NEDERLANDS CHE REIZEN. ZESDE DEEL.   NEDERLANDSCHE REIZEN, tot bevordering van den koophandel, na de meest afgelegene gewesten des aard k'l o o t s. Doormengd met vreemde Lotgevallen, en menigvuldige Gevaaren, die de Nederlandfche Reizigers hebben doorgeikan. MET P L A AT E N. ZESDE DEEL. Te AMSTERDA M, By PETRUS CONRADI. Te II A R L I N G E N, By V. van der PLAATS. MDCCLXXXV.   INHOUD DES ZESDEN DEELS. Togt van Pieter Willemsz Verhoeven, na de Oostindiën, in den jaare 1607, enz. i . . Bladz. 1 Looptin Zee, in 't begin van Wintermaand, met 13 fchepen, zes uit Texel, en zeven uit de Maas. De Vloot verzamelt by 't Eiland Maio ; berigt wegens hetzelve, en overgroote vrugtbaarheid. Gevaar voor de Hollandfche fchepen, door dit Eiland als eene ververfchingplaats te doen dienen. Naamen der fchepen van de geheele Vloot, nevens derzelver grootte en ftërkte; de manfchap bedroeg 186Ö koppen 5 het Kanon 377 ftukken ,- de geheele uitrusting hadt gekost 2,767,293 guldens. Men formecrc hier een Scheeps- of Krygsraad; leden en magt van denzelven. De Vloot vertrekt. Ziet en vangt , omtrent de Linie, eene menigte visfchen, onder andere Haaijen; berigt wegens dezelve: zy zyn niet onfmaaklyk; vliegende visfchen. De Vloot, in drie fmaldeelen verdeeld , ankerc voor St. Helena. De menigvuldige zieken worden hier aan land gezet; men vindt 'er , in een uitgehold ftuk hout , vier brieven van Hollandfche Admiraals en Kooplieden. Berigt wegens St. Helena ; heilzaame Kruiden tegen de Scorbut. De Vloot gaat onder zeil, en ontdekt Kaap-Aiguilles. Noodige voorzorge in deeze wateren. Algemeene Dankdag op de fchepen. Befluit om de Portugeefche Vloot op te zoeken te Mofambiqre. Schikkingen tot eene landing. Komst voor Mofambique, en bemagtiging van eenige kleine fchepen. De Troepen worden aan land gezet, en het Kasteel belegerd. Da * 3 Ad-  INHOUD. Admiraal verzoekt hulp van de Cafièrs. Het Kasteel worde opgeëischt , doch de Trompetter, met trotsch befcheid, afgeweezen. Gelukkige uitval der belegerden; het beleg wordt opgebroken, en het gefchut aan boord gebragt. In den aftogt fteeken de Troepen de ftad in brand. Getal der dooden en gekwetften; 1250 fchooten op het Kasteel gedaan Berigt wegens het Ryk van den wydvermaardeii PriesterJoannes,tegenover Mofambique, aari de vaste Kust gelegen. Afbeelding van dien Vorst, zyne tytels; uitgeflrektheid van zyn Gebied; berigt wegens de onderfcheidene Gewesten, aan hem onderhoorig ; deizelver vriigtbaarheid. Leevenswyze van dien Monarch; zyn rykdom in goud, zilver en Edelgefteenten. Zeden en gewoonten der landzaaten. De veelvuldige vyanden, welken deeze Vorst het hoofd moet bieden. Eerbied der onderdaanen voor hunnen Vorst. Het Christendom , eerst gepredikt door den Kamerling van Kandace, de heerfchende Godsdienst hier te lande.' Geestlyke Orden; godsdienftige gebruiken. Vereeniging, tusfehen de Abysfinifche en de Roomfche Kerk, door den Paus ondernomen,mislukt. - Drie Jachten van de Vloot neemen een fterk Portugeesch fchip. De Vloot vertrekt na Goa; vertoeft hier niet lang; zeilt n- Montodeles , en voorts na Calicute. Een der Kapif aen van den Samorin koomt aan boord by den Admiraal , om hem aan land te nodigen; by gaat derwaarts, met ryklyke gefehenken. Pragtige en lïaatelyke welkomst aan 't ftrand en ten Hove. Plegtige begroeting tusfehen den Vorst en den Admiraal. Gehoor en handeling des Admiraals in den Koninklyken Raad ; deeze dringt zeer fterk op onderftand. Verbond tegen de Portugeezen, van wederzyde bezwooren: wyze deezer Eedzweeringe. Zonderlinge waarfchuvving des Samorins aan den Admiraal. — Berigt wegens de ftad Calicute; Naires en Lascarins, foldaaten dus genoemd; zeden en gewoonten der invvooneren. Goederen , die hier verhandeld worden. — De Vloot koomt voor Cochin, en zeilt van daar  INHOUD. daar na Ceilon; door een zwaaren ftorm raaken de felrepen vau elkander , doch koomen wederom byeen. De Admiraal zendt eenigc Afgevaardigden om den Koning van Achem te begroeten , die hem tot een mondgefprek hadt uitgenodigd. Pragtig onthaal der Gezanten ten Koninklyken Hove. Berigt wegens de ftad Achem; het Koninklyk Paleis en deszelfs luister ; vrugtbaarheid van het omliggende land. Gevegt, tusfehen de Portugeezcn en Hollanders, op het Eilandtje de Pedras, alwaar deeze hunne fchepen vertimmerden. De Admiraal heeft een toeleg in den zin op de ftad Malacca, en ontvangt, wegens dezelve , eenige berigten. De onzen neemen eenige Portugéefche fchepen. Het ontwerp , raakende Malacca , wordt, in den Scheepsraad, verworpen , en dus ter zyde gefteld. De Vloot koomt te Johor. Plegug feest te Batufabar; de Admiraal ziet den Koning ftaatelyk na eene Pagode ryden, en wordt ten Hove onthaald; woont eene Raadsvergadering by in het Paleis ; verzoekt , een Fort te mogen bouwen : 't wordt geweigerd , en hy daarentegen verzogt om hulp , ter herwinninge van het Konin'uryk Patana ; hier toe wordt in den Scheepsraad beflooten. De Admiraal laat te Johor eenige bedienden der Maatfchappye , en vervolgt zyne Reize. Ontvangt op zee de tyding uit Holland, wegens het fluiten van het Beftand met Spanje , en nieuwe Inftruktiën. Komst der Vloot voor Bantam ; verwarde ftaat van 's Konings zaaken aldaar. De Admiraal houdc zich onzydig ; heeft het oog op Jaccatra. Jakob Heremyt wordt te Bantam gelaaten , om aan een Verbond met den Koning te arbeiden, terwyl het gros der Vlooc na de Molukfche Eilanden ftevent, om op dezelve een kans te waagen. Koomt voor Nera, een der Bandafche Eilanden. Onmin met die van Lontor en de Neraanen. De Admiraal doet, op het Eiland Nera, een Fort bouwen , op den grond van een oud Portugeesch Kasteel. De Neraanen, den Admiraal verzogt hebbende om eene zamen* 4 komst,  INHOUD. lomst, ter vereffcninge der uitftaande gefchillen, brengen hem verraaderlyk om 't leeven. Tot op de komst van de-i' Vice-Admiraal Frans de Witten, wordt S. J. 't Hoen by voorraad, tot Admiraal aangefteld. De onzen wordt, door de Eilanders, aangezegd, het Fort te verhaten. Een an. dere verraderlyke moord doet de Hollanders den Bandanee*en den Oorlog verklaaren. Een fchip, met Muskaatnootcn, enz. gelaaden , vertrekt na Holland. Eene kleine plaats, in het land van Nera, geplonderd. De Bandaneeze.i doen voorflagen van vrede; 'er wordt een Verbond geflooten, volgens 't welk de Muskaatnooten alleen mogten verkogt worden aan de Hollanders; deeze bedingen nog andere voorregten. De fchepen zeilen na Amboina, en voorts na Ternate. Eenige Troepen, hier aan land gezet, en in het Fort Oranje geleid, doen een vrugtloozen aanval op een Spaansch Fort. Op Ternate wordt een Fort gebouwd milemflad genaamd ; 't welk de Spanjaards vrugteloos tragten te beletten: voordeden van deeze Sterkte Belevan het Portugeefche Fort oP Tidore. Vrede met den Koning van Bachian. Het Fort wordt bemagti-d Slatmg onder de Spanjaards. Het Fort Barneveldt op Bachian gebouwd , en een Verbond met de Koningen van Ternate en Bachian, tegen de Spanjaards, geflooten. Overlyden van den Vice-Admiraal S. ]. \ Hoen P v Caerden wordt ftaatelyk aangefteld tot Gouverneur 'der Molukfche Eilanden. Staat der Maatfchappye . in de Indien, ,n 't jaar 1610. De Bandaneezen , opgeftookt door de Engelfchen , (laan van nieuws aan 't muiten Twee rykgelaadene fchepen vertrekken na 't Vaderland' Voordeelige ftaat der zaaken op Koromandel. Nog een' fchip, met zyde, katoenen-garen , diamanten, Peper , enz na 't Vaderland gezonden. Komst van den Adnnraal P. Both met acht fchepen; de eerfte Hollandfche vrouwen met dezelve overgekoomen. P v Caer den , in een gevegt tegen de Spanjaards , gedood , en anuere rampen. Men fluit een Verdrag van Koophandel met  INHOUD. met den Keizer van Japan ; op de tyding hier van in Holland , worden nieuwe maatregels genomen , en een Jacht derwaarts gezonden; verrigtingen van deszelfs Kapitein ten Keizerlyken Hove, en menigvuldige onderhandelingen met den Keizer en de Staatsdienaars. Ongemeens vriendlykheid eens Japanfchen Gouverneurs omtrent de Hollanders. Voordeelen in den handel , hun toegedaan. Berigt wegens het voorgevallene op het Eiland Banda. De Engelfchen vertraagen de onderbrenging der Bandaneezen. Brandende Zwavelberg. Staat der Molukfche Eilanden, in 't begin der voorgaande Eeuwe: drie Hollandfche Forten op Ternate : Oranje , Holland cu Willemftad ; even zo veele op IMachian ; berigt wegens Bachian. Voordeelen des Verbonds met de landzaaten. Middelen om de Mooren te beteugelen. Staat der Spanjaarden hier te lande, in deezen tyd. Middelen tot herftel der Hollandfche zaaken in de Indien. Verhaal eener reize van Apollonius Schot, na Botton , enz. in den jaare 1613. weerbarftigheid der opgezeetenen. De Hollanders behaalen verfcheiden voordeelen. De Koning van Timor wil een Christen worden , indien de onzen aldaar een Fort bouwen. De onzen bemagtigen op Solor eene wel voorziene Portugecfche fterkte; flaat der landzaaten. Schot koopt hier eene menigte Sandelhout. Staat der Maatfchappye , in de Oostindiën, in 't jaar ifjió. Berigt wegens den (laat der Nederlandfche zaaken, op Amboina , en onderhoorige Eilanden , in den jaare 1627. Fort en Magazynen aldaar ; Bezetting. Kruidnagels, welke hier verzameld worden. Verfcheiden Negeryen. Berigt wegens den berugten Kapitein Hittou. Menigte van Kruidnagelen op Amboina; middelen, aangewend om dien handel magtig te worden. In den jaare 1626, kosae dit Eiland aan de Maatfehappy 219197 Gis. Getal der befoldigden. Staat van 't Christendom aldaar; openbaare Godsdienstoefening en Schooien. Berigt wegens den toe-  INHOUD. toeftand der Molukfche Eilanden , in den jaare i£*r. Mardykers. Het Fort Oranje. Zaamenzweering tegen de Hollanders, verydeld. Kloekheid der Hollandere^i , in het handhaaven van hun Regtsgebied. Gelreldheid' van 't Koninkryk Bachian. Middelen om dit en andere Eilanden beter te bevolken. Luyheid der opgezeetenen. Voordeelen eener Volkplantinge aldaar. Verfcheiden Hollandfche Forten. Onzekerheid der bondgenootfchappen met de Indiaanen. Spaanfche Forten • op Ternate. Schooien op deeze Eilanden. Godsdienstoefening. Togten van Pieter van den Broeck,na verfcheiden Gewesten, aan de Kust van Afrika . . Bladz oJ2 Gewigt deezer Reizen. Vertrekt, als Onder-Koopman\ in 't jaar 1605; koomt te Portodale; wolk van Sprinkhaanen, en hunne verwoestingen. In den nacht waarfchmvt hem een Hagedis voor een grooten Slang. Vertrekt na Juvale. Voortbrengzels van dat gewest. Portugeefche Banditen. Aart en zeden der landzaaten. Slaverny der Vrouwen. Tweede Togt, na Angola, in 1607. Zonderling wyze van eedzweeren. Verbaazende menigte Gouds. Koomt te Lowango. Zeepaerden. Berigt wegens dat Koninkryk : luchtgefteldheid. De rivier de Zaïre; uitgellrektheid van dezelve. Aart der Zeepaerden. Menigte van Zilver- en andere Mynen. Elefanten en Tygers. Slangen van 25 voeten; worden tot fpyze gebruikt. Gevleugelde Rammen. Menigte van vrugten. Fraai marmer. Verwonderlyke boom , de moeder van een geheel bosch'. Sierlyke fchelpen. Aart der landzaaten. Regeeringsform en flerkte des Ryks. Wyze van krygvoeren. Invoering van den Christlyken Godsdienst hier te lande; verdwynt wederom. Van den Broeck koomt in Holland, met 44 ponden Goud , en eene menigte Elefants. Kaden. Zya derde Togt na Afrika > in 1009. Menigte van  INHOUD. van Papegaaien. Eene Koningin nodigt hem om by haatte ilaapen. Spoedige wederkomst in 't Vaderland, met 65000 ponden Elefantstanden, en andere goederen. Vierde Togt , als Opper - Koopman. Vliegende visch, Koomt te Lowango. Vervulde voorzegging des Konings van dat gewest. Twee Elefantstanden, weegende 126 en 128 ponden. Zeden der Lowangoaauen; eerbied voor den Koning: op leevensftraffé , mag niemand den Vorst zien drinken. Gevaarlykheid van gemeenfchap met de vrouwen voor de Europeaanen. Een wild mensch , jnec vrouw en kinderen. DE  D E P R E N T £ N MOETEN GEPLAATST WORDEN: 1. 't Eiland St. Helena, j tegenover bladZ. Ia 2. Priester Joannes. 3. Gehoor by den Koning van Achem. . . 5& 4- Moord van Verhoeven. 0 • . 75 5- Brandende Zwavelberg. , , ^ NE,  KEDERLANDSCHE REIZEN. TOGT VAN PIETER WILLEMSZ. VERHOEVEN, NA de OOSTINDlëN; In de jaar en 1607, enz. In den jaare 1607, wierden, door de Vereenigde Oostindifche Maatfchappy, dertien fchepen uitgerust, en na de Oostindien gezonden. De kamer van Amfterdam leverde vier groote fchepen en twee Jachten; die van Hoorn en Enkhuizen één fchip van vierhonderd lasten; die van Delft één fchip van vyfhondcrd lasten, en een Jacht van honderd lasten; de kamer van Zeeland één fchip van driehonderd lasten, en een Jacht van honderd lasten. Pi eter willemszoon verhoeven, Van Amfterdam, wierdt aangefteld tot Admiraal over deeze Vloot, en frans wittert tot Vice-Admiraal. Zes fchepen van deeze vloot liepen uit TVxcl in zee, op den tweeëntwintigften van Wintermaand des jaars 1607; een der fchepen, HoUandia genaamd , raakte aan den grond, in het Spanjaartsgat; de overige kwamen veilig in zee. VI. dkel. A Met  & NEDERLANDSCHE Met bet begin van Sprokkelmaand des volgenden jaars, verzamelden de fchepen aan het Eiland Majo, een der Kaap -Verdij'che, of Zoute-Eilanden. Het beüaat omtrent twee dagreizen in den omtrek, en is zeer rfStsagtig en fchraèfc 'Kr groeit bykans niets anders dan gras en wilde vygeboomen; de vygen worden zelden ryp; gebrek aan regen is hier de oorzaak van, hoewel zy eene fchoone kleur krygeri. Men vindt 'er ook eenige katoenboomen. Het eenige, 't geen men 'er in overvloed vindt, zyn de Geiten, van welke de Gouverneur jaarlyks ruim vyfduizend laat doodetl, alleen om de vellen. Naar gisting zyn 'er dertig familiën, die 'er een zeer armoedig leeven leiden. Nog vindt men 'er wilde osfen, koeien, ftieren, ezels, varkens, hoenders, faizanten en wilde ganzen. Dit alles is 'er zo wild en woest, dat men bezwaarlyk iets kan vangen. Men heeft 'er zoutagtige Moerasfen, in welke het water binnenloopt; dit door ae hitte der zonne uitdampende, blyft 'er eene goede foort van zout over, 't welk 'er zeer overvloedig is. De zeelieden, welke dit Eiland aandoen, om 'er zout te laaden, moeten deopgezcetenen met groote zagtmocdigheid behandelen; indien ze hieromtrent niet zeer omzigtig zyn, vlugten zy op de bergen, hunne geiten medevoerende; dit gebeurde by de tegenwoordige gelegenheid. Het fchip Zeeland 'teerst het Eiland aangedaan, en by nacht eenige manfehap aan land hebbende doen treeden, nam elk de vlugt, uitgezonderd een oud man. De Koopman obelaek. behandelde hem zeer vriendelyk, en deedt hem verfcheiden geschenken, om hem te beweegeir, aan zyne landgenooten te zeggen, dat, indien zy ververfchingen wilden bezorgen, dezelve ryk- lyk  REIZEN. 3 lyk zouden betaald worden. Dit, egter, deedt geene uitwerking; men zag niemand ten voorfchyn koomen. De Admiraal verhoeven en jacob le fevre 'traden aan land, verzeld van vyfentwintig Muskettiers* en eenige Piekeniers; elk floeg een verfchillenden weg in. Zy bragten den nacht op het Eiland door; en toen nu de opgczeetcnen zagen, dat zy geen geweld pleegden, lieren «y den Admiraal weeten, dat zy hem geiten zouden zenden, indien zyn volk geen geweld deedt, en het hooi niet befchadigde , waar van hun Vee moest leeven. En , in de daad, zy leverden eerlang negentig geiten , die over de fchepen verdeeld wierden; zy wierden betaald met kaas en andere goederen, welke zy begeerden. Midlerwyl hadt men doen aan land treeden t de) ibldaaten en eenige matroozen; zy wierden in eene kleine Kerk gehuisvest; alle dagen wierden zy in dert wapenhandel geoeffend. Rondom het Eiland ving men verfcheiden foorten van Visch, van een zeer goeden finaak. Oranjeappelen en citroenen vondt men op het Eiland niet. Aan den oostkant van het Eiland ftroomt eene beek, zynde een zeer goede en gemaklyke waterplaats, niettegenftaande zy drie mylen diep in het land legge. In de nabuurige gewesten waait altoos een Oost--NoordOoste wind; het regent 'er nimmer dan in Herfst-, Wyn- en Slagtmaand. Doch, geduurende dcezen tyd, valt de regen met zoo veel geweld, dat hy groote (lukken van de rotzen en boomen van de bergen nieclevoere. Een foldaat van het fchip Hoorn wierdt hier gekielhaald, om dathy ee'nen Serjeant gedood hadt, en voorts op het Eiland Majo aan land gezet. A a Alle  * NEDERLANDSCIIE Alle de overige Kaap - Verdifche Eilanden wierden gedekt door flerke Forten, welke de Portugeezen aldaar hadden doen aanleggen; dit maakte het onmogelyk, op dezelve eenige ververfchingea te bekoomen. Van hier dat jan de mol re, Opper-Koopman op het Admiraalfchip* en ja rob l e fe vu e , Fiskaalvan de vloot, aan de Bewindhebbers der Maatfchappy berigtten, dat het beter geraaden ware, aan de fchepen te belasten, zicli te ververfchen in de havens van het vaste land van Kaap • Verd , alwaar een zeer goede ankergrond is, en men een menigte oranjeappelen en limoenen vindt. Daarenboven moet in aanmerking genomen worden dat indien de Hollanders het Eiland Majo als hunne verzamelplaats blyven houden en gebruiken, de Koning van Spanje , veelligt, derwaarts zyne Galjoenen zal zenden , om de Hollandfche vlooten af te wagten, die, veelal, fchip voor fchip, de haven binnen lopen, en das, met geringe moeite, zouden vernield worden. In plaats hier van, zou men hun verfchillende havens aan de vaste kust kunnen aauwyzen, om zich tegen verrasfing te behoeden; te meer, devvyl dit weinig uit den weg is, en de Pasfaatwinden hier insgelyks waaien. De wyl de geheele vloot van den Heere verhoeven aan dit Eiland verzamelde, zullen wy hier eene lyst der fchepen, en de opgaave van hunne grootte, laaten volgen. i. Het fchip de Fereenigde Provinciën, groot vierhonderd lasten , wierdt gevoerd by den Admiraal verhoeven. JaN DE mol re Was Op hetzelve Opper-Koopman, en frans jacobszoon van e dam Schipper; het voerde twee ftukken gefchut vierentwintigponders; vier ftukken achttienponders; twee  REIZEN. REIZEN. 5 twee metaalen ftukken dertienponders; benevens nog verfcheiden andere van minder kaliber; alsmede de noodige krygsbehoeften, en leevensmiddelen voor honderdzestig man , voor drie jaaren. 2. Het fchip Hollandia, van vyfhonderd lasten; des Opper-Koopmans naam was jacob dk eittkr, van Haarlem, en die des Schippers simon janszoon hoen. Het was ryklykvoorzien van mond- en krygsbehoeften, en bemand met tweehonderddertig koppen, insgelyks uitgerust voor drie jaaren. 3. Het fchip Amfierdam, groot driehonderd lasten, gevoerd bypiETER GERRiTszooiM, van Amfterdam; Koopman was op hetzelve pieter hartsingh. Het voerde tweeëntwintig ftukken gefchut, en leevensmiddelen voor honderdveertig man. 4. Het fchip de Roode Leeuw met Pylen, groot tweehonderddeftig lasten ; Opper - Koopman was gillis le f1 e f f, van Antwerpen, en Schipper jan waligs, van Edam. Het was gewapend met achttien ftukken gefchut, acht fteenftukken, en leevensmiddelen voor honderdtwintig man. 5. Het Jacht de Paauw, groot honderdtwintig lasten; Opper-Koopman op hetzelve was pieter segers, van Utrecht, en Schipper meus gysbertsz, van Amfterdam; het was gewapend met achttien ftukken gefchut en zes fteenftukken, eu bemand met zeventig koppen. 6. Het Jacht de Arend, even groot, en eveneons gewapend en bemand als het voorgaande. Des OpperKoopmans naam was jan n e s s e l s z, van Steenwyk, en die des Schippers rutger thowasz, van AmJierdanu 7. Het fchip Middelburg, groot vyfhonderd lasten, A 3 gevoerd  6 NEDEB.LANDSCHE gevoerd by den ,Viee-Admiraal krans witterf. De Opper - Koopman was jakob b o u v a e r t , en de Schipper kornelis leenertsz krackeel. Het voerde zesentwintig ftukken zwaar gefchut, eenige fteenftukken , en tweehonderdtwintig man, 8. Het fchip Zeeland , van driehonderd lasten; op hetzelve was als Opper-Koopman jan obelaer, uit Vlaanderen, en als Schipper w i l t e m j a c o b s z o on , van Armujien, Het was gewapend met twintig zwaare én acht kleine ftukken, en hadt aan boord leevensmiddeien voor houderdtwintig man. 9. Het Jacit de Folk, groot honderd lasten, gevoerd by hans van houten, als Opper-Koopman , en k o r k e h 1 s a d r 1 a a n s z o o n , als Schipper. Het hadt aan boord vyfticn- ftukken , zes fteenftukken, en voerde zesennegentig koppen. 10. Het fchip Rotterdam, van vyfhonderd lasten ; Opper - Koopman op hetzelve was a d a U k laaszoon van briel, en Schipper jan korneliszoon de witii. . Het was voorzien van tweeëntwintig ftukken gefchut en acht fteenftakken, en bemand met tweehonderdiien koppen. ■ M, Het Jacht de Griffioen, groot honderd lasten , gegevoerd byNiKOLAAS ï'UYts, ats Opper-Koopman, en KOliNEI.IS KORNIJLISZOON thert, als Schipper. Het was gewapend met twaalf ftukken ge. fchut, zeven fteenftukken, en hadt aan boord zestig man. 12. Het fchip Delft, groot vyfhonderd lasten; Opper-Koopman op hetzelve was jakob van groeii% wee gen, en Schipper simun mar ten s, van Rotterdam; het ms voorzien van zesentwintig ftukken .ge*  REIZEN. i gefchut, tien fteenftukken, en van leevensmiddelen voor honderdtien man. 13. Het fchip Hoorn, groot driehonderdvyftig lasten, gevoerd by den Opper-Koopman pieïer gerritszoon lourgonje, en Schipper marien Tanszoon kloot; het was gewapend met tweeëntwintig ftukken gefchut, vyf fteenftukken, en voerde honderd veertig koppen. Dus was de geheele vloot voorzien van achttienhonderdzesenzestig koppen, twaalf rnctaalen, tweeehonderddrienëzestig yzeren en honderdtwee fteenftukken; uitmaakende driehonderdzevenenzeventig ftukken, benevens de noodige mond- en krygsbehoeften voor drie jaaren. De geheele uitrusting hadt der Maatfchappye gekost twee miljoenen, zevenhonderdzevenennegentigduizendtweehonderddrieëndertig Guldens. De Scheepsraad des Admiraals moest beftaan uit den Vice-Admiraal, as Voorzitter; jan mol re , Opper-Koopman op het fchip de Vereenigde Provinciën; kornelis leenerts krackeel, Schipper Op het fchip Middelburg; jakob obelaer, OpperKoopman op het fchip Zeeland; jakob van groeneweëgen, Opper-Koopman op het fchip Delft; simon janszoon hoen, Schipper van het fchip Holland; jakob de eitïer, Opper-Koopman op het zelfde fchip ; ad am klaaszoon van driel, Opper-Koopman op het fchip Rotterdam; pi eter gerritszoon, Schipper van het fchip Amjierdam; piet er hartsingh, Opper - Koopman op het zelfde fchip; meter gerritszoon bourgonje, Opper-Koopman op het fchip Hoorn; en kornelis korne-liszoon t h e r t , Schipper van het Jacht de Griffioen. A 4 Be".  * NEDÊ.ELANDSC HE Befcalven deezen gewoonen Raad, was 'er nög een Krygsraad , om te zitten over lyffiraffèlyke misdaaden. Zelf was %r, op ieder fchip, een kleine Raad, beftaande uit den Opper-Koopman, Schipper, Onder-Koopman , Stuurman , Hoog- Bootsman en den Bevelhebber over de foidaaten. Ieder Raad hadt zynen lastbrief, en de iuftruktien, volgens welke hy zich moest gedraagen. Tervvyl de geheele Vloot voor het Eiland Map voor anker lag, wierdt 'er, volgens order, een geheime lastbrief geopend; deeze behelsde niets anders, dan een bevel om ten fpoedigfte de Linie te pasfeeren, vóór den veertienden van Zomermaand de Kaap de Goede Hoop rond te zeilen, en, in gevalle de fchepen van elkander afraakten, veertien dagen elkander te wagten in Verhagen-Baai, of St. Augujlin , leggende op S8 Graaden breedte. In gevolge van deezen last, gaf de Admiraal het zein tot het vertrek met een kanonfehoot. De Vloot zeilde nu eens met ffilte, dan met hevige ftormwinden, en bevondt zich, op den achtften van Lentemaand , op 41 Minuten Zuider Breedte: zy was by nacht, zonder bet te merken, de Linie gepasfeerd. Zeer bezwaarlyk, indien niet onmogelyk, is het, onder de Linie hoogte te neemen, dewvl de Zon alsdan recht in 't Zenith boven, het hoofd des waarneemers ftaat. De zeelieden zyn dan genoodzaakt, volgenï eenige Starren by den Zuid-Pool, hunnen koers te regelen. Omtrent deezen zelfden tyd, op de Breedte van a Graaden 28 Minuten, vingen de fchepen zulk eene memgte Boniten, dat het geheele fcheepsvolk 'er mede kon gefpyzjgd worden. Deeze visch is een weinig groo- ter  REIZEN. 9 ter dan een Elft: acht of tien menfchen hadden genoeg aan één: hy fmaakt als Makereel. Ook vingen ze Doraden, van grootte als een Zalm, en omtrent van fmaak als een Elft; zy zyn zeer blank van visch. Wydcrs wierdeh hier Waterflangen of Haaijen gevangen , van vier of vyf voeten lang. Hy wordt als de Wolf van de zee aangemerkt. De Admiraal verboodt aan al het volk, zich hier te baaden, omdat de zulken, die zich hier in 't water begeeven, dikmaals verrast worden van deeze Waterwolven, die zo fterk zyn, dat ze een man , by een arm of been, onder water kunnen fleepen. Zy zyn groot van bek en hebben fcherpe tanden; zy worden gevangen met fcherpe hoeken of haaken, van een vinger dik, aan welke tot aas een ftuk vleesch worde vastgemaakt. Voor hunnen mond, of onder hun lichaam , zwemmen altyd kleine visfchen, van de grootte van een Haring; zy hebben zwarte ftreepen over het lichaam: men noemt ze Pilooten of Lootzen. Zy zuigen aan het aas, voor dat de Haai bet aanraakt; wanneer hy hun dit ziet doen, zonder dat hun eenig leed wedervaare, volgen zy hun voorbeeld; in het te lyve fiaan, zwelgen zy tevens den haak door. Zommigen van het fcheepsvolk wilden de Haaijen niet eeten, doch anderen gebruikten ze greetig en met fmaak. Men opende hun den buik, en haalde 'er de ingewanden uit, welke men voorts in zee wierp; deeze wierden van de andere Haaijen ingeflokt. Wyders zag men hier eene menigte vliegende visfchen ; zy vloogen tegen de zeilen aan, en vielen op de fchepen neder; zy zyn yan grootte en fmaaken als groote Braadfpiering. De Boniten en Doraden, die zeer fnel zwemmen, maaken jagt op hen, en eeten A 5 ze.  |o NEDE.RLANDSCHE ze. Daarenboven vingen de onzen "eene foort van visfchen, welke de Portugeezen Abricoor noemen; zy zyn drie of vier voeten lang, aangenaam van fmaak, en zo vet als varkensvleesch. Omtrent deezen tyd wierdt het befluit genomen, dat de Vloot, het Eiland St. Helena zou aandoen, en dat de fchepen, welke van de overige afraakten, dezelve aldaar veenien dagen zouden verwagten; welken tyd verloopen zynde, of ingevalle zy 'er te laat mogten koomen , en aldaar geen fchip meer vonden, zouden zy eeilen na Verhagen*' Baai, of na de Kaap St. Sebastiaan, onder den Keerkring van den Steenbok, en van daar na de Comores - Eilanden, te weeten Majotte en Anguon, leggende op ruim ia Graaden Zuider Breedte. Voor 't overige wierdt aan alle de Schippers uitdrukkelyk gelast, hunne uiterfte poogingen aan te wenden, om vóór den achtften van Oogstmaand aldaar te zyn , om hunne floepen te kunnen optimmeren, en tegen het midden dier maand na de kust van Malabar te ftevenen. Op den vyfden van Grasmaand bevondt zich de Vloot op 2.6 Graad. 40 Min. Breedte , en kreeg last om na het Eiland St. Helena koers te zetten. En verniids het ligt konde gebeuren , dat men aldaar Portugeefche Karakken ontmoette, wierdt de Vloor verdeeld in drie Smaldeelen. Het eerfte Smaldeel, befbande nit de fchepen de Vereenigde Provinciën, Zeeland, Hollandia ,en de twee Jachten de Griffioen en de .\rend, ftondt onder het bevel des Admiraals, en hadt Jen voortogt; de Vice-Admiraal voerde het bevel ofer de ïchenen Middelburg, Amjkrdam , Delft, en het Jacht de Paauw, het derde Snrddecl, befta.mde uit behalven de Roode Leeuw, die met 10 Muskettiers zou vry zyn; wyders zou de Vice-Admiraal, als Generaal, het opperbevel voeren over dit kleine leger: jan de m0lre zou Luitenant- Kolonel zyn ; simon jans« zoon hoen, Generaal van de Artillery; jan de with, Generaal van de Ammunitie ; Hendrik, van cranenburg, Serjeant-Majoor; hui bert schuurmans, Generaal-Kwartiermeester; en job janszoon van utrecht,Werkmeester-Generaal. Vier dagen laater ontdekte de Vloot, op 14 graaden 50 minuuten breedte, het Eiland Mofambique, en liet tegen den avond de ankers vallen op de Ree, op den afftand van eene halve myl van het Fort. De Westlyke afwykingder Kompasnaald was hier 13 graaden 14 minuuten. VI. deel. B Op  JS NEDERLANDSCHE Op dien zelfden dag deedt de Admiraal een fchoot, en liet eene witte vlag waaien, tot een zein voor de Kapiteinen der fchepen om by hem aan boord te koomen. Dewyl voor het Kasteel eene karak en tevens kleine fchepen lagen , wierdt in den Raad beflooten, de vier Jachten en eene gewapende floep te zenden, om ze te enteren. Dit gefchiedde, in weerwil van het geweldig fchieten van het Kasteel; de Jachten de Arend en de Griffioen bemagtigden de karak; zy vonden op dezelve 35 ftukken metaalen en yzeren gefchut. Zy hadt in deeze haven winterlaag gehouden , en lag nu gereed om binnen zeven of acht dagen na Goa te vertrekken. De laading bellondt uit Spaanfche Lakens, Sarasfen , Karfaaien, Elefants- en Zeepaerds - tanden, Ebbenhout, Wyn, Oly en eenige andere goederen. De gevangenen wierden over de Vloot verdeeld. De twee andere Jachten, de Valk en de Paauw, namen de twee andere kleine vaartuigen, doch vonden ze ledig. In den volgenden nacht wierden uit de karak eenige goederen van geringe waarde gelost. 'Er lagen nog twee andere kleine vaartuigen ; de Gouverneur Don Rstevai d'ATTAiDA liet dezelve op de droogte haaien : zo dat 'er geene mogelykheid was om ze te Siaderen. Naa deeze onderneeming, liet de Admiraal andermaal een fchoot doen , en de roode Vlag waaien. Straks kwamen alle de gewapende floepen by hem aan boord; de Vice-Admiraal, frans de wittert, in de hoedanigheid van Generaal te lande, ontving van hem zyne inftruktiën ; waar naa hy, nog vóór zonnenondergang, zyn Leger deedt aanland gaan, zonder dat 'er iemand zich tegen kantte. Den Krygsraad aaa het ftrand vergaderd zynde , wier-  REIZEN. z9 wierden benoemd, tot Kapiteins, arent giilesz, LEENERT HENDRIKSZ, KRISPYN ROELANT, en pieter la brosChe; tot Vaandrigs, hen- DRIKJAKOUSjTOEIASVAN VAILAR, JANJOBSZ en kleophas van reuvel. Ieder Kompagnie beftondt uit 100 man. De Generaal geleidde de voorhoede, beftaande uit drie Kompagniën, nevens de Timmerlieden en Matroozen, voorzien van fchoppen, fpaa* de en houweelen; jan de molre hadt het bevel over de agterhoede , die insgelyks beftondt uit drie Kompagniën. Zy namen hunnen weg midden door het bosch en het dorp, regelrecht op het Kasteel aan, en Welden halte in den tuin van het Dominikaaner Klooster, alwaar het Leger in dagorde gefchaard wierdt, en zich nederfloeg rondom de Kerk van het Klooster, 's Anderendaags wierden de Loopgraaven geopend tot aan den voet van het Kasteel; tot op den middag wierdt uit hetzelve niet een eenige fchoot gedaan. Doch in den naamiddag maakten de vyanden een fterk vuur uit het klein gefchut, en deeden eenen uitval met veertig man, om eenige goederen, die onder de muuren gebragt waren , te bergen. Dertig van onze Soldaaten, de meeste van welke befchonken waren, bevel ontvangen hebbende om tegen hen te fchermutzelen, wierden te rug gedreeven; in den aftogt wierden twee Serjeanten gedood, en eenige Soldaaten gekwetst. Den volgenden dag zondt de Admiraal eenigen van zyn volk aan de Caffers, met gefchenken, om, ware 't mogelyk, hen te lokken zyne zyde te kiezen; doch dit wilde niet gelukken. Midlerwyl wierden twee Batteryen opgeworpen, de eene ten Zuiden, de andere ten Noorden van het Kasteel; en, om te beletten , dat Ba ' • 'er  üó NEDERLANDSCHE 'er niemand konde uit- of inkoomen , wierden voor hetzelve vier floepen geplaatst, ieder met zes Muskettiers gewapend. Tevens beval de Raad , om de karak, welke.de onzen hadden bemagtigd, doch die vast geraakt was, te losfen. Maar de Portugeezen beletten hun uit; zy (laken 'er den brand in, zodat zy tot op het water afbrandde, en de onzen 'er niets anders uit bergden, dan eenige kleinigheden en ftukken gefchut. Omtrent deezen zelfden tyd lloeg de brand in een klein huisje , ftaande naast het Hollandfche Ammunitiehuis; de onzen twyfelden niet, of dit gefchied ware door het beleid des vyands :in alleryl bragten zy daarom het kruid in de Kerk. Ook kreeg kornelis korneliszoon 't hart, Schipper op het Jacht de Griffioen, last, met eenige fchuiteii te naderen, om dus den vyand meer te benaauwen. Op den vierden van Oogstmaand, wierdt een Trompetter met een Neger na het Kasteel gezonden , om het tot overgaave te nodigen. De Neger wierdt vastgehouden, doch de Trompetter te rug gezonden, met een brief tot antwoord, behelzende dat de Gouverneur, aan wien de Koning van Portugal, zyn Meester, deeze fterkte hadt toevertrouwd, niet genegen was, op het gezigt van eenen brief, dezelve over te geeven; dat zy, die wenschten de plaats te bemagtigen, andere handen moesten zoeken, dan die zy dus lang gebruikt hadden, wilden zy hun oogmerk bereiken; dat het geen kat was , dien men zonder handfehoenen kon aantasten. Dit antwoord was alleen ondertekend door den Kapitein van het Bastion St. Gabriël; de. Gouverneur , door eene Portugeefche hooghartigheid, wilde hier mede te kennen geeven, dat hy het beneden zyne waardigheid rekende, zich daar toe te vernederen. Mid-    REIZEN. a* Midlerwyl wisten de onzen met zekerheid, dat 'er kleine voorraad van leevensmiddelen in het Kasteel was. Om evenwel het tegendeel te doen fchynen, wierdt de Trompetter onthaald op Biskuit , nevens een groot aantal Oranjeappelen. Daarenboven lieten zy dikmaals Geiten en Varkens op de Bolwerken loopen, even als of zy dezelve in overvloed hadden. Kort hier naa deeden de belegerden eenen uitval, met vyfiig man; zy vielen aan op de Schildwagten, en joegen de belegeraars uit hunne verfchanslingen; voorts trokken zy af in goede orde , medevoerende twee Trommels en eenige Musketten , op de Hollanders veroverd. Deeze zagen zich hier door genoodzaakt, om eene nieuwe Battery by de Kerk op te werpen, en toebereidzels te maaken om te ondermynendoch dit wierdt hun belet, door het geweldig werpen van Vuurpotten uit het Kasteel. De traage voortgang van het beleg, en de geringe hoop, om daar in gelukkig te flaagen, deedt den Admiraal beiluiten om het op te breeken: te meer, naa dat hy uit eenen Neger hadt verftaan, dat alle nachten Canoes met leevensmiddelen in het Kasteel gebragt wierden , in weerwil van de Schildwagten , die zulks niet konden beletten. Diensvolgens wierdt het zwaar gefchut , van tyd tot tyd , van land gehaald en in de fchepen gebragt. Een Soldaat van de Kompagnie van craneneurg, omtrent deezen tyd, tot den vyand overgeloopen zynde, deedt de Admiraal hem door een Trompetter opeifchen. De Gouverneur liet tot antwoord geeven , dat hy uit eigen beweeging in het Kasteel was gekoomen, en hy hem zyn woord van eere hadt gegeeten. Diensvolgens deedt de Admiraal alle de gevangeB 3 nen  M NEDERLANDSCHE 1 - nen van de veroverde Karak gebonden aan land en voor bet Kasteel brengen, en voorts de Bezettinge toeroepen , dat ingevalle de weggekropen Soldaat niet terftond genaakt wierdt, men alle deeze, voor hunne oogen, zou doen over den kling Jpringen. Het antwoord was, dat de Hollanders konden doen wat zy goedvonden; doch , ingevalle zy de gevangenen mishandelden, de' Ouder-Koning wederwraake zou neemen van allen, welke hy op de knst zou aantreffen; dat al ware het! datzy, in plaats van vierendertig, honderdPortugeczen hadden, hy liever alle deeze zou laaten omkoomen, dan zyn woord breeken aan een perfoon , die zyne befeherming verzogt en aan wien hy dezelve beloofd hadt. Op dit antwoord wierden alle de gevangenen door het hoofd gefchooten. Het Leger, op den achttienden der maand, in flagorde gefchaard zynde, en de Stad in brand gedoken hebbende , trok het na het westlyke gedeelte des Eilands , alles plonderende en verwoestende. Vervolgens traden de Troepen in de Sloepen, zonder dat de Bezetting zich daartegen kantte. Behalven den voorgemelden Soldaat, waren nog drie tot den vyand overgeloopen. By dit beleg hadden de onzen bekoomen 30 dooden en 80 gekwetften. Zy hadden 1250 fehooten op het Kasteel gedaan , het fterklte , welk de Portugeczen in de Oostindiën hebben; het was voorzien van vier Bastions en drie Bolwerken. Dewyl wy, in het Reisverhaal van paulus van Caerden, in het voorgaande Deel, reeds een berigt hebben gegeeven van het Eiland Mofambique, is het onnoodig, het aldaar gezegde hier te herhaalen. Doch vermids het magtig Ryk Abysfmie, welks Keizer zich )aat noemen Priester j 0 a n n e s, tegenover dit Eiland, aan  REIZEN. .43 aan de vaste kust legt, agten wy het niet ondienflig, van hetzelve hier ter plaatze eenig berigt te geeven. Allen, die, in hunne Reisverhaalen, gefproken hebben van rle magt en fterkte diens Monarchs , en van de landen, welke hy bezit, fchynen meer het oog gehad te hebben op zyne Voorzaaten, dan op hetgeen hem zeiven aangaat. Zommigen breiden zyne heerfchappyen uit, van den eenen Keerkring tot den anderen, zynde eene uitgeltrektheid van vyftig Graaden, bedraagende 1400 Franfche mylen, van de Roode Zee af tot aan de Ethiopifche Zee; hebbende Egypte ten Noorden , de Roode Zee en een gedeelte der Indien ten Oosten, het Maangebergte ten Zuiden, 't welk hier tot eene grensfcheiding van dit Keizerryk dient, en de rivier Senega, deRyken van Nubie, Manicongo enden Nyl ten Westen. Linschotkn zegt, dat het Keizerryk van Priester joannes zich uitflrekt van den mond der Roode Zee tot aan het Eiland Siena, onderden Keerkring van den Kreeft, uitgezonderd de kust, welke de Turk, zints zeventig jaaren , onder zyn gebied gehad heeft. Volgens hem grenst dit Keizerryk aan de Roode Zee ten Oosten, aan Egypte en de Wildernisfen van Nubie ten Noorden, aan het Koninkryk Monoemugi ten Zuiden , uitmaakende omtrent 400 Italiaanfche mylen. Jüan de baros plaatst het Meir Bar eene in 't midden van dit Keizerryk, en geeft aan het zelve eenen omtrek van 672 mylen. Priester joannes, die voorgeeft afkomstig te zyn van Koning david, noemt zich Keizer van Opper- en Neder - Ethiopië , Koning van Xoa, Caffetto, Fatigar, Angota, Beris, Ealignace, Adea, Vangue, Gaianne> daar de Nyl zynen oorfprong heeft, Amaron> Bagamodri, Ambea, Vanguci, Tigremahon, Sabun, zynde 3 4 het  24 ! NEDERLANDSCHE het Ryk der Koninginne van Seba, en Bernagas ; en Heer van Nubi, 't welk aan Egypte grenst. Van alle deeze onderlcheidene Koninkryken'en Provinciën is het meest bekende Bernagas , om dat het aan de Roode Zee grenst, alwaar het eene zeer goede haven heeft, Ereocco genaamd. De Hoofdftad Berae legt aan den oever ecncr fraaie rivicre. De Turken hebben,niet lang geleeden, daar in eenen inval gedaan, en veel volk en buit bemagtigd. Zedert hebben de inwooners een verbond aangegaan met den Bacha van Zuaquen, aan de Roode Zee geleegcn; ingevolge van dit verbond, betaalen zy hem jaarlyks eene fchatting van iooo oneen Goud. Aan den Westkant legt een hooge ftcile berg, omtrent eene myl lang. Op den top, die plat is, ffcat een fraai gebouw, een Kerk, Klooster, en twee groote Waterbakken; ook worde hier koorn geplant. Men , kan den berg niet beklimmen, dan langs eenen enkelen en nog zeer ftaaUen weg; deeze loopt tot eene zekere hoogte; van hier moet men in manden na boven geheezen worden. De plaats mag dus voor onwinbaar worden aangezien : want 'er worden zo veele leevensmiddelen. verzameld , als de lieden, die den top.bewoonen,noodig hebben; en 'er is wyders eene vlakte , in welke vyfhonderd man in llagorde kunnen gefchaard worden. Bernagas verhaten hebbende, ontmoet men, tusfehen het Zuid en het Oost, de bergen van Mandafo, O/ale en Graro, welke dit Koninkryk van Adel affcheiden ïn de Provincie Dafüa , aan het Koninkryk Bernagas behoorende, vindt men, behalven Ereocco, de lieden Sautar, Giabel, Facciri en Aharac. Aan geene zyde van de Kaap Ereocco ziet men twee i  'REIZEN. 05 groote fiilftaande wateren, en in dezelve Krokodillen, even als in den Nyl. Van daar koomt men aan Kaap Docono, in het Koninkryk Dangali; wyders aan het Eiland Zeilaz, en vervolgens aan de Kaap del Guar' dafumi, daar de ftad Mette legt. Langs de kust zeilende, welke Zuid-Oost loopt» ontmoet men Carfur , en Kaap Zinogi. Aan- deeze Golf, die eenigzins krom loopt, leggen Azum en Zazella, vervolgens Magadazo, daar de Portugeezen handel dryven. De laatfte Provincie , die aan de zee grenst, is Bamis, welke twee Zeefteden heeft, Patea en Bravo. Zy fcheidt de ftaaten des Konings van Opper-Ethiopie van die des Konings van Meiinde. Zodanig is het beloop der Zeekusten. Binnenlands legt het Koninkryk Tigremahon , tusfehen de rivieren Marobo en den Nyl, en het Koninkryk Angota. Dit gewest wordt gerekend te behooren onder de heerfchappyen van Priester joannes, omdat deszelfs Koning een Leenman diens Keizers is. Jn het Koninkryk Tigrai legt de ftad Caxumo; men wil dat de Koningin van Seba> toenmaals maqueda genaamd, hier haar hof hieldt. De Ethiopiers gelooven, dat deeze Koningin by salomo moeder wierdt van eenen zoon, welken zy meilech noemen. De Koningin van Candace diieldt in deeze zelfde ftad haar verblyf. Het Koninkryk Angota is gelegen tusfehen de Koninkryken Tigremahon en Amaran ; de provinciën Abugana en Jannemora behooren tot hetzelve. Men ontmoet hier de fteden Angotini , Bachle , Corcone , en Betmar, aan de rivier Sabellette. De hoofdftad, insgelyks Angota genaamd, legt aan den oever der riviere Ancona. B 5 Het  aö NEDERLAND S CHE Het Koninkryk Amaran grenst, ten Noorden, aan Angota ; ten Oosten aan het Koninkryk Xoa ; ten Zuiden aan het Koninkryk Damut; ten Westen 'loopt het bykans tot aan den Nyl. Het Koninkryk Xoa. legt tusfehen Amarat, Damut ■en Fatigar. Het Koninkryk Sagamedra is het uitgebreidfte van alle de Staaten des Ethiopifchen Keizerryks : want van het Koninkryk Gaïanne tot aan de andere zyde des Eilands Gueguera, is eene uitgeftrektheid van meer dan 600 mylen. Dit Eiland,, voormaals Meroë genaamd, behoort niet onder de heerfchappyen Van Priester joannes: integendeel, deszelfs inwooners , die belydenis doen van den Mahometaanfchen Godsdienst, zyn zyne geflagene vyanden. Fatigar legt tusfehen de Koninkryken Adel en Xoa. Damut grenst aan Xoa en Zanguabar. Zommigen, en, waarfchynlyk , niet te onregt, plaatzen dit Koninkryk aan geene zyde der Koninkryken Nangue en Gaïanne. Om de groote uitgebreidheid deezes Keizerryks, en omdat het, van uitlanders, zo weinig wordt bezogt, is dit het alles , 't geen wy met zekerheid daar van kunnen zeggen. Doch de zulken bedriegen zich, die willen dat de Keizer zyn verblyf houdt te Caxumo; zyne Hofplaats is Beimalechi, volgens het verhaal van linschoten, die alle de kusten van Ethiopië bezogt, en dit van deAbysfiniers zelve gehoord heeft. In 't algemeen zyn alle de landen deezes Keizerryks vrugtbaar: want, hoewel 'er rogge noch tarwe valt, leveren zy, evenwel, garst, boekweit, graauwe erwten, boonen en andere mondbehoeften; als mede zeer veel  REIZEN. 27 veel fuiker; doch de landzaaten verflaan de kunst niet om dezelve te bereiden. 'Er zyn veele wyngaarten , en eene oneindige menigte oranje-, citroen- en limoenboomen. Ook is 'er zeer veel honig: want de byën woonen met de menfchen onder één dak; diensvolgens is het wasch 'er zo menigvuldig, dat men, om kaarzen te branden, geen fmeer noodig heeft. Wyders groeit 'er veel vlas; doch de inwooners gebruiken het niet tot lywaaten, omdat daar in geen handel wordt gedreeven ; zy ge- I bruiken geene andere dan katoenen lywaaten. Men ontmoet 'er verfchillende foorten van dieren en vogelen, bykans alle, welke Europa verfchaft. Een groot kwaad zyn de menigvuldige fprinkhaanen , die alles bederven , en zomtyds de Oogften verwoesten. De paerden zyn 'er klein; van hier dat zy ze uit Arabie en Egypte haaien; van deeze neemen zy de veulens af, om ze van koeien te laaten zoogen: dit gefchiedt zo ras zy drie of vier dagen oud zyn. Het land bevat goud-, zilver-, koper- en yzer-Mynen. Alle de landen krielen van patryzen, haazen, en konynen, omdat zy 'er niet gedood worden. Om kort te gaan , veele leevensnoodwendigheden worden 'er in grooten overvloed gevonden. De landzaaten hebben hier twee Zomers en twee Winters; het onderfcheid tusfehen dezelve beftaat niet in de meerdere of mindere hitte of koude , maar in de duurzaamheid van den regen. De Keizer der Abysfmiers wordt van de Arabiers anticlibacha, endoor zommigen beul-gian, dat wil zeggen, Magt des Prinsfen , genaamd. Andere noemen hem acequer, of Keizer; andere wederom negus, of Koning. Zyn verblyf is aan geene vaste plaats  &8 NEDULANDSCHE plaats verbonden : nu eens onthoudt hy zich op de eene , dan op eene andere plaats. Doorgaans flaapt hy onder Tenten, welke, ten getale van zesduizend, met zyne pakkaadje, worden rondgevoerd : wanneer hy, derhalven, zich in het open veld nederflaat, beflaat zyne Hofhouding en nafleep eene uitgeftrektheid van meer dan twaalf mylen in den omtrek. Men zegt, dat hy niet zo zwart is als de andere Mooren. Wanneer hy door het land reist, wordt hy omringd * van roode gordynen ; op zyn hoofd draagt hy eene Kroon , half zilver en half goud , en een zilveren Kruis in zyne hand. Zyn gelaat is bedekt met een ftuk blaauwe taf, 't welk hy opligt, wanneer hy iemand eene ongemeene gunst wil betoonen, of met hem fpreeken. De landzaaten zyn geheel zwart; zy bezitten bykaus geene denkbeelden van kunlten en weetenfehappen. Zy verdaan zelf de Geneeskunde niet. Hunne gewoone klederen zyn van katoenen lywaat, en de kostbnarftc van zyde. Hunne huizen zyn laag en liegt gebouwd, van kalk en flroo gemaakt. De deuren liaan altyd open: want niemand heeft begeerte om in eenes anders huis te treeden. Zy eeten van den blooten grond, en gebruiken nooit Tafellakens. Zommigen eeten ongekookt osfenvleesch. Zy gebruiken geen gemunt geld ; het goud tellen zy uit by het gewigt , en dryven handel door ruiling, voornaamlyk van peper tegen zout. Hoewel zy wyngaarten hebben , wordt 'er, evenwel, geen wyn gedronken, dan tenKoninklyken Hove, en in het huis des Patriarchs , dien zy a.buna noemen. Hun gewoone drank wordt bereid van Tamarinde, en valt een weinig zuuragtig. Zeer  REIZEN. 39 Zeer bard worden de behoeftigen van de vermogenden behandeld : van hier dat alle landen niet bezaaid worden, om reden dat de laatstgemelden, naar goedvinden, alles na zich fchraapen. * Hunne taal is niet bepaald aan vaste regels ; om eenen brief te fchryven, hebben zy verfcheiden dagen noodig. Nogthans zyn hunne karakters fraaier dan die der Arabieren en Turken. ■> De Adel , de Burgerltand en het gemeene Volk woonen ieder afzonderlyk. Lieden van de laatfte orde kunnen opklimmen tot den Adelftand , door het verrigten van ecnig merkwaardig bedryf. Doorgaans woonen zy in verfcheiden gehugten verfpreid. Het zout weegen 'zy tegen goud op. Nimmer zweeren zy dan by het hoofd des Konings. Tot het vervoeren van zwaare lasten, bedienen zy zich van muilezels, en van paerden in den oorlog. Alleen wanneer zy in den rouwe zyn , gaan zy in 't zwart .gekleed ; deeze kleur befchouwen zy als een zinnebeeld der droefheid. Hunne dooden befchreien zy veertig dagen. Op hunne Gastmaalen bellaat het tweede geregt uit raauw vleesch , 't geen zy voor eene groote lekkerny houden. i Zeer veel vverks maaken zy van den Scheepvaart, en Zyn daar in zeer bedreeven. Indien iemand, terwyl het fchip onder zeil is, iets in het water laat vallen, al is het ook van bykans geene waarde, fpringen zy in zee, en haaien het van den grond. Onder het werken zingen zy bykans altoos; en wanneer zy niets te doen hebben, inzonderheid wanneer zy op de Portugeefche fchepen zyn, daar zy hun geheele huisgezin by zich hebben, doen zy niets anders dan drinken, en met hunne vrouwen en kinderen zin-  3a NEDERLANDS C' HE zingen. De vrouwen draagen lange broeken , even gelyk de Indiaanfche matroozen. De Arabifche vrouwen draagen ze insgclyks. Het goud, zilver, koper en yzer brengt den Keizer aanzienlyke rykdommen aan; en deeze zouden nog" aanmerkelyk grooter zyn, indien zyne onderdaanen de kunst verftonden om de fuiker te bereiden. Zyne inkomften zyn driederlei. De eerfte fpruiten voort uit zyne landeryen, welke hy door zyne flaaven en osfen laat beplanten en bewerken ; het getal zyner flaaven groeit dagelyks aan, door de huwelyken, welke zy onder elkander aangaan, dewyl de kinderen de plaats der ouderen vervangen. De tweede foort van inkomften beftaat uit het hoofdgeld, 't welk van al het Volk geheft wordt, en uit het tiende gedeelte van de voortbrengzels der Mynen, welke niet binnen zyne Domeinen leggen. De derde foort van zyne inkomften beftaat uit de belastingen , welke de zulken der nabuurige Vorftcn aan hem moeten opbrengen , die aan hem tolpligtig of fchattingfchuldig zyn ; zommigen van hun leveren hem flaaven, anderen paerden, katoen, lywaaten en andere goederen. Hierom wordt geloofd, dat hy groote fchatten bezit, in goud, zilver, paerlen en Edelgefteenten. Den Kol ning van Portugal deedt hy 100,000 Drachmen goud aanbieden, om hem te beweegen tegen de Turken den Oorlog te voeren; tevens beloovende, een talryk Leger te zullen zenden, met leevensmiddelen voor zyne eigen en de Portugeefche Troepen. Niet zeer krygshaftig zyn zyne onderdaanen. Met geenerhande aanvallende wapens weeten zy om te gaan; de reden hier van is, omdat zy allen als flaaven  REIZEN. 3* ven worden behandeld, en de eerbied, welken zy aan hunnen Vorst zyn verfchuldigd, te verre trekken. In het gantfche land heeft hy geene verfterkte plaats,, bekwaam om weerftand te bieden. Daarenboven houden ze alle jaaren een Vasten van vyftig dagen; hier, door worden hunne kragten dermaate uitgeput, dat zy in langen tyd niet wederom op hun verhaal kunnen koomen. De Mooren bedienen zich van deeze gelegenheid , wanneer zy hen vyandlyk willen aantasten. AlvAltez verbaalt, dat Priester joannes eenige miljoenen menfchen kan op de been brengen ; dé tyd en de ondervinding hebben hier van het tegendeel geleerd. • Hier is eene Krygs-orde, welke Maat onder de befcherming van st. antonius; wanneer een Edelman drie zoonen heeft, heeft de Keizer regt om dien hy wil daar mede te begiftigen. Uit deeze Orde worden twaalfduizend Ridders verkoozen , om den Keizer tot eene Lyfwagt te dienen. Volgens hunne inltelling zyn ze verpligt , de grenzen des Keizerryks te bewaaren, en tegen vyandlyke aanvallen te beveiligen. Het Abysfinifche Keizerryk grenst aan de lauden van drie magtige vyanden. De eerfte is de Koning van Bornio, aan wien insgelyks verfcheiden Prinsfen fchattingfchuldig zyn. Zyn gebied ftrekt, van Guengalo, Oostwaarts, omtrent vyftig mylen, tusfehen de woestynen van Seth en Barca. Zyne onderdaanen oeffenen geen ander bedryf, dan in de landen der nabuuren te ftroopen en te pionderen, en vee en vrugten van daar te voeren. Ten Oosten grenst hy aan de Turkfche heerfchappyen, en ten Zuid-Oosten aan de landen des Kouings vaa  Sa NEB ERLANDSCIIE van Adel. Dikmaals doen de Turken eenen inval in de landen des Keizerryks, welke op de grenzen le« gen. In den jaare 1558 vielen zy in het Koninkryk Bernagas, het grootfte gedeelte van hetzelve te vuur en te zwaard verwoestende ,. en alles uitplonderende Om van die onwelkoome gasten ontflagen te worden moesten de ingezeetenen zich verbinden , aan den Grooten Heer eene jaarlykfche belasting van 32 ponnen gouds te betaalen. Niet minder wordt de Keizer van Abysfinie mishandeld door den Koning van Adel, zynen derden vyand. Deeze zwaait den fchepter over de landen aan Fatigar grenzende , en over een gedeelte van den oever der Roode Zee. Van tyd tot tyd neemt hy Abysfimfche onderdaanen weg, zo wel vrouwen als mannen, en maakt ze tot flaaven : want zy worden hooger gewaardeerd in vreemde gewesten, dan in hun eigen Vaderland, om reden dat zy buitenlands aan t werk gezet worden; zy weeten zich hier naar zo wel te fchikken, dat zy dikmaals, uit aanmerking van hunne gedaane dienlten, de vryheid bekoomen. Zelf heeft dit plaats in Arabie, Cambaie, Bengale en op Sumatra; ,n alle deeze gewesten, worden de Abysfimfche flaaven boven die van allen anderen landaart gewaardeerd. De Portugeefche Onder-Koning in de Indien zendt, van tyd tot tyd, eenigen zyner onderdaanen na Abysfinie, en aan het Hof van den Monarch; dit heeft aan eenige Abysiiniürs, aanleiding gegeeven, om den wapenhandel , het doen van krygsverrigtingen en het vertaken van fteden van hun te leeren. 't fc Waarfchynlyk, dat dit onder de landzaaten meer en meer zal doordringen, en dat zy allengskens zullen in ftaat  REIZEN. 33 gtiraaken om zich-zelve te verdeedigen: althans is liet zeker, dat hunne vyanden heil met een minder verag* tend oog dan voorheen befchouweu. Te meer nog, omdat eenige Florentynfchè Kooplieden zich onder hen hebben neergezet , welke hen onderwyzen in zaaken , van welke zy voormaals geheel onkundig waren. De Keizer behandelt zeer vriendelyk de buitenlanders, inzonderheid de Europeaanen ; hy doet al wat hy kan , om hen in zyne heerfchappyen te houden. Behalven deeze; heeft hy nog andere vyanden: als den Koning van Dancali, eigenaar fan Suela, aan de Roode Zee ; en de Mooren in de provincie Domba, hoewel dezelve hem toebehoore : nogthans liaan zy onophoudelyk aan 't muiten, en zo veel te gereeder, omdat zy eene Wet hebben, welke hun verbiedt, in 't huwelyk te treeden, zo lang zy geene twaalf Christenen gedood hebben. Nogthans, gelyk wy boven aanmerkten, begonnen de onderdaanen van'Priester joannes, ten tyde als de Admiraal verhoeven zynen togt deedt, eenig* 2ins in den Kryg bedreeven te worden. De Monarch gaf hier van eene proeve, door zyne overwinning op den Koning van Mofambique , en door eene andere zege, cp de Koningin van Barfaga bevogten. Wyders heeft hy met voordeel flag geleverd aan t,ermidum, prins der Negers, ten Westen van zyn gebied woonagtig, en ann den Koning van Maricongo, welks Staaten tegen over het Eiland St. Thomas, recht onder de Linie, leggen. Een zyner Veldheeren, azamur genaamd, heeft driemaal de Turken verflagen , onder het bevel van den Bacha van Zuaquen ; in den laatften flag kreeg hy den zoon van den Bacha gevangen, en deedt hem onthoofden. VI. deei, C Wat  34 NEDERLANDSCHE Wat aangaat de Egyptenaars, deeze vriezen hem, omdat hy den loop des Nyls kan aftelden , en hen van deeze rivier berooven. Om deeze zelfde reden wordt hy ook van veele Arabiers ontzien : van hier dat beiden hem fchatting betaalen. Hy kan Egypte uithongeren, of het land onder water zetten. Een overbodige eerbied wordt door de Abysfiniers hunnen Vorst betoond , weinig minder dan alsof hy eene Godheid ware. Zo ras zy zyne Tent zien , groeten zy dezelve ; en wanneer zy dezelve hooien noemen, raaken zy, met de eene hand, de aarde aan. Hy oeffciit eene volftrekte magt over alle zyne onderdaanen , Edelen en Onedelen , Kerkclyken en Waereldlyken. Hy begeeft alle bedieningen in de Kerk en in den Staat: allen, die dezelve bekleeden, zyn gehouden, hem daar voor hulde te bctooucn. De toedeeling van de Sakramenten is het werk van den abuna, of Patriarch. De Keizers worden verkooren uit eender drie geflagten van gaspar, mei.chior en BALTiiAZAR. Alle kinderen, welke uit deeze geflagten worden gebooren, worden bewaard op den berg Amaran ; by het overlyden des Keizers, wordt uit dezelve eene verkiezing gedaan , om zyne plaats te vervullen. De oudften hebben veelal den voorrang boven de jongden ; de verkiezing gefchiedt altoos door hen zeiven. De vrouwen of jonge dochters, welke haar lichaam openlyk ten beste geeven , woonen buiten de Meden en dorpen ; zy mogen niet in dezelve koomen. Zy worden op Lands kosten onderhouden , en moeten altoos in 't geel gekleed zyn. De oudfte Zoonen erven de geheele nalaatenfchap ■ 'hunner Ouderen. Volgens eene aloude Wet , mag de  REIZEN. 33 de Keizer niet langer dan twee dagen op eene en de zelfde plaats vertoeven: de reden hier van is, omdat zyne Hofhouding zo talryk, en zyn naafleep zo groot is, dat zy, door een langer verblyf, alle de leevensraiddelen zouden verteeren. De eerfte en aanzienlykfte Orde van den Staat be* vat de Bisfchoppen, en verdere Geestlyken; de tweede de Wyzen des Lands , die Balfamaten en Tenquateti genoemd worden; de derde deu Adel; de vierde, eindelyk, de zulken, die foldy ontvangen , en daar toe verkooren worden. De Regters mogen niemand ter dood veroordeelen 4 zonder vooraf daar van kennis te geeven aan den Gouverneur, die des Vorften perfoon verbeeldt. In het doen van regtfpraake, zyn ze niet verbonden aan zekere vastgeftelde wetten ; zy volgen alleenlyk het geleide van de beginzels der natuurlyke billykheid. Wanneer eene vrouw van Overfpel befchuldigd en overtuigd is, wordt haar de verdiende firaffe aangedaan , door den perfoon, welken zy beleedigd heefr. Bykans alle de onderdaanen van Priester joannes zyn Christenen , uitgezonderd eenige weinige Mahometaanen, die aan hem fchattüigfchuldig zyn. De Abysfiuiers gelooven dat de Joodfche Godsdienst in hun land wierdt ingevoerd door meilech, zoon van Koning salomo by de Koningin maqueda, en door eenige Jooden, welke hem verzelden; zy bi> Aveeren dit te kunnen bewyzeu uit een aloud Kronyk, 't welk, nevens veele andere boeken, in de ftad Cixa~ uw bewaard werdt. Het Christlyk geloof hebben zy ontvangen, door de. prediking des Kamerlings der Koninginne van Candace, die door piiiuppus gedoopt wierdt. Vervolgens C a heb»  36 NE D E RL A ND S C HE hebben de Kopten, door middel van den Patriarch van Alexandrie, onder welken zy behooren, hunne ketteryen aan hun medegedeeld. Daarenboven hebben dc Turken, met welke zy koophandel dryven , hen befmet met eenige van hunne dwaalbegrippen. Zelf vindt men 'er onder hen, die nog eenige overblyfzels hebben behouden van de aloude eerdienften hunner Afgodifche Voorouderen. Over 't algemeen genomen egter, hebben ze veele overeenkomst met de Griekfcht, inzonderheid de Muskovitifche Christenen. Men wil dat de Befnydenis nog heden onder hen in gebruik is, maar dat evenwel de jongetjes op den veertiglkn, en de meisjes op den zcstigften dag naa de geboorte gedoopt worden; als mede, dat de Saturdag godsdienftiger gevierd wordt dan de Zondag. De Leeken fcheeren den baard rondom den mond» doch laaten het hair lang groeien ; de Priesters, daarentegen , fcheeren hunne hoofden kaal, en draagen lange baarden. Men vindt onder hen Bisfchoppen , Diakenen, Priesters , en Monniken van de Orde van den H. gregorius, als mede van den II. antonius; doch zy woonen niet gemeenfchappelyk in Kloosters, maar zyn hier en daar door de dorpen en gehugten verfpreid. Wanneer zy in hunne Kerken willen gaan, laaten zy hunne fchoenen ftaan aan de deur ; ook fpuwen zy niet in dezelve. Geen dier laaten zy daar binnen koomen; die te paerd zitten, ftygen af, wanneer zy voorby eene Kerk moeten ryden. De Kerkhoven zyn omringd van hooge en dikke muuren , om dus te beletten , dat geene dieren op dezelve kunnen loopen. Zy hebben yzeren klokken , op welke zy met eenen ftok liaan, dien zy in de ' . hand  REIZEN. 3? hand houden, om den tyd van den dag en de uuren aan te wyzcn. Ter gedagtenisfe van den Doop onzes Heeren, laaten zy zich alle jaaren doopen, op H. Drie-Koningendag, in zekere kleine ftilftaande wateren. Staande leggen zy de Biegt af, en doen zulks met luider ftemme. Zy vieren het Avondmaal onder de be-ide gedaanten van ongezuurd brood en wyn; dit ontvangen zy insgelyks ftaan de. De huwelyksverbintenisfen worden geflooten ten overftaan van Priesteren; by verzuim hier van, is het huwclyk onwettig. De Priesters mogen in 't huwelyk treeden ; doch, naa het overlyden der eerfte vrouwe, is 't hun ongeoorlofd, een tweede huwelyk aan te gaan. Onder hunne Monniken , die, voor 't meerendeel, van de Orde van denH. antonius zyn, vindt men 'er eenige, Cestifanes genaamd; deeze leiden een zeer ftreng leeven, en pleegen verfcheiden bygejoovigheden; onder anderen draagen zy een yzeren band of ring op het bloote lichaam ; zy zitten niet, geduurende de geheele Vasten ; dikmaals en zeer lang agtereen ftaan zy, tot aan den hals, in koud water; zy leeyen afgefcheiden van de maatfehappye van andere mepfchen, Geduurende de Heilige week, groeten de Abysfifliers elkander niet; de aanzienlyklten gaan dan in het zwart of blaauw gekleed ; ook branden 'er , al dien tyd , geene kaarzen in hunne Kerken. Op Witten-Donderdag wasfehen zy de voeten der armen. Op GoedenVrydag kastydeji zy zich zeiven met roeden. Meer andere diergeiyke zelfsverlocheningen en lichaamskwellingen zyn onder hen in gebruik. Keizer david, hebbende hooren fpreeken van de krygsvetrigtingen dec Portugeezen , welke zich rneesC 3 w*  3§ NEDERLANDSCUE ter gemankt hadden van verfcheiden landen , die «. 22 Staatcn grensden, en dat zy Christenen waren, zonde Gezanten aan alfonsus albdouek.0üb Onder-koning der Indiën, om een verhond te fluiten met Koning 6 kt ma Nu RL» Een zyner Gezamn, wterdt nevens de brieven des Keizers, gezonden na iTttï? T * Ge2aiit' ^/iaaren 1 na, wederkeerde, medebrengende een Verbond van T^:^-^P de bei- gal twee Gezanten, aonRIGo pE lima en F1u. c i s c o d A l v a it E s; zes jaaren -daar naa, te weeten in den jaare W, keerden zy te rug, medebrengen' d een anderen Gezant, sagusaba genaamd, w ike braven bragt d ^ ^ ^ en ^ • rjOS; By de kroonmg van Keizer ka .iel oen V w.erdenzy Paus clemens Den vfl, te. Bol' ter hand gefield. »w&m , Dit Gezantfchap deedt den Koning van Portugal en den Paus oP m.ddelen bedagt zyn, om eene vereenigmg tusfehen de Abysfinifche en de Romnfche Kerk tut te werken. Ten dien einde wierden eenige Gee,tlyken derwaarts gezonden ; doch de znak is in nageboorte blyven fteeken. De Paus zondt na Abysfinie dertien Jezuitcn; f A„ m.oneszou Patriarch zyn, en melc.uorVarnea en ANDnEAs ovioA Bisfchoppen, met de tytels van Bisfcboppen van Mee en Hürapli, Ko,i g Jan verzorgde hen van alles, wat zy ,o, de reize nood* hadden, en van kostbaare gefchenken voor 2 Keizer van Abysfinie. Om den weg te baanen , waren vooraf van Goa dér-  REIZEN. 39 derwaarts gezonden jakob diaz en gonzai.vo rodrigo. Doch dit alles was van geen gevolg; het volk behandelde hen zeer kwalyk , en de meesten ftierven van kommer en gebrek. Laaten wy nu den draad van ons Reisverhaal wederom opvatten. De Admiraal , op den twintigften van Oogstmaand des jaars 1608 , met honderd man , aan land getreeden zynde, flak den brand in een gehugt , waar uit de inwooners gevlugt waren. Het fchip de Roode Leeuw kwam nu ook op de Ree, en berigtte, dat het Jacht de Arend, 's avonds te vooren, met een Portugeesch fchip flags geraakt was , doch dat hy ze beiden uit het gezigt hadt verboren. Den volgenden morgen kwamen de drie Jachten insgelyks op de Ree voor anker, medebrengende een Prys, zynde een Oorlogs- Galjoen , groot 230 lasten, Bon Jefus genaamd, gewapend met twee metaalenen vier yzeren ftukken gefchut, twintig vaatjes Buskruid, cn kogels naar evenredigheid; als mede ioo Musketten , halve pieken en ander geweer ; het hadt aan boord 1S0 man, meest Gallegos , zynde arme foldaaten. Des Kapiteins naam was fr anc is co sodrov ere ira. Ily hadt weinig tegenftands gebooden: want , met de derde laag , eenen der manfchap den arm zynde afgéfchooten , verlooren de overigen den moed, en gaven zich over. Het Volk wierdt over de Vloot verdeeld , en bet vaartuig met zestig Hollanders bemand; jan molenaar-, tweede Stuurman op het Jacht de Griffoen , ging op het fchip als Kapitein over. Deeze Galjoen beboerde tot eene Vloot van veertien Portugeefche fchepen, acht groote Karakken en zes Galjoenen , voor eenigen tyd van Lisfabon vertrokken , C 4 o.n  40 NEDERLANDSCHE om den Onder-Koning na Goa over te brengen. By de Cananfehe Eilanden waren de fchepen, door eenen Üorm, van elkander afgeraakt. Niet lang, egter, hieldt de Admiraal de gevangene Portugeezen op de Vloot; hy deedt ze aan land z en,op het Eiland ft. ^ mct levensmiddelen y™ twee dagen; hy behieldt alleen den Kapitein,' den ScZ per, Stuurman, Opper-Bootsman , Sdnyvr, een V ming, van Brupee p a ulik n » I nevens mv,p o iaulus de coutre genaamd, «evens twee fineatersj aan deeze beval hy eenen brief chryven aan den Gonyerneur van MofLbi^ue om v n hem te verzoeken de uitlevering der overloopers boord hadt zouden opgehangen worden. De Gouverneur gaf tot antwoord, dat hy de opgeëischte Pe me°tnein:neGOa "f ^ 's Anderendaags deedt de Admiraal een fchoot tot Lf dat e,?8 S tC Z££ten- Tevens wierdt belast, dat elk eene getrouwe opgaave doen zou van 't g« « 1^, m goud, zilver of andere goederen had - aan ,and Qnderfcheidu" ^ te k« ThanS^rdt in den breeden Rand, beOooten.dat de Vice Admiraal, met de fchepen Middelburg, Rotter'  REIZEN*. 41 ttrdatn, Hoorn, de Roode Leeuw en het Jacht de Valk, om de Zuid zou loopen, om op de Portugeefche i'cher pen te kruizen , tervvyl de Admiraal, met het overige der Vloot, voor Goa zou blyven leggen; als mede, dat adam klaassi;n van driel, met de Roode Leeuw en het Jacht de Valk , te Calicute zou landen , in de hoedanigheid van Ambasfadeur , om den Samorin , Keizer van Malabar , te begroeten, en van de aankomst der Vloot te verwittigen: de ViceAdmiraal zou, midlerwyl, met de drie andere fchepen , de Baai van Cocliin geilooten houden , om de Portugeefche Vloot, die men meende verdeeld te zyn , jiict te misfen. 'Omtrent deezen tyd ging de Admiraal verhoeven, van het fchip de Vereem'gde Provinciën, over op het fchip Hollandia, dewyl dit grooter , aanzienlykcr en de Kajuit ruimer was. Jakob de bitter kreeg thans bevel, om met de Jachten de Arend en de Valk na de kust van Koromandel te ftevenen , en aldaar te laaden alle de lywaaten, die door de Komptoiren gekogt waren, en ze voorts na de Molukfche Eilanden te brengen. Pieter gerritszoon bourgonje zou, als Opper-Koopman, met een behoorlyk kargafoen, te Mazulipatan gelaaten worden, en jan van houten op eenige nabuurige plaatzen, ingevalle men oordeeldé , dat aldaar * eenige voordeelen konden behaald worden. De Admiraal van eenige opgezeetenen van het vaste land verdaan hebbende , dat te Dubal twaalf Portugeefche fchepen waren aangekoomen, wierdt in den Raad beflooten, dezelve aan te tasten, hoewel onza Vloot uit flegtü acht fchepen beftondt. C 5 De-  4i NEDERLANDSCI1E Dewyl thans meestal Noor Je winden waaiden, wierdt het , voor zo Zwaars fchepen , onmogelvk geoordeeld, langer om den Noord te leggen; hierom wierdt men te raade, na Montedeles koers te zetten, en vervolgens Calicute aan te doen. Op den vyfden van Wynmaand kwam de Vloot voor Montedeles voor anker. Eenige manfehap met de Sloepen aan land gezonden , om water te haaien , vondt de landzaaten onder de wapens; doch, voor eene belasting van vier ftukken van achtten voor ieder fchip , lieten zy hun water fcheppen, zo veel zy begeerden; daarenboven bezorgden zy leevensmiddelen , tot een zeer laagen prys. De Kooplieden bragten aan boord Amphioen , en eenige {teentjes van kleine waarde , als Robynen en Agaaten; in betaaling van deeze begeerden zy goud, zilver, koraal, en fcharlaken, van alle 't welk, egter, de Vloot niet te ryklyk voorzien was. Deeze oord is vrugtbaar: men vindt 'er eene goede foort van Peper, doch in kleine menigte. De landzaaten zyn kloeke lieden , in den wapenhandel zeer wel geocirend, en zeer zindelyk op hun geweer. Zy zyn moedig, doch zeer gehoorzaam aan hunne Overheden. Op den achtftcn van Wynmaand ankerde de Vloot voor Calicute, en vondt aldaar leggen de Roode Leeuw. Van driel , die aan den Samorin was afgevaardigd, boodfehapte, dat deeze Vorst hem zeer vriendlyk ontvangen, en zyn genoegen hadt betuigd over de aankomst der Vloote. Midlerwyl kwam een zyner Kapiteinen met twee Arabieren by den Admiraal aan boord. De Kapitein was geheel naakt , uitgezonderd dat hy een ftuk fyn wit linnen verfcheidennpajen om eynca middel hadt gewonden ,  REIZEN. 43 den, *t welk hem tot op omtrent een handbreed boven zyne knieën hing ; dit is de klederdragt der aanzienlyke lieden hier te lande. Voorts droeg hy lang hair, boven op het hoofd zamengeftrengcld; gouden Oeraaden, paerlen en edelgefteenten in zyne ooren , welke hem tot op de fchouders hingen ; een gouden ring , .aan zynen rechter arm, boven den Elleboog, omtrent een vinger dik. Op verfcheiden plaatzen in zyn lichaam droeg hy de lidtekens van Musketkogels, als zo veele blyken zyner dapperheid. Het oogmerk zyncr komfte was, den Admiraal, uit naam van den Samorin , te begroeten , en hem te verzoeken aan land te koomen, met zulk een gevolg als hy zou goedvinden. De Tolken onderrichtten hem aangaande de wyze , op welke hy , naar lands gebruik, .den Samorin moest begroeten, om hem aangenaam te worden, en zyne gunst te winnen. Wyders verzogt de Kapitein, dat in het oogenblik als de Admiraal zich in eene Sloep na land zou begeeven, al het gefchut van de Vloot mogt gelost worden , ter eere van den Samorin; met belofte dat de Vorst, 's anderendaags, Gezanten aan het ftrand zou zenden om hem te ontvangen. Zodra de Kapitein vertrokken was, wierdt in beraad genomen, welke gefchenken den Samorin zouden worden aangebooden. Naa eenig overleg, wierden daar toe bepaald de volgende goederen : een ftuk rood Scharlaken ; eenige kleine pakjes fyne koraalen; zes groote fpiegels; twee kleine ftukken metaalcn gefchut, uit het Galjoen Bon Jefus genomen ; twee fraaie Musketten; een Zwaard met een zilveren gevest; en tweehonderd fraaie matten. Dit alles wierdt gepakt in twee kasfen , met geel laken overtrokken, en na land  44 NEDEB.LANDSCIIE land gezonden. Wyders wierdt befiooten , dat d8 Admiraal aan land zou treeden, met een gevolg van acht Opper - Kooplieden , 150 Mti.kettiers en 50 Piekeniers. Op den elfden der maand kwamen eenigen van 's Keizers Raadsheeren by den Admiraal aan boord, orn hem af te haaien; onder het bulderen van het gefchut en het gefchal der Trompetten, voeren zy gezamentlyk na het flrand. Hier Honden duizend gewapende foldaaten; de Gezanten, welke hem aan het flrand zouden ontvangen, onthielden zich in eene vierkante verhevene plaats; van waar zy, van hunne Zonnefchermen overfchaduwd , den Admiraal te gemoete traden , en hem vervolgens ten Hove geleidden. Zy vonden den Samorin kostbaar uitgedoscht, en fchitterende van Edelgefteenten. Een der Hovelingen onderfteunde zynen rechter arm , aan welken hy verfcheiden gouden ringen hadt, met edelgefteenten bezet, als mede aan zyne vingers en duimen, en kostbaare paerlen in zyne ooren. Zyn voorhoofd, fchouders en borst waren met geel Sandelhout beltreeken. Voorts hadt hy niets om het lichaam , dan een witten fynlinnen doek. Zyn lang hair was boven op het hoofd zamengellrengeld, en hy kaauwde Betel. Naast hem ftondt de jonge Koning, met zyn'fchild wapenen en zwaard in de hand; zy wierden omringd van Edelheden , met vergulden Betelvaten in hunne handen. De Admiraal, met zyn gevolg, den Keizer naderende, groette hem ep de Hollandfche wyze. De Vorst van zynen kant, ontving hem zeer minzaam, toonde' een vriendlyk gelaat, en boodt hem de rechterhand aan, om die te kusfen. Naa-  REIZEN. 45 Nandat de Heer verhoeven den jongen Koning efi alle de Hovelinge insgelyks gegroet hadt, riafti hem de Keizer by de hand, en fteckende de vingers door elkander , fprak hy de volgende woorden : „ Gelyfc ■ onze handen en vingers thans in elkander geflooten en vereenigd zyn , alzo moeten de Calicutifche en , Hollandfche Natiën vereenigd worden. " Vervolgens de overige Hollanders aanziende , zeide hy: ,, Nu zie ik het Volk van Holland en Calicute in alle ,, vriendfchap vereenigd; my dunkt dat het niet meer „ dan één Volk is. " Naa eenige zamenfpraaken, liet hy den Admiraal zyn Paleis bezigtigen, waar in veele kostbaare kamers waren. In een der benedenfte vertrekken wierdt de Admiraal onthaald j op allerlei Confituuren en vrngten , welke de Keizer hem met eigen handen aanboodt. Men dronk uit zilveren fchaalen en fchorzen van Kokosnooten. Thans wierden den Vorst de gefchenken aangebonden , welke hy met groote vergenoeging en dankbaarheid ontving. De Admiraal hadt om zynen hals een gouden keten, en aan hetzelve een grooten gouden penning, op welken de afbeelding van Prins maurits gegraveerd was. Opgemerkt hebbende dat de Samorin het een en .ander zeer aandagtig befchouwde , en daarin grooten zin fcheen te hebben , boodt hy het hem aan ten gefchenke. Hier tegen ontving hy van zyne Majefleit een gouden ring, met kostbaare diamanten bezet. De Kooplieden, welke den Heer verhoeven verzelden, wierden insgelyks met gefchenken van waarde begiftigd. Wyders vertoonde de Vorst aan den Admiraal zyne ge-  46 NEDERLANDSCHE gemaalin , kinderen en byvvyven , welke hy in cmn ten getale hadt, allen met Armringen en Oorfieraadet getooid. Zy wierden van gefneedenen bewaard Naa dit alles vertrokken de Hollanders , mét toe zeggmg, dat hun den volgenden dag, gehoor in den Raad zou verleend worden. Den volgenden dag, reeds vroeg in der, morden kwam by den Admiraal een Tolk aan boord, en til met hem over de gefchenken, welke ook aan de Z mmt den jongen Koning en de andere Vorstlyke kinderen, moesten aangebooden worden. Om hier aan voldoen, befloot men, aan deeze peilbonen ter hand te Jellen eenige ftukken Scharlaken, s4 Matten , een Zwaard en een zak-pistool. JAfJ h*,^** t hoen, die ze ten Hove bragt, ontving hier vooreen tegengefchenk. Vervolgens wierdt de Admiraal in de Raad-Kamer geleid, doch vooraf verzogt, niet meer dan drie of Vier perfoonen mede te brengen; kof.re, 't hoen en van driel wierden hier toe benoemd. \n de Zaal gekoomen zynde, naadat alvoorens dezelve va» buiten met eene iterke wagt bezet was, vonden zy zes Raadsheeren, even als kleermankers, in 't rond zitten. De Hollanders insgelyks plaats genomen hebbende , begon de Tolk te fpreeken , doch met eene zeer zagte ftemme , om niet beluisterd te worden Hy zeide, dat de Koning van Cochin, die met de Portugeezen in Verbond ftoüdt, den Samorin verfcheiden maaien hadt aangezogt, om insgelyks in hetzelve te treeden ; doch dat deeze Monarch , dewyl hy in hun niets anders dan geveinsdheid en trouweloosheid befpeurde, daar aan geene ooren hadt willen leenen; dat hy hever verkoozen hadt, eene verbintenis aan te  REIZEN. 47 te gaan met de Hollanders , die hunne vyanden waren, gctyk hy al voor vier jaaren gedaan hadt: zo als blykbaar was uit het. Verbond , met den Admiraal verhagen geflooten, en uit twee brieven van den Prins van Oranje, welke men kon vertoonen; dat men, ondertusfehen, in weerwil der gedaane beloften, hem geenen onderftand hadt toegezonden, in manfehap of fchepen , om tegen de Portugeezen gebruikt te worden: iets, waar over hy zich zeer verwonderde; dat hy evenwel hoopte, dat de Vloot, welke thans in zyne haven lag , bereid zyn zou om hem den noodigen onderftand te bieden; dat hy verzogt om twee fchepen te laaten kruizen voor de Baai van Go'a , twee voor Calicute , en twee voor de Baai van Cochin : waar by hy zelve zou voegen zo veele Fregatten en manfehap, als noodig waren om de Portugeezen te beletten om hem niet meer te hoonen ; en dat hy, door den tyd , zou trngten hen van zyne kusten te verjaagen; dat indien de Admiraal twee of drie zyn er fchepen voor Cochin wilde zenden , hy daar nevens zou voegen eene menigte Fregatten , en voorts, aan den landkant, de plaats belegeren, met zulk een talryk Leger , dat hy derzelve welhaast zou meester worden; dat hy het zelfde doen zou ten opzigte van de ftad Goa, tot de veroveringe van welke hy hulp zou ontvangen van zynen Vriend hidelkamp, mids hy ook die der Hollandfche fchepen genoot. Op deeze voorflagen gaf de Admiraal verhoeven, tot antwoord , dat de Algemeene Staaten en Prins w au rits, zyne Heeren en Meesters, mitsgaders de lïeeren Bewindhebbers van de Maatfchappye, hem ten fterkfte hadden aanbevolen de belangen van den Samorin , en om voor hem tegen de Portugeezen te doen, al  4? NEDERLANDSCHE al wat in zyn vermogen zyn zou; als mede, dat alfe de Hollanders daar toe moesten genoopt worden, door den eerbied , weiken zy voor zyne trcflelyke boedaBigbeden hadden, en" door de dankbaarheid, Welke zy aan hem verfchuïdïgd waren , voor de vriendfchap met welke hy hen vereerde; doch dat, met dit al'es' de Keizer niet onkundig was van den tocfland der zaaken op de Mólukfche Eilanden, de veriorgfog van welke , zonder het uiterfle gevaar , niet langer ken worden uitgelteld; dat indien op dezelve geene orde w.erdt gefield, alles, wat voor den Samorin kon «l daan worden , nutteloos en vergeefs zyn zou omdat, zo lang de Portugeezen meester van het Zuiden waren, men zich in geenen deele moest vleien hert tot reden te zullen brengen; dat hy, „it aanmérkin, van dit alles, den Samorin fmeekte, zyile veroMfctnff! digingen nogmaals te willen aanneemen , en toe te ftaan dat hy zyne Vloot geleidde na de Mólukfche Eilanden, met belofte dat indien hy aldaar de zaaken op eenen goeden voet konde brengen, hy niet in gebreke zou blyven, om, by zyne wederkomst, alles Zi te wenden wat in zyn vermogen was, om hem dienst te doen; dat hy, ondertusfehen, indien zulks den Keizer behaagde, zou tragten te bewerken, dat' van Bantam na Calicute, gezonden wierden twee fche'pen, om aldaar het overige van hunnen last van Peper en Indigo in te neemen , en terwyl deeze verzameld wierden, zy hem zulke dienften zouden betonnen als hy van hun zou vorderen; dat hy insgelyks verzon hy wilde den Hollanderen verlof geeven een ° of meer Kooplieden met een kargafoen te mogen zenden, om koopmanschappen te knopen en te verzamelen, en hun eene wooning toe te ftaan, in welke  REIZEN. 49 hi zy hunne goederen in veiligheid by zich konden houden. De Admiraal zou wel hebben willen fpreeken van de ongelden en belastingen , en ontflag van dezelve verzoeken voor de Hollandfche Natie; doch men oordeelde den tyd hier toe nog niet gebooren, dewyl hy zich niet in ftaat bevondt om den Keizer eenigen dienst te kunnen doen; hierom wierdt raadzaam geagt, den tyd te verbeiden , tot dat men deeze gunst als eene bélooning van hem zou kunnen verzoeken. Daarenboven erkende de Admiraal nevens zynen Raad, dat des Keizers klagten niet geheel ongegrond waren, dewyl de Hollanders, by een Verbond, zich verpligt hadden, hem onderftand toe te brengen; 't geen tot heden toe niet gefchied was. De Raad des Samorins gaf den Admiraal tot antwoord, dat 'er, voor de Hollanders, kleine voordeelen in het Koninkryk Calicute zouden te behaalen zyn, zo lang zy hunne hulp niet hadden aangewend om de kusten van de Portugeefche fchepen te zuiveren: om reden dat de Mooren , die uit de Roode Zee $ uit Perlie en Cambaie kwamen , deeze kusten niet kunnende aandoen, genoodzaakt waren, hunne laadingen te Cochin en te Goa te verkoopen ; dat, ter hér* ftellinge van den koophandel van Calicute, de haven van Cochin noodwendig geflooten moest gehouden worden; dat zy, wyders , den Samorin van het voorgevallene kennis geeven, en deszelfs antwoord aan den Admiraal zouden mededeelen. Midlerwyl verzogten zy om de bekragtiging van het Verbond, met den Admiraal van dek hagen geflooten , en dat 'er eene nieuwe Akte van verbintenisfe zou worden opgefteld, by welke de Portugeezen en de VI. deel. D Ko«  5° NEDERLAND SCHE Koning van Cochin verklaard wierden voor gemeene vyanden der beide Natiën, met belofte, van de zyde der Hollanderen , den Samorin te zullen te hulpe koomen; en dat de naakooming van het Verbond, van weerkanten, met eede zou bekragtigd worden. De Admiraal, hier aan zyne toeRemming gegeeven, en zyne bereidwilligheid, tot het doen van den Eed, betuigd hebbende, ftak de voornaamfte der Kejzerlyke Raadsheeren zyne hand uit, en verzogt den Admiraal, dat hy de zyne op dezelve wilde leggen. Een tweede Raadsheer deedt even als zyn Amptgenoot, en de Opper-Koopman de molre volgde het voorbeeld des Admiraals; tusfehen nog twee Raadsheeren en Hollandfche Kooplieden wierdt de zelfde plegtigheid in agt genomen ; dit is de gewoone wyze van eedzweeren hier te lande. Daar naa verzogten de Raadsheeren, dat hetgeen tusfehen hen en de Hollanders was beflooten en vastgefteld , in de Hollandfche en in hunne eigen taal in gefchrift gebragt wierdt. Naa dit alles vervoegden zy zich by den Samorin, om hem verflag van zaaken te doen. Geduurende hunne afweezigheid , deeden de Hollanders hunnen maaltyd, zo met hetgeen zy medegebragt hadden, als met de gekookte vrugten en koeken, welke hun waren toegezonden. By hunne wederkomst boodfehapten de Indiaanen , dat, op hun berigt, de Keizer hadt beflooten, 's anderendaags , den grooten R.aad byeen te roepen , om deszelfs gevoelen te verneemen; dat zy thans konden wederkeeren na hunne fchepen , doch niet moesten in gebreke blyven , om 's anderendaags wederom ten hove te verfchynen. By hun vertrek wierden hun, uit 's Keizers naam, eenige Zwynen en Reeën vereerd. Om-  REIZEN. 5i Onitrent deezen tyd vernam de Admiraal, dat marte n \an domburch, te Cochin, in eene harde gevangenis wierdt gehouden ; hierop befloot hy , de gevangene Portugeezen, welke hy van het fchip Bon Jefus nog in handen hadt, te (lellen in de magt des Samorins, met verzoek om dezelve tegen van domburch uit te wisfelen. De Keizer, deezen voorflag gehoord hebbende , beloofde , daar aan te zullen voldoen. Op den bepaalden tyd Verfcheen de Admiraal wederom ten Hove. Met zyne Kooplieden ingeleid zynde in den Geheimen Raad , wierdt hem aangezegd , dat de Keizer zeer wel begreep , de aartgelegenheid der zaaken van de Molukfche Eilanden , en dat hy zich niet tegen dezelve zou verzetten; dat hy wenschte dat dezelve gelukkig zouden (laagen; en dat hy voor ditmaal zich zou vergenoegen met de Kooplieden en fchepen , die hem van Bantam zouden toegezonden worden. Dit was het niet alles. 'Er moesten wederom gefchenken worden uitgedeeld, onder verfcheiden Hovelingen, om hunne gunst te winnen. By het fcheiden trok de Samorin den Admiraal ter zyde, en onderrichtte hem, met veel goedhartigheids en oprechtheids, hoedanig hy zich in de Oostindiën moest gedraagen; hem inzonderheid vermaanende, „ tegen alle bedriegeryen „ op zyne hoede te zyn, zelden aan land te koomen, ,, en de lachers niet te vertrouwen. "> Den volgenden dag zondt de Admiraal de mol re :n van driel na land, met het Verbondfchrift loor hem zeiven getekend en gezegeld, nevens eenige gefchenken. Van zynen kant zondt de Keizer 23 wilde Swynen aan boord, nevens een affchrift van het VerD a drag ,  5i NEDERLANDSCHE drag , door hem getekend , en op een blad van een Kokosboom gefchreeven, met een berigt om de ondertekening des Keizers te kunnen onderkennen, en alzo door naabootzing niet bedroogen te worden. Calicute is eene groote en Rerke, hoewel onbemuurde Rad; haare fterkte beftaat in de Naires en Lascarins, die meer dan dertig duizend in getal zyn , en in de diepte der wegen, die zeer moeilyk en gevaarlyk zyn voor hun, die de ftad zouden willen beRormen. Van hier, dat de Portugeezen haar geen meester hebben kunnen worden. Daarenboven loopen de Rraaten met zo veele bogten, dat men in dezelve bezwaarlyk zou kunnen post vatten. De meeste huizen zyn van groote Reenen gebouwd, op verhevene plaatzen, en zo Rerk, dat elk van dezelve voor een Fort zou kunnen gehouden worden. By de meesten zyn tuinen, met vrugtboomen beplant. De Naires en Lascarins zyn gewapend met een fchild , en een fcherpen fabel , die aan de punt zeer breed is; zommigen ook met eene lange Lans; anderen met een Boog, die zes of zeven voeten lang is,' en een koker met Pylen. Zommigen draagen Zinkroers van gegooten metaal, en Musketten , veel fraaier gemaakt dan de onze; de Kolven, egter , zyn korter en wanneer zy afgefchooten worden, worden zy niet tegen de borst gezet. Even als de Portugeezen, draagen zy een band om 't lichaam, aan welken veertig kleine Patroonen hangen s zodat zy veertigmaalen kunnen losbranden, zonder nieuw kruid te haaien. Op de behandeling van alle deeze wapenen zyn ze zeer wel afgericht, en zo veel te beter , omdat zy door hunne klederen niet belemmerd worden, dewyl zy  REIZEN. 53 zy flegts een kleedtje of ftuk linnen eenige maaien om het lichaam hebben gewonden. Meer ontbreekt het hun aan orde en tucht dan aan moed: want zy fchrikken niet voor het vuur van het grof en klein gefchut; maar zy hebben in 't geheel geene kennis om een Leger in flagorde te fchaaren. Geene andere fpyze gebruiken de Calicuters dan vrugten: als bananen, ananasfen, pataten, kokosnooten, uyens, look en veelerhande andere groenten; deeze kooken en bereiden zy op verfchillende manieren, met ryst, tarwe en meel. Zy drinken niets dan water. Zy zyn, derhalven, niet zeer op den mond gefield, en wel gehard tegen hitte en koude. Zy zyn Afgodendienaars. De naam hunner Priesteren is Bramins; deeze draagen drie draadjes graauvv garen, welke hun van de fchouders tot op de knieën hangen. Zy bekleeden de aanzienlyklle Staatsampten, en verrigten den openbaaren Eerdienst in de Pagoden hunner Afgoden. Zomtyds wasfchen en baaden zy zich in zekere Vyvers ; op zulke dagen raaken zy niemand aan , en mogen van niemand aangeraakt worden. De mannen zo wel als de vrouwen laaten het hoofdhair zeer lang groeien ; doch daar de eerften het op het hoofd zamenbindeu, laaten de laatflen het tot op de fchouders hangen. Zy befmeeren zich met eene welriekende olie , en gaan naakt , uitgezonderd van den middel af tot op de knieën: zommigen bedekken alleen de fchamelheid met een linnen lap. Zy houden geene" verkeering met de Christenen , of met de Mooren, maar alleen met de zulken, die met hun van één geloof zyn. Doch vermids 'er lieden D 3 van  54 NEDERLANDSCHE van verfchülende Natiën in de ftad woonen , kan men 'er alle noodwendigheden gemaklyk bekoomen. De goederen en koopmanfcbappen , welke uit de Nederlanden na Calicute en de kust van Malabar gevoerd, en aldaar met voordeel verkogt worden, zyn ■ Tin- en Zilverwerk , rond en getakt koraal , Elpenbeen, potlood, roodfcharlaken, fyn rood karmozyn paklaken, matten en faffraan. In betaaling van deeze • goederen ontvangt men peper, indigo, fyn Calicutisch Jywaat, 't welk hier zeer goedkoop is , Robynen s Saffieren, Spinellen , Granaaten, Topaazen, Oiilos de Gatte en Rotskristal. Op den zestienden van Wynmaand vertrok de Vloot van Cahcute, en kwam, 's anderendaags, op de Ree van Cochin voor anker; hier lag reeds de Vice-Admiraal met de drie fchepen, welke hy onder de Vlag hadt. De Raad vergaderd zynde, wierdt beflooten^ na Bantam te zenden de Sloep van het fchip Zeeland, met den Onder-Koopman paulus overbeeke, om aan de Kooplieden in die ftad ter hand te ftellen een affchrift van het Verbond , meteen Samorin geflootcn; affchriften van de brieven, welke men te Calicute hadt gelaatcn; en eindelyk brieven, welke van Bantam na Holland moesten gezonden worden, aan de Heeren Bewindhebbers, met de eerfte fchepen, die na het Vaderland zouden vertrekken. Daarenboven wierdt beflooten, met de Sloep te rug te verwagten een berigt van den ftaat der zaaken in de Oostindiëu, en aan de Kooplieden te Bantam, in gevolge van het Verdrag, twee fchepen , en eenen Koopman na Calicute af te vaardigen. Van dit alles moest aan den Admiraal, voor Johor of Malacca, verllag gedaan worden. De-  REIZEN. 55 Dewyl men thans te Cochin niets meer hadt te verrigten , wierdt het raadzaam geoordeeld , de reize te vervorderen. Binnen kort vondt zich de Vloot in het gezigt van Ceilon en Punte-Gale. Thans befloot men , het Jacht de Griffioen na Achem te zenden, om kennis te neemen van den Haat der Indifche zaaken , en de lywaaten te laaden, welke de Kooplieden in handen hadden, en dienftig waren om na het Zuiden gevoerd te worden. Ni kol aas puyes wierdt hier toe gebruikt , en hem bevolen , voor Johor of Malacca wederom by de Vloot te koomen. Omtrent deezen tyd wierdt de Vloot van een zo zwaaren Itorm beloopen, dat de fchepen de Vereenigde Provinciën , Zeeland en Hoorn van dezelve afraakten. Deeze beflooten, by elkander te blyven, en na Sumatra koers te zetten, in de hoop van aldaar de overige fchepen te zullen vinden. Bykans drie weeken hadden zy gezeild, wanneer zy zes fchepen ontdekten; wel haast bleeken deeze de Vloot te zyn. Geduurende de afweezigheid der drie gemelde fchepen , waren de overige, in 't begin van Slagtmaand , ten anker gekoomen op de kust van Sumatra. Gilles l e r i e f, Koopman op de Roode Leeuw , was van hier gezonden na Achem , om kennis te neemen van den toefland der zaaken. By zyne wederkomst bood» fchapte hy, dat het Jacht de Griffioen, twee dagen te vooren, van daar was vertrokken, aan boord hebbende twee Gezanten des Konings, cn albert wille msz, Opper-Koopman van het Komptoir, nevens een gefchenk van Indifche. vrugten, om dezelve aan den Admiraal ter hand te Hellen, en hem uit te nodigen tot een bezoek by den Koning , met zo veel gevolg, als hy zou goedvinden, om de verbintenisfen D 4 te  $6 NEDÊRLANDSCHE te vernieuwen. Doch, om den verren afftand van Achem, 'en omdat men töebereidzels maakte om na Malacca te (téven en, verzogt de Admiraal, ditmaal hier van' vérontfchuldigd te worden. Om evenwel aan den Koning eenig genoegen te geeven, wierdt in den Raad beflooten, hertsing, lë fief, pieter segErtsz, en zes Onder-Kooplieden, met Adfiitenten en Trompetters, aan den Vorst te zenden, om hem van wegens den Admiraal te bei groeten, en brieven ter hand te (tellen , nevens een gefchenk van een (tuk fcharlaken, tvvee pakken roode, koraalen en eenige fnaphaanen. ■ De drie Sloepen, na Achem beflemd, aldaar aangekoomën zynde, vervoegden zich de Afgevaardigden in de Hollandfche Logie ; de Sabandar gaf hun hier een bezoek, en vervolgens aan dén Koning-keunis van hunne aankomst. 's Anderendaags zondt hun de Koning eenige Elefanten, nevens verfcheiden Heeren, om hen ten Hove te geleiden. Zy klommen op de Elefanten; en gekoomen naby de plaats , alwaar de Koning gehoor verleent , ïteegen zy af, trokken hunne fchoenen en kouzen uit, traden in de Zaal, groetten den Vorst naar lands gebruik , en bcoden hem hunne gefchenken aan. • ■ ■■ Vervolgens wierden eenige Tapyten op den grond geipreid, op welke de Koning, nevens de Gezanten, zich nederzette. Thans begon hy met hun een ge* meenzaam gefprek; vraagende, onder andere, na de gelteldheid der zaaken in de Nedeilanden , en welke de reden was, waarom de Admiraal hem, die een der beste Vrienden en Bondgenooten der Hollanders was, niet kwam bezoeken.  (BEHOOR BIJ MIT ^KW ACHEM»   REIZEN. 5? Zy antwoordden, dat zyne zaaken elders zyne tegenwoordigheid noodwendig vereischten; dat zyne Vloot reeds onder zeil was na Malacca , met oogmerk oni de Portugeezen, hunne gemeene vyanden, aan te tasten , naar inhoud der brieven, welke zy hem thans Overleverden.' Deeze brieven, en de verontfchuldigingen , daar in gemeld , wierden gunflig aangenomen; de Koning deedt aan iéder der Afgevaardigden een fraai Indiaansch kleed , nevens eenige andere kleine gefchenken, ter hand ftellen. De Koning was verfierd met eene menigte Diaman?ten en andere Edelgefteenten; hy wierdt bediend van vrouwen en gefneedenen.. Voor de Gehoorzaal fton-f den 1300 gewapende foldaaten ; ook zat hier eene menigte Edellieden op Matten, met de beenen kruislings onder het lichaam. Om den Afgevaardigden eenig vermaak te doen, wierden 'er achtenvyftig Éle? fanten, en eene groote menigte Haanen, tegen elkander ten ftryd aangevoerd. Alle de aanweezenden be« toonden over dit fchouwfpel hun genoegen. Naa deeze vertooning, wierden de Hollanders, ten Hove , onthaald op een pragtigen maaltyd naar Lands gebruik. De Afgevaardigden, vervolgens op de Elefanten geklommen zynde , reeden 'na de Logie, vertoefden"'er den nacht , en keerden vervolgens weder na de fchepen. De ftad Achem legt zeer vermaaklyk. Zy wordt befpoeld van eene fraaie rivier, doch die zo ondiep is, dat zy van gelaaderie Sloepen naaüwlyks kan bevaaren worden. In 't midden der ftad legt een Kasteel , ryklyk voorzien van m'etaalen gefchut, en omringd van een groot bosch, in 't welk Aapen, Meerkatten , Reigers en andere vogelen zich onthouden» D 5 Di  58 NEDE. RLANDSCHE De ftad is groot; zy legt in eene vlakte, doch is niet bemuurd. De huizen zyn op paaien gebouwd, en met ftroo gedekt. De inwooners zyn plat en geelagtig van aangezigr zy draagen een zydcn of katoenen hembd. De kinderen gaan moedernaakt, uitgezonderd dat de meisjes een zilveren plaatje voor de fchaamdeelen draagen Des Konings paleis is in het Kasteel, 't welk naar de Iudiaanfche wyze, zeer vast en fterk is. De Vorst onderhoudt eene groote menigte Elefanten; hy bedient zich van dezelve om zich geducht te maaken by zyne onderdaanen; die zich aan eenig misdryf fchuldig maaken, worden deezen dieren voorgeworpen, om van hun gekastyd te worden. Merkwaardig is het, dat de Elefanten des Konings meening zo onderfcheidenlyk kunnen verdaan , en in het kastyden niet verder gaan dan hem behaagt. Nog andere ftraffen zyn hier te lande gebruiklyk Den misdaadigen worden de handen, of de voeten, of ook wel déne handen één voet,zomtyds de manlykhdd, afgefneeden ; zommigen worden gezonden na Pulo-Wait 't welk genoegzaam van geene anderen dan zulke ball lingen -bewoond wordt. Ook ontmoet men 'er 'te Achem, die, tot ftrafFe, hun brood moeten bedelen. Het land is vrugtbaar, en wel voorzien van oranjeappelen , limoenen, citroenen, granaaten, banaanen en andere vrugten. Men vindt 'er osfen , koeijen , buffels, en ook eenige fchaapen, die den Koning alleen, toebehooren; niemand, 't zy hy ryk of arm zy, durft dezelve aanraaken. 'Kr groeit peper, doch niet zeer menigvuldig. De Gufuratteezen dry ven hier een Herken handel; zy brengen derwaarts gebloemde en andere lywaaten, die vervol-  REIZEN. $9 volgens na de Molukfche Eilanden en na elders vervoerd worden. Men vindt 'er twee foorten van boomen , by de naamen van Droevige dag - hoornen , en Droevige nacht- hoornen bekend; de eene bloeien by dag , de andere by nacht; aan beiden groeien zeer welriekende bloemen. 8 Weinige dagen laater kwam de Vloot voor Achem ten anker, en vondt 'er acht Jonken van Gufuratte, Het Jacht de Griffioen kwam hier insgelyks eerlang op de Ree. 'Er lag eene Karak dicht aan land. De Portugeezen, ziende dat de Hollandfche floepen toebereidzels maak-' ten om dezelve aan te vallen , ftaken 'er den brand in ; doch , vermids het vuur niet vatte , hadden de onzen den tyd om haar te bemagtigen. 't Was een oud vaartuig , waarin men niets anders vondt , dan een weinig ryst en kokosnooten. De onzen zouden hier veel meer fchepen gevonden, en, waarfchynlyk, veroverd hebben, indien zy niet vooraf gewaarfchuwd waren. Omtrent deezen tyd wierdt beflooten , de Sloepen op te timmeren , op een Eilandtje , de Pedras genaamd , omtrent eene halve myl van Malacca gelegen, Tot deezen arbeid was dit Eiland zeer gefchikt, omdat 'er zeer goed water voor de werklieden was. Ieder fchip leverde een zeker getal foldaaten, onder het bevel van Kapitein hubert schuurmans, om de timmerlieden te dekken. Pieter gerritsz, Schipper van het fchip Amjterdam, wierdt, met twee Sloepen, gezonden aan den Hollandfchen Koopman in Johor, in de ftad Batufabar, om den Koning van de komst der Hollandfche Vloot te verwittigen , en hem aan te bieden de vervul-  öo NEDERLANDSCHE vulling van het Verbond , met den Admiraal kor. nelis matelief geflooten, inhoudende, dat de Hollanders de ftad Malacca van den Zeekant , en de Koning van de landzyde zou belegeren. Hy moest den Vorst tot het houden van zyn woord aanfpooren , en tevens van hein ryst en arak voor de Vloot verzoeken. Terwyl de Admiraal den arbeid van de Sloepen , op het Eiland de Bedrag, bezigtigde, landde aan hetzelve een Fregat met veertig koppen , zo mannen en vrouwen als- kinderen, uit Pegu afkomlh'g, fmeekende om verlosfing van de magt en dwingelandy der Portugeezen. Hun wierdt toegelaaten, op het Eiland te koomen, en zich aldaar te verfchuilen. Zy verhaalden, dat de Portugeezen, met alle hunne magt , arbeidden aan de verflerkinge van Malacca • dat een gedeelte van den Adel en van de vrouwen de ftad hadt verhaten 5 dat 'er niet meer dan 400 foldiaten waren, behalven de Cafados. Twee uuren naa Zonnenöndergang wierden 'er drie Kanonfchooten gedaan ; men maakte een'geweldig vuur uit het klein gefchut, en men hoorde op de Trommels Haan. Op den zevenëntwintigften der maand, met het aanbreeken van den dag, zag men vier Fregatten , twee Fusten, en eenige andere vaartuigen, ten getale van vierendertig, het Eiland naderen, daar de Sloepen vertimmerd wierden. De Roode Leeuw, die op de brand wagt lag, gaf'er kennis van, met een kanonfehoot 1 doch die op het Eiland waren, daarop geene as daa van dezelve, in 't voorbygaan, deeze Eilanden aan- deeden , en zich aldaar vertoonden. Men heeft hier „ gebrek aan yzer, timmerhout en planken. „ Ik had gehoopt, dat de Heer Generaal, van Ban,, da, alwaar hy zich bevondt, herwaarts zou gekoo« ,, men zyn; maar ik vreeze, dat hy aldaar langer „ zal moeten vertoeven, dan hy zich hadt voorgefteld, „ uit hoofde van de bezigheid, welke de Engelfehen „ hem aldaar verfchaft hebben. Indien hy niet koome , ,, en ik geene nieuwe bevelen ontvange, zal ik , in „ het laatst van Oogstmaand, my na Bantam begee„ ven; het fchip, met het welk ik de reize doen zal, ,, zal vervolgens gebruikt worden, om ieevensmidde„ len en andere goederen herwaarts en na de Moluk„ fche Eilanden over te voeren. Nogthans is het „ waarfchynlyk, dat, in dien tusfehentyd, fchepen K 4 „ uit  15a NEDERLANDSCUE uit Holland zullen aankoomen. Houdt in de gedag„ ten, het geen ik gezegd hebbe, dat de Molukfche ,, Eilanden van hier gemaklyker en met minder kosten, dan van elders, kunneri gefpyzigd worden."' In Hooimaand des jaars 161Ö, bezat de Vercenigde Nederlandfche Maatfcliappy, in de Oostindiën, de volgende Forten en Sterkten. Op het Eiland Ternate , de Forten MalaU en Taluce; op het Eiland Gilolo, Tctcömo en Zabau; op het Eiland Tidore, Marieco; iiisg'elyks een Föri op het Eiland Motir; op het Eiland Machian, de Forten Taffafo, Tabillola en Noffaca; het Fort Barneveldt, op het Eiland Machian; een goed Kasteel op' het' Eiland Amboina, nevens de Forten Caabel/a en Lauw, en de Redoute Hittou. Op de Bandafche Eilanden twee Forten : te wecren, Nasfau, op het Eiland Nera, en nog een ander, BeLgica 'genaamd; het Fort Revenge, op het EilandPoluai, of Pulo-wai; een goed'Kasteel te Palacatte, aan de kust van Coromandel. De lieden Negapatan en Masfepaian zyn insgelyks in de belangen der Hollanders; en hoewel zy 'er geene Forten hebben, hebben zy, egter, zich önder hunne befcherming begeeven, en toegelaaten, dat 'er eenig gefchut geplant worde. Wyders hebben de Hollanders een Fort tejaccatra, een dag reizens Van Bantam, op het Eiland, Grootj/'ava genaamd. 'Het is zeer uitgeftrekt, en bevat een góed aantal huizen, die bewóond worden van onder1'cheidene werklieden. Dit is het voornaamfte Magazyn van Krygs- Mond- en Scheepsbehoeftcn. Het Haat onder het beduur van het Komptoir van Bantam. Geene plaats in geheel Indien is beter voorzien van foldaaten, zwaar gefchut en alles, wat den Oorlog aangaat. Het is de legplaats van verfcheiden Fregatten'^ ryk.  REIZEN. iS3 Qrjctyk voorzien van manfcbap en krygsbehoeften. DageJyks werken hier veele flaaven en gevangenen. Alle deeze Sterkten gezamentlyk bevatten vyfduizcnd man geregelde Troepen , honderddrieënnegentig ftukken metaalen, driehonderdtwintig ftukken yzeren gefchut, en driehqnderdzestig Steenftukken. Van den anderen kant heeft de Maatfchappy doe» flegten , het Fort Gammalanon op Gilolo , vermits men in den oord, in welken het lag, niets kwaads hadt te vreezen, Qm deeze zelfde reden heeft diergelyk een lot ondergaan een Fort, op het Eiland Botton, tusfehen de Molukfche Eilanden en Java. De Forten, op de Eilanden Solor en Timor, waren, reeds eenigen tyd geleeden, afgebroken. Zedert, egter, zyn de fchepen de Arend en de Star derwaarts gezonden, om met de landzaaten eei;e nieuwe verbintenis te fluiten. Daarenboven plagt de Maatfchappy een Komptoir te hebben te Gresfik , op het' Eiland Java: doch, oni redenen, heeft zy dit verlaaten. Eveneens heeft zy gehandeld ten aanzien van het Komptoir van Acbem, omdat de Koning tegen de Hollanders was opgezet. Niet lang geleeden hebben zy twee fchepen derwaarts gezonden, om, ware 't mogelyk, de vriendfchap en het Verbond te vernieuwen. Van aile de Indiaanfche Koningen is niemand den Hollanderen beter gezind, dan de Koning van Johor, niettegenftaande hy van hun bykans geene onderfteuüing geniet, en zy, in zyne hcerfchappyen, geen Fort hebben aangeleid ; by mangel hier aan, wordt hy dikinaals van zyne vyanden aangetast: iets, 't welk niet zou gebeuren, indien men eene wykplaats hadde,van •Waar.men zich koude verdeedjgen. K 5 Ma-  *54 NEDERLANDSCHE Macasfar, op het Eiland Celebes, heeft men, zonder reden, verlaaten, door gebrek aan ondervinding der jonge lieden , die zich aldaar bevonden. Ondertusfchen is het een gewest, 't welk veel Sagu en Ryst voortbrengt. Van hier dat de Hollanders, van nieuws, eene pooging gedaan hebben om met de landzaaten in onderhandeling te treeden ; en 'er vertoont zich eenige waarfchynlykhcid, dat zy daar in gelukkig zullen flaagen. In de ftad Jamhi , gelegen op een der Eilanden, aan 'Surnatra onderhoorig, hebben wy de flapelplaats van de Peper, en eenen koophandel, voordeeliger dan alle andere takken. Ook hebben wy, op het Eiland Borneo 3 den vryen handel in Diamanten en Bezoarfteenen. In Japan hebben wy een groot huis, gebouwd onder opzigt van jakob. specx, die 'er, in de hoedanigheid van Opper- Koopman , nog heden woont. De handel , welken de Hollanders hebben gedreeven, in het Hertogdom Firando, was, in de daad, in deij beginne, van klein belang; zeden, egter, hebben de zaaken een voordeeliger keer genomen. Het houtwerk, welk aldaar gemaakt wordt, overtreft het Chineefche; en wy krygen van daar veele leevensmiddelen en koopmanfchappen. Voormaals hadden de Jefuiten zich in dit zelfde Hertogdom gevestigd, en, door hunne gewoone listige treken , alle de rykdommen diens gevvests onder zich weeten te krygen. Zo diep hadden zy zich weeten in te dringen by de Edelen en aanzienlykfte landzaaten, dat zy derzelver volkomen vertrouwen hadden gewonnen. En naardemaal de Christlyke Godsdienst, welken zy hun verkondigden , geenzins flreng was , noch  REIZEN. j$ noch zeer veel verfchilde van hunne voorouderlyke Godsdienftige eerbetooningen, Czo zeer weeten deeze goede Vaders zich te fchikken naar allerlei flag van menfchen,) hadden de Japanneezen dien aangenomen; en de Jefuken konden zich beroemen, eene groote menigte menfchen bekeerd te hebben: indien het Bekeering kan genaamd worden, eene Ave Maria te kunnen bidden , en het kruisteken maaken ; hier in beftondt het Christendom deezer nieuwe bekeerden. De Hertog , bemerkende dat zyne inkomften, varr tyd tot tyd, verminderden, kreeg den natuurlyken inval , om onderzoek te doen na de oorzaak. Niet moeilyk viel het hem te ontdekken, dat de Jefuiten met zyn verlies hun voordeel gedaan hadden. Hoog liep zyn misnoegen tegen hen; een gedeelte deedt hy vermoorden; de overigen verdreef hy uit zyn gebied. Zints dien tyd hebben de Vaders het niet durven beftaan , om 'er van nieuws voet aan land te zetten. Men heeft 'er de Ave Maria's vergeeten; doch hunne knevelaaryen zyn in leevendige geheugenis gebleeven. Onder de Koningen van Groot-Java, draagt één den naam van Groote-Mataram ; in zyne heerfchappyen hebben de Hollanders verfcheiden Logiën , in welke een uitgeftrekte handel wordt gedreeven. De voornaamfte Logie is te Japara, overvloeiende van ryst, osfen , fchaapen, bokken, gedroogden visch , boonen , erwten en veelerlei andere leevensmiddelen , welke door de onzen Van daar gehaald , en na de Molukfche Eilanden, Banda en andere plaatzen, gevoerd worden. Bantam, op het zelfde Eiland gelegen , wordt tegenwoordig beftuurd door den Pangoran, die zich van het hoofdbewind, verzekerd heeft, en den Koning in eene  $$6 NEDÈ.RLANDSCHE eene foort van onderdaanigheid houdt. In deeze baten kaden en losfen de Hollandfche fchepen. De Voor. zitter of Direkteur-Generaal van alle de Nederlandfche Komptoiren houdt hier zyn verblyf, en van hier worden alle de Inftuiktiea en orders afgevaardigd. De Boeken van alle de Indifche Komptoiren worden herwaarts gezonden, en in een algemeen of Groot-Boek overgedraagen. Ten allen tyde, derhalven, heeft men hier eene naauwkeurige kennis van den roeftand van alle Komptoiren in deeze gewesten. Tegenwoordige fiaat van het Eiland Amboina, en van de overige Eilanden en plaatzen , aan hetzelve onderhoorig, in eigendom behoorende aan de Ferëenigde Nederlandfche Oostindifche Maatfchappy, £» den jaare 1627. Gilles seyst , de Schryver van dit Berigt , kwam te Amboina , op den negentienden van Lentemaand des jaars 1629, met de fchepen Oranje en dtn Brul. Hy vertoonde zynen Lastbrief aan den Gouverneur, en verzogt zynen byftand ter volvoeringe van denzdven; 't geen hy ook beloofde. Hy zag alle de openbaare Registers na , betreffende den handel, de ^zetting , de Losne en het Magazyu , en vondt ze allen m eene gefchikte orde. De geringe misllagen , welke hy in dezelve ontdekte, feheenen meer aan de Uitichryvers, dan aan voorbedagtheid, te moeten geweeten worden. De Komptoir-boeken van Bitton en Larique lagen hier insgelyks ; hy doorzag dezelve , om, by de eerfte gelegenheid , na Batavia te kunnen verzonden worden, Wyders bleek het hier, dat het Fort van een be- kwaa-  REIZEN. ij? kvvaamen voorraad van goede leevensmiddëlen voorzien was. De foldaaten worden om de maand betaald; dit is de reden, waarom zy geen vleèsch uit het Fort haaien: om het geld te befpaaren , behelpen zy zich met de leevensmiddëlen , welke de foldaaten gebruiken. Indien zy, zo als voormaals gebruikelyk was, op rantlben gefield wierden, zou 'er niet langer dan voor vyf maanden vleesch in voorraad, zyn. Wat aangaat oly, azyn, boonen , meel en zout , hier van is doorgaans een voorraad voor een geheel jaar voorhanden. Het Fort legt aan den oever der riviere. Op den afftand van een halven Musketfchoot kunnen de fchepen voor anker koomen: zodat zy hier in volkomene veiligheid kunnen leggen. 'Er is een Inham, die wel een Golf mag genaamd worden ; hier zyn ze veilig tegen de meeste winden. Het Fort wordt omringd van eene Gragt , waarin doorgaans vyf voeten water ftaan; rondom hetzelve loopt een muur, van Heen, kalk en zand gemetzeld. Het heeft vier Bastions; de twee, welke aan de landzyde leggen, zyn een weinig grooter, dan die de zee befchieten; ook zyn ze een weinig hooger, en binnen Bolwerken beflooten. Tusfehen de twee Bastions, die aan den zeekant leggen , ftaat een groot huis, waar in de Gouverneur, de Opper-Koopman en andere dienaars der Maatfchappye hun verblyf hebben. Onder dit huis zyn de Magazynen, ia welke de mondbehoeften bewaard worden. Ook leggen hier de kruidnagels , die op hei Eiland groeien, of van Ourion en Larique herwaarts gebragt worden. Boven de woonvertrekken is eene verdieping, op welke de katoenen- ly-  rsS NEDERLANDSCHE lywaaten leggen ; zy zyn hier blootgeftekl aan de lucht: want zonder dit zouden zy bederven. Alle de lywaaten worden verkogt in een winkel, die in het Fort wordt gehouden. Ieder een , 't zy landzaat of uitlander , burger of bediende der Maatfchappye, kan hier, naar zyne gaading, te recht geraaken. De Opziener van deezen handel is een Onder-Koopman. Vóór de aankomst der fchepen Oranje en den Briel, was de Bezetting in een zo zwakken Haat, dat, by een algemeenen wapenfchouw, niet meer dati 84 man verfcheenen; en nog waren onder deeze eenige Timmerlieden en Metzelaars. Ter goeder uure bragteri dan deeze fchepen twee verfche Kompagnien foldaaten, de meeste van welke voor Amboina beftemd waren. Twee dagen naa de komst deezer fchepen , deedt de Gouverneur, jan van gorcum genaamd, de twee Kompagnien aan land treeden, befhiande uit 160 man; met groote ftaatfle deedt hy dezelve, in de tegenwoordigheid der Eilanders , in het Fort trekkein Van deeze benden waren 32 man beftemd voor de Molukfche Eilanden. Hoewel, by den wapenfchouw, niet meer dan 84 man verfcheenen, waren 'er , nogthans, ten laste van de Maatfchappy, ter handhaavinge van haar gezag op Amboina en de onderhoorige piaatzcn, ongeveer 450 man, van allerlei ftanden: van dezelve wierden doorgaans 160 man gebruikt in de Verfchanzingen, en om het Eiland te verfterken. Nog 50 andere deeden dienst ©p de Jachten. De overwonnene Negers, welke dicht by het Fort w*onen, bedraagen een getal van 1230 man , bekwaam  REIZEN. i& kwaarn om de wapens te voeren , en in alles 1620. Met getal der perfoonen, op het geheele Eiland, bekwaam om onder de wapens te kunnen verfchynen , wordt in alles gerekend op 3060 man. De twee Negeryen, Larique enWacqueJte, dicht by elkander gelegen, in het West-Zuid-Westen van het Eiland, worden van Mooren bewoond , doch behooren onder het Fort. De tegenwoordige Oogst in deeze twee Negeryen , zal, waarfchynlyk , zeventig, en de volgende ruim 250 baaien kruidnagelen opleveren. Naardien men, op de Mooren, geen volkomen (laat kan maaken , en zy verftand zouden kunnen houden met de Ternateezen , onderhoudt de Maatfchappy , in een klein Fort, in 't midden van hunne dorpen, een Koopman , een Serjeant en 17 foldaaten. Het getal der Mooren bedraagt, naar gisfing, 350 perfoonen. Ourie en Asfelouli zyn twee andere Negeryen, insgelyks niet verre van elkander gelegen, in het Westlyk gedeelte van het Eiland ; zy worden bewoond van Mooren, ten getale van 150. De tegenwoordige Oogst zal 30, en de volgende 70 baaien kruidnagelen opleveren. Hier legt insgelyks een klein Fort, waarin een Serjeant, een Adfiftent en 24 foldaaten Bezetting houden: aan deeze leveren de Mooren de kruidnagels. Hatna , Caylola en Cabeau zyn drie Negeryen op het Eiland Oma, dicht by Amboina , zy worden bewoond van Mooren, die altoos gedaan hadden onder het gebied van het Fort. Maar in Oogstmaand des jaars 162Ö, gaven zy zich over aan de Ternateezen, zonder dat zy konden zeggen waarom , of zonder eenjge reden van hun misnoegen te kunnen geeven, Zints dien tyd zyn ze in Oorlog gebleeven met de on-  i6ó NEDERLANDSCHE onderdaanen van het Fort; waar toe de Ternateezen bun byftand verkenen. Het getal der bewooners vart deeze" Negeryen wordt op 1000 gefchar. De drie andere vlekken , of kleine fteden van dit Eiland, te weeten Oma , Abora en Crieu , zyn aan bet Fort ouderdaanig, en ontvangen van hetzelve onderftand. De inwooncrs zyn Christenen, en niet meer dan 300 in getal. Op het Eiland Ukastsr, leggen zeven vlekken , of kleine fteden, welke geregeerd worden door drie Koningen , of Koninkjes. De Maatfchappy heeft 'er eene Logie, in welke zy, op verzoek der landzaaten, eene Bezetting houdt van een Serjeant en 17 foldaaten; door middel van deeze, wordt het Eiland in onderdaanigheid gehouden. Het getal der inwooneren bedraagt 3500 perfoonen. Maar in het Oostlyk gedeelte des Eilands leggen nog twee vlekken en vyf dorpen , di6 van Mooren bewoond worden, ten getale van 600 zielen; deeze zyn den Ternateezen meer genegen dan den Hollanderen. Ten aanzien van Amboina, is het Eiland Nosfelau het Oostlykfte. Ook is 'er een Koning, die Koning van Tetuan genoemd wordt; hy voert het gebied over drie vlekken, wier inwooners Christenen zyn, ten getale van 1500 zielen , van het Fort van Amboina afhanklyk. Alle deeze opgezeetenen, zo van Amboina, als van de Eilanden, aan hetzelve onderhoorig, maaken te zamen een getal uit van 7460 menfchen, behalven de 1000 opgezeetenen van Oma , die afvallig zyn geworden. Weinige kruidnagelen leveren het Eiland Amboina en deszelfs onderhoorige Eilanden. Zedert zes jaaren heeft men 'er eene menigte nieuwe boomeu geplant,  REIZEN. X6t plant, die, naa vier of vyf jaaren, goede vrugten zullen geeven. Nog een ander Eiland is 'er, dicht aan Borneo gelegen, 't welk geheel van Mooren word*bewoond. De Maatfchappy heeft hier een klein Fort, op verzoek der Landzaaten, gebouwd, om aan de opgezeetenen van Bourg en Ternate het hoofd te kunnen bieden. Een Serjeant en 18 foldaaten houden hier bezetting. De kruidnagels, welke hier worden ingezameld,.zyn geen noemens waardig; maar het Eiland legt zeer gereed voor onze kleine fchepen, welke kruizen op de Maleifche en Macasfaarfche Jonken, die op Cambelle, Lohou en Manipa handel dryven. In het Fort legt niet meer dan één ftuk gefchut. — Het getal der bewooneren van het geheele Eiland, bekwaam om de wapens te voeren, bedraagt niet boven de 400. Zy zyn den Hollanderen zeer genegen en onderdaanig. Indien eenige bekwaame Leeraars derwaarts wierden gezonden, zouden zy, ongetwyfeld, tot het aanneemen van den Christlyken Godsdienst worden overgehaald. De Maatfchappy heeft eenige onderdaanen aan de kust van Ceram, die met den mond haare opperheerfchappy bclyden, doch in hun hart het met de Ternateezen houden. Canarie legt ten Noorden van het Eiland Oma. 'Er zyn eenige Mooren; de overige opgezeetenen zyn Afgodendienaars. Voormaals ftonden zy onder de heerfchappy der Portugeezen. Men vindt 'er niets anders dan Sagu. De Negery legt anderhalve myl van de kust. Eene andere Negery, Lomma Caïa genaamd, legt vier mylen ten oosten van Canarie. Alle de inwooners zyn Mooren; en hoewel zy onder het gebied der Maatfchappy ftaan, zyn ze, nogthans, den Ternateezen VI. deel', L meer  16* NEDERLANDSCHE meer dan den Hollanderen genegen. Lattoi en Holtai leggen twee mylen ten oosten van Lomma Caïa. Schoon, even als de voorgaande, onderdaanen der Maatfchappy, houden zy het, egter,heimelykmet de Ternateezen. Qjielque - Ponti, of Hatoujieli, is een zeer kleine Negery, twee mylen van Lattoi en Hollai. Coacq legt van daar vier mylen. Voormaals lag hier een Fort, Harderncyk genaamd; doch- de vreeze der bewooneren voor de Ternateezen, doet hen zomtyds in twyfel hangen, uit hoofde der bedreigingen, welke deeze tegen hen uhfiaan. Wanneer zy hen niet tot hun genoegen kunnen onderdaanig maaken, dooden zy hen , voeren hunne kinderen weg, maaken dezelve tot flaavcn, en gebruiken hunne dochters tot bywyven; haar vervolgens wegjaageride of verkoopende, wanneer zy dezelve moede zyn geworden. Aldus oelfenen de Ternateezen eene beestagtige én onmenschlyke dwingelandy, alle de opgezeetenen van deeze Kust doen zy beeven, die liever verkiezen, hun onderdaanig te blyven, dan door het regt des Oorlogs aan hunne geweldenaaryen en wreedheden te worden bloot gefield. Die nog onder het gebied van het Fort van Amboina ftaan, beloopen een getal van 600 perfoonen, bekwaam om de wapens te kunnen voeren. Daarenboven leggen nog dieper in het Eiland zes Negeryen; de meeste bewooners zyn Boeren, en allen Afgodendienaars; de weerbaare manfehap, aan het gebied der Maatfchappye onderworpen, bedraagt 3000 zielen. Grootlyks worden zy gevreesd in de geheele ïabuurfchap, niet zo zeer om. hunne dapperheid, als omdat zy in het grondgebied der nabuuren vallen, by kleine benden, alwaar zy zich op de bergen nederflaan, en van wortels, van (langen, hagedisfen en meer  R E I Z E N. ,63 sieer ander foortgelyk gedierte leeven. Hier blyven sy eenige maanden leggen, bedekkende hunne lichaamen met dunne boomfchorzen en mosch, zodat zy naar boomen gelyken. Aldus toegerust, ftaan zy'op fcluldvvagt; en wanneer hunne vyanden, die hen voor boomen aanzien, en dus geen "erg vermoeden, hen naderen, vallen zy hun onverhoeds op het lyf, en dooden hen. Deeze en meer andere kunstgreepen zyn oorzaak, dat zy zeer geducht zyn by de Moorfche en Christen onderdaanen van het Fort; deeze durven hunne bergen niet verlaaten, zodra zy met zekerheid weeten, dat de Boeren, tot bovengemelde oogmerken, op de been zyn j want zy befchouwen het als onmogelyk, zich tegen hen te verweeren, en denken dat zy ten minde Tovenaars zyn. Het ontftaat, derhalven, meer uit den fchrik, van welken zy bevangen worden, dan uit de dapperheid en onverzaagdheid deezer boeren, dat zy van hun mishandeld wordein Flierom draagt de Gouverneur naauwkeurige zorge, om hen in zyne belangen te houden, en aldus de oproerigheden der anderen te voorkoomen, of om hen los te laatcn tegen de zulken, die aan 't muiten mogten flaan. De Ternateezen, van hunnen kant, zenden aan hun gefchenken, om hen in hunne belangen over te haaien; met dit alles fchynen zy meer genegenheids te hebben voor de Hollanders. De poogingen, ondertusfchen, welke, van de zyde der Ternateezen, worden aangewend, noodzaaken de onzen om hun jaarlyks eenige gefchenken te doen toekoomen; by gelegenheid worden deeze kosten ryklyk vergoed. De Gouverneur van goucum hadt het ontwerp beraamd, om een klein getal deezerJapdliedcn byeen te  IÖ4 NEDERLANDSCIIE te verzamelen , en vervolgens na het Eiland Oma over te voeren , met oogmerk om de drie rebelleerende Negeryen tot onderdaanigheid te noopen; om hen van den Zeekant te benaauwen, hadt hy beflooten, met eene Honie, of vloot kleine Vaartuigen, derwaarts over te fteeken. Doch uaardemaal de ingezeetenen deezer Negeryen Mooren zyn, beweert de Koning van Tcrnate, dat zy zyne wettige onderdaanen zyn, om reden dat zy insgelyks deel namen in den oplfand tegen de Portugeezen, ten tyde als de Admiraal stephen van der hagen zich meester maakte van hun Fort op Amboina; uit kragt van welk Fort, en der regten, welke de Portugeezen daaraan verknogt hadden, de Maatfchappy eigenaares is van alle de kleine Eilanden, welke zy bezit. Devvyl dan deeze drie Negeryen, uit hoofde van haaren opftand, niet meer ftonden onder de magt der Portugeezen, ten tyde als derzelver Fort door de Hollanders wierdt bemagtigd , beweert de Koning van Ternate dat wy geen regt hebben op dezelve. Ondertusfchen is dit eene zaak, welke de Gouverneur niet gezind is zeer flerk door te dryven, zolang de overige zaaken in den tegenwoordigen toeftand blyven, hoewel de eere der Maatfchappye hier door eenigzins lyde. Maar men verkiest liever, meester te zyii van de kruidnagels , van welke wy zouden beroofd worden, indien djeze fnaar geroerd wierdt. Seyst over dit onderwerp fpreekende met willem jansz, Gouverneur van het Fort van Ternate, oordeelden zy het niet geraaden, aan den Kapitein iiittou deeze gelegenheid of aanleiding te geeven, om niet meer krnidnagels te leveren, hoewel zy volks genoeg hadden, om de drie Negeryen onder de gehoorzaam-  REIZEN. j65 «aamheid van het Fort te brengen. Doch zy verkoozen de levering der kruidnagelen van Kapitein hittou, en de hoop om die van de kust van Ceram te zullen magtig worden, boven het bezit van de drie vlekken. Drie Negeryen leggen 'er langs de kust van Ceram, ten Oosten van Coacq, wier inwooners, niettegenfraande zy Mooren zyn, aan het Fort den Eed van getrouwheid hebben gezwooren: meer, nogthans, uit vreeze, dan uit genegenheid, vermits zy het in hun hart met de Ternateezen houden; weshalven men op hun geeneu ftaat kan maaken. 'Er zyn 6600 weerbaare perfoonen. Op eenigen afftand van de kust, leggen vier Negeryen, die den naam hebben, van het Fort afhanglyk te zyn, doch hetzelve niet meer gehoorzaamheids betoonen, dan zy goedvinden. Hun getal is niet naauwkeurig genoeg bekend. Alle deeze Negeryen, die gezamentlyk ruim 5000 man bevatten, bekwaam om de wapens te voeren, zouden den Hollanderen onderdaanig en getrouw zyn, indien deeze de Ternateezen van Lucielle, Lobou en Cambelle konden verjaagen. Misfchien zal men vraagen, of de zaak der moeite waardig, en van welk nut het voor de Maatfchappy zyn zoude, haare heerfchappy uit te breiden en te bevestigen over een Volk, wiens land bykans niets anders dan Sagu, althans zeer weinige kruidnagels , voortbrengt ? Flet antwoord is, dat men in aanmerking moet neemen, dat de Ternateezen, door behulp der Maatfchappye, een weinig opgekoomen zynde uit den rampzaligen toeftand, in welken zy gebragt waren door de Portugeezen en den Koning van Tidore, naauwlyks L 3 een  i66 NEDERLANDSCHE een weinig adem begonnen te fcheppen, en de handen ruimer te hebben, of zy hebben allerlei listen en laagerj te werk gelleld, om hunnen weldoeneren geweld aan te doen en hen te verzwakken: in de hoope, dat zy, hun dus veel werks verfchaffende, door den tyd, hunne meesters zullen worden, en wederom, gelyk te vooren, het gezag in handen hebben. Men zal dit flegts een tyd lang door de vingers kunnen zien , maar eindelyk genoodzaakt worden tot daadlykheden te koomen, en hun den oorlog aan te doen; en in dat geval zal men de onderdaanen vaii Ceram noodig hebben. Want indien zy de zyde der Ternateezen koozen, zouden wy niet meer veilig zyn op Amboina, en nog veel minder op de onderhoorige Eilanden. Zo veel mogelyk is, moet men hier tegen op zyne hoede zyn : want de Ternateezen hebben voorwendzels genoeg om zich eifchen aan te maatigen op deeze Eilanden, en zelf op Amboina, zo als zy ook doen ten opzigte van de drie Negeryen van Oma, van welke zy bezit genomen hebben. Zo dra zullen de Hollanders geene maatregels genomen hebben om dezelve te hemeemen, of zy zullen het masker aflieten , en zichzelvcn geene rust gunnen, voor dat zy op de Maatfchappy aanzienlyke voordeden behaald hebben, gelyk de ondervinding reeds geleerd heeft. Zodanig is de toeftaud der zaaken ten, aanzien van de Hollanders. Laaten wy nu dien der Ternateezen befchouwen, Zy hebben eene yerblyfplaats aan de kust van Ceram, in 't Noord-Westen van Hittou; haar naam is Lucielk, en wordt bewoond van negentig huisgezinnen. Zy legt op eenen Berg, en kan van vcoren niet genaakt worden; doch van agteren is zy genaakbaar, langs eenen weg, die van zes menfchen te-  REIZEN. i6> fevens kan beklommen worden, maar niét algemeen bekend is. Zy hebben aldaar twee of drie ftukkea yzeren gefchut. De Koning van Ternate heeft 'er een Gouverneur of Bevelhebber, en 90 man, bekwaam om de wapens te kunnen voeren. Onder deezen Go» verneur ftaan de volgende vlekken. Lohcu, met de daaronder behoorende dorpen. Au* gen en Locki. Hier worden veele kruidnagels geplukt; de jongstvoorgaande oogst leverde 400 Baaien. Sagu heeft men'er genoeg voor alle de inwooners, ten getale van 2500. Thiel is de zuidiykfte uithoek van Ceram. Geduurende de westlyke Pasfaatwinden, kunnen de fchepen, op 40 of 50 vademen water, voor anker koomen; doch zy leggen niet verder dan een musketfchoot van land. 'Er worden geene kruidnagels verzameld. Het getal der inwooners bedraagt ongeveer 200. Cambelle en Usfidi leggen niet verre van daar. In een voordeeligen oogst worden 'er tusfehen de 3 en 400 Baaien kruidnagels geplukt. Doch zedert de Gouverneur si'eult, of de Admiraal h u ige n , de opgezeetenen verjaagd, en een groot getal hunner boomen vernield hebben, laaten zy 'er-zich niet zeer aan gelegen zyn om kruidnagels te verzamelen, indien 'er geene Jonken koomen,, die 'er ecu goeden prys voor bieden. In dit jaar kwamen 'er drie Jonken van Java en twee van Macasfar. De Gouverneur van Amboina heeft het fchip den Brid gezonden , om de landzaaten het dryven van koophandel met hun te beletten. De tyd zal keren, wat dit zal uitwerken. Het getal der inwooners bedraagt 1000. Tegen over Cambelle , in het Noorden , legt een Eiland, Kelang genaamd, van Cambelle en Lisfidi afL 4 hank-  I6S NEDERLANDSCHE Jianklyk. Hier groeien geene kruidnagels. De opgezeetenen, ten getale van 400, leeven van rooven en pionderen. a Deeze zyn de voornaamfte plaatzen, welke Amboina belemmeren. Ligt kan men begrypen, dat zy niet zullen rusten, voor en al eerzy de Christenen tot gehoorzaamheid gebragt, en hun het Moorfche geloof hebben doen aanneemen; en dat zy den prys der kruidnagelen, indien het eenigzins mogelyk zy, verhoogen zullen, tot op 100 of iao Reaalen de Baal; om reden dat de opgezeetenen van Macasfar dezelve zullen koopen, indien het hun niet belet worde. Alle deeze Indiaanen hebben, op Amboina, een magtigen Vriend , in den periöon van zekeren Kapitein 111 t t 0 u; zyn regtsgebied ftrekt van de Drie Gebroe* ders ten Westen, tot aan de Negery Thiel ten Oosten; uitmaakende een groot gedeelte van het Eiland: meer dan 3000 man heeft hy onder zyn gebied. Deeze Kapitein munt uit in bekwaamheid, boven alle de opgezeetenen van het Eiland. Meesterlyk verftaat hy de kunst van veinzen, en heeft zulke hooge gedagten van zyne behendigheid, dat hy zich verbeeldt, zich ten allen tyde by de Hollanders te kunnen zuiveren ; dat zy niets weeten van zyne maatregelen, van welke zy de uitwerkzels geduldig moeten lyden, by mangel aan magt, om zich tegen dezelve te kunnen verdeedigen. De Hollanders ftellen zich aan , als of zy hem voor een eerlyk man hielden; door dit middel maaken zy hem bereidwillig om hun kruidnagels te willen leveren : want zonder dit zou hy ze even weinig willen geeven, als de inwooners van Lohou en Cambelle. Voordat de fchepen Oranje en den Briel hier waren aangekoomen, fcheen by gemclyk en misnoegd te zyn  REIZEN. 169 zyn op de Hollanders ; doch hy hadt niet vernomen, dat zy foldaaten hadden medegebragt, of hy begon een weinig tot bedaaren te koomen, en kruidnagels te leveren. In Lentemaand en de twee volgende maanden des jaars 1627, leverde hy So Baaien, en gaf eenige hoop, deeze levering tot 300 Baaien te zullen brengen. Van regtswege is hy, gelyk alle de overige opgezeetenen van Amboina, een onderdaan van het Fort; doch al voor lang heeft hy de hoedanigheid van Bondgenoot der Hollanderen zich aangemaatigd. Men laat hem in dien waan, opdat hy zich zeiven befchouwende in het zelfde licht, als de opgezeetenen van Lohou, Cambelle en Lisfidi, hen noodzaake om eveneens als hy te handelen. De opgezeetenen der genoemde Eilanden zyn de verborgene vyanden van de Nederlanders; dikmaals houden zy heimelyke byeenkomften en fmeeden zamenzweeringen , zonder dat zy kunnen verrast worden. Geen van allen onderneemt iets afzonderlyk voor zich xelven, maar zy allen handelen gemeenfchappelyk met elkander. Van tyd tot tyd deelen zy over en weder hunne ontwerpen mede, als mede aan den Koning van Teruate, die, zedert twee jaaren, beloofd heeft, zich met hun te zullen vereenigen , en de Hollanders op het Eiland vyandlyk aantasten, waartoe hy meent regc te hebben. Dit gewaand regt bouwt hy op 'de volgende gronden. Vooreerst, omdat de Gouverneur jan speult het volk van de Vloot hadt te werk gefield, om alle de landen onder zyn gebied onvrugtbaar te maaken, en zyne fteden te verwoesten. Ten tweede, omdat de Hollanders hunne eigen geldmunt wilden invoeren, in betaaling van de kruidnagelen. Ten L 5 der-  i?a NEDERLANDSCHE derde, omdat zy de vryheden van zyne 1 In ven:; en Reeën fchenden , door het neemen van Macasfarfche Jonken op dezelve. Ten vierde , en eindelyk , omdat speult, vóór zyn vertrek, de inwooners der gewesten en plaatzen, door de Maatfchappy veroverd, wilde noodzaaken tot eene naauwkeuriger gehoorzaamheid, dan waartoe zy meenden verpligt te zyn; iets, *t geen de Ternateezen meenen niet te moeten dulden, met opzigt op de bewooners van de kust van Ceram, welke zy beftendig blyven aanmerken als hunne onderdaanen; van jaar tot jaar voeden zy hen met de hoop, dat de Koning eene talryke vloot Korokoren ter hunner hulpe zal zenden: 't geen ook zekerlyk zal gebeuren , indien de gefchillen tusfehen hem en de Maatfchappy niet bygeleid worden : dit zal geen voordeel doen aan de Landen der Maatfchappy. Ter verydelinge van deeze ontwerpen , zou het, volgens zommigen, geraaden zyn, eene fterke Redoute op te werpen op Larique, en eene andere op Ourie, in de plaats van de twee zeer kleine Forten en de vier kleine ftukjes gefchut en een Steenftuk te Larique, en eene Bezetting van een Serjeant met 17 foldaaten. Het kleine Fort op Ourie is in nog flegter ftaat. Het wierdt aangeleid door den Gouverneur van gorc üm; maar door den aanhoudenden regen is het Aardwerk uitgekabbeld , en de Buitenkerken zyn bykans geheel vervallen. 'Er leggen flegts 2 ftukken gefchut; de Bezetting beftaat uit een Serjeant en 24 foldaaten. Groot belang heeft de Maatfchappy by de veiligheid deezer twee plaatzen , omdat het behoud van alles, wat zy bezit, daarvan af hangt. Door middel van dezelve ontvangt zy kruidnagels, en zy zal ze voortaan ontvangen, zo lang zy in weczen zyn zullen, niette- gen-  REIZEN. 1?l genftaande de meeste opgezeetenen, aan dezelve onderhoorig, Mooren zyn. Ondertusfchen, 't geen zorgvuldig in aanmerking dient genomen te worden, hebben de Ternateezen en Kapitein hittou genadig het oog op dezelve. De Gouvernenr van gorcum is van oordeel, dat hier , gelyk ook in alle de andere Forten , Redouten moesten gemaakt , en eene Bezetting van niet meer dan zeven of acht man in dezelve geleid werden. Zeer heilzaam is, pngetwyfeld , dit ontwerp: want, door dit middel, zouden wy , in het Fort van Amboina , tusfehen de 60 en 70 man meer hebben dan tegenwoordig: in gevalle van nood zouden zy gereed by de hand zyn ; terwyl zy nu , van wyd en zyd, uit de kleine Forten, moeten byeen verzameld worden. Daarenboven zouden de landzaaten met genoegen zien, dat op elke plaats eene Redoute opgeworpen, en een fteenen huis gebouwd wierdt. Dit zou der Maatfchappye weinig kosten; zy zou flegts de Timmerlieden, Metzelaars en Smeden moeten betaalen; de Negers zouden al het overige werk doen. . Het fteenen huis teHatua, op het Eiland Oma, alwaar de Hollanders thans in veiligheid leevcn, heeft niet meer gekost dan 153 Guldens; en 't is te denken , dat elders de kosten niet hooger zouden loopen. Het Fort van Ourie heeft reeds weinig minder dan 2000 Guldens gekost.; het Fort de Pas kost 350 Guldens. Hier ftaat een fteenen huis, 't welk na genoeg voltooid is; aan den zeekant wordt liet omringd van eene groote Halve-Maan, wier hoorns zo verre uitfteeken, dat zy het geheele gebouw omvangen. Het geheele werk is van kalk en zand gemetzeld. 'Er leggen vier ftukken gefchut, en een Serjeant, met 21 foldaaten, in Bezetting.  ï72 NEDERLANDS CHE ting. De plaats is dus beveiligd, zo wel tegen de Europeaanen als tegen de Ternateezen. Met geringe moeite zouden deeze plaatzen onwinbaar kunnen gemaakt worden, indien hier kruidnagels verzameld wierden. Doch op alle plaatzen, daar wy Forten hebben, Larique en Ourie uitgezonderd, wordt van deeze dierbaare Specery niet veel geplukt. De meeste kruidnagels, welke Amboina verfchaft, worden verzameld in het regtsgebied van hittou, uitmaakende een klein afzonderlyk Gemeenebest, 't welk in verbond ftaat met de bewooners van de kust van Ceram, alwaar zeer veele kruidnagels vallen. Volgens een verdrag, doch 't geen zy, zedert eenige jaaren, niet zyn nagekoomen, moeten zy ze leveren, tegen 60 ftukken van achten de Baal; doch aan de uitlanders hebben zy ze verkogt voor 100, en 120 ftukken van achten; een lokaas, waarvan men hen niet ligt zal afbrengen; en indien wy ze tot den vastgeftelden prys willen ontvangen, zullen wy door geweld hen daar toe moeten noodzaaken: zonder dit hebben wy niets te verwagten. Vertoogen en redeneeringen kunnen hier niets baaten. Om ons oogmerk te bereiken, zouden wy een begin moeten maaken met het verdryven der uitlandfche, als de Molukfche, Javaanfche en Macasfaarfche, Kooplieden. Indien hunne fchepen reeds op de Reeën lagen, zouden zy van daar weggenomen, of verbrand moeten worden; 't geen in de meeste havens gemak, lyk zou kunnen gefchieden. Dit is het eenige middel tot herftel van onze zaaken in deeze gewesten. Anderzins moet men geene kruidnagels verwagten van de kust van Ceram, hoe goed een gelaat men ook vertoone. De  REIZEN. 173 De Reeën en de Havens worden, in de daad, niet gefchonden; maar dit gebeurt, wanneer men geene voldoende reden heeft om het te doen; hoedanige, by voorbeeld, is, de fchending van de trouwe der Verbonden , vooral ingevalle zy langen tyd onderhouden zyn. De opgezeetenen van Ternate, Lohou, Cambelle en Lisfidi houden ons geen woord, en agten het niet verpligt zyn te doen, omdat zy ons als Ongeloovigen befchouwen. Zy dryven geen handel met ons als met Bondgenooten, en op den grondflag eener verbinten isfe; zy handelen alleenlyk om eigen belang, en wanneer zy 'er hun voordeel niet in zien, lachen zy met de Verbonden. Aldus verkoopen zy gaarne hunne .kruidnagels aan de meestbiedenden; zy onderdrukken onze Christen onderdaanen; zy verleiden de Mooren, die ons onderdaanig zyn; beiden voeren zy gevanklyk weg, gelyk ten deezen tyde gebeurde. Een Champan, van Amboina uitzeilende, om onder het Eiland Nosfelau, aan de kust van Ceram, te visfchen , met 2 Hollanders en 7 Indiaanen, wierdt door vier Korokoren, van het Eiland Boano, behoorende aan den Koning van Ternate, overvallen en genomen. De Hollanders fchooten 'er het leeven by in; de Indiaanen wierden, naa eene gevangenis van vyf dagen, op vrye voeten gefield. Vergeefs eischte de Gouverneur van gorcum van den Gouverneur des Konings van Ternate, dat hem regt zou gedaan worden; hy zette hem telkens af met beloften en voorwendzels, die geen ander gevolg hadden. Dusdanige voorvallen gebeurden bykans dagelyks. Dit bewoog den Raad van Amboina, om in ernftig overleg te neemen, de middelen, die, ter afwendinge vaa  174 NEDEltLANDSCHE van diergelyke ongeregeldheden, dienden beraamd te worden; en of het niet diehftig ware, deeze overweldigers den oorlog aan te doen. Naardien men, egter, in het laatfte te veel zwaarigheids ontmoette, wierdt het befluit genomen om nog eenigen tyd geduld te oeffenen, en het gedrag der Eilandcren door de vingeren te zien, tot dat men genoegzaame magt zoude bezitten om hen tot reden te brengen; dat, midlerwyl, by den bovengemeldenGouverneur, met allen mogelyken ernst, zou gedrongen worden op regtoeffening, wegens den moord, onlangs door de opgezeetenen van Boano gepleegd ; dat ingevalle hy hier het oor niet aan leende, men eene bekwaame gelegenheid zou afwagten om fchaêvergoeding te gebruiken; dat men evenwel geen misnoegen zou laaren blyken tegen hem, noch ook tegen Kapitein hittoü, op dat de levering der kruidnagelen , door den Kapitein, waarop men goede hoop hadt, niet zou agterblyven. Nimmer zullen de zaaken der Maatfchappye op een volkomen voordeeligen voet koomen, zo lang het geheele Eiland Amboina haar niet onderdaanig is. In dat geval zou men 'er 600 Baaien kruidnagelen jaarlyks kunnen verzamelen. Nimmer, egter, zal dit oogmerk bereikt worden, dan door het volgende middel: men zal alle de Mooren moeten verdelgen, of hen noodzaaken het Eiland te verlaaten; en men zal wyders nieuwe Christenen in hunne plaats moeten ftellen. Dit zal het waars middel zyn om de opgezeetenen van Ceram in bedwang te houden. Ten dien einde zouden 'er ioco man na Amboina gevoerd, en aldaar vyf of zes maanden moeten gehouden worden. Deeze, gefterkt met de Eilanders, welke den Nederlanderen genegen zyn, zouden genoeg in Haat zyn om  REIZEN. 17$ öm den Kapitein h i t t 0 u te verjaagen 3 in weerwil van den onderftand, welken die van Cambelle hem zouden toebrengen. Naa dat hy met zyn aanhang van daar verjaagd was, zouden 'er ongetwyfeld vyf of zes jaaren noodig zyn ± om het Eiland met ten minfte 2400 menfchen van nieuws te bevolken; welke noodig zyn, niet alleen om de kruidnagels te verzamelen, maar ook om aan de onderneemingen van Kapitein hittou met zynen aanhang het hoofd te kunnen bieden: want, gewisfelyk, zouden zy alle mogelyke moeite aanwenden om wederom voet in het land te krygen, waarvan zy het geheugen niet ligt zouden verliezen, omdat zy door de Ternateezen met magt en geweld zouden onderfteund worden. Voor dat men, derhalven, hand aan 't werk flaat, moet 'er een genoegzaam getal Christenen in voorraad by de hand zyn, om de plaats der verdreevene Mooren te vervangen. De Gouverneur van gorcum heeft eene zeer heilzaame fchikking beraamd, door eiken onderdaan van het Fort te noodzaaken, jaarlyks tien nagelboo* men te planten en te kweeken; door dit middel zal het Eiland welhaast met deeze boomen bedekt worden, en de voorraad van kruidnagelen, welken men, naa verloop van tien jaaren, zal plukken , zeer groot zyn. 'Er zyn wel boomen, maar de meesten zyn jong, en draagen niet zo veele vrugten als die van Kapitein hittou; de grond is 'er niet zo goed. VVylen de Gouverneur speult liet, op een afgeperkten grond , 4000 kokosboomen planten, met oogmerk dat 'er altoos een goede voorraad 1100ten zou by de hand zyn; doch, om de onvoegzaamheid  S7<5 NEDERLANDSCHE beid van den grond, zyn ze, op ruim 600 na, alk geftorven. Ook heeft men 'er twee tuinen aangeleid, en in dezelve 40 oranjeboomcn geplant. De kruidnagelboomen draagen zeer ongelyk, het eene jaar veel en het andere weinig. Drie Raadsvergaderingen worden 'er op Amboina gehouden: de Raad van Staat, de Raad van Juftitie, en de dagelykfche Raad. De Raad van Staat, beftaande uit vyftien leden, allen Christenen, doet eene oppermogende uitfpraak over alle burgerlyke en lyfftraffelyke zaaken, en alle de onderdaanen zyn verpligt, zich daaraan te onderwerpen. De Raad van Juftitie befast uit zes, en de dagelykfche Raad uit even zo veele leden. Deeze neemt kennis van de zaaken der Soldaaten en van die der Burgerye; wanneer zy hier in een ftaat van wyzinge gebragt zyn, worden zy voor den Raad van Juftitie getrokken. In den jaare 1626, bedroegen de kosten der Bezettingen van Amboina en der onderhoorige Komptoiren 210197 Guldens, daar onder begreepen 15000 Guldens, aan de onderdaanen van hittou op de kruidnagels verfchooten, en die, waarfchynlyk, als verloeren mogen gerekend worden. Daarenboven is 'er eenig geld opgenomen door Hollandfche burgers, en door eenige Chineezen, die niet zeer naauwkeurig zyn in de betaaling. Meer dan 600 perfoonen zyn 'er op Amboina, die foldy trekken van de Maatfchappy. De Gouverneur heeft 100 Guldens in de maand. 'Er worden onderhouden 308 fiaaven, die geene foldy trekken. De gewoone uitgaaven worden hefteed aan het onderhouden van de Bezettingen ; aan de gefchenken, welke de Maatfchappy verpligt is te doen; aan de Schooien en  REIZEN. 177 en de Leerlingen ; aan het Gasthuis ten diende der behoeftigen; aan de Vestingwerken; aan de Kerk op Amboina ; aan gewoone en buitengewoone befoldigingen; aan het onderhoud van het fchip Monnikendam , twee Jachten en een Fregat: om nu niet te fpreeken van de twee fchepen , welke jaarlyks, met leevensmiddëlen en krygsbehoeften , van Batavia herwaarts worden gezonden , en met kruidnagelen derwaarts wederkeeren. De belastingen op den wyn, op de inkoomende en uitgaande goederen , op het vee; het hoofdgeld der Chineezen ; de belastingen op de Herbergen , op de Arakdookers, op de verkoopingen van huizen , op de Kokosboomen, enz. dit alles bragt op, in het bovengemelde jaar, 6973 Gulgens 10 duivers. De buitengewoone huislyke uitgaaven van den Gouverneur en der overige bedienden koomen niet ten laste der Maatfchappy ; zy geeft eene bepaalde foldy, en niets meer. De voortplanting van den Christlyken Godsdienst maakt hier niet zo veel opgangs , als zommigen zich verbeelden ; ook beantwoordt zy niet aan den yver der Maatfchappye , ten dien opzigte, noch aan de kosten, welke zy ten dien einde doet; ruim 250 guldens betaalt zy alle maanden aan de Leeraars en Schoolmeesters. Alle Zondagen wordt in de Kerk openbaare Godsdienstoeffening gehouden ; doch het blykt niet dan te duidelyk , dat de bedienden der Maatfchappye , even gelyk de overige opgezeetenen, 'er meer verfchynen uit noodzaaklykheid en gewoon* te, dan uit yver voor den Godsdienst. De Hollandfche Burgers ,ten getale van ruim 80, en die boven de 40000 Guldens aan de Maatfchappy. VI. deel. M fehul-  IJrt NEDERLANDSCHE fchuldïg zyn , zonder dezelve te kunnen betaalen, hebben , nogthans, altyd gelds genoeg , om het aan den drank en losbandige vermaaken te befteeden , zelf op Zondag , geduurende de openbaare Godsdienstoeffening , welke doorgaans van niet meer dan 8 of 9 perfoonen wordt onderhouden , die het II. Avondmaal gebruiken. Nogthans behoorden alle deeze lieden den Eilanderen met een goed voorbeeld voor te gaan. De Leerrede en de Dienst, in de Hollandfche taal, duurt van acht tot tien uuren. De Leerrede in het Maleisch begint ten half-elf, en eindigt ten half-twaalf uuren. Hier verfchynen 300 Eilanders, mannen, vrouwen en kinderen, doch geene , of zeer weinige Hollanders. De Leeraar onderwyst, des Zondags, 5 of 6 kinderen, en kwyt zich naarftig van deezen pligt. In de week wordt 'er niet gepredikt. Ik kan geene reden vinden, waarom 'er geene meerdere poogingen worden aangewend ter bekeeringe van de Mooren, die onder het gebied van het Fort leeven: want, gewisfelyk , zouden zy nier geheel vrugtloos zyn. De pligtcn des geweetens zouden dus vervuld , en deeze van tydlyke voordeden agtervolgd worden. Zelf heb ik hooren verhaalen, dat veelen daar toe eene gefchikte geneigdheid bezitten , en de Godsdienftige onderwyzingen met een leergierig gemoed zouden ontvangen. Eenmaal had het Couiistorie een befluit genomen, eenen Leeraar te zenden, die onder hen zou woonen , met hun fpreeken , en hen onophoudelyk vermaanen; doch het is by dit befluit gebleeven. Grootlyks is het te verwonderen , dat, tot het gelukkig flaagen van een zo gewigtig werk, geene ernftiger maatregels beraamd worden. Indien  Reizen. if$ dien deeze luiden eenmaal wederkeeren onder het gebied der Ternateezen, of van Kapitein hittou, is alle hoop verlooren, om hen wederom te winnen. De opgezeetenen en de Mardykert, die in de nabuurfchap van het Fort woonen, neemen hunnen pligÉ tamelyk naauwkeurig waar; zommigen onder hen gaan ten Avondmaal, andere iaaten zich onderwyzen; doch de bergbewooners en de opgezeetenen der overige kleine Eilanden bevinden zich in een befchreienswaardigen toeltand. De Schooien worden vry wel bediend: de opvoedmg en het onderwys, welke de kinderen aldaar ontvangen, zal, ten eenigen dage, heilzaame vrugten voortbrengen voor de Kerk en den Burgerftaat. Plet ergfte van allen is, dat de Leeraars en Proponenten, naa in dezelve eenigen tyd te hebben doorgebragt, hun ontflag verzoeken; dewyl hunne Opvolgers verfcheiden jaaren moeten befteeden aan het leeren van de landtaale , wordt het werk hier door rnerkelyk agteruit gezet* ■ Op Amboina en de onderhoorige Eilanden, zyn zestien Schooien ; doch het ontbreekt 'er aan papier en pennen: dit gebrek is oorzaak , dat de kinderen er mets anders dan kezen kunnen leeren, Nog een ander ? en wel een grooter hinderpaal, ftaat hunne vordering in den weg, Wanneer zy den ouderdom van 10 of n jaaren bereikt hebben, zenden de Ouders hen met meer ter Schoole, maar houden ze thuis, om dienst van hun te hebben; welhaast vergeeten ze alles wat zy geleerd hadden, Men moest hen noodzaaken, om de kinderen, een tyd lang, ten minne drie maanden in t jaar, ter Schoole te zenden. Nog andere kleinere Schooien en 18 Meesters zyn'er, allen Christenen , die niet onder het Fort behooren* M s ia  ito NEDERLANDSCHE in de gebergten en op de kleine Eilanden. Doch deeze lieden zyn nog niet zeer verlicht. Zy zyn als dorre Hokken , in den grond geplant , die, by gebrek aan wortelen , door den wind heen en weder geflingerd worden. Hier over hebbe men zich niet te verwonderen. Niemand geeft hun onderrichting; de overige Schoolmeesters, wien het niet aan yver ontbreekt om hen te onderwyzen , bezitten het vermogen niet om zich verftaanbaar te kunnen uitdrukken , of hebben nog eenige overblyfzels behouden van hunne Heidenfche begrippen of gewoonten , by gebrek aan eene volkomene en duidelyke onderrichtinge , welke hun van elders niet wordt medegedeeld. Ondertusfchen , hoe onvolmaakt ook deeze Christenen zyn mogen, en hoewel zommigen naauwlyks iet anders dan den naam van Christenen bezitten, fchynt , nogthans, deeze flaauwe ftraal van licht eenige beginzels van deugd in hun te verwekken: want zy bezitten meer eerlykheids en zagtmoedigheids dan de Mooren ; de Hollanders kunnen beter met hun omgaan, en meer vertrouwen in hun ftcllen. Staat der Molukfche Eilanden , in den jaare 1627, onder het bewind van jakob le fevre. De meergemelde gilles seyst verliet Amboina, met het fchip Oranje , en zeilde met hetzelve na Maleie , alwaar hy , in Bloeimaand des jaars 1627 , voet aan land zette. Hier verftondt hy van jakob l e fevre, Gouverneur van dit Fort, dat de Koning van Tidore overleeden was, en dat kitcjiiel garrilamma , zyn Zoon , hem was opgevolgd; dat kitciiiel hamsiaj anders Don pedro df, c u N- »  REIZEN. jg, cunka genaamd, broeder van gougou en van Kapitein laud , nu drie maanden geleeden , over Gammalamma te Maleie was wedergekeerd, naadat hy, op de Manilles, 23 jaaren gevangen was gehouden. Wyders verftondt hy,dat de Ternateezen den vrede hadden gefiooten met de Spanjaarden en den Koning van Tidore; dat het niet waarfchynlyk was , dat zy met den laatstgenoemden lang buiten Oorlog zouden blyven, om reden dat kttchiel ali, onlangs, te Ganinenorre , een Macasfarfche Praauw hadt genomen , met 30 man , welke brieven moesten overbrengen aan den Koning van Tidore; dat hy één man van dezelve gedood, en de overigen gevanklyk had gevoerd na Maleie, alwaar zy nog in hegtenis wierden gehouden ; dat de Ternateezen, zedert , twee Korokoren na Tidore gezonden hebben met gefchenken , om te dienen ter vermeerderinge van de Lykftaatfie des Konings; dat de Tidoreezen , uit wederwraak voor het geweld aan die van Macasfar gepleegd, de twee Korokoren bemagtigd , en de Ternateezen in verzekering hadden genomen, met by voeging van hen niet te zullen loslaaten , voor en aleer alle de Macasfarfche gevangenen op vrye voeten gefield, en alle goederen, hun ontroofd, waren te rug gegeeven : iets , waar in de Ternateezen niet wilden bewilligen. Daarenboven wierdt seyst onderricht, dat de Gouverneur en alle de Bevelhebbers van Ternate, in eene algemeene vergadering, hadden beflooten, aan die van Tidore den Oorlog te verklaaren ; dat, diensvolgens, de Koning hadt laaten afkondigen , dat aan geen Ti» dorees vryheid zou gegeeven worden om op Machian, te mogen koomen; en dat de zulken, die, «aa de af» M 3 kon-  l8a NEDERLANDSCHE Jcondiging van het verbod, aldaar verfcheenen, moes? ten gedood worden. Seyst, aan den Gouverneur, zynen Lastbrief vertoond , en deszelfs befchermiug verzogt hebbende, bezigtigde de Rekeningen en Registers van de bedienden der Maatfchappy, en keurde ze goed. Het Fort Ora»? je, of Maleie , vondt hy in een goeden ftaat, met vier gemetzelde Bastions, leggende een halven Muskerfchoot van elkander. Het Fort is voorzien van 6 zwaare en 6 kleinere gegooten metaalen , en 23 yzeren ftukken gefchut. Het kleine Fort Talucco, ten Noorden van Maleie, op den afftand van een halven kanonfchoot, op den top eens bergs gelegen,wordt verdeedigd door eenen Korporaal en 12 foldaaten; alle morgens laat hy van Maleie het rantfoen haaien voor zich zeiven en voor zyne bende. Het Fort is met kalk en zand gemctzeld; behalven de Steenftukken , leggen 'er zess ftukken gefchut. Aan den Zeekant , dicht by het groote Bastion Oranje, ftaat een groot gebouw, waar in de Gouver» pèw en de andere dienaars der Maatfchappy hun verblyf houden; in dit huis zyn zeer fchoone Magazynen. Aan de twee hoeken van dit huis, ftaan nog twee andere gebouwen, welke insgelyks tot Magazynen dienen , het eene om 'er leevensmiddëlen , het ander om 'er lywaaten te bewaaren , als mede eenige andere goederen. De gereede penningen en andere goederen van waarde worden hier insgelyks in bewaaring geleid. Binnen den omtrek van het Fort woonen 50 huisgezinnen : 26 getrouwde Hollanders, 5 Japanneefche , 4 Pumpangres, 10 vrye Burgers, en eenige overgeloopeue Spanjaards en Negers. Al-  REIZEN. iS5 Alle de Mardykers, die den Cbristlyken Godsdienst hebben aangenomen , en onder het gebied der Maatfchappy ftaan , woonen aan den Zuidkant van het Fort, op een plek gronds met palisfaden afgefiooten, alwaar zy genoegsaame gerieflykheden hebben. Zy maaken 'er eene fraaie Negery uit , die van twee ftraaten wordt doorfneeden. 'Er zyn 30 gezinnen van deeze Mardykers, die van hunnen eigen arbeid leeven, en niet in dienst van de Maatfchappy zyn; de 90 andere trekken'foldy. Ieder gezin ontvangt 5 Reaalen in de maand : man, vrouw en kinderen moeten daar van leeven. Zy moeten alles doen wat hun wordt opgeleid ; de Maatfchappy heeft 'er veel dienst van : zonder hun zouden de Hollanders 'er zich bezwaarlyk kunnen handhaaven. Men laat hen aan de Vestingwerken arbeiden. Zy hakken het hout voor de huizen en de fchepen, en brandhout voor den Gouverneur , de Bezetting en hun zeiven. Wanneer zy na de bosfchen worden gezonden, geeft hun de Gouverneur eene bende van 50 foldaaten, omdat de vyanden, die hier zo naby woonen, niet zouden in gebreke blyven om hen aan te vallen. Behalven deeze, worden zy tot nog andere oogmerken gebruikt , daar de Maatfchappy hunnen dienst mogt noodig hebben. De Koning van Ternate en zyne onderdaanen houden hun verblyf buiten het Hollandsch Fort, Tusfehen: Maleie en Talucco , langs de kust; dicht by dezelve legt een keten rotzen. Niet minder fterk is Maleie door zyne natuurlyke legging, dan door zyne vestingwerken. Het legt aan den oever der Zee. De grond ryst, in de daad, een weinig aan geene zyde van het Fort, doch zo weinig , dat het 'er geen nadeel aan M 4 doen  IS* NEDERLANDSCHE doen kan. De Zuidkant, na Gammalamma {trekkende , wordt gedekt door een Moeras, over welken het grof gefchut zeer bezwaarlyk zou kunnen gevoerd worden. Niet beter gelegen ten dien einde is de Noordkant, alwaar de Ternateezen zich hebben neergeflagen , ten zy men meester ware van Talucco , 't welk niet zo voordeelig legt als Maleie , uit hoofde van eene hoogte s daar voor geleegen , van welke men in de plaats zien kan. Indien evenwel de Ternateezen in de belangen der Nederlanders bleeven , 't welk niet zal gefchieden, dan zo lang zy door den nood daar toe geperst worden, behoeft men niet te vreezen dat de Spanjaards het zullen inneemen. Doch op hun is geenen ftaat te maaken. Maleie is voorzien van geweer voor twee Kompagnien. In gevalle van nood, zou men dus, by mangel aan ander krygsvolk , de Mardykers de wapens kunnen doen aangorden. Dit Fort levert geene kruidnagels op, omdat de Ternateezen de moeite niet willen neemen om ze te plukken. Zy zoeken den Nederlanderen diets maaken , dat zy meer kunnen win1* nen met het beplanten van hunne tuinen en met de visfchery. De Spanjaards, die tegenwoordig vrede hebben met de Ternateezen , weeten den tyd , wanneer de inzamelingen zullen gefchieden; zy worden vooraf daar van verwittigd. Zy vervoegen zich op de plaats zelve, en koopen al wat hun voorkoomt, tot ioq en iao Reaalen de Baal; dit kan niet gefchieden, zonder de toeftemming van den Gougou , Kapitein laud en de Sooifives. Op zekeren tyd , wanneer de zaaken zeer hoog liepen, namen deeze Indiaanen het belluit om de Nederlanders te voorkoomen , en hun kennis te g?e-  REIZEN. 185 ven van de aankomst eener Korokore van Taloma , met Spaanfche Kooplieden, die hunnen inkoop gedaan hadden. Terftond wierdt derwaarts gezonden eene Korokore met veertig man; doch zy vernamen dat 'er niets te doen was, en dat de Kooplieden alle kruidnagels hadden weggenomen. Door dit te laatkoomend, of valsch berigt, verbeeldden zich de Ternateefche Heeren, de Nederlanders om den tuin geleid te hebben , door hun te doen gelooven, dat zy hunne getrouwe vrienden waren. Tegenwoordig, nu de Hollanders hun den voorflag doen, om den Oorlog te verklaaren aan de Tidoreezen en Spanjaarden, geeven zy voor, dat een eenig fchip, en het weinige volk , welk de Nederlanders hebben, niet toereikende zyn om hun den onderftand te bezorgen , dien zy zouden noodig hebben ; en dat het , diensvolgens , beter geraaden is , den vrede niet te verbreeken , tot den tyd toe, dat 'er fterker krygsmagt, van Batavia, herwaarts gezonden worde. Nogthans beftondt de Bezetting van Maleie uit 240 Blanken , allen gezond en kloek volk , zonder de Mardykers daar onder te rekenen. Zedert den laatften van Sprokkelmaand des jaars 1626, tot den laatften dier maand van het volgende jaar , hebben de kosten der Bezettinge, der befoldiginge van de bedienden der Maatfchappy, de gefchenken en de Vestingwerken gezamentlyk bedraagen de fomme van 48058 Guldens 10 ftuivers. Omtrent deezen tyd ontvingen de onzen berigt wegens eene zamenzweering, te Bachian , op het Eiland Labova, beraamd, door den Sengogie en de andere voornaame opgezeetenen diens Eilands , om zich te verzekeren van het Fort Barneveldt, de Hollanders te verM 5 moor-  i8ö NEDERLANDSCHE moorden , en de Sterkte aan 'de Spanjaarden over ta leveren. Ten dien oogmerke hadden zy eene Praauw met Afgevaardigden gezonden na Gammalamma, om ter volvoeringe' van hun ontwerp, byihnd te verzoe' ken van den Gouverneur. De Landvoogd van Maleie, van den toeleg verwittigd, ging aan boord van het fchip de Goede Hoop om dien flag af te keeren. By zyne komst te Bachian' deedt hy vyf van de voornaamfte hoofden der zamenzweennge in verzekering neemen ; zy wierden vervolgens op Maleie met den dood geftraft , en hunne hoofden op paaien ten toon gefteld. Op het hoofd van de vier overige belhamels wierdt een prys gefteld van 60 ftukken van achten. Met verfcheiden leden van hunnen aanhang namen zy de toevlugt op de bergen. Vermits de Generaal van Batavia aan den Heere seyst last hadt gegeeven om Machian te bezoeken, zo wel als Bachian, vertrok hy van Maleie , op den zestienden van Zomermaand, aan boord van het fchip de Arend, in gezelfchap van het fchip Oranje, 'twelk gelaaden was met leevensmiddëlen voor een jaar, met oogmerk om dezelve te losfen op Machian, en aldaar wederom te laaden de kruidnagels, van Gnoffaquia aldaar aangebragt. Vervolgens moesten de twee fchepen gezamentlyk de reize voorzetten, tot beveiliginge van fchepen en laadinge , om de kruidnagels, af te haaien, die op Tabillola, Taffafo en elders in de Pakhuizen waren opgeflagen : want, uit vreeze voor'de Tidoreezen , durfden zy , met de Sloep , het Eiland niet rondzeilen. Op den vyfëntwintigften van Zomermaand, kwamen zy voor anker , voor het Eiland Bachian , onder het Kasteel Bameyeldt. De onzen waren bewust, dat de La-  REIZEN. i8? Labovaanen, die ,in 't oogenblik als hunne zamenzweering was ontdekt, van daar gevlugt waren na de bergen, na hunne wooningen waren wedergekeerd, zonder, egter, zich in het Fort te durven waagen : ora reden dat de voomaamfte aanvoerders van het Eedgenootfchap, liet hoofd van ieder van weikeu op zestig ftukken van achten was gefteld, zich oqder hen bevonden en veel gezags hadden. Bachian de crasto, die het Opperhoofd der Labovaanen was geweest, geduurende de minderjaarigheid van den Sengogie , hadt de hand niet gehad in de zamenzweering ; hy ftierf kort naa de ontdekking van dezelve, nalaatende twee Zoonen, die nog jong waren. Naauwlyks was zyn overlyden rugtbaar geworden , of de voortvlugtige Labovaanen vervoegden zich, by nacht, op een ontydig uur, by zyne Weduw , donna helena genaamd; zy deeden haar den voorflag om zich by hen te vervoegen op de bergen, met aanbieding van haar voor Oppervorftin te zullen erkennen, en als zodanig hulde betoonen. Door Eerzucht verblind, leende zy het oor aan dit voorftel; zy volgde hen, verlaatende een fraai huis, 't welk zy, in de nabuurfchap van het Fort, bewoonde , en voerde haare Zoonen mede. Zy bevondt zich nog tegenwoordig onder de muitelingen : zodat 'er geen mensch van deeze Natie in het Fort is gebleeven , behalven eene oude vrouw Van goeden huize, leonna admiraals geheeten. By zyne aankomst vernam de Heer seyst , uit eenen Vaandrig, den Koopman en nog een ander perfoon, dat de Labovaanen de komst des Gouverneurs, of van iemand van zynentwege , met ongeduld verwagtten , om , langs dien weg, vergiffenis voor hunne mis-  i!8 NEDËRLANDSCHE misdaad te verwerven; opdat zy, even als voorheen; ■wederom in het Fort mogten verfcliynen. Op den grondflag van dit berigt vondt seyst geraaden , iemand aan hun af te vaardigen, met oogmerk om iu onderhandeling te treeden. Vermits seyst wist, dat zy niet gemaklyk zouden te vinden zyn, en niets gedaan hadden zonder medeweeten des Konings van Bachian , die , ongetwyfeld, met hun verftand hieldt; en voorneemens was, hen onder zyn Regtsgebied te Hellen , zondt hy den Fiskaal daniel ottens, en den Koopman vollenhove, aan dien Vorst, met verzoek om twee zyner Onderdaanen , die wisten, waar de Labovaanen zich onthielden: ten einde om vervolgens een Hollander aan hun te zenden , welke hun den voorflag tot onderhandelinge doen zoude. De Koning verfcheen hier op in perfoon in het Hollandfche Komptoir, gaf de onzen twee zyner onderdaanen , wien hy, in de tegenwoordigheid van den Heere seyst en de overigen, beval, den Nederlandfchen Afgevaardigde te brengen ter plaatze, alwaar de Labovaanen zich bevonden. De Afgevaardigde keerde eerlang te rug, medebrengende drie gelastigden der muitelingen , en onder dezelve éénen, wiens hoofd op prys gefteld was, juan gabesidi genaamd. Hy verhaalde, hunne wykplaats gevonden te hebben, aan de andere zyde desEilands, dicht by de Straat van Geduld; dat hunne Negery niet verre van den oever lag, op eene hoogte, en tamelyk verfterkt was; dat zy naauwkeurig wagt hielden , en dat een fchildwagt hem belet hadt, voet aan land te zetten; dat hy den nacht in zyne Sloep hadt moeten doorbrengen ; d;u , met het aanbrceken van  REIZEN. 1S9 van den dag, 'vyftig man , Labovaanen, Mardykers en flaaven, zich aan den oever vertoond hadden, met hunne boogen , pylen en ander wapentuig ; dat hy met hun in gefprek getreeden zynde, zy hem beloofd hadden, drie gelastigden met hem te zullen zenden, die zich by den Koning van Bachian vervoegd hadden. Deeze Vorst, verzeld van de aanzienlykften zyner onderdaanen, nevens de Gelastigden, in het Fort verfcheenen zynde, gaf de Heer seyst te verftaan, dat hy, vernomen hebbende de begeerte der Labovaanen, om met den Gouverneur, of met iemand van zynentwege, te fpreeken, hun een vrygeleide hadt gezonden , opdat zy onbefchroomd hunne voorflagen zouden kunnen doen. Gabesidi, de voornaamfte der muitelingen, gaf tot antwoord, dat zy'wel wenschten te weeten, de reden, om welke de Hollanders hunnen Sengogie, en de andere hoofden hunner bende, weggevoerd, en vervolgens gedood hadden? Het antwoord van de onzen was, dat deeze reden aan de Labovaanen zelve beter dan aan iemand buiten hen bekend was , en dat de ter dood gebragten derzelver gegrondheid erkend hadden; of indien ze eene nadere verklaaring begeerden , dezelve hun zeer gereedelyk zou gegeeven werden. De Koning beet hierop gabesidi in 't oor , dat het niet noodig was , nadere opening te vraagen; dat de zaak klaar, en eenen ieder bekend was: weshalven het verder vraagen overtollig was. Gabesidi hierop verklaard hebbende, gekoomen te zyn om vergiffenis te verzoeken voor zich zeiven en voor zynen medepligtigen, wierdt hun geantwoord, dat zy onbefchroomd mogten wederkoomen, en even vry zyn zouden als voorheen, mids zy gehoorzaam blee-  190 NEDERLANDSCHÉ biceven; dat bun geen leed zou gefchieden, en zy allen , uitgezonderd de vier perfoonen , die vogdvrV verklaard waren, hunne vooorgaande woonden*konden gaan betrekken. Tevens wierdt hun gevraagd, wat hen bewoog om vergiftenis te vraagen , daar zy ftaande hielden , niets nnsdreeven te hebben ? Op deeze vraag wierden vericheiden redenen over en weder ingebragt, tot dat men van elkander fcheidde. De Gelastigden, op een anderen tyd, wederom ontbooden zynde, verfcheenen met den Koning Kapitein LA OO en het overige gevolg. Thans bekenden zy, dat hun Sengogie en de overige medepligtigen regtvaardig geftraft waren; doch zy verontfchuldigden z,ch zeiven, met te zeggen, dat zy, zyne onderdaanen zynde, hem niet hadden durven wederftreeven • verzoekende wyders , dat naardemaal de meest fchul' digen hunne ltraffe hadden ontvangen , de Hollanders zich hier mede wilden vergenoegen, en aan de overigen eene algemeene kwytfchelding verkenen. Gevraagd zynde, of zy, indien hun vergiffenis verleend wierdt, op ftaanden voet in hunne woonin-en zouden wederkeeren, onder de gehoorzaamheid van het Fort, en van zulk een Opperhoofd, als den Heere Gouverneur der Molukfche Eilanden zou behaagen over hen te ftellen , vonden zy in 't geheel geen genoegen in dit voorftel. Gabksibi gaf tot antwoord, dat zy ftonden onder de gehoorzaamheid des Konings van Bachian; dat zy deezen voor hunnen Oppervorst erkenden, en geenen anderen begeerden; dat zy, wat aangaat hunne Godsdienstoeffening , even ais te vooren, ter Kerke zouden gaan, en hunne voorige wooningen betrekken. Maar  REIZEN. i9t Maar ten hoogde misnoegd waren de Koning en Kapitein laud over deezen voorflag ; met woorden en daaden gaven zy zulks duidelyk te kennen. De Koning verklaarde , niet te zullen dulden , dat zyne onderdaanen , zonder regt en reden , aldus van hem wierden afgetrokken ; dat indien zy niet zyne onderdaanen geweest waren, en hy hen, als zodanig, haddemoeten fpaaren, hy, op het oogenblik als hy hunnen toeleg hadt vernomen , hen allen, uit agting voor de Hollanders, zou hebben doen ter dood brengen ; en dat het hem , diensvolgens, vreemd voorkwam , dat zyne goedwilligheid op deeze wyze beloond wierdt. De Hollanders, van hunnen kant, bragten onwederfpreekelyke bewyzen in 't midden, dat de Opperheerfchappy over de Labovaanen hun van regtswege toebehoorde ; dat zy , door den Vice-Admiraal simon janszoon hoen, waren ondergebragt, en zints dien tyd , altoos onder hunne , en niet onder zyne gehoorzaamheid, geleefd hadden; dat hy koude verzekerd zyn, dat zy niet zouden gedoogen, dat een eenig man hun wierdt afgetrokken. Doch de Koning en de Labovaanen verzetteden zich hier tegen met alle hunne magt ; onder het maaken van een groot getier volhardden zy in hunne eifchen, en beklaagden zich dat hun eene fchreeuwende onregtvaardigheid wierdt aangedaan. Naa dit alles keerden zy weder ten Ko» ninklyken Hove. Naa den middag ontboodt de Heer seyst, van nieuws, den Kapitein l'au.d; hy betuigde hem zyne verwondering over hunne onbillyke handelwyze , en dat zy de onderhandeling in den voormiddag , doer hun misbaar en andere gewelddaadigheden , hadden afgebroken; dat hy hem thans ontbooden hadt, alleen met  ï^2 NEDE11LANDSCIIË met oogmerk om hem in 't vriendlyke onder 't oog te1 brengen, dat vermids de Labovaanen, door het geweld der wapenen, door de Hollanders overwonnen waren, zy onder da heerfchappy van den Prinfc van Holland Honden; dat zy, zints dien tyd, geen anderen Heer gehad hadden , en alle de opgezeetenen der Molukfche Eilanden hier van getuigenis konden draagen; dat zy, ten allen tyde , van de Hollanders, en niet van den Koning van Bachian, bevelen hadden ontvangen. De Heer seyst befloot zyne rede, met het verzoek aan Kapitein laud, om den Koning aan te zeggen , dat de Hollanders beflooten hadden, hun gezag te handhaaven; dat zy niet zouden dulden, dat hunne onderdaanen door hem, of door eenigen mensch,- van hun wierden afgetrokken; dat hy vergeefs zyne poogingen aanwendde, om door zyne kunftcnaryen hun regt te verkorten , en dat hy , om zyn oogmerk te bereiken, vooraf hun Fort zou moeten vernielen , tot zo verre dat 'er geen fteen op den anderen bleef; dat hy een van beiden hadt te kiezen, afzien van de verbintenis met de tlollanders, door derzelver onderdaanen in hunne oproerigheid te ftyven , of hen tegen dezelve laaten geworden , zonder 'er zich mede te bemoeien; dat de Fiskaal, den volgenden dag, op dit alles antwoord zou koomen vraagen ; dat hy, ingevalle van weigeringe, het vrygeleide zou intrekken , en de Labovaanen zich by hunne bende voegen, of anders doen konden, zo als het hun behaagde. De Fiskaal, verzeld van een Koopman, een Vaandrig en nog een perfoon , maakte, 's anderendaags , zyne opwagting by den Koning, om de boodfehap , aan Kapitein laud gegeeven, te herhaalen en verder aan te dringen. Doch de Koning en de Labovaanen vol-  REIZEN. 193 volhardden by hun befluit; waarop de Fiskaal, in gevolge dergedaane bedreiginge, het Vrygeleide introk. Het lydt, derhalven b geen twyfel, of de Koning van Bachian ftyft hen in hunne wederfpannigheid, en geeft hun onderftand op de bergen, waarheen zy geweeken zyn, om hen vervolgens in zyne Negeryen te lokken. Van de uiterfte aangelegenheid is het, dit ontwerp te verydelen. Kort vóór zyn vertrek, nam de Heer seyst affcheid van den Koning, en vermaande hem, by die gelegenheid , niet alleen zich niet verder te bemoeien met de zaaken der Labovaanen, maar ook, om uit kragt zyner verbintenisfe met de Hollanders , aan deeze byftand tegen hen te verkenen. Doch hier hadt hy geene ooren na; hy bleef 'er by, dat het zyne onderdaanen waren, en dat men hem van zyne wettige regten zogt te berooven. By deeze gelegenheid verzogt de Koning om verlof aan den Fleere seyst, aan den Heere Generaal te mogen zenden een Gezantfchap, beftaande uit drie of vier perfoonen, om van hem te verzoeken een of twee fchepen, om door dit middel eenigen zyner oproerige onderdaanen te agterhaalen, die zich op Amboina, en onder de Papeuas onthielden; waartoe hy, volgens zyne eigen bekentenis, geene magt bezat. Door dit zelfde Gezantfchap wilde hy den Generaal doen onder 't oog brengen zyn regt, welk hy op de Labovaanen hadt, en het ongelyk, welk hem wierdt aangedaan. Wyders verzogt hy om twee of drie ftukken gefchut, tegen welke hy aanboodt kruidnagels in betaaling te geeven. De Heer seyst weigerde, in het zenden van een VI. deel. N Ge-  m NEDERLANDSCHE Gezantfchap te bewilligen, tot dat hy daartoe verlof zou bekoomen hebben van den Generaal. Nogthans bewilligde hy in het aanneemen en overbrengen van eenen brief, behelzende des Konings klagten en de gronden van zyn gewaand regt. Bachian, om van de gefteldheid deezes gewests het een en ander aan te tekenen, is een onafhanklyk Koninkryk, zeer uitgebreid, overvloeiende van Sagu en veele andere leevensmiddëlen, doch zeer flegt bevolkt. De landzaaten zyn zeer luy en vadzig, eeniglyk op hunne vermaaken gefteld. Dit is de reden, dat, van een tamelyk vermogend Koninkryk , welk dit Eiland voormaals plagt te weezen, het tot zynen tegenwoordigen luisterloozen ftaat is vervallen. Van hier ook dat 'er weinige kruidnagels worden verzameld , en de meeste boomen geftorven zyn, niettegenftaande zy 'er weliger groeien dan ergens elders. De Heer seyst, eenigen van zyn volk gezonden hebbende , om de Nagelboomen op Bachian en Labova te bezigtigen,ontving tot berigt,dat 'er nooit zich beter hoop hadt vertoond op een goeden oogst dan tegenwoordig; doch dat de Bachianeezen geene zorge voor de boomen draagen; dat zy de takken in ftukken breeken , om zoo veel te gemaklyker de vrugten te kunnen plukken; doch, aangezien 'er nog zeer veele boomen waren, dit niet zou beletten het inzamelen van veele vrugten, indien hier voor behoorlyke zorge wierdt gedraagen. Daarenboven valt de Koning zyne onderdaanen ten uiterfte lastig, door voor hem huizen te moeten bouwen , die hem van geen nut zyn, en Korokoren en andere kleine vaartuigen te timmeren, die alleenlyk tot zyn ver-  REIZEN. 19S vermaak dienen. Zo wel in den oogst, als wanneer zy ledigen tyd hebben , moeten zy hier aan hunnen tyd befteeden. Het fpytigfle van allen, is, dat zy, die de kruidnagels inzamelen, dezelve niet in het Hollandfche Komptoir durven brengen, zonder ze alvoorens te hebben aangebooden aan den Koning, die ze meestal behoudt, en den brengeren niets anders geeft, dan een klein ftukje lywaat 3 hy wil geene vaste belasting bepaalen , om het alzo aan zich zeiven te houden, dus willekeurig te kunnen handelen. De landzaaten, ziende den Vorst zeiven de kruidnagels aan den Hollandfchen Koopman leveren, en den prys daar voor ontvangen, willen de moeite niet neemen om te werken, om hem de voordeden aan te brengen, terwyl zy zeiven behoeftig blyven. ' ° De kruidnagels, in dit jaar aan het Komptoir geleverd, zyn 'er ter fluik gebragt; wanneer de Konins er agter koomt, ftraft hy zeer ftreng dit bedryf. Indien de Koopman, in den oogsttyd, den Vorst laat verzoeken, om door zyne onderdaanen dit werk te laaten verrigten, klaagt hy, dat hy geen volk heeft: de zulken, aan wien hy daar toe verlof geeft, voegt hy eenige Opzieners toe, om te beletten dat zy niets aan anderen leveren: van hier, dat zy niet zo vlytig zyn w dit werk, als of zy zeiven het voordeel daarvan EPTv r!.Ver WiIkn Zy Sagu verzamelen, of zien met de Visfchery geueeren. 't Is, derhalven , een valsch voorwendzel, 't welk de Koning, in den brief, aan den Generaal gefchreeven, m welken hy om een of twee van onze fchepen verzoekt, aanvoert, om daar mede zyne onderdaanen, Ns die  jtfS NEDERLANDSCHE die elders heen geweeken zyn, te agterhaalen, als öf hy dus zou in ftaat zyn, meer kruidnagelen te kunnen leveren. Behalven dat dit niets anders dan een bloot voorwendzel is, zou het niet geraaden zyn, hem meer magts te bezorgen dan hy heeft, uit hoofde van zyne zeer kwaade geaartheid, welke, met het toeneemen van zyn vermogen, zou aangroeien. Hiervan kunnen wy ons verzekerd houden , dat hy, by alle gelegenheden-, eveneens zal handelen, gelyk hy thans doet met opzigt tot de Labovaanen. Indien men eenige middelen wilde in 't werk ftellen, om dit Eiland te bevolken, uit hoofde van deszelfs vrugtbaarheid en de groote voordeden , welke men van hetzelve zou kunnen trekken, zou men zich moeten bedienen van lieden, die eenigen tyd te Batavia gewoond hadden, en aldaar gedoopt waren: op dat zy eenige overeenkomst mogten hebben, met de Hollandfche Natie, in karakter en zeden. Zy zouden hunne gevoelens den Bachianeezen kunnen inprenten, en te wege brengen dat zy onder de gehoorzaamheid der Maatfchappye bleeven. In 't eerst zal men hun kunnen geeven het land der Labovaanen, en de boomen, met welke het beplant is, dewyi zy, door hunne Zamenzweering , het regt van eigendom van hetzelve verbeurd hebben. Men zou hen onder bepaalde belastingen kunnen ftellen, en , door dit middel , eene aanzienlyke vastigheid maaken. Maar deeze Volkplanters zouden geene opgezeetenen moeten zyn van de Molukfche, of der nabuurige Eilanden, gelyk zommigen willen; voor reden geevende, dat indien, ten eenigen dage, Colonge en Langii veroverd wierden, derzelver opgezeetenen na Ba-  REIZEN. io? Bachian zouden kunnen overgebragt worden. Want hierop merke ik aan, dat zy voor Bachian noch Amboina, maar alleen voor Banda bevoegd zyn. De Volkplantingen, welke men op de twee genoemde Eilanden zou willen oprichten, moeten derwaarts gebragt worden uit afgelegene gewesten en afgodifche landen, werwaarts de zulken, die den inval mogten krygen om te verloopen, niet zouden wederkeeren. Nimmer moeten zy eenige verkeering of verftandhouding gehad hebben met de Mooren, opdat zy niet in hunne belangen treeden, en met hun eene verbintenis aangaan tegen de Hollanders. Indien, op Bachian, eene Volkplanting van 800 of 1000 mansperfoonen , met hunne gezinnen, konde gevestigd worden, zon men van daar zoo veel en nog meer kruidnagels, dan van Machian en Amboina, kunnen haaien. De groote reden, welke de Maatfchappy, tot nog toe, verdoken heeft van de voordeelen, welke een zo vrugtbaar land aanbiedt, is, de luyheid der opgezeetenen, gepaard met de onderdrukking, welke zy van hunnen Koning lyden. Maar de Mooren, die, uit hoofde van Godsdienst, den Hollanderen een ingefchapenen haat toedraagen, zouden even onbekwaam zyn om hen tot den arbeid aan te moedigen, uit goedwilligheid jegens de Nederlanders, als om hen in bedwang te houden; waartoe, in de daad, de Hollanders zelve niet in Haat zyn. Behalven de voordeelen, welke eene Volkplanting, hier boven befchreeven , zou kunnen aanbrengen, zou ze nog kunnen dienen om het Eiland Bachian te beveiligen tegen de Spanjaards, die altoos een aandagtig oog houden op de gelegenheden om derwaarts ■jveder te kecren, en 'er eenige Portugeefche huisgeN 3 zin-  395 NEDERLANDSCHE zinnen te vestigen. Zelf zon het geraaden zyn, met de Volkplanting op dit Eiland een begin te maaken, eer men aan Amboina dagt: want de zaak zou gemaklyk gelukken, indien men 'er volks genoeg hadde om zich te doen vreezen van de landzaaten, die, in dat geval, geen den minften tegenftand zouden kunnen bieden, Maar ten aanzien van Amboina, zou de onderneeming aan groote zwaarigheden en gevaaren onderhevig zyn. De Volkplanting, welke men zou vestigen op Bachian, zou aldaar ruimte van leevensmiddëlen vinden, al ware het dat zy uit eenige duizenden koppen beftondt. De Spanjaards toonen hier van overtuigd te zyn, door de vlytige poogingen, welke zy aanwenden , om den Koning te winnen, en 'er een zeker getal Portugeezen, nevens een talryk gevolg van Slaaven, in te voeren; en 't is te duchten, dat zy hier in gelukkig zullen flaagen, terwyl de Labovaanen zich verholen houden op de bergen, alwaar zy met hun verftand houden. Zelf bevonden zich, zedert eenigen tyd, eenige Labovaanen op Tidore en te Gammalamma, die aldaar onder de Portugeezen woonen, en den Christlyken Godsdienst hebben aangenomen. Door middel van deeze gefchiedt de onderlinge verftandhouding. Indien de opgezeetenen van Labova zich tegen de Hollanders verklaaren, is 'er voor deeze geene meer veiligheid in hun land, dan voor de Spanjaards op Maleie: want zy kunnen, by nacht, gemaklyk in het Hollandfche kwartier koomen, en befpieden al wat 'er omgaat, zonder dat 'er iemand de lucht van kryge. Reeds hebben zy der Maatfchappye vyf of zes flaaven en eenige Mardykers afgetroond , die tot hen zyn over-  REIZEN. ïoo overgeloopen op de bergen, alwaar zy hen in hunne zamenzweeringen zullen ftyven, en groote ongelegenheden aanrichten. Hierom ware het te wenfchen , dat de Maatfchappy de Labovaanen konde misfen , en hen uit de nabuurfchap van het Fort , ja, zelf van het Eiland verdryven, alwaar zy, ongetwyfeld, haar groote onaangenaamheden zullen veroorzaaken: dewyl zy niet hebben willen aanneemen de kwytfchelding , door den Heer seyst, op raad van den Gouverneur le fbvrte, hun aangebooden. Het getal der gewapenden , met fchilden , fabels , zinkroers, boogen en pylen, bedraagt veertig, en de vrouwen, kinderen, fiaaven en Mardykers 'er onder gerekend , in alles iao perfoonen. Het Fort Barneveldt,door den Vice-Admiraal hoen gebouwd , is in goeden ftaat. De krygsbehoeften worden op eene voegzaame plaats bewaard. Het water is niet zeer fmaaklyk; doch in tyd van nood kan het gedronken worden. Tegenwoordig wordt het uit de rivier gehaald, welke, omtrent op den afftand van een kanonfchoot, voorby het Fort ftroomt. 'Er gaat geen andere koophandel om dan in kruidnagelen, die met een weinig gelds en lywaaten betaald worden. De Koopmans-Logie is buiten het Fort, alwaar zo veele koopmanfchappen gebragt worden, als voor eene maand genoeg zyn; de overige worden bewaard in het Fort, 't welk van leevensmiddëlen voor een jaar voorzien is. Hoewel 'er doorgaans niet meer dan 30 man in het Fort bezetting houden, heeft men dezelve, zedert den opftand der Labovaanen, op 46 vermeerderd; de maandlykfche foldy an deeze bedraagt 344 guldens en 10 N 4 ftiü-  so» NEDERLANDSCHE ftuivers. Behalven deeze zyn 'er eenige flaaven, en, onder deeze, zeven gehuwden in dienst der Maatfchappye ; 'er zyn twee Burgers en 25 Chineezen , nevens drie vrye Mardykers, alle welken buiten het Fort woonen; zy beftaan van de visfchery en den arbeid hunner handen. De Heer seyst bevondt dat de Koopman de Barken in geene behoorlyke orde hadt gehouden. Doch, by nader onderzoek, bleek het hem , dat de reden hiervan was luiheid en onkunde, en geenzins oneerlykheid, en dat hy geen oogmerk hadt , ten zynen eigen voordeele de Maatfchappy te benadeelen: integendeel heeft hy aangebooden , indien 'er iets te kort kwam , dat het van zyne foldy konde afgekort worden. Maar dit is niet toereikende. Zyne onagrzaamheid is gevaarlyk, en zeer nadeelig voor den koophandel. Eene onherftclbaare verwarring zou 'er, door den tyd, in het Komptoir kunnen ontftaan. Op den zesden van Hooimaand vertrok de Heer seyst met het fchip de Arend, en kwam, op den elfden , te Machian voor anker, daar hy het fchip Oranje vondt, 't welk de kruidnagels, te Gnofficquia opgeflagen , hadt gelaaden. Op dit Eiland , weleer door den Admiraal paulus van caerden veroverd, leggen drie Forten: te weeten, Gnofficquia in het Noorden , Taffafo in het Westen , en Tabillola aan den Oostkant. Het eerstgenoemde Fort legt op eene hoogte, 300 fchreden boven den vlakken grond , verre van den oever, en moeilyk te genaaken. Het is niet zeer groot, maar omringd van een muur , van kalk en zand gemetzeld. De Moorfche Negery, niet verre van daar gelegen , wordt door deszelfs gefchut beftrccken. De  REIZEN. ao* Bezetting, beftaande uit eenen Lieutenant en 55 foldaaten, is behoorlyk voorzien van leevensmiddëlen, Dewyl, om de hooge ligging van het Fort, niet gemaklyk koopmanfchappen derwaarts kunnen gevoerd worden, heeft de Gouverneur le fevre een huis aan den oever der riviere doen bouwen, om de goederen , alleen voor het Eiland gefchikt, nevens ds mondbehoeften, in hetzelve op te flaan. Dit huis is zeer fterk getimmerd, en, tot zyne beveiliginge, van vier ftukken gefchut voorzien. De Opper-Koopman van het Eiland, die het bevel voert over de drie Forten, houdt, nevens zyne onderhoorige bedienden aldaar, zyn verblyf. Het huis is omheind met Schanspaalen ; binnen dezelve zyn woonvertrekken voor 20 foldaaten , die aldaar de wagt houden, en voor 33 Mardykers, allen in dienst der Maatfchappye, en meestal getrouwd. Zy kunnen gevoeglyk dienen om eene Korokore te beman, nen, om daar mede na Taffafo en TabilloJa te fteveneu. Van daar worden de leevensmiddëlen gehaald voor de andere Forten. De Sengogie der Negery , onder het Fort gelegen , draagt den Flollanderen een veel beter hart toe , dan alle de andere: ook heeft hy een groo? ter getal onderdaanen. Hy wordt voor den aanzienlykften van het geheele Eiland gehouden. De Koning van Ternate heeft tot Gemaalin eene zyner dochteren. Te Gnofficquia zyn leevensmiddëlen voor meer dan een jaar , zo wel ten dicnfte van het Fort, als van de bewooners van Taffafo en Tabillola. Ryst is 'er yoor meer dan "drie jaaren. Het cerstgemelde Fort is beftand tegen alle ligte aanvallen ; doch eene belegering , die eenigen tyd duurde , zoude het niet kunnen doorftaan, dewyl men den toevoer van water zou kunr N 5 nen  welke hem bediende, om eenig wanbedryf, een oorvyg geevcnde, dat hem de neus onfprong, begonnen allen, die 'er by tegenwoordig waren, mannen en vrouwen, te fchreien; dit bevestigde hem in de gedagte, dat zy zagt van aart en medelydende zyn. Die vegten, (laan elkander met de platte hand, even gelyk de Chineezen in de Indiën. In dit Koninkryk is overvloed van gevogelte en Elefanten. Van den broeck kogt 'er, geduurende zyn verblyf hier te lande, 216000 ponden Elefantstanden. Wyders levert het gewest eene menigte buffels, osfen , koeijen , herten , hinden , varkens, fchaapen„ bokken, tygers, luipaerden, Civetkatten , en andere dieren, die zeer fraaie vellen uitleveren. Ten tyde van van den broeck wierdt te Ma* ricongo een wild mensch gedood: zijn geheele lichaam was met hair begroeid, doch hy, voor 't overige, zo wel gemaakt als de andere landzaaten. Hy hadt een platten neus, breede neusgaten, en van agter, boven den fluit, een langen ftaart, een duim dik. De landzaaten, die beweeren, meer menfchen van deezen aart gezien te hebben, verhaalen dat ze niet kunnen fpreeken, en de nachten op de boomen doorbrengen. De gedoode Wildeman wierdt, met zyne vrouw en kind, op een boom verrast; doch deeze bergde zich met de vlugt: want zy zyn zeer vlug ter been. Het meeste Koper koomt uit het Koninkryk der In* fijesfes. Het moet ter (luik van daar gehaald worden, omdat deeze beide volken in oorlog zyn. Volgens het zeggen van zommigen, zouden 'er ook Tin- en ZilverMynen gevonden worden ; doch de landzaaten zyn zo lui, dat zy io. niet willen bearbeiden. Op zommige Q 5 plaat-  t& NEDERLANDSCTÏE REIZEN. plaatzen groeit Peper, gelyk aan die van Benin, Gem-' ber en Suikerriet; doch dit wordt niet geagf. Al voor het einde der zestiende Eeuwe, dreeven óê Portugeezen van Louande en Si. Paulus handel in Lavangus , te Lowango; deeze worden insgelyks in betaaling gegeeven aan de foldaaten des Konings van Spanje , welke bezetting houden in eene plaats s dertig mylen van Sr. Paulus geleegen; men wil dat hier insgelyks Zilver - Mynen zyn. Dc Portugeezen koopen 'er veel rood hout, Elefantstanden en (taarten.