t   HISTORISCH DAGVERHAAL I der R E I Z E VAN DEN HEER DE L E S S E P S, Zedert het verhaten van den Heer Graaf de la Peroufe en zijne togt genoot en in de haven van St. Pieter & Paulus op Kamfchatka, tot op zijne komst in Frank' rijk, den 17. OBober '1788. Naar het Fransch. EERSTE DEEL. Te UTRECHT, Bv B. WILD en J. ALTHEER, 1 7 9 1.   VOORBERICHT. J_)e tijtel van dit werk kondigt reeds aan, wat het behelst; zvaarom zou ik mij bevlijtigen om het oordeel van den leezer voorinteneemen P zou ik meer recht op zijne toegeevenheid verkrijgen» wanneer ik hem zou gezegd hebben, dat ik in den grond geen verwaandheid genoeg bezat om eenboek te willen fchrijven P zal mijn verhaal gewichtiger worden, wanneer men weeten zal, dat ik 'er alleen aan arbeidde uit nood om mijnen leedigen tijd op eene nuttige en vermaaklijke wijze doortebrengen, en met de eenigjïe bedoeling, om aan mijne naastbeflaanden het getrouw verflag van mijnen arbeid en van mijne waarneemingen, ^ .geduurende den loop van mijne reis, overtebrengen P het is gemaklijk te zien , dat ik bij tusfchenpoozen ge/chreeven heb, en wel met meerdere of mindere zorgvuldigheid, naar maate het de omftandigheden mij toelieten, of de voorwerpen mif meerder of minder troffen. Door het gevoel mijner onervarenheid'opgewekt, heb ik gemeent aan mij zelfs verfchuldigt te zijn , van mij geene gelegenheid, die ter mijner onderrechting kon dienen, te laaten ontglippen, even als of ik voorzien had, dat men mij verantwoor. ding zou vergen van mijnen tijd, en van de kundigheden, die ik in de gelegenheid was van te * 2 kun-  iv VOORBERICHT. kunnen •verkrijgen; maar zal uit deeze zorgvuldige naauwkeurigheid, waar aan ik mij gebonden heb, niet een gebrek van bevalligheid en van verJcheidenheid in mijn verhaal ontflaan ? Daarenboven, de gebeurtenis/en, die mij zelfs betreffen, waren zodanig verbonden aan de voorwerpen mijner aanmerkingen, dat mijne eigenliefde niet bedacht was om deeze bijzonderheden agterwege te laaten: ik heb dus het verwijt van te veel van mij zelfs gefproken te hebben verdiend; een gewoonlijke mis/lag in reizigers van mijne jaaren. Behalven deeze verveelende ongefchiktheid', moet ik mij nog befchuldigen van in veelvuldige herhaalingen vervallen te zijn, die eene meer geoeffende pen zou vermijd hebben. Vormt men zich niet altoos omtrent zeekere onderzverpen, en bijzonder in Reisbelchrijvingen, een zekeren gewoonen Jlijl? van daar, fpreekwijzen en uitdrukkingen , die telkens wederkomen: om dezelfde voorwerpen te fchilderen kan men zich ook alleen van dezelfde kleuren bedienen. Wanneer ik den tweeden dag na mijne ontfeheeping in de haven van St. Pieter en Paulus dit dagverhaal begon, vond ik mij al aanftonds door de dagtekening belemmerd. Ik bezat geen Franfchen Almanak, en ik ging over om den ouden fiijl volgens Rusfisch gebruik aanteneemen; deeze benam mij  VOORBERICHT. v mij de moeite om geduurig aan het verfchil van elf dagen, welke de nieuwe jtijl meerder telt, te denken; maar zedert het, tegens mijne verwachting, uitgemaakt is, dat dit werk door den druk het licht zoude zien, heb ik mij beijverd om in de dagtekeningen het gebruik bij ons aangenomen te her feilen, den Aieuwen ftijl namelijk, en tot gemak van den leezer heb ik denzelven op den kant geplaatst. Wat de mtfpraak der Rmffche, KamJchatfche en andere woorden betreft, moet ik aanmerken, dat alle de letters duidelijk moeten uitgefprooken worden. Ik heb getragt, zelfs in het Woordenboek, om de medeklinkers te lefnoeijen, waar van de verwarde zamenloop affchiik verwekt en ook niet altoos noodzaaklijk is. Diezen algemeenen Regel kan men volgen, de kh moet op dezelfde wijze uitgefproken worden als de ch der Duit/chers, of de ] der Spanaarden; en de ch als in het Fransch. De laatfte lettergreepen oi en in, moeten uit gefproken worden, als of ze gefchreeven waaren oi en ine. De bekwaame aardrijkskundige, die alle mogelijke zorg aan mijne kaart en heeft beft eed, heeft 'er mijnen af gelegden weg met eene zo groote naauwkeurisheid op aangetekend, dat de leezer mij van flap tot ftap volgen kan. Dit heeft mij doen be(luiten om in mijn verhaal alle aantekeningen aftefnijden over de graaden van breedte en lengte. * 2 Een  ' VI VOORBERICHT. Een Ramfchatter Carava?ie in een dorp aan* komende, is het onderwerp, dat ik voor een plaat uitgekoozen heb, om dat die na't mij toefchijnt tergelijksr tijd een denkbeeld kan geeven van de ysjleeden, van de verfchillende plaatzing der Reizigers in dezelve , en van al het geen verder ten deezen opzigte merkwaardigis. Aan de zuiverheid der tekening en aan de juistheid van het graveer(lift zal men de bekwaamheid herkennen van twee te recht vermaarde konftenaars. Er blijft mij nog overig om hetuitfiel, hetwelk het drukken van dit dagverhaal heeft ondergaan te rechtvaardigen. Zonder tegenfprask had ik het eerder kunnen uit geeven; mijn pligt zelfs vorder de zulks, maar mijne erkentenis gebood mij ter zeiver tijd, om de terugkomstvan den Heer Graaf de la Peroufeaftewachten. Wat betekent mij ;i reis, zeide ik tot mij zelfs? Voor het algemeen, is ze niets anders dan een gevolg des gewichtigen togts van dim Bevelhebber; voor mij, is ze het eerbewijs van zijn vertrouwen: dubbelde beweegreden bij gevolg om te verlangen, van aan zijn oordeel de bijzonderheden van mijn verhaal te kunnen onderwerpen. Mijn eigebelang maakte mij daar van ook eene wet: hoe zeer zoude ik mij gelukkig geacht hebben, indien hij mij veroorloft had urn mijne reis als een gevolg van de zjne in het licht te geeven, indien hij mij daar door verwaardigt had om <  VOORBERICHT. vu om in zijn roem te deelen! dit was, ik moet het bekennen, het eenig oogmerk van mijn eerzucht en van mijn uit ft el» Wat is het treurig voor mij, na een jaartvachtens en ongedulds, nog het einde mijner hoop te zien verfchuiven ! Zedert mijn aankomst is 'er geen dag verhopen, waar in mijne wenfchen onze onvertfaagde Zeelieden van de Zeekompas,* (la Bousfole) en de Starremeeter, (l'Aftrolabe') niet te rug geroepen hebben. Wanneer ik mij verbeeldde de zee - en te bewandelen, die hun nog overhleeven om te doorkruisfen, hoe dikwijls heb ik dan niet gezogt hunne fpooren te herkennen, hen van rêe tot rêe te volgen, teveronderftellen ,dat ze hier of daar ververfching genooten, en alle de bogten van hunnen weg aftemeeten. Helaas ! zuanneer, op het oogenblik van ons fcheiden op Kamfchatka, de Bevelhebbers onzer Fregatten mij als een verkoren h ind droevig in de armen drukten, wie zou mij toen gezegt hebben, dat ik het eerfte mijn Vaderland moest wederzien? Wie zou mij gezegt hebben, dat verfcheiden van hun 'er nimmer zouden wederkomen, en dat ik binnen weinig tijds traanen over hun lot zou florten! In der daad, naauwlijks genoot ik de vrugt mijner zending en de omhelzingen mijner aanverwanten, of het gerugt van de tegenfpoeden, on* 4 zen  vm VOORBERICH zen Zeelieden onder weg overkomen , vervulde mijn. ziel met bitterheid en droeffet.is. Hj isniet meer, die braave en deugdzaame zeeman *, de vriend, de medgezel van onzen Bevelhebber, die man, wel> ken ik beminde en eerbiedigde, ah mijn vader; hij is niet meer, en mijn pen weigert zijn treurig einde te befchrijven! dog mijne dankbaarheid fcbeft er genoegen in, om telkens te her haaien, dat de nagedagtenis zijner deugden en weldaade» eeuwig in mij leeven zal. O leezer, wie gij zijt, vergeef mijner droefheid deeze afgeperfte uitjlorting van het hart! Indien gij hem, dien ik beween, hebt gekent, zult gij uwe weeklagten met de mijne vermengen; zult gij met mij den Hemel fmeeken , dat Hij welhaast ter onzer vertroofiing, en tot roem van Frankrijk, en den Bevelhebber van deezen togt, en die onzer moedige Argonauten, welke Hij ons nog ge/paard heeft, tot ons wederbrenge. In het oogenblik, waar in ik fchrijf, ach! zo eene gunjlige wind hunne fcheepen naar onze kusten voortftuuwde...!mogt die wensch mij nes harten verhoord worden! mogt de dag van de uitgaaf deezes werks ook de dag van hunne aankomst zijn! als dan zal ik, inde uitbundigheid mijner vreugde, al het genot der eigeliefde ontwaar worden. * De Heer Burggraaf de Langlt. REI-    R E I Z E VAN D£N HEER BE L E S S E P S, UIT KAMSCHATKA naar FRANKRYK. INLEIDING. Naauwlyks bereik ik den ouderdom van vijfentwintig jaaren , en ik ben reeds aan het gedenkwaardigde tijdftip van mijn leven gekomen. Hoe lang, hoe gelukkig ook de loopbaan mooge wezen, die ik nog te vervullen heb, zo twijffel ik echter, of het mijn beftemming wel zal zijn, om immer in eenen zo roemrijken togt gebruikt te worden als deeae, welke in dit tijdftip geëindigt word door de twee Franfche FregatA  st Reize van de Lesfeps ten, hetZeecompas (Ja BousfoW) en de Sterre-meeter (JAstrolabs) het eerfte onder bevel van den Heer Graaf de la Peroufe, Opperhoofd van den togt, en het tweede onder bevel van den Heer Burggraaf de Langle. (*) Het belang, 't welk het^erugt van deeze reis roudom de waereld verwekt heefc, was veel te openbaar en te algemeen, dan dat men tegenwoordig niet met zo veel ongeduld als nieuwsgierigheid regtstreekfche nieuwstijdingen verwachten zoude van die doorluchtige Zee-lieden , welke door hun Vaderland en door geheel Europa van de Zeen wedergeëischt worden, die ze doorkruisfen. Wat is het vleijende voor mij, na van den Heer Graaf de la Peroufe het geluk verkreegen te hebben om hem geduurende meer dan twee jaaren te volgen, nu wederom aan zijne keus de eer verfchuldigd te zijn, van te land zijne brieven in Frankryk overtebrengen! hoe meer ik mijn geluk in het ontfangen deezer nieuwe proeve van zijn (*) Indien mijne pen deeze twee 'vermaerde mannen waerdig was, gefchikt om te famen eene groote onderneeming met de volmaaktfte eensgezindheid te volbrengen, hoe veel goeds zou ik dan van ieder hunner niet te zeggen hebben? dog zedert lang hebben derzelver verrichtingenen de algemeene achting hen. boven alle loffpraak verhevea.  uit Kamfcbatka naar 'Frankryh. 3 zijn vertrouwen overweeg, hoe meer öc ook gewaar worde,wat eene diergelijke zending zou vereifchen, en wat mij ontbreekt om die behoorlijk te vervullen: Dog ik moet zonder twijffel de voorkeur, op mij gevallen, alleen toefchrijven aan de noodzaaklijkheid om tot die reis iemand te kiezen, die de Rusfifche taal kon fpreeken, en die reeds zijn verblijf in dat Rijk gehouden had. Zedert den 6 September 178; bevonden zich de Fregatten des Koningsin de haven vanAvatfcha, of van St. Pieter & Paulus (a) gelegen aari het zuidelijk uiterfte van het fchier - eiland Kamfchatka. Den 29 kreeg ik bevel om de Astrola be te verlaaten; den zelfden dag ftelde deHeei Graaf de la Peroufe mij zijne brieven en beveler ter hand. Zijne vriendfchap voor mij vergenoeg de zich niet om bij voorraad de gerustftellendft( fchikkingen te maaken, ten einde mij met zeker heid en fpaarzaamheid te doen reizen, maar dezelve ging zo verre, dat hij bij mijn vertrefc mij zijne waarlijk vaderlijke raadgevingen me degaf, welke eeuwig in mijn hart zullen gegrif feit blijven. De Heer Burg - graaf de Langle hac Ca) Deeze Haven word door de Rusfen genoeint Pt tropavlosfkaia ■ gaven. A % U%7. Septembtr te St. Pieter & Pan 1 lus. den 20i Ik verlaat 'de Fregatten en ontfang mijne brieven» [  4 Reize van de Lesfeps 1787. September te St. Pieter & Paulus. ook de goedheid de zijne daar bijtevoegen, die mij niet minder van nut geweest zijn. Hier zij het mij geoorlooft de waare fchatting mijner erkentenis te voldoen aan dien getrouwen deelgenoot der gevaaren en des roems van den Heer Graaf de la Peroufe, die als zijn mededinger in ille de harten en ook in het mijne aangemerkt tvord, daar voor dat hij mij onophoudelijk tot jen Vader, Raadgever en Vriend verftrektheeft. Des avonds moest ik van onzen Bevelhebber en deszelfs waardigen medegezel affcheid neemen. Men oordeele, wat ik uitftond, toen ik hen laar de booten, die op hen wachtten, terugbragt; k kon nog fpreeken, nog hen verlaaten; zij omiclsden mij beurtelings, en mijne traanen leverlen hun maar al te zeer bewijzen op van 't geen er in mijn ziel omging. De Officieren, allen nijne vrienden, die zich aan land bevon den, ontïngen ook mijn affcheidskus, allen bedroefden 59 zich over mÜ, allen flaakten zij zuchten voor nijne behoudenis, en verfchaften mij die ver. roostingen en hulp, welke de vriendfchap hun :on inboezemen. Mijn fmert, wanneer ik van mn fcheidde, laat zich niet befchrijven: Men ukte mij uit hunne armen, en ik vond mijzel-en weder in die van den Heer Colonel Kasoff- Ougremin, Bevelhebber van Okotsk en van Camfchatka, aan wien de Heer Graaf de la Peroufe  uit Ramfchatka naar Frankrijk. 5 roufe mij meerder als zijn Zoon, dan wel als den Officier, diemet zijne brieven belast was, had aanbevolen. Hier beginnen mijne verplichtingen omtrent deezen Rusfifchen Bevelhebber. Toen kende ik reeds al het beminlijke van deszelfs inborst, altoos bereidvaardig om dienst te doen, waar over ik zedert zoo veel reden gehad heb om voldaan te weezen hij fpaarde mij alle aandoemnget met alle mogelijke zorgvuldigheid: ik zag hen met mij treuren over de verwijdering der boo ten, die wij nog lang na-öogden; en wanneerhi mij weder ten zijnent bragt, wendde hij alle moe: ten aan om mij van mijne droevige overdenkinge aftetrekken. Wie zich een denkbeeld zou wille vormen vandefchrikverwekkende gewaarwordu gen, die ik in dit oogenblik ondervond, mo zich tragten in mijne plaats te dellen, alleen a tergelaaten op deeze bijna onbekende oevers , . (*) Na dat hij alle de Perfoonen tot deezen togtbehoorende met beleeftheden overlaaden had, tragtte hij nog daar en boven om onze Fregatten van levensmiddelen te voorzien. Niettegenftaande de moeijeüjkheid om osfen in dit land te bekoomen, bezorgde hij er zeven op zifne eigen kosten, en altoos weigerde hij daar voor betaahng te ontfangen: het jammerde hem zelfs, dat hij 'er geen meer had kunnen geeven. A 3 1787. September Te St. Pieter&Pau'us. Ik blvf onder het toeverzigt van den Heer Kasloff. Rusfisch Bevelhebber. 1 j 1 n 1ït Jm D ;n  September Te Sc. Pie'er &Paulus. i den 30. Vertrek 1 ▼an de Fre-1 gatten des | Konings. . i r •\ 1 e t e v h & W 6 iJflse van de Lesfeps vierduizend mijlen van mijn Vaderland verwijderd : wanneer ik zelfs deezen verbaazenden afftand niet in aanfchouw genomen had, kon nogtans het bar gezicht deezer kuiten mij genoeg aanduiden al het geen ik op mijnen Jangen en gevaarlijken togt zou te lijden hebben; eindelijk evenwel bragt het goed onthaal, 'tgeen mij de Inwoonders beweezen, en de onnoemelijke beleeftheden van den Heer Kasloffen de andere Rusüïche Officieren te -weege, dat ik langzaamerhand minder gevoelig wierd over het vertrek van mijne landgelooten. * Het zeIve had plaats des morgens van den 30 september; de twee Fregatten gingen met een ;unftigen wind,die geduurendeverfcheidevolgenIe dagen woei,) onderzeil, waar door wij deelve dien eigen morgen reeds uit hetoogverlooen. Men kan ligt bevroeden, dat ik ze niet zag errrekken, zonder voor alle de Officieren en de /rienden, die ik aan boord liet, mijne vuurigfte n oprechtfte fmeekingen opwaarts te zenden; •eurig en laatfte eerbewijs van mijne erkentenis i verkleeftheid! De Heer Graaf de la Peroufe had mij aanbeden fpoed te maaken; dog ter zeiver tijd had ij mij gelast, (het geen.mij mijne genegenheid )k dadelijk voorfchreef,) van onder geen voorendgel hoe genaamd den Heer Kasloflf te verlaa.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. ? ten- deeze had hem beloofd mij tot Okotsk, dc plaats zijns verblijfs te zullen geleiden, werwaartt hij zich onverwijld begeeven moest. Ik voelde reeds het geluk van onder zulk een goed opztchi gefteld te^zijn, en ik aarzelde niet om mij/bhn delings aan den raad van dien Bevelhebber over tegeeven. , Zijn voorneemen was te Bolcheretsk den tijc aftewagten , dat de fleedevaart kon begonnen wor den, welke ons de noodwendige gerieflijkhedei moest bezorgen om de reis naar Okotsk te ondei neemen. Het Jaargetij was toen reeds te ver ve: loopen om den togt te land te doen, en de ovei vaart ter zee was niet minder gevaarlijk; daar e boven wierd er geen vaartuig in de twee Haver van St. Pieter & Paulus en Bolcheretsk gevor den. (c) ' . De zaaken , die de Heer KaüofFnogte verncl ten had , en de toebereidzelen tot ons vertrek hie den ons nog zes dagen op, het geen mij zeke: heid gaf, dat de Fregatten des Konings met mee in het geval waren om weder binnen te kome „of, .1-, n jsiu r A-o.-rrjjOO enaiw Cc) Het fchijnt, dat gedunrendeden zomerde zeeva vrij zeeker is en dat dit de eenigfte manier is, waar van reizigers gebruik maaken om terplaatze hunner beftemnu te komen. A 4 •1787. September Te Str Pieter en Paulus. [ Onmogelijkheid om 'mij naar Okkotsk tebe,_geeven;. voor den "-aan vang _ der fleede* vaart. . ïl s ft t- H i. * irt de ng  Oaober Te St. Pie-] tet & Paulos. 1 « ! 3 2 X ê v Befchrij- o ving van de Haven is van St.Pie-n ter & Pau-U Jus en van p een ont- _ werp daar toe betrek- V. kelyk. 2 E is m E g« m * Reize van de Lesfeps k maakte van dit toeven gebruik om mijne bezegelingen te beginnen, en om mij een weinig ntvoerig de nodige onderrichting te verfchaffen «ntrent al het geene, dat mij omringde. Ik lag nij voor al toe om een juist begrip te verkrijgen 'an de baaij Avatfcha en van de haven van St. 'ieter & Paulus in dezelve. De Capitein Cook heeft van deeze baaij eene :eer uitgeftrekte befchrijving gegeeven, waarvan rij de naauwkeurigheid terfiond herkend hebben. Sedert heeft dezelve eenige veranderingen onderaan, die men zegt, dat van veele anderen geolgt moeten worden, voor al wat de Haven van t. Pieter & Paulus betreft. In der daad, het zeer mogelijk, dat reizigers, welke hier na is zullen aanlanden, verbaast ftaan, van er in laats van vijf of zes huizen, zo als; ze verwagten )uden, eenegeheele flad,van hout gebouwden •ijwel verfïerkt, aantetreffen. Zodanig is ten minften het ontwerp, hetgeen, d als ik van ter zijden vernomen heb, door den eerKafloff, alsdeszelfs uitvinder, overgegeeven , wiens oogmerken niet minder grootsch dan ittig voor den dienst van zijne Souveraine zijn. e uitvoering van dit plan zal niet weinig toebrenn om de vermaardhed van deeze haven te verïerderen, reeds beroemd door de vreemde fchee- pen  uit Ramfchatka naar Frankrijk. 9 pen die er aanlanden, en die de Koophandel er verder zoude kunnen brengen (dj. Om de fchikkingen tot dit ontwerp wel te bevatten en er het nut van te waardeeren, heeft men zich alleen maar de uitgefïrektheid en de gedaante van de baaij van Avat- (/) Het blijkt zelfs, uit het geen de eerfte Zeeva. rende daar van bericht hebben, dat 'er geen gemaklij. ker haven in dit gedeeite vau Alien ie vipden is, zo. dat het te wenfchen zoude zijn, dat zij de algemeene ft* pelplaats des Koophandels van deeze ftreeken wierd Dit zou des te meer voordeel aanbrengen, om dat d< fcheepen, die de andere havens bezoeken, namelijk di« van Bolcheretsk, Nijenei-Kamfchatka, Tiguil, Jngiga, ei zelfs Okotsk, gewoonlijk maar bij geluk de fchipbreuk ontkomen; het is om die reden, dat de Keizerin uitdruk lijk alle fcheepvaarc na den 26 September verbodei heeft.. Dog het geen ik ter zeiver tijd vernomen heb, be vestigt nog meer mijn verhaal, en heeft welligt het denk beeld verwekt tot dien nieuwen aanbouw. Een Engelsch vaartuig, toebehoorende aan den Hee; Lanz Koopman te Macao, kwam in het afgeloopen [aa 1786 in de haven van St. Pieter & Paulus ten anker. D Capitein Peters, het; bevel op dit Schip voerende, deei aan de Rusfen voorflagen van Koophandel, waar va hier de bijzonderheden. Door eene gefloten overeen komst met een Rusfisch Koopman, genaamt Scbelikboff had hij zich verbonden om den handel in dit gedeelt der Staaten van de Keizerin te drijven, en vorderd ler waarde van tagtig duizend Roebels aan Koopman A 5 fchaf 1787. Oótober Te St. Pie* ter & Paulus. I 1 l 1  1787 Oöober Te St. Pii ter &Pai lus. fchappen. Het is waarfchijnlijk dat deeze goederen in Pelterijen zouden beftaan hebben, dewelke de Engelfchen ftaat maakten in China te verkoopen, van waar ze in ruiling ftoffen en andere waaren, voor de Rusfen gefchikt, zouden terug gebragt hebben. De handelaar Schelikhoff begaf zich in perfoon naar St. Petersburg, ten einde daar de goedkeuring van zijne Souveraine hier omtrent te verzoeken, welke hij ook verkreeg; dog terwijl hij bezig was zich in ftaat te ftellen, om aan de voorwaarden van zijne verbintenis te voldoen, wlerd hij onderrecht, dat het Engelsch Schip op de kusten van het Koper-Eiland vergaan was, wanneer het van het Noordwestlijk gedeelte van America naar Kamfchatka te rug kwam. Volgens alle waarfchijnlijkheid was het derwaarts geweest om pelterijen, ten einde daar mede zij. ne lading te beginnen, die het vervolgens in de haven van St. Pieter & Paulus zou hebben komen aanvullen; men weet, dat flechts twee man van het fcheepsvolk behouden zijn, namelijk een Portugees en een Neger van Bengalen, als mede, dat zij den winter in het Koper-Eiland hebben doorgebracht, van waareen Rusfisch fchip hen naarNijeneiKamfchatka heeft overgebragt: zij hebben zich te Bolcheretsk bil ons gevoegt, en de Heer KaslófF is voorneeraens hen in het aanflaande jaargetij naar St. Peters burg te zenden. (e) De Heer Graaf de la Peroufe heeft metruimzoveel veel zorgvuldigheid dit plan uitgewerkt, als alle de geenen ïo Reize van de Lesfeps Avatfcha, en de gelegenheid van de bewuste haven voorteftellen. Wij bezitten er reeds verl-fcheide getrouwe befchrijvingen van (e) die in handen  uit Kamfcbatka naar Frankrijk. 11 den van de geheele waereld zijn; dus zal ik mij alleen bepaalen om van dat geene te fpreeken/i welk het nodige licht omtrent de denkbeelden var den Heer Kafloff kan verfpreiden. Men weet, dat de haven van Sr. Pieter & Paulus aan het noorden van het inkomen der baaij Avatfcha geleegen is, en ten zuiden geflooten word dooi eene zeer naauwe landengte,waar op een Oflrog(/] of Kamfchattisch dorp gebouwd is; op eene hoog te ten ooften agter de haven is het huis van der bevelhebber geplaatst (g), bij wien de Heer Kaflof geduurende zijn verblijf alhier deszelfs intrek geno men had; nabij dit huis, bijna in dezelfde rig ting,ziet men dat van den Corporaal der bezetting ei die 'er voor hem geweest zijn: men zal het in het verhaa van zijn reis kunnen zien. het welk voor den weetgieri gen leezer een nieuwe bron van onderwijs en ophelderin zal openen. (ƒ; Het woord Oflrog betekent eigentlyk een omtre met palisfaden bebouwt. Men zou deszelfs oorfprong n ik vermeen kunnen afleiden van de verfehansfingen door d Rusfen in der haast zamen gefteld, om zich in veilighei te ftellen tegens de ftroperyen der Inboorlingen, die zonde twyfFel .met ongeduldverdroegen.dat men hun land ovei weldigde. De naam van Oihog word tegenwoordig aan byn alle de dorpen van deeze ftreeken gegeeven. (g) Die Bevelhebber, Kbtfarof geuaamt, was toen P« porchik, of Vaandrig, i 1787. 1 OStober Te St. Pieter & Paulus. t ( 1 l l £ X I C I  22 Reize van de Les/eps 1787OQober Te St. Pi< ter & Pat lus. en verder noord waards dat van den Sergeant, dewelke na den Commandant de eenigfte perfoo-nen van eenig belang zijn, die men in deeze plaats, "zo ze die naam verdient, noemen kan; regt tegen over bet inkomen der haven, op het afhellen der hoogte, van waar men een meir van eene aanmerkelijke uitgeftrektheid ontdekt, vind men tegenwoordig de overblijfzelen van een hofpitaal, waar van in de reize van Capitein Cook gefprooken word (h). Beneden deeze overblijfzels, digter bij het ftrand, heeft men een gebouw opge- regt (£) Op eenigen afftand van deeze plaats aan den voet van een boom werd Capitein Clerke begraven. Hetopfchrift dat de Engeifchen op zijn graf agtergelaaten hebben was op hout en kon dus ligt uitgewischt worden. De Heer Graaf de la Peroufe, begeerende, dat de naam vandeezen Zeeman rot de onfterflykheid geraakte, zonder dat men voor de guurheid des weders behoefde te vreezen, deed een ander opfchrift op koper in de plaats (tellen. Het zal niet onvoeglijk zijn bier te verbaalen»dat onze bevelhebber ter zeiver tyd onderzoek deed naar de plaats alwaar de vermaarde Franfche Sterrekundige de lüfle de la Croijere begraven was. Hij verzogt den Heer KaflofFom de nodige beveelen te geeven ten einde men op die plaats een Grafzerk (relde, en daar op een Graffchrift plaatfte, het welk hij op Koper had doen graveeren, inhoudende de loffpraak en de bijzonderheden van den dood onzes landgenoots. Zyne begeerte wierd na het vertrek der Fran« fche Fregatten onder mijn oog uitgevoerd.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 13 regt, het geen tot een Magazijn of een foort van wapenplaats voor de bezetting dient, en het welt geftadig door een fchildwagt bewaard word; zi< daar in't kort den ftaat, waarin wij de haven vai St. Pieter & Paulus bevonden hebben. Dog door de voorgeftelde verbeteringen is he onbetwistbaar, dat ze een plaats van gewicht zoi worden; de ingang van de haven zou geflootei of ten minfte beftreeken worden door de veiling werken. Daarenboven zouden die dienen om va dien kant de ontworpen ftad te dekken, welk ten grooten deele op het erf van het oude hofp: taal, dat is te zeggen, tusfchen de haven en hc meir, het welk men vau de hoogte ontdekt, zoi de gebouwt worden; men zou insgelijks een ba terij plaatzen op de land-engte, die dat meir va de baaij Avatfcha fcheid, ten einde daar doe het andere gedeelte van de ftad te befcherme: Eindelijk zou volgens dit zelfde ontwerp het ii komen van de baaij verdedigd worden, dooreei redelijk fterke batterij , op de minst verheve plaats van derzei ver linker oever; en de fcheepe in de baaij komende zouden niet buiten het bere: van het gefchut kunnen blijven, uit hoofde d< naast elkander gelegen blinde klippen langs d< regter-oever; men ziet er tegenwoordig op c punt van een rots een batterij van zes of q * ftu , 1787. Oüober .Te St.Pieler & Paui lus. t 1 1 1 - t i- n r 1. 1- 1e n n k :r :n Ie 5« c-  OBober Te Sr. Pie ter & Pau lus. i ' J • } ( i V I 14 Reize van de Lesjeps Hukken, die gelost is ter begroeting van onze Scheepen. ■ Het is onnodig te zeggen, dat ook dit plan de vermeerdering der bezetting bevat, die tegehswoordig alleen uit veertig Soldaten of Cofakken beftaat; zij leeven en zijn gekleed even als de Kamfchatters, alleenlijk dragen zij een fabel, een fnaphaan en de patroontasch, wanneer ze dienst doen; zonder dat zou men ze niet van de Inboorlingen dan aan hunne gelaatstrekken en taal kunnen onderfcheiden. Wat het Kamfchattisch dorp betreft, 't welk een groot deel van de plaats uitmaakt, zo als ze thans is, en het geen, gelijk ik reeds gezegt heb, gevonden word op de landengte, die den ingang Jer haven fluit, het zelve bevat niet meer dan 3ertig of veertig woonplaatzen, zo voor den win:er als zomer gelchikt, genaamt isbastxibalagans; ;n men rekent in de geheele plaats, zelfs de bezetting er onder begreepen, niet meer dan ten loogften honderd Inwoonders, zo mannen, als /rouwen en Kinderen; door het voornoemde ontverp wilde men het getal op meer dan vierhonlerd brengen. Bij deeze bijzonderheden, nopens de haven van ït. Pieter & Paulus, en de werken, die men moet anleggen tot derzei ver verfraaijing, zal ik hier ee- ni-  uit Ramfchatka naar Frankrijk. 15 nige aanmerkingen laaten volgen over den aart van den grond, de luchtsgefteldheid & de rivieren. ^ De oevers der baaij van Avatfcha fcheenen mij met hooge bergen omgeeven, waar van eeniger met houtgewas bedekt, en anderen van een vuurfpuuwenden aart zijn (0- De va,eiien leverer een teelt van gewasfen op die mij verbaast heeft het gras heeft bijna een mans lengte, en de veld bloemen, gelijk wilde roozen en anderen , die daa onder elkander vermengd zijn, verfpreiden reed van verre de lieflijkfte geuren. Gewoonlijk vallen er geduurende de lente e den herfst zwaare regenbuijen, en de ftormwir den zijn in het laatstgenoemde jaargetij en in de winter zeer menigvuldig. Deeze is zomtijds og regenachtig, dog, niettegenftaande deszelfslanj duurigheid, verzekert men echter, dat hij niet 2 buitengewoon ftreng is, ten minden in dit zuid li; (j) Vijftien of twintig werden van de haven word e Vuurfpuuwende berg gevonden, die door de natnurond* zoekers, tot den togt van den Heer Graaf de la Perou behootende, bezogt is geworden, en waar van in de n van dien bevelhebber zal gefproken worden. De bewoc ders van het land hebben my verhaalt, dat er van tijd tijd rook uitkomt; dog dat de uitwerping, die voormaals d wijls plaats had, zedert verfcheide jaaren niet waargei men is. 1787. OÜober Te St.' Pieter & Paulus. Aart vaa den grond. > r s tl Luchtge,.fteldheid. II k r> 0 k :n rse:is notiko-  Reize van de Lesfeps 1787. OSlober Te St. Pii ter & Pat Jas. lijke gedeelte van Kamfchatka de fneeuw begint in Oclober te vallen, en de dooij heeft geen l Plaats voor April of Maij, dog zelfs in Julij ziet men op de toppen der hooge bergen, en voornamelijk op de vuurfpuu wende, fneeuw vallen; de zomer is redelijk fraaij, de zwaarfte hette duurt zelden langer dan de zonnertand; de donder word er zeldzaam gehoord en richt nooit verwoeftin- gen O) De geweldige koude, waar over de Engtlfchen zich beklaagen, zal mogelijk niet zonder voorbeeld zyn, enik vermeet müj niet dezelve tegen te fpreekeu; dog 't geen een bewijs zou opleveren.dat degeftrengbeid van de lucht nogtans zo geweldig niet is, beftaat daar in, dat de Inwoonders, die ons voorgelteld worden, als oi zij geduurende den geheelen winter niet uit hunne onderaardfche wooningen of ijourtes durfden koomen, uit vreeze van te bevriezen, tegenwoordig in dit zuidelijke gedeelte van het fchier-eiland geane diergelijke wooningen meer vervaardigen , zo als ik in 't vervolg gelegenheid zal hebben van te verhaalen. Ik item echter toe, dat de koude, die ik geduurende mijn verblijf aldaar ondervonden heb, en die met den winter van 1779 kan vergeleeken worden, mijdezelfde toegefcheenen heefc, als die welke men te St. Petersbnrg gewaar word: dog het geen de Engelfchen met zeer veel reeden vreemd gevonden hebben, zijn de fchrikkelijke orcaanen die zulke dikke en overvloedige fneeuwvlaagen aanbrengen , dat het als dan onmogelyk is om uit te gaan, of voort te reizen wanneer men op weg is; dit is mij meer dan eens overgekomenj gelijk men in 't vervolg zien zal.  uit Kamjcbatka naar Frankryk. 1? gen aan; zodanig is de luchtsgefteldheid die tel naaften bij in aile de flreeken van dit gedeelte vai het fchier-eiland heerscht. Twee Rivieren hebben derzelver uitloop in d baaij van Avatfcha, namelijk, die welke aan di baaij den naam geeft, en die van Paratounka; z zijn beide'zeer vischrijk; men vind er daar ei boven allerlei zoort van watergevogelte , het weli zo fchuuw is, dat men het zelve op geen vijfti treeden kan naderen; de vaart in deeze rivierei is op den 26 November geftremt, dewijl ze al toos op dit tijdftip vastraaken, en in het hevig fte van den winter, is de baaij zelfs met ijsfcho fen bedekt, die door de zeewinden opgehoude worden, dog zo dra de landwinden beginnen 1 waaijen, ontdoet ze zich daar van geheel; de ha ven van St. Pieter & Paulus word gewoonlijl door het ijs in de maand Januarij geflooten. Ik behoorde hier van de zeden en de gewoon tens der Kamfchatters te fpreeken, en derzei ve huizen of liever hutten, die ze isbas of balagan noemen, te leeren kennen; dan ik verfchuif he behandelen deezer onderwerpen tot mijn aankoms te Bolcheretsk, alwaar ik hoope meer tijd en ge legenheid te zullen hebben om dezelve uitvoerij te befchrijven. Wij vertrokken van de haven van St. Pieter & Paulus op den 7 Oéïober, namelijk de Heer Kas B lo: 1 t;8/. j Oftober Te St. Pieter & Pau» ï lus. , Rivieren ' welke inde l baaijvanAj vatfcha ulc wateren. C r 3 l t 1 e r r t t t . Vertrek ' van St. Pie. - ter & PaU' pas.  18 Reize van de Lesfeps M%7. Oüobei (/) De Heer Kafloff-Ougrenin is, gelijk ik reeds gezegt heb, bevelhebber van Okotsk en van Kamfchatka, hij ftaat onder den algemeenen landvoogdjdie zijn verblijf te lrkoutsk houd. (ni) De Heer SchmaleiFis Captein «Infpecleur over de Kamfchatters, of volgens 't Rusfisch Capitain ispravnik in het gebied van Kamfchatka, het is dezelfde aan wien «Je Engelfchen zo veel verplichting hadden, en de goede dienden, die hij ons beweezen heeft, zijn insgelijks ontelbaar. (V) De Heer Vorokhoff, Geheimfchrijver van den be. velhebber, word in de regeerings zaaken gebruikt, en heeft den rang van Officier. (o) De Heer Ivaschkin is die oBgelukkige edelman, van wien de Engelfchen fpreeken, en die in allen opzichte den door hun toegezwaaiden lof verdient; het eenvoudig verhaal van zijne rampen is genoegzaam om aan ieder leezer medelijden inteboezemen, deg men moet hem gezien en bijgewoond hebben, om van de maat des belangs te oordeelen, dat men in zijn lot moet ftellen. Hij was nog geen twintig Jaar, wanneer de Keizerin Elilabeth hem Sergeant maakte onder de Préobrajenskoifche lijfwacht; hij genoot reeds een zeker aanzien aan het Hof, en de vrije toegang welke zijn post hem bij zijne Souveraine gaf, opende voor zijne eerzucht de glansrijkfte loopbaan, wanneer hij eensklaps niet alleen in ongenade raakte, ea loff (/), de Heeren SchmalefFc», VorokhofiT»), Ivaschkin (o), ik en het gevolg van den Commandant, beftaande uit vier Sergeanten of Onder» officieren en een gelijk getal Soldaaten; de Bevelvoe- ren-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 19 fende Officier van de haven voegde zich, waarfchijnlijk uit eerbied voor den Heer Kasloff zijn Op- en zich van al de vleijendehoop,waarmede hij zich had kunnen dreelen, beroofd zag, maar daar en bovenjhad hij de fmert van als de grootde misdaadiger behandeld te wor den; hij omring deknout, de hardde en fchandelijkde draf in Rusland; men fcheurde hem de neusgaateh op, en hij wierd daar en boven voor zijn leeven naar Kamfchatka gebannen. Men weet uit het verhaal der Engelfchen alles, wat htj geduurende twintig jaaren van de uiterde geflreng. heid, waar mede men hem behandelde, heeft moeten uitftaan; men dreef dezelve zo verre van hem de eerde noodwendigheden te weigeren; hij zou zonder twijffei van honger en gebrek omgekomen of tot wanhoop vervallen zijn, indien de derkte van geejit en lichaam hem niet onderfteunthad. Denoodzaaklijkheid van zelfs in zijn nooddruft té voorzien dwor.g hem, echter niet zonder afkeer, van zich onder de Kamfchat'.ers in te lijven, ert geheel derzèlverleevenswijze aanteneemen; hij is even als die gekleed, en vind in zijn jagt en visfcherye zo veel overvloed voor zijne behoeftens, dat hij door het verkoopen van het overfchot nog eenige verzagting in zijn droevig aanzijn kan bekomen; hij woont in het Oftrog van Verckneï-Kamfchatka, of Öpperkamfchatka; onder de Rusfen is de oorzaak van eene zo gedrenge draf onbekend; men is genegen dezelve aart een misverdand of aan eenige onbefcheiden woorden toetefchrijven want men kan niet befluiten hem een misdaad toetekennen. Het fchijnt dat men terug gekomen is van de voorgewende ijslijkheid zijner misdaad; men heeft zedert kort de plaats zijner ballingfchap willen veranderen, en B s hem 17*7> ' (jÜob&t  OQober over hem voorgeflaagen van te Yakoutsk zijn woonplaats te neemen, leverende deeze Stad meer middelen op ter voldoening van de nooddruft en ter veraangenaaming des leevens; dog die ongelukkige banneling, die tans omtrent zestig a vyf en zedig Jaar oud is, heeft die vergunning geweigerd, willende, volgens zyn zeggen, de affchuuwelijke tekenen van zijne onteering niet gaan ten toon dellen, nogtentweedenmaale fchaamrood worden over de fchrikkelijke draf dia hij ondergaan heeft; hij heeft liever verkoozen onder zijne Karnfchatters te blijven leeven , niets meer begeerende dan vreedzaam zijne weinige overige dagen, in 't midden der geenen die zijne eerlijkheid kennen, doortebrengen, en dervende de algemeene achting en vriendfehap , die hij zo rechtmatig geniet, wegtedraagen. Door het verhaal der Engelfchen opgewekt, toonde de Heet Graaf de Ia Péroufe een derk verlangen om dien ongelukkigen te zien, die hem van 't eerde oogenbllk af aan de levendigde belangneeming inboezemde. Hij ontfing hem aan zijn boord en aan zijn tafel, dc menschlievendheid van onzen bevelhebber bepaalde zich niet alleen tot deernis met zijne rampen , maar ze bevlijtigde zich om dezelve te verzagten, met hem dat geene agter te laaten het welk hem ons verblijf kon doen herdenken, en daar door bewijzen te geeven, dat de Engelfchen de eenigde vreemdelingen niet zijn, welke deel in zijn droevig lot genomen hebben. (/>) De eaidars zijn bijna van een gelijk maakzei als onze booten, als alleen dat de boorden gemaakt zijn van planken van vier, vijf a zes duimen, welke de een aan dei ao Reize van de Lesfeps Opperhoofd, bij ons kleine gezelfchap, en wij begaven ons op baidars (J>j t'fcheep, om de baaij  uit Kamfchatka naar Frankrijk. ai over te fteeken, en ons naar Paratounka tebegee ven, alwaar wij paarden zouden vinden om onzen weg te vervolgen. Wij kwamen in vijf of zes uurenaan dat dorp alwaar de Priefter (?) of de Pafoor van dat di ftricT: woont, en waar men ook de Kerk vind (r) zijn huis diende ons voor een herberg; en wi wierden er zeer wel ontfangen, dog naauwlijk waaren wij 'er binnen getreden, of'er viel zo een geweldige regen, dat wij genoodzaakt waaren lan ger dan wij meenden daar ons verblijf te houden den anderen gevoegt zijn met banden van willige takkè of touwen, men kalfatert ze met boom-mosch; de ba dars zijn de eenigfte vaartuigen welke dienen om deKoi rilifche eilanden te bevaaren: ze worden gewoonlijk g toeid, men kan er echter ook een zeil aan vast maaken. (?) Zijn naam is Feodor Ver.eschaguin ; hij is zij oudften Broeder Romanoff Verefchaguin opgevolgd, di zo veel goeds aan den Capitein Clerke bewees, en die ik zedert te Bolcheretsk gevonden heb, (r) Zijn voorganger had aan de Engelfchen verhaalt, d deeze parochie onverwijld naar het dorp van St. Pieter Paulus zou overgebragt worden, dog deeze verplaatzi zal niet gefchieden dan met de uitvoering van het ontwe omtrent de haven; het is hier de plaats om optemerke dat de Engelfchen verzuimt hebben aantetekenen, dat eertijds een Kerk te St. Pieter en Paulus gevonden wiet en dat men den grond daarvan aangewezen vind d< een foort van grafplaats, die 'er een deel van uitmaakte. B 3 , 1787. OCtober 1 Aankomst . en verblijf te Parai tounka. i c n M n e n it & rp if et d, tor  Üclober Te Para to.unka. Befchrijving vaa dat Dorp. 2% Reize van de Lesfeps Ik maakte van deeze korte tnsfcbenpoos met allen ijver gebruik, om eenige dier voorwerpen te befchrijven, welke ik uitgefteld had te behandelen tot mijn aankomst te Bolcheretsk, alwaar ik mogelijk nog andere zal aantreffen die niet minder belangrijk zijn. Het dorp Paratounka is gelegen aan den oever der rivier van deezen naam, omtrent twee uuren van deszelfs mond (sj. Dit dorp is weinig meerder bevolkt dan dat van St. Pieter & Paulus; de kinderziekte heeft voornamelijk in deeze plaats ijsfelijke verwoestingen aangericht; het getal der Balagans en Isbas , die ik 'er gezien heb, is mij ten naaften bij het zelfde voorgekomen als te Petropavlofska (7). De (s) Deeze rivier ontlast zich, gelijk ik reeds gezegt heb, inde baaij van Avatfcha; de banken, die 'er bij een Iaage zee droog loopen, maaken het inkomen als dan ondoenlijk; zelfs is het met een volle zee zeer moeijelljk. Wanneer ik voor deeze Kamfchatfche huizen (lil ftond, heb ik mij dikwlls op derzelver gezicht de verfmaadende verbaazing van onze Franfche Sybariten voorga(leid, den eenen zo trotsch op deszelfs uitgeftrekte paleizen,, den ander zo jaioersch van zijne fraaije en opgefchifc^ te kleine vertrekjes, waar in de kunst van verciering alléén voor de vergezogte pracht in huisraad moet wijken : mij dagt ik hoorde hen uitroepen: hoe is het mogelijk, dat menfefeea djjeje. elendip hutten kunnen bewapneq ? qn aa^-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 23 De Kamfchatters bewoonen des zomers de eerften en des winters begeeven zij zich in de laatften. Dear men ze ongevoelig wil opleiden om meer en meer gelijk aan de Rusfifche boeren te worden, en op eene gezonder manier te woonen, zo heeft men in dit zuidelijk gedeelte van Kamfchatka verbooden, om in 'c vervolg ijourtes of onderaardfche wooningen zamen te Hellen; ze zijn 'er tans allen uitgeroeid («), en men vind'er mets meer van dan eenige fpooren, zijnde het binnenfte toegevuld, terwijl ze van buiten het voorkomen hadden als de breede daken van onze yskelders. De Balagansftaan boven den grond op verfcheiden ftijlen,op gelijke afftanden geplaatst, en van twaalf a dertien voeten hoog; deeze boerfcheColonnade dient ter onderfteuning van een plat gemaakt van in elkander gevoegde balkjes bedeki mei tans is een Kamfchatter onder zulk een ftulp, waar van d< bouworde tot de eertle jaaren der waereld fchijnt te be hooren, niet ongelukkig; hij leeft daar gerust met zijn ge zin , hij geniet ten minften het geluk van weinig behoef tens te kennen, daar door zelfs is hij minder nooddruft.g en mist alle voorwerpen waar mede hij zijn ftaat zou kun nen vergelijken. O) Ik heb 'er eenigen tijd daar na in het Noordehikt gedeelte ook gevonden, en er een naauwkeuriger denkbeeld van kunnen vormen, 'c welk ik aangetekend heb. ,B4 1787. Oaober re Para-, ounka. Woonin^en der Kamfchatters, Befchrij • ving der Balagans.  1787. OÜobcr Te Para tounka. «4 Reize van de Lesfeps met kleiaarde; dit ftrekt tot een vloer aan het geheelegebouw, het weikin een dak van een kegelach1 tige form beftaat, bedekt met een foort van ftroo of verdroogt gras, uitgefpreid op lange fparren, die zich aan de kruin vereenigen, en die op verfcheiden dwarsbalken leggen; deeze top of dit dak maakt te gelijk de eerfte en tweede verdie. ping; ze vormt het geheele verblijf, namelijk één vertrek: een gat in het dak geeft doortogt aan den rook, wanneer het vuur aangeftoken word om de fpijzen te bereiden; deeze keuken word als dan vervaardigt in het midden van de kamer, waar in ze eeten, zich nederleggen en onder elkander flaapen, zonder de mijjlle tegenzin of bekommernis. In -die vertrekken ziet men geen venfters; men vind 'er niets anders dan eene zo laage en naauwe deur, dat ze naauwlijks het licht doorlaat; de trap is als het huis; het is een balk, of liever een zeer plomp ingekipte boom, waar van het eene einde op den grond rust en het andere de hoogte van den vloer der hut bereikt; ze komt tot aan den hoek van de deur, gelijk met een foort van open gallerij die voorwaards uitkomt, deeze boom heeft zijne rondte behouden, en vertoont op den eenen kant van deszelfs oppervlakte iets, het welk ik geen trappen kan noemen, uit hoofde dat ze zo ongemaklijk zijn , dat ik meer dan eens gedagt heb 'er den hals op te breekea. In-  uTt Kamfchatka naar Frankrijk. 25 In der daad, wanneer deeze vervloekte trap onder de voeten van hun, welke 'er niet aan gewoon zijn, begint te draaijen, is het onmogelijk het evenwicht te bewaaren, men moet noodwendig op de aarde vallen, en men loopt min of meei gevaar, naar maate van deszelfs hoogte. Wil met van buiten té kennen geeven, dat'er niemand t'hui; is, keert men de trap met de trèeden.naar on der. Het gemak kan aan deeze Volkeren het denk beeld ingeboezemd hebben, om deeze vreemd wooningen zamenteftellen, derzelver leevenswij maakt hun die noodzaaklijken gerieflijk; dedroo ge vis, hun voornaamlte voedzel, als mede da van hunne honden zijnde, hebben zij om die t droogen, gelijk ook voor hun winters - voorraad een plaats nodig die voor de zon befchut is, e: waar cogtans de lucht van alle kanten kan dooi fpeelen; deeze plaats vinden zij onder deeze cc lonnade of boersche gallerij 't welk het binnen fte gedeelte der balagans uitmaakt. Hier hange zij hunne visch aan de zoldering of vloer vanhe gebouw, of aan zulke verhevene plaatzen alsnc djg is, om ze voor de verflindende honden te be waaren, die altoos hongerig gehouden worde tot nut van den dienst; \deeze honden dienei bij de Kamfchatters tot de fleedevaart, de be; B 5 • « 1787. OSiober Te Pai tounka. l > 3 t •> 1 1 L 1 1 ij  V87. OEtober. Te Paratounka. Befcfirij • vingderlsbas. i 1 ( t . (x) Daar ik fpoedig in het geval zal weezen van er gebruik van te moeten maaken, zal ik tot dien tijd wach» ten om ze te befehrijven. 26 Reize van de Lesfeps ten (xj dat is te zeggen, de booften hebben geen andere ftal fdan dat foort van overdekte gallerij waar van ik zo even gefprooken heb; ze zijn aan de pijlaaren of ftijlen, die ter onderfteuning van 'r gebouw dienen, vastgemaakt. Ziet daar, zo 't mij toefchijnt, al het nut opgegeeven,'t welk'er in de zamenftelling van hunne balagans of zomerwooningen gelegen is. De winterwooningen zijn minder zonderling, dj zouden volmaakt na de huizen der RushTche boeren gelijken, indien ze zo groot waaren. Deeze zijn reeds zo dikwils befchreeven, dat een ie3er ten naaften bij kan weeten, hoedanig ze geïwuwt en verdeelt zijn; het is bekend, dat deeze isbas alle van hout zijn, dat is te zeggen, dat ze beftaan uit vlak op den anderen gelegde hoornen , die 'er de muuren van uitmaaken, waar van de openingen met mosch gevult zijn. Derzelver lak heeft de rigting van de boere hutten in Frank•jjk: het is met een grof gras of biezen gedekt, :n fomtijds ook met planken; het binnenfte word ioor twee vertrekken afgedeeld, en ééne kagchel verwarmt door deszelfs plaatzing die beide, ze dient  mi Kamfchatka naar Frankrijk. 2.7 dient ook tot een fchoorfteen voor de keuken. Ter wederzijde van de grootfle deezer kamers zijn breede banken, die daar blijven ftaan, geplaatst, en fomtijds ook eene flegte flaapflede van planken gemaakt en met beerehuiden bedekt. Dit is jhet bed van de hoofden des huisgezin s, en de vrouwen, die in deeze woefte flreeken flaavinnen van haare mannen zijn en het zwaarfle werk verrichten, moeten zich gelukkig achten wanneer ze daar op rusten kunnen. Behalven deeze banken en dit bed, vind mer 'er nog een tafel en een groot getal beelden vat verfchillende heiligen, waar meede de Kamfchat ters hunne vertrekken verderen, en waar op zi zoo eergierig zijn als de meeflen van onze be roemdfle kenners 'op het ten toon flellen hunne prachtige fchilderltukken. Men kan wel begrijpen dat de ven fiers nog bree nog hoog zijn: de ruiten zijn van zalmvellen c blaazen van verfchillende dieren, of van toeb< reide zeewolven gorgels, zomtijds zelfs van tall bladen, het geen zeer zeldzaam is en een foo van pracht aankondigt, Deeze visch-vellen zi; zodanig afgefchrapt en toebereid, dat ze doo fchijnend zijn en een weinig daglicht in het Ve trek geeven O0> dog 'er ontbreekt veel aan 01 fj) Dit geeft het zelfde uicwerkzel als het geolied f fier in de venfters van de fabrieken in Frankrijk. 1787. QStober Te Paratounka. 1 l j c I if rt n r« r> n  17*7.' 1 Oüeber . Te Para ( tounka. Opperhoofd of Rechter van ieder ] Ollrog. t c V c b v t c ( c a t 28 Reize van de Lesfeps er de voorwerpen door te kunnen onderlcheiden. De bladen van talk zijn helderder en komen naIer aan het glas, echter zijn zenietdoorfchijnenle genoeg om van buiten te zien het geen van >innen omgaat; men kan begrijpen dat dit geen >ngemak is voor zulke laage huizen. Ieder Kamfchattisch dorp word beftiert door en hoofd, genaamt toijon; dit. foort van regeeings - perfoon word door de landzaaten verkooen, bij meerderheid van ftemmen : de Rusfen tebben hun dit voorrecht laaten behouden, dog e verplichten hen om de keus door het rechts;ebied van het Landfchap te doen goedkeuren; die )ijon is dus maar een boer, even als die geenen /elke hij richt en beftiert, hij heeft niets onder:heidends en doet het zelfde werk als zijne onerhoorigen; hij is bijzonder gelast met de beharing der goede order, en met de uitvoering er beveelen van de regeering; hij heeft daar en oven, onder de zijnen, een ander Kamfchatter olgens zijn keus, om hem te helpen of zijn plaats ï bekleeden in de uitvoering van zijne bediening; eeze onder-toijon word genaamt ijefaoul, een ^ofakfche eertitul, welken de Kamfchatters ze!ert de komst der Cofakken in dit fchier - eiland angenomen hebben, en die, bij de laatften, het iveede hoofd van derzelver bende of horde be:kent; men moet hier bijvoegen, dat wanneer het  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 09 het gedrag deezer hoofden flegt is, of de klachten van hunne onderhoorigen verwekt, de Rusfifche Officieren, gefield om die klachten te ontfangen, of de andere door de Regeering aangeftelde Rechtbanken, aanftonds deeze toijons van hunne bediening afzetten, en anderen benoemen, die aan de Kamfchatters, welken het recht hebben om ze voorteflellen, aangenaamer zijn. De regen voortduurende konden wij ons nog niet weder op reis begeeven, dog mijne nieuwsgierigheid vervoerde mij om een oogenbhk van den dans deed verlaaten, terwijl wij het dorp naderlen; de geweldige regen, die'er viel, wanneer wij ran Koriaki vertrokken, was kort daar aan op;ehouden; dog de wind in het Noordweften geoopen zijnde, wierd de lucht zeer bezet en wij ladden fneeuw in overvloed; ze overviel ons, vanneer wij nog meer dan twee derde van onze eis hadden afteleggen, en duurde tot op onze ankomst. Ik had tijds genoeg om optemerken, lat de fneeuw reeds de bergen bedekte, zelfs de nin verhevene, op dewelke ze tot eene zeekere oogte eene gelijke lijn befchreef, onder welke e nog niet fcheen te kunnen blijven leggen; wij doorwaadden de Bolchaïa-reka, en wij vonden an de andere zijde het dorp van Natchikin, aldaar ik zes of zeven Isbas, en een twintigtal Baigans, van het zelfde foort als ik reeds gezien had, mtrof; wij verbleeven 'er niet, dewijl de Heer [aflolf befloot zich terftond naar zijne baden te egeeven, waar na ik zo uit nieuwsgierigheid als it noodzaaklijkheid zeer verlangde. De fneeuw had mijne kleederen doorvogtigt, 1 met de rivier doorterijden, die vrij diep was , aaren mijne voeten en beenen zeer nat geworden  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 35 den. Ik verlangde dus om van kleeding te veranderen > dog aan de baden komende, was ons reisgoed nog niet aangekomen; wij zogten ons te droogen, door op 't oogenblik een wandeling in den omtrek te gaan doen, en tevens terflond de belangrijke voorwerpen, die ik daar verwachtte, te befchouwenj alles wat mijn oogaantrof bekoorde mij, dog de vogtigheid van deplaats, ge voegd bij die, welke wij reeds ondervonden,verkleumde ons geheel, endeed ons de wandeling ftaaken. Bij onze terugkomst ontmoeteden wij nieuwe zwaarigheden, die ons ongeduldig maak' .ten. In de onmogelijkheid zijnde van ons te verfchoonen of te verwarmen, vonden wij nog ons reisgoed niet. Tot overmaat van tegenfpoed was deplaats, waar wij onzen optrek genomen hadden. zeer vogtig, en hoewel dezelve vrij digt was, fcheen de wind echter van alle kanten ons aantevallen. De Heer Kafloff ging zich baden, he geen hem fpoedig heriTelde, dog ik zijn voorbeeld niet durvende volgen, zag ik mij genoodzaaktd. aankomst van ons reisgoed aftewachten. Ik wa, zodanig, van de koude doordrongen, dat ik det nagt al rillende doorbragt. Den volgenden dag nam ik op mijn beurt eei proef van deeze baden, en ik kan zeggen dat'ei geene mij immer zo veel vermaaks, of zo vee goeds veroorzaakten; dog ik moetaanftondsover C a gaa 1787. Oêtóbér De badeO van Nat* chitihié » iDen n 1 1  Reize tan de Lesfeps 1787. Oaober De baden van Natchikin. Befchrij' ving der warme bronnen vanNatchikin. 1 1 \ J \ < ( Befchrij • ving der ( baden. t gaan om den oorfprong dezer warme wateren, en de gelegenheid van de badltoof te befchrijven. Dezelve worden twee werften ten noorden van het dorp gevonden, en omtrent vijf of zes honderd treeden van den oever der Bolchaïa - reka, die men ten tweeden maale moet overtrekken om aan de baden te komen, uit hoofde van de bogt, die ze agter het dorp maakt. Een dikke en geduurige damp verheft zich boven deeze wateren, die al bruisfchende of kookende ontfpringen uit eenen berg, die een weinig Heil is, en drie honJerd treeden ten ooften van de plaats, waar de baJen zijn', afgelegen is. Bij derzelver val, die HSh Oost - en - Westwaards uitftrekt, vormen ze =en klein beekje van één en een half voet diep. e, en van zes a zeven voeten breedte. Op een veinig afilands van de Bolchaïa-reka ontmoet dit >eekje een ander, welke te zamen in deeze ririer vallen, Omtrent agt a negen honderd treelen van den oorfprong dezer warme wateren, .lwaar hét zelve zo heet is, dat men onmogelijk Ie hand er een halve minuut in kan houlen. De Heer KaflofF heefc de voorzorg gebruikt >m deszelfs baden, op de gemaklijkfte gelegenleid, endaar, waar het water de gematigdftehets heeft, te doen plaarzen; in het midden van de beek  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 37 beek heeft hij zijn gebouw van hout doen vervaardigen in evenredigheid van agt voeten breedte, op zestien voeten lengte; het binnenfte is in twee vertrekjes afgedeeld, zijnde ieder van zes' a'zeven voeten'in 't vierkant, en ook van die hoogte. In het eene naar den kant van den oorfprong gelegen, en onder 't welk het water bij gevolg de meelle hette heeft, baad men zich; het ander dient alleen tot een plaats om zich te kleden voor hun, die in het bad gaan; zij vinden totdat einde breede banken boven de oppervlakte van 't water, en men heeft in 't midden een zekere ruimte gelaaten, alwaar men, zo men 'tbegeert, zich nog wasfehen kan; dit namelijk maakt het zeer aangenaam , dat de hette des waters zich genoegzaam in dit vertrek verfpreid, om te beletten, dat men niet koud word, en dat dezelve zodanig het ligchaam doordringt, dat men die warmte zelfs buiten het bad geduurende een uur of twee behoud. Wij hielden ons verblijf bij deeze baden in twee zoorten van fchuuren, bedekt met Itroo, waar van het timmerwerk uit boomen en takker beftont; ze waaren voor onze aankomst, ten onzen gebruike, en in zo weinig tijds vervaardigt dat, wanneer men 't mij verhaalde, ik moeit had om het te begrijpen, maar welhaast wierik door het gezicht er van overtuigd; die geen C 3 wel 17.87. OElobcr Debacïen /an Nat:hikin. Zamenftellirg van onze Woo1 ningen bij deeze baden. 1 » ï  |8 Reize van de Lesfeps J787. Oêlober De baden van Nat- Pen 14» welk aan 't zuiden van de beek ftond, te klein en te vogtig bevonden zijnde, gaf de Heer Kasloff bevel, om een ander van drie a vier roeden groot, aan den anderen kant, alwaar de grond minder moerasfig was, te vervaardigen, dit was 't werk van e'e'n dag, des avonds was ze in gereedheid , hoe zeer men er nog daarenboven een trap bij gemaakt had, die de gemeenfchap van deeze fchuur met de badftoof, waar van de deur naar 't noorden ftaat, gemaklijk maakt. De koude ons verblijf geduurende deu nagt onverdraaglijk gemaakt hebbende, befloot de Heer fCafloff om het zelve vier dagen na onze aankomst te verlaaten; wij keerden te rug naar het dorp bij den toijon, dog de aanloklijkheid deezer baden trok ons dagelijks meer tweemaal, dan eens, derwaarts, en wij kwamen er bijna nooit zonder ons te baden. De verfcheiden aanbouwingen, welke de Heer Kafloff tot meerder gemak van zijne inrichting deed vervaardigen, hielden ons nog twee dagen op; dees menschlievende bevelhebber, bezield door de zucht van wel te doen, genoot het vermaak van aan zijne arme Kamfchatters, zo wel heilzaame, als aangenaame baden, bezorgt te heb* ben; derzelver weinige verlichting, ofmisfchien hunne onbezorgdheid , zou hen zonder zijne feujp daar van beroofd hebben, niettegenftaan* ' d$  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 3c de het onbepaald vertrouwen, het welk zij in dee. ze warme bronnen Helden tot geneezing van veeIe kwaaien (bj. Dit maakte den Heer Kafloffbegeerig om de eigenfchappen van deeze wateren te leeren kennen, hij ftelde mij voor, om d« ontbinding daar van zamen teonderneemen, mei behulp van zekere onderrichting, die hemtotdai einde gegeeven was; maar voor en aleer ik van onze bevinding verllag doe, acht ik bet nodig on hier deeze handleiding uittefchrijven, ten eindi mij de middelen te herinneren , die wij daartogebruikt hebben. „ De wateren kunnen in 't algemeen in ziel „ bevatten „ 1. Vaste lucht, en als dan hebben ze eene „prikkelenden en zuurachtigen fmaak, even al „ limonade zonder fuiker, „ Yzerof Koper-deelen, wanneer ze van ec „ nen zamentrekkenden enonaangenaamenfmaa „ zijn, ten naaften bij als inkt. „ 3. Zwavel of Zwavelachtige dampen, eni „dat geval is de fmaak zeer walgachtig, ev£ „ als van een gebroeid en bedorven hoender-e a. Vitriool, Zee of Alkalisch Zout. » & I (i) Voorheen durfden zij deeze bronnen en ookdevm fpuuwende bergen niet naderen, dewijl ze zich verbe den, dat daar helfche geesten hun verblijf hielden. C 4 » 1787. OBober De baden van Natchikin. I I Onderrichting om deeze hee1 te wateren te onibin* sden. k li n j. In ir-  4° Reize van de Les/eps 1787. OElober De baden van Nac chisjn- Tzer - Deelen. „ Het Yzer ontdekt zich door middel van de „ galnoot, of door een brandbaar alkali; de gal„ noot in water gedaan, dat met Yzer-achtige „ deelen bezet Is, geeft aan het zelve eenpnrpe» re-violet-of zwarte couleur; en het brand„ baar alkali daar in gedaan zijnde geeft op het » oogenblik Berlijnsch blaauw. Koper' Deelen. 3, Het Koper word kenbaar door bijvoeging ,1 van het brandbaar, of vlug alkalisch zout, „ het eerfle verwt Koperachtig water in bruin. „ rood, en het tweede in blaauw; het tweede is » nogtans zekerder dan het eerfte, om reden dat t> 5. En Eindelijk aardachtige deelen. Vafte Lucht. „ Om de vafte lucht te onderfcheiden, is de n fmaak gedeeltelijk genoegzaam, dog wanneer ,, men in het water fap van tournefol giet, neemt „ het zelve naar maate van de menigte vaste lucht, » welke het in zich bevat, eene meerdere of min„ dere roode couleur aan.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 41 „ dat het vlug alkalisch zout alleen het koper, en „ niet het ijzer doet zinken. ^ De Zwavel. „ Men verkrijgt de Zwavel en Zwavelachtige „ dampen, wanneer men in 't water giet, 1. Sal„ peterzuur; indien 'er zich dan een geel of „ witachtige droesfem in vertoont, heeft men Zwa„ vel, en ter zeiver tijd bemerkt men een uit„ waasfeming en verfpreiding van eenen Zwavel„ achtigen reuk. 2. Eenige druppels bijtend fu„ blimaat; zo er als dan een wit zinkzel ver„ fchijnt, bevat het water alleen Zwaveldampen; „ en alleen zwavel, wanneer het gezonkene zwart » is. Vitriool- Zouten. „ Het water kan Vitrioolzout in zich bevatten, „ dat is te zeggen, zouten, voortlpruitende uit „ de zamenvoeging van Vitriool-Zuur met Kalk„ achtig-Aard - Yzer- Koper, of met een Alka„ lisch Zout; men word het Vitrioolzuur ge> „ waar, wanneer men 'er eenige druppels opge„ loste zwaarwegende aarde (terrepefante) ingiet; want als dan ziet men een drabbig zinkzel geC 5 „ boo- 1787. OÜober De baden an Nathikin.  17*7i'SoberDe heete bronnen vanNatchi- kin. j.3 Reize van de Les/eps „ booren worden, dat langzaam op den bodem „ van het glas nedervalt. Zee ■ Zout. „ Men kan ras gewaar worden, of het water „ Zee-Zout in zich bevat, wanneer men 'er ee„ nige druppels opgelost zilver ingiet, aanllonds ,, zal zich een wit zinkzel ontdekken, even als , geftremde melk, het geen op het laatst een donker violet couleur verkrijgt. Vast Alkalisch - Zout. „ Het water bevat een vast Alkalisch Zout, , wanneer 'er door het bijdoen van eenige drup„ pels ontbonden bijtend fublimaat, vrij fpoedig , een roodachtig bezinkzel ontlïaat. Kalkachtige Aarde. „ Ook kan het water verzeld zijn van Kalkach„ tige Aarde en Magnefia ; eenige druppelen „ zuur van fuijker in het water gedaan, doen „ de Kalkachtige aarde in witachtige wolkjes zin„ ken, die vervolgens op den grond vallen, en „ eene witte ftof overlaaten; Eindelijk, indien het  uit Kamfchatka naar Frankryk. 42 „ het water Magnefla in zich befluit, brengen „ eenige druppelen van ontbonden bijtend fubli„ maat zeer langzaam een roodachtig bezink„ zei voort." ,, Aanmerking: Teneinde deezeproefneemin „ gen zeeker en fpoedig gelukken, moet met , zorg draagen, om het water, dat men ontbinden " wil, bijna tot de helft door kooken te vermin„ deren, uitgezondert nogtans, wanneer het wa „ ter vaste lucht in zich bevat, om dat deezi „ lucht door de opkooking zou vervliegen". ^ Na dat wij deeze bovengemelde handleiding wel overdagt hadden, begonnen wij de proefnee mingen; de drie eerften niets voortgebragt heb bende, begreepen wij, dat dit water nog vast lucht, nog Yzer, nog Koper-deelen in zich be vatte, dog de bijvoeging van Salpeter - zuur bij de vierde proef aangeweezen, deed ons o de oppervlakte een weinig witachtigen droes fer gewaar worden, welke zich niet ver verfpreidde het geen ons deed gelooven, dat de hoeveelhei Zwavel of Zwavelachtige dampen zeer gerin was. De vijfde proef toonde ons, dat het water m< Vitriool-zouten vervuld was of ten minften V triool-zuur met Kalk-achtige aarde; wij zage de tegenwoordigheid van dat zuur, wanneer w eenige druppels ontbonden zwaarwegende aard 1787. OBober De heete bronnen van Natchikin. I f Uitflag van .onze proef» neem in" gen. e » ? tl s d ? :t 1 'j e n  44 Reize van de Lesfeps 178* OQeber De heete bronnen vanNatchi- kin. in dit water wierpen , het wélk wit wierd in de gedaante van wolkjes, en de droesfem, die zich op den grond van het glas zette, fcheen ons toe zeer fijn en wit te weezen. Ons ontbrak ontbonden zilver om de zesde proef te doen, en te zien of het water ook van zee - zout voorzien ware. De zevende beveiligde ons dat het met geen vast Alkalisch zout bezet was. Wij vonden door de agtfle bewerking, dat het water eene groote hoeveelheid van Kalkachtige aarde dog geen magnefia in zich bevatte. Nadat wij 'er eenige druppels zuur van fuiker ingegooten hadden, zagen wij de Kalkachtige aarde op den grond van 't glas in wolken en wit ftof nederzinken; wij mengden 'er vervolgens ontbonden bijtend fublimaat onder ten einde de magnefia te zoeken, dog 't grondfap behield in plaats. van roodachtig te worden, altoos de Couleur, die het zelve had, wanneer 'er nog niets anders dan zuur van fuijker onder vermengt was; een bewijs dat 'er geen magnefia in 't water was. Wij gebruikten dit water voor de thee en onzen gewoonen drank. Eerst drie of vier dagen daar na wierden wij gewaar, dat het eenige zoutdeelen bij zich had. De Heer KaflolF deed ook water., dat aan de bron gehaald was, kooken, tot dat het geheel uit- ge-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 45 gewaasfemt was; de aarde of witachtige en zeer zoute ftof, die op den bodem van 't glas bleef, en het uitwerkzel dat ze natuurlijk op ons voorbragt, dit een en ander duidt klaar aan, dat dit water met falpeterachtige zouten bezet was. Wij merkten nog op, dat uit de beek genomen fteenen overdekt waaren van eene vrij dikke en ineengekronkelde kalkachtige ftofFe, die met het vitriool en falpeter zuur als opgekookt is; wij raapten nog anderen op de plaats zelfs, waar deeze wateren hun oorfprong fchijnen te neemen, en waar ze het heetfte zijn; wij vonden ze bedekt met een laag van een foort van metaal, zo ik dus dat harde en vafte bekleedzel kan noemen, het geen ons toefcheen de couleur te hebben van gezuiverd koper, dog waar van wij de hoedanigheden niet konden ontdekken; dit metaal vertoonde zich daar en boven onder de gedaante van fpeldeknoppen en nooit konden wij het door eenig zuur ontbinden; wanneer wij deeze fteenen doorkliefden , vonden wij 't binnenfte zeer week en met keiachtig zand vermengt, ik wierd 'er een groot getal van in deeze bronnen gewaar. Ik moet hier nog bijvoegen, dat wij aan den oever van de beek en; in een klein drijvend moeras, in deszelfs nabuurfchap gelegen; een gom of zonderling zee-gras ontdekten, van eene lijmagti- 1787. O&ober De heete bronnen van Natchikin.  1787. Oêtober De heete bronnen van Natchikin. 46 Reize van de Lesfeps ge zelfftandigheid en niet aan de aarde kleeven* de. (O Deeze zijn de Waarneemingen. die ik orntrent den aart deezer warme wateren gemaakt heb, bij gelegenheid, dat ik den Heer Kafloffin zijneproefneemingen en nalpooringen de behulpzaame hand bood. Ik durf mij niet vleijen van in het opgeeven onzer bevindingen op eene voldoende wij* ze geflaagt te zijn; het zou kunnen weezen dat door onachtzaamheid, of bij gebrek van de nodige kundigheden, mij eenige misfiagen in de opgaave onzer bewerkingen ontfnapt waaren , ik kan nogtans betuigen, dat ik 'er al mijn aandagt en zorgvuldigheid aan hefteed heb; daar en boven verklaar ik bij voorraad, dat men aan mij alleen het gebrekkige moet toefchrijven het geen men in dit verhaal zou hebben kunnen aantreffen. Geduurende den tijd welken wij bij deeze baden en in het dorp van Natchikin doorbragten, waren de goederen, die wij te Koriaki agtergelaaten hadden door onze paarden in verfcheiden reizen overgebragt, en wij begonden de nodige fehik- kin* (*) De Heer Kafloffhad daar van eene zekere hoeveelheid aan den Heer abt Mongis gegeeven, geduurende het verblijf van deezen Natuurkundigen, welke tot onzen togt behoorde, te St. Pieter & Paulus,  uit Ramjchatka naar Frankrijk. 47 kingen voor ons vertrek te maaken. In dien tusfchentijd zag ik een fabel-marter of wezeltje levendig vangen, op eene wijze die mij zeer zonderling voorkwam en teffens een denkbeeld kan geeven van de jagt op deeze dieren. Op eenigen afftand deezer baden, bemerkte de Heer Kafloff een groot getal Ravens, die bijna altoos over dezelfde plaats al fcheerende langs den grond vloogen; de vafte richting hunner vlucht deed hem denken, dat een of andere roof hen derwaarts trok; en inderdaad, deeze vogels vervolgden een fabel-marter; wij ontdekten dezelve op een berkenboom die door andere ravens omringt was, en kreegen begeerte om die te vangen ; de zekerfte en fpoedigfte manier om daar in te flaagen zou zeker geweest zijn om ze met den fnaphaan dood te fchieten , dog wij hadden onze geweeren naar 't dorp, werwaarts wij zelfs weder keerden, te rug gezonden, en van de perfoonen, die ons verzelden, nog in den omtrek, kon den wij 'er geen één bekomen; Een Kamfchatter hielp ons gelukkig uit de verlegenheid, door zich aantebieden om het dier te vangen; ziet hier, hoe hij dit aanlag; hij vroeg ons een band, en wij konde om geen anderen geeven dan dien waarmede ons hair gebonden was; terwijl hij een ftrik maakte, hadden op deeze Jagt afgerichte honden den boom omringt; het beest bekeek dezelve 1787. OBober De heete bronnen vanNatchi- kin., Jagt op sene fabelnarter.  48 Reize van de Lesfeps 1787. OElober. De heet bronnen vanNatchi kin. ve, en het zij uit fchrik, of natuurlijke domheid, ,het beweegde zich niet; het vergenoegde zich met zijn hals uittefirekken, wanneer men het den 'flrik aanbood, tweemaal maakte het 'er zich zelfs aan vast, en tweemaal ging de flrik los; wanneer eindelijk de marter op den grond fprong, wilden de honden ze grijpen, dog welhaast wist zij 'er zich van te ontdoen, en hield zich zodanig met de pooten en de tanden aan den fnoet van een der honden vast, dat die geen reden had om over dit onthaal vergenoegd te weezen; daar wij gaarne het beest levendig vangen wilden, deeden wij er de honden af; de marter ontliep het terftond en klom wêer opeen boom, alwaar men ze voor de derdemaal den flrik om den hals deed, die op nieuw afgleed; en het was eerst voor de vierde reis, dat het den Kamfchatter gelukte om het beest te vangen {b). Ik zou nimmer gedagt hebben, dat een beest, het welk zulk een loos voorkomen heeft, zich zo lomp zou hebben laaten krijgen, en zelfs behulpzaam zijn aan de laagen, die het ziet, dat men het legt. Deeze gemaklijken) De Heer Kafloff, die deeze Jagt beflierde, had de goedheid van mij deeze fabelmarter, in 't land sobol genaamt te vereeren, en beloofde mij 'er nog een te zullen bezorgen, ten einde ik een paar daar van naar Frankrijk kon medeneemen.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 49 lijkheid om de marters te vangen, is voor de Kam.' fchatters van een groot nut , dewijl ze verpligt zijn hunne fchattingen in marter-vellen te betaalen, 't geen ik in 't vervolg uader zal opgeeven (/). Men nam, geduurende de nagten van den 13 en 14, twee luchtverfchijnzels in het Noord-westen, waar; uit de befchrijving, die men 'er ons van gaf, oordeelden wij, dat het flikkeringen var noorderlicht geweest waaren, en het deed oni leed niet tijdig genoeg gewaarfchuuwt geweest te zijn, om ze te kunnen zien; de lucht was vri fchoon geweest geduurende ons verblijf aan d< baden, echter was het wettelijk gedeelte bijna al toos bezet met zeer dikke wolken; de wind ver anderde van west in noord-west en bragt on van tijd tot tijd fneeuw vlagen aan, defneeuw-kor nog geen vaftigheid verkrijgen, niettegenftaandi den vorst, dien men alle nagten gewaar w i ed Ons vertrek op dén 17 Oétober bepaald zijn de, bragten wij den dag van den 16 in die be zigheden door, welke] de laatfte toebereidzelei tot de reis noodzaaklyk maakten; wij moestei het overige van onze reis tot aan Bolcheretsk 0 d (c) Dit bontwerk maakt niet alleen een aanmerkelijke tak van Koophandel uit, maar daar en boven dient he eenigermaate voor een geldfpecie aan deeze YsVktren, D OQebtr De heete bronnen vanNatchi« kin. s i ■ Den 16. Toebe' reidzelen l tot ons ver(trek. j t  1787. Oüober < I Den 17. Vertrek | vanNaichikin, enbij-i zonderhe< j den van onze reis. \ l I e c c & c é 50 Reize van de Lesfeps de Bolchaïa • reka doen , men had tien kleine fchuitjes, die mij eigentlijk niet anders toefcheenen dan uitgeholde boomen in de gedaante van praauwen, twee aan twee, enden een tegen den anderen vastgemaakt; men maakte daar van vijf vlotten, om ons en een gedeelte van onze goederen Dvertevoeren wij moesten wel befluiten om het pverige te Natchikin te laaten,. uit hoofde van de onmogelijkheid om alles op deeze vlotten te kunnen laaden, welker getal men ook niet vermeerderen kon, want men had al de fchuitjes of praauiven genomen, die maar in het dorp te vinden vaaren, en zelfs had men 'er van het dorp Apat:hin; werwaards wij ons begeeven moeiten, laaen afkomen. Op den 17. met het aanbreeken van den dag, >egaven wij ons op deeze vlotten. Vier Kamchatters beftierden met behulp van lange boonen of Hokken onze vaartuigen, dog meesttijds vaaren ze genoodzaakt van zich in het water te egeeven om dezelve voorttetrekken, dewijl de ivier op fommige plaatzen, op zijn hoogst maar en of twee voet, en op andere nog geen zes uimen, diepte had; al vrij fpoedig brak een van nze vlotten, en wel juist dat waar op ons goed elaaden was, alles moest toen ontlaaden woren om het vlot weder te kunnen maaken; wij ■agteden 'er niet op, maar verkoozen liever het zei-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. £t zelve agter te laaten en onze reis te vervolgen; i des middags noodzaakte ons eene andere ramp* i die wel zo treurig was voor luiden wier eetlust opwakkerde» om nogmaals te moeten vertoeven 5 het vlot waar op men onze keuken gelaaden had ^ raakte voor onze oogen eensklaps aan 't zinken i men kan ligt bevroeden, dat wij met geeneonverfchilligheid het verlies, waar mede wij bedreigd wierden , aanzagen, wij ijverden!om 't zeerst en zö ; goed wij konden om hetoverfchotvan onzen voorraad te behouden, en uitvreeze voor grooter tegen lpoeden, namen wij het voorzichtig befluit van in deeze plaats ftil te houden * ten einde 'er het middagmaal te neemen; dit deed ons ongevoelig den geleeden fchrik vergeeten, en gaf ons meerder moed, om het water te leegen , het welk onze praauwen overlaade, en om onze reis voorttezetten. Wij hadden nog geen werst afgelegd, of wij ontmoetteden twee fchuitjes die van Apatchin kwamen om aan onze overvoering te helpen. Wij zonden ze ter hulp van de befchadigde vlotten * en om de praauwen die buiten ftaat waaren van langer dienst te doen, te vervangen; daar wij altoos aan 't hoofd van alle de vaartuigen voorwaarts gingen, verlooren wij ze op het laatst geheel uit het gezicht j dog wij ondervonden tot aan den avond geene verdrietelijkheden meer» Da \fifi Qüobsf \  Reize van de Lesfeps 1787. Oilober Ik bemerkte, dat de Bolchaïa- reka in de bogten, die ze geduurig maakt, ten naallen bij oost noord-oost, en west-zuid-west loopt; derzelver ftroom is zeer fnel, ze fcheen mij toe omtrent vijf a zes kronkelingen in een uur te hebben; echter betwifteden de fteenen en de ondieptens, die men 'er telkens aantreft, ons zodanig den doortogt, dat het werk van onze geleiders, die ze met groote behendigheid wisten te vermijden, zeer zwaar wierd; dog naar rhaate wij den mond van de rivier naderden, ontdekte ik met vermaak, dat ze wijder en bevaarbaarder wierd. Ik was niet minder verwonderd, van dezelve, in ik weet niet hoe veel armen, zich te zien verdeelen, die vervolgens, na verfcheiden kleine eilandjes befproeid te hebben, waar van eenige met hout begroeid zijn, zich weder vereenigden; de boomen zijn overal zeer klein en zeer digt bewasfen, men vind 'er ook hier en daar een groot getal voorwaarts in de rivier ftaan, het welk de moeijelijkheid in het vaaren nog vergroot, en de onbezorgdheid, ik zou haast zeggen de luiheid deezer volkeren, aantoont. Het valt hun niet eens op den aandagt om ten minften deeze boomen.'uitteroeijen ,'en zich daar door een vrijen doortogt te baanen. Verfchillende foorten van water - gevogelte als eenden, pluvieren, goillands, duikelaars en meer an-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 53 * anderen vermaaken zich in deeze rivier, welker ,-1 oppervlakte zij dik wils bedekken, dog het is gantsch ï 1 niet gemaklijk om ze te naderen en bijj gevolg 1 ook niet om ze te fchieten, het wild fcheen 'er mij zo overvloedig niet. Zonder het fooor der beeren en de halfverflondenevisfchen, die zichal3 lerwegen aan ons oog vertoonden, zou ik gedagt hebben, dat men mij had zoeken te bedriegen, of ten minften dat men veel vergroot had , wanneer men mij van de meenigte deezer dieren, welke deei ze velden bewoonen, had gefprooken. Wij koni den er geen een gewaar worden, dog wij zagen 1 verfcheide zwarte arenden, en anderen met witte j vleugels, raavens, exters, eenige witte patrijzen, en een hermelijn, dat langs den oever wandelde. Bij het aannaderen van den nagt, oordeelde i de Heer KaflofF 'met reden, dat het voorzichi tiger zoude zijn, onze reis te ftaaken, dan wel : dezelve te vervolgen onder een geftadige vrees van diergelijke hinderpaalen te zullen ontmoeten als die geenèn welke onze vaart geduurende den dag belemmert hadden. En hoe ze te boven gekomen? wij kenden de rivier niet, en het mint ite toeval kan zeer gevaarlijk worden, wanneer het in de duifterheid van den nagt voorvalt; na onderling deeze bedenkingen gewisfeit te hebben . beflooten wij op den regter oever aan land te gaan, op den kant van een klein boschje, digt bij de D 3 plaats j 1787. Odober  1787. Den 18 Aankom $e Apatchin, en aanmerk! gen ovei dit dorp §4, Reize van de Lesfeps plaats, alwaar de Heer King en zijn gevolg Itiï hielden (dj; een goed vuur verwarmde en droogde ons volk; de Heer Kaflolf had de nodige voor-? zorg gebruikt om op deszelfs vaartuig zijne ten? te kunnen plaatzen, en terwijl men bezig was met ze op te ftellen hetgeen in een oogenblikgefchied de, hadden wij het genoegen twee vlotten, die agter gebleeven waaren, te zien aankomen. Het vermaak, dat ons deeze vereeniging veroorzaakte, de verrnoeijenisfen van den dag, de gemaklijkheid der tent, en de voorzigtigheid, die wij gehad hadden van onze bedden mede.teneemen, dit alles liep zamen om ons den best mogelijken nagt te doen doorbrengen. st Den volgenden dag namen wij vroegtijdig en zonder veel zwarigheden de reis wederom aan. j. Wjj waaren in den tijd van vier uuren te Apatchin, dog onze vlotten konden ons niet tot aan het dorp brengen, uit hoofde der ondieptens vanderivier ter dezer plaats; wij ontfcheepten ons omtrent vier honderd pasfen van het dorp, en leiden deezen weg te voet af. Dit dorp fcheen mij minder groot dan de vooxigen, dat is te zeggen, dat het misfchien uit drie' of vier wooningen minder belfond; hetisineene kleine vlakte gelegen, die door een arm van de Bol- Ziet de derde reize van Cook.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 55 Bolchaia - reka befpro.?id word, en men ontdekt aan de overzijde van den oever tegen over het dorp, eene uitgeftrektheid van houtgewas, dat mij voorkwam een eiland te zijn, geformeerd door de verfcheidene armen van deeze rivier. Ik vernam in 't voorbijgaan, dat het dorp Apatchin benevens dat van Natchikin niet altoos ter plaatze geftaan hadden, waar men ze thans ziet; het is pas zedert eenige jaaren, dat de Inwoonders, waarfchijnlijk derwaarts getrokken door de bekoorlijke gelegenheid der plaats of door de hoop van een meer overvloedige en gemaklijker vischvangst, hunne wooningen daar overgebragt hebben , waar ik ze heb gevonden; de nieuwe grond, dien zij uitgekozen hebben, is volgens't geen men mij gezegt heeft, omtrent vier a vijf werften van den ouden afgelegen, waar van geen overblijfzelen meer te zien zijn. Ik vond te Apatchin niets aanmerkelijks; ik verliet hec om mij bij onze vlotten te gaan vervoegen , welke de ondieptens voorbij waren en drie werften van het dorp op ons wagtten, juist ter plaatze, alwaar de arm van de Bolchaïa-reka, na het dorp omgeloopen te hebben , weder in zijn bedde keert; hoe laager wij kwamen, hoe fnelder en dieper wij dezelve vonden, zodanig dat niets onze reis tot aan Bolcheretsk hinderde, D 4 al- 1787. Oaober. Te Apat:hin.  1787. • Oiïober Te Apatchin. Aankoms te Bolche reuk. (e) Dit fchip word jaaalijks op bevel van de regeering afgezonden, ter overbrenging van alle foorten van levensmid- 5«5 Reize van de Lesfeps alwaar wij des avonds ten zeven uuren aankwa men, alleen gevolge van e'én onzer vlotten , zijnde de overige ten agteren gebleevert. Naauwlijks waaren wij ontfeheept, of de Heer Commandant geleidde mij naar zijne wooning, en had de beleeftheid mij huisvefting te geeven , waar van ik geduurende al den tijd van mijn verblijf te Bolcheretsk gebruik gemaakt heb. Ik moet erkennen dat 'er geene voorzorgen nog oplettenheden uit te denken zijn, welke ik niet van zijn kant ondervonden heb. Niet alleen bezorgde hij mij alle gerieflijkheden en aangenaamheden, die in zijn vermogen waaren, maar daar en boven verfchafte hij mij alle onderrichtingen , die ik nodig had, en welke zijn post hem toeliet mij te geeven; zijn beleeftheid ging dikwils zo ver van mijne begeertens en vraagen voor te komen, en mijne nieuwsgierigheid aan te wakkeren, met dezelve alles, het geen hij voor haar belangrijk oordeelde, aantebieden; het was in deeze bedoelingen, dat hij mij al aanftonds bij onze aankomst voorfloeg, om met hem te gaan ter ontdekking van de galjoot van Okotsk (e) die op een weinig af-  uit Kamfchatka naar Frankryk. & afrtands van Bolcheretsk ongelukkig fchipbreul had geleden. Wij waaren reeds gedeeltelijk van dit treurig voorval op onze reis onderricht; men had on verhaalt, dat het fiegteweder(/)het welkditga! joot bij het naderen van 't land had ondergaan het zelve genoodzaakt had om een uur van d kust ten anker te komen, dog dat het zelve voc zijn ankers weggedreeven zijnde, de ftuurrm geen ander middel gezien had omhetfcheepsvo te behouden, dan met het op de kust te zettei dat hij derhalven de ankertouwen gekapr hac met dat gevolg, dat zijn vaartuig verbrijzeldwa Op de eerfte tijding, hadden zich de Inwoo ders van Bolcheretsk in allerijl verzameld om zn ter hulp van dat ichip te fpoeden, en ons te t proeven van ten minften de levensmiddelen te re den, waar mede het zelve belaaden was. ha middelen en andere zaaken, gefchikt ter verzorging i de Inwoonders van het fchier-eiland. (ƒ) Het woei in der daad eene ftijve koelte uit Noord-weften , en de lucht was zeer betrokken , wierden een ftreek van deezen wind op den volgen, dag van de fchipbreuk vanhet galjoot, geduurende onze van Natchikin op Bolcheretsk gewaar, dog dezelve \ den nagt van onze aankomst nog veel geweldiger. D 5 ■ 1787. Oiïober Schipbreuk p van het gal'joot van > Okotsk. » e r n k 1» i» s. a- :h e- d- ist 'au jet wij len •eis ras  Oéloter Te Bolcheretsk. : 1 ^ Den 20. V/ij begee- f ven ons op wegter onc-V dekking van bec veronge- 2 lukte lchipj( d b je di o er zi ha VÊ di d< en 58 ifc/se tww en, van den mond der Bolchaïa-reka, en de haren welke ze op die plaats formeert, te zien. Wij vertrokken des morgens ten elf uuren, op wee vlotten, waar van een (daar wij ons opbeonden) uit drie fchuitjes was zamengefteld; one geleiders bedienden zich van roeifpaanen en omtijds van hunne ftokken, die hun in de be:mmerde en ondiepe plaatzen, het meest tefta2 kwamen, om de hevigheid van den Aroom te oven te komen, dewijl ze daar door de fchuits terughielden, welke er door weggefleept wier* ;n, en die de itroom ongetwijffelt zonder dit /erleg zou hebben doen verongelukken. De Biflraïa, eene andere zeer fnel vlietende, breeder rivier als de Bolchaïa-reka, vereenigt :h met deeze laatfte op den affland van eene lve werst, en ten wellen van Bolcheretsk; ze rliest haar naam bij de zamenvloeijing, om sn der Bolchaïa-reka mede aanteneemen, die ior deeze bijvoeging van meer aanbelang word,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. fö' die vervolgens omtrent dertig werften van Bolcheretsk in zee valt. Wij zetten des avonds ten zeven uuren voetaan land in een klein vlek genaamd Tchekafki; twee isbas, even zo veel balagans en eene bijna uitgeroeide ijourte waaren de eenigfte wooningen, die ik 'er vond. Ik zag 'er daar en boven een flegte houten bergplaats, aan dewelke men den naam van magazijn gegeeven heeft, om dat ze aan de kroon behoord en men 'er terftond den voorraad in oplegt, waar mede de galjooten van OM (g) geladen zijn; het is ter bewaaring van dit magazijn, dat het gehugt daar geplaatst is; wij bragten den nagt in een deezer isbas door, met voorneemen om ons den volgenden morgen naar hei verongelukte fchip te begeeven. Wij begaven ons met het aanbreeken van det dag op onze vlotten, de zee was laag, wij voe ren een zeer uitgeftrekte en droog leggende banl langs; ze ftrekt zich na den linker oever van d Bolchaïa-reka, wanneer men die afvaart, en la£ aan het noordelijk gedeelte maar een doortogt va: ach (g) Wanneer deeze galjooten genoodzaakt zijn om t overwinteren, houden zij zich op in den mond van ee naauwer en dieper rivier, die in deBolchaïarekavalt.on ueot vijftig pasfen van dit gehugt, als men de rivier oj Vaart. 1787. OBober Gehugt ;an Tchecaf bi. 1 Den 21. t l C e n 1-  1787. Mond van de Bolchaïa-reka, 1 j j I 6© 1 Reize van de Lesfeps agt a tien roeden breedte, en twee en een halve fagene (bj of vaam diepte; de wind die een frisfche koelte uit het noord wellen woei, ontftelde eensklaps de rivier, en liet niet toe, dat wij ons in de kil zouden waagen; onze vaartuigen waaren daar en boven zo klein, dat ze door iedere golf half gevuld wierden; twee menfchen werkten zonder ophouden om ze te leegen, en waaren daar toe naauwlijks voldoende; wij voeren dus zolang wij maar konden langs deeze bank. Toen wierden wij de mast van het galjoot, beneden eene landengte, die naar het zuiden loopt, gewaar; dit vaartuig fcheen ons twee werften zuidwaarts van den mond der Bolchaïa-reka afteleggen. Op de punt van het zo evengemelde laage land, ontdekten wij de vuur.baak en de hut van bun die ze bewaaren; ongelukkig konden wij dit alles niet dan van verre zien, de loop der rivier , ter plaatze waar ze in zee valt, fcheen mij loord-weftelijk te zijn; zij vertoont daar eene Dpening van omtrent een half werst breedte; ter inkerzijde is dus de vuurbaak geplaatst, en aan len anderen kant ziet men eene uitgeftrektheid aag land, dat dezeebijfiegtweeroverftroomt, en iet geen zich tot aan het gehugt Tchekaf ki uit- ftrekt; (V) De fagene is eene Rusfifche maat, van gelijke ;rootce als een vadem.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. Si ftrekt; van deeze laatfte plaats tot aan den mond der rivier heeft men zes a agt werften afftands; hoe meer men dien nadert, hoe.fnelder de ftroomen zijn. Er was geen middel om onze vaart voorttezetten, de wind vermeerderde telkens, en de baaren wierden van tijd tot tijd grooter. Het zou de uiterlte onvoorzigtigheid geweest zijn van de zandbank te verlaaten, om, door zulk liegt weer en met diergelijke brooze vaartuigen, eene ruimte van twee werften door de volle zee overtefteeken, zijnde dit de breedte van de baaij, welke door den mond van de rivier gemaakt word. De Heer Commandant, die reeds eenige blijken van mijne geringe kundigheden in de zeevaart gehad had, wilde als toen wel mijn raad inneemen , en deeze was om te wenden, ten einde naar de plaats, alwaar wij geflaapen hadden, te rugtekeerenj het geen dan ook dadelijk gefehiedde; wij hadder veel reden om over onze voorzigtigheidtevreden te zijn, want ter^naauwer nood waaren wij te Ichekafki aangekomen, of het wierd nood-wêer. ^ Ik vertroostte mij deswegens, dewijl ik ten miniton mijn oogmerk bereikt had,namelijk om dien ingang van de Bolchaia-reka te zien. Ik durf verzekeren, dat het voor fcheepen van honderd vijftig ton zeer gevaarlijk en ondoenlijk is om ze aan te doen j de fchipbreuken der Rusfifche vaar tui 1787. OSoier Aanmerkingen over den mond van de Bolchaïareka.  t-7%7Oaober Schrikkelijke orcaan. i i £ t C % 62 Reize van de Lesfeps tuigen zijn al te menigvuldig, om aan de zeevarenden , die deeze kust zouden willen bezoe. ken, en aan die volkeren, die hen derwaarts zou. den willen zenden, niet de oogen te openen. De haven heeft ook daar en boven geen fchuilplaats, de laage landen, waar van ze omringt word * kunnen geene befchutting opleveren tegen de winden, die van alle kanten'er op aankomen, daareri boven zijn de banken, die door den flroom van de rivier veroorzaakt worden,zeer beweegbaar, en door die zelfde oorzaak is het bijna onmogelijk juist de kil te kennen, die noodzaaklijk van tijd tot tijd van loop veran deren moet, en welkers diepte niet te bepaalen is. Wij bleeven het overige van den dag in het gehugt Tchekafki zonder ons weder op reis te kunnen begeeven, nog, om naar het verongeluk:e fchip te gaan, nog zelfs, om naar Bolcheretsk :e rug te kunnen keeren; de lucht in plaats van )p te klaaren, was van alle kanten met zwarte en Jikke wolken bezet, die haar den gantfchen dag tan ons oog onttrokken, Weinig tijds na onze aankomst, ontflond 'er en vervaarlijke fTorm en de Bolchaïa - reka was 3t zelfs bij ons gehugt in de grootfte beroering 3 eeze deining verwonderde mij, uit hoofde der reinige breedte en diepte van de rivier ter dee:er plaats, de noord-ooftelijke uithoek van den mond  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 63 rnond en het laage land, dat zich bij die windftreek verlengt, maakte maar eene klip, die door de baaren met een ijslèlijk gedruis overilelpt wierd; de vertooning, welke deeze ftormwind opleverde, was niet minder verfchriklijk, dog ik was aan land, en ik meende ze te kunnen braveeren. Ik kreeg in 't hoofd om in de omgelegen Ureeken te gaan jagen; ik had nog maar eenige voetftappen gedaan, of door den wind gegreepen raakte ik aan 't waggelen, ik hield vol en wilde mijn voorneemen en de jagt volbrengen, dog aan een beek gekomen, die ik met een fchuitje moest overfteeken, liep ik het grootlïe gevaar, en ik keerde op het oogenblik te rug, wel betaeld voor mijne fnorkerij; deeze fchrikkelijke orcaanen zeer gemeenzaam in dit jaargetij zijnde, zo is het niet te verwonderen, dat 'er zo veele fchipbreuken op deeze kusten voorvallen; de fcheepen zijn zeer klein, en hebben maar eene mast, en het geen nog erger is, beftaatdaar in, dat de zeelieden, die ze bellieren, maar zelden het vertrouwen waardig zijn, het geen men in hun Helt, indien ik geloven mag wat men 'er van vet haalt heeft. Den volgenden dag hervatteden,wij onze reis om naar Bolcheretsk te rugtekeeren, alwaar wij eerst^ des avonds bij het vallen van den nagt aankwa- re men. * Daar ik wel voorzien kan, dat mijn verblijf al-Ua hierf be 1787. Oaober )en 22. Terugimsc te )lchesk, al-' lar ik tot n 27 Jan'ij '1788. sleeven  64 Reize van de Les/eps 17*7Oaober Befchrijving van Bolcheretsk. hier mogelijk van langen duur zal weezen, vermits wij genoodzaakt zijn hier den aanvang der fleedevaart aftewagten, gaa ik den draad mijner befchrij vingen, en het verhaal van het geen ik gezien , of in mijne gefprekken met de Rusfen en Kamfchatters vernomen heb, weder opvatten; laat ons met'de ftad of het fort van Bolcheretsk beginnen, want dus noemt men het zelve in 't Rusfisch (Oftrog of Krepost), Het is gelegen aan den oever van de Bolchaïareka, in een eiland van weinig uitgeftrektheid, dat geformeerd word door de verfchillende armen van deeze rivier, die de ftad in drie gedeeltens fcheiden , waar van het eene meer dan het andere bewoond is; het meest afgelegene naar het ooften is een foort van voorftad genaamt Paranchine, het bevat omtrent tien a twaalf isbas; aan deze zijde, of in het zuid-weften van Paranchine, dat is te zeggen, in het middelfte gedeelte ziet men ook verfcheide isbas, en onder anderen eene rei van kleine houten huisjes, die tot winkels dienen, daar regt tegen over vind men het Wagthuis, het geen ter zei ver tijd de Kanzelarij of recht-zaal is (0; dit huis is veel grooter dan de andere, en het word altoos door een fchildwagt bewaard; Een (7) Dtt wagthuis dient ook nog vooreen gevangenhuis, en zelfs tot een fchool voor de kinderen; de meeftet van  uit Kamfchatka naar Frankrijk. é$ Een tweede kleine arm van de Bolchaïa - reka fcheid door eene kleine tusfchenruimte nog eens deeze verzameling van wooningen, welke zon-, der order en hier en daar verfpreid zijn, van het derde gedeelte der plaats, dewelke in het noordweiten een andere groep van gebouwen vertoont digter aan de rivier gelegen; deeze ftroomt door dat gedeelte zuid-oost en noord - west, en loopt op een afltand van omtrent vijftig treden van het huis van den Commandant. Dit huis laat zich gemaklijk van de anderen onderfcheiden , het is meer verheven, grooter, en in den fmaak der houte huizen van St. Petersburg gebouwd. Twee honderd treden ten noord ooften van de wooning des Commandants, vind men de kerk, waar van de bouw-ordre eenvoudig en gelijk is aan die van alle de kerken der Rusfifche dorpen. Bij deeze is een houte fchuur van twintig voeten hoog , alleenlijk met een dak bedekt, onder het welk drie klokken hangen ; men ontdekt nog in het noord-wellen van het huis van den Commandant, een ander klein gedeelte van de plaats of ftad die van dit huis afgefcheiden word dooreen beemd of moeras van omtrent drie honderd treden uitgestrektheids, en alleen beftaat uit vijfentwintig of dertig isbas, en eenige balagans. In 't alge- dit fchool is een Japonnees die verfcheide taaien verftaat, en door het Gouvernement betaald word, om de kinderen der Inwoonders te onderwijzen. I Deel. E 1787. OBober Te Bol:hetetsk.  66 Reize van de Lesfcps 1787. Oaober Te Bolcheretsk. Aanmerkelijk onderfcheid tus fchen St. Pieter & PaulBs & Bolcttejetsk. meen zijn 'er weinig van deeze laatstgemelde wooningen te Bolcheretsk, men telt 'er op zijn hoogst tien; de overige zijn alle isbas of houten huizen, waar van het getal vijftig of zestig kanbeloopen, zonder 'er de agt winkels, de kanzelarij en het huis van den Commandant onder te rekenen. Na deeze naauwkeurige befchrijving van het fort Bolcheretsk , moet het vreemd voorkomen, dat men die plaats met deezen naam beltempelt; want ik kan verklaaren, dat 'er geen fpooren van veltingwerken te vinden zijn, en zelfs dat'er geen waarfchijnlijkheid is, dat men immer gedagt zou hebben om 'er ter deezer plaats te vervaardigen; de ftaat, de gelegenheid van deeze plaats en van deszelfs haven, alles noodzaakt mij te gelooven, dat men alle de gevaaren en de tallooze zwaarigheden ingezien heeft, die men zou moeten te boven komen, indien men wilde beproeven om ze meer welvarende, en er de algemeene flapelplaats des handels van het geheele fchiereiland van te maaken; de uitzichten van de regeering fchijnen, zo als ik reeds gezegt heb, zich meer na de haven van St. Pieter & Paulus uittestrekken, welkers nabijgelegenheid, gemaklijke toegang en meerdere zekerheid de voorkeur verdient. Tusfchen deeze twee plaatzen .is een treffend verfchil; het is naamelijk de trap van beichaaftheid, die ik te Bolcheretsk opgemerkt heb, en die ik te Pétropauiofska niet gezien heb; deeze merk- baa-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 67 baare nabijkoming aan de Europeefche zeden maakt eene vrij groote tegenoverftelling tusfchen deeze twee plaatzen. Ik zal tragten zulks te doen c gewaar worden, en 'er de oorzaak van aantewijzen in den loop mijner nafpooringen over de Inwoonders van deeze Oftrogs; want het is hier, dat ik de bijzonderheden moetopgeeven, nopens derzelver bezigheden, gebruiken, fmaak, verlustigingen, voedzel, geestvermogens, aart, en gefteldheden en eindelijk nopens de grondregels van de regeering, aan welke zij onderworpen zijn. De bevolking te Bolcheretsk beftaat omtrent in twee a drie honderd perfoonen, zo mannen c als vrouwen en kinderen; onder deeze Inwoonders telt men, de Onderofficiers 'er onder begreepen, zestig a zeventig Kofakken of Soldaaten, die met alles belast zijn, wat den dienst betreft (&); zij betrekken ieder op hun beurt de wagt, maaken de wegen fchoon, herftellen de bruggens; ontlaaden den voorraad, die van Okotsk gezonden word, en voeren dien over van den mond (I) Derzelver betaaling ie zo middelraaatig, dat de ontfangst van een geheel jaar niet voldoende zou weezeri om hen maar een maand te doen leeven, indien zij niét nog iets genooten van een kleinen lluikhandel, waar van ik firai 3 nader zal fpreeken. E a i;8>. Oüobef. Te Bolïeretsk. Bevolking an BoU heretsk.  68 Reize van de Lesfeps 1787. Oaober Te Bol cheretsk. Sluikhandel der Cofakken en anderen. mond der Bolchaïa - reka tot aan Bolcheretsk; de overige inwoonders beftaan alleen uit Kooplieden en Matroozen. Alle deeze luiden, zo Rusfen als Kofakken, onder welke Mefticen gevonden worden, drijven itn heimelijken handel dan met het eene en dan met het ander; dit verfchilt zo menigmaal als de gelegenheid hun het denkbeeld doet gebooren worden om te veranderen, maar het is nooit met vooruitzichten van zich door eerlijke wegen te verrijken; derzelver vlijt beftaat alleen in eene geduurige fchelmerij, ze gaat niet verder dan om dagelijks de arme Kamfchatterstebedriegen, welker ligtgelovigheid en onverwinlijke neiging tot de dronkenfchap hen zonder onderfcheid aan de genade van deeze gevaarlijke roovers overgeeven; deeze, op het voorbeeld van onze kwakzalvers en andere gaauwdieven van dat foort, ^aan van dorp tot dorp de maar al te onnozele Inboorlingen verftrikken; zij ftellen hun voor om iun brandewijn te verkoopen, dien zijliftiglijk hun eer proef aanbieden; het is bijna onmogelijk voor ;en Kamfchatter, het zij man of vrouw, om dit janbod te wederftaan; men begrijpt dat deeerfte proef van veele anderen gevolgt word, welhaast tvorden de hoofden verhit, raaken op hol, en de loosheid der verkoopers weet zich ter zelfder tijd van het overige hunner waar te ontdoen. Naauw-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 69 Naauwltjks hebben zij hun oogmerk bereikt met de koopers dronken ce maaken, of zij weeten van deezen het kostbaare dat ze bezitten in ruiling te < bekomen, namelijk al het bontwerk het geen zij maar hebben, en dikwils is dit de vrugt van hun arbeid geduurende een geheel jaargetij, het welk dienen moest om de fchatting aan de kroon te betaalen , of anders door verkoop het beftaan van het huisgezin moest opleveren, dog geene bedenkingen weerhouden een Kamfchatter, die aan het drinken is; alles is vergeeten, en niets is hem te dierbaar om zijn lust te voldoen. In deeze redenloosheid laaten deeze ongelukkigen zich in een oogenblik alles ontneemen, en het voorbijgaande vermaak van eenige maaten brandewijn te leegen (0 dompelt hen in de uiterfte armoede,zonder (/) Men weet dat dit de heerfchenda neiging is bij alle Noordfche volkeren, dog ik heb meer dan eens gelegenheid gehad om optemerken, dat de Kamfchatters daar in voor geen ander volk onderdoen ; ziet hier onder anderen een trek, dien men mij op de plaats verhaald heeft, om mij te doen oordeelen van de roofzucht dezer zwervende Koopluiden, en van de domme milddadigheid der geenen, die door hun bedrogen worden. Een Kamfchatter had een fabelmarter voor een glasbrandewijn afgedaan; brandende van begeerte om nog eenander te drinken, verzoekt hij den kooper om in zijn huis te komen, deeze bedankt en zegt haast te hebben, de dria- E 3 1787. Oêlober Te Bol:heretsk.  7° Reize van de Lesfeps 1787. OSeber Te BolCherersk. Koophandel in het algemeen. 1 \ * I der dat immer de treurige ondervinding hun leert van in het vervolg op hunne hoede te zijn tegens hunne eige zwakheid , of tegen de behendige trouwloosheid van deeze Kooplieden, die wederom op hun beurt al den winst, die ze door hunne fchelmerij verkreegen hebben, verdrinken. Om dit artikel van den Koophandel te eindigen, zal ik er nog bijvoegen, dat die geenen, welke denzelven door het geheele fchier-eiland Kamfchatka meer in het groot drijven, niet anders zijn, dan de bediendens der Kooplieden van Totma, Vologda, groot Uftiug, en van verfchei- de- ker doet op nieuw aanzoeken (laat een tweeden koop voor, op dit woord laat de ander zich overhaalen. =5 „ Nog „ een glas voor deeze marter, ze is fraaijer als de eerr, fte. Neen ik moet mijn overigen brandewijn bewaaren, , ik heb beloofd ze op die plaats te verkoopen en ik ver,, trek. ~ Nog een oogenblik, ziet daar twee marters, s , dat lijkt 'er niet na. s Wel nu! ik zal 'erde derdebij„ voegen. t= Kom aan drink". Ter zeiver tijd wierden de Me marters opgevat, en de Koopman houd zich op nieuw ils of hij gaan wil, zijn hospes verdubbeld zijne vriende* ijkheden om hem re houden; hij vraagt een derde glas, >ij iedere nieuwe weigering een nieuw aanbod, hoe meer 3e koopman zijn waar op prijs houd, hoe meer de Kam* "chatter ftout aanbied; wie zon kunnengelooven, dat hij HBdelijk voot dit iaatfte glas zeven Sabelmarters van de ;rootfte fchoonheid opoffert? dit was alles het geen hera jog overbleef.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 71 dene fteeden uit Siberien, of wel faétooren van andere vermoogende lieden, die tot zoo ver toe -hunne uitzichten in den handel uitftrekken, Alle deKoopmanfchappen en levensbehoeftens, welke de noodzaaklijkheid hun verplicht opteflaan, worden 'er uitermaaten duur verkogt, en wel omtrent tien maal boven derzelver vatten prijs te Mofcou; voor de vedro (m) franfche brandewijn wordt hier tagtig Roubels betaald ; de verkoop hier van is aan de Kooplieden geoorloft; dog de Koornbrandewijn die van Okotsk komt, en die welke in het land met flatkaïa • treva of zoet gras word gemaakt, worden voor rekening van de regeering verkogt, tegens een-en veertig Roubels en zes en negentig kopecks het vedro; men kan deeze niet verkoopen dan in de kabacs of herbergen, die daar toe gefahikt zijn; te Okotsk kost het vedro brandewijn uit graan geftookt maaragttien roubels;- waar uit blijkt, dat de kosten van de overvoering op drie en twintig roubels zes en negentig kopecks kunnen beloopen, het geen zeer buitenfpoorig moet voorkomen. Dat men vervolgens hier uit den winst beoordeele. naOf;) Het vedro is een maat, die op dertigaveertigpiow flesfen komt. £ 4 '787- November. Te Bol. :heretsk.  v8r- November, ' Te Bolcheretsk, i i J I j \ \ ( Reize van de Lesfeps De andere ingevoerd wordende waaren («}, namelijk die van Okotsk gezonden worden, be-? (taan in Nankins en eenige Chineefche ftoffen, sq in een meenigte zaaken uit de Rusfifche en vreemde fabrieken getrokken, als linten, doeT £en, kousfen, mutzen, fchoenen, laarzen en aniere artikels die tot de kleeding der Europeefche volkeren gebezigd worden, en die hier, wan* neer men de uiterlte eenvoudigheid der Kamfchat* ;ers zo in kleeding als gewoontens in aanmerking }eemt, tot overdaad (trekken; men voert ook nog in fuijker, thee, een weinig coffij en wijn, ^efchuit, ingemaakte of gedroogde vrugten, als puimen, rolijnen öjc, eindelijk kaarsfen, waschi^aarsfen, bpskruid, loot &c. De zeldzaamheid van alje deeze goederen in sen zo afgelegen land, endenood-druft,diemen ex aan heeft, of die men 'er zich van maakt, joodzaaken de bevvoonders om ze tot die uitere paate hooge prijzen te neemen, welke de fchraapspchtdes verkoopers aan dezelve hegt; gewoon? ijk kan die, zo dra ze aankoomen , dezelve ook ;wijt worden; deeze koopluiden houden win? kels, (n) Boven heb ik verhaald» dat de uitvoer zich alleen «st het bontwerk bepaalde} ze gefchied voornamelijk door t handelaars, van welken jk zoo even gewaagd?»  uit Kamfchatka naar Frankryk. 73 kels, zij bewoonen ieder één van die houten huizen, die regt tegen over het wagthuis geplaatst Zijn; deeze winkels zijn dagelijks open, uitgenomen de feestdagen. De leevenswijs der Inwoonders van Bolcheretsk verfchilt niet van de Kamfchatters; echtei fchijnen ze minder lust te hebben om in balagans te woonen, en hunne huizen zijn een weinig zindelijker. De kleeding is een en dezelfde; het opperkleed, datparque genaamd word, heeft de gedaante dei overhembden van de voerlieden in Europa, hei is doorgaans van vellen van rendieren (0), of var andere beeften , die aan den eenen kant bereid zijn, zij draagen daar onder lange broeken van diergelijk leder, en op 't lighaam een zeer kort en naauw hemd van Nankin, of van Catoen, de vrouwer hebben 'er van zijde, en dit is een zeker foor van weelde onder haar; beide de fexen draagen laarzen, des zomers zijn die van bereide geiter of honden vellen , en des winters van zeewolven vellen of rendieren pooten (p); de mannen draagen altoos breede gevulde mutfen op het hoofd, in fV) Zij bekomen deeze kleederen van rendieren vellen vit het land der Koriaken. Q>) Deeze laarzen worden in de Kamfchatfche taal genaamd, tor-hafliy E 5 1787. November, Te Bolcheretsk, Leevenswijs der Inwoondersvan Bolcheretsk en in het algemeen van de Katnfchatters. Kleeding.  74 Reize Van de Lesfeps 1787. Novembei Te Bo cheretsk. Voedzel. in het'befte Jaargetij trekken zij een langer hemd [aan van nankin , of van een vel zonder hair, dit is gemaakt even als het parque, en dient hun ten zelfden gebruike, dat is te zeggen, dat ze het over de andere kleederen aantrekken,- het ftaatlle en befte kleed, is een parque omzoomd met bevervel en fluweel, of van andere diergelijke kostbaare ftof en voering ; de vrouwen zijn op dezelfde wijs gekleed als de Rusfifche vrouwen, de kleeding van deeze laatfte is genoeg bekend dan dat ik nodig zou hebben die te befchrijven, ik zal maar alleen aanmerken, dat door degroote duurte van alle deeze foorten van ftoflen in Kamfchatka , het toilet der vrouwen aldaar een aanmerkelijke uitgaaf vordert; fomtijds neemen zij ook de kleeding der mannen aan. Het voornaamfte voedzel van deeze volkeren beftaat, gelijk ik reeds gezegt heb, ingedroogden visch; de mannen verzamelen zelfs den voorraad van deeze hoofd-fpijs, terwijl de vrouwen zich bezig houden met het verrichten van het huishoudelijke, en het verzamelen dervrugten en andere gewasfen, die, na den gedroogden visch, de begunftigdfte geregten van de Kamfchatters enRus» fen in deeze ftreeken zijn; wanneer de vrouwen deeze inzameling voor den winter - voorraad gaan doen, zijn dit voor haar zo veelefeestdagen, ze vieren die met eene luidruchtige en ongebondene ver-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 75 vervoexiog van vreugde, die fomtijdsgelegenheid geeven tot klugtige en meest altoos onbetameïïj-J ke voorvallen; zij.verlpreiden zich in menigte ah zingende door de velden, en geeven zich over aan alle de dwaasheden, die de verbeelding haar ingeeft, nog vrees, nogfchaamtewederhoudhaar. Ik kan deeze buitenfpoorige uitzinnigheid niet beter affchilderen, dan met ze te vergelijken bij de raazende heidenfche bacchanten; wee den man, die bij toeval dervvaards komt en als dan in haare handen valt! hoe kloek en fluks hij ook zijn mag, is het hem echter onmogelijk om zich aan het lot dat hem bedreigt te onttrekken, het is zeldzaam, dat hij uit het gevecht komt zonder een goede kaftijding met roeden ondergaan te hebben. Wat de fpijzen betreft, zie hier ten naaften bij hoe de Kamfchatters ze toebereiden, men zal uit dit verhaal kunnen oordeelen, dat men hen niet kan verdenken van zeer lekker te zijn; ze weeten voor al, zich alles van den visch te nutte te maaken. Zo dra ze gevangen is (jf) baaien ze de kieuwen uit, die ze met het grootfte vermaak uitzuigen. Door eene andere zuivering, uit zinnelijk- (jf) Ik zal in meer bijzonderheden over derzelver vischvangst treden, wanneer ik van hunne manier van jaagen zal fpreeken. 1787. Vovember. Te Bol. heretsk.  17-87, November. Te Bolcheretsk. / i l i < i i i i i i 1 < 76 Reize van de Lesfeps lijkheid of gulzigheid ontftaande, fnijden ze 'er dadelijk ook eenige geheel bloedende, en ibmtijds geheel bevrozene ftukken af, welke zij met greetigheid opdokken, vervolgens gaat men voort met den visch te fnijden, waarvan de graaten voor 3e honden gefchikt zijn; het overfchot word bewaard en voor den winter gedroogt, als dan eet men ze gekookt, gebraaden,gerooftert, en meestijjds geheel raauw. Dog het geregt, dat de hooffche kenners het tneefte beminnen, en dat mij het walgelijkftetoe^efcheenen heeft, is een zoort van falm genaamt '■chaoniicha; zo dra zij ze gevangen hebben, begraven ze die in een kuil, zij laaten ze in deeze /reemde eetens-kas leggen, tot dat ze wel tijd ;ehad heeft om te verzuuren, of om juifter te preeken, geheel te verrotten; het is maar alleen >p dat punt van bederf, dat ze de gunst verkrijgt >m tot de grootfte lekkernij van dit volk te diëten. Na 't mij voorkomt, is de bedorve lucht, lie deeze visch van zich afgeeft, genoegzaam m den uitgehongerden mensch aftetchrikken, en logtans vergast zich een Kamfchatter met dee:en verrotten visch geheel raauw op te-eeten; vat acht hij zich boven al gelukkig, wanneer lij den kop heeft, dit is het uitfteekendfte beete, men fnijd het in verfcheide ftukken. Ik heb Kkwils mTjn afkeer zoeken te overwinnen, om van  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 77 van dit zo gezogte geregt even te proeven, dan nimmer kon ik 'er toe beiluiten, om het in den mond te neemen, en zelfs niet om het maar aan den mond te brengen; iedere reis veroorzaakte de ftinkende luchc, die het van verre verfpreidde, mij walgingen, en eenenonweerftaanbaaren tegenzin. Forellen en Salmen van verfchillende foorten zijn de gemeende visfchen in Kamfchatka, men eet'er ook zeewolven,enhetvet vandeezen visch is zeer goed bevonden; men bedient 'er zich van tot het maaken van olie om te branden. Onder de verfchillende gewasfen, die mede tot het voedzel der Kamfchatters in aanmerking komen, maaken zij voornamelijk gebruik van de faranawortel, wilden knoflook, flatkaïa-trava of zoet gras, en van eenige planten en andere vrugten die ten naaften bij dezelfde zijn als in Rusland. De faranawortel is bij de Kruidkenners bekend (O» deszelfs gedaante, dikte en couleur zijn in 't breede befchreeven in de derde reize van Cook, deeze meel-achtige wortel dient in plaats van (f) Onder deeze benaaming: ulium flork atro Ru- sente. 1787. November. Te Bol. cheretsi. J  1787. Novembei Te Boi cheretsk. Dranken 78 Reize Da?i de Lesfeps van brood (/), men laat dien droogen voor dat jnen ze kookt, dog op welke manier men die ook toebereid, is ze altoos zeer gezond en zeer voedzaam. Van den wilden Knoflook (tj maakt men een foort van zuuren en gegiften drank, die een zeer kwaaden fmaak heeft, het word ook nog in verfcheide faufen gebruikt; deeze volkeren houden daat zeer veel van. De flatkaïa - trava of zoet gras is vrij aangenaam, wanneer het versch is. De Engelfchen hebben • ook veele bijzonderheden van deeze plant opgegeeven (u) waar van de inboorlingen des lands veel (j)* De Kofakken gebruiken daarenboven nog roggemeel, ze maaken daar.van zware brood gelijk aan dat der Rusfi. fche boeren; de regeering geeft han eene zekere hoeveelheid van dat meel, dog zulks is altoos onvoldoende, en zij zijn genoodzaakt om 'er zich op hunne eige korten van te voorzien; fommigeö koopen dit op, om vervolgens op den voorkoop te winnen. O) Men noemt die in Kamfchatka tfeheremtfeha. Gmelin benoemt ze dus: allium foliis rüdicalibus petiolatis, flor1bus umbellatis, Vol. I. p. 49. («) Spondilium folious pinnatifidis. .Ziet Linnaeus. Hetfap het welk uit het vlies of fchil van deeze plant komr, is zo kwaadaartig, dat men 'er met óe hand niet kan aanraaken of deeze zwelt terftond op, o'ok is men zeer zorg- vul»  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 79 veel werk maaken , vooral wanneer het overgehaald is. Weinig tijds na dat ze geplukt is fplijten zij dezelve door midden, en fchrapen ze meteen fchelp af, ten einde 'er de fchil aftehaalen, zij laaten ze vervolgens voor den winter droogen, en wanneer zij er zich van in derzelver ragouts willen bedienen, doen zij zekooken. De flatkaïatrava of dit zoet gras wordt ook gebruikt om brandewijn van te maaken (*) en in het land verkogt zo als ik boven gezegt heb, voor rekening van de regeering, die deeze plant van de Kamfchatters koopt. Men telt drie foorten van inwoonders, de inboorlingen of Kamfchatters, de Rusfen en Kofakken, en de Mefticen of de bijzondere perfoonen, welke uit de vermenging van deeze twee geflagten gebooren zijn. De Inboorlingen, dat is te zeggen, diegeenen, Wier bloed niet vermengt is, zijn weinig in getal; de Kinderziekte heeft 'er wel drievierde van weg- vuldig om handfchoenen aantetrekken, wanneer men ze plukt. (*) Deeze brandewijn veroorzaakt nog veeleer dronkenfcbap als de Franfche, wie er van drinkt , kan verzekert zijn van des nagts zeer verhit te weezen, en den volgenden morgen naargeeftig en ongerust, even of hij iets kwaads verrigt had. I Deel. 1787. November. Te Bolcheretsk. Inwoonders van Kamfchatka. Inboorlingen.  8o Reize van de Lesfeps 1787. November. Te Bolcheretsk. 1 weggenoomen, en het overfchot is in de dorpen van liet fchier-eiland verfpreid, dog in Bolcheretsk zou men werk hebben om 'er één of twee te vinden. De eigentlijke Kamfchatterszijn in het algemeen ileinder dan eene gewoone lengte, zij zijn van ?ene dikke en breede gedaante, kleine endiep ingezonken oogen , hangende uitfteekende wangen, een platten neus, zwarte hairen, bijna geen baard, en een weinig bruin van couleur; die van ie meefte der vrouwen en derzelver gelaatstrekken, zijn ten naaften bij het zelfde; men zal ze dus na deeze afbeelding voor geene verleidelijke voorwerpen befchouwen. De aart der Kamichatters is zagt en herbergzaam , zij zijn nog bedriegers nog dieven , zij bezitten zelfs zo weinig geflepenheid , dat 'er niets gemaklijker is dan om ze te bedriegen, wanneer men, lelijk gezegt is, van hunne neiging tot de dronkenfchap weet gebruik te maaken; zij leeven onder zich zelfs in de befte eensgezindheid; het fchijnt dat ze, iaar maate van derzelver klein getal, des te meer aan ïlkander verkleeft zijn, deeze vereeniging doet hun zich onderling de hand bieden in het verrichten van ien arbeid, en het is geen gering blijk van derzelver ijver, dat zij zich daartoe verpligten, inlien men derzelver natuurlijke luiheid, die uiter* maaten groot is, in aanmerking neemt. Een werkzaam leeven zou hun onverdraaglijk zijn: en het  Uit Kamfchatka naar Frankrijk. Bi het hoogfte geluk in hunne oogen heiraat, n; dat van zich dronken te drinken, irt niets te doet te hebben, en te leeven in eene zagte zorgeloos heid; ze is zodanig bij dit volk ingeworteld, dai ze hen de middelen, om in de noodzaaklijkfte behoeftens van het leven te voorzien, doet ver waaHoozen. Men heeft des winters meer dan een; huisgezinnen tot de vreesfelijke uiterftens van hongersnood gebragt gezien, om dat ze zich de moei te niet hadden willen geeven van geduurende dei zomer derzelver voorraad Van visch gereed te maa ken, die nogtans voor hun het noodzakeÜjkfii voedzel is. Indien Ze dus hun eigen belTaan ver geeten, begrijpt men ligtelijk, dat ze nog minde zorg voor de zindelijkheid hebben, deeze be fpeurt men nog aan hun, nog in hunne woonin gen, men zou hun veel eer kunnen verwijten dat ze daar omtrent in een tegengefteld uiter fte vielen. Niettegenltaande deeze zorgeloos heid en de andere gebreken der inboorlingen is het echter te betreuren, dat hun getal nie aanmerkelijker is, want volgens het geen ik ge Zien heb, en het welk mij door verfcheide per foonen beveiligt is, moet men, om verzeekert i Zijn van in dit land gevoelens van eer en mensen lievendheid aantetreften, dezelve bij de eigentlij ke Ramfchatters zoeken. Zij hebben derzelve boerfche deugden nog niet tegen de gepolpe on F deug i 178?. Novembèr, Te Bol• cheretsk. | I * ) | II t «  I 1787. I November. Te Bolcheretsk. Aanmerkingen over de zeden derlnwoonersvan Bolcheretsk. ia Reize van de Lesfeps Jeugden verwisfeld, welke de Europeanen, die jefchikt waren om hen te befchaaven, tot hen svergebragc hebben. Dog het is te Bolcheretsk, alwaar ik de uitwerkzelen van dien invloed ben ontwaar geworden. Ik heb daar eeniger maate het fpoor der Europëefche zeden aangetroffen, minder evenivel in de vermenging der geflagten, taal en de gelijkvormigheid der gelaatstrekken van de Inivoonders , dan wel in derzelver geneigtheden en manier van beftaan, die juist niet altoos een grooten trap van deugdzaamheid aanduiden; dit lanmerkelijk onderfcheid tuslchen hen en de Inboorlingen komt alleen, na mijn inzien, van de moeilijke leiding tot de befchaaftheid; en ziet bier, waar op ik mijne gedagten omtrent dit onderwerp gronde. Bolcheretsk was federt korten tijd de hoofdplaats van Kamfchatka , voor al zedert dat de Commandanten het nodig geoordeeld hebben van aldaar hun verblijf te veftigen. Deeze hoofden en derzelver gevolg bragten de Europëefche wetenfchappen en zeden derwaarts; men weet, dat die doorgaans bij overlevering vervalscht worden, naar gelang dezelve meer en meervan haaren oorfprong verwijderen; het is nogtans waarfchijnlijk , dat de Rusfifche regeering zo veel mogelijk haar gezag en de uitvoering haarer bevee- len  fcf/ Kamjfchdtkd nddr Frdnkrijfa lén y niet anders toevertrouwde 4 dart aan Officieren van bekende verdienden, bij aldien ik ten minden mag oordeelen uit die geeneh j welke daar mede tegenswoordig belast zijn; en dienvolgens rnoet men gelooven* dat deeze bevelhebbers en an^ dere officieren in de plaats van hun verblijf geen andere voorbeelden gaven dan van deugds kun^ digheid en alle de achtingswaardige hoedanigheden der befchaafde volkeren; Ongelukkig Waaren de gegeven lesfen niet altoos voldoende j dat is té zeggen, dat ze niet al dat nut voortbragten, hefc geen men 'er van wagten kon* 't zij, dat zeniet anders dan bij gevolgtrekking werkten en derhal« ven niet genoeg de zinnen aandeeden, of liever dat ze zich niet in haare volkomenheid konden verfpreiden, en daar door alleen in de gemoederen voorbijgaande of zelfs gebrekkige indrukzelen overlieten. Deeze hervormers vonden denzelfden ijver niet in de Kofakken, die de bezettingen uitmaaken* nog in de Kooplieden en andere Rusflfche emigranten, die zich in dit fchier-eiland neergezet hebben. De neiging tot ongebondenheid en dé Zucht tot winst, welke bijna altoos in een overwonnen land door de volkplantingen der overwinnaars overgebragt word, dusdanige gedeltheden* vera der ontwikkelt door de gemaklijkheid van luiden te vinden die bedrogen kunnen worden $ moeiten F £ nood' Novem&eh Te BoU :herétaki  i 1787. Nevember & December. Te Bolcheretsk. Danspartij en, gegee ven aan d Vrouwent Bolcheretsk , e aanmerkir gen gedut rende de ze Bals g< maakt. U Reize van de Lesfeps noodwendig den voortgang der hervorming ltrenv men. De rampzalige kiemen van deeze geneigiheden breidden zich te fpoediger uit door de huwelijken , terwijl de zaaden der gezellige deugden, welke men getragt had aldaar aan te kweeken, ter naauwer nood vruchten voortbragten. Hier uit is voortgefprooten , dat de inboorlingen, of eïgentlijke Kamfchatters, vrij algemeen hunne onweetende eenvoudigheid en de ruwheid hunner zeden bewaart hebben, en dat een gedeelte der andere Rusfifche en vermengde inwoonders, die zich bij voorkeur in het verblijf der hoofden geplaatst hebben, wel eene flaauwe fchemering van de Europëefche zeden hebben behouden, dog niet het volmaaktlte het geen deeze kunnen opleveren. Men heeft 'er het bewijs reeds van gezien in het geen ik van hunne grondbeginzeis in den Koophandel gezegt heb, en ik ben in de gelegenheid geweest van 'er nog beter van overtuigd te worden, geduurende mijn verblijf te Bolcheretsk, door eene meer aanhoudendebefpiegeling van deszelfs inwoonders die, zonder 'dit bekleedzel, bijna geheel aan de Inboorlingen 2 zouden gelijken. ; De Heer Kafloff, en op zijn >oorbeeld, alle ide geenen die hem vergezelden, gaven beurte•lings aan de vrouwen van dit Oftrog verfcheide "-feelten of danspartijen; zij verfcheenen 'er allen, :- tel-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 85 telkens met zo veel lust. als genoegen. Ik had ge:i legenheid om te zien dat men mij niet bedrogen ' had, wanneer men mij verzekerde, dat alle deeI ze vrouwen, de Kamfchatfche zo wel alsdeRusl fifche, de vermaaken beminnen, zij zijn 'er zo s verzot op , dat ze zulks niet kunnen verbergen. ] De dogters zijn alle verbaazend vroeg huwbaar, en de koude luchtsgefteldheid fchijntgeen invloed : op haar te hebben. Omtrent de Bolcheretskfche vrouwen, die zich I in onze gezellchappen begaven, en die meellenI deels van gemengd bloed of van vader en moei der Rusfen gebooren waaren, merkte ik op dat E] derzelver gedaante in het algemeen niet onbeval- i lig was, ik zag 'er zelfs verfcheiden, die voor : fraaij konden doorgaan; dog de jeugd is bij haar niet van langen duur, het zijn zeker de ünderen, lij of de moeijelijke arbeid, waar aan ze onderwor- ii pen zijn, die haar bijna in den bloei haarer jaa3 ren doen verwelken. Derzelver inborst is vrolijk en van eene fcherpzinnige levendigheid, mogei lijk een weinig ten kofie van de welvoeglijkheid, zij zoeken uit zich zelfs het gezelfchap te vermaaken door alles wat haare vrolijkheid en haare fpe> len haar aan de hand kunnen geeven; zij beminnen den zang en het geluid van haare ftemmen is zagt en vrij aangenaam; het zou alleen te wenfchen zijn, dat haare mufiek minder na den fmaak F 3 var 1787. November & December. Te Bol;herecsk.  Reize van (te Lesfep 1787. November December. van het land ingericht was, of meer de onze even? aarde. Zij fpreeken hetRusfisch en hetKamfchatsch, dog zij behouden alle de uitfpraak van de laatfte taal. Ik verwachtte niet om hier Poolfche en nog minder om hier contredaufen in den Engel? fchen fmaak te zien dansfen: wie zon gelooven dat men 'er zelfs een denkbeeld van de menuet had? Het zij, dat mijn verblijf geduurende zes en twintig maanden op zee, mij minder de gebreken deed befchouwen, hetzij, dat de herinneringen, welke dit fchouwfpel mij voor den geest bragt, mijne oogen verbijsterden, ik vond altans dat deeze danfen met vrij veel naauwkeurigheid en meerdere bevalligheid uitgevoerd wierden dan ik mij zou hebben kunnen verheelden. De danferes? fen, waar van hier gefproken word, zijn zo trots, dat ze de Kamfchatfche zangen & dansfen met verontwaardiging befchouwen. Om een einde te maaken van mijne befpiegelingen op deeze dans? partijen, zal ik 'er bijvoegen, dat de opfchik deezcr vrouwen zeer zorgvuldig in acht genomen word, zij kleeden zich met al het bevallige wat zij bezitten of met het geen zij het kostbaarfte achten. De kleederen tot deeze danspartijen en plegtigheden gefphikt zijn voornaamelijk van zijde,, en men heeft op het artikel van den handel gunnen zien, dat deeze kleeding haar zeer veel |ost. Ik. zal dit verhaal eindigen met eene aan-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 87 merking, die ik gelegenheid had te maaken, z< in deeze gezelfchappen als in die der Kamfchat ters, welke ik vervolgens bijwoonde, namelijk, dat het grootfte gedeelte der Rusfifche mans, en ook der Inboorlingen, niet jaloersch fchijnt; zi; fluiten gewillig de oogen omtrent het gedrag hun ner vrouwen, en zijn op dit ftuk zo handelbaar, als immers weezen kan. De Kamfchatfche gezelfchappen en feeften, waai ik mij bevond, bezorgden mij een ander fchouwfpel, even aartig door deszelfs bijzonderheid. Ili weet niet wat mij meer trof, de zang of de dans; deeze fcheen mij veel na die der wilden te gelijken , ze beftaat in opdemaat beweegingen temaaken, of veel eer in onaangenaame, en moeielijke draaijingen en wendingen, terwijl zij ter zelfder tijd een fchor en gedwongen geluid opheffen, dat gelijk is aan een onafgebrooken hik, om de maal aanteduiden van het lied, het welk hetgezelfchap zingt, en waar van de woorden meesttijdszondei zin zijn, zelfs in 't Kamfchattisch. Ik fchreefeen deezer liederen op, het welk ik meen hier te moeten plaatzen, ten einde een denkbeeld van den zang en de maat deezer volkeren te geeven. F 4 ) i?*7> November & December. Te Bolcheretsk. Feeften & danfen der Kamfchatters.  88 Reize van de Lesfeps 1787. December. Te Bolgheretsk. Het welk betekent, Daria (y)f Dar ia zing en dans nog eens. Dit zelfde lied word tot in het oneindige herhaald. Zij beijveren zich vooral, om in hunne danfen de verlchillende beeften, waar ze jagt opïTi^ken, na te doen, als de patrijzen en anderen, dog OO Dar ja is een Doopnaam die men aan de meisjes in Rusland geefft  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 89 dog voornamelijk den beer; zij vertoonen zijnen lompen en loggen gang, en zijne verfchillende gewaarwordingen of de toeftanden waarin hij zich bevind, namelijk, de jongen rondom de moeder, het liefdefpel der mannetjes met de wijfjes, ein< delijk derzelver boosheid, wanneer ze daar in ge ftoord worden. Deeze volkeren moeten wel eene zeer volkomene kennis van dit dier hebben, zi hebben, het is waar, menigvuldige gelegenhe den om hem waar te neemen, en zonder twijfte maaken zij 'er een bijzondere ftudie van, wani ze bootzen alle de beweegingen zo wel na als iï geloof dat maar mogelijk is. Ik vroeg aan Rusïen, welke die dieren beter kenden dan ik, ah zijnde in hunne jagtpartijen meer gewoon mei dezelve te doen te hebben, of deeze nagebootfle danzen wel uitgevoerd wierden, zij verzekerder mij allen , dat het moeite zou koften om in he land bekwaamer danfers te vinden, en dat hei gefchreeuw, de gang, en alle de geftaltens var den beer zo wel nagevolgt waaren, dat men 'ei zich in vergisfèn zou; echter zijn, onder het wel neemen van de liefhebbers, deeze danfen na mijn oordeel niet minder vermoeijend voor de aanlchouwers als voor de vertooners; men lijdt wezentlijk wanneer men deeze danfers zich ziet pntheupen, alle de leden verftuiken, eindelijk zich uit den adem werken, en dit alles om het F 5 groo- 1787. December. Te Bolcheretsk. i I  178.7December. Te Bolcheretsk. Beeren jagt. po Reize van de Lesfeps groote vermaak, 't welk zij in deeze klugtige danfen genieten , nittedrukken, die, ik herhaal het, zeer de belaggelijke vermaaken der wilden gelijken; in veel opzichten kunnen de Kamlchatters in denzelfden rang geplaatst worden. Na verhaald te hebben, met welke kunst deeze volkeren de gebaarden en alle de beweegingen van den beer nabootzen, dien men eenigermaate hunnen dansmeester kan noemen, zou het nu niet de gefchiktfte gelegenheid zijn om een denkbeeld van de wijze te geeven, waar op zij op dit dier ter jagt gaan ? Zij vallen hem op verfchillende manieren aan, fomtijds leggen zij hem (brikken; onder eenen zwaaren val, in de hoogte opgehouden door eene genoegzaam verheven fteigering, plaatzen zij het een of ander lokaas om den beer derwaarts te trekken, deeze heeft het zo dra niet gerooken en gemerkt, of hij gaat voorwaards om het te verflinden; terzelver tijd doet hij het zwakke (leunzel van den val waggelen, die hem op den hals valt, en hem voor zijne gulzigheid ftraft, met hem den kop en fomtijds hetgeheelelighaam te vermorzelen; dusdanig heb ik'erzedert, wanneer ik door bosfchen kwam, in deeze valstrikken zien vangen; dezelve blijven ftaan tot dat 'er een beer in gevangen is; voor dat dit gebeurt loopt 'er fomtijds bijna een jaar voorbij. Men zal zeggen, dat deeze manier van de beeren te van-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. qi vangen geene groote kloekmoedigheid nog veel vermoeijenis van de jagers vereischt, dog 'er is een andere die in dit land veel in gebruik is, en< tot welke men ligt begrijpen kan, dat zo veel fterkte als moed vereischt word. Een Kamfchatter gaat verzeld of alleen uit om een beer te ontdekken, hij heeft geen wapenen dan alleen zijn fhaphaan, een foort van karabijn, waar van de kolf zeer dun is, voorts een lans of fpriet en zijn mes. Al zijn voorraad bepaalt zich tot een klein pakje, bevattende een twintigtal gedroogde visfchen. In deeze ligte uitrusting dringt hij door het digtfte der bosfchen en in alle de plaatsen die tot een leger voor dit dier kunnen verftrekken. Gewoonlijk is het in de ftruiken of in de biezen, aan de oevers der meiren of rivieren, dat zij zich plaatzen, en het dier metftandvattigheid en onverzaagtheid afwachten; indien het nodig is zal hij dus een geheele week in hinderlaag blijven leggen, tot dat de beer verfchijnt; zo dra hij denzelven onder zijn fchot heeft, plaatst hij op den grond een houten vork, die ter ondersteuning van zijn fnaphaan dient (z). Met behulp van dee- (a) De Kamfcbatters kunnen zonder zodanig fteunpunt niet fchieten, het geen ondertuslchen zeer langduurige toebereidzelen vordert, en blijkbaar ftrijdig is met de fnelh.eid, die het grootfte voordeel va.n een jager uitmaakt, 1787. December, Te Bolheretsk.  92 Reize van de Lesfeps 1787. December. Te Bolcherecsk. deeze vork verkrijgt het oog meerder juistheid in het treffen, en de hand meerder zekerheid: het is zeldzaam, dat hij zelfs met een vrij kleine kogel het beest niet raakt, het zij in den kop, of in de fchouders, deszelfs gevoeliglte plaats; dog hij moet ln het zelfde oogenblik wederom laaden, want zo het eerfte fchot hem niet ter neer geworpen heeft, loopt het beestaanftonds toe(a) om zich op den jager te werpen, die niet altoos den tijd heeft van een tweede fchot te doen; als dan heeft hij toevlucht tot zijn lans, waar mede hij zich in der haast wapent, om zich tegen het verwoed beest, dat hem op zijn beurt aanvalt, te verweeren. Zijn leeven is in gevaar indien hij den beer geen dodelijkenfteektoebrengt; en («) Het gebeurt ookdikwils, dat men hem de vlugtziet neemen, niettegenftaande zijne kwetfuur die hij in de doornhaagen of moerasfen gaat verbergen, het is daar dat, wanneer men het fpoor van zijn bloed volgt, men hem dood of liervende wedervind. (b) Men verzekerde mij, dat de beer wanneer hij zija aanvaller overwint, hem het vel van het bekkeneel aftrekt, zijn aangezicht 'er mêe bedekt, eó dan heen gaat. Volgens het zeggen der Kamfchatters, duidt de wraak van dit dier aan , dat hij het gezicht van den mensch niet verdragen kan; dit belaggelijk vooroordeel onderhoud onder hen het denkbeeld van hunne meerdere verhevenheid, en geeft ua mijne gedagten reden van derzelver moed.  uit Kamfchatka naar Frankryk. 93 en men kan begrijpen , dat in deeze gevegten de mensch niet altoos de overwinnaar is, dit fchrikt; rogtans de bewoonders dezer ftreeken niet af,< om 'er zich bijna dagelijks aan bloot teftellen; zij hebben te vergeefsch de menigvuldige voorbeelden van hunne landgenooten die daar bij omkomen voor oogen; zij kunnen daar en boven nimmer op deeze jagt gaan, zonder te denken dat ze overwinnen of fterven moeten; en nooit fchrikt echter het denkbeeld van deeze harde keus hen af, of houd hen tegen (c> Zij jaagen bijna op dezelfde wijs de andere gediertens, als de rendieren, de argalis of wilde bokken in het Rusfisch genaamd dikt - barani, de vosfen, de otters, de bevers, de fabelmarters, de haa- O) Zij onderneemen deeze jagt in alle de jaargetijden, uitgezonderd wanneer de faeeuw de velden bedekt; als dan hebben zij een andere manier om den beer te vervolgen. Men weet dat hij zich s'winters in het hol begeeft het geen hij zich geduurende den herfst van takken gemaakt heeft, hij brengt daar den guuren tijd door met flaapen of met zijn poot te likken; her is hier dat de Kamfchatters op hunne ileeden hem gaan aanvallen met behulp van hunne honden, die hem befpringen en noodzaaken om op zijn verdediging te denken; hij begeeft zich uit zijne fchuilplaats en loopt in een bijna zekeren dood; zo hij weigert er uit te komen, vind hij eveneens den dood onder de puinhoopen van zijn hol. 1787. december. Te Bolheretsk.[agt-  December, Te Bol eberetsk. * S i t ] ( ( < ( i i $4 Reize van de Lesfeps haazen (d) enz*, dog nimmer hebben zij dezelfde gevaaren te vreezen j fomtijds bedienen zij zich van vallen, van hout of ijzer gemaakt, minder groot dan die ze voor de beeren Hellen, en ten opzichte van de eenvoudige zamenltelling, veel gelijkende naar onze wezelvallen; de eenigfte voorzorgi die men gebruiken moet, beftaat daar in om ze van tijd tot tijd na te gaan zien. Somtijds gaan ze zich gewapend verfchuilen, gelijk ik reeds gezegt heb, en de eenigfte zwaarigheid, die ze doorteftaan hebben, word veroor* eaakt door de langduurigheid van derzelver jagt s wanneer ze geen voorraad van fpijs meer hebben* Dikwils onderwerpen ze zich om geduurende verbheide agtereenvolgende dagen honger te lijden, iever dan de plaats te verhaten, zon der het beest * lat ze vervolgen, gedood en gevangen te hebjen; dog zij itellen zich ruim fchadeloos voor lit vallen, met op de plaats het gejaagde op te :eten (e) en in blijdfchap de vellen te tellen * lie zij daar door bekomen. Om op deeze dieren, die in Kamfchatka over- vloe- d) Men kan bij Cooke de befchrijving deezer dieren inden. (V) Zij vinden veel fmaak in het vleesch van de beeren * vilde bokken en rendieren, voor al in het laaide, Alt •eft ook dikwils mijn voornaams gsregt uitgemaakt*  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 95 vloedig zijn, ter jagt te gaan, kiezen zij de jaargetijden, waar in derzelver hair hetfchoonfteis; in het begin van den winter jaagt men de fabelmarters. Deeze bewoonen gemeenlijk de hoornen , men ondericheid ze aan dat gedeelte van 't hair dat het digtst aan het vel is, het geen de couleur en den naam heeft van die boomen , waar op ze zich het meest ophouden, als de berken, mastboom, &c. De herfst, winter en lente zijn de gunftigfie jaargetijden voor de vosfenjagt; men onderfcheid ze in vierderlei foort als 1. de vos van een witachtig ros, die het minst geacht word, 2. de roode vos of van eene fraaije rosheid, 3. de vos gemengeld met ros, zwart en grijs, die fevadouschka genaamd word, 4. de zwarte vos die het zeldzaamfte is en waar van men het meefte werk maakt; deszelfs couleur is zuiver donker zwart, men vind alleen, dat de langfte hairen van den rug fomtijds aan de uiterftens eene grijsachtige couleur hebben, daar zijn 'er wier waarde niet te fchatten is. Eindelijk geloof ik dat men nog twee andere foorten van vosfen zou kunnen tellen, dog die men hier daar niet voor houd, en welke wij de blaauwe en witte vos noemen; derzelver naamen zijn in 't Rusfisch golouboij, pesfets en beloij - pesfets, hun hair is veel dikker dan dat van de anderen. In 't algemeen zijn de vos- 178?. December. Te Bol. cheretsk.  1787. December Te Bol cheretsk. Visch vangst. / / / £Ó Reize van de Lesfeps vosfen van het vafte land veel fraaijer dan dié in de Eilanden oostwaards gelegen (ƒ) gevangen worden; ze worden oneindig duurder verkogt. De jagt op de rendieren word in den winter ondernomen, en die der argalis in den herfst. De otters zijn hier ook zeer zeldzaam, dog daar is een redelijk groot aantal hermelijnen, en ik weet niet, waarom men zich de moeite niet geeft, van die te vangen; het fchijnt dat men er geen werk van maakt. Deeze volkeren verrichten ook derzelver visch* 'vangst in verfchillende jaargetijden, die der falm en forellen gefchied in junij, die van den haring in april en maij, en eindelijk, die van den zeewolf in den zomer, de lente en vooral in den herfst. Zij bedienen zich zeldzaam van een zegen, dog bijna altoos van de gewoone netten (g), of van 00 Dit zijn de Aleutiaanfchê, Schoumaginfche, Vosfen en andere Eilanden. (g) Hunne netten zijn van garen even als de onze, dit koopen zij van de Rusfen, en vervaardigen het ook zelfs van brandnetels, waar van ze een aanzienlijke verzameling opdoen, zij plukken dezelve in den herfst, binden zeaati bosfen, en leggen ze onder hunne balagans te droogen. Zo dra zij hunne vischvangt en de inzameling der vrugten ver- , richl  uit Kamfchatka naar Frankrijk. $f van een foort van harpoen, waar van ze met zeer veel handigheid gebruik maaken ; de zegen word zelden uitgeworpen dan om zeewolven te van-1 gen, dezelve zijn van lederen riemen gemaakt, en demaazen zeer groot; zij hebben nog een andere manier van visfchen namelijk met de rivier door paaien en takken aftefluiten, welke zeer digt in een gevoegd zijnde aan den visch maar een kleinen doortogt geeven; fomtijds laat men 'er verfcheide in, aan welkers openingen mandens geplaatst worden, zodanig ingerigt dat de visch 'er eens in zijnde daar niet weder uit kan* De paarden zijn niet zeer gemeen in Kamfchatka , ik zag 'er eenigen te Bolcheretsk, die aan de regeering toebehooren, en die aan de zorg der Cofakken toevertrouwd zijn; ze dienen alleen maar geduurende den zomer tot vervoering der koop waaren en goederen van de kroon, als mede tot gemak der reizigers. Daar en tegen, zijn de honden overvloedig in dit land, en worden tot alle vervoeringen gebruikt, het nut dat ze den Kamfchatteren aan- bren* richt hebben, werken zij aan derzelver bereiding: Ztf Rijten ze in tweeën, vervolgens haaien zij 'er met de tanden behendig de fchel af, het overige word geklopt en gefchud, tot dat de vezels fchoon en gefchikt voor het fpinnèft worden. G December1* Te flol:heretsk« De paarden zijn 'ef zeldzaam» Honden*  98 Reize van de Lesfeps 1787. December Te Bo cheretsk. brengen, maakt deeze minder gevoelig voor het '.gemis van andere huisdieren. Daarenboven heeft men gezien, dat het voedzel voor deeze loopers nog moeijelijk te verkrijgen nog koftbaar is, met dezelven verrotten of het overfchot van gedroogden visch te geeven kunnen hunne meefters volftaan, en dit geeven zij ze nog niet eens, dan geduurende den tijd, dat ze hun van dienst zijn; des zomers, het geen de tijd is, wanneerdiejdieren niets te verrichten hebben, is het gebruik om zich van een groot gedeelte te ontdoen, aan welke men zelfs de zorg overlaat voor hun beftaan; deeze honden weeten daar zeer wel in te voorzien, met zich door de velden te verfpreiden en langs de meïren en de rivieren te zwerven. Derzelver oplettenheid om vervolgens bij hunne meefters wedertekoomen is eene der verwonderlijkfte proeven van de getrouwheid deezer dieren,- de winter daar zijnde, betaalen zij de vrijheid en de korte rust die zij genoten hebben, zeer duur; hun arbeid begint met hunne flavernij, deeze honden moeten uitermaaten.fterk zijn om dien te draagen, hunne grootte is nogtans jjiet buitengemeen, ze gelijken vrij wel aan de blrg of herders honden in Frankrijk. Er zijn geene Rusfifche inwoonders of inboorlingen die niet ten minften vijf honden bezitten, zij bedienen zich daar van om mede te reizen, om in de bos-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 99 bosfchen te gaan houthakken, om het zelve even als hunne andere goederen en voorraad te vervoeren; eindelijk, om de reizigers van de eene plaats naar de andere te brengen; en waarlijk. paarden zouden hun van geen meer dienst kun> nen zijn. Deeze honden zijn doorgaans twee aan twee voor één fleede gefpannen (/&), één alleen is aan het hoofd en dient voor leidsman, hel is voor dien, welke het befte geleerd is of de meefte kennis bezit, dat deeze eer bewaard is; hij begrijpt wonderlijk wel de uitdrukkingen, met welke de geleider hun weg beftiert; wil hij ze ter regter kant doen gaan , roept hij dezelve toe tagtag , tagtag, en kougha, kougha, indien mer links moet. De verftandige hond verftaat hei aanftonds, en geeft aan de geenen die hem vol gen, het voorbeeld van gehoorzaamheid; ah, al (b) Zij ondergaan even als de paarden de ontmanning, dog op eene andere manier. Men naald de ballen niet uit. maar men verbrijzeld ze, en men bediend zich hier toe van de tanden; eenige fterven'er van,anderen worden 'er var verminkt en geraaken buiten ftaat om dienst te kunnen doen, Echter begrijpt men dat het onmogelijk zou zijn om var deeze honden zo veel gebruik té maaken, indien ze onge fneeden waaren * als dan zou men ze met haar wijfjes niei kunnen aanfpannen; dog men fnijd al de mannetjes niet: men houd er een zeker getal van tot bewaaring" van hei ras, en vrij dikwils bediend men er zich van op de jagt* G s 1787, December, Te Bol cheretsk» l i  1787. , December., Te Bol-1 cheretsk. I Sleeden. ■> t ê i X I V ri ti too Reize van de Lesfeps ih doet hen Mille ftaan, en ha doet hen vertrek* een. Het getal der voorgefpanne honden is evenredig aan den last van de fleede; wanneer die het rewigt van den man welke ze beklimt niet veel te )oven gaat, noemt men dit een gewoone fleede )f Jannka (?), het voorlpan beftaat als dan in rier of vijf honden. Derzelver tuig (k) is van eer; het gaat onder den hals door, dat is te :eggen, over de borst van deeze dravers, en is an de fleede door een lederen riem van drie voeen lang gehegt op de wijze van een trek-zeel, nen maakt ze daar en boven door koppelbanden an den halsband, den een aan den anderen 'ast; meesttijds is die halsband met een beerejel overtrokken, het welk tot cieraad dient. De gedaante der fleeden is als van een langwerpige mand, waar van de twee uiterftens zich oogsgewijs verheffen , deszelfs lengte is omtrent rie voet, en de breedte heeft zelden meer dan én voet; deeze foort van mande, die het lighaam an de fleede uitmaakt is van zeer dun hout, de inden ftaan wijder uit en zijn vercierd met rieïen van verfchillende couleuren, een beerevel legt (7) De fleeden waar op men gewoon is de reisgoeden te laaden worden narta genaamt, voor deezefpant men en honden. (k) Deeze Kamfchatrche tuigen worden alaki genaamr.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 101 legt uitgeftrekt op de plaats waar de man gaat zitten. Dit verheven gedeelte van de fleede is omtrent drie voeten van den grond af, en draagt op vier ftijlen of beenen; deeze wijken na om laag uit, en zijn op twee evenwijdige planken van drie a vier duimen breed vastgemaakt. Die planken zijn van weinig dikte, dog langer dan het lighaam van de flêe; aan deeze dienen ze beide voor fteunpunten en tot fchaatzen; tot dat einde zijn ze wanneer het dooid elk van onderen van drie a vier plaaten van walvischbeen van dezelfde breedte voorzien en aan deeze fchaatzen vastgemaakt met leederen banden. De twee einden, welke deeze planken van vooren vertoonen, zijn na boven omgekromt, en voegen zich aan iedere kant met de dwarsplank, die ter zelfdei tijd nederwaarts gaat om een gedeelte van he reisgoed te draagen; het voorfte van de fleede i; ook voorzien met loshangende leiften, of lede ren riemen die van geen het minftè gebruik zijn De geleider heeft niets anders in de hand dat een krommen flok, die hem te gelijker tijd to een ftuur en zweep dient. Aan het eene eind» van deezen ftok zijn ijzeren ringen vastgemaakt zo tot cieraad als om de honden aantemoedigen door het geluid van dit foort van fchelletjes, die men van tijd tot tijd fchud; het andere eind i fomtijds van een ijzeren punt voorzien, ten ein G 3 d 1787. December. Te Bolcheretsk. i ► > e  1787. J)ecember. Te Bolcheretsk. i i ] i i "i • i ioz Reize van de Lesfeps de meer kragts op het ijs en de fneeuw te kunnen doen; ze dient ook om den ijver van deeze dieren te beftuuren. Die geenen, welke wel geoeffend zijn, hebben niet nodig de ftera te hooren; het is genoeg.van met deezen ftok op de fneeuw te laan om ze links te doen gaan, of op de beenen ;an de flêe om ze ter regter zij te doen afwijken, ;n om ze te doen Uil houden, plaatst men die /oorwaarts tusfchen de flêe en de fneeuw; ein^ felijk zo hun loop verflaauwt, zo ze afgetrokcen en onoplettend worden, van de teekens, of )p de ftem, ftraft men ze met hun dien ftok toe; ewerpen (7), dog dan heeft men de grootfte jehendigheid nodig om denzelven niettegenftaande den fnellen loop, weder opteraapen, en dit is ;ene der voornaamfte blijken van de bekwaamïeid des geleiders; de Kamfchatters zijn zondering behendig in deeze oeffening. In 't algemeen vas ik over derzelver vlugheid in het rijden met nunne fleeden verwonderd; en daar ik welhaast zo. als reeds gezegd is, maar al te veel van dit "ijtuig zou moeten gebruik maaken, meende jk laar van dikwijls een proef te moeten neemen, rninder met oogmerk van 'er mij aan te gewenden, dan wel om mij zelfs te leeren geleiden. Te vergeefsch ftelde men mij degevaaren voor, waar (.') Deeze ftok word Oschtol genaamd..  uit Kamfchatka naar Frankryk. io; waar aan ik mij blootftelde, wanneer ik mij alleen op een flêe wilde waagen,. voor en aleer ik genoegzaame hebbelijkheid bezat, om zonder leidsman te kunnen weezen; op mijne jaaren keni men zich tot alles in ftaat; ik luifterde na geënt waarfchuwingen. De ligtheid van het rijtuig, naauwlijks tier ponden wegende, deszelfs hoogte, die ze meerder gefchikt maakt tot omvallen, de moeijelijkheic om 'er het evenwigt op te bewaaren, eindelijk d< gevolgen, die een val kan hebben, wanneer d< fleede voortholt O), alle deeze bedenkingen, di< men niet naliet mij voor oogen te ftellen, kondet mij niet bevreesd maaken, nog affchrikken vat eene zo gevaarlijke oeftening. Ik zette mij een op mijn nieuwen wagen, echter toeftemmend dat men mij volgen zou, en verfcheide fleedei verzelden mij. De geenen die 'er opzaten, be hoefden niet lang te wachten, om mij hunne voot zeggingen te zien vervullen; ik gaf hun op ee weinig afftands reeds de vertooning van een ge heeleomtuimelujg; naauwlijks opgericht, of wee op nieuw gevallen, en een vernieuwd gefchate va (m) Wanneer de honden het zelfde gewigt niet mee gewaar worden, geraaken ze in zulk eene drift, dat 2 fomtijds niet eer ophouden, voor dat de fleê tegens ee boom verbrijzeld is, of hunne krachten uitgeput zijn. G 4 \ 1787. December. Te BoU cheretsk. 1 1 t l ! I 1 r r ï r e 11  Ï797, < J)?cember. Te Bolgherecsk, i I 1 f v c d * t f ti P ej t< \ [04 Reize van de Lesfeps /an lagehen: niettegeniïaande dit alles verloor ik Jen moed niet, en ftond fchielijk op om een 00genblik daar na weder omtevallen. Ik had alle reden van mij tegen deeze onaangenaamheid te vapenen, want bij verfcheide herhaalingen beaaide ik den tol van mijne onervarendheid; ik Mei bij deeze eerfte proef zeven maal, zonder nij ooit te bezeeren; ik wierd des te vuuriger >m een tweede les te neemen, vervolgens een lerde, en een vierde, eindelijk gingen 'er wein'g dagen voorbij,zonder eenigen togt te doen. iet getal mijner tuimelingen verminderde, naar naate ik 'er meer hebbelijkheid en wetenfchap 'an bekwam, en mijne vorderingen deeden mij odanige liefhebberij in die oeffemng verkrijgen, at ik mij in weinig tijds een foort van roem vernerf. Ik erken, dat het mij moeite gekost heeft, m mij te gewennen, van de nodige regtltanigheid te hewaaren. Men moet om zo te fpreeen in eene geduurige beweeging zijn , hier zich it linkerzijde overwenden, wanneer de flêe ter ïgter afwijkt; daar, zich vrij fpoedigopdereg:r kant werpen, om dat ze ter flinker zijde overelt, vervolgens regt opflaan in andere gevallen, izq men vaardigheid of oplettenheid mist, is het > verwonderen dat men nietaanftonds ombuitelt, guneer men valt, moet men echter de fléeniet iriaatens dog 'er zich op zijn best aan vasthou* den.,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 105 den, ten einde een voldoende zwaarte te maaken om de honden optehouden, die zonder dat aan het hollen zouden raaken, gelijk ik reeds ge 1 zegt heb. De meest gebruikelijke manier van zich op een flêe te plaatfen , is om er ter zijde» op te gaan zitten, even als onze vrouwen te paard rijden ; men kan 'er zich ook fchrijlings op zetten, dog die richting, waar de meefte kracht toe nodig is, het nee plus ultra der bekwaamheiden bevalligheid, beftaat daar in, om zich overeind op e'én been te kunnen houden; zij, die in deeze luifterrijke houdingen recht ervaaren zijn, maaken een fraaie vertoon ing. Zo dra ik in ftaat was zelfs te mennen, had ik voor mij geen ander rijtuig; uit hoofde der wegen altoos verzeld zijnde, ging ik dan eens wandelen of rijden, dan eens op de haazen en patrijzen jagt, waar van wij de fpooren in de fneeuw gedrukt zagen (») en wel in zo eene groote menigte, dat ze daar van doorprikt fcheen even als een (b) De eerfle fneeuw viel te Bolcheretsk op den 5 November, ze was zo overvloedig dat 'er aanftonds de velden mede bedekt waaren, dog de vorst langeragterblijvende, en de ftormwinden bijna zonder tusfehenpoozen elkander opgevolgt hebbende, kon de fleedevaart geen volkomen aanvang neemen dan vrij lang daar na, gelijk men in Jjet vervolg zien zal. G $ 1787. December. Te Bol. :heretsk. Manier waar op nen ter Haazen & Patrijzen jagt gaat.  i;87. December. . Te Bol cheretsk. 106 Reize van de Lesfeps een zeef: in de bosfchen was ze fomtijds zo dik, dat het onmogelijk zou geweest zijn om een flap te doen zonder 'er in te zinken, onze toevlucht was als dan om onze fleeden te verlaaten , waar van wij ons niet meer konden bedienen en wij plaatiten ze over zij. Na deeze voorzorg genomen te hebben , die voldoende is om de honden tegen te houden, die aanftonds op de fneeuw in een rei gaan leggen , en daar zonder zich te verroeren, de terugkomst van hunne geleiders afwachten , wij bonden onder de voeten raketten met riemen vast, gemaakt van zeer dunne plankjes (o), ieder van zes a agt duim breed, en van drie a vier voet lengte, welkers eind als een fchaats omgekromt en van onderen bekleed is met zeewolvenvel of rendierenpooten. Van dit fchoeizel voorzien, begonden wij onze jagt. Ik had echter in 't eerst moeite genoeg om mij aan deeiq fchaatzen te gewennen, ik viel meer dan eens op O) Deeze raketten worden in *t land ligt genaamd. In het noorder gedeelte ven het fchier-eiland bediend men zich van een ander foort van raketten genaamd, deeze zijn minder lang, en van ineengevlogten leere banden vervaardigt even als het draadwerk van onze raketten in de Kaatsbaanen ; men maakt 'er van onderen twee kleine punten aan vast, die in de fneeuw dringen en het uitglijden beletten.  uit Kamfchatka naar Frankrijk, 10? op den rug en op den neus, dog het vermaak van; een goede vangst deed mij deeze toevallen vergeeten, Hoe zeer het moeijelijk viel de haa-1 zen en de patrijzen te ontdekken, welkers witheid die der fneeuw evenaarde, zo mifte het mij echter zelden, dank zij mijne oefening en de raadgevingen mijner medgezellen, of ik bragt 'er een goed getal mede. Het was een mijner aangenaamste tijdkortingen te Bolcheretsk; het overige van mijn tijd wierd hefteed in verzuchtingen en ongeduldige aandoeningen over de gedwongen langduurigheid van mijn verblijf. Om afleiding te hebben, beijverde ik mij om van de weinige mooije dagen die wij hadden gebruik te maaken, ten einde eenige omleggende ftreeken te gaan bezichtigen, die ik zedert bij mijn vertrek wedergezien heb,en waar van ik fpreeken zal, wanneer ik mijn reis zal hervatten. De zamenftelling van mijne reisfleeden fj>) gaf mij ook hezigheid, dog mijne voornaamste ver- O) Een foort van gefloote koets alwaar men zich in leggen kan, en die aan een fleede vastgemaakt is; dit is dat flag van rijtuig dat men verock in Rusland noemt, alwaar ze zeer gemeen zijn, de mijne was van binnen met beerevellen bekleed, en van buiten met vellen vau zeewolven. 1787, December, Te Boliheretsk.  1787. December. Te Bolcheretsk. Ziektens. 108 Reize van de Les/eps vertroofting beftond in het gezelfchap van den Heer KafiofF en de Officieren van zijn gevolg; hunne verkeering en de aanmerkingen, die ik van lijd tot tijd maakte, Helden mij iederen dag in [laat om aantekeningen te houden, waar van ik reeds een groot gedeelte afgefchreeven heb, en hier het overige zal laaten volgen, Het artikel van de ziektens op Kamfchatka doet zich het eerde aan mij voor: welke onaangenaame befchrijvingen dit ook vordert, vermeen ik het evenwel niet te moeten agterlaaten, het heeft een gedeelte mijner waarneemingen uitgemaakt , het dient dan ook in mijn dagverhaal geplaatst te worden. De Kinderziekte, welker verwoedingen alhier ik reeds vermeld heb, fchijnt aan het land niet eigen te zijn, dezelve is 'er ook niet zeer gemeen. Sedert de invallen der Rusfen en de menigvuldige verhuizingen herwaarts, die daar op gevolgt zijn, heeft deeze besmettelijke ziekte zich hier niet doen gevoelen dan in de jaaren 1767 en 1768; ze wierd toen door een Rusfifch fchip derwaarts gebragt, het welk naar de eilanden, aan den oostkant gelegen, ging om otters, vosfen enz. te vangen. De perfoon, die dit noodlottige zaad overbragt, was een matroos die van Okotsk kwam, alwaar hij zich voor zijn vertrek had doen genezen; hij bezat nog na men zegt, de verfcheblijken  vit Kamfchatka naar Frankrijk. 105 ken van deeze vreesfelijke ziekte: naauwlijks ontfcheept, deelde hij ze aan de arme Kamfchatters mede, waar van ze het drie vierde gedeelte wegfleepte. Sedert is dezelve niet weder verfcheenen, het welk doet denken, dat deeze volkeren daar aan niet onderhevig zijn. In het Jaar i?zo wierden de volkeren ten noorden van Kamfchatka daar van bezogt, dog deeze ziekte drong niet tot in dit fchiereiland door, ze had te Anadirskoi een aanvang genomen; en men weet niet wie ze derwaarts bragt, men is geneigt om 'er insgelijks de Rusfen van te befchuldigen. Men vermeent ook, dat de Kamfchatters aan hun de Venusziekte verfchuldigt zijn, die geluk* kig niet zeer gemeen onder hen is, het fchijnt dat deeze geesfel bij hun van vreemde afkomst is. De geneezing daar van is alzo zeldzaam als moeijelijk, men neemt zijn toevlugt tot verfchillende wortels en de fublimaat, die in dit land even als elders treurige gevolgen voortbrengt, te meer daar men 'er hier nog minder goed gebruik van weet te maken, dan wel elders. Men vind hier geen fcheeve of kreupel geboorne; de eenigfte mismaakte perfoonen zijn die geenen, welke zwaare vallen gedaan hebben, het geen niet zeldzaam onder de Kamfchatters is, dewijl zij blootgesteld zijn om van de hoogte hunner balagans aftevallen; zij zijn weinig aan de fcheur- 1788. Januari; Te Bol. cheretsk.  iio Reize van de Lesfeps 1788. Januarij Te Bol cheretsk. Toverdoctors. fcheurbuik onderhevig, het gebruik- dat zij vari de wilde knoflook en verfcheiden foorten van beziën of vruchten maaken, brengt veel toe om 'er hen voor te bewaaren j de Rusfen en die geenen , welke hier pas voet aan land zetten, worden meer van deeze ziekte aangetast. De longziektens zijn er vrij menigvuldig, dog bloedzweeren, water en ettergezwellen en klieren zijn de meest gewoone kwaaien, men weet ze niet anders te geneezen dan door infnijding en uitrooijing: men bedient zich tot deeze konstbewerkingen van een mes of eenvoudig van een puntig gefleepen fteen in de plaats van een lancet. Diergelijke werktuigen zijn niet gefchikt om een verheven denkbeeld te geeven van de kundigheden der wondheelers; en het is gemaklijk optemaaken, dat de heelkunde, zo na mogelijk tot de volmaaktheid bij ons gebragt, nog in de grootfte duisterheid in Kamfchatka begraven ligt. De Geneeskunde fchijnt 'er geen grooteren opgang gemaakt te hebben; echter moet men ten dien opzichte erkennen, dat deeze volkeren reeds iets voorwaards gekomen zijn, namelijk in geleerd te hebben om derzelver bedriegers en belagche-, Iijke kwakzalvers te mistrouwen; dit waaren eertijds de zogenaamde toveraars Chamansgenaamt, die gebruik makende van de ligtgelovigheid der Kam-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. iii Kamfchatters, zich daarenboven tot Dodtoren in de geneeskunde verhieven, en zich dus van een dubbelde aanfpraak op achting en 'vertrouwen willen meeller te maaken (g). Hun vreemde oplèhik bragt ook nog veel toe om eerbied te verwekken , en kwam wonderbaarlijk over een met hunne buitenfpoorige bedriegerijen, het geen men 'er mij van gezegt heeft zou alle geloof te boven gaan, indien wij de goede gelukzeggers en andere tovenaars van dat foort niet kenden. Men kan zich geen denkbeeld vormen van de aaperijen deezer kwakzalvers, nog van de onbefchaamdheden die zij voorgaven omtrent de toebereiding hunner voorfchriften, of omtrent hunne gewaande openbaaringen. Het is waarfchijnlijk, dat hunne geneezingen menigwerf van een kwaaden uitflag waaren, en dat het getal hunner flagtoffers dat van hunne zieken evenaarde: dog op den duur word men verdrietig, wanneer men het voorwerp van bedrog is, vooral wanneer het leeven daar bij in gevaar raakt: als dan begint men onvergenoegd te worden op de bedriegers, die ongevoelig het vertrouwen verliezen, en ten laat- Ik heb zedert, in een Oftrog op eenigen afttand van Bolcheretsk, gelegenheid gehad ten hunnen opzichte meer bijzondere ophelderingen te verkrijgen, die men bij mijn verblijf in dat dorp vinden zal. '178Ö. Januari] Te Bol:heretsk.  iia Reize van de Lesfeps 1788. h Januari] , Te Bol-1 cheretsk. y ii g 4 t< r v 1 f \ c 2 Sterke gefteldheid ( der vrouwen. 1 < 1 i 1 1 < » latften in verachting vallen en vergeeten wordend )it is het geen met de Chamans gebeurd is; de 'einige kundigheden, die de handel der Rusfen I deeze ftreeken heeft verlpreid, is genoegzaam eweest om de oogen der inwooners te openen. II aanftonds hebben zij de ongerijmdheid der >verkunst van hunne geneesheeren leeren kenen; zo dra ze ophield geëerbiedigt te worden, /ierd ze ook welhaast minder voordeelig , en iet voordeel verminderende nam ook fpoedighet etal der tovenaars af. De mannen, afgefchrikt an deeze kostwinning, verlieten dezelve, en wieren door eenige oude vrouwen vervangen, die onder twijffel minder behendig zijn en bij ge-olg ook minder neering hebben (rj. De vrouwen hebben in dit land zelden meer lan tien kinderen, haar gewoon getal is vier of rijf; op de veertig jaaren verliezen ze de hoop van (*■) De verandering welke de Chanlans [in Kamfchatka mdergaan hebben, is deeze niet volmaakt de gefchiedeis van onze kwakzalvers? ten naaften bij dezelfdebedrieerijen, dezelfde beheerfching, en dezelfde val. Welke aanlerkingen zou men niet nog omtrent dit onderwerp kunen maaken! bij voorbeeld, dat volkeren evenzoeenvouig als onkundig gelijk de Kamfchatters, eenigen tijd de oorwerpen der bedriegerijen van hunne tovenaars geweesc ijn, kan niet vreemd fchijnen en ook zijn deeze daar ranrent wel te verfchoonen, dog dat zij met zo veel on- be-  uit Ram/cbatka naar Frankrijk. 113 van 'er meer te krijgen, zij kraamen zeer gemaklijk, en helpen onderling elkander verlosfen, daar zijn echter eenige vroedvrouwen, dog in een gering getal. De toevallen, de ongelukkige verlossingen, die zo veele moeders wegfleepen, zijn 'er minder gemeen dan het onverwacht kraamen in de open lucht, op de wegen, en overal waar de arbeid van haar huishouden deeze vrouwen roept. Het is waarfchijnlijk in deeze gelegenheden , dat zij zich van derzelver hairen bedienen, volgens 't geen men mij gezegt heeft, om de navelftreng aftebinden; zij draagen vervolgens zelfs de kinderen en zoogen ze aanltonds. De tijd der zooging is onbepaald. Ik heb moeders gezien die aan kinderen van vier en vijf jaaren de borst gaven. Men oordeele hier uit van de fterke gefteldheid deezer vrouwen. Men belpeurt echter, dat de Kamfchatters van beidefexen weinig langer dan de Rusfen leeven. Ik bekwaamheid en bijgeloof, van hunne dwaaling te rug gekomen zijn en 'er fchaamrood over worden, dit is het, zo *t mij voorkomt, tveik verwondering moet verwekken , en waar over men hun geluk moet wenfchen; want eindelijk, ziet men bij de meest verlichte volkeren van Europa niet nog alle dagen een foort van even trouwloo> ze, even gevaarlijkeChamans te voorfchijn komen? allen hebben zij nochtans hunne apoftelen, nieuwbekeerden en een groot aantal martelaars. H 1788. Januari] Te Bolcheretsk,  Januari] Te bo cheretsk. Genee middel,di men aan den beer verfchuldigt is. God: dienst. 114 Reize van ie Lesfeps Ik heb verzuimd van een geneesmiddel te fprees-ken, waar van de inwoonders van dit fchier-eiltland zig gaarne en bijna in alle hunne ziektens bedienen. Het is een wortel genaamt beere • wortel, in brandewijn geweekt, de naam, welken deeze volkeren aan die plant gegeeven hebben, duid genoeg aan, wien zij de kennis daar van verfchuldigt zijn. Na dat zij opgemerkt hadden, dat de beer gewoon was om bij voorkeur dit gras te eeten, en zich wanneer hij gewond was daar over heen te wentelen, zijn zij in twijfel geraakt, of dit kruid niet eenige goede eigenfchappen mogt bezitten, en hebben beflooten om 'er gebruik van te maaken; dit beest komt dus de eere toe van hun de eerfte Iesfen in de kruidkunde en in derzelver toebereiding gegeeven te hebben. Daar en boven heeft men mij gezegt, dat met deezen wortel de beer alle zijne wonden geneest; het is mogelijk, dat de mensch 'er zich ook zeer wel bij bevind; dog ik ben niet in 't geval geweest van 'er zelfs de proef van te neemen, en ik draag geene verdere kennis ven deeze plant. • De Chriftelijke Godsdienst is door de Rusfen in Kamfchatka gebragt, dog de bewoonders van dit fchiereiland zijn, om eigentlijk te fpreekenmaar gedoopt, ze zijn 'er verre af om de verplichtingen te vervullen, welke dit bondzegel hun oplegt. Hebben zij eenige kennis, waarin de eerde  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 115 fte voorfchriften van het Chriftendom beftaan ? ik twijffel 'er aan; overgegeeven aan alle hunne neigingen, volgen zij daar van de goede of kwaa. de aandrift; indien zij op den Godsdienst denken, is het alleen om redenen van welvoeglijkheid of belang, of wel wanneer de omftandigheden hun derwaarts leiden; dit toont in deeze volkeren een groot gebrek in het onderwijs aan, en men kan daar van, na 't mij toefchijnt, alleen hunne prielters befchuldigen, die derzelver onkunde moeiten tragten opteklaaren. Dog hebben deeze prielters of zendelingen daar toe de nodige begaaftheden? het is waar dat zij niet in de gelegenheid zijn om zich door wijsgeerige oeffeningen bekwaam te maaken, ook fchijnt men die in hun niet te vorderen, vermits het meenigmaal gebeurt, dat men Kamfchatters tot deezen voortreflijken ftaat ziet toegelaaten. Alle deeze Popen zijn aan 't gezag van den Opperpope of Aartspriefter die te Nijenei zijn verblijf houd, onderworpen; hij ftaat zelf onder den Aartsbisfchop van Irkoutsk, die hun alleen ordent, en de zending geeft, zo dat alle deGeeftlijken verplicht zijn om zich naar deeze ftad te be« geeven. Mogelijk word de langduurigheid en de gevaaren van de reis hun voor een foort van kweekfchool toegerekent; mogelijk ontfangen zij de heilige ordeningen zonder andere verdienften H .3 «f 178S. Januari] Te Bo :hereisk.  iiö Reize van de Lesfeps 1788. Jjuua/ïj Te Bolcheretsk. Kerken. 1 j 1 < < of ondervraaging, dit altans is zeeker, dat zij rog braaver nog meer onderweezen te rug komen. Deeze Geeftelijken worden vervolgens naar hunne bijzondere beftemmingen gezonden; de tijd, dien zij daar blijven, is onbepaald, en hangt volftrekt van den wil hunner hoofden af. Men telt agt voornaame kerken op Kamfchat» ka, als te Paratounka, Bolcheretsk , Ichinsk, Tiguil, Vercknei, Klutchefskaia, en twee teNijenei; men zou 'er zelfs die van Ingiga in het land der Koriaken kunnen bijvoegen. Zeven dorpen en de Kourilifche eilanden maaken het gebied of de Parochie van Paratounka uit; te weeten, het dorp van dien naam, St. Pieter & Paulus, Koriaki, Natchikin, Apatchin, MalIcin en Bolcheretsk. Het getal der Parochiaanen, ivelke deeze dorpen bevatten , gaat niet boven de /ier honderd, en wanneer men 'er de Kourilifche eilanden mede onder begrijpt, zal het geheele Tetal maar op zes honderd twintig Chriftenen beoopen. De Keizerin geeft aan den Paftoor van Paratounka tagtig roubels jaargeld, waar bij zij ïog doet voegen twintig pouds (j) rogge - meel; sijne Parochiaanen betaalen hem dus geene tienJen , dog hij ontfangt de aalmoesfen en de an- de- (s) Een Rusfiseh gewigt, gelijk ftaande met iets meer tan drie en dertig Franfche ponden.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. n; dere toevallige voordeelen, welke aan zijn Kerl gehegt zijn; Bij een huwelijk, doop, of begra venis vraagen deeze Paftooren zo veel geld, o zodanige andere zaaken als zij maar goedvindei te eifchen.' Niets is ten deezen opzichte bepaald en zij kennen geen andere uitfpraak dan hun ei gen wil, het welk aanleiding tot grove misbrui ken geeft. Gewoonlijk echter willen zij hunn eisfchen wel afmeeten na het ve; mo^en vaa hun ne Parochiaanen, en men is hun dank verfchuJ digd voor deeze foort van befcheidenheid. De Kamfchatters zijn vrij; zij zijn alleen on derhevig om aan Rusland een jaarlijkfchefchattinj te betaalen, die gelijk als ik reeds gezegt heb, v. bontwerk van allerlei foort beftaat, zo dat al he geene hun jagt opleeverr, bijna geheel ten vooi deele van de Keizerin komt. Ieder hoofd des huis gezins is verplicht, om voor hem, en voor el van zijne kinderen , zelfs voor die geenen welk nog zeer jong zijn, een zeker aantal vellen te le veren, evenredig aan het aandeel van zijne be lafting; deeze kan omtrent iets min of meer da zeven roubels bedraagen, en men heeft mij ge zegt, dat de waardeering van dit bontwerk altoo tegen den minst mogelijken prijs gefchied. Dee ze wijze van betaaling van het hoofdgeld in Kam fèhatka moet groote inkomfien aan de kroon ot H 3 '< : 1788. _ Januari} " Te Bo!< f cheretsk, » Belaftin gen of J Schattingen. t i l s »•  Januarij Te Bolcheretsk. Muntfpecien. i Bezoiding veli de Sol- nZ Reize van de Lesfeps leveren, wanneer men alleen in aanmerking neemt de Sabelmarters, welke dit landfchap jaarlijks opbrengt , en waar van het getal op meer dan vier duizend begroot word. Ieder Toijon ontfangtj de importen in zijn Oftrog en fteld ze vervolgens aan den fchatmeelier van de kroon ter hand; dog voor af is aan ieder Kamfchatter een handfchrift gegeeven van het beloop van zijn hoofdgeld , welke ook zorg draagt om met zijn zegel of eenig mder teeken al het bontwerk, dat hij levert, te merken. De gangbaare munten zijn, de gouden Imperiaal, waardig tien roubels, de roubel en dehalye roubel; men ziet weinig zilveren muntfpecien onder deeze waarde; koperen of papieren mun« ten zijn nog in dit fchier - eiland niet doorgedrongen. . Zou dit niet een bewijs opleveren, dat de goedkoopste waar tot een halve roubel moet verkogt worden ? Men vind hier een groot getal oude zilveren muntfpecien geflagen ten tijde van Peter den ï, Catharina de r. en van Elifabeth; men zou daar van zelfs een tak van Koophandel kunnen maaken, dewijl het zilver veel zuiverder en vm een hooger waarde is dan de gewoone muntfpecien. De bezolding der Soldaaten of Kofakken beloopt vijftien roubels in 't jaar; wat de Officieren  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 119 ren betreft, die de regeering in zulke afgeleegen landen zend, deeze ontfangen dubbelde jaargelden. Wanneer de Heer Major Behin te Bolcheretsk het bevel voerde, ftond het Schiereiland Kamfchatka onmiddelijk onder het algemeen bewind van Irkoutsk; na het vertrek van deezen bevelhebber, dien de Engelfchen bij derzelver eerfie aanlanding in 1779 bezogten, wierd de Capitein Schmaleff intusfchen met dit bevel belast; hij heeft geduurende een jaar deeze magt bezeten, en het genoegen gehad om aan de inwoonders wel te kunnen doen, kdie voor hem ook zo veel eerbied als erkentenis toonen. De Heer Rénikin volgde hem op in 1780; hij wierd door hooge order teruggeroepen in ^84, en wel om oorzaaken, die ik verplicht ben te zwijgen. Opdittijdftip, wierd het gebied van Kamfchatka met dat van Okotsk vereenigd. Zedert zijn de hoofden en officieren van de verfchillende oftrogs, fteden of dorpen van dit fchier-eiland, aan de bevelen van den Commandant te Okotsk, en aan de uitipraaken der rechtbanken van die ftad onderworpen ; deeze zijn wederom zelfs ohdergefchikt en doen rekening aan den algemeenen landvoogd, te Irkoutsk zijn verblijf houdende. De Officier, die te Bolcheretsk, eertijds de hoofdplaats van Kamfchatka, het bevel voerde, is tegenswoordig H 4 maar 1788. Januatïj Te Bolcheretsk. Bellier.  12© Reize van de Lesfeps 1788. Januari) Te Bol cheretsk. maar een fergeant; de geen, dien ik 'erliet, was , Raftarganieff genaam; hij wierd tot deezen pose door den Heer Kafloff benoemd. Ik moet hier nog bijvoegen, dat de bevelhebbers in deeze Oftrogs, zelfs de Officieren van een minderen rang omtrent derzelver meerderen, zich onderling geen verantwoording van hun beftuur fchuldig zijn; ook breid ieders gezag zich niet verder uit dan over de inwoonders der plaatzen, die onder hun opzicht zijn; dit zal zeker de Keizerin bewoogen hebben om een capitan ifpravmek, Capitein infpecteur te benoemen, gelast om ieder jaar alle de dorpen der Kamfchatters door te reizen, hunne klagten te hooren, hunne verfchillen te onderzoeken, te beoordeelen; hun die het verdienen te doen ftraffen, in een woord, om de goede order en den vreede onder hun te bewaaren. Ook is het daar en boven zijn zaak otn den Koophandel, de jagt, en de vischvangst aan te moedigen, te waaken op de naauwkeurige betaaling der fchattingen , toezicht te hebben, dat ieder bijzonder perfoon zich van den nodigen voorraad tot zijn voedzel en dat van zijn gezin voorziet, en verder om acht te geeven op de verbetering der bruggen en wegen , die ongelukkig maar zo weinig in getal, als flegt onderhouden zijn. Eindelijk, moet deeze Capitan ifpravakk zich in alles bevlijtigen om onder deeze volks-  uit Kamfchatka naar Frankryk. m keren de zeden en de gebruiken der Rusfen intevoeren. Deeze gewigtige post wierd in 1784. aan den Heer Baron de SteinheiJ toevertrouwd, die zijn verblijf te Nijenei nam; andere zaaken hem elders geroepen hebbende, wierd hij bij mijne komst in Kamfchatka opgevolgt door den Heer Schmaleff, die als toen, terwijl hij ons vergezelde, het bezoek van zijn departement deed. Het befiier is niet geheel militair; daar zijn eenige rechtbanken opgericht, om de gedingen en andere zaaken behoorlijk te behandelen en t< beoordeelcn, als daar zijn die van Tiguil, Ingigs & Nijenei — Kamfchatka ; deeze rechtbanken zijn aan die van Okotsk onderhoorig, even ah in Rusland de gerechten der fteeden van der tweeden rang afhangelijk zijn van die der Hoofd fteden, welke zonder verder beroep vonnisfèn Behalven die is er te Bolcheretsk een foort var Burgerlijk rechtsgebied of ftemgericht; in he Rusfisch flovefnoi- foud genaamt. De rechters zijt kooplieden, zij neemen kennis van alle verfchillen betrekkelijk tot den koophandel, en hunn< vonnisfèn worden goedgekeurd of vernietigt dooi de rechtbank,'alwaar de zaaken bij hooger beroer, gebragt zijn. Het is genoeg hier van te zeggen. dat men 'er alleen de Rusfifche wetten volgt; dee ze zijn genoeg bekend om mij te ontflaan, vat in meer bijzonderheden deswegens te treden; il H 5 zoi i;88. Januari} Te Bolcheretsk. Rechtban» ken. 1 l » l I  122 Reize van de Lesfeps 1788. : Januari] Te Bol cheretsk. Gebruiken omtrent de Erftenisfen. I Aanmerkingen be-j ireklijk de^ Huwelij- ' ken. ( 1 \ 1 2 c c Strafoeffeningen. f I I iou daar en boven maar herhaalen, het geen verfcheidene gefchiedfchrijvers, of veel meer verlichte waameemers dan ik ben, daar omtrent verhaald hebben. Ik meen echter hier te moeten bijvoegen, dat de goederen der Kamfchatters, na hun affterven, zonder moeijelijkheden wederkeeren aan derzelver naafte erfgenaamen, of aan die geenen aan wie 't hun behaagt dezelve te vermaaken; de vil des teftateurs word zo goed geëerbiedigt en ia den letter gevolgt, als in Europa bij de meest zorgvuldige volkeren in geval van erffenisfen, :ou kunnen gefchieden. De egtfcheiding is onder de Kamfchatters nog gebruikelijk nog geoorloft. De Rusfen fchijnen :ich gaarne met hun te verbinden, hoe zeer dit lezelven geen bijzonder voorrecht aanbrengt. Men :an ligt bevroeden, welke hunne beweegredenen laar toe zijn; deeze vermenigvuldigen die huweijken zodanig, dat het niet onmogelijk zou wee;en, dat 'er voor het uiteinde van het tegenwoorlig geflagt, van de inboorlingen des lands geen verblijfzels meer te vinden zullen zijn. De doodftraf in alle de ftaaten van de Keizerin vernietigd zijnde, word insgelijks nooit in Kamchatka uitgeoeffend. In het eerst wierden de tusfen, die men befchuldigde van de Kamfchatïrs mishandeld te hebben, tot de knout veroordeeld;  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 123 deeld; daar waaren 'er ook onder de laatden, die om verfcheiden misdaaden deeze wreede draF ondergingen, dog tegenwoordig maakt men daar c van geen gebruik meer; zo dra deeze eenige misdagen , of zwaare misdaaden begaan, vergenoegt men zich met hun te liaan. Hebben zij wel veei bij deeze verandering gewonnen ? de tegenswoordige manier van ftraffen veel eenvoudiger en fpoediger verricht zijnde, word ook veel ligtvaardiger gebruikt en moet dus dikwijls verkeerd nitgeoeffend worden. De Kamfchatfche taal kwam mij voor hard, hol en zeer moeijelijk in de uitfpraak te weezen, de woorden zijn afgebrooken, en de klanken onaangenaam. Daar zijn om zo tefpreeken zo veeIe tongvallen en verfchillende uufpraaken als er O • ftrogs zijn. Bij voorbeeld, men is zeer verwonderd, wanneer men van St. Pieter en Paulus komt, te Paratounka een andere brabbeltaal te hooren ipreeken; het is in de dorpen, die het digtstaan elkander gelegen zijn, het zelfde. Niettegenftaande deeze veranderingen in de taal, heb ik gemeent een woordenboek te moeten vervaardigen , het welk ik aan het einde van mijn dagverhaal zal mêedeelen,ik zal 'er dat van de Tchouktchische, Koriakfche en Lamoutfche taal bijvoegen; ik heb 'er alle oplettenheid aan bedeed, en men heeft mij al die hulp verleend, welke mij van zeer veel 1788. (Wttarij Te Bollerecsk. Taal.  I24 Reize van de Lesfeps 1788. Januarij Te Bolcheretsk. Aantekeningenover de IugtsgeIteldheid. veel nut is geweest. Ik zal het artikel van mijn verblijf te Bolcheretsk befluiten, met verfcheide waarnemingen, die een ieder in ftaat zullen ftellen om van de onmogelijkheid te oordeelen, waar in ik mij geduurende al dien tijd bevonden heb, van wederom mijn reis te kunnen aanneemen. Tegens het einde van November, deed de koude zich eensklaps zo hevig gevoelen, dat in weinig dagen alle de rivieren digt raakten, zelfs de Bolchaia-reka, het geen door deszelfs uitermaate fterken ftroom zeer zeldzaam is. Den volgenden morgen ontlastte zij zich reeds van de ijs(chotfen, waar mede ze bedekt was; ik heb 'er zedert voor Bolcheretsk zich geene zien vastzetten , dan op de hoogte van 't huis van den Commandant. Hoe zeer de rivier op verfcheide plaatzen digt is, vertoont ze echter nog in dit tijdftip verfcheide openingen, waar men haaren ftroom deszelfs gewoonen loop ziet behouden. Men word op iederen oever van dit fchier - eiland een gevoelig onderfcheid in den dampkring gewaar. Terwijl te St. Pieter & Paulus geduurende den zomer groote droogte geheerscht had, klaagde men te Bolcheretsk over menigvuldigen regen, echter is het mij voorgekomen, dat men over het algemeen den herfst in dit jaar niet zeer regenachtig gevonden had. De al te menigvuldige regen is in dit land fchadelijk, dewijl ze aanroer-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. i»5 merkelijke overftroomingen te weeg brengt, en, de visch verjaagt; waar uit voortkomt, dat dev honger de arme Kamfchatters overvalt, gelijk in< het voorleden jaar in alle de dorpen van de westkust van het fchier- eiland gebeurd is. Deeze ijsfelijke geesfel heerschte daar zo algemeen, dat de inwoonders genoodzaakt wierden hunne wooningen te verlaaten, en zich met derzelver huisgezinnen naar de oevers van de Kamfchatka te begeeven, in hoop van daar meer hulpmiddelen te zullen vinden , als zijnde de visch overvloediger in deeze rivier. De Heer Kafloff had zich voorgeftelt om zijn te rug reis langs de westkust te neemen, hebbende de oostkust reeds doorgetrokken; dog de tijding van deezen hongersnood had hem tegen wil en dank genoodzaakt om den zelfden weg te rug te gaan, veel eer dan zich blootteftellen om daarin geftremt te worden, en misfchien ter halver weg te verongelukken, door de moeijelijkheid van zich honden, en levensmiddelen op de westkust te verfchaffen. De wind is geduurende mijn verblijf te Bolcheretsk zeer veranderlijk geweest; hij was meest west, noord-west en noord-oost, zomtijds aan den zuidkant, maar zeldzaam in het ooften. De zuide en wefte winden waaren bijna altijd van fneeuw 1788. Januari) Te Bol. iheretsS.  I2Ó Reize van de Lesfeps 1788. Januari] Te Bolcheretsk. fneeuw verzeld, en weinig weeken zijn 'er, tot in januarij toe voor bij gegaan, waarin wij niet twee of drie hevige llormwinden zagen opkomen; deeze kwamen gewoonlijk uit het noord - wellen : die buijen duurden weinig minder dan één of twee dagen, en fomtijds zeven of agt. Als dan zou het de uiterlle onvoorzigtigheid geweest zijn van ons te waagen om uit te gaan. De hemel was van alle kanten bezet, en de fneeuw door deeze dwarlwinden opgeheven, vormde een dikken nevel in de lucht, die niet toeliet om zes treden van zich aftezien. Wee de reizigers, die zich in dit ijsfelijk wêer op weg bevinden! Zij zijn genoodzaakt Uil te houden, zo als ik reeds gezegt heb, anders loopen zij gevaar elkander te verliezen , of in den een of anderen afgrond te vallen, want hoe zal men de wegen onderfcheiden ? Hoe die vervolgen, wanneer men te worftelen heeft met de onfluimigheid van den wind, en wanneer men zich met moeite van de fneeuwhopen ontdoen kan , waar van men eensklaps omringt word? Indien de menfchen zo veele aanmerkelijke gevaaren uitftaan, dat men dan oordeele over het geen de honden moeten lijden. Niets is ook zo gemeen, dat dat men door deeze vreesfelijke orkaanen, zich onverwachts van de fleeden, die tot het gevolg behooren, afgefcheiden, en twee wer-  vit Kamfchatka naar Frankrijk. lij werften of meerder van elkander verwijderd be vind, ieder een anderen weg neemende (f). De meenigvuldigheid dezer ftormwinden, d verbaazende uitwerkzels, die er de gevolgen vai kunnen zijn, deeden ons de noodzaaklijkheid ge voelen om ons vertrek uïtteftellen. De Hee Kafloff had even zo veel verlangen om zich naa de plaats van zijn verblijf te begeeven, als ikon gedulds bezat om mijn reis te vervolgen, ten ein de mijne zending met dien fpoed te verrichten welke mij aanbevolen was; dog alle de berich ten, die wij ontfingen, veroordeelden onzen ie ver, en men toonde mij aan, dat het roekeloos heid van mij zoude zijn, indien ik wilde vertrek ken, met zulke gewigtige brieven belast zijnde als mij toevertrouwd waaren. Deeze bedenkinj deed mij vöor de verzoeken en raadgeevingei van den Heer Kafloff, en van de andere Officie ren van zijn gevolg zwigten; die bevelhebbe voorkwam mijne begeerten door mij een eigen handig getuigfchrift te geeven, het welk de lang dunrigheid van mijn verblijf te Bolcheretsk rechi vaardigde, door het opgeeven der oorzaaken we; rt) Deeze orkaanen heerfclien vooral in de maanden November, December en Januari}. i . 1788. Januari} Te Bolï cheretsk. Oorzaaken 1 die delang- > duurigheid vanons verblijf te Bolr cheretsk noodzaa' kelijk ge- > maakt heb; ben. » » r » 1 r  1788. Januarij Te Bolcheretsk. Toebereidzelen tot ons vertrek, bepaald op den 27 Januari]'. («) Men zal dit getuigfchrift aan het einde van die werk vinden. 128 Reize van de Lesfeps welke het zelve noodzaaklijk gemaakt hebben («}. Deeze florm winden eindelijk omtrent den 15 Januarij opgehouden hebbende, beijverden wij ons om in de laatfte toebereidzelen tot ons vertrek te voorzien, het welk op den 27 van die maand wierd vastgefteld. Wij voorzagen ons, zo goed wij konden, van brandewijn, osfenvleesch, roggemeel en gort; men bakte een groot getal brooden, waar van een gedeelte voor de eerfte dagen van onzen togt bewaard wierd, en het overige wierd in zeer kleine ftukjes gefneeden en op den oven even als befchuic gedroogd; het overfchot van het meel vulde men in zakken, die voor gevallen van noodzakelijkheid bewaard wierden. De Heer Kafloff had bevolen, dat men zo veel honden, als maar te bekomen waaren , zou opzamelen ; aanftonds bragt men ze ons uit alle de nabuurige Oflrogs bij menigte, eveneens leverde men ons de leevensmiddelen in overvloed; de eenigfle zwaarigheid was maar hoe dat alles mede te voeren. Toen men onze fleeden zou laaden, was ons reisgoed zo aanmerkelijk, dat niette-   CARAVANK KAMTSCHADALK A1UUVANT DANS UN OSTROG OU VILtAOÉ  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 129 tegenftaande de menigte van handen, die daar toe gebruikt wierden, de oplaading niet voorden 27. des avonds kon afgedaan zijn; wij.hadden beflooten dien dag in den morgen te vertrekken, en het was reeds nagt, wanneer men ons kwam zeggen dat alles gereed was: hier hadden wij den tijd om ons ongeduld te beproeven; ik voor mij wil bekennen dat mij nimmer en dag zo lang gefcheenen heeft. Dit uitftel had ons zo verveelt, dat wij niet tot aan den volgenden morgen wilden wachten; naauwlijks gewaarfchuwt, of wij liepen naar onze fleeden, en in het zelfde oogenblik waaren wij buiten Bolcheretsk. Het was des avonds ten zeven uuren wanneer wij het zelve verlieten, onder de begunftiging van het licht der maan, welkers helderheid nog levendiger wierd door de fchemerende witheid van de fneeuw. Dit vertrek was waarlijk een onderwerp voor het penfeel gefchikt; dat men zich onze in der daad talrijke caravane verbeelde, beftaande uit vijf en dertig fleeden f», daar on- (x) Het waaren meest gewoone fleeden, zo als men ze op bladz. ieo befchreeven heeft gezien, fommigen waaren geflooten en hadden de gedaante van verocs of ki' iiis de mijne was van dat getal gelijk ik bladz 107 verhaald heb. Onder deeze vijfendertig fleeden, reken ik die van I de I7?8._ Januarij Te Bol:heretsk. Den 37. Vertrek van Bol:heretsk.  Januarij Den 27, 130 Rdze van de Lesfeps onder begreepen die, waar op ons reisgoed geladen was. Op de eerfte was een Sergeant geplaatst , genaamt Rabéchoff; gelast om den togt te gebieden en te geleiden; hij gaf het teken, en fpoedig , vertrokken alle deeze fleeden de een na de ander; ze wierden door omtrent driehonderd honden voortgetrokken 00 wier iever derzelver fnelheid evenaarde; doch welhaast was de order gebrooken, de reijen kruiften zich en raakten in de war, eene edele naiever bezielde de geleiders, en de reis wierd een wagen - wedloop; de prijs behoort hem, die zijne dravers het meest voortdrijft, niemand wil voor bij gehaald zijn, de honden zelfs kunnen deeze belediging niet verdraagen; zij beijveren zich om het zeerst, en hitfert zich beurtelings aan om de eer in de loopbaan te verkrijgen; de ftrijd begint en de fleeden raaken om ver, met gevaar dikwils van aan Hukken te breeken; het geroep der orogevallene, het gefchreeuw der honden die aan het vegten, het verwarde geblaf der geenen die aan het loopen zijn, eindelijk het luidruchtig en onophoudlijk de inwoonders van Bolcheretsk niet, welke ons tot aa« Apatchin uitgeleide deeden. (j) Daar waaren er vijfen veertig voor de flêe van den Heer Kafloff gefpannen , en zeven en dertig voordemij«e.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 131 gefnap der geleiders vermeerderde nog de wanorder waarin men zich zelfs niet kan hooren ofverdaan. Om meer op mijn gemak dit rumoer te kunnen befchouwen, verliet ik mijn flêe, in welke ik als gevangen zat, ik verzogt om mij op een kleinder te plaatfen, die behalven het vermaak van zelfs te rijden, mij nog daar en boven dat verfchafte, van te kunnen zien al het geen rondom mij gebeurde; daar viel gelukkig niets voor, en ik had geen reden mij mijner nieuwsgierigheid te beklagen; deeze verwarring wierd voornamelijk veroorzaakt door den toeloop der inWoonders van Bolcheretsk, die zo wel uit achting als eerbied voor den Heer Commandant ons tot aan Apatchin wilden vergezellen (2) alwaar wij tegens middernagt aankwaamen; Van Bolcheretsk tot aan dit Oftrog rekent men vier en veertig werften. Weinige oogenblikken na onze aankomst ontftond 'er een geweldige wind, die ons zeer ge-c hinderd zou hebben, indien ze ons op reis overvallen had. Deeze ftorm duurde het overige van den nagt, en den geheelen dag van den sSften, zó (s) Voor dat ik den 18 Oftober 1786. te Bolcheretsk was gekomen, had ik reeds dat dorp doorgetrokken, waar van ik op bladz. 54- de befchrijving gegeeven heb. I 3 1787. ïanu arij Den 27. \ankomst : Apatïin.  \ t787. ; Januari] Den 27. Te Apatchin. Aficheids-1 groet van ■ deinwoonders van ' Bolcheretsk. :a£ Reize van de Les/eps zo dat wij verpligt waaren dien teApatchindoortebrengen. Wij ontfingen daar den laatften affcheids- groej van de Inwoonders van Bolcheretsk, die ons gevolgt, waaren; de aandoeningen die zij over het vertrek van den Heer Kaflof betoonden de betuigingen van erkentenis en van eerbied, die ze hem beweezen; troffen mij bijzonder: ik was boven al verwondert over het belang, dat zij in mij en in den goeden uitflag mijner reize fcheenen te ftellen; ieder hunner betuigde mij dit op zijne wijze; Ik was des te gevoeliger voor de genegenheid, die zij mij in dit oogenblik betoonden, dewijl ik geduurende mijn. verblijf te Bolcheretsk, gelegenheid gehad had van te ontwaaren, dat de Franfche naam in geen zeergroote achting onder deeze volkeren was; zij hadden veel eer het flegtfte denkbeeld van ons, zelfs tot die hoogte, dat zij in het eerst moeite hadden te gelooven, het geen men hun van de beleeftheid en oprechtheid verhaalde , met welke alle onze togtgenooten, de inwoonders van St. Pieter & Paulus behandeld hadden.' Echter, naar maate zij. hunne landgenooten met lof van onze handelingen ten hunnen opzichten hoorden fpreeken, wierd derzelver vooringenomenheid minder fterk; ik maakte daar van gebruik, om dit denkbeeld, en door mijne gefprekken, en doormijn ge-  uit Kamfchatka naar Frankrijk, 133 gedrag onder hun, geheel weg te neemen; ik durf mij niet vleijen daar in geflaagt te zijn, doch het is mij voorgekomen, dat op het eind hun manier van denken geheel in ons voordeel veranderd was. Het nadeelig denkbeeld, het welk zij van den aart en de gefchiktheid van onze natie opgevat hadden, was veroorzaakt door den naam van trouw-; loos en wreed, die ons eenige jaaren geleden in dit gedeelte van het Schiereiland door den berugten Beniovski berokkend was; deeze fclavonier had zich daar voor een Franschman uitgegeeven, en zich als een oprecht wandaal gedraagen. Zijne gefchiedenis is bekend; men weet dat hij bij gelegenheid van de onlusten in 1769 in Poolen onder de vaandels van de confoederatie diende; uit hoofde zijner onverzaagtheid wierd hij gekoozen om een opgeraapten hoop vreemdelingen, of liever roovers gelijk hij te gebieden, welke door de verbondene met weerzin betaald wierden; aan het hoofd van dezelven, doorliep hij het land, vermoordende alles het geen hem op zijn weg tegenkwam; hij kwelde de Rusfen zonder ophouden die hem niet minder vreesden dan de Poolen. Zij gevoelden wel haast de noodzaakelijkheid om zich van een zo gevaarlijken vijand te ontflaan; het gelukte hun om hem ge ■ vangen te neemen, en men begrijpt ligt dat zij I 3 hem 1788. Januarif Den 27. Te Apat- :hia. Oorzaak vanrieii wade denkjeelden die de inwoonners van Kamfchatka omtrent de Franfcben opgevat hebben. Hiftorirche bijzonderheden wegens Beuiouski.  134 Reize van de Lesfeps !7?8. 'anuaiij Den 28. Te Apathin. hem niet gemakkelijk behandelden; Na Siberien gebannen, en van daar naar Kamfchatka ; bragt hij zijnen geweldigen en wraakzuchtigen imborsc derwaarts; uit het midden der fneeuw, waar onder de Rusfen hem begraven achtten, te voorfchijn gekoomen, verfchijnt hij onverwachts voor Bolcheretsk, gevolgt van een troep bannelingen, aan welken hij zijne ftoutmoedigheid heeft weten in te boezemen, hij verrast de bezetting en maakt zich van de wapens meefter, de bevelhebber zelf, de Heer NillofT wierd door zijn eige han d gedood ; Een fchip lag 'er in de haven, Beriovski maakt 'er zich meefter van, alles beeft op zijn gezicht, alles is genoodzaakt hem te gehoorzaamen; hij dwingt de arme Kamfchatters om hem den voorraad, dien hij vordert, te verfchaffen, en niet te vreden over de opofferingen die hij verkrijgt, levert hij derzelver wooningen over aan de tomelooze moedwil der roovers van zijn gevolg, aan het welk hij tot een voorbeeld van misdaadigheid en wreedheid verftrekt; Eindelijk begaf hij zich met zijne medemakkers fcheep, en maakte t'zeil, zo men zegt, naar China, met zich voerende de verfoeijing van het Kamfchatfche volk («). Dit (a) Men heeft niet lang geleeden de bijzonderheden omtrent het einde van dien beruchten gelukzoeker bekomen.  uit Kamfchatka naar Frankryk. 135 Dit was de eenigfte zogenaamde Franschman , dien zij nog op hun Schier-eiland gezien hadden, en onze natie niet anders dan na hem kunnende beoordeelen, was het hun ongetwijffelt wel geoorloftons niet te beminnen, ja zelfs ons te vreezen. De Heer Schmaleff verliet ons met het aanbreeken van den dag, en vertrok het eerfte om de kust van Figuil of de westkust te doorkruisfen, en de overige plaatzen van zijn bewind te bezoeken (bj. Wij verlieten bijna terzelfder tijd Apatchin, onze ftoet zo talrijk niet meer zijnde, maakten wij des te meer fpoed; na de vlakte waar in dat dorp gelegen was doorgetrokken te hebben, kwaamen wij aan de Bolchaïareka, dewelke wij eenige uuren langs reisden, wij volgden haar in alle debogten, welke zij befchrijft, dan eens dooi het midden van een bosch, en dan eens langs den voet der hooge en fteile bergen; waar mede deszelfs oevers bezoomd zijn; vijftien werften van Malkin verlieten wij deeze rivier, welkers ftroom de op verfcheidene plaatzen gebrokene ftukken ijs begon wegtevoeren, en op en weinig afftands van fb) Zijn reis was ook ingericht om levensmiddelen te verkrijgen die hij ons toezond, eenigen tijd daar na voegde hij zich weder bij ons, zo als men in het vervolg van dit dagverhaal zal zien. 14 1788 _ Januari]. Den 28 Te Apatchin. Den 29. De Heer Schmaleff verlaat ons ten einde het overige van zijn plaats en bewind te gaan bezigtigen. Vertrek van Apatchin.  1788. _ Januari] Den 29. Aankomst te Malkin. i%6 Reize va» de Lesfeps van dit Oftrog ftaken wij de Bistraïa over om ons derwaarts te begeeven; het was bijna ten twee uuren des namiddags wanneer wij 'er aankwamen ; wij hadden, reeds vier en zestig werften zedert Apatchin afgelegt, doch geen voorfpan hebbende , waaren wij genoodzaakt ons hier op te houden, ten einde aan onze honden tijd te geeven om uit te kunnen ruften. De Toyou van Malkin kwam aanftonds den Heer Commandant zijn isba aanbieden, hij had reeds vrij groote toebereidzelen gemaakt om ons teontfangen, het geen ons deed befluiten om daar den nagt door te brengen , hij deed ons alle mogelijke eerbewijzingen en gaf ons het befte onthaal, doch hoe meer reden wij hadden om over zijne voorzorge en goeden wil te vreeden te zijn, des te onaangenaamer was het mij, dat hij zich zo weinig over onze rust bekommerd had, met namelijk geen zorg te draagen dat dezelve door niets geftoord wierd. De mijne wierd fchrikkelijk gehinderd door de nabuurfchap van onze honden, waar aan ik nog niet gewoon was; het geweldig en geduurig gehuil van deeze vervloekte dieren was telkens aan mijn oor, en liet mij den geheeien nagt niet toe om een oog te fluiten. Men moet dit nagtmuziek, het onaangenaamfte dat ik ken, gehoord hebben, om zich te verbeelden hoe veel moeite ik had van mij daar aan te gewennen,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 137 nen, want geduurende mijn reis wierd ik wel genoodzaakt om onder dit gejuil te flaapen; gelukkig fchikt zich het lighaam tot alles, na eenige flegte nagten overftelpt van den flaap, hoorde ik eindelijk niets meer, en langzamerhand gewende ik zodanig aan het gefchreeuw van deeze dieren, dat ik zelfs te midden, onder hun met de grootfte gerustheid Hiep. Ik zal hier nog bijvoegen, dat men deeze honden niet te eeten geeft voor dat ze aan de rustplaats komen, of voor het einde van den dag; deeze eenigfte maaltijd beftaat gewoonlijk in gedroogden falm, dien men aan ieder hunner uitdeelt. Het Oftrog van Malkin gelijkt na alle die geenen die ik gezien en reeds befchreeven heb; het beftaat uit vijf of zes isbas en omtrent vijftien balagans; het is gelegen op den oever van de Biftraïa, en met hooge bergen omringt; Ik had den tijd niet om de heete bronnen, die men mij zeide in de nabuurfchap te weezen, te gaan bezichtigen , men voegde 'er bij, dat ze een fterke zwavellucht bezaten, en dat 'er onder anderen één op bet hellen van een heuvel gevonden wierd, langs den voet van welke ze een poel van vrij helder water vormt. Van Malkin reisden wij op Ganal, dat vijf en veertig werften daar van afgelegen is, Aoch{ wij konden deezen weg niet zo fpoedig afleggen 1 I 5 als 1788. Januari) Den 2jr. Oftrog van Malkin. Den 30. Gedvvoo» ;en omeeg.  138 Reize van de Lesfeps 1788. Januari] Den 30. Te Ganal. als wij wel gewenscht hadden. De Biftraije was niet geheel digt, wij moeiten dus een omweg neemen, dwars door de bosfchen, alwaar de fneeuw zeer dik en niet vast lag, het geen veroorzaakte, dat onze honden 'er tot den buik toe inzakten, en zich zeer vermoeiden; dit noodzaakte ons dien weg te verlaaten en onzen togt naar de Biftraïa heen te wenden. Wij vonden ze tien werften van Ganal weder, in dien ftaat, welken wij tot onze zekerheid konden verlangen; de dikte van het ijs beloofde ons een gemaklijken overtogt, en wij maakten 'er met allen iever gebruik van, wij volgden deeze rivier tot aan dat dorp het welk aan deszelfs oever gelegen is. Vier isbas en elf balagans maaken dit Oftrog uit, alwaar ik niets merkwaardigs gewaar wierd. Wij vernamen er alleen dat de Orcaanen allerijsfelijkst gewoed hadden, en dat ze zich nog deeden gevoelen, echter met minder hevigheid. Het is niet moeijelijk om reden van het geweld dezer ftormwinden te geeven; de omgeleegen hooge bergen vormen als zo veele monden, waar in de wind zich verzamelt; hoe minder uitgangen dezelve vind, hoe onftuimiger hij word: hij zoekt zich een weg te baanen, hij maakt van den eerften dien hij vind gebruik, en ontlast zich in wervelwinden, werpt de fneeuw op de wegen, en maakt die meesttijds onbruikbaar. Na  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 139 Na eene vrij flegten nagt in het huis van den Toyou van Ganaldoorgebragtte hebben, vertrok-' ken wij van daar voor het aanbreeken van den dag om ons naar Poufchiné te begeeven. Den1 afftand tusfchen deeze twee Oftrogs beloopt op negentig werften, en echter deeden wij deezen togt in veertien uuren: doch de laatfte helft van de weg was zeer liegt; deeze niet gebaand zijnde, zakten onze fleeden twee en drie voeten diep in de fneeuw, en de fchokken waaren zo menigvuldig , dat ik mij gelukkig achte er van bevrijd te zijn , en maar eens omgevallen te hebben; om van de richting der fneeuw, uit de menigte die een gedeelte der boomen bedekte , te oordeelen, fcheen het ons toe dat dezelve met noordewinden, en in eene buitengewoone hoeveelheid gevallen was, het geen ons door de bewoonders bevestigt wierd; wij reiden geftadig door een berkenbosch, en geduurende eenigen tijd verboren wij dekeeten van bergen uit het gezicht, welke wij daags te vooren langs getrokken waaren, doch nader aan Pouchiné komende, kreeg ik ze weder in het gezichtDe Kamfchatka loopt langs dit Oftrog, het( welk grooter dan Ganal is, het eenigfte dat ik hier waargenomen heb, beftaat daar in, dat de isbas zonder fchoorfteenen zijn, dezelve hebben 1 «ven als de balagans, maar eene naauwe opening j ia 178S. Januari} Den 31. Een zeet astigea iag. Te Poor :hiné. sbaj zo» Ier fchoorteenea»  140 Reizt van de Lesfeps 1788. Januarij Den 31. Kamfchatfehe lamp, in het dak, dit is de eemgfte doortogt, dien men aan den rook laat, daar en boven fluit men ze ipoedig door een fchuif, om de warmte te bewaaren. Wanneer men deeze vertrekken verwarmt, is het bijna onmogelijk van 'er in te kunnen blijven, men moet 'er uitgaan of op den grond gaan leggen, zo men geen gevaar wil loopen van verfmoord of ten minften verblind van den rook te worden, hij neemt niet altoos aanftonds den weg naar het dak, naar maate hij zich verheft, verlpreid hij zich ook in dikke en zwarte wolken door de kamer, en daar men hem zelden tijd geeft om geheel optetrekken, is het binnenfte van deeze isbas gewoonlijk met roet bepleifterd, het welke men bij het inkomen reeds aan de lucht gewaar word, en waar van het gezicht waarlijk afkeer verwekt. Doch dit is nog minder onaangenaam dan de ftinkende reuk, welke een donker brandende lamp, waar door het geheele huis verlicht word, van zich afgeeft; de gedaante daar van is alderlompst, het is eenvoudig een uitgeholde klei of fteen, waar uit een linnen vod, opgerolt als tondel te voorfchijn komt, rondom dezelve doet men fterk vet van zee- wol ve of van andere dieren; zodra deeze tondel aangeftoken is, ziet men zich eensklaps omringt van een duifteren damp, die niet minder dan de rook toebrengt om alles zwart te maa-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 141 maaken; hij (tijgt in den neus en in de keel en gaat tot aan het hart. Dit is de eeniglte kwaade lucht niet, die men in deeze wooningen inademt, daar is 'er nog en andere die na mijne gedagten veel ftinkender is, ik kon 'er mij altans niet aan gewennen, dit zijn de walgachtige uitwaasfemingen welke de gedroogde of verrotte visch verlpreid, het zij dat men ze toebereid of opdischt, zelfs na dat men ze gegeeten heeft, het overfchot is voor de honden gefchikt doch voor dat ze het krijgen, worden al de hoeken van het vertrek daar mede uitgeveegt. Daar en boven, is het toneel dat de bewoonders binnen deeze huizen opleveren, nog wel zo walgelijk. Hier ziet men een hoop vrouwen blinkende; van fmeer, en zich op den grond wentelende op een hoop vodden; deeze geeven haare halfnaakte en van het hoofd tot de voeten bemorlle kinderen te zuigen, anderen verflinden mei dezelve eenige ftukkken raauwe en meesttijds bedorven visch; verder ziet men wederom nog anderen , in een nagtgewaad dat niet minder vuil ia op beerenvellen leggen, onder elkander of alle te gelijk praatende, en aan verfchillende huishoudelijke zaaken werkende, in afwachting van haare mannen. Gelukkig waaren de huizen der Toyous zo goec fchoon 1788. Januari/ Den 31.' Morfigheid derbewoondersvan deeze Isbas. [  14* Reize van de Lesfeps ■ 1788. Januarij tDen 31. Februari], Den 1. De wegen vervuld metfneeuw vermoeijende oeffening van mijne geleiders. fchoongemaakr als mogelijk was, om den Heer» Kafloff daar in te ontfangen, die altoos de goed heid had van mij daar, benevens hem te doen huis verten. Wij namen onze nagtrust bij den Toyou vari Poufchiné, en wij vertrokken den volgenden morgen vroegtijdig; wij konden deezen dag niet meer dan vier en dertig werrten afleggen. Het fcheen, dat hoe meer wij voorwaarts kwamen, hoe meer de wegen door de fneeuw geflopt waaren. Mijne twee geleiders waaren zonder ophouden bezig om mijn flêe in evenwicht te houden ten einde het omvallen te beletten of niet van den weg te geraken; daar en boven moeften ze hunnen longen ongemeen geweld aandoen om de honden aantemoedigen, die dikwils ftil hielden, niette* genftaande de flaagen die men hun met zo veel behendigheid als in menigte uitdeelde. Deeze arme dieren, wier fterkte onbegrijpelijk is, hadden de uiterfte moeite om zich van de fneeuw te ontdoen , die hun weder bedekte naar maate zij 'er zich van ontlafteden, men moest die gelijk maaken om 'er hun door te helpen, dit was ook een der bezigheden van mijne leidsluiden; om op de fneeuw te kunnen ftaande blijven, hadden zij ieder een raket, onder eenen voet, en gleeden dus terwijl ze den anderen van tijd tot tijd op  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 143 op de fchaats van de flêe plaatften. Ik twijffel of 'er wel een meer vermoeijender arbeid is, en waar toe meer kragts en hebbelijkheid vereischt word. Het Oftrog van Charom, alwaar wij gelukkig aankwaamen, is op de Kamfchatka gelegen; Het leverde mij niets aanmerkelijks op... Wij vertoefden er den nagt en voor de dag aankwam, hadden wij het reeds wederom verlaaten. In den tijd van zeven uuren bereikten wij Vercknei-Kamfchatka, het geen vijf en dertig werften van Charom afgelegen is. Vercknei is een zeer aanmerkelijke plaats, in vergelijking van de andere dorpen, die ik reeds gezien heb: ik telde hier meer dan honderd huizen: deszelfs ligging is gemaklijk en fcheen mij veel verfcheidenheids opteleveren. Aan de rivier gelegen (c) heeft dit Oftrog daar en boven het voordeel van in deszelfs nabijheid Bosfchen en Velden te bezitten , waar van de Grond zeer goed is, en die door de inwoonders tot voordeel aangelegt word, de kerk is van hout, deszelfs maakzel is niet onbevallig, het zou alleen te wenfchen zijn, dat het binnenfte beantwoorde. Wat de wooningen betreft, deeze verfchillen in niets van die der andere dorpen. Voor de eerftemaal zag ik hier een foort (c) De Kamfchatka, die ter deezer plaats nog niet digt was. 1788. ^ Februari}. Den t. Den C l  17*8. 'ebruarij Den 3. ■ ! (e) Mijne kleeding vordert eene bijzondere befchrijving, men zal daar uit oordeelen, dat ik 'er niet zeer vlug uitzag. Gewoonlijk droeg ik maar een eenvoudig parque van rendieren vel en een gevoerde muts, die wanneer het nodig was, en de ooren, en een gedeelte van de wangen bedekte. Wanneer de koude heviger wierd, vermeerderde ik deeze kleeding met twee kouklanki, een foort van ruimer parque en van een dikker vel gemaakt; van de eene was het hair naar binnen, en van den anderen naar buiten gekeerd. In de geweldigfte koude trok ik over dit alles nog een derde veel dikker kouklanki, van honden of argali vellen gemaakt; de hairige zij is altoos naar binnen, en het leer of de buitenfte oppervlakte van het vel is roodachtig geverwt. Aan deeze kouklankis maakt men van vooren een kleine flabbedoek vast, die zich opheft'omhec aangezicht tegens den wind te befchermen, daar en bo« ven, zijn dezelve van agter ieder voorzien van een gevoerde kap; fomtijds maakten deeze drie kappen, de een over den anderen, mijn kapfel uit, ik deed ze zelfs over Hiijn gewoone muts. Mijn hals was bezorgt met een das tan een martervel, of een vosfeftaart, genaamd ocbeinik. 150 Reize-van de Lesfeps ne Kamfchatfche kleeding ( f 1 2 > a n e 1•xti r d > 1- ) n 'j :e rs 1  158 Reize van de Lesfeps ' 1788. rj Februari] , Den 4. 0 Te Ma-fi choure. Bericht van eenop- v\ ftand der . Koriatóen.0 n g u b te rl a: v n be zi ke m W: g« dc le wi ni e« j \ V, lij door geloofwaardige lieden medegedeeld , ie middel gevonden hadden om hunne onberaamde openbaaringen bij te woonen. Men beveiligde ons te Machoure dat geen, het relk reeds aan den Heer Commandant berigt was, oor een ingenieur genaamt Bogenoff; hij was aar de omliggende ftreeken van de rivier de Penina gezonden, om daar den grond voor een ftad it te kiezen en 'er het plan van aftetekenen, met ;vel om vervolgens de westkust van Kamfchatka volgen tot aan Tiguil, en om eene naauwkeuge kaart van zijn reis te vervaardigen. Bij zijn inkomst te Kaminoi (Y) vond hij, volgens zijn ;rhaal aan den Heer KaflofT, eene groote megte van muitende Koriaken, die gewapend voor hem bben; men weet dat deeze laatfie ook diergelijke inblaaïfjen voorondertlellen. en dat die geen onder hun, welaan deszelfs ingeeving bot viert, meest altoos begint :t erbarmelijk te fchreijen, of tekens van eene onverichte vreugde te geeven,- ten minften preeken deeze in* geevene nog,fchoon wat in het wilde, overdezedekun» , welke zij meenen in haar zuiverde kracht voorteftel1, in plaats dat de Kamfchatfche redenaars niet weeten it zij zeggen, en dit geheimzinnig en trouwloos gefnap :t anders bezigen, dan om de afgoderij van hunne al te nvoudige toehoorders, aantewakkeren. (O Een dorp gelegen op den oever van de rivier van mgina.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 159 hem kwamen om hem dendoortogt te fluiten, en te beletten, dat hij aan zijne zending kon voldoen. Men voegde 'er hier bij, dat zij ten getale van zes honderd waaren, endatzezeerwaarichijnüjk ons even min onze reis zouden laaten vervolgen. Het vooruitzicht was treurig, vooral voor mij, die van begeerte brandde om te Okotsk te komen, even als of daar de eindpaal van mijn reis was, of dat ik van daar tot in Frankrijk maar een dag reizens had afteleggen. Hoe hard vitl mij het denkbeeld, dat 'er geen andere weg zijnde dan door dit dorp, wij mogelijk genoodzaakt zouden weezen om te rug te moeten Jseeren! de gedagte alleen deed mij van ongeduld beeven. De Heer Commandant, die met mij daar in deelde, was even als ik van oordeel, dat wij ons op deeze berichten niet moeften ophouden, dezelve konden mislchien niet naauwkeurig zijn; het gewicht, dat de verhaalders daar in Helden, het verhaard gelaat, waar mede zij hunne verhaalen vergezelden, eindelijk de kleine bijvoegzelen, die men er dagelijks toevoegde, dit alles deed ons het verhaal mistrouwen. Bij gevolg beflooten Wij, dat wij ons zelfs van de waarheid der zaak moeften overtuigen, en voorwaards trekken, behoudens de toevlucht tot de hulpmiddelen, waar door wij onzen doortogt konden verkrijgen, ingevalle deeze oproerigen zich dgar tegens mog- ten 1788. Februari) Den 4. Te Ma- choure.  1788. Februari} Den 4. Te Mi choure. Vertre van Machoure.Den 5. 160 Reize van de Lesfeps ten verzetten ; dog welhaast wierden wij aangemoedigd door de aankomst van een expresfe bij •den Heer Kafloff, dien geen de minfletegenkanting of moeijelijkheid op zijn reis wedervaaren was, hij verzekerde ons, dat hem alles bedaard was voorgekomen; daar en boven hadden wij reden om te gelooven, dat, in het tegcngefteld geval, hij eenige beweegingen zou hebben moeten gewaar worden, en dat wij dus geen beletzei op onzen togt te vreezen hadden. Met het krieken van den dag verliet ik dan den Heer Baron van Steinheil^ met zo veel leedweezen als erkentenis voor zijn verplichtend onthaal , en voor alle de blijken van genegenheid, die hij mij geduurende mijn kort verblijf te Machoure betoonde (£). Ik verliet in hem een waarlijk belangrijk mensen, zo wegens zijne kundigheden als hoedanigheden. Ge- , 00 Niettegenftaande alle mijne voorzorgen, had ik hier het ongenoegen van mijn Sabelmarter die de Heer KaflofF mij gegeeven had te zien derven; ziet pag. 48. Aanftonds liet ik ze villen om het vel te kunnen bewaaren. Een mijner vermaaken had daar in beftaan, om haare hebbelijkheden gade te (laan. Derzelver verwonderlijke levendigheid maakte haar de keten onverdraagelijk.dikwilszogc ze te ontfnappen, en ze zou zeker daar toe gekomen zijn, zo ik ze niet onophoudelijk bewaakt had, en nooit agterbaalde ik ze-, zonder dat ze mij een*of andere beet toe-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 16x Geduurende deezen dag reisden wij zes en zestig werften ver over de Kamfchatka, welkers ijs overal fterk en volmaakt elfen was; ik zag niets aanmerkelijks op mijn togt zo min als in het dorp van Chapina, alwaar wij bij het ondergaan van de zon aankwamen. Wij vertrokken den volgenden dag vroegtijdig van daar; de fneeuw belemmerde ons dien dag fterk; de grond was 'er mêe bedekt, en deszelfs dikte maakte onzen togt zeer moeijelijk. Wij reisden meest altoos door zeer digte dennen en berken bosfchen. Ter halver weg en een weinig verder, ontmoeteden wij twee rivieren, waarvan de eene omtrent dertig toifen of vijftien roeden breedte heeft, men noemt ze de groote Nikoulka, en bragt, zij ontvingen bij voorkeur vleesch, het geen inde bosfchen het begunfligde voedzel der marters uitmaakt. Haare gezwindheid in het vangen der vogels, en om dieren die zwakker als zij zijn, aantevallen, is ongegrijpelijk. De mijne Hiep bijna den geheelen dag, des nagts maakte ze een geduurig gedruis, met zich in de keten te beweegen, dog ten uiterfte vreesachtig, wanneer ze iemand zag aankomen, hield ze zich ftil, en begon wederom als ze alleen was. Ik had de gewoonte van ze verfcheide maaien op den dag buiten te brengen, naauwlijks was ze op de fneeuw, of ze begroef zich en dolf onder de aarde even als de mollen, zich van tijd tot tijd vertoonende om zich aanftonds weder te verbergen. L 1788. Februari) Den 6. De groore en de kleine Nikoulka.  1788. Feb>uarij Den 6. Vunifpu wenrfe hei genvanT-o baichina e van Klutcliefskaia. 162 Reize van de Lesfeps en de andere de kleine; beide gevormt door bronnen, die uit de bergen komen, vereenigen ze zich ter deezer plaats, om gezamentlijk derzelver water aan de Kamfchatka toetevoeren; nog de een nog de ander lagen digt; ik fchreef de oorzaak daar van toe aan de groote fnelheid van derzelver ftroom. De plaats waar ik ze overtrok is waarlijk fchilderachtig, dog het geen mij nog zonderlinger voorkwam, beftaat hier in, dat alle de denneboomen, die in grooten getale deeze rivieren omzoomen, boomen van ijs fcheenen te weezen; een zeer dik ijzel, mogelijk door de vogtigheid van de plaats voortgebragt, had zich aan iederen tak vast gehegt en maakte derzelver ge-heele oppervlakte zuiver wit. - Op eenigen afftand van Tolbatchina, trokken " wij een heide over, van waar ik drie vuurfpu1 wende bergen ontdekte ; geen derzelver wierp vlammen uit, alleen gaven ze wolken van eenen zeer zwarten rook op; de eerfte, waar van ik te vooren gefprooken heb, wanneer ik naar Machoure ging, heeft deszelfs haardftêe in het binnenfte van een berg, die omtrent van een kegelachtige gedaante is, de top is plat en fchijnt weinig verheven. Men zeide mij, dat deeze eerfte vuurberg geduurende eenigen tijd ftil geweest was, dat men hem zelfs voor uitgedoofd hield, wanneer hij eensklaps op nieuw ontftoken is. In het  vit Kamfchatka naar Frankrijk. 163 het noord - ooften van deezen word men een piek gewaar, weikers punt de mond van den tweeden vuurberg fchijnt te zijn, die zonder ophouden rook uitgeeft, dog ik zag geen de minfte vonken. De derde deed zich in het noord -noordooften van den tweeden aan mijn oog op; ik kon denzelven niet zo waarneemen,als ik wel gewenscht had, een vrij hooge berg bedekte hem bijna geheel aan mijn oog. Hij ontleent zijn naam van het nabuurig dorp Klutchefskaïa, en men zeide mij, dat ik 'er zeer digt voor bij zou komen; de twee andere vuur-bergen ontkenen insgelijks derzelver naamen van het Oftrog Tolbatchina, alwaar wij vroegtijdig aankwamen. Dit dorp is op de Kamfchatka gelegen, vierenveertig werften van Chapina; het bevat niets buitengemeens; wij vernamen 'er bij onze aankomst, dat men aldaar dien morgen twee Kamfchatters getrouwt had; het deed mij leed die plegtigheid niet bijgewoond te hebben, die men mij verhaalde , dat bijna op dezelfde wijze als in Rusland gefchiedde. Jk zag de nieuw getrouwde, die mij voorkwamen twee kinderen te zijn; ik vroeg na derzelver ouderdom, en men antwoordde mij dat de bruidegom weinig meer dan veertien jaaren , ^ «n de bruid ten hoogfte elf bereikte. Diergelij-* ke huwelijken zouden overal buiten Afia voor al K te vroegtijdig gehouden worden. k La Ik 1788. Februari] Den 6. 'roeerïfd!e Huwe|ken in amfchai-  1788. Februarij Den 6. Reize naa Nijenei Katnfchat ka. Ik verlas den Heei Kafloff te Tolbatchina. • 164 Reize van de Lesfeps Ik had eene bijzondere begeerte om de ftad Nijenei - Kamfchatka te zien, en zedert lang was ik rbedagt om aan die begeerte te voldoen. Ik zou gemeend hebben eenen onvergeeflijken misflag te begaan, indien ik dit fchier-eiland verliet, zonder deszelfs hoofdflad te leeren kennen. Ik was van den anderen kant verzekert, dat mijne nieuwsgierigheid ten deezen opzichte geene belemmering kon toebrengen aan mijn voorneemen, om -met allen mogelijken fpoed te reizen. Ik was in der daad genoodzaakt een omweg te neemen, dog deeze was niet lang genoeg om mij eenig beletzel van belang te veroorzaaken. Na dat ik mijn reis met den Heer Kafloff overlegd had , die zich bevlijtigde om mij alles te verfchaffen, waar door ik die reis met zekerheid en vermaak kon volbrengen, verbond ik mij om in het Oftrog van Yelofki mij weder bij hem te voegen, alwaar die Heer mij verwittigde, dat hij eenige dagen dagt door te brengen, om op verfcheide zaaken van zijn beftier de nodige orders te ftellen. Om des te minder tijd te verliezen, nam ik zelfs den eigen avond van onze aankomst te Tolbatchina affcheid van hem; dog de wegen waaren nog flegter dan alle die, welke wij tot nog toe hadden doorgetrokken. Ik had alle moeite, om met het aanbreeken van den dag Kofirefski te bereiken. Dit dorp was zes en zeftig werften van Tolbatchina afgelegen. /Ik  uit Kamfchatka naar Frankryk. 16$ Ik hield mij aldaar niet op; ik was trots , dat ik gelukkig alle de gevaaren , welke ik geduurende den nagt op deeze ijsfelijke wegen geloopen had, was te boven gekomen (i), ik dagt op den dag niets te vreezèn te hebben , ik vervolgde mijn weg met eene zekere onbefchroomdheid, waar'voor ik echter wel haast geftraft wierd. Na een meenigte werften op de Kamfchatka afgelegt te hebben, die ik blijde was weder te vinden, en welkers breedte ik ter deezer plaats bewonder de, wierd ik genoodzaakt dezelve te verlaaten, om in eene engte te komen, alwaar de fneeuw door de orkaanen aangebragt, eene oneffe en bedriegelijke oppervlakte vertoonde. Het was on mogelijk om de klippen, die mij omringden, t< vermijden. Ik hoorde welhaasteen gekraak, hei welk mij de een of andere breuk aan mijn |ê< aankondigde; en in der daad, een fchaats, mi in twee-en gebroken, ik hielp mijne leidslieder dezelve zo goed en kwaad vermaaken, als wij kon den, en wij hadden het geluk te Ouchkoff zon dereenig ander toeval aantekomen. Het wasmid der (i) Ik vernam daar na, dat het weinig gefcheelt had of de flêe van den Heer Kafloff, welke dien weg op de dag was doorgetrokken , was in (lukken gebrooken, hel bende dezelve tegen een boom geflooten, zo dat das door twee zijner geleiders gekwetst waaren. L 3 1788. Fcbruatit Den 7.' Voorval len opmij: reis naar NijeneiKamfchatka. I 1 r  i66 Reize van de Lesjeps 178!?. Februari'} Den 7. O (Trog van Ouchboff. Den 8. Oftrog var Kreftoff. dernagt, wanneer wij 'er aankwamen, hebbende wij in deezen dag zes en zeftig werften afgelegt; mijn eerfte zorg was om mijn flee te doen verftellen, het geen mij tot den volgenden dag ophield. Men ziet in dit dorp een isba en elf balagans; het getal van deszelfs inwoonders beftaat, in vijf geflachten, die in drie Yourtes verdeeld zijn. In de nabuurfchap van dit Oftrog word een zeer vischrijk meir gevonden, alwaar de nabuurige dorpen derzelver voorraad komen opdoen, dit meir is ook van zeer veel nut voor de hoofdplaats, welke zonder de visfeherij, die daar in voor haar gefchied, dikwils gebrek aan visch zou hebben, het welke men weet overal het eerfte noodwendigfte voedzel te zijn. Ik vertrok in den vroegen morgen van Ouch« koff en op den middag had ik reeds vier en veertig werften afgelegd, gedeeltelijk over de Kamfchatka en gedeeltelijk over zeer uitgeftrekte heiden ; het eerfte dorp, dat ik aantrof, was Kreftoff, het fcheen mij van een weinig meer belang te zijn dan het voorige, dog voor het overige volmaakt gelijk aan alle de anderen , ik bleef'er niet langer dan nodig was om andere honden voortefpannen. Tot daar toe had ik den weg genomen , die de Heer Kafloff moest volgen om naar Yelofki te gaan; dog in plaats van mij naarKat- china  uit Kamfchatka naar Franhijk. 167 china te begeeven gelijk hij deed, zo richte ik^ mijn weg van Kreftoff naar het dorp van Klutehefskaïa, dat er dertig werften van afgeleegen is. Het weder, dat zedert ons vertrek van Apatchin altoos zeer fchoon en zeer koud was geweest , veranderde eensklaps in den agtermiddag; de hemel raakte met wolken bedekt, en de wind, die zich van; den westkant verhief, gaf ons fneeuw in overvloed; dezelve hinderde ons geweldig, voor al om der. vuurfpuwenden berg van Klutchefskaïa te kunnen befchouwen, wel ken ik terzelfder tijd als dien van Tolbatchina gewaar was geworden. Zo veel mij mogelijk was om 'er van te oordeelen, is de berg, uit wiens boezem de ftoffen voortkomen, veel hooger dan de twee anderen; deeze werpt geduurig vlammen uit, die uit het midden der fneeuw, waarmede de berg tot aan den top bedekt is, fchijnen voorttekomen. Bij het vallen van den nagt kwam ik aan het dorp Klutchefskaïa; deszelfs inwoonders zijn alle Siberifche boeren , uit' de omgelegen ftreeken van de Lena genomen, en in deeze oorden voor omtrent vijtig jaaren gezonden tot bearbeiding der gronden. Het getal der mannelijke perfoo* nen, de kinderen daar onder begreepen, beloopt weinig meer dan vijftig; de kinderziekte viel onder hun alleen die geene aan, welke ze nog niet L 4 ge- 1788.. •ebruarij Den 8. Vuurberg /an Klui:hefs-kaïa Inwoonders van Klutchekaïa.  1788. Februari] Den 8. i ] OSrog van Klutchefs» i kaïa. i I 3 j J I < < 1 s J < l t68 ifo'sö tvz» de Lesfeps gehad hadden, dog zij rukte 'er meer dan de kift van weg. Deeze akkerlieden zijn niet minder gelukkig geweest, dan die, welke zich inden jmtrek van Vercknei-Kamfchatka bevinden; derzelver oogst en de hoedanigheid van het graan, M van rogge als gerst, hebben dit jaar derzei• lelver verwachting te boven gegaan; deeze boeen bezitten veel paarden in eigendom, eenige )ehooren nogtans aan de kroon. Dit Oftrog is vrij groot, het fchijnt zulks nog e meer, dewijl het in twè'e-en gefcheiden is, vaar van het eene omtrent vier honderd pasfen ran het andere aflegt; het ftrekt zich voor al van iet weften naar het ooften uit, het is in deeze aatfte windftreek, dat de Kerk geplaatst is, ze s van hout gebouwd en in den fmaak van de Rusifche kerken. De meefte der wooningen zijn beer gebouwde en netter isbas dan alle de geenen, lie ik tot hier toe gezien had, ook vind men daar :eer ruime magazijnen; de balagans zijn 'er in ien gering aantal, en ook gelijken ze niet na die Ier Kamfchatters, deeze zijn van eene langwer)ige gedaante, en derzelver dak, dat de helling 'an de onze heeft, is op ftijlen geplaatst, die iet in de lucht onderfteunen. De Kamfchatka loopt langs den voet van dit 3ftrog, en was ter deezer plaats nog geheel digt; :e loopt menigmaaj geduurende den zomer buiten haa-  ah Kamfchatka naar Frankrijk. 169 haare oevers, het water rijst en dringt dan dik wils tot in de huizen, waarom het zeer goed i dat ze alle op de hoogte gebouwd zijn. Vier werften ten ooflen van de Kerk van Klu chefskaïa, is nog een ander Za'imka of klein g£ hugt, dat door Cofakken of Soldaten, die teffen akkerlieden zijn, bewoond word, wier oogst aa: de regeering behoort; dog ik kon niet befluite dien omweg te neemen, om1 het te gaan zien. \ Ik hield mij maar weinig tijds te Klutchefskai op; ongeduldig om Nijenei te zien vertrok i nog dien avond, om mij naar Kamini, een Kan fchatsch dotp, twintig werften verder geleger te begeeven. Ik kwam daar in het midden va den nagt aan, en reed het door. Voor den dag was ik te Kamokoff, twinti werften van Kamini, welhaast bereikte ik Tcht kofskoï of Tchoka, na nog twee en twintig we ften afgelegd te hebben, van daar tot aanNijent bleeven 'er nog twee - en twintig aftedoen , e deeze overtogt was voor mij ook maar het wer van eenige uuren; ik had het genoegen voorde middag in deeze hoofdplaats van Kamfchatka aar tekomen, die men reeds van verre ontdekt, do welkers vertooning nog grootsch nog vermakt lijk is. Het zelve vertoond niet anders dan een vei zameling van huizen, waar drie klokken bovei L 5 uil - 1788;^ Februari] S Den 8. Oftrog van Kamini. . S 1 a a i 1- t n , Den 9. 3 Oflrogsvan i" Kamokoff ,mSc van Tchoka. :i Aankomst 1te NijeneL k tl :- ^ Befchrij* "ving van deeze hoofd" plaats van l Kamfchatka.  1^0 Reize van de Lesfeps Februari] Den 9. Te Nljene Kamfchac, ka. •tStisjij'l -li uitfteeken, en is gelegen aan den oever van de Kamfchatka, in een kom, welke door een keten 'van bergen geformeerd word, die zich van ronds om verheffen, dog 'er echter op een vrij grooten affland van verwijderd zijn; zodanig is de gefieldheid van de ftad Nijenei, waar van ik, eer ik ze gezien had, meerdere verwachting had ; alle deeze huizen, die men mij zeide in honderd vijftig te beftaan, zijn van hout, van een zeer kwaa*den fmaak, klein, en hadden als toen daar en boven de onaangenaamheid van onder de fneeuw begraven te zijn, die de orcaanen daar opgehoopt hadden. Deeze hebben zonder tusfchenpoozing op die hoogte geheerscht, en waaren eerst zedert eenige dagen opgehouden. Daar zijn twee kerken te Nijenei, de eene is in de ftad en heeft twee klokken, de andere, tot het fort behoorende, is daar binnen beflooten; deeze twee gebouwen zijn van een onbehaaglijk maakzel; het fort is bijna in het midden van de ftad, het beftaat in eene vrij ruime palisfadeering, van een vierkante gedaante. Behalven de kerk, waar van ik zo even gefprooken heb, befluit deeze omtrek daar en boven de magazjjnen, het tuig en wagthuis; één fchildwagt belet dag en nagt het inkomen; het huis van den bevelhebber van de plaats, den Heer Major Orléankoff, is bij het fort gelegen, en is even als de andere huizen, behalven dat hetgrooter is, het  uit iV 'fchatka naar Frankrijk. 171 het zelve is van geen beter fmaak, nog hoogei gebouwd. Ik trad af bij een ongelukkigen banneling genaamt Sriafidoff, die bijna ter zeiver tijd me Ivaschkin een gelijk lot had ondergaan, dog on andere oorzaaken; hij is evenals deeze zeden het Jaar 1744 naar Kamfchatka gebannen. Naauwlijks was ik daar, of ik ontfing een bezoek van een Officier, dien de Heer Orléankofl mij zond, om mij over mijn behouden aankoms te begroeten; hij wierd van verfcheide der voor naamfte Officieren van de ftad gevolgd, die beur telings mij derzelver dienst op de verplichtend fte wijs des waerelds kwamen aanbieden. Ik be tuigde hun, hoe gevoelig ik over derzelver be leeftheid was, dog in den grond jammerde he mij, dat ze mij voorgekomen waaren, ook haa fte ik mij, zo dra ik gekleed was, om aaniedei mijne dankzeggingen te gaan betuigen. Ik be g®n met den Heer Major Orle'ankoff, en vonc hem bezig in de toebereidzelen van een feest het geen hij den volgenden dag geeven moest ter gelegenheid van het huwelijk van een Poolii Rusfifchen dienst, met de nigt van den protapo pe of aartspriefter. Hij had niet alleen de be leeftheid van mij op die bruiloft, waar van hij a de koften droeg, te verzoeken, dog hij had daar ei boven de oplettenheid van mij des anderen daag mor 1788. Februari) Den 9. Te Nijenei Kaaifchat*, ka. . t l > l l l  1788. Februarij Den 9. Te Nijene Kamfchatka. Feest gegeevendoor den Heer Major Orléankoff» 1 1 i ] 172 Reize van de Lc^èpjs morgens te komen zien, en mij met zich te neemen, ten einde ik niets van dat fchouwtoneel zou misfen, het geen hij met reden voor mij belangrijk oordeelde. Het geen mij echter des te meer verwonderde, was het geftrenge, dat bij de pligtpleegingen in acht genomen wierd. Het onderfcheid der rangen fcheen mij met de uiterfte naauwgezetheidgade geflaagen te worden; de plichtplegingen en gebruiken , alle deeze koele beleeftheden gaven bij de opening van het feest een zekere gemaaktheid, die meer verveeling dan vermaak voorfpelden. De maaltijd was allerpragtigst voor het land; ik zag onder andere geregten een groot getal van ver[chillende foupen opbrengen. Deeze waaren verzeld van koude vieeschfpijzen, waar van men terItond veel gebruik maakte. Bij het tweede ge■egt, kreegen wij het gebraad en pafteijen, dog lit alles kondigde minder weelde dan wel overlaad aan; de dranken waaren gemaakt van verscheidene vrugten, aan deeze ftreeken eigen , geiookt en met Franfchen brandewijn gemengt. Men Dediende bij voorkeur en bijna geduurig brandewijn van het land, gemaakt uit (latkaiatrava of zoet gras, waar van iktevooren gefprookenheb; deeze likeur heeft zo als ik gezegt heb geen onlangenaamen fmaak, zelfs is ze geurig, men went 'Ach des te gewilliger aan deeze brandewijn, om dat  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 173 dat ze minder ongezond is, dan die uit graanen gemaakt word: alle de gasten raakten ongevoelig in een vrolijken luim, hunne reden was niet lang beltand tegen de dampen van een zo koppigen drank; welhaast heerschte de uitgelatenste vreugde over tafel. Op dit luidrugtige en prag. tig gastmaal volgde een vrij wel zamengefteld bal. Het gezelfchap was zeer vrolijk, en men danfte 'er tot aan den avond Ruslifche en Poolfche contredansfen; het bal wierd door een zeer aartig vuurwerk geeindigt,het geen de Heer Orléankoff gemaakt had, en zelfsaanftak, het was niet groot, dog de uitwerking voldeed in allen opzichte. Ik vermaakte mij met de verbaasdheid en opgetogene verrukking van de meefte der aanfchouwers, die weinig denkbeelden van dit foort van vermaaken hadden, men zou ze allen gefchilderd hebben; onbeweeglijk van verwondering,fchreeuwden zij eenpaarig 'bij het opgaan van iederen vuurpijl; hun leedweezen over ;den korten duur hier van vermaakte mij niet minder. In het vervolg moest men al die lieden den lof daar van hooren Vermelden, en in het heengaan herhaalde ieder al zuchtende de genooten vermaaken van dien dag. Ik wierd den volgenden dag bij den protapope, oom van de bruid verzogt, alles was op den het 1788. Februari) Den ie. Te Nijenei Kamfcbat. ka.  1788. Februari') Den lo. Te Nijenei Katnfchatka, i i i 1 i i i < Rechtbanken teNij-, enei. e v V k g 1^4 Reize van de Lesfeps zelfden voet als daags te vooren, uitgezondert het vuurwerk. De protapope is gelijk ik reeds gezegt heb, het hoofd van alle de Kamfchatfche kerken; ieder priefter van dit fchiereiland is aan hem radergefchikt, en hij befchiktoveralJedegeeftelijce zaaken, hij houd zijn verblijf te Nijenei. Het is log een vrij jeugdige grijzaart, een breede witte >aard hangt hem tot op de borst, en geeft hem ien waarlijk achtbaar aanzien. Zijn ommegang cheen mij toe vol geest, vrolijk en gepast te veezen om zich den eerbied en de achting van leeze volkeren te verwekken. Te Nijenei zijn twee rechtbanken; voor de ene worden de zaaken van het bellier'gebragt, n de andere neemt kennis van alle de verfchil;n tusfchen de Kooplieden; de regeeringsperoon, die daar in voorzit, is een foort van Burgerleefter, ondergefchikt aan de bevelen van den rorodnitch of Commandant van de ftad. Men eeft hier boven gezien, dat ieder van deeze rechtanken van het rechtsgebied te Okotsk af hangr, a dat men van' alle zaaken aan den bevelhebber an deeze laatfte ftad rekenfchap moet geeven. Dog het geen mij te Nijenei het belangrijkfte oorkwam, en het geen ik niet met ftilzwijgen an voorbijgaan, beftaat daar in, dat ik hier nesn Japoneezen aantrof, die in den afgeloopen zo»  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 175 zomer derwaarts van de Aleutifche eilanden gebragt waaren door een Rusfisch vaartuig, ge-' fchikt tot den handel in otters. Een van deeze Japoneezen verhaalde mij, dat hij zich met zijne makkers op een vaartuig van hun land had ingefcheept, om zich naar de meeftzuidelijke Kourilfche eilanden te begeeven , met vooruitzicht om daar met de Eilanders handel te drijven, zij volgden de kust en waaren 'er niet ver van verwijderd, wanneer hun zo een ver* fchrikkelijke ftorm overviel, dat zij ver daar van afdreeven, en geheel verdwaalden. Volgens zijn verhaal, het geen mij echter zeer verdagt voorkwam , bevoeren zij de zee bijna zes maanden, zonder land te zien. Buiten twijffel hadden ze levensmiddelen in overvloed. Eindelijk vertoonden zich de Aleutifche eilanden aan hunne 00gen: vol van vreugde beflooten zij daar aan te landen, zonder te weeten waar dit best te onderneemen; zij wierpen één anker digt bij een van deeze eilanden uit, en een floep bragt ze allen aan land. Zij vonden daar Rusfen , die hun voorltelden om te zaamen hun fchip te gaan ontlaaden en het in veiligheid te brengen; dan deeze Japoneezen wilden daar in niet toeftemmen, het zij uit mistrouwen, het zij dat ze in der daad geloofden, dat het den volgenden dag gemaklijker zou zijn. Zij hadden veel reden om zich over 178?. ' tbruarijDen 10. re Nijenei Kamfchatka.  175 Reize van de Lesfeps 1788. Februari] Oen 11. Te Nijene Kamfchatka. Bijzonderheden wegenshetopperhoofdvan deeze Japjneeyen. over dit verzuim te beklaagen: want in den zelfden nagt wierp een hevige zee-wind het fchip iop de kust; men wierd zulks niet dan met het aanbreeken van den dag gewaar, en men had veel moeite om het kleinlte gedeelte van de lading en eenige Hukken van het fchip te bergen, welk laatfte bijna geheel van welriekend hout gemaakt was. De Rusfen, die hen we] onthaald hadden, deeden als toen al hec geen in hun vermogen was om deeze ongelukklgen hun verlies te doen vergeeten; zij bragten hun alle vertroofting toe, en deeden dezelven eindelijk het befluit neemen om hun naar Kamfchatka te volgen, werwaards zij terugkeerden; mijn Japonees voegde 'er bij, dat zij in veel grooter getal geweest waaren, dog dat de vermoeijenisfen, die ze op zee geleeden hadden, en vervolgens de geftrengheid van de lucht, veele van zijne makkers had doen omkomen. De geen, die met mij fprak, fcheen over de mderen een zeker blijkbaar gezag te voeren, men ivist van hem, dat hij de Koopman was, en dat je overigen alleen matroozen waaren of onder zijn bevel Honden. Dit was ten minden zeker, dat ze hem een bijzondere achting en eerbied toedroegen , zij zijn alle overftelpt van droefheid, en toonen de levendigfte ongerustheid, wanneer hij, ziek is of hem iets onaangenaams wedervaart,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. i7f Vaart; geregeld zenden ze tweemaal daags iemand uit hun om hem te bezoeken. Men kan zeggen, dat hij hun geen minder vriendfchap toedraagt , want daar gaat nooit een dag voorbij zonder dat hij hun op zijn beurt bezoekt, en hij zorgt met de grootlie oplettenheid , dat hun niets ontbreekt. Zijn naam is Kodaïl, zijn aangezhht heeft niets vreemds, zelfs heeft hij een aangenaam voorkomen; zijn oogen zijn niet getrokken als die van de Chineezen, hij heeft een Jangen neus en een baard, dien hij vrij dikwils affcheert, hij is omtrent vijf voet lang en vrij wel gemaakt, hij droeg het hair op de Chineefche manier, dat is te zeggen, dat van het midden van zijn hoofd een vlegt van de lengte zijner hairen af hong, die wijders rondom afgefchooren waaren, dog men heeft binnen kort hem daartoe gebragt om dezelve te Iaaten groeijen, en ze op onze manier vast te binden; hij is zeer bevreest voor de koude, de warmfte kleederen die men hem gegeeven heeft, kunnen hem daar naauwlijks voor befchutten; hij bewaart en draagt altoos onder deeze die van zijn land, ze beftaan in de eerfte plaats in een of verfcheide zeer lange zijde hemden, even als onze nagtjaponnen, daar over trekt hij 'er een van wol, het geen zou kunnen doen gelooven t dat deeze laatfte ftoffe koftbaarder in hunne oogen is, misfchien gefchied deeze fehikkin^ ook M ge- ^cbruarij Den ii. re Nijenei Karafchatca*  1788. Februari] Den 11. Te Nijene Kamfchatka. 178 Reize van de Lesfeps gemakshalve, dog dit is mij onbekend. De mouwen van deeze kleederen zijn wijd en open. Niet regenfiaande de ftrenge luchtsgefteldheid, heeft hij altoos de armen ontbloot en den hals open, alleen maakt men hem, wanneer hij uitgaat, een doek aan den hals vast, dog hij doet ze af zo dra hij in een vertrek komt, hij zegt zulks als dan niet te kunnen verdraagen. Deszelfs meerderheid boven zijne landgenooten heeft hem eenig aanzien verfchaft; dog deeze heeft 'er ongetwijffeld veel minder aan toegebragt, dan wel zijn levendige geest en zagtheid van aart; hij woont en leeft bij den Heer Major Orléankoff; de vrijheid waar mede hij, het zij bij den Commandant, het zij elders, binnen treed, zou onder ons voor onbefchaamdheid of ten minften voor grove lompheid gehouden worden ; zonder omflag zet hij zich aanftonds zo gemaklijk als hem mogelijk is, en wel op den eerften ftoel, dien hij maar aantreft, hij vraagt terzelver tijd al wat hij nodig heeft, of wel neemt hij het zelfs, wanneer het maar onder zijn bereik is; hij rookt bijna zonder ophouden, zijn pijp is kort en met zilver vercierd, daar kan weinig tabak in, dog hij vuld ze elk oogenblik. Het rooken is voor hem een zodanige behoefte, dat men veel moeite heeft gehad om hem te beduiden , dat hij zijn pijp niet over tafel gebruikte. Zijn doordringend  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 179 gend oordeel is zeer werkzaam, hij bevat alles, wat men hem wil doen begrijpen, met eene ver-' wonderlijke vlugheid, boven al fchijnt hij zeer' nieuwsgierig en een groot waarneemer. MenJ heeft mij verzekerd, dat hij naauwkeurige aantekening houd van al het geen hij ziet, en van het geen hem wedervaart, en in der daad de voorwerpen en de gebruiken, die hij onder zijne 00gen heeft, zijn zo afwijkende van die, welke zijn vaderland oplevert, dat alles hem ftof tot aanmerkingen verfchaft: oplettend op het geen gebeurd, en in zijne tegenwoordigheid gezegt word , fchrijft hij zulks op uit vreeze van het te vergeeten; de teekens, die hij maakt, fcheenen mij ten naaften bij dezelfde als die der Chineezen, dog de manier van fchrijven is verfchillende, deeze fchrijven van de regter naar de linker zijde, * en de Japoneezen van de hoogte naar de laagte f hij fpreekt genoeg Rusfifch om zich te doenverftaan, echter moet men aan zijne uitfpraak gewoon zijn, om verkeering met hem te hebben; hij fpreekt ongemeen fnel, het geen veroorzaakt, dat men veel van hem verliest, of dat daar door de betekenis veranderd word; zijne antwoorden zijn * De Chineezen beginnen hunne boeken, daar wij de onze eindigen, namelijk van het laatfte blad. t Zij fchikken hunne letters in reijen, M a 1788. ^ebruarif Den 11. re Nijenei [amichata.  T7Ü3. ; Februari) Deun. 1 Te Nijenei Kamfchat ka. ' J ! 3 t 1 1 1 \ 1 I j Japanfche munclpecien. ' ] j » J I ( :8o Reize van de Lesfeps zijn in 't algemeen levendig en natuurlijk, nooit jntveinst hij zijn manier van denken, en men kan zich niet openhartiger overeen ander uitlaaten, lan hij doet. Zijn gezelfchap is aangenaam en zijn mmeur altoos vrij gelijkvormig, hoewel zeergeleigd tot wantrouwen. Heeft hij het een ofander rerlegd, aanftonds verbeeld hij zich, dat hem :ulks ontvreemd is, het geen hem dikwiis een >ngeruste houding geeft. Ik bewonderde zijne naatigheid, die waarlijk het tegengeftelde is van iet geen men in dit land ziet. Wanneer hij voorïeemens is van geen fterken drank te gebruiken, s het onmogelijk om hem overtehaalen van 'er ran te proeven, hij eischt die wanneer hij'er lust oe heeft, dog nooit gaat hij zich daar in te buien. Ik merkte nog op, dat hij op de wijs der 3hineezen zich in het eeten van twee kleine ftokes met de grootile behendigheid bediende. Ik verzogt hem om muntfpecien van zijn valerland te zien, en hij beieverde zich om mijne lieuwsgierigheid te voldoen. De gouden munt s een plaat van omtrent twee duim lang, niet lik en bijna ovaal, verfcheiden Japanfche teekens :ijn op deeze ftukken gegraveerd: het goud fcheen nij toe zeer goed te zijn, zonder eenige vermenging, het buigt zich zo als men begeert. De :ilveren fpecie is vierkant, minder groot en dik, :n van minder zwaarte dan het goud, nogtans ver-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 181 verzekerde hij mij, dat de laatfte in Japan meei waarde had. Her. koper geld is volmaakt het zelf de als het cache der Chineezen; het is rond er ten naaften bij van grootte als de Franfche twee oortjens ftukken. In het midden is het in het vier kant doorboord. Ik deed hem nog eenige vraagen over den aan der Koopmanfchappen, die men uit hun fchip geborgen had, en ik begreep uitzijne antwoorden dat ze voornamelijk beftonden in kopjes, fchaaltjes, doozen en andere fraaij verlakte zaaken var dit foort; ik vernam nog, dat ze daar van eer gedeelte in Kamfchatka verkogt hadden. Ik twijffel niet, of men zal mij deeze uitwei ding over die Japoneezen wel ten goeden hoU' den, ik kan mij niet voorftellen, dat men ze ongepast zal vinden, ze zal kunnen dienen om een volk te leeren kennen, dat wij zo zeldzaam in het geval zijn van te zien en waarteneemen. Na omtrent drie dagen te Nijenei Kamfchatka doorgebragt te hebben, vertrok ik den 12 dei namiddags ten e'én uur, om mij weder bij der Heer Kafloff te vervoegen, dien ik zeker was van te Yelofki te zullen aantreffen; ik keerde dan te rug, ten einde mijn weg te vervotgen, dien ik verlaaten had. Ik kwam vrij tijdig te Tchoka . ka, het laatfte dorp, dat ik doorgetrokken was. M 3 orr ■ 1788 Februari'] Den 11. I Koopmanfchappendie een gedeelte van de lading uitmaakten van het Japanfche fchip. Den \i. Venrekvnn Nijenei Kamfchatka.  1788. _ "ebruarij Den 13. Den 14. 182 Reize van de Les fep s om mij naar Nijenei te begeeven, en het welk, gelijk men gezien heeft, twee en twintig werften van daar gelegen is. Hier heerscht een hevige en bijna geduurige wind uit het wellen , men vind daar van de reden in de legging van dit dorp aan de rivier , tusfchen twee ketens van bergen, welke door deeze gefcheiden word, en die zich vijfentwintig werften langs deszelfs twee oevers uitftrekken. Ik bragt den nagt te Kamokoff door, en den volgenden morgen bereikte ik in weinig uuren het Oftrog van Kamini of van Pierre, van daar nam ik den weg op Kartchina, onderweeg trok ik voor bij drie meiren, waar van het laatfte zeer uitgeftrekt was, en weinig minder dan vier a vijf uuren omtrek heeft. Ik fliep in dit laatfte Oftrog, veertig werften van het voorige en gelegen op de rivier van Kartchina (Je). Ik vertrok van daar met het aanbreeken van den dag, en niettegenftaande het fiegte wêer, dat ik geduurende dien geheelen dag ondervond, reisde ik evenwel de zeventig werften, die ik nog (k) In liet algemeen, hebben bijua alle de dorpen dezelfde naarnen als de rivieren, aan welkers oevers zij geplaatst zijn, uitgezonderd nogtans diegeenen, welke op de Kamfchatka zijn gelegen.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 183 nog tot Yelofki afteleggen had: dit Oftrog is op de rivier van denzelfden naam gelegen, en van bergen omgéeven. De Heer Commandant prees mijnen gemaakten fpoed, dog ik had mij te vergeefs gevleid, dat het oogenblik van onze hereeniging ook dat van ons vertrek zou weezen; de zaaken zijner bediening, die hem derwaarts geroepen hadden, waaren nog niet afgeloopen, het geen hem noodzaakte om zijn verblijf te verlengen; daar en boven hoopte hij, dat de Heer Schmaleff ook niet lang zou agterbüjven, dewijl, wanneer wij onze rei maat in aanmerking namen, het mogelijk geweest was, dat hij ons te Yelofki aangetroffen had. Wij bleeven 'er nog vijf dagen, zo om de zaaken te eindigen als om hem te vergeefs te wagten; de Heer Commandant aan mijn ongeduld toegeevende bewilligde in ons vertrek op den 19 des morgens zeer vroeg. Wij deeden in het begin vier en vijftig werften vrij langzaam af, dog in den agtermiddag wierden wij door eenen ijsfelijken ftorm uit het westen en noord -wellen overvallen; wij bevonden ons in het open veld, de wervelwinden waaren zo hevig, dat het ons onmogelijk was verder te komen; de fneeuw, daar door bij-vlaagen opgenomen, vormde in de lucht eenen dikken nevel, ea onze leidsluiden wilden, niettegenftaanM 4 de 1788. Februari] Den 14. Ik voeg mij weder bij den Heer Kafloff te Yelofski. Den 19. Storm die ons opweg overviel.  ] 1788. Februari] Den 19'. 1 1 Noodwendige ftil!lo.udingbij§e=ii Bosch. I j £4 Reize van de Lesfeps de de kennis, die zij van de wegen hadden, niet hut inftaan voor het verdwaaien. Wij konden mn maar niet beweegen om ons verder te brengen, het was echter onmenfchelijk hier op de genade van een zo geweldigen orcaan te blijven legden; wat mij betreft, ik erken, dat ikzeermismoeoig wierd, wanneer onze geleiders voorfloegen om ons digt bij een bosch te brengen, het ïvelk zij ons zeiden niet ver afgelegen te zijn, en dwaar wij ten minften ons eenigermaate in veiligheid konden ftellen. Wij aarzelden niet om van htunnen goeden wil gebruik te maaken, dog voor Jat wij dien weg verlieten, die onmogelijk te onJerfcheiden was, moeften wij nog wachten, tot Jat alle de fleeden van ons gevolg bij een waaren , inders hadden wij gevaar geloopen, om van elkander te geraaken en elkander te verliezen; de vereeniging gefchied zijnde , bereikten wij dit posch, het geen gelukkig op den afftand, dien men ons gezegd had, gevonden wierd; omtrent :en twee uuren nadenmiddag hielden wij ftil. De eerfte voorzorg van onze Kamfchatters beftond daar in, om een gat in de fneeuw te graaven, welke ter dezer plaats ten minften zes voe:en diep was, anderen bragten hout aan, in een jogenblik was het vuur aangeftoken, en de ketel replaatst; een fobere maaltijd en eenige maa$n kMdewjjn, herftelden welhaast al ons. volk ; tCQn,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 185 toen de nagt aankwam, hield men zich met de middelen bezig, om dien zo goed mogelijk op ons gemak doortebrengen, ieder werkte aan zijn bed, het mijne was in mijn vezock, alwaar ik mij in kon neerleggen, dog niemand als de Heer Commandant en ik hadden een zo gemaklijk rijtuig. Hoe, zeide ik tot mij zelfs, zullen het die arme menfchen met flaapen maaken ? Ik was welhaast buiten ongerustheid omtrent hun; de wijze, waar op ik hun derzelver bed zag toebereiden, verdiend verhaald te worden, hoe zeer ze 'er niet veel werk van maaken; na eerst een gat in de fneeuw gemaakt te hebben, bedekten zij het zelve met kleine takken van boomen , en wel de dunfte, die zij vinden konden, vervolgens wikkelden zij zich in een Kouklanki, en na het hoofd in de kap, die 'eraan vastgemaakt was, geftoken te hebben, lagen zij zich neder even als op hei befte bed des waerelds; wat onze honden betreft, deeze wierden uitgefpannen en aan de boomen rondom vastgemaakt, alwaar zij den nagt zo als gewoonlijk op de fneeuw doorbragten De wind fterk geminderd zijnde, begaven wij ons voor den dag wederom op weg, wij hadden nog dertig werften afteleggen om ons naar Ozer> noi te begeeven, alwaar wij voorneemensgeweesi waaren om den voorigen nagt te flaapen; wij kwamen daar des morgens ten tien uuren aan, M. 5 dog 1788. ^ Februari} Den 19. Manier waar op de Kamfchatters hun bed op de fneeuwvervaardigen. Den 20.  1788. Februari] Den 20. Oftrog var Ozernaï. Den 21. Den 22. 186 Reize van de Les/eps dog onze honden ten uiterfte vermoeid zijnde, waaren wij genoodzaakt aldaar het overige van den dag en zelfs den nagt te blijven in hoop, dat de wind, die in den agtermiddag wederom met de grootfte hevigheid begon op te fteeken, in dien tusfchentijd zou bedaaren. Het Oftrog van Ozernoï ontfangtzijn naam van een meir in deszelfs nabuurfchap; de rivier Ozernaïa loopt langs dit dorp, dog ze is van weinig belang; het huis van den toijon is de eenigfte isba, die ik te Ozernoï gezien heb, en men zeide mij, dat ik 'er tot aan de ftad Ingiga geene meer zou aantreffen ; daar en tegen telde ik vijftien balagans en twee yourtes. Ik behoorde hier deeze onderaardfcfie wooningen te befchrijven, dog dewijl deeze klein zijn in vergelijking van die, welke ik welhaast gelegenheid zal hebben waarteneemen, wil ik liever de befchrijving tot dat tijdftip uitftellen. Wij vertoefden den ar, nog te Ozernoi, om daar te vergeefsch een Sergeant van het gevolg van den Heer Commandant aftewachten, dien hij naar de ftad Nijenei - Kamfchatka had afgezonden. Den volgenden morgen begaven wij ons naar Ouké, wij waaren daar zeer vroeg; als hebbende maar zes en twintig werften afgelegt, wij be-; flooten niet verder te gaan, om aan den Sergeant  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 187 ant gelegenheid te geeven van zich weder bij ons te kunnen voegen, gelijk men hem bevolen had, dog hij kwam niet. Te Ouké vind men geen eene isba, dit Oftrog "beftaat alleen uit een twaalftal balagans en twee ijourtes , men had 'er een voor den Heer Kaflofï fchoongemaakt, en wij bragten daar den nagt door. Wij verlieten dit dorp met het aanbreeken van den dag, ter halver weg wierden wij een aantal balagans gewaar, die alleen maar, zo men ons verhaalde, bewoond worden ten tijde van den vischvangst; niet ver van daar, zagen wij de zee weder, en wij reeden ze eenigen tijd langs. Ik wierd zeer verhinderd om in perfoon te kunnen ontdekken, tot op welken afftand ze digt lag, of welke de ftrekking van dit gedeelte der oost' kust van Kamfchatka is. Een noordewind over viel ons, en voerde ons de fneeuw met zo vee gewelds in de oogen, dat men maar alleen moes denken om ze afteweeren; daar en boven hing 'er over de zee een nevel, die van den oever a; begon, en zich wijd fcheen uitteftrekken. Di duiftere gordijn verborg dezelve bijna geheel aar het oog; de bewoonders des lands, die ik onder vroeg, antwoordden mij, dat wij langs eene niel zeer ruime baaij gekomen waaren, en dat de zee tc 1788. Februari) Oftrog van Ouké. Den 03. 1 1 t  188 Reize van de Lesfeps 1788. Februari] Den 23. Te Khaluli een mei leer bedekte baidar. ; 1 tot op dertig werften ver van de kust met ijs be. dekt was. Ik vond te Khaluli, een Oftrog aan de rivier van deezen naam, zes en zeventig werften van Ouké, en niet ver van den zeekant gelegen, niet meer dan twee yourtes en twaalf a dertien balagans, dog ik zag daar met vermaak een baidar met leer bedekt. De lengte van deeze fchuit of boot was omtrent van vijftien a agttien voeten, én de breedte van vier voeten, het geraamte was van vrij dunne planken, het welk als latwerk aangelegt was. Een langer en zwaarder ftuk hout dan de andere diende voor de kiel, de dwarshouten waaren met riemen vastgemaakt, en dit alles overdekt met verfcheide vellen van zeepaarden en zeewolven van de grootfte foort; de wijze waar op Jeeze vellen toebereid en digt aan een genaaid waaren, zo dat het water niet in de fchuit kon doordringen, behaagde mij het meest, ze fcheen nij van gedaante als de onze, dog minder rond, jok had ze die zwier niet, aan de uiterfte einden ïnger, eindigde ze in een punt en was aan de kiel plat, de ligtheid dezer vaartuigen zeer geneigd :ot omflaan, heeft deeze zamenftelling noodzaaklijk gemaakt, waar door ze meer evenwichts verkrijgt; deeze baidar was onder een loots geplaatst, Jie gemaakt was om ze voor de fneeuw te bewaa- ren.  tiit Kamfchatka naar Frankrijk. 189 ren. De toijon van Khaluli ons zijn yourte ingeruimd hebbende, verbleeven wij daar desnagts, want wij moeften tot den volgenden morgen wagten, eer wij ons op weg konden begeeven; de wind was na onze aankomst meer opgeftoken, en verminderde niet voor des nagts. Ten tien uuren des morgens hadden wij Kha luli uit het gezicht verboren; wij waaren het oude dorp van dien naam voorbijgetrokken, het gene onlangs verlaaten is uit hoofde van deszelfs flegte gelegenheid. Wij vonden wat verder eenige verlaaten woonïngen, welke eertijds hetdorp van Ivaschkin uitmaakten, om dezelfde reden eenige werften van zijn eerfte ftandplaats overgebragt, vervolgens zagen wij de zee weder, en wij volgden nog geduurende eenigen tijd de Oost kust; zij vertoonde ons ter deezer plaats eene andere baaij, die ik gaarne op mijn gemak hac willen befchouwen; dog de dikke nevel, die var den oever af over de zee hing, liet mijn oog nie toe om tot aan den anderen kant van het ys te zien alleen fcheen het mij toe, dat de nevel opklaar de, naar maate dat de wind, die tot hier toe wesi en noordwest geweest was, meer naar het noord ooften liep. Ivaschkin legt veertig werften van Khaluli er nabij de zee; twee yourtes en zes balagans maa ket Februari') Den 24.. Den 25. : 1 » Oftrog van . ^aschkin. I  190 Reize van de JLesfeps 1788. Februari] Den 25. Den 26. Wijvonden te Dranuki den Heer Haus, een Rusfisch Officier. Den 27. Aanmerklijke en vrij gemaklijke baaij. 1 ken dit dorp uit, het is aan een kleine rivier van denzelfden naam gelegen, die geheel toegevroozen was, even als die, welke wij overgekomen waaren. Wij fliepen in dit dorp, alwaar de vrees voor een orcaan, waar mede wij, zo men ons zeide, bedreigd wierden, ons een gedeelte van den volgenden dag deed blijven; wij kwamen met de vrees vrij, en hoe zeer het laat genoeg was, wanneer wij tot ons vertrek beilooten, konden wij echter nog tot Dranuki geraaken, als zijnde de overtogt maar dertig werften. De gelegenheid van dit Oftrog is dezelfde als die van hetvoorige; wij vonden daar den Heer Haus, een Rusfisch Officier, hij kwain van Tiguil, en bragt aan den Heer Commandant verfcheide zaaken tot de natuurlijke hiftorie betrekkelijk. Wij vertrokken met het krieken van den dag van Dranuki. In den agtermiddag reeden wij over 2ene baai, welkers breedte omtrent uit vijftien verften, en de lengte uit vijfentwintig a dertig aeftaat, aan den ingang is ze weinig meer dan rijf werften breed, ze word door de zuidkust geformeerd; deeze is een laage grond, die afleemt naar maate ze zich in zee uitftrekt, de baaij oopt west-noord-west en oost-zuid-oost. Het fcheen mij toe, dat in het west - noord • weften van  uit Kamfchatka naar Frank) ijk. 191 van deszelfs ingang nabij Karagui, de fcheepen veilig konden ankeren tegens de zuiden-wellen en noorde winden ; het zuidelijk gedeelte vertoont geene zo goede ankerplaats; de bewoonders des lands verhaalen, dat zich daar verfcheide zandbanken bevinden. Ik was verplicht mij op hun zeggen te verlaaten, dewijl het ys en de fneeuw mij hinderlijk waaren om 'er meerder zekerheids van te bekomen. Wij leiden deezen dag zeventig werften af, en des avonds kwamen wij te Karagui; dit dorp ligt op eene hoogte, van waar men de zee ontdekt, deszelfs wooningen beftaan in drie yourtes en twaalf balagans, aan den voet van welke de Karaga langs loopt; deeze rivier valt in de zee op eenige fnaphaanfchoten afftands van dit dorp, het laatfte van Kamfchatka, want men rekend geen gehugt, dat honderd werften verder ligt, en alwaar zich weinig Kamfchatters bevinden. Daar wij verplicht zijn alhier voorraad van gedroogden visch aftewachten, welke agtergebleeven en gefchikt is om onze honden in de woeftenijen, die wij doortrekken moeten, te voeden. zal ik van dit verblijf gebruik maaken om verfcheiden aanmerkingen, die ik in de voorige en in dit dorp gemaakt heb, aftefchrijven; ze zijn niet in die orde geplaatst, waar in ze mij voorge- ko- 1788. Februari] Den 27. 0/lrog van Karagui, het laai rte van Kamfchatka.  ] 1788. ] Februari] Den 28. 1 Te Karagui Befchrij - 1 ving der ; yourtes. I \ 92 Reize van de Lesfept tomen zijn, dog men moet in overweeging nee* nen, dat defnelle voortgang in onze reis mij daar liet altoos meefter van liet (/). Ik zal eerst met de yourtes beginnen, die ik log niet heb kunnen befchrijven, hoe zeer dee* ;e mij toegefcheenen hebben eene bijzondereaanlagt te verdienen; deeze vreemde wooningen ftaan mder den grond, gelijk ik reeds gezegt hebfj»), n het dak dat 'er boven uitkomt, heeft de gedaane van een afgefneede kegel; dog om 'er eenjuiter denkbeeld van te verkrijgen, ftelle men zich roor, een groot vierkant gat van omtrent zes a ze* (/) Men zal mij mogelijk verwijten, dat mijn verhaal likwils niet anders oplevert dan fchraale en zeer eenvorriige bijzonderheden, ik zou den leezer dezelve wel gepaard hebben, indien ik hem niet eene zorgvuldige naauweurigheid belooft had; dog dat men in aanmerking nee* ie, van welke voorwerpen ik omringt ben in de onaf. ïeetbaare uitgeftrektheld lands, welke ik doorreis, en dan al men zien, dat die bijna over al dezelfde zijn. Hangt et dan van mij af om eene behaagelijke verandering aan ïijne befchrij vingen te geeven, en niet in eenige herhaa* ingen te vervallen? C*0 B'i m'ln doortogt te Paratounka, zal men zich erinneren, dat ik eenige yourtes zag, dog zij waaren half litgcbroken, en ik kon 'er naauwlijks deuiterlijkegedaane van mêedeelen.  tik Kamfchatka tiaar Frankrijk. 193 geven toïfes of halve roeden middeliijns er. van agt voet diepte, de vier zijden bekleed met balken of planken, en alle de tusfchenruimtens van deeze ra uuren met aarde j ftroo of gedroogd gras en fteenen gevuld j op den bodem van dit gat zijn verfcheide paaien geplant, welke dwarsbalken onderfteunen, waar op het dak draagt; het begint gelijks gronds en komt vier voet daar boven uit, deszelfs dikte is twee voeten, de afhelling niet fteil, voor het overige is het even als de muuren. Aan den top is een vierkant gat; deeze opening heeft vier voet lengte en drie voet breedte ; hier is het, dat de rook moet doorkomen («), en dat men in de yourte binnen treed met behulp van een ladder of ingekipte balk, die van buiten tot aan de opening van den ingang komt, welke voor mannen en vrouwen beide gefchikt is. Men acht het voor eenfchande*. wanneer men door een zeer laage poort ingaat, die aan een dei zijden van de yourte gevonden word; om de be- (») De rook is in deeze onderaardfche wooningen zo geduurig, dat deeze doortogt niet voldoende is tot deszelfs uitdamping; om dit gemaklijker te maaken, vervaardigt men in een onbewoonden hoek, agter de haardtteede, een foort van rookgat, welkers richting fchuins is; dis luchtgat word joupann genaamd, deszelfs mond loopt van buiten op eenige voeten afftands van de vierkante opening uit, men fluit ze gewoonlijk met een riet - of ftroodak. N 1788. Februari) Den 28.  194 Reize van de Lesfeps 1788. tehruarij Den 28. Inwendig maakzel ei vercierin* gen der yourtes. i befchrijving der uitwendige vertooning van deeze wooningen te eindigen, zal ik er nog bijvoegen , dat ze van eene vrij hoogepalisfadeering omringt zijn, zonder twijffel om dezelve tegens de ftormen of den val van de fneeuw te befchutten; anderen meenen, dat deeze omheiningen eertijds tot borstweeringen aan deeze volkeren verftrekten, om zich tegens derzelver vijanden te verweeren. ! Zo dra men in deeze woefte wooningen neergedaald is, wenschte men ook er weder uit te weezen; het gezicht en de reuk word daar beide aangedaan , het eeniglie vertrek, dat .het binnenfie gedeelte uitmaakt, is omtrent tien voet hoog; eene verhevenheid van vijf voet breed, en bedekt met half verlleete vellen van rendieren, zeewolven of van andere dieren, loopt rondom het vertrek; deeze verhevenheid is op zijn hoogst een voet van den grond (0) en diend gemeenlijk tot een bed aan verfcheide huisgezinnen. Ik heb in eene enkelde yourte meer dan twintig perfoonen, zo mannen, vrouwen, als kinderen geteld; al dit volk eet en fiaapt de een onder den anderen ; zonder fchroom of fchaamte, voldoen ze aan alle de behoeftens der natuur, en nooit beklaagen zij C») Ik heb eenige yourtes met planke vloeren gezien, dog dit befchouwtmen als overdaadig, en demeeftenheb' ban alleen de aarde tot planken.  ■ uil Kamfchatka naar Frankrijk. i$# zij zich over de kwaade lucht, die men in deeze plaatzen inademt. Het vuur brand 'er bijna al-^ roos, gewoonlijk is de haardfteede in het midden van de yourte of aan een der zijden geplaatst; ! Des avonds gebruikt men de voorzorg om het gloeijende vuur bij een te zamelen, en het gat te fluiten, hetgeen aan den rook ten doortogt verftrekt; door dit middel bewaart men de warmte geduurende den geheelen nagt. Bij het fchijnzel van een duiflere lamp, waar van ik reeds de gedaante en de bedorven lucht heb leeren kennen, ontdekt men in een hoek van het vertrek (p) eene flegte afbeelding van den eenen of anderen i heilig, geheel blinkende van fmeer en zwart van i den rook; voor die beelden is het, dat deeze \ volkeren zich nederbuigen en hunne gebeden verrichten; het overige huisraad beflaat in banken ;| en in drinkfchaalen van hout of van boomfchors \ gemaakt, de geenen die voor de keuken dienen ; zijn van yzer of koper, alle zijn ze van eene wal; gelijke morfigheid; overblijfzelen van gedroogden ■ visch zijn hier en daar verfpreid, en ieder oogenblik ziet men vrouwen of kinderen bezig om ftuk- (ƒ>) Dit klein vertrek is eeniger maate van het groote sfgefcheiden, het is een weinig minder morfig, omdat het minder bezogt wordj dit is de plaats van eer, voor de vreemdelingen gefchikt. JN A . 1788. cbruari) Den 28. Te Kaïa;ui.  196 Reize van de Lesfeps 1788. Februari] Den 28. Te Karagui. Kleeding der kinderen. \ (q~) Men bediend zich insgelijks van het gras genaamt TONNCHITCHA» (lukken van zalm-vellen teroofleren, dit is een hunner meest geliefkoosde geregten. De kleeding der kinderen trok mijn aandagt door deszelfs zonderlingheid ; men verzekerde mij, dat ze volmaakt na die der Koriaken gelijkt, zij beftaat in een enkeld kleed, namelijk, in een rendieren vel, dat elk gedeelte van het lighaam omwinden daar om fluit, zodanig dat deeze kinren aan alle kanten daar in genaaid fchijnen; eene opening om laag, van vooren en agter, verfchaft de mogelijkheid om ze te reinigen; deeze opening is overdekt met een ander ftuk vel, het geen na willekeur vastgemaakt en opgeligt word; dit onderfteunt een pak mos (q), dat men op de wijze van een doek tusfchen de beenen van het kind aanlegt, en het welk men ververscht, naar maate het zelve vuil word. Behalven de gewoone mouwen zijn 'er nog twee anderen aan het kleed vastgemaakt, in dewelke men de armen fteekt, wanneer het kind koud is, de uiterftens daar van zijn geflooten, en het binnenfte is met mos gevuld. Men zet het ook een kap op van het zelfde vel als zijn kleed, dog in de yourtes zijn de kinderen meest altoos bloots hoofds, en de kap hangt hun op de fchouders. Zij hebben  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 197 ook nog vooreen gordel een band van rendieren vel. Hunne moeders draagen ze op den rug door middel van een riem, die langs het voorhoofd van de vrouw en onder de billen van het kind heen gaat. De toijon van Karagui, bij. wien wij ons verblijf hielden, was een oude oproermaaker; men had veel moeite gehad om hem tot zijn pligt K doen wederkeeren, en hij veroorzaakte ons eeni' ge ongerustheid door de volftfekte weigering, dit hij deed om ons visch te bezorgen. De zeden der inwooners van dit Oftrog heb ben veel overeenkomst met die van hunne nabuu ren, deKoriaken; deeze gelijkvormigheid won men niet minder in de taal dan in de kleedinj der kinderen gewaar. Ik had gelegenheid zulk den volgenden dag van onze aankomst gade t {laan. Vernomen hebbende, dat in den omtrek ziel twee horden of benden van Koriaken met ren dieren bevonden, zonden wij hun aanllonds it mand toe, om hun voorteltellen van 'er ons eeni ge van te verkoopen, zij lieten zich niet lang vei zoeken, denzelfden dag bragten zij ons twee 1( vendige rendieren. Deeze toevoer kwam van pa om ons volk gerust te ftellen, dat voor gebre aan levensmiddelen begon te vreezen; echter bi dreigde het gebrek nog meer onze honden, d< N 3 w 17R8. _ Februari) Den 28.,Te Karagui. • Den 29. Taal der 'Inwoon* [ ders van dit r Oftrog. 1 Eenige Koriaken " brengen - ons twee . levendige "rendieren. s k jl  198 Reize van de Lesfeps 7788. Februari] Den 29. Te Karagui. Onderfcheid tusfchen twee f >orten van Koriakeu. wijl de voorraad van visch niet aankwam; men doode dan in allen fpoed een rendier, dog toen het op den prijs aankwam, vonden wij ons zeer belemmerd om met de verkoopers te handelen; ze fpraken nog Rusfisch nog Kamfchatsch, en de teekens, die ze gaven, waaren niet minder dan verftaanbaar; wij hadden elkander nooit begreepen , indien niet een inwoonder van Karagui ons voor tolk had gediend. Men onderfcheïd twee foorten van Koriaken; de geenen,. welke eigentlijk met dien naam beltempelt worden, hebben eene vaste verblijfolaats; de andere, die rond zwerven, zijn onder de benaaming van Koriaken met rendieren bekend (V); zij bezitten daar van groote kudden , en om ze te voeden, brengen zij ze in die ftreeken, waar de mos in overvloed te vinden is; zijn deeze weilanden afgegeeten, gaan zij anderen zoeken: zij zwerven dus zonder, ophouden, ,hun verblijf houdende onder tenten van vellen, en leevende van hunne rendieren. Deeze dieren zijn hun niet minder van dienst voor (V) Men zeide mij dat 'er zich van deeze zwervende Koriaken in het eiland van Karagui bevinden, het geen zes en twintig werften van het dorp van dien naam in het oost-zuid-ooflen van de baaij gelegen is; ik meen dit. ejland van verre gezien te hebben.  uit Kamfchatka naar Frankryk. 199 voor de reis, als de honden voor de Kamfchatters. De Koriaken, die bij ons kwamen , wierden door twee rendieren getrokken, dog de wijze van ze voortefpannen, en te mennen, als mede de gedaante van de flêe, vorderen eene bijzondere befchrijving; het zal best zijn,zo 't mij voorkomt, om dit uitteftellen tot het oogenblik, waar in ik, bij deeze volkeren reizende, beter in de gelegenheid zal zijn om naauwkeurigewaarneemingen te doen. Deeze zo verlangde leevensmiddelen bekwamen wij eindelijk den 29 des avonds ze wierden ons aangebragt door den Sergeant, dien wij zedert verfcheide dagen wachteden; wij namen ons voor om den volgenden morgen te vertrekken , dog in den nagt verhief zich een der hevigfte wefte en noordwefte winden; die orcaan was van fneeuw verzeld,ze viel in zulk een overvloed, dat wij [genoodzaakt wierden ons vertrek uitteftellen. Om ons daar toe te noodzaaken was een zodanig verfchriklijk wêer nodig, want de aankomst van onzen voorraad had ons ongeduld verdubbeld; deeze was van weinig aanbelang en onze behoefte zo dringend, dat er terftond aan begonnen wierd, zo dra dezelve ontfangen was; het was dus ons belang om de rustplaatzen te verkorten , ten einde de voorraad niet opgebruikt was, N 4 voor 1788. Februai ij Den 29. Te Karagui. Aankomjr van on?e leevensmiddelen.  t Ï788. < Maatt Den i. Beroemde Kamfchar,iche darir feresfe. ;oq Reize van de Les/eps rooi dat wij de woeftenijen doorgetrokken waa^ ren. Des morgens bedaarde de wind, dog de fneeuw hield aan, en de lucht dreigde met een anderen ftorm oor het einde van den dag, deeze begon Dok in der daad zich te laaten hooren tegens twee uuren in den agtermiddag, en duurde tot aan den avond. Om ons afleiding te geeven, ftelde men ons voor om een proef te neemen van de begaaftheden eener vermaarde Kamfchatfche danferesfe, te Karagui woonachtig; het geen men 'er ons van verhaalde, wekte onze nieuwsgierigheid op, en wij deeden haar komen; dog zij weigerde, het zij uit hoofdigheid, of uit gemelijkheid, om te dansfen, en fcheen in het minfle geen belang te ftellen in onze noodiging; te vergeefs tragte men haar te beduiden, dat ze hier door zich onwellevend en zelfs oneerbiedig tekens den Heer Commandant gedroeg; alles was vrugteloos; gelukkig hadden wij brandewijn bij de hand, eenige volle glaazen fcheenen haar te doen veranderen ; ter zejfder tijd begon een Kamfchatter op ons verzoek voor haar te danfen, en met de ftern en gebaarden haar optewakkeren ; langzamerhand wierden de oogen van deeze vrouw vuuriger, feaare houding wierd ituiptrekkende; haar geheels  uit Kamfchatka naar Frankrijk, soi Ie lighaam beefde op de verhevenheid, waar opzij gezeten was, de ophitfingen en het heftig gezang van haar dansfer, beantwoorde zij door gelijke poogingen met de Item, en door met het hoofd, het welk op allerhande wijze draaide, de maat te liaan. Welhaast wierden de beweegingen zo geweldig , dat zij zich daar op niet houden kon, zij wierp zich op den grond, en daagde op haai beurt het mansperfoon uit door fchreeuwen en door nog klugtiger verdraaijingen des lighaams. Het is moeijelijk om het belagchelijke van haai dans uittedrukken, alle haare ledcmaaten fchee nen verplaatst te zijn, zij beweegde die met zc veel kragts als fnelheid, de handen bragt zij aar haar boezem met een foort van woede, ontbloote dien en vatte ze aan, even als of ze die bene vens haare kleederen wilde verfcheuren. Dee> ze vreemde vervoeringen waaren van nog vreem der gebaarden v*rzeld; in een woord, het wa: geen vrouw meer, maar wel eene Furie; In haa re verblinde, krankzinnigheid zou zij zich in he vuur geworpen hebben, het welk in het middet van. de yourte aangeftoken was, indien haar mar zich niet gehaast had om 'er een bank voortezer ten, ten einde haar zulks te beletten; hij gebruik te daar en boven de voorzorg van geduurig bi. haar te blijven; wanneer hij zag dat ze gehee buiten kennis w'as, en zich aan alle kanten ne N 5 dep 1788. Maart Den i. Te Karagui. 1 l l i l  S02 Reize van de Lesfeps 1788. Maart Öen f. Te Karagui. • 1 Liefhebberij van deeze vol heren voor den Tabak. derwierp als mede dat ze genoodzaakt was, wilde zij ftaande blijven, van zich aan haar voordansfer vast te houden, nam hij haar in zijn armen en bragt haar op de verhevenheid; ze viel daar op neder als een klomp, zonder bewustheid en buiten adem; ze bleef bijna vijf minuuten in dien ftaat, ondenusfchen hield de Kamfchatter, grootsch op zijne overwinning, niet op met zingen en dansfen. Tot haar zelfs gekomen hoorde deeze vrouw naar hem ; fomtijds ftond zij niettegenftaande haare zwakheid op, en bragt onverftaanbaare klanken uit; men zou gezegt hebjen, dat zij deezen moeijelijken tweeftrijd we3er wilde beginnen, haarman wederhield haar, :n verzogt dat ze mogt uitfcheiden, dog de overwinnaar zich verbeeldende van niet vermoeid te kunnen worden, ging voort met haar aantezet:en; wij moeften van ons gezag gebruik maaken, :>m hem het ftilzwijgen opteleggen; niettegen* [faande de loffpraaken, die aan de begaaftheden 3er vertooners gegeeven wierden, moet ik bekennen, dat ik echter het toneel niet bevallig vond, ik zal meer zeggen, ik zag het met weerzin. Mannen & Vrouwen; alles rookt en kaauwt hier tabak; door eene toebereiding, die mij niet bekend is, vermengt men dezelve metasch, om, so als men zeide, ze des te fterker te maaken,de inwooners, aan welke wij fnuif aanboden, brag-  uit Kamfchatka naar Franh ijk. 203 bragten ze niet aan hun neus, maar aan den mond; ik bezag hunne pijpen , zij hadden dezelve gedaante als die der Chinezen, alle waaren ze van been en zeer klein; wanneer ze rooken, wagten ze zich wel om den rook uitteblaazen; ze zwelgen dien met fmaak in. Alle de toijons der Olïrogs, door dewelke wij van Ozernoi af doorgetrokken waaren, hadden ons, uit achting en tot eene eerbetooning voor den Heer Kafloff, tot aan Karagui uitgeleide gedaan. Den tweeden dag na onze aankomst, hadden zij van ons affcheid genomen om ieder naar hun dorp te rug te keeren; hunne jongfte groet was zeer hartelijk; na nogmaals op nieuw vergeeving aan hun Commandant gevraagt te hebben, dat ze hem niet beter op zijn reis hadden ontfangen, betuigden zij hem derzelver levendigfte aandoeningen over de fchciding van hem, even als of ze hem in het midden der grootfte gevaaren gelaaten had» den, ze booden hem alles aan wat zij bezaten, kennende geen andere blijken van erkentenis. Zij vervoegden zich even zo aan mij, met nadruklijk beede, om van hun het een of ander te willen aanneemen, te vergeefs weigerde ik zulks, dit maakte hunne verzoeken des te dringender, en om ze te vergenoegen, was ik genoodzaakt hunne gefchenken aan te neemen. Hier 1788. Maart Den 1. Te Kara- rui. Affcheid dertoyons, die ons tot een geleide gedient hadden.,  204 Reize van de Lesfeps 1788. Maart Den 1. !Te Karagai. Blijken van genegenheid, die mijdeKamfchattersgaven. ] ( 1 ! 1 1 j Hier vind ik mij genoodzaakt om aan het getieele Kamfchatfche volk, het geen ik gaa verlaa:en, mijne verplichtingen te vervullen, welke lerzelver handelingen ten mijnen opzichte van Hij vorderen. Het vermaakt mij, wanneer ik nij voor den geest breng het verplichtend ontlaai , het geen ik van het zelve genooten heb; ik ieb deszelfs herbergzaamheid en zagtaartigheid ■echt gedaan, dog ik heb niet genoeg uitgeweid )ver de blijken van genegenheid, welke deeze joede luiden mij gaven. Daar zijn, zo ik meen, geene opperhoofden van Oftrogs, die mij niet :enige kleine gefchenken deeden; dan eens was iet een fabelmarter of vosfe - vel, dan eens vrug:en of visch, en zodanige andere zaaken, die zij lagten, dat mij aangenaam zouden weezen. Ik mogt mij tegens hunne aanbiedingen verzetten, jij kwaamen geduurig weder op het zelfde en noodzaakten mij om het aanteneemen, men zou gezegt hebben, dat zij zeer gezet waaren om het Dnrecht, dat zij zo lang den Franfchen naam aangedaan hadden, ten mijnen opzichte te verbete•en; dikwils bedankten zij mij, dat ik hun ten 3nzen opzichte andere denkbeelden gegeeven had; bmtijds waaren zij ook geneigd om daar berouw aver te toonen, wanneer zij bedagten, dat zij mij niet meer zien zouden, en dat mijne landge- noo«  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 205 nooten zeldzaam in het geval waaren van door hun fchier-eiland te reizen. Wij vertrokken des morgens ten ée'n uur van Karagui met redelijk ftil weer, het geen den geheelen dag aanhield,de eenigfte tegenipoed, dien wij op onze reis ondervonden, was, dat wij niet, gelijk wij genoopt hadden, eene baaij konden overtrekken, die door den wind van daags te vooren was los gegaan, wij moeften dezelve dus omreizen. Deeze baaij is diep, ze is agt a tien werften breed, en de richting van haar loop fcheen mij toe noord-oost en zuidwest te weezen, het ys was alleen maar tot aan deszelfs mond gebroken , en van daar was ze weer digt tot in zee: met den omweg, tot welke deeze ontdooijing ons noodzaakte, kan onze dagreis op vijftig werften bepaald worden. Bij het vallen van den nagt hielden wij in het open veld ftil; aanftonds waaren de tenten opge flaagen. Onder de grootfte, den Heer Kafloff toebehoorende, wierd zijn en mijn vezock met de portieren tegen elkander geplaatst, zo dat wanneer wij de glazen, die van talkbladen waaren, neerlieten, wij gemaklijk zamen fpreeken konden ; de overige fleeden waaren twee aan twee rondom onze tent geplaatst, en de tusfchenruimte van de eene flee tot de andere wasmetlijnwaat of vellen bedekt, onder welke onze geleiders en d« 1788, Maart Den 1. Te Kara- ;ui. Den 2. Vertrekvan Karagui en gedwonge omweg door het losgaan van het ijs in eene baaij. Gefteltheid van onze rusiplaaczen in het open veld.  20Ö Reize van de Lesfept 1788. Maart Den 2. Waar in ons avond eeten, onze eenigfte maaltijd, beüond. j i 1 1 Den 3. Onze hon-! den beginnen gebrek de luiden van ons gevolg zich in veiligheid konden {lellen en hunne bedden maaken; dusdanig was de gefteldheid onzer rustplaatzen in het open veld. Zo dra als de ketel overgehangen was, dronken wij thée, vervolgens was men bezig met het ivondeeten in gereedheid te brengen, het geen eiken dag onze eenigfte maaltijd was. Een Corporaal had het beflier als Hofmeeiter en als Kok; de geregten, die uit zijne handen kwamen, waaren nog talrijk nog lekker, dog de fpoed waar mede hij ze toebereide, en onze honger maakte ons daar omtrent toegeevende. Hij diende ons gewoonlijk een foup, met befchuit van zwart brood en rijst of gort, voor, en ziet hier hoe lij ze vervaardigde: hij nam een ftuk osfe-of rendiere - vleesch, en voor dat hij die in het kooiende water deed, fneed hij ze aan zeer dunne lukjes, die in een oogenblik gekookt waaren. Daags voor ons vertrek van Karagui had men Dns tweede rendier gedood en begonnen; wij vergastten ons op deszelfs merg; ik vond ze raauw )f gekookt zeer fmakelijk; wij deeden ook de tong [ooken, en ik weet niet ooit iets beters gegeeten e hebben. Wij hervatteden onze reis in den vroegen morden , dog het was ons onmogelijk meer dan vijfrfl dertig werften afteleggen; de wind was ver- an-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 207 anderd; wederom in het weften en in het zuid weften gekomen, verhief hij zich op nieuw mei eene groote hevigheid en wierp ons den fneeuw in het aangezicht. Onze leidslieden hadden vee te lijden, echter nog minder dan onze honden waar van verfcheiden op weg omkwamen, uitgeput van vermoeidheid; de overigen konden on; uit zwakheid door gebrek aan voedzel niet voort trekken, men gaf hun niet meer dan het vierd< van hun gewoon rantfoen, en naauwlijks hielden wij voor hun nog voor twee dagen voorraad 0. ver. In deezen nood zonden wij een foldaat naai het Oftrog van Kaminoi, om aldaar onderftanc te zoeken, en om ons te gemoet te doen kornet het geleide, hetwelk den Heer Kafloff daar moesi afwachten : Dit was een wagt van veertig man nen, die men hem van Ingiga op de eerfte tij ding van den opftand der Koriaken toegezonder had. Wij hadden nog maar vijftien werften afteleg' gen, om het dorp of vlek van Gavenki te bereiken; wij hoopten aldaar visch voor onzehonder te vinden, en in dit vertrouwen waagden wijhe om hun des avonds een dubbelde portie te gee ven, ten einde dezelve in ftaat te ftellen,om on derwaarts te geleiden. Na den nagt even als det voorigen doorgebragt te hebben, begaven wij on; de . 1788. Maart Den 3. [te lijden, verfchei1 den raaken om hetlee. ven. i Een Soldaat naar Kaminei gezonden om aldaar onderftand ' te zoeken. i Aankomst in het dorp vanGaven- l i  20 s Reize van de Les/epi 1788. 'Maart Den 4. Te Gaven ki. Befchrijving van Gavenki. Twist tusfchen èén van onze Sergeanten entwee InwoondersvanGaveuki. des morgens ten drie uuren op weg, wij verlieten den oever van de zee niet, tot aan Gavenki, alwaar wij ten tien uuren aankwamen; dit dorp is dus genaamd ter oorzaake van deszelfs flegte vertooning en elendigen ftaat (j), men ziet 'er in der daad niets anders dan twee yourtes, die dreigen intevallen, en zes flegt gebouwde balagans van kwaad krom hout, het welk de zee fomtijds op den oever werpt, want 'er is hier geen boom in de nabuurfchap; alleen ontdekt men van ver eenig zeer flegt en zeer dun gezaait heeitergewas. Het verwonderde mij niet te verneemen, dat 'er onlangs meer dan twintig inwoonders vrijwillig verhuist waaren om elders eene betere gelegenheid optezoeken; tegenwoordig beflaatde bevolking van dit gehugt in vijf geflachten, dat van den toijon 'er onder begreepen; daar en boven teld men onder dit getal twee Kamfchatters, die van het eiland Karagui zich hier zijn komen nêerzetten. Men zeide mij de reden van hunne verplaatzing niet, dog ik twijffel of ze bij die verandering wel gewonnen zullen hebben. Wij waaren nog geen uur te Gavenki. of'er ontttond verfchil tusfchen een Sergeant van ons gevolg en twee boeren van het dorp, bij wien hij zich (s) Deszelfs naam word ontleent van het woordGAUNA, het welk drek betekent.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 209 zich vervoegt had om hout te verkrijgen; deeze antwoorde zeer bars, dat ze het zelve niet geeven wilden; uit de eene woordenwisfeling tot de andere raakten de hoofden verhit, de Kamfchatters, weinig bevreest voor de bedreigingen van den Sergeant, trokken hunne mesfen (/), en vielen op hem aan, dog op dit oogenblik wierden zij door twee van onze Soldaaten ontwapend; zo dra de Heer Commandant van deeze daad van geweld onderricht was, gaf hij bevel, dat men een voorbeeld Helde door de fchuldigen teftraffen; hij^ deed ze voor de yourte brengen, waar in wij ons bevonden, en hij nodig oordeelende om de andere inwoonders vrees aan te jaagen, kwam buiten om zelfs de ftraf te zien uitoeffenen, de toijon , die bij mij ter gezelfchap gebleeven was, begon als toen zich tegens mij onvergenoegd te toonen over de ftrengheid, met welke men zijne twee landgenooten behandelde; zijn gezin omringde mij, terwijl het zelve nog harderfchreeuwdedan hij. Ik was alleen, echter beproefde ik om hen gerust te ftellen, wanneer ik gewaar wierd, dat de Heer Kafloff zijne wapenen vergeeten had; ik fprong naar onze fabels op de beweeging, die de toij- (f) Deeze mesfen waaren omtrent twee voet lang, dezelve zijn aan de gordel vastgemaakt, en hangen tot op de dijen. O 1788. Maart Den 4. Te Gaven ii. Straf der chuldigeii.  210 Reize van de Lesfept T788. ' Maart Den 4. Te Gaven ki. toijon maakte om naar buiten te gaan, en ikvolgde hem van nabij. Reeds had hij zich bij den Heer Commandant gevoegd, en ruide alle zijne buuren op, hij verzocht, met een groot gefchreeuw, dat men de misdadigers losliet, hij was, zeidehij, hun eenigfte rechter, het kwam alleen hem toe om ze te ftraffen; dit oproerig gefchreeuw beantwoorde de Heer Kafloff alleen met een donker gelaat, het geen de onbefchaamde boeren en derzelver opperhoofd verbaasde; deeze fprak nog eenige woorden, dog men greep en noodzaakte hem, om bij de kaftijding, die hij meende te beletten , tegenswoordig te zijn; van de twee oproermaakers, die de ftraf ondergingen, was de een een jongman van agttien jaaren, en de ander een man van agtentwintig a dertig, ze wierden ontkleed en op den grond gelegd, twee Soldaaten hielden hun de beenen en de handen vast, terwijl vier anderen een hagelbui van flaagen op hunne fchouders deeden vallen; men floeg ze dus den een na den ander met rijsjes van gedroogd denne hout, die hun lighaam vol bloed maakten; op de voorbede der vrouwen , welke overal van een mêedogender aart zijn uit hoofde van de zwakheid haarer fexe, wierd de ftraf afgebroken,'men gaf haar den jongman over, aan wien zij op het oogenblik eene vermaaning gaaven, welke hij gemakkelijk misfen kon, want hij was niet in ftaat om  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 211 om ze te hooren, en nog minder om in gedagten te neemen van zich voor de tweede keer te Willen verzetten. De geftrengheid , waar van de Heer Commandant zich in deeze gelegenheid bediende, was des te noodzaaklijker, dewijl wij hier reeds den befmettelijken overgang van den onrustigen aart der Koriaken ontwaar wierden. De zeden van deeze het tegenovergeftelde zijnde'van die der Kamfchatters , welke wij verlieten, deeden ons die der bewoonders van Gavenki twijftelen, of het nog wel het zelfde volk was. Zo veel reden wij hadden om over den iever en de goedaartigheid der anderen te vreden te zijn f zoo veel te meer moeften wij ons beklaagen over de hardnekkigheid en de bedriegerij van deeze. Welke aanzoeken wij" ook bij hun deeden, wij konden maar geen visch voor onze honden verkrijgen, zij verzekerden ons koeltjes, dat zij 'er geen hadden, hunne dubbelzinnige antwoorden verraadden hun, en het duurde niet lang of onze leidsluiden wierden 'er de valschheid van gewaar, met alles té doorfnuffelen ontdekten ze onderaartfche bewaarplaatzen, alwaar deeze lieden bij onze aankomst hunnen voorraad verborgen hadden. Niettegenftaande de voorzorg, die ze gebruikt hadden om 'er het fpoor van te verbergen, door ze kunftiglijk met aarde en fneeuw te bedekken, wierd in kor0 2 ten 1788. Maart Den 4. re Gaven» ki. De Inwoondersweigeren ons visch.  i7«8. Maart Den 4. Te Gaven ki. Visch, diei men op de ze kuiten vangt. Meirindet omtrek vai Gavenki. ais Reize van de Lesfeps ten tijd alles door onze honden opgefpoord, vvien door hunne neuzen en den honger de weggewee•zen wierd; op het gezicht van hunne diepe keiders en van den visch, dien men 'er uithaalde, bragten deeze boeren de flegtfte redenen voort om zich te rechtvaardigen, deeze verdubbelden onze verontwaardiging, en zondereen overblijfzelvan medelijden met hun, hadden wij alles weggenomen , dog wïj vergenoegden ons met 'er een gedeelte van te neemen. Uit het geen wij in deeze kelders vonden , \fcheen het, dat menfalm, haring, kabeljaauw, zeepaarden en verfcheide andere halfllagtige dieren op deeze kusten vischt. 1. Men vind geen bron nog rivier in de nabuur'fchap, maar alleen een meir, dat het water aan de inwoonders van Gavenki verfchaft; zij gebruiken des winters de voorzorg om het ijs, waar mede het zelve bezet is, te breeken, waar van ze groote Hukken t'huis brengen, vervolgens werpen ze die in een foort van bakken, die in de yourte opgehangen worden ter hoogte van een manslengte; de warmte is daar fterk genoeg om het ijs langzamerhand te doen fmelten, en het is hier, dat ieder water komt haaien, wanneer men dorst heeft. Men ziet bij dit dorp een berg of een foort van verfchansfing ia de manier van deeze volkeren,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. £13 ren, die daar eertijds in hunne oproerigheden de wijk namen. Wij hielden ons te Gavenki maar twaalf a der-\i tien uuren op; wij vertrokken van daar des nagts! om ons naar Pouftaretsk te begeeven, het welk< 'er meer dan twee honderd werften van afgelegen is; wij hadden vijf volle dagen nodig om dien overtogt te doen, nimmer was onze reis nog zo moeijlijk geweest; wij hadden ons over het wêer van den eerften dag niet te beklaagen, dog den volgenden overviel onsdefneeuwendeftormr buijen; de een volgde de ander zonder tusfchenpoozing en met zo veel hevigheids, dat onze leidslieden 'er verblind van wierden, vier treden voor hun uit konden zij niets onderfcheiden, zij zagen zelfs de flee niet, die hun oogenbliklijk volgde. Tot overmaat van ramp, was de wegwijzer,, dien wij te Gavenki genomen hadden, oud en. kort van gezicht, ook deed hij ons fomtijds verdwaalen, als dan liet hij ons' ftil houden, en ging alleen voorwaards om een punt van verzameling te zoeken, maar hoe zulks te vinden in eene zo uitgebreide vlakte, met fneeuw bedekt, en alwaar men nog bosch, nog berg, nog rivier gewaar word? Alle oogenblikken faalde de ondervinding van onzen leidsman door hetflegte weêr, niettegenftaande de ongelooflijke kundigheid, die O 3 hij 1788. Maart Vertrek an GavenLi van den ;, tot den 1. Dnze wegvijzer doec ans veriwaaien.  i*88. Maart van den 5. tot den o. De honger beroofde ons van de honden. Wij laaten 214 Reize van de Lesfeps hij van deeze wegen had; het geringfte heuveltje of heeftertje was genoeg om hem weêr op den weg te helpen; daar hij zich echter fomtijds wel eens bedroog, meenden wij dagelijks wel twintig werften hefteed te hebben aan omwegen, die hij ons veroorzaakte. Ten einde van twee dagen waren mijne honden op een enkelden visch gebragt, die onder allen verdeeld wierd. Het gebrek aan voedzel benam hun welhaast de krachten, naauwlijks konden zij ons trekken, de een viel neder onder de ftagen van onze geleiders, de ander weigerde langer dienst te doen; verfxheiden bleeven op de plaats van gebrek dood; van de zevenendertig honden voor mijn vezock gefpannen, wanneer ik van Bolcheretsk vertrok, had ik er niet meer dan drie-en-twinrig overgehouden, en nog waaren dezelve zeer zwak; de Heer Kaflof had insgelijks veele van de zijnen verboren. Het gebrek wierd op het laatst zo groot, dat wij ons op het punt gebragt zagen van niet uit deeze woeftijn te kunnen koomen; onze honden volftrekt geen visch meer hebbende, waaren wij verplicht, om ze in het leeven te behouden, van hun van onzen eigen voorraad te geeven, dog derzelver aandeel was maatig; de voorzichtigheid beval ons de geftrengfte bezuiniging. In deeze droevige omftandigheid verlieten wij  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 215 wij onze goederen op het midden van den weg onder bewaaring van eenige onzer leidsluiden en na, onder het voorfpan van deeze fleeden d minst flegte honden uitgekoozen te hebben, on de geenen,die ons ontbraken, te vervullen, ver volgden wij onzen weg. Wij waaren niet buiten moeijelijkheid nog or gerustheid; het water begon ons te ontbreeken de eenigfte kleine beek, die wij onder weg voi den, was bevroozen, wij moeften befluiten om or met fneeuw te laaven. Gebrek aan hout was e ne andere verlegenheid; geen boom ftond 'er c onzen weg, wij reisden fomtijds een werst, 01 een flegt heefter gewas, dat geen voet hoogi had, te ontdekken, alle, die zich aan ons oog aai boden, wierden ook dadelijk afgefneeden en med genomen, uit vrees van 'er verder op geen zullen vinden, dog deeze waaren zo klein en zei zaam, dat ze niet voldoende bevonden wierdf om onze fpijs te kooken. Er was dus geen g legenheid om ons te verwarmen, echter was < koude allerftrengst, en de traage voortgang v: onze reis gaf ons gelegenheid om te klapperta denj bij iederen tred waaren wij genoodzaakt li te houden, om de honden aftefpannen, dieeen na den ander ftierven. Ik zou geen verhaal kunnen geeven, wat in de ze omftandigheden binnen in mij omging, < O 4 g« , 1788. Maart * van den 5« ; tot den 9. ons reis. • goed op het midden van den ".weg. Nieuwe ' zwaarighei"den.iS P n e if e :e V :n Ie n 1- ;il le le st  1788. Maart vao den 5 tot den 5 Middelen waar van wij ons be dienden, om onze honden te doenvoort gaan. 216 Reize van de Lesfeps geest had meer dan het lighaam te lijden; de on.gemakken, die ik met mijne medemakkers door»ftaan moest, gingen mij het minfte aan het hart, hun voorbeeld en mijne jeugd deeden mij alles met kloekmoedigheid verdraagen ; dog mijne ftandvaftigheid verliet mij, zo dra ik aan mijne brieven dagt; nagt en dag waaren dezelve onder mijne bewaaring, ik raakte zeniet dan metfchrik aan. Het ongeduld om mijne zending te vervullen, de voorftelling der tegenfpoeden , die ik te overwiunen had, de onzekerheid van daar in zullen flaagen, alle deeze denkbeelden ontrusten mij te gelijk, ik zogt 'er mij wel van te ontdoen, dog een oogenblik daar na bragt mij eene nieuwe tegenkanting weder tot deeze hoopelooze aanmerkingen. , Wanneer wij van Gavenki vertrokken, hadden wij de oostkust verlaaten, die van het westen vertoonde zich aan ons oog, wanneer wij -nog twee werften van Pouftaretsk af waren, zo .dat wij dit gedeelte van Kamfchatka in deszelfs geheele breedte doorkruist hadden, het welk,gelijk men gezien heeft, maar twee honderd werften of vijftig uuren is; wij deeden deezen, togt meer te voet dan in fleeden, onze honden waaren zo zwak, dat wij liever verkoozen ons te vermoeijen , om dezelve eenigzints te gemoet te komen, echter liepen ze daarom zelden te gaan- wer:  uit Kamfchatka naar Frankrijk. slu¬ wer ; onze leidsluiden konden hun niet doen voortgaan, als met zich zelfs even als de hondenv aantefpannen, om dezelve onze rijtuigen te hel-t pen voorttrekken, en wij hitften ze aan met hun een neusdoek te toonen, die even als de visch in een gedraaid was, zij volgden dit lokaas, dat voor hun uit vluchte, naar maate zij het zelve naderden om het te vatten. Het was door dit middel, dat wij ons oogmerk bereikten, om den berg, die naar Pouftaretsk leid, overtekomen. Ik rekende mij behouden,' wanneer ik in dit gehugt aankwam, uit hoofde van het vrindelijk onthaal, het geen ons de vrouwen beweezen. Wij vonden 'er zes, die ons te gemoet kwamen, en die ons met de dwaafte betooningen van vreugde inhaalden. Wij begreepen uit eenige woorden, welke zij ons zeiden, dat hunne mannen naar het Oftrog van Potkagornoï gegaan waaren, om walvischvleesch te haaien ; zij geleiden ons naar haare wooningen, rondom ons zingende en danzende als uitgelaaten. Eene onder haar ontdeed zich van een parque van een jong rendier, om 'erden Heer Commandant mede te omhangen; de anderen betoonden haar genoegen over onze aankomst, welke zij volgens haare verzekeringen niet wagtten,door een luidruchtig gefchater van lagchen ; dit was niet zeer waarfchgnlijk, dog wij gedroegen ons, of wij zulks geO 5 loof- 1788. Maart an den 5, ït den 9. Den 9.' (Vankomst e Pouttaetsk.  1788. Maart Den 9. Te Pouftaretsk. Vergeeffche na« fpooringen om visch te vinden.: i t 3 1 1 Treurig fchouwfpel het welk s onze hon- \ den ons opleeverden. ^ < t i i i 1 ] S i 218 Reize van de Lesfeps loofden, in de hoop van daar doorgemaklijker te zullen kunnen handelen. Wij kwamen den 9. des namiddags ten drie uuren te Pouftaretsk, en ons eerfte werk was om alle de bewaarplaatzen van de visch te doorzoeken. Hoe groot was ons verdriet, wanneer wij se ledig vonden ! wij hielden op het oogenjlik de Inwoonders verdagt, dat ze dezelfde voorzorg als die van Gavenki gebruikt hadden; en ;iet daar ons bezig met die vrouwen te ondervraajen, en met aan alle kanten te graaven, in de )vertuiging, dat de voorraad verborgen was. Hoe neer men het ontkende, zo veel te meer verneerderden wij onze nafpooringen ; dan deeze waaen vrugteloos en wij konden niets ontdekken. In dien tusfchentijd had men onze honden uit[efpannen, om ze volgens gewoonte op reijen 'ast te maaken; zo dra ze aan de paal waaren, ■raten ze derzelver riemen en tuigen op, in een (Ogenblik was alles verilonden ; te vergeefsch ragte men om hun daar af te houden, het grootIe gedeelte ontvlugte in het veld, alwaar zij nnds en herwaards zworven, alles opeetende, wat mnne tanden verfcheuren konden; alle oogenblikten ftierven 'er eenigen, die te gelijker tijd een )rooij voor de anderen wierden ; deeze wierpen :ich op deeze doode lighamen en fcheurden ze aan lukken, ieder lid wierd den roover betwist door een  uit Kamfchatka naar Frankrijk, 219 een troup mededingers, die hem met gelijke hevigheid aanvielen: zo hij onder de menigte leggen Neef, was hij op zijn beurt het voorwerp van een nieuw gevegt («); op de. affchuwelijke vertooning van hun zich dus onderling te zien verfcheuren, volgde het droevig fchouwfpel van de geenen, die de yourte belegerden, alwaarwij ons verblijf hielden. Deeze arme dieren waaren zodanig vermagerd, dat men 'er meelijden mede hebben moest, zij konden zich naauwlijks beweegen, door hun klaagend en geduurig gehuil fcheenen ze ons te fmeeken, om hun te helpen, en tevens ons te verwijten de onmogelijkheid, waar in wij waaren om het te kunnen doen; verfcheidene die zo veel van de koude als van den honger te lijden hadden, lagen zich neder aan den rand van de uitwendige opening, in het dak van de yourte gemaakt, en waar door de rook uittrekt. Hoe meer ze de hette gevoelden, hoe digter ze daar bij naderden; eindelijk vielen zij voor onze oogen in het vuur, het zij uit zwakheid , of dat ze het evenwicht verlooren. Weinig oogenblikken na onze aankomst zagen (u) Om ons tegen deeze uitgehongerde honden te verweeren, waaren wij genoodzaakt van niet zonder onze Hokken, of zonder wapenen waar mede men dezelva verdrijven kan, uittegaan. 178S. Maart Den 9. Te Poufta- ■etsk. DeSoIdaar, die naarKaminoi gezondenwas, moest onderweg blijven.  1788. Maart Den ij. Te Poulta recsk. Bode naai Potkagornoi gezonden, om aldaar wal' vi'svleesch te gaan haaien. 220 Reize van de Lesfeps gen wij den leidsman van den foldaat, die den 3. naar Kaminoi gezonden was , om aldaar on■derftand te haaien, te rug komen, hij gaf ons te kennen, dat onze zendeling zelf de fpoedigfte hulp nodig had, dat hij het geluk had gehad om twaalf werften ten noorden van Pouftaretsk eene flegte verlaate yourte aantetreffen, dat hij zich daar in veiligheid tegens de winden geplaatst had, die hem tien reizen hadden doen verdwaalen, dat de voorraad, dien wij voor hem en voor zijne honden medegegeeven hadden, gebruikt was, en dat hij daar met ongeduld afwagte, dat men hem uit de verlegenheid kwam redden, dewijl het hem anders onmogelijk was uit zijn fchuilplaats te komen, nog om de bevelen, waar mede hij belast was, uittevoeren, nog om zich wederom bij ons te voegen. De Heer Kafloff, wel verre van zich door deezen nieuwen tegenfpoed te Jaaten neêrflaan,boezemde ons moed in, wanneer hij ons de laatfte hulpmiddelen, die hij voorneemens was in het werk te ftellen, mededeelde; reeds had hij op de verzekering, die men ons gegeeven had, dat 'er een walvisch nabij Potkagornoi op het drooge voorvallen was, iemand derwaarts gezonden, de meefte ipoed was hem aanbevolen, en hij moest zo veel vleesch en vel van dien visch medebrengen, als hij maar krijgen kon. Dee^  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 221 Deeze hulp nog onzeker zijnde, ftelde ons de Heer Commandant voor , om de weinige levensmiddelen, die ieder van, ons voor zijne eiger honden meende te bewaaren, »opteofferen; de vraag was om 'er ons van te ontdoen ten behoe' ven van den Sergeant Kabe'choff, die zich aanbood om naar Kaminoi te gaan. In den nood, waar in wij ons bevonden, was de minfte ftraaj van hoop genoegzaam om ons te doen befluiter van alles te waagen; wij omhelsden dan deezer] raad met vervoering, ons geheel en al op den iever en de kundigheid van dien Sergeant verlaaten de. Hij vertrok den 10. van de nodige onderrich tingen en van het overfchot van onzen voorraad voorzien. In deszelfs weg moest hij onzen armen foldaat opneemen, en van daar den last gaar vervullen, waar van deeze zich niet had kunner kwijten. Na alle deeze maatregelen genomen t£ hebben, vermaanden wij elkander tot geduld, er wij zogten ons van onze bekommernisfen aftetrekken, in afwachting, dat het de voorzienigheid behaagen mogt ons daar van te bevrijden. Ik gaa van deezen tijd gebruik maaken om rekenfchap te geeven van de waarneemingen. die ii te Pouftaretsk gemaakt heb. Dit gehugt is op het hangen van een berg, die door de zee befpoeld word, gelegen, want mer kar 1788. Maart Den 10. Te Pouftaretsk. : De Sergeant Kabéchoff vertrekt naar Kaminoi, met het overfchot van onzen voorraad. van demo. tot den iaBefchrij- i  2 22 Reize van de Lesfeps T7S8. Maart van den ia> tot den I 2 Te Poufta retsk. ving van Pouflaretsk en dt omliggende ttreeken. Spijze dei inwoonders gedu rende ons verblijf ai daar. kan geen rivier noemen (x), het geen eigentlijk maar een zeer naauwe golf is, die zich toe aan • den voet van deezen berg uitftrekt; het water is "brak en in het geheel niet drinkbaar; om daar aan tegemoet te komen, dronken wij bezonken fneeuw, het welk ons eenigfte zoet water was; twee yourtes, alwaar omtrent vijftien perfoonen in leeven, maaken het geheele gehugt uit, men kan 'er ook nog eenige balagans onder rekenen, welke de inwoonders met het begin van den zomer betrekken , zij hebben die eenige werften van de yourtes af, en meer voorwaards in de velden gebouwd. Zij brengen daar den zomer met visfehen door, en om hunnen voorraad voor den winter te verzamelen; naar het voedzel, dat ik hun zag ge■reed maaken en gebruiken, te oordeelen, moet .de visch er niet overvloedig zijn; geduurende ons verblijf behaalde zich hunne fpijze tot vleesch of vet van walvisfehen, tot raauwe boomfchors, en tot boomknoppen met olie van walvisfchen, zee-wolven of vet van andere dieren; zij verhaalden ons, dat ze fomtijds in volle zee kleine kabbeljaauwen gevangen hadden; ik weet niet of ze (xj De inwoonders noemen ze Poustaïa-reka , dat ij te zeggen, eenzaame rivier; die golf was als toen geheel bevroozen.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 223 ze 'er in den een of anderen hoek van verborgen hadden, dog wij hadden zo veele naipooringen gedaan, en wij zagen hun zulke flegte cier maa-1 ken, dat ik hun eindelijk waarlijk zo arm geloof-, de, als ze fcheenen te zijn. Hunne manier om de rendieren te vangen, die in een groot aantal in deeze ftreeken gevonden 1 worden, is niet minder zeker als gemaklijk; ze* omzetten eene zekere uitgellrektheid gronds met palisfaden, laatende daar in alleen eenige openingen : het is in deeze naauwe doortogten, dat zij hunne netten of ftrikRèn fpannen, zij fcheiden zich vervolgens van elkander, om de rendieren in deeze (frikken te jaagen. Deeze beetten, zich zoekende te redden, loopen daar inenraakenmet den hals of de hoornen vast; daar ontkomen 'er altijd een groot getal, die de (frikken breeken of de palisfaden omwerpen; echter heeft ééne jagt, door twintig of dertig menfchen ondernomen , wel eens meer dan zedig rendieren uitgeleverd. Behalven het huishoudelijke werk zijn de^ vrouwen belast met de vellen van verfchillende, dieren te bereiden , bijzonder van de rendieren , en met dezelve te verwen en te naaijen; zij fchraapen dezelve eerst af met een fcherpen (leen, die in een ftok vastgemaakt is. Na 'er het vet afgehaald te hebben, gaan ze voort met affchraapen, ten einde ze dunder en buigzaamer te maaken; de 1788. Maart an den 10. ot den 12. re Pouftaetsk. Wijze, vaarop de endieren ;evangen porden. Bezigheen der rouwen.  224 Reize van de Lesfeps 1788. Maart van den 10. tot den 12. Te Poufla. rer.sk. Manier van tabakrooken. de'eenigfte couleur, waar van zij gebruik maaken om ze te verwen, is een zeer donker rood, zij trekken het zelve uit een boomfchors in het Rusfisch Olkhovdia • déréva genaamt, en bij ons onder de naam van elze bekend; men laat deeze fchors kooken, vervolgens vrijven zij daar het vel mede, tot dat de verf wel doordrongen is; de mesfèn, welke dienen om vervolgens deeze vellen te fnijden , zijn geboogen en waarfchijnlijk van de uitvinding dezer volkeren. Zeer dunne rendieren zenuwen, door dezelfde vrouwen toebereid, verftrekken hun tot draaden , zij verftaan het naaijen zeer wel, haare naaldens komen van Okotsk en zijn niet buitengewoon, derzelver vingerhoeden gelijken na die van onze kleermaakers, ze plaatzen die altoos aan den voorften vinger. Bij mijn doortogt van Karagui heb ikopgegee» ven de wijze, waar op deeze volkeren tabakrooken, dog ik kan niet voorbij 'er nog eens van te fpreeken, om de nadeelige gevolgen daarvan te doen kennen, waar van ik hier verfcheide voorbeelden gezien heb; derzelver pijpen (j) kunnen naauw- 0) De lengte van deeze pijpen ;s van hout en hier en kar geborften, in de midden kan men ze opendoen, en de suinigheid der rookers doet hun het aangeflagene af krabben , om vervolgens dit affchraapzel te rooken.  üit Kamfchatka naar Frankryk. hq§ naauwlijks een Vingergreep tabak bevatten* het geen zij tot verveelens toe herhaalen -} en zie hier hoe ze zulks verrichten; door den rook met geweld doorteflikken, in plaats van denzelven uitteblaazen, worden zij langzamerhand dronken, zelfs tot dien trap dat ze in het vuur zouden vallen, indien ze 'erna bij waaren. Gelukkig heeft de gewoonte hnn geleerd, om de gewaarwording van deeze bezwijming optevolgen, zij gebruiken de voorzorg van zich nedertezetten of zich aan het eerfte voorwerp, dat zij vinden, vast te houden* Hun flaauwte duurt ten minften een vierendeel uurs, geduurende welken tijd zij in eenezeer gevaarlijke omftandigheid zijn, het klamme zweet overdekt hun lighaam, de kwijl loopt van de lippen, de ademhaaling is moeijelijk en van een geftadigen hoest verzeld. Wanneer zij in deezen ftaat geweest zijn, meenen zij fmakehjk gerookt te hebben» Vrouwen nog mannen draagen hier hemden,' hun gewoone kleeding heeft 'er bijna de gedaante van, ze is minder kort en van een rendieren vel gemaakts wanneer zij uitgaan, trekken zij 'er een, dat warmer is, overheen; des winters draagen de vrouwen in plaats van rokken, gevoerde broeken (z). Den (O In de befchrijving van de kleeding der Kamfchat< P ten r?8gi Maart nn den 103 tot den ias Te Pou. ïaretsk* Kleediag,  r 1788. Maart . van demo.' tot den 12.) Te Pouftarer.sk.Den 12. De Heer» Schmaleff voegt zich weder bij ons. 1 I 1 1 1 j van den 12. tor den 17., i 1 1 26 Reize van de Lesfeps Den 12. kwam de Heer Schmaleff wederom >ij ons, zijn terugkomst was ons des te aangeïaamer, vermits wij zeer ongerust over hem vierden; het was zes weeken geleeden, dat wij van hem gefcheiden waaren (0), en bijna was 2r een maand verftreken na het bepaalde tijdftip, vaar in wij ons weder hereenigen moeften. Er jleef hem weinig voorraad over, dog zijne hon3en beter zijnde dan de onze, maakten wij daar ran gebruik om onze goederen aftehaalen, die vij genoodzaakt geweest waaren van onder weg e laaten, en waar van wij zedert onze aankomst reen het minfte naricht bekomen hadden. De zuidwefte wind, die ons op reis zo zeer rehinderd had, bleef met dezelfde hevigheid gedurende verfcheide dagen waaijen, vervolgens iep dezelve in het noord-ooften: dog het wêer vierd 'er des te flegter door. Het fcheen, als of de vertoornde natuur ook :egen ons zamcnfpande om de zwaarigheden te vermeerderen en onze ellende te verlengen. Ik beroep mij op een ieder, die zich immer in eene zodanige omftandigheidbevonden heeft, hem is ters heeft men gezien, dat zij onder hun parque een klein hemd van nanbin of van katoen draagen. O) De leezer zal zich herinneren, dat hij ons te Apatehin op den 29 Januarij verlaaten had.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. azf is bekend, hoe fmertelijk het valt van dus door telkens wederopkomende beletfelen gekluifterd te zijn; men mag alles aanwenden om zich aflei ding te bezorgen , en zich met geduld te wapenen, op den duur worden de krachten uitgeput en de reden verliest haare werking; niets maakt ons lijden onverdraaglijker, dan wanneer wij 'er geen einde aan zien. Wij ondervonden dit alles maar al te zeer} wanneer wij de brieven van Kaminoi ontfingen. Kabéchof melde ons, dat van daar geen hulp te wachten was ; de van Ingiga afgezondene manfchap was buiten ftaat om ons te gemoet te komen ; over twee maanden reeds te Kaminoi ge komen, Had dezelve niet alleen hun voorraad var leevensmiddelen gebruikt, maar ook daar en bo ven dat geene, het welk voor ons was gefchik geweest; de honden verfcheürden elkander evei als de onze, en de veertig manfchappen zagei zich tot het uiterfte gebragt; onze Sergeant voeg de daar bij, dat hij aanftonds naar Ingiga, a( onze eenigfte toevlucht, gezonden had ; zijn af gezondene kon niet dan binnen eenige dagen te rugkomen; dog hij twijffelde of hij wel een vol doend antwoord mée zou brengen, dewijl dee ze ftad niet anders dan flegt voorzien kon wee zen van levensmiddelen en van honden, na d P a aar 178ÖS Maart van denia* tot den 17. Te Pouftaretsk. Ëedroë* vend antwoord vart den Sergeant Kabétchoff. I l 3  228 Reize van de Lesjeps 1788. Maart van den 12. tot den 17. Te Pouftaretsk. De Heer Kafloffontfing de tijding van zijne bevordering. Ik vorm het denkbeeld om Van den Heer Kafloff te fcheiden. aanzienlijke afzending, die dezelve daar van gedaan had. Dit droevig bericht benam ons alle hoop, en svij rekenden ons verboren; onze mistrooftigheid en droefheid was zodanig, dat de Heer Kafloff in het eerst ongevoelig was voor de nieuwstijding van zijne bevordering, die hij met denzelfden bode ontfing. Een brief van Irkoutsk komende, melde hem, dat de Keizerin uit erkentenis voor zijne gedaane dienften hem van het bevel hebberfchap van Okotsk tot dat van ÜTakoutsk bevorderd had. In alle andere omftandigheden zou deeze gunst hem van blijdfchap verrukt hebben, hier door verkreeg zijne werkzaamheid een ruimer veld, en meer gelegenheid om zijne bekwaamheid in de kunst van regeeren te oeffenen, dog hij was 'er verre af, om de voordeden van zijn nieuwe bediening te berekenen , alle gewaarwordingen moeften voor die van ons gevaar wijken, en hij was 'er als van overftelpt. In een zo hagchelijk oogenblik moest ik aan een ingeeving des Hemels toefchrijven het denkbeeld , dat eensklaps in mij ontftond, om van den Heer Kafloff te feheiden. Wanneer ik daar op doordagt, gevoelde ik het onvriendelijke omtrent hem, en het verdrietige, dat daar in voor mij gele-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 229 legen was; ik wilde mij daar van ontdoen, dan te vergeefsch : in weerwil van mij zelfs moest ik 'er bij ftil ftaan, ik dagt aan mijn vaderland, aan mijne bloedverwanten, aan mijn plicht. Derzelver onoverwinlijk gezag behaalde de overwinning, en ik ontdekte mijn voorneemen aan den Heer Commandant. Op het eerfte aanhooren fcheen hem dit ontwerp buitenfpoorig, en hij liet niet af met het zelve te beftrijden. De begeerte om het uittevoeren verfchafte mij antwoorden op alle zijne tegenwerpingen. Ik bewees hem, dat. wanneer wij bij den anderen bleeven, wij ons de een den ander de middelen benamen om onzer weg te vervolgen; wij konden niet te zamen ver trekken zonder eene aanmerkelijke verfterking vat honden. Onder de geenen, die ons overbleeven. bevonden 'er zich maar zeven en twintig, di< redelijk waaren, alle de anderen waaren ofdoot of onbekwaam om te dienen (£); wanneer eet van ons toeftemde om aan den ander deeze zevet en twintig honden afteftaan, zou de laatfte daa door in de mogelijkheid geraaken van voorwaard te komen, en zijn vertrek zou den geenen, diei hij verliet, ontflaan van de zorg, om nog di klei Men zal zich ongetwljffelt wei herinneren, dat w van Bolcheretsk vertrokken waren met een tioupv bijna drie honderd honden. P 3 1788. Maart. van den is. tot den 17. Te Pouftaretsk. 1 l l l l z S 1 t 1 'j ;n  ï;88. J$$art van den 12. tor. den 17. Te Pouühteisk. Wij beko men van Potka^ornoi Walvisch vlees en vet. De tast oti^es de Koriaken heriteld. £30 Reize van de Lesfeps klein getal van uitgehongerde honden te voeden Maar, antwoorde mij de Heer Kafloff, zult gij niet altoos eenige leevensmiddelen voor dezelve nodig hebben ? en hoe zult gij ze die verfchaffen? Ik wist maar al te veel op deeze aanmerking tntebrengen, wanneer men ons zeide , dat onze afgezondene van Potkagornoi was te rug gekomen ; gelukkiger geflaagd dan alle de andere, bragt hij ons in een groote hoeveelneidwalvischvleesch en vet aan, mijne vreugde was op dat gezicht uitermaate, alle de zwaarigheden waaren verdweenen, ik dagt reeds van Pouflaretsk vertrokken te zijn. Op het zelfde oogenblikgeraakte ik weder met den Heer Commandant op mijn voordel, die nu geen zwaarigheden meer kon inbrengen, mijn iever moest prijzen, en eindelijk in mijn ^verzoek inftemde, 'er wierd vastgefteld dat ik uiterlijk den 18. alleen zou vertrekken; van dien tijd af hielden wij ons bezig met de noodwendige fchikkingen, die ter uitvoering van dit Dntwerp nodig waaren, Alles beloofde mij nu een goeden uitflag; onder de droevige nieuwstijdingen, die wij van Kaminoi bekomen hadden, waaren 'er echter eenige zeer vertrooflende. Men verzekerde ons onder mderen, dat wij in onzen doortogr geene hinderpalen zouden ontmoeten, de rust was onder de Ka-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 231 Koriaken herfteld, en om ons daar van te overtuigen , hadden zij begeert, dat eenige uit hun, den foldaat, die met brieven aan den Heer Com-i ruandant belast was, zouden vergezellen; de zoon, van het Opperhoofd der oproerigen , genaamt Eitel, was aan het hoofd van dit geleide; hij zeide ons, dat zijne landgenooten ons zedert lang met ongeduld wachtende waren , en dat zijn vader voorneemens was om den Heer Kafloff ten bewijze van zijnen eerbied te gemoet te komen. Verblijd , dat wij niets meer te vreezen hadden , ten minfte van dien kant, bevlijtigden wij ons, om aan deeze Koriaken ons genoegen overj hunne welwillenheid ten onzen opzichte te betuigen , wij gaven hun alle gefchenken, die onze toeftand ons toeliet, namelijk van tabak, ftoffen en verfcheidene zaaken, die ik geduurende mijn reis op zee gekogt had, en van andere, die de Heer Graaf de la Perouze mij had agtergelaaten. Wij gaven 'er hun ook voor derzelver ouders, dog onze voornaamfte zorg beftond daar in, om ze zo dronken als mogelijk was te maaken, ten einde zij wel te vreden over.ons onthaal zouden weezen; wij moeften dezelve naar hunnen fmaak behandelen, daar en boven word dit bij hun voor de grootfte beleeftheid gehouden. Ik floeg deeze Koriaken voor om zich met twee mijner mantel-zakken te belasten; in het eerst P 4 fchee- Maart ran den 12. ot den 17. re Pouflaer.sk. Het ontlaai , 't .velk wij len Koria:en aanloen. Zij belas-' ;en zich  I 1788. j Maart van den 12.' tot den 17. Te Pouftaretsk.met twee pijnermanteizakken. Ce Heer £allof Heit mij zijne brieven ter bqp.d en geeft mij de nodige paspoorten (o,t mijne veiligheid. 133 Reize van de Lesfeft èheenen ze daar in geen zin te hebben., te meet )m dat ik vorderde, dat ze tot aan Ingiga gebragt wierden; echter verkreeg ik op het laatst door vriendelijkheden en geld, dat zij dezelve ophunae fleeden mede namen; het belang alleen dreef ïiun om mij deezen dienst te bewijzen, dog ze ivas mij van zo veel nut, dat ik niet geloofde lezelve te duur betaald te hebben; daar door van mijn reisgoed ontlast, had ik alleen maar voor mijne brieven te zorgen; ik had daar'en boven weinig vrees voor de zaaken, die ik aan deeze Koriaken toevertrouwde, dewijl de foldaat, met de brieyen van Ingiga belast, met hun te rug keerde, en mij beloofde daar zorg voor te zullen draagen, als mede dat mijne begeerte getrouwelijk gevoJgt wierd. Tot op het oogenblik van mijn vertrek was de Heer Kaflof bezig (c) met zijne brieven te vervaardigen, waar mede ik volgensafipraakmij belasten zou; hij gaf mij een podarojenei of paspoort , die mij tot aan Irkoutsk van dienst kon weezen, en waar heen hij nog daar en boven fchreef, (ff) Dit was waarlijk een zeer vermaeijende arbeid, wanneer men in aanmerking neemt, dat wij in deeze yourtes Biet dan leggende op de grond konden fchrijven, daar en boven waaren wij van den rook overftelpt, en zagen on. I^r^ inkt naast ons, bevriezen.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 233 fèhreef, dat men mij alle de nodige hulp moest verfchaffen. Die vrijgeleibrief was een bevel aan alle de Rusfifche Officieren en andere onderdaanen van de Keizerin, die ik tot daartoe ontmoeten mogt, om mij alle gemak te bezorgen, ten einde ik mijn reis met alle zekerheid en fpoed kon vervolgen. De voorzigtigheid van den Heer Commandant verzuimde niet om alles toetebrengen, wat mij van dienst kon weezen; hij had geen meerdere voorzorgen kunnen gebruiken, al was ik ook zijn geliefdfte broeder geweest. Hier moet ik ophouden, want ik kan de ontroering niet wederüaan, die ik ondervind, wanneer ik overweeg, dat ik dien beminnenswaardigen man gaa verlaaten, aan wien de hoedanigheid van zijne ziel, nog meer dan de bevalligheid van zijn verfiand, mij voor altoos verbonden heeft. De edelmoedige opofferingen, die hij voor mij heeft gedaan, weegen in dit oogenblik op mijn hart, en ik moet mij verwijten van dezelve begeert te hebben; wat kost het mij niet, om hem alleen in dee?e woeftijn agter te laaten, zondei voor mijn vertrek te weeten, hoe hij 'er zich zelfs uit zal redden! Het beeltenis van zijne treurige omftandigheid vervolgt en ontroert mij.~ Ach! laat ik het nog eens herhaalen, om tot het befluit te koomen van mij van hem te verwijderen, nietïegenflaande het verbod, het geen mij de Heer P 5 Gra.al 1788. Maart van den 12, tot den 17. Te Pouftaretsk. Mijne aandoeningen,wanneer ik van den Heer Kafloff moest fcheidea.  234 Reize van de Les/eps 1788. Maart van den 12, tot den 17. Te Pouflaretsk. Graaf de la Perouze daar omtrent gedaan had. moest ik ongetwijffelt alleen gedrongen worden door de overtuiging, dat mij geen ander middel overbleef om fpoedig mijne brieven over te brengen; zonder deeze reden, zonder dit eenige oogmerk mijner zending, zou niets mijne begeerte om te vertrekken in mijne oogen kunnen verfchoonen. Mogt het getuigenis, dat mijne erkentenis altoos zal afleggen, zo omtrent de door den Heer KaflofF aan mij beweezene weldaaden, als omtrent den iever, dien hij in den dienst van zijne Souvereine betoonde, iets tot zijne bevordering en tot zijn geluk toebrengen! als dan zou lan het mijne niets anders ontbreeken, dan het vermaak van hem weêr te zien en hem te omhelzen. Einde van bet eerfte Deel, NA-  NABERICHT VAN DEN NEDERDUITS CHEN VERTAALER, w ij hebben gemeent den Nederduitfchen leezer geen ondienst te zullen doen metkortelijkoptegeeven de berichten, die men tot hier toe van den Graaf de la Peroufe ontfangen heeft. Het was den 17 Oclober 1788, dat de fchrijver van dit werk de eerfte tijding van den togt des voorn. Graafs te Verfailles overbragt, zijnde gen. Graaf de la Peroufe benevens den Burggraaf de Langle met de fchepen la Bousfole en FAjlrolabe op den 1 Auguftus 1785 van de rhee van Brest vertrokken, om ontdekkingen te doen. Na de eilanden Madera en Teneriffe, ten einde zich aldaar van nog wat wijn te voorzien, die van Martinvas en la Trbiité, om derzelver aard meetkundigen ftand te bepaalen, en dat van St. Katherina van Brezil, om 'er eenige ververfchingen in te neemen f aangedaan te hebben, deed de Graaf de la Perouze eenige navorfchingen in de Zuidzee, voer 3  X C 236 ) voer den 25 Januarij 1786, zijnde 69 dagen na zijn vertrek, de ftraat la Maire door, en bereikte den 9 Februarij den grooten Oceaan, gemeenlijk de zuid of de ftille zee geheeten; den 24 dier maand wierp hij het anker in de baaij van la Conception, (een ftad in Chili) en vertrok van daar. den 19. Maart. Den 8 April ontdekte hij het Paasch-eiland, waar hij aan land flapte; den 28 Maij kwam hij onder het Eiland Othahijtie, een der Sandwichfche Eilanden, waar Capitein Coock zo ongelukkig het leeven liet; de Graaf de la Peroufe lag zich voornamelijk toe, om die Eilanden op te neemen, welke de beroemdeEngelfche Zee-reiziger niet heeft kunnen bezichtigen. Hij verliet de Sandwich 1 Junij, zette koers naar Noord-Amerika , en bereikte aldaar den 23 dier maand de hoogte van Mont-Saint-Elie, op 60 graden breedte; van de plaats, alwaar hij lande, tot aan de haven van Monteney, op 36 graaden en 2 minuuten breedte, nam hij de kust op; hetgeen Capt. Coock, door tegenwinden belemmerd, flegts gedeeltelijk en van afftandtotafftand had kunnen doen, zijnde niet verder geweest dan 43 graaden; Hij vertrok uit de haven van Monter eij den 24 September, ftak den gr ooien Oceaan over naar het vafte land van Afiay en ontdekte op deezen Togt eenige onbewoonde Eilanden, Den  ( 237 ) Den '15 December raakte hij in het gezïgt van Asfonfong, een der Eilanden onder de kust van China, en wierp den 3 Januarij 1787 het anker voor Macao; van daar vertrok hij 6 Februari), en liep den 28 in de baaij van Manille, voor Cavita, om zich van eenige ververfchingen en leevensmiddelen voor zijn laatften Togt te voorzien; hij verliet de Manille den 9 April, en, ten ooften Formofa voorbij zeilende, zette hij kours tusfchen door de Eilanden Japan en Korea , bezag de oostkust van dat fchier-eiland, en voer tot op 52 graaden breedte, door een vrij enge ftraat, bij de zeevaarders onbekend, en gevormd , van de eene zijde door de ooftelijke kusten van Tartarijen, en van den anderen kant, door twee groote Eilanden, waar hij aan land ftapte, en dezelve gedeeltelijk bezigtigde; het noordelijk einde deezer zee-engte door banken bezet vindende, welken den doortogt ondoenlijk maakten, wendde hij te rug naar het zuiden, en zijne nalpooringen voortzettende, ontdekte hij, op 46 graaden breedte, een ftraat, die hem in de zee bragt, gelegen ten ooften der Kurilh/che Eilanden, tusfchen welken hij eenen weg vond, waar door hij naar de haven van Avatska in Kamfchatka gelegen kon zeilen : aldaar wierp hij den 6 September het anker. Deeze fcheepstogt van 5 maanden in eene on-  ( *3* ) onbekende zee, onder bijna onophoudelijke zwaa* re nevels, was inderdaad niet min gevaarlijk dan moeijelijk : dezelve kan egter niet weinig ter opheldering dienen van een voornaam punt der aardmeetkunde; zullende, gevoegd bij deontdekkin» gen, die de Rusfen in dit noordelijk deel des aardkloots gedaan hebben, ons naauwkeurig kennis doen verkrijgen aan een uitgeftrekt land , welks beflaan tot nog toe betwist wierd; de volken, die de eilanden bewoonen, door den Graaf de la Peroufe bezojt, hadden geene kennis aan de Europeaanen, zo min als aan de overige bewooners van het groote vaste land; zij zijn vriendelijk en gastvrij, dog hun grond levert geene voortbrengzels op, welken de handeldrijvende natiën derwaarts kunnen lokken; den 30. September verliet de Graaf de la Peroufe de baaij van Avatschka, om de nog overblijvende nalpooringen in het zuidlijk Halfrond te doen. Zedert vernam men in het begin des voorleden jaars door den Heer Fournier, Capitein van een Koninglijke Paketboot, dat de Heer de la Peroufe, die reeds van zijnen togt rondom den Aardkloot in den Jaare 1789 in 1-rankrijk te rug verwacht was, door een Spaansch Fregat, van de Manilla op den 21. Februarij 1789 vertrokken, op deszelfs thuisreize was gepreid. Vervolgens heeft men het gerucht verfpreid, dat de  ( 239 ) de Graaf de la Peroufe zich den 20 Maij 17891e Batavia bevond, en bezig was met zijne tweeFregat* ten aldaar te la aten repareeren, met oogmerk om in de maand Julij daar aan volgende van daar naar Frankrijk te vertrekken, en dat de Heer d'Angelet, Aftronomist en lid van de Franfche Akademie der wetenfchappen, op die reize overleeden was. En eindelijk heeft de Nationaale Vergadering in Frankrijk, uit hoofde van de onzekerheid , waar deeze doorluchtige Reiziger en zijne togtgenooten zich thans bevinden , op den 9 Februarij van dit jaar deswegens het volgende befluit genomen: „ De Nationaale Vergadering decreteert, dat de Koning zal verzogt worden, om aan alle de Ambasfadeurs, Refidenten, Confuls en Agenten van de Natie bij de refp. Mogendheden, de noodige bevelen te geeven, ten einde zij bij de Souvereinen, alwaar zij refideeren, in den naam der Menschlievendheid en van de Kunften en Wetenfchappen tragten te bewerken, dat dezelven aan alle de zeevaarenden, welken tot hunne onderdaanen behooren, en aan alle derzelver Agenten, hoe ook genaamd, en waar die zich ook mogen bevinden, dog voornaamelijk in het Zuidelijk Halfrond en de Zuidzee, gelieven te gelasten, om alle onderzoek te doen naar de twee Franfche Fregatten, la Bousfole en VAftrolahe, onder be-  C «40) vel ftaan de van den Heer de la Peroufe en der* zeiver rnanfchappen, als meede alle nafpoorin* gen in het werk te ftellen, waar door het nog in weezen zijn, of de fchipbreuk der gem. Fregat* ten , zou kunnen beweezen worden; ten einde f dat wanneer de Heer de la Peroufe en zijne togtgenooten, waar het ook zijn mogt, gevonden of ontmoet zouden worden, aan hem de noodige hulp gegeeven, en alle de middelen be* zorgt worden, waar door zij in hun Vaderland konden te rug keeren, en derwaarts al wat nog in derzelver bezit was met zich voeren; terwijl Am Nationaale Vergadering zich verbind, om elk en een iegelijk, die aan deeze zeevaarenden hulp zal verleenen, tijdingen van dezelve bezorgen, of maar zouden kunnen gelegenheid geeven , dat de papieren en zaaken, van welken aart ook, die tot derzelver Togt zouden behooren of kunnen behoord hebben, aan Frankrijk wierden terug be* zorgd, naar maate van de beweezene dienden, fchadeloos te zullen ftellen, en zelfs te beloonen. Decreteert wijders, dat de Koning zal verzogt worden om één of meer vaartuigen te doen uitrusten, waar op eenige Geleerden, Natuurkundigen en Tekenaars zullen ingefcheept worden, en om aan den Bevelhebber van den Togt den tweevoudigen last te geeven, van den Heer de la Peroufe optezoeken, volgens de ftukken, onder-  ( 241 ) derrichtingen en beveelen, die'aan hen zullen wor* den gegeeven, en tevens ter gelijker tijd nafpooringen, betrekkelijk de Wetenichappen en den Koophandel te doen; met alle de noodige maatregelen te neemen, om deezen togt, afgezonderd van het oogmerk om den Heer de la Peroufe opte fpooren, of zelfs, na hem ontdekt, of tijdingen van hem bekomen te hebben, nuttig voor de Aardrijkskunde, den Koophandel en de Kunften en Wetenfchappen te doen zijn. Decreteert eindelijk, dat de Minister van de Zee-zaaken onverwijld aan de Nationaale Vergadering een ftaat van de uitrusting, welke de Koning zal nodig geoordeeld hebben te beveelen, zal overgeeven, ten einde de noodige fommen ter bekostiging van deezen Togt kunnen vastgefteld wor-? den."   HISTORISCH DAGVERHAAL SER REIZE VAN DEN HEER DE L E S S E P S, Zedert het verlaaten van den Heer Graaf de la Peroufe en zijne togtgenooten in de haven van St. Pieter & Paulus op Kamfchatka, tot op zijne komst in Frank» rijk, den 17. Oclober 1788. Naar het Fransch. TWEEDE DEEL. Met Plaaten en Kaarten. Te UTRECHT, $y B. WILD en J. ALTHEER, 1793,     REIZE VAN DEN HEER DE L E S S E P S, uit KAMSCHATKA naar FRANKRYK. JEindelijk kwam de 18. Maart en ik nam af* mmh fcheid van den Heer Kafloff. Ik zal van ons Den 18. jongst vaarwel met gewaagen , men zal ligt vanPouftft. bevatten, dat het zelve zo teder als moei-retsk. jelijk was; Ik vertrok des morgens ten negen uuren van Pouftaretsk, en wel op een overdekte flêe, belpannen met zeven honden, die ik zelfs mende, de foldaat die gelast was om mij ten geleide te verftrekken, had 'er agt voor de zijne; yoor ons uit reed een wegwijzer, genomen uit II. Deel, A de  1788. Maart )en 18. i 2 Reize van de Les/eps de inwoonders van dit gehugt, (a) en deeze voerde de flêe, waar op het reisgoed gelaaden was: twaalf honden waaren voor die flêe gefpannen, in dewelke het overfchot van mijne goederen en onzen voorraad was; ook wierd ik van den Heer Schmaleff en de onder - officieren van zijn gevolg verzeld; dog in plaats van ons gezamentlijk naar Ingiga te begeeven, zo als onze afipraak was, fcheidden wij eenige dagen daar na. Uit Pouftaretsk komende begaven wij ons op de golf. In het eerst was onze togt vrij gemaklijk, het ijs was overal fterk en effen, in weinig uuren bereikten wij den mond; daar wierd de weg moeijelijker; verplicht over de zee te reizen zonder ons van den oever te verwijderen, ontmoeteden wij telkens ijsklompen, die als zo veele klippen fcheenen, tegens dewelken wij verbrijzeld konden geraaken. Te vergeefs wilden wij beproeven, om ze door omwegen tevermij- den (a) Geduurende mijn verblijf te Pouftaretsk had de Heer Commandant onze Kamfchatfche leidslieden afgedankt. Eenige hoorden in den omtrek van Bolcheretsk t'huis, en waren daar bijna vierhonderd uuren van verwijderd! Deeze arme lieden zagen zich genoodzaakt, na dat ze omtrent alle hunne honden hadden zien fterven, van te voet te rug te keeren.  uit kamfchatka naar Frankrijk, % den, de oneffen keten van deeze bergjes ftrekte zich langs de kust uit, en belette ons den doortogt; wij moeften befluiten van dezelve over te rijden ^ met gevaar van bij iederenftap omvergeworpen te zullen worden; meer dan eens, ontfnapte ik het, om mij in deeze tuimelingen gevaarlijk tekwetfen ;mijn fnaphaan, dien ik aan mijn flêe had vastgemaakt, wierd verwrongen en als een boog gekromd, verfcheidene mijner medemakkers kreegen zwaare kneuzingen, geen één kwam 'er zonder eenig letzel af. Bij het vallen van den nagt bereikten wij een gehugt, gelegen aan den oever van de zee, en' beftaande uit twee yourtes en drie balagans in een zeer flegten ftaat en geheel verlaaten; de eenigfte man, welke de yourte bewoonde, waar wij ingingen, bad zich op onze aankomst van daarbegeeven (£). Ik vernam van een der onzen, die. derwaarts vooruitgereden was, dat deeze man een Chaman of tovenaar was , die , wanneer hij vernomen had, dat wij den volgenden dag moesten aankomen, van fchrik bevangen, dadelijk bij de Oluteriers was gevlugt (c), hij zou daar (£) Alle de zwervende Koriaken vlugteden insgelijks voot ons, ten einde niet genoodzaakt te weezen van ons debe> halFzaame hand te bieden^ (O Dit volk woont ten zuiden der Tehouktchis af i& Oost-kim,' A & 1788. Maari Den i«, Verlaate tehugu  4 Reize van de Lesfeps 1788. 1 Maart Den 18. Ontdekking van voorraad in dit gehugt verborgen. Den 19. Een zeer lastige dag. Onvoc laar blijven, tot dat de Heer Kafloff voorbij vas. De Kofak, die mij deeze bijzonderheden verïaalde, was door den Heer Schmaleff daags voor ans vertrek vooruitgezonden, deeze had hem bevolen van in dit gehugt ftiltehouden, en aldaar, terwijl hij ons afwachtteonderzoek te doen, of 'er geen voorraad van visch in de eene of andere onderaardfche kelder verborgen was; deeze voorzorg was ons van veel nut, de Kofak bragt ons bij onze aankomst naar een keldertje, dat hij ontdekt had, wij vonden het zelve vol visch, en ik maakte mij van een goed gedeelte meefter, dewijl ik maar voor twee dagen leevensmiddelen van Pouftaretsk mêegenomen had. Den 19 begaven wij ons wederom in den vroegen morgen op weg; deeze dag was nog vermoeijender dan de voorige, de weg was verfchriklijk, meer dan twintigmaal zag ik mijn flêe op het punt van verbrijzeld te worden, en het zou 'er mede gedaan geweest zijn, indien ik niet eindelijk beflooten had om te voet te gaan; Ik wierd daar toe genoodzaakt, wilde ik mij zelfs aan de gevaaren van het omvallen niet blootftellen, zo dat ik bijnaden geheelen dag moest wandelen, dog ik ontweek het eene kwaad maar, om in het andere te vallen. r" INa verloop van eenige uuren gevoelde ik mij zo-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 5 zodanig vermoeid, dat ik weer op mijn flee fl-ap' .te, en in dit oogenblik wierd dezelve overzijge. fmeeten, zo dat mij de Just verging; Ik wierd genoodzaakt om mij zo goed voort te fleepen, als ik kon, mijne beenen waggelden onder mij, ik was zeer bezweet, en eene hevige dorst kwam nog bij mijne vermoeidheid; de fneeuw verfchafte mij maar een zwak hulpmiddel, niets kon mij laaven3 bij ongeluk wierd ik een kleine rivier gewaar, uit nooddwang ging ik derwaarts, en zonder de gevolgen van mijne onvoorzigtigheid te berekenen, was mijn eerfte werk om het ijs te breeken en zulks aan mijnen mond te brengen; het duurde niet lang,of ik beklaagde mij deeze zuiver werktuigelijke onbedagtzaamheid, mijn dorst was gelescht, dog van de groote hette, waar over ik te onvreden was, geraakte ik eensklaps in het tegenovergeftelde uiterfte, eene doorgaande koude beving mij en alle mijne leden beefden. De koude van den nagt vermeerderde mijnegrillingen, en ik wierd zo zwak, dat het mij onmogelijk was verder te gaan, ik verzogt mijne mede-reizigers, om in het midden van deeze woeftijn ftil te houden; uit achting voor mij ftemden zij daar in toe, want de moeijelijkheid, om zich hout te verfchaffen, maakte dit hun niet zeer begeerlijk, naauwlijks had men zoveel geraapt, dat A 3 men 1788. Maart Den jQ. zigtigheid die mijne gezondheid benadeelde. Rustplaat».  1788. Maart pen ip, 6 Reize van de Lesfeps men de ketel kon overhangen, dit bepaalde zich tot- eenige kleine geheel groene heefters, die niet branden wilden; wij rekenden ons zeer gelukkig, dat wij thee konden drinken. Na daar eenige'koppen van genomen te hebben, begaf ik mij onder mijne tent (d), ik lag mij op een kleine matras, die op de fneeuw geplaatst was, en dekte mij met verfcheidene bontwerken, in de hoop van de uitwaasfeming weder te zullen heriiellen, dan dit was tevergeefs, en ik deed den gantfchen nagt geen oog toe. Bij de benaauwtheden van eene heete en brandende koorts voegden zich eene geduurige bezetheid op de borst, en de gewoonlijke ongerustheid bij de eerlle voortekens van eene ziekte. Ik erken, dat ik mij verbeeldde gevaarlijk ziek te zijn, te meer., toen ik bij mijn opftaan geen geluid kon geeven. Ik leed geweldig op de borst en in de keel, de koorts was niet verminderd, nogtans deed mij het denkbeeld, dat een langer rust mij van geen nut kon weezen, en dat ik geen hulp kon erlangen, dan met voorwaards te trekken, het befiuit neemen om mijn lijden voor den Heer Schma- (V) Deeze tent was van lijnwaat. Ik had dezelve van den Heet Vorokoff gekogt, voor dat ik van Pouftaretsk vertrok.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. $ Schmaleff te verbergen. Ik was de eerfte, die van vertrekken fprak, dog daar in raadpleegde ik meer mijne drift dan wel mijne krachten. Ik had maar weinige werften afgelegt, wanneer mijne fmerten onverdraaglijk wierden, ik was verplicht zelfs te mennen, en daar door in eene geduurige beweeging te zijn, fomtijds was ik daar en boven door de flegte wegen genood zaakt naast mijn flêe te loopen, of tot mijne honden te fpreeken om ze voort te doen gaan, mijne heeschheid Het niet toe om mij te doen verftaan, ik kon daar toe nietgeraaken, dan met poogingen te doen, die mij de krachten bénamen en de borst als van een fcheurden. Behalven deeze pijniging had ik reden om over die beweeging te vreden te zijn; zo moeijelijk als ze ook was, zo heil» zaam wierd mij dezelve, langzamerhand bevorderde ze de uitwaasfeming, des avonds haaldeik vrijer adem, ere koorts verliet mij, en ik behield alleen eene zwaare verkoudheid, die ik in weinig dagen kwijt raakte. Eene dagelijkfche vermoeijing was mijn eenigfte hulpmiddel, ik droeg voor al zorg, om het zweet dat mij daar door bezorgd wierd, aan den gang te houden , en ik ben overtuigd, dat ik daar aan alleen mijnefpoedige geneezing te danken had; wat 'er van zij, mijn borst had zodanig geleden, dat ze 'er nog lang gevoel van gehad heeft. A 4 £f» 1788. Maart Den 19. van den2o. toe den 34. De beweeging doet mij herltel. len.  1788. Maart van den2o, toe den 24, Ontmoeting van drie Convooijen die aan den Heer Kafloff ge ' zonden \ wierden. ( { " '4 c t t i c 2 g I f & Reize van de Lesfeps In dien tusfehentijd had ik ten minften niet van de ftrengheid der winden te lijden, de lucht was bedaard en het weer helder, wij hadden als toen de fchoonfte winterdagen, zonder dathadikmisfchien nimmer mijn Vaderland wederom gezien; dog de Hemel fcheen mijn togt te begunftigen , om mij het geen ik geleden had te doen vergeeten. Welhaast volgde de Ievendigfte vreugd op de droefheid, die mij overftelpt had, wij ontmoeteden in verfcheide bezendingen drie Convooijen voor den Heer Kafloff door den Sergeant Kabé:hoff afgezonden! Deeze onverwachte hulp verèhafte mij des te meer vermaak, als ik mij zonler ophouden voor den geest bragt den beklaareüjken ftaat, in welken ik dien bevelhebber gelaaen had. Welk eene ipoedige verandering in zijne mftandigheden! honderd vijftig vlugge en wel loorvoede honden gingen hem te gemoet en bragsn hem leevensmiddelen aan; hij kan, zeide ik ot mij zelfs, den volgenden dag vertrekken, en ndien ik mij niet meer vleijen kan van hem welertezien, ten minften zal hij buiten verlegenheid ijn; deeze zekerheid ftelde mij omtrent zijn lot erust. De Soldaat, die deeze bezending begeleide, •ood mij aan een gedeelte van deezen voorraad te eeven, dog ik wachtte mij wel om ze aantenee- men;  uit Kamfchatka naar Frankrijk. men; dezelve Was zo overvloedig niet en daar en boven hadden wij ze niet nodig, ik hield hem dan niet langer op als noodzakelijk was. Voor dat hij mij verliet, verhaalde hij mij dat de Prins Eitel of het opperhoofd der Koriaken van Kaminoi, dien men van oproerigheid befchuldigthad, in aantogt was om in perfoon den Heer Commandant van het tegendeel te gaan overtuigen. Onzen weg vervolgende, vonden wij aan de overkant van eene kleine rivier , omzoomd van eenig heeftergewas, een keten van fteile bergen, die wij de een na den ander moeften overtrekken , vervolgens kwamen wij op eene andere rivier genaamt Takfka; deszelfs twee oevers verwijderen zich, naarmaate dat men den mond nadert , ze zijn met houtgewas bezet, en ik zag daar vrij zwaare boomen; wij verlieten deeze rivier op eenige afftand van Kaminoi, om een ruim hei - veld over te trekken, en vervolgens een groot meir; eindelijk, gingen wij over de rivier de Pengina bijna aan deszelfs mond, en in de richting van het zuid-ooften naat het noord-weften. Deszelfs breedte is verbaazend, het gezicht der ysfchotzen, welke ze bedekten, en die tot ee-* ne verfchrikkelijke hoogte op den anderen ge-i hoopt waaren, zou mij nog fchilderachtiger toe» gefcheenen hebben, indien wij maar een gemakA 5 lij- 1788. Maart van den20. tot den 114. Overtogt an de riier van 'engina.  IC Reize van de Les/eps 1788. Maart van den20. tot den 24. Aankomst teKaminoi. : I : Rechtvaardiging van deeze Koriaken, valfchelijkvanoproer befchuldigt. lijker weg hadden kunnen neemen, dog 'er was geen keus, zo dat wij, om zo te fpreeken, onze honden en fleeden van den eenen fchotsopden anderen moeften hijsièn; men kan gemaklijk oorrleelen over de moeijelijkheid en de langduurigheid van deezen arbeid, ik had alle moeite van de waereld om 'er wel aftekomen. ^Wij waaren nog bijna twee uuren bezig om tot Kaminoi te geraaken, alwaar wij den 24. voordemiddag binnenkwamen, wij wierden 'er door 3e inwooners uitermaate wel ontfangen. In de afwezigheid van Eitel, voerde een ander Prins gelaarnt Eila het bevel over hun, hij kwam ons te jemoet, verzeld van het Rusfisch detachement, nen geleide ons naar de yourte van Eitel, die üedert lang tegens de aankomst van den Heer Kaloff fchoongemaakt en toebereid was. Deeze Eila betoonde ons alle eerbewijzingen, vij hadden altoos een fchildwagt aan de deur , ïijn order was van dezelve niet te openen, dan /oor die geenen, welken wij meenden het minfte :e moeten mistrouwen. Het was niet alleen, dat de gerugten van oproer, die men op rekening van deeze Koriaken verfpreid had, ons klaarblijkelijk valsch toegefcheenen hadden (e); hun gedrag ten onzen op- zich- (<0 Deeze geruchten waaren door de ontrouwe berichten  uit Kamfchatka naar Frankrijk. n gichte en het onthaal, het welk zij zich voorftelden aan den Heer Commandant te doen, kon geen de minfte twijffel overlaaten omtrent hunne tegenwoordige geneigtheid; ook was het niet te denken, dat dit alles het uitwerkzel was van de tegenwoordigheid der van Ingiga gezondene Soldaaten. De ellende waar toe die gebragt waaren (ƒ), ftelde hun buiten ftaat, om aan menfchen , die een zodanigen aart als deeze Koriaken bezaten, fchrik aan te jaagen; zij geeven te weinig om het leeven, zo ik als nader zal doen zien, om immer bevreest gemaakt te kunnen worden, niets zou in ftaat geweest zijn om hun tekunnen wederhouden, indien ze de minfte reden van misnoegen gehad hadden. Het gezicht van het Canon en van deeze ge- wa- ten van den Ingenieur Bogenoff geloofbaar geworden, men zal zich herinneren, dat hij ons verzekerde dat deeze Koriaken hun gewapenderhand belet hadden, om op de rivier de Pengina te komen; wanneer ik hun daar overon. derhield, hetuigden ze mij alle, dat zij wel verre van zich tegens den doortogt van dien Ingenieur verzet te hebben, zij hem geduurende zijn verblijf met veel beleeftheid en vrieadi'chap behandeld hadden. (ƒ) Dit detachement was van veertig mannen geweest, dog op de begeerte van KabéchGf, wierd het met tien KoTakken verfterkt, die te Kaminoi aankwamen, met de hulp, die wij onder weg ontmoet haddtn, 1788. Maart. Den 24. Te Kamijol.  1788. Maan Den s4 Te Kan loi. 12 Reize van de Les/eps wapende Kofakken, die echter in het dorp getrokken waaren zonder eenig vijandelijk oogmerk ii-aantekondigen9 had hun in het eerst eenige ongerustheid veroorzaakt; al aanftonds wendden zij zich tot den Onderofficier, die het bevel voerde, en vorderden van hem een verklaaring, of hij het op hun vrijheid kwam toeleggen dan of hij hun kwam uitroeijen; daar bijvoegende, dat, indien de Rusfèn zodanige voornemens hadden, alle de Koriaken zich liever zouden laaten dooden dan zich onderwerpen. Die Onder-officier ilelde hun gerust, hen zeer verftandig antwoordende, dat het oogmerk van zijne zending hen geenszints ontrusten moest; dat hij gelast was om den Heer Kafloff te gemoet te gaan; dat dit een eerbewijs was het geen men aan zijn rang verfchuldigt, en voorgefchreeven was door de Krijgswetten in Rusland omtrent de Commandanten , wanneer zij door de plaatfen van hun gebied trokken. Deeze opheldering was voldoende om alle agterdogt te verdrijven, en van dat tijdftipaf leefden Koriaken en Rusfen in de befte verftandhouding. De gerustheid der eerfte was zo groot, dat zij geen de minfte maatregels namen ingeval van verrasfing, zij zouden zelfs geene acht gegeeven hebben op het langduurig verblijf van deeze foldaaten onder hun, indien het gebrek hun deeze gasten niet zeer tot last had doen worden. Ik  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 13 Ik had niet gedagt langer te Kaminoi te blijven, dan noodig was om mijne honden te laaten uitrusten, dog in den nagt van den 24 op den 25. wierd de lucht bezet, en eenige rukwinden bedreigden ons met eenen aanftaanden ftorm; de vrees dat die mij in het open veld mogt overvallen , deed mij mijn vertrek uitftellen. Dit Oftrog, drie honderd werften van Pouftaretsk verwijderd, is op eene hoogte bijna aan den oever van de zee, en aan de mond van de rivier de Pengina gelegen; het bevat een groot getal balagans en een twaalftal zeer ruime yourtes, gebouwd in den fmaak van die , welke ik reedsbefchreeven heb. Hoe zeer digt bij den anderen geplaatst , beflaan deeze wooningen een aanmerkelijke plek gronds; de palisfaden waar van ze omringt waaren, zijn met fpeeren, boogen, pijlen en fnaphaanen behangen; deeze palisfaden zijn dikker en hooger dan die der Kamfchatfche yourtes. Onder befchutting vandiejammerhartigeves tingwerken achten deeze Koriaken zich onoverwinlijk; het is van daar, dat zij de aanvallen hunner vijanden afkeeren , onder anderen die dei Tchouktchis, hunne gedugtfte nabuuren, zo on derzelver menigte als om derzelver kloekmoedig heid (g). (g) Men zei de mij hier, dat dit volk, gewaarfchuw va 1788. Maart Den 95. Te Kaminpi. Befchrij. ving van Kaminoi. I c s  1788. Maart Den 25. Te Kaminoi. .. | Aanmer- kingenover eenige baidars. De Heef SchmaleiF is genood' zaakt mi) te verlaa- , ten* 1 ] ] \ t l 14 Reize va» de Lesfeps De bevolking te Kaminoi beliep als toen weinig meer dan drie honderd menfchen, zo man= nen, vrouwen als kinderen. Ik zal nog niets van derzelver zeden vermelden, ik verfchuif alle bijzonderheden over dit onderwerp tot op mijn komst te Ingiga, alwaar ik binnen weinig dagen hoop aantekomen. Ik zag nog voor mijn vertrek een twintigtal baidars of booten van verfchillende grootte. Dezelve geleeken na die, waar van ik voor mijn vertrek van Khaluli gefprooken heb. (h). Alleen fcheen derzelver maakzel vrij beeter, en haare ligtheid meer gefchikt voor de fcheepvaart. Derzelver ongemeene breedte behaagde mij ook zeer, i/erfcheiden van deeze baidars konden vijfentwintig a dertig perfoonen bevatten, Zedert onze aankomst had de Heer Schmaêff reeds voorzien, dat het hem niet gemaklijk ion vallen om met mij dit dorp te verlaatenj dadelijks van den morgen tot den avond door alle le Soldaaten van het detachement overvallen, die lem hunnen hooggaanden nood kwamen voorifelen, rekende hij het van zijn plicht, om dezelve niet te an mijne aanftaande reis door Ingiga, waarfchijnlijk mij ï gemoet zou komen, al was het maar alleen uit nieuwsiierigheid. (JO Ziet het eerfte deel Bladz. 188.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 15 te verlaaten, maar om van alle de hulpmiddelen, welke zijn post en eene volmaakte kennis van het land hem aan de hand gaven, ter hunneron^ derfteuning gebruik te maaken. Hoe zeer hij even ongeduldig was als ik om zich naar Ingiga te begeeven, alwaar zijn broeder hem zedert lang wachtte, befloot hij echter om mij alleen te laaten vertrekken. Hij gaf mij daar van met moeite kennis, en drong mij om een vertrouwd foldaat genaamt 2Vgor-Golikoff mede te nemen; dit was, zeide hij mij, een wezentlijk gefchenk, het geen hij mij meende te doen, en men zal in het vervolg zien , dat hij de waarheid gefproken had. (*) Een dusdanig vriendlijk gedrag vermeerderde mijn leedweezen, zo fpoedig genoodzaakt te zijn, om dien waardigen en braaven Officier te verlaaten; mijne erkentenis omtrent hem wenschte hier te kunnen herhaalen, het geen de Engelfchen van zijn menschlievendheid en beleeftheid vermeld heb- (») Mijn geleide beftond dus uit vier mannen. te weeten, Golikoff, den foldaat, dien ik van Pouftaretsk mêe gebragt had, en twee anderen uit het detachement van Ingiga gekoozen om mij tot wegwijzers te dienen, dog ik meende daar en boven een Koriakfchen leidsman te moeten neemen, in dat venrouwen, dat hij beter den weg zou kennen, «. 1788. Maart Den 25. Te Kamiloi. Hij geeft mij eenen Soldaat-geDaamt Ye?or Golitoff.  1788. Maart Den 25. Te Kaminoi. Den 26. Vertrekvan Cheftokov». 1 \ 1 1 Stormwind < J i l 16 Reize van de Lesfeps hebben, dog ik Iaat voor den Heer Graaf de Ia Peroufe het vermaak over, om de fchuld van allen , die tot onzen togt behoorden, te vereffenen, aan welke de Heer Schmaleff geduurende hun verblijf te St. Pieter & Paulus zich bevlijtigd had alle dienden te bewijzen, die in zijn vermogen waaren. Ik vertrok den 26. des morgens ten agt uuren van Kaminoi, met vrij goed weer (k); vijftien werften verder vond ik dezelfde keten van bergen, die ik aan den anderen kant van dat dorp ontmoet had, ik trok ze op nieuw over, vervolgens sen rivier, genaamt Cbefiokova na een Rusfisch Qnder-officier, die aldaar aan het hoofd vaneen detachement van vijftig Kofakken gedood wierd, lerwaards gezonden om eenige oproerige Koriiken in toom te houden; deeze verrasten hem, )nder begunftiging van den nagt, aan den oever ?an deeze rivier, en lieten 'er geen een van ontkomen, alle de Rusfen wierden vermoord. Ik ïield ter zelfder plaatfe ftil. Ik ontwaakte door een allerhevigften ftorm, Iraaijkringen van fneeuw verduifterden de lucht, laauwlijks kon men onderfcheiden of het dag was; (£) De fchaarschheid van honden te Kaminoi, en de !egte ftaat van de mijne, had den Heer Schmaleff doen efluiten, om mij die van het detachement te geeven-  uit Kamfchatka naar Frankryk. i? was; niettegenftaande deezen ijsfelijken orcaan, belloot ik mij weder op weg tebegeeven, dog ik kon mijne leidslieden maar niet beweegen om het te beproeven, zij weigerden de plaats te verlaaten, uit vreeze van te verdwaalen, en van andere gevaaren te loopen door een zo liegt weder. Daar mij alles tegenliep, begaf ik mij vrij misnoegd in mijn tent; des middags wierd ik aangenaam verrast door de aankomst van zeven Tchouktchis, zij waaren op fleeden gezeten, gelijk aan die van de zwervende Koriaken, en insgelijks door rendieren voortgetrokken. Ik ontfing dezelve onder mijn tent en verzogt hun daar te blijven, tot dat de bui over was, ik kon hen niets aangenaamers voorftellen, na ik uit het vergenoegd gelaat, het geen mijn aanbod op alle de aangezichten verfpreide, moest oordeelen. Onder deeze Tchouktchis bevond zich het hoofd van de horde of bende, genaamt Turnmé; hij nam aanftonds het woord om mij te betuigen, hoe gevoelig zij waaren over mijn vriendelijk onthaal, hij verzekerde mij, dat zedert ze van mij hadden hooren fpreeken, hun grootfte verlangen daar in beftaan had om mij te leeren kennen, dat hun eenigfte vrees geweest was, dat ze mij niet zouden ontmoeten, dat zij nimmer mijne gedaante nog mijne beleeftheden zouden vergeeten, en dat zij B daar 1788. Maart Den 26. Vertrek van Kaminoi. Den 27. Aankomst van zeven Tchouktchis. Gefprek niet hun Opperhoofd.  1788. Maart Den 27. 18 Reize van de Les fep $ daar van een naauwkeurig verflag aan hunne landsgenooten zouden doen ; uitvoerige dankzeggingen waaren mijne antwoorden, door dewelke ik hun deed begrijpen, dat men mij van hunne begeerte om mij te zien reeds verwittigd had, en dat ik niet minder dan zij naar deeze bijeenkomst had verlangd. Als toen wierd het gefprek algemeener; het zelve liep over verfcheide onderwerpen, voornamentlijk over hun en mijn vaderland; mijne nieuwsgierigheid evenaarde de hunne, het was over en weer een geduurig vraagen. Wanneer ik hen verhaalde, dat ik om wederom in Frank• rijk te komen, de ftad, welke derzelver Souvereine bewoonde, moest doortrekken, verzogten ze mij om aan Haar van hun een getrouw verflag te doen, en aan haaren Throon het getu igenis afteleggen van hunnen eerbied en gehoorzaamheid ; zij voegden daar bij, dat zij zich tegenswoordig des te gelukkiger achten , om fchattingfchuldigen van Rusland te zijn, dewijl zij in hunnen handel met de Rusfen dagelijks van derzelver kant de grootfte gerieflijkheid en blijken van genegenheid, welke hun zeer aangenaam waaren, ondervonden; zij waaren voornamentlijk zeer te vreden over den Heer Gaguen, bevelhebber van Ingiga. Het jammerde hun uit hoofde van deeze goede  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 19 de behandeling, van niet in de gelegenheid jte zijn , om met de Rusfen meerdere betrekkingen te onderhouden; het geichiktfte middel, zeiden ze, om alle de moeijelijkheden te vereffenen, zou zijn, dat deeze wederom eene nieuwe volkplanting op de rivier Anadir kwamen ftichten , zij beloofden, dat ze voortaan, verre van ze te verontrusten, zouden-trachten om dezelve door alle betooningen van vriendfchap de onrechtvaardigheid van hun gehouden gedrag te doen vergeeten; dit had zijn oorfprong genomen uit eene dwaaling, die hun met de Koriaken gemeen was; zij verbeelden zich eertijds, dathetgeheele Rusfifche volk belfond in dat klein getal perfoonen, die zich onverfchrokken op hunnen grond en in hunnenabuurfchap kwamen neerzetten; door een vrij natuurlijk gevoel van naïever zagen deeze volkeren in die Emigranten, wier vernuft en arbeidzaamheid hun verdagt voorkwamen , zo veele vijanden ; zij meenden het hun dringendst belang te zijn om 'er zich van te ontdoen, overtuigd, dat, met dezelve uitteroeijen, zij daarvan het geheele geflacht vernietigden. De Tchouktchis erkenden, dat zij hunne dooling en ongelijk ontwaar waaren geworden, zo dra ze de Rusfen hadden leeren kennen. Te vergeeftch zou men hun thans tot een opftand aanzetten, zij waaren integendeel geneigd om de B 2 ge- iM. Maar, Den 2/  1788. Maart Den 27 20 Reize van de Les/eps geheime oproerige laagen van een Prins of Opperhoofd der Tchouktchis, die een vaste woon" plaats hadden, genaamt Khérourgui, te veriedelen, het zij door zijn gezag intebinden, of zelfs met hem aan de Rusfen overteleveren. Niet kunnende bevatten, in welk gedeelte van de waereld ik gebooren was, vroegen ze mij of mijn vaderland niet aan de andere zijde van de groote rivier gelegen was; om hun te kunnen antwoorden, wilde ik eerst weten, wat zij daar door verftonden; ziet hier het zelve : zij verbeelden zich, dat aan geene kant van Rusland, waar van zij naauwlijks een denkbeeld hebben, een zeer groote Rivier is, die het van een ander land, dat door verfcheide volken bewoond word, affcheid. Het was niet gemaklijk hun hier omtrent intelichten, ik iprak een wijle tijds tot hun, zonder dat zij een woord van mijne aardrijkskundige verhandeling begreepcn ; zij hadden geen het minfte juifte denkbeeld nog van de uitgeftrektheid nog van het getal der landen, het was hun niet minder moeijelijk om eenig begrip te vormen van de fterkte of rijkdom van een ftaat, en van de magt van een Souverein. Nimmer hadden zij zelfs getragt om al het zelve van Rusland na te gaan; om hen daar van duidelijk te doen oordeelen, was ik verplicht hun den overvloed van de voortbrengzelen, van de geld- ipe-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 21 ipecien en van de bevolking van dat rijk optehelderen, door eene vergelijking, genomen van de meenigte der dieren waar op ze jagt maaken, en van de hoeveelheid visch, die ze jaarlijks vangen , zonder dat hunne rivieren daar door uitgeput worden. Deeze ophelderingen, hun zo na mij mogelijk was aan het verftand gebragt, behaagden hun ongemeen; ik bediende mij van dezelve leerwijze om hen de uitgeftrektheid te leeren bevatten ; de ruimte van mijne tent gebruikte ik het eerst tot mijne betoogingen, vervolgens nam ik een vel [papier, en maakte daar een Geographifche kaart van, ten einde hun ten naaften bij de gelegenheid en den afftand van Rusland en Frankrijk, in betrekking van hun land, aanteduiden. Het was niet zonder moeite, dat ik mij deed begrijpen. Ik achte mij daar voor wel beloond, door den aandagt en het belang, waar mede zij mij hoorden. Over het algemeen was ik verwonderd over derzelver fterkte van geest, en over de begeerte die zij toonden om onderricht te verkrijgen. Daar in boven hunne nabuuren de Koriaken verheven, fchijnen ze ook meer het geen ze fpreeken, zien en hooren, te overweegen; deeze twee volkeren hebben bijna dezelfde taal; het eenigfte onderfcheid, dat ik in de wijze van fpreeken der Tchouktchis bemerkte, beftaat B 3 daar 1788. Maan Den 27  -J788. Maart Den 27. Reize van de Lesfeps daar in dat zij de laatfte letters der woorden uitrekken, en dat derzelver uitfpraak veel zagter en langzaamer is, dan die der Koriaken; met behulp van mijn wegwijzer, die mij voor tolk diende , hield ik zeer wel het gefprek aan den gang. Mijne oplettenheid in het bezichtigen hunner kleeding wekte in hun de begeerte op om insgelijks Franfche te kennen (/), en ik liet mijn monteering uit de mantelzak haaien; op deszelfs gezicht was de verwondering op elks gelaat verfpreid, ieder wilde ze eerst betasten, en elk vergaste zich op deszelfs zonderlingheid en fraaijheid. Mijne knoopen met het Franfche wapenfchild trokken boven al derzelver aandacht; ik moest op nieuw alle mijne fcherpzinnigheid te werk ftellen, om hun op eene bevatbaare wijze te doen begrij pen, wat dit graveerfel verbeelde, en waartoe zulks diende; zij lieten mij niet uitfpreeken, zij fprongen over mijne knoopen, en verzogten mij zonder ophouden van 'er hun allen eenige van te geeven, ik ftemde daar in toe op de beloften, die zij mij deeden, van dezelve met groote zorgvuldigheid te zullen gade flaan. Hun oogmerk met ze te bewaaren, was om daar van een herkenningsteken te maaken, het geen zij aan allen, die op (/) De Iee7er zal zich herinneren, dat ik als toen in eene Kamfchatfche kleeding wasi  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 33 op hunne kusten mogten aanlanden, zouden laaten zien, in de hoop, dat 'er eindelijk mogelijk de een of andere Franschman zou aankomen. i Hunne landsgenooten hadden wel voor eenige jaaren Engelfchen gezien; „ Waarom, zeiden „ zij, zouden de Franfchen ons ook niet komen „ bezoeken ? zij konden verzekert zijn van door „ ons met vreugde en hartelijke vriendfchap te zullen ontfangen worden". Ik bedankte hun voor derzelver vriendelijke genegenheid, dog ik verborg voor hun niet, dat onze afgelegenheid een hinderpaal was om dikwilsvan hunnen goeden wil de proef te neemen, ik beloofde hun echter, dat ik bij mijn komst in mijn Vaderland daar van een getrouw getuigenis zou afleggen. Na hun zo veel mogelijk op tabak onthaald te hebben, dewijl ik met niets hen meer vermaak kon aandoen, fcheiden wij de beste vrienden des waerelds; zij zeiden mij in het heengaan, dat ik misfchien fpoedig hunne goederen en vrouwen zou ontmoeten, die ze agtergelaatenhadden, ten einde meer fpoed te kunnen maaken. Weinig tijds na het vertrek van deeze Tchouktchis ftilde de wind, en ik begaf mij op, weg. \ Des anderendaags, op het oogenblik, wanneer ik dagt ftil te houden bij een bosch, alwaar ik een gemaklijke rustplaats ontdekt had, wierd ik verder voor mij uit eene talrijke kudde van rendieren B 4, Se- 1788. Maan Den a;  24 Reize van de Lesfeps 1788. Maart Den 28, Ontmoetirig vanhet gevolgdeezerTchouktchis. Gefchledenis van de twee vroq gewaar, die op de kruin van een berg in vrijheid liepen weiden; wanneer ik met oplettenheid derwaarts zag, onderfcheide ik eenige mansperfoonen, die ze fcheenen te bewaaken. Ik wist in het eerst niet, of ik dezelve moestvermijdendan mij bij hun voegen, dog de nieuwsgierigheid haalde het over, en ik trok voort om hun van nader bij te zien. Men zou gezegt hebben, datikjhet boschlangs trekkende hun fpoedig zou bereiken. Ik twijffelde echter niet, dat wanneer ik aan het einde kwam, ik nog van dezelve zou afgefcheiden zijn door eene vrij breede rivier, waar van ik een quartier uurs te vooren een kleinen arm overgetrokken was. Terwijl ik van den eenen oever tot den anderen deeze lieden befchouwde, wierd ik door twee vrouwen aangelprooken, die in den omtrek wandelden , de oudfte voerdehet woord, en hoe groot was mijne verwondering, van haar beide Rusfisch te hooren Ipreeken! Zij verhaalden mij dat ik omtrent twee honderd treden van de legerplaats der Tchouktschis af was, die het bosch voor mijn oog bedekt hield; wanneer ik op de rivier kwam, zag ik in der daad de fleeden en de tenten , en ik verzogt die vrouwen mij derwaarts te geleiden. Onder wegvroeg ik hun, van waarzij waaren , dewijl derzelver fpraak niet te kennen gaf, dat zij  uit Kamfchatka naar Frankrijk 25 zij onder dit volk gebooren waren of altoos geleeft hadden. De eene verhaalde mij, dat ze een Rusfifche was, en dat de moederlijke liefde haar noopte om deeze Tchouktchis te volgen; gevaaren, vermoeijenisfen, kwaade bejegeningen, alles braveer, de zij, in het vuurig verlangen van zich met hurj naar derzelver land te begeeven, ten einde haai dogter te rugtevorderen, die daar in gijzeling ge houden wierd: ziet hier hoe zij dezelve verlöO' ren had. Dit jonge kind reisde twee jaar geleeden mei haar vader en verfcheide andere Rusfen op de rivier de Pengina; deeze Caravane, beflaande uit negen perfoonen, trok gerust voorwaards toi in het midden der Koriaken, welke als toen dooi een gedeelte der Tchouktchis bedreigd wierden. aan welkers hoofd zich diezelfde Kérourgu; bevond, van wien hier boven gefproken is. Om deeze gevaarlijke vijanden van zich aftewenden, bedagten de Koriaken om hen van den doortogi dezer vreemdelingen bericht te geeven (*»), even al: (in) De trouwloosheid der Koriaken heeft-bijna altoos getracht om den haat der Tchouktchis tegens de Rusfen aanteltooken, het zij door valfche berichten, het zij dooi deeze overtele veren, wanneer zij hun zelfs niet kondenol durfden aanvallen. Deeze looze ftreeken kunnen reden B 5 See T788. Maart Den 28. wen die mij aangefproken hadden.  Reize van de Lesfeps 178*. Maart >en 28. als van een roof, die ze zich niet moeften laaten ontfnappen; deeze kunstgreep gelukte; verleid door het lokaas van een grooten buit in ijzer en tabak, vervolgde die Tchouktchis deeze reizigers, derzelver moed kon hun niet behouden, vier kwamen met de wapenen in de hand om, en wierden flachtoffers van hunnen nutteloozen tegenftand. De man van deeze vrouw wierd gedood, terwijl hij zijn dogter verdedigde, die de overwinnaars uit zijne armen rukten, en haar benevens zijne drie overige ongelukkige lotgenooten wegvoerden ; zedert dien tijd hadden de Rusfen niet afgelaaten van onophoudelijk de teruggaaf deezer gevangenen te vorderen, ook hadden zij daar wel de beloften toe verkreegen, dog tot op dien dag waaren 'er maar twee van ontflaagen. Het aandoenlijk verhaal van deeze ongelukkige moeder, waar in zij meer dan eens door haare traanen verhinderd wierd, boezemde mij voor haar de levendigfte belangneeming in; zonder nog te weeten, of mijne bemiddeling van eenig gewicht bij deeze Tchouktchis kon zijn, gevoelde ik mij reeds aangefpoord om mijne poogingen bij de haare te voegen. en ik had het genoegen van te geeven van zo veele wreedheden, die de Ruïfen aan de Tchouktchis verwijten, en die echter niet tot den aart van dit volk behoorden.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 27 te ondervinden, dat dezelve niet vrugteloos waaren. Van de andere vrouw vernam ik, dat zij eene Tchouktchifche van geboorte was; in haare jeugd was zij door de Rusfen op de rivier Anadir gevan gen genomen; naar Yakoutskgebragt, wierd zij daar gedoopt en zo veel mooglijk onderweezen. Vervolgens had haar een foldaat getróuwt, die na verloop van eenige jaaren was komen te fterven; en eindelijk was zij öp bevel van de regeering naar haar vaderland met haare kinderen te rug gekeerd , ten einde aldaar van de verplichtingen , die zij aan de Rusfen had, te kunnen getuigen ; haar was aanbevolen, om alle de bijzonderheden, daar van ter kennis van de Tchouktchis, zelfs van die het wijdafgelegenlfe waaren , te brengen («), als mede om hun te doen begrijpen , dat ze oneindige voordeden zouden vinden in het oprichten van eenen veiligen en vreedzaamen handel met haare weldoenders. Deeze vrouw ipreekt de Rusfifche, Yakoutfche en Tchouktchifche taaien even gemaklijk; zij zeide mij, dat de weinige kundigheden, welke zij aan haare opvoeding verfchuldigt was, haar van («) Dat is te zeggen, de geenen, die zich aan geene zijde van de Kaap Tchouktchi ophouden, in de landkaarten bekend onder den naam van Tchoukotskoi-nolT. Maar, Den afi  28 Reize van de Lesfeps 1788. Maart Den 28. Mijne aan komst in de legerplaats der Tchouktchis. van derzelver aankomst af een zeker foort van vertrouwen onder haare landgenooten had doen verwerven j dat zij zelfs reeds van haar verkregen gezag op de geestvermogens gebruik had gemaakt, om eenige van hunne vooroordeelen uitteroeijen, en zij vleide zich om hun ongevoelig derzelver waare belangens te doen kennen. Haare hoop in dat opzicht was grootendeels gegrond op den aart van dat volk, welke zij mij verzekerde in der daad herbergzaam, edelmoedig, zagt-aartig en in allen opzichte beter te zijn dan de Koriaken. • Het gefprek met deeze vrouwen had zodanig mijn aandagt afgetrokken, dat ik mij reeds in de legerplaats der Tchouktchis bevond, voor en aleer ik zulks gewaar wierd, derzelver vreugde was ongemeen, wanneer ze mij zagen, in een oogenblik zag ik mij omringt, zij fpraken mij alle te gelijk aan, ten einde mij te beweegen om bij hun den nagt doortebrengen, ik antwoorde hun dat zulks mijn voorneemen was, en aanftonds vertoonde zich eene vernieuwde blijdfchap en gefchreeuw. Ik gaf bevel, dat men mijne tent aan het uiterlte van 't leger opfloeg; terwijl men hier mede bezig was, liet ik alle de opperhoofden verzoeken om mij te komen zien; vaardig om van de vrijheid, welke ik hun gaf, gebruik te maaken j wachtede zij niet, tot ik binnen mijne tent ge-  uit Kamfchatka naar Frankrijk^ 29 gegaan was om mij te volgen, ik vondze daar reeds in zo eene menigte vergaderd, als dezelve maar bevatten kon. 1 Na de eerfte plichtplegingen, wierd het gefprek van den een en den anderen kant levendig en wel met eene gelijke graagte om onderricht te bekomen ; wij fpraken breedvoerig over ons wederzijdsch vaderland, zeden en gebruiken, hunne redeneeringen waaren ten naaften bij dezelfde, als die welke Tummé en zijne medgezellen met mij gevoerd hadden; zij betuigden mij hunne onderwerping aan Rusland, hun oprecht verlangen om de onderlinge eensgezindheid door betrekkingen van koophandel te onderhouden, en boven al om de volkplanting op de Anadir weder te zien vernieuwen, vervolgens lieten zij zich uit over de beweegredenen van hunne reis, zij hadden voornamelijk beoogd om eenige hunner naastbeftaanden, aan Rusfen verbonden, en te Ingiga woonachtig, te komen bezoeken; misfchien waaren zij ook derwaarts gebragt door eenig ontwerp van koophandel, dog na hunne opgaaf, was de genegenheid tot derzelver landsgenooten de eenigfte beweegoorzaak van hunne verplaatzing; en in der daad, ik meende deeze Vaderlandlievende gewaarwording in hun ontdekt te hebben in de blijkbaare achting , welke zij aan de tot hun wedergekeerde Tchouktchifche vrouw toedroegen, Maan Den 28  i?88. Maart Den 28. 30 Reize van de Les/eps gen, als mede in de liefkoozingen, welke zij aan haare kinderen bedreeven. Zij herhaalden telkens,dat ik alle agterdogt moest laaten vaaren, en op hunne vriendfchap ftaat maaken; zij vooronderftelden zeker in mij die agterhoudenheid, welke de Rusfen hun nog in derzelver ontmoetingen betoonen; dog dewijl ik dezelfde redenen niet had om hun te vreezen, was ik er ook ver af om hun te verdenken ; dit deed ik hen ook begrijpen, wanneer ik hun antwoorde, dat, daar ik niet voorneemens was om iemand hoe genaamd op mijne reis te beledigen , ik dus ook niet kon denken, dat iemand mij zou willen verontrusten, en te minder zulks wachtte in het midden van een volk zo als zij, wier goedwilligheid en rechtvaardigheid mij reeds bekend was; deeze redenen behaagden hun, zij fcheenen deswegens zo wel te vreden als over mijne onbekommerdheid , ik meende dierhalven ook mijne wapenen te moeten verborgen houden, en het voorftel, dat mij mijne foldaatendeeden, van een fchildwagt voor mijne tent te plaatzen, van de hand te moeten wijzen. Ik deelde aan de voorn aamfte deezer Tchouktchis tabak uit, en liet hun vervolgens thee met befchuit van rogge toedienen; derzelver opperhoofd of vorst genaamt Chegouiaga, gelijk aan Tummé in aanzien en gezag, twee van zijne bloed-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. %l bloedverwanten, en de twee vrouwen die mij tot tolken dienden, gebruikten het avondeeten met mij; de maaltijd was allerfoberst, dog zeer vrolijk , mijne gasten vertrokken zo vergenoegd als of ze het best mogelijke onthaal genooten hadden ; de noodzaaklijkheid om rust te neemen deed ons fcheiden. Zo dra ik alleen was, hield ik mij bezig orri de aanmerkingen, welke het onderhoud met hun, en mijne bijzondere waarneemingen mij opgeleverd hadden, in gefchrift te brengen. Delegering van deeze Tchouktchis was op den Oever van de rivier, bij derzelver reisgoed, enc mat het agterfte naar het bosch geplaatst, waar ï van ik geforooken heb; ze belfond in een twaalftal van tenten, gefchikt op eene linie langs de rivier; deeze tenten zijn van een vierkante gedaante, van rendierenvellen gemaakt en met riemen aan Hokken opgehangen, die aan de vier hoeken gefield zijn. Bundels met fpeeren , en in de fneeuw geftokene pijlen voor iedere tent fchijnen den ingang van dezelve te verdedigen (o); deeze is zeer laag en fluit zo digt dat 'er niets uit vervliegen kan; men word daar binnen eene groote (o~) Het is aan de vrees van des nagts door de Koriaken te zullen overvallen worden, dat men deeze voorzorg meet toefchrijven. 1788. Maart Den 28. Befchrij ing van e legerlaats.  1788. Maart Den 28. ja Reize van de Lesfeps te hette gewaar, de rendierenvellen, welke de wanden en het bedekzel der tent uitmaaken, zijn ondoordringbaar voor de lucht, en altoos is het hair naar binnen geplaatst; derzelver bedden gelijken veel na die der Kamfchatters, wanneer die eene rustplaats in het open veld vervaardigen. Zeer dunne takjes worden op de wijze als ftof over de fneeuw verfpreid, vervolgens legt men daar andere rendieren vellen over heen, en hier op is het, dat zich een geheel gezin nederlegt zonder onderfcheid van jaaren of fexe, de ruimte is zo eng, dat men niet kan begrijpen, hoe al dat volk daar op neflelen kan; hier uit ontftaat eene onverdraagelijke ftank en morfigheid; het is genoeg te zeggen, dat zij zonder afkeer hunne fpijzen en;dranken bij de vuilfiedingen kunnen zien, want daar zijn geen uitdrukkingen te vinden om de maat van hunne zorgeloosheid te befchrijven. Onder het getal deezer Tchouktcnis, het welk omtrent op veertig beliep, waaren vijftien of zestien vrouwen (ƒ>), en bijna zo veele kinderen, die (p~) De veelwijverij is bij dit volk in gebruik; men zou ook kunnen zeggen,dat het daar aan de vrouwen geoorloft is meer dan een man te hebben, want men geeft voor, dat zij tot die volkeren behooren , welke de beleeftheid omtrent hnnne gasten zo ver uitftrekken, van aan deezen derzelver vrouwen of dogters afteftaan: het zou hun een.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 33 die alle bezig waaren met de toebereiding van de tenten en de fpijzen. Een ieder der voornaamfte onder hun heeft knegts tot deszelfs dienst, om de rendieren te hoeden, en-dezelve geduurende den nagt tegen de wolven te befchermen, die op deeze kusten in overvloed gevonden worden. De kleeding der vrouwen is allerzonderlingst^ ze beftaat in een enkeld rendierenvel, hetgeen'] aan den hals begint, alwaar hetzelve van agter1 en vooren evenwijd open is, en als een wijde ^ broek tot onder de knie afhangt, dit kleed word aan de opening van den hals doorgehaald, de eenigfte manier van 'er zich van te ontdoen is, dat men de knoopen, die het zelve onder de kin ophouden, losmaakt, en aanftonds valt het in één ftuk op den grond en de vrouw is naakt, men kan begrijpen, hoe ongemaklijk het is uit hoofde van de geduurige noodzaaklijkheid, om 'er zich geheel van te ontdoen; wanneer zij reizen, draagen zij een Kouklanki op den rug) welke zij over haar gewoon kleed aantrekken; laarzen van rendieren pooten zijn haar eenigfte fchoeizel; derzelver hair is donker zwart, fomtijds ftrikken zij het in bosfen agter het hoofd op, dog gewoonlijk dragen zJj het op het voorhoofd gefcheidea, wanneer het hoon aangedaan zijn, wanneer men d!e weigerde. Ik kan echter voor de waarheid van die bericht niet inltaan. II. Deel. C 1788. Maart Den 2% Klee* ing der 'chouk:hifcherouwen»  34 Reize van de Lesfeps 1788. Maart Den 28. Gelaatstrekken. Reizen, en Koop- het met lange vlechten over zij afhangt; haare ooren en hals zijn met vercierzelen van Koraalen in allerhande couleuren belaaden, en als ze koud zijn, verlïrekt hun de kap van het parque voor een hoofddekzel. Het geheel des gelaats heeft niets bevalligs, de trekken daar van zijn grof, over het algemeen echter hebben ze geene platte neuzen, nog ge* trokkene oogen, gelijk de Kamfchatfche vrouwen, zij gelijken haar daar in minder dan de Koriakfche; haare gelfalte is ook grooter, dog gantsch niet zwierig; de belemmerende dikte en wijdte van de kleeding geeven haar geen vlug aanzien; des niettegenftaande zijn zij met het zwaarfte werk belast, als het vuur aantemaaken, hout te draagen, water te haaien, en al het geen zij verder voor haare huishouding noodig hebben. Voornamelijk zijn het de oude vrouwen, die zich met deeze zaaken moeten moeijen. De trekken der mannen fcheenenmij regelmaatiger toe, ze hebben niets van het Aliatifche, derzelver couleur is, even als die der vrouwen, zeer bruin, en hunne kleeding, fleeden, en alle derzelver gewoontens zijn volmaakt gelijk aan die der zwervende Koriaken. Ik zal hun ter gelijker tijd met deeze nader leeren kennen. Deeze Tchouktchis doen tegenswoordig ieder jaar een reis naar Ingiga, zij vertrekken uit hun land  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 3* land met het begin van den herfst, en komen niet in deeze ftad voor in de eerfte dagen van Maart; naauwlijks hebben ze hunne zaaken verricht, waar toe bun eenige dagen voldoende zijn, of zij begeeven zich weder op reis, ten einde nog van het gemak der fleedevaart gebruik te kunnen maaken; echter is het zeldzaam, dat zij voor het einde van Junij t'huis kunnen zijn. DeKoopmanfchappen, die zij derwaarts brengen, beftaan in parquen van marter en vosfevellen, en tanden van zee-paarden, die een fraaij ïjvoor uitleveren; zij neemen in ruiling ketels, tabak, fpeeren, fnaphaanen, mesfen en ander yzerwerk; nog weinig gewoon aan den fnaphaan, bedienen zij 'er zich ook zelden van, dog daar en tegen zijn zij zeer handig in het affchieten van een pijl, en in het werpen van een lans; ook zijn dit hunne voornaamfte wapenen. Even als alle de Noordfche volkeren, zijn zij uitermaate geneigd tot de dronkenfchap, ze zijn zodanige liefhebbers van brandewijn, dat, zo dra men hun daar van gegeeven heeft, men ook verplicht is hun zo lang intefchenken, tot dat ze geheel dronken zijn; zonder dat zouden zij zich beledigt achten, misfchien zouden zij zelfs tot bedreigingen en tot geweld overgaan om zich dezelve te verfchaffen. Even zulke fterfce tabakC z roo- 1788. Maart Den 28. handel der Tchouktchis te Ingiga.  1788. : Maart Den 29. Ik verlaat deeza Tchouk- ' tchis. 1 1 Befchrijving van Pareiné. J : 1 l Verhaal 36 Reize van de Lesfeps •ookers als de Koriaken , hebben zij ook diergeijke pijpen en de eige manier van rooken. Mij niet langer willende ophouden, ging ik net het aanbreken van den dag van deeze Tchoukchis in derzelver tenten affcheid neemen, dog 3e ftank en de hette deed 'er mij fpoedig uitgaan.Ons fcheiden was allertederst, zij omhelsden mij beurtelings en overlaaden mij met beleeftheden; men begrijpt, dat ik bij dit affcheid ook niet agterlijk bleef in plichtplegingen, en waarlijk ik kan het onthaal van dit herbergzaame volk niet genoeg roemen. Ik vertrok tijdig genoe g om in deezen dag bij de dertig werften afteleggen; ter halver weg vond ik op den oever van de zee twee balagans en eene yourte, bewoond door een Koriaksch geflacht; iéti uur daar na bereikte ik het Oftrog van Pareiné. Hoe zeer dit minder groot is als Kaminoi, was iet echter veel meer bevolkt, deszelfs legging checn mij toe'zeer gemaklijk te weezen, het legt tan de rivier, waar van het den naam draagt, omrent drie werften van deszelfs uitwatering in de :ee van Pengina, die op deeze hoogte een zo laauwe golf formeert, dat men met fchoon weêr 'an den eenen oever tot den anderen kan zien. Het eerfte mensch, dat ik in dit dorp ontmoete,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 37 te, was eene oude meftifche vrouw, wier be droefde houding mij trof; ikzogthaar aantefpree ken, het zij dac ik door medelijden of door nieuws gierigheid gedreven wierd; mijne vraagen ove de oorzaak van haare droefheid deeden haar eei geweldigen fchreeuw geeven, en zijantwoorde al leen met haare traanen; eindelijk verkreeg ik door onophoudelijk aanzoek en tekens van belangnee' ming het verhaal van haare rampen. Het was bijna veertien dagen geleden, dat zij, benevens haar man, haar zoon en verfcheidem van hunne vrienden van Ingiga vertrokken waaren, om te Pareine hunne naastbeftaanden te gaan bezoeken; onder weg overvallen door een var die fchrikkelijke orcaanen, welkers droevige uitwerkzels ik meer dan twintigmaal vreesde te zullen ondervinden, waaren deeze reizigers verdwaald geraakt en de een van den anderen gefcheiden,- de vader en de zoon waaren op dezelfde flêe gezeten; na lang gezworven te hebben , om een fchuilplaats of eenig punt van hereeniging te zoeken, waaren zij geheel afgedwaald; men had alle moeite van de waereld om hun te ontdekken, men vond hen eerst na twee dagen in de fneeuw bedolven en van koude geftorven, derzelver geheele lighaam was bevroozen, de houding toonde duidelijk aan, dat deeze twee ongelukkigen, geen krachten meer overhebbende om C 3 voort . 1788. Maart. Den 29. ' van een f vrouw van (Ingiga.  Maart. Den £9. Te Pareine. 38 Reize van de Lesfeps voort te komen, zich ter verwarming den een om den ander geftrengeld hadden, en dat zij in elkanders armen dood gevonden waaren, de vrouw gelukkiger dan haar man had een fchuilplaats bereikt aan den oever van eene rivier, omtrent vijftien werften van Pareine, alwaar zij en haare reisgenooten eindelijk uitgeput van krachten en ten uiterften bedroefd aangekomen waaren. Zij voegde 'er bij, dat zij allen geduurende deezenftorm nog hemel nog aarde konden onderfcheiden; de fneeuw in de lucht bevroozen verdikte zich in het vallen, en fcheen een regen van brokkenys; hunne kleederen waaren daar van zodanig doortrokken, dat ze dezelve niet meer gebruiken konden. Dog het geen de droefheid van deeze vrouw vermeerderde, was van zich buiten ftaat te zien om in haar land te rug te keeren, niemand fcheen hier geneigt om haar daar toe de middelen te verfchalfen, die zij niet ophield van te verzoeken, dog altoos te vergeefs. Op deeze woorden ftroomde een vloed van traanen over haare wangen. Ik wist niet hoe haar te vertroosten, ik zeide haar alles wat mij het mededogen opgaf, dog dewijl ik van geen de minfte hulp kon zijn, verliet ik haar met het ieedweezen van geen andere hulp toegebragt te hebben, dan alleen het geen een weinig verzagtende meewarigheid kan te weeg brengen. Ter-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 39 Terwijl ik met haar fprak, waaren de inwooners van Pareiné rontom mij verzameld; hun Opperhoofd of Prins genaamt Toultitka naderde mij om mij te verzoeken van den nagt in zijn dorp te blijven; zijn valsch voorkomen beveiligde al het geen men mij van zijne trouwloosheid verhaald had, ik deed hem begrijpen, dat ik geen de minfte genegenheid had om mij optehouden; op mijne weigering ftelde hij mij de onmogelijkheid voor van mij honden en levensmiddelen voor den volgenden morgen te kunnen bezorgen; de redenen, die hij deswegens gaf,kondigden opentiijk zijn onwil aan ik meende daar zelfs ge- (f) Ik had te meer grond om hem te verdenken, dewijl de aanvang zijner reden mij de middelen herinnerde, die hij het voorige jaar gebruikt had, om eenmatroosoptehouden, die door de regeering met brieven van aanbelang belast was; deeze haast hebbende om zich naar zijne beftemming te begeeven , ftelde zich voor, Pareiné te verlaaten, wanneer Youchtka hem drong om tot den volgenden morgen met het vervorderen zijner reis te wachten, de matroos wilde daar aan niet voldoen, maar op het 00genbiik vertrekken, het verfchil wierd heftiger, de woedende Koriak viel op hem aan en zou hem dadelijk vermoord hebben, indien men hem niet uit zijne handen gerukt had, hij deed hem boeijen en geduurende drie dagen opfluiten, eindelijk na hem allerlei kwaade bejegeningen te hebben doen endergaan, ftemde hij in zijn vertrek, mo- C 4 «e- 1788. Maart Den 29. Te Pareiné. Ongerustheid welke mij eenOpperhoofdder Koriaken verwekt, die mij wilaanhouden.  i?S8. Maari. Den 29. Te Pare ié. 49 Reize-van de Lesfep gevaarlijke voorneemens in te ontdekken. Daar ik befloten had om tot wat prijs ook hem niet te i- wille te zijn, anxwoorde ik, dat ik zou moeten ontbeeren, het geen ik niet verkrijgen kon, dog dat niets mij zou verplichten om te blijven, hij veinsde mij niet te begrijpen, en wende een nieuwe hinderpaal voor, ter zeiver tijd zag bij mij met een fchamperen glimlach aan, die mij toefcheen wantrouwen omtrent mijn vertrek te moeten inboezemen. Ik gevoelde, dat ik mij met da grootfte ftandvastigheid moest wapenen, of befluiten om geduldig aan het bevel te gehoorzaamen, het welk de plicht zou goedvinden mij opteleggen ; al de inwoonders van het dorp waaren daar, ten minlfen twee honderd menfchen drongen zich op eene onftuimige wijze rondom mij heen, het zij om mij fchrik aantejaagen, of het zij om mijne verlegenheid te belpieden. In deeze gevaarlijke omftandigheid bedagt ik om hun in het|Rusfisch aantefpreeken, in de hoop, dat 'er zich onder de menigte misfchien eenigen zouden bevinden, van wie ik mij zou kunnen doen verflaan, en die minder onhandelbaar zouden weezen als derzelver opperhoofd. Mij» gelijk in de hoop van zich dus te gemaklijker van hem op. gereis te zullen ontdoen, dag zijn prooij ontfnapte.  uit Kamfchatka tiaar Frankrijk. 41 Mijne aanfpraak was kort maar kragtig. Ik deed mijne hoedanigheid van vreemdeling, mijn recht op hunne onderfteuning, en voor al de begeerte gelden, die ik had, om door mijn gedrag ten hunnen opzichte die belangneeming te verdienen, welke alle hunne landgenooten mij op mijn reis betoond hadden , van deeze, voegde ik er bij, had ik nooit de hulp, die ik nodig had behoeven te vorderen; deeze hadden nimmer, om mij dezelve te verfchaffen, de vertooning der bevelen, waar van ik voorzien was, afgewacht, maar altoos zich bevlijtigd om mijne vraagen voortekomen. Op het woord van bevelen zag de een den ander verwonderd aan, naar maate mijne rede indruk op hun fcheen te maaken , verdubbelde ik mijnen iever en itoutmoecigheid, vervolgens haalde ik eensklaps mijnen vrijgelei brief voor den. dag, en terwijl ik Youltitka met een oog van verontwaardiging aanzag, liet ik ze hem zien, tevens hun .verklaarende, dat ik op het langst binnen twee uuren meende te vertrekken. Deeze barfche fluitrede bragt hem van zijn (luk, hij zag, dat hij mij niet langer te leur kon ftellen zonder zich fchuldig te maaken; het mandaat van den Deer Commandant was al te nadmklijk en te gebiedende, dan dat hij het zelve zou hebben durven wederftreeven; hij nam dan de party van te C 5 be* 1788. Maart Den 29. Te Piireï-  1788. Maart Den 29. Te Pare ié. 42 Reize van de Les/eps beveelen, dat men aanftonds uit alle de bewaarplaatzen den voorraad van visch, dien ik verlangde .zou verzamelen, mij verzoekende van in aanmerking te willen neemen de middelmaatigheid van hunnen voorraad, welke daar door veel zou verminderen; het was alleen daardoor, zeidehij mij, dat hij getragt had mij eenige zwaarigheden voortehouden, even als of hij gevreest had dat ik hunne kelders zou uitgeplunderd hebben! Dog dit was ook maar een uitvlucht, ik was welhaast overtuigd, dat dezelve overvloedig voorzien waaren. Echter, het zij dat hij eene vertooning wilde maaken, als of hij zijn onbeleefd onthaal wilde verbeteren , of mogelijk in het vooruitzicht van mij des te beter te doen berouwen, dat ik hem uit zijne laatfte verfchansfingen verdreven had, verzogt hij mij om in zijne yourte te wachten, tot dat mijne luiden de nodige ^toebereidzelen tot mijn vertrek zouden 'gereed gemaakt hebben; dit te weigeren zou een overblijfzel van ongerustheid vertoond hebben, ik wilde hem in tegendeel van mijne onvertzaagdheid wel overtuigen, daarenboven was het eetenstijd, en in de hoop van ongevoelig den verrader te zullen winnen, nam ik zijn verzoek aan, hem tevens aanbiedende van eenen beteren maaltijd te zullen laaten aanrichten dan hij mij geeven kon, ik volgde hem met zulk een  uit Kamfchatka naar Frankryk. 43 een gerust gelaat, als of ik mij volmaakt veilig oordeelde. Om echter de waarheid te zeggen , ik gevoelde mij aangedaan, wanneer ik, om in deeze yourte te komen, veertig voeten onder de aarde moest afdaalen; de ongemeene diepte van deeze fchuilplaats gaf mij aan de genade van mijn gastheer over, mijn gevolg kon mij daar nog hooren nog te hulp komen , ik beefde overmijneonvoorzigtigheid, dog het was geen tijd meer om agter uit te gaan, ik was wel gewapend, en ik was op mijne hoede om mij in geval van belediging zo goed mogelijk te verdedigen. Het eerfte, dat Youltitka verrichte, was mij op de plaats van eer neertezetten, namelijk in dat foort van alcove, het welk gefcbikt is voor het hoofd van het geflacht, het zijne was zeer talrijk; bijna tagtig perfoonen bewoonden met hem deeze yourte; al dit volk was op het gerucht van mijn aankomst naar buiten gekomen, en was daar rondom mijn gevolg verbleeven, zo dat ik alleen was, om aan drie of vier medgezellen of naastbeftaanden van Youltitka, dewelke mij omj ringden en onder de oogen zagen, het hoofd te bieden. Bij hun zelfs overtuigd, dat zij het Rusfisch wel verftonden, om reden zij 'er eenige verminkte woorden van uitfpraken, deeden zij mij beurtelings vraagen, waar van de "een nog ongerijmder was als de andere, mijn toeftand vorder- 178». Maart Den 29. Te Pareine.  44 'Reize van de Lesfeps 1788. Maart Den 29. Te Parei é. derde beleeftheid, en ik antwoorde een ieder met zagtheid en naauwkeurigheid. Ik bragt dus -bijna een uur in het midden van deeze onmenfchelijke gedaantens door, die waarlijk gefchikt waaren om mij vrees aantejaagen, inzonderheid die van derzelver opperhoofd f>). Mijn foldaat kwam niet naar beneden, en ik begon zeer ongerust te worden, op de beweeging, die ik maakte van naar buiten te willen gaan, fielden zich deeze Koriaken voor mij, een hunner nam mij bij den arm om mij weder te doen zitten, terwijl hij mij vroeg, of ik wilde vluchten; ik toonde goed gelaat, dog ik. erken dat mijn hart toefloot, ik herltelde mij en niettegen ftaan de de verlegenheid , welke zij op mijn aangezicht konden leezen, antwoorde ik, dat ik niet vermeende hun te moeten vreezen. Youltitka zogt mij toen gerust te ftellen, hij zwoer dat hij de grootlte achting voor mij had, en dat ik bij hem in veiligheid was, zijn gehouden gedrag, voegde hij'er bij, kon hem in (r) Men kan zich geen lelijker mensch voorftellen ; zwaarlijvig en in een gedrongen, het aangezicht van de kinderziekte en door verfcheiden lidtekens gefchonden,een fomber gelaat, zwarte hairen, die zich tot aan een verfchriklijke groote wenkbraauw uitfpreidden,onder welke men één diep ingezonken en wild oog ontdekte, hebbende hij het andere door toeval verlooren; dit is de naauwkeunge tekening van deezen Koriakfchen vorst.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 45 in mijne oogen verdagt doen voorkomen, dog hij rekende het zijn plicht om mij omtrent hun andere gedagten te moeten inboezemen. Trots op zijne benoeming onder de rechters in het ge-1 richt van Ingiga, (/) nam hij zijnen roem te zeer ter harte, om te gedogen,dat men mij onderzijn oog zou mishandelen. Ik kende hem reeds genoeg, om geen geloof aan zijne fraaije betuigingen te geeven; ik rekende mij gelukkig, dat hij vreesde uittevoeren dat geen, het welk in zijn vermogen was, en waar toe hij waarfchijnlijk wel genegenheid had. Ik fpoede mij dan om uit de yourte te komen, onder voorwendzel van te gaan zien, waar mijn volk gebleeven was, en om bevel tot onzen maaltijd te geeven. Ik kon mij van den trouwloozen Koriak nog niet ontdoen, hij was halftarrig genoeg om mij te willen vergezellen, terwijl ik bezig was om mijn gevolg bijeentezamelen, ieder woord, dati ik fprak, fcheen hem te ontrusten; dewijl hij het Rusfisch niet verftond, vroeg hij aanftonds daar (s) Die rechtbank word in het Rusfisch nijenei-zemskoifond, of laag grondgericht genaamd; de rechters, die daar zitting in hebben, worden beurtelings in de Oftrogs onder de boeren van ieder diftriét gekozen, de tijd hunner bediening is op drie jaar bepaald, men noemt deeze rechters zasfidateh. 1788.MaartDen 29. Te Parei. ié.  46 Reize van de Les/eps 1788. 'Maai t Den 29, Te Parei é. daar van de betekenis, en hij floeg alle mijne gangen met eene bijzondere opmerkzaamheid •gade. Ik vond mijne luiden bezig met de flegte honden, die ze over hadden, tegens bontwerk en kleedingen van rendieren vellen te verruilen ; dewin1 zucht had hun mijne bevelen doen vergeeten, als mede het gevaar, waar in ze'mij gelaaten hadden, dog ik verborg mijn misnoegen uit hoofde van de getuigen; ik klom weder in de yourte, gevolgt van Youltitka en van mijne twee Soldaaten, die aanftonds aan bet werk gingen om ons middagmaal toetebereiden de vrouwen hielpen ons fervies fchoon maaken en langzamerhand met behulp van brandewijn volgde de vrolijkheid op de vrees en het mistrouwen; wij hielden een zeer lustigen maaltijd, ik tragte zelfs dikwils om het uitbundig gefchater van lagchen van mijne gasten na te doen, ten einde hun te meer mijn vergenoegen te betuigen; want de overdreeven betooning van gevoel en gewaarwording is de eenigfte die hun behaagt, de maaltijd gedaan zijnde, zond ik een mijner Soldaaten, om bevel te gee- (/) Zij bedienen zich daar toe van geene doeken nog fervetten , zij neemen een [lok, en fchrapen die af. met dit affchrapzel wrijven en maaken ze vrij wel het vaatwerk en ander keukengereedfchap fchoon.  uit Kamfchatka naar Frankrijk, 47 geeven, dat men mijne hondeH zou voorfpannen, welke men reeds gedeeltelijk verruild had, mijn voorraad was ook opgelaaden, in tien minuuten was ik in ftaat om van de Koriaken affcheid te neemen; zij fcheenen zeer wel over mij te vreden, ik weet niet of ze het in der daad waaren. Wat mij betreft, ik was het veel meer, wanneer ik van hun verlost was, en Ik verwijderde mij zo fpoedig mogelijk. Het was nog maar twee uuren in den agtermiddag; ik meende van het overige van den dag, gebruik te moeten maaken, om mij fchadeloos te ftellen over het gedwongen vertoeven, het welk ik ondervonden had; ik wilde geen rustplaats houden, voor dat ik vijftien werften van Pareiné af was. Mijn reis geduurende deezen en den volgenden dag leverde mij niets bijzonders op, Ik trok over verfcheide rivieren, geen van deeze was van belang, en zeer weinige waaren met eenig heeftergewas aan deszelfs oevers bezet; van Pareiné vertrekkende had ik de zee verlaaten, die ik niet weder kon ontmoeten, dan aan geene zijde van Ingiga, bij gevolg hadden wij geen toevlucht tot het doode hout, het geen wij fomtijds op den oever vonden, deeze berooving was ons grootfte ongemak door de moeijelijkheid, waar in wij ons onophoudelijk bevonden om telkens ter ontdek- 1788. Maart Den 29. Vertrek 'an Pareiié.  43 Reize van de Lesfeps 1788. ' 'Maart Den 30. Rust>ias:s. dekking van het minfte heeftertje uittezien, en door de vrees van 'er geen te zullen vinden. Zedert lang leefde ik alleen van rendieren, hoe finakelijk dit vleesch ook zijn mag, is 'er echter geen, zo ik geloof, dat men zo ligt moede word; het geen nog erger was, beftond daar in,dat de voorraad, dien ik daar van opgedaan had, na het einde liep, wij aten 'er maar eens daags van, onze overige maaltijden beftonden in gedroogde visch en in gekookte zee - wolven, dus was ik zeer in mijn fchik over den gelukkigen vond, welken ik dien dag van twee patrijzen had, ik doode ze en vermeerderde daar mijn pot mêe; deeze maaltijd was eene aangenaame verfcheidenheid ten opzichten van de verveelende eenvormigheid van mijn dagelijks voedzel. Zeer fraaij wêer begunftigde onzen togt, een heldere lucht fcheen ons een frisfcher koude aantekondigen, waar na wij ook verlangden , want de iheeuw was zo week, dat onze honden daarin tot den buik toe inzakten, ieder onzer was, om hun den weg te baanen, verplicht op raquetten voor uittegaan; de hoop op een fchoonen volgenden dag bemoedigde mijne geleiders en wij maakten een langen dag; wij hielden niet dan zeer laat ftil op een plaats, die gantsch niet befchut was, daar groeide geen ander hout dan een foort van klein, Iaagftammig en geheel bogtig, hartsach-  iiit Kamfchatka naar Frankrijk. 49* tige ceder. Voor dat ik mij in mijn tent ter rust begaf, wierd ik geduurende den nagt, aan het uiterfte van den gezichteinder * wolken gewaar, die nietveel goeds aankondigden. Ik was reeds genoeg aan het climaat gewend, om op de minfte verfchijnzelen over het te wachtene weder te kunnen oordeelen, en ik deelde die vermoedens aan mijne1 leidslieden mede,- dog deeze vermeenden oneindig meerdere kundigheden dan ik ten dien opzichte te bezitten, zij zeiden mij, dat de zon te fraaij was ondergegaan om voor flegt weder te vreezen 1 nimmer hadden zij volgens hun zeggen zich daaromtrent bedroogen,, en ik moest mij geheel op derzelver ondervinding verlaaten. Bij nadere overweeging was ik blijde hun in deeze verzekering te zien * dit benam mij de ongerïïstheid van door hun genoodzaakt te worden j om den dag ter plaatfe,waar wij waaren, te verblijven, op deeze zouden wij het met deneerften rukwind niet hebben kunnen houden* Ik wierd bij het aanbreeken van den dag door een van mijne geleiders wakker gemaakt; hij kwam op eenen fpottenden toon mij aanzetten om te vertrekken j ten einde van den aanftaanden fraaijen dag gebruik te maaken j de maan gaf nog haar fchijnzel*, en de hemel was zonder wolken; terwijl ik Volgens gewoonte mijn ontbijt nam met théö en II. Deei.. D to^ Maart Den 30t Öeri iü  1788. Maart Den 31. Ontmoeting van zwervende Koriaken. " i j ■ i I 1 50 Reize van de Les/eps roggebefchuit, waar van het overfchot door mijn volk bewaard was, die liever 'er zich zelfs van beroofden, dan dat ik 'er gebrek aan zou hebben, vroegen ze mij de een na den ander, wat ik van het wêer dagt; ieder fchertlïe daar mêe om 't zeerst, dog ik hield mijn gezegde (taande, hun beweegende om tot aan den avond te wachten, en als dan te oordeelen, of ik gelijk of ongelijk gehad had, wanneer ik hen een Itorm voorfpelde. Naauwlijks hadden wij ons klein leger opgebrooken, of wij ontdekten op eenigen afftand een leep van vijf Koriakfche fleeden door rendieren getrokken; onze honden, aangelokt door den reuk van deeze beesten, liepen derwaarts op aan met ;enen verwonderlijken iever; hoe meer wij voorivaards kwamen, hoe meer deeze Koriaken zig verwijderden, eerst meende ik, dat dit een uitiverkzel van bun aangebooren wantrouwen was, 3og uit het gehuil en de drift van onze honden jegreep ik, dat zij de oorzaak waaren van de vrees, velke onze nadering inboezemde; zij zouden in Ier daad ongetwijffeit op de rendieren aangevallen zijn, indien ze onder derzelver bereik geveest waaren. Ik gaf dus bevel om optehoulen, het was zeer moeijhjk onze dravers te doen lilllaan, en wij geraakten daar niet toe dan met zeel moeite; wij zogten door tekens deeze Koiaken te doen begrijpen, dat ons oogmerk was om  uit Kamfchatka naar Frankrijk. gt om met hun een oogenblik te fpreeken; als toen fcheenen zij raad te houden, na verloop van eenige minuuten kwam een van hun waai ons toe, dog drie honderd treden van onsafftühoulende, verzogt hij ons insgelijks door teekens om hem ook iemand van de onzen te zenden, en vooral om onze honden tegen te houden. Ik gelaste een mijner foldaaten om op zijne raketten dien Koriak te gemoet te gaan, en hem te vraagen, welken weg zij naamen*. van waar zij kwamen, of zij niets van den Heer Kafloff vernomen hadden, en voornamelijk, hoe ver wij ten naaften bij nog van Ingiga verwijderd waaren. Een half uur daar na kwam mijn afgezondene met het volgende verhaal te rug; deeze Koriaken hadden geen vaste woonplaats, zij gingen naar hunne bloedverwanten, die zij verlaaten hadden , om te Ingiga rendieren vellen te gaan verkoopen en hunne vrienden daar te zien; zij meenden daar te hebben hooren fpreeken van eene verfterking van honden en leevensmiddelen, zedert kort den Heer Commandant te gemoet gezonden* dog zij hadden verder niets van hem vernomen 4 ten opzichte van den afftand van die ftad waa* ren derzelver antwoorden volmaakt overeenftemmend met de gedagten van mijn leidsman, dien ik weinig oogenblikken te vooren deswegens ondervroeg, bij gelegenheid van een nieuw verfehil* D & tus- Maart. Den 31.  5a Reize van de Lesfeps 1788. Maart Den 31 Verfcl tusfchen mijn volli en mij ov het wéér, tusfchen mijn volk en mij ontdaan; ziet hier, wat daar toe aanleiding gaf. ü Terwijl wij de terugkomst van dien foldaat afwachtten, zag ik fnellijk over ons heen drij- :rven eenige wolken, wier gedaante en richting mij in het denkbeeld bevestigden, dat wij met eenen aanftaanden ftorm bedreigt wierden; mijn foldaat Golikolf was niet minder ongeloovig dan de an« deren, hij had gaarne het tegendeel gewed, echter erkende hij, dat tot heden toe de uitkomst bijna altoos mijne voorzeggingen had bewaarheid, hij had mij zelfs, zeide hij, aan de Koriaken als een waarzegger in dit vak voorgedraagen, en het deed hem leed van mij eensklaps te zien faalen en in minachting vervallen. Deeze openhartige bekentenis was mij des te vermaakelijker, dewijl mijne leidslieden daar bij waaren; dit deed in mij de begeerte opkoomen om mij op mijn beurt met hunne onkundige eenvoudigheid te vermaaken ; de omliandighedeu waaren gunftig, ik herhaalde, dat zij ten hoogden binnen twee uuren van mijne wetenichap zouden overtuigt zijn, dog dat ze mij voor alles moesten waarfchuwen, of wij op onzen weg eenige plaats zouden aantreffen, alwaar wij ons in veiligheid konden ftellen. „ Geen een, antwoorde mij „ één van de twee, tot aan de rivier van Ingiga „ zullen wij niets anders doortrekken dan een ,, groot  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 53 „ groot en open veld, alwaar het oog naauw„ lijks eenige oneffenheden van den grond, of „ fneeuw , door de orcaanen aangebragt en „ door den hagel verhard, ontdekken kan". Deeze ophelderingen maakten mij verlegen, terwijl ik voorzag, dat wij genoodzaakt zouden zijn om te rug te keeren, ten einde bij een klein bosch, dat wij voorbijgekomen waaren, een fchuilplaats te zoeken, wij waaren 'er nog maar een half uur van af, dog de hoofdigheid mijner wegwijzers, in ftaande te houden, dat wij niets te vreezen hadden, verdreef de zwaarigheid; ftout op hunne ingebeelde ondervinding, waaren zij van begrip, dat wijonzen weg moeften vervolgen, dit was het geen ik verlangde, in de hoop van des avonds te Ingiga aantekomen. Om te zekerder mijn ontwerp uittevoeren , H nam ik mij voor om tot mijn Compas toevlucht ™ te neemen, het geen ons alleen dwars door de te wervelwinden heen kon geleiden. Ik vernam der- ^ halven van den bekwaamften mijner wegwijzers, in Ue wat ftreek Ingiga gelegen was, hij wees ze mij op het oogenblik aan, met mijvan verre, een berg te doen opmerken, welkers fpits zich in de wolken fcheen te verliezen; „ de ftad, zeide hij, ,, tot mij, is eenige werften aan geenen kant en in „ dezelfde richting gelegen, wij zijn daar nog vijf„ tig a vijfenvijftig werften van af". Ik viel hem D 3 in 1788. Maart Den 31. : gebruik Ijn Comis tot groverwooring mij r leids. dop.  54 Reize van de Lesfeps 1788. Maart 3en 31. in de reden, om de windftreek hoger te zetten als waar ze gebleeven was, en om met mijn orlogie de {helheid van onzen voortgang te kunnen bepaalen; van de rustplaats af hadden wij zes a ze- • ven werften in het uur afgedaan, dog ik moest mij voorftellen, om veel langzaamer voorttekomen, wanneer de ftorm opkwam, ook rekende ik maar pp drie werften in een uur, het was zes uuren des morgens, en na mijne berekening, had ik hoop van voor middernagt te Ingiga te kunnen zijn. Ik vernam nog van mijn geleider, dat om bij de rivier te komen, die derwaarts geleid, wij een zeer groot bosch moesten bereiken, dat door dezelve gefcheiden wierd, dit ftelde mij verder gerust, de groote uitgeftrektheid van dit bosch zq ter regter als ter flinker hand verzekerde mij, dat wij het zelve niet misfen nog verdwaalen konden. Alle deeze maatregelen genomen hebbende, zeide ik aan mijn volk, dat ik niets liever wenschte dan voorttereizen, dog dat ik beflooten had van niet ftil te houden, wat 'er ook gebeuren mogt. Ik belaste hun, dat zij mij zouden waarfchuwen, zo dra zij meenden den weg niet meer te kunnen vinden, dewijl ik als dan voorneemens was om hun te geleiden; de ernftige toon, waar rneede ik dit hevel gaf, verbaasde hun; zij zag|q elkander verwonderd aan s en durfden mij niet opent-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 55 opentüjk zeggen, dat ik verdwaasd was; de vrijmoedigde nam echter het woord op, om mij voorteftellen, dat daar ik nooit dien weg afgelegt had, ik ook niet op mij kon neemen om hun te geleiden zonder gevaar te Ioopen van allen verlooren te raaken, en dat ik zonder twijffel wilde fpotten; om 'er in eens af te weezen, zond ik ze op een barsfen toon ieder naar zijne flêe, onder bedreiging, dat ik dieniet gehoorzaamde zou doen ftraffen, en ter zeiver tijd gaf ik het teken om te vertrekken. Ten half negen hadden wij omtrent vijftien werften afgelegd, 'er bleeven mij nog veertig volgens mijne berekening over, dog het was reeds meer dan een uur geleden , dat de gezichteinder met donkere wolken bezet wierd, men zag den ftorm trapsgewijze naderen, en de wind begon de fneeuw met draaijkringen opteheffen ; mijne reisgenooten bewaarden het ftilzwijgen, de vrees werkte op hun bijna zo veel als de verwarring, ze wisten niet hoe ze het hadden; welhaast overviel ons de orcaan met zo veel hevigheid, dat daar door eenige van onze fleeden in verwarring geraakten, door hevig fchreeuwen bragt men ze weder bij een, mijne wegwijzers erkenden overwonnen te zijn, en kwamen mij verzoeken om ftil te houden , hoe zeer wij ons in het open veld bevonden; verblind door den wind, die hun in het aanD 4 ge- 1788. Maart D*n 3'. Eene herige or:aan.  1788. Maart Pen 31. 0 Reize van de Lesfepi gezicht fpeelde, vreesden zij, dat wij zouden ver-, dwaalen. Ik herinnerde hun mijne belofte, en bleef bij mijn befluit om voorwaards te trekken; ik beval, dat alle de fleeden zo digt mogelijk de een de ander zouden volgen, ten einde men bij het minfte toeval elkander hooren en hulp toebrengen kon, vervolgens flelde ik mij, met behulp van mijn Compas, dat ik ondermijn kleed vastgemaakt had, om het telkens onder het oog te hebben, in ftaat om onze Caravane te beftuuren, wij reis-* den in deeze order het overige van den dag, om zpo te fpreeken, in het midden der duisternis, want de Soldaat, die de flêe mende, welke op de mijne volgde, was voor mij onzichtbaar, naauw? lijks kon ik zijn voorfte honden onderfcheiden. Des avonds ten zeven uuren, vermoeid van de klagten en de vertoogen van mijn volk, die niet ophielden van te verzoeken om ftil te houden, ?n daar en boven meenende, dat wij nog maar vijf of zes werften van het bosch moeften afzijn, Verzekerde ik hun, dat zo wij het zelve ten negen uuren niet bereikten, wij des nagts niet verder zouden voorttrekken, ten minften zo zij s wanneer wij aan het bosch en de rivier mogten komen, niet liever dan tot aan Ingiga wilden voordreizen, waar wij als dan zo digt bij zouden d,og ${ ijs hun volkomen vrij liet om. dan te  uit Kamfchatka naar Frankrijk, $7 te doen wat zij zouden goedvinden; deeze voorwaarde fcheen hun tot bedaaren te brengen, niet dat zij meenden, zo veel voorwaarts gekomen te zijn als zij waaren, waarfchijnlijk zelfs dagten zij niet meer op de ftreek te zijn, en zij verlangden alleen maar naar eene rustplaats, in de hoop om met den dag den weg weer te kunnen vinden. Omtrent een quartier over agt uuren, wierd ik als een donker gordijn gewaar, dat zich voor ons ontwikkelde het voorwerp verfpreide en verdonkerde zich, naar maate dat wij het naderden, een oogenblik daar na, riepen mijne leidslieden , dat zij boomen ontwaar wierden en behouden waaren; en inderdaad, wij bevonden ons in het bosch van Ingiga, ik zond hun eenige treden voor uit om zich te herkennen, en welhaast kwamen zij verrukt van blijdfchap mij zeggen, dat wij bij de rivier waaren. De eerbiedige toon, waar op zij mij dit bericht kwamen brengen, vermaakte mij zeer; terwijl zij mij bedankten van hun zo wel geleid te hehben, hield de Koriak ftaande, dat geen hunner Chamans ooit zo iets wonderbaars verricht had; daar ik hun het flegte weer had voorfpeld, wanneer alles in hun oog het tegendeel fcheen aantekondigen, en vervolgens hun had weeten te leiden en te bewaaren in het midden van deeze/>o#rP 5 $ noS de grijsachtige, nog de americaanfche rotten genaamt risfei, welkï de Koriaken bij ruiling van de Tchouktchis, hunne nabuuren, verkrijgen, en die zij naar Ingiga met hunne rendierenvellen brengen; deeze worden daar ruw en zeer goedkoop verkogt, zij worden vervolgens bereid en bewerkt op eene wijze , die des te behaagelijker is, dewijl de arbeidzaa» me naarftigheid der werklieden geen gebruik maaki van de gereedfchappen, welke door de Europee fche fchranderheid zijn uitgedagt; de fijnheid en de fraaijheid van hun werk behoeft alleen voorde fterkte te wijken, men ziet uit derzelver handen, handfchoenen, en volmaakt vervaardigde kousfen te voorfchijn komen, het ftikfèl en het borduurzel is van rendierenhair, van zijde of gout (j) De Rusfen noemen deeze foort van marter kt» nies. 1788. April. Den t. Te Ingiga. I  62 Reize van de Lesfeps i;8S. April Den ft Te Ingiga Bijzonderheden om trent een Koiiaksch Prins ge' naamt Bilmiavin. goud en zou aan onze bekwaamftehandfchoenmaa* kers tot er-r verftrekken. Dog het word tijd om van de gewoontens der Koriaken melding te maaken, ik heb de befchrijving daar van alleen tot op heden uitgefteld, ten einde des te breedvoeriger daar omtrent te kunnen weezen. Bij de verkreegen aantekeningen op mijn togt in hunne verfchillende Oftrogs, heb ik nog meer naauwkeuriger waarneemingen willen voegen, fteunende op geloofwaardige verhaaien ; hier in en in mijne gefprekken met den Heer Gaguen en eenige anderen der voornaamfte Inwoonders heb ik gezogt de nodige inlichtingen omtrent dit onderwerp te bekomen, dog de man, die mij daarin van het meefte nut is geweest, was een Koriak, dien ik eerst en voor al moet leeen kennen. Ik had hem al aanftonds te Kaminoi ontmoet; verwonderd over de beleeftheden, die de Heer Schmaleff hem bewees, was ik begeerig om den rang en den ftaat van deezen perfoon te verneemen; men zeide mij, dat hij een zasfédatel of rechter van Ingiga was, die ons te gemoet was gekomen, om ons zijn dienst aantebieden; degemakiijkheid, waar mede hij het Rusfisch fprak en de juistheid van zijn oordeel bekoorde mij; ik zou hem voor een Rus gehouden hebben, indien hij niet op het zelf-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 63 zelfde oogenblik zijn moedertaal gefproken had ; als toen vernam ik, dat hij een Koriaksch prins, genaamt Bumiavin, en een broeder van een der' hoofden van zwervende Koriaken was. Mijne nieuwsgierigheid deed mij hem verfcheide vraagen doen, hij beantwoorde dezelve met zo veel fijnheid en verftand,als ik nog onder geen zijner landsgenooten was gewaar geworden; het gemak van met hem zonder behulp van een tolk te kunnen fpreeken, deed mij zijn omgang des te meer op prijs ftellen, en zo lang ik te Kaminoi bleef, was dezelve voor mij een bron van vermaak en onderwijs; onder de verfcheideneonderwerpen , die wij behandelden, was het voornaamfte dat van den Godsdienst; even goed in dien van de Rusfen onderweezen, als in dien van de Koriaken, beleed hij inderdaad geen van beiden ; hij fcheen echter geneigd om zich te doen doopen, zo dra hij meer omtrent zekere punten, welke hij niet begreep,zou ingelig; zijn;vervuld van bewondering over de verhevenheid der voorfchriften van het Euangelie, en over de eerbied verwekkende pracht van den uiterlijken dienst, erkende hij, dat niets meer gefchikt was óm hem het verlangen inteboezemen van het Chrisftendom te omhelzen; dog de ftrenge vorderingen van eenige onzer Godsdienftige oeffenin- gen 1788. April Den I. re Ingiga.  64 Rèteê van de Lesfeps 1788. ■ April Den ï. Te Ingiga gen (a), de onzekerheid van eene hemelfêhe gelukzaligheid, en boven al het denkbeeld van een God, die de eeuwige flrafïen bedreigt,vervulden hem metfchrik en twijffelmoedigheid; de Godsdienst van zijn land, zeide hij, verfchafte onder alle haare droomerijen, en alle haare ongerijmdheden, ten minife meer hoop dan vrees; deeze kondigde hem geen ftraffen aan dan in deeze waereld, en beloofde hem belooningen in de andere, de booze geest kon hem niet langer dan geduurende zijn leeven pijnigen, het geluk wachtte hem bij zijn dood; door alle deeze bedenkingen geflingerd, was zijn geest in eene geduurige twijffeling en radeloosheid, hij durfde het geloof zijner vaderen niet verlaaten nog zig daar aan houden, hij wierd 'er fchaamrood over, en ter gelijker tijd liefkoosde hij de dwaalingen daar van. De bevalligheid, waar mede hij zijn befluiteloosheid erkende, was voor mij te belangrijker, dewijl ik in zijne redeneeringen en in zijn hart een trap van ongemeene deugd en bijzonder de liefde tot de waarheid ontdekte. Om deeze befluitloo- ze f» Hij was voornamelijk afgefchrrkt door de Vasten, die men weet, dat bij de Griekfcbe feerk zeer geftreng es meenigvuldig zijn.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 65 zen geest te bepaalen, zou men hebben moeten beginnen om hem de vooroordeelen, die zijn verftand benevelden, te ontneemen , welke derzelver oorfprong genomen hadden in de verkeerde begrippen, die hem gegeeven waaren. Een ander zou mogelij'k ondernomen hebben van die te willen wegneemen; ik wierd daar in wederhouden door de vrees van mijne pogingen vrugteloos te befteeden, dewijl ik maar weinig tijds met hem kon doorbrengen, zo te Kaminoi als te Ingiga, alwaar hij een dag na mij aankwam, gelijk hij mij beloofd had. Hij bewees rnij daar degrootfte dienden door zijne oplettenheid om mij alle de ophelderingen over zijn land te bezorgen, die ik maar verlangde, en om mijne verlangens en behoeftens tot het vervolgen van mijne reis voortekomen. Tusfchen de Koriaken , welke eene vaste woonplaats hebbenen die welke zwervende zijn, beftaat in veele opzichten eene groote gelijkheid. De geringe vereeniging, ik zal meer zeggen, de tweefpalt, die onder hun heerscht, fchijnt daar om te vreemder; men zou zeggen, dat het twee verfchillende volken waaren, door onmeatelijke fcheidpaalen van den anderen verwijderd ; zij hebben echter het zelve vaderland, dit beftaat eene groote uitgeftrektheid, ten zuiden U. Deel. E be- 778?. April Den i; re Ingiga. üitge- ïrektheid 'an het and der toriaken.  66 Reize van de Lesfeps i;88. Jpril Den i. Te Ingiga Bevolking Zeden de Koriaken die eene vastewooi plaats het ben. bepaald door het fchier ■ eiland van kamfchatka en door de golf van Pengina, ten ooften door het land der Oluteriers, ten noorden door dat der Tchouktchis, en ten weften door de Toungoufen, de Lamonten, en de Yakonten. Men verzekert, dat voortijds deeze ftreekuitermaate fterk bevolkt was, dog dat de kinderziekte aldaar een groote flagting heeft aangericht; ik twijffel echter, of dezelve meer inwoonders weggerukt heeft dan derzelver menigvuldige gefchillen met de Rusfen en hunne andere nabuuren; het getal der Koriaken, die een vaste woonplaats hebben, is thans niet boven de negen honderd; en hoewel het bijna onmogelijk is, om juist de bevolking der zwervende te bepaalen, meent men echter, dat zij het getal der andere Koriaken niet rte boven gaan. De zeden van deeze zijn niet minder dan achtens'waardig, het is niet anders dan een mengzelvan dubbelhartigheid, wantrouwen en gierigheid; zij bezitten alle de ondeugden der volken uit het noorden van Afia, zonder iets van derzelver deugden; dieven van aart, zijn zij achterdogtig, wreed, en kennen nog de goedwilligheid nog het medelijden. Om van hun den minften dienst te verkrijgen, moet men'er hun eerst de  uit Kamfchatka tiaar Frankrijk, 6? de belooning daar van Jaaten zien f»; men kan dezelven nier dan door gefchenken bewegen en doen handelen. Met deezen tronwloozen en beestachtigen inborst moet het hun niet gemaklijk vallen, om in vre» de te leeven, nog om dunrzaame verbintenisfen met derzelver nabuuren aantegaan. Uit deezen geest van ongezelligheid moest de afkeer voor eene vreemde heerfehappij gebooren worden, vandaar hunne geduurige opllanden tegen de Rusfen, hunne affchuwelijke roverijen, hunne dagelijkfche ftroperijen bij de volken, die hun omringen, van daar de wederzijdfche wraakoefeningen, die telkens wederom opwellen. Deeze geduurige oorlog voed en onderhoud < den woesten aart in alle de harten; de gewoonte £ * van zich te verdedigen en aantevallen bezorgde d hun die onverzettelijke kloekmoedigheid, welke de a.' gevegten vereeuwigt en een roem ffelt in de ver-" achting van hét leven. Het bijgeloof werkte mede, om in hunne oogen dien bloeddorst te verede. len (a) Ik moet erkennen, dat ik geen reden heb van mij zo veel over de zwervende Koriaken te beklaagen. In het algemeen heb ik hen veel openhartiger en gedienrtiger gevonden; en ik zal 'er welhaast de bewijzen van kunntu opgeeven* E s 1788. April Den 1. re Ingiga» 3nverzet« Hjke oekmoegheidvan'e deKoiken.  63 Reize van de Lesfeps 1788 April Den I. Te ingiga, Levens wij'e der Koriaken die een vaste woonplaat hebben. len, met hun de wet opteleggen van te fterven ofte dooden. Hoe ernftiger de zaak is, die hun de wapenen doet opneemen, hoe gretiger zij na den dood haaken; de dapperheid, het aantal hunner tegenftanders heeft niets fchrikbaarends voor hun, dan is het, dat zij zweeren de zon niet meer te zullen aanfchouiven ; zij vervullen deezen fchrikkelijken eed met hunne vrouwen en kinderen te vermoorden, met alles te verbranden, wat zij bezitten, en met zich vervolgens woedende in het midden der vijanden te werpen ; het gevegt eindigt niet dan met de geheele verwoesting van een der twee partijen, men ziet de overwonnenen hun heil in de vlucht niet zoeken , de eer verbied zulks aan de Koriaken, geen een wil de flagting zijner landsgenooten overleeven. Tot heden toe heeft de nabuurfchap der Ruslèn ,geen de minfte verandering gemaakt in de levenswijze der Koriaken , welke eene vaste verblijfplaats s hebben ; de band des Koophandels, die hun meer en meer met deeze vreemdelingen bekend maakt, heeft op hun geen andere uitwerking gehad, dan de bekooring tot rijkdom en tot roof in hun te ontfteeken; onverfchillig omtrent de voordeelen van een meer geregeld leeven, fchijnen zij de befchaafdheid van zich afteweeren, en hunne ze-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 69 zeden en gebruiken als de bestmogelijke te befchouwen (f). De jagt en de vischvangst maaken hunne ge-; woonlijke bezigheid uit, dog alle de jaargetijden j laa-; (f) De zwervende Koriaken toonden zich langen tijd oog onhandelbaarder, de onaf hangelij'theid, aan welke zij gewoon waaren, die natuurlijke onrustigheid, welke hun kenfchetst, gaven hun geene geneigtbeid om het juk te draagen, daarenboven maakte de zucht tot heerfchen misfchien in den beginne de llusfen niet zo gematigd , als wel behoord had ; rnisfchien gebruikten ze niet zo veel kunst om zich te doen beminnen, als wel om zich te doen vreezen; dit is zekerder, dat zij het verdriet gehad hebben, van geheels horden of benden op de minfte vertooning van onderdrukking te zien verloopen, en gezamentlijk ver van defteden te zien vluchten, alwaar het lokaas van Koophandel hoop had gegeeven, dat zij hun verblijf zouden neemen; deeze menigvuldige ontvluchtingen hadden plaats tot op de aankomst van den Heer Major Gaguen; door de zagtheid van zijn bellier, zijne herhaalde aanzoeken en voordeelige inrichtingen-, heeft hij van tijd tor tijd deeze voortvluchtende gedachten weeten tot zich te trekken, aanftonds is er een, vervolgens twee en drie te rug gekomen, de kracht van het voorbeeld, een foort van naiever trok nog anderen derwaarts; men telde reeds bij mijn doortogt elf Koriakfche yourtes rondom Ingiga. Dog hierin heb ik gevonden,dat de, fchrandere flaatkunde van den Heer Gaguen nog beter den goeden uitflag van de inzichten zijner Souvereine had weten voor te bereiden, namelijk, dat hij van de noodwendige betrekkingen door £ 2 den 1788. April ?an den r. ot den 6. fe Ingigaïnnne Meligheden.  70 Reize van de Lesfeps 1788. April van den 1. tot den 6, T§ Ingiga. den Koophandel heefc gebruik gemaakt, om langzaamerhand tusCchen de Rusfen en de zwervende en de andere Koriaken van de omleggende ftreeken een wederkeerigheid van hulp interichten, als mede een foort van overeen. komst tusfchen ieder perfoon, welke de oude herbergzaamheid doet herboren worden, en die zeker het zaad zal ftrooijen van eene omwending in de zeden der laatften. Wanneer een Kotiak genoodzaakt is uit hoofde van zijne zaaken den nagt in de ftad doortebrengen, gaat hij een fchuilplaats bij zijn Rusfifchen vriend zoeken; zonder verdere omwegen dringt hij zich bij zijn Gastheer in, die het zich een pligt rekent van hem wel te onthaalen, en om zijne begeertens en hehoeftens nategaan en te voorkomen, niets word befpaart om hem wel te behandelen, dat is te zeggen, om hem geheel dronken te maaken. Bij zijne haardftee te rug gekomen, vermaakt hij zich in het vleijende onthaal te vernaaien, het welk hij omfangen heefc, dit is eene verplichting, eene geheiligde fchuld, die hij zich bevlijtrgt, om zo dra als de gelegenheid zich opdoet, te vereffenen ; dit heefc zijn aangenaamheid, voor al voor den Rusfifchen foldaat, die in het geval is om menigvuldige reizen in de nabuurige vlekken te doen; de erkentenis van den Koriak omtrent zijn vriend bepaald zich niet al« leen om hem een legerplaats te geeven, om hem te onthaalen, om hem levensmiddelen te verfchaffen tot voortzetting van zijn reis; maar hij befchermt hem, hij word selfs zijn verdediger tegen zijne landsgenootcn. laaten niet toe om daar mede bezig te weezen; geduurende deeze tusfchenpoozingen in hunne diepe wooningen begraaven, doen ze niets dan flaa-  uit Kamfchatka tiaar Frankrijk. 71 flaapen, rooken en zich dronken drinken; zon der zorg voor het toekomende, zonder leedwee zen over het gebeurde, komen zij niet uit hunne yourtes, dan wanneer eene dringende noodzaaklijkheid hun daar toe verplicht. Veel grooter dan die der Kamfchatters var het noorden, vertoonen deeze ten naasten bij dezelfde verdeeling, ik twijffel of de raorfiuheix; daar niet nog afzigtelijker is; men vind daar geer deur nog joupan of rookgat, ook is de rook 'ei onverdraaglijk. Dit volk, vijandig van den arbeid, leeft ever als dat van Kamfchatka, van drooge visch, var walvisfchen en zeewolvenvleesch en vet (»• het eene word gewoonlijk raauw gegeeten, hei andere word gedroogd en gekookt op dezelfd< wijs als de visch, dog de zenuwen, het merg, de harsfens en dik wils geheele ftukken van hei vleesch, worden geheel raauw met eene woelfe gretigheid verflonderr; het rendierenvleesch is bet meest geacht; de Koriaken trekken daai dezelfde partij van als van de zee • wolven, wal visfchen en andere dieren, waar op zij jagt maaken 1 z'. t>) Alle de Koriaken, die ik op mijn weg van Pouftaretsk af ontmoet heb, leeden niet minder gebrek als d{ inwoonders van dit gehugt; berken - fchors, gemengt mei zee • wolven vet, maakte als toen hun geheel voedzel uit, E4 1788. April van den 1. rot den 6. Te Ingiga. Woonin,gen. Voedzel. I 1 _ i  Reize van de Lesfeps 1788. April van den i toe den 1 Te Ingig Dranke zij voeden zich ook met aardgewasfen , zij pluk. ken in den herfst verfcheide foorten van vrugten, '•een gedeelte van den oogst dient om daarvan ''verkwikkende dranken te vervaardigen (d), het overige word verbrijzeld en gekneed met olie van walvisfehen of zee-wolven; Dit beflag of ingemaakte vrugten word toltchoukha genaamd. Men maakt 'er hier te land veel werk van, dog volgens mijn fmaak is 'er niets onaangenaamers. 1. Hunne zucht tot Iterke dranken aangezet door de duurte van de brandewijn en de moeijelijkhe d,cm 'er zich zo veel van te verfchaffen, als men begeert, uit hoofde van hunne verafgelegenheid, heeft hun een even koppigen drank doen uitdenken , welke zij uit een roode paddefioel trekken, in Rusland voor een hevig vergift onder den naam van moukhamorr bekend ( > I ! 1 l 1 t a  1788. April van den 1 tot den 6 Te Ingiga, Godsdienst. (gj Dit is even het zelf Je bij de Tchouktchis, en ook eertijds bij de Kamfchatters, voor de invoering van hst Chriltendom. 80 Reize van de Lesfeps hun waard kon zijn , dit alles is na mijn inzien een ontegenzeggelijk bewijs van hunne onverfchilligheid voor het leeven, waar van de korte duurzaamheid hun nog verbaast nog bedroefd. Hun godsdienftig zamenftel ftreelt hun waarfchijnlijk met de vertrooftende hoop van een voortduurend beftaan; de dood is in hunne oogen niets anders dan een overgang tot een ander leeven, wanneer zij de waereld verlaaten, gelooven ze niet, dat zij ophouden te genieten, het zijn andere genoegens, die ze zullen wedervinden; dit vleijend vooroordeel, het welk ik reeds door het verhaal van mijn eerfte gefprek met Bumiavin heb doen kennen, geeft de befte reden van zijne twijffelingen in godsdienftige zaaken, en van de woefte kloekmoedigheid zijner landsgenooten. Dog hunne ongerijmde leerftellingen vereisfchen eene meerdere ontwikkeling, hoe zeer de dienst, waar van ze den grondflag uitmaaken, zeer eenvoudig is, en dat het wonderbaare daar van weinig verleidends in zich bevat; zie hier, waar in het gefhchtregister der Koriakfche Goden beftaat (g}. Zij erkennen een Opperst Wezen, Schepper van alle dingen; volgens het denkbeeld deezer vol-  üh Kamfchatka naar Frankrijk. 81 volkeren, bewoont hij de zon; welkers vuurige bol hun toefchijnt het paleis, de throon van den , beheerfcher der natuur te weezen ; misfchien ver* t warren zij hem met dat hemelsch vuur, het welk zij; vooronderftellen zijn verblijfplaats te zijn. Het geen mij dit deed denken, was, dat ze hem nog vreezen nog aanbidden; geene gebeden worden tot hem opgezonden; de goedwilligheid,zeggen ze, is zijn hoofdbeftaan , hij zou geen leed kunnen doen; al het goede, het geen op deeze aarde gebeurt, daalt van hem af; fchijnt het na dit alles niet, dat de vertooning der onafgebrooken en algemeene weldaaden van den Koning der fchicterende lichten, die aan alles op het aardrijk leeven, werking en kracht geeft, dit blind vertrouwen hun heeft ingeboezemd, met dit licht des waerelds als haar befchermgod voortefiellen ? De oorfprong van het kwaad is volgens hun niets anders dan een booze geest, die met het volmaakte goede weezen de beheering van de natuur deelte.(i>), hun magt is gelijk,' zo veel als de een zich bezig houd met het geluk der men- fchen, (bj Zij neemen echter ook eenige mindere Goden aan; fommigen zijn een foort van huisgoden, befchermers van hunne boerfche daken. In de meest in het oog loopende plaats van de yourte is het, dat zij deeze afgoden, ruw uitgehouwen en zwart van den rook, plaatzen; zij kleeden II. Deel. F ze April an den f. at den 6. ?e Ingiga.  1783. I April van den i. tot den J Te Ingiga, ]2 Reize van de Les/eps èhen, zo fterk zoekt de ander dezelve ongelukkig te maaken; de ziektens, de ftormen, de ïonger, allerlei rampen zijn deszelfs werk en de werktuigen zijner wraak; om hem teontwapenen is het, dat het eigenbelang zich verbind en waar Dp de godsvrugt zich toelegt; het afgrijzen, het welk deeze dreigende godheid in alle de harten verfpreid, is de gewaarwording, welke den eerbied voorfchrijft, de dienst, dien men hem toezwaait, beftaat in zoenofferhanden; men offert hem jonggebooren beesten, rendieren, honden (z')-deeerftelingen van de jagt en vischvangst, en al het kostbaare, wat men maar bezit; de gebeden, die men tot hem opzend, beftaan in verzoeken of in dankzeggingen; men heeft geene tempels, geene heiligdommen, alwaar zijne aanbidders zich moeten verzamelen; overal kan men deeze ingebeelde godheid eerbiedigen; hij hoort den Koriak, die hem ze op de Koriakfche manier, en behangen ze met fchelletjes, ringen, en allerlei foort van yzeren en koperen gereedfchappen. De andere mindere goden, welke zij zich verbeelden, bewoonen de bergen, de bosfchen en de rivieren ; dit alles doet ons denken aan de verdeeling derNijmphen in de Fabelgefchiedenis der oude Grieken. (ij Ik heb dikwils op mijn weg overblijfzels van hoaden, en gedoode rendieren gevonden, die aan paaien opgehangen waaren, het welk dan blijken gaf van de Godsvrugt van den offeraar.  uit Kamfchatka tiaar Frankrijk, 83 hem alleen in de woeflijn aanbid, even als het vereenigt gezin, dat zijn gunst meent te verwerven met zich in hunne yourte godvrugtig dronken te drinken; want de gewoonte der dronken ■ fchap is bij dit volk een godsdienllige oeffening en de grondflag van alle plegtigheden geworden. Die Duivel, die gedugte geest, is zondert wijffel dezelfde als de Koutka, van wien de Kamfchatfche Chamans zich de dienaars en de werktuigen zeggen te zijn; hier, even als in het fchier-eiland, jaagt de geheimzinnige taal van deeze toveraars het bijgeloof vrees aan, en verwerft hun den eerbied van de menigte; zij oeffenen de genees en heelkunde met denzelfden uitflag; deeze uitfluitende bedieningen, die men meent, dat veeleer door de hulp der ingeeving onderfteunt worden , dan wel door de verkreegene kundigheden der ondervinding, vergewisfen hen van eene onbepaald gezag; overal worden ze geroepen, en bij voorraad worden hun de betuigingen van erkentenis toegezwaaid; zij vorderen uit der hoogte al het geene hun behaagd, en ontvangen als een fchatting al het geen men hun aanbied; altoos is het onder voorwendzel van eene aangenaame offerhande aan den God, welken zij doen fpreeken, dat zij zich het beste en fraaijfle toeeigenen, het welk de inwoonders van deeze ftreeken bezitten; men moet niet gelooven, dat door het ten toon F a lprei* 1788. April van den 1. tot den 6. Te Ingiga.  84 Reize van de Lesfeps 1788. April van den 1. tot den 6. Te Ingiga. Taal. fpreiden van eenige deugden, door een ftreng voorkomen, of door eene ftipter zedekunde, deeze bedriegers hunne misleide onderhoorige betoveren ; zonder teugel nog geweeten, doen zij hunne ondeugden te meer gelden, en betoonen des te minder maatigheid; daags voor derzelver toverplegtigheden neemen ze eene houding aan, als of ze "den geheelen dag vasten zouden, dog des avonds ftellen zij zich fchadeloos, met zich monkamorr, zijnde dat dronkenmaakend vergift, het welk ik befchreevenheb, optelaaten dislchen, zij drinken en eeten daar van tot verzadigens toe, deeze voorbereidendedronkenfchap ftrekt tot een goed begin, het is waarfchijnlijk, dat zij den volgenden dag daar van nog gewaarwording hebben, het geen hun die verhitting van hooft bezorgt, welke derzelver redenloosheid vermeerdert, en hen de nodige krachten bijzet om zich aan hunne buitenfpoorige vervoeringen te kunnen overgeeven. De taal der Koriaken heeft de minfte overeenkomst met die der Kamfchatters; de uitfpraak van dezelve is veel fcherper en langzaamer, dog ze is gemaklijker, ze bezit niet die vreemde klanken, die uitblaazingen, welke even moeijelijk in het fpreeken als in het fchrijven zijn (£). Nu (Jkj De leezer kan deeze twee taaien vergelijken uit  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 85 Nu blijft mij nog overig om eenige bijzonderheden omtrent de zwervende Koriaken optegeeven; dog maar maatig te vreden over de aantekeningen, welke ik omtrent dit onderwerp heb getragt op te zamelen, zal ik mij voorbehouden om de waarheid daar van vast te ftellen op mijn aankomst bij den broeder van Oumiavin, alwaar ik de voorwerpen onder mijn bereik kan hebben. Zedert mijne aankomst te Ingiga had de Heer Gaguen, toegeevende aan mijne verzoeken, zich bezig gehouden met de middelen te beraamen, om mij ten fpoedigften te doen vertrekken; indien dit van mij afgehangen had, zou ik 'er niet langer dan vierentwintig uuren verbleeven zijn ; ongelukkig waaren mijne honden afgemat (/), en het woordenboek, het welk hij aan het einde van dit dagverhaal zal vinden. (7) Ik dankte uit dien hoofde mijne wegwij zers af. Ik heb tot hier toe van mijne reiskosten niet gefprooken, om reden, dat zo lang ik met den Heer Kafloff gereist had, hij zich belast had met daar in te voorzien, en ik had, wanneer ik hem verliet, niet anders te doen, dan hem zijne ver. fchotten te rug te geeven; na ben ik aan den leezer eene opgaaf van deeze kosten verfchuldigt; ziet hier dezelve. In Rusland noemt men dezelve progonn; voor de Coutiers of postbodens bedragen ze twee Kopecks per werst en voor ieder paard, en vier Kopecks voor de andere reiF 3 zi- 1783. April van den 1. tot den 6. Te Ingiga. Toebereidselen tot mijn vertrek.  I 1788. April van den i. tot den 6. Te Ingiga. 16 Reize van de Lesfeps 2n men zou in de geheele ftad niet dan een klein aantal, en welke altans niet beter waaren, hebben kunnen verzamelen; men floeg mij dan voor om rendieren te neemen, ik ftemde daar in des tegereeder toe, dewijl ik daardoor meende meer fpoed te zullen maaken, en ook reeds zedertlang begeerte gehad had om daar van de proef te neemen; men verborg voor mij niet de meerdere ongemakken, waar mede deeze manier van reizen verzeld is, meerdere vermoeijenisfen en minder rust, op dit alles zou ik moeten ftaat maaken; dog mijn ongeduld befchoude niets anders dan de mogelijkheid om voorwaards te komen, en om het vermaak te genieten van de gezwindheid dezer dieren zelfs door de ondervinding te kunnen beoordeelen. Om mijne begeerte te voldoen en mij in ftaat te ftellen van mijnereis zonder hinderpaalen voorttezetten, befloot de Heer Gaguen van deswegens zigers (een Kopeck is zo veel als een Franfche ftuiver). In Kamfchatka en in Sibetien zijn de korten half zo veel, dog dewijl men zich in het fchier-eiland zelden anders dan van honden bediend, betaald men daar voorbij podvods of bij voorfpan van vijf honden; drie podvods of vijftien honden ftaan gelijk met den prijs van een paard inSiberien, namelijk een kopeck per werst voor de Couriers, en twee Kopecks voor de reizigers.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 87 gens met de opperhoofden der zwervende Koriaken uit de nabuurfchap een overleg te maaken; bij gevolg deed hij dezelve verzoeken om bij hun te komen; twee dagen daar na zag ik twaalf van deeze Prinfen aankomen, benevens verfcheide andere Koriaken, welke de Commandant insgelijks had doen waarfchuwen. Na de gebruikelijke pligtpleegingen f» bragt hij mij in de vergadering; ter zeiver tijd wierd hun door een tolk kortelijk uitgelegd, wie ik was, het gewicht mijner zending en dat ik noodwendig O) In deeze bijeenkomften beftaan de plichtplegingen niet als bij ons, in eenige zoutelooze plegtigheden, of in koele beleeftheden, verzeld van eenige woorden zonder betekenis. Naauwlijks is de vergadering gezeten, of de brandewijn word aangebragt, een bediende fchenkt voor ieder vreemdeling in het rond drie vreesfelijke groote glaazen, waar van een elders genoeg zou zijn om deswegens verfchooning te vraagen; hier zou men zeggen, dat zulks alleen een aanzoek was om de dofis te doen verdubbelen of drie maal te vermeerderen; de Koriakfche drinker vergenoegd zich in der daad niet met het eerfte glas; onder het aanneemen van het zelve ziet men hem tegens het geheele gezelfchap vriendelijk glimlagchen, voor al tegens den heer van het huis, aan wien hij eene kleine buiging met het hoofd maakt, vervolgens verzwelgt hij de drie glazen het een na het ander, die ook weêr aanftonds volgefchonken en geleegd zijn, zonder dat iemand ooit het minfte teken F 4 van 1788. April ran den 1. :ot den 6. Te Ingiga.  8S Reize van de Lesfeps van den k* tot den 6. t Te Ingiga. . 1 ( ! i l i lig hunne hulp noodig had. Op dit kort voor« iel o-titond 'er een algemeen gemor, te verreis wilde men de vollirekte beveelen van de redering ten mijnen opzichte doen gelden, het gefchreeuw verdubbelde zodanig, dat het in het eerst inmogelijk was elkander te verftaan en de oorzaak ran hun misnoegen te weeten; onder dit verward geroep ontdekte men eindelijk, dat zij zich bedaagden, om dat zij alleen de heerendienften moesen draagen, terwijl de Koriaken, die fteeds op :ene bepaalde plaats woonachtig zijn, daar van fcheenen uitgeflooten te weezen. Om welke reden pan afkeer geefr, zelfs niet de kinderen. Ik zag er een van zes a zeven jaaren, aan wien zijn vader een deezer glazen overgaf, en die het in eens uitdronk zonder zuur zien. Bij deeze menigvuldige uitdeeling van brandewijn voegde de Heer Gaguen altoos eenige gefchenken van ijzer, ftoffen of tabak; hij is zelfs zo zorgvuldig, dat hij den fmaak en de behoeftens van ieder pe'rfoon raadpleegt,de Tchouktchis en de Koriaken, die een vaste woonplaats hebben, ontfangen van hem, wanneer zij te Ingiga komen,'het zelfde onthaal, daar door heefc hij ongevoelig deeze woefle geesten weeten te temmen, en op hun een zeker foort van vermogen en gebied te verkrijgen-, eene geringe fchadeloosfielllng der opofferingen ,die hij dagelijks moet doen om aan deeze mildadigheden te gemoet te komen , want bij alleen draagt daar de kosten van, en de duurte van alle deeze zaaken in dit land moet hem deeze yitgaaven, zee? lastig maakt.  ah Kamfchatka naar Frankrijk. 89 den genooten zij deeze beledigende vrijheid? door welk voorrecht fmaakten deeze vreedzaame kluizenaars in derzelver yourtes een gerust verblijf? waarom deeze niet even als zij aan den voorfpandienst onderworpen P Deeze zeer gegronde vertoogen, welke echter met tekens van ongenoegen uitgefproken wierden , begonnen mij zeer verlegen over den uitflag mijner vraag te maaken, wanneer een oude Prins eensklaps opfïond, „ Is „ dit het oogenblik, riep hij uit, waarin wij ons „ moeten beklaagen? Indien men van onzen ie„ ver misbruik gemaakt heeft, is deeze vreem „ deling daar voor verantwoordelijk ? heeft hij „ daar door minder recht op onze goede diens„ ten? Ik beloof hem de mijne, ik neem op mij „ van hem zo ver te geleiden, als hij noodigza „ oordeelen, ftemt alleen toe om hem bij mij t< „ brengen, bevind 'er zich niemand onder ulie „ den, die hem deezen geringen dienst wil bewij „ zen "? Op deeze woorden was de verlegenheid op al le de aangezichten gefchilderd; de oproeriglfe wierden verftomd; na een oogenblik ttilzwijgeni wilde zich ieder over het verwijt, het welk hi vreesde verdient te hebben, zuiveren. Ik ont ving verfchooningen en aanbiedingen zonder op houden; ieder trachte de voorkeur te verkrijgen om mijn perfoon, mijn gevolg en mijne goede F 5 rei 1788. April van den I. toe den 6. Te Ingiga. I »  1788; April van den i tot den 6 Te Ingiga 90 Reize van de Lesfeps ren tot aan de Stoudénaïa - reka of koude rivier overtebrengen, aan welkers oever de gedienftige Koriak , welke zich verbonden had om mij tot leidsman te dienen, woonachtig was; alle de zwaarigheden vereffend zijnde, vernam men na den dag van mijn vertrek, het welk ik op den tweeden dag daar na of den 5 April bepaalde, en de geheele vergadering verplichte zich om op den bepaalden dag tot mijn dienst te zijn; de oude Prins, die zo edelmoedig mijne zaak bepleit had, onttrok zich het eerst aan mijne dankzeggingen, dewijl hij op het oogenblik vertrok, onder voorwendzel van verfcheide toebereidzelen ten zijnent te moeten maaken voor mijne aankomst; hoe groot was mijn genoegen, wanneer ik vernam, dat hij, aan wien ik deeze verandering in de geneigtheden was verfchuldigt, de broeder van Oumiavin was, dien ik zo zeer verlangde te leeren kennen! Van dit oogenblik liet de Heer Gaguen niet af om alle mogelijke zorg te befteeden tot de toebereidzelen van mijn vertrek; hij liet onder zijn oog verfcheide kleine tarwebroodjes en een voorraad van roggebefchuit vervaardigen ; een gedeelte der leevensmiddelen, welke hij tot zijn eigen gebruik in gereedheid had, wierd tegens mijn wil en dank bij mijn reisgoed ingepakt; hij voegde daar eenige gefchenken bij, die hij mij noodzaak-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 91 zaakte cm aanteneemen door de bevalligheid en de aanhoudende verzoeken, waar mede hij dezel-, ve vergezelde. Eindelijk, ik kan alle zijne be-1 leeftheden, die hij mij bewees, niet optellen: ieder uur leverde geduurende den tijd, welken ik bij hem doorbragt, bewijzen op van zijne heuschheiden zorgvuldigheid; deeze dienden niet minder als de rust ter herftelling van mijne gezondheid, waar over ik niet te roemen had zedert de verkoudheid , welke ik na mijn vertrek van Pouftaretsk had opgedaan. Wanneer ik den 5, gelijk bepaald was , mij gereed bevond om te vertrekken, zag ik tot mijne uiterfte verwondering mijne leidslieden niet aankomen. Verfcheide perfoonen wierden aanftonds uitgezonden om hen optefpooren, dog de dag verliep, zonder dat men 'er iets van vernam; het was reeds nagt, toen zij kwamenopdaagen, wanneer de een zo wel als de ander onverwachte beletzelen voorwende. Den volgenden dag wederom een andere tegenlpoed; dit was een zondag, en het bekommerd gemoed van mijne foldaaten weigerde van zich op weg te begeeven; moest ik derzelver fchroom of liever angstvalligheid eerbiedigend Want dit was minder godsvrugt dan wel bijgeloof, zij wierden niet terug gehouden door de heiligheid van den dag, maar alleen door het denkbeeld, dai zulk 1788. April an den t. ot den 6. re Ingiga. Den 5. Den 6. Bijgeloovigheidvanmijne foldaaten. I  9* Reize van de Les/ept 1788. April Den 6. Affcheid vanOumiavin. zulks hun eenig ongeluk op den hals zou haaien; niettegenftaande de voorzorg, die ik gebruikt had om met hun een Rusfifche mis te hooren, was 'er echter geen middel uittedenken, om hun tot vertrekken te doen befluiten. Na veele vergeeffche fmeekingen en redeneeringen was ik genoodzaakt, om weder bij den Heer Commandant het middagmaal te gaan neemen, die op eene verplichtende wijze fchertfte met deeze nieuwe zwaarigheid, waar omtrent hij de beleeftheid had van zich geluk te wenfchen; dog ziende, dat dezelve te veel invloed had op mijn vergenoegen, floeg hij mij voor om mijn volk van hunne ingebeelde bevreestheid te geneezen; mijn antwoord was eene noodiging om zulks te doen, welke hij aannam. Op zijn bevel wierd oogen bliklijk aan al mijn volk zo Rusfen als Kofakken rijkelijk brandewijn gefchonken; ongevoelig raakten de zinnen opgewekt, de vrolijkheid deed het vermeende gevaar vergeeten; die er het meest tegen hadden, zijn de eerfte, welke verzoeken, dat men de rendieren voorfpant; zo gezegt, zogedaan , en ziet daar mijne fleeden in gereedheid. In dien tusfchentijd had ik eene ontmoeting, welke mij eenigen tijd ophield, dog waar over ik onophoudelijk lagchen moest. Oumiavin had uit gegenegenheid voor mij een geheelen roes gedronken; de levendigheid zijner aandoeningen over  uit Kamfchatka naor Frankrijk. 93 over het verlaaten van mij deed hem allerlei dwaasheden bedrijven, dewelke hij zijne affcheids groeten noemde; hij ging, kwam te rug, en wilde aan alles helpen, naauwlijks was mijn flêe gereed, of hij meende die te moeten opligten om van derzelver zwaarte te oordeelen, dog de ftaat, waarin zich deeze goede Koriak gebragt had, deed hem het evenwicht verliezen, en door zijn val brak hij de punt van mijn fabel; zijne droefheid op het gezicht van dit kleine ongeluk was uitermaaten; ik zag hem zich aan mijne voeten werpen , die hij omhelsde en met zijne traanen befproeide, mij bezweerende van niet te vertrekken, voor dat ik hem zulks vergeeven had. Ik fpande alle mijne krachten in om hem opteheffen, ik verzekerde hem van mijne vriendfchap; hij bleef even halfterrig aan mijne knieën, en zijne traanen hielden niet op; het was eerst na verloop van een halfuur, dat ik door onophoudelijke vriendelijkheden hem eindelijk gerust ftelde. Ik ging te voet de ftad uit, geleid door bijna alle de inwoonders, die, volgens hun zeggen, begeerte hadden om den eenigften Franschman , welke tot hier toe onder hun verkeerd had, eere aan te doen; de Heer Gaguen en de Officieren van de bezetting wilden mij volftrekt tot buiten de poort brengen, alwaar, na herhaalde dankzeggingen van mijn kant over derzelver beleeftheden, en ns 1788. April Den 6. Vertrek vi Ingiga.  94 Reize van de Lesfeps 17S8. April Den 6. Ik neem een Reisgenoot met mij. j j 1 i 1 1 A \ \ C c r en jong Rusfisch koopman, genaamt Kisfélioff, die mij verzogt had om met mij naar Okotsk te ■eizen. In onze meenigvuldige geiprekken had k geduurende mijn verblijf te Ingiga in de gelegenheid geweest het aangenaame van zijn gezelchap te leeren kennen, en mijn geluk te waardeeen van hem tot reisgenoot te hebben. Te vergeefs had ik mij voorgefteld om mijn lee zelfs te mennen, ieder een had zich daarteens verzet, uit vreeze, dat onkunde en ongewoonte omtrent mijn nieuw voorfpan mij in geaar zou brengen; men had mij zeer aanbevolen an ten minften mij den eerften dag te laaten rijen. Bij mijn rijtuig gekomen, vond ik in der aad mijn geleider reeds voor opgezeten; ik nam lijn plaats zonder veel acht op hem te geeven, og hij draaide het hoofd om, en ik herkendein em een Koriakfchen prins genaamt Eviava; hij etuigde mij zijne vreugde, dat hij het genoegen had  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 95 had van mij te geleiden, en vervolgens ftelde hij zich in ftaat om weder in den trein te komen. Zedert lang ben ik den leezer eene befchrijving van een Koriakfche flêe verfchuldigt; nu bevind ik mij in ftaat deszelfs nieuwsgierigheid te vol doen; mogt ik mijne befchrijving belangrijk genoeg inrichten, om over het languitftel verfchooning te erlangen! Op twee evenwijdige fchaatzen, dat is te zeggen , op twee takken van boomen van zes en een half voet lengte en drie duimen breedte, vrij flegt gefchaafd, en welkers voorfte einden zich ter halver weg boogsgewijs verheffen, ishetlighaam vsn de flêe geplaatst; het is eigentlijk maar een raam van latwerk, van twee voet en eenige duimen hoogte boven den grond; deszelfs breedte is van agttien duimen en de lengte vijf voet. Twee kleine ftokken van omtrent vijf duimen in den omtrek verbinden het latwerk te zamen, het welk van grove latten , die de een in de ander gevoegd zijn, is gemaakt. Een fterker dwarshout als de twee voorigen vereenigt van vooren de uiterftens der latten, welke zich daar op dadelijk met de geboogene einden der fchaatzen voegen en met riemen daar aan vast gemaaktzijn. Het onderfte gedeelte van den raam draagt op boogswijze gekromde ftokken, waar van dezijdelingfche punten te gelijk in deeze fchaatzen komen; en het i?88. April Den 6. Befchrijving van een Koriikfche II de.  96 Reize van de Lesfeps 1788. April Den 6. Wijze waai op men d< rendieren voorfpant en ment, het bovenfte gedeelte eindigt van agteren op de wijze van een kleine overdekte koetskar, van zestien duimen hoogte en twee voet diepte, en als een halve cirkel gemaakt met korte (lokjes in halve hoepen ingevoegt, ten naaften bij als de agterleuningen van onze tuinftoelen. Het is in deezen naauwen omtrek,dat men gewoonlijk of den voorraad van levensmiddelen, of een gedeelte der zaaken, die van een dagelijks gebruik zijn, plaatst. Wat mij aangaat, ik borg daar het kistje met mijne brieven , en ik ging daar op zitten, tot dat ik de plaats van mijn geleider innam. Zijn zitplaats is omtrent in het midden van den raam, niet ver van het dwarshout; hij zet zich daar fchrijelings op, en zijne voeten rusten op de fchaatzen. Het voorfpan is van twee rendieren, derzelver tuigen beftaan in een lederen halsband , die gedeeltelijk over de borst en tusfchen de voorbeenen van het beest doorgaat, en op zijde eindigt in een riem, op de wijze als een trekzeel , welke van het rendier, dat van de hand loopt, aan het dwarshout van de flêe word vastgemaakt, en^van het geen bij de hand loopt aan de fchoor van een der boogsgewijze fteunzels, die op denzelfden kant van het rijtuig gevonden word. Voor teugels gebruikt men twee lederen riemen, waar van het eene eind als een band onder aan de fchagt van de hoornen van ie-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. $f ieder rendier gehegt word (»); wil men terregterhand wenden, trekt men zagtjes de teugel naar die kant, terwijl men het dier dat buiten de hand is van agteren flaatj om links te rijden, is het voldoende eenige fterke fchokken aan de regter teugel te geeven. en daar mée het rendier het welk door deeze beftierd word aanteraaken; dé linker teugel dient nergens anders toe, dan om het dier welke ze bereikt tegentehouden. Den rijder heeft daarenboven een ftokje, welks eene eind van een foort van hamer voorzien is; dit is een horifontaal geplaatst been* het welk aan de eene zijde zeer dun is, het vertoont een punt van bijna twee duimen lang* die voornamelijk dient, om zonder te behoeven optehouden, de trekzeel der rendieren wanneer die om derzelver pooten verward raakt, na zich te trekken, het welk («) Somtijds is het bnderfto vari deezé band voorzien van kléine puntige beentjes, welke, bij de minde terugtrekking van de teugels* tot fpooren van de onbuigzaame rendieren vërflrekken; men gebruikt dezelve gewoonlijk om ze te léeren; wanneef men ze voorfpant gebruikt men alle oplettendheid om het rendier dat voor de linker hand geleerd is niet aan de regter te plaatfen dit zöu veroorzaaken dat de flêe in plaats van voorwaards te gaan rondom zou draaijen, dit is een trek welke de Koriaken aan de Rusfen waar over ze meenen reden te hebben van onvergenoegt te zijn, wel eens fpeelen. II. Deel. O 178$. April Den 6,  53 Reize van de Lesfeps 1788. April Den 6. Rustplaats. welk voor één der voornaamfle handgreepen van den koetzier gehouden word; het andere einde van dit been is een weinig ronder en verftrekt tot een zweep, dog de flagen daar mêe toegebragt zijn veel fmertelijker, men bedeeld 'erdeeze arme dieren ook zo rijkelijk mede, dat men fomtijds hun bloed ziet vloeijen, dewijl dit ftokje zeer ligt aan breeken onderhevig is, gebruikt men de voorzorg van zich van een zeker aantal te voorzien, welke ter zijde van de flêe vastgemaakt worden. Wij reisden zeer gemaklijk tot aan den avond; mijn eenigfte ongenoegen beitond hier in dat ik bij gebrek van een tolk geen gefprek met mijn prinfelijke leidsman kon voeren. Ik verloor daar door ongetwijffelt veel van het geen hij mij anders zou hebben kunnen vernaaien, en onze onderlinge flilzwijgendheid, verfraaijde de weg niet in mijne oogen. Wij hielden ten zeven uuren ftil, wij moesten eenen berg, die aan onze Koriaken bekend was, bereiken, welke deeze voor de eerfte rustplaats in onze reismaat hadden aangetekent. Te vergeefs zou ik verlangt hebben om een fchuilplaats in de bosfchen te zoeken (0), dewijl het ge- ai cic **«*r.i»X tb £■■'■ 0*5 8' }•!> »c^Kr* «os, O) Gelijk ik doen kon, zo lang ik doof bonden getrokken wierd.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 99 gemak van den reiziger in het minfte niet in de keus der rustplaatzen in aanmerking komt; dat der rendieren word alleen geraadpleegt, en de plaats, die het meefte mos opleevert, heeft altoos de voorkeur ; ter halver weg van den berg wierden onze rendieren uitgelpannen, men vergenoegde zich om dezelve aan leisfels vasttemaaken, oogenbliklijk zag ik ze bezig met de fneeuw om te krabben, onder welke zij zeer wel bun voedzel weeten te vinden. Eenige treden verder wierd onze kookketel geplaatst, de duurzaamheid van onzen avondmaaltijd was evenredig aan deszelfs foberheid, ik verzogt mijn Koriakfche prins daar op, die bijzonder vergenoegt fcheen over zulk een eerbewijs. Ik lag mij vervolgens op de fneeuw, alwaar men mij eenige uuren flaapens vergunde; de tijd verftreekenzijnde, kwam men mij onmeedogend wekken ten einde ons wederom op weg te begeeven. Het is noodig te weeten, dat de Koriaken in togten van vier, vijf of zes dagen bijna geen rust neemen; de rendieren zijn gewoon om dagen nagt, twee of drie agtereenvolgende uuren te loo< pen, vervolgens fpant men ze uit, om dezelve omtrent één uur te laaten weiden, waar na ze met denzelfden iever wederom vertrekken, en herhaalen dit alle dagen tot aan het einde van de reis. Hier uit kan men, ligt opmaaken dat ik G 2 mij April Deu o.  1788. April Den ö. Ik begor zelfs te mennen. ioo Reize van de Lesfeps mij gelukkig rekende, wanneer men mij des nagts twee uuren lang de ftaap vergunde; dog dit duur. de niet lang, langzamerhand wierd ik genoodzaakt van mij aan de gewoonte mijner onbuigzaame geleiders te gewennen, en ik moet bekennen dat zulks mij moeijelijk viel. Voor dat ik mijn flêe beklom, zeide mijEviava dat hij de noodzaaklijkheid gewaar wierd om het rijtuig te verligten, dewijl het gewicht van twee perfoonen op den duur te zwaar voor onze dravers zou vallen, en dat zo ik zelfs wilde beproeven om te mennen, hij zich op een der fleeden zou plaatzen, die ons leeg volgden, om ingeval van eenig ongeluk of verlies van rendieren te kunnen gebruikt worden; het voorftel was te zeer na mijn fmaak, dan dat ik geaarzeld zou hebben om het zelve aanteneemen, ik vatte fpoedig de teugels aan en begon mijne oeffenfchool. Ik vond het zelve niet minder ongemaklijk, dan dat waaraan ik mij te Bolcheretsk onderworpen had, met dit onderfcheid echter, dat ik als toen de eerfte was, die lagchen moest om mijne menigvuldige tuimelingen, terwijl ik hier de verfchrikkelijke proef van derzelver grootfte gevaarlijkheid ten mijnen kofte meende te ondergaan; het rendier, ter {linkerzijde aan het fteunpunt van de flêe aangefpannen zijnde, raakt deszelfs  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 101 zelfs trekzeel bijna aan den linker voet van den rijder, die met eene geduurige oplettenheid moet zorgen, dat hij 'er niet in verwart. Eens miste mij dit, het zij uit agteloosheid of oner« vaarendheid, en een fchok wierp mij over de linkerhand, terwijl mijn been in deeze noodlot tige trekzeel bleef vastzitten; de geweldige floot die ik in het vallen onderging, of, zo ik geloof, de hevige en oogenblikkelijke fmert welke mij dit been veroorzaakte, deed mij onvoorzigtiglijk de leisfels ontglippen om de hand daar aan te brengen; door welk middel mij nu te ontwarren? de rendieren denzelfden teugel niet meer gevoelen, de, fieepten mij met des te meerdere fnelheid voort, iedere pooging dia ik tot mijne verlosfing aanwende, deed dezelve moediger en meer verhit worden; dus door mijne rendieren voortgetrokken, fleepte mijn hoofd over de fneeuw en floeg zonder ophouden tegen de fchaats van de flêe; dat men zich mijne fmerten voorftelle; ieder oogenblik fcheen mijn been te zullen breeken; reeds begaven mij de krachten om te roepen, ik verloor mijne kennis, wanneer ik door eene werktuigelijke beweeging de linker arm juist op mijne leisfels floeg die ginds enherwaardsflin. gerde; een nieuwe fchok van het rijtuig deed mij den arm terugtrekken, en dit was genoeg om mijne rendieren optehouden welke ter zelfdertijd G 3 dooi 17R8. April Den 6  102 Reize van de Les/eps r-8R. April Den 6. door eenige van mijn gevolg wierden ingehaald; de anderen liepen naar mij toe, niet anders verwachtende dan dat ik gevaarlijk gekwetst zou zijn. Ik vernam vervolgens van mijne foldaaten dat zij gevreest hadden van mij niet meer levendig te zullen vinden. Echter na eene fiaauwte van eenige minuuten,.zijnde een natuurlijk gevolg van de ontroering en fchrik die ik gehad had, bekwam ik mijne zinnen en krachten allengskens wederom; ik geraakte met een fterkekneuzing aan het been en pijnen in het hoofd die geen de minfte gevolgen hadden vrij, het genoegen dat ik aan dit gevaar ontfnapt was, deed mij de moed hervatten; ik beklom op nieuw mijn flêe en vervolgde mijn weg even als of mij niets vvedervaaren was. Hier door omzichtiger geworden, gebruikte ik de voorzorg, om wanneer ik omviel, aanftonds mijne rendieren op te houden; want ik had alle reden mij gelukkig te achten, dat deeze in derzelver onftuimige woede mij niet tusfchen de bergen vervoerd hadden (ƒ>); en hoe zou men dezelve dan hebben kunnen agterhaalen ? Somtijds brengt men drie of vier dagen door om ze te volgen , en het gelukt niet altoos om ze wederom te krij- (pj Zij waaren wel van dè weg afgeweeken, dog zij fleepten mij maar omtrent vijftig treeden voort.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 103 krijgen; dit bericht, het geen mij door onzeKo riaken gegeeven wierd , deed mij voor'mijne brie ven beeven, terwijl de kist waar in die geplaats waaren, op mijn flêe was vastgemaakt, en mr dus alle oogenblikken kon ontvoerd worden. Ik liet ter (linkerzijde het dorp van Karbanda j gelegen aan den oever van de zee, omtrent negentig werften van Ingiga; datOitrogisvan geen het minfte belang, na het geen men, ten minften op de afirand van een werst daar van kan oordeelen: drie werften verder, wierd ik aan dezelfde kant, twee yourtes en zes balagans gewaar , alwaar inwoonders van dat dorp de zomer komen doorbrengen. Wij reisden nog zeven werften om onze bepaalde rustplaats te bereiken, namelijk, een flegt gehugt, in het midden van een klein bosch, het geen door de rivier Noyakhona belpoeld word; het beftaat uit eene enkelde yourte, en drie of vier balagans, daar woonen's zomers en 's winters tien a twaalf Koriaken, die mij vrij wel ontfingen; ten minflen bevond ik mij daar onder dak, en dit was zeer veel voor iemand die dikwils genoodzaakt was in de open lucht, en op een bed van fneeuw te flaapen. Des morgens tegens twee uuren, lieten wij onze rendieren opzoeken, die van de wooningen verwijderd waaren, om reden van daar door G 4 be' .. 178R. April. Den 7. Dorp van Karbanda. Rustplaats in een gehugt aan den oever vandeNoijakhona. Den S.  104 Reize van de Lesfep 17*8. jtpril D>n 8. beter in derzelver voedzel te kunnen voorzien, en ze voor de verflinding der bonden vanhetgehugt te bewaaren. Wij begaven ons weder op weg, dog den dag leverde niets bijzonders op. Eviava niet recht weetende waar de yourte van Oupiavin's broeder gelegen was, ftelde mij des, avonds voor, om een berg die aan onze linkerhand nog overterijden, dewijl hij hoopte op denzeiven een zijner landgenooten te zullen aantreffen, die misfchien daar beter bekend zou weezen dan wij; na anderhalf uur wcgs afgelegt te hebben, bereikten wij den top, van waar wij, de oogen ginds en her waards flaande, te vergeefs ZOgten te ontdekken de wooning van dien ande« ze zwervende prins; niets duide zijn verblijf aan, en de nagt belette ons gezicht zich verder uitteftrekken. Eviava was mistroostig, dewijl ik zeer vermoeijd en weinig gefchikt was om voorwaard? te komen. Om hem genoegen te geeven, zeide ik hem dat hij alléén zijn vriend zou gaan opzoeken, en zich ter dezer plaats weer bij mij voegen, alwaar ik ^ terwijl ik hem wagtende was. zou uitrusten; na verloop van drie uuren, kwam hij zeer verheugd mij wakker maaken, hij had de prins Amoularaoula en zijne geheele hordp gevonden; de een en den ander verzogten mij aanhoudend van de plaats waar ik mij bevond Yer^ten, voor den volgenden morgen,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 105 dewijl zij mij gezamentlijk wilden te gemoet ko men, Ik was deswegens zeer wel te vredeu. nadien ik daar door een goede nagt maakte. Bij het aanbreeken van den dag zag ik deeze nieuwsgierigen verfchijnen; het opperhoofd naderde mij het eerst, om zijne plichtpleeging op de Koriakfche wijs afteleggen, het geen hij, met een fraaije rood en zwartachtige vos, offévadouschka tot een gefchenk verzelde, welke hij onder zijn parque van daan haalde, en mij dron£ het zelve aanteneemen (jf). Uit erkentenis voor deeze beleeftheid, onthaal de ik de geevers op brandewijn en tabak, waai van ik mij rijkelijk te Ingiga voorzien had, er na dat ik hen had betuigd, hoe gevoelig ik vooi hun verplichtend onthaal was, nam ik van hen affcheid, voorzien van alle de noodige onderrichtingen , welken wij verlangen konden om onzen weg wel te bellieren. Hoe zeer de fneeuw zeer dik lag, en geene vastheid had, zo Hepen echter onze rendieren met (#) Deeze behandeling was mij des te aangenaamerdewijl ik dezelve niet verwagte; tot dus verre had ik van geen Koriak eenig gefchenk ontfangen. Ik zou zulks niet bemerkt hebben, indien ik niet, bij de verlaating de goed« aartige Kamfchatters die mij met gefchenken overlaaden hadden, getragt had de hoedanigheden deezer twee volkeren te vergelijken. G5 1788, April Den 9. Bezoek en gefchenk , het welk ik van den Prins Amoulamovila onifang.  1788. April Den p. Aankomst bij den Broeder van Oumiavin. 106 Reize van de Les fep s met een verwonderenswaardig gemak en fnelheid voort, zij hebben dit boven de honden vooruit, dat derzelver voeten meer oppervlakte beflaande, minder inzakken; men behoeft deeze met geene raketten voor uit te loopen om hen den weg te baanen; dog de honden worden niet zo fpoedig moei, en bij gevolg bevrijden die de reizigers van de onaangenaamheid, van om de twee of drie uuren te moeten ophouden. Onder weg, fchoot ik verfcheide patrijzen, uit de menigte die wij 'er van zagen is het optemaaken, dat ze zich in deeze ftreeken komen verlustigen ; eenige wilde rendieren namen op onze aankomst de vlugt en lieten mij naauwelijks den tijd om ze te kunnen befchouwen, gelukkig dat ik door den overvloed van mijnen voorraad niet in verzoeking geraakte om dezelve te fchieten. Op den middag konden wij reeds de Stoudé Naïa-reka onderfcheidentlijk zien, en ten één uur waaren wij die overgetrokken, of liever wij bevonden ons bij den broeder van Oumiavin, bij wien Eviava aangenomen had, mij te zullen 0verbrengen. Mijn nieuwe Gastheer kwam mij aan het hoofd van zijn gezin te gemoet; hun genoegen over mijne aankomst blonk hen ten oogen uit, ieder beieverde zich het zeerst om mij te naderen; de aanfpraak van den ouden vorst was kort, dog har-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 107 hartelijk en vervuld van die genegenheid welke hij mij reeds betoond had; hij verzogt mij, om van hem en alle de zijnen te willen gebruik maaken ; alle hunne bezittingen waaren tot mijn dienst, ieder bevlijtigde zich als toen om mijne fleeden en andere zaaken onder dak te brengen, ik had alleen maar aan mijne brieven te denken, en om deeze zelfs te kunnen draagen, moest ik hen uitleggen dat ik dit kistje nooit verliet. In de yourte getreden, betaalde ik de postkosten aan den prins Eviava. Ik had twaalf fleeden ieder met twee rendieren befpannen; de weg dien wij afgelegd hadden beliep honderd vijf en tagtig werften, dus was ik voor mijne vier en twintig rendieren, zeven roubels en veertig Kopecks verfchuldigt f>); wanneer mijn goeden leidsman deeze fom ontfing verbaasde hij zich over mijne edelmoedigheid; wat ik ook deed om hem te betoogen, dat het als geen gift kon aangemerkt worden, het geen ik hem wettig fchuldig was, het was onmogelijk om hem mijne berekening te doen bevatten; zijn oude deun bleef altoos dat hij nimmer een zo braaf man aangetroffen had : hem te betaalen om dat hij mij had verplicht, fcheen in zijne oogen een daad van ver- 00 Dat is te zeggen de waarde var» vier paarden in Slberien en in Kamfchatka voor de postbodens. 178R. April Dtu 0,  1788. • April Den p. 1 j ] Bijzonderheden wegens mijne gastheer. [08 Reize van de Lesfeps /erhevene deugd; uit zo veele loffpraaken, zou men de Ruslen kunnen verdenken , van meerdee bezuiniging in het werk te ftellen; men meent n der daad, dat hunne reizen door deeze ftreecen niet zeer kostbaar zijn. Wij hielden ons vervolgens met ons middagmaal bezig, het geen aller vrolijkst was, Eviava m mijn gastheer aten met mij, de brandewijn ivierd niet gefpaard, en mijne verrukte gasten herinnerden zich niet, ooit zulk een goeden cier gemaakt te hebben. Het overige van den dag hield ik mij bezig Dm alles wat mij omringde natefpooren en te ondervraagen, dog de leezer zal mogelijk begeerig zijn, meer bijzonder de braave Koriak te leeren kennen a die mij met zo veel beleefdheids ont6ng. Hij is ook Oumiavin genaamd, en in zijne kindsheid onder de naam van Siméon gedoopt, waar door hij van zijn broeder onderfcheiden word, hij erkende in de beste trouw dat hij geen het minfte denkbeeld had van de Christelijke Godsdienst; men had zo weinig zorg gedraagen om de jong bekeerde te onderwijzen, dat hij in het minfte geen bewustheid had van zijne verplichtingen , nog van de eenvoudigfte leerftukken der Evangelifche wet; overgegeeven aan het onzinnig mengfel der dwaalingen van zijn land, en van eeni-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 109 eenige uitwendige gebruiken van het Christendom , waar van hij zich een gewoonte gemaakt had (O» vond hij gelukkig in zijn hart de grondbeginzels van eene natuurlijke zedeleer, die alleen zijne daaden beftiert. Even als alle de Koriaken, is hij klein van perfoon en bruin van couleur; op zijn aangezicht vertoont zich zijne ziel, een klaarblijkelijke openhartigheid en goedaartigheid, die het geheel van zijne geflalte oplevert, doet eengunftig vermoeden van hem opvatten, en, zijn fneeuw wit hoofdhair, als mede de gelijkmaatigheid van zijne wezenstrekken verfchaffen hem een waarlijk verheven aanzien; hij is aan de regter arm verminkt, door de gevolgen van een zeer gevaarlijk gevegt het geen hij tegens een beer gevoerd had; de fchrik had zijne medemakkers van den anderen verfpreid, alleen bood hij aan het dier tegenfiand , en hoezeer hij maar van een mes voorzien was, gelukte het hem eindelijk van het zelve ter neer te werpen en te dooden; de jagt is zijn grootfte vermaak, niet minder behendig dan floutmoedig, word (ï) In de tegenwoordigheid der Rusfen, Het hij nooit na om de gewoonlijke Kruistekenen te maaken, namelijk bij het binnentreden in de yourtes, en voor en na den «eten. 17S8. Aprii Den 9.  HO Reize van de Lesfeps 1788. April Den 9. Ontwerp van Siméon Oumiavin. word hij ook voor een zeer gelukkig jager gehouden. Dog het was boven al door zijne krachtige geestvermoogen dat hij mij veel achtingswaardiger en belangrijker voorkwam; het ontwerp dat hij ge-, vormd had, en waar van het te bejammeren is dat men de uitvoering belet heefc, kon niet anders dan uit wel geordende harsfens voortkomen, ten minften duid het veel gezond verftand aan, en meer opmerkzaamheid als men wel bij zijne landsgenooten zou verwachten, ziet hier wat daar toe aanleiding gaf. Zedert lang viel het, dit onbuigzaame en jalourfche volk omtrent hunne vrijheid, moetje» lijk om zich aan het denkbeeld te gewennen van fchatting-fchuldigen van Rusland te weezen; het geftrenge beftier der bevelhebbers wierd door deeze wilden voor een dwingelandsch misbruik van magt gehouden; en inderdaad, onder het getal der mindere officieren, waaren 'er zonder twijffel veelen die zich geweldenarijen veroorloofden amtrent de nieuwe onderdaanen van het Rusfifche rijk. Siméon Oumiavin was de eerfte, welke door ieeze knevelarijen tot den opftand verwekt wierd; nog meer verbitterd door de hardvogtigheid der afpersfers, dan wel over hunne plunderingen, was  uit Kamfchatka tiaar Frankrijk. m' was hij bij zich zelfs overreed dat een zodanig gedrag niet door eene Souveraine kon goedgekeurd worden, welkers goedheid en rechtvaardigheid men niet ophield te roemen , deeze Schrandere aanmerking maakte op zijn geest de grootfte indruk, en deed zijne natuurlijke kloekmoedigheid ontwaakenj dadelijk eenige diergelijke ilachtoffers, die even als hij van de onrechtvaardigheid deezer kleine dwingelanden veel te lijden hadden verzamelt hebbende, deelde hij hen zijne overleggingen, en zijn voorneemen mede. „ Mijne broeders! zeide hij tot hen, gevoelt „ gij het gewicht uwer ketenen? Zijn wijgeboo„ ren om die te draagen, om den prooij van „ deeze gierige bewindvoerders te zijn, wier be„ geerlijkheid, onder het dagelijks misbruik van „ hun gezag, ons befchouwd als een goed het „ geen zij na hun welgevallen kunnen verteeren „ en gebruiken? wat hindert ons om ons van „ dien geesfel te verlosfen ? het is niet door de ,, wapenen dat wij zulks moeten beproeven; de „ onzen zouden onvoldoende zijn, en onze vij,, anden zouden des te gedugter uit hunne asfche „ te voorfchijn komen, dog laaten wij onder„ neemen de onmeetelijke ruimte der landen door„ tetrekken, welke zij hebben weeten te door„ loopen om tot ons te komen; laaten wij onze „ klagten doen hooren tot in het verblijf van on- „ ze 1788. April Den 9  »?88. April Den 9. Ha Reize van de Lesfeps „ ze Keizerin; het is onder haar naam en nietöjj „ haar bevel dat men ons knevelt, dat men onS „ berooft; zo veele kwaade behandelingen, zo „ veele fchelmerijen worden door de wijsheid „ van haare regeering geloogenftraft; haare on,, waardige bewindslieden zijn de eerfte om de ;, zagtheid daar van te verkondigen ; fpoeden „, wij ons aan haare voeten te werpen en onze klag„ ten voorteftellen; zij is onzer aller moeder, zij „ zal aan het gefchrei van een gedeelte haarer on„ derdaanen gehoor geeven, die zij niet anders „ kan kennen en beoordeelen dan uit de leugen* „ achtige verhaalen van haare afgezanten". Deeze redevoering, die ik hier zodanig mededeel als mij dezelve ten naaften bij door Oumiavin opgegeeven is, bezielde alle de gemoederen met gelijke verontwaardiging en iever. Ieder wilde om het zeerst naar Petersburg, de vermogendfte en de ftoutmoedigfte verkreegen de voorkeur ; het vrij wel fpreeken van de Rusfifche taal verwierf den ontwerper van dit denkbeeld, de eer om aan het hoofd van de bezending geplaatst te worden, welke van een meenigte kostbaars zaaken tot gefchenken voorzien wierd; te Okotsk gekomen , hadden onze reizigers onderftand noodig, zij vervoegden zich aan den bevelhebber, hem verzoekende van hun de noodwendigheden te verfchaffen, om ten minften tot Irkoutsk te kun-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. ti% kunnen geraaken : dan deeze had kennis van hun befluit gekreegen, hij voorzag het gevaar daar van, en nam maatregelen om derzelver togt tegen te gaan. Onder het fpksvondig voorwendzei van dadelijk de goedkeuring van het generaal gouvernement te zullen vraagen, hield hij hen geduurende eenige maanden bij zich. In dien tnsfchentijd deed hij alle de raderen der verleiding fpeelen; redeneeringen, vleijerij, alles wierd in het werk gefield om hen van derzelver reis te doen afzien; dog ook alles was vrugteloos, zij bleeven onverzettelijk; als toen nam men toevlucht tot geweld, duizendftrikken wierden hen geipannen; door de vervolging,de opkooping (monopols) wist men hun onaangenaamheden te berokkenen ; en om hun voor dit alles te flraffen, noodzaakte men hen eindelijk om wanhoopend en fchaamrood te rug te keeren over de opoffering en het verlies van het grbotfte gedeelte hunner goederen en rendieren. De treurige ondervinding hier van deed het opperhoofd van het Koriakfche bondgenootfchap den moed niet verliezen. In zijne oogen was dit een nieuw bewijs voor de noodzaaklijkheid van zijn voorneemen, en van deszelfs uitvoering; zedert hield hij zich daar altoos mée bezig, in de hoop, dat eenmaal de omftandigheden hem II. Deel. H onn- l?89. April Den 9.  April Den <-). 114 Reize van de Lesfeps gunftiger zouden weezen; wanneer ik bij hem kwam, brande zijn hare nog van verlangen om die reis te onderneemen; „ Ja, zeide hij tot „ mij, ik zou niettegentfaande mijne hooge jaa., ren op het oogenblik vertrekken; mijn oog„ merk zou niet meer het zelfde zijn , en zeker „ zou ik diergelijke hinderuisfen niet meer te ,, vreezen hebben, want alle onze bevelhebbers „ verdienen tegenswoordig ons vertrouwen en „ onze loffpraaken , mijne begeerte zou daar „ heenen ftrekken om onze fouveraine te zien, ,, fomtijds, voegde hij 'er bij, zoek ik mij een „ denkbeeld te vormen van haar prachtig verblijf, „ van den rijkdom en de verfcheidenheid, die daar „ hcerscht; dit vernieuwt mijne aandoeningen „ van haar niet te hebben kunnen befchouwen ,, in het midden van haare grootheid en roem„ rijke regeering. Zij zou ons eene godheid toe., gefcheenen hebben , en het getrouw verflag, „ dat ieder van ons des wegens aan zijne land„ genooten had kunnen mededeelen, zou in al„ ie de harten den eerbied en de onderwerping „ hebben ingeprent; veel meer gekeend door „ de liefde, als weleer door de vrees, is 'er nie„ mand onder ons, die niet met blijdfehap de „ frhattingen , met gematigdheid opgelegd, zou „ willen voldoen; wij hadden onze nabuuren ge-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 115 „ lecrd om haare regeering te beminnen, wan„ neer wij hen getuigen gemaakt hadden van ons ,, geluk en van onze dankbaarheid." Bijna alie mijne gelprekken met deezen welmeenenden Koriak, waaren van dien aart: ik heb gemeent dezelve hier te moeten affchrijven ,• om de afbeelding van zijne hoedanigheden geheel te fchetzen; dat het mij nu geoorloofd zij van 'er nog eenen trek bij te voegen. • De verbaazende kosten, welke hij gemaakt had, fcheenen zijn geheelen ondergang na zich te zullen fleepen; hij had lang werk om.zijne kudde) weder aantevullen, welke, in zijne afweezendheid, uit gebrek aan oppasfing en door de ongetrouwheid der wachters, verfmolten was; het was in dit oogenblik,dat hij zich noch edelmoediger betoonde. Eenige maanden te vooren had een zijner naastbeftaanden alle zijne rendieren verboren, en zag zich tot de dienstbaarheid gebragt. Siméon Oumjavin kwam ter zijner hulp, en leende hem zonder intrest eene kleine kudde. Bij zijne terugkomst van deszelfs. mislukte zending, weigerde hij, niettegenflaandezijnenuiterften nood, dezelve te rug te neemen, dewijl hij die niet genoegzaam vermeerderd vond , om daar van een zeker getal aan zijnen fchuldenaar, in. geval die zijn Schuld afdeed, te laaten behouden. H a Dit jipril Den 9. Edelmoedige trek ;an deezen Coriakchen Prins,  : 1788. April Den 9. ' Kudde van rendieren. J j I ( 1 < \ 1 1 116 Reize van de Lesfeps Dit is in der daad de eenigfte rijkdom van dit wervende volk; het opperhoofd van een horde sezit zelden minder dan twee of drie honderd endieren; verfcheiden hebben 'er drie a vier Juizend; de kudde van Siméon Oumiavin kon ils toen op agt a negen honderd beloopen, welkers gezicht mij het grootfte vermaak verfchafte. Op de kruin van een berg, in de nabuurfchap /an de Stoudenaïa-reka, zag men die meDigte /an rendieren, dan eens bij den anderen, dan vederom verftrooid, zoekende de mos onder den lieeuw ; zelden dwaalen ze af en altijd vind men ze zonder moeite wederom; des avonds van mij« ie aankomst zag ik deeze vertooning; men verzamelde ze, om er het getal, dat ikbenoodigthad, rittekiezen; in minder dan een quartier uurswas zulks gedaan: op het gefchreeuw der herders naderden de tamgemaakte rendieren; de jongen, :n die geenen, welken vrij van of buiten den Jienst waaren , liepen ter zijde weg; die, welken ïe fleeden voorttrekken, en de onhandelbaaren vierden in een kring gejaagd , en door middel ran een flrik, dien men dezelve met eene bijzon* ïere behendigheid omwierp, bemagtigde men ze poedig; de keus gedaan zijnde, wierden die voor nij gefchikt waaren afgezonden, en indien men iie niet vastgemaakt had, zouden zij zich fpoeïig bij de anderen gevoegd hebben. Men  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 117 Men ipant de wijfjes gemeenlijk niet voor, deeze worden bewaard tot voortplanting van het geflacht, In den herfst worden ze gepaard, en in de lente werpen ze haare jongen; de jonge mannetjes, voor de fleeden gefchikt, ondergaan de ontmanning ten naaften bij op dezelve wijze als de honden in Kamfchatka. Onder eene kudde, vind men altoos drie of vier rendieren tot de jagt aangelegt; de natuurlijke neiging {inftincT) van dit dier is onbegrijpelijk; hij jaagt al weidende: ontmoet hij een wild rendier, dan bootst hij dik wils, zonder eenig teken van vreugde of verwondering te geeven, al graazende den gang en alle de gewoontens van het zelve na, dat fomtijds zonder den ftriktebemerken zich bij den ander vervoegt; welhaast ziet men ze te zaamen fpeelen, hunne hoornen vlegten zich door een, zij verlaaten elkander, keeren wederom, vlugten en vervolgen zich beurtelings; geduurende dit fpeelen weet het tamme rendier langzamerhand zijn prooij onder het bereik van hec fchot van den jager te brengen. Met • een wel afgericht rendier heeft men het vermaak het beest levendig te vangen, het is genoeg om aan de hoornen van den eerften een ftrik vast te maaken, dien hij al fpeelende om de hoornen van zijn tegenpartij vastmaakt, hoe meer de een pogingen aanwend om 'er zich van te ontdoen, H 3 hoe 1785. April Den 9,  ii8 Reize van de Lesfeps 1788. 1 April Den y. ( t 1 I ! ] ' ) Gefchenk ?an Oumitvin. 10e vaster de flrik toegaat, en de ander meer n meer na zich toetrekt, ten einde zijn meefter ijd te geeven om 'er bij te komen: dik wils ge>eurt het ook , dat het wilde rendier de list misrouwt, en zich aan het gevaar door de vlugt jnttrekt. Wanneer een Koriak des morgens uit zijne yourte te voorfchijn komt, ziet men zijne rendieren zich rondom hem verzamelen, ten einde ïunnen drank te bekomen, die derzelver grootIe lekkernij uitmaakt, dit is menfehenpis, dien nen zorgvuldig in potten of in korven verzamelt (O- De geheele kudde werpt zich om het zeerst op deezen drank, die in een oogenblik verzwolgen is, hoe groot de portie ook zijn mag. Siméon Oumiavin liet in mijn bijweezen een jong rendier dooden, zijnde het befte , dat hij bezat, men fneed het in ftukken, om tot voorraad voor mij te kunnen dienen, en hij voegde 'er de helft van een wild rendier bij, waar van het vleesch mij nog fappiger voorkwam; hij gaf mij ook vier zeer fraaije rendieren vellen (u). Wij keerden vervolgens naar zijne yourte, alwaar ik den (/) Deeze korven van ftroo gemaakt zijn zo kunfiig gevlogten, dat het vogt 'er niet kan doorzijgen. («) Men moeropmerken, dat men onder honderd jonge rendieren yellen, pouijiki genaamd, er naauwlijks ivvee aan-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 119 den nagt op mijn matras doorbragt, die ik ineen hoek had doen uitfpreiden. Hoe zeer de benaaming het zelfde is, heerscht er echter geene de minfte gelijkheid tusfchen dg wooningen der zwervende Koriaken, en de onderaardfche verblijfplaatzen der Koriaken , die een vaste woonplaats hebben; het fchijnt, dat de Rusfen , niet weetende, hoe de verfchillende legerplaatzen van deeze volkeren te benoemen, voor die allen maar den naam van yourte aangenomen hebben, zonder zich te bekommeren over deszelfs oorlprongelijke betekenis, namelijk, die van onderaardsch verblijf; de yourtes, waar vanhier gefprooken word, zijn, om eigentlijk te fpreeken, tenten, die in de gedaante van hutten op den grond geplaatst zijn. Om 'er de fondamenten van te ftellen, doed men niets anders dan den omtrek op de fneeuw aftetekenen, die fneeuw, welke binnen de lijn gevonden word, werpt men naar buiten; vervolgens plaatst men op gelijke tusfchen wijdte een groot aantal ftokken, die zich van boven zamenvoegen, en de een aan den ander tot onderfteuning dienen; deeze boerfche tirnrneragie word door een liegt dak van bereide rendieren vellen bedekt, het zelve bevat den geheelen buiten» aantreft, die voor kleeding kunnen gebruiktworder. Men vind er ook, die geheel wit zijn. H 4 ï7ps. dpril Don o; Yourte van de zwervende Koriaken.  120 Reize van dg Lesfëps 1788. April Den o. tenften omvang van de yourte, van deszelfs grondvesten af (V) tot op eenige voeten afftand van den top, die open blijft om van binnen lucht te geeven, en een doortogt aan den rook te laaten ; hier Ipruit uit voort, dat men in het midden van de woonplaats aan den regen en fneeuw is blootgeftelt, alwaar die zonder eenige tegenftand doordringt; echter plaatst men daar dehaardftee, en de keuken ; het gezin, en deknegts , die de kudden bewaaken, flaapen onder po/ogs, zijnde een foort van huisjes of zeer laage tenten, bij verdeelingen rondom en tegens het behangzel van de yourte gerangfchikt; deeze pologs zijn even als de vierkante tentjes der Tchouktchis. Men kan aan de ongeftadigheid van dit zwervende volk de uitvinding hunner wooningen toefchrijven ; de overbrenging van het huis zeer gemaklijk zijnde, kost het hun weinig moeite om te befluiten van eene andere ftreek te gaan bewoonen. Bij de eerfte behoefte of de minfte verdrietelijkheid word de tent opgenomen; men maakt de ftokken langs de fleeden vast, op dewelke de bekleedzels met het reisgoed ingepakt , worden, f» De yourte van mijn gastheer beftond uit omtrent vier toifes (halve roeden) middellijns, en was ten naaften bij van dezelfde hoogte; deszelfs omtrek was van twaalf toifes, en het dak eindigde.ip een kegelvormige gedaante,  uit Kamfchatka naar Frankrijk, iai word. Wanneer de nieuwe grond uitgekoozen is (j), zet men zich daar zodanig neder, dat men ieder oogenblik wederom opbreeken kan: men laat dienvolgens bij de wooningen de gelaaden fleeden ftaan; en de goederen worden niet ontpakt, dan naar rr.aate men dezelve benoodigt heeft. Wanneer ik bij Siméon Oumiavin aankwam, vond ik daar twaalf fleeden tot mijne vervoering gefchikt; het eerfle, dat die prins deed, was mij te verzekeren, dat hij mijn leidsman zou zijn, en dat hij mij, indien het noodig waare, tot aan Yamsk zou vergezellen. Ik was over dit verplichtend aanbod zeer tevreden, en den io namen wij des morgens ten agt uuren de reis aan; des middags trokken wij de Tavatoma over, na dat wij reeds vijfentwintig werften afgelegd hadden. Begeerig om eene warme bron te zien, die Oumiavin mij in de nabuurfchap aanwees, bond ik* raketten aan, om te voet een klein boschdoorte-i gaan, aan welkers zoom dezelve een beek vormt van zes voet breed, die in de Tavatoma valt. Ik fcheide van mijn gevolg aan de bogt, welke die ri- (y) De nabuurfchap der rivieren, en boven al der plaatzen, waar men overvloed van mos vind, word, gelijk ik reedt gezegt nebbe, altoos het meest gezogt. H 5 1788. April Den 9. Vertrek. Den 10. Warme ronnen an Tava>ma.  1788. April )en io. 122 Reize van de Lesfeps rivier ter deezer plaats befchrijft. Ik was met hen overeengekomen, dat zij geduurende dien tijd den hoogen berg, die ter onzer rechterhand lag, zouden overrijden , en daar, terwijl ze mij wachtende waaren, onze rendieren laaten weiden, en al het nodige tot het middagmaal gereed maaken; Ik, alleen van den Heer Kisfe'liolfverzeld, moest twee werften gaan om aan de bron te komen. Deeze heeft het voorkomen, als of ze uit verfcheide anderen beftaat, welken uit een berg ter (linkerzijde van de rivier hervoortkomen, en zich in derzelver val vereenigen. Een dikke rook verheft zich wolksgewijze boven dit water, dog het verfpreid geen de minfte kwaade lucht, de hette is zeer fterk, en de kooking onophoudelijk; het zelve heeft eenen onaangenaamen en bijtenden fmaak, welke zwavel en zoutdeelen aanduid, mogelijk zou men door de ontbinding daar ook ijzer en koper in ontdekken, dit is zeker, dat de fteenen, die ik langs de beek opraapte, allen van dien aart fcheenen , als of ze door een vuurfpuwenden berg uitgeworpen waaren; dog ik moet meede opgeeven het uitwerkzel, dat dit water op ons voortbragt. Ik had 'er maar even den mond mêe geipoelt, en ter zei ver tijd waschte de Heer Kisfdliof zich daar meede hetaangezicht; een half uur daar na, wierd zijn vel opgezet, en mijn tong en gehemelte van het vel ontbloot: lang  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 123 lang bleef mij het ongemak bij, dat ik niets heets, of dat vaneen Herken fmaak was, kon gebruiken. Mijne nieuwsgierigheid voldaan zijnde, begonden wij weer te denken om tot ons gevolg te rug te keeren; tot dat einde meenden wij een zeer fleilen berg tegens over dien, waar deeze heete wateren ontlpringen, te moeten overklimmen; dog verplicht zijnde van onze raketten aftedoen, die ons veel meer agter.dan voorwaards deeden gaan, moesten wij denzelven ophanden en voeten overklauteren; het drie vierde gedeelte van den berg beklommen hebbende, verzogt ik, overftelpt van vermoeijdheid , en daar en boven vreezende, dat ik mij in den weg bedroogen had, mijn reismakker, die meerder dan ik geoeffend was om dus over de fneeuw voort te kruipen, dat hij zou tragten den top te bereiken, van waar ik hoopte, dat hij onze fleeden zou ontdekken; hij Haagde daar in, en na een uur wagtens en ongerustheids , zag ik den goeden Oumiavin verfchijnen, die mij een flêe bragt; wij waaren volgens zijn zeggen waarlijk verdwaald , en Kisfeüof had meer dan tien maaien gedagt te zullen bezwijken, voor dat hij onze kleine legerplaats vond; men begaf zich bij mijne aankomst wederom op weg en wij hielden niet dan zeer laat ftil, wanneer wij meer dan vijfentwintig werften van de heete bronnen van Tavatoma afwaren. Wij 1-38. April Den 10  124 Reize van de Lesfeps 1788. April Den 11. Den ia. Bergen vat Villegui. Wij meenden den ij. tot aan de keten van bergen te komen, dieVilléguinskoikhrébentgenaamd word, dog dit was onmogelijk; bij het eindigen van den dag begonden wij ze eerst te ontdekken ; wij wilden ze ten minften zo digt naderen', om zeker te zijn van ze den volgenden morgen te kunnen overtrekken. Een ieder onzer dagt er nabij te zijn, echter , waaren wij 'er nog agt werften van af, na deezen togt gedaan te hebben, moeften wij de kleine rivier (» die langs den voet van die bergen flingert, overrijden, vervolgens kwamen wij aan den Villegui, den hoogften van allen, en die aan den zeiven keten den naam geeft. Op het eerfte gezicht fchijnt hij ongenaakbaar. Eene naauwe engte vertoonde zich aan ons, en wij ondernaamen het om hem te beklimmen op het goed vertrouwen, dat wij in onzen princelijken geleider ftelden; vier uuren waaren naauwlijks voldoende om op den top tegeraaken; daar verloor ik den moed, wanneer ik zijne verbaazende hoogte in aanfchouw nam; dat men zich inderdaad eenen ontzagchelijken klomp voorftelle, die ten minften honderd toifes of vijftig roeden bijna lijnregte hoogte heeft, omzoomt met rotfen en fteenen, waar op de fneeuw niet is kunnen blijven leggen, maar door de or- caa- CO Deeze rivier word Viliéga genaamd,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 125 caanen weggevoerd is; het weinige, dat 'er op is gebleeven, maakt den weg zo glibberig, dat ieder oogenblik onze rendieren neervielen; niettegenftaande onze pogingen om de fleeden te onderfteunen veroorzaakte de fleilte, dat deeze telkens agter uit raakten, het geen ons ook geduurig deed terug deinzen, uit vrees, dat ze op ons mogten vallen, het was met ons gedaan geweest indien de voet gemist had; menigmaal wierd ik gewaar, dat, wanneer ik mij aan een rots hield, die ik meende vast te zijn, dezelve mij onder de hand begaf en als dan verloor ik het evenwicht. Zonder de hulp van Oumiavin en van mijne foldaaten, die naast mij opklommen, en welken mij ter juittei tijd tegenhielden, zou ik ongetwijffelt ter neergeftort hebben; wanneer ik om hoog was, kon ik niet zonder afgrijzen den weg befchouwen, dien ik gekomen was, het gezicht van het gevaar, het geen ik geloopen had, veroorzaakte mij eenezodanige beklemdheid, dat ik genoodzaakt was mij neer te zetten. Het was 'er verre af, dat ik mij behouden rekende, ik moest wederom afklimmen; mijn ieverige Koriak beduide mij zeer naauwkeurig tot mijne gerustftelling, hoe ik zulks onderneemen moest, zijn onderricht benam mij wel de vrees voor ongelukken, dog echter niet alle ongerustheid 1788. April Den ia  I?88. April Den jz. 126 /Jeiire tvzw rfe Lesfeps. heid: ik had een gedeelte van mijn reisgoed onder aan den voet van den berg laaten ftaan; wie zal het zelve durven gaan haaien, zeide ik tot mij zelfs? de moedige Otimiavin belaste zich daar mede, en vertrok aanftonds met eenigemanfchap. Een hevige dorst verllond mij : de kruin van den berg was wel met fneeuw bedekt, dog hoe zou men dezelve doen fmelten! geen heefter zagen wij om ons heen; de hoop van 'er in de laagte te zullen vinden deed mij befluiten om mijn geleider niet aftewachten,. maar van zijne raadgeevingen in het klimmen gebruik te maaken; wij begonnen met onze rendieren uittelpannen ; zij wierden agter de fleeden vastgemaakt, op ieder van welken zich twee menfchen plaatften; wij lieten ons vervolgens afglijden, even als de inwoonders van Petersburg, die zich op die wijs in de Carneval met ysbergen vermaaken , welken zij op de Néva vervaardigen; met behulp van onze ftokken hielden wij het rijtuig tegen, en beftierden het zelve; in minder dan agt of tien minuuten waaren wij om laag; gelukkig wierd ik eenige kleine cederboomen gewaar, wel.baast hadden wij vuur, en ik kon mij verfrisichen; het was als toen twee uuren in den namiddag, ten zeven uuren waaren wij allen weer bij den anderen. Oumiavin kwam onbefchadigd bij  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 127 bij ons, dog zo vermoeid, dat wij niet langer dan tot negen uuren konden voortreizen. De volgende dag was minder moeijelijk voor ons, dan wel voor onze rendieren; de fneeuw lag meer dan drie voet dik, en zo los, dat de dieren tot den hals daar inzonken; verfcheiden weigerden volftrekt dienst te doen, wij moeiten ze op de weg agter laaten; dit is ook een ongemak in het reizen met rendieren, wanneer men een grooten togt agter den anderen wil afleggen; men raag ze fpaaren zo veel men wil, zo dra ze moede worden, is men genoodzaakt op te houden of ze agter te laaten, als dan is het niet meer mogelijk om ze van de plaats te doen gaan. Ik hoopte den 14. des morgens te Toumané te weezen; wij hadden niet meer dan tien werften afteleggen, wanneer een hevige wind ons overviel, en ons fueeuwvlaagen aanbragt, die ons geheel verblinden; genoodzaakt om onzen togt langzaamer interichten, konden wij dit dorp niet bereiken dan des namiddags, ten vier uuren. Deszelfs ligging is ten zuidweften van Ingiga, op den afitand van vierhonderd veertig werften, in een klein boschje , dat door de rivier Toumané drie werften van deszelfs mond gefcheiden word. Drie yourtes, even zo veel houten magazijnen en een twaalftal balagans maaken dit Oftrog, en twaalf gedachten deszelfs bevolking uit; hoezeer 178?. April Den 13. Den 14. 3ftrog van routnané.  3 1788. ; April. Den 14. 1 en 16. i Oumiavin Is genood- . zaakt mij te verlaa- | ten. j I < t < t l t l t t t c c c r zB Reize van de Lesfeps :eer de rivier zeer vischrijk was (a), heb ikech* er fomrnige inwoonders, het zij uitluijheid, het zij uit een bedorven fmaak, zich met berken chors, in walvischtraan gedoopt, zien voeden. Het flègte wêer hield den 15 en 16 aan, dog e vergeefs zou ik mij op weg hebben willen begeven, onze rendieren waaren buiten ftaat, om nij verder te brengen. Oumiavin durfde mij :ulks niet zeggen; uit zijne treurigheid ontdeke ik reeds, het geen hij voor mij verbergen wille; op het eerfte woord, het geen ik deswegens ot hem voerde, verzogt hij reeds verfchooning, ven als of ik recht had gehad mij over hem te eklaagen, om dat hij zich in de onmogelijkheid levond, van mij volgens zijne belofte naar Yamsk ; brengen. Ik had veel moeite om hem te doen legrijpen, dat ik van zijnen goeden wil volmaakt vertuigd, en hem dankbaarheid voor alle zijne eweezene dienften verfchuldigt was, ik moest ijna boos worden, om hem eenige gefchenken e doen aanneemen, welken ik bij de kosten van e post meende te moeten voegen. Op zijn raad drong ik fterk bij de inwoon» ers aan, om mij alle de honden te bezorgen, ie zij krijgen konden; dog de naauwkeurigfte avorfchingen verfchaften mij 'er maar een gering aan- 0») Wij vischten daar uitmuntende lekkere forellen.  Uit Kamfchatka naar Frankrijk. 12Q aantal; en om die, welken ik noodig had, aanteVullen, kon men geen ander hulpmiddel uitdenken dan de jongen en zelfs de wijfjes, die binnen kort werpen moeften voortefpannen; deedelmoedigheid deezer lieden ging zo verre, dat ze een gedeelte van derzelver voorraad van gedroogden visch, die niet groot was, ten mijnen behoeven afftonden. Des daags van den 17. ging de wind leggen, dog de lucht bleef met zwarte wolken belaaden, die niet veel goeds voorfpelden; na dat ik ech-n ter van mijn getrouwen Simeon Oumiavin en van mijne vrienden te Toumané affcheid genomen had, vertrok ik des namiddags ten een uuren, verzeld van mijn geleide en al mijn reisgoed, op vijf open fleeden. Ieder voorfpan was van agt a tien honden; ik nam een man te meer om mij voor koetzier te dienen, dewijl ik geen fterkte nog moeds genoeg bezat om 'er mij langer van te kunnen ontdoen,- deeze vermoeijende oeffening1 had mij de krachten benomen. Het leed niet lang, of wij bereikten de zee, waar op wij ons begaven, ten einde zeven bergen te ontwijken, die den gewoónen weg ten uiterften moeijelijk maaken ; naauwlijks hadden wij vijftien werften gedeeltelijk over het ijs, gedeeltelijk langs den oever, afgelegt, alwaar wij tót ons geluk genoodzaakt wierden te rug te komen, de* I. Deel. I w;5i 1788. April Den 154 en iéu Den 17. Vertrek an Toulane. Storm,  13° Reize van de Lesfeps 1788. April Den 17. Verlaaten yourte. die ons ter fchuilplaats verilrekr. ivijl de fneeuw op nieuw met een zo onftuimigen wind nederviel, dat dezelve onze fleeden deed waggelen en de honden te rug lliet. Mijne leidslieden waarfchuwden mij fpoedig van het gevaar, ;n uit vrees van te verdwaalen, waaren zij van Dordeel, om daar digte bij een fchuüplaats te zoeken in een verlaaten yourte, die hun bekend was. Zij is gelegen aan eene kleine rivier genaamt Tovanna, twintig werften van Toumané: wij kwamen daar verkleumd van de koude, en met fneeuw bedekt; ieder wilde om het eerst daar in nederklimmen, ten einde zich in veiligheid voor den wind te ftellen, dog vier voet fneeuw bedekte deszelfs opening; wij plaatften onze fleeden in reijen, vervolgens baanden wij ons een doortogt met onze raketten, bij gebrek van fchoppen; deeze arbeid duurde een uur; wij hadden geen ladder om er inteklimmen; de ftoutmoedigfte waagde het om 'er in te fpringen, en de anderen volgden hem; wij vielen op een hoop geheel bevroozen zeewolven, en waar van fommigen half verfcheurt waaren, ongetwijflèlt door verflindende dieren, aan wien in het bevigfte van den winter deeze onderaardfche wooning veelmaals ter fchuüplaats zal gediend hebben. Eene Iedere zegen, in een hoek gefmeeten, was het eenigfte kenteeken, dat menfchelijke weezens dit hol bezogt hadden. Het is waarfchijnlijk, dat eenige  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 131 Koriaken uit de omleggende ftreeken daar van hun voorraadfchuur gemaakt hebben; de wanden waaren behangen met ijsfchotzen ,dieinkrisitallijnen'droppen afhingen; en waarlijk ik kon deeze wooning niet beter dan bij een ruime ijskelder vergelijken; ze is vierkant, en heeft vijf voet diepte op tien voet breedte. Terwijl wij bezig waaren om de zeewolven ter zijde te plaatzen, ten einde meer ruimte te hebben om ons te kunnen nederleggen, maakten mijne geleiders onze honden vast en gaven hun derzelver rantfoen van gedroogden visch ; terzelver tijd ontftak men het vuur, om ons te warmen en om onzen avondmaaltijd gereed te kunnen maaken ; daar na lag ik mij op het lederen net, het welk wij in de yourte gevonden hadden: een zeewolf diende mij tot een hoofdkusfen; mijne medgezeilen volgden mijn voorbeeld na, en behalven de (£) Dt fneeuw viel in zulk een overvloed, dat die arme dieren onder deszeifs dikte als begraaven waaren, dog gewoon aan het flegte wéér, verzamelen zij zich in gelederen en fteeken altoos den neus in den wind, zo dat de warmte van derzelver adem, terwijl die hun koud bekleedzei doordringt, voor de ophaaling een vrijen doortogt laat: zij weeten ook zeer wel, wanneer dudekzel te zwaar word, het zelve aftefchudden. I 2 1783. April Dsn 17,  1788. April Den 17. Den 18. I3a Reize van de Lesfeps de onaangenaamheid - van een weinig digt bij-den anderente leggen, bragten wij eenenzeergoeden nagt door, wij hadden aan de Koriaken van mijn gevolg een geheelen hoek ingeruimd, dog zij lagen de een op den ander, en konden zich zelfs niet uitftrekken; echter beklaagde zich geen van hun deswegens, nog fcheen 'er zelfs eenige aandagt op te vestigen. Ik zag hen even als de aapen neerhuiken, het hoofd in hun. parque winden, vervolgens met de elleboogen op deknie-è'n leunende, zo rustig inllaapen, als of zij wel op hun gemak geplaatst waaren geweest. Den volgenden dag veranderde de wind, dog even geweldig als die van daags te vooren, was hij ons nog hinderlijker; hij joeg den rook weer in de fchoorlteen, zo dat wij 'er bijna van verflikten en blind wierden. Toen beflooten wij, dat men geen vuur zou aanfteeken dan tegenseetenstijd. Ik wilde beproeven , of ik dit ongemak niet door eenige fchikkingen van buiten kon verhelpen ; wanneer ik buiten kwam, dagt ik door den wind omver gefmeeten te zullen worden. De Heer Kisféliof, die mij volgde, raakte zijn muts kwijt, hij wilde die met eenigen van onze leidslieden naloopen, dog te vergeefs! wanneer hij zich maar vijftien pasfen van onze fèhuilplaats verwijderd had,  uit Kamfchatka naar Frankrijk'. 133 had, verloor hij die reeds uit het gezicht, zon* der te weeten , naar welken kant zich te wenden, om die wederom te vinden, het was alleen door het beantwoorden van zijn geroep, dat wij hem den weg konden aanwijzen. Door veel arbeids verkreegen wij eindelijk een genoegzaam verheven wal tegens den wind, ten einde een vrijen doortogt aan den rook te geeven: van toen af hadden wij dag en nagt vuur, dog niettegenftaande onze oplettenheid van het aan den gang te houden, waaren wij dik wils geheel van de koude bevangen; de vogtigheid was niet minder onverdraageüjk als de koude; hetgeftadige vuur deed de Hukken ijs, welken ons omringden , ongevoelig fmelten ; boven ons vormden zich duizenden van gooten, het water ftroomde onder onze voeten, en tot overmaat van ongeneugte begonden de zeewolven te ontdooijen en van zich een bedorven lucht te verfpreiden. Die, welke uit onze ligchamen uitwaasfemde (V), was meer dan genoeg om van onze fchuüplaats een wezentlijken afgrond te maaken; daar het onmogelijk was de lucht te zuiveren, zogten wij ten minften ons van onze buuren, de zeewolven te ontdoen; mijne leidslieden waaren de eerfte in voorteftellen, van daar (e) Wij waaren tien perfoonen fterk. waat onder zeven Koriaken, wier morfigheid bekend is. 13 1788. April Den 18.  134 Reize van de Lesfeps 1788. April Den 18. Den ip. Den 30. daar mede zo lang onze honden te voeden, als wij genoodzaakt waaren in deeze fchrikkelijke fpelonk te blijven. Ik gaf daar aan des te gereeder mijne toeftemming, uit hoofde dat ik door mijnen weinigen voorraad van gedroogden visch met dezelve fpaarzaam te werk moest gaan; door mij dien, welke het goed geluk ons aanbood , toeteeigenen, benadeelde ik ongetwijffeld eenige ongelukkige bewoonders van deeze kusten; dog wanneer men tot het uiterfte gebragt is, is de eigenliefde fomtijds geoorlooft. Onverduldig om onze reis te vervolgen, zond ik mijne Koriaken naar buiten om te zien, hoe het weer was; na verloop van twee minuuten zag ik ze half bevroozen nederwaarts komen; derzelver kleederen en mutièn waaren als ééne fneeuw, de koude had hen zodanig bevangen, dat zij de tanden niet van elkander konden krijgen. De flegte ftaat, waarin zij zich bevonden, fcheen invloed op hun bericht te hebben; dog onder al derzelver verhaalen trof mij dit het meefte, dat fommige rotfen, eenige treden van onze yourte afgelegen, van waar men ze daags te vooren nog ontdekken kon, geheel onzichtbaar geworden waaren. Het wéér fchijnende te bedaaren ,enhetfneeuwen optehouden, gaf ik de noodige bevelen tot ons vertrek; reeds waaren onze honden voorge- fpan-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 135 fpannen, en wij buiten de yourte gehijst, wanneer een fchrikkelijke ftorm alle onze genomen maatregels in wanorder bragt; de fneeuw vlaagen begonnen op nieuw, wij moesten fpoedig naar binnen gaan, ons gelukkig achtende, dat wij wederom een fchuüplaats konden vinden. Een oogenblik daar na bevond ik mij gantsch niet wel. Het is mij onbewust, of dit een uitwerkzel was van den fchielij ken overgang der koude in de warmte, of van de walgende uitwaasfemingen, die ik inademde, wanneer ik mij op nieuw in dien afgrond wierp, dan wel, van den fpijt, welke mij door zo veel tegenfpoeds veroorzaakt wierd ; dit is zeker, dat ik meer dan een quartier uurs buiten kennis was. Ik ondervond bij deeze gelegenheid den iever van mijne foldaaten, terwijl de een op mij een vloed water neerftorte, wreef de ander mij intusfchen zo hevig met fneeuwvlokken, dat ik geloof, dat hij mij het vel zou hebben weggevreeven, om mij maar weer te doen bijkom n. Mijne overdenkingen waaren na deeze flaauwte even zo treurig, als de omltandigheden, waar in ik mij bevond; ik befchouwde het plan van mijne reis door zo veele hinderpaalen en genoodzaakte rustdagen geheel omvergeworpen. Ik vreesde, dat ik mij niet voor het losraaken der rivieren naar Okotsk zoude kunnen begeeven; echter I 4 was 1788. April Deu 20. Bijzonderheden nopens het plan mij. iier reis.  ij/88. April Den 20. Den 21. 136 Reize van de Zes/eps was dit onvermijdelijk, indien ik van den nog overigen tijd, die totdeileedevaartgefchiktwas, wilde gebruik maaken, om tot de plaats te komen, genaamd het huis van Tndoma of Yndomskoikrest, Van daar tot aan Yakoutsk was het zeker, dat ik door den omweg, dien ik mij voorgeftelt had, over de rivieren Yndoma, de Maija en Aidaun (d) te neemen, de verhinderingen, door den dooij veroorzaakt, zou ontfnappen , welke de wegen zelfs voor . de paarden onbruikbaar maakt; dog in mijne bereekening moest ik geen oogenblik verliezen; een onvoorziene hindernis van éénen dag kon 'er mij een van meer dan twee maanden benwenen; men moet zich in mijne plaats ftellen , om te kunnen beoordeelen , hoe weinig bemoedigend dit vooruitzicht was; ik kan betui-. gen , dat de dreigende gevaaren mij veel minder verbaasden. Eindelijk wierd het den 21. mogelijk om ons op reis te begeeven : de lucht was geduurig bezet, de nevel zeer dik, dog de wind gaan leggen , het geen ons deed befluiten om te vertrekken (/) Hoe zeer die een omweg van meer dan zeven honderd werften is, was ik door den (hellen ftroom van deeze rivieren echter zeker van eenegemaklijke vaart,die mij rer gelijker tijd een aanmerkelijken winst van tijd, en tevens het vermaak van het begin der lente zou bezorgt hebben,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 137 ken, niettegenftaande het vooruitzicht op een nieuwen orcaan, die ons in eene vreesfelijke verlegendheid zou gebragt hebben, want wij konden voor onze aankomst te Yamsk op geen fchuüplaats hoopen; wij keerden naar de zee, op welke wij ten naasten bij twee werften van de kust aanhoudend voortreisden; wij meenden het echter best te weezen, om tegens den avond weder naar den oever te keeren, ten einde aldaar ftil te houden; het ijs was zeer effen, en de plaatzing van ons kleine leger aan geene zwaarigheden onderhevig. Het wierd vroeg opgebrooken, en om de bogten van den oever te vermijden, begaven wij ons weer op de ruimte; daags te vooren hadden wij eenige baaijen gezien , dog in verre na zo groot niet, als die, welke wij deezen dag inden agtermiddag overreeden; wanneer wij 'er vlak voor waaren, ontftond'erongelukkig een ftorm, die mij geene waarneemingen hoegenaamd toeliet. Ik vernam van mijne leidslieden, dat deeze baaij: den naam van de rivier Iret draagt, welke daar invalt; dat dezelve bijna geheel geflooten is en des zomers bij een Jaage zee droog loopt, de watervogels worden 'er in dat jaarfaifoen bij meenigte gevonden; men komt van Yamsk en deszelfs nabuurfchap die, wanneer ze in het ruijen zijn, met 15 net- 1788, April Denai. Den 22. ïaaij Iret.  1788. April Den 23. Aankom! ;e Yamsk. 138 Reize van de Lesfeps netten vangen of met ftokken doodflaan; de ondiepte van deeze baaij, die overal waadbaar is, moet de onderneemingen der jagers begunftigen. Bij het vallen van den avond trokken wij wederom naar den oever, en wij floegen ons in een fchoon mastbosch nabij de rivier Iret ter neder. Deeze dag leverde niets bijzonders op ; de wind overviel ons vrij geweldig in het midden van eene vlakte, die omtrent vijf en twintig werften uitgeftrektheids heeft. Ik nam nogmaals toevlucht tot mijn kompas, en wij hadden nog geen vijftien werften afgelegt, of de lucht klaarde geheel op; wij ontmoeteden op deeze hoogte een fergeant van Okotsk afgezonden ; een weinig verder vertoonde de rivier Yamsk omtrent drie werften van deszelfs uitwatering zich aan ons oog; zijn loop volgende, ontdekten wij ter regterhand een visfchers wooning, die zich daar alleen des zomers verzamelen. Ik trok nog zes werften tover het ijs, en vervolgens kwam ik in dit 0ftrog, het geen meer dan honderd vijftig werften van Toumané afgelegen is; dewijl het mij aan befchuit begon te ontbreeken, was ik niet alleen genoodzaakt daar te flaapen, maar 'er zelfs een gedeelte van den volgenden dag te blijven, om mijnen voorraad te vernieuwen. De Sergeant, die aldaar het bevel voert over de bezetting, uit twintig man beftaande, ontfing mij zeer  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 139 zeer beleefd; op de aanbeveeling van den Heer Commandant te Ingiga beieverde hij zich, om alles wat ik noodig had, voor mij gereed te doen maaken, en hij gaf mij alle onderrichting, die ik maar verlangde. Het Oftrog of het fort Yamsk is op den oever van de rivier van denzelfden naam, omtrent tien werften van deszelfs mond gelegen, alwaar ze een baaij vormt, die van uitmuntende ankerplaat* fen fchijnt voorzien te weezen, dog verfcheiden zeer uitfteekende kaapen en eene groote meenigte van klippen, waar mede deszelfs inkomen, om zo te fpreeken ,als omzoomt is, maaken deeze des te gevaarlijker, naar maate van den engen doortogt, en noodzaakt de fcheepen een geruimen tijd te laveeren, of een gunftigen wind aftewachten orn dezelve doortevaaren, want men verzekert, dat die vaartuigen moeijelijk bij den wind zeilen. Uit dit alles is optemaaken, dat, indien die oord van meer belang was en meer bezogt wierd, er ook gewis het fchipbreuk lijden meer gemeen zou weezen (e). Men telt te Yamsk vijf en twintig houten huizen, (1?) Het is eenige jaaren geleden, dat een vaartuig van Okotsk komende aldaar ongelukkig verging; de geheele lading in levensmiddelen beflaande was verlooren, men kon alleen zeer weinige manfchappen redden. 1788. April Den 24- Befchrij/ing van üt Oftrog.  1788. April Den 34, Wijze wa op de Ir woonders het zouc maaken. Kleedin der zwervendeTongoufen. 140 Reize van de Lesfeps zen, waar van een gedeelte ter plaatze, waar ook de kerk gevonden word (ƒ), rnet eene vierkante palisfadeering omgeeven is, op dezelfde wijs als die te Ingiga, dog van eene mindere hoogte en dikte; de bevolking beftaat in twintig geflachten, die ten naalten bij even als de Rusfen leeven. '_r Zij hebben een manier om zout te maaken, w;lke mij niet bekend is; al het hout, dat de zee fomtijds op den oever werpt, word met de grootfle zorgvuldigheid opgezameld; zo dra het droog is, verbrand men het zelve, vervolgens kookt men de asfche, en het overblijvende bezinkzel is een zeer wit zout. ' Twee dagen voor mijn aankomst te Yamsk -was van daar eene horde van zwervende Tongoufen vertrokken; om mij den lpijt te vergoeden, dat ik ze niet had kunnen zien, toonde men mij derzelver plechtgewaaden, zo wel van de mannen als vrouwen; zij draagen geen hemden, dog een foort van borstlap, die van agteren vast- ge- (ƒ) De Koriaken, een vaste woonplaats hebbende, welken men tusfchen Ingiga en Yamsk aantreft, zijn allen gedoopt; deeze twee fleeden worden maar door eenen priefter bediend; zijn gewoon verblijf is te Ingiga, en zeldzaam bezoekt hij zijn dïftrïcT;, het geen zich tot aan het Oftrog van Taousk uitftrekt, het welk van den pa» (loor van Okotsk afhangt.  uit Kamfchatka'naar Frankrijk. 141 gemaakt word, en tot op de knieën als een voorfchoot afhangt; deeze is met rendieren hair geborduurd, en met glaskoraalen van verfchillende couleuren vercierd: men behangt dezelve van onderen met yzeren en koperen plaaten en een groot aantal fchelletjes. Cnder die voorfchoot hebben zij een vellen broek of hanfop, en lange geborduurde laarzen van rendieren vel, waarvan het hair naar buiten gekeerd is, dienen hen tot een fchoeizel; een lang kamizool bedekt de fchouders, aan het einde der mouwen worden handfchoenen vastgehegt, welken onder het gewrigt der hand open zijn, ten einde er dezelve door te kunnen fieeken; dit kamiiöol, dat zeernaauwop de borst en aan het lijf is, eindigt bijna op de helft der deijen, en is op dezelfde wijs met borduurfel en glaskoraalen vercierd; onder de ribben begind een Haart van twee voet lang, dog die niet zeer dik is en agterwaards afhangt, ze is van geverwd zee - wolven hair; derzelver huifel is een kleine ronde muts, waar van de wangen de ooren bedekken; de geheele kleeding beftaat uit jonge rendieren vellen, met randen van een fabel marter, bever, of diergelijke kostbaare pelterijen voorzien. De kleeding der vrouwen is ten naaflen bij dezelfde, alleen is 'er geen ftaart noghandfehoenen aan vast, en haare muts is op de kruin van het hoofd 1788. April Den 24  143 Reize van de Lesfeps 1788. April Den 24, Den 25. Berg, g« naamt de Babousch ka. hoofd open; deeze opening is van omtrent twee duimen middellijns, waar door ongetwijffelt het hair heen gaat. Zodanig zijn de plechtgewaaden van dit volk. In den winter hangen zij gevoerde en veel dikker kleederen om, dog zij gebruiken de voorzorg, om die bij het in treeden in de yourte afteleggen; de vrees van ze te bederven doet hen aanftonds de flegtfte aantrekken, en bij de geringde behoefte ontkleeden zij zich geheel. Op deezen dag begon de zon te fchijnen, en den naderenden dooij aantekondigen; derhalven voorzag ik mij van walvischbeenen plaaten, om die onder de fchaatzen van mijne fleeden in geval van noodzaaklijkheid vast te maaken; en volgens raad van de bewoonders, gegrond op de ondervinding der reizigers in dit faifoen, nam ik de partij van des nagts te reizen, ten einde over dag, wanneer de zon op zijnfterkst was, te kunnen uitrusten. Ik vertrok van Yamsk des avond* ten elf uuren; onze caravane beftond uit negen groote fleeden of nartas (g). Bij het aanlichten van den dag bevonden wij ons GO De postkosten worden hier op denzelfden voet als in Kamfchatka voor de gewoone fleeden betaald, hoezeer bet voorfpan der nartas meer als tweemaal zo fterk is, ziet I, Deel, pag. ieo.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 143 ons aan den voet van eenen der hoogde bergen des lands, omtrent vijftig werften van Yamsk. De Koriaken hebben aan denzelven den naam van Babouscka, of Grootmoeder gegeeven; zij verhaaien , dat op deszelfs kruin een oude tovenaatfter begraven legt, die even zo vermaard als gevreest is; mijne leidslieden hielden ftaande, dat 'er in dit gedeelte van de waereld geen hooger berg gevonden word; dog derzelver bijgeloovige vrees had na mijne gedagten eenigen invloed op hun denkbeeld, want de Villegui fcheen mij veel ftilder te weezen, ten minften had ik meer moeite om ze overtetrekken. Boven op de Babouschka gekomen, voorzagen mijne geleiders derzelver voeten van krammen in de gedaante van kleine drievoetjes, vervolgens maakten zij dwars onder de fleeden vrij groote ftokken vast, om ze in het afdaalen tegentehouden; men had eigentlijk geen andere voorzorg behoeven te neemen dan de fleeden met den Oschtol of met yzer beflagenen ftok te bellieren, ook kwamen wij zonder eenig toeval om Jaag; de bewoonders van dit land befchouwen echter deeze afdaaling als gevaarlijk, voor al wanneer de fneeuw zich in de oneffenheden opeen hoopt, welke daar worden gevonden , en die als dan zo veele onzichtbaare en bij gevolg onvermijdelijke klippen worden; ook ben 178?. Aprit Den 8.5  I78S. April Den 25. f44 Reize van de Lesfeps ben ik niet vreemd van te gelooven, dat daar mee-* nigmaal reizigers omkoomen. Ziet daar volgens alle waarfchijnlijkheid den oorfprong der vrees, welke deeze Babouschka aan de Koriaken inboezemd; door een natuurlijk ge* volg van hun vooroordeel zijn zij zeer tot dankbaarheid geneigt, wanneer zij zich buiten gevaar zien; die, welke mijn gevolg uitmaakten, beieverden zich om derzelver offerhanden, te weeten tabaksbladeren , flukken visch, yzer &c. op de kruin van den berg agter te laaten , ter plaatze, alwaar zij voorgeeven, dat de tovenaarfter rust; anderen hadden daar reeds voor hun oude yzeren krammen, mesfen, fiukken van wapenen en pijlen agtergelaaten. Ik befbeurcie daar onder anderen een werpfpiets der Tchouktchis, met yvoor bezet, en ik ging derwaarts om ze weg te haaien , met voorneemen om dezelve te bewaaren, mijne geleiders dit ziende gaven een fchreeuw, waardoor ik terug gehouden wierd; „Wat gaat gij „ beginnen, zeide een hunner tot mij ? wilt gij „ ons doen omkomen ? zulk een heiligfchennis „ zou ons het grootffe ongeluk berokkenen, en „ gij zoud uwe reis niet kunnen volbrengen", deeze redevoering zou mij over den beangftigden propheet hebben doen uitfchateren van lagchen, indien ik de hulp van alle deeze luiden niet nodig  ah Kamfchatka naar Frankrijk. 14 J dig had gehad; om mij dezelve verder waardig te maaken moest ik hunne dwaaiing eerbiedigen, en ik hield eene houding, even of ik daarin deel nam; dog naauwlijks hadden zij zich omgekeerd, of ik nam deeze fchrikverwckkende pïjl weg om die tot een gedenkreeken van de dwaaze bijgeloovigheid deezer volkeren te bewaaren. Het eerfte dorp, dat ik aantrof, was Srednoi; deszelfs ligging heeft ietsfchilderacbtigs, aan den oever van de zee, en aan den ingang van eene diepe baaij, die zich tusfchen het land verliest, terwijl ze het bed voor eene kleine rivier vormt, welkers water nooit brak is; de Koriaken, die' daar woonen, onthaalden mij zeer vriendlijk,- ik rustte eenige uuren uit in een der twee yourtes, die met verfcheide magazijnen de eenigfte wooningen van dit Oftrog uitmaaken; deeze yourtes zijn op dezelfde wijs gebouwd, als die der Koriaken, welken een vast verblijf hebben; het eenigfte onderfcheid beftaat daar in, dat dezelve «iet onderaardsch zijn, en dat men 'er dooreen deur gelijks gronds ingaat; de mosfelen zijn aan deeze kust eigen en de inwoonders maaken daar van derzelver voornaamfte voedzel. Des avonds vervolgde ik, van andere honden voorzien, mijne reis: ik reed omtrent agt werften over de rivier Srednoi. Op verfcheiden plaatfen brak het ijs onder onze fleeden; de ftout- II. Deel. K moe. 1788» April. Den 25. Oftrog van Srednoi.  1 1788. i April Dsn 26. ' ] i . tl 1 Oftrog van Siglami. < I ] | ■ 46 Reize van de Lesfeps noedigheid en de behendigheid mijner leidslieJen onttrok ons aan het gevaar; wanneer ze geïoodzaakt zijn aan wal te komen om het rijtuig te ontlaaden, gebruiken zij de voorzorg, om ie raketten aan derzelver voeten gelijk en fchoon :e maaken, ten einde daar door meer oppervlakte op het ijs te beflaan ; dog het geen ons meer ijpder aanbragt, terwijl wij op deeze rivier reis3en, was de yzel: onze honden konden niet op 3e pooten blijven ftaan, ieder oogenblik viel de :en op den ander. Voor den middag kwamen wij aan het Oftrog lap Siglann, aan de rivier vandenzeifden naam geegen; dit is het laatfte dorp van het land der [voriaken, het welk geen meerdere uitgeftrektheid, iog meerdere bevolking bevat dan het voorige, :n daar van zevenenzeventig werften ver wijderd s: men ziet daar eene yourte op de wijze der f akouters gebouwd , dog ik ftel de befchrijving laar van uit tot op mijn komst onder dit volk. Ik bleef zo lang te Siglann, als noodig was om de èhaatfen van onze Deeden in order te doen brenren, namelijk om daar aan de walvischbeenen jlaaten te hegten, welken door het fmelten van de heeuw noodzaaklijk wierden, en ik vertrok des ivonds ten vijf uuren van daar. Eerst reed ik over eene baaij, welke haaren naam ,'an dit dorp ontleent; ze fcheen mij toe vrij groot  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 147 groot en wel geflooten te weezen, uitgenomen in het zuid en zuidwestelijke gedeelte: derzelvei kust is bijna overal zeer hoog, en ze is zo lang, dat ik agt uuren tijds noodig had om tot den westelijken uithoek te geraaken; verder kwam '\\ aan eenen niet minder aanmerkelijken inham, genaamt de baaij van Olas. Niettegenftaande onzer fnellen voortgang waaren wij echtet tien uurer bezig om dien op deszelfs grootlie breedte overtetrekken. Des anderen daags, omtrent ten drie uuren in den namiddag, hield ik te Ola, een Toungous Oftrog, honderd veertien werften van Siglann. flil: het zelve is gebouwd, op een zandoever, aan den mond van de rivier Ola, die ter deezei plaats breeder wordende een kleine haven vormt, waar agter de Toungoufen zich in den wintertijd begeeven, zij waaren zedert weinig dagen van daar vertrokken, om zich naar de tien yourte* te begeeven, die het dorp Ola uitmaaken, en welke zij in den zomertijd bewoonen. Deeze zijn niet onder den grond , even als die der Kamfchatters, en de meesten der Koriaken, die een vast verblijf hebben ; zij zijn veel langer en beter gebouwd; dikke balken onderfchraa gen de muuren, en in den top van het dak ia van het eene eind tot het ander eene naauwe opening; de haardftêe beftaat ook de geheele lengKa « April Den 37. Yourtei der Toungoufen.  *4? Reize van de Lesfeps 1788. April Den 27. te van het huis; omtrent agt voet boven het vuur, dat den gantfchen zomer aangehouden word, maakt men den voorraad van visch en zeewolven aan dwarsbalken vast, ten einde dezelve te droogen en te rooken, want dit is het voornaamfte nut, het. welk deeze wooningen aanbrengen; twee deuren, de eene over de andere aan de twee einden geplaatst, verfchaffen de mogelijkheid, om de boomen en verbaazende groote Hukken hou t, waar mede men het vuur aan den gang houd, binnen te brengen. Ieder geflacht heeft deszelfs bed in afgefcheiden huisjes aan de zijden van de yourte; dat, waar in ik mij begaf, wasmetaffchutzels verdeeld , die uit bereide vischvellen beftonden, welken aan elkander genaaid en met verfchillen. de couleuren geverwt waaren ; deeze kakelbonte tapijten zijn niet onbevallig. De yourtes voor den winter gefchikt zijn rond en evenalsdezomerwooningenopden grond geplaatst, groote Hukken houts, die recht over einde ftaan , maaken de muuren daar van uit; het dak heeft dezelfde helling als de onzen, en deszelfs top is open om den rook door te laaten; deeze huizen zijn gelijks gronds van een deur voorzien ; fommigen zijn van binnen door een foort van galderij doorfneeden, waar door de colomlucht ge- (£) Onder deeze wooning ziet men een isba.  uit Kamfchatka naar Frankrijk, 149 gebrooken word, zo dat de rook er des te vrijer uittrekt. Eenige oogenblikken na mijn aankomst te Ola, ontfing ik een bezoek van vericheidene vrouwen, waar van fommigen op de Rusfifche, en ande-: ren op de Toungoufe wijze gekleed waaren. Dewijl ik mij verwonderd toonde van ze allen zo netjes te zien, verhaalde men mij, dat het thans het feest van het dorp was, en dat het daar en • boven tot haaren opfchik behoorde, van zich aan de vreemdelingen met alle haare cieraaden te vertoonen ; onder de vercierfelen , welken het meest bij haar in achting zijn., fchijnen ze de voorkeur te geeven aan het ftikzel met glascoraal: men ziet 'er, die van een zeer goeden fmaak zijn, ik wierd 'er onder anderen een op de laars van een jong meisje gewaar, de tekening daar van was met eene bevallige zwier ingericht; hier door wierd niets van het fchoone van het been weggenomen , het zelve was met een vel zeer fraaij bekleed, op het welke een foort van kleine vrouwerok nederhong. De gelijkenis tusfchen de Toungoufen en de Rusfen is zeer fterk, ze hebben dezelfde trekken a en de eige taal, de mannen zijn fterk en wel ge- d maakt, onder de vrouwen vind men eenige gedaantens, die na de Azianen zweemen, dog zij hebben geen platte neuzen en breede aangezichK 3 ten 1788. April Den 27. Opfchik ter Tounjoufevrouven. Gelaats. ;kken,en irt van 2 Touiin.  April. Den 27. Den 23, 150 Reize van de Lesfeps ten even als de Kamfchatters en de meesten der Koriaken; de zagtaartigheid en herbergzaamheid maaken de hoofdtrekken van het Toungoufe volk uit; het heeft hen aan geen iever ontbroken om mij al de hulp toe te brengen,die ik van nooden had, dog derzelver vermoogen is zo bepaald, dat zij niet meer dan een gedeelte mijne honden konden verruilen. Wanneer wij dit dorp verlieten, reeden wij over de zee; het ijs maakte ons deezen nagt zeer bezorgt, het geduurig gekraak, het geen wij onder ons hoorden, was niet gefchikt om ons zeer gerust te doen zijn. Met het aanbreeken van den dag bereikten wij het vaste land om een Heil voorgebergte overtetrekken. Onze weg was zodanig afgemeeten, dat wij voor zeven uuren weder op de zee dagten te weezen, dog de afdaaling was moeijelijker, dan men mij gezegd had; wij moesten ons een weg door een berkenbosch baanen. Een mijner geleiders, die zich even als de anderen van boven van den berg naar beneden liet gleijen, wierd door een flêe omvergeworpen, die hem een fchok toebragt, juist wanneer hij wilde draaijen; hij wilde zich aan de flam van een boom vasthouden, en viel ongelukkig op de punt van zijn met yzer beflagen Hok; hij was hier door in de zijde gekwetst en kreeg eene fterke kneuzing aan  uit Kamfchatka naar Frankrijk. jgl aan het hoofd; wij waaren genoodzaakt om hen op een flêe, waar op reisgoed gelaaden was, t leggen. Een ander ongeval wachtte mij aan den voei van deezen berg; de zee was reeds losgeraakt: welk een gevaar had ik geloopen! daar ik den geheelen nagt op dezelve gereist had; mijne leidslieden waaren op dit gezicht niet minder verbaasd dan ik: „ Wat zal ervan ons worden, riepen „ zij uit? nu zullen wij nog met veel grooter „ zwaarigheden te worfielen hebben". Ik ver borg mijne ongerustheid, terwijl ik hen moed zogt in te boezemen; wij volgden eenigen tijd den oever van de zee: een diep ftilzwijgen heerschte onder al mijn volk, de verlegenheid was op de aangezichten gefchilderd. Na verloop van een half uur hield hij, die zich aan het hoofd van den trein bevond, eensklaps ftil, roepende, dat hij geen weg meer zag. Ik meende in het eerst, dat de zwaarigheden door de vrees in zijn oog vergroot wierden, en ik zond mijn foldaat Golikoff met den ervaarenften mijner wegwijzers om denzelven optefpooren. Bij derzelver terugkomst verzekerden mij de een zo wel als de ander, dat 'er geen mogelijkheid was om verder te komen. Golikoff was van oordeel, dat wij moeften te rug keeren, en een weg landwaarts in zoeken; mijne leidslieden verworK 4 pen April - Den 28. Ongeluk ki ge tegen fpoed.  i?8S. April. Den 28- Weg ove een iijstwetk van ijs. 15* Reize van de Lesfeps pen dien raad, ftaande houdende, dat het bijna onmogelijk was, om van deezen kant den berg, dien wij afgedaald waaren, weder overtetrekken, dog in de vooronderftelling, dat wij dit oogmerk konden bereiken, zou dan nog de omweg veel te groot en te gevaarlijk weezen, uit hoofde van den fpoedigen dooij en de onkunde van den weg, dien men zou moeten volgen; eindelijk fielden zij mij voor om onze fleeden te verlaaten, daar het kostbaarfte uitteneemen, en te befluiten om de baaij overtetrekken met van de eene ijsfchots op de ander te fpringen; dog de ftroom begon dezelve wegtevoeren en de zeewasermêe bedekt, het is gemaklijk nategaan, dat ik weinig lust betoonde om deeze manier van reizen te onderneemen, waar toe echter deeze volkeren foms genoodzaakt zijn. Ik wist niet wat te kiezen, eindelijk beiloot ik om zelf te gaan onderzoeken, of „ik langs den oever niet een bruikbaaren weg kon ontdekken. : Deeze belfond uit een keten van rotfen, die bijna in deszelfs geheele lengte aan de zee eere platte oppervlakte voordoet, en bij gevolg niets van een zandoever heeft; de zee had in het wegvoeren van deszelfs ijs eene lijst ter zijde van deezen ontzaglijken muuragtergelaaten, dog dit foort van kroonlijst was niet meer dan twee voet breed, fomtijds nog maar de helft, en deszelfs dikte was  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 153 was zelden meer dan een voet; wij zagen agt voet laager de golven tegen de rots flaan, en een onnoemlijk getal klippen uit het midden der baaren zich wel tien voeten boven deszelfs oppervlakte verheffen. Wel verre van door, deeze vertooningen den moed te laaten zakken, begaf ik mij op het gevaarlijke lijstwerk; ftoutmoediger geworden door deszelfs ftevigheid, ging ik zagtjes voorwaards langs den kant, met den buik tegens de rots aan; ik zag niets waar aan ik mij kon vasthouden, behalven eenige infchietende hoeken, waar aan ik rriij plaatfle om adem te fcheppen, wanneer ik de openingen, die zich van tijd tot tijd onder mijne voeten vertoonden, overgeflaptwas, wantopfommige plaatfen was het ijs geheel van eikanderen afgefcheiden en verfcheiden van deeze gaapingen waaren twee of drie voet breed. Ik erken, dat ik in het eerst mij zeer bevreest gevoelde, en dezelve niet dan ai beevende overfprong; bij een misftap, of bij de minfte verbijftering was ik verlooren , nimmer zouden mijne reisgezellen mij hebben kunnen vinden of te hulp komen; na drie quartier uurs op zulk eenen moeijeh'jken weg doorgebragt te hebben, bereikte ik het andere einde van de rots; ik was niet zo dra daar gekomen, of ik vergat het gevaar van den togt om alleen aan mijne brieven te denken. Ik had K 5 de- 11*88. April Den 28  154 Reize van de Lesfeps 1788. April Den 28. dezelve onder de bewaaring mijner foldaaten gelaaten, dog aan mij alleen was de zorg toevertrouwd om ze in veiligheid te ftellen; de genoomene proef gaf mij daar hoop toe, en zonder aarfelen keerde ik te rug, trotsch op mijne gedaane ontdekking. Mijn gevolg veroordeelde reeds mijne ftoutmoedigheid , die zij voor roekeloosheid hielden; ze fcheenen zelfs verwonderd van mij weer te zien. Ik verborg voor hun niet, dat de weg gevaarlijk was „ dog dewijl mij niets overkomen ,, is. voegde ik er bij, waarom zoud gijlieden „ het dan niet waagen om mij te volgen ? Ik gaa „ dien togt nog eens onderneemen, en ik hoop „ bij mijne terugkomst u allen gerust te zullen „ vinden, en gereed om mij na te volgen". Ter zelfder tijd nam ik mijn brieventas en het kistje, waar in mijne depêches beflooten waaren; mijne twee foldaaten Golikoff en Nédare'zoff, wier behendigheid ik meermaalen ondervonden had, beflooten mij te vergezellen; zonder derzelver hulp zou het mij niet mogelijk geweest zijn dit vertrouwd pand in veiligheid te kunnen brengen; wij droegen het zelve beurtelings, en gaven het de een aan den ander over; de laatfte, die het aannam, namelijk die geen, welke op deeze naauwe borstweering den voortogt had, wierp het fpoedig in een hol van de rots, ging eenige treeden * voor-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 155 voorwaards, en de anderen na hem komende, namen het er wederom uiten begonnen op nieuw den zeiven arbeid. Het is mij onmogelijk mijne gewaarwordingen geduurende deeze overvoering meedetedeelen; bij iederen flap over deeze openingen vreesde ik, dat mijn kistje in zee zou vallen , dikwerf fcheen het ons uit de hand te zullen glijden, en het bloed flolde mij in de aderen , even als had ik den dood voor oogen. En ik weet waarlijk niet, waar toe mij de wanhoop zou vervoerd hebben, indien ik het ongeluk had gehad van het zelve te verliezen; ik kon eerst vrijelijk ademhaalen, wanneer ik dien fchrikkelijken last in veiligheid gefteld had, en toen was ik even zo van vreugde getroffen, als ik te vooren met zorg was aangedaan geweest. Deeze tweede gelukkige uitflag boezemde mij zo veel vertrouwen in, dat ik niet langer aan de mogelijkheid twijffelde om onze fleeden over denzelfden weg heen te kunnen brengen. Ik deelde die gedagten aan mijne foldaaten meede: door mijn voorbeeld en de gelukkige proef, die zij genoomen hadden, aangemoedigd,keerden zij vrolijk met mij terug om ons gevolg te zoeken: op mijn bevel had men een gedeelte der honden uitgefpannen; men hegtte aan de vier hoeken der fleeden lange riemen, die ik voor en agter liet vast- April  156 Reize van de Lesfeps 1788. April Den 28. houden; wij wierden daar van wel haast de nuttigheid gewaar, fomtijds waaren onze rijtuigen breederdan het lijstwerk en fteunden maar op eene fchaats, dus zou de zwaarte ze na den anderen kant hebben doen overhellen, indien ze niet met alle kracht waaren tegengehouden ; fomtijds moest men dezelve ter plaatze, waar het ijs zichfcheidde, fpoedig oplichten, om ze in evenwicht te houden ; de welgefpierde armen van mijne geleiders bezweeken onder den last, en onze vereenigde krachten waaren naauwlijks toereikende om ze ftaande te houden : men mogt zich zo goed mogelijk vasthouden, het was echter te vreezen, dat de een met den ander zou mêegefleept worden, of dat het ijs eensklaps onder onze voeten zou bezwijken; dog wij raakten met den fchrik vrij. Wij gingen wederom te rug om onze overige honden aftehaalen; men zou gezegd hebben, dat deeze arme dieren meer het gevaar dan wij inzagen , zij huilden en kroopen agterwaards, voor al op de ongemaklijkfte plaatzen; te vergeefs fpoorde men dezelve door de ftem aan, men moest ze flaagen geeven en met geweld na ons toehaalen. Daar waaren 'er vier, die het zij door den wederftand, welken zijbooden, of door derzelver domheid, niet even als de anderen wisten overte fpringen; de eerfte verongelukte voor onze 00-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. i$? oogen, zonder dat het mogelijk was het beest eenige hulp toetebrengen fj), de tweede bleef aan zijne voorpooten hangen; een mijner leidslieden, door zijn makker vastgehouden , gelukte het, al bukkende dit arme dier weder te krijgen ; de twee anderen wierden door derzelver leisfel on« derfteund en gemakkelijk gered. • Tot deeze verfcheidene heen en weergangen befteedden wij zeven uuren arbeids in eene geduurige bekommering. Zo dra zagen wij ons niet buiten gevaar, of wij dankten den hemel, even als luiden, die den dood ontfnapt waaren, wij omhelsden elkander met blijdfchap, even of ieder onzer deszelfs leeven aan de hulp van zijn meedemakker verfchuldigt was: in een woord, ons genoegen wierd veel beter ondervonden, dan ik in ftaat ben om het zelve uittedrukken. Men maakte allen fpoed om onze befchadigde fleeden te herftellen ; vervolgens vervorderden wij onzen weg over een zandigen oever, met keizelfteenen bezet, welkers breedte en vastheid ons geen den minften fchroorn overliet; na verloop van twee uuren ontmoe- te- (7) Die was waarlijk een verlies voor mijne leidslieden; er zijn diergelijke honden, die vijftig roubels waardig zijn, en geene dezelver word minder dan voor vijf roubels gekogt. 1788. April Den 28  i7«B. April. Den s8. Rustplaat! bij een Ya> kouter. 158 Reize van de Lesfeps teden wij niet ver van het oftrog Armani verfcheiden fleeden, die ledig naar Ola terugkeerden , en die bij gevolg genoodzaakt zouden weezen den eigen weg te neemen; wij waarfchuuwden de geleiders van dezelve, terwijl wij hen een gelijken goeden uiiflag toewenschten. Twee yourtes, de eene voor den zomer, en de andere voor den winter gefchikt, maaken het dorp van Armani uit, langs het welk de rivier van denzelfden naam vloeit omtrent een en tagtig werften van Ola. Ik trok hier door, en hield omtrent drie honderd treeden verder bij een Yakouterftil, die zedert dertig jaaren in eene yourte, in het midden van een groot mastbosch , woonachtig is, en bij wien men mij verzekert had, dat ik een gefchikter verblijf zou vinden. | In deszelfs afweezenheid ontfing mij zijne 'vrouw ongemeen wel; zij bood ons melk aan, benevens een zuurachtigen drank, beftaande uit gekarnde melk van eene merrie, genaamd koumoéfafi Deeze drank kwam mij niet onaangenaam voor, en mijne Rusfen dronken daar van met veel vermaak, niettegenftaande derzelver bijgeloovigen afkeer van alles, wat van een paard komt. Intusfchen kwam de man t'huis,- dit was een goede grijsaard, die nog fterk en gezond was; na dat hij van de oorzaak mijner reis doorzijn vrouw en door mijn foldaat Golikoff onderricht was, wel-  'uit Kamfchatka naar Frankrijk. 159 welke laatfte te Yakoutsk gebooren mij ten tolk diende, beieverde zich mijn gastheer om de beste plaats van zijn huis fchoon te laaten maaken, ten einde ik mij ter rust kon begeeven. Ik wierd door het geloei van de kudde,die in de yourte kwam, wakker; agtkoeijen, eenftier.enverfcheiden kalveren befloegen met ons het binnenfte van de wooning; niettegenftaande dit gezelfchap heerschte 'er een zekere zindelijkheid, en de lucht, die men daar inademd ,is zuiver en gezond; deeze Yakouter brengt zijn leeven niet door metvisfchen, en het droogen van dezelve, zo als de Koriaken en de Kamfchatters, zijnde dit een voedzel, waar van hij weinig werk maakt; het onderhoud van zijne runderen en de jagt, deszelfs eenigfte bezigheden, voldoen aan alle zijne behoeftens; hij heeft daar en boven tien paarden, die hem toebehooren, en welken tot allerlei arbeid dienen; deeze zijn in een perk op een weinig afftands van de yourte geplaatst, alwaar alles eene zekere welgefchikte order aanduid, en vrede en vrolijkheid inboezemd. Ik weetiniet of het bijzijn van de kudde, het gezicht en de goede fmaak van de melkfpijs eenige bekoorlijkheid aan onzen maaltijd bijzette, dog het kwam mij voor, dat ik zedert lang zulken goeden cier niet gemaakt had; de huisheer gebruikte voor mijn vertrek de voor- 1788. April Den 28  l6o Reize van de Lesfeps 17S8- dprih Den 29. Het For Taousk. Dorp G01 bé. voorzorg, om eenige ftukken wild op mijn voor* raad-flêe te doen laaden. i Wij fcheiden denzelfden avond zeer vergenoegt de een van den ander; ik reisde den gantfchea nagt, en des morgens bevond ik mij, na twee en veertig werften afgelegd te hebben, in het Fort van Taousk; dit Oftrog, alwaar wij volgens onze gewoonte den dag doorbragten, is aan de rivier Taou geleegen; het beftaat uit omtrent twintig isbas, eene kleine kerk,die door den paftoor van Okotsk bediend word, en een gebouw, waar in men de fchattingen bewaard: dit magazijn is met palisfaden in de gedaante van bolwerken omheint; twintig Yakouters, twee van derzelver Prinfen en eenige Koriaken, welke de bekoorlijke gelegenheid derwaarts heeft getrokken, maaken al de inwoonders van Taousk uit; de bezetting word door vijftien foldaaten uitgemaakt, onder het bevel van een fergeant genaamd Okbobu; ik verbleef bij hem tot aan den avond. 1 . Ik trok des nagts door het dorp Gorbé, het geen door Yakouters en een zeer klein getal van Koriaken bewoond word; met het aanbreeken van den dag zagen wij de zee niet meer; wij hadden eerst langs de Taou gereeden, dewijl wij ons niet op het ijs durfden waagen, vervolgens waaren wij ongevoelig landwaarts in geraakt, wij  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 161 wij reisden voorts over het veld en op de rivier Kava, zonder een eenige wooning te ontdekken. Op het oogenblik, waar in wij ons gereed maakten , om in het midden van een mastbosch ftil te houden, verhief zich eensklaps een ftorm, die ons fneeuw in overvloed aanbragt; mijne tent, over de fleeden gehangen, die met reisgoed geladen waaren, verftrekte ons ten fchuüplaats; dog wij moesten ook de kookketel overhangen; mijne geleiders bezig zijnde met hout te zoeken, wierden tot boven den gordel metfneeuwbedekt, en zelfs zonken ze met derzelver raketten tot aan de knien toe 'er in. In den agtermiddag veranderde de wind en de lucht klaarde op; dadelijk beklommen wij onze fleeden, dog de dikte van de fneeuw noodzaakte ons om 'er beurtelings aftekomen, om een weg voor onze honden te baanen. | Des morgens trokken wij den berg van Ine over, twee honderd zeventig werften van Taousk afgeleegen; deszelfs hoogte is gelijk aan die van de Babouschka. Op den top gekomen , beving ons de koude zodanig, dat wij daar ftilhielden om vuur aan te maaken; na vijf uuren reizens vonden wij den zeeoever weder, welken wij op eenigen afftand van Iné verlieten, alwaar wij bij het vallen van den avond aankwamen. Dit dorp is omtrent dertig werften van denC II. Deel, L berg 1788* Mat} Den 3, Den f, brp ft i  1788. Maij Den 4. Den 5. 162 Reize van de Les fep s berg geleegen, aan weiken het zelve zijn naam geeft; het is door Rusfen en Yakouters bevolkt, wel. ken in Isbas en Yakoutfche yourtes woonachtig zijn, zij dragen zorg voor een ftoeterij van meer dan twee honderd paarden, die wij tien werften van het dorp ontwaar wierden: ik dagt daar an* der voorfpan te neemen, en dadelijk te vertrekken , dog ik wierd mijnes ondanks opgehouden door de moeijelijkheid om honden te krijgen; het opperhoofd van de plaats was fmoordronken; wij konden eerst, na een uur lang alle moeite aangewend te hebben j het getal, dat wij benoodigd hadden, verkrijgen. Vijfentwintig werften van Iné,(alwaar ik, om des te meer fpoed te kunnen maaken, mijn reisgoed onder de bewaaring van mijn getrouwen Golikoff had agtergelaaten, met bevel van mij zo fpoedig mogelijk te volgen;) trok ik voorbij twee yourtes,door YakoutersenToungousfen bewoond; dit gehugt word Qulbé genaamd. Wat verder ontmoette ik verfcheide convooijen van meel, die men naar de nabuurige dorpen bragt om 'er befchuit van te maaken, gefchikt ter verzorging van de fcheepen van den Heer Billings, waar van ik binnen kort nader geleegenheid zal hebben om te fpreeken. sWij kreegen de zee weder in het oog, ik reisde zeven en veertig werften, zonder den oever te ver-  uit Kamfchatka haar Frankrijk. 16% Verlaaten, alwaar ik èeh geftranden Walvisch eri verfcheiden zeewolven zag; boven op den berg van Marikann* namelijk öp den afftand van vijf en twintig werften; had ik het genoegen dé ftad Okotsk te ontdekken, dog ik moest daar een ftorrn üitftaah, die mij een hieuw verwijl deed vreezen. Niets dan mijn ongeduld volgende, trok ik voofwaards* met het befluit van alle tegenfpoeden te braveeren: mijne kloekmoedigheid wierd echter niet Op de proef gëfteld; aan den oever van de zee weêrgekomén j was de lucht reeds bedaard, en ik kön mijne nieuwsgierigheid voldoen met een verongelukt en op de kust geworpen fchip te bezichtigen. Eindelijk, na al beevendé de rivier Okhota overgereeden te hebben kwam ik in den agtermiddag tén vier uuren j alleen van Nédarezoff verzeld, birinen Okotsk. Ik begaf mij naar den Heer Majoor Kokh j die in afweezéndheid van den Heer Kafloff het bevel vderdej dien bij benevens mij zedert lang verwachtte; de brief van deezen Commandant on-5 derrichte hem van de oorzaak onzer fcheiding jj en ik verhaalde hem daar van köitelijk dé droevige omftandigheden. Ik wilde mij fpöeden j örii mij aan Mevrouw Kafloff te vertoonen i ten einde haar de brieven ter hand te ftellen; welkéri haaf (*) feij iederen flap boog' het ijs onder mijd iiéfc La 1788. Maij Den 5. Aankomst te Okotsk,  1788. Maij Den 5. Den 6. 164 - Reize van de Lesfeps haar gemaal mij toevertrouwd had, dog zij was op haar buitengoed vier werften van Okotsk. Ik was zo vermoeid, dat de Heer Kokh niet wilde toeftaan, dat ik mij dien dag derwaards begaf. Een boode bragt de brieven en mijne ontfchuldiging over, en gaf tevens kennis van mijn voorgenomen bezoek tegens den volgenden morgen; de beleefde Majoor, oordeelende dat ik voornamelijk rust noodig had, geleide mij op het oogenblik naar het tvertrek, het welk in het huis van den Heer Kafloff voor mij gefchikt was. Ik vond daar alle die gerieflijkheden, waar van ik zedert mijn vertrek van Ingiga bijna het gebruik verboren had: in den tijd van drie honderd vijftig uuren had ik maar eenmaal in een bed te Yamsk geflaapen. Bij mijn ontwaaken ontfing ik het bezoek van den Heer Kokh, en de voornaamfte Officieren en Kooplieden van de ftad; onder dezelve bevond zich de Heer Allegretti, Heelmeefter, benoemd voor den togt van den Heer Billings; de gemaklijkheid, waar meede hij het Fransen fprak, zou mij hem voor een landsgenoot hebben doen begroeten, indien hij mij niet bij het aanfpreeken zelfs verwittigd had, dat hij een Italiaan was; deeze ontmoeting was mij des te aangenaamer, dewijl ik op nieuw pijn op de borst befpeurde. Ik aarfelde niet om hem deswegens te raadplee- gen,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 165 gen, en mijne dankbaarheid fchepteen welgevallen . in hier opentlijk te betuigen, dat ik aan zijne kundigheden, en aan de zorg, die hijgeduurende mijn verblijf voor mij gedraagen heeft, mijne geheele geneezing verfchuldigt ben. De Heer Kokh bragt mij vervolgens ten zijnent om het middagmaal te houden, wanneer wij nadere kennis maakten (O »* zÜne oplettenheid omtrent mij ging zelfs zo ver, dat hij duizenderlei ontwerpen van vermaaken vormde, die hij mij met veel iever mêedeelde, in de hoop var mij eenigen tijd bij hem te zullen houden. Indien mijn plicht mij alle vrijwillig verwij: niet verboden had, geloof ik dat het mij moeite zou gekost hebben, om zijne dringende noodiging, en het genoegen, dat ik in zijn gezelfchar. fmaakte, te wederftaan j dog getrouw aan mijnen last, moest ik mijn geneigtheid en rust aan den lpoed van mijne reis opofferen. Ik ftelde dit aan (O In Duitschland gebooren i fpreekt hij echter hei Rusfisch als zijne moedertaal, ook mangelt hem niets dan de vrijmoedigheid om zich even goed in het Fransch uittedrukken; zedert lang met zijne vrouw en drie kinderen in deeze plaats woonachtig, leeft hij daar in vreede in het midden van zijn klein gezin, rijk door de algemeene achting , en gelukkig door het goede, dat hij in ftaat is te verrichten. L3 1788. Maij Den 6. Te Okotsk,  166 Reize van de Lesfeps Ï7*%- Maij Eten 6. TeOkor.sk, Genotner inaatregelen om mij rendieren te bezorgen, Bezoek af gelegc bi; Mevrouw Kaüoff te Boulguin. aan de beoordeeling van mijn gastheer, die mij? ne redenen gehoor geevende, eindelijk mijne begeerte om hem te verlaaten verfchoonbaar vond; hij hield zich ook aanltonds bezig roet het noodige te verzorgen, om aan mijn verlangen te hulp te koomen. Zedert mijn aankomst had het niet opgehouden met regenen; luiden uitgezonden, om de wegen te bezichtigen oordeelden dezelve vooral met honden onbruikbaar; volgens derzelver berichten, liet mij de dagelijkfche voortgang van den dooij geen hoop over om voorttefpoeden dan alleen door het gebruiken van rendieren; om 'er mij te bezorgen zond de Heer Kokh een boode aan eenige zwervende ïoungousfen, zedert weinig dagen van Okotsk vertrokken. ■ Deeze maatregelen genomen zijnde, ging de Heer Majoor en ik naar Boulguin, het lusthuis, van Mevrouw Kafloff, die mij als den vriend en den medgezel der gevaaren van haar man ontfing. Ons geheele gefprek liep over dit voorwerp haarer tederheid; terftond vorderde zij een verhaal van onze rampen op het oogenblik van onze fcheiding; te vergeefs zogt ik alles, wat deeze be-, fchrijving voor haar te treurig kon maaken, te verzagten, haare gevoeligheid raadde reeds, wat ik voor haar verbergen wilde, en was 'er des te meer pver aangedaan. Ik bevond mij weinig in ftaat  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 167 flaat om haar gerust te ftellen, want ik was zelf niet vrij van ongerustheid over deezen beminnenswaardigen bevelhebber; dog door den Heer' Kokh geholpen, vertoonde ik een vrij gerust gelaat; ik nam mijn toevlucht tot gisfingen; hij verzamelde van zijn kant de meest vertrooftende waarfchijnlijkheden, en wij ftelden eindelijk deeze tedere vrouw gerust met haar op de nabijzijnde terugkomst van den Heer Kafloff tedoenhoopen. Deeze dame, te Okotsk gebooren, fcheen de beste opvoeding genooten te hebben; zij fpreekt het Fransch met zeer veel bevalligheid. In de ftilte haarer afzondering, ftelde zij al haar genoegen daar in, om haare dogter, omtrent driejaaren oud, en het levendig af beeldzel van den vader , wel optevoeden. Na dat ik alle mijne bezoeken bij de Officieren van de bezetting afgelegt had, keerde ik volgens mijne belofte naar Boulgum om aldaar het middagmaal te houden, wanneer Mevrouw Kafloff mij voor haare ouders te Mofcou brieven meedegaf. Den volgenden morgen kwam onze boode te rug, dog hij had de Toungousfen niet kun-jj nen agterhaalen, die zich land waards in verfpreid £ hadden; dus bleef'er geen hoop meer overig om e rendieren te bekomen: echter kwam het mij vanr< L 4 be- 1788. Maij Den 6. reOkotsk. Den 7. Den 8. Dnmoogejkheidom;ndierente ekomen 1 toebelidzelen.  1788. Maij Den 8. TeOkotsk, 1 \ I i68 Reize van de Les/eps belang voor om mijn vertrek niet te vertraagen, dewijl de wegen dagelijks flegter wierden; hoe langer ik wacht, zeide ik tot mij zelfs, hoe moeijelijker het word om het kruis van Yudoma, voor dat de rivieren geheel ontdooijt zullen zijn, te bereiken , en hoe meer ik waagde, van door de overftroomingen te zullen opgehouden worden; vervuld van deeze bedenkingen, viel ik den Heer Majoor op nieuw lastig; het baatte niet om mij alle de onaangenaamheden voorteftellen, die ik zou moeten ondergaan, de beletzelen, waar meede ik zou te ftrijden hebben , de gevaaren zelfs waar door ik zou bedreigt worden, daar het jaargetij reeds te ver voor de fleedenvaart verloopen was; ik meende van mijn verzoek niet te moeten afgaan. Door mijn lang aanhouden over» gehaalt, beloofde hij mij eindelijk de noodige beveelen te zullen geeven, ten einde dat mij niets zou verhinderen om twee dagen daar na te vertrekken ; alleen voegde hij daar als eene voorwaarde bij, dat zo dra ik mij in groot gevaar sou bevinden, ik als dan aanftonds moest terugiomen: ik was zo verheugt over het verkrijgen /an mijne vrijheid, dac ik mij tot alles verbond, vat hij maar begeerde; het overige van den dag werd befteed met door de ftad te wandelen, ten :inde daar van een denkbeeld te vormen; ver» fchei-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 169 fcheiden perfoonen van ons gezelfchap verzelden mij om mij in mijne nafpooringen te regt te helpen. De ftad Okotsk, die langer als breed is, ftrekt zich van het ooften naar het westen bijna op eem en dezelfde lijn uit; aan den zuidkant ziet menj de zee omtrent honderd treeden van deszelfs wooningen; deeze tusfchenruimte beftaat uit een zandoever met keizelfteenen bezet: ten noorden befpoeld de riyier Okhota deszelfs muuren ; de mond van deeze is ten ooften, namelijk, aan de punt van de landen gte, waar op de ftad gebouwd is, en die zich vervolgens westwaards verbreed; van binnen heeft deeze hoofdftad niets aanmerkenswaardig; de huizen zijn bijna allen van het zelfde maakzel, het zijn niet anders dan isbas , waar van eenigen ten ooften gelegen, ruimer en beter ingericht dan de anderen, door de Officieren bewoond worden. De Heer Kokh woont in het tegenoverleggende wijk; de deur van zijne plaats komt in de groote ftraat uit, dewelke door een vierkante ruimte afgedeeld word, alwaar men het huis van den Commandant en de Cancelarij ziet, dat te zamen maar een gebouw uitmaakt; regt tegen over is het wagthuis, en ter flinker zijde de parochie kerk; alle deeze gebouwen maaen geene groote vertooning: eertijds waaren ze binnen eene palisfadeering beflooL 5 _ ten, Maij Den 9. Befchrijing van le ftad )kotsk.  1788. Maij Den 9. Te Okotsk Den 10. (*) Welhaast zal ik geleegenheid hebben hier van nader te fpreeken. 170 Reize van ie Lesfeps ten, waar van naauwlijks eenige overblijfzelen te zien zijn. Eene overgebleeven poort ten westen , van het gouvernement toont nog de plaats aan, het geen men de fortres noemt; daar agter is een ftraat na bij de rivier, en door kooplieden bewoond, welkers winkels gelijkvormig geplaatst beide zijden van de ftraat beflaan. De haven is niet minder dan ruim; ik zou haar zelfs met dien naam niet befterapelen, indien ik daar niet zeven of agt kleine vaartuigen of galjooten geteld had > waar van fommigen aan de kroon, en anderen aan kooplieden toebehooren, die in Americaansch bontwerk handel drijven ; deeze haven is ten ooften, bijna aan het uiterfte van de ftad, en digt bij de rivier, die dezelve door haare kronkelingen vormt. Op het verzoek van den Heer Hall, fcheepsluitenant, ging ik op de werf twee kleine vaartuigen bezichtigen, die men bezig was te vervaardigen voor den togt, tot ontdekkingen gefchikt, en aan den Heer Billings toevertrouwt. Het fcheepsvolk, de foldaaten en de arbeiders waaren met groote kosten herwaards gezonden; allen werkten zij met den meeften iever aan deeze uitrusting (k), wel-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. \fi welke na mijne gedagten aan de Keizerin vrij wat kosten zal. De Heer Kokh had volgens zijne belofte in alle de toebereidzelen tot mijn vertrek voorzien; des avonds van den 10. waaren mijn zes fleeden gelaaden en voorgefpannen; terftond nam ik affcheid van den braaven Majoor, en de Officieren, die mij bij het vaarwel zeggen, derzelver wensch om mij wedertezien vernieuwden. Mijn gevolg was met tweeman vermeerderd, die mij voor Huurlieden op de rivier Yndoma moeften dienen; niettegenftaande de flegte wegen reisde ik echter den gantfchen nagt door, want ik ondervond welhaast, dat men mij deswegens een naauwkeurig bericht gedaan had; ■ ik vond dezelve met water vervuld, en op fommige plaatzen, voornamelijk in de bosfchen, liepen onze honden tot den buik 'erdoor; de wind was geduurig zuidelijk en de lucht zeer bezet; alles duide aan, dat de dooij voortgang zou hebben. Na de rivier Okhota overgereeden te hebben, bereikte ik echter zonder eenigen ramp het dorp Medvejé • goloije, of het beerenhoofd, vijf en veertig werften van Okotsk gelegen, en bewoond door Rusfen en Yakouters. Ik kwam daar met het aanbreeken van den dag, dog mijne honden waaren zo vermoeid, dat ik befloot om aldaar dien 178», Maij Den io, reOkotsIc. Vercrek, Den li.  Reize van de Lesfeps 1788. Maij Den 11. Oen ia. Gevaarllj ke overtogt. dien dag en zelfs den volgenden nagt te verblijven , dewijl 'er geen nieuw vooripan in deeze plaats te verkrijgen was. Ik dagt den volgenden morgen mij naar Moundoukan te begeeven, omtrent twintig werften van het voorige dorp afgelegen; ter halver weg weigerde een gedeelte van ons voorlpan langer dienst te doen; niettegenftaande onzen weerzin begaven wij ons echter op eene rivier, die ons een gemaklijken weg fcheen aantebieden; naauwlijks waaren wij eenige treden voorwaards gereeden, of een onverwagt gekraak deed zich onder onze fleeden hooren; een oogenblik daar na gevoelde ik mij zagtjes ingezonken, een ysfchots onderfteunde mij; deeze brak op nieuw en de fchaatzen van mijne flêe raakten meer als voor drie vierde gedeelte onder water; te vergeefsch trachte ik 'er uittekomen, de minfte waggeling zou mij meer voorwaards in het water geftort hebben. Gelukkig was deszelfs diepte maar vier voet; door veel arbeids gelukte het mn gevolg om 'er mij uittehaalen, dog zij, welken mij te hulp kwamen, hadden die bijna ter zelfder tijd noodig; wij moeften de een den ander de hand geeven om weer op het land te komen; want ik wilde, doof voor de vertoogen van mijne geleiders, mijn weg vervolgen; de fneeuw ftnolt echter zo fpoedig, dat onze honden door het  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 173 het water plompten zonder voorwaards te geraaken, zij vielen de een op den ander afgemat neder. Onder mijne leidslieden bevond zich een fergeant, dien de Heer Kokh mij tot meerdere zekerheid meedegegeeven had; daar hij voor zeer onverfchrokken en als een man van ondervinding bekend ftond, befchouwde ik hem als mijn compas en beveiliger: het oog onophoudelijk op hem vestigende, floeg ik alle zijne beweegingen, en zijne houding gaade, en tot hier toe fcheen hij mij eene onverzettelijke gerustheid te bezitten Onder alle de murmureeringen van mijne ander< medgezellen was 'er uit zijn mond geen ekei woord gekomen; hij had zelfs geene vertoonin^ die eenige verbaasdheid aanduide, doen blijken. Ik moest natuurlijk deeze ïtilzwijgendheid voor eene afkeuring der vrees, die men mij trachtte in teboezemen, en deszelfs gerust gelaat voor eent aanmoediging, om mijn weg te vervolgen, hou den; nimmer verwonderde ik mij meer, dat wanneer ik dien man eensklaps zag ftilhouden, tf kennen geevende, dat hij niet verder zou gaan Ik ondervroeg hem, ik drong hem om zich na der te verklaaren. „ Te lang heb ik reeds ge „ zweegen , antwoorde hij mij; teruggehoudei „ door mijne eigen • liefde, door niet gerekenc „ te willen worden minder kloekmoedigheid ti » bc 1788. Maij Den is. Voordel van een mijnerwegwijzcrs. i l t l  17*8. Maij Den 12. / Reize van de Lesfeps „ bezitten> heb ik telkens uitgeftelt om u mijn „ gedagten meedetedeeien weegens de gewaag„ de onderneeming, welke gij wilt ter uitvoer „ brengen; dog hoe meer ik uwe ftoutmoédigheid bewonder, des te meer vind ik mij veri, plicht om voor te komen, dat dezelve u niet in „ onoverkomelijke rampen ftort, en ook om u „ de gevaaren en de hinderpaalen van allerlei ,, aart voor oogen te houden , die op iederen tred >, voor u zullen ontifaan; reeds ontdoen zich de „ meelïe rivieren van het ijs; wanneer gij uw j, oogmerk, hetgeen ik echter niet geloof, be„ reikt om ze overtekomen, meent gij dan -y „ dat gij niet in weinig tijds verrast, en door de „ overftroomingen zült ingeflooten Worden? Waar „ in zal dan uwe toevlucht beftaan? mogelijk „ om een fchuüplaats op een berg of in een bosch „ te zoeken : zult gij dan gelukkig genoeg zijn „ om 'er een aantetreffen ? Zult gij even als de i} inwoonders van deeze ftreekeh (/), in dier„ gelijke omftandigheden , u zeiven een hut jj op (O Deeze ,gewoon aan diergelijke beietfelen,wanneer zij in dit jaargetij reizen, vlugien op de hoogde boomen , en maaken van de takken een foort van hutten, die zij iabazh noemen, dog dikwils gebeurt het, dat zo de wa^ tervloed hen al geen hinder aanbrengt, zij echter door gebrek aan levensmiddelen omkomen*.  uit Kamfchatka naar Frankrijk, ipg 3, op de kruin van een boom vervaardigen, om „ daar vijftien dagen te verblijven b tot dat het „ water afgeloopen zal zijn? Wie zal inftaan, du.t „ het zelve niet vooraf tot uwe fchuüplaats toe „ zal fteigeren, dat het u niet met den boom, „ die u draagt, zal wegfleepen? zijt gij einde* ,, lijk verzekert, dat de voorraad uwer levensmid„ delen u geduurende dien tijd voor gebrek zal „ kunnen behoeden ? Indien dit kort voorftel van „ de rampen, die u wachten, niet voldoende is ,, om u aftefchrikken, zo gij aarzelt mij tegeloo„ ven, vertrekt dan, gij zijt daar meefter van, ,, ik heb mij van* mijn plicht omtrent u gekwee* „ ten, ftaa mij toe, dat ik u verlaat". Dit onverwachtte voorftel, de fchrikkelijke voorfpelling, welke het zelve behelsde, liet niet na om indruk op mijn geest te maaken; daar op doordenkende, gevoelde ik dat ik niets beters kon doen dan aanftonds naar Okotsk te rug te keeren, van waar ik nu maar vijfenvijftig wer> ften verwijderd was. Den zelfden avond tot Medveje — golova te rug gekomen, bleef ik daar tot den volgenden namiddag ten vier uuren; van daar, tot aan de rivier Okhota, ondervond ik geen andereonaangenaamheid, dan dat ik zeer langzaam vorderde; dog wanneer wij ze moesten overtrekken, hadden 1788. Maij Den is. [k keer te mg. 4,1 ma t) [Ud 9 f Den 13.  1788. Maij Den 13. Den 14. Verblijf t< Okotsk. •£I fijQ 176 Reize van de Lesfeps den wij op nieuw gevaar en angst uitteftaan. Ik beken, dat ik in die van mijn volk deelde: ik durfde de breedte van de rivier niet meetenfV), nog het fpoor van mijne flêe uit het oog verliezen; de beweegbaarheid van het ijs, het welk de ftroom van alle kanten ophefte, deed mij vreezen, dat het zelve onder het gewicht van zo veel reizigers zou bezwijken; ieder oogenblik fcheen het mij toe, dat de afgrond zich onder den een of ander van ons opende. Eindelijk, wanneer wij den oever bereikt hadden, telden wij elkander onderling, om ons te overtuigen, dat wij niemand verlooren hadden, en de blijdfchap, dat wij aan dit laatfte gevaa ontkomen waaren, verfchafte ons vleugelen om het overige van den weg tot aan Okotsk afteleggen, alwaar wij op den middag van den 14 aankwaamen. Een zo fpoedige terugkomst deed den Heer Kokh en de andere Officieren in het eerst met mij fchertzen, een ieder herinnerde mij, dat hij het mij voorlpeld had, dog ik was minder verlegen over de dwaasheid mijner onderneeming, dan wel wanhoopend over deszelfs nutteloosheid. Ik berekende met aandoening, dat mijn verblijf in deeze 0») Zij heeft ten naaften bij de breedte van de Seine te Parijs. / 1  uit Kamfchatka tiaar Frankrijk. if deeze ftad mogelijk wel een maand zou duufen: door de treurigfte denkbeelden beftormt («), had ik veel moeite om de blijken van vreugde en vriend' fchap.die mij zo rijkelijktoegezwaaitwierden,tc beantwoorden, het goed onthaal,dat ik van alk kanten genoot, verfchafte eene zo aangenaame wen- O) Alle de wederwaardigheden, die Ik zedert mijne onifcheeping in de haven van st. Pieter & Paulus onder gaan had, vertoonde zich allen tegelijk voor mijnen geest: overal meende ik de onoverwinlijke beheerfching van hel noodlot te ontdekken, dat zich tegens den goeden uïtflag van mijne zending aankantte; te vergeefs had ik alles in het werk gefield om meer fpoed te maaken: te vergeefsch had mijn iever, tot roekeloosheid overgeflaagen, mij iü verfchillende gelegenheden mijn leeven en het mij aanbetrouwde pand in de waagfchaal doen ftellen; ook Was ik nog ver van Petersbnrg verwijderd: nogtans is het alge4 meen bekend, dat het mogelijk is deezen togt binnen zes maanden op zijn hoogst afteleggen, dat men zich tot dat einde in het begin van Julij op het galjoot van da ré-* geering of op een koopmans vaartuig kan infcheepen, wan-» neer men zonder tegenwind te Okotsk binnen drie weeken of een maand aankomt, en zelfs heeft men mij voorbeelden bijgebragt van luiden, die deeze reis in twaalf of veertien dagen hebben afgelegt: den weg van Okotsk toé Yakoutsk kan men in een maand te paart doen; denZelfderi tijd heeft men noodig om tot Irkoutsk te komen, het i\\ dat men de Lena wil opvaaren, het zij dat men verkiest om die te paard langs te rijden; dus moet men in het begin van Oftober daar zijn: ik vooronderftel, dat men gedau» II. Deel, M fess* t Maij Den i4„ Te Okotsk  I?8 Reize van de Lesfeps 1788. Maij Te Okotsk. Bevelen door den Heer Loftfoff ten mijnen voordeele gegeeven. wending in mijn verdriet, dat ik eindelijk omtrent het vaarwel zeggen van dit alles niets verdienttelijks meer bezat. Onder de Officieren van de bezetting had ik voornamelijk zeer veel verpligting aan den Meer Loftfoff, Capitein Ispravnik; hij zond met allen rende één en een halve maand het begin der fleevaart aldaar afwacht; dus is het in dit jaargetij en op deeze wijzeer gemaklijk, van zich in zes weeken naar St. Petersburg te kunnen begeeven; de Gouverneur Generaal van [rkoutsk was in agt en twintig dagen derwaards gereist. Ik weet geene uitdrukkingen te vinden, om mijn ongeduld en wanhoop tefchetzen, wanneer ik na deeze berekening weder mijne gedagteu over de langduurigheid van mijne reis liet gaan; na agt maanden tijdverloop nog niet verder dan Okotsk! Ik was wel geen meefter geweest van het jaargetij uit te kiezen, en ik had drie maanden te Bolcheretsk verlooren in het afwachten van de fisevaart-, daar en boven in de noodzaaklijkheid zijnde om te land het fchiereiland van Kamfchatka omtereizen, had ik met de ftormen en duizenden wederwaardigheden, de eene al verdrietiger als de andere, te worftelen gehad; zo veel beletfelen waaren zonder tegenfpraak even onvermijdelijk als tegens wil en dank (dit ivord ook bevestigt door het gefchrift, het geen de Heer Kokh mij ter hand heeft gefield, en het welk de leezer aan het einde van dit werk bij het getuigfchrift van den Heer Kafloff zal gevoegd vinden); dog indien de zwaarigheden, die men ontmoet, al eene voldoende vrijfpraak opleveren, is echter het hartzeer, deswegens niet minder onaffcheidelijk van het aandenken aan de-  tth Kamfchatka naar Frankrijk. i? ien fpoed naar de omgelegen ftreeken bevel, on op het oogenblik de minst flegte paarden optezamelen, en die gereed te houden om op de eerlte tijding op reis te kunnen gaan (o); deeze voorzorg ftelde mij in ftaat om van het gunftig 00' dezelve | altoos is het treurig zijn pligt niet te kunnen volbrengen , vooral wanneer het beweezen is, dat in andere gevallen en met andere hulpmiddelen het zelve gemaklijk heeft kunnen gefchieden; dog ik acht het dubbel fmertelijk f wanneer de eindpaal van onze poogingen en verlangens ons vaderland is, 'en het genoegen van de waardfte pan. den wedertezien; zoodanig waren de overdenkingen die mij bij mijn terugkomst te Okotsk voor den geest zweefden; hier door wierden geduurende verfcheiden dagen devermaaken glftigt, die ieder een mij poogde te verfchaffen. (p) Dit was waarlijk veel gevergt; indien mefi in aanmerking neemt de bijzondere zwakte van deeze arme dieren , die den geheelen winter geen ander voedzel genieten dan takken van wilgen of berkenboomen, wat voor diensÉ kan men van dezelven na het genieten van zulk een voedzel verwachten! Om een zo langduurig vasten te kunnen doorftaané hebben ze zeer de rust benoodigt, die men dezelve geduurende dit jaargetij toeftaat; en zelfs kan meihen in het begin van de lente nog tot geen arbeid van belang gebruiken, voor en aleer de krachten door eene betere weide herfteld zijn geworden; naauwlijks zijn de velden door den dooij ontbloot, of zij verfpreiden zich daar ora het zeerst. Met welk eene graagte vallen zij op de eerfte grasfcheuten die de lente doet ontluiken, niet aan! zij be< fpieden» om dus te fpreeken, die* welke beginnen aittefprei* M 2 tfk, Maij Te Okotsfc  1788. Maij Te Okotsk. Beleeftheid van Mevrouw Kafloff. Beticht we gensdeaan komst van den Heer Kafloff te ftigiga. ten;dog hoe fpoedig de groeijing ook voortgaat,begrijpt men echter, dat'er nogtans veel tijd verloopt, eer zij der» zeiver voorige krachten weder bekomen. ï8o Reize van de Lesfeps oogenblik zo dra het zich maar vertoonde gebruik te maaken, want ik vleijde mij nog altoos van dit tijdfh'p veel eer te zullen zien opdaagen, dan men mij wel deed hoopen. Mevrouw Kafloff van mijne terugkomst onderricht, had de beleeftheid mij dagelijks van deszelfs lusthuis een overvloedigen voorraad van melk te zenden, die zij wist dat de Heet Allegretti mij ten gebruike.aangeraaden had, als het eenigfte voedzel, waar door mijn borst herfteld kon worden. Ik was hier over des te gevoeliger, dewijl het onmogelijk was die te Okotsk te bekomen, al wilde mendezelve tegens goud betaalen. ■ Eenige dagen daar na vernam ik eene tijding, 'die een waar genoegen in mijn hart verfpreide. Een boode, komende van Ingiga, bragt naricht, dat de Heer Kafloff in die ftad was aangekomen ; dog hij bragt geene brieven van dien bevelhebber meede, en onze blijdfchap wierd welhaast door ongerustheid vervangen. In welk een ftaat zal hij te Ingiga gekomen zijn ? Waarom fchrijft hij niets? Mogelijk heeft het zijne gezondheid niet toegelaaten. En dit was reden genoeg om beurtelings den courier teondervraagen, die niette-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 181 tegengaande zijne verzekeringen bij niemand geloof vond, Uit hoofde van de waarfchijnlijkheid. van zijn verhaal, het geen altoos op het zelfde neerkwam, en meer nog door ons eigen vertrouwen, zo natuurlijk, wanneer het dat geen betreft, het geen wij vuurig verlangen, wierden wij langs hoe meer overtuigt, dat onze vrees kwalijk geplaatst was; niettegenftaande de treurige ondervinding, die ik wegens de moeijelijkheid van den weg, en het ongunflige jaargetij ondergaan had, zogt ik echter , verblind door mijne verkleeftheid aan het voorwerp onzer bekommernis, voor mij zelfs alle die zwaarigheden te verbergen, ten einde mij met de hoop te vleijen van hem nog voor mijn vertrek wedertezien. Okotsk de zetel van het bellier, en de voor-) naamfte ftapelplaats voor den Koophandel der R us- \ fen in deeze ftreeken zijnde, vond ik mij inder- g daad aan de bron, om over deeze ftof eenige ^ kundigheden te verkrijgen; hetgezeifchap, waar onder ik verkeerde, verfchafte mij ten dien opzichte zo veel onderricht, dat het niet misfen kon, of ik moest daar voordeel van trekken; ik onderzogt eerst alles, wat den koophandel betrof, ik fpoorde de oorzaken op, welken de onderneemingen der Ruslifche volkplantingen in deeze zeeftreeken voorbereid, bevestigd en vermeenigvuldigt hebben. Ik verzogt hier toe de hulp der M 3 ver- ijs». Maij re Okotsk. liftorifche ijzondereden weens den el van Ootsk.  i8a Reize van de Lesfeps i?88. Maij Te Okotsk. i i i '' ] ] li ! verllandigfte perfoonen en der bekwaamfte kooplieden; en om verzekert te zijn, dat mijne berichten echt waaren , vergeleek ik dikwerf het eene met het ander als meede met de opgaave van Cojee. Het zij mij geoorlooft hier de aantekeningen aftefchrijven, welke ik omtrent dit onderwerp ter mijner eigène onderrichting heb opgezamelt. Indien men daar onder eenige belangrijke bijzonderheden aantreft, genoegzaam om deezen uitflap te billijken, als dan zal ik mijnen arbeid genoeg beloond rekenen, en mijn oogmerk bereikt hebben. Door de overwinning van het weftelijk gedeelte van Siberien hadden de Rusfen zich in bezitting gefleld van zeer rijke mijnen, welken dit landfchap in haaren fchoot verborgen hield, en waar van deszelfs inwoonders weinig werk fcheenen te maaken: de overwinnaars vergenoegden zich niet alleen met de uitgraaving van het ijzer, maar voegden daar ook zilver, goud en andere kostbaare metaalen bij, welke altoos het voorwerp der menfchelijke winzucht waaren. De ontdekking van deeze nieuwe bronnen van rijkdom vuurde de begeerte der overwinnaars aan; hier Uit vloeide de zucht voort om derzelver heerfchappij verder uittebreiden , en hunne begeerlijke vooruitzichten ftrekten zich tot aan geene zijde van Irkoutsk uit, het welk als toen van dien  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 183 dien kant tot eene grensfcheiding van ,dit rijkkon dienen. . Bij de eerfte invallen in de nabuurige landen wierd men niec zonder leedweezen gewaar, dat aldaar dezelfde voordeelen niet te verwachten waaren: overal vertoonde de natuur zich als eene ftiefmoeder : de onvrugtbaarheid van den grond, evenredig aan de geftrenge luchtsgefteldheid, de verbaazende werkeloosheid van deszelfs woefte bewoonders, voor het grootfte gedeelte uit jaagers, veehoeders, en visfchers beftaande, beloofden geene aanzienlijke bronnen van welvaart; alles fcheen veel eer ingericht te zijn om alle denkbeelden van een goed vooruitzicht te laaten vaaren. Echter wist de vindingrijke gierigheid zich daar evenwel fchatten ten nutte te maaken; op het zien van de kleeding deezer volkeren bedagt zij oogenbliklijk om dezelve daal van te berooven, tevens berekenende de moogelijkheid om daar in door eene verleidelijkeruiling wel te Caagen, als meede het onmeetelijk voordeel, het welk deeze tak van koophandel zou aanbrengen, indien het haar gelukte denzelven te vermeefteren. Wanneer men zich meer oostwaards in Afia verfpreide, bevond men de pelterijen hoe langer hoe fraaijer; dit was genoeg om de Rusfen te doen begrijpen, dat het met derzelver belang M 4 en 17P8. Maij Te Okotsk,  184 Reize van de Lesfeps 1788. Maij Te Okptsk J I 1 I J I I en roem overeenkwam, om alledegedeeltens van , deezen wijd uitgeftrekten oord aan hun gezag te onderwerpen, Tot hier toe waaren deeze landfchappen het toneel der ftrooperijen van een opgeraaptep hoop Cofakken en Tartaaren geweest, waar bij zich eenige Rusfen , door dezelfde zucht na roof gedreeven, gevoegt hadden; de goede uitflag hunner onderneeming verfpreide Zich al verder en verder; het lokaas van voordeel deed een veel grooter getal emigranten derwaarts komen, wier fioutmoedigheid aanwies naarmaate van den tegenftand, welken de inboorlingen hen booden. Te vergeefs had de natuqr deeze in onvruchtbaare woeflenijen, en in het midden der bosfchen geplaatst, alwaar derzelver onaf bangelijkheid voor allen aanval gedekt fcheen te zijn; te vergeefsch verftrekten de onguure nevels, de bergen en bevroozene zee-en hen tot bolwerken; voor de heerschzucht, voor de ontembaare he?eerte na overwinningeu, en voor den dorst na ijkdommen zijn geenegevaaren onoverkomelijk; De kloekmoedigheid der inlanders veroorzaakte lagelijks gevegten, dog dit kon hen van de onlerdrukking niet bevrijden; de overwinnaars kwa-, nen om zo te fpreeken meer en meer te voorchijn,naarmaate'er meer in deezen bloedigenftrijd >mkwamen; door veelvuldige verfierkingen, bij Ie regeering goedgekeurd, wierden deeze verfe zen  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 185 zen herfteld; zij zogten daar door te voorkopen , dat de overwonnenen den tijd niet hadden om zich van derzelver verbaastheid en fchaamte te ontdoen, namelijk dat zij voor een hoop vreemdelingen hadden moeten bukken, wier overheer fching zich bij iedere overwinning al verder ver fpreide. Reeds hadden zij door het geweld hunner wapenen zich van het geheel land tot aan O kotsk meefter gemaakt, en zich in het noorder tot aan de rivier Anadir verfpreid. Om van zo veel aanwinst zeker te zijn, moesi men tot de grondregelen van bellier en koophan del toevlucht neemen; dadelijk bouwde mei fterktens, en fleeden vertoonden zich; hoe el lendig deeze inrichtingen ook waaren , nogtam verfchaften deeze aan de handeldrijvende Rus ièn en anderen, welken het reizen door deez< landfchappen ondernamen, eene fchuüplaats; dooi den togt of door hunne gevaarlijke onderneemingen afgemat, konden zij derwaarts de wijk nee men of hulpmiddelen vinden tegens de belee< digingen der oorfprongelijke inwoonders, welken zich altoos bereid betoonden om het juk af tefchudden, en weerwraak te neemen. Behalven de kwellingen van allerhanden aart, die men, ongetwijffelt buiten kennis van het hof, waar aan zij zich onderworpen hadden, tegens M 5 hen 1788. Maij TeUkot: l  i86 Reize van de Lesfeps 1788. Maij Te Okotsk hen pleegde, hadden zij daar en boven dikwils veel te lijden van de verraderijen, wreedheden , en alle de buitenfpoorigheden, waar toe woefte overwinnaars, die door den goeden uitflag, het misbruiken der rijkdommen en des gezags, en door de hoop op itraffeloosheid weggefleept worden , kunnen vervoerd worden. In het bedrijven deezer onmenfchelijkheden, wierden de bijzondere perfoonen gefterkt door het voorbeeld der opperhoofden, en zelfs van de officieren, derwaards gezonden om deeze ongeregeltheden te fluiten; eindelijk wierd dit kwaad zo groot, dat het zich de geflrengheid van den fouverein op den hals haalde; de inkomflen der tollen kwamen niet in denzelfden overvloed in de fchatkist, de fchattingen gingen verlooren of verminderden in handen van hen, die met den ontfangst belast waaren; van daar die menigvuldige veranderingen der opperhoofden, wier ondeugden en ongerijmde handelingen te recht befchuldigt Waaren , en ten minften een fpoedig opontbod verdiendén; van daar de ongeoeffendheid der krijgsbenden , de ongehoozaamheid onder de volkplantingen, de dagelijkfche aanklagten, moordenarijen en alle die misdaaden, welken door de regeeringloosheid voortgebragt worden. Het zelfde lot trof Kamfchatka, na dat één op-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 187 opperhoofd der Cofakken (p) de inwoonders van dit fchiereiland genoodzaakt had om zich zelfs aan het Rusfifche juk te onderwerpen. Hoe vreesfelijk wierd het zelve op hunne hoofden verzwaard I hoe veel onlusten, beroovingen, en opftanden ontftonden daar niet uit! Deeze inlandfche en verwoeftende oorlog eindigde niet, voor en aleer men in een beter beduur voorzien had. Als toen wierd 'er een nieuwe ftaat van zaaken gebooren ; de voorrechten der landzaaten wierden meer geëerbiedigt, de belastingen minder willekeurig ingevordert, en de verplichtingen beter waargenomen; de koophandel, van de beletzelen ontheven, waar meede die omringd was, begon wel te flaagen, de inkoopen op vooruitzicht (fpeculations) vermeerderden; vermoogende Rusfifche Kooplieden zonden derzelver factoors naar Okotsk, en deeze ftad wierd de hoofdplaats der andere kooplieden, welken in vervolg van tijd opkwamen; deszelfs voordeelige legging in het middenpunt der overwonnen landfchappen verfchafte haar deeze voorkeur , en deed de kleinheid van haare haven over het hoofd zien: dog de fcheepvaart bepaalde zich bijna alleen tot de vaart op vragt; het waaren groo- ten- Q>) Ziet Cexe, het I. Capittel. 1788. Maij Te Okot!  i88 Reize van de Lesfeps 1788. Maij Te Okotsk. i i I 1 < J C 1 l I 1 ] tendeels galjooten, die den handel op Kamfchatka dreeven. De ladingen, welke dezel ven aanbragten, namelijk de kostbaare pelterijen, die men aan de inwoonders door middel van ruiling of belasting onttrok, (vierden vervolgens in het hart van het rijk getonden , alwaar de ■ verkoop daar van onder het Dog van het Hof, en grooten deels voor deszelfs rekening gefchiedde, de eigenzinnigheid der inlandfche of buitenlandfche koopers bepaalde alleen den koopprijs; de kunst der verkoopers be« lond daar in om de waarde hunner koopmanchappen te doen rijzen; dog de behendigheid 'an den een, en de naiever van den ander verchaften geen wezentlijk voordeel, dan alleen aan le regeering door de verbaazen de rechten, weiten zij vordert van het geen gekogt word. Ondertusfchen bloeide Okotsk; het getal der Koopvaardijfcheepen, de welken op deszelfs ree f en aanvoeren, vermeerderde dagelijks: meer ijtgebreide verbintenisfen deeden ook grooter litzichten gebooren worden. De Rusfifche caravanen, die van Siberien afeisden, waaren van woeftijn totwoeftijn, van ivier tot rivier, tot op de grenzen van China getomen. Na zeer hevige verfchillen, en verscheiden gefchonden en verbrooken verdragen, wierd  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 189 wierd eindelijk vastgefteld, dat de twee naden te zamen op de grenzen zouden handelen. Dit voorrecht, het welk nog aan geen der nabuuren van het Chineefche Keizerrijk was toegedaan, was gefchikt om aan den Rusiifchen Koophandel (jj) eene oneindige uitgebreidheid te verzorgen. Ook was den. Kooplieden deeze nieuwe dem tot het verhandelen van derzelver pelterijen zo dra niet geopend, of zij waaren reeds op de middelen bedagt om 'er zich in een grooter menigte van te voorzien; derzelver vaartuigen, aanftuur lieden toebetrouwd, welken van de fcheepen, aan de kroon toebehoorende, genoomen waaren , bega' ven zich ten ooften van Kamlchatka; deeze zeelieden, meer onderneemend dan bekwaam, verkreegen een geluk, het geen ze zich nimmer had' den kunnen voorftellen; niet alleen ontdekten zij onbekende eilanden, maar daar en boven keer' dei (f) Het zou hier mogelijk de plaats zijn, om melding te maaken van de berichten, die mij ter zeiver tijd gegee ven wierden, over den oorfprong, den voortgang en de aart der verbintenisfen van deeze twee rijken; dan dewi de caravaanen door de Rusfen naar Kiatka gezonden, zie gewoonlijk te Irkoutsk verzamelen, fcheen het mij voej lijker ,van deezen handel melding te maaken bij mijn kom: in de laatstgemelde flad, alwaar ik mogelijk nog naauv keuriger berichten deswegens zal kunnen bekomen. ;88. Maij Te Okotsk. 1 1 1 i c  190 Reize van de Les/epi I788. Maij Te Okotsk ] I i 1 t 2 c v V den zij van derzelver rogten met zulke aanzienlijke ladingen, in zeer fraaije pelterijen beftaan-* de, te rug, dat het hof van Petersburg het nodig oordeelde, óm zich meer in het bijzonder met deeze ontdekkingen bezig te houden. Beflooten hebbende om dezelve voortrezetten, In de hoop van eenmaal deeze eilanden onder het getal haarer bezittingen te ftellen , ftelde de regeering de uitvoering haarer ontwerpen in handen van meer bevaaren zee-officieren, als van eenen Behring, Tchirikoff, Levacheff, en andere niet minder vermaarde mannen; fommigen wapenen enfcheepen zich te Okotsk in, anderen vertrekken uit de haven van Avatfcha of St. Pieter & Paulus, aan den uithoek van Kamfchatka gelegen; een eder doorkruist op het ievrigfte den ruimen ar:hipel, die zich aan deszelfs oog opdoed, en gaat /an de eene ontdekking tot de andere; de Ko>er, de Behring, de Vosfen, de Aleutifche Eianden worden beurtelings opgelpoord ; en de bhatkist van de kroon word op nieuw verrijkt. *Ja dat deeze gelukkige Argonauteneengeruimen ijd op deeze zee -è'n gedwaald hadden, landen ij op de Americaanfche kust. Een fchiereiland Alaxa) vertoond zich aan hen; aan land gegaan erneemen zij daar, dat het zelve een gedeelte an een uitgebreid vastland uitmaakt; alles kon- digt  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 191 digt hen aan, dat het de nieuwe waereld moet zijn, en verrukt van blijdfchap, neemen zij den weg. na hun vaderland. Naauwlijks hadden zij verflag van den gelukkigen uitflag hunner reis gedaan , welke te meer bevestigt wierd door de nuttige waarneemingen, die zij meede bragten, of de uitzichten des koophandels wenden zich met allen iever na een gewest, alwaar men dezelve van onuitputtelijke bronnen verzekerde; Rusfilche comptoiren wierden teAlaxa opgericht (r)t en de onnoemelijke voordeelen hebben zedert altoos, niettegenilaande den ver- (r) Ik zal in geene bijzonderheden treden over de wijze, waar op deeze inrichtingen gemaakt zijn. Ongelukkig betoonden de Rusfen zich aldaar geenzints braaver nog menschlievender, dan men hen in derzelver voorgaande overwinningen zich heeft zien gedraagen , enikwenschte wel, dat het van mij afhing om voor altoos een gordijn te fchuiven voor die ijsfelijke vertooningen, welken zij bij derzelver aankomst alhier herhaalden; dog de onrechtvaardigheid en ontrouw der bevelhebbers, Huurlieden, handelaars en matroozen, hebben gelegenheid gegeeven tot zo veele klagten en rechtsgedingen,en zo veelefchrijvers hebben daar van gefprooken , dat ik dit alles te ver» geefs met ftilzwijgen zou voorbijgaan; vooral is het bekend , dat verfcheide fcheepelingen, tot deezen togt gebruikt, befchuldigt zijn geworden van veel eer de pelterijen ontvreemd dan gekogr te hebben, welken zij zich bij derzelver terugkomst dubbel lieten betaajen; niet te vreden met 1788. Maij fe Okotsk.  192 Reize van de Lesfeps 1788. Maij Te Okotsk verren affland, de werkzaamfte verftandhouding (tusfchen de factoors en derzelver lastgeevers onderhouden: ziet hier, hoe de handel te Okotsk gefchied, van waar een aantal fcheepen jaarlijks naar America afvaaren. Wanneer een koopman voorneemens is om deeze reis in perfoon , of door een van zijn gemagtigden te doen, vraagt hij de goedkeuring van den Commandant, en zeldzaam word hem met de ongelukkige inboorlingen van de vrugten van derzelver moed en arbeid teberooven, noodzaakten zij die dan eens om onder derzelver oog en tot hun voordeel, de otters, beevers, zeekoeijen, de vosfen enz. te vangen, en dan wederom gingen zij zelfs ter jagt, door een overdreeven mistrouwen of roofzucht beftierd. Na een zodanig gedrag is men niet vreemd, om hen nog van meer iffchuwelijker buitenfpoorigheden verdagt te houden. Hoe jan men ook vooronderftellen, dat op zulk een verbazenien afftand, de voorfchriften en de bedreigingen van den "ouverain altoos de misdaaden zouden hebben kunnen voorkomen ? de ondervinding heeft voor al in de uitgeIrektheid van het Rusfifche rijk maar al te veel doen tien, dat het gezag verzwakt, naar maate het zelve van deszelfs middelpunt verwijderd is. Hoe veel jaaren van ivaakzaamheid en geftrengheid zal het niet nodig nebbe* >m zich beter te doen gehoorzaamen, en de misbruiken te verbeteren! Hier aan arbeid het tegenwoordig bellier reeds zedert lang, en bet is waarfchijnlijk, dat deszelfs poogingen niet te vergeefsch geweest zijn.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 193 hen zulks ge weigert; de laading van het fchip word in aclies verdeeld; ieder, die wil, kandezelve koopen: het getal der aéties gaat de bepaalde fom der kosten van de uitrusting, en verkrijging der goederen, die tot ruiling moeten dienen, niet te boven, welken in troffen, yzerwerk, coraalen, doeken, brandewijn, tabak en andere zaaken, bij de wilden in achting, beftaan; de officieren en matroozen genieten geene bezolding, dog zij hebben een deel in de laading, het welk menpdi noemt; de togten duuren drie, vier tot zesjaaren, en altoos geleid de winzucht hqn naar de minst bezogte plaatfen, of tragt nog anderen te ontdekken (J). Bij derzelver terugkomst zijn de fcheepen aan een gelfreng onderzoek onderhevig ^volgens de fac- (s) Zodanig was zelfs het ontwerp van een mij bekend handelaar, die'daar van de grootfle voordeelen verwachtte; met de kaart der reize van Cook in de hand, dacht hij de rivier , welke fia déezen vermaarden zeebouwer genaamd is, te gaan opzoeken, en Vervolgens zijn togt tot in de nabuurfchap van de baaij Nootka voortte* zetten. Indien hij zijn voornemen kan uitvoeren, is het zeer mogelijk, dat hij zich niet geheel in zijne hoop zal be* droogen vinden ,• en mogelijk zullen deszelfs landsgehoo. ten eenmaal aan zijn vernuft en kloekmoedigheid de ontdekking van nieuwe bronnen van weivaart verfditii» digt zijn. II. Deel. N {s) zodanig was zelfs het ontwerp van een mii bekend ] Maij IeOkotsk. ' I I  Maij Te Okocsk TJefliei 194 Reize van de Lesfeps factuur van de lading moeten de uitrusters aan ,den Fifcaal de rechten betaalen, die hij zich van alle dezaaken, welken de lading uitmaaken, toeeigent; ze word vervolgensgewaardeert, endoor eene gelijke deeling ontfangt iedere houder der actiën in Natura of anders, het beloop van zijn inleg (behalven de zee - fchade en de goederen, die van geene waardij zijn) en deszelfs gedeelte in het voordeel, indien 'er gewonnen is. Men begrijpt, dat de kans bijna alleen beflist over de hoeveelheid van het geen, dat gedeeld moet worden, of over het te kort komende; en eindelijk , een gedeelte derkoopmanfchappen word te Okotsk verkogt, en een ander gedeelte naar Yakoutsk en van daarnaar Irkoutsk overgebragt, van waar ze naar Kiakhta vervoerd worden, om de begeerte der Chineefche koopers optewekken. De regeeringsform zou geen minder onderzoek dan de koophandel verdienen; dan geduurende mijn verblijf in Kamfchatka welkers rechtbanken allen aan die van Okotsk onderhevigzijn, zo als ik reeds opgegeeven heb, ben ik reeds in ftaat geweest van omtrent dit onderwerp vrij uitgebreide aantekeningen (t~) optezamelen; mij blijft nog overig, wat van nader bij de krijgstucht van de bezetting, en het beftier van de ftad, het welk (/) Ziet het eerded«el, Bladz. 119.. en*.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 195 welk beide eveneens mijne verwondering trok, te befchouwen. Ik meende een tomeloos krijgsvolk, gelijk het eertijds was, te zullen zien, namelijk eene bende van woefte Cofakken, in den aart roovers, en geene andere wetten eerbiedigende dan hunne eigenzinnigheid of belang. Er ging geen dag om, of eenigen liepen met geweer en wapenen weg; dikwils wierden de magazijnen door deeze onbefchaamde krijgsknegten geplunderd. Te vergeefsch wapenden de uitvoerders van het oppergezag zich met ftrengheid om dit overloopen en rooven te beletten; te vergeefsch ondergingen alle de fchuldigen , die men kon agterhaalen, de ftraf van de Battogues of dunne ftokjes, en de andere gebruikelijke kaftijdingen onder de Rusfifche krijgsbenden; men vond 'er onder deeze ongelukkigen, die zodanig gehard waaren tegen de flaagen, of zo onverbeterlijk, dat zij den volgenden dag op nieuws geftraft wierden , zonder dat immer zwaarder ftrafoerfeningen dezelve konden wederhouden, nog aan anderen ten af• fchrik verftrekken; deeze bezetting is echrer tegenswoordig aan eene geftrenger krijgstucht onderworpen , en de voorbeelden van ongehoorzaamheid zijn veel zeldzaamer; zonder tegenfpraak is men aan de hervormers hier van, wier N 3 ge- 1788. Maij Te Okou  196 Reize van de Lesfeps 1788. Maij Te Okotsk, geduld en bekwaamheid ook dit goede reeds uitgewerkt hebben, allen lof verlchuldigr. Het burgerlijk bellier vereischt van deszelfs kant dezelfde voorzorgen; het was niet gemaklijk hetzelve in een ftad te vestigen, die onder deszelfs inwoonders een groot getal bannelingen telt; de meesten van deeze hebben de onuitwischbaare Ichandvlek verdiend, wélke de hand der gerechtigheid op derzelver misdaadige hoofden drukte , en de overigen, tot de galeijen verweezen, zoeken onophoudelijk , onder het geketend werken aan de haven, middelenuittedenkenom ftraf. feloos deeze boeijen te verbreeken; fomtijds ontkomen 'er eenigen en ongelukkig is als dan de plaats, waar heen zich deeze galeiboeven begeeven ! Dog de onophoudelijke waakzaamheid van den Commandant doed hun niet lang van deeze gevaarlijke vrijheid genot hebben; welhaast worden ze op nieuw gevangen en geftraft; alsdan belaad men ze met zwaarder ketenen, die aan de eerlijke burgers, welken onder deeze booswichten leeven, de openbaare veiligheid verzekeren; het gedrag van den Heer Kokh fcheen mij in diergelijke gelegenheden even zo verftandig alsftandvastig te zijn; bij de gemaatigdheid, welke zijn hoofdhoedanigheid uitmaakt, voegt hij deonverzettelijkfte geftrengheid. De  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 197 De Lamorters, Tonngousfers en de Yakou ters vedchaffen insgelijks veel bezigheids aan d( regeering, het zij door derzelver klagten, he zij door hunne menigvuldige muiterijen, voo al bij den ontfangst der belastingen; dit belang rijke werk is aan den Heer Loftfoff, Capitai Ilpraunick toevertrouwd : door zijne arbeidzaam heid en voorzigtigheid weet hij de onlusten ti fllllen, de verfchillen bijteleggen, en zonder ge weid de beveelen van zijne ibuvereine te doer uitvoeren. Ik ben in ftaat geweest om te beoor deelen, hoe zeer de inwoonders over zijn beftiei voldaan waaren. Het is in deezen voorfpoedigen ftaat,dat ik dit departement gevonden heb; mogt het getuigenis, het geen ik met hetgrootlie vermaak ten zijnen voor deele afleg, tegen de voorige vernaaien worden overgefteld, en den leezer op zijne hoede doen zijn tegens den indruk, welken hetnadeelig vooroordeel, opgevat uit de voorfteliïng der misbruiken van de oude regeeringsform, op hem mogt gemaakt hebben! Men is ten minftendltgetuigenis aan de nieuwe inrichtingverfchuldigt,dat,indien er nog eenige abuizen in het beftier plaats hebben, dezelve onophoudelijk zich toelegtom die te verbeteren , naar maate dat ze ontdekt worden. Zedert kort liep het gerugt (op welken grond N3 ■ is . 1788. Maij TeOkots Ontwerp  198 Reize van de Lesfeps 1788. Maij TeOkotsk.' om de inwoondersvan Okotsk elciers te vcrplaatzen. Bijzonderheden over den togtvaa den Heer Billings. s mij onbekend) dat het hof voorneemens zou sijn, om de inwoonders van Okotsk of naar Oudskoï, of naar eenige andere nabuurige plaats overtebrengen. Indien dit waarlijk deszelfs voorneemen is, verbeeld ik mij, dat her zelve de noodzaaklijkheid zal begreepen hebben, om op deeze kusten eene aanzienlijker ftad te bezitten , welker gemaklijke gelegenheid, grootte en veiligheid van de haven, in deszelfs keus ter verplaatzing zal in aanmerking komen. Ik heb beloofd eenige bijzonderheden wegens de zending van den Heer Billings te zullen meede «deelen: reeds heb ik gezegd, dat zijne twee fcheepen op de werf van Okotsk gebouwd wierden, dog ik zou mij zeer verlegen vinden om optegeeven, naar welken oord zij zich 't zeil zullen begeeven; het is mij onmogelijk geweest dit geheim te ontdekken, al het geen 'er mij van bekend is, beftaat hier in, dat de Heer Billings uit hoofde van zijn verkreegen roem en de proeven van bekwaamheid, welken hij op eenderreizen van Capitein Cook zijn landsgenoot betoond heeft, naar Rusland geroepen is met den rang van Scheeps Capitein, om op eenen geheimen togt het bevel te voeren, dien men meent eenige ontdekking ten doel te hebben; het gezag, dat men hem toegeftaan heeft, fchijntzeer uitgeftrekt te weezen; de bouwftoffen, werklieden, matroo- zen,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. iqj zen, en al het geene hij noodig zou kunnen heb' ben, is hem door het hof bezorgd. Om meerder ipoed te kunnen maaken, had de Heer Billings zijn volk verdeeld; een gedeel te wierd onder bevel van den Heer Hall, zijn lieutenant, naar Okotsk gezonden ter bouwing van de twee'vaartuigen, terwijl hij zich met de overige manfchap, voorzien van flerke floepen en andere vaartuigen, die hij in ailen fpoed op de rivier Kolumé had doen vervaardigen, naar dc ijs-zee begaf. Niemand wist voor als nog het oogmerk van deezen eerlfen togt, een ieder verloorzich in gifingen: de waarfchijnlijkfte waren, dat deeze zeeman getragt had om dit gedeelte van Afia om te reizen, van de rivier Kolumé af, en de caap Sutoï voor bij te zeilen, tevens een weg zoekende om door de zee van Kamfchatka naar Okotsk te rug te komen ; dog indien dit zijn oogmerk mogt geweest zijn, is het waarfchijnlijk, dat hij in de uitvoering onoverkomelijke zwaarigheden zal ontmoet hebben, vermits hij na eenen moeijelijken togt van eenige maanden in de rivier Kolumé is binnen geloopen, en zich van daar naar Yakoutsk heeft begeeven. De arbeid onder het beft uur van den Heer Hall te Okotsk was geduurende een groot gedeelte N 4 van ) Maij TeJkütsk.  1788. Maij TeOkotsi De rivie Okhota Ontdoed zich van het ijs. soa Reize van de Lesfeps van den winter geftaakt, dogterwijJ ik mijn ver:, blijf aldaar hield, wierd dezelve hervat en met iever voortgezet; reeds was het beloop van een fchip in gereedheid, en de kiel van het ander op de werf opgezet; de lijndraaijers, fmeeders, timmerlieden,. zeilemakers; & kalfaters (V) hadden bijzondere werkplaatfen ; de tegenwoordigheid der Officieren, onder welkers opzicht deeze arbeid gefchiede, wakkerde onophoudelijk den iever der werklieden aan; niettegenftaande den grooten fpoed, dien ik van alle kanten aan deeze bouwingzag toebrengen, twijfièl ik echter, of deeze vaartuigen binnen twee jaaren nog wel in ftaat zul, len weezen om onder zeil te kunnen gaan. r Bij niemands geheugen was de rivier Okhota langer met ijs bezet geweest dan tot den 20Maij; dit jaar echter raakte dezelve tot groote verwondering der inwooners niet los dan in den namiddag van den a5; dit fchouwfpel lokte de geheele ftad uit, en ik wierd daar bij gencdigt als tot eene 00 Deeze waren benevens de werkbaazen en bevaaren matroozen allen uit Rusland gekomen. Om echter het noodige getal matroozen te bekomen, was de Heer Hall genoodzaakt recruuten aanteneemen; en deordres, waar mede hij voorzien was, waaren zo fterk, dat de Commandant hem op zijne eerfte vordering al de noodige manfchap, pen. en materiaajen bezorgde.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 201 ne partij van vermaak; dog in het denkbeeld zijnde, dat ik niets anders zien zou dan het geen , ik te Petersburg bijgewoond1 had, toonde ik even weinig begeerte als nieuwsgierigheid. Men verdubbelde de noodiging en ik ging meede naar den oever; de meenigte was reeds daar: ik wierd op bet oogenblik door een aantallieden omringd, die zich in eene eenftemmige opgetogenheid bevonden, op het gezicht der verbaazendeijsfchot. fen, welken door den fnellen ftroom van alle kanten weggevoerd wierden. Zij botften met geweld tegens, en ftapelden zich op elkander. Een oogenblik daar na hoorde ik een fterk gekerm; ik zag rondom, van waar dit gefcbreij kwam, en ik ontdekte een troup mannen en vrouwen, die even als wanhoopigen langs den oever liepen: ik naderde al beevende in de gedagte, dat het een of ander ongelukkig kind in leevensgevaar was; dog ik vond mij bedroogen. Veertien a vijftien honden waaren oorzaak van deeze beweeging; derzelver meesters kermden gezamentlijk, het zij uit meedelijden of uit gierigheid , over het lot van deeze arme dieren, welker verlies zeker fcheen. Gerust op de ijsfchorfen gezeten, waar door ze weggevoerd wierden, zagen ze met eene verwonderde houding de gefchaarde menigte langs den oever; nog het geroep , nog de teekens, welken door al dit volk gaN 5 daan 1788. Maij re Okotsk.  202 Reize van de Lesfeps Ï788. Maij TeOkotsk. daan wierden, konden deeze in beweeging brengen; twee evenwel zogten zich te redden, en zij geraakten met veel moeite aan den anderen kant: de overigen verdweenen binnen eenige minuuten; eenmaal in volle zee zijnde hebben zij daar ongetwijffelt den dood gevonden. Dit waaren de eenigfte flagtoffers van het losgaan der rivier; dog de uitwerkzelen hier van zijn menigmaal zo gedugt geweest, dat men jaarlijks alle de huizen in de nabuurfchap der rivier ontruimt (*); de verftrooide overblijfzelen langs den oever bevestigen , dat 'er veelen door diergelijke treurige gebeurtenisfen weggefleept zijn. Men heeft mij verzekert, dat in eenige jaaren bijna een vierde gedeelte van de ftad daardoor verwoest is geworden. Men wagte met ongeduld, dat deeze rivier deszelfs loop hernam : het wierd tijd, dat zo dra mogelijk de vischvangst levensmiddelen verfchafte tegens het gebrek, het geen zich begon te doen ge- (*) Men heeft in de befchrijving van Okotsk gezien, dat deeze gebouwen de wijk der Kooplieden uitmaaken; uit bevreestheid hadden zij allen hunne winkels op de plaats van het gouvernement overgebragt: zij beflooten zich in het vervolg daar neer re zetten; en dienvolgens herbouwde men aldaar hunne wooningen, wier getal aanmerkelijk vermeerdert wierd.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 203 gevoelen, de voorraad van visch, in den voorigen zomer verzameld, was van weinig belang geweest,, en bijna verbruikt; het meel was insgelijks zeer geminderd, en het geen 'er nog van overig was, wierd tot zulk een aanmerklijken prijs verkogt, dat het gemeen 'er niets van bekomen kon. In deezen nood vertoonde de menschiievendheid van den Heer Kokh zich op het fterkst. In de magazijnen van de kroon was nog roggemeel in voorraad, en hij deelde zulks aan het behoeftigfte gedeelte der inwoonders uit; deeze afgifte verfchafte wel eenige onderfteuning, dog het was van geen langen duur; de Heer Kokh, die dagelijks verfcheide perfoonen uit de ftad aan zijne tafel ontfing, zag zich zelfs genoodzaakt om van den weinigen voorraad, dien hij van liet voorige jaar overgehouden had, gebruik te maaken. Eindelijk aten wij geen ander dan in de zon gedroogd osfevleesch. Om versch vleesch te verkrijgen liet de Heer Majoor op de rendieren en argaiis jaagen, dog men had maar eenmaal het geluk om er van aantebrengen. De rivier geheel van het ijs bevrijd zijnde, deed hij aanftonds de zégen uitwerpen; ik was daai met een groot gedeelte der inwoonders van de ftad , en na mijne gedagten, was dit fchouwfpel veel fraaijer dan het eerfte: onbefchrijflijk waaren de gewaarwordingen en de blijdfchap van dee- 1788. Maij  204 Reize van de Les/eps 1788. Maij Te Okotsk ( J 1 \ Toebereidzelen tot t mijn ver.trek. 1 2 C i v deeze menigte getuigeq, bij het eerfte ophaalen van het net; het was met een verbaazend aantal kleine visch gevuld, als lpiering, haring enz. op dit gezicht vermeerderde de vreugd en het gejuich; de meest verhongerden wierden eerst geholpen; men gaf hen al het geen, het welk dit gelukkig begin opgeleeverd had! Ik kon mijne traanen niet wederhouden, wanneer ik de graagte van deeze ongelukkiger! zag; geheele huisgezinnen bewisten zich onderling de visch, enverfton3en dezelve geheel raauw voor onze oogen. Op deeze visch vangst, die van dag tot dag wervioedigér wierd door het terugkomen van de alm (jj en andere groote visfchen in deeze rivieren, volgde de jagt op de watervogels (z), die welhaast de oppervlakte 'er van bedekten; dit vas een nieuw middel van beftaan voor de inwoonders. Ondertusfchen vorderde het jaarfaifoen, en nietegenftaande zeer menigvuldige nevels zagen ri] bij tusfchenpoozen eenigefchoone dagen. Deeze O) De toebereiding van de falm gefchied hier op deelfde wijze als in Kamfchatka. 00 Ik meen reeds rekenfchap gegeeven te hebben van e wijze, waar op deeze jagt zeer gemaklijk in den mij-tijd eezer vogelen gefchied. De ftok is het eenigfte wapentuig, raar meede men dezelve aanvalt.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 205 ze kwamen ons des te fraaijer voor, dewijl in den nagt van den 29. twee duim fneeuw viel, en , dat de koude een graad boven nul aanwees; het water liep langzaamerhand af, dog men wierd nog geene teekens van groeijing gewaar. Eenige verrotte grasfcheuten, de ellendige vrugten der laatfte poogingen van de natuur bij het eindigen van den voorigen herfst, waaren het eenigfte voedzel, welk het aardrijk voor de paarden opleverde, in afwachting van dat, welk de terugkomst van de lente hen beloofde. Reeds brande ik van begeerte om te vertrekken , en hoe zeer ik voor mij zelfs niet verbergen kon den flegten ftaat, waar in deeze dieren zich nog moesten bevinden, drong ik echter den Heer Kokh om fpoedig allen die voor mij aangehouden waaren , te verzamelen , dewijl ik beflooten had om mij uiterlijk den 6 Jimij op reis te begeeven. Zijne beveelen wierden ftiptelijk ter uitvoer gebragt, en het was door zijne voorzorg, door de goedheid van Me vrouw Kafloff, en door de gefchenken van verfcheide vrienden, welken ik in deeze ftad agterliet, dat ik mij eensklaps van een ruimen voorraad van befchuit en brood voorzien zag; zonder het terugdenken op het gebrek, het geen wij ondervonden hadden , kon ik niet anders dan zeer vergenoegd over deeze wel daaden zijn; dog het denkbeeld, dat ik mij mei d( 1788. Maij "eOkotsk.  178?. Maij Te ükotsk. i ( ] i V l V e J< 2 Ji k v rr g' 20f5 Reize van de Lesfept de opofferingen der vriendfchap zou moeten voeden, kwetfte mijne gevoelige ziel, en het kostte mij zeer veel om te behouden, het geen ik niet te rug kon doen neemen; want boe meer zwaarigheden ik maakte, des te meer beklag en aanhoudende verzoeken, voor welken ik eindelijk moest zwichten, had ik doorteftaan. De dag voor mijn vertrek wierd tot het affcheid neemen hefteed. Ik had het genoegen te verneemen, dat de Heer Loftfoff voorneemens was rhij tot Moundoukaun te vergezellen; eenige zaaien betreklijk deszelfs opbouwing vorderden ook, lat de Heer Hall derwaards ging, die ook daielijk befloot om met ons daar heen te reizen, k verwachtte niet van nog een ander reisjezel, voor wien ik eene dubbelde achting beat, te zullen bekomen; de Heer Allegretti verwittigde mij des avonds, dat hij zich voorgefteld ad om mij tot aan het kruijs van Yndoma te ergezellen: en hoe groot was mij ne verwondering n erkentenis, wanneer ik vernam, dat zijne verleeftheid aan mij de eenigfte beweegoorzaak van ijn reis was! Van mijne twee foldaaten ging Gokoflf alleen met mij. Nedarézoff bleef te O. 5tsk; dog ik nam zijn vader mée, die mijgegeem wierd om voor ftuurman op de rivier Yndoa te dienen. Een aantal werklieden moesten vol! :ns mijne affpraak met den Heer Kokh dadelijk na  uit Kamfchatka mar Frankrijk. 20; na ons vertrekken, om onder mijne oogen de vaartuigen, welken te zeer befchadigt zouden zijn, te herftellen, ten einde ik aan geene nieuwe gevaaren of aan langer uitftel blootgefteld zou wee zen. Alle mijne toebereidzelen in gereedheid zijn de, fcheurde ik mij uit de armen van den Heei Kokh. Verfcheiden der inwoonders deeden mi de eer aan, van mij tot buiten de poorten dei ftad te geleiden, alwaar onze paarden reeds te vooren gebragt waaren; daar fcheiden wij on der wederzijdfche zegenwenfchen, en het'ver fchaft mij altoos genoegen van zeker te weezen dat mijne herbergers mij verlaatende de blij ken mee zich voerden van geenen ondankbaaren wel gedaan te hebben. Op het gezicht van het ros, dat ik beklimmet moest, fprong ik van fchrik en meedelijden agter uit; nimmer had ik een diergelijk flegt paart gezien; ontvleeschte en ingezonken heupen, eer fmal en puntig kruis, alwaar men alle de beenei kon tellen, een uitgerekte hals, de kop tusfehet de beenen, en waggelende op zijne kooten, zie daar een getrouw af beeldzei van het beest, da mij draagen moest: dat men de gedaante der an dere paarden beoordeele, dewijl het mijne vooi een der minst flegte gehouden wierd; het zade fcheen mij toe veel na de onzen te gelijken; die dei 1788. Maij Te Okotsk, I > I I 1 I I 1  1788. Maij Te Okotsk Zontgroe drie uurei vanOkotsk aoS Reize van de Lesfeps der vervoerders van ons reisgoed waaren veel kleinder, van hout en open; boven op dit draagzadel ftonden twee kruisgewijze ftokken, waar aan men den Jast (a) ophing en vastmaakte, evenwel met in achtneeming van het gewicht aan beide zijden gelijk te maaken, want de minfte onevenredigheid zou wel dra deeze arme dieren het evenwicht hebben doen verliezen. I Het was in deeze erbarmelijke uitrusting, dat onze caravaane zich op weg begaf. Om ons eenigzints over den Iangzaamen voortgang te vertroosten, vervrolijkte zich een ieder ten kosten van deszelfs ros; twaalf werften van Okotsk toonde men mij aan den oever der zee eene vrij aanmerkelijke zoutgroef; de menfchen, die daar werken, zijn allen kwaaddoenders, of lieden door de juftitie geftraft; dat huis voorbij zijnde, lieten wij de zee aan onze linkerhand, om eenigen tijd de Okhota langs te rijden, Daar O) D>t waren lederen en mantelzakken, ze hebben dit vooruit, dat de zijden van het paard daar door niet kunnen gekwetst worden; derzelver gewicht is gewoonlijk van vijf pouds of twee honderd ponden, en nooit zijn ze zwaarder dan zes pouds of twee honderd veerrig ponden; men noemt dien last riouki en derzelver draagers riouschni-loschadei; wauneer de goederen minder zwaar of van een klein begrip zijn, plaatst men dezelve op den rug van het dier, en maakt die meteen paardenhairen riem die onder den juüt doorgaat, daaraan vast.  uit Katnfcbaika naar Frankrijk. mt Daar het ontdooijen der rivier zo veel Vrees in de ftad verwekte, zijn deszelfs overftroomingen échter niet minder gevaarlijk voor de omleggende ftreeken > treed zij haare oevers te buiten, niet alleen overftroomt zij als dan de nabtuirige landen , en nu een geweldige ftroom geworden, verheft zij zich te heviger, naar maate zij veld wind; men verhaald, dat men wel eens deszelfs water twee voet boven de kruin der hoogfte boomen heeft gezien; hier uit kan men opmaakenj hoedanige verwoestingen zij aanricht; dit is altans zeker, dat ik in de bosfchen holle wegen heb aangetroffen van eené verbaazende diepte, welken men mij zeide haar werk te weezen. Ten naaften bij te Medvéjé Golova gekomen, Viel mijn paard onder mij neder, zonder dat hei mogelijk was het weder te doen opftaan; gelukkig had ik tijds genoeg om het zadel te verlaaten, en ik wierd niet in deszelfs val mêegefleept; het beste bleef op de plaats leggen (£) alwaar: hef (è) Het verlies van deeze dieren fchijnt de Yakouters Weinig aan te doen; het komt in hen zelfs riiet eens op öm ze hulp toetebrengeh; zo dra zij weigeren dienst té doen , of dat zij van verzwaktheid of vèrmoeitheid neervallen, geeft men ze aan hun jamtrierhartig lot over; ook tiet men de wegen met derzelver lijken bezaaid , d/e tefi II. Deel* O voe& i Junij Dén 6* Aanmerkingen over de Oka ho:a en bijzonderheden omtrent mijofi reis.  1788. Junij Den 6. Aio Reize van de Lesfeps het zelve ongetwijffeld eenige uuren daar, na zal omgekomen zijn; wij behielden nog elf paarden; mij wierd dadelijk een ander gegeeven; en ik kwam zonder eenig ander ongeval in het dorp.i Den anderen dag des morgens ten negen uuren vertrokken wij van daar en doorwaadden de rivier ('khota, welke wij vervolgens verlieten. Ik ontdekte hier en daar op den weg, op een vrij grooten aftland den een van den ander geplaatst, ee- voedzel voor de beeren verftrekken , welken hun roof niet verlaaten, voor en aleer 'er niets meer dan de beenen overblijft. Geen tien treeden ver of wij vonden van deeze geraamtens van paaYden, en ik geloof, dat ik tot aan het kruis van Yndome, er meer dan twee duizend gezien heb. Mijne geleiders verhaalden mij, dat de meesten het voorige jaar omgekomen waaren, bij gelegenheid van de overvoering der bouwftoffen, gefchikt voor den togt van den Heer Billings van Yakoutsk naar Okotsk; men was door de overftroomingen overvallen geworden, en naauw» lijks hadden de menfchen zich kunnen bergen. Een gedeelte der laadingen was nog onder een foort van lootfen, ^ en die labazis geplaatst, waar van ik gefprooken heb, alwaar de reizigers hunne goederen bergen, tot dat de afloop van het water hen de gelegenheid verfchaft om dezelve te komen weghaalen; men voegde daar nog bij dat de Yakouters dus jaarlijks vier a vijf duizend paarden, in de overvoering der Koopmansgoederen, waar toe ze gebruikt worden, verliezen.  uit Kamfchatka naar Frankrijk, air eenige Yakoutfche yourtes. Zeldzaam ziet men 'er eenigen bij elkander. De neiging van deeze geflachten om zich dus ieder op zich zeiven te plaatzen, zou die niet deszelfs oorfprong ontleenen uit een beweegreden van eigen belang, van zeer veel gewicht voor dit volk? daar de paarden derzelver eenigften rijkdom uitmaaken, hoe zouden de eigenaars derzeiven (men vind 'er die duizend en meer paarden bezitten) indien de wooningen bij elkander geplaatst waaren, aan hunne talrijke ftoeterijen voedzel kunnen bezorgen ? de weilanden in den omtrek zouden welhaast uitgeput zijn. Om daar aan te gemoet te komen, zou men genoodzaakt zijn de kudde ver weg te zenden, en hoeveel ongemaks zou zulks niet berokkenen, zo door de nalaatigheid als ontrouw der hoeders ? Wanneer wij te Moundoukann aankwamen, waaren onze paarden zodanig vermoeid, dat wij daar den nagt en den dag van den 8. doorbragten. Ik heb boven reeds gezegt (c) dat dit dorp twintig werften van Medvéjé • Golova afgelegen is; de rivier, die er langs loopt, ontleend deszelfs naam van het dorp. Met het aanbreeken van den dag verliet ik de Heeren Hal en Loftfoff, die hier blijven moes- ten:; (O Ziet mijn eerfte reize van Okotsk, Bladz. 171, O a 1788.. Junij Den ft Den 8, Den 2*  1788. Junij Den p. na Reize van de Lesjeps ten; en aanftonds moest ik een hoogen berg genaamt Ourak overrijden, welkers top nog met fneeuw bedekt was; onze paarden liepen tot den buik er door, en hadden op deezen weg veel te lijden. Langs den voet van deezen berg ftroomt de rivier, die denzelfden naam draagt; zo breed als diep, is haar loop ook niet minder fterk; op den oever ziet men eene yourte, welke men mij zeide door lieden bewoond te worden , die het ambacht van fchuitevoerders waarnamen, dog nu waaren ze allen van huis , mogelijk wel op de jagt. Uit derzelver openftaande wooning was optemaaken, dat ze zich maar zedert weinige dagen uit bevonden. Wanneer het ons verveelde om hen langer te roepen en te wachten, bragten wij het minst befchadigde vaartuig van die, dewelken aan den oever vastgemaakt waaren, te water; nalangzoekens vonden wij de riemen; men ontlaadde en ontzadelde de paarden en de goederen wierden in de fchuit gebragt, die ons beurtelings aan den anderen kant bragt; nu bleeven onze harddraavers nog overig, en ik was zeer bevreesd, dat ze de rivier niet zouden kunnen overzwemmen; de gerustheid, die mijne Yakouters daar omtrent vertoonden, kwam mij onbegrijpelijk voor; door ftokflaagen dwongen zij ze in het water te gaan, de  uit Kamfchatka tiaar Frankrijk. 213 de fchuit ging vooraf om ze te bellieren , terwijl een der geleiders aan land gebleeven dezelve met fteenen wierp, en ze door zijn gefchreeuwfchrik aanjoeg, ten einde ze het te rugkeeren te beletten ; na verloop van een half uur kwamen ze onbefchadigd weder bij ons; dadelijk wierden ze gezadeld, op nieuws belaaden (V), en wij vervorderden onze reis. De kragteloosheid onzer paarden noodzaakte ons vijf en twintig werften van Moundoukann ftiltehouden , ter plaatze die hen het meefte voedzel aanbood, en alwaar men het fpoor der beeren het minst ontdekte. Na een vasten van zes maanden, dat is te zeggen, na het eindigen van den winter, begrijpt men dat de gulzigheid der beeren verbaazend is; uit hunne fchuilplaatzen gekomen, verfpreiden zij zich door de velden; en bij gebrek van visch, die de rivieren als dan nog in geen groote hoeveelheid opleeveren, vallen zij woedend op alle dieren, die zij maar vinden en voornamelijk op de paar- 00 De Yakouters zijn hier aan zodanig gewoon, dat zé zulks den handigften (talknecht niet zouden gewonnen geeven; ze maaken de lastpaarden drie aan drie met de ftaarten aan elkander vast, en eene riem is genoegzaam om ze allen te mennen. O 3 1788. Juni) Den 9  f9*. Juni} Ben p. Runplaatzen der Yakouters. Den 10* ai4 Reize van de Lesfeps paarden aan; wij waaren ter onzereigebehoudenis verplicht middelen uittedenken om ze afteweeren: ziet hier eene befchrijving van onze gewoonlijke voorzorgen, waar door de leezer zich een denkbeeld van onze rustplaatfen zal kunnen vermen. De plaats uitgekoozen zijnde, ontlaad men'de paarden en laat die in vrijheid wijden, rondom ons kleine leger ftaken wij van aflland tot afftand vtiuren aan, vervolgens deed ik verfcheide fnaphaanfehooten, voor dat ik mij in mijn tent begaf; men had mij verzekert, dat het geluid en de reuk van het kruid de beeren doed vluchten; wanneer de dageraad aanbrak, verzamelde men de paarden: indien 'er zich eenigen wat ver af begeeven hadden, kwamen ze op het gefchreeuw mijner Yakouters aanilonds opdagen: deeze bezitten, daar in dezelfde bekwaamheid als de Koriaken omtrent derzelver rendieren. Verwonderd zijnde van geduurig paardemaanen of (taarten aan de takken van de boomen te zien hangen, vroeg ik daar van de reden, en ik vernam dat dit offerhanden waaren, gedaan door de Inwoonders des lands aan de bosch en iveg Goden : mijne wegwijzers hadden daar derzelver begunftigde plaatfen,! alwaar zij op eene Godsdienftige wijs diergelijke gaaven gingen vast-  Uit Kamfchatka naar Frankrijk. B.15 vastmaaken; deeze bijgeloovigheid heeft ten minften die nuttigheid, dat de offers, welke zij aanbrengt, tot wegwijzers kunnen dienen. Den voorigen dag hadden wij verfcheiden armen van de rivier Ourak doorwaad, die zich in onnoemlijk veel takken verfpreid; door geen derzelven waaren wij opgehouden geworden. Den 11, des middags ten vijf uuren, kwamen wij weder aan deeze rivier; deszelfs breedte was niet zeer aanmerkelijk, en indien de regen (e) die tot aan den avond viel, dezelve niet zeer vergroot had, zouden wij niet' geaarzeld hebben om die even als daags te vooren doortetrekken; het opperhoofd van mijne geleiders zeidemij, dat hij 'er gevaar in zag ;dog men had mijgewaarfchuwt, dat, indien ik zwak genoeg was om na hunnen raad te hooren , zij op de minfte zwaarigheid mij dringen zouden om op den vollen dag ftil te houden , meer om zelfs uit te rusten, dan wel om hunne paarden verkwikking toetebrengen. Ik befloot derhalven hen te noodzaaken om ten minften den doortogt te beproeven, en de uitflag over- 00 Ik was dien dag ooggetuige van eene zaak, welke verdiend verhaald te worden: mijne Yakouters trokken met behendigheid groote Hukken fchors van pijnboomen af, en wisten zich daar van een foort van paraplu ie te vervaardigen, waar onder zij den nagt doorbragten. O 4 17M. junij Den ii  ï7«8. Junij 5?n fh i $1$ Reize van ie Lesfeps overtuigde mij van de juistheid der gemaakte aanmerking; hij, aan wien ik bevel gaf om in de rivier te gaan, wierd genoodzaakt van fpoedig weer aan land te komen; zijn paard had eenige treen van den oever den grond verboren: wij moesten ons in de nabuurfchap legeren, alwaar pnze paarden gelukkig te graazen vonden. Om geen tijd te verliezen deed ik geene andere maaltijd dan des avonds, terwijl ik over dag niets anders dan roggebefchuit gebruikte; dog ik had al mijn volk gelast van mij te waarfchuwen, wan? neer men eenig wild zou ontdekken (f) , zq dat wij een geruimen tijd alleen van de jagt leef, den; de nooddruft is een goed meester; en door de gewoonte verkreeg ik allengskens de bekwaamheid. Indien het gebeurde, dat ik eenige Jigtgraau? We konijnen doode, was dit ten voordeele van mijne Yakouters, uitgezondert het vel, dat ze mij wedergaven; Golikoff had mij dit vleesch regen gemaakt, dat ik opzijn woord voor zeer flegt hield. Eens echter, bekoord door de wit? heid van deëze kleine gekookte beestjes, was ik be- (/) Behalven het watergevogelte vonden wij zeer dikwljls op onzen weg korhaanen, wicse patrijzen, jonga hoenderen, en wij raapten insgelijks deeijeren, wanneer f jj die ;amroffen.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. aif begeerig daar van te eeten; zij hebben den fmaak van het dennenhout, dog minder onaangenaam als men mij gezegt had. Op een tijd, dat wij gebrek hadden, heb ik mij daar wel aan vergast, en ik kan gemaklijk begrijpen, dat de Yakouters zulks voor eene lekkernij houden, Derzelver voornaamfte geregt, het welk zij Bourdouk noemen, ftond mij veel meer tegen; dit isz een dik af kookzel van roggemeel (g) en water h in bet welk zij vischtraan mengen, na dat ze het van het vuur genomen hebben: zij konden daar ZO veel van gebruiken, dat ik 'er van ijsde. In het algemeen worden ze voor de graotfte eeters gehouden; fomtijds, voegt men 'er hij, braaden Ze een paard om zich eens degelijk te vergasten, het welk in weinig uuren door een klein aantal van gasten opgebruikt word; al wat de maag of pens van het dier bevat, is voor hun geen verfmadelijk beetje. Wie zou gelooven , dat men» fchenjvan zulk eenen verbindenden aart opeen anderen tijd eenemaatigheid bezitten ,die ons ondragelijk zou toefchijnen, en dat zij menigmaal genoodzaakt zijn verfcheide dagen zonder eeten te weezen ? Ik GO Bij gebrek van roggemeel neemen zij de fchora van jonge pijnbootnen, kooken die vervolgens en maaien ze fijn, 0$ 1788. Junij Den i\. Gewoon-, ijk voed el der Ya* 0 üters.  2l8 Reize van de Lesfeps 1788. Den ia Ontmoi ting van eene Car: vaneKooj lieden. Ik wierd vroegtijdig door mijne wegwijzers wakker gemaakt, die mij kwamen zeggen, dat het water des nagts merkelijk gevallen was; terwijl men ons reisgoed oplaadde, zag ik eenige lieden te paard ons naderen, die om dezelfde reden aan de andere zijde waaren opgehouden, zij hadden om aan onzen kant te komen geen het minfte gevaar geloopen, en zij ftelden ons gerust. !- Dit waaren in verval geraakte Kooplieden, die het geluk gingen beproeven, als gemagtigden van ■-een rijk handelaar, wiens vooruitzichten in den handel de goedkeuring van het hof en al de onderfteuning die hij benoodigt was, hadden verworven; deeze hadden ten oogmerk den handel in pelterijen, voornamelijk in Sabelmarters, in het land der Koriaken of bij de Tchouktchis gevangen; die faétooren moesten zich van den mond der rivier Penginaaf tot diep land waards in verfpreiden; de reis zou vier of vijf jaaren duuren ; zij waaren niet alleen voorneemens om overal bontwerk te koopen, dog daar en boven om zelfs de dieren, die 'ervan voorzien zijn, te vangen: en daar zij geen andere beletfelen vreesden dan die hen door de Inlanders konden veroorzaakt worden, hadden zij zich van wapenen en kruid en lood voorzien, ten einde in ftaat te zijn om derzelver aanvallen afteweeren. Waa»  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 219 Wanneer zij ons verlieten, floegen zij een blijk van medelijden op onze ellendige paarden, terwijl wij met een benijdend oog de perkte en welgefteldheid van de hunnen befchouwden. Uit den omtrek van Yakoutsk gekomen, alwaar men wintervoeder opzamelt, vertoonden deeze dieren vlak het tegengeftelde van de onzen, welke mij nu door vergelijking nog veel llegter voorkwamen. Wanneer wij de rivier overgetoogen waaren, vroeg ik aan mijne wegwijzers, of ik nuhoopen kon, dat dit voor de laatfte keer zou zijn; „ Neen, „ zeiden zij, voor dat de daggeeindigt is, moe3, ten wij 'er nog drie overtrekken". Uit de befchrijving, die zij 'er mij van deeden, maakte ik op, dat dit wederom'armen van de Ourak moeften weezen. Wat hier ook van zijn mogt, mijn vrees vernieuwde bij iedere doortogt, het denkbeeld dat een paard aan het waggelen raaken en met mijn kistje kon vallen, deed mij huiverig zijn. Uit een digt bosch komende, bevond ik mij aan den oever van een geweldigen waterftroom;k deeze nieuwe rivier was van eene ongemeene fnel £ heid , en deszelfs breedte weinig minder dan twee k honderd treeden, ze valt hier digte bij mdeOu«b rak. Echter oordeelden wij dezelve waadbaar, en in dat vertrouwen zette ik mijn paard aan om 'er 1788. Junij Dia 13. Uitftee- ;nde ien.=t welï G0I1jff mij ; wijst.  1788. Junij >en 12. as© Reize van de Lesfeps 'er in te gaan: omtrent in het midden voelde ik dat zijne beenen waggelden ; ik moedigde het beest aan, het hield ftand, ging voorwaards, en het water ging mij maar tot aan de knie-ën; ftouter geworden zette ik mij weder in het zadel, want het gezicht van den ftroom veroorzaakte mij eene geduurige ontroering, en mijn lighaam hing geheel over eene zij; als ik eindelijk bijna aan den kant geraakte , welkers hoogte nieuwe poogingen vereischte, moest ik, om daar op te komen, over een kaaijvan ijsfchotfen, die'er aan vast was klouteren; deeze was wel zeer fteil, dog ik zou te vergeefsch eenen anderen doortogtgezogt hebben. Ik nam dan mijn beiluit, en ik bragt het dier bij deezen gevaarlijken oever. Reeds waaren ,zijne voorpooten daar op geplaatst, en het deed zijn best om ook de agterpooten daar op vast te klampen, dog op het zelfde oogenblik glijdt hij uit, en valt agter over; wij geraakten van elkander en beide aan het zwemmen ; de plaats was diep, de zwaarte mijner kleederen belemmerde de minfte beweeging, die ik maakte; door den geweldigen ftroom weggefleept, evenals mijn paard, dat digt bij mij zwom, verloor ik ongevoelig mijne krachten; ik geraakte na de t'zamenvloeijing der twee rivieren, wanneer ik mij eensklaps hoorde toeroepen: zoek uw paard te vatten, of het is met u gedaan; deeze ftem, en  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 221 en het nabijzij nde gevaar verfterkten mij ; ik werk' te met alle magt, ftrekte de hand uit, en greep den teugel; de Hemel waakte ongetwijffelt over mijne behoudenis, want ter zelfder tijd voelde mijn paard grond en ftond ftil; een oogenblik laater en wij waaren verlooren geweest: ik hij fte mij langs den toom tot aan den hals van het paard, waar aan ik mij fterk vasthield, ik bleef dus als tusfchen leeven en dood hangen, vreezende mij te verroeren en met een groot gefchreeuw om hulp roepende; mijn getrouwe Golikoff had te vergeefsch getragt mij te volgen, de fterkte van z;ijn paard had niet aan deszelfs iever beantwoord. Hij was het, die in zijne onverduldigheid mij den heilzaamen dog fchrikkelijken raad gegeeven had, van mij aan den toom te houden; zo dra hij 'ei het goed gevolg van zag, verdubbelde hij zijne poogingen om den oever te bereiken, daar op te fpringen, naar mijn paard te loopen, hetzelve buiten het water te trekken en mij het leeven we dertegeeven, dit alles was voor hem het werl van vijf minuuten. Mijn eerfte zorg was, na dat ik mijn verlos fer omhelsd had, van de hand in mijn gordel v fteeken en daar mijn brievetas uittehaalen. Niet tegenftaande dat dezelve in gewast linnen gewon den was, had het water 'er nogtans ingedron gen, en ik beefde over twee brieven van belang di 1788JunijDen i2< e  223 Reize van de Lesfeps Junij Den ra. die mij bijzonder door den Heer Graaf de Ia Pérouze waaren aanbevoolen, ikzagmetblijdfchap, dat dezelve niet zeer nat waaren. Mijn kistje was aan den anderen kant gebleeven, dog mijne ongerustheid deswegens verdween wel dra door de aankomst van den Heer AHegretti en mijne andere meede reizigers, die het zelve in mijne handen fielden. Zij waaren nog verbleekt en ontftelt over mijn wedervaaren , enbefchouwden mijne redding als een wonder. Ik was te nabij aan mijn einde geweest om niet van dezelfde gedagten te zijn. Wij fteegen vervolgens wederom te paard , dog ik moet bekennen , dat bij de nadering van eene rivier het bloed in mijne aderen ftolde; ik zond altoos een van mijne wegwijzers voor uit en ik was niet gerust, voor dat hij mij van den overkant een teken gegeeven had. Wij reisden deezen dag even als alle de voorigen, zedert mijn vertrek van Okotsk, geduurig dwars door de bosfchen, alwaar wij den loop der rivieren volgden. In de bosfchen zijn de boomen, f» die langs de wegen ftaan, klein, dog zo digt en bezet met ftruiken, dat mijne Yakouters (bj Het zijn meest wilgen of elzen boomen; dog wanneer men zich dieper in de bosfchen begeeft, vind men daar denne en berkenboomen van eene fraaije hoogte.  uit Kamjcbatka naar Frankrijk. 225 ters verplicht waaren ons een weg met de bijl (/') te baanen , het geen onzen togt nog meer vertraagde , zelfs zo dat wij nooit anders dan ftapvoets voortreeden. Ik kwam redelijk vroegtijdig te Ouratskoïplodbilché; dit was de eerfte bewoonde plaats, die ik zedert de verlaate yourte der fchuitevoerders aan den oever van de Ourak aangetroffen had, en ik bleef daar dien geheelen dag uitrusten; deeze rivier loopt ook langs dit gehugt; het getal van deszelfs inwoonders bepaald zich tot vier foldaaten , die ieder een isba bewoonen. Zij zijn belast met de bewaaring van een magazijn, alwaar men de goederen bewaard , die aan de kroon toebehooren, komende van Okotsk of van Yakoutsk. Bij gelegenheid vervoeren zij de goederen tot aan den mond van de Ourak, dog deeze is zodanig bebmraerd, dan eens door ondieptens, en dan wederom door watervallen, ook zijn de vaartuigen zo broos, dat de fcheepvaart daar niet minder gevaarlijk dan moeijelijk is. In den vroegen morgen voer ik met een fchuit deeze rivier over, welke niet wijd van een zeer groot (/) Zij bedienen zich tot-dat einde van eene breede en fange plaat, aan het einde van een ftok van diie voetlang vastgemaakt; dit wapentuig dient hun zo wel voor een ans als voor een bijl. 1788. Juni) Den 12. Aankomst eOuratscoTplodbUché, Inwoondersran ditge- lUgt. Den 13.1 Oorfprong van deOurak.  i?88 Junij Den 14. Gewoont der Yakoi ters, wan neer ze ee paard op weg laace: leggen. £24 Reize van de Lesfeps groot meir ontlpringt, waar omtrent wij onsdleri zeiven avond neerfloegen; op eene hoogte gelegen , kan het omtrent zes a zeven weriten in den omtrek beflaan; men zegt, dat het zelve zeer vischrijk is, i Ik moet hier van eene gebeurtenis melding maaken , die deezen dag onder mijne Yakouters 1 voorviel, wegens een paard; dat men op den weg jmoest laaten leggen; zij hielden Uil, en beraadflaagden zamen rondom het dier, wat hen te doen Hond. Onverduldig om die zamenfpraak te zien eindigen, ging ik derwaards om hun mijn misnoegen te bewonen, dog zij kwamen mij voor, verzoekende mijne toegevendheid voor het uitlïel dat zij mij veroorzaakten ; daar zij verantwoording fchuldig zijn van de paarden, welken men hen toevertrouwd, zo hebben zij de gewoonte, wanneer zij, het zij door toeval of doorzwaare vermoeidheid 'er eenige verliezen, om die als dan den ftaart en de ooren aftefnijden , welken zij aan hunne meesters te rug brengen, dewijl zij anders genoodzaakt zijn om 'er de waarde van te betaalen. In dit oogenblik was de vraag, of zij hef ftervende paard zouden dooden; dit vereischte eenigen tijd, en ik was niet zeer genegen om hun dien toetelfaan. Ook antwoorde ik vrij bars» dat 'er een veel eenvoudiger, veel korter, en minder wreed middel was. Ik beloofde hen een ge-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. a2i getuigfchrift het welk hun verlies zou inhouden, en in plaats van de gewoonlijke bewijzen voldoen kon, terwijl ik het op mij zou neemen dat zij dezelve niet mêebragten. Zij itemden zonder aarsfelen in mijn voorftel, en men zeide mij, dat ik hun verplichting fchuldig was voor deeze toegeevendheid. In de hoop van fpoediger te vorderen, belastte ik den ouden Nédarézoff om op ons reisgoed te pasfen, en ik trok met de Heer Allegretti, Golikoff en een Yakouter voor uit; wij naderden een moeras, deszelfs diepte was omtrent vaneen, voet; de Heer Allegretti en ik reeden daarin, Golikoff volgde ons, houdende mijn kistje op zijn zaal, naauwlijks was hij tien treeden voorwaards, of zijn paard viel voor over, en wierp hem ter zijde; dog meer bezorgt over het geen onder zijne bewaaring was dan wel omtrent zich zelfs, rolde hij over het kistje dat hij zorgvuldig vast hield. Ik flapte aanftonds af om hem te helpen, hij was in de flijk gevallen zonder zich te bezeeren; zijne meefte bevreesdheid was dat mijn kistje nat zoude zijn, en hij kon zich deswegens niet gerust ftellen, dan wanneer hij zag dat het van binnen droog was. Onze paarden waaren zodanig vermoeijd, dat wij genoodzaakt wierden te voet te gaan, en dezelve bij de toom te trekken, terwijl onzeYaII. Deel. p kou. ft ■*";/ 178?. Junij Den 14, Den i<5. Ongeval iet welk nijn Soldaat Golijoff bejegende. \  220" Reise van de Lesfeps 1788. Juni) Den 16. Komst bi het kruis van Yudo ma. kouter ze van agter heftiglijk voorrzweepte; wij reisden dus den geheelen dag, om het half uuc ftilhoudende ter plaatze alwaar het nieuwe gras zich begon te vertoonen (£), ten einde onze paarden gelegenheid te geeven van zieh te kunnen herftellen. Omtrent ten drie uuren in den namiddag, bereikten wij Yudomokoï-krest, of het kruis van Yudoma (/)• Op eene hoogte, van waar men de overftroomingen deezer rivier kan braveeren , welke deszelfs onftuimig water zeer ver voortftnuwt, ziet men verfcheide magazijnen door vier foldaaten bewaard, die derwaardsvlugten, wanneer het water derzelver wooningen, welke digter aan de rivier gelegen zijn, bereikt; deeze dienen aan de reizigers ook tot fchippers. Op (kj Ik heb reeds van de fpoedige groeijing gewag gemaakt, dagelijks wierd deszelfs vordering zichtbaarder; de zo lang ontbloote boomen verkreegen langzaam derzel. ver bladeren, en welhaast veranderden de velden in een uitgeftrekte weide, met bloemen gefchakeerd; welk een toneel voor een man wiens oog geduurende zes maanden niet anders dan bevroozene vloeden, en met fneeuw bedekte bergen en vlaktensbefchouwd had! ik verbeeldde mij nu met de natuur te herleeven en van onder deszelfs puinhoo» pen opteriizen. kotsk te ig.  23° Reize van de Lesfeps 17S8. juni) Den 18. Overtogt van de waterval. de dienstbewijzen en de betuigingen van gene* genheid, welke ik van dien achtingswaardigen heelmeefter ontfangen had, vertoonden zich op het oogenblik van ons laatfte vaarwel allen te gelijk voor mijnen geest en aan mijn hart. Twee Soldaaten had ik voor roeijers genomen, en daar onder die geen welke eertijds deeze reis gedaan had. Nédarézoff was aan het roer; Golikoff en ik moeften hem vervangen, wanneer hij te zeer vermoeid wierd; de fnelheid van de ftroom voerde ons met eene zodanige fpoed voort, dat wij niet behoefden te roeijen; volgens den weg dien wij afleiden, twijffelden mijne twee Soldaaten niet, of wij zouden voor het einde van den dag nog aan de vermaarde waterval komen, die omtrent ruim tagtig werften van de plaats van ons vertrek afgelegen was; derzelver gefprekken liepen alleen over de gevaaren die ons daar wagtende waaren; daar ik hunne onervaarendheid uit deeze redeneeringen, door de vrees opgegeeven, kon bemerken, befloot ik zelfs daar van de proef te neemen; ik meende alle voorzigtigheid te moeten gebruiken, ten einde mij niets te verwijten te hebben. Ik liet mij dikwils aan land zetten en ik ging langs den oever voor uit, om te ontdekken tot hoe ver wij zonder vrees vaaren konden; tegens den avond verhief zich een west-noord-wefte wind die ons regen aan- bragt.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 231 bragt. Ik wilde liever ftll houden dan ons aan een zo flegt weer blootftellen, en ik liet mijne tent op de fchuit opflaan. Na vier uuren vaarens, telkens afgebrooken door het aan de wal gaan, ten einde te ontdek, ken of wij de waterval naderden, kreegen wij dezelve eindelijk in het gezicht; verzeld van mijne twee ftnurlieden, ging ik aanftonds de plaats in oogenfchijn neemen. Niet ver van daar wierd ik een klein fteenachtig eiland gewaar, het geen men niet ontdekt voor dat het water begint afteloopen; mijne Soldaaten raadden mij het canaal in te vaaren het geen wij aan onze rechterhand zouden vinden; hoe zeer deszelfs loop zeer fiiel was, verzekerden zij mij echter dat deeze bijna geene beweeging had, in vergelijking van de waterval; ons bleef dus maar overig te weeten of het water hoog genoeg was. Deeze onderrichting overwoog ik van alle kanten, en alle mijne befchouwingen mij van deszelfs nuttigheid overtuigd hebbende, ging ik weder op het vaartuig met het vafte voorneemen om 'er gebruik van te maaken. Ik moedigde zo veel ik kon mijn volk aan, en plaatfte mij vervolgens aan het roer; Nêdarézoff bleef bij mij; Golikoff plaatfte zich zodanig dat hij een der roeijers helpen kon, want wij hadden niet meer dan twee riemen. Wij vorderden dus, met opgeheeven roeijfpaanen, tot P 4 daar 1788. Junij Den 18. Den 10, !  I7R8. Junij Den ic, zien in de waterval verliest. De onftuimigheid van deeze zou ons in den draaikolk weggefleept hebben, indien de juistheid en de poogingen mijner roeijers zulks niet belet hadden; naauwlettend op het gegeeven teken, zetten hunne gefpierde armen de roeifpaan kracht bij, en worftelen tegens de golven; deeze verheffen zich en bruisfchen; de geweldige fchokken welken die aan het vaartuig toebrengen, mijne geduurige aanmoedigingen, en boven dat alles, de vrees van om te Jtomen, verdubbelde den iever mijner Soldaaten ; eindelijk geraakten wij uit de gevaarlijke ftroom en roeijden het canaal in. Hoe bedaart fcheen ons deszelfs water na deezen verfchrikkelijken doortogt! Om mijn volk wat uit te laaten rus ten, gaf ik mij geheel over aan het befpiegelen van den zagten afloop: het roer alleen was genoegzaam om het vaartuig te bellieren. Zo dra wij aan den voet van de waterval waaren, deed mij de nieuwsgierigheid agterwaards zien. Op deszelfs ijsfelijk gezicht, beefde ik; en dankte den hemel van mij een andere weg te hebben aangeweezen. Van de tien vaartuigen die verplicht zijn deeze te volgen, kan men rekenen dat 'er negen fchipbreuk moeten Jijden; dat dan de leezer oordeele. Wat Reize van de Les/eps daar de twee ftroomen zich ontmoeten, waar . van den een naar het canaal loopt en den ander  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 233 Wat zal 'er van dat brooze fchuitje worden, het welk, het gevaar tartende, zich door den vloed laat meefleepen? In deszelfs overhaaften de val, zie ik het de ipeelbal der watergolven worden , die den een op den ander volgen, en die mei een fterk geluid van de hoogte van twintig voeten , op drie verbaazende rotzen neervallen, welken zij met fchuim bedekken. Hoe zal het zelve, zonder een wonderwerk, niet verzwolgen worden? Hoe ontgaat het de verbrijzeling tegens deeze dreigende klippen, langs welken het moet heenvaaren? En echter, wanneer het Canaal door gebrek aan water onbevaarbaar is, word dit de eenigfte weg die men neemen kan. Mijne geleiders verhaalden mij dat voor en aleer men 'er zich op waagt, men altoos de fchuiten ontlaad, en dal daarin de voorzorg en wetenfchap der Huurlieden beftaat; deeze watervallen worden Poroggenaamt. Wij moesten nog eene plaats doorvaaren dewelke mijn volk ongerust maakte; deeze noe men zij Podporojenei, het laagfte of de zuiging van de waterval, die van deeze, eene werst afgelegen is. Zij hadden naauwlijks hun geiprek deswegens geëindigd, of wij bevonden ons reeds daar: ik had naauwlijks de tijd om hen te beduiden wat ik noodig oordeelde dat in het werk gefteld moest worden; de zaak was dat wij de P $ diep- 1788. yunij Den ip  *34 Reize van de Lesfeps 1788. Junij Den ip. diepfte^ zijde koozen, de zwartheid van het water fcheen mij die aan te wijzen, en ik Huurde derwaards, de bruisfching en de zwaaregolven, deed ons meer flingeren en op en neer gaan dan in volle zee: dog eensklaps wierd ons fchuitje gelijks het water, tegens een rots gefmeeten die niemand onzer ontdekt had; door de geweldige fchok vielen wij om ver: mijne makkers meenden 'verlooren te zijn en durfden zich niet oprichten ; ik fchreeuwde te vergeefs dat zij roeijen zouden , dan niemand gaf daar acht op. Ik vatte het roer wederom aan, en ziende dat 'er niets gebrooken was, ftelde ik hen gerust, en ik bragt het zo ver dat ze derzelver plaatfen hernamen; wij waaren onze bevrijding aan het mos verfèhuldigt waar meede deeze rots bedekt was; zij bewaarde ons fchuitje, dat 'ervan terzijde tegenkwamen daar over heen gleed, zonder eenigzints befchadigt te zijn. Om dit te vermijden moet men juist door het midden van de rivier vaaren, en niet bekommert weezen over de golven, die zich daar verheffen en tegen de rotfen fchijnen te verbrijzelen; de doortogt is omtrent van honderd vijftig toifes of halve roeden; beneden deeze Podporejenei ftroomt eene andere rivier; deszelfs klaar en ftil water, naast de beroering en de drabbigheid van de Yudoma, veroorzaakt eene zo merkbaare tegenftrij- dig- 1  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 235 digheid, dat het oog een geruimen tijd de eene van de andere kan onderfcheiden. Aan de linker kant van deeze laatfte, ziet men nog een arm die niet minder geducht is. Ooli heeft men die de naam van Ffcbortofskoï-protok. of duivels arm gegeeven, hij loopt in het bec van de Yudoma, dertig werften van de mond var deeze in de Maya. Men herkent dien arm aai het aantal doode boomen en rotzen die deszelf inkomen opftoppen ; een zeer fnel vlietend* ftroom fleept u daar in om 'er nimmer weer uit' tekomen , indien men de voorzigtigheid niet ge bruikt om altoos langs de regter hand te houden Ik meende een beer te dooden die langs der oever wandelde, ik deed een fnaphaanfchoot ot_ hem methartenhagel; niettegenftaande zijne kwet fuur, vlugtte hij boschwaards en ik verloor hen: uit het oog. Een oogenblik daar na, mifte mi een fchoon rendier dat vijftien treeden van ons wegvlood, uit hoofde dat mijn fnaphaan nog niei weder gelaaden was. Ik zag ook verfcheiden ar galis, ooijevaars, ganzen, en een vos, dog il kon 'er geen van bereiken. Dien dag zag ik voor de eerftemaal zedert mijt vertrek van Yudomokox-krest, een pijn boomer bosch; daar entegen waaren de dennen bosfcher die zich links en regts aan mijn oog vertoont had 1788. Junij Den 19, Arm van de Yudoma, die de DUIVELS - ARM ge ' naamr, l word. Den 20.  ï?88. Junij Den 21, Snéïhei<3 en rigting van deYu' doma. Den 22. Wij komen in de Maija. 236 Reize van de Lesfeps hadden, ontelbaar; het is delaatstgemelde boom (0) welk de masten en ander fcheepshout voor alle de werven die op deeze kust gevonden worden oplevert. Bij mij ontdekte zich eene ongefteldheid door een aanval van koorts, dog ik floeg daar weinig acht op; alleen bleef ik in mijn fchuit flaapen, en mijn leefregel bepaalde zich tot het drinken van koud water. Ik hield des nagts niet meer ftil, dewijl onze vaart zeer gemaklijk was geworden. Hoewel men het mij verzekerd heeft, heb ik nogtans moeite om te gelooven dat de Ourak {helder afloopt dan de Yudoma. Wij reisden op deeze tien, twaalf en fomtijds twintig werften in een uur; haare meest gewoonlijke richting fcheen mij weftelyk te zijn; aan deszelfs mond vormt zij een groot aantal kleine eilandjes. Des morgens ten twee uuren geraakte ik in de Maya, neemende den weg ten naaften bij noordwaards en fomtijds een weinig naar het oosten; de oevers van deeze rivier zijn minder fteil, en minder dor dan langs de voorige; bij tusfchenpoozen echter ontdekt men daar bergen en zelfs rotzen ? het onderfcheid tusfchen de beide ftroo« men CO Deeze word hier te land usTCENiscHNoié-DéREvo genaamt. .  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 23? men wierden wij echter veel meer gewaar, dewijl wij maar vier werften in een uur konden afl»ggen. Omtrent op het midden van den dag, zagen wij negen vaartuigen ons te gemoet komen, beladen met allerleie voorraad voor den togt van de Heer Billings; zij voeren, door menfchen getrokken, de rivieren op, welken wij afzakten \ ik kon ze niet naderen; dog ik vernam dat de Cfficier die ze naar Okotsk geleidde, de Heer Beh' ring was, de Zoon van dien zeeman, aan wien RuS' land zo veele gewigtige ontdekkingen op de noordwest kust van Amerika verfchuldigt is: hij dagt, zeide men mij, omtrent een en een halve maand bezig te zullen zijn om den togt te doen dieikit vier dagen had afgelegd. De muggen waaren ons tot eene onverdragelij ke last; wij konden ze niet afweeren dan met d rook van verrot hout; wij gebruikten de voor zorg om het vuur dag en nagt aan den gang t< houden. In den agtermiddag, verliet ik de rivier Maya om in eene andere die veel breeder en melder wa $e komen, genaamt de Aldann O): dog ik voe dezelve alleen over om eene wooning te berei kei Cpj Zij valt op eenigen afitand en ten noorden van Yakouislt in de Léna. I?88. Juni) Den 22. Ontmoetingvannegen vaartuigen. I " Den 33. Uitwate'ring van de 3 Maya in de t Aldann. 1  i?88. Junij D^n 23. Bijzondei toeval dat mij paarden, verfchaft. I i t \ c d O bi 238 Reize van de Lesfeps ken aan de overkant gelegen, regt tegens de mond van de Maya over (q). Daar vond ik zee - foldaaten voor den togt van de Heer Billings gefchikt, die mij voorfloegen om van verfcheide transport paarden onlangs aangekomen gebruik te maaken, en welken in het terugkeeren, mij tot Amgui konden brengen; volgens mijn reis-maat, moest ik mij te fcheep naar Belskaïa - Pér êprava begeeven, alwaar de gewoonlijke weg van Okotsk naar Yakoutsk langs loopt; dog de weg over Amgui neemende, zou ik aanmerkelijk winnen; hier van verzekerd zijnde, en het gelukkig geval bet welk mij goede paarden verfchafte, deed mij van mijn ontwerp ifzien. Ik betaalde mijne geleiders f»» die orderhadlen om hunne fchuit te Belskaïa -Pére'prava ager te laaten, namelijk, nog honderd vijftigwer* ten verder, en die bij gevolg voortgingen met Ie Aldann aftezakken. Zij waaren nog geen werst er, of het deed mij reeds leed dat ik ze afgeankt had; de Yakouters aan wien deeze paaren toebehoorden, en die bevreest waaren van ze (?) Deeze plaats word Oust-mayar priftann genaamt, "de haven van de mond van de Maya. (O In de vijf dagen dat ik fcheep geweest was, had ik jna zeven honderd werften afgelegt.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 239 ze te veel te zullen vermoeijen, hadden met ongenoegen vernomen dat ik 'er mij van dagt te bedienen; daar zij dit niet opentlijk durfden laaten blijken, poogden zij de vlucht te neemen; men zogt hen optefpooren, en door veele beloften, bragt men ze terug. Om zich van dezelve te verzekeren, moest men ze allen in een isba opfluiten , waar uit men ze den volgenden morgen niet liet komen, dan onder voorwaarde dat ze mij tot Amgui zouden brengen; intusfchen had men de voorzorg gebruikt om tien van de beste paarden tot mijn gebruik uittekiezen. Na wel geflaapen te hebben, het geen mij geheel herftelde van mijne ligte onpaslijkheid, flapte ik vrolijk te paard, gevolgt van deeze Yakouters die door Golikoff aangefproken engedweë-er gemaakt waaren. Ik was over derzelver vergenoegtheid verwondert, zij zongen degeheele weg over. Derzelver zangkunst is niet zeer aangenaam, deeze beftaat in een geduurige en eentoonige trammelant die ze uit de keel voortbrengen; zij zijn daar en boven zeer vaardig om iets voor de vuist opteftellen; de woorden kosten hun geen moeite nog overleg; zij vinden ftof in alles wal hen omringt of wat ze denken. Laat een vogei aan haar zij opvliegen, en ziet daar reden genoeg om een uur over te zingen; dit is geen uitwerk- 1788. Junij Den 26. Vertrek van Oustmaya-pris.tann. Yakoutfche zangen.  1788. Junij Den 24. Bijzonderheden van mijne reis tot aanAmgui. Den 25. 1 1 Den 26. 240 Reize van de Lesfeps werkzel van derzelver levendige verbeelding, want het gezang zal tot aan het einde toe zich bepaalen om te herhaalen, dat 'er een vogel zo weggevloogen is. Meer dan honderd werften lang, reeden wij door een losfe moerasfigen grond, waar onze paarden zodanig inzakten dat wij genoodzaakt waaren van afteftijgen om ze 'er uittehelpen; het overige van de weg was minder flegt. In het midden van een groot bosch, zag ik op den oever van een meir, twee visfehers bezig om derzelver voorraad voor de winter te vangen; zij hadden geen ander verblijf dan een afdak'van boomfchors: op het einde van de zomer, gaan zij bij derzelver ouders een zekerder en warmer chuilplaats zoeken. Wij hadden regen in overvloed, dog vooral van des namiddagsten vier, tot desavondsten Jgt uuren wanneer ik ftil hield: om 'ervan be/rijd te weezen, plaatften mijne Yakouters op 3erzelver fchouders een beerenvel op de wijze tm een kraag; door eenpaardeftaartvastgemaakt lan een dikke zweepftok , bevrijden ze zich van le muggen; wij wierden 'er zodanig van geplaagt; dat ik niet lang wachtte om tot dwzelvermuggeiagt toevlucht te neemen. Deeze dag leverde niets bijzonders op; des ivonds bereikte ik den oever van de rivier Amga*  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 241 ga, twee honderd werften van de haven aan de mond der Maya. Deszelfs diepte benam ons de lust om dezelve door te waaden, echter waaren alle de fchuiten aan de overkant; te vergeefs riepen wij dat men ons zou komen af haaien. Een mijner geleiders, onverduldig dat hij niemand zag opdagen, ontdeed zich van zijne kleederen, en zwom over om een fchuit te gaan haaien; de 0vertogt van onze caravaane duurde een uur; wij fteegen dadelijk weer te paard om de wooning van een Yakoutfche Prins te bereiken, dieGirkoffgenaamd was. Onder weg, vond ik verfcheide Yourtes, dog allen ten minften een uur van den anderen gelegen; wanneer wij eenige treden van die van Knefetsk of van den Prins af waaren, reed mijn Soldaat Golikoff voor uit, om hem te beduiden , dat hij mij wel ontfangen moest. Hij onthaalde mij in der daad zeer vriendelijk; niet alleen bood hij mij zijn yourte, melk en zeer| fmakelijke boter aan, dog daar en boven beloofde hij mij, dat zijne befte paarden O) den vol-, gen- O) Behalven zijn ander vee, bezat dien Prins een itoeterij van twee duizend paarden die in een goeden ftaat waaren, hij had 'er een groot aantal verlooren bij de bevoolen overbrenging der goederen voor den togt van de Heer Billings; de manier waar op hij mij onderhield over zijne onderwerping aan de wil van zijne fouvereine, deed Q »5 178?. ' Junij. Den 26. Onthaal iet geen nij een YaroiüfcbePrins aanloet.  i?88. Junij Den 26". t Befchrij' ving van eene Ya» koutfche yourte. mij befluiten, dathèm geene opofferingen tot betooning van zijnen iever te zwaar vielen. 242 Reize van de Lesfeps genden dag tot mijnen dienst waaren; weetende dat ik rust noodig had, wees hij mij het afgefchoote huisje aan , dat hij voor mij gefchikt had, en terwijl men het zelve gereed maakte, had hij de beleeftheid mij zijne geheele wooning, een der fraayfte in dit foort, te laaten zien. De grootte van deeze huizen verfchilt, naar maate dat den eigenaar meer of minder rijk , of zijn gezin meer of min talrijk is. Overeind geplaatfte balken den een naast den ander, en bedekt met klei-aarde, vormen .deszelfs muuren j die niet rechtftandig even als de onze opgaan; bovenwaards digter aan elkander ftaande, onderftutten ze een dak, welkers afhelling niet zeer fteil is; in eenige yourtes, word het door paaien onderfteund; eene deur geeft alleen toegang naar binnen, het welk in twee en afgedeeld is, gelijk ik reeds gezegt heb; het eindelijkfte gedeelte word door de menfehen bewoond, die zich daar in afdeelingen begeeven, welken op gelijken afftarid naast de muuren verdeeld zijn; het zijn hutten, die ik niet beter kan vergelijken als met de kleine vertrekjes der dekofficieren op de Hollandfche fcheepen; ieder paar heeft het zijne; aan de andere kant van de muur hebben de beesten  uit Kamfchatka naat Frankrijk. 243 ten, de koeijen, de kalveren derzelver verblijf; dit alles maakt maar eene ftal uit. In het midden van het gebouw is de fchoorfteen geplaatst, zijn* de van eene ronde gedaante en van hout gemaakt; men bezorgd die om ongelukken voortekomen, met een dik pleifter van leemaarde; om het vuur te ontfteeken , word het hout regt over eind in de fchoorfteen geplaatst; aan iedere uitfpringenden hoek, maakt men een lange ftok vast, waar uit een ander op dezelve hoogte voortkomt, dienende om de keetel aan te hangen , en ziet daar de haal en de hengel in gereedheid; het is gemaklijk om die te vermenigvuldigen , indien men meer dan eene pot behoeft heet te maaken. In een hoek van de yourte ftaat een leere tobbe geplaatst; alle dagen doet men daar paardemelkin, die men met een ftok, even als met een karnftok, omroert. Een ieder die binnen komt, voor al de vrouwen, verzuimen nooit, voor dat men zich aan ander werk begeeft, om die melk geduurende eenige minuuten te karnen; dit kevert dien zuuraehtigen en nogtans aangenaamen drank op, welke men Koumouïsf noemt; wil men dezelve nog meerder doen gisten, als dan word ze een der koppigfte dranken. Mijn gastheer fprak het Rusfisch tamelijk Q 9 wel; Juni) •Pen 26. Drank ge. naam-Kout inouisf.  1 788. Juni) Den 26. 1 ] ] I Gewoontenp,Gods-1dienst, en zeden der' Yakouters. ( 3 ] i 1 ! I (/) Ik heb verfcheide van die Opperhoofden ontmoet, welke deeze taal zo eigen was als derzelver landtaal. 244 Reize van de Lesfeps wel (f); ik maakte daar gebruik van om van hem senig onderricht over de gewoontens, de zeden ;n de Godsdienst van zijne landsgenooten te besomen. Ik zal het zelve, beneevens de aantekeningen die mij reeds over deeze onderwerpen >ezorgt waaren, hier laaten volgen. In het begin van de zomer, verlaaten zy hunie winterwoonigen, en begeven zich met derzelver gezin en eenige paarden , landwaards om le inzameling van het voeder voor het onguure aargety te doen. Het is altoos op eene aanmercelijke afftand van derzelver yourte, en in de migtbaarfte ftreeken, dat zij deezen voorraad raan zoeken. Geduurende dit verlaaten van derïelver wooning, laaten zij hunne paarden onder le bewaaring van derzelver knechten, en de omgelegen weilanden zijn voldoende om alle hunne kudden te voeden. Het jammerde mij zeer, dat ik hun maijfeest liet heb kunnen bijwoonen, het welk zij uit blijdschap over de terugkomst van de lente vieren. Zij verzamelen zich als dan in het open veld, brengen fterk gegiste Koumouisfderwaards, braa- wel  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 245 den osfen en paarden, eeten en drinken tot zat wordens toe, zingen, dansfen en eindigen dit alles met toveryen derzelver chamans bellieren deeze feesten, en verkondigen daar hunne buitenfpoorige voorzeggingen. Deeze waarzeggers zijn hier vrijer en meer geëerbiedigt dan in Kamfchatka; verklaarders van den wil der Goden, verleenen zij hunne bemiddeling aan den onweetende Yakouter, die hem al beevende fmeekt, dog die hem voor al betaalt. Ik heb fommigen dier misleiden hun fchoonfte paard zien geeven om een chaman naar zijn dorp te brengen. Niets is afgrijfelijker dan de toverdienften van deeze bedriegers: ik kende die nog maar alleen bij overlevering, en ik was begeerig om dezelve bijtewoonen. Ik was getroffen over de getrouwheid van het verhaal het welk men mij deswegens gedaan had: dog daar ik het met eene gelijke naauwkeurigheid opgegeeven heb , kan ik niet anders dan den leezer derwaards verwijzen («). Ik zal mij dus vergenoegen met hun een af beeldzel van den Chaman die zich hier aan mij vertoonde, te geeven. Omhangen met een kleed, het welk van bellen en yzere plaaten voorzien was, welkers geluid het hoofd duizeiig maakte, daar en boven floeg hij 00 Ziet het eerfte deel, pag. 156. Q3 I 178». Junit Den ai  tf9L Juni] Den 25. 246 Reize van de Lesfeps hij op zijn bouben of trommel, met een geweld dat gefchikt was om vrees aantejaagen; vervolgens als een dwaas ginds en herwaards met de mond open loopende, beweegde hij het hoofd in allerIeie bogten, zijne loshangende hairen bedekten hem het aangezicht, van onder zijne lange zwarte maanen {x) hoorde men een wezentlijkgebrul, het welk door gefchrei en een gefchater van lagchen gevolgt wierd, zijnde dit de gewoonlijke Voorbereidzelen tot de openbaaringen. In de afgoderij der Yakouters, hervind men alle de dromerijen, alle de bijgeloovige gebruiken der oude Kamfchatters, der Koriaken, Tchouktchis en andere volkeren van deeze ftreeken; zij bezitten echter uitgebreider grondbeginzelen, en dwars door de belagchelijkfte verdigtfelen heen, waar meede zij zich voeden, ontwikkelen zich vrij fcherpzinnige denkbeelden over het Opperweezen , over de wonderwerken, en de toekomftige belooningen en ftraffen. Voornamelijk was ik verwonderd over de levendigheid en eigenzinnigheid van hunnen geest > zij fcheppen behaagen in het verhaalen van fabelen , getrokken uit derzelver belagchelijke verdigt- fel (_xj Onder de Yakouters, die het hair allen kort draagen, is het gemaklijk de Chamans te kennen die ze laaten groeijen, en ze gewoonlijk agter bet hoofd vast knoopen.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 247 fel gefchiedenis (myfhologia), welken zij met de ftelliglte ligtgeloovigheid aan anderen meededeelen. Wanneer men die met de onzen vergelijkt, vind men zo veel reden niet meer, om onze vroegere en hedendaagfche fchrijvers te bewonderen, dewijl men dit vak door diergelijke meededingers ziet behandelen; hier volgen twee van die fabelen , welke Golikoff mij fpreekwijs voor fpreekwijs vertolkte. Het gebeurde eens, dat 'er in een groot meir een hevige twist ontftond tusfchen de verfcheiden foorten van visfchen; het verfchil was over het oprichten van een opperfte rechtbank, dewelke het geheele visfchen heir moest beftieren ; de har in gen, en de kleine visfchen begeerden een gelijk recht als de falm, om daar in toegelaaten te zvorden. Van woorden tot woorden geraakten de hoofden verhit, men kwam zo ver om zich met kracht te vereenigen tegen die groote visfchen, die de zwakflen beledigden en hinderlijk waaren, hier uit entjlonden inlandfcbe en bloedige oorlogen, dewelken door de vernieling van een der twee partijen eindigden, de overwonnelingen die de dood ontCnapt waaren, namen de vlucht naar enge waI ters, en lieten de groote visfchen, welken de overwinning behaald hadden,.alleen, meester van het meir. Ziet daar de wet van den fterkften. De andere fabel gelijkt meer na de verhaalen Q 4 van 1788. Junij Den 26.  I?88. Junij Den 26. 248 Reize van de Lesfeps" van onze oude wijven, die de fchrik der kinderen en het vermaak der bejaarden in onze (franfche) dorpen zijn. Ik ben niet vreemd van te gelooven, dat deeze het werk van den een of anderen Chaman is. Een Yakouter bad zich oneerbiedig tegens zijn Chaman gedraagen of hem beledigt. Om deeze tewreeken, veranderde de duivel zich in eene koei , en zich gemengd hebbende onder de kudde van den fc huldigen, terwijl die langs een bosch ging graazen, wist hij de beste vaerzenr daar van te ontvoeren ; wanneer den herder des avonds terug kwam , joeg zijn verbolgen meefier hem onbarmhartig weg, hem befchuldigende van door zijne zorgeloosheid, de oorzaak van dat verlies te zijn. Op dit oogenblik vertoond zich de duivel in een herders gewaad; men neemt hem aan, en den volgenden morgen brengt hij de koei jen naar de velden. Een, twee dagen hopen voorbij, en deTakouter ziet zijne kudde niet opdagen. In de uiterjle ongerustheid , vertrekt hij met zijne vrouw, zoekt ginds en derwaards, ontdekt dezelve eindelijk, dog in welk eene verwarring! Op zijne aannadering, gaan de koeijen aan het kopen, en op het geluid der fluit van den trouwloozen herder ook aan het dansjèn (j) de meejler raast, en fchreeuwt. Houd fj) Het inltrument dat ik hier met de naam van fluit be- üem-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 249 '„ Boud (lil, roept de duivel hem toe, het ftaat u „ wel om my te verwijten dat ik geftoolen heb, 9» gij die misbruik maakte van het vertrouwen van „ den allerachtingswaardigften Chaman ; laat „ dit gebeurde u ter leering verftrekken. Geeft „ ieder het geen hem toekomt". Op deeze woor„ den, verdween de kudde en den herder, en den armen Takouter verloor al zijn goed. Zedert dien tijd, wierd de plaats waar dit ge* beurde , voor het verblijf der helfche geesten gehouden ; de ongeloovigen mogten zeggen, dat, volgens alle waarfchijnlijkheid, den beroovenden duivel niemand anders dan de chaman zelfs was; de eenvoudigheid der weltevreedene Yakouters kon deeze verdenking niet verdraagen, welke zij voor een gruwelijke lastering hielden. Men had mij meenigmaalin de bosfchen, overblijfzelen van oude Yakoutfche graven, getoond; dit waaren zeer plompgemaakte en aan de tak' ken van de boomen opgehangen doodkisten; mij is onbekend, waarom zij van het gebruik afgezien hebben om dus hunne dooden aan de open lucht, en ver van derzelver wooningen, bloottellellen: te ftempel, is een uitgehold been het geen ten naaften bi; als onze pijpfluiten bewerkt is, de toonen welken de Ya kouters daar uit haaien, zijn niet minder fcherp. Q 5 i?88. Juni} Den eö.  1788- Jutiij. Den 26 250 Reize van de Lesfeps tegenswoordig begraven zij die op de wijze der Christenen. De lijkplechtigheden gefchieden met een foort van praal, die min of meer prachtig is naar maate van het aanzien en den rijkdom van den overJeedene. Indien het een Prins is, bekleed men hem met zijne rijkfte kleederen en beste wapenen ; het lijk in de doodkist gelegd, word door de 'vrienden, tot aan den rand van het graf ge- ' draagen; een luidrugtig geklag kondigt deeze naargeestige trein aan; het beguiftigfte paard van den Prins, en het beste uit de ltoeterij, beiden rijk opgezadeld, en door een knegt of den een of ander naastbeftaande geleid, gaan ter zijde van de kist; aan de begraafplaats gekomen, worden ze aan twee paaien f» bij het graf gefield, vastgemaakt; terwijl men derzelver meefter in de aarde zet, worden ze op zijn lighaam gedood, en deeze bloedige offerhande is een eerbewijs, verfchuldigd aan zijne genegenheid voor deeze dieren, die gehouden worden dat ze hem in de andere waereld zullen volgen, alwaar men hoopt dat hij 'er nog genot van zal hebben. Echter brengt (2) Deeze paaien ontbloot van deszelfs fchors, zijn of met verfcheide couleuren geverwt, of met wonderlijke figuuren vercierd.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. n$t brengt men die ter dood, het vel en het hoofd dat aan elkander blijft, word digt bij het graf in eene horifontaale richting aan boomtakken vast gemaakt, en ziet daar het praalgraf; vervolgens ontfteekt men een houtmijt, en de laatfte vriendfchapsblijk voor den overledene beftaat daar in i dat men zijne twee gelieffte paarden aldaar braad en op eet; deeze maaltijd geeindigt zijnde,gaat ieder zijns weegs. De zelfde plechtigheid word ook omtrent een vrouw in acht genomen: in plaats van een paard, flagt men de koei, waai van zij het meeste werk pleeg te maaken. De Yakouters zijn fterk en over het algerneeu groot, het geheel van derzelver gelaatstrekken heeft eenige overeenkomst met de gedaante dei tartaaren; men zegt zelfs dat de beide taaien veei overeenkomst hebben; al wat ik daar van zeg' gen kan, is, dat de Yakouters zeer afgebrooken fpreeken, en dat ze hunne woorden niet zamenbinden. Derzelver kleeding is eenvoudig en ten naasten bij zomers en des winters het zelfde; het eenig fte onderfcheid beftaat daar in, dat dezelve ic het laatfte jaargetij, met pelterijen gevoerd zijn, Over het hemd, draagen zij gewoonlijk een grooi overgellaagen vest met mouwen; derzelver broet gaat maar ter halver weg van de deijen; dog ian & 1788 Juni, Den 21  Junij Den 26. Den af. Vertrek vanAmgui. 95» Reize van de Lesfeps ge laarzen farri genaamt gaan hun tot boven de knie-en. Wanneer het warm is, houden ze niets van dit alles dan de broek aan. Zij verbeelden zich beter dan eenig ander volk van de waereld te paard te rijden, hunne verwaandheid ten deezen opzichte gaat zo ver, dat ze met verfmading vermijden, om aan wat reiziger ook als te vrolijke paarden Qa) te geeven. De veelwijverije behoort bij dit volk tot derzelver ftaatkundige grondbeginzels; genoodzaakt om menigvuldige reizen te doen, bezitten zij vrouwen op alle plaatfen waar zij ftil houden, en nooit brengen zij die bij elkander; des niettegenftaande zijn ze uitermaaten jaloursch, en gezwooren vijanden van ieder die de rechten der gastvrijheid wilde fchenden. Door de goede voorzorg van de Prins GirkofT, vond ik bij mijn ontwaaken negen fraaije paarden alle gezadeld fV); hij begeerde dat ik zijn geliefkoost paard beklom, het welk volmaakt de tel gang ging; 0veriaaden van zijne vriendelijkheden, verliet ik hem vroegtijdig, in de troostrijke O) Wanneer ik van hunne zadels fprak,had ik 'ermoeten bijvoegen dat de ftijgbeugels daar van zeer kort zijn. O) Voor drie paarden betaalt men hier zoveel, alvoor één in fiberien.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 253 ke hoop van meermaalen woonplaatzen te zullen aantreffen, alwaar ik van paarden zou kunnen verwisfelen, en fomtijds mijne nagtrust neemen. Eenige treeden van deeze yourte die Amguinskoi-ftanovie of rustplaats van Amgui genaamd word, zag ik op de weg eene houte afbeelding van een vogel, zo groot als een endvogel of water -raave; dit is de zinnebeeldige gedaante van eene kwaad verwekkende Godheid, defchrikvan dit gewest; men vertelt ten zijnen opzichtede zotfle verhaalen, men geeft onder anderen voor, dat deeze booze geest fomtijds de reizigers heeft doen verdwaalen, en derzelver paarden verflonden. Ik flapte des avonds af, bij eene andere Yakoutfche Prins (c) die zedert kort zijne zomerwooning betrokken had, dewelke mij even zc zindelijk als aangenaam voorkwam: ziet hier de befchrijving van deeze ourasfis; dit is de naam welke men aan deeze fchilderachtige wooninger geeeft. Even als de yourtes der zwerven de Koriaken. zijn deeze rond, ruim en met een minder aan tal ftokken zamengefteld, dog op dezelfde wij ge (c) Ik zou telkens het zelfde moeten herhaalen, indie ik verflag wilde doen van het goed onthaal, dat ik bij all deeze Yakoutfche Prinfen genoot. » 17887 junij Dtn 2j. Afbeeldzel vanee1e kwaad doende Godheid. ' Zomer• woonin, gen derYar kouters. 1 e  £54 Reist van de Lesfeps ijn, Jliuij Deo 27. Den 28. Den 29. Komst te Yarmangui. geplaatst, en rondomonderftutdoordnnneboogsgewijze dwarsbalkjes; het geheel is met berkenfehors overdekt (d); van boven naar beneden met banden van agttien duim breed vastgehegt; de randen deezer banden zijn kleine gemaakte zelfkanten , van deeze fehors festonsgewijs uitgefneeden; men behangt de wooning van binnen in dezelfde fmaak; de eigenaar fchikt de tekening daar van na zijn zin; waar in gewoonlijk eene mengeling van coleuren heerscht, die niet onbevallig is; deezen opfchik verciert ook de huisjes of hutten en de bedden van de hoofden der huisgezinnen ; de dienstboden flaapen op vellen of matten op den grond; het vuur word in het midden van het huis aangelegd. Ik kwam aan de rivier Sola die ik geduurende een geruimen tijd langs reed; de hette hinderde mij niet minder dan de muggen, en ik was zo dorftig, dat ik aan iedere yourte flij hield om Koumodisf te vraagen. In den morgen bereikte ik, na dat ik van Amgui af, twee honderd werften had afgelegd, de plaats genaamd Tarmangui, aan den oever Van de Lena ; wanneer ik die rivier overgetrokken zou zijn, bevond ik mij te Yakoutsk, dog een wagt Cd) In de lente ontdoed men deezen boom van desselfs fehors.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 3.55 wagt van den bevelhebber waarfchuwde alle reizigers , om hier het verlof aftewachten van in de ftad te mogen komen; hoe onaangenaam mij ook dit foort van quarantaine was voldeed ik daar aan, wanneer een Onderofficier mij verzogt, van mij omtrent twee honderd treden verder te begeeven , alwaar ik den Heer Capitain Ifpraunick en een Lieutenant van de Heer Billings zou vinden ; zij waaren van mijn aankomst onderricht, en ontfingen mij met de fterkfte betooningen van achting en blijdfchap; naauwlijks had ik hen verhaald, hoe zeer het uitftel waar meede ik bedreigd wierd mij tegenviel, of zij maakten allen fpoed om de noodige beveelen te geeven, ten einde men mij aan den anderen oever bragt, daar bij voegende dat zij zich van de goedkeuring van den Heer Commandant verzekerd hielden, die reeds zedert lang van mijne komst verwittigd en aan wien ik aanbevoolen was. Des middags, trad ik in de fchuit die men voor mij in gereedheid gebragt had , en ik was vier uuren bezig met de rivier de Léna in de dwarfte overtefteeken, deeze rivier moet, zoveel men met het oog over eene zodanige uitgeftrektheid kan oordeelen, ten minften twee uuren breed zijn. Aan land geftapt, wierd ik door een ftads bediende ondervraagt en' volgens gebruik, na het ver» 178». Junij Den 39. Overtogt en breedte van deLena voor Yakoutsk. Verblijf te Yakoutsk.  i?88. Juni) Te Yakoutsk. < 1 i Ontmoeting vanl i den Heet Billings. I i 3 ] j ( i t 1 i %S& Reize van de Lesfeps verblijf gebragt dat hij voor mij beftemd had; dadelijk liet ik mij de wooning van den commandant de Heer Maklofski aanwijzen, wien ik ten werften ging zien; hij ontfing mij met alle mogelijke beleeftheid, fprak mij altoos in het fransch lan, fchijnende hem deeze taal zeer eigen te weezen; na mij wegens mijne fpoedige togt (e) en >ver mijne gelukkige aankomst geluk gewenscht e hebben, deed hij mij belooven van eenige da>jen te Yakoutsk te zullen blijven, om van mijne rermoeijenis uitterusten. Dog van alle zijne verplichtende aanbiedingen vas mij geene aangenaamer, dan dat hij mij de gelegenheid verfchafte om dien zeiven avond met le Heer Billings te eeten. Ik was zeer verlangend om hem te leeren kennen, en ik wachtte net ongeduld het oogenblik van onze zamentomst af; ons beider beroep van reiziger gaf al tanftonds tusfchen ons zekere vereeniging, men iou gezegt hebben dat onze vriendfchap reeds aaren beftaan had; echter waaren wij beiden zeer )mzichtig, van de gelprekken verwijderende al vat maar eenigzints betrekking kon hebben tot de (e) Ik was de eerde reiziger, dit jaar van Okotsk verrokken, welke men nog te Yakoutsk gezien had; den aftand tusfchen deeze twee fleeden is omtrent vijftien honlerd werden.  ült Kamfchatka haar Prènkrcjk. de onderwerpen van onze wederzijdfche zending; ik bewonderde daar in de fnedigheid en de voor-* zigtigheid van den Heer BiJiings: geduurende mijn verblijf alhier, nam ik eens het middagmaal bij hem; des morgens en des aVonds begaven wij ons beiden bij de Heer Marklofski (ƒ), en nimmer ontfnapte hem in onze redeneeringen eene1 onbefcheide vraag; Het jammerde hem zeer dat hij op zijnen togt onze fregatten niet ontmoet had; hij zou zijn geluk en roem gefield hebben in het vervullen van de edelmoedige oogmerken zijner Souverei-* ne, met aan den Heer Graaf de la Peroufe al dien onderftand en hulp te Verfchaffenj die hij zou hebben kunnen toebrengen; dit was eenefchuld, : zeide hij, van welke hij zich wilde , en ook niet anders kon kwijten dan in mijn perfoon; en waarlijk , er zijn geene dienflen uittedenken * die hij niet tragtte mij te bewijzen. Het paardrijden mij zeer vermoeid hebbende, raadde men mij de Lena tot aan Irkoutsk optevaaren; zulks geviel mij zeer, dewijl mij daar door rust belooft wierd , en de vertraging die het mij Veroorzaakte, op het hoogst vier of vijf dagen zou beloopen. Zo dra ik mijn befluit genomen had; (ƒ) Deèze bevelhebber moest dien post blijven fee-* kleeden tot op de aankomst van den Heer Kaaloff. II. Deel, R 1788 Jutij Te ' koutski  258 Reize van de Lesfeps 1788. Wi Te Yakoutsk. Befchrijving van de Stad en de Haven var Yakoutsk. had, diende de Heer Billings mij van zijnen goeden raad en zorgde voor de keus en de verkrijging van een fchuit; van mijne tent deed hij twee zeilen maaken, gaf mij een zijner Soldaa = ten, die bekwaam voor Stuurman was, en verfchafte mij in een woord al dat geene wat hij tot mijne overtogt noodig oordeelde. De vijf dagen die ik te Yakoutsk doorbragt, wierden tot de toebereidzelen voor mijn venrek hefteed : ik had echter tijds genoeg om optemerken, dat deeze ftad de fraaijfte en de meest bevolkte was van alle die geenen, welken ik tot nog toe, in de verbaazende uitgeftrektheid lands dat ik doorkruist had, had gezien. Zij is aan de westzijde van deLenagebouwd; de huizen zijn van hout,dog ruim engemaklijk, dat van den Commandant, ftaat vlak tegens de haven over; de meefte kerken zijn van fteen. Een arm van de rivier (g), die voorwaards loopt, terwijl ze een bogt tot aan de muuren van de ftad befchrijft, vormt dat geen het welk men de haven noemt, die bij laag water droog loopt; de vaartuigen, door den Koophandel herwaards gebragt, zijn niet anders dan barken; het grootfte ge- (gj Deeze rivier doorloopt Siberien bijna in deszelfs geheele breedte, van het noord-ooften naar het zuid-westen, en ontlast zich vervolgens in de Yszee.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 255 gedeelte derzelver dient tot overvoering van de levensbehoeftens, als zout en meel door de regeering derwaards gezonden; de Kooplieden huuren of koopen van die vaartuigen, tot overvoering van derzelver koopmanfchappen, welke vaartuigen men uit den omtrek van den oorfprong van de Lena bekomt, alwaar dezelve gebouwt worden. De Yakouters komen niet in de Stad dan tot verrichting hunner zaaken; over het algemeen is dezelve niet dan door Rusfen bewoond. In de gewoontens en gebruiken word men de uitwerkzels der befchaafdheid gewaar; de inrichting van de gezelfchappen , de vrolijkheid die daar in heerscht, alies werkt met de belangens van den handel zamen, om onder de inwoonersdiewerkzaame onderlinge verlTandhouding te onderhouden, dewelke de bron der rijkdommen en de aangenaamheid des leevens uitmaakt (hj. Na dat ik mij op nieuw van leevensmiddelen Voorzien hadj vertrok ik des morgens ten een v uur van Yakoutsk; reeds kondigde de foneme-*) ring de opkomende dageraad aan (het is bekend I dat Q}) Ik fpreek niet van het bellier, dewijl het op des zelfden voet als dat van Okotsk ingericht is. Ra 1788 Julij Te Yakoutsk. Inwoonders. Den 5. Vertrek an Yaoutsk en aart op de ena.  1-88. JuBj Den 5. tot den 9 Posthui zen en ftfo Reize van de Lesfeps dat men des zomers op de hoogde breedtens, den overgang tusfchen nagt en dag geduurende meer dan eene week, naauwelijks bemerkt), zo dat men reeds duidelijk de zandbanken kon on* derfcheiden, waarmeede den oever tot aan de eerfte post bezoomt is; dewijl wij die niet altoos vermijden konden, verzogten mijne geleiders, of de menfchen die mijn vaartuig voorttrokken, ons ieder oogenblik, van ons even als zij te water te begeeven, om over die ondieptens te geraaken; het gebeurde ook dikwiis, niettegenftaande de ontzagchelijke breedte van de rivier, dat wij beflooten naar de overzijde te roeijen, in de hoop van daar eene gemaklijker doortogt te zullen vinden; dog dan dreef de geweldige ftroom ons een halve werst min of meer agterwaards; groote ysfchotzen vertoonden zich nog langs de oevers; men verzekerde mij dat 'er diergelijken het geheele jaar door te zien waaren. Ik zal dag voor dag hier geen verflag van mijne vaart ter nederftellen; de aanmerkingen welke ze mij verfchaft heeft zijn van te weinig belang, om den leezer met de verveelende eenvormigheid der dagelijkfche kleinigheden bezig te houden. . De postroutes zijn afgedeeld ; deeze beloopen dertig, veertig, vijftig, zestig, zeventig, en  uit Kamfchatka naar Frankrijk. a6i en zelfs tagtig werften (ï). Dat men daar uit de ftraf der ongelukkigen beoordeele, die tot den dienst van de post veroordeeld zijn, namelijk, om de vaartuigen van de eene wisfelplaats tot de andere te trekken ; deeze fchrikkelijke heerendienst, maakt de ftraf van de gebannene en kwaad doenders, in eene tusfehenruimte van bijna twaalfhonderd werften uit. Zij deelen deezen arbeid met de paarden; dog wanneer de fchuit aan den grond raakr, of dat het voorttrekken belemmeringen ondergaat, moet de mensch de plaats van het beest vervangen, en het is in de moeijelijkfte oorden dat deszelfs arbeid te pas komt; de eenigfte verkwikking welke deeze boeven voor dien fchrik verwekkenden arbeid genieten, bepaald zich tot eenige maaten meel, die de regeering hen toelegt; de Yakoutfche Prinfen uit de omgelegen ftreeken zijn ook verplicht van in derzelver onderhoud te voorzien, en ingeval'van noodzaaklijkheid, hen manfehappen en paarden te leenen. ' Veelen van deeze ellendelingen zijn getrouwd; zij bewoonen met hun gezin half gefioopteisbas, die hier en daar langs den regter oever verfpreid zijn (O De kosten zijn daarom niet hooger, voor één man betaald men zo veel als voor één paard. R3 1783. Juli) Den 5. tot den 9. plaatzen waar men andere perfoonen bekomt; welke lieden tot deezen dienst ge« bruiktworden.  1788. : Den 5. » tot den 14.; Vaart op de Lena. 'i t '.'i r»sa y 'z ,r '.V j 1 3 s 1 '.62 Reize van de Lesfeps :ijn; de regen noodzaakte mij op zekeren dag, >rn een fchuüplaats in eene deezer vvooningen te :oeken ; ik verkoos die welke de meefte vertooling maakte; wanneer ik daar binnen trad, meenle ik door de bedorve lucht die men 'er inademt e bezwijmen, en ik weet geene woorden te vinlen, om het affchuwelijk tafereel der ellrnde velke mijn oog trof, tefchetfen; wel verre van n dit huis eene veilige plaats gevonden te heb>en, zag ik mij na verloop van een quartier uurs ;eheel overftroomt; het water viel ftroomsgewijs /an alle de hoeken van het dak, en ik verkoos vederom liever in mijn vaartuig te gaan. De vischvangst en de jagt verfchafTen voorts tan deeze bannelingen, die al de fnoodheid ran hunnen imborst bewaard hebben, berigheid; ze worden alleen door het belang of de /rees beftierd. Op de nadering van een fchuit beproeven ze altoos om zich door de 'vlucht aan den moeijelijken arbeid te onttrekken, waar aan zij door het gezag onderworpen zijn; meer dan eens hebben zij mij dien trek gefpeeld; ik kwam aan eene wisfelplaats: van de vijf of zes mannen die zich altoos, ten dienfte van de reizigers gereed moeten houden , was 'er geen een te vinden; ze waaren allen naar de bosfchen gevlucht, en mijne geleiders van de voorige wisfelplaats  uit Kamfchatka naai Frankrijk. 263 plaats (ky, zagen- zich genoodzaakt van ook nog deeze postweg afteleggen. Ik ftelde deeze ongelukkigen des te gewilliger fchadeloos, dewijl ik menigmaal, wanneer ik hen afdankte, derzelver heenen geheel bebloed zag. Eens, ftelden zij mij op een morgen geheel te leur: een postfchuit de rivier afkomende, kwam ons digt voorbij; Golikoff waakte op zijn beurt; mijne doortrapte fielten verzogten hem verlof om met hunne makkers te verwisfelen, zij wisten hem zo wel te beduiden dat dit in ons voordeel was, dat hij er in toeftemde; begeerig om mij ons geluk meedetedeelen maakte hij mij wakker, dog het was om mij te vertoonen, dat onze gaauwdieven op de loop gingen, in plaats van zich naar de fchuit te begeeven die agter ons heen dreef. Op dit gezicht kan men zich de verlegenheid van Golikoff voorftellen; hij wist niet hoe hij zich voor mij verfchoonen zou , want wij moesten befluiteh om onze fchuit tot aan de volgende wisfelplaats voorttetrekken; gelukkig waaren wij 'er niet ver meer van verwijderd; de men» (k) Zij gebruikten de voorzorg, wanneer ze van hunne wisfelplaats vertrokken, om aan mijn fchuit ean kleine praauiv vasttemaaken, waarin ze naar hunne woonplaatzen te rug keerden, laatende zich met de ftroom van de rivier afdrijven. R 4 1788. Juli) van den 5. tot den 14. Vaart op de Lena.  I?88. Juli) yari den 5. tot dep 14. Vaart op de Lena, van deal4. tot den 29. de StadOiekraa. $nt,inc>e- Reize van de Lesjeps menleken die de postfehuit derwaards gebragthadden bevonden zich daar nog; mijne twee fol> daaten hadden hen fpoedig overgehaald om ons voort te trekken. Ik geloof zelfs dat ik derzelver goede wil aan de onbefchofte bevelen van Go? likoff verfchuldigt was; onze ontmoeting had hem zo misnoegd gemaakt, dat ik geen moge-; lijkheid meer zag, om hem met gemaatigdheid te werk te doen gaan; „ Gij weet niet, zeide hij tot mij, „ hoe men deeze fchelmen bellieren p moet; 'er is geeji ander middel dan de ftok: ■ ik moest u maar navolgen, dan zagen wij ons „ op iedere post aan beledigingen blootgefteld, „ of in dezelfde ongelegenheid die wij zo even n komen te ondergaan". Wij kwamen echter zonder verdere onaanger naamheden te Olekma (/); deeze ftad, de eerfte zedert Yakoutsk, is van daar zeven of agt honderd werften verwijderd, hoe zeer de post maar op zes honderd berekend word; ze legt aan de uitwatering van de rivier die deszelfs naam voert, js niet groot, vrij liegt bebouwd en leverd gee > ne bijzonderheden op. Ik verbleef daar maar twee uuren. Eenige werften van daar naderde mij een klei- CO raea noemd ze osk OUhisini,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 265 pe praauw; één man beftierde dezelve alleen , hij bood mij berkenfchors aan, die hij in de nabuurige bosfchen had afgeplukt; mijne foldaaten verzogten mij dadelijk dat ik daar van koopen zou, om ons vaartuig mêe te overdekken; mijn koopman was een Toungousfer, hij behoorde tot een huisgezin het welk zich op den linker oever neergezet had («). Jk verzuimde deeze fchoone gelegenheid niet om dit volk van nadei bij te leeren kennen; ik liet.dan mijn lèhuit aan den regter oever vast maaken, en ging alleen var Golikoff verzeld, in het fchuitje van den Toun gousfer over, die even zo vergenoegd was als ik, over het bezoek dat ik bij zijne naastbeftaandei ging afleggen, Al aanftond trok de gedaante en de ligtheit hunner praauwen mijne aandagt; zeer afgeronc vertoonen ze weinig oppervlakte, het geen zi aan omflaan onderhevig maakt; het beloop var het fchuitje is van latwerk, de boorden zijn vai genaaide en geteerde berken fehors, en de twei einden worden langzamerhand naauwer en ein di (jn) Hij verhaalde mij dat de boorden van de Léna aa dien kant, door verfchillende horden van zijne landsgenoc ten bewoond waaren. Ik moet hier bijvoegen, dat d Toungousfen en de Lamouten als een en dezelfde nati pnnen befchonwd worden. R 5 1788* Julij. van den 14. tot den 29. Vaart op de Lena. ting van een Toungousfer. 1 | Toungous* . fche praau' wen. I I . 1  1788 Julij van den[4 tot den 29 Vaart of de Lena. - Vriendelijk onthaal eener Toungousfe horde. Wooningen, gelaatstrekken, Godsdienst,rijkdommenen gewoontensder Toun gousfen. sfjfj Reize van de Lesfeps digen puntig; men houd de riem in het midden , om zich beurtelings van de twee fchoppen te bedienen die aan deszelfs einde vastgehegt zijn. De vreugd van deeze Toungouslers in mij te zien was zeer uitbundig; ter gelijker tijd omringd, vergast, geliefkoosd, wist ik niet hoe ik aan alle hunne vriendfchaps betuigingen zou beantwoorden. Een jong rendier wierd gedood en aan mijne voeten neergelegd; wanneer ze mij dit gefchenk aanbooden , jammerde het deeze goéde menfchen, dat derzelver armoede hun van de middelen en het vermaak beroofde om mij van meer nut te kunnen weezen. Ik was zelfs niet in ftaat om veel giften te doen, en mijne erkentenis beftond alleen daarin, dat ik hun eenige van mijne kleederen agterliet. Daar zij even als de Koriaken rondzwerven, hebben zij ook ten naaften bij dezelfde leevenswijze; derzelver yourtes zijn niet zo groot, en met berkenfchors bedekt; dit maakt het eenigfte onderfcheid uit; ieder geflacht heeft het zijne; de voornaamfte verciering van binnen beftaat in een kleine houten afgod, hebbende een wanfchapen hoofd en eene menfcheljjke gedaante; Zij omhangen het zelve met hunne kleederen, waar bij ze tot meerdere opfchik een groot getal ringen, fchellen, en andere ftukken van metaal voegen; Ziet daar hun heiligen Nicolaas, welke naam zij  uit Kamfchatka naar Frankrijk. ±67 zij hem, bij zinfpeeling op den befchermheilig der Rusfen, geeven. Bij mijn doortogt te Yamsk, heb ik de kleeding der Toungousfen befchreeven; nu blijft mij nog overig van derzelver gelaatstrekken, zeden en manier van reizen te fpreeken. Ze zijn kleinder dan de Yakouters, en hebben even als de Kamfchatters in een getrokken oogen, een platte neus, en.een breed aangezicht; ze zijn niet minder gastvrij, derzelver hoofdcaracler fchijnt de zagtmoedigheid en de openhartigheid te weezen. In zaaken van den Gods> dienst, bezitten zij de domme ligtgeloovigheid der Koriaken, dewijl zij alle de dwaasheden det afgoderij voor geloofswaarheden aanneemen, de Chamans zijn insgelijks de voorwerpen van hun vertrouwen en eerbied; overal heerfchen deeze bedriegers, door het verfpreiden van fchrik en verbaastheid; Na de jagt en de vischvangst (»), welken deeze gellachten geduurende die jaargetijden, tot een meerder vast verblijf noodzaaken, geeft hen niets meer weezentlijker bezigheid, dan derzelver rendieren; deeze dieren maaken al hun rijkdom (n) De overvioedigfte vangst in deeze rivier, is die van de Steur of sterled ,• van de eijeren dezer visch maakt de Toungousfche vindingrijkheid de caviaar. 1788. Juli; van den 14. tot den 29. Vaart op de Lena,  178$. Julij van den 14 tot den 29. Vaart op de Léna. 268 Reize van de Lesfeps dom uit, en betaalen met woeker alle de zorgen die zij daar aan befteeden ; niet alleen verftrekken deeze dieren tot voedzel en kleeding van dit volk (0), dog daarenboven laaten zij zich, gedwee onder de hand die ze beftiert, door derzelver meefters, zo vrouwen als mannen beklimmen, en voeren hun met een ftellen tred overal, waar derzelver grilligheid hen roept (pj. In plaats van de rendieren voor een flêe te fpannen, zo als de Tchouktchis en de Koriaken gewoon zijn, leert men die onder de man loopen, en aan de beweegingen van een toom aan derzelver hoornen vastgeftrikt, gehoorzaamen ; het zaal is even als de onzen opgetooid en van dezelfde grootte, dog zonder ftijgbeugels; eene zeer zwakke buikriem houd het vast, en de ruiter die waggelt, heeft geen ander hulpmiddel dan een lange ftok waar meede hij het beest kaftijd; men begrijpt tot deeze oeffening veel hebbelijkheids vereischt; het reisgoed word in kleine mandjes beflooten, die met rendieren vellen bedekt en aan het zadel vast- (0 Door een tegengefteld gebruik als dat der Koriaken $ verzuimen deeze Toungousfen nooit om de wijfjes van hunne rendieren te melken; die melk, welken zij mij lieten proeven, is zeer dik. O) Hunne reizen flrekken zich tot aan de grenzen van Tartarijen en China uit.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 269 vastgemaakt zijn; deeze hangen aan iedere kam op de zij van het beest; wanneer zijftilhóuden. worden deeze geladene goederen op eene gere gelde wijze rondom de yourtes geplaatst. Mijne fcheepvaart wierd eindelijk minder on' aangenaam, en wel zo dra ik Pélodoni bereik had; dit is een groot dorp welkers inwoonden Rusfen en afftammelingen van de eerfte landbou wers van Siberien, genaamd Starogili, zijn; daa: wierd ik van die gevaarlijke bannelingen verlost, ik had vervolgens geene andere geleiders dan braa ve boeren, die mij even zo veel ieversals beleeft heid betoonden; de wooningen waaren niet zo vei van elkander verwijderd, en beloofden des noo' dig ten minften eenige hulp. In ieder deezei dorpen bevinden zich zes rnenfchen , gefchik voor den dienst van de post: geen het minft voorrecht fteld hun voor derzelver moeite fcha deloos; even als alle de Rusfifche boeren zijl zij grondeigenen, betaalen dezelfde rechten aai de kroon , en moeten recruten verfchaffen; d voortbrengzels van derzelver oogst niet voldoen de zijnde om hen het geheele jaar te voeden ,zij zij genoodzaakt graanen te koopen en daar va voorraadfchuuren aanteleggen; nimmer was d rogge zo duur verkogt als dit jaar; het poud c het gewigt van drie en dertig a vier en derti frar 17*9. Julij van den 14 ■ tot den 29. Vaart op de Léna. ' Het dorp ; Pélodoni ; , boeren die 1 met de ■ postroute . belast zijn. t 1 I e 1 1 2 f T 5  1788. Julij. van dan 14 tot den 29 Vaart oj. de Léna. Aanteekeningenomtrent de Lén a. De Stad Kirinsk. 1 1 1 2fo Reize van de Lesfeps franfche ponden, kostte zeventig a tagtig köpees. Vitim is het naastgelegenfie dorp aan het voorige; daar het in allen opzichte naar de Rusfifchen dorpen gelijkt, meen ik de moeite te kunnen fpaaren om 'er eene befchrijving van te geeven; de kerken zijn daarzeldzaamer alsdecaöacs of kroegen. De vogels zijn in den omtrek en aan de oevers van de Léna zeer overvloedig; wolken van muggen waar meede dezelve bedekt is, geeven oorzaak tct derzelver zamenfchooling; om deeze infecten te verdrijven, gebruikten wij de voorzorg van een voorraad van paarden-mest meede te neemen, die zonder ophouden in onze fchuit brand-1 de; dog een ander onvermijdelijk ongemak op deeze rivier, is het ongedierte welke zij voortbrengt; hoe meer men zich baad hoe meer de zelve vermenigvuldigen. Omtrent vier honderd werften van Péledoni, voer ik voorbij Kirinsk of Kiringui, een kleine ftad, langs welke de Le'na, en een weinig verIer de Kiringa loopt. Onder deszelfs huizen vaar van geen één eenige vertooning maakt, oniericheid men de kerk die van fteen is. Den oever langzaamerhand breeder en zandichtiger wordende, wierden wij dikwijls door paar-  uit Kamjchatka naar Frankrijk. zft paarden getrokken; (#) de lijnen braken wel eens, dog ik maakte mij deswegens niet ongerust; het genoegen van voorttefpoeden boezemde mij een blind vertrouwen in, waar voor ik echter welhaast geftraft wierd. In de nagt van den 29 ftootte mijn fchuit op een rots, welke deduifterheid voor ons verborg; de lijn brak door de geweldige fchok, en ons vaartuig was in een oogenblik met water vervuld; wij hadden naauwlijks de tijd om het zelve naar de kant te brengen , die wij niet dan door vereenigde poogingen konden bereiken; dadelijk ging ik op een der paarden zitten en plaatfte mijn kistje voor mij; wij waaren maar vier werften van een Dorp, en dus was het gemaklijk om dadelijk hulp te verkrijgen ; men ging mijn fchuit opzoeken die geduurende den dag vermaakt wierd, en den volgenden morgen hervatte ik mijne togt. Wanneer ik het dorp Ufting verliet, zag ik eene aanmerkelijke zoutgroef, en wat verder drie zavodes of koper fmelterijen. Mijn vaartuig was voor de tweede maal gebrooken, en ik had het zelve nog eens in der haast doen vermaaken; dog dien dag wanneer het (#) Naar rnaate men Irkoutsk nadert, word de rivier enger. Ik befpeurde ook dat de velden beeter bebouwd waaren, het graan voor al Hond zeer fchoon. 1788. Julij Den 29* Augustus 1 Den 1. Den 4. Ik verlaas mijn vaar:uig.  *788. August, Den 4. Den 5. Ik voorzi mij van paarden en vervol gens van «en kibitks Aanmerkingen omtrent de Bratskis. 273 Reize van de tesfeps het roer, door onophoudelijk: langs den grond të "fchuuren, weg gevoerd wierd, als meede een foort van kiel het geen men onder het zelve vastgemaakt had, verliet ik de fchuit * die ten voordeeie van mijn getrouwe Golikoff was. , Ik voorzag mij te Toutouze, omtrent drie honderd zeventig werften van Irkoutsk gelegen; van paarden, en na het kleine vlek van Virkhalensk doorgetrokken te hebben, bereikte ik, des •namiddags ten twee uuren dat van Katfchouga* alwaar de reizigers zich gewoonlijk omfcbeepen om de bogt van de Léna te vermijden , die daaren boven ook welhaast onvaarbaar word men vind in dit dorp de Kibitsk (f) of Rusfifche rijtuigen op vier wielen, die door bannelingen en van tijd tot tijd door Bratskis gereeden wor* den. Tusfchen Katfchouga en Irkoutsk is een piep of onbebouwde ftreek , welke alleen door die Bratskis bewoond word, zijnde dit eene bevolking van herders, die men voor afftammelingen van de Tartaaren zou houden, dewijl zij zo veel gelijkenis met deeze hebben, Zy vertoonen iets woest (V) Deeze Kibitsk hebben de gedaante van eene Iangé vieg, en hangen nergens aan vast; hoewel men 'er inlegden kan, gevoelt men echter niet te min al der2elye.f chokkingen.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 2^3 woest en wild in derzelver gedaante, ook zijn het groote dieven; men nam er een onder mijn oog gevangen die vee geftolen had; derzelver kudden zijn talrijk en beftaan uit osfen, koeijen, paarden en voornamelijk uitfchaapen; mijnefnel* le voortgang belette mij, van mij in derzelver wooningen, te begeeven, en daar door omtrent hunne zeden uitgebreider aantekeningen te maaken. Wij reeden over verfcheiden bergen door ySfelijke flegte wegen, die mijn arme Golikoff fterk deeden klaagen, dewijl hij half verbrijzeld was, door het geduurig fchokken van. ons helsch rijtuig , waar van hij voor de eerftemaal de proef had. Eindelijk, na dat wij het kloofter van Voznésfenskoï, van waar men Irkoutsk begint te ontdekken , aan onze regterhand hadden laaten liggen , kwamen wij aan den kleinen arm van de rivier, die onder de muuren van de ftad heenloopt, en welke men overtrekt zonder dat men van het rijtuig behoeft afteftappen. Daar, wierd ik door een fchildwagt aangehouden, die volgens zijne Orders, de Heer Commandant wilde gaan waarfchuwen; dog zich vergenoegd hebbende met mijn naam en qualiteit, het welk ik hem op fchrift gaf, ftond deeze foldaat mij toe van hem voor uittegaan; het was omtrent des avonds ten elf uuren wanneer ik in deeze hoofdftad binnen trad, II. Deel» S heb- 17R8. Augustus Den 6. Aankomst ;e!rkoutske  1788. Augustu, Dèri 6. Aankomsi telrioucsk 274 Reize van de Lesfeps hebbende zedert mijn vertrek van Yakoutsk twee duizend vijfhonderd vierennegentig werften afgelegd. Ik flapte bij den ftadsopzigter (a Ja police) van mijn rijtuig, ten einde daar een logement te vraagen ; de Rwartermejler of wijkmeefter bragt mij in een huis, waar van den Heer, wel verre van aan het bevel te gehoorzaamen, het geen hem wierd gegeeven om mij te ontfangen, zich niet eens verwaardigde van opteftaan, ten einde ons reden van zijne weigering te geeven. Ik zag het oogenblik gebooren worden waar in den opzichter , vergramd door eene zo onbeleefde wederfland, zijn gekrenkt gezag wilde wreeken; echter gelukte het mij om hem tot bedaaren te brengen , en ik verzogt hem dat hij voor mij een ander verblijf wilde uitzoeken. Intusfchen was de Gorodnitsch of bevelhebber van de plaats , de Heer Majoor Dolgopoloff onderricht van mijne aankomst, en van de kleine onaangenaamheid die mij bejegend was; hij begaf zich dadelijk ter plaatze, waar ik naauwlijks bezit van genomen had, verzogt verfchooning op verfchooning wegens , dat men mij op eene onbefèhofte wijze rondgeleid had, om mij eindelijk zulk een flegt verblijf te geeven, en niettegenftaande al het geen ik ten voordeele daar van wilde bijbrengen, nood-, zaakte hij mij echter om het zelve te verlaaten en  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 275 en met hem te gaan. Ik verloor geenzints bi deeze verandering, men kan zich geen welge fchikter en cierlijker verblijf voorftellen dan dat waar hij mij bragt; het was eene reeks van verfcheiden vertrekken, allen fraaij met huisraad opgefchikt; en vercierd met fchilderwerk in kalk dog het geen mij het meefte trof was.den oplet tenden iever waar meede men mij bediende, er in alles voorkwam. De volgende morgen, kwam de Heer Dolgopoloff mij af haaien, om mij aan den Gouverneur, de Heer Generaal Majoor Arfénieff voorteifellen; ik overhandigde hem de brieven van de Heer Kaflof, uit hoofde van de afwezen dheid van den Gouverneur Generaal de Heer Jacobi, die zich als toen te Petersburg bevond. Ik was bijzonder vergenoegt óver de wijze waar op de Heer Arfénieff mij ontfing; na mij met beleeftheden overlaaden te hebben, vorderde hij dat ik van geene andere tafel dan van de zijne zou gebruik maaken, en maakte mij met zijn gezin bekend, (sj welkers eensgezindheid, verfrand en vrolijkheid, van zijn huis een waarlijk aan- ge- (j) Bijna alle zijne kinderen fpreeken fransch; een zijner zoonen fchrijfc het zeer wel, en deeld met zijn broeder duizenderleie beminnelijke hoedanigheden: een fuster van hun is met den Onder Gouverneur getrouwd. l Sa j 17S8. Augustus ' Den 6 Te Irkoutsk. Den 7. Bezoek bij de Gouverneur afgelegt.  1788. Augustus Den 7. Te Irkoutsk.Belooning die ik voor Golikoff verkreeg. 1 Reize van de Lesfeps ?enaam verblijf vormc, en den toon aan het gezelfchap geeft, het welk door zoveelaangenaamïeid der waards gelokt word. Ik maakte van de goede geneigtheid en verplichtende aanbiedingen van den Heer Gouverneur gebruik, om mijn Soldaat Golikoff met nadruk aan hem aantebeveelen; deontelbaare dientien welken mij deezen braave man beweezen had, zijne getrouwheid, zijne verkleeftheid in allegelegenheden waaren nog meer voor hem pleitende dan ik zelf, en de Heer Arfénieff wilde een zo goed voorwerp bij zich houden; dog de eerzucht van den armen Golikoff (t) bepaalde zich Dm in de bezetting van Yakoutsk ingelijfd te ïvorden, werwaards hij door de hartelijke liefde voor zijn Vader in die ftad woonachtig, en door zijne genegenheid voor de Heer Kafloff geroepen wierd, dewijl hij zich gelukkig achtte om onder het bevel van dien Heer te dienen; diergelijke gevoelens vermeerderden de belangneeming welke mijne vernaaien reeds hadden ingeboezemd, en CO Geduurende mijn verblijf te Okotsk, had de Heer Kokh op mijn verzoek de goedheid gehad, hem tot corporaal te verheffen; deeze onverwachte gunst maakteeene 20 levendige indruk op zijn geest, dat ik, bij de terugkomst van de wagtparade meende, dat hij zinnelocrTvan vreugde en erkentenis zou worden.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 277 en mijn begunftigde verkreeg dadelijk de gunsi die ik voor hem verzogt had. Ik ging vervolgens bij de Heer Poskatschinn. de bijzondere vriend van den Heer KaflofT, eer bezoek afleggen, wiens aanbeveeling mij allerleie beleeftheden verzorgde. Ik vond daar eer Roomsch priefler, naar Siberien gezonden ore de hulp van zijne bediening aan de Christener der Roomfche kerk te verfchaffen; hij houd deszelfs gewoonlijk verblijf te Irkoutsk. Deeze flad, de hoofdplaats van de landvoog dij van Irkoutsk en Kolivanien, is gelegen oj. den oever van de Angara en nabij de uitwatering van de Irkout die haar deszelfs naam meededeelt; men ziet in haare uitgebreide omtrek verfchekk fteenen huizen, en kerken met tigchelfteenen ge bouwd: de houte huizen zijn groot en gemaklijl aangelegd, de bevolking is talrijk en de gezel fchappen luisterrijk; de meenigte van Cfficierei en regeerings pezoonen welke dezelve uitmaaken hebben daar de gebruiken engewoontensvan Pe tersburg ingevoerd. Er bevinden zich aldaa geene lieden van aanzien of zij houden rijtuig de rang en de waardigheden bepaalen het geta der paarden welken men voor deeze rijtuigen die met de onzen overeenkomen, fpant. Ik heb reeds gezegt dat alle de rechtbanker der nabuurige provinciën onderhoorig zijn aai S 3 di 1788. Augustus Te k koutsk. 1 Befchrijving van ' de ftad Ir1 koutsk. I > C 5 1 » t 1 e  i788- AllgUSt! Te 1 kouisk. Koophan del van Rusland met China ] Reize van de Lesjeps die geenen welken in deeze Had gevonden wor5_den; zij is ook de zetel van een Aartsbisfchop, een zeer eerwaardig prelaat, die de Opperpriesterlijke dienften in de geheele uitgeftrektheid van dit gedeelte des Rusfifchen rijks uitoeffent. ■ Dog het is voornamelijk aan den handel dat deeze hoofdftad deszelfs luister verfchuldigt is; -door haare ligging is zij de ftapelplaats van die, welke tusfchen Rusland en China gedreeven word; het is bekend dat deezen handel te land gefchied; dan eens is dezelve zeer uitgebreid, dan eens kwijnende en dik wils afgebroken geweest, ook heeft ze zo veele veranderingen ondergaan, dat het volgens mijne gedagten, niet onvoegiijk zal zijn om tot den oorfprong van deeze verltandhouding opteklimmen, ten einde zich een denkbeeld te kunnen vormen van deszelfs tegenwoordig beft aan, en van den aanwasch waar voor die vatbaar zou kunnen zijn. De eerfte betrekkingen zijn reeds in het midden der voorige eeuw begonnen, omtrent het tijdftip van den inval der Mantchouxfche Tartaaren, die, na dat zij een geruimen tijd de noordelijke provinciën van het Chineefche rijk hadden verwoest, eindigden met het zelve geheel te overheeren. Het was aan een landvoogd van Tobolsk dat Rusland de eerfte denkbeelden verfchuldigt was, over de gefchiktite middelen om dien  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 279 dien handel te beginnen; dezelve waaren de vruchten van eene pooging te Pekin, door eenige vertrouwde perfoonen door hem derwaards gezonden , ondernomen ; wel verre van door den flegten uitfiag deezer zendelingen afgefchrikt te weezen , vereenigden zich eenige Rusfifche en Siberifche Kooplieden, om van derzelver ontdekkingen, indien het mogelijk waare, nut te trekken. In het jaar 1670 vertrok derzelver Caravaane, welke met nieuwe inlichtingen en ondubbelzinnige bewijzen van voordeel terugkwam; van toen af vermeenigvuldigden de maatfchappijen, de togten wierden meermaalen ondernomen en de ftigtingen uitgebreid. Zo veele vorderingen verwekten bij de Chineezen argwaan, die bellooten daar aan paaien te ftellen, fterktens wierden opgericht ten einde èen nabuur tegentehouden, die ieder dag voorwaards komende zo door de rivier Amour, als door de ooftelijke zee en de Selinga, ongevoelig de grenzen van China naderde; Deeze verweerende maatregelen waaren de oorfprong van zeer hevige verfchillen, tnsfchen de twee rijken omtrent derzelver grenspaalen; daar vielen eenige vijandelijkheden voor, en eindelijk eene openbaaren oorlog; verfcheidene jaaren wierden doorgebragt met het belegeren van fleeden, beurte. lings ontmanteld en weder herfteld, totdat einS 4 de 1788. Augustus Te Irkoutsk.  i?88. AllgUStUS Te Irkoutsk. i i 1 i l ( c8o Reize van de Lesfeps delijk in 1689, de twee hoven, door de bemiddeling van de Paters Jefuiten Gerbillon en Pereira, van wegens de Keizer van China gemagtigt, een verdrag van vreede en eeuwigduurende vriendfchap («) te Nertfchinsk flooten, het welk op twee fteenen of paaien, op de grenzen van ieder rijk geplaatst, moest gegraveerd worden. Het zelve verzekerde wederzijds de vrijheid van den koophandel, aan alle onderdaanen der beide mogendheden, welken van vrijgeleibrieven van derzelver hoven voorzien waaren : echter wist China zich voor deszelfs toegeevendheid zeer wel fchadeloos te ftellen, door de afftanden die 't zelve van Rusland gevorderd had, het welk bij deeze gelegenheid, niet alleen een aanzienlijk ge- («) Dit vetdrag het welk door deeze geeftelijke onderlandelaars in de latijnfche taal was zamengefteld, wierd wederzijds door de twee fouvereinen bekragtigt, na dat iet zelve in de Rusfifche en Mantchoufche taaien was o. rergezet; ziet daar het eerde voorbeeld, zedert de fliching van het Chineelihe rijk, van een vredens verdrag door iit volk gemaakt, en van de vergunning aan vreemdelingen jm in deszelfs hoofdftad te komen. Omtrent dit tijdüip elde men te Pekin verfcheiden overgeloopene of krijgszangen gemaakte Siberifche gedachten, die door de weilaaden van Keizer Kamhie bekoord beflooten omdaarderelver woonplaats te neemen, en zelfs om zich onder de ✓hineezen intelijven,  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 281 gedeelte van deszelfs bezittingen, maar ook de fcheepvaart op de rivier Amour tot aan de ooftelijke zee, verloor. Tot fchadeloosfteiling, of in de hoop van meer voordeel van deezen handel te zullen trekken, gelastte de Tzar f» Pieter de Groote in 1692 aan Ysbrand Yves, een Hollander van geboorte, die zich in zijn dienst bevond, om aan het hof van Pékin voor de Caravaanen, het genot van de voorrechten het welk het jongfte verdrag aan de bijzondere perfoonen toelfond, te verzoeken; den uitflag van het gezantfchap beantwoorde aan de verlangens van het hof van Petersburg; de Caravaanen wierden toegelaaten, en dewijl het zelve aan zich het uitfluitend recht behield om die te zenden, genoot het ook al het voordeel (j); deeze reizen duurden drie jaaren; de Rusfifche Kooplieden welken de Caravaane uitmaakten, waaren (*) Dus fchiijven en ïpreeken de Rusfen het woord Czar uit. (31) Het duurde niet lang of bijzondere perfoonen wisten "zich van de dwingelandfche beletfelen van het Keizerlijk monopolie te ontdoen ; zij kwamen zo ver om geheime betrekkingen in China door de Mongolfche Tartaaren te onderhouden, welken hun derzelver tusfchenkomst zeet duur verkogten. 1788. Augufi 'le koutsk.  382 Reize van de Lesfeps 1788 Auguflu Te Ir koutsk. ren in een 'Caravenfera opgeflooten ; alwaar de 'ruilingen gefchiedden, en geduurende derzelver verblijf te Pékin, wierden ze ten koste van den Keizer onderhouden. Deeze eensgezindheid was tusfchen de twee mogendheden van geen langen duur; nieuwe onlusten door het flegt gedrag, de dronkenfchap, en de beledigende handelwijzen van eenige Rusfen , in het midden zelfs van de Chineefchehoofdllad, verwekt, dreigden andermaal derzelver handel te vernietigen; het gezantfchap van Ismaëloff hield ze echter Ifaande: door de bekwaamheid van deezen onderhandelaar, Capitein van de lijfwagt van den Tzar, wierden de wanordens herfteld, en de klagten geftild; het misverftand wierd door het vertrouwen en de zekerheid opgevolgd: om zodanige gelukkige geneigtheden te behouden , bleef Laurent Lange te Pekin onder den titel van Agent der Caravaanen. Na het vertrek van dien gezant, gingen de zaaken agterwaards, en de buitenfpoorigheden van de Rusfen vermeerderden; hier door wierd de trotsheid en het wantrouwen, de Chineezen zo eigen, opgewakkerd; de weigering om verfcheide Mongolfche horden uitteleveren, die zich aan den Tzar onderworpen hadden, voltooide verder, van de Keizer te verbitteren; hij bande alle de  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 285 de Rusfen uit zijne ftaaten, en zedert dit oogenblik was alle gemeenfchap tusfchen de twee volkeren afgebrooken. 1 In 17-27, gelukte het de Graaf Ragouzinskoi, Rusfisch gezant bij den opvolger van den wraakzugtigen Kan - hi; om de verbintenisfen van Koophandel door een verdrag te vernieuwen, dat onherroepelijk de paaien van ieder rijk vastftelde, (z) en de Kooplieden aan een onveranderlijk reglement onderwierp; gemaakt om voor altoos alle bronnen van verdeeldheid te doen opdroogen. Hier door wierd het aan het Hof van Petersburg vrijgelaaten om alle drie jaaren eene Caravaane naar Pékin te zenden; het getal der Kooplieden wierd op twee honderd bepaald; op derzelver aankomst aan de Chineefche grenzen, moesten zij daar van aan den Keizer kennis geeven, ten einde dat een Chineesch Officier hen zou komen af haaien, en tot aan de hoofdftad geleiden, alwaar zij op kosten van den Keizer zo lang als derzelver handel duurde, zouden onderhouden worden; men kwam nog overeen dat de koopgoederen van bijzondere perfoonen niet over de grenzen zouden komen, en deeze het voorrecht niet genieten van in alle de Chineefche en Mon- O) Ziet in Coxe, alle de bijzonderheden over devascflelling deezer grensfcheiding. 1788. Augustus Te lr;ouuk.- -  284 Reize van de Lesfeps 1788. Augustus Te Irkoutsk. Mongolfche bezittingen te mogen handelen. Ingevolge daar van wees men hun twee plaatfenopde grenzen van Siberien aan, de eene genaamd Kiakbta, na eene beek die deszelfs omgelegen ftreeken bewaterd, de andere Zurukhaire (*_), gelegen op den linker oever van de Argoiin, en zij waaren gehouden om derzelver koopwaaren in de magazijnen van deeze twee fleeden opteQaan. Niettegenftaande de plegtige bekragtiging van alle de bedingen van dit verdrag, ondervond de uitvoering van het zelve ongetwijffelt tegenftand; dezuurdeesfen van het misnoegen geraakte aan het gisten, of de kwaade trouw hernieuwde de hairklo--> verijen : hoe dit ook zij, men zag in den tijd van zeven en twintig jaaren niet meer dan zes Caravaanen uit Rusland vertrekken; na de afzending van de laatfte, geraakte deeze handelaan het kwijnen, zijnde Een noodzakelijk gevolg van het wantrouwen. Ik gaa de opgaaf der bezwaaren voorbij, welke de Chineezen ten lasten van de Rusfen meenden te hebben; verfeheiden bekende gefchiedfchrijvers hebben verflag van de klagten gegeeven , welken veroorzaakt wierden door de agter ïlkander volgende verhuizingen van deKalmouk- fche (*) Dit is zo ik meen, dezelfde plaats, welke door de Rusfen Naïmatfchinn genaamd word.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 2S5 fche Tartaaren, en van eenemeenigteToungousfèrs die allen door het hof van Petersburg vriendelijk ontfangen wierden; men heeft deszelfs behendige ftaatkunde zich beurtelings gemaatigden bedreigende zien gedraagen, dog teevens altoos ontwijkende om China genoegen te geeven. Deeze twisten duurden tot op de komst van de regeerende Keizerin op den throon; naauwlijks had Catharina II. de teugels der regeering in handen genomen, of zij zag ten voordeele van haai onderdaanen, van den uitfluitenden handel in pelterijen , en van het zenden der Caravaane naai Pékin af; deeze daad van rechtvaardigheid en weldaadigheid, het verftand en het hart vandee ze fouvereine waardig, was echter niet voldoen de om aan den handel deszelfs voorige werkzaam heid weder te verfchaffen: de vijandfchap tus fchen de twee rijken wierd nog meer aangeze door de omftandigheid van die zelfde Toungous fers, die, geen behaagen meer vindende in, ei misnoegt over derzelver nieuwe verblijfplaats, zich eensklaps aan de Rusfifche heerfchappij oni trokken, en naar hun vaderland keerden, te einde zich weder onder het Chineefche gebied 1 ftellen. Zedert heeft men gezien dat de twee volkere alle verbittering hebben afgelegt, zich oprechti lijk vereenigt, en dat de goede verftandhoudin tu 1788 Augustus Te Irkoutsk. t 1 1 f n g s-  ï?8S. ■/tugmtu. Te ir koutsk. i ] ] < 4 t 1 F P' b< w £86 Reize van dé Les/eps tusfchen de kooplieden van dag tot dag meer toe. '.nam en belangrijker wierd; naar maate dat de Rusfifche comptoiren te Kïakhta, het welk bevolkt, vergroot en verfterkt is geworden, vermeenigvuldigden, begaven ookdeChineezenzich naar lun vlek Zurukhaire ofNaïmarfchinn; door wederzijdfche commisfarisfen wierden de ruilingen beftierd, en de Mongolfche taal wierd in de onderhandelingen gebruikt, dewelken door tolken gefchied de. Het is 'er verre van daan dat de Rusfen het voordeel van den handel zouden genieten; de Chineezen , die zich altoos in maatfchappijen vereenigen, zijn oneindig ijveriger omtrent het ivaaineemen hunner belangens en veel omzichtiger in hunnen handel, ook weten zij altoos de >rijs der Rusfifche Koopmanfchappen te bepaaen, en deeze behendiglijk daar heenen te leilen, om hunne Koopmanfchappen, volgens de erst gefielde prijs, waar van zij nooit afgaan, e koopen, de Thee, bij voorbeeld, verfchaft un een onnoemlijk voordeel («); zij verkooen die zo duur, dat de koopers vervolgens ge- nood- (a) Wnnneer ik mij te Okotsk bevond, kostte het >nd thee zestien roubels, en nog was ze zeer fchaars te ikomen; men zeide mij, dat ze van Petersburg kwam, elke ftad ze thans uit Engeland of Holland trekt.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 287 noodzaakt zijn om zich daar van met verlies weder te ontdoen; om zich deswegens lchadeloos te ftellen, tragtten deeze derzelver pelterijen, waar van de Chineezen groote liefhebbers zijn , in prijs te vermeerderen ; dog derzelver loosheid doet hen tegens die bedriegerij op hunne hoede zijn. Ik zou te langwijlig worden indien ik hier alle de zaaken wilde optellen die bij deeze ruilingen in aanmerking komen; Ik verzoek den nieuwsgierigen leezer om het werk van Coxe of Pallas in te zien, die beide dit onderwerp zeer breed hebben behandeld, volgens denafoooringenwelken zij omtrent den uit - en invoer in den jaare 1777 gedaan hebben, begrootten zij het geheel van deezen handel op vier mrllioenen roubels; dog zedert dien tijd, bevestigen verfcheiden geloofwaardige vernaaien dat dezelve aanmerkelijk is verminderd; tegenswoordig zelfs kan men zeggen dat ze geheel te niet geloopen is De (b) Bij mijne komst in Siberien, verzekerde men mij bij herhaaling, dat de Rusfifche Kooplieden de inkoopen die ze bij vooruitzicht op vertrouwen van het laatfte verdrag gedaan hadden, zich berouwden; en ten bewijze dat ze daar van geene verwachting hadden, lieten verfcheidenen onder hun mij derzelver pakhuizen zien, ten einde mij de groote meenigte pelterijen te toonen, die ze daar in op- 1788. Augustus Te Irkoutsk.  1738. Auguiti , Te li koutsk. 288 Reize van de Lesfeps De toebereidzelen tot mijn vertrek beftonden s al- geüooten hadden, en kwamen allen daar in overeen dat zij met ongeduld naar het tijdftip verlangden, waar in een nieuw verdrag hen in ftaat zou ftellen om zich van derzelver goederen te ontdoen. Indien het mij geoorloft is mijne gedagten te zeggen, 'dan zou ik durven verzekeren dat het mij voor Ruslanden zelfs vvoor China van het uiterfte belang voorkomt, om dadelijk zodanige nieuwe verbintenis te fluiten; dog om het zelve op eene duurzaamer en nuttiger voet voor den wederzijdfche handel der twee rijken te vestigen, zou het mogelijk eerst en vooral noodigzijn, dat dezelve gezamentlijk de zwaare belastingen verügtten, en alle de beletzelen uit den weg ruimden die den koopaian bevreesd maaken en te rug houden ; misfchien zou het ook Ruslands belang zijn, om van deszelfs natuurlijke voordeden, welken zijne ligging aan het zelve verfchaft, gebruik te maaken , en van Okotsk of Kamfchatka, of zodanige ande. re haven als men het gefchiktfte zou oordeelen, vaartuigen aftezenden, die regelregt indien het mogelijk was te Macao of teCanton de Koopmanfchappen konden verhandelen, welken men nu met groote onkosten overlandnaar Kiakhta overbrengt, als dan twijffelik zeer, of de kosten tot derzelver uitvoer en tot den invoer van de Chineefche waaren, wel zo hoog zouden loopen; de gemeenfchap tusfchen Okotsk en Siberien is zo moeijelijk niet te verkrijgen, en dat landfchap zou ongetwijffelt meer bloeijen zo dra deeze weg meerbezogt wierd; deeze aanmerkingen brengen mij natuurlijk te rug op het geen ik in het I Deel van dit wetk (noot (d), bladz. p. en bladz. 72.) gezegr heb, we-  uit Kamfchatka naar Frankrijk.' 28 alleen in het koopen van een Kibitk (c). U aey.^» $i'ta' j a l  ■ 1788. Ongeval mij bejegend. i 1 v ] 1 1 1 t 1 v I '» ft re o; ui 302 Reize van de Lesfeps ging aangenaam; deszelfs huizen zijn meest van hout, en de Kerken van fteen: men verhaalde mij dat zij de zetel van een Aartsbisfchop is. Aan geene zijde van de Wolga eene ri/ier beroemd om deszelfs fcheepvaart, en die in le Cafpifche zee uit watert, reed ik voorbij de [leden Kouzmodémiansk en Makarieff; deeze laatfte vermaard door deszelfs lijvvaat fabrieken is eigentlijk maar een vlek; Ik was niet ver van laar, en zo even het gevaar van een waggelen3e en flegt vastgemaakte brug ontkomen, wanleer mijne onverduldigheid mij bijna het leeven tostte ; mijn poftillon gaande gemaakt, door nijne herhaalde aanporringen, voerde mij zeer poedig voort (ij: op eenmaal hoor ik tegens de >ak van mijn Kibitk flaan; ik ftak het hoofdhuisn en ontfingeenflagdiemijin mijn rijtuigwerpr; Len fchreeuw van den courier die aan mijn zijde was, (h) Men zegt dat deszelfs oevers door dieven ontrust 'orden, die mogelijk geene anderen dandefchipperszijn; t heb 'er veelen op mijn weg gezien, dog nimmer beeft i.-and derzelven mij beledigd. (0 Dit is een loffpraak die men aan de Rusfifche poDons verfchuldigd is; ook word men nergens beter geden ; de reden daar van is dat ze bijna altoos een roes )hebben; In de dorpen, moet men ze na den oogst, t de Kabac» of kroegen haaien.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 303 was, waarfchuwde mij dat ik gekwetst was; In der daad, het bloed ftroomde langs mijn voorhoofd; men hield ftil en ik flapte van het rijtuig, men bevind dat de omkring van een der wielen gebrooken was, en waar van de fcherpe kant mij des te fterker getroffen had, naar maate dat wij harder voortreeden; wanneer ik aan mijne wond raakte kwam mij dezelve breed en diep voor; ik meende zelfs te gevoelen dat mijn harsfenpan befchadigd was, in een woord, ik befchouwde mijn einde nabij. Hier kan ik met waarheid zeggen, dat mij de woorden ontbreeken om mijne overmaatige wanhoop aftefchetfen ; na zo veel tegenfpoed, na zo veele gevaarên te boven gekomen te zijn , nu ik eerlang Petersburg meende te bereiken, waar na ik vierig verlangde om den besten der vaders aan mijn hart te drukken, die ik in geen vier jaaren gezien had; op het punt van ih mijn Vaderland wedertekeeren; van mij van mijne zending te kunnen kwijten, door de overgifte van mijne belangrijke brieven; en in dit oogenblik te gelooven van door den doodelijke flag getroffen te zijn! Verbijfterd door deeze bedenking, voelde ik mijne knieën waggelen, mijn hoofd omdraaijen; Gelukkig deed mij de aangebragte hulp van mijn gezelfchap tot mij zelfs komen; ik greep moed, deed mij het hoofd met een doek fterk 1788.  J788. 304 Reize van de Lesfept fterk vastbinden, het wiel wierd zo goed mogelijk vermaakt, en wij bereikten fpoedig de laatfte wisfelplaats voor Nijenei - novogorod. Ik liet mijn Kibftk in dit dorp, onder de bewaaring van mijn foldaat, aan wien ik bevel gaf om dezelve te doen vermaaken, en ze mij in de naafte ftad wedertebrengen ,• terwijl men voor mij een post rijtuig aanfpande, en daarop miju kistje laadde, ging ik in een Kabac alwaar rnen op mijne wond van de fterkfte brandewijn goot; en vervolgens ftelde eene goede compres mïj in ftaat om de vijfentwintig a dertig werften afteleggen, die mij nog tot Nijenei-novogorod te doen ftonden. De Chirurgijn Msjoor bij wien ik ftil hield was afwezig; men bragt mij om hem aftewachten, in een wezentlijke fpelonk; de begeerte om onbekend te blijven, en de onzekerheid van mijn toeftand deed mij belluiten om mij niet bij den Gouverneur te laaten aanmelden; In den agtermiddag ging ik wederom te vergeefsch bij dien Chirurgijn; verdrietig over mijn lijden zonder te weeten hoe ik mijne kwetfuur zou behandelen, vernam ik of 'er dan niemand was die mij helpen kon; men wees mij naar een podléker of tweede Chirurgijn, die men eindelijk na veel tegenftribbelens van zijne kant bij mij bragt; zijn voorkomen gaf mij geen groot denkbeeld van zijne be-  uit Kamfchatka naar Frankrijk* 305 bekwaamheid en maatigheid; hij had al de onbefchoftheid en de waggelende gang van een dronk mensch; echter behield de noodzaaklijkheid om mijne wond te laaten peilen, de overhand op mijne afkeerigheid, om mij aan zodanige handen overteleveren; dog den ellendeling had zijne inftrumenten vergeeten; wie zou gelooven dat een fpeld het fondeeryzer was, het welk hij ter leen vroeg? het onderzoek gedaan zijnde; zeide hij mij al Hamerende, dat mijn bekkeneel open, dog in het minst niet befchadigd was, en dat ik door brandewijn met water gemengd er op te doen, mijn reis kon vervolgen; hij wilde mij vervolgens aderlaaten, dan het denkbeeld om mijn arm aan' deezen dronkaard te waagen deed mij beeven ; na dat ik hem bedankt, betaalden heen gezonden had, flapte ik weer in mijn Kibitk, mij gelukkig achtende , dat ik van de konstbewerking en van hem die ze verricht had, bevrijd was. INijenei - novogorod ligt zo als algemeen bekend is, aan de Wolga, en gelijkt in allen op-r0i zichte naar de Rusfifche fleeden; men beroemde zich, bij mijn doortogt van aldaar een troup nationaale toneelfpeelers te bezitten. Wanneer ik Wiadimerverliet, bereikteikfpoe- k dig Mofcou; de franfche Vice - Conful de Heer M de Bofte, deed al wat in zijn vermogen was om de bekwaamde heelmeefters optezoeken, ten ein- II. Deel. V de 1788. Nijenei- vogo- 1. om«t te dIcou.  306 Reize van de Lesfeps i?88. September. Aankomst te Petersburg. de mijne kwetfuur te onderzoeken; zij fielden mij allen gerust, hoe zeer ik vrij hevige hoofdpijnen gewaar wierd; Ik was des te meer daar over opgebeurt, dat ik deswegens niets te vreezen had, dewijl ik terzelfder tijd eene nieuwstijding vernam die anders wel gefchïkt was om mijne fmerten te vermeerderen; de Heer de Bofte verhaalde mij, dat mijn vader zich niet te Petersburg bevond; dierhalven, zou ik in de vooronderftelling dat ik gevaarlijker getroffen, en dat die ftad de eindpaal mijner reis en van mijnen loopbaan zou geweest zijn, de vertroofting zelfs niet genooten hebben, van mijn leeven in de armen van hem te eindigen, aan wien ik hetzelve verfchuldigd was. Dewijl mijn rijtuig geheel in wan order was, liet ik dat te Mofcou agter, van waar ik met postrijtuig vertrok die telkens verwisfelden, deeze waaren zo klein en ongemaklijk; dat ze ons zelfs niet voor de regen beveiligden, Ik trok door Twer, Vouischnei-Voloifchok, Novogorod en Sophia digt bij Tfarsko celo gelegen, (k) en ik kwam des nagts van den 22 September te Petersburg; na dat ik in veertig dagen zes duizend iverften had afgelegd, waar onder 'er nog agt in (*) Deeze fleeden zijn bekend; ik ben zo fpoedig doorjereist, dat ik ze naauwlijks heb knnnen bezichtigen.  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 307 in noodwendige rustplaatfen verlooren waaren geraakt. Ingevolge de bevelen van den Heer Graaf de la Perouze, Overhandigde ik mijne brievan in handen van den Heer Graaf de Ségur, Miniller Plenipotentiaris van den Koning bij de Keizerin; Ik had het geluk genooten van hem bij zijn aankomst in Rusland te leeren kennen, en ik rekende het onder de aangenaaml!e gebeurtenisfen mijnes leevens van hem te Petersburg wedergevonden te hebben, om mij óver de afwezigheid van mijn vader eenigzints te troofien. Niet alleen onthaalde mij die minilf er op het allervriendelijkst, maar hij zorgde daar en boven met eene belangneemende genegenheid voor mijne gezondheid; hij bood mij een zijner couriers aan, om mij op het overige van mijne reis te vergezellen en voor mij zorge te draagen; daar ik echter door de hulp van zijn heelmeefter volkomen genezen was, bedankte ik de Heet Graaf de Segur voor zijn verplichtend aanbod, dewijl ik hem van geen man wilde berooven, wiens dienst hij noodig zou kunnen hebben. Van zijne brieven voorzien, vertrok ik den a6 tusfchen elf uuren en mïddernagt; Ik wierd twee dagen te Riga opgehouden door op nieuws genoodzaakt te zijn van mijn rijtuig te laaten herftellen; te Memel, moest ik agt uuren verV a lier 1788. Septemberl Den 23.  3c8 Reize van de Lesfeps 1788 September. Oftober. Den 17. Komst te Verlailies. iiezen, eer de fchippers bewogen konden worden , om mij den arm van de zee genaamt Couricb half in een florm overtezetten; Ik fliep te Berlijn, dewijl de Heer Graaf d'Efterno Minister Plenipotentiaris van den Koning aan dit hof, zijn verlangen betoond had om mij ook zijne brieven aantebetrouwen; Ik wierd wegens dit kort verwijl rijkelijk fehadeloos gefteld , door de vleijendft e aangenaamheden, die mij van wegens dien gezant bejegenden. Eindelijk zag ik mijn Vaderland weder, en den 17 Oclober des namiddags ten drie uuren kwam ik te Verfailles; Ik flapte van mijn rijtuig voor de wooning van den Heer Graaf de la Luzerne, Minifter en Staatsfecretaris van de Zeemagt; Ik had de eer niet van bij hem bekend te zijn, dog de uitneemende goedgunftigheidwaar meede hij mij ontfing, bereidde dadelijk mijn hart tot die dankbaarheid, welke ik hem in zo veele opzichten verfchuldigd ben; in mijne oogen belfond de uitfleekendfle gunst die hij mij bewees, daarin özt hij mij dien zeiven dag nog de eer verfchafre van aan zijne Majefteit voorgefteld te wo?den, die zich verwaardigde om mij over verfcheidene zaaken en omflandigheden betreklijk mijn reis te ondervraagen, om mij deszelfs verlangen te betuigen van 'er alle de bijzonderheden van te kennen, en in mij den volgenden dag daar voor  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 305 voor de belooning te fchenken, met mij tot Coiv ful te Cronftadt te benoemen ; eene belooning mij des te dierbaarder, dewijl daar door de lof(braak, des betoonden ievers van mijn geheele geflacht zo in de burgerlijke als ftaatkundige bedieningen, die aan het zelve zijn toevertrouwd geweest, hernieuwd en voltooid wierd- V 3 AF- 1 1788. Oaobei /  3ïo Reize van de Lesfeps AFSCHRIFT L)er Ferklaaring mij van den Heer Kafloff Ougrenin, Colonel en Bevelhebber van Okotsk en Kamfchatka gegeven. Jk verklaar dat de Heer de Lesfeps, vice Conftil van Frankrijk te Cronftadt, genoodzaakt is geweest van zich in verfcheidene plaatzen optehouden, en wel om de volgende redenen. 1. Te Bolcheretsk den T$ Ocfober 1787 aangekomen zijnde, heeft hij daar dien tijd waar in defleedevaart kon begonnen worden afgewacht, buiten welke 'er geen mogelijkheid is om de reis. van Kamfchatka naar Okotsk over land te onderneemen; de fleedevaart en het bevriezen der rivieren is op het einde van November begonnen. 2. Hij zou vertrokken zijn, indien ik daartoe mogelijkheid had gezien, dog de geduurige en geweldige ftormwinden, die van het begin van November tot aan het einde van December geheerscht hebben, zijn hem daar in hinderlijk geweest; daar zijn zeldzaam te Bolcheretsk twee (Jagen voorbij geloopen, of wij ondervonden 'er zulke heftige buijen, dat het gezicht zich naauwlijks, zes of agt treden ver iiitftrekken kon; de I\arü-  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 311 Kamfchatters zelfs kunnen geduurende dezelve hunne reizen niet vervolgen, maar zijn fomtijds verplicht van in het open veld ftil te moeten houden. Ik oordeelde het van mijn plicht om de Heer de Lesfeps te waarfchuuwen van het gevaar het welk daar in gelegen was, om voor en aleer dat dit aanhoudende flegte wêer voorbij was, eene gevaarlijke en in zich zelfs moeijelijke reis te onderneemen, en daar door misfchien de brieven te verliezen , waar meede hij voor het hof van Frankrijk gelast is 9 daar en boven heb ik hem verzekerd, dat dewijl ik zelfs verplicht was om zo dra mogelijk naar Okotsk terug te keeren, ik hem als dan onder mijne befcherming meede zou neemen , en dat wij ons niet zouden ophouden dan volftrekt onvermijdelijk was. 3. In die tusfchentijd, is de Heer de Lesfeps van eene zeer hevige buikloop aangevallen, deszelfs ziekte heeft negen weeken geduurd en heeft hem zeer verzwakt. 4. De hongersnood die onder de honden op de westkust van Kamfchatka geregeerd had, heeft ons genoodzaakt om verfcheide omwegen te nemen, en eenen langen tijd de oostkust te moeten volgen. 5. Wij wierden genoodzaakt om in een dorp V 4 of  SI2 Reize van de Lesjeps of Oftrog genaamt Pouftaretsk, en zes honderd werften van de ftad Ingiga afgelegen, ftil te houden ; wij kwamen daar den 26 Februarij ; Ik maakte van alle mogelijke middelen gebruik om fpoedig van daar te vertrekken, dog de honden, de leevensvoorraad en de verdere onderftand die ik wachtende was, niet komende opdagen, befloer ik de Heer de Lesfeps op den T| Maart met kleine fleeden in dat land in gebruik, te laaten vertrekken. Ik wierd hier toe in de mogelijkheid gefteld, door dat hij met weinig reisgoed bezwaard was, en door het aanfpoelen vaneenwalvisch aan den zee oever, waar van ik ftukken deed affnijden om zijne honden te voeden; en ten einde hij geene beletzelen in het oftrog van Kaminoi* door Koriaken bewoond, op welken wij juist niet veel vertrouwen kunnen ftellen , zoude ontmoeten, heb ik de Heer Capitein Smaleff bewoogen om hem derwaards te vergezellen; Ik heb hem aan alle de plaatzen waar hij doortrekken moest aanbevolen, en hem zo veel hulp als in mijn vermogen was toegebragt om zeker en fpoedig voorttereizen; dog terzelver tijd heb ik niet kunnen afzijn van hem te waarfchuwen, dat hij zich veel zwaarigheden en vermoeijenis* fen tot op zijn komst te Okotsk moest voorftelIen; Ik heb hem daar en boven verzekerd, dat hij  uit Kamfc hatka naar Frankrijk. 313 hij het einde van dit jaargetij zou moeten afwachten ; eer hij zich van Okotsk naar Yakoutsk zou knnnen begeeven, dewijl de wegen tusfchen deeze twee fleeden volftrekt onbruikbaar, of ten minften ten uiterften gevaarlijk geduurende de winter zijn, uit hoofde van de zeer groote meenigte faeeuw waar meede dezelve overdekt zijn. In kennisfe daar van heb ik deeze getekend, met het keizerlijk zegel van mijn departement gezegeld, en meede door de Heer Smaleff", Capitein Infpecteur van Kamfchatka doen ondertekenen. Gedaan in het Oftrog van Pouftaretsk den \\ Maart van den jaare duizend zeven honderd en agt en tagtig. Het bovenftaandegefchrift voorgelezen en goedgekeurd, en aan den Heer Smaleff vertolkt. Getekend Grégoire Kafloff Ougrenin, Colonel en Bevelhebber van Okotsk en Kamfchatka. Hier is in het Rusfisch gefchreeven. Vasstli Smaleff, capitan ifpravnik. Verklaaring van den Commandant van Okotsk. De Heer de Lesfeps is den 25 April (5 Maij) 1788 te Okotsk,"zeer vermoeid enongefteld van V 5 zij-'  314 Reize van de Lesfeps zijne reis aangekomen ; zijn voorneemen was echter om dadelijk weer te vertrekken, en van de nog overige tijd waar in de fledevaart kon gefchieden, gebruik te maaken tot aan het kruis van Yudoma, van waar hij bij de ontdooijing der rivier Yudoma, dezelve te water kon afzak» ken; Ik wendde alle poogingen aan om hem daar in de behulpzaame hand te bieden; de honden en alles wat hij voor de reis nodig had was in gereedheid , dog het flegte weder hield ons te iug: het zelve was door een hevige dooij die niet ophield, en die in weinig dagen de wegen onbruikbaar maakte, veroorzaakt; Ik hoopte, niettegenflaande dit toeval, dat de vorst nog eenige nagten zou aanhouden, en dat hij daar van gebruik kon maaken, het welk in dit jaargetij zeer dikwijs gebeurt; deeze had geen plaats, en het was voor de Heer de Lesfeps onmogelijk om te vertrekken; zelfs ondernam hij om zich op weg te begeeven, dog hij was, gelijk ik wel verwacht had, genoodzaakt te rug te keeren, hebbende de wegen en rivieren verlchtiklijk en met water overdekt gevonden; wij bedagten toen een ander middel, dog hier meede moest gewagt worden tot dat de rivieren ontdooijt waaren, en de fneeuw eenige plaatzen op de velden ontbloot had, ten einde een weinig voedzel voor de paarden te kunnen  uit Kamfchatka naar Frankrijk. 315 rien bekomen; dit was het eenigfte middel, waar van hij gebruik kon maaken wanneer hij op den 25 Junij vertrok, terwijl hij zich echter blootHelde om een gedeelte zijner paarden door gebrek te zullen verliezen ; hij ftemde geenzints vrijwillig onder geen voorwendzel hoe genaamd , om zo veel tijds hier te verblijven, en ik befloot om de beste of om beter te zeggen de minst liegtfte paarden te doen opzoeken en uitkiezen, en om hem op het eerfte gunftige tijdftip te laaten vertrekken, namelijk wanneer het meefte water zou afgeloopen zijn; Ik was over den fpoed van Zijnen togt zedert het Oftrog van Pouftaretsk verbaasd, alwaar hij de Heer Kafloff verliet die nog niet aangekomen is, het zij dat die door de wegen of het jaargetij opgehouden word, of dat de middelen om zijn reis te volbrengen, hem ontbreeken; het befluit dat de Heer de Lesfeps genomen had om hem te verlaaten, was het verftandigfte en het befte, hij zou die weg nog in korter tijd afgelegt hebben; indien de ftorrawinden hem geduurende tien agtereenvolgende dagen zulks niet belet hadden. Ik heb deeze verklaaring, op verzoek van den Heer de Lesfeps getekend en afgegeeven, om ten bewijze te dienen zo van de noodzaaklijkheid zijns verblijf in deeze ftad; als van de on- mo-  gi6 Reize van de Lesfeps mogelijkheid om met meerder fpoed in dit land vooral in dit jaargetij, te kunnen reizen. Gedaan te Okotsk, den zes en twintigften Maij CS Junij) van den jaare duizend zeven honderd agt en tagtig. Geteekend als het Bevelhebberfchap waarneemende, Johan Kokh, Bijzitter. Einde van het Tweede en laatfte Deel. WOOR-  WOORDENBOEK DER KAMSCHATSCHE, KORIAKSCHE; TCHOUKTCHISCE en LAMOUTSCHE T A A L E N.  ai8 Woordenboek der Kamfchatfche, HottAunscH. Russisch. Kams chatsch. ^ B<*b. O) DouchtéakhtchitchjKont -» & Koutka. V,idir. Otets. Epep. ËiïtÏÏt» Matt Engatclia. K)nd. Dittia. Péétch. ft' Ja. Kimméa. Naam (van een zaak.) Imea. Kharénétch. Chtd^f rwd. Krong. Kill Ia Kil. De Donkh. Tchekh outch. Em Zvér. gazit Kenguiia. •Ee» ƒ«'. KoU. Outlept Kouitcha &'«'«•. Reka. Kiig. Het »"*• Rabota. Kazonem. De doid. Smért. Eranim. Ko- 0») De Leezer zal wat de Uitfpraak betreft wel eens het Voorbericht tooi het eerfte Deel willen inzien.  Koriakfcbe, Tchouktchifche & Lamoutfche Taaien. 219 KORIAKSCH. TCHOUKTCHISCH. LAMOUTSCH. Kamakliou of Angag. En- iéga. Kh-douki. Empitch. llliguin. Amai. \ Eila. Illa. Eni- Kmouiguin. Ninkhai. Khoutean. Guiomma. Guira. Bi. Ninna. Ninnéa. Guerbia. Kamleil. Kilvo. Miouréati. Vouï Voui. Vouié guirgniu. Ounga. Alliougonllou. Iüpcuilla. Boioun. Otipouinpin. Oupinpekhai. Tipiioun. Veiem. Veiem. Okat Jakhitchat guiguin. Tirétirkingüns. Gourgalden. Veiaguiguin. Veiéigou. Kokan. Hoi.»  320 Woordenboek der Kamfchatfchel HOLLANDSCH. RUSSISCH. KAMSÖUIC» Het naeer. Voda. - Azamkh Of Ji. De zei. Moré. Ezouk. "Berg. Gora. Inzit. Het Iwaad. Boll. Lodorum. De luiheid. Lénn. Kh-alacik. De zomer. Léta. Adempliss. Het jaar. God. Tkhatkhass. Het HeeUl. Svétt. Atkhar. Het zout. Soll. Peipiem. Een os. Bouik. Kezioung. Het hart. Certfé. Guillioun. Dcjlerlte. Cila; Kekhkekh. De gczcntheid, Zdriva. Klouvesk. Goed. Kharacho. Klioubello. Kwaad. Dojrno. Keiel, De Hand. Rouka. Tonno (of) Cettoud^ De soit. Noga. Eatkha (ofj Tkada. Het oor, Onkho. Aillo (of) Jioud. De neut. Noss. Kckioti (of) Kik». De mond. Rott. Cekcé (of) KiSü. Het Hoofd. Clavra. Khobel (of) Tchouzgea,  koriakfche, fchouktcbijche & Lamoutfchê Taaien* pf k d R. ï a k s c h. TchoüktchisCh. LAtóöoïsétti Mima. Mirail. Mou. Ankan. Ankho. Nam. Guiéguéi. Nelt. Öuraktchaiié Fatch guiguiri. Téguél. Éien. Konkumgatorfig. Télounga. Ban, Alaa!« Elek. Ahganai. Guivigürt. GuIouA Angan. Khétehguikheï. Kheiguikel. Guévaóa ifamyam. Teguidu. Tab. Tchimga; Penvel. Gueldak; Wngling. Liig ling' Mévari. Nikétvoukhin. Nikatoukhiri. Egui. TmelessVoufe. cué mélevli; Ahgar; Nimélkhin. Nimelkhto. Aïa. Khatkin. Guetkin. Kanioulii. JVtouina Galguin, Mouicguit. Gal. Guit Galguiu. Guitkalguiri. BoÜdei. Vélioulguiij. VeliouIguSn. Gofot. Ehguitttam. Ekhkhaiakfe Ogot. IknigHin. Guikirguin. Amg£ Mout- f.éon«. mu  32a Woordenboek der Kamjchatfchei Hollandsch. Russisch. Kams chatsch, X)e teel. Gorlo. Kouikh. Het voorhoofd. Lob. Tchoutfchel (of)Tchikikt De tand. Zoub. Kip khépp. De tong. Jazik. Ditchel. De elleboog. Lokott Tallotall. ' De vingers. Paltfi. Tkida (of) kik - énn. De Nagels, Nokhti. Koud (of) Kououn. De mangen. Choki. Aié ioud (of) Pr - énn. De hals. Chéia. Khaitt. De fckoudir ; Pletcho. Tanioud (of) Tenno. De buik. 1 Brioukho. K-Khaïlita. De Neusgaten. Nozdri. KanngaflTounn. De menkbraauaeo '. Brovi. Talténn. De eogleedeu. Réssnita. Khenng iatfehourenn. Het aangezicht. Litfo. Gouénng. De rug. Spina. Karo. Natuurlyke deelen van de man. Kallkarui. Natuurlyke deelen van de vroua. Kouappa. Het bloed. Krou, Bechlem. Groot. Véliko. Tgolo. lQein. Malo. • Outchinnéio. Wti. Vouiflbko. Kran-alo.  Roriakfche, Tchouktchifche £? LdmoutfcheTaaien. 3&§ KoRIAKSCH. TCHOÜKTCBISCH. iAMOWïliJfc Pilguin. Pilguin. Belga. Kitfchal. Kitfchal. Omkat. Bannalguin. Ritti. Ut. Uil Guiguil. Enga. Nitfchiouvétt. Kirvonéliin. Etfchén. Télguit. Tchnilguic. Kh-abrr. Véguit. Veguit. Ofta. Elpitt. Irspitt. Anntfchinn, Ennaïnn. Inguik. Mivonn. Tilpitt. ' Tcbilpu. Mirr. Nannktiénn. Naunkhinn. Onrr. Innvalté. Kh.eion. Litchvétt. Kh-ararat». Illiatchiguit. Virvitt. Lioalgoulkhall. Lioalgolkbill. Itti. Khaptiana. Kheptitt. Neri, Moulliou moul. Moulliou moul. , Songulal. Niméankhin. NImeankhiti. Ekjann. Oupponlioukhin. Niouppoulioukin. Nionktfchoukaa, Nifinineguimakhen. Nivlikhin. Gouda. X -2  3«4 Woordenboek der Kamfchatfche, Hoit AHiicir, Russisch. Kamschatsck, Laa& Nisko. Difoulo. *>' Solntzé. Koulletch. De maaa- Méeéts. Kirkh-kirkh. Eenfi". zvezda. Ezeng-itch. De Hemd. Nebo. Kirkh -bhell. Een firaal: Loutch. Is-eiguilik. Htt VHKr' Ogonn. Briouonmkhitch (of) Pa» nitch. De Jarr. Kékak. Dejlemi Goloff. Khaélo. D*itnr' Dvér. Onnotch, Een tuil in de aarde, Jama. Khiouép, De d"g' Dénn. Taaje. De Notscb. Kiounnouk. Stad- Grad. Attéiira. Het leven. Tizu. Zolt Téném. Het bosch. Leos. Ou out. Het gras, Trava. Chichtch, De Jlaaf. Sonn. Caéksn. 3do!» (oQ «ur*. Drévo. Ou (of) Out*. Slaaf en. Spatt. Oun eklenL Snyden. Rezatt. * Leinim. i^noopen, vast maaken. Vezatt. Tratak. De maat. Mera. Tiakinioung, Hst goud. Zoloto»  Koriakfche, Tchouktchifche & Lamoutfche Taaien'. 325 KORIAKSCH. TCUOUKTCHISCH. LAMO UTSCH, Nwtokhin, Nuvkhodin Niatkoukak. T'kiti. Tirkiti. Nioultian. Yalguin. Tfchatamoni. Bekh. Idllia Petfchan. Eguér. Olïïkatt. Khigan Keh iguin. Nian (of) Djioulbka. Tikakh-Mouinpen. Tirkhikh - mell. Elganni. Mouilguin. Mouiltimouil. Tog. Komigué Iétona. Nitilkhin. Khokh.sfln. Koumguikoum. Khoullikhoul. Delgaan. Téllitél. ' Titil. Ourka. Zolou ioulguin, Nouterguin, Kengri. Alvoui. Liongiout. Ining. Nikinik. Likita. Golbani. Gouina. Vouiveu. Gorad. Kioulgatngnio. Toukoulguiarm. Inni. Outitou. Ouzit. Khenita. Biigai. Bagaïling. Orat. Miél Kbaïtik. Gniilkhétiarlnn. Oukléan. Outouout. Outtiougout. Mo. Kouel Khalangui. Mulkhannik. Oukladai. Koutch yiguin. Khitfcbviguin. Minadai, Tién Mouiguin. Trémitim. Gadgim. Tennmétén. Nigeni. Ilkavann. , Elnipélvouitiitn, Tfchedlioupouilvonitenn. Mérka, x3  326 Woordenboek der KamfchatCche, hollandsch, RUSSISCH- KamSCHATSCH, Het xilver, Srébo. Een haard. Otchag. Ak kannim. Een huls. Domm. Kizd. Het gehoor. Sloukh. Joulloteüim. Het gezicht. Zrenié. Eitchkioulnim, Defmaale. VkOulT. Tal. tal. De reuk. Obonamié, Kheisk. Het vel. Koja. Salfa. Staa, Hou of. Stoï. Khiraikhtch. Een hond. Sabaca. Kofla. Een ei. Jaitfo. Dilkhatch, Een vtgel. Pcifla. Disskhilt. Een pen. Péro. Ciflioie. Z>« man. Mouje (of J Mouch. Kiskoug. De vrouw. Géna. Tigenfoutch. De broeder. Bratt. Tig-a. De zuster. Séftra. Dikhtonng. De liefde. Lioubov. Allokhtel anim. "Beminnen. Lioubitt. Tallokhlel azina. Een brief. Zémliq. Cimmit. Een gordel. Poïass. Ciitit. Een peen. Karainn. Kouall. Geeft.. Daï. Katkou. Ga, ga heen. Padi. padipotsch. . Téout. Hten, Niitu Biinakklik,  ■ Koriakjche, Tchouktchifche & Lamoutfche Taaien. %s.f KoRlAJtSCH. TCHOUKTCHISCH. LAMOUTSCH. Elnipelvouitinn. Nilguikinpouilvouilténn. Méguén. Melguippioulguin. Milguipialguia. Neika, Ja ianga. Valkarad. Djou. Tikcva'aming. Valioulm. Issni. Tikila ounguin. Mcgourkim< Igouroun, Amtam. Kot keng. ïikerkin. MoiénL Nalguln. Nelguin. Iss (of) Nandrt. Khanni vouilgui. Khvelüa. Illé. Kb. attaaa. Guéttin. Kina. ï-igli. Liglig. Oumta. Gallia, Gallia. Dei. Teguelguin. Tégull. Detlé. Ouiakhotch. Ouréakhotch. Edi. Nevgann. Nésrgann. Achi. Khaita talguin. Khaïta kelguia. Akann. Tehaa kiguit. Tchakiguitch. Eken. Kekraitcha angui. Nitvaiguim. Goudi moiin» Ekmoukoulniguin. Tchivéatchim. Aia vrovon. Noutelkhen. Noultenont. Tar. Iguit. Ririt. Boïat. Gouvién. Vougonn. Djoul. Khinéélgui. Ketam. Omoull. Khallikhatigui. Khél khit. Khoarli. Onlnnlé. Ouinéa. Atch». x4  33§ Woordenboek der Ramfchatfche, poijLAWDscH. Russiscrj. Kakschatke. Ds. Lébell. Vr'"l">,: Vitt. Ekoss kholnim. P' tlj4\ Vreméa. Tak khit (of) Takkhiiat. ■P'*' Tolst. Khaoumouilli. Een hem!' Kost. Kotg amtch, Z!"i"t- Vétx. Ang iésfonim. f'**' L.ég0"?- Dinis khoulou. K2"« Karova. Schaap («ƒ) ^rja/.\ Baram. Koulenj. K-r*»». Svinia. (,.) Gonss. Kisfouiéss. Eendvogel Outka. Ditchimatch. £«« Gr agt {of) Canaal. Rov. Aetchpouinnira. PJod. IssgatesQtch,, #>»r*. Rov. Détténn. Go"i' Dobro. Klioubello,. J/<&f' Khondo. KTjellello. Wortel. Korén. Jaéngettsch, Pénn. Enni mellokplj, 1,4 Z^""» Kora. Treltch. "S*-". Gaennkalo. Krasnq. Tchatch-alo. 93"» (»/) StvwAsys. Vino. Koabkho-a?aj)£. (j) Ze kennen dit beest in 't gefceel ?uH  Rotiakfche, Tchouktchifche c? Lamoutfcbe Taaien. 329 K01?.i.a.ksch' TpHOUKTCHISjCH. LaMOUTÏCH. E. E. Ya, Mouiv vouitfchik. Migouts-hi. Koldakon, Khoulitik. KhouritL Khéren. Nooumkhiu. Nioumkhin. Dérora. Kh attaam, E'tembai. Ipri. Kaganr.guiatig. Khoulikhoul. Ikann. _ ■ JNinnakhja. Nimirkoukhin. Aïmkhoun. Khoukoum. Kitéb. Kétéb. Ouiamkan. Erbatscb. Néki. Nota guilguignin. Nivékhrchinkoutérgain. Khouniram. Sévouinana. Voninniakhaï. Baldaran. Innalgain. Aivalkhfchléa. Tannia. Malguigajn.' Nimelhhin. Aïa. Kh antkinn, Gaerkin, Kannialjt. Nimmakin, Kimgakai. ' Kb Obkann. Tattkhoub. Outtékhaiguétchvouili. Moudakan. II khelgaio. Ourta. Milgakhin. Nügakin. Guéltadi. I Neit Tfchikhiü. Tchédlione. Khoulania. Akhamirnil, Akamimil. Mina. x $  3jo Woordenboek der Kamfcbatfche, HOLLANDSCH. RllStlKt, ÜAMICHATSCH. Zamjtn, Séiatt. SwA Khléb. Bnwr. Ovetrss. Rosch. S»««. Khankhlidinn. •Brozen. Nosfit. Lénouiarenk. Sk**»» Vozit. Khéningekhtch. Eteaitcm^ Doub. Soudno, karable. Tokh, khatim. Brnmti^t. Brak. Ea itripofitch, Poléa. ouskh. »**<■ Pachnéa. Pakhatt. Sokha. ^Ke- Borona. 0VMM*. Troud. AkhltipkonDim. DévaofDévka. Oukhtchitch. 7"-5'a- Ma,,chik- Pekha.choutch. Goloub, W4P* Storoie- Aonatchouwé. Wasdom. Rost< SdkL : TCh3Uk;ChirChe &W«fcte Taa^n, hebben nier ingevuld kunnen worden bij gebrek v.n woorden bijzonder «o ieder deezer  Koriakfche, Tchouktchifche & Lamoutfche Taaien. 331 KoaiAKSCH. Tchouktchis ch, Lamoutsch. Khiniatchéiagain. Khinvagnini. Djaïram. Khinéalguitati. Traïavam. Gue-énonan. KoHéagoinin. Guérévouli. Gue. elbouttiann, Atvitiakou. Etvou. Tfchourna. Konaomiguing. Matarkinn. Koptonn. Kitilkhin. AvUnn' Jakhitchatguiguin. Lionlngatt. Gourgaldénn. Janguianaouv. Nevouitchkhatt. Kh-ounatch. AkkapiU. " Neukhaï. Kh-onrkana. Koun ouog. Eioulakaï. Etteeram, Goudatch, volkeren; wanneer zij zich in de noodzaaklijkheid bevinden om voorwerpen te benoemen., welke deeze woorden betekenen en die hun vreemd zijn, neemen zij de Rusüfcne benaamingen aan.  333 Woordenboek der Kamfchatfche ,* Hollands ch. Russisch. Kamschatsc Kraamen , in de haam Rodirji. J0USS ass khénizatch. tomen. Mogt, Wil, Vlast inatch kékuaouv. De avond, Vétfchér, Ettém. Paard. Konn of Lochat. De mor&en. Outro. Moukoniass. Téper. Eéngou. Eerder' ■ Préjede. Koummétt. L«*'er. Poffé. Déméü G!J- Ti. ' Kizé. Moul. Bouze. H'j' On. Ti<« z'>'. Onna. Tfchii. Hun. Oani. Tié nakil. Gij lieden. Voui. Souze. Hier. Zdéss. Tetchkh. Daar. Tamm. Ték koni. Z« daar. Vott. Tétk oua, 2<» Lamoutfche Taaien. 333 KORIAKtCH. TCHODKTCHISCH. LAMOUTS'• Souk. Jousftiltch. "Bladeren. Uüu Bouilt lell. Regm' Dojede. Tchonkh tchou. Hagel. Gr»d. Koutg atta. Weerlicht. Molnia. Kig Kikh. Sneeuw. Snég. Korell. Ks»de. Stouja. K-ennétch. Slvk- Gress. Tcha on esch. Melk. Moloko. Doukh énn. Man. Tfchélovék. Krochtcbo. 0"d. Starr. Kizékh Kétlinn. J">Z- Molod. Linnétt lék. Gaan». Scoro. Dikh-ak. Zagtjest Tikho. Dikh - letchmjll. Het velk, de menfehen. Liudi. Krochtchorann. H"f Kak. Libéch. Waar? Gdé. Binnié. Wanneer? Kogda. Ittia. w»ti Tchto. Enokitch. ■Am «"'«•' Kémm. Kiouliout. Aan wat, met wat. Tchémm. Enok kaïell. ** ' Riba- Ennitch. Mlsfa. W g,,,.  Koriakfche, Tchouktchifche 6? Lamoutfche Taaien. 335 KORIAKSCIJ. TCHOUKTCHX SCH. L A M O UT SCI< Tchoulbalrann, Enniguém. Enniguén. Oug-ül. Elligér. Garr. Voutoo outo. Khokhongnie. > EbJ'rnia, Moukhémouk. Ront-ti. Oudann. Nikbéout. Guéguélironntiti, Eota Kigui gnilanrj. Agdiou tapklttanu. Gallag - alL Ellg - ell. Imandra.- Khialguin. Tchagtchénrg. Igvénn. Ekékaguiguia. Guékitchkaguerguin. Boullakékh. Lioukhéi. Lioukhaï. Oukiouln: Osidmtevouilann. Khlavoli. géi. Enn pann. Guénpiévli. Sagdi. G-oïiichik. Gorodchik. Nioullioulkhtchaiia, iBnaéï. Jï-ngué. Oumouchéar. Métchinné. Noulméagué. Ett nioo Koukann. Toumgou. NilchikhikhlavoII. Béill. Mintchi. Minifi. Onn. G-arninoa. Guémi. IHéa. Tité. Tita. Ok. Inna. R - lakhnout. Ek. Méki. Mikiném. Nf. Jouk-khé. Reakh-kha. Etch. Irmaénn. Innéa. OIra. Khoscokvole. Khoratole. Oulra.  33^ Woordenboek der Katnfchatfche; HOLLANDSCH* R«SSISC, G,ouW"a- Aram-an^ Vouisfota. Krann.aI(> ^Breedte, . . Chlrwa- Ank lakiU. jouiije/. W' T°P°r- Kouachch RouiI' Tezitch. Wervelwind. Vifehr# Storm. n , Kholm, Teb knouJitcü Mouich' bebhoultcb. M°Ubhai KHalimltch. Seyilr- Cuozd. Twist. Kr,jm. VT" LetchkbalikaM. VOUW. T„ r , „ Oor^. Teskkoalloa. dI""' Ar-rokhUkonia* JWr^, Ovtrtenhmut. Lad KA*. Killioucb. Vergenoegd bekoord. Rad 001 aC&' !>«ƒ. ' Khaionk. Soukbatch0Btcb; Dira. ö , ,. Pa,P *«"• 2.iet. ... wousfézitcS.  Koriakjcke, Tchouktchifche&>LafnoutfcheTaalen. 337 Koriaksch. Tchouktchis ch. Lamoutsch. Antchouimm. Tchourma. Kh-olinn. Nimm Kbénn. Nimkhinn. Kh-ounta. Niguinéguillokhénn. I Niélikhinn. Oousski alToukounn. Kalamkhinn. Niougoumkhinn. Demga. Nivlikhinn. Nivlikinn. G'onareinn. Khaall. ■ C-algaté. Tobar. Guitkaouétché. Noulifchkhininnbouial; ~ Kh. énguiélrénu, - , JKh. oui. Nouteguinn (of) Pourga. Ménivouial, pourga. \Kh oungua. jénoup. NéittipelJ. Kh-oupkarm. Khidléa. Pipikhüguin. Pipikhünik. . Tchaliouktchann. G-alamit. Mrénn. Dilkann. Tidkitinn. Kaouvtchiténg. Nipilvouitoukhinéat. Djargamatt. Enn Khévlann. Nikétioukhinkhlavol. . ï Tchekti. Nonn MitchÉlangui. T Kliounniattia. >Maraouikinatt. Kotkinaoutchélaangui. j KoussGkatclurm. Mitcniguév. Ekh-év. Djboupla. Kovélevlacgui. . Ténguég • iarkim. Antaki. Mitang étvéla. Minvouüimouik, Anmoldar. Tiguinévok. Teiguég-iarkim. Aiiduldiouln. K«ucou lagaïténg. t Nitouléakhenn. Djiourminti. Khénpi. Patrigtiinn. Kh-angar. Koutag-annsuinn. Nékoutéaniét. Ouniétchip. Y  p3§ Woordenboek der Ramfibatfche, Hollands ch. Russisch. K a m s;c h a t * c f. Varitt. Kokazok. Slaaft». létch. Kh-aljtch. Sexe' Fol. pzatitt. Vtder. pod. Cestko. typt*, Nad. ?°>ld'r Innakineukt. 0"ieM' Titch Kéink. ^ PoWd«- Danmch-tchkitchétck, Hf* weekfie en het, htttnlrftt gcdgelte -van de b$ütn w d" *f***. BéU. Guemkalo. Bouitf. Pellitcb. Ts. Léd. Kirvonl. JW Bitt Emill tchalü». Walvisch. Kitt Dénn, Gevallen,{dttlvc,>yanv*!lc«^ Pau. j;tknl j.nij0D> Pw- Tchounéisétck. 9*t* Vol». K-khanagtcb. Jiv0» Zouotcbitcn. m Xl.akai.t hlfaiuk M. G-akk.. *** *"* ïmnj. Doué énksMaki0ul J**H DiziH. JUacha.  Koriakfche, Tchouktchifche & Lamoütfcht Taaien. 339 KOKIAKJCH. TCBOUKTCHISCH. LAMOUTSCH. Koukoukévong. KhouitfK. Oladjim. Matchégatik. Mingaïtchamomk. Dastchiffindum. Kh arana. Tchétchaguiog. Erguidalinn. Oïdaliaa. Ag idslï. Ekh.ê. ^ Onrgadow. Tfchémgaïkitchognidinn. Mouitiantaouvnaon. CuéinaitiKro. Dabdarann. Nilgaguinn. Nilguikhin. „..„„„_;-, Kh • oulsGnn. Nivanagam. WitvangBim. Khüléguil. Tinntmn. Tennkipléon. Tratalanvcoam. Middï«- Joanai. R4g- Paulus en te Paratounka gefprooken wordt (a). Ho i. L A lï d| C B. Rbs5«,ch. Kamschatsch. Afbeeldt™ een keil*. 0brass. Noukhtchatchitck, IsU.^OA. bbu K.fout> Okno. r Malitmko robénok. Paatchitch. Kerk. =Tféikov. Takakijom. Priejier, ' Pop. Jakatchitch. Vrcrew van de prie/fer. Popadica. Alnatscb. ^Bediende van de kerk. Diatchok. Diiatfchok. Kroon in de kerk, Padilo, Kapoutcbitch, Een, _ Jédinn. Dizk> Twee. Dva, Kaza- Zhie. Tri. Tfoko. Vier. Tchétiré. Tf*» fh/i Pétt. Koumnsk, Zes. Schfa. im.o)s. Zeven. Sémm. Idakob. Agt. Voffemm. Tfoktouk. Ifegen. Dévétt. Tfaktak. j1e„t Déffétt. Koumonkbtonkb, Elf. Yédino nodsfét. Dizzkkin». Twaalf, Dvanaffét, Kachichin». Dertien. Trinadsfét. Tchokchin». Veertien. Tchétiré nadsfei, Tcbakchina, Vjftien. Pett nsdsfét. Koumnakchins. Zntien. Schest nadsfet. Kilkookchin». Zeventien. Semnadsfet. Paktoukchins. Jptienb Voffémnadsfés Tchoktonk.  ie St. Pr.&Ps,en te Paratounka gefprooken wordt, 347 HOLLANDSCH. B.USII1CK. KAMSCHATSCH. Negentien, Dévétt nadssét. Tchaktak. s Twintig. Dvatsfét. Koumlthtouk. Vyftig. Péttdésfét; Koumbhtoiikh», Hindert» jjto. Koumkhtoukoumkhtofle kha. Minde der Woordenboeken.