AUGUST GOTTLIEB RICHTER, tEERAAR IN DE GENEES- EN HEELKUNDE TE GOTTINGEN. etlZ. eflZ. VERHANDELING over de BREUKEN. UIT HET HOOGDUITSCH VERTAALD door JCHANNES DAAMS, Heelmeefier te Haarlem. EERSTE DEEL, Met Plaaten. TE HAARLEM, Bij CORNELIS van der AA, Boekverkooper. mdcclxxx.   VOORREDEN VAN DEN SC H R IJ V E R. JfflCet voornaamfte doelwit mijner bezigheden, is, reeds zedert verfcheiden Jaaren, een Boek geweest, dat den geheelen Rijkdom der Heelkunde in een kleinen, maar tevens volkomen en duidelijken Bundel bevat; een Boek, dat, zonder eenige Ge; leerdheid, alleen gefchikt is tot het gebruik van oeffenende Heelmeefters ; een Boek , zo eenvoudig als de Natuur. Maar, hoe nader ik tot dit Doelwit * 2 komer  iv VOORREDE N kome, hoe moeilijker het mij te bereiken fchijnt. Het is veel gemakkelijker geleerd te frappen , dan de Taal der Ondervinding te fpreeken. Een eenvoudig onderzoek te doen , en het zo te verhaaien , gelijk de Schrijvers van Nieuwstijdingen een Staatkundige gebeurtenis, is wel op zig zelve niet zwaar, vordert voornaamlijk oogen om te zien, en gelegenheid om ze te gebruiken; maar dergelijke enkele Ondervindingen als Bouwftoffen te gebruiken , en tot een duurzaam Leerflelfel te yereenigen, is alleen het werk van een Man, zonder Vooroordeel, van Scherpzinnigheid, Ondervinding en Beleezenheid; van een Man die den geheelen omtrek zijner Konst overziet, en de Natuur, niet alleen Uit Boeken , maar perfoonlijk kent. van zulk een Man is een Maaker van Waarnee,mingen even zo onderfcheiden, ah. een Handlange? Win een Botwnteefter, Ik heb het niet gewaagd, terftond de hand aan mik een Boek te leggen, maar ik heb mijne krag- ten  VAN DEN SC II Pv IJ VER. y ten eerst in eene Proeve willen onderzoeken. En ziet hier nu deeze Proeve. Naar deeze kan men. viij beoordeelen. Daar ik de Heelkonst niet alleen leere, maar ook oef ene, heb ik vooral overvloedige gelegenheid gehad, om Breuken te zien, en te behandelen. Dit is de Reden, -waarom ik dit gebrek yoornaamlijk tot eene Proeve verhoren heb. Dit eerfie Deel bevat de Leere der Breuken in het algemeen; in het tweede zal ik van elke onderfcheiden foort van Breuken in het bijzonder fpreeken $ pi hst derde van de valfche Breuken handelen. t Mijn oogmerk is niet, geleerd te fchijnen, want ik fchrijf niet voor Geleerden, maar ik hoop nuttig , onderrigtend , en duidelijk te zijn , want ik fchrijf alleenlijk voor oefenende Heelmeefiers. Ik wensch zeer gaerne , dat 'er in mijn Boek geen blad zij , waarop de oefenende Heelmeefter niet iets kan leeren, dat bij het Ziekbedde gebruikt kan worden ; en even zeer wensch ik, dat 'er bij het Ziekbedde niets gewigtigs., de Breuken betreffende, * q voor-  vi VOORREDEN yoorvalle, waarvan de Heelmeefter in mijn Boek niet enige onderngting aantreft. Deeze foort van volkomenheid wenfche ik mijn Boek toe; ver af zijnde van dat volkomen te noemen, dat alles zaamenhaalt, het zij waar of niet waar , bruikbaar of onbruikbaar. Ik heb fiellingen die duidelijk yalsch zijn met fïilzwijgen voorbij gegaan, en niet eerst wijdloopig verhaald, om ze wijdloopig te wederleggen ; want ik wensch niet alleen nuttig, maar ook kort te zijn. Ik heb weinig Schrijvers aangehaald. Het kan niet wel iemand in de gedagten komen, dat ik alles , wat 'er in mijn Boek is , voor mijn eigen Werk zou uitgeeven; ik beken veeleer, dat ik bijna olies van anderen heb, dat maar weinig mijn eigen is. Dikwils bevatten een paar Regels het befluit van veele Waarneemingen ; en dan is , nog de Waarnee?ner genoemd, nog de Waarneeming aangehaald. Dit heb ik gedaan, om wijdloopigheid en den fchijn van Geleerdheid te mijden. Ik weet wel, dat  P VAN DEN SCHRIJVER. MTt dat de Naam des Waarneemers dikwïls de Borg voor de echtheid der Waarneeming is. Maar ik ben Borg voor de waarheid van alles wat in mijn Boek {laat. Dat is , ik ben verzekerd, dat ik geen Schrijver, die mijn volkomen vertrouwen niet heeft, iets nafpreeke , en dat niemand mijn vertrouwen heeft, die niet uit eigene veelvuldigs Ondervinding /preekt. En , als ik Zflye /preek, dan doe ik dit naar mijne beste 'Wertitiging en inzien , niet . naar partijdigheid. Hoe zorgvuldig ik ook de waarheid gezogt heb, kan ik nogtans dwaalen ; maar ik beloof mijnen Leezers, dat, als ik in het vervolg ontdek, hier of .datir gedwaald ts hebben, ik de eer/le zal zijn, die hit hun zeg. Voor het overige heb ik eenen weg betreeden, waar op men niet Hgt dwaalt; ik heb niet op Befpiegelingen gebouwd; maar altoos volgens Ondervindingen geoordeeld. Elk die mij aanwijst waar mijn Boek te verbeteren is , of waar 'er iets aan ontbreekt , zal mij verpligten. Het zou mij gemakkeiijker geweest zijn, een Kort Zaamen/lel, Com- pen-  vui VOORREDEN van den SCHRIJVER. pendium, te fchrijven, agter welks kortheid, men ligter enige Onvolkomenheid en Onkunde kan verbergen , maar mijn Oogmerk was, nuttig, te zijns Het Gemeen mag oordeelen, of ik dit Oogmerk bereikt heb. VER-  V E RHAND ELING OVER DE BREUKEN. EERSTE HOOFDSTUK. Algemeens befchrijying van een Breuk. Er zijn maar weinig gebreken , die zo algemeen en menigvuldig in hunne foorten en gevolgen zijn, en bij eene fchijnbaare zagtheid, mee zo veel gevaars verbonden zijn , als de Breuken. Geen ouderdom, geen geflagt, geen leevens-ftand is van die gebrek bevrijd : bij geene ziekte is de kwakzalverij zo drok bezig, of heeft het vooroordeel zo veel nadeel toegebragc, als bij dit. De verfcheidenheid der omftandigheden, die bij dit gebrek waargenomen worden , en de verfchillende handelwijzen die den Heelmeester, bij deszellsgeneezing in agt moet neeraen, i. DEEL. A 1S  & VERHANDELING is zo groot, dat hij, indedaad, bij weinige gebreken, zo groot een maat van doorzigt, ondervinding, oplettenheid en behendigheid noodig heeft, als in dit geval. Ik geloof dat ik genoeg gezegd hebbe, om mijnen Leezer te overtuigen, dat ik, in dit Boek, van eene der gewigcigfte Heelkundige Gebreken handele. Men moet nogtans toeftaan, dat de vlijt en de lust tot oeffening, bij de nieuwere Heelkundigen, ten aanzien van deze ziekte, zeer werkzaam en gelukkig is geweest: want in waarheid, hoe menigerleie en hoe groote zwaarigheden , in de behandeling deiBreuken voorkomen, zo veele en zo kragtige hulpmiddelen bezit de nieuwere Heelkunde daar tegen. Ik heb mijnen Leezeren zeer veele en gewigtige zaaken te zeggen, ik wilde dit gaarne zo kort doen, als mogelijk is; waarom ik mij niet langer met algemeene befchouwingen zal ophouden. Als ergens een ingewand, uit zijne natuurliike holligheid, Jn eene tegennatuurlijke verplaatst" wordt, ontftaat 'er een Breuk. Volgens deeze befchrijving neemeikhet woord breuk in den ukgeurekften zin. Twee omftandigheden hebben 'er dus bij ieder Breuk plsats; eene holligheid naamelijk, of een zak, die tegennatuurlijk is , en in een gezond lighaam niet gevonden wordt; en een ingewand, uit zijne natuurlijke plaats geweeken, in deze holligheid beflooten. TWEE-  over de BREUKEN. 3 TWEEDE HOOFDSTUK. Van de verfchiüende foorten der Breuken* TDaar ons lighaam drie hoofdholligheden heeft, die ingewanden bevatten5, zijn 'er ook drie hoofdfoorten van Breuken. De Herfenbreuk , Hernia cerebri, encepholocele, is de eerfte. Door eene tegennatuurlijke opening in een der beenderen van de Herfenpan, puilen de Herfenen met haare vliezen uit, de uitwendige bekleedzelen van het Hoofd worden opgeligt, en dit veroorzaakt dat gezwel , dat mep een Herfenbreuk noemt. Dit gezwel beftaat uit een zak, die gemaakt Wordt, door het dikke en dunne Herfenvlies, het Beenvlies, de uitwendige bekleedzelen, en uit een gedeelte derHerfenen, dat in deezen zak beflooten is. Aan de borstholligheid kunnen ook breuken ontftaan; deezen noemt men Longbreuken, omdat zij doorgaans een gedeelte der Longen bevatten. De Heer°bruns befehrijft zulk een Breuk, in zijnen Brief aan den Heer Hofraad Henkel. Het gezwel was aan het voorfte gedeelte van het fleutelbeen, en werdt beurtelings op en neêr bewoogen ; toen het geopend wierdt, vloeide 'er een lepel vol etters uit, en men zag de Long in de holligheid van het ettergezwel liggen. Ik herinnere mij, dat de Heer saba tier mij verhaald heeft, dat een Soldaat, die in den ilag bij rosbach door een kogel in den Borst gekwetst werdt, zulk een Breuk bekomen hadt; een aanmerkelijk deel van twee Ribben, die door de kogel verpletterd waren , ging verboren. De opening A 2 Wer^t  4 VERHANDELING werdt nogtans geflooten, maar het breed en zagt litteken, breidde zig fchielijk na de geneezing, in een Beurs uit, die bij het ademhaaleq, beurtelings Honk en zwol. Deeze twee foorten van Breuken zijn .zeldzaam, en van de volgende derde lbort geheel onderfcheiden. Als een Wondartz van Breuken fpreekt, bedoelt hij alleen de laatfte foort, naamelijk die, welke aan den onderbuik ontltaan. Van deezen alleen zal ik hier handelen, en aan de twee eerlte foorten verder niet denken. De Breuken aan het Onderlijf zijn de menigvuldigfte. Alles maakt hier het vormen van een Breuk gemakkelijk: de veelheid, beweeglijkheiden veranderlijke grootte der ingewanden van den Onderbuik ; de drukking en de menigerleië beweegingën, waar door dezelven bij het ademhaalen en bij de beweegingen van het lighaam uitgezet worden; en eindelijk de weeke meêgeevende gefteldheid van de uitwendige bekleedzelen; en van de wanden deezer holligheid. Daar ik in het vervolg van elke foort van Breuken, bijzonderlijk handelen zal, vergenoege ik mij hier, met de verfcheidene foorten van Breuken kortelijk aantehaalen. Een Breuk aan het Onderlijf beftaat uit een Zak, die doorgaans uit de Huid en het Buikvlies bellaar, in welken een of meer ingewanden van den Buik bellooten zijn. De Zak, die aan zekere plaats, in den omtrek van den Onderbuik , door het uitgerekte Buikvlies, Peritoneum ontftaat, dringt, of door eene natuurlijke opening der Buikfpicren, bij voorbeeld, de ring der uitwendige fchuinl'che fpier, of door een weg, die het zig baant, door de Buikfpieren onder de Huid, ligt dezelve op, en verwekt uitwendig een Gezwel. De Zak door het uitgerekte Buikvlies gemaakt, wordt de Breukzak genaamd. Breuken, die op  over de BREUKEN. 5 op deeze wijze ontdaan, noemt men breuken met een breukzak. 'Er zijn ook Breuken, bij welke het Buikvlies niet in een Zak uitgerekt, maar gefcheurd is. De Ouden immers dagten, dat deeze Breuken zeer dikwils voorkwamen ; dit bewijst de Naam , dien zij dit gebrek gaven, noemende het in het Nederduitsch een Breuk, of fcheurzel, en in het Engelfch Rupture. Zij beweerden naamelijk, dat het Buik vlies fomtijds fcheurt, en dat de ingewanden van den Buik , door deeze fcheur en door de Buikfpieren, tot onder de Huid zakken, en deeze tot een Gezwel uitrekken. Deeze Breuken noemden zij, breuken zonder breukzak, naardien de ingewanden hier niet in eenen Zak, die door het Buikvlies gemaakt is, maar 011middelijk onder de Huid , in het Vetvlies , liggen. Zij geloofden dat alle Breuken, die fchielijk ontftaan, met zulk eene verfcheuring, in tegendeel die, welke langzaam gebooren worden, met eene uitrekking van het Buikvlies verbonden zijn , dewijl zij van gevoelen waren, dat het Buikvlies, voor zulk eene fchielijke uitrekking niet vatbaar is. Dit laattte ftrijdc geheel tegen de ondervinding : het Buikvlies is , in eenen zeer hoogen graad, rekbaar en meêgeevende; en men vindt het zelve altoos, bij fchielijk ontftaane Breuken geheel, en in eenen Zak uitgerekt. Ondertusfchen zijn 'er Breuken, met eene verfcheuring van bet Buikvlies, maar zij zijn zo zeldzaam, dat het bijna vergecffche moeite zou zijn, aan dezelven te denken, indien zij niet eene behandeling vorderden, enigzints van de gewoone verfchillende. Maar het geval, waar in zij ontftaan, is zo duidelijk, dat de kennis van deeze Breuken, met geene zwaarigheid verbonden is. Zij zijn doorgaans de gevolgen van zulke wonden A 3 <*es  6 VERHANDELING des Ondcrbuiks, die tot in deszeifs holligheid doordringen. Zelden vereenigen zig de randen van hee gekwetfte Buikvlies na zulke wonden: zij wijken van elkander, en maaken na de geneezing , in de gekwetfte Buikfpieren en de uitwendige Huid, een fpleet. Door deeze fpleet dringt gemakkelijk een Darm, en baant zig, tusfchen de vezelen der Buikfpieren, terwijl zij dezelven van elkander doet wijken, eenen weg, waardoor zij in het Vetvlies komt ; en hier ligt zij dan onmiddelijk onder de Huid, en in geen Breukzak. Dus kan men bewijzen, dat alle Breuken , die na doorgaande Buikwonden ontftaan, b re uken zonder breukzak zijn. En dit is waarfchijnlijk het enig geval, waarin men dergelijke Breuken waarneemt. Een zeldzaam geval, en hoe ligt tekennen ! want dergelijke Buikwonden zijn op zig zelve niet zeer algemeen, en niet altijd volgt op zodaanige wonden zulk eene Breuk. De Heer arnaud (a) beweert, dat door een heftigen ftoot, uitwendig tegen den Buik, waardoor de uitwendige Huid en de Buikfpieren niet gekwetst worden, het Buikvlies fcheuren, en een Breuk zonder Breukzak veroorzaakt kan worden. En garenge ot (b*) verhaalt eene merkwaardige gefchiedenis van een Meisje, dat, terwijl zij in beide de handen iets droeg, eenKaerel, die haar ontugtig bejegende, met een agterover geboogen lighaam , van zig af tragtte te ftooten, en op het oogenblik een hevige pijn in den Buik bekwam De lieer g ar enge ot, om raad gevraagd zijnde, vondt een beklemde Dijebreuk, waaraan hij , na enige dagen de Operatie verrigten moest. De Breuk bevatte een ftuk van het Net, (a) Traité des Herniss, Tem. I. p. 65. %è) Traité des Operations de Chirurgie' Tom. 1. p. 373, '  over de BREUKEN. j Net, en hadt geenen Breukzak. Dus was in dit geval, het Buikvlies duidelijk, in den omtrek van den band van poupart, Ligamentum Poupartu, door de fchielijke en geweldige agterover buiging van het Lighaam en het infpannen der kragten, verfcheurd geworden; ten bewiize, dat deeze lbort van Breuken , die geenen Breukzak hebben, niet, zo als men doorgaans fchijnt te gelooven, alleenlijk ra doordringende Buikwonden ontftaat. Zij, bij wien, door de gewoone Operatie der Breuken, de Breukzak, digt aan den Buikring gebonden, en onder den band argefneeden wordt, Vijgen, f'choon dit Handwerk de volkomene geneezing bedoelt , niet zelden^ na de Operatie evenwel weder een Breuk; en dit is doorgaans een Breuk, zonder Breukzak. Zo zeldzaam, voor het overige, deeze gevallen -zijn, zo noodig is het, dat de Heelmeester dezelven kent, opdat hij bij de Operatie van deeze Breuk zig wagte, het onmiddelijk onder de Huid liggend ingewand, in de dooiende verwagting, dat het door een Breukzak bedekt is, te kwetzen. 'Er zijn gevallen, daar beide deeze foorten van Breuken met elkander vereenigd zijn ; dat is, waar het Buikvlies tot een Zak uitgerekt, en te gelijk gefcheurd is. Het gebeurt naamelijk fomtijds, dat de Breukzak, van een Breuk der eerfte foort, door een flag gefcheurd wordt, of dat een Ettergezwel aan zekere plaats doorgeknaagd wordt, en een gedeelte van het ingewand, dat in den Breukzak ligt, door deeze opening uit den Breukzak, in het nabij gelegen Vetvlies, of eene andere nabij zijnde holligheid dringt; en dus het ingewand, dat uit de holligheid van den Buik gezakt is, voor een gedeelte in eenen Breukzak, en voor een gedeelte buiten denzei ven "SU A 4 »•  8 VERHANDELING De Heer petit (a) verhaalt een merkwaardig geval van deeze foort. Een Mensch kreeg van een Paard een hevigen flag tegen een groote Balzaksbreuk, waardoor dezelve, met alle de toevallen der beklemming, zo hevig ontftoken werdt, dat men eindelijk tot de Operatie moest befluiten. Men vondt bij denzelven een gat in den Breukzak. Een gedeelte des Darms , was, door dit gat, in het Vetvlies des Balzaks gedrongen, en teffens in deeze tegennatuurlijke opening van den Breukzak beklemd. Garengeot (£) verhaalt ook dergelijk een geval. Iien ander, waar de Breukzak door een Ettergezwel geopendtwerd, verhaalt saviard (V). & De waarneeming van den Heer le cat f//) is zeer merkwaardig. Een Man die, zedert langen tijd een Gezwel in den Balzak hadt, kreeg de toevallen van een beklemde Breuk. De Buikring fcheen vrij te zijn, en in het onderfte gedeelte van het Gezwel vondt men eene fchommeling en de tekenen eener Waterbreuk. Terwijl men onzeker was, wat te doen. ftierf de Lijder. Bij de opening van het Lighaam vondt men in den Balzak een Darmbreuk ; in het Schedevlies der Ballen een Waterbreuk; en in den bodem des Breukzaks een gat, waardoor een gedeelte der Darmen in het Schedevlies der Ballen gedrongen was. De oorzaak der beklemming lag in de openingvan den bodem des Breukzaks. — De Heer nei> bauer verhaalt dergelijk geval ( VIERDE HOOFDSTUK. Van de algemeene Kentekenen der Breuken. Eik Gezwel, dat aan eene der drie Hoofdplaatzen , waar doorgaans Breuken ontdaan , naamelijk aan den Navel, aan den Buikring, en aan de buiging van de Dije, voorkomt, geeft reden tot wantrouwen of 'er niet wel eene Breuk plaats heeft. Dit wantrouwen vermeerdert, als het Gezwel onpijnlijk is, fchielijk , en bij zulk eene gelegenheid ontftaat , die een Breuk kan veroorzaaken: bij voorbeeld eene hevige infpanning der kragten, een Val, enz. want alle langduurige Gezwellen komen langzaam, en zijn pijnlijk. Men heeft voorts niet te twijfelen, of het Gezwel een Breuk is, als het niet altijd dezelfde grootte heeft; als het kleiner wordt als de Lijder op den rug ligt ; en in tegendeel grooter , als hij enigen tijd daat, en voornaamlijk, als hij tevens de adem inhoudt, als het, met de hand gedrukt, kleiner wordt,  over dë BREUKEN. 23 wordt, ja geheel in den Onderbuik terug keert en verdwijnt, en, zo dra de drukking ophoudt, weder te voorfchiin komt; als het na den Maaltijd, of zo dikwils de Lijder met winden geplaagd is, gefpannen en grooter Wordt, en in tegendeel 's morgens , eer de Lijder iets gebruikt heelt, zagt en klein is; als de Lijder, zcdert dat het Gezwel zig geopenbaard heeft, dikwils verfcheide óngêfteldheden in den Buik gewaar wordt, daar hij, voor dat het Gezwel plaats hadt, niets van wist, als, menigvuldige walgingen, Kolyken , Eraaken, Hardlijvigheid en andere toevallen, waaruit men kan beduiten, dat de darmen of andere ingewanden van den Euik, een ongewoon geweld lijden; als de Lijder in het Gezwel zelfs fomtijds rommelingen of ook Kolykpijnen lijdt, en eindelijk als , wanneer de Lijder hoest, of den adem inhoudt, het Gezwel toeneemt , en men tevens eene beweeging en vermeerdering der deelen die 'er in bevat zijn, waarneemt. Dit zijn de algemeene kentekenen der Breuken; behalven deeze heeft iedere bijzondere Breuk haare bijzondere tekenen , waarvan ik hier niet fpreeken zal, dewijl ik van ieder.foort van Breuken afzonderlijk zal handelen. Men kan fomwijlen ook onderfcheiden , welke deelen in de Breuk bevat zijn. Nogtans is dit dikwils zeer moeilijk, ja onmogelijk, als de Breuk oud, groot, en zeer gefpannen is: gedeeltelijk dewijl in zulke Breuken, de natuurlijke gedaante en gedeldtenis der onthoudene deelen, zeer veranderd is; en gedeeltelijk, naardien de Breukzak doorgaans_zeer dik is, en belet, de uitgezakte deelen duidelijk te voelen. Als het Gezwel veerkragtig en effen is; als de Lijder fomtijds daarin een rommeling ontdekt , of Kolykpijnen gevoelt; als het Gezwel, zo dikwils B 4 de  44 VERHANDELING de Lijder met winden geplaagd wordt, buitenge^, woon gefpannen is; als men een rommeling hoort % wanneer het Gezwel in den Buik terug gaat, zijn, 'er ontwijffelbaar Darmen in beflooten. Als de Breuk papagtig en ongelijk op het gevoel is, niet merkelijk opzwelt, als de Lijder den adem inhoudt, en geene rommeling verwekt als zij te- ' rug gebtagt wordt, bevat zij waarfchijnlijk het Nee» Men kan uit de gefteldheid der toevallen, die een beklemde zo wel, als een onbeklemde Breuk veroorzaakt, befluiten, welke deelen in dezelve onthouden worden. Heeft de Lijder, bij voorbeeld , dikwils Kolykpijnen, of hardlijvigheid,, men kan befluiten, dat 'er Darmen in bevat z-ijn: heeft hij veele moeilijkheid in het wateren , het is waarfchijnlijk dat de Blaas in de Freuk ligt, enz, Dit alles zal in, het vervolg duidelijker blijken. <^#.^**«^<£*<£>#<*>*«>*-^# VIJFDE HOOFDSTUK. Nauwkeurige Beschrijving der Lieschbreuk Na dat ik de algemeene befchnjving der Breuken * korrelijk heb laaten voorafgaan, zal ik eerst van deLiescbbreuken in het bijzonder handelen : dit doe ik, deel,s om dat deeze Breuk onder allen het meeat voorkomt; deels om dat zig bij dezelve alles, war. de oeffenende Heelmeester van de Breuken weeten moet, gevoegelijkst laat verhandelen. Vervolgens zal ik ook, van de andere foorten van Breuken in het bijzonder handelen.; maar dan ook dat alleen iSaar aanhaalen, wat ieder derzelven bijzonder eigeiji  over de BREUKEN, z$ te, en alles voorbijgaan, wat zij met de Lieschbreuken gemeen hebben. Even boven de fchaambeenderen, maaken de vleezige vezelen der uitwendige fchuinfche Buikfpieren, aan beide de zijden, daar zij van elkander wijken, eene langwerpige fpleet, welker ondertie punt na de vereeniging der fchaambeenderen, en de bovenftc na het Heupbeen gekeerd is. Deeze fpleet heet den buikring. Bij de Mannen daalen de Zaadvaten door dezelve in den Balzak ; bij de Vrouwen gaan de ronde banden der Lijfmoeder door dezelve. Agter deeze fpleet, die alleen met het Vetvlies en de evengcnoemde deelen bedekt is, ligt onmiddelijk het Buikvlies; door geene fpieren bedekt-, .moet zij niet alleen de uitrekkende kragt, maar ook het gewigt der Ingewanden van den Onderbuik geheel alleen wederftaan. Dit is dus, uit de Natuur, eene zeer zwakke plaats aan het Onderlijf, die het ontftaan eener Breuk des te meer beguniligt, daar zij aan het onderfte gedeelte van den Buik ligt. Als de drukking der Ingewanden door enige oorzaak vermeerderd wordt, wijkt het Buikvlies, laat zig uitrekken, dringt, in de gedaante van een kleinen Zak , door den Buikring onder de Huid , en ligt dezelve tot een Gezwel in de hoogte, dat altoos eerst uitwendig, juist op de plaats van den Buikring zig vertoont. Altoos volgen de Ingewanden dit wijkend deel van het Buikviies; altoo's vullen zij hierom den zak, die op deeze uitgerekte plaats gevormd wordt; en altoos vaaren zij voort hunne uitrekkende kragt tegen denzelven in het werk te ftellen. Deeze plaats van het Buikvlies, waar zij , door de uitrekking, feeds zeer verzwakt is, biedt nog minder wederB 5 ftands  26 VERHANDELING ftands dan voorheen , en laat zig dus altoos meer en meer uitrekken. Dus wordt een Breuk, eens ontftaan zijnde , als zij aan zig zeiven wordt overgelaaten, altoos grooter. Wanneer zij grooter wordt, zakt zij, bij de Manpen , in den Balzak, en wel hi het Vetvlies van den Zaadftreng, of de zogenaamde Schederok van denzei ven ; maar bij Vrouwen in het Vetvlies van de eene of andere lip der Schamelheid; en hier groeit zij nu en dan tot eene ongehoorde grootte. Men heeft Breuken gezien, die tot aan de kniën néderhingen, en het grootfte gedeelte der Ingewanden van den Buik bevatten. Wanneer bij Mansperzoonen den Balzak zo fterk uitgerekt wordt, verliest zig het Mannelijke Lid bijra onder de Huid ; bij zeer groote Breuken ziet rren 'er niets van, dan de opening der Voorhuid, die zig, als een Navel, aan het voorfte en bovenfte gedeelte van de Breuk vertoont. Het geheele Gezwel, dat men een Breuk noemt, beftaat dus uit de uitwendige Huid des Balzaks, uit het Vetvlies, en uit den Breukzak. Deeze heeft doorgaans de gedaante van een langwerpige Pèer; het breedfte gedeelte ligt onder in den Balzak, en wordt de b o d m ; het fmalfte gedeelte ligt in en ondèr den Buikring, en wordt de hals des Breukzaks 'genaamd. De Bal en Zaadftreng liggen altoos buiten den Breukzak,' de Bal aan zijne onderfte en agterfte zijde; en de Zaadftreng agter denzelven. Somwijlen, dog zeer zelden, heeft men den Zaadftreng aan de regter of flinker, en ook aan de voorfte zijde des Breukzaks gevonden. Daar men nu altoos bij de Operatie het voorfte gedeelte van de Breuk opent, zal men in zulk een geval, zonder  over de BREUKEN. a7 der oplettend te zijn, zekerlijk den Zaadftreng kweezen. De Heer petit O) heeft waargenomen, dat'de Lieschbreuk niet altoos door den Buikring, maar fomtijds boven, of onder denzelven, door de vleeschvezelen van de uitwendige fchuinfche Buikfpieren , die den Buikring maaken, doordringt. In dit geval voelt men den Buikring vrij, zo larg de Breuk klein is; maar groot zijnde wordt de Buikring zodanig zamen gedrukt, dat men hem niet meer voelen kan. Uit deeze waarneeming kan men verklaaren, hoe het komt dat de Zaadftreng fomtijds voor den Breukzak ligt; dit moet noodzaakelijk gefchieden, als de Breuk onder den Buikring doordringt. Maar dringt zij door den Buikring zelf, of onder denzelven door, dan ligt de Zaadftreng, gelijk gewoonlijk, agter den Breukzak. Intusfchen kan de Zaadftreng, ook zelfs dan, wanneer de Breuk dooiden Buikring doorzakt, zig een weinig voorwaards buigen , en aan de eene of andere zijde van den Breukzak liggen. ' De Ouden dagten, dat het onmogelijk was, dat het Buikvlies, zonder verfcheuring, veel uitgerekt kon worden, en hielden daarom ftaande, dat het bij kleine Lieschbreuken alleen maar uitgerekt, dog bij Balzaksbreuken verfcheurd was. Dit fpreekt de ondervinding tegen. Zelfs in buitengewoone groote Breuken, vindt men den Breukzak geheel en onbefchadi°d. Het Buikvlies is zeer rekbaar; en wordt naaf deszclfs meerdere uitrekking-, dikker. Bij kleinere Breuken is de Breukzak doorgaans dun ; bij groote dik. Hoe grooter hierom de Breuk is, hoe minder eene verfcheuring des Breukzaks geleideden kan' Ge- (a) Traité des Malad. Chirurg. Tem. II. p. 24*.  a8 VERHANDELING Gemeenlijk ligt in de Lieschbreuk de omgewond» Darm, Ileum; fomtijds de Kartel, Colon en Nuttere Darm, Jejunum; zeldzaamer de Bi inde Darm", Cacum. In ongemeene gevallen heeft men de Pisbiaas, het Eiernest, en de Lijfmoeder daarin gevonden. Het fchijnt bijna onmogelijk, dat het Net zo laag neer kan zakken, dat het in den Balzak daalt, en rogtans gefchiedt het zeer dikwils, gelijk de dagelijkse ondervinding leert. De natuurlijke ligging der Ingewanden van den Onderbuik, vindt men bij groote en oude Breuken, doorgaans zo zeer veranderd, dat men van de natuurlijke ligging deezer Deelen , niets met zekerheid befluiten kan. ZESDE HOOFDSTUK. VW de Oorzaaken en Kentekenen der Lieschr breuken. De regt opflaande ftand van het Lighaam is déOorzaak . dat aan het benedenfle gedeelte van den Onderbuik, veel meer Breuken ontftaan, dan aan het bovenfte. De Lieschbreuk is eigentlijk de Breuk der Mansperzoonen. Onder vijftig Mannen, die Breuken hebben, vindt men 'er zekerlijk negen-en-veertig met Lieschbreuken. Niets is zeldzaamer dan een Lieschbreuk bij een Vrouwsperzoon. De oorzaak ligt in den Buikring, die bij Mansperzoonen wijder,meerder open en met een flapper Vetvlies opgevuld is, dan bij Vrouwsperzoonen. De Lieschbreuken bij Vrouwsperzoonen verdwijnen gemeenlijk geduurende . de  I over de BREUKEN. 29 de Zwangerheid: want de Lijfmoeder verwijdert de Darmen van den Buikring. Onder de algemeene Oorzaaken der Breuken, zijn 'er twee foorten van dezelven, waar voornaamlijk Lieschbreuken uit ontftaan : te weeten zulken, die de drukking der Ingewanden tegen het onderfte gedeelte van den Buik vermeerderen, gelijk bij voorbeeld , het gebruik der Keurslijven, een fprong, waarin men op de regt uitgeftrekte voeten nederT komt, enz. en zulken, die den Buikring verwijden, gelijk eene fterke infpanning der kragten, met een agterwaards geboogen Lighaam. Behalven de algemeene tekenen der Bfeuken, die ik reeds in een bijzonder Hoofdftuk verhandeld heb, heeft de Lieschbreuk de volgende eigene tekenen. Het Gezwel in den Balzak, dat de Breuk veroorzaakt, ftaat in verband met den Euikring, dat is, het ftrekt zig uit tot aan en in den Buikring; deeze omftandigheid is bijna alleen genoeg, om de waare van alle valfche Breuken te onderfcheiden, die wel fomtijds tot aan den Buikring, maar zeer zelden tot in denzelven reiken. Het Gezwel heeft zig het eerst boven aan den Buikring vertoond, en is, grooter geworden zijnde, onder in den Balzak gedaald. Het tegendeel gebeurt bij andere Gezwellen in den Balzak : deeze beginnen doorgaans eerst in denzelven, en rijzen, als zij grooter worden, opwaards, en naderen den Buikring. Als men de hand op het Gezwel legt, en de Lijder hoest, of den Adem inhoudt , voelt men zeer duidelijk, dat het Gezwel grooter wordt, en dat het gedeelte waar door het Gezwel vermeerdert, van boven na onderen gaat, en uit den Buikring voortkomt. Men voelt den Bal altoos, behalven bij aangebo- xene  30 VERHANDELING rene Breuken, duidelijk agter en onder het Gezwel: en als het Gezwel zo groot is, dat de Bal niet zeer duidelijk voelbaar is, kan men nogtans zeer gemakkelijk ontdekken, dat dezelve, aan de gezegde plaats, buiten het Gezwel ligt; uls men naamelijk, met den Vinger fterk op deeze plaats drukt, zal de Lijder die bijzondere en zeer eigene pijn gewaar worden, die het drukken der Ballen altijd veroorzaakt. Deeze bijzondere'tekenen der Lieschbreuk, ge* voegd bij de algemeene tekenen der Breuken, die ik boven reeds befchreeven heb , zullen den Heelmeester altoos in ftaat ftellen, de Balzaksbreuk van andere Gezwellen in den Balzak te onderfcheiden. Ik zal 'er eenigen opnoemen, die de grootfte overeenkomst met een Breuk hebben, en waarin men dus het gemakkelijkst kan mistasten. De Waterbreuk van de Schederok der Ballen, reikt, als zij zeer groot is, tot aan den Euikring, en kon, van eenen onoplettenden Heelmeester, 'zeer gemakkelijk voor een Breuk aangezien worden. Maar het verhaal des Lijders, dat het Gezwel eerst onder in den Balzak begonnen is, en de Zaadftreng, in het begin, geheel vrij gevoeld wierdt, dat het Gezwel, grooter wordende , opwaards gereezen eri nader aan den Buikring gekomen i.«; gelijk ook de onveranderlijke grootte van het Gentel bij verfchci> den ftanden des Lighaams; en eindelijk het groote onderfcheid, dat men in het betasren van een Breuk en van dit Gezwel ontdekt, geeven zeer veel lichts. Hier komt bij, dat in dit geval de Bal, aan de boven befchreeven plaats niet gevoeld kan worden. Bij Kinderen, en fomwijl ook hij Vohva&fenen, ligt de Bal, dikwils niet, gelijk doorgaans, in een Balzak, maar onmiddelijk buiten den Buikring, cn verwekt daar een Gezwel, dat men tett lij t voof een Ereuk kan aanzien. Hier kan men te ligter dwaa-  over de BREUKEN. 31 dwaalen, naardien men gezien heeft, dat de Bal zelfs nu en dan meer uitzakt, en fomtijds weder dieper in,.den Buikring terug gaat, en bij gevolg hec Gezwel dat 'er door ontftaat, gelijk een Breuk verandert van grootte. Deeze dooiing kan ook van zeer flegte gevolgen zijn; want het gebruik van eenen Breukband zal den Bal ontfteeken, doen veretteren of verharden. Twee omftandigheden zijn 'er ondertusfchen, die de Natuur van dit Gezwel zeer ligt verraaden: het ontbreeken naamelijk van den Bal in den Balzak, en de foortelijke pijn, die den Lijder gevoelt, als men het Gezwel drukt. Ondertusfchen kan 'er agter den Bal een klein ge-, deelte van den Darm beflooten zijn, dat door de Bal verborgen is. Zo lang deeze Breuk klein, en niet beklemd is-, valt zij moeilijk te ontdekken; maar als zij beklemd wordt, ontdekt men dit niet alleen door de algemeene tekenen der beklemming, maar ook door de bijzondere tekenen der beklemming in den Buikring, waaf van ik in het tiende Hoofdftuk zal handelen. Een Zaadaderbreuk, Cirfocele , heeft bij wijlen zeer veel overeenkomst met een Netbreuk van den Balzak. Ik beken, dat ik zelfs tweemaal dit gebrek voor een ander aangezien heb; en dit heeft mij gelegenheid gegeeven, om de Onderfcheidingstekenen deezer twee gebreken , op eene andere plaats , te weeten in den tweeden band , mijner Heelkundige Waarneemingen, het II Hoofdftuk, de 22 Bladzijde, naauwkeuriger te onderzoeken. Ik zal hier maar kortelijk de voornaamfte aannaaien. De Zaadaderbreuk groot en oud zijnde, is gelijk een Netbreuk, week en papagtig in het aanraaken; zij ftrekt, gelijk deeze, zig dikwils tot aan en in den Buikring uit; en deeze is fomtijds tegennatuurlijk wijd en open. Voorts wordt de Zaadarierbrenk grooter, als den  3% VERHANDELING de Lijder hoest, zijnen adem inhoudt, of lang ftaat J maar kleiner als de Lijder op den Rug ligt; ja fomwijlen kan het geheel Gezwel, door den Büikring in de holligheid van den Euik gedrukt worden. In weerwil van deeze groote overeenkomst, welke deeze twee Gebreken fomtijds met elkander hebben, zal men nogtans dezelven kunnen onderfcheiden, wanneer men op de volgende omftandigbeden let. De Zaadaderbreuk vertoont zig eerst onder in den Balzak, en klimt, grooter wordende * opwaards, het geen uit het berigt des Lijders, gemakkelijk blijkt. Met de Netbreuk gebeurt het tegendeel. De Zaadaderbreuk neemt; in de even aangehaalde ge* vallen, altoos zeer langzaam af en toe; men voelt, als men de Hand op het Gezwel legt, als het toe of afneemt, dat het Gezwel grooter of kleiner wordt, zon .'er dat iets door den Buikring komt of terug gaat. Als men de Zaadaderbreuk drukt, heeft de Lijder bijna dezelfde gewaarwording, als of de Bal gedrukt wierdt, de Bal is tevens doorgaans flap en klein, en ontbreekt bij wijlen geheel. In de Zaadaderbreuk voelt men gemeenlijk enkele Deeltjes, die kleine Koordjes of Wormpjes gelijken, en eindelijk zijn 'er de gewoone algemeene toevallen van een Netbreuk niet tegenwoordig. Een Breuk is allermoeilijkst te kennen , als 'er met dezelve een ander Gezwel in den Balzak plaats heeft. De uaauwkeurige herinnering van die tekenen, die aan ieder Gezwel in het bijzonder eigen zijn, en een juist verhaal des Lijders, van alle de veranderingen en verfchijnzelen, van het eerfte begin der ziekte , tot op het oogenblik dat 'er de Heelmeester bij geroepen wordt, geeven hem veel lichts in deeze zaak i en als de waare Breuk terug gebrogt kan worden , ontdekt mendoorgaars gemakkelijk de natuur van liec ander Gezwel, dat dan alleen in den Balzak is.  oveb. dè BREUKEN. 33 ZEVENDE HOOFDSTUK. Van de Gevolgen en Uitwerkzels der Lieschhreuken. IVIen kan elke Breuk in driederleiën toeftand befchouweti. Te weten, zij is, of Fr ij : dat is, zij kan terug gebragt worden, maar zakt ook gemakkelijk weder uit; of zij is Vast, Onbeweeglijk, en kan niet terug gebragt worden , en dit ontitaat, of door eene Aangroeijing der Deelen die in de Breuk beflooten zijn, of door Beklemming. Zo lang een Breuk vrij is, dat is, als zij, wanneer de Lijder ligt, verdwijnt, als hij ftaat weder uitzakt, en altoos ingebragt kan worden, veroorzaakt zij wel geen gevaar, maar evenwel nog veelerleië moeilijkheden. Aan zigzelveh overgelaaten, wordt zij onvermijdelijk altoos grooter, en met haare grootte neemen alle moeilijkheden toe. Deeze hangen, voor een gedeelte, van den uitwendigen omtrek en de zwaarte van het Gezwel af. Daar, bij een groote Breuk, de Mannelijke Roede, geheel onder de Huid des Balzaks verborgen ligt, en de Voorhuid, in de gedaante van eenen Navel, zig op het voorfte gedeelte des Balzaks vertoont, is de Lijder tot het bijflaapen onbekwaam, de pis vloeit zo dikwils zij geloosd wordt, langs den Balzak, en veroorzaakt onzuiverheid, jeukte, roodheid, en verzweeringen aan het voorfte gedeelte van het Gezwel. Zulk een Lijder is vervolgens, tot alle verrichtingen , die enige infpanning der kragten vorderen, of llaande uitgevoerd moeten worden, onbekwaam : als bij lang ftaat, zakt een grooter gedeelte der IngeI. deel. C -wan- lVlen kan elke Breuk in driederleiën toeftand befchouwen. Te Weten, zij is, of Vrij : dat is, zij kan terug gebragt worden, maar zakt ook gemakkelijk weder uit; of zij is Vast, Onbeweeglijk, en kan niet terug gebragt worden, en dit ontitaat, of door eene Aangroeijing der Deelen die in de Breuk beflooten zijn, of door Beklemming. Zo lang een Breuk vrij is, dat is, als zij, wanneer de Lijder ligt, verdwijnt, als hij ftaat weder uitzakt, en altoos ingebragt kan worden, veroorzaakt zij wel geen gevaar, maar evenwel nog veelerleië moeilijkheden. Aan zigzelven overgelaaten, wordt zij onvermijdelijk altoos grooter, en met haare grootte neemen alle moeilijkheden toe. Deeze hangen, voor een gedeelte, van den uitwendigen omtrek en de zwaarte van het Gezwel af. Daar, bij een groote Breuk, de Mannelijke Roede, geheel onder de Huid des Balzaks verborgen ligt, en de Voorhuid, in de gedaante van eenen Navel, zig op het voorfte gedeelte des Balzaks vertoont, is de Lijder tot het bijflaapen onbekwaam, de pis vloeit \ zo dikwils zij geloosd wordt, langs den Balzak, en veroorzaakt onzuiverheid, jeukte, roodheid, en verzweeringen aan het voorfte gedeelte van het Gezwel. Zulk een Lijder is vervolgens, tot alle verrichtingen, die enige infpanning der kragten vorderen, of llaande uitgevoerd moeten worden, onbekwaam : als bij lang ftaat, zakt een grooter gedeelte der Inge-  34 VERHANDELING wanden van den Onderbuik in de Breuk, en hieruit ©ntftaan veelerleië verdrieclijkheden, die den Lijder noodzaaken te gaan zieren. Bij het infpannen der kragten gebeurt dit in een nog veel hoogeren trap. De Lijder bevindt zig altoos best, wanneer hij zit, of ligt. De moeilijkheden, die een nieuw ontflaane Breuk vergezellen , ontdaan uit eene dubbele Bron. Het uitgezakte gedeelte van den Darm of van het Net, verwekt noodzaakelijk aan de Deelen, die 'er, in de Buiksholte meê verbonden zijn, eene trekking en fpanning; en wordt in den Buikring zelfs gedrukt. De fchuuring, die uit du trekken en drukken ontftaat, is de Oorzaak van verfcheidene JVlaagkwaaien, van walgingen, dikwils braaken, eene belette fpijsverteering ; herhaalde aanvallen van Kolykpijnen, menigvuldige neigingen tot wateren, of ter ftoelgang, en andere toevallen, waar door zij aangetast worden, die eene verfche Breuk hebben. Als de Breuk oud is en grooter wordt, verdwijnen deeze toevallen van tijd tot tijd; want de uitgezakte deelen worden eindelijk de drukking vart den Buikring gewend, en die, welke nog in de holligheid van den Buik zijn, geeven meê, wijken en rekken zig uit; maar hieruit ontftaan weder andere zwaarigheden. Terwijl dagelijks meerder deelen in de Breukzakken, worden de Ingewanden, die nog in de Buiksholte zijn, in eene tegennatuurlijke ligging getrokken, en daardoor in hunne verrigtingen geftoord. De deelen die in de Breuk liggen, zijn beroofd van de uitwendige onderfteuning der Buikfpiéren, en van de beurtelingfche werking deezer Spieren, en van het Middenrif. Hierdoor moeten noodzaakelijk bijna alle werkingen der ingewanden van den Onderbuik, de wormswijze beweegingen der ■Darmen, en de, daarvan afhangende, doorvloeïng • J der  over de BREUKEN. 35 der Drekftoffen door dezelven; de opflorping van her. voedend zap, en de beweeging van het Bloed, door de Ingewanden van den Onderbuik, verzwakc of belet worden. Hier door kan men verklaaren, waarom zij, die groote Breuken hebben, doorgaans met winden en verftopping van den afgang gekweld zijn, en zelden een volkomen en onbelemmerde gezondheid genieten. De Ingewanden die in de Breuk gezakt zijn, h)dcn altoos enige drukking van den Buikrirjg; fchoon deeze drukking al niet zeer hevig is, hindert zij dog altoos den vrijen door- en terugvloed der vogten in de uitgezakte deelen. Het is waar, de flagaderüjke vaten, die de vogten na onder in de Breuk voeren, lijden door deeze drukking weinig; hunne fterkte overwint het beletzei dat daaruit ontitaat, en gcvolgelijk wordt de invloed der vogten in de uitgezakte deelen juist niet belet. Maar de terugvloed derzelven, door de zwakkere aderlijke vaten , lijdt 'er veel meer door. Het gevolg daarvan is eene ophooping van wateragng vogt in de Breuk en in den Balzak. Die dagelijks terugblijvend vogt ftaat ftil, verdikt, en veroorzaakt in de Breuk eene dubbele verandering. Zij waazemen voor een gedeelte uit, door de vaten, in de holligheid van den Breukzak, verdikken, plakken de deelen, die in denzelven vervat zijn, als meteen lijm zaamen , en dus wordt de Breuk een aangegroeide Breuk, en kan niet weder ingebragt worden. De uitgezakte Deelen zelve worden in hunne gedaante en werking veranderd. Het Net voornaamlijk, gelijk ook het Darmfcheil, wordt dik, hard, met verharde knobbels bezet, zelfs dikwils zodanig, dat het een vormelooze eetagtige klomp wordt, waar in men geene werking meer befpeurt, en welks zwaarte die van het Net, in zijnen natuurlijken ftaat, verre overtreft. De bekleedzelen der Darmen zelve, onC 2, der-  35 VERHANDELING dergaan fomtijds dergelijke veranderingen. En deeze allen zijn toe te fchrijven aan de vogten, die, deels door de drukking van den Buikring, deels door her misfen der uitwendige onderfteuning van de Buikfpieren, in de uitgezakte deelen ophoopen en verdikken. • De Zaadftreng lijdt ook, zo wel door den Buikring, als door de uitgezakte deelen, die den Buikring opvullen, vooinaamelijkdoor het verharde Net, eene drukkmg, waardoor de terugvloed der vogten uit de Ballen en den Zaadftreng belet wordt. Dit is de Oorzaak waarom dikwils een oude , groote en waare Breuk, -zeer ligt van een valfche vergezeld gaat. Een Mensen, die een Breuk heeft , en die aan zigzelven overlaat, kan alle ©ogenblikken in doodsgevaar komen. Zijn Breuk naamelijk kan elk oogenblik beklemd raaken. Van deeze beklemming zal ik hier verder niets zeggen, dewijl ik in het vervolg daarvan in het breede zal handelen. Alle deeze moeilijkheden en gevaaren, komt men voor, als men de Breuk inbrengt, en door het gebruik van een goeden Breukband belet dat zij weder uitzakke. AGTSTE HOOFDSTUK. Nauwkeurige Beschrijving der Breukbanden. Efet oogmerk, dat een Heelmeester, door het gebruik van een Breukband tragt te bereiken, is, den Buikring en de bovenfte deelen van den hals des Breukzaks, in en omtrent den Buikring, door eene uitwendige  over de BREUKEN. 37 dige drukking, te fluiten, en gevolgelijk den weg te floppen, waar door de Ingewanden van den Onderbuik, in den Breuk- of Balzak kunnen komen, en daar door te beletten, dat de Breuk niet weder uitzakt. Men kan dit oogmerk hier te beter bereiken, naardien het fchaambeen nabij ligt, en een vast fteunpunt verfchaft. Onder de voortbrengzelen der laatere Heelkunde, is de uitvinding en verbetering der Breukbanden een der allergewigtiglte. Het nut deezer uitvinding is onbefchrijflijk groot, en de trap van volkomenheid, waar toe men dezelve in laateren tijd gebragt heeft, is zeer aanmerkelijk, Een goede Breukband drukt zonder te hinderen, altoos even veel, behoorlijk flerk , en verfchuiftniet ligt. Een Breukband bellaat uit twee Hukken ; de Pop, namelijk, zijnde dat gedeelte, dat den Buikring bedekten drukt: en'het Lighaam, dat het Onderlijf omvat. Somtijds wordt hier nog een derde gedeelte bij gevoegd, naamelijk de Beenriem, dat een Riem is!! die op den Rug, aan het lighaam van den Breukband vast gemaakt, tusfchen de beenen doorgehaald, van vooren aan het onderfte gedeelte van de Pop, aan een hier toe gefchikt haakje, bevestigd wordt, en belet, dat de Breukband niet oprijzen of verroeren kan Men kan alle Breukbanden in twee foorten verdeelen; naamelijk in Veerkrdgtige en Onveerkragtige. De Onveerkragtige worden doorgaans van Bombazijn of Leder gemaakt. Op deezen kan men zig doorgaans niet verlaaten. Daar de Breuk niet altijd even dik, maar 's morgens kleiner, doch na het eeten grooter is, daar zij zelfs bij het in- en uitademen beurtswijze zwelt en flinkt, volgt noodwendig, dat deeze Banden dan vast en dan weder niet vast zitten, en dus dan eens genoeg en dan weder niet genoeg drukken. C 3 En  g8 VERHANDELING En daar nu de Darm of het Net, zo dra de weg maar een weinig open ftaat, zeer ligt doorflipt, is de Lijder bij gevolg, onder het gebruik van zulk eenen Breukband, geen oogenblik zeker. Het allerminst zijn zulke Lijders zeker, die een werkzaam leeven leiden; en zwaaren arbeid verrigten. Dit wordt de Lijder zeer fchielijk gewaar, en zoekt doorgaans dit gebrek te verbeteren, door den Band zeer vast toe te haaien; hier door befchermt hij zig wel voor het gevaar van eene weder uitzakking van de Breuk, maar ftelt zig tevens aan veele andere ongemakken bloot. De Zaadftreng lijdt door de al te fterke drukking van de Pop des Breukbands, en de Bal word befchadigd. Dat gedeelte van den Onderbuik, dat de Buikriem omvat, wordt ook, door de hevige drukking rood, ontftoken en pijnlijk; de Lijder wordt genoodzaakt den Breukband af te leggen, tot dat deeze ongemakken verdweenen zijn: en niets is fchadelijkcr, dan den Breukband nu eens te draagen, en dan weder af te laaten , om redenen die ik in het volgende Hoofdftuk zal aantoonen. Ik heb zeer dikwils door het gebruik van zulk eenen Breukband , een pijnlijk gezwel der Ballen, en een beginnende Water- of Zaadaderbreuk zien ontftaan, die uit zig zelfs weder verdween, na dat de Lijder een beter Breukband was aangedaan. Ik heb gezien, dat de Pop van zulk een Breukband, eene hevige ontfteeking in het Vetvlies, in den omtrek van den Buikring verwekte, die den Lijder noodzaakte, den Breukband af te doen, en die, na enige dagen tot verettering overging. Na dat het ettergezwel geneezen was, kwam de Breuk niet weder te voorfchijn. Waarfchijnlijk hadt deeze verzweering den hals des Breukzaks aangetast, en een litteken in denzelven gemaakt, waar op eene volkomene geneezing gevolgd is. Dit  over de BREUKEN. 39 Dit zijn de redenen, waarom ik de OnveerkragWe Breukbanden geheel veroordeel. Bij kleine Kinderen , of bij zulke Menfchen, die weinig beweeging hebben, mogen zij bij wijlen enigzints voldoende ?ijn, maar zeker zijn zij dat niec, en het allerminst bij hun, die hun Lighaam fterk beweegen. Ik heb ze alle de aangehaalde ongemakken zien veroorzaaken, en verwerp ze dus bij ondervinding. Het bewijst niets, dat deeze of die zulk een Band, enigen tijd met goed gevolg gebruikt heeft. Ik heb Menfchen gezien, wiens Breuk, na dat zij zulk eenen Band een half jaar gebruikt hadden, onverhoeds en met leevensgevaar uitzakte. In het begin, als deeze Banden nieuw zijn, heb• ben zij eenen kleinen graad van Veerkragt, maar die verdwijnt, zo dra het Leder of de Bombazijn met zweet doortrokken, en uitgerekt is. Ik agt het mijn pligt, tegen deeze Breukbanden te ijveren, om dat zij van een algemeen gebruik zijn. De Lijder houdt zig onder het gebruik van dezelven veilig, en is nogtans in leevensgevaar. Men doet indëdaad beter, als men in het geheel geenen Breukband draagt, dan dar men 'er een draagt, die de Breuk na enigen tijd ligtelijk laat doorzakken, hec geen in het volgend Hoofdftuk blijken zal. Op de Veerkragtige Breukbanden kan men zig geheel verlaaten: want zij drukken altoos even fterk. Verheft zig de Buik, zij wijken , flinke hij, door hunne veerkragt volgen zij. De Hoofdzelfftandigheid waaruit zulk een Band beftaat, is een ijzer, dat de helft van het Lighaam omvat, en welks voorfte einde op den Buikring , en het agterfte op de ruggraad ligt. Dit ijzer den behoorlijken trap van veerkragt te geeven, is de hoofdzaak. Van Staal moet het niet zijn, want dit is te broos, en laat zig niet volkomen naar de uitwendige gedaante van het C 4 U%"  4o VERHANDELING Lighaam buigen; het meet ook niet van week ijzer gemaakt worden, want dit is niet veerkragtig , te zagt, en verandert van gedaante. Het moet veerkragng en tevens een weinig buigzaam zijn ■ en dit is het, als het uit gelijke deelen Staal en Yzer zaaruengefteld en koud gefmeedt word. Hoe dikker en breeder het ijzer, op deeze wijze bereid, is , hoe fterker de drukking is, die het op den Buikring oeffent. Bij Kinderen , kleine Breuken, en zulke Lijders, die een zittend leeven leiden, is eene zeer fterke drukking niet noodig, en behoeft dus het ijzer niét zo fterk te zijn. Het Net is een zeer glibberig deel, dat ook zeer ligt door een zeer naauvven weg dringt; hierom eifehen Netbreuken altoos een fterker Breukband dan Darmbreuken. Oude en groote Breuken zakken zeer ligt uit, en zijn moeilijk te rug te houden, eensdeels ómdat de Buikring zeer wijd en open is. anderdeels, omdat de deelen^ waardoor de Ingewanden van den Onderbuik, op hunne natuurlijke plaats bevestigd worden, verflapt en verlengd zijn: zulk een Breuk vordert dus altoos een fterkeh Breukband. Voornaamlijk moet de Band fterk zijn, als de Lijder eene leevenswijze leidt, die met fterke en hevige beweegin^en vergezeld gaat. Zeer veel komt het daar op aan, 'dat het ijzer in alle punten naauwkeurig om het Lighaam fluit, nergens hol ligt, en in alle dieptens en verhevenheden past. Als de Pop hol ligt, drukt zij den Buikring niet, en de Breuk kan uitzakken: ligt eenig ander gedeelte van den Breukband hol, dan ligt de geheele Band niet vast genoeg, en kan gemakkelijk verfchuiven. 'Er zijn twee wegen om dit voor te komen. Of men zoekt uit veele Breukbanden één uit. die voor de Lijder goed en bekwaam is, en geeft hem hier of daar nog enige nodige buigingen, opdat hij overal vast  over de BREUKEN. 41 vast aanligge. Daar het veerkragtig ijzer niet geheel onbuigzaam is, kan men dit, zonder werktuigen, met de handen doen. Of als men geen Breukbanden in voorraad heeft, neemt men hiertoe de maat, waarna de Werkmeester denzelven kan maaken. Men neemt op de beste wijze de maat met een fterke, dubbelen buigzaamen draad, die allenoodige buigingen gemakkelijk aanneemt en behoudt De Maat moet een duim langer genomen worden dan noodig is: want het bekleedzel van Wol en Leder, waarmee de Band bekleed wordt, verkort den Band noodzaakelijk een weinigje, en gevolgetijk zal het ijzer, dat onbekleed de juifte lengte heeft, niet lang genoeg zijn als het bekleed is. Bij vette Menlchen is dit echter niet noodig; bij hun drukt de Band altoos een fleufin het vet, en wordt daardoor na eenige dagen lang genoeg, fchoon hij in het begin te kort was liet is vooral noodig, dat men de afgelegenheid des Buikrings van den voorllen^rand van het Heupbeen, aan de Maat naauwkcurig aftekene. Alsdan de Band voor het overige, naar deeze Maat, dooiden Werkmeester niet naauwkeurig gemaakt wordt, kan de Heelmeester nogtans naderhand de noodige buigingen nog aan denzelven geeven, als het ijzer zo vervaardigd is als ik boven gezegd heb, dat is, als het veerkragtig is, maar ook tevens nog een geringen trap van buigzaamheid bezit. De Heelmeester kan hier in niet naauwkcurig genoeg zijn ; want hoe naauwkeuriger de Band allenthalven aanligt, des te vaster ligt hij, en des te zekerer verfchuift hij niet: en hiervan hangt des Lijders veiligheid af. Ik heb gezegd nat het ijzer een halve cirkel zijn moet, welks voorfte einde op den Buikring, en het agrerfte op den Ruggraad ligt. De Heer kamper prijst in les Memoires de lAcademie de Chirurgie de Paris, C 5 Tom.  4a VERHANDELING Tom. XV. p. 57. aan, het ijzer eene grootere lengte te geeven; hij wil dat het over den Ruggraad loope, en aan den voorften rand van het Heupbeen, van de gezonde zijde, eindige, en beweert, dat zulk een lang ijzer vaster ligt, en den Buikring fterker drukt. Ik denk evenwel, dat dit voorftel onnoodig en nutteloos is. De halve cirkel ligt gewis vast, als bij overal goed fluit, zo dat men geene reden heeft, aan eene fterker bevestiging te denken. Dit zeg ik Bit Ondervinding; want ik heb zeer dikwils gezien, dat Lijders met dergelijke Breukbanden , gereeden, gedanst, gevogten, en andere tamelijk hevige beweegingen met het Lighaam gemaakt, en nogtaus uier geklaagd hebben,dat hun Breukband verfchoof. De meeften derzelven waren met geen Beenriemen voorzien. Ik begrijp ook niet, waarom een langer Band fterker drukken zou, dan een korter. Op den Ruggraad heeft het agterfte eind van het ijzer een vast rustpunt, waar tegen de Buikring over ftaat: meer heeft het piet noodig, om zijne veerkragt op den Buikring uit te oeffenen. Of nu de grootere lengte iets tot vermeerdering der drukking kan toebrengen, is mij onbegrijpelijk. Heeft men in zekere gevallen eene llerke drukking noodig, zo kan men het ijzer dikker en breeder maaken, gelijk ik reeds gezegd heb. Dit vermeerdert de drukking van den Band, maar de lengte niet. Voor het overige is eene zo zeer fterke drukiing niet noodig; eene maatige is toereikend genoeg, om den Buikring en den Hals des Breukzaks te fluiten, voornaamlijk daar het Schaambeen een vast fteunpunt geeft; eene fterkere beleedigt bhjkhaar de Zaadvaten. Het is een zeer fchadelijk vooroordeel, dat bij verfcheidene plaats heeft, en de oorzaak van zeer veele ongemakken bij het gebruik der Breukbanden is, dat men gelooft, dat een Breukband zeer lterk  over de BREUKEN. 43 fterk moet drukken. De Lijder denkt altijd, dat de Band niet vast genoeg aangehaald is, en laat zig niet zonder moeite van het tegendeel overtuigen. De, door den Heer kamper voorgeftelde verlenging van het ijzer is ook zekerlijk fchadelijk. Een ftaalen halven Cirkel draagt de Lijder zonder enige moeite;\ in tegendeel een ijzer, dat bijna hetgeheele Lighaam omvat, is zo bezwaarlijk, dat weinige Lijders gedulds genoeg zullen hebben, zulk eenen Band beftendig te draagen. Nog meer! als de Lijder op de gezonde zijde ligt, drukt het ijzer op de tegenzijde, en fchuift de Pop des Breukbands van den Buikring af. En eindelijk, als het Lighaam des Lijders vetter of magerer wordt, fluit zulk een Band niet meer goed: maar op den ijzeren halven Cirkel heeft zulk eene verandering niet zo ligt eene verkeerde werking. — Dit zijn de Redenen, waarom ik het voorftel van den Heere kamper niet kan aanprijzen. Als de Band vast liggen en niet vcrfchuiven zal, moet hij op een vast onbeweeglijk deel rusten. Zulk een deel is het Heupbeen en het Heiligbeen. Als hij op de zagte deelen van het Onderlijf lag, dieniet in rust, en niet overal even dik zijn, zal hij geen oogenblik vast en zeker liggen. De Band moet dus altoos zodanig aangelegd worden, dat hij het Heupbeen omvat. Dog men wagte zig, denzelven te bag aan te leggen; als hij op of naast den grooten Draaijer ligt, heeft hij deel aan de beweegingen van de Dije, en ligt niet vast of ftil. Maar als men hem ook te hoog aanlegt, zo dat hij ver van den Draaijer verwijderd is, zal, als het voorfte deel van het ijzer juiftelijk drukt, de Pop des Bands niet op den Buikring, maar boven denzelven liggen. Hierom geeft men het ijzer, in eene mindere afwijking van de Pop eene buiging nederwaards, waardoor de Pop onder op den Buikring rijst, als de Band zo hoog wordt  44 VERHANDELING worde aangelegd, dat hij behoorlijk van den Draaijer verwijderd is. Deeze buiging wraakt de Heer kamper -op de aangehaalde plaacs insgelijks. Hij gelooft, dat zij veroorzaakt, dat de Pop ligt opwaards rijst, en gevolgelijk van den Buikring fchuift Ik beken, dat ik ook hier weder niet begrijpe, hoe door deeze bui» ging het veifehuiven van den Breukband bevorderd óf veroorzaakt kan worden. Hij wil, dat de Breukband regt zij, en deeze buigi-g niet hebben zal. IVJaar ik zie niet, hoe bij het gebruik van zulk eenen Band, niet een van de beide volgende gebreken ontftaat. Naamelijk, of de Band wordt zo hoog gelegd, dat hij genoegzaam van den Draaijer verwijderd is, en dan ligt deszelfs Pop boven den Buikring, of men lege hem zodanig aan, dat de Pop juist den Buikring bedekt, en dan ligt het Lighaam van den Band zo na aan den Draaije?, dat hij in deszelfs beweegingen deel neemt. Ik meen dus, dat ook dit voorftel van den Heer kamper niet doorgaat. Het ijzer wordt met geel Zeemleder overtrokken, en op die zijde, die tegen het Lighaam des Lijders raakt, met Wol of lluir opgevuld, waardoor het zagt wordt en niet orukt In dit Leder dringt het zweet, voornaamlijk in den Zomer, en als de Lijder Vet is, zeer fchielijk in, maakt het week , doorknaagt het en noodzaakt den Lijder, den Band dikwils op nieuws te laaten overtrekken, of als dit niet dikwils genoeg gedaan wordt, knaagt het zweet het ijzer door. De noodzaaklijkheid om den Band dikwils te laaten overtrekken, is doorgaans voor den Lijder, die zsjn ongemak gaerne geheim wil houden, en daarom den Band liefst door zijnen Heelmeester, die niet altijd bij de hand is, bezorgen laat, zeer lastig. Uit deeze verlegenheid kan men den Lijder redden, als men de»  over de BREUKEN. 43 den Band laat overtrekken met een bruin Haazenvel * waar van de ruige zijde naar buiten gekeerd is. Dit overtrekzel blijft zeer lang goed, terwijl het hair het indringen van het zweet verhindert, De pop van den Breukband moet vooral wel, en zodanig met hair of wol opgevuld worden, dat zijne inwendige oppervlakte, plat gewelfd, en niet te zagï nog te hard is. Is de Pop te zagt opgevuld, dan drukt hij te weinig; is hij te hard, dan kwetst hij de Zaadvaaten, en fluit niet genoeg in de holligheid van den Buikring. Dus begrijpt men, hoe fchadelijk die Breukbanden zijn, wiens Pop van hout gemaakt is. De Heer heritz doet, in het zes- en-dertigfte Deel van het Journal de Medicine, het voorflel, om den Pop, in plaats van met wol, met een Blaas te bekleeden die fterk met lugt opgevuld is. Hij denkt, dat deeze zig beter naar de oppervlakte, waar op zij ligt, fchikt, altoos even fterk drukt , alles bedekt en opvult. Ik heb dergelijke banden nog niet beproefd, en kan dus niet oordeelen, of zij indedaad zo goed zijn, als de Heer heritz denkt. Maar ik vrees, dat zij van geen langen duur zijn, dewijl de Blaas waarfchijnlijk fchielijk flap en week wordt; en dat zij in het algemeen overtollig zijn, want een Pop, die behoorlijk met wol opgevuld is , beantwoordt genoeg aan het oogmerk. Als de oppervlakte van de Pop te rond, cn, dat een zeer algemeen gebrek is, in het midden zeer verheeven is, ontftaat hier uit een dubbel gebrek Het middenfte verhevene deel van de Pop drukt fterk, de zijden liggen integendeel hol, en de Darm of het Net kan aan de zijden doornippen. Voorts drukt de al te fpitze Pop, de plaats waar op hij ligt, te fterk binnenwaards, rekt dezelve bijna beftenriig toteenen Zak uit, die in de Buiksholte gedrukt wordt, cn houdt de Deelen dus in eene beftendige uitrekking, en  46 VERHANDELING en belet dezelven zig zaamen te trekken, re vernaauwen, en hunne voorige fterkte weder te krijgen. Dat is, de Lijder behoudt zijne Breuk geduurende zijn geheele leeven. Zo lang de Breukband aanligt, zakt zij wel niet uit, maar zo dra hij afgenomen wordt, keert zig de Zak buitenwaards , en de Breuk verfchijnt. Met een woord, m\k een Breukband belet de volkomene geneezing der Breuk. De Pop van de Breukband moet dus platagtig verheven zijn, Als de Lijder zeer vet is, mag hij wel wat meer verheven zijn, waardoor de drukking fterker en zekerer door het Vet tot op den Buikring dringt, maar bij magere Menfchen moet hij bijna geheel plat zijn. Zeer veel komt het 'er op aan, dat de geheele Oppervlakte in alle punten raakt, en even fterk drukt. Als de bovenfte rand van de Pop fterk drukt, en de onderfte weinig, ontftaat 'er aan het bovenfte gedeelte pijn, en van onderen zakt de Breuk uit. Drukt de onderfte rand fterk, en de bovenfte weinig, dan lijden de Zaadvaten door den onderften rand, en van boven heeft de Breuk vrijheid om uit te komen. Het zelfde heeft plaats als de eene zijde meer drukt dan de andere. Maar als integendeel, de Pop plat ligt, zo dat zijne geheele oppervlakte, in alle punten even fterk drukt, dan is de drukking zodanig verdeeld, dat zij de Zaadvaten niet hindert, en de Breuk allenthalven belet uittezakken. Men heeft Breukbanden vervaardigd, welker Pop beweeglijk is. Aan den Hals derzelven is een gat, waarin men de Pop van den Band onderfcheidenlijk plaatzen kan; en een ftelrad, dat hem op die plaats bevestigd die men hem geeft. Door middel van deeze beweegbaarheid, kan men dus, naar den even opgegeeven Regel de Pop zo ftellen, dat haare inwendige oppervlakte in alle punten even vast aanligt Dee-  over de BREUKEN. 4^ Deeze plaatzing is onderfcheiden, naar dat de Lijder Vet of mager is: is de Lijder zeer vet, en heeft hij een veel overhangenden Buik, dan moet de inwendige oppervlakte van de Pop fterk opwaards, en ia tegendeel zeer weinig opwaards gerigt zijn, als de' Lijder mager is. Ik houde deeze Banden, hoe bekwaam zij ook fchijnen te zijn, onnut en onvolkomen. Onvolkomen : want de Pop is maar tot eene fooit van beweeging bekwaam, naamelijk die, welke de inwendige zijde van de Pop, meer op of nederwaards rigr. Door deeze beweegbaarheid, kan men alleen beletten, dac de bovenfte rand van de Pop, niet fterker drukt, dan de onderfte; en omgekeerd. Maar dit is niet genoeg , men moet ook kunnen beletten, dat de inwendige zijde niet fterker drukt, dan de uitwendige; en dit kan men niet doen, naardien de Pop van zulk eenen Band, tot eene zijdelingfche beweeging niet bekwaam is. Deeze Banden zijn ook onnoodig. Als de gewoone veerkragtige Breukbanden, naar de voorgeichreeven Regel, zodanig gemaakt worden , dat de/elven, zonder nadeel van hunne veerkragt, een kleinen graad van buigzaamheid behouden, kan men de Pop naar alle rigtmgen ftellen, zo als het Lighaam van den Lijder het vordert, en men heeft geene reden om té vreezen, dat hij in het vervolg deeze plaatzing zal verliezen, en eene andere buiging aanneemen, daar de buigzaamheid van het ijzer zo gering is, dat 'er vrij wat kragt vereischt wordt, om zijne buiging tè veranderen. Als de Breukband door eenen bekwaamen Meester gemaakt is, heeft men zelfs niet noodig de Pop behoorlijk te rigten; want zulk een weet door ondervinding der Pop de behoorlijke rigting te geeven, als men hem maar zegt of de Lijder vet dan mager is. Als  48 VERHANDELING Als men veel Breukbanden in voorraad bezit, heefc men gelegenheid, zulk eenen uittezoeken, welks Pop behoorlijk gefchikt is voor den Lijder. Als de Lijder op beide de zijden gebroken is, legt men hem twee Banden aan, aan ieder zijde een, en vereenigt, zo wel van vooren de beide Poppen, als van agteren aan den Ruggraad de beide einden, met elkander, door middel van een Riem en Gesp: of men ligt hem één Breukband met twee Poppen aan. Doorgaans zijn twee Breukbanden den Lijder zeer ongemakkelijk , waarom ik den enkelen met twee Poppen verkieze. Alleenlijk moet men met deeze Banden hier op letten, dat de twee Poppen wijd genoeg van elkander, en niet bi eene regte lijn naast elkander liaan. De afiland van de beide Poppen van elkander, hangt af van den afiland die beide de Buikringen van elkander liaan: want ieder Pop moet juist op den Buikring liggen. De beide bovenfle randen cier Schaambeenderen zijn niet gelijkhjnig,maar maaken, op de plaats hunner vereeniging, een hoek ; gevolgelijk moeten de beide Poppen niet in eene reg.e lijn tot elkander flaan, maar de hals, waardoor zij vereenigd zijn, moet op de plaats van de vereeniging der Schaambeenderen, een bogt hebben , die met den hoek der Schaambeenderen overeenkomt. Hier moet men wel op letten, want anders ligt de buitenHe Pop hol. De gemeene Man gelooft dat, hoe grooter de Breuk is, de Pop van den Breukband ook des te grooter moet zijn Dit is,' in zeker opzigt, niet geheel ongegrond; want hoe grooter en ouder de Breuk is, hoe wijder en opener de Buikring is. Ondertusfchen wordt hij, bij de grootfle Breuken zo groot niet, dat hij niet door de Pop van een Breukband van gewoone grootte, bedekt kan worden. Dus moet bij groote Breuken, de Pop altoos maar een weinig groo-  over de BREUKEN. 49 grooter dan naar gewoonte zijn. Ik heb oók Breukbanden gezien, welker Pop de grootte van de grootfte hand met de vingeren hadt; en deeze zijn duidelijk nadeelig. De Pop zakt tot op de dije neder, Wordt bij derzelver beweeging ook bewbogen, kwetst dezelve en maakt haar pijnlijk, drukt den Buikring, vooral bij vette Lieden, niet genoeg, dewijl hij eene te groote oppervlakte bellaat, om van andere ongemakken, die een ieder zelfs gemakkelijk zien kan, niet te fpreekem Dit is het voornaamfte, dat bij het maaken van een goeden Breukband in agt te neemen is. Eene zeer naauwkeurige befchrijving van zulke Breukbanden vindt men van den Heer j u vi ll e in het Journal de Medkine, Tom. 43. en 44. en van den Heer launay in de Memoires de ïAcademie de Chirurgie de Paris, Tom. I. p. 6oj. Edit. in 4*0. NEGENDE HOOFDSTUK. Van het regte Gebruik en het Aanleggen der Breukbanden. ITDie eens een Breukband heeft aangedaan, moet denzelven beftendig en zonder hem ooit af te laaten, draagen. Het is indedaad bijna beter in het geheel geen Band te draagen, dan 'er een te draagen, en hem fomtijds af te laaten. De Pop van den Band ligt voor een gedeelte op den Hals des Breukzaks en drukt denzelven zaamen. Deeze1 beflendige drukking veroorzaakt nu en dan eené vernaauwing, ja geheele fluiting van den Hals: en dit is het wenfclielijkfte, I. peel. D dat  '5° -V'E R H A N D E L I N G dat den Lijder kan overkomen; wm zo ras'do H if* des Breukzaks indedaad geflooten is, vindt z.g de Lijder geheel van zijne Breuk bevrijd', en kan den Band voor altóós afleggen. Maar zo kmg dit niec gefchied is, mag hij denzelven geert oógenbiik afleggen : want in dat oógenbiik, dat hij zonder Band is , kan de Breuk uitzakken: en dan loopt hij een dubbel gevaar. Of de Breuk wordt, zo dra zij uitzakt, in den vernaauwden Hals des Breuktzaks beklemd, en ftort den Lijder in Leevensgevaar; of de uitgezakte Darm , rekt den vernaauwden, en misfchien bijna geheel geflooten Hals, op eenmaal weder uit, en de Lijder gaat in éen oogenblik, van de volkomene geneezing weder zo veel te rug, als 'hij in het verloop van eenen langen tijd voorwaards gegaan was, en alles wat, door het iangduurig gebruik van een Band gewonnen was, wordt in één oogenblik verlooren. Dus moet men een Breukband .beiteudig, en zonder hem ooitaf te laaten, draagen. De betragting vandeezen Regel is voor den Lijder niet zwaar: alleen in de eerfte dagen is hem de Band lastig, maar hij wordt denzelven in korten tijd zo gewoon, dat hij eindelijk naauwlijks weet dat hij 'er een draagt. In het begin valt hij des Nagts be: lastigsts, waarom ik doorgaans in het eerst den Lijder vrijheid geeve, hem des avonds als hij na Bed gaat af, en 's Morgens in het Bed weder aan te doen. Maar hier toe geef ik alleen in het begin vrijheid; want zij moeren zig langzoam gewennen , denzelven ook des Nagts te draagen. De Breuk zakt 'fadedaad, in de horizontaale ligging, die het Lightfifftï in het Bed heeft, niet gemakkelijk uit, en hierom fchijnt het gebruik eenes Bands bij Nagt, overtóllig te zijn. Maar de Lijder is egter niet volkomen zeker. Ik heb enigemaalen bij Nagt in het Bed beklemmingen zien ontltaan; én hoe ligt kan het gebeu-  over öe BREUKEN. 51 beuren, dat bij een aanval van Kolyk, van een hevig heeften , enz. de Breuk uitzak:. Hierom is het altqös veiliger j ook des Nagts een Band te draagen, en de Lijder wordt 'er in weinige nagten aan gewoon. Als de Lijder, nadat hy den Band een geruimen tijd droeg, reden heeft om te gelooven, dat zijne Breuk, door het gebruik van den Band, volkomen geneezen, dat is, dat de Hals des Breukzaks, door de aanhoudende drukking van den Breukband , volkomen geflooten is, moet hij den Band echter niet op eenmaal en zonder voorzigtigheid afleggen De Tekenen,waaruit deeze volkomene geneezing blijkt, zijn niet zo volmaakt duidelijk, maar de Lijder kan £ig, alleen vail tijd tot tijd, en door veelerleië kleine proeven, overtuigen dat hij volkomen geneezen is; en als de Hals des Breukzaks indedaad al geflooten is, kan dezelve in het begin, en zo lang deeze vereeniging niet volkomen vast is, door den ilerken aandrang der Ingewanden weder uitgerekt en geopend worden. Zulk een Lijder heeft daarom Veel omzïgrigheids noodig, deels opdat hij zig in de hoop op eene volkomene geneezing niet bedriegc, deels, opdat hij, eens volkomen geneezen zijnde, dezelve niet weder vernietigd worde. Ik raad daarom zulk eefien Lijder aan, den Band alleen in het eerst, als hij te Bed ligt, af te doen, de Hand op den Buikring te leggen, te hoeften, den adem in te houden, en naauwkemig te voelen, of zig hierbij een Gezwel opdoet, of iets tegen de hand -aanftoot. Als hij dit , bij herhaalde proeven niet bemerkt, kan hij eindelijk den Band des Nagts, en dan ook fomtijds een korten tijd bij Dag afleggen, maar altoos moet hij, geduurende deezen tijd alle infpanning en hevige beweeging mijden. Hoe langD 2 zaa-  5* VERHANDELING zaamer de Lijder te werk gaat, om den Band geheel af te leggen, hoe zekerer hij handelt; en hij doet altijd beter, als hij den Band langer dra,gt dan noodig is, dan dat hij hem te vroeg aflegt: en hij moet zelfs nog lang, nadat hij reeds van de volkomene geneezing in waarheid overtuigd is, bij ieder fterke beweeging des Lighaarns zijnen Band aandoen. Ieder Lijder moet ten minften twee Breukbanden hebben , en dezelve alle morgens in het Bed verwisfclen. Het zweet dringt zeer ligt in het Leder, knaagt het door , en maakt het week : en hieruit zijn tweederlei ongemakken te vreezen. Het fcherpe vuile zweet, waarvan het Leder doordrongen is, verwekt roodheid, jeukte, zweetpuiftjes in de huid, die den Lijder dikwils noodzaaken, den Band enigen tijd af te leggen, tot de huid weder gezond is. Ik heb zo even aangetoond, hoe gevaarlijk het is, den Band ook maar eenen korten tijd af te leggen; en men ziet gemakkelijk, hoe noodig het is, alles zorgvüldSglijk te mijden, wat het gebruik des Breukbands kan verhinderen. Als het Leder doorgeknaagd is, en de Band niet op nieuw bekleed wordt, dringt het zweet in hec ijzer, vermindert zijne veerkragt, maakt het roeftig, en ten laatften geheel onbruikbaar. Dit is dikwils een gebrek dat niet ligt te verhelpen is, fchoon het in Duitschland weinig nadeel doet, dewijl men daar goede veerkragtige Breukbanden kan krijgen. Ditzelve kunnen wij ook van de Nederlanden zeggen. Opdat het Leder van de Pop, als het voornaamfte Deel van den Breukband, door het zweet niet zo fchielijk befchadigd worde, moet onder de Pop altijd een vierdubbelen Drukdoek van zagt Linnen gelegd, en alle morgens vernieuwd worden. — Deeze  over de BREUKEN. 53 ze regelen van zindelijkheid, hebben zulke Lijders, die vet zijn of fterk zweeten, en vooral in den Zomer, bijzonder in agt te neemen. Sommigen leggen, in plaats van den voorfchreeven Drukdoek, een zaamentrekkfende Pleifter onder de Pop des Breukbands. Zij denken, dat dezelve de vernaauwïng van den Hals des Breukzaks, en gevolgelijk de volkomene geneezing bevordert. Dit voordeel brengt zij waarfchijnlijk niet aan ; in tegendeel is zij fchadelijk, terwijl zij in de Huid roodheid, jeukte en Puiften verwekt, en den Lijder noodzaakt, den Band enige dagen af te leggen. Eer men een Breukband aanlegt, moet men de Breuk op het zorgvuldigfte inbrengen, en volkomen verzekerd zijn , dat niets van de Ingewanden van den Buik, zelfs niet een zeer klein gedeelte, in den Breukzak of in zijnen Hals ligt. Het beste is, dat de Heelmeefter zelve, voor de eerftemaal den Band aanlegt. Als 'er een Darm, of ook maar een klein ftukje van een Darm of van het Net in den Hals des Breukzaks ligt, is de Lijder in een drievoudig gevaar. Of, de drukking van de Pop des Breuksbands op hetzelve, maakt dat het aangroeit, of het vernaauwt hetzelve van tijd tot tijd, en veroorzaakt eindelijk een Darmkronkeling; of het verwekt fclne^lijk eene waare beklemming, Zelfs onder het gebruik van de beste Breukbanden , kan bij zekere gelegenheden, een gedeelte van de Breuk uitzakken. Dit is-van de Darmen zo zeer niet te vreezen, want deeze zakken niet ligt uit, dewijl zij altoos met lugt opgevuld zijn , en als zij onder den Band doordringen, ontftaan'er, door de drukking van den Pop , terftond pijnen en andere Toevallen, die den Lijder ogenblikkelijk waarfchu wen , en een nieuwe uitzakking aankondigen» Maar D 3 v het  54 VERHANDELING het Net, dat glibberige Deel, zake zeer ligt uit, en worde niet gemakkelijk ontdekt, dewijl het klein is, weinig gevoel heeft, en zonder merkelijke Toevallen de drukking van den Band verdraagt. Een Lijder , die van een goeden Rreukband voorzien is, moet zig hierom niet geheel zeker agten, en denken , dat zijne Breuk geheel niet uit kan zakken. Zij kan bij drie gelegenheden uitkomen : als de Band verplaatst is; als de Lijder eene hevige beweeging maakt; en als hij den Band verwisfelt. Men moec niet denken , dat de Breukband, als hij eens goed aangelegd is, geheel niec verplaatst kan worden. Dit kan bij zekere gelegenheden ^ zelfs met den besten Band gebeuren. Als de Lijder, die tot hiertoe zeer vet geweest is, merkelijk vermagert, of omgekeerd, als hij ma-, ger geweest is en vet wordt, is de Breukband, die te vooren goed was, onbekwaam. Een Heeimeefter moet een Lijder, dien hij voor het eerst een Band heeft aangedaan, nu en dan gaan zien, niet alleen om te onderzoeken, of de Band nog goed ligt, maar ook om den Lijder te leeren met den Band om te gaan. In de eerfte dagen is 'er dikw'ls iets te verbeteren of te veranderen. Als de Lijder vet is , drukt de Band een fleuf in het vleesch en ligt na een dag of twee niet meer vast en zeker. Ook worde de Wol, waar mede het Leder opgevuld is, zaamengedrukt; en om deeze reden zir de l uid ook na enige dagen niet meer vast. Om deeze reden moet doorgaans de Band , in de eerde dapen, wat vaster toegehaald worden. De Broek moet den Breukband niet hinderen. De Broeksband ligt onmiddelijk. op den Ereukband. Als de t ifle dus te naauw is, draagt de laatfte de gantfene zwaarte der Broek en wordt neder getrokken. De  OVER DE BREUKEN; 55 De Broeksband moet gevoegelijk wijd zijn, en -op dat de Broek niet afvalle, kan de Lijder een Galg draagen. Schoon de Breukband nog zo wel fluit en goed aanlegt, kan 'er evenwel, bij zeer hevige beweegingen , verwrikkingen of infpanningen van het Lighaam, onder deszelfs Pop een deel uitflippen. Een Mensen, die een Breukband draagt, moet gevolgelij k alle hevige beweegingen van het Lighaam mijden. Ik heb wel veele Lijders gezien, die bij het gebruik van een goeden Breukband gereeden , gedanst, gevogten, en evenwel geene uitzakking van de Breuk otudekt hebben. Dog dit bewijst niets. De Lijder is bij dergelijke hevige beweegingen niet zeker. Eene infpanning, die anderen zeer dikwils, overkomt, en zeer te vreezen is, is die op de gemak (loei bij hardlijvigheid. De Lijder moet in dit geval, veel liever eene Klifteer laaten zetten , dan met al te groote moeite de ontlasting bevorderen. Zij, die dergelijke hevige beweegingen, uit hoofde van hun Handwerk of andere omftandigheden, niet geheel kunnen mijden, moeten kort voor dat zij deeze beweeging maaken, wel toezien of de Band goed ligt: denzelven een weinig vaster toehaalen; terwijl zij dit doen, de Pop met de hand vast aandrukken; en insgelijks na dezelve, naauwkeurig onderzoeken , of 'er iets uitgezakt is. Indien hij dit ontdekt , moet de Lijder op den Rug gaan leggen, den Band afneemcn, het uitgezakte ' Deel terug drukken, en den Band op nieuw aanleggen: vertrouwt hij het zig niet, om dit alles behoorlijk te doen, dan moet hij, nadat hij op zijnen Rug is gaan leggen, en den Band afgenomen heeft, den Heelmeester laaten haaien. De Breuk kan ook uitzakken, als de Lijder den Breukband verwisfeit, en daarmede onvoorzigtig te D 4 werk  56 VERHANDELING werk gaat. De Banden moeten altijd 's morgens in het Bed, bij het ontwaaken verwisfeld worden. Als de Lijder den gantfchen Nagt in het Bed gelegen heeft, hebben de Ingewanden de minfte neiging om uit te zakken. Als de Lijder 's Nagts den Band heeft aangehad, en hem des Morgens niet wil verwisfelen, moet hij, eer hij opftaat, naauwkeurig onderzoeken-, of de Band in het Bed verplaatst is; en hem in dit geval weder te regt helpen. Het gebeurt dikwils, na het aanleggen van eenen nieuwen Breukband, dat de Zaadftreng en de Ballen, pijnlijk worden en zwellen. Dit is toe te fchrijven, of aan de Beenrïemen, die te vast aangehaald zijn; of aan den onderften Rand van den Pop des Breukbands, die te fterk drukt. In het eerfte geval moet men de Beenriemen een weinig bot vieren, en in het tweede geval de onderfte Rand van de Pop wat buitenwaards buigen. TIENDE HOOFDSTUK. fan de Tekenen, Toevallen, en Gevolgen der Beklemming. j^Js de Ingewanden die de Breuk gevormd hebben, in den Hals des Breukzaks, of op enige andere plaats in de Breuk , door den Buikring of enig ander Deel, als met een koord toegetrokken worden, zegt men, de Breuk is beklemd. Zo wel de plaats als de oorzaak der beklemming is onderfcheiden, zo als ik in het volgende Hoofdftuk zal aantoonen. Ik zal hier alleen maar aanmerken, dat de plaats^ waaE deeze beklemming het allermeest ge~ beurt,  over de BREUKEN. 57 beurt, het bovenfte gedeelte van den Hals des Breukzaks is, en dat de allergewoonlijkfte Oorzaak van dezelve de Buikring is, om hierdoor mijnen Leezeren, de Tekenen en Toevallen der Beklemming gemakkelijker te doen begrijpen. Als dus de Deelen, die in de Breuk gezakt zijn, in het bovenfte Deel van den Hals des Breukzaks, door den Buikring, gelijk als door een vast omgelegden Band toegetrokken, en heftig gedrukt worden , is de Breuk beklemd, en de Lijder in leevensgevaar. De gevolgen van zulk eene beklemming zijn van drieërleië fuort. De uitgezakte Deelen kunnen door den Buikring niet terug gedrukt worden; de doorgang der Drekftoften en der Winden, door de Darmen wordt belet, en 'er ontftaat een verftopping van den afgang die voor geene middelen wijkt; de omloop der Vogten wordt verhinderd , en hieruit ontftaat Ontfteeking en Verderving. Volgens deeze drie onmiddclijke gevolgen der Beklemming laaten zig alle derzelver Toevallen verklaaren. De voornaamften daarvan zijn de volgende. De Breuk, die voorheen geheel onpijnlijk was, begint pijnlijk te worden. Deeze pijn vermeerdert door uitwendige beweegingen, door Hoeften, Nier zen en andere dergelijke vermoeijingen des Lighaams. In het begin voelt de Lijder , alleen op de plaats der Beklemming, dat is, in den omtrek van den Buikring, Pijn ; van langzaamerhand neemt dezelve de geheele Breuk, en eindelijk den gantlchen Onderbuik in. De Buik zo wel als de Breuk worden ten laatften gefpannen, gezwollen, en zo pijnlijk, dat men hen uitwendig niet kan aanraaken, zonder de fmerten op het hevigfte te vermeerderen. In het begin zijn de pijnen ongeftadig en omzweeD 5 ven-  58 VERHANDELING vencle , ten laatften blijven zij bepaald. Eindelijk wordt de Rreuk uitwendig geheel rood. Üe Lijder krijgt eene onherflclbaare verftopping van de afgang. De eerfte Klilleeren ontlasten nog «énige Drekftoffen, die zig in de dikke Pannen ophielden. Als deeze ontlast zijn, doen zelfs de fcherpfte Kliftecren geene werking. Kort j i.sna begint de Lijder te braakem In het begin bi aak t hij de fpijze, naderhand Gal, en eindelijk Dreki'ïoffen. Dus heeft hjj een waar ontferm u mijner, Miferere mei. Men heeft zig verwonderd dat zulke Lijders Drekftoffen braaken, en gedagt, dat deeze uit de dikke Darmen, door derzei ver Klapvliezen, Valvula Coliy oprijzen. Dit is orimogelijk, zo wegens deeze Klap, vliezen, als wegens den beklemden Darm , waar door de Drekftof zou moeten dringen. Deeze Drekftof komt uit de dunne Darmen, daar zij zig, dewijl de doorgang belemmerd is, enigen tijd ophoudt, en door dit verblijf dikker wordt; dan zij anders in de dunne Darmen meeftentijds is. De Lijder gevoelt doorgaans een grooten angst en onrust, en krijgt zeer fchielijk eene Koorts, die indedaad ontfteekingagtig is. Dog men moet aanmerken , dat de Pols in deeze Koorts doorgaans klein en ingetrokken is. Men moet dus hier de hevigheid der Koorts, niet, gelijk bij andere Ontfteekingen, naar de groote en hevigheid der Pols afmoeten. Als het gevaar het grootfte is, kan men dikwils de Pols niet voelen. De Breuk zwelt doorgaans op en wordt grooter, zodra zij beklemd is. Eindelijk zwelt ook de geheele Onderbuik, en wordt als TrommeJzugtig. Als dit Gebrek op zijn hoogst gekomen is, krijgt de Lijder den Hik, de uiterfte Ledemaaten worden koud, de Adem wordt flaauw, de Pols klein, en  'over ob.BREUKEN. S9 ?n het koude Zweet ftaat , met groote droppelen op het Aangezjgt, f ' , , Als de Lijder dan geene fpoedige hulp bekomt, VohT 'er eene Vcrftervjng of een Pijpzwccr waar door de Drekftoffen zig ontlasten. De tijd die 'er tusfchen de Beklemming en de Verderving verloopt, is onbepaald. Nu eens neemen de toevallen fchielijk toe, dan weder langzaam. Somtijds is een beklemde Breuk in zes uuren doodelijk; fomwijlen is zij dit na twintig dagen nog niet. Djt hangt van d9 verfcheidenheid der oorzaaken en van de foort der Beklemming af, waarvan ik in het volgende Hoofd» ftuk omftaudiger zal handelen. Dit zijn de Toevallen eener beklemde Darmbreuk, Daar ik van de Netbreuken en andere foovtcn van Breuken, in bijzondere Hoofdftukken zal handelen, fpreek ik hier niet van de Toevallen, die de Beklemming deezer Breuken vergezellen. 'Er zijn gevallen, die men zeer ligt voor de Beklemming eener Breuk zou aanzien, en die het nogtans niet zijn. Deeze dooling is gevaarlijk, wanc eene beklemde Breuk vordert geheel andere Middelen , als zulk een geval. Een Lijder, die een groote Breuk heeft, kan in zijne Breuk , een gewoon Koiijk met opftopping van den afgangen braaken krijgen, die een onoplettend Heelmeefter zeer ligt voor een toeval van beklemming houdt, en met fchadelijke middelen behandelt. Klifteeren, Purgeer- en Olieagtige middelen, zullen in dit geval zeer fchielijk afgang verwekken, en den Heelmeefter overtuigen, dat hier geene beklemming des üarms plaats heeft. Een fchielijk omftaane Breuk verwekt doorgaan? bij desfelfs eerfte verfghijning , Walgingen , Braaken, Kolykpijuen, en allerleie Toevallen, die men lig-  6o VERHANDELING h'gtelijk voor Toevallen der beklemming houden kan. De uitgezakte Deelen trekken de Ingewanden die in den Onderbuik zijn, en verwekken daar eene fcheuring, die de Oorzaak deezer Toevallen is. Hierom ontftaan ook diezelfde Toevallen bij groote Breuken", als de Lijder lang ftaat. Purgeermiddelen verwekken zeer fchielijk ontlasting, en dit bewijst dat hier geene beklemming is. 'Er zijn nog andere zeer gewigtige en gevaarlijke Gevallen van deeze foort. iemand, naamelijk die een Breuk heeft, kan een Drekbraaking krijgen, die geheel niet van de Breuk afhangt: men zou, denkende dat zij van de beklemming der Breuk ontftondt, de Operatie verrigten , die hier niet alleen onnut, maar ook fchadelijk is, en de Middelen verzuimen, die het Gebrek waarlijk vordert. Terwijl dit geval van veel gewigts is, zal ik het wat naauwkcuriger onderzoeken. Eiken Lijder, die de Toevallen eener Darmkronkeling heeft, moet men tevens onderzoeken, of hij een '-.reuk heeft, en of deeze Toevallen door dezelve ontftaan of niet. Als men geene Breuk vindt, is men deswegens nog niet zeker, dat 'er geene is. Somtijds is maar een zeer klein gedeelte van den Darm beklemd, dat uitwendig geen het minfte Gezwel maakt, en nogtans de Oorzaak der Toevallen is. Als deeze Toevallen zeer fchielijk, en na dat 'er iets voorgegaan is, dat een Breuk veroorzaaken kan, ontftaat; als de Pijn het eerst aan den Buikring gevoeld, en daar door de uitwendige drukking ver. meerderd wordt, als ook de Pijn dan nog, als hij reeds den gantfchen Onderbuik inneemt, beftendig op de plaats des Buikrihgs het hevigst blijft; als eindelijk de Lijder kort te vooren volkomen wel is geweest j heeft men groote reden zulk een kleine Breuk  over de BREUKEN. 61 Breuk te verdenken, en dezelve, zo als ik in een bijzonder Hoofdftuk zal aantoonen, op te zoeken en te doen verdrijven. Vindt men bij den Lijder een Breuk, en kan men dezelve gemakkelijk en zo als men te vooren gewoon was, inbrengen, dan is de Breuk vrij van alle verdenking. IVlaar kan dezelve niet terug gebragt worden, zo valt 'er billijk eene fterke verdenking op dezelve ; maar het is nogtans niet zeker dat zij de Oorzaak der Ziekte is. Men moet eerst in dit geval onderzoeken , of zij voorheen ook niet terug gebragt heeft kunnen worden. Is dit het geval, en is de Breuk oud en groot, en in lang niet ingebragt geweest, dan is het waarfchijnlijk een aangewasfe Breuk , en de onmogelijkheid, om deeze terug te brengen, bewijst niets. Maar heeft de Breuk voorheen , en nog zeer kort voor dit Toeval, ingebragt kunnen worden, en kan dit, zedert dat hetzelve plaats hadt, niet gefchieden, dan heeft de Ziekte zeer veel overeenkomst met een beklemde Breuk * en is het nogtans ligtelijk niet. Dat zelfs geoeffende Heelmeefters hier dwaalen kunnen, bewijzen enige zeer leerzaame Waarneemingen, die de Heer pott in zijne Heelkundige Waarneemingen verhaalt. Twee derzelven, die vooral merkwaardig zijn , zal ik te boek Haan, om mijnen Beezer te overtuigen, dat een dooling hier zeer ligt gebeuren kan en dat zij tevens gevaarlijk is. Een Man , die zedert veele jaaren eene Breuk hadt, die niet ingebragt kon worden, kreeg pijn in den geheelen Onderbuik, voornaamlijk in den omtrek des Navels, fterke neigingen tot Braaken, eene volle harde Pols , en hardnekkige opftopping van den Afgang. De Breuk was nog pijnlijk nog gefpannen, maar het Onderlijf in tegendeel zo hard , gezwollen , gefpannen en pijnlijk, dat de Lijder de  tift VERHANÖELI -N G gérmefte aanraaking aan den Buik niet dulden kon; Dö Heer pott dag!, dat de Breuk geen deel aan de Ziekte hadt, anderen daarentegen drongen op de Operatic aan. Terwijl men nog twijfelde, wel'ké zijde te kiezen, ftierf de Lijder. Men vondt het Bief en den Darm in de Breuk, zonder enig gebrek, maar in den Buikring den nugteren Darm, Jejunum, ontftöken en verdorven. Een Man, een Breuk hebbende, hadt zedert drie dagen eene hardnekkige verftopping van denafgung, braakte dikwils, hadt pijn in den Buik en een harde én rasfe Pols, deez' verlangde doof den Heer pott geopereerd te worden. Daar de J tc uk geheel zagt èn onpijnlijk was, dagt de bovengemelde, dat deeze Toevallen niet uit de Breuk omftonden. en weigerde fle Operatie te verrigten. Ben aader Heelmeefter, die dr.gt dat 'et zèer ligt alleen èen zeer kteifigedeelte Darms beklemd kon zijn , raadde de Operatie aan. Zij werdt Vemgt, maar de Lijder was bijwa onder dezelve geftorvcn. De deelen^ die in de Breuk bevat waren , bevonden zich volkomen gezond , efl werden z^er gemakkelijk, zonder voorgaande ver» •Wijding des Buikrings, terug gebragt. Den volgen* den dag ftierf -de Lijder. Men vor.dt in de hoogheid van den Buik, een gedeelte van den Karteldarm $ 'Colcn, verftorven. Dat de Breuk, in zulk een geval, geen fchuld aan de Ziekte heeft, dat de Ziekte geen beklemde Freak, maar een Darmwee, Mtfö>ere\ is, dat uit inwendige Oorzaaken ontftaat, bewijzen de volgende bmftandigbeden. De Lijder heeft niet in de Breuk, maar in den Onderbuik, pijn; de Btftk is hard, gefrar^en, gezwollen, en de Breuk zagt; de Ziekte entftaat uit zig zelfs, zonder voorgaande infpanning Van kragten, of enige andere Oorzaak, die op de Breuk werkt; den Buikring voek men vrij en ftao> In  over oe ÉRÉÜKE N. C| fh het vervolg (trekt de wérkihg dér Ziekte zig tot ïrt de Tireuk uit; eindelijk wordt deeze pijnlijk, hard en gespannen [ maar dit wordt zijlaatèr dan de Buik* en niet zo hevig. Eindelijk is het twijfelagtigfle geval , als in de Breuk zelfs een Darmwee ontftaat, waar aan de Creuk gèene fchuld heeft. Dit geval is zeldzaam , maar dog mogelijk; want waarom zouden de Darmen in eene Breuk , niet dezelfde Ziektcns onderworpen zijn, waardoor zij in de Buiksholte aangetast worden. Dit geval openbaart zig voornaamlijk bij groote Breuken. De Darmen kunnen , bij voorbeeld, in zulk eene Breuk, uit eene inwendige Oorzaak, 2onder dat 'er de Breuk fchuld aan heeft , öntüóken worden : de Breuk is hier Wel de zitplaats, maat niet de Oorzaak van het Gebrék, en dit is geene beklemde Breuk, maar een Darmwee inde Breuk, 'zij vordert geene Operatie, dié door de oiïtbïooting der onc'ftokene Deelen veel eer nadeel' zou doen; maar alleen middelen tegen de Orttfteek'ng. Ondertusfchen kan de BuikiJmg, terwijl de orttftokene Darmen zwellen, eindelijk te naauw worden, en eene dadelijke Beklemming Volgen. Dit geval is voor het overige zeet moeilijk van eene beklemde Breuk te onderfcheidcn. Veelligt krijgt men uit dén 'Buikring, die niet, gelijk doorgaans, gefpannen en vol is; uit de Pijn, die in de Breuk , niet in dc*n " Buikring is; uit de voorgaande Oorzaaken; uit hét begin der Ziekte zelve, fomWijlén enig licht. Als een Mensch, bij voorbeeld; meteen koude Koorts, en na dezelve mét pijn in de Breuk wordt aangetast,-als de pijn alleen in de Breuk, niet in den Buikring gevoéld wordt, en de Btfikring nier, als doorgaans, gefpannen en vol is, dénk ik, dar de Ziekte eene Ontfteeking' in de Breuk is. Maar als na twee Dagen, bij het toéneémen der Ziekte, de Buik-  «54 VERHANDELING Buikring gefpannen en vol was, en in denzelven de pijnen zeer hevig waren, zoude ik denken, dat 'er eene beklemming gevolgd was, en het gebrek als zodanig behandelen. 'K^'^' ^ S$? ^* 'ï? ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^f* ^ t$? ^f? ^ ^ ELFDE HOOFDSTUK. Van de Oorzaaken der Beklemming. J3e Oorzaaken der Beklemming liggen of in de bevattende , of in de bevat wordende deelen der Breuk. Van de bevattende Deelen zijn 'er twee; de buikring naamelijk en de breukzak. In den Buikring ligt de Oorzaak der Beklemming het meest: terwijl naamelijk de Buikring de uitgezakte Ingewanden als zaamenfnoert, veroorzaakt hij de Beklemming met alle haare gevolgen. Daar de Buikring vleezig is, drukt hij de uitgezakte deelen hevig, en hierom is de Beklemming, die door den Buikring ontftaat, doorgaans eene der hevigften en gevaarlij kften. Men heeft gedagt, dat de Oorzaak der beklemming onmogelijk in de Breuk plaats hebben kon, nog deeze de uitgezakte Ingewanden met mogelijkheid zaamen fnoeren, dewijl hij vleezig is, en gevolgelijk geene kragt heeft om zig zaamen te trekken. Men heeft niet noodig, tegen deeze tegenwerping iets aan te voeren: men moet zig alleen op de Ondervinding beroepen. Deeze bewijst dagelijks, dat, zo lang bij de Breukfnijding, de Buikring niet verwijderd is, de Breuk zig doorgaans niet in laat brengen , en de Beklemming voortduurt; dats  over ce BREUKEN. 65 dat, in tegendeel, zo dra de Buikring door een (bede verwijderd is, de Darmen doorgaans buiten alle zwaarigheid terug gebragt worden. Wat kan dus onlochenbaarer zijn, dan dat de Buikring doorgaans de Oorzaak der beklemming is. Nogtans kan men ook met reden antwoorden. De Buikring kan een Breuk beklemmen , zelf ook als men vastftelt dat hij geene kragt heeft, om zig zaamen te trekken; de Buikring kan de waare Oorzaak der beklemming zijn , en echter alleen bij de beklemming lijdelijk zijn. De deelen moeten alleen met zo veel gewelds in denzelven gedrukt worden, dat hij voor de menigte der uitgezakte deelen te naauw is In dit geval ontftaat 'er eene waare beklemming , welker naafte Oorzaak de Buikring is, die ophoudt , zo ras de Buikring doorgefneeden wordt. Zo dringen bij wijlen door eene opening in de Herfenpan, de Herfenen, in de gedaante van een Sponsgewas door, en worden beklemd-, zo zakt de Regenboog, Iris, fomtijds door eene opening in het Hoornvlies, Cornea, en wordt beklemd; en niemand zal denken, dat de Herfenpan of .het Hoornvlies, eene kragt hebben om zig zaamen te trekken. Het geval, waar de Buikring alleen door tegenftand beklemd wordt, kan drievoudig zijn. Of een Darm dringt, bij het eerfte uitzakken in den naauwen Buikring: of eene oude Breuk heeft plaats, en een nieuw ftuk Darms dringt in den reeds met Darmen opgevulden Buikring; of eene oude Breuk, die alleen dikwils uitgezakt en ingebragt geworden is, zakt nu uit, en terwijl dit gefchiedt, verwarren zig de uitgezakte deelen zodanig, dat zij eene vouw maaken, waardoor de Buikring te naauw wordt. In het laatfte geval liggen niet meer deelen in den Buikring , dan te vooren reeds zonder beklemming daar in gelegen hadden; zij zijn nu alleen hier door be1. deel. E klemd,  66 VERHANDELING klemd, omdat zij in den Buikring in eene vouw of dikwils in eene ongunftige ligging geplaatst zijn. Maar men kan niet ontkennen dat de huikring, een vermogen om zig zaamen te trekken, heeft. Zij bezit in waarheid zulk eene kragt: en wel van twederleië foort. Als door enig geweld, en voormamlijk door eene hevige infpanning des Lighaams, een Darm of ftuk van het Met in den Buikring gedrukt wordt , wordt deeze noodzaakelijk tegennatuurlijk uitgerekt Zo dra dit Geweld ophoudt, dat denzelven verwijdde , zoekt hij zig in zijnen voorigen ftaat weder zaamen te trekken en te vernaauwen; en terwijl hij dit doet , oeffent hij op de uitgezakte Deelen eene iierke zaamentrekkende kragt, en deeze is veerkragtig. Deeze veerkragt oeffent de Buikring voornaamlijk op nieuw ontftaane Breuken: want 'er kan geen Deel in den buikring dringen, zonder denzelven te verwijderen en uitterekken; hierom worden de Breuken zo dikwils in het eerfte oogenblik dat zij ontftaan, beklemd. Hoe ouder de Breuk is, hoe meermaalen zij uitgezakt en ingebragt is, zo veel te meer is de Buikring verwijderd, en zo veel te meer verliest hij van zijne veerkragt. Verfehe Breuken zijn hierom altoos gevaarlijker dan oude. De eerfte wordt zeer ligt en hevig beklemd, naardien de Buikring nog niet merkelijk verwijderd, en zijne veerkragt niet verzwakt is; delaatden in tegendeel, worden niet fchielijk nog hevig beklemd, om dat de Buikring, door de herhaalde en langduurige uitrekking zwak en wijd is. 'Er zijn Breuken, die door eene geweldige Oorzaak, oogenblikkelijk ontftaan. Deeze fchijnen zonder enige voorfchikkende Oorzaak voort te komen, én worden daarom zeer fchielijk en hevig beklemd. Anderen in tegendeel , ontftaan als uit zig zelfs, zender alle uitwendige gelegenheid geevende Oorzaak ,  over de BREUKEN. 6> éaak, en deezen fchijnt men alleen aan de voorfchikkende Oorzaak te moeten toefchrijven, en zij worden niet fchielijk nog hevig beklemd. Misfchien behoort onder de voorfchikkende Oorzaaken , Wel voornaamlijk eene tegennatuurlijke flapheid desBuiksfings; en dan kan men verklaaren, waarom in de eerfte gevallen , de beklemming dikwils en hevig, maar in de laatflen zeldzaamer en zagtei* is. De Veerkragt van den Buikring is doorgaans gelijk met die der vaste deelen van het gantfehe Lighaam. Bij Kinderen is zij minder dan bij Volwasfenen, bij Mansperzoonen doorgaans fterker dan bij Vrouwsperzoonen. Hierom is het gevaar der beklemming „ veelal bij Kinderen en Vrouwsperzoonen, niet zo dringende, dan bij Volwasfenen en Mansperzoonen. Hoe fterker de Lijder is, in hoe grooter gevaar hij zich bevindt als zijn Breuk beklemd wordt. Ik kan den Buikring indedaad geen zaamentrekkende Spierkragt toewijzen. Mij zelve is bijna vleezig, en kan zig niet zaamen trekken ; maar zijne Vleeschvezelen zijn voortbrengzels van Spiervezelen, en als deeze zig zaamentrekken, ftrekt zig deeze werking noodzaakelijk tot de Vleeschvezelen, die derl Euikring vormen, uit. Als de Spiervezelen van de Uitwendige fchuinfche Buikfpieren, zig, door enige Oorzaak, aanmerkelijk verkorten en zaamentrekken, moet noodzaakelijk de Buikring vernaauwd worden. Ik heb groote reden om te onderftellen, dat dit geval bij die foort van beklemming is, die ik de krampagtige noem, waarvan ik in het volgende Hoofdftuk meer zal zeggen. De gefpanne en uitgerekte Onderbuik , die men zo dikwils bij beklemde Breuken waarneemt, duidt ook buiten twijfel zulk eene fpanning van de uitwendige fchinfche Buikfpieren aan. En men ziet bij voorraad , hoe onvoorzigtig men handelt als men in laatere tijden, alle weekmaakendè E 2 niii*  68 VERHANDELING middelen bi] beklemde Breuken geheel verwerpt-* Het is ook zonder overleg, dat men deeze middelen op de Breuk legt, daar het duidelijk fpreekt dat men ze op den Buik moest leggen. Ik geloof, dat deeze Aanmerking van veel gewigts is, maar ik ben de enige niet, die de Oorzaak deibeklemming in eene krampagtige zaamentrckking van de uitwendige Buikfpieren zoekt. De Heer schmucker zegt ook, in het tweede Deel zijner Heelkundige Waarneemingen, Bladz. 154. „ deOof„ zaak der beklemming van groote en oude Breu„ ken, bij zulken, waar de Buikring zeer verwijderd ,, en verflapt is, fchijnt mij dikwils niet zo zeer in „ den Buikring zelfs, maar in een iterke fpanning „ der oprijzende Buikfpier gelegen te zijn , waar-1 door zijne Pees, die den Buikring vormt, zaa„ mengetrokken wordt." Eindelijk kan men ook zeer ligt begrijperi , dat de Buikring nu en dan, door inwendige of uitwen-1 dige Oorzaaken ontltoken kan worden, en in deezen toeftand eene beklemming veroorzaaken. Een geval, dat gemakkelijk te kennen is, maar voor hec overige zeer zelden gebeurt. De Buikring is dus duidelijk düwils alleen de oorzaak der beklemming; en hij is het in waarheid zo dikwils, dat de Heelmeester, bij de behandeling en de Operatie van een beklemde Breuk, altoos voornaamelijk,den Buikring in het oog moet houden, en op de overige Oorzaaken der beklemming, die ik ftraks zal opnoemen, alleen als op zeer zeldzaame het oog vestigen, en het geval altoos als zonderling en vreemd befchouwt, wanneer hij eene deezer Oorzaaken aantreft, en den Buikring zonder fchuld vindt. Het twee ie bevattende Deel is de Breukzak. In deezen heeft ook lom wijlen de oorzaak der beklemming  over de BREUKEN. 6> raing plaats ; en wel in zijnen Hals, of zijn Lighaam. In den Hals des Breukzaks is bij wijlen eene plaats regennatuurlijk verhard of vernaauwd, en op deeze worden de uitgezakte deelen beklemd. De Heer arnaud (a) vondt eens op zulk eene plaats, den Hals des Breukzaks, drie lijnen breed geheel kraal beenagtig , en drie lijnen dik. Dèeze verharding kan fomtijds ligtelijk uit onbekende oorzaaken ontftaan . maar zij is dog doorgaans het gevolg van het gebruik eenes Breukbands, welks Pop op het bovenfte gedeelte van den Hals des Breukzaks ligt, en denzelven, door zijne aanhoudende drukking, vernaauwt en verhardt. Ik heb te vooren reeds het gevaar aangeweezen, dat de Lijder loopt, als zijne Breuk , nadat hij lang een Breukband gedraagen heeft, weder uitzakt. Bij verfche Breuken, en in gevallen , waar de Lijder geen Breukband droeg heeft deeze Beklemming geene plaats ; als een oude Breuk , die dikwils met een Band bezorgd, maar die ook dikwils weder afgelasten is, en hier door de Buikring dus verwijderd en verflapt is, en men bijgevolg op geene beklemming denkt; als zulk eene Breuk zeg ik beklemd wordt , kan men vrij zeker onderftellen, dat zulk eene vernaauwing van den Hals des Breukzaks plaats heeft; van deeze foort van beklemming kan men volkomen verzekerd zijn, als een Breuk, die lang door een Band inger houden is, na langen tijd weder uitzakt, en zo drazij uitzakt ook tevens beklemd wordt, en den Buik» r.. ix. L 3  7» VERHANDELING niet. Als men bij de Breukfnijding, Hemiotomia, gelijK doorgaans den Zak opent , den Hals, den Buikring en de overige opening des Breukzaks doorfnijdt, neemt men de hinderpaal weg, die de inbrenging van den Darm wederftaat, zonder dat men weet, welke dezelve eigentlijk zij, en of ze in den Buikring of in den Hals des Breukzaks ligge. Somtijds is de Hals des Breukzaks op twee, drie of meer onderfcheidene plaatzen vernaauwd en verbard , en beknelt dus den Darm op verfchillende plaatzcn. De Heelmeefter, die de Operatie verrigt, moet dit wceten, want alle deeze plaatzen moeten geopend worden; zq lang 'er maar één enige nog niet geopend is, kan men de Darm niet terugbrengen. De Heer gaulmjn de latroncai (^ verhaalt een geval, waarin de Hals des Breukzaks wijf plooien gemaakt hadt, welke ieder eene bijzondere beklemming veroorzaakte. Bij wijlen ligt de Oorzaak der Beklemming op de evengemelde wijze, geheel alleen in den Hals des Breukzaks, en de Buikring is vrij en buiten alle fchuld. Hier is bij de Operatie de verwijdering van den Buikring overtollig. Dit is het geval waar op zij zig beroepen, die denken dat het mogelijk is, dat door de inbrengmg, Taxis, den vollen Breukzak met deszelfs onthoudene Deelen, door den Buikring terug gaan, en de Beklemming, die in den Hals des Breukzaks plaats heeft, nog in de holligheid van den Buik voortduuren kan. Ik zal van dit geval, bij eene andere gelegenheid omftandiger handelen. _ Nu en dan vereenigen zig beide de foorten der Beklemming, van welke ik tot hier toe gefproken heb; naamelijk de Breuk wordt door den Buikring, e« (a) Journal de Medecine. Tom. XXXFi  over de BREUKEN. 7\ en tevens door eene vernaauvvde plaat? in den Hals des Breukzaks, en dus dubbel beklemd; en hier moet bij de Operatie niet alleen de Hals van den Breukzak, maar ook de Buikring doorgefneeden worden. De Heer arnaud (a) verhaalt een merkwaardig geval van deeze foort De vernaauwde plaats in den Hals des Breukzaks is doorgaans buiten den Buikring; nogtans heeft men ook waargenomen, dat zij fomtijds agter den Buikring is. De bovenfte opening van den Hals des Breukzaks ligt agter den Buikring, en deeze is in zulk een geval vernaauwd. Deeze Oorzaak der Beklemming kan men voor de Operatie niet ontdekken; maar bij het doen van dezelve wordt men die ligt gewaar. Als de Hals van den Breukzak geopend, de Buikring door eene fnedc verwijderd is, de uitgezakte Deelen zig niet terug laaten brengen, en zig in de Breuk geer.e van die hïnderpaalen het inbrengen belettende, die ik nu tevens zal aanwijzen , verfchijnen; heeft men groote reden om te denken, dat da Oorzaak in, of agter den Buikring ligt, welke het terug brengen des Darms yerhindert. En als men aileen den Vinger in den Buikring fteekt, voelt men wel dra de vernaauwing van de bovenfte opening des Breukzaks. De Heer arnaud O) verhaalt ook van dit geval een merkwaardig voorbeeld. De inwendige opening van den Breukzak was twee duim agter den Buikring, en zodanig verhard, dat men een geruisch hoorde, toen zij doorgefneeden wierdt. In den Breukzak zelfs kan ook fomtijds de Oorzaak der Beklemming liggen; dog dit geval gebeurt zelden. De (a) Traité dss Hemies. Tom. II. p. 19. 00 L. C. p. 23. E 4  72 VERHANDELING De Heer gauengeot (V) vermelde zulk een geval, dut de Heer petjt heeft waargenomen. Een Paard floeg met zijn poot een Man tegen eene groote Balzaksbreuk. De Man werdt onmagtig, kreeg trekkingen , koud zweet, walgingen, braakingen, hik, en alle de toevallen van een beklemde Breuk, welke eindelijk de Operatie noodzaakelijk maakten. Men vondt een gat van onderen ih den bodem des Breukzaks. Een gedeelte van den Darm was door dit gat in het Vetvlies van den Balzak gedrongen, en in dit gat beklemd. De Buikring was vrij van alle Beklemming. De Heer le cat (F) verhaalt ook een dergelijk geval. Een Man kon zedert veertien dagen een Balzaksbreuk , waarmede hij reeds lang gekweld geweest was, niet inbrengen. Een herhaald braaken belettehem zedert agt dagen, enig voedzel te gebruiken. De Heer le cat vondt den Buikring vrij, open, en wijd, het bovenfte deel des Balzaks week, en de deelen in denzelven waren zo zagt en flap, dat hij dagt, niets dan een gezwollen Zaadftreng in denzelven te voelen. Het onderfte gedeelte van het Gezwel was duidelijk een Waterbreuk, waaraan men hier en daar enige harde verhevenheden ontdekte. Men hielt het Gebrek dus voor eene oude Breuk, die uit een Water- en Vleeschbreuk zaamengefteld was. Den volgenden Nagt ftierf de Lijder. Men vondt in den Balzak een Breukzak, en in denzelven een ftuk Darms, dat geheel flap en ledig was. Aan het onderfte gedeelte van den Breukzak was eenè opening , die in den Schederok der Ballen ging, en waardoor her, onderfte gedeelte des uitgezakten Darms in den Sche- de« (a) Traité des Operations, Tom. I. p, 329. (fi) Philof. TranfaUions, Fok ef.  over de BREUKEN. 73 derok gedrongen was. Dit (luk was bard en rood, en in het gezegde deel beklemd. De Buikring was vrij. De Heer neubauer vondt bij de Ontleding van een dood Lighaam in den Balzak een Breukzak, welks onderfte gedeelte aan den Schederok der Ballen vastgekleefd was. Als men lugt in den Breukzak liet , zwol deeze niet alleen, maar ook tevens de Schederok der Ballen, zo dat beide deeze holligheden uitwendig een enkelen zak vertoonden. Men opende den Breukzak, en vondt in zijnen bodem eene opening, die in den Schederok der Ballen ging, en door welke een gedeelte van het Net, dat in den Breukzak lag, in deezen Schederok gedrongen was. Het is waarfchijnlijk, datde aangroeijing des Breukzaks met den Schederok, door eene ontfteeking; en de opening door eene verettering veroorzaakt is geworden. Voor het overige bewijzen deeze gevallen, dat zulk eene opening in den Breukzak (zij ontfta waar en hoe zij wil) eene beklemming der uitzakkende deelen veroorzaaken kan , waaraan nog de Euikring nog enig ander deel fchuld heeft. Ik heb gezegd, dat de: oorzaak der Beklemming,, bij wijlen ook in de onthoudene deelemvan de Breuk, plaats kan hebben. Het is bekend dat de paYóïeH én het Net de deelen zijn die in de Breuk liggen. Het Net kan zig fomtijds in de Breuk zodanig om den Darm flingeren, dat het denzelven , als een' Band, zaamenfnoert, en eene waare Beklemming, of Veeleer een Darmvyee , Mijèrcre, veroorzaakt. Het zij men dit geval een beklemde Breuk , of een Darm-' wee noeme, de Operatie is hier noodig , zonder weiCe) Programm, de Epiplo- ofcheocele, Jence 1770. E 5  ?4 VERHANDELING welke deeze omwinding niet ontwikkeld kan worden. Maar dit geval heeft dat bijzondere, dat de Breuk terug gebragt kan worden; en dit is juist het voorraamde teken, waaruit het Geval te kennen is, Als ten laatflen, de Darmen door Bloed en Drekftoffen opzwellen, zal ook hier de Breuk niet terug gebragt kunnen worden. Deeze omwinding der in de Breuk liggende deelen ontftaat fomtijds', terwijl de Breuk uitzakt , en 2ig telkens weder ontwikkelt, zo dikwils zij terug gebragt wordt; of omgekeerd, zij ontftaat, als da Breuk terug gebragt wordt, en zig ontwikkelt, als zij weder uitzakt. Men begrijpt ligtelijk , dat men in zulk een geval de Breuk zo dra terug brengen, of weder uit moet laaten zakken, om haar te ontwikkelen ; immers nadat zij bij het ingaan of het uitzakken omwonden is, en als zij zig niet ontwikkelt, moet men zig niet met de algemeene middelen tegen de beklemming, ophouden, dewijl die hier niets ver» mogen, maar men moet zodra mogelijk den Breukzak openen , en de deelen ontwikkelen. Bij de Heer arnaud (a) en in de Philofophical Tranfa&ions^, N. 450. p. 361. vindt men gevallen van deeze foort, Het Net kan nog op eene andere wijze eene beilemming veroorzaaken. Het wordt in den Breukzak, en voornaamlijk in deszelfs Hals, zeer ligt verhard, en kleeft als een klomp zaamen, dat de Darmen drukken, en eene daadelijke beklemming veroorzaaken kan. De Heer pott (b~) verhaalt zulk een geval. Hij vondt bij de Operatie van een beklemde Breuk, in het bovenfte deel des Breukzaks, een klomp verhard vet, dat daar den Darm fterk druk- (a) Memoires de Chirurgie , p, 569, 5-4. (b) Chirurgk»l Obfervations.  over de BREUKEN. 75 drukte. Toen deeze klomp weggefneeden was, kon men, zonder te vooren den Buikring verwijderd te hebben , den Darm gemakkelijk en zonder hinder terug brengen. Bij wijlen geeft een hard Lighaam, dat de Lijder onvoorzigtiglijk ingeflikt heeft, bij voorbeeld, een ftuk Geld, een Been, eene Naald, en dergelijke., gelegenheid tot eene beklemming. Deeze Lighaamen gaan dikwils gelukkiglijk door den Darmbuis tot in den Buikring , waar de Darm noodzaakelijk vernaauwd is. Hier blijven zij zitten, veriloppen; wrijven en ontfteeken den Darm, en veroorzaaken eene beklemming. Men heeft gezien, dat een doorgeflikte Naald de Oorzaak der beklemming (0) was. De Heer mor and (£) vondt in een Breuk verfcheide Beenderen van Schaapspooten , die waarfchijnlijk de beklemming veroorzaakt hadden. Men heei't het zelfde ook van andere Lighaamen (V) waargenomen. In de Ingewanden in de Breuk bevat, kan ook, door eene uit of inwendige Oorzaak eene ontfleeking ontllaan. Deeze zal , gelijk ik reeds gezegd heb, een Ontfteekings-kolyk in de Breuk veroorzaaken ; maar van tijd tot tijd zal, terwijl de ontflokene Deelen opzwellen, en ge volgelijk de Buikring te naauw wordt, eene waare beklemming ontdaan. Heeft deeze beklemming haaren oorfprong van eene uitwendige Oorzaak, dan zal dit geval niet moeilijk te kennen zijn; ontitaat zij van inwendige Oorzaaken , dan zal kort voor, of te gelijk met het on<-- Ca) Philof. Travf. Vol. 39. p. 329. Petit Traité dei Malai. Chirurg. Tom. II. p. 280. (Ji) Mengelfchriften, p. 331. (cj Memoires de lAcad. des fciences de Paris,, Ai- 1723,tag- 45-  76 VERHANDELING ftaan der Pijn eene Koorts zijn , die bij eene beklemming eerst na enigen tijd volgt. Eindelijk kan ook de beklemming, door de ophooping der Drekfïoffen en der Winden, in de Darmen die in de Breuk bevat zijn, ontitaan. Daar nu in de dikke Darmen harder ürekftoften, maar in de dunne vloeibaarer gevonden worden, denken {ommi gen verkeerdelijk, dat deeze Oorzaak der beklemming alleen plaats kan hebben, als de Kartel-darm, Colon, of de regte Darm, Reclum,'m de Breuk liggen, en daar doorgaans den omgewonden Darm, lleum* daarin gevonden wordt, dat dit bij gevolg in het algemeen zeer zeldzaam waargenomen wordt. Maar in den omgewonden Darm, kan ook eene ophooping en verharding der Drekltoifen ontftaan, als dezelven daar te lang opgehouden worden. • Deeze foort van beklemming vindt men voornaamlijk, en bijna alleen bij oude en groote Breuken. Zij, die dergelijke Breuken hebben, zijn dikwils aan Kolijken en Verfloppingen onderworpen, die doorgaans door het ophoopen der Drekttoffen en der Winden in de Breuk voortkomen. Deeze Verllopping gaat doorgaans wel gemakkelijk weer over, of wijkt voor een zagt purgeermiddel, en eene maatige uitwendige drukking: maar zij rekt dog elke reis, de Darmen die in de Breuk liggen geweldig uit en verzwaktze, waarom men in dergelijke Breuken de Darmen doorgaans zeer wijd en uitgerekt vindt. Deeze tegennatuurlijke verwijdering der Darmen aan de eene zijde,.en aan den anderen kant de Buikring, die den vrijen terugvoer der Drekfïoffen uitdeBreuk, dog altoos meer of min hindert, zijn de Oorzaaken, welke zulk etne tegennatuurlijke ophooping der Dcekltoffen in deBre. k, veroorzaaken kunnen. Men voege hierbij, dat de Darmen in den Balzak, van de uitwendige beurtsvvijze drukking der Buikfpieren en  over. de BREUKE K 77 i en Van het Middelrif, waardoor dezelven in 'hunne, verrigtingen en voornaamlijk in de voortltuuwing der,Drekftoffen zeer merkelijk onderfteund worden, beroofd zijn. ■. Zo kan 'er ook alleen door eene groote ophooping van winden in de Breuk eene beklemming ontftaan , maar die zelden hevig , en doorgaans door zagte middelen weg te neemen is. De Ondervinding leert ? dat na eenen zeer ruimen Maaltijd ligtelijk een Beklemming ontftaat: en dit,kan, of aan de gröote menigte van Drekftoffen en Winden, of ook aan de hevige drukking der opgevulde Maag op de Darmen j toegefchreeven worden. liet kan ook ligtelijk gebeuren , dat de Drekftoffen , in eene groote en oude Breuk, tegennatuurlijk ophoopen en verharden, de Darmen-wrijven, drukken, uitrekken en eindelijk doen ontfteeken, en op, deeze wijze eindelijk eene daadelijke beklemming» veroorzaaken, die daar door van de andere foorten onderfcheiden is, dat de Breuk in den beginne groot en hard is, en na enige dagen eerst pijnlijk wordt. . Ben Breuk wordt dus beklemd, of als zij uitzakt, ! of als zij reeds uitgezakt is. Wordt zij beklemd, als zij voor de eerfteraaal uitzakt, dan is de Buikring doorgaans de oorzaak der beklemming; zakt zij uit", na dat zij lang door een- Breukband ingehouden geweest is, dan is doorgaans eene vernaauwing van ! den Hals des Breukszaks de oorzaak der beklemmings wordt een ïBreuk, die dagelijks uitzakt en ingaat, i geduurende eene nieuwe uitzakking beklemd, dan is 'er of eene in elkander fchieting der Deelen te vermoeden , of men kan denken, dat de Deelen in eene ongunftige ligging uitgezakt zijn, in den Buikring omgedraaid of eene plooi gemaakt hebben. Wordt eene uitgezakte Breuk , door eene infpanning der kragten, of eene dergelijke gelegenheid beklemd^ 'dan  78' V E R H A N DELING dan is 'er Waarfchijnlijk een nieuw gedeelte in detl reeds opgevulden Buikring gedrongen; als eene reed3 uitgezakte Breuk zonder uitwendige Oorzaak beklemd Wordt, dan is, of een doorgeflikt hard Lighaam, of eene ophooping der Drekftoffen te vermoeden, enz* TWAALFDE HOOFDSTUK. Van de verfchillende foor ten der Beklemming. Jk geloof, dat'er drie Hoofdfoorten van beklemmingen zijn, die zo wezenlijk van elkander onderfcheiden zijn , dat ieder haare eigene Geneeswijze vordert, en dat bij de eene zulke Geneesmiddelen dienst doen, die bij de andere fchadelijk zijn. Dat men tot hier toe , dit onderfcheid niet genoeg in agt genomen heeft, is buiten twijfel, dewijl tot hier toe, dezelfde middelen dikwils nadeelig geweest zijn, en dikwils geholpen hebben , waardoor fommigen door ondervinding een middel geheel verwerpen, dat andere hemelhoog verheven hebben. Daar is eene keete ontfleekingagti^e, eene langzaame die door de ophooping der Drekftoffen ontftaat, en eene kramptigtige beklemming. De langzaame ontftaat door de opbooping def Drekftoffen in de Breuk. Deeze vindt men, zo als ik reeds in het voorige Hoofdftuk gezegd heb, doorgaans, en bijna alleenlijk, bij groote en oude Breuken , die dikwils uitgezakt en ingegaan zijn, of zedert langen tijd niet ingebragt zijn geworden. Ik heb ook daar reeds gezegd, dat deels wegens gebrek van uitwendige onderfteuning, en van de beurtswijze druk-  over de BREUKEN. drukking der Buikfpieren en van het Middelrif, deel* wegens de tegennatuurlijke ligging, deels wegen3 den naauwen Buikring , waardoor de Drekftoffe, die door haare langduurige ophouding-ïn de Breuk hard en onbeweeglijk geworden is, regt opwaards tegen haare eigene zwaarte moet opklimmen, dezelve in de Breuk zeer gemakkelijk ophoopt, en hoé langer zij vertoeft te harder en onbeweeglijker wordt. De gevolgen van deezen ftilftand en ophooping der Drekftoffe zijn noodzaakelijk de volgende. De Breuk kan niet ingefiragt worden, zwelt op, en wordt zwaar en hard. De Lijder heeft een op-* ftopping van den Afgang. Eindelijk , en fomtijds eerst na verfcheiden dagen, wordt de Breuk pijnlijk èn de Pols koortzig. Maar de Koorts is niet zo hevig, de Onderbuik niet zo gefpannen en pijnlijk als^ bij andere beklemde Breuken, en de overige gewoon' ne Toevallen verwonen zig van langzaamer hand, eö neemen ook op die wijze toe. Het gevaar is hierom bij deeze beklemming niet dringend, en de Operatie heeft dikwils na twee of drie weeken nog plaats De ongewoone zwaarte en hardheid van de Breuk, de verftopping van den Stoelgang lang voor dat dfe pijn zig openbaart, het langzaam ontftaan en toeneemen aller Toevallen, zijn de Tekenen , welke deeze beklemming van andere foorten onderfcheiden. De dringendfte aanwijzing, indicatio, bij deeze beklemming is, de Breuk van de verharde Drekftoffe te bevrijden. Ten laatften komt hier Ontfteeking bij, maar dit is het Hoofdtoeval niet, zij is het gevolg van de drukking en van de geweldige uitrekking der Darmen , die door de opgehoopte Drekftoffe veroorzaakt wordt. De tweede foort van Beklemming noem ik de Outfïekingagtige, naardien bij dezelve Ontfteking, Koorts en Pijn de eerfte en voornaamfte toevallen zijn; *a daar-  VERHANDELING daarbij het Hoofdoogmerk des Heelmeesters zijn moet, de Ontdeeking voor te komen, of dezelve te verminderen , en haare orimiddelijke oorzaak , de beklemming weg te neemen. Bijna alles, wat bij deeze beklemming verfchijnt , is ontdeekingagtig. Het eerde toeval, dat zig opdoet, is pijn. In het vervolg zwelt de Buik op, maar hij word niet zwaar en hard, doch blijft gefpannen en veerkragtig. Het gebrek ontdaat gemeenlijk oogenblikkelijk, de Toevallen neemen fchielijker toe, en het gevaar is nader, dan bij de voorgaande. Deeze beklemming ontftaat voornaamlijk.bij kleine of verfche Breuken, bij zulken, die, nadat zij lang ingehouden zijn geworden , op nieuw weder uitzakken, enz. De derde beklemming is de Krampagtlge. Deeze noem ik dus, om dat de meefte Toevallen derzelve, gelijk ook haare Oorzaak, van een Krampagtigen aart zijn; dewijl van Ontdeeking en ophooping der DrekdorFe, niets of maar zeer weinig, en dan nog maar op het laatst en in het vervolg verfchijnt, en eindelijk , naardien Krampdillende middelen deeze beklemming wegneemen. De Heelmeefter moet dus voornaamelijk de Kramp in het oog houden. Deeze .laatfle foort is tot hier toe van de Schrijvers niet waargenomen, hierom zal ik ze wat omdandigcr befchrijven. Dat 'er fomtijds uit eene Krampagtige oorzaak indedaad beklemmingen van Breuken ontftaan, bewijzen de volgende Waarneemingen. Men ziet niet zelden, dat de Toevallen der beklemming zeer duidelijke verminderingen en verheffingen, en bij wijlen in waarheid tusfehenpoozingen hebben: de pijn verdwijnt, de Pols wordt langzaam, het ademhaalen gefchiedt vrij en gaat diep, het braaken en de hik houden op , terwijl de fpanning van den Onderbuik vermindert. Deeze Rust duurt enige uuren,  over de BREUKEN. 81 üüren, waarna alle de Toevallen , mee nieuwe en Vermeerderde kragten weder te voorfchijn komen. De Wondarts kan zig deeze Rust ten nutte maaken, door, geduurende dezelve, de werkzaamlle middelen te gebruiken, op hoop, dat zij in deeze bedaarde oogenblikken, meer zullen vermogen, dan in het hevig woeden der Toevallen. Maar hij kan ook door deeze Rust, tot allerlei dwaalingen verleid worden: hij kan denken, dat deeze fchielijke vermindering van Toevallen uit verderving ontitaat, de kragtigfte middelen voortaan voor onwerkzaam houden, én op deeze wijze den kostbaaren tijd verwaarloozen, waar in de Lijder .nog te redden was: of hij kan denkért, dat de Ziekte vermindert, en het gevaar geweeken is, in een tijd, dat zij een heviger ftorm dreigt, als hij zal kunnen afweeren : anderzints begint hij re twijfelen, of het gebrek wel eene beklemde Breuk zij, én onderdek eene andere Ziekte der Darmen. Het komt mij waarfchijnlijk voor, dat deeze vermindering der Toevallen, zo niet altijd, nogtans in de meede gevallen , aanduidt,dat de beklemming van eén Krampngtigen aart is. Het is dog de Kramp en Zenuwtoevallen eigen, dat zij afwisfelen, ophouden en toeheemen. Hoe bij eene ophooping der Drekftoffen , daar de wrijving en de uitrekking beftendig is; hoe bij de ontlteekingagdge beklemming, daar de drukking van den Buikring onafgebroken voortwerkt , eene vermindering of tusfehenpoozing der Toevallen ontftaan kan,- is onbegrijpelijk. Mij zijn enige Gevallen voorgekomen , waar de beklemming hoogst waarfchijnlijk Krampagtig was, en ik twijfel niet, of anderen zullen, indien zij oplettend zijn, ook dergelijke Toevallen waarneemen. Een Jongman van twintig jaaren, kreeg des Nagts, zonder enig voorgaand Toeval, pijn in eene Balzaks- ■L dkeu. F breukj  32 VERHANDELING breuk, waarmee hij reeds van zijn tiende jaar af gekweld was geweest. De pijn nam fchielijk den geheelen Onderbuik in. Toen hij ontwaakte, poogde bij de Breuk intebrengen, maar vondt dit onmogelijk. Nalat hij dit Gebrek twee dagen verborgen hadt gehouden, liet hij mij roepen. Ik vond hem zeer angdig, onrustig, vol van pijn in de Breuk en in den Onderbuik; den Buik Fezwolk-n, gefpannen, maar niet hard, en door eene Uitwendige drukking niet zeer pijnlijk , den Pols Klem, en (lap, het ademhaalen kort, en vermoeiende, en de uiterlijke Ledemaaten koud. Nadat ik twee uuren lang vergeeffche poogingen gedaan hadt, om de Breuk in te brengen, liet ik een Pop van Kamille-bloemen en Lijnzaadmeel, niet alleen op de Breuk , maar ook voornaamlijk op den Buik leggen, loen ik na enige uuren weder kwam, om het inbrengen nog eens te beproeven, liet zig de Breuk, mijne groote verwondering, terilond terug druk- Ik was verzekerd, dat men, geduurende mijne afwezigheid, niets gedaan had , dan de Pap dikwils yersch aangelegd. Ik moest dus aan dezelve alleen deeze gelukkige verandering toefchrijven, en ik vind m dezelve geene andere kragt, dan alleenlijk die, dat zij eene Krampagtige fpanning verflapt. Ik liet dezelve voornaamlijk op den Onderbuik leggen, naardien de hevige onpijnlijke fpanning en uitrekking van denzelven, niet van een Ontfteeking, maar uk een Krampagtigen oorfprong fcheen te ontdaan. Ik heb zedert dien tijd, verfcheidene maaien beklemde Breuken uit zig zeiven zien ingaan, die men met geene andere Middelen, dan alleen met zulk eene weekmaakende Pap behandelde. Een arm Man van vijftig jnaren, die eene beklemds Dijebreuk hadt, welke reeds zedert eengeruiment tijd  over de BREUKEN. 83 tijd niec hadt kunnen ingebragt worden, en bij gevolg waarfchijnlijk aangegroeid was, lcedt Zedert drié dagen de hevigfte Toevallen der beklemming. Wanneer hij reeds nabij den Dood fcheen te zijn, Werd ik geroepen. De Neus, het Voorhoofd, de Handen, de Voeten waren allen dood bleek, ijskoud, met groote zweetdroppelen bezet en geheel ingevallen. De aciemhaaling was zo zwak , dat zij naauwlijks te ontdekken was, de hik en het Braaken waren hevig. In de Breuk was weinig pijn; maar in den omtrek der Maag hadt de Lijder een zeer pijnlijk gevoel; de' Pols was zo zwak, dat hij naauwlijks gevoeld kon worden. Daar hier zeer weinig pijn, bijna geheel geen teken van ontfteeking, en verfcheide Toevallen vart een krampagtigen aart te ontdekken waren, dagt ik geene reden te hebben, om middelen tegen de Ontfteeking te gebruiken lk liet den Lijder in een warm half Bad zetten, een Spaanfche Vlieg - pleifter, benevens een Pap van Kamillen- bloemen en Olie op het Lijf leggen, en fchreef een Mengzel voor om inwendig te gebruiken, van Lijnolie, Water, En-1 gcisch Zout en twee grein Heuïzap, dat. hij in vier" uuren bij lepels innam. Na het gelaruik van dit middel, werdt de Pols groot, de uiterfte Ledemaaten werden warm, de Benaauwdheid verdween, de Lijder kreeg afgang door een Klifteer, de Breuk werd klein en "zagt, en in weinig dag'en was de Lijder weder volkomen herfteld. De Toevallen zo wel, als de goede uitwerking van Krampftillende middelen, bewijzen, dat deeze Ziekte Krampagtig was. Het derde Geval bewijst dit nog meer. De Lijderesfe hadt een beklemde Dijebreuk. Tevens met het begin der beklemming braakte zij geweldig, was ahgftig, onrustig, benaauwd, hadt een zeer kleinen Pols, hardnekkige verftopping van den afgang, eri F % kou-  84 VERHANDEL I-N Gc koude ledemaaten. De Breuk was gefpannen ; maat niet zeer pijnlijk De beklemming was door eert geweldigen fchrik veroorzaakt. De Lfjderesfe nam, bij tusfchenpoozingen, in drie uuren twee g.-einen Heulzap en even zo veel pajloreum in , en na enige uuren verdweenen deeze | Toevallen , en de Breuk liet zig gemakkelijk inbrengen Ik ken eene Vrouw, die biina in (iaat is om voor-' uit te zeggen, dat haar Breuk beklemmen zal. Zij voelt te vooren, zo als zij zig uitdrukt, een werking in het Lijf, een onrust, een trekking en in de Breuk ongewoone neigiegen om uit te zakken Als zij dezelve uit laat zakken, wordt zij doorgaans beklemd. IVlaar deeze toevallen der beklemming zijn gemeenlijk kort van duur en verdwijnen fchielijk Men is gemeenlijk van gevoelen, dat de Oorzaak des Doods, van hun, die aan beklemde Breuken derven, het koud Vuur in de Breuk is. Hierom denkt men bij beklemde Breuken, altoos maar alleen aan Ontfteeking en Verderving, en gelooft, zo lang de eerde niet hevig is, en de laatde geene plaats heeft, dat 'er geen gevaar tegenwoordig is. Maar ik ben overtuigd, dat de Verderving het enige toeval niet is, dat men bij Breuken te vreczen heeft; en dat'er, behalven de Verderving, nog andere Oorzaaken des Doods bij beklemde Breuken zijn. Ik heb eens het L gbaam van een Vrouw?perzoon geopend, die aan een beklemde Breuk ge dor ven was. Ik vond, een zeer klein iluk van den'omgewonden Darm, Ikum, in de Breuk, en dit hadt de natuurlijke kleur en gedeldtenis, maar zo week, dat men bet met den Vinger wrijven kon Het zelfde heb ik, op eenen anderen tijd, in het Lighaam van eenen anderen Lijder waargenomen. De Heer cibson verhaalt, in Medical öbfervations and Lnquiries, Val. 4, de Gefchiedenis van een  over. de BREUKEN. 85 een Jongeling, die zedert vijftien uuren eene beklemde Breuk hadt. Men deedt vèrgeeffche poogingen om de Breuk in te brengen , en zes uuren na de aankomst van den Heer g)-bson was de Lijder geftorven Men vondr fn t B öük een kleir- gedeelte van het Net. en een kli in dukje van eie voorfte zijde van den omgewonden ; urm , en deeze deden waren naauw]ijks rtli'>ken. Als men de natuurlijke weekheid van den Darm, in het eerde Geval, voor een teken der Verderving houdt, bedriegt men zig niet, maar men zou dog niet gemakkelijk kunnen bewijzen, dat déeze geringe graad van Verderving de Oorzaak des Doods was, daar men door veelvuldige ervaarenis" weet, dat groote dukken van -'"armen verdorven geweest zijn, en de Lijder nogtans geneezen werdt Ik houde deeze Waarneemingen voor bewijzen der Krampagtige beklemming, en geloof zeker, dat deeze Lijders veel eer aan eene algemeene Krampagtige Verdijving, dan aan Verderving gedorven zijn. En waarom zou men twijfelen of dit mogelijk zij? Is niet een Mensch, die bijna zonder Pols en ademhaaling koud, en zonder fpraak is, reeds bijna als een half dooden aan te zien? En in deezen toedand treft men Lijders, die beklemde Breuken hebben, zeer dikwils reeds in de eerde uuren der beklemming aan. Een bewijs, dat 'er indedaad Krampagtige beklemmingen zijn, is ook de goede werking der Krampftillende middelen, der Lijnolie, der warme weekmaakende Pappen, en Baden, zelfs van hetHeulzap, in beklemde Breuken, dat voor een gedeelte uit de aangehaalde , en ook gedeeltelijk uit de Waarneemingen van anderen blijkt. In de Bibliotheek van den Heer toden, het a DERTIENDE HOOFDSTUK. Van de Voorzegging der Beklemde Breuken. JrJoe naauwer en veerkragtiger de Buikring is, zoo veel te fterker drukt hij de uitgezakte Deelen ; te heviger is de beklemming, te fchielijkcr neemen alle Toevallen toe • te grooter en nader is het gevaar; en te fboediger moet men hulp verfchaffe'n: hoe wijF 4 der  88 VERHANDELING der en zwakker de Buikring is, zo veel te minder fchielijk en gevaarlijk is de beklemming. Dit alles heeft alleen plaats in die gevallen, waar de Buikring de Oorzaak der beklemming is. Een oude groote Breuk is op het aanzien altoos het gevaarlijkfte, en zij is het nogtans het minfte. Zij wordt niet ligt beklemd, en zo dit al gebeurt, is het gevaar niet groot nog dringend. De Buikring is bij deeze Breuken, die doorgaans zeer dikwils uitgezakt en ingebragt zijn, zo dikwils, zo lang en zo zeer uitgerekt, dat hij. van zijne veerkragt beroofd is, en de uitgezakte Deelen niet ligt nog hevig beklemt. Eene kleine en verfche Breuk is veel gevaarlijker; zij wordt zeer ligt en zeer hevig beklemd. Als een Breuk beklemd wordt op het oogenblik dat zij eerst ontftaat, is het gevaar allergrootst. Pott zag in zulk een geval de Verfterving in age uuren volgen. Ik heb boven reeds gezegd , dat fommige Breuken als uit zig zelfs, zonder enige uitwendige Oorzaak, en, zo het fchijnt, alleen door eene voorfchikkende zwakheid ontftaan. Deeze Breuken worden , als zij eerst ontftaan, niet ligt nog hevig beklemd; dewijl zwakte en fiapheid der Deelen 'er de Oorzaak van is. ÜVlaar om dezelfde redenen zijn deeze Breuken ook zelden en zeer moeilijk volkomen te geneezen. Andere Breuken in tegendeel ontftaan oogenblikkelijk, door eene hevige en geweldige Oorzaak, zonder alle fchijnbaare voorfchikking: deeze worden doorgaans te gelijk en zeer hevig beklemd, naardien de Buikring zijne gantfche Veerkragt bezit, en door een oogenblikkelijk geweld uitgerekt is geworden. In zwakke Lighaamen is de Veerkragt van den Buikring weinig, in fterke van belang. Dus zijn doorgaans de Breuken der Volwasfenen, veel fchiehjker aan gevaar onderworpen, dan de Breuken van  over de B R E U' K E Ni 89. Jonge Kinderen. Dog deez' Regel heeft ook, gelijk alle anderen, zijne uitzondering. Daar een beklemde Breuk, doorgaans door Ontfteeking en Verderving den Dood veroorzaakt , en Volwasfe Lighaamen, tot hevige en fchielii e Ontfteekingen veel meer geneigd zijn , dan die oer Kinderen; is het gemakkelijk te begrijpen, dat ook oni deeze reden , de beklemde Breuken , bij de; eerften met meer gevaar verbonden zijn, dan bij de l'.atften. Bij Vrouwen is de Buikring naauwer, en mee een vaster Vetvlies opgevuld, dan bij Mannen. • Ik heb boven reeds gezegd, dat de eerften om deeze reden, niet ligt Lieschbreuken krijgen; en indien zij.ze krijgen , zij ook doorgaans in grooter gevaar zijn, dewijl zij om diezelfde reden, ligtelijk en hevig beklemd worden. Naardien een Darm een veel gevoeliger, en tot het Leeyen noodzaakelijker Deel is, dan het Net; zijn beklemde Darmbreuken in het algemeen veel gevaarlijker dan Netbreuken. Het gevaar is het grootst en fchielijkst, als 'er een zeer klein gedeelte,, of alleen eene zijde des Darms in den Buikring gedrongen, en beklemd is. De Buikring is in dit geval weinig uitgerekt, en drukt fterk, de Darm leidt onmiddelijk de geheele drukking des Buikrings, die nergens door verzagt wordt, en wordt dus noodzaa • kelijk fchielijk en hevig ontftooken. Het gevaar is minder fnel, als een groot ftuk van den Darm in de Breuk ligt; deels omdat hier de Buikring reeds meer uitgerekt, en bijgevolg zwakker is; deels omdat in dit Geval doorgaans te gelijk een gedeelte van het Darmfcheil in den Buikring ligt, dac de drukking op de Darmen verzagt. Het gevaar is nog minder bij een Net en Darmbreuk. Het zagte en vette Net, diend de Darmen tot F s een  90 V E R II A X- D E L I N G1 een zagt kusfcn, dat de drukking van den Euikrin» op de Darmen zeer verzagt. Eindelijk is het gevaar -het allerminst bij een Netbreuk, welker beklemming in het algemeen, zelden doodclijk is. Dit min gevoelig Deel , kan eene fterke drukking zonder hinder verdraagen , en als het eindelijk ontftooken wordt, zijn de Toevallen zelden hevig. Zelfs is de Verderving van dit Deel, als zij behoorlijk behandeld wordt, zelden doodelijk. Ik zal , in een bijzonder Hoofdftuk van de Netbreuken handelen, en 'er om die reden hier niets meer van zeggen. Om deeze Voorzeggingen te doen, moet de Heelmeefter. weeten , welke Deelen in de Breuk bevat zijn Maar dit is dikwils zeer moeilijk te bepaalcn. De Breukzak is fomtijds zo dik, en bij de beklemming zo gefpannen, dat het onmogelijk is, door het gevoel te ondcrfcheiden, van welke foort de onthoudene Deelen zijn. Uit de Toevallen der beklemming kan men wel veel befluiten ; dog hier heefe* ook onzekerheid plaats. 'Men heeft gezien, dat dé Toevallen van een beklemde Darmbreuk, zeer zagt, en na veele Dagen nog niet doodelijk geweest zijn. En men heeft in tegendeel gezien, dat de Toevallen van een beklemde Netbreuk zeer hevig, en in ■weinig Dagen doodelijk waren. Dus is het zeer moeilijk , de Deelen te bepaalen, die in een beklemde Breuk liggen, als men voorheen de Breuk niet onderzogt heeft. Eindelijk komt het ook, ten aanzien der Voorzegging van een beklemde Breuk, nog op de foort der beklemming , en op de plaats der Breuk aan. Die door eene ophooping van Drekftoffen ondtaat, ts de goedaartigfte; heviger is de Krampagtige. en de hevigfte de ontfteekingagtige. Wat de plaats der Breuk  over de BREUKEN. gr Breuk betreft, de Liesch- Dije- en Navelbreuken" zijn de gevaarlijkfte; min gevaarlijk zijn de.Buiksbrcuken, Schedebreuken, Middelrifsbreuken y enz. Voor het overige zijn de gevolgen eener beklem-; de Breuk, die niet tijdig en behoorlijk behandeld wordt, Verettering, Verfterving, of een Darmlb.tel. $ 0 * ê * * * * * * * * * * é * * 4 *> j VEERTIENDE HOOFDSTUK." de Geneezing er Beklemming in het algemeen , e» /? ■inbrengen, taxis, iet bijzonder. J^ij alle bekl .de Breuken heeft eene toeknijping plaats; en het gevolg hiervan is altoos Omilc-Vmg.De Heelmeefter heeft dus bij alle beklemde Breuken op twee zaaken te letten; naamelijk op de Beklemming, en op haar gevolg de Ontfteeking. Daar zijn twee wegen , om de Beklemming wegteneemen. Of men brengt de Breuk te rug, en ontdoet haar van de drukking des Buikrings, of men verzwakt of vernietigt de beklemmende kragt , door Krampftillende middelen, bij een Krampagtige beklemming; door het Mes bij de Operatie, enz. Eer ik de Middelen opnoem, waardoor dit oogmerk bereikt kan worden, moet ik mijnen Leezeren den gewigtigen Regel aanbeveelen, deeze Middelen zonder vertoeven of tijdverzuim op het ernftigfte aan te wenden. Men ziet hier dikwils den Heelmeefter met het grootfte verdriet , met eene zekere onverfchilligheid talmen , en van het eene uur tot het andere wagten. En wat kan hij dan ver- '\  92 VERHANDELING verwagten? Hulp van de Natuur? Deeze vermag in zulke gevallen niets; zij veiwagt gantsch alleen ie hulp van den Wondarts, en deeze is zekerer, hoe tijdiger zij aangewend wordt. Hoe langer d'e beklemming duurt, boe meer ophooping, ftilftand en ontfteeking in, en omtrent den Baikring, hoe fterker de Beklemming, en hoe twijfelagtiger de hulp wordt Men moet dus geen oogenblik verJooren laaten gaan. Het gebrek' neemt alle ogenblikken toe, en de hoep ter herfteHing ajle ftonden af 'n h<-t begin der Ziekte is de Lijder net gemakkelijkst te helpen Zo ras een Breuk beklemd wordt, moet men dezelve tragten terug te brengen. Dit gefchiedt door een handgreep, die men Taxis noemt. Deeze handgreep heeft bij alle foorten van beklemming plaats, en is het eerfte Middel 7 dat gebruikt moet worden Hoe vroeger het gebruikt wordt, hoe zekerer het fiaagt. Ik zal eerst, de beste wijze, om deeze handgreep te verrigten, befchrijven, en dan enige Regelen opgeeven, die haar gebruik verklaaren en ophelderen. - Om het terug brengen der uitgezakte en beklemde Deelen gemakkelijker te maaken , moet men de holligheid van den Buik, zo veel als mogelijk is, verwijderen , en de Lijder in eene ligeing plaatfen, waar in de Breuk het verhevenfte Deel des Lighaams is. Hoe wijder de Buiksholte is, hoe gemakkelijker een Deel in dezelve gedrukt kan worden; hoe naauwer zij is, hoe meer zij alles tegenftand biedt, wat in dezelve- wil indringen. Hoe verhevener de «euk is , hoe ligter zij, voor een gedeelte door haare eigene zwaarte terug wijkt, en voor een gedeelte wordt zij door dë op het Middelrif zakkende Ingewanden. in de holligheid van den Buik getrokken. Mijne Leezers weeten reeds, dat een  ©ver de 6 R E ü K E N. $j> een vrije Breuk, terwijl den Lijder op den'Rug ligt, van zelfs ingaat, en weder uitzakt, als de Lijder ftaat; en zij zullen in het vervolg zien, dat zélfs oude aangegroeid:- Breuken, in deeze ligging ingaan.' Hier uit kan men zien, hoe veel het op eene goede: ligging, bij het inbrengen der Breuk aankomt, ik zal deeze naauwkcurig befchrijven. In deeze ligging dan moet de Lijder, niet alleen -geduurende de laxis, maarzo lang de Beklemming duurt, volharden Zo dra de Breuk beklemd wordt , moet hij zig in dien (tand begeeven , en denzelven niet eer verlaaten, voor d&t hij geholpen is iNiet alleen flaag'tt de Taxis in deeze liggirg het zekerfte, maas de andere Middelen, waardoor men de Lreuk tragt in te brengen werken-ook gemakkelijker. Hierom moet de Lijder, gedumende de geheele Ziekte,dee-* ze ligging-geen oogemblik verlaaten. her hij zig in deezen ftand begeeft, om het inbrengen, Taxis, te' haten verrigten, moet'hij zijn Water loozen , waardoor tevens meerder ruimte in de holligheid van deh Buik gemaakt wordt. Gedüurende de handgreep wagte, hij zig, den Adem in te haaien of te Schreien, waardoor de Buikfpieren zaamengetrokken , het. Middelrif neergedrukt , en bijgevolg de''l uiksholre - vernaauwd wordt.- Als men niet zeer oplettendis, doet de Lijder dit doorgaans beide, want.het-beweegeri van de!Breuk, en het drukken op dezelve veroorzaakt altoos een pijnlijk gevoel. .- ' [M ' Het Lighaam des Lijders moet voorwaard» geboogen zijn : dat is, de omtrek der Niden moet laag liggen, en do Billen en de Borst moeten verheven zijn. In deeze ligging .worden de Buikfpieren verflapt, en bijgevolg de holligheid van den' Euik werwijderd. Msfchien wordt ook de Buikring verflapt en verwijderd , terwijl de uitwendige fchuin-  VERHANDELING fchuinfche Buikfpier, welker peesagtige vezelen den Buikring vormen , verflapt wordt. . Het Hoofd en de Borst des Lijders moeten door Üuslens wel onderfteund zijn, ook moet de Lijder Eig niet opregten, of opgeregt gehouden worden: opdat de regte Buikfpieren niet geipannen worden. In. het algemeen, moet de Lijder zig geheel ftil houden, als men hem in zulk of diergelijk eene MggtBS vtB brengen. Zo dikwils als hij wil helpen', zig omkeeren of opregten, werkende Buikfpieren, en vernaauwen de Buikshoke. Ja'men prijst zelf, aan, het Hoofd des Lijders voorwaards op den B©rst te buigen, opdat de Borstbeenfche Speenfpieren, Musculi Sterm;yiaftoUd, nie.t gefpannen zijn, het Borstbeen opwaards getrokken, cn de Buikfpieren ontfpannen worden. De Breuk moet het verhevenfte Deel van het Lig haam zijn. De Aars moet dus een weinig hooger liggen, dan het Hoofd en de Borst. Om dezelfde leden moet de Lijder ook een weinig op zijde liggen ; en wel op de regte, als de Breuk aan de flinkezijde is ; en als zij aan de regtezijde is , op de flinke. , ' Het is zeer noodzaakelijk, dat de Dije van die zjjde , aan welke de breuk, is , geboogen wordt. Hierom laar men.doorgaans de Lijder, met den Voet, zo dat de Knie gebogen is , rusten op een bankje dat, bij het. ï.ed ftaat, en niet te laag is. Als de Lijder geheel in het Bed ligt, moet hij de Knie buigen, en den Voet na zig haaien. Ligt de Dije regt uitgeftrekt, of hangt zij geheel over den rand van het Bed op den grond, dan zal niet alleen de Huid in de Liesfchen, maar zullen ook enige Vleeschvezelen, die van den breeden peesagtigen Band der Dije, fafcïa lata , zig in den bovenlten rand van den Buikring en in den Band van pouparï, zig \ fom-  over de BREUKEN. 95i fomtijds inplanten , gefpannen worden, en den hals des Breukzaks drukken, terwijl dit het gelukkig inbrengen der Breuk belet; en dit gefchiedt nog te meerder, als de Aars hoog ligt, en de Dije meerder afhangt. . Als alle deeze omftandigheden naauwkeurig irt agt genomen worden, gelukt de herflelling zekerlijk meermaalen , dan men doorgaans waarneemt. Maar gelukt zij niet, dan moet men den Lijder in eene andere ligging plaatzen, die wel wat afhellender, en ongefchikter is, dan de even befchreevene, maar van welke men zeer dikwils, in de allertwijfelagtigfte omftandigheden, het heerlijkst gevolg gezien heeft. Morand (V), scharp, heuermann (Y), verzekeren, dat in deeze ligging, Breuken uit zig zelfs ingegaan zijn, waar tegen men reeds alle middelen te vergeefsch beproefd had, en daar men de Operatie op dagt te doen. De Heer louis (d) verhaalt een geval van een Breuk, waar men de Operatie reeds op wilde doen; maar men bragt den Lijder nog eens in deeze ligging, en na een kwartier uurs ging de Breuk van zelve in, Deeze ligging dan is de volgende. Een fterk Man plaatst zig digt aan den rand van het Bed bij de Voeten van den Lijder, in zulk eenen Hand, waarin hij het lang kan uithouden, bukt een weinig neder, haalt den Lijder na zig toe, en legt deszelfs beide Beenen zodanig op zijne Schouderen, dat op ieder Schouder een Kniegewrigt van den Lijder ligt, en de Voeten langs zijnen Rug neerhangen , dan regt hij zig langzaam op, en trekt dus de fa) Vermischten Chirurgifch.en Schriften, p. 323. (b) Oordeelk. Aanmerkingen. (V; Chirurg. Operationem. i Bands Kap. yen den Brucheit. 00 Memoires de i'Aead. de Chirurg.  ■$6 VERHANDELING* de. Dijen des Lijders met zig ïn de hoogte , zodanig, dat het Lighaam des Lijders langs het zijne afhangt, en deszelfs Hoofd en Borst op het Bed legger, en door Kusfens vvel onderfteund worden. Men ziet wel, dat de Lijder in deeze ligging geheel geène pooging moet doen óm zigzelve te helpen, 'maar dat hij zig geheel lijdelijk moet honden-, en dat zijn Lighaam niet in een regten lijn nederhangen , maar voorwaa'rds gekromd zijn moet, op dat de Buikfpieren niet gefpannen Worden. Deeze ligging is van zulk een groot en wèezendlijk rut, dat ik ieder Heelmeefter laak, die dé Operatie op een beklemde Bréuk verrigt, Zonder voorheen deinbrerging, Taxis, in deeze plaatzing beproefd te hebben. Haar uiterlijk aanzien is wel fchrikagtig, maar haare nuttigheid zeergroot. ■ Als nu de Lijder op de eerfte of op dé tWeedé wijze geplaatst is, neemt de Heelmeëfter de Breuk in zijne hand, zodanig, dat de Bodem derzélve in de vlakke hand ligt, en dat de vingers enkel aan dé zijden der Breuk geplaatst zijn, dan ligt hij de Breuk op , en drukt haar tegen den Buikring. Als de Breuk zeergroot is, omvat hij dezelve met de beide handen. Het is niet evenveel, waarheen men de Breuk drukt De hoek des Buikrings, die gekeerd is naar het Heupbeen , is , voornaamlijk bij- Mansperzoonen, opener en ftomper, die integendeel welke naast aan de Schaambeenderen is, fpits en naauw. Het is buiten twijfel verftandig, de Breuk door het open deel des Buikrings terug te drukken ; en hierom raadt men eenftemmig aan, de drukking op de Lieschof Balzaksbreuk altoos na den bovenden rand van het Heupbeen te rigten. Men kan hier nog bijvoegen , dat de Breuk doorgaans door den bovenften hoek des Buikrings uitzakt , en fchuinsch binnen- waards  over de BREUKEN. 97 waards neergelijdt. Als men dus bij de drukking, de aangeweeze rigting in agc neemt, drukt men de Breuk regt door dien weg terug, waardoor zij uitgezakt is. Dit alles geldt nogtans alleen maar bij kleine Breuken. Een groote Breuk rekt den geheelen Buikring overal gelijk uit, en zakt regt neerwaards. Ik ontken niet, dat het best is, voornaamlijk bij kleine Breuken, dedrukking na den bovenften r#hd van het Heupbeen te rigten; maar ik raade tevens ten fterkften aan, dat men zig op deeze rigting alleen niet. moet verlaaten, maar dat men, als in dezelve de Breuk niet ingebragt kan worden * alle andere mogelijke rigtingen, van tijd tot tijd moet beproeven. Men brengt de Breuk fomtijds in eene rigting in, waarvan men de minite gedagten hadt. Dit is mij zelfs enige reizen wedervaaren ; terwijl ik de Breuk bijna nederwaards drukte, week dezelve, na dat ik voorheen het inbrengen op verfcheidene wijzen, zonder gevolg beproefd hadt. Men kan indedaad de rigting der drukking, niet menigvuldig genoeg veranderen. Het goed gevolg van deeze of die rigting, hangt niet altijd, alleenlijk van de ligging en geftalte des Buikrings, maar zekerlijk bijna nog meer, van de ligging der Darmen in den Buikring af. Deeze kunnen in den Buikring zodanig gevallen en geplaatst zijn, dat zij door eene drukking van de eene plaats onmogelijk intebrengen zijn, terwijl zij, door dezelve na eene andere plaats te rigten, zeer gemakkelijk ingaan. Daar men nu van te vooren, van de ligging der Darmen, geene onderrigting kan bekomen, is het duidelijk noodig, de drukking op verfchillende wijzen te rigten. Bij het drukken op de Breuk begaat men doorgaans een dubbelen grooten misfiag, die zekerlijk de Oorzaak is, dat het inbrengen eener Breuk, zo I. Deel. G me-  c8 VERHANDELING menigwerf mislukt. Men denkt doorgaans dat hef hier op geweid aankomt, en drukt terftond zo hevig als de Lijder het verdraagen kan. Zulk eene Sterke drukking verveelt den Lijder wel dra, gevolgelijk moet 'er de Heelmeefter uitfeheiden, en na enige rust hervafA hij zijne poogingen met het zelve geweld ; en, dus wordt de Bieuk, beurtswijze, dan fterk, dan geheel niet gedrukt. Deeze wijze om de Breuk intebrengen , is de gewoonlijkfte , en doet geen dienst, maar nadeel. Zij doet geen dienst, want door de hevige drukking, worden de Darmen tegen den Buikring geftooten, worden gevouwen, over elkander gelegd, fluiten tegen den Buikring, en kunnen te minder wijken , hoe fterker men drukr. Zij doet nadeel; want enige weinige zo geweldige proeven, maaken de Breuk in korten tijd pijnlijk, en dan heeft het inbrengen geene plaats meer, en eene der allerkragtigfte middelen wordt onbruikbaar; onvermogend en fchadclijk. Ais de drukking van nut zal zijn, moet zij in het begin zagt zijn^ langzaam vermeerderd, en lang aangehouden worden. Dit is indedaad eene drukking, waarvan men veel goeds kan vcrwagten. Hij, die eene Breuk wil inbrengen, moet dus naast den Lijder zulk eene bekwaamc plaats neemen, waar in hij ten minften een uur, zonder hinder blijven kan, hij moet de Breuk op de bovenbefchreevene wijze omvatten , naar den bovenften rand van het Heupbeen, in het begin zeer zogf, van tijd tot tjd fterker, en ten laatften zo fterk drukken , als de Lijder het, zonder groote pijn, lijden kan. Hoe meer trapswijze de Heelmeefter de drukking vermeerdert, hoe langzaamer hij daar mede voortgaat, hoe langer hij aanhoudt, hoe meer hoop 'er is op een gelukkig gevolg. Men moet, ten minften een uur hier mede aanhouden. Als men de Lijder, bij deeze proeve", in  over be BREUKEN. 99 in de bovenbefchreevene afhangende ligging houdt, doet men indedaad het kragtigfre, dat men doen kan, en als de Breuk zulk eene proeve wederftaar, heeft men reden om te denken, dat de beklemming zeer hardnekkig is. De tweede misdag, die men bij het inbrengen van eene Breuk begaat, beftaat daarin , dat men het doorgaans, bij de zo even befcfereevene drukking tegen den Buikring, opwaards na het Heupbeen, laat berusten. Deeze wijze van drukken gelukt niet altijd; daar is nog eene andere drukking, die men, of geheel niet kent-, of ten minften zeer dikwils nalaat. Men bedriegt zig, als men denkt, dat het enig en alleen daarop aankomt, dat men de Breuk tegen den Buikring duwt. De deelen die in de Breuk bevat zijn, worden door zulk eene drukking zeer dikwils voor den Buikring geftopt, worden in veele plooien zaamengevoegd, en als in eenen klomp verzaameld, zo dat zij onmogelijk door den Buikring kunnen dringen. Als men dus, door lang genoeg aan te houden , overtuigd is dat deeze eerlle wijze onvermogend is om de Breuk intebrengen, moet men hier van afzien, en het op eene andere wijze beproeven. Want wat zal het helpen, dat men de eerfte drukking na enige uuren weder beproefd. Hoe weinig reden heeft men om te hoopen, dat de tweede proeve zal gelukken, daar men met de eerfte niet gedaagd is. Men voege hier bij, dat de eerfte wijze van drukking in waarheid de onvermogendfte is, fchoon meest in gebruik, en dat de tweede veel vermogen oeffent. Deeze dan is de volgende. Men drukt alle plaatzen in den gantfehen omtrek van het Gezwel, inwaards tegen het middenpunt van het Gezwel. Dus werkt koud Water, Sneeuw, Ys, op de Breuk gelegd, en als het niet te fterk drukt, gelijk de hand, zo drukt het ten minften in G x alle  ioo VERHANDELING alle punten der geheele uitwendige oppervlakte van de Breuk. En dat het hier niet zo zeer op een hevige, als wel op eene algemeene drukking, die alle de punten der oppervlakte raakt, aankomt, bewijst het koude Water, dat niet zelden veel werkzaamer is, dan de drukking der hand. De Heelmeefter, die deeze drukking verrigten wil, omvat de Breuk, en breidt zijne vingers zodanig over dezelve uit, dat de geheele oppervlakte der Breuk, zo veel mogelijk , bedekt wordt. L)e Heer petit beveelt in zijn Traité des Maladies Chirurgicaks , Tom. II. p. 323 , deeze wijze van drukking zeer errrftig. Als men deeze handgreep op de kragtigfte wijze wil verrigten , dan zet men de laatfte wijze van drukking met gelijke en gemaatigde kragten, enige uuren onafgebroken voort, en men drukt ondertusfchen de Breuk een half uur lang op de eerfte wijze, naamelijk tegen den Bui kring. Maar hiertoe zijn verfcheiden helpers noodig, opdat, als de een vermoeid is, den ander terftond in zijne plaats komen, en de handgreep voortzetten kan. Het gevolg van deeze handgreep is van drieërleie foort. Of de Breuk gaat terug, en dan is het oogmerk bereikt, of men ontdekt na enigen tijd, dat de Breuk merkelijk kleiner is geworden , en dan moet de handgreep onvermoeid voortgezet worden, of de Breuk blijft onveranderd , en de drukking heeft tot hiertoe geen den minften dienst gedaan, en in dit geval raade ik de volgende handgreep zonder verzuim in het werk te ftellen. Men legt naamelijk aan iedere zijde van de Breuk een hand, omvat dezelve, trekt haar als het ware nog meer, dog zeer voorzigtig, uit den Onderbuik, buigt en beweegt haar, dan na de eene en dan na de andere zijde, dan opwaards en dan nederwaards, en drukt en rolt haar ten gelijken tijde met de vingers. Dee-  over de BREUKEN. 101 Deeze handgreep doet dikwils zeer veel dienst, en waarfchijnlijk doet zij dit op tweederleië wijzen Het is zeer te vermoeden, dat de beklemming dikwils geheel alleen ontftaat, door een plooi of enige andere foort van inwikkeling van den Darm in den Buikring; als men nu de Breuk na zig haalt, ontwikkelt men ligtelijk deeze plooi, en neemt dus de oorzaak der beklemming weg. Het inbrengen van een Breuk wordt ook dikwils belet door Drekftoffen en Winden , waarmede de Darmen opgevuld zijn. Door deeze handgreep nu wordt een gedeelte der Winden en der Drekftoffen door den Buikring gedrukt. Dit gebeurt niet, als men de Breuk tegen den Buikring drukt; de Darmen worden daardoor, vast op elkander, in vouwen tegen den ring gedrukt, en dus wordt de weg, waardoor de Drekftoffen in den Buik konden geraaken , geOooten. Maar , terwijl men de Breuk uittrekt, ontvouwt en ontwikkelt mui de Darmen , en opent dus den weg , waardoor de Drekftoffe in den Buik kan komen. Hierom raade ik deeze handgreep in bijna alle foorten van beklemmin1 gen aan , maar in die voornaamlijk, die door eene 1 ophooping der Drekftoffen ontftaat. Het is een zeer j goed teken, als men merkt, dat de Breuk na deeze : handgreep kleiner is geworden. Als men met deeze handgreep een kwartier uurs heeft aangehouden, herhaalt men terftond de Taxis \ op de bovenbefchreevene wijze. Als dan de Breuk I nog niet ingaat, dan moet men zonder uitftel zijne \ toevlugt tot andere middelen neemen, die ik in het volgende Iloofdftuk befchrijven zal, en voor eerst \ de poogingen om de Breuk intebrengen nalaaten, \ en den Lijder een weinig rust geeven. Wanneer ik boven gezegd heb, dat de eerfte pooi ging om de Breuk in te brengen waarfchijnlijk ge'\ lukken zal, en dat deeze waarfchijnlijkheid vermin- , G 3  io2 VER H AN DELING dert, naar maate de beklemming langer duurt, zo verftond ik daar door niet, dat, wanneer de eerfte pooging mislukte, men verder om het inbrengen niet meer denken moest. In tegendeel, dit moet van tijd tot tijd, en na tusfchenbeide andere werkzaame middelen gebruikt te hebben, herhaald worden Dikwils gelukt het na enige dagen, fchoon de eerfte proeve mislukte; ligtelijk is in deezen tusfchen tijd, door de andere Middelen, eene gunftige verandering voorrgebragt, die het dan gemakkelijk maakt. Maar in den tusfchentijd, dat men de Taxisnalaat, en andere middelen beproeft, moet een Helper nogtans altoos de hand op de Breuk leggen, en zagtjcs drukken. Als dit niet gcfchieden 'kan , moet men ten minften de Breuk, inzonderheid als zij groot is , niet tusfchen de Beenen laaten neerhangen, maar altoos opwaards in de hoogte houden. En als 'er geene Helpers zijn, die dit doen, kan hét door middel van een Band gefchieden. De Breukzak blijft altoos in den Balzak terug, als de Breuk ingaat, ten zij dan dat de Breuk geheel nieuw is. Ik herinner dit, op dat men, den fn den Balzak terug gebleevenen Breukzak, niet voor een ftuk van het Net houde, of zig met onnutte poogingen , om dit ook terug te brengen, ophoude. Dit is gedeeltelijk niet noodig , èn ook gedeeltelijk onmogelijk. Voor het overige laaten zig alle deeze handgree» pen , aan Breuken van eene middelbaare grootte, veel gemaklijker verrigten, dan tmn zeer kleine Breuken. Hierom zijn de eerften in het algemeen gemakkelijker intebrengen , dan de laatften. Her is belaggelijk, dat fommigen, en onder anderen de Heer sue(ö) bij het inbrengen eener Breuk, den 00 Infeinen Chirurgifchen Lexicon, Art. Bruch.  over de BREUKEN. 103 den Regel voorfchrijven, om dat gedeelte eerst in te brengen, dat het laatfle uitgezakt is. Een kwaalijk verftaane Kegel, die wel bij Buikwonden met uitzakking der Darmen , of bij de Kunstbewerking op de Breuken, Hernïotomia, na dat de Breukzak geopend is, maar hier bij een geflooten Breukzak niet gevolgd kan worden. Een Darmbreuk, als zij voor de uitwendige drukking wijkt, vermindert in het begin langzaam, wordt van tijd tot tijd kleiner, en gaat eindelijk eensklaps en met geruisch terug. Het Net integendeel gaat niet eensklaps, maar altoos langzaam, en tot op het laatfte ftuk als enkel en bij gedeelten terug, zo dat zelfs het laatst overgebleeven ftuk nog terug gefchooven moet worden. Hierom is een Netbreuk moeilijker in te brengen, dan een Darmbreuk. De Darm is met Lugt uitgezet, en als hij wijkt, wijkt hij geheel en op eenmaal, en laat niet ligt een Deel in de Breuk over. Het Net moet, tot het laatfte ftuk terug gefchooven worden; en ligtelijk blijft een ftuk daarvan terug, dat, als het zeer klein is, menigmaal niet eens ontdekt wordt. De Heer arnaud (a) heeft waargenomen, dat de Lijders, geduurende het inbrengen van een Netbreuk , menigwerf pijn boven den Navel gevoelen , die gelijk is'aan een Maagkramp, De Pols wordt j tevens zwak, het Aangezigt bleek, 'er volgt koud zweet, en dikwils flaauwtens. De waarheid deezer waarneeming heeft de Heer Lijfartz zimmerman (£) door zijn eigen geval bevestigd. Mijne eigene ondervinding heeft het ook bekragtigd. Ik heb in het kort een Man onder handen gehad, die een beklemde Netbreuk hadt. Hij viel in zwijm , terwijl de Breuk (tt) Memoires de Chirurgie, p- 575- n°t- a. O) Meckjsl de merio hernicfo gfo G 4  io4 VERHANDELING Breuk uitzakte en beklemde; en, toen zij na eni^e dagen weder terug ging, viel hij insgelijks in flaauwte. Ik herinner dit, opdat de Heelmeefter, zig door deeze toevallen, in het doen der Konstbewerkingniet zou laaten ftooren, want zij zijn van geen belang, en wijken doorgaans terftond voor een glas Wijn. Om den Buikring, geduurende de Taxis, te verwijderen , en daardoor het inbrengen der Breuk te yerligten , doet de Heer heuermann (a) het voorftel, om op beide de zijden van den Buikring een paar drooge Koppen te zetten, en dezelven, terwijl de Heelmeefter de Taxis verrigt, door eenen Helper fterk te laaten trekken. Maar, de Koppen vatten duidelijk alleen de Huid, en haare werking ftrekt zig, ten minften bij vette Menfchen, niet tot op den Buikring uit. Ook belet de Huid, die tusfchen de Koppen is, dezelven fterk op elkander te trekken, want zij wordt terftond gefpannen. Om dit voor te komen, kon men deeze Huid reeds van te vooren, in een vouw zaamentrekken, eer men de Koppen aanzet. Men zou ook misfchien door deeze Handgreep iets kunnen uitregten, als men alleen op de plaats van den bovenften rand des Buikrings een paar Koppen zette , en hierdoor alleen dien rand opwaards poogde te trekken/ Dog ik kan hier van niet oordeêlen, dewijl ik zelfs de handgreep niet beproefd heb. Schoon ik nu de Taxis als een algemeen en voornaam middel heb aanbevolen, zijn 'er nogtans gevallen, waarin dezelve geene plaats heeft, geen nut kan doen, ja zelfs fchadelijk is. Ik behoef naauwlijks te herinneren, dat, zo dra mep de minfte reden heeft om te denken, dat 'er reeds (a) In zweite Bande, feiner Bemerkungen.  over de BREUKEN. 10$ reeds Verfterving bij de Breuk is, aan het inbrengen verder niet gedagt moet worden. Als het gelukte, zou het den Dood veroorzaaken. Zo dra de Breuk zo zeer ontftoken is, dat zij door eene kleine beweeging pijnlijk wordt, heeft het inbrengen geene plaats meer; in ftede van nut te doen, is het zeker fchadelijk. Het kan wijders niet helpen; want, wegens de hevigheid der pijn, kan de Lijder zelf eene maatige drukking niet verdraagen ; her is fchadelijk; want eene maatige drukking op hevig ontftokene deelen, vermeerdert de Ontfteeking, en zet de Veriterving voort; en in het algemeen, zo dra de Breuk tot deezen graad toe pijnlijk is, wordt het tijd tot de Operatie, en alles wat den Heelmeefter gelegenheid kan geeven om ze uitteftelr len, is fchadelijk. Als eene oude groote Breuk , die reeds zedert langen tijd uit geweest is, en niet ingebragt heeft kunnen worden, beklemd wordt, is het vergeefsch. de 'Taxis te verrigten: de Breuk kan nier ingebragt worden, want zij is aangegroeid. Alle drukking op dezelve is vergeeffch, behalven dan, als zij door ophooping van Drekftoffen beklemd is. In dit geval ontlast men, door de Taxis, de Breuk van de Drekftoffe, en neemt daardoor de beklemming weg, zonder nogtans de Breuk intebrengen, dat onmogelijk is. Hierom is in dit geval, alleen de tweede en derde foort der befchreevene drukking nuttig, maar van de eerfte foort kan men weinig verwagten. Veeltijds ligt ook, bij dergelijke groote Breuken, de Oorzaak der beklemming, in een klein ftuk van den Darm of van het Net, dat, in den reeds opgevulden Buikring, door eene hevige beweeging van bet Lighaam, of infpanning der kragten dringt. Hier komt het 'er niet zo zeer op aan, om de geheele Breuk intebrengen, dat onmogelijk is, maar veel r | ;' G 5 meer  to6 VERHANDELING meer om alleen dit kleine ftuk Darras of van het Net, terug te drukken. Dit oogmerk bereikt men ligtelijk , als men den Lijder enigen tijd in de hoven befchreevene afhangende geftalte houdt, de Breuk opligt, en met twee vingeren gelijk in den Buikring drukt. Deeze handgreep verrigt ik altijd, als zulk eene oude Breuk, zonder ophooping van Drekftofen, beklemd is. VIJFTIENDE HOOFDSTUK. Van het Aanhouden der Toevallen der Beklem* ming nadat de taxis gelukkig verrigt is. 2/o dra een beklemde Breuk door de Taxis terug gebragt is, verdwijnen alle kwaade Toevallen , en de Lijder wordt oogenblikkelijk als in hetleeven herfteld. Dit gefchiedt voornaamlijk, als de Breuk niet lang en hevig beklemd is geweest, en bijgevolg in geen hoogen trap ontftooken is. Maar fomtijds houden de Toevallen der beklemming nog aan, fchoon de Breuk ingebragt is. En hier is het geval verfchillende. De Toevallen der beklemming houden doorgaans, na het inbrengen der Breuk, niet eer op, dan wanneer de Lijder ftoelgang gehad heeft. Gebeurt deeze ontlasting niet fchielijk, en blijft de Lijder nog in gevaarlijke omftandigheden, dan moet zonder uitfteleenKlifteer gezet, en Engelsch zout in herhaalde giften voorgefchreeven worden. Zo dra deeze middelen werken, bevindt zig de Lijder doorgaans wel. Hierom is het bijna altoos raadzaam, terftond na het in-  over de -BREUKEN. 107 inbrengen der Breuk , door de twee bovengenoemde middelen ontlasting te bezorgen, en 'er niet zo lang. meê te wagten, tot het duidelijk noodzaakelijk wordt. De Darmen zijn, door het geen zij, geduurende de beklemming, in de Breuk geleeden hebben, doorgaans zodanig aangedaan , en verzwakt, dat zij zig, door hunne eigene kragten, niet van de Drekftoffen ontlasten kunnen. Deeze ftoffen houden dus aan dezclven te fchuuren, te verftoppen, uitterekken, en hierdoor blijven alle kwaade Toevallen aanhouden. Deeze Regel is vooral zeer noodzaakelijk, als de beklemming door ophooping der Drekftoffen ontftaan was. Als de Breuk lang en hevig beklemd geweest is, kan de Lijder onmogelijk, terftond na het inbrengen derzelve , geheel zig wel bevinden. Hij heeft wel in dit geval geene beklemde Breuk meer, maar hij heeft zeer duidelijk nog eene andere zeer gewigtige Ziekte, naamelijk eene ontfteeking der Darmen; die wel door eene werktuiglijke Oorzaak , die nu weggenomen is, ontftaan was, maar die nogtans niet in een oogenblik verdwijnen kan, doch die aanhoudende, door eene onbehoorlijke behandeling nog doodelijk kan worden. In dit geval houden de Toevallen der beklemming, nadat de Breuk ingebragt is, nog aan; en hierover moet men zig niet verwonderen, want alle hevige ontfteeking der Darmen gaat gepaard met de Toevallen van het Darmwee, Miferere. Dit geval is doorgaans zeer gemakkelijk të kennen. De algemeene tekenen van de ontfteeking der Darmen zijn tegenwoordig, de beklemming is hevig geweest en heeft lang geduurd. Dit toeval is voor. naamelijk te onderftellen, als de voorgaande beklemming van een ontfteekingagtigen aart was. Aderlaatingen en alle middelen tegen de ontfteeking der Darmen,  io8 VERHANDELING men, moeten hier zo lang gebruikt worden, tot dat de Lijder van de ontfteeking bevrijd is. Het geen ik zo even gezegd heb, is van veel gewigts. Men denkt doorgaans, zo dra de Breuk ingebragt is, dat alles gedaan is, wat er te doen was, denkt verder aan geen gevaar, en befchouwt den Lijder als volkomen herfteld. In veel gevallen bedriegt men zig niet, naamelijk als de beklemming niet lang geduurd heeft, en niet hevig is geweest. Maar in veel gevallen kan deeze vooronderftelling doodelijke gevolgen hebben- Men moet zulk eenen Lijder niet verlaaten, dan na dat hij nergens meer over klaagt. 'Er is nog een derde Geval , dat moeilijker te kennen is, dan de voorgaanden. De Breuk kan, op het uiterlijke aanzien ingebragt zijn, en zij is het niet. Daar kan nog een klein llukje daarvan in het bovenfte gedeelte van den Hals des Breukzaks liggen , en beklemd zijn. De Lijder heeft nog eene Breuk; maar in plaats van eene groote, die hij voorheen hadt , eene kleine: de Toevallen der beklemming blijven noodzaakelijk aanhouden, en kunnen l als hunne oorzaak niet ontdekt en weggenomen wordt, den Dood veroorzaaken. Het terug o-ebleeve en nog beklemde ftuk Darms kan zo . klein zijn, dat het uitwendig niet de geringfte zwellinnveroorzaakt. Als, na het inbrengen van de Breuk, eengenoegzaame gift Engelsch zout, en twee Klifteeren geenen afgang verwekken; als aan den Lijder geene tekenen van eene hevige ontfteeking der Darmen te ontdekken zijn; als men met den vinger den Buikring niet vrij voelt; als de Lijder in den omtrek des Buikrings alleen, of wel voornaamlijk pijn gevoelt; als eene maatige drukking op den Buikring pijn verwekt, dan heeft hoogst waarfchijnlijk het geval plaats, waar-  over de BREUKEN. 109 waarvan ik fpreek : En dan moet men den Lijder nog altoos zo behandelen, als te vooren; en als zagte middelen niet helpen, moet de Konstbewerking verrigt worden. Ik zal in een bijzonder Hoofdftuk van deeze kleine Breuken handelen , waarom ik hier verder niets bijvoege. Het vierde geval is zeldzaamer. De Darmen alleen, of de Darmen en. het Net, kunnen, terwijl zij door de Taxis terug gebragt worden, zig zodanig onder elkander verwarren , of om elkander llingeren , dat de Darm op de eene of de andere plaats geheel toegetrokken wordt. Dit gefehiedt dan voornaamlijk, als de uitgezakte Deelen, agter den Buikring , door tegennatuurlijke Banden , met elkander vereenigd, of op eene andere wijze aangegroeid zijn. De Lijder heeft in dit geval geene beklemde Breuk meer.; maar hij heeft een Darmwee, Miferere, door verwarring der Darmen, dat zekerlijk doodelijk zal zijn, als de verwarring niet ontdekt en weggenomen wordt. En dit is beide zo. moeilijk, dat mij geen een geval bekend is , daar dit ontdekt en weggenomen is geworden. Men heeft bet doorgaans, na den Dood, in de Lighaamen ontdekt. Zie hier twee Voorbeelden ten bewijze. De Heer la peyronie (a~) bragt door de Taxis eene beklemde Breuk gelukkig in; maar de toevallen der beklemming bleeven aanhouden. De Buikring was vrij, en men hadt geene aanwijzing tot enig middel. De Lijder ftierf. Men vondt, dat het Net agter den Buikring aangegroeid was , en den Darm als een ftrik.omvatte. Als de Breukzak geopend, en de vinger in den Buikring gebragt was, hadt men deeze hinderpaal gemakkelijk kunnen ont- dek- (a) Memoires de VAead. 'de Chir, de Paris.  sio .VERHANDELING dekken en wegneemen. De Heer louis (a~) verhaalt een dergelijk , dat insgelijks doodelijk was. Men vondt in hot Lighaam, dat het Darmfcheil, door tegennatuurlijke Banden, aan het bovenfte Deel des Breukzaks gehegt was, en deeze Banden omvatten den Darm, en trokken hem zaamen. Dit geval heeft geheel geene eigene tekenen. De hardnekkigheid der Toevallen, en de afwezenheid der tekenen van de reeds aangehaalde gevallen, kunnen ons alleen doen vermoeden, dat 'er zulk eene Oorzaak plaats heeft. Als na het inbrengen van de Breuk, de Toevallen der beklemming aanhouden, als zij door Purgeermiddelen en Klifteeren niet weggenomen worden, als de Buikring vrij is, de drukking op denzelven niet pijnlijk is, als de plaats, waar de Lijder de pijn alleen , of het hevigst voelt, ■meer of min van den Buikring verwijderd is, als de voorgaande beklemming niet hevig geweest is, en niet lang geduurd heeft, en als Aderlaaten en ande. re Ontfteekingweerende middelen, geheel geene verzagting te weeg brengen, dan heeft men groote reden om te denken, dat zulk eene verwarring plaats "heeft. 'Er zijn dan twee wegen, die de Heelmeefter kan inflaan: maar daar zullen 'er weinigen moeds genoeg bezitten, om dezelvcn te betreeden. En deeze wankelmoedigheid is verfchoonbaar, daar het zo onzeker en twijfelagtig is dit geval te kennen: en dit is de reden waarom hetzelve doorgaans doodelijk is. . De eerfte weg.is deeze. De Lijder moet loopen , hoelten, niezen, fpringen, den adem inhouden, den Onderbuik drukken, en met één woord alles doen, om de Breuk weder te doen uitzakken. Het is waar¬ na) Memoires de VJ-cad. de Chir. de Park.  over éi BREUKEN. ut Waarfchijnlijk, dat, terwijl de Breuk weder uitzakt, de verwarring zig zal ontwikkelen, dewijl zij bij hes inbrengen der Breuk ontftaan is. Zakt de Breuk weder uit, en verdwijnen alsdan de Toevallen, dan beeft de Heelmeefter zijn oogmerk bereikt; dog zo zij niet verdwijnen, maar aanhouden, dan moet onmiddelijk de konstbewerking verrigt, de Breuk geopend, de beklemming weggenomen, de verwarring ontwikkeld , en ieder Deel op zig zelfs ingebragt worden, opdat 'er geene nieuwe verwarring ontfta. De tweede weg vordert nog grooter ftandvastigheid en moed. Als de Breuk, in weerwil der pogingen om haar te doen uitgaan , niet weder uitzakt, en de toevallen zeer hevig worden, moet men den ledigen Breukzak openen, den Buikring , als het noodig is, verwijderen, de tegennatuurlijke Banden agter den Buikring, die den Darm beklemmen, doorfnijden , zo als naderhand wijdloopiger gezegd zal worden, of als 'er zulke Banden niet zijn, den Darm met de vingers vatten, en na zig haaien; en als de verwarde plaats te voorfchijn komt, dezelve ontwikkelen, en dan de Deelen, ieder op zig zelfs en zorgvuldig terug brengen. Ik weet nog geen voorbeeld, dat een Heelmeefter moeds genoeg gehad heeft, om dit te doen. Maar de fchuld fchuilc zekerlijk niet in de Operatie, want die is nog moeilijk nog gevaarlijk ; maar zij hangt geheel alleen aan de onzekerheid, waarin zig de Heelmeefter, ten aanzien van de Oorzaaken deezer Toevallen , bevindt. Het is gelukkig, dat het een zeldzaam geval is. Het vijfde Geval is nog zeldzaamer, en gebeurt alleen bij oude Breuken. Die plaats aan den Darm, welke zedert langen tijd in den Buikring gelegen heeft, kan, door de aanhoudende drukking des Buikrings, langzaam vernaauwd worden;,en als zij nu, bij  na VERHANDELING bij gelegenheid eener beklemming, door de Taxis terug gebragt wordt, den doorgang der Drekftoffe verhinderen, en een Darmwee, Mifèrere, veroorzaaken. Het Geval draagt zig toe als het voorgaande, en moet ook zo behandeld worden, dat is, men moet de Breuk weder laaten uitzakken, en openen, en voor het overige de vernaauwde plaats zo behandelen, als ik verder nader zeggen zal. Dit Geval fchijnt mi} voor het overige niet alleen zeldzaam , maar doorgaans bijna onmogelijk te zijn; naardien de vernaauwde plaats des Darms, die zo lang in den Buikring gelegen heeft, en daardoor vernaauwd is geworden, gemeenlijk aangegroeid zal zijn, en bijgevolg de Breuk doorgaans niet ingebragt kan worden. Het laatfte Geval * waarvan ik nog moet handelen, ïs zeer beroemd, en in laatere tijden van fommigen geheel ontkend, en voor onmogelijk gehouden. Het Geval zelfs draagt zig dus toe. Bekend is het, dat de Oorzaak der beklemming fomtijds eene vernaauwing en verharding van den Hals des Breukzaks is, die doorgaans door de drukking van den Breukband veroorzaakt wordt. Als een Breuk geheel alleen, door zulk eene vernaauwde plaats aan den Hals des Breukzaks beklemd wordt, de Buikring ten zelfden tijde vrij en open is, en geheel geen deel aan de beklemming heeft, dan kan het gebeuren, dat, terwijl de Heelmeefter de Taxis verrigt, de volle Breukzak door den Buikring terug gaat. De Breukzak ligt nu agter den Buikring, de Darmen hebben geene verandering ondergaan, maar liggen nog eveneens in den Breukzak, als voorheen, en worden ook, daar de Oorzaak der beklemming in den Hals des Breukzaks is, nog altoos op dezelfde wijze beklemd. De Breuk is dus geheel terug gegaan, en de Toevallen der beklemming blijven voortduuren.  over de BREUKEN. 113 Oordeelkundige, geoeffende en verftahdige Heelmeefters, hebben dit Geval indedaad waargenomen, en breedvoerig met alle zijne omftandigheden befchreeven. De Heer lè dran (V) bragt door de Taxis eene beklemde Dijebreuk in. De Toevallen der beklemming bleeven na het inbrengen nog aanhouden. De opening onder den Band van potjpart was zo vrij en wijd, dat men 'er vier vingeren kon inbrengen. De Lijder ftierf. Men vondt den, met Darmen opgevulden Breukzak agter den Band van poüpart, zijne opening was hard en naauw, en beknelde den Darm zo vast, dat men hem 'er niet uit kon trekken, hoe veel gewelds men ook gebruikte. De Heer de la faie (£) bragt insgelijks een beklemde Breuk in, waarna de Toevallen der beklemming nog aanhielden. Toen de Lijder op de voeten ftondt en hoestte, zakte de Breuk weder in den Balzak. Hierop verrigtte men de Konstbewerking, en de Lijder werdt gered. De Heer arnaud (c) de ervaarenfte Breukmeefter der Franfehen, heeft dit geval zeer dikwils waargenomen. Ik zal maar eene (7/) van zijne Waarncemingen vernaaien, die zeer merkwaardig is. Een Mènsch hadt een Breuk, die hij zo dikwils inbrengen kon als hij wilde. Op zekeren tijd, daar de Breuk ingebragt en nier weder uitgezakt was, kreeg de Lijder de Toevallen eener beklemde Breuk. Men zag nergens een Breuk, nergens eene Oorzaak, ondernam bij gevolg niets, en de (a) Zie zijne Heelkundige Waarneemingen. (b) Operations de Chirurgie par diohis, avec les Notes dl LA faie. p. 324. not. a. (c) Traité des Hemies, Tom. L p. i — 96. I 00 L. C. p. 56. I. deel. H  ii4 VERHANDELING de Lijder' ftierf. In het Lighaam vondt men dert Breukzak, met Darmen opgevuld, agter den Buikring, en de Darmen in denzelven verftorven. Men heeft de Tekenen, die dit geval onderfcheiden en vergezellen, zeer naauvvkeurig opgegeeven. Zij zijn zo duidelijk en beflisfend, dat het onderfcheidend kenmerk van het Geval, aan-geene zwaarigheden onderworpen is. De voornaamllen zijn de volgende. De Lijder heeft reeds lang te vooren een Breukband gedraagen, want deeze is doorgaans de oorzaak van den vernaauwden Hals; de Breuk wordt, terwijl zij ingaat, niet gelijk gewoonlijk, van tijd tod tijd kleiner, maar gaat oogenblikkelijk en op eenmaal in; terwijl zij ingaat, hoort men het gewoone gerommel van een Darmbreuk niet, dat altoos een teken is, dat de Darmen van de beklemming bevrijd zijn; na het terug brengen van de Breuk voelt men den Balzak flapper en lediger dan gewoonlijk, want doorgaans blijft, na het inbrengen eener Breuk, de ledige Breukzak in den Balzak terug, en in dit geval gaat de Breukzak tevens met de Breuk in; na het inbrengen van de Breuk blijven de Toevallen der beklemming aanhouden; de Buikring is buitengewoon wijd, en als men den vinger in denzelven drukt, en de Lijder hoest, voelt men, dat 'er een hard gefpannen Gezwel tegen den vinger floot, het welk den Vollen Breukzak is die agter den Buikring ligt; de volle teruggebragte Breukzak heft de plaats des Buikrings in een ongewoon Gezwel op, en als men dit Gezwel drukt, voelt de Lijder dezelfde pijnen, die hij te vooren gewaar werdt, als men zijne Breuk drukte; de volle ingegaane Breukzak drukt verfchei"dene nabij zijnde Deelen, en hieruit ontftaan verfcheidene Toevallen: eene opftopping der Pis , als de Blaas gedrukt wordt; eene ongevoeligheid in de Dije,  over de BRËUKEN. 115 Dije, als de groote Dijvaten gedrukt worden, enz. Somtijds kan men het Geval bijna voorzien. Voor het inbrengen van de Breuk, voelt men op de plaats van den Hals des Breukzaks, fomtijds op eene zekere plaats eene ongewoone verdieping. Deeze verdieping ontftaat door de vernaauwde plaats van den Hals des breukzaks. Men moet zig nogtans wagten, dat men deeze verdieping niet met eene andere verwarre, die door enige vleeschvezelen veoorzaakt wordt , die uit den breeden Band , fafcia lata, dwarsch over den Hals des Bréukzaks loopen, en in den Buikring en de vereeniging der Schaambeenderen eindigen. Dog deeze dwaaling is ligt te mijden, Want de verdieping van de eerfte foort, verdwijnt ha het terüg brengen van den Breukzak, maar de laatfte in tegendeel blijft. Het is gemakkelijk te begrijpen, wat de Heelmeefter in zulk een geval te doen ftaat. D.* Lijder móet terftond op zijne voeten ftaan , en zo als ik boven, bij eene andere gelegenheid gezegd heb, alles doen, op dat de Breuk weder uitzakke. Zo dra dit gefchiedt, moet de Koustbewerking verrigt, en bij dezelve voornaamlijk de Hals des Breukzaks, tot in zijne bovenfte opening opgefneeden worden, dewijl deeze de Oorzaak der beklemming is. Indien de Breuk, in weerwil Van alle de poogingen om ze te doen uitkomen, niet weder uitzakt, dan is het niet mogelijk, den Lijder te redden, als men den Balzak niet opent, den Buikring niet verwijdert, den daaronder liegenden vollen Breukzak vat, nahaalt, opent, en zijnen Hals opfnijdt. Dit is het voornaamfte , wat Befpiegeling en On dervinding van dit zonderling Geval geleerd hebben Nogtans zijn 'er verfcheiden en onder deezen is de Heer louis een der voornaamften , die de moH i ge-  uG VERHA ND E L I N G gelijkheid van dit Geval geheel loochenen, en beweeren, dat de boven verhaalde Waarneemingen verdicht zijn, en dat het in zig zelfs niet mogelijk is, dat de met Darmen opgevulde Breukzak , uit den Balzak door den Buikring terug keere. De Gronden, waaróp zij hunne gedagten vestigen, Zijn dé volgende. De Breukzak is, in zijnen gantfchen uitwendigen omtrek, met het Vetvlies des Balzaks omgeeven, en met het zelve en den Zaadftreng zodanig vereenigd, dat het tijd en moeite kost, deeze Deelen met het Mes van elkander te fcheiden. Als men beweert, dat de volle Breukzak terug keert, moet men ook vastftellen, dat hij zig op eenmaal, en uit zig zelfs, van het Vetvlies des Balzaks en den Zaadftreng afzondert, dat niet mogelijk is; of dat hij zig in het geheel niet afzondert , maar den Balzak en Zaadftreng met zig in den Buikring trekt; waarvan z?j nogtans niets melden, die meenen dit Geval waargenomen te hebben. Daarin het Geval, waarvan hier gefproken wordt, de Hals des Breukzaks door de aanhoudende drukking van den Breukband vernaauwd en verhard is, kan het hier nog veel minder gefchieden , dat de volle Breukzak terug keere, als misfchien in veele andere Gevallen; want dezelfde drukking, die den Hals des Zaks vernaauwde, heeft noodwendig ook het Vetvlies, dat den Hals omvangt, verhard, en zodanig met den Hals des Breukzaks vereenig!:, dat hetzelve in de Liesfchen tegennatuurlijk bevestigd en belet wordt iets het minfte te wijken. Vefder, zegt men, hoe is het mogelijk, dat de volle Breukzak op eenmaal door den Buikring terug treeden kan. Men ftelle zig den Buikring zo wijd voor, als men hem ooit gevonden heeft; zal hij dog  over de BREUKEN. 117 dog altoos veel te naauw zijn, dan dat een vollen Breukzak van maatige grootte op eenmaal door denzelven gaan kan. En eindelijk, hoe ligt de Breukzak, die op deeze wijze terug gekeerd is ?' Niet in de holligheid van den Buik: want om daar in te liggen, moest hij zig omkeeren; en dit kan hij niet, dewijl hij vol terug keert. Hij ligt dus tusfchen het Buikvlies, Peritoneum, cn de Buikfpieren; en zij die dit Geval meenen waargenomen te hebben, vonden hem ook daar ter plaatze. Maar om nu daar te kunnen liggen, moet hij vooraf het Buikvlies van de Buikfpieren afzonderen, en deeze afzondering zal een geT weid vereifchen, dat hier geen plaats heeft; en hevige pijnen , qntfteeking en verettering veroorzaaken, waarvan zij piefS melden, die dit Geval voorgeevén waargenomen te hebben. Dit zijn de gronden, waarop de Heer louis tragt te bewijzen, dat het Geval, waarvan hier gefproken is, en dat een arnaud, een la fahï, een le dran gezien heeft, niet mogelijk is. Zij zijn beflisfend , en hebben, zo het fchijnt , zijne Eandgenooten overtuigd , want niemand heeft, tot hiertoe, zo veel ik weet, hier in den Ileere louis tegengefproken. Ik van mijne zijde bekenne dat ik niet overtuigd ben, en dat ik, in weerwil der redenen van den Heere louis, het zeer wel mogelijk houde, dat de volle Breukzak door den Buikring terug keere. En wat wordt 'er bij den eerften opflage. meer 'vereischt , om den Heef louis te wederleggen, dan dat drie der voornaamfte en ervaarenfte Heelmeefters het Geval, dat de Heer louis voor onmogelijk houdt,, indedaad gezien en befchreeven hebben. Alles wat de Heer louis tegen de Waarneeming van deeze Mannen zeggen kan, is, dat hij H 3 niet  H8 VERHANDELING niet inzien nog verklaaren kan, hoe en op wat wijze dit Geval zig toedraagt. Maar dit bewijst nie:s. Want, als alles wat men niet verklaaren kan, niet waar was, dan zouden honderd duizend waarheden, die wij dagelijks voor onze oogen zien, niet waar zijn, — dan zouden wij geen Zon hebben. Maar als de Heer louis in weerwil van dit alles verder gaat en omdit hij het geval niet verklaaren kan, beweert, dat het r:,mogelijk is; en daaruit het gevolg trekt, dat de overige drie Heelmeefters hunne Waarneemingen verdicht hebben ; begaat hij indedaad eene onbefchaamtheid, en ik van mijne zijde bekenne , dat de ondervinding van eenen arnaud, den grootften Breukmeefler, die misfchien ooit geleefd heeft, veel meer geldt, dan alle befpiegeling en redenkaveling van den Heere louis; dat bij mij de betuigingen van eenen le dran en la faie van veel meer gewigts zijn, dan alle verzekeringen van den Heere louis. Dog ik zal den Heer l o l i s riiet alleen met ondervindingen, hoe beflisfend zij ook zijn, maar ook met grond van redenen beftrijden. Het zal nimmer iemand in de gedagten komen te beweeren, dat altoos en in alle gevallen, als de oorzaak der beklemming in eene vemaauwing van den Hals des Breukzaks beflaat, de volle Breukzak terug gebragt kan worden. Dit kan hij indedaad niet. In de meefle gevallen zullen de bewijzen van den Heer louis doorgaan; de Buikring zal te naauw, de Breuk te groot, en de vereeniging des Breukzaks met het Vetvlies van den Balzak te vast zijn , dan dat de volle Breukzak, terug kan keeren. Het komt 'er dus hier op aan, te bewijzen, dat hij fomtijds, bij bijzondere omftandigheden, en ik fla toe, zelden, terug keeren kan; en dit zal ik bewijzen. Het is voor eerst valsch, het geen de Heer louis, als.  over de BREUKEN. 119 als uitgemaakt aanneemt en beweert; naamelijk, datde Breukzak, terwijl zij terug keert, zig altijd ogenblikkelijk en op eenmaal van den Zaadjlreng en het Vetvlies des Balzaks moet afzonderen , en dat dit onmogelijk is. Dit is niet noodig. Het is bekenddat de meefte Breuken in een oogenblik ontftaar. Dus dringt het b uik vl 1 es, Peritonaum , in een oogenblik en op eenmaal, in de gedaante van een Zak, door den Buikring heen. En wordt dan nu dit Buikvlies , agter den Buikring, ook niet door het Vetvlies , aan de vaste Buikfpieren bevestigd? En belet dit Vetvlies het Buikvlies niet uittezakken, waarom zou dan het Vetvlies in den Balzak het Buikvlies beletten, zig terug te trekken? En als men bedenkt , dat het Vetvlies binnen den Buikring zijne 'oorfpronkelijke fterkte heeft, en bet Buikvlies aan vaste, onbeweeglijke, en niet meegevende Deelen, naamelijk aan de Buikfpieren bevestigd is ; zo zal men zien, dat de Breukzak veel meer hinderpaalen heelt, om in den Balzak te zakken, dan, om uit den Balzak, waar hij nu door een flap verlengd Vetvlies, aan het beweeglijke en meêgeevende Vliesch des Balzaks vastgehegd is, terug te keeren En gefchiedt nu, in weerwil van dit alles het eerfte, waarom zou het laatfte onmogelijk zijn ? Of denkt de Heer louis misfchien, dat het Vetvlies, dat binnen den Buikring het Buikvlies aan de Buikfpieren bevestigt, verfcheurd wordt, terwijl de Breuk uitzakt ? Dit gefchiedt zekerlijk niet; want 'er volgt nog Ontfteeking-nog Verettering op. Als nu het Buikvlies zonder affcheiding of verfcheuring in den Balzak' daalt, waarom zal dan de Breukzak niet, zonder affcheiding en verfcheuring van het Vetvlies, uit den Balzak terug kunnen keeren? Dus is, het geen de Heer louis beweert, dat de Breukzak, terwijl hij terug keert, zig altoos oogenblikkelijk en II 4 op /  120 VERHANDELING op eenmaal van den Zaadftreng en het Vlies des Balzaks afzonderen moet, duidelijk valsch. Dog dicis het op verre na nog niet alles, wat ik, tegen dit wanbegrip van den Heer louis heb in te brengen. Als het Buikvlies door den Buikring zakt, en eene Breuk veroorzaakt, rekt dit het Vetvlies, dat het zelve agter den Buikring aan de Buikfpieren bevestigt, uit, verlengt het, en trekt hetzelve zig nederwaards in den Balzak. Hier wordt dus deBreukzak niet' beflooten in het Vetvlies van den Balzak, maar in zijn eigen Vetvlies, dat met hem door den Buikring gezakt is. En zou dit Vetvlies het terug keeren van den Zak verhinderen? Neen waarlijk meu Het zal het zelve veel eer bevorderen ; want. het is tegennatuurlijk uitgerekt, en terwijl het zig {.ragt te verkorten, trekt het den Breukzak opwaards in den Buikring terug. Het zal wel dra deeze verlenging gewoon worden, en dan met deeze werking ophouden ; maar dan ook zal het den Breukzak niet beletten terug te keeren; als de Breukzak in het vervolg eens terug keert, zal het denzelven in de holligheid van den Buik volgen, gelijk het hem in den Balzak gevolgd is, en nu wel zo yeel gemakkelijker als voorheen, naardien het nu reeds, tegennatuurlijk verlengd is, en niet eerst uitgerekt moet worden, gelijk bij het eerfte uitzakken. Ik kan dus niet begrijpen, hoe de Heer louis zo ftoutelijk beweeren kan, dat de Breukzak , als hij terug keert, zig altoos van den Zaadftreng en Balzak moet affc heiden. En hoe kan de Heer louis in dit enkel Geval iets ontkennen, dat hij zelfs, als hij maar enige ondervinding heeft, in andere gevallen dagelijks ziet gebeuren. Is het hem niet bekend, dat oude groote Breuken, die zedert langen tijd in den Balzak lagen, en niet ingebragt konden worden, en waarin eene tegennatuurlijke vereeniging der uitgezakte Deelen met  O.ÏU DE B R EU K E N. ia i met elkander, en met den Breukzak waargenoomen werdt,dikwils door aanhoudend liggen op den Rug, uit zig zelfs terug keerden, en langzaam verdweenen? 'Denkt de Heer louis, dat de Deelen die in den Breukzak bevat zijn , in dit geval alleen terug 'keeren, en de Breukzak in den Balzak terug laaten? Dit is onmogelijk; want zij zijn met den Breukzak yast vereenigd, en gevolgelijk keert dp Breukzak pok terug. Als nu in dit geval een oude Breukzak terug kan keeren , waarom zou hij dit davn ook niet kunnen doen, in het geval waarvan wij fpreeken? Indedaad de Heer louis moetalles, wat.Ondervinding en Verftand aanwijst, tegenf'preeken , als hij de 'onmogelijkheid van het inbrengen cenes vollen Breukzaks beweeren wij. En als hij tegenwerpt, dat eene oude Breuk, die door aanhoudend liggen op den Rug ingaat, dit van .langzaamer hand doet, en dat in tegendeel, in het geval waarvan hier gehandeld wordt, de Breukzak Oogenblikkelijk en in eens terug keert, dat die oogenblikkelijk terug keeren niet gefchieden kan, zonder dat de Breukzak, van den Ziiadllreng en Balzak wordt algefcheiden , maar dat langzaam ingaan wel ge* beuren kan, door eene geheele verlenging van het Vetvlies dat hem omvangt, zo antwoorde ik; dat men waarfchijnlijk in de meefte gevallen dwaalt, als men denkt, dat de Breukzak plotfelijk terug keert, liet is in alle deeze gevallen zeer waarfchijnlijk, dat de Breukzak reeds zedert langen tijd, zo dikwils do. Lijder zijne Breuk ingebragt heeft, altoos te gelijk teruggegaan is, zonder dat de Lijder of Heelmeefter het gemerkt hebben. Daar nu tegenwoordig de Breuk bekiemd is, en de Heelmeefter dezelve terug drukt, Wijkt de Breukzak, gelijk doorgaans, en reeds dikwils geichied is, insgelijks mede terug; en nu ontdek; liet de Heelmeefter, en denkt, dat dit voor de II 5 eer-  122 VERHANDELING eerftemaal gefchiedt; en ftaat in twijfel, hoe hij dit oogenblikkelijke terug keeren des Breukzaks verklaaren zal, om dat hij niet weet dat dit reeds meermaalen gebeurd is. Dat dit ten minften fomtijds gefchiedt, bewijst de boven aangehaalde Waarneeming van den Heer arnaud: en,ik twijfel niet, of dit gefchiedt dikwils , zonder dat het ontdekt wordt. Dus ontftaan de veranderingen in den Balzak, die 'er vereischt worden , zal de Breuk ingaan , niet plotslijk en op eenmaal, mnar langzaam"; niet eerst in het oogenblik , dat de Heelmeefter den wollen Breukzak eener beklemde Breuk terug drukt, maar lang voorheen. En dus ook dwaalt de Heer louis waarfchijnlijk daarin , als hij beweerd , dat eene oogenblikkelijke affcheiding-van den Breukzak :volgen moet, als een volle Breukzak eener beklemde Breuk terug keert. Men neeme eindelijk aan, dat deeze omftandigheden, die , zo nis ik tot hiertoe beweezen heb, het ingaan van den vollen Breukzak gemakkelijk maaken , niet tegenwoordig zijn; men ftelle, dat, zo als de Heer louis beweert, het Vetvlies den Breukzak bevestigt: waar a'an bevestigt het hem nu ? Aan een vast onbeweeglijk Deel? Geenzints. Aan een zeer 'beweegbaar en mecgeevend Deel ; den Zaadftreng en den Balzak. En warmoet dan hieruit volgen ? Zal het Vetvlies fchcuren, en eene affcheiding volgen, als de: Breukzak terug keert? Geenzints. Zal het den Breukzak beletten terug te keeren? Even min. Alles wat hieruit volgt, is: als de Breukzak terug keert, zal zijn Vetvlies hem volgen, den Balzak opligten, en den Buikring naderen. En dit gefchiedt doorgaans ook , in eenen meerderen of minderen Trap. Dus gebeurt 'er niets van eene oogenblikkelijke afzondering; geen hinderpaal van den kant van dit Vetvlies: als dergelijke vast-  over de BREUKEN. 223- vasthegtingen zq veelpzekerheids gaven, als de lieer louis geloofd, dan zouden wij geerc uitzakkingen van de Lijfmoeder , der Lijfmoeders - fchede, van den Endeldarm , en dergelijke hebben. Alle deeze Deelen zijn niet alleen door het Vetvlies, maar door nog fterker Banden vastgehegt, en nogtans zakken zij plotslijk en op eenmaal uit; en de Breukzak zal nu het ftappe Vetvlies zodanig in den Balzak bevestigen, dat het of geheel niet, of niet zonder affcheiding terug kan keeren ? Welk eene Onderftelling! De tweede tegenwerping van den Heer louis is, dat de Buikring veelte naauw is, dan dat zërïs een maatig groote opgevulde Breukzak, door denselven terug kan gaan. Dus is de'Breukzak indedaad dikwils, ja doorgaans; en hierom kan, zo als ik boven reeds heb toegeftaan , 'de volle Breukzak doorgaans niet terug keeren. Maar hij is ook bn> lochenbaar nu en dan zo buitengewoon wijd crt open , gelijk zeer veele ondervindingen bewijzen, die de Heer louis niet kan tegenfpreeken. En dit is eigentlijk het Geval, waarin een volle Breukgak kan ingaan. In het geval van den Heer arnaud kon men vier vingers in denzelven brengen; en in dat van la faie was hij ook tegennatuurlijk wijd, want zodra de Lijder op zijne voeten ftondt, ert hoestte, kwam de Zak weder uit. ■ üeeze tegennatuurlijke verwijdering van den Buikring is in dit geval zo wezenlijk, dat men haar onder de Hoofdtekcnen rekent. Hierop kan de Heer louis nu op tweederleië wijzen antwoorden: of hij moet ontkennen , dat de Buikring fomtijds buitengewoon wijd en open is; en dit kan hij niet doen: of hij kan zeggen > dat hoe wijd en open de Buikring bok zij, hij nogtans niet gelijk kan zijn aan den omtrek 'van den Bre'ükzak , en dus niet toe zal karen dat hij 'er door-  1M VERHANDELING doorga. Het eerfte is waar ; de omtrek van de» Buikring zal niet gelijk zijn aan den omtrek des Breukzaks; maar het laatfte is vaisch, want hieruit volgt niet, dat de volle Breukzak om deeze reden niet door den Buikring kan gaan, Ware de Breuk een hard Lighaam,dan kon hij'het in waarheid niet doen. Maar als men bedenkt, dat de Breuk een vliezige Zak is, die Darmen bevat welke met lugt opgevuld zijn, en waaraan, bijgevolg, eene uitwendige drukking veffcheidene gcdaantens geevcn kan, zo blijkt; duidelijk, dat het geheel niet noodig'is, dat de Buikring dezelve grootte hebben moet, als de Breukzak. Wat belet de Breukzak, terwijl hij door den Buikring gaat, zig te verlengen en dunner te wordenf Heeft de lieer louis niet dikwils door naauwe Buikwonden eene groote menigte dikke en met lugt opgevulde Darmen zien uitzakken en inbrengen? En is dan in dit geval de omtrek der uitgezakte Darmen gelijk aan den omtrek der Buikwonde? Eindelijk vindt het de Heer louis onbegrijpelijk en onmogelijk , dat de volle terug gekeerde Breukzak , agter den Buikring, tusfchen het Buikvlies en de Buikfpieren liggen kan. Dit kan, zegt hij, niet gefchieden, zonder dat het Buikylies met geweld van de Buikfpieren afgefcheiden , en daar door Ontfteeking en Veretteriug veroorzaakt wordt. Maar ook hier vindt de Heer louis iets onbegrijpelijks, dat tamelijk ligt te begrijpen is. Volgt 'er dan op iedere Verekking Ontfteeking en Verettering? En nogtans draagt het zig met de Hoefden der ontwrigte beenderen even eens toe, als met den terug gebragten vollen Breukzak. De zak ligt zekerlijk, na het terug brengen, tusfchen het Buikvlies en de Buikfpieren. Maar op welk eene wijze zijn dan deeze twee Deelen met elkander vereenigd? Een uitwendig verflapt en verlengd Vetvlies, dat ge-  over de BREUKEN. 12$ gemakkelijk meegeeft, wijkt, en plaats maakt, ligt tusfchen dezelven; zo dat eene daadelijke verfcheuring en affcheiding hier geheel niet noodig is. Ik heb gezegd, dat het Vetvlies, het welk agter den Buikring het Buikvlies met de Buikfpieren vereenigt, uitwendig verflapt en verlengd is; en dit zal ik bewijzen. Ik heb boven reeds gezegd, dat het Buikvlies, als het door den Buikring zakt, en zig in eene Breuk Uitrekt, noodzaakelijk het Vetvlies , dat het zelve agter den Buikring aan de Buikfpieren bevestigc uitrekken, verlengen, en met zig neertrekken moet. In deeze uitrekking blijft dit Vetvlies, zo lang de Breuk in den Balzak ligt; maar als deeze terug keert, gaat het insgelijks terug, en wordt verflapt: en nu begrijpt ieder, dat dit verflapte Vetvlies, dat na het terug keeren der Breuk, tusfchen het Buikvlies en de Buikfpieren zig bevindt, gemakkelijk voor den Breukzak wijkt en plaatsmaakt; dat hier, in één woord , geene verfcheuring en afzondering noodig is, maar dat eene meerdere uitrekking van het reeds verflapte Vetvlies toereikend is, om voor den vollen Breukzak, tusfchen het Buikvlies en de Buikfpieren plaats te maaken. Dit zijn de redenen, die ik tegen den meer wel befpraakten, dan bondigen en ervaarenén Heelmeester, den Heere louis, die drie der ervaarenfte en aanzienlijkfte Heelmeefters in' het aangezigt leugenftraft, had bij te brengen; en die mij overtuigen , dat het fomtijds zeer wel mogelijk is, dat' de volle Breukzak eener beklemde Breuk te gelijk met de onthoudene Deelen terug keere. ZES-  126 V E R-fl A NDELING <•* * * * * * * * * ************ i- •> ZESTIENDE IJOOFDSTUK. tft Kiïfteercn en Purgecrmidiklen.. A ls alle emftige poogingen, om de Breuk in té brengen, niet gelukken, moet de Heelmeefter terftond en zonder verzuim, zijne toevlugt tot andere werkzaame Middelen neemen. Önder deezen verdienen de Klifteeren en Purgeermiddelen eene Voornaame plaats. Eene hardnekkige hardlijvigheid is ee,ne der voornaamfte Toevallen van eene beklemde Breuk; ,en het is dus zeer natuurlijk te befluiten, dat Klifteeren en Purgeermiddelen, onder de voornaamfte Middelen tegen dit Gebrek behooren. Maar als men bedenkt, dat de Oorzaak v.m deeze Verftopping, in de meefte gevallen, eene toeknijping van den Darm in den Buikring, of in den Hals des Breukzaks is., ,en dat een Purgeermiddel onmogelijk de toeknijpende werktuigelijke Oorzaak wegkan neemen, dan i zënswaardige Voorbeelden van de voortreffelijke werkingen van dit Middel. Daar zijn twee Gévallen j Waarin dit Middel indedaad nuttig is. Het eerfte is, als de Beklemming door eene ophooping van Drekftoffen in de Breuk veroorzaakt Wordt. Hier zijn de Purgeermiddelen niet alleen nuttig, maar het zijn de voornaamfte middelen, waarvan men hulp verwagten kan. Bij deeze beklemming is het Braaken weinig, dus behoudt de Lijder het Purgeermiddel gemakkelijk bij zig; Pijn en Ontfteeking hebben 'er in het begin geheel geene plaats, en zijn ook in het vervolg niet zo hevig; de prikkeling van het Purgeermiddel is dus minder te Vreezen; in de Breuk is eene menigte verharde Drekftoffe, en deeze is de Oorzaak der beklemming; dus is hier tot het gebruiken van Purgeermiddelen eene duidelijke aanwijzing. Zij doen een tweederleiën dienst: zij vermeerderen de traage wormswijze beweeging des Darmsin den Breukzak, en vermeerdeten den toevloed der vogten na denzelven; waardoor de Drekftoffe week gemaakt, in beweeging gebragt, én vöortgeftuuwd wordt. Het is nogtans, zelfs in dit Geval, niet raadzaam, zeer hevige Purgeermiddelen te gebruiken. Bij alle beklemming is 'er altoos prikkeling in het Darmkanaal; en zo 'er niet reeds Ontfteeking plaats heeft, is zij nogtans in het vervolg altoos te vreezen. Hieruit kan men gemakkelijk begrijpen, dat het gebruik van dit Middel altoos des te zekerer en heiizaamer is, hoe tijdiger en vroeger het gebruikt wordt. Onder alle Purgeermiddelen, is 'er in dit geval geen, dat de voorkeur boven het Engelsch zout verdient: dit werkt gemakkelijk, fchielijk, zagt, en zonder fchadelijke prikkeling. De Heer le grand vindt in dit middel zo veel voordeels, dat hij het in dit geI. deel. I v*l  /3o VERHANDELING yal vooreen foortelijk Middel, fpecificum, houcfo Ik heb het zelfs, met gewenschr gevolg gebruikt, en weet, dat anderen het ook op deeze wijze te werk gciteld hebben. Ik kan verzekeren, dut ik door dit Middel, niet alleen bij beklemde Breuken, maar ook bij andere hardnekkige Verftoppingen van den Buik, terftond hulp verfchaft heb, na dat ik andere, veel fterker Purgeermiddelen, zonder nut gebruikt had. Het best geeft men het in eene flappe oplosfing, op de volgende wijze. Men ontbindt één Once Engelsch zout in negen Oneen Water, en geeft elk kwartier uurs een Lepel vol van dit Mengzel. Het fchijnt dat dit Middel werkzaamer is, als het in veel Waters ontbonden is; zijne prikkeling is dan ten minften zo veel verzagt, dat het geen Braaking verwekt, en dus zijne werking doen kan. Somtijds meng ik bij deeze ontbinding wat Lijnolie. Deeze verzagc de Krampagtige aandoeningen in de Maag en Darmen , en bevordert de werking van het Zout. tYlaar alles komt voornaamlijk hier op aan, dat dit Middel dikr Wils, en in kleine Giften, genomen wordt. Doch als de Maag zo gevoelig is, dat zij ook dit Middel niet kan verdraagen, en dat elke ingenomen Gift Braaken verwekt, dan moet men bij dit Mengzel een Grein Opium voegen. Dit is in dat geval een heerlijk middel; het ftilt niet alleen het Braaken, en maakt dus, dat de Lijder het Zout inhoudt, en dat het zijne werking doen kan, maar het bevordert ook deeze werking, naamelijk den Afgang, ongelooflijk, waarfchijnlijk naardien het de Krampagtige beweegingen der Darmen ftilt, die anders de werking van het Engelsch zout beletten, of moeilijker maaken. Men heeft geene Reden om voor dit Middel bevreesd te zijn, als de beklemming nog niet Jang geduurd heeft, en de Darmen niet ontftoken zijn.  over de BREUKEN. 131 2ijn. Maar als de Breuk reeds pijnlijk, en de Koorts hevig is, dan heeft men reden, om dit Middel behoedzaam, en als de andere omftandigheeden hettoelaaten, eerst na eene voorgaande Aderlaating, te gebruiken. Terwijl het Purgeermiddel begint te werken , dat is, als de Lijder knijpingen inde Breuk gevoelt, en de Heelmeefter een gerommel in dezelve hoort, moet men door de Taxis beproeven, de Drekftoffe, die nu week gemaakt en in bcweeging gebragt is, door den Buikring terug te drukken. De Heer werlhof prijst de Zwavelmelk, dagelijks enige maaien tot een half Drachma gegeeven, als een zeerkragtigMiddel, in hardnekkige gevallen , om Ontlasting te verwekken. Ik heb hetzelve nog niet beproeft, maar de aanprijzing van zulk een groot Geneesheer is voldoende, om elk aan te beveelen zulks te beproeven; cn deeze Proeve is onfchadelijk , daar dit Middel voor het overige nog fcherp nog prikkelend is. Dit is dus het Geval , waarin Purgeermiddelen, buiten alle tegenfpraak, grooten dienst doen. 'iïr is nog een Geval, waarin men misfchien iets van dezelven verwagten kan. Als een zeer klein (luk van den Darm geheel alleen bekneld is, of als een oude uit zijnde Breuk, door een klein (tukje Darms, dat met geweld in den reeds opgevulden Buikring gedrukt wordt, beklemd wordt, kan men misfchien hoopen, dat een Purgeermiddel de wormswijze beweeging der Darmen zodanig zal vermeerderen, dat daardoor het ftukje Darms dat in den Buikring gedrukt was, in den Onderbuik teruggetrokken, en gevolgelijk de beklemming weggenomen wordt. Ik heb boven, daar ik van de Oorzaaken der beklemming handelde, reeds gezegd, dat de Oorzaak der beklemming, waarfchijnI a lijk  132 VERHANDELING lijk fomtijds alleen een plooi is, die in den Darm komt, terwijl hij uitzakt. Misfchien wordt door de vermeerderde woxmswijze beweeging der Darmen, deeze Plooi ontwikkeld, en de beklemming weggenomen. Dat de beklemming eener Breuk indedaad fomtijds door de vermeerderde wormswijze beweeging der Darmen weggenomen kan worden , is buiten twijfel; maar als dit gebeuren zal, moet deeze beweeging zeer fterk , en bijgevolg het Middel, dat dezelve verwekt, zeer prikkelend zijn. En zulk een prikkelend Middel zou het Braaken vermeerderen, en de Ontfteeking bevorderen. Hier komt bij, dat in dit zelve Geval, daar Purgeermiddelen op de aangetoonde wijze kunnen werken, de beklemming doorgaans van een Ontfteekingagtigen aart, en bijgevolg het gebruik van dit Middel in het algemeen onzeker zijn zal. Ik hou in dit geval fterke Purgeermiddelen des te meer voor verwerpelijk , om dat fcherpe Klifteeren hetzelve veel kragtiger en zekerer uitvoeren. En van deezen zal ik niet fpreeken. Men heeft reeds lang fcherpe prikkelende Klifteeren voor de werkzaamfte Middelen bij beklemde Breuken gehouden; en de Ondervinding leert, dat zij het indedaad zijn. Men mag ze, onder zekere Voorwaarden , in alle foorten van beklemmingen, gebruiken, en zijn waarfchijnlijk op driederleië wijzen van dienst. Zij vermeerderen door haare fcherpe prikkeling de wormswijze beweeging der Darmen zodanig , dat zij gelijk als ftuipagtig wordt; en daardoor wordt het beknelde ftuk Darms , zo als ik even bij de Purgeermiddelen gezegd heb , in de holligheid van den Buik terug getrokken; of de verharde en in de Breuk opgehoopte Drekftoffe, wordt in beweeging gebragt en voortgeftuuwd : misfchien wordt ook fomtijds de Kramp, waardoor de  VERKLAARING DER NEVENSSTAANDE PLAAT. F I G. I H et Mondftuk; zijnde eene Palmhouten Buis, van zes Duimen lang, die van boven eindigt met eene opening van vier, en van onderen met eene van zes, lijnen Middellijns. Het wordt, door/een verlengden en gladden Rand, die een omtrek heeft van vijf Duimen en twee lijnen, en bij a, b, c, d, is afgebeeld, vereenigd met, F I G. 2, Dat de Bos genaamd wordt, en de lengte heeft van drie Duimen en vier Lijnen, is insgelijks van Palmhout gemaakt. Deszelfs rolronde holte, a, is diep drie Duim, en heeft eene middellijn van een Duim, en drie Lijnen. Gelijk met den Bodem, ïs, aan de eene zijde van dit ftuk, eene ronde opening, b, met of zonder Schroefdraad , waarvan de middellijn gelijk is aan vijf Lijnen. De holte zelve is met Blik bekleed , langs den bovenrand omgeflaagen; en ter plaatze van b, voorzien met eene opening, een weinig kleiner dan de voorige. Het , bovenfte gedeelte, c, d, beantwoord, in hoogte en omtrek, zodanig aan den verlengden onderrand van het  VERKLAARING der nevensstaande PLAAT. het eerfte fr.uk, dat het door deezen naauwkeurig kan omvangen worden. Voorts moet de omtrek der opening bij den Bodem, EEN- EN - TWINTIGSTE HOOFDSTUK, ~Van het Breukfnijden, en wel van liet r openen des Breukzaks. deeze Konstbewerking wordt de Huid des Balzaks en de Breukzak, na de lengte opengefneeden, de Buikring verwijderd, en de Ingewanden, die in de Breuk bevat zijn, in de holligheid van den Breuk terug gebragt. Ik zal de Konstbewerking eerst zo befchrijven, als zij doorgaans gedaan wordt,en dan, in het volgende Hoofdftuk, enige bijzondere Handgreepen, Werktuigen, cn omftandigheden aanhaalen, die betrekking tot dezelve hebben. L a ' Op.  IÓ*4 VERHANDELING Op dat de volle Pisblaas den Buikring niet nadere, en daardoor gekwetst worde, of de holligheid van den Buik vernaauwe , en het inbrengen der uitgezakte Deelen verzwaare, moet de Lijder eerst zijn Water maaken. Hierop gaat hij zo leggen als ik bij de Taxis heb aanbevoolen; dat is, hij legt zig op den rand van het Bed zodanig op den rug, dat zijne Billen hooger liggen dan zijn Borst, deeze hooger dan de plaats der Nieren , de Billen kort aan den rand van het Bed, en de Voeten buiten het Bed zijn. De Voet des Lijders van die zijde, waaraan de Breuk is , wordt met eene geboogene Knie op een Voetbankje gelegd. De Heelmeefter zet zig tusfchen de Becnen des Lijders op een Voetbankje. De redenen waarom de Lijder zulker wijze liggen moet, heb ik in het Hoofdftuk van de Taxis aangeweezen. De Huid des Balzaks zo wel als de Breukzak wordt aan het voorfte gedeelte geopend, zo dat de 1 fnede van den Buikring begint, en van vooren, midden over en langs het Gezwel nederwaards loopt tot aan den bodem des Balzaks. Op deeze plaats kan de Heelmeefter niet alleen hét Gezwel hst o-evoegelijkst openen, maar ook, als het geopend Is, het inwendige der Breuk het best bezien, en alles, wat 'er gedaan moet worden, het gévöegelijkst verrigten. Als de Hairen op deeze. plaats gefchooren Zijn , trekt de Heelmeefter de Huid des Balzaks, pet eene dwarfche vouw, zo fterk als mogelijk in de hoogte , welke vouw de Heelmeefter met den duim en wijsvinger van de (linkerhand aan de eene, en een helper aan de andere zijde vasthoudt. Hierop doorlhijdt hij het midden deezer vouw met een Ihijmes, IMpouri. Deeze handgreep heefteen dubbel voordeel. Men maakt op eenmaal en met eene fnede eene groote opening in de Huidj want als  ©ver de BREUKEN. 165 als men de vouw, nadat zij doorgefneeden is, loslaat, zal men zien, dat de fnede zig hoog van boven, en van onderen laag uitdrekt; ook verwijdert men daardoor de Huid van den Breukzak, die onmiddelijk onder dezelve ligt, en Helt zig dus in zekerheid wegens het gevaar, om bij de eerlle infnijding den Breukzak , en ligtelijk een der Deelen, die daarin liggen , te kwetzen. Het is evenveel, of men deeze vouw in de Huid, in het midden van het Gezwel, of van boven digtbij den Buikring, of van onderen digt aan den bodem van het Gezwel maakt. Ik doe dezelve gaarne onder het midden, nabij den bodem van het Gezwel, om dat het mij gemakkelijker valt, de eerlle fnede opwaards dan nederwaards te verwijderen. Dit hangt ondertusfchen van elks verkiezing af. • Die plaats is 'er altoos het gefchiktde toe, waar de uitwendige Huid beweeglijkst en flap is, en zig bij gevolg gemakkelijkst in eene vouw laat opligten. Somtijds is de Huid zo vast aan den Breukzak aangegroeid, of zo gefpannen, dat men haar in geene vouw kan opligten, Dit gebeurt nogtans zelden; doch als het gefchiedt, kan men op tweederleië wijzen te werk gaan. Of men legt in het midden van het Gezwel, of op eene andere bekwaame plaats van deszelfs voorde zijde , den Duim op de eene , en den Wijs- of Middelden Vinger op de andere zijde, men fpant hierdoor de Huid. en fnijd dezelve omzigtig door. Hierbij loopt men geen gevaar van den Breukzak te kwetzen, naardien men de lippen der .Wonde zo derk van elkander trekt, dat men haar diepte duidelijk zien kan. Dog als men denkt met deeze handgreep niet volkomen zeker te zijn, kan men zeer digt boven den Buikring de eerde infnijding in de Huid doen. Hier ligt onder de Huid niets^ voor welks kwetzing men te vreezen heeft, ook is L 3 de  166 VERHANDELING de Huid hier altoos zo beweegbaar, dat men haarfh> eene vouw kan opligten, maar dat hier niet noodig is. De Heer sharp raadt, de eerlle opening in de Huid, altoos en in allé gevallen, digt boven °den Buikring te maaken. De eerlle fnede in de Huid des Balzaks moet ver* lengd^ worden, zo dat zij zig opwaards tot boven den Buikring, en benedenwaarts tot aan den bodem van het gezwel uitftrekt. Dit is een zeer gewigtige Regel De Heelmeefter, die met deeze infnijding in de Huid fpaarzaam is, ftek zig aan veele ongelegenheden bloot. Als de fnede zig opwaards geen. dwarfchen vinger boven den Buikring uitftrekt, dan is de Buikring, welke de plaats is, waar het meest te doen valt, niet genoeg ontbloot, en de Heelmeester ontdekt en verdrijft, niet zonder groote moeite, de z.vaarigheden, die hier uit den weg te ruimen zijn. Met één woord, als de Heelmeefter de infnijding in de Huid, tot boven den Buikring verwijdert, maakt hij zig het voornaamfte, zwaarfte, en gevaarlij kfte gedeelte der Konstbewerking, gemakkelijk, en ftelt zig in ftaat, om alles wat 'er te doen is, gemakkelijk te verrigten, en doet hij zulks niet, dan vindt hij zig ten laatften zeer dikwils genoodzaakt, de fnede nog hooger te doen, en naderhand dat in het werk te ftelien, het geen hij in het begin hadc moeten doen. Als bij de Konstbewerking van eene Balzaksbreuk , de fnede niet benedenwaards tot in den bodem des Balzaks voortgezet wordt, dan verzakt de Etter in het vervolg ligtelijk, en moet door inwijdingen ontlast worden. En waarom zou de Heel* meefter in twijfel ftaan ,om de Wonde deeze noodige lengte te geeven, daar zulk eene Wonde, het zij zij een Duim langer of korter is, altoos eene niets beduidende kwetzing blijft. De eerfte infnijding in de Huid moet dus terftond ver-  over de BREUKEN. 167 verwijderd en verlengd worden. Dit gefchiedt met een Bifïouri of met een Schaar. Aan de zijde des Heelmeefters, zekerlijk het gemakkelijkst met een Schaar, maar niet aan den kant des Lijders, want de Schaar is pijnlijker dan.de Biftouri. De Schaar moet een fmal blad hebben , dat bijna de gedaante van eene Sonde heeft, en dat nog geheel fpitsch, nog volkomen ftomp is. Dit Blad duwt men onder de Huid in het Vetvlies, en zo dikwils men een gedeelte der Huid gevat heeft, doorfnijdt men het. Als dit blad te fpitsch is, dan floot men het ligt tegen onzen wil in den Breukzak; is het te ftomp, dan dringt het niet in het Vetvlies. In plaats van de Schaar, kan men ook eene gegroefde Sonde, die half fpitsch is, en de Biftouri gebruiken. Zo ras de Huid doorgefneeden is, verfchijnt het Vetvlies,dat onmiddelijk op den Breukzak ligt. Hier is dus niets in den weg, welks kwetzing men te vreezen heeft. De Zaadftreng ligt altoos agter den Breukzak , en komt bij de Konstbewerking geheel niet te voorfchijn. In enige zeer zcldzaame gevallen heeft men hem aan de zijde des Breukzaks gevonden. De Heer lobstein(ö) heeft zulk een geval waargenomen. Men zal misfchien zeggen, dat door hetzelve Toeval, waardoor de Zaadftreng fomtijds aan de zijde des Breukzaks ligt, dezelve fornwijlen en ook wel van vooren op den Breukzak kon liggen, en in dit geval bij de Konstbewerking zeer ligt gekwetst worden. De Heer le dran heeft hem indedaad eens daar gevonden. Doch daar de Zaadftreng op deeze plaats altoos zeer gemakkelijk ontdekt wordt, is dit geval met geen gevaar verbonden. Men kan het zig altoos tot een Regel maaken 3 als de. (a) Dijfertatio dt Hernia congenita, p. 27. ntt h. L 4  i6§ VERHANDELING de Huid des Balzaks geopend is, eerst wel te onderzoeken, waar de Zaadftreng ligt, eer men den Breukzak opent Vindt men hem van vooren, dan kan men de fnede gemakkelijk op enigen afftand van hem doen, dewijl hier plaats genoeg over is Eer men den Breukzak opent, zuivert men de wonde van het Bloed, met een Spons in Brandewijn bevogtigd, opdat men deszelfs grond duidelijk konne zien Deeze Huidswonde geeft doorgaans weinig 7 /P°nS Brandewii« bevogtigd,doel het Bloeden doorgaans fchielijk ophouden: Bij zeer groote Breuken , zijn ondertusichen de Bloedvaten van den Balzak, dikwils zo zeer verwijderd, dat de Bloedftortmg uit de Huidswonde zeer aanmerkelijk is, en met ligt door Brandewijn of dergelijke middelen gefluit Kan worden. Daar hier een Helper het bloedende Vat niet wel met den Vinger kan drukken, en men het lang vertoeven, te midden in de Kunstbewerking gaarne vermijdt, raade ik aan, als zagte middelen het Bloed niet fchielijk ftempen, de groote Vaten te onderfcheppen. De Bloedftorting moet -eftuit zijn, eer men met de Konstbewerking voortvaart, naardien het Bloed den Heeimeefter'belet te zien wat hij fnijdt, en hier zeer gewigtige Deelen nabij zijn. , & & t> _ Als het Bloeden ophoudt, en de Wonde gezuiverd is, opent men den Breukzak. De meefte Heelmeefters houden d.t voor het gewigtigfte gedeelte der Konstbewerkmg. Zij denken naamelijkt dat bij de eerfte mfmjding ,n den Zak , de Ingewanden die daarna liggen, zeer ligt gekwetst worden, en dat elke kwetzing van deeze Deelen zeer gevaarlijk is. Buden is dn.nogtans in de meefte gevallen valsch. Als men bij het openen van den Breukzak, de Handgreep volgt, die ik terftond zal aanbeveelen,zalmen de  over de BREUKEN. i6> de kwetzing der Ingewanden die in de Breuk liggen, zeer gemakkelijk mijden. Hierbij komt nog , dat in eene beklemde Breuk doorgaans een war.eragr.ig vogt onthouden wordt, dat de Darmen een weinig van den Buikring verwijdert, en dus het gevaar deezer kwetzing zeer vermindert. Geringe kwetzingen der Darmen zijn ook niet zo gevaarlijk als veelen denken. Ik heb dikwils gezien , dat men bij het Breukfnijden $e Darmen een weinig kwetfte. Men bragtze zonder bedenking te rug, en 'er volgde geen het minde kwaade Toeval. Ik ben 'er zeer verre af, om de Heelmeefters tot onagtzaamheid en onoplettenheid te verleiden,maar ik agte het ook mijn pligc te zijn, den moed op te wakkeren, waar men zonder Reden vrees aanjaagt. Zo wel het Vetvlies, dat den Breukzak bedekt, als ook de 'Breukzak zelve, zijn van verfchillende dikte. Arnaud vondt den Breukzak eens zes liniën dik. Bij kleine en verfche Breuken is de Zak met zijn Vetviies doorgaans dun en flap, bij oude en groote Breuken in tegendeel dik en hard. De Heer schmucker heeft waargenomen, dat oude Breuken ook dikwils een dunnen Breukzak hebben. Hij beweert, dat de Breukzak dan alleen dik is, als 'er, lang een Breukband is gedraagen; en dat hij in tegendeel altijd dun is, het zij de Breuk oud of versch is, als 'er geen Band gedraagen is. Uit het geen ik gezien heb, kan ik met Reden denken, dat de verfchillende dikte des Zaks, nog van den ouderdom der Breuk, nog van het gebruik eenes Breukbands, altoos en zeker afhangt, en dat de Heelmeefter, in het algemeen, niet met zekerheid vooruit kan zeggen , of de Breukzak dun of dik is. Maar na dat de Huid des Balzaks geopend is, kan hij het doorgaans zeer gemakkelijk door het gevoel ontdekken; en hij heeft Reden om daar agt op te geeven, en als de L 5 Breuk-  t?o VERHANDELING Breukzak dun is, het Mes met behoedzaamheid te beiheren, op dat hij niet onverhoeds den Breukzak doorfmjde, en de Darmen kwetze. De bekwaamftegemakkelijkfte, en zekerde wijze om den Breukzak te openen, is de volgende. Twee Helpers trekken met de vingers, of met ftompe haakjes, de randen der Huidswonde van elkander. Een derzelven heeft een Spons met Brandewijn bevogvgd m gereedheid, om de Wonde, zo dikwils het noooig is, van het Bloed te zuiveren. De Heelmeefter ontbloot eene plaats aan den Breukzak van het daarop liggende Vetvlies, omtrent zo groot als een halve Louis ffOr, op de volgende wijze. Hit vat met een fijn Tangetje een weinig van het Vetvlies trekt het geen hij gevat heeft, zo fterk als mogelijk in de hoogte, en fnijdt ft* met den Biftouri af. Hierbij heeft hij voornaamlijk oP twee zaaken te letten: vooreerst, dat hij altoos maar weinig van het Vetvlies vat want vat hij te veel, dan kan hij onweetende den Breukzak tevens vatten , en openfmjden; ten tweeden, dat hij de Biftouri altoos plat houde, dat is, dat hij de fnede niet na den Breukzak maar altoos na de zijde rigte, zo dat de vlakte van het Lemmet altoos op den Breukzak legt. Op deeze w.jze kan hij het Vetvlies altoos met laagen aflcheiden, en zeker zijn, dat h:j den Breukzak niet tegen zijnen wil kwetze. Als de plaats, waarvan men op deeze wiize het Vetvlies affeheidt, glad en glan'zig wordt J dan is de BreuKzak genoeg ontbloot. Deezen vat men nu met een fangetje, zo fijn als mogelijk , trekt de gevatte plaats ,n de hoogte, en fnijdt met den Biftoun die hier ook plat gehouden moet worden, het , bovenfte gedeelte digt bij het Tangetje af waarop terftond de opgeligte plaats nedervalt, en zig een opening in den Breukzak vertoont, waaruit door-  «ver r>e BREUKEN.- 17! doorgaans een weinig vogts vloeit. Op deeze wijze opent men den Breukzak zonder enige zwaarigheid of gevaar. Terwijl men de plaats, die men openen wil, met het Tangetje opligt , verwijdert men dezelve van de onderliggende Darmen, en ftelt zig dus geheel buiten gevaar, deezen te kwetzen. De affcheiding van het Vetvlies is nog moeilijk nog langwijlig; de Breukzak is doorgaans genoegzaam ontbloot, als men twee of drie laagen van het Vetvlies heeft weggenomen. Bij jonge Lieden en kleine Breuken is dit weefzel dikwils zo teder en zo weinig, dat men deszelfs affcheiding geheel kan nalaaten, en den Breukzak terftond vatten en 'openen. Somtijds voelt men, nadat de eerfte en dikfte laag van dit weefzel is weggenomen , de dobbering van enig vogt onder deeze plaats, en dan kan men, zonder voorheen heE Vetvlies verder af te zonderen, terftond den Breukzak geheel onbefchroomd openen. Somtijds is het vogt in den Breukzak zo veel, dat men reeds, zo ras de Huid des Balzaks geopend is,het zelve duidelijk voelt dobberen; en dan heeft men geheel niet noodig, zig met de affcheiding van het Vetvlies optehouden: 't zij dat 'er veel, 't zij dat 'er weinig Vetvlies op den Breukzak ligt, men kan terftond denzelven, zonder voorgaande affcheiding van het Vetvlies, onbefchroomd openen. De Heer pêtit verzekert , dat hij in deeze gevallen den Breukzak met een Lancet, gelijk een Ettergezwel, geopend heeft. Het is nogtans zekerer, denzelven ook hier met het Tangetje op te Ügten, ea gelijk boven gezegd is, te openen. Deeze eerfte opening in den Breukzak moet terftond benedenwaards zo wel als opwaards verlengd en verwijderd worden. Benedenwaards tot aan den bodem van het Gezwel, gelijk de fnede in de Huid des Balzaks, en om dezelfde Reden als deeze: maar  Y7* VERHANDELING opwaards niet tot aan den Buikring , gelijk doorgaans geleerd wordt. De Heelmeefter doet wel als hij het bovenfte gedeelte des Breukzaks, niet terftond tot in den Buikring opihijdt. Dit gedeelte des Breukzaks leidt, als het niet geopend is, de werktuigen tot verwijdering des Buikrings, zeer gevoegelijk tusichenden Zak en de Darmen opwaards in den Buikring. Als men dit gedeelte des Breukzaks van te vooren met twee vingers van de Slinkerban^ vat en hetzelve uit de holligheid van den Buik een weinig na zig haalt, en fpant, dan kan men op hetzelve de Sonde of den Vinger zeer gemakkelijk opwaards in den Buikring laaten glijden. Als men in tegendeel den Zak, tot in den Buikring heeft opgefneeden, dan zal men het dikwils zeer moeilijk vinden de Sonde of den Vinger in den Buikring te brengen. Beiden ftooten doorgaans tegen den hoek der fnede in den Breukzak, die zij tegenhoudt | en belet in te dringen; of de Smde dringt wel geheel tusfchen dea Buiknng en den Hals des Breukzaks in, en de Heelmeefter vindt, nadat hij de fnede tot verwijding des Buikrings gedaan heeft, dat hij alleen den Buikring, maar met het bovenfte deel van den Hals des Breukzaks doorgefneeden heeft, en vindt zig, om het laatfte ook door te fnijden, genoodzaakt, het Mes en de Sonde nog eens in te brengen. Ik kan mijne Leezers verzekeren, dat de Heelmeefter, door het waarneemen van deezen Regel, de verwijding van den Buikring, en alle handgreepen, die in denzelven gedaan moeten worden, merkelijk verligt. De verwijding der eerfte Infnijding in den. Breukzak gefchiedt meteen Schaar, die ftompfpkfche Bladen heeft, of met de gegroefde Sonde en den Biftouri. Zo ras de opening in den Breukzak zo groot js dat men 'er een Vinger inbrengen kan, móet men 'er den Wijsvinger van de Slinkerhand invoeren, en den Bi-  over de BREUKEN. «73 Biftouri of de Schaar op denzelven gebruiken. De Vinger is eene leevendige Sonde, en verhoedt alle kwetzingen der Deelen die in den Breukzak liggen op het zekerfte. De fnede in den Breukzak moet met die in de Huid des Balzaks dezelfde rigting hebben, en gelijklijnig loopen. Zo dra de Breukzak in zijn geheele lengte geopend is, zakken doorgaans de Darmen zodanig uit, ontwikkelen zig, rekken zig uit en gaan uit elkander, dat een onervaarene ligt vreezen, en denken kan , dat de Ingewanden van den Onderbuik, uic de holligheid van den Buik zakken. Dit is ondertusfchen zekerlijk niet te vreezen. De Darmen, die voor de Konstbewerking in eene naauwe plaats zaamengeperst waren, bekomen nu, zo dra de Breukzak opgefneeden' is, vrijheid, om zig uit te rekken en uit te breiden; en dit doen zij nu des te meer, hoe dikker en harder de Breukzak, en hoe grooter de Breuk is. Doorgaans gaat men , na de opening van den Breukzak, terftond over tot het verwijden van den Buikring. Dit moet men niet doen. De Darmen laaten zig dikwils terug brengen, fchoon de Buikring niet verwijd is, en het is om veele Redenen, die ik op eene andere plaats zal aanwijzen, altoos zeer goed, als men de verwijding des Buikrings kan nalaaten. Als men de Hals des Breukzaks in de Konstbewerking duidelijk vernaauwd vindt, en na dat dëeze, vernaauwing weggenomen is, den Vinger gemakkelijk in den Buikring brengen kan; dan is zekerlijk de Oorzaak der beklemming niet in den Buikring, en geen verftandig Heelmeefter kan dan befluiten denzelven te verwijden. De eerfte Proeve, om den Darm in te brengen, zal, indien 'er geene andere beletzelen plaats hebben, waarvan ik in het vervolg  *m VERHANDELING zal handelen, terftond gelukken. Hierom fchri.Vê ik den Regel voor, om altoos, zo dra de Breukzak geopend is, den Buikring met den Vinger te onderzoeken, eer men aan deszelfs verwijding denkt, en als men hem vrij en open vindt, terftond het inbrengen van den Darm te beproeven. Vindt men den Buikring, bij dit onderzoek opgevuld, en zo vast om de uitgezakte Deelen zaamengefnoerd, dat men'er zelfs geen deel van den Vinder kan inbrengen, dan is hij waarfchijnlijk de Oorzaak der beklemming; nogtans moet men hem niet terftond openlnijden , maar eerst door de volgende Handgreep , die zeer dikwils gelukt , de Darmen tragten m te hengen. Men vat den Darm, digt bij den Buikring, met twee Vingers, en trek' hem een weinig cn voorzigtig voorwaards uit den Buikring Voorzigtig, zeg ik, op dat men den Darm, als hij teder is, of het Darmfcheil niet fcheure Als de Darm zig niet gemakkelijk voorwaards laat trekken , dan beproeft men het inbrengen der Darmen dat doorgaans gelukt; want terwijl men de Darm voorttrekt, maakt men ruimte in den Buikring, ontwikkelt mislchien eene vouw, of veroorzaakt zulk eene verandering, die het inbrengen gemakkelijker maant. Maar ais dan het inbrengen nog niet "elukt dan is waarfchijnlijk het verwijden van den Buikrin^ onvermijdelijk noodzaakelijk. ° Eer men dit ondertusfehen verrigt, kan men den Darm overal zagtjes drukken, en na den Buikring ÏTen*r S'er, d°°r Zd mn enige Drek¬ ftoffe of Wind door den Buikring drukken, de uitrekking der uitgezakte Deelen verminderen, en het inbrengen derzelven verligten. Deeze Handgreep is voornaamlijk bij zulk eene beklemming aanle prijzen , die door ophooping der Drekftoffe ontftaat. ? Nogtans raade ik dezelve , zelfs ook in zulk een  ót£r de BREUKEN. \7$ geval, af, als de Darmen reeds hevig ontftoken zijn , waar het herhaalde drukken en ftrijken der Darmen ligtelijk nadeeüg kan zijn, waar men zig, in het algemeen, niet lang moet ophouden, met hec onderzoek om den Darm, zonder voorgaande verwijding des Buikring3, terug te brengen, maar daar men dè uitgezakte en ontftokene Deelen, de aandoening van de uitwendige Lugt, en de werking van alle prikkeling, zo fpoedig als mogelijk is moet onttrekken. Somtijds Haagt het inbrengen alleen hierom niet, om dat men daarbij dien Regel niet in agt neemt, ora dat gedeelte, dat laatst uitgezakt is, eerst terug to. drukken, of duidelijker, dat het naast aan den Buikring ligt; waarvan ik, in het vier-en-twintigfte Hoofdftuk, wijdloopiger zal handelen. De Darmen moeten altoos eer terug gedrukt worden dan het Net, en het Darmfcheil, eer dan de Darmen. Hec is onmogelijk, alle Deelen te gelijk in te brengen5 het eene moet noodzaakelijk voor het andere gaan. TWEE EN - TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Aanmerkingen op het voorgaande Hoofd/luk, JEer ik mijn Leezers zeg, hoe men den Buikring verwijdt, moet ik, bij het geen ik in het voorige Hoofdftuk gezegd heb , nog enige Aanmerkingen voegen. De Breuk nog oud nog groot zijnde, is het Vetvlies, dat op den Breukzak ligt, teder en dun, en de Breukzak verfchijnt, zo de Huid des Balzaks door-  VERHANDELING doorgefneeden is, zo glad, glanzig en gefpannen, dat een onervaarene hem ligt voor een Darm aanzien, en denken kan, dat de Breuk door verfcheuring ontftaan is. Saviard fpreekt, in zijne 163 Waarneeming van een geval, daar dit indedaad gebeurd is: en le dran fchijnt in zijne Operatien ook dergelijke gevallen waargenomen te hebben, want hij zegt: als de Breuk versch is, dan, is de Breukzak doorgaans een langwerpige Beurs, en zo dun en fijn, dat men hem zeer ligt voor een Darm kan aanzien, als zijne kleur niet bleeker, en zijne oppervlakte minder glad , dan een Darm was. Deeze dooling is ligt te vermijden. In de Darmen, die in de Breuk liggen, vindt men altoos roode op^ezwollene Bloedvaten, en ringswijze Vezelen ^en Piooiën; de Breukzak in tegendeel is gelijk rond, zonder Piooiën, door middel van het Vetvlies met den Balzak veréénigd,- en niet zo glanzig en glad ■als een Darm. En gefield zijnde , dat de Heelmeefter zijne dwaalirg niet bemerkte, zo zou het gevolg daarvan zijn, dat hij den Buikring buiten den Breukzak open lheedt, en den Breukzak met de onthoudene Deelen , ongeopend terug bragt, en dit zou, in de meefte gevallen, zonder gevaar en ongefchiktheid, gefchieden. De Vrees, om bij het openen van den Breukzak • een Darm te kwetzen, is waarfchijnlijk de Reden, dat men heeft aangeraaden, om den Breukzak geheel niet te openen, maar, zo dra de huid des Balzaks doorgefneeden is, terftond den Buikring te verwijden , en de Breuk, ongeopend, terug te brengen. Men denkt, dat men door deeze handelwijze het zwaariie gedeelte der Konstbewerking ontwijkt, 'en de beklemming nogtans zeker en volkomen' wegneemt. De Heeren arnaud en petit hebben deeze handelwijze -hec eerst voorgefteld. Men  o ver de B:R ë U K E N. 177 Men heeft het zig in laatere tijden bijna tot een pligt gemaakt, deeze handelwijze geheel en in alle gevallen te verwerpen ; de een heeft den ander nagepraat, en niemand heeft op het oogmerk des Uitvinders , nog op het Geval, waarin zij het alleen, aanprijzen, agt gegeeven. De redenen, die men daar tegen inbrengt, zijn de volgende* 1. Deeze handelwijze heeft geene nuttigheid nog voordeel, waarom men reden heeft om haar, boven de gewoone te verkiezen. Haare grond rust op het gevaar, dat 'er in het openen des Breukzaks is, en dit gevaar is ingebeeld. In één geval heeft het indedaad plaats; naamelijk dan, wanneer de Darm van onderen, en aan den Breukzak aangegroeid is. Hier kan men den Zak rtaauwlijks openen, zonder de Darmen, die aan denzelven vast kleeven, te kwetzen; maar juist hier, -daar zij indedaad noodig en voordeelig was, is deeze handelwijze onuitvoerlijk; want de Breuk kan hier niet terug gebragt worden, voor dat de Breukzak geopend is, en de Deelen, die 'er in liggen, van elkander, en van den Breukzak afgefcheiden zijn. 2. Deeze wijze van Konstbewerking is zwaar, ja dikwils geheel onuitvoerlijk. De volle gefpanne Breukzak belet den Heelmeefter, met den Vinger en het Mes den Buikring te bereiken. Deeze zwaarig. heid is vooral dan zeer groot, als de Breuk klein en rond is, en in de Liesch op den Buikring ligt, en als de Lijder vet is; zij is minder, als de Lijder mager is, en de Breuk in den Balzak ligt, daar derzelver bovenfte gedeelte doorgaans dun is. Dat deeze Tegenwerping in waarheid fomtijds gegrond is, heb ik zelfs ondervonden. Ik beproefde eens tot mijne leering den Buikring eerder open te fnijden, dan den Breukzak, en vondt het na herhaalde Proeven onmogelijk. Het is indedaad altoos veel gemakkelijker, L beei., M een  178 VERHANDELING een Werktuig binnen den Hals des Breukzaks, als buiten denzelven, in den Buikring te brengen. 3. Men ziet niet dat van deeze handelwijze het minde voordeel te verwagten is. De Breukzak blijft na de Konstbewerking altoos in den Balzak, en het is duidelijk van even veel belangs, of dezelve daar geheel en ongeopend of doorgefneeden ligt. Men kan in tegendeel bijna beweeren, dat de Lijder bij deeze wijze van behandeling, veel minder hoop heeft, om volkomen en voor altoos van zijne Breuk geneezen te worden, dan bij de gewoone. Bij deeze kan men, nadat de Zak geopend is , en de uitgezakte Deelen terug gebragt zijn , den Hals des Breukzaks fcarificeeren, en daardoor de volkomene geneezing bevorderen; van dit mogelijke voordeel berooft men zig, als men den Breukzak niet opent. 4. De Deelen, die in den Breukzak gevonden worden , zijn dikwils befchadigt en verdorven, of hevig ontdoken en zeer nabij de Verderving. Dit ontdekt men fomwijlen niet eer, dan nadat de Breukzak geopend is. De Breuk ongeopend terug gebragt zijnde, brengt men misfchien aangedaane en reeds verftorvene Deelen in de holligheid van den Buik, en het gevolg daarvan is de Dood. Men is ten minften niet zeker, dat de onthoudene Deelen der Breuk onbefchadigd zijn, en bij gevolg is men, ten opzigte van het gelukkige gevolg der Konstbewerking, in de grootfte onzekerheid. De ondervinding bewijst, dat dit indeuaad fomtijds gebeurd is. De Heer acrel(ö) bragt eens door de Konstbewerking eene Breuk ongeopend terug. De Lijder ftierf na de Operatie, en men vondt den Darm verftorven. De Heer le dran (b~\ verhaalt een dergelijk geval. 5. He (a) KranlengefcliicTit?, p. 163. (b) Heelkundige Waarneemingen, 2 Deel. Waarn. 59,  over de BREUKEN. 173 f. De Deelen, die in de Breuk liggen, zijn fomtijds met elkander en met den Breukzak aangewasfen. Als men den Breukzak opent, kan men ze van elkander affcheiden en terug brengen. Zonder dat de Breukzak geopend wordt, heeft deeze affcheiding geheel geene plaats, en de Breuk laat zig of geheel niet terug drukken , of indien zij terug gebragt wordt, flingeren deeze aan elkander gekleefde Deelen zig zodanig om elkander, dat'er doodelijk Darmwee, Heus, op volgt. Dit heeft men niet te vreezen, als men den Breukzak opent, en de Deelen van elkander fcheidt. 6. Men vindt fomtijds in den Breukzak eene aanmerkelijke menigte fcherp Water. Cheselden vondt 'er eens twee ponden Hinkende Wei in. Deeze Wei werdt in de holligheid van dén Buik gebragt , terwijl de Breuk ongeopend terug gebragt werdt. En het is te vreezen, dat zij daar niet alleen veelerleië ongefteldheden , maar ook veel gevaars veroorzaakt. De Breuk geopend zijnde worde deeze Wei ontlast, en de Lijder is, van deezen kant, van alle gevaar bevrijd. 7. Eindelijk heeft deeze handelwijze geheel geene plaats, als de oorzaak der beklemming niet in den Buikring, maar in den Hals des Breukzaks, of in een ander bevat of bevattend Deel der Breuk ligt; dewijl hier de beklemming, zonder het openen van den Breukzak, geheel niet weggenomen , en gevolglijk de Breuk niet ingebragt kan worden. Dit zijn de Tegenwerpingen, die men doorgaans tegen deeze handelwijze inbrengt. Zij fchijnen van enig belang te zijn , maar zij zijn op verre na zo gewigtig niet, nog bewijzen zo veel-, als zeer veelen denken. Men gaat doorgaans met het prijzen of veragten van iets te ver. Zij is zekerlijk in alle gevallen niet uit te voeren; maar even zo zeker is zij M 2 ook  ,«8o VERHANDELING ook in alle gevallen niet te verwerpen. Ook heeft haare Uitvinder dezelve niet in het algemeen, maar alleen in zekere bepaalde gevallen aangepreezen. Men heeft den Heer petit de gedagten van her, algemeene nut deezer handelwijze als opgedrongen en aangetijgd, om dezelve in het algemeen te kunnen verwerpen. Hierom zal ik de even aangevoerde redenen tegen deeze handelwijze onderzoeken, en, daar het noodig is, wederleggen. De Heer petit (V) beveelt dezelve uitdrukkelijk alleen in dat geval, waar de Breuk niet oud is, de Beklemming niet lang geduurd heeft, en de Toevallen niet ten uiterften hevig, bedenkelijk of verdagt zijn. Ook beveelt de Heer la faie (b) dezelve alleen in deeze gevallen. Dus zal ongetwijfeld een verftandig Heelmeefter niet onderneemen, dezelve uit te voeren bij oude, aangegroeide, reeds zedert langen tijd oningebragte Breuken, of in gevallen , waar de Oorzaak der beklemming niet in den Buikring, maar in den Hals des Breukzaks, of in een der onthoudene deelen der Breuk ligt; of in gevallen, waar de Toevallen reeds zo hevig zijn, en zo lang geduurd hebben, dat men reden heeft om reeds voor verfterving te vreezen; ja geen verftandig Heelmeefter zal gelooven, dat het den Heer petit heeft kunnen invallen, dezelve in deeze gevallen aan te prijzen. Zij kan dus , buiten alle tegenfpraak, dan alleen plaats vinden, als de Breuk nieuw is, en men fpoedig tot de Konstbewerking befluit. Maar als men tegenwerpt, dat ook dan, als de beklemming nog niet lang geduurd heeft, de Toevallen niet zeer hevig zijn, en het gevaar van Ver- fter- (a) Traité des Maladies Chirurgicales, Tom. II. (*) Operatiens de diohiï, p. 344. net. a,  over de BREUKEN. 181 fterving nog zeer ver af fchijnt te zijn, 'er nogtarjs gantsch onverwagt reeds een beginnende Verderving in de Breuk zijn kan, en dac men dus, met deeze handelwijze , niet zeker is, zelfs al heeft men tijdig, en eer nog de Toevallen hevig zijn, en de beklemming lang geduurd heeft, tot de Konstbewerking beflooten , zo antwoord ik het volgende. Als de Heelmeefter, nadat hij reeds tot de Konstbewerking bellooten heeft, nog eene proeve waagt , om de Breuk door Tabaksrook, door de Taxis , of door een ander zagter Middel terug te brengen, en de proeve gelukt, dan is de Breuk ook ongeopend terug gebragt, en de daarin liggende Deelen kunnen tegen vermoeden beleedigd zijn. Waarom zou nn het zelve door de Taxis niet te vreezen zijn, hetgeen men, een half kwartier laater, door de Konstbewerking vreest? En zal men dan nu den Heelmeefter om deeze laatfte gelukkige proeve laaken ? Of zal een verftandig Heelmeefter, door deeze Redenen, zig van zulk eene proeve laaten afhouden? Ja zullen deeze Redenen niet in het algemeen de Taxis, de Tabaksklifteer, en alle andere Middelen doen verwerpen? Want alle deeze Middelen brengen de Breuk ongeopend terug, en een gedeelte van de Breuk, kan den eerften dag der beklemming reeds beleedigd zijn. Het vogt, dat fomtijds in den Breukzak vergaderd wordt, kan geen nadeel doen. Het is dat vogt, dat natuurlijker wijze en altijd in de holligheid van den Buik afgefcheiden wordt, maar dat nu in eene tegennatuurlijke menigte is. Het wordt doorgaans , geduurende de beklemming, gevormd, en zo dra de beklemming weggenomen is, wordt het opgeflorpt en verdeeld. Deeze handelwijze befchouwt men doorgaans met een te vlugtig oog, als men in dezelve geen voordeel ontdekt. Waarom zou men dan den Breukzak in dé" M 3 Konst- "  i8a VERHANDELING Konstbewerking openen? Om beleedigde Deelen in denzelven, behoorlijk te kunnen behandelen , aangroeijingen af te fcheiden, en de Oorzaak der beklemming, als zij in den Breuk gelegen is, weg te neemen. En als 'er nu geen Deel in de Breuk beleedigd geen Deel aangegroeid, de Oorzaak der beklemming buiten den Breukzak is; waarom zou men dan den Breukzak openen? Om geene Reden, denk ik. Is de opening des Breukzaks, in dit geval , met ten minften eene overtollige en onnoodige handgreep? En zou men in dit geval de Breuk niet ongeopend terug brengen, alleen om dat het niet noodig is, haar te openen? De handelwijze van den Heer petit heeft ook indedaad enige voordeelen. Men heeft in dit geval eene handgreep minder te doen; en hoe minder handgreepen bij eene Konstbewerking noodig zijn, hoe eenvoudiger, zekerer, gemakkelijker en volkomener zij is. Men loopt hier geen gevaar van de Darmen te kwetzen, naardien zij geheel niet ontbloot worden. En als dit voordeel, voor een ervaaren Heelmeefter, die dergelijke kwetzingen gemakkelijk vermijdt, van niet veel belang is, zo is het ten minften voor een min geoeffenden Heelmeefter van veel belang. En eindelijk worden, door deeze handelwijze, de Darmen geheel bevrijd van de uitwendige aandoening der Lugt, en niemand zal ontkennen, dat dit een weezenlijk voordeel is. Eindelijk is deeze handelwijze ook niet zwaar, als men daarbij eene Sonde gebruikt, die aan het eind geboogen is. Deeze kan men gemakkelijk onder den bovenften rand des Buikrings fchuiven, en op dezelve een kromme Biftouri, waarmede de fnede gefchiedt m den Buikring. Met een regte Biftouri, en eene regte Sonde of met den Vinger, kan men waarlijk deeze Konstbewerking niet wei verrigten. Dus  over de BREUKEN. 183 Dus houde ik het daar voor, dat deeze wijze van Konstbewerking geenzins in het algemeen en in alle gevallen verwerplijk is, maar dat zij fomtijds en in zekere bepaalde omftandigheden, met nut 'en voordeel verrigt kan worden. De wijze om den Breukzak te openen, die ik boven befchreeven heb, is naar mijne gedagten de gemakkelijkfte en zekerfte. Anderen verrigten dit gedeelte der Konstbewerking op eene andere wijze ; en verfcheiden met veel onnoodigen omflag. Enigen verfcheuren het Vetvlies, dat op den Breukzak ligt, met de Nagels; anderen met het fcherpe handvatzei van een Scalpel. Enigen ligten de laagen van het Vetvlies met eene fpitfche Sonde op; anderen doen het op eene andere wijze. Als de Darm, op de plaats waar men den Breukzak opent, aan den Breukzak vast gegroeid is, kwetst men den Darm, met de eerfte infnijding in den Breukzak , zeer ligt. Deeze ligte kwetzing is op zig zelfs zo gevaarlijk niet, als men ze terftond ontdekt; en de reuk der Drekftoffe, die zig terftond verfpreidt, en de uitvloeiende Drekftoffe zelfs, doet haar zeer gemakkelijk kennen. Maar als men den begaanen misflag niet ontdekt, de Sonde in de gemaakte opening fteekt, en Darm en Breukzak te gelijk opfnijdt, wordt die misflag gevaarlijk, ja doodelijk. Hierom is het een gewigtige Regel, zo dra men de Breukzak door de eerfte kleine fnede geopend heeft, de gemaakte opening te onderzoeken, eer men dezelve verwijdt. Ik zal beneden, in het Hoofdftuk van de aangegroeide Breuken, wijdloopiger van deeze omftandigheid handelen. M 4 DRIE*  i84 VERHANDELING DRIE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK, Van de Verwijding des Buikrings. De verwijding des Buikrings door de fnede, gefchiedt naar mijne gedagten, op de volgende wijze het zekerfte en gemakkelijkfte. Men zet den Wijsvinger van de Slinkerhand, binnen in den Hals des Breukzaks, vast op den bovenften rand van den Buikring, en drukt hem in den Buikring, zo veel als dit zonder groot geweld gefchieden kan. Deeze Vinger beftiert het Mes, terwijl de overige Vingers en de Hand de Darmen terug drukken, en van het Mes afhouden. Op deezen Vinger brengt men het krom en aan de punt ftomp Scalpel, met den rug naar den Vinger gekeerd, in, en drukt het tusfchen den Vinger en den bovenften rand des Buikrin°-s in den Buikring. Zo als het Mes indringt, laat men de Hand een weinig zakken, op dat de fnede inwendig op het Darmnet ligge, en daar niet kan verwijderd worden. Terwijl het indringt, fnijdt het den bovenften rand des Buikrings door, en op het zelfde oogenblik moet de Heelmeefter den Vinger a°>ter in den Buikring duwen, en met denzelven het Mes bedekken. De fnede moet na den Navel gerigt zijn. Zo dra de Vinger plaats in den Buikring heeft, is zij groot genoeg. Het enige, waarop men, in dit deel der Konstbewerking, moet letten, is, dat de Deelen, die in den Buikring en in de holligheid van den Buik liggen , door het Mes niet gekwetst worden. Ik ken geene handelwijze, waarbij men dit minder te Yreezen heeft, dan bij deeze. De Hand en de Vin- ge?  over de BREUKEN. 185 ger houden de Darmen terug, op dat zij niet voor de fnede van het Mes komen. De punt van hec Mes is ftomp, en kan dus niets in den Buikring en in de holligheid van den Buik kwetzen. De fnede van het Mes verwijdert zig binnen in de holligheid van den Buik niet van het Darmfcheil, gedeeltelijk om dat het Mes geboogen is, gedeeltelijk om dat de Heelmeefter de hand laat zakken, terwijl het Mes indringt, en gevolgelijk kan de fnede ook niets kwetzen. Hier bij komt , dat de Vinger te gelijk het Mes volgt, en alle gevaar van kwetzing wegneemt. Het Mes, dat men tot deeze handgreep gebruikt, moet een Scalpel zijn, dat een ftompe punt heeft, en digt bij de punt geboogen is. Een Biftouri, in het Hegt beweeglijk zijnde, is daartoe onbekwaam. De Punt moet ftomp zijn, maar met geen knop voorzien , want een knop dringt niet gemakkelijk in den Buikring, en als hij indringt, drukt, wrijft en krabt hij. Een regt Mes beleedigt ligtelijk iets in de holligheid van den Buik, dewijl men des/eifs fnede niet binnen in de holligheid van den Buik op het Buikvlies kan leggen. Men heeft tot het doorfnijden van den Buikring verfcheide Werktuigen uitgevonden , waarvan het oogmerk zekerheid en bekwaamheid is. De voornaamilenzijn de gevleugelde Sonde van mery f»: de Buikbiftouri van mor and (£): het Breukfnijmes van le dran (e): en het gemeena verborge Breukfnijmes (d). Ik houde alle deeze Werktuigen voor onnut, en veel onzekerer en ongefchikter, dan de eenvoudige Scalpel, die ik aangepreezen heb. Daar 00 Heister, Tab. 24. Fig. 8. (b) L. C. Fig. 9. (r) L. C. Fig. 10, 11. 00 L. C. Turn. 25. Fig. 1 en 2. M 5  186 VERHANDELING Daar ik mijnen Leezers gaarne alleen zulke dingen wilde zeggen, daar hij weezenlijk nut van kan hebben , zal ik mij met het verhaal der gebreken van onnutte Werktuigen niet lang ophouden. Dus maar een woord of twee hier van. De Vinger verdient, gelijk men in alle gevallen, zoo ook in dit, de voorkeur boven de Sonde. De Sonde moet door den Buikring , die met Darmen opgevuld is, tot in de holligheid van den Buik geftooten worden; en dit gefchiedt niet zonder kwetzing der ontftokene Darmen, die in den Buikring liggen ; ja fomtijds niet zonder kwetzing der Darmen binnen in de holligheid van den Buik. Ik heb, zegt a rnaud (V), dikwils gezien, dat men met de punt der Sonde een Darm doorgeftooten heeft. Dit is van den Vinger niet te vreezen. De Vleugels der Sonde doen wel iets, maar op verre na niet genoeg; veel beter houdt de Hand en de Vinger den Darm terug. Het gemeene verborge Breukfnijmes is een zeer gevaarlijk werktuig. Het voorfte gedeelte van het Lemmet komt altoos het eerst en het fterkst uit den koker vooruit, en dit deel van het Lemmet is in de Buiksholte, en moet dus noodwendig de Darmen kwetzen. De Biftouri van mor and is zo onbruikbaar, dat het de moeite niet waardig is, dezelve te beoordee* len. De Heer mor and zelfs, toen ik hem zeide, dat dit zijn Werktuig in verfcheide Duitfche Boeken afgebeeld is, gaf zijne verwondering te kennen, dac men deeze onnutte Uitvinding zijner jeugd in Duitschland zo veel Eer aandeedt. Het Breukmes van le dran i$ onder allen hee bes- (a) Traité des Hernies, T. II. p. 16.  over.de BREUKEN. 187 beste; maar op verre na zo bekwaam niet als de eenvoudige Scalpel. De fnede van dit werkcuig is in de holligheid van den Buik onbedekt, en kan.dus ligt iets kwetzen. Door middel van de plaatzing van het Lemmet verwijdert het uitwendig fterk, inwendig weinig, en dit is voornaamlijk kwaad , als de? Oorzaak der Beklemming agter den Buikring, in het bovenfte deel van den Hals des Breukzaks, ligt. Enigen verwijden den Buikring met een Schaar. Ik kan geen Werktuig, dat tot deeze handgreep ongefchikter is, dan een Schaar. Het eenvoudige, een weinig gekromde, en met een ftompe punt voorziene Scalpel, op den Vinger ingebragt, is het bekwaamde en zekerfte Werktuig. De Heelmeefters zijn, ten opzigte van de rigting der fnede, waar door de Buikring verwijd wordt, van verfchillende gedagten. Heister, plattnier en bertrandi, willen haar inwaards en opwaards, dat is, na de witte linie, Linea alba^ of, naauwkeuriger, na den Navel; sharp in tegendeel, la faie en pott opwaards en buitenwaards , dat is , na den bovenften rand van het Heupbeen, rigten. De rigting deezer fnede hangt van twee omftandigheden af, waar op de Heelmeefter wel moet letten. En wel eerftelijk van den loop der Buikllagader, die zorgvuldig vermijd moet worden, dewijl haare kwetzing, wegens de Bloedftorting, die moeilijk te Billen is, indedaad gevaar met zig brengt. Dat deeze flagader, in waarheid bij deeze handgreep gekwetst kan worden, bewijst de Heer bertrandi (ji) doör eene Waarneeming van iemand, die twee uuren na de Konstbewerking onverhoeds ftierf. (o) Operations de ■ Chirurgie, p. 29*  i88 VERHANDELING ftierf. Men vondt de holligheid van den Buik vol geronnen Bloed, en de Buikflagader gekwetst. Bij de Konstbewerking op de Lieschbreuk, is ondertusfchen het gevaar, om deeze flagader te kwetzen, zo groot niet, als bij die op de Dijebreuk. En dit gevaar is veel geringer, als men de fnede na den Navel dan dat men dezelve na den bovenften rand van het Heupbeen rigt. De Buikflagader gaat doorgaans voorbij den uitwendigen en bovenften boek van den Buikring, cn hierom is het zeer duidelijk, dat men zeer groot gevaar loopt deeze flagader te kwetzen, als men deezen uitwendigen hoek des Buikrings doorfnijdt; dat is , als men de fnede na den bovenften rand van het Heupbeen rigt. Om deeze raden voB ge ik de Heer platner en bertrandi, cn fnijde den Buikring na den Navel toe door. Het is ondertusfchen, ten opzigte van deeze Slagader , altoos raadzaam , de fnede niet onnoodig groot en lang te maaken; en als men om enige redenen genoodzaakt is, de fnede ongewoon groot te maaken , en de eerfte fnede door een tweede te verlen,gen, altoos voortaan met den Vinger wel te voelen, of men daar klopping voelt, waarheen men fnijden wil. Dit is de beste weg, om bij groote fneden de kwetzing deezer Slagader te mijden. Bij de gewoone kleine fnede is dit geheel niet te vreezen; voornaamlijk als zij na den Navel gerigt wordt. Somtijds heeft men deeze Slagader gekwetst, zonder het te merken. Het Bloed, dat uit dezelve vloeit, komt, in zulk een geval uitwendig niet te voorfchijn, maar dringt in de holligheid van den Buik, de Lijder bloedt, zonder dat men het weet, en hij fterft zonder fchijnbaare Oorzaak. Hierom fchrijf ik dien gewigtigen Regel voor, dat men den Lijder na de Konstbewerking niet alleen moet laaten, en 'er ten minften den eerften dag na dezelve, altoos iemand bij  over de BREUKEN. ity' bij hem moet zijn , die naauwkeurig agt' op hera geeft. Heeft men nogtans, in weerwil van al de voorzorg, die ik heb aanbevolen , deeze Slagader gekwetst, dan is de onderfchepping het enige zekere Middel, om de Bloedftorting te ftillen. In de rigting der fnede in den Buikring moet men nog op eene tweede omftandigheid letten. Naamelijk , als men de fnede naar den bovenften rand van het Heupbeen rigt, fnijdt men de vleezige vezelen van den Buikring niet overdwarsch door, maar men fcheidtze naar de lengte van elkander; als men in tegendeel de fnede na den Navel rigt, dan worden deeze vleezige vezelen dwarsch doorgefneeden. En hieruit vreest men niet alleen kwaade Toevallen , dewijl men denkt, dat Wonden van vleezige Deelen altoos met gevaar en zwaarigheden verbonden zijn, maar men beweert ook, dat de dwarfche fnede in den bovenften rand des Buikrings, terftond zo fterk van elkander wijkende, zig niet weder vereenigt, en dat bijgevolg de Buikring na de Konstbewerking ongewoon wijd en open blijft, en de Lijder de hoop tot de volkomene Geneezing, die door de vernaauwing en ftuiting van den Buikring en van den Hals des Breukzaks afhangt, voor altijd verliest. Dit alles heeft men niet te vreezen, als men de fnede na de Heupbeenderen rigt, en de vleezige vezelen des Buikrings naar de lengte van elkander fcheidt. Deeze vereenigen zig weder, vernaauwen den Buikring, en worden door zulk eene fnede geheel niet gekwetst. Hoe voldoende deeze Gronden fchijnen te wezen echter zijn zij ontoereikende. Het Gevaar, dat men met de dwarfche fnede f door den bovenften rand van den Buikring zou loopen, en waarom de Heer gunz ook aanraadt, de fnede na het Heupbeen te rigten, beftaat bij inbeelding. Heeft men wel ooit kwaa^  ipo VERHANDELING kwaade Toevallen waargenomen, die men met regt op rekening van deeze dwarfche fnede kon (lellen? Ik heb zelf deeze Konstbewerking verfcheiden maaien verrigt, dezelve dikwils door andere Heelmeefters zien doen, en niet een zulk Toeval waargenomen. Ik kan mij ook niet te binnen brengen, eene Waarneeming geleezen of gehoord te hebben, waaruit men, met enige zekerheid, befluiten kan, dat deeze dwarfche fnede indedaad kwaade Toevallen verwekt. Ik geloof dus, dat de vrees voor dergelijke Toevallen geheel ongegrond is. De fnede na de Heupbeanderen, die de vleezige vezelen van den Buikring, in de lengte van elkander doet wijken, verfchaft zelden plaats genoeg, en moet zeer groot zijn, als zij de beklemde Deelen bevrijden zal. Een kleine infnijding in tegendeel, door den bovenften rand van den Buikring, verfchaft terftond ruimte. En eindebjk mogen de dwarsch doorgefneeden Vleeschvezelen van den bovenften rand des Buikrings indedaad ver van elkander wijken, en niet weder tot elkander naderen; maar hieruit volgt niet, dat de gemaakte dwarfche fnede altoos open blijft, de Buikring tegennatuurlijk wijd wordt, en de hoop tot de volkomene Geneezing geheel verboren gaat; want de fnede kan met nieuw Vleesch aangevuld worden en fluiten , fchoon de doorgefneede Vleeschvezelen elkander niet raaken. Ik, van mijnen kant, houde het dus met hun, die de fnede na den Navel rigten, en den bovenften rand des Buikrings dwarsch doorfnijden, en verzekere, dat ik dit met het beste gevolg gedaan heb. Men heeft ook de lengte der fnede naauwkeurig willen bepaalen. Sharp zegt , dat zij een Duim lang moet zijn. Dit is in fommige Gevallen niet genoeg, en in andere te lang. De fnede moet zo groot zijn, dat de beklemming weggenomen wordt, en  over de BREUKEN. 19! en deeze is zeker weggenomen, als de Vinger plaats heeft in den Buikring. Men moet dus het Mes en de Vinger bijna ten gelijken tijde in den Buikring drukken: terwijl de Vinger te gelijk met het Mes, of liever terftond agter de punt van het Mes heen, in den Buikring dringt, drukt men de fnede van hec Mes zo diep in den bovenften rand des Buikrings, tot dat men eene behoorlijke ruimte in den Buikring heeft; en dan kan men het Mes terftond terug haaien. Het Mes moet zig dus maar lijdelijk houden; de Vinger drukt het zo diep als noodig is, dat is, tot dat hij ruimte in den Buikring heeft. En als hij die heeft, is de beklemming zeker weggenomen. Maar de fnede moet ook niet klein zijn; want, om redenen, die ik in het vervolg zal aantoonen, moet men den Vinger noodzaakelijk vrij, en zonder enige moeite in den Buikring kunnen brengen. In enige weinige buitengewoone Gevallen, is men fomtijds genoodzaakt, deeze eerfte fnede nog te verlengen, en dus de fnede grooter te maaken, dan ik zo even gezegd heb. Het Net en het Darmfcheil, in de Breuk bevat, is fomwijlen met verharde Gezwellen en knobbels bezet, of met klompen zaamen gekleefd, die door den Buikring niet terug gebragt kunnen worden, als dezelve niet buitengewoon verwijd is. Als men deeze klompen en knobbels, om enige reden niet affnijden, maar terug wil brengen, moet men de eerfte fnede dikwils nog vergrooten. Maar dit moet men niet, gelijk de Heer garemgeot, met de Schaar, het ongefchikfte Werktuig tot deeze handgreep, maar met den Vinger en dezelfde Scalpel doen, waarmede men de eerfte infnijding gemaakt heeft. De Heer bertrandi (V) geeft den raad, om ter- (a) Operatic-iis de Chirurgie, p. 30.  102 VERHANDELING terftond, als de Buikring door de eerfte infnijding verwijd is,: den Vinger in denzelven te brengen, en naauwkeurig te onderzoeken, of de inwendige fchuinfche, en de dwarfche fpieren ook misfchien deel aart deeze beklemming hebben; en als zij, zo als de Heer bertrandi eens heeft waargenomen, daarin deelen, deszelfs onderften rand door te fnijden. Dit is dus ook een Geval, waarin men bij de verwijding des Buikrings tweemaal het Mes gebruiken moet. Het gevaar, om bij de verwijding des Buikrings den Darm te kwetzen, is de Reden, dat men hec Voorftel gedaan heeft den Buikring te verwijden, eer de Breukzak geopend is. De beroemde petit is, zo veel ik weet, de eerfte, die dit voorftel ge daan heeft, en de Heer gunz fchijnt hetzelve zeer voordeelig te vinden. Zo dra de Breuk geopend is, breiden zig de onthoudene Deelen uit, en tusfchen deeze Deelen moet het Mes door den Buikring tot in de holligheid van den Buik gebragt worden. Wie ziet niet, dat hier het gevaar, van de Darmen te kwetzen, niet klein is ? Volgens het Voorftel van den Heer petit wordt in tegendeel, bij een nog volkomen geflooten Breukzak, het Mes buiten den Hals des Breukzaks onder den bovenften rand des Buikrings gefchooven. Het is hier dus niet alleen onmogelijk, de Darmen in den Breukzak of in de holligheid van den Buik te kwetzen, maar men zal hier ook den Buikring geheel alleen, en niet, gelijk bij de gewoone- Methode, te gelijk het Buikvlies in den Buik, doorfnijden. Deeze laatfte omftandigheid fchijnt de Heer gunz, die de Wonden van het Buikvlies zeer fchijnt te vreezen, voornaamlijk van gewigt te zijn. Deeze handelwijze van den Heer petit heeft geen bijzonder geluk gehad: men heeft ze zelden gevolgd, vergeeten, verworpen, en wel om de volgen-  over. de BREUKEN. 193 gende redenen. Het gevaar, om bij de verwijding des Buikrings volgens de gewoone wijze, de Darmen te kwetzen, is zo groot niet, als men met oplettenhcid, en op die wijze, als ik boven gezegd heb, daarbij te werk gaat. Dus is de voornaame Reden, Waarop deeze Methode rust, zeer wankel. Het is, zo als ik boven reeds gezegd heb , fomtijds , en voornaamlijk als het bovenfte deel der Breuk vol en dik is, zeer moeilijk, het Mes onder den bovenften rand des Buikrings buiten den Breukzak te brengen. — Men zal, volgens deeze Methode, dikwils buiten noodzaakelijkheid in den Buikring fnijden; want de Buikring is niet altijd de oorzaak der beklemming; maar dit ontdekt men zelden eerder, dan na dat de Breukzak geopend is. — Ook wanneer de Buikring de oorzaak der beklemming is, zal men dikwils buiten noodzaakelijkheid in denzelven fnijden, want de Darmen kunnen ook in dit geval dikwils geheel terug gebragt worden, zonder dat de Buikring verwijd is. Maar het onderzoek om dezelven terug te brengen, heeft niet eer plaats, dan na dat de Breukzak geopend is. Deeze grondftelling is van belang, als men bedenkt, dat de fnede in den Buikring eene bedenkelijke Wonde is. Voorts ligt de oorzaak der heklemming, fomtijds in het bovenfte gedeelte van den Hals des Breukzaks, die in en agter den Buikring gevonden wordt, en fomtijds tegennatuurlijk vernaauwd en Verhard is. * Als de Breukzak geopend, en het Mes binnen in den Hals des Breukzaks in den Buikring gebragt wordt, doorfnijdt het te gelijk en op eenmaal het bovenfte gedeelte van den Hals des Breukzaks en den Buikring, en neemt dus de beklemming weg, het zij dan dat zij in dit gedeelte van den Breukzak of in den Buikring zit. Daar in tegendeel, als het Mes buiten den Breukzak, naar de wijze van p e t i x ingebragt wordt, 1. deel. N de  194 VERHANDELING de Buikring geheel alleen doorgefneeden wordt, en de Heelmeefter zig dikwils genoodzaakt vindt, om na het openen van den Breukzak , het Mes nog eens in te brengen , om het vernaauwde bovenfte gedeelte van den Hals des Breukzaks door te fnijden. Eindelijk kan het gebeuren, dat, zo dra de Buikring , naar de wijze van petit doorgefneeden, •en de beklemming weggenomen is, de Breuk, eer zij nog geopend is, plotslijk en onverhoeds in de holligheid van den Buik terug keert. Dit is in het algemeen wel geen groot ongeluk; maar ondertus.fchen kunnen, in zulk een geval, de Deelen die in de Ereuk liggen, veelerlei gebreken hebben , die den Heelmeefter , voor dat hij de Breuk inbragt, hadt moeten onderzoeken en wegneemen, en die dan niet weggenomen kunnen worden, en in de holligheid van den Buik ligtelijk veelerlei gevaar veroorzaken. Dat dit indedaad fomtijds gebeurd is , bewijst een geval, dat de Heer acrell in zijne Heelkundige Gevallen verhaalt. Hij verwijdde den Buikring, naar de even aangehaalde wijze van petit, eer de Breukzak geopend was; en naauwlijks was dit gefchiedt, wanneer de Breuk plotslijk en ongeopend terug keerde. Men liet het daarbij berusten, dewijl men geene Reden dagt te hebben, enig gebrek in de Breuk te vermoeden; maar na enige weeken kreeg de Lijder de Toevallen van het Darmwee, Mifercre, en ftierf. Men vondt in zijn Lighaam , den terug gebragten Darm op eene plaats zodanig vernaauwd, dat 'er bijkans geen Pennefchachc door kon gaan. Hadt men den Breukzak geopend dan zou men deeze Oorzaak des Doods bij tijds hebben kunnen ontdekken en wegneemen. Dit zijn de gronden, die men tegen deeze wijze van Konstbewerken kan bijbrengen. Men is onder- tap*  o ver d e BREUKEN. 195 ïusfchen ook bij deeze gelegenheid met het verasten te ver gegaan , terwijl men dezelve geheel en al verworpen heeft: Ik beweer, dat deeze wijze van Konstbewerking, in zekere gevallen, met groot en wezenlijk voordeel verbonden is, en dat men in de bijgebragte bewijzen tegen dezelve veel te ver gegaan is. Dit beide zal ik bewijzen. Het is te ver gegaan, als men beweert, dat bij bet infnijden in den Buikring, het minlle gevaar niet fteekt. De gekromde Sonde van petit , die ik boven reeds befchreeven heb , verligt de infnijding des Buikrings buiteu den Breukzak zeer. — Men kan doorgaans voorzien, of de Buikring de Oorzaak der beklemming is, dan niet, en men loopt bij gevolg geen gevaar, denzelven dikwils zonder noodzaakelijkheid te fnijden. En gefield , dit gefchiedde in het een of ander geval, dan is deezen misflag nogtans met geen gevaar verbonden, want de fnede in den Buikring is op zig zelfs eene niets beduidende wonde. — Als de Breuk , na de verwijding des Buikrings, ongeopend en plotslijk terug keert, kan men dezelve terftond en zeer gemakkelijk weder doen uitkomen, als men de Lijder op de Voeten laat ftaan, hoeften, niezen enz. Ik heb gezegd dat deeze wijze van Konstbewerking, in twee gevallen, met groot en wezenlijk voordeel verbonden is. Het eerfte geval vindt plaats, als de Breuk in den hoegften graad aangegroeid is, en de deelen in de Breuk onder zig zeiven en aan den Breukzak in alle punten vast gekleefd zijn. Zulk eene Breuk kan en moet, zelfs als zij beklemd is, niet terug gebragt worden; naardien het onmogelijk of gevaarlijk zijn zoude , de aangegroeide Deelen van elkander te fcheiden. Het komt 'er hier alleen op aan , de beklemming weg te neemen 7 en deeze ligt doorgaans in den Buikring. De BreukN 2 aak  196 VERHANDELING zak te openen, en den Buikring binnen in den Haïs des Breukzaks door te fnijden, is moeilijk, onmogelijk, gevaarlijk, onnoodig. Men laate de Breuk ongeopend, en verwijde den Buikring buiten de Breuk. Ziet men in het vervolg, dat de Deelen in den Breukzak beleedigd zijn, dan kan men naderhand altijd den Breukzak nog openen. Ik onthoude mij, van dit geval hier wijdloopiger te handelen, dewijl ik beneden, in het Hoofdftuk van de aangegroeide Breuken het zelve volkomen en naauwkeurig zal afhandelen. Het tweede geval betreft de kleine Breuken, daar maar eene zijde van den Darm beklemd is. Hier is het dikwils moeilijk en onnoodig, den Breukzak te openen; men moet dan den Buikring verwijden, dan keert de Breuk doorgaans met zijn Breukzak terug. Het fpreekt van zelfs, dat dit alleen in dat geval geldt, waar het beklemde ftuk Darms niet verftorven is. Eindelijk doet men ook bij verftorvene Breuken fomtijds wel, als men den Buikring , buiten den Hals des Breukzaks verwijdt, na dat de Breukzak geopend, en de verftorvene Deelen zo veel mogelijk afgefcheiden. zijn. Het geval, waarin ik aanraade dit te doen, is, als de gezonde Deelen die in den Buikring liggen, daar aan gegroeid zijn. Dog van dit geval zal ik, gelijk ook van het voorgaande, op zijne plaats wijdloopiger handelen. Voor het overige is het onnoodig te errinneren, dat alles, wat ik ten aanzien van deeze wijze van Konstbewerking gezegd heb , alleenlijk betrekking heeft tot dat voornaame Geval, waar de Buikring de Oorzaak der beklemming is. De Heer le blanc, een zeer ervaaren en afringswaardig Heelmeefter te Orleans, vindt bij de verwijding des Buikring door infnijding, zo veel zvvaa-  over de BREUKEN. 197 zwaarigheid en gevaar, dat hij het doorfnijden van den Buikring geheel verwerpt, en aanraadt om denzelven zonder infnijding te verwijden. IVlen is, zegt hij in het tweede Deel van zijne Heelkundige Operatien, bij de infnijding des Buikrings altoos in gevaar, om de Darmen te kwetzen: en geen Heelmeefter , hoe geoeftend en behoedzaam bij ook zij, kan dit gevaar altoos ontwijken. Bij de Operatie op de Dijebreuk, is het gevaar, om de Buikflagader of de Zaadvaten te kwetzen, Voornaamlijk zeer groot. De fnede in den Buikring is, volgens de bekentenis van alle Lijders, het pijnlijkfte Deel der Konstbewerking. Eindelijk beneemt men den Lijder, door deeze fnede, alle hoop tot eene volkomene geneezing: want de doorgefneeden Vleeschvezelen van den Buikring wijken ver van elkander, en worden niet weder vereenigd, de Buikring blijft dus tegennatuurlijk verwijd , de Breuk heeft na dc Konstbewerking meer vrijheids om uit te zakken, dan voor dezelve, en alle mogelijkheid tot eene volkomene Geneezing is voor altoos verlooren. Dit zijn de Gronden, waarop de Heer le blanc de verwijding des Buikrings door eene infnijding verwerpt, en voorftelt, om den Buikring door eene langzaame uitrekking te verwijden. Hier bij, zegt hij, is nog pijn nog gevaar, de Buikring laat zig fterk uitrekken , trekt zig na de Konstbewerking weder zaamen, belet de Darmen op nieuws weder uit te zakken, en de Lijder wordt, door eene en dezelfde Konstbewerking, niet alleen van het tegenwoordige gevaar der beklemming, maar ook geduurende zijn geheele leeven volkomen van zijne Breuk bevrijdt. Hij rekt den Buikring uit, of door zijne Wijsvinger , of door een bijzonder hiertoe uitgedagt N 3 Werk-  ip8 VERHANDELING Werktuig. De Vinger gebruikt hij op de volgende Wijze. Na dat de Breukzak, op de gewoone wijze, geopend is, trekt hij den uitgezakten en beklemden Darm een weinig voorwaards uit den Buikring , op dat het gedeelte van denzelven , dat tot hiertoe in den Buikring gelegen, en het meest geleeden heeft, door de drukking des Vingers anderreaal met hjde. Hierop brengt hij den Wijsvinger, met Olie beftreeken, langzaam en voorzigtig , zodanig in den Buikring, dat deszelfs inwendige zijde benedenwaards na den Darm, den Nagel bovenwaards na den bovenden rand des f uikrings gerigc is, en den Darm niet kwetst. Als één Vinges geene genoegzaame verwijding kan verlchaffen, dan brengt hij 'er van tijd tot tijd den tweeden in. Het Werktuig, waarvan hij zig doorgaans liever' bedient dan van den Vinger, gelijkt na een Gorge* ret dilatatoire, en eindigt met een ronde punt die de gedaante van eene Sonde heeft. Dit Werkbui"wordt met Olie bellreeken, en zodanig in den Bui£ rmg gebragt, dat zijne nirgeholde zijde benedenwaards na de Darmen, de verhevene zijde in tegendeel bovenwaards na den bovenden rand des Buikrings gerigt is, waarop zijne beide Armen langzaam van elkander gedrukt worden, en de Buikring hier door uitgerekt wordt. Somtijds keert de uitgezakte Darm, gedunrende de uitrekking, vrijwillig terug. Als hij dit niet doet, en het uitgezakte gedeelte van den Darm en van het Net groot is, dan laat de Heer le blanc na dat de Buikring genoeg [ïirgerekt is, het Werktuig, zonder het terug te h/ialen, door eenen Helper vast houden, en hij zelfs drukt de uitgezakte deelen terug. , ]n al,le gev3Hen, waar de BuRzijn, moeten noodzaakelijk door den Vinger gedrukt en gekwetst worden; en ik kan mij in het geheel niet overtuigen, dat deeze drukking en kwetzing niets beduidend en zonder gevolgen is. De Heer le blanc trekt wel altijd den Darm wat voorwaards, om dat gedeelte van denzelven, dat in den Buikring ligt, en dat het meest geleeden heeft, van de drukking des .Vingers te bevrijden; ook verzekert hij, dat de Darm fom-  over de BREUKEN. 201 fomtijds zeer nabij de Verderving, en reeds zeer teder geweest is, en nogtans door de drukking van het Werktuig of van de Vingers niet geopend of gekwetst is geworden. Maar dit neemt alle Vrees niet weg; want, om niet te fpreeken van de onmogelijkheid die fomtijds plaats heeft, om den Darm te kunnen voorthaalen, naardien hij dikwils binnen in den Buikring aangegroeid is, zo kan men zig onmogelijk verbeelden, dat een Vinger of een Staalen Werktuig, in den Buikring, die ten derkden met Darmen opgevuld is, zonder kwetzing en geweld gedrukt kan worden. Dit is de voornaame Beden, die zo veelen tot hiertoe afgefchrikt heeft, om hunne volkomene goedkeuring aan deeze Methode te geeven; en ook de Reden, welke maakt, dat deeze, op zig zelfs zeer gewigtige Uitvinding, zo laat, en zo langzaamen opgang maakt; want de Heer le blanc heeft dezelve reeds voor vijf-en-twintig jaaren bekend gemaakt. De Heer le blanc is eigentlijk de eerde niet, die deezen Inval gehad heeft; reeds voor hem heeft de Heer arnaud, bij de Konstbewerking op de Dijebreuk. om de kwetzing der Buikflagader en der Zaadvaten te mijden, voorgedeld, om den Band van poupart niet door te fnijden , maar door een Haakje op te ligten, en daardoor de opening, waardoor de Breuk uitgezakt is, te verwijden. En waarom blijft dan nu de Heer le blanc niet flegts bij dit Voordel van den Heere arnaud? Deez* gebruikt, in plaats van den Vinger of het Werktuig van le blanc, een gladde, dunne Haak, twee Lijnen breed, en met een lang en derk omgeboogen Hantvatzel voorzien, deeze bragt hij onder den bovenden rand des Buikrings in, en trok deezen rand daar mede derk opwaard tegen den Navel. Hierdoor zou men den Buikring op het kragtigde uitrekken N 5 en  202 VERHANDELING en verwijden. Zulk eene Haak zou even zo gemakkelijk ingebragt worden, als eene Sonde. Dezelve kan den Darm niet drukken; want hij is dun en glad, en drukt geheel alleen tegen den bovenden rand des Buikrings. Terwijl een rielper, door middel van deeze Haaken, den Buikring verwijdt, kan de Heelmeeller de Darmen, als zij niet aangegroeid zijn, gevoegelijk terug drukken. ik vind indedaad niets, dat men tegen dit Voorftel kan inbrengen, nog wat de Heelmeefter zou kunnen terug houden, om zig van deeze Haaken,vooral bij de Konstbewerking op de Dijebreuk, te bedienen. VIER-EN-TWJNTIGSTE HOOFDSTUK. Van het terug brengen der Darmen na de Konstbewerking. 'dÜjo ras de Oorzaak der beklemming weggenomen , dat is, in de meefte gevallen, zo ras de Buikring verwijd is, moeten de Darmen, in de holligheid van den Buik, terug gebragt worden. Hoe eerder en fchielijker dit gefchiedt, hoe beter het is; want hoe langer de ontftokene en mishandelde Darmen aan den invloed der Lugt bloot gefield blijven, hoe meer gevaars 'er te vreezen is. De Heelmeefter moet dus bij dit gedeelte der Konstbewerking vaardig zijn. Ondertusfchen valt hier veel voor, dat ophouding en vertraaging veroorzaakt. Geen Deel moet terug gebragt worden, dat de Heelmeefter van te vooren niet naauwkeurig onderzogt heeft, om te weeten, of het befchadigd of gezond en onverzeerd is. Onder alle  over de BREUKEN. 20 alle de Deelen, die in de Breuken gevonden worden, is 'er geen zo dikwils aangedaan, als het Net. Daar ik in het vervolg, in een bijzonder Hoofdftuk, van de Netbreuken zal handelen, ga ik hier alles wat het Net betreft voorbij. Eene voornaame omftandig-> heid waarop den Heelmeefter bij het onderzoeken der Deelen in de Breuk te letten heeft, is de Verfterving. Maar ook van deeze zal ik hier verder niet fpreeken, om dat ik ook van de verftorvene Breuken in een bijzonder Hoofdftuk zal handelen Ik zal hier alleen van. verfcheidene andere omftandigheden fpreeken, die den Heelmeefter bezig houden, eer hij de Darmen terug brengen kan en moet. Men vindt in groote Breuken fomtijds hetNcterï de Darmen ongefchiktelijk onder elkander verward. De Heelmeefter moet in dit geval de Deelen ontwikkelen, cn ieder Deel enkeben bijzonder terug brengen. Als dit niet gefchiedt, dan loopt de Heelmeefter, die den even gegeeven Regel, van geen Deel terug te brengen, dat hij niet naauwkeurig befchouwd heeft, verwaarloost, gevaar, om beleedigde Deelen terug te brengen, en daardoor den Lijder kwaade Toevallen , jai den Dood te vcroorzaaken ; of de Deelen die derwijze verward in de holligheid van den Buik gebragt zifn, vcroorzaaken een Darmwee, Miferere, waaraan de Lijder, na eene gelukkig verrigte Konstbewerking, fterft. Somtijds ligt het Net zodanig om de Darmen, dat het zig als een Zak vertoont, die de Darmen omvat en verbergt. Om dezelfde Redenen, als in hec voorige geval, moet de Heelmeefter hier het Net van de Darmen afzonderen, en alle Deelen enkel onderzoeken , en terug brengen. Somtijds verbeeldt het Net een indedaad geflootene Zak vol Darmen. Naamelijk ae randen van z;jne beide zijden liggen op elkander, cn zijn zo vast zaamengekleefd, dat men ze niet  ao4 VERHANDELING met los kan maaken. Men moet hier noodzaakelijkeerst beproeven, om de zaamengekleefde randen van het Net van elkander te fcheiden, en daardoor de Darmen te ontblooten. Als dit niet mogelijk is Cwaarfchijnlijk een zeldzaam geval) raadt de Heer LE dran, de voorfte zijJ.e van deezeu Zak van het Net op die wijze te openen, gelijk men den Breukzak opent, en dan ieder Deel op zig zelfs terug te brengen. Maar het doorgefneeden^Net moet m zulk een geval , om Redenen , die ik in het Hoofdftuk van de Netbreuken zal aantoonen, niet terftond terug gebragt worden. Misfchien fteunt menig Heelmeefter op deezen raad van den Heer le dran, en agt de ontwikkeling en het terug brengen van ieder uitgezakt Deel op zig zelfs niet zo noodzaakelijk , dat het de moeite waardig is, hierom het Net door te fnijden. Als ondertusfchen de Toevallen zo hevig zijn, dat men ten aanzien der Verderving in het onzekere is, of als de uitgezakte Deelen zodanig aan elkander "gekleefd zijn, dat zij niet onafgezonderd en los gemaakt terug gebragt kunnen worden, moet deeze raad noodwendig gevolgd worden, zelfs geftcld zijnde, dat de doorfnijding van het Net niet zonder zwaarigheid en gevaar ware. Dog als de Konstbewerking tijdig verrigt wordt, eer de Toevallen hevig zijn, en eer men de minfte Reden heeft om te vreezen , dat de Deelen die in de Breuk liggen aangegroeid, verftorven, of fterk verward zijn, dan kari men misfchien met enig regt denken , dat de opening van den Zak die door het Net gemaakt is, onnoodig was, en de Deelen, zo als zij in de Breuk liggen, gezaamentlijk terug drukken. In dit geval zou men kunnen zeggen, dat, als de Heelmeefter, een kwartier uurs voor de Konstbewerking, de Taxis met een gelukkig gevolg verrigt hadt, de dee-  ovér de BREUKEN. 26$ deelen in de Breuk ook onafgezonderd, en den Zak van het Darmnet ook ongeopend terug gebfagc zijn, en dat nogtans niemand den Heelmeester, wegens de gelukkige Proeve zou befchuldigen; dat dat geene, het welk een kwartier vroeger niet te veragten en zonder gevaar is, in dit geval ook een kwartier laater niet te veragten nog gevaarlijk zijn kan. In weerwil van deeze Redeneeringen zou ik nogtans, als mij geene zeer bijzondere omftandigheden daar van afhielden, ook dan den Netzak openen; want men kan zelfs bij de grootfte waarfchijnlijkheid niet geheel zeker zijn, dat in die Deelen, die door het Net bedekt zijn, geen gebrek verborgen is, dat, als het niet weggenomen wordt, den Dood vcroorzaaken kan; de fnede door het Net is zonder gevaar: en het Voorbeeld der Taxis regtvaardigt den Heelmeefter in dit geval niet, daar hij door de Taxis niet meer kan doen, dan hij doet, en hij, als hec gevolg ongelukkig is, zig niets te verwijten heeft; maar hier hadt hij het in zijn vermogen, om meer te doen, en geheel zeker te gaan. Voor het overige is het geval, waarvan ik gefproken heb , zeer zeldzaam. Somtijds vindt men na de opening des Breukzaks de Darmen donkerrood, en zo hevig ontftoken, dac het den ervaarendften Wondartz kan doen twijfelen, om dezelve terug te brengen, uit vreeze, dat zij in de holligheid van den Buik verfterven zullen, eene uitftorting van Drekftoffen en den Dood veroorzaaken. Dit is niet te vreezen , als zij in de Breuk blijven liggen, en daar verfterven, dewijl de Heelmeefter daar vrij is, om al het noodige te verrigten. Uit hoofde eener langduurige ervaarenis, raade ik aan, de Darmen, die zo hevig ontftoken zijn, zonder uitftel in de holligheid van den Buik te brengen. Als  aoÖ VERHANDELING Als die gefchiedt, gaat de ontdeeking, hoe hevi* Zij ook is, nogtans zeer zelden tot Verderving over, maar zij wordt fchielijk en gelukkig verdeeld. De Heer schmucker (ö) vondt den Darm eens koud en zwart bruin5 hij b^agt denzelven zonder uitdel terug, en het gevolg was gelukkig. De Lijder genas zonder kwaade Toevallen. De Heer warner (£) bragt insgelijks een donkerbruinen Da>m terug, en alk-s ging naar wensch. De Heer theden (e) bragt eens een ftuk Darms van drie duimen lang terug, dat geheel zwart was, en hier was het gevolg ook voodpoedig. Ik vergenoeg mij met deeze drie Voorbeelden, lchoon ik veele dergelijk» kou bijbrengen. De Reden pleit ook voordeezen Raad. Want, laat men de Darmen in de Breuk, aan de uitwendige Lugt blootgedeld, en het Verband liggen, dat is, als men de hevig ontdokene Darm aan eene geduurig voortwerkendc prikkeling blootdelt, dan zullen zij zekerlijk verderven. Maar als men dezelven in tegendeel zonder" uitdel in de holligheid van den Buik, hunne natuurlijke plaats, terugbrengt, waar geene prikkeling is, waar de warmte en de vogtigheid tot een heilzaam Bad verdrekt, dan is het hoogst waarfchijnlijk, dat de Ontdeeking verdeeld zal worden , daar haare werktuiglijke Oorzaak weggenomen is. Maar de Meelmeeder moet in zulk een Geval wei degelijk op zijne hoede zijn, en na de geëindigde Konstbewerking zorgvuldig voortvaaren , alles te doen, wat eene hevige Ontdeeking der Darmen vordert, het Onderlijf baden, de Darmen, van de prik- ke- (a) Waarheeiningen, 2 Deel. » (b) Cafés of Swgery, p. 192. (c) Neue Bemerkungen, p. 101.  overöe BREUKEN. 207 kelende Drekftoffen, door Kiifteeren bevrijden, eene naauwkeurige Leefregel aanbeveelen , ja , als het noodig is; zelfs na de Konstbewerking Aderlaaten: voor het overige op de tekenen van eene beginnende Verderving naauwkeurig agt geeven, eri zo dra 'er een van verfchijnt, terftond alles doen, wat gedaan moet worden, om kwaade gevolgen voor te komen. Hier van zal ik in het Hoofdftuk van de verftorvene Breuken handelen. Daar het Geval altoos haggelijk en twijfelagtig is, de Heelmeefter niet verzekert kan zijn van den. gelukkigen uitilag, en men onloochenbaar fomtijds waargenomen heeft, dat de ontftokene en terug gebragte Darmen in de holligheid van den Buik nog verdorven zijn, zo geeve ik mijnen Leezer nog eenen dubbelen Regel , die mij zeer gewigtig fchijnt te zijn: naamelijk voor eerst, niets met zekerheid te belooven, maar door eene twijfelagtige Voorzegging zijnen goeden Naam in zekerheid te dellen; en ten tweeden, eer de Darmen terug gebragt worden, de plaatzen die men aan dezelvcn verdagt houdt, naamelijk die vooral welke donkerrood, bruin, of geheel zwartagtig zijn, naauwkeurig met de Vingers te onderzoeken. Heeft zulk eene plaats haare natuurlijke-gedaante en vastigheid, dan kan men dezelve zonder twijfel terugbrengen: maar is zij tegennatuurlijk flap, dan raade ik, deeze plaats niet terug te brengen, maar ze buiten den Buikring te laaten liggen, en zo te behandelen, als ik in het Hoofdftuk van de verdorvene Breuken zal zeggen. Het is hoogst noodig, dat de Heelmeeder de Darmen altoos een weinig voorwaards uit den Buikring trekt, eer hij ze terug brengt, op dat deszelfs gedeelte, dat onmiddelijk in den Buikring gelegen heeft, te voorfchijn kome. Dit Deel heeft duidelijk hec meest geleeden, en is hierom dikwils beleedigd, als al-  *o& VERHANDELING alles voor hec overige in de Breuk gezond en zonder mangel is. Hij kan op tweederleië wijze beleedigd zijn; of verdorven, of tegennatuurlijk vernaauwd. De Heer ritsch f» verrigtte eens de Konstbewerking op de Lieschbreuk gelukkig, maar de Toevallen van hetDannwee, Miferere, hielden na dezelve aan, en de Lijder ftierf. Men vondt in hec Lighaam de twee plaatzen van den Darm , die in den Buikring gelegen hadden, zo zeer vernaauwd, dat er niets door kon gaan. Als de drukking van den Breukband, den Hals des Breukzaks langzaam vernaauwen, ja fluiten kan, waarom zou de druk king van den Buikring, den Darm die in denzelven ligt insgelijks niet langzaam vernaauwen, ja fluiten? Bij verfche Breuken heeft men dit niet zo zeer te vreezen, als bij oude, die lang in den Balzak gehangen hebben en niet terug gebragt zijn; want eene drukking die niet lang duurt kan niet wel oorzaak zijn van zulk eene vernaauwing. Dus weet de Heelmeefter vooruit, in welke gevallen hij deeze Vernaauwing te vreezen heeft. En wat zal hij nu doen, nis hij zulk eene vernaauwing vindt. De vernaauwde plaats uitfnijden, antwoordt de Heer ritsch, en de einden van de Darmen aan eikander naaijen. Deezen onbedagten raad zal ik nier volgen ; want hier zijn zekerer en gemaklijker Hulpmiddelen. Ik zou eerst en voornaamlijk onderzoeken, of deeze plaats van den Darm alleen vernaauwd, dan of zij indedaad geflooten was. Als de Wanden van den Darm, hier en weder over elkander gefchooven kunnen worden, en als men de Winden door deeze plaats kan drukken, dan is zij open, en aileen vernaauwd. Is zij dit nu niet in eenen 00 Memoires de PAcad. de Chir, de Paris, Tom. IV. p. 173.  over de BREUKEN. 209 eenen al ce hoogen Graad, en is zij tevens week en natuurlijk gefield, dat is, niet verhard, of op eene andere wijze beleedigd, dan zou ik deeze vernaauwde plaats des Darms, zonder twijfel terug brengen, en hoopen, dat zij, gelijk in dergelijke gevallen zeer dikwils gebeurd is, door de warme vogtigheid in de holligheid van den Buik, en door de Winden en DreldlofFen van tijd tot tijd week gemaakt, verwijd en uitgerekt zou worden. In dit Geval moet de Lijder zig eenigen tijd zorgvuldig wagten, om niets door te flikken dat hard is, in de iV'aag niet opgelost kan worden, en door deeze vernaauwde plaats des Darms niet doorgaan kan. Een ftuk Been , Kraakbeen, een Pruimefteen, of iets dergelijks, blijft op deeze plaats liggen, verftopc dezelve, en veroorzaakt een doodelijk Darmwee, Heus. Om deeze Reden moet hij alles mijden wac gelegenheid tot verharding en ophooping der Drekftoffen geeven kan, gelijk het gebruik van aardagtige floppende fpijzen , eene zittende leevenswijze , en cergelijkcn , en zig een menigvuldigen en zagten ftoelgang tragteh te verfchaffen , door de beweeging, het gebruik van dunne wateragtige fpijzen , veelvuldig drinken, en als het noodig is, door openende olieagtige fpijzen en Purgeermiddelen. Deeze zorgvuldige oplettenheid omtrent zig zelfs moet de Lijder zo lang voortzetten, tot dat men reden heeft om te denken, dat deeze vernaauwde plaats genoegzaam verwijd is. En wanneer heeft men reden om dit te denken? Zo lang de doorgang der Drekftoffen op deeze plaats niet geheel vrij en onbelemmerd is, heeft de Lijder dikwils zagter of heviger aanvallen van Kolijkpijnen, en andere onaangenaame aandoeningen op die plaats. Ik zou dus denken , dat die plaats genoegzaam verwijd is, als de Lijder zulke moeilijkheden in het geheel niet meer Ldeel. O be-  2IO VERHANDELING befpeurc. Nogthans zou ik hem dan ook nog behoedzaamheid , en den Regel aanbeveelen , om bit ieder aanval van Kolyk of verdopping van den Afgang die zig opdoet, zonder uitftéi zijne toevluo-r. te neemen, tot olieagtige en openende Middelen. Maar gefield zijnde , dat deeze plaats van den Darm niet alleen vernaauwd, maar ook verhard is • of dat zij wel week, maar tot zulk eenen hoogen trap vernaauwd is , dat de Drekftoffe 'er niet kan doorgaan; of dat zij geheel geflooten is: wat moet er dan gedaan worden? Eene geheele fluiting zal men zeer zelden vinden, en als men ze vindt, is zit nieuw, en eerst geduurende de beklemming ontftaan , bij gevolg gemaklijk weder te openen; dewijl eene volkomene fluiting van een Darm niet lang zonder doodehjke gevolgen plaats kan hebben. Is de vernaauwde plaats verhard, dan is 'er geen hoop, dat zij zig in de holligheid van den Buik fchielijk en genoeg verwijden zal. En is die plaats wel week, maar tot zulk eenen hoogen trap vernaauwd, dan heek men met reden te vreezen, dat de Drekftoffe jh het geheel niet door dezelve zal gaan, als de Darm terug gebragt is. In alle deeze gevallen moet men de Darmen niet terug brengen ; maar ik agte het nogtans ook hier niet raadzaam, het gevaarlijk voorlid van den Heere ritsch te volgen, en de vernaauwde plaatzen uit te fnijden. Eer ik tot dit uiterfte Middel befloot, zou ik een zagter beproeven, naamelijk, ik zou den Darm, digt bij de vernaauwde plaats, door eene fnede, ter lengte van eenen hal ven Duim, openen, en door deeze opening de Darmfnaaren in de vernaauwde plaats brengen, en dezelve, door middel van deeze fnaaren, tot zulk eenen trap verwijden, dat men in het vervojg geene doodelijke verftopping te vreezen hadt. uan zou ik den Darm terug brengen, en de verdere ver-  ovër de BREUKEN. üit Verwijding aan de Natuur overlaaten. Men kon ondertusfchen, door uitwendige weekmaakende olieagtige Middelen, die op de vernaauwde plaats gelegd wierden, de werking der fhaaren bevorderen, voornaamlijk, als de vernaauwde plaats verhard is. Dit is indedaad een Voorftel, dat ik nooit uitgevoerd heb, en dat ik dus door Ondervinding niet kan aanprijzen, ondertusfchen vind ik in hetzelve niets ondoenlijks, niets gevaarlijks, en niets dat de Hoop op een gelukkig Gevolg kan verijdelen. Als men de vernaauwde plaats van den Darm zeer naauw, en geheel verbard vondt, zou ik dezelve misfchien geheel uitfnijden; dog ik ben overtuigd, dat dit geval niet gebeuren zal, daar de vernaauWing eens Darms onmogelijk zo hard en oud worden kan, zonder reeds veel vroeger doodelijke Toevallen te verwekken. Ik heb nu mijnen Leezeren te zeggen, op welk eene wijze de Darmen terug gebragt moeten worden. De ui tgezakte Deelen, zonder Orde, alle tegelijk, en op eenmaal terug te drukken, is doorgaans onmogelijk, of ten minften zeer moeilijk. In tegendeel gaat dit werk doorgaans gemakkelijk, als men het Darmfcheil eer dan de Darmen, de Darmen eer: dan het Net; en van alle deeze Deelen, altoos dat gedeelte eerst inbrengt, dat het naast aan den Buikring ligt. Van hoeveel belangs deezen Regel is, bewijst eene Waarneeming van den Heere garenge ot Qa). Hij vondt, na herhaalde vergeeffche. Proeven, om de uitgezakte Deelen terug te brengen, dat het verwaarloozen van deezen Regel alleen de fchuld van het ongelukkige gevolg was; want zo dra hij het Darmfcheil eer terug drukte dan de Darmen, gelukte het inbrengen. Som- («) Operatkns de. Chirurgie, Tom. I. p. 329. O a  Bi» VERHANDELING Somtijds Haagt het niet, fchoon deeze Regel waargenomen wordt, en dit kan door verfcheide belerzelen ontftaan . die de, Heelmeefter allen wel moet kennen. Somtijds, en inzonderheid bij die beklemming , die door opbooping van Drekftoffe ontftaat, zijn de Darmen zodanig met Drekftoffen en Winden overlaaden en uitgerekt , dat zij zelfs dcor den verwijden Buikring niet terug kunnen worden gebragt. Om de Winden te ontlasten, raadde men van ouds aan, den Darm met Naalden te doorfteeken ; een Raad , die de beroemde Engelfche Heelmeefter sharp, in laatere tijden vernieuwd heeft. Maar, om niet te zeggen, dat het dikwils doorbooren van een ontftoken Darm met Naalden niet zonder gevaar is, en dat de Lugt door zulke fteeken geheel niet doordringt O) en dus de geheele Konstbewerking vrugteloos en gevaarlijk is, zo is het ook geheel onnoodig, op deeze wijze uitgang aan de Lugt te verfchaffen, daar zij doorgaans zeer gemakkelijk door den Buikring in den Buik gedrukt kan worden, cn het inbrengen der Darmen m het algemeen veel minder belet, dan de opoehoopte en verharde Drekftoffen. Men bevrijdt °de Darmen met veel meer zekerheid van Drekftoffe en Winden, als men ze zagtjes rolt, drukt, en met de Vingers tegen den Buikring ftrijkt, en daar de Drekftoffe en de Winden in enkele en kleine gedeeltens langzaam door den Buikring drukt. Zo dra dit gefchied is, vindt het inbrengen der Darmen doorgaans verder geen beletzel. Somtijds is de Darm ergens , en ongemerkt, ja dik- (a) De Heer eschenbach door/tak eens op deeze wij. ze den Darm met Naalden , en dezelve bleef uitgerekt gevif.Tin™''zie zijne 0b^rmaChirurSk"-^ica, p 7o.  over de BREUKEN. 213 dikwils alleen door een enkel dun Vezeltje , dat men ligt overziet , aan den Breukzak gehegt, en kan bijgevolg niet terug gebragt worden. Ondertusfchen ontdekt men dit foort van beletzel zeer. fchielijk. Hoe het weggenomen moet worden, zal ik in het Hoofdftuk van de aangegroeide Breuken aanwijzen. Zeer dikwils ligt het beletzel in den Buikring. Hierom is het een algemeene en gewigtige Regel, den Buikring, altoos, zo dra hij verwijd is, op het naauwkeurigfte met den Vinger te onderzoeken, eer men om het inbrengen der Darmen denkt. Dit beletzel kan daar van vierderleië foort zijn. De Darmen, die in den Buikring liggen, zijn fomtijds aan den omtrek van den Hals des Breukzaks vast gegroeid. Dit gefchiedt zeer ligt geduurende de Beklemming ; want ontftokene Deelen kleeven ligt zaamen, en de Deelen die in den Buikring liggen, worden, bij eene ontftaande beklemming, zeer fchielijk ontftooken. Maar dit beletzel is doorgaans ook gemakkelijk weg te neemen; men moet maar den Vinger in den omtrek des Buikrings om de daar liggende Darmen beweegen, om deeze tegennatuurlijke vereeniging los te maaken. Somtijds, fchoon zelden, is deeze vereeniging vast en oud. Wat dan gedaan moet worden, zal in het Hoofdftuk van de aangegroeide Breuken gezegd worden. Somwijlen is de bovenfte opening van den Hals des Breukzaks, die agter den Buikring ligt, vernaauwd, en belet het inbrengen der Darmen. De Heer le dran (V) verhaalt twee gevallen van deeze foort. Deeze inwendige opening des Breukzaks wordt doorgaans te gelijk met den Buikring door- 00 Heelkundige Waarnecmingen, D. II. Obf. 57. en Go» O 3  214 VERHANDELING doorgefneeden, en bij gevolg het beletzel, dat daar» uit ontftaan kon, te gelijk weggeruimd. Dus zal het Geval, waarvan ik hier fpreek, waarna de verwijding des Buikrings de opening des Breukzaks nog een beletzel veroorzaakt, en eene bijzondere infnijding behoeft, zelden voorkomen. Dit kan alleen dan gebeuren, als deeze inwendige opening des Breukzaks, zo ongewoon ver agter den Buikring is, dat het Mes, waarmede den Buikringdoorfneedenwordt, dezelve of geheel niet of maar zeer weinig raakt. In een der even aangeroerde gevallen van den Heere le dran was deeze inwendige opening van den Breukzak, twee dwarfche Vingers agter den Buikring. Hier kan dus het geval, waarvan ik fpreek, zeer ligt gebeuren. Als men den Vinger door den Buikring tot in de holligheid van den Buik brengt, ontdekt men dit beletzel zeer gemakkelijk. Om het weg te neemen, moet de Heelmeefter de kromme Biftouri op den Vinger, diep in den Buikring brengen, en deeze inwendige opening met eene fnede verwijden. Deeze handgreep verrigt hij op dezelfde wijze, als de doorfnijding des Buikrings. Zij, die naar de wijze van petit, bij de verwijding des Buikrings, de Biftouri buiten den Hals des Breukzaks in den Buikring brengen, en deezen alleen doorfnijden, zien zig veèl meer in de noodzaakelijkheid gefteld, om den Hals des Breukzaks en zijne inwendige opening, door eene tweede bijzondere fnede te verwijden , dan zij, die naar de gewoone wijze , het Mes binnen den Hals des Breukzaks in den Buikring brengen, en beiden te gelijk doorfnijden. ' Somtijds is de Darm inwendig, ja agter den Buikring, door enkele tegennatuurlijke Draaden, die ik in hetHoofdftuk van de aangegroeide Breuken naauwkeuriger befchrijven zal, aan het Buikvlies gehegt, m  over de BREUKEN. 215 en kan bij gevolg niet terug gebragt worden. Dit beletzel ontdekt men ook door den Vinger in den Buikring te brengen. Men kan deeze Draaden fomtijds met den Vinger los maaken. Dog men wagte zig, daarbij geweld te gebruiken; deeze Draaden zijn dikwils van een vliezigen aart, en laaten zig niet verfcheuren; en als men in dit geval geweldgebruik!, fcheurt men ligt een gat in den Darm. Men kan deeze Draaden met eene Schaar met ftompe bladen, die op den Vinger ingebragt wordt, ligt en zonder gevaar doorfnijden. De Heer bertrandi verzekert, dat de inwendige fchuinfche, en de dwarfche Buikfpieren, fomtijds deel in de beklemming hebben, en na dat de Buikring verwijd is, het inbrengen der Darmen kunnen beletten. In de natuurlijke ligging deezer Deelen, komt dit niet waarfchijnlijk voor, ondertusfchen weet men, hoe zeer fomtijds bij oude en groote Breuken, niet alleen de ligging, maar ook de gedaante der verfchillende Deelen in den Onderbuik veranderd worden gevonden, en hierom is het wel niet onmogelijk, dat deeze inwendige Buikfpieren fomtijds het inbrengen der Darmen beletten. Als dit geval gebeurt, moeten deeze Spieren noodzaakelijk even gelijk de andere Spieren doorgefneeden of uitgerekt worden. Voor het overige ontdekt de Vinger dit beletzel ook gemakkelijk. Als eene groote en oude Breuk in langen tijd niet terug gebragt wordt, ontftaat 'er eene dubbele gewigtige verandering. Daar, geduurende deezen tijd een groot gedeelte der Ingewanden zig buiten de holligheid van den B uik bevindt, trekken zig de Buikfpieren zaamen, vernaauwen de holligheid van den Buik, en gewennen zig langzaamerhand zodanig aan deeze vernaauwing, dat de holligheid van den Buik, na enigen tijd, niet zonder gevaar, en alleen maar O 4 Se"  fti5 VERHANDELING gedeeltelijk weder verwijd kan worden. Voorts zwellen de Deelen , die in den Breukzak liggen, voornaamlijk het Net en Darmfcheil op, en worden met veele eeltagtige en fpekagtige verhardingen bezet, zodanig, dat zij reeds in de Breuk een veel grooter ruimte inneemen dan voorheen in de hollig* heid van den Buik. ö De Oorzaak van deeze verandering der Deelen die z^ in de Breuk bevinden , ligt gedeeltelijk in den verhinderden terugvloed der Vogten door den Buikring; gedeeltelijk in de ongewoone vrijheid, waarin zig deeze Deelen in den Breukzak bevinden. Mier, naamelijk, worden zij alleen omvat van den Breukzak, en de weeke flappe huid des Balzaks. Dus zijn zij hier van de onderfteuning en de uitwendige drukking der Buikfpieren, waardoor de ftilftand en de tegennatuurlijke ophooping der Vogten in deeze Ingewanden, die in de bolligheid van den Buik U«sen op het kragtigfte verhoed wordt, beroofd, en Tijden in den Buikring altoos eene drukking,die den tertio-, vloed belet, en ophooping, ftilftand, verdikking en opzwelling, veroorzaakt. Daar dus bij zulk eene Breuk de Omtrek en de Grootte der uitgezakte Deelen tegennatuurlijk vermeerderd, de holligheid van den Buik tegennatuurlijk vernaauwd is, zo is het ten hoodten&moeilijk, ja onmogelijk, zulk eene Breuk terug te brengen. Een Onkundige, vindt geene van de tot hier toe aangehaalde beletzelen, en verwondert zig over de onverklaarbaar moeilijkheid, brengt de Breuk misfchien met geweld terug, en veroorzaakt daar door hevige Toevallen, die hem noodzaaken, de uitgezakte Deelen weder te laaten uitzakken. Dit Geval gebeurt niet alleen bij de Konstbewerking van eene beklemde Breuk van deeze foort maar ook fomtijds dan, als men zulk eene Breuk, ten eeni-  over de BREUKEN. 217 gen tijde, als zij niet beklemd is, door de Taxis terug brengt, en dezelve door een Breukband terug houdt. Men moet niet alle Breuken inbrengen, die zig laaten inbrengen. De Heer sc'hmucker zegt, ik ken veele Lijders, die groote Breuken hebben / die zig gemakkelijk laaten inbrengen, maar die nogtans geen Breukband kunnen draagen, dewijl zij zig kwaalijk bevinden, zo dra de Breuk ingebragt is (a~). Ook verzekert de Heer petit, veele Lijders gezien te hebben, die zig veel beter bevonden , als hunne Breuk uit was, dan als zij in was, of ingebragt werdt, Dezelfde verhaalt ook een geval (£) daar de Lijder, die men zulk eene Breuk door de Taxis terug gebragt hadt, en fchoon 'er kwaade Toevallen volgde, dezelve door den Breukband terug hieldt, ftierf. Men vondt in zijn Lighaam alle de Ingewanden van den Onderbuik ontftoken. Het is gemakkelijk te zien, dat, als in dergelijke gevallen de uitgezakte Darmen met geweld in de holligheid van den Buik gebragt worden, noodzaakelijk in den Onderbuik eene hevige perzing aller Deelen moet volgen, waardoor niet alleen de doorgang der Drekftoffen en der Winden door den Darmbuis, maar ook zelfs de beweeging van het Bloed en alle de» Vogten verhinderd, het" Middelrif in de hoogte geperst, de holligheid van de Borst vernaauwd, en de drift van het Bloed naar het Hoofd op het hevigfte vermeerderd wordt. De gevolgen daarvan zijn noodzaakelijk, Verdopping, aanhoudende Toevallen van het Darm wee, Pijn, Ontfteeking, Benaauwdheid, moeilijke Adem, Duizeligheid? enz. Als zulk eene Breuk, op een tijd , als zij niet beklemd is, door de Taxis is ingebragt, kan de Heel- mee- (a) Heelkundige Waarneemingen, 2 Deel. (b) Traité des Maladies Chirurgicales, p. 393. O 5  si8 VERHANDELING meefter, in die opzigt niet ligt in verlegenheid geraaken, wat hij doen moet; terftond na het inbrengen van de Breuk ziet hij kwaade Toevallen volgen, daar de Lijder zig te vooren wel bevondt, en zal dus noodwendig niet alleen uit eigene bedenkino-, maar ook op het verzoek des Lijders, de Breuk weder laaten uitzakken , en van verdere poogingen , om dezelve in te houden, afzien. En dit Is ook indedaad alles, wat hij in dit geval kan doen. Maar als in het geval eener beklemming zulk eene Breuk geopereerd, den Breukzak reeds in zijne geheele lengte geopend, de Buikring verwijd is, en dus de Deelen die in de Breuk liggen geheel ontbloot zijn, en de Heelmeefter nu vindt, dat de uitgezakte Deelen of geheel niet ingebragt kunnen worden , of, nadat zij met geweld terug gebragt zijn, de boven befchreeven Toevallen ontftaan; wat is 'er dan te doen ? Zal men de teruggebragte Ingewanden weder laaten uitzakken, en aan de aandoening der uitwendige Lugt en het Verband blootflellen, tot dat de opening in den Breukzak zig weder fluit, en dezelve bedekt ? Of zal men ze , in weerwil der dringende Toevallen in de holligheid van den Buik laaten liggen, en het gevolg afwagten? Men kan, eer men tot het een of ander befluit, het gevolg enigen tijd afwagten. Als de Toevallen na eenen korten tijd verminderen , dan heeft men geene Reden, de Breuk weder te laaten uitkomen, maar gegronde hoop, dat de holligheid van den Buik langzaam zal uitrekken, en de Toevallen geheel verdwijnen zullen. En dit gewenscht gevolg kan men misfchien door warme, olieagtige ftoovingen op den Onderbuik, waardoor de bekleedzelen verflapt, en de langzaame uitrekking en verwijding van de holligheid des Buiks verligt wordt, gelijk ook door winddrijvende en zagte afvoerende Middelen, waarl door  over de BREUKEN. 219 door de menigte van dat geen, wat in de holligheid van den Buik bevat is, verminderd wordt, bevorderen. Om den ftilftand des Bloeds en der overige vogten in den Onderbuik, en de hevige drift derzelven na de Borst en het Hoofd te verminderen, kan men ook eene Aderlaating voorfchrijven. Maar als de Toevallen onafgebroken toeneemen, en ten laatften zeer hevig worden, moet de Heelmeefter duidelijk niets anders doen, dan de Breuk weder laaten uitzakken. Dit deedt de Heer schmucker (a~), en redde daardoor den Lijder, die reeds op fterven lag. Zo dra de Breuk weder uitgezakt is , moet de Heelmeefter bedagt zijn, om de holligheid van den Buik te verwijden, de tegennatuurlijke grootte der Deelen die in de Breuk liggen te verminderen, en dezelven langzaam in de holligheid van den Buik te drukken. Het eerfte*gefchiedt door het gebruik van weekmaakende en verflapte Zalven, Stoovingen en Pappen, op den geheelen omtrek van den Onderbuik, gelijk ook door den Lijder in die voorwaards gcboogene ligging te houden, die ik in het Hoofdftuk van de Taxis befchreeven heb. Het tweede gefchiedt door een ftrengen Leefregel, en herhaalde Buikzuiveringen, waardoor de Vogten, die in hec Net en Darmfcheil ftilftaan en verdikt zijn, opgelost en uitgedreeven worden. Het derde gefchiedt eindelijk, door de aanhoudende ligging des Lijders op den Rug, met de Billen verheven, en het gebruik van een Schortband. Dat eene Breuk , door dit Middel gelukkig en in korten tijd , terug gebragt kan worden, Bewijst de Heer louis (£) door een merkwaardig geval. Ik zal in het Hoofdftuk van de (V) Wasmeemingen, 2 Deel. (p) Memoires de l'Ac&d. de Chir. de Paris, Tom. XI. p. 490.  320 VERHANDELING de aangegroeide Breuken, meer van dit geval, en de noodige Geneeswijze in het zelve, zeggen. Voor het overige denk ik, dat een Heelmeefter doorgaans dit Geval vooruit kan zien. Als eene oude groote Breuk, wel altoos heeft kunnen ingebragc worden; maar altijd,:zo dikwijls zij irrjgëbragt is geweest,; kwaade Toevallen verwekt heeft; Of als zulk eene Breuk aangegroeid is, en zedert langen tijd niet heeft kunnen ingebragt worden; dan kan de Heelmeefter gemakkelijk voorzien, dat in het geval' van de beklemming en de Konstbewerking, aan het inbrengen niet gcdagt kan worden. En in dit geval raade ik den Breukzak geheel niet te openen, maar na de opening van den Balzak, den Buikring buiten den Breukzak door te fnijden. Ik zie voor uit, dat de Oorzaak der beklemming in den Buikring li^t. Om welke redenen zal hier de Breukzak geopend worden? De ontbloote Darmen kunnen niet terug gebragt worden, en de langduurige aandoening der' Lugt en van het Verband is zekerlijk niet voordeelig aan dezelven. V YF - EN - TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van het Verhand, en het geen na het inbrengen der Darmen te doen is. jZ/o ras de Darmen terug gebragt zijn, maakt men inkervingen, Scarifkationês, in den hals des Breukzaks binnen den Buikring. Dit gefchiedt met oog. merk om eene volkomene Geneezing, naamelijk, om eene fluiting van den Hals des Breukzaks te bevorderen. Dit teken ik. hier maar met één woord aan, want  ovïr de BREUKEN. zaf Want ik zal van de Middelen , tot de volkomene Geneezing der Breuken, in een bijzonder Hoofdftuk handelen. Als de Breukzak zeer groot, harden dik is, fnijden 'er fommige aan beide zijden een halfmaanswijs ftuk af, om te beletten dat de Balzak, na de Geneezing, niet wanftaltig groot en flap blijft. Ik hou dit Deel der konstwerking onnoodig ; deels omdat het zeer pijnlijk , ja pijnlijker is , dan alle tot hiertoe beichreeve handgreepen; deels omdat de Balzak, hoe groot en wanltallig hij in het begin ook zij nogtans doorgaans langzaamerhand aanmerkelijk inkrimpt. Ik heb gezien, dat de Balzak, die na de Konstbewerking op eene Breuk, ten minften de grootte van een Mans Hoofd hadt, tot zijnen natuurlijken omtrek inkromp. De Heer steiger, een Heelmeefter te Amfierdam , deedt de Konstbewerking op eene Breuk, die tot op de Kniën hing, en de Balzak kreeg, enigen tijd na de Konstbewerking, zijne natuurlijke grootte weder, fchoon men niets daar van hadt afgeineeden. Dus is deeze handgreep , zelfs bij zeer groote Ereuken, niet noodig. Enigen willen den geheelen Breukzak van hec Vetvlies des Balzaks afzonderen, en in de holligheid van den Buik terug drukken. Deeze handgreep heefc ook geen het minfte nut; maar is veeleer inderdaad nadeelig. De terug gebragte flappe Breukzak ligc in de holligheid van den Buik agter den Buikring, en is altijd gereed , om bij de eerfte gelegenheid weder uit te zakken. De Lijder wordt dus door f, deeze handgreep als gedoemd, om na de Konstbewerking weder eene Breuk te krijgen. Daar integendeel, als men den Breukzak in den Balzak laat liggen , en inkervingen in zijnen Hals maakt en denzelven drukt, deszelfs bovenfte Opening zig dikwils ■fluit, en de Lijder bijgevolg voor altoos bevrijd wordt.  128 VERHANDELING De afzondering van den Breukzak is daarenboven! zeer moeilijk en Jangwijlig, en daar zijne agterfte zijde doorgaans zeer digt en vast aan den Zaadftreng Hert 4 fomtijds zeer gevaarlijk. Eindelijk wordt , door deeze afzondering des Breukzaks het gantfche Vetvlies van den Balzak ontbloot, en daardoor eene fterke en moeilijke Verettering, het ontftaan van veel weclig vlcesch, en veele andere zwaarigheden veroorzaakt. Dit zijn de redenen, waarom ik de afzondering van den Breukzak voor bezwaarlijk , onnoodig ja nadeelig houde. Het enige wat men voor dezelve kan zeggen, is dit, als de Breukzak in den Ealzak blijft liggen, en zijn Hals zig fluit, dan verzaamelc 'er fomtijds in den ledigen geflooten Breukzak Water , en veroorzaakt eene bijzondere foort van Waterbreuk. Dit wordt verhoed, als men den Breukzak afzondert en terug brengt. Maar deeze Waterbreuk is een zo zeldzaam, niets beduidend, en Hot geneesbaar Toeval, dat het voordeel, van dezelve te verhoeden, tegen de even aangehaalde bezwaarnisfen, die met de afzondering van den Breukzak verbonden zijn, als niets te rekenen is. \ De Heer petit (V) heeft eens gezien, dat eene oude verharde Breukzak, die na de Konstbewerking in den Balzak was gebleeven, indedaad kankeragtig is geworden. Om dit ongeval voor te komen, kon men misfchien de afzondering van denEreukzak voordellen. Maar kan dan de Breukzak agter den Buikring niet even zo wel Kankeragtig worden, als in den Balzak? Het terug brengen van den Breukzak, kan dus tot dit Oogmerk van geen nut zijn. Maar hoe, als men denzelven geheel affneedt'? Ook die zou O») Traité dis Maladies Chirurgicales, Tm. II. p. 380.  over de BREUKEN. 223 zou waarfchijnlijk niets helpen. Als de Kankeragtige gefchiktheid, Difpofitio, eens in een Lighaam tot een zekeren Trap gekomen is, vindt dit Kankergift gemakkelijk een Deel, waarop het zig neerzet. Kan het dat op dit Deel niet doen, het doet het op een ander. Voor het overige is de Kanker aan een ouden Breukzak, iets dat zo zeldzaam is, dat, een Breukzak af te fnijden, om te verhoeden dat hij niet Kankeragtig wordt, even zo dwaas gehandeld is, als eene gezonde Vrouwen Borst weg te neemen, om voor te komen, dat zij niet t'enigen tijde Kankeragtig worde."1 Om té beletten, dat de terug gebragte Ingewanden, niet voor het fluiten van de uitwendige Wonde, uit de holligheid van den Buik zouden zakken, plagc men in den Buikring een dikke Wiek te Hoppen, men vulde de Wonde met plukzel op, bedekte dezelve met Drukdoeken, en bevestigde dit met een Verband, dat men Spica inguhialis noemt. De Wiek is, in laatere tijden, met regt, geheel verworpen. Zij rekt den Buikring uit, houdt hem beftendig open, belet de vereeniging en fluitïng van den Hals des Breukzaks en den Buikring, verdrijft bij gevolg alle hoop tot eene grondige geneezing, en maakt, dat de Breuk, na de geneezing der Wonde , terftond weder uitzakt, .als de Lijder dezelve niet door een Breukband inhoudt. Daarenboven prikkelt zij, als een vreemd Lighaam , de Wonde, terwijl zij dezelve drukt en uitrekt, en veroorzaakt pijn en ontfteeking. Haare inwendige punt raakt, wrijfc en prikkelt, de ontftoken en even terug gebragte Darmen, die in de holligheid van den Buik , het naast agter den Buikring liggen. In den Buikring drukt zij den Zaadftreng, en maakt de Ballen pijnlijk Zij belet de ontlasting der Vogten, die agjer den Buikring verzamelen, door de Wonde. En ein/ de  254 VERHANDELING delijk Is zij geheel onnoodig; want de ingebragte Deelen zakken niet zo ligt weder uit, en men heeft bekwaamer en gemaklijker Middelen, om ze in te houden. De zo genaamde Spica ingulncilis is een onbekwaam Verband, welks aanleggen en afneemen moeilijk en van veel omdag'is, en niet zonder verfcheiden beweegingen van den Lijder gefchieden kan. Ik verwerp hierom dit geheele Verband, endenk, dat het veel beter aan het oogmerk voldoet, en ge* fchikter is, op de volgende wijze te verbinden. Men legge een rond, platgedrukt, Linnen Kusfen, dat .met Wol of fijn Plukzel opgevuld is, en een derde grooter dan de omtrek van het bovenfte deel der Wonde, op den Buikring en het bovenfte gedeelte des Breukzaks, men vuile het overige onderfte gedeelte der Wonde met platte Wieken op, bedekke dit alles met een vier dikken Drukdoek, en bevestige het met het T Verband. Het Kusfen ligt op den,Buikring, en het bovenfte gedeelte van den Hals des Breukzaks , drukt den laatften zaamen, belet bij gevolg het uitzakken der Darmen, cn veroorzaakt misfchien eene volkome fluiting van den Hals des Breukzaks , voornaamlijk als in zijnen binnenften omtrek inkervingen gedaan zijn. Naar mate het bovenfte gedeelte der Wonde, in den voortgang der Geneezing kleiner wordt, moet ook de grootte van het Kmfen verminderd worden. Na agt, tien of twaalf dagen heeft men hetzelve doorgaans niet meer noodig. De platte Wieken, Plumaceaiix, waarmede het onderfte gedeelte der Wonde opgevuld wordt, moeten zo groot zijn, dat twee of ten hoogden drie derzelven, de geheele Wonde bedekken. De Drukdoek moet insgelijks de gantfche Wonde bedekken, dat is, zij moet van den Buikring tot aan den Bodem des  over de BREUKEN. 225 des Balzaks reiken. Men geeft dezelve doorgaans eene driehoekige gedaante, en legt dezelve zo aan, dat haar breedde Deel de omtrek van den Buikring, en haare afgekorte Punt den Bodem des Balzaks bedekt * Het ï Verband is zeer bekwaam. Het houdt den Toedel vast aan ; maar voornaamlijk kan men het gemakkelijk en fchielijk, en zonder den Lijder in her minde te beweegen, dapper en vaster maaken. Maar als het alle deeze goede hoedanigheden zal. hebben, moet bet niet naar de gewoone, maar op de volgende wijze gemaakt en aangelegd woeden. Het bedaat uit twee dukken , naamelijk uit dat gedeelte, dat om het Lijf gelegd, en uit dat, dat tusfenen de Beenen doorgehaald wordt; het eerde gedeelte noem ik het Lijfltuk9 en het tweede het Beenfluk. liet Lijfduk moet zo aangelegd worden, dat zijne beide einden elkander van vooren op de gezonde zijde ontmoeten, en aan elkander vastgemaakt worden»1 Dit laatde gefchiedt met Spelden, of beter met Naald en Draad, maar allerbest met Banden. Als dit waargenomen .wordt, kan men, als het in het vervolg noodig is, de Band vaster aanhaalen, of losfer maaken , zonder daarbij den Lijder in het minde te beweegen. Doorgaans is het voorde breede Deel van hec Beend.uk van vooren aan het Lijfduk vast gemaakt, waardoor bij ieder Verband, zo dikwils hetzelve los gemaakt en weder gedooten wordt, hetagterde ge- ' deelte van het Beenduk, agter op den Rug, van het Lijfduk loc gemaakt, en weder bevestigd moet worden. Dus moet het Beenduk, bij ieder Verband, op nieuws weder tusfchen de Beenen doorgehaald worden. Die alles kan niet zonder beweeging des I. DEEt. P Uy  flü6 VERHANDELING Lijders, en zonder veele onnoodige moeite en orilflag gefchieden. Het is dus duidelijk beter en gefchikter het agterde fmalle einde van het Beenlr.uk, agter op den Rug vast aan het Beenduk te naaien, enhetbrecde voorde einde des Becnduks van vooren in de Liesfchen, bij ieder Verband, van hetLptuk los, en 'er weder aan vast te maaken. • Op deeze wijze kan met de grootde gefchiktheid cn gemak, zonder den Lijder in het minde te beweegen, en . zonder genoodzaakt te zijn, het Beenduk telkens tusfchen de Beenen terug cn weder voorwaards te haaien, het Verband los en weder vast maaken. Als het voorde breede eind van het Beenduk, door den Etter onzuiver geworden is, dan kan men het van het fmalfte gedeelte affnijden, en een nieuw aannaaien. Het voorde breede deel van het Beenduk moet zo groot zijn, dat het de geheele Wonde , van den Buikring tot aan den bodem des Balzaks bedekt. Dit deel van het Windzel moet ook uit een dubbel duk Linnen bedaan, dat hier en daar doorgenaaid is, od dat het niet trekke. Men doet ook zeer wel, als men de beide zijranden van dit voorde breede Deel des Bcenduks, door een derken Draad een weinig zaamentrekt, en hetzelve daardoor de gedaante van een Draagband geeft, waarin de gantfche Balzak ligt. De maatige drukking van deezen Band op den Balzak vermindert de al te derke Opzwelling en Veret# tering van denzelven. Uit vreeze voor eene nieuwe uitzakking der Darmen legt men het Verband gaarne wat vast aan. Dit is deels niet noodig, deels fchadelijk. Met noodig; want bij het liggen van den Lijder op den Rug, dat geduurende de geheele Geneezing in agt genomen moet worden, is zulk eene uitzakking niet te vreezen; en  ö v è n dé BREUKEN. sa? cn het Kusfen dat op den Buikring ligt fluit den Hals des Breukzaks , en belet alle uitzakking , als het inaar maatig aangedrukt wordt. Het is ook fchadetijki want eene te flerke drukking maaki de Wonde en de Zaadftreng ligt pijnlijk*- Voor het overige moet de Lijder , geduurende de Geneezing , alle hevige beweegingen des Lighaams, in het Bed mijden. De hardlijvigheid moet door Klifleeren weggenomen worden; want de poogingen des Lijders bij eenen moeilijken afgang kan ligt eene uitzakking verwekken. In de eerfte dagen moet de Lijder, zig op een Steekbekken ontlasten. Na de Geneezing der Wonde moet een Breukband aangelegd worden. Eer dit gedaan is, moet de Lijder niet aan zijne gewoone bezig-heeden gaan; wanc de, tot hier roe hefchreevene Konstbewerking, heefe hem wel van bet gevaar der beklemming, maar nieK van zijne Breuk bevrijd, ZES - EN - TWINTIGSTE HOOFDSTUK, Van de Toévallen na de Konstbewerking, en derzelver Geneezing. Na dé geëindigde Konstbewerking, en het aan-*" gelegd Verband, heeft de Heelmeefter, tot op de volkomene heritelling des Lijders, op drie zaaken te letten: naamelijk op de" behandeling der Wonde; op de gevolgen der beklemming; en op de voortduurende Toevallen der beklemming. De behandeling vordert niet veel: het is eene eenvoudige gefneedene Wonde, in Deelen, welker P 2 kwee-  sa8 VERHANDELING kwetzing zonder gevaar is. Alles wat hierbij, in gewoone Gevallen in agt te neemen is, bellaar in het volgende. Als de Breuk zeer groot is geweest, er. bij gevolg de Balzak zeer uitgerekt is geworden , volgt in dit flappe en weeke Deel ligtelijk eene llerke ontfteekingagtige ophooping der Vogten , die wel met met hevige Toevallen gepaard gaat, maar doorgaans eene fterke Verettering ten gevolge heeft, waarbij ligtelijk Etterboezems in den Balzak ontftaan, die geopend moeten worden. Men kan het al te fterk aandringen der Vogten, en de te groote ontftckingagtige opzwelling des Balzaks grootendeels beletten door eene zagte drukking met een Schortband. Hierom raade ik aan, om terftond bij het eerfte Verband zulk een Band aan te leggen ; of, om den Toeftel, niet buiten noodzaaklijkheid te vermeerderen, het voorfte breede Deel van het Beenftuk van het T Verband, de 'gedaante van eenen half openen Zak te °-eeven. Bij kleine Breuken is dit niet noodig. Als de VVonde nabij haare volkomene Geneezing is, kan men het Kusfen en het T Verband geheel afneemen, en een gewoonen Schortband aanleggen. De Lijder moet deezen ook enigen tijd na de%e-" volgde geneezing draagen; want het is het kragtigfte middel, om den grooten en flappen Balzak, langzaam tot zijne natuurlijke grootte te brengen. ° , Voor den vierden Dag, moet het eerfte Verband niet afgenomen worden, ten zij bijzondere omftandigheden, die ik op de behoorlijke plaats zal aanwijzen, het vorderen; een Regel, die in het algemeen bij aile eenvoudige geftieedcne Wonden "in agt genomen moet worden. Maar na den vierden Dag moet zij dagelijks eens verbonden worden, deels dewijl de Vefetteriog, voornaamlijk als de Breuk  over 33 e BREUKEN. 220 Breuk zeer groot geweest is, in Wonden van zulke llappe Deelen zeer overvloedig is, deels ook om dat hier de Etter ligt ontaart. Het is een gewigtige Regel, dat men de Won ■ de, van het begin tot het einde met droog Plukzel verbinde. Het waarneemen van deezen Regel heeft tweederlei voordeel, de Wonde ettert niet Jigtovermaatig flerk, en "er komt in dezelve niet ligt welig Vleesch, dat anders in dergelijke flappe Deelen ligtelijk gebeurt, en veel ongelegenheid verwekt. Zo dra de Wonde geneezen is, moet een Breukband aangelegd worden, en deezen moet de Lijder naderhand beltendig draagen. Ik heb in het voorgaande Hoofdftuk reeds gezegd, dat door die Konstbewerking welke ik tot hiertoe befchreeven heb, alleen de beklemming weggenomen, maar het weder uitkomen van de Breuk niet belet wordt. De Breuk wordt fomtijds wel na dezelve zo volkomen geneezen , dat zij niet weder uitkomt. Maar dit kan de Heelmeefter niet vooruit weeten, en hierom blijft het altoos een algemeene Regel, om na de Koastbewerking een Breukband aan te leggen, in een bijzonder Hoofdftuk zal ik meer van de volkomene Geneezing der Breuken zeggen. Hier moet ik nog herinneren, dat door het al te vroeg en onvoorzigtig gebruik van een Breukband, na de Geneezing der Wonde, het teder lidteken weder ontfteekten openberst, en de Lijder bijgevolg genoodzaakt wordt, den Breukband enigen tijd weder af te leggen, en dezelve zo lang in te houden, en zig van zijne gewoone bezigheden onthouden, tot dat hij den Band weder kan aandoen. Deeze, voor veele Lijders zeer gewigtige bezwaarnis, wordt voorgekomen, als men den Breukband niet al te vroeg, dat is, niet eerder aanlegt, dan wanneer het Lidteken enige vastheid heeft, of, als men, om het wrijven van den BreukP 3 band  230 VERHANDELING band te verhoeden, een zes- of agtdikke Drukdoefc onder den Pop des Breukbands legt, enden Lijder waarfchuwt, dat hij het Lighaam, en vooral de Dije, niet te menigvuldig en te fterk beweegt. Men bezorgt het Lidteken ook fchielijk enige vastheid, ais men het dikwils met Brandewijn wascht. De gevqlgcn der beklemming verdienen veelmeer oplettenheid, dan de Wonde. "De Lijder, aan wien men de Konstbewerking gelukkig vertin heeft, is oogenblikkelijk na dezfelve niet op eenmaal gezond. De beklemming is wel weggenomen , en terftond volgt 'er1 doorgaans eene onmiddelijke vermindering van alle de Toevallen, zodanig, dat de Lijder ais op eenmaal begint te herleeven. Maar hij is in verfcheidene gevallen niet terftond na de Konstbewerking buiten alle gevaar. Hij beeft, behalven de Wonde , eene Ontfteeking der Darmen ; want de Konstbewerking wordt zelden zo vroeg gedaan, of men vindt altoos de Darmen bij dezelve eni^zints pntftoken. Ondertusfchen is deeze Ontfteeking dikwils van geene betekenis, en verdwijnt van zelfs, •zo dra haare werktuigelijke Oorzaak , de beklemming, weggenomen is. Maar fomwijien is zij hevig , en vordert na de Konstbewerking nog eene bijzondere opmerkzaaamheid. Als de beklemming door ODhooping van Drekftoffen ontftaat, zijn de Darmen na de Konstbewerking doorgaans zo verzwakt, dat zij zig van de Drekftoffe niet ontlasten kunnen. Deeze drukt, prikkelt en verftopt zij dus nog altoos na de Konstbewerking en de Lijder bevindt zig bij gevolg zeer ongefteld. Het Engelsen Zout in kleine Giften en een of twee Kiifteeren , drijven de Drekftoffe uit, en neemen in weinig uuren alle kwaade Toevallen weg. Pe Lijder moet, geduurende de Geneezing der Won-  over de BREUKEN. p3t Wonde , en nog enigen tijd daarna, eene naauwkeurige en geregelde leefwijze houden De Darmen blijven altoos enigen tijd zo zwak en gevoelig, dat dikwils de geringde prikkeling, Buikloop, Kolykpijnen, en Toevallen van. Darm wee, Miferere, veroorzaakt. En deeze Toevallen zijn des te heviger en hartnekkiger , hoe meex de Darmen bij de beklemming geleeden hebben. Maar in het algemeen en in alle gevallen, zijn, in de.eerfte dagen na de Konstbewerking, Verzagtende, Krampftillende en olieagtige Stoovingen op den geheelen omtrek van den Onderbuik zeer noodig en heilzaam; want zij verzagten de ongefteldheden in den geprikkelden Darmbuis , en verminderen, of neemen bijna alle Toevallen weg, die den Lijder na de Konstbewerking aantasten. Nb en dan blijven de Toevallen der beklemming, na eene gelukkig geëindigde Konstbewerking, nog aanhouden. Ik "heb boven, bij gelegenheid der Taxis , van dit gewigtig Geval, reeds wijdloopig gehandeld, en beroep mij dus hier op bet geen ik daar gezegd heb. Ik zal hier nog maar twee bijzondere Gevallen aannaaien. De Hoogleeraar ludwig O) werdt eens bij eene Vrouw geroepen , die zedert enige dagen de Toevallen eener beklemde Breuk hadt. Haare Breuk maakte zulk een breed Gezwel , dat men dezelve zo wel voor een Dijebreuk, als voor een Lieschbreuk kon houden. Schoon men uitwendig in dezelve geene i groote fpanning ontdekte , waren de Toevallen nogtans zo hevig, dat men eindelijk genoodzaakt was , de Konstbewerking te verrigten. Men vondt in de Breukzak een ftuk van het Net, en (3) JdVetforia Msdica Praftica, Vol. I. P 4  aga VERHANDELING en van den omgewonden Darm, Ikum. Het Net was verhard, en werdt afgefneeden, maarden Darm bragt men terug. De Konstbewerking werdt wel zeer gemakkelijk en gelukkig ten uitvoer gebragt, maar de toevallen der beklemming hielden na dezelve even fterk aan, en de Lijderes ftierf den derden dag daarna. Bij het onderzoek van het doode Lighaam vondt men eene kleine Dijebreuk, die men bij de Konstbewerking van de Lieschbreuk niet ontdekt hadt. De Darm, in deeze Breuk beflooten, was verftorven. De Dijebreuk zeer klein zijnde, was het moeilijk , haar te ontdekken, en van de groote nabij gelegene Lieschbreuk te onderfcheiden. Beide deeze Breuken lagen zo digt bij elkander, dat zij één enig Gezwel veroorzaakten. Ondertusfchen de ongewoone gedaante deezer Breuk , die overdvvarsch langwerpig was, kon enigen agterdogt verwekken. De -uitwendige huid van het Gezwel was niet gefpannen , want de Lieschbreuk, die het grootfte gedeelte van het Gezwel uitmaakte , was niet beklemd; de beklemde Dijebreuk was zo klein , dat men haar uitwendig niet voelen kon. Deexe omfrandigheid kon ook den agterdogt van eene dubbele Breuk verWekken. Uit de Toevallen van het Darmwee, die ra de Konstbewerking nog aanhielden , kon men ook tot eene nog aanhoudende beklemming, en misfchien ook tot eene tweede tegenwoordig zijnde Breuk befluiten, nogtans was dit Teken zeer onzeker, om dat het voortduuren deezer Toevallen ook door andere omftandigheden veroorzaakt kan worden. Ook neemt de Heer le blanc in zijne Chirurgijch&Operatiën waar, dat eene Liesch- en Dijebreuk zomtijds op denzelfden tijd één Gezwel maa«en, en verfcheidene dwaalingen veroorzaaken kan. Hoe noodig het is, om terftond na de verrigtte Konst-  over de BREUKEN. 233 Konstbewerking, den Lijder door Kiifteeren en zagte Purgeermiddelen, Ontlasting te verfchaffen; en hoe dikwils het verzuimen van deezen Regel, geheel alleen de Oorzaak van het aanhouden der Toevallen van het Darmwee, ja vaneenen doodelijken uitgang is, bewijst de lieer louis (a~) door een zeer merkwaardig geval. Een Man , die men gelukkig een Breuk geopereerd hadt, ftierf 54 uuren na de Konstbewerking aan de voortduurende Toevallen der beklemming. Men vond in zijn Lighaam de Darmen met verharde Drekftoffe aanmerkelijk opgevuld. Een Purgeermiddel cn een Klifteer zouden deezen Lijder gered hebben. ZEVEN - EN - TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van de Verftorvene Breuken. Jfj)e Verderving in de Breuken ontftaat, of uit zig zelfs, zonder voorgaande beklemming, of is het gevolg der beklemming. Het eerfte Geval is zo zeldzaam, dat ik daarvan maar ééne Waarnecming weet. De Heer henckel verhaalt dezelve in de tweede Verzaameling zijner nieuwe Bemerkungen. De Lijder was 72 Jaaren oud, ftierf plotslijk, en was kort te vooren zeer welvaarend. Weinige dagen voor zijnen Dood ontdekte hij alleen eene ongewoone verzwakking, en zijn Pols was ook zeer zwak. Men vondt zijne Breuk verftorven. Ik geloof zeker, dat dit die foort van r» Memoires de l'Acad. de Chirurg. Vol. IV. P5  234 VERHANDELING van Verderving was, die uit Ouderdom en Zwakheid , en doorgaans aan de Voeten ontftaat. Zij komt het meest voor in zulke Deelen, waarin de Leevenskragt het zwakfte is; en dit Deel was hier vermoedelijk de Breuk. De Buikring kon ook enige fchuld hebben, voor zo ver hij, de op zig zelfs zwakke beweeging der Vogten in de uitgezakte Deelen nog meer verzwakte en hinderde. Het Geval, waarvan ik hier eigenlijk fpreek, en het geen het meest voorkomt, is dat, waar de Verderving in de Breuk door de beklemming veroorzaakt Wordt. De Tekenen en Toevallen , waaraan men weet dat dit gefchiedt, zijn de volgende. De Breuk, die voorheen gefpannen en hard was, wordt flap, en ten laatden zo papagtig, dat het drukken met den Vinger eene kuil in denzelven nalaat. De pijn verdwijnt fchielijk en geheel, zo dat de Lijder zig dikwils vleit, in een oogenblik van alle gevaar bevrijd te zijn. De Breuk wordt klein, week , loodkleurig, daar zij voorheen rood was, het Braaken en de Hik houden op, de Pols verdwijnt, en de Oogen worden vermoeid. Dikwils krijgt de Lijder uil zig zelf afgang; en de Breuk gaat meermaalen vrijwillig terug. Eindelijk vertoonen zig uitwendig op de Breuk blaauwe en zwarte Vlekken, die ten laatden openbreeken, en Drekftoffen en Winden ontlasten. Ook volgen dikwils dinkende ontlastingen. Doorgaans heeft deeze Ziekte wel eenen doodelijken uitflag; ondertusfehen heeft men nogtans, ook in deeze gevreesde en hoopelooze omdandigheden, niet zelden de Lijders gered en behouden, in hec algemeen neemt men hier dikwils eene onverklaarbaar verfcheidenheid waar. Somtijds veroorzaakt een zeer gering beginzel van Verderving dep Dood; de Lijder derft, eer uitwendig nog het geringde teken van Verderving aan de Breuk zig opdoet, en in zijn  over de BREUKEN. 235 t\]n Lighaam vindt men niet zelden een zeer klein gedeelte, ja dikwils alleen maar ééne enkele kleine plaats van den Darm, verdorven. En men ziet in tegendeel dikwils, dat, in de vreezelijktlc verwoefting van de geheele P.rcuk en van den gantfchen Balzak door de Verderving, den Lijder zig redelijk wel bevindt, en behouden wordt. Zo dra 'er Verderving in eene Breuk plaatsheeft, is'er indedaad altoos veel meer vrees dan hoop; nogtans is alle hoop inmiddels niet verlooren. Zo berispelijk de Heelmeeder zou zijn, die in deeze zorgelijke omftandighcden , met zekerheid eenen gelukkigen uitflag beloofde, even zo laakbaar zou handelen, die den moed geheel liet zakken, en niets tot redding des Lijders onderneemen wilde. Hierom kan ik de Heelmeefters niet genoeg vermaanen, om in deeze omdandigheden de hand niet van hunne Lijders af te trekken; de Heelkonst heeft oók in dit gevaar, nog kragtige Middelen ter redding. Voor het overige fpreekt het van zelve, dat de Heelmeeder hier alles onder eene zeer twijfelagtige Voorzegging onderneemen moet. Het geen hij onderneemen kan, zal ik ftortelijk aanwijzen; vooraf herinnere ik, dat ik hier alleen van Darmbreuken handel, en van de andere foorten van Breuken in het bijzonder zal fpreeken. Het Geval eener verdorvene Breuk is op driederleië wijzen onderfcheiden. Zomwijlen naamelijk is alles in de Breuk gezond; alleen is 'er eene plaats aan den Darm verdagt, cn fchijnt nabij de Verderving te zijn, of alle de Darmen zijn hevig ontftooken, en bijna verdorven. In dit geval is het best, de Darmen der aandoeninge van de uitwendige Lugt te onttrekken, en dezelven in de zagte, vogtige en warme holligheid van den Buik terug te brengen. Dit is het enig Middel om den kleenen ftap, die  *3ó* VERHANDELING die 'er noodig is om indedaad toe Verderving over te gaan, te verhoeden. De Heer gotz vondt bij de Konstbewerking op eene Breuk, die zedert elf dagen beklemd geweest was , den Darm zodanig ontüooken en zo nabij de Verderving, dat men zijne uitwendige Huid met den Vinger 'er afkon wrijven. Hij bragt dezelve, in weerwil van dit alles, in de bolligheTd van den Buik terug, zette terftond na de Konstbewerking een Klifteer , en gaf alle drie uuren eene Gilt van den Koortsbast, en de Lijder werdt volkomen herfteld. De Heer warner (/,; vondt bij de Konstbewerking op eene Lieschbreuk, den Darm donkerbruin; hij bragt denzelven met een «4lakkTg gevolg in. De Heer richard de hautesierk (O vondt in eene Breuk den Darm hevig ontftooken, en een ftuk van vijf Duim lang verftorven. Hij bragt nogtans alles terug; daar volgden wel hevige Toevallen, maar een Purgeermiddel uit Manna en Olie verzagtte dezelve fchielijk en de volkomene Geneezing volgde onverhinderd. Zulk een Geval is indedaad altoos twijfelagtig en gevaarlijk, eu vordert Voorzigtigheid en Oordeel van de zijde des Heelmeefters. Is de Darm, als hij terug gebragt wordt, in waarheid verdorven, dan breekt hij in de holligheid van den Buik open, en veroorzaakt eene doodeliike uitdoning van Drekftoffen. Dus kan men, door een onbedagt inbrengen van den verdagten Darm, den Lijder in Leevensgevaar brengen; maar men kan hem ook door eene bloohartige wankelmoedigheid in gevaar brengen; (a) Journ. de Med. T. 36. (f>) Cafés of Surgery, p. 191. (r) Öbf. de Medec.  övêr dé BREUKEN. 437 gén; want is de Darm niet reeds verdorven , en onderneemt de Heelmeefter niet, denzelven terug te brengen, dan zal hij zeker buiten de holligheid van den Buik verfterven, en 'er eene gevaarlijke Ziekte ontftaan, die de Heelmeefter door het fpoedig inbrengen van den Darm zou hebben kunnen verhoeden. Dus bevindt zig de Heelmeefter, zo wel van de eene als van de andere zijde, in gevaar om een misflag te begaan, waar voor hem niets dan VoorZigtigheid en eeu kloekmoedig Onderzoek beveiligen kan. In dit Geval zou ik mij op de volgende wijze, gedraagen. Ik zou met.de Vingers naauwkeurig onderzoeken, óf de verdagte, donkere, bruine plaats, haare natuurlijke Hevigheid hadt, dan niet. Als zij ze hadt, zou ik zonder uitftel hec inbrengen verrigten. Als zij ze niet hadt maar week was, zou ik onderzoeken, of alleen.de uitwendige Huid des Darms week, maar de inwendige gezond en onbefchadigd was; en als ik dit zo vondt, zou ik den Darm inbrengen; nogtans niet zo onagtzaam als de Heer gotz. Ik Zou aan deeze verdagte plaats, digt bij den Darm, een draad door het Darmfcheil trekken, zodanig dac hij den Darm omvatte, hierop zou ik den Darm terug brengen, en de twee einden van den draad mee een Hegtpleifter op de Huid bevestigen. Deeze draad houdt de verdagte plaats de's Darms altoos kort agter den Buikring vast; wa?rdoor, als na hec inbrengen, de Verfterving de inwendige bekleedzelen van den Darm aantast en den Darm opent, de Drekftoffen niet in de holligheid van den Buik ftort, maar door den Buikring uitvloeit, en de Lijder, bij gevolg, voor alle gevaar beveiligd is. Men kan ook in alle Gevallen, waar de Omftandigheden het vorderen, door middel van deezen draad, den Darm uit de  238 VERIiANDELïMÖ de holligheid van dén Buik voorthaalen, en het ö) Verfuche t\ner Chirurgifchen Gefeelfchaft zu Kopenhagen. (c) Journal de Medecine, Tom. 36. (d) Obfèrvations de Medecine.  bviR de BREUKEN. *57 Val dat het meest voorkomt; want het gantfche ftuk Darms, dat beklemd is, lijdt noodzaakelijk overal even veel, en men ziet dus geene reden , waarom maar eene plaats van het zelve, en niet het geheele ftuk aan alle plaatzen zou verfterven. De Verlterving tast doorgaans alles aan, wat buiten den Buikring ligt, en zondert hetzelve af, gelijk zig een Deel waar een draad omgewonden is, daar afzondert, waar de draad ligt. De twee gezonde en onbeschadigde Darmeinden nu, liggen agter den Buikring. En hoe liggen zij daar? Noodzaakelijk tegen elkander over, dat is zo, dat hunne twee openingen op elkander komen; en bij gevolg in de wenfehehjkite ligging, Waar in zij moeten liggen, om zaamen te vereenigen. Eh in deeze ligging zijn zij onbeweeglijk en digt bij elkander. Onbeweeglijk; want de Verfterving word noodzaakelijk van een hevige Ontfteeking voorgegaan, en deeze veroorzaakt niet alleen eene aankleeving dés Darms agter den Buikring voorwaards aan het Buikvlies, maar ook van agteren en op beide de zijden aan de nabij liggende Deelen. Deeze twee Darmeinden zijn dus in hunnen gantichen omtrek aan de bijgelegene Deelen gekleefd. Zij liggen dus vast en onbeweeglijk in de gunftigfte ligging* Eene uitdorting van DrekftofTen kan ook onmogelijk volgen, want rondom den geopenden Darm is alles aangegroeid, en zaamen gekleefd, en de Drekftotie kan dus nergens, dan door den Buikring dringen. Ik heb gezegd, dat de openingen der twee Darmeinden ook digt bij elkander liggen. De Verfterving Ontftaat hier alleen door de werktuiglijke drukking der beklemmende kragt , zonder enige inwendige Oorzaak. Zij ftrekt zig dus niet boven de plaats der beklemming' uit. De Darmen worden dus in den Buikring door de Verfterving geopend; dus moeten hier zijne openingen noodzakelijk digt bij elkan- L deel. K der  258 VERHANDELING der liggen, en blijven liggen, want zij zijn aangé'-* groeid. • Nu vraage ik mijne Leezers^ of het geene raazernij zou zijn, als men in dit geval, den Buikring doorfnijden , de Darmen agter denzelven los maaken, vooruit haaien, en op eene der boven befchreevene wijzen wilde vereenigen ? Men zou zekerlijk de afzondering , of geheel niet kunnen uitvoeren, of als men ze uitvoerde, door dezelve eene nieuwe Ontfteeking en een nieuw Gevaar veroorzaaken; en ten Iaatften zou de konftige vereeniging der Darmen, op verre na zo veel hoop tot een goed gevolg niet geeven, als voorheen plaats hadt. Ieder mijner Leezeren moet gevoelen, dat de Heelmeefter in dit geval, door alles wat hij tot vereeniging der Darmen onderneemt, duidelijk de Natuur ftoort, en alle goede uitzigten verijdelt. In het Tweede Geval wordt maar een gedeelte van den Darm, die in de Breuk ligt, door de Verfterving aangetast, cn deeze ftrekt zig niet uit tot aan den Buikring; en na de affcheiding van het verftorvene, hangen de twee gezonde Darmeinden , meer of minder uit den Buikring, en liggen in de lengte digt bij elkander. Daar hier de twee openingen der Darmeinden niet tegen over, maar zodanig bij elkander liggen , dat zij beiden nederwaards gerigt zijn, fchijnt het geheel onmogelijk te zijn, dat de Natuur, zonder enige hulp der Konst, zulk eene vereeniging zou uitvoeren, dat het Kanaal weder herfteld wierdt. Dat zij dit ondertusfchen nogtans geheel alleen vermag, bewijst hef aangehaalde geval van den Heere petit. Men ziet ook hier dikwils zeer duidelijk, op welk eene wijze de Natuur de Genee2ing uitvoert. De twee Darmeinden, die buiten den Buikring hangen, trekken zig van tijd tot tijd, voornaamlijk bij een aan-  over de BREUKEN. 259 aanhoudend liggen des Lijders op den rug, door den. Buikring in de "holligheid van den Buik terug; en zó dra zij terug gekeerd zijn, is dit geval gelijk aan het eerlle. In dit tweede geval kon de Heelmeefter altoos, zonder moeite cn gevaar, de twee Darmeinden, die uit den Buikring hangen, tragten te vereenigen. Om te onderfcheiden, of hij dit doen zal dan niet, moet ik vooraf opmerken, dat de Darmeinden , die uit den Buikring hangen, of van binnen en agter den Buikring aangegroeid zijn, of dat zij overal vrij zijn en nergens vast zftten. Zij zijn zeer 'zelden vrij, maar -doorgaans aangegroeid: en hoe kan het anders zijn, daar cle Verfterving altoos door eene hevige Ontfteeking wordt voorgegaan , die doorgaans eene dergelijke tegennatuurlijke aangroeijing veroorzaakt. Voor eerst zal ik dan fpreeken van dat geval, dat het allermeest voorkomt, waarin de twee Darmeinden aan een gekleefd en vast gegroeid zijn. Eer het Verftorvene afgefcheiden, de Wonde gezuiverd, en op eene behooilijke wijze veretterd is, moet de Heelmeefter aan de 'Vereeniging en het inbrengen der Darmeinden niet denken. Maar wel als dit gefchied is. En wat moet hij nu tot dit oogmerk doen? De Darmeinden van binnen en agter den Buikring iti de holligheid van den Buik afzonderen , en voor eerst van alle tegennatuurlijke aankleeving en vereeniging bevrijden: dat is, den Lijder, die reeds buiten leevensgevaar is, op nieuws daarin brengen. Want wie ziet niet, dat deeze - afzondering niet zonder Ontfteeking en Kwetzing der Darmen kan gefchieden. Ja in veele gevallen "zal de Heelmeefter dezelve in het geheel niet kunnen uitvoeren. En als hijze dan met groote moeite en bezwaarnis van zijne zijde, en met gevaar van den kant des Lijders te? uitvoer brengt, welk voordeel heeft hij dan hier van te wagten ? De R a Lij-  a6o VERHANDELING Lijder , die voorheen buiten aije gevaar was , en niets meer, dan ten hoogden een kondigen Aars te vreezen. hadt, wordt nu op eenmaal op nieuws weder in gevaar van eene hevige Ontdeeking en uitdorting van Drekdoffen gedeld, en de hoop op eene gelukkige vereeniging is in het minst niet vermeerderd, maar in tegendeel eer verminderd. Ik denk, dat geen verftandig Heelmeefter het zal waagen, in zulke omftandigheden iets onzekers te onderneemen, maar hij zal blijde zijn, als hij den Lijder, in zo verre, buiten gevaar ziet. Laat de Heelmeefter alles aan de Natuur over, dan heeft de Lijder, zo dra' de affcheiding van het doode gefchiedt, de Wonde zuiver, en in eene goede Verettering is, niets te vreezen, dan ten hoogden een kondigen Aars, en een Drekfistel; en loopt het geval ongelukkig af, dan heeft de Heelmeefter zig geene vreesagtige beduiteloosheid te verwijten, want hij heeft Voorbeelden aan zijnen kant waar de Natuur alleen de Geneezing volbragt heeft. Onderneemt hij de vereeniging en afzondering van den Darm, en dek hij den Lijder op nieuws in gevaar van eene Ontdeekin"- en uitdorting van Drekdoffen, dan heeft hij het &zig zelfs te wijten, als het geval een ongelukkig einde neemt; want hij heeft iets gevaarlijks ondernomen, dat niet voldrekt noodzaaklijk was. Ik heb nu nog van het laatde geval te fpreeken, waar de twee Darmeinden uit den Buikring hangen, en nergens aangegroeid, maar overal vrij zijn: oVer het geheel een zeer zeldzaam geval. Hier zou ik de twee Dareimden terftond, naar de wijze van ramdohr vereenigen. Terftond, zeg ik: want men vereenigt ze doorgaans niet eer, dan wanneer de verdorve rand overal afgefcheiden is, en de Darmeinden zuiver en gezond zijn : maar hierin handelt men verkeerd. De Darmeinden vernaauwen zig, of klee- ven  over de BREUKEN. 26"! ven ergens aan, als men hun enige dagen in de Breuk Iaat liggen : maar als men ze in tegendeel terftond vereenigt, dan wordt de doorgang der Drekdoffe terftond weder herfteld, de Darm daar door uitgefpannen gehouden, en bij gevolg alle vernaauwing verhoed. Hierom fnijde ik, na het openen van de Breuk, het Verftorvene nabij het Leevendige af, en geef tevens een zagt Ontlastmiddel; en zo dra dit gewerkt heeft, dikwils nog op den avond van dien zelfden dag, of ten Jangften den volgenden morgen, voege ik de twee Darmeinden, naar de wijze van ramdohr, zaamen, en breng dezelven in de holligheid van den Buik terug. De affcheiding van den' fmallen Verftorvenen rand gefchiedt na de Vereeniging en het terug brengen, in de holligheid van den Buik, zonder enige moeite. Ik verkies de wijze van ramdohr boven die van du verger, fchoon de laatfte volkomener fchijnt dan de eerfte. Dit doet ook de Heer louis. Het ftuk van een Lugtpijp zo wel, als een Kaartenblad, prikkelt altoos den Darm als een hard vreemd Lighaam, en is zeer bezwaarlijk door den Buikring in de holligheid van den Buik te brengen.. Het is ook indedaad onnoodig. Als het bovenfte eind van den Darm wel in het onderfte gevoegd wordt, vindt zig de uitftorting van Drekftoffen terftond belet, de doorgang der Drekftoffen en der Winden door deeze plaats oogenblikkelijk herfteld , en de Darm daar bij gevolg in eene beftendige uitrekking gehouden , en deszelfs vernaauwing verhoed. Dit gefchiedt des te fchielijker en zekerer, zo men den Lijder geene al te fpaarzaame Dieet voorfchrijft, en het herhaald gebruile van Kiifteeren aanbeveelt, gelijk -ik in het yervolg breedvoeriger zal aantoonen. Dit is dus het enig en zeer zeldzaam geval, waarin ik de vereeniging des Darms zou onderneemen: en R 3 nog-  sfo VERHANDELING nogtans ook dan maar alleen, als het nieuw is. Want is het reeds oud, zijn de Üarmeinden die in de Breuk; liggen reeds zeer Vernaauwd, zijn reeds zedert eenen, geruimen tijd nog Drekdoffen nog Winden door den Aars ontlast, dan is het, zo niet iets anders dit belet , het raadzaamst een kondigen Aars te bezorgen, Dog hiervan in het volgende Hoofdftuk. In alle de overige Gevallen hier- boven reeds naauwkeuriger aangetekend, zou ik de vereeniging des Darms aan de Natuur overlaaten. En dan gaat men best op de volgende wijze te werk. Na dat de Breukzak geopend is, neemt men voor. gerst het grootfte gedeelte van het verdorvene met eene Schaar weg, en zuivert de Wende met eend Spons, die in Water en Azijn bevogtigd is. Daarna fcheidt^men, zo veel mogelijk, het Verdorvene zeer digt bij"-het Leevendige-af, 'zodanig, dat'er overal maar een zeer kleine itreep van het Verftorvene aan bet Leevendige blijft zitten. • Als de gezonde Darmeinden, na dat deeze affcheiding gefchied is, uit den Buikring hangen, dan moet deeze, onderfteld zijnde dat_ hij de Oorzaak der beklemming is, door eene mimjaing verwijd worden, Maar als de Verfterving tot in den Buikring gedrongen is, zo dat na de affcheiding van het Verftorvene, buiten den Buikring, niets van de Darmen te zien is, dan is de verwijding des Buikrings niet noodig. Zo dra dit gefchied is , moeten de Onzuiverheden , waarmede de Darmen opgevuld zijn, door een zagt Purgeermiddel en een Klifteer, ontlast worden,1 en dan fchrijft men, niet alleen om den Lijder, die doorgaans zeer verzwakt is, te verfterken, maar ook' om de. affcheiding van het Verftorvene te bevordes-en, en den gehceleu omtrek der Wonde in eene goede Verettering te brengen, in- en uitwendig-het gebruik van een afkookfel van den Koortsbast voor. w ' '" ' Op  ©ver de BREUKEN. 263 Op de verftorvene plaatzen kan men overal Plukzel, dat met Geest van Terbentijn bevogtigd is, leggen: dit is, zegt la peyronie (ö) het kragtigfte Middel tegen alle foorten van bederf, dat hij kent. Zo dra de Wonde zuiver, en al het Verftorvene afgefcheiden is, verbindt men ze met droog Plukzel. Als de twee Darmeinden buiten den Buikring hangen, en het zonder zvraarigheid doenlijk is , dan kan men dezelven overal elkander doen naderen, en in eene ligging tragten te brengen, die hunne vereeniging meer of minder begunftigr. Dog dit moet zonder pijn en geweld; en alleen in zo verre gefchieden, als het zig gemakkelijk laat uitvoeren. Het voornaamfte, nu te vreezen, is eene vernaauwing van den Darm, op de plaats der vereeniging. Dit volgt zekerlijk in eenen zeer hoogen graad, als de Lijder lang eene fpaarzaame Diëet houdt; ak de Drekftoffen lang en veelvuldig door de Wonde ontlast wordt, en als 'er in langen tijd weinig of niets door den Aars ontlast is. 'Êr zijn dus drie Middelen, om deeze vernaauwing voor te komen•. eene vrije Diëet; herhaalde zagte Ontlastmiddelen, en Kiifteeren. Deeze Middelen moeten zonder uitftel gebruikt worden, zo dra de eerfte Toevallen verdweenen zijn; dat is, zo dra al het Verftorvene afgefcheiden, en de Wonde zuiver, is. Als de Drekftoffen geheel alleen door de opening des Darms aan den Buikring ontlast worden, moet de Darm noodzaakelijk onder de opening vernaauwd worden. Om dit te verhoeden, moet men den Lijder dagelijks Kiifteeren ; deeze trekken de Drekftoffen na het onderfte gedeelte van den Darmbuis, beletten de vernaauwing van denzelven, verminderen (a) Memoires de l'Academ, de Chir. de Taris, Tom.II.$. 169. R 4  26*4 VERHANDELING ren de ontlasting door de Wonde, en herftellen de ontlasting van den Afgang door den Aars Somtijds kan, in dat gedeelte van den Darmbuis, het geen onder de verftorvene opening is, eene menigte van oude en verharde Drekftoffen , eene Verftopping veroorzaaken, die de ontlasting door den Aars tegenhoudt, en den uitvloed door de Wonde onderhoudt. Dit beletzel neemen de Kiifteeren ook weg. Men moet indedaad tijdig beginnen, met den Lijder dagelijks te Kiifteeren , want het onderfte gedeelte van den Darmbuis wordt fchielijk en ligt vernaauwd; en nogtans wordt, tot de volkomene herfteliing des Lijders vooral vereist, dat de ontlasting der Drekftoffen door den Aars vrij en onbelemmerd zij ,• en door de Wonde , zo dra mogelijk geftuit worde. Als de vernaauwing van het onderfte gedeelte van den Darmbuis, niet bij tijds belet , en de ontlasting der Drekftoffe door den Aars herfteld wordt, moet noodzaakelijk een konftige Aars , of een Drekfistel volgen. Dat de Kiifteeren dit voornaamlijk doen, bewijst een Geval, dat de Heer petit (£) verhaalt. De Afgang ontlastte zig reeds zedert verfcheiden dagen alleenlijk door de Wonde, en niets door den Aars. Bij toeval zette men den Lijder een Klifteer; en van dit oogenblik af, ontlastte zig de Afgang door den Aars, en de ontlasting door den Buikring verminderde, en hieldt eindelijk geheel op. Ook verhaalt de Heer l o u i s (Y) verfcheide Waarneemingen, die de noodzaakelijkheid der Kiifteeren bewijzen, en waaruit blijkt, dat 'er doorgaans een konftige Aars of een Drekfistel volgt, als, O) Mem de l'Academ;e de Chir. Tom. VIII. p. 4?, (b) Traité des Maladies Chirurgicales, p. 403. Mem. de l'Aead. de Chir.' L. C  gver de BREUKEN. 26*3. £ls dit Middel niet bij tijds en menigvuldig gebruikt wordt. Ook brengen de Purgeermiddelen, tot het herftellen van den afgang door den Aars, en de vermindering van deszelfs uitvloed door de Wonde, zeer veel toe. Hoe veel zij in dit opzigt vermogen , bewijst een zeer merkwaardig Geval, dat de Heer pi pel et (V) verhaald. De Lijder hadt reeds zedert enigen tijd, indedaad een kondigen Aars. en niets den minften afgang door den Aars , wanneer een misflag in zijne Leevenswijze , zijnen Geneesheer aanleiding gaf, om hem een Purgeermiddel voor te fchrijven. Van deezen tijd af aan, begon den afgang op nieuws weder door den Aars te ontlasten; de afgang door de Wonde verminderde, en na tien dagen was de konftige Aars geflooten, cn de natuurlijke afgang volkomen herfteld. Doorgaans laat men zulke Lijders een zeer fpaarzaam Diëet houden. Zij moeten in waarheid alles wat prikkelt, alle gevaar eener bedorvene fpijsverteering , en bij gevolg alle fcherpe fpijzen, zwaar om te verteeren , mijden. De keuze van het voed-zei moet naaukeurig zijn, maar het gebruik deszelven niet fpaarzaam , daar noodzaakelijk eene vernaauwing van den geheelen Darmbuis op zou volgen. Hoe meer Drekftoffen en Winden door de plaats der vernaauwing van den Darm gaan, des te opener en wijder wordt dezelve gehouden. En bij het gebruik der Kiifteeren en Purgeermiddelen, waardoor de Drekftoffen naar beneden getrokken en ontlast wordt, heeft men niet te vreezen , dat eene Ophooping , Verftopping , of eene vermeerderde Ontlasting door de Wonde zal volgen. Zo f>) L. C. Torn, XI. p, 562. R 5  ü66 VERHANDELING Zo lang nog enigen afgang door den Buikring ontlast worde, moet de uitwendige Wonde open gehouden worden: en ook dan moet men haar niet terftond, maar eerst enige dagen, na dat de ontlasting ophoudt, laaten fluiten. De Breukband moet na de geneezing des Lijders, niet te vroeg aangelegd worden: hij wrijft en drukt hetLidtekcn dat nog niet vast is, en veroorzaakt ligt dat het weder openbreekt. Als de twee Darmeinden uit den Buikring hangen, en bij de volgende geneezing nog niet geheel in de holligheid van den Buik terug gekeerd zijn, moet men den Breukbrnd geheel niet ^ ten minften niet eer aanleggen, dan wanneer men reden heeft om te denken, dat al het uitgezakte volkomen terug gekeerd is. Hoe naauwkeurig nu ook alles, wat ik tot hiertoe gezegd heb , gevolgd wordt, is men nogtans niet zeker, dat de Darm, op de plaats der vereeniging, na de Geneezing, niet meer of min vernaauwd is. Door.de aangeweeze Middelen vermindert mep doorgaans deeze vernaauwing; maar men komt ze zelden geheel voor. De Darm maakt doorgaans, op de plaats der vereeniging eenen hoek , die tot de vernaauwing deezer plaats veel toebrengt, gelijk de Heer mor and O) zeer duidelijk aantoont. De Lijder is dus na eene gelukkige Geneezing nog niet buiten gevaar. De vernaauwde plaats van den Darm belet en verzwaart den doorgang der Drekftoffen altoos meer of minder. De Lijders worden hierdoor dikwils van Kolyk aangetast, die altoos door een bezwaarlijken doorgang der Drekftoffen door de vernaauwde plaats ontftaan. Ja men heeft verfcheide Gevallen, waar in de doorgang derDrek- ftof- 00 L. C. Tom. IV. p. 168. en Mem. de VAcad. d:s Sciint. Année 1735. p. 249.  ©ver d e BREUKEN. 2f$0 poffen volkomen belet, en een doodelijk Darmwee,. mfereva, gevolgdis. La peyromë onder anderen,op dar. ik uit veelen maar een aanhaale, verbaalt zulk een geval. •. Men heeft wei Reden om te hoopen, dat de vernaauwde plaats van tijd tot tijd, deels door de behendige uitrekking der veerkragtige Lugt, deels do r de vogtige warmte in de holligheid van den Buik, week gemaakt en verwijd, en de Lijder eiftdelïjte van alle gevaar bevrijd wordt. Nogtans heeft mfeor ook Gevallen, waar, lang na de Ceneezing neg hevige, ja doodelijke Toevallen gevolgd zijn,en waaruit dus blijkt, dat de Lijder, zelfs lang naderhand, hog niet geheel veilig is. De Heer la peyrohiè (b) vermeld een Geval, waar de Wonde, zes Maanden na de volbragte Geneezing openbrak, en, na dat een klein (tukje Beens door dezelve ontlat was, nogtans zig weder floot. De Heer moiund (c) fpreekt van 'eenen Lijder, die enige Jaaren na de Geneezing van eene veritorvene Breuk, aan een hevig Kolyk ftierf. Men vondt den Darm, op de plaats der vereeniging, vernaauwd, en bovende vernaauwde plaats verfcheurd. ' Om op deeze vernaauwde plaats van den Darm \ eene doodelijke verftopping voor te komen, en de geheele verwijding en uitrekking te bevorderen, en te verhaasten', moet de Lijder alle harde verftpppfe*de fpijzen mijden, alleen dunne en vloeibaare vbe* ^els gebruiken, en zig voor overlaading der Maag Wagten. Voornaamelijk moet hij in agt neemen, dat hij geene harde Lighaamen, gelijk Beenderen,Kiaakbeenderen , enz. doorflikke , welke , daar zij niet door CV) Memodes de WAcad,. de Chirurg. Tom. II. p. l3o. (b) L. C. p. 169'. ' (c)-Vermunten Cbirurgifchen Schriften, p. 337*  a68 VERHANDELING cbor de vernaauwde plaats kunnen dringen , door. g^ans hev]ge gevallen, hardnekkige Verflopping, Kohjk, Ontfteekmg Darmwee, een weder open! breeken der Wonde ja zelfs den Dood veroorzaakem Het gebruik der Kiifteeren zo wel als Purgeermiï delen, moet ook, na de Geneezing, vlijtig aangehouden worden. Deeze Middelen\erzekeren den Lijder op het kragtigfte voör alle Toevallen, terwijl zij alle verharding en ophooping. van Drekftoffen verhinderen en deszelfs ontlasting beftendig onderhouden en bevorderen. De Lijder moet in het geheel geene verflopping van den afgang lijden : hij moet alle dagen ftoelgang hebben .Val» die niet hebbende moet hij het door een Klifteer en Purgeermiddel verwekken. Zo dikwils 'er een Kolvk ontftaat, moet de Lijder Lijnolie en Engelsch Zout gebruiken en zig eens of tweemaal laaten Kiifteeren, want dit Kolyk ontftaat altoos door een verhinderden doortogt en eene ophooping der Drekftoffen, en het verdwijnt, zo dra de Lijder een of twee ontlastingen heeft. n/l£i,de Ko,ykP''jnen' na «et gebruik [van deeze Middelen, niet verminderen, als 'er hevige Toevallen bij komen, en 'er eindelijk indedaad een Darmwee, Whfercre ontftaat, dan is de Lijder in leevensgevaar. Behalven van de boven aangeweezen Middelen, als van de Kiifteeren, het Engelsch Zout en de Lijnolie kan men misfchien van laauwe halve Baden, van het inwrijven van olieagtige verzagtende Zalven op den Onderbuik, en voornaamlijk op de l ?lf rMeLLfeken 'Va" Aderl^ingen en Krampftillende Middelen, ook hulp verwagten Maar ais alle deeze Middelen niets doen, da? Is de uS doorgaans drieërlei. Of de Wonde breekt weder open en fluit zig weder, na dat 'er enigen tijd Drekftoffen door dezelve ontlast is; of zij fluit niet we-  ©vêrde BREUKEN. &fy weder, en'er ontitaat een konftige Aars, of een Drek* fistel, of de Darm verfterft boven de vernaauwde plaats, barst open, en 'er volgt eene uitftorting van Drekftoffe en de Dood. Als de Toevallen hevig en dringend worden, en de boven aangeweezene Middelen in het geheel geen hulp verfchaffen, raadt de Heer louis aan . om het Lidteken en den Darm, agter den Buikring, door een infnijding te openen, en een konftigen Aars te maaken. De Regel, om in een dringend Gevaar een twijfelagtig Middel te beproeven , als dit het enige is wat men doen kan, regtvaardigt zekerlijk dit Voorftel ; ondertusfchen vrees ik nogtans, dat maar weinig Heelmeefters Möeds genoeg zullen hebben, hetzelve uit te voeren; ten minften heeft men tot hier toe nog geene bewijzen dat hetzelve volbragt is. De Lijder doet het best, als hij zig, door eene naauwkeurige opvolging der opgegeevene regelen, voor dit gevaar in zekerheid fielt. Maar zo men nu Vraagt, hoe lang men deeze regelen moet volgen? en wanneer de Lijder eindelijk durft beginnen te hoopen, dat de Darm volkomen verwijd , dat hij zelve geheel buiten gevaar is, en onbefchroomd tot zijne gewoone leefwijze durft terug keeren ? dan antwoord jk, dat dit zeer moeilijk te bepaalen is. De vernaauwde plaats van den Darm, wordt vermoedelijk , bij fommigen vroeg, en bij anderen laat verwijd: bij enigen blijft zij misfchien het geheele Leeven door meer of min vernaauwd. De Lijder heeft, in hec algemeen, des te meer behoedzaamheid noodig, hoe nieuwer zijn Gebrek is. Zo lang hij met herhaalde en hevige Kolykpijnen gekweld is, heeft hij indedaad reden om op zijne hoede te zijn; en als deeze Kolykpijnen van tijd tot tijd verminderen, en eindelijk geheel ophouden en niet weder komen , heeft hij reden  *7» VERHANDELING reden om te denken, dat de vernaauwing, zo nieè geheel verdweenen , nogtans merkelijk verminderd is; ondertusfchen handelt hij zeer verltandig, zo hij geduurende zijn leeven voorzigtig rs. Dat hij zelfs na veele Jaaren dikwils nog niet buiten gevaar is, Bewijst de boven aangehaalde Waarneeming van den Heer mor and. De beftendige waarneeming des Regels, om niet lang verftopping van den afgang te lijden, en geen harde onoplosbaare Lighaamen, als Pruimenfteenen, Beenderen , erz. door te flikken, is voornaamlijk, geduurende het geheele Leeven,' ten uiterften noodig. AGT - EN- TWINTIGSTE HOOFDSTUK, Van den Konjligen Aars. ^Vls het bovenfle Darmeind in den Buikring aangroeit, en open blijft, de Drekftoffe door het zelve beftendig ontlast wordt, en in tegendeel derzclvcr ontlasting door den Aars geheel ophoudt, dan gefchiedt de Stoelgang door eenen nieuwen ongewoonen weg, naamelijk den Buikring, en deeze weg wordt een Konftige Aars genaamd. Zulk een konftige Aars volgt fomtijds buiten toe- • doen; en tegen den wil des Heelmeefters; bij voorbeeld , als de Proeve, om den Darm te vereenigen, mislukt : Somtijds moet de Wondarts het vormen van zulk eenen Aars, bevorderen, bij voorbeeld, als bij zijne aankomst reeds zedert een geruimen tijd, alle de Drekftoffe alleenlijk door den Buikring, en niet door deu Aars ontlast is , en dus het onderfte Darmeind waarfchijnlijk reeds vernaauwd en geflooten,  ©ver d è BREUKEN. 97 i tën, en bij gevolg de natuurlijke weg der Drekftoffe niec wel weder te herftellen is. Somwijlen moet de Heelmeefter, het ontftaan van een konftigen Aars, op alle mogelijke wijzen tragten te beletten , en dus de vereeniging van den Darm bevorderen. Dit is vooral noodig , zo de Darm , op eene plaats niet ■ ver van de Maag verwijderd , bij voorbeeld aan den nugteren Darm, Jejunum, dóór Verfterving geopend is. Als op zulk een geval een konftige Aars volgde, zou het gedeelte van den Darmbuis tusfchen de Maag en den konftigen Aars zo kort zijn, en de fpijzen zouden bij gevolg deezen korten weg , zo fchielijk doorloopen , dat al het bruikbaar voedend vogt niet uit dezelve opgenomen kon worden, en de Lijder in eene uitteering zou vervallen. Somtijds ftaat het in de keuze van den Heelmeefter, of h\] een konftigen Aars wil maaken, of dea Darm wil tragten te vereenigen ; dan naamelijk als bet geval nog geheel nieuw, en eene vereeniging van het onderfte ftuk van den Darm bij gevolg nog niet te vreezen is; en als de verftorvpne plaats in het middenfte of onderfte deel van den Kronkeldarm, Ileum, of geheel in het begin van den Karteldarm, Colón , en bij gevolg, in gevalle van eenen konftigen Aars geene uitteering te dugten is. In dit geval, waar dus de Geneeswijze aan de keuze des Wondarts is overgelaaten, raaden fommigen altoos de vereeniging des Darms te beproeven ; anderen in tegendeel , en onder deezen voornaamlijk de Heer louis (a) geeven de voorkeur aan den konftigen Aars.. De eerften beweeren , dat de vereeniging des Darms de volkomenfte Geneeswijze is, waardoor de Lij- (a) Mem. de VAcad. de Chir. T. FIJI. p. 78.  s72 VERHANDELING Lijder volkomen herfteld worde. De anderen in të-* gendeel verzekeren, dat de konftige Aars buiten alle gevaar is, en alleen dat ongemak heeft, dat de afgang door eenen ongewoonen weg ontlast wordt 3 dat in tegendeel elke Proeve, om den Darm te vereenigen , met het gevaar van eene uitftorting van Drekftoffen , en eene fterke vernaauwing van den Darm, dat is, met Leevensgevaar verbonden is. De Ouden bragten altoos een konftigen Aars te weeg; de weg der vereeniging van den Darm is eens nieuwe uitvinding. Als de Wondarts een konftigen Aars wil maaken, moet hij vooraf wel onderzoeken, wat het bovenfte Darmeinde is; dit wijst de ontlasting der Drekftoffen aan Daar 'er nogtans in de eerfte dagen, ook dikwils drek door het onderfte Darmeinde uitvloeit, is de afgang van Drekftoffen niet altijd een zeker teken. Om zigzelven volkomen te verzekeren , is het best, dat men den Lijder enige lepels vol Olie laat doorflikken : dat eind van den Darm, waaruit dan een olieagtige afgang vloeit, is zekerlijk het bovenfte. Om te verhoeden dat dit eind zig niet in de holligheid van den Buik terug trekt, moet men het door een draad, die men digt bij den rand door het Darmeind haalt, bevestigen, en met een hegt* pleifter uitwendig op de Huid verzekeren. Dit is nogtans zeer zelden noodig, dewijl beide de Darmeinden doorgaans in en agter den Buikring aangegroeid zijn. Hierop moet het onderfte Darmeinde, door Kiifteeren en purgeerende infpuitingen van drek en onzuiverheid gereinigd worden. Zo dra dit gedaan is, raaden fommigen , het onderfte Darmeinde in de holligheid van den Buik terug te brengen , en geheel aan zigzelve over te laaten; het vernaauwt, zegt men, en fluit zig in het vervolg geheel ,• en wordt  over de BREUKEN. 31*3 wordt tot allen verderen dienst onnoodig en onbekwaam. Dit doet het doorgaans wel, maar ik zou het nogtans niet terugbrengen, maar in de Wonde laaten liggen; deels om dat het daar geen het minde Ongemak veroorzaakt; deels ook om dat 'er evenwel misfchien in het onderfte Darmeinde , flijm of vogten van eenen anderen aart afgefcheiden en opgehoopt worden, die, als het onderfte Darmeinde terug gebragt is, door hetzelve in de holligheid van den Buik vloeijen , en misfchien veelerleië ongemakken vetoorzaaken kunnen: deels ook om dat het aangegroeid is, en afgefcheiden moet worden. Op het einde der Geneezing, zegt men, is het noodig, eene wiek van Spons in de bovenfte opening te leggen, om te beletten, dat zij zig niet ver-/ naauwt, en eenen moeilijken afgang veroorzaakt. Zo fpreekt men doorgaans, als men van eenen konftigen Aars, in het geval eener verftorvene Breuk 4 handelt. Ik van mijnen kant denk, dat de Heelmeefter hier even zo wel, als bij de vereeniging der Darmen, weinig te doen heeft-, ja weinig doen kan, en dat hij in de meefte gevallen het verftandigst handelt, als hij, zo wel ten opzigte der keuze als ten aanzien van de Volvoering der twee Hoofdgeneeswijzen van eene verftorvene Breuk, alles aan de Natuur overlaat. Als eene verftorvene Breuk geopend, het verftorvene afgefcheiden, en de Darmen van de onzuiverheden gereinigd zijn, heeft de Heelmeefter doorgaans alles gedaan, wat hij doen kan. De Natuur moet het overige doen En deeze vereenigt den Darm op die wijze, als ik in het voorgaande Hoofdftuk heb aangeweezen, of zij vereenigt hem niet. En in het laatfte geval volgt alleen een konftiga? Aars, zonder dat de Heelmeefter het geringde daar aan toebrengt; en alles wat hij daarbij doen kan, is, dat hij bij de naderende Geneezing, door het gebruik I. deel. S der  274 VERHANDELING der Wieken belet, dat de opening van den Dana niet te naauw worde, en daar in bet vervolg den afgang bezwaarlijk zij. In het geval, dat ik boven reeds aangehaald heb, waar' den Heelmeefter in den beginne de vereeniging van den Darm verhinderen , en een konftigen Aars moet tragten te vormen, heeft hij verder niets te doen, dan van het begin af, Wieken in de bovenfte opening van den Darm te fteeken, die de vereeniging der twee Darmeinden beletten. Hij heeft zelden reden om de Darmeinden door eenen draad te bevestigen , naardien dezelven altoos aangegroeid zijn. De voornaamfte moeilijkheid, aan een konftigen Aars verbonden, ontftaat door de tegenwillige ontlasting van den afgang door eene ongewooneplaats, en de daaruit ontftaande onzuiverheid. Deeze moeilijkheid, die aan het ontbreeken eener Sluitfpier van den konftigen Aars is toe te fchrijven, wordt daar door wel vermindert, dat de winden zo wel als de Drekftoffen, doordien zij zo lang niet in den Darmbuis worden opgehouden, hier op verre na zulk eene kwaade reuk niet hebben, als wanneer zij door de natuurlijken Aars ontlast worden, nogtans blijft zij dog altijd zo groot, dat men reden heeft, om op Middelen te denken, die dit wegneemen. Het gewoonlijkfte Middel van deeze foort, is een Flesch van Hoorn of fterk Leder, die dooreen Riem zodanig aan het Lijf vast gemaakt wordt, dat haare opening op den konftigen Aars rust, en alle onzuiverheid ontvangt. De Heer fuun f» befchrüfc zulk eene Flesch, die bekwaam is. Maar hoe bekwaam zij ook is, zij verfchuift nogtans ligt, laac ge- (a) Verhandeling van de Hoüandfche Maatfchappij der Wetemchappen, ifte Deel. v  óver de BREUKEN. 275 gemakkelijk een gedeelte van de dunne onzuiverheid voorbij vloeijen, houdt de winden niet op, en verhoedt dus nog de kwaade reuk, nog de onzuiverheid geheel, Hier komt nog bij, dat haare opening,door de verfchillende beweegingen van het Lighaam, den omtrek van den konftigen Aars doorgaans wrijft, drukt, en pijnlijk maakt. Ook is de opening van den konftigen Aars niet altijd zo gelegen, en zijn omtrek niet altijd zo gefteld, dat men de opening van zulk een Vat, zo naauwkcurig daarop aanleggen en bevestigen kan, dat 'er niets voorbij vloeit. Hierom geloof ik zeker, dat het beste Middel, om alle moeilijkheden, die met eeri konftigen Aars verbonden zijn, weg te neemen,een veerkragtige Breukband is , onder welks Pop een ftuk Spons gelegd wordt. Deeze bedekt en fluit de opening van den konftigen Aars, laat nog winden nog Drekftoffen door, bekleedt de plaats eener Sluitfpier, en prikkelt rtoch wrijft de opening. Eene konftige Aars kan eene uitzakking van den Darm veroorzaaken: ja zij kan bier , bij gebrek van een Sluitfpier, gemakkelijker ontftaan, dan door den natuurlijken Aars. De Heer sabatier (#) heeft zulk een geval gezien; zij was van grootte als een vuist en nam dagelijks nog in dezelve roe, maar veroorzaakte voor het overige geene moeilijkheden; In een ander gevat ontftondt zulk eene uitzakking geduurende een hevig Kolijk. De uithangende Darm Was zes duimen lang. In beide gevallen' kwam de Drekltoffe niet uit het uitgezakte ftuk Darms j maar ter z"ijde van denzelven uit den kondigen Aars; waar uit men befluiten kan, dat de Darm, onder den korf" ftigen Aars was uitgezakt. Dat hij zig, terwijl hij uit- (a) Mertyjres dé l'Acadefnie de Chirurgie T. XF. f. t» S 2  &?6 VERHANDELING uitzakt, tevens moet omkeeren, is gemakkelijk te begrijpen. Hi ld anus f» en albinus (F) hebben eene dubbele Darmsuitzakking waargenomen ; naamelijk het ftuk van den Darm was zo wel onder als boven den konftigen Aars uitgezakt. De Drekftoffe ontlastte zig uit het laatfte ftuk Darms. De Heer le cat (V) heeft insgelijks eene dubbele Darmsuitzakking waargenomen. Enige weeken na het ontftaan van den konftigen Aars, zakte een Darm van drie of vier duimen lang uit deeze opening. De inwendige zijde van deezen Darm was na buiten gekeerd. De Drekftoffe ontlastte zig niet door deezen Darm, maar kwam ter zijde van denzelven uit de opening van den konftigen Aars voort. Twee maanden daarna zakte nog een ander ftuk Darms uit, dat, gelijk het eerfte, omgekeerd was. Uit dit onderfte einde ontlastte zig de Drekftoffe. Het eene ftuk Darms was buiten twijfel met de Maag, en het andere met den natuurlijken Aars vereenigd. Dergelijke uitzakkingen kunnen fomtijds gemakkelijk met de hand terug gedrukt worden ; ja bij wijlen keeren zij, als de Lijder op den rug ligt, van zelfs terug. Maar men kan dezelve zo gemakkelijk niet terug drukken, en dan moeten zij gelijk aangegroeide Breuken behandeld worden. Door het aanhoudend liggen op den rug, het zorgvuldig vermijden van alle infpanning der kragten, en voornaamlijk door eene aanhoudende zagte drukking, keert de uitzakking doorgaans na enigen tijd terug! Nogtans moet men hierbij, geen geweld gebruiken; want (d) Cent. I. Obf. 74. (&) Annotat. Ac adem. Vol. 1. (0 Philof. Tranfacl. JSF. 460. p. 710.  over de BREUKEN., 277 want eene geweldige overhaafte inbrenging kan een Darmwee, Miferere, veroorzaaken. De uitzakking van het onderlle ftuk Darms is doorgaans veel moeilijker terug te brengen , dan van het bovenfte. Het deel van den Darmbuis , dat onder den konftigen Aars is, vernaauwt en fluit zig doorgaans zeer fchielijk, daar nog winden nog Drekftoffen in hetzelve komen. De uitzakking van het onderfte ftuk Darms kan dus niet terug gebragt worden, dewijl de Darm agter dezelve vernaauwd, ja geflooten is. Men moet op het zorgvuldigftc verhoeden , dat dergelijke uitzakkingen niet te groot worden; niet alleen om dat zij dan niet terug gebragt kunnen worden, maar ook voornaamlijk , om dat zij, als zij zeer groot worden, dikwils de ontlasting der Drekftoffen beletten , en den Dood veroorzaaken. De Heer pui (ö) verhaalt zulk een geval. Het gebruik van eenen veerkragtigen Breukband, welks Pop de opening van den konftigen Aars bedekt, en zagtelijk drukt, verhoedt eene uitzakking, en het 'wederkeeren van dezelve , na dat zij ingebragt is. Men heeft zig voorgefteld . eenen reeds volkomen gevormden , en tamelijk ouden, konftigen Aars ie fluiten, en den afgang door den natuurlijken weg weder te herftellen. De Heer bruns verhaalt in zijue Brieven aan den Hofraad henkel eene mislukte Proeve van deeze foort Hij maakte eerst de randen der uitwendige opening door de Helfche Steen , Lapis Infernalis , raauw, en hegtte dezelven toen, door een naald én draad, die hij kruiswijs aanlag, zaamen. De Proeve gelukte ook; naa- me- (a) Mem. de VAcad. de Chir, L. C. p. 30. S 3  2?8 VERHANDELING melijk de opening werdt geflooten ; nogtans brakf zij, weinige dagen daarna , weder open , en da Lijder had geen lust, om eene tweede Proeve te ondergaan. Eene Proeve van deeze foort is altoos gevaarlijk. De randen van den kondigen Aars zijn doorgaans zo dun en zo wijd van elkander gelegen , dat het moeilijk is, dezelven met den draad te vatten, en bij elkander te brengen en te houden. Voor het overige moet men zulk eene Proeve niet doen, zo men niet vooraf verzekerd is, dat het onderfle fluk Darms nog open is. En dit is, het, als nog enigen afgang door den Aars ontdekt wordt, als de Klifleeren indringen, en de kondigen Aars in het algemeen nog niet oud is. Daar voor het overige , om redenen , die ik reeds heb opgegeeven, een kondige Aars , in de meefte gevallen , voor de vereeniging des Darms te verkiezen is, en de Proeve, om eenen konftigen Aars te fluiten, niet zonder zwaarigheid en gevaar is- wordt de moeite niet beloond, ja ik mag bijnazeggen, is het onbedagtzaam gehandeld, zulk eene Proeve te waagen , ten zij de konftige Aars eene uitteering, of eene andere gewigtige zwaarigheid veroorzaakte. NEGEN-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van den Drekfistel. ]D)e Drekfistel is alleen in trap van den kondigen Aars onderfcheiden. Bij den Drekfistel houdt de afgang door den Aars niet geheel op, en het uitvloeijen der Drekftoften uit den Buikring is niet zo menige  over de BREUKEN. 279 nigvuldig, als bij den konftigen Aars. Dus heeft een Mensch, die een Drekfistel heeft, den gewoonen natuurlijken Stoelgang, en eene kleine verzwoorene opening in den omtrek des Buikrings, ( ik itel vooraf, dat de Drekfistel het gevolg van eene Lieschbreuk is) en waaruit nu en dan meer of min- brekftoffe ontlast wordt. Somtijds ontdekt men deeze ontlasting dagelijks, fomtijds is zij enige dagen zeer weinig, maar dan weder enigen tijd zeer overvloedig, ja nu en dan fluit en opent zig deeze bistel beurtswijze , en de ontlasting der Drekftoffe verdwijnt fomtijds geheel, en komt naderhand weder. De Drekfistels volgen voornaamlijk zeer ligt op die kleine Breuken, daar maar eene zijde van den Darm beklemd is. Van deeze Breuken zal ik m een bijzonder Hoofdftuk handelen. Deeze Fistels zijn nogtans ook niet zelden het gevolg van eene groote verftorvene Breuk. Somtijds ziet men deeze J? istels gantsch onverwagt na een voorgaand Kolyk ontftaan. Dit Kolyk is eene waare Darmbeklemming, welke men hier aan kent , dat de overige Toevallen der beklemming, als verftopte'afgang , braaken, enz. 'er niet bij verfchijnen, en deeze verfchijnen niet, om dat alleen eene zeer kleine plaats aan de zijde des Darms beklemd is. Deeze Fistels ontftaan ook in dit geval altoos op plaatzen, waar Breuken gewoon zijn voort te komen, ten bewijze, dat haare oorzaak indedaad eene kleine Breuk is. Darmwonden kunnen insgelijks Drekfistels agterlaaten. Somwijlen vrceten de Wormen de Darmen en de uitwendige bekleedzelen van den Onderbuik door, en verwekken een Darmzweer, of eene Drekfistel. Ik heb onlangs een merkwaardig geval van deeze foort gezien. 'De Navel van een Kind zwol uit zig zelfs op. In het begin agtte men dit met; maar wanneer het Kind na enigen tijd over pijn S 4 klaaS*  a8o VERHANDELING klaagde, en de Moeder het zelve onderzogt, vondtzij den Navel opengeborften , en eene ongehoorde menigte Wormen, voor een gedeelte in, en voor een gedeelte reeds buiten de opening. Men haalde van tijd tot tijd ten minften zestig groote Wormen uit de Zweer, en dreef ook, door het behulp vaneen Wormdrijvend Middel, eene groote menigte door den Stoelgang uit. De Zweer van den Navel genas na enigen tijd zonder zwaarigheden en alle kwaade Toevallen. Somtij Is kan 'er ook eene zijde van den Darm in den Buikring beklemd worden, in deeze beklemde plaats kan ongemerkt, ten minften zonder hevige Toevallen, alleenlijk onder Kolykpijnen, eene ope, ring ontftaan , voorts kan. 'er door deeze opening Drekftoffe, in het Vetvlies, dat in den omtrek der Liesfchen èn in den Balzak ligt, dringen, en daar ophoopen, zonder dat 'er uitwendig eene Verzweering, Pijn of Ontfteeking ontftaat. Dit geval zou men een verborgen Drekfistel kunnen noemen. Het geval is zeer zeldzaam , en bijna ongelooflijk. Ondertusfchen heeft de Heer bourienne f» het zelve indedaad waargenomen. Dat geval is zeer merkwaardig. Zie hier hetzelve. Een Soldaat hadt zedert elf Jaaren een Gezwel in den Balzak , dat zig van den Buikring tot aan den bodem des Balzaks uitftrekte. Het was week, papagtig en maar even voelbaar, en ontftaan bij eene fterke infpanning van kragten. In het begin was het pijnlijk geweest, maar zedert voelde de Lijder geene de minfte pijn in hetzelve. Het was in het begin klein , werdt van tijd tot tijd grooter , en hadt nu de grootte van een groote dubbele Mans vuist. 00 Juitmal de Medecine, Tm. 36,  over de BREUKEN. aSt yuist. Schoon men ten opzigte van zijnen Oorfprong en van zijne Gedeldheid onzeker was, opende men het nogtans. Toen de huid van den Balzak geopend was, vondt men, tot verbaazende verwondering; niets anders dan twee handen vol oude verdroogde Drekltoffe, die onmiddelijk in het Vetvlies van den Balzak lag. In den Buikring bevondt zig eene kleine plooi van een Darm, en in dezelve was eene opening, waardoor de Drekltoffe van tijd tot tijd in het Vetvlies gezakt was. Men moet zig verwonderen , dat deeze uitdorting van Drekdoffe geene Ontdeeking en Verzweering van den Balzak veroorzaakte. Dergelijke Drekfistels fluiten dikwils na enigen tijd van zelfs. De Heer gasc (V) verhaalt zulk een Geval. De Heelmeefter hadt twee Middelen om de Geneezing uit te voeren; naamelijk , Kiifteeren , en eene drukking. De Kiifteeren voeren de Drekftoffen nederwaarts in het onderfte deel van den Darmbuis , verhaaden haaren doorgang door denzelven, maaken dat dezelven fchielijk voorbij de opening van den Fistel gaan , en verhoeden daar alle verblijf en ophooping; dit alles zaamen genot men , vermindert het uitvloeijen door den FisteL Hierom moet de Lijder dagelijks , geduurende de geheele Geneezmg, ten minften tweemaal geklifteerd worden, en alle ve$ftoppende voedzels mijden. Dikwils zijn de Kiifteeren toereikende tot de Geneezing, de Fistel vernaauwt en fluit zig, zo dat de ontlasting door denzelven vermindert of geheel ophoudt. Somtijds zijn de Kiifteeren alleen niet genoegzaam, om de ontlasting door den Fistel geheel te doen ophouden. En hier doet eene uitwendige (a) £• C. Tom. 34. J S 5  aSi VERHANDELING dige drukking voortrefFelijken dienst. Deeze brengt men ten uitvoer door trapswijze drukdoeken en een Windzel, of betèr, door een veerkragtigen Breukband. De drukdoeken moeten niet alleen de opening van den Fistel, maar ook deszelfs loop, zo het mogelijk is, in zijne geheele lengte, tot aan den Buikring, bedekken. Op deeze drukdoeken wordt de Pop van een veerkragtigen Breukband gelegd, die de behoorlijke drukking in eenen behoorlijken trap uitvoert. De Lijder doet zeer wel, als hij zig, geduurende de Geneezing, weinig beweegt, op dat de Pop van den Breukband niet heen en weer gefchooven worden, en de Fistel door deeze bewceging wrijve. Als de Fistel oud, en zijne opening met hardheid cn onzuiverheid bezet is, zuivert men zijne opening met het Mes, eer men de drukking aanlegt. Na de Geneezing, moet de Lijder nog een geruimen tijd dagelijks geldifteerd worden, en alle ophooping en verharding der Drekftoffe in hetDarmIcanaal zorgvuldig verhoeden , en in het algemeen alle die regelen in agt neemen, die na eene gelukkige vereeniging van eenen verftorvenen Darm in agt genomen moeten worden, dewijl anders de Fistel ligt weder openbreekr. Als de Fistel oud, de ontlasting door denzelven zeer overvloedig, 'en de afgang door den Aars zeer fpaarzaam is , moet mm de Geneezing der Fistel riet eer onderneemen, dan wanneer door herhaalde Kiifteeren, de afgang door den natuurlijken weg volkomen herfteld is. In dit geval heeft men te vreezen , dat het ftuk Darms onder den Fistel , waar door tot hiertoe zo weinig ontlast is , vernaauwt, en als de ontlasting door den Fistel weggenomen wordt, en genoegzaam open en wijd zal zijn, om alle Drekftoffen door te laaten. Hierom moet noodzaakelijk voorheen dit onderfte ftuk van den Darm ver-  over de-BREUK'EN". 28 j verwijd worden, en dit gefchiedt het best door Kiifteeren. dertigste hoofdstuk. Van de Aangegroeide Breuken. J3e deelen die in de Breuk liggen zijn fomtijds aan elkander of aan den Breukzak gehegt en aangegroeid. ?Er zijn voornaamlijk drie foorten van zulk eene tegennatuurlijke vereeniging. De eerlle foort, die men draadagtige noemen kan, ontitaat door enkele vezelen of draaden, die uit het eene deel in het andere gaan, en beiden aan elkander hegten. Deeze draaden zijn van onderfcheidene vastheid en gedaante: fomtijds zijn zij geheel week en flijmagtig, fomtijds vleezig, fomtijds vliezig; fomtijds zijn zij breed en gelijken na kleine velletjes, fomtijds zijn het ronde draaden. Haare hoeveelheid en lengte is ook verfchillende; dan eens zijn zij korf, en dan meer als een duim lang. Men vindt fomtijds maar zulk eene enkele draad, en dus in de geheele Breuk, maar eene enkele plaats, die tegennatuurlijk vereenigd is; fomtijds zeer veele. Het fchijnt bijna, dat deeze draaden door een geleiagtig vogt ontftaan, dat in de holligheid van den Breukzak uitwaasfemt. De tweede foort der tegennatuurlijke vereeniging van de deelen, die in de Breuk liggen, is de erglte. Men kan haar de vleezige noemen. Hier zijn de deelen zo naauwkeurig met elkander vereenigt, dat zij bijna in het geheel niet van elkander te onderfcheiden zijn, en allen te zaamen genomen, dikwils etn gelijkaartigen vleezigen klomp vertóonen. De  284 VERHANDELING ir^r\tTt £? k3n me" de/P»>"gtige noemen. Hier zijn de deelen even aan elkander gehegt en kunnen gemakkelijk; en dikwils alleen met den Vinger van elkander afgezonderd worden. Tusfchen dezelven ontdekt men een fijn, week, flijmagtig weefzel, dat hun vereenigt, en ligt gebrooken kan worden. Het is met één woord die foort van vereeniging, die men doorgaans fchielijk na eene ligte ontfteeking aantreft. b De oorzaak van deeze tegennatuurlijke aankleeving der deelen die m de Breuk liggen, is waarfchijnlijk m de volgende onhandigheden te zoeken. Naamelijk de Buikring oeffent altoos niet alleen enige drukking op de deelen die in denzelven gezakt ziin maar de Ingewanden die in de Breuk liggen zijn ook berooid van de gewoone onderfteuning en de afwisielende drukking der Buikfpieren en van het Middelrif, Diaphragma, Waardoor de beweeging der vogten in dezelven op het kragtigfte bevorderd wordt De vogten worden dus zeer ligt, jB de Ingewanden die m de Breuk liggen, opgehoopt. En het gevolg deezer ophooping is tweederlei Naamelijk, of de opgehoopte vogten ftaan ftil en verdikken in de Vaten ; of dringen door de Vaten in de holligheid van den Breukzak en verdikken daar ln het eerfte ge val ontftaat /er eene tegennatuurlijke zwelling en verharding der uitgezakte deelen; in het tweede eene tegennatuurlijke vereeniging en aangroeijing van dezelven. Deeze dubbele verandering van de deelen die m de Breuk liggen, is alleen toe te fchrijvenaan den verhinderden terugvloed, en de daaruit oncitaande tegennatuurlijke ophooping, ftilftand en volkomene verdikking der vogten. Het is dus gemakkelijk te zien', dat deeze veranderingen alleen maar in oude verwaarloosde Breuken, die aan zig zelfs overgelaaten en zelden of niet  over de BREUKEN. 285 ingebragt zijn geworden, ontdaan kunnen; en hoe noodig het ook in dit opzigt is, eene Breuk bij tijds in te brengen , en door een Breukband te bevestigen. Nogtans zijn ook verfche en kleine Breuken fomtijds aangegroeid. Het Net kleeft inzonderheid ligt aan, waarom een Netbreuk het zorgvuldig en tijdig gebruik van een Breukband vooral noodig heeft, Doorgaans,kleeft het aan, en kan niet terug gebragt worden, als men het maar eenen korten tijd verwaarloost. Darmbreuken groeijen op verre na zo fchielijk en ligt niet aan. Darmbreuken , die enige aanvallen van beklemming geleeden hebben, zijn doorgaans aangegroeidy en kunnen niet terug gebragt worden. Ieder aanval van beklemming is met meerder of minder ontdeeking verbonden, en ontdookene deelen, die elkander aanraaken, kleeven ligt aan elkander. Oude, lang uit zijnde, en verwaarloosde Breuken lijden dus doorgaans eene dubbele verandering. De Ingewanden, die in dezelven liggen, zwellen tegennatuurlijk op, en verharden, en zij vormen een Gezwel van verfchillenden Aart en ondferfcheidene grootte; en eindelijk zij kleeven aan elkander en aan den Breukzak. De gevolgen der tegennatuurlijke zwelling van de Ingewanden, en van het Gezwel, dat in dezelven gevormd is, zijn verfcheiden. Het eerde en gewoonlijkde is de onmogelijkheid, om de Breuk in te brengen, want de gezwollen Ingewanden, en het Gezwel , kunnen deels niet door den Buikring terug gebragt worden, dewijl dezelve te naauw is, deels vinden zij ook, in de holligheid van den Buik, die zedert langen tijd vernaauwd is, geen plaats genoeg. In dergelijke Breuken ligt doorgaans een aanzienlijk duk van het Darmfcheil, en dit is dikwils zo verhard, verdikt, en met Knobbels en Gezwellen be-  «236 Verhandeling bezet, dat de doorgang den Chijl door hetzelve zeer | belemmerd, ja geheel belet wordt. Men heeft gezien, dat uit deeze Oorzaak\, een daadelijke uitteering gevolgd k En men moet zig daarover niet verwonderen , want in zulke Breuken ligt dikwils het grootfte deel van het Darmfcheil en der dunne Darmen De Verhacdingen ch Gezwellen in het Darmfcheil en het Net, geraaken fomtijds tot verettering, en veroorzaaken eene waare Teering , ja den Dood. Hier moet men zig ook niet over verwonderen, wanc van dergelijke etterende Gezwellen is fomtijds eene ongehoorde menigte in dergelijke Breuken. De Heer arnaud (a') verhaalt een merkwaardig Geval, waarin de lijder, uit deeze oorzaak, indedaad teeringagtig ftierf. Eindelijk kan zulk een verhard Gezwel in den Hals des Breukzaks liggen, en daar het van tijd tot tijd grooter wordt, door zijne drukking eene Waare beklemming, voornaamlijk van die foort, die door ophooping der Drekftoffe ontftaat, veroorzaaken. De Heer arnaud vermeldt ook een Geval van deeze foort. De tegennatuurlijke aangroeijing van de deelen, die in de Breuk liggen, heeft, behalven de onmogelijkheid, om de Breuk in te brengen, geene kwaade gevolgen. En zelf deeze onmogelijkheid heeft niet altoos plaats: want eene Breuk, waarin waarlijk zulk eene aangroeijing is, kan niet zelden terug gebragt worden. Deeze aangroeijing is of algemeen in de Breuk, of maar aan de eene of andere plaats. Zijn de Ingewanden die in de Breuk liggen, alleen onder zig zeiven, en niet aan den Breukzak gegroeid, dan (p) Traité des Rer*iiess Tem. 11. ƒ>. 132,  óver. de BREUKEN. 287 dan kan de Breuk zeer dikwils zonder zwaarigheid! terug gedrukt worden. Hangen de Ingewanden nergens anders dan aan den bodem des Breukzaks, als dan kan de Breuk grootendeels terug gebragt worden, en de bodem des Breukzaks rijst altijd, zo dikwils zij terug gebragt wordt, in de hoogte, en nadert den Buikring. Als in een aangeboorene Breuk, een deel dat in den Breukzak ligt, aan de Ballen, en nergens anders aan vast zit, dan kan de Breuk wel terug gebragt Worden, maar de Bal rijst altoos te gelijk mede in de hoogte, en dringt niet zelden voor een gedeelte in den Buikring. De geringde aankleeving ven de deelen, die in de Breuk liggen, aan den Hals des Breukzaks, belet het inbrengen der Breuk geheel. Men kan zelden niet zekerheid vooraf bepaalen, welk eene foort van tegennatuurlijke vereeniging 'er in de Breuk plaats heeft, maar dat de Breuk aangegroeid is, kan men doorgaans uit 'de even gemelde omdandigheden vooruit zien. Het zekerde, en ik kan zeggen het enige Middel, om deeze aangroeijing in de Breuk, en te gelijk met haar eene groote menigte moeilijkheden en gevaaren te verhoeden , is het tijdige inbrengen van de Breuk, en het gebruik van een Breukband. Daar eene aangegroeide Breuk doorgaans niet terug gebragt, en gevolgelijk geen Breukband aangelegd kan worden ,is de Lijder genoodzaakt,de Breuk geheel aan zig zelfs over te laaten. Deeze wordt dus altijd grooter, en kan elk oogenblik beklemd worden De Lijder, die zulk eene Breuk heeft, bevindt zig bij gevolg in een bedendig leevensgevaar. Dus valt de vraag: kan men den Lijder niet van. dit Gevaar bevrijden ? In den grond der zaake is bij zulke Breuken het gevaar der beklemming zo groot niet: want doorgaans is gedeeltelijk de Buikring zeer verwijd,  '&8S VERHANDELING wijd, en door de laoge uitrekking, voor het grootflê gedeelte van zijne veerkragt beroofd ; gedeeltelijk zijn ook zeer dikwils de uitgezakte Ingewanden onder zigzelven eri aan den Hals des Breukzaks zodanig, aangegroeid, dat niet ligt een nieuw deel in de Breuk zakken, en de grootte der Breuk vermeerderen, of eene beklemming veroorzaaken kan. Maar in weerwil van dit alles leert nogtans de ondervinding, dac dergelijke Breuken fomtijds indedaad en hevig beklemd, en van tijd tot tijd grooter kunnen worden.' Wat zal men dus doen, om den Lijder van dit ge-> vaar en deeze moeilijkheid !te bevrijden? Men heeft aangaraaden de Breuk te opereerem -Door de Konstbewerking , zegt men , worden de aangegroeide deelen van elkander, en van den Breuk-; zak afgezonderd , en terug gebragt, en daardoor Wordt de Lijder in ftaat gefteld, om na de Geneezing, een Breukband aan te doen, en zig voor alle Gevaar in zekerheid te ftellem Hoe regtmaatig deeze Raad ook fchijnt te zijn, houde ik nogtans die Heelmeefter voor zeer los eh onbezonnen, die denzelven volgt; dat is, die zig verftout, om zulk eene Breuk, op eenen tijd, als zij niet beklemd is, omr geene andere gewigtige redenen te opereeren , dan alleen om den Lijder in ftaat te Hellen tot het draagen van een Breukband. Ik heb eens in zulk een geval en met dit oogmerk de Konstbewerking, met fchrik 'en het ongelukkigfte gevolg zien verrigten. Twaalf «uren na de Konstbewerking was de Lijder reeds dood. Ik verwerp dus in dit geval de Konstbewerking geheel, en dit zijn de Redenen die ik hier voor heb. Op zig zeiven is de Konstbewerking eener Breuk wel niet gevaarlijk, en men zou hierom kunnen zeggen , dat men eene Konstbewerking van zo weinig gevaar zeer wel, alleen om den Lijder van eene moei-  ö v ë r de BREUKEN. 289 Moeilijkheid te bevrijder!, en daar, waar ook geen v dringend leevensgevaar dezelve vordert , verrigten kon, dewijl de Lijdér dog altoos nut, en geen gevaar daarvan te wagten heeft. Maar/juist in dit geval, waarvan hier gefprokcn wordt, is de Konstbe■ werking zwaar, langduurig en gevaarlijk. Treft men 1 de zogenaamde vleesagtige aangroeijing in de Breuk : aan, dan moeten de deelen in alle punten met het . Mes van elkander gefcheiden worden , en dikwils is die affcheiding geheel onmogelijk. In het laatfte : geval bereikt men het oogmerk der Konstbewerking, naamelijk het inbrengen der Breuk, en het aanleg. gen eenes Breukbands niet, en de Konstbewerking I is dus geheel vergeefsch verrigt. In het eerfte geval wordt, door de affcheiding van de vastgegroeide '. Deelen met het Mes, de oppervlakte van alle de 1 deelen die in de Breuk liggen, bloedig en-gekwetst. '. En welk eene ontfteeking is hier te vreezen ? Het : gevaar van Ontfteeking en Verfterving is des te groos ter, daar de affcheiding zeer langzaam gefchiedt, en. 1 de beleedigde Darmen dus zeer lang aan de Lugc 1 blootgefteld worden. Het is een wonder, als de Lijder in zulk een ge' val het leeven behoudt. De Lijder, van wien ik i gefproken heb, ftierf twaalf uuren na de Konstbe1 werking ^ en het grootfte gedeelte zijner Darmen 1 was verftorven. De Heer shaRp zegt in zijne Ope\ratieni mij zijn twee gevallen bekend, waar de Lij: ders zig van groote aangegroeide Breuken lieten ope° reeren, alleen óm bevrijd te worden van den last om dezelve te draagen, en beiden ftierven. De Heelmeefter handelt ontegenzeggelijk geweetenloos en onbezonnen, die den Lijder duidelijk aan leevensgevaar bloot ftelt, alleen om hem van eene moeilijkheid , of ten hoogften van een onzeker toekomend, en gering gevaar te bevrijden. Men treft, wel \% I. deel. T waar,,,  29o' VERHANDELING waar, niet altijd deezen ergften trap van aangroeijing* in de Breuken aan; maar dit weet men niet vooraf», en men brengt zig ten minften altoos in gevaar, om denzelven aan te treffen. Hierbij komt, dat het gevaar der beklemming bij zulke Breuken niet groot is; want zij worden niet alleen zelden beklemd , maar ook; als zij beklemd raakcn, neemen de Toevallen zo langzaam toe, dat men nog altoos tijdsgenoeg heeft, om dan de Konstbewerking te verrigten , als de zagtere Middelen niets vermogen. En in het algemeen heeft men eenen veel zekerer weg, om den Lijder voor alle gevaar in zekerheid te ftellen, dat is, de Breuk terug te brengen , en den Lijder in ftaat te ftellen, om een Breukband te draagen. Ik zonder twee gevallen uit, waarin men zulk eene aangegroeide Breuk, op goeden grond opereeren kan, als zij niet beklemd is. I Iet eerfte geval is; als men met zekerheid vooruit ziet, dat maar een enige plaats aangegroeid , en bij gevolg de aangroeijing niet algemeen is, en als deeze geringe plaatslijke aangroeijing , met eene gewigtige zwaarigheid gepaard gaat. Zulk eene geringe aangroeijing is gemakkelijk weg te neemen ; de Konstbewerking is dus zonder gevaar; en de Heelmeefter onderneemt ze niet zonder eene dringende reden. Dat de aangroeijing niet algemeen is, kan men, bij voorbeeld, daar aan zien, als men de Breuk, tot op een zeer klein gedeelte na, kan inbrengen. Zo was het gefteld met het geval van den Heer Lijfarts zimmerman , dat de Heer meckel Ca) befchrijft. Naamelijk , het Net, dat in de Breuk lag , was door een enkelen draad aan den Bal ge- hegt, ' ie) Traiï. & ambo Herfuof» «mgenito, Berelim 1772,  over de BREUKEN. aar hegt, maar voor het overige vrij; en deeze vereeniging veroorzaakte veel gewigtige moeilijkheden, die met hevige pijnen vergezeld gingen, den Lijder verzwakten , en in zeer elendige onhandigheden bragten. Hier was buiten tegenfpraak reden genoeg voor de Konstbewerking, en dezelve kon buiten alle zwaarigheid en gevaar verrigt worden; want het kwam 'er hier alleen maar op aan, om deezen Band door te fnijden, die den Bal aan het Net bevestigde. Het tweede geval, waarin men altoos de Konstbewerking van eene aangegroeide Breuk, die niet beklemd is, met enigen grond kan onderneemen, is het volgende. Somwijlen gebeurt het, dat de Lijder in zijne Breuk, herhaalde aanvallen van Kolyk én Verflopping lijdt. Als deeze aanvallen hevig en menigvuldig worden, heeft men reden om te vree'zen, dat zij ten laatflen in eene waare beklemming zullen overgaan; en dan, zegt arnaud:, is het beter de Konstbewerking bij tijds te doen, en de beklemming voor te komen, dan te Wagten, tot dat zij wezenlijk ontllaat. Deeze Toevallen worden fomtijds veroorzaakt door een verharden knobbel in de Breuk, die den Darm drukt, of door een Band, die hem toetrekt, of door eene andere dergelijke oorzaak in de Breuk, die, als zij toeneemt, ten laatflen eene daadelijke beklemming te weeg brengen kan. Maar in weerwil van dit allés zou ik nogtans de Konstbewerking niet verrigten, om eene te vreezene beklemming te voorkomen; deels om dat men niet zeker weet, of zij indedaad volgen zal, deels om dat het altoos nog tijds genoeg is, dezelve te verrigten, als zij reeds plaats heeft. Men verrigtze dan met die bewustheid, dat zij in waarheid noodig is, en heeft geene reden om te vreezen, dat men ze te laat verrigt,dewijl dergelijke beklemmingen altoos zeer langhaam gevaarlijk worden. t a y&  Soa-' VERHANDELING •Ik heb gezegd, dat men een Middel heeft, om eene aangegroeide Breuk terug te brengen, en dert Lijder in ifaat te Hellen , om een Breukband te draagen; dat veel zekerer is , dan de Konstbewerking; en dit Middel zal ik nu mijnen Lezeren aanwijzen. Men heeft waargenomen, dat oude, groote, aangegroeide Breuken, uit zig zelfs van tifd toe trjd geheel zijn ingegaan, als de Lijder, wegens Ziekte, of om andere redenen, genoodzaakt wa*. untr m het Bed op den Rug te liggen. HildanüI verhaalt, bij voorbeeld , een geval, van een Man van zestig Jaaren oud, die zedert twintig ïaaren eene o x,a^L, wcjiyc uil zig zens terug keerde; toen hij eens, wegens eene Ziekte, zes Maanden het Bed moest houden. Men heeft zig deeze Waarneemingen ten nutte gemaakt, en met een voortreffelijken uitftag bekroond gezien. Men heeft, als men een Lijder op deeze wiize van ziine Breuk wil hovriïAor, ._ bezorgen: vooreerst moet men de tegennatuurlijke grootte , van de gezwoile Ingewanden die in de breuk liprren rratrrpn r» ™rm,vj. . j- . . do ö"-« '^-«mjiiiucicii, ue ïpeiogtige en eeltagtige verhardingen in het Net en Darmfcheil te verdeelen, en daardoor her zakte deelen te verligten; en ten tweeden het inbrengen van de Breuk zelve door eene aanhoudende uitwendige drukking, en het geduurig liggen op den rug te bewerken. ^ Het eerfte gefchiedt door een zeer fpaarzaame en weinig voedende leevenswijze, een of twee Aderlaa""§en' he/.dageHjks Sebruik van de zoete Kwik, Merc. Du cis en afgang verwekkende Kiifteeren, en het dikwils herhaald gebruik van Purgeermiddelen. Deeze Middelen verfmelten alle opgehoopte en verdikte vogten in de Breuk, eu verminderen dikwils tot op de helft de grootte der Breuk. En het is- on-  over de BREUKEN. 293 onloochenbaar, dat alles, wat de grootte der Deelen die in de Breuk liggen; vermindert, het inbrengen der Breuk zeer verligt. Hoe werkzaam deeze Middelen zijn, bewijst eene merkwaardige Waarneeming van den Heer arnaud (/z) , van eenen Lijder, die veertig Jaaren oud was, en van zijne Kindsheid af eene Breuk hadt. De Breuk was zestien duimen lang, en hadt twee en dertig Duimen omtreks. De Heer arnaud liet hem onder de Geneezing driemaal Aderlaaten, een Kwikpleïfter op de Breuk leggen, om den_ vierden dag een Purgeermiddel neemen , dagelijks' zoete Kwik gebruiken, en viermaal een ontlastende Klifteer toedienen. Binnen zestien dagen was de Breuk de helft kleiner, en den zes- en dertigften Dag was zij geheel ingegaan. De Heer arnaud verhaalt veel zulke gevallen. De Geneezing gelukt waarfchijnlijk te zekerer en fchielijker, hoe meer het Net en het Darmfcheil aandeel aan de grootte der Breuk hebben; want de Verhardingen en Gezwellen die in deeze Deelen ontftaan, zijn doorgaans van een vetagtigen en fpekagtigen aart, en deeze fmelten gemakkelijk en fchielijk. De Netbreuken zijn misfchien om deeze redenen het ligst terug te brengen. Voor het overige is het gemakkelijk te zien, dat men bij deeze Geneeswijze altoos op des Lijders Lighaamsgefteldheid letten, en"overleggen moet^ in hoe verre deeze het gebruik van deeze Middelen zonder hinder kan verdraagen. Ik heb gezegd, dat de Heelmeefter, ten tweeden, het inbrengen van de Breuk, door een aanhoudend liggen op den Rug, en eene uitwendige drukking,. moet tragten te bewerken. De uitwendige drukking («) L. C. p. 136.* T 3  =94 C94 VERHANDELING king moet zeer gemaatigd, maar aanhoudeud zijn. De Breuk kan niet plotslijk terug keeren ; eene oogenblikkelijke hevige drukking kan dus van geen nut zijn. Zij is jn tegendeel duidelijk nadeelig, en veroorzaakt pijnen; ontfteeking en verflopping. De Breuk groot zijnde, is het best dezelve in een Schortband te hangen. Deez' oeffent, zo hij maatig aangehaald wordt, altoos een drukking op den gantfchen omtrek der Breuk. Hier moet men in agt neemen, dat hij, gelijk de Breuk langzaam kleiner wordt, ook van tijd tot tijd vaster aangehaald moet worden. Zo dra de Lijder pijn aan of in de Breuk gevoelt, ligt dezelve te vast, en moet weg genomen worden. Bij kleine Breuken beveelt de Heer arnauq het gebruik van een Breukband met een holle Pop. De holte in de Pop moet gelijk zijn aan de grootte en den omtrek der Breuk. Naar maate de Breuk van tijd tot tijd kleiner wordt, moet de holte verminderd worden; en dit gefchiedt, terwijl men haar altoos meer en meer met Drukdoeken opvult. Ik kan van dit Voorftel, uit eigene ondervinding niet oordeelem Ondertusfchen beveelt de Heer petit. het ook. Waarfchijnlijk komt het hierbij voornaamlijk daarop aan , dat de Band niet te fterk drukt en dat de uitholling in des-elfs Pop, de Breuk in haaren geheelen omtrek naauwkeurig omvaten drukt. Wordt, bij voorbeeld, alleen het "voorfte deel van de Breuk door den band gedrukt en niet de zijden van het Gezwel, dan drukt hij de Breuk plat, en belet veel meer haare terug keering. De HeeL meefter moet dus op deeze omftandigheden zorgvuldig letten. Geduurende de geheele Geneezing moet de Lijder op den rug liggen. Deeze ligging begunftigt ?eer het ingaan van de Brenk, en dikwils heeft zij het-  over de BREUKEN. 295. hetzelve alleen, zonder hulp van de genoemde Middelen , uiigewerkr. Als de Breuk zeer groot is, dan kan men olieagtige en weekmaakende floovingen op den Onderbuik gebruiken , om de Buikfpieren te verflappen, en de verwijding van de holligheid des Buiks gemakkelijker te maaken, welke in dit Geval doorgaans vernaauwd is, en het terug keeren van de Breuk moeilijker maakt. Men zou kunnen vraagen, of, door deeze Middelen, de Ingewanden die in de Breuk liggen, van den Breukzak, waaraan zij doorgaans vast gegroeid zijn, afgefcheiden worden; dan of de Breukzak, met de Deelen, die hij bevat, terug keert? Waarfchijnlijk gefchiedt het laatfte. Het Vetvlies , dat de Breukzak in den Balzak bevestigt, verlengt zig van tijd tot tijd, en laat den Breukzak toe met de Ingewanden terug te keeren. Ten minften gefchiedt dit ontwijfelbaar, als de aangroeijing in de Breuk oud en vast is. Zo dra de Breuk volkomen terug gekeerd is, moet men den Lijdereenen gewoonen veerkragtigen Breukband aandoen, om te beletten, dat zij niet weder uitzakt. Dit is wegens de zekerheid raadzaam, maar voor het overige is na deeze Geneeswijze eene nieuwe uitzakking van de Breuk zo zeer niet te vreezen. Als de Lijder, na de voleindigde Geneezing, wederom tot eene vrijer en voedzaamer leevenswijze overgaat, zwelt het Net en Darmfcheil, dat in den Onderbuik terug gekeerd is, en door de voorbande zwelling verflapt was , en tot eene nieuwe zwelling gefch'ikt is, waarfchijnlijk op nieuws weder meer of minder op; en deeze nieuwe zwelling van de terug gekeerde Deeleu, belet eene nieuwe uitzakking derzelven. Hier komt bij, dat deeze Deelen, terwijl zij terug keeren, niet afgezonderd worden , en bij gevolg na hunne terugkeering, in de T 4 hol-  a$6 VERHANDELING holligheid van den Buik nog aan elkander gekleefd zijn. En deeze aankleeving bevestigt dezelve ook, en belet haare uitzakking. Hierom worden de Lijders doorgaans door deeze Geneeswijze volkomen geneezen. Als een Lijder, die eene aangegroeide Breuk heeft, zig aan deeze moeilijke Geneeswijze niet wil onderwerpen ; of als zijne Lighaamsgefteldheid dezelve niet toelaat, kan men hem altoos , alleen door het gebruik van eenen Schortband, zeer veel gemaks toebrengen. Deeze bezorgt hem een drievoudig voordeel. Hij onderfteunt en draagt de zwaarte van het Gezwel; enbelet, door eene maatige drukking op den gantfchen omtrek van het Gezwel, niet alleen het toeneemen, maar ook enigermaate de beklemming der Breuk. Ik heb gezegd, dat oude aangegroeide Breuken zelden beklemmen, en als zij niet beklemmen, zelden een dringend en nabij zijnd' Gevaar veroorzaa-* ken. De beklemming, die hier het meefte waargenomen wordt, ontflaat door de ophooping der Drekftoffe, waarom hier eene uitwendige drukking, kleine Giften Engelsch Zout met Lijnolie, en Tabakskiifteeren de werkzaamfte Middelen zijn. Ondertusfchen kunnen hier ook andere foorten van beklemmingen ontftaan. Door eene fterke infpanning der kragten, of door eene andere oorzaak, kan 'er een nieuw ftuk Darms in den reeds opgevulden Buikring gedrukt worden, en eene beklemming veroorzaaken. Een hard doorgenikt Lighaam kan den Darm in de Breuk verftoppen, of een Gezwel in het Net of Darmfcheil in denzelven drukken ; door uit- of inwendige oorzaaken kan 'er eene ontfteeking in de Breuk ontftaan, enz. Daar ik reeds van de Middelen tegen de beklemming gehandeld heb , is het onnoodig te zeggen, hof  over de BREUKEN. 297 fioe deeze Breuken, als zij beklemd worden, behandeld moeten worden. Ik merke alleenlijk maar aan, dat de Heelmeefter, bij eene beklemde aangegroeide Breuk, geen oogmerk kan of moet hebben, om de Breuk terug te drukken. Dus zijn de Taxis zo wel als de Tabaksklifteeren, tot dit oogmerk geheel onnoodig ; mear hierom niet gantsch verwerplijk, want doorgaans worden deeze Breuken door eene ophooping der DrekftoiTen beklemd, en om deeze te verdeelen, is de Taxis zo wel, als de Tabaksklifteer, een zeer kragtig Middel. Schoon de beklemming eener Breuk zelden hevig, en fchielijk gevaarlijk is, wordt echter fomtijds de Konstbewerking vereischt, want dikwils vermogen de zagtere Middelen niets ; en deeze is nu hier doorgaans met veelerleië zwaarigheden verbonden. Ik zal na de verfcheidenheid der Gevallen, de verfchillende voorkomende zwaarigheden , en de Middelen , waardoor zij weg te neemen zijn, aanwijzen. Als men in de Breuk de eerfte foort van aangroeijing aantreft, die ik de draadagtige genaamd heb, is het Geval het minst gevaarlijk. Het komt 'er hier alleen op aan, dat de Heelmeefter de draaden, die de tegennatuurlijke vereeniging vormen, opzoekt en doorfnijdt. Zo dra dit gedaan is, heeft het Geval voorts niets bijzonders en ongewoons. Als 'er weinig draaden in de Breuk zijn, komen zij zelden terftond voor het gezigt. Doorgaans denkt de Heelmeefter dat de Breuk vrij is; maar de onverwagtte moeilijkheid bij het inbrengen van den Darm, fpoort hem aan tot een naauwkeuriger onderzoek, waardoor hij de draaden ontdekt. Somwijlen wordt de Darm of het Net, agter den Buikring, en dus werkelijk in de holligheid van den Bnik, door een of meer zuike draaden , aan het Buikvlies bevestigd. De Heelmeefter ontdekt deezen ' T 5 zei-  298 VERHANDELING zelden eer, dan na eene vrugrelooze pooging, om de Darmen terug te brengen, dat hem aanfpoort, om de Breuk te onderzoeken, en als hij daar geen beletzel vindt, den Vinger door den Buikring in de holligheid van den Buik te brengen, daar hij dan de draaden zeer fchielijk ontdekt. Arnaud (V) vondt eens zulk een draad, vier dwarfche Vingers agter den Buikring. Deeze draaden fnijdt men door met eene Schaar of met een Biftouri. Eene konftelooze handgreep, waarvan ik hier alleen fpreek, om den Heelmeefter te waarfchouwen, deeze draaden niet onbedagtzaam met de Vingers te verfcheuren. Somtijds gefchiedt dit wel zeer gemakkelijk, want dikwils zijn deeze draaden zeer week; maar ook dikwils zeer vast, en als peesagtig. En in dit Geval is eene Proeve, om dezelven met de Vingers te verfcheuren, niet alleen vrugteloos, maar ook, als zij onbedagtzaam gefchiedt, met Gevaar verzeld. De draaden fcheuren, als men geweld gebruikt, van de Darmen af, en 'er ontftaat een gat in den Darm. Dergelijke draaden agter den Buikring doorfnijdt men meteen Schaar, die ftompe punten heeft, en op den Vinger ingebragt wordt. Vindt men in de Breuk die foort van aangroei* jing, die ik de Sponsagtige noem, dan is de zwaarigheid ook gemakkelijk weg te neemen. Doorgaans laaten zig de Deelen met de Vingers van elkander fcheiden ; en deeze affcheiding gefchiedt zonder enige Kwetzing of Bloedftorting, en is bij gevolg buiten alle gevaar. Men gebruike het Mes, daar de Vinger toereikende is. Het Mes wondt altoos, en verwekt bloeding, waar het gebruikt wordt. Hier en daar vindt men fomtijds plaatzen, waar de ver- eeni- (3) Traité des Hernies, Tom.II.p.1%0.  over de BREUKEN. 299 eeniging zeer vast is. In dit geval prijs ik het Mes S, en waarfchouw voor dan Vinger Want als men met den Vinger geweld gebruikt, dan fcheure men ligr den Darm, of het Darmfcheil, vooral als zij zagt en nabij de Verfterving zijn. Terwijl men de Deelen van elkander fcheidt, vindt men fomwijlen verftorvene plaatzen, waarvan men te vooren geen blijk hadt- In dit Geval brengt men na de volbragte affcheiding de gezonde Deden terug, en met het verftorvene handelt men, gelijk in het Hoofdftuk van de verftorvene Breuken gezegd is. , . Maar wat zal men doen, als men de zogenaamde yleesagtige of eeltagtige aangroeijing in de Breuken vindt?Is de Breuk groot, de aangroeijing algemeen, en zo vast, dat de gezaamentlijke Deelen die m de Breuk liggen, eenen Vleeschklomp gelijken, dan is het dolzinnigheid, hier eene affcheiding te onderneemen. De Deelen kunnen op geene andere wüze, dan fnede voor fnede afgefcheiden worden, en het js bijna niet mogelijk, dat dit zonder kwetzing der Darmen gefchiede, daar de aangroeijing zo naauwkeurig en digt is, dat men de Deelen naauwiiiks onderfcheiden kan. Daar de aflcheidmg met het Mes gefchiedt , wordt de geheele oppervlakte van de Peelen die in de Breuk liggen, gekwetst en bloedi"-. Daar het geheele werk noodzaakelijk tijd en opfettendheid vordert, zijn bij.gevolg de Ingewanden lang aan de uitwendige lugt bloot gefteld. Men voege hierbij, dat de Darmen bij deeze behandeling door de voorgaande beklemming reeds hevig ontftooken zijn. En nu oordeele men , of geene Ontfteeking, Verfterving en den Dood de gevolgen van zulk eene Konstbewerking zijn moeten. In veele gevallen zal de Heelmeefter door de affcheiding niet eens zijn oogmerk bereiken, naame-  300 VERHANDELING lijk het inbrengen van de Breuk, en zig genoodzaakt vinden de gekwetfte, mishandelde, ISkVnTen afgefcheidene Deelen in de Brenk L i ,ene en en dan is alle moeite vergeelh en „iT* ^ »f^». t-»- , ,k-'fecc-'i>-ri, en het gevaar 7epr groot. Dit geval gebeurt zeker, als de Breuk zeer oud en groot, de holligheid van den Buik vernauwd is, en de Ingewanden, die in de Breuk IwZ l gennatuurhjk verdikt, verhard en gezwollenS en bij gevolg in de holligheid vaifden Buik Jge'ene ruimte genoeg ,s V00r de Deelen, die ter S JbZt moeten worden. * genragt Als nu alles zeer gelukkig o-aar a,, ■ , j Heelmeefter het losmfaken en £ £ gewanden d,e in de Breuk liggen, gelukïig vo " - gevaar^ ï<£^?2Siï$$% dikwils volgen want de geheele oppevlakte de ingebragte Deelen is raauw, bloedig en onntoken En kan deeze verettering, i„ de holligheid van de„' Buik geene gevaarlijke gevolgen hebben ? En eindehjk gefteld zijnde, dat deeze veretterin "niefvoW zo zal er waarfchijnlijk eene nieuwe aangC in^der terug gebragte raauwe Ingewanden in df SlTeheS van den Buik volgen, ivfaar dit kan den L°K nadeel of tot voordeel ftrekken. Tot Voordeel z\lZ :k: want zij beveiligt hem misfchien voeene nlf we uitzakking, en is oorzaak, dat de Sr voor" altoos volkomen van zijne Breuk bevrijd wordt Maï ook tot Nadeel: want de Darmen kunnen zoZ onder elkander vergroeijen, dat 'er op de eene óf andere plaats eene vernaauwing ontftaat HL S V jijke gevolgen kan hebben. b ' d°°de' De affcheiding en het terugbrengen der Ingewanden, die m zulk eene Breuk bevat zijn, is "lus me zo veele zwaangheden en gevaaren gepaard X'geen ver-  över de" breuken. Verftandig Heelmeefter dezelven zal onderneemen. De Heeren arnaud, le Dran en monro, drie Heelmeefters van groot aanzien, zijn hierin met mij van dezelfde gedagten. Nogtans zijn de gevallen verfchillende, en bij gevolg moet ook de handelwijze des Heelmeefters onderfcheiden zijn. Ik zou op de volgende wijze te werk gaan. Als de Darm maar aan eene zijde vast gegroeid en aangekleefd , maar voor het overige en het grootfte gedeelte vrij was, zou ik het los maaken van denzelven , met de noodige oplettendheid, beproeven. Als de Deelen die in de Breuk lagen alleen onder elkander, maar nergens aan den Breukzak aangegroeid waren, (waarfchijnlijk een zeldzaam Geval) zoude ik dezelven, zo als zij waren, dat is onafgefcheiden, terug tragten te brengen. Maar als in dit geval eene plaats van den Darm , door de aangroeijing, vernaauwd : zaamengetrokken , gedrukt, of met een vouw omgekromd was, zou ik alleen deeze plaats los maaken, dezelve ontplooien, van de vernaauwing bevrijden, die in het vervolg kwaade Toevallen konde verwekken, en de overige Deelen onafgezonderd terug brengen. Als de Deelen in den Breukzak overal vrij waren, maar alleen in den Buikring aangegroeid, dan zou ik mij veele moeite geeven, om dezelve los te maaken, maar als ik het zeer moeilijk en gevaarlijk vondt, zou ik daarvan afzien. Als de Breuk groot, en de aangroeijing der Deelen onder elkander en aan den Buikring algemeen was, zou ik aan geene afzondering denken, maar den Buikring, gefteld dat deeze de oorzaak der beklemming was, verwijden, de Ingewanden in de Breuk onaangeroerd laaten liggen, de Breuk droog verbinden, in eenen Schortband hangen , den Lijder op den rug leggen , herhaalde ontlastingen bezorgen, eene  302 VERHANDELING eene fpaarzaamé leevenswijze in agt laaten neemen $ «nz, 1m dit Geval is het gevolg tweederlei, of de Ingewanden keeren, geduurende de Geneezing, van tijd tot tijd in de holligheid van den Buik terug, of zij blijven in de Breuk ligsen, en de Breukzak 'fluit zig, en wordt weder met eene Huid bedekt. Het komt 'er bij deeze Konstbewerking alleen op aan, de beklemming weg te neemen , en dit kan men doen, zonder de Deelen af te zonderen. Als ik vooraf zulk eene vaste aangroeijing in den Breukzak onderflelde, zou ik den Breukzak geheel niet openen , maar na de opening van de Huid in de Liesfchen, den Buikring buiten den Breukzak doorfnijden. Waartoe zal de Breukzak geopend worden, als men de Deelen die in denzelven liggen niet affcheiden en terug brengen wil ? Het komt 'er hier alleen op aan om de beklemming weg te neemen en deeze kan door het doorfnijden van den Buikring weggenomen worden, zonder dat de Breukzak geopend wordt. Dus is de opening des Breukzaks hier geheel onnoodig; ja zij is fchadelijk, want zij ftelt de Ingewanden die in den Breukzak liggen, bloot aan de aandoening der uitwendige lugt. Ik ftel hier vooraf, dat door de doorlhijding des Buikrings de beklemming weggenomen wordt, en dat de Breuk niet verflorven is. Als men na de Konstbewerking ontdekt dat de Breuk verflorven is, dan kan hij nog altijd geopend, en het noodige gedaan worden. Als ik eerst, bij de eerfte infnijding in den Breukzak, deeze vleezige aangroeijing der Deelen die in denzelven liggen, ontdekte, zou ik deeze eerfte fnede in den Breukzak niet verwijden, maar terftond, gelijk in het voorgaande geval, de Buikring buiten den Breukzak, doorfnijden. Vindt men de Darmen en het Net zeer vast onder elkander, maar aan den Breukzak alleen weinig en ligt  over de BREUKEN. 3o£ ligt aangegroeid, dan kan men gemakkelijk de Deelen van den Breukzak afzonderen en terug brengen, zonder ze van elkander te fcheiden. De Heer arnaud (a) vondt eens de aangroeijing in den Breukzak zo vast en algemeen, dat hij zelfs geen Mes in den Buikring brengen, en denzelven verwijden kon. In deeze verlegenheid nam hij het befluit, om eenen Darm digt bij den Buikring te openen, en hij bragt door deeze opening,en dus binnen in den Darm , de Sonde en de Bi~ ftouri in den Buikring, en fneedt den Darm, den Hals van den Breukzak en den Buikring te gelijk door. Ik geloof, dat deeze handelwijze zeer verhaaftend en berispelijk is, fchoon het gevolg gelukkig was. De Heer arnaud kon den Buikring alleen doorfnijden, en het Mes buiten den hals des Breukzaks inbrengen. Het enig geval, waarin hij geregtigd was, den Darm te openen, vindt plaats als de oorzaak der beklemming in den hals des Breukzaks lag, en de Biftouri op geenerleië wijze tusfchen de .uitgezakte deelen in den Buikring kon gebragt worden. In een ander geval vondt de Heer arnaud (F) de Breuk zo vast met de Darmen vereenigd, dat hij den Breukzak op de gewoone plaats niet kon openen, zonder den Darm te kwetzen. Hierom doorfneedt hij den Buikring, buiten den hals des Breukzaks, trok de Breuk fterk uit den Onderbuik voorwaards, en opende het bovenfte deel van den hals des Breukzaks, daar geene tegennatuurlijke aangroeijing was. Ik heb niets tegen deeze handgreep in te brengen. Maar zij is dan alleen noodig, als de oorzaak der beklemming in den hals des Breukzaks ligt. Als (a) L. C. p. 204. (*) L. C. p. 9h  $04 VERHANDELING Als men reden heefc, om te gelooven, dat de bei klemming door een nieuw uitgezakt ftuk Darms ver^ oorzaakt wordt, dan kan men de huid des Balzaks 20 wel als den Breukzak, digt bij den Buikring openen, en het ftuk Darms, dat de oorzaak der beklemming is, terug brengen, zonder voor het overige de Breuk aan te tasten, <«****************^^,^ EEN-EN-DERTIGSTE HOOFDSTUK, Vm de volkomene Geneezing der Breuken. ]D)jor die Middelen en Handgreepen, waarvan ik tot hiertoe gehandeld heb , neemt men alleen de beklemming en het daarmede verbonden leevensgevaar weg, maar men bevrijdt den Lijder niet voor altoos van zijne Breuk. Deeze kan, na de Konst-^ bewerking, weder uitzakken en beklemd worden. Om dit nu voor te komen, moet de Lijder, na de Konstbewerking zo wel een Breukband draagen, als voor dezelve. Hierom is men altoos bedagt geweest,, om een Middel uit te vinden, dat de Breuk volkomen, dat is, voor altoos geneest, en belet, dat zij niet weder uitzakt, en den Lijder voor altoos bevrijdt van de noodzaakelijkheid, om een Breukband te draagen. Dit is het oogmerk van de volkomene Geneezing der Breuken. In het algemeen kan men dit oogmerk op tweederleie wijze bereiken: naamelijk, of men laat, na het terug brengen der Deelen die in de Breuk zijn, den ledigen Breukzak in den Balzak liggen, en tragt deszelfs Hals te fluiten , om daardoor den weg te floppen , waardoor de Ingewanden weder in den Breuk-  over dé BREUKEN. 305 Breukzak kunnen zakken; of men brengt den ledigen Breukzak in de holligheid van den Buik terug ^ en belet eene nieuwe uitzakking van denzelven. Ik zal eerst van die Middelen handelen, die eene fluiting van den hals des Breukzaks te weeg brengen. Hiertoe behoort voor eerst de Breukband zelfs. Toen ik van de beklemming fprak, heb ik reeds beweezen, dat de Pop van den Breukband de hals des Breukzaks beftendig tegen het Schaambeen drukt, en dat deeze drukking, als zij lang eri onafgebropken aanhoudt, fomtijds eene vernaauwing, en eene geheele fluiting van den hals des Breukzaks, en bij gevolg de volkomene Geneezing der Breuk uitwerkt. Dit gelukkig gevolg van het gebruik eenes Breukbands kan niemand met zekerheid voorzien en be-> looven. De Heelmeefter kan niets doen om het te bevorderen 5 het hangt geheel van de Natuur en een gelukkig toéval af. Ondertusfchen leert de ondervinding, dat bij jonge Kinderen, en bij nieuwe en kleine Breuken, de volkomene Geneezing door den Breukband bijna altoos verwagt kan worden; maar dat zij in tegendeel, bij volwasfenen en oude en .groote Breuken zeer zelden volgt. Als de Lijder boven de vier - en - twintig jaaren oud is, moet hij zig niet vleien, dat hem de Breukband volkomen geneezen zal, zegt garengeot ; .nogtans beweert heister (cf) dat zelf volwasfenen niet geheel buiten hoop zijn, als hunne Breuk versch en klein is. Als de Breuk geheeel uit zig zelfs, zonder enige gelegenheids oorzaak, alleenlijk door eene voorfchikkende ftapheid ontftaan is, heeft men zeer weinig op eene volkomene Geneezing te hoopen; en de Lijder is buiten alle hoop, als zijne Breuk zeer dikwils uitgezakt en ingegaan is. Als (a) Heelk. Ondertv. 2. Deel bladz. 904. Amft. 1765I. deel. V  3o6 VERHANDELING Als de Breukband deeze gewenschte werking zal doen, moet hij onafgebroken gedraagen , en geen oogenblik afgedaan worden. In dat oogenblik kan de Breuk uitzakken, en eene enkele uitzakking verydelt alle hoop ; in dat oogenblik gaat alles verboren, dat de Lijder misfchien zedert veele maanden door den Breukband gewonnen hadt: dat is, de weder uitzakkende Breuk opent en verwijt in eens weder den, misfchien reeds zeer vernaauwden, of geflooten hals des Breukzaks, en de fchrede, die den Lijder reeds, tot de volkomene Geneezing, voorwaards gedaan hadt, treedt hij in een oogenblik weder terug. Daar dus deeze weg tot de volkomene Geneezing zo onzeker en langduurig is, heeft men op korter en zekerer gedagt. De Kwakzalverij is hier zeer yverig in de weer geweest. Men heeft, aan inwendige zo wel als uitwendige, geheime Middelen f» het vermogen toegefchreeven, om de Breuken volkomen te geneezen, en men heeft het Gemeen bedroogen. Deeze Middelen hebben bijna allen eene zaamentrekkende kragt, en van die verwagt men, dat zij den hals des Breukzaks vernaauwt en fluit. Het kragtigfte bewijs voor de onwerkzaamheid deezer Middelen, is de algemeene vergeetenheid , waarin zij tegenwoordig geraakt zijn. Het Bijtmiddel, een oud en bijna reeds vergeeten Middel tot de volkomene Geneezing der Breuken, is in laatere tijden, door de Heeren gauthier(£) en ma jet, op nieuws zeer gepreezen. De laatfte heeft eene nieuwe wijze uitgevonden, om het te gebruiken. Deeze handelwijze, zegt hij, geneest alle Breu- 00 Dionis, Operations, p. 316. en 332. tb) DiJJirtation fur Vujagc des Caujliaues peur la Guerifor,. radicale des Her nies, a Paris, 1774. *  over de BREUKEN. 307 Breuken, groote en kleine, verfche en verouderde, als zij maar niet aangegroeid zijn, en terug gebragt kunnen worden. Maar de wijze van behandelen zelve verzwijgt hij: hij zegt verder niets, dan dat zij op het leeven en de gezondheid des Lijders geene kwaade gevolgen kan hebben; dat de Lijder, zo al de Geneezing mislukt, ten aanzien van zijne Breuk, blijft die hij voorheen was; dat onder alle Bijtmiddelen de olie van Vitriool tot dit oogmerk de be-. kwaamfteen zekerfteis; dat, eer hetzelve gebruikt wordt, de Huid door eene infnijding geopend, en de hals des Breukzaks ontbloot wordt; dat de Vitrioololie, op deezen ontblooten hals des Breukzaks, maar eene minuut, het zij dan terftond na de gemaakte infnijding, of eerst den volgenden dag, gelegd wordt; dat men tot de Konstbewerking geene voorbereiding, behalven alleen eene Aderlaating, als de Lijder volbloedig is, noodig heeft; en eindelijk , dat de Toevallen na de Konstbewerking van zo weinig belang zijn, dat men dikwils niet eens eene koortzige beweeging gewaar wordt. De Academie der Heelkunde heeft zig met alle kragt tegen deeze handelwijzen verzet. De Heer borden ave (a) tragt in eene bijzondere Verhandeling, door Reden en Ondervinding te bewijzen, dat zij geheel verwerplijk is, en verzekert, dat zelfs de Proeven van den Heere ma jet meeftendeel eenen ongelukkigen uitflag gehad hebben. Ik kan deeze handelwijze niet verwerpen, maar ook niet door eigene ondervinding aanprijzen. Ik agte het niet onmogelijk, eene Breuk door Bijtmiddelen volkomen te geneezen; en tot dit denkbeeld meen ik regt te hebben, door een geval, dat ik zelf heb waargenomen. Een (4) Mem. de l'Jead. de Chir, de Paris, Tem. XV. f. 97- Va  So8 V E 11 II A N DELING , Een Jongeling, die tegen eene Lieschbreuk, eerf zeer flegten Breukband droeg, die hij, om hét uitkomen van de Breuk te beletten, vast moest aanhaalen, kreeg door de al te fterke drukking van denPop des Breukbands, eene ontfteeking in het Vetvlies en den omtrek van den Buikring, die tot verettering overging. Toen de yerzweering na enigen tijd floot, verfcheen de Breuk niet weder, fchoon de Lijder geen Breukband droeg. De Lijder was, zo als ik in het vervolg waarnam , en is tot hier toe, door deeze verzweering, volkomen van zijneBreuk bevrijd. In dit geval hadt de verettering den hals des Breukzaks waarfchijnlijk niet doorgeknaagd ; want ik kon nergens met de Sonde diep indringen , en ik ontdekte ook geene verzaameling van Etter in den Breukzak. De Etter lag buiten den hals des Breukzaks. Maar de Ontfteeking ftrekte zig waarfchijnlijk tot in den hals des Breukzaks uit, en werdt door den nabij gelegen Etter onderhouden. En deeze ontfteeking bewerkte de vereeniging van den halsdes Breukzaks. Waarom zou de konst hetzelve niet doen kunnen, het geen de Natuur in dit geval deedt? Een dergelijk geval gaf aan den Heere ma jet aanleiding, om zijne handelwijze uit te vinden. Men denkt doorgaans, dat het Bijtmiddel, om eene fluiting van den hals des Breukzaks uit te werken , dien hals doorknaagen en doen verzweeren moet: en op deeze gedagten,grondt men eene voornaame Tegenwerping, tegen het gebruik des Bijtmiddels. Het Bijtmiddel, zegt men, zal immers, of met diep genoeg, of te diep werken : in het eerfte geval dringt het niet tot in den hals des Breukzaks , en dan mislukt de Proeve der volkomene Geneezing ; in het tweede geval zal het den Zaadftreng, die onmiddelijk agter den hals des Breukzaks  over dé B R E Ü K E N. 309 ligt, kwetzen , en den Lijder ontmannen, Ja, als het zonder alie oplettenheid gebruikt wordt, kan het zijne werking, door den Buikring, tot in de holligheid van den Buik uitftrekken, en daar vreezelijke verwoeftingenaanregteri. De dikte der uitwendige bekleedzelen, die op den hals des Breukzak liggen, is zo verfchillende, en, ten aanzien der werking van het Bijtmiddel, de trap tusfchen te diep en niet diep genoeg, zo"klein, dat men het zelden zal vermijden, in eene van deezö twee uiterllén ver-vallen. Dit is de voornaame Tegenwerping, die men reeds lang tegen het Bijtmiddel gemaakt heeft, en zij is .volkomen ongegrond. Het is naamlijk, ter bereiking •van het oogmerk der volkomene Geneezing, geheel niet noodig, dat het Bijtmiddel den hals des Breukzaks doorknaagt, en doet verzweef en; het is genoeg, als het denzelven ontfteekt, want hij zal waarfchijnlijk zaamen groeijen, als hij hevig ontdoken is: en dat doet het zeker, als het zijne uitwendige zijde aanraakt. Daar nu de Heer ma jet de huid door eene infnijding opent, zo is deeze uitwendige zijde van den hals des Breukzaks ontbloot, en de Heelmeefter kan het Bijtmiddel onraiddelijk op dien hals, met de grootfte naauwkeurigheid , en • zodanig aanleggen, dat hij zijne werking tot den kleinften trap bepaalen en uitftrekken kan. Deeze Tegenwerping betreft dus indedaad de handelwijze van ma jet in het geheel niet, want bij dezelve heeft den Heelmeefter het Bijtmiddel volkomen in zijn hand: en de verfchillende dikte der uiterlijke bekleedzelen, veroorzaakt ook geene onzekerheid ; want de Huid wordt doorgefneeden, en de hals des Breukzaks- ontbloot. De handelwijze van den Heer ma jet, om de Breuken door Bijtmiddelen volkomen te geneezen, ''heeft de meefte overeenkomst met die van den Heere V 3 el se  Sio VERHANDELING el se O), om de Waterbreuk van den Schederok der Ballen, Tunica vaginalis Testis, door Bijtmiddelen te geneezen; als de wijze van den Heere else zonder gevaar en aanprijzenswaardig is, dan is het ook bij gevolg die van den Heere ma jet. De Heer else heeft met de uitwendige huid des Balzaks, en het Sehedevlies der Ballen te doen; de Heer ma jet met de uitwendige huid en den Breukzak. Heeft de Heer ma jet de beleediging van den Zaadftreng te vreezen; dan lóópt de Heer else nog veel meer gevaar om de Ballen te befchadigen. Bewerkt de Heer else, door het Bijtmiddel, eene volkomene fluiting van den Schederok der Ballen; waarom zou de Heer ma jet, door het Bijtmiddel, den naauwen hals des Breukzaks niet kunnen fluiten ? Het fpreekt van zelve, dat de Ingewanden die in de Breuk liggen, vooraf naauwkeurig en zorgvuldig terug gebragt moeten worden, eer men het Bijtmiddel aanlegt. Hier heeft men ook gedagt eene zwaarigheid te ontmoeten. Men zegt naamelijk: 'er kan nog een ftukje van den Darm of het Net in den Buikring en het bovenfte deel van den hals des Breukzaks liggen, zonder dat men het ontdekt; de Heelmeefter, denkende dat de Darmen volkomen terug gebragt zijn, ligt het Bijtmiddel aan, en dit moet nu noodzaakelijk, als het den hals des Breukzaks, en bij gevolg ook den Darm niet doorknaagt, den Darm ten minften zo wel doen ontfteeken, als den hals des Breukzaks. Deeze ontfteeking van den Darm kan veelerleië gevaarlijke gevolgen hebben; de minfte van deeze is, een aangroeijing van den Darm aan den hals des Breukzaks. Maar fa) j. else. Proeve over de Geneezing der Waterbreuk, enz. Uktdz. 25—17. '  over de BREUKEN. 3" Maar deeze zwaarigheid is ook ingebeeld. Als de Heelmeefter de Huid doorfneeden, en den Buikring en den hals des Breukzaks ontbloot heeft , kan hij ook het geringfte ftukje van den Darm of het Net, gemakkelijk en duidelijk met den Vinger voelen Pus komt het 'er alleen op aan, dat de Heelmeefter niet geheel onagtzaam is, en altoos, na dat de Huid doorgefneeden is, den ontblooten hals des Breukzaks naauwkeurig met den Vinger betast, en onderzoekt, of 'er nog een ftuk Darms in denzeiven ligt. .. Het fchijnt mij dus toe, dat deeze Redenen mij het regt geeven om te beweeren, dat het gebruik van het Bijtmiddel buiten gevaar is. Maar of nu de Heelmeefter door het zelve altoos zijn oogmerk bereikt, dat is, of het Bijtmiddel, op de befchreevene wijze Gebruikt, altoos, of ten minften in de meefte gevallen, de volkomene Geneezing der Breuk uitwerkt, moet de ondervinding leeren; en ik kan van mijne zijde niet bij ondervinding daarvan fpreeken. _ 'Er rijst nog eene andere vraag, of de moeite,om de volkomene Geneezing eener Breuk, door het Bijtmiddel te onderzoeken, in de daad beloond wordt. Eene Breuk, die terug gebragt kan worden, is alleen door het Bijtmiddel geneesbaar. Dus vindt altoos, waar een Bijtmiddel plaats grijpen kan, het gebruik: van een Breukband ook plaats. En wat kan een Lijder, die van zijne Breuk geen den minften hinder heeft, beweegen, om zig aan deeze Konstbewerking te onderwerpen? De Breukband verzekert hem voor alle Gevaar , en veroorzaakt hem de geringfte Jast niet, als hij 'er aan gewoon is. Als dus met de Breuk geene bijzondere moeilijkheden gepaard gaan, as het gebruik van den Breukband om bijzondere redenen niet zeer moeilijk is, of als hij in het geheel met ge■y ^ araa-  3ia VERHANDELING draagen kan worden; met een woord, als 'er geene dringende redenen toe zijn, is het onbillijk gehandeld , den Lijder aan eene Geneeswijze te onderwerpen, die ten allerminften onnoodig, en pijnlijk is, en die mislukken kan. De gewoone wijze van Breukfnijden, zo als ik die befchreeven heb, bewaart den Lijder eigenrlijk wel niet voor het wederkeeren der Breuk, maar zij neemt alleen de beklemming weg: dog men heeft nogtans fomtijds waargenomen, dat de Ereuk, na dezelve, niet weder te voorfchijn is gekomen. Deeze Konstbewerking kan dus ook een Middel worden tot de volkomene Geneezing der Breuk, vooral als men bij dezelve twee Handgreepen verrigt, die voornaamlijk tot de volkomene Geneeziug aanleiding geeven. Het komt 'er naamelijk, om eene volkomene Geneezing uit te werken, zo als reeds bekend is, vooral op aan, dat het bovende gedeelte van den hals des Breukzaks vereenigd en geflooten wordt- Ter bereiking van dit oogmerk zijn twee dingen noodig; naamlijk: dat het bovenfle gedeelte van den hals des Ereukzaks in zulk eenen fta'nd gebragt worde, waarin het 'ligtelijk aangroeit, en dat zijn zijden, door eene uitwendige drukking, zodanig bijéén gebragt worden, dat zij elkander aanraaken. Ontflokene en raauwe Deelen kleeven ligt aan elkander; dus moet men het bovenfle deel van den hals des Breukzaks raauw maaken, en doen ontfteek-n: en hiertoe raadt men aan in dit gedeelte van den Breukzak inkervingen, Scarificationes, te maaken, na dat de Konstbewerking op de gewoone wijze beëindigd is, en de Ingewanden terug gebragty zijn ; dat is, met een Biftouri vlakke infnijdingen in dezelve te doen. Het fpreekt van zelfs, dat deeze infnijdingen alleen op deszelfs voprfte Oppervlakte gemaakt moe-  o v 'e r d e BREUKEN. 313 pioeten worden, agter zijne agterfte Oppervlakte ligt de Zaadftreng, die de Biftouri ligtelijk aanraaken en kwetzen kan. Na dat dit gefchied is, legt men uitwendig op den hals des Breukzaks, een Drukdoek , Pelotte , met Wol opgevuld, die met het T Verband aangedrukt wordt, deeze drukt zijne twee zijden bij elkander, 7.0 dat zij elkander in alle punten aanraaken. Deeze Handgreepen doen.dus alles, wat gedaan moet worden ; zij maaken de zijden van den hals des Breukzaks. raaüw en ontftoken , en doen ze elkander aanraaken. Dat nu de Breuken door deeze handelwijze dikwils volkomen geneezen worden, leert de ondervinding; ik heb zelfs verfcheide gevallen gezien, die zulk. eenen gewenschten uitflag hadden. Hierom raad ik ieder Heelmeefter aan, om altoos bij de Konstber werking van eene beklemde Breuk deeze twee Handgreepen te verrigten. Hierdoor verfchaft hij zig de Hoop, om door eene en dezelfde Konstbewerking een dubbel oogmerk te bereiken, naamelijk het wegneemen der beklemming', en de volkomene Geneezing. Het is waar dat het laatfte dikwils niet volgt, zelfs al zijn deeze Handgreepen verrigt, dog dan is 'er niets verlooren , het Hoofdoogmerk, naamelijk het wegneemen der beklemming, wordt altoos bereikt, de Handgreepeu •, die de volkomene Geneezing ten oogmerk hebben, zijn alleen vrugteloos, maar ook van de zijde des Heelmeefters zonder enige moeilijkheid,en van den kant des Lijders buiten alle gevaar. Maar men vraagt nu , of hij verftandig en volgens .zijn geweeten handelt, die eene Breuk, welke niet beklemd is, alleen met oogmerk om de volkomene* Geneezing te bewerken , volgens de befchrecvene wijze opereert. Ik antwoord: Neen. Het is raadzaam, altijd bij de Konstbewerking op eene Breuk, V 5 te-  3i4 VERHANDELING tevens op de volkomene geneezing te zien, en onbedagtzaam gehandeld, als men de gewoone Konstbewerking op eene Breuk verrigt, ten tijde, dat de Breuk niet beklemd is, en alleen met oogmerk van de volkomene Geneezing. Dit beweer ik; en zie hier mijne Redenen. Men bereikt door deeze Konstbewerking zeer dikwils het oogmerk der volkomene Geneezing niet, en is dus zeer dikwils in gevaar, om eene vrugtelooze Konstbewerking te verrigten. Ondertusfchen kan men zeggen, als he Lijder, in weerwil der onzekerheid van het gevolg, de Konstbewerking verkiest, dan heeft de Heelmeefter verder niets te verantwoorden. De Konstbewerking is zonder gevaar ; het ergfte dat 'er op volgt, als zij mislukt, is, dat de Lijder blijft, die hij is. Maar hierop antwoord ik : de Lijder kan om geene andere Redenen , dan alleen, om van de moeite van een Breukband te draagen bevrijd te worden, de Konstbewerking verlangen. En deeze reden is niet gewigtig genoeg. De Lijder is; onder het gebruik van een goeden Breukband, voor alle gevaar beveiligd , en voor het overige, het geringe ongemak dat een Breukband veroorzaakt, uitgezonderd, zo veilig , als of hij volkomen geneezen ware. Heeft zulk een Lijder wel toereikende Redenen, om zig aan eene Konstbewerking ter volkomene Geneezing te onderwerpen, waardoor hij doorgaans zijn oogmerk niet bereikt, en die indedaad niet zelden met gevaar verbonden is? De Konstbewerking is wel niet gevaarlijk, als den Lijder voor het overige gezond, de Breuk vrij en niet zaamengefteld is, en de Darmen, bij de Konstbewerking, niet lang aan de Lugt blootgefteld zijn: en men zou dus kunnen zeggen, dat de Heelmeefter de Konstbewerking vrijmoedig onderneemen kon, als •  over de BREUKEN. 315 als hij deeze gunftige omflandigheden vooruit ziet. Maar , ziet hij die altoos met zekerheid vooruit? Hoe dikwils vindt men onder de Konstbewerking onverwagtte zwaarigheden, die de Konstbewerking langduurig maaken, en het fchielijk inbrengen der Darmen beletten. Hoe dikwils is in een Lighaam, dat op het uiterlijk aanzien volkomen gezond is, een gebrek verborgen, dat bij zulk eene gelegenheid werkzaam wordt, en een onverwagt gevaar veroorzaakt ? Hierbij verzekert de Heer petit (V), dat de Konstbewerking, op eene Breuk die niet beklemd is, in zigzelven zonder deeze toevallige bijoorzaaken, gevaarlijker is, dan die van eene beklemde Breuk. Hij tragt deeze zonderlinge onderftelling door Redenen te bewijzen. Ik wil deeze Redenen niet onderzoeken; zijne ondervinding bewijst reeds genoeg. Hij verzekert namelijk, dat hij tweemaal de Konstbewerking verrigt heeft, op eene Breuk die niet beklemd was, met oogmerk om dezelve volkomen te geneezen, en beide de reizen met het ongelukkigfte gevolg: en dat hij verfcheiden Heelmeefters kent , die met een even ongelukkig gevolg deeze Konstbewerking verrigt hebben. De Heer acreix (&) deedt met hetzelfde oogmerk de Konstbewerking op eene Breuk, en de Lijder ftierf. De Heer sharp (V) > een zeer ervaare Heelmeefter, zegt: ik zou nooit eenen Lijder, die eene Breuk, welke zig liet inbrengen, aan de Konstbewerking raaden: ik zou hem altoos tragten te overreeden, om zig te vergenoegen met de Voordeden, die hem een Breukband verfchaft. Men (a) Traité des Maladies Chirurgicales, £• C. p. 354. (6) Heelkundige Waarnemingen, bladz. 219 enz. (f) Critical Enquiry fcfc. 14»  3t6- VERHA N'D EL I N G > Men moet voor het overige bekennen, dat deeze Konstbewerking, met opzigt tot de volkomene Geneezing, zeer zelden verrigt wordt. De Ouden verrigtten dezelve Veel meer; maar zij hadden daar ook meer Reden toe, dan wij. Zij hadden in het algemeen meer Reden, om op Middelen tot de volkomene Geneezing te denken ; want hun ontbraken goede Breukbanden. Hunne Lijders waren dus in een beftendig gevaar der beklemming, en zij hadden geen Middel ob dit gevaar voor te komen, dan de volkomene Geneezing.- Wij hebben een bekwaamden zekerer Middel daar tegen , naamelijk den Breukband; en behoeven.dus het pijnlijk, onzeker en gevaarlijk Middel, de. Konstbewerking, niet. Een Geval zou men zig misfchien kunnen voorftellen , waarin men eene beweeglijke Breuk, die niet beklemd was, met.gegronde Redenen zou kunnen opereeren, met oogmerk om dezelve volkomen te geneezen. Naamelijk oude en groote Breuken, die dikwils uitgezakt, en dikwils terug gekeerd zijn, kunnen dikwils op geenerleië wijze door een Breukband ingehouden worden. De Buikring is zo zeer verwijd, dat zelfs de beste Breukband denzelven niet geheel Buiten, en den Lijder voor het Gevaar eener uitzakking in zekerheid kan ftellen. De Buikring kon in dit geval door de Konstbewerking, zo niet geflooten, ten minften zodanig vernaauwd worden, dat een Breukband denzelven fluit. In dit Geval raad ik de Konstbewerking ook af. Dergelijke Breuken worden zelden beklemd; en als zij beklemmen, veroorzaaken zij niet dikwils zulk een dringend gevaar, dat de Heelmeefter dan nog niet altoos tijds genoeg heeft, om de Konstbewerking te verrigten. Hier komt bij, dat de Konst.be. werking van zulk eene Breuk vooral zwaar en gevaarlijk is, en als het gebruik van een Breukband 'ge-  óver de B RE UK E N. geheel geene plaats heeft,- nogtans door een Schortband alle gevaar en moeilijkheid zeer verminderd kanWorden. Wie zal dus, om een onzeker toekomend gevaar voor te komen, zig aan een zeker tegenwoordig gevaar blootftellen. Ik herhaal dus: dat de gewoone Konstbewerking op de Breuken, ten opzigte van de volkomene Geneezing geene plaats vindt, als de Breuk niet beklemd is ? ten zij zeer, gewigtige redenen dezelve noodzaakelijk maakten. Maar bij de gewoone Konstbewerking eener beklemde Breuk, tvordt altoos de moeite beloond, van het uitvoeren der boven aangeweezen Handgreepen, die tot de volkomene Geneezing hun opzigt hebben, om den Lijder misfchien door dezelfde Konstbewerking eendubbelt voordeel te verfchaffen, naamelijk om hem niet alleen van de beklemming, maar ook voor altoos van zijne Breuk te bevrijden. Daar het 'er bij de volkomene Geneezing alleen op aankomt, o'm den hals des Breukzaks te veréénigen, en het Bijtmiddel zo wel, als de inkervingen in den Buikring, dit dikwils niet uitvoeren ; heeft men voorgefteld, om den Breukzak, van het Vetvlies des Balzaks af te fcheiden, en digt bij den Buikring te binden. De Band, zegt men, doet het .geen tot de volkomene Geneezing vereischt wordt, terflond en op het zekerfte; hij fluit het bovenfle deel van den hals des Breukzaks en ontfleekt denzelven; en is dus het zekerst Middel. Deeze oude wijze van Konstbewerken , die de Heeren seriff (a~) en schmtjcker (£), in laatere tijden weder aanbevoien, en in gebruik tragtten te brengen, is naar mijne gedagten, op verre na zo ze- « (a) Gunz in TraBatu de Herniis. (V) M -je c k e l de mtrbo Hemiofo  3i8 VERHANDELING zeker niet, en met meer zwaarigheden verbonden, dan men denkt. De Breukzak is, voornaamlijk als de Breuk oud en groot is, doorgaans zo vast met den Zaadftreng vereenigd, dat hij niet zonder kwetzing, ten minften niet zonder groote zwaarigheid, afgefcheiden kan worden. Deeze zwaarigheid is zo groot, dat veele ervaarene Heelmeefters, en voornaamlijk le dran (c), deeze wijze van Konstbewerken, alleen bij Navel- en Dijebreuken, of bij Lieschbreuken in Vrouwsperzoonen, en dus alleen in zulke gevallen toegeftaan hebben , daar geen Zaadftreng bij den Breukzak ligt. De zwaarigheid van deeze affcheiding is vooral groot, als de Breukzak zeer dun is, en dat men deeze zwaarigheid fomtijds voor geheel onoverwinlijk gehouden heeft, blijkt daar uit, dat men den Zaadftreng met den hals des Breukzaks te gelijk afgebonden, en den Lijder ontmand heeft, De affcheiding van den Zaadftreng is ondertusfchen de enige zwaarigheid niet, die bij deeze wijze van Konstbewerking voorkomt; zij is ook in zulke gevallen, waar deeze affcheiding geheel niet noodig is, verwerpelijk. De affcheiding van den geheelen omtrek van een ouden en grooten Breukzak van het Vetvlies des Balzaks, is een langduurigen fomtijds zeer pijnlijk werk. De Konstbewerking,die deHeer meckel befchrijfr, duurde een uur; de Heelmeefter, die dezelve verrigtte, werdt daardoor zo vermoeid, dat een ander dezelve voleinden moest; en elke vezel van het Vetvlies des Balzaks, veroorzaakte, terwijl zij doorgefneeden, of verfcheurd wierdt, hevige pijnen. Men kan zig indedaad geen lastiger, langduuriger, ver- moei- (c) Heelkundige Aanmerkingen, 2.D. Waarn. 58.  over de BREUKEN. 319 moeiënder, en pijnlijker Konstbewerking voorftellen, dan deeze was. Voorts wordt door deeze affcheiding van den Breuk« zak, het flappe Vetvlies des Balzaks in eenen grooten omtrek ontbloot, in verettering gebragt,en daardoor gelegenheid gegeeven, tot menigvuldig weelderig vleesch, dat uit dergelijke llappe deelen zeer ligt en overvloedig ontftaat; en dit vereischt het herhaald en pijnlijk gebruik van den Helfchen Steen, Lapis Infernalis, en vertraagt zeer de Geneezing. En, dat het ergfte is; alle deeze pijnen en moeilijkheden ondergaat de Lijder niet zelden te vergeefsch: want deeze wijze van Konstbewerken volbrengt zeer dikwils de volkomene Geneezing niet. Dat zij deeze in enige gevallen volbragt heeft, bewijst niets meer, dan dat het niet onmogelijk is, dat zij dit fomtijds uitwerkt. Zig aan deeze wijze van Konstbewerken, met oogmerk van eene volkomene Geneezing, te onderwerpen, is indedaad eene zwakke onzekere Hoop duur te koopen. Zie hier de bewijzen, dat zij niet altoos gelukt, en niet altoos gelukken kan. Hoe hoog men ook den Band om den hals des Breukzaks ligt, men zal, en vooral bij vette Menfchen, denzelven nogtans niet digt genoeg aan de inwendige opening van den hals des Breukzaks kunnen leggen, die inwendig , en dikwils tamelijk diep agter den Buikring is, zelfs onderfteld zijnde , dat men den Breukzak, gelijk de Heer schmucker, een weinig voorthaalt, eer men hem bindt, Dus blijft 'er na de Konstbewerking altoos een kleine Zak terug; naamelijk het bovenfte gedeelte van den hals des Breukzaks, en waarom zou nu deeze in het vervolg niet uitrekken , en in eene groote Breuk verwijden ? Heister (tf) ver- (a) Heelkundige Onderwijzingen, 2 Deel, bl. 930.  $*s Verhandeling Verzekert reeds, dat de Breuk, na de: Caftratio, wéder verfcheenen is. De omgelegde draad drukt niet alleen de zijden van den hals des Breukzaks zo zeef zaamen, dat zij elkander aanraaken, maar zij doet ze ook ontfteeken* Terwijl zij dezelve drukt, en bevordert dus haare vereeniging op tWeèderleië wijze. Nu komt het hier indedaad enigzints op den trap der ontlleeking aan. Het is riet genoeg, dar de draad altoos even vast •aangelegd wordt. Is het niet mogelijk, dat bij een Lijder, wiens Lighaam tot hevige ontlteekingen niet geneigd is, de draad weinig, of geheel geene ontlteeking verwekt, en bij gevolg de Geneezing geheel mislukt. Kan niet in tegendeel bij Lijders, die zeer tot ontfteeking gefchik. zijn, eene hevige ontfteeking ontftaan, die zig tot in den Onderbuik uitftrekt, en gevaar veroorzaakt; of die ten minften de Band te fchielijk, en eer den hals des Breukzaks nog geflooten is, doet afvallen? Dat het eerfte indedaad fomtijds gebeurt, bewijst de ondervinding van den Heere petit (a). Ik heb gezien, zegt deeze groote Heelmeefter, dat na het binden van den Breukzak, hevige pijnen in den geheelen Onderbuik ontftonden, die mij noodzaakten, den draad weder los te fnijden, en te hervatten, zo dra dit gefchied was. In een ander geval, daar men den Breukzak insgelijks gebonden hadt, volgde de Dood onder de Toevallen der Beklemming. Men vondt in het doode Lighaam geen fpoor van eene beklemming, in tegendeel was het Buikvlies binnen de holligheid van den Buik, en de Darmen, hevig ontftoken. In alle gevallen, waar om enige reden eene ont- las- (a) Traité des Maladies Chiturgicaks, Tm. II. p. 382.  over de BREUKEN. 321 lasting van enig vogt uit den Buikring volgt, en enigen tijd onderhouden moet worden, heeft het binden van den Zak, waardoor de uitvloed uit den Buikring belet wordt, geene plaats. Dit zijn de Redenen, waarom ik deeze wijze van Konstbewerken verwerp, en de voorkeur geef aan de voorheen befchreevene gewoone Konstbewerking der beklemde Breuken, met inkervingen , Scarificationes, van den Buikring, die geen eene van de even gemelde moeilijkheden heeft, en de Breuk even zo dikwils grondig geneest, als het binden. Het komt 'er hier duidelijk alleen op aan, om den hals des Breukzaks te doen ontfteeken, en zijn zijden bij elkander te brengen, Het eerfte volbrengen de inkervingen , en het tweede de drukdoek genoegzaam. Eene fterker drukking is geheel niet uoodig; eere zagter brengt de wanden van den hals des Breukzaks genoegzaam tegen elkander. Dat de volkomene geneezing, na deeze gemeene Konstbewerking, niet meermaalen volgt, is waarfchijnlijk aan de onagtzaamheid van den Lijder toe te fchrijven. Zo lang de vereeniging in den hals des Breukzaks nog nieuw is, kan een gering geweld haar los fcheuren Een uit akkende Darm kan kort na de geneezing, den reeds geflooten hals des Breukzaks ligtelijk weder openen. Men moet dus dergelijk geweld zorgvuldig mijden, tot dat de vereeniging van den hals des Breukzaks genoegzaam bevestigd is. Met één woord, de Lijder moet zelfs dan, wanneer hij merkt, dat hij indedaad van zijne Breuk bevrijd is, na de Geneezing enigen rijd een Breukband draagen , anders berooft hij zig van het voordeel, dat hij reeds indedaad bezit. De Heer vogel (V) tragt de zwaarigheden bij het (a) Verhandeling over de Breuken , i. deel. X  3a2 VERHANDELING' hec binden van den hals des Breukzaks hier door te verminderen, dat hij; niet den geheelen Breukzak, maar alleen het bovenfte gedeelte van deszelfs hals, van den Zaadftreng en het Vetvlies des Balzaks afzondert, en dus alleen het deel waarom de binding gelegd wordt, van alle gemeenfebap bevrijdt. Hierdoor wordt nu wel de zwaarigheid der affcheiding verminderd, maar geene van de overige zwaarighe1den weggenomen. Om de grootfte zwaarigheid, die in deeze wijze van Konstbewerken is, geheel te boven te komen , liet men de affcheiding des Breukzaks van den Zaadftreng geheel na, bondt de hals des Breukzaks en den Zaadftreng, en fneedt beiden onder den Band af. Deeze handelwijze, de geliefde Konstbewerking der Marktfchreeuwers, is met regt in den tegenwoordigen tijd geheel verworpen , en zelfs op fommige Plaatfen openlijk verbooden. De Lijder betaalt bij dezelve , de hoop op eene volkomene geneezing, met het verlies eenes Bals. Door deeze Konstbewerking wordt hij zeker ontmant; maar het is zeer onzeker, of hij door dezelve volkomen van zijne Breuk bevrijd wordt. Het is belaggelijk, dat le dran denzelven alleenlijk den Monniken toeftaat; evenals of het vrij ftondt eenen Luiaard de Armen af te zetten. Om de afzondering des Breukzaks van den Balzak en Zaadftreng te oncwijken, en den Lijder nogtans niet te ontmannen, heeft men voor lang de gulden steek aangeraaden : eene verouderde wijze van Konstbewerking, waaraan men thans niet meer denkt, en die de moeite niet waardig is, dat men haar omftandig befchrijft en wijdloopig tegenfpreekr. Men opende de huid door eene infnijding aan het bovenfte gedeelte van den Breukzak, ontblootte eu fcheide den hals des Breukzaks, en het bovenfte gedeelte van den Zaadftreng, van het Vetvlies af, lag eenen  over de BREUKEN. 32$ eenen gouden draad om den Zaadftreng en den hals des Breukzaks, enbondt denzelven zo ftijf toe, dat de hals des Breukzaks volkomen geflooten • maar de Zaadftreng niet gedrukt wierd. Deez' draad liet men daar het geheele" leeven lang liggen. Maar men kan ligtelijk denken, dat hij, als een vreemd Lighaam, altoos pijn- en ontfteeking, ja eene pijpzweer veroorzaaken moest: dat het zeer moeilijk was, denzelven tot den behoorlijken trap toe te haaien, en dat elke afwijking van deezen trap met gevaar verzeld ging.. Want lag de draad te vast, dan drukte hij den Zaadftreng, en veroorzaakte het verlies van den Bal; lag hij niet vast genoeg, dan floot hij den hals des Breukzaks niet; en 'er kon bij gevolg een Darm uitzakken , en deeze Werdt noodzaakelijk terftond beklemd. Het is overtollig alle redenen tegen deeze handelwijze aan te voeren, daar zij reeds algemeen verworpen is. * Van denzelfden aart is de zogenaamde konInglijke steek (ö). Door deeze Konstbewerking werdt de geheele Breukzak afgefcheiden en doornaaid. Dus werden zijne beide zijden niet alleen ontftoken , maar ook in alle punten in aanraaking gebragt. Zij hadt dus ten oogmerk het (luiten van den geheelen Breukzak. De Heer heuérmann O) verrigtte deeze Konstbewerking eens 'Er volgden wel geene kwaade Toevallen, maar de Breuk kwam weder. Bijna alle Middelen en KonstbeWerkirtgeH » dié het fluiten van den hals des Breukzaks ten oogmerk hebben, zijn dus met groote zwaarigheden verbonden, en Hagen dikwils kwalijk. En zelfs dan, Wan* neer de uitflag gelukkig fchijnt te zijn, verzekeren zij dert O») D ion is Öperations £fV. p. 334. (b) Chirurg. Operationem, i Band, pag. 53 J< X %  3H VERHANDELING den Lijder niet altijd volmaakt voor het wederkomen van de Breuk. De Heer le dran zegt O), ik heb dikwils gelegenheid gehad, Menfchen die volkomen van eene Breuk geneezen waren geworden, na hunnen Dood te onderzoeken. Nooit vond ik den hals des Breukzaks volkomen geflooten, maar •Itoos vernaauwd, nogtans zo, dat ik 'er gemakkelijk eene dunne Sonde door kon brengen. De weg onder in den Breukzak wordt dus doorgaans alleen vernaauwd; en wie verzekert nu den Lijder, dat hij niet door menigvuldig aandringen der Darmen, van tijd tot tijd weder wijder zal worden ? Ja zelfs als hij volkomen fluit; is dan deeze fluiting zo vast en zeker, dat zij niet door een geweldig aanpersfen der Darmen weder gefcheurd kan worden ? Hierom doen de Heeren petit en arnaud hec voorftel, om den Breukzak van den Balzak af te zonderen, en, benevens de Ingewanden, door den Buikring, in de holligheid van den Buik terug te brengen, en vervolgens door inwendige en uitwendige droogende en zaamentrekkende middelen, niet alleen het uitgerekte Buikvlies , maar ook het verlengde Darmfcheil, en alles wat verzwakt is, te verfterken, te verkorten en zaamen te trekken ; en met één woord, alles in dien toeftand te brengen , waarin het voor het ontftaan der Breuk was. En dit heet ook zekerlijk, de Breuk waarlijk volkomen geneezen. Maar deeze wijze van Konstbewerken heeft ook haare groote gebreken en zwaarigheden. Ten opzigte der moeilijke en gevaarlijke affcheiding van den Breukzak, is hier het zelfde aan te merken, dat ik bij de binding gezegd heb. Hoe zal zig nu de Breukzak, die in den Buikring terug gebragt is, ge- draa- 00 Aanmsrlswgen y 2 D.. Waarn* 58.  over de BREUKEN. 325 draagen? Als de Breuk versch en klein is-, dan zal zig deeze uitgerekte plaats van het Buikvlies, die den Breukzak uitmaakt, misfchien zaamentrekken, haare voorige gedaante weder aanneemen , en de Breukzak zal geheel verdwijnen. Dat dit indedaad fomtijds gebeurt, heeft de Heer petit (a) waargenomen. Maar wanneer dit nu ook gebeurt, dan is nogtans de Lijder niet volkomen in zekerheid voor het wederkomen der Breuk. Deeze plaats van het Buikvlies verkrijgt niet ten vollen haare voorige fterkte weder; blijft altoos zwak, dat is, tot eene nieuwe uitrekking gefchikt; en deeze zal nu den Lijder door niets anders, dan door een Breukband, met zekerheid kunnen behoeden. Wil dus de Lijder, na de Konstbewerking, volkomen zeker zijn, dan moet hij een Breukband draagen; en hij heeft, bij gevolg, door de Konstbewerking niets gewonnen. De Breuk groot en oud zijnde, is het niet te denken , dat de terug gebragte Breukzak zig van tijd tot tijd zaamentrekken , en verdwijnen zal. Hij ligt veeleer, agter den Buikring, geduiirig gereed, om bij de eerfte gelegenheid weder uit te zakken; en niets kan dit beletten, dan een Breukband. De Heer garengeot gelooft wel, dat hij, van tijd tot tijd, tot een vleeschklompzaamengroeit, die den Buikring verftopt, en den Lijder voor alle wederkomst eener Breuk verzekert. Maar het is altoos twijfelagtig, of deeze verandering in alle gevallen volgt, of zij vroeg of laat zal volgen, en of deeze klomp ook niet van tijd tot tijd door den Buikring zakken, en eene nieuwe Breuk veroorzaaken kan. 'Er is dus geen Middel, geene Konstbewerking, waardoor de volkomene Geneezing eener Breuk, al- («) Traité des Maladies Chirurgkales, Tom. II. p. 283. X 3  326 VERHANDELING over. de BREUKEN*. altoos en in alle gevallen, zeker en onfeilbaar be* werkc wordt, geene die zonder zwaarigheden en gevaar is. Ik herhaal hierom den Raad,'van nooiq eene Breuk, die niet beklemd, of met gewigtige zwaarigheden vergezeld is, alleen met oogmerk van eene volkomene Geneezing, op de eene of andere wijze te opereeren; maar altoos bij de Konstbewerking eener beklemde Breuk, met oogmerk om eene volkomene geneezing te bereiken, dep hals des. Breukzaks te fcarificeeren. EINDE des EERSTEN DEELS. , VER-  VERKLAARING ■VAN PLAAT I. FIGUUR I. H et Werktuig van den Heere lamMersdorf, Heelmeefter te Hanover , voor de Tabaksklifteer. Het zelve is zo eenvoudig , dat het geene wijdlo* pige befchrijving behoeft. De Slang en het Lighaam van het Werktuig, is van Leder. FIG. II. De Pan tot de Tabak, van Koper. F I G. III. Een Klepje, dat de Lugt en den Rook belet jn de Pan terug te keeren. F i o. IV. Het Werktuig tot de Tabaksklifteer, dat de Heer gaubius in zijne Adverfaria befchrijft, en waar van op Bladz. 133. van dit Werk gefproken wordt. Zijnde dit een gewoone dubbele Blaasbalg. X 4 ff.  3a8 VERKLAARING van PLAAT I. a. Een ronde Kopere Plaat, die in het midden b. eene ronde opening heeft. Deeze Plaat wordt zodanig op de Blaasbalg vastgemaakt , dat tusfchen dezelve en den Blaasbalg, geen Lugt door kan dringen, en dat de middenfte opening van dezelve naauwkeurig op het Zuiggat van den Blaasbalg ligt. fig. V, Dezelve Koperen Plaat, een weinig vergroot. a a a a. De vier gaten voor de Schroeven, waarHoor dezelve op den Blaasbalg vastgemaakt wordt. b. De groote middenfte opening, die op het Zuiggat van den Blaasbalg ligt, en van een Moerfchroef voorzien is. fig. VL a-b. Een koperen Buis. c. Een opftaande Rand. d. Een Mannelijke Schroef, die in de middenfte opening b. Fig. 5. gefchroefd wordt. e. Een Trechter, die in de bovenfte opening der Koperen Buis gezet, en vastgemaakt wordt. ƒ. De bovenfte groote opening van den Trechter. Een Dekfel op den Trechter. Dit is met ▼erfcheiden kleine openingen voorzien, waardoor de Lugt in den Trechter kan dringen. f i g.  VERKLAARING van PLAAT I. 329 f i c. Vil. g. De bovenfte opening der Koperen Buis. h. De onderfte opening des Trechters. In deezen Trechter wordt gekorven Tabak o-edaan, en op dezelve eene gloeiende Kool gelegd. f i g. VIII. 0. Ëen gewoon Ivoor of Houte Klifteerpiipïe. b. Het eironde bovenfte einde van hetzelve dat van vooren met eene groote, en beide zijden'met enige kleine openingen voorzien is. c. Een Schroefje waarin het einde van den Slang Fig. 9. gefchroefd worde. & ■> r —-■ V . ' i f i g. IX. Een lederen Slang; a. Het even befchreevene Klifteerpijpje. b. Het Schroefje, om het eind van het Pijpje c aan vast te fchroeven. ' d Het onderlhs einde van den Slang, dat met een Koperen Ring voorzien is, en aaq de Pijp van den Blaasbalg gefchroefd wordi. fig. X. Stelt het Werktuig in zijn geheel voor, welksgebruik, zonder verdere Verklaaring, gemakkelijk te begrijpen is. fig.  33o VERKLAARING van PLAAT L f i g. XI. Het Mesje tot het doorfnijden van den Buikring, dat op Bladz. 185. befchreeven wordt. fig. XII. Een veerkragtige Breukband v tot de Lieschbreuken, zonder Beenriemen, die in het Agtfte HoofdHuk' befchreeven wordt.     BERICHT VOOR DEN BINDER. De tabaks klisteer van den Heer van gesscher en derzelver Befchrijving, te plaatzen op - - Pag. 133 PLAAT L op - - Pag. 330 Bij den Drukker dezes is mede gedrukt. VERHANDELING over de GEZWELLEN, waarin dezelve tot hunne geslachten en soorten gebragt worden, door j. j. plenck. Uit het Hoogduitsch vertaald door joh. daams. a 24 fttiivers.  AUGUST GOTTLIEB RICHTER, LESRAdR IN DE GENEES. EN HBELKU NDË TE GOT.TINGEN. enz. enz. VERHANDELING ©vér de B R E U E. E-N. VIT HET UOOG DU/TSCff VERTAALD d 0.0 r JOHANNES DAAMS, Heelmeefter te Haarlem. TWEEDE DEEL. • Met Plaattn. TE HAARLEM, Bij CORNELIS vander AA, Boekverkoop»; >i © cc l x x x iv.   VER HANDEL IN Ö over de BREUKEN! EERSTE HOOFDSTUK; Van de Netbreuken* 13 oorgaans hebben Kinderen een klein en mager, en Volwasfenen een langer en met meer Vet voorzien Net. Dit is waarfchijnlijk de reden, waarom de eerften veel zeldzaamer Netbreuken krijgen, als de laatften. Onder de Volwasfenen zijn *er vette Menfchen veel vatbaarder voor als magere; \vaarfchijnlijk om dat bij hun' ,,hét Net* dat rijkelijk van Vet voorzien is, zeer diep in de holligheid van den Buik zakt, en bij gevolgy zodra 'er iets gebeurt dat gelegenheid tot eene Breuk kan geeven, gemakkelijk door den Buikrings of II. deel. A door  t VERHANDELING door den Band van Poupart uitzakt. De on> dervinding leert, dat het Net Zeldzaamer door den regten Buikring zakt, als door den ftinken. Het kan door beide de Buikringen te gelijk doorzakken, en dus eene dubbelde Breuk , aan elke zijde eene, veroorzaaken. Dit heeft de Heer Heister waargenomen (a). De Heer Arnaud heeft eene dubbelde Netbreuk aan eene zijde gezien, de eene was een Dijebreuk, en de andere een Lieschbreuk. Een Breuk, waar in niets als het Net ligt, is week, papagtig en ongelijk op het gevoel, en daardoor wordt zij van een Darmbreuk, die overal Selijk en veerkragtig is, onderfcheiden. Ik zeg, at een Netbreuk ongelijk op het gevoel is; en dit is zij in tweederlei opzigten. Een Darmbreuk gelijkt doorgaans meer of min na een Blaas met lugt opgevuld, die overal gelijk en even hard is. De uitwendige omtrek van ecu Netbreuk is niet alleen ongelijk, maar ook van eene ongelijke hardheid : dat is ; de Vinger vindt op fommige plaatzen kleine Verdiepingen, op andere kleine verhevenheden, de eene plaats is zagter, de andere harder; ja fomtijds ondericheidt men met den Vinger verfchillende Deelen, als klonters, knoopenden ftreepen in de Breuk. De Darmbreuk heeft doorgaans eene peerswijze gedaante; want de uitgezakte Darmen zwellen onder den Buikring, door lugt en drekftoffen, fterk op; de Netbreuk is langwerpiger, en van onderen minder uitgerekt, als zij in de Balzak gedaald is. Dc Lijder voelt nooit een rommeling of kolijkpijnen in de Breuk; fomtijds en voornaamlijk als hij lang ftaat, het Net fterk nederzakt, en de Breuk opzwelt; of na den Maaltijd, als de Maag Biet (a) Ephmerid, $. C. Cent. V., zamengetrokken , het Aar-gezigt en da uiterlijke Ledematen zijn koud, het Ademhaalen is benaauvvd, enz. Zodanig gedraagt zig doorgaand» het Geval van eene beklemde Netbreuk. Maar fomtijds zijn de Toevallen onverklaarbaar en zeer hevig. De Heer Pipelet (a) verhaalt een Geval, waar in de Lijder alle de Toevallen eener beklemde Darmbreuk , hevige Pijnen , ge» weldig Drekbraakcn, en hardnekkige verflopping van den Afgang hadt, fchoon hij maar eene Netbreuk hadt. Ook vondt men na den Dood alleen het Net in de Breuk. Garengeot (b) heeft insgclyks beklemde Netbreuken gezien , die vari zulke hevige Toevallen verzeld waren , dat men Reden had om te denken, dat 'er tevens een ftuk Darms beklemd was; en nogthans vond men bij de Konftbewerking niets dan'het Net in de Breuk. De Heer Acrell fpreekt van eene beklemde Net* breuk, die Stuipen veroorzaakte. Men kan het ontftaan deezer Toevallen op vierderleis Wijze verklaaren. Naamelijk; fomtijds is 'ei misfchien een klein ftuk Darms beklemd, dat uitwendig niet ontdekt wordt; of het Net ligt alleen in de Breuk, en de Darmtoevallen ontftaan alleen door de medegedeelde prikkeling. De Heer Petit verzekert , dat de Darmtoevallen bij de Navel - Netbreuken veel heviger waargenomen worden, als bij Liesch-Netbreuken, en denkt, dat dit ontftaat, om dat het'Net, dat in de Navelbreuken ligt, nader bij de Maag is., en bijgevolg de prik- ke* C») Memoires de l''Acid. de Chir. T. VIII. p. 444, Ojiewiions 4? Chirurgie, T. I. 254, B *  %Z VERHANDELING keling, die het bij de Beklemming lijdt: ligter en gemakkelijker aan dezelve mededeelt, als wanneer het aan eene plaats, die van de Maag verwijderd is, gelijk bij voorbeeld in den Buikring ligt, en geprikkeld wordt. Somtijds (trekt zig waarfchijnlijk , de Ontlteeking uit het Net, als het Deel, waar in zij eerst door de Beklemming veroorzaakt wierdt, van tijd tot tijd in de Maag en Darmen uit, en dan zijn de aangehaalde Darmtoevallen de onmiddeliike Gevolgen van de Ontfteeking deezer Deelen. "Dit bewast het even aangehaalde Geval van den Heere Pip el et; want men vondt na den Dood des Lijders, niet alleen het gantfche Net verdorven, maar ook de Maag en de Darmen hevig ontftoken, en nabij de Verftervii.g. Eindelijk heeft men ook reden om te denken, dat de Ivarteldarm, Colen, fomtijds door het Net, uit zijne natuurlijke plaats getrokken, en daar door op eehige plaats vernaauwd, ja gefloten wordt, en dat dus de befchreevene Darmtoevallen fomtijds in de daad, aan den beletten doorgang der Drekftoffen door de Darmbuis, toe te fchrijven zijn. De Heer Garenge ot verhaalt een Geval, waar in dit wezenlijk SeEeUndbeklemde Netbreuk is dus fomtijds in de daad met Leevensgevaar verbonden, en kan den Dood veroorzaaken. Ondertusfchen zijn in de gewoone Gevallen, de Toevallen vr,n eene b;klemde Netbreuk op verre na zo hevig niet, en neemen zo fchielijk niet toe. In het algemeen is het Gevaar bij lang. na zo groot en nabij, en de uitgr.ng zo ongelukkig of dadelijk niet, als b^ eene Darmbreuk De Uitfla? is ondorfcheiden: of het.Net wordt te rug gebrast, en daar door wordt de Beklemming weyenomen; of het blijft in de Breuk liggen, woflt de drukking van den Buikring langzaam ge-  o ver de BREUKEN/ . $ woon, en onder het gebruik van ontfteekingweerende Middelen , verdwijnen van tijd tot tijd de Toevallen der Ontfteeking en Beklemming; of het beklemde Net gaat tot Verettering over; of cd Dood volgt 'er op; en deszelfs oorzaak is, of de Verfterving van het Net alléén, of ook te gelijk Ontfteeking en Verfterving in de Maag, den Karteldarm , Colon , of óp andere plaatzen van den Darmbuis. In het algemeen moet men bij eene beklemde Netbreuk dezelve Middelen gebruiken, die ik, boven bij de beklemde Darmbreuken heb aanbevolen i nogthans met een'g Onderfcneid. Tabaksklisteeren en Purgeermiddelen kunnen hier van geen nut zijn,om dat het Lighaam doorgaans niet verftoptis, en hunne werkingen zig voor het overige niet tor het Net uitftrekken, nog tot het inbrengen van het zelve eenigen dienst kunnen doen. ]k zondere s\léénlijk dat Geval uit, waar verflopping van den Afgang plaats heeft: hier kan een Purgeermiddel misfchien tot verzagting van eenige daar uit ontftaande Moeilijkheden, iets toebrengen. Een aanhoudende, en van tijd lot tijd vermeerderde drukking opde Breuk, kan van veel méér nut zijn. Een Netbreuk laat zig zelden terftond en op éénmaal te rug drukken, hierom gelukt de Taxis zelden, zo al» zij doorgaans verrigt wördt; zij vermindert gewoonlijk hngzaam en keert van tijd tot tijd te rug; hierom is doorgaans eene aanhoudende en langzaam vermeerderde drukking noodig en voornaamelijk nuttig. Deeze heeft hier des te meer plaats, daar het Net, zelf als het beklemd is, eene taamehjk fterke drukking, zonder Pijn en Gevaar verdraagt. Hierom moet men beftendig iemand bij den Lijder laaten zitten, die zijne Break met de Hand omvat, cn altoos en onophoudelijk even fterk, en van tijd B 3 tol  *ft . V E R II A N D E L I N Q tot tijd fterker; dog zonder Pijn te verwekken5 drukt.; Ik heb tweemaal, zeer hardnekkige beklemmingen van het Net, zeef .gelukkig weggenomen. Naa, dat ik, in de eerfte Proeve om het zelve door de Taxis in te brengen, bemetkte, dat het Net zeer vast beklemd was, dagt ik 'er verder niet op, om het Net te rug te brengen. Ik ging de Ontfteeking, zo dikwerf het noodig was, te keer om tijd te winnen, om het Net, door de befchreevene drukking, langzaam te rug te brengen. De Lijder lag beftendig op den Rug, terwijl twee Mansperfoonen, die elkander verwisfelden, de Breuk gedurig drukten. De Pijn in de Breuk verdween naa de eerfte Aderlaating. Toen zij na eemge Uuren weder kwam, deed ik weder een Aderlaating, en dus weerde ik, door kkine Aderlaatingen , die ik zo dikwiils als de Pijn weder kwam, herhaalde, de Ontfteeking, en bezorgde mij Tijd om de Breuk langzaam te rug te drukken. Naa eenige Dagen ging zij in. Op den tweeden Dag waren de aanvallen der'Pijn reeds zo zagt, dat ik het voorts niet noodig oordeelde, om deeze reden Ader te laaten. Ik het een omflag van koud Water, Azijn en Sal dmmoniac op de Breuk leggen, en deeze verdreef de Pijn in een kwartier uurs. ik heb een' Lijder gehad, die eene Netbreuk kreeg, welke, zo als zij uitzakte, terftond onder hevige Pijnen en taamelijke fterke Koorts beklemde. Ik liet hem tweemaal Aderlaaten, en de bovengenoemde Omflag op de Breuk leggen. De Koorts en de Pijn verdweenen beiden fchielijk, en vertoonden zig niet weder, fchoon de Breuk, door gebrek aan de noodige verrigtingen , niet te ruggedrukt wierdt, Dij draagt zedert zijn Breuk Rog altoos in den Balzak} e» heeft geen ToevaL  over de BREUKEN. «3 van Beklemming weder ontdekt. Zo kan fomtijds de Beklemming weggenomen worden, fchoon de Breuk niet te rug gebragt wordt. De Heer Arnaud wil, dat men het geheele Net niet op éénmaal zal tragten in te brengen, maar dat men het zelve tusfchen den Duim en de Vingers vatte, het zelve eenigen tijd drukke, zo, dat het daar de gedaante van een dunne ftrik krijge, en alsdan dit dunne ftuk van het zelve in den Buikring drukke. In eenige Gevallen kan deeze Handgreep van nut zijn. Somtijds ontftaat in de Netbreuken verëttering. Deeze is, of het gevolg der Beklemming, öf zij ontftaat zonder voorgaande Beklemming naa één ftoot of naa eenige drukking op den Buik. Het gebeurt ook fomtijds, dat de Natuur, naa Koortzen, of bij andere gelegenheden, eene Neerzetüng van ftof in de Netbreuk ftort , en dus eene Ontfteeking en Verëttering uit eene Ziektefchei(hng , Qrifis , veroorzaakt. Als deeze etterende Netbreuken maar hij tijds geopend worden, zijn zij met geen groot gevaar verbonden. De Heer Schmukker verhaak in het Tweede Deel zijner Waarncemingen, Bladz. 165, de Gcfchiedenis van zulk eene Breuk. Bij de .opening van den Breukzak vondt hij het gantfche Net dat in de Breuk lag door Etter verteerd, en nogthans wierdt de Lijder zonder zwaarigheid geneezen, Ondertusfchen moet men in" zulk een Geval de opening van de Breuk niet te lang uitftellen, de Verëttering dringt fomtijds ligtelijk tot in de holligheid van den Buik, en ftrekt zig langs het Net tot aan de Maag uit. Le Dran (a) nam zulk, een Geval waar, dat doodelijke Gevolgen hadt. Het («3 Heelk. Waar». 2, D. Waarn. 6,j, B4  m VERHANDELING Het is uit hoofde deezer Verëttering zelden noodig,, de geheele Breuk, door de Konstbewerking te openen. De Etter verzamelt doorgaans in een Klomp die men met het Lancet openen, en als een gewoon Ettergezwel behandelen kan. Somtijds wordt men op twee verfchillende plaatzen fchommeliug gewaar, en elk derzelven moet bijzonderlijk geopend worden. Daar de ontlasting van de Etter, alleen het oogmerk is van het openen der veretterde plaatfen, laat men, als 'er niets is dat de Geneezing tegenftaat, de geopende plaatzen * ten fpoedigften weder fluiten. In eene oude zeer groote Netbreuk kan de Verëttering uitwendig zeer laat ontdekt worden, en in zulk een Geval kunnen 'er in het Net, Et-* terboezems en Pijpzweeren omftaan. Ais. deeze Etterhoezems zeer weinig waren, zou ik dezelve ruim genoeg openen, zuiveren en geneezen. Maar als het Net door en door beleedigd, doorvrecten, kwaadaardig, en met veele dergelijke holligheeden als doorgraaven was, zou ik de'Breuk in haare geheele Lengte openen, en als geene bijzondere OmHandigheden het verhinderden, het verdorven en verzworen Net affnijden, Als de, Toevallen der Beklemming zeer hevig worden , en de even aangehaalde zagte Middelen niets vermogen, moet de Konstbewerking verrigt worden. In het algemeen is dit uiterfte Middel bij beklemde Netbreuken veel zeldzaamer noodig, dan bij Darmbreuken, en zelf daar, waar het indedaad noodig is, heeft de Heelmeester zelden reden, om zig daar mede te verhaasten. Zij wordt op dezelfde wijze verrigt als bij Darmbreuken, maar is doorgaans met veelerleië Zwaarigheden verbonden die van de verfchillende gefteldhcid van het, JNet afhangen,. Als  over. di 35 RE U KEN. 25 Als de Heelmeester, naa het openen van den Breukzak , het Net gezond , en in aile opzigten onbefchadigd vindt, kan 'er geen de minste twijfel ontflaen, om het terftond en zonder eenig uitftel te rug te brengen. En in dit geval heeft dus verder geene Zwaarigheid plaats. De Heelmeester vindt fomtijds het Net hevig ontftooken. Ook dan moet het terftond u rug gebragt worden. Waar toekan het'diénen, dat" men het, om den raad van eenige Heelmeesters te volgen, in de Breuk laat liggen, het ftooft, en niet eer te rug brengt, dan als de Ontfteeking voor het grootfte gedeelte yerdeeld is? De natuurlijke vogtige Warmte in de holligheid van den Buik, is de heilzaamste ftooving ; in de holligheid van den Buil: ligt het Net op zijne plaats, van alle prikkeling verwijderd. In den Breukzak is het niet zonder prikkeling ; waarfchjnlijk neemt dus de Ontfteeking daar eer toe dan af. Behalven dat, leert de Ondervinding, dat zelfs een zeer hevig ontftoken Net, zonder Gevaar te rug gebragt kan worden. Nogthans beroep ik mij, op het geen ik reeds, in het Vier-en-twintigste Hoofdftuk van het eerfte Deel over deeze ftoffe gezegt hebj Somtijds vindt de Heelmeester het Net in de Breuk verftorven. En hier moet hij nu, zal hij den raad van verfcheidene Heelmeesters volgen, het Net in Piooiën famenvouwen, een Draad vast om het leevendige gedeelte van het Net leggen, het verftorvene affnijden, en wel zodanig, dat de fnede niet in het doode, maar in het leeyendige ^efcliiede, op dat al het doode afgefneeden wor3e , cn vervolgens het overig gedeelte van het Net, met den aanlegden Draad, in de holligieid van den Buik te rug brengen. Eer ik mijnen ^eézers zegge, hoe e'en verftorve Netbreuk peB 5 ban-  46 VERHANDELING handeld moet worden, zal ik van het afbinden van het Net, niet alléén in dit Geval, maar in het algeméén in alle Gevallen , handelen. Het is in laatere tijden , met regt, door de meeste Heelmeesters, cn voornaamlijk door den Heer PipetET (a) verworpen: en ik geloof ook, dat het in de meeste gevallen onnoodig en hoogst fchadelijk is. Onnoodig is het; en wel om de volgende Redenen. Men kan maar twee Redenen hebben, waarom men niet waagt om het Net , zonder voorgaande 'Afbinding, af te fnijden. De eerfte Reden kan de Bloedftorting zijn. Maar de Bloedvaten van het Net zijn van zo weinig belang, dat de Bloedftorting die daar uit ontftaat, zulk een kragtig Middel, als het afbinden is, zekerlijk niet behoeft. Dezelve zal doorgaans, in weinig MiBuuten , uit zig zei ven ophouden; en in gevalle zij dit.niet doet, zijn de zagtste Bloedtftempende Middelen toereikende. Dit bewijst de Ondervinding, ik breng uit veele Proeven maar eene enkele bij. Zij is van den fleer Warner (£). Deeze fneedt, bij de Konstbewerking van eene Breuk, twee Oneen van het Net af, en 'er volg-» de de geringste Bioeding niet. Ik ftaa toe , dat het Net fomtijds tegennatuurlijk groot en gezwollen is; en dat deszelfs Bloedvaten in dit geval, ook tegennatuurlijk verwijd en uitgerekt zijn kunnen. Misfchien heeft men in dit Geval eenige Bloedftorting te vreezen. Maas dezelve zal zeker nooit zo hevig zijn, dat zij niet met een weinig Brandewijns geftuit kan worden, En wat belet dan, naa dat men het doode heeft af- g& ( b) Mem. de PAcai. de Cltir. de Paris, Tam. VIII. f. Q) I. c. p. 193..  over ©e BREUKEN. ï? gefneeden, het te rug brengen van het Net zo lang uit te ftellen, tot dat de Bloeding ophoud? Wat belet, dat men het Net eerstdaags naa de Konstbewerking te rug brengt , wanneer het gevaar der Bloedftorting zekerlijk geheel voorbij is? Jaa ik ftel het Geval, dat men in het Net, twee zeer groote en tegennatuurlijk uitgerekte Vaaten vindt, en dat eenige omftandigheid het noodig maakt, het Net terftond te rugJ^brengen j is het niet, genoeg deeze Vaten af ■Rnnden? waarom Zal men het geheele Net afbinden? In het Geval van een, verdorven Netbreuk is het afbinden het allerminst noodig. Als men de fnede, waar door het verftorvene afgefcheiden wordt, in het doode digt bij het leevendige maakt, ontftaat 'er zekerlijk de gerigste Bloedftor.ting niet; en dat men daar de fnede maaken kan, en moet, zal ik nader bewijzen, Men vreest misfchien in de tweede plaats ook,' dat de Rand van het Net, als het terftond, en zonder afbinden te rug gebragt wordt, in de holligheid van den Buik veretteren, en eene uitftorting van Etter, vergezeld van kwaade gevolgen, veroorzaaken kan. Maar de rand van het Net kan maar zeer weinig etteren, en als hij al merkelijk ettert, dan kan de Etter door den Buikring uitvloeijen. De Heer Arnaud fneedt het Net eens, digt bij den Karteldarm, Colon, af, terftond daar op trok het zig tot boven den Navel opwaards, en etterde tamelijk fterk ; maar de Etter vloeide uit den Buikring, en de Lijder wierdt genee2en. En gefteld zijnde, dat de Verëttering indedaad te vreezen was : wordt dit door het afbinden belet ? Worden de Draaden ook niet door de Verëtteïing afgefcheiden ? En de Verëttering zal daarenboven 3 naa het afbinden, fterker en overvloediger Zijn,  '28 VERHANDELING zijn, dan wanneer het Net niet afgebonden wordt, Het afgebonden Net ligt in een Klomp te zamen, en wordt door de omgelegde Draaden hevig or, \ {loken ; het natuurlijk gevolg daar van , is eene fterke Verëttering. Alles wat men, ten aanzien der Verëttering, van den aangelegden Draad verwagten kan, beftaat hier in, dat hij het Net digt agter den Buikring houdt, en daar door het uh> vloeijcn des Etgtt door den Buikring bevordert, cn eene uitftort!^ van Etter in de holligheid van den Buik verhoedt. Maar dit doet dc Draad ook niet eens. Zo dra de Verëttering ontftaat icheidt hij zig af; eh men kan in het algemeen, ais men voor de Verëttering vreest, de al te groote afwijking van het Net van den Buikring , door een voorwaards gebooge ligging van het Lighaam, gevoegzaam voorkomen. Met één Woord, de Afbinding van het Net is het zekerfte Middel, om eene fterke Verëttering té veroorzaaken, het belet de uitftorting van den Etter in de holligheid van den Buik niet, en is dus ook, ten opzigte der -Verëttering, onnoodig en fchadelijk. Hier bij komt eindelijk nog, dat het Net, in het geval van eene verftorvene Breuk, eer het verflorven wierdt, noodzaakelijk vooraf hevig ontftokea, doorgaans in den Buikring aangegroeid is, en, zo als ik naderhand zal aantoonen, niet afgefcheiden kan nog moet worden , zo dat in dit "Geval, dit geene Oorzaak van eene uitftorting van Bloed of Etter in de holligheid van den Buik zijn kan. Dus houde ik het afbinden van het Net geheel onnoodig, en kan mij geen Geval te binnen brengen, dat het zelve vordert. Dog dit is nog het minste, dat men tegen het afbinden van het Net kan zeggen : het is ook fchadelijk, gevaarlijk, jaa doodelijk. De Heer r *  oveil bï BRÊUKEN, Lb Blanc (a), een van die weinige nieuwe Heelmeesters, die het afbinden van het Net nog aanbeveelen, bekend zelfs, dat 'er fomtijds Pijnent Braaken de Hik en veele andere zeer kwaade Toevallen op volgen, en dat geen Middel deeze Toevallen verzagt, en den Lijder, onvermijdelijk in het grootste Gevaar ftort, als men den Draad niet ten fpoedigsten doorfnijdt. Men handelt indedaad geheel tegen alle Reden, als men het Net afbindt. De kwaade Toevallen, en de Gevaaren om welken men de Konstbewerking verrigt, ontftaan door de Beklemming, dat is, in de meeste Gevallen, door de drukking des Buikrings op het Net. Om nu deeze drukking weg te neemen, doet men de Konstbewerking; en naa de Konstbewerking maakt men aan het Net een veel fterker drukking, de Afbinding namelijk. Men opereert dus den Lijder, om eene beklemming weg te neemen, en veroorzaakt hem eene nieuwe veel heviger Beklemming; want dat voorheen de Buikring deedt, doet nu de Draad, en duidelijk in een veel hooger Graad, want een vast omgelegde Draad, drukt zekerlijk veel fterker als de Buikring. En, zo het nu waar is, dat de Beklemming van een Netbreuk in den Buikring gevaarlijke jaa doodelijke Gevolgen kan hebben; dan vraage ik, moet de afbinding van het Net ook geene gevaarlijke jaa doodelijke gevolgen hebben? Men heeft wel, in het Geval van eene verftorvene Netbreuk, aangeraaden, het Net in het leevendige af te binden, om den voortgang der Verfterving tegen te gaan. Maar waar uit ontftaat dan. deeze Verfterving ? Van de drukking des Buik-rings. En moet men dan nu niet, om de Verfterving, of derzelver hevigen voortgang te verhoeden, . 00 Praat d' O/eraf. dt Chir. T, L Chaf. VIL  $9 Verhandeling den, niet alléén de drukking van den Buikririg; maar, in het algemeen, alle drukking wegneemen? Dus neemen zij, dié de Konstbewerking op eene beklemde Netbreuk verrigten , en het Net afbinden, eene Oorzaak der Verfterving weg, om eene andere veel kragtiger Oorzaak van dezelve te ver* wekken. 'Er is geen zekerer Middel om de verfterving ih het Net te veroorzaaken, als zij 'er no°niet in is, of als zij reeds plaats heeft h haaren verderen voortgang te bevorderen, dan de Afbinding. Het geen voorheen den Buikring deedt $ doet nu duidelijk de Afbinding. De Verfterving in een Netbreuk , ontftaat door eene goedaarrige werktuiglijke Oorzaak, naamelijk de drukking des Buikrings. Zo dra deeze drukking weggenomen is, ftaat Zij, en gaat niet verder voort,"want 'er is geene Reden toe. Men heeft dus, om den voortgang der Verfterving weg te neemen, verder niets te doen, dan de drukking van den Buikring weg te neemen. Ik zondere het Geval uit, waar eene inwendige Oorzaak de Verfterving doet voortgaan. Maar het Afbinden neemt de werking van zulk eene Oorzaak niet weg ; in tegendeel, het bevordert dezelve duidelijk. Men voege hier nog bij, dat in het Geval van eene verftorve Netbreuk, het leevendige gedeelte van het Net, ten tijde dat de Konstbewerking verrigt, en het afbinden gedaan wordt, noodzaaklek ontftoken moet zijn , en men bedenke dan welke Gevolgen de afbinding hebben moet. Noodzaaklij k moet 'er hevige Ontfteeking met haare gevolgen, Verfterving en Verëttering, hevige Pijn en Prikkeling, niet alléén in het Net, maar ook door medcdeeling in die Deelen ontftaan, die ontfiddelijk, met het zelve verbonden zijn, voornaamlijk in de Maag en Kartcldarm, Ctlon. En dit  «ver be BREUKE^ 3«- êh wordt, door eene bijna algemeene Ondervinding bevestigd. Ik zal eenige Gevallen, ten bewijze aanvoeren. De Heer Pouteau (a~) zag, op het afbinden van het Net, hevige Pijnen in de Maag en den geheelen Onderbuik, en den Dood volgen. Hij vondt het gantfche Net verflorven,. aan het Buikvlies en de Darmen aangegroeid, en eenen Vinger dik. De Heer Pott ( b) zag hevige Pijnen, Koorts, Hik, en Braakingen volgen. De Lijder kon niet regt op flaan, nog regtuit liggen , en ftierf den derden Dag. Men vondt het Net verflorven, en voor het overige niet het geringste Gebrek. De Heer Pipelet (t), heeft zig door verfeheiden Proeven op Honden, van de fchadelijkheid der afbinding van het Net overtuigd. Deeze Dieren gaven altoos , wanneer de Draad aangelegd en toegetrokken wierdt, tekens van hevige Pijn; altoos vondt hij, bij de opening van het Lighaam, het geheele Net tegennatuurlijk; dik, boven den Band, in een dikken Knobbel, die dikwils de grootte van een Hoenderei hadt, opgezwollen , en in deezen Knobbel doorgaans Etter. Ik zal geene Proeven meer aanhaalen. Die meer verlangt te weeten, leeze de aangehaalde Verhandelingen van de Heeren Pipelet, Pouteau en Pott. Men bewijst niets, als men eenige weinige Gevallen, waar het Net, zonder eenige kwaade Gevolgen, afgebonden wierdt, bijbrengt. De Heer Acrell Kd) verhaalt zulk een Geval. De veelvuldige Ondervinding is tegen het afbinden. In de meeste Gevallen is het fchadelijk, in alle onnoodig. Dit (a) Melanges de Chirurgie, p. 215. ( b ) Chirurgïcal ohfervations. • (v) Mem. de l'Acad. de Chir. de Paris. I c. ia) Chirurgijehe Oper»tWKmt l Band.p. 547. ntW^'  S$" R HANDELING Dit liatsté heb ik reeds boven beweezen, en de' Ondervinding bevestigt het. De Heer Heuermann-(«) deedt verfcheideh Proeven op Dieren; hij fncedt het Net af, bragt het, zonder het af te binden, te rug, en het gevolg was gelukkig; Dit zij genoeg van het Afbinden van het Net. Als de Heelmeester, bij het openen van den Breukzak, het Net verflorven vindt, moet hij het zelve Zo veel als moeehjk is uitfpreiden , op dat met eenig gedeelte vr.n een Darm in deszelfs plooien verborgen blijve, en gekwetst worde, en al het verftorvene moet hij derwijze met een Schaar affnijden , dat de fnede nergens het leevendige raake, maar altoos in het Doode nabij het Leevende voortga, zo dat 'er overal aan het leevendige, een kleine ftreep van het doode blijft zitten- Zo dra dit gedaan is, kan men het Net onbefchroomd te rug brengen; het weinige verftorvene, dat nog aan het leevendige vast zit, verdroogt en fcheidt zig in de holligheid van den Buik af, zonder de minste moeielijkheid te veroorzaaken. De Heer Sc:harp verzekert, dat hij dit menigmaal gedaan heeft, zonder eenig kwaad gevolg. Als men nogthans in twijfel ftaat om dit te doen, kan men in alle gevallen het Net nog een Dag of twee in de Breuk laaten liggen, en het eerst te rug brengen, wanneer de doode ftreep afgefcheiden is. Ik vind geen reden, waarom men dit niet onbefchroomd zou kunnen doen. Ondertusfchen zal men, in de meeste gevallen,' het Net niet kunnen inbrengen, want het is doorgaans, wegens de voorgaande Ontfteking, in den Buikring en den hals des Breukzaks aangegroeid, Het is altoos onnodig, en dikwils zeer moeilijk, het (*) Oordeelk. Aanmerkingen;  öve r se B R Ê Ü K E N. 3$ het zelve af te fcheiden. Hierom moet men het,, naa dat het verftorvené afgefclieiden is, onaangeroerd in den hals.des Breukzaks laaten liggen, het trekt zig doorgaans, geduurende de geneezing der Wonde, terug, en, als het niet te rug keert, kanmen het naa de Geneezing, door die Middelen, die ik in het Hoofdftuk van de aangegroeide Breuken aange weezen heb, van tijd tot tijd te rug tragten te brengen. Als men hu het afgefnéeden Net te rug brengt* moet men den Lijder, de eerfte Da^en voorwaard* geboogen laaten liggen, op dat het Net agter den Buikrmg blijve liggen ^ en de Etter zo wel als het verftorvene des te beter door den Buikring konaê uitvloeien. Maar naa een Dag óf twee moet men hem eene regtuicgeftrekte ligging aan beveelen. In deezen ftand wordt het Net, in de holligheid van dert Buik opgetrokken; en dit is nodig, want het groeit anders ligtelijk in het onderfte gedeelte van de holligheid van den -Buik, agter den Buikring, vast, en veroorzaakt fpanning, eh .veèlerleié daar uit voortkomende Toevallen-, zó -dikwijls de Lij* der het Lighaam regt uitftrekt. Dat dit indedaad fomtijds kan gefchieden, bewijst de Ondervinding. De Heer Gunz verhaalde het geval -van- een' Man, bij wien een iluk van het Net afgefnéedeni en het overige te rug gebragt was.- Zo dikwijls Kif iéts gebruikte,-braakte hij, en moest altoos niet een voorwaards gekromd Lighaam gaan. De Heer - Pipelet (ff) fpreekt-van een' Man, die op-eene dergelijke wijze, van een Netbreuk bevrijd was geworden , en naa de Geneezing altoos » het-bed met verheeven beenen en-een voorwaards gebogen Lighaam esten moest. Men kan deeze Gevallen ner- (a) Mem. de l'Jead. de &>ir. I. e. 2j. Deej.. C  H VERHANDELING nergenS anders döoï vérklaarëtt, dan door eene té"*- fennatuurlijke aangroeijing van het Net agter den iuikring té onderftcllen. In een ander Geval, dat de Heer Pipelet verhaald, vondt men door dezelfde Oorzaak de Maag in eene loodregte ligging getrokken» De Lijder hadt beftendig eehe zeer onvolkomene fpijsverteering gehad; Somtijds vindt de Heelmeefter$ bij het bpëhën van de Breuk, het Net tegennatuurlijk verhard j gezwollen en verdikt, maar voor het overige onbefchadigdi Als dit maar in eenen geringen trap plaats heeft, en de verhardingen in het Net niet al te groot zijn dan raad ik aan, het Net terftbnd te rug té brengerti Waarom zou men het niet te rug brengén? Doorgaands fmelt de verharde Zwelling van het Net, van tijd tot tijd,in de holligheid Van den Buik.- De Heer Acrell (ö) bragt eens een klomp van het verharde Net te rug. Men voelde denzelven duidelijk, drie Maanden lang; agter den Buikring j ert naar dien tijd verdween hij; Waarfchijnlijk fmoit hij langzaam. Misfchien kart men door het gebruik van het Kwikzilver en van Purgeermiddelen $ naa de Geneezing, deeze verImelting bevorderen. Ik herhaal hierom dert faad^ om alle Verhardingeri * die door den Buikring ingebragt kunnen worden, te rug te brengen.- En gefteld zijnde, dat zij niet ontbonden Worden; dart zijn zij nogtans te klein $ om door haare zwaarte crt grootte , eenig nadeel in de holligheid van den Buik te kunnen veroorzaaken. ik onderftel vooraf, dat het Net in den Breuk/.ak, of geheel niet# of maar zeer weinig en ligt aangegroeid is. Van die Gevallen, daar het fterk en v;s' aangegroeid is, zal ik naderhand in het oijzonder handelen*; Mi (a) L, è. p. ijii  ♦ v4**. de BREUKEN, 35 ■ Als de verharding van het Net zo groot is, dat Zij met door den Buikring gedrukt kan worden dan fpreekt het van zelf, dat men aan het te rugbrengen van. dezelve niet moet denken; ,-. Het zou ook bijna niet jraadzaam zijn, den Buikring fterk te verwijderen, om ;het te rugbrengen van een -grooten klomp, verhard Net te bevorderen.; eene grootere infnijding in den Buikring is van eenig ge.- ' Vaar. vergezeld, de verharde klqmp is te groot-, dan dat hij door zijne, drukking,-geene'moeilijkheden en gevaar in de holligheid van den Buik zon ,te weeg brengen; en hoe giooter dezelve is, des te onwaarfchijnhjker is zijne, verfmelting. De Heer Arnau,d .O) verhaalt twee merkwaardige GeVallen, die dit bewijzen. Men voege hier bij, dat, als het Net zeer groot is,, de holligheid van den Buik doorgaands.te naauw zal zijn, om het\Net gemakkelijk, en zpnder kwaade gevolgen te kunnen te rug brengen. De Heer Sharp. vreest dat door het te rug brengen van het Net in dit Geval nog een ander, kwaad Gevolg ontftaan zal. Het Net, zegt hij, blijft agter den Buikring in een klomp hggen, en zakt, bij de eerfte gelegenheid, weder uit. „, Lt , s Wat zal men dus in dit Geval doen? Het Net, antwoordt men, digt bij den Buikring afbinden* affmjden, en het overige met den Band te rug brengen. Dit is de raad, die de Heeren la Faije (O en Garengeot (d) zelfs dan ook: geeven, als de verdikking en verharding van-het Net zo zeer groot niet is. Ik heb reeds de Redenerf (o) Mem. d$ Chir. Se8. a. *.40ff, (t) Operat. de Chir. ( c ) Operat. de Chir. por Dimis. {*) L. <. T. I, f. 333. C 2.  -3 o- VERHANDELING "aav.g -haald, waarom het Afbinden van'het Net iri alle Gevallen, en gevolgelijk ook in dit, verwerpelijk zij» en agté het dus overtollig, verder iets -te-ren deezen raad in te brengen. : De. lieer Pott fnijdt het Net, zonder voorgaande Afbinding, af; laat het tot 's Avonds, óf tot den volgenden Dagj dat is, tot het gevaar der •Bloedilorting over is , in de Breuk liggen, en brengt het dan te rug. Schoon deeze Handelwijze , die van een zeer ervaaren Heelmeester is, zon ik dezelve nogtans'niet volgen. Ik zou altijd, als ik het. Net zeer verhard en verdikt vondt, den Buikring verwijden, om de-Beklemming weg te neemen ; maar het Net zou ik in de Breuk onaangeroerd laaten liggen, de Wonde zo dra mogelijk geneezen, de Lijder geduurende de geneezing beftenop den Rug laaten liggen, en hoopen, dat het Net zig langzaam in de holligheid van den Buik te rug zou trekken. Als het dit, naa de geneezing. nog niet gedaan hadt,- zou ik die Middelen gebruiken , die ik tot het te rug brengen van een aangegroeide Breuk reeds aanbevolen hebbe. Doorgaands keert ondertüsfchen het Net reeds geduurende de Geneezing, zo niet geheel, ten minsten voor het grootste gedeelte te rug. De Redenen , waarom ik op deèze Wijze zou' handelen, zijn de volgende: de. Ondervinding leert, dat het Net onder deeze Behandeling door-, gaands langzaam te rug keert. In het Geval waar van hier gefproken wordt, vindt men het Net doorgaands overal aangegroeid, en dit af te fcheiden,-is moeilijk, onmoogiijk gevaarlijk. Door mijne handelwijze behoudt .men het Net, en brengt het dikwijls weder tot zijne oorfpronglijke gelfeldheid, want doorgaands verfmelt alle Verharding van tijd fot- tijd; en men kan niet gelooven, dat het Net * • een-  a v e r de BRE U K E Ns onnoodig Deel is, welks afinijding zonde; eenige Gevolgen is. Voorts is. het Net, bij de Korist, bewerking eener beklemde Netbreuk, doorgaands onul-oken , cn juist 1 ieröm kan de affnijding van bet zelve misfchien niet geheel buiten gevaar zijn. Daar eindelijk in dit Geval het Net altoos tegen-, natuurlijk dik is., kan deszelfs rand zeer ligt fterk.. etteren.; en dan valt "de Vraag, of men bij- zulk eene verëttering in de holligheid van de Buik geheel zeker is?. Voor het overige geeft mij ook het Gezag van den Heer'Po ut eau regt tot deeze. Handelwijze, die dezelve als de beste en zcl;erfte aanprijst. Somtijds kan het gebeuren ' dat een verharde Knobbel in het Net gevonden wordt, maar dat het. Net voor het overige gezond, en geheel onbefchadigd is. Als deeze Knobbel niet groot was, zou ik dezelve nevens het Net zonder uitltel te rugbrengen. Maar gefteld dat hij zo groot, was, dat hij niet door den Buikring gebragt kon worden;, wat is 'er dan te doen? Dan moet men dezelve jndedaad wel uitfnijden. Maar dit. kan niet gefchie-. den, zonder dat 'er een Gat in het Net komt. En nü vraagt men, of hier van niets te vree-zen zij. Met! heeft ten minften fomtijds waargenomen, dat 'er in zulk een Gat Darmen gezakt, cn beklemd zija geworden. Nog één Woord van die Gevallen, waar het Net in de Breuk aangegroeid is, buiten opzigt op de andere gebreken die ten zelfden tijde in het Net zijn kunnen. Als het maar ligt. aangegroeid, en voor het overige gezond is, kan 'er geen twijfel zijn, of het afgefcheiden, en te.rug gebragt moei worden. Maar is het vast en overal in de Breuk . aangegroeid, dan zou ik eveneens handelen als hij aangegroeide Darmbreuken; dat is,.de Beklemming C 3 ty'ég '  3* VERHANDELING weg neemen, het Net onaangeroerd laaten, en de Wonde zo dra mogelijk doen fluiten; maar naa dé' Geneezing-, zou jk dat geen dat geduurende dezelve .niet reeds te rug gekeerd was, door aanhoudend liggen 'op de Rug en de overige reeds bekendè Middelen, langzaam te rug tragten te drukken, i De Redenen, waaróm ik zo zou handelen, slijn dezelve,' die ik in het Hoofdftuk van de Darmbreuken aangeweezen hebbe. - '-■ ! Somtijds is het Net ih den hals des Breukzaks en in den Buikring in een ftrik famengedrükt, én vast iaangegroeid , maar in den Breukzak zelfs, overal vrij en gezond. In dit Geval raadt menaan,, het Net dat in den Breukzak gevonden wordt af te fnijden, maar het gedeelte dat in den hals des' Brëukszaks ligt en aangegroeid is, onaangeroerd té laaten. <■ Dit gedeelte, zegt men, verftopt den hals des Breukzaks , en beveiligt in het vervolg den -Lijder voor het ontftaan van een Darmbreuk. Dit is ook zo! maar waaróm zal men het Net, dat in den Breukzak ligt, affnijden?; Ik denk dat men best doet, dit óök onangeroërd te laaten. : Eer men in het Geval van een aangegroeide Netbreuk, ergens toe befluit, moet mén, om den raad der meeste Heelkundigen te volgen, onderzoeken, of de Lijder van "zijne Netbreuk eene trekking aan de Maag, en de daar uit ontftaande Toevallen gewaar wordt; en als hij die ontdekt, moet men het Net te rug brengen. Ik denk, daar de Breuk in dit Geval altoos oud is, dat zy zelden moeilijkheden van deeze foort zal veroorzaaken; want heV Net heeft reeds te lang in den Breukzak gelegen, en is reeds zedert te langen tijd uitgerekt en verlengt , dan dat het nu nog eene trekking aan de Maag verwekken zou. En als het dit doet, dan moet men het *s rug brengen, maar niet bij de. Konst^  over de BREUKEN.. 39 Konstbewerking, doch naa dezelve, door het liggen op den Rug, en de overige, reeds dikwils aangehaalde, Middelen, HET TWEEDE HOOFDSTUK. Yan. de kleine Breuken. ]jp!us noem ik zulke Breuken, daar. niet de geheele Buis, maar alléén eene Zijde eens Darms, in den Buikring , of in eenige andere opening der Buikfpieren gezakt is, en geklemd wordt. Daar Zig hier uitwendig geene de minste Zwelling vertoont x worden deeze Breuken zeer dikwijls niet ontdekt, en- de Toevallen, die zij verwekken, aan andere Oorzaaken toegefchreeven. En deeze dwaaling kost den Lijder doorgaands zijne Gezondheid, en fomtijds Z^fs het Leeven. Zo noodig is hef, om bij alle Ziektens en Gebreken van den Darmbuis, altoos naauwkeurig te onderzoeken, of'er een verborgene Breuk de oorzaak van zij. Het is ongelooflijk., hoe veelerleië onverklaarbaare, hardnekkige, ongeneeslijke Toevallen en Gebreken,, uit deeze. Oorzaak ontdaan; die gemakkelijk te ver.r klaaren en te geneezen zijn, zo dra men haare Oorzaak, naamelijk de verborgene Breuk, ontdekt. 'Er zijn drie Plaatzen , waar dergelijke kleine Breuken voornaamlijk het meest ontftaan; naamelijk, de ftreek tusfchen den Navel en het Zwaardswijze Kraakbeen; de plaats van den Buikring, en van den Band van Poupart. Ondertusfchen is 'er in den gantfehen omtrek van den Onderbuik geene plaats, wasr zij niet ontftaan kunnen. C 4 Die,  40 VERHANDELING Die, welke tusfchen den Navelen het Z waardswjjze Kraakbeen, ontdaan-, en door de Franfcheri Maagbreuken genoemd,, worden het allermeest waargenomen. Deeze benaming komt haar hier om toe, om-dat zij in de zogenaamde Maagflreek ontdaan; maar men bedriegt zig, wanneer men denkt, dat de Maag indedaad in deeze Breuken ligt, het geen ik naderhand zal aantoonen. Ik zal eerst van deeze foorten van Breuken (a) in het bijzonder nandelcn.' Men neemt dezelve waar op de witte Linie,' tusfchen -den. Navel en het zwaafdswijze Kraakbeen, doorgaands nader aan het Kraakbeen dan aan den Navel, dikwils aan de zijde, en wel doorgaands aan de linker zijde van het Kraakbeen. De vleezige Veezelen van de witte Linie verwijden zig op-eenige-plaats naar de lengte van elkander, en maaken eene langwerpige fpleet, waar in de Darm zakt. Dit is de gewoonlijkste wijze waarop deeze Breuken ontftaan. Zelden ontdekt men dezelve aan de Zijden van de witte Linie. Alles, wat de dreek der Maag, en voornaamlijk dat gedeelte der witte Linie tusfchen den Navel en het zwaardswijze Kraakbeen, geweldig uitlekt, kan zulk eene Spleet, en bij gevolg deeze Breuk veroorzaaken. Een jong Menïch (t>) wierdt onder, het Dansfen , door. zijnen Dansmeelter bevolen, de Schouders van elkander te verwijderen, en de Armen inwaarts te houden. Dit deed hij fchielijk, en met eenig geweld, en voelde op het zelf1 ■•''' '- • de. (a) Twee leezcnswaardïg» Vertapdelingen van deeze Breuken , de eene van den Heer Garengeot, en de andere validen Heer Pipelet, vindt men in les Memoires de VAtadei me de Chirurgie de Paris, Tom. III. p. 342.' Ff Tom. XI. t>. $04. Edit. in OÜatii, : .(£; Pakengeqt verhaald dit. Ge va!, $.343.  over de -BREUKEN. 4I de oogenblik' eene hevige Pijn , en als het w?te eene verfcheuring in het Harteputje. Toen men de plaats onderzogt, vond men eene Maagbreuk. Eene Vrouw' (a) die in een onyoeglijken ftand een Kind wilde optillen, gevoelde eene hevige pijn aan de flinker'zijde van het zvvaardswijze Kraakbeen; en bij het onderzoek vond de Heer Garengeot daar eene Breuk ter grootte van een Olijf, Eene hevige infpanning der. kragten bij het draagen of optillen van zwaare Lasten, en bij veele andere geleegenheden, voornamelijk, in een onber kwaamen agterwaards geboogen ftand van het Lighaam , is eene der voornaamfte Oorzaaken van alle Breuken, en vooral van de Maagbreuken. De Bekleedzelen van den Onderbuik, worden in dit geyal, niet alléén door de infpanning, maar ook door den ftand van het Lighaam, geweldig uitgerekt, en gevolgelijk wordt het gevaar van eene Breuk duidelijk grooter: de Openingen in dezelve verwijderd, of nieuwe Spieeten verwekt. Hierom is het een zeer gewigtige Regel, om bij elke hevige infpanning der kragten, het Lighaam voorover te buigen. Het is bekend, dat zeer dikwijls, naa fterke infpanning, hevige en gevaarlijke Toevallen , van veelerleië foort ontftaan. In zulke gevallen zegt' de gemeene Man, dat hij zig zeer gedaan, verrekt. of vertild heeft, men zoekt de Oorzaak in eene verrekking der Wervelbeenderen, en gebruikt allereië bclachlijke en dikwils fchadelijke Middelen, om den Ruggraad weder te herftellen. ik kan het niet nadrukkelijk genoeg zeggen, dat alle deeze Toevallen dikwijls door eene kleine verborgene Breuk ontftaan, en vermaan hierom mijne Lezers, om ( . ■ ; Deeze kleine Breuken groeijen zeer ligt vast ' Vooral in den Buikring, en onder den Band van Po u part, om dat hier de Spleet, waar-de Darm in ligt, vleezig is. Zij worden zeer dik- • • wijls, <«) Heelk. Waain. a D. Waarn. fii. 11. Deel. O  50 VERHANDELING wijls, op het oogenblik dat zij ontftaan, beklemd. Deeze beilootene Breuken worden ook zeer dikwijls niet ontdekt, en doorgaands voor een Ont* ftekings-KoIijk, of een Darmwee ait inwendige oorzaaken aangezien. Een onoplettend Heelmeester ontdekt dezelve zelden eerder, dan na den dood bij het Ontleeden, of als de Darm openbreekt en een Drekfistel veröorzaakt. Ik heb reeds in hét eerfte Deel van deeze Verhandeling over de Breu* ken, in het tiende Hoofdftuk, wijdloopig de Tekenen aangetoond, waar door men het Geval van eene beklemde Breuk, van een Darm wee uit inwendige Oorzaaken onderfcheiden kan, en heb hier verder niets bij te voegen. De Beklemming van eene kleine Liesch- of- Dijebreuk is doorgaands zeer hevig, gedeeltelijk om dat hier de Buikring weinig uitgerekt is, en eene fterke Veerkragt bezit; gedeeltelijk om dat d* Darm hier geheel alléén in de Breuk ligt, eh bij gevolg de drukking van den Buikring op denzelven , nog door het Net, nog door het Darmfcheil verzagt wordt. Daar hier niet de geheele Buis, maar alleen eene zijde van den Darm beklemd, en bij gevolg de Darm niet zamengedrukt en gellooten is, ontbreekt 'er bij de Beklemming van deeze kleine Breuken een Hoofdtoeval,dat anders bij alle andere beklemde Darmbreuken, beftendig plaats heeft; naamelijk de verflopping van den Afgang met haare gevolgen. Garengeot (a), Littre (£) en anderen verhaalen Gevallen, daar, zelfs bij de hevigfte beklemming van deeze foort, de Afgang altoos bleef aanhouden. Ondertusfchen bedriegt men zig, a'ls ( n") M'tn de V Aead. des Stierf, de Paris, Ar.nèe 1754, p. 2c3. (i) Mem. de l'Ac*d, de Ckir, T. VIII. p. 3$.  over de BREUKEN. 51 lts men denkt, dat dit altoos gefchiedt, en, met fommigen, beweert, dat de ongeftoorde Afgang bij Beklemmingen, een zeker en beftendig teken is, dat maar ééne Zijde van den Darm beklemd 'té: Het Lighaam is in deeze Gevallen onlochenbaar fomtijds allerhartnekkigst verftopt. De Heer Louis verhaalt onder anderen een Geval, dat dit bewijst. Men kan niet beweeren., dat deeze verpopping aan de Ontfleking toe te fchrijvenis, die bij aanhoudende Beklemmingen ten laatsten een groot gedeelte van den Darmbuis inneemt, en die zeeï dikwijls alléén een onbedwingelijk Darmwee veroorzaaken kan; want in het boven aangehaalde Geval van den Heer Littre, waar ééne Zijde van den Kronkeldarm, Colon, beklemd was, was een groot gedeelte van deezen Darm zoo hevig ontftoken, dat de Verfterving en de Dood volgde, en nogtans had de Lijder altoos open Lijf. Men kan dus niets met zekerheid bepaalen. Men kan niet zeggen, dat, als bij een Darmbeklemming het Lijf verftopt is, de geheele Buis van een Darm altoos beklemd is; men kan niet zeggen, waar van het komt, dat bij de Beklemming van deeze kleine Breuken, het Lijf fomtijds open, fomtijds verftopt is. Voor het overige heeft dit alles geenen invLed "öp de behandeling deezer Breuken. "Dit alléén kan men misfchien beweeren, dat het Geval heviger is, en vaardiger hulp vereischt, als het Lijf verftopt 4s. Dat de Beklemming van deeze kleine Breuken, door Ontfteeking en Verfterving den Dood veroorzaaken kan, heb ik zoo even gezegd. In zulk een Geval is doorgaans een grooter deel van den Darm, welics zijde beklemd is, ontftoken en verflorven, en de Toevallen zijn hier altoos zeer hevig. Maar D % fom-  VERHANDELING fomtijds fchijnt de werking van de drukking at? fchuuring zig alléén tot het beklemde ftuk te bepaalen, en de Ontfteeking zig niet tot in den gantfchen Buis des Darms uit te ftrekken. In dit Geval zijn. de Toevallen minder hevig, maar het beklemdè ftuk verfterft, ;en 'er ontftaat een Drekfistel. De Toevallen der Beklemming zijn dan dikwijls zoö gering, en van zoo weinig belang, dat men het Geval alléén voor een Kolijk houdt, en eindelijk met groote verwondering een Drekfistel ziet ontftaan. . . Dezelve Middelen, die ik, iri het éerfte Deel; bij Beklemmingen van groote Breuken heb aangejpreezenj moeten ook hier, onder dezelve aanwijzingen, voorwaarden en bepaalingen gebruikt worden. Alles, wat de öphooping der Drekftoffe in de Breuk betreft, komt hier niet të pas, orh dat zulk eene ophooping hier in het geheel geerie plaats heeft. Het komt mij vóór, dat men vooral van de Tabaksklifteer, en van alle die Middelen, die den lijdenden Darm tot eene fterke wormswijze beweeging en t'zarhentrekking aanzetten, zeet veel verwagten kan. Want heeft rnen geene reden om te hoopen, dat de lijdende Darm, terwijl hij hevig bewoogen en t'zamengetrokken wordt, zijne beknelde zijde uit den Buikring te rug zal trekken? t . De Handgreep bij de Taxis is hier zeer eenvoudig. De Heelmeester kan alléén het beklemde ftuk Darms met den Vinger, in eene gunstige ligging van het Lighaam, volgens verfchcïdene rignr.gen, te rug tragten te drukken. De ligging des Lijders heb ik reeds iri het eerfte Deel, Biaaz. 93-96 bë; fchreeven. In dit Geval raade ik vooral dien ftand aan, welke ik op Bladz. 95 en 96 van dat Deel befchreeven heb. Daar zig in deeze ligging,1  over be BREUKEN. 53- als zij eenigentijd voortgezet wordt, zoo dikwijls, een groot ftuk Darms uit de Breuk in den Onder-, buik té rug trekt, met hoe veel meer regt kan men niet verwagten., dat zulk een klein gedeelte te rug zal keeren. Daar in dit Geval de foort van Beklemming ai? toos ontfteekingagtig of krampagtig is, moet men voornaamlijk de ontfteekingwèerende en krampftillende Middelen, die ik in'het eerfte Deel hebaaiigepreezen, gebruiken. De laatste Middelen kan men hier te onbeschroomder gebruiken , om dat de Koorts doorgaands niet zeer hevig is, en de Ontfteeking zelden een groot gedeelte van den Darm inneemt. Als dëeze Middelen niet hef pen, moet de Konstbewerking, op dezelfde wijze als Bij andere Breuken , verrigt worde». Alléënlijk geloof ik, dat het hier, onderfteld zijnde dat men geene Reden heeft om te denken dat V reeds Verfterving plaats heeft, onnoodig en moeilijk is, den Breukzak te epenen. Daar deeze even in den Buikring ligt, eene kleine oppervlakte aanbiedt, en zeer gefpannen is, zou het zeer moeilijk zijn, denzelven zonder kwetzing van den Darm te openen. En ik zie, niet welk voordeei men 'daar van zou hebben. Ik zou hierom den Buikring met de Haak van l e B l a n c, of met de Biftouri verwijden, en den Breukzak ongeopend met den Darm te rug drukken. Het aanhoudend' gebruik van een Breukband naa de Konstbewerking, zal in deeze gevallen waarfchijnlijk doorgaands eene volkomene Geneezing uitwerken. Als. het. beknejde ftuk van een Darm lang in,den Buikring, of in eenige andere Spleet in den om-, trek van het Onderlijf beklemd ligt, kan het zelve door Drekftoffen en Winden ', die 'èr fomtijds -in D 3 ko-  54 VERHANDELING komen, ophoopen, van tijd tot tijd tegennatuurlijk uitgerekt, en in eenen langen blinden Zak offBondel veranderd worden. Zoo verklaart men het Qntjiaan van den blinden langen Bondel aan de Darmen, procejfiis. ititeftinorum, die men dikwijls ia doode Lighaamen , in de holligheid van den B.iik , m fomtijds. ook bij Heelkundige Konstbe-vet'kingen in de Breuken vindt (.- 63. ƒ. 3. Thefaur. Anat. 7. p. ic. Tab. VII. Fig. 2, 3. Mem. de l'Acad. des Scienf, Arm. I7C3 p. 294- (b 'j Adverfaria Medica Vel. 1. (c) Adierjaria Fig. 1.  over be BREUKEN. 99 Bondels liggen , niet, of dezelve Gebreken der eerfte vorming, of gevolgen van eene langzaame uitrekking zijn. Zulk een Bondel, die een gebrek der eerfte vorming is, zal maar door een zonderling en zeer zeldzaam toeval,, in eene Breuk voorvallen. Mij dunkt dat men, in elk bijzonder geval, door een naauwkeurig verhaal van alle de verfchijnzels en veranderingen, die de Lijder van het begin af ip zijne Breuk heeft waargenomen , gemakkelijk in ftaat gefteld zal worden, om te oordeelen, of zulk een Bondel reeds van den aanvang af in zijne Breuk geweest, of eerst in dezelve aliengskens ontftaan zij. Men heeft eindelijk indedaad gevallen waargenomen , daar het Zamenftel van zulk eenen Bondel , zoo zeer van de inwendige gedaante eenes Darms onderfcheiden was, dat men reden hadt> om den zeiven voor het gevolg eener langzaame uitrekking te houden.. Mery (.0) vondt zulk eenén Bondel in een Breukzak, welks Bekleedzelen veel dikker waren, dan die van een Darm. Littre (è) vondt (er een , waar van de Bekleedzelen zeer dun, zonder Klieren en Spiervezelen, en met weinig Bloedvaten voorzien waren. Deeze Bondels zijn dus misfchien fomtijds gevolgen van eene Breuk, en fomtijds gebreken der eerfte Vorming. Dan, het zij zij het eerfte of het laatste zijn, hunne Behandeling is dezelfde. Het is moeilijk, jaa onmooglijk , om voor de Konstbewerking te weeten, dat 'er zulk eenen Bondel in de Breuk ligt. Deeze zwaarigheid heeft ondertusfehen geene kwaade gevolgen, daar deeze Breu- f a) Mm., de l'Aead. de Scienf. Jnnée 1701. p. E7:. (£) L, t. annic 1700. $. 294. B 4  $6 VERHANDELING Breuken, zoo lang zij vrij zijn, en te rug gebragt kunnen worden, geene andere behandeling vórderen, als alle andere Breuken. Breuken, waarin njets als zulk een Bondel ligt, kunnen beklemt («) worden. Men zegt, dat het Lijf bij deeze Beklemming open, de Ontfteeking,. de Pijn, de Koorts, de Hik en het Braaken zagt, en de Onderbuik noch pijnlijk, noch gefpannen,noch uitgerekt is. Ondertusfchen fielt dit verfchil der Toevallen bij die van andere Beklemmingen, den Heelmeester niet in ftaat, om met zekerheid te bepaalen , dat zulk een Bondel in de Breuk ligt; ook geloof ik, dat in het Geval van eene hevige en aanhoudende Beklemming, de Ontfteeking zig. zeer wel tot in de Darmen uitftrekken, cn als dan Pijnen, Koorts,-hevig.Braaken, Verftopping van• den Afgang, pijnlijke fpanning van den Onder*', buik, en alle andere geweone Toevallen der Darmbeklemmingen ontftaan kunnen, r . . Men zegt, dat de Beklemming van zulk eene» Bondel, doorgaands veroorzaakt wordt dóór'ophooping-van Drekftoffe in denzelven. Waarfchijnlijk. wordt, de Bondel, die in dit geval met harde Drekftoffe opgevuld is, ligtelijk voor een verhard ftuk Net gehouden, vooral als de toevallen der Beklemming niet hevig zijn. Het is zeer ligt te begrijpen, dat'er in zulk eenen Bondel, die fomtijds bijna zonder Spiervezelen, en bij gevolg zonder alle wormswijze beweeging is, en welks opening akoos .door, den Buikring vernaauwt rwordt, zeer gemakkelijk Drekftoffe opgehoopt wordt; nog.», thans hebben ook hier de andere foorten van Beklemmingen plaats. - - o . De- C a ) Een Voorbeeld van zulk eene Beklemming verhaald Wery, /. c. année.ifoi. p, 271. .[ ..- \  over de BREUKEN. 5? Dezelfde Middelen, die bij andere Darmbeklera. mingen aangepreezen worden, moeten ook in deéZe Beklemming, volgens de algemeene aanwijzingen onder de behoorlijke bepaalingen gebruikt worden. Zulk een Bondel is, buiten twijfel, veel moeilijker te rug te brengen, dan een Darm. Als de Beklemming door ophooping van Drekftoffe ontftaat; dan is een aanhoudende, en langzaam vermeerderde, uitwendige drukking, het vefmtigendfte Middel. Als zagte Middelen niets helpen, dan moet men tot de Konstbewerking zijne tpevlugt neemen. ' En hier ontftaat nu de Vraag ; of. men deezen Bondel, als men den zeiven bij de Konstbewerking onbefchadigd én zonder eenig gebrek vindf^te 'rug zal brengen? Als deszelfs Bekleedzelen zeer zwak en dun, en zonder Spiervezelen zijn; of als zij tegennatuurlijk dik, hard en eeltagtig zijn, en zijne bovenfte opening naauw is , dan is indedaad te Vreezen, dat' na het te rug brengen van denzelven iri den Onderbuik^ de Drekftoffe zig in denzelven van tijd tot tijd zal ophoopen, verharden, en kwaade toevallen veroorzaaken. En in deeze GeVallen zoude ik den zeiven niet te rug brengen, maar digt bij den Darm affnijdën.1 En ik zou te minder in twijfel ftaan, dit te doen, om dat deeze Konstbewerking, naar allen aanzien, zonder eenige kwaadé gevolgen is. Maar als zulk een Bondel, integendeel, in alle opzigten de gedaante van een Darm heeft; als zijne Bekleedzelen gezond, fterk, met Spiervezélen voorzien zijn, en ais zijne opening' groot en wijd is, dan,, denk ik, heeft men geene reden om denzelven af te fnijden, e» nien kan • hem onbefchroomd te rug brengen. Lïttre raadt den Bondel af te binden , eer men hem affaijdt. Dit is, dunkt mij, onnoodig D 5 en  5g VERHANDELING cn.fchadelijk. Onnoodig; want ik zie geene Reden, waarom eene Afbinding gevorderd wordt, ScHADELYKj want de aangelegde Draad kan eene hevige Ontfteeking verwekken, die zig tot in den Darm en de holligheid van den Buik uitftrekt. — Als men bij de Konstbewerking Verfterving vindt, handelt men volgens de Grondbe* ginzelen, die ik in het eerfte Deel, in het Hoofdftuk van de Verftorvene Breuken , aangeweezen heb. HET DERDE HOOFDSTUK.. Van de Nayelbreuken., JTXis noemt men zulke Breuken, die door den aogenaamden Navelring, of ter zijde denzelven door een Spleet in de witte Linie, Linca aïba,uitzakken. De minste Navelbreuken zakken bij Volwasfenen daadelijk door den Navelring uit; de meesten ontftaan ter zijde, digt bij, boven, of onder den Navel. De Heer Petit («) heeft maar tweemaal weezenlijke Navelbreuken bij Volwaflënen gezien. De Reden, waarom de Breuken, die door den Navelring zakken, bij Volwasfenen zoo zeldzaam zijn , is ook gemakkelijk te begrijpen. De Navelring wordt, door de vereeniging van het Buikvlies, van de witte Linie, en, van de Huid, geflooten, en maakt met de Navel-, vaten een Lidteken, dat bij Volwasfenen zeer vast is, (s) Traité des Maladits CkirurgicaUs, Tam. U.pag. 25a.  "over de BREUKEN. 59 is, en door een uitwendig geweld, zeer bezwaarlijk uitgerekt en geopend wordt. De Streek in den omtrek van den Navel is indedaad veel zwakker, eb bied hierom minder wederltand aan de Ingewanden van den Onderbuik , als zij door eenig geweld gedwongen worden uit te zakken. Dé Vleeschvezelen van de witte Linie wijken hier gemakkelijker van elkander, als 'er op den omtrek van den Navel een uitrekkend geweld werkt, en maaken een Spleet, waar de Breuk inzakt; dit geweld opent veel zeldzaamer. den vast gegroeiden Navelring. Dit neemt men vooral zeer duidelijk waar bij Vrouwen, die dikwijls zwanger geweest zijn, en bij wie, bij gevolg, den omtrek van den Navel dikwils eene geweldige uitrekking geleeden heeft. Bij deezen is zelden eene verandering in den Navelring te ontdekken; maar doorgaands vindt men in den omtrek van den Navel duidelijke blijken van eene geweldige uitrekking; deeze Streek is altoos zeer dun, en op veele plaatzen zijn de Vleesvezelen vaó de witte Linie, zoo niet dadelijk van elkander afgefcheiden , ten minsten zodanig uitgerekt, dat zij tot zulk eene affcheiding zeer gefchikt zijn. Maar bij jonge Kinderen, bij wien de verééniging van den Navelring nog zeer zwak-, of misfchien nog niet volkomen gefchied is , draagt zig de zaak geheel anders toe. Bij deezen wordt de Navelring ligt geopend. Hierom zakken de Navelbreuken bij jonge Kinderen , doorgaands doot den Navel zelfs uit. Ondertusfchen zijn 'er eenige Gevallen, waar dergelijke Breuken ook bij Volwasfenen ontftaan; maar het is altoos zeer waari fchijnlijk, dat zulke Lijders in hunne Kindscheid Navelbreuken gehad, en eene zwakheid in deu Navelring , en eene gefchikthcid tot het andermaal  VERHANDELING maal ontftaan van deeze Breuken behouden heb* ben. ' Als de Breuk zeer nabij den Navelring, door eene Spleet in de witte Linie uitzakt, èn groot is? valt het dikwijls zeer moeilijk te onderfcheiden, of zij door den Navelring, of ter zijde denzelven uitgezakt is; naardien zij dan de Huid, die den Navel bedekt, tevens in een Gezwel opligt, zoo dat de Breuk op den Navel zelfs fchijnt te ljggen. Men kan nogthans het Geval doorgaands gemakkelijk onderfcheiden. De Navelring is rond, en bij gevolg heeft de Breuk , die door denzelven doordringt, dezelfde gedaante: de Spleet in de witte Linie is altops langwerpig, en zóo is de Breuk, dié 'er door uitzakt, ook. De Randen van den Navelring zijn vastet en dikker, als die van de Spleet in de witte Linie ; en eindelijk kan men, als de Breuk haast den Navelring niet al te groot is, en de Navel door dezelve niet geheel bedekt en verborgen wordt, doorgaands ter zijde de Breuk deri Navelring duidelijk voelen. ' \: De minste van die Breuken, die door den Navel uitzakken, hebben een Breukzak. Garengeot(ö) zegt, zij hebben nooit een Breukzak: Petit Qb) verzekert ook, dat hij nooit, iri we: zenlijke Navelbreuken, een Breukzak gevonden; heeft. La Faie (c) verzekert ooit het zelfde: altoos, zegt hij, is het Buikvlies hier gefcheurcl; en nooit.in een Breukzak uitgerekt. Zulke Navelbreuken integendeel, die ter zijde den Navelrin/r ontftaan, zijn altoos van een Breukzak voorziem Het Buikvlies is naamelijk bij den Navelring, zoo vast (*) Mem. de VAcad. de Chir. Tem. III. pag. 341. {*) L. c. p. 265. (c) Dionis Operatioas, p. to$* net, t.  • ver be BREUKEN: «i, vast met. de witte Linie en de Navelvaten veréénigt en als een litdeken zaamgegroeid, dati als een hevig uitwendig geweld, dat eene Breuk veröorzaakt, op het zelve werkt, het daar eerder icheurt, dan zig laat uitrekken.. Zoo is de ftaat der zaake bij Volwasfenen, maar niet bij Kinderen, bij wien de verééniging van het Buikvlies met de witte Linie zwak, en bij gevolg het Buikvlies zoo rekbaar is, dat het zig zeer wel in eenen Breukzak laat uitrekken. Hierom denk ik, dat deeze Breuken bij Kinderen, en bij zulke Volwasfenen , die dezelve van jongs af aan gehad hebben, altoos van een Breukzak voorzien zijn. Dat dergelijke Breuken ondertusfehen ook bij Volwasfenen fomtijds Breukzakken hebben, bewijzen d« Waarneemingen van vèrfcheideri Heelmeesters (  • ver de BREUKEN. 6$ gen, na dat de Navel, die in een Buikwaterzugt fterk uitgerekt was, doorboord was. Somtijds brengen Kinderen groote Navelbreuken mede ter Waereld (0). Maar deeze aangeborens Navelbreuken zijn zeer veel van de gewoone onderfcheiden. De Ingewanden zakken hier nooit door den Navelring , of door een Spleet, naast denzelven: maar zij liggen altijd ih eenen grooten Zak , die gemaakt wordt door de Bekleedzelen van den Onderbuik in den geheelen omtrek des Navels, en uit welks midden doorgaands de NaVelftreng voortkomt. In deeze Breuken liggen doorgaands de Lever en een groot gedeelte der overige Ingewanden. Dit gebrek der eerfte vor* ming is meeftendeeis ongeneeslijk, en veroorzaakt zeer fchielijk den dood-. Het Net ligt altijd in de Navelbreuken; fomtijds alléén b en dikwils met een Darm. In het laatste Geval ligt het Net altoos van vooren, en agter het zelve de Darm. Behalven de overige ongemakken, die in de Navelbreuk, gelijk alle andere Breuken, veroorzaakt, bezwaart zij den Lijder doorgaands altoos naa het Eeten met Kolijkpijnen, Alle ongemakken en gevaaren die zulk eene Breuk verwekt, verhoedt men door het gebruik van een Breukband. Zulk een Band bevordert bij Kinderen bijna altoos te gelijk eene volkomene Geneezing, en geneest de Breuk voor akoos, als hij lang genoeg gedraagen , en zorgvuldig aangelegd wordt. Ik heb zeer veel Kinderen met Navelbreuken fja) Men vindt Waarneemingen van zulke Breuken in Buchholz Dij]', de Heyatamyhakcele, Argentorate I75S. Mem. de l'Acad. de Scienf. de Paris, annés I7i6~. p. 136. Gen* tianens Magazine dim. l?fQ, Februar, p. 64.  64. VERHANDELING ken gezien, en kan 'er mij niet een eenige te binnen brengen, die door het gebruik .van zulk een Band niet volkomen geneezen is geworden. Dit kan,men. van Volwaffenen niet zeggen : alles wat deezen van een Breukband verwagten mogen,, is, dat hij de Breuk te rug houdt; zeer zelden volbrengt hij bij hun eene volkomene Geneezing; doorgaands zakt de Breuk weder uit, als de Band afgenomen wordt; zelfs al is hij jaaren lang gedraagen, . . 'Er .zijn yeerkragtige en onyeerkragtige Navelbreukbanden. Het gebruik van een veerkragtige Breukband zou bij Kinderen.bezwaarlijk zijn. Zij hebben denzelven indedaad ook niet noodig. Ik heb nog geen Geval gezien, waarin een Linnen Verband, zoo aangelegd als ik terftond befchrijven zal, niet volkomen toereikend geweest is. Maar een Volwasfenen kan £ig pp een onyeerkragtige Breukband niet volftrekt verlaaten , ten minsten, als hij zwaaren Arbeid verrigt, en het Lighaam hevig beweegt. De Redenen hier van . heb in in het eerfte Deel deezer Verhandeling in het agtste Hoofdftuk aangetoond. Ik zal eerst aanwijzen, hoe me» Kinderen door een Windzel voor het uitkomen verzekeren kan, en dan van dé Breukbanden fpreeken, die Volwasfenen noodig hebben. -k ■ De Heer Plattner Jegt het Kind een halve Waschkogel, of een zogenaamd Waschh.oedje op den Navel, en hier op een Pleister, die de Streek des Navels bedekt, . den Kogel bevestigt, en belet, dat hij niet verfehuift.' Dit alles verzekert hij met een Windzel, die hij het Kind taamelijk vast om het Lijf legt. Ik heb bij dit Verband niets te érinneren, dan dat de halve Waschkogel aan het, Lighaam des Kind! fchielijk week, geheel plat eri breed wordt, en dan de Breuk niet te rug houdt. Hier*  over dè BREÜKE.N; 6$ Hierom heb ik aitoos, in plaats van deezen hal*' ven Waschkogel, eene halve Muscaat-Noot in Linnen gewonden, op den Navel, cn hier over een Pleister en Windzel gelegd, en ik. kan verze? keren, dat deeze loort van Verband altoos toereikend geweest is. In plaats van deeze MuscaatNoot, kan incn ook, volgens.den Raad van den Heere Heister, eenige trapswijze Drukdoeken op den Navel liggen. Alleen li'k raade ik in dit Geval, het Linnen, waar van men de Drukdoeken» maakt, met eene welkleevende Zalye te beftrijkenj op dat de, op elkander gelegde,: Drukdoeken zamenkleeven, en bij onrustige Kinderen niet uit elkander vallen. Of men kan cok de Drukdoeken met een Draad aan elkander hegten. Men zal mij, buiten twijfel, tegenwerpenj dai de halve Muscaat-Noot, of de Kegel van trapswijze Drukdoeken, in den Navelring, of in de rSpleet naast denzelven indringt, denzelven opvult en fluit, en daar door wel belet dat de Breuk niet uitzakken kan, maar odk tevens den Navelring of de Spleet naast denzelven altoos open houdt, belet dat zij niet vernaauwen. of fluiten kan, en .op deeze Wijze maakt, dat het,Kind zijn geheele Le-» ven door eene Breuk behoudt. Zoo fchijnbaar als deeze tegenwerping is , zoo Ongegrond is dezelve. Ik heb het door herhaalde Ondervinding . onvermijdelijk noodig gevonden, dat, wil men de Breuk indedaad inhouden en vol* komen geneezen, met .iets dat zeer bol is, en na« het aanleggen van het Verband den Navel diep indrukt > moet aanleggen. Zoo dikwijls ik iets dat -plat, en minder bol was,.aanlag.^ ontdekte ik altoos ^ dat het welfcheen dat de Breuk ingehouden •wierdt, maar als ik den Vinger j onder het Ver* band, ©p den Navel bragt, en. met denzelven fterk. Ai, DsEt» Ë " drujg;  66" VERHANDELING drukte, nam ik altoos waar, dat 'er iets door den Navel met een ligt geruisen te rug keerde. Dus wierd ik overtuigd, dat de Darm door zulk eeri Verband niet geheel door den Navelring terug ge-» drukt wierdt. Het gevolg was, dat liet Kind zijne Breuk altoos behieldt. Want hoe kan zig de Spleet fluiten, als de Darm altoos in dezelve ligt? Ik heb dit Verband fomtijds twee Maanden gebruikt, en naa verloop van deezen tijd de geringste blijk van eene volkomene Geneezing nog niet ontdekt. Hierom nam ik mijne toevlugt tot de halve MusCaatnoot, en ik nam altoos waar, dat deeze de Breuk niet alléén volkomen inhieldt, want als ik den Vinger onder dezelve bragt, en den Navel drukte , ontdekte ik het gemelde geruisch niet; maar zij bragt doorgaands in vier of zes Weeken eene volkomene Geneezing te weeg. Ik prijze hierom het gebruik van de'halve Muscaatnoot, of van den Kegel van trapswijfe Drukdoeken, zeer aan, en raade teffens aan, dit Middel ten fpoedigften te gebruiken. Hoe jonger het Kind is, hoe eerder en zekerer deeze Middelen eene volkomene Geneezing uitwerken ; hoe ouder het Kind en de Breuk is, hoe minder hoop 'er op zulk eene Geneezing is. Als men deezen raad niet volgt, dan behoudt het Kind , geduurende zijn geheel Leeven, de Breuk, of ten minsten eene gefchiktheid tot dezelve, en de Breuk,die geneezen fchijnt te zijn, ontftaat in hoogeren ouderdom door eene geringe Oorzaak weder. Als door dit Verband eene volkomene Geneezing bevorderd zal worden, moet men naauwkeurig zorg draagen, dat de Breuk, geduurende deszelfs gebruik , nimmer uitzakke. Door elke uit» ■pakking wordt dc Spleet op nieuws geopend, die -zig  evER, »e BREUKEN. ^ ïig misfchien reëds tot geneezing fchikte, en brengl 'dus den Lijder altoos weder in dien ftaat, waar i® jiij bij het begin der Geneezing was. Maar bij Kinderen is het dikwijls zeer moeilijk, zulk eene uitzakking te beletten. De Band, die om het Lijf gaat, en de Pleister èn de M'uscaatrtoot vast houdt, verfchuift, vooral als het Kind wat onrustig is, zeer ligt, fchuift opof nederwaards , eii de Pleister en Muscaatnoot Vallen af.; Om dit voor te komen, laat ik het voor* fte gedeelte van den Band, dat op deri Navel en den Buik ligt, bijna een Handbreed, maar dat ge^ deeltè dat óp de Heupen ligt, ten minsten twee derde fmaÜer maakeri. Hiér door verkrijgt men het voordeel, dat, als de Band al een weinig op of neder glijdt, hij nogthans altoos de Muscaatnoot; Voor een gedeelte bevestigt. De Band kronkelt ook bij Kinderen zeer ligt ais een Strik te zamen, bedekt den Navel niet geheel ^ en glijdt zeer ligt geheel van den Navel. Om die voor te komen; laat ik de Band van dubbel Lin* nen maaken, en aart deszelfs voorste gedeelte^ dat den Navel bedekt, tusfchen het Linnen een ftuk Leder leggen, waar doof dit gedeelte van den Band altoos breed blijft. Als men het noodig oordeeld, een fchoone Band aan te ieggen, en dit is bij Kinderen, die zig veel bevuilen^ dikwijls noodig, moet toen naauwkeurig zorg draagen, dat de Navel bij deeze gelegenheid niet uitzakt, dat zeer ligt gefchiedt, om dat de Kinders altoos daar bij huilen. Dit belet men , ala men, eer de Band afgenomen wordt, den Vin» ger, onder den Band brengt, en de MuscaatnooE met denzelven zoo lang op den Navel drukt, tot flat de nieuwe Band aangelegd is. Bet, zot km toe befchreeven Verband^ is brj B a yefe  $S VERHANDELING Volwasfenen niet toereikend ; deezen worden alléén door een Navelbreukband buiten gevaar gefteld. Men heeft, verfcheidene Navelbreukbanden; maar de minsten zijn zoo gefteld, dat men zig volkomen op dezelven verlaaten kan. De gewoonlijkste'Banden van deeze foort be- ■ ftaan uit een lederen Riem, die om het Lijf heen gaat; en een zeer bolle Pop, die op den Navel ligt , en door middel van de Riem bevestigd wordt. • In Heisters Heelkundige Onderwijzingen, de i3 Plaat, de# 10 Figuur is zulk een Band afgebeeld. Uit het geen ik, in het agtste Hoofdftuk van het eerfte Deel, van de onveerkragtige Lieschfbreukbanden gezegd heb, blijkt ligtelijk * dat deeze Navelband niet te vertrouwen is. Daar de Buik niet altoos even dik, des Morgens dunner, en naa het Eeten dikker is, daar hij bij het in- en- uitademen beurtswijze zwelt en flinkt, volgt noodzaakelijk , dat deeze onveerkragtige Banden nu eens vast, dan niet vast zitten, dan den Navel genoeg dan niet genoeg drukken, en dat de Breuk bij gevolg alle oogenblikken uitglippen kan. Hierom raa-* de ik ieder het gebruik van zulk een Breukband af. Het is indedaad beter, dat de Lijder-geheel geen Breukband draagt, dan dat hij zulk eenen gebruikt; In het eerfte Geval Wéét hij, dat hij niet zeker is, en hij neemt zig in agt; in het laatste denkt hij zeker te zijn, en hij is het niet. Dus verdienen de veerkragtige Breukbanden, bij. de Navelbreuken, ook ver de voorkeur, boven de onveerkragtige. De beroemdste, en tot hier toe beste veerkragtige Navelbreukband, is die, welke de Heer Sur et uitgevonden heeft. Ik heb denzelven in de bijgevoegde Plaat laaten aftekenen, en jaaauwkeurig befchreeven. Door' middel van de Veer die in de holle Pop c vaa  over de BREUKEN; 6>. van den Band ligt, word de Riem, die den Buik omvat, verkort en verlengd , en legt dus altoos even vast, het zij de Buik dik of dun zij; en bij gevolg drukt de Pop altoos even fterk op den Navel. Schoon men deezen Breukband tot hiertoe voor den allerbesten gehouden heeft, en fchoon zelfs de Academie der Heelkunde te Parys de Heer Suret uit dien hoofde met haare goedkeuring vereerde, heeft dezelve nogthans twee gewigtige Gebreken, die hem bijna geheel onbruikbaar maaken. Het eerfte gebrek is, dat hij niet alleen te duur, maar ook zoo zamengefteld is, dat men op weinig Piaatzen Kunstenaars zal vinden, die hem kunnen maaken. Dog dit gebrek zou misfchien gemakkelijk weg te neemen zijn, want men zou het. Werktuigelijke van deezen Band gemakkelijk ligter en eenvoudiger kunnen maaken. Ik heb zulk een verbeterden Band op de zelfde Piaat laaten afbeelden. Dees Band is zeer eenvoudig , duurzaam , goed koop , en gemakkelijk te vervaardigen. Hij heeft de uitfteekende eigenfehap , dat hij terwijl de Buik opzwelt, niet alléén meê geeft en zig verlengt, maar dat hij ook op het oogenblik dat de Buik 'uitgerekt wordt, waardoor de Breuk zeer ligt uitzakt, fterker drukt. Ik geloof, dat deeze mijne geringe Uitvinding indedaad de voorkeur verdient, boven den Band van Suret. Ook befchrijft de Heer Juville, in het Journal de Medecine Tom. 44. pag. 151, een verbeterden Navelbreukband , dog welks zamenftelling, uit eene bloote befchrijving, niet duidelijk genoeg blijkt. Deeze Banden hebben ondertusfehen allen nog één gebrek, dat niet te verbeteren is. De werking van de Veder in "deeze Banden be~. E 3 ftaat.  ft VERHANDELING ftaat hier in, dat zij de Riem altoos tracht te verkorten, hier van is het gevolg, dat de Riem altoos vast om het Lighaam ligt. Maar dit is het oogmerk van een veerkragtigen Band niet. Als de Riem om het Lijf vast ligt, ligt ook zekerlijk.de Pop vast op den Navel, maar elk enkel deel van de Riem drukt op die plaats, waar het op ligt, juist zoo fterk , als de Pop op den Navel drukt. Dat is; de Riem drukt meer als noodig is, cn de Pop drukt niet fterk genoeg. De werking der Veerkragt van den Breukband, moet alie'énlijk de Pop tegen den Navel drukken, zoo dat de Pop des Breukbands op de plaats der Breuk fterk drukt, dat het overige gedeelte van den Breukband, het Deel, dat het omvat, door geene drukking lastig valt, maar alleen zoo vast ligt, als vereischt wordt, om hem niet te doen verfchuiven. De veerkragtige Lieschbreukband, die ik in hec cërfte Deel befchreven eii mijnen Leezercn aangepreezen hebbe, werkt op deeze wijze. En deeze" veerkragtige Lieschbreukbaud kan men, door eene; kleine verandering in zijne gedaante, zeer gemakkelijk tot een Navelbreukband maaken. Men moét zijne Pop maar eene eivormige of geheel ronde gedaante geevert, en de buiging aan deszelfs Hals, (zie de Fig. 12. in het eerfte Deel mijner Verhandeling over de Breuken') weglaaten, zoo dat het veerkragtig ijzer eene halve Cirkel zij, die in een ïègte Lijn voortloopt; dus verkrijgt men den besten Navelbreukband, die men kan verlangen.' En dit is den eenigen Band waar van ik gebruik maake^ en die ik mijne Leezeren alléén als een zekeren en toereikenden Band kan aanprijzen. Daar de ftaalen halve Cirkel van' den Breukband|ltoos maar ééne zijde van het Lighaam omvat,' £3  over. de BREUKEN. ?i en zoo dikwijls deeze zijde door het Ademhaalen, of bij andere geleegenheden opzwelt, de Pop van den Band altoos een weinig na deeze zijde getrokken wordt, raade ik aan de Pop wat breed te maaken , op dat zij bij zulk eene gelegenheid niet ge* heel van den Navel afgetrokken worde, daar men iadedaad niet voor te vreezen heeft indien dezelve niet zeer fmal en klein is. De Heer Th eden fielt voor, om Breukban* den uit veerkragtig Hars, Refina Elaftica, te maaken. Maar men kan gemakkelijk zien , dat zij beide de gebreken van den Band van Suret zouden hebben. De Heer Trecourt prijst ook inzonderheid bij Navelbreuken, zijn Breukband met twee Poppen aan, die ik reeds in het voorgaande Hoofdftuk befchreeven en verworpen hebbe. Daar op beroep ik mij dus hier, en voeg'er alleenlijk dit bij, dat de doorgaands zeer bolle Pop van den Navelbreukband, niet, zoo als de Heer Trecourt tragt te bewijzen , de volkomene Geneezing der Navelbreuken belet, maar, zoo als ik kort te vooren , bij de Navelbreuken der Kinderen, door de Ondervinding beweezen heb, dat zij veel eer tot het bereiken van dat oogmerk noodzaakelijk fchijnt te zijn. Ik kan dus bij de Navelbreuken der Volwasfenen, den Band van Trecourt ook niet aanprijzen, en herhaal mijn gezegde, dat de Band met de ijzeren veerkragtige halve Cirkel, in alle opzigten de voorkeur boven alle, tot hier toe be-. kende, Banden fchijnt te verdienen. De Navelbreuken worden op verre na zoo ligt niet beklemd, als Liesch- en Dijebreuken; en als het gebeurt, is de Beklemming zelden zeer hevig, nog het gevaar zeer nabij. Dezelfde Middelen, die ik in het eerfte Deel, tegen de Beklemming E 4  f* VÉR HANDELING der Lieschbreuken heb aangepreczen, moeten ook hier gebruikt weiden.' De drukking der Hand bij "de Taxis moet vooral regt binnenwaards, naar de Ruggraad gerigt zijn. De Lijder moet, met een voorwaards gebogen Lighaam, op den Rug liggen. Daar de Navelbreuk dikwijls bezijden den Navel, door'eene Spleet in de witte Linie uitzakt, en deeze. Splcet_ doorgaands langwerpig is , zoo Yvordt zij verwijd ', cn daar door het'inbrengen van de Kreuk gemakkelijker gemaakt, als de Lijder zig voorwaards buigt. De Konstbewerking ö'p deeze Breuken, is, in het wezenlijke, der zaake, van die op de Lieschbreuken niet ondérfchèiden. Het doorfnijden van de Huid en het openen van den Breukzak , gefchiedt in bejden op dezelfde wijze. De Snede moet midden over het Gezwel van deszelfs eene eind tot het andere lpopen. Als deeze langwerpige Snede geene ruimte genoeg maakt, moeë men, zoo als fonimigen willen, de Breuk, door eene kruisfnede openen; dan, dit zal zelden noodig zijn. . Zelden behoeft men den Navelring, of de Spleet m de witte Linie, door eene infnijding tè verwijden; doorgaands gelukken dc Handgreepenj die ik, in het eerfte Deel, tot het inbregen van den Darm bij eene Lieschbreuk , aangepreezen heb, en als deeze niet ftaagen , 'is het altoos de moeite waardig, eene Proeve met de Haak vari Le Blanc tc dóen. Hier door, denk ik, datmen meestal zijn oogmerk bereiken zal, als de Breuk ter zijde den Navel, door eene Spleet in de witte Linie uitgezakt is, en men de ingebragte «aak zijdwaards ïrèkt, om de Spleet, die doorgaans langwerpig is, breedër te maaken. Om deés f$ vetwijd>ng vah de Spleet gemakkelijker te- mak kcn4  over de BREUKEN. ^ jten , moet de Lijder ten zelfden tijde het Lig.haam ilerk voor over buigen. De Navelring zelf zal men door deeze Haak zoo. gemakkelijk niet kunnen verwijden. Als naa deeze Proeve en Handgreep het inbrengen van den Darm vrugteloos afgeloopen is, zoude ik mijne taevlugt eerst tot het Mes neemen, en den Navelring door eene fnede verwijden. Alle Schrijvers raaden deeze Snede opwaards en na de linker zijde te rigten , om de Navclvaten te mijden, die aan de regter zijde na de Lever opklimmen, en die men fomtijds, fchoon zeer zelden , bij Volwasfenen nog open gevonden heeft. Ik agte het altoos raadzaam, deeze Vaten , hoe zelden zij ook open gevonden worden, te mijden, maar ik geloof niet, dat men zoo altoos mijdt, als men de Snede opwaards en naar de linker zijde rigt. Het is bekend dat eene Navelbreuk fomtijds door een Spleet ter zijde den Navel uitzakt; en dec£e Spleet kan aan de regter zijde van den Navelring zijn. Als de Breuk ook door den Navelring zelf uitzakt, is het niet onmogelijk, dat zij fomtijds aan de regter zijde van de Navelvaten uitzakt. In beide gevallen kwetst men zeer zeker deeze Vaten, als men de Snede naar de linker zijde rigt. Ten aanzien van deeze Snede, raade ik daarom aan naar de volgende Regelen te werk te gaan. Ontdekt men zqer duidelijk dat de Breuk aan de regter zijde van den Navelring is doorgedrongen , dan moet men zonder tegenipreeken de Snede naar de regter zijde rigten. Is de Breuk boven den Navel, of aan zijne linker zijde, dan moet de Snede buiten twijfel na de Imker zijde gerigt worden. Is de Breuk door den Navelring zelf doorgedrongen, ;öf laat zig de plaats, waar zij doorgezakt is, niet E 5 zeer  ft VERHANDELING zeer naauwkeurig bepaalen, dan raade ik , de Snede, niet, gelijk doorgaands opwaards, maar bene? waards te rigten. Hier door mijdt men zeer zeker de Navelvaten. Als de Breuk ter zijde den Navelring is, heeft de Spleet, waar door zij uitzakt, altoos eene langwerpige gedaante, dat'is haare lengte is regt opwaards en ncderwaards gerigt. Men begrijpt ligt, dat men in dit geval tot verwijding van de Spleet weinig toebrengt, als men de Snede regt op- ofneêrwaards rigt, en daar door de vleezige Vezelen, die haar vormen, alleenlijk: in de lengte van elkander fcheidt. Hierom raade ik, zoo dikwijls de Breuk ter zijde den Navelring, en de Beklemming zeer vast is, de Snede fterk zijdwaards te rigten, en op deeze wijze de vleezige Vezelen van de Spleet dwars door te fnijden. '"Eene kleine Snede die zijdwaards gerigt is , maakt hier meer plaats, als eene grootere regt op- en- nederwaardfehe. In deeze Breuken ligt het Net altoos voor, en agter het zelve de Darm. Het Net, dat hier altoos zeer nabij, en van vrij aanmerkelijke Vaten voorzien is, moet hier zoo veel mogelijk met zagtheid behandeld worden. HET VIERDE HOOFDSTUK, Van de Dijëbreuken. 53eeze Breuk ontftaat in de buiging van de Dije, daar de groote Dijëvaten uit den Onderbuik ïn de Dije daalen. Zij dringt onder den peesagtf- gen  V * e r de BREUKEN, 53 gen rand der fchuinfche Buikfpieren, die men den Band van Poupart noemt, door het Vetvlies, dat daar de groote Dijëvaten en de Vezelen van eenige Spieren bekleedt. Doorgaands dringt zij door den onderften hoek van deeze opening, die na de veréénigiag der Schaambeenderen gerigt is, gedeeltelijk', om dat zij hier den minsten tegenftand vindt, gedeeltelijk om dat deeze hoek de laagste is. Doorgaands ligt hierom deeze Breuk niet, zoo als fommigen zeggen , op de Dijëvaten, maar, vooral wanneer zij klein is, aan de inwendige zijde van dezelven, zoo dat men het kloppen der Slagader wel digt bij de Breuk, maar altoos aan haare uitwendige zijde voelt. Somtijds ligt zij zoo duidelijk aan de inwendige zijde deezer Vaten, en zoo digt bij den Buikrifig, dat een Ongeö.erTende dezelve ligt voor een Lieschbreuk zoii aanzien. Ik heb gezien, dat Geöeffende zélf in dit Geval gedwaald hebben. Als de Breuk groot en breed is, ligt haar uitwendig gedeelte, doorgaands op de Dijëvaten. Daar de opening onder den Band van Poupart breedér en grooter is, dan de Buikring, is. de Dijebreuk doorgaands in 'haaren Oorfprong breeder als de Lieschbreuk. Om dezelfde Redehen zou zij ook menigvuldiger voorvallen als de Lieschbreuk, zoo de Ingewanden van den Onderbuik niet loodregt tegen den Buikring, maar tegen den Basd van Poupart alléén zijdwaards drukten. Bij getrouwde Vrouwen neem^ men deeze Breuk het meest waar. Arnaud zegt, dat onder twintig Vrouwen die Breuken hebben, 'er zekerlijk negentien een Dijebreuk hebben. Maar bij Mannen, m ongetrouwde Vrouwsperfoonen is dezelve zoo zeld-  .f6 VERHANDELING • Zeldzaam, dat, volgens de Ondervinding van Ar. jntaud , onder honderd Mansperfonen en ongetrouwde Vrouwsperfonen, naauwlijks cén gevonden word, die een Dijebreuk heeft." Behalven de gewoone toevallen der Breuken, die deeze Breuk gelijk alle andere veroorzaakt, verwekt dezelve door haare drukking pp de groote Dijëvaten, allerleië ongemakken in de Dije, als, ongevoeligheid, zwaarte en watèragtige Gezwellen. Daar het verharde Net deeze Vaten veel fterker drukt, dan een veerkragtige met Lugt opgevulde Darm, ontdekt men voornaamlijk deeze ongemakken bij verharde Netbreuken. Het is voor den Heelmeester zeer noodig te weeten, dat alle deeze ongemakken aan de Dijen en Beenen, fomtijds door Dijëbreukcn veröorzaakt worden. Dikwijls gebeurt het, dat een Liider over allerleië toevallen aan de Dijë klaagt, en," bij mangel van behoorlijke oplettenheid op zig zelfs, niet weet, of door ontijdige fchaamte verzwijgt, dat hij eene Dijebreuk heeft. De Heelmeester, die de waare Oorzaak deezer Toevallen niet kent, bevlijtigd zig te vergeefsch, om dezelven weg te neemen. De Heer Heuermann («) verhaalt een merkwaardig Geval van deeze foort. Eene Vrouw had een zeer hardnekkig wateragtig Gezwel aan/ den Voet, waar tegen men, zedert langen tijd allerleië Middelen, vrugteloos gebruikt hadt. De Heer Heuermann ontdekte eindelijk, dat de oorzaak van dit Gezwel eene Dijebreuk was, en na dat hij dezelve ingebragt hadt, verdween het Gezwel van zelve. De Dijëbreuk heeft, ten aanzien der Oorzaaken, Diets bijzonders boven eene Lieschbreuk; dezelve Qor- {a) Chirurgifche Operationen, i Band p. 561.  over be &REUKEN. -ff • Oorzaaken waar uit de eene ontftaat, kunnen o©k de andere voortbrengen. De Dijebreuk ontftaat . vooral zeer ligt aan de flinker zijde, als men, bij voorbeeld, met regt uitgcftrekte Voeten, de Armen om hoog heft, het Lighaam fterk agterwaards .en naar de regter zijde buigt, en den Adem inhoudt. In deezen ftand word de Band van Po ijpart aan de flinker zijde geweldig van de Beenderen afgetrokken , en de opening onder denzelven verwijd, waar door de Darmen, vooral bij een ingehouden Adem, en daar door vermeerderde werking van de Buikfpieren en het Middelrif, gemakkelijk uitzakken. Men bevindt zig fomtijds in deezen ftand, als men eenen Last van den Grond optildt, en op de Schouders of op het Hoofd legt; als men eene Last van zekere hoogte afneemt, of met opgeheevene Armen draagt; In deezen ftand bevind zig een Kind, als men het bij de Handen aanvat, en in de hoogte trekt, dat dikwils uit vermaak, dog niet zonder gevaar gefchiedt, vooral als het Kind ten zelfden tijde huilt. Men heeft vooral reeden , om na de Maaltijd voor deezen Stand bevreest te zijn, wanneer de drukking van de opgevulde Maag het uitzakken der Darmen bevordert. De Kennis van de Dijebreuk rust op dezelfde Tekenen, als ik reeds in het eerfte Deel, in het Hoofdftuk van de algemeene Kentekenen der Breuken , gelijk ook van de bijzondere Kentekenen der Lieschbreuken, mijnen Leezeren heb medegedeeld. Ondertusfchen gaat de kennis van eene Dijebreuk nogthans met eenige Zwaarigheden gepaard, die men bij andere Breuken niet ligt ontmoet. Daar op die plaats, waar deeze Breuk ontftaat, doorgaands ook de gezwollene Lieschklieren, dié men Lieschbuüen, Buhrits, noemt, verfchijnen, kan  f3 VERHANDELING' km het ligtelijk gebeuren, dat een onoplettend Heelmeester, eene verharde Net-Dijebreuk , of ook eene kleine; met verharde Drekftoffen opgevulde Darmbreuk , voor eene gezwolle LieschJflier aanziet; Gewoone Darmbreuken \ die zig door haare Veerkragt baten kennen, en onverharde Netbreuken, dié doorgaands veel zagter zijn, kunnen deeze dwaaling niet ligt veroorzaaken; eri dezelve vindt geheel geene plaats, als de Breuk zeer groot is, of in het algemeen als zij zig in laat brengen, gelijk ook in die Gevallen,, als de gezwolle Lieschklieren niet juist op die plaats gevonden worden, waar de Dijebreuk altoos ontftaat. Nogthans kan een Heelmeester,' zelfs in die Gevallen , waar deeze dwaaling ligt gebeuren kan dezelve zeer wel mijden, en de Dijebreuk van eene gezwolle Lieschklier onderfcheiden, als hij op de volgende Tekenen en Omftandigheden let. De Breuk verfchijnt doorgaands plotslijk en op eenmaal, en is bij gevolg dikwils tamelijk groot. De gezwolle Lieschklier ontftaat langzaam, en neemt van tijd tot tijd toe. De Breuk ontftaat doorgaands bij eenige merkelijke voorvallende gelegenheid, bij welke meermaalen Breuken ontftonden; bij Voorbeeld, door eene infpanning der Kragten , door een Val, hevig Braaken, Hoesten, enz. Het is altoos zeef waarfchijnlijk , dat eert Knobbel in het weeke van den Buik, Ilia, die bij zulk eene geleegenheid fchielijk ontftaan is \ eene Breuk is. De Bubo ontftaat zonder eenige voorgaande oorzaak van deeze foort. Als het Gezwel een Breuk is , dan zwelt zij doorgaands fterker op, als de Lijder hoest, of den Adem in houdt, enz. Dit gefchied niet als het Ge-, zwel door eene Klier veroorzaakt wordt. Eei  over b e BREUKEN. Een gezwolle Lieschklier is niet zelden zoo beweegbaar , dat men dezelve onder de Huid heen en weer kan fchuiven , van den Band van Poumrt verw;jderen, of zodanig opligten kan, dat men duidelijk in ftaat is te voelen, dat zij met de opening onder deezen Band geene gemeenfchap heeft/dat zij zig niet tot in deeze opening uit* ftrekt, of bijkans buiten denzelven uithangt. Dit ontdekt men in tegendeel altoos, als het Gezwel een Breuk is. Een Breuk is ook zoo beweeglijk niet. Eindelijk neemt men bij eene Breuk, en vooral bij eene kleine en verfche Breuk, allerleië ongemakken in de Maag en Darmen waar, die aan de medegedeelde fchuuring, of aan het trekken van den uitgezakten Darm of het Net, zijn toe tc fehrijven, en bij een Bubo niet ontdekt worden. Het is voor eiken oeffenenden Geneesheer e» Heelmeester een zeer gewigtige Regel, om in zwaare twijfelagtige Gevallen, niet alléén op het tegenwoordige, maar ook op het voorleedene te letten; niet alleen vóór zig , maar ook agter zig te zien. Het verhaal van den Lijder, wegens het ontftaan , de verfchillende veranderingen, en dë menigerleië toevallen en ongemakken der Ziekte, geeven dikwijls meer Ligt; dan het naauwkeurigfte onderzoek van de tegenwoordige gefteldheid der Ziekten en des Lijders. En deezen Regel beveele ik mijnen Leezers ook in het Geval, waar van ik thans fpreek. Somtijds gaat een gezwolle Lieschklier tot Ontfteeking en veiëttering over. Schoon zij dan overal op het gevoel zagt en week is, onderfcheidg zij zich nogthans zeer ligt van eene gewoone Breuk, door de voorgaande Ontfteeking, door het duidelijk fchonimelen van den Etter, en door de na;  $c VERHANDELING nablijvende ontftokene hardheid in den omtrek vari het Gezwel. Maar bij de Breuken is een Geval > dat van zuik eene ,• gedeeltelijk ontftokene, en gedeeltelijk etterende Lieschklier , zeer moeilijk te onderfcheiden isi Het Geval waar van ik hier fpreek, is dat van een verzwoore Netbreuk. Hier is ichommeling in her midden, en ontftokene hardheid in den omtrek, gelijk bij een verzwoore Lieschklier^ Maar hier kan hèt verhaal van den Lijder, wegens de voorgaande gefteldheid , en van het ontftaan des Gezwels, den Heelmeester ligt geeveii; cn als hij dit hier doorniet veri part, die op.hét aafhzièn en het gevoel een ge~ éwolle Lieschklier fcheen té zijn; maar de Rijder hadt tèvéns' dé toevallen eener beklemde Breuk". Daar men geene Breuk ontdekte", ondernam meii de Konstbewerking niet, men vergenoegde zig alléén , eenige algemeerte Middelen voor te fchrijf ven, en de Lijder ftierf. Bij het ontleeden van het Ltghaarii vóndt riien indedaad een gezwolle Lieschklier, maar ook agter dezelve eéri kleiil ftuk Darms beklemd, dat door dè Klier geheel bedekt wierdt, èn hiëröiri uitwéndig bp gëenerleiéwijze te voelen was. , , „ • In deeze Gevallen wettigen de toevallen' dei Beklemming den Heelmeester, zekerlijk tot het doeli der Konstbewerking. Ik zou ten minstén den genngsteh twijfel niet gehad hebben, om het Ge: zwel te openeni Deeze opening kan op geenerleië wijze éehig nadeel toebrengen. Als 'èr in het . ... Gi: {«) Meiihl Öbfetv.itid Enquiries, Hl. iVi  &| V E R II ANDELINC Gezwel niets als cefle gezwolle Klier ligt, dan is. zij niet alleen zonder gevaarlijke gevolgen , maar,' zelfs van groote nuttigheid. De Heelmeester heeft' dim reden om re denken, dat de toevallen eener be-.klemde Breuk, door een Darmwee dat uit inwendige oorzaaken ontftondt, voorkomen, en wordt' daar door in iiaat gefteld, om het Gebrek behoorlijk te' behandelen. 'Vindt hij een Breuk in het Ge-' zwel, dan redt hij door de Konstbewerking het, Leeven van den Lijder, In zul!: een twijfeliigtig geval, als het zoo even aangehaalde is, raade ik altoos aan, het Gezwel te openen. Deeze Konstbewerking is in geen Geval zonder hut, en gaat nimmer met gevaar gepaard.' Maar de Heelmeester moet, als hij naa het openen van de Huid een Klier vindt, niet terftond van een verder ouüorzuck r.fzien, noch zig daarmede vergenoegen dat hij eene Klier gezien 'heeft, ma:;r hij moet ook agter de Klier een naauwkeurig onderzoek doen ? gelijk uit de even aangehaalde Gevallen op te maaken is. Eene gezwolle Lieschklier, agter welke, gelijk inliet voorgaande Geval, eene kleine Breuk b$ti kan ontfteeken eii veretteren. De Etter kan ,' hij niet fchielijk onrast wordt, den Breukzak doorknaagen, cn zelfs' den Darm befchadigen: of ce Heelmeester , die den Etterzak opent, kan den daar agter liggenden Darm kwetzen. De Heer Eller Ca) verhaalt een 'Geval waar dit gebeurd is. In de meefte Gevallen zal de Bedagtzaamheid den Heelmeester voor deeze Gebreken beveiligen , want een Darm die agter zulk' eere 'Lieschklier ligt, kan alleen door een onvoorzigfjg gebruik van ■" ' " ' hety "(<0 Medldnifch CbirsrgifcbeWahrBeaHjugen, p. 20.  over de BREÜKEN. 1$ het Lancet, gekwetst worden. En gefteld zijnde dat de misflag begaan is, zoo zal de Heelmeefter denzelven altoos, terftond ontdekken, en dikwijls weder te regt kunnen heipen. Dit bewijst een Geval dat de Heer Heister (ö) verhaalt. Een Heelmeester hieldt een kleine Darmbreuk voor een verzwoore Lieschklier, opende .het Gezwel en kwetste den Darm. De wonde genas zonder eenige zwaarigheid of kwaade gevolgen. De Dijcbreukbanden zijn volkomen van dezelfde gedaante, als de Lieschbreukbanden, alléénlij'k is hunne Hals natuurlijkerwijze korter, om dat deeze Breuk nader aan de Heupbeenderen ligt; als dé Lieschbreuk. Ook moet de Pop van. de Dijcbreukj banden iri de breedte langwerpig zijn'. Als zij vari boven haar beneeden te lang is, -dan drukt zij de Dije en belet derzelver beweeging, of zij wordt^ zoo dikwijls de Dije ppgeligt woidt, in;de hoogte gefchooven, en van de Breuk afgetrokken!. Voorts moet de Pop van een Dijëbreukband zoodanig gerigt zijn, dat haarejnwendige oppervlakte fterker opwaards ftaat als bij een Lieschbreukband, om dat de Buik hier doorgaands méér vooruit fteekt, als in den omtrek van de Buikring; nogthans moet men vooral naauwkeurig letten, dat hé onderfte rand van de Pop de Dijëvaten niet te fterk drukt, en eene Zwelling eh Doofheid in de Beenen veröorzaakt. , . De Dijëbreukeri worden even Zoo ligt en hevig beklemd als' de Lieschbreuken. De Heer, L A Blanc meent waargenomen te hebben, dat eene beklemde Dijëbreuk niet zoo rood en gevoelig is als een Lieschbreuk; en dat bij de eerfte de Onderbuik niet zoo zeer gefpannen is, als bij de „ laatste: (O DiJJertatie dt Herhica' incarctrata, Helmflitd 1728. F a  84 VERHANDELING laatste: maar ik begrijp niet regt om welke Rede* ren. Dit alles is het gevolg van eene hevige Be^ klemming, en een Dijebreuk kan even zoo hevig beklemd worden als een Lieschbreuk; eh inheide deeze Breuken zijn ook dezelfde Deelen bevat. Een beklemde Dijebreuk wordt met dezelfde Middelen en op dezelfde wijze behandeid als een Lieschbreuk. De drukking bij de Taxis moet vooral na den Navel gerigt zijm Nogthans geldt ook hier de Regel, om de rigting van de drukking op alle mogelijke wijzen te veranderen, als men door de eerlle rigting het inbrengen van de Breuk niet bevorderen kan. 'Er zijn met de Band van Poupart eehigé Vleeschvezelen veréénigdt, die uit de breede Zwagtelfpicren, fascia lata, voortkomen, en de Band van Povpart, voornaamlijk als de Dije regt uitgeftrekt is, nederv/aards trekken, de Beenderen doen naderen, en daar door de opening onder denzelven verminderen. Hier uit blijkt, hoe noodig het zij om bij de Taxis de Dijë van den Lijder, aan die Zijde,*waar de Breuk is, zoo veel als mogelijk op te ligten en te buigen. Hier door worden duidelijk de gemelde Vezelen, der breede Zvvagtelfpier veïfiapt, de opening onder den Band van Poupart verwijd, en het inbrengen deiBreuk gemakkelijker gemaakt. De Konstbewerking van eene Dijebreuk is, iri het weezen der zaake, van die eener Lieschbreuk niet onderfcheiden. Naa het doorfnijden der Huid, vindt men dikwijls verfcheiden Lieschklieren, die men zoo veel mogelijk met het Mes mijdt. Bij het doorfnijden van den Band van Poupart loopt men hier altoos gevaar, om de Buikflagader, Arla-ic Kpigaflrica, of ook bij Manspel-  over de BREUKEN: 85 perfbnen de Z'aadvaten , Fafa Spenvatica, t« kwetzen. Hierom vermijdt men zeer gaarne deeze Snede, als het maar eenigzins mogelijk is. Met dit Oogmerk- moet men de Handgreep, die ik in het eerfte Deel, Bladz. 173. en ver-valgens' befchreeven heb, met alle vlijt en ernst verrigten , om de Darm, zonder het doorfnijden van den Band, te rug te brengen. Als deeze Handgreep niet gelukt, heeft men hierom nog niet noodig , terftond den Band door te fnijden. De Vleeschvezelen die uit de fascia lata in den Band van Poupart gaan, fchijnen dikwijls de eenige Oorzaak der Beklemming te zijn, terwijl zij den. Band nederwaards trekken. Men heeft ten minften gezien, dat de- Beklemming terftond geheel ophieldt, naa dat men deeze Vezelen doorgefneeden hadt. Dit hebben de Heeren Gunz en Bertrandi waargenomen. En als dit ook niet toereikend; is, dan kan men met de Haak, die de Heer Arnaud (0) reeds aangepreezen heeft, en welks Gebruik en Gedaante ik in het eerfte Deel op Bladz. 201 befchreeven heb, de Band van Poupart opwaards na. dei* Navel trekken, en daar door de opening onder denzelven verwijden, en den Darm te rug tragten. te brengen. Maar als alle deeze Proeven vrugteloos zijn, dan-moet men eerst den Band van Poupart doorfnijden. Veelen raaden aan-de Snede opwaards en buitenwaards na, het Heupbeen toe, te rigten. Ik heb reeds gezegd, dat de Dijëvaten aan dè uitwendige 2ijde van.de Breuk gevonden worden. Als men dus de Snede daar heen rigt, dan fnijdt men zeer waarfchijnlijk de Buikflagader-, Arteria Epigafri'- y ■ ' flfö (a ) Mem. de Chir. p. 754 fc? p. .786. Tab. li. fig. 5. 3  § tV^ly --(«2 ) De Hernïit, p. 77. F 4 i  as VERHANDELING teloos zijn, daar het hier op Dood en Leeven aankomt? . r' • lk moet ook nog erïnneren, dat het Bloed uit de gekwetste Slagader, fomtijds niet door de uitwendige Wonde vloeit, maar opwaards in de holr hgheid van den Buik dringt. Een onoplettend Heelmeester ontdekt in zulk een Geval dikwijls niet eens, dat dé Slagader gekwetst is, en de Lij-' der fterft na de Konstbewerking onverwagt. Zoo noodig is het dus, om alle'de Regelen en Handgreepen, die den Heelmeester van-de noodzaakelijkheid ontflaan, om den Band van Poupart door te fnijden , • op hét naauwkeurigfte waar te neemen, en, als het doorfnijden van deezen Band niet vermijd kan worden, zig vooraf van die Middelen 'te voorzien, waar door de Bloedftorting gefluit kan worden, gelijk ook den Lijder'na de Konstbewerking naauwkeurig te onderzoeken , eer men, ten ppzigte der Bloedftorting, buiten vrees kan zijn. ■ ^ ' ■ 1 Plet agterfte en uitwendigfte Deel van den Breukzak, ligt'onmiddelijk op de groote Dijëvaten, en is doorgaands met dezelven vast veréénigd. Hierom moet dit Deel van. den Breukzak, bij de Konstbewerking, op het zorgvuldigfte gefpaard worden, want eene-kleine' niets beduidende Snede in het zelve, dringt ligtelijk tot in de Dijëvaten door, inzonderheid als de Breukzak zeer, dun is. ■ - , ■ • . • De Affcheiding en Afbinding van den Breukzak , die gelijk ik reeds in het eerfte Deel Bladz. 318 en vervolgens érïnnerd heb, van fommigen, met oogmerk op eene volkomene Geneezing bevolen'wordt, heeft hiéröm bij de Dijëbreuken nog veei minder plaats, dan bij Lieschbreuken, want - - n e BREÜSBE 9* der verwijderd, zoo dat 'er als eene tusfchenruimte tusfchen dezelven ontftaat, waar door fomtijds. een Breuk kan doordringen. Dit kan vooral gemakkelijk gefchieden, als de uitrekkende Oorzaak hevig is, en dikwijls en lang werkt, gelijk in het. Geval van eene herhaalde en-kort op elkander volgende Zwangerheid. Nogthans. fchijnt het, dat eenê. Breuk ook op. deeze Wijze fomtijds fchielijk ontftaan kan. Heister verhaalt een Geval van eene Vrouw, die, toen zij in de zevende Maand haarer Zwangerheid , een zwaaren last van den Grond wilde optillen, eene Buikbreuk, kreeg. De Heer. Gunz heeft dergelijke Breuken bij Jongens zien ontftaan,, die zig met de eene Hand aan een tak van een Boom vast hielden, en hun Lighaam regt uitgeftrekt lieten afhangen. In zulk eenen ftand van het Lighaam, wordt de Bundel der Buikfpieren duidelijk zodanig van elkander getrokken, dat 'èr, als den Adem te gelijk ingehouden wordt3 gemakkelijk eene Breuk tusfchen dezelven doordringt. ... Dus dringt de Breukzak, in deeze Gevallen, door eene Spleet tusfchen de Vezelen der Buikfpieren, die daar natuurlijker wijze niet is, maar die de Breuk zig zelve maakt, terwijl zij deeze Vezelen van elkander verwijdert. Als de Breuk in den omtrek der witte Linie doordringt, dan is deeze Spleet peesagtig , maar als zij in tegendeel in eene van derzelver zijde doordringt, dan is zij doorgaands zagt , vleeschagtig en meégeevcnde. In het laatste Geval wordt zij door het uitzakkende ingewand van den Onderbuik dikwijls zeer ver- * ( a ) DiJJertatim de Hernia incarcerata fuppurata-. Helmfiads I.75J.  VERHANDELING verwijd en uitgerekt, en hierom worden deeze Breuken in korten tijd doorgaands zeer groot en krijgen eene veel breeder bajh, als eenige andere foort van Breuken. Dit heeft in die Buikbreuken geene plaats, die doos eene peesagr>e Spleet uitzakken. Dus draagt zig dit Geval doorgaands toe; dat is, de Buikfpieren hebben meeftll geen deel aan deeze Breuken, dan voor zoo verre zij eene Spleet maaken, waar door de Breuk dringt. De Breukzak ligt bij gevolg altoos onmiddelijk onder de. uitwendige Huid. Maar fomtijds gebeurt het, dat, de Buikfpieren te gelijk met het Buikvlies uitgerekt worden ; en hier bellaar de Breuk , als het ware, uit eenen drievoudigen Zak: de uitwendigen wordt gemaakt door de Huid, de imvendigen-n d.? ? het Buikvlies ■> en de middelden dooide Buikfpieren. Van deeze foort zijn die groote Breukgehjke Gezwellen, die doorgaands een groot gedeelte van den omtrek des Onderbuiks inneemen, en. eene zeer breede bafis hebben. De Heer Henk el (a) fpreekt van verfcheiden zulke Breuken. Eéne derzelven nam het geheele voorfte. gedeelte van den Onderbuik van de Borst tot de Schaambeenderen in, en hing gelijk een grooten Zak tot op. de Kniën nedenvaards Eene zwangere Vrouw had dergelijk eene Breuk die de Heer Henkel hierom door de Konst verlosfen moest. Na de Verlosfing was d^ voorfte omtrek van den Onderbuik dcrwiize verflapt dat men denzelven met de Hand diep in de hoUter heid van den Buik kon drukken. Deeze groote Gezwellen ontftaan naa hevige al- ge- C*X Chirurgifche Operationem, virtes Stuck, -pae. 67. nnd 76. * 1 °' v'  Mei de BREUKEN, j| s;emecne uitrekkingen van den Onderbuik, gelijk Mj voorbeeld in de Zwangerheid, de Waterzugt-, of eene fterke vermagering van het Lighaam naa voorgaande Vetheid, zij hebben altoos eene zeer breede bafis, en worden niet beklemd. Daar 'er bijna geene plaats in den geheelen omtrek van den Onderbuik is , waar geene Breuk ontftaan kan, is 'er ook bijna geen Ingewand in denzelven , dat men niet fomtijds in zulk eene Breuk kan vinden. Men heeft 'er de Lever, de Milt, de Maag, de Lijfmoeder ih gevonden. En men vindt 'er doorgaands meer dan een deezer Deelen te gelijk in, want zij zijn gemeenlijk zeer groot j vooral als zij zonder Breukzak zijn, en door een vezelagtige Spleet uitzakken , in welk Geval de uitzakkende ingewanden bijna geenen tegenftand vinden. De Breukbanden , die men bij deeze Breuken gebruikt, zijn gelijk dè Navelbreukbanden; maar zij moeten doorgaands zeer groote Poppen hebben. Ik heb zoo even gezegd, dat de bafis der Breuk dikwijls zeer breed is, en de Pop moet altoos zoo groot zijn , dat zij deeze geheel bedekt. Zij moet dus altoos breeder zijn als de ïafis der Breuk, of als de Opening, waar door de Breuk uitzakt; De Buikbreuken worden niet ligt beklemd, om dat de Opening, waar door zij uitzakken, zagt en meêgeevende is. Ondertusfchen kan 'er nogthans fomtijds, voornaamlijk, door ophooping der Drekftoffen, cn als de Breuk op de witte Linie, en bij gevolg haare opening peesagtig is, eene Beklemming ontftaan. De Heer la Chausse (a) verhaalt (3) Dijfert.de Hernia Ventriali, §. 22.v.JhUeri Dijfcrt. Qlijrurg. Tem. III. pa$t 2«7. -  $J VERHANDELING haalt zulk een Geval. Maar deeze Beklemmingen zijn meerendeels niet hevig, nog met groot gevaar gepaard. Zij worden als de Beklemde Navelbreuken behandeld. Bij de Konstbewerking moet de Heelmeester indagtig zijn , dat deeze Breuken dikwijls zonder Breukzak zijn, en hij moet hierom de Huid; agter welke, in zulk een Geval, dch Darm onmiddelijk bloot ligt, vocrzigtig doorfnijden. Als de Breuk zonder Breukzak is, liggen de Darmen of het Net, m het Vetvlies, onder de Huid, en zijn daar doorgaands zoo aangegroeid, dat Zij 'er vaiï afgefcheiden moeten worden. Ja het kan fomtijds gebeuren , dat de Darmen op eenige plaats vast aan dé Huid gegroeid is, en terftond bij de eerfte infnijding gekxvetst wordt, als de Heelmeester juist die plaats der Huid opent. Het zal zelden noodig zijn, de Opening van den Breukzak, of de Spleet in de Buikfpieren, door eene Sneede te verwijden; de laatfte is doorgaands zoo rekbaar, dat de Vinger, volgens het Voor* fchrift van la Blanc gebruikt, of de Haak van Arnaud dezelve doorgaands genoegzaam verwijden zal. Maar indien 'er fomtijds eene infnijding noodig is, dan moet de Heelmeester bedagt zijn, om de Buikflagader, die misfchien nabij ligt, niet te kwetzen, en de Vezelen der Buikfpieren; 200 mogelijk, niet dwars door te fnijden. Op eene volkomene Geneezing is hier zelden te denken, naardien de Opening van den Breukzak, en de Spleet in de Buikfpieren doorgaands zoo wijd is , dat her bijna onmogelijk fchijnt; die beidert. te fluiten. En niet alléén moet dé Hals des Breukzaks, maar ook de Spleet in de Buikfpieren geflooten worden , als' 'er eene volkomene Geneezing zal volgèft. Bij kleine en ver-  • ver be BREUKEN.. j& vcrfchc Breuken zal dit misfchien kunnen ge* fchicden'. HET ZESDE HOOFDSTUK. Van de Rugbreuken. J3it is eene zeer zeldzaame Breuk. Zoo veel ik weet is zij tot hier toe maar eens , en wel van den Heer Papen («) waargenomen en befchreeven. Dus kan ik verder hier in niets doen, dan dat ik mijne Lezeren de Waarneeming van deezen Geneesheer mededeele. Hij vondt deeze Breuk in het Lijk van een fterk Viouwsperfoon van vijftig jaaren, die geregtehjk geopend zöu worden. Uitwendig zag men een groot Gezwel, gelijk een Zak, van den Aars tot aan de Kuiten afhangen. De uitwendige Huid was op dit Gezwel gefpannen, glanzig, en met veele dikke Bloedvaten voorzien. Het Gezwel was eene Eüc lang , en had de gedaante eener langwerpigs Vies. Zijn onderfte gedeelte was het dikfte, opwaards wierdt het dunner; en aan de plaats van zijnen oorfprong was het allerdunst. Aan zijn begin ftrektë het zig uit van de regter zijde der opening van de Aars, over de groote Billpier, Musa;(us GluUus Major, tot aan het Heilig Been, Os Sacrum^ en zijne grondvlakte was langwerpig tond. Toen (a~) Epiflvla «B Halterum dejlupenda Hernia Dórfali, v. ■Heller. Dins>-i..LV,n,rg. T.m, ll\, h 2*i-  *>o* VERHANDELING Toen men den Zak, in zijne geheele lengte I door eene infnijding geopent hadt, kwam 'er ter' Hond eene ongelooflijke menigte Darmen benevens het Net te voörfchijn. Behalven deeze Deë^ len en wat geelagtig Water, was 'er niets in deezen Zak te vinden: Men lag hier op het Lighaam op den Rug, en opende den Onderbuik. In de holligheid van den Buik was bijna geenen Darm te vinden. De dunne Darmen lagen gezamentlijk in de Breuk, en het Darmfcheil, Mefenterium, was buitengewoon gefpannen en uitgerekt. De Maag lag loodregt midden in de holligheid van den Buik, en de twaalfvingerige Darm in dè opening van den Breukzak. Bier vondt men ook het onderfte gedeelte van den karteldarm, en het grootste gedeelte van den Regten Darm. De blinde Darm was naast het bovenfte gedeelte van den Karteldarm in de Breuk. De Lijfmoeder lag fchuinsch naar de opening des Breukzaks gekeerd ; en het regter Eiernest; dat vol verhardingen en Waterblaazen was , lag* naast de trompet vah Fallopius in dè opening des Breukzaks. Toen men alle dè Darmen weggenomen hadt, verfcheen de Opening , waar door deeze ongehoorde Breuk uitgezakt was. Zij was aan de regter zijde Van de opening van den Aars eh vah het Staartbeen , en ftrekte zig uit tot aan het Heilig Been; en men kon, met weinig moeite, den Vinger door dezelve onder in den Zak bréngen. ; Van de Lëvensgefchiedenis van dit Vronwsperfoon , kon dè' Schrijver rnaar zeer weinig narigf bekomen. Men verhaalde hem, dat zij eerst ijooi tien jaaren een klein Gezwel , ter grootte van een Hoenderei, aan de opening van den Aars hadt, waargenomen, en dat dit GezweJ langhaam tot  Óver de BREUKEN. # de tegenwoordige grootte aangegroeid was. Zoo dikwijls zij ter Stoel ging, moest z'rj het Gezwel met de Hand onderfteunen , eri naar de flinker zijde trekken. HET ZEVENDE HOOFDSTUK. Van dè Jlan-geboorene Breuken. l[]):'eze Breuk is eene ontdekking der laatere Ontleed- en- Heelkundigen; maar ook over het geheet êeue ontdekking, dien van meer belang is voor de Natuur- en- Ziektekundigen, dan voor den oefie» tienden Heelmeester', Het is een Lies"ch- of- Balzaksbreuk; die boven dé andere Breuken van deeze foort dit eenige bijzondere heeft, dat het uitgezakte gedeelte van den Darm of hét Net, onmiddelijk in aanraaking is met den Bal,, of; om duir delijker te fpreeken, dat de uitgezakte Darm, en df bloqte Bal, die alleenlijk maar met zijn Schederok, Tunica albuginea, bedekt is, in een en denzelfden Zak bij elkander liggen; daar ariders in dö gewoone Gevallen , eik van deeze Deelen in zijnen eigenen Zak ligt, haamelijk de Darm in den Breukzak, en de Bal in zijne Schederok, en beide deeze Zakken geheel van elkander onderfcheiden zijn, en door niets met elkander gemeenfchap hebben . ... Bij de Kohstfcwëriung op Breuken hadden dé tl. Deel, G Heel-  1)3 VERHANDELING Heelmeesters dit zeldzaam verfchijnzel niet zeldeft waargenomen, zonder het zelve te kunnen verklaaren. Eenigen verklaaren het op de volgende Wijze-. Het is bekend dat itt de gewoone Gevallen def Balzaksbreuk, het onderfte en agterfle gedeelte van den Breukzak, op de Schederok dèr Ballen ligt. Het kan gebeuren , dat deeze beide Zakken vast aan elkander kleeven; en dat dan door Verëttering of eenig ander uiterlijk geweld, eene Opening in deeze Zakken ontftaat, ter plaatze waar zij ,aan elkander gekleefd zijn, door welke opening, een gedeelte der Ingewanden die in den Breukzak liggen, in de holligheid van de Schederok dringt, en onmiddelijk in aanraaking komt met den Bal; en waar door beide de Holligheden met elkander gemeenfehap hebben, en als in ééne éénige Holligheid veranderd Worden. Dat dit nu indedaad fomtijds gefchiedt, is buiten allen twijfel; en ik heb reeds in het eerfte Deel deezer Verhandeling, Bladz. 8 Waarneemingen bijgebragt, die dit bevestigen* Ondertusfchen ontdekt men altoos in deeze Gevallen duidelijke Spooren van één Middelfchot, dat oorfpronkelijk tusfchen de beide Zakken was; men zag duidelijk , dat dit geheel, niet ééne enkele holligheid was ; maar dat 'er indedaad twee Holligheden door eene Opening' met elkander gemeenfehap hadden. Daar men in tegendeel, van het Geval , waar van hier gefproken wordt, duidelijk zag ; dat het geheel maar één Zak, maar ééne Holligheid was. JMen bleef dus, ten aanzien van dit Verfchijn-» zei, in twijfel en onzekerheid, tot dat de Heeren van  over. i)Ê BREUKEN. 99 van Haller, (a) Hunter, (l>) Pott, (c) Arnaud, (y/) Lobsteys (?) en anderen meer, de zaak in vollen dag zetten. Deeze Ontdekkingen 'zijn voor den oeffenen&en Heelmeester van weinig nut; hy verrigt de Konstbeweiking op , en behandelt deeze Breuk gelijk andere , alléén , het geen men van zelfs begrypt, met dat onderfcheid, dat hy de Ballen , die bloot in de Breuk, liggen behoedzaam behandelt. Ondertuffchen heeft de Heelmeester het genoegen, dat hij begrijpt op welk eene wijze deeze Breuken ontftaan, en het Voordeel, dat hij zekere bijzondere toevallen, die zig fomtijds bij deeze Breuken vertoohen, kan vciklaaren. ' Daar het mijn Oogmerk hier niet is, om dé Deelen, die in deeze Breuk bevat zijn, en de.veranderingen die zij ondergaan, naauwkeurig te befchrijven, wijze ik met dat oogmerk mijne Leeëers naar de even .aangehaalde Schrijvers, eh vergenoeg mij hier alléén, met hetgeen de oeffenende Heelmeester daar' van noödig heeft te weètetfi Deeze Breuk, ontftaat öp de volgende wijze.' ; Het is bekend dat de Ballen in eerstgeborene Kinderen, zodanig in de holligheid van den Buik onder de Nieren liggen , dat zij wel buiten den Zak van het Buikvlies gevonden worden, maar nogthans, êvert als' de LeVer en andere Ingewanden, Ca) Opera Pathalogica,, p. 31.1. en Cmnmerchim Liietaruim Noricum Ann. 1735. Hebd. 14. p. 1$]. en Ann. 1737. Hebd. 1. p. 3. . (b) Mcdical Commentarits Pari'. I. Londen 1762. p. 70.. . (r ' kan naast den Breukzak van de aangeboorene Breuk onder m den Balzak vallen. Dit Geval heeft de Heer Arnaud (b) waargenomen. Of er kan, ook door de Vleeschvezelen van den bovenften rand des Buikrings een Breuk in den Balzak dringen; een Geval, waar van ik reeds in het eerste Deel, Bladz. 27 melding gemaakt heb Maar dat er door den Buikring zeiven tvyee Breu ken , elk met haaren eigenen Breukzak voorzien; m den Balzak zakken, houde ik bijna voor onmooglnk. De Behandeling der aangeboorene Breuken he* zij dezelven beklemd zijn of niet, is van die der gewoone Breuken geheel niet onderfcheiden De Taxis wordt gelijk gewoonlijk verrigt; een gewoone Breukband wordt öp de gewoone wi?ze gedraagen; en de Konstbewerking op deeze Breuk' Y,^,.^ 0p de ëewoone wijze uitgevoerd. Alleenlijk moet den Heelmeester den Bal, die bloot; f O CJürurgical Ohfervatimis, p. 144. (Ó Memoires de Chirurgie, p. 57 Ff' 79.  o v ë s. t> ë BREUKEN. 109 btoot in den Balzak ligt, mijden; dog dit vereischt bijna geene bijzondere erinnering. De Heer Arnaud (o) prijst aan, om bij elk Verband, een Wiek, in eenig geestrijk Vogt gedoopt, op den Bal te leggen, om denzelven voor de indrukken van de Lugt en des Etters te befchermen, en verzekert, dat hij, als men deezen raad verzuimt, ligtelijk ontfteeKt,, verettert en veele fponsagtige Uitwasfen verwekt. De Breukzak van een aangeboorene Breuk is dikwerf zeer dun; In het Geval, dat de Heer Meckel (&) befchrijft, was hij zoo dun, dat men naa de opening van de Huid , het Net zeer duidelijk door den Breukzak zag fchijnen. De Heer Arnaud (c) vondt eens bij de Konstbewerking op zulk eene Breuk bijna geheel geenen Breukzak. Dezelve was naamelijk zoo dun en zoo vast aan de uitwendige Huid gekleefd, dat men bij de eerfte infnijding, terftond de Huid en de Breukzak doorfneedt, en de Breukzak naauwlijks ontdekte. Het is noodig, dat de Heelmeester dit weet, op dat hij de Huid voorzigtig doorfnijde, en niet onverhoeds den Breukzak opene, en den Darm kwetze. Nogthans is de Breukzak ook niet altijd zoo dun. De Heer Locstein (j) vondt denzelven eens bijna vleeschagtig. De volkomene Geneezing van de aangeboorene Breuk, flaagt doorgaands gemakkelijk en fchielijk. De Natuur is al te zeer geneigd, om deezen Buis tan het Buikvlies te fluiten, dan dat zij dit oogmerk (a) L. e. p. 59, not. A. ( b ) Traüatus de morbo Hernioft, öfc. {t) L. c. p. 52. (d) Di£eriat. fit, p. 8t . ■ ; -  tïo VERHANDELING merk niet bereiken zoude, als zij hïer in naa het inbrengen van de Breuk voorts niet belet, maar Veeleer door het gebruik van een Breukband geholpen wordt. De Heer Arnaud (a) verzV Jsert, dat dit dikwijls in veertien Dagen volbragt is. In het bijzonder heeft men reeden om zulk eenen gelukkigen uitflag te verwagten., als het Kind nog zeer Jorig is, en de Natuur de neiging van den Buis des Buikvlies om zig te fluiten no»' met verboren heeft. Hoe ouder de Lijder wordr hoe meer de Natuur de gefchiktheid om zig te fluiten verliest. Somtijds verzamelt 'er Water in aangeboorne Breuken. Indedaad eene wezenlijke maar bijzondere Waterbreuk van de Schederok der Ballen; want men kan het Water ih den Onderbuik te rug drukken. Als het Water zig, geduurende het gebruik van een Breukband, ophoopt, kan de Heelmeester, op'het, eerfte verfchijnen van-het Gezwel, zeer ligt in het denkbeeld komen, dat een ftuk van dea Darm of het Net onder den Breukband doorgedrongen is: dog het duidelijk fchomnielen ontdekt fchielijk de gefteldheid van het Gezwel. De Heer Arnaud verzekert, dat dit Water doorgaands van zelfs verdwijnt; ten minsten heeft men géene reden, om terftond tot eene Konstbewerking te befluiten. Kinderen van het Vrouwelijke Geflagt hebben ook fomtijds eene aangeboorene Lieschbreuk (b). Bij deezen vindt men ook een Buis, die döor het Buikvlies gemaakt wordt, terwijl het door den Buikring uitzakt, en in een blinden Zak eindigt Deeze Buis is zelden meer dan een halven Duim lang; ia) L. c. p, 71. (2>j) AsjiiUD Memoires de Chirurgie, pag. 8, ntt. A.  over de BREUKEN. U% lang. Nuck, dië denzelven eerst wil waargenomen hebben, verzekert, dat hij niet in alle vrouwelijke Kinderen gevonden Wordt. Schoon men niet weet waar toe deeze Buis dient, kan men nogthans hier uit verklaaren , waarom Kinderen van het Vrouwelijke Geflagt; in de eerfte Jaaren der Kindschheid zoo zeer aan Lieschbreuken onderworpen zijn, daar het bekend is, dat de Vrouwen, in de volgende Tijdperken haares Leevens, bijna alléén aan Dijëbreuken onderhevig zijn. Insgelijks kan men hier uit het ontftaan der aangeboorene Breuken bij Meisjes verklaaren, die voor het overige veel zeldzaamer zijn als bij Jongens, en in het algemeen niets bijzonders hebben, en van de gewoone Breuken geheel hiet onderfcheiden zijn. HET AGTSTE HOOFDSTUK. Van de Breuk der Lijfmoeders-Schede. ][3oor de onderfte opening van het Bekken, zakken ook fomtijds de Ingewanden , die in de holligheid van den Buik gevonden worden, uit, en vormen een Breuk aan het onderfte gedeelte van het Onderlijf. Ondertusfchen zijn deeze Breuken zeldzaamer als die, waar van ik tot hier toe gehandeld hebbe, en zijn eerst van de nieuwere Heelkundigen waargenomen en befchreeven. Zij zijn van vierderleië foort. Somtijds zakt de Breuk door het eironde gat van het Heiligbeen; (bertiia foraminis ovalis.) Dit is een zeldzame Breuk, waar van ik- in een bijzonder Hoofdftuk zal handelen, Som-  ï*a Verhandeling Somtijds zakt een Darm tusfchen de Blaas, of* bij Vrouwsperfoonen tusfchen de Lijfmoeders"Schede en den Endeldarm uit, en verwekt eert Gezwel in den Bilnaad , dat een Bilnaadsbreuk, Hernia perinati, 'genaamd wordt. Somtijds zakt de Bodem der Baarmoeder door dcrzelve'r Mond in de Lijfmoeders - Schede en vormt een Zak, waarin Darmen of het Net' liggen. Dit Geval noemt men Wel doorgaands eene Uitzakking of Omkeering van de Lijfmoeder; Ondertusfchen verdient Jiet indedaad fomtijds veel meer den Naam van een Lijfmoeders - Breuk, Entero'cele byfterica\ Eindelijk Wordt fomtijds door den uitzakkenden Darm eene zijde der Lijfmoeders • Schede in e^n Gezwel uitgerekt; en dit is de Breuk van de Lijfmoeders- Schede, waar van ik in dit Hoofdftuk zal. handelen. De Heer Garen geot(c) fchijnt de eerfte te zijn, die deeze Breuk naauwkeurig waargenomen, en duidelijk befchreeven heeft. Een Darm kan door den Buikring dringen, en zoo diep onder de uitwendige Bekleedzelen neerzakken, dat hij niet, gelijk doorgaands, in de uitwendige Lippen der Schaamelheid, maar ageer de opening der Lijfmoeders-Schede eene Breuk veroorzaakt. Dit is geene Breuk van de LijfmoedersSchede, maar een Lieschbreuk. De Breuk der Lijfmoeder-Schede ontftaat op de volgende wijze. Het is bekend dat het onderfte gedeelte van het. Buikvlies den Bodem der Blaas en der Lijfmoeder, en de voorfte oppervlakte van den Endeldarm bedekt. Tusfcheu den grond der Lijfmoeder en den Endeldarm, gelijk ook tus- k*) Mem; 4tlAca.fr. de Chir. dè Paris, Tm.l, ^£.707.  over de BREUKEN. u| fcheri den bodem der Blaas en die der Lijfmoeder, js eene holligheid, die door den afiland van deez de inwendige .Huid der Schede m haaren gantfehen omtrek uitgezakt is, gelijkt het na eeu Worst, dat isj het Gezwel, dat'bet veröorzaakt, heeft in het midden eene opening; om van andere onhandigheden, die bij alle Breuken waargenomen worden, te zwijgen. ' Als de Breuk groot is, en agter de Lijfmoeder zeer diep tot aan het onderste gedeelte der Schem mt > ffherdt zij fkn Endeldarm zodanig Van de  • ver de BREUKEN. iti de Schede af, dat dezelve niet genoeg meer vast* gehegt is,.en door den Aars uitzakt. Zulk een Geval heeft de Heer de Ha en (<•/) waargenomen. De Vrouw hadt twee Gezwellen in de Schede ; het eene was een Darmbreuk, het andere een Blaasbreuk; en behalven deezen nog eene uitzakking van den Aars. In de Schedebreuk ligt doorgaands de omgewonden Darm, Ileum. Nogthans heeft men fomtijds, den blinden Darm, Ccecum, cn den Kronkeldam, Colon , daar in gevonden. De Heer Levret (£) vondt 'er eens de Romeinfche S in. De Breuk blijft bijna altijd in de Schede: nogthans heeft men haar fomtijds buiten dezelve zien hangen. Smellie (c) {preekt van een Geval, daar de Breuk zoo groot was, dat zij de Geboorte verhinderde. Alles wat de Heelmeester bij zulk eene Breuk doen kan , beftaat daar in , dat hij haar te rug brengt, en belet weder uit te zakken. Het te rug brengen der Breuk is doorgaands zonder zwaarigheid, en vordert niets, van de zijde dés Heelmeesters, dan eene maatige drukking met den Vinger, en van den kant der Lijderesfe, eene horizontaals ligging. Als de . Breuk tusfchen-de Blaas en de Lijfmoeder doorgedrongen was, zou ik de Lijderesfe op den Rug laaten liggen, om dat de Lijfmoeder in deezen ftand tegen den Endeldarm zakt, en hierom het inbrengen van de Breuk minder hindert. In dat Geval in tegendeel, waar de Breuk zig tusfchen den Endeldarm en de Lijfmoeder bevindt, (a) Ratio medendi, pars. I, Cap. 7. (fcj Des Po:y?es, p. 154. Smellie Übfervations in Midwifery, vol. II. p, 14$,'  ma VERHANDELING vindt, zou ik de Lijderesfe om dezelfde redenen op de EHeboogen en de Kniën laaten liggen De Borst moet in beide Gevallen laag, maar de Billen zoo veel mogelijk verheeven zijn. Daar deeze Breuken zig nogthans doorgaands zeer gemakkelijk en bijna in eiken ftand van het Lighaam te rug laaten brengen, heeft de Heelmeester zelden reden, om, ten aanzien der ligging, zeer naauwkeurig te zijn. Het is doorgaands genoeg, als de Lijderesfe in eene horizontaale ligging geplaatst wordt, en het geen ik kort te vooren in opzigt der ligging gezegd heb, zou misfchien alléén in zulk een Geval noodig zijn, waar zig eenige zwaarigheid opdeedt. . Om voor te komen , dat de Breuk niet weder uitzakt, fteekt men een Moederring in de Schede. Ik heb een Vrouwsperfoon gezien, die dit oogmerk door een Borsdorper Appel bereikte. Zoo dikwils dezelve rot en onbruikbaar wierdt, gebruikte zij een verfchen. De Heer Vogel O) fpreekt van eene Vrouw , die met het zelve oogmerk een Laatkop in de Schede droeg. Men heeft ook met nut een ftuk Spons (6), in plaats van een Moederring gebruikt. De gedaante der Spons moet met de holligheid der uitgerekte Schede overeen komen. Men brengt dezelve, terwijl men haar fterk zamendrukt, in de Schede. De Spons is, ondertusfchen, tot dit oogmerk niet regt gefchikt. Zij is te zagt en meégeevend, dan dat zij bij eene infpanning der kragten, of dergelijk eene gelegenheid , de Breuk te rug kan houden; zij vult de geheele Schede op , en belet het uitvloeijen der Maandelijkfche zuiveringen; en eindelijk florpt zij alle (*) Over de Breuken, p. 33V V>) Gunz, p. 84.  «ver öe BREUKEN. 1*3 alle Vogten op, die in haar dik en fcherp worden-, en de Schede prikkelen en ontfteekcn. De gemeene eivormige Moederring, heeft wel deizc Ongemakken niet, maar hij heeft een ander gebrek , dat haar geheel onzeker , ja onbruikbaar maakt. Hij raakt de Schede alléén met eenen zeer ' dunnen Rand aan, en zal hierom, zelfs dan, als hij zeer naauwkeurig op de plaats der Breuk ligt, met geene zekerheid de Breuk inhouden ; want een fmalle Rand zal zelden de plaats der Breuk geheel bedekken. Dus zal de Breuk, in dit Geval, of ook als de Ring veifchuift, dat men op geene wijze beletten kan, naast den Moederring uitzakken, en dan door dien Ring beklemd worden. Dit gebeurde in het Geval van den Heer Garengeot. De Moederring moet dus eene Kegelvormige gedaante hebben , op dat hij de Schede in haare geheele lengte opvulle, en bij gevolg alle plaatfen bedekke, waar de Schedebreuk door kan dringen. Hij moet hol zijn, op dat alle vogtigheid onverhinderd uit de Lijfmoeder konnen vloeijen. Men moet wel zorg draagen , dat de bovenften rand van den Ring effen, glad en zoo breed zij als mogelijk , op dat hij de mond der Lijfmoeder niet fchuure of kwetfe. Op dat de Moederring, bij hevige beweegingen van het Lighaam niet uitvalle, legt men de Lijderesfe een T. verband aan , welks Beenriem de opening der Schede bedekt. Of men maakt aan den Ring eenen Voet, die men aan de Beenriem vast maakt. Men maakt deeze Ringen doorgaands van Kurk, en bekleedt dezelven met Wasch. De lieer Hoin (#) merkt aan, dat deeze Kegel, die (0) c. p. z6z.  '*24 VE RHANDELING die tamelijk hard, zeer ftijf en onbuigzaam is, de Lijderesfe, bij verfcheidene beweeginsen des Lighaams zeer lastig is, en raadt eenen"buigzaamen aan, die hij op de volgende Wijze bereidt. Hij windt om een Cylindcr van Hout, van behoorlijke dikte, een ftuk Linnen, en naait deszelfs twee landen aan elkander. Hier over windt hij een buigzaamen ijzeren Draad van maatige dikte, zodanig, dat elke omwinding van den Draad digt bij de andere ligt. Over den Draad ligt hij andermaal een ftuk Linnen , en hier over een derde , dog dit laatfte zeer los. Beide de laatfte ftukken Linnen worden, gelijk het eerfte, aan elkander genaaid. Hierop ftopt hij, tusfchen het tweede en derde ftuk Linnen, zoo veel Boomwol als mogelijk, naait de drie laagen Linnen, van boven en onder aan elkander, en trekt 'er de houten Cylinder uit. De Heer Hoin verzekert, dat deeze Cylindcr een graad van buigzaamheid heeft, dit met veel gemak gepaard gaat. Van deezen kant befchonwd, zal zij misfchien zeer goed en bekwaam zijn. Maar ik vrees, dat zij gelijk de Spons, de Vogten in de Schede opflorpt, en daar door zeer ras onbekwaam en onbruikbaar wordt. Men bereidt zulk eene Cylinder het allerbeft, Uit de veerkragtige hars, Refina elaftica, gelijk de Heer The den zjine buigzaame Cathctcrs. Deeze heeft geen een van die gebreken, die de voornoemde uitvindingen hebben, en zij voldoet aan alle de vereiscbien van zulk een Werktuig, De wijze waar op zulk eene Cijlinder bereidt moet worden, befchrijft de Heer Tiieden in zijnen Brief aan mij (ö). Zulk eene Cylinder is alléén, (O Zie mijne Chirurgifchc Bibliotheek, 4 Deel sSt. p. J20. • |  over de. BREUKEN. ïai lédn , ten opzigtfc der dikte en lengte , van den Cathetcr onderfcheiden, de overige bereidinge is dezelfde. Dan het is niet genoeg, dat men deeze Cylinder in de Schede fteekt, maar men moet dezelve ook bevestigen, en beletten dat zij 'er uit valt. Dit is misfchien niet noodig , bij Vrouwen die niet gebaard hebben ; de opening der Schede is bij haar zoo ftijf en naauw , en de Cylinder is zoo ligt, dat zij 'er niet gemakkelijk uit kan vallen. Maar bij haar, die verfcheiden Kinderen gebaard hebben, moet zij bevestigd worden. Die gefchiedt doorgaans met een T. Verband. Het gedeelte van dit Verband, dat tusfchen de Beenen door gaat, zal ik het Beenftuk , en dat gedeelte dat om het Lighaam gaat, het Lijf ftuk, noemen. Men maakt aan de Cylindt? eene Voet, en bevestigt die aan het Beenftuk van het Verband, en wel juist op die plaats, die bij het aanleggen de opening der Schede bedekt. Dit Verband belet nu wel dat de Cylinder niet kan uitvallen , maar het gaat nogthans met een zeer groot gebrek gepaard. Als de Lijderesfe het Lighaam fterk voorwaards buigt, moet noodzaakelijk het agterste gedeelte van het Beenftuk gefpannen worden, en bij gevolg de Cylinder agterwaards in de Schede trekken, en .fterk tegen den Endeldarm aandrukken. En omgekeerd, als de Lijderesfe zig regt opwaards rigt, of een weinig agterwaards buigt, wordt het voorste gedeelte van het Beenftuk gefpannen, en de Cylinder tegen de Schaambeenderen gedrukt. Om dit te beletten, moet men het Beenftuk die eigenfehap geeven, dat het zig kan verkorten en verlengen. Zulk een T. Verband met een veerkragtig Beenftuk heeft de Heer Juville uitgevonden. Hij heefs  1&6 VERHANDELING lieeft naamelijk aan het agterfie en voorsre gedeelte van het Beenftuk-een Veer gemaakt, waar door het zelve Zig verkort en verlengt. Zou het niec aan dit oogmerk beantwoorden, als het Beenftuk uit Reftna elaftica gemaakt wierdt ? Misfchien was "het niet eens noodig, dat het gantfche Beenftuk uit deeze Hars beftondr.; misfchien was net genoeg, als van vooren en agteren een gedeelte van dit Verband, uit dezelve vervaardigd wierdt. Tot meerder gemak moet het Beenftuk zoo wel voor als agter door een Gesp aan het Lij'ffiuk bevestigd, worden. Hierdoor heeft de Lijderesfe het voordeel, dat zij het Beenftuk afneemen kan , zonder m de noodzaakelijkheid te zijn, om ook altoos tevens het Lijfftuk af te doen. Zoo dikwijls zij ter Stoel gaat, moet zij ten minsten het a-terste .gedeelte van het Beenftuk los mar.ken. De Lijdereife moet zig van verfcheidene Moedemngen van deeze foort voorzien, op dat zij die, welke zij draagt,, uitneemen, zuiveren, droo;gen , en terftond een andere aanleggen kan. Dit moet eiken derden of vierden Dag Ernaar in de tijd -der maandehjkfche reinigingen dagelijks gefchieden. Zoo dikwijls zij een nieuwen Ring aanlegt, moet zij op den Rug liggen, op dat de^Breuk in dit oogenblik niet uitzakke. In weerwil van het gebruik van zulk een Moederring , kan de Breuk nogthans bij zekere gelegenheden , en voornaamlijk bij eene fterke infpanning der kragten , fomtijds uitzakken. Dit moet •de Lijderesfe weeten, op dat zij dergelijke gelegenheden zoo veel mogelijk mijde. Voornaamlijk kan een Breuk aan de agterfte zijde der Schede gemakkelijk tusfchen den Moederring uitzakken ..om dat hier de zagte Endeldarm gemakkelijk mééleeft, en aan de Brsuk ruimte verfchaft. J Dit is 1%  over de BREUKEN. mf minder van Breuken aan de voorste zijde der Schede te vreezen , om dat hier de Schaambeenderen eenigen tegenftand bieden. De Lijderesfe ontdekt dit uitzakken doorgaand* zeer fchielijk; eene hevige Kolijkpijn, die 'er een onmiddelijk gevolg van is , verraadt het zelve. Zoo dra zij die ontdekt , moet zij op den Rug gaan liggen , de Moederring uitnemen , de Breuk te rug drukken, en terftond den Ring weder aanleggen. De Moederring befchermt niet alleen de Lijderesfe voor alle gevaar en ongemak , maar als hij onafgebroken en lang genoeg gedraagen wordt, bevrijdt hij haar ook zeer dikwijls geheel en voor altoos van deeze Breuk. Men heeft reeds eenige maaien Waargenomen , dat tamelijke oude Schtdebreuken, daar door volkomen geneezen zijn geworden. Ondertusfchen is het gevolg niet altijd zoo gelukkig, en dan moet de Ring zekerlijk geduurende het geheele Leven der Lijderesfe gedraagen worden. Misfchien doen verlterkende en zamentrekkende Infpuitingen in de Schede niet weinig tot de Geneezing. Als de Breuk tusfchen dc Blaas en de Lijfmoeder uitzakt , is de weg, waar zij doorzakt, van de holligheid van den Buik, tot aan de plaats waar zij in de Schede komt, niet lang; want doorgaands verfchijnt zij in dit Geval, aan het bovenfte gedeelte der Schede , niet ver van den Mond der Lijfmoeder. De Schaambeenderen beletten dezelve dieper neer te zakken. Als de Breuk integendeel tusfchen den Endeldarm en de Lijfmoeder doorzakt, is deeze weg doorgaands lang, want in dit Geval vertoont zig de Breuk meest, laag onder in de Schede; ten minsten niets belet haar laag neder te zakken. Ik zal het gedeelte van de Breukhol.  148 VERHANDELING holligheid, dat iri de Schede ligt, de Breuk* zak, en het- gedeelte van den loop der Breuk, dat tusfchen de Lijfmoeder en den Endeldarm of de Blaas ligt, en van den Breukzak opwaards tot in de holligheid van den Buik reikt, de Hals des Breukzaks noemen. Bij de agterfte Schedebreuken is dus de 'hals des Breukzaks doorgaands lang; bij de voorste kort. Door de Taxis, of door de drukking des Vingers op de Breuk in de Schede, word alleenlijk de Darm of het Net uit den Breukzak te rug gedrukt, maar het blijft in den hals des Breukzaks liggen. Eene drukking op den Zak aan het onderste gedeelte der Schede, kan den Darm onmooglijk tot in de holligheid van den Buik brengen. Dit heeft men tot hier toe niet bedagt. Men denkt dat de Breuk ingebragt is , zoo dra het Gezwel in d» Schede verdwijnt, en men legt de Moederring aan. Inded.iad , de Breuk is maar voor een gedeelte ingebragt, en de Darm ligt nog in den hals des Breukzaks. Dit is vooral bij de agterste Breuken te vreezen, daar de Hals des Breukzaks doorgaands taamelijk lang is. - Het gevolg daar van is, eene beftendig aanhoudende Kolijkpijn , fchoon de Breuk in de Schede niet ontdekt werdt, en ingebragt fchijnt te zijn; de onmooglijkheid van een duurzaame volkomene Geneezing, zoo lang de Darm ook niet uit den hals des Breukzaks te rug gebragt wordt; en, als de Breuk diep in de Schede ligt, eene daadelijke Beklemming door het bovenste gedeelte van den Moederring op den hals des Breukzaks, waarin nog Darmen liggen. Men moet dus in het Geval, waar de Breuk zeer laag, onder in de agterste zijde der Schede is, op het volgende naauwkeurig letten, Het is, m  OVER DE BREUKEN. J3.9 om de Breulc in te brengen , niet genoeg, datmen het Gezwel in de Schede met de Vingers .drukt, tot dat het te rug keert, maar naa dat die gefchied is, moet men de geheele agterste oppervlakte der Schede, met de Vingers langzaam opwaards, tot aan den Mond der Lijfmoeder, drukken en ftrijken, op dat den Darm ook uit den hals des Breukzaks te rug keere. Terwijl dit alles gefchiedt moet de Lijderesfe in het Bed, met de Billen een weinig hooger als met de Borst liggen. Als dit alles gedaan is, zou men het bovenste gedeelte der Schede, eenige oogenblikken fterk .met de Vingers kunnen drukken, en wagten of zig eenige Kolijkpijn opdeedt. üntftondt deeze niet, dan zou ik denken , dat de Darm ook uit het bovenste gedeelte van den loop der Breuk te rug gebragt ware, en zonder bedenken een Moederring aanleggen. De Cijlinder moet altoos, zelfs dan, wanneer de Breuk aan het onderste gedeelte der Schede verfchijnt , zoo lang zijn, dat zij tot aan den Mond der Lijfmoeder reikt, op dat zij den geheelen loop der Breuk , zoo veel mogelijk in zijne gantfche lengte fluiten. Want het is indedaad niet genoeg, dat de Breukzak alléén geflooten wordt; de geheele loop der Breuk moet noodzaakelijk tot aan den Mond der Lijfmoeder geflooten worden. De Ondervinding heeft reeds getoond, dat dee„ze Breuken ook beklemd kunnen worden. De voornaamfte Toevallen deezer Beklemming, die voor het overige zelden zeer hevig is, zijn Braa• ken en eene hevige Kolijkpijn. Naar de verfcheidenheid der Oorzaaken is deeze Beklemming van verfchillende foort. De Deelen, tusfchen welken de Breuk onder in de Schede zakt, zijn zoo week en nacêgeevendeP JJ. Deel. I dj£  ïfo VERHANDELINÓ dat hier van de oorzaak der Beklemming niet afhangt. Ook is zelfs de fpieragtige Rok der Schede te zwak, dan dat zij den Darm-, die door denzelven zakt, toenijpen , en indedaad beklemmen zoude, Maar dat de hals des Breukzaks öp eenige plaats vernaauwd en verhard wordt j en eene . Beklemming veroorzaakt, is Hièj: zoo wel möoglijk als bij andere Breuken. De Heer Ho in onderfielt dat het Buikvlies hier indedaad fomtijds fcheurt, cn dat de gefcheurde opening in het Buikvlies 5 waar door de Breuk zakt, fomtijds de oorzaak der Beklemming zijn kan. ik zal eerft van beide deeze mogelijke Gevallen fpreeken* lk noemze mogelijke Gevallen, want tot hier toe hebben zij zig indedaad nog niet vertoond: cn ik zal van beiden te gelijk fpreeken , dm dat zij beiden eenerleië behandeling zouden vereischen. Ik zou onderftellen dat de Beklemming uit eene van deeze Oorzaaken ontftaat , als ik geene van de navolgende Oorzaaken der Beklemming ontdekte. In dit Geval moet bijzonderlijk de Blaas en Vooral de Endeldarm ledig gemaakt worden, op dat de drukking van deeze, met Pis of verharde Drekftoffen opgevulde Ingewanden , de Beklemming niet vermeerderen. Voornaamlijk moeten bij de agterste Schedebreuken, weekmaakende olieagtige Kiifteeren, zeer goeden dienst doen, daar zij de plaats der Beklemming bijna onmiddelijk bereiken, dezelve verftoppen en wèek maaken» De lu'gïng der Lijderesfe, in welke de Taxis g^efchieden moet ^ is verfchillende. Zij moet wel altoos met de Borst laag en met de Billen hooger liggen| nogthans is het om Redenen, die ik boven reeds aangeweezeii hebbe, raadzaam, dat zij op den Rug ligt, als de Breuk tusfchen de Blaas ea  over be BREUKEN. 73; en de Lijfmoeder uitgezakt is.; en in tegendeel dat zij op dc, Elleboogen en Knitn rust ,• als de Breuk tusfchen den Endeldarm en de Lijfmoeder doorgezakt is. ■ i>- Men kan ook de Tabaksklifteeren en \veekmaakende Inlpuitingen in de Schede te hulp neemeni In alle de tot hier toe bekende Gevallen heeft men wel de Breuk door de Taxi's gelukkig te. rüg ge> bragt; nogthans is het niet onmooglijk ,, dat 'etGevallen voor komen , waar in men zijnen toe■vlugt tot de Konstbewerking mtiet neemen. Op welk eene wijze deeze Verrigt moet worden, zal ik naderhand aantoonen; > v.« ■ - ■'- . •. • •• i De Beklemming ontftaat misfchien dikwijls.door gene ophpoping van Drekftoff&u in de Breuk. • In dit Geval wordt het Gezwel groot en hard ,'teer, de overige toevallen der Beklemming verichijneni Behalven de Middelen in het voorgaande.!Geval aangeweezen, zijn, hier zagte afdrijvende Middelen; eri eene aanhoudende of dikwijls herhaalde drukking op het Gezwel, voornaamlijk aan te prijzen. , . .% • . a \. ; .. r;. ■ wf De Lijfmpeder h dikwijls , vooral ten tijde der Zwangerheid , de Oorzaak der Beklemmings. In dit, Geval is de Beklemming-voornaamlijk hevig, als dc Breuk aan de voorste zijde der Schede is^ en tusfchen de zwaare zwangere Lijfmoeder en :djj Schaambeenderen gedrukt en geklemd .wordt. De, Breuken aan de agterfte zijde dar Schede lijdenminder bij deeze Beklemming. :- \ ..' , . Men zou. denken, dat de Schedehreuk, geduurende de Zwangerheid, gelijk de Lieschbreuken,. verdwijnen .moeiten, omdat de Bodem der Ljfmoeder, terwijl zij opwaards rijst, het Buikviies voor zig heen ftoot , en de Breukzak als in de hoogte trekt. Maar dit gebeurt niet. De ver^nI a d«-  xyt VERHANDELING deringen, die dc Ingewanden in den Onderbuik en in de holligheid van het Bekken, geduurende de Zwangerheid ondergaan, fchijnen veeleer het ontftaan eener Schedebreuk te begunstigen. Men heeft gezien , dat deeze Breuken, ftaande de Zwangerheid ontftonden , naa de Verlosfing van zelfs verdweenen, en in de naastvolgende Zwangerheid op nieuw weder ontftaan zjn. De Heer Hoin (j>) heeft zelfs bij eene Zwangere, eene Breuk aan de voorfte zijde der Schede waargenomen. Het fchijnt onmooglijk te zijn, dat een Darm, geduurende de Zwangerheid, tusfchen de Lijfmoeder en de Blaas doorzakke, deeze Breuk is dus waarfchijnlijk ter zijde de Lijfmoeder doorgedrongen , en hadt zig eerst, naa dat zij reeds die zijde der Schede bereikt hadt voorwaards gekeerd. Deeze Beklemming wordt vergezeld van hevige Kolijkpijnen. Als de Lijderesfe ftaat, vermeerderen deezen , weegens de toeneemende drukking der Lijfmoeder op de Breuk , en zij verminderen, als zij 03 den Rug ligt. De Ondervinding leert ook, dat de Breuk, in dit Geval gemakkelijk te rug gebragt wordt. ! Dit gefchiedt het best in de reeds befchreevene ligging op^den Rug, als de Breuk van vooren, of op de Elleboogen en de Knié'n, als zij van agteren is. Het is hier vooral noodig, dat de Borst laag, cn de Billen hoog liggen, op dat de Lijfmoeder een weinig . van het Bekken verwijderd worde, en de Breuk plaais en Vrijheid verkrijgen om in te gaan. Zoo dra dit gefchied is, moet de Moederring aangelegd worden.- Nogthans moet men hier zeer naauwkeurig op letten, dat zijn CO L\ C. f. SQ9,  over de BREUKEN. 133 zijn bovenfte rand de Lijfmoeder niet prikkelt; hierom moet 'er van tijd tot tijd een langer of korter gebruikt worden , na dat dc Lijfmoeder, volgens den verfchillendcn tijd der Zwangerheid, zakt of oprijst. Men kan nu hier door de Lijderesfe wel, tot aan den tijd der Verlosfing, van de ongemakken der Breuk bevrijden, maar geduurende de Verlosfing veroorzaakt zij doorgaands veel ongemak, ja indedaad gevaar. Om deezen tijd zakt zij doorgaands fterk uit, en het uitzakkende Hoofd van het Kind, veroorzaakt, door zijne drukking op dezelve, de hevigfte pijnen, die de Baarende dikwils in Stuipen doen vervallen, en zij beletten het behoorlijk voortzetten der Weên. De Breuk moet hier ten fpoedig.ften ingebragt worden , eer het Hoofd van het Kind zoo laag" neerzakt, dat dit het inbrengen van dezelve onrnooglijk maakt. Het Nut van dit inbrengen is wel van korten duur, want de Breuk zakt doorgaands bij elke Baaxenswee op nieuws uit. Hierom moet de Heelmeester , geduurende de Verlosfing altijd en zonder ophouden,..maar -vooral zoo hij merkt, dat 'er eene Weê zal opkomen , met twee Vingeren tegen de plaats der Breuk drukken, en beletten dat zij niet uitzakt. En dit moet hij .zoo Lang doen, tot dat het Hoofd van het Kind zoo Taag inde Schede gezakt is, dat het de plaats van de Breuk verbergt, -en der Breuk het weder uitzakken belet. Maar, wat moet men doen., als deeze Regelen verzuimt zijn? als.de Breuk voor ligt, en het Hoofd van het Kind reeds zoo Laag in het Bekken gezakt is, dat de Breuk op geenerleië wijze ingebragt kan worden? In deeze, indedaad zeer Koeilijke, en voor de Baarende ten ukerften pijnI 3 lijke  i'3+ VERHANDELING lijke omftandigheden, weet ik mijnen Leezeren deezen tweederleiëii raad te geeven. Men brengt' de' Lijderesfe Ln de reeds dikwijls befchreevene ligging met de Billen zeer verhevén, en tragte het Hoofd van het Kind met de Hand te rug té ftooten , en de Breuk in te brengen.' '"'Als deeze Handgreep niet gelukt, dan is''er verder niets te doen, dan dat men, om de Smerte der Lijderesfe « verkorten;, de Geboorte, door middel der Tan-" ge zoo dra mogelijk verhaaste. ': ' -;"''De Lijfmóeder kan ook in -de eerfte Dagen naa de Verlosljng, zoo'lang zij nog dik cn zvvaarvan ' Bloed • is , eene Bekieniming veroorzaaken , die vooral hevig wordt als de Lijderesfe'ftaat, en die van tijd tot tijd verdwijnt, zoo dra de Lijfmoeder , door' de-Ontlasting der Kraamzuiverigen JLochia, ligt en klein wordt. ' - De Heer Ho in heeft waargenomen , dat naa eene fciiielijke opftopp'ing der Maahdfionden, eene' Beklemming ontftondt. - Deeze was waarfchijn-' lijk , gelijk in het voorige Geval; 'tpe te fchrijven aan de ophooping van het te rug gehpuden Bloed, en aan de daar door vermeerderde zwaarte . en grootte der Lijfmoeder; want toen - het 'Bloed weder begon uit te vloeijen,- verdween zij geheel. ■"' i • ■ •».',".■■ \ Dit zijn de voornaamfte Gevallen ± waarin eens Beklemming der Schedc'oreuk ontftaan kan. Men" ftelle nu hot Geval,- dat tot nog toe wel niet -waargenomen is', maar dat toch wel eens gebeu-' yen km, dat naamelijk deeze beklemde Breuk op' gfe'éf^eïlèië wijze ingebragt kan wórden, in dit G?val zal dus de Konstbewerking het eenige Middel zijn, dat nog overig is. Als de Breuk 'laag onder in de Schede ligt , zal het niet zeer moeilijk zijn, de Bekleedzelen der' Breuk  o;ver de BREUKEN; 135 Breuk- door eene infnijding te openen. Dit is, misfchien een Geval 4 waar in men het oude vergeeten Werktuig, de Moederfpiegel , Spcculum, Uteri, indedaad met nut zou kunnen gebruiken.. Maar den loop- der Breuk , of den hals des Breukzaks , zoo als ik hem voorheen genoemd heb, door eene infnijding te verwijden, 'houde ik vooronmooglijk. Het best is dat men denzelven, naarhet Voorfchrift van le Blang O), op de eene of andere Wijze tragt uk t.e rekken en te verwijden. Maar gefteld zijnde, dat de Breuk zoo. hoog boven in de Schede was, dat het onmooglijk ware,, dezelve op de gewoone wijze te openen , wat moet men dan doen? De Heer Ho in raadt, den, Onderbuik even boven de Schaambeenderen door.eene infnijding te openen , en den Darm uit de Breuk te trekken. Tot deeze moeilijke Konstbé-. werking, die in het algemeen dan alléén plaats kan hebben, ais de Breuk tusfchen de Blaas cn de Lijfmoeder doorgezakt is , zal indedaad niemand, ligt befluiten. Ondertusfchen geeft een duidelijk en dringend Leevensgevaar den Heelmeester regt, tot alles, waar door de Lijder gered kan worden, hoe ongewoon en onzeker het ook zij. Dc Ondervinding mag beflisfen, of deeze Kpnstbcwer-. kino-, die voor het overige meer ongewoon dan gevaarlijk fchijnt te zijn, indedaad uitgevoerd kan worden. Het is een geluk, dat het Geval, waar, in de Heer Ho in dezelve voorftelt, zig tot hier toe nog niet vertoond heeft, en zig waarfchijnlijk; ook niet vertoonen zal. Dat de Pis-Blaas ook in eene. Schedebreuk kan lig- (a) Zie het eerlijDegl deezer Verhandeling, IMadz.*$6 en 127. ' T ' 1 4  itf VERHANDELING liggen , heb ik boven reeds gezegd. Maar daar ik van de Blaasbreuken in een bijzonder Hoofdftuk zal handelen, zal ik 'er hier verder niet van fpreeken. Nog één woord van de Lijfmoeders-Darmbreuken , Enteroccle HyJIerka. Als de Lijfmoeder omgekeerd door haaren Mond in de Schede zakt maakt zij altoos een Zak, waar in de Darmen kunnen zakken. Hierom kan men misfchien elke uitzakking der Lijfmoeder met Omkeering, ook als eene Breuk aanmerken. In dit Geval "is de Lijfmoeder de Breukzak. Het inbrengen der Lijfmoeder op de gewoone wijze, en de Moederring, neemen beide ongemakken te gelijk wei-. Hier kan indedaad ook , door de zamentr<=kking van den Mond der Lijfmoeder, om de uitgezakte en met Darmen opgevulde Lijfmoeder, een Beklemming veröorzaakt worden, die nogthans altijd gemaklijk weg te neemen zal zijn daar zig de Mond der Lijfmoeder , door weekmaakende infpuitingen, door den yinger of eene Sonde , laat week maaken , uitrekken en verwijden. HET NEGENDE HOOFDSTUK. Van de Breuken des Bilnaads. Deeze Breuk zakt bij Mansperfoonen tusfchen den Endeldarm en de Blaas, bij Vrouwspersonen tusfchen den Endeldarm en de Schede tot m het onderfte gedeelte van het Bekken., en komt te  ©ver de BREUKEN. 137 te voorfchijn in de Bilnaad digt bij de opening van den Aars, doorgaands aan de regter of flinker zijde, en zelden in het raidden. Somtijds verfchijnt zij niet uitwendig. Dat is; 'er zakt wel een Darm tusfchen den Endeldarm en de Blaas of de Schede door, maar niet zoo laag, dat 'ér in de uitwendige Huid een Gezwel gevormd wordt. De Breuk ligt agter de Huid, en de Lijder heeft eene Breuk van den Bilnaad, zonder het te weeten. De Heer Brom field (a) heeft zulk een Geval waargenomen. Hij verrigtte eens het Stecnfnijden, aan een Jongeling die eenen Steen in de hals van de Blaas hadt. Hij bragt den Catheter, zoo ver als de Steen het toeliet, in de Pisbuis, opende de uiterlijke Bekleedzelen, en een gedeelte van den Pisweg tot aan de Voorflanders , Prostata , en ftootte den Steen door het Gorgerct in de Blaas te rug. Het Gorgeret volgde den Steen , maar rees agter de Schaambeenderen zoo fterk opwaards , dat de Heer Brom field dagt, dat dit Werktuig zig eenen verkeerden weg gebaand had. Dog hij ontdekte wel ras dat het indedaad in de Blaas was. Terwijl hij de Steen met de Tang wilde vatten, kwam 'er onverhoeds eene groote Blaas uit het Gezwel te voorfchijn, die aanflukken barstte; en op het oogenblik zakte 'er een aanzienlijk gedeelte dunne Darmen uit de Wonde. De Heer Bromfield zetta de Konstbewerking voort, liet de Darmen te rug drukken, en haalde den Steen uit. Na de Konstbewerking bragt men de Darmen in , en de Lijder wierdt in korten tijd volkomen herfteld. Hier lag buiten twijfel een Breuk tusfchen de Blaas («} Cliirurgkal Obferv'atïons. I 5  iSS VERHANDELING •Blaas en den Endeldarm, die waarfchgnlhk door den tijd volkomen uitgezakt, en in de Bilnaad^ te Voorfchijn zou zijn gekomen. De Blaas,, 'die uitzakte en open berstte, was waarfchijnlijk de Breukzak , die misfchien bij het Steenfmjden gekwetst was geworden, en hierom,, door het fchreeuwen des Lijders, volkomen gefcheurd was. Het is ten uiterften moeilijk , ja fomtijds misfchien onmooglijk eene verborgene, half gevormde , en uitwendig, niet te Voorièhijn komende Breuk, te erkennen. Het is voliïrekt onmooglijk, maar ook bijna onnoodig, dezelve te ontdekken, als zij geheel geen ongemak veroorzaakt. Maar zulk eene Breuk is buiten twijfel fomtijds de onbekende Oórzaak van hevige , dikwijls wederkomende Kolijkpijnen, hardnekkige Lijfverftoppingen, en misfchien ook van verfcheiden ongemakken in het ontlasten der Pis, welker Geneezing onmooglijk is , zoo lang haare Oorzaak onbekend blijft. Dus is het in dit Geval noodig , en ook' misfchien door een oplettend onderzoek moogiijk, zulk eene Breuk, fchoon met geene volkome zekerheid te kennen, nogthans met veel waarschijnlijkheid te onderftellen. Als een Lijder op de plaats, waar zulk eene onvolkomene Bilnaadsbreuk gevonden wordt, dat is bij Mansperfoonen op de plaa.ts van den hals der. Blaaze, en bij Vrouwspcrfocnen tusfchen de Schede en den Endeldarm, dikwijls een ongewoon Gevoel, eene drukking, trekking, fpanning of zwaarte voelt; als hij dit gevoel eerst bij zekere gelegenheid , waar uit Breuken' ontftaan 'kunnen , bij voorbeeld, bij een Val, ontdekt; als hij dikwijls Kolijkpijnen heeft, en deeze Pijnen altoos in het ©nderfte gedeelte van het Bekken haar begin neemen.  over de BREUKEN, 139 tïicn, en van daar zig door den gVfetfcheö Onderpuik uitftrekken ; als hij deeze Kolijkpijnen, en de overige gewaarwordingen vooral overvloedig en hevig gewaar wordt, zoo dikwils hij zig in eene horizontaah ligging begeeft, zou ik onderzeilen , dat deeze Lijder eene onyolkomene Bilnaadsbreuk heeft. ■ Het fchijnt bijna onmooglijk dat 'er bij Vrouwen een Bilnaadsbreuk'ontflaan kan. Men zou ten' minsten denken, dat de Darm, die tusfchen de Schede en den Endeldarm doorzakt, altoos eerder, eene Schedebreuk moest veroorzaken, eer hij tot den Bilnaad reikt, cn dat hij zoo dra hij in de Schedebreuk ligt, voorts geene zonderlinge tiék ging kan hebben, om 'tot onder aan den Bilpaad te zakken.' En dit niettegenftaande heeft men indedaad Bilnaadsbreuken bij ''Vrouwsperfoonen waargenomen. Men zou in allen gévalle kunnen denken, dat alléén bij ongétrouwden, de nog niet verzwakte Schede , aan den uitzakkenden Darir^ tegenftand boodt, en hem daar door bepaalde,' volkomen tot in de Bilnaad te zakken. Maar de' Ondervinding fprè'ckt ook dit vermoeden tegen; Want men heeft niet' alléén bij Vrouwsperfoonen ^ die reeds Kindcrs gebaard hadden, maar ook bij1 Zwangeren (a) Bilnaadsbreuken waargenomen. Onciertuslchen geloof ik, dat een Bilnaadsbreuk bjj Vrouwsperfoonen doorgaands met een Schedebreuk vferëénig'd is; ten minsten moet den Darm, d're tusfchen de Schede eh dm Endeldarm ligt, altoos meer of min een Gezwel aan de agterffe zijde der Schede verwekken, - De Bilnaadsbreuk kan. van driederleië foort zijn; naamelijk een Darmbreuk, een Netbreuk of een Blaas- (ij} Smsllie Qbfervatitns of Midviijery, V«l, 2 p. 144.145*  S4-9 VERHANDELING Blaasbreuk. Het is doorgaands een Darmbreuk. Het is bijna onmooglijk, dat het Net in een Bilnaadsbreuk zakt; want hoe zou het tusfchen de Blaas en den Endeldarm komen? Men heeft ook tot hier toe zoo veel ik weet, nog nooit een Netbreuk in den Bilnaad waargenomen. Maar men heeft 'er Blaasbreuken ontdekt. De Heer Pipelet Ca) heeft ze bij Mansperfoonen, maar de Heer CuRade Cb) bij een Vrouwsperfoon waargenomen. Daar ik in het volgende Hoofdftuk, van de Blaasbreuken in het bijzonder zal handelen, zal ik 'er hier verder niet van fpreeken. De Heer C h a r d e n-o n (.c ) heeft gelegenheid gehad , om een Bilnaadsbreuk in een dood Lighaam te onderzoeken. Naa dat hij den Onderbuik geopend hadt, vondt hij dat de ©rrjgewonde Darm, Ikum, in het midden van het Bekken, tusfchen de Blaas en den Endeldarm neêrzakte. Terwijl hij den Darm opwaards wilde trekken, week hij oogenbliklijk, en men zag een Breukzak, die bijna een Duivenei kon bevatten. Zijne opening was naauwer als de Bodem, en deszelfs bovenfte Rand hard en verëeld. De Heer Charden on bragt den Vinger in den Breukzak, en kg de Hand op de Bilnaad, en voelde duidelijk, dat tusfchen de Hand en den Vinger niets als de uitwendige Huid bevat was. Toen de Breukzak met Plukzel opgevuld wierdt, zag men uitwendig zeer duidelijk een Gezwel. Behalven de gewoone Oorzaaken der Breuken, cn vooral der Schedebreuk, moeten ook, naar mijne gedagten voornaamlijk aanleiding tot deeze Breu- (a) Mercure de France, j-tfj. Juillet pag. 151 (b) Mem. de l'Acad. de Chirw. Tom. IV. p. 44, (c ) Precis d'Operatim par Mr. h Blauc, Tom. II. p. 24.  ©ver be BREUKEN. 141 Breuken geeven, fterke en menigvuldige uitrekkingen van den Endeldarm , door Drekftoffen en Winden, en van de Blaas door de Pis, gelijk-ook de uitzakking der Schede en van den Endeldarm. In alle deeze Gevallen wordt het Vetvlies , dat tusfchen den Endeldam en de Blaas of de Schede is, duidelijk verflapt, en hier door wordt het vormen eener Breuk tusfchen- deeze Deelen , onlochenbaar verligt en begunstigd, in het Geval dat Smeelie verhaalt, feheen het aan eene onagtzaame en geweldige Handgreep der Vroedvrouw toe te fchr'rjven te zijn. Deeze Breuken ontftaan doorgaands langzaam, en van tijd tot tijd; want de Darm kan onmooglijk door zulk eenen langen Weg, fchielijk en in eens uit de holligheid van den Buik in den Bilnaad zakken. En zelfs in die Gevallen, waar zulk eene Breuk uitwendig fchielijk verfchijnt, kan men vermoeden, dat zij reeds te vooren bet grootste gedeelte van den Weg afgelegd, en eer.igen tijd agter de Huid gelegen heeft, eer zij uitwendig verfcheen. Het Gezwel, dat de Breuk veröorzaakt, verfchijnt doorgaands aan de eene of andere zijde, zelden in het midden des Bilnaads, om dat de Breuk zelden juist tusfchen den Endeldarm en de Blaas, welks uitzetting door Drekftoffe eri- Pis dit belet, maar altoos meer of min zijdwaards, door•zakt'. Voor het overige heeft het Gezwel alle de Eigenfchappen 'eener Breuk; het wordt grooter en meer gefpannen, als de Lijder ftaat, of zijnen Adem inhoudt, maar kleiner en zagt, of verdwijnt geheel, als de Lijder ligt; het laat zig te rug drukken ; keert met eenig geruisch te rug; verwekt dikwijls Kolijkpijnen, enz. om van andere Tekenen, • die het met alle Breuken gemeen ; heeft l  ï42 verhandeling heeft, niet te fpreeken, en die elk oplettend Heel^ meester in ftaat ftellen, om een Darmbreuk in den Bilnaad te kennen. ; De Blaasbreuk zou, wegens de fchommeling der Pis in dezelve, door een onoplettend Heelmeester misfchien voor een Ettergezwel, of voor een ander Gezwel dat eenig vloeibaar vogt bevatte, aangezien kunnen worden. Maar het niet tegenwoordig zijn van Ontfteeking en Pijn, cn de tegenwoordigheid van verfcheiden ongemakken in het ontlasten der Pis , ontdekt fchielijk de Natuur van het Gezwel. Maar ik zal, in het volgende Hoofdftuk, van de Blaasbreuken in het bijzonder fpreeken. Bij Mansperfoonen moet de Bilnaads-Darmbreuk, noodzakelijk allerleië ongemakken in dd ontlasting der Pis verwekken, want zij drukt en prikkelt akoos den hals der Blaaze; maar bij Vrouwsperfoonen moet zij altoos een Gezwel aan de agterfte zijde der Schede voortbrengen. . De Heelmeester moet deeze Breuken , gelijk alle anderen, ten fpoedigsten inbrengen, en door een Verband beletten , dat zij. weder uitzakken. .Zij worden in de gewoone. ligging door het drukken met de Hand ingebragt.: Het Verband kan het .gewoone T- Verband zijn, waar door men trapswijze Drukdoeken op den Bilnaad bevestigt. Nogthans zijn hier drie dingen bij aan te merken. & Door eene drukking op den Bilnaad, wórd doorgaans maar het uitwendige gedeelte van de Breuk te rug gefchooven en gehouden De breuk blijft tusfchen de Blaas en den Endeldarm liggen, keert niet in den Onderbuik te rug, maar wordt alléén door het Verband belet om uitwendig ja den Bilnaad een Gezwel te maaken. Hoe^ka-n eene drukking op den Bilnaad, de Breuk, 'dop;  fcvER de BREUKEN.' fsg zulk eenen langen Weg, tot in de holligheid van den Buik drukken? De Toevallen van de Breuk zullen dus alleen voortduuren, fchoon de Breuk te rug gedrukt; ..en het T- Verband aangelegd is. Aan eenè volkomene Geneezing kan men niet denken; de Breuk blijft altijd agter de uitwendige Huid' liggen j èn verfchijnt noodzaakelijk uitwendia- weder, zoo dra het Verband afgenomen wordt, zelfs gefteld zijnde, dat de Lijder het Jaaren lang gedraagen heeft. Bij Vrouwen zal het T. Verband, terwijl het Gezwel in den Bilnaad daar door te rug gehouden wordt, misfchien het Gezwel , dat de Breuk in de Schede veroorzaakt, vermeerderen. Voorts zal het T- Verband niet vast en zeker liggen. De Beenriemen worden te rug getrokken, zoo dikwils de Lijder zig voorover buigt; en buigt hij zig agterwaards, dan worden de Riemen voorwaards getrokken: en dit gefchiedt niet, zonder dat de trapswijze Drukdoeken , die door de Riemen op den Bilnaad bevestigd worden , heen en weêr gefchöven, en misfchien geheel verplaatst worden. Ik denk dus, dat men het best, op de volgende Wijze tè werk gaat. Vrouwsperfoonen moeten , óm de Breek in te houden, een Moederring draagen. Deezen dfukt de agterfte zijde der Schede tegen den Endeldarm, gn fluit daar door den Weg, waar door de Breuk: in den Bilnaad zakt. Op dat hij deezen Weg in zijne geheele lengte, dat is van den Bilnaad af, tot Opwaards aan de Lijfmoeder', fluiten, en dus zoo veel mogelijk, de Darmen indedaad in de holligheid van den Buik te rug houde, moet hij de lengte van de geheele Schede hebben, dat is, hij moet een Kegel zijn, die tot aan den Mond der Lijfmoeder  -*44 VERHANDELING der reikt, en bij gevolg de agterfte zijde der Schede 10 haare geheele lengte tegen den Endeldarm drukt. Lat is, deeze Lijderesfen moeten den zelfden Moederring draagen , die ik in het voorige Hoofdftuk, tegen de Schedebreukeh.heb aanbevoolen. Daar het 'er hier alleen op aankomt, dat de Kegel de agterfte zijde der Schede drukt, cn eene drukking op de bovenfte zijde niet alléén onnoodig is, maar ook ligtelijk ongemak, in het ontlasten der Pis veroorzaaken kan, raade ik aan om de Kegel van agteren en aan beide de zijden eene fterke Bolle, maar van vooren eene geheel platte Gedaante te geeven. Maar om nu de Breuk te rug te brengen, is het niet genoeg, dat men het Gezwel in den Bilnaad met de Vmgers drukt, maar de Heelmeester moet te gelijk twee Vingers in de Schede brengen, en met dezelven de agterfte zijde der Schede drukken , ftrijken, en de Breuk opwaards tot agter de Lijfmoeder, en in de holligheid van den Buik lebuiven. Op deeze wijze alléén kan men de Breuk ge« heel • inbrengen ; en zoo bragt de Vrouw-, welJ HET TIENDE HOOFDSTUK, Van de Blaasbreuken. Blaasbreuk is wel eene der zelclzaame Breuken , maar zij gebeurt waarfchijnlijk menigvuldiger, als zij indedaad van de Heelkundigen wordt waargenomen. Zij veröorzaakt te weinig ongemak, dan darmen zou denken, dat zij den Heelmeester altoos bekend wierdt. Men heeft de Pisblaas in Liesch-Dije-Schedeen Bilnaadsbreuken gevonden. Ja men heeft zelfs Gevallen waargenomen, waar zij ten zelfden tijde in twee verfchillende Breuken gevonden wierdt. De Heer Leyret («) fpreekt van eene Vrouw, ^ie te gelijk eene Dije-en-Schcdeblaasbreuk hadt. De Heer Verdier (£) verhaalt een Geval van eene dubbele Lieschblaasbreuk. Dergelijke Gevallen zijn zeer zeldzaam. —• Ik zal van elke bijzondere Blaasbreuk, en wel eerft van de Lieschsn Balzaksblaasbreuken in het bijzonder handelen. Men (a) Obferv. fur les Polypes, p. 145. f b ) Mem. ie li'Aead. de Chirur. de Paris, Tom. IV.p. 3Ï? . K 3  tg? VERHANDELING Men zou het bijna voor onmoo-lijk houden, dat de Blaas, door den Buikring in den Balzak kan uitzakken; en nogthans leert de Ondervinding niet alléén, dat dit indedaad gebeurt, maar ook dat dit het meest voorkomende Geval eener EkasBreuk is. Zeer waarfchijnlijk geeven dikwij's en langdur ige opïtopping van de Pis, en eene herhaalde Zwangerheid , aanleiding tot deeze Breuken. Ik denk niet, dat dit noodzaakelijke en toereikende Oorzaaken der Blaasbreuken zijn ; want hoe dikwijs heeft men niet gezien , dat dergelijke Breuken bij hun ontftaan zijn, die nooit Zwanger geweest zijn , en de Pis niet opgeftopt is geweest ? En hoe veelen hebben hardnekkige Öpftoppingen van de Pis gehad, of veele en mocijelijke verlosfmp-en doorgeflaari , en nogthans nooit een Blaasbreuk gekregen ? Ook beweere ik niet, dat 'er geduurende eene opftopping der Pis een Blaasbreuk ontftaan kan ; want de Blaas fterk door Pis uitgerekt zijnde, is zij het allerminst in ftaat, om door eene naauwe Opening te dringen. Jk denk, dat de twee bijgebragte Oorzaaken op de vozende Wijze aanle.ding tot Blaasbreuken geeven. b Na hevige en herhaald - uitrekkingen, 'blijft'dc Blaas groot, flap en zagc, zoo dat haare zijden nabij, of misfchien indedaad tegen den Buiknng ligr.en. Zoo, dra'er zig nu iets opdoet dat oorzaak van eene Breuk zijn kan, wordt duidelijk altoos dat Deel door den Buikring gedrukt, dat het naast agter denzelven ligt, en dit is in dit Geval de Blaas. Mislchien groeit de Blaas ook wel bij eene hevige Pisopftopping, die zeer dikwijls'met eene Ontfteeking der Blaas gepaard gaat, in den omtrek des Buikrings aan , en blijft daar naderhand aan gehegt, en zakt bij de eerfte gelegenheid W den Balzak,  öveïi d e BREUKEN. t$ï •De Blaas van eene Vrouw, die dikwijls Zwanger geweest is, is doorgaands zeer breed, en dikwijls aan beide zijden als in eenen Bondel uitgerekt. Zij ligt dus altoos zeer nabij den Buikring, ja zelfs bij den Band van Poupart. Deeze bijzondere gedaante der Blaas is waarfchijnlijk de Oorzaak, waarom men bij Vrouwen veel meer Blaasbreuken ontmoet als bij Mannen. Men neemt doorgaands waar , dat deeze Breuken voornaamlijk aan die zijde ontftaan, waar de Lijder het meest op legt. Misfchien zakt de Blaas van tijd tot tijd na deeze zijde. . Mij dunkt dat 'er tot het verklaaren van het ontftaan eenér Blaasbreuk , niets meer noodig is dan dit. Als de Blaas agter den Buikring ligt, kan alles wat gelegenheid tot eene Breuk kan geeven , de Blaas door denzelven drukken; cn zij kan 'er gemakkelijker doorgedrukt worden, als het Net of een Darm , dat niet door den Buikring kan zakken , zonder tevens het Buikvhcs voor zig heen-te ftooten en uit te rekken. liet Buikvlies biedt geenen tegenftand aan de uitzakkende Blaas , want zij ligt buiten het Buikvlies, en, zoo als ik terftond zal aantoonen , als zij in den Balzak daalt, in geen Breukzak. Doorgaands zakt een zijdelijk gedeelte der Blaas eerst in den Buikring • maar dit belet niet, dat ook de bodem der Blaas , als de Breuk grooter wordt, niet van tijd tot tijd in den Balzak gctiokken wordt. Merry (a) zoekt de Oorzrak deezer Breuken , voornaamlijk in eene aangeboorene tegennatuurlijke Vorming der Blaas. Als de Blaas, door deeze Vorming, zeer breed is, kan zij daar door ia; (a) Mem, de ïA.ad. des Scknf. de ?arist Ann. 1713, K 4  15a VERHANDELING inrledaad eene gefchiktheid tot eene Breuk kri- gen , om dat haar zijden den Buikring naderen. Maar men heeft, zoo veel ik weet, dè Blaas bij Kinderen nog- zodanig niet gevormd gWonden. Als deeze Vorming der Blaas een aangèbooren gebrek was, moest men het vooral bij de Blaasbreuken der Kinderen waarneemen; en men heeft ze tot hier toe nog altijd alléén b j Volwasfenen gevonden ; een bewijs , dat de breede gedaante der Blaas, die voor het overige onlochenbaar aan leiding tot Blaasbreuken geeft , niet aan de eerlle Vorming , maar aan de reeds boven aangewezen Oorzaaken toe te fchrijvên is , welke dezelve bij VpKvasfcrien langzaam voortbrengen. Het is bekend dat de Blaas buiten het Buikviies ligt; maar haare Bödëra is met dit Vlies bedekt Daar er nu doorgaands eene zijde van de Blaas in den Buikring en Balzak daalt, zoo blijkt drar q«, dat het BUikVhéS met dezelve te gelijk uitzakt, en dat bij gevolg, de ukgézakte Blaas niet m een Breukzak ligt. Als dé Breuk ondertusfehen van tijd tot tijd grooter wordt, zakt ook ten lausten de Bodem der Blaas 111 den Balzak, en trekt het Buikvlies, dat denzelvei bedekt, met zig nederwaards; En zoo ontftaat 'er een Breukzak naast de Blaas waarin noodzaakelij* een Darm of het Net zakt' Hierom g :an groote Blaasbreuken, bijna altijd met I\ec- of Darmbreuken gepaard. Maar de Blaas hgt met in deeze Breuken ; dog altoos binten, en aan de agterfte en inwendige zijde van dezelve. - In dit Geval is dus del)armbreuk het gevolg der Blaasbreuk. VVaarfehijnlijk gebeurt het in tegendeel fomtijds, fin aa Blaasbreuk het gevolg van een Darmbreuk is;  over de BREUKEN. i£$ is ; en in dit Geval kan een Blaasbreuk , zonder eenige voorgaande aanleiding ontftaan. Als het Buikviies, dooreen Darm of het Net, door den Buikring tot in den Balzak gedrukt wordt, en- de Breuk , die daar door ontftaat, fchielijk zeer groot wordt, wordt het Buikvlies, dat aan den Bodem der Blaas vastgchegt is, in den Balzak getrokken , en bij gevolg , te geiijk die zelfde Bodem. In dit Geval zakt de Bodem der Blaas altoos het eerst in den Buikring, daar in de voorgemelde Gevallen altoos eerst eene zijde der Blaas in denzelven zakt. — En op deeze wijze kan eene Darmbreuk de Oorzaak eener Blaasbreuk zijn. Ik zeg, dat dit dan waarfchijnlijk alléén maar gefchiedt, als de Darmbreuk fchielijk zeer groot wordt. Het gedeelte van het Buikvlies dat reeds in de Breuk bevat is, laat zig zoo fchielijk en zoo fterk niet uitrekken ;' de Breukzak wordt in dit Geval grooter, terwijl 'er geftadig meer van het Buikvlies, uit de holligheid van den Buik, benedenwaards getrokken wordt. Waarfchijnlijk wordt hij in tegendeel, alléén, of voor het grootfte gedeelte, door de uitrekking van het Buikvlies, dat reeds in den Balzak gevonden wordt , grooter, als de Omtrek der Breuk van tijdt tot rijdt toeneemt. Men heeft gedagt, dat een Blaasbreuk altoos het gevolg eener Darmbreuk is: dit is even zoo min waar, als dat een Darmbreuk altoos het gevolg eener Blaasbreuk is. Men heeft verfcheiden Blaasbreuken alléén en zonder Darmbreuken waar«v genomen; De Tekenen der Blaasbreuken zijn zoo duide«' lijk , dat dit gebrek niet ligt te ontkennen is; tiet Gezwel worat groot, hard en gefpannen, als* K 5 jta  i54 VERHANDELING <3e Lijder de Pis ophoudt. Het verdwijnt als hij dezelve ontlast. Of als het niet verdwijnt, gelijk dikwijls gebeurt, gevoelt de Lijder, zoo dra hij de Pis ontlast heeft, terftond weder eenen hevigen aandrang om dezelve te losfen , op het oogenblik dat men de Breuk drukt. Door de prikkeling, die de Blaas in deeze tegennatuurlijke ligging, vooral in den Buikring lijdt, gevoelt de Lijder in het algemeen dikwijls aandrang tot wateren. Daar de Blaas altoos ilerk zijdwaards, en bij gevolg de Pisbuis fcheef getrokken wordt, is de ontlasting der Pis altoos meer of min bezwaarlijk; en wordt dikwijls geheel belet. Somtijds kan men den Catheter naauwlijks inbrengen : en als men denzelven inbrengt, merkt men zeer duidelijk, dat hij in eene zect fchuinfche rigting in de Blaas zakt. Dit is vooral bij Vrouwsperfoonen duidelijk te ontdekken. Men voelt zeer duidelijk eene fehommeling in de Breuk. Zoo dikwijls men het Gezwel drukt, is de Lijder genoodzaakt te wateren. En terwijl men al de Pis uit het zelve drukt, verdwijnt het geheel. Niemand dan een allerönkun.ligst Heelmeester; kan,kan bij zoo duidelijke cn outwijfelbaare Tekenen, in het kennen der Blaasbreuk mistasten. Zij heeft indedaad eenige overeenkomst met de Waterbreuk van de Schederok der Ballen : want dit is ook een fchommeleiid Gezwel in den Balzak. Nogthans is zij , door de volgende onhandigheden, zeer ligt van de Blaasbreuk te onderfcheiden. De Zwelling van de Blaasbreuk ftrtkt zig zeer .duidelijk tot aan den Buikring uit; de Waterbreuk niet. Men ontdekt altoos zeer duidelijk, dat 'cr .sene tusfehenruimte tusfchen de laatite cn den Buikring is. De Bal is altoos onder aan de Blaasbreuk zeer "duidelijk te voelen; bij de Waterbreuk  over de BREUKEN. 155 ■is hij geheel niet te voelen. Na het ontlasten der Pis verdwijnt de Blaasbreuk fomtijds van zelve, of als zij gedrukt wordt, <,n is meêr of min groot., naar maate de Lijder meer of minder watert. De Waterbreuk blijft altoos even groot. Eindelijk zijn alle de ongemakken in het Wateren, die altoos met de Blaasbreuk gepaard gaan, bij de Waterbreuk niet. Dergelijk eene ophooping van Water in den Breukzak eener aangeboorene Breuk , als ik boven befchreeven heb, heeft indedaad eenige gelijkheid met een Blaasbreuk, daar zij zig niet'" alléén tot in den Buikring uitftrekt, maar zig ook gelijk een Blaasbreuk geheel laat wegdrukken, ündertusfehen tekent het agtcrblijven van alle de ongemakken in het wateren , dat dit Gezwel met de Blaas geene gemeenfehap heeft. Hoe duidelijk nu deeze Tekenen zijn , heeft men nogthans de Blaasbreuk fomtijds voor een Ettergezwel aangezien. Zulk eene dwaaling kan misfchien dan inzonderheid gemakkelijk gefchieden, als het Gezwel dat door de Breuk gemaakt js, door eenige andere Oorzaak ontftoken is. Zulk een Geval verhaalt de Heer Verdier (a). Een Boer kreeg , naa voorgaande moeilijkheid in het Wateren, eene volkomene Pisopftopping. Daar men hem de behoorlijke hulp niet tocbragt, zwol dc Bilnaad , de Balzak cn de regter Lieten, op. Eindelijk verfpreiddc zig het Gezwel over den regter Bal en den Znaditreg , en de omtrek des Bilnaads wierdt zeer pijnlijk. Het Gezwel in dc Liesch, dat de Heelmeester voor eene verzameling, van Etter hieldt, nam geftadig meêr en meêr (»0 Mem. de liAcad. de Chiu Tm). IV. }. 1$.  156 VERHANDELING meêr toe, en wierdt eindelijk, naardien men 'er eene duidelijke fchommeling in ontdekte , geopend. Men zag'met verwondering, dat'er nie^s als^Pis uitvloeide. Ondertusfchen wierd, door ce poogingen eenes bekwaamen Heelmeefters, bet radeel fchielijk herfteld. Deeze Hak , om het uitvloeien der Pis door de Wonde te beletten , en daar door het ontftaan eener Pisfisftel voor te komen , een Catheter in den Pisbuis , waarop de Wonde in korten tijd iloot. Eene nog grovere Dwaaling beging een andere Heelmeefter, waar van de Heer Ver dier (0) insgelijks fpreekt. Deeze hieldt eene kleine Blaasbreuk in de Liesch , waarin een Steen beflooten was, voor een Knoeftgezwel, Sarbus, cn lag 'er een bijtmiddel op;maar het uitvloeijcn der Pis ontdekte zeer fchielijk den begaanen misflag. Als de Blaasbreuk alléén is, dan zijn derzelver Tekenen ligt en duidelijk. Maar als zij met een Darmbreuk gepaard gaat, dan is zij ecnigzints moeilijker te kennen. Dit wordt gemaklijker, als men de Darmbreuk inbrengt. En als dit niet mogelijk is , bedenke men -, dat de Blaas akoos tusfchen de Darmbreuk en den Zaadftreng ligt, en dat men dus daar de fchommcling en de overige tekenen der Blaasbreuk'moet zoeken. Als de Breuk niet terftond naa dat zij ontftaan Ss, te rug gebragt wordt, en de Blaas lang in den Balzak blijft liggen , ondergaat zij veelerleië veranderingen. Zij kleeft aan de Deelen die haar in den Balzak omvatten, en dit gefchiedt te fchielijker, om dat zij in het Vetvlies, en niet in een Breukzak ligt.' :" Dc («) L. c. p. ta. ^ m  over de BREUKEN. ï*jr De Blaas lijdt in den Buikring altoos eenige drukking , die haar daar vernaauwt, ja geheelijk fluit. De Gevolgen daar van zijn drievoudig. Het gedeelte der Blaas dat in den Buikring ligt, word door de beftendige drukking van tijd tot tijd verhard , gewent zig aan de 'vernaauwing waariiv zij zig beftendig bevindt, verliest haare rekbaarheid , en verkrijgt de gedaante eener naauwa Buis, die de Blaas als in twee Bondels verdeelt, die door deeze naauwe Buis met elkander gemeenfehap hebben. Het gedeelte der Blaas, dat in den Balzak ligt, lijdt, indien geene beftendige , ten minften eene herhaalde fterke uitrekking, om dat de Pis, door de drukking des Buikrings , belet wordt te rug te keeren, en hierom dikwijls in den Balzak ophoopt. Dit gefchiedt voornaamlijk, als de Lijder de noodige oplettenheid niet gebruikt, om de Pis uit de Breuk te drukken , zoo dikwijls dezelve daar verzameld is. De Gevolgen hier van zijn, dat het gedeelte der Blaas dat in den Balzak bevat is, en zoo dikwijls en langduurig uitgerekt is geworderv, eindelijk deeze uitrekking gewoon wordt, en het vermogen om zig zamen te trekken verliest. Eindelijk geeft het dikwijls ftilftaan en ophoopen der Pis in het uitgezakte gedeelte der Blaas, zeer fchielijk gelegenheid tot het vormen van eenen Sa-en. Hierom vindt men doorgaands Steenen in alle verzuimde Blaasbreuken. Door de hevige Pijnen, cn de herhaalde Ontfteekingen, die zulk een Steen in de Blaasbreuk veröorzaakt, wordt 'er doorgaands zeer fchielijk eene tegennatuurlijke verééniging der Blaas met de nabijliggende Deelen in den Balzak te weeg gebragt. Ui?  153 VERHANDELING ,.,Uit.,d't.a!ies b,,'if't, hoe noodig het zij d<* Pis dikwijls uit den Balzr.k te drukken. Als de'Liider dit verzuimt, verkrijgt de Breuk zeer fcliieliik een Graad van ongeneesbaarheid, die op gèehé wpe weg te neemen is. Want hoe is het moo-hjk, het gedeelte der Blaas dat in den Balzak bevat is , het verboren vermogen om zig zamen te trekken , weder te bezorgen ? Het groenen van een Steen in de Blaasbreuken is alléenlijk aan dit verzuim toe te fchrijven. Het geen de Heelmeester , ten opzigte der Geneezing bij deeze Breuken te doen heeft, is zoo zeer onderfcheiden, als elk bijzonder Geval ver-: khülend is. De Breuk is beklemd, of niet. VVif zullen eerst van eene niet beklemde Breuk fpreeken. r Deeze is of versch of oud. Als zij oud is kan nog moet zij te rug gebragt worden Zij moet niet; om dat het gedeelte der Blaas, dat in den Balzak ligt, waarfchijnlijk het vermogen om zig zamen te nekken verlooren heeft, en dat gedeelte in tegendeel, dat in den Buikring ligt, vernaauwd en verhard is. Wat zou rrien niet te vreezen hebben, als men deeze, zoo tegennatuurhjk geftelde Blaas, te rug bragt? Zoifniet eene beftendige ftilftand en eene ophouding der Pis in dat gedeelte der Blaas, dat voorheen in de Breuk lag , het vormen van eenen Steen , Ontfteeking en alle de toevallen van het ophouden der Pis ten gevolge hebben ? Ten minsten moet men aan het inbrengen eener Blaasbreuk niet denken als 'er reeds een Steen in gevormd is. Ondertus- fehen kan de Breuk ook in deeze Gevallen niet te rug gebragt worden. De tegennatuurlijke gedaante der Blaas zoo wel, als het aangroeijerr den  over ©e BREUKEN» igf derzelve in den Balzak , zal bet doorgaands beletten. Als de Breuk niet oud is, kan en moet zij ingebragt worden. Niets is 'er in dit Geval dat zulks verbiedt. Zij kan ook ingebragt worden; maar niet, gelijk eene andere Breuk, terftond en op eenmaal, om dat zij in het Vetvlies van den Balzak, en niet in eenesa Breukzak ligt. Als de Breuk in zal gaan , moet de Lijder beftendig op den Rug liggen, een Schortband draagen , en alle ophooping der Pis in de Breuk, door het beftendig gebruik van eenen buigzaamen Catbeter verhoeden. Door deeze handelwijze werken 'er drie vermogens tot het inbrengen der Breuk. De Schortband drukt dezelve van tijd tot tijd te rug; door het liggen op den Rug wordt, insgelijks het ingaan van dezelve bevorderd ; en terwijl de Pis door den Cathtter belet wordt , zig in het uitgezakte gedeelte der Blaas op te hoopen , trekt deeze zig van tijd tot tijd zamen, wordt kleiner, cn nadert den Buikring. Als de Lijder, na verloop van eenigen tijd, ééns de Pis ophoudt, en daar door geene de minfte zwelling in den omtrek des Buikrings ontdekt , kan hij denken , dat de Breuk geheel te rug gekeerd is , en moet dan een Breukband draagen. Somtijds heeft de Lijder te gelijk eene Darmbreuk. Als deeze zig laat inbrengen , belet zij de even befchreevene behandeling en geneezing der Blaasbreuk niet. Indien zij onbeweeglijk en aangegroeid is, moet zij, gelijk de Blaasbreuk, geheel, en door die Middelen die ik in het eerïte Deel van deeze Verhandeling, in het Hoofdftuk van de aangegroeide Breuken , aangevveezen heb, te rug gebragt worden. Als de Lijder in- des  ióo VERHANDELING dedaad geholpen zal worden, moeren alroos beide de Breuken ingebragt worden. Want wat helpt het, dat de Blaasbreuk alléén te rug gebragt wordt. Daar 'er wegens de Darmbreuk geen Breukband aangedaan kan worden, zal de Blaasbreuk zeer fchielijk weder uitzakken. Maar gefteld zijnde, een Lijder heeft te gelijk tene Blaasbreuk, die niet ingebragt kan noch moet worden, en eene Darmbreuk, die ingebragt kan worden. Daar 'er wegens de Blaasbreuk geen Breukband aangedaan kan worden , zal hij de Darmbreuk aan zig zelve moeten overlaaten, en in een beftendig gevaar van Beklemming zijn. Men kan hem alléén door een Schortband eenige verligting toebrengen. Als zig in het uitgezakte gedeelte der Blaas een Steen bevindt, is het Geval onderfcheiden. Hetis niet moeilijk den Steen te ontdekken; de Pijn en het Gevoel, vooral als de Pis eerst uit de Blaas gedrukt wordt, verraaden denzelven. Somtijds ligt de Steen vrij in den Bodem der Blaasbreuk , en dan kan men denzelven daar gemaklijk tiitfnijden. Men opent het onderfte gedeelte der Blaasbreuk met een Lancet, welke fnede men, naar de grootte van den Steen verwiid , men fteekt eenen Vinger in de Wonde, en haalt door denzelven , of door een Tang, die men op den Vinger inbrengt, den Steen uit. Deeze. Konstbewerking is zonder zwaarigheid of gevaar. Alléénlijk heeft men maar op twee zaaken te letten. Als de Lijder te gelijk een Darmbreuk heeft, dan moet men zorg draagen dat men deeze niet kwetze, en dezelve om die reden voor de Konstbewerking inbrengen. En kan zij niet ingebragt worden, dan moet men be« dagt zijn, dat de Blaasbreuk tusfchen de Darmbreuk  over. de BREUKEN. i6*r breuk en den Zaadftreng ligt, en bij gevolg moet men het Lancet op zijde, en wel op zulkeei e plaats infteeken , daar men het fchommelen der Pis zeer duidelijk voelt. Dit alles moet men ook in agt neemen, om de kwetzing van den Zaadftreng te mijden. Het laatste dat men in alle gevallen te vreezen heeft, is, dat de Wonde, door den geduurigen uitvloed der Pis , fistelagtig zal worden. -Maar dit verhoedt men gemdcïijk, door het beftendig gebruik van eenen buigzaamen Catheter, waar door de Pis altoos1 door de Pisbuis geleid, en bij gevolg belet wordt, door de Wonde te vloeijen In alle Gevallen, waar de Blaasbreuk, het zij door een misflag of met voordagt geopend is geworden, moet zulk eenen Catheter om deeze redenen in de Pisbuis gebragt worden. Somtijds kan het gebeuren , dat de Steen in den Buifciing vast zit , en daar Pijn , Ontfteeking , Pisopftopping, en eene dadelijke beklemming van de Darmbreuk veröorzaakt. Hier van kan de onvoorzigtigheid des Lijders, die, terwijl hij de Pis uit de Breuk perst , den Sieen in den Buikring drukt, de Oorzaak zijn. Als men denzelven, door zagtjes met de Vingers te ftrijktn, niet uederwaards kan drukken, moet men de Blaasbreuk, gelijk iu het voorige Geval, maar op geenen te grooten afftand van den Buihiing, openen, en den Steen met de Vingers of een Tang vatten en uuhaalen. In dit en alle andere Gevallen , moet men altoos zorg draagen, dat men den Steen niet door den Buikring, in dat gedeelte van de Blaas, dat zig in het Bekken bevindt, drukt. Men kan ligtelijk zien, dat men daar door den Lijder, die, zoo lang de Steen in de Breuk ligt, gemaklijk en zonder gevaar daar van bevrijd iL De Ei., L kaja  i6i VERHANDELING kan worden, op e'énmaal in de noodzaakeïijk-i heid brengt, van eene moeilijke en zeer pijnlijke Konstbewerking te moeten ondergaan. Als de Lijder te gelijk een Darmbreuk heeft, kan men den Steen , die in den Buikring vast zit, misfchien door het inbrengen van de "Darmbreuk, vrij en los maaken. Nogthans is dit, in dit Geval, dikwijls niet mogelijk. De Blaasbreuk kan indedaad beklemd worden; dat is, zij kan in den Buikring eene hevige knelling lijden. De gevolgen hier van zijn Pijn, Ontftcking , en Pisöpftopping in het uitgezakte gedeelte der blaas, met alle haare Toevallen. Het Gevaf is verfchillende , naar dat het tevens met een Darmbreuk gepaard gaat, of niet. In het eerfte Geval is- de Darmbreuk dikwijls de oorzaak der beklemming van de Blaasbreuk en is tegelijk beklemd, zo dat de beklemming van de Blaasbreuk alleen een gevolg der beklemming van de Darmbreuk is. Het is blijkbaar dat het 'er hier alléén op aankomt, om de beklemming der Darmbreuk, door de Middelen die reeds in het eerfte Deei aangeweezen zijn, weg te neemen. Als deeze weggenomen is, dan verdwijnt de beklemming der Blaasbreuk vah zelve. Het eenige dat in dit Geval, van de zijde der Blaasbreuk, eene bijzondere oplettenheid vordert, is de ophooping der Pis in het beklemde gedeelte der Blaas , die misfchien fomtijds, eer de beklemming van den Darm weggenomen kan worde:!, in zulk eene maatt toeneemt, dat zij indedaad gevaar verwekt, en bijzondere hulp vordert, in de meeste gevallen zal men waarfchijnlijk cc Pis van tijd tot tijd door den Buikring te rrg kunnen drukken, en als dit niet mogelijk is, tn het Gevaar, dat van dc Pisöpftopping afhang., groet  levEü de BREUKEN. *£j groot en dringend is, zou ik geheel niet in twijfel ftaan, om de Pis, door de Troicart, of door een Lancet te ontlasten. Ik zie geen het minste gevaar, dat van deeze Konstbewerking, die hief Voor het overige buiten tegenfpraak noodzaakelijk is, te vreezen zou zijn. Maar gefteld zijnde , dat de beklemming van den Darm zig door zagte middelen niet laat' wegneemen. Dan moet de Konstbewerking op de Breuk, buiten twijfel op de gewoone wijze verrigt worden. Ik zeg op de gewoone wijze, want hier bij is indedaad niets bijzonders Waar te neemen, dan alleen dit eenige, dat men de agterfte en inwendige zijde van den Breukzak, agter welke de Blaas onmiddelijk ligt, op de best mogelijke wijze verfchoont. Als de Darmbeklemming weggenomen , en de Darm te rug gebragt is , ligt de Blaas alléén in den Balzak. Èn hoe zal men nu deeze behandelen? Buiten twijfel moet zij altoos, zoo het maar eenigzins mogelijk Zij, te rug gebragt worden. Als zij in den Balzak blijft liggen, zal zij het gebruik van een Breukband beletten, en den Lijder bij gevolg in gevaar ftellen , van eene nieuwe uitzakking van den Darm. Als de Blaasbreuk versch is , en maar zeer weinig aan den Balzak aangegroeid, zal zij naa de Konstbewerking, geduurende de Geneezing, door.het aanhoudend liggen op den Rug en het gebruik van den Catheter waarfchijnlijk uit zig zelve te rug gaan. Maar onderfteld zijnde, dat de Blaasbreuk oud, de^Blaas aangegroeid, en haare gedaante op de boven gemelde wijze veranderd is? Dan kan, nog moet zij te rug gebragt worden. Ondertusfchen belet zij het gebruik van een Breukband, als zij in den Balzak blijft liggen. Kon men in zulk een L 3k Ge»  16*4 VERHANDELING Geval, het uitgezakte gedeelte der Blaas, niet digt bij den Buikring affnijden ? Dit deedt de Heer Pott («) eens, met een gelukkig gevolg. Ik zou in het geheel niet in twijfel ftaan, het zélve te doen , vooral zoo het uitgezakte gedeelte der Blaas niet groot , en in den Buikring zeer vernaauwd was. Als het gedeelte der Blaas dat afgefnéeden-wordt in den Balzak, zeer groot is, dan blijft 'er maar een klein gedeelte van dezelve in het Bekken overig, en de Lijder zal daar door ia het vervolg genoodzaakt zijn , zeer dikwijls de Pis te loozen. Hoe meer de Blaas in den Buikr;ng, daar zij afgefnéeden wordt, vernaauwd is, hoe kleiner de opening is die daar door veröorzaakt wordt , en hoe grooter de hoop op eene fchielijke en gemakkelijke Geneezing is. Het fpreekt van zelve, dat men, terfiond naa dc Konstbewerking, eenen Catheter in de Pisbuis moet fteeken, op dat het uitvloeijen der Pis door de Wonde, de Geneezing derzelve niet belette. Als de Blaasbreuk geheel alléén en zonder Darmbreuk is, kan zij fomtijds ouk eene zekere foort van Beklemming ondergaan, waar van het voornaamste toeval de Pisöpftopping is. In het algemeen zijn zulke Lijders , door de 'tegennatuurlijke ligging der Blaas, zeer tot Pisöpftopp.ng geneigd, en dezelve kan ligtlijk éénmaal zoo hardnekkig en hevig worden , dat zij eene fchielijke hulp vordert. De Heer Ver dier (£) verhaalt zulk een geval. Een Boer kreeg, naa verfcheidene voorgaande moeilijkheden in. het Wateren eene daadelijke Pisöpftopping, waar bij de Balzak en de Bilnaad aan- (a) CMmrgicai Oifervations. Qb) Mem. de l'Acad, de Chir. T. IV. p. 13.  over be BREUKEN. 165 aanmerkelijk opzwellen eii zeer pijnlijk wie;den. — Het gebruik van een Catheter, en eene beftendige'zagte drukking-'op de Breuk, zal waa) verhaalt een GeVal , waar in zij de grootte van een Mans Hoofd hadt. (a) L, c. p. s3.  oveïl bb BREUKEN. i6> hadt. De Heer Ho in (a) heeft gezien, dat zij uit de Schede hing. Bij zulke Vrouwen die Kinderen voortgebragt hebben, ontftaat deeze Breuk veel menigvuld'p-er, als bij ongehuwde. In het zoo even aangahaalde Geval van den Heer Ho in ontftond zij den zevenden Dag naa de Verlosfing, terwijl de Vrouw, wier Blaas zeer fterk met Pis opgevuld was, eenen Emmer vol Water optilde. Op het oogenblik gevoelde zij hevige Pijn in de Schede, en viel in onmagt, — Ondertusfchen heeft nogthans de Heer Sandifort(^) zulk eene Breuk waargenomen , bij een Vrouwsperfoon. dat nooit gebaard hadt. Zij ontftondt geduurende een krampagtigen Hoest. • Be Blaasbreuk der Schede, eischt dezelfde behandeling als de Darmbreuk, Zij wordt in een bekwaamen ftand, door de drukking der Vingers te rug gebragt, en door een Moederring belet weder uit te zakken. Het inbrengen gefchiedt doorgaands zeer gemaklijk , en de Moederring moet dezelfde gedaante hebben, als die , welke ik bij de Darmbreuken der Schede aangepreezen heb. Deeze bevordert doorgaands , door een aanhoudend gebruik, eene volkomene Geneezing. Eindelijk zakt de Blaas ook fomtijds in een Bifc naadsbreuk. De Heeren Pipelet (c), Robert (d), Mery (e) hebben dezelve bij Vrouwsperfoonen; en de Heer Pipeeet (/) heeft ( a ) Le Blanc Precis d' Oper.- T. II. p, 368. fb) Olferv. Anat. p. 53- Cc) Merc. Meic. de France, 1762 Juillet. (<2) Mem. de l'A:ad. de Chirur. Tom. II. p. 33' (e ) Mem. de l'Acad. des Sciences 1773. Cf) Mem. de i'Actd. de CMr. T. IX. ?. 2S3. L 4  iö8 VERHANDELING heeft ze ook daar bij een Mansperfoon gevonden. In het laatfte geval ontftondt de Breuk oogenbhklijk, naa een Sprong met de Beenen wijd van elkander. De Heer Curade (a) heeft ook eene Blaasbreuk in den Bilnaad bij eene Zwangere waargenomen. Het was opmerkelijk, dat de Breuk naa de Verlosfing verdween , en niet weder te voorfchijn kwam, dan tegen het einde van dc volgende Zwangerheid. De Blaasbreuken in den Bilnaad worden op dezelfde wijze behandeld als de Darmbreuken. HET ELFDE HOOFDSTUK. Van de Breuken van het Eironde Cat. Do Weg, waar door deeze Breuk dringt, is zoo moeilijk, dat fommigen dezelve voor onmooglijk gehouden hebben. De Heer Garenge ot (£) heeft haar eerst befchreeven. Naderhand hebben andere Heelmeesters dezelve ook waargenomen De Heer Garengeot brengt op de aangehaalde plaats reeds zeven gevallen bij, waar in zij waargenomen is. In het Lighaam van eene Vrouw, vond de Heer Heuermann (c) eens eene Breuk, die door het Eironde Gat, faramen ovale, ging, en een gedeelte van den omge- (O L. e. T. IV. p. 44. (b) Mem de VAr.ad. de Chir. Tom. III. p. 353. (O Chirurgifchc Opiratitnen, 1 Band, 578. )•  OVER BE BREUKEN. 16? gewonden Darm, Ileum, bevatte, dat anderbalven Vinger lang was. De Zak lag onder het eerfte en tweede hoofd, van de zogenaamde driehoofdige Spier, Musjculus delteides, en de Schaambeenfpier, Musculus Pectitieus. Deeze Breuk zakt door het Eironde Gat van de Beenderen van het Bekken, tusfchen de uitwendige Schaambeens en driehoofdige Spier , onder de uitwendige Huid, en verwekt aan het bovenfte en inwendige gedeelte der Dijë een Gezwel. Het is bekend dat het Eironde Gat niet volkomen door den Band, Ligamentum geflooten wordt. Van boven blijft 'er eene opening , waar door de vaten der Stopfpieren , Vafa Obturatoria uit het Bek? ken gaan ; en door deeze opening dringt waarfchijnlijk de Breuk. Zij wordt bij Vrouwsperfoonen menigvuldiger waargenomen, dan bij Mansperfoonen. Men heeft dezelve maar, zoo veel ik weet, in één eenig Geval, bij een Mansperfoon waargenomen ; en dit Geval verhaalt Garengeot op de aangehaalde plaats. De Heer Vogel (a) verhaalt een Geval, waar ten zelfden tijde aan bijde zijden zulk eene Breuk gevonden wierdt. De Heer Gunz (b) fpreekt van eene Blaasbreuk door het Eironde Gat. Somtijds ligt ook het Net in zulk eene Breuk, zoo als de Heer Ma la val heeft waargenomen. Dit Geval is zoo merkwaardig, dat ik het mijnen Leezeren verhaalen zal. Het Gezwel was rond, ongelijk , en aan het bovenfte en inwendige gedeelte van de Dijë geplaatst. Als men het drukte, keerde 'er duidelijk eta (a~) Ven den Bruchen, p. 204. (*) De Herniis, p. 96. L5 ,  f7o VERHANDELING een Darm te rug;, maar 'er bleef altoos iets in de Breuk over, dat men onderftelde het Net te zjjn, on dat men op geenerleië wijze te rug kon brengen. Hierom befloot men tot dé Volgende Konstbewerking. Naa dat de Darm te rug gebragt was, opende men de Huid en den Breukzak, waar in men een ftuk van het Net vondt ter grootte van eene- Noot, ligg-ende tusfchen de voorfte Hoofden der driehoofdige Spier , alwaar men het affneedt. Daarna fneedt men nog een gedeelte van den Breukzak weg, ftopte het overige tusfchen de Hoofden der gemelde Spier, bedekte de Wonde met Plukzel, en het gevolg der Konstbewerking was zeer gelukkig. ■ Deeze Breuk ontftaat voornaamlijk bij Vrouwen die gebaard hebben; en wel het allerligst kort naa de Verlosfing. Dezelve- ontftoridt eens door eenen Val op de Billen. Deeze Breuk kan ook beklemd, worden. Dit bewijst onder anderen het Geval van den Heere Garengeot. Eene Vrouw, die vier Dagen te vooren van een Kind verlost was, deedt op den Trap eenen mistred , en viel op de Billen. Op het zelfde oogenblik gevoelde zij eene hevige Pijn digt bij de regter Lip der Schamelheid, en begon terftond hevig te Braaken. De Heer Garengeot zag haar eerst op den derden Dag, toen zij reeds Drek braakte. Hij vondt aan hctbinnenfte en bovenfte gedeelte van de regter Dijë een Gezwel, dat vijf Duimen lang, op de minlte aanraaking zeer pijnlijk, week en veerkragtig was. Daar men niet kon twijfelen of het eene Breuk was, |iet den Heer Garengeot de Lijderesfe og Öen Rug, met de Billen verheeven liggen, hij baadde het Gezwel . vlijtig ■ met weekmaakende olieagtige Vogten, drukte dezelve dikwijls zagtt I jes  • ver. de BREUKEN. ijr* 'es met de Hand , en door deeze behandeling keerde het Gezwel langzaam met gerommel terug, en terftond verdweenen alle toevallen. Hij belette eene nieuwe uitzakking door een Band met eene eivormige Pop. Deeze Beklemming wordt' op dezelfde wijze en met dezelfde Middelen behandeld,'als alle andere Darmbeklemmingen. De Pop , die beletten zal dat de Breuk niet weder uitzakt, moét de Weg, waar door de Breuk uit komt, naauwkeurig opvullen en fluiten, en daarom altoos naauwkeurig xle gedaante en grootte der holligheid hebbén, die men naa het inbrengen van de Breuk , door* gaands zeer duidelijk op die plaats voelt. Hierom zal de gedaante der Pop zeer onderfcheiden moeten zijn; fommigen deezer Breuken zijn rond, anderen eivormig en langwerpig, dus zal deeze Pop waarfchijnlijk fomtijds rond en fomtijds langwerpig moeten zijn. Het fchijnt dat door zulk eene Pop dikwijls eene volkomene Geneezing bevorderd wordt. Garengeot vondt naa vijf Dagen, dat de holligheid, die men, zoo dra de Breuk ingegaan was, zeer duidelijk ontdekte, reeds verdweenen was; hierom nam hij de Pop weg, en bedekte de plaats der Breuk met eenen dikken Drukdoek en een Windzel. Een Maand daar naa nam hij dit Verband ook af, en de Breuk kwam niet we? der te voorfchijn. Als de Beklemming door zagte Middelen niet weg genomen kan worden , en het gevaar dringend wordt , dan moet men niet twijfelen der Konstbewerking te verrigten. Daar 'er, zoo veel ik weet, tot hier toe nog geen voorbeeld vm dit Geval is,..kan men van deeze Konstbe- wei-  'in VERHANDELING werking niets met zekerheid zeggen. De opening van den Breukzak zeu met geene zwaarijheid gepaard gaan; maar men zou de beklemmende plaats misfcüien door geene infnijding kunnen verwijden, maar naar de wijze van le Bl'xc dezelve moeten uitrekken. Als de Breuk zoo groot is, dat zij zig uitwendig vertoont, is het Geval altoos ligter daa wanneer zij zoo klein is , dat zij uitwendig reen Gezwel maakt. En dit kan fomtijds gebeuren. Een klein ftuk Darms kan in het eironde Ga: zakken, daar beklemd worden, en alle de toevallen eener beklemde Breuk veroorzaaken. Dus heeft de Lijder eene beklemde Breuk , waar van men uitwendig niets ontdekt, en waar van de ontdekking zoo wel als de Geneezing zeer moeiak zal zijn. Als de Toevallen eener beklemde Breuk, fchielijk , bij eenige gelegenheid die een Breuk kan veroorzaaken, ontftaan, als de Lijder eerst, en op _het zelfde oogenblik, dat hij valt, of een Last opuit, enz. Rjn in den omtrek van het eironde Gat voelt, als de Pijnen in het vervolg ook ge? dtiurig op deeze plaats ontftaan, en van daar ïm over den geheelen Onderbjik uitbreiden ; als de Pijn toeneemt, wanneer de plaats van het eironde Gat met den Vinger gedrukt wordt; heeft de Heelmeester indedaad groote reden, om eene verborgene Breuk van het eironde Gat te vermoeden, en alle middelen aan te wenden, die in beklemde Breuken aangepreezen worden, maar voornaamlijk den Lijder in zulk\ eenen ftand te brengen , waar in de Billen zeer hoog, en de Borst in tegendeel zeer laag geplaatst is; maar als nu alle deeze middelen van getnen dienst zijn , kan " i hij  oYEi Dt BR'EÜKEN. bij wel tot eene Konstbewerking befluiten ? Als de Breuk uitwendig -een Gezwel verwekt, wijst bet Gezwel zelfs den Weg aan het Mes. Maar hoe .gevaarlijk is het hier, als 'er uitwendig geen Gezwel verfchijnt , eene diepe infnijding te maaken ? Hoe twijfelagtig is het niet of men indedaad eene Breuk zal vinden. In deeze moeielijke omftandigheden heeft men aangeraaden , om den Onderbuik digt boven de Schaambeenderen te openen, en den Daim uit de Breuk te rug te trekken. Maar , niemand heeft tot nog toe deeze Konstbewerking verrigt, en waarfchijnlijk zal zij ook nog niet fchielijk verrigt worden. EINDE van het TWEEDE DEEL. , VER-j  VERKLAARING DER p l a a t; De eerste Figuur. Verbeeld de Navelbreukband, die de Heer Su* Ret in de Mem. del'Acad. de Chirur. de Paris lom.is.pag. 364. befchreeven heeft, en van welks gebruik in dit. Werk gefproken is. De befchrijving deezer Afbeelding geeft den Kundigen een genoegzaam denkbeeld van de inrigting deezer uitvinding. De Hoofdzaak beftaat hier in, dat oe Pop hol en een Veer bevat, door welker werking, de Band zig laat verkorten en verlengen. Fig. 1 field de Breukband voor zo als denzelven aangelegd word. Uit Fig. 3 blykt de legging en gedaante der Veêr die in de Pop ligt, en naar de Veer van een Uurwerk gelijkt. In het midden van deeze Veêr, is een vierkant Balkje, waar aan zij vast gehegt is. Dit Balkje kan men, door middel van een Sleutel omdraaijen, de Veêr fpannen en daar door haare werking vermeerderen. Een Stelrad,Fig. 5, in welks midden het voorfte einde van het Balkje ligt, belet het te rug draaijen van het Balkje. Fig. 2 fteld de vasthegting der Riemen, door Darmfnaaren aan de Veêr voor: en Fig. 4 vertoond het inwendige der Pop op zijde. Fig,  VERKLAARING der PLAAT. ïyg Eig. 6 vertoond een zeer eenvoudige veeik ag« tige Navelbreukband. A. B en C. D. zijn een paar fterke Veeren. Terwijl de Navelbreukband ver-r lengt word, krommen zij zig, en terwijl zij weder te rug fpringen, word de Band korter.