand zelf verbéterd. Doch het heeft in Parijs zo wél niet voldaan, als de geboorten zijner jeugd. Voltaire houd tégenwoordig eenen hrengen leefrégel, des middags eet hij in het geheel niet, des avonds eet hij , tusfchen négen en tien uuren , weinig en langzaam; te elf of twaalf uuren gaat hij naar bed , llaapt omtrent vier of vijf uuren , maar brengt egter gemeenlijk zestien , ook wel agtien uuren dagelijks in het bed door , hij fchrijft in het bed, zelfs des nagts, als hij niet kan hapen , hij heeft een champ tournè met drie waschlichten agter zig naast het hoofdkuslën; zomwijlcn haat hij ook te zéven of agt uuren op: is er iet, dat in zijne hersfenen gist en kookt , dan kan hij niet hapen, en ziet er dan uit als een lijk, daar niets meer aan ontbreekt, dan dat men het in bet graf zet, en hij ziet er behalven dat niet zeer wél uit. Hij zou nog wel eens eene reis naar Parijs willen doen, wervvaard zeer veelen hem verzogt hebben, en hoe wél zou deze held niet op den Parijfchen fchouwburg ontvangen worden ? en hoe vleijend zou dit niet voor hem zijn ? maar hij vreest, zijnen leefrégel te bréken : veele duizend men-  94 REIZE DOOR EUROPA fchen zouden hem willen zien en bezoeken , en hij zou den eenen niet meer dan den anderen kunnen weigeren (ƒ). Daarenboven woont hij hier op Ferney ongemeen wél. Het kasteel is zeer wél gedoneerd; men vind er fchilderijün van groote meesters; eene Fenus van paolo veronese , die onder deze gehalte zijne eigen beminde gefchilderd heeft, eene Flora van guido rheni ; deze beide fchilderijën werden van den overléden hertog van Orleans gekogt , die in naakte beelden fmaak vond. Ook zijn hier twee fchilderijën van albani, de ééne verbeeld de kaptafel van Fenusl, de andere de Ilapende minnegoden. Verders veele afbeeldzeis : in de kamer van mevrouw denys is het afbeeldzel der regérende keizerin van Ruskind, katharina , in een groot medaillon , in zijde gewerkt; men zegt, dat bet zeer wél gelijkt ; ook ftaat er in gewéven: fait par de la salle ; geheel onder aan: prèfentè a Mr. de voltaire par "auteur; hij is van Lion. Hier is ook het ftandbeeld van voltaire zei ven in marmer, dergelijken bijna in alle de vertrekken van het kasteel zijn, groot of klein ; zo ook afbeeldzeis van hem in pleister , vervolgens de afbeeldzeis zijner familie ; als ook het afbeeldzel van mevrouw pompadour , door haar zelve gefchilderd, en aan den heer van voltaire verëerd. In de zaal, daar hij vreemdlingcn ontvangt, is het afbeeldzel dermarkgraavin du chatelet , die zeer geleerd was , en over de natuurkunde fchreef; men zegt, dat de heer van voltaire haar minnaar is geweest , en dat haar zoon , de generaal -lieutenant, markgraaf du chatelet , die te Parijs zijn ver- (ƒ) Men weet, dat de oude voltaire zijne reis naar Parijs volbragt heeft; hij heeft er zijne Iréne doen vertoonen ; is er aangebeden, en vergood; en geftorven.  EN HET OOSTEN. 95 blijf houd, zo wel aan den heer van voltaire toebehoort, als aan haar; zéker is het , dat zij vertrouwde vrienden zijn. In dezelfde zaal zijn fraaije afbeeldzeis, in print, van newton, locke en anderen. De tuin is zeer fraai en groot: hij bellaat met het park eene groote plaats , welk laathe een aanzienlijk bosch van eikenboomen heeft, als ook van linden- en abeelboomen, die men op 300,000 Franfche livres fehat. Van den tuin heeft men fchoone en lange laanen tot in het park ; de uitzigten zijn hier verrukkend, hier zijn loofhutten en altijd groene heggen, door een groen plein met loofhutten omringd, met vier ingangen of openingen , in liet midden ecu groote, oude, en fchaduwmilde lindeboom, die met zijne takken de loofhutten dekt; men noemt dit voltaires kabinet, het is zijne vrijplaats, daar hij arbeid en niemand bij hem mag komen; als hij zig wél bevind, gaat hij altijd herwaard , plaatst zig op eene bank , en fchept hier zijne dichtkundige vindingen. Daar digt bij is een huis voor zijdewormen, die hij tot zijn tijdverdrijf laat télen; hij heeft zijden kousen daarvan gehad, om te kunnen zeggen, dai hij voordbrcngzels van zijn eigen goed gedragen heefr. Hier is ook een bliksemafleider met zijne kéten, die in eenen put gaat, welke eertijds aan het dorp behoorde, en fchoon water had, doch nu bijna opgedroogd is, en het geen er nog in gebléven is , is troebel , onzuiver en hinkend , de takken der boomen , die daar bij haan, zijn ook vernield ; men fchrijft dit alles aan den afleider toe, fchoon het eerst twee jaar is, dat de heer de saussure hem geheld heeft. Mevrouw dfNys wilde hem „iet te digt bij het kasteel hebben , daarom plaatste men hem agteraf in den tuin. Digr bij de wo-  o6 REI ZE DOOR EUROPA ning der zijwormen is een akker, dien men le champ de Mr. de Voltaire noemt, en dien hij , éven als de keizer van China, met eigen handen bebouwt; hjj heelt dit behendig , tot zelfs nog in het voorléden jaar , gedaan, maar dit jaar heeft hij, wégens ziekte, zijnen arbeid niet kunnen verrigten, doch hij heeft hem laten mesten ; hij heeft dezen wélbcaïbeiden grond zó fterk gemest, dat de tarwenairen zo vol en zwaar geweest zijn, dat zij zig niet konden houden , maar zig tégen den grond gelegd hebben. Verders zijn hier ook nog fraaije doolhoven , een groote vijver , of waterkom, terrasfen met bloemen, wijnbergen met voortreflijke druiven , moes- en vrugthoven, welker muuren overal met peeren enperhken bedekt zijn; het geheel vertoont zig bekoorlijk ; men ziet den met ijs bedekten Montblanc , een gezigt , dat le gelijk met de bloemen te weerzijden en derzelver geur zo voortrefiijk afheekt , dat men voorzéker zelden iet dergejijks in andere landen zal aantreffen. Naast het kasteel is een badhuis, dat de heer van voltaire heeft laten bouwen, zédeiT dat wij de vorige reis zijn hier geweest; het is een klein marmeren gebouw met vertind blik gedekt; het heeft eene marmeren baadkuip, waarin warm en koud water door twee looden buizen loopt; het water word zeer gemaklijk in den kétel, in eenen hoek buiten het badvertrek , gewarmd. Voltaire heeft het in de laathe twee jaaren gebruikt, doch befpeurd, dat het bad hem verzwakte , en het daarom nagelaten. Het is zéker , dat voltaire in fprokkelmaand laatstléden zeer ziek is geweest. Beencii, heupen , armen, ja zelfs de handen waren hem gezwollen , en men heeft eenen aanval van waterzugt gevreesd , doch tégen- •woor-  EN HET OOSTEN, 97 woordig bevind hij zig rédelijk wél. Naast dit badhuis is een langwerpig houten traliewerk, en daarin een ree, dat de heer van voltaire nu zédert zes maanden heeft; hij heeft er vee! méde op, en het is ook zo fraai en aartigalS eenë Arabifche gazelle. Neem mij niet kwalijk , dat ik in de befchrijving zo wel der viervoetige als dertweevoetige kostgangers van den heer van voltaire zo nauw» keurig ben ; ailes , wat zulk eenen merkwaardigen wijs* geer aangaat en omringt, is gewigtig : want ik pas op voltaire zijne eigen uitdrukking toe , die hij van anderen gebruikt: om groote geesten, zegt hij, eenen new* ton , eenen fontenelle , e. z. v. te fcheppen, daar zijn eeuwen toe nodig , maar om eenen freron,' eenen NO» notte , eenen la beaumelle , eenen patouillet , ce» nen zédenleeraar, eenen cafuïst [gewétensgevalkundigenj en meer dergelijken te maken , daar behoort geen meer tijd toe, dan men nodig heeft om een verseh ei te koken, Voltaire is een zeldzaam man , heeft beide goed en kwaad gebrouwen; indien zijn hart zo goed was, als zijn verhand, zou hij, zonder tégenfpraak, béter, nuttiger en grooter zijn geworden. Zékere vrouw antwoordde hem eens, aanig, als hij haar won cceur [mijn hart] noemde: ik had liever, zeide zij, dat gij mon [mijn verhand] zeide; Doch ik kom wéder tot de gefchiedkundige befchrij» ving van voltaire, de zédekundige befpaar ik tot eene andere reis. Zijne keuken is zeergroot en wélïngerigt, hij houd eene goede tafel; karigheid befpeurtmen nergens bij hem , gelijk- hü ook zédert verfcheiden jaaren zijne werken niet meer verkoopt. De boekhandelaar cramer, te Geneve, krijgt alles voor niet van hem ; deze is dooi III. Deel. G  98 REIZE DOOR EUROPA den ftcrken aftrek rijk geworden, hij geeft aan den heer van voltaire alleenlijk zo veele exemplaaren , als hij begeert. Voltaire heeft ook meer, dan hij nodig heeft; bij antwoordde eens aan iemand, die hem vraagde , hoe groot zijn jaarlijks inkomen was: zo veele duizend livres als er verboden hellingen in quesnels nieuwe testament zijn, dat is 101; maar men meent, dat hij wel 150 duizend livres jaarlijks inkomen heeft , en dienvolgens is hij een rijke dichter; hij is niet alleen heer van Ferney, maar ook van Pregny, drie kwartier uurs van hier, en van Tournay, allen kasteelen , hij bezit ook het groothe gedeelte in Chambalfy ; daarenboven heeft hij bij zékere vorsten veel geld uithaan. Zijn geheimfchrijver, de heer vaniere, een geboren Zwitzer, is nu in het zesde jaar bij hem j hij woont met zijne vrouw regt onder het vertrek van den heer van voltaire , naast de keuken , als hij hem boven wil hebben , hampt hij maar met den voet. Hij doet niets anders dan affchrijven. Voltaire fchrijft eerst alles zelf, en dat zeer wél, zonder bril , dien hij nooit gebruikt, fchoon hij in zijn tagtighe jaar is ; maar zijne brieven zegt hij den heere vaniere in de pen , en ondertékent ze dan. Hij heeft eene ongelooflijk fterke bricfwisfeling: hij krijgt dagelijks groote pakken brieven, zo wel met den post van Geneve, als met dien van Ferfoix. Voltaire houd weinig van de Geneeffche burgers, en zij houden niet meer van hem : hij lebeen het met alle drie de partijen, de Repréfentans, de Negatifs, en de Natifs, te houden , en werd van allen gehaat. Toen een medailleur uit Duitschland zijn afbeeldzel graveerde met het opfchrift, dat de heer de la condamwe hem uit de Ilenriade gegévcn had ; // ote aux nations le  EN HET OOSTEN. 99 bandeau de Verrem [hij ligt den natiën den band der dwaling af] , en de fchroef te Geneve daartoe ter leen kreeg, om zijne penningen te beftempelen , verboden de Geneveezen hem , zo dra zij dit vaers daarop zagen, met zijn werk voordtcgaan , en bevolen den medailleur, binnen 24 uuren het gebied van Geneve te verlaten ; in de daad was er zo veel tijds niet nodig, want in een Half uur is men buiten het regtsgebied der ftad. Dus werden er maar tien of twaalf penningen van de eerften geflagen: hij fneed toen een' anderen, waar van hij het ftuk voor zes livres verkogt; doch hier van zal ik reeds gefchréven hebben. De heer van voltaire trekt ook geen voordeel van all' de uurwerkmakerijeu hier te Ferney, daar is er in alles over de zestig ; hij neemt maar eene matige huishuur. Het gelijkt hier naar eene kleine ftad, bijna all' de nieuwe huizen worden door uurwerkmakers bewoond, welken vlugtelingen uit Geneve zijn ; zij zijn hier van alle lasten en fchattingen vrij, het welk zij te Geneve en in gansch Zwitzerland ook wel zijn, maar hier hebben zij het groot voordeel, dat zij op Fransch gebied wonen, en dus hunne uurwerken te Parijs en alom ia Frankrijk vrij kunnen verkopen , alwaar de Genecffchen verboden goederen zijn : men arbeid hier zeer wél, de prijs van een gouden zakuurwerk is naar de deugdzaamheid, het geringfte tégen vijf huis tVor. De heer van voltaire doet thans in zijne oude dagen goede daadeu, hij neemt de zaak van ongelukkigen met de pen en met dadelijke hulp ter harte, gelijk onlangs die van den heer morangie , wégens de valfche handtékening, cn te voren de familie van galas te Touhufe. In een bijzonder huis woont hier de heer florian, die met G 2  ioo REIZE DOOR EUROPA voltaires nigt getrouwd is geweest , doch nu zijne tweede vrouw heeft. Veclen zeggen ook, dat corneilles nigt, die met den heer du puis , welke niet verre van hier woont, getrouwd is, heimelijk voltaires dogter is. Het is bekend, dat voltaire haar zijne aantékeningen en beoordélingen over het werk van corneille tot eenen bruidfchat méde gaf, waarover veelen den inval hadden : Mr. de voltaire a marié la tiiece de corneille aux dépens de fonancle [de heer van voltaire heeft de nigt van corneille ten koste van haaren oom uitgehuwd]. Het borstbeeld van voltaire is nu Voltooid, en in de Academie Fraiifoife geplaatst. Voltaire is naicverig , dat jean jaquës de grootmoedigheid bezat , de penningskens der wéduwe toetebrengen: het waren twee of drie kuis d'or, die hij gaf. De koning van Pruisfen, zegt men, heeft er twaall'gegéven. Men denkt , dat mevrouw' denys te ecnigen tijde eene gruote lijkftaatlie voor voltaire zal houden, dan zal hij een ander graftéken , hooger , dan de bloote piramied in den kerkmuur, bekomen, waaraan geen graffchriften en verfieringen zullen gefpaard worden. De boekerij van den heer van voltaire moet ik niet vergéten, zij is zeer fraai en keurig : hij heeft het werk van calmet over den bijbel, waarin ik verfcheiden, de nieuwsgierigheid uitlokkende, aanmerkingen zag, door voltaire eigenhandig gefchréven, en tuslchen de bladen gelegd; hier vond ik andermaal hetgeen ik in all' zijne boeken gezien heb, dat hij altijd de zwarigheden oppert, zonder één woord van derzelver oplosfing en beantwoording te reppen , die in calmet daarbij Haat; dit is niet billijk. Hij heeft bijna alle ltaliaanfche dichters, on-  EN HET OOSTEN. derde Franfchen fchat hij racine het meest. Hij heeft boeken in alle wétenfehappen en woordenboeken van alle bekende taaien. Zijhe meeste boeken zijn in oktavo , in folio heeft hij er maar weinigen, als bayles woordenboek, e. z. v. In de boekkamer heeft hij ook een' opgezetten tijger, die er zo wild en wreed uitziet , als of hij leefde en wilde bijten. Ten befluite zal ik u toch verhalen, hoe wij van daag naar Ferney zijn gekomen. De graaf penna florida en de abt cluvier nodigden ons , om hen hier naar toe gezelfchap te houden, wijl zij geloofden, dat wij, als reeds met voltaire en zijne vrienden alhier bekend, hun toegang zouden kunnen bezorgen: wij vertrokken van de morgen vroegtijdig uit Geneve, om wat tijd voor ons te hebben: wij ontmoetten den heer du rey op weg , niet verre van de flad, hij had voorgenomen, ons een bezoek te géven, uit beleefdheid keerde hij terug, en maakte met ons gezelfchap naar Ferney: hij deed zijn best bij voltaire , doch hij was ziek , en had indedaad casfia ingenomen tot eene buikzuivering: kortom, hoe gaern de heer du rey deze heeren dienst wilde doen , wijl hij veel agting voor den Spaanfchen landaart , en op zijne reis in Spanjen zeer veel beleefdheid genoten heeft, was het hun egter onmogelijk , hem te zien te krijgen. De heer du rey heeft het naderhand nog verfcheiden maaien beproefd , maar vergeefs; dat de heer van voltaire artzenijmiddelen ingenomen had, is waar , dit getuigde zelfs zijn oude grijze kamerdienaar la vigne , üe alle bezoeken bij den heer van voltaire ingeleid, en ons nu zeer wél kent; het is reeds twintig jaaren, dat hij bij hem is. Deze weigering verdriet de beide heeren Spanjaarden, G 3  IP5 R.EIZE DOOR EUROPA zij vcragten ze met Spaanfchen hoogmoed , gaan tegenwoordig overal rond, om de kostlijkheden te bezigtigen, die hier te zien zijn , en ik fchrijf ondertusfchen dezen langen brief aan u , wijl ik Ferney toch reeds zo dikwijte gezien heb. Zulk een wijdlopig en omhandig fchnjvcn heeft alzins verfchoning nodig, er ontbreekt in de lévens- en plaatsbefchrijving weinig aan tot een pendant [weêrgac] van Delsboa illufirata, indien llegts nog een zéker huis tmngehipt was, fed ne moveas camarinam, het ontbreekt op Ferney aan geen béter voorwerpen. Dat ik nu eindig , hebt gij mevrouwe jennings te danken, wij zijn te middag bij haar ten éten verzogt, dit is oorzaak, dat ik zo haastig en zonder orde daarheen gefchréven heb, zo als het mij is voorgekomen. De berigten zijn nogthans nauwkeuriger , dan het geen ik voor drie jaaren fehreef, het welk hier door verbéterd kauworden; maar niets kan veranderd worden in de onveranderlijke vriendfehap en toegenégenheid, waarméde ik bene.z.v. Nafchrift. Dit mag ik niet vergéten, dat de heer du rey een vertrouwde vriend is geweest van jean jaoues , dus heet immers de heer rousseau in gansch Europa , en lang met hem te zamen in Neufchatel gewoond heeft; hij fchat zijn voortreflijk hart ongemeen , en heeft het ménigmaal gewaagd , zijne partij aan voltaires tafel te trekken. Hij is er juist tégenwoordig geweest, als een Malteesch ridder, de heer saint benoit, bij den heer rousseau kwam, en hem eenen brief van den generaal paoli bragt, waarin hij hem verzogt, om wetten voor het eiland Korfika opteftellen: de zaak kwam rousseau in het  EN HET OOSTEN 103 eerst verdagt voor, wijl hij meende , dat men met hem wilde fchertzen ; maar toen de ridder eigenlijk zo lang bleef, om zig geloofwaardig te maken , cn te bewijzen , dat zijne zaait egt , en de brief van paoli was, vraagde rousseau , welk eene regeringsvorm de generaal paoli in den zin had; zeggende, dat, indien hij eene alleenhcerfching of eene adelregéring bedoelde, hij zig niet daarméde kon inlaten ; maar , zo hij eene volksregering verkozen had , dat hij dan voor hem zou arbeiden. —- Op het afbeeldzel van jean jaques heeft de heer du rey dit vaers voor de vuist gemaakt: Oui, Rousjeau, ton portrait dam Texil gue f endure, Est un don ausfi cher a mes yeux qitd mon emir , II repare, il efface & vange fon injure; j°e vois un Aristide, un fage, un grand auteur, Plus malheureux gue mol, plus digne de bonheur. jte baife ton image, & me plains fans murmure. Op het afbeeldzel van rousseau, onder een gekruist Christusbeeld boven de tafel hier op Ferney , heeft de heer du rey het volgend koppeldicht gefchréven: Ante meos oculos pendel Tua, Rufe, tabella, Pendentis colitur fic mihi forma Dei. Doch de heer van voltaire in zijne afwézendheid op zijne kamer komende, haalde het laathedoor, en fchreef een ander in de plaats , waar uit dit koppeldicht werd: G4  j©+ REIZE DOOR EUROPA Ante meos oculos pendit Ttta, Rtife, tabella, Sed cur non pendel vera fignra viri? De heer du rey kende aanftonds , bij zijne te huiskomst , voltaires bouze hand , doch zweeg ftil en liet niet blijken , dat hij de verandering gemerkt had. Men vertelt hier het geen ik te voren nooit gehoord heb , dat namelijk de heer rousseau reeds lang eenen zoon had bij zijne vrouw le vassor , en wel lang voor de hlofooffche bruiloft in Dauphinè. Voltaire verfchoont rousseau nooit als hij aan hem geraakt, zo min als den heer freron en anderen, die zig onderhaan hebben , anders te denken, dan hij. Op een' tijd verhaalde iemand aaq voltaire, dat lucretius gefchréven had, dat eene hang haar vergift verliest, als men op haar fpuuwt: hem! zeide voltaire, dat kan niet waar zijn, doch ging in zijn kabinet, hoeg lucretius op;, en vond de plaats ; aanhonds nam hij de pen en fchrcef in zijn fottifier: Lucrêtius fchrijft, wanneer men op eene hang fpuuwt , verliest zij baar. vergift • men beproeve op freron te fpuwen, cn zie, of het waar is. Sottifier noemt hij zijn zakboek , waarin hij vaerzen, invallen, zotternijen, en dergelijke gedagten dqor elkander , zo als zij hem in het hoofd komen, aantékent; in het Italiaansch héten zulke boekjes taccuino, ook zibaldone. Mij dunkt, dat vol* taire groot gelijk heeft , het zijne fottifier te noemen, denominatio fit a pot tori; de zaak kon niet anders , dan met een nieuw woord , genoemd worden , zulk een ongemeen fchrijver heeft dit regt. Een  EN HET OOSTEN. 105 predikerwb.ij ons hield zig bij de oude waereld , en noemde zulk een boek alkoran. Mier diende ik u wel eene menigte van voltaires vaerzen, puntdichten, invallen, e. z. v. te zenden , maar zij kunnen niet vroeger gezegd worden , dan zij reeds in Franfche maandwerkjes en nieuwsberigten gedrukt zijn , en hier zijn zij onder zo veele fchraale Hukken, waarvan dezelven anders vol zijn, regte lekkernijen voor de lézers. Indien ik wist, dat gij voltaires vaerzen op gustaafs groote daad, Welken in het jour aal Eucyclopedlque van den 15de!! november 1772. gedrukt zijn , en waarover voltaire thans niet voldaan is , wijl hij ze te flauw vind, waarom hij ze mij ook niet eens wilde géven , nog niet gelézen bad, zon ik ze u nevens veele andere zaaken Zenden, gelijk ook zijn Epltre aan den heer marwo.mtel, dat reeds in dcMercure de France gedrukt is , als méde zijn vierling op het afbeeldzel van de markgraavin van pompadour, dat zij zelve gefchilderd en aan hein vereerd heeft; een dergelijk op degraavin du barry , die hem twee kusten met den heer de la bordes zond; een ander op haare beeldnis op de fnmïdoos van den heer de la bordes , nevens veele andereu: zodra gij mij maar laat wéten, welken gij niet gelézen hebt, en gaern zoud willen hebben, zijn zij tot uwen dienst, anders zon ik zomtijds weinig dank kunnen behalen , indien ik het papier met bekende zaaken vulde. Maar een vierling op de hertogin van wurtemberg is te nieuw , om u bekend te zijn. Zij zat naast den heer van voltaire aan de tafel, toen zij onlangs, den 7den van herfstG 5  io6 REIZE DOOR EUROPA mnnnd, des avonds, bij hem ten éten was. De heer van voltaire noemde de hertogin altijd : Vötre Aliesfe; doch de hertogin zeide eindelijk tot hem : Ttt es mon Papa, je fuis ta filie, je veux étre appelHe tafille [Gij zijt mijn papa, ik ben uwe dogter, cn ik begeer, uwe dogter genoemd te worden]. Voltaire nam zijn potlood uit den zak , eischte eene kaart, en fchrecf daar op: Ah! le beau titre gue voila! Vous me óonnez la première des places , Ouelle familie faurois la! j*e ferois le Pere des Graces. Hij gaf de kaart aan de hertogin, die hem daarvoor omhelsde en kuste. Voltaire is een zeer groot vleijcrdergeenen, die groot gezag hebben , en aan het roer zitten : niemand fcheen den hertog de choi* seul zo hoog te fchatten, als hij, en nooit was elgebrek aan vaerzen en lofgedichten. De hertog begunstigde hem ook ongemeen; doch met zijnen val viel ook voltaires hoogiigting; dit wist de hertog wel: toen zijn nieuw huis op Chanteloup gebouwd was, en men hem vraagde, wat voor eenen weerhaan men op het dak zou zetten ? zeide de hertog: ,, zet er eenen voltaire op." Ditgcfcbieddeook, en de kopij, zegt men, is het oorfpronglijke zo treffend, cn zelfs daarin gelijk, dat dezelve zig naar alle winden draait. Of voltaire in zijn hart eenen goeden vriend heeft, cn of iemand voltaire van harte toegedaan  EN HET OOSTEN. 107 is, daar twijfelen voelen aan. Ik heb bij seneka gelézen: ama, ut amêrts. Veelen hebben mij gezegd, dat hij geen opregt vriend heeft, dus heeft hij zijne tagtig jaaren liegt geleefd , indien hij niet een eenig hart daarin gewonnen heeft, Voltaire heeft zig rijk aan geld, en arm aan vrienden gemaakt. Juvenalis fchijnt hem, in het twaalfde fchimpdicht, op het eind, gefchetst te hebben : Vivat Pacuvius, qwefo, vel Nestora tottim '. Posftdeat quantum rapuit Nero, montibas aurum Exaquet, nee amet quemquam, nee ametur ab ullo! Zo hij ondertusfehen geen vrienden heeft gewonnen , heeft hij des te meer aanhangers gekrégen, zelfs zulken, die bij dat alles zijn zédelijk karakter veragten, die wéten, dat hij zijne pen nooit der waarheid geheiligd heeft, doch zijn verhand gebruiken en misbruiken zij tot het befpotten. Veel goeds heeft hij gedaan , doordien hij het bijgeloof zo handvastig beftréden heeft , dat wézendlijk door zijne fchriften veel verloren heeft ; daarvoor hebben veelen hem, te onregt, voor eenen godverzaker uitgekréten , wijl hun eigen voordeel te veel daar bij leed, wanneer men aan het vagevuur, aan de transuhhantiatie, en dergelijken niet meer geloofde , en zij évenwei niet ronduit durfden en wilden zeggen, waarom zij voltaire haatten. Van den ongodist is bij verre af, veeleer is hij den christlijken godsdienst, van alle verdichtzelen , bijgeloof, vervolging , en dwang gezuiverd, genégen. Voor drie jaaren heb ik u een  laS REIZE DOOR EUROPA klein boek ontleed , dat hij toen gefchréven had, daaruit, en volgens die, welken dagelijks.met hem verkéren, kan men hem beöordélen. Van dit boek kan ik , wat moeite ik ook gedaan heb , geen één exemplaar meer opfpeuren; doch ik weet, dat de graaf sparre er een had , dat misfchien thans in Zweeden is; dat boek verdient meer bekend te worden. Het is waarfchijnlijk, dat zijne zogenoemde vrienden, of, béter , vrienden van eenen onchristlijken godsdienst, de afdrukken opgezameld en uit de waereld gemaakt hebben ; want , als voltaire dergelijken fchrijft, zeggen zij, dat zijne hersfenen ontfteld zijn, gelijk zij ook, toen hij biegtte, en ten avondmaal ging, zeiden , dat het eene zwakheid en razernij in de heete koorts geweest was. Hebt gij het ontworpen opfchrift op voltairf.s llandbeeld gezien? Het begint: En dignum lapide Voltairium ! en eindigt : quem Stnatus populusque Phyfico-Atheus tere col/ato Statut! decor avit. Het is onbetwistbaar, dat de Voltairiaanen of zogenoemde a la Voltaire verder gaan, dan hij zelf: zo zijn alle fekten erger geworden, dan haare eerfte itigters waren; de Epikuristen inde wijsbegeerte cn de Ariaanen , zonder van ontelbaare anderen te fpréken, zijn voorbeelden daarvan. De nieuwe fpelling in het Fransch van voltaire is niet algemeen aangenomen , alleenlijk zijne aanhangers volgen dezelve, die alles geloven , wat hij zegt, en nog meer daarbij, dat hij niet gezegd heeft. Voltaire is ook de eerde, die Ferney fchrijft , te voren fchreef men Fernex , maar het was toen in de ganfche waereld zo bekend niet, en in zo veel$  EN HET OOSTEN. ioe boeken niet gedrukt, als tégenwoordig. Hier omitreeks is eene groote menigte naamen van oorden, die op x eindigen, Fernex, Gex, Bernex, Onnex, Ferfolx, e. z. v. Het is mij werkwaardig voorgekomen, zonder twijfel is het een overblijfzel van de Keltifche of Gallifche naamen, gelijk men bij julius cesar aan Fercingetorix , Dumnorix , Allobrox, Segonox ziet. Insgelijks is hier eene aanzienlijke ménigte van naamen , die op y eindigen, als: Pregnyt Chamboify, Torney, Paugny , Dardagny, Paicy , Satigny, Bourdigny, Malagny, Thoiry ,e.z.v.; in Savoije: Faucigny, jFus/y, Foify, e. z. v. ; \\\ Zwitzerland: Doucilly, Genouilly, Dully , Rosty , Fidy, Burfigny. Hebt gij eene prent, le lever du Philofophe de Ferney , gezien? zij is van den heer hubert,van wien ik te voren gefchréven heb , voltaire is zeer wél daar in getroffen , hij is in de houding, zo als hij den broek aantrekt. Ik miste den heer hubert zeer deze reis, hij is nu te Parijs, ik hoopte nog meer voltairen , in kaarten gefnéden , van hem te bekomen ; dien, welken hij de vorige reis fneed , en dien ik van den prins van merlenburg vereerd kreeg, is nu zeer verfléten; eenige duizend menfehen in Italië, zo wel aan hoven, als in hutten, hebben hem gezien en behandeld; het is jammer, dat ik etgeen meer kan krijgen , anders zou ik er u eenen niet den post zenden. Het nafchrift is breedvoerig geworden, en wei om eene oorzaak, die ik u moet zeggen. Misfchien is het de laatlle brief, dien ik u fchrijf, want morgen  Sfïb REIZE DOOR EÜROPA zal immers eene komeet fchuin tégen onzen armen aardkloot aanrollen , en dan zullen alle inktkokers of overlopen, of door eenen vloed weggefpoeld worden. Men befchuldigt den heer de la lande , dat hij een grooter profeet dan uitrékenaar is; een zékere nostock, dien, hier, niemand kent, heeft, zegt men, dezelfde fterrenkundige voorzegging gedaan, maar zij zal wel onder de apokrijfen behoren. Wij zullen het morgen zien ; flaap ondertusfchen dezen nagt wél. DRIE EN VIJFTIGSTE BRIEF. Van df-n heer Rieu. — Nog eenige merkwaardigheden van Geneve. — Reis van Geneve door het land van Vaud. — Van den heer Reverdil. — Berigten van Laufanne. Laufanne , den 7den Octoher, 177%. JL 0 t geluk kan ik u nog fchrijven. Alle gevaar zal nu doorgeftaan zijn , de waereld Haat nog, en is hier cmhreeks nog éven zo fchoon; ik denk, dat in Zweeden, in deze dagen, éven zo min eene verandering zal voorgevallen zijn, alleenlijk zal het er hcrfstagtigeruitzien, cfan hier. In Geneve was het vrouwlijk geflagt ten minften op den aden dezer zeer bekommerd, en zij hadden des avonds haare oogen meer op den hémel gevestigd , dan op de fraaije wandelwégen, allen vreesden, door de onbarmhartige komeet overrompeld te worden, die, zo men zeide, zeer weinig eerbied voor de bekoorlijkheid van het  EN MET OOSTEN. ITl fchoon geflagt zou hebben; maar de baron rudbeck en ik waren dien dag in de boekerij ; de behierders, die het opzigt daarover hebben, hielden juist hunne vergadering, wijl de heer diodati nu alles in orde gebragt had. Dien zelfden dag nain de heer du rey zijn affcheid bij ons. Den volgenden dag déden wij een reisje naar buiten naar den heer rieu, die een landgoed, Bourdigny genoemd, één en eene halve mijl van Geneve, heeft: men komteerst voorbij Chatelaine, een dorp in Frankrijk, alwaar , op zékere tijden van het jaar, gelijk tégenwoordig, fchouwfpélen en opera's gehouden worden, dan weêr op het Geneefsch grondgebied. Ik zal u reeds te voren gemeld hebben, dat de heer rieu eene fraaije boekverzameling heeft, dat hij een man is , die veel denkt, en een der naaste kennislen van den heer van voltaire is: hij heeft ook eene vriendlijke vrouw, uit Amerika van geboorte, die veel verhand heeft. De heer rieu is tégenwoordig bézig met het affchrift van een merkwaardig handfehrift, dat hij voornémens is, in het licht te géven: Historiadel famofo Predicator Fray gerundio de campazas, alias zotes; escritta par Don francisco lobon de salazar, Presbytero &c. Quien la dedica al publico''. Het eerfte deel is te Madrid, in 1758 , in 4to, op 335 bladzijden gedrukt, doch ongemeen zeldzaam ; het tweede deel heeft het daglicht nog niet gezien, dit wil de heer rieu in het Spaansch uitgéven; daarna denkt hij ook eene Franfche vertaling van het geheele werk te maken, doch zonder zijnen naam daar vóór te zetten. Het is een zeer merkwaardig en gewigtig werk, er word veel tégen de monniken en tégen het geloofsonderzoek daarin gezegd. De fchrijver van dit fchimpiigtig werk is juist niet  xia REIZE DOOR EUROPA regt bekend, men meent, dat het doktor tslar is; hij is de egte Zwift der Spanjaarden. Ik zag ook nog een ander Spaansch boek bij hem, dat éven zo min gemeen is: Historici general de las Indias Occidentales, b de tos Heehos de los Castellanos en las Islas , y Tierra Flrme del Mar oceanoé, escrittapar anïonio de herrera , Coronista Major. En Amber es, 4 deelen in folio. De heer rieu heeft ook de beide gedenkpenningen , die op den heer van voltaire gellagen zijn, de eene van 1769, die zeer zeldzaam is , de andere van 1770, daar ik de laattte reis van gefchréven heb* Behalvcn zékere borst- en ltandbeeldcn, heb ikï voltaire nergens zo wél getroffen gevonden, als op deze penningen van den heer wacHTER en de af. beeldzeis in prent van den heer hubert. Wij bragten den ganfehen dag bij den heer rieu, zeer vergenoegd, door, het was op dezen dag juist drie jaaren geléden, dat wij hier geweest waren, en juist ook des middags in dit aangenaam huis gegéten had-'-",. Ik fprak van de toneelfpélen, die zo digt bij Geneve , op het Fransch grondgebied, vertoond worden; de plaats heet la Chatelainc*, omtrent eene halve mijl van de had; wij waren eens daar, in gezelfchap van den baron hamilton; voltaires Enfant prodigue werd vertoond. Wij merkten ras, dat wij niet meer in Italië waren , fchoon de verheringen en de taal ons niet daarvan overtuigd hadden, zou de middenmatige muziek, névens het gezang, bet nogthans gedaan hebben. De fchouvvbtirg is klein , daar zijn maar twee rijen logies; aanfehouwers waren er weinig. De Geneveezen houden niet veel van den fchouwburg ; zij doen wél, voor eerst gehoorzamen zij aan de wetten , en dan verzuimen zij hunne handwerken niet, en gewennen zig ook  EN II E T OOSTEN. hm ook „iet aan lediggang en ijdelheid. Wij bezigtigueu in, Geneve de fchoone katoen-fdniek, waar katoenen gedrukt worden; de katoenen zelve worden uit Indi'è gebragt, eit hier drukt men met houten vormen de fchoonfte koleureii en figuuren daarop, dan worden zij gedroogd en met agaat gelikt en geglansd; deze fabriek is onbefchrijflijk groot; het fpijt mij, dat ik den naam van den vriendlijken en bekwaamen direkteur , of bedierder , niet onthouden heb. Wij bezigtigden ook de groote pompen te Geneve t die het water aanvoeren, uit de llhone trekken, en in buizen door de ganfche had verdéleu; het is een zeer fchoon en, nuttig werk. De heeren penna florida en cluvier vertrokken den 2de» van wijnmaand van Geneve, juist toen men voorzeide, dat onze zwakke aardbol zou over hoop geftoten worden ; den avond te voren fchrJveu zij eenen brief aan den. heer van voltaire, waarin zij hem van de purgatie, die hij ingenomen had, eene goede werking toewenschteu, dat dezelve al het kwaad uit het lichaam mogt vegen; zij klaagden daarin, dat het niet zo gemaklijk was, hem te zien, als oudtijds sokrates, maar dat ondertusfehen de fpaanfche hoogmoed niet langer toeliet, te wagtcn, en dergelijken. Zij namen nu wederom denzelfden weg naaf Turin, dien zij gekomen waren, onder weg wilden zij de bergwerken van Ckambery bezigtigen. Zij zeiden mij, •dat in Spanden eene akadémie der wétenfehappen was op* gerigt, onder den naam: la focledud Bascongado de los Amigos de el Pais; zij is van het jaar 1765, Voor Spanjen is dit een groot nieuws. De vader des graaven penna III. Deel. II  114 REIZE DOOR EUROPA florida is de eerde aanlegger daarvan geweest, ik meen ook , dat er reeds'eenige verhandelingen van uitgegéven zijn. Des avonds, toen wij van den heer rieu kwamen, ontmoetten wij den heer van voltaire vóór de poert van Geneve; hij groette ons zeer vriendlijk; dit was gewislijk de laatlte maal, dat wij den merkwaardigen grijsaart gezien hebben.' I Jij had een bezoek afgelegd bij den refident hennin . anders is hij in négen jaaren maar tweemaal te Geneve geweest; doch komt den refident dikwijls bezoeken op de fraaije buitenplaats buiten de poort, daar de lieer jknnings zijn verblijf digt bij heeft. Heb ik u verhaald, dat de Encyclopedie thans met alle magt, te Geneve, in folio gedrukt word, en het artikel Geneve , gel ee! veranderd daarin (laat? Zo édelis de vrijheid! Het is dezelfde uitgaaf, die iku voormaals van Parijs bekend maakte; nu heeft men zo wel de kopijen als de gefnéden plaaten , ja ik geloof zelfs het papier, naar Geneve gezonden. Van de drie eerfte deelen werden te Parijs aooo afdrukken gedrukt, doch werden ook allen in de Bastille gebragt, en liggen daar nog, en zijn dus 6ooo voor den boekhandelaar verloren afdrukken; hij zal niet zeggen , dat zijne rékening wél uit komt, als men zijne fchade, boe veel elk afdrukfel kost, opmaakt. Ik verliet het fchoon Geneve op den sden van wijnmaand. Alle ftéden, waar ik veelen vind, die ik kan beminnen •> noem ik fchoon; want tégenwoordig ben ik geheel waereldbnrger. Doch ik moet bekennen, dat de groote mesthoopen buiten vóór de ftadspoorten alles behalven bekoorlijk voor de oogen zijn, daarenboven Hinken zij vreeslijk, als  EN HET OOSTEN. uS men voorbij rijd; het is geen gezonde politic, dat mende lugt met zulk eenen flank brfmet. Doch ik laat het voor anderen over, die eenen fijneren neus hebben, dan ik, om te onderzoeken , of de falpcterdeeltjes, die zig in de lugt bevinden, dezelve niet gezond maken. Maar in de huishouding hebben deze wanvoeglijke vuihiishoopeii een zéker nut, bijna hetzelfde, dat VEsi'AsiANuszig maakte, toen hij, gelijk suetoatus verhaalt, fchatting leideopde pis; want als zijn zoon hem dit als zeer wanvoegiijk voorhield , nam hij een huk van het goud, dat daarvan ingekomen was, hield het hem onder den neus, bevool hem te beproeven, of het wel naar — — — rook. Naderhand mesten zij hunne akkers cn fchoone tuinen daarméde, ook worden daardoor de ftraaten fchoon gehouden. Zékere lieden hebben het hier in pagt, zij betalen aan de regéring jaarlijks eene zékere fotn voor de vergunning, om de onreinigheden van de ftraaten te doen; geen ander mag dit doen, alles word buiten de poort gebragt: de.pagters verkopen liet naderhand, 4 of 5 teerlingvoet vuilnis kosten3Louis d'or; het zonderlingste is, dat op andere plaatzen de had de lieden moet betalen, die het veegzel en de vuilnis van de hraaten doen, in Geneve daartégen betaalt men voor de vergunning daartoe. Deeze inrigting moest men op andere plaatzen navolgen, arbeidzaamheid, inkomsten en zindelijkheid op de hraaten zouden daar veel bij winnen. Op de reis van Geneve naar Laufanne kwamen wij door eenige aartige héden, die eene zeer fraaije ligging aan het Geneefsch meir hebben, langs welks betoverende eevers wij reisden. Eerst door het dorp Verfoix, dat de H 2  n6 REIZE DOOR EUROPA hertog ds choiseux tot eene flad dagt te maken; er ftroomt eene beek van denzelfden naam voorbij, in het meir is eene haven, bij welke men de ftad wilde aanlegge: de omtrek daartoe is met paaien afgeperkt. Thans zijn er maar eenige kafernen en kleine houten huizen voor de manfchap, foldaatcn en invaliden, die hier, gelijk overal op de grenzen van Frankrijk en Zwitzerland, in bezetting liggen, om de grenzen te bewaren. Van hier door Coppet, a Franfche mijlen \zn Geneve, de eerlie Zwitzerfche ftad in het kanton Bern. Verders door Nyon, eene kleine fraaije ftad- Hier gaven wij ons den tijd niet, om ons optehouden, wijl het reeds vrij laat in den avond was, anders zouden wij hier kennis gemaakt hebben met den graave corani, eenen Italiaan uit Milaan, daar men ons reeds gezegd had, dat hij hier woonde, zédert dat hij het boek: le vrai defpotisme uitgegéven heeft, dat in dé ftaaiküttde, ik meen van zékere landen , niet al te regtzinnigwas; wantftaatkundcen godsdienst behoren tot de aardrijkskunde , het geen in het één land waar is, is in het ander valsch. Hier woont ook de heer behanger , de fchrijver van de Histoire de Geneve, 6 deelen in oktavo: hij heeft wat fterk ten voordcele van het volk en de volksregéring gefproken, waardoor veele misdagen in zijne gefchiednis, die anders niet kwaad is, ingeflopen zijn. Op de reis van hier naar Role, daar wij overnagtten , geraakten wij in gezelfchap met eenen man, die in de gefchiedenis en Maatkunde niet alleen van Zwitzerland, maar ook van Zweeden, Deenemarken e. z. v. zeer ervaren was; ik merkte ras, dat hij eene reis in het Noorden gedaan had, doch wijl hij ons naar onze naamen en ons vaderland niet  EN HET OOSTEN. 117 vraagde, vraagden wij hem daaromtrent ook niet, wij fpraken den geheelen weg over met clkandcren, hij gaf ons veele ophelderingen, Maar wij werden nier weinig verrast, toen hij ons op het laatst bij onze naamen noemde, en ons zeide, dat wij Zweeden waren; als wij hem vraagden, hoe hij ons kende, kregen wij tot antwoord, dat dergelijke lieden door zulke opmerkende plaatzeu niet konden doorfluipen; daarméde nam hij aff'cheid van ons, bedankte voor het goed gezelfchap, en benam ons alle gelegenheid om verder naar te vragen, wie hij was. Na' derhand vernamen wij, dat het de konmghjke Deenfche flaatsraad reverdil geweest was, een geboren Zwitzcr. eerst leermeester van den tégenwoordigen koning van Deenemarken, vervolgens haatsraad, tot op de omwenteling van het jaar 1772: thans wooud hijteiVyw». Hij is een zeer vriendlijk man, van eene uitgebreide kennis, de fchrijver van het tweede deel van de Lettres furie Dannemarc, Copenhague chez claude philieert 17Ó0. Het eerfte deel kwam in 1758 uit, van de hand van den heer roger. De heer reverdil heeft ook het léven van den bekenden ulefeld gefchréven, het is nog niet gedrukt, doch hij is voornémens, het uittegéven. Van Role namen wij onze reis door de had Mirgue. Hier begint het land Cote , daar wij fehoone wijnbergen, langs het meir, tot aan Laufanne zagen; deze wijn, Vin de Cote genoemd, is vermaard en ook zeer zwaar. Nu zagen wij reeds fueeuw op alle hoogc bergen, zo wel aan géne zijde van het mtit ,inSavoye, als aan déze zijde, doch op een' grooten afhaud, op de bergen Bourgues, en op dien bij Bazel: de fueeuw is dezen nagt gevallen, H 3  n8 RI?E IZ E DOOR EUROPA Hier'te Laufanne wonen wij in de groote ftraat, Rus de bourg, die wégens de voorregten merkwaardig is, welken enkel van de huizen in deze (iraat afhangen: die namelijk in één derzei ven woont, al was hij ook maar een fchoenmaker, heeft het regt, de anderen in alle lijfftraflijke zaaken te rigten; zij fpréken zelfs het doodvonnis uit, en niemand kan het veranderen, in zo verre men zig niet op den grooten raad in Bern, en wel binnen 24 uuren , beroept, het welk bijna onmogelijk is; want voor eerst is Bern 18 Franfche mijlen van hier, en dan moet in zulken korten tijd de groote raad, die uit 200 perfoonen beftaat, vergaderen. Ook hebben zij het voordeel, dat zij vrij zijn van les lots, of verfchuldigde lasten, als zij landgoederen of landerijen kopen , en dat zij ook geen andere lasten betalen. Rédenen genoeg, waarom deze huizen zeer gezogt worden. Derzelver Vierfchaar beftaat uit omtrent 40 perfoonen. Deze Voorregten zijn door dén keizer rudolf van HabspUrg verleend. Voor het overige zijn hier, niet minder dan te'Geneve, verordeningen tégen de pragt. De tnansperfooncn' mogen geen galonnen , geborduurd werk, kanten en dergelijken dragen, doch hoeden met boordzels mogen zij dragen; huweelen klédcren , uitgezonderd vesten en broeken, mag men niet dragen: de vrouwsperfoonen mogen geen diamanten en lteenen dragen, ofzij moesten gefnéden zijn. Laufanne is eene aangenaame ftad , een vierde eener Franfche mijle van het meir; want die gefchréven hebben, dat zij aan den oever ligt, hebben gedwaald; tusfchen het meir en de ftad zijn groote wijnbergen. De ftraaten gaan nu op dan néder, op zommige plaatzen zijn zeer fteile hoogten. Men heeft er fonteinenr  EN HET OOSTEN. maar de ftraaten zijn vrij morsfig. De ftad behoort onder Bern, geniet egter haare eigen voorregten. Hetlandaan het meir van Laufanne tot Vevai, omtrent ó Franfche mijlen, hiet^«x, het is vol wijnbergen tégen het zuiden; zommigen fchrijven het ook Vaud, doch dat kan verwarring veroorzaken. De hoofukerk ftaat op eene groote hoogte, of terras," die eenen fraaijen wandelweg en een voortreflijk gezigt over de ftad en het meir heeft. De kerk is van de Gothifche bouworde, doch fraai cn groot, en heelt geen altaar. De godsdienst word gelijk in Geneve gehouden, de predikant en de gemeente zetten, onder de predikatie, den hoed o p. Maar men gaat hier met een armzakje om, om de menscblijke iedclheid een weinigintenémen; in Geneve ftaat flegts eene armbus bij de deur, en dien het belieft, die geeft er wat in. Men houd zig hier nog aan de leerhellingen van kalvijn. De Heidelbergfche katechismus is aangenomen, daarenboven belijd men de Heidelbergfche belijdenis, welke alle kerkenleeraars en geestlijken behoren te bezwéren; men heeft deze belijdenis te Geneve ook wel aangenomen , doch nu, zédert omtrent 25 jaaren, vraagt men daar niet veel meer naar. tiet overige fpaar ik. H  X20 R EIZ E DOOR EUROPA VIER EN VIJFTIGSTE BRIEF. Fan den heer Th ft. Freemdlingen te LauPanne . Akadémie aldaar. Fan den heer SèïgneUxi - Geleerd genootfchap te Laufatne. ■ Fan de Zwïi- zerfche tttiliiie'. Fan eenige natuurlijke voordeden en bijzonderheden des lands. Fan denbisjchop van Broglie. Laufanne, den \\den Ocloher, 1773, 23u eerfte kennis, die wij , hier, maakten, wie met den beroemden tissot 5 want te Laufanne te toeeen, en den heer tissot niet te kennen, dat is te Rome wózen en den paus niet zien; wij zijn zeer gelukkig, dat wij om onze gezondheid eigenlijk zijnen halve niet behoeven bervvaard te komen, gelijk veele anderen, die van alle oorden van 'Europa, voornaamlijk uit Frankrijk, herwaard komen om deze vraagbaak wegens hunne krankheden raad te plé' gen; want onze gezondheid is zeer goed, een voorregt dat wij in all' deze jaaren genoten hebben, hoe dikwijls wij ook van lugtftreek veranderd, en welk een' geruimen tijd wij ook eene warme lugt, ongewoon voor Zweeden ingeademd hebben. Van den heer tjssot kan men zeg! gen, het geen cicero van eenen regtsgeleerden zegt: est enim Domus Iurisconfulii oraculum totius civitatis, [het huiseenes regtsgeleerden is de godfpraak derganl'che ftad] men behoeve maar te zetten demus Medici [het buis van een' Arts] ; maar hij is ook in de daad zeer met bézjghe-  EN HET OOSTEN. iai den overladen. Hij is vriendlijk, gedienstig en geleerd; vraagt veel naar den ftaat der geleerdheid in Italicn en Zweeden. Kortlings had hij van mevrouw rosen van uosenstein den rouwbrief op het overlijden van onzen Zweedfchen hippocrates bekomen, dien hij zeer betreurt; bij zegt, dat hij zijne verdienste ongemeen hoogfchat. Insgelijks fpreekt hij met zeer veel hoogrigting van onzen dioscorides [linn/eus], wiens vernuft, om de natunrgefcliicdenis in Europa tot zulk een' hoogen trap te brengen , hij met regt bewondert. Behalven zijne kranken houd hij zig bezig met een merkwaardig werk, dat hij ter drukpers heeft. Traité des Nerfs & de leurs maladies; 16S bladzijden, in groot twaalve, zijn reeds afgedrukt, het zal twee doelen worden. ITet is zonderling, dat bet 3de deel, dat overde vallende ziekte handelt, reeds in 1770. uitgekomen is, doch de gronden van alles komen in dat, welk thans gedrukt word. De heer tissot heeft eenen aartigen en wélgemaakten zoon, die zijns vaders voetftappen btelöoft te drukken. Onder de vreemdlingen, die thans om den heer tissots halve hier zijn, is de bisfchop van Kyon, de brogue, broedervan den bekenden maarfebalk; wij hadden reeds teGo rtève de eer, hem door den refident hennin voorgefteldte worden, bij wien wij te zamen het middagmaal hielden. Hij is een zeer vriendlijk heer, bewijst ons dagelijks veel goedheid; bij wil aan Zweeden werkingen der ingeving tonen, die de koning gustaaf van Zweeden hem, te Parijs, ingeprent heeft, daar hij de eer had gehad, den koning optewagten, hij fpreekt 'er dagelijks van, hoe zeer de koning te Parijs en in gansch Frankrijk bemind H 5  i%% REIZEDOOR EUROPA was. Verders zijn-hier vciTclieiden voornaame vrouwspciii"'i;en uit Frankrijk, om haare gezondheid van den heer tissot we$r, te krijgen, gelijk de graavin van cler]\;ü.\t - ïqnnbrje , dame dfatours aan het Franfche hof, en .vtele anderen, welken allen de bisfchop broclie ons voorgefield heeft, waardoor wij in haare gczelfchappen en kringen ontvangen zijn. Anders zijn hier ook veele uitlanders, die op de akadémie komen, als de jonge prins d'elboeuf, zoon der graavin van erionne , de graaf rasumowskij uit Rus/and, een zoon van den herman der Kofakken, door de keizerin elizabeth verhéven, névens veele anderen. Wij hebben hier ook kennis gemaakt met den marquis de gentils dëlangallerie , die, in 1738, in Zweeden geweest is, en nog een Zwecdsch lied kan zingen, tergedagtenis van zijn voormalig verblijf in hetzelve, hij isjook in Turkije geweest; nu is hij bij jaaren, doch zeer lévendig. Wij agtten het van onzen pligt, naar de naastbeltaanden van den heer ridder beylon (*) te vragen, w\]\ Zweeden zo veel deel aan hem heeft, dat wij hem voor onzen landgenoot-, en, zédert dat wij, te Parijs, kennis met hem gemaakt hebben, voor onzen vriend houden. Zijn broe.der, de kapitein beylon, is zeer heusch en wél bemiddeld, is in Indië in Hollandfchen dienst geweest, woont thans in een fchoon huis op eene hoogte, van waar men een bekoorlijk gezigt heeft: zijns broeders zoon heeft aldaar eene plattielfabriek aangelegd, die zeer fraai is, daar zijn veele arbeiders bij aan het werk. De kapitein beylon is (*) Koninglijken Zweedfchen lefteHren ridder vaa de noord' fier.  EN HET O O S T E N. 123 zeer ervaren in den Chineefchen en Indifchen handel en in de zéden dier landen. Wat nu de akadémie alhier betreft; dezelve heeft maar zéven hoogleeraars, die koüégiën houden voor de ftudérenden. In geen der genootfehappen heeft men eertrappen, men maakt alleen predikanten; de rektor der akadémie legt hun de handen op. Ik meldde in mijnen voorgaanden brief, dat men hier veel regtzinniger is, dan të Geneve, denzelfden lof geeft men aan het ganfche kanton Bern. De hoogleeraars zijn beleefd en wéllévend, groote veelweters, hetwelk ik daaruit befluit, dat de hoogleeraar der Oosterfche taaien kollégie hield over de ftaatkunde, daarenboven aan eene Histoire univerflle arbeid, die béter zal worden , dan die wij hebben, hetwelk juist niet zeer moeilijk is, ja zelfs, toen hij niet meer dan 13 jaaren oud was, reeds een boek over eenige hoofdfhikken uit den koran uitgegéven, en bovendien nog meer werken gefchréven en in het licht gegéven heeft. De boekerij der akadémie in de kollégiekamcr is nogthans eene zeer magere voorraadkamer der fchatten van het menschlijk verhand; men heefteerst onlangs begonnen te verzamelen, zij is nog niet zeer groot. Er zijn een weinig handfehrifren, onder anderen, het concilie van Bazel, dat meer dan het gedrukte, namelijk het vervolg bevat, want deze kerkvergadering werd eerst te Bazel gehouden, en naderhand te Laufanne voordgezet. Wij hebben hier kennis gemaakt met den heer seioneux de correvon, hij is bannerct in Laufanne , eene der hooghe waardigheden bij de overheid ; hij heeft eene ménigte werken, zo wel van zijn' eigen arbeid, als vertalin-  i24 REIZE DOOR EUR-OPA gen uit het Italiaansch, Spaansch, Hoogduitsch en Engelsen in het Fransch uitgegeven, hij verhaat ail' deze taaien zeer wél: hij is bij de 80 jaaren oud, doch zo vlug en lévendig, dat men hem nauwïijks vo >r 60 jaaren oud zou houden , hij leest en fchrijft nog zonder bril. Hij vereerde mij zijne Lettres fur la dècouverte de tantième rille d'Herculane, a Tverdon, 1770, 2 deelen in 12 0. Hij gaf mij ook la gazet te litteraire de t Europe, N° . X. du 6e juin 1768, waarin een zeldzaam handfehrift gedrukt is, dat de broeder van den heer seigneux op een Ilot, dat aan den graave starhemberg toebehoort, in OostenrijkschVlaanderen, gevonden heeft; het handelt van balthasar gerard , die zig aanbied, om den prins willem vau Oranje te vermoorden, het welk hij, naderhand, den joden van hooiaiaand 1584, met drie pistoolkogels uitgevoerd heeft. De heer seigneux oji correvon heeft ook tégen de pijnbank gefchreven, en was zeer in zijn' fchik, dat de koning van Zweeden de roozenkamer afgefchaft heeft. Het fraai werk van addison over den christlijken godsdienst heeft hij vertaald, en het der koninginnevan Zweeden opgedragen* Verders des heeren hallers Ufong en zijn Discours fur tirreligion. Hij heeft de la devotion ct la campagne gefchréven, insgelijks Mémoirespour fervir a thistoire du Hoi de Prusfe, Amherdam 1761, twee deelen. Hij is opheller der Bibliotheque Italique, waarvan hij, in gezelfchap met anderen, 18 deelen in oktavoheeft uitgegéven. Van de Mémoires Oecanomlques de la Société de Bern heeft hij veele hukken gefchréven , die deels den prijs, deels het accesht behaald hebben. Nog is van hem fEtat de Corfe traduit de tJng'ois de eoswell ,  EN HET OOSTEN. 125 Londres 1769, twee deelen; le Sage dans la Solitude de fAllemand de Mr. crugott de Breslau. Hij is lid van verfcheiden geleerde genootfchappen en akademiën, als méde préfident de la Sociétê charitable itablie a Laufanne, e. z. v. Hier is ook eene asfemblèe litteraire vm beide geflagten, welke tweemaal in de week bij eene der mevrouwen, die léden zijn, gehouden word; wij hebben dit gezelfchap ook bij mevrouw vatteville, uit de oudlie en aanzienlijkfte huizen in Bern, bezogt. In hetzelve zijn veele vrouwsperfoonen en geleerden, onder de laatften eenige hoogleeraars , bij elkander; men leest eenen fraaijen fchrijver, vervolgens oordeelt men daarover met fmaak, dien hec fchoon geflagt fijner, fchérpzinniger en téderer heeft, dar» wij. Men heeft de Idyllen van gesner , in het Fransch vertaald, vóór zig. Onder andere vrouwsperfoonen waren er twee dogters van rapin tiioiras , de vrijvrouw van frisheim en mevrouw van blanquiere, die, uit Holland, herwaarJ gekomen zijn, en nu hier beüendig haax verblijf houden. Hebt gij hetloffchriftvanden heer necker op colbert gelézen, dat in de Academie Francoife den prijs behaald beeft, fchoon de heer necker zijnen naam niet heeft willen melden ? Men heeft het te Geneve, de geboorteftad van den heer necker, nagedrukt. Hier heeft men vau dit loffchrift eene klugtigc fpreuk: l'Eloge de Mr. colbert est une lettre de change tirêe par Mr. thomas, endosjée par Mr. necker, prefentèe a ? Academie, protestêe par ie Public, & aquittèepar Madame necker. [liet loffchrift van den heer colbert is een wisfelbrief  126" REIZE DOOR EUROPA door den heer thomas getrokken , door den heer necker. geëndosfeerd, aan de akadémie vertoond, door liet publiek geprotesteerd, en door mevrouw necker betaald]. De heer necker is eertijds bankier geweest, en de heer Thomas heeft het helpen opitellen, zegt men, het overige verftaat men van zelf. Op bet raadhuis is een fraai oud Latijnsch opfchrift in marmer, in 1739, aan het meir, op eene plaats, V'uli genoemd, eene halve Franfche mijl van de ftad, naar de zijde van Geneve, daar ook eene oude haven is, gevonden. In dit opfchrift worden Loufonnenfes genoemd, waaruit men befiuit, dat de ftad Laufanne daar gelégen heeft, en naderhand daarheen verplaatst is, daar zij tégenwoordig ligt. Ik zal het opfchrift hier plaatzen, gij kuut er onze oudheidsonderzoekers een vermaak mee doen: SOLI. GENK). LVNAE. SACRVM. EX. VOTO. PRO. SALVTE. AVGVSTORVM, P. CLOD. CORN. PRIMVS. CVRATOR. V1KANOR. LOVSONNENSIVM. II. I1111I. VIR. AVGVSTAL. C. C. R. CONVENÏVS. HEL. D. S. D. Het opfchrift is van de tijden derANTONiNEN in de rweede eeuw: hier word van Conventus Helveticm gefproken, dienvolgens was er toen reeds een Helvétisch genootfchap, dat zijne vergaderingen en landdagen hield. Naast Fidi heeft eertijds ook eene groote ftad geftaan , Carpentras genoemd, het welk men uit oude munten bewijst, die aldaar in de aarde gevonden worden. Buiten vóór de ftad Laufanne, op eenen heuvel, ligt het flot, daar de baiUif, of landvoogd, woont, dien de overheid van Bern, als ftadhouder daarheen zend, zijn  EN HET OOSTEN. 127 dienst duurt maar zes jaaren, dan vervvisfelt men en zend eenen anderen. Nog hooger, op eene aanzienlijke ben >gte, is het teken, of fein, dat men in tijd van oorlog, tot nafigf der nabuuren, aanfteekt; hier is het heerlijkst gezigt, dat men kan wenfehen, de geheele ftad, het meir, de wijnbergen, de wouden, het land, het Savooisch gebergte aan de overzijde van het meir, verfchaffen, hier, de bekoorlijkhe afwisfelingen. Het meir is hier helder, als een fpiegel doch midden op het fpiegel zijn eenige ongelijkheden of golvingen, die misfehien van den doorvlietendeu Rhijuhroom veroorzaakt worden. Buiten de had is ook een voortreflijke wandelweg, Monbenon genoemd, die overaal met boomen beplant en met zitbanken voorzien is. Men heeft hier onvergelijklijke gezigten. Op deze plaats worden, des zondags, de foldaaten geoefend , waaronder ik de burgers en boeren verha, die allen in zékere regimenten en kompagniën opgefchréven zijn. GeenZwitzer mag trouwen, ten zij hij een getuigenis vertoont van den majoor, dat hij uniform en musket heeft, en den wapenhandel wél verhaat. Wij zagen de grenadiers des zondags voormiddags, tusfchen de predikatiën, in den v apenhandel oefenen; zij waren wél gekleed, en verrigtten hunne krijgsoefeningen vaerdiglijk. Des namiddags deed de infanterij haare krijgsoefeningen niet zo wél, zij hond te digt op elkander. Zij komen tweemaal 's jaars, in het voor- en najaar, te zamen om in de wapens geoefend te worden , telkens zes zondagen na elkander; dus jaarlijks maar twaalf zondagen. Zij krégen nu juist verlof wégens den wijnoogst, die nu eerlang begint; in Zv/ttzerland is dezelve altijd laater, dan op andere plaatzen,  na REI ZE DOO.R EUROPA wijl dit land ten aanzien van deszelfs ligging het hoogde , en van alle wijnlanden iiet bergagtigfte en koudfte is; gij kunt u geen béter denkbeeld van de ligging maken, dan wanneer ik u zeg, dat men gedurende den winter de zon dagelijks niet meer dan twee uuren ziet; een hooglceraar zeide mij, dal hij te Ormont, twaalf mijlen van Laujan■ne, van zonueöpgang tot zonneöndergang gepredikt had, » en dat zijne predikatie nogthans niet over de drie kwartier uurs lang geweest was. Midden tégenover Laufanne, in het hertogdom Chabïais, ligt een groot dorp, Evian, zo ik mij wél herinner, diep in een dal tusfchen bergen, die het dal van alle zijden, bchalven naar het noorden, waar het meir is, influiten ; hier ziet men de zon maar drie maanden in het jaar, de overige négen maanden zijn de inwoners zonder zon, en moeten zig met gebroken lichtliraalen behelpen: niettemin zijn zij groote, fterke, vette heden, en bevinden zig wél. Rousseau /preekt van dit dorp in zijne Heloife. Wij zagen het eens van over het meir, als wij de ligging van Vidi, daar Loufonnium en Carpentras eertijds gelégen hebben , bezigtigden. De bekoorlijkheid der ligging, de fchoonheden der wijnbergen, zijn hier volftrekt niet te befchrijven. In een dorp , Cour genoemd, zagen wij de lieden bézig met het perslén van \va!notcn-ol;e, die men hier ménigvuldig in het éten gebruikt. Wij aten hier voortreflijke room , en hadden roggenbrood, dat anders buiten Savoye en Zwitzerland zeldzaam is. Bij dit dorp was een fchoone en groote tuin, die aan eenen banneret in de had toebehoorde. Wij kwamen nu ook groote kudden rundvee tégen, die van de bergen af kwamen; het was de Stfe van wijnmaand; zij waren  EN HET OOSTEN. 129 ren den geheelcn zomer op de Alpen in de weide geweest; zomtijds drijft men ze in bloeimaand, zomtijds in zomermaand daar heen, naar dat het jaargetij is.. Een herder huurt de koe, om de melk voor den geheelen zomer te hebben, voor elke koe betaalt hij een kuit d'or, dan geeft, hij de koe in goeden haat weêr over. Zulke herders worden hier Fritiers genoemd. Maar, hoe groot en vet de koeijen ook zijn, gelooft nauwïijks iemand, die zeniet gezien heeft; zij zijn als de grootfte bulfelösfen, metgroote kosfems, palearia noemt vtrgiliös dezelven, de Franfchen noemen ztfanons; zij zien er wild uit, torvum tueri, als ftieren; elke koe heeft eene fchel aan haaren vetten en grooten hals, en dit geeft een geklank, als of men in een klooster ter misfe luidde. De kalven, die dezen, zomer op de Alpen geworpen zijn, zijn reeds zo groot als matige osfen. Ik befchrijf deze koeijen, wijl zij een voornaam gedeelte van de inkomften der Zwitzers en het grootfte,ja fchier eenig artikel hunner uitgevoerde waaren uitmaken, die in kaas en vee behaan; als méde, om aantetonen, welk een groot nut de Alpen en gebergten in de. huishouding en den koophandel hebben, welk ménig een nauwïijks zou geloven. Voor dat ik den brief eindige, kan ik het vaers van den heer vak voltaire op den vriendlijken en braaven prelaat de broslie niet voorbijgaan, die bij zijne eerfte aankomst alhier in het huis woonde, waarin voltaire gewoond heeft, voor dat hij naar les delices vóór de poort van Geneve trok , van waar hij naar Ferney gekeerd is, want hij is, hier in Zwitzerland, wel tienmaal van plaats veranderd, eer hij zijne woonplaats op den Franfchen bo- III. Deel. I  §§d R E I Z E DOOR EUROPA detfl , te Fernëx, genomen heeft. Hij fchrecf op den bis-' fchop, bij deszelfs aankomst in Laufanne, het volgende voor de vuist: Monfieur ? Evéque de Noyon Est a Laufanne en ma maifon Avec d'honnétes Hérétiques; II en est ahné, dit-on; Ainfi que des bons Catholiques. Petits embryons frènétiques De loyola, de faint medard , Out troubldtes longtems la France, Apprenez quoiquun peu tard, A connottre la Tolerance. Het is niet te verwonderen, dat een gedienstig en beleefd heer van elk bemind word; hij heeft voor een' ieder zeer veel goedheid. Lees alleenlijk het affcheid, dat hij ons fchreef: Mille regrets, Mesfteurs, de vous avolr confius, & de nepouvoir vous fixsr asfez longtems , pourprofter de toutes les connoisfances, que vous avez aquifes dans les voyages, que vous avez fu faire, & qui tourneront furement a 'Cavantage d'une Patrle, dont les Frangois font tant de cas, £f cTun fouverain, qui a emportè tous les coeurs de ceux, qui comme mol ont eu le bonheur de lui faire leur cour. [Het fmert mij oneindig, mijne heeren! u gekend te hebben, zonder uwe tegenwoordigheid lang genoeg te mogen genieten, om nut te trekken uit all' de kundigheden, die gij verkregen hebt op de reizen, welken gij hebt wéten te doen, en die onfeilbaar ten voor-  EN HET OOSTEN. 131 deele van een vaderland zullen (trekken, voor hetwelk de Franfchen zo veel agting hebben, en van eenen fouverein, die all' de harten ingenomen heeft van hun, die, gelijk ik, het geluk gehad hebben, hunne o'pwagtihj* bij hem te maken.] A!s de heer de brogue zijne gezondheid wéderkrijgt, gelijk dit de hartlijke wensch van een' ieder is, zal zulks het vertrouwen van den heer tissot zeer doen toenémen. Wij hebben hier ook kennis gemaakt met den baron de jmontolieu, ridder der krijgsorden van den heiligen karej. van Wurtenburg, een' vriendlijk' en kundig' man. Genoeg voor Laufanne en dezen brief. VIJF EN VIJFTIGSTE BRIEF. Reis van Laufanne door Freiburg naar Bern , Wifisburg Murten. Taalüitfpraaken in Zwitzerland. . Beenderen der verflagen Bourgondiërs bij Murten. L Vergelijking van Zwitzerland met Zweeden. ■ Be- ■ rigten van Bern, inzonderheid van de regéring. ——Volksmènigte van Zwitzerland. Bern, denjsica Obtober, 1773. ~^^"AN Laufanne reisden wij den kleinen Jura af, en kwamen door een woud, dat volkomen Zweeden geleek. Wij zagen hier voor de eerhe maal, zédert dat wij het vaderland verlaten hebben, gardesgarder en grin* I 2  RÉIZE DOOR EUROPA dar (*); de weg is fraai, en de akkers wél bebouwd. Wij kwamen door de ftad Meudon, in net Latijn Melodunum, welke niets merkwaardigs voor nieuwsgierige oogen bevat. Over den vloed Broyn is eene fraaije brug, voor dat men te Peterüngen, eene kleine ftad, insgelijks in het kanton Bern, komt. Van hier kwamen wij door een gedeelte van het kanton Presburg, dat wél bebouwd is: de akkers ftonden groen, en de velden waren vervuld met kudden. Vervolgens in de ftad Avenches, in het Latijn Aventicum; doch indien ik ze u in het Hoogduitsch genoemd had, zoud gij mij, zonder naarzoeken, nauwïijks verftaan hebben, want het belieft den Duitfcberen, haar Wiflesburg te noemen, het welk eene misgeboorte van naam is, die naderhand eene misgeboorte van gefchiednis of verdichtzel van eenen Wiflh en dergelijken ter waereld gebragt heeft. De Duitfchers radbraken al veeltijds naamen van plaatzen, gelijk Fenedig in plaats van Fenetia (+j; (*) Gardesgarder luid, in «Ie gemeene uitfpraak, bijna als jersgholar, en zijn, in Zweeden, eene fchier algemeen gebruikte befchtuting der velden , weiden en zelfs der meeste, dikwijls zeer wijd uitgeftrekte, wouden van fchuin geilelde grof bewerkte korte dennen latten, die aan loodregte in den grond gedagen paaien vastgemaakt zijn. Crindar zijn hekkens, welken meil daarin maakt, en die insgelijks van latten zijn. (f) Wij Duitfchers beker/Tien en veroordelen thans dit misbruik, raisfehienis dit reeds het begin der verbétering. Grieken en Latijnen hebben liet ons geleerd , en onze fchrandere nabuuren maken het hu nog veel erger. De Noordiche taaien zondigen ons gemeenlijk hierin 11a.  EN HET O O S T E N, 133 maar hier in Zwitzerland hebben zij het privilégie» voor zig genomen, om ze geiieel te herdopen. Deze Had is merkwaardig wégens haare Roomfehc oudheden. Hier ziui groote zuilen van wit marmer, muuren van eenen tempel, ingelegde werken, waarvan het grootfte gedeelte naar Bern overgebragt is; de oude Had lag een klein end wegs van de nieuwe, Met de befchrijving dezer oudheden zal ik mij niet ophouden, wijl de heerschmidteene breedvoerige, in vier deelen in ito, met koperen plaaten , mtgeèéven heeft, waarvan ook een nieuwe cn vermeerderde druk uitgekomen is. Eene aanmerking, welke nog niemand gemaakt heeft, zal ik hier invoegen, dat in gansch Zwitzerland geen wit marmer gevonden word , en bij gevolg deze pilaaren en groote marmeren plaaten uit andere landen door de Romeinen herwaard gebragt zijn, gelijk dezelven nooit te kleinmoedig waren, om de zwaarJte dingen te ondernémen; men denke fiegts aan de verbazend groote pronkkégcls (obelisken) van graniet, die' zij uit Eeipten overvoerden, en dat wel in eenen tijd, toen de fcheepvaart zonder kennis van de magneetnaald en bet kompas nog zo onvolmaakt was; het wit marmer hebben zij waarfchijnlijk uit Italië daar heen gebragt, .Uier is de laatlte plaats, waar- bet Fransch de landtaal is; de had Morat, Murten, daar wij naderhand doorkwamen , is de eerde, daar men IJoogduitsch fpreekt: deze héden liggen maar vier kleine Franfche mijlen van elkander. Maar noch het Fransch op de eerile, noch het Uoogduitsch op deze plaats is goed; op de grenzen kunnen de taaien uiet zuiver en ongemengd zijn; zo gaat het overal in de waereld, uit de vermenging van beiden om> 13  134 REI ZE DOOR EUROPA ftaat altijd eene derde taal. In dit opzigt word het Hoogduitsch, zo als het overal in Zwitzerland gefproken word , alleen voor eene bijzondere taalüitfpraak gerékend. De Zwitzers hebben niet alleen eene harde uitfpraak, (hunne k en ch halen zij diep uit de keel, nog meer dan de Arabiërs) maar ook de woorden zelve zijn verfchillende. Veele Opperduitfchers, die hier heen gekomen zijn, en hunne taal gefproken hebben, heeft men niet kunnen verftaan; zommigen hebben gemeend, dat zij Fransch fprakcn, zij hebben vertolkers moeten gebruiken. Zo hebben Zwitzers mij gezegd, dat, hoe lang zij zig in Duitschland opgehouden , en wat moeite zij gedaan hadden, om zuiver te fpréken, had men hen nogthans aan hunne uitfpraak aanftonds voor Zwitzers gekend. Men kan niet het zelfde van het Fransch zeggen . gelijk het te Geneve, Laufanne ,Neufc'mtel',en overal in het Pays de Vaud gefproken word, zij bewéren , dat zij het zo zuiver als aan het Franfche hof fpréken; zommige Franfchen hebben mij évenwel gezegd, dat zij nogthans eene zékere eigen uitfpraak hebben, dat zij de woorden trekken , cn dergelijken. Voor het overige zijn op het land meer verfchillende fpraaken en tongvallen, zo wel in het Duitsch als in bet Fransch Zwitzerland; van eenen zékeren oord, waar men meent, dat nog Gothisch gefproken word, en waar de inwoners voor afftammelingen van Zweeden gehouden worden , zal ik op een' ander' tijd fpréken. Ik kom wéder tot Murten. Omtrent een vierde eener Franfche mijle, eer men aan de ftad komt, is aan den weg een merkwaardig beenderhuis, met de gebeenten der oude Bourgondiërs, of Bourguignons, gevuld, wélken hun léger  EN HET OOSTEN. ' 135 ter gedagtenis naliet, hoe fut monimenium reliquit, gelijk hier zeer kortbondig en wél gepast gezet is , toen zij, in. 1476, van de Zwitzers eene ganschlijke neerlaag krégen: doch het was onder aanvoering van den magtigen hertog van Bourgondië, karbl den stouten, die ook Franchecomté en de Néderlanden bezat, en toen met een herk léger Murten belégerde. Dit beenderhuis of Osfarium is als eene kapél van heen gebouwd, en met de beenderen der Bourgondiërs gevuld, die in eene bijzondere orde gelegd zijn. Buiten aan den muur zijn Latijnfche en Hoogduitfche opfchriften. Het Latijnscb luid aldus: D. O. M. caroli inchti ty fortisfimi BurgunJhe Duels exercitus Moraturn obftdens abUelvetiis ccefus hoe fui Monnmtutum relir quit a: 0. MCCCCLXXVI. Daar onder haan vaerzen in het Hoogduitsch van denzelfden inhoud, van den heer van haller , die het volgend onderhaand opfchrift ge* maakt heeft -.Sacellum, quo reliquias exercitus Burgundici ab Ilelvetiis a: 0 MCCCCLXX17 c.:f ;tü dat wij dus de gewoonlijke vraagen in groote gezeifchappen ontwéken, die ons zeer verveelden, wijl wij telkens roo4 werden, en niet wisten te antwoorden : bij voorbeeld, gedurende den rijksdag werd beftendig gevraagd, waarom de ftehdeii hunnen koning niet wilden kronen , die zig met zijne verheven hoedanigheden door gansch Europa deed bewonderen? Of Zweeden het alleen was, dat dezelven niet ontdekte? en dergelijkcn. Maar als Svizzeri ontgingen wij dit alles, en nog meer van dien aart. Andersheet een Zweed ook Suedefe, voornaamlijk te Rome, doch op andere plaatzen is het zo gebruiklijk niet. Op zommigc plaatzen hielden zij ons voor Schotten , Scozzcfi; dikwijls vcrwisfelden zelfs de geleerden Suecia en Suevia en 1'chréven Suevi, als of wij uit Zwaben waren geweest. De \taliiianen maken een mengelmoes van aardrijkskunde, zij noemen bijna alle andere Europeen Ultramontani, zij mogen Duitfchers, Pranfchen, Engelfchen, of Zweeden e. z. v. zijn. De Duitfchers noemen zij ook Gothi of Goti, wanneer zij hunnen Snaak met veragting te kennen willen géven ; zo noemde men winkelman in het gefchrift, dat, te Napels, tégen hem uitkwam , Goto. Maar nu ga ik tot Bern over. Aan de poort vraagde ♦Je wagtons alleenlijk naar onze naamen, geboorteplaats,  EN HET OOSTEN. 137 en waar wij in de ftad zouden afHappen, dit was alles. Geen doorzoeken noch ophouden gelijk in andere landen: alles is vrij, en zo gaat het gansch 'Awiizerland door van Geneve af. De (tad Bern is groot en fraai, midden op de Hraaten zijn breede lteenen gootcn, en aan de zijden overdekte boogen voor de voetgangers, gelijk te Bologne, Padua , Turin, e. z. v., maar hier zijn zij béter cn met groote breede en platte (teenen belegd, waarop het gemaklijk is, om te gaan, daartégen zijn de ltraaten zelve met kleine cn zomwijlen puntige lteenen liegt geplaveid. Alle poorten en deuren worden, hier, gelloten gehouden, en zomtijds moet men hing genoeg kloppen , eer men binnen komt. Op andere plaatzen is dat zo gemeen niet. De ligging aan de Aar, die hier voorbij llroomt, is fchoon. De ftad is op het eind der twaalfde eeuw, door den hertog berchtqld , of bertiOLD. V. van Zittingen , aangelegd, doch was toen zo fraai niet. In de Had Haat een toren, die toen de Hadspoort was. Aan dezen toren ziet men dit opfchrift, met gouden letters: Bercüïoldus F, i3vx zaering. rector bürgun1). VkBIS conditor , tc ru LM et PORTAM fecit AM no MCXCI. Ka reno- vata M'OCCLXX. De regéringsvorm isbesterheerfchig. De oppermagt beltaat in den grooten raad, de raad der tweehonderden genoemd, fchoon er 299 in mogen en behoorden te zijn. Daar mogen nooit 300, en nooit minder dan 200 raadshceren zijn." Dan volgt de kleine raad van 25 raadsheeren , die met de beide Avoyers, of hoofdfehouten, 27 uitmaken: in dezen berust met de uitvoerende magt de ziel der regéring, waartégen de groote raad, in welken de kleine ook méde begrépen is, de oppermagt be1 <  T3S REIZE DOOR EUROPA zit. De hoofden, die in de raaden de voorzitting hebben, liéten, in het Fransch, Avoyers van Advocatus, in het Ncérduitsch hoofdfchout van Scultetus. In de aanfpraak geeft men hun den titel van exellentie, dien de kleine raad ook in het algemeen heeft; als men te Laufanne e. z. v. van de regéring fpreekt, is het altijd: Leurs exellences de Bcrne. Van de beide Avoyers is altijd één regérende Avo■ver, die dat jaar voorzit, het woord voert en alles befchikt. Om tot lid van den grooten raad verkozen te worden , moet men-volle 29 jaaren bereikt hebben en ten minden in het 3ofte /ijn, doch, wijl men tot geen verkiezing treed, of daar moeten 80 léden ontbréken (zo veelen er zeklen eer dan om de tien jaaren uitderven), zo komt men er niet ligt toe, voor dat men 37 of 40 jaaren oud, bijgevolg, om daar in te zitten, rijp is. Maar dan is men arbeid en bézigheden niet gewend, krijgt dus eenen weêrzin daarvan, en word zorgeloos, want in deu ouderdom verwerft men zig zelden eene nieuwe gewoonte, en minst die van te werken . zo zijn alle menschlijke bedellingen der onvolmaaktheid onderworpen. Om tot den kleinen raad verkiesbaar te zijn, moet men te voren baillif, of landvoogd, geweest, en om landvoogd te worden, moet men getrouwd zijn, zonnar dat krijgt men geen landvoogdij: eene wijze wet, om de huwelijken, en, daardoor, de déling der goederen te bevorderen. De verkiezing gefchied deels, met keurballetjes of door demmen, deels door eene foort van loting; ^édelijke gronden en geluk moeten dus beiden gepaard gaan, 'om iemand tot raadsheer te maken , bijna éven als te Fcïieiië. Men roemt de liefde voor de geregtigheid en de onpartijdigheid der regering en overheidspersonen, het  EN HET OOSTEN; 139 is , hier , régen liet poirit cChonneur [punt van eere], gefchenken te némen , zij zijn onomkoopbaar : dat de overtollige kosten hier niet ingeflopen zijn, brengt onder anderen als eene oorzaak daar aan toe, ondertusfchen begint men te Bern, meer dan op andere plaatzen in Z III. Deel. M  170 REIZE DOOR EUROPA mand onder de vijf en twintig jaaren, en niemand van het fehuon geflagt, op de boekerij te komen; dus kan Minerva zo min als de jonge Jpollo toegang tot dezelve krijgen. De oudfte handfchriften , welken men hier heeft, zijn het vijfde boek van galenus, dat van de zévendeeeuwfehijnt te zijn: de letters zijn unciales [groot] en fraai. Van dezelfde tijden is ook clenodii Grammatica in L et II. artem donati. Onder de zeldzaame handfchriften, welken hier gevonden worden, behoort johannes necius Florentinus de Moribus en Chronique de Genes par alexandre sauvage, ten tijde van lodewijk. Xïï. gefchréven, gelijk ook johannis bodini Andegauenfis Colloquium heptaplomeres de abditis rerum fublimium arcanis, llbrls FT* digestum, 1588(0). Men vind dit laathe in weinig boekverzamelingen. Insgelijks zijn hier Fasti ecclejiastici'm het Ethiopisch, welken eertijds aan frans wansleb toebehoord hebben, waarvan de hoogleeraar kocher breedvoerig gehandeld heeft in een journaal, hier te Bern uitgegéven. Onder de gedrukte boeken noem ik ptolomeI CosïKographla impresfa 1482. Ulme per ingeniofum virum Leonardum hol, prefati oppidi civls, eene vrij zeldzaame uitgaaf op pergament, met afgezette kaarten, e. z. v., een fchoon exemplaar: men drukte in dien tijd de tweern) De inhoud dezer zamenfpraak is niet zeer gewigtig, noch onbekend: en er zijn vele afichriften van voor handen. Men zie Nouvell. de la Rep. des Lettr. 1684. Juin , p. 342. struvii Introd. in Notit. rei Hit. c. 9. §. 4. of Biblioth. Hist. litt. fel- c. 9. §. 11. p. 1727. T. III. ed. jugler. en brucker Hist. Crit. Philof. T. V. p. 780. en Tom. VI. p. 939.  EN HET OOSTEN. ifi klanken nog niet, maar zoals ik hier gefchréven heb,volgens de toenmalige gewoonte der monniken in het fcnrijven van handfchriften. Hier is een handfehrift van den hebreeuwfehen bijbel met flippen: het is voorzéker niet ouder, dan van de veertiende eeuw, maar depentateucnus Ontbreekt er aan. Aan den ingang der boekzaal ziet men eene groote kaart van den aardkloot, welke merkwaardig is, om dat een Zwitzerfche boer, roth genoemd, dezelve gemaakt heeft. Men moet namelijk wéten, dat men in Zwitzerland veele Eleves de la nature [kweeklingen der natuur] vind, die geen anderen leermeester, dan de natuur, gehad, en het niet te min in hunne kunst zeer verMet hebbei). Op een' ander' tijd zal ik gelégenheid vinden, om er dieer te noemen. Op deze boekzaal ziet inca de afbcccldr.cls van all' de heeren amptmanneü der zaale een voortreflijk heraad géven : vi i kis nel mea hier de beeldnisfen van karel oeM grooten* , karei DMt stouten, hertog van Bourgondië°, néveuS zijn harnas met goud gehikt, van zijne majellcit den koning van Pruisfen, als ook van den grooten keurvorst van Brandenburg. Doch het voegt eenen Zweed béter, van het kabinet der oudheden te fpréken, dat bij de boekerij is; want in hetzelve word een handbeeld bewaard van gustaaf aDolf den grooten: hetzelve is van wasch, voortreflijk fraai, met lévendige koleuren gemaakt , en is, als of hij leefde: het is een oorfpronglijk huk, en word tégenwoordig in eene glazen kas zeer zorgvuldig bewaard. Hij is met eenen geelen kolder zonder knoopen, maar met haaken, gekleed .• deze kolder gelijkt naar eenen kotten boeren rok, zo als de Dalekarlers dien dragen , M a  i7i REIZE DOOR. EUROPA doch ftaat van onder rondom uitwaard, éven als een balijnen rok, en gaat maar tot op de helft der lendenen : de broek is in de lengte geftreept, als of hij met gouden boordzels belegd was. Hij heeft groote laerzen aan, die tot op het midden der dijè'n reiken en tot aan den rok komen, névens zwaare gouden of vergulde fpooren. Aan eenen léderen draagband, die over den rok midden om het lijf gaat, hangt een groote lange dégen, op den welken bij met de linke hand leunt. In de regte hand houd hij den veldheersltaf. Een groote zwarte hoed, zonder boordzel, die, éven als bij de Jefuiten of bij onze boeren, rondom neêrgedaan is, bedekt zijn hoofd. De hals is omringd met eene zeer breede kraag. Hij heeft kleine knévels, en ook eenen kleinen fpitsbaard. De oogen zijn groot, blaauw en rond, vol vuur, en uit de rondheid der oogen kan ik opmaken, dat hij een weinig bijziende geweest is. De neus is eenigzins een arendsneus, maar niet groot. Het voorhoofd is hoog. Hij heeft roozenroode wangen, een langwerpig, vol en zeer olank aangezigt. Hij houd het hoofd regt op, heeft eene eenigszins trotfe, doch édele houding, en ziet, als of hij zijne krijgslieden aanvoerde. De hairen zijn kort en hangen los, een weinig rosiigtig en wat gekroesd. Uit de évenrédigheid ziet men , dat hij kléin en gezet van geitalte, en fterk van léden is geweest. Als men dit beeld op eenen verderen afiland ziet, gelijkt het eenen kleinen Herken Dalekarler. Ik heb aan verfcheiden voornaame heeren alhier gezegd, dat zij dit ftandbeeld van eenen gustaaf aan den thans regérenden gustaaf , dia tégenwoordig Zweedens vreugde en geluk maakt, moesten tot een gefchenk géven. Een raadsheer antwoordde  EN HET OOSTEN 173 mij, dat men het niet wél zou kunnen weigeren ,fi legrand gustave , héritier de fon Royaume et de fes vertus, demandoit cette ftatue au Gouvernement: [indien de groote gustaaf, erfgenaam van zijn rijk en van zijne deugden, dit ftandbeeld van de regéring verzogt.] Men moet zig hierbij herinneren , dat de Zwitzers eene ongelooflijke liefde voor gustaaf adolf hadden, en veelen van hun in zijn léger dienden. Het was toen hier wézenlijk de mode, zijne beeldnis te hebben, en eenen gouden of zilveren penning, gustaaf adolf verbeeldende, op de borst te dragen, ik heb hier verfcheiden van zulke penningen gezien. De koning is met laurieren gekroond, draagt eene gedikte halskraag, en heeft den koninglijken mantel om; rondom leest men zijnen naam; op de tégenzijde ziet men eenen leeuw, houdende in den eenen klaauwcen zwaerd, en in den-anderen een fchild; onder ziet men veele zégetékens, kanonnen, trompetten, ftandaarten, en dergelijken; het omfchrift is deo. et. victorieus, armis. Van deze foort is een groote gouden gedenkpenning, dien de vrijheer de sassara alhier bezit. Eén zijner voorvaders diende den koning als overfte. Hij heeft ook verfcheiden kleine gedenkpenningen: zij zijn alle langwerpig en met ringen voorzien, om ze aan den hals te dragen. Op zommigen ziet men den koning van voren, en op anderen op zijde. De heer maij alhier heeft P histoire militaire des Suis fes hBtr» M S  i?4 REIZEDQOR EUROPA ter veldheer, en eenen grooter haatsman, dan den koning Pustaaf adolf, had gezien: hij maakte alle toebereidzelen tégen dien keizer; zond gezanten herwaard, naar Italiën, en overal heen, om allen op zijne zijde te breng»n, wond alle raderen op, en fpande alle veêren, om die op eens te laten lopen en los fpringen, e. z. v. Zijn gezant rasctie , denkelijk dezelfde, die in Venetië geweest is, en van wien ik te voren gefchréven heb, kwam herwaard , en deed eene lange en fraaije aanfpraak, waarin hij aantoonde, dat de Zwitzers oorfpronglijk Zweeden waren, en zij vooral uit dien hoofde elkander als nabeftaanden moesten bijllaan, en tévens ook uit ftaatkunde, om hun eigen belangshalve. Toen zij naderhand bij den koning wilden dienst némen, vraagde hij, welke voorwaarden {[capitulatie) zij begeerden? waarop zij antwoordden, dat zij geen anderen begeerden , dan alleen het woord van den koning gustaaf ,• dat zijne belofte meer was, dan een beding; e.z.v- De heer maij is voornémens, om in zijne nieuwe uitgaave veel hiervan te zeggen. Hij heeft de merkwaardige en zeldzaame verzameling van fchriften, die in de Zunchfche boekerij gevonden worden, en den dertigjaarigen oorlog betreffen , zig te nut gemaakt. Zijne voorvaders hebben ook onder gustaaf adolf gediend. -— Doch, hier ziet gij, hoe ras deze groote koning mij uit het kabinet van oudheden gevoerd heeft. ' Tégen over het fhn.ibeeld des konings haat een ander, verbeeldende den hertog van weimar, insgelijks van wasch. Hij is groot en rijzig van gehalte, ziet er donker uit, heeft zwarte haften, 'en eenen rok met groote knoopen. insgelijks vind men hier willem tell gefchilderd. Voor het overige zijn  EN HET OOSTEN. 175 hier veele antieke ftandbeelden , plat fhijwerk, borstbeelden , cn dergelnken, van metaal, zo dat dit vertrek den naam van kabinet van oudheden niet te vergeefs voert. Men vind hier ook eene fraaije verzameling van Roomfche munten en gedenkpenningen, welken burgemeesters verbeelden , en nabij Avanches gevonden zijn; en, het geen zonderling is. het was eene koe, die dezelven het eerst ontdekte, doordien zij de aarde wegkrabde, daar de gedenkpenningen uitblonken. Dit zou bij ménig een' bedenking kunnen verwekken, of deze koe niet de eer behoorde te lubben, van op de naamlijst der liefhebbers van oudheden te komen. Ik mogt deze bijzonderheid niet ftilzwijgende voorbij gaan, om dus te tonen, hoe een toeval dikwijls aanleiding is geweest van de zeldzaamlte, en niet zelden de nuttigde, ontdekkingen. Ik zal nu de geleerde febatkamer verlaten, om iets te zeggen van het hier zijnde tuighuis. Hetzelve is fchoon en groot, bevat voor tachtigduizend man geweeren, en dan beeft daarenboven elke Zwitzer, ja zelfs elke arme boer op het land, zijn musket te huis. Mier zijn zéven of agt honderd metaalen kanonnen ; zelfs eenige oude dukken van den hertog karei, den stouten van Bourgondië, met monmkenfehrift. Ook worden hier de droppen, met dewelken deze hertog de Zwitzers wilde laten ophangen, tergedagtenis bewaard, als méde zijn geweer, dat, naar de-toenmalige tijden, zeer fraai is; het hout is met ijvoor ingelegd. Tell word hier in een houten dandbeeld voorgedeld, met den boog naar eenen appel fchietende, die op het hoofd zijns zoons geplaatst is, welke daar tégenover in fchilderij verbeeld is. Men twijfelt hier aan dit verteLzelj het heeft M 4  176 R E I Z E DOOR EUROPA «iet veel geloofwaardigheid voor zig. Insgelijks toont men hier het harnas van berthold , die de had aangelegd heeft, en van stegelin , die in het jaar 1536 amptman was. Op de plaats van het tuighuis leest men dit koppeldicht: Felices populi! meditantes tempore pacis, Qjice eis in bello femper ntilia parent. [Gelukkige volken , welken in vredenstijd bedenken, wat in den oorlog dienstig is! ] Met dezelfde kortheid zal ik van het raadhuis, alwaar de regéring vergadert, gewag maken. De zaal, waar de kleine raad zit, is klein, doch fraai. Hier is een troon, waarop de regérende Avtijer , of amptman, zijne plaats heeft, insgelijks ook in de groote zaal, waar de groote raad vergadert. Deze bezit de hoogde magt. Boven den ingang haat: audiatur & altera pars [men hoore ook de tegenpartij], en daarnaast: tutte iudicate , filü hominum [oordeelt regtveerdig, menfehenkinderen. ]. Maar de akadémie te Bern is zo merkwaardig, dat men dezelve niet met hilzwijgen kan voorbijgaan. Hier zijn verfcheiden beroemde hoogleeraars , die in het kollégie lesfen géven. De heer lerber was eertijds openbaar leeraar der regtsgeleerdheid ; maar thans is hij raadsheer of du confeil des deux eens [lid van den raad der tweehonderd] als méde landvoogd (baii/i), hij heeft groote kennis in de haatkunde en zédcnleer. ik meen , dat ik in eenen mijner vorige brieven gemeld heb, dat hij mij eenigen van zijne beroemde werken vereerd heeft, als: si-  EN HET OOSTEN. t?7 gismundi ludovicii eerber , Profesforis in Academia Bernenfi, de legis nat aralis furn ma, liber fingularis, Tiguri 1752., 40 (Jij. Onlangs heelt hij, zonder zijnen naam, uitgegeven : Esfais fur F étude de la Morale , d Berne, 1773, 8 °. Hij heeft het wetboek in orde gebragt. Zijn opvolger in het hoogleeraarampt is de heer fellenberg (c) , ook een man van verdienste en ongemeen heusch , die veel gereisd heeft. De heer wilhelmi , hoogleeraar in de Griekfche taal , is zeer beroemd, en tévens een bevallig man, die veel ervaring heeft. De heer kocher, hoogleeraar der Oosterfche taaien, is een leerling van den beroemden albeet schultens, en van den niet minder beroemden tibekius hemsterhuis , beiden Hollanders en de beide grootfte letterkundigen , die er ooit geweest zijn, de eerfte in de Oosterfche, de andere in de Griekfche letterkunde: De heer kocher heeft ook veel van hun geleerd, bezit eenen fchoonen en nitgelézen voorraad van boeken , gelijk ook gewigtige handfchriften en aanmerkingen , die van hun afkomstig zijn, en zo wel het Arabisch als het Grieksch betreffen : inzonderheid verdienen de gefchréven aanmerkingen van hemsterhuis op de vier Euangelisten gemeld te worden. Hij heeft ook de zéven Arabifche dichters in handfehrift, welken Muallakat, of de hangenden , genoemd worden, wijl hunne gedichten, om derzelver voortreflijkheid , in (b) LV. Brief, bl. 142. (f) Dan. fellenberg Jurisprudcntia Antiqua , continens Opuscula £? Disfertationis , quibus Leges antiqua —— il* lujlrantur, Tom. I. Bernse, 1760. Tom. II. 1761. 40. M 5  173 REIZE DOOR EUROPA den tempel te Mekka opgehangen werden ; gelijk ook de Arabifche uitleggers dezer dichters , névens meer andere Arabifche handfchriften, die uit de boekerijen in Holland afgefchréven zijn. Insgelijks bezit hij een Calendarium JEthiopicum in vaerzen , in handfehrift : dit heeft hij opgehelderd en ten deele laten drukken: doch , wijl hij het niet geëindigd heeft, is het ook niet uitgegéven, dienvolgens is dit alles anecdoton. Hij heeft mij een exemplaar vereerd van alles , wat gedrukt is. Zie hier den titel. Fasti Habesjinorum facri , ex veteri gent is poëta editi, addltis animadverjionibus atque prtefatione longiori; auctore davioe kocheeo. Bernce, 1760. 8 0. Er zijn maar 240 bladzijden gedrukt, en meer zullen er,denklijk,niet gedrukt worden, wijl de fchrijver tégenwoordig de waereld vaarwél gezegd heeft, en over de openbaring van joannes fchrijft. Niemand der thans beroemde taalgeleerden is bij hem geagt: zij hebben bekwaamheden genoeg , maar zijn ontbloot van bondigheid en doorzigt: van een' zékeren, die, in Europa , eenen zeer grooten naam verworven heeft, zeide hij , de man verltaat noch liet Latijn, noch het Grieksch , noch het Hcbreeuwsch. De heer kocher is zeer regtzinnig en godvrngtig ; hij is in het geheel geen beminnaar van gezelfchappen , maar flijt zijnen tijd te huis in zijne boekerij, die uitnémend kostbaar is. Hij klaagt over onze vrijdenkende tijden, en begrijpt niet, waar het er nog méde heen wil. Hij draagt den heer haller de grootfte hoogagting toe , zo wet uit hoofde van zijne geleerdheid, als om zijnen godsdienst. Te Bern worden geen inbreuken in de regtzinnigheid geduid : men houd zig aan het oude leerftelzel.  EN HET OOSTE N. 379 Niet verre van de ftad woont de beroemde stapper , die de ganfche godgeleerdheid, in het Latijn, heeft uitgegéven , welke ik weleer te Upzal heb gelézen. Hij is predikant op het land. In de brieven van den heer haller heerscht zulk eene ftrenge regtzinnigheid, als«meu ooit in de fchriften vaii eenen Kalvinistifchen godgeleerden kan aantreffen , en dat wel ten aanzien van alle geloofsftukken. Men heeft een ontwerp gemaakt, om een nieuw kweekfchool ten behoeve van eene nieuwe opvoedingswijze aanteleggen. Het gemaakt ontwerp is zeer fraai. Men heeft het in druk uitgegéven , en het voert den titel: Projet de foufcription, en faveur d'un fèminaire pour /Vducation de la jeunesfe. Dimidium habet facti, incipere qulaudet. Bern. 1770. 8°. Het heeft, éven als alle goede zaaken in het begin, veele tégenfpraakondergaan; doch het is te wenfchen, dat het ten uitvoer zal gebragt worden. Te Bern is veel te zien. Thans begin ik de lieden in deze ftad te beminnen ; want zij zijn zeer vriendlijk en opregt , en men vind er veelen, die groote verdiensten hebben. Wij hebben kennis gemaakt met den heer landvoogd engel. Hij heeft verfcheiden boeken gefchréven , om te bewijzen, dat bij den noordpool geen ijs is j waarvan hij zo wel natuurkundige als gefchiedkundige gronden bijbrengt (dj: hij beweert , dat zout water niet kan be- (<0 Mogelijk is niet zeer bekend , dat zéker rustend predïkant, steph. a landsweerde, zeer omflandig hetzelfde gevoelen heeft getragt te bewijzen , voornamelijk uit den Bijbel, in  iSo REIZE DOOR EUROPA bevriezen ; verder , eenige Rusten, die zes jaaren lang op Spitsbergen hebben gewoond, hebben bevonden, dat de noordewind altijd warm, en daartégen de zuidewind altijd zeer koud geweest is; eindelijk, dat bij den noordpool geen land , en niets dan de zoute zee is. De togt, dien men thans van Engelland noordwaard onderneemt, behaagt hem niet, en wel om réden, dat men den regten weg niet neemt. Hij heeft hun te voren gezegd , dat zijdien weg niet moesten némen , indien zij niet overal ijs wilden aantreffen ; want zij zijn tusfchen eilanden doorgevaren , daar de zee, zowel wégens de weinige tusfchenruimte, als om dat het zoet water uit de vloeden en ftroomen zig met het zoute vermengt, bevriest: zij hadden zig buiten ce eilanden moeten houden, daar hij verzékerd is, dat zij geen hinder van het ijs zouden gehad hebben. Wij hebben met verfcheiden perfoonen der familie van sinker kennis: zij zijn allen in den raad. Behalven den geleerden boekbewaarder verkéren wij ook . met zijne excellentie, den heer amptman sinner, een' geleerd' en aangenaam' heer, die in de Zweedfche gefchiedenis wél ervaren is , en van de laatfte ftaatsverandering, als van een meeherhuk des konings gustaaf tot redding des rijks, fpreekt. De heer amptman sinner , de heer hailer en de heer engel worden geagt voor degeenen , die in de ganfche republiek de groothe geheugenis hebben. Deze hoedanigheid verraad zig ook zeer ras. De heer haller herinnert zig niet alleen de bladzijden der boeken in zijne een Latijnsch werkje , Mare audique apertum. Tiele , IV©.  EN HET OOSTEN. iSt groote boekerij, waar hij dit of dal gelézen heeft, nevens de jaargetallen der gebeurdnisfen in Indien ,China e. z. v., maar ook de doopnaamen van zulke perfoonen , die hij nooit gezien heeft. Dus noemde hij den heer hoogleeraar TOKiiERN bercman , wist de heeren hoogleeraars karel en samuel aurivillius van elkander te onderfcheiden, bragt zig den voornaam van den heer kamerheer ba» ron emanuel de geer te binnen, wiens blinkende hoedanigheden en fchitterend verftand hij ongemeen roemde. Hetzelfde deed ook de hoogleeraar wilhelmi; en waar wij in Italië gereisd hebben, hebben wij de vreugde gehad, den grooten lof van den baron de geer te horen, hoe zeer hij den landaart tot eere ftrekt, niet flegts ten aanzien van zijne uitgebreide kundigheden, maar ook om zijn édel gedrag en beftaan, het welk, om mij op dezelfde wijze uittedtukken, als de Franfche gezant te Turin, de baron de choiseul , van hem fprak, tévens groote denkingswijze , opvoeding , en wéllévendheid te kennen geeft. Verder hebben wij kennis aan den heer landvoogd sinner , aan wien wij eenen brief hadden van den heer seigneux de correvon, te Laufanne; hij heeft ons ook zo ontvangen , en zo veel goedheid betoond, als of wij zijne naastbeuaanden geweest waren. Hij heeft een goed hart en eenen verlichten geest, en is een vriend van den heer haller. Van hem heb ik de merkwaardige briefwisfeling tusfchen dezen en den heer van voltaire ( kolaas de flue, een' groot' man, die van het jaar 1418 tot 1487 geleefd heeft, en ook merkwaardig is, om dat hij in tien jaaren niets gegéten heeft. Insgelijks bezit hij all' de munten , in de flad Zojfmgen gcflagen , welken van eene groote zeldzaamheid zijn : die had heeft het muntregt, en muntte ook iets; maar de regéring van heeft van dezelve begeerd, dat zij van dit regt geen gebruik zou maken. Ik zaghier ookdenzeldzaamengedenkpenning , op den heer graave van der lippe te Laufanne gehagen. Op de ééne zijde ftaat het borstbeeld van den graave met zijnen naam : Simo augustus, LippiaCotnes. Anno ALt. 20. 1748. Op de tégenzijde ziet men eenen arend, die met een jong op den rug tégen de zon opvliegt,  EN HET OOSTEN. i8» en rondom: Cceli vlas et fidera monfirat [Hijtoont (hem) de wégen en ftarren des hémels], In den onderrand leest men: Societ. Litteraria Lipplaca Laufannce. 1747. He vinding en tékening zijn van den heer correvon, en de beroemde Itempelfnijder dacier heeft dezen zeldzaamen gedenkpenning gemaakt. Ik bemerkte uit deze verzameling van munten, dat men nog in het jaar 1492, zelfs in 1512 , het monniksfehrift , andets Gotthifche, ookwel Angelfaxifche letters genoemd , gebruikt heeft; waartégen men ze in Italië zelden na het jaar 1450 aantreft: zelden, zeg ik ; want ik heb ze évenwei op grafzerken , zelfs aan het huis der heilige brigitta , te Rome , gevonden : doch zelden; en op munten heb ik ze nooit zo laat ontdekt. Zwitzerland , als een meer op zigzelven allcenliggend land, fchijnt ze langer behouden te hebben. Edoch, dewijl ik van de Gotthifche fchrijftékens fpreek , mag ik eene Gotthifche volkplanting niet voorbijgaan, die, misfehien, zédert odens tijd , in het kanton Bern woont, en, wat meer is, ijverig beweert, dat zij Zweeden zijn, en onder hunnen aanvoerder haszler , en wel, gelijk zommigenbewéren, voor de geboorte van Christus, fchoon anderen van gevoelen zijn , dat deze verhuizing laater zij gefchied, om den hongersnood Zweeden verlaten hebben. Zij wonen in het dal Haszli, oïOpperhasz* li, en hunne voornaamfte plaats is het dorp Meyringen. Deze plaatzen worden op de beste kaarten vergeefs gezogt, zelfs op de allerbeste , die onlangs van Zwitzerland , te Laufanne , uitgekomen is , en die ik van den boekhandelaar grasset aldaar gekogt heb. Maar füsi handelt in zijne ftaats- en aardrijksbefchrijving van gansch N 3  •too REIZE DOOR EUROPA Helvétien e. z. v. breedvoerig daarvan. In het ganfch» dal word eene bijzondere taal gefproken , die noch Duitsch noch Fransch is. De lieden zclven beweren volhrek:, dat zij Zweedsch fpréken, en zij beminnen de Zweedfche natie bij uitftek. indien het jaargetij niet zo verre verlopen was, en dat het ijs en de fueeuw op de bergen , die wij over moeten, ons niet terug bielden , zouden wij zékeilijk eene reis naar deze zogenoemde landslieden doen: wij zouden, gelijk men ons hier verzékert, van harte wélkom zijn. Ik heb den heer haller gevraagd, of hij in hunne taal Zweedsch gevonden hebbe; maar hij heeft mij verzékerd , dat hij hit er niet in ontdekt heeft, ten ware het woord ohhs, hetwelk zij in plaats van ons eller of heller gebruiken: de overige Duitfchen zeggen oder [of]. De heer engel gelooft, dat hunne taal een overblijfzel is van het Keltisch; anderen zeggen, dat dezelve Oostfriesch is, hetwelk zeer mogelijk is. Ik zal eenige woorden uit hunne taal bijbrengen, om u in haat te hellen , van zelf te oordélen : gnagibetékent knokken, been; lumi barensween; bentzhm; beinfutterbroek,kousfen; früntfchachtl mager; nafenluder neusdoek ; fldtt gezwind; ipfi ijs. kégel. Het zou eene nieuwe ontdekking voor onzen Zweedfchen varro , den heer kanzelaarijraad en ridder ji-ire , worden , indien bevonden wierd , dat deze taal Gotthisch was. De heer hallfr , de zoon ,' bezit een gefchréven woordenboek van dezelve , door den heer scheuchzer , te Zurich , verzameld. Mogelijk zouden deze Zweeden op dezelfde wijze kunnenbefchouwd worden , als de gewaaude Deenen en Kimbren in Sette commum [Zéven gemeenten] in de ftreek van Verona, van  EN HET OOSTEN. 191 dewelken ik u, uit Italië, een omftandig berigt zal gegéven hebben (*). De aanzienlijkfte en oudfte geflagten te Bern zijn deze Zes: VAN ER ACH, VAN DiSBACH , VAN WATTENWIJL, VAN MULLENEN , VAN BOHNSTETTEN dl VAN LUTTER- nau. !n één' mijner vorige brieven heb ik , denklijk, gemeld, dat zijne excellent!-, de heerERLACti , dit jaar regérende amptman is. Deze heer pi aak met verfcheiden ridderlinten en fterren, en is zeer vriendlijk en heusch, waar van hij ons veele aangenaame blijken gcgéven heeft. Hij bezit verfcheiden fchoone fchilderijën, onder anderen eenigen van holbeen. Onder zijne familieltukkeniszijn overgrootvader, die bij twee vrouwen , van dewelken de ééne vier en twintig kinderen gehad heeft, zéveu en dertig kinderen geteeld heeft. Het (tuk ziet er nog zo wél uit, als of het nieuw was, fchoon het voor 174 jaaren gefchilderd is : misleiden ligt de oorzaak daarvan in de pde, die men daartoe gebruikt heeft. Ik moet hier eene fpoiprent niet met Üilzwijgen voorbijgaan, welke zijne excellentie bezit: dezelve verbeeld den heer van voltaire in de houdmg van eenen boetedoenden en biegtenden zondaar ; hij treed boetvaardig en zeer neêrgefiagen voord; agter hem komt Pegafus met vleugels en ézelsöoren ; alles, wat Pegafus van zig laat gaan, zamelt de boekdrukker crajuer van agter zorgvuldig op , om zig met die vette mest te verrijken: onder de tékening ftaat het vo'gend opfchrift uit horatiui; : (*) Zie II Deel, bl. 258. N i  192 REIZE DOOR EUROPA • —• —- Pnkra Laverna, Da mihi faller e, da iustum fanclumque v'tderi. [Sehoone Laverna, doe mij bedriegen ; doe mij regt veerdig en heilig fchijneni] De heer van voltaire is bier niet bemind. De regéring ziet al te wdl , hoe fehadelijk het vooreenen haat is, godslasteringen te dulden , die op de flaking van alle banden der burgerlijke maatfchappij doelen, en onfeilbaar het verval der zeden na zig Qépen. Voor korten tijd was hier een zékere Franfche fterrekundige, die, in plaats vanmet dp hémelen de eere van goü te verkondigen, het ongodistendom overal cn openlijk hier in de had leerde. Indien hij niet fchielijk was vertrokken, zou de regéring genoodzaakt zijn geweest, hem te doen vertrekken. Men zegt, dat hij te Geneve dezelfde godloosheid gepleegd heeft. Het is eene hegte ruiling, gelijk hij , den heden, in plaats van de vrees voor goü , vrees voor komeeten te willen inboezemen. Ik behoef niets te zeggen van de Oeco.nomlfche [huishoudelijke] maatfchappij te Bern. Tégenwoordig is hier ook eene Typographifche [drukkunstige] maatfchappij, die zeer wél voorzien is van nieuwe boeken , zonder tégen. fpraak den besten boekwinkel in Zwitzerland heeft, en veel zelve drukt. Ik moet u insgelijks verhalen, dat zig hier een gezelfchap verenigd, en een fchoon groot huis heeft laten bouwen, hetwelk hetzelve nu verhuurt: daar is eene muziekzaal in , waarin men concerten en bals houd; andere openbaare vcrmaaklijkheden worden in de  EN HET OOSTEN. 193 republiek niet toegeftaan. Verfcheiden van de oude léden der regéring behaagde deze ijdelheid niet , welke de jongeren invoerden, om de neiging tot dartelheid te voldoen. Onder anderen was de heer haller er tégen, die dit alles als een bewijs van bedorven zéden befchouwde: veelen ménen ook, dat hij in zijnen Ufum Casfan of Ufong op zommige piaatzen de tijdverdrijven zijner landgenooten met zulke verwen gefchiiderd heeft , dat zij zig daaraan gekend hebben, en daar door tégen den fchrijver ingenomen zijn geworden: Veritas odium parit [ Waarheid baart haat]. In hetzelfde huis worden ook gefloten gezellchappen oïcercles gehouden, daar men , éven als in de koflijhuizen , des avonds bij elkander komt: doch deze bijeenkomsten belïaan alleenlijk uit de aanzienlijkfte en eerste huizen. Daar zijn er twee , ééne van dezulken, die boven de 25 jaaren oud zijn, de andere van jonger lieden. Niemand word er in toegelaten zonder door keurballetjes of door omvraag en Memmen verkozen te zijn. De fekretarif Helt zulk eenen voor. Vreemdelingen en reizigers van aanzien worden egter ontvangen, doch één der léden moet dezelven aan de vergadering voorftellen. De vertrekken zijn fraai, wél opgefchikt en van deftig huisraad voorzien. Nieuwspapieren , merkuriusfen en journaalen van allerlei foort worden er gelézen , en men flijt er des avonds den tijd, drinkt koffij, rookt tabak en praat: met kaarten word er niet gefpeeld. De heer amptman baron sinner heeft er ons in gebragt. Men blijft er niet langer dan tot 9 uur; en tégen dien tijd worden ook alje andere gezclfchappcn gefloten, en wel ia gansch Zwitzerland, gelijk ook te Geneve: elk gaat dan heen, begeeft NS  194 R-EIZE DOOR EUROPA zig narr huis, en eet. Zo órderilijk en geré-teld is hier de lévensvyij2e. Geheel anders sant het in Italië, Frankrijk en elders toe. Op den zelfden tijd werden ook de ophaalbruggen opgetrokken en de poorten gefloten: wanneer men derhalven buiten de ftad in gezelfchap is, fcheid men ten 8 uur, opdat de geen , die binnen wil wézen ,te regten tijde kunne binnen komen. Men heeft h.erookde gewoonte , om , zo wel bij dag als bij nagt, de huizen altoos gefloten te houden; men moet altijd kloppen , om er in te komen. In de ganfche Had is geen één openbaar koffijhuis, ja nauwïijks in de ganfche republiek. Zo zijn ook te Laufanne geen andere koffijhuizen, dan voor bijzondere gezelfchappen of coteries, tot dewelken een reiziger insgelijks toegang heeft , wanneer bij zig door \t* mand uit het gezelfchap wil laten voordragen: doch men zegt, dat er ook andere plaatzen zijn, waar men 'kotlij drinkt en tabak rookt; maar dezelven woruen alleenlijk van geringe lieden bezogt. Het fchoon gethgt leeft hier zeer ingetogen, doch niet zo zeer als op andere plaatzen van Zwitzerland, waaivan men ons reeus overtuigd heeft. Want wij hebben, hier, de eer gehad, van in verfcheiden gezelfcnappen met dames te verkéren, fchoon men dezelven van de openbaare boekerij ten eenemaa'e uitgefloten heeft , gelijk ik reeds Verhaald heb. L)e Zwitzers willen namelijk niet dulden, dat het vrouwlijk gellagt in het openbaar verlchijne ; om die réden ziet men het hier ook niet zo algemeen, als in Italië, Frankrijk, Geneve, Laufanne, e. z. v. Doch, om dit verhes te vergoeden, is het fchoon geflapt op een aartig middel gevallen, om, befloten in het vertrek, met  EN HET OOSTEN 195 met allen, die op de ftraat voorbijgaan , in gezelfchap te zijn, en wel zonder aan het venster te gaan en gezien te worden. Zond gij wel kunnen gisfen, hoe zij dit aanleggen ? Maar ik vorder te veel van u, wanneer ik u zulke raadzels voorlegge , die alleen het fchoon en loos geflagt in ftaat is optelosfen. Ik zal het u zeggen: buiten aan het huis hebben zij twee fpiegels ftaan , waarvan het één naar het eene, het ander naar het andere einde der ftraat gekeerd is : zij ftaan een weinig vooroverhellende , dienvolgens in zulken ftand, dat de vrouw, als zij bij haar werk of aan de kaptafel zit , elk kan zien, die voorbij gaat of rijd, en wel te weêrzijden van het huis degeheele ftraat langs. Mij ftaat niet voor, deze vinding ergens elders gezien te hebben (ƒ), en ik verwonderde mij derhalven zeer over de fpiegels , die ik alöm in de ftraaten zag. Dergelijke zaaken mogen der opmerkzaamheid van eenen reiziger niet ontglippen, fchoon zij, als betreffende breekbaare voorwerpen, juist van geen belang fchynen te zijn; maar zij zijn zonderling en hebben betrekking op het fchoon geflagt. Het is merkwaardiger, dat de regéring te Bern de gewoonte heeft, van dezulken, die door een tweegevegtzig te buiten gegaan hebben, flegts voor een' zékeren tijd uit het land verbant, om te tonen, dat zij deze misdaad afkeurt. Ik geloof, dat dit al zo goed , zo niet béter is, dan de tweevegters tot den dood te veroordélen ; als hetwelk tégen alle wetgévende verftandigheid ftrijd, en doot (ƒ) Men ziet ze thans overal in ons Nederland zeer menijvnldig.  ioö REIZE DOOR EUROPA eenen montesquieu nooit zal gebillijkt worden, nademaal het hier niet op het léven, dat de tweevegterfchijnt te veragten, maar op een valsch begrip van eer aankomt; en daarom behoorde de ftraf geheel en al naar dien kant gerigt te zijn , indien dezelve een régelmaat zijn , en de misdaad beletten zal (gj. Het word hier als eene fchande aangemerkt, door de regéring ter ftad uitgebannen te zijn. Ik ken eenen jonker, die eerst onlangs van het land terug gekomen is , wcrwaard hij , voor zékeren tijd , om een tweegevegt , verwézen was ; een' perfoon , die anders verdiensten heeft , doch te veel vuurs bezit. Ik noem hem jonker; want dus noemt hij zigzelven, en word hij van anderen genoemd: deze titel ftaat ook bij zijnen naam boven de deur gefchréven. Maar waarom ? zult gij vragen : voorzéker om zijn misdrijf ? Geenzins ; maar daarom, om dat jonker hier iets anders betékent, dan in Zweeden. Want in Zwitzerland betékent dit woord eenen édel» man, en als men Duitsch fpreekt, is bet hier zeer gebruiklijk, zelfs oude lieden jonker te noemen, hetwelk niet alleen eenen Zweed, maar ook eenen Duitfcher wonderlijk voorkomt. Men gebruikt deze uitdrukking in plaats van heer , wanneer men met of van eenen édclman fpreekt; en het is hier iets gewoons, een' oud' man , als hij geen ampt gehad heeft, waarvan hij den titel voert, als landvoogd cn dergelijken , jonker te horen noemen. Doch het is nog juist tijd , dat ik mijnen langen brief eindige. Ondertusfchen moet ik nog eene aanmerking bij (g) Dit is ook het gevoelen van bielfeld, Inftit. Polit.T.l, Ch. 5. §. 18. p. 63. ed. in 4to.  EN HET OOSTEN. ^9? brengen van den ftaat der wétenfehappen in het eedgenootfchap , welke zeer blocijend is. Want als men de ongemaklijkheid en koude des lands overweegt , gelijk ook deszelfs grootte in vergelijking van andere landen,zo hebben het de Zwitzers in de wétenfehappen en geleerdheid veel verder gebragt, dan eenïg ander volk. Ten bewijze hiervan kan men onder anderen bijbrengen, dat, daar bij de koninglijke akadémie der wétenfehappen te Parijs niet meer dan agt buitenlandfche léden mogen aangenomen worden, drie van dezelven thans uit het klein Helvétië zijn: ik meen de heeren euler, beknouilli en haller , drie groote naamen uit dit eenigst land, dat zulk eene kleine plaats op den aardkloot behaat. Ik heb de eer te zijn, e. z. v. Naschrift, Bern, den aojien Ocloler, 1773. Héden vernémen wij een onaangenaam nieuws van Laufanne , te wéten , dat de heer marquis gentil de langallerie, met wien wij kennis gemaakt,hebben , cn van wien ik u , naar mij voorhaat, uit Laufanne berigt gegéven heb , voorléden zondag , den I7den dezer maand, aan den beet van eene dolle kat , dien hij zes weeken te voren bekomen had , overléden is. Dit veroorzaakte ons eene des te grooter ontfteldnis, wijl wij den zondag te voren, den roden, bij den lieer bisfchop de bkogi.ie met hem des avonds gegéten hadden, bij welke gelégenheid hij zulk eene vrolijke luim had, dat hij een Zweedsch lied zong, hetwelk hij te Stokholm, in het jaar 1738, geleerd-had. Den  ïq8 reize door europa volgenden dingsdag heeft hij aanvallen van dolheid gehad, fchoon hij zo veele weeken te voren door zijner dogter kat, die dol was , gebéten werd, doch er niets van gewaar was geworden. Nu raadpleegde hij met den heer tissot over zijne krankheid, maar het was te laat: des woensdags kreeg hij de watervrees, zo dat hij geen water meer wilde proeven ; des zondags overleed hij met veel te vrédenheid en gelatenheid in zijn treurig lot. De heer marquis de langallerie was,naar men zegt, een natuurlijke zoon van denvorigen landgraave van Hesfen, broeder van den koning frederik. Zijne moeder was met eenen iangaller.ie getrouwd,van wien hij den naam bekomen heeft. Hij was oud, doch zeer lévendig, heeft verre reizen gedaan , was ook in Zweeden en Turkije geweest. Hij dagt voorzéker niet, en niemand dagt het, dat die avondmaaltijd , op denwelken hij zo vrolijk en wél gemoed was, zijn laatste zou zijn : zo weinig wéten wij den tijd van onzen dood! De heer haller fprak héden veel met ons daar over, dat het onbegrijplijk is , hoe een beet een' verftandig' mensch-de dolheid kan meêdélen. Qiiantum est, quod nefcimus [ hoe weinig weten wij ] ! Bij gelégenheid , dat ik van wonderbaare ziekten fpreek, kan ik niet afzijn, u van eenen zonderlingen arts te melden, michiel schupach genoemd, die,zes mijlen van hier, in het dorp Langnau woont, en zédert eenigen tijd van alle plaatzen grooten toeloop gekrégen heeft. Allen, die eenige ziekte, hoe genoemd, hebben, ja zelfs die, welken er geene hebben, beelden zig egter in, dat het nodig is 9 naar hem toe te reizen.  EN HET OOSTEN. Hij krijst zelfs bezoeken van Parijs , en die zelf niet kan komen, zend zijn water; want daaruit beoordeelt bij volkonvn de ziekte en den geheelen toeftand, des lijders , zend hem ook voor eenige huivers geneesmiddelen terug , die nooit misfen derzelyet werking te doen, wijl toch alles , zo men zegt , wonderbaar is. Zomntigen zegg.-n, dat hij een geringe boer is, die zig nooit op de artsenijkunde heeft toegelegd. Anderen bewéren, dat hij yeldfcheerders knegt bijeen regiment geweest , en andereu wdderom , dat hij een kwakzalver is: de natuurlijkfte gedagte , waarop men kan vallen. Dit is om het éven , hij word door de aanzienlijkhen zo wel als door de geringlten van beiderlei geflagt om raad gevraagd en bezogt: vorsten en vorstinnen , heeren en dienaaren worden voor goed koppen prijs van all'hunne ziekten en ongemakken geuézen. Hij is, ouder den naam van michiel , overal bekend: jjpmmigen noemen hem F homme de la Montagne [den bergman], wijl hij op eenen berg woont, daar het moeilijk is, om bij hem te komen. God dank! wij hebben niet nodig, die moeite te némen , wijl wij ons in eene goede gezondheid bevinden, waarop wij in den ganfc.hen loop onzer reize kunnen roemen. Wij hebben zo wel te Geneve als te Ferney van dezen zonderlingen homme de la Montagne veel noren fpréken. De heer du puis is met zijne vrouw, eene nabeftaande van den heer van voltaiiie, bij hem geweest; maar, ten wij daar waren, was zijne vrouw nog niet herdel J: hij hoopte eerter het beste, hij dien wonderü ken man zal ik eene wonderlijke vrouw voegen, die zig te Bern beviud,  ioo REIZE DOOR EUROPA en niet alleen de kunst verhaat, om de aderen van bronwellen onder de aarde, waar het ook mag wézen, te ontdekken, maar ook, om , zo men zegt , uit het water allerhande verborgen zaaken waartezeggen : zij ziet in het water, wat af'wézenden doen, wie verloren zaaken géltolen heeft,en dergelijken. Eene waterkunde van dien aart gaat, zo als mij voorftaat, gehoord te hebben, ook bij onze Laplanders in zwang. Maar het is voor eenen boekbewaarder aangenaamer, wanneer ik van eene boekverzameling melding maak, van dewelke de boekbewaarder sinner alhier mij verhaald heeft. Want mijne brieven aan u moeten inzonderheid tot voorwerp hebben , boekerijen en derzelver fchatten, voornaamlijk dezulken, die tot hiertoe minder bekend zijn geweest, en juist niet opgefpeurd of doorzogt zijn, bekend te maken. Te Befangon , bij de Benediktijnen in de abtdij St. Vincent, worden thans de merkwaardige handfchriften en papieren van den kardinaal granvelle gevonden , omtrent zeshonderd deelen uitmakende: De abt vond dezelven gevalligenkogt all' deze gewigtige gefchriften bij het gewigt, het pond tot vier huivers: was dat niet goed koop ? Naar zulk eene gelégenheid zoud gij ook wel wenfchen. Hadde ik voor drie jaaren, toen ik te Dole , nabij Befangon, was , iets daarvan vernomen , ik zou voorzéker derwaard gereisd hebben, om deze gefchrihen te doorbladen, welken men zegt, dat demerkwaardigftegebeurdnisfen bevatten , toen de kardinaal granvelle aan de gewigtighe zaaken in Europa deel had. Doch dit mag nu eenen anderen reiziger van uwe vrienden tot narigt dienen: Fun>  ÈN HET OOSTEN. üóï ~— • Fungor vice cotls, acutum Reddere qua ferrum valet, exfors ipfa fecaudi (/;). Wij zijn hier op eene drukkerij geweest, waar men muzieknooten drukt. Dit word voor eene groote kunst gehouden, en is eene uitvinding van den heer brf.itKOPFte Leipzig; fchoon mij dunkt, dat men hetzelfde te Stokholm doet (*). Héden hebben wij veel geléden, door dien wij vim onze waarde vrienden alhier, die wij misfchien van ons léven niet weêr zullen zien, affcheid hebben genomen- (/O » Ik dien voorwetten, die ;c ijzer fcherpt, maar zelf „ Homp is." Het getal van 600 zal te groot zijn, ten zij men tevens om de verzameling denke, welke de gelee.de Abt van St. Vincent te Befancon, Jean Baptistf. Boisot, van elders der openlijke Bibliotheek heeft nagelaten. De zaak zelve, aangaande de brieven en handfchriften van Granvelle, door Boifot gered, en te Befancon bewaard, was reeds bekend uit het Journal des Sgavans, 1695. Juin, T. XXIII. p. 388. fy de bijvoegzels van de la Monnoye op de Menagiana T. J* P- 3. (V. ed. de Paris, 1715., Stippl. a moreri, luiscius, en Jocher Gel. Lexicon, op 't woord Boifot, Schelhorn Amoe Bibl. Belg. T. I. p. 8<5. O De heer hrndrik fougt, fchoonzaon van dén bafikfekre taris en boekdrukker te Stokholm, momma, die eenigen tijd te Londen is geweest, maakte de muzieknooten van breitkopf na, en drukte er, omtrent het jaar 1768 tot 1770, een,ve mu ziekwerken, doch trok daarop weêr naar Stokholm. [Men wee* dat het ook te Haarlem gefchied, bij den heer KNscmBé.] III. Deel O  sol R E I Z E DOOR EUROPA Zijne excellentie, de heer amptman sinner, gaf ons eenen aanbevelingsbrief aan den regérenden burgemeester te Zurich, den heer heidrgger, waarvan het opfchrift is: d Son Excelleuce Monfieur Heidegger, Seigneur Bourgmaitre de Tillufire Repubïïque de Zurich; ik merk dit aan, op dat gij daar uit zoud zien, hoe het opperhoofd der ééne republiek aan het opperhoofd der andere fchrijft, en wijl het eene zeldzaame zaak is, dat reizigers zulke aanbevelingsbrieven krijgen. De heer sinner is een zeer vriendlijk en bevallig man, die veel verhand en kundigheden bezit. Boven zal ik u reeds gezegd hebben, dat hij één van de drie is, die in de ganfche republiek de beste geheugenis hebben; veelen hebben ons geluk gevvenscht, dat wij juist met alle drie kennis gemaakt hebben, fchoon wij te voren van deze hunne bijzondere hoedanigheid niets wisten, doch dezelve ras befpeurden. De heer van tavel , fchoonzoon van den heer sinner, en een beleefd en gastvrij man , heeft eene fraaije buitenplaats nabij de had ; wij hebben veel verkéring met hem gehouden, en op zijn buitengoed voor het eerst kennis aan den heer amptman sinner gekrégen. Ik meen in éénen van mijne brieven de eer gehad te hebben, u te melden, dat Bern twee Avoyers heeft, welken de opperhoofden van het gemeenebest zijn; dat één van hun telkens regérende Avoyer of amptman is, het welk jaarlijks elk op zijne beurt is; dat avoyer van advocatus afkomt. Ik heb een' fchersfenden inval, de naamen avoyer en doge betreffende, gehoord: een Veneriiian vraagde namelijk eenen Berner, hoe z\]ïi Avoyer voer, & f'il aboyoit toujours? [of  én Het oosten. ^ hij geftadig blafte] de andere antwoordde: wél, & votre Dogg, est ce qui'1mord toujours? [en uw dog, bijt hij bij aanhoudendheid]. Bij deze gelégenheid vallen mij eenige fporvaerzen in, die mij in de hand gekomen, en, zo men zegt, voor meer dan dertig jaaren, op den ftaat der zaaken van dien tijd gemaakt zijn. Misfchien verlangt gij, om dezelven te lézen: misfchien zouden zij ook hunne toepasflng en nuttigheid kunnen hebben. Léringen van wijsheid tot verbétering moeten toch uit de gefchiede* nisfen gehaald worden. Zie hier de v aerzen: Berne, du fier Anglois copie ridicule, Dhin état fouverain treizieme particule, Atome de F Europe, d grand peine apergu, Des querelles des Grandspourquoi te mêles-tu ? II n'appartient qu'aux Dieux de farmer du tonner e; Les Rois font leurs images, ils regnentfur la terre; Et de folbles êtats la juftice des Rois Prolege les autels, la liberté, les loix. jSTafeSe pas le vol des vautours des aigles; Conferve, fl tu peux, ta médiocretè, Et disflmule au moins ta partiallté. IJenvie d'ofenfer, fans lepouvoir de nuire, Marqué la vanitè d'un état en delire (*), (*) Dat is: „ Bern , belachlijke kopij van den heren En- o 2  204 REIZE DOOR EUROPA En met deze zédeles eindig ik mijnen langen brief en dit lang nafchrift, en beloof u, u met geen brief uit Bern meer lastig te vallen; want morgen vertrek ik, als het code belieft, zeer vroeg van hier. De kleine lédige plaats, die op dit blad nog overfcliiet, kan nog eene kleine anekdote bevatten van den grooten gustaaf adolf. De vrijheer de sassera, die verfcheiden merkwaardigheden, dezen koning betreffende, bezit, waarvan ik u ongetwijfeld in éénen van mijne voorgaande brievenberigtgegévenheb, toonde mij eenen eigenhandigen brief van zijns grootvaders broeder, den vrijheer'de sassera, uit Neurenberg, van den aóften van hooimaand 1632, waarin hij verhaalt, dat hij op dienzelfden dag het geluk genoten had, van aan des konings tafel, in zijner majelteits tent, het middagmaal te houden; de koning was zeer vrobjk geweest, en had gezegd, dat hij wilde, dat de baron de sassera over twee of drie dagen met den generaal wal- gelschman, dertiende deeltje van eenen fouvereinen ftaat, ondeeltje van Europa, naauwlijks merkbaar, waarom mengt gij u in de twisten der grooten? Het past den goden alleen, zig met den donder te wapenen : de koningen zijn Gods beeld, en hecrfchen op de aarde: en de geregtigheid der koningen befchermt de outers, viijheid, en wetten der zwakke Staaten. Waag de vlugt der gieren en arenden niet; Bewaar, als gij kunt, uwe middenmaat : ontveins ten minden uwe partijdigheid. De lust tot fchenden, zonder magt tot fchaden, geeft blijk van de inbeelding eens razenden Staats." *  EN HET OOSTEN. *o5 xenstein een banket zou houden: deze ftond met 50000 man niet meer dan vier uuren ver van daar, waartégen de koning niet meer dan 12000 man, hoewel uitgelézen manfchap, had. De koning had den vrijheer het bevél over eene kompagnie kavallerij, met eene wedde van aooo ècus, gegéven. 0 I NE-  »c6 R. E I Z E DOOR EUROPA NEGEN EN VIJFTIGSTE BRIEF. Graftomben te Hinde/bank. Van den beeldhouwer Stahl. . Berigten van de boekerij te Baden. -—. Vergadering der f enden aldaar. —— Vlijt der inwoners. Kostbaarheid van te reizen in Zwitzerland. IVélgefteldheid des landvolks. Baden, den zijlen OBober, 1773. "^^V^U verlieten het beminnelijk Bern met veel leedwézen. In onze herberg, le faucon, of de valk, genoemd, de beste in de ftad, was men toen in verwagting, van den hertog van cumberland binnen kort te zien; doch wij vernamen naderhand, dat hij eenen anderen weg naar Italië genomen heeft. In de parochiekerk te Hindelbank, twee mijlen van Bern, bezigtigden wij het voortreflijk werk van den beeldhouwer stahl. Hetzelve beftaat in twee graftomben: onder de ééne rust zijne excellentie, de heer amptman erlach , die deze waardigheid zes en twintig jaaren heeft bekleed. Hij ftierf in het jaar 1748, in het één cn tachtigfte jaar zijns ouderdoms, en was de vader van den thans regérenden amptman. De republiek is bij het graf verbeeld als eene wéduwe, die bitterlijk weent: Ballas ligt den (luijer op, welke den overlédenen bedekt, en befchouwt all' de eertékens, de orden en den bevélhebbersftaf, die hij gedragen heeft; Satumus laat zijne feisfe uit de hand vallen, boven ziet men eene vliegende Faam, e. z. v. De heer stahl heeft van den re-  EN HET OOSTEN. -07 gérenden amptman zes duizend franfche livres voor dit werk gekrégen , dat voor het overige van roodagtig marmer, en wel zeer fraai, gemaakt, en daarenboven rijklijlc verguld en met fchoone heraadjen voorzien is. De andere graftombe bevat vrouw Maria magdalenalanghans, e^tgenoote van den predikant te Hindelbank, die in het jaar 1751, in het agt en twintiglte haars ouderdoms, in de kraam overléden is. Het graf, hetwelk van zandfteen gemaakt is , is halfopen; de vrouw, in lévensgrootte, komt uit hetzelve te voorfcbijn, en fchijnt het dekzel van het graf te ligten: het kind ligt ook aan den kant van het graf, en tast met de handjes rond, om er uit te komen. Op het hall' geopend dekzel leest men: hier bill ich und das Kind, das du rnir gegeben hast. [Zie hier ik en het kind, dat gij mij gegeven hebt]. Van onder haan fraaije vaerzen van den heer haller , doch die ik voor het tégenwoordigc onder mijne papieren niet kan vinden. De afbeelding op deze tombe is verhéven en édel, en waardig, om de opftanding aftebeelden; en de heer de correvon, teLaufaune, heeft een eerdicht op deze gelukkige vinding van den heer stahl gemaakt. De heer haller heeft mij verzékend, dat de heer stahl een Zweed is, hetwelk ik gaern wilde geloven, om nog een' landsgenoot te hebben , die onzen vermaarden sergel, dien ik altijd den Zweedfchen phidas noem, zoekt te évenaren. Maar de heer erlach heeft mij gezegd, dat hij een Sax is, en weleer bij den koning van Pruisfen is geweest, die veel agting voor hem had. Naderhand is hij, op zijne reizen, te Bern gekomen, en heeft een' tijd lang op het land bij den predikant langhans gewoond, O 4  803 REIZE DOOR EUROPA die hem ook vijf en twintig louis d-or voor gemelde graftombe betaald heeft. Hij is vervolgens van Bern vertrokken, hetwelk juist de plaats niet was, waar een konstenaar veel kan verdienen: nous ne fommes pas des gens a fculpture ici, [wij zijn hier geen lieden, die veel met do beeldhouwerij ophebben,] zeide de heer haller eens. Thans, zegt men , is hij in Saxen. Wij vervorderden onze reis verder over de fchoonfte landsdouwen , die alom wél bebouwd zijn. De akker draagt hier twee jaaren agterëcn, in het eerfte tarw, en in het volgende rog: in het derde jaar blijft dezelve braak liggen. Voor het overige zaait men hier veel fpelte, die in deze gewesten overal in het Hoogduitsch kom, doch in het Fransch èpautre of épeautre heet. Wij zagen hier ook éven zulke kleine griften en gruppels, om de wei- en zaailanden te bewateren, ais in Milaan en Mantua ;-dodi de griften zijn hier kleiner. Wij kwamen door yerfchejdpn heden, als Lentsburg en Melllngen, daar wij geen andere merkwaardigheden vonden, dan dat dezelven wél gebouwd en fraai zijn. Doch te Baden vertoefden wij, en bezigtigden het allereerst de warme baden, die een klein vierden eener mijIe van de had liggen. Het water in dezelven is zo heet, dat men bij zommigen de hand brand, als men ze aan de kraanen houd. Hier zijn kleine huizen en kamers, névens allerlei gerieflijkheden voor de geenen , die de baden gebruiken. Deze baden hebben aan de had den naam gegéven; en zelfs bij de ouden werd zij Aqua Verbigena of Urbigence genoemd: hetwelk gij bij de la martinh-.re njet vind. Doch eene onderzoeking in de oude aardrijks-  EN HET OOSTEN. 209 kunde in het werk te (tellen, is eenen reiziger in eene herberg niet wel mogelijk, en voegt zig ook niet voor eenen korten brief. Ik verlaat derhalven de baden; en daar ik aan eenen boekbewaarder fchrijf, moet ik niet vergéten, van de boekzaal in het klooster der kapucijnen, aan het ander eind der Had, te fpréken. Wij vonden er verfcheiden oude, en ook eenige zeldzaame, boeken; bijvoorbeeld Hoogduitfche bijbels van de tijden van luther, die reeds gedrukt waren, toen hij nog een kind was: eenen te Straatsburg, in het jaar 1485, uit de Vulgate overgezet; eenen tweeden te Augsburg 1490. Van deze bijbels zou veel te zeggen vallen, gelijk ook van de mislijke prenten en houdfneeden, die men in dezelven vind, en waaromtrent aan het hot gezegd word: met fraaije prentverbeeldingen % waarüit men van den fmaak dier eeuw, en van de toenmalige vorderingen der kunsten in Duitschland, kan oordelen. De plaatzen bij joannes van de drie, die getuigen in den hémel, welken luther, wijl zij in de handfchriften van den grondtekst niet honden, in zijn' tijd geheel uit zijne;bijbels liet, vind men hier, hoewel niet in de tégenwoordig gewoone orde, uit de Vulgata ingevoegd; zij volgen op de drie, die getuigen op de aarde. Men vind hier ook eenen Latijnfchen, in 1482 gedrukten, bijbel, doch zonder naam van plaats. Om deze uitgaaf van anderen te onderfcheiden, tékende ik de Latijnfche verzen, welken op het einde haan, op, welke dus beginnnen : Fontibus ex Gnecis Hebr&orum quia Jlbris e. z. v. In dezen vind men insgelijks de gemelde fpreuk, en wel in de gewoone orde, zo dat de drie getuigen in den hémel eerst, en dan de drie getuigen op de aarde, ftaan. O 5  sio REIZE DOOR EUROPA De gezamenlijke ftenden van bet eedgenootfcbap zullen nvt eerlang hier te Baden vergaderen. Maar zij zijn op verre na zo talrijk niet als de Zweedfche Benden; want m alles maken zij niet meer dan dertig perfoonen uit: namelijk maar twee uit elke der dertien kantons, die éven zo veele republieken of onaf hanglijke en op zigzelven begaande ftaaten uitmaken; behalven dezen komen er omtrent vier perfoonen van de bijgevoegde plaatzen. Zij hebben ook zulk eene onbepaalde magt niet, als die, welke voor dezen op de Zweedfche rijksdagen geoefend werd. Zij mogen niet buiten de volmagt gaan, welke zij méde Kan huis brengen, noch minder buiten de wetten, welken éïk kanton heeft. Om die réden word de algemeene zékerheid nooit gekwetst; geen wetten worden door de Hemmen der ftenden met voeten getreden ; geen regten van een' bijzonder' perfoon door konstenaarijen van partijen in gevaar gefteld, e. z. v. De eerlte afgevaardigde van het kanton Zurich heeft altijd de voorzitting in de vergadering der ftenden. Het oogmerk der thans aanftaande buitengewoone bijeenkomst der Benden zal, zo als ik gehoord lieb, zijn, om te raadplegen over het hoofdgeld, welk de Franfche regéring wil leggen op de Zwitzerfche kooplieden , die zig in Frankrijk neêrgezet hebben, hetwelk (trij<5ig is, zegt men, tégen voorregten, die zij voor zig bedongen hebben. Thans bevinden zig hier veele aanzienlijke Poolen, die tat hun ongelukkig vaderland gevlugt zijn: onder anderen de vorst sapieha en meer anderen. Den zomer brengen zx\ gemeenlijk te Baden, en den winter te Lucent door. Deze brief aan eenen gefchiedkundigen gerigt zijnde 9  EN HET OOSTE N. til Zal het niet nodig zijp, aantetoncn, dat de vréde van Baden, van het jaar 1714, van deze Bad, alwaar dezelve, fchoon gedurende de grootfte onlusten na den Toggenburgfchen oorlog, die nog tot het jaar 1718 voordgingen,met in Zwitzerland onheil te ftigten, gefloten werd, en niet, gelijk misfchien veelen geloven, van het markgraaffchap Baden den naam heeft, om dat dezelven in de markgraaflijk-badenfche flad Rastadt begonnen werd. Het kwam ons zonderling voor, in all' de huizen, zo wel hier in de flad, als buiten bij de boeren, zulk eene groote ménigte vensters te zien, dat zomtijds de geheele wand van het eene eind tot het andere, cn zelfs de gével uit niets anders, dan fchoone glasvensters beftaat. Dit verwonderde mij , voornaamlijk in een koud land, waar de vensters des winters met ijs bedekt worden en de koude in de vertrekken vermeerderen. Men zeide mij, dat dit een bewijs was van het groot getal perfoonen in de hierzijnde huisgezinnen, en van derzelver algemeenen ijver, dewijl elk zig den dag zoekt te nut te maken; als méde van de veele handwerkslieden in de héden, die in hetzelfde huis bij elkander wonen. Het ijs aan de vensters zou het licht te veel benémen, indien er weinigen waren ; doch nu word door derzelver verbazend getal zulks vergoed, en allen kunnen te gelijk van de korte winterdagen nuttig gebruik maken. Men is niet zeer bezorgd tégen de koude in een land, daar zulk een groote voorraad van brand is. In Zwitzerland is het zeer duur te reizen. En dit moet men niet alleenlijk van de herbergen verftaan, die voor het overige ongemeen goed en zinlijk zijn, en waar men ook  212. REIZE DOOR E UROPA goede oppasfing heeft, en zo wel met éten en drinken ars anderzins wél bediend word; maar het komt ook daarvan, dat hier geen gerégelde posten zijn. Men moet altijd van de eene ftad naar de andere de rijtuigen bedingen, en daar door word een reiziger altoos overeischt; hetwelk wel in alle landen gefchied, doch meer, waar geen vastgeftelde prijzen voorde vragtloonen zijn, dan elders. Men neemt hier voor een rijtuig gemeenlijk eene halve louis d'or voor éénen dag, maar dan moet men évenwei nog zo veel betalen voor den terugweg van het rijtuig. Tusfchen Bern en Zurich bij voorbeeld zijn twee dagreizen en eene halve: maar wij moesten voor vijf dagen, namelijk voor de geheele reis, zo wel voor de reis derwaard als weêrom , betalen, fchoon wij het rijtuig op deszelfs terugreis niet gebruikten: zo dat ons hetzelve, behalven het drinkgeld aan den voerman, twee en een halve louis d'or kostte. Zo is het van Geneve af overal in Zwitzerland gefteld. Verders worden de koffers gewogen, en neemt men niet meer dan dertig, ten hoogften veertig pond vrij méde: voor het geen dezelven meer wégen, moet men bijzonder betalen. Gij kunt u gemaklijk verbeelden, hoe veele boeken en papieren wij bij ons hebben, zonder de kléderen en andere zaaken te rékenen. Want wij hebben niet uitgeladen, zédert dat wij te Genua geweest zijn, daar wij op het koninglijk Zweedsch fregat Illerim eene groote boekekas vol infcheepten. Van dien tijd af hebben wij onze verzamelingen en pakkaadje te Turin, Chambery, Geneve, Laufanne en Bern gedurig vermeerderd. Hier gaat wel een gerégelde postwagen, doch maar eens in de week: men kan derhal ven niet altijd op denzelven wagten, en ménig»  EN HET OOSTEN. 213 maal is bij ree.!s te voren vol. In Italië vind men overal, bebalven de gerégelde posten, Zogenoemde Vittorinli men geeft daarvoor één dukaat daags, en beeft daarvoor, bebalven de vragt, eens daags éten voor twee perfoonen, en betaalt noch brug- noch boomgeld, en ook niets voor de terugreis 5 waartégen men zig hier in de duure herbergen het éten en drinken zeiven moet verfcbaffen, bij all' de roénigvuldige bruggen, die men over moet, betalen, e.z.v. Een perlbon betaalt in Zwitzerland voor eenen gewoonen maaltijd 1 livres sfous, en aan bruggeld hebben wij van Bern tot Baden meer dan eene Franfche livre betaald. De wégen zijn hier ongemeen veilig en goed, gelijk die in Zweeden: zij beftaan voor het grootlle gedeelte uit zand, en zijn veeltijds door bergen uitgehouwen. Zinlijkheid en nettigheid ziet men bij de Zwitzers in een' hoogen graad heerfchen; zelfs op het platte land bij de landlieden verwekt het verwondering. Hunne huizen zijn in goeden haat, en worden zo wel vanbinnen als van buiten in goeden hand gehouden. Zij zeiven zijn wél gekleed ; men vind geen armen en behoeftigen onder hen, niemand in lompen en lappen, gelijk in Italië. De boeremeisjes gaan blootshoofds, envlegten haar lang hair van agter met zwarte linten in twee groote vlegten, die haar tot op de hielen hangen. Dit gebruik is bij de Zwitzers zeer oud, en ongemeen fraai; die, welken met fchoon bair voorzien zijn, hebben geen ander hair- of hoofdlicrfel nodig: de natuur is altijd het fchoonfte heraad. Ik heb thans geen tijd, ommeer tefchrijven. Wij moeten aanhonds in het rijtuig happen en deze ftad verlaten. Ons eetfte oogmerk is, om aanhonds na behoorlijke beta-  2i4 R E I Z E DOOR EUROPA ling van het verfchuldigde over de groote brug alhier over den vloed Limmat te gaan; vervolgens denken wij héden avond te Zurich te komen, vanwaar ik dan hoop, verder de eer te hebben, e. z. v. (*). (*) Dit voornemen van den heer profesfor EjöitNSTaHL is niet ten uitvoer gebragt, maar deze is de laacitebrief, door hem uit Turkije tot den druk toegezonden: want in Turkije heeft hij de gezamenlijke brieven, in dit derde deel vervat, en met dien uit Ctièmbery van den cden September 1773 beginnende, volgens zijn dagboek en uit hetzelve opgefteld. Ik bezit éénen brief uic Holland en eenigen uit Engelland , die egter aldaar op de plaats zelve opgefteld en tot den druk gefchikt zijn en nu in derzelver orde volgen, waaragter gevoegd zijn nog twee andere brieven, de een aau den overléden oppergeneesheer en ridder linneus, uit Karlsruhe van den iften Januarij 1774 ; en de andere aan den heer profesfor lideen, uit Londen van den 6denjuinj 1775, De dood heeft, helaas! zo wel van deze briefwisfeliug, als van de ganfche reis een einde gemaakt. Ondertusfchen is de befchrijving der reize évenwei niet verloren gegaan: maar het vak dat hierin de brieven voorkomt, word door een uittrekzel uit het dagboek van den overléden heer björnstShl , het welk niet minder breedvoerig, dan rijk in zaaken is, aangevuld; welk uittrekzel onze gemeene vriend, de bekwaame koninglijke Zweedfche gezantfehapsprédiker, de hser kakel peter blomberg, bezorgt, die hetzelve van tijd tot tijd aan mij toezend, en waarvan ik reeds een gedeelte bezit. Hij begint met den 22ten van wijnmaand 1772 , of met de aankomst des avonds te Zurich, en gaat dan van dag tot dag verder voord. Over het gebruik en de uitgaaf van dit dagboek zie de voorréde aan het hoofd van dit deel geplaatst. Aanmerking van den Uilgéver  EN HET OOST E N. ais ZESTIGSTE BRIEF. Van Björnflahls wijze van reizen. Zijne verzamelingen. Zijn verlangen, om, voor het aanvaarden zijner reize naar het Oosten, zijn vaderland te bezoeken. Van de verhiven hoedanigheden der keizerin van Rusland. Berigten van den heer Dlderot, van zijne reis naar Rusland, van zijnen grooten geest, van zijn geluk en van zijne werken. Bezoek der prinfen van Brunswijk en Saxen -Gotha bij hem. Van den overften lieutenant Dalberg. U Hage, den yjlen October, 1774. ij gelooft misfchien , dat ifc te langzaam reize; fed fat cito, qui fat bene. [maar het is fpoedig genoeg, als het maar wél genoeg Is], lk heb er veelen gezien, die ia vollen ren Europa doorlopen, en naderhand niets wéten; want zij hebben niets gezien, dan nieuwe herbergen, nieuwe postpaerden , nieuwe fchouwburgen en diergelijken. Maar juist hun voorbeeld heeft mij de regte wijze van reizen geleerd. Ik heb getragt, den natuurlijken en zédelijken toeftand der landen en ftéden te zien en nauwkeurig te onderzoeken; menfehen van den hoogden tot den laag-, ften Itand te léren kennnen; met alle fchrijvers, die in de plaatzen , daar ik doorkwam, wonen, kennis te maken; konstkamers en boekerijen te bezigtigen; handfchriften te onderzoeken; het geen ik merkwaardig oordeelde, daar uit te némen en aantetékeuen; weesterftukken van natuur  ai6 REIZE DOOR EUROPA en kunst te bewonderen, e. z. v. Dikwijls word er vrij veel tijds vereischt, om het geen de vergetelheid in het duister bedekt heeft, eerst naar te ïpeuren, dan om de wégen daarheen te vinden; ménigmaal moet men tijd en gelégenheid afwagten, om het te zien: cn eindelijk zijne aanmerkingen daar op te maken, en het geen men der moeite waerdig vind, optefchrijven. Dikwijls moet men den ganfchen nagt en een gedeelte van den volgenden dag beftéden, om hetgeen men den voorgaanden dag gezien heeft, optetékenen. Thans zal ik u het betluit médedélen, dat Ik reeds voor lang genomen heb, om namelijk Engelland te zien, tén einde eene natie te léren kennen, die van de denkwijze van andere natiën zo verre onderfcheiden is, dat men met regt mag zeggen: ■ toto divifos orbe Britannos. [dat de Britten van de ganfche weerekl gefcheiden zijn]-j Wij hebben reeds zeer veele brieven van aanbevéling aan de grootfte mannen op dit eiland, zelfs aan den generaal paoli , en aan dezen er zelfs wel twee. In Italië en elders hebben wij reeds met veele lords, die ons in Engelland vooraf veel goeds beloofd hebben, kennis gemaakt. Zodra wij geld bekomen, denken wij derwaard op reis te gaan, en er den winter doortebrengen. Dan zullen wij de terugreis naar Holland némen, om hetgeen de kortheid des tijds ons geweigerd heeft, nauwkeuriger te bezigtigen. Vervolgeus hopen wij Göttingen, Dresden, Berlijn c. z. v. te léren kennen, en van daar naar een bemind vaderland te  EN HET OOSTEN; ai? te kéren, en er eenen grooten koning op den troon te bewonderen. Na dit alles zal ik de reis naar liet Oosten gaern ondernémen. Het is nodig, dat ik eerst naar huis korne, om mijne zaaken, voornaamlijk mijne gemaakte verzamelingen, in orde te brengen. Want, die zo veel reist, is gelijk een' mensch, die veel eet zonder te vertéren: ik heb nu tijd nodig om te vertéren. Verder wensch ik mijne boeken bij elkander te brengen, die bijna in gansch Europa verfpreid zijn. Want in all' de Italiaanfche havens, als te Civha Vecchia, te Livorno, 'te Venetië, te Genua. heb ik kisten met boeken gelaten; behalven eene groote volle kas met boeken, die de heer oesterdam , ongelukkiglijk, te Rouan vergéten heeft, en waarvan ik zédert geen enkel woord vernomen heb. Te Parijs heb ik ook nog boeken en handfchriften , en hier in Holland insgelijks eene groote verzameling. Verders heb ik in de domkerk te Upfal'eenen voorraad van boeken ftaan, die fchoon gemaakt en verlugt moeten worden, indien zij voor het geheel bederf bewaard zullen blijven. Daarenboven zoude ik mijn vaderland wel eenig nut van mijne reizen willen doeu genieten , cn van de uittrekzels, die ik uit handfchriften, zowel over de geleerde als ftaatkundige zaaken, gemaakt heb, iets in het licht géven, voor dat ik de reis buiten Europa aanvaarde, waarméde mijn léven ligtlijk een einde kon némen, als wanneer alles verloren zou zijn. Het is ook geen geringe zaak, zijne vrienden in Zweeden en een geliefd vaderland zo lang te moeten ontbéren. Niet dat ik mij overweldigd voele door het Heimwee [de begeerte naar het vaderland]; maar ik wenschte évenwei de nieuwe regéring, den nieuwen en grooten koning, e.z, v. te III. Deel. P  m REIZE DOOR EUROPA zien en aanwézend te beminnen, eer ik voor de tweede, en misfchien laatite maal der noordfterre den rug keere. Voor het overige kan niemand meer dan ik getroffen zijn door de diepfte erkendnis wegens de groote gunst van zijne komngüjke majcfieit, en de bijzondere genegenheid van het koninglijk kanielaarijkoUégie jégens mij. Ik kan niet anders, dan mij er over verblijden , dat een groot koning en de magtigen des rijks wétenfehappen en vlijt befchermen, en mij waardig agten, om zulke groote oogmerken te volbrengen. Heb de goedheid, van de vertolker mijns harte te zijn, en het offer mijner blakende dankbaarheid vóór den troon néderteleggen» Indien ik er. nog eene béde mogt bijvoegen, zou het deze zijn, dat gij mij den heer kanfelaarijraad van bjerkeen, die mij, eenen onbekenden, zo veel édeltnoedigheid bewézen heeft, wildet aanbevélen, en hem verzoeken , dat het hem gelieve, te bewerken, da': het hoogloflijk koninglijk kanfJaarijkollégie. onder welks bevélen de Zweedfche konfuls liaan, zig verwaardige, cm eenige régels aan den konful te Rouan, in Frankrijk, te laten afgaan, ten einde mijne boekenkist fpoedig naar Stokholm overgezonden moge worden. De heelmeester, de heer oesterdam, zal genoegzaam berigt kunnen geven, waar dezelve ftaat. Zij is voor mij van groot belang, want meest al de fchriften en boeken , welken ik in dén tijd van drie jaaren te Parijs verzameld heb, zijn daarin. Deze zaak ligt mij zeer aan; het hart. Een enkel woord van het kanfelaarijkollégie aan den konful kan all' mijne ongerustheid wegnémen, die onlangs nog zeer vermeerderd is, doordien de heer oesterdam deze kist in zeer onveilige handen gelaten heeft; ik kan aan  EN HET OOSTEN. aip niemand te Rouan dienaangaande fchrijven, wijl ik aan den heer oesterdam , bij zijn vertrek van Parijs naar Zweeden, het daartoebehorendgefchrift, névens den vragtbrief overgegdven heb. Waardfte vriend, bezorg deze zaak met alle trouwheid; ik laat die aan uw gewéten over (*). In den tlaag vetkdren wij alle dagen met den heer diderot. Hij bezit ongelooflijk verre uitgebreide kundigheden, en eene onbefchrijflijke vlugheid van geest, is aangenaam en vriendlijk in de verkéring, en maakt op alles nieuwe en zeldzaame aanmerkingen. Zijne befchrijving der Rushfche keizerin is onvergelijklijk voordélig. Hij heeft hier laaten drukken: Les Plans £f les Statuts des différents Etablisfements or donnés par fa Majesté Imperiale Catharine II. pour Tèducation de la jeunesfe & futiliti générale de fon Empire: écritsen langue Rusfepar Monfieur Betsky, & traduits en Langue Franpoife d'apres les originaux par Monfieur Clerc. Un bon Prince est \femblable a la Divinité, a qui Fon ne peut rien offrir, qui nefasfe partie de fes Bienfaits. h Amfterdam chez Mare Michel Rey, 1775. 2. Tomes, 12°. De heer clerc heeft dit boek aan de Rushfche keizerin opgedragen. Het zal eerst in grasmaand naastkomende in het licht komen, fchoon het reeds gedrukt is. Nu is er eene andere uit- (*) Zédert dien tijd, en nog in dit jaar, is te Rouan behoorlijke naarvraag naar deze kist gedaan, en men doet die nog tégenwoordig ; doch all' de pogingen, door den heer konful lezurier deswégens gedaan, zijn vrugtloos geweest. Den ifa» Maart, Ï780. Aanmerk, van den Uitgivtr. V i  s20 REIZE DOOR EUROPA gaaf van ditzelfde werk in kwarto op de pers, welke van omtrent 400 bladzijden en met 62 koperen plaaten verfierd zal zijn ; op die wijze verfchijnen op eens de groote fchikkingen van die groöte rcgéntcs dubbel. De heer diderot heeft er anders niets aan gedaan, dan dat hij den fchrijfftijl en de drukfeilen verbéterd heeft. Men moet den heer diderot horen, om de pcrfoonhjke hoedanigheden, en tégenwoordigheid van geest, de doorzigten in de regeerkunst, de fchranderheid, de fpraakzaamheid jégens elk, de mildheid en genégenheid der keizerin te léren kennen en bewonderen: elle a les charmes de cleopatre & rame de césAR. [Zij bezit de bekoorlijkheden van rleopatra en de verhéven ziel van césAR.] Hij is fchier dagelijks twee of drie uuren bij de keizerin alleen geweest, al dien tijd in gefprekken met haar doorbrengende, terwijl zij aan de eene zijde van de tafel, en hij aan de andere zijde zat. Zij is zo goedertieren en vriendlijk, dat men vergeet, met een gekroond hoofd in gefprek te zijn: men verbeeld zig, flegts eene fchoone vrouw vóór zig te hebben , met de fcherplte kragt van denken en een ongemeen doordringend verftand begaafd. Zij kent haar wijdüitgefirekt rijk op het nauwkeurigfte, fchoon het grooter is, dan gansch Europa te zamen genomen. Zij belhert haare groote inkomsten met de fchranderste huishoudingskonst; doch, als het zaalte is, van verdiensten te belonen , dan (lelt zij haarer milddadigheid geen paaien. Zo gemeenzaam en vertrouwlijk als zij met enkele perfoonen verkeert, zo ontzagbaar en groot toont zij zig aan deftaatsdienaars, aan het hof en den raad. Zij bedient zig van de fijnfte uitdrukkingen in het Fransch, en men zou fchier  EN HET OOSTEN. «i geloven, dat zij te Verfailles geboren zij. De verhaalen van den heer diderot van deze vorstin zijn verrukkend. Hij deed de reis naar Petersburg, om haare majelieit voor de gunst, aan hem bewézen, te bedanken. Zij kogt zijnen fchoonen voorraad van boeken voor 15,000livres, en fchonk hem denzelven naderhand wéder, op dat hij dien, zo lang hij leefde, zou kunnen gebruiken; en op dat hij het regt mogte hebben, van zig van eene boekerij te bedienen, die haar toebehoorde, maakte zij hem tot haarenv boekbewaarder. Kort daarop zeide zij: hij kan zonder bezolding mijn boekbewaarder niet zijn; gaf hem derhalven eene jaarwedde van 1000 livres: dezen werden ook eenige jaaren gerégeld betaald; maar gedurende den oorlog geraakte hij in vergetélheid. Zij dagt egter naderhand van zelve aan hem, en zeide: het geen men ééns beloofd heeft, moet men nakomen. Ten einde de heer diderot nu vervolgens niet vergéten mogt worden, hetwelk bij dergelijke jaarhjki'che betaling ligtlijk plaats kan hebben, liet zij hem zijne wedde voor vijftig jaaren vooruit betalen. Hierop zond deze grootmoedige vorstin hem op eens 50,000 livres naar Parijs, zodat hij in alles 70,000 livres van haar ten gefchenke bekomen heeft; en misfchien komt ten laatften de boekerij nog daarenboven aan de erfgenaamen, fchoon de heer moicrot maar ééne dogter heeft. Het is der moeite waerd, geleerd te zijn, wanneer men zo beloond word; en indien de gefchenken van zulk eene keizerin , die voor hem als een handgeld moeten aanwzien worden, de kragt hebben, om zijn h sa nog een vijftig jaaren uitterekken, dan word hij een ir„tor ender de toekomende wijsgeeren; want hij is reeds over de zestig jaa,P3  42a REIZE DOOR EUROPA ren oud. Hij kent de regéring, het ftaatsbeftier, de lévenswijze en den ftaat der geleerdheid in Rusland zeer wél: hij heeft van zulk eene groote leermeesteres al wat geleerd. Zij heeft ménigmaal tot hem gezegd: „ ik wil u de waarheid niet verbergen, wijl ik bevonden heb, dat gij dezelve voor mij niet verborgen hebt: ik zal uwe weetgierigheid voldoen, aangezien gij de mijne zo dikmaals voldaan hebt.'' Wanneer de vraag bij geval een ftaatsgeheim of eene ministeriaale zaak betrof, antwoordde de keizerin desniettégenftaande vriendlijk, ten einde hem niet te belédigen of onvergenoegd te maken , bragt egter het gefprek allengs van de zaak af, en kwam tot iet anders, waarüit men kon befluiten, dat de vraag niet omzigtig genoeg was geweest, en dat zij niet wilde noch konde onbewimpeld daarop antwoorden. De heer dioerot verhaalde mij ménige hiertoe behorende anekdote, en veel van zijne gefprekken met deze Noordfche heldin. De Rushfche zéden kent hij zo wél, als iemand die kan kennen, welke de taal des lands niet kent, en niets verders gezien heeft, dan het hof en de groote lieden. Het fpijt hem, dat hij den tijd niet gehad heeft, om de taal te léren; want, dewijl de taaien naar de lévenswijze der volken gevormd worden, zijn dezelven het veiligst rigtfnoer ter beöordéling van derzelver zéden. De fpreekwoorden van een volk zijn eene beknopte befchrijving van deszelfs denkwijze, en léren meer, dan alle andere befchrijvingen en aanmerkingen. de zéden en gebruiken kennen. Een gefprek tusfchen twee of drie perfoonen in de taal des lands, een fcherts, het lachen, zelfs het glindachenen dergeftjken is eene fchildarij der karakters voor degeen, die de taal verftaat, en de  EN HET OOSTEN. 423 kunst bezit, om inenfehen te léren kennen en waarnémen; een ander daarëntégen oordeelt er omtrent éven zo verkeerd over als een doove over de muziek. De heer diderot heeft nu lang op zijnen vriend, den heer grimm, gewast, om met hem naar Parijs te gaan. Deze is onlangs met de beide jonge graaven romanzow.» zoons van den merkwaardigen veldheer, die over de Turkfche légermagt zég.'praalde, en den Grootfultan wetten voorfchreef, hier aangekomen. De graaven blijven te Leiden, om er de letteroefeningen waartenémen. Zij zijn zeer vriendlijk en ver'tandig, en ltrckken in lumne jVnge jaaren den landaart tot wézenlijke e;r: de oudP.e is twee en twintig, de andere twintig jaa.en oud. Zij zijn reeds in dienst van het Rusliaeh hof. De heeren diderot en grimm zullen nu binnen kort r.aar Parijs vertrekken. De keizerin heeft de geheele reiskosten van den eerften betaald: zij liet een rijtuig voor hem maken , waarin hij kon zitten , liggen, flapen e. z. v., liet hem door een' kamerheer verzeilen, die bevél had, om méde te reizen, werwaard de heer diderot wilde, hem aan alle hoven voorteftellen, e. z. v. Maar deze nam den naasten wegnaar 'sllage, daar hij bij den prins galitzin, buitengewoon' Rusfisch' gezant, woent, van wien, gelijk ook van de fchoone prinfes galitzin, hij zeer hoog geiigt wevd. En wie zou anders kunnen, dan hem hoogagten? Hij is zo bevallig en innémend in zijne verkéring, zo lévendig en opgeruimd, en tévens zo onderregtend, heeft zo veele nieuwe gedagten en invallen , dat men niet anders kan, dan hem bewonderen. Maar zo gaem hij fpreekt, wanneer men bij hem komt, zo weinig voordélig toont hij P 3  824 REIZEDOOR EUROPA zig in groote gezelfchappen , en dit is de réden, waarom hij aan allen te Petersburg niet heeft kunnen behagen. Gij zult de oorzaak ligtlijk kunnen ontdekken, waarom deze onvergelijklijke man in zulke gezelfchappen, daar men van modens, van kléderen, van kanten en andere kleinigheden fpreekt, noch aan anderen genoegen kan géven, noch zelf vergenoegd kan zijn: want, daar een weetniet uitblinkt, fph'iét een verftandig man te kort. Voor het overige is de heer diderot ook dichter, en bezit eene fterke verbeeldingski agt. Voltaire heeft van hem gezegd, dat hij toe een'dichter geboren is; maar, dat hij volhrekt een wijsgeer heeft willen worden. Homerus en pindarus kent hij fchier van buiten; en hoe dikmaals hij dezen en anakreon gelézen heeft,. weet hij zelf niet. Hij gaat nooit uit, zonder horatius in klein formaat bij zig te hebben. Hij heeft ons eenigen van zijne gedichten voorgelézen. Eén van dezelven, Eleutheromanie, of Ivresfe de laLiberté, is voortreflijk; hij maakte het bij gelégenheid, dat hij Rol de la Fevewas, doch zijne regéring néderlei, met voorbehouding, dat hij de oorzaak zijner afdanking aan het gezelfchap zou te kennen géven; hetwelk hij door dit gedicht deed, dat nooit gedrukt noch gefchréven, maar, gelijk bij zijne landsgenootèn , de oude Galliërs, alleenlijk in zijne geheugenis bewaard is: zékere aanvallen op dwingelanden zijn ook van dien aart, dat zij niet openlijk bekend gemaakt kunnen , werden. Een ander gedicht op het woeden der zee, die haarë golven aan het fa-and tégen zijn rijtuig hoeg, en ■pos een ander op zijne overvaart over den Dwinaftroom bij Riga, toen het ijs noch brak noch hield, zijn zeer fchooa,  EN HET O OS TE N. 2aj Ik heb hem ccn P.erk verwijt gedaan, dat hij zijne reis niet over Zweeden genomen heeft , om de noordher der koningen te zien, te bewonderen en te beminnen, en zig te overtuigen, dat het Holfteinsch bloed in Zweeden éven zo édel is en waardig om hooggefchat te worden, als in. Rusland. Hij zeide, dat gansch Europa zulks wist, en dat hij zekerlijk zeer gewenscht had, dien monarch op den troon te zien, welken hij te Parijs bijna op zijne kamer , op de vierde verdieping, gezien had. Want zijne majefteit had, te Parijs zijnde, voorgenomen, den heer diderot incognito, als een ander reiziger, te bezoeken, doch werd naderhand, door andere tusfchenkomendeomftandigheden, daar in belet. Diderot vernam dit, nadat onze groote en roemwaardige koning reeds uit Parijs vertrokken was. Maar, zeide hij, hoe zeer ik het wenschte, kon ik egter zijne majcfteit te Stokholm niet opwagten, wijl de tijdvoorbij ging, en mijn verlangen naar mijne vrouw, mijne dogter en mijnen fchoonzoon groot werd: want de heer diderot is niet gewend, zo lang van de zijnen afwézend te zijn. De keizerin heeft van hein daarenboven begeerd, dat hij de geheele Encyclopedie, op nieuw uitgéven , het geen hij nodig oordeelde, veranderen, bijvoegen, en weglaten zoude, en er een nieuw werk van maken. Hij zal dien arbeid nu beginnen, eer bij te oud word. Het is u bekend, welk een bijzonder groot aandeel hij aan de Encyclopedie heeft: de geheele vinding zo wel, als het ontwerp kwam van hem. De heer d'alembert arbeidde met hem te zamen de eerhe zéven deelen af; doch naderhand -werd hij het gefchreeuw der monniken en geestlijken moeP 5  n6 REIZE DOOR EUROPA de, en daarop nam de heer diderot het ganfche werk alleen op zig, fchreef de laathe tien deelen alleen af, bezorgde ook de koperen plaaten tot aft' de deelen, gévende zelf de tékening daartoe. Zékere artikels werden wel door anderen opgeheld, maar niemand durfde het fchier wage;;, zig te noertcn, en zij vertrouwden zig niet, bij dag met hunne papieren bij hem te gaan, maar kwamen des nagts. Aiks, mi van de braste» en handwerken handelt, febreef de heer diderot. Om de nodige kennis daarvaa te krijgen , liet hij das zondags, zomtijds tok op werkdagen, de handwerkslieden bij zig komen, en betaalde hen voor eenen geneden dag arbeidsloon. Om die rédtn weet hij zes of zéven duizend voorden meer, dan elk andere Franschman; want hij keht de ukdrukkingen van alle handwerken , die niemaud, geloof ik , in het hoofd heeft. Hij heeft mij dikmaals gezegd, dat het hem nooit in het gezelfchap van eenen landman, van eenen fchoenlapper, van eenen handwerksman, maar wel vari eenen hoveling, verveeld heeft: want den eenen, voer hij voord, kan ik over nodige en nuttige ziaken ondervragen, maar de andere is gemeenlijk in alles , wat nutrigis, onkundig. De koninglijke akadémie der wétenfehappen werd gehoord, toen zij zag, dat één man de artikels van alle handwerken gefchiéven, en tot hand gebragt had het geen de akadémie in zestig jaaren niet had kunnen verrigten: zij begon nu met ernst de handen aan het werk te •liaan en les Aris et les Metiers uittegéven. En zo was de heer diderot de prikkel des drijvers voor deze geleerde fchaar. Er waren hegts vier boekhandelaars, die dit wuk zamcu drukten, en er omttent twee en een halfmü-  EN HET OOSTEN. lioen aan wonnen; terwijl de heer diderot nauwïijks zijn beitaan had, tot dat hem eindelijk hulp uit het Noorden kwam opdagen. De beste wijze, op welke groote heeren, die lust hebben , om zig wijsbegeerte en wijsheid eigen te maken en een orakel te horen, den heer diderot kunnen léren kennen, en nut van hem trekken, is, op die wijze bij hem te komen, als onze Noordfche salomo willens was. De heer grimm verhaalde mij, dat hij met den prins fertjinand van brunswijk , wiens uitmuntende hoedanigheden en kundigheden gansch Europa bewondert, als een' reizenden Duiticher bij den heer diderot was gegaan; zij fpraken drie uuren met elkander, vonden vergenoegen in elkander, werden vertrouwde vrienden, en de heer diderot vertoonde zig in zijn volle licht. Toen de prins met den heer grimm wilde heen gaan, zeide deze tot den heer diderot : wanneer wilt gij met ons bij * * * gaan, om er 'savondste éten, en den met zo veel verhand begaafden prins van brunswijk te léren kennen? Nooit, antwoordde diderot ; gij weet, ik ga zelden uit de had; en daarbij zeg ik u rondüit: Je n'aimepas vos feigneurs: car ils m'otent le fens commun, ïh ne ttféti dèdomma* gent pas. [Ik bemin uwe heeren niet: want zij benémen mij het gezond verhand, en hellen mij daaromtrent niet fchadeloosj. De heer grimm hernam: zie, hier is de prins. Een ander zou geheel verlégen geraakt zijn; maar de heer diderot , die den prins nu reeds kende en beminde, zeide aanhonds tot den heer grimm: mettez vous aux genoux du prince, demandez lui pardon des fottifes, que vous me faites dire [werp u aan de voeten van  a*8 REIZE DOOR EUROPA ■den prins, en vraag hem vergifnis wégens de ongerijmdheden , die gij mij doet zeggen]. De prins omhelsde hem en verzekerde, dat hij zijné opregtheid en waarheidliefde wist te fchatten e. z. v. Even dus kwam ook de hertog ernst de tweede van Saxen-Gotha verfcheiden maaien, onderden naam van eenen reizenden Zwitzer,bij den heer diderot. Deze vond bij hem zulk een rijp en bedaard wézen, dat hij tégen hem zeide: Jeune homme, retournez lientót en votre pays, pour conferver votre inuocence, ne vous hi is fez pus gater ici [Jongeling, keer eerlang weêr naar uw land, om uwe fchuldeloosheid te bewaren, laat u hier niet bederven.] Op een' ander' tijd, als de prins bij hem kwam, floeg diderot hem op den fchouder, en zeide: zijt gij nog te Parijs ? het zou zeer te bejammeren zijn, indien zulk een jongeling e. z. v. Het gebeurde naderhand , dat de heer diderot in een geleerd gezelfchap was, waarin- iemand binnen kwam en den prins van SaxenGotha aanmeldde. Toen de prins binnen kwam, herkende de heer diderot zijnen jongen Zwitzer, en bad hem om vergéving wégens zijne openhartigheid. De prins ant•woordde: de roem, dien gij mij gegévcn hebt, is de yjejjendlte, dien ik ooit gekrégen heb , zonder door eenen vleijer gegéven te zijn,. Djcii genoeg van den heer diderot. Eéne zaak moet ik er ondertusfehen nog bijvoegen, namelijk, dat hij ia gezelfchappen zeer voorzigtig is, om niet van den godsdienst of andere heilige zaaken te fpréken: juist het tégendeel van het geen men bij zijn eeriïe verblijf in den Haag, toen hij naar Rusland reisde, van hem gezegd heeft. Misr fciüen heeft de reis en de ondervinding hem voorzigtigeï  EN HET OOSTEN. «a» gemaakt. Hij (prak met mij van een zéker geval; dat hem te Petersburg ontmoet was, en den heere /epinus tot weinig eer verftrekt, indien hij zig zó gedragen heeft, als de heer diderot verzökerde. Maar évenwei moet ik mijne anekdoten van dezen man, die ligtlijk nog meer dan een geheel blad papiers zouden befiaan, eindigen. Hetgeen ik tot hiertoe aangehaald heb, dient alleen, om te tonen; met hoe veel onwaarheid en verkeerdheid men in zo ménige nieuwstijding van zijn vertrek uit Petersburg gefproken heeft, als of de keizerin hem niet langer had willen daar houden; want het was juist het tégendeel (*). (") Hier komen nu in dezen brief bijzondere zaaken voor. En dezen zijn ook het onderwerp van éénen der volgende brieven , uit Amfterdam van den ?den van louwmaand 1775, welke egter op het einde dus luid: „ De heer overftelieutenant daiil„ berg, in wiens huis ik dezen brief fchrijf, heeft mij gelast, „ u te groeten. Hij kwam met zijne egtgënoote, in het jaar „ 1771, herwaard naar Amfterdam, en denkt in bloeimaand aan„ ftaande naar Surinamen te kéren. Hij is niet ongenégen, om „ zijne ganfche bezittingen in Amerika te verkopen, ten einde „ in zijn lieve vaderland gerust televen, ener den grooten vader ,, zijns lands op den troon te bewonderen. Het zou goed wé„ zen, indien men in Zweeden de magnétifche kragt en eene zo „ innemende hoedanigheid had, dat men vreemdlingen met hun „ geld in het land kon trekken. Maar het is altoos een voor„ naam gebrek, arm te zijn, en den geenen, die iets meer dan ,, anderen heeft, ja zelfs die iets meer verftaat en weet, te be„ nijden. Hebt gij het fchoon gefchenk gezien, dat de heer „ overftelieutenant aan zijne majefteit gezonden heeft? Het be9, ftaat uit i36 foortcn van kruiden, allen met derzelver bloe-  i$o REIZE DOOR EUROPA men, e. z. v., allegaar uit de landftreek van Surinamen; en, „ hetgeen nog meer is, dien in wijngeest ingelegd: van welke ,, kostbaare-wijze van kruiden te bewaren, de heer dahlberg ongetwijfeld de eerfte uitvinder is, en die zékerlijk weinigen zullen navolgen. Deze verzameling, dit kostbaar en zeldzaam „ herbarium, zal den grooten linnaïus, dien ik u verzoek mij„ ne eerbiedenis te betuigen, een onbefehrijflijk genoegen ver„ wekken. Ik heb altoos gemeend, dat de heer dahlberg reeds ,, voor lang ridder was, wijl hij zijn vaderland ia zijne jeugd „ met zo veel roem gediend , en hetzelve naderhand tot zo „ veel eer geftrekt heeft. ■ Ik wenschte met „ al mijn hart, dat hij eerlang een ordentéken mogt bekomen: „ dit zou het eerfte in de waereld zijn , dat uit Zweeden bij de „ tégenvoeters kwam; en men zou alsdan in de nieuwe waereld ,, de bewijzen der gunst en billijke beloningen zien, die de groo„ te koning gustaaf III. uitdeelt, en die reeds de oude wae„ reld met bewondering vervuld hebben. Op den eerstkomen„ den ordendag word mijne voorzegging gewis vervuld. Pr ment of the eighteenth Century. To wich are prefixcd two Disfertations. I. On the Origine of Romantic Fi&ion in Europe. II. On the Introduction ofLearning into Eng/and By Thomas warton , in 410 Dit is een dik boek¬ deel, en nogthans maar het eerfte deel: de fchrijver ar beid thans aan het tweede. Warton woont te Oxford. Indien ik uwen fmaak wél kenne, geloof ik, dat dit geleerd boek u ongemeen wél zal bevallen. De fchrijver is dezelfde, welke eene zo fchoone uitgaaf van AenTheokritus bezorgd heeft (/). Het werk zelf bevat veel meer dan de titel aankondigt; want de fchrijver handelt niet alleen van den fiaat der dichtkunde in Engelland in de oudfte tijden, maar ook van de gefteldheid der wétenfehappen fchier in gansch Europa. Hij heek ook zelfs ons dierbaar vaderland niet vergéten: hij toont, dat hij in onze gefchiedenis ervaren is, en de beste Italiaanfche, Spaanfche, Franfche, Hoogduitfche en Zweedfche fchrijvers gelézen heeft. Hij loont aan, dat de geleerdheid in de middeneeuwen van de Arabiers naar Europa gekomen is; en van dezen leid hij ook af de gewoonte, van romans te fchrijven, en hij geeft dezelven veel ouder op, dan de kruistogten. In onze Noordfche dichtkunde vind hij veele Oosterfche merktékens. De breedvoerige en voortref- (£) Men vindt er verflagvan in deGaz. Lifter. Tom.LXIII. p. 348. en in the Monthly Rcview 1778. Aug. Sepc, Vol. P p. 289. 417. (/) Men leze den titel dezer uitgave in Sax. Onom. Litt. P. I. p. 9S.,enderecenfien, aldaar, en p. 550. vermeld.  24ö REIZE DOOR EUROPA lijke Verhandelingen zijn zonder tékening der bladzijden1 gedrukt, zo dat men ze niet kan aanhalen, hoe zeer zij het ook verdienen. Zo er één werk in het Zweedsch moet vertaald worden, zo is het dit, ten minden moet er een uittrekzel uit gemaakt worden, en dan zou men de aangehaalde Engelfche vaerzen, als voorbeelden hunner eude poëzij, kunnen weglaten. De fchrijver is één der geleerdfte mannen aan de univerfiteit alhier, welke een groot getal geleerde lieden heeft. Men moet zig over het gröot getal der hierzijnde geleerden niet verwonderen, wijl in deze ftad alleen twintig kollégiën of gymnaficn zijn, van dewelken elk eene bijzondere fchikking, zijnen rektor, zijne voorlézers, zijne médeftanders of Fellows, en zijne ftudenten heeft, die allen, volgens derzelvcn rang, in de kollégiën, welken groote paleizen zijn, hunne woning en verblijf hebben. Daarenboven zijn hier groote beloningen, en zelfs zonder dat men gehouden is, iets te doen. AH' de Fellows in de kollégiën hebben aanzienlijke jaarwedden, die egter ongelijk zijn: zommigen bedragen jaarlijks 200 pond iterling , zijnde omtrent 2200 Hollandfchc gulden: en hier voor bedient de Fellow geen openbaar ampt, maar oefent zig en arbeid naar wélgevallen in ftilte. Daarbij heeft een Fellow vrijheid, om te gaan en te reizen, werwaard hij wil, mids dat hij zig flegts eens of tweemaal in het jaar bij het kollégie vermeld, wanneer hij er niet in perfoon is. Het getal van zulke Fellows is aanmerklijk. Verders zijn er verfcheiden aanzienlijke wedden voor de ftudenten. De voorlézers, of, gelijk zij, hier, ook genoemd worden, Tutvrs, in elk kollégie hebben goede bezoldingen, terwijl  EN HET OOSTEN. 247 zij daarenboven door hunne toehoorders betaald worden. Ai verder: de openbaare hoogleeraars aan de univerfiteit zijn niet verpligt. noch om openbaare, noch om bijzon* dere kollégiën te houden; veelen houden ze ook nooit. Zij hebben hunne aanzienlijke wedden, en zijn nog daarenboven of Fellows in het een of ander kollégie, of kanunniken eener kerk, en daar voor doen zij niets. Maar als zij een goed boek fchrijven , laat de univerfiteit hetzelve drukken op openlijke kosten, die van aanzienlijke, daartoe beftemde, middelen goed gemaakt worden, en geeft den fchrijver dan nog een gefchenk van 300 tot 400 pond fterling. Men vind, hier, de openbaare lesfen zo nodig niet, wijl de Tutors, in elk kollégie, hunnen kweeklingen lesfen géven. Ik ken er éénen, die in het jaar 173S hoogleraar geworden, en voor een jaar overléden is, doch nooit één uur kollégie gehouden, noch iemand in het openhaar onderwézen heeft, hoe geleerd hij ook geweest is, en fchoon zijne jaarlijkfche inkomsten omtrent 6 of 700 pond fterling bedroegen. Ja zelfs, wanneer iemand openbaare lesfen wilde géven, zou hij den naijver der anderen gaande maken. Dit hebben zij mij zeiven gezegd. Daar is er nogthans, die openbaare kollégiën moeten houden , als over de fterre-, kruid-, dicht- en meetkunde: doch zbmmigen houden maar één kollégie in eiken kpllégietijd; en op deze wijze zijn de Le&iones de Poëjï facra He'r/aorum van lowth gehouden, gelijk ik zulks ook van keils Lectiones Aftronomtca et Pkyjté egter terwijl hij zig als een vlugteling in Egipte, en wel in een klooster te Alexandrië ophield, omtrent het jaar 617, vergeléken; hij bediende zig van all' de tékens van oricenes , ctsterisci, obeli, lemnisci, hypokmnisci, welken men alle in het handfehrift van ridley vind, en die méde gedrukt zullen worden. Deze vlijtige bisfchop had in de boekerij te Alexandrië, daar hij eene ménigte van de beste handfchriften vond, gelégenheid om te arbeiden. Ik heb ook meer dan ééne réden , om te geloven, dat dit dézelfde thomas van heeaklea is, die in dezelfde plaats eene Syrifche overzetting van het oude testament naar de Hexapla en Tetrapla van oiuoenes uitgegéven heeft. Ik vond hiervan in de Ambrohfche boekerij te Milaan een éven zo onbekend als zeldzaam handfehrift, dat mogelijk  EN HET OOSTEN. 263 het eenige in Europa, en van een Egiptisch klooster gekogt is. Ik hield mij veel bézig met hetzelve, en maakte zowel uittrekzels daarvan, als aanmerkingen daarover. Mij haat voor, dat ik u weleer uit Italiëneen woord daarvan gerept heb (*), en ik geloof, dat dit de eerfte reis is geweest, dat van dit voortreflijk handfehrift melding gemaakt is: want te voren is liet daar van niemand, behalven van éénen der boekbewaarders, den heer brancas, •ontdekt. Het verwondert mij zeer, dat noch mabielon, noch montfaucon, toen zij daar waren, hetzelve niet opgemerkt hebben, ja, dat niet eens te Rome iemand daarvan wist, toen onlangs de profeet DANiëL in het Griekschnaar óeTetrapIa van origenes uitgegéven werd, waarvan naderhand de heer MtoHAëns, die met vermaak eenige bladen met anekdoten hiervan gevuld zou hebben, indien het hem maar bekend was geweest, eene bétere uitgaaf gereed maakte. Masius gaf voor 200 jaaren, te Antwerpen, het boek van josua naar een handfehrift van de Hexapla van origenes uit, maar niemand weet, waar het naderhand gebléven is. Ik en veele anderen hebben het, tot hiertoe, vergeefsch, nagefpeurd: maar dat Milaneesch handfehrift is juist het tweede deel, dat masius niet kende: hij bezat alleenlijk het eerfte deel van den bijbel. Doch ik ben met opzigt tot dit handfehrift op eens tamelijk breedvoerig geworden, en dat uit hoofde, om dat het hier bij den bisfchop lowtii, doktor kennicott, profesfor white en anderen eene zeer groote opmerkzaamheid gebaard heeft. Ik kon dezen mannen niet weigeren, (*) Zie den 42»^ brief, bl. 275, van het II. deel.  a64 REIZE DOOR EUROPA hun de berigten er van te géven, die zij van mij begeerden: want de heer BRUN8 heeft dezen Codex niet gezien^ toen hij te Milaan was,.doordien hij grooten haast had en zig zeer moest fpoeden. Edoch, om weêr tot het Syrisch testament van philoxenus te komen, zo verwagt men van hetzelve de beste ophelderingen zo wel met opzigt tot den zin der woorden, als de verfchillende lézingen, wijl deze overzetting met zo groote, ja ik kan zeggen, beuzelagtige (pedantlclie) nauwkeurigheid gemaakt is. De beer wm te had reeds voor eenigen tijd beloofd , dezelve in het licht te géven, doch er zijn hem verhinderingen in den weg gekomen. Zédert dat ik te Oxford ben, en de eer heb, één van zijne vertrouwdhe vrienden te zijn geworden, is het mijne eerlle zorg geweest, de uitgaaf van dit werk, hetwelk zo lang met drift begeerd is, doortedrijven. Hij heeft mijnen raad, van het handfehrift getrouw, zonder andere aantekeningen, dan eene Latijnlche overzetting, ahedrukken-, gevolgd. Eén blad is reeds gedrukt, het welk reeds een goed begin is: het word een fchoone druk in kwarto. Verder heb ik hier de Aiabifche overzetting van den Samaritaanfchen Pentateuchus aanbevolen , van dewelke ik in eenen brief (*) aan vader fa* BtllCY, te Rome, gefchréven, en dien gij in uwe geleerde tijdingen, zo onverdiend, hebt willen prijzen, gefproken heb. Een bekwaam Itudent, de heer eukrington , leerling van den heer wikte, heeft beloofd, dezelve te laten drukken. Uit de bekendmaking van deze overzetting kan ik der oordeelkunde cn bijbclfche letterkunde veel aanwas (*) Zie den aoaen btief van het eerde dcek  E N H ET O O S T E N. S65 was beloven; want niemand heeft juoses béter vertolkt«• dan déze. Nu üa ik ook nog met mijnen Arabier jusop'm schahin in onderhandeling, om hem op kosten van dag heer profesfor white, die hem, uit zijne eigen beursy jaarlijks 100 guinjes wil géven, (een aanzienlijk inkomen voor eenen ongelukkigen vlugtcnde Maroniet) van Parijs herwaard te doen komen. Don bertereau , wien ik hem, roen ik, in 1770, Parijs veriiet, aanbeval, en die hem, zédert dien tijd, gebruikt heeft bij dc verzameling van all' de Arabifche fchrijvers, die van de kruïstogten fpréken, waarvan hij eene vollédigc gefchiedenis in verfcheiden deelen, als een aanhangzei_tpt.de Scriptores rarum Francicarum, denkt in het licht te géven, is er juist niet zeer over voldaan, dat ik dezen Arabier uit Parijs naar Engelland wil trekken. Maar ik heb de neiging van mijn hart gevolgd, daar het mij een vermaak is, iets tot het geluk van eenen beklageuswaardigen te kunnen toebrengen. Want te Parijs heeft hij nauwïijks een derde van het geen hij hier bekomt,: daarbij komt hij dan nader bij het Noorden, en ik beloof mij zjer fchoone affchriften uit de hpdtéyfcbe boekerij. De heer profesfor white , die het édjüte hart bezit, wil zijne vrienden hierdoor eenen dienst doen, en daarenboven door den bijhand van zulk eenen goeden en wél beloonden handfekretaris verfcheiden uhgezogte handfchriften door den druk gemeen maken, ik hoop, dat de zaak zal tot hand komen; ik heb veele goede vrienden te Parijs opgemaakt, om het hunne daaraan, toetebrengen. En is in de daad Oxford niet de beste plaats in de waereld, als het op de uitgaaf van boekeu aankomt? Wie kent niet de pragtige boekdrukkerij néyens hziTheatrum DL Deel. S  266 REIZE DOOR EUROPA SheJdonianum? Her gewigtigfte ondcrtusfcken, het welk nogthans mogelijk zo bekend niet zal wézen, is, dat men hier aanzienlijke middelen heeft, die enkel tot het drukken van boeken befteed worden; en wanneer een boek van waarde is, krijgt de fchrijver, ja zelfs, die fiegts de uitgéver van een handfehrift is, een gefchenk van twee tot drie honderd pond, en nog daarboven aanbevéüngen tot groote prebenden en inkomsten. Zie, hoe groot de aanmoediging is, om, op zulk eene gemaklijke wijze, zig tévens bekend te maken, eenen naam te verkrijgen, en rijkte worden; waartégen men op andere plaatzen de boekdrukkers, die gemeenlijk de bloedzuigers der fchrijvers zijn, bidden en bédelagtig fméken moet; en fchier overal op mijne reizen heb ik de fchrijvers arm en de boekverkopers rijk gevonden. De zanggodinnen wonen hier te Oxford ook veel béter, dan gij u zoud kunnen veibeelden. In mijnen vorigen brief heb ik gemeld ,■ hoe veele pragtige kollégiën hier zijn. Verfcheiden van dezelven hebben fchoone diergaarten en perken met herten in de ftad zelve, en allen hebben fraaije tuinen en heerlijke wandelvvégen. Tégenwoordig word een groote fterretoren gebouwd, die bezwaarlijk zijns gelijken zal hebben. Het modél is daartoe genomen van den tempel der agt winden te Athenen. Dezelve is bijna voltooid , en maakt eene treflijke vertoning. Er zijn ook fchoone gereedfehappen en werktuigen: onder anderen heeft de hertog van mar.lbour.gh den merkwaardigen verrekijker van short, zijnde 12 voet lang, daaraan verëerd, van denwclkcn maar drie ftuks gemaakt zijn. Ik zal welëer, van Marfeille, melding van denzelven gemaakt hebben,  EN HET O O S T E N. tG? alwaar ik er éénen van zag: de derde, welke voor den koning van Spanje gefchikt was, is nog te Kadix, zegt men, en nooit opgefteld. De vierde gelooft men, zo men mij gezegd heeft, is te Londen bij den zoon van short. Weinigen wéten van dien te Marfeille, welken eertijds de daarzijnde Jefutten in bezit hadden. Profesfor hornsby woont reeds op den nieuwen fterretoren: hij is een vriendlijk en geleerd man, en beroemd wégens zijne waarné.ningen. Profesfor lichtenberg uit Göttingen heeft mij gezegd, dat hij geen grooter waarnémer in perfoon gekend heeft; oudertusfehen beweert hij van den ridder wargentin te Stokholm, dat hij met niemand kan vergeléken worden: dien roem heeft hij overal, waar ik geweest: ben. Voor dat ik évenwei mijnen brief fluite, zal ik u eene ftaatkundige, en wel Zweeden betreffende, anekdote médedélen. Wat denkt gij wel ? in de Bodleyfche boekerij vond ik de geheele briefwisfeling tusfchen kar-el magnus wasenberg, toen Zweedfchen refident te Londen, en den heer rijksraad graave gyllenborg, omtrent het jaar 1740 e. z. v., alles zeer wél gefchréven, en de geheime fchrijftékens in het Zweedsch verklaard, in vijf groote deelen in folio. De heer baron rudbeck heeft deze brieven vlijtig gelézen, om zig aan kanfelaarijzaakeu te gewennen. Het is ondertusfehen bedenklijk, dat zulke (laats, geheimen in vreemde, handen gekomen zijn. De boekbewaarder verhaalt, dat zij door doktor rawlinson , die ze voor meer dan dertig jaaren op eene openbaare verkoping te Londen gekogt heeft, gefchonken zijn. De listige walpole , welke toen eerhe haatsdienaar in Engelland 2 a  •268 REIZE DOOR EUROPA was, zal waarféhjjulijk middel hebben wéten te vinden $ om op deze wijze kennis te bekomen vaa het geen de eerfte ftaatsdienaar in Zweeden, in de netelige gefteldheid van dien tijd, en gedurende den oorlog met Rusland gedaan heeft. Maar welke Zweed heeft zig daartoe laten gebruiken? De hand van dengeencn, die het gedaan heeft, is béter, dan zijn hart geweest; want het is alles zeer net en fraai gefchréven, juist zo als dat, hetwelk men kanftlaarijfchrift noemt. Doch, daar ik van fraai gefchréven papieren fpreek, mag ik niet nalaten, u te verhalen, dat, tot mijn groot genoegen, doktor kennicott mij cn anderen verzékerd heeft, dat onder de groote mémgie der gecollationeerde handfchriften, hem toegezonden, dat, welk hij van den heer profesfor aurivixliüs , te Upfal, bekomen heeft, het fraaist cn zuiverst gefchré\en is. Het gelijkt volkomen in koper gegraveerd ,■ en geen affchrijverkan hetllebreeuwscb fraaijer fchrijven. Doktor kennicott is op dit Noordsch gefchrift zeer trots, en bewaart het tot eene behendige gedagten is". Ik zal mijnen brief met den heer swintön eindigen. Deze man is, gelijk men weet, beroemd wégens zijne gefchriften, de oude, inzonderheid de Phenicifche, mun-. ten en opfchriften betreffendecn die in de Engehche. Tramaclions te vinden zijn. Hij is tégenwoordig zeer oud, doch vlug en opgewekt van geest, liehalven van de évengemelde , is hij ook de fchrijver van verfcheiden gefchiedkundige fchriften, en heeft veel deel aan- de hédendaagfehe . historie, welke in Engelland het eerst is uitgekomen. Want hij 'heeft le gefchiedenis uerIvartha£crsr>Numidicrs1  EN HET OOSTEN. 269 ■Mauritaanen, Getulen, Garamanten, Mclanogetulen, Nigritiers, Ethiopiers, bewoners der Syrifche gewesten, Tartaaren, Iudiaanen, Chineefen, Arabiers, ümbriers en Iletrusken, doch uit de laater tijden de gefchiedenis der Kalifen e. z. v. gefchréven. Het is zéker, dat alies niet éven wél kan gelakt zijn; maar de man is zeer arbeidzaam. Ik blijve e. z* v. Naschrift. Ik heb vergéten , u te berigten, dat in de Oxfordfche boekdrukkerij onlangs een zeer goed Koptisch woordenboek, van den bekenden la croze, uitgekomen is. Tot hier toe was het alleen in handfehrift voorhanden geweest; maar nu heeft de heer woide, die thans ook eene Koptifche fpraakkunst laat drukken, hetzelve verbéterd, vermeerderd en ter drukpers bezorgd. De heer woide is een geleerd en braaf man, geboortig uit Poolen, hofprédïker bij de Hollandfche kerk, en daarenboven eener Duitfche hervormde gemeente te Londen. In het Koptisch is hij wel zo ver, als jablonsry. Hij heeft eene geleerde reis naar Parijs gedaan, er verfcheiden Koptifche handfchriften, gelijk ook de voorzegging van henoch, in hetEthiopisch, door den Schot, den heer b&oc.e , naar Europa gebragt, afgefchréven. Lord north is de bevorderaar van woide. Hij denkt binnen kort eene reis naar Romen te ondernémen, werwaard ik • hem ook goede brieven van aanbevéling aan onze vrieiz. den gegéven heb.  vjp REIZE DOOR EUROPA VIER EN ZESTIGSTE BRIEF. Groote geleerdheid van den bisfchop Lowth. Deszelft nieuwe vertaling van jfefaia. Van zijnen zoon, eenen Lattjnfchen dichter. Buitengewoone kundig' heden van den heer Jones. —— Akadèmifche congregatie te Oxford. Van Newtons boekerij. Berigten van Bristol. Van den bisfchop Warburton. —- Van den heer Wheeïes en van den heer Glasfe. Oxford, den a^Jlcn Oclober, 177$. J _H_k kan het aangenaam Oxford niet verlaten, voor dat ik u een gewigtig nieuws medegedeeld heb, betreffende den waardigen bisfchop van hetzelve, den geleerden heer rober.t lowtii, die eenige Engeifche mijlen van de flad woont, en alleen als meester der vtije konsten, doch verders niet, met dc univerfiteit te doen heeft. Hij heeft onlangs eene nieuwe uitgaaf bezorgd van zijne Sacra Poefs Hebrceorum, waarvan het hem behaagd;heeft, mij een exemplaar te vereren. Voor het overige heeft hij den geheelen druk ten eeuwigen dage aan de univerfiteit gefchonken , zo dat geen ander in gansch Engelland dat werk mag laten drukken. Doch het geen ik van dezen geleerden bisfchop in het bijzonder wilde verhalen, is, dat hij zédert verfcheiden jaaren aan eene niéuwe overzetting van den profeet jesaia , in het Engelsen, arbeid. Hij verdeelt iet ganfche boek in halve of doorgefnéden vaerzen, naar  EN HET OOSTEN. sfi de wijze van vaerzen, waarin , naar zijne mening, de profeet zelf zijne godfpraaken gefchréven heeft, gelijk die in de Pfahnen van david en andere boeken; want deze foort van vaerzen heeft hij ook in deze voorzegging aangetroffen. De overzetting zelve heeft hij reeds ten einde gebragt, en nu arbeid hij aan Ietter- en oordeelkundige aanmerkingen, waarin hij den zin en hoe de woorden moeten verdaan worden, met aantoning der gronden zijner verklaring, uitlegt. Hij fchrijft egter geen verklaring over dezen profeet, ook geen godgeleerde of zinnebeeldige verklaringen: daar heeft men genoeg van, en, misfchien, meer, dan men begeert, bij campegios vitkinga , die zomwijlen in een gezigte zeer duidelijk ontdekte, het geen de profeet, naar ik geloof, zelf nauwïijks tevoren gezien had. De heer bisfchop vind jesaia zeer moeilijk, zowel ten aanzien der afgetrokken voorftelïingen, als der overgefprongen en verplaathe woorden, nevens andere fchrijffbuten der ahchrijvers. Hij heeft in jesaia wel vijftig woorden gevonden, die, tot groot nadeel der plaatzen, daar zij behoorden, uitgelaten zijn, en die hij uit de overzetting der zeventig vertolkers eu andere oude overzettingen , zomwijlen ook uit Hebrecuwfche handfchriften, weêr ingevuld heeft. De verfehillendelézingen, door den heer kennicott verzameld, hebben dus ook nog dit bijzonder nut, dat de zogenoemde overzetting der zéventig vertolkers , die men tot hiertoe, en web om dat zij met den gedrukren Hebreeuwfchen tekst te weinig overeenftemt, zo zeer berispt heeft, thans nieuw gezag en zékerheid verkrijgt, wijl.men juist dezelfde lézingen in Hebreeuwfche handfchriften vind; hetwelk ten--bewijze S 4.  t7z REIZE DOOR EUROPA dient, dat de zéventig vertolkers zulk een woord niet op eigen gezag ter neêr gefield, maar toen in hunne txemplaarendes bijbels gevonden hebben, liet getal van zulke varianten bij de zéventig vertolkers, die men thans in de Hebreen wfchc handfchriften vind, is juist wel niet groot; want de codices zijn te nieuw, dat is, van den tijd van de zéventig vertolkers te verre verwijderd, en te nabij het tijdperk der boekdrukkerij; maar van de weinigen , die voor handen zijn, kan men tot de overigen een belluit maken, voornaamlijk, wanneer de zin zulks zeer duider lijk gebied. Men zal nog wel een' tijd lang moeten wagten, eerde gedichten van den profeet uitkomen; de lord bisfchop kan mij den tijd niet met zékerheid bepalen ; maar dit weet ik, dat het een zeer voortreflijk werk word (g). Wat kan men zig njet beloven van eenen man, die zulk eenen goeden fmaak bezit, welke door het lézen van Griekfche, Latijnfche, Italiaanfche, Franfche, Engelfche en Duitfche dichters veredeld, en in de heilige dichtkunde der Hebreen zo geoefend is? Deze geleerde man is in zijne houding en verkéring zcerbevallig, vriendelijk en beleefd, heeft veel gereisd, bezit een goed verltaiid, eenen goeden fmaak, een goed hart en veel befcheidenheid. Voor eenige jaaren was hij zo ziek, dat elk hem had opgegdvcn; maar tot een bijzonder geluk der geleerde waereld werd bij den kaakeu des doods ontrukt. Het is bekend, dat de heer MiciiAëus hem voor eenige («j-christi- boekerij te Oxford bewaard worden. Te Cambridge worden ook nog handfchriften van hem gevonden. Voor  EN HET OÖSTE N. a&t Voor eenigen tijd déden wij een fpeelreisje naar Balk, hetwelk men voor de fchoonhe had eri landhreek in En» gehand houd. Profesfor lichtenberg uit Göttingen was in ons gezelfchap. De befchrijving van Bath gedrukt zijnde , zal ik mij daarméde niet ophouden. Er zijn aldaar in de daad verfcheiden fraaije plaatzeii en gebouwen; de hraaten zijn , éven als te Londen, met groote, breede en verhoogde wégen voor de voetgangers voorzien. Men vind er zo wel warme als koude baden, die niet minder van armen dan van rijken in groote ménigte bezogt worden. Het is er zeer duur; doch dat is het overal in Engelland. Vervolgens reisden wij naar Brhtol. Deze had drijft grooten en aanzienlijken koophandel. Schier al de inwoners zijn voor de volkplantingen en tégen het ministerij. Zij klagen, dat hun handel bij de tégenwoordige onlusten ongemeen veel lijd. Wij troffen er verfcheiden Zweedfche fchépen aan; de fchippers klaagden, dat het Zweedsch ijzer tégenwoordig weinig in prijs was, doordien het Rushfche béter koop verkogt werd. Wij zagen uit een Rusfisch vaartuig het ijzer losfen, eiï overeen Zweedsch fchip dragen, dat insgelijks met ijzer geladen en nader bij de losplaats lag. Op dit Zweedsch fchip zagen wij eenen beir, die zo tam was, dat hij met een varken fpcelde,. en geheel los onder de menfehen liep: eene Vertoning, éie gansch niet gewoon is. In deze had is een geleerde bisfchop, [thomas] newton genoemd, die over de voorzeggingen (7), als méde aanmerkingen op miltons (7) Dit werk is, in twee deelen, in quarto, in het NederPutsch, uitgegéven, te Amft, 176$. til. Deel, T  e32 reize door europa radijs verloren, gefchreven heeft: hij behoort egter niet tot het geflagt van Sir isaak newton. Te Bristol vonden wij veele Zweedfche zeelieden, die weggelopen waren. Van dezelven vonden wij er ook veelen te Londen, en overal in Holland, en wel in aanzienlijke en misfchien ongelooflijke menigte. Ik heb de oorzaakert, die hen daartoe hebben kunnen bewégen, op het nauwkeurigst onderzogt; doch ik zou te breedvoerig moeten zijn, om dezelven hier te ontléden, en mogelijk zou het ook nadélig zijn, de nadelige oorzaaken te befchrijven; want zelden verbétert men iets door fchrijven. Onze voorléden tijden gelijken die, van dewelken titus livios zegt: donec ad hese tempora peruentum est, quibus nee vitia nojlra, nee remedia pati posfumus [in welken men noch zijne ondeug. den, noch de geneezing derzelve verdragen kan ] Van Bristol reisden wij naar Glocester. Op dezen we^ heeft men onbefc.rijflijk heerlijke gezigten: fchépen op de Saverne, den grootflen vloed in Engelland, weiden, diergaarten, wouden, tuinen, voortreflijk bebouwde velden e. z. v. maken deze ftreek tot een aardsch paradijs. Te Glocester woont de beroemde bisfchop warburton , die the divine Legation of Mo fes [de godlijke zending van Mozes 00] gefchréven heeft. Hij is nu zeer oud en zwak, en zal het beloofde groote werk, waarvan nog maar éé;i deel gefchréven is, denklijk niet kunnen voleindigen. Hij heeft ook andere boeken gefchréven; één van dezelven , dat van de verbindnis tusfchen de kerk en den ftaat (V) 00 E>'c werk IS °°k> 'iet Nederduitsch, in vijf deelen, zes ftukken , 'm octavo, te Amfterdam uitgegéven, 1761 177!. (v~) Disfcrtations fur runion de la religion, de la Moralet  EN HET O O S T E N. sg3 handelt, is zeer merkwaardig: hij bewijst daarin , dat de kerk wel zonder (laat, maar de ftaat niet zonder kerk, kan beftaan; het werd gefchréven bij gelégenheid, dat de vraag geopperd werd, of de bisfchoppen met regt zitting in het parlement hadden, of niet ? Glocester is eene tamelijk groote had, en heeft veele vriendelijke inwoners. Het ontbreekt hier ook niet aan geleerde lieden bij de univerfiteit of het gymnafium, dat men hier heeft, hetwelk, éven als de domkerk, eene zeer goede boekerij heeft. Wij bezigtigden hier de fpeldenfabriek: twee ellendige blinde paerden verrigten hier zo veel als anders twintig perfoonen ; dienvolgens winnen deze paerden den meester dagelijks één pond of 20 fchellingen uit; want elk perfoon zou dagelijks één fchelling moeten hebben. Het is aartig om te zien, hoe de knop gemaakt en vaardiglijk op de fpeld gezet word. Eene fpeld gaat wel door zestien handen, na dat men met eenen koperdraad begint, en er eene fpeld van maakt; maar wil men rékenen van den tijd af, dat het metaal uit de aarde gehaald word, dan zijn het wel dertig handen, door dewelken het metaal gaat, eer er eene fpeld uit kan gemaakt worden (V). et de la Polltique, tirèes cfun ouvrage de m. warburtön , & Londrcs, 2. tomes, in 8v», 1742. Hij heeft ook nog' een boek gefchréven, om de waarheid des Christen Godsdienst te bewijzen uit den ondernomen doch door wonderwerk (gelijk hij beweert) geftoorden tempelbouw van keizer Juliaan te Jeruüalem ; in het Hoogduitsch vertaald, uitgegeven te Gotha, *755- 8?ff. (w) Zie A». smith Enquiry int» the Nature and Cay/es of  «84 REIZE DOOR EUROPA Toen wij van deze reis weer te Oxford kwamen , had de kollégictijd zijn begin genomen, en ah' de kollégiën waren vol hudérenden. Hoe groot het getal der tégenwoordig aanwézenden is, kan men niet met zékerheid zeggen; doch als zij allen tégenwoordig waren, zouden zij, gelijk men uitgerékend heeft, omtrent 3000 bechagen. Men moet wéten, dat de Bodleyfche boekerij altijd, zelfs tusfchen de kollégietijden, open is; hetzelfde heeft plaats omtrent het Britsch Muféum te Londen. Dit is eene voortrehijke fchikking, die in alle wélgerégelde landen in agt genomen word: het heeft eene vrij barbaarfche gedaante, wanneer de tempel van de godin der wijsheid op zékere tijden gefloteu word, om, als ware het, met haaren kleinen voorraad fpaarzaam huis te houden. Wij hadden het genoegen, den hoogleeraar wheeler. een kollégie over de dichtkunde te horen houden. Hij heeft thans dezelfde hoogleeraarsplaats, welke de bisfchop lowth te voren bekleedde. Hij is één der geleerdfte mannen te Oxford, fchoon hij niets heeft laten drukken: hij is in de kritijk, en in de Griekfche, Hebreeuwfche en Syrifche taaien wél ervaren, en fpreekt fraai Latijn. Hij is ook een vriendelijk man; zijn gezelfchap is leerzaam; hij bezit veel befcheidenheid, is rijk, en heeft een goed hart: hoedanigheden , die men in eenen hoogleeraar zelden bij eikanderen vind. Onlangs was hier eene groote congregatie. De univerfiteit vergaf in dezelve een groot fiipendium of beneficium van 300 pond herl. 'sjaars. Ah' de doktoren en magisters the wealth of'Nations., Vol. I. p.... Gazette litter. T. CIV. p. 215.  EN HET OOSTEN. e8$ verzamelden zig uit de provinciën, om hunne ftemmen te géven. Elk hunner lei bij deze gelégenheid eenen eed af, dat hij zijne ftem den waardigften wilde géven. Hieruit ziet gij, dat een magister of doktor, hij mag te Londen wonen of op het land, en welke bediening hij ook bekleed, daarom niet nalaat, wanneer het hem behaagt, aan de akadémifcheregéring deel te némen,bij aldienhij flegts de reis naar Oxford wil doen. Dit gefchied gemeenlijk ook in de gewigtigfte voorvallen, wanneer er zaaken van meer belang voorkomen. Nu eindig ik mijne berigten van Oxford. Doch eerst moet ik eenen jongen ftudent, die 14 jaaren oud is, en george hsnry glasse heet, roemen. Wij hebben eerst kortlings kennis met hem gemaakt. Hij verftaat het Hebreeuwsch, Grieksch, Latijn, Italiaansch en Fransch zeer wél; heeft verfcheiden Engelfche gebéden zeer wél m het Hebreeuwschen Italiaansch overgezet; leest homerus en euripides en anderen vaardig en met verftand; is thans bézig met eene overzetting van het boek Job. Ik heb hem, geraden, zig ten eerften op de Oosterfche dialecten toeteleggen, om job behoorlijk te kunnen verftaan; ik heb hem ook aan mijnen vriend, den heer white , profesfor in het Arabisch, aanbevolen. Deze heer glasse belooft veei voor het toekomende; is daarenboven vlug en bevallig, en de eenige zoon eens doktors op het land, die jong» heden in zijn huis heeft, aan welken hij onderwijs en opvoeding geeft. Hier méde verlaat ik nu het aangenaam Oxford, dat men met regt eene kollégieftad, en Minerva's verblijf kan noemen, daar zij zeer wél woont,eindige mijnen brief, en blijve e. z. v. T i  286 REIZE DOOR EUROPA VIJF EN ZESTIGSTE BRIEF. Viering van den geboortedag van Gustaaf den derden on- der de Zweeden te Londen. Van den heer Hell- fledt, een'' Zweed en geleerd'' koopman. ■ ■ Bijzonder lot van den heer Springer. Konstig borduurwerk van Jufvrouw Gahn. Moeilijk ampt van den Zweedfchen prédiker te Londen. _— Van den jongen graave Brahe, zijne reizen en hoedanigheden. Van zijne reisgenooten Gyldenflolpe en Wetterqwist Van den heer K'dmpe — enden heerAcrell. Des fchrijvers affcheid van zijnen reisgezel, den baron Rudbeck. — Van de heeren Barfot, Stdlberg en Schuiten. — Naamlijst der Zweedfche médeléden van het genootfchap der oudheden. —— Van den Zweedfchen fchilder Martin. — Van Gustaaf Brander en den konful Hackfen. Berigt van Simfons Opera reliqua. Verdienstenvan lord Stanhope aan de geleerdheid. Van Johan Richardfon. \ Van de heeren Forster, vader en zoon. —— Van den ridder dPEon, den heer Morand— en Bourbon— Busfet Van denprins Peter van Holflein. Noordfche reizen van Ne- grt. Van het hljbehverk van Kennicott. Van Newtons werken. Millers koperen plaaten tot het natuurflelzel van Linnaus. Zweedfche médeléden van de koninglijke Engelfche maatfchappij der wétenfehappen. —— Brieven van Collin ever de Amerikaanfche onlusten. —— Nieuw uitgekomen uittrekzel uit  EN HET OOSTEN. 287 de E'igelfche gefchiedenis. —— Des fchrijvers vertrek tiaar Turkije. Londen, den aoflen Februari;, 1776. w ij hebben het geluk gehad, den koning george III., op den 26ten van wijnmaand, toen het parlement op nieuw vergaderde, eene aanfpraak van den troon te horen doen. (Wij vertrokken namelijk den 25a1,11 van Oxford, zeer bedroefd over de fcheiding van zo veele goe* de vriendeu.) De koning fpreekt met veel kragt en nadruk , en was zelf zo getroffen, dat hij bijna traanen geftort had, toen de Amerikafche onlusten befcbréveu werden. Wij hadden onze plaats digt bij den troon, zo dat wij alles konden zien en horen. Wij ontmoetten daar den heer graave taube, ridder der zwaerdörden en overften inHanoverfchen dienst; hij was met de Hanoverfche troepen, die naar Gibraltar en Port-Mahon beftemd zijn, herwaard overgekomen: bij is een zeer vriendelijk heer. Maar wilt gij wéten (k), hoe veel Zweeden den geboortedag van den koning gustaaf den grooten, hier te Londen, gevierd hebben, zo kan ik u melden, dat wij met ons zestien bij eikanderen waren: een grooter getal landsgenooten aan ééne tafel, dan men op reis pleegt aantetreffen. De heer claes grill, die onlangs als Engelsman genaturalizeerd was, gaf eenen grooten maaltijd; en wijl onoverwinlijke hinderpaalen, die den 24tten van louwmaand invieleu, het vieren van dit feest niet voor den (*) Ik niet. \  aSS REIZE DOOR EUROPA veroorloofden, vergaderden wij in London-Tav&m, de grootfte herberg te London, en werden daar door den heer grill zo wel des middags als des avonds pragtig onthaald. Zie hier de naamen der geenen, die tegenwoordig waren, in dezelfde orde, zo als wij aan tafel zaten: de heer graat magnus frederik. brahë, de heer baron karel frederik rudbeck , de heer luitenant olofwetteuqwist, de heer prédjker aaronmatiiesius, de heer fekretaris karel lodewjjk KaaiPE,de heer claes grill, de heer gezantfehapsfekretaris en chargé d'afaires peter, otto von asp , de heer karel lindegren de jonge, de heer kapitein en ridder eduard gyldenstolpe, de heer feheepsbouwmeester isaak olof acrel , de heer christoph springer, de heer hans arwidson, jacob jonas BjöRNSTiiHL, de heer daniel solander, de heer joiin chambers , de heer karel lindegren. Eerst dronken wij de gezondheid van zijne majeheit den koning gustaaf III., wiens geboortedag, voor het Zweedfche rijk en voor eiken Zweed zo gelukkig, wij met de blakendfte en onderworpenhe eerbieding vierden; daarop der nieuwe Zweedfche beurs te Stokholm , die op dezen dag voor het eerst geopend werd; verder van onzen édelmoedigen waerd, den heer grill ; vervolgens des konings van Engelland , die thans in den perfoon des heeren grill eenen nieuwen onderdaan bekomen had; en eindelijk dronken wij alle met de hartiijkhe wenfehen voor ons gansch koninglijk huis, Zweedens koophandel, e. z. v. opZweedens voorfpoed en wélvaart. Wij waren tot na middennagt ten uiterhen vergenoegd. Dezelfde heeren landsgenoten , op flegts twee na, waren eenige weeken te yo=  EN HET OOSTEN. 289 ren door den heer arwidson van Gothenburg genodigd en zeer wél onthaald geweest. Op het kersfeest waren wij op gelijke wijze bij den heer ridder william chambers en bij den heer karel lindegren; de kersavondrijstenbrij (*) aten wij bij den heer karel hellstedt, en dit is de laatfte kersavond, dien ik in gezelfchap van den heer baron rudp.eck op onze reizen doorgebragt heb: wij hebben er nu négen buiten 's lands en te voren éénen in Zweeden met het grootfte genoegen zamen gevierd; deze laatfte reis was de waardige grijsaart, de heer springer, met ons bij den heer iiellsïedt , en wij waren uitnémend vergenoegd. Doch ik fpreek ditmaal, tégen mijne gewoonte, te veel van gasterijën en maaltijden; het zal béter zijn, iets te zeggen van de geleerdheid van den (*) In Zweeden word de avond voor kersmis zeer plegtig," voornaamlijk met gastmaalen, gevierd. Maar inzonderheid word in alle huizen op dien avond eene rijstenbrij met melk of wijn gegéten , die men Jul-gröt, kersavondbrij, noemt; welke ge-y woonte de Zweeden gemeenlijk ook buiten hun vaderland vólgen , en om welke réden, in plaats van te zeggen: den kersayond bij iemand vieren, de fpreek-wijze gebruikt word: de kersavondrijstenbrij bij iemand éten. Aanmerk, van den Hoogd. Vert. [Waarfchijnlijk heeft dit een' heidenfehen oorfprong, gelijk meer kerkplegtigheden. Jul-gröt is Jul-gort- of grut: Jol beteekent, in het IJslaadsch , Saturualia: het J»l-Jul of Juel- feest werd, 's winters, bij alle Noordfche volken , ten tijde des heidendoms, met veel blijdfehap gevierd. Keisler. Antiqq. Septentr. p. 260. en eckhard de Rcb. Franc. Or. Waarfchijnlijk heeft men dit verchristend, en op het kers- of christfeest overgebragt.] T 5  290 REIZE DOOR EUROPA heer hellstedt: het valt altijd niet voor, dat men een' geleerd' koopman ontmoetDe heer hellstedt fchreef, en verdédigde onder den heer profesfor eckerman (*) eene zeer wél uitgevoerde verhandeling de caus/is, cur in eadem Grcecia fcientiee artesgue tantopere placuerint Athenienfibus et displicuerint fere Lacedxmoniis. Zij werd ondertusfchen naderhand niet gedrukt, fchoon zij door den prafes nagezien en verbéterd was. Ik heb tégenwoordig het handfehrift vóór mij, en moet bekennen, dat het Latijn zo wel als de zaaken uitnémend goed zijn; en het is merkwaardig, dat onze Upfalfche tullius niet anders dan aan de eerde régels en een woord of twee aan het einde een weinig veranderd heeft. Hellstedt was toen leermeester der kinderen van den overléden lijfmedicus aurivillius (f). Hij heet verfcheiden jaaren in dit huis, en hij is aangedaan, wanneer hij van de vriendfehap en goedheid, die de heer hjfmedicus hem en anderen bewézen heeft, fpreekt. Hij heeft mij verfchr ■ Jen voorbeelden verhaald, hoe veel goeds aurivillius aan de armen te Upfal in ftilte gedaan {*) Hoogleeraar der wélfprékendheid te Upfal: een groot Latijaist. Aanmerk, v. d. Hoogd. Fert. (t) Hij was hoogleeraar in de geneeskunde te Upfal, en is voor eenige jaaren overléden. Zijn doopnaam was samuel. Men moet hem onderfcheiden van karel aurivillius, die hoogleeraar der Oosterfche taaien, een ten aanzien van dezelven zeer geleerd man, en een der voornaamfte médearbeiders aan de Zweedfche overzetting des bijbels is. Men vergelijke den 57 brief. Aanmerk, van den Hoogd, Fert.  EN HET OOSTEN. *9i heeft, welk een ongemeen liefderijk en ddel hart, en hoe veele menfchenliefde hij bezat. Ik heb den heer aurivillius in de daad te London door den heer hellstfdt , die zo gaern en met zo veel eerbied en hoogagting van hem fpreekt, béter leren kennen, dan ik hem te Upfal gekend heb, fchoon ik de eer had, met hem zeer wél bekend te zijn. Daarop deed de heer hellstedt, in het jaar 1767in hetzelfde jaar, dat ik Zweeden verliet, eene reis buiten 's lands, en nam ook een akadémisch getuigenis méde, dat hem door den heer doktor amnell (*), als toenmaligen rector magnificus, bezorgd werd. Hij ftudeerde eerst te Göttingen, daar hij een ontwerp fchreef over den koophandel, doch dat ook niet gedrukt is. Voor het overige lei hij zig daar herk op de wiskunde, en verkeerde met den heer profesfor lichtenberg , en den heer ljun3Erg , een' geboren Zweed, thans hoogleeraar in de wiskunde te Kiel, dien hij als een groot vernuft, die met de grootfte wiskonftenaars in het ftrijdperk kan tréden, roemt. Naderhand kwam hij naar Parijs, daar wij getuigen waren van zijne vlijt. Van daar ging hij naar London, leerde het koopmansboekhouden te Birmingbam, en heeft nu zédert een jaar of drie hier zijn eigen komtoor gehad. Hij heeft eenen uitgeftrekten handel, zelfs op Italiën en Oohïndiën, en eone uitgebreide briefwisfeling; hij bezit ook eene vaardigheid in alle de taaien, die in Europa bij den koophandel gebruiklijk zijn. Hij is, in de ftrengfte betékenis des woords, wijsgeer, zo (*) Hoogleeraar der godgeleerdheid te Upfal. Aantn. van den Hoogd. Fert.  aoa REIZE DOOR EUROPA wel in denkwijze als in wandel, heeft veel menfchenliefde en een médelijdend hart, doet veel goed aan anderen, en onderfteunt zijne behoeftige landsgenooten, die zig in groote ménigte herwaard begéven. De Heer iielleday kreeg niet alleen geld van hem, maar ook de aanbieding om geftadig, wanneer hij wilde, bij hem te komen éten. Den vrijheer h , die hier om zijne fchulden gevangen zit, gelijk ook mureus , en anderen, betoont hij veele barmhartigheid. Maar,indien ik u wilde fchrijven, hoe édelmoedig ew wéldadig de Zweedfche gemeente alhier jégens arme en noodlijdende landsgenooten is, zou ik op dit blad geen plaats genoeg daar voor hebben, het mogt bijna ongelooflijk fclujnen. Zij heeft thans eene regt vaderlandfche fchikking gemaakt, om alle arme zeevarenden en overlopers, die herwaard komen, en bij de gemeente bédelen, wéér in hun vaderland te bezorgenmen geeft hun namelijk zo veel geld, als zij tot de terugreis nodig hebben, doch dit krijgen zij niet eer, dan als zij aan boord van een fchip zijn, dat hen naar Zweeden zal brengen. Door goede huishouding is de kerk in laater jaaren zeer rijk geworden: haar geld haat in de bank, en kan dus niet, gelijk eertijds gefchied is, verteerd worden; alles is nu op een' goeden voet gebragt, en men heeft dit groothendeels den heer springer. , die de oudhe zuil der kerk Ui den kerkenraad is, te danken; tégenwoordig is hij regérende ouderling der kerk; doch uit hoofde van zijne, mei den ouderdom toenémende, zwakheid wil hij zijnen post nu neCrleggen. De heer springer is nu bijna twee en zéventig jaaren oud.  EN HET OOSTEN. 593' Hij werd den <é van zomermaand 1702 geboren; deed in zijne jengd zeer veele reizen als koopman; betrad den ftaatkundigen fchouwburg in het jaar 1741, toen de oorlog verklaard werd; was gemoeid met de vraag over de troonsopvolging, in 1743., werd, in 1747, een flagtoffer van den ftaat; des nagts met geweld uit het huis van den Engelfchen gezant den heer gltidicker, geligt; in louwmaand 1748 naar Marftrand gebragt; bleet' daar tot in het midden van zomermaand 1752, toen hij, als een oud wijf verkleed, meteen brandewijnsvaatje onderden arm, uitging, en in allerhaast met zijnen boot in de ruime zee ftak. In den bodem van den boot had hij een groot gat laten boren, en daar eenen ftop in geftoken, dien hij $ ingeval hij betrapt mogt worden, voornémens was, daar uit te trekken, om met den ganfchen boot naar dengrond te gaan en te verdrinken, ten einde niet wéér in —handen te geraken. Hij was zelfde vierde in den boot, en had egter niet meer dan vier platte brooden en nauwïijks drie pondvleesch bij zig; want een zéker man bedroog hem en onltal hem het eeten, de kléding en het geld, dat in den boot zou gebragt worden. Na eene gevaarlijke zeereis van meer dan drie dagen kwam hij in Jutland aan; begaf zig daarop naar Rusland, daar hij, onderden naam van chrisïophel sperat, door de' keizerin elizabsth tot asfeslor van het commerciekollégie, te Petersburg, benoemd werd. Hij deed, op bevél der regéring, eene reis tot bevordering van den koophandel; was te Moskau, Orenburg , Tobolskoi enArchangel, daar hij, als asfeslor, bleef tot in oogstmaand 1754, wanneer hij door den graave be*TuctiEF naar Petersburg ontboden werd. Wijl nu de re-  291 11 EI ZE DOOR EUROPA géring in Zweeden te dien tijde, en wel op eene zeer nadruklijke wijze, op zijne overlevering aandrong, zag hij zig genoodzaakt, Rusland te verlaten; hij had van den Oostenrijkfchen gezant wel de aanbieding, om commercieraad te Triest te worden, doch weigerde zulks; vertrok , onbekend, door de Ukraine , Polen, Hongarijën en Duitschland, en kwam gelukkig te Rotterdam aanï> gedurende zijn verblijf te Warfchauw had hij gehoor bij den koning augustus , dien hij, gelijk ook den graave brüiil, zijn lot verhaalde. Van Rotterdam hak hij aanftonds, tégen het einde van flagtmaand 1754, naar Londen over. Na een verblijf van eenige maanden alhier geraakte hij in nauwe kennis met den hertog van newcastle, toen eerflen ftaatsdienaar, verkreeg verlof, van den koning gèorge IL in tegenwoordigheid van dezen hertog, den hertog van bedford, en den barön munchausen, zijne ganfche gefchiedenis te verhalen: de koning gebood hem, van te gaan zitten, ten einde van alles omhandig berigt te kunnen géven. In het jaar 1755 trad hij te Londen op het toneel, werd in verfcheiden gewigtige zaaken gebruikt, en door den grootkanfelier benoemd, om, in deszelfs plaats, fcheidsregter van eene gewigtige twistzaak te zijn, waarin hij dan ook met alle plegtigheid het vonnis hreek: ik heb thans het oorfpronglijk vonnis vóór oogen; het is door den heer springer en twee anderen ondertékend , den 5den van grasmaand 1757. Er was toen geen Zweedfche gezant hier, en de heer springer deed tévens aan Zweeden zékere groote diensten , van. dewelken ik hier niets kan zeggen: ondertusfchen kan ik udit wel melden, dat hij niets anders i  RN HET OOSTEN. 29$ —— — bekomen heeft, en zijn ijver en zugt voor het vaderland desniettégenhaande niet uitgebluscht is. Ik geloof, dat ik u reeds te voren hier van gefchréven heb, en zou voor het tegenwoordige zo breedvoerig niet geweest zijn, was het niet, dat in een gedrukt berigt zo Veele dwalingen ten aanzien van hem en anderen voorkwamen, welke allen hiernaar verbéterd kunnen worden. . Ik heb u reeds in den voorléden zomer van de fchoone en kostbaare verzameling van gedenkpenningen en prenten melding gedaan, welke de heer karel lindegren bezit. Ik zeide u toen , hoe veel eer hij der uatie aandoe. Zijn huis is fchier het eenigst Zweedfche te Londen, waar de landsgenooten, en dat wel dikwijls, genodigd worden. Ter eere van het fchoon geflagt in Zweeden moet ik nu het groot meesterltuk hier bijvoegen, dat jufvrouw maiua gustavagahn aan de waardige mevrouw lindegren tot een gefchenk gegéven heeft. Het behaat in een borduurzel op zijde, dat in alle deelen zozeer naar eene prent in koper gelijkt, dat niemand hetzelve ziet, zonder misleid te worden: zo hjn en fraai is het gewerkt. Het verbeeld den omtrek van Stegeborg (*), en het onderfchrift is: Belagenheten af Stegeborg til Fru lindegren i London af maria gustava gahn [gelegenheid van Stegehorg,—. aan Mevrouw Lindegren,— door M. G. Gahn] (*) Een aanzienlijk goed, dat aan de kroon behoort, omtrent vier mijlen van Norköping, aan de zee gelégen; had weleer een kasteel, alwaar zig de paltsgraaf joannes kasimir , en adolf joannes, broeder van sarei.X., opgehouden hebben, Aanm. van den Hoogd. Ftrt.  29  EN HET OOSTEN, 3°5 hm de- euclides Porhmata, Waarna hij en de ganfche waereld zo zeer verlangt, uit Griekenland' kan be■ zorgen; doch niet alleen dit werk van simson, maar nog verfcheiden andere werken van dezen wiskunftenaar, die, tot hier toe, piet gedrukt zijn geweest, doch nu op kosten van mylord stanhope , in een groot kwartodeel, te Glasgoiv, in het licht komen. Ziehier den titel: roberti simsoni M. D. Mathefeqs tiuper in, Academia Glasguenft Profesforis, Opera reliqua , Jciïicet. L Apollonii perg/EI de Seclione determinata Libri duo restituti, duobus infuper libris autli. IL Porismaium Li her, quo. do&rinam hanc veterem Geometrarum ab oblivione vindicare,et adcaptum hodiernorum adumbrare confit uturn efl. III. De Logarithmis Liber. IF. De limitibus quantitatum et rationumfragmentum. V. Appendix pauca continens problemata ad illustrandam prtecipite veterum Geometrarum analyfin. Nuuc primumpof autloris mortem in lucem edita, impen/is quidem piiiuppi Comitis stanhope, cura vero jacobi ci.ow, Phi'ofophice in eadem Academia Profef iris, cui auctor omnia fua Manufcripta testamento legauprat. Gratum, ut fperatur, Geometris munus futurum, nee fcriptoris, iam clarisft'mi, famce ojfeïlurum Glafguce (j). Thans is het bijna vaeniig, Er worden egter met meer dan drie honderd exemplaaren van gedrukt, en geen van dezelven word verkogt, maar mylord stanhope geeft dezelven ten gefchenk aankonin- (?) Van dit werk is reeds iets gezegd in den 5often Brief> V s  305 REIZE DOOR EUROPA gen en aanzienlijke regérende vorsten, als méde aan de grootfte wiskonftenaars in Europa, en aan de beroemdfte boekerijen. Wijl deze heer zédert verfcheiden jaaren in het algemeen veel genégenheid voor mij heeft laten blijken, droeg hij mij ook óp, hem eene lijst van de grootfte wiskonftenaars in Zweeden te géven. Onder dezen kort ik den heer lindblom niet vergéten, en ik maakte het g'etal zo groot, als'ik maar konde, om te tonen, dat Zweeden, ten aanzien van goede wiskundigen,-met andere lauden om den prijs kan dingen. Onder de boekerijen weet gij, dat die boven aan kwam te ftaan, bij dewelke gij met m dienst zijt. ik vergat zelf Strengnds niet, om een bewijs opteléveren, hoe aangenaam het mij is, mijne geboorteplaats indagtig te wézen. Dit werk zal in Europa veel opmerkzaamheid baren. De heer wetteiiqwist , als kenner (*), kon béter, dan ik daar over oordélen; ik had onlangs de eer, hem aan mylord stanhope, die zelf een goed wiskonftenaar is, voörteftellen : hij kreeg bijzonder veel agting voor hem. Lord mahon, zoon van lord stanhope en fchoonzoon van lord chatam, heefteenwerktuig uitgevonden , waar door hij in aatis,om in een oogenblik de grootfte getallen', die men zou kunnen opgéven, te verménigvuldigèn en te délen. Van andere, doorhem uitgevonden, werktuigen heb ik, indien ik mij nietvergis, u te voren verhaald. Te Oxford is men voornémens binnen kort denPAP- (•") Hij is Ingenieur, thans kapitein, Aanm. van den Hoogd, Vertaler.  EN HET OOSTEN. 307 pus Alexandrimis (z), die nog nooit gedrukt is, in net Grieksch uutegéven. De univerhteit zou misfchien ook gaern archimebes uitgeven, op dat men mogt kunnen zeggen, dat de drie grootfte meetkundigen te Oxford waren in het licht gekomen: eene groote eer voor de univerfiteit; want eucudes ts er reeds voor lang gedrukt. Lord stanhope heeft mij opgedragen , om aan den lieer torelli te Verona dien aangaande te fchrijven, van wiensfchooneu archimedes in handfehrift ik u te voren bcrigt gegéven heb. Onlangs kwam, te London, eene Arabifche fpraakkunst, in kwarto, uit, welke door den heer john richar.dson ten dienfte der Oostindifche komp. in het Engelsch is opgeheld; dezelve is zeer rijk aan voorbeelden uit Arabifche dichters; getrokken. Nu maakt dezelfde heer kiciiardson in de Akademiedrukkerij te Oxford een begin met het drukken van een Perhsch-Arabisch-Engelsch woordenboek in twee groote folio deelen, waarvan het eerhe in fiagtmaandnaastkomende zal uitgegéven worden; de intékening op het geheele werk, ingebonden, is zéven guinjes. Ik heb kennis gemaakt met den heer forster , die névens zijnen zoon op het fchip van den kapitein cook eene reis rondom de waereld gedaan heeft', en, om die te doen, van den koning vier duizend pond fterlings kreeg. Aanhonds na zijne terugkomst gaf hij uit: Characleres gentirum plantarum , quas in itinere ad infulas (3).Hij.leefde onder Keizer Theodofius den Grooten, omsrend het Jaar 390. Sax. Onom. Lit. P. I. p. 452,  3o8 REIZE DOOR EUROPA maris aufiraiis collegerunt, descripferunt, delinearunt, dhnis MDCCLXXil MDCCLXXV. Jonas rei- noldus fokster , Societatis Regia Scientiarum ut et Antiquitatum apud Londinenfts Sodalis, et georgius forster, Londini 1775. in kwarto, met fraaije koperen plaaten, en opgedragen aan zijne Grootbrittanifche majeffeit. In dit werk zijn verfcheiden nieuwe en onbekende gewasfen befchréven en afgebeeld, welken de beer forster , met voorkennis van den heer ridder lfnn.t.us, nieuwe naamen gegéven heeft. De heer forster is reeds te voren door zijne brieven aan den heer MiCHAëLis, te Göttingen, bekend geweest. Kortlines heeft hij ook in het licht gegéven: Liber ftngularisde bysfo antiquorum, quo ex jEgyptia lingua res vefliaria antiquorum, imprimis in fier0 codice Hebraorum occurrens, explicatur. Additaad culcem mant is fa MgyptiacaV. Omnia cura et ftudio joannis reinoldi forster, L. L. D. Soc. Reg.-Scient. ut et Antiq. ap. Lond. Sodalis. Londini 17-6. 8 °. 133 bladzijden. Hij bewijst, - dat het woord bysfius Koptisch of Egiptisch is , en dat er katoenen ftof, maar geen lijnwaat of zijden hof door verdaan word. Hij is in het Koptisch zeer ervaren • en ik heb verfcheiden merkwaardige handfchriften, de gefchiedenis en tijdrékenkunde betreffende, bij hem gevonden, van dewelken hij zelf de fchrijver is. Thans is hij met zijnen zoon bézig, om eene befchrijving van hunne merkwaardige reis optehellen f» (V). Van danzelfdeu geleerden is reeds gefproken iu het L Do bl. 150."  EN HET OOSTEN. S®9 Ik moet u évenwei ook nog verhalen, dat wij te Oxford in kennis geraakt zijn met den ridder d'eon. Hij Was in gezelfchap van den heer graave de bourbon en den heer de beaumarchais. De heer d'eon kan nu, indien hij wil, de terugreis naar Frankrijk aannémen: zijne zaaken zijn nu afgedaan, en de heer de beaumarchais heeft daar veel in gedaan. Deze is het ook, die den heer morand bewoog, om de lévensbefchrijving van mevrouw du barry , door hem gefchréven en reeds gedrukt, niet uittegéven, maar al de afdrukken uit de waereld te maken, waartegen de fchrijver eene fom gelds, en daarenboven eene j'aarlijkfche wedde kreeg, die zo lang zal duren, als er geen exemplaar van zijn werk te voorfchijn komt. De heer morand is een Franschman en woont met zijnen broeder te Londen. Hij heeft ook de Gazette Cuirasfere gefchréven, gelijk hij ook voornémens is der waereld eene befchrijving van de Bastilk médetedélen (¥}. De heer graaf de bourbon is een zeer vriendelijk heer; wij hebben, hier te Londen, veel verkéring met hem gehad: hij is nu weêr naar Parijs vertrokken. Hij is uit het huis Bourbon, en wel van die linie, welke de eenige is, welker afkomelingen geen prinfen, maar alleenlijk marquifen en graaven zijn, en, ter onderfchei- Q>) In het jaar 1777. is> in Svö., uitgekomen: Le Gazelier Cuirasfé , ou anecdotes fcandaleufes de ta Cour de France, —; auxquelles on a ajouté des Remarques hiftoriques, et aneedt' tes fur le Chateau de la Uaftille et rinqvifition dt France.  giq REIZE DOOR EUROP ding, Bourbon-Busfet heet. Gemelde heer is Menin (*) des konings van Frankrijk geweest. Zijne doorlugtigheid, de prins van holstein , bevind zig tégenwoordig hier met den heer overtten staal, en wij hebben de gunst genoten, de kennis te vernieuwen, welke wij te Bologna, in Italiën, met hem gemaakt hadden; maar den oudhen broeder van derizeiven, die zo ongelukkiglijk in zee omgekomen is, misfen wij. Als eene zeldzaamheid zal ik u melden, dat ik eene befchrijving van Lapland, in het Italiaansch, van negri bezit; mogelijk ben ik de eenige Zweed, die ze heeft. De titel is: La Lapponia descritta da francesconegri. Fenezia, 1705. 8°. Meld dit onzen geliefden lideen, dien ik duizendmaal groete: moge ik flegts zijne ziekte, die de Zweedfche zanggodinnen bitterlijk bewénen, daardoor verminderen! Ik heb ook zijne Noordfche reize. Den iöden van fprokkelmaand kreeg ik eenen brief van den heer profesfor white te Oxford. Hij verbaalt mij, dat men toen met den druk (V) van liet agthe hoofdhuk van het eerfte boek der koningen bézig was • dus zal het eerhe deel, dat met het tweede boek der koningen eindigt, nu haast uitkomen. In hagtmaand van het jaar 1773 begon men Berefchit te drukken; rn- (*) Menins worden aan het Spaaufche en Franfche hof zuU ke adelijke kinderen genoemd, die met ds prinfen te gelijk op', gevoed worden. Aanmerk, van den Hoogd. Fert. (O Namelijk, van den Bijbel van kennicott.  EN HET OOSTEN. SU uien men nu met het tweede deel op denzelfden voet voordgaat, zal de geheele bijbel niet voor het jaar 1779 uitkomen. Profesfor white heeft mij dit wetk vereerd ; doch ik zal het noch zien noch gebruiken, voor dat ik, als het gode behaagt, uit Turkijen terug kome. Deze grootmoedige vriend heeft mij ook verfcheiden andere boeken vereerd. De heer horsley, fekretaris der koninglijke maatfchappij , is voornémens , Isaaci newtoni Opera qua extant omnia, in vier deelen in kwarto, met aanmerkingen uitte géven: men tékent daarop in voor vijf guinjes. Ik heb u ongetwijfeld reeds voorheen over de onvergelijklijke afbeeldingen van het ftelzel van linisleus , door den heer miller, gefchréven. Dezelven zijn nu vaerdig: zij maken 116 der allerfchoonfte en met de heerlijkfte koleuren afgezette koperen plaaten uit: den intékenaaren kosten zij 15, en anderen 20 guinjes. Thans arbeid hij aan het titelblad: op hetzelve word de oppergeneesheer en ridder linn/eus zo uitnémend wél verbeeld, dat hij niet béter kan getroffen worden: naast hem leest men Sol Suecicus [de Zweedfche zon]: insgelijks zijn de waarheid en de roem névensde vierwaerelddeelen zinnebeeldig voorgefteld. De heer miller, wil hier alle meesterftukken der kunst te koste leggen , om zijne eerbieding en bijna godlijke hoogiigting voor onzen grooten linn^us , dien hij als zijnen afgod vereert, te vereeuwigen. Het werk heeft zijns gelijk niet: alle kenners bewonderen het. Thans heb ik de lijst der koninglijke maatfchappij.  gw REIZE DOOR EUROPA Ik zal de naamen en titels der Zweeden, die daar üï l voorkomen, zó ter néderllellen, als zij daar gedrukt zijn: Gustavus brander Esq. Muf. Br. Cur. Dan. c. solander M- B>. Ac. R. Stokh. Sec. Aca. R. Paris. Corresp. Deze beide heeren behoren tot de gewoone inlandfche léden. Onder de uitlandl'chen zijn: D. petrus jonas bergius , Med. D. Stokholm. D. thor- bern bergmaNn , Chemiiz Prof. Upfal. D. bened. ferner , Reg* Cancell. Conjïliar. Memb. Ac. Stokh. D. Carolus von LiNNé, Reg. Suecia Archiater. D. petr. wargentin, Sec. R. S. A. Stockholm. Meer zijn er niet. Ik ben ondertusfchen blijde, dat ik inijn nafchrift , dat haast zo lang is als de brief zelf, kan eindigen. Ik zou u behalven de reedsgemelden nog meer geMgenheden kunnen aan de hand géven, om Zweeden metgeld en inwoners te verrijken; wanneer men bij voorbeeld den rijken heer leyel met zijne fchoone vrouw en dogter, gelijk ook den heer dalberg uit Surinamen, en meer anderen, in het rijk trok.- Tweedê naschrift. Wilt gij de Engelfche volkplantingen in Amerika, derzelver handel en verkéring, de onlusten aldaar nevens derzelver oorzaaken, begin en voordgang léren kennen, dan moet gij den brief of de verhandeling van den' heer pastoot colluv lézen', die hij, in handfehrift, aan den'heer mathesius gëzonden heeft, om ze verder aan collins vader te bezorgen. Ik heb die in haast doorgelézen, en goede aanmerkingen névens onpartijdige beöordélingen daar-  EN HET OOSTEN. 3*^ daarin gevonden: alles, wat de aardrijkskunde, ftaat* kunde, den koophandel, godsdienst e. z. v. des lands betreft, heeft mij zeer behaagd. Een kort, maar goed, boek over de eerfte beginzelen in de Engelfche gefchiedenis moet ik u nu ook nog bekend maken. Het heeft den titel: A compleat History of Engla'nd, by question and atiswer, from the in* vafion of julius cvesar to the prefent time: extratted fróm the most ceiebrated English Historiahs, particulary rapiN, tindal, Hüme', and smollet, London, 1774. Printedfor s.crodaver atN°. 12. in Pater Nos* terRoWi in. 8 °. 432 bladzijden. Het is voor jonge lie-. den van beiderlei geilagt. . Men leert ook de ftaats- en regérings-gefteldbeid des lands daaruit kennen. De zaak van den heer wilkes verhandelt hij onpartijdig: maar omtrent de Zweedfche ftaatsverandering van het jaar 1772 bedient hij zig van eenigzins harde uitdrukkingen. Het boek is eéner overzetting waardig. Dit zijn nu de laatfte re:gels, die ik héden, den io** van lentemaand 1776, aan boord van het fchip AtTartar, bij Deal, niet verre van Douver, voor ankér liggende, fchnjf. Thans verzégel ik dit pakje, en zend het met den post aan den heer lindegreen, diehetderi van Londen verder zal bezorgen: ik hoop, dat het tégen Paasfchen bij u zal aankomen. Ik zal ziert^ wat gij goeds voor mij aan de heeren celsing et} st** ciiief naar Konftantinopel vooruit zend. in. dseu x  AANHANGZEL EERSTE BRIEF. Aan den koninglijken Zweedfchen Opper genees- \ heer en ridder van de Noordfler, den heer KAREL VAN LlNNiEUS. Vbortrefllfke hoedanigheden van den regérenden Mark* graave van Baden, en deszelfs gemaalln. Derzelver verzamelingen betreffende de natuurlijke gefchiedenis Hunne hoogagting voor den heer Linnctus. -— Van de afbeeldzeis in koper tot het plantenflelzel van LinHceus, welken ' op kosten van het hof aldaar uitkomen. Karlsruhe , den ijlen ffanuarij, 1774. Hoogwelgeboren heer, Opper geneesheer en ridder! U^rj den aanvang van dit nieuw jaar is het mijn pltgt, u mijne genégenheid te betuigen, welke ik al mijn ld ven voor een' der grootfte mannen voede, dien mijn vaderland voordgebragt heeft. Mijne diepe hoogagting voor u, en mijne innige wenfchen voor uwe beftendige wélvaart zijn éven vierig, en kunnen niet daa met mij zeiven ophouden. Onze groote linn^eus, die zo groot is, dat gansch Eu. rope aan Zweeden het bezit van denzei ven benijd, léve  kng en gelukkigl Op mijne reizen geniet ik alom het bijzonder voon-egt, dat ik de eer heb, een landsgenoot, en, wat nog meer is, een vriend te zijn van hem, wiens naam onfterflijk is. Zou ik dan ondankbaar zijn jegens hem, die mij zo veel goeds doet toekomen V Ik hoor bier aan het hof alle dagen van u fpréken. Gij zijt het onderwerp der gefprekken van den regérenden vorst en van de vorstin. Want dezen zijn niet alleen liefhebbers der natuurlijke gefchiedenis, maar men moet zig over derzelver kundigheid daarin verwonderen. Zij wéten uw gansch ftelzef volgens alle deszelfs gehagten en foorten op de vingers optetellen. Zij kennen eiken boom, elke plant, elk gewas in de groote oranjerij en tuinen, welken men hier heeft, en die zo wel met in- als uit-landfche gewasfen uit de vierwaerelddeelen voorzien en volkomen volgens uw ftelzel ingerigt zijn. De vorstin heeft een voortreflijk kabinet van natuurlijke zeldzaamheden aangelegd: de beste orde heerseht daarin, en de voordbrengzels van elk rijk hebben er eene bijzondere plaats: debergftoffen uit Engelland liggen bijzonder, die uit liohemen bijzonder, e. z. v. Elk rijk heeft dus' zijn eigen mufèum, naar dat elk land rijk is aan delfitoffen en andere voordbrengzels. Zweeden ontbreekt er eg-' ter nog. Uit Zweeden bezit haare doorlugtigheid niets, dan de Noordher, die haar voorlicht, en haar door het ganfche veld der natuur geleid: ik bedoel de fchrihen en werken van [u] onzen voortreflijkeh ridder der Noordher. Ik wenschte, dat de Zweedfche delfftoffen in dit fchoon en groot kabinet niet lang meer mogten ontbréken. Moat toch deze groote vorstin in Zweeden, daar haar orakel 1 a  gi5 woont, hetzelfde geluk hebben, dat haar in het Oostenrijkfche en in een groot gedeelte van het overige Duitschland gebeurd is! De keizerin makia thebesia gaf bevél, ten dienste van het kabinet dezer vorstin in all' haare uitgehrekte landen, hetzij in Duitschland, Hongarijen ,Rohemen, Tyrol, of Italië, delfhoffén, fchelpen ert hoorns, fteenen, marmerfoorten, kruiden, en dergelijken te verzamelen. Hetzelfde heeft de keizerin van Rusland in alle haare onmeetlijke landen bevolen. De belde keizerinnen bewonderen de uitgebreide kundigheden dezer prinfes, die verre boven haar geflagt gaan. Ag, dat gij, of mijn heer uw zoon hier kwaamt! Haare doorlugtigheid heeft mij belast, u beiden in haareh naam te nodigen. Zij belooft, dat gij zeer Wél gehuisvest, en éven zulke fraaije tapijten zult hebben, als te Hammerby Want ik heb haare doorlugtigheid verhaald van de fraaije tékeningeri, van bloemen , die men u. uit Engelland gezonden heeft, en waarméde ik de wanden uwer vertrekken te Hammerby verfierd gezien heb. Doch gij zult hier nog fraaijer tapijten vinden , waarover gij in het binncnfte van uw hart in alle opzigten meer genoegen zult vinden. Nu kom ik namelijk tot het gewigtigfte deel van mijn verhaal. De verlichte vorstin heeft onlangs een werk begonnen, waarvan ik niet weet, of ik zal zeggen, dat hét dér vorstin en haaren fmaak en ijver voor de Wétenfehappen, of uw natuurhelzel grooter eer aandoe. Dit moet ik bekennen, dat dit (*) Hammerby is het landgoed van wijlen den heer linn^eus , omtrent een paar mijlen Van Upfal gelégen. Aanmerk, van dm Hoogd. Fert.  3»? werk alleen u Tan de onderftijkheid zou verzékeren, indien er niet zo veele anderen waren. Haare doorlugtigheid , de regérende markgraavïn van Baden, karolina Louisa , geboren prinfes van Hesfendarmftad, laat namelijk all' uwe plantenfoorten met derzelver bevrugtingsdeelen op de allerpragtigfte wijze en met zulke groote kosten in koper gravéren, dat op elke plaat maar dén gewas, met deszelfs dofwégen en dofvaten, komt, en het getal der plaaten tot op ioooo zal belopen. Jndien gij derhalven de orde der gedagten of der foorten mogt veranderen, zou ook de orde der koperen plaaten aandonds veranderd kunnen worden, wijl elke maar ééne plant bevat, weshalven men dezelven zonder de minde verwarring in zulk eene orde kan fchikken als men wil. Waartégen de tékeningen en plaaten van den heer gesner , te Zurich, die ik insgelijks gezien heb, verfcheiden gewasfen op één blad bevatten, en daarenboven dezelven zeer klein voordellen, hoe fraai en zuiver dezelven anders zijn. Er is reeds een begin met het werk gemaakt. Een kundig plaatfnijder uit Parijs, de heer gauthier dagori, een zoon van den bekenden gauthieh, die de ontleedkunde in het koper gegraveerd, en de kunst uitgevonden heeft, om prenten in kaper met koleuren te drukken, is voor eenige weeken herwaard gekomen. De foorten der Veronica zijn reeds allen vaardig en zeer fraai uitgevoerd; want de vorstin heeft er het nauwkeurigst opzigt over. Zij is niet alleen ïn de kruidkunde zeer ervaren, maar zij zoekt ook haars gelijke in de tékenkunst. Zij ziet elke afbeelding nauwkeurig na, verbétert de feilen, en verandert de. geringde mistastingenj dan zet zij de gewasfen zelve af me'tde X*  Si* t<» lévendigfie verwen: zo dat dit werk het nauwkeurigtle « zorgvuldigfte en pragtigfte word, dat de kruidkunde ooit gehad heeft, en aan den titel, dien het krijgt, beantwoord , namelijk: Icones omnium fpezierum plantarum linn^i Equitis. De vorstin is egter eenigzins in verlégenheid, waar zij all'de afbeeldingen zal vinden. Zij bezit bijna all' de boeken, welken door u aangehaald zijn, eenige weinigen heeft zij niet kunnen magtig worden, als Campi Eiyfii rudbeckii en anderen. Zij heeft in den fchoonen tuin alhier wel een aanzienlijk gedeelte derzelven naar het leven , zo dat het nu alreeds wél en fpoedig voordgaat; doch in het vervolg zou het kunnen gebeuren, dat het een of ander gewas gegraveerd moest worden, waarvan zij in haare boekverzameling geen afbeelding vind; in dit geval verzoekt haare doorlugtigheid uwen, baars leermeesters, bijliand. Inzonderheid heeft zij mij belast, u haar verlangen te kennen te géven, om eene lijst te mogen hebben van de afbeeldingen en bloemen, in de laatfte jaaren uitgekomen, en die in de laatfte uitgaaven vau uwe werken misfchien nog niet aangehaald, nogthans bij u denklijk naderhand bekend geworden zijn. Deze vorstin is ook voornémens, uw flelzel yan het dierenrijk bijzonderlijk in koper te laten brengen, hetwelk insgelijks een pragtig werk zal worden. Zij weet niet, hoe zij het werk van de kapellen, te Stokholm, opkosten der koningin wéduwe, door den heer clerck, gegraveerd, zal bekomen. De gezant te Parijs, de heet graaf creutz , heeft wel op zig genomen, der vorstinne hetzelve te bezorgen; maar 1 et is reeds een' geruimen tijd geléden, en er is nog ?n het geheel geen antwoord gekomen, i Gij, oppergenees»  $mm si? heer, zult de beste voorfpraak zijn van eene vorstin, die van de natuurlijke historie haare voornaamfte bézigheid maakt. Zij heeft Mufeum adolpht friderici Regis, gelijk ook Mufeum Regime houism uliuciE, in Turksch Ieêr met goud pragtig ingebonden, en van buiten met den naam des konings en dien der koningin en het wapen des rijks verfierd, ten gefchenk gekrégen. Docii naderhand heeft zij gezien, dat gij het tweede deel van het Mufeum Regis aangehaald hebt; maar zij heeft hetzelve nooit kunnen te zien krijgen. Ik ben verzekerd, dat, wanneer de zaak ten hove behoorlijk voorgedragen word, onze groote koning zonder twijfel bevel zal géven, delfftoffen te verzamelen en névens alle zeldzaame en koninglijke boeken , die v\-n in het geheel niet te koop kan krijgen, aan deze vorstin, zijne nabeflaande, overtezenden. Want haar gemaal, de hier regdrende markgraaf van Badendur* lach, karel frederik, en onze genadigfte koning gustaaf zijn volle agterneeven, wijl de overldden vrouwe moeder van wijlen den koning adolf frederik , alsertina frederika , eene prinfes van Badcudurlach , en grootvaders zuster van den thans regdrenden markgraaf geweest is. De regerende markgraaf toont ook in alle deelen., hoe zeer hij onzen grooten koning in de hoedanigheid van een groot régent te zijn, en zijne onderdaanen gelukkig te maken, gelijk is. Hij geeft hier dagelijks de treffendfte blijken van zijne landsvaderlijke gunst entdderheid; geef: elk, aanzienlijken en geringen, zo wel openbaar als bijzonder gehoor; fpreekt met de noodlijdenden, troost en helpt hen; doet reizen door het land; moedigt den  landbouw aan; fpreekt minzaam met de boeren; fchat de geleerden in de wétenfehappen hoog; bevordert dezelven; oefent zig gehadig, wanneer hij van regéringszaakeri vrij is. Hij is volftrekt één der grootfte en verftandigfte vorften van üuitschland, heeft het beste hart, dat iemand kan bezitten, en een verhéven en verlicht verftand. Gij kuntu gemaklijk een denkbeeld maken, hoe in diervoege het hof hier gelteld moet zijn, daar zulk een vorst en zulk eene vorftin elk met hun verhéven voorbeeld voorlichten. Ik geloof nauwïijks, dat men in Duitschland huiten dit zulk een gefchikt en deugdzaam hof zou vinden. De prinfen zijn zeer wél opgevoed; want hier heerscht deugd en verhand met godsdienst gepaard. Hunne doorlugtigheden ontvangen de vreemdelingen zo gunftig, dat het alle verbeelding te boven gaat. Wij meenden twee of drie dagen te Karlsruhe te vertoeven, om het te bezien; maar nu zijn wij reeds vier weeke.i hier geweest: wij worden alle dagen ten hove bij hunne doorlugtigheden ter tafel genodigd , daar wij des middags en des avonds éten. De vorst fpreekt altoos met ons, en wij genieten hier zulk «ene bijzondere agting, als wij noch verdienen noch verwagten kunnen. Gij en uwe natuuronderzoekingen zijn meer dan dikwijls het pnderwerp van onse gefprekkeu. Hunne doorlugtigheden merkten liet als eene gunstige befchikking van het geluk'aan, dat ik juist hier kwam, toen niet alleen het ontwerp tot de afbeelding van uw onfterflijk werk, maar bok reeds een begin daarméne gemaakt was, en ik u van ih'se zaak aanhonds berigt kon géven, en u verzoeken om uwe hulp in voorkomende gelégenheden, voornaam  Hjk om berigtvan de boeken, welken afbeeldzels van gewasfen bevatten, die voor korten tijd te voorfchijn zijn gekomen, doch in de laatfte uitgaaven uwer fchriften nog niet hebben kunnen genoemd worden. Zodra één deel der afbeeldingen gereed zal zijn , zal de vorstin het u ten gefchenk zenden. Zij is voornémens, meer plaatfnijders te laten komen , ten einde vijftig of zestig afbeeldingen in eene maand vervaardigd, en dus het geheele werk binnen weinig jaaren voleindigd zou kunnen worden. Wat dunkt u ? De markgraavin betaalt aan den plaatfnijder 4 louis d'or of 96 Franfche livres, dat is 9 dukaaten, voor elke plaat, of, het welk hetzelfde is, voor eik gewas of elke foort: dienvolgens zal dit ganfche in het koper gebragte herbarium eene aanzienlijke lom kosten. Maar welk een geluk is het niet, wanneer regérende vorsten en vorstinnen derzelver rijkdom bcftéden, om de wétenfehappen te doen bloeijen, en de kunsten te bevorderen, maar niet, om fchadehjke lédiggangers te onderhouden! Te Karhruhe is de fchoonfte en grootfte tuin, dien men ooit kan zien: dezelve heeft twee en dertig groote en regie laanen', die allen in het kasteel zamenkomen; de langfte derzelven is van vier Duitfche mijlen. Onder anderen zijn hier aanzienlijke en voortrehjke oranjerijën; ook vind men hier kamfer, en zelfs kaneelboomen. De vorige markgraaf karel willem, grootvader van den thans regérenden, en broeder van de prinfes albertina ¥REDERiKA,moeder van den koning adolf FREDERiK,fchepteeen onbefchrijflijk vermaak in bloemen en gewasfen. Hij 4ei de ftad en het kasteel, in het jaar 1715, aan, ea  noemde beiden naar zijnen naam Karlsruhe. De ftad ligt eene mijl westwaard van Djtrlach, waar insgelijks een groote tuin nevens eene aanzienlijke oranjerij is; maar. te Karhruhe genoot hij zijn best vergenoegen. Hij had eene bewonderenswaardige Hef hebberij voor tulpen, van dewelken men hier ook in den tuin over de vijfduizend foorten telde, en die hij allen met dezelver natuurlijke en pragtige verwen liet aftékenen en fchilderen, waartoe hij verfcheiden tékenaars hield. Deze, tékeningen vind men allen in de boekerij, en maken omtrent twintig groote folianten uit, die niets dan tékeningen bevatten: zij maken wel eene verruklijke vertoning, doch zijn in de kruidkunde van geen nut. Men vind hier ook over de zes duizend oranjeboomsn , e. z. v. In het jaar 1731 zond hij op zijne eigen kosten eenen tuinier naar Afrika, ten einde daar te léren, hoe de Afrikaanfche gewasfen in derzei ver vaderland gekweekt worden. Voor het overige is in het jaar 1747 eene lijst der kruiden gedrukt, waar van de markgraavin mij een exemplaar heeft gegéven. De titel daar van is: Serenisfime JVJarchionis et PrincipisBadaDurlacenfts hortis Carlsruhanus, in tres ordines digestus exhibens nomina plantarum exoticarum, perenniumet anthtarum, qu& aluntur per christianum thran, horti prafectum. Accedit Aurantiorum, Citreorum, Limonum* que malorum catalogus, auctor e josua rislero, phar* macopceo. Loeraci, 1747, inSvo. Men telt daarin drie duizend foorten van kruiden: uw hortus Clifortianus, Gmera PlantarutnenFiora Sueica zijn de eenigen uwer. werken, die onder de fchrijvers aangehaald worden. Doch liet papier herinnert mij,hoe ongaern ik het does  te fluiten. Ik hoop, chc gij mijnen brief uit Pavia iq het voorleden jaar zult ontvangen hebben, e. z. V. Naschrift. Te Karslruhe is een bekwaame hoog' leeraarin de kruidkunde, de heer doktor köhlreutee, die met de bastaartplanten, volgens uw itelzei , geheel bijzondere proeven genomen en befchréven heeft. Hij is te voren te Petersburg geweest, en is ook lid der akadémie aldaar. Ik ben bij hem geweest: hij is thaus bézig met nieuwe proeven te némen, en heeft mij belast, uvan zijne hoogagting te verzekeren. Den heer haller heb ik ook van nabij léren kennen: wij hadden veel verkéring met hem te Bern; tégenwoordig laat hij drukken: Ephtola eruditorüm v'irorum ad albertum haller. Twee oktavo deelen zijn er reeds van gedrukt, het derde is op de pers: daar komen veel brieven van u in voor. De heer gesner te Zurkh laat u vriendelijk groeten: zijn werk is nog niet uitgekomen. -— De heer spieLman, te Straasburg, bied u zijnen dienst aan: hij heeft eenen fchoonen kruidtuin aangelegd. Ik moest ook niet vergéten, u de groetenis te doen van den heer allioxe teTurin, gegelijk ook van andere kruidkenners in Italië, Zwitzerland en den Elzas. Haare doorlugtigheid zend u onder omllag van dezen brief eene veronica,dis onlangs in het koper gebragt is , tot eene proef. Het zal haar tot vreugde zijn, wanner dezelve uwe goedkeuring vind. Het werk heeft een folio formaat. Uw antwoord verwagt ik over Rotterdam. —— Bijna had  3h mm® ' ik vergétea, uvan wégen den heer profesfor hemma1w tt Straasburg, de groetenis te doen: hij is een geleerd »an, en heeft een voortreflijk kabinet van natuurlijke zeldzaamheden. Hij ver\vagt het antwoord op den langen brief, dien hij de eer gehad heeft, aan u te fehrii-  TWEEDE BRIEF. Aan den heer Profesfor Jbharï Hendrik Lideen (_*"): Voorflagen aan denzelven tot her/lelling zijner gezonfr fieid. i. Nieuwsberigten uit Londen, inzonderheid van de heeren Solander, Springer, Mathefius, Benzeii kennicott, Mac-Pherfon, St. Simon, Jones, Chafids Ier, Lowth, Bruce en anderen. Lenden, den 6den Junij, iff§t Mijn Heer!' Ir 11 k was ten uitenten verheugd, door den heer wadstkoïA tijding van u ontvangen te hebben; maar ongelukkiglijk beantwoord dezelve niet aan de vierige verlangens van eenen vriend, die u zo zeer bemint. Uwe gezondheid iÈ dan nog niet herheid, helaas! ik ben wanhopend, ü tegengehouden, is zien in de fchoone loopbaan, die gij meÜ zulk eenen góeden uitlfag begonnen had. Welk een Verlies voor de geleerdheid, het vaderland, uwe nabeftaahden en uwe vrienden! Maar gaat naar Napels,mijnheer^ gij zult er voorzékcr herheid worden, of anders nergens; In den omtrek dézer bekoorlijke had, hét zij op hét vasté (*) Zie het begin van den 61 brief. Dé heer lideèn wi3 toen Adjunét der wijsgerige faculteit de Lniid, èn hield zig iè Jaken op, om er de baden te gebruiken. jiMmerh i%h Üïtgéverl  land, geiijk inde hondsgrotte te Pouzzo//,te Baïa e.i.v.s of in de eilanden Ifcfiia, Procida ,'e.z.v., daar zijn allerlei foorten van wonderlijk werkende baden. De eerfte geneesheer van de koningin der beide Siciliën, de heer serao, zal uw oom, uw vriend en uw al zijlij want hij is de mijne: het is een groot man , en hij heeft all' de hoedanigheden van het hart en den geest; het zal hem eeni bijzonder genoegen zijn , kennis met u te maken, en gij zult ih hem den man vinden, die uwe gekrenkte gezondheid kan herfrellen : ik kan u niemand béter aanbevélen. H ij vereert mij met zijne vriendféhap, cft heeft mij en den' heer baron rudbeck, gedurende ons verblijf van meer dan vier maanden te Napels, duizend beleefdheden bewézen. Verzékef hem van onze hoogagting, en van onze aanhoudende en onverbreeklijke verknogtheid; het zal hem aangenaam zijn, door u tijding vin ons te krijgen. Wij vleijen ons, in deze fchoone hoofdftad veele vrienden te hebben. De geleerde hoogleeraars, de heeren ignarra en moccia , zijn beiden, zowel als de heer serao , leerlingen van den beroemden mazzochi, welke fiierf terwijl wij te Napels waren: dusontvongen wij den laatften adem van dezen grooten man , dien een ander hem gelijk, de heer le beau, fekretaris van de koninglijke akadémie der opfchriften en fraaije wétenfehappen te Parijs, in eenen brief aan hem gefchréven, Miraculum Europa, ütteraria [het wonder van het geleerd Europe] noemt. Zeg aan deze heeren, dat ik nooit zal ophouden, hen te beminnen, en hunne deugden en uitgebreide kennisfen naar waarde te agten. Gij zult in den heer pagani , den heer diodati, don pacifico, don migliaccio e. z. v. waare g«>  leerden en goede vrienden ontmoeten; de heer marquia vargas is een zo beminlijic cn geleerd heer, dat men uit zijne kennis nut en voordeel trekt. Gij zult zonder twijfel den geleerden martoRelli zien, om hem van homerus te horen fpréken. Ik zou eene vrij groote lijst kunnen géven van de beminlijke perfoonen, die wij te Napels gekend hebben, maar de opgenoemdfen zullen u de overigen léren kennen. Herflel flegts uwe gezondheid, en lees the Gentleman: Magazine, Fol. XXIII. voor het jaar 1753. om u te overtuigen van de heilzaame kragt der baden van Pouzzoli, p. 25, de befchrijving van Ifchia p. 75, van Procida ƒ>. 161. Het is waar, mijn heer, dat ik ü brieven fchuldig beri, gelijk gij zegt aan den heer waüström. Gij hebt mij niet uwe brieven vereerd te Parijs, en naderhand te Rome; thans kwijt ik mij van mijnen pligt, en ik wenschte wel, dat mijne brieven uwe ziekte konden verzagten, ik zoü dezelven gewislijk verménigvuldigen, en u dikwijls vermoeijen met mijn krabbelfchrift. Wij hebben dikmaals Van u gefproken te Hanau, de ftaat uwer gezondheid was ons nog onbewust. De heer stockhausen . de heemEiz en mevrouw zijne egtgenoote beminnen u zeer. Wij hebben vijf weeken in die ftad vertoefd, en waren altoos, 's middags en 's avonds, aan het hof ten éten genodigd, aan de tafel van eenen prins en eene prinfes, die debeminlijkften zijn, die men kan ontmoeten, en hun volk gelukkig maken. Wij kunnen hetzelfde zeggen van het bekoorlijk hof van Bade, te Karlsruhe, alwaar wij ons zes weeken ophielden. Te Bon ontvongen wij eerst de droevige tijding van uwe ziekte door den heer baron de belderbu*  schr , die u te Göttingen gekend, en zédert te AafceiT gezien heeft, en, indien het jaargetij om Holland te deeg te zien ons niét had doen haast maken, en indien de beurs nog béter voorzien was geweest,, wij zouden u vaardig te getnoet gekomen zijn. Te Amfterdam hebben wij met den' heer uedbeck, den heer wadström, den heer Dolt in o e. z. v. dikwijls van u gefproken. De heer wadström heeft mij kortlihgs eenen brief gefchréven in denwelken hij mij veel van uwe vricndfchap voor mij fpreekt: ik ben er zeer gevoelig over, mijn heer, en ik heb de eer, u te verzékeren, dat het geluk mijner vrienden mij aitoos ter harte gaat; en fchoon ik dikwijls van lugtftreekenland' verander, de gevoelens, waarméde ik bezield ben voor degeenen, die ik bemin en hoogiigt, zullen nooit veranderen. Wij zijn zédert négen weeken te Londen, en ik heb duizendmaal gewenscht, dat gij hier waart , dat wij zamen langs deze lange en fraaije ftraaten konden lopen, gelijk wij, in 1770, te Parijs déden. Ik herdenk met vermaak, hoe wij de boekerijen dezer hoofdilad doorfnulfélden, en ik denk gedurig aan uwe nieuwsgierigheid , vlijt en opmerking. Het Britsch Muféum en de handfchriften in hetzelve zijn mijne ogtendbézigheden; de heer solavDer wagt cr de lieden op; hij is hier zeer bemind en geagt, gelijk hij het ook verdient, en ik was zeer verheugd, de kennis [met hem te vernieuwen, welke ik eertijds in Zweeden met hem had gehad. Hij is de eerfte Zweed, die de reis rondom den aardkloot gedaan heeft, en hij arbeid,tégenwoordig met den heer banks , zijn'-boezemvriend , aan het groot werk, dat de afbeeldzeis in koper gal bevatten van de nieuwe en onbekende planten, die zij ön:-  mm* 5*9 ontdekt hebben; verfcheiden plaatfnijders arbeiden daar aan. De heeren springer, karel lindegren , mathesuis, hellstedt e. z. v. nevens de overige hier zijnde Zweeden groeten U. Het is dezelfde heer hellstedt , dien gij als geleerde te Upfal, Göttingen en Parijs' gekend hebt; hij is thans koopman te Londen, cn het gaat hem zeer wél. Wij wonen in hetzelfde' huis met den heetf springer, die ons duizend haatkundige anekdoten verhaalt; hij moest minister van den grooten gustaak zijn , om dezen monarch behulpzaam te zijn in het herftellen van zijne geldmiddelen en den koophandel van een rijk, dat door valfche ftaatkundigen in den grond geholpen is. Da heer mathesiuS is een braaf man, een ijverig en eerlijk; lecraar, en prédikt met veel kragt. De kapitein benzel, dien gij zo zeer bemind hebt, is, voor korten tijd, in Ahierika overleden. De heer stiker , een rijke gnjsaavt, is hier overléden; hij heeft zijnen naastbehaanden, den armen hier en in Zweeden, en den kerken ongelooflijks rijkdommen nagelaten. Ik heb geen plaats meer om n van de kennisfen te fpréken, die ik hier gemaakt heb; ik zal u alleenlijk den lordmajor, den berugten john wilkes, opnoemen, als méde de heeren kennicott, woide, maty, morton, chandler, mac-pherson,bruce, jones , duane e. z. v. Maar het is tijd te eindigen met de verzékeringen van de lévendigfte gevoelens van vriendfchap, met dewelken ik de eer heb, te zijn, Mijn heer! Uw ootmoedige en zeer gehoorzaame dienaar jakob jonas björnstühl, HL Deel. Y  33* Naschrift. De heer kennicott en mevrouw zijne egtgenoote zijn zeer beminhjk; zij hebben mij ontvangen, als of ik bun oude vriend was geweest. Zij zijn met den heer bruns van hier naar Oxford vertrokken, alwaar ik hen eerlang zal gaan vinden. De bijbel met de varianten daaronder is tot het zesde kapittel van Deuteron, gedrukt. Het is een fchoon werk en het is gevoeglijk, dat men Engelland, daar men zo veel tégen den bijbel heeft gefchréven, ook een kostlijk tégengift géve. Des heer woide laat te Oxford het Koptisch woordenboek van den heer scholtz , te Berlijn, drukken met zijne aantékeningen en aanhangzels. Ik heb kennis gemaakt mét den heer mac pherson , (de heeren von feksen in Zweeden zijn van dezelfde familie) die defchoone Schotfche gedichten van ossian uitgegéven heeft; men wil deze gedichten niet geloven, men meent, dat zij door den uitgéver verzonnen en niet zo oud zijn, maar de heer mac-pherson heeft handfchriften te voorfchijn gebragt, die oud genoeg zijn, en, mijns bedunkens, de zaak moeten beflisfen: men is hier in het algemeen te naijverig tégen de Schotten, men heeft fpijt, dat zij ten tijde van caracalla zulk een' groot' dichter hebben kunnen opléveren, als ossian; de heeren mac-pherson, bruce, lord bute e. z. v. hebben dezen volksnaijver ondervonden. Wij waren te Utrecht bij den Franfchen vertaler der gedichten van ossian , den beminlijken en geleerden marquis de saint simon, een' Fransch' heer, die door verfcheiden fchoone werken bekend is. Hij hield ons voorléden winter gedurende eene maand op zijne fchoone buitenplaats  nabij Utrecht; daar is eene fchoone boekerij, welke groot enuitgezogt is, een fraaije tuin, landerijen, die altoos met bloemen prijken, ondanks de koude des winters , eene groote wildbaan, eene goede visferij in den Rhijn, die voorbij de vensters ftroomt, een kelder met meer dan iooco flesfchen wijn voorzien, eene keuken, waar meh altijd werkzaam is, en eene lekkere tafel; maar het grootfte fieraad van dit fchoone huis is de heer zelf en zijne bekoorlijke egtgenoote, die het vermaak van haaien man is en den meesten tijd in de boekkamer flijtj als eene Minerva. Als gij door Utrecht komt , bid ik u, deze bekoorlijke plaats te gaari zien; gij zult er wonder wél ontvangen worden: wij vermaakten er ons als vorsten; en ik kan zeggen, dat Wij veel geleerd hebben in het gezelfchap vaneen* man, die zo kundig, en in de waereld en in deboekeri zo ervaren is. Hij heeft vóór zijne vertaling van Temora welke een gedeelte uitmaakt van de vaerzen van ossiAN,eene lange voorréden geplaatst, waarin veel geleerdheid fteekt, en in dewelke hij een gefchiedkundig, beöordélend en Wijsgeerig verflag doet van de vaerzen van ossian (*). De geleerde jones, die veel werken (*) De heer Sax, hoogleeraar te Utrecht, heeft op de perseen' nieuwen druk van zijn Onomasticon Litterarium, in 1759 zonder naam uitgegéven. In de Analecta, p. 589, fpreekt hij van de vaerzen van ossian, en prijst onzen beminlijken marquis de saint simon met de volgende woorden : Quoad Ga/U-Francos, unico Tentara carm'ni lucem attulit illujler, marchiè wö-SStttoniiW ^i V» amoenisfimo Ameliswerdia praterio nofir* Y a  332 over de Oosterfchéletlerkundegefchréven heeft, is eerst 2o jaaren oud, hij iszeerbeminlijk, en heeft flegts één gebrek, te wéten, dat hij de Oosterfche zanggodinnen vedaten heeft na de zeiven te veel geliefkoosd te hebben: hij is advokaat geworden. De heer chandlek heeft één boekdeel, in zeergroot folio, van de lonifche oudheden, met veel Griekfche opichriften, uitgegéven, welken te voren nog niet in het licht zijn geweest. Hij zal dit werk vervolgen. De heer duane heeft de grootfte en fchoonfte verzameling van oude gedenkpenningen zo in goud en zilver als inkoper, niet alleen in Engelland, maar in Europa; hij overtreft den heer peleein te Parijs. ■ Wij zijn dikwijls bij den lord- major wilkes geweest; pok waren wij onlangs op een groot bal bij hem, op het welk hij ons had laten nodigen. Wij werden bij hem ingeleid door zijnen vriend, den oud-lordmajor. den heer löll; aan wien wij eenen aanbevélingsbrief hadden. De heer wilkes heeft veel kundigheid en veel verhand ; maar de vervolging heeft hem grooter gemaakt dan hij te voren was. Wij verkéren hier met mylord stanhope, milady en mylord mahon , zijn' zoon , die wij te Geneven gekend hebben; zij zijn van de tégenpartij, te wéten tégen het ministerij en voorde Amerikaanen. Lord mahon is voor urbi proxime, rusticationis fluiia cum Mufis tam eleganter partitur, ut in villa filvulis non Floram et Poraonam magis quam IVIinervam inerrare credas. Mijn hart verblijd zig, wanneer het zig uitftortom mannen van verdienlte en deugd regt te doen.  333 korten tijd getrouwd met de dogter van 1c rd Öhatam , den beroemden pitt. Voor het overige hebben wij hier verkéring met verfcheiden lords, die wij op onze reizen hebben léren kennen; zo dat wij onzen tijd hier aangenaam doorbrengen, en er is gelégenheid om in alle takken van kundigheden van het menschlijk verhand vorderingen te maken; maar het zou nog aangenaamer zijn, indien het hier minder duur was. Engelland, Holland en Zwitzerland overtreffen in duurte alle landen , welken wij gezien hebben. De heer baron rudbeck, mijn waarde reisgenoot, omhelst u téderlijk, en wenscht, dat gij eerlang uwe gezondheid, waarin hij zo veel belang fielt, moogt wéder bekomen; hij is door mijn' heer zijn'vader naar huis ontboden, die niet meer wil noch kan te koste hangen aan zijne lange reizen, welken reeds agt jaaren duren; maar hij wil nog niet terug kéren, voor dat hij dit land te deegonderzogtheeft: mij aangaande, ik zal althans nog zo haast niet wéderkéren, en ik zal geen ander rigtfuoer volgen, dan het geen mijne weetgierigheid en mijn fmaak om te léren mij voorfchrijven, ten ware dan eenen meer vermogenden régel, namelijk dien van de beurs, waar van men in dit land veel werks maakt. Ik denk eerlang naar Oxford te gaan. Ik verkeer veel met den lord bisfchop van Oxford , den geleerden en beminlijken heer lowth ; hij heeft mij deSpaanfchevertalingvan.SW«jV/«.r,door den infant don GABRiëc, zoon des konings, te lézen gegéven: zij is fraai, en heeft hier veel gerugts gemaakt; aan het einde is eene verhandeling van den heer beijer over de taal en de letters der Pheniciërs, welke ik met aand?gt Y3  334 MMk en veel vermaak gelézen heb. Gij hebt zonder twijfel van de voorzegging van henoch horen fpréken, welke de heer bruce uit Abisfinië heeft méde gebragt; hij heeft er een handfehrift van aan het Vatikaan, en een aan den koning van Frankrijk gegéven, en hij heeft er zelf nog een. De heer woide heeft er een affchriftyan gemaakt, terwijl hij te Parijs was. De fpreuk, door den apostel judas aangehaald, word er nauwkeurig in gevonden. Dezelfde heer bruce heeft tékeningen méde gebragt van vervallen lieden , door de oude Romeinen in Afrika gebouwd, welken door geen Europeer, Voor hem, gezien of bekend zijn geweest. Hij heeft ons dit aües laten zien. De tékeningen zijn keurig,  335 DERDE BRIEF. Uitrekte/ uit eenen brief van den heer björnstShl aan den heer jonas halström , kanfellist bij het koninglijk Rijksarchief. (*) Van de leeraars der Syrifcke en Arabifche taaien te Parijs. Björnflahls arbeid in deze taaien. Van den heer de Guignes , inzonderheid van zijne felling omtrent den Egiptifchen oorfprongder Cliineefen. —_ Van de vrouw van den heer de Guignes. Parijs, den %den QStober, 1768 . JOCer. te Parijs kan men alles leren, wat men wil. Men vind hier eene ganfche waereld, en lieden van allerlei volken en taaien. Dergelijke gelégenheden worden op weinig plaatzen in Europa gevonden. Hier is niet alleen een Europa in het klein, maar de waereld is hier voor handen. Hier zijn hooglceraars en vertolkers, die twintig* tot vier en twintig jaaren in het Oosten doorgeef) Om de verzameling der brieven van björnstShl zo voilé, dig te maken, als mogelijk is , zal men er ook dit uittrekzel, dat in de Stokholmfche Tidningar om larda Saker, 1760 N°„ 33, geplaatst is, bijvoegen; te meer, wijl deze brief ouder is, dan all' de voorheen geléverden, en de eerste en oudfte van all' de gedrukte brieven, Men vergelijke daarmede den eersten brief van het I. Deel. De heer haldin is thans actuarivs bi] het rijksarchief. Aanmerk, van den Hoogd. Fertaler. Y4  m§)% bragt hebben, en het Arabisch, Perfisch, Turksch, z« als ik het Zweedsch, fpréken. Desniettégenhaande houd ik mij daarméde niet te vréden , maar ik betaal eeneiigeboren Arabier, die alle dagen hij mij komt, wanneer wij dan Arabifche handfchriften zamen lézen: en eenen Syriër van het gebergte Libanon, die mij de regte aitfpraak van hei Syrisch leert. Ik zou hier wel Arabisch kunnen léren (préken; maar, daar mij zulks nooit van eenig nut zal zijn, cn de tijd mij te kostbaar is, vergenoeg ik mij, met het Arabisch vaerdig te kunnen lézen. Ondertusfchen is deze taal eene allermoeilijkhe taal: zij is onbefchrijflijk rijk; en als ik eene gefchiedenis bij eenen fchrijver gelézen heb, en dezelve naderhand wéér bij eenen anderen vind, verha ik er fchier geen één woord van : zo ongelooflijk veelen zijn de gelijkbeduidende woorden en de verhéven leenfpicuken; en er is geen woordenboek in eenige Europefchc taal , dat volledig en voldoende is Ik verkeer dagelijks met den heer de guignes, en wij zijn zeer goede vrienden. Ik behoef u niet te zeggen , dat hij een groot man is, hoe klein en mager een lichaam hij ook heeft. Gij weet reeds, wat het zeggen Wil, fchrijver van de Histoire des Huns re zijn. Betreffende de niet ongelooflijke Helling van den Egiptifchen oorfprong der Chineefen, hij heeft mij niet minder veele dan bondige gronden voor dezelve opgegéven: doch zij liggen bij hem nog gefchréven. Hij heeft veel tégenfpraak gevonden, doch tot dus verre heb ik niet gezien, dat zulks met veel grond is gefchied; en, wanneer de bewijzen, die hij mij médegedeeld heeft, eens in het licht komen, |al elk, geloof ik, genoegzaam te vréden zijn. Zijne vrouw  337 's 'niet minder'geleerd; zij leest en helpt haaren man verzamelingen maliën; zij graveert zijne Chineefche tafels in het koper; en vind een vermaak in nieuwe ontdekkingen. Zij vraagde mij, wat mij dogt van P Esprit de helvetius ? of ik vond, dat het een boek was, het welk eenen twintigjaarigen arbeid waardig was*? (want zo lang heeft hij aan dit boek gearbeid.) Ik maakte eene fpotagtige vergelijking tusfchen baars mans tienjaarige bézigheid met de Hunnen, en iielvetius twintigjaange bézigheid met fiiets.  338 VIERDE BRIEF. E.XTRAIT D'UNE LETTRE de M. J>>AÜm VIL„ loison, de 1'Academie des Infcriptions de Paris de celles.de Berlin, Goettingen, Manheim, Madnt, MarfeiJle, Rome & Cortone, a M le C P FoiiiMEY, datée de Paris, le 8 Juillet i775. Qa]. ' J e fuis bienfenfible a Pintérét que vous daignez pren- "'' " «fi* * ** * Cormtu., mai lpropo, ^Plmrnums, de Natura Deornm, inféré dans les pufcula mythologica de Gale. Cett un IHre important, easfique pour a Mythologie; & ,est le CaJimg £ lafoi des Stotaens & Pabrégé de leur doStrine. Comme ie mefutsapperpu qu'il étoit corrompu & inintelligible enune foule denctrotts, fai m recours d fcpt Manufcrits de la B.bkatheque du Roi, a ctuq de Florence & d un dAugsbourg. Muni ae ce fecours , fai corrigé plus defix eens pasjages trés importans de eet Auteur; fai reftituè une foule ae mots, & fai rétabli des lignes entieres qui manquoient dans nos Editions; en un mot, fai fait un Texte fout nouveau, grace aux Manufcrits qui en éclaircisfem 00 Deze brief ii re vinden in de Uiftoire Je rAcademie des Saences & Belles Lettres de Berlin \ pmr Fannie i77< p „ 05 (taprin,. » Berlin. r777.) en onj doQr ^ ^ ' " " buef van Rotterdam medegedeeld,  339 *outes les difficultés. Comme un nouveau Texte demande üne nouvelle Verfion , cjf que d'aille'urs les premières font ahfurdes, je me fuis occupé a tradulre eet Omrageen Latin. yy ai joint üne foule de Nctes critlques, grammaticales & philologiques, ou je rens compte des changemens que fai faits, oii fexplique les dogmes de la Philofophie Stoique, & oh je développe les allupons qu'y fait Cornutus, fouvent en un feul mot. jfai prouvé dhtne maniere incontestable dans ma Préface, que eet Ouvrage est du fameux Cornutiis, Maitre de Perfe , & auquel ce PoL'te a dédié une de fes Satires. Ce n'est pas tout. A la tête de eet Ouvrage, que je donnerai dans quelques mols a F'mpresfion, j'ai joint un Traité de ma facon, intitulé Theologia phyfica, feu naturaüs, Stoïcorum. Cest un Ouvrage asfez ample dans lequel je développe, avec toute FexaBitude posfihle, tous les dogmes de la Théologie, Cosmologie, Cosmogonie Phyfiologie Stoique. J'ai tdché de faire pour ces parties qui fe traitent toujours conjointement dans les anciennes Théogonies & Théologlcs, ce- que Gat aker a fait pour la morale, & Jufte Lipfe pour la fcule Phyfiologie Stoique; mairje crois avoir été beaucoupplus loin: du molns je rFai épargné aucunepeine, ni aucune recherche. Comme fai toujours fait mes délices de F étude de la Philofophie anclenne, qui est la fource de la nouvelle, & qui est esfientiellepour Fintelllgence des anciens Auteurs, qui y font des allufions fféquentes, pour FHlftolre eccléfiastique, FLIiflolre des Iléréfes, le Drolt méme &c. je puis asfurer qu"tl n'y a auam Auteur Grec & Latin que je iFaye lu & relu la plume !a maifif & que je n'aye dépouillé tour la compoftlen du  340 fyfteme de ma Théologie phyftque des Stoiciens. Les Per e t de fÈgïïfe nïont furtout èté dun grand fecours. ff ai trouvé entr'autres deschofes esfentielles dans Clément cFAtexandrie, Juffin, Ongene, Eufebe, Théodoret, Néméfius, ïhéophile, Hermias, Tatien, Augüftin, Tërtullien, Laétance grV. Par la connolsfance de la Philofophie Stoique fai exprimé & corrigë un grand nomhre de pasfages inintelligibles & cortómpüs dans ces Auteurs, & dans Séneque, Lucien, Cicéron, Piutarque, Stobée, Ëpictete, Simplfcius, Marc-Aurcle, gjrVÏ Cicéron obferve tres bien que les Stoiciens ont beaucoup puifé dans Héraclite. ffexplique dans mon Ouvrage les dogmes de eet Auteur tinébreux, d'Hippafë de Métdpont, fon Maltre; & fai étudié d fond Gaiien, & furtout Hippocrate qui fiit partout les dogmes d'Héraclite. Le meme Cicéron remarejue fort j'itftement que les Stoiciens font minus iuventores rerum quam verborum, & que immutatiorie vocabulorum emendaverunt fuperiores. Je me fuis attaché dans mes Notes & dans ma Théologie Phyftque a do nu er Texp Heat ion des tervies propres au Portique, & la fultc des raifonnemens; c'est ce qtfon tia pas asfez falft ni asfez expliqué. J'ai toujours eu en vut ce pasfage mémorable de Cicéron: Mirabilis est apud Stoïcos contextus: refpondent extrema primis, medio utraque; omnia omnibus: quid fequantur, quidrepugnet vident: et ut in Geomctria, prima fi dederis, dauda fuut omnia. J'ai montré Vharmonie qui regne dans toutes les part les de cefyfeme; gen Fexpofant fai tachède mettre chaque ckofe a fa place & de faire marcher les concluftons d la fui'te des principes. J'ai prouvj que lapdüpart des contradictions apparentes quon y apper-  341 reit, viennetit de ce qiion h'entend pas asfez la farce & ia vraie Jignifcation des termespropres dux Stoiciens. Je compte dontier dans quelqucs mois d fimpresfion ces deux Ouvrages, mon Cornutus avec le Texte Grec, ma tradvMon Latine & mes iVotes, & ma Theologia phyfi. ca Sioïcorum; le (out dans un feul Volume in 4«. Cest M. de Dure falné, h l''Image St. Claude, le plus honnê* te, le plus infruit & le mieux fuurni de tous les Libraires de Paris, qui s'est chargé de cette Edition qui ferafupérieurement bien exécutée. Je vous prie de vouloir bien le communiquer d votre favanie Académie, le faumettre afes lumieres, &c. 1.1 est arrivé depuis ce tems-la quelque changement aux ttavaux de AI. dAnfe de Villoifon, comme cela parok par le fragment fuivant d'une Lettre qu'il éciivoit a M. Moulines, en date dn 20 Juin, 1777. M. de Castihon doit être furpris que M. Cornutus n'a pas encore paru, & de ce que je fai gardéjusqu'ïi préfent dans mon portefeuille avec mon Ouvrage fur la Philofophie Stoique, que j ai confidérablement augmenté tous les jours; mals je vous prie de vouloir bien lui dire que fai été entralné malgré t/10; a un autre travail que je vals donner d fimpresfton dans trois mois; c'est, Monfieur, une edition de Longus, PAuteur du Roman délicieux des Amours de Daphnis & de Chloé. J?en ai corrigé le texte dans unefoule de pasfagts altérés & presque inintelllglbles. Les Manufcrits de la Bibliotheque du Roi, les variantes cksMsf. de Fulvius Urlinus & des Msf, de Florence mifes d la fin de  la première Edition des Jofttes, «W plus grdrid fecours. J'ai fait ausfi plufeurs confedures de moi même, & réformè les verf ons Latines de Moll & de Jangermann, ètoientpleines de fautes&de contrefens; deplus, Mon* peur, pour F histoire de la langue dont fai têché de fair 6 fentir tout FAtticisme & toute lafinesfe, & pour le développement des idéés fai cité tout es les imitations £ƒ> tous les pasfages paralleles d'Homere, Euripide, Anacréon, Théo ente, Mofchus, Uion,Mufée, Thucydide, Xénophon, Platon, Liicien, Philoftrate, Ariftenaete, Alciphron, Héliodore,AchiHe,Tatius, Chariton &> de Xdnophon le jeune. Vous voyez, Monfieur, que ce travail a du me mener Mn. Je vous prie d'en faire part a Mr. le C. P. Frymey & a Mr. de Oirt.  143 V IJ F D E BRIEF. Gedeelte van een' brief van den Heer d'ansse de villoison aan den Heer M. tydewan, Hoogleeraar te Utrecht. jf e crois, que feit vous, Monfieur, qui êtes fartii de Ét. scheidius , fgavant Profesfeur d'Harderwick, et qui avez eu la bonté de parler de moi d'une maniere trop obtigeante dans la Tradu&lon Hollandoife des Lettres de M. BjöRNSTariL, ou vous avez bien voulu rendre cömpte de mon Edition des Scholies cVHomere. Elle fimprime aftucllement a Fenife en a Ebl. in folio, avec des charatleres neufs que le libraire M. coleti a fait fondre expres, et qui font trés heaux. Un fgavant de Naples de mes amis a trouvé dans la Calabre un Dictionnaire grec Etymologique d?Hamer e , manufcrit, beaucoup plus ample que l'Apollonius quefaipublié Ce Dictionnaire que mon ami de Naples a la bonté de me communiquer, ren ferme un trés grand nombre de citations et de pasfages des anciens Critiques de PEcole d'Alexandrië. Je les inferera clans mon Edition des Scholies d'Homere, et enfulte je feral imprimer la Nouvelle Verfton greque de la Bible que fai trouvée a la Bibliotheque S. Mare. Fai ld, Monfieur, tout es les Nouvelles litteraires que je puls vous marquer poisr lepréfcnt. a Eenife, le 22. Aout, 1781.  34+ ZESDE BRIEF. Brief van den heer paul jakob bruns , over het ka= rakter van den heer björnstüiil , uit het Deutfche Mufeum, 1780., Februari]', £/. 198. 199. Oxford, den iaden December, in^i V 7 oor eenige dagen las ik in de nieuwstijdingen, dat de heer björkstühl te Salonichi overléden is. Wijl ik met dien man in Italië, Frankrijk en Engelland verkeerd heb, zal het u misfchien niet onaangenaam zijn, dat ik u zijn karakter fchetze, zo verre ik gelégenheid gehad heb, hem te léren kennen. Het is mij bewust, wat hij te Konftantinopel tégen mij gefchréven heeft, en zijne vrienden, in Zweeden, hebben doen drukken. Ik hoop egter, dat men uit mijne fchetzing niet zal kunnen zien, dat ik het weet. Björnstüiil zag er fterk en gezond uit, en was van natuur en door eene geftadige matige levenswijze tot den arbeid en de moeilijkheden, welken zulk een reiziger moet verduren , gehard. Zijn helder groot blaauw oog fcheen begérig naar voorwerpen, die het kon doordringen, en hij heeft mij verteld, dat lavater hem verzogt had, van zijn gezigt de aftékening eens reizigers te laten maken. Hij plagt een Grieksch gedicht, door hem gemaakt, en eene verhandeling, in goed Latijn gefchréven, bij zig te dragen, welken hem bij ménigen geleerden in plaats van eenen aanbevélingsbrief dienden. Hij leerde de OosterIche taaien te Upl-al 0Ijder boktor, aurivillius, doch hij had  S45 had eetle brandende begeerte om haar Göttingen, bij den ridder mïciiaclis , te gaan. Schoon hij zijne begeerte hierin niet konde voldoen,, had hij nogthans het geluk, te'Parijs, eenen geruimen tijd het onderwijs der heeren ie grand, cardon.nier,des hauterayes , dl de guignes te genieren. Van de lévende taaien verhond en fchreef* hij de Franfche met veel vlugheid, en fprak het Italiaansch vaardig, doch hij had de voornaamfte fchrijvers dier beide natiën niet gelézen. In werken van fmaak was hij over het algemeen geen fijne oordeelaar, fchoon hij de Latijn^ fche klasfifche fchrijvers in zijne jeugd vlijtig gelézen had* waarvan men in zijne brieven ménigvuldige fpooren vind* Ook waren zijne kundigheden in de verhéven wétenfehappen beperkt. Duitsch en .Engelsch , inzonderheid het laatfte, verhond hij flegt, en men heeft zig verwonderd, dat" hij, aangezien zijne gaaven voor taaien, gedurende zijn verblijf in Engelland, zulke geringe vordering in het Engelsch maakte. Boekerijen en geleerden waren op reis zijn hoofdoogmerk. Wijl hij in zijne verkéring wat onbefchaafd (ungeflum) was, had hij bij veelen, op zijn hoogst,.maar twee- of driemaal toegang. Hij was partijdig in zijn oordeel,, en die hem het meest gevleid, of het meest en liefst bij zig gezien hadden, verkrégen den meesten lof.: Het eerfte, daar hij in boekerijen naar plagt te zoeken, waren Oosterfche handfchriften, en in verfcheiden heeft hij, uit de gewigtigften, uittrekzels gemaakt; doch gefchied-, en .letterkundige boeken trokken insgelijks zijne oplettendheid. Zonder twijfel ligt onder zijne papieren nog ménige fchat, en ménige ontdekking begraven; maar, in zo verre ik hem keii, zal.niet zelden het nuttiIII. Deel. Z  34Ö ge met onnuttige en nietsbeduidende zaaken vermengd zijn, en het is te wenfchen, dat dezelven eerst door een' bekwaam' man nagezien worden, voor dat men ze in het lieht laat verfehijnen. Het is te meer te bejammeren, dut hij de reis door het Oosten niet heeft kunnen volbrengen , wijl zo zelden een man van letterkunde en boekenkennis deze landen bezoekt. ZEVENDE BRIEF. Ultrekzel uit eenen brief van den heer A. C. Hwiid («) aan den Heer K. L. K'dmpe, fekretarh der koninglijke boekerij te Stokholm Qbj. Rome, den lóden Januarij* 1780. ï¥ JL JLoe zeer word de dood van den geleerden heerBjöRNstühl hier niet betreurd! De heer ignarra (*) weende, toen ik hem de tijding daarvan médedeelde, en hij kon in langen tijd niet weêr tot zig zeiven komen. De geleerde heer korghia (f), fekretaris der Propaganda, (V) Een Deen, die op 'skonings kosten reist, ter beoefening der Oosterfche Letterkunde. (Z>) Deze, en de volgende brief, zijn ia de Stokholms Ldrda Tidningar van den 20^ Maart, en 3- April, 1780., en, daar uit, in het 391e {tuk {Heft) van Profr. schlözers Brief wechfel, ingevoegd. (*) Zie den 19 en 23 brief. (j) Zie den 28 brief.  34? waïd niét minder bedroefd over den vroegtijdigen dood van dezen roemwaardigen man, van wiens kundigheden en arbeidzaamheid men zo veel verwagting had. Gansch Italië, inzonderheid de Romeinen, die zijnen dood als een verlies voor zig zeiven aanzien , befchouwen hem als een' verdédiger hunner letterkunde. Zij fchrijven in hunne openlijke nieuwstijdingen, dat hij hunne letterkunde alom tégen de Overalpifchen, en voornaamlijk tégen den heet ** *, (*) die hunne geleerden altoos berispt,en deswégens den heer björnstühx ook belédigd heeft, verdédigd heeft. AGTSTE BRIEF. Uittrekzel uit eenen brief van denzelfden heer Hwiid, van den i^den Maart, 1770. k ben thans bézig met een affchrift tot den druk gereed te maken, dat ik van eene Samaritaansch-Arabifche overzetting van den Pentateuchus gemaakt heb, en hetwelk in deBarberijnfche boekerij alhier gevonden worden tot nog toe niet uitgegéven is (f). Voor mij, ik heb nog geen zo voordélige inrigting voor de wétenfehappen (*) In het oorfpronglijke ftaat eigenlijk: voornaamlijk tégen een' Duitfcher, die e. z. v. Aanmerk, yan den Hoogd. Vertaler. (t) Zie den 29 brief, Z a  34« gezien,_als de Göttingfche univerfiteit. Die te Bologna is V9x, prtetereaque nihil [niets , dan woorden]; zo ook de Saplenfa hier te Rome. Het zévende deel der Antiquitates Herculanea (f) zou, zo als men mij zeide, voorléden kersmis uitkomen, en het vervolg der fchilderijën bevatten. Carcani arbeid nog, gelijk voorheen, alleen aan den tekst. Met de Griekfche rollen (§) is men nog niet veider gekomen, dan in EjörtNSTaHLs tijd: piaggi houd zig met duizend andere dingen bézig, om geld te verdienen, en niemand noodzaakt hem om te arbeiden ; want de Griekfche letterkunde is met mazocchi en martorelli te Napels bijna uitgeftorven. Men zegt mij, dat de heer björnstShl te Napels reeds eenen aanval van de roodeloop gehad heeft, hetwelk men toefchrijft aan zijne gewoonte van te veel ooft, zonder, gelijk de italiaanen doen , brood daarbij, te éten. Hoe verre is hij met zijne brieven uit Konftantinopel gekomen? Nu is er denkhjk voor eerst niet uit Arabië voor de Oosterfche geleerdheid te verwagten. Hij was juist zulk een geleerde, die de hoedanigheden bezat, welken tot eene reis van dien aart nodig zijn. Ik hoor, dat de heer norberg, op koninglijk bevél, met hem heeft willen reizen; doch hij zal nu misfchien ook naar Zweeden terug gekeerd zijn, of mogelijk zijn er meer afgezonden, om met hem gemeenfchaplijk het groot oogmerk der reize van björnsthSl ten uitvoer te brengen. Hebt de goedheid, mij hier omtrent te onderrigt^n, want, waar ik kom, vraagt (t) Zie den 18 brief. (S). Zie den 19 brief.  349 men mij over de Zweedfche ondernétning naar het Oosten. Ik heb van den heer hofraad Miciuëus niets gehoord; éven zo min heb ik iets van de andere Göttingfche geleerden gezien: want van de lerterkunoe der Duitfchers verneemt men hier in Italië volftrekt niets. Haller, linn^eus en voltaire zijn fchier de eeiuglre Overalpifchen, die hier bekend zijn; en derzelver fchriften zijn hier in de boekwinkels niet eens te bekomen. Het is hier overal vol met Arabiers en Syriërs: de meesten zijn onbefchrijflijk dom: doch desniettégenitaande kan men veel nut van hun hebben. Ik heb eenen Syriër, met denwelken ik mij alle avonden een uur in het Syrisch ocfene, en eenen Arabier uit Aleppo, die bij mij woont. Zo dra het hand- fchrifr, waaraan ik thans arbeide, gedrukt is, zal ik de vrijheid némen, u er een exemplaar van te zenden, en ook aan den geleerden heer aurivillius, om zijn oordeel daarover te verzoeken. Eene beöordéling van zijne hand, bij aldien zulk een meesterlijk kenner der zaak zulks op zig wilde némen, zou de waarde van mijnen arbeid het best bepalen. . Zédert het vertrek van sekgel is trip. pel, een Zwitzer, de beste beeldhouwer te Rome. Z j  350 NEGENDE B 11 I E F. Van den heer d'axsse de villoison, aan den heer gjörwell (*). Venetië, den Februarij, 1780. ^/omment pourrois-je jamais trouver des expresjions, pour vous exprimer la vive douleur & Véternel regret, que me caufe la mort cruelle de mon ami & cher maitre, Monfieur Björnfiahl! Notre Ambasfadeur a la Porte, & enfuite Monfieur Norberg m'aveit déjd appris cette cruelle nouvelle, qui tn'd frappé comme un coup de foudre. Rien ne me pour ra jamais être plus fenfible, que cette funeste perte, & je voudrois pour tout Tor du monde, que Monfieur Björnflahl, qui est mort martyr des lettres, n'eüt jamais entrepris ce fatal voyage. Monfieur Blomberg ,■ que fai eu le plaifir de veir d Paris, a bien raifon d'obferver, que rOrient a toujours été le tombeau des favants Suedois. Je vous remercie infinement de m'avoir envoyé fon éloquente lettre (v), ê? je m'en fuis fervi, Monfieur, pour en tlrer des détails, que finfere dans mon ouvrage, que je joins 0 mon Eudocie, & ou je rends a Monfieur Björnflahl une partie de la juftice, que je lui dois d tant de titres. Le (*) Geplaatst in de Stokholms Larda Tidningar, 1780., jtfrte ftuk. (v) Zie 't Uittrekfel uit dien brief, agter den XII. Brief van Ait Aanhangfel.  35» foible hommage joint a VEuè&cvi pasfera a Ia pofteriti. — J'ai préféré cette voyepour luipayer le trihut, que je ne puls refufer d ia memoire d'un homme, qui m1 est (i chef; êf auquel fai tant d'obligations. Je vous prie, de vouloir bien me rappeller dans le fouvenir des favants Mesfeurs Aurivillius fef Floderus (*), auxquels je deftine ausfi qua vous, Monfieur, un exemplaire de mon Eudocie (F). (*) Hoogleeraar der Griekfche taal, te Upfal. (£) Deze eudocia , of eudocie Violarium (waar over fflen nazie de fchrijvers, door den Hoogg. Heer saxe aangehaald, Onom. Lit. P. H. p. 183. fq. en de Biblioth. des Scienc, T. XLII. p. 207. fv.) is nu Uitgegéven in Anecdota Gra;ca, van den Heer d'ansse de villoison, te Venetië, 1721. II.Tom. in 4/0. Biblioth, Crit. P. VI. p. 132. Z4  SS* TIENDE. BRIEF. ! C Si", "7» *> «wpwSSvs Bil T5i\U*,y\ Uyfl <&« fe*r Hof kanfelier en Kommandeur baron pue, derik sparre, fl,» «fc» £3. „jÜKNSTaiIL ,„Van den Joden Maij, 1779. 0> T ^LN gevolge van het hoog bevél, van zijne koninglijke Majefteit, is mij gelast, u op het ernstigfle voorteftellen, Jpe veel er aan gelégen zij, dat gij.de aanftaande reismet de grootfte voorzigtigheid in het werk fielt, op dat u en pwen reisgenoot in deze zeer gevaarlijke landen geen gevaar treffe, dat. door voorzigtigheid en te voren genomen overleg zou hebben kunnen vermijd worden. Indien gij door te veel wagende itoutheid u bij voorkomende gelégenheden in eenig gevaar ftortte, zoud gij daardoor te eemgen tijde het vaderland in uwen perfoon van een onfchatbaar bezit kunnen beroven, en onze groote koning zou alsdan den rijken oogst misfen, dien hij, niet zozeer van de aanzienlijke kosten, door hem en het rijk daartoe hefteed, als wel van de zeldzaame en uitmuntende kundigheden verwagt, welken een onderdaan van hem, die zig zo, gelijk gij, voordoet, gewislijfe te eenigen tijde aan zijn hof zal terug brengen, indien het gode behaagt, uw léven en uwe gezondheid in genade tefparen, hetwelk all' uwe vrienden en landsgenooten met het blakendst O) Pe Heer björnstShl heeft dezen brief niet ontvangen.  553 hart van hem bidden. e= uw eigen rijp oordeel en nadenken zullen u genoegzaam aan de hand géven het geen u op uwe aanftaande reizen tot de omzigtigheid, daarbij nodig, billijk aanleiding moet géven; en zulks zijner Majefteits wil en bevél zijnde, zult gij het altoos in uwe gedagten houden. ELFDE BRIEF. Van den heer blomberg. Pera, den i?den Maart, 1780, e grafzerk word bezorgd, egter met de vercischt» fpaarzaamheid, fchoon dezelve évenwei, voor dat hij geheel gedaan is en op zijne plaats komt, omtrent 80 of 90 piasters zal kosten. Hij kan dus wel geen pragtig grafteken worden : maar hij zal nogthans gepast zijn, om tanti Vtri cineres [de asfche van zo groot een' man] te bedekken. Het nogmaals overgezien opfchrift zal er op uitgehouwen worden; en men behoeft in Zweeden wégens het bewaren van den gra'ffteen niets te vrézen van de zijde der Turken: waut in hunne zédeleer ftaat zo wel als in de onze het kapittel van de Officia erga mertuos [pligten jegens de doodenj. Z5  354 TWAALFDE ERIEF Van den heer björnstühl (*). Uit de haven hij Volo , den iijien Fehruarij 1770. M ijne> aankomst te Volo was wel den 3*1» dezer maand; maar in Thesfalië' zelve ben ik door de ménigvuldige fneeuw belet geworden , mijne reis verder te land voordtezetten. Doch de fueeuw nu meestendeels gefmolten zijnde , ben ik voornémens, mij naar eenige Griekfche kloosters te begéven , welken vier of vijf dagreizen vanhier, op zulke hooge klippen liggen, dat men zig naar het een 3,6, en na een ander 2.6 vadem hoog moet laten opwinden. In dezelven zijn veele zeldzaamheden, zegt men, inzonderheid raare boeken, die nog door niemand bezigtigd zijn. In Europa zijn deze kloosters niet eens bekend, fchoon er wel een half dozijn van dezelven gevonden worden, die in eenen kleinen omtrek naast elkander liggen. Ik zal nu zien, of ik over de berugteijverzugt, en den argwaan dezer monniken, die zozeerfchuwen, om de oude handfchriften te tonen , kan zégepralpn. Door goede aanbevelingen en voorzigtigheid zal het mij, zo ik hoop, gelukken. Ik denk den weg derwaard of over Carisfa, of langs eenen anderen weg met eene ka- (*) Zie Stokholmt Larda Tidningar 1779. go. fluk, en vergelijk den XlIIden Brief der Tweede Afdeeling.  355 ravaan te némen, die van hier naar Trikala , drie dagreizen van Volo, gaat. Midlerwijl heb ik mij hier eenigzins gereed gemaakt. Mijn reistuig, dat zeer op zijnEuropisch was, heb ik moeten veranderen : ik heb mij hier groote mantelzakken, die men faifana noemt, en rijbroeken of fchelwar e. z. v.'laten maken , om in het tèHtt, (tebdil betékent onbekend) op de Turkfche wijze te zijn. Ik neem eenen janitfaar en eenen Griekfchen bediende méde, den laatften, om hem voor mij te laten koken. Iletpaerd voor den bode, die op het oogenblik zal vertrekken , is reeds gezadeld; dit is de réden , waarom ik ditmaal zo zeer haast maken en kort wézen moet. Voor het overige heb ik een breedvoerig verhaal opgeheld van onze gevaarlijke reis; hoe wij den 23ften, aAiten, tot den 28itcn van louwmaand bij de Dardanellen verfcheidcnmaalen in lévensgevaar waren , en daar bij eene koude , die zelfs ons Zweeden onbekend was, en eenen horm hadden, die het fchip , fchoon voor drie ankers liggende, omfhngerde, zo dat wij ook 1'esperance of het plegtanker moesten werpen, e. z.v. Maar dit verhaal denk ik bij de eerhe gelégenheid over Salonichi aftezenden. Ik heb reeds maatrégels genomen , om mijne brieven van daar herwaard te laten afhalen, eer ik van hier vertrek, e. z. v.  35* UITTREKZEL Vit des heeren g]ö awelis Berigten van björnstShls' iaatfte levensdagen en dood (V). ' JBEet geen ik van de reis des onwaar- deerbaaren mans naar Griekenland en van zijn overlijden voor her tégenwoordige kan melden, heb ik voornaamlijk mijnen vriend, den koninglijken Zweedfchen gezantfchapsprédiker te Konftantinopel , den bekwaamen en waardtgen beere karel peter blomberg, te danken , die ' m.) m zijne brieven, waarméde hij mij vereert, berigten daar van médegedeeld heeft. Ik zal de órde volgen. In louwmaand ,779 begaf de heer björnstShl , terwijl hij op den heer adjunct norberg, die tot zijnen reisgenoot naar het Oosten beltemd was, moest wagten , zig van Konftantmopel te water naar Griekenland, en na eene zeer moeilijke zeereis kwam hij den 3den van fprokkelrr.aand te Volo in Thesfalië aan , van waar hij eerst noordwaa-d naar de vermaarde Griekfche kloosters op den berg Jf. thos (*), en vervolgens op den terugweg naar Athenen,' zuid waard van Volo, voornémens was te gaan. Om den harden, en in die landen geheel ongewoonen winter, vertoefde hij tot in lentemaand te Volo, en de Iaatfte brief, 87.C1uküit ^ St0kh°lm Larda™Sar> '779. 70. 77. «, O Zie den voorbaanden XII0 „ nog geen tijding van onzen björnstShl en zijnen toé» ftand- WiJ" h°Pe'i en vrézen alles. Wij rékenen da„ gelijks of op brieven van hem , of op zijne wéderkomst, „ maar dagelijks te vergeefs. In de (treek van Salonichi „ is het nog zeer gevaarlijk. Ondertusfchen heeft de ko„ ningtijke fekretaris, de heer van heidenstam (*), de „ nadruklijkfte maatrégelen doen némen, ten einde wij „ met zékerheid mogten vernémen, hoe het met onzen „ geleerden reiziger gelégen is. Men heeft zelfs het op, „ perhoofd der Griekfche kerk verzogt, door middel van „ eenen ernftigen herderlijken brief aan zijne ganfche „ geesthjkheid in dat geweest, derzelve aantebevélen, ,, om, zonder verzuim, en in alle kloosters, naar dien „ gewigtigen man te vernémen. Hetzelfde heeft men den „ konfuls te Volo en Salonichi opgedragen. De naar„ vraag gefchied dus op de plegtighe wijze. Voor het „ vertrek van den naastkomenden post (f) zouden wij „ mogelijk eenige tijding kunnen bekomen. Tot op „ het Iaatfte oogenblik hield ik hem met de vurigfte deel„ néming de woorden voor: Verfchoon u zeiven. Door „ onpaslijkheid kon ik het genoegen niet hebben, hem (*) Toen Zweedfche Chargé d'affaires bij de Ottomanifche Porto, na het vertrek van den buitengewoonen gezanc, den heer uliucii celsing, die, den 7 van lentemaand 1779, Konftantinopel verliet, om zijn vaderland te bezoeken, en een groot begunstiger van den heer EjöaNSTaHL was. Aanmerk, van den Uit". (t) Dat is binnen 14 dagen; want de post gaat om de 14 dagen van de Turkfche hoofdftad af, en komt er ook om de 14 dagen aan. Aanmerk, van den Uitgéver.  M aan boord te verzeilen; doch ik zond hem het Iaatfte „ oogenblik nog eene kleine ichriftlijke vermaning tot de „ hoogstnodige deugd van gematigdheid, zelfs ten aan,-, zien van het verzamelen van kundigheden. Verfchei„. dan van uwe brieven aan hem, als méde de boeken „ van dén heer hofraad en ridder MictiAëLis, zijn onder „ adres aan den Zweedfchen konful naar Salonichi afgezonden." Den jfW» van hooimaand meld hij, dat de heer norberg, eenige dagen te voren, gelukkig van Venetië te Konftantinopel was aangekomen, en onder weg gelégenheid had gehad,: te Salonichi aan land te ftappen, doch zonder Het minfte berigt van björnstühl te bekomen. Alles, wat men toen te Konltantinopel van hem wist, was, dat een Turksch koopman 40 dagen voor den 3den van hooimaand in eene herberg te Trikala , eene plaats in Thesfaliën, in de nabuurfchap der gemelde Griekfche kloosters gelégen, met hem in gezelfchap was geweest. In hoe verre hij egter toen deze kloosters bezogt had, of niet, was onbekend; want onmiddellijke berigten van hem, of hem betreffende, kreeg men niet eerder, dan toen de tijding van zijne ziekte, en vervolgens die van zijnen dood, kwam. — in eenen brief van Pera, den van oogstmaand, fchreef de heer blomberg, ondier anderen, het volgende: ,, De dood van onzen ver,, eeuwigden björnstSiil volgde eenige dagen na dat hij ,, door zijne ziekte, de rotkoorts, aangetast was, den ,, i2'knvau hooimaand, kort nazonneöndergangtusfchen „ 4 en 5 uur. — De heer van heidenstam ontving de,, ze treurige tijding den aiften van hooimaand door eev nen afgezondenen van den Zweedfchen konful te Salo-  » nic,li' den heer delon, in wiens huis hij het tijdelijks „ met het eeuwige verwisfeld had, en droeg, uit hoofda „ van zijne menigvuldige gezamfchapsbézigheden, het „ aan mij op, u van dit hnertbjk verlies kennis te gé„ ven. Ik kan u thans het volgende daarvan melden. In h het begin van hooimaand krégen wij zékere tijding, dat „ hij te Lithochori, een dorp aan den voet vandenO/yw„ pus en eenige mijlen van Salonichi gelégen , ziek was „ geworden, en dat onze wakkere en ijverig voor hem „ bezorgde kapitein laoerströ.m, die te Salonichi gelé,, gen, en op zijne lading gewagt had, met een groot ge„ deelte van zijn fcheepsvolk derwaard gegaan was, om „ hem naar de Had te brengen; en niet lang daarna kwam „ de tijding van zijnen dood. — Ondertusfchen is het „ een troost, dat hij ftil en gerust op het ziekbed den „ geest gegéven heeft, daar wij hier allen in de vrees ,, waren , dat barbaarfche Albaneefen en ftraatrovers hem „ reeds voor lang op eene geweldige wijze het léven had„ den benomen. Ook is hij niet onder Barbaaren, niet „ onder vreemdelingen, maar onder landsgenooten geftor* „ ven; want, gelijk ik gezegd heb, er lag een Zweedsch „ fchip in de haven aldaar, en de kapitein lagerström „ heeft tot op het laatheoogenbik de. téderhe zorg voor „ hem gedragen cn hem opgepast. — Dus bevat n« „ Griekenland; deze voormalige voornaamhe zétel der „ wétenfehappen en geleerdheid; dit waare moederland „ van fchoone kunsten en geleerde kundigheden, björnn sTiiiiLS gebeente in zijnen fchoot. Zijne asfche verëe„ nigt zig met de asfche der oude vaders der wijsheid, „ die hij zo hoog fchatte, wier fchriften hij zo vlijtig las „en  h en zo grondig kende: de leerling rust nu aan de zijde zijner meesters. De godinnen der wijsheid, die uit dit j, in onze tijden zo ongastvrij. zo woest Griekenland zé„ dert langen tijd ontvloden zijn, zullen niet verzuimen, ,, ten minden voor een oogenblik, zig naar het graf van ,, dezen haaren lieveling te fpoeden, om zijnen dood te 9, bewénen. Mogten ten minden zijne nagelaten geleerde médebroeders, welken hij door de kundigheden,op ., zijne lange reizen verzameld, kennis en vergenoegen verfchaft heeft, niet vergéten, hem een waardig gedenktéken te fligten, terwijl hunne traanen over zijn al „ te vroeg verlies toornen ! Zijne, eens BjöRNSTaHLS , 5, gedagtnis moet zelfs in marmer bewaard worden ! Wek ,, derhalven de fraaije geesten onzes lands op, om een j, kort en zinrijk opfchrift opteftellen, dat wij op den „ grafzerk onzes overléden vriends kunnen plaatzen." Onder den 17*11 van oogstmaand deelt de heer blomberg. mij het volgend uittrekzel méde uit eenen brief van den kapitein lagerström: „ den 6*" van hooimaand, té„ gen den avond, voer ik,névens eenen geneesheer van Salonichi,met eene bark af, en 's anderendaags namiddags vond ik den heer profesfor te Lithochori door „ eene fterke koorts aangetast, zo dat hij van tijd tot tijd ijlde. Toen ik hem groette, vraagde hij mij, hoe het was, dat hij eenen landsman hoorde fpréken? waar„ op ik hem verhaalde, dat ik gekomen was, om, indien ■ „ het mogelijk was, hem naar Salonichi te brengen. Hij „ antwoordde mij met vreugdetraanen, dat god mij herwaard gezonden had, om hem behulpzaam te zijn, dat „ hij vanhier wegkwame, en vraagde naar mijnen naam» III. Deel. Aa  „ Hij had geen dienaar, maar alleen eenen janitzaar bij zig, dien hij te Volo aangenomen had. Den 8llea, des „ morgens, bezorgde ik eene draagbaar met matrasfen en „ dékens névens agt mannen, welken den lijder beurtlings „ droegen, wijl de plaats twee uuren verre van het ltrand „ lag; hij kwam gelukkig in de bark. Onder weg zeide 5, hij met weinige woorden: ais god mij weêr in gezond„ heid herftelt, zal ik naar Montefanto en van daar naar ,, Athene reizen. Wij kwamen des avonds te half zéven „ hier aan, toen de poort reeds gefloten was: wij kré„ gen buiten nog een vertrek, daar wij den nagt konden „ overbrengen. Des morgens van den o*n liet ik onzen „ björnstühl naar het huis van den Zweedfchen konful „ overbrengen; waarop hij vergenoegd fcheen te zijn, ,, en naar zijne brieven vraagde, die de konful te voren „ naar Konftantinopel terug gezonden had. Vervolgens viel hij in eenen llaap, die zelden afgebroken werd. „ Den io^n gebruikte hij weinig geneesmiddelen. Den „ ii^nfprak hij in het geheel niet. Den ia*», des mor„ gens te 5 uur , eindigde hij, door eenen zaligen dood, „ met zijn léven, zijne reis vol moeilijkheden. Den zelf„ den dag werd hij des avonds ten oosten van de ftad „ nabij het graf van eenen Engelfchen konful begraven. „ Onder degeenen, die het lijk verzelden, bevonden zig, „ behalven eenige Grieken , die onder Zweedfche be„ fcherming zijn , ook de Zweedfche , Engelfche en „ Dtenfche konfuls; de overigen zonden hunne tolken „ en janitzaaren. Van onzen godsdienst was er geen „ geestlijke, om het lijk ter aarde te heitellen (*). Over- (*) In Zweeden plaatsen de geenen, die het lijk gevolgd  l, tuigd zijnde, dat gods woord éven kragtig zij, van „ wien het ook mag uitgefproken worden, nam ik dit „ werk op mij. De weinige woorden, die hij in „ de Iaatfte dagen fprak, betroffen zijn verlangen, om „ zijn vaderland wéder te zien, zijne moeilijke reis, en „ dat hij zo gelukkig was geweest, eenen goeden janit„ zaar aantetreffen, dien hij voornémens was, eene be„ vordering te bezorgen * e. z. v." Hierop maakt de heer blomberg nogmaals gewag van onzen gemeenen pligt, om BjÖRNSïüHLS gedagtenis te vereeuwigen. , Betreffende den graffteen, het volgend opfchrift, waarvan de kanfelaarijraad en ridder de heer van sotberg , een meester in zinrijke opfchriften en kenner der verdienste, de opfteller is, zal daar op uitgehouwen worden. Hic. Jacet. Qtd. Europam. Testem.Eruditionis. Et. Virtutis. Habuit, Peregrinator. Suecia. Natus. Tacobus. jonas, björnstühl. Ad. Academiam. Ottee. Londini. Gothorum. Est. L. L. O. O. Et. Gr. Profesfor. hebben, voor dat hetzelve nédergelaten word, zig rondom het graf; maar zo dra het nédergelaten is, treed de predikant névens den koster digt aan het graf, werpt met eene kleine fpade driemaal aarde op de doodkist, onder het uitfpréken der Bijbelfche woorden: gij zijt (lof e. z. v., leest daarop verfcheiden gebéden en eindigt met het uitfpréken van den zégen: deze kerkplegtige (Liturgifché) verrigting word jordfdsta, ter aarde be„ ftellert, genoemd, Aanmerk, van den Hoogd. Vertaler. A a 2  In. ProcinStu. Ad. Oras. Afia. Africaque. Luflrandas. Vita. FunStus. Thesfalonica. D. XII. Jul. A. O. R. MDCCLXXIX. Pari. Fato. Ac. In. Oriente. Non. Ita. Pridem. Concesferant. Hijloria. Naturalis. Magiftri. Fredericus. Hasselquist. Et. Petrus. ForskSi» Noftrates. Manifefto. Numine. Ut. Videretur. Triga. Illa. Nobis. DileEia. Satis. Sibi. Suaque. Gloria. Sed. Eheu. Brevius. Quant. Sat. Patria. Et. Orbi. Erudito. Vixisfe. Cippum. Posfuerunt. Amici. Populares. [Hier ligt, die Europa ten getuige zijner deugd en geleerdheid gehad heeft, de Zweedfche reiziger, J. J. B., hoogleeraar der Oosterfche en Griekfche talen te Lund, in Got'nland, toen hij gereed flond om de kusten van Aziën en Afrika te bezoeken, geftorven'te Salonichi, den ia^Ju_Iij3 1779., met gelijke uitkomst, als niet lang te voren nog twee Zweden, kenners der natuurlijke biftone,naar hef Oosten vertrokken waren, namelijk Fredrik  365 hasselquist, en peter FORSKaL, door cods befchikking, dat dit drietal, bij ons geliefd, lang genoeg voor zig en eigene eer, maar, helaas! te kort voor het vaderland en de geleerde weereld zou leven. Dezen grafzerk hebben zijne vrienden en landslieden opgeiïgt.] Het volgende is het berigt, hetwelk björnst5hi.I getrouwe janitzaar van zijne Iaatfte reizen en van zijn overlijden gegéven en de heer norbero mij in eenen brief uit Tharapia, den 15^ van herfstmaand, 1779, médegedeeld heeft. Deze fchrijft: „ Op de reis van Vofa „ naar Tirnava geraakte hij in gezelfchap van eenen Pool„ fchen geneesheer. Deze loste op de Iaatfte plaats ,, eene piftool op eenen flaaf, op den welken hij ver„ ftoord was geworden. De meester van den flaaf zond „ aanftonds vijftig gewapende mannen, onder de welken ,, eenige goede vrienden van den janitzaar waren, door „ wier bemiddeling gelijk ook door zijne eigen voorfbraak „ hij de bevrijding van onzen reiziger verwierf. Gedu„ rende dit ganfche geval hield BjöRNSTaHL de deur een „ weinig open, en tékende het ganfche beloop der zaak „ in zijn aantékenboekje op. Van hier kwamen zij te „ Sarka. Op de reis van daar naar Trikala ontmoetten „ zij veele Arnautfche ftraatrovers. Eer zij dezelven „ in het gezigt kwamen, liet de janitzaar den heer björn„ stüul zijne kléderen aantrekken, en hij zelf trok die „ van den heer björnstïhi. aan; de geneesheer had nie,, mand , met wien hij kon ruilen. De Arnauten wilden „ hen gevangen némen; doch de vriendfchap, in dewel„ ke de janitzaar ook met eenigen van dezelven ftonds Aa 3  %66 „ deed zien, dat men zelfs bij rovers zomwijlen édelmoe„ digheid vind. Te Trikala hadden zij veel moeite, om eene herberg te bekomen; doch werden eindelijk door „ eenen Turk ontvangen, daar de Turken anders geen y, Christen veroorloven, in hunne huizen te komen ; twee „ duizend Arnauten hadden zig in die plaats met geweld ,, van alle de herbergen meester gemaakt. Na den af,, togt der Arnauten, die den négenden dag volgde, waag,, de björnstShl het, de reis naar de omliggende kloosters te ondernémen. Ik weet niet, of de geneesheer „ méde van het gezelfchap was, hebbende vergéten , den ,, janitzaar, die héden met den heer van iieidenstam „ naar Konftantinopel gegaan is, daar naar te vragen: de „ eerfte reis, dat ik hem wéder fpreek, zal ik mij zo wel „ hiervan, als van al het geen den heer björnstShl op ,, zijne Iaatfte reize ontmoet is, laten onderrigten. Het „ eerfte klooster, dat de heer profesfor bezogt, was met 3, eene diepe gragt omringd, over dewelke eene brug lag, die door ijzeren kétenen des morgens nédergelaten en des avonds opgehaald werd. In de anderen werd hij ,, met touwen van 35, 30, 25 en 20 voet lengte opge,, trokken. In deze kloosters hield hij zig vijf en veertig „ dagen op, en was den ganfehen dag geftadig bézig 5, met de handfchriften. De monniken bewézen hem on„ gemeen veel beleefdheden. Alle morgen dronk hij zo 3, wel daar, als gedurende de geheele reis twee oka (*) koud water, at daarop eene oka verfche kaas, zonder „ brood, en dronk vervolgens melk: des middags baad- {*) Eene Oka is drie Zweedfche ponden.  ®<«fr 367 „ de hij zig ln koud water. Als de janitzaar hem daar,, van zogt aftehouden, hem vermanende, zulks niet te doen , dat deze lugtftreek zodanige lévenswijze ver,, bood, dat hij zig eene dodelijke koorts op den hals haalde, en dat hij, janitzaar, het naderhand zou te „ verantwoorden hebben,-kreeg bij tot antwoord: bemoei „ u met uwe zaaken, en bekommer u niet om de mijnen; „ ik heb het uit boeken, dat het koude bad mij heilzaam is. „ De janitzaar hernam: nu, als gij ziek word, zal ik mij ,, ook niet om u bekommeren, gij zijt dan zelt'oorzaak van „ uw ongeval. Van hier kwamen zij eerst te Dyskom, een ,, klooster, vervolgens te Porta, een dorp,waarbjörn„ STariL in eene kerk op eenen verren afltand dooreenen verrel ijker een opfchrift las. Dejanitzaarvraagde naar „ den inhoud, en kreeg tot antwoord, dar hetzelve den ,, opbouwer dezes tempels betrof. In dit dorp bezigtig- de hij ook eenen molen, in welken olie uit fefam ge„ perst word , welke de Oosterlingen, inzonderheid de ,, Jooden, veel gebruiken. Op de terugreize van daar „ naar Trikala vertelde men, dat in eene oude verwoeste kerk, drie uuren van daar gelegen, fteenen met op„ fchriften gevonden werden. Björnst3hl ging er heen, „ en vond dezelven zo aan (lukken , dat hij uit de op„ fchriften niets wist te maken. Een opfchrift van twee„ duizend jaaren oud op eenen fteenin eene kerk tusfchen „Trikala en Jifig-ishcr heeft, volgens het getuigenis „ van den janitzaar, behalven den heer profesfor niemand „ kunnen lézen. Verders berigtte men, dat op een veld, een tamelijk eind weegs van daar gelégen, onder de „ aarde een fteen lag met een opfchrift. BjörnstShl b©A a 4  36~s mim „ gaf zig in gezelfchap van twintig perfoonen, allen met „ (paden en fchuppen voorzien, derwaard, doch vond, „ na veel arbeids, niets. Van hier ging hij naar een „ dorp, Hflgikir genoemd, alwaar hij verfcheiden op„ fchriften vanfteenen affchreef, welken hij meestendeels „ up eene Turkfche begraafplaats vond. Van hier kwam „ hij te Ambulka. Uit een ander naburig dorp, Deinnen„ Jjet e/i (Muldersdal) waren eenige jagers op dejagt ge„ gaan. Zij joegen eenen vos; eu deze vlood in een », hol, zonder dat zij het wisten. De jagers hoorden „ den hond aanllaan, en zeiden: laten wij gaan zien,. „ wat daar te doen is. Daar komende, bevonden zij, • „ dat de hond in het hol was. De eigenaar van den hond „ gebood eenen Haaf, daaiïn te gaan en er hem uitteha„ len. De Haaf zag den hond niet , maar ontdekte daar„ tégen twee Sufurro. Niemand kan mij hier zeggen , j,, welke dieren dit zijn: volgens de befchrijving van den „ janitzaar, zijn zij wel zo groot als een os, en hebben „ hooge hoorns. De flaaf zag er ook veele gouden to- pus: topus is eene foort van ftrijdknods, die ik nog „ nooit gezien heb. De Turken, voornaamlijk de Ara„ biers, gebruiken ze te paerd. De fchrik voor die die„ ren belette hem, meer dan één van deze wapenen mé„ de te némen. Zijn meester zeide jegens hem: waarom „ hebt gij er geen twee genomen ? gaat er nog eens in. j, De flaaf antwoordde: al wilde gij mij dien topus verë- reu, zo ging ik er nogthans niet weêr in. Zijn mees„ ter werd toornig, bond hem een touw om het been, „ en dreef hem met geweld in het hol. Men wagtte ■3, lang op hem, dogh hij kwam niet weêr te voohchjjn,  mm 3°9 s, Men trok aan het touw, de voet kwam met liet zelve „ daar uit, maar hij zelf bleef er in. Daarop zeiden de ,, jagers jégens elkander: laten wij den mond van het „ hol toemaken, op dat de regter niet agter de zaakc ko„ me, en wij gehraft worden; de eigenaar van den flaaf „ voegde er nog bij: ik zal zeggen, dat mijn flaaf weg3, gelopen is, dat ik hem overal gczogt heb, doch zou3, der hem te vinden. Na bekomen berigt hiervan vraag,, de BjÖRNSTaiiï.s janitzaar de lieden in Ambulka, of in de nabuurfchap zulk een hol was? Zij antwoordden: 3, hier digt bij is een hol, maar daar woont de duivel 3, zelf; al wie daarin gaat, word oogenbliklijk dol. De 33 janitzaar zeide: wijst ons dit hol, wij zullen vijf pias- ters géven. De profesfor werd gémelijk, en zeide: „ gij hebt gelds genoeg, betaal gij zelf vijf piasters, ik 3, geef er maar éénen. Nabij het hol woonde een mulder. De janitzaar vraagde dezen: wat dat voor een gat was? 3, Hij antwoordde: er zijn twee Sufurro daarin: wij 33 zien ze altijd om middernagt herwaard bij den molen ,a komen, om te drinken, en dan kéren zij weêr tc rug. „ De profesfor wilde nu heen gaan , maar geen vijf pias3, ters betalen. De janitzaar fprak, van er des nagts in 3, te gaan, doch de andere befchouwde dit als te gcvaar3, lijk. Van hier kwam hij aan eene oude vesting bij het ;, meir Karla. De verzékering der lieden, dat daar op3, fchriften te vinden waren, was valsch. Na dat bij op „ den weg van daar verfcheiden kleine dorpen gezien 33 had, kwam hij te Ambilikia, daar hij zig agt dagen ,3 ophield. Bij den broeder des bisfchops van die plaats, 33 die hem veel goeds bewees, vernomen hebbende 3 waar Aa 5  870 „ de bisfchop zelfwas, verftond hij, dat dezelve te Li„ tochoro was. De heer profesfor hem zijn voornémen, „ om derwaard te reizen, te kennen gegéven hebbende' „ gaf hij hem eenen aanbevéliugsbrief aan zijnen broeder „ en zeide hem tévens, dat hij toch all' de opfchriften' „ die in deze (treek gevonden worden, mogte affchrijven, „ hetwelk hij ook deed. Verder reizende , kreeg hij onM der weg te Baba, daar hij een zeer fchoon Teke , of „ Tuiksch klooster, bezigtigde, berigt, dat in den de„ rewend van dit dorp een oud opfchrift gevonden word. BjöiiNsTaHL zag uit hetzelve , dat een Grieksch keizer, wiens naam de janitzaar vergéten heeft, dit huis „ gebouwd heefr. Derewend is een gebouw tusfchen „ twee dorpen of héden aangelegd, waarin een perfoon „ gehouden word , die geltadig zeer oplettend op de j, hraatrovers moet zijn: wanneer deze zig buiten hei: 3, liais aan de reizigers vertoont, kunnen dezelven veilig naar het naaste dorp of de naaste had reizen; maar „ blijft hij binnen, zo moeten zij weêr kéren, van waar „ zij gekomen zijn: zulke perfoonen heeft men ook hier „ te land. Toen de heer profesfor te Platimari kwam, „ nam hij zijne kalpak, eene hooge rolvormige muts, „ af, en baadde het hoofd in koud water. Het was juist „ een zeer hcete dag. Hij geraakte hierover wéder in „ woorden met zijnen janitzaar. Daags na zijne aankomst ,, te Lithochoro, alwaar de bisfchop hem ongemeen veel „ vriendelijkheid bewees , werd hij door eene hévige koorts aangetast, na dat hij daags te voren over kou„ de in het ganfche lichaam geklaagd had. De bisfchop „ zeide jégens hem, dat hij warme dunne foep moesï  5, drinken. Ilij antwoordde: ik drink koud water. De „ bisfchop helde hem het gevaarlijke daarvan voor; »j5bn„ stühl werd gemelijk, en de bisfchop ging van hem w weg. De prdfesfor gebood daarop zijnen janitzaar,die nu alleen bij hem was, hem koud water te géven; „ maar toen hij het proefde, behaagde het hem ook niet. ,, Hij was reeds zo ziek, dat hij eenen walg had voor ,, het geen altijd zijn grootfte wellust was geweest. De janitzaar vraagde hem , hoe hij zig ten aanzien zijner „ zaaken zou gedragen, indien hij itierf? of hij naar 3, Thesfalonika, alwaar een Zweedfche konful was, zou „ fchrijven a dat hij behoorlijke maatrégeleu daaromtrent 3, nam? Hieröp antwoordde hij, dat hij niet zou fchrij„ ven; niemand kent mij daar, zeide hij; fterf ik, dan 3, breng mijne nalafenfchap naar Konhantinopel. Onder3, tusfchen fchreef de janitzaar heimlijk eenen brief naar 3, Thesfalonika. Daarop kwam de kapitein lagerström 3, met eenigen van zijne matroozen , névens eenen genees„ heer en eenige andere door den heer onderkonful de53 lon afgezonden perfoonen naar Lithochorg. Toen de3, zen bij den heer profesfor kwamen, vraagde hij hun, 3, wie zij waren, eu van waar zij kwamen? Zij zeiden ,3 van Thesfalonika; wij hebben eenen geneesheer bij ,3 ons, en men heeft om ons gefchréven. Ik begeer geen 5, geneesheer, voer hij voord, en ik heb ook geen brief „gefchréven; wie heeft gefchréven? Uw janitzaar, „ antwoordden zij. De heer profesfor, zowel door de 33 tédere zorg van den janitzaar, als om dat hij zijne 5, landsgenooten bij zig zag, innerlijk getroffen, gevoelde „ eene onbefchrijflijke vreugde. Dezen dag had hij ee-  3?2 „ nen fterken buikloop. De arts liet hem iets innemen. 9> Den volgenden morgen droegen zij hem in den boot, „ en des avonds leiden zij hem in het huis van den kon9, Tul in hetzelfde bed, waarin ik gelegen heb, en daar » mï den derden d*g ffierf. Gedurende dien tijd fprak » hij zeer weinig, en gebruikte fchier geen geneesmidde•6, len. In zijne ziekte gaf hij verfcheiden maaien zijn „ verlangen aan den janitzaar te kennen , om, na kerft, ftelling zijner gezondheid , naar den berg Athos , naar „ Athenen , Thermopolis, Morua, e. z. v. te reizen. „ In mijnen volgenden brief zal ik verfcheiden hiertoe'be„ horende aanmerkingen bijvoegen. Met den gemelden 99 janitzaar zou ik de ganfche waereld wel willen doorrei„ zen; en wanneer thans, gelijk men zegt, de pest te „ Konftantinopel niet is , zal ik dezen winter daar met „ hem overal gaan, om de zéden en denkwijze der Iie„ den te léren kennen. Hij fpreekt het Turksch zb dui„ delijk, dat ik hem tamelijk wél verfta. Gedurende den „ rnmafan komt mijn taalmeester niet herwaard. Wij „ zijn voornémens, met den eerden naar Konftantinopelte vertrekken."  373 TESTAMENT VAN J. J. BjÖRNSTaHL. w ij twijfelen niet, of het zal den lézeren ook aangenaam zijn, wanneer wij hun den laatften wil van onzen BjöRNSTaiiL médedélen; voornaamlijk wijl deze ook kan toebrengen , om zig van zijne wijze van denken, welker kennis wéderom eenen merklijken invloed heeft op de beoordeling zijner berigten en gevoelens, .nader te onderrigten. De uitterfte wil luid aldus (*). „ Op zondag, den 17*" van bloeimaand 1778, be,, fchouwde ik als wijsgeer en als Christen mijne flerf,, lijkheid. De tdgenwoordige pesttijd verfchriktmij nier. „ De onzékerheid des doods is voor een' denkend' mensch, ,, die weet, dat hij, het zaad des doods in zig heb„ bende, geboren is, en in het één oogenblik niet voor„ ziet, wat in het andere kan gebeuren, thans niet groo5, ter, dan ooit te voren.. Maar de ménigvuldige voor- beelden, die ik dagelijks voor oogen zie, daar het één „ lijk nahetandere voorbij mijne venfferen gedragen word, 3, herinneren mij, dat het ook ras mijne beurt zou kun„ nen worden, en ik mij derhalven tot mijne Iaatfte rei3, ze, die naar de eeuwigheid, bereid moet houden. (*) Zie Stokhohns Lüi ria Ticlningar, 1781. No, 4S.  „ Deswégen maak ik thans, ten aanzien vftn het geen ik ,, bezitte, mijnen uiterllen wil, welke na mijnen dood, dien ik met blijde hoop op mijnen, gedurende mijn ,, ganfche léven door mij geliefden en aangebéden, Ver- losfer verwagte, uitgevoerd moet worden. ,, Mijn geheele rijkdom beftaat in papieren en boeken. „ Dezen heb ik beltemd voor hem, die mij dezelven in verfcheiden landen van Europa heeft zien verzame- len, en bij aanhoudendheid médegewerkt heeft. om „ mijne verzameling te vermeerderen, en mijne reizen 3, aangenaam en nuttig te maken. Deze is mijn geliefde vriend en gewézen reisgenoot, de hoog welgeboren ,3 heer baron karel fUedeiuk rudbeck, trawant bij de 53 lijfgarde van zijne koninglijke majelleit te Stokholm* Hij zal uit dit bewijs zien, dat mijn hart altijd éven 3, onveranderd omtrent hem is geweest, en dat ik hem ,, tot in den dood bemind heb. Ik heb tijds genoeg ge- had, om zijne trouwe vriendfehap in de tien jaaren te 5, ondervinden, in dewelken wij dagelijks en alle uuren ,, bij elkander geweest zijn, namelijk van bet jaar 1766 af, toen ik hem op het adelijk hof te Hasfelhij inZwee,, den, ons dierbaar, en nu onder den koning gustaaf „ den UI. eindelijk gelukkig vaderland, leerde kennen, tot in het jaar 1776, toen wij te Londen van elkander ,, fcheidden. „ Wijl de heer baron rudbeck van Oosterfche enGrïek„ fche papieren en boeken geen gebruik kan maken, zal „ het hem believen, dezelven aan de boekerij der koning,, lijke univerfiteit te Upfal over te doen, alwaar dezel„ ven als eene Björaftahlfche erfgift zullen bewaard wor-  S75 „ den tot gebruik der geenen, die nut en kennis daar uit „ kunnen fcheppen. „ De boeken daarëntégen, welken mijn vriend, de heer „ baron rudbeck, voor zig zei ven juist niet nuttig mogt „ vinden, zal hij de goedheid hebben, te .Stokholm of te Upfal in het openbaar aan den meestbiedenden te „ doen verkopen, en het geld aan mijne oudfte zuster , „ christina björnstühl, welke ongetrouwd is, en „ voor mijne ovcrléden ouders in hunnen ouderdom, in „ het koninglijk foldaatenhuis te Wadftena , zo veele zorg „ gedragen heeft, doen toekomen. „ Dit is omtrent de inhoud van den brief, dien ik den „ van louwmaand dezes jaars, de eer had, aan ,, den heer baron rudbeck, in het Fransch., te fchrijven, „ en waarin ik hem toen reeds deze mijne befchikking, „ welke ik lange in den zin gehad heb, médedeelde. „ Ik maakte daarin gewag van mijne beide lieve zusters; „ maar, aangezien de ongetrouwde de meeste onderfteu„ ning nodig heeft, zal mijne getrouwde zuster te Stok,, holm, reginacharlottabjörnstühx, hetnietkwa„ lijk némen , dat ik, gelijk boven gezegd, befchikt heb„ be. Zo is ook mijn eenige geliefde broeder in Holland, „ de heer magnus gustaaf BjöRNSTaHL, van god zo „ gezégend, dat hij van de nalatenfchap eens wijsgeers „ niets nodig heeft. Doch na het overlijden van mijne „ lieve zuster christina, zal het bovengemelde geld „ aan mijnen kleinen zusters zoon jacob gustaafljung „ komen. ,, Dienvolgens word de heer baron rudbeck bezitter ,, van all' mijne gefchréven papieren, van mijne brieven,  S7* ,s en van mijne briefwisfeling, gelijk ook vaii alle de boet* s, ken, die hem behagen, en niet tot de uitzondering * behoren, die ik gemaakt heb. Indien de gemelde heer s, baron in het vervolg, zelfs in zijnen ouderdom, het P3 mogt goed vinden , iets aan de boekerij van Upfal te 5J vermaken, zouden alle gemelde papieren en boeken, 9, onder den naam van eene Rudbeckfche erfgift, insge* 3, lijks daar in kunnen komen, en bij mijne bovengemeljfi de erfgift gevoegd worden, ten einde de geheele verï, zameling van handfchriften bij een kome, enonzenaao, men ook na den dood nog bij elkander mogen haan , r, daar wij in ons léven zo zeer aan elkander zijn verknogt h» geweest. Mijn hart word hier te zeer ontroerd, daar pa ik mij dezen dierbaaren en wakkeren vriend, den op5, regten en getrouwen baron rudbeck ,herinner , enbest denk, dat hij thans zo verre van mij verwijderd is. Ag, ■„ wanneer zal ik u in dit léven nog eenmaal omhelzen! ,, Mijne agterhailige wedde bij de koninglijke akadémie „ te Upfal, welke ik door de groote gunst van mijnen ,, genadigen koning trek, die mij,zonder mijn aanzoek, ,, en buiten mijne verwagting deze bediening gaf, toen ik te Napels was, behem ik hiermédc tot een kapi» taal ten behoeve van een klein ftipendium voor eenen 9J bekwftamen en ijverigen hudent, zoon eens krijgsmans, „geboortig uit Sudermanlaud, en die blijken van zijne „ bekwaamheid in de Oosterfche taaien, niet alleen in „ de Hebreeuwfche, maar ook in de Arabifche, névens de 9, overige dialekten, gegéven heeft. Ik kan op geen andere wijze mijne dankbaarheidjégensZweedcns groo„e ten koning gustaaf bewijzen, dan door de wedde, die  die hij mij gegéven heeft, wéderom tot zijnen dienst te ,, behéden. Ik weet, hoe weinig aanmoediging en on„• dcrdeuningdie geenen hebben, die zig bekwaam willen' „ maken, om den koningen het vaderland in deOosterfehe* ,, wétenfehappen te dienen. Ik weet ook, hoe zwaar ,, het arme offkiers z-oonen valt, om alle hindernisfen te „ boven te komen; derhalven heb ik ten minden éénen „ willen helpen, die blijken geeft, dat hij met zulke j, gaaven en bekwaamheden geboren is, die zig nooit „ door zwarigheden laten hinderen. Onze onderofficiers.} „ geringe bezolding hebbende, en ongelukkiglijk mees„ tendeels zonder hoop lévende, om verder bevorderd ,, te worden , kunnen naauwhjks voor zig zeiven ,, hun beftaan hebben, veel minder hunne kinderen op ,, de univerfiteiten onderhouden; om die réden zal dit ,, flipendlum aan eens onderofficiers, ten hoogden vaan„ drigs, zoon uit Sudêrmanland toegedeeld worden. „ Het zal op deze wijze vergéven worden, dat de]philöfofi„ fche faculteit te Upfal eerst drie van de geenen, die ef naar daan, daartoe voordelf, en dat de hoogleeraar ' ,, der Oosterfche taaien dan uit deze drie voorgchagenert „ den bekwaamden benoemt. Deze zal het dan zéven of „ agt jaaren genieten , en op het einde van elk akademiscK ,, half jaar in de Oosterfche letterkunde onderzogt wor„ den, om blijken van zijne dagelijkfche vordering te ,.géven . Gedurende den gemelden tijd moet hij zig op „ de univerfiteit te Upfal, of anders op eene buitcnland,, fche hoogefchoOl ophouden, en in het laathe geval aï„ le half jaaren een blijk van zijne geleerdheid, ten min„ den van zijne gemaakte voidcring, aan den hoogleeraar' UI, De ei.» B b  3?s m9s>® ,, der Oosterfche taaien te Upfal, die zijn beftendige op„ zigter blijft, overzenden. Opgefteld en gefchréven te Pera bij Konftantinopel, „ den 17*" van bloeimaand, 1778. Jacob Jonas CjöaNSTünL."  BLADWIJZER VAN HET DERDE DEEL. _/\.ar, een vloed. 185. Aarde , Hallers theorie van derzelver Oppervlakte. 151. Aardsoorten in Zwitzerland. 149, 150. Aartsbisschop van Canterbury mag trouwen. 248. ACREIX. 199. Adam , gezelfchaphouder van Voltaire. 85. Aigue. 30. Aigüebelle, ftad in Savoije. 30. 1' Aiguille de dru. berg in Savoije. 74, A:x, in Savoije. Oudheden aldaar. 40, 41. Berigten van deze ftad. ald. Akadémie, te Bern. 176. der wétenfehappen te Parijs. 226. te Geneve. 53. te Laufanne. 123. der wétenfehappen in Spanje. 113. Albani, fchilder. 94. Auseroni's Testament Politique. 87, d' Alembert. 67. Zijn artikel in de Encyclopedie. 45, 48, 49, 225. 13 b 2 Ba-  3§o BLADWIJZER van uhi Allione. 323. Alpen, derzelver gefteldheid en voordbrengzels. 17. en volg, Bevolking. 20. Dieren en boomcn. 22. Alpes Cottiit. 13. Graj/f, 19, Amnell , hoogleeraar te Upfal. 291. Anurc, agent te Geneve. 8r. Anekdote van Gustaaf Adolf. 204. van Zweeden. 233. Antcecy, (bisfchop te ). 44. Apütre, betékenis van dien naam te Geneve. 51. AQ.ua: Gratiantx. 40. Verbigena of Vrbigena. 208. Archimedes, in handfehrift. 307. ARriuiNi, geleerde te Venetië. 150. Arisa^dom, neiging der Geneveezen tot hetzelve. 46. Arve, vloed in Savoije. 71. Arveiron, vloed in Savoije. /j„ ArWIDSSON. 2TC) Aurivillius, hoogleerdar te Upfal. 268, 290, zijn karakter, door Helstedt. 190. As?EMBLéE littéraire te Latifan e. 125. Augustiinus leerredenen, 62. Avenciies, eene ftad. 13a. bij dezelve ontdekt men Roomfche munten en gedenkpenningen. 175, Avocats des pauvres !ii Chnmbray. 39. Avondmaal, hoe het te Geneve gehouden word. 51, Avoyer te ern. T3S. fchersfende inval betreffende dien naam. 202,  DERDE DEEL. 381 B. Baden (markgravin van), haar werk. 316, 317. 321. Baden, ftad waarvan deze naam gekomen is. 208. Berigten van dezelve. 209, 210. Befchrijving der baden bij dezelve. 208. Badendurlach (markgraaf van), zijn karakter. 319. Bailli te Bern. 138. Balechju, prenten van hem. 64. Balme, in Savoije, merkwaardig hol aldaar. 75. BAL-rmsARs lofrede op Haller. 168. Baptiste (J. de 3 Histoire de Gustave Adolphc. 25. Barfot, (Doctor) 301. Bath, ftad. 281. Beaümarchais (de ). 309. Beda, handfehrift van deszelfs bijbelverklaringen. 61. Beir (tamme). 281. Beiren te Bern, 139, 140. BiRANCER, Histoire de Geneve. 116. Bergen in de republiek Bern. 184. in Zwitzerland, derzelver gefteldheid. 149, 150. Bergmans werken. 148. Bern, berigten daarvan. 137. Regéringsvorm aldaar. 137. Groot terras. 140. Domkerk. 140. Befchrijving der inwoners. 179. heeft twee Avoyers. 202. Regtzinnigbeid aldaar. 178. Wetten tegen de pragt. 185. Gefchrifc betretTende de wetten tégen de pmgt. iSö. Berta , boekbewaarder te Turin, 24. B b 3 Ba.  332 BLADWIJZER van het Bertiiold. 137. Beylon, kapitein. 122. Ridder. 122. BjüRNSTühl , zijn gefprek met Voltaire. 84, 85. word iid van de Society of Antiqttaries of London, 301. zijn brief aan Limiceus. 314. aan HaUnrom. 335. aan Lideen. 325. zijn testament. 373. berigt van zijnen dood. 356 en volg. zijne gedenktekens. 353. Bisschoppen in Engelland mogen trouwen. 248. B likzem - afleider te Geneve. 65, Blomberg , gezantfchapsprédiker te Konftantinopel, deszelfs brieven betreffende Björnttahl. 353, 359, 361. Boekdrukkerijen in Sardinië', 9. Boekerij te Geneve. 58. te Laufanne. 123. van Voltaire. 100. te Bern. 169. Bodleyfche. 250. Boekerijen der kollégiën te Oxford. 249. Boogschutters genootfchap te Geneve. 56". Bonneville, ftad in Savoye. 71. Bordes (be la) brief aan Voltaire. 83. Borelli , ontdekt oudheden in Sardinië. 7. Bourbon (graaf de) 3^ Bourglets kabinet van natuurlijke zeldzaamheden. 63. Bourrits befchrijving van het hol bij Baftjie. 77. Brahe (graaf) 297. en deszelfs reisgenooten. 298. Brander,te Londen, deszelfs zeldzaamheden. 23!», 239. BriïfwIssblwg tusfchen Haller cn Voltaire. 181. tus-  DERDE DEEL. 3^3 tusfchen Wafenberg en Gyllenborg. 267. Bristol , ftad. 281. Broglio, bisfchop van Savoye. ïöï, Brown, Engelsch predikant te Utrecht. 48. Brunet, Italiaanfch geleerde, berigten van hem. 60, Brunette, vesting in Piëmont. 14, 24. Bruns brief over Björnftahls dood. 344. aandeel aan Kennicots bijbel. 260. twisten tusfchen hem en Profr. Tychfen. 260. Busbecks brieven. 8. Bussers befchrijving van Upfal. 148. Bvssus, een Koptisch woord. 308. Bijbel in een oud Latijnsch handfchrifc te Geneve. 6r. Bijbels (Hoogduitfche gedrukte) voor Luthers tijd van 1482 1485 en 1490. 209, 210. C. C^agliari. berigten van deze ftad en derzelver inwoners. 4 , 5 Univerfiteit aldaar. 3. Caldani, hoogleeraar. 160. Calmets bijbelwerk, in Voltaires boekerij. 100. Calvijns Catechismu». 49. Cambiagi, gefchiedfchrijver. 8. Cambridge, handfchriften van Newton aldaar. 080. Candidaten tot het prédikampt, te Geneve. 50. Cara de Canonico , kaart van de Alpen. 25. Carcani. 348. Castellio. 40. Catechismus, Geneeffche. 46. Cenis , befchrijving van dezen berg. 12;. en volg. weeder aldaar. 18. Chaluon, berg. 24, Cham-  BLADWIJZER VAN HET Ciiambers , zijne werken. 234; agcing voor de Zweeden. 233. Chambery, berigten van deze flad. 38. Chamouni, Dal in Savoye. 71. Champ (le) de Mr. de Ftïtaire. 96. Chatelatne (la) omftreeks Geneve. 112. Chatelet (du), Voltaires Zoon. 94. Marquifin, Voltaires minnares. 24. Christin», koningin van Zweeden, zeldzaame gefchiedenis van haar. 26. Clermont Tonni'.re, (Griavin van )r22. ClOVlER, fpaanfche abt. 82, 101. 113, Coikte, hoogleeraar te Geneve. 53. Collana (la) 24. Collegie te Geneve. 53. Colleg en te Oxford. 246. Collin, deszelfs brief. 312. Comeet van 1773. 110. Compagnie des Pasteurs te Geneve. 50* Coksistorie te Geneve. 5 r. Cock , kapitein. 307. Coppet in het Bernrch. 1 16". CottNElLLE. 100. Corpus-christi-boekerij te Oxford, Newtems eigenhandige brieven aldaar. 280, Corsika, berigt van deszelfs inwoners. 2 en volg. Cote, land. 117. Cour, dorp in Zwitzerland. 128. Cramer , Voltaires drukker te Geneve. 97. aartige fpotprent op denzelven. 191. Cüetins, lieden in Wallisland. 158. Croix (de la) Boekbewaarder te Madrid. 87. D.  DERDE DEEL. 385 D. Dahlberg, zijne merkwaardige gefchenken ami den koning van Zweeden. 229. word ridder. 230. Dalins Zweedfche gefchiedenis. 148. Dalkarlers worden met de Savoijaarden vergeleken. 32. derzelver taal. 75. Delon, viceconful te Lithochoro. 371. Denys (mevrouw), Voltaires nigt. 86. 100. Derewend , wat het is. 370. Diderot, dichter en wijsgeer te Parijs. 224. bijzondere berigten van hem. 219. word boekbewaarder der keizerin van Rusland 221. aanzienlijk begiftigd. 221. zijne verkéring. 223. word door voornaame perfoonen bezogt. 227, 2.28» maakt het plan tot de Encyclopedie. 225. werkt alleen 10 deelen daarvan af. 226. zijne onvermoeide vlijt. 226. zijn ftreng oordeel over hovelingen. 226. Diodati, boekbewaarder te Geneve. 58. Doge, fpotagtige inval betreffende dit woord. 202. DRAAGZéTEI.s. 20. Dru, een Savooisch woord. 74. Duitschen, derzelver fmaak bij de Italiaaneu Veragt. 136", Dyskom , een klooster. 367. E. Echiniten of zeeappels (verfreende) 68, Eckerman, hoogleeraar ce Upfal, 290. Elboeuf (prins van) 122. lil. Deel. C c  3*6 BLADWIJZER van hit Eleutheromanie , gedicht van Diderot. 224. Encyclopedie, (franfche). 114. fchrijvers daarvan. 225. Verfchillen daarover te Geneve. 45. (Yverdonfche) 153. Engel beweert dat bij den noordpaal geen ijs zij. 179, 180. d'EoNj ridder. 309. Erasmüs van Rotterdam. 1S2. Erlach (graaf) 155. Ernst, II. van Saxengotha bezoekt Diderot. 226. Evian, dorp in Zwitzerland. 128. f. Feest op het Genecfsch meir. 79. Felle'nberg, hoogleeraar te Bern. 177. Fellows te Oxford , berigt van dezelven. 246". mogen niet trouwen. 248» Fereers brieven. 65, 148. Ferdinand, prins van Brunswijk, bezoekt Diderot. 225. FERf-ey. 83. befchrijving der kerk aldaar. 90. tuin. 95. zijdewormen. 95. ■ blikzem - afleider. 95. Ferriere aan den Cenis. 17. FiRMiAi» (graaf). 155. Florian, Voltaires neef. 99. Folsch, Confu'. 8i. FoLARns^gevoelen van Hannibals togt over de Alpen. 13, Fontana (Felice). 153. Forellen in Piemonr, 19»  DERDE DEEL. 38? Forster (doftor) zijne reize om den aardkloot. 307. berigt van zijne werken. 308. Frankein. 66. Franciskus I., koning van Frankrijk, anecdote van ficm. 161. Freron, fpotternij van Voltaire op hem. 104. Freyburg (kanton). 132. •••• -••**•=•' 52 ** ■ ,il**!,'5J G aiin (Jufvrouw),merkwaardig,borduurzelvan haar. 295. GaRDESGÜRD, betékenis daarvan. 132. Gallische naamen op x bij Caifar. 109. taal, overblijfzeli daarvan in het Savooisch. 75. Gallitzin(prins), gezant in den Haag. 223. Gaubius, hoogleeraar te Leiden. 154. Gaulois, taal. 75. Gautiiler Dagoti. 317. Gazani's fardinifche gefchiedenis. 8. Gedenkpenningen (zeldzaame), te Rern.TS?. t8S> Geer (baron de), i8t. Gemelli, hoogleeraar te Sasfari. 8. Geneve, berigt van deze ftad. 42. wetten aldaar tégen de pragr. 67. burgelijke oneenigbeden. 67. groote kerktoren. 80. (bisfchop van). 44.78. (meir van) en landftreek daar om hsen. 79. Gard;l. 40. Gtsner. 323- Glac;eres (les) in Savoije. 7r. in de Republiek Bern. 185. Cc %  3*8 BLADWIJZER van het Glasse. 285. Glocester , eene flad, befchrijving van dezelve. 283. fpeldefabriek aldaar. 283. Godsdienst (R. katholijke) bevordert in Italië de fchoone kunsten. 43. (hervormde), agtloosheid derGeneveezen in denzelven. 44. t* Laufanne. 119. Godsdienstverschillen te Gerev.e. 44 en volg. Gokam (graaf), zijne fchriften. 116. GoTHENIUS. 252. Goti, naam der Duitfchen in Italië. 136. Grande croix (la), een dorp. 18. Granvelle, zijne handfchriften, te Befancon. 200. Grasset, Voltaires en Hallers briefwisfeling om hem. 162. l8r. Grill word in Engelland genacuralifeerd. 287. Grimm, Diderots vriend. 223. Grindar, betékenis daarvan. 132. Gros, pastoor te Ferney, 92. Grosley, misdagen in zijne reisbefchrijving van Italië en Geneve. 13 en vuig. Gruners natuurlijke gefchiedenis van Zwitzerland. 149. Güettard, te Parijs, 156. Gyldenstolpe. 298. zijne groote ervarenheid in de letterkunde. 298. Gymnasium, te Geneve. 53. H, H ackson. 304. Hagilar , opfchriften aldaar. 368. Haller, opfchrift van hem te Murten. 135. omflaiwige berigten van hem. 143.  DERDE DEEL. 389 zijne agting voor de Zweeden. 144. Geleerdheid. 145. Romans. 147. Denkwijze. 147», 148-, 158, 159, 167. zijn perfoon befchréven. 149. zijne fchriften, 154. merkwaardige anecdote van hem. 155, 167. zijn ampten en beroeping. 156. waarom hij Göttingen verliet. 157. betrekking tot Voltaire. 160. brief van Voltaire aan hem, 162.181. Zijn antwoord daarop. 164. loffchriften op hem. 186. zijne boekerij. 186. zijne EpiflaU erudit. viror. 323. ziins zoons Helvetifche Ietterk. gefch. 186. Haller (Amadeus Einanuel), zijne merkwaardige verzameling van munten en gedenkpenn. 187. Halls, te Oxford, berigt daarvan. 249. Hammarby, landgoed. 316". Hamilton (baron) 58. 112. Hannibal, waar hij over de Alpen getrokken is. 13, 13, Handschrift (het fraaifte), te Oxford. 268. Hadschriften te Geneve. 60. op Papyrus aldaar. 62. te Laufanne. 124. (zeldzaame), te Bern. 170. Haszli, dal in 't kanton Bern, welks inwoners zig voor Zweeden uitgeven. 189. derzelver bijzondere taal. 190. Heioegger , burgemr. te Zurich. 202. HeLLEDAV. 2!>2. C c 3  S?o BLADWIJZER van het Hellstedt, zijne Latijnfche verhandeling, 590. zijn karakter, 291, 29e. Hennin. Franfche refident te Geneve. 64. 114, m, Herreras gefchied. van Westïudië. m, Herrman, hoogleeraar. 323. Heyne , Hallers aanbevélingsbrief aan hem. i6t, Hol (zeer merkwaardig), in Savoye. 76". Botjjws (prinfen van"), te Bologna. 143, te Londen. 310. Homerus, Woods werk over hem. 56, 57. Hoogleeraars, te Laufanne. 123. te Geneve, derzelver beproeving. 54. te Oxford houden geen kollégiën. 247. zijn er egter toe verpligt door de wetten. 247. Hora caneniea, wat daardoor te verflaan. 248. Horkscy, hoogleeraar. 267. Horsley. 31 r. , nMinsfli3 ïirabsfnA^ Hüberti afbeeldzel,in Loper van Voltaire. 109, 211. Hcconet, Voltaires pastoor. 90. Humberï», Graaf van Savoye, zijne; graftombe. 28. Ht'NiER, doctor. 301. f Hwub, 34Ó, 347. t . ZE&ÏÏZÈSÏ e; acquier. 84. Jallabert, boekbewaarder te Geneve. 66, JeNKer, te Bern. J57. Jennjncs, Z\yeedfche konful. 57. zijne vrouw. 102. Ignatius (Sint) zou in Sardinië geboren zijn. f. Lire. 190. Inkomsten der reptih. Bern, 18;. etuvolg.  DERDE DEEL tfi Inwijing der leeraars, te Geneve. 50. Jones, zijne fchriften. 234, 274, 275. is Björnftahls vriend. 276. zeldzaam boek van zijnen vader. 280. Journal, Encyclopedique 88. Islar , doftor. 112. Italïaanen, karakter derzelven. 9. Italiaansche taal. 15, 23, 61. iTALië, volksmenigte. 9. Jul-gröt , verkering en gebruik van dit woord. 289. Jura,' berg. 131. Juvenalis fpreekt reeds van de Savooifche kropgezwellen. 70,159. Voltaire door hem gefchetst. 107^ K. ÏCabiott van oudheden, te Bern. 171. van natuurlijke zeldzaamheden te Geneve, 63. KSmpe , fekretaris. 299. Kanonnen (oude) van Karei den Houten. 175. Karel de flonte, hertog van Bourgondië. 135. Karlsruhe, ftad. 320, 322. Kat (dolle). Zie Langallexie. Katoenfaeriek te Geneve. 113. Keizerin van Rusland, haar uitmuntend karakter. 220. Kennicoit (doktor),boekbewaarder der Radcliffcheboekerij. 249. berigt van zijnen bijbel. 257. KERsiivoNDRijsTENnRij eeten, wat dit zeggen wil. 289, Kjellius, zijne geleerde verhandeling. 244. Kociier , hoogleerciar te Biru. 177. zijn karakter. 178. KoFfijnuizEN, te Laufanne. 193.  392 BLADWIJZER VAN HET Kóhlreuter, hoogleersar. 323, Kolonie (Gothifche), in't kanton Bern. 189. Koppelgedicht op Karei den eerften. 279. Kropgezwellen der Savooijaarden enz. 30. en volg. 69. i

Marmer (wit),of het in Zwitzerland is? 133. Martin, fchilder. 303. Matiiesius , Zweedsch predikant, in Londen. 232» Martorelli. 348. Maubert. 88. Maudry, fchutters koning,te Geneve. 78. May, Histoire Militaire des Suisfes. 173. Mazocciii. 348. Medaillons naar Antieken, op de boekerij te Geneve. 60. Meiclenburg Schvveviu (Prins F. van), zijn verblijf ia Geneve, 55- 109. III. Deel. D d  39+ BLADWIJZER van het Meyringen, dorp , ia het dal Haszli. 189. Miller (Joh.) geeft de plaaten van Linneus ftelzel uit. ajó". 311; Ministre , betékenis van dien naam, te Geneve. 50. Misthoopen , bij Geneve. 114, 115. Montblanc , of Montmaudit, in Savoije, deszelfs befchrijving en hoogte. 73, 76. Mo nt en verd. 72. 74. Montolieu (baron). 131. Morand , te Geneve. 96. zijne fchriften. 309. Morangie, Voltaire trekt zig zijne zaak aan. 93, Moreen, fcheepskapitein. 357. MoRCAGW. lfio. Morgue, ftad. 117. Moses gefchiedenis der Schepping. 152, Munchhausen. 157. Mureus. 292, Musgrave (Dr.) koopt Newtons boekerij. 279. Muzieknooten te drukken, wien de uitvinding toegefchréven word. 20t. Murten. 133, i3+# Mijlen , Piemontetfche. 20. Savooifche, 40, R. N aamen, bederving derzelven. 132. van plaatzen op x en y. 106. Necker, van zijne fchriften. 125. Negri, zijne befchrijving van Lapland. 310. Newton (ridder), alle zijne werken met eigenhandige aantekeningen. 2S0.  DERDE DEEL. 395 zijne eigenhandige brieven aan Flamfteed. 280. handfchriften van hem. 280. Nollets eleftrieke proeven. 66. Norberg (hoogleeraar), zijn berigt van Björnftahlï Ia«tfl« reizen en dood. 365 en volg. North (lord), kanzelier te Oxford. 248. Nostocks voorzeggingen. 110. "Novalese , aan den berg Cenis. 14,17. Nyon, eene ftad. 117. O. Onregtzinnigheid , ie Geneve. 44, 49» Opperhaszli, zie Haszli. Opschrift (oud), te Laufanne. 126. Opschriften , te Bern. 141. Orleans (hertog van). 94. Osterwald , predikant, te Neufchatel, zijn katechismus is te Geneve ingevoerd. 45. Oudheden, in Aix en verders in Savoye. 40, 41, te Avenches. 133, in Sardinië. 7. Oxford, merkwaardigheden aldaar. 276, Paoli, generaal, 2. z'jn karakter. 236, 237. brief van hem aan Rousfeau. 103. Papyrus, Egiptisch. 63. Paq_uar.ds uitvindingen,betreffende de Ele&riciteit. 66. Dd 2  iQ6 BLADWIJZER van het? Passi, dorp, in Savoye, Jatijnfclie opfchriften aldaar. 76. Pasteur, wat het,te Geneve,betékeht.50. Penkaflorida, Spaanfche graaf, te Geneve. 81, 101, 113. deszelfs vader. 113. Pento (graaven), bekwaame vestingbouwkundigen. 24. Perpetuum mobile , door du Rey uitgevonden. 80. Petavius (Alexander). 62. Philippus IV. koning van Frankrijk, deszelfs huishoudingsréke- ning. 63. ( , Photii Qucên. 68. Vi-ïne (La), Voltaires kamerdienaar. 101. Villa franca. 25. ViLLOtsoM (De). 338, 343» 35»- Vincis (Leoöardo da). i6r. Vin de Cote. i 17. Viso, berg, over welken Hannibal trok. 13. Volaire , predikant te Geneve. 37. ' volkaanen. 152. VoLKsMéNicTE te Bern en in het bondgenootfchap. 149, Voltaire , omftandige berigten van hem. 83. Björnftahls gefprek met hem. 85. oordeel over Gustaaf III. en de Zweedfche ftaatsversnde* ring. 85. lijne wijze van fiudéren en arbeiden. 86. 93. 98* hoe hij den openbaaren godsdienst bijwoont. 91. ©f hij gepredikt heefr. 91. fiaat zijner gezondheid. 92, 96, lox. lévensrégel. 93. afbeeldsel, 04.  DERDE DEEL. .401 akker door hem zeiven gebouwd. 95. Anekdoten van hem. 97, 103. en volg. zijn huishoudelijke (hu;. 97. gedrag bij de Genecf.che onlusten. 89. wéldadigheid. 99. borstbeeld. 100. graftombe. 91, 10».; boekerij. 100. Vaerzen op Rousfea.i. 103. zédèlijk karakter. 106 ,107. godsdienststellingen. 107. of hij een atheïst zij. 107. gedenkpenningen op hem. ui. zijne betrekking tot Halbr. 161. zijn brief aan Haller. ió>. word in B:rn niet geagc. 192. fpota'gtig? tékening op hem. xpr. VoLTAlRIAA.nen, lof?. Vrouwspersoonen , in Zwitzerland, léven ingetogen. 125. Vrijplaatzen, misbruik derzelven in Italië. 10. afichaffing derzelven. 11. W. w W achterj munten cp Voltaire. 112. Wachtmeister (graaf). 241. Wagi Torens, in Zwitzeiland. 80. Waldensen, berigten van bun. 32. Waedkerk (Jufvrouw), handfehrift van haar.63. Waleerius over de bergfloffijn. 65. Walnoot ölie , word veel gebruikt in het éten. 128. Warburton (bisfchop). zijne geleerde werken. a8s'. Wargentlv. 148. £ e *  404. BLADWIJZER van het DERDE DEEL Warton , zijn geleerd werk. 245. Waterpompen, te Geneve. 113. Wegen in Savoije. 40. Wetterquist, reisgenoot van den graava Brahe. 208. 306*. Wheeler, hoogleeraar, zijn zeldzaam karakter. 284. Wikte, boogleeraar, te Oxford. 151, 310. Iaat Philoxenus Syrisch IV. testament drukken. a52. Wilhelmi, hoogleeraar, te Bern. 177. Wilkes , lordmayor, te Louden. 234. Wjndham. 74. Winkelman, Goto genoemd. 135. Winstanieij, berigt van zijn Journaal. 243. 244. Woide, prediker in Londen. 269. 296. Woods werk over Homerus 56. Woordenboeken derlandfchnpsfpraaken, nuttigheid derzelven. 75, Würtemberg (hertogin van) bij Voltaire. 85. Voitaires vierregelig vaers op haar. io5. Wijnbergen, in Savoye. s&f. Wijnoogst, in Zwitzerland. 127. Y. \ sbergen, in de Republiek Bern, zijn nuttig. 183. 184. in Savoije. 71, 72. 74. Z. iZiéDEN te Bern. 139. Zibaldone. 14c. Zimmerman. 154. Zweeden , djszelfs :koniog en inwoners, oordeel der Spanjaarden daar over. 81, Zweeden , worden in Italië voor Zwitzers aangezien. 136". Zwitzerland, deszeifs ligging en lugtftreek. 127 ^ 128. Zwitzers (lammen, zo men zegt, van Zweeden at. 174.