01 2125 4593 UB AMSTERDAM  fffontiljigice .~ _2zfJz^ trnsW/otter jUtarru?-  L  PHILOSOPHÏE ÜER TOLLEN EN BaLLËN* O F HET NEWTONIAANSCHÈ ZAMENSTEL TAN WYS BEGEERTE* Gefchikt naar de vatbaatbeid der Jeugd , en ook Toor eerst beginnende in de Wetenfcbap i gemeeozaara en vermaakelyk gemaakt doot Voorwerpen, welke aan baat zeer wei bekend zyn: BeftMDde in «ES LESSEN j doot 3TOM- TELESCOPE. A- M- By een verzameld en in orde gebngt ten nutte dei Jeugd, en met verfcheide Kopere Plaatjes} tet opheldering* en bevestigïnge der voorgefteide Leeringen, voorzien, Doot den HEER j. N E W B Ë R y- Naat den Tweeden Druk uit bet Engelscb Vett taald, en met eenige aantekeningen vermeerderd door * * , te MIDDELBURG, By WILLEM ABRAHAMS, MDCCLxxxiUf  Hot groot zjn uwe werken » Heer! gj bebtze alle met wjsbeid gemaakt, bet Aardryk is vtl van uwe goederen. 'Jongelingen en tok Maagden, gj Ouden met den Jongen, looft den Heere. Psalm:  VOORBERIGT VAN DEN VERTAALER, De Heer Newbery heeft niet alleen als Boekhandelaar te Londen, maar ook, in eene verhevener hoedanigheid, als Schryver inzonderheid , zyn Vaderland verrykt , mee eene reeks van fraaije Werkjes, gefchikt tot onderwys en vermaak der Kinderen en aankoomende Jeugd; waar van hy eene Lyst agter dit zyn werkje byzonder volgen laat, en welke hy aan de Ouders , Gouverneurs en Gouvernanten der Jeugd van GrootBritannie en Ierland aanpryst; oordeelende, dat, in eenen tyd van algemeene klagte over de verdorvenheid der menfehelyke Natuur, en de bedorvene beginzels van het Menschdom, een oogmerk en toeleg om het kwaad te weeren, en een tegengefteld gedrag aan te dringen en kragt by te zetten, de oplettenheid en aanmoediging van het gemeen ongetwyffeld zal verdienen. En nadien 'er wyzelyk is aangemerkt , gelyk hy 'er byvoegt, dat de eenige weg om deze kwaa* 3 len  VOORBERIGT van len tegeneezen is, dat men met de Kinderen, of het opkoomence geflagt een begin maake, en de ziele in haaren ftaat van kindsheid neeme en vorme, wanneerze onbezwalkt, en vatbaar en gevoelig is voor alle indrukzelen ; dat men hun hunne pligten en toekomend belang op eene wyze vertoone, die eerder zal fchynen te bedoelen, om hen te vermaaken, dan te onderwyzen dat men hunne aandagc opwekke door afbeeldzels en fchilderien, en hunne aandoeningen opwakkere door zodanige korte Gefchiedenisfen , welke bekwaam zyn om hun vermaak toe te brengen, en in hunne tedere Zielen gevoelens van Godsdienst, Regtvaardigheid, Eere en Deugd in te prenten; zo heeft hy, door zyne reeds in'tligt gegevene werkjes, zyne hartelykheid en y ver, en door zyne korte Lesfen over de Natuurkunde , welker Vertaalinge wy hier ten nutte van onze Nederlandfchejeugd te voorfchyn doen koomen, zyne bekwaamheid inzonderheid betoont, om dit goed en nuttig werk op eene verftandige wyze te onderfteunen, en kragtdaadig te bevorderen ; als welke hy zo klaar en tevens op zulk eene aangenaame wyze ingerigt, en zo wel naar de bevattingen, be-  ben vertaaler; bezigheden en omftandigheden der eerfte Jeugd gefchikt heeft, dat zy eigenaartig ftrekken, om hunne aandagt op te wekken , hunne natuurelyke nieuwsgierigheid gaande te maaken, en ter befchouwinge en nafpooringe van zodanige Voorwerpen en Zaaken te leiden, die hun de grootfte en weezenlykfte nuttigheid en aangenaamheid kunnen bezorgen, en de voordeeligfte indrukzelen maaken op hunne tedere gemoederen. De beroemde Heer CharlesRollin,Hoogleeraar teParis,in eene zyner verhandelingen , getiteld, Natuurkunde voorde Jeugd, (welke onze Auteur uit deszelvs overwaardig werk getrokken, in 't Engelsch vertaald , en met Plaaten voorzien by zonder heeft uitgegeven, en insgelyks in 't Nederduitsch overgebragt, gevoegd is, agter de Godgeleerde Kruidkunde van J.B,van Böhr,) het nut en voordeel van Natuurkundige Befchouwingen vertoonende , ftelt niet alleen voor , dat zy bekwaam zyn om het verftand der Jeugd te verderen , dezelve opmerkende te maaken, en met eenen ryken fchat van nutte en behaagelyke kundigheden te vervullen, en dus vroegtydig in ftaat te Hellen, dat zy in een gezelfchap een aangenaam ge* 3 fprek  VOORBERIGT van fprek kunnen voeren , en niet genoodzaakt zyn om ftille te zwygen, of van niet anders , dan beuzelagtige en nuttelooze zaaken te fpreeken; maar ook ftrekken, om hunne tedere Zielen eenegroote liefde en eerbied voor den fchepper, en waare hoogachtinge voor den Godsdienst in te boezemen; om hen te doen erkennen, hoe groot de Heer en Meefter van alles, en hoe uitgebreid zyne Magt, Wysheid en Goedheid is ; hen , door het zien en gadeflaan van de wonderen der Natuure, totderzelveropperften Oorfprong te leeren opklimmen, en dus uit te werken, dat zy niet ongevoelig zyn , omtrent de groote weldaaden des Heeren , maar allerwegen ftoffe vinden, om Hem te danken en met eene hartelyke en opregte liefde te vereeren. Alwaarom hy ook zeer aanpryst, dat Ouders, en zy, die de Jeugd beftieren, zig bevlytigen, om den Kinderen van jongs op gelegenheid en aanleidinge te geeven, dat zy zig gewennen , de oogen over het gefchapene op te doen, het zelve niet agteloos voor by te gaan , maar met verftand te befchouwen. En hoe zeer de Kinderen , of eerfte Jeugd, voor dergelyke Befchouwingen vatbaar zyn, en langs welke wegen en door  den VERTAALER. door wat middelen zy daar toe op eene gefchikte en aangenaame wyze kunnen worden opgeleid, wordt aldaar breedvoerig voorgefteld en aangeweezen. In hoe verre nu deze korte Schets van Natuurkunde van den Heer Newbery in gerigt zy om, onder andere middelen, den Ouderen en hun, die de Jeugd bellieren, aanleidinge te geven, en eenen weg te baanen, om het verftand van hunneKinderen en Kweekelingen op eene nuttige en aangenaame wyze teopenen en te vormen; hen de eerfte beginzelen, naar den eisch huns wegs te leeren, en op te leiden, om in de dagen hunner Jongelingfchap hunnen Sche pper te eeren; laaten wy, zonder verdere aanpryzinge , geredelyk over aan het befcheiden oordeel van allen, welke zig zullen gelieven te verwaardigen dezelve te doorleezen. Alleen zullen wy 'er maar byvoegen, dat de byzondere goedkeuringe, met welke de Eerw. Heer A. Hulshqff dit werkje vereerd heeft, in eene bygevoegdeaantekeninge, voorde Verhandelingen over de Zedelyke Opvoedinge der Kinderen , door de Hollandfche Maatfchappie der Wetenfchappen te Haarlem uitgegeven ; het groot en zonderling vermaak en genoegen, 't * 4 geen  VOORBERIGT van geen wy daar in gevonden hebben; en wel voornaamelyk het weezenlyk nut en voordeel, 't welk wy oordeelen , dat oeffeningen van dezen aart natuurelyk gefchikt zyn der Jeugd, en in haare gevolgen aan het algemeen Menschdom te bezorgen , ons tot deszelvs vertaalinge bewogen hebben. Wordt hetzelve eeniger maate van onze Landsgenooten als zodanig aangemerkt, en tot voordeel en vermaak van onze Nederlandfche Jeugd gebezigd, wy agten ons voornaam en eenig doelwit volkoomen getroffen te hebben, en onszelven wel voldaan wegens de geringe moeite, daar aan hefteed. De weinige bygevoegde aantekeningen, die merkelyk vermeerderd en vergroot hadden kunnen worden, zyn getrokken uit Schryvers, in 't Nederduitsch vertaald en te vinden , by welke zommige zaaken, die alleen met weinige woorden gemeld worden, of waar van een nader en volkoomer berigt tot eene volgende reeks van Lesfen verfchoven wordt, nader opgehelderd, uitgebreid of bevestigd worden , om van onze Lezers, des begeerig zynde, te kunnen worden nagezien. Omtrent deze Uitgave diene tot berigt: dat de Drukker of Uitgever zig bediend heeft  dën VERTAALER. heeft van de afdrukken der Engelfche Plaatjes, ten einde dezelve niet te zeer tebezwaaren, en toteenen matiger prys te kunnen Hellen, als voldoende genoegzaam even zeer aan het groot oogmerk, als of zy daar voor byzonder gefneeden waren. Het gebrek nogtans, dat zig in dezen heeft opgedaan, is, dat zy alle op eene Plaat gemeden, en naar het kleinere formaat der Engelfche Uitgave ingerigtzynde, niet iets grooter hebben kunnen vallen, nog naar het formaat van deze gefchikt worden; als ook dat de kleine houte Plaatjes, tusfchen de Engelfche druk ingeplaatst, zyn agter gebleven ; zynde de af beeldinge van den Aardbol, Microscoop en Prisma, waar van pag. 14, 100, en 115 melding gemaakt wordt. Welke gebrek, fchoon in weezen van geringen aanbelang , egter geen plaats zoude gehad hebben, ware hy niet in zyne verwagtinge te loor gefteld , en daar van eerst onderrigt geworden, toen dit Werkje reeds genoegzaam afgedrukt, en het dus niet meer te vermyden was. 5 IN-  INHOÜ D. INLEIDING! Pag. i, jj LES. Van de Stoffe en Be weegin'ge. 7, II. LES. Van 't Heel-al , en byzonder van het zonnestelzel. iq. III. LES. Van de Lugt , Dampkring en Verhevelingen. 35. . rv. L E s. Van de Bergen, Bronnen, Rivieren en de Zee. o"5v V. LES. Van de Bergstoffen, Groeistoffen en Dieren. 80. VI. LES. Van de Vyf Zinnen en het Verstand des Menschen. 105. BE-  Pag. i IN LEIDING E, ZYNDE DE INHOUD EENS BRIEFS AAN DEN EERWAARDIGEN Waarde Heer! Ik ben door de Markgraavinne van Setftar verzogt u eenig berigt te geeven van die jonge Heertjes en Juffrouwtjes , welke gy dien morgen in de Zaal zagt treden, toen gy ons verliet, en die op zyn Lordsfchaps Land» goed kwamen, by een voorval, dat zo buiten gemeen en zo zeer te verwonderen is, als ik ooit van eenig wist. Gy moogt u herinneren, dat het toen Heilig-dag was , en deze kleine Adel van School zynde gekomen, vergaderde eerst aan het huis van de Graavinne van TivUight, om zig te verlustigen; alA waar  è INLEIDING E. waar zy zo verdeeld waren in hunne fmaak voor Tydkortingen , dat 'er heftige krakkeelen op volgden. De een Helde voor om den Draad in de Naaide te Jleeken, een ander Handjeplak, een derde Schuilhoekje , een vierde Blindeman, en ten laatften wierd 'er van de Kaart gewag gemaakt. De Heer Telescope, een Jonkertje van uitftekende bekwaamheden , zat ftille, en hoorde alles met behaagen en bedaardheid aan, tot dat deze laatfte Tydkortinge wierd voorgeIteld; waar op hy van zynen ftoel fchielyk opwipte , en bad zy wilden eenig onfchuldiger Tydverdryf bedenken. Het fpeelen met de Kaart om geld, zeide hy , is zo na verknogt aan gierigheid, inhaaligheid en bedrog, dat ik 'er eenen affchrik van hebbe; en ben dikwils verwonderd geweest, wanneer ik met myn Papa te Bath was, hoe menfchen, oogenfchynelyk van jaaren van befcheidenheid, zo verre konden mistasten en het gezond verftand vaarwel zeggen, als een bedorven Jongetje, maar pas in de broek gekomen, of een klein Juffertje in hangende mouwen, dat naauwlyks kan loopen, op te leiden tot eene Speel-tafeL om onder een gezelfchap van fchraa- pers  INLEIDING E. 5 pers te fpeelen om Schellingen, Kroonen, en zomtyds Guinjes, en dezelve te zetten. Ouders, vervolgde hy, mogten hunne Kinderen byna zö wel leeren iteelen als fpeelen; want het zyn aan elkanderen vermaagdfchapte bezigheden, en eindigen in 't algemeen in den ondergang en het bederf van hun Geluk en Gefteltenisfe. Mevrouw Twilight, welke geen Vriendinne is van de hedendaagfche manieren van Opvoedinge , glimlachte op de aanmerkinge van dezen jongen Heer, en verzogt hem om zei ven eenige Uitfpanninge uit te kippen en aan te wyzen. Het is my onmogelyk, Mevrouw, zeide hy, om een Tydverdryf, overeenkomende met de fmaak van het gezelfchap, uit te vinden, ten ware ik hunne Gefteldheden volkomen kende ; dog Hond de keuze aan my , ik zoude aan deze den voorrang geeven , welke niet alleen het Gemoed verlustigen , maar ook het Verftand verbeteren ; en zodanig zyn verfcheidene van deUitfpanningen in 't School, alwaar ik geplaatst ben. Wy houden ons dikwils bezig en vermaaken ons met vercierde Redenvoeringen en ktugtige Difputen; met het meeten van Landen en Huizen, en A 2 van  4 INLEIDINGE. van de hoogtens en af (landen van Bergen en Toorens;methet oplosfenvan Vraagftukken en IVonderfpreuken op de Globen en Kaarten; en zomtyds met de Natuurelyke Phihfophie of Wysbegeerte, welke ik denk , dat zeer vermaakelyk en tegelyk ten uiterften nuttig is; want het zy onze Kennis worde verkregen door deze Uitfpanningen en het leezen van kleine boeken, of door ernftige en bearbeide of doorwrogte Oeffeninge , die, welke wy bekomen , zal even zeer dienftig zyn : ja misfchien mag die het voordeel hebben, welke op eene vermaakelyke wyze wordt verkregen ; want gelyk dezelve met eene reeks van aangenaame denkbeelden aan de Ziele wordt medegedeeld en overgebragt, zo zalze ook te beftendiger en duurzaamer zyn , en te gemakkelyker door het geheugen tot onze hulpe herroepen worden. De Graavinne was zeer begeerig om te weeten , wat zoort van uitfpanninge 'er van de Natuurelyke Wysbegeerte gemaakt konde worden ; en bevindende haar jong Bezoek in dezelve gefteldheid, geleide zy het naar den Markgraaf van Setflar, op dat zy het gebruik van bekwaame Inftrumenten hebben mogten. Na-  INLEIDING E. 5 Nadien Milord de Markgraaf gezelfchap hadde, wilde Mevrouw Twilight, fchoon na aan zyn Lordfchap venuaagdfchapt, hem niet ftooren, maar geleide hen door de Zaal in een byzonder Vertrek, alwaar onze kleine Philofoof, op haar verzoek , zonder het maaken van ydele verontfchuldigingen, of verderen aanzoek af te wagten , het geen hy wist dat ongemanierdheid zoude zyn, terftond de Les begon. 'A $ I. Lki   Pag. 7 I. LES. VAN DE STOFFE en BEWEEGINGE. Door stoft >myhe waarde Vrienden, verftaan wy de Zelfftandigheid van alk dingen of dat geen , waar uit alle Lighaamen zyn t'zamen gefield, in welke gedaante of op wat wyze zy zig ook aan onze Zintuigen vertoonen mogen: want deze Tol, Tho' was Wïllons Ivoore Bal, de Heuvel voor ons, die Oranje Appel op de Tafel, en alle dingen, die gy ziet, zyn van Stoffe, verlchéidenlyk gevormd, gemaakt. Betreffende de Bevxegïnge, mag ik myzelvcn en u de moeite fpaaren van dezelve te verklaaren, want ieder Jongen, die zyn Tol met de zweep kan omdryven, weet zo wel als zyn Meefter, wat beweeginge zy. Stoffe, of een Lighaam, is onverfchillig voorBe* weginge of Rust. Als by voorbeeld: nu geezel ik myn Tol met de zweep, en hy loopt rond; maar wanneer ik hem niet lanjgergeea4 ''«1*  8 van dè Stoffe zei, de Tol valt neder, gelyk gy ziet, en is in rust. Wanneer een Lighaam in Beweeginge is , wordt 'er zo veel kragt vereischt, om bet zelve te alen ruften, ah 'er vereischt wierd om het in beweeginge te brengen, toen het in rust-was. Onderftelt dus, een Jongen fiaat eenen kaatsbal met de eene hand, en een andere ftaat 'er digt by om denzelven met eene van zyne handen te vangen, dan zal het zo veel Kragt of Vermogen vereifchen om dien Bal tegen te houden, of tot eenen ftaat van rust te brengen, als de andere daar aan mededeelde, om hem in beweeginge te brengen; 'er iets aftrekkende voor den afftand, welken de twee Jongens van eikanderen ftaan. Geen Lighaam , of gedeelte van Stoffe, kan zig zeiven of beweeginge of rust geeven: en derhalven zal een Lighaam in rust, voor altoos daar in blyven volharden, ten zy het door eenige uitwendige oorzaak in beweeginge gebragt worde; en een Lighaam in beweeginge, zal voor altoos blyven bewecgen, ten •zy eenige uitwendige oorzaak het tegenhoude. Dit fcheen Heer Wïlfin zo ongerymd, dat hy in een luidrugtig gelach uitborst. Wat, zeide hy, zal iemand my vertellen, datmvn Hoepel of myn Tol altóós zal loopen, daar ik door de daagelykfche ondervindinge weete, dat zy van zigzelven, zonder door iemand te worden aangeraakt, neerdruipen of Vallen ? Waar op onze kleine Philofoof verftoord wierd 9 en het ftilzwygen belast hebben-  ek BeWEEGINGÉ. 9 bende, zeide, ftel uwe onkunds niet ten toon, Thomas Wilfon om eenslachs wille: indien gy voorhebt mynen loop van Philofofie door te-gaan, en kennis te maaken met de Natuur der dingen, moet gy u bereiden tot het hooren van 't geen nog buiten gemeener is dan dit. Wanneer gy zegt, dat niets den Tol of Hoepel aanraakte, vergeet gy hunne wryvinge of fchuuringe tegen den grond, waar op zy loopen,en den tegenftand,welken zy van de Lugt in hunnen loop ontmoeten , die zeer aanmerkelyk is , fchoon zulk uwe opmerkinge ontfnapt zy. Ook mogt 'er iets gezegd worden wegens de Zwaarte- en Aantrekkings-kragt tusfchen den Tol cn Hoepel en de Aarde, maar dat zyt gy nog niet bekwaam om te begry pen, en derhalven zullen wy in onze Les voortgaan. Een Lighaam in Beweeginge, zal altoos in eene regte lyn of flreek voort beweegen, ten zy het door eenige uitwendige oorzaak daar van worde afgewend. Dus zien wy, dat een marmcre Kogel op het Ys, indien de oppervlakte zeer glad is, zyne beweeginge in eene regte lyn zal vervolgen, tot dat hy, door de wryvinge van het Ys ende Lugt,en de Aantrekkings- en Zwaartekragt, tot rust gebragt worde. Be Snelheid der Beweeginge wordt afgemeeten^door den afftand van plaat ze, en de lengte van tyd, in wel' ken dezelve wordt afgelegd. Dus wanneer een Kolf- en Kaartsbal ieder 20 yards (engelfche Ellen) in denzelven tyd beweegen, zal hunne beweeginge even fnel zyn; maar indien de Kaartsbal twee yards beweegt, terwyl de A 5 Kolf-  10 Van de Stoffe . Kolfbal een yard wordt bewogen, dan is de beweeginge van den eerften tweemaal zo iïiel als van den laatften. Maar de Hoeveelheid van Beweeginge -wordt op gemaakt , uit de Snelheid van beweeginge, hier boven befchreven, en de Hoeveelheid van (lojfe, die bewogen wordt, zamen genomen. By voorbeeld: indien de Kolfbal gelyk is in groote en gewigt of zwaarte aan den Kaatsbal, en even fnel beweegt, dan heeft hy eene gelyke hoeveelheid van beweeginge. Maar indien de Kolfbal tweemaal zo groot en zwaar is als de Kaatsbal, en even fnel beweegt, dan heeft dezelve dubbel de hoeveelheid van beweeginge en zo voort in evenredigheid. ■Alle Lighaamen hebben eene natuurelyke Neiginge, Aantrekkinge of' V/eeginge (Gravitation) naar eikanderen. Thomas Wilfon hier wederom lachende , zeide tot het gezelfchap, dat de Philofofie uit niets anders beftond dan moeijelyke woorden. Dat is, zeide de Philofoof, om dat gy geen zin of genegenheid genoeg hebt om onderzoek te doen naar de betekenis der woorden, en dezelve te onthouden. Alle woorden, vervolgde hy, zyn moeijelyk, tot dat zy verklaard worden; en wanneer dat gedaan is , zullen wy bevinden , dat Zwaartekragt of Weegingealzo gemakkeiyk verftaanzal worden als Lof of aanpryzinge, ea jiantrekkings-kragt als berispinge; weïke gy verdient, Thomas Wslfin, wegens uwe onbefcheidenheid.Zwaartekragt, mjne waarde Vrienden , is die  en Beweeginge. lï algemeene Gefieldheid der (toffe, -welke het kleiner gedeelte van dezelve neigt afvoert naar het Middelpunt of center van het grooter gedeelte ; -welke in het kleiner Lighaam Gevjigt, Zwaarte ot Weeginge, maar Aantrekkinge in het grooter genoemd wordt, om dat zy, als 'tware, het kleiner Lighaam derwaards trekt. Dus hebben alle Lighaamen op of naby de Oppervlakte van de Aarde eene ftrekkinge of fchynbaare neiginge , om naar derzelver middelfte gedeelte of center neder te daalen; en zonder dit begmzel in de Natuure, kon de Aarde (in aanmerkmge genomen derzelver gedaante , en de gelteltenis van 't Heel-al) niet beftaan, gelyk zy is • want wy onderftellen alle, dat de Aarde naby rond is (ja, wy zyn zeker , dat het zo is, want Milord Anjon en verlcheidene andere Heeren, weet gy, hebben dezelve rond gezeild), en nadien ze in zo magtigen Ydel of ruimte opgehangen en altoos in beweeginge is , wat zou de Steenen, het Water en andere Stofdeelen verhinderen, om van derzelver Oppervlakte te vallen (of te vliegen), dan de Almagtige hand van God , of dit Beginzel , deze algemeene Natuurwet van Aantrekkinge en Zwaarte, welke Hy heeft vastgefteld om het Heel- al in orde te houden en te bewaaren. Om het geen ik gezegd hebbe op te helderen en te verklaaren, laatenwy de volgende Figuur onderftellen de Aarde en Zêen .te zyn. Laat Ton Wilfin op dit punt van de Bol of Aarde ftaan, alwaar wy zyn, en HalThompfm op derzei-» ver tegenovergeftelde gedeelte, met zyne  13 Van de Stoffi voeten (gelyk zy zvn moeten) naar ons gekeerd : indien Tom een Oranje Anpel uit zyne hand laat glippen, zal dezelve nederwaards naar Hal vallen; en indien Hal zig een Oranje Appel laat ontvallen, zal dezelve naar oogenfchyn, (indien ik my dus mag uitdrukken) opwaards mar Tom vallen- en indien deze Oranje Appelen gewigts of zwaarte en vermogen genoeg hadden, om de andere ftofdeeltjes, waar uit de Aarde is t'zamengefteld , te verplaatzen , en zig dus eenen weg te openen naar het Middelpunt , zy zouden zig aldaar met eikanderen vereenigen en vast blyven; en dan hunne Zwaartekragt verliezen , als zvnde in het Middelpunt van Zwaarte, en onbekwaam zyn om te vallen, en alleen in zig zeiven de Aantrekkings-kragt behouden. Dit veroorzaakte een algemeen gelach;en Tom Wilfon opfpringende , vroeg hoe Hr. Tomfin ftaan konde , met zyne voeten opwaards, gelyk hier wordt afgebeeld, zonder iets te hebben om zyn hoofd te onderfteunen'- Heb geduld, zei de kleine Philofoof; maar eylieve, Hr. Wilfon, gedraag u zedig en belcheiden, en lach niet om alles . dat gy niet kunt begrypen. Deze zwaarigheid wordt opgelost, en alle oneenfchyneJyke verwerringe van het wegvliegen der Lighaamen van eikanderen, waar voor ey bedugt zyt, uit den weggeruimd, door middel van deze Aantrekkings- en Zwaartekragt. Vraag iemand van de Matroofen', die de reize rondfom de Waereld gedaan hebben, en zy  en Beweeginge. ij zy zullen u zeggen, dat de menfchen op het gedeelte van den Aardbol tegen over of regt beneden ons, niet op hunne hoofden wandelen, fchoon de Aaarde rond is. hn hoewel hunne hielen tegen de onze over ftaan , zy zyn egter in geen meerder gevaar van in die magtige ruimte beneden hen te vallen, als wy om opwaards te vallen (ot liever te ryzen moest ik het hier noemen) naar de Maan of Sterren. Maar behalven deze algemeene Wet van Aantrekkinge en Zwaarte, welke alle Lighaamen even eens en in het algemeen aandoet zyn 'er byzondere Lighaamen, die elkandèren aantrekken en wegfrooten, gelyk gezien kan worden door den Magneet otZeiliteen welke niet alleen de eigenfchap bezit, om dè naald van het Compas, .daar mede aangeraakt, naar het Noorden te rigten; maar ook om met het een einde yzer naar zig te trekken of te brengen, en met het andere we°- te dryven en te ftooten: En Sam Jones Mes , dat eenige jaaren geleden op eenen Zeüfteen wierd genepen , behoudt fteeds, ziet gy , het vermogen van Naalden en kleine ftukjes yzer op te neemen. Glas, Zegellak, Barnfteen,en Edele Gejteenten, wanne'erze gewreven worden , tot datze warm zyn, zullen insgelyks Veertjes, Hair en Strootjes enz. beide aantrekken en wegdrvven Het geen genoegzaam is om tebewyzen,dat ieder van die Lighaamen eenen be-? paalden kring van Aantrekkings-kragt hebbe, buiten welken hetzelve Lighaam zal te' rug  14 Vak de Stoffe rug dryven, het geen het anderzins zoude aantrekken. Wanneer Lighaamen zo door eikanderen aangetrokken worden, dat zy vereenigd of in eene naauwe aanraakinge gebragt worden,dan kleeven of hangen dezelve zo t'zamen, dat zy niet gemakkelyk van een gefcheiden kunnen worden, en dit wordt in de Philofofie genoemd het VermogenvanZamenhanginge(Q*)Coheri*n), cn is ongetwyffeld dat beginzel, hetwelk alle groote Lighaamen te zamen bindt; want alle groote Lighaamen beftaan uit Ondeekn(A' toms,) of onbegrypelyk kleine deeltjes. En deze zamenhanginge zal altoos overeenkomftig zyn met het getal der deeltjes of de grootheid van de oppervlakte der Lighaamen, die eikanderen raaken; want deze Lighaamen ,die van eene bolronde gedaante zyn, zullen niet zo fterk zamenhangen, als die, welke plat zyn of vierkant; en dit is de reden waarom de deeltjes van Water of Kwikzilver, die bolrond zyn, zo gemakkelyk 0p het aanraakcn van een gefcheiden worden, terwyl die van Metaalen en eenige andere Lighaamen niet dan met groote kragt te fcheiden zyn. Om ons een gemeenzaam voorbeeld te geeven van deze zamenhanginge van ftoffe,nam onze Philofoof twee loode Ballen, en een gedeelte van elk afvylcnde, op dat de platgemaakte deelendigtaan eikanderen mogten raaken, drukte hy dezelve behendig tegen malkanderen, en f*) Die een omftandig berigt begeert aangaande dit Vermogen van Zamenhanginge, zie Martins Philorofifehe Onderwyzer I. D. IX. Hoofd, in de Aanteekenintea van den 2de Druk p. 123. &c.  ek Bewebgikck. £f en zy vereenigden zo vast, dat het eene aanmerkelyke kragt vereischte omze vaneen te krygen. Eene zaak moet ik u van de Magneetifche Kragt verhaalen , welke vry buiten gemeen fchynt. DeHr. Btovj» nam zyns Ooms Degen , en hield denzelven met den punt nederwaards, de plaat van het gevest enkel rustende op de toppen van zyne twee voorfte vingeren: en Heer Smith was geplaatst met zyns Vaders Rotting met eene Bamfteene knop, op den afftand van omtrent drie of vier voetenj, alwaar hy die knop op zyn Vest rond wreef. Na eenen korten tyd begon de Degen te beweegen , fchoon op dien afftand, en eenigen tyd daarna, draaide dezelve geheel rond, dog" wierd ras weder te rug gewend, door de knop anders om, of in eene ftrydige ftrekkinge te wryven. Maar het geen onzer verwonderinge meest waardig fchynt, is het EleftrischVuur , het welk zo overvloedig in 't Heel-al gevonden , en dat door de wryvinge of fchuuringe van eenen glazen Bol verwekt en zigtbaar gemaakt wordt. Dit Vuur kan , door een zeer eenvoudig werktuig, in het menfchelyk Lighaam overgevoerd worden, ieder gedeelte van hetwelke het in een oogenblik doordringt; en wordt gezegd zeer dienftig geweest te zyn in de geneezinge van zommige Ongefteldheden. Het kan getrokken worden uit de oogen van de Juffrouwen, en laat dezelve egter niet minder fchitterende , danze te vooren waren. Het kan getrokken  * Van de Stoffe ken worden uit de Donder-Wolken, en ie waarfchynelyk dezelve zoort van Vuur als het Weerligt of de Blixem; want Profesfor "Rhhman van Hamburg, welke een Werktuig toeftelde, om het uit de Wolken in groote menigte neder te brengen, wierd door den flag, dien het hem gaf, gedood. Dezelve kragt op twee verfchillende Lighaamen toegepast of geoejfend, zal altoos dezelve Hoeveelheid van beweeginge in elk van dezelve voortbrengen. Om dit te bewyzen, zetteden wy Hr. Jovtes in eenen Boot, op de Theems by de MillBank , welke (zyne eigene zwaarte daar onder begrepen) tien honderd of duizend ponden woog, en aan de Lambeth zyde, regt daar tegen over, plaatften wy een anderen Boot van êên honderd weegens met eene koorde daar aan vast gemaakt. Deze koorde haalde Heer Jones in den anderen Boot in, en wy namen waar, dat, wanneer de Booten eikanderen naderden, de kleine Boot tien voeten bewoog voor ieder voet dat de andere bewogen wierde; hetwelk bewyst, 't geen wy voorheen omtrent de Hoeveelheid der beweeginge hebben aangemerkt. De Aantrekkings-kregt is fterker, hoe de aantrekkende Lighaamen nader aan elkander en zyn; en in verjcbillenae af [landen van dezelve Lighaamen neemt%e af, als de vierkanten van den afftand tusfehen de Middelpunten van deze Lighdamen toeneemen. Want indien twee Lighaamen op eenen gegevenen afftand eikanderen met eene zekere kragt aantrekken, zullen zy op èc helft van dien afftand met yiermaalen die kragt Ê    en Beweeginge. «7 kragt eikanderen aantrekken. Dog dit zal ik verder verkiaaren in mynen naalten loop van Lesfen. Twee Lighaamen op zekeren afftand zullen elkanderen m beweeginge brengen door de kragt van Aantrekkinge of Zwaarte. Dit weeten wy waar te zyn door ondervindinge , fchoon wy daar van geen reden kunnen gcenen; en derhalven moet het als een beginzel in de Natuurelyke Philofofie aangenomen worden. De Hr. Wilfin, hem hier wederom inde reden vallende,zeide, dat koude niet waar zyn ; want indien twee Lighaamen op eenigen afftand eikanderen in beweeginge konden brengen door hun vermogen van Aantrekkinge , zouden de Aarde en de Maan in eene regte lyn naar eikanderen beweegen en zig vereenigen; en dan, zeide hy al lachende , zouden alle Werktuigen {Machines) van Dr. V/ilkevs om derwaards te vliegen nutteloos zyn. " Maar gy moest bedenken, zeide de Philofoof, dat wanneer een Lighaam, hetwelk door de Aantrckkings-kragt van een ander in eene regte lyn daar naar toe zoude beweegen, eene nieuwe beweeginge, eeniger wyze fchuins aan de eerfte, ontvangt,hetzelve niet langer in eene regte lyn naar een van beide van deze rigtingen, maar in eene kromme zal beweegen, die deel zal neemen in beide (of uit beide ftreeken van beweeginge zal worden t'zamengefteld). En deze kromme lyn zal verfchillen naar de natuure en hoegrootheid van de kragten, welke t'zamenloopen om B de-  18 Van de Stoffe, enz. dezelve voort te brengen: als by voorbeeld in veele gevallen zal het zulk eene kromme lyn zyn, als welke eindigt alwaarze begint, of in zigzelve te rug loopt; dat is, dat zy een Cirkel of Kring maakt, gelyk deze Bal; of een Langwerpig rond (Ei/iffa) of Ovaal, gelyk dir Ey, hetgeen in onzen naaften Loop van Lesfen verder verklaard zal worden. II. LES,  19 II. LES. V A N 'T H E E L - A L EN BYZONDER VAN HET ZONNESTELZEL. De voorgaande Les wierd geleezen aan het Huis van den Markgraaf van Setfiary weike zo veel behaagen fchepte in de t'zamenkomst van deze jonge Heertjes om dus zigzelvc te oefiënen, dat hy last gaf om hen treffelyk te onthaal en op Taarten , Zuikergebak, zoeten Drank, en zulke andere Lekkernyen, als zyn Lordfchap dagte, dat voor de Jeugd best gefchikt waren. En ik moet hier aanmerken, dat de Markgraavinne hun de Eere aandeede van haar gezelfchap, en byzonder in haar fchikware met de omgangen Verkeeringe van den Hr. Tekscope. Vermids het eene Maanligte Nagt was, zo geleide haare Ed., na het gehouden Avondmaal, hen naar het bovenfte van eenen Tooren, alwaar zyn Lordfchap een Obfervatorium hadde, voorzien met alle noodige Inftrumenten tot Sterrekundige en Philofofifche Waarneemingen; en de B 2 plaats  zo Van 't Heel-al enz. plaats zelve was de beste, die 'er begrepen kan worden, voor navorlchingen van deze zoort en voor overpeinzinge. Eenen uitgeftrekten Horizon of Gezigteinder te zien, dus befchaduuwd door het donkere van de Nagt, en by tusfehenruimtens opgehelderd door het ontleende ligt vandeMaan,danzendctusfchen de Wolken, was voor my een onuitfpreekelyk vermaak. Niets wierd 'er gehoord dm een lugtig fris koeltje, fnorrendc zagtjcs om de toppen der gebouwen ; het ftil gèruisch van eèhen afgelegenen Waterval; het droefgeeftig gefchreeuw der Nagtvogels , welke, m eenen met klimop bcwasfen Tooren naby ons, de wagt hielden; de Huisklok, welke den tyd aankondigde, cn eene oude Echo of Weergalm, die de uuren herhaalde van dezyde eener IIotze, alwaar zig dezelve zedert den Zondvloed altoos heeft opgcflotcn. De Nagt, de Voedfter der Natuure , die alle dingen anderzins tot ftiltc cn zwygcn brengt Maar het ftilzwygen wierd ras afgebroken door onzen Philofoof, die aldus zyne Les begon. Kykt rond, myne waarde Vrienden, zeide hy, gy ziet de Aarde fchynt overal, op eenen evengelyken afftand van ons, bepaald te worden, alwaar dezelve zig vertoont met de Lngt t'zamente loopen; welke dit fchoongewelfzel of holligheid boven onze hoofden formeert. Die ailtand nu van rondfomme, alwaar wy het gezigt van de Aarde verliezen , wordt de Horizon of Gezigteinder genoemd; en wanneer de Zon, Maan en Sterren van be-    Van 't He el-al enz. 2£ beneden op, en in ons gezigt komen, zeggen wy, dat zy opgegaan of boven den Gezigteinder gekomen zyn. Want dit ganfehe heerlyke Verhemelte , befprengeld met Ligren , welke de Lugt bedekken en de Aarde verligten, als de Zon, de Vdfie Sterren, de Staarten Dwaal-fterren (tot welke laatfte onze Aarde én de Maan behooren; hebben alle fchynbaare beweegingen , gelyk door het bloote oog bemerkt kan worden; fchoon geene inderdaad beweegen dan alleen de Dwaal- en Staart-fterren, gelyk hierna zal bewezen worden. Maar behalven de Sterren,welke wy zien, zyn 'er andere, door het bloote oog niet te onderfcheiden, waar van zommigevafte Sterren, zommige Lighaamen zyn,die zig rondibm de verafgelegenlte Dwaal-iterren beweegen , en welke onzigtbaar en aan ons onbekend waren,- voor de ontdekkinge van Verrekykers. Ey lieve geeft my den Weeromkaatzenae of spiegel Verrekyker eens over Hier is hy. En den Ligtftraalen buigenden Verrekyker . . . Och hier is hy ook. (Zie de nevensftaandePlaat) Indien gy den weeromkaatzenden Verrekyker gebruikt, moet gy deze Schroef aan deszei vs zyde omdraaijen, tot dat gy hetVoorwerp ziet,'t geen gy noodig hebt op de volmaaktfte wyze te onderzoeken; en wanneer gy gebruik maakt van den Straalbuigenden Verrekyker, meet gy dit klein gedeelte agter- of voorwaards beweegen, tot dat gy hem voor uw gezigt pas gemaakt hebt. Befchouwtdan dat gedeelte van de Hemelen, waar op ikdeB 3 Zei-  %% Van 't Heel-al enz. zelve gefield hebbe, of wel eenig ander gedeelte, en gy zult meerder Sterren gewaar worden, dan gy te vooren zagt met uw oog alleen. Deze zyn Vaste Sterren, en worden vaste genoemd, om dat zy altyd denzelven afftand van eikanderen, en van de Zon behouden , welke ook onderfteld wordt vast te zyn; en die, ware zy geplaatst op dien onmeetbaaren afftand als zy zyn, waarfchynelyk niet grooter zig zoude ve'rtoonen dan eene van dezelve. Hier uit hebben zommige Philofoofen befloten, en ik denke niet zonder reden, dat ieder vaste Sterre eene Zon zy, welke een Stelzel van Dwaalfterren rondfom zig heeft loopende, gelyk ons Zonneftelzel. En indien dit zo zy, hoe onmeetelyk groot, hoe wonderbaar heerlyk is het Zamenttel en Gebouw van dit Heel-al , 't welk veele duizenden Waerelden, zo uitgebreid als de onze, in zig bevat, opgehangen in de Lugt, rollende gelyk onze Aarde rondfom hunne verfcheidene Zonnen, en vervuld met Dieren, Planten en Bergftoffen , alle misfchien van de onze verfchillende, dog alle gefchikt en bedoelende om den Almagtigen Bouwheer te verheerlyken en groot te maaken; die de Bergen heeft gewogen in zyne Gouden Weegfchaale; die de Wateren wiet zynen Vuist heeft gemeeten^ die de Hemelen uitbreide als eene Gordyne; die van de Wolken zyne» Wagen maakt, en wandelt op de Vleugelen des Windt. Het Vuur en de Zwier van Godsvrugt, waar mede hy dit voortbragte, deedalle zyne Makkers iulzwygen, en gaf aan de Markgraavinne eene oneindige voldoeninge. De Hr. W;ifin, die  Van 'x Heel-al enz. 23 die voorheen zeer onbefcheiden geweest was, begon nu zigzelven aantemerken als eenen dwaazen, in vergelykinge van onzen PhiIofbof en nadien de Hr. Telescope hadde gewag gemaakt van het Zonnpfielzel, verzogt hy ernitig, dat hy het hem wilde verklaaren. Dat wil" ik met vermaak doen, antwoorde de Philofoof; maar laat ik eerst aanmerken en u onderrigten, dat van deze Hemelfche Lighaamen zommige.L/g^w«fezyn, en ons van hun eigen ligt leenen, gelyk de Zon en vaste sterren doen; terwyl andere Duijler zyn, en geen ligt van hun eigen aan ons te geeven hebben; maar een gedeelte van het Ligt, dat zyvan de Zon ontvangen, tot ons wederomkaatzen. Dit is byzonderlyk het geval met opzigt tot de Dwaal- en Staartfterren van ons Zonneftelzel , welke alle ons een gedeelte van het Ligt geeven, dat zy ontvangen hebben, en wy kaatzen in erkentenis een gedeelte van het onze tot dezelve te rug; want ik twyffele niet, of deze, welke de Maan bewoonen, hebben zo veel van het ligt der Zonne tot hen weeromgekaatst vait de Aarde, als wy weeromgekaatst ligt hebben van de Maan. De Inwooners van de Maan! zeide de Hr. Lovelace met eenige ontroeringe, werwaards wilt gy my brengen? Zyn de Vertellingen , die ons verhaald zyn van den Man in de Maan, dan waaragtig ? Ik weet niet, antwoorde de Philofoof,wat vertellingen gy gehoorjthebt; maar het is geen buitenfpooringe gisfinge te onderftellen ,dat de B 4 Maan  24 Van 't Heel-al enz. Maan zo wel als onze Aarde bewoond worde, fchoon wy op de Aarde onbekwaam zyn om te ontdekken, wat zoort van Inwooners zy zyn. Wat my betreft, ik verlies my zeiven in dezen onbepaalden afgrond. Het fchynt my toe, dat de Zon, welke aan de Waereld het leeven geeft, alleen eene ftraal zy van Gods Heerhkheid; en de Lugt, welke dat leeven onderhoudt, is, als het ware, de Adem onzer Neusgaten. Gy, ó God! onderfteun mv , terwyl ik met verbaasdheid uwe wonderbaare Voortbrengzelen aanfchouwe,- nadien het geen ydele en onbetaamelyke nieuwsgierigheid zy welke my tot dit Onderzoek leidt; maar eene brandende begeerte , om alleen de uiterlte einden van uwe Glorie te bemerken op dat ik uwe Magt en uwe Barmhartigheid aan het Menschdom moge verheerlyken, VAN HET ZONNESTELZEL. Ons Zonmfieizel {Solar Syftem) bevat de Zon in het middelpunt, en de Dwaal- en Staartfterren, rondfom dezelve beweegende Eyheve ziet op de Figuur aan de andere'z'vde, alwaar ik de Zon en de Dwaal-lterren m hunne vcrfcheideneLoopkringen met hunne byzondere afftanden van de Zon, en van eikanderen, hebbe afgebeeld; te gelyk met den Loopkring van eene Comeet of Staartfterre De Dwaalfterren , gelyk ik airede hebbe aangemerkt, zyn Lighaamen, die gelyk Sterren Ichyncn =, maar zyn niet ligtende of helder    Van het Zonnestelzee. 25 der; dat is , dezelve hebbe geen ligt in zigzelve, fchoonze ons ligt geeven; want zy fchynen doorj wederomlcaatzinge van het ligt der Zonne. Van deze zyn 'er twee zoorten, waar van de eene Hoofddwaalfterren, en de andere mindere Dwaalfterren genoemd worden. Daar zyn zes Hoofdwaalfterren, en deze zyn Mercurius, Venus, de Aarde, Mars, Jupiter cn Saturnus; welke alle rondfom de Zon beweegen, gelyk gy in de Figuur voor u zien kunt; daar dè mindere Dwaalfterren rondfom andere Dwaalfterren beweegen. De Maan, weet gy , (welke is eene van de mindere Dwaalfterren) beweegt rondfom de Aarde; vier Maanen of Wagters (Satellites) , gelyk zy doorgaans genoemd worden, beweegen rondfom Jupiter; en vyf rondfom Saturnus. En dus heeft de Almagtige dezeLugtftreeken van ligt voorzien, welke op zulk eenen ontmeetbaaren afftand van de Zon gelegen zyn. De verbaazende afftand , op welken ieder Dwaaifter van de Zon geplaatst is, kanbiyken uit den tyd, welken dezelve befteedt in het omloopen van haaren ïydkring. In zyne omwentelinge om de Zon , befteedt Merkurius den tyd van 88 dagen. Venus — — 225 dagen. De Aarde — — 365 d. 5 u. 49 m. Mars — een Jaar 322 dagen. Jupiter — 11 Jaaren 319 dagen. Saturnus — 29 Jaaren 138 dagen (*). B 5 De- (*) De Uitrekeningen van de verfchf Jriene Omloopj- ty-  s6 Van hst Zonnestelzei» Deze Dwaalfterren beweegen om de Zon van het Westen naar het Ooften , in bovengemelde tyden. Zy wordenaltyd gevonden tusfchen deze Gefternten , welke de twaalf Hemelstekenen van de Zodiac of Dierenriem uitmaaken; en in hunnen Voortgang befchiyven zy geen volmaakt rond , maar eenen Kring een weinig naar een langwerpig of ey-rond hellende; waar van ik de reden in eene toekoomende Les zal geeven. DeKomeeten of Staartfterren beweegen om de Zon in een lang fmal eyrond van eene verbaazende uitgeltrektheid ; zynde een van derzelver Brandpunten naby het middelpunt van de ;Zon, en het kortfte van het ander ver buiten den loopkring van Saturnus; zo dat de Omwentelingen der Tydkringen van eenige in niet minder dan 70. of 80. Jaaren Volbragt worden. Zie de Plaat. (*) Maar laten wy deze Lighaamen verlaaten, van welke wy zo weinig weeten, en van onze oude Gezellinne,de Maan,fpreeken,met welke wy beter behooren bekend te zyn ; nademaalzv ons niet alleen t'huis in den Nagt verligt, maar ook haare hulpe leent om onze Schepen uit de Dok tekrygen, en onzeKoopmanfchappen in te brengen en uit te voeren; want tyden der Dwaalfterren van denHr, IVhiftm, verfchilc eenigzins met de bovenftaande j ftellende datMercurius in haaren loop om deZon befteedc 67 dagen 23 uuren 16 m.j Venus 224 d. 16 u. 49 m.; de Aarde êên Jaar of 36$ d. 6u. om.; Mars êên Jaaren 321 d. 23 u. 27 m. ; Jupiter 11 Jaaren 314 d. 12 u. 2om. enSaturnus 29 Jaaren 167 d. ï2 u. 36 m. Martins Philofophifche Oiiderwyzer pag. 221. (*) Zie de Zonne-IVaertld van den Hr. Wbiflan verkleind  Van het Zonnestelzee. %y want zonder den byftand van Mejuffrouw de Maan, zondt gy geen Getyen (Eb cn Vloed) hebben: maar hier van meerder hierna.,.. Een weinig meerder nu, zeide Tom Wilfon, indien het u geliefc. Wat dan, ftort de Maan water nederomdeGetyente veroorzaaken ? Ik; liaan, verlegen om u te yerftaan. Neen, antwoorde onze Philofoof, de Maan giet geen Water neder om de Getyen te veroorzaaken; dat was onmogelyk; maar door de Wateren van de Zee aan- of naar zig te trekken, doet zy dezelve hooger rvzen; en dit is de reden, dat de Getyen altoos door de Maan beftierd worden. De Maan beweegt rondfom de Aarde op dezelve wvze,als de Aarde rondfom de Zon, en volbrengt haare Koppel--beweeginge (*) (Synodkal motion), gelyk het genoemd wordt, in 29dagen, 12 uuren,en 44minuten, fchoon de Kringtvdfche (Penodkal) beweeginge is 27 dagen, 7 uuren en 43 minuten. Door deze beweeginge van de Maan worden deEclipfcn, of Zonne- en Maans-verdmfteringen veroorzaakt, en de verfchillende Vertooningen, Schyngcfta'tens(^//*#*), of Schynzels {Pha- fa), kleind in de Natuurk. door Onderv. opgemaakt vanDr. Desagulitrs I. D. p 466. (*j Door de Koppel-beiveeeinge der Maane wordt verftaan die loop rondfom de Aarde, welken dezelve van de eene nieuwe Maan tot de andere doorwandelt, en •waar aan zy den tyd van 29 d. 12 u. en 44 m. en dut a d. j u. 1 m. meerder befteedt, dan aan haaren Omloopstyden , welke 27 d. 7 u. 43 nu zyn. De reden van dit verfchil is, om dat de Aarde te wy! de Maan haaren icop om dezelve volbrengt > in haaren weg om de Zott  Van het Zonnestelzee. fes,} welke zy aanneemt; want wanneer de Aarde dus tusfchen de Zon en de Maan haaren ltand heelt, dat wy alle haare verligte deelen zien , dan is het volk Maan; wanneer de Maan zo geplaatst is tusfchen de Zon en de Aarde, dat haare verligte deelen voor ons verborgen of van ons gekeerd zyn, is het meti-we Maan; en wanneer haare ftand zodanig is, dat alleen een gedeelte van haar verligt deel voor ons ~.y verborgen, zien wy eene gehoorende, halve o. gebulte Maan,'naar maate van de hoegrootheid van het verligte gedeelte, dat wy gewaar kunnen worden. De geheele of langfte Verduifteringe van de Maan valt voor, wanneer de Aarde in eene regte ftreek tusfchen de Zon en de Maan m is, en het ligt van de Zon verhindert om op de Maan te vallen en door de Maan wederomgekaatst te worden ; gelyk ik u zal toonen. Wy zullen dezen Oranje-appel onderftellen de Zon, dezen Kolfbal de Aarde en dezen Tol de Maan te zyn; Wanneer gy nu'dezelve in eene regte lynfchikt, met den Bal in t midden, en uw oog aan den Tol plaatst zult gy bevinden, dat de Bal den Oranje-appel geheel voor u gezigt zal verbergen, en de ltraalen van het ligt (welke altoos in eene regte ftreek voortgaan) zoudë beletten daar op te vallen, waar uit eene geheele Verduifteringe zoude volgen, Maar beweeg den Tol, die Zon zo veel is voortgeloopen j en dus de Maan zo veel grooter weg moet aBeggen dan haaren Tydkrine, en derhalven meer tyd hefteden om hetzelve gedeelte van de Aarde te bereiken, en aldaar weder nieuwe Maan ts ajaaken.    Van het Zonnesteezel. 29 di^ de Maan verteelt, een weinig naar een van beide zvden, en met het oog geplaatst als te vooreri, zult gy een gedeelte van den Oranie-appel gewaar worden , welke nu in zulten ttand zal zyn, dat eene regte lyn van een gedeelte van den Oranje-appel 01 Zon o-etrokken kan worden tot een gedeelte van den Tol of Maan, zonder den Bal te raaken, die de Aarde vertoont ; en in dezen itand zou de Maan gedeeltelyk verligt, en de Verduifteringe alleen gedeeltelyk zyn. Eene Zonneverduifieringe wordt veroorzaakt door den ftand der Maane tusfchen de Zon en de Aarde, welke het ligt van de Zon belet tot dat gedeelte van de Aarde te koomen, het "-een wy bewoonen Wanneer de Maan het ganfche Lighaam van de Zon voor ons verbergt, is het eene geheele Verduilteringe; maar indien het niet geheel is verborgen is het eene geaeeltelyke. Eene VcrduifterWe van de Zon valt nooit voor dan op*««we Maan; nog eene Verdnifteringe der Maane dan wanneerze vol is. De Maan, betreffende derzelver Stoffe en Gedaante, fchynt niet zeerongelykaan onze Aarde °-elyk gy door deze Kaart kunt merken. De he'ldere of fchitterende gedeelten worden onderfteld hooge verligte ftreeken Lands te zyn, als Bergen, Eilanden &c. En de donkere gedeelten, verbeeld men zig, dat Zéen, Meiren, en Valeijen zyn, welke maar weinig ligt wederomkaatzen. Dog hier van is geene zekerheid. De Aarde meet, door haare omwentehnge om  30 Van het Zonnestelzel. om de Zon in 367 dagen, 5 uuren cn 49 mi-nuten, die ruimte van tyd af, welke wy een Jaar noemen; en de lyn door deze Taarlykfche omwentelinge om de Zon befbhrevcn wordt de Zonne-wcg (Ecliptica) genoemd Om u een volkomen denkbeeld van dezen en andere Kringen te geven, welke noc dzaakelyk gekend moeten worden, heb ik op de overitaande zyde u de afbeeldinge van eene sph°. re gegeven. De Jaarlykfche Beweeginge van de Aarde rondfom de Zon, is van het Westen naar het Oosten; of om meer Wysgeerig tefpreeken. dezelve is volgens de Orde van de tekenen van den Dterenrie?n, welke wy hierna zullen verklaaren. Maar behalven deze Jaarlykfche Beweeginge of Omwentelingen om de Zon in de ftreek van öe Zonne-weg, draait de Aart'e in omtrent 24 uuren op haaren eigenen As ; zo dat dezelve tweederleije Beweeginge heeft op eenen en denzelven 'tyd. De Markgraavinne, welker nieuwsgierigheid haar geduurende de Les aldaar gehouden hadde, verzogt dit uitgelegd te hebben. Dat zal in eene minuut geichieden, Mevrouw, zeide de kleine Philofoof, en ik kan h'ertoe nooit beter gelegenheid aantreffen; want ik zien den Hertog van Galaxy aankomen om u Ed. een bezoek te geeven. Zyn Koets koomt daar juist het yzere Hek inryden, en zal op ftaandevoet den kring of liever het langwerpig rond,voor de Gallery, ronddraayen. Eylieve, Mevrouw» vestig uwe Oogen op een van    Van het Zonnestelzel. 31 van de Wielen, het geen gydoen kunt, nadien het ligte Maan is, en gy zult het om zyn eigenen As zien ronddraayen , op den zei ven tyd dat het den Kring voor het huis omloopt. Dezetweederleye beweeginge van het Wiel vertoont zeer bekwaamelyk de twee beweegingen van de Aarde, welke tot hier toe is opgehelderd door de beweeginge van eenen Bol of Schyf op eene Bolbaan; maar ik gel oof,Mevrouw,dat gy dit voorbeeld voor ons beter oordeelt te zyn. Het is moeijelyk om uit Gelykenisfen te redekavelen, om datze in het algemeen in 't een of ander gedeelte niet doorgaan. Alle de leden van eene gelykenis koomen zelden overeen met het onder werp, dat men bedoelt op te helderen; en, indien ik niet mistaftc, dat is het geval met den Bol op de Bolbaan; welke, fchoon hy bekwaamelyk de Beweeginge der Aarde op haaren As vertoont, egter verre is van derzelver Omwentelinge om de Zon af te beelden, om dat de heliinge of neiginge in den Bol denzelven nooit zal beweegen om of een volkoomen of Ey-rond te befchryven; maar eerder eene Middelkegellheede (Parabola) of dat zoort van Figuur, welke eene lange Hengelroede maakt, wanneerze door een Visch uit het water op te haaien gebogen wordt. UEd. weet volkomen, dat de Aarde draaijende om haaren eigenen As, het verfchil van Dag en Nagt maakt: gy zult my derhalven de vryheid vergunnen, Mevrouw, van myne reden tot deze Jonge Heeren en Juf» frou*  32 Van het Zonnestelzel. gouwen te rigten, welke van deze tak van Fhilolofre onkundig zvn mogen Dat deOmwentelinge van de Aarde op haaren As het verfchil van Dag en Nagt maakt is zeer zeker; want in deze eedeeiten van de Aarde, welke naar de Zon gekeerd zyn zal het Dag, en gevolgelyk moet het Nagt zvn in die, welke van dezelve afgeleerd zyn - Maar de lengte der Dagen en Nagteu^ek de verandennge der Jaargetyae», worden veroorzaakt door de Jaarlykfche omwentelinge van de Aarde om de Zon in den Zonne-we°- • want nadien de Aarde in dezen loop derzelver As overal evcngelyk hellende houdt naar het vlak van de Zonne-wcg en evenwydig (Parallel) aan zigzelveh, en nadien het vlak van de Zonne-wcg 23 graden en een half helt naar deEvennagtslynzoheeft de Aarde in deze ftreek van Bewee«ino-e zomtyds den eenen, zomtyds den anderen van haare Poolen nader bv de Zon (*) Hier vandaan Hitte en Koude, Zomer en Winter, cn de lengte van Daeen en Na-ten Mettegcnftaande deze uitwerkzelen van de Zon, welke ons Ligt en Warmte geeft is nogtans haare afftand van ons zo groot 'dat een Kogel 25. Jaaren zoude bededen om van daar tot ons te koomen, zelf indien hy met dezelve fnelheid vloog,als hy doet, wanneer hy eerst uit den mond van het Kanon wordt afgefchoten. L Hier (*) Zie van deze gefteltenis van onze Aard* A* ZUphrrirgefi,BHerChnTy 3e en AfKSdl"ge„;intfar? tw Pluiofofiiche Onderwyzer IV. D, I. Hóófd.  Van het Zonnestelzel. 33 Hier ftondenze alle verbaasd, en Juffrouw Caroline zeide, dat deze Leere niet waaragcig konde zyn; want indien de Zon op dien onmeetbaaren afftand geplaatst ware, konde haar ligt alle morgen niet tot ons koomen, op die wyze als het doet Ik verzoek u verfchooninge, Mejuffrouw, antwoordde de Philofoof, uw misflag koomt hier uit voort, dat gy de verbaazende fnelheid van het Ligt niet kent, of ten minften niet gade flaat, hetwelk naar de berekeninge 200,000 mylen (Engelfche) in den tyd van een Seconde voortvliegt; zo dat, lfchoon een Kanons-kogel 25 Jaaren zou hefteden om van de Zon te koomen, het Ligt zynen weg tot ons vindt in omtrent agt minuten. Maar indien gy- zo .verfteld ftaat over den afftand van de Zon, Mejuffrouw, wat denkt gy dan van dien van de Vaste Sterren, welke zo verre van ons afzyn, dat een Kanons-kogel, vliegende met dezelve fnelheid als wanneer hy eerst wordt afgefchoten, 700,000 Jaaren zoude hefteden om tot de Aarde te koomen? En nogtans worden veeIe van deze Sterren gezien, en dat zelf zonder het gebruik van Verrekykers. Daar zyn nog andere aanmerkelykeZaaken in ons Zonneftelxel, die, indienze met opmerkinge worden gade geftagen, onze verwonderinge zullen verwekken: Zodanige zyn de duiftere Vlakken, welke op de oppervlakte van de Zon gezien worden, en die dikwils hunne plaat ze;, getai'en groote veranderen. Zodanig is insgelyks de verbaazende Ring, welke het Lighaam van de Dwaalfter Saturms, op den afftand , C van  34 Van het Zonnestelzeè. van 21,000 engelfche Mylen, omvat; en dut zyn ook de Gordels, of Riemen, die het Lighaam van Jupiter omgorden: Omtrent alle welke Zaaken 'er verfchillende gisfmgen zyn ■ dog Gisfmgen moeten in de Philofofie maar zeldzaam worden toegelaaten. III. LÉS,  35 III. LES. VAN DE LUGT, DAMPKRING in VERHEVELINGEN. Hetgeen door de Markgravin ne en Juffrouw Caroline ter begunftiging van den Hr. Telescope gezegd wierd , verwekte de nieuwsgierigheid van den Hertog van Galaxy om hem te zien, en den volgenden morgen kwam hy in het Obfervatorium, just als de Les begon. De tegenwoordigheid van zo grooten Perfonage, als de Hertog, bragt onze jonge Heertjes in eenige beteuterdheid, en verfcheidene van hen ftonden op om heen te gaan j 't geen de Hertog bemerkende, ftapte hy in het naafte Vertrek, en Ht. Telescope nam deze gelegenheid waar om hunne dwaasheid te beftraffen. Heeren, zeide hy, ik ftaa verbaasd ovef uwe laagheiden ongemanierdheid. Wat ' wilt gy, om dat de Hertog u de eere aandoet van een bezoek , van hem wegloopen ? daar is niets hetgeen eenenlaagen geest en eene geringe Opvoedinge zo veel ontdekt, als ditbelachgelyk ontzag, en die vreeze, welke «om- C 2 ttÜ*  3<5 Van de Lugt , Dampkring mige menfchen vertoohen in Gezelfchap van hunne meerderen ; en daarenboven is het lastig; want de ongemakkeiykheid, waar in zig een Peribon bevindt , verihreidt zi°tot de oyerige van 't Gezelichap, eh beneemt hun een gedeelte van hüfi vermaak. Te gemakkelyker.en geruster gy u vertoont inGezelfchap vanGrooten 'hoe befchaafcler gygeagt zult worden. Niemand, dan een lompe Boer, laat zyn hoofd hangen en verbergt zyn aangezigt, want een Heer ziet'altoos in riet aangezigt van zynen meerderen , wanneer hy tot hem ipreekt, en gedraagt zig onbedwongen en vrymoedig. Voor zo veel my aangaat, ik eerbiede den Hertog; maar dan is het om de groote waardigheid van zyn Character ol hoedanigheid, welke myne genegenheid heeft ingenomen, en mv neigt om naar zyn Gezelfchap te wenfchën, niet om het te ontvlieden. Beleefdheid zyn wy aan elk eenen verfchuldigd, en Omzag ofEerhiedkoomt den Grooten toe; het wordt geëischt en gegeeven., ingevolge van hunne hoogere Geboorte en grootere Middelen; maar dit is 't alwant onze genegenheid moet alleen verkregen wordendoor de Waardigheid van'tCharacfer Geboorte en Goederen zyn enkel toevallig en kunnen gebeuren het deel te zyn van een Man zonder verdienfte; maar een Man van Verftand en Deugd wordt, als het ware, verSdelddoor zigzelven, en geëerd niet zo zeer om zyns Grootvaders grootheid als om zrne eigene. Déze beftraffinge had haare behoorelyke uitwerkinge;, want.zy zaten alle neder, en  en Verhevelingen. 37 en de Hertog niet Juffrouw Caroline -weder binnen gekomen zynde, begon onze Philofoof zyne Les over de Natuur enEigenfchap^ pen van de Lugt, en van de Dampkring en Verhevelingen, daarin begrepen. Wy hebben alreeds de Aarde als eene Dwaalfterre befchouwd, zeide hy, en derzelver dagelykfche en jaarlykfche Beweeginge gade geflagen; nu ftaan wy te fpreeken van de Stoffen (materials), waaruit zy is zamengefteld , en van den Dampkring en de Verhevelingen of Lugtverfchjinzels, welke haar omringen en vergezellen. Om deze dingen met vrugt te verklaaren, zeide de Hertog, denk ik, myn Heer, zult gy beginnen met een berigt van de eerfte Beginzelen of Vier Hoofdftoffen of Elementen, welke zyn Vuur, Lugt, Aarde en Water; en dan toonen, hoe zy eikanderen aandoen, en door hunne onderlinge hulpe Beweeginge,leeven en Geest geeven aan alle dingen; want zonder Vuur zoude het Water eene verfchillende gedaante aanneemen, en vast en digt Ys worden; zonder Water zoude het Vuur de Aarde verzengen, en Dieren en Planten vernielen; zonder Lugt zoude het Vuur mibfehien onbekwaam zyn om deszelvs dienst te volbrengen, nog konde.het Water, fchoon door de Zon in Wolken opgetrokken, over de Aarde verfpreid worden tot voedzel van,Planten en Dieren. Ook is de Aarde niet werkeloos, maar leent haare hulpe aan de andere Hoofdftoffen. Zy kleinst of zuivert het zont Water van de Zee, en maakt het; fris en beC 3 kwaam'  38 Van de Lugt, Dampkring fcwaam ten nutte van Dieren en Planten: en veroorzaakt, door dewederomkaatzinge van de Straalen der Zon , die warmte, welke alte dingen op haare oppervlakte aankweekten Koeltert; dog welke zeer gering zou zvn , en naauwlyks gevoeld worden , indien iemand op den hoogden Berg geplaatst wierde boven de algemeene vlakte van de Aarde, en mzulken ftand, dat hy beroofd ware van haare vv eeromkaatzinge. Dit alles, myn Heer de Hertog, antwoordde de Philofoof, heb ik overwogen, en had gedagt het verder voort te zetten; en tetoonen, hoe deze Hoofdftoffen doordringen, en inderdaad vaste (Covfiituent) deelen zyn geworden van hetzelve lichaam; Want Vuur Lugt, Aarde en Water worden zelf uit een droog ftuk Hout getrokken. Dat twee ftukken Hout geweldig tegen elkandercn gewreven Vuurzuilen voortbrengen, is iedereen zeer wel bekend; want de Wielen van eene Koets of Wagen vatten dikwils Vuur, wanneerze met behoorelyk met Yfer befhgen en met Smeer voorzien of beftreeken zyn' En indien ftukken Hout, naar oogenfchyri droog, in een glazen retort of omgedraaide Zypnelm op een Furnuis gezet worden zult gy Lugt en Water krvgen, en indien gy dan het Hout tot asfche' verbrandt, en de Zoutdeelen met Water daaruit wascht, gelyk de gcedeV rouwen doen ,wanneerze loog maaken, zal het gedeelte, dat orerblyft, zuivere Aarde zyn: en dus kunnen wy op eenen tyd «Je vier Elementen of Hoofdftoffen uit een ftuk  en Verhevelingen. 39 ftuk Hout trekken. Maar vermids deze Bespiegelingen boven het begrip en debevattinge zyn van deze jonge Heere, welken ik de eer hebbe van te onderwyzen, zal ik debefchouwinge van zulke byzondere en verborgene zaaken tot een andere gelegenheid uitftellen. De Weetenfchap moet geleerd worden, gelyk wy de Kinderen het gebruik leeren van hunne beenen. Eerst toont men hun, hoe alleen te ftaan ; daarna leerdt menze met veiligheid te wandelen; en dan laat men dezelve loopen zo hard als 't hun gelust. Bn ik bid, Uwe Genade zal my vergunnen , om deze Leerwyze in den Loop myner Lesfen te volgen. De Hertog gaf zyne toeftemming met eenen knik, en onze Philofoof vervolgde aldus. De Lugt is een ligt, dun, Veerkragtig lighaam , dat wel kan gevoeld maar niet gezien worden. Zy is eene Vloeiftoffé, en loopt in eenen ftroom als Water (gelyk gy kunt bemerken door het Venfter te openen); maar kan niet, gelyk Water, tot Ys geltremd en geftold worden. En de Dampkring (Atmofpkere) is dat groot Lighaam of die fchel van Lugt, welke de Aarde omringt, en veele mylen boven derzelver oppervlakte zig verheft, gelvk bekendis, door de Vcerkragt van de Lugt én derzelver gewigt of zwaarte te zamch in aanmerkinge te ncemen ; want een Kolom of Zuil van Lugt is van een evengelyk gewigt of zwaarte als een Kolom Kwikzilver van tiisfchende 29 cn 30 duimen hoog: De Kwik nu byna veertien maaien C 4 zwaar-  40 Van de IAjgt, Dampkring zwaarder zynde dan Water, zou de Dampkring , indien de Lugt zo zwaar ware als Water omtrent veertien maaien hooger zyn dan de Kolom van Kwik, of omtrent 34 Voeten: maar de Lugt is naby 1000 maaien ligter dan Water, en derhal ven moet de Dampkring veeIe mylen hoog zyn, zelf naar deze wvzevan bereekenen. En wanneer men hier benevens de Veerkragt van de Lugt overweegt, welke , wanneer de drukking van de daarop geregen Dampkring wordt weggenomen . zodanig zigzelve zal uitzetten, datze meer dan 130 maaien de ruimte zal vervullen, welke dezelve voorheen befloeg; zult gy bezeilen, dat de hoogte van den Dampkring zeer groot moet zvn (*). Want nadien de Lugt een Veerkragtig lighaam is, zo moet dat gedeelte van dezelve, dat naast aan de Aarde is, dikker zvn dan 't opperftogedeelte, als nedergedrukt wordende door de boyeq Lugt. Kvkt naar die Hooyftapel einder welke de Stalknegt afïpit of fnvdt , en sv zult bemerken, dat hetHoov aan den grond veel geflotener en bezwaarlykeris om tefnvden, dan aan den top; om dat het door 'tbovenlte Hooy in kleiner ruimte is gedrukt ge- (») De Hr. Boyle heeft gevonden, dat de Lust^door fen"^""^ of/<*rkr,gt, «4 *° verre kVn uft. breiden, dat zy 13,769 maaien grooter plaats beflaat, dan te voorgn. En de Hr. M.sfibenbroft heeft aangel v0"pn"^frat ZVlg n°gm«kelyk meer uitzet; in diervoegen zelf , dat zy den eenen tyd meer dan zes en veerug duitend Millioenen maaien meer ruimte zal kun" r^Ji'ÏTj lan de? »nderen. Dit en meer andere «o«T»j, byzonderheden van de Uitwerkzelen en nuttigheden van dit vermogen van de Lugt, zyn te vin. êtnin de MntMartia, PhiLOnderw, III. Deel I. Hoofd.  en Verhevelingen. 42 worden, dan het anderzins beflagen zoude hebben; en indien de ganfche ftapel niet betrapt was geweest en nedergedrukt door den Man, dieze maakte, bet verfchil zou nog aanmerkelyker geweest zyn. De Lugt evenwel, zelf naby de Aarde, is nietaltyd in denzelvenftaat. Zomtyds wordze verdund, en wordt ligter dan op andere tyden, als blykt uit het neerdaalen van de Kwik in het Weerglas (Barometer), en 't vallen van den Regen op de Aarde; want het is de Dikte of Zwaarte van de Lugt, die de Kwik in het Weerglas, het Water in de Pomp doet ryzen, en de Wolken verhindert van in Reeën neder te vallen. Het Veerkragtig beginzel in de Lugt, dat dezelve zo bekwaam maakt om verdund of verdikt te worden, heeft de wonderbaarfte uitwerkzelen voortgebragt. Maar eer gy verder voortgaat , zeide Juffrouw Caroline , eilieve, My n Heer, doe my de gunst, van my door eenige Proef te overtuigen, dat de Lugt met deze wonderbaare hoedanigheid begaafd zy Dat kan hy niet doen, antv/oordde de Hertog, zonder het gebruik van bekwaame Inftrumenten of Werktuigen. Ieder ding byna zal dit bewyzen, en met uw believen Hr. Hertog, zeide de Philofoof... De Spat of Klakkehos van 't klein jongetje,die in 'tVenfter legt, is genoegzaam tot myn oogmerk. Doe my de eer, Juffrouw cWwe, van aan dezen kant te treden. Gy ziet hier is eene prop in het opperlte einde van deze buis, gemaakt van Hennip of graauw Papier. Van dit ftuk PaC 5 pier  43 Van de Lugt, Dampkring pier zullen wy eön andere prop maaken, en dezelve aan het ander einde daar in fteeken &UA1U, met de St?mPel dezeIve voorwaard*.' Daar hebt gy nu de prop een gedeelte van de Buis met gemak voortgeftoten; maar het zal moeijelyker zyn haar verder te krygen 7 dat de Lugt (in de Buis tusfchen de beide proppen) zamengedrukt en dikker gemaakt, of meer in een gedrongen zynde, meerderen tegenftand zal bieden f en wanneer gy. ze zo fterk geperst hebt, dat derzelver kragt den weérftand te bovengaat, welken de prop aan het andere einde doet, zal de prop met een bons afvliegen, en door de Veerkragt van de Lugt een aanmerkelyken afftand we^eworpen worden.... Ziedaarmet watgeweld dezel ve wordt ui tgeworpen. Hier hebt gy maar weinig agt op geilagen, om dat het eentchoo!jongens bedryf is, en dagelyk gezien wordt; want wy geeven ons inderdaad zelden de moeite, om over dingen te redekavelen, die zo gemeen zyn; cn nogtans, Mejuffrouw, faann van dit begmzel de kragt van een Kanon af • want het is niet het Buskruid en Vuur, wel- thriSe*A -°§el met zulk eene wonderbaare fnelheid uitdryven; neen, die kragt wordt veroorzaakt , doordien het Vuur fchielyk de Lugt verdunt, welke in de Kamer van 't Kanon pegrepen, en dat door het Buskruid zelve was voortgebragt. Tot een bewys en proef hier van, plaatst denzelve Kogel in eene geJyke hoeveelheid van Buskruid in een open Vat, en wanneer het wordt afgefteken, zult gy hem naauwlyks zien beweegen. Maar daar zyn  en Verhevelingen. 45 zvn onlangs Roers uitgevonden , Lugt-roert eenoemd, welke overvloedig bewyzen , het leen ik beweerd hebbe; want zy worden alleen gelaaden met ineengepakte of verdikte Lugt en met Kogels; dog zyn zo t'zamengelfeld, dat fes of leven Kogels , de een na den anderen, kunnen worden afgefchoten, waar van ieder op een zeer aanmerkelyken afftand een Hert of Hinde zoude dooden. Gy fchynt alle verbaasd, en zulks verwondert my niet, nadien gy nog nooit de buiten eemeene Eigenfchappen van dit Element hebt overwogen: en het moet u vreemd fcnynen, dat de Lugt, die zo noodzaakelyk is tot het Leeven dat wy zonder dezelve niet kunnen ademen, verkeerd zou worden in een Werktuig van vernieling. Gy zult egter nog meer verwonderd zyn, wanneer ik u zegge, dat dit de waarfchynelyke oorzaak zy van Aardbevingen ;en dat de aanzienlyke Stad Usfabon onlangs vernield wierde , door eene fchielykeverdunninge van de Lugt,bevat in zommige holen onder de Aarde en misfchien ionder de Zee. Tom VAlfon gaf een lonk van onbescheidenheid ; maar was befchaamd zyne dwaasheid voor zulk een goed gezelfchap te toonen. Alle de overige ftaroogden op eikanderen, zonder een woord te fpreeken, behalven Juffrouw Cara//»*, welke betuigde, dat zy niet kon geloven, hetgeen hy omtrent de Aardbevingen gezegd had; want het heugt my, zeideze, in de Niéuws-Papieren gelezen te hebben, dat de Vlammen uit den grond opborften. Dat mag zo zyn, MejulFrouw, zeide de klei;»  44 Van de Lugt, Dampkring J>h^0f0,0f' -want daar,k°n zulk eene fchielyke Verdunning van de Lugt niet zvn zonder Vuur. Het Vuur derhalven werkte rnedetot deAardbevinge, enCSoSSS Berg, zamengefteld uit b'rmdftoffen, SbrS! den ; maar Vuur zou nooit êéne doen in de Lugt fpnngen Neen, Mejuffrouw, die uit! D?Ï2Eh ÏS 3lieen deei?en^apvan de Lug Mo^ela^ 16 VerklWn' 4 & De Lugt verfchilt, in deze EigenfchaD vin verdund en verdikt ré worden, SStS Iyk van Water, hetwelk, fchoon uit zulke kleine deeltjes 't zamengefteld, dat zy af! SSÏn^r^ een,Ver^OtglaS (MicrLop) niet onderfcheiden of gezien kSnnen worden en derzelver gereedheid om teryzen, of door' hitteuit tewaasfemen, en door het aanraake°ï van een geicheiden te worden, wannéér het opgeflotems egter in'tgeheel'niet kan ineen gedrongen of binnen een kleineren omtrek <ïï bragt worden. Deze Proef wierd eens genomen, door een gouden Kloot met Water te vul len, en dan wel toegefioten tusfchen eene pers te plaatzen, die met groote kragt wierd aangefchroefd. In deze gelteltenis bleef dezelve, tot dat het Water door de Holligheden (Pon) van het Goud zweette of dSordrong, en, voor en aleer dit gefchiede, zou woeden.) °01t WykC"' C°f inS^mkt kunnen ; De Lui'is het Middelftof (Medium) waar door  en Verheveeingen. 45 door het ligt op de Waereld verfpreid wordt; want indien 'er geen Dampkring ware om de ftraalen van de Zon te buigen, herkans op den dag zo duifter zyn als by nagt, en de Zon, Maln en Sterren zouden alleen zinbaar zyn. Dezelve is insgelyks de Middelftoffe van het Geluid, hetwelk tot ons wordt overgebragt door 'de drillende beweeHnge van de Lugt, wanneer dezelve door lenig geraas beroerd wordt. Laat ik deze Perfik-fteen in de Graft gooyen, en gy zult kringen van kleine golven bemerken, die zig by trappen op eenen grootcn afftand rondtom denzelven vc-rfpreiden. Vermids nu de Lugt een Vloeiftoffe zy zo wel als; Water , zo mogen wy befalten, dat het Geluid eemgzins op deze wyze wordt overgebragt, fchoon, om dat de Lugt naby duizendmaalen ligter °s dan Water, het Geluid op eene verbaazende wvze verbreidt wordt; zommige zeggen ter wydte van 1142 Voeten, in den tyd van eene Seconde : maar hoedanig dit ook zvn moeë wy mogen ons verzekerd houden, dat het Geluid op deze wyze overgebragt wordt. Schuif alleen het Glafe-raam op, en hel een geS eeuw aan, en de Wêêrklank of Echo, waar van ikin 't begin van de tweede Les gefproken hebbe, zal het Geluid tot u wederom terug brengen : dat is, dat de Golven , of Hagen van de Lugt, die door het veroorzaakte geraas tegen de Rotzen fiaan , wederom naa?u zullen terug loopen ; want de Echo is niets anders dan de Weerüag van geluid • en dat 'er geen geluid zonder Lugt  4<ï Van de Lugt , Dampkring overgebragt kan worden, wordt door proeven een Schel kan, in eenuitgehaaldeH Ontvan-er van eene Lugt-pomp , niet gehoord worden: dat is , heeft weinig of geen geluid. Zonder Lugt zou 'er geen Koophandel zvn, want uwe Schepen konden niet Zeilen naar vreemde Gewesten. Zonder Lugt konden de Vogels met vliegen, nademaal zy niets zouden hebben om hen te onderlteunen, en hunne Vleugels zouden nutteloos zyn; wantwy weeten, dat een Veertje en een Guinje met dezelve fnelheid nedervallen in een Ontvanger, daar deLugt is uitgehaald. Maar boven dit alles, is de Lugt het Beginzel, dat het Leeven bewaart in Planten en Dieren; daar as geene Ademhaaling zonder Lugt, en gy weet, dat, wanneer onze Adem gefluit wordt , wy Sterven. Dit is eene van die Waarheden, welke van zelfblykbaar genoemd worden, om datzy algemeen bekend zyn en geene bevestiginge noodig hebben; maar indien bewys noodig geagt worde, gy kunt zulks m een Minuut erlangen, door eenig leevendig Schepzel onder de Lugtpomp te zetten; maar 't is wreed een arm Dier te pynmgen Ja, zeide Juffrouw Caroline, en itelae er zig geweldig tegen,dat deze proeve zoude genomen worden; maar nadien alle de overige 'er voor waren, was de Hertog gewillig om hunne nieuwsgierigheid te voldoen; en zeide derhal ven tot onzen Filifoof, dat hyde proef mogt doen met een Rat, welke zy in eene Val gevangen hadden, en zo hy dezelve    en Verhevelingen. 47 ve doorftond, hem dan het Leeven'te' fchenken voor de pyn, welke zy hem hadden aangedaan. Dit Schepzel wierd dan in den Ontvanger , of onder de Glaze Klok gezet, en wanneer de Lugt 'er gedeeltelyk was uitgepompt, fcheen hy in groote benaauwheid , en ftuiptrekking; en meer Lugt daaruit gehaald zynde, viel hy voor dood op zyde; maar frisfc Lugt onmiddelyk daar in gelaaten zynde, viel dezelve in zyne Longen, welkeze wederom in beweeginge bragt, en hy bekwam weder. De wyze van hetwêêrbekomen van het Dier, brengt my een geval in gedagten, zeide de Philofoof, dat ik eenmaal gezien hebbe, en welk ik wenschte,dat gy alle in gedagten houdt, want het kan van dienst zyn voor het menschdom. Eenigen tyd geleden baadde ik my, met verfcheidene van myne Schoolmakkers, in eene Rivier aan den gemeenen Weg. De Hr. Curtis, welke een koppige zotte Jonge was , wilde de overige tot bloodaarts maaken, gelyk hy het noemde; dat is, hy wilde hen dwaazelyk overtreffen in het loopen in gevaaren en zwaarigheden, en met dit oogmerk, fchoon hy niet meer kon zwemmen dan een Steen, dompelde hy in eene plaatze van de Rivier, welke wy hem zeiden,dat ver boven zyne diepte was, alwaar hy boven kwam, en worftelde om uit te raaken, maar niet konde. Wy waren alle, moogt gy u wel verbeelden, in de uiterfte verlegenheid, en onbekwaam om hem te helpenwant niemand van ons konde zwemmen. Op dit oogenblik kwamen eeni-  48 Van de Lugt, Dampkring ; ge Heeren te Paard rydende daar by, welke onmiddelyk affprongen, en hem 'er uithaalden; maar niet dan na dat hv voor de derde reis gezonken was. Hy wierd zonder tekenen van leeven aan de Wal gebragt, en zontZ ZTügt ade'-&elaatenö; wanneer if 7 u ude Heeren ' welken * zedcrt gehoord hebbe , dat een groot Philofoof was, hun raadde, om eenige Lugt in zvn Strot te blaazen. Dit wierd gedaan, en déVeerkragtigheid van de Lugt bragt zyne Longen , gelyk ik my verbeelde, in beweeginge; wan? onmiddelyk volgde eene Klopping, en hy bekwam genoegzaam zo ras als dit Dier. Nu uit het geen ik dien Heer hoorde zeggen, en . uit het voorbeeld voor ons,is 'er reden van te gelooven, dat het leeven van veelen mon zyn behouden geworde, welke onderfteld zvn Verdronken te weezen, indien deze wyze van handelen van Lugt in de Longen te brengen ware in 't werk gefteld; wantgy moet aanmerken, dat, ten zy de Longen in beweeginge zyn, 'er geene Omloop van het Bloed (cnculation) kan zynl, en het uit gebrek van Lugt ware, dat hunne beweeginge ophield m het Water. Ik bid Heeren, houdt dit in gedagten, want het is eene zaak van grooten aanbelang. Wyr (*)Die begeerig is om byzondere gevallen van het weder bekoomen en herftellen van Drenkelingen , zo hier te oth S-eiderSgcbei?rd' en de hulpmiddelen daar toe gebeztgd na te zien; leeze de Bedenkingen van lZ^n & E^'r""> » «"tl. Maatfcbappie der Weten. Jcbappen IV. Deel pag. 386 &c. G.TenüaaffVl.Deel dl' u? f96; *ls °ok Vitgezogte Verhandelingen uit »«i m s""rde Man*e» ™-  en Verhevelingen. 4$ Wy moeten aanmerken, Heeren, dat Lugt, welke door Vuur gegaan is , of vuil of ftinkende is geworden, en haare Veerkragt heeft verlooren, onbekwaam is voor Ademhaaling. Het was'gebrek van frisfche Lugt, of met andere woorden, de noodzaakelykheid van Lugt te ademen, die vuil was, en haare Veerkragt had verlooren, hetgeen zo veele van onze arme Landsgenooten, in het donkere gat te Calcuta in de Oost-Indien, deed fterven, gelyk gy in de Nieuwspapieren gezien hebt; en deze ademing van vuile Lugt inontfteekende, verrottende, en met uitflag verzeldgaande Ziekten , als, by voorbeeld, de Kinderpokken, en zommige Koortzen , heeft meer Menfchen vernield, dan men zig kan verbeelden. Indien gy derhalven door eene van deze Ziekten mogt worden aangevallen, raadt het Volk omtrent u,datze gebruik maaken van hun gezond verftand, en iemand, om dat hy ziek is,! niet berooven van dat leevendmaakende beginzel , de Lugt, zonder welke hy, zelf in eenen ftaat van Gezondheid , niet in leeven konde blyven. Laat nooit toe, dat uweGordynendigt toegetrokken worden, of de frisfche Lugt buiten gefloten , zelf wanneer gy flaapt. Ik bedriege my grootlyks, zeide Juffrouw Caroline, indien de Lugt, waarin wy thans zyn, haare Veerkragt niet heeft verlooren; want ik ademe bezwaarlyk. Was dat het geval , Mejuffrouw, antwoordde de kleine Philofoof, gy zoudt niet in ftaat zyn om' in 't geheel adem te baaien ; dog indien gy de Lugt D dus  50 Van de Lugt , Dampkring dus gefteld vindt, moest gy gebruikmaaken van dat Werktuig, dat daar by u legt, hetwelk haare Veerkragt gedeeltelyk zal herftellen, door de Lugt in beweeginge te brengen. Wat Werktuig, myn Heer ? zeide de Juffrouw, w Waaijer , Mejuffrouw , antwoordde de Philofoof. Ieder Waaijer is eenPbilofoofisch Werktuig, en wierd, mogen wy onderftellen , oorfprongelvk tot bovengemelde'oogmerk uitgevonden en verzonnen. Een Vogel, ftervende onder een Lugtpomp, zal eenigermaate bekoomen, door het ftuiptrekkend flodderen van zyne Wieken, om dat die beweeginge den ftaat van de Lugt, in den Ontvanger of Klok nog overgebleven , zal veranderen, en dezelve voor eenen tyd bekwaam maaken voor de ademhaaling. Beweeginge is het eenigfte behoedmiddel voor Lugt en Water; welke beide ongezond worden, indien zy lang in eenen ftaat van rust gehouden worden; en beide mogen zy heriteld en heilzaam en gezond gemaakt worden, door wederom in beweeginge gebragt te zyn. Indien vuiie en ftilftaande Lugt zulke ysfelyke uitwerkzelen heeft, hoe veel verpligtmge hebben wy dan aan den Geleerden en Vernuftigen Dr. Hales, wegens de uitvindinge yan den Togtmaaker {Ventilator); een Werktuig dat Schepen, Geyangenisfen, en andere beflotene Plaatzen., in eenen korten tyd, van de vuile Lugt ontlast, en dezelve met die , welke frisch is, voorziet. De Lugt is van zommige Philofofen voor eene algemeens. ScheidftoJe (Msnflmmt) ge- nou-  en Verhevelingen. 5i houden , om dat, zeggen zy , dezelve alle Lighaamen in der tyd ontbindt, en hunne Zelfftandigheden tot eene nieuwe gedaante brengt; gelyk Yfer tot roest, Koper tot Spaansgroen &c. Maar ik ben genegen van te denken, dat dit niet zo zeer is toe te fchryven aan de Lugt, als Wel aan zekere Zoutagtige of Zuure deeltjes, welke de Lugt van zommige Lighaamen aftrekt, en die naderhand aan andere Lighaamen kleeven, met welke zy eene naauwere Gemeenfcbap hebben , dan met de Lugt zelve. Dog dit zal ik in een volgende Werk tragten te verklaaren. Nu ftaan wy te fpreeken van den Wind, welke alleen een Stroom of Vloed van Lugt is, gelyk een Rivier van Water; en veroorzaakt wordt door hitte, het opftygen van Dampen, Verdikkingen of Verdunningen van byzondere ftreeken in de Lugt, de perfinge der Wolken, het nedervallen van den Regen, of eenig ander toeval, dat hetevenwigt van de Lugt beroert; want de Natuur heeft eenen afkeer van het Ydel, en om die reden, wanneer de Lugt in een gedeelte zeer verdund wordt, zal dat gedeelte, 't welk dikker is, onmiddelyk daarin ruifchen, om de opene plaatzen te vervullen, en het evenwigt te bewaaren; gelyk het geval is met het Water , en andere vloeibaare Zelfftandigheden. Haalt alleen een Vat of Emmer met Water fchielyk op uit een Regenbak, en ziet met watfpoed het ander Waterin de gemaakte holte zal inruifchen, om die ruimte ie vullen, en deszelvs effenheid te behouden. EudezeVerD 2 dun-  52 Van de Lugt, Dampkring dunningen in de Lugt kunnen naby de Aarde >t hoog boven dezelve, voorvallen, en zyn de|ieden , waarom de Wolken in tegenftrydige ftreeken vliegen. Dit veroorzaakte tiet verlies van dien grooten^w, met welken te maaken wy eene geheele veertien dagen bezig waren ; want fchoon 'er naauwlyks Wind genoeg was in het Perk om hem op te laaten wanneer dezelve egter door de Lugt zeer hoog was opgetrokken, wierd hy door eenen vloed van Wind aangetasten aanftukken gefcheurd. De Winden zyn geweldig of zagt, naar evenredigheid van de Verdunninge of beroerte, welke 'erin den Dampkring is veroorzaakt geworden. Een geweldige Wind in een grooten ftorm vliegt, naar de berekeninge, met de fnelheid van 50 of 60 Mylen fengelfche) in éen uur, en is dikwils zo dik of fterk, dat dezel veBoomen,Huizen,en zelf Kerken voor zig omverwerpt. Hetgeen de Matroozen eene heldere offtyve koelte noemen, dezelve vlie°t met de fnelheid van i5(gelyke)Mylenin êln uur, en is van groote nuttigheid om de Lugt te verkoelen, en te zuiveren van de vergiftige en befmettelyke uitwaasfemingen De Winden hebben verfchillende hoedanigheden; zy zyn in 't algemeen heet of koud, naar deGewesten of Oorden ,waar uit zyn waaijen. My heugt, dat wy, eenige Jaaren geleden , eenen Zuidwesten Wind hadden in *ebruary welke zo languit dien hoekwaaiae, dat dezelve de Lugt van Usjabtn tot ons overbragte, en het zo heet ware als in den Zo-  en Verhevelingen. 53 Zomer. Winden uit den Noorden en NoordOoften, welke van uitgebreide ftreeken Lands koomen, zvn in 't algemeen koud. Zommige Winden zyn vogtig en ontbinden, andere zyn droog en verdikken; zommige verwekken Regen , andere verdryven denzelven: Zommige Winden waaijen beftendiglyk uit eenen Oord, en worden daarom algemeene P asfaatiuinden genoemd. Deze vindt men aan beide zyden van de Evennagttlyn, in de groote Noord-zee, in de Etbiopilche-z.ee en in de groote Zuid-zee, tusfchen de Keerkringen, en op byna de breedte van 24 Graaden; en worden veroorzaakt door de Omwenteling van de Zon op haaren As, de Lugt beroerende, of dooide Verdunninge van de Lugt door de Zonneftraalen, en de dikkere Lugt, geftadig inllroomende van de afgelegene gedeeltens ssx\ ieder halfrond , om het evenwigt te bewaaren. Zommige Winden wederom waaijen beftendig êênen weg, voor een half of vierendcels laars-,en waaijen dan uit regttegenoverltaande hoeken: Deze ontmoet men m de/»difcheZ'éen, cn worden Moufom genoemd, of beurthoudende Pöj7Wti)/»<&»- {*) Maar nadien D 3 de- (*) Die een omftandig en nader berigt begeert van de verfchillende Pasfaatwinden; van Je onderfcheidene Breedtena waarop , de verfchiHende tyden, wanneerze waaijen; ais ook eene proeve om de natuurelyke oorzaak der gemelde Winden te verklaaren; kan voldoeninge erlangen, uit het Hiftorisch berigt van de Pasfaatwinden en Moufons door den Hr. Halley., cn de nienwe Verhanielinge over de Winden door den Hr. des Landen beide vertaald, en te vinden ; het eerfte in de keurige Mengeljloffen der Natuure V. Hoofd, de laadt: in zyne Natuurkundige Verhandelingen, en Nat, flijloritn: iii. Ve.h. pag. 132.  54 Van de Lugt, Dampkring deze Onderwerpen duifter cnmoeiielvk 7Vn en weinig vermaak aanbrengen , zufen wv genden loop van Lesfen uitftellen, enue. w^'i, T>flke ,de Iu§:t vergezellen. Wy hebben airede aangemerkt, dat, behal- Enf^ Lu?t' de Dampkring ook Kleine deeltjes van verfchillende zoorten in zig bevat, welke geftadig in ftroomen van de Aarde en uit de Wateren opryzen en hZ ieonrdenn Vl°ttende * de ^^gehSudSi" wïeSSf ^ V3n d6Ze z^de k,ef™ fchedenzvn 'Hnflke r ° Van elkanderen geï ïïï ^yligter worden dan de £ ■■ door den Wind opgelikt van tl en VoSrn? L Mdren >en vl?MSeii£ te en Vogtige plaatzen van de Aarde en c\L dTz?le?h^rVn ^ dlerv°e&en nederdaalen, maakpti L ? i, iVan den Heme! duiftere? maaKen, endoor hunne vogtieheid dcliriwa M,st genoemd. En m tegendeel worden de Wateldeeltjes , welke, na eenen heeten dï uit Rivieren, Meiren en Moerasfigf plizef opryzen, en door de Lugt te verviffi de voorwerpen vogtig, en milder mn, Nevels genoemd, b  en Verhevelingen. 55 Welke» zyn de groetfte en nuttigfte van atle Verhevelingen, want zy worden omgedragen op de vleugelen des Winds , en maaken het JarZk Vet en Vrugtbaar, gelyk de Psalmist aanmerkt De Wolken: bevatten m zig zeer Icleine Waterdeeltjes, die tot eene aanmerkeTyke hoogte boven de Oppervlakte van de Aarde zyn Spgeheven; want eene Wolke is nietsSanders dan een Mist, hoog uvde Lugt vliegende, gelyk een Mnt mets is dan eene Woïk hier beneden. D it deze Dampen in de Lugt worden opgeheven, op voorgemelde wyze, Kan wel ras oe-reoen worden; want het is eeneWer5nSe& die dalelyks in het gemeen DistilleerèS°of Overhallen van Vogten gezien wordt; maar hoe deze onzigtbaare Deeltjes,die op de Lugt dryven, in Wolken worden verzameld, om het Water weder terug te brengen 1S niet zo gemakkelyk te bepaalen. Misfchien, zeide de Markgravinne, welke even te voorcn in het Vertrek was gekoomen, mag zulks veroorzaakt wordendoor de Winden, die de Wolken t'zamendryven ,en de Deeltjes vereenden , welke door dit middel zoortelyk zwaarer 'mogen worden dan de Lugt, en Som nedervallen. Daar zyn Reden, Mevrouw, voor \ geen gy zegt, antwoordde de Philofoof; maar ik zou wei wenichen tc weeten , hoe die Wolken zomtyds alle zo fchielvk verzaameld worden. Want het gebeurt dikwils, dat gy uitgaat wanneer de Lugt'zo helder en klaar is, dat 'er niet eene Wolk te zien zy, en voor dat gy het Perk  56 Van de Lugt, Dampkring beginnen te y^n^^i^^I^^ waren geene Wolken voor den JnH Daar tegen eikandoren „„IZ aen WInd, om de^ VVétc^gÏÏi^te? J ^g konden de oprvzen m in i g V3n deAar~ by gedaan heeKïn nU ^nt de vraa?> we'ke Jk zal maar geringeeere hphlff' hy kan- • • • Jofoof, met het onSn ^3 zeide de Pi"'dcmaal^HmogK na" win d e tSiteyl t^¥che^ï'; ke de Chimi^ng de lighaamen, wein°emen?^ nêêrdryvinge antwoorden - mLr de Verti " °pz,igten be" cene zo moeijSyke* ak dS daa,r van is eene andere gele4S t k dez,eWe tot Eenig denkbeeld evenwet ?,Ht yfcfa?rtenHeeren tragten te gSven p dezc jonge dien Mevrouw mv dS ^W*, inzel vnn A 1 ln daar is eene Wolk, die voor óns d.c brandende of Vuurvattende {elearJdtSi fe, en magm het voorbygaan, op eene gevoel iger wyze, aan u de uitwerkzelen ontdekken welke ik getragt hebbe te befchryven ' Dat 'er zekere zoort van lilpeteraetiee Deeltjes of eenezelfftandigheid zeer veel S naar gelykende, in de Lugt wordt opSiouS?ï dat b'yktoris uithe? Voedzel,hetwelkdeRcgen(enbvzonderlykdieRelgen welke met Donder verzcl d gaat) Van de Lugt , Dampkring feK^or^^^^ den aan- eene vraag te mogen om mÏK^ namvoor de goede Vrouw c*„Jfde Stee e matfter, en dagt, dat zv van 't wcl kon" mende, zigzeive naar Huis r i om Vrouw c*r/« in te & XL S?^ be-'  en Verhevelingen. 6i hpreik enleidemyne Vriend Uw» van het pad, hetwelk hy niet bemerkte, tot dat hy verorden verlegen ftond ; waarop Tom liep, en Slt liep ; Tol fchreeuwde, en Hans wilde niet antwoorden; en met de laatfte plof kwam Tom in den Poel van alwaar hv rot dezen tyd mogt gelegen hebben, ïn%n H - Goodall hem niet hadde hooren roeoen toenhy voor by reed, en hem te hulpe ware 'eloopen. Dit bragt het ganfche gezelfchaP in ee? goeden luim,en Tom bezatgoedaaKeid en verftand genoeg, om zig;mhet " elach by hen te voegen, hetwelk geftild zynde -in- onze Philofoof aldus voort. de Lun naby de oppervlakte van de Aarde ronSeven,dikwilsverkeerdelyk genomen wordt voor een Ligt in eene Lantaarn, geWk myn Vriend Hr. Wilfin kan getuigen DamS van deze zoort worden in den Nagt Surig in de Lugt aangefteken, en zommige van dezelve veitoonen zig als vallende Sterken en wordt bv het onkundig gemeen het vaïen of verfchieten van Sterren genoemd Het mag hier noodzaakelyk.zyn, gewag te maïken van dat fchoon en cierlyk Lugtverfchfnzel Jlen Regenboog, nadien hy de vertooninge heeftvan eene Verneveling, fchoon TXÏ inderdaad geene is; want de Regen-  ff» Van de Lugt, Dam*krino kleine droppels yS^wS^J^^ gezien wordt in eenen 7IJ ofuMist, die maakt door twee; Wn • n?eren hoek> gevan de Zon/en de7Srd ee\e getr°kken *^hoïw^^™tet Oog van de Wolk, welke atie droppelsin rugkaatzènTZoedda^^fpnp,vran de Zon te zei ven tyd óp cen P B« Pe^oonen op denderdaad niet dezelve fel00* ziende, in . .^zynandereTerfc « kring, waar op men behoort'aXj?^' deze zvn Hf ir,.;„ w,ulJic agt te liaan, en Zonen ^Maea5"hn/en' welke zomtyds de vertoonen zi" aSÏJi h f ko,euren zyn. Zy zend wederT V^"J7. JT-W? en vrie- wy ondeitóiSAero^^S?* !?00^ gmg van het ligt in door de bui¬ van de Lugt ' bevroozene deeltjes verfcbafte nieuwe eeMchie,yke Donderflag ge; zommige vTn £?Z™ overdenkint zonderheid de Jufrouwe,P n ChfP en in* emftraalen te vennvXn • P°0gdeTn de 31ixcope fchoof na Sn7? n;Jmaar Hr- 7*/ Sroote veranderingen zyn voorgevallen. Zeerwel, zeide Juffrouw Caroline, en zo zyt gy bezig om de Aarde in eene Broeibak te veranderen; en ik onderftel , dat wy die daar van bewooners zyn, ftraks gecomplimenteerd of aangefproken moeten worden met den titel van Padde(loele„, Komkommer^ of misrchien Pompoenen. Dit is fraaiie Philofofie inderdaad. Heb geduld, mynLief, zeide dj Markgraavinne. Geduld, Mama, antwoordde Juffrouw Caroline, wel ik hoope, sv wilde .niet hebben , dat ik geloove, dat wy een  Rivieren en de Zee. 71 een Furnuis of Oven met Vuur onder ons hebben ? Ik weet niet, Mejuffrouw , antwoordde de kleine Philofoof, of het onmiddelyk onder ons zy of niet; maar dat 'er eene menigte van deze Furnuifen in de Aarde zyn, is buiten gefchil, en wordt baarblykelyk beweezen, door het groot getal van brandende Bergen, welke geftadig Vlamhien uitwerpen , gepaard met groote Steenen en metaalagtige zelfftandigheden. Het fpyt my, dat de Hertog van Ga/axy vertrokken is, Mejuffrouw, want die zou u in deze byzpnderheid te regt hebben geholpen; hetgeen, verfchoon my, ik niet'zal onderneemen, nadien ik bevinde, dat de waarheid, welke ik voordraage, zo zeer in twyftèl wordt getrokken of beftreden. Het ganfchegezelfchap lagte om den verftoorden Philofoof; maar de Markgraavinne vatte de zaak op, en bragte het gefchil ras ten einde. Zy laakte Juffrouw Caroline, dat zy zig bloot gegeven hadde, om een ftuk te befiisfen, hetwelk zy niet verftond; en daarop zig tot den Jongen Heer keerende, zeide zy tot hem, dat geduld een voornaam ingrediënt of middel behoort te zyn in het Character van een Philofoof: waarop Juffrouw Caroline en hy hun verfchil met eene onderling glimlachje bylagen. En na der Markgraavinne verfchooningeverzogt te hebben, wegens het betoonen van al teveel drift en yver, zelf in de zaake der waarheid, zeide hy tot Juffrouw Caroline, dat zy eenig berigt zou nebben van deze Bergen, uit de beste Schryvers, wanneer hy een Boek uit zyn zak haaiende, het navolgende yoórlas. De  72 Van de Bergen, Bronnen, „ De bemgtfte der brandende Bergen is de /Etna, gelegen inSicilie», waarvan de uitwerpingen van Vlam en Rook, op een grooten afftand, ontdekt worden door diegeen!, welke de Middelandfihe Zee bevaarenf zelf totaan de Haven van Malta; welke veertig duitfche mylen is van het Strand y^Sicilien. Schoon Vuur en Rook geftadig door dezelve wordeS uitgebraakt, op zommige byzondere tyden nogtans woedt dezelve met grooter geweld. In den Jaare 153Ó fchokte dezelve gansch 67c*l>e», van deneerften tot den twaalfden May kHKlerd Cr 6,en 1iard en zeer verfchrik-' kelyk geloei en gekraak gehoord, als of zwaar Gefchut gelost was geworden: eene groote menigte Huizen wierden, het ganfcheEiland ' om,/ergeworpen. Na dat dezo ftorm X1?^ hadde aangehouden, opencfc zig den Grond op verfcheidene plaatzen en vreezelyke gaapingen vertoonden zig hier en daar, waar uit Vuur en Vlam met groot geweld voortkwamen; welke in vier dagenV ™?eerden Pn verbranden, wat binnen den omtrek vanvyf uuren gaans van teJEtna was Een weinig daarna braakte de Pyp, welke is' de Opening op den top van den fiere, geduurende drie geheele dagen, eenegroofe men te vuunge fprankels en asfche, welke n St alleen verfpreid wierden door hét geheele ffiland, maar ook over Zee gevoerd mar Italië»en verfcheidene Schepen, naar Ventiel zenen-' de, leden op den afftand van honderd uuren daar door fchade. Facellut heeft ons een Hi" ltonsch Verhaal gegeven van de uitbarftingen van    Rivieren en de Zee. 1% van dezen Berg, en zegt , dat deszelvs Bodem of Grond honderd uuren in zyn omtrek is. De Hecla, een Berg 'mTsland, woedt zomtyds met zo grooten geweld als feJEtna, en werpt groote Steenen uit. Het opgefloten Vuur veroorzaakt zomwylent, door gebrek van Wind, een fchrikkélyk geluid , gelyk aan wêêklagten en gehuilj, 't geen zommige ligtgeloovige Menfchen doet denken, dat het de plaats der Helle zy, alwaar de Zielen der boozen gepynigd worden. De Berg Vefuvius in Campanien, niet verre van de Stad Napels, fchoon hy beplant is met de vrugtbaarfte Wynftokken, en op andere tyden de beste Muscadelle Wyn uitleverde, is egter zeer dikwils door geweldige Vuurbraakingen befchadigd. Dion Casfius verhaalt , dat onder de Regeering van (Keizer) Vefpafianut aldaar zulk eene vreezelyke TJitbarftinge was van woedende vlammen , dat eene groote hoeveelheid van Asch en Zwaavelagtige Rook, door den wind, niet alleen naar Romen, maar ook over de Middelandfche Zee tot in Africa, en zelf Egypten gevoerd wierde. Daarenboven, wierden de Vogels in de Lugt verftikt en vielen dood op den grond;en de Visfchen in de nabuurige Wateren, welke door dezelve heet en beimet waren geworden, ftierven. Daar gefchiede eene andere Uitbarftinginden tyd van Martialis, welke hy cierlyk befchryfc in een van zyne Puntdigten, en beklaagt de droevige veranderinge van den Berg , welken hy eerst zag in zyne groente, en onmidE 5 de-  7.4 Vak de Bergen, Bronnen, delyk daarna zwart van Asch cn uifebran de ftoffe Wanneer de Brandinge ophïeS feevogtigde de regen en dauw dl oppervlakte van den Berg , en maakten de zwaavelagtige asch en uitgebrande ftoffen vrugtbaar; zo dat zy een ryk gewas van uitneemenden Wvn voortbragten; maar wanneer de Berg wederom begon te branden, en op nieuw Vuur en Rook uit te braaken,(het geen zomtyds binnen weinige Jaaren gebeurde) dan wierden de Nabuunge Velden verbrand/en de gemeene rgoI°ur de. R^zigers gevaarlyk gemaakt, üen «erg m Java,niet ver van de Stad Pa«acura,merd in den Jaare 158Ó. in ftukken gereten door eene geweldige uitbarftinge van gloeijende Zwaavel, (fchoon dezelve'nooit voorheengebrana hadde) waar door (gelyk verhaald wierd) 10,000menfchen in de benedenlandfche Velden omkwamen. Dezelve wierp groote £ne,n°P; en fmakteze tot aan Patras, en meld drie dagen aan in zo veel zwarte Rook vermengd met Vlammeen heete Asch en ftoffe' uit te werpen, dat het aangezigt van de Zon daar door verduifterd wierde, en de dag zo donker fcheene als de Nagt. ^nZ\Z^n Cene wmeenigte andere (branS" pi?pwergen'°f Cge>lvk MeM™>w dezelve geliefde te noemen) Furnuifen en Ovens ^ftenbfkende Waer°ld' We,kc in den' altzdneeLn." Ce^Zins in Wy koomen nu tot de overweginge van de Bronnen, welke wy mogen ondcrftellen , wdkVÏy" ïou{o1bmk°zyreten' iQ 'ta,^-nietï Deze Bronnen dus geformeerd door den Mist op de Bergen, en den Regen elkanderer? ze zig wederom vereenigende, worden groo- wZdlZ ? Ze£ u,tSew£^md, weder derhrifiJinVbnst; want de Voorzienigheid heeft zulke wyze Wetten of fchikkingen vastgefteld voor de Waereld, d£Sen den r*? tHoo/dftoffen vernietigd £n&rMaar de zeer Sroote Rivieren zelve moeten eenigen anderen oorfprong hebben behalven de Bronnen door den Mistte Dauw en den Regen geformeerd,nademaal dezenieT genoegzaam fehynen tot onderhoud van hunne groote en wonderbaare ontlaftinge Het is derhalven geene onwaarfchynelyke gisfmze te onderftellen, dat zy eenige gemefnfchaD hebben met de Zee, en dat het zomeWate? gezuiverd en zoet gemaakt worde door te trekken door het Zand, kleine Keitjes, en de reeten en holligheden van de Aarde. ' En vni-n^ P°?gen teTbe^y2en in mynenaastvolgende reeks van Lesfen. M^ Br(«nn5nie«.aan#?a"de d^n 0orfPr°ng en Vorrainge der ÏV Deel lïl Hnnw" ^ PW1. Onderw. *v. ueel XII. Hoofd, en an de Aant. en den Hr tav » de te vooren aangehaalde plaaue. *  Rivieren en de Zee. 77 Menen zyn verzaamelingen van Water, bevat in de holligheden van de Oppervlakte der Aarde , waar van zommige gezegd worden ililftaande te zvn, en geformeerd te worden door het overvloedige Water, dat na den Regen of Sneeuw, van de naastgelegene Landichappen afvloeit; en deze moeten ongezond zyn. Andere Meiren worden gevoed door Rivieren , waar van zy het Water ontvangen , en onder den grond voeren, om andere Bronnen en Rivieren te formeeren: andere wederom worden onderhouden door Bronnen, die in hetMeir zeiven ontfpringen; en zommige (gel vk de Haarlemer, en andere zoute Meiren) worden onderfteld, gemeenfehap re hebben inet de Zee, vanwaar zy hun Water ontvangen, en datzy naderhand dooronderaardfche Stroomen ontlasten. De Zee is eene groote verzaamelinge van Wateren in de diepe Valleyen van de Aarde; ik zegge in de diepe Valleyen; want indien 'er geen zeer groote holligheden in de Aarde waren, om de verbaazende hoeveelheid van Water te bevatten, die dus byeen wordt verzaameld, zou de ganfche Oppervlakte van den Aardbol overftroomd worden; want het Water ligter zynde dan de Aarde, zoude boven de Aarde zyn, gelyk de Lugt boven het Water is. Nu gy van de Zee fpreekt, zeide de Markgraavinne , wenschte ik, dat gy wilde zeggen, waarom het Zeewater altoos Zout is, Mevrouw , antwoordde hy, ik wenschte, dat ik het konde doen; maar het is buiten het be.-..  7S Van de Bergen, Bronnen, Ek/an my"ephiiofofie; en ik gelooveirderdaad , van alle Philofolie'hoedanig ook (*) WatSl- T Z° wel,vra^n, wlrom \r water is, als waarom 'erZout in 't Water is welke byna zo wel eene Hoofdftoffe is a s dï> v™ïehïdikwilS ^ d^> 3t lïofdc van de groote menigte Zout, verfpreid in de Aarde en het Water, hetze ve hoedaniehc den moet bezitten, daar wy niet v°nwS en in den fchakel van Weezens oogmerken' beantwoorden, waar mede wy nie^fi De alleraanmerkelykfte hoedanigheid in de ! e« ' of hetryzen en vallen van 't Water, welke wy, Getyen noemen, en die veroorzaakt worden door de aantrekking der fe'nWam dat gedeelte vanWate?gin do it.r„ aangetrokken wordende , ryst hooier dan het overige,- en het daartegeno ergefte 1de gedeelte,aan de andere zyde, mindeaan getrokken wordende,wordt £]y hooien deze twee tegen elkandercn régi"tegel o-' dat de Zoutheid der Zee veroor«=w eeltJme^reden» froote meenigte van Mynen en° zS?tb« ' en daar in de Zee verfpreid zvn n£%gen' dleJhler duurig door het water IelrnVten"enonSZ^^ Sf'  Rivieren en de Zee. 79 verftaande zyden van de Oppervlakte van het Water in den grootenOceaan, de beweeginge van de Maan volgende van het Ooften naar het Westen, en tegen de breede Kuiten van het vaste Land ftrykende, ftuiten van daar weder te rug; en maaken dus Eb en vloed in naauwe Zéen en Rivieren, op eenigen afftand van den grooten Oceaan. Dit verfchaft ons insgelyks reden voor de tydperken der Getye»,eh waarom zy volftandig den Loop der Maane volgen (*)• (*) Die dit berigt van de Getyen,derzelver oorzaak ert werkingen nader opgehelderd begeert, zie hier van de Befchryvinge en natuurelyke Afbeeldinge by laatstgemelden Schryver pag. 344—349- PI- XII. Fig- 3* V. LES.  So V. LES. VAN DE BERGSTOFFEN, GROEISTOFFEN en DIEREN. Konde een Philofoof van zm verknor, om de Grooten en Aanzfenelvk/rf A derwerp zo waardig eens redelyken Schen" feu*, behalve dlt,kan ee?MeS vieinê ver-  Van fiE Bergstoffen* $t verpligt zyn in de Vernaaien van diegene te beruften, welke mogelyk niet zo naauwkeurig, nog zo getrouw geweest zyn, als zy behooren. In aanmerkinge genomen de meemgte vreemde Drogeryen, welke in Britannie gebruikt worden, is het verbaazend, hoe weinig deze zelf, die daar in handel dry ven, van de zaak weetenzo weinig inderdaad, dat zy niet zeggen kunnen, waar dezelve groeijen, of hoe zy gevonden of bereid worden; en onbekwaam zyn om de egte van de vervalschte te onderfcheiden, en derhalven, door misverftand ,dikwils de eene voor de andere moogen neemen^ De Gezondheid en het Leeven zyn van te veel belang om mede gefpot te worden; deze worden egter verwaarloosd, terwyl de Mode Opfchik, en Vermaaken de ganfche Waereld door gezogt worden. Dit is eene droefgeeftige overweeging. Maar, zult gy zeggen, dit is geen ftuk van onze Les, alwaarom wy ook een onderwerp zullen laaten vaaren dat zigzelven, als het ware, in onzen weg heeft ingedrongen; en fpreeken van het geen de Aarde in zig bevat, en van derzelver Voortbrengzels en Inwooners. Want deze Bol begrypt,behalven de Aarde en het Water, welke noodzaakelyk zyn tervoortbrenginge en voedinge van Planten en Dieren,andere ftoffen in zig, die nuttig bevonden zyn voor denmensen. Die weeromkaatzende Verrekyker, dit Goud Horologie , en Mejuffrouw Caroline* Diamante Oorringen, wierden alle uit de Aarde gegraven ; ten minften de werkftoffen, waar uit deze dingen zyn t'zamengefteld, wierden aldaar gevonden. F De-  82 Van de Bergstoffen. Deze zoorten van Aarde, die met behulp van den Regen Groeiftoffen of Planten in zulken overvloed voortbrengen, zyn gemeen* Aarde, Leem , Kley en Zandige gronden. Daar zyn insgelyks Aarden, van deze onderfcheiden, en die in de Medicynen gebruikt worden ; als de Japanfche Aarde, Armenifche Aarde , of Bolus Armenus &e. De dorre en onvrugtbaare gedeeltens der Aarde zyn, ten grootften deele, Zand, kleine Steentjes, Kryt, en Rotzen; want deeze brengen niets voort, ten zyze met A arde vermengd worden Van dorre Zanden zyn 'er verfcheidene zoorten , fchoon derzelver voornaamfte onderfcheid beftaat in hunne koleuren; want het Zand, dat wy op het Papier ftrooijen, om het kladden voor te koomen, en 't geen de Meid op de Vloer gooit, is beide t'zamengefteld uit kleine onregelmaatige Steentjes, zonder eenige Aarde; en van zodanig Zand zyn 'er groote en uitgebreide Woeftenyen in zommige gedeeltens van de Waereld ; en eene in 't byzonder , alwaar Cambyfes, een Oofterfche Monarch,een Leger van 50,000 man verloor. (*) Gy moet zeker mistaften, mynHeer, zeide Juffrouw Caroline. Hoe was het mogelyk voor een gansch Le- (#) Cambyfet Koning yan PerJIe, Egypte» veroverd tobbende, zond van daar een Leger van 50,000Man, om de Ammoniten , of volgens het Verhaal van Jujiinut, den Pragtigen Tempel van Jupiter Ammm te overval* len, hetwelk geheel op deszelvs togt derwaards, zon* der dat daarvan een eenig man is ontkoomen , in de Zandige Wildernisfen van Africa verfmoord is. Suiker Kerk- enWaereldl. GefeJuedeaUfen i. Peel U, Hoofd* 3»fi. Lib, I, Cap. 9,  Vak de Bergstoffen. 8| Leger op die wyze te vergaan? Hoe^ Mejuffrouw , antwoordde de Philofoof: de wind gelyk dezelve in die gedeelten dikwils doet' verhefte veele dagen agtereen, het Zand in Wolken, en 't ganfche Leger wierd verfmoord En zo gy het Leeven van Akxander ae» Groote» leest, zult gy vinden, Mejuffrouw , dat zyn Leger i n groot gevaar was, wanneer hy die zelve Wöeftenye doortrok, in zyn zinneloozen Togt, om den Tempel van zynen vermeenden Vader, Jupiter Armno», téI beonSrwerp'5*3 Maarwv keeren weder tot ons Behalven deze ftoffen, waar uitde Oppervlakte van de Aarde is t'zamengefteld, vinden wy zo wy dieper delven, dikwils lighaamen zeer verfcheiden van die, welke wy naby de Oppervlakte ontdekken: En deze, om dat zy door in de ingewanden der Aarde te graven/ontdekt worden, worden by den gemeenen naam van Oelfftoffe»genoemd; fchoon onder dit hoofd beffoten worden alle Metaale» en Metaal-Ertze» Bergfiofen of hal ve Metaale», Steenen van verfchei' Zelffta»d,gheden, die in Steen veranderd zvn3 S, °v,° uuYeeIe a?dere Lighaamen, die een weefzei hebben tusfchen Steen en Aarde; als oir van verfcheidene zoorten,met eene van weC ke de Landlieden hunne Schaapen merken; Totlood waar van die Pennen gemaakt worden, die wy gebruiken, om te tekenen; en F 2 zom-  84 Van de Bergstoffen. zommige zoorten van Kryt, Steen of Smidskoolen, en andere Lighaamen, die harder dan Aarde, en egter niet zo vast zyn als volkoomenc Steen. Daar is eene verbaazende verfcheidcnheid van Steenen. Zy worden door de Natuurkundigen onder twee voornaame hoofden gefchikt, dat is te zeggen , Gefteenten en Kriflatlen ; en door anderen , onder gemeene en Kostbaare Gefteejitens. Eenige van de aanmerkelykfte, wegens hunne fchoonheid beide en nuttigheid, zyn , Marmer, Albafier, Porfierfteen, Granaat, (een zoort van gefpikkeld Marmer) , Uardft een, &c. Keifteenen, Agaten , Onyxfteenen, en ronde Keitjes ; onder welke zoort Edele Gefteenten geplaatst worden, anders genoemd Kkinoodien of Ju* •wee/en; welke alleen Gefteenten zvn van eene buitengemeene hardheid, en die,"wanneerze gekliefd en geflepen worden, eenen ongemeenen glans hebben, De dierbaarfte van deze zyn Diamanten, Robynen, Saffieren, Amethijlen, Smaragden, Topaafen en Opals. Maar daar zyn andere Steenen, die fchoon ontbloot van fraayheid ,misfchien meerdeugd moogen bezitten,dan veele van de reeds gemelde; zodanig als de Magneet of Zeil/leen, welke de eigenfehap bezit van de Naaide in het Scheeps-Kompas altyd naar den Noordpool te llieren; waar door wy zelf bekwaam zyn in de donkerfte Nagten te Zeilen. Zodanige zyn insgelyks de Wetfleenen, waar op wy onze Meslèn en andere fcherppuntige Gereedfehappen flypen of fcherpen; Kalkfteenen, Talk, Calamynfieen, of Lapis Calaminaris, en veele andere. Be-*  Van de Bergstoffen. 8j Behalven de Lighaamenalrcde gemeld, wordt er insgelyks in de Aarde eene vericheidenheid van Zouten gevonden, als Rots-Zout, of Edelgefteentens Zout, Vitriool, Salpeter en veele andere. De Berg. of Mynftoffen, Markafeten of halve Metaalen, gelyk zy van de Scheikönftenaars genoemd worden, zyn Spiesglas, Tinglas,Btsmuth, fcc. Deze zyn niet brandbaar, rekbaar, no°kunnen met de hamer uitgeflagen worden&maar zyn hard en broos, en kunnen tot poeder gewreeven worden; en het eerfte kan na dat het gefinolten is, door het Vuur tot Kalk gebrand worden. De Mercurius of Kwikzilver is in 't algemeen gerekend geworden onder de halve Metaalen en zomtyds onder de Metaalen zelve; maar ïkdenke, dat zy onder geen van deze hoofden behoort gclteld te worden, maar afzonderlyk aangemerkt; als ook van gelyken Zwavel ichoon dezelve een gedeelte is van het zamen- mcngz-AvzillraauweslntimoKi of Spiesglas Ertten zyn deze zoorten van Aarde, welke uit de Mynen gedolven worden, cn die Metaaldeeltjes m zig bevatten, waar uit de Metaalen worden getrokken. Metaaien worden van andere Lichaamen ondcrfcheiden, door hunne zwaarte, Smeltbaarheid in het Vuur, en Rekbaarheid, of Wykinge enuitbrcidmgc door den Hamerflag, zonder in Hukkente breeken. Deze zjrnZes, nam. öoiïd Zilver, Koper, Tm, LoodCnTzer, welk laatfte het waardiglte van hen allen is.Zy worden zelden of nooit m eenig gedeelte van de Aarde gevonden F 3 dan  25 Va N DE GROEISTOFFEN» dan dat Bergagtig is; hetwelk,in 't voorbygaan, eenigermaate bewyst , het geen wy in eene voorgaande Les waagden te beweeren, nam. dat 'er Bergen waren voor den Zondvloed;want dat 'er Metaalen waren voor den Zondvloed, bly kt uit het geen in de Heilige Schrift aangaanécTubal Cain gezegd wordt,die in Koper werkte &c. en vmjubal den Uitvinder van Orgels (*). Alle Steenen, Mynfioffen en Metaalen worden onderfteld op eene Werktuigelyke wyze in de Aarde te groei jen, uit hunne eigene Zaaden, gelyk de Groeiftoffen op de Oppervlakte van de Aarde. En wat zoort van Lichaaraen dieper in de Aarde, (ik meen naar derzelver Middelpunt) gevonden worden, is aan ons onbekend; want wy kunnen ons alleen gemeenzaam maaken met de Delfftoffen in derzelver Schors, én de Groeiftoffen en Dieren op derzelver Oppervlakte; welker Natuur en Eigenfchappen alleen, inderdaad, te menigvuldig zyn , om door de Menfchelyke schranderheid ontdekt te worden. VAN DE GROEISTOFFEN o.f PLANTGEWASSEN. De Groeiftoffen of Plantgewas/en, groeijende op de Aarde, kunnen in drieClasfen of Rangen verdeeld worden; ik meen deze van Kruiden, Heeften en Hoornen. Krui' (*) Eene byzondere Befchryvïnge en Verklaaringe yan bovengemelde en meer andere Berg en Mynftof. fcn, en de annwyzinge van de byzondere Landftreeken alwaar de raeelte van dezelve vallen , zyn te vinden in *en Hr. Marsm Pbilvfofifcks Onderw, IV.Deel II. Hoofd»  of Plantgewassen, Sr Kruiden zyn deze zoort vanGewasfen,welker Stelen of Stengen zagt zyn, en geen Hout in zig hebben: ais fieterfely, Latuiu, Vioolen, Brandnetels, Distels,eneen oneindig getal andere. Heefters zyn die Planten , welke , fchoon Houtagtig, egternooit totBoomen opgroeijen, maar hunne takken naar de Oppervlakte van de Aarde neerbuigen: Zoodanige zyn deze Planten, welkeRoozen, Camperfoelie, Kruisen Aalbezien dragen , en dergelyke. Maar Boomen fchieten op in eenen grooten Stam, enryzentot eene aanmerkelyke hoogte van den grond, voor dat zy hunne takken uitbreiden, gelyk gezien kan worden in de Eike, Boeke, Olme, Esfche, Denne,\Noote, Kers- fe, en andere Boome». Van de Lichamen der Boomen hebben wy ons Timmerhout, en van den Eikenboom in 't byzonder, Hout tot de Scheepsbouw; zynde geen Houtzotaay, fterk en duurzaam, als het oud Engelsch Eikenhout, nog leevert misfchien eenige Boom meer Timmerhout uit; want daar wierd laatst een Verkogt voor Veertig Ponden (440 Guldens Hollands) uit de Bosfchen van Langley, toebehoorendeaan denBisfchop van Salisbury, welke 6 voeten en twee duimen in zyn middellyn of over 't kruis was, en 10 Tonnen, (of 400 voeten vierkant van Timmerhout) in zig bevatte; en wierd onderfteld duizend Jaaren oud te zyn' " Zie de Eikenboom uit eenen kleinen Ei„ kei gefproten, zeer hoog opryzen, en zig „ tot de Lugt verheffen! als een Koning der „ Bpsfchen, fteekt hy zyn ftaatelyk hoofd * 4 Hom  88 Va n de Groeistoffen „ om hoog, terwyl zyn lichaam door lengte 5, van Jaaren aanwast en toeneemt. Nu ploegt „ een fchoon en vaardig Oorlogfchip (van hem „ gebouwd; de Zee, terwyl in zyne Ingewan„ den de vernielende Donderklooten rusten. „ Van hier draagtBrittannk roem op haare wyd„ uitgeftrekte Regeering , en beheerscht de „ Zee, door den uitgebreiden Eikel. De aanmerkelykfte gedeelten der Planten zyn de Wortel, de Steel, de Blaaden, de Bloemen en het Zaad; de meefte van hen hebben deze verfcheidene deelen, fchoon'er, inderdaad , zommige zyn, die geen Steel hebben, als de Aldê; andere hebben geen Bladen, als de Zevenboom; en andere hebben geen Bloemen, als de Varen. Maar ik denk, dat 'er geene zyn zonder Wortel of Zaad, ichoon zommigen zeggen, dat het Varenkruid, ten opzigt van het laatfte, eene uitzonderinge is (*). Het geen onze verwonderinge ten opzigte van de Planten meest verwekt (en dat inderdaad het onderwerp van veel gefchil onder de Geleerden geweest is), is hunne Voedinge en Voortteeimge. Hier over, zei de Hr. Blosfem , heb ik myn Vader dikwils hooren praaten wanneer ik met hem in den Tuin geweest ben ; maar nadien het geen hy zeide myn geheugenontfnaptis, zou ikblydezyn, myn Heer, dat gy my wilde zeggen, hoe zy hun voedzelontvangen, en hoe hungefiagtworde voortgeteeld. Een naauwkeurig onderzoek van deze Natuure, zeide de kleine Philofoof, zoude u te veel van uwen tyd beneemen, en niet (*; Qwainmergam heeft op Plaat 13 van zyn Eybe] der Natuar hsiZaad van de Varen afgebeeld.  of Plantgewassen. 8§ niet kunnen verdaan worden , zonder de proeven en Aanmerkingen by te brengen , welke door geleerde Mannen daaromtrent gedaan zyn; ik zal derhalven de overweeginge van deze natuure uitftellen tot den naaften loop myner Lesfen. Daar voor zien ik geen reden, zeide Hr. Wiljan, en ook fchynt 'er voor my geene zwaarigheid in de zaak te zyn. Hoé, zy ontvangen hun Voedzel uit de Aarde, doenzc niet ? En gy zaait de Zaaden van de oude Planten , en zy brengen nieuwe voort. Gy zyt te gereed, Hr. Wil/on, zeide de Philofoof, om te praaten van dingen , die gy niet verftaat. De Aarde heeft misfchien niet zo veel te doen met de Voeding der Planten, als men zig in 't algemeen verheelt; (*) want zonder Water, en inzonderheid Regenwater en Dauw, zou 'er maar weinig Groei zyn in F 5 Plan- ƒ*} De Hr.Bonnet bevondt door herhaalde proefneeminge dat de Planten in andere Stoffen dan de Aarde groeijen.Hy zaaide in vastineengepakte.A/iw,en in Spons, in Water gelegd , Snyboonen , Erweten , Gerst en Haver , en bragtze tot volkoome rypbeid; en js van gedagten, uit hoofde van de pjoevendie hy daarvan genomen heeft aan de Bollen van Tuberoozen, Hyachinten, Tulpen, Narcisfen en Jonquilles, dat de meefte Bolgewasfen in de Mos wel voort zullen willen. En onder de veelerleye proeven, die hy heeft genomen om te onderzoeken, welke Stoffen het meefte bybrengen tot den Wasdom der Planten; heeft hy Boekweit gezaaid in Zaagzel van versch Greinenhout; in EikenRun ; in Boomwol en Schaapenwol; in Zwam; in Kalk en Potaarde fyn gewreven; in Zand, Mos en allerieye Aarden; ja ook in een mengzel van deze Stoffen. De Gewasfen, zegt hy , zyn alle voortgekoomen , dog met cenige onderfcheidvan koleur, geilheid en groetè. Zie Uitgezogte Vern, iii, Deel pag- 36— 7S,  90 Van de Groeistoffen Planten en Gewasfen van eenige zoort; en dit kunt gy weeten uit derzelver kwynenden ftaat indroogeSaizoenen, fchoon nog zo dikwils bevogtigd door River- of Putwater. Dit wordt insgelyks geweetenuit de geringe hoeveelheid van Aarde, welke 'er in de Groeijng der Planten wordt opgenomen, want de Hr. Bovleen Woodward beide, kweekten verfcheidene Planten in Aarde, die met Regen of Bron- en zelf gefitreerd en overgehaald Water bevogtigd wierden , en hebben bv het weegen van de drooge Aarde, voor en ha het voortbrengen der Planten, bevonden, dat van dezelve zeer weinig verminderd, of door de Flant opgenomen ware. Door de Plant opgenomen ! zeide Juffrouw Caroline, met eenige verwondering, hoe gy verheelt u dan niet, dat 'er Aarde in de Kruiden en Boomen is ? Ik doe inderdaad, antwoordde de Philofoof, en heb aireede zo veel te kennen gegeven in 't ge.n gezegd wierd van de Vier Hoofdftoffen of Elementen, en ten zeiven tydeu gezegd , indien ik niet mis hebbe, hoe dezelve uit de Planten getrokken konde worden; 't geen was , door de Plant tot asfche te verbranden, en het Zout daaruit tewasfchen, gelyk uwe waschmeid doet, wanneerze Loog maakt; want als dat Zout weggefpoeldis, zal het overfchot Aarde zyn. Indien de Aarde zo weinig toebrengt tot het voortbrengen van Planten, zeide de Hr. Blyth het Water, begryp ik, moet daaraan grootlyks' deel hebben; en dit is blykbaaruit de hoeveelheid van Water, welke de meefte Planten vir-  of Plantgewassen» 91 vereifchen , omze in eenen gezonden en bloeijenden ftaat te houden. Uwe Waarneeminge, zeide de Philofoof, verdient eenige opmerking; maar hoe zult gy reden geeven van de groei der Planten in Zandige Woeftynen'; alwaar het zelden Regent , en van Planten ook, die een grooten overvloed vanSappen in zig hebben; want God Almagtig heeft, ter behoudenis van zyne Schepzelen, die wonderbaare Planten, in zulke dorre Woeftynen doen groeijen, om eenigermaate het gebrek van Water te vervuilen; en zommigen zyn zo zamengefteld, dat zy eene groote hoeveelheid van Water tot gebruik voor de Dieren bevatten. Dit is het geval van den zogenaamden ?yn-a$pd (*) , die , fchoon hy fchynt te (* O ra een meer byzonder en omftandjg berigt van deze Plant , the groud Pine , te erlangen,' wyst de Auteur, in eene Aamekeninge, zyne Leezers naar een Èngelsch Werkje the Christians Magazine No. II. alwaar hy zegt, dat het gevonden wordt, gepaard met gepaste Aanmerkingen, om de wonderen van God in de werken der Scheppinge aan te toonen. Dit gemeld werkje niet by de hand hebbende, en dus nietin ftaat zynde om dat byzonder berigt den Nederduitrchen leeze» ren mede te dee-len, zullen wy van deze en dergely* ke Planten, die de tastbaarfte blyken van Gods wyze befchikkinge in de Scheppinge, en goedertierne zorge over alle zyne Schepzelen allerwegen vertoonen, eea kort berigt ten hunnen behoeve ontleenen, uit Schryveren die onder ons bekend zyn, en daar over verder nagezien kunnen worden. De grouniPine of zogenaamde Pyn-appel, wordt gevonden aan een Boom of Plant, by den naam van WildePy» bekend ; welken dezelve van de Europeërs heeft gekregen , om dat deszelvs Vrugten eenige over» eenkomst met den egten Pyn-appel hebben. Zy groeijen op de Knobbels. Wratten en Uitwasfen dezer Semen, daar sy eene zoon r&O WorteÜnge maaken» waas*  9% Van de Groeistoffen te groeijen als een Uitwas aan den tak van den Boom, dikwils eene pint of halve ftoop zoet waaruit zyregt naar om hoog opfchieten. Deze Wortel is kort en dik. De Bladen groeijen het een in het ander, tot datze zig aan het eWtoë verbreeden. Zy zyn vry breed, en loof 12 duimen lanB De buitenfte zyn zodanig aan den anderen vast, dit het Water van den Regen daarin blyftftaan, tot 2 pinten vogttoe, en du Water ftrekt niet alleen gènoeg Jt "oe. tïï va"dtnWorteI» maar het koomtook aan de Vogels en allerlye zoort van Gedierte, by de anderzins ombekende vogtigheid, dog voornaamelyk aan den Mentenen te ftade,welke zi^ in menigte omtrent die Boc£ men bevinden om zig te laaven. Wanneer men dezePvnappel vindt,fteektmenmet eenMesinde Bladen een weinig boven den Wortel; hier door loopt hetWater uit Jhet geen men in den mond of in een bakje vangt,om zia te verkwikken en te laaven Hift.Befchryv.derReiz. XXI D d Vo Kaptein Dampier uit wiens tweeden togt nair Kam. pjcbe , het bovengemelde getrokken is , voegt 'er bvdathyby eigene ervaarenis wist, hoe uitneemend zeer dit Water aan de Reizigers in die Gewesten tot verkwikkinge dient; hebbende dikwils met zvn Volk hetzelve op voorgemelde wyze in hunnen hoeden gevan gen, en tot laafe.iis gebruik. Dampierll. Deel p. iss De Hr. Dr. Sloane geeft van eene Plant, die hy iri Jamaicar vondt, en m dat I iland gemeenlyk Wilde-Pm genaamd wordt, onder andere deze befchryvinge: Uit den Wortel koomen, zegt hy, Bladeren voort van alle kanten, op de wyze als Look „f Annas, waar van daan het den naam van mide-Pyn or Moes gekresen heeft; deze nu zyn gevouwen of gefloten inmtikanderen , elk blad isjtwee en een hair voet lang; en van drie duimen in zyn begin of grond eindigt het in een punt, hebbende eene zeer holle kromte van binnen en eene bogt van buiten; zo dat alle dieholtens van binnen voor eene zeer ruime bewaarplaats, bak offchaal verftrekken , die zeergoedis, om eene taamelyke mate van Water in zig te houden, hetgeen in het reeenagtig Saifoen op de buitenfte uitgebreide Bladen valt die grpoven hebben, waar door het Water neerloopr! naar de Bak, alwaar het bewaard wordt, als in een Bottel; de Bladen daaragter zwellen u« gelyk een bolle  or Plantgewassen. 93 zoet Water bevat voor de Vogelen, Beeften en Menfchen zelf, om zig te verfrisfchen, in die beete Lugtftrecken, a'waar zy overvloedig gevonden worden, Maar een Plant kan zeer veel Water houden tot onderhoud van Dieren, en egter zelve niet van Water beftaan. En dat dit het geval is, getuigt de on- le Uyen, om den Bottel te maaken, binnenwaards gedraaid, of zig weder naauw fluitende aan den Steel, waar door de wegdampinge van het Watéi, door de hitte van de Zon , belet wordt. Gemelde Dr. fchreef wegens een dergelyk Gewas op Jamaica, de Wateriragende Heefier ,het volgende " Deze Boom groeit op de dorre Heuvels in het Woud, daar anders geen Water te vinden is. Wanneer men zyne dunne Stam in Hukken van twee of drie ellen lang fnydt, en het eene einde in den mond ligt, geeft dezelve een ao klaar en frisch Sap van zig, en dat wel in zulkert overvloed, dat de dorftige en afgematte Reiziger daar door een nieuw leven krygt. Deze Boom is daarom onder alle de Inwooners dezer Gewesten, voor een, byzonder gefchenk, 't geen de Godlyke Voorzienigheid en voorzorge hun in hunne behoefte heeft medegedeeld, aangezien. Navarette eindelyk verhaalt ons van eenen anderen; dergelyken Boom, welke Bejuto genoemd wordt. Deze flingert zig om andere Boomen ; en wel zodanig dat zyn top naar beneden hangt. Wanneer nu de Reizigers van deszelvs Water willen genieten , fnydenzy den top af, en vangen dus het Water, het geen kristal helder is, even als door eene Buis in huune Vaten Sec. Daar vergadert altoos zo groote menigte van Water indezen Boom, dat 6 of 8 Menfchen hunnen dorst daar mede lesfehen kunnen; terwyl "er altyd nog iets van overig blyft. Dit Water is zeer frisch en zoet, en de ge • woone laafenis der Herten, wanneer zy uorftig zyn , vatten zy den top van de Beiuto-Boom roet hunnen bek, en drinken dier wyze tot verzadens toe.' Zie J. Ray Gods Wysh. in de Werken der Scheppinge II. Deel I. Hoofdft. Derbams Godgejeerde Natuurkunde X Boek . en byzonder JSoArj Godgel.Plantk. II. Boek VII. Hoofdft. en agter dezelde J. A. FabriciusGodg.Waterk.p. n. en de Engelfche Verzaamelinge van Zee- en Land-Keizen I. D. &c»  94 Van de (Btroeistoffe» ondetvindinge. Doft.lfW«<*)s 2ette ee„ ne Plant, firieËg, Mu»tey welft 27^greinen woog m een Vies metwater, waa> Sze *! dagen ftond, cn dronfe ïadica tyd oFÏïS greinen Bronwater; en toen daarmtffenomen was dezelve 42 pcütena^^KSS?! was üegts 15 greinen was; »t welke niet het fs Wv^S^? ^ het ^flpild^ Water is w y moeten derhalven naar andere beginzelen van Planten en Oewasfen omlienSn welke algemeen bekend zyn; maar dit zal ik in myn naastvolgenden loop van Lesfen over- Het geen de Plant door de Aarde, het Water ^ en anderzins tot haar Voedzel erlanzt wordt m 't algemeen onderfteld opgenomen te worden door de Vezelen van de Wortel en door den Steel of het Lichaam van dePlant opgevoerd .naar de takken en blaaden door kleme buisjes of pypen, en dan door den Bast of Schors weder te keeren; zo dat 'er eene geftadige Omloop of Circulatie is van tevens vagen in Planten zo welalsïn Dieren. Sr ik helle over om te denken» dat een groot eedeelte van het Voedzel der Planten ontvingen wordt door de zweegaten of holliSS van de Bladen of van de rfuid 0Towd als van den wortel, hoe gebeurt het'S den Dauw f** Z° *** S iJL^Tw n 6 GroelJ"ge, uitgegeven door denHr. •™*& vUy-> e"vertaald « vinden in de reeds meerl StooOfl IuVTa MtngeiMen der Natuurkunde m Moofdfl. als ook denHr. det LandesHsx. Verh. pae lof 6a Marun-i mi. Onderw. IV Deel IV. Hoofdftf" U  ©p Plantgewassen. 95 De Planten vereifchen insgelyks tot hun Voedzel zo wel L,ugt als eene Omloop van deze voedende Sappen; want zy waasfemen zo wel uit als de Dieren, en vereifchen tot die uitwaasfeminge frisfche Lugt, en zelfoefening; nademaal wy weeten, dat Planten, die altyd in een beflotene plaatze gehouden worden, nooit tot volmaaktheid willen koomen. En dat zy uitwaasfemen zo wel als de Dieren, is baarblykelyk uit het voorengemeld voorbeeld van de Mtmte, groei jende in Bron water; want indien niet het honderfte gedeelte van het door de Plant opgenomen Water, een gedeelte van de Plant zelve wordt, moet al het overige uitgewaafemd worden door de zweetgaten, of onbegrypelyke kleine holligheden in den Bést of Bladen. Dit brengt my een bevel in gedagten, zeide Juffrouw Caroline,welken Mylord de Markgraaf aan my gaf, van nooit in dcTaxis te zitten; want de ftoffe door deTaxis uitgewaasfemd, zeide hy, is fchaadlyk of verdervelyk, en zal u ziek maaken. Eh ik geloove, dat dit de reden was, dat hy order gaf om dien ouden Boom uit te roeijen. Maar eilieve, myn Heer, hoe en op wat wyze kunnen de Planten uitwaasfemen? om dezelve reden, Mejuffrouw, en mogelyk op dezelve wyze als de Dieren, antwoordde de Philofoof. Het wordt waarfchynelyk veroorzaakt door de hitte ; want wy weeten, datzy overvloediger in den Zomer uitwaasfemen dan in den Winter; ja wanneer dit groeizaam be« ginzel lang door de koude is tegengehouden geworden, breekt het met zulk eene kragt uit» wan-  Van dè Dieren. wanneer de warmte aankoomt, dat het °-eeri ongcmeene zaak is in koude Noordfche Landen , de Boomen de eene week met Sneeuw en de naastvolgende met Bloeifels bedekt te zien. De Planten worden op verfchillende wyzen voortgeteeld; dog dealgemeenfte is door Zaad. Zommige Planten egter koomen voort uit een gedeelte van den Wortel van de Oude Plant, in den grond gezet, als Aard appelen; andere uit nieuwe Wortels van den Ouden voortgebragt, als Hyacinten en Tulpen; aridere door afgefneede takken in den grond te zetten, die daar Wortel zullen fchieten en groeijen, als Wyngaardfiekken; en andere worden voortgeteeld door Inenting, Botting of Inoculeeren. Maarhet geen ik als het wonderbaarfte, en bezwaarlykst om te bevatten, yoorftelde, en wel voor het Voorwerp van eene Les in myne volgende Verhandelingen, is de Sexe of Kunne der Planten. Want veele zoorten hebben beide Mannelyke en Vrouwlyke werktuigen (organa), en de eene zal niet bloeijen en wasfen zonder de hulp van de andere, VAN DE DIEREN. Wy ftaan nu te fpreeken van te Diere», die de Aarde bewoonen, welke natunrelyk onderfcheiden worden in Menfchen en Beeften. Daar fchynen Vier verfchillende Zoorten van Menfchen te zyn. ... Ja, wordt niet verfchrikt, Juffrouw Caroline! . . . Myn Heer^ zeide zy, ik zou geene tegenwerpinge gemaakt  Van de Dieren. 97 maakt hebben, al hadtgy vierhonderd gezegd nuds gy dezelve naar hunne verfchillende Ge' iteltenisfen hadt onderfcheiden. . Wel ge zegd , Mejuffrouw s zeide de Philófoof, of naar hunne verfchillende Weezens-trekken en dan had gy vierhonderd duizend mogen zeg! gen; want het is zeer zeker , Mejuffrouw ichoon zeer wonderbaar, dat, uit vierhonderd duizend Aangezigten, gy geen tweenaauwkeung gelyk zult vinden; ennogtans zoude ganfche Waereld, zonder deze WondeZre en gunltige Voorzienigheid, in verwerrine-e geweest zyn. Maar de verdeelinge, welke ik wilde maaken van de Menfchen, MejuffrouwCaroline, is die vmBlanke, Taankoleurhe. Zwarte, en Bosje; en deze, zult gy toeftaan Zynrleu °?zlgte van de ko!eur weezenlyk verfchillende. De meefte Europiaane», en zommige AJlatifibe Volkeren, zyn Blank; dl Afrtcaanen, op de Kust van de Middelandfche zee, zyn Taankoleurig; die op de Kust van Gmne, Zwart; en de oorfprongelyke Americaanen, Ros, of van eene Koperagtige koleurHoe zy dus kwamen, is alleen aan hunnen Maaker bekend ; en ik verzoek derhalven dat gy u de moeite gelieft te fpaaren, vanmy omtrent dit ftuk eenige Vraagen te doen De Beeften kunnen in vier Clasfen of Rangen verdeeld worden: als 1. Lugtdieren , of zodanige, die Vleugels hebben en in de Lugt Vliegen ; SIS Vogelen, Wespen, Vliegen &c 2 Land' dieren, of deze, die aan de Aarde bepaald zvn als Viervoetige; Kruipende dieren, die veele voeten hebben; en Slangen, die in 't geheel geen G voe-  98 Van de Dieren. voeten hebben. 3. Waterdieren, ofj die in het Water leeven; als Vtsfcben van alle zoorten, 't zy zy met fchubben of fchaalen gedekt, of gelyk de Aal zonder een van beiden zyn. 4. Halffla&tige, of die, welke eenen geruimen tyd of op de Aarde, of in het Water leeven; als Otters, Kalmannen , Zee-fcbilpadden &c. (*). jk zegge eenen geruimen tyd, om dat ik begrype, dat het gebruik van beide die Elementen noodzaakelyk is, tot het beftaan van deze Dieren; en dat, fchoon zy voor eenen aanmerkelyken tyd op het Land in de opene Lugt, of in het Water eenigzins van de Lugt uitgefloten, kunnen leeven; zy egter kwynen en fterven zouden, indien zy geheel bepaald wierden of befiotenin een van beide deze Elementen. In deze Verdeelinge van de Dieren moeten •wy egter aanmerken , dat 'er zommige zyn , die niet onder eene byzondere Clasfe kunnen befchouwd worden; zynde , als het ware, van eene middelflagtige Natuure , en uit twee zoorten beftaande; dus fchynen Vleermuifen gedeeltelyk Beeften en gedeeltelyk Vogels te zyn. Zommige Kruipende, en eenige Water, dieren, onbreeken insgelyks een of meer van de Vyf Zinnen, waarmede andere Dieren bekleed zyn; als Wormen, Hoorens, Oefiers, &c. Indien ik niet mistaste, zeide Juffrouw Caroline, heb.ik gezien, dat de Dieren, in boeken over de Natuurlyke Hiltorie, in verfcheidene Clas- , (*) Zie verder over dé Tweeflagtige , of Dieren var» beiderieye leeven. Nac. Hilt, volgens het lamenitel van Ainow i, Deels iv. Stak.  Van de Dieren. 99 Ciasienverdeeld, en befchreven worden, onder de Hoofddeelen ymBeefte», Vogelen, VisJche?i en In/eélen of gekorvene Diertjes Dat is weLwaar, Mejuffrouw, zeide de Philofoof; maar de gemelde Orde koomt best met myn tegenwoordig oogmerk overeen, en kan geene veranderinge maaken in de Natuur der zaaken. Egter, nadien ik het woord Injeéle» of gekorvene Diertjes nog niet gemeld hebbe, fchoon zy zyn opgefloten in myne verdeelinge der Dieren, mag het voor my noodzakelyk zyn aan te merken, dat zydus genoemd worden uit hoofde van eene affcheidinge in hunne Eichaamen, waardoor zy ogenfchynelyk in twee deelen verdeeld worden, zynde deze deelen alleen door een klein bindzel aan elkanderen gehegt; gelyk in Vliegen, Wespen &c En nadien zommige van deze Infedten verfcheidene Veranderingen ondergaan, en met den tyd geheel verfchillende Dieren worden zal ik dezelve in mynen naastvolgenden loop van Lesfen meer byzonder overweegen, hebbende daartoe tegenwoordig geen tyd: want het is een Veld vol wonderen, en behoort met groote oplettenheid onderzogt te worden. Daar is iets zo verbaazende en wonderbaar m de Gedaanteverwisfeling der Infecten, dat ik my zeiven verlies in Overpeinzinge, zo meenigmaalen dit Onderwerp myne Ziele treft ; en zomtyds genegen ben van te denken, dat andere Dieren ook eenige zodanige Veranderinge ondergaan mogen! Wie die de Waarneeminge niet gedaan hadde, Me! juffrouw5zoude denken,d« ditkriewelende  loo Van de Dieren. of liever hier flaapende Wormtje, haast een fraai je Capelle zou worden, vercierd met alle de fchoone en pragtige koleuren van den Regenboog; of dat deze Zyworm bekwaam zoude zyn, om zo veele verfchillende gedaanten aan te neemen ? (*) En is het niet gansch en al ten hoogften wonderbaar, dat, indien zommige Dieren, in Hukken worden gefneden, ieder afgefcheiden ftuk of deel van 't oorfpronglyk Dier van zigzelven een geheel Dier zal worden? En egter dat de Polypus met deze eigenfchap bekleed is, is reeds beweezen; en ik heb hier een, die eenigen tyd geleden in verfcheidene (tukken verdeeld wierd , welks deelen nu onderfcheidene en volmaakte polypi en leevende Schepzels zyn geworden, gelyk gy zien kunt, door dezelve door dit Microscoop of Vergrootglas te befchouwen. Maar de fchranderheid en fcherpheid van de Zintuigen van zommige Dieren, (in welke zy den Mensch fchynen te overtreffen) is gansch en al verbaazende, gelyk ik naderhand zal aantoonen. Naderhand, zeide Hr. Wtffon, waarom doet gy het nu niet? Stil, ik bid u, Tomas, zeide de Philofoof, leer dit eerst, en dan zal ik tot u fpreeken van Bevers, (t) die Hui- (*) Om in dit uitgeftrekte Veld vol wonderen te weiden em zig te verlustigen, kan men te regt koomen by Goedaart, Juffrouw Merian, Roefel, Nat. Hijiorie boven gemeld i. Deel xi. Stuk. J. Swammerdata Bybel der Natuure , het werk van Sepp, Reaumeur en verfcheidene andere Natuuronderzoekers van dit zoort. (fj Zie eene Befchryvinge vtn de Huishoudinge en opmerkèlyke Levenswyze der Bevers, Nat. Hift, I, Deel II. Stak 37. Hoofdft.  Van de Dieren. xoi Huizen bouwen; van Byen, (*) die zi°- zelve tot eene Maatfchappie fonneeren, en eene Koningin verkiezen om hen te regeeren: van Vogels, kennende de Breedte en Len Zr Mama ! daar , Mm ! En nu begint de Ziel te werken; want voelende zyns Vaders hand op zyn Hoofd, en ziende dezelve op het Hoofd van 'tjongetjen in denSpiegel, roept hy uit, daar my! Deze vemgtinge nu wordt in| het Geheugen gehuisvest, hetwelk, zomeenigmaalen 'er van eenen Spiegel wordt gefbroken dit denkbeeld van deszelvs wêé'omkaaSenae Voorwerpen aan de Ziele zal terug geeven Het geheele Gezelfchap fchepte in dit gemeenzaam Voorbeeld behaagen; maar Hr Harry vraagde, waarom hy, boven alle dingen gebruikmaakte van eenen Spiegel ? Omdat' mynHeer, zeide hy, dezelve een Voorwerp is , waar mede zommige Menfchen allergemeenzaamst bekend zyn. Nadien de Hr Harry een uitneemende Zotskap is, zo veroorzaakte dit antwoord een luidrugti* eelach en de Hr Telescope wierd zo wel ^angezkn voor een fynen Geest als voor een Philofooffchoon ik genegen ben van te denken, dat de mtdrukkinge enkel toevallig, en niet beoogd was om Hr. Harry te treffen; om dat ik wee-    Verstand des Menschen. io weete , dat zyn gezond verftand hem niet zoude toelaaten, om eenen Ouderen en Meerderen op die wyze te behandelen. Het gelach een weinig gehuld zynde, ging de Philofoof dus met zyn Les voort. Alle onze denkbeelden derhalven worden verkregen s of door Gevjaar-wordinge (der uiterlyke Voorwerpen) , of door Opmerkingeen Overdenkingen dat is te zeggen, door middel van onze Vyf Zinnen; als het Gezigt, hetGehoor, de Reuk, de Smaak en het Gevoel; of door de Werkingen van de Ziel. Voor dat gy verder voortgaat, zeide de Graavin van Tuibgbt, denke ik, dat gy voor het Gezelfchap zult verklaaren, wat door het woord Denkbeeld gemeend wordt. Dit begryp ik, zeide de Philofoof, dat genoegzaam verklaard is, door 't geen omtrent den Spiegel gezegd wierd; dog indien gy eene andere bepaalinge daar van begeert, ik zalze UEd. geven. Door een Denkbeeld dan , verftaan ik die Beeldtenis of Scbilderie, Mevrouw, welke in de Ziele van eenig ding geformeerd wordt, dat wy gezien, of waar van wy zelf hebben hoorenjpreeken; (*) want de Ziel is zo handig en vaardig op dit zoort van Schilderien, dat eene Stad, by voorbeeld, niet zo ras genoemd wordt, of de Verbeelding? fatzoeneert dezelve in eene gedaante, en vertoont en biedze aan het (*) Alle bevactinge der Ziele aangaande eenige raak hoedanig ook, en op welke wyze verkregen , wordt een denkbeeld genoemd. Zie over den Oorfprong en, de verdeelinge der Denkbeelden in het breede W.J. SGavefande Inleiding tot de Wysbegeerten t. Boek lï. Deel XIX, Hoofd, & II, Boejs I. Ceel I; Hoofd, fis»  iio Van de Vrj Zinnen en het bet geheugen aan. Niemand van dit Gezelfchap , vermoede ik, heeft ooit 2W« 12nf°Pf jf '?r WW geen een van & ?f^-,h/dt ln zyne Ziele eenig denkbeeld of fchilderye van die ongelukki-e Stad geformeerd of begrepen. Niemand van ons zag ooit de overzeldzaame Armee en Oiiphanten van den Nabob; en egter hebben wy alle voor ons zeiven een afbeeidzel gevormd van hunne Vlugt, voor een kleine party van ™l?„b,raave Landslieden , welke door den treffelyken en dapperen Colonel clive tegen hen wierd aangevoerd. Wanneer wy in de JNieuwspapieren eene befchryvinge leezen van een Zeegevegt, of van het inSeemen of veroveren van Louisburg, guebec of eemgeandere gewigtige Sterkte, geeft de Ziel onmiddelyk eene afbeelding van de Verrigtin^e ■ en wy zien onze kloekmoedige OiiiciereS hunne Ordres uitdeden, hun onverzaagde Manfchap hunne Zeilen vastgorden, hun Kanon losien, de Wallen beklimmen, en hunne Vvanden voor zig heen dryven. Om dit Onderwerp een weinig verder te vervolgen Niemand heeft ooit een Draak, een Griffioen, of een Nagezien; nogtans heeft elkeen éene Schildene of Beeltenis,of met andere woorden een Denkbeeld van deze ingebeelde Wee zens geformeerd. . . Wanneer nu dit De„k. éeeld of Beeltenis in de Ziel gemaakt wordt door een Gezigt van het voorwerp zeiven' mag het een Volkoomen (adequate) of -weezenlyk Denkbeeld genoemd worden; maar wanneer het jn de Ziele wordt begrepen zonder het voorwerp  Verstand des Menschen. ut werp te zien, is het een Onvolkoomen (inadequate) of ingebeeld Denkbeeld. Ik zal myne rcdeneeringe over de Zintuigen beginnen, met dat van het Gezigt, zeide hy , om dat, gelyk de Hr. Addifon aanmerkt, hec Gezigt het volmaakfte envermaakelykfte van allen is. Het werktuig van het Gezigt is het Oog, hetwelk beftaat uit verfcheidene deelen, en zeer wonderbaar is t'zamengefteld tot hec inlaaten en buigen van de ligtftraalen. Deze , welke koomen van hetzelve point van het Voorwerp, en op verfchillende gedeelten van den Oogappel vallen, worden weder te zamen gebragt op den bodem van het Oog; en door dit middel wordt hergeheele Voorwerp getekend of gefchilderd op een Vlies , genaamd het Netvlies (retina), dat daar gefpreid is (*). Maar (*) Vermids deze befchryving van het Werktuig de» gezigts myns oordeels, niet gelchikt fchynt, om nieuwelingen , eenig denkbeeld van. deszelvs konftig zamenftel te geven , agt ik het niet ondienftig, om hec onderfcheiderer en klaarer berigt van de gedaante en, het gebruik van het Oog van den, Hr, Marti» hier nevens te voegen. "(Dit fraaifte en wonderlykfte van atle_ Gods werken , het oogaam. zegthy , is zeer koning, uit verfcheidene Rokken, Vaten , enVogtenvati driederleye zoort t'zamengefteld, ea gefchikt om te zien. Het eerlle Vogt van het Oog wordt het Wateragtig vogt genoemd, en gelykt in alle opzigten naar water, dog is van eene Geeftige Natuure, want hec bevriest niet, in de grootfte koude. Het tweede wordt het Kriftallyne vogt genoemd. Dit is doorfchynende , en vafler dan de twee andere Vogten. Het heeft de gedaante van een Vergrootglas, dat aan weerkanten bolrond geilepen is, en het heeft ook in het oog hetzelve gebruik. Agter dit legt het Glasagtig Vogt, dac wel naar het wit van een Ey gelykt, V»n dit Vogt ie vee*  ïi2 Van de Vyf Zinnen en het Maar hoe is 't mogelyk voor u, zeide Hr. Harry, om te weeten, dat het Voorwerp dus op het Netvlies wordt getekend? Eenigermaate uit het zaamenftel of maakzelvan hetOo" antwoordde de Philofoof; maar ikdenke, dat zulks klaar blykt uit de ongefteldheid van het Oog, wélke de Chirurg vns de heldere Star (gutta ferena) noemen; het eigen ongemaak, datMyiord Butler in een van zyne Oogen heeft. Indien gy het onderzoekt, zult ey vinden, dathy geen gezigt met dat Oog heeft, fchoon het zovolkoomen fchynt als het andere, met welken hy wel ziet. Dit wordt derhalven veroorzaakt door eenige verlamminge, of andere ongefteldheid in het Vlies of Uitlpanzel van veel meer in het oog, dan van de twee andere, en het geeft de klootfche gedaante aan het oog. Het is dikker, dan het wateragtige; maar dunner, dan hec Kriftallyne Vogt. Agter dit vogt, op den grond van het Oog, legt een dun zamengefteld Vlies, dat men het Netvlies noemt, door het welke de mergagtiee vezelen der Gezigtzenuwen, die van het brein af koomen, uitgebreid leggen. De Ligtftraalen nu, die van alle deelen der Voorwerpen afkoomen , vallen eerst op het Wateragtig vogt van het Oog, door het. welke zy geboogen zynde, in het Kriftallyne Vogt koomen waar door een aan weerskanten Bolgefleepen Vergroot' glas, d« door het Glasagtig vogt op zynen behoorelyken afftand geüouden wordt, zy nog meer gebogen wordende, naar eikanderen toeloopen, en zig op het Netvlies vereenigen De indruk, die de Ligtftraalen daar maaken , wordt door middel der Gezigtzenuwen tot de gemeene gewaarwordings plaatze der Ziele, in de herfenen over gebragt, alwaar aan de Ziele een beeld van het Voorwerp vertoond wordt. Op deze wyze wordt het gezigt, door middel van het Oog te wege gebragt. Zie Philofofifche Onderw. IV. Deel V Hoofdft. en breeder. J. Ray , Gods Wysh. in dé Werken der Scheppinge II. Deel V. Hoofdft. Derbams Gedg. Natuur. IV. Boek II. Hoofdft. en andere.  Verstand des Menschel 113 tan de Gezigtzenuw, hetwelk wy het Nef vim noemen, en bewyst dat al het Gezigt van daar voortkoomt. Dat geen, 't welk in ons de gewaarwordinge, welke wy het Gezigt noemen, voortbrengt, is het Ligt , want zonder LM is mets Zigtbaar Het Ligt nu kan aangemerkt \ worden , of als ftraalende en fchitterende van . ligtende Lichaamen regclregt naar het Oog en dus zien wy deze verligtende Lichaamen zelve; als de Zo», eene brandende Toorts &c of als van andere Lichaamen weeromgekaatst wordende, dus zien wy eene Bloem, een Mensch &c., of eene Schilderie van dezelve wed-r gekaatst tot onze Oogen, door de ftraalen van het Ligt. 1 Men moet aanmerken, dat de Lichaamen , die het Ligt betreffen, van driederleyezoort i zyn: 1. deze, welke de ftraalen van hetLigt j Ultfchieten , als de Zon en vaste Sterren; 2 die de ligtftraalen doorlaaten , als de Lugt ■ en j 3. die, welke dezelve wederomkaatzen' als ! de Maan, de Aarde, jfer &c. De eerfte noe- I men wy ligtende; de tweede doorfehynende; en I de derde donkere Lichaamen. Insgelyks moet [worden aangemerkt, dat de ftraalen van het Ligt zelve nooit gezien worden; maar door middel van dezelve zienwy de ligtende Lichaamen , van waar zy oorfprongelyk koomen,^ en de donkere Lichaamen, van welke zy weergekaatst worden. Dus, by Voorbeeld wanneer de Maan fchynt, kunnen wy de ftraalen met zien, die van de Zonaar de AW gaan; maar door middel van dezelve, zien H wy  H4 Van de Vyf Zinnen en het wy de Maan, vanwaar zy wederomgekaatst worden. Indien het Oog regelregt geplaatst is in de Middelftoffe, waar door de ftraalen naar hetzelve pasfeeren, wordt de Middelftoffe niet gezien; want wy zien nooit de Lugt, door welke de ftraalen tot ons Oog koomen. Maar indien een doorfcbynend Lichaam, waar door de ftraalen moeten gaan, op zekeren afftand van ons geplaatst is; dat Lichaam zal gezien worden zo wel als die Lichaamen, van waar de ftraalen koomen, die door hetzelve gaan naar onze Oogen: By voorbeeld, hy die door eenen Bril kykt, ziét niet alleen Lichaamen door denzelven, maar ziet insgelyks het glas zeiven , om dat het glas een vast Lichaam zynde, eenige ligtftraalen van deszelVs Oppervlakte wederomkaatst; en geplaatst zynde .op eenen bekwaamen afftand van 'het Oog, kan het gezien worden door die wêêromgekaatfte ftraalen , ten zeiven tyde dat Lichaamen op een grooteren afftand, door de doorgelaatene ftraalen, befchouwd worden. En dit is mogelyk de reden, waarom Voorwerpen onderfcheidener gezien worden door eenen Wêêrkaatzenden, dan itraalbuigenden Verrekyker. Daar zyn twee zoorten van donkere Lichaamen: nam. deze, welke doof zyn; als de Maan, de Aarde, een Paard, een Man &c. en andere , die glad of fpiegelszyn; gelyk die in wêêrkaatzende Verrekykers, welker oppervlakte gepolyst of glad gemaakt zynde, de üraalenin dezelve orde weder terugkaatsen, als  Verstand Des Menschen. h5 als ^ van andere Lichaamen kwamen, en ons hunne Afbeeldzels toonen. En ftraalen d?e dus van donkere Lichaamen te rugTtf worden , brengen altoos het den&eeldvS leurin deïSf fchoon dezeS leur in de Lichaamen niets meer zy dan ee ovefvfoeK oTi? «** Z°m « naar• w nlfL in e,ene Srootere menigte naar het Oog te rug te kaatzen, dan de andeie; want byzondere ftraalen drukken op het Oog byzondere koleuren; zommige zvn »w andere Blaauw, Geel, Groent. Jê£ffi merken dat ieder Lichaam of deefvan ligt dat van de Zon koomt, fchynt t'zamengeifeld te zyn uit deze verfchilleride zoorten van ftraa^ Jen; en gelyk eenige van dezelve meer S. W ^zyn dan andere, dat is te zeggeh dat zy meer van haaren 'loop afgewend worde? tStïSderT0^ T d" e"^M?ddXdffe tot ae andere, zo volgt noodzaakelvk dar wo'rd?nZ?nTaretfê'e' ^hSzullS woiucn, en naaie koleuren zig onderfchpi, den zullen yertoonen enfchvnen De S baarfte van deze zyn^ p%U? endem?nft btugbaai-ehet W; en de tusfchenbe den™ de koleuren, m orde, zyn indigo, Blallw Groen, Geel, en Oranje. ' J Hoe weet gy, Heer Philofoof, zeide Hr Harry dat de Koleuren op deze wyze afee H 2 Nu  n6 Van de Vyf Zinnen en Het Nu Hr. Harry, indien gy zult gelieven dcze Prisma te houden in deitraalen van de Zon, zult gy deKoleuren, op voorgemelde wyze, zien afgefcheiden. Eiiieve kyk, Mejuffrouw Caroline, de afzonderinge is "zeer vermaakelyk, en gy zult vinden, dat hetgeen ik in myne derde Les van den Regenboog gezegd hebbe , door deze Proefneeminge bevestigd wordt (*). Alle deze ftraalen verfchillcn niet alleen in Buigbaarheid, maar ook in Wêéromkaatsbaarheid; ik meene in de eigcnfchap van meer of min gemakkelyk wederomgekaatst te worden. En hier uit fpruiten alle de verfchillende Koleuren der Lichaamen. Daar wordt onderfteld, dat de Witheid van het Ligt der Zon is toe te fchryven, aan eene vermenginge van alle de oorfprongelyke Koleuren, in eene behoorelyke evenredigheid; en de Witheid in andere Lichaamen, is eene gefteltenis, om alle deKoleuren van het Ligt weder te kaatzen , byna in dezelve evenredigheid , als zy in de oorfprongelyke ftraalen van de Zon vermengd zyn; gelyk Zwartheid, in tegendeel, aireen eene gefteltenis is, om de meefte ftraalen van alle zoorten, die op deze Lichaamen vallen , zonder wêéromkaatz'ingein te zwelgen of tefmoorcn; en het is om deze reden, mogen wy onderitellen, dat zwar- (*) Deze Proefneeminge, die ten uïterften aangenaam ïs, en met weinig omflag en moeite gedaan kan worden , wordt op eene klaare wyze aangeweezen, en in eene bygevoegde afbeeldinge Ieevendig vertoond, in xneergemelden Hr. Martini Phii, Ondexw, I, Deel VII. Hoofdft. Pi. II. Fig. I.  Verstand des Menschen. 117 zwarte kleederen warmer zyn, dan die van andere Koleuren. De Inwooners van Napels fchoon in zulk eene heete Lugtftreek dragen voor het grootlte gedeelte zwart ' Het Ligt, gelyk wy airede hebben' aangemerkt , wordt agtereenvolgelyk of voortgaande met de verbaazendfte fnelheid verbreidwant het koomt van de Zon tot de Aarde in omtrent feven of agt minuten, fchoon op eenen afftand van feventig (volgens andere omtrent 81) nullioenen Engelfche Mylen van ons af zynde. 3 Het Gehoor is naast het Gezigt de wtgeftrekw w" w Z-e Zintui.Sen i waar van het Oor het Werktuig is wiens zaamenftel enmaak- £ Kft fraay is; >elvk in deBoeken der Ontleedkunde gezien kan worden (*) Dat geen, hetwelk het Oor tot de Herfenen overbrengt, wordt Geluid genoemd, fchoon het in der daad en weezcnlyk niets anders zy dan Beweeginge, tot dat het reikt tot het Gewaarwordende gedeelte en hetzelve aandoeten deze Beweeginge, welke in ons de gewaarwordmge van het geluid voortbrengt is eene flingenng of golving van de Lugt, veroorzaakt door eene zeer korte en fthfelvke drillende Beweeginge van het Lichaam, van welken dezelve verbreid word. Dat het Ge luid op deze wyze wordt overgebragt kan geweeten worden, door 'tgeen waargenomen en gevoeld wordt in de fnaaren vanSpeehui H 3 gen (*) Zie J. Ray, Gods Wysheid Sec, II. Deel Tv Hoofdft.6" "rb<"nS G°dge1, N«u"k/ IV. Boek iiC  ïiS Van de Vyf Zinnen en het gen ofMuzyk-inftrumenten, en in Klokken, welke zo lang drillen of fungeren, als wy gewaar worden, dat van dezelve eenig Geluid koomt; en uit hoofde van deze uitwerking welke zv in ons voortbrengen, worden zy klinkende Lichaamen genoemd. Het Geluid wordt fchielyk zeer wyd verbreid , dog op verre na zo fnel niet als het ligt. Dat weet ik niet, zeide Juffrouw CarovTi hebt gyvergeeten, antwoordde de i'niioloof, wat in onze Les over de Lugt gezegd is; en om door eene proef te bevestigen hetgeen ik beweerde, moetik zyn Lordfchap verzoeken om eenen van zvneKnegts tegelasten, om op zekeren afftand in het Perk te gaan, en een Musket te losfen. De Heeren waren 'er tegen, zynde het eene waarncemmge, die zy honderd maaien gedaan hadden; maar om het Jonge Volk genoegen te geeven, gaf Mylord aan zynen Wildfchutter den last; en wanneer het Musket wierd afgeicnoten , hadden zy de voldoeninge van net Vuur lang te vooren te zien. eer zy den ilag hoorden. 1 Detoaéis een ander Zintuig, welke in ons door uitwendige Lichaamen fchynt verwekt te werden, en zomtyds door Lichaamen op eenen grooten afftand; maar hetgeen de Neus het Werktuig van de Reuk, onmiddelyk aandoet, en in ons de gewaarwordinge van eenige Reuk voortbrengt, zyn de uitvloeizels of ontzigtbaare deeltjes, welke van die Lichaamen naar onze Reukzenuwen vlieo-en Hoe bcwystgy dit, JongHcertje? zeideHr.' ' Har-  Verstand des Menschen. 119 Harry. Myn Heer, antwoordde de Philofoof, waart gy gisteren hiergeweest, gyzoudt deze Vraag niet gedaan hebben; want, nadien de Wind Noord Oost was , deeden de uitvloeizeis van Mylords Tichgel-Ovens ons byna Hikken ; maar nu de Wind naar het Zuidwesten gedraaid is, merkt gy niets zodanig, om dat die uitvloeizclsnu een tegenftrydigen weg gedreven worden. Het Vermogen, dat zommige Lichaamen hebben, om deze Uitvkeizels of Stroomen uit te fchieten, zonder zigtbaar verminderd te worden , is voor my allerverbaazcndc ; dat het nogtans waarzy, weeten wy door overvloedige ondervindinge. Een enkel greintje Muskus, zal duizend Vertrekken of Plaatzen met Reuk vervullen, en die ruikende deeltjes een groot getal van Jaaren, zonder verfpild te zyn, uitfehieten. Deze deeltjes moeten zekerlyk uitneemende klein zyn; dog derzelver kleinheid is niets, wanneerze met deLigtdeeltjes vergeleken worden, welke door Glas gaan en heenen dringen, of met de Uitvloeizeis van denZeilfteen, welke onbelemmerd door Metaale Lichaamen pasfeeren; daar die Uitvloeizeis, welke de gewaarwordinge van de Reuk voortbrengen, niettegenftaande hunne wonderbaare eigenfehap om aan alle plaatzen reuk te geeven, en zonder eenige gevoelige verminderingc, egter te grof zyn, om door de Vliezen van eene Blaas te gaan, en veele van dezelve zullen naauwlyks door gemeen wit papier heenen .dringen. Daar zyn maar weinige naamen, om het H 4 on-  i2o Van de Vyf Zinnen en het oneindig getal van Reuken uit 'te drukken welke wy ontmoeten. Ik kenne geen andere, dan deze van Zoete, Stinkende, Vunfige , Muffe Zuure; want zo fchraal is onze Taal in ditopzigt, dat de overige uitgedrukt worden, of doortrappen vanvergelykinge, of doorbynaamen ontleend van Lichaamen, die reuk voortbrengen, welke, in veele gevallen zeer onnadrukkelyk moeten zyn jwaót de Reuk van eene Roos, van eene Violet, en van Muskus, fchoon alle zoet, zvn nogtans zoonderfcheiden, als eenige Reuken hoedanig zy ook zyn mogen. Het naastvolgcnde Zintuig, dat onder onze het Werktuig de Tonge is en het Verhemelte ■ maar voornaamelyk de Tong. Ja, zeide Juffrouw Caroline en een aardig Werktuig is het Wanneer, Mejuffrouw, antwoordde de Philoiool , dezeive met uwe befcheidenheid gebruikt wordt. Maar ik moet voor u en de overigen van 't goed Gezelfchap deze aanmerkinge maaken,dat, fchoon Lichaamen, welke Ligt GeImdcn Reuk uitfchieten, gezien, gehoord en gerooken worden op zekeren afftand, geen Lichaamen egter de fmaak kunnen voortbrengen zonder onmiddelyk aan het Werktuig gevoegd te zyn. Want fchoon het eeten in den Mond geplaatst wordt, weet gyno°tans niet wat fmaak het zal voortbrengen, totdat gy het niet uwe Tong of Verhemelte aangeraakt hebt. ö Schoon 'er eene verbaazende Verfcheidenheid van fmaaken zy, wy hebben egter hier, gelyk m deReuken,maar een weinig algemeenè naa-  Verstand des Mensche'n." 121 naamen omzc alle uit te drukken; Zoet, 2*»»?-, Bitter, Wrang, Zagt of Laf, en Garjiig, zvnze alle , die ik my kan te binnen brengen ;' en onze andere denkbeelden van Smaak worden in 't algemeen overgebragt door ontleende gelykenisfen cn uitdrukkingen, gelyk die van deReuken. Het is wonderbaar, zeide de Ambasfadeur, dat, in deze eeuw van Gulzigheid, uwe Taal zo fchraal zonde zyn, datze ugeen woorden verfchafte, om die denkbeelden uit te drukken, welke door uwe uitgezogte geuren in u verwekt worden. Myn Heer, zeide de Markgraaf, hiervan kan men gemakkelyk reden geeven. Ik moet U Excellentie onderngten , dat wy onze meefte nadrukkelyke woorden en uitdrukkingen aan de Poëten zyn verfchuldigd , die nooit veel met goed eeten bekend waren, en zulks nog minder zyn , zedert de Letterkunde haare geur heeft verlooren. Dat is wel waar Milord. zeide Hr. Harry, hunne geregten, armefcheDzels , zyn .kortelings van de ingebeelde Zoort geweest; maar hadt gv eenige weinige ryke Poëten, die het konden uitvoeren om te leeven gelyk Menfchen van fmaak in plaatzevan uwe Zoets en uwe Zuurs, en zulke ouderwetfche bewoordingen , zoudt °v hebben de Calapash en Calapee Geur , de kenende Kreefte Geur, de gegeezelde Varken Geur en eene lyst van andere, zo lang... zo lang als myn arm. Foey, Hr. Harry, zeide de Markgraavinne, niet meer daarvan, verzoeke ik; weet, dat Juffrouw Caroline den naam van Barbaarsheid niet kan veelen. Nog ik, zeide de H 5 Am-  122 Van de Vyf Zinnen en het Ambasfadeur; maar eilieve, Mevrouw, wat Barbaarsheid is daarin? Och! in 't geheel geene, antwoordde Hr. Harry. Ik bedoelde alleen te kennen te geeven, dat zommige van onze Groote lieden niet vergenoegd zvn en te vreeden met Voedzel gebragt uit Óóst- en West-Indien, en alle andere deelen van de Waereld, om hunne Gehemelten in te volgen; maar zy moeten Kreeften leevendig braaden, en Speenvarkens ter dood geezelen , omze murf te maaken. Goede God! zeide de Ambasfadeur is 'er Volk in Engeland, bekwaam tot zulke bedryven van Onmenfchelykheid? Een Man, die genegen is om dat te doen, zou mv vermoorden , indien de AVet niet tusfchen ons ftond; en de Wet is maar een arm en zwak befchutzel , daar Menfchelykheid verlooren en het Geweeten in fiaap gewiegd is. Ik wil my by den Koning, mynen Meefter, om myn ontflag vervoegen, en niet langer leeven met een Volk, dat zulke Duivelfche gewoonten en moden heeft aangenomen. De Ambasfadeur was zo zeer in drift, dat het met moeite ware, dat Milord de Markgraaf hem te vreeden ftclde; en arme Juffrouw Ca. roline , wier vriendelyke Ziele medelvden heeft met alle Schepzelen in fmerte, fchoten de traanen in de oogen, op het enkel herhaalen van deze daaden van Wreedheid. Waar op de Baronet door het gaiifche Gezelfchap, uitgezonderd my, gelaakt wierd, en ik denke, dat hy nooit zo veel gezond Verftand in zyn leeven toonde; want daar was een in de Zaal, welke de beftraffinge verdiende. WanF  Verstand des Menschen. .123 ■ "Wanneer de Ambasfadeur met eene Zugt was gaan zitten, en juffrouw Caroline de dierbaare paarel-droppels van haare wangen had afgewischt, rees onze Philofoof op, en vervolgde dus zyne Les. Ik heb airede Vier van onze Zintuigen gade geflagen, en ben nu gekomen tot het Vyfde of laatfte, ik meen dat van het Gevoel; hetwelke een Zintuig is, verfpreid over het ganfche Lichaam, fchoon het meer byzonder de bezigheid is van de Handen en Vingers; want door dezelve worden de tastbaare hoedanigheden der Lichaamen gekend, nademaal wy door het aanraaken van de Vingers, en zomtyds, inderdaad, door het aanraaken van andere deelen van het Lichaam, ontdekken, of dingen hard , zagt , ruuw, glad, nat, droog &c. zyn. Maar de hoedanigheden , welke dit Zintuig het meest aandoen, zyn Hitte en Koude, en welke inderdaad het groot Werktuig zyn van de Natuur; want door eene behoorelyke maatiginge van deze twee tcgenovergeftelde hoedanigheden, worden de meefte van haare Voortbrengzels geformeerd. Het geen wy Hitte noemen, wordt veroorzaaktjdoor de beweeginge van die onbegrypelyke kleine deeltjes van het Lichaam, welke die gewaarwording voortbrengen; en wanneer de deeltjes van een Lichaam geweldig bewogen worden, zeggen en voelen wy in der daad, dat het Lichaam Heet is; zd dat het geen voor ons Gevoel hitte is, in het Voorwerp niets is dan Beweeginge. Jeminy, zeide Juffrouw Caroline, wat zoort van Philofo-  124 Van de Vyf Zinnen en het fie is dit? Waarom, Mejuffrouw, zeide Hr Harry, dit is eene fteiling, welke door dezé lugtnartige Heeren al van overlang is terneergelteld; maar die nooit door Proefneeminge is ^111*^7°^ Zietoe' Bar°net, zeide de Markgraaf of gy zult alle aanfpraak op de Philofofie verbeuren. De verbeurte, Milord, zeide de Philofoof, is aireede gefchied. De ±ir. Harry is ftout genoeg geweest om te ontkennen , het geen de ondervindinge daaglyks als waaragtig bevestigt. Indien het geen wv intte noemen geen beweeginge is, of niet veroorzaakt wordt door de beweeginge der Lichaamen , hoe kwam Milords Molen voor eenige dagen Vuur te vatten, wanneer hy, zonder behoore:yk van Koorn voorzien "te zyn, rond liep? En hoe kwam uw Postkoets in brand, terwyl hv van de Breaknecks Heuvel afliep, Hr Harry i Overweeg, dat'er niemand met eene toorts onder den As was ■ maar dit is een gedeelte van Philofofie, zelf bekend aan de arme onweetcnde Indianen , me, wanneer verre van Huis iaagende, en Vuur ontbreekende om hunne fpvze te-b^reiden een boog en een peesneeme'n, en tweeftnk' ken hout tegen elKandercn wryven , tot dat zy vlam voortbrengen. Maar gy moogt zien Hr Harry, dat hitte veroorzaakt wordt door de Beweeginge der Lichaamen, door alleen dit ir.uk glad koper oo de tafel te wrvven ftil, ik zal het wryven .... het moei-'wakker of fnel gewreven worden. Daar, nu zult gy de hitte voelen; maar ftaak deze Beweeginge voor eenen tyd, en het Koper zal weder-    Verstand des Menschen. 125 derom koud worden: waaruit wy mogen afleiden, dat gelyk hitte niets is dan de onbegrypelyke deeltjes der Lichaamen, in beweeginge gebragt, zo koude, integendeel, veroorzaakt wordt door het ophouden der Beweeginge van die deeltjes, of door in eenen ftaat van rust geplaatst te worden. Maar Lichaamen fchynen heet of koud in evenredigheid van de gefteltenis of het temperement van dat gedeelte van het Menfchelyk Lichaam, waar aan zy gevoegd worden; zo dat het geen den eenen heet fchynt, zodanig aan eenen anderen niet moge fchynen. Dit is zo waaragtig , dat hetzelve Lichaam door de twee handen van hetzelve Mensen gevoeld, op hetzelve oogenblik van tyd aan de eene hand warm, en aan de andere koud kan fchynen, indien hy met de eene hand eenig ding gewreven heeft, terwyl de andere in eenen ftaat van rust wierd gehouden; en om geene anderereden, dan omdat de Beweeginge van de onbegrypelyke deeltjes van die hand , met welke hy gewreeven heeft, wakkerer en vaardiger zyn, dan de deeltjes van de andere, die in rust was. Ik hebbe meldinge gemaakt van dieVoorwerpen, welke aan ieder van onze Zintuigen byzonder zyn; als Ligt en Koleur, aan het GeZ'gt; het Geluid aan het Gehoor; Reukwerken aan de Reuk &c. Maar daar zyn twee andere, die aan alle Zintuigen gemeen "zyn, welke onze/opmerkingc verdienen; en deze zyn Vermaak en Smerte, welke de Zintuigen door hunne eigene byzondere Voorwerpen ontvangen mogen; want  126 Van de Vyf Zinnen en het want wy weetcn, dat een bekwaam gedeelte van Ligt aangenaam, maar te veel lastig en hinderlyk voor het Oog is-; dat zommige geluiden of klanken vermaaken, terwyl andere onaangenaam zyn, en het Oor kwellen: en dus is hitte in een maatigen trap zeer aangenaam , dog die hitte kan zo vermeederd worden, datzede oudrageJykfte Smerte veroorzaakt. Maar deze dingen zyn al te wel bekend, om 'er langer op feil te ftaan. Van de Denkbeelden of Bevattingen nu inl de Ziele geformeerd, door middel van onze Zinnen, en de Werkingen van de Ziele zelve, wordt de grondflag van 't Menichelyk Verltand gelegd, waar van de laagfte trap de Ge■maar-wvrdinge is ; en om hier van een regte kundigheid te verkrygen, moeten wv derzelver eerfte Voorwerpen, welke eenvoudige Denkbeelden zyn , zodanige als vertoond worden door de woorden Rood, Blaauw Bétter Zoet &c. onderfcheiden van de andere Voorwerpen van onze Zinnen,- waar bv wy kunnen voegen de inwendige Werkingen van onze eigene Zielen,. of de Voorwerpen van opmerkmge en befchouwinge, zodanig als zvn, Denke», Willen &c. want alle onze Denkbeelden worden eerst verkregen, doormiddel van de Zinnen en door opmerkinge of Befchouwinge De Ziel eene verichcidenheid van eenvouwige .Denkbeelden verkregen hebbende, formeert, door dezelve t'zamen teftellen, zulke, welke t'zamengeftelde of t'zamengevoegde Denkbeelden genoemd worden, als deze, uitgedrukt door de woorden, Man, Paard, Goudsbloem , Wtndmole» &c. ' * de  Verstand des Menschen. 127 De naastvolgende Werkinge van de Ziel, (of van het Verftand) in derzelver voortgang in kennisfe , is die van derzelver Denkbeelden af te trekken; want door aftrekkinge worden zy algemeene gemaakt; en een algemeen Denkbeeld moet aangemerkt worden, als - afgefcheiden van tyd en plaatze, en in de Ziele gehuisvest, om eenig byzonder ding te vertoonen, dat daar mede gelykvormig is(*). Kennis, welke is dehooglte trap van debefpiegelende Bekwaamheden, beftaat in de bevattinge van de waarheid van bevestigende of ontkennende Voorftellingen; en deze bevattinge is of onmiddelyk of middel yk. Wanneer wy, door twee Denkbeelden in de Ziele te zamen te vergelyken, derzelver Overeenkomst of Verfchitbegrypen; als dat Zwart geen Wit is; dat het geheel grooter is dan zyn deel; dat twee en twee gelyk zyn aan Vier &c.: wordt het onmiddelyk bevattinge of befchouwelyke kennisfe genoemd; en nadien de waarheid van deze en dergelyke Voorftelien zo blykbaar is, dat zy door eene enkele befchouwinge van de Denkbeelden zelve gekend wordt , WGi'den zy ook