GODSDIENSTPLICHTEN Van ALLE VOLKEN. EERSTE DEEL.   GESCHIEDENIS van de KERKZEDEN, GEWOONTEN, e n GODSDIENSTPLEGTIGHEDEN van alle OUDE en HEDENDAAGSCIIE V O X K E N. EERSTE DEEL. met P l a a t e n. AMSTERDAM By W. HOLTROP, i7pa.   VOORBERICHT. Myne voornaam/ie bedoeling, Leezers! is, om u in twee deelen , een beknopt denkbeeld te geeven. van den oude en tegenwoordige flaat der Godsdienflen van allé Volken. Ik zougevolglyk die der oude hebben kunnen over/laan; maar oordeelende dat dan dit werk niet volledig was , btfloot ik om geene der oud/Ie en thans vernietigde Godsdienfien voorbytegaan , maar alles wat my van die Natuur in de onderfcheidene Waerelddeelen voorkwam, als met een Penfeelftreek naar waarheid aftefchetfen. Ik vertrouw dat myne Landgenooten, veele oude Volken , met medelyden en fiddering, wegens hunne Godsdienstplichten,zullen befchouwen : terwyl zy andere Natiën , by. zonder de Egyptenaar en, Grieken en Romeinen, in hun geleerdheid, ftaatkunde, wetten 9 en heldhaftig carakter zullen bewonderen en hoogfehatten. Het was myn plan, om niemands gevoelens vooral als ik over den Christelyken Godsdienst handelde, te be dor deelen ; ten einde geene gelegenheid te bekomen, van naar myne denkingswyze i 2. over-  iv VOORBERICHT. overeenkomst van de gevoelens ivelke ik toegedaan hen, alle de overige belyders van hunnen Godsdienst, als een vermetel Réchter, te bepaaleh en te veroordeelen. Ik zal altoos de leerflellingen van ieder Kerk zo voorfiellen , als ieder Kerk die opgeeft : een Gefchiedfchryver moet onbevooroordeeld zyn ; zyne Leezers moeten oor deelen. Ik wenfche , als voorfieller hartelyk, dat zy , uit zo veele onderfcheidene verkiezingen, öm de tydelyke eneeuiv '* ge gelukzaligheid te betrachten , het beste deel moge verkiezen. Als men waarheid en dwaaling in het rechte gezichtpunt plaatst, zal het nooit misfen, of de eerfte zal over de laatfle zegepraaien. DE SCIIRYVEL  GODSDIENSTEN VAN A'S I A, EERSTE BOEK EERSTE HOOFDSTUK, Handelende over den Godsdienst der Aartsvaderen, IMCo s e s, de grootfte wysgeer, grooter vvet^eever als solon, lyc URcusen nu ma, in een woord de qudfte Gefchiedfchryver , befchreef reeds voor vier duizend jaaren de zeden der eerfte Aardbewooners : om zuiks in orde en als in 't voorbygaan re doen, vermits een gewichtiger onderwerp zyne bedoeling was , moest hy alle de berichten zyner tydgenooten inzamelen ; hy deed dit , en het is uit zyne verhevene befchryving , die een tydkring van twee duizend jaaren bevat, dat wy in ftaat gefield zyn , de eerfte Godsdienst der Aartsvaderen te Ontwikkelen; Volgens het geen wy uit zyne befchryving kunnen opmaaken, hadden de eerfte mentenen, door God zelfs ouderwezen , na hunne treurige afwyA ktng  1 GODSDIENSTEN king van den Bron des Levens, geenzints de denk» beelden van dien dienst, welken zy in heugclüyker tyden hadden uitgeoefend, uit het geheugen verlooren. Adam en eva, de ftam-ouders van alle menfchen, wisten dat de dankbaarheid eene Gode welbehaagelyke deugd was, vermits het hoogde Wezen, zyne goedkeuring, daar meermaaalen aan zal te kennen gcgeeven hebben. Hier kwam nthhet befef van hunne afhangelykheid by : zy zagen dat alle goede gaven en volmaakte giften van den Vader der Lichten moeften afdaalen. Dankbaarheid voor van god genotene weldaaden, en ten treffend gevoel van nieis door eigen vermogen te kunnen verrichten, lagen den grondflag voorden Godsdienst. Kaïn en abeLj zoonen van ad am en e v a ,in die wyze van Godsdienst onderwezen, febynen de eerften geweest te zyn , die denzelven met eene plechtige omfbmdigheid, (van offerhande namelyk) vermeerderde. De eerfte bragt van de vruchten des Lands; de tweede bood den Heere de besten zyner Lammeren aan. Het Altaar was van aarde of fteenen opgerecht ; men lag het offer daarop, en de offeraar wagtte met een eerbiedig verlangen, of de opperfte Weidoener het blyk zyner dankerkentenisfe zou aanneemen. Wanneer de offeraar met een welgefteld gemoed , met een hart, doordrongen van eerbied, liefde en nedrigheid deeze eenvoudige Godsdienst verrichtte , dan wierd het offer door vi.ur van den Hemel ontftoken , terwyl de rook \volk5-  U n A S 1 Ai § Wolks - gewyze naar boven fteeg; de offeraar blaakte van een verrukkend vergenoegen, en geen wonder, de Godheid had zyne verzoeken, zyne wenfehen voor het toekomende verhoord en zyne daflkerkentenisfe voor reeds genotene weldaaden aangenomen. — Maar indien het offer onverteerd bleef liggen, was het geen gering bewys van de oneerbiedige, trotfche en belangzugtige gemoedsneiging des offeraars* De droevige gevolgen j welke dit zichtbaare teken van al of niet verhoord te worden te weegbragten, was oorzaak, dat god, die alles ten beste fchikt wat op den mensch betrekking heeft, door geen wonderdadig vuur de offers meer deed ontbranden. Dus was het , van die zyde, voor den mensch verborgen, of zyne verzoeken en dankbewyzen, gunftig of ongunftig zouden'worden aangenomen. Na den Zondvloed bouwde nöach den Heere eenen Altaar: yder huisvader was te dier tyd Priefter en Wetgeever, en men kan niet twyfelen of alle menfehen hadden tot aan den Toorenbouw van Babel, eenërlei Godsdienst; Dezelve was eenvoudig} want zy befchouwden god als hunnen Vader, en vertrouwden op de gunstryke uitdagen zyner Voor» zienigheid; van tyd tot tyd evenwel bragtde zinnélyken mensch zyne eige uitvindingen in den Gods?* dienst, om die reden voerde de Heere abraham, uit zyn Land en van zyn Maagfchap , op dat' hy en zyn geflacht, den dienst des wStóren gödS in Hand houden zou.  4 GODSDIENSTEN Abraham wierd driehonderd en vyfüg jaarén M den Zondvloed, in het Land der Chaldeeuwen, ztdctt Perfün genaamd , geboren. Noach was geftorven , maar zyn oudfte Zoon leefde nog» en abraham had zyn gantfche leven met hem kunnen doorbrengen, en alles wat tot den Godsdienst betrekking had, van hem kunnen verneemen. DeHerderftand beoefenende , viel het hem gemaklyk de roepende ftem van jehovah intevolgen. Go» befchermde hem, en hy wandelde in alle oprechtheid voor zyn aangczichte. Voorheenen had de Heere wel eens aan adam, kaïn, noach en anderen zyn bevelen bekend gemaakt, maar met abraham fprak god als een vriend met zyn vriend. Hy beloofde hem, zyn god en tevens de befchcrmer zyner Kinderen te zullen zyn, mits zy Hem, als den eenigen Heer, den Schepper van Hemel en Aarde, alleen dienen zouden. Voords beloofde Hy hem het Land Kanaan, als een beftendig verblyf voor zyne nakomelingen, en als de vaste' zetel des geheiligden Godsdien-sts. Hoe verheven enaan het Opperweezen waardig zyn de aanfpraakenvan Hem die al het gefehapene omvat! — Ziet „ op naar den Hemel, en telt de Sterren indien gy ze tellen kunt, alzo menigvuldig zal uw zaad 5, zyn. — Ik ben de Heere, die u uk de Ur der C/ial,, deeuwen uitgeleid hebbe , om u dit Land te gee-' ,, ven in erfelyke bezittinge. -— Ik ben deAlmo„ gende, wandel voor myn aangezicht en zyt op„ recht. Ik zal myn verbond ftellen tusfehen my ,j en  van. A S I A. 5 s, en tuïfchen u , en ik zal u zeer vermenig9S vuldigen: Ik zal u vruchtbaar maaken, Konin„ gen zullen uit u voordkomen, ik zal u befcher,, men, en met uw nakroost zelfs myn verbond 3, oprichten", Geduurende zyn gantfcbe leven bouwde hy op onderfcheidene plaatfen Altaaren, ter eere van den waaren god, en offerde op dezelve dankenfmeekoffers aan Hem, die de oorfprong der Schepping, der Voorzienigheid en der Genade is. Voor en na den Zondvloed wierden de vruchten der aarde benevens fommige reine dieren den' Heere toegewyd. . De Zoon der beloften , abraham op eene wonderdadige wyze gegeven, moest ter beproeving van zyn gehoorzaamheid , door s'Vaders eigen hand geflacht en als een brandoffer geofferd worden. Abraham was de Priefter, zyn Zoon isaük het flagtoffer. Het blykt geenzints uit dit geval , dat ^de Aartsvaderen , menfchen zouden geofferd hebben. Want isaqk is niet geflacht maar wel een Ram in zyne plaatfe, ook vinden wy geen fpoor in de gefchiedenis, dat zy hunne Slaaven ten llachtoffer hebben opgeofferd. Abraham was door zyn Geloof, vertrouwen en blaakende Godsvrucht , de Vader van alle gelovigen. Zyn nakomelingfch'ap moest de bron zyn, waar uit eene algemeene zegen over de gantfche Aarde zou heenvloeien. De bcfnydenis was het bondzegel van die belofte , en ftrekte A 3 met  6 GODSDIENSTEN met- een ten teken, dat deeze heilige man , bs; nevens allen die uit zyn lendenen geboren wierden s den Heere toebehoorden. Het onderfcheid, 't welk "er geduurende het leven der Aartsvaderen abraham, en zyn Zoon isA'aK , en de andere volkeren in de wyze van Godsdienst, plaats had, beftond alleenlyk daarin, dat de eerden den waaren god — maar de overigen Bygoden dienden- De Eed van getrouwheid wierd, terwyl hy, die zwoer, de regterhand op de heup syns hecren lag, onder het aanroepen van jehovah$ naam afgelegd. Jacoe, de Zoon van isaSk, bleef den Gods* dienst van zyn' Vader en Grootvader getrouw aan-i kleeven. Hy oefende, als zy gedaan hadden, dezelve levenswyze, en was een Veehoeder, maar tevens als zy een Souverein Vorst in zyn huisgezin; yder huisvader was heer over dood en leven. God vernieuwde zyne beloften aan hem, en noemde zig de god van j a c o b. Deeze Aartsvader had twaalf Zoonen, welke naderhand de hoofden van twaalf Hammen wierden. Juda wierd alleen onder zyne broederen verkoren, om de Koningen in lsraè'1 te verwekken, uit de (lamme levi moeiten de Priefters verkoren worden. Joseph, de geliefde Zoon van jacob, wierd van zyne broeders , als flaaf, aan eenige Ismaelicen verkogt, welke hem naar Egypten voerden. Hier wierd die beflendige {jQdYereeixr na veele wederwaardigheden onderla  vanASIA. 7 koning van geheel Egyptenland , en bewoog zyn Vader benevens zyn geheele Maagfchap, zig derwaards met 'er woon neder te zetten. De denkwyze van deeze alleen door den natuurlyken Godsdienst verlichte volken was geenzints onbefchaafd. Doordrongen van den heiligden eerbied voor den Vader der menichen , beoefenden zy de geregeldfte plichten der menschlievenheid , rechtvaardigheid en maatigheid. De zegeningen en beftraffingen , welken jacoe over zyne Zoonen op zyn fterfbed uitfprak, kunnen hier van ten voorbeeld ftrekken. „ Gy rüben zyt myn Eerstgeboren, „ Myn kragt, 'tbegiufel van myn magt. „ Uitmuntend zyt gy in waardigheid, Uitmuntend in vermogen. „ Maar, beeld der fnelle watervallen! Gy zult de uitmuntendfte niet zyn, „ Om dat ge uws vaders leger fchond. „ Simeon en levi — zyn broeders in alles. „ Hunne onderhandelingen „ Zyn werktuigen van geweld. „ Myne ziele kome niet „ In hun geheim; „ Myne eere niet in hunne vergadering. „ Om dat zy hunne toorn ten zoen, „ Mannen doodgeflagen hebben, 9, En in hunnen moedwil, osfen „ Weggerukt. A 4 „ Ver.  * GODSDIENSTEN „ Vervloeit zy. hunna woede! Want ze is fei. „ Onder jacob zal ik hen verdeeien; „ Ondgr isRAè'i, zal ik hen verftrooijen. ss Jwda gy zyt het myn zoon; u zullen de broederen looyea» » Op uwer vyanden nek zal uw hand zyn. Voor u zullen buigen » Alle de Zoonen uws vaders, ,, Jüda is een Leeuwenwelp, gy myn Zoon zyt opgeklommen » Door den roof. Hy buigt zig — zie—hy lege zig neder „ Als een Leeuw ! s, Als een oude Leeuw, wie zal hem weder doen opftaan ? „ De Scepter zal van j dd a niet wyken; „ Nimmer zal 't hem aan Rechters ontbreeken, „ Tot de Herfteller komt: - dien zullen de volken eeren. ,s Jüda, bind het jongen Lastdier, aan den druifboom, „ 't Veulen zyner Ezelinne aan den eêlflen wynftok. „ Hy wascht zyn kleed in den wyn, zynen mantel in \ (bloed van de druivena 3, Hy is rood van oogen door den wyn, i, Hy is wit van tanden door den melk. „ Aan 't fcheepryk zeeftrand zal z eb ulo h woonea • |. Hy zal zyne bezittingen uitbreiden tot aan Sidon. „ Gelyk een Lastdier, zig tusfehen de drinkbakken # Kederlegt: — alzo bemint issaschak eene goede le.. (ger plaats. S9 Vind hy het omliggende Land lieflyk, V. P?» !>ui^ by zig gerust neder om onder fchatting te dienen. ?» Ba,!*-  Van A S I A» 9 „ Dan, zal zyn volk richten „ Als een van israêls ftaminen, „ Gelyk een flang aan den weg loert, „ Als een kruipende Adder op 't voetpad, Singert hy zig om den voet van 't paard, „ Dat, al ftygerende door't gevoel van den ftaart j Den Ruiter agter zig afwerpt: „ Dus loert dan op zyn voordeel. f, A z e r s brood is voedzaam: „ Het zal koninglyke tafels bedekken. „ Gelyk het Hart dat welig omloopt, „ Alzo is naphtali de voedfterliug der vryheid. Een vruchtbaarer telg is joseph, een telg geplant by een bronwel. ?, Beide haare takken befchauwen den muur; de nydige fchutters 99 Hebben hem wel gehaat en befchoten, maar de pees van zyn krygsboqg „ Is in fterkheid volhard, de zenuwen van zyne armen 3, Zyn onderfteund en gefterkt door de handen des magtï- gen jacobs. Van Hem die een Herder is, een rotfteen der zoonen van i s r Aè' l. Uw vaders god zy uw hulpe — de Verhevene fchenke u zyn* zegen; "ï Den zegen des hogen Hemels, den zegen des onderflen afgronds. „ De zegeningen der borften , den zegen der vruchtbaare moeder. As „Uw  ïo GODSDIENSTEN „ Uw zegen zy groorer dan myne, en grootef dan die van myne vaders, „ Hy vloeije van de eeuwige heuvelen en lang bewonderde bergen „ Op j o s i p h s hoofd, — en op dat van zyne afgezonderde broederen. „ Benjami s zal als een wolf verfcheuren, „ 's Morgens zig met den roof voeden , en s'nachts den buit verdeelen. De Godsdienst der Aartsvaderen , door geene menfchelyke inftellingen bepaald, wierd door yder huisvader en zyn gezin, naar het gevoel van het hart, uitgeoefend , en fteunde op eene voonnaalige Goddelyke openbaring. TWEEDE HOOFDSTUK, Handelende over den Godsdienst der oude Joden. Na dat het nakroost van vader abraham,door Moses van het dwangjuk der Egyptenaaren ontheven was, fchreef die groote Man hun wetten voor, welke hy op de plechtigfte wyze, in hun byzyn, van god ontfangen had. De inhoud der zedelyke wet, welke op fteene tafelen was ingegraveerd, fchreef de pligten voor, welke zy jegens god.  van A S I A„ jj god en den naaften te betrachten hadden, en was ïn tien geboden verdeeld. Het eerfte gebod bepaalde dat zy g o d boven alles moeiten eeren; het tweede fchreef de wyze voor, hoe zulks moest gefchieden. — „ Jk jeho„ v a h ben uw g o d , die u uit het huis der dienst„ baarheid, uit Egypten uitleidde, Gy zult geen „ andere goden nevens my hebben. Maakt u „ geene beelden , geene nabootzingen van het gee„ ne in den Luchthemel, noch van het geene op de Aarde, noch van het geene in de Wateren bene„ den de Aarde is: bewys 'er dienst noch eerbied ?, aan; want ik jehovah ben een yverig god, „ ik ftraf hen die my verachten, tot in het derde ,, en vierde geflacht, fchoon ik tot in het duizen„ fte myne genade bewyze aan hun die my bcmin- „ nen en myne wetten gehoorzaamen," Het derde gebod bepaalde , onder eene hevige ftrafbedreiging, geen misbruik te maaken , van het lichtvaardig en valschlyk Eedzweeren by den naam van jehovah: En vermits god een god van order is, zo wierd In het vierde gebod, een vaste dag bepaald, op welke de Godsdienst met verfcheide plechtige omftandigheden moest gevierd worden -* zie hier de wet zelve: - „ Gedenkt des Sabbath,, daags, dat gy dien heiligt: zes dagen moisgt gy 3, arbeiden, en uwe bezigheden volbrengen; maar „ op den zevenden dag, de rustdag van je hq va h „ uwen god , moogt gy geene bezigheden ver35 richten; Gij*, noch uw Zoon, noch uw Doch- 33 W,  Ï3 GODSDIENSTEN. » ter » noch uw Knegt, noch uw Dienstmaagd, „ noch uw Vee , zelfs niet de vreemdeling die m onder u woont: want in zes dagen heeft deflee,, re den Hemel en de Aarde gemaakt, mitsgaders de Zee en alles wat in dezelve leeft; maar op „ den zevenden dag rustte Hy." Na dat deopperfte wetgeever deeze vier geboden , welke de liefde tot god en zyne dienst bepaalden, gegeeven had, laat Hy die wetten , welke de liefde en het ge luk van den evenmensch regelen , volgen. Deze geboden zyn zes in getal : de eerbied en genegenheid, die' men vader en moeder verfchuldigd is, maakt de inhoud van het eerfte dcrzelven uit. „ Eert uwen vader en uwe moeder, dan zult gy „ tot in eenen hoogen ouderdom gelukkig zyn in 3, 't Land , 't welk jehovah uw god, u zal „ geeven." Het eeren van God en het eeren van de ouderen behoorden daarom onaffcheidlyk by eikanderen , om dat de Heere zig voor den god hunner vaderen verklaard had, en datHy alles wat hy deed, met betrekking tot hunne voorouderen deed a zo dat zyn ouders niet te eeren , zo vet] was, als het aandeel van jehovah? volk te verfmaaden en te verwerpen. Het tweede verbied dat niemand zyn evenmensch mag dooden; het derde, dat de Echt door geen hoerery of andere onkuischheden mag verbroken worden; het vierde, zorgde voor elks eigene bezittingen , en verklaarde het fteelen en berooven van s'naaftens goederen yoor firafbaar ; het vyfde verbood den Israëliet gee^  van A S I A. 13 geen valsch getuigenis in zaaken van het recht te geeven en het zesde of laatfte van de tien wet- woorden , is waardig om aan een volk gegeeven te worden dat met betrekking tot het naauwe verbond waar in hetzelven met den Heere ftond, zelfs geen zondige neigingen in hunne harten mogt koefteren, „Gy zult niet begeeren eens anders huis, gy zult niet ,, begeeren uws naaftens huisvrouw, noch zyn knegt, noch zyn os, of ezel, noch iets dat een ander toebehoort." — Geen menfchelyke wet be* paalde immer de zondige driften van het hart , zulks voegt aan den Meefter der Natuur , aan Hem, door wien den mensch leeft, en beftaat. De Godsdienst verkreeg nu eene geheele andere gedaante: mos es verkoor eenen Hoogepriefter , mindere Priefters, Levieten en Handlangers , om den dienst des waaren Gods op eene plechtige wyze te verrichten. Op Sabbath en Feestdagen moeiten de Jooden hunne offerhanc?e by de Priefter brengen , welke zyn hand op het hoofd van 't offerdier lag, en aan de vergadering de zonden voorlas , die zy beleden hadden. Na dat het beest geflagt, en fchoon uitgebloed had, wierd het vet en een gedeelten van het vleesch verbrand, de beste (lukken waren een eigendom der Priefteren. Tempels konden de zwervende Israëliten in deWoeflyne niet oprichten, maar in deszelfs plaats beval god aan mos es en aar on eene draagbaare Tent te ver» vaardigen, welks door de Leviten van de eene plaats naar de andere kon gevoerd worden, Dee-  t4 GODSDIENSTEN Deeze Tent of Tabernakel was langwerpig vierkant. Twintig planken van Acaciehout, yder drie voeten breed en twintig voeten hoog, befloegenaan elke zyde de lengte, en agt de breedte. Yder deezer planken wierd met goud beflagen, en elk rustte op twee zilvere onderftutzels. Dit vierkant gevaarte wierd door een met goud geborduurd gordyn in twee vertrekken afgefcheiden: het eerfte noemde men het Heilige-, het andere het Heilige der Heilige. Jn het laatfte vertoonde zig jehovahs Heerlykheid boven de verbondskist, en in het eer« fte wierden de Godsdienst-plechtigheden verricht,, Wanneer nu het genoegzaam getal planken op hunne voetftukken gezet, en met kleine paaien inde grond waaren vas'.gemaakt, dan wierden over' de draagbalken, verfcheide dekken heen gefpreid. Het eerfte dek was het fchoonfte; op de fynfte linnen ftof waaren afbeeldfels van dieren, in de fchoonfte kleuren, als donkerblaauw, purper en fcharlakenrood ingeborduurdi Over deeze dekking, die van wederzyden tot op den grond toe afhing, wierd een tapyt van geitenhair heen gefpreid, en vervolgens met rams en dasfevellen gedekt. Aan den ingang van de Tente hing een kostbaar gordyn, aan vyf 2uilen vastgehegt: de Tabernakel was zestig voe. ten lang en volgens de hier boven opgegeven maat; vier- en twintig breed. Wanneer men agter het eerde of buitenfte voorhangfel ging, zag men ter wederzyde de wanden met goud overtrokken, welken,  VAN A S I Ai ,5 ken, door de lampen des kandelaars verlicht, nog fterker fchitterden. Men zag het kostbaar geflikte veelverwige binnen gordyn, en van boven het even fraai] gewerkt dek, ter flinkerhand den kandelaar van louter goud; ter rechterhand, den tafel met goud overtogen, waar op de toonbrooden geplaatst werden. Tusfchen de tafel en de kandelaar, ftond het reuk Altaar, waar op de kolen gelegt werden, op welken men wierook ftrooide. Agter het tweede of binnenfte voorhangfel was het alles even kostbaar. Hier ftond in flaatige donkerheid, ten waare 'er fomtyds een ftraal van licht uit de voortent indrong, een kist met goud beflagen; twee gevleugelde beelden, van louter goud faamgefteld, ftanden op den rand derzelve, en fcheenen op het dekfel te ftaroogen. Deeze heilige bewaarplaats van de tafelen der tien wetwoorden, was tevens de zetel van het beflendig Godlyk orakel. Eene wolk die over dit Heiligdom zweefde, of zig in delengte verhief, verborg het zigtbaar teken van jehovahs nabyheid voor het oog des Hoogenpriefters, wanneer hy eenmaal des jaars, alleen met het wierookvat en offerbloed binnen trad. Om deeze Godstent, de eerfte Tempel, die voor den dienst des waaren gods wierd opgericht, van de gewoone tenten der Israeliëten aftezonderen, wierd een voorhof om dezeiven aangelegt. Deeze was , gelyk het andere beftek, langwerpig vierkan*;. Twintig zuilen wierden 'er ten noorden , en een gelyk getal ten zuiden, tien  i6 GODSDIENSTEN tien teli westen, en zes ten ooften geplaatst, om de linnen behangzels te draagen, welke den voorhof inflooteii. De lengte derzelven befioeg tweehonderd, en de breedte honderd voeten. Voor de ingang , die tegen over de ingang van het Heilige was, hing aan Vier zuilen een geflikt voorhangzel, met hemelsblaauw en fcharlakenrood gefchakeert. In deezen voorhof ftond de Brandoffer Altaar; de. zeiven beftond uit fittemhout, was met koper be* flagen, en inwendig hol. Déwyl de Priefters met ongewasfchen handen en voeten in het Heiligdom geen dienstwerk mogten doen, wierd in dienzelven voorhof een groot koper waschbekken geplaatst. De PriefterJyke kleederen , byzonder het praalgewaad van den Hoogenpriefter was niet minder luiftcrryk. Het onderkleed was van fyn linnen gemaakt,' en wierd met een geflikte gordel om het lyf gebonden' Vervolgens het hemelblaauw opperkleed aan welks zoom gekleurde kwasten hingen , benevens gouden fehelletjes , die. door hun geklink de aankomst des Priefters te kennen gaven. Daarop de fchoudcrmantel met goud geweeven , met twee groote diamanten op yder fchouder; eindlyk het borstfehild met twaalf groote edele fteenen , in welke de naamen der twaalf ftammen gegraveerd waaren , en de Tulband met de goude voorhoofdplaat, waar op te leezen ftond: Heiligheid van jehovah. De klederen der Prie. fters en Levieten waaren niet minder prachtig. Osder alle de plechtigheden der Jooden , was die  V A n A S I A. i? die van de weggaande Bok de voornaamfte. Eenmaal des jaars wierd die plechtigheid op de volgende wyze verricht. De Bok wierd by de heilige tent gebragt, de Priefter las de lyst der zonden voor welken het volk beleden had 5 elk ftemde dezelve toe en de Priefter bond de lyst der misdaaden op de Bok vast, welke ftraks daar op naar de Woeftyne geleid wierd. De boden, die hem weg gebragr hadden , keerden te rug, en het volk kreeg vryfpraak van hunne zonden. De wet, die m 0 s e s aan zyn tydgenooten afkondigde, behelsde niet alleen beftuunngen, op welke wyze de offerhande moeften geofferd worden, maar maakten tevens een volledig zamenftelfel van zedelyke geboden uit, die op de gelukftaat des volks betrekking hadden. Vrouwen mogten geen manskleederen draagen , om alle ja zelfs tegennatuurlyke misdaaden voortekomen. Ook moeften jonge luiden bejaarde perfoonen met de uiterfte eerbied behandelen, ftemmende zulks met de eerfte beginfels des natuurlyken Godsdiensts overëen. De vreemdelingen moest het zelve recht met dé vrygebooren onderdaanen wedervaaren, zy mogten hun geld op woeker leenen, doch wanneer zy geld aan hunne broederen geleend hadden, mogten zy mets meer dan de hoofdfom te rug eisfchen. Dö flaverny was volgens de wet van mos es geoorloofd, maar zy mogten geen'flaaf wreed behandelen : yder weduw en wees moest als een voorwerp yjm medelyden behandeld worden, en hy die het  jg GODSDIENSTEN tegendeel deed, wierd als een' ftrafbaaren onwaardigen aangemerkt. De weldaadigheid wierd den Israëliten ten dierbaarfte aanbevolen ; geen Jood mogt de vruchten, welken hy op het veld had laaten liggen, wederom benaderen, zy moeften ten gebruike van de nooddruftigen , weduwen of flaaven blyven liggen. De ftam van levi mogt geen plaatslyk erfdeel hebben, zy moeften onder hunne broederen woonen , en genooten een tiende gedeelte van de vrugten des lands tot' hun onderhoud. In yder ftad, vlek of dorp, wierden eenigen van de aanzienlykften des volks tot Rechters aangefteld. Deeze moeften recht en gerechtigheid onpartydig handhaven , geen aanzien des perfoons in oogenfchyn neemen , noch zig door gefchenken laaten omkoopen. De Poorten der fteeden waaren huHne vergaderplaatfen. De party, welke zig verongelykï oordeelde kon zig op den opperfte Rechter, of den Koning beroepen: deeze verfcheen om hem te helpen, beriep het geheele genootfehap der Priefters en Levieten, en dan wierd de zaak by meerderheid van ftemmen beflist. Wanneer de twistende party in deeze uitfpraak weigerde te berusten, wierd hy gevonnisd om te fterven. Hy, die oneerbiedig van een' Rechter fprak, wierd voor een Godslasteraar gehouden, en op de verklaaring van twee of drie getuigen ter dood veroordeeld. [De flaverny onder de oude Jooden, was tweederlei. Wanneer de Jooden tot armoede vervallen  VAN A S I As Jen Waaren, hadden hunne fchuldeisfchers het recht om hun te verkoopen j doch zy mogten niet als vreemdelingen, maar even als wy onze huurlingen doen, behandeld worden* Op het jubeljaar wierden zy benevens hunne vrouwen en kinderen in vryheid gefield* De perfoonen welke gekogt, of in een ftaat van flaverny geftdd wierden, mogtert door hunne meefters niet verkogt, nog metgeftrengheid behandeld worden, en wanneer hy op vrye voeten gefteld wierd, moest zyn Heer hem zo veel koorn, wyn, oly, en andere levensmiddelen gee1veu , als hy, nevens zyn vrouw en kinderen, draagen konde. Het gebeurde wel eens , dat, als de tyd der flaverny verftreeken was, en de flaaf geen Vooruitzicht had, om voor zyn onderhoud te 80f» gen, en ook niet gaarne van Vrouwen kinderen, (want indien de Heer hem ftaande zyrf flaverny eeri VrouW gegeven had waaren zy benevens de kinderen de zynen) wilden fcheiden, hy zyn' meefter aartbood om hem het overige zyns leevens te dienen 1 dan ftelde hem zyn Heer aan de Rechters Voor * en in defzelver tegenwoordigheid wierd zyn oor" met een priem doorboord, en aan een post inde pootte der ftad vastgemaakt. Dus verbond hy zig, om met vrouw en kinderen vrywillig zynen Heer te dienen* Wat de vreemdelingen, die uit andere landen overkwaamen om de Israëlieten te dienen, aangaat, deezen hadden altoos de vryheid om zigt« Josfen of vry te koopen; zulks gefchiedde in tegen^ woordigheid der Rechters; de agierftallige fchiilden B 2 moe-  so GODSDIENSTEN moeften hem betaald worden , en zo de tyd der flaverny nog niet verloopen was , moest de vereischte korting gefchieden , zo dat de heer geen fchade leed. De kinderen der Heidenen wierden van de Jooden als flaaven behandeld, zy wierden gekogt en verkogt, maar hen mogt geen wreede behandeling gefchieden; zy moeften zo lang flaaven blyven tot dat yy ten middel vonden, om zig te kunnen vryköopen. Het was een algemeen gebruik om zeker getal van dusdaanige flaaven aan een bruid als een huwlyks goed mede te geeven. Als een Meefter zyn Haaf floeg, en deeze , zo de wonde doodlyk was , binnen een of twee dagen tyds ftierf, dan wierd de misdaad lyfftraflyk aangemerkt, en de Heer moest de dood fterven; maar indien hy dien tyd overleefde , wierd hy vrygefprooken. Indien een heer, door zyn flaaf te flaan, van een oog of tand beroofde, was hy verplicht hem vry te laaten; dus wierd alle wreedheid en tieranny beteugeld. De ouders hadden het recht om hunne dochters te verkoopen. Maar wanneer een heer zyn flavin verleid had ,mogt hy haar niet verkopen, vermits hy niet naar overeenkomst van de zedelyke wet gehandeld had. Indien de heer deeze jonge dochter aan zyn zoon kon uithuwlyken, moest zy als een vryeonderdaane behandeld worden; maar indien de zoon in dit huwlyk niet ftemde, wierd zy met een behoorlyke uitrusting in vryheid gefteld. Wanneer een flaaf zyn heer ontvlucht was , mogt hy niet weder op-  van A S I A. ju opgeeischt worden, maar moest by den heer blyven,in wiens dienst hy zig begeeven had. Indien een zoon weigerde zyn vader of moeder te gehoorzaamen , of dezelve eenige hoon aandeed, moeften zy hem ffrafFen, en, zo zulks niet hielp, wierd hy voorde Rechters gebragt, welken, van zyn fchuld overtuigd zynde , hem de fcherprechters overleverden, die hem ter dood fteenigden. Geen Israëliet mogt zyne dochter tot eene hoer verkoopen. De trappen van bloedverwantfchap wierden zeer zorgvuldig aangewezen. Een man mogt geen twee zusters tevens trouwen : Maar indien den man fherf, geen kinderen nalaatende en een' ongehuwden broeder in leven had , moest deeze de weduw trouwen , en het eerstgeboren kind moest de goederen des eerften mans erven. Indien de broeder de weduw weigerde te trouwen, wierd hem door haar de fchoen ontbonden, en hem in 't aangezigt fpuwende, betuigde zy haar afkeer van een' man, die weigerde den naam van zyn geflacht, en zyns broeders naam voort te planten. • Een vrouw mogt geen'man uit een' anderen (lam, dan tot welke haar vader behoorden trouwen, dit gefchiede om de onderfcheidenen der twaalf (lammen te doen (land houden, ook mogten zy zig met geen afgodifche perfoonen vermengen. Moses gaf aan den man verlof om zig van zyn wyf te ontdaan , en de beide partyen hadden vryheid om weder te hertrouwen. Wanneer een man aan zyn vrouw een. fcheidbrief gaf, en zy aan een' tweeden E 3 man  22 GODSDIENSTEN man hertrouwde „ mogt de eerfte man de vrouw niet wederom tot zig neemen. Yder man was gediiurende het eerfte jaar van zyn huwlyk vry van den oorlog, en van alle zaaken die het gemeen belang betroffen. Jongelingen , mannen en jong© dochters mogten godsdienftige geloften doen, mits zy vry willig gefchiedden, en niet tegen het algemeen belang ftreeden. Ten opzichte van de krygszaaken had de volgende wet plaats. Yder huisvader was verplicht om aan de hoofden des volks een lyst te geeven van alle mansperfoonen boven de twintig jaaren oud, be«* kwaam om de wapens te kunnen voeren. Wan* jieer de manfchap uit yder ftam by- een vergaderd was, wierd in het algemeen gevraagt — of iemand een huis gebouwd had en nog geen gelegenheid ge-? had om het intewyden, een wyngaard geplant en nog niet van deszelfs vruchten gegeeten, —mm zig aan een vrouw verloofd, en haar nog niet getrouwd; voords of iemand te bloohartig was om tegen den vyand op te trekken; de zodanigen, die deeze vraagen met ja beantwoordden, moeften naar huis te rug keeren, De vogels mogten weggenomen worden , maar de moeder mogt men niet behouden; geen vee mogt met een ander geflacht paaren. Aangaande de manier van Oorlogvoeren, behelsden dejoodfche wetten de menschlievendfte voorfchriften. Wanneer zy een Staat aantasten, moeften zy de inwooneren voorwaarde van vrede aanbieden % mits zy zig krygsge* yan*  VAN A S I A. 23 rangen gaven: maar indien de burgers zulks weigerde , en de ftad bemagtigd wierd, moest al wat manlyk was, over de kling fpringen; vrouwen en kinderen wierden tot flaaven verkogt, en vee en goederen wierden onder de Soldaaten verdeeld. Dit zelfde bad ook van de landen, die zy verroverden , plaats. Wanneer een man, zonder zoon natelaaten, ftierf, ging de nalatenfchap op de dochter over, en zo 'er geen dochter was, moest dezelve asn de broeders komen, of aan de naafte bloedvrienden. Hoewel een vrouw van haar man gehaat wierd, was nogthans haar eerstgeboren zoon opvolger van de nalatenfchap : voor de overige kinderen was ook gezorgd , en de overgewonnen goederen moeften onder hen uitgedeeld worden; maar wanneer de overledene geen overgewonne goedere naliet, wierden twee derde deelen van de aangeërfde goederen'aan den eerstgeboren, en het overige derde deel onder de andere kinderen gelyklyk verdeeld, Wanneer eenige eigendom verpand was,was hy, die het in pand had, verplicht het na verloop van zeven jaaren wederom te geeven , mits het geld ontfangende, 't welk hy daar op gefchooten had. Als iemand een beest van zyn naafteu leende, en het eenig ongemak leed, moest zulks vergoed worden. Wanneer iemand aan een ander iets in bewaring gaf, en het zelve geftoolen wierd, moest de dief, indien hy gevat wierd, het dubbel wedergeven ; maar wanneer de dief niet bekend wierd, moest de perfoon, die het goed in bewaaring had, B 4 voor  a4 GODSDIENSTEN voor de rechters gebragt worden, om onder eede. te verklaaren, of hy zelve het goed niet benaderd had. Indien het uit verfcheidene omftandigheden bleek dat hy onfchuldig was, wierd hy vrygefproo-. ken , maar zo het goed door zyn onachtzaamheid was weggeraakt, moest hy het den eigenaar vergoeden. Verfcheidene dingen mogten niet verpand worden, onder andere geen moolenfteenen; die geld gefchoten had mogt niet in het huis des fchuldenaars komen , maar moest aan de deur blyven ftaan, tot dat het hem gegeven wierd. De kleederen eener weduwe mogten niet in pand genomen worden, ook mogtmen zulks van geen vreemdelingen, ouderloozen , noch dieustknegten doen. Op maaten en gewicht ten wierd naauwkeurig agt gegeeven. De verkooping van goederen of eigendommen, welken opeen ander wierden overgedraagen, was van een voorwaardelyken aart: want wanneer iemand der bloed» verwanten , na verloop van negenenveertig jaaren, aanboden het geld, welk daar voor betaald was^ te vergoeden, moest het hun te rug gegeeven worgden. Op het vyftigfte jaar moeften alle dieustknegten of flaaven in vryheid gefield worden , en ieder wierd de gelegenheid aangeboden, om de goederen, welke hy had vefkogt, te losfen. By de losfing van vaste goederen wierd ten overftaan van de rechteren de rekening opgemaakt wegens de verbeteringen, geduurende de tyd, dat zy in 't bezit der koopers geweest waren; het meerder bedraagen wierd ter hand.  VAN A S I A, 23 hand gefield , of aan den perfoon , of aan zyne bloedverwanten. Wanneer een dienstknegt by den dag gehuurd was, moest hy zyn loon voor zonnen ondergang entfangen. De os, welke tot de akkerbouw, en om koorn te dorfchen, gebruikt wierd , mogt niet gemuilband, maar moest in vryheid gelaaten worden, om terwyl hy arbeidde, zo veel te kunneneetenals hem luste. Indien 'er vee geftolen, en derwyze vervreemd was, dat het niet kon te rug gegeeven worden , was de dief na overtuiging, tot een vyfvoudige wedergeeving verplicht; maar als het dier levendig byhem gevonden wierd, moest hy het wedergeven en dubbel betaalen. Ieder had het recht om een huisbreeker te dooden, indien hy hem by nacht op de daad betrapte; maar als het dag was, moest hy vergoeding doen of als flaaf verkogt worden. Een vreemdeling had, door een wyngaard gaande, de vryheid, om zo veel vruchten te plukken, als hy begeerde te eeten ; maar hy mogt niets met zig draagen : het zelfde had plaats ten opzichte van de koornlanden, maar hy mogt 'er den fikkei niet inflaan. Wanneer iemand een put ongedekt had gelaaten, en zyns naaftens beest daarin viel, zo dat het flierf of befchadigd wierd, dan moest hy, die het verzuim begaan had, de fchade vergoeden. Als iemand het beest van zyn naaften gedood had, moest hy een ander van dezelfde waardein de plaats geeven, of de prys daar voor betaalen. Zy, die een heest op het veld of langs den weg verdwaald vonB 5 den,  &6 GODSDIENSTEN den, moeften het te regt brengen, desgelyks wierd 'er omtrent alle verloorene goederen gehandeld: en zy, die zig niet van de gelegenheid bedienden, om het weder te geeven , wierden als dieven aangemerkt en als zodanig geftraft. Als een os of ander beest een flaaf doodde, moest de eigenaar aan den heer van den flaaf dertig zilverlingen betaalen , en indien de eene os den anderen dooden, moest de levendige met den dooden os verkogt, en het geld onder de e-igenaars verdeeld worden. De landfcheidingen, als de grenzen van burgerlyken eigendom , mogten niet verplaatst worden. Men mogt geene brooddronkene wreedheid pleegen , door den blinden of byzienden een ftruikelblok in de weg te leggen, den dooven mogt men niet befpotten. Tegen moedwilligen doodflag luidde de wet aldus: —- „ Indien hy hem met een yzer ,, inftrument geflagen heeft, dat hy geftorven zy, een doodflager is hy; of indien hy hem met een „ handfteen, waar van men zou kunnen fterven, 5, geflaagen heeft, dat hy geftorven is, een dood,, flager is hy: deeze doodflager zal zekerlyk ge„ dood worden." Evenwel kon de doodflag geen moord genaamd worden , ten zy de overtreder duidlyk kon bewezen worden, dat hy met een opzettelyk voornemen den manflag begaan had ; in die gevallen had de naafte bloedverwant des gedooden recht om den moordenaar met eigen handen ter dood te brengen. Indien 'er geen openbaare vy- aud-  van a s i A. jj, andfchap tusfchen de partyen had plaats gehad, en de een den anderen doodde, moest de aanvaller naar eene vryftad wyken , waarin hy zo lang bewaard wierd , tot de rechters zyn zaak onderzogt hadden, De getuigen wierden in het byzyn van alle de inwooneren des plaats , waar in de zaak was voorgevallen, verhoord, en wanneer het bewezen wierd, dat de aanvaller eene opzettelyke kwaadaartigheid of vyandfchap tegen den gedooden voedde r dan wierd hy aan den bloedwreeker, ter doodftraffe overgeleverd, Maar zo het voorgemelde geen plaats gehad had , moeften de rechters zorgen dat de doodflaager veilig naar een vryftad wierd overgebragt, om in dezelve te blyven woonen, tot op den dood des Hoogenpriefters. Indien hy buiten de vryftad ging, mogt de bloedwreeker hem ter dood brengen, maar na de dood van den Hoogenpriefter wierd hy in het bezit zyner goederen her. lleld. Wanneer eene zwangere vrouw, eenig nadeel of ongelyk wierd aangedaan, 't welk een misdragt ten gevolge had , dan kon haare Echtgenoot eene geldboete van den geenen vorderen, welke het kwaad bedreeven had. Die een kind ftal, en het ten flaaf verkogt, moest den dood fterven. Een' openbaaren moordenaar mogt men , al had hy zyn toevlucht tot de hoornen des Altaars genomen, van daar haaien en ter dood brengen. Het Joodfche volk wierd aan hoog verraad fchulü1g verklaard a wanneer het eenige Afgoden der Hei-  a8 GODSDIENSTEN] Heidenen diende. De zwaarfte lyfftraffen waaren op den beeldendienst gefteld. Het zwygen van verraad wierd als een goedkeuring van het zelve aangemerkt, en aan den lyve geftraft. Indien men een Jood naar een' Heidenfchen Tempel zag gaan , en het niet aanbragt, moest deeze den dood fterven. Alle welke voorwendden toveraars te zyn, wierden met de dood geftraft. Ook wierd hy, die den naam van god gelasterd had, oogenbliklyk gedood. Wanneer een man en vrouw op overfpel betrapt wierden, moeften zy beiden dood geftenigd worden. Dezelfde ftraffe wierd geoefend aan een' man, die een verloofde maagd verleidde eer het huwlyk voltrokken was, en moest de maagd tevens met den verleider fterven; dit doodvonnis had alleenlyk plaats wanneer het in de ftad gepleegd was, want wanneer het feit in 't open veld gefchiedde, moest de man alleen fterven , dewyl men alsdan veronderftelde dat hy haar gefchaakt had. Wanneer de rechter een' misdaadigen deed geesfelen, onrfinghy veertig flaagen, en om dit getal niet te overfchreeden kreeg hy doorgaans maar negenendertig, want indien hy meer als veertig flagen had ontfangen, zou hy altoos voor eerloos zyn gehouden geworden. Indien een man by een flavinne lag, die verloofd was, moest de vrouw gegeesfeld werden, en de man een ram ten zondoffer offeren; geen van beiden moest fterven om dat de vrouw geene vrye was. Baftaarden genooten dezelve voorrechten fliet, niet de kinderen die uit een wettig huwlyk waa»  van A S I A. a9 waren gebooren; dit verbod ftrekte zig tot in het tiende geflacht uit. Geen bafraardén wierden in verfcheiden opzichten als leden van het Joodfche gemenebest aangemerkt. Indien een man by een maagd lag, welke niet ver Ioofd was, moest hy aan den vader vyftig zilverlingen betaalen, en haar ten vrouwe neemen, zonder dat het hem ooit vryftond om haar een' icheidbrief te geeven. Om de waarheid van een lyffrraffelyke misdaad te bevestigen, wierd het eenpaarig getuigenis van twee of drie getuigen vereischt. En indien iemand verdagt wierd gehouden van een valsch getuigenis gegeven te hebben , wierd de zaak naauwkeurig onderzocht, en als het den rechteren bleek, dat de getuige valfchelyk gezwooren had, dan wierd hem dezelfde ftraffe aangedaan, die de befchuldigde zou geleden hebben. Het recht van wedervergelding, wierd op de ftrikfte wyze by de Jooden gehandhaafd, hy die een ander van het oog beroofd had, moest .zyn eigen oog verliezen, die een ander een tand had uitgeflaagen, moest insgelyks van een tand beroofd worden; die een ander had ontwricht, moest zelve ontwricht worden, en die het huis van zyn naaften in brand had geftooken, deszelfs huis moest insgelyks verbrand worden. Wanneer eindlyk iemand , met de dood geftraft, en vervolgens veroordeeld wierd om gehangen te worden, mogt zyn lyk niet na zonnen ondergang hangen blyven. • ; In-  3o GODSDIENSTEN Indien men het charakter der jooden in overwee* ■ging neemt, zal men moeten toeftemmen dat alle •de opgenoemde wetten , met den toeftand des volks en de Godlyke volmaaktheden des wetgevers over. eenkwaamen. Alle deeze wetten wierden door deeze en dergelyke drangredenen geftaafd. —,, Wagt u van tegen de wetten te handelen die ,, jehovah u gegeeven heeft. Veracht de beel„ dendienst, jehovah duld niets van dien aart „ nevens zig. — Hy is de eenige: een onftoflyk „ wezen, dat van alle eeuwigheid af beftaan heeft, „ en wiens uitgebreidheid even paalloos is als zy„ ne duurzaamheid, — die millioenen van waerel3, den vervult, en alomtegenwoordig is, om ieder ,, voorwerp , 't welk in alle die werelden bevat 5, word, te bezielen en te doen werken. In god ,, leeft, beweegt en verandert alles, fchoon Hy „ nooit verandert. Hy is even groot in het klein,, fte voorwerp, als in dehemelfche ligchaamen, in welke hy warmte verfpreid, zonder die zelfs te voelen. Hy glinftert in de Harren, en bloeit in 3, de vruchtbaare valeien. Hy vervult alles , en word door niets bepaald; Hy doordringt alles , en word van niets doordrongen." Dc Jooden waaren in verfcheidene fektens verdeeld. De Pharizeen maakten het aanzienlykfte getal onder hun uit. Zy bekleedden de aanzienlykfte rangen in godsdienftige en burgerlyke vergaderingen; en waaren in een woord de rechtzinnigften onder dit volk  V a N A S I A. volk. Het vertoon hunner godsdienftigheid was zeer in het oog loopende; zy vasteden menigmaalen , gaven ryke aalmoesfen , maar maakten teyens fomtyds gods wetten kragteloos door hunne inzettingen. Naast deze volgden de Sadduceeën, zynde een foort van Epicuristen onder de Jooden. Zy ontkende de onfterflykheid der ziele, fpottede met de leer van Engelen en Geeften, en loochenden de Voorzienigheid. Zy leerden dat de ziel ftoflyk was, en alle gelukzaligheid aan dit leven bepaald bleef.' De Herodiaanen waren flegts een ftaatkundige aanhang en hadden waarfchynlyk geheel geengrondbeginfels van godsdienst. De Esfeën waaren zwaarmoedige, geftrenge, maar deugdzaame menfchen. Zy verwierpen verfcheidene plechtigheden van den Levitifchen Godsdienst, verklaarden zig tegen het wapenvoeren, en het op. brengen van tienden. Zy deelden nimmer in eenige zaamenzweeringen, en bragten nooit nadeel of hindernis aan de burgexlyke zamenleving toe. D E R-  >t GODSDIENSTEN DERDE .HOOFDSTUK. Handelende ever den Coisdienst der Hedendaagfche Jooden* Nadat het oudejoodendom den gezagenden Meslias, uit vooroordeel,trotschheidenbygeloof, verfmaad, verworpen, en van het leven beroofd hadden , wierden zy, volgens de voorzegging van dien door hen verachten Mesfias, uit hun land verdreven , hun prachtige Godstempel, benevens JeTufalem, wierd verwoest, en zy over den gantfehen aardbodem verftrooid , vervolgd, en dikwils te wreedelyk mishandeld. Geduttrende zo veele eeuwen, worden zy echter tot heden, door het weldadig Opperwezen , welëer hun verbonds- God , bewaard , befchermd en vermenigvuldigd , — tot dat de heugchelyken tyd zal aanbreeken, waar in niet alleen de volheid der Heidenen zal ingaan, maar ook gantsch Israël zalig worden. Veelen onder de Christenen mishandelen dit van God geftrafte-volk, even als of het hen vryftondzig tot uitvoerers der Goddelyke ongenadeoptewerpen. Maar ik vertrouwe van u, myne menschlievendeLand» genooten,dat indien gy hunne hoofdleeringen weet, gy dit zo zwaar geftrafte volk, aan de Godlyke barm-  v a m A s I A. 3$ barmhartigheid alleen zult overgeeven , en hen als Voorwerpen befchouwen , die in alle opzichten recht hebben, om volgens alle Godlyke enmenschlyke wetten , door yder Overigheid befchermd te worden. De Hoofdleerftellingen van hunnen Godsdienst beftaan uit de volgende dertien Geloofsartykelen. „ Ik geloof, met een volkomen geloove,dat god „ alles gefchapen heeft ; dat hy alle fchepfels beftiert en onderhoud, en dat zyne werkzaamheid ,, tot in alle eeuwigheid zal ftand houden. Ik „ geloove dat 'er maar een god is; daar is geen „ eenheid gelyk de zyne , Hy alleen was — is „ en zal god tot in alle eeuwigheid zyn. Jk „ geloove dat god niet ligchaamlyk is , Hy kan geene ftofFelyke eigenfehappen bezitten, en geen „ ligchaamlyk weezen kan by hem vergeleken wor« s, den. - Ik geloove dat god het begin en ein- „ de aller dingen is. Ik geloove dat men god „ alleenlyk moet dienen ,en dat niemand, behalven »» Hei«5 mag aangebeden worden. — Ik geloove, „ dat alles wat de Propheeten geleerd hebben waar„ heid is. — Ik geloove dat de leer en voorzeg,, ging van moses waar is s hy is de vader van „ alle leeraaren , zó wel van die voor hem geleefd ,, hebben , als die na hem zullen leeven. Ik j, geioove dat de wet die wy thans hebben , de- ;, zelfde is, welke aan moses is gegeeven. Ik „ geloove dat deeze wet nooit zal veranderd worden, en dat god hooit eene andere wet zalgee. G ven. —  34 GODSDIENSTEN ven. — Ik geloove dat o o d alle de gedagten „ en bedryveu der menfchen weet. — Ik geloove „ dat god de werken der geenen zal beloonen, „ die zyne geboden onderhouden, en dezulken ftraf,, fen die zyne wetten overtreeden. — Ik geloove ,, dat de messias zal komen; en hoewel hy ver- toeft , zal ik daaglyks zyne komst verwagten. — ,, Ik geloove, dat'er een opftanding der dooden zal ,, zyn , ten tyde als god zulks raadzaam zal oor» „ deelen." — Reeds na de Babylonifche gevangenis verfpreiden zig de Jooden in verfcheidene gewesten der waereld: het was hun hier onmooglyk, om den Tempeldienst te Jerufakm op de gezette tyden bytewoonen; hierom bouwden zy Synagogen , waarin de openbaare Godsdienst kon geoefend worden. Deeze Synagogen wierden altoos op eene plechtige wyze ingewyd. Benevens deeze Synagogen hebben zy in de meeste fteden fchoolen, waarin zy in de gefchreevene en mondelyke wetten, (Talmud) onderweezen worden. De leerlingen voeden de hoogfte eerbied voor hunne Rabbynen, deeze befüsfen alle geloofstukken als onfeilbaare rechters. De Jooden, in hunne Synagogen gekomen zynde, doen den Taled aan , zynde een wit vierkant (luk linnen, waarmede zy hun hoofd en fchouders bedekken. Dit doen zy in navolging van moses , die van den berg komende, zynaangezigtvoordeHeerlykheid des Heeren moest verbergen. De banden en kwasten tot den T<»/(? waar uwe eere woont; en ik aanbid den Heere „ mynen formeerder. Myne gebeden zyn voor u, „ o Heere! in den welaangenaamen tyd. O god! „ in den overvloed uwer barmhartigheid , verhoor „ my in de waarheid uwer zaligheid. »» De Voorle^er in zyn geftoelte geklommen zynde , zegt : — De Heer der waereld , die gere„ geerd heeft, voor dat 'er iets gefchapen was,ten „ tyde ajs alles door zyn wille gemaakt was, wierd „ zyn naam Koning genoemd, en die, na dat alles 3, een einde zal hebben genomen , alleen gedueh „ zal blyven, Hy is geweest , Hy is,en zaUyn Q 9 tast  36 GODSDIENSTEN „ met Heerlykhcid." — Hierop laat hy verfcheidene gebeden en dankzeggingen volgen. De wet voor een gedeelte voorgeleezen zynde, ftaat de vergadering van hunne plaats op , drie flappen achterwaards treedende, terwyl de Voorzanger agttien zegeningen zingt ; yder bid alsdan een ftil gebed : vo^rds buigen zy hunne hoofden, en de byzondere Godsdienstoefeningen neemen een aanvang. In den openbaaren Godsdienst hebben de Jooden gordels om hun ligchaam,ten einde het hart van debenedenfle deelen aftefcheiden. Hun handen en aangezichten moeten zyn gewasfehen, zy mogen hunne hoofden niet ontblooten , wenden het aangezicht naar jferufalem, houden dikwils de handen op hun borst, terwyl zy hun oogen naar de aarde gevestigd houden. De deur van de verbondskast geopend zynde, zegt de vergadering: - En toen de Arke voort„ toog, fprak moses; {laat op Heere! en laaten „ uwe vyanden verftrooid worden , cn laaten ze voor u vlieden die u haaten : want de wet is uit „ Sion, en des Heeren woord uit Jerufakm. — Als het wetboek-uit de kas word genomen , roept het volk: — Gezegend zy de Heere , die zyn wer ,, heeft gegeeven aan zyn volk Israël in derzelver „ heiligheid." — De Voorleezer neemt daarop de wet in zyne handen , en zegt tegen de vergadering: — Verheerlykt de Heere nevens my, en „ wy zuilen gezamentlyk zyn naam groot maaken ! — waarop het volk antwoord: — „ Uwe, o Heere! is de grootheid , de kragt , de heerlykheid , de „ over-  voorlezing van de Het , by de Joelen. 11. 36. Het Paafcl.fee.l Ier Jböa«r.^T™'   van A S I A. 37 „ overwinning, en de majefreit, van alles 't geen in den Hemel, en op de Aarde is ; uw , o Heere! „ is het Koningryk , en gy zyt liet die alle dingen groot maakt." — Dan flapt de Leezer, de wet in zyne hand houdende, naar de verbondskas , en het volk vervolgt : „ Wy zullen de Heere on- „ zen god grootmaaken, wy zullen nederbuigen „ voor zyn voetbank : want hy is Heilig ; wy zul- len den Heere onzen god grootmaaken, en wy , zullen nederbuigen voor den berg zyner heilig,, heid: want de Heere onze god is heilig." —— Daarop antwoord de Voorzanger , na het wetboek op het Altaar gelegt te hebben: — „ EnHyzalhulpe ,, betoonen , en Hy zal gedachtig zyn , en Hy zal » verlo?fen, allen die op Hem betrouwen." Na dat de Leezer eenige perfoonen by hunne Haamen opgeroepen heeft, leest elk van hun een gedeelte der wet voor. Een andere , die voor de Altaar geroepen word, zegt: — „ Looft den Heere, die „ gezegend is:" - waarop al het volk antwoord: „ gezegend zy de Heere , die gezegend is van eeu„ wigheid tot eeuwigheid]" waarop de voorgemelde perfoon vervolgd: Gezegend zyt „ gy, o Heere onze god! Koning der waereld! die ons verkoren hebt uit alle geflachten, en ons uwe „ wet hebt gegeeven, gezegend zyt gy , o god! ,, die de wet gegeeven hebt." —- Hierop leest de Voorleezer wederom een gedeelte van de wet voor, waarop de perfoon, die geroepen was om daarna te luisteren, zegt : — Gezegend zyt gy, o Heere C 3 onze  38 GODSDIENSTEN „ onze god! Koning der waereld! gyhebt ons de „ waare wet gegeeven; en het leeven der waereld hebt gy onder ons geplant. Gezegend zyt gy, 9S o Heere! die de wet gegeeven hebt. Na deeze plechtigheid word 'er voor den armen geofferd, en na dat het hoofdfhik, voor dien dag gefchikt, geleezen is , word de wet aan het volk vertoond , welke daarop zeggen : ——. „ Dit is de wet,welke moses aan de kinderen Israëlsheeft ,, voorgemeld , uit den mond des Heejen, door de s> handen van moses. Zy is een boom des le« „ vens voor dien die ze aangrypt, en elk, die haar ■„ vasthoud , word gelukzalig, Haare wegen zyn wegen der lieflykheid , en alle haare paden vrede; langheid der dagen is in haare rechterhand, en in „ haare (linkerhand rykdom en eere. De Heere s, heeft lust om zyne gerechtigheids wille, in de „ grootmaakinge der wet, en in haare fterkte. Terwyl de Leezer de wet in de verbondskas legt, zegt hy; —— „ Zy zullen den naam des Heeren „ looven, want hy is eene befcherming met zynen „ naame alleen," —— Hierop antwoord de vergadering : „ Geeft den lof der Majefteit op s, Aarde en. in den Hemel , en daar zal verhooging s, zyn voor Zyn volk; toejuiching aan alle Zyne beweldaadigden ; de kinderen Israëls , de Natiën, „ die naby Hem zyn , looft den Heere ! Hallelujah!" — Hierop keeren zy, in een langzaameh tred, hun oogen naar de verbondskas gewend houdende j naar hunne wooning. Hun  van A S I A. 39 Hun kerkentucht is doorgaans zeer geftreng. Een boetvaardig zondaar, welke zyne misdaaden aan eene Rabbi belyd , word dikwyls veroordeeld , om negenendertig geesfelfiagen te ontfangen. De kleine ban duurt dertig dagen , en word aan zulke perfoonen uitgeoefend,die den openbaarenGodsdienst verzuimd, of hnnne Leeraars oneerbiedig behandeld hebben. De groote ban word geoefend, om het fpotten met de Wet, of het belagchen van hunne gewoonten en plechtigheden. —— Dien zondaar word vervloekt, by Hemel en Aarde ; zy geeven hem over aan de booze Engelen, —— bidden , dat god hem fpoedig wil verdelgen , yder mensch ten vyand maake, hem met alle ziekten bezoeken, en hem in de buitenlte duisternis werpen. Niemand mag hem nader komen als op een afftand van zes voeten , alle menfchelyke byftand word hem geweigerd. Zy leggen een fteen op zyn graf, om daarmede aantewyzen, dat hy had behooren gefteenigd te worden. Voor het ingaan van denSabbathdag zyn de vrouwen verplicht de lamp te ontfteeken, ter gedachtenisfe van eva , die door haare ongehoorzaamheid , het licht der waereld uitbluste. Op deezen zelfden dag kort yder Jood zyn nagels , welke of in den grond moeten begraven, of verbrand worden. Na het verrichten van den openbaaren Godsdienst houden zy eene rykelyke maaltyd. Als den huisvader de zegen uitfpreekt, houd hy het oog op de brandende lamp gevestigd. Op den Sabbathdag zelve : doet een van hunne leeraaren een foort van redevoering; waarna zy het C 4 overige  4® GODSDIENSTEN overige van den dag op eene vrolyke wyze doorbrengen. Als het nieuwe maan is doen zy eenige gebeden aan g o d , als de oorfprong van alles wat in de Natuur beftaat , en welke de vernieuwing der tyden , door zyn vermogen en wysheid te weeg brengt. In de maand Augustus doen zy eene algemeene belydenis van hunne zonden. Deeze dag word aangekondigd door het blaazen op een hoorn. De perfoon, die blaast, ftaat op de plaats, van welke de wet word voorgeleezen. De gantfche vergadering ftaat rondsom hem in eene ootmoedige houding, met hunne handen om hoog geheven , en met hunne oogen op den grond gevestigd. Zedert zy de plechtigheid van den weggaanden bok achterwege laaten,fchudden zy hunne klederen over het water af, en fpreeken de volgende woorden: — Hy zal zig onzer we» der ontfermen ; Hy zal onze ongerechtigheden dempen: Ja Gy zult alle onze zonden in de diepte „ der zee werpen. De tien eerfte dagen van het nieuwe Jaar , worden op eene godsdienftige wyze van hun doorgebragt. Zy gelooven dat god. de eerfte negen dagen hunne herten doorzoekt , en op den tienden dag hunne naam«n in het boek des leevens , of in het boek des doods aantekent. De groote verzoendag word met veel plechtigheid gevierd. Al wat vyand is verzoend zig 's avonds te vooren met elkander, Zy vasten den gantfehen avond, den nacht, en den volgeuden dag, ftaan blootsvoets in  van A S I A. 41 In hunne Synagogen , of zitten op de aarde neder, met zakken over hunne hoofden, brengende den tyd met zingen en bidden door. Het feest der ongezuurde brooden , (Paasch. feest,) word op de volgende wyze gevierd. Eenige dagen voor dat het Pafcha zyn begin neemt, word de tarwe toebereid,van welke het brood moet gebakken worden. Op den Sabbathdag,voor het feest , word in de Synagoge een Leerreden over het Paaschlam gedaan. Twee dagen daarna moeten hunne huizen en huisgereedfchappen gezuiverd worden : 'er mag geen kruimel brood in dezelve overblyven. De huisvader is by de toebereiding van de ongezuurde koeken tegenwoordig; de koek, welke voorheen aan den Priefter wierd gegeeven , word tot asch verbrand. Zy nuttigen het Pafcha, in de houding van lieden die grooten haast hebben. De vader des huisgezins zit met zyn vrouw, kinderen , en dienstboden aan tafel, waar zy de koeken, en een gedeelte van een lam , met een bittere faus toebereid , eeten. Terwyl de fchouder van het Paaschlam opentlyk vertoond word , fpreekt de huisvader: — Ziet het brood der fmarte, en der verdrukkingen, 't welk onze vaders in Egypte heb,, ben gegeeten; laat hy die hongert toetreeden en ,, eeten : dat is de offerhande van het Paaschlam. Na deeze plechtigheid zingt het gczelfchap een Lofzang; wanneer zy aan dat gedeelte komen , daarde plaagen van Egypten vermeld worden , Horten zy een glas wyn op den grond , en wenfchen dat dezelC 5 ve  4» GODSDIENSTEN ve verre van hun mogen geweerd worden. Dan drinken zy van den wyn , en vervolgen den Lofzang. Na dat de huisvader zyne handen gewasfchen heeft, breekt hy een der Paaschbrooden, en geeft elk een gedeelte daarvan , voorts eeten zy van het lam; het geen overblyft moet verbrand worden. Dit feest duurd agt dagen, en is , gelyk alle hunne feesten, een tyd van vreugde en blydfchap. Het feest der eerftelingen , Pinkfterfcest , was voormaals ingefteld , ter dankerkeutenisfe aan con, voor het inzamelen van de vruchten des akkers. Geduurende dit feest word het boek van rüth, door vyf onderfcheidene perfoonen voorgeleezen. Zy verfieren hunne Synagogen met lampen, beftrooijen het voorleezers geftoelte met bloemen , en vergasten elkander op prachtige maaltyden. Het Loofhuttenfeest word gevierd, ter gedachtenisfe van het verblyf hunner voorvaderen in de woeftyne, waar zy onder tenten woonden. De rykften onder de Jooden Haan voor hunne huizen tenten op , waarin zy hunne geregelde bidftonden en maaltyden houden. Dezelve worden met riet en willige takken overdekt. Wanneer zy naar de Synagogen gaan , draagt yder Jood een tak van een palmboom, drie takken van een mirtheboom, en twee willigentakken, met een lint aan elkander gebonden. Ih de linkerhand houden zy een foort van appel, naar een citroen gelykende. Zo haast zy in de vSynagoge komen, zwaaijen zy met de takken, eerst naar het Oost, voorts naar het Zuid ,vervolgens naar't West, en  van A S I A. 43 en eindlyk naar het Noord. —— De palmtak verbeeld de geveinstheid, de mirthetak de goede werken, — de wilgentak is een beeld der boosdoenders, en de citroentak dat der rechtvaardigen. Op den zevenden dag van dit feest loopen de Jooden , met de takken in hun handen , rondsom het Voorleezers geftoelte : dit doen zy haastelyk, eenige gebeden opzeggende, om daardoor den onbeftendigen ftaat aftebeelden , in welke hunne voorouders door de woeftyne reisden. Op den drieëntwintigften van Herfstmaand word het feest der wet gevierd: zynde negen dagen na het loofhutten feest. Des avonds voor dien negenden dag worden de boeken der wet uit de verbondskas genomen , en in eene plechtige omgang rondsom des Voorleezers geftoelte gedragen; de vergadering zin gt terwyl verfcheidene lofgezangen. Het Purimfeest, of feest der looten , duurt twee dagen , en wierd ingefteld , ter gedachtenisfe van hunne bevryding, wanneer haman Koning ahasuer'js poogde te overreeden om alle Jooden ter dood te doen brengen. Op dit feest deelen deryke Jooden mildaadige aalmoesfen uit; des avonds word hun, in de Synagogen, het boek vanesthervoorgeleezen , en verklaard ; dit gefchied al knielende. Voords doet' hy drie gebeden, waarin hy god dankt, hun van hamans verraad ve rlost te hebben. Het overige van dit feest, komt veel met een Italiaanfche karnaval overeen. Als de vrouwen onjder de Jooden zig baaden, gefchied  44 GODSDIENSTEN. fchied zulks in het byzyn van andere vrouwen, welke getuigen moeten, dat zy over haar geheele ligchaam rein is. De kinderen der Jooden worden in het ftuk van den Godsdienst zeer naauwkeurig opgevoed. Zy moeten van hunne jeugd af met gedekte hoofden gaan, en de gordel draagen die het hart van de long affcheid; hun morgengebed is altoos: — ,, Ge,, zegend zy god , die Israël met kragt omgord „, heeft." — Nimmer zullen zy den naame gods oneerbiedig gebruiken: de geboden der wet worden hun naauwkeurig ingeprent, benevens alle deregels der Synagogen , en op hun dertiende jaar zyn zy meerderjaarig. De ondertrouw der Jo'oden gefchied in tegenwoordigheid van getuigen. De Bruidegom fteekt aan de hand zyner Bruid een ring, en zegt: — „wees gy myne Bruid." —— 'er verloopt dikwyls een jaar eer het huwelyk voltrokken word ; maar wanneer de huwlyksvoorwaarden getroffen zyn , worden 'er agt op eenvolgende dagen met de grootfte vrolykheid doorgebragt. Op den eerften avond van den dag des huwlyks , baad en wascht zig de Bruid over haar geheele Hgchaam. Des morgens als de echt zal ingezegend worden , kleed zig het paar in een prachtig gewaad. De Bruid word door eenige vrouwen naar de Bruiloftszaal geleid, en heeft het hoofd ongedekt. De fpeelgenooten verfieren haar, en hangen haar den fluier om. Dus, zonder datzy haar Bruidegom mag zien , word zy naar de plaats gefcragt j waar de Rabbi den huwlykszegea uitfpreekt. Na  van A S I A. 45 Na het eindigen van den lofzang, wandelt de Bruid driemaal rondom den Bruidegom, en deeze tweemaal rondom de Bruid. Het nieuwgetrouwde paar word hierop wyn aangeboden , van welke zy een kleine teug neemen, en het glas op den grond werpen. By een echtfeheiding word het volgende inagtge» nomen. De vrouw word,op de verklaaring van twee getuigen, in de Synagoge voor den Rabbi gebragt,, welke vergezeld is van nog twee andere Rabbis , een Notaris en de twee getuigen. De man ftaat nevens den Notaris, en de vrouw tegenover denRabbi. Deeze vraagt aan den man, of hy by zyn befluit blyft om zyne vrouw te verhaten. Hierop ja geantwoord zynde , leest de Rabbi de fcheidbrief,aa;i den Notaris vraagende, of hy dien gefchreven heeft; en aan de getuigen, of zy dezelve ondertekend hebben. Wanneer de vrouw de fcheidbrief aanneemt, worden haar de ringen van de vingers genomen. De Rabbi den brief toegevoud hebbende, geeft dien aan den man, welke denzelven aan de vrouw overrykt; zy verbergd dien in haar zak'of onder haar klederen. De Rabbi ziet hierop de vrouw fterk aan, eischt het gefchrift van haar terug , leest het andermaal , en verhoort nog eens den man, den Notaris, en de getuigen. Indien 'er geene verandering voorvalt , word het vonnis door den Rabbi uitgelproken. Voorts fnyd hy den brief door in de gedaante van een kruis , en bewaart denzelven. De plechtigheid van de fchoenontbinding, heeft nog onder de Jooden plaats. Wanneer een Jood op zyn uiterfte ligt, komt de Rabbi,  4ó GODSDIENSTEN Rabbi, welke hem de 20, 38, en pofte Psalm voor» leest. Voorts bid hy met den zieken , en fchenkt hem , wanneer hy zieltoogt , vergiffenis van zyne zonden. Als de kranke overleden is , worden hem de oogen gefloten , zyn aangezicht bedekt, en het ligchaam met een wit laken omwonden. Ondertusfchen dat de aanwezenden het lyk wasfchen , leggen zy een ei in een fchorel met wyn, waarmede het hoofd des overledenen gezalfd word. Zy, die zig voor zyn dood niet met hem verzoend hebben , raaken zyn grooten teen aan en vraagen hem om vergiffenis. By het graf word een lykreden gehouden , waarin de deugden des overledenen opgenoemd worden.Voor dat de kist by het graf is gekomen , wandelen de bloedvrienden zevenmaal rondsom hetzelve. By het nederlaaten van de kist , werpt yder een handvol aarde in het graf; midlerwyl bidden zy voor de rust van de ziel des overledenen. Dus is de tegenwoordige Godsdienst der Jooden gefield: zy zyn verre vervreemd van alle afgodery, maar geenzints van alle bygelóof. Hunne Leeraaren , verre van zig op eene zuivere redenkundige Bybel en Wetverklaaring toeteleggen , houden de vergadering doorgaans met onverftaanbaare zaaken , uit den Talmud, onledig, waardoor het volk als in een' flikdonkeren nacht van onwetenheid omwandelt. Hunne eerbied voor den Talmud , of mondelyke wet, welke zy vooronderftellen , dat god "snachts aan moses op den berg Sinaï gegeven heeft , is zo groot, als voor het geopenbaarde woord gods. On-  van A S I A. 4? Ondertusfchen is het zeker, dat dit werk, 't welk zser uitgebreid is, meerendeels uit de belachelykfte beuzelaryenis faamgefteld-met verklaaringen derGoddelyke wetten, die het gezond verftand onteeren, en met de wysheid des grootcn gods , indien hunne ftelling waar was, ftryden zouden. Eenige geleerde mannen onder hen , hebben het gewaagd hunne geloofsgenooten te verlichten. Zy hebben de gezonde wysbegeerte, als de verklaarfter der Heilige Schriften willen invoeren , en dit zou natuurlyker wyze aanleiding gegeven hebben tot eene betere uitlegkunde over het prophetifche en zedekundige gedeelte der openbaaring. Zyontlededen den Talmud van zyne gedrochtelykfte zyde: het volk verleende aandacht: maar hunne leer- aaren , even hardnekkig als ten tyde van je sus Christus, fpraken vloek en verdoemenis uit over elk, die van de mondelyke wet afweek; en deeden in den zwaaren ban , die geeuen , welke eene andere uitfpraak , als die van de Rabynen durfden aanneemen. Hoe zeer is de*ze Natie te beklaagen.'zy worden door hunne blinde, ftyfhoofdige leidslieden alleen beftierd , en zyn niet Hechts vreemdelingen van het Gemeenebest van Israël, maar ook vreemdelingen van het verbond der beloften. Hunne zielen zyn te dierbaar, dan dat wy de les van onzen Godlyken Leermeefter niet zoude trachten natevolgen:- naamlyk,hendocrleeTingen en voorbeelden te overreeden, dat wy in de aan-  48 GODSDIENSTEN aanpryzing van het Euangeliutn der waarheid niets beoogen , dan hunne tydelyke en eeuwige gelukzaligheid. VIERDE HOOFDSTUK. Handelende over de Godsdienften der Egyptenaaren, Babyloniers, Karthagers en Tyriers. De Egyptenaaren zyn buiten twyfel de eerfta volken geweest, die , door een verftandig mensch beftierd, hunne regeering naar zekere regelen ingericht hebben. Zy zyn allereerst op het denkbeeld gevallen , dat eene gezonde ftaatkunde een volk bloeiend en gelukkig maakt. De wetten der Egyptenaaren waren gefchikt om de zamenleeving aan elkander te verbinden. Hy die een aangevallen mensch niet befchermde, wanneer zulks in zyn vermogen geftaan had , wierd zo geftreng geftraft als de moordenaar. Indien men den ongelukkigen niet kon redden, zo moest men zonder verzuim den daader aan het gerecht bekend maaken. Dus was de eene burger tegen den anderen op zyn hoede, en de gantfche ftaat vereenigde zig tegen de booswichten. Niemand mogt een nutteloos lid van den ftaat zyn, de wetten toonden elk burger zyn' post aan , en zulks wierd van den vader op den zoon voortgeplant. Men mogt  v a n A S i a. 49 mogt geen twee ampten bedienen , nog van beroep veranderen. De Priefters en Soldaaten wierden eene byzondere eere beweezen ; alle kunftenaars , zelfs de geringften , ftonden in eene byzondere hoogachting, en hy, die een' burger, welke iets tot nut der maatfchappy aangewend had , verachtte , beging eene ftrafbaare misdaad. Door deze behandeHn* bereikten de konftcn een trap van volkomenheid* die alle andere volken verbaasde. Elk burger was verpligt den inhoud der wetten re kennen, hy, die onweetend in den Godsdienst, ev ia de ftaatkunde van zyn land was, wierd als een verachtelyk voorwerp behandeld. De Egyptenaaren bleevcn beftendig hunne wetten handhaaven; uit de voornaamftc fteden wierden dertig Rechters verkoren, die het gantfche Koningryk beftierden. In het verkiezen van deze Rechters gaf men op geen aanzien van perfoonen agt: verftand en verdienfte hadden hier alleen de voorkeur. Elk had zyn bepaald inkomen; van procesfen konden zy geen voordeel behaalen -veel min van de gerechtigheid een beftaan maaken. In de gerechtszaal wierd alles fchriftelyk afgemaakt, men vertrouwde de welfpreekenheidniet die de gemoederen verblind , en de hartstochten weet te beroeren. De Voorzitter van den Raad, droeg een gouden keten met edele gcfteenten, waar! aan een beeld zonder oogen hing,om zyn hals ,om de waarheid voorteiiellen. De Egyptenaaren bewaarden met de uiterfte zorgvuldigheid hunne overledenen; zy balfemden dezel- ven,  5o GODSDIENSTEN ven , en maakten door prachtige pyramides hunne naamen onfterfelyk. Om alle beleeningen en borgftellingen , waaruit luiheid , bedriegery , en listen ontdaan, voortekomen , was 'er eene wet, waarby hy, die borg (lelde, het lyk zyns vaders of dat van eert zyner bloedvrienden, in pand moest laaten aan zyn fchuldenaar; dit verplichtte hem , wilde hy niet voor eereloos verklaard worden, zulk een kostbaar pand, zo fchielyk hem mooglyk was,te losten. 'Er zyn weinige konden en wetenfchappen waarin de Egyptenaaren niet ervaaren waren. Zy waren kundig in de Hemelloop; waren de eerden die de inrichting der jaaren maakten; beoefenden de Rekenkunde , Akkerbouw, en Geneeskunde. De Bouwkunde bereikte reeds ten hunnen tyde een hoog toppunt ; 'er was geen dad die niet met prachtige tempels en trotfche paleizen vervuld was. Hunne beelden drekten tot modellen voor de Grieken.Thcbe , een dad die honderd poorten had , en die door homerus bezongen is, wierd, fchoon die reeds verwoest was , door de Grieken en Romeinen bewonderd. Hunne beelden waren Coksfusfen , en hunne zuilen van eene onbefchryvelyke grootte , echter heerschte in alles de'juide evenredigheid. Griekenland was zo zeer van der Egyptenaaren geleerdheid overtuigd , dat zyne grootde mannen , een homerus, pythagoras, plato, lycurgus, en solon, naar Egypten gingen, om hunne wysheid aldaar te leeren. De Voorzienigheid  Van A S I A. Si heid zelve wilde dat moses in de wysheid der Egyptenaaren zou onderwezen worden* Van hunne godsdienftige Zyde befchouwd , waren zy , hoe verlicht in menfchelykc weetenfchappen, de verblindfte Afgodendienaarem Zy beloofden in eene zielsverhuizing, van het eene ligchaam in het andere , tot dat zy van hunne euveldaaden gezuiverd waren. Alle hunne godsdienstplechtigheden waren zinnebeeldig en raadzelachtig. Onnoemlyk was het getal hunner afgoden. Evenwel beweezen zy aan osiris en isis , welke dc üon en de maan verbeeldden , de grootfte eere. Deeze Goden wierden hoofdzaaklyk van den Koning en zyne Hovelingen gediend* Yder Landftreek had haare byzondere Godheid. Deeze aanbaden honden, geene osfen, andere valken, die dienden uilen, fommigen krokodillen, katten en ibis vogels , enz. —1 dikwyls verklaarden fommige Provintiën elkander den oorlog , om de gewichtige vraag te beflisfen, of de krokodil dan of de kat eene Godheid ware. De Apis of flier,had onder de Egyptenaaren dea voorang , in de wyze van Godsdienstplegen. Alle rangen van menfchen aanbaden hem zo lang hy leefde , en wanneer hy ftierf, droeg gantsch Egyptenïand rouw over hem. Na de plechtige begravenis, die dikwyls ruim honderd en dertig duizend guldens kostte , wierd den overledenen God een opvolgergegeven. Gantsch Egyptenland wierd opontboden, om de kenmerken te beoordeelen , welken den ftier, van alle de anderen Van zyn-geflagt ruoe/fen' onder' D a fchtiden  52 GODSDIENSTEN fcheidcn. Hy moest aan zyn voorhoofd een witte vlak hebben, naar eene wasfende maan gelykende, op zyn rug een gelykenis van een arend , en op zyn tong die van een tor. Als de ftier alle deeze kentekens bezat , lag elk den rouw af , en men zag en hoorde niet anders dan gastmaalen en vreugde bedryven. De nieuwe God wierd naar Memphh gevoerd , met veelc plechtigheden op een troon geplaatst , en van elk aangebeden. Volgens het getuigenis der gantfche oudheid wierden niet alleen de voorgemelde dieren, maar zelfs, behalven eenige plantgewasfen, aan de verachtelykfte infeélen godsdienftige eere bewezen. Welk een famentnengfel. van verftand en bygeloof zien wy by dit volk heer- fchen? lucianus zegt: „ treed in hunne „ prachtige tempels , ryklyk met goud en zilver „ verfierd, maar zo gy naar eene Godheid wilt zoe,, ken, gy zult 'er een ojevaar, een aap of een kat vinden." De Egyptenaaren zig op hunne wysheid verheffende , wierden inderdaad dwaazen , aangezien zy de Heerlykheid des onverderfelyken gods veranderden in de gelykenis eens beelds van een verderflyk mensch, en van gevogelte, en van viervoetig en kruipend gedierte. t Ik heb reeds gezegt dat de Egyptenaaren de ligchaamen hunner overledene bloedverwanten balfemden, en naar maate zy vermogend waren , de prachtigfte gedenkzuilen boven hun graf oprichtten . Het eerfte gefchiedde op de volgende wyze : door middel van zeker werktuig wierden d» hersfenen, dpor  van A S I A. 53 door de neusgaten uit het hoofd gehaald, men nam de ingewanden uit het ligchaam en vulde de holligheden met fpeceryen. Hy, die de opening gemaakt had,-en doorgaans een flaaf was, moest zig na dezelve op de vlucht begeeven, anders wierd hy door het volk dood gefteenigd. Zy die de balfeming verrichtten , wierden zeer eerbiedig behandeld. Na verloop van eenige dagen wierd het lyk met fyn lynwaad omwonden, en met de welriekendfte kruiden overdekt: men gaf het den bloedverwanten , die de plaats huns verblyfs verlaten , en zig ' geduurende den tyd van zestig of zeventig dagen van alle verkwikkingen des levens onthouden hadden, over; wanneer het in een graf bygezet, of in hunne eigene huizen bewaard wierd. De Rechters van Egyptenland deeden dan een uitfpraak , of de overledene een deugdzaam of eereloos mensch geweest was. De deugdelooze wierd zyn gedachtenis voor eeuwig uitgewischt , maar de braave wierd in een duurzaam aandenken gehouden. j o s e p h , de elfde zoon van vader j a c o b , was de eerfte , welke door zyn verftand Egyptenland in den bloeiendften toeftand (lelde, Hy was het, die met de aanzienlykflen des ryks een reis door Egypten deed , om de gelegenheid des lands te leeren kennen. Het volk was, wat hunne levensftandbetreft , toen ter tyd in drie klasfen onderfcheiden. De aanzienlykfte was de Priefterlyke (land , daarop volgden de krygslieden, en dan de burgers, die zig van T) 3 de  54 GODSDIENSTEN de vee en landbouw geneerden. De Koning behoorde tot den rang der Priefteren ; deze leefde» van hunne eigene bezittingen, waren de voornaamfte dienaaren van den ftaat, en regelden den Godsdienst, De krygslieden , fchoon de Egvptenaaren niet heldhaftig waren , genoten met de Priefters dezelfde voordeden, en waren, even als deeze, nat* telooze leden van den ftaat, Met den burgerftand ftond het niet yoordeeliger gefchapen. joseph zag dat zy,door de zeevaart te verzuimen, waar ui de Pheniciers hen voorgingen , de duurzaamfte voordeden verlooren. Hy voerde die in, bragt de krygftand, in een' naaren toeftand te dien tyde, in eene geregelde order, maakte den ftaat ryk,den deugd* zaamen Koning fouverein Opperheer, fchoon altoos aan den ftaat onderworpen , en noodzaakte de onderdaanen s om den algemeenen koophandel met yver voorttezettcn. Dus wierd Egyptenland, van alle nabuurige volken ontzien, bemind, en ge» vreesd. De woorden des Konings waren in allen opzichten op joseph toepasfelyk: — „waar kunnen wy een man vinden die zo vol goddely- ken geest is, als deezen? Ik ken geenver- „ Handiger, geen grooter. DE BABYLONIERS. De Bubyloniërs zyn in de oude gefchiedenis berucht , wegens hunne vermetele torenbouw , wiens voltooijing de Goddelyke Oppermagt gefluit heefto De plaats, , waar deze toren geftigt wierd , nam van  van A S I A. 55 van tyd tot tyd in grootheid toe, en kon den naam van eene aanzienlyke ftad dragen. Zy aanbaden het vuur, en onder verfcheidene afgodsbeelden , dienden zy den Bel of üelus , welke zo veel als fterhte betekende. De oude gefchiedfchryver berosus zegt dat de God Belus , den chaos der duifternis bezittende , Hemel en Aarde van elkander fcheidde, en de waereld in eene voegzaame orde bragt ; maar ziende dat 'er geene inwooneren in dezelve waren, gaf hy bevel, dat een der Goden zyn hoofd zou afflaan, om de aarde met zyn bloed te vermengen, en daardoor menfchen en dieren te doen voortkomen. Hieruit kwamen de menfchen te voorfchyn , benevens alle de verfchillende foorten van dieren, belus regelde denioop van zon, maan, en fterren, en van alle de overige Hemelfche ligchaamen. Op de puinhoopen van de beruchte toren , wierd ter eeren van deezen afgod een tempel gefticht , welke de prachtigfte van den geheelen Aardkloot was: van binnen was hy met verfcheidene kostbaare beelden verfierd ; een van dezelve was van louter goud , en veertig voeten hoog. De overige toeftel was agt honderd talenten gouds waardig. Na dat c y r u s Babel vermeefterd had, bekleedden de Joodfche Propheet Daniël het ampt van eerften ftaatsdienaar , en dus viel het hem niet ongemakkelyk om toegang in den Tempel van belus te verkrygen , en de bedriegeryeu der Priefteren te ontdekken. Hy openbaarde den Koning zyn£ rauD 4 dek-  56 GODSDIENSTEN dekking , en de zaak had, tot fchande der zeventig Priefteren, eenen gewenscbten uitflag. Het geval met den zogenaamden draak wierd mede ten opzichte van DANiëL meteen' gewenschten uitflag bekroond, Het algemeen gebruik der vrouwen was niet al» leen onder de Babyloniers geduld; maar wierd zelfs als een godsdienftige plicht geboden. De tempel van melitta, omtrent dezelfde als die van ve«n u s , was de vergaderplaats , waarin zig op dea bepaalden tyd alle jonge Maagden begaaven , om hun ligchaam , aan elk die zulks begeerde , ter wellust overtegeeven. Op de openbaare wegen zelfs wierden fchenddaaden uitgevoerd. merodach was een afgod, die mede te Habel gediend werd. Dit was waarfchynlyk een van hunne Koningen, succhotbenoth wierd me de Goddelyke eere bewezen. De Babyloniers, welke dezen afgod dienden , waren volkplanters , naar Samaria gezonden. Het zinnebeeld deezer volkplanting was een klokhen met haare kiekens. Ter eere van deeze Godheid had men een tempel gefticht, waarin alle jonge vrouwen verplicht waren , eenmaal des jaars, haar ligchaam ten beste te geeven. De Babyloniers geloofden een ftaat van belooning en ftraffen na dit leven. Zy waren wreedaartig van charakter, godloos, brooddronken , en wraakgierig, cyrus nam het land met verrasfing in , en de zetel des ryks wierd na Suja in Peifien overgebragt, Ten tyde van alexanper den groq- TEN,  v a n A S I A. Sf ten was Babyion in een volflagen wildernis veranderd. TYRUS en KARTHAGO. Tyrus en Karthago wierden door de zoonen van cham bevolkt. Deze volken hadden dezelfde Godsdienstoefeningen , fpraken dezelfde taal , beoefenden dezelfde kunften en weetenfchappen , en waren in alle gebruiken en wetten gelyk aan elkander. De Pheniciers waren een oud overblyffel der Kanaaniten , en wy vinden hen dikwyls onder den naam van Philiftynen in de Heilige Schriftuur genoemd. Zy bewoonden dat gedeelte van yfc;a, dat aan de Middellandfche Zee grenst , en hun voornaamfte afgod wierd dagon genaamd. Deeze afgod was half mensch en half visch ; en gaf door die gedaante zyn vermogen over land en zee te kennen. Het land , waar zy zig nederzetteden, gaven zy den naam van Tyrus. Van den koophandel levende, zonden zy verfcheidene volkplantingen naar Afrika, waarvan de meeften onder den naam van Karthagers begrepen waren. De Karthagers waren zo zeer aan de Tyriers verknogt, dat zy hen jaarlyks een fchatting zonden , om de kosten van hunne regeering, en het handhaven van hunnen Godsdienst goedtemaaken. De Godsdienst der Karthagers , zynde dezelfde met de Tyriers, Pheniciers, Philiftynen enKananiten , was zodanig , dat zy de menfchelyke natuur D S Wt  gS GODSDIENSTEN tot oneer verftrekte. Zy ondernamen niets , zon» der alvorens hunne Goden te raadpieegen. herkul e s was hunne voornaamfte Befchermgod ; wanneer zy ten oorlog toogen fmeekten zy om zynen hyftand, en na de overwinning behaald te hebben, wierden hem offerhanden van dankbaarheid opgeofferd. urania, de Maan, wierd by gelegenheid van drooge tyden , menigvuldige regen, hagel, donder of ftormen aangeroepen. Eene andere Godheid, welke de Karthagers dienden, was saturnus. Aan deeze Godheid wierden menfchen opgeofferd, Vorften en aanzienlyke perfoonen , plagten hunne meestgeliefde kinderen , dezen afgod ten offerhande te flagten. Sommigen die geene kinderen hadden , kogten dezelve van arme lieden , om van het voordeel der offerhanden niet ontfloken te zyn. Langen tyd heeft deeze gewoonte onder de Tyriers en Karthagers plaats gehad. De kinderen wierden in het dal Hinnons, in eenen vuurigen oven verbrand. Somtyds wierden die onnozele fchepfels in het gloeijend gemaakte beeld van saturnus geworpen, terwyl een menigte fpeel. tuigen, het gekerm dier rampzalige flachtoffers verdoofden. De moeders verfmoorden , by het zien dier offers, hunne natuurlyke aandoeningen , want zo zy zig eene traan lieten ontvallen, wierd de offerhande als kragteloos aangemerkt. In laatere tyden lieten zy hunne kinderen door twee vuuren doorgaan, tot aan het beeld des afgods , maar vermits zy 'er niet zelden van fticrven, was deeze manier  v a n A S ï A. g9 nier van offeren , aangezien zy een langzaamer en dus fmertelyker dood veroorzaakte, veel affchuwelyker. Zo dikwyls 'er eene befmettelyke ziekte heerschte , wierden 'er een groot getal kinderen aan hunne afgoden opgeofferd. Wy zullen dit Hoofdftuk met de volgende aanmerking van p l utarchus befluiten. —— „ Kunnen wy gezegd worden waardige begrippen wegens de Goden te „ voeden , indien wy gelooven , dat zy gediend ,, zyn met den doodflag , en naar menfchenbloed dorsten ? >— de Godsdienst ftaat in het midden 3, tüsfchen twee uiterften : ongeloovigheid aan den „ eenen kant , en bygeloovigheid aan de andere s, zyde. De eene leert ons aan de waarheid van „, alles te twyfelen, de andere noopt ons om de groot3, fte ongerymdheden te gelooven, Ongeloovigheid doet ons gelooven dat 'er geene beloonende of ,, ftraffende of ftrafoefenende god beftaat , terwyl de bygeloovigheid, om de wroegende folteringen van een fchuldig geweeten te ver/agten , ons nieuwe Goden doet fmeeden , en hun ongehoor- de eigenfchappen toefehryven." Grootere waarheid als deeze is, heeft nooit eenig mensch te boek gefield, V Y F-»  «O GODSDIENSTEN VYFDE HOOFDSTUK. Handelende over de Godsdienflen der oude Aralieren t Perfiaanen en Meders, Scythen, Tartaar en, de volken der Noordfihe gewesten, en Chineezen. De oude Arabieren aanbaden de zon , maan , Hangen en andere dingen. Zy begroeven hunne dooden niet , zelfs hunue Koningen wierden in een afgelegen hoek gelegt , en aldus aan de verrotting overgegeven. Op overfpel was de doodftraffe gefteld, maar bloedfchande wierd ftraffeloos gepleegd. De kinderen wierden op het voorbeeld van ismaël, op hun dertiende jaar befneden. Hunne Priefters waaren in wit lynwaad prachtig gekleed , draagende myters op hunne hoofden. Zy onthielden zig van zwynenvleesch , en mogten geen reukwerk verzamelen , voor dat zy verplicht waren te offeren. In Pancha'éa was een deftige tempel , rondsom welke Priefters hunne woonhuizen hadden. De tempel zelve was met verfcheidene beelden opgepronkt , onder welke hunnen afgod sa lis uitmuntte. De Priefters hadden het beftier over burgerlyke en kerkelyke zaaken. —— Dat de oude Arabieren van i s m a t l 3 de natuurlyke zoon van abraham by hagar, afftammen, leid geen twyfel. P E R*  Van a s i a„ 6ï PERSIAANEN en MEDERS. De Perfiaanen hadden tempels noch altaaren, zelfs geene beelden. Zy offerden op de toppen der bergen hunne offers aan den Hemel , aan de zon , de maan, het vuur, de aarde, water en winden. By offerhanden mogten geen fpecltuigeu gébruikt wor. den. De Priefter was met een myrthenkrans gekroond , en fneed de offers in kleine ftukken, met welriekende kruiden vermengd, Eene der Magi , (wyzen) was verplicht by de plechtigheid tegenwoordig te zyn , en een' lofzang te zingen , ter eere van den God aan wien men offerde. —- Ta liegen en fchulden te hebben was by hen een vcrachtelyke misdaad. In eene geheiligde rivier te fpuwen, zig te wasfen of 'er de behoeftens der natuur intedoen , was ten hoogften ftrafbaar. Het geheiligd vuur met hunnen adem aanteblaazen, of'erflyk intewerpen , wierd met de dood geftraft. Wanneer zy aan het water offerden , wierden de beesten in een gragt geflacht, en het vleesch in myrthe en lauwerbladen gelegt; By de offerhande aan de aarde , Wierd de plaats, daar de plechtigheid gefchiedde, met oly , melk en honig befproeid. Voor de zon flagteden en offerden zy witte paarden. Zy hadden verfcheidene feestdagen , waarvan de dag aan de zon toegewyd de voornaamfte was. ——— De Meders maakten met de Persfen in den beginne één volk uit en wierden door een Vorst geregeerd ; hunne Godsdienst was van denzelfden aart. zo^oast er was  0* GODSDIENSTEN was naderhand de grondlegger der Magifche diénitj en de eerfte,welke voor het vuur Tempels bouwden. SCYTHEN. De Godsdienst der oude Scythen was in allen opzichten barbaarsch en affchuwelyk. Eerstbadenzy Vesta alleenlyk aan; maar vervolgens ook jupï- t e r , apollo, venus, mars, en herku* les. Voor mars alleen richtten zy tempels op, Welken flegts met een oud zwaard verfierd waren* Aan dit zwaard wierd eenmaal des jaars , behalven eenig vee en paarden , van ieder honderd gevangene menfchen, een opgeofferd. Met het bloed dier ongelukkigert wierd het zwaard befproeid. De flachtoffers floeg men den rechter fchouder af, welke vervolgens in de lucht wierden geworpen, De heeften die zy offerden, wierden eerst gewond en voords gewurgd. TARTAARZEN. De Tarters hadden in hunnen Godsdienst veel overeenkomst met de Perfen en Meden. Zy aanbaden de zon , fterren , het vuur , de aarde en het water. Aan deeze Godheden wierden alle morgen Ipys en drankofferhanden geofferd. Zy geloofden aan een Opperwezen , die Hemel en Aarde geformeerd had, maar bewezen hem geene eere van aan» bidding*  Van A S I A« 63 bidding. Aan den ingang van hunne tenten plaatften zy afgodsbeelden , ten einde deeze hunne huisgezinnen en veekudden zouden beveiligen; hiervoor wierden deeze beelden , de eerftelingen van melk , fpyze en drank geofferd , gelyk ook de herten der gedachte beesten. Aan het opgerechte beeld des Keizers plagt men eenige paarden toetewyden op welke niemand naderhand rydenmogt. Zy moeften de beenderen hunner offerhande verbranden, het offervuur met geen mes aanraakcn , geen melk noch fpyze tegen de aarde werpen , veel min hunne natuurbehoeftigheden in hunne tenten verrichten. Wanneer een Tartaar ftierf, wierden de vrienden op een maaltyd van merriënmelk en paardenvleesch onthaald , de beenderen offerde men tot rust zyner ziele , ten brandoffer: ook werd een merrie, een veulen , en een getoomd en gezadeld paard , benevens al des overledenen goud en zilver, begraaven. De huid van het opgegeeten paard wierd tentsgewyze famengefteld, ten einde de overledenen een tent zou hebben in de andere waereld. Hunne Predikanten ftonden op hooge boomen , fpraken aldaar hunne leerredenen uit, en befprengden vervolgens de toehoorders met een vogt van bloed, melk , aarde en koedrek dooreengemengd. Hunne dooden wierden niet ter aarde befteld , maar aan boomen opgehangen. .NOORD*  p bergen geftigt.; naar welke het geiheene volk by menigten in bedevaart optrekt j deeze tempels heb. ben een oiiderfcheidene rang van heiligheid. De bedevaartgangers vallen, eer zy de tempel bereiken» E vip.  66 GODSDIENSTEN verfcheidene maaien op hunne knieën , en zingen lofgezangen ter eere van foe. De uitwendige leer, welke foe verkondigd heeft, beftaat uit de volgende regels: naamlyk, dat'ereen groot onderfcheid is msfehen goed en kwaad , dat 'er in een toekomend leeven belooningen en ftratfen zullen uitgedeeld worden. Dat de God foe geboren wierd om de waereld te behouden , en voor de zonden der menfchen verzoening te doen. Dat de volgende vyf geboden door de menfchen moeten onderhouden worden. Het eerfte gebod beveelt, geen levendig fchepfel te dooden, het tweede, niemand iets te ontvreemden, het derde , zig voor alle onreinheden te wagten, het vierde, verbied het liegen, en '% vyfde , het wyn drinken. De inwendige leer van foe komt hierop uit,dat niets het begin van alle dingen is ; dat 'er geen ander onderfcheid tusfchen de fchepfelen plaats heeft dan ten aanzien van hunne uitwendige hoedanigheden , en dat de menfchen om aan deeze oorfprongelyke hoedanigheid gelykformig te worden , zigmoe^ ten gewennen aan niets te denken , niets te doen, niets te zien,cn niets te begeeren. Dat de heiligheid gelegen is in het wederkeeren tot zyn oorfprongelyk niets , wanneer alle de vermogens der ziele zullen ontbonden worden , en de mensch tot een ftaat van volmaaktheid zal geraaken. De afgod chim hoam word als de Befchermgod der lieden aangebeden. Alle openbaare Ampte- naars  v A h A S i A. 6? naars in China zyn , by het aanvaarden van hunne bedieningen , verplicht zig in een' plechtigen optogt haar deszelfs Tempel te begeven , en den God kaarfen , reukwerk, wyn, bloemen, en het vleesch van verfchillende dieren te offeren,, Deze plechtigtigheid moeten zy tweemaal des jaars herhaalen. Ook zweeren zy voor deezen Afgod recht en gerechtigheid te zullen oefenen. Onder dén naam Chines worden verfcheidene afgoden in China vereerd» De afbeeldzels deezer Goden gelyken naar' geen fchepfel op aarde* Het' zyn eigenlyk Tempels in de*, gedaanten van Pyramiden gebouwd. fn deProvintie Fokten , naby dé ftad Fohieu , ftaat eerie van deeze Chines , welke negen verdiepingen heeft en negen honderd ellen hoog is. Boven op de top van het gefticht ftaat een verguld afgodsbeeld* Yder God der Chineezen heeft zyn byzonder feö» Wind. ti-can word gehouden voor denOpperbea ftuurder van hunne rykdommen. Op yder hoog altaar ziet men zyn beeltenis, met een kroon op het hoofd en een fcepter in de handen. Agt beelden , zyne lyftrauwanten verbeeldende , ftaan rondsom hem. Op de muuren van den Tempel ftaat de ftraf der verdoemden in de helle uitgebeeld, en boven het hoofd des afgods leest men deeze woorden: «#** die zig zal vernederen, en zyrte gebeden duizend,, maal voor my opzeggen , zal van deeze pynen „ verlost worden." ra al word onder de gedaante van een witte elefant goddelyke eere bewezen. Ook word quANT-coNG, een van hunne eerfte vor£ & ftefl  6% GODSDIENSTEN iïen in den rang der Goden geplaatst. Het beeld U van een reusachtige grootte , zittende op een tafel met een waschkaars voor zig. Nevens hem liggen verfcheidene boeken , en agter hem ftaat zyn opwagter sin-cheou in eene niet minder fchrikkelyke gedaante, cano-y word als de God der benedenfte Hemelen gediend; zy fchryven hem de magt van leven en dood toe. Hy heeft over drie geeften het beftier; de eerfte zend regen om het aardryk te verkwikken en te voeden, de tweede is de God der zee , en de derde word de God des oorlogs genoemd. De Chineezen betoonen mede eene Goddelyke eerbewyzing aan eene Godinne, puzza genaamd* Zy word afgebeeld als zittende op de bloem Latos# en heeft zestien handen , gewapend met mesfen v zwaarden, hellebaarden , boeken , vruchten,planten, en andere dingen, phelo, die de kunst van het zoutmaaken uitvond , geniet mede eene godsdienftige eerbewyzing. Men heeft ter zyner gedachtenisfe een jaarlyks feest ingefteld , het welk in het begin van zomermaand gevierd word. De Chineezen verfieren als dan hunne huizen met boomtakken, en rusten op dien dag fchepen uit, met welken zy rondsom de kusten vaaren. Zy vereeren hem met lofgezangen , en roepen hem met veel eerbied aan. Dus was het met de zeden der Chineezen gefield, wanneer confucius. de misbruiken, welken 'er in de regeeringsvorm , Godsdienst , zedekunde ea wysbegeerte waren ingeflopen , herftelde : het is der  van A S I A. 69 der moeite waardig, te weeten, wat men ^an deeze verbetering en hervorming te houden hebbe. confucius, een man van edelen huize, en van eenen zagten inborst , had eene befchaafde opvoeding genoten. Hy wierd, volgens de naauwkeurigde berichten, vier honderd en vyftig jaaren voorde gemeene jaartelling geboren. De CMneefche Priefters verhaalen, dat hy, geboren zynde, door twee draaken bewaakt wierd , dat de Herren zig voor hem nederbogen om hem te groeten. Dat hy op zyn zeventiende jaar een verzameling faraenftelde van de besje Autheuren , uit welke hy de nuttigde keringen trok. Dat hy op zyn twintigfte jaar zig in het huwelyk begaf , en een zoon verwekte , doch zig kort daarop van zyn vrouw afzonderde, en zyne letteroefeningen voortzette. Vervolgens richtte hy een fchool op om de jeugd te onderwyzen , en had vyfduizend leerlingen. Deeze groote man leefde tot aan zyn zeventigfte jaar en ftierf van droefheid , vermits hy zyne landgenoten niet had kunnen verbeteren, confucius was inderdaad een voor zyne eeuw verlicht man , en heeft veele voortrefrelyke zedeleerïngen nagelaatcn. De Chineezen zyn noch wyzer, noch befchaafdcr door hem geworden. Zy hebben integendeel meelden uitwendigen perfoon, als zyne verhevene talenten bewonderd , en kt jplaats van zyne keringen gebruik te maaken, hebben zy hem , tot hoon van het gezond verdand , in eenen halfgod veranderd, Bern tot heden offerhande toebrengende.J E 3 Een  GODSDIENSTEN Een menigte Tempels zyn ter zyner eere gebouwd , alle in de gedaante van Pyramiden. De ftads bevelhebber, waar de Tempel ftaat, is altoos de Offerpriefter. Voor dat des avonds de offerplegtigheid een aanvang neemt, komen de aanzienlykfteii uit de ftad byëen , en brengen allerleie foorten van ryst en koorn by elkander, welke op een tafel, voor het altaar van confucius geplaatst,wordenna. dergelegd. Op het plein voor den Tempel ftaat mede een tafel , verlicht met waschkaarfen , vuur om de olferhaude te ontfteeken, en kostbaare reukwerken. De varkens en andere dieren, welke moeten geofferd worden , word een weinig wyns in de ooren gegooten, indien zy hunne hoofden fchudden, worden zy als bekwaam tot de offerhande aangemerkt , maar zo zy zig ftil houden , worden zy a& gekeurd. Eer de dieren gekeeld worden , buigt zig de Priefter op eene eerbiedige wyze, waarna ze in zyne tegenwoordigheid geflacht warden. Wanneer hen de keel is afgefneeden , buigt hy zig ten tweedenmaale , en dan word hun het hair afgefchraapt, de ingewanden uit het ligchaam genoomen , en het bloed tot de volgende dag bewaard. Des morgens word het bekende teken gegeeven, waarop de Priefter en zyn gevolg de waschkaarfen ontfteeken; het koor heft eene lofzang aan, en de Priefter voor het altaar ftaande , roept : „ Laat het hair en „ het bloed der dieren, als eene offerhande geofferd worden." Een andere Priefter neemt een fchotel, fflCBgt k?t Mï en, blped onder elkander, waarop te  r a m A S I A. ?i deCerimoniemeefter zegt: ■ „ Laat hetbloed en het hair begraaven worden :" — het welke in den voorhof gefchied. Nu word het vleeschvan de offerdieren ontdekt, en de Cermoniemeefter vervolgt : . ■ ,, Mogt de ziel van coufusius, „ op dit offer nederdaalen :" de Offerpriefter neemt een glas met wyn en ftort dien over een van ftroo gemaakt mansbeeld uit; en na dat het beeld van confucius op den altaar geplaatst is, doet hy het volgende gebed: „ O confucius! „ godlyk en onnavolgbaar zyn uwe deugden! onze „ Keizers zelve zyn aan u verplicht , want het zyn „ uwe onfeilbaare voorfchriften, naar welke zy hun „ gedrag inrichten. Alle onze verplichtingen aan „ u zyn zuiver en volkomen. O ! laat uwe ver,, lichtende geest op ons nederdaalen, en ons door ,, deszelfs tegenwoordigheid onderfteunen !" Naauwlyks heeft de Priefter dit gebed geëindigd, of de vergadering knielt neder , en na dat dezelve opgeftaan is , wascht hy zyne handen , en een der mindere Priefters bied hem een beker met wyn aan. Dan zingt de Cermoniemeefter met luider ftemme: — ,, laaten de Priefters den troon van confucius „ naderen." De Offerpriefter knielt neder, en bied het beeld een ftuk zyde ftof aan., benevens een beker met wyn , en fpreekt de volgende woorden: — ,, Uwe deugden overtreffen die van alle andere „ Heiligen , welke immer voor u geleefd hebben. „ Onze offerhanden zyn loutre beuzelingen. Alles „ wat wy verzoeken is, dat het uwen geest behage, E 4 ons  n GODSDIENSTEN „ ons te verhoeren." Hierop zegt de Priefter, op een zingenden toon: - „ Laaten w> den wyn der„ zegeningen en der waare gelukzaligheid drinken." De Priefter gebied het volk nederteknielen , ontfangt een beker met wyn , en de Cermoniemeefter zingt: —- ,, Drinkt den wyn der waare gelukzaligheid." "— De Priefter drinkt dien, ontfangt een fuik van het vleesch, en de Cermoniemeefter vervolgt : — „ Gebruik het vleesch der offerhande !" Hier op antwoordde de Priefter: — „ Wanneer wy deeze ,, offerhande offeren, leeven wy in de verwachting „ van daardoor alle vertrooftingen dezes levens ta „ zullen ontfangen." Het overfchot der-offer-, hande word onder de vergadering uitgedeeld , e« allen die daarvan eeten, gelooven dat confucius ben genadig zal zyn. De Priefters , welke de ziel van confucius naar hujs geleiden , bidden de volgende woorden: — „ Met het diepfte ontzag „ en den plichtfchukligften eerbied, hebben wy it „ onze offerhanden geofferd. U hebben wy gefmeekt„ om tegenwoordig te zyn hy onze brandoffers van „ een welriekende reuk ; thans verzeilen wy uw „ ziel naar den Hemel." — Geduurende dit gebed knielt de vergadering neder. Alle de overgeblevene fpyzen worden onder het volk verdeeld, en de kinderen krygen de lappen ftof aan c o nfuc i os ge-, afferd, om 'er hunne poppen mede te kleeden , en bewaaren deeze overblyffcls zeer dierbaar. —- Zie daar de navolgers van confucius , het verlichtfte, m Wysgeerigfte VoJk yan Am m ahte, yeelgroo, nï  van A S I A. 73 tsr als de navolgers van moses, indien wy de he^ dendaagfche Deïsten gelooven willen, Jk zal niets van de offerhande die zy ter gedachtenisfe van hunne voorouderen jaarlyks verrichten, veel min va:i de byzondere plechtigheden » welke zy aan zo veele Godheden bcwyzen, melden ; ook gil ik de bedriegeryen hunner Bonzen , of Monniken , ftilzwygend voorby: de gefchiedenis daarvan is een famenweeffel van ongcrymdhcden en bygeloovigheden ; ik zal alleenlyk nog iets van hunne huwlyken en begraafnisplechtigheden zeggen. De toekomende echtgenooten mogen zig naar hunne neiging of verkiezing niet in 't huwlykbegeeven: de party word door de bloedvrienden of oude wyven , welke daar een kostwinning yan maaken, gefloten. Wanneer de trouwdag is vastgefteld, word de bruid in een draagftQal uit haar ouders huis gedraageii: de bruidegom benevens de bloedvrienden volgen haar. De bruid brengt geen huwlyksgift mede , want in China , moeten de mannen geld voor hunne vrouwen gceyen , in plaatsfvan 'er geld voor te ontfangen. De bruidegom verzelt de bruid tot aan zyn huis , opent de draagftoel , en geeft haar aan de zorg van ecntge vrouwen over , om zig met haar te vermaaken : de bruidegom maakt zig alleen met zyne vrienden vrolyk. Hy mag de bruid die hy gekogt heeft-niet zien ; maar indien hy , by het openen van de draagftoel ziet, dat men hem ten opzichte van haare fchoonheid bedrogen heeft , mag hy de draagftoel wederom toefluiten , en haar aau B § haare  74 GODSDIENSTEN haare verkoopers terng zenden , doch van zyn geld ontfangt hy niets terug. Deze gewoonte heeft meer onder den burgerftand , dan onder lieden van den eerften rang plaats. De dag na het huwlyksfeest, begeeft het nieuwgetrouwde paar zig naar den Tempel, om aldaar aan een hunner Goden te offeren , en hunne naamen te laaten infchryven. By die gelegenheid fpreekt de Priefter een zegen uit , en zegt : dat niets dan de dood hen kan fcheiden. - Ik moet nog aanmerken dat alle de naastbeftaanden van het verloofde paar, zig sdrie dagen voor de voltrekking des Huwlyks in den zwaaien rouw fteeken , en zig van alle vermaakJykheden onthouden. Want de Chineezen befchouweri het huwlyk van hunne kinderen of bloedverwanten , als de aannadering van' hun dood. Als een Chinees fterft, richt men in een der huisvertrekken een altaar op a waarop het beeld des overiedenen geplaatst word: het lyk word ondertusfchen in een kist agter het altaar gezet. Al wie het altaar nadert moet zyn rouwbeklag by het lyk afleggen , en viermaal voor het beeld knielen, na alvorens eenig reukwerk geofferd te hebben. De kinderen ftaan in rouwgewaad rondsom de kist, en zyne vrouwen en bloedverwanten weenen met luider ftemme. Sommige wyven worden om te fchreijen gehuurd, zitten agter een gordyn , een weeten zig meesterlyk van hunne kunst te kwyten. Wanneer het lyk gekist word, word zyn mond gevuld met zo veel ryst, zilver en goud , als de vermogens des over-  van A S I A. /5 pyerledene toelaaten. Ook legt men een goed getal fchaaren in de kist, ten einde de overledene inftaat gefield zy, om zyne nagels te kunnen knippen. Wanneer de uitvaart zal gehouden worden , komen alle de vrienden en bloedverwanten byëen , zynde in diepen rouw gekleed: de Priefters woonen de plechtigheid mede by. Verfcheidene beeltenisfen van mannen, vrouwen, tygers, elefanten , en andere fchepfels volgen de lykftatie ; deeze figuuren moeten tot rust voor de ziel des overledenen, verbrand worden. Agter de lykftatie volgen de Priefters , van welken 'er een ééne Leerreden doet. Voor het lyk gaan eenige lieden met kopere wierookvaten, Ue kinderen volgen de baar, en daarop de vrouwen en bloedverwanten , alle in beflotene draagftoelen gezeten. Het lyk word van eenige Muzikanten, welke eenen naaren treurtoon flaan , begeleid; en van anderen word geduurig eenige handen vol roode aarde op de kist geworpen. Na dat het lyk in de grond gelegt is , doet de Priefter zyn Lykre^ den, en elk keert naar zyne wooning terug. ZES-  76 GODSDIENSTEN ZESDE HOOFDSTUK. Handelende over de Godsdienften van Siam , Pegu , Bengalen, Magor, Cambafa, Malabar»Narfinga , Bisnagor , Japan , de Philippynfche eilanden, en van Ceilon. de INWOONERS van SIAM. De inwooners van Siam zyn in vier verfcheide» ne feétens verdeeld, ieder van hun bid eene der vier elementen aan , en dit is de reden dat fommigen van hun in de aarde begraven , deeze verbrand, anderen in de lucht gehangen , en geene in het water geworpen worden. Hunne zedelyke wet is in de volgende geboden begre«pen: —— „ Gy zult niet doodfiaan; — gy zult geene onreinheid bedryvcn; — gy zult niet „ fteelen, — gy zult niet liegen; — gy zult geene „ bedwelmende dranken drinken." — De Priefters 2yn de eenige bewaarders der wetten. Het groote voorwerp van hunnen eerdienst word den naam van sommona codom gegeeven. Zy gelooven dat deze afgod uit eene maagd geboren is , door middel van de zon. Zyn broeder thevathat befloot zynen ondergang, en wierd ter helle verwezen.Eer sommona codom voor een God verklaard wierd, had hy zig vyf honderdmaal op de aarde vertoond, telkens  VAN A S I A. 7? telkens onder eene verfchillende gedaante. Zyne deugden en goedwilligheden maakten hem eindelyk de voorgemelde eere waardig, Hy vastte, bad,en beoefende alle de Godsdienstplechtigheden , in zyn Vaderland gebruiklyk. Hy verrichtte wonderwerken , kon zig onzichtbaar maaken , hy bezat haf, fchoonfte talent om te kunnen prediken : maar om een' ketter , welke hy ter dood gebragt had, .moest hy zelve lerven. Hy verfcheen van nieuws af in de waereld , beval zyne leerlingen ter zyner eere Tempels en Akaaren te bouwen ,- en overleed kort daarna. De Siammers hebben verfcheidene feestdagen. Onder anderen een ter eere van hunne rivieren, van welke de vruchtbaarheid huns lands afhardt, Zy offeren by die gelegenheid aan sommona cod o m. Ook onderhouden zy een jaarlyks feest, ter eere van den oogst, en offeren aan hunne afgoden. Het getal der Pagoden is zo groot in S/awz, dat men geen myl kan reizen zonder 'er eene te ontmoeten; by deeze Pagoden zyn altoos kloofters gefticht , in welke hunne Priefters woonen. Het getal der Pagoden in dit Koningryk , word op veertien duizend begroot. . In de hoofdftad des Koningryks, ftaat een prachtige Tempel , waarin een van louter goud gemaakt beeld pronkt , ter waarde van vyf en een halve millioen hollandfche guldens. De Koning verricht in deezen Tempel zynen Godsdienst. Vrouwenkloofters vind meli in dit Ryk by menigte, Alle de Priefters  7S GODSDIENSTEN. Priefters leven van vrywillige giften. Wanneer zy een leerreden voor het volk zullen doen , neemen zy een tekst uit de fpreuken van sommona codom , en deezen noemen zy het woord Gods, de eeuwige Waarheid. De Priefter verklaart by dié gelegenheid de verborgenheden van den Godsdienst, en maakt 'er altoos eenige zedekundige gevolgtrekkingen uit. Vrouwen en mannen hebben hunne byzondere zitplaatfen. By yder herhaaling der gewyde woorden ryzen zy met de eerbiedigde houding van hunne plaatfen op. Alle de Priefters zyn ver-* plicht hun hoofd, baard, en wenkbraauwen kaal te icheeren, zulks moet by volle en nieuwe maan gefchieden. Als de maan vol is , wasfchen zy de' beelden hunner afgoden , en bewierooken dezelve.Zy gelooven, dat het geringfte infeét., door eene menschlyke en redelyke ziel bewoond word. Dë Siamraers houden de elefanten voor volmaakte redenmaarige fchepzels. Toen voor eenige jaaren tyds , drie deezer dieren naar den Koning van Frankryk wierden gezonden , nam zyne Siamfche Majefteit een plechtig affcheid van dezelven , wenschte hen een gelukkige en voorfpoedige overtocht , verzocht hun vriendlyk , van zig niet ongerust te maaken, maar vrolyk te zyn, vermits zy de eer zouden genietten , van voor een groot Koning te verfchynen, die hen-met den diepften eerbied zou behandelen. Zy gelooven dat de zielen der elefanten voormaals de ïigchaamen van groote helden bewoond hebben. Voor de witte elefanten is hunne eerbied grooter t want  van A S I A. f§ want zy verbeelden zig dat derzelver ligchaamen door de zielen hunner vorften bewoond worden ; en na verloop van eenige jaaren in dezelve zullen we» derkeeren. Meer dan eens hebben de Koningen van Stam en Pegu, eenen bloedigen oorlog gevoerd, om het recht op den eernaam —— van Heer van den witten elefant : en geen wonder , want de laatfte maal dat sommona codom verfcheen, deed hy zulks onder de gedaante van een witten elefant. Hunne huwlyksplechtigheden hebben roet de oude Jooden en Chineezen veel overeenkomst. De mannen mogen bywyven houden, maar flegts eene wettige vrouw hebben. Wanneer echtelieden niet gelukkig famen leven , mogen zy zig laaten fcheiden, wanneer de vrouw haar huwlyksgoed wederom krygt. De kinderen worden gelyklyk onder hen verdeeld. Al wie zig aan overfpel fehuldig maakt , het zy man of vrouw, word met de dood geftraft. De man word van zyne naastbeftaanden doorftoken , en de vrouw van haare bloedvrienden geworgd. de PEGUAANEN. De Peguaanen zyn volmaakte Manicheën. Zy gelooven in twee eerfte oorzaaken , de een goed , de andere kwaad. Zy brengen om die reden den kwaaden God , als de veroorzaaker van het wanbedryf, offerhanden toe , maar vereeren het goede Wezen niet; verzekerd zynde , dat die hen geen  Se GODSDIENSTEN geen leed zal doen. Zy bidden den kwaaden Gód" aan , onder verfchillende gedaantens, om zyne gunst te verwerven ; en gelooven , dat wanneer efeii mensch door een krokodil verllonden word , deze aanftonds in de Hemelfcbe gelukzaligheid overgaat: zo groot is hunne eerbied voor die riviermonfterSi Zy gelooven dat de aapen vervloekte menfchen zyn, en de witte elefant' de grootfte eerbewyzing waardig is; — dit is de reden dat de Koning van Pegti, zig! Heer van den witten elefant noemt. Met eene plechtige ftaatelykheid worden deze beeften door de eerfte bediendens van het hof opgepast. In de Tempels der Peguaanen ontmoet men dik* wyls een getal van honderd en twintig duizend afgoden , waaronder waarfehynlyk veel zinnebeeldige figuuren. In het voorportaal ftaat een groot watervat, waarin de bedevaartgangers hunne voeten wasfchen. De Godsdienftigen brengen eerst hunne handen aan het hoofd, zynde het uitwendige teken van Goddelyken eerbied. Den kwaaden God, het grootfte voorwerp hunner hoogachting zynde, heeft men een menigte van altaaren opgericht , en om zyne gramfchap te bevredigen eh zynè gunst te verwerven ? verfierd men deze altaaren met bloemen; ook worden 'er dagelyks nieuwe offerhanden geofferd. Zeer rykelyk word by die gelegenheid den kwaaden God met fpys en drank voorzien. Zy gebruiken nimmer eenige fpyze, zonder 'er iets van agter hunnen rug te werpen , het welk zy zig verbeelden dat door den kwaaden God gegeeten word. Onder da vrcomen vsr-  Van A S I A; Si vertrekken 'er eenigen met hunne huisgezinnen naar eene andere plaats , en laaten hunne wooningen, zeer rein gemaakt, aan den afgod over. De Maandag word door het geheele Koningryk zeer plechtig gevierd. Onder hunne ftaatelyke feesten munt die van Safan Giache uit. Het is een foort van bedevaart, waarby de Koning , de Koningin , de Koninglyke Famielie, en een groot gedeelte volks tegenwoordig is. De- pracht, waarin het Koninglyke paar vcrïchynt, is buitengemeen; Een ander feest, 't welk de naam van Sapan Catena voert , word met het maaken van gefchenken, welke den Koning gedaan worden, doorgebragt. De kunftenaar befchouwt het aanneemen zyner gefchenken, die uit kleine py. ramidaale huisjes beftaan , voor eene groote eere. Sapan Da'iche, is een waterfeest, waarby de Koning en al zyn gevolg zig met zeewater befprengen. De burgers en krygslieden volgen hun voorbeeld. Het feest van Sapan Donon word van de zeelieden gevierd , welken alsdan om eene prys vaaren. Die dezelve wint ontfangt een mantel van den Koning, die hy by het doen van plechtige offerhanden omgeflagen heeft. Ten aanzien van hunne huwlyksplechtigheden ^ hebben zy de volgende byzonderheden. Zy moeten de bruid van haare ouders koopen, maar indien hy geen genoegen in haar heeft, en haar terug zend , moet hem het geld wedergegeven worden. De na« gelaatene goederen der zu ken, die zonder kinderen F fter-  U GODSDIENSTEN derven, vervallen aan den Koning, en zo zy al kin-' deren nalaaten, kan hy een derde gedeelte van hunne bezittingen benaderen. Wanneer een Peguaan fterft, word 'er een lykftapel in het veld opgericht , naby de plaats waar de overledenen woonde. Het lyk word op een baar gelegt , onder een koepel of pyramide , en door zestien perfoonen naar den houtftapel gedraagen, alwaar het zelve verbrand word. de BENGAAL ERS. ïn Bengaaien word de rivier deGangesaangebeden. Verfcheidene Pelgrims trekken derwaards , en achten zig gelukkig, wanneer zy zig in dezelve mogen baden. Zy gelooven dat, zo een ftervende daarvan drinkt, zyn ziel daadlyk ten Hemel vaart. Daar is een fontein, in welke zy haare zonden afwasfehen. Het zand, rondsom de fontein, word naauwkeurig opgezameld, en als heilige reliquien gedraagen. De Bengaalers gaan barrevoets in hunne tempels: hunne afgoden hebben allen eene verfchrikkelyke gedaante , zelfs hoe verfchriklyker en affchuwelyker hy 'er uitziet, hoe meer hy geëerd en gediend word. Zieke perfoonen worden voor hunne afgoden neder geleid en ter hunner redding aangeroepen. Hunne huwlyken worden op de volgende wyze beflooten. Het jonge paar daalt in het water neder , houdende, met de Priefter, een koe met haar kalf by de ftaart vast , telkens water op de beesten gie-  van A S I A. §5 gietende. Voords bind de Priefter de klederen der getrouwden aan elkander, gaan eenige maaien rondom de koe en het kalf, en daarmede is de plechtigheid geëindigd. De beeften worden de Priefter gefchonken, de armen krygen eenig geld, en de afgoden krygert offerhanden. het RYK van- MAGO R. In het Koningryk van Msgor zyn de önderdaaneri meest allen Pythagoristen. Zy gelooven in eeneil God , maar vormen zig gedrochtelyke denkbeelden Van hem ; geloovende dat hy dikwyls onder de gedaante van een visch , een flak, een varken, een monfter, van onderen een vrouw en vart boven efcn leeuw gelykende , verfchenen is» Zy vereeren verfcheidene afgoden, en onder anderen een vrouwmet twee hoofden, en veele handen* Ook aanbid de Koning het beeld der zonne. Van CAMBASSA. Te Cambasfa is het volk zo bygeloovig Pythagö. risch , dat verfcheidenen onder de Priefters, geert Vlo noch worm zullen dooden. Zy vasten geftreng en geeven ryklyk aalmoesfen. Hunne geeftelykcn, Ferrens genaamd , fcheeren hunne hoofden en aangezichten , laatende flegts een weinig hair op den kruin zitten. Koud water zullen zy niet drinken ^ uit vreeze , dat zy de ziel van het water dooden F ?- zouden.  84 GODSDIENSTEN zouden. Wanneer eenig beest of vogel ziek word j word dezelve in een gasthuis gebragt , en naauwkeurig opgepast. Zy losfen ook de misdaadigen die ter dood veroordeeld zyn , en verkoopen dezelven tot flaaven. Het wyndrinken is hen verboden , ook eeten zy geen eieren, radyzen, ajuinen, nog eenig kruid dat rood van kleur is. de MALABAAREN. De bygeloovigheden welke de Malabaaren pleegen, gaan de menfchelyke verbeelding te boven: wy zullen dezelve kortelyk aanftippen. Zy gelooven in eene onfterflykheid van de zielen der menfchen en dieren. In Calicut , de hoofdftad van dat land , heeft men een tempel , welke door zeven honderd pylaaren onderfteund word en deze tempel is aan een aap toegewyd. Hunne Priefters zyn zo geacht , dat de Koning tot zyne nieuwgetrouwde vrouw niet zal ingaan voor dat één der voornaamfte Bramans, den eerften nacht by haar gelegen heeft. Zy gelooven , dat een opperffe oorzaak de waereld heeft voortgebragt : maar dat die magtige god, het beftier derzelve aan een ander Wezen heeft overgegeven. Dat Wezen , het welk veel geftrenger is, word op eene plechtige wyze geofferd. De Priefters wasfchen zyn beeld in zoet water. De troon waar op den afgod geplaatst is , is vuurrood , met drie kroonen , en vier hoornen verfierd. Wanneer een fchuldenaar niet betaalen wil , vervol-  van A S I A. 85 volgen hem de Priefters, en maaken eene ronde cir. kei om hem heen ; zy bezweeren hem by den Ko* ning en opperden Priefter; hy mag niet uit de kring gaan, voor dat de fchuld betaald is : dit niet kunnende doen, word hy ter dood gebragt. INWOONERS van QUALICAR. In Qualicar word alle twaalf jaaren, tet eere van den voornaamften afgod, een plechtig feest gehouden, waarby de Koning, op een prachtig toegefteld too* neel, zig eerst voor het volkwascht —— den afgod aanbid — zyn neus, ooren, lippen — en eindlyk zig den hals affnyd. Dit alles doet den Vorst om zig in gunst des Gods intedringen , en hiernamaals veele gelukzaligheden te genieten. Zyn opvolger is by deeze plechtigheid tegenwoordig , en moet zig tot het fpeelen van dit treurfpef, in den omtrek van twaalf jaaren, gereed maaken. NARSINGA en BASNAGAR. Het Koningryk van Narfinga en Bisnagar, ontleed zynen naam van de twee hoofdlieden des Indiaans fchen Koningryks. Verfcheidene pelgrims reizen denvaards naar zekeren afgod,in denallerbeklaagelykften toeftand , en brengdn hem de aanzienlykfte offerhanden.\ Alle jaaren word deze afgod , met veele plechtigheid door eenige maagden omgcdraagen. De Opperpriefter vernietigt de Huwlyken naar F 3 zvn  86 GODSDIENSTEN zyn welgevallen; en wanneer hy aan een vrouw verlof geeft om andermaal te trouwen , drukt hy haar een brandmerk op de fchouder. Hunne feestdagen , zo wel als belagchelykegewoontens zyn der moeite niet waardig om optetellen. de JAPANNEEZEN. De zedelyke geboden der Japanneezen zyn de volgende: ,, Gy zult niet dooden; gy zult „ niet fteelen; — gy zult geen overfpel doen; „ gy zult niet liegen; gy zult geen Herken, drank drinken." Het getal hunner afgoden is zeer groot, abbutq Word het vermogen toegefchreeven om alle verouderde kwaaien te kunnen geneezen , en op de reis over zee , een gunftige wind te kunnen bezorgen. De Godin die over de rykdommen het bewind voert, word bensaiten genoemd. Deze Godin heeft, volgens het getuigenis der Japanneezen , vyf honderd kinderen ter waereld gebragt , die allen met haar in den Hemel zyn opgenomen. Een andere afgod word bbdsdo genoemd, en heeft de voorgemelde vyf zedelyke geboden ingefteld. canon voert het bewind over de wateren en visfehen , en word in hunne tempels met vier armen afgebeeld; terwyl het benedenfte gedeelte zyns ligchaams door een verfchriklyk zeegedrocht word ingeflokt. Op zyn hoofd draagt hy een kroon van bloemen. In de eene hand houd hy een fcepter , in de tweede een  V A N A S I A. 37 een bloem, in de derde een ring; de vierde hand is o-efloten. Tegenover hem ftaat de beeltenis van een boeteling , wiens benedenfte gedeelte van het ligchaam in een fchelp verborgen is. d eb is word onder de geftalte van een reus afgebeeld. Zyn beeld , het welk van koper is , ftaat aan den weg, ter plaatfe waar het meefte geloop van volk is. d a 1 e 0 t h is een afgod, voor wien men verfcheidene tempels gefticht heeft. Zyn beeltenis is inhetmidden van den tempel op een altaar geplaatst , en zo reusachtig groot, dat het hoofd 't gewelf raakt. De boezem en her gelaat is vrouwelyk , en het hoofd is met eene glorie omgeven , in welke eenige kleine beeldjes zwieren, vertoonende eenige mindere Godheden van Japan. De God des overvloeds , word zittende op een baal met ryst afgebeeld , en heeft een hamer in zyn hand. De God der Geneeskunde voert den naam van sakuse. Zyn tempel is zeer prachtig; hy zelfs ftaat op een vergulde bloemhoven zyn hoofd heeft hy de helft van een grooten hoornfehelp, met eene glory omringt. Dit beeld is geheel verguld , en heeft een fcepter in de hand: aan alle de genoemde Goden word op bepaalde tyden de plechtigfte eerbied beweezen. De Paters Jefuiten hebben alle poogingen aangewend, om dit volk van hunne afgodery aftebrengen. Maar ongelukkig bemoeiden zig deze vaders ook met ftaatszaaken , waarom zy door zyn Japaneefche Majefteit uit het ryk verdreeven wierden. Ter gedachtenisfe van deze gebeurtenis , vierd het volk, ten F 4 einde  88 GODSDIENSTEN einde van het jaar, de volgende plechtigheid, welke zy Jefume noemen. Zekere daartoe verkooren perfoonen gaan van huis tot huis, om de naamen der inwooners in een boek optetekenen. Vervolgens doen zy de inwooners voor zig verfchynen * en noodzaaken hen , onder eede te verklaaren , dat zy geen Christenen zyn. Hierop word het beeld van maria, nevens een kruisbeeld op den grond gelegt, en ieder moet met zyne voeten daarop treeden. Ju gen, een hunner heiligen , welken hen den gewenschte regen bezorgd, word des zomers eenen plechtigen feestdag toegewyd. Het grootfte gedeelte van hunnen Godsdienst is zinnebeeldig. De Oude Schepper van het Heelal word verbeeld, zittende op twaalf kusfens, geplaatst op den ftam van een boom, welke op den rug van eenfchildpad rust. Het Opperfte Wezen word afgebeeld onder de gedaante van een Moor , die volmaakt zwart is. Op zyn hoofd heeft hy een kroon , iu de gedaante van een pyramide. Vier armen heeft by , en even zo zo veele hoofden , alle van louter goud gemaakt. Zyn gewaad is met kostbaare edele gefieentens verfierd. Een groote flang is rondsom het beeld heen gcfiingerd. Twee duivels houden den kop van het lchrikdicr vast. Ik zwyge van hunnen afgod toronga , en van een menigte aapen welke de Japaneezen verecren. Zy hebben eenen Hoogenpriefter, het hoofd van een menigte mindere Priefters, en geestelyke zusters. De leere der zielsverhuizing word zo fterk by hen  van A S I A, 89 gedreeven als hy de inwooneren van Cambafa, Zy zyn , wat hun carakter aangaat , fchraapzuchtig en oneerlyk. De echtfcheiding is zeer gemeen onder hen, maar de veelwyvery is niet onder hen gebruikelyk. De vrouw brengt den man ook geene bruidfchat aan , en hunne Huwlyken worden op de volgende wyze gefloten. Op den dag als de plechtigheid zal verricht worden , gaan Bruid en Bruidegom, verzeld van hunne bloedvrienden , door verfchillende poorten uit de ftad, en komen aan den voet van een' fleilen heuvel te famen. Vervolgens klimmen zy op deszelfs top s en het jonge paar plaatst zig in twee tenten , ten dien einde opgeflagen. De ouders plaatfen zig agter de Bruid , en een bende Muzikanten agter den Bruidegom. Het overige gezelfchap blyft aan dan voet des heuvels. Bruid en Bruidegom wandelen, na het fnaarenfpel , naar den tempel der liefde, houdende brandende fakkels in hunne handen. De afgod heeft een hondskop , het teken der getrouwheid , en eenige koorden in zyne handen , als een zinnebeeld der huwlyksverbintcnisfe. Een Priefter daarby tegenwoordig, verricht de trouw, en befluit alles met een zegen. De kinderlyke fpeeltuigcn der Bruid worden verbrand , en haar door de vrienden een fpinnewiel en eenig vlas ten gefchenke gegeven. Aan den afgod worden twee osfen geofferd. Als een Japanees geftorven is , moeten twee of drie getuigen bevestigen, dat hy niet als een Christen geftorven is ; in gevalle zulks waar bevonden F 5 Wierd,  GODSDIENSTEN wierd , zou zyn lyk op den mesthoop geworpen worden. Beklaaglyk uitwerkfel van de verkeerde yver der Jefuiten ! — De overledene, naar hunne wyze van denken , geloovig bevonden zynde, word op eene ftatelyke wyze tot asch verbrand. Dit heeft echter alleen maar plaats omtrent de ryken, want de Priefters hebben een' verfchriklyken afkeer van alles wat naar armoede zweemt. Om welkereden geringe lieden Hechts eenvoudig begraven worden. PHILIPPYNSCHE EILANDEN, De volkeren van de Phïlippynfche (Molukfche) eilanden beftaan uit een famenmengfel van Christenen, Muhamedaanen, en Heidenen. Zy vereeren de zon, maan, en derren; ja betoonenopfommige plaatfen eerbied aan den duivel, welken zy voor den God der rykdommen houden. Zy hebben een menigte van Goden, voor welken zy tempels en altaaren gefticht hebben. Het Opperde Wezen noemen zy abba , het welk vader betekent, Zy, die de zon vereeren, mogen geen zwynenvleesch eeten, fchoon zy zwynen offerep. Bejaarde vrouwen bekleeden den post van Priederesfen. Hunne offerplechtigheden gaan met danfen en fpeelen vergezeld, terwyl zy hunne oogen op de zon gevestigd houden, Een derPriederesfe-n plengt een glas vol wyn op het verken, dat ten offer zal drekken, waarna zy het doordeekt en dood laat  van A S I A. laat bloeden. Voords wasfchen de Priefteresfen hunne fpeeltuigen in het bloed des offers , en doo" pen daar een van hunne vingeren in, ten einde daarmede het hoofd van hunne echtgenooten te tekenen. Schoon ik zeide dat zy geen zwynenvleesch mogen eeten , word echter het verken voor een klein vuur gebraadea ; de Priefteresfen fnyden het , wanneer het gaar is , aan kleine ftukjes , welke onder het volk uitgedeeld , en ter eere van de zon gegeeten wordt. De beenderen worden verbrand , en het feest word me^ zang, dans, en fnaarenfpel beflooten. De veelwyvery is onder hen geoorloofd. Zy gelooven in een leven na dit leven, maar ftellen dat de ziel van het eene ligchaam in het andere overgaat, Wanneer zy zig verbeelden groote zonden begaan te hebben , maaken zy diepe infnydingen in hun vleesch, en pynigen zig, om daardoor hunne Goden te verzoenen. De vrouwen hekben uitgevonden, om de mannelyke kinderen, in plaats van de voorhuid aftefnyden , hen een naald in de agterdeelen te fteeken: dit gefchied alleenlyk, om Jongelingen van een zeker tegennatuurlyk vermaak aftefchnkken. Hunne overledenen worden met veele plechtigheden verbrand. ~— De Godsdienst van da Mariantieseilanden heeft geen overeenkomst met de voorgaande. De Jefuiten , van wien wy deeze berichten kunnen overneemen , bevestigen dat deeze menfchen in geen God gelooven, vermits zy geene tempels, altaaren, noch offerhanden hadden. — Maar de  GODSDIENSTEN de Jefuiten zyn menfchen, en hebben zekerlyk gedwaald, want die Eilanders gelooven in god, en in een leven na dit leven. Zy hebben geen tempels noch altaaren, maar hieruit blykt niet, dat zy Godverzaakers zyn. In Ada zyn geene Godverzaakers, maar wel bygeloovige afgodendicnaaren. Het doet ir.y leed, dat die eerwaardige Vaders zulks niet begrepen hebben. de CEILONEEZEN. De Ceiloneezen gelooven in een'opperden god, maar verbeelden zig , dat 'er verfcheidene Goden onder hem werkzaam zyn. Dus hebben zy Goden die over den Landbouw , Scheepvaart , of andere zaaken gefield zyn , en in de wanfchapenfle geftalte afgebeeld worden. De inwooners van Sumatrakomen hiermede zeer wel overeen. In Ceilon doet het volk bedevaarten van duizend mylen. Zeventien mylen wandelen zy door het water, en zeven mylen brengen zy door om een berg te beklimmen wiens top zeer hoog is , maar op welke een flecn ligt, waarin het indrukfel van de voet eens mans ftaat, die hen 't eerst in den Godsdienst onderweezen heeft. Naby deezen fteen is een bron , in welken zy zig wasfehen , waarna zy haar tot bloedens toe geesfelen , en voords gelooven van hunne zonden ontflagen te zyn. Ceilon is opgevuld van tempels, Priefters en afgoden. Zy aanbidden alhier deirduivel, gelyk  van A S ï A. 03 gelyk ook het hoofd van een elefant, ten einde ver. Handig te worden. BESLUIT van AZIA. Dus zien Wy, dat , werwaards wy tot dus verre in Azia het oog wendden , wy niets dandriefte onweetenheid en naargeeftig, ja dikwyls affchuwelykbygeloof ontmoeten. De Jooden, doorhooger geest verlicht en beftierd, vereerden langen tyd den waaren god als Schepper en Beftierer van Hemel en Aarde. Doch zy vervielen , door andere volken , en door hunne eigen waan verleid , tot dezelfde zonden , die zy voorheen in hunne nabuuren , ftrafwaardig veroordeeld hadden, en haalden zig het Godlyk ongenoegen op den hals. VeeleHeidenfche volken munteden in de verhevendfte wysheid uit — maar waren in de leere der eeuwige gelukzaligheid redenloozer, dan wy verlichte Christenen met ons verftand kunnen bevatten: —— zy hadden, met één Woord, allen denfpringader des levendigen waters verlaten , en zig zeiven bronnen uitgegraven, waarin niets dan onzuiver water vloeiden. Wy Christenen verzamelen te veel fchatten uit de Oostindietr, om niet te wenfehen, dat eene eeuwige zegen onze handelingen bekroone. Het ftaat aan onze Bewind- en Bevelhebbers, om, indien zy over de waarde der fchatt en, uit de Oost verkreegen, en een zegen over hunne kinderen begeeren , medete- wer-  94 GODSDIENSTEN werken , om de gemoederen dier verblinde volken te verlichten. het RYK van den GROOTEN MOGOL. tam er lan, zig van de regeeringloosheid, die in het ooftelyk gedeelte van Tartaryen plaats had $ bedienende , ftelde zig aan het hoofd van een uitgeleezen manfchap; bragt de muitelingen ten onder, trouwde met de dochter des Keizers van Groot Tartaryen , en uit deeze echtverbintenis is het tegen» woordig geflagt des Mogolfchen Keizers afkomftigi Na dat tamerlan een menigte Vorften in de Indien overwonnen had, kreeg hy, in een krygstocht tegen de Ottomannen , den beroemden Sultan bajazeTh gevangen, en leefde vervolgens in groote pracht en heerlykheid. Zyn troonsopvolgers bragten menigmaal het Ryk op het punt van zynen val , tot dat au re nz eb opftond , die na zyn' fnooden vader gevangen genomen, en onttroond te hebben , de rust aan het Ryk wedergaf. — Dezen held behandelde zyn vader plichtmatig , en verleende eene vrye Godsdienstoefening aan alle de Heidenen, die binnen zyn heerfchappy woonden. Alle de Heldenfche Indiaanen, welke in verfcheidene (lammen verdeeld zyn , hebben ieder hunne byzondere Godheid: maar de denkbeelden over dezelve zyn zeer verfchillende. Zy hebben boeken van een aanmerkelyke oudheid, maar men kan dui- delyk  v A n A S I Ai 95 itelyk uit den inhoud ontdekken, dat dezelve in verfchillende tyden zyn faamgefteld , ik zal my alleenlyk tot de Godgeleerdheid der tegenwoordige Mogollen bepaalen, en hiermede het waerelddeel Azia befiuiten. Zy vernaaien dat god in den beginne eene vrouw fchiep, welke hy de verhevene magt noemde. Deze vrouw baarde drie zoonen: de oudde had vyf hoofden , en heette bruma , deze had het vermogen om alle mindere wezens te formeeren. De tweede zoon was vixnu genaamd , hy was de Heer der Voorzienigheid, en droeg voor alles ,wat uit de handen van brama kwam , zorg. De derde zoon was r utrem , had mede vyf hoofden , en hem was de magt gegeeven om alles te vernietigen, wat zyne broeders gefchapen en onderhouden hadden. Men verhaald zo veele ongerymd- en buitenfpoorigheden van deze drie Goden, dat het zig zeiven fchaamt, hunne bedryven breedvoerig te ontwikkelen ; bloedfchande en moord zyn geene van hunne geringde wanbedryven. vixnu, veranderde menigmaal van gedaante. Dan eens nam hy de gedaante van een visch aan — dan van een fchildpad — dan weder van eenfcboone vrouw — van een verken-en een man half leeuw « van een dwerg — van een blank man — en van een Moor. Van alle deze veranderingen worden de belagchelykde redenen gegeven. Zyn levensgefchiedenis is een aaneenfchakeiing van de affchuwelykde bedryven. ru-  p6 GODSDIENSTEN rutuem, de verdelgende God, word in groote hoogachting gehouden , fchoon zyn leven eeii aanëcnfchakeling van ongebondenheden is. Dë Priefters zyn in twee rangen verdeeld ; tot de eerfte behooren zy, die den tempel bedienen en offereiii De tweede rang woont eenzaam, en dezen zyn zeer geftreng in hunne levenswyze. Ten aanzien van hunne Huwlyksverbintenisfen, geevcn zy op alle voortekens naauwkeurig agt. Na dat de toeftemming der ouderen gegeven is, komen de ondertrouwden met hunne bloedvrienden by elkan* der. De Bruidegom werpt drie handen vol ryst op het hoofd der Bruid, welke dit mede ten zynen opzichte doet. Dan worden zy gewasfchen , en de Priefter fpreekt een zegen' over hen uit. De vader giet water in de handen der Bruid , geeft haar een ftuk geld, en zegt, dat zy nu de eigendom van een ander Heer geworden is : voords hangt de Bruide-* gom een lint , waaraan een ftuk geld gebonden is , om de hals van den Bruid, terwyl de Priefter eenige gebeden bid. De kinderen, die uit het huwelyk verwekt worden , zyn tot op den tienden dag onrein. Op den elfden dag word al het vaatwerk in den huize gereinigd; op den twaalfden dag ontfteeken zy het heilig vuur, bidden eenige gebeden, en geeven het kind zyn naam. Wanneer iemand onder hen ziek is, kemt 'er een. Priefter by hen, en bid. Zy gelooven dat 'er een goede en kwaade geest by de zieltoogende aanwezig is, en verbeelden zig, dat, indien de overledenen deiijd*  van A § ï A. 9? deugdzaam geleeft heeft , hy in een vliegende wagen word weggevoerd: maar dat, zo hy ondeugend leefde, de kwaade geest hem medefleept, omloort haar werken te ontfangcil. De bewustheid van het loon voor goed en kwaad , is alle ftervelingen ingedrukt. —— De ftraffe, die den veroordeelden word opgèlcgt} beftaat in tien dagen , ïh dé gedaante vart een iiter , langs de aarde te waren : hierom word deze vogel metveel achting behandeld , want ligtelyk zou een menfchelyke ziel haar ligchaam kannen bewoohen: Het lyk word de baard gefchorcn , het ligchaam gewasfchèn , de mond vol kalk geflopt , terwyl de vrouwen zyn aangezicht met rystwryven. Vervolgens doet de Priefter een lykreden , en vraagt aan de weduwe , of zy met haar' echtgenoot begeeit verbrand te worden ? Indien zy zulks weigert , word zy genoegzaam voor eerloos verklaard. Maar de voorflag der verbranding inwilligende , vefzékerÉ haar dè Priefter, dat zy ria haaren dood , daadlyk haar' echtgenoot zal ontmoeten, en in eeuwigheid gei lukkig met hem leeven. Naby het huis vari den overledenen, word een groote houtftapel opgericht, en het lyk daarop gelegd. De Priefters en bloéd Verwanten geleiden de weduwe fiaar den braffdfta» pel. Hier wasch: zy zig, en legt banre fiefaadéri af. De Priefters bidden met haar , en naaf dat zV hen eenig geld gegeven heeft , doet zy een ïèel  *3 GODSDIENSTEN doodkleed aan, giet een pot met oly over haar hoofd en laat zig verbranden. Dat deze wreede gewoonte nog onder verfcheidene ftammen van Indien , onder het gebied van zyneMogolfche Majefteit plaats heeft , is eene waarheid. De asch der overledenen word zorgvuldig vergaderd en in de rivier de Ganges geworpen. Indien de perfoonen, die verbrand zyn 5 ryk waren, worden 'er dikwyls op de plaats tempels gefticht. De waereldlyke Priefters moeten verfcheidene plechtigheden onderhouden. Voor zonnen ondergang mseten zy hun legerftede verlaaten , en aan hunne Goden eenige gebeden opdraagen. Hierna wasfchen zy zig, en zitten eenigen tyd op een vloertapyt neder, met hun aangezicht naar het Noorden of Oosten gekeerd. Voords baden zy zig in de rivier de Ganges, of wel in hun eigen huis. Gekleed zynde, gaan zy wederom nederzitten , gieten een weinig \vaters in de holligheid hunner handen , vervolgens noemen zy vierentwintig naamen van hunne Goden, tevens zo veele deelen van hun ligchaam aanraxkende. De reguliere Bramins, of Heremiten , leiden een byna ongelooflyk geftreng leven. Sommigen van hen doen een gelofte , van een' yzeren halskraag te zullen draagen, welke vierentwintig ponden weegt. Deze kraag mogen zy nacht noch dag afleggen. Anderen flingeren , aan een paal hangende , over een langzaam vuur j deze ketenen zig voor al hun leven aan  van A S i As $9 tïfi een boom vast ; geene gaan by paaren aan elkanderd geketend: — fommige hebben nagels door hunne fchoenen geflagen , en loopen , ondanks de pyn , verfcheidene dagen agter'een. Treffelyke boetvaardigheden om het Opperweezen te behaagen! De Bramins gelooven , dat 'et Vyf verfchillende (landen in den Hemel zyn , tot welke de zielen der geloovigen zullen verheven worden. In de eerfte heeft de Koning der Goden, benevens zyne wyven en bywyven zyn verblyf. In de tweede houd vixnu zyn woonplaats , omringt van veele vrouwen , en voorzien van een foort van vogel, op welke hy als op een paard ryd„ —— De derde is een zeer hooge zilveren berg, in het Noorden gelegen. Op deze plaats hebben de aanbidders van rutrem: hun verblyf. Het werk der gelukzaligen beftaat in het aanfchouwen van hunnen God , in hem met waaijers te verkoelen, gouden fpuwpotfes aantebieden, hem des nachts met brandende fakkels voortelichten 5 en van alle noodwendigheden te verzorgen. De vierde heerlykheid word door bruma bewoond; deze God houd hier met zyn Ega suadi huis, en legt dikwyls verre reizen op eene groote zwaan af. —— Het vyfde gewest is het heerlyklykfte van allen. Hier hebben de geenen, die het Voorbeeldigfte geleefd hebben , hun verblyf. De Hel gelooven zy , dat op een verren afftand beneden onze Aarde geplaatst is. Hier bekleed Ga y h a-  tóó GODSDIENSTEN* v h a m a d a r de post van Voorzitter 3 zyn Geheim1fchryver word xit ra gupten genaamd, et* houd van elks goede en kwaade daaden rekening.' De Voorzitter word voor zeer rechtvaerdig gehouden, elks gedrag naar verdienden ftraffende. Sommige zielen worden in de waereld terug gezonden r om andere ligchaamen te bewoonen, terwyl anderen met de wreedfte pynen in de Helle geftraft worden, Indien ecu" zieltoogende een koe by de ftaart grypt,de Priefter hem een weinig waters in de hand giet, en daarvoor eenig geld ontfangt, gelooven zy, das als hy aan de overtogt der vuurige rivier, welke de Aarde van de eeuwigheid feheid gekomen is , de koe op gemelde wyze van hem vastgehouden , hem veilig zal overbrengen. Een voornaam gedeelte van hunnen Godlyken eerdienst, bedaar, in vrolyk danfen. Mannen en vrouwen danfen met elkander in hunne Tempels , de onbetaamelykfte houdingen aannecmende. Aan de flangen word eene Godsdienftige eer bewezen: wanneer zy adders in hunne huizen vinden offeren zy dezelve melk, en bidden hun nederig van te willen vertrekken; hunne eerbied ontftaat , uit het gevoelen , dat de ligchaamen dezer dieren , door zielen van menfchen bewoond worden. In hunne tempels zyn de vloeren met koemest bedekt; met zo veel eerbied worden deze heeften behandeld , dat, zo menigmaal zy offeren , zy hunne altaaren met hun melk befproeijen. Wanneer eenige  VAN A S I A. IOI ge perfoonen van dievery worden verdagt gehouden £n de dief niet kan ontdekt worden , fchryven de Priefters hunne naamen op onderfcheidene ftukken papier , welke zy rondsom het altaar nederleggen. Voorts roepen zy de Godfpraak aan, en na de deur gefloten te hebben, op dat 'er niemand kan binnen komen , vertrekken zy. Wanneer zy wederkeeren, en een der papieren van zyne plaats vinden , word de perfoon wiens naam daarop gefchreeven ftaat, voor den dief gehouden. De Priefter , die zyne Godfpraaken aan het volk mededeelt , doet zulks onder het vertoonen van geweldige ftuiptrekking-en. Zy hebben verfcheidene feestdagen , waaronder een foort van Carnaval, 't welk verfcheidene dagen duurt. Het volk danst en de Bramins deelen mede in de vermaaklykheden. Zy hebben nog een feest, het welk ieder maand elf dagen lang gevierd word; op deze hooge feesten moogen de Priefters niet meer als tegen den avond, flegts een hand vol boo«en , erwten , of boomvruchten , nevens een lepel vol melk, eeten. Hunne geleerdheid is befchreienswaardig. Zy hebben weinig kennis van de ontleedkunde , en hunne fterre- en tydrekenkundige tafels zyn niet noemenswaardig. Als de maan verduifterd is, gelooven zy, dat zy met een zwarte lelyke duivel vegt. Zy gelooven dat de nacht daaruit ontftaat, dat de zon , als zy zig aan ons oog ontrekt» agter een berg verichuilt, om te rusten, G 3 Indieu  103 GODSDIENSTEN Indien wy alle de genoemde Goden , benevens derzelver eigenfchappen, by den God der Jooden , die tevens onzen god is, vergelyken ; dan gevoelt men den onafmeetelyken afftand, die'ertusfchen de valfche Goden en den waaren Hemelheer plaats heeft, „ Kunt gy loochenen," dus fpreekt de oudvader TErtullianus de heidenen aan, ,, dat uwe ,, Goden eerst na hunnen dood , tot de Goddelyke 3, waardigheid zyn verheven geworden? — fpoort eens de oorzaak hunner vergoding met my naar: immers moet gy bekennen dat 'er een Opperst 3, Wezen is , die hen , welke eerst menfchen ge3, weest zyn , tot Goden gemaakt heeft ; want in3, dien zy het zelf hadden kunnen doen , zouden „ zy niet eerst menfchen geworden zyn; daar moet 3, dierhalven een gqd weezen, die , gelyk gy weet, het vermogen heeft om Goden te kunnen fchep. pen. Maar om welke reden zou hy hen nevens zig op zynen troon geplaatst hebben ? zou hy „ hunne hulp hebben nodig gehad ? men moet in- derdaad zeer onkundig zyn, om niet te weeten , „ dat 'er voor jupitër, licht, fterren, regen, 3, en donder geweest zyn , en dat hy zelfs niet voor den blixem zou gevreesd hebben. De aarde ,, heeft voor ceres, — voor alle afgoden, ■ ,, ja zelfs voor den eerden mensch , reeds vruchten ,» gedraagen. Indien gy bagciius vergood, om „ dat hy u de kracht des wynftoks leerde kennen,  van A S I A. 103 „ dan doet gyLucuLLUS onrecht, doorhem niet „ mede tot een God te maaken , aangezien hy de „ eerfte geweest is, die kersfen uit Pontus naar/w„ Hen heeft overgebragt. Gy , heidenen ! plaatst „ bloedfchenders , tyrannen , roovers , en nog „ fnooder booswichten , in den rang der Goden; ,, terwyl gy de nagedachtenis van veele voortreffe„ lyke menfchen , in het graf laat vergaan. Alles „ wat ik van uwe Goden zie enhoore,zynnaamen „ van verftorvene menfchen en dwaasheden. —— ,, Wy dienen den almogenden god alleen ; die „ ons door zyne weldaaden verheugt, en doorzy., nen donder doet Adderen. De vogelen des he„ mels nestelen op het hoofd en in den mond uwer „ Goden , ja de fpinnekoppen weeven hunne web„ ben in hunne aangezichten. Uwe afgodsbeelden ,, zyn beweegloos , zo dat ook zelfs het verachte9, lykfte ongedierte geene vreeze voor dezelven betoond." De god onzer ftamvaderen , is een volheerlyk Wezen, de bronader van alles: Hy heeft begin nog einde: Hy is eindeloos, eeuwig, enonveranderlyk. Hy bezit alle die volmaaktheden welke wy bevorderen ; maar niet volkomen kunnen bevatten. Zyne Heiligheid kan geen fterveling begrypen. Hy is de rechtvaerdigheid zelve: Zyne goedheid ftrekt zig in tyd en eeuwigheid uit. De afgoden der heidenen zyn nie: volmaakt, want zy zyn. het werk van 's menfchen handen. Zy zyn G 4 aiet  io4 GODSDIENSTEN niet oneindig,. want zy worden in tempels opgefloten, en kunnen zig roeren noch beweegen. Zy zyn, noch eeuwig, noch onveranderlyk. De misdaaden, de tegennatuurlyke wanbedryven , welke de heidenen zeiven, hunnen Jupiter en andere Goden te. laste leggen, zyn de duidelykfte bewyzen van hun» ne nietswaardigheid. GODS-  GODSDIENSTEN VAN AFRIKA, TWEEDE BOEK, ZEVENDE HOOFDSTUK., Handelende over de Godsdienflen van Nigritie, de Guineezen, en lieniers, GODSDIENST der NIGRITIERS. j4frika, naar een Schiereiland gelykende, word» om de fmalle ftrook lands, welke tusfcheii de Roode en de Middellandfche zee ligt, met reden een eiland genaamd. Afrika is, als de verblyfplaats der Christenen verdedigers, van eenen tertullianus, cyprianus , en augus tinus , altoos beroemd geweest. Tot in het midden der zevende eeu.we bloeiden deze Afrikaanfche Chriftenen, wanG 5 »-e«  106 GODSDIENSTEN neer de Kalifs der Arabieren hun den Mahumedaanfchen Godsdienst deeden kennen. Thans zyn de meefte inwooneren van dit waerelddeel afgodendienaars. De Godsdienst der Ethiopiërs befchryft strabo aldus: -— „ Zy gelooven in een eeuwig Opperwe- zen , de eerfte Oorzaak aller dingen. Benevens 9, dezen gelooven zy nog in eenen anderen God, „ die onftervelyk is, geen naam heeft, en onbekend „ is. Hunne befchermers , weldoeners en door,, luchtige perfoonen , befchouwen zy als Godhe- den , en zyn van gedachten , dat de Koningen „ befchermers zyn van de mindere clasfe der men„ fchen. herodotus zegt, dat de Atlanten, welke de "wildernisfen van Lybie bewoonen, de zon geen eerbied bewyzen, maar haar integendeel vloeken, om dat zy hun brand, en hun land doet fpiyten. Ondertusfchen aanbaden de oude Afrikaanen de zon en het vuur, en ltichteden ter eere van beiden verfcheidene tempels. Nigritie , is in de onderfcheidene heerfrhappyen van Gualata, Geneboa, Tombui, Melli, Sonfos, Madigna en Sanfara, alsmede in de Koningryken Senegal en Gambia verdeeld. De eerfte bewyzen Goddelyken eerdienst aan het vuur, de overige fchynen aan niets eenigen eerdienst te betoonen. De inwooners van Senegal, benevens de nabuurige gewesten, aanbidden de Maan , en verrichten hunnen Godsdienst in de holle ftamtnen van groote boomen. De af-  van AFRIKA. 307 afgoden , welke het bewind over deze tempels hebben, worden boonen, erwten, kruiden , en allerlei koorn, als ook het bloed van dieren, geofferd. De Priefters mogen geen vrouw buiten de Priefterlyke ftam trouwen. Hunne kinderen worden beiheden, als zy zes of zeven jaaren oud zyn. De inwooners van Gambia, de Kafamanifche negers , en het volk van Mandigna , paaren een mengelmoes van afgodery met het Muhametanendom famen , en zo zy eenige denkbeelden van het Chriftendom hebben, zyn zy dezelven aan de navolgers van muhamet verfchuldigd. Alle deze Negers beoefenen de veelwyvery , maar mogen geen gemeenfchap met een zwangere vrouw hebben. Te Sierra-Leona, vind men in alle fteden en vlekken kloofters of kostfcholen , waarin huwbaare en jonge dochters worden opgevoed, onder het beftiêr van een bejaarde vrouw van aanzien. De Senegaalfche en Saloffefche Negers flaan op een trommel, terwyl zy hunne dooden naar het graf geleiden : en de inwooners van Gamba/a begraaven hunne dooden benevens al hun goud en zilver , en hy, die het rykfte graf heeft, word voor de gelukkigfte fterveling gehouden, De landzaaten van Berd en Sonfos , voegen by de verfchrikkelykfte weeklagten over hunne overledenen , verfcheidene gefchenken, voor den Koning, voor de naastbeftaandendes geftorvenen , en voor den overledenen zeiven, roet: wien het begraaven word. Onder anderen worden de Koningen van Skrra-Leona aan de openbaare wegen  m GODSDIENSTEN gen begraaven, om reden dat dezulken, die in hun ïeven een openbaare bediening bekleed hebben, na hun overlyden ook eeuigzin^ in het openbaar moeten verfcnynen. GUINEEZEN. De Europeaanen , welken in Gutnea flaaven koopen, hebben gelegenheid gehad , om eene naauwkeurig^ kennis te krygen van den Godsdienst en zeden der Guineezen. Zy worden, na dat men hen van hunne vryheid beroofd heeft , in de Ooftindifche volkr plantingen als beeften verkogt , en wel verre van hen in den Chriftelyken Godsdienst te onderwyzen , en hun verftand door de leere der gelukzaligheid te verlichten , houd men hen de kennis daarvan verborgen. De mensch van zyne vryheid te berooven , is barbaarsch ; —— zyne voor de eeuwigheid gefchapene geest de middelen te onthouden , om eindloos te kunnen gelukkig worden, is een gedrag, zo verfoeilyk, dat het alle menfchelyke bevatting te boven gaat , en ongetwyffeld ten ftrengften , door den rechtvaerdigen Rechter in de eeuwigheid , aan den eenen zal gewrooken , en aan de rampzalige Guineezen zal vergolden worden. Dat fommige onder de Afrikaanen van de oude Jooden en Egyptenaaren verfcheidene plechtigheden, als de befnydenis en de onthouding van eenige fpyzen , ontleend hebben , is hoogstvvaarfchynJyk, en dit bewyst, dat zy weleer bekwaame voorwerpen  van AFRIKA. xoj) werpen waren , om geregelde Godsdienstplichten të kunnen aanneemen : de Jooden en Egyptenaaren handelden toen plichtmaatiger omtrent deze Heidenen, als veelen onder onze Christenen. Nu zyn zy,helaas ! zeer verre van het fpoor der reden afgedwaald , en het ftaat te vreezen dat zy 'er verder vah zullen afwyken, indien de Goddelyke Voorzienigheid zulks nier verhoede. Wat de Guineezen aangaat, deze hebben boeken noch fchriften, zelfs geene burgerlyke wetten , nogthans zyn zy niet van allen Godsdienst ontbloot. De dingsdag word by hen afgezonderd, om op dezelve' hunne Fetiches te vereeren. Men danst op dien dag,> ook worden 'er hunne kinderen op befneden. Dé Fetiches zyn byzondere Godheden der Negers , ent hebben met de Faunen en Boschgoden der ouden , veel overeenkomst. Zy wederfpreeken eene Goddelyke Voorzienigheid, en aanbidden de Aarde, 't water en de planeeten. Wanneer zy de Fetichet verëeren , plengen zy een glaspalmwyn;dezwaardvisch, fommige vogelen , en eenige fteenen behoa» ren onder hunne Fetiches. Zy offeren de boomen , die hunne heuvelen en bergen befchermen , 'er de belagchelykfle plechtigheden by verrichtende. Op den dingsdag komen de Negers op een vier- ' kante plaats by elkander, op welks midden een gewyde boom ftaat , wordende de boom van Fetiche genaamd.- Aan de voet van deze word eene tafel gezet, welks Voet kroonsgewyze met takken omvlochten is. De tafel is voorzien met ryst enpalm- wyn ,  llo GODSDIENSTEN wyn , om die ter eere hunner Goden te nuttigen t de geheele dag word met danfen om den boom doorgebragt , ook zingt en fpeelt men op kopere fpeel» tuigen: de Priefter offert op een altaar eenige offer* handen aan de Fetiche , en doet voor de aanwezen» de een foort van Leerreden. Eindelyk neemt hy een bosch ftroo, en doopt het in een potmetvogt, waarin een flang ligt. Met dit gewyd water wor* den de kinderen en vervolgens het altaar befprengt. het overige van 't vogt word op de aarde uitgeftort. De vergadering fluit den dienst met juigchen en eeit vrolyk handgeklap. Op dezen plechtigen dag wasfchen zy zig met meer zorgvuldigheid als op andere dagen: de doeken, waarmede zy zig afdroogen, zyn dan ook rykelyker met aarde of kalk beftreeken. De Priefters houden zig veel opmettoverbezweeringen, en dan verfcheurt men op dien dag een zwarte hond, aan den voet des booms, van welken wy gefproken hebben. Wanneer een Koning in zyn rechten benadeeld word , begeeft hy zig tot de bovengenoemde boom, dien hy voor zyne Fetiche houd , en bied hem eenige offerfpyze aan. De Priefters bezweercn den boom om hunne vraag optelosfen. Om hierin gelukkig te flaagen , richten zy een pyramide van asch op, in welke zy de tak van een boom planten, dan neemeu zy een pot met water, drinken 'er een teug uit, ert befproeien 'er de tak mede. Na eenige woorden uitgefproken te hebben , befproeijen zy de tak an- ■ der-  van AFRIKA ii£ dermaal, en befmeeren hunne aangezichten, en hierop geeft de afgod zyn antwoord. villault de bellefond, die nog andere belagchelyke plechtigheden dezer Negers befchryft, verbrak eenige aangebeden fteenen, en plantte op deszelfs plaats krucifixen: —- hy onderwees hen , hoedanig zy het kruis , door hetzelve te kusfchen , moeften eerbiedigen, —— ja leerde hen het manuaal , om zig met het kruis te tekenen. —— De Guineezen kreegen in die verandering behaagen, en vergaten hunne Fetiches , om hunne nieuwe kruisbeelden aantebidden. Hunne eedzweering gefchied öp de volgende wyze. Wanneer iemand op vermoeden van dievery in hechtenis word genomen , is hy verplicht om een Fetiche opieëeten , zo hy na de eeting berst , is hy fchuldig , zo hy in 't leven blyft word hy vry verklaard. De Fetiche die hy nuttigen moet, is een mengfel van doornen, ftruiken, talk, wasch, papegaais vederen, beenderen van gekookte kuikens, en de vederen van eene inlandfche vogel , Fetiche genaamd. Verders zyn zy verplicht , een zeker foort van vogt , zynde een aftrekfel van drogeryen en kruiden , doortezwclgen. Als zy der waarheid moeten getuigenis geeven, ftooten zy met hun voorhoofd tegen de voeten, borst, en armen, van hem die voldoening eischt, en fpreeken driemaal zeker formulier van woorden uit kloppen in hunne handelen ftampen met hunne voeten tegen den grond. Wanneer de Negers van de Kaap Monte , eene ver.  ü* GODSDIENSTEN verbintenis zullen aangaan , fnyden zy eenige küi= kens de hals af, drinken derzelver bloed, eeten het vleesch , dat gebraden word , gezamèntlyk cp i verdeelen de beenderen, welke zorgvuldig bewaard worden. Wanneer het verdrag door een der paftyeri verbroken word , zend de beledigde zyne kuikenbeenderen den verbreeker t'huis, ten beWyze dat hy zyne eer Verbeurd heeft. De Negers van Formofo ch Jwbojiné, maaken, als zy een eed zweeren, eene infnyding in een hunner armen, en zuigen het bloed liit de wonde. De Guineezen doen nooit eene onderneeming zonder hunne Goden geofferd te hebben. Dy, die tot een Ryksgroote of Edelman word aangefteld , is verplicht, aan den gantfehen adel , een' hond, een fchaap, en een koe te fchenken; het volk word op ten prachtig' gastmaal onthaald. Öp hunne plechtige feestdagen onderfcheiden zig de Edellieden vari het gemèeiie volk, door hun ligchaam met witte ent roode ftreepen te befchilderen , en hunne halzen met van itroo gevlochten kranfen té behangen. De befhydenis word aan beide fexen uitgeoefend. Zo dra de Jongelingen voor hun beftaari kunnen zorgen, doen de ouders poogingen om hem van eert wyf te voorzien. Indien de jonge lieden behaagen in elkander hebben , word de maagd ten huwelyk verzocht. Haare toeftemming gegeven hebbende , komen de orders en het jonge paar by eikander. Dc Priefter bied hen eenige Fetiches aan , en' de Bruid belooft haaren Bruidegom ftandvaftig te zullen be~ minnen t  vam AFRIKA* 113 minnen : hierin beftaat de geheele plechtigheid. Schoon de veelwyvery onder hen gebruikelyk is, heeft deze vrouw altoos het hoogfte rechtophaaren man. Dit recht gaat zo verre , dat de man geen tweede vrouw mag neemen zonder toeftemmingvan de eerfte : zyne andere vrouwen zyn fle^ts bywy- ven en hy is altoos verplicht, drie nachten in een week by haar te liggen. Maar als de eerfte vrouw oud word , vervangt het begunftigde bywyf haare plaats, Overfpel word , ten opzichte der man , met eene geldboete geftraft. Wanneer de vrouw zig aan die misdaad fchuldig maakt , word haar een fcheidbrief gegeven, eri zo haare fchuld twyfelachtig is , moet zy een eed by haaren Fotiche zweeren , een weinig zout eeten , en een zekeren drank drinken — het welke zy niet zal doen , indien zy van haar wangedrag bewust is. Zy wasfchen hunne dooden, en leggen die ineen kist van basten van boomen gemaakt. De bloedverwanten , vrienden, en buuren komen ih het huis van den overledenen te famen,en vraagen den dooden naar de oorzaak van zyn overlyden. Daarna danfen en zingen zy verfcheidene treurliederen , en maaken , rondsom zyn wooning, een verfchriklyk geraas, op kopere pannen en ketels. Eene vrouw loopt rond , om aalmoesfen te verzamelen , kopende voor dezelve een os of fchaap , ten voordeele van den Priefter, welke deze plechtigheid moet bywoonen. De Priefter üagt het beest , offert hét bloed Int aan"  H4 GODSDIENSTEN» aan zyne Goden ——— het vleesch behoud hy voor zig zelven. De bloedvrienden dooden eene hen : de Priefter befprengt zyne Goden daar mede ; welke Goden, allen met kraaien, boonen, en pluimen zyn opgefierd. De hen word , gebraden zynde, mede opgegeten. De Priefter , eenige kruiden van zyn halskraag, met water of palmwyn, in zyn mond , tot een bal gemengt hebbende , befpuwd met het vogt zyne Fetiches-, en werpt, den in zyn mond gemaakten bal, twee of driemaal door zyn beenen heen. De overige Fetiches worden rykelyk, met het overfchot, van vet en fineer bemorst. Het overige gedeelte der heiligdommen benadert de Priefter; de gewyde boom krygt zyn deel, de vergadering ontfangt mede een deel der heilige overblyffels, en het overfchot word met den overledenen begraven. Het lyk word, na deze voorgaande plechtigheden, een halven dag ten toon gefteld, waarna de vrouwen hem ten grave brengen : de vrouwen , en geene mannen , begeleiden het lyk. Het lyk word met hout gedekt , en zyne meestgeliefde huisvrouwe, werpt zyne Goden , benevens zyne gereedfchappen en werktuigen in het graf. Dan wandelen de aanwezenden , in ftaatelyken omgang, en een verfchriklyk affcheid van den overledenen neemende, rondom de kuil , en vermaaken zig , t'huis komende, met eeten en drinken. Alle jaaren worden de overledenen van verfche levensmiddelen voorzien. Wanneer een Koning fterft , dood het gemeene yolk  v a « AFRIKA* 115 Volk eenige vrouwen , maagden, jongens en flaaven, ten einde zyn Majefteit op de reize naar de andere waereld te vergezellen. De ligchaamen deezertochtgenooten worden met hem begraven , en hunne hoofden rondsom zyn graf op ftaaken gezet, tervvvl twee foldaaten de wacht houden , om toetezien dat de levensmiddelen des overledenen Konings , noch zyne eigendommen verminderd worden. De fnoodfte misdaaden kunnen door geld afgekogt worden ; maar indien de misdaadiger onvermogend is, word hy onthoofd , en zyn ligchaam gevierendeeld. De ligchaamsdeelen worden de nabeftaanderi des overledenen toegezonden; het hoofd word naby een hunner Fetiches geplaatst; doch de vrouwen begraven de andere deelen in haare tuinen* BENINER S. De Beniners erkennen eeri Opperst Wezen, maaf Vereeren tevens verfcheidene andere , die aan het eerfte ondergefchikt zyrt. Deze volken hebben hunne Goden, en een' Priefter , die door eene byzondere Godfpraak hen in alle gevallen raad geeft. Zy hebben een flaauw denkbeeld van den dag des oordeels , en gelooven dat de zielen der overlede. nen, kennis neemen van het geene 'er hierbeneden omgaat, hierom offeren zy aan dezelve hunne gebeden en offerhanden. Tempels ter verrichting van den openbaaren E$rdieust, hebben zy niet. Zy houden hunnen GodsII a dienst  u6 GODSDIENSTEN dienst in de bosfchen, zynde deze de verblyfplaat* fen hunner afgeftorvene bloedverwanten. De plechtigheid der befnydenisfe is by hen gebruikïyk. Yder huisgezin heeft zyn byzonderen afgod, cn wanneer een Neger ziek word, bezoekt hem de Priefter, en offert een offerhande aan denzelven ; -de inwooneren van Biafaia offeren al wat zy bezitten , zelfs hunne meestgeliefde kinderen , aan hunne afgoden. De inwooneren van Rio-Real, en andere Negers, befnyden hunne vrouwen niet ; maar omtrent de tyd dat hunne dochters huwbaar worden , plaatfen. zy een klein houten werktuig , met byën opgevuld, in haare fchaamdeelen , welke daar drie maanden moeten verblyven , en de lyderesfen geen weinig pyn veroorzaaken. De huwlyksplechtigheden der Negers van Cabo de TMontecw de nabuurige Gewesten, hebben nietsby%onders in zig. De minnaar zend zyne beminde eenige gefchenken ; zo hy haar behaagt behoud zy dezelveu ,. maar indien het tegendeel plaats heeft, zend zy ze terftond terug. Wanneer een kind den ouderdom van tien dagen bereikt heeft , neemt de Priefter het zelve uit de hand der moeder , en legt het op een fchiid, ten aanzien van de gantfche vergadering , welken allen gewapend zyn. Voords neemt hy een boog in zyn hand , en doet een leerreden , waarin hy de plichten ontvouwd , welke van dejonggeboornen gevorderd worden, om in het toekomende een gelukkig mensch te worden. Hierop  v a n A F R I K A. 117 op geeft hy het kind zyn naam; by een dochter zyn de plechtigheden minder omftandig. Ieder dorp der Negers onderhoud twee of drie vrouwen , welken zy tot haaren post aanftellen , in de tegenwoordigheid eener talryke vergadering. Terwyl zy op een mat zit, fnyd de oudfte een vogel de keel af, en laat het bloed op haar hoofd , fchouders , en armen druipen , waarna zy eenen eed zweeren , om aan ieder dorpeling , op redelyke voorwaarden, haar ligchaam te zullen ten bestegeeven. Vervolgens ontfangt zy een van het gezelfchap in haare armen, en vertrekt met haare medgezellinnen om zig te wasfchen, hierna hervat zy haaren post, word over de armen , borst , en fcbeuders met witten kalk beftreeken , en in zegepraal van twee jonge knaapen door de ftad gedraagen.Vervolgens is zy verplicht , agt dagen agter elkander, opentlyk op haare mat te zitten , om zig aan yder minnaar , die zig voordoet , overtegeven. Het voorrecht om klederen te mogen draagen hangt van 'sKonings welbehaagen af. Nimmer kleeden zig de vrouwen, zonder daartoe verlof van hunne mannen bekomen te hebben. Een weduwe die een zoon heeft , mag buiten zyne toeflemming niet hertrouwen. Indien iemand by haar aanzoek doet, en hy zulks goedkeurt , verbind zig de minnaar , om hem een kostwinning te bezorgen , en hem een vrouw naar zyn fmaak te zoeken. Wanneer de dochters getrouwd zyn , laaten de ouders zig niet verder aan haar gelegen leggen. H 3 De  iiS GODSDIENSTEN De Negers van Calo de Monte wasfchen hunne lyken, tooien hun hair, kleedenze aan, en Hellen hun recht op hunne beenen. Zy voorzien den overledenen van pyl en boog, en verfieren hem met alle de kostbaarheden welke hy in zyn leven bezeten heeft. Elk geeft hem een gefchenk , terwyl de bloedvrienden rondsom hem geknield op den grond zitten. Indien een Prins of een Edelman fterft, word 'er een goed getal flaaven met hem begraven. By het overlyden van een vader, erft de oudfte zoon, zyne goederen , en zo hy jongere broeders heeft, word hy hunnen voogd. Om evenwel dien post te bekleeden , moet hy ten aanzien van den Koning proeven van zyne bekwaamheid geven. Hy moet de boog kunnen fpannen als een goed boogfcbutter, en dus beweert hy recht te hebben , om zig zyn vaders nalatenfchap toeteëigenen. Vervolgens doet hy een redevoering tegen den Koning, waarin hy verzekert zyne familie te zullen befchermen , en de voorrechten zyner broederen te zullen verdedigen —- hunne begrafenisfen hebben te veel overeenkomst met fommige volken, wier begraafnisplechtigheden ik reeds befchreeven hebbe , dan die der Beniners alhier breed te vernaaien. De wilden hebben hunne wedergeboornen : enhy welke tot dien trap wil verheven worden , moet zulks door uitwendige tekenen aan zyne overige natuurgenooten bewyzen. Om aan de verkeering van bpogere geesten deel te hebben , moet de perfoon fterven en wederom geboren worden \ geene vrouwen  van AFRIKA. 119 wen nog kinderen mogen deze verborgenheid weeten , ook mag de eene vriend zulks niet aan den anderen ontdekken , ook mogen geene vreemdelingen tot dit geheim doordringen. De tekens of kenmerken dezer wedergeboorte, zyn eenige langwerpige infnydingen langs den nek en fchouderen. Met deze kenmerken voorzien, heweeren zy veel verftandiger te zyn dan hunnebuuren. Zy zyn rechters in alle gefchillen :' die zig niet in den ftaat der wedergeboorte bevinden, worden als onreine , ongeleerden , en onheiligen befchouwd, en als onbekwaam om iets te kunnen befiisfen , zelfs worden zy in geene burgerlyke nog kerkelyke vergaderingen toegclaaten. Maar gelyk geene menfchelyke uitvindingen, die men verborgenheden heeft gelieven te noemen, zyn bedekt gebleven, alzo hebben deze wilden, zig ook niet geheel voor de ontdekking van hun geheim kunnen wachten , alles wat ik van hunne verborgenheid weete , zal ik hier kortelyk ter neder (tellen. Met 'sKonings toeftemming verkiezen zy een vruchtbaar bosch , waarin olyven en andere vruchten weeiig groeien: in dit bosch doen zy een volkomen afftand van alle waereldfche zaaken , en verdeelen hunne goederen onder hunne vrienden en bloedverwanten. Nu worden zy in hunne eenzaamheid van alle de vermaaken des waerelds afgetrokken , en door hunne onderwyzers, in alle plechtigheden van hunnen Godsdienst onderwezen. Het H 4 * voorv-  120 GODSDIENSTEN voornaamfte gedeelte van dien , beftaat in een dans, die hunne ligchaamen zeer vermoeid, en in hetuitfpreeben van eenige dichtftukken , waarin hunne wedergeboorte heel breedvoerig werd uitgemeeten, • De wedergeboornen verkrygen een nieuwen naam, en de proeftyd duurt vyf jaaren, zonder dat pen der aanftaande bekeerden uit zyn verblyf mag komen. Na deze afzondering mogen zy de vrouwen voor de eerftemaal zien , en in openbaare vergaderingen danfen. De proef, met gekookt water., word aan de moordenaaren, op voet en arm gebezigd. By deze gelegenheid, worden de geeften aldus aangesproken: — ,, Is de perfoon , waarop dit kookend watergegooten „ word , fchuldig of niet ? zo hy fchuldig is, dat ,, dan zyn vel fchroeie en rimpele." . Indien het water deze uitwerking niet doet , word de verdachte perfoon vrygefproken. Even zo wel als de Negers hebben de Negerinnen mede. hunne verborgenheden , welke met de reeds, befchrevene veel overeenkomst hebben. Zy worden mede in de bosfehen geleid , en aan de zorg van eenige Priefteresfen aanbevolen , waarna zy de naam van kuikens des verbonds draagen. Wanneer de jonge maagden in Brazil, den huwbaaren ouderdom bereikt hebben , branden zy haar hair zo kort af als mooglyk is. Vervolgens moet zy op een platten fteen (taan, terwyl haar vleesch, met een yvooren tand , zodanig word gehavend, dat het bloed ten rugge uitgudze. Vervolgens wor-  van AFRIKA. iüi den haare wonden met asch van wilde kauwoerde ge. fmeerd; zy mogen in den tyd van drie dagen eeten, drinken , of met iemand fpreeken , en deze plech-' tigheid word nog eens herhaald , waarna zy met zwarte zalf befmeerd word , en wederom in de velden mag verfchynen. lader ftad heeft een foort van pesthuis , waarin alle vrouwen , tot dat haare maandelykfche zuiveringen volkomen zyn opgehouden, zig moeten opfluiten. Een onvermydelyke dood zou haar lot zyn, indien zy dien ftaat voor haar man bedekten, of eenige fpyze voor hem bereidden , en hy zulks gewaar wierd. AGTSTE HOOFDSTUK, Handelende over de Godsdienften van Congo- Angola, der Guaguas en der Kaffers, Het gemeene volk van Congo , houden hunnen Koning voor hun God, zelfs gelooven deryksgrooten, dat hy het vermogen bezit, om hen alles goeds of kwaads toetebvengen. Eenmaal desjaarsbidden zy hem aan , onder het toebrengen van aanzienlyke gefchenken. Vermits hy voor de grootfte Magus word gehouden, heeft hy het natuurlyk recht, om zyn volk te verplichten, tot het aanbidden van eeniH $ ge  |22 GODSDIENSTEN ge afgoden. Ook hebben de Congoaanen verfchei* dene huis- en veldgoden, en fchoon zy een Opperst Wezen belyden , neemen zy echter tot de voorzegde afgoden , als de ftedehouders van den Opperften god, hunnen toevlucht. Wanneer de Koning-Afgod drinkt , werpen zig alle de Hovelingen met hunne aangezichten ter aarde : want hy, die zyn Afgodfche Majefteit had zien drinken , zou daadlyk den dood moeten fterven, Eeten doet hy in een vertrek alleen. Te Matambo is een afgod , die alle zaaken door middel der Priefters beflist. De volken van Bambo , aanbidden een dier met twee pooten , een langen ftaart , en twee vleugelen. Voords aanbidden de Negers van de Provintie Congo de Zon en Maan, onder de gedaante van een man en vrouw , benevens nog veele andere mindere Godheden , ais Hangen, bokken, tygers, vogelen en planten. De eerdienst welke zy bovengenoemde Wezens bewyzens , beftaat in het buigen hunner knieën , het nedervallen ter aarde en in het klappen van hunne handen, gepaard met gebeden , geloften, offerhanden , zingen en danfen. De Afgoden van Angola, zyn van hout of fteen, en ftaan , fommige in hunne tempels of kapellen, maar de meeften in hunne openbaare flraaten of wegen. In allerleie gedaantens zyn deze afgoden geformeerd. Wanneer een Neger gelooft aan eenen afgod verplichtinge te hebben, richt hy ftandbeelden voor hera  van AFRIKA. 1*3 hem op, en maakt afbeeldingen van hem, De Priefters wyden deze beelden , in de tegenwoordigheid van veel volks. De Hoogeprrefter of het hoofd der kerke word als een wezen aangemerkt , hooger in rang dan eenig fterveling. Men brengt hem de eerftelingen der aarde, en fmeekt hem fteeds om zynen geeftelyken zegen: alle zaad dat in de aarde gezaaid word, ontfangt zynen zegen: en hierin onderfteunen hem zyne mindere Priefters. De Negers vallen by zyn opftaan voor hem ter aarde , en fmeeken hem om de befcherming voor hen en het land, en na dat hy hen met water en ftof befprengt heeft, wandelt hy over hen verfcheidene reizen , voorwaards en agterwaards, treedende hen op de borst, terwyl zy in die vernederende geftalte zweeren, altoos afhangelyk aan hem te zyn , en zyne bevelen te zullen opvolgen. (Wie zou gelooven kunnen,dat deleeraars der wilden , geeftelyken hoogmoed bezaten , indien geen geeftelyke zendeling van de Jefuiten , ons zulks verzekerde?) Niemand mag hem , wat misdaad hy ook begaat, beftraffen. Indien hy zyn fticht bezoekt, houden alle vermaaken op , zelfs de vleefchelyke gemeen»? fchap tusfchen echte lieden is ongeoorloofd. De Negers gelooven dat zyne natuurlyke dood voor het geheele menschdom ten uiterften nadeelig zou zyn, en hierom word hy , onherftelbaar krank zynde, gewurgd. pe Priefter, welke de tweede rang bekleed, word mede  U4 GODSDIENSTEN mede zeer hoog gefchat , en als een Propheet aangemerkt. Hy is het die de konst verftaat om toekomende zaaken te kunnen voorzeggen , en alle ligchaamelyke ongefteldheden te geneezen ; ten dien einde is hy altoos rykelyk van geneesmiddelen voorzien. De Priefter van een' nog minderen rang moet altoos elf vrouwen hebben. DeNepindi noemt zig zeiven meefter der Elementen. De Priefter of Ganga, welken zig den tytel van Koning der wateren aanmaatigt , doet de Negers gelooven , dat hy uit het water allerleie geneesmiddelen weetaftetrekken. De Provintie Somii, heeft haar eigen Priefter; hy houd zyn verblyf op de top eens bergs , en'verfiert zyn hoofdhair met een menigte kleine fchelletjes, welke de godsdienftige voorwerpen zyn der Negers. Zy durven dezen Priefter nimmer aanfpreeken,zon* der op hun aangezicht te vallen, en wanneer hy uitgaat , word een houten Afgodsbeeld hem vooruit gedraagen. amobondu is de Befchermgod van hun koorn. ■ müoloco is de herfteller der gezondheid, en molonga voorfpelt den gelukkigen of ongelukkigen uitflag van alle hunne ongefteldheden. negodi geneest de dooven. — esambi reinigt de melaatfchen. embun- guea bezweert de flaven ; en de ganga-metambola, is de opwekker der dooden. — De waterproef is by de Congoaanen mede gebruiklyk. In het nakomen van hunne beloften en eeden, zyn zy zeer getrouw en naauwkeurig. In alle ondernee- mingen  van AFRIKA. 125 niingen vraagen zy hunne Befchermgoden om raadi Wanneer vrygeboorne vrouwen ontrouw bevonden Worden, of flegts van ontrouw verdacht zyn , laat de manhaarvertrekken,zonder dat daardoor eenigefchande op eenen der echtverbreekers nederdaale. De veelwyvery is onderhen gebruikelyk. Zo dra eene dochter huwbaar is, word haar hoofd kaal gefchooren , behalven aan het voorhoofd, alwaar een kleine lok zitten hlyft.Indien eenjonge maagdhaare eerbaarheidfchent, voor dat zy haare natuurlyke zuiverheid bewust zy, moet zy en haar minnaar een onderzoek ondergaan, in tegenwoordigheid van den Koning en zyne Hovelingen. De ondcrdaanigheid der vrouwen voor haare mannen is zeer groot; zy zyn veel dienstbaarer dan de huisbedienden. De vrouwen van den Koning zelfs moeten doof haarer handen werk haar daaglyks brood winnen. Wanneer een zyner vrouwen den Vorst ongetrouw is, word zy caadlyk ter dood verwezen. Een vrouw in Angola heeft, als zy een kind ter waereld brengt , geen gemeenfchap met haaren man , voor dat haar kind tanden begint te krygen. Geduurende haare onreinheid, mag zy niet by hem leggen , veel min zyn bed naderen , of fpyze voor hem bereiden. Onder verfcheidene kente» kens draagt zy een krans om haar hoofd , al den tyd van haare reiniginge. Als het kind een tand heeft gekreegen, verfieren zy hetzelve , en draagen het van huis tot huis rond. De Negers begraven hunne dooden in alle hunne kle-  **6 GODSDIENSTEN klederen. By het overlyden van een' Koning vari Congo, word yder bevolen van zyne dood te beweenen. Zy begraven een gedeelte hunner bezittingen met het lyk. Zo dra zy hetzelven buiten het fterf. huis hebben gedraagen, danfen zy eenen plechtigeö dans , en vervullen de lucht met akelige weeklagten* Dit lykmisbaar duurt eenige uuren. Daarna neemen zy alles wat de overledene mede zal voeren , begraven de eene helft met hem , en hangen de andere helft aan paaien ten toon. De betooningen van droefheid worden zes weeken lang alle avonden herhaald. Voormaals plagt men twaalf jonge maagden, nevens den overledenen Koning van Congo , levendig te begraven , doch deze gewoonte , als ftrydende met den natuurlyken Godsdienst, is heden ten dage afgefchaft. —— In het Koningryk Matatnbaword het lyk, met barst bedropen en dus gebalfemd. De bloedverwanten en flaaven fcheeren , ten teken van rouw, hunne hoofden , en befmeeren hunne aangezichten met oly , en verfcheidene foorten van poe. -der, in welk foort van lymachtig bekleedfel zy een menigten van vederen ftecken , en aldus geen onaartig jammerlyk vertoon uitmaaken. De weduwen te Congo gelooven dat de zielert . haarer overledene echtgenooten , hunne ligchaamen van nieuws af bezielen , ten zy men behoorlyke ,zorg draagt, om dezelve op een afftand te houden; want zulk eene nieuwe bezieling zou een tweede fliuwlyk kunnen beletten: om dit voortekomen, belt-  van AFRIKA. i2? geven zy zig naar hunne Priefters , welke hen verfcheidene maaien in een fnelvlietende ftroom dompelen ; dus van alle vreeze ontheeven , huwen zy een' anderen echtgenoot. GODSDIENST der GUAGUAS. De inwooners van Guagua , eeten niet alleen het vleesch hunner vyanden, maar veilen het in 't openbaar te koop. Hun opperfte God , quisango genaamd, is een reus van twaalf voeten hoog , en tusfchen een ftaketzel van elefantstanden geplaatst. Ieder tand is met het panvlies van een flaaf of gevangenen , die aan deze Godheid opgeofferd worden , opgepronkt. Palmwyn, met het bloed vart bokken, herten en andere dieren, zyn zyne drankoffers. De Opperprieffer is tevens hun Veldoverften. Zyn hair is met fchelpen verfierd , welken zy eene byzondere eerbied toedraagen , en Bamba noemen. Aan zyne gordel hangt een foort van Roozenkrans , famengefteld uit kraaien en ftruisvogelëieren. Zyne kleeding is even lang genoeg, om zyne fchaamdeelen te bedekken, voords is zyn opperhuid befmeerd met witte en roode Verf, van menfchenbioed met derzelver vet gemengd. Aan zyn neus hangt een ftuk koper van omtrent een duim lang,en tweedergelyke ftukken aan zyne ooren. Doorgaans heeft hy twintig of dertig vrouwen. Wanneer de Oppervorst van Guagua, zig op een krygs-  lag GODSDIENSTEN krygstocht begeeft, offert hy, voor zonnen Opgang, «ene plechtige offerhande aan zyne afgoden. Twee Priefters en veertig vrouwen zyn hierby tegenwoordig , welke laatften , ieder de ftaart van eeri paard in haare handen houden. In het midden der Vergadering ftaat een groot vuur , Waarover een aarde pot hangt ; deze pot bevat een mengfel , waar'" mede zy. haare voorhoofden , barst en de buik be-fmeeren. De Priefters bieden hierop den Veldheer" een byl aan , en vermaanen hem tot dapperheid en kloekmoedigheid. Om te toon en dat het hem aan deze eigcnfchappen niet ontbreekt, velt hy een Jon. geling en vier flaaven , elk in eenen flag ter neder. Deze offerhanden gaan met tien koeien , tien bokken , en tien honden vergezeld. Het bloed word ter eere van hunne afgoden geplengt i maar het vleesch word door de vergadering opgegeeten. De Oppervorst doet daarop een aanfpraak aan het volk i en indien een der foldaaten blykeu van blohartigheid vertoont, word hy in" ftukken gehouwen ^ en door zyne fpitsbroeders opgegeten. De krygsgevangenen dienen vroeg of laat, den overwinnaaren tot fpyze. De magerften worden in het leven gefpaard om vet gemast te worden; nimmer dooden of eeten zy hunne gevangenen, voor zy den volwasfchenouderdom bereikt hebben. Eene Amafoonfche Princesfe , welke voorheen onder hen geregeerd heeft , verbood het opvoeden van kinderen van het mannelyk oir, binnen de paaien van haar ryksgebied , en beval de ouders ,> om d«-  van AFRIKA. lao dezelve te vermoorden , en de wilde beeften ten prooi te geeven. Aan de vrouwen fchonk zy de vryheid , om met hunne krygsgevangenen in het huwlyk te mogen treden ; dit gefchiedde om het vrouwelyk geflacht in wezen te houden. DezePrincesfe zelve , vermoordde haar eigen zoon, en deed zyn ligchaam hakken tot een poeder, waarmede zy zig over het geheele ligchaam beflreek , om alzo haare onderdaanen tot een voorbeeld te verftrekken. Huwlyksplechtigheden hebben onder hen geen plaats. Sommigen onder hen, byzonderlyk de inwooners van Mafiko, begraven hunne dooden niet, maar eeten ze op , of begraven hunne kranken , voor dat zy den katften adem hebben uitgeblazen. Hunne vrouwen worden met de mans levendig begraven. De plechtigheid word beflooten , met een luid gefchreeuw en fchrikverwekkende jammerklagten. de INWOONEREN van ZUID-AFRIKA, of de KAFFER-KUST, De Kaffers aanbidden een Opperst Wezen, fchoon hunne begrippen wegens het zelve zeer verward zyn. Zy flachtcn verfcheidene koeien en fchaapen , ter eere van hunnen afgod, en doen hem veele vrywiilige offerhanden. Schoon zy weinig denkbeelden .van een leven na dit leven fchynen te hebben , zyn zy echter eerlyke en menschlievende lieden. Dieve- i  ï3o GODSDIENSTEN ry en overfpel worden by hen met de dood geftraft. De veelwyvery is mede by hen gebruiklyk. Zy zyn verre van eenparig te zyn in hunne Godsdienftige gewoonten en plechtigheden. De Hottentotten of Kaffers , welke hun verblyf aan de Kaap de Goede Hoop houden, aanbidden de Maan, door het houden van plechtige danspartyen. Dikwyls werpen zy zig ter aarde neder , fchreeuwen luidkeels , en tekenen hunne voorhoofden met roode verf. Zy aanbidden een Wezen , het welk zy gelooven dat hen veel kwaads kan doen. Zy gelooven dat die God hen dikwyls onder de vreefelykfte gedaantens verfchynt , gedaantens, zeer naar Saters en Boschgoden gelykende. Ook betoonen zy eene Godsdienftige eerbied aan een foort van weegluis. Wanneer zy dit infeft zien , het welk hen altoos eenig heil voorfpelt , zingen en danfen zy rondsom het zelve , en offeren twee fchaapen aan deze kleine Godheid. Wanneer iemand van dit diertje geftoken word , houden zy zig wedergeboren te zyn. Hy word voords als een voornaam heilige aangemerkt: men offert ten zynen diende twee fchaapen , benevens een os , met welks ingewanden hy opgefierd word. Als dit gewyde infect een vrouw fteekt, word zy door alle de Hottentotten voor heilig verklaard. Verfcheidene kleine plaatfen worden door hen heilig verklaard, byzonder hunne heuveltjes , en verhevene plekken gronds langs hunne rivieren ; zy houden deze. de verblyfplaatfen te zyn van zekere by-  van AFRIKA t3t byzondere heiligen. Ook zyn zy van gedachten, dat hunne afgeftorvene voorouders alhier hunne woonplaatfen houden, Zy zullen deze plaatfen nimmer voorbygaan zonder dezelven eenigen eerbied te bewyzen. Ieder Ham heeft zyn eigen Veldoverfte , Priefter en Geneesheer. De laatfte word in hooge achting gehouden. De Priefter word by meerderheid van ftemmen verkoren. Hy is de meefter over hunne zeden, gewoonten en Godsdienstplechtigheden. De bezolding der drie bovengenoemde perfoonen , beftaat in het ontfangen van lammeren of fchaapen. De Kaffers fnyden de Jongens van negen jaaren de linker zaadbal uit , en leggen in deszelfs plaats eert bal van fchaapenvet , met de poeder Buchu faamgefteld. Na deze inlyving in de gemeente, word hy gezalfd , en van de eerwaardige Geneesheer ryklyk bepist. Dergelyke gewyde bewateringen vinden meermaalen onder dit volk plaats, en hy, die aldus befpoten word , moet wel naauwkeurig zorg draa. gen, van zelfs den laatften droppel met veel eerbied te ontfangen. Op de befpotting of lastering is de boete van een vet fchaap gefield; en indien de belediger weigerde de boete te betaalen , zou hy daadlyk voor eerloos verklaard worden. Op alle groote overwinningen, volgt een plechtige feestdag , by welke gelegenheid in het midden van de zaal een groote tent of hut, ter gedachtenisfe van de overwinning, word öpgellagen. Deze word door de vrouwen, met takI 2 ken  13» GODSDIENSTEN ken van boomen en allerleie bloemen opgefierct* Wanneer 'er fterfte onder het rundervee is, houden zy een driedaagfche offerhande , en brengen hunne kraal naar eene andere plaats over. Voords doen zy hun vee door het vuur doorgaan , ten einde dezelve aldus te zuiveren. De Kaffers fchryven de voorgemelde en alle andere onheilen aan de betoveringen of bezweeringen hunner vyanden toe. Wanneer iemand waant betoverd te zyn, begeeft hy zig tot den Geneesheer, deze offert een vetten hamel , en hangt het warme darmvel om den hals des lyders , zeggende : ——— ,, Zekerlyk zyt gy betoverd : maar gy zult binnen ,, korten tyd volkomen geneezen zyn , want de bczweering is van gering belang, en zal gemaklyk worden weggenomen." —Eene zwangere vrouw word door twee vrouwen opgepast en verzorgt. De man mag niet by de ver. losfing tegenwoordig zyn; en indien zy eenemocielyke verlosfiug heeft , drinkt zy een kookfel van melk en tabak , het welk voor deze Afrikaancn een heilzaame uitwerking doet. Indien een kind dood ter waereld komt, word zulks , vooral als het een Tongele is , voor 't grootfte ongeluk gehouden. Men verlaat de hut , en het kind word aldaar begraven. Maar als het leyend is , word het op den grond nedergelegd, op het vel van eenig beest, en over het geheele ligchaam met koedrek befmeerd. In deze aantreklyke luiers , word het wicht, in de zon gelegt; waarna de vrouwen het met zeker vogt uit  van AFRIKA. 133 uit bladeren geperst , reinigen. Na deze afwasfing , word het kind rykelyk met fchaapenvet beftreeken , en met de poeder Buchu beftrooid. Het een en ander dient om zyn opperhuid tegen de fchadelyke indrukfels van de lucht te beveiligen , en hem buigzaam en Merk te maaken : maar ook om hem tevens eene zielverfterkende kracht te geeven. Wanneer 'er tweelingen geboren worden ,' en de vruchten beiden Jongetjes zyn , is de vreugd der geheele kraal buitenmaatig; ieder wenscht de vader en moeder geluk , over hunne buitengemeene bekwaamheden , en de ouders zyn verplicht de buitengewoone talenten , met twee of drie osfen te betaalen. Indien het meisjes zyn, word 'er doorgaans eene van te vondeling gelegt , levendig begraven, of aan de tak van een boom opgehangen. Als het een zoon en een dochter is, word he: meisje doorgaans ten vondeling gelegt. De Afrikaanen toonen , dat zy man en Heer zyn , en dat het vrouwelyk geflacht aan hen onderworpen en van weinig belang is. Wanneer een jonge Hottentot op een meisje verliefd is , onthaalt de minnaar alle de bloedverwanten op een feest. Terwyl dit foort van vrolykheid hunne geesten verlevendigt , maaken de ouders het huwlyk bekend. Voords geeft de Bruidegom, als hy in zyne keuze gedaagd is , en zyne medeminnaars door de kragt zyner wapenen overwonnen heeft, (het geen tog niet altoos gebeurd,) eene maaltyd. Op de bruiloft munt ieder uit , om zig I 3 met  134 GODSDIENSTEN met vet te befroeeren; de vrouwen befchilderen haarvoorhoofden en kin , met roode vlekken. Bloedfchande en overfpel word met de dood geftraft. Die zig aan een mandag hebben fchuldig gemaakt,worden de knieën uit de gewrichten gewrongen , en met dezelven aan de fchouders gebonden , en zo }ang in dien daat gelaaten tot dat zy fterven. De echtfchreiding is mede onder hen gebruiklyk. Wanneer een weduwe zig in een tweede huwlyk begeeft, fnyd zy een lid van een haarer vingeren af, en herhaalt zulks zo dikwyls zy hertrouwd. De Hottentotten eeten zo min als de Jooden ,. varkenvleesch nog ongefchubde visfchen. De oude lieden , die geen nut meer aan de famenleving kunnen toebrengen, worden in ftaatelyken optocht , in het open veld, naar eene hut gevoerd , waar zy zo yeel leeftocht bekomen, dat zydegts weinige dagen leven kunnen,en het een voorrecht voor hen is, als zy van de wilde beesten verfcheurd worden. Wanneer een Hottentot overleden is, maaken zig eenigen van de kraal gereed , om hem zodanig te begraven , dat geene wilde dieren hem kunnen opdelven. Ondertusfchen zyn de andere werkzaam om hem dezelfde ligchaamsgedalte te doen aannee men, in welke hy eenmaal in de fchoot zyner moei der gelegen heeft. In deze houding word hy in het vel omwonden , 't welk hy geduurende zyn leven gedraagen heeft. Zes uuren na zyn dood word hy begraven. Zo dra het lyk de hut is uitgedraagen yerlaaten zy dezelve voor altoos. De geheele kraal  van AFRIKA. 135 volgt het lyk, de belagchelykfte houdingen aanneemende. Op de begraafplaats gekomen zynde, laaten zy het lyk neder in het graf, en overdekken het met zwaare fteenen en groote boomen , terwyl zy hunne jammerklagten herhaalen. Na dat de lykvolgers zyn wedergekeert, worden zy door de Priefter genadiglyk bepist en met asfche bettrooid. NEGENDE HOOFDSTUK. Handelende over de Godsdienften der Monomotapaanen , der Inwooneren van Agag, enz. — der Sofolaanent der volken van Quilimanca, Loranga, Quizungo, die der Ethiopiërs en Socotoraanen. De inwooners van het eerstgenoemde Koningryk zyn, fchoon zy een god erkennen als de Schepper van Hemel en Aarde , afgodendienaars. Zy aanbidden eene maagd, onder den naam van perü bekend. De geboorteverjaaring van hunnen Vorst, is altoos een feestdag voor hen, welke met het aanfteeken van vreugdevuuren , en andere vrolyke plechtigheden doorgebragt word. In deezen tyd worden alle fiaatsbelastingen aan den Koning betaald. Het vuur belchouwen zy als een gewyde hoofdI 4  I3Ö GODSDIENSTEN ftoffe. Wanneer de Koning zyn tent in het leger nederflaat , word fieeds dit heilig vuur in dezelve brandende gehouden. Altoos buigen zy hunne knieën wanneer zy den Monarch naderen , en fpreeken altoos flaande met hem : de vlekndfU enkruipenfte eerbetooning word hier ten hoogften toppunt gevoerd. Zyn Monomopotaanfche Majefteit bezit een buitengemeen talent van fchranderheid , om alle tovcrlisten en bezweeringen aftewenden. Op zyn bevel is 'er een gebouw vervaardigd , waarin alle de lykeu der kwaaddoenders worden opgehangen. liet vogt dat uit deze ligchaamen druipt, word in een vat gevangen , en uit dit vogt word het heilzaam elixer bereid,het welk de genadige Vorst ten dienfte ftrekt om zigtegen alle de aandagen des duivels te beveiligen. Te Monomopota gaan alle jonge maagden naakt, ter tyd toe dat zy zig in het huwlyk begeven. Men zal wel begrypen hoope ik, dat zy defehaamdeelen bedekken. Wanneer zy getrouwd zyn , en kinderen hebben, draagen zy zulke klederen als met hun landaard overëenkomt. Zy hebben een foort van kloofters , waarin fommige jonge vrouwen zo lang haar verblyf houden tot dat zy getrouwd zyn. Een Monomopotaan neemt zo veele vrouwen als hy onderhouden kan, en als zy oud worden , achten zy dezelve niet veel. Wanneer zy gevangenen in den kryg veroveren, befnyden zy dezclven, en doen aan hunne vrouwen ge-  van AFRIKA. Ï37 gefchenken uit den buit, welke zy als zo veele eere tekenen van haare mannen draagen. De ligchaamen hunner verftorvene landgenooten , betoonen zy , geduurende den tvd van agt dagen, eene foort van aanbidding. Zy kleden zig in het wit, en zetten den overledenen verfcheidenefpyzen voor. Vervolgens fmeeken zy hem dat hy zynen zegen over den Koning en hun zeiven wil uitdoften. Het lyk word vervolgens in de bosfchen of eene andere donkere plaats bygezet. de INWOONEREN van AGAG, enz. Dit volk heeft een verward denkbeeld van een Hoogst Wezen, het welk zy motunga noemen. Zy verzoeken echter geene gunstbewyzen van hem, nog zyn hem voor genootene weldaaden dankbaar. Hunnen Oppervorst is -veeleer het voorwerp hunner aanbidding. In alle ongevallen roepen zy hein om alle weldaaden en hemelfche zegeningen aan. De Vorst laat het volk in dien waan , en word deeds omringt van een troep Muzikanten en dichters , welke geduurig van hem als van eenen God zingen. Zy noemen hem Heer van de Zon en de Maan, Koning der Zee en der Aarde. De naam van groote Tovenaar is zyne byzondere eernaam. Dat zy In een leven na dit leven gelooven , blykt, aangezien zy de zielen hunner verdorvene bloedverwanten aanbidden. Geene derzelven is volgens hun gevoelen ongelukkig , neen : zy vleien zig met de I 5 aan-  t38 GODSDIENSTEN aangenaame hoop, dat de geesten hunner vrienden en landgenooten, na hun dood daadlyk in het paradys overgaan, en aldaar zeer wellustig leven. Zy gtelooven dat de waereld van eeuwigheid is. Alle Godsdienftige plechtigheden hangen van de willekeur des Konings af. De eerfte dag van ieder maand" is een heilige dag. De overige feestdagen worden meest af ter eere van hunne overledenen gevierd. Zeer plechtig zyn hunne gerechtelyke verhooringen. Wanneer iemand eenen eed moet zweeren , doen zy hem een fterk geneesmiddel doorzwelgen, en uit de werking van dien drank , maaken zy zyn fchuld of onfchuld op. Als de persoon, die zweeren moet, de drank inneemt, worden 'er verfchrikkelyke vervloekingen uitgefproken , om hem daardoor te doen fpreeken. Indien noch de vervloekingen, noch de drank eenige uitwerking doen , word de gevangene vrygefproken ; en de goederen des befchuldigers worden verbeurd verklaard , en hy zei» ve , met vrouw en kinderen , tot flaaven verkogt. Ik ga de vuurproeve , waarby de misdaadiger aan een heet yzer moet likken, en andere gebruiken by het eedzweeren, zwygende voorby, Een vader , die bevallige dochters heeft , word voor de rykfte burger gehouden; en geen wonder, want het huwlyk is by hen een koopmanfehap. De meisjes worden aan den meestbiedenden te koop geveild , en wanneer de kooper na eenigen tyd geen zin in zyn waar meer heeft, ftaat hy die voor een gedeelte van den koopprys af, zend ze haar vader te rug,  van AFRIKA. i39 rug, waarop zy weder den meestbiedenden word aangeboden. Dit redenloos gedrag is ook oorzaak, dat de vrouwen als flavinnen behandeld worden, en dat de man hen als de verachtelykfte fchepfels befchouwt , als een aangekogt goed , waarmede hy mag leven naar zyn welgevallen. Hoogbejaarde en zwakke menfchen worden hulpeloos gelaaten, fommigen begunftigden worden naar de wildernis gebragt, om aldaar van honger te fterven, of van de wilde dieren verfcheurd te worden. Van hunne begraafnisfen en rouwbedryven is niet veel byzonders te melden. Die plechtigheden zyn in Afrika overal genoegzaam eveneens. Als het in Herfstmaand nieuwe Maan is, begeeft zig zyne Goddelyke Majefteit , op den top van zekeren heuvel, zynde de begraafplaats van de Koningen des lands, en vertoeft aldaar negen dagen , om de gedachtenis zyner voorzaaten Godjenftiglyk te vereeren. De plechtigheid word met een prachtige maaltyd geopend ; men drinkt 'er hartelyk, maar de twee laatfte dagen worden treurig doorgebragt. Dit vrolyk bedryf, moet den jongstoverledenen Koning zeer welgevallig zyn , want dan ge, looven zy dat zyn geest in het ligchaam van een der Hovelingen vaart. De Hoveling, die de rol, als of de ziel desKonings in hem gevaaren was , fpeelt, fchynt kfankzinuigte zyn, en fpreckt in een onbekende taal: tot zig zeiven komende , verbeeld zig zyne Majefteit zyn voorzaat te zien, en groet hem ; de vergadering betoont  i4o GODSDIENSTEN toont haaren eerbied op eenen afftand. Dan {preekt de Koning met den bezetenen, over algemeene en byzondere belangen. De van den geest bezetene perfoon is gelukkig genoeg nu hy met zyn Koninglyken meefter gefproken heeft. Als de Koning fterft neemen alle zyne vrouwen vergif in , om hem by zyne verfchyning in de andere waereld haare opwagting te maaken. Nadat zyn lyk plechtig bygezet is , neemt zyn Opvolger bezit van de Koninglyke waardigheid , benevens van de bywyven des overledenen Konings. Zyne Majefteit laat zig flegts voor een oogenblik zien: — Hovelingen en Onderdaanen juigchen en vertrekken, zo laag kruipende als zy gekomen zyn. Het zyn niet alleen de vrouwen van den Koning, die byzyn fterven haare dagen verkorten, neen: verfcheidene Hovelingen , alle geene vrienden van den nieuwen Koning, welk een' ftaatslist! worden mede gedood, om hunnen meefter optewachten. De Koning mag geene ligchaamlyke gebreken hebben. Tovery, overfpel, en dievery , word met de dood geftraft. . Wanneer de Koning een verbond wil aangaan, beroept hy vier Afgezanten : de eerften vertoont zyn heiligheid zelve; de tweede word des Konings mond genaamd , want hy moet zynen last verklaaren. De derde is zyn oog , moetende alles befpieden wat 'er omgaat. De laatften draagt de naam van 's Konings oor , en moet op alle uitfpraaken agt  van AFRIKA. I4t ast geven , en hiervan verflag aan zynen Meefter doen. de SOFOLAANEN. Deze volken zyn even als hunne nabuuren afgodendienaars. Hunne Huwlyksplechtigheden gaan tne> de volgende byzonderheid vergezeld. De Bruidegom neemt een zyner vrienden , welke hem op zyn rug naar de plaats draagt, alwaar het Huwlyk zal ingezegend worden. Dezedienst moet zondertusfenpoozing verricht worden ; want als hy genoodzaakt wierd om te rusten, zou zulks als een kwaad voorteken aangemerkt worden ; men fielt als dan de trouwdag uit. Wanneer 'er voor de tweedemaal hetzelve gebeurt, word dikwyls het geheele Huwlyk opgefchort. De Sofolaanen voorzien hunne overledenen van een menigte levensmiddelen, en richten twee fteenen op zyn graf op. Aan droomen flaan zy veel geloof. Zekere Kaffers , welke in deze gewesten hun verblyf houden , draagen hunne dooden naar een hol, het welk van eenige krokodillen bewoond word, ten einde de zielen der afgeftorvenenin deze dieren mogen vaaren. Ten opzichte van hünne Godsdienstplechtigheden komen zy veelal met de Hottentotten overeen. QUI-  fefel GODSDIENSTEN QÜJLIMANCA , LORANGA, en QüTZANGÖ, tot aan CUMA. De inwooneren van de kust Quilimanca , maaken een gedeelte der oude Troglodyten uit. Over het algemeen vereeren zy meer dan eenen God , fchoon fommigen onder hen geen afgoden hebben , en aan eene Voorzienigheid, en in een leven na dit leven gelooven. Ook ftellen zy dat 'er booze en beledigende geesten zyn. Deze menfchen onderhouden eenige feest- en vastendagen , maar zyn , zo men zegt, op andere tyden,buitenfpoorigevleescheeters en wynzuipers- De voiken van Mombaza zyn een famenmengzel van Muhamedaanen en Heidenen; den Koning word genoegzaam eene Goddelyke eerbied bewezen , en hymaatigt zig eene volftrekte oppermagt aan. De inwooneren van Metinda draagen den Koning op hunne fchouders , en durven hem nimmer aanzien. De eerfte Krygsbevelhebbers treeden voor hem , telkens de welriekende reukwerken ontftee* kende. De ingewanden van een jonge hinde worden door de Priefters naauwkeurig onderzogt , om daar de gelukkige of ongelukkige krygstocht uit afteleiden. Hunne zogenaamde toverkundige gebruiken beftaan in eenige bezweeringen en in een geweldige dans, die het ligchaam dervvyze vermoeit, dat een der danfers doorgaans buiten zig zeiven geraakt, en dan geestbedwelmende geheimen openbaart ,  v a w AFRIKA. 143 baart , die van de vergadering voor gewisfe Godfpraaken gehouden worden. De veelwyvery is hier insgelyks in gebruik. De huwlyksplechtigheden zyn van geen belang genoeg om gemeld te worden. Hunne dooden bedekken zy in zwarte klederen , en begraven nevens hen hun fchietgeweer , en alles wat zy op de reis noodig hebben. Alles wat tot zyne huishouding behoort word ftraks naar zyn overlyden verbrand, en de byè'en verzamelde asch , nevens hem in het graf geworpen. Hunne rouwbedryven duuren twee uuren , agt dagen naar elkander. Des nachts heft een der vrienden den rouwtoon aan, waarna de geheele vergadering volgt. Des morgens bezoeken zy het graf, en brengen den overledenen de behoorlyke levensmiddelen. de ETHIOPIËR S. De afgodendienaars in Ethiopië hebben geen uitwendige Godsdienst , geene wetten , nog zyn aan eenig Opperhoofd onderworpen. Hunne fpraak zo wel als hunne zeden zyn ruuw en onbefchaafd. De Gauliers hebben geene afgoden. Zy fpreeken van een Opperwezen, die alle dingen met zyne onmeetelykheid omvat , maar betoonen hem geen -ét minfte eerbied. De inwooneren van Zendèr aanbidden zekere kwaade geesten. Voords hebben hunne edellieden alleenlyk het recht om eenen Koning te verkiezen, welke verplicht is, zig gewelddaadig tegen  ï4+ GODSDIENSTEN . gen deze verkiezing te verzetten. Wanneer hy over* wonnen word neemen zy hem op hunne fchouderen en draagen hem naar den troon, Wat nu verder de Gauliers aanbelangt : deze onderhouden de befnydenis. Hunne jonge lieden mogen zig het hair niet affnyden, voor zy in een krygstocht blyken van dapperheid gegeven hebben. Om de agt jaaren verkiezen zy een nieuwen Veldheer, die, voor hy zyn post aanvaart, in een of ander gewest van Ethiopië een inval moet doen. de SOCOTORAANEN. Deze volken aanbidden de Maan, als deoorfprong ,en verzorgder aller dingen. By eene langduurige droogte , verkiezen zy uit het midden van hun zekeren perfoon, welke zig in eene omheining moet opfluiten , buiten welke hy , op.doodftraffe , niet mag treeden. Deze perfoon is verplicht tien dagen agter elkander de Maan te bidden dat zy het land met regen bevogtige. Men zegt dat wanneer na verloop van dien tyd de Maan, door geen regen te fchenken , zyn gebed fchynt te verwerpen, hem de handen worden afgehouwen. In zekere jaargetyden en op byzondere feesten vergaderen de oudften en voornaamften van het eiland £Xi offeren honderd bokken. Hier nevens vieren zy het Kersfeest d er Christenen, het welk zestig dagen duurt; ook onderhouden zy een vasten, van melk, boter , visch en vleesch. Indien iemand deze vasten  VAN AFRIKA. 14S ten verwaarloosd, worden hem , zonder eenige genade , de twee voorde vingers van zyn rechterhand afgekapt: indien het de tweedemaal gebeurd, moet hy zyn hand, en ten derdemaal den geheelen arm Verliezen. Hunne tempels zyn zeer klein , en laag van verdiepinge. De kerkgangers zyn genoegzaam verplicht» door de drie kleine deuren naar binnen te kruipen. Binnen ieder tempel of kerk ftaat een altaar , waarop een kruis en verfcheidene (tokken geplaatst zyn. Ieder kerk heeft haar eigen Priefter; zynampt duurt flegts een jaar. De kentekens zyner bediening zyn een ftaf en een kruis; hy mag niemand dezelve overgeven of laaten aanraaken, op verbeurte van een zyner handen. Zy verrichten hunne Godsdienstplechtigheden, by het op- en ondergaan van de Maan: dezelve baftaan in het doen van een zeker getal (lagen , op een langen rietftok, met een anderen die een weinig korter is; als mede in het driemaal wandelen rondsom de kerk ; Voorts offeren zy zeker welriekend hout , het welk in een yzeren fchotel verbrand word. Het altaar word driemaal bewierookt, gelyk ook de deuren der kerk. De vroomen in den lande zenden de ootmoedigfte fmeekingen aan de Maan op , zo wal in de kerk als op het gewyde kerkhof. ' Als het bovengemelde verricht is, plaatst de Priefter een kaars, van boter gemaakt, op het altaar; ook worden de kruisfen en ftaven met dit geheiligd vet K befmeerd.  i46 GODSDIENSTEN befmeerci. Op eenige bepaalde dagen doen zy een plechtige omgang rondsom de kerk. By die gelegenheid draagt een der aanzienlykften des lands de gewyde ftaf, waarna hem zeer plechtig de twee voorfte vingers worden afgehakt. Zy neemen zo veel vrouwen als zy in ftaat zyn te kunnen onderhouden ; en zy verftooten dezelven wanneer zy hen tot last verftrekken. Ook verruilen zy hunne vrouwen , tegen die van andere mannén. Wanneer een vader zig van een zyner kinderen wil ontdoen , benoemt hy een of ander perfoon , om het kind te onderhouden en het als zyn eigen op te voeden. Deze kinderen, worden zoonen van —— vuur en rook genaamd. De aangenomen vader heeft nogthans het recht, om den zoon weder aan een ander over te doen. De zieltogenden worden daadlyk naar hunne begraafplaatfen gedragen , en door hunne tedergeliefdfte bloedvrienden levendig begraven. Alszyde jongfte oogenblikken voelen naderen , roepen zy hunne aanverwanten, en vermaanen hun de Godsdienst hunner vaderen nooit te verlaaten , geen gemeenfchap met vreemdelingen te houden , en om hen van hunne vyanden te wreeken. De befnydenis is by hen in gebruik. Geen onbefnedene mag in hunne tempels komen , en hy , die dit bondzegel verzuimd had, zou met het verlies van beide handen geftraft worden. ■ Wanneer een dief die vervolgd word , het geluk heeft van in een tempel te kunnen vluchten , en aldaar  van Afrika. 147 daar iemand ontmoet, die borg of geVader van hem worden wil , dan is hy vry : maar zo hem zulks mislukt, word hy uit de vryplaats gerukt, en van één hand beroofd. Ik zal dit korte Hoofdftuk befluiten , met te zeggen , dat de Godsdienften van deze en de voorgaande befehrevene volkert niets opleveren dan barbaarschheid , diepe onkunde , lompe afgorlery , en het kruipendfte bygeloof : en dat het hartelyk te beklaagen is , dat de vaders Je- fuiten , geen meer pooging hebben aangewend Of kunnen aanwenden, om deze verblinde menfchen door het licht des Euangeliums te verlichten , en hunne zielen van het oogenfchynelykst gevaar te redden* tiende hoofdstuk. Handelende ever de Godsdienflen der Madagaska.* reezen, en van de inwooneren der Canarifche Eilanden), De inwooneren van Madagaskar, vertoonen in hunnen Godsdienst blyken , dat dezelven uit den Heidenfchen, Joodfchen, Chriftelyken en Muhamedaanfchen Godsdienst is famengtfteld. Zy gelooven niet alleen in éénen gcd , de SchepK a per  I4§ GODSDIENSTEN per en onderhouder van alles , maar zy bctoonen hem een godsdienftig eerbewys en fpreeken van hem met den diepften eerbied. Zy hebben tempels noch afgoden , ondertusfchen bieden zy den eerften brok hunner offerhande , welke aan den Almogenden gefchied, den duivel aan, en maaken dus dien gevloekten geest tot een deelgenoot van het alleen aanbiddenswaardig Opperwezen. Het denkbeeld van eenen goeden en kwaaden God fchynt hun van de inwooneren van Azia te zyn medegedeeld. De goede God is by hen de oorfprong van alle volmaaktheden. Hy is de Schepper van de zeven Hemelen , (ik fpreek volgens hun gevoelen ,) van de geesten en alle levendige fchepfelen. De kwaade God is de werk-oorzaak van alle rampen en tegenfpoeden , welke de menfchen in dit leven bejegenen. Hierom vreezen en eeren zy hem , met de uitgelezenfte flachtoffers. Den befchermgod der ryken,dian-mahnan, word mede goddelyke eerbied bewezen : goud is het zinnebeeld dezer Godheid. Wanneer zy dit metaal in hunne handen krygen, houden zy het met eerbied en hoogachting boven hunne hoofden , en buigen zig voor het zelve. De vroomen onder h&n fteeken, als zy eenige zonden begaan hebben, een ftuk goud in een beker met water , en drinken het nat op, wanneer zy gelooven , van hunne zonden •gezuiverd te zyn. Zy verdeelen de rangorden hunner geeften aldus. Zommigen hebben het bewind over de beweegingen der  van AFRIKA. i4£ der Hemelen , Sterren en Planeeten , anderen van den eerden rang voeren het bewind over de Dampkring , de Luchtverhevelingen, de Zee en de Menfchen. Sommigen kunnen een ligchaam aanneemen en daarmede aan hunne gundelingen verfchynen. Dit foort van geeden is mannelyk en vrouwelyk, zy treeden in het huwlyk, kunnen kinderenteelen; derven , en wegens hun goed of kwaad gedrag, geftraft of beloond worden: ook zyn zy voorfpellers van toekomende gebeurtenisfen, en verrichten veele wonderbaare zaaken. Dat kaboutermannetjes , fpooken , en de duivel , hen kunnen verfchynen, gelooven zy zeker. De la'atfte verfchynthen , (volgens hun verhaal,) als een vuurige draak, en houd Ren dikwyls vyftien dagen gevangen. Om van dien lastigen bezoeker ontflagen te worden , neemt de bezogte een werpfpies in de handen , en danst en wringt zyn ligchaam in durzend bogten. Zyne vrienden danfen in die zelfde houding rondsom hem heen , om den lyder hierdoor te vertroosten ; het trommelmuzyk word by dit troostmiddel niet ver" geeten. 1 Wat hunne Hidoriekundige en Godgeleerde begrippen aangaan , dezelven komen hierop uit : zy hebben eene verwarde kennis van het aardfche Paradys , van 's menfchen val, de zondvloed, en andere gefchiedkundige waarheden. Hun Godgeleerd geloof omtrent den kwaaden God, is, dat hy zeven kinderen had , die , na door den goeden God , op r's menfchen bede gedraft te zyn , de volgende zeK 3 ven  ISo GODSDIENSTEN ven hoofdzonden op de aarde nalieten : naamlyk, de dievery, ongebondenheid, leugen, gulzigheid, moord, hoogmoed, en onkuischheid. Op hunne feest- en vastendagen , die naar tydsomftandigheden bepaald worden , komen alle huisgezinnen by elkander , eeten een weinig ryst, en vasten na middernacht , in welke tusfchentyd, zy de heldhaftige bedryven hunner voorouderen opzingen. Te middernacht gebruiken zy eenige fpyzen, en aanbidden de goede en kwaade Godheid. Hunne voetwasfingen , die menigvuldig zyn , gefchieden nooit dan onder plechtige geloften. Op de bovengemelde feest- en vastendagen , word een os geofferd , met welks bloed zy de vergadering befprengen. Na dat zulks verricht is , doen zy hunne kinderen de handen op het offerdier liggen , geloovende , dat hun zulks ten behoedmiddel zal verllrekken. Het eerfte ftuk van het offerbeest neemt hy in zyn regterhand, en zegt: dit is het aandeel van den kwaaden God. —— Het tweede ftuk in zyn linkerhand werpende , roept hy uit: ——- dit word ten dienst der Godheid opgedraagen. — Het hair van het offerdier binden zy om hunne halzen, Wanneer zy een voorfpoedigen oogst hebben, offeren zy een zwarte koe , voeren , geduurende deze feestdagen, geen oorlog, noch brengen eenig ftrafwaardigen ter dood , maar verdrinken den perfoon die een misdaad gepleegt heeft. Wanneer zy bezit van een nieuwe wooning neemen , of ziek zyn , in het huwlyk zullen treeden, hunne  van AFRIKA. 15* hunne vrouwen in het kraambed liggen, en eindlyk wanneer hunne vrienden of bloedverwanten begraven worden , offeren zy offerhanden. By hun affterven doen zy een openbaare belydenis van hunne zonden , hierna worden verfcheidene osfen , ter boeting van hunne overtreedingen , geflacht. —— Van noach , abraham, mozes , david, en ghristus,——— van den oorfpronghunner befnydenis , den fabbathdag, vastendagen, enboetendoeningen, hebben zy flegts verwarde enonvolkomene denkbeelden. Alle de kinderen, die op een dingsdag, donderdag of faturdag geboren worden , en op andere tyden, die door een kwaade Planeet beftierd worden , leggen zy ten vondeling. De befnydenis word doorgaans in Bloeimaand onder hen verricht , en het kind een ftier ten gefchenk gegeven. Voor dat de dag tot die plechtigheid nadert , word de tydinvrolykhcid doorgcbragt. Op den dag der befnydenisfe zelve moeten de ouders en bloedverwanten zig in den morgenftond baden en wasfchcn. Dan wenden zy hunne aangezichten naar het Oosten , flaan op hunne trommels, blaazen op hunne veldhoorns, en fpreeken eenige gebeden uit. De Befnyder doet een kort gebed , voorts wind hy een zwagtel van wit garen om zyn middel , en een doek om zyn linker arm. De vader neemt het kind in zyn armen, gaat de ooftelyke deur van de voor het kind toebereide hut uit, en treed door de westelyke binnen. Daarna doet hy mede een ommegang voor de osfen , welke K 4 moeten  15* | godsdiensten; moeten geofferd worden. Het kind moet de hoornen van ieder offerdier aanraaken, en de naastbeflaande bloedverwant is gehouden, om deafgefnedenevoorhuid van zynen neef, in de dooijer van een ei gemengd , doortezwelgen. Wanneer de kinderen geene bloedvrienden hebben , word de voorhuid op den grond geworpen; de geheele plechtigheid word befloten, door een haan de keel aftefnyden , en de wond met het bloed van dit dier te beffryken. De vrouwen biegten, wanneer zy baaren zullen, haare zonden, aan een haarer vriendinnen, ook gelooft men dat zy de moeder maagd maria aanroepen , om haar gunftig en behulpzaam te zyn. De Madagaskareezen wagten een bekwaamen tyd af tot het bouwen van hunne huizen , alsmede na de ver* fchyning der Maan , om dezelve intewyden. Dan verzoekt de eigenaar zyne vrienden en bloedverwanten , om het feest der inwyding bytewoonen , van welke vrienden hy een gefchenk ontfangt. De vergadering wandelt driemaal rondsom de nieuwgebouwde wooning, en word op het vleesch van een of meer hamels, welke by die gelegenheid geofferd worden , vergast. De veelwyvery is by dit volk mede gebruikelyk, en de ontucht ftygt by de vrouwen tot den hoogften trap. Het overfpel word flegts by hen als een geringe dievery aangemerkt , en ook als zodanig geboetftraft. —- Onder de inwooners van dit eiland ontmoet men verfcheidene magtelooze mannen, (de reden daarvan is te fchandelyk om alhier gemeld t6  van AFRIKA. J53 te worden,) welke in vrouwen gewaad zig kleeden, en voorgeven aan de Godheid eene gelofte gedaan te hebben van altoos ongehuwd te blyven en het vrouwelyk geflacht te zullen fchuwen. Als iemand onder hen overleden is word het lyk gewasfchen en kostbaar aangekleed. Hunne gewoone optooifels zyn koraalen halsbanden , goude penningen en oorringen. Aan ieder overledenen worden zeven lyfrokken gefchonken , om aldus verandering van klederen te hebben. Na dat het lyk gewasfchen is word het in een groote mat gerold om het aldus naar het graf te draagen. Voor dat zulks gefchied vergaderen de vrienden , bloedverwanten en flaaven rondsom het lyk , en heffen een ftatelyk rouwgebaar aan. Aan het hoofd en voeteinde ftaat een brandende kaars geplaatst. Alles ftort traanen, alles is in de uiterfte rouw gedompeld. Eenige perfoonen flaan op een trommel , waarna verfcheidene vrouwen en jonge dochters ftatelyk danfen. Een uit den hoop doet een leerreden , waarin den lof des overledenen vermeld word. Voojts word den dooden ge vraagt, wat de reden van zyne dood geweest zy, of hy gebrek aan noodwendigheden had , of hy te onvreden was over zyn toeftand in deze waereld, enz. — telkens worden deze vraagen herhaald; en des avonds (lachten zy eenige hamels , om voor een offerhande en begraafnismaaltyd te kunnen dienen. De doodkist, waarin hy gelegt word , is van twee ftompgn van hoornen gemaakt, en kunuiglyk faamgeftcld. Het K 5 graf  Ï54 GODSDIENSTEN graf is gemeenlyk zes voeten diep, in een van hout opgerichte hut uitgegraven: hier word hy in gelegt, henevens een mand met levensmiddelen , tabak, een tafelbord , eenige klederen y en verfcheidene gordels. Voor de deur van de hut, welke zy fluiten, word een groote fteen geplaatst. Dan offeren zy eenige levendige fchepfelen , de deelen in drie partyen verdeelende. Het eerfte deel voor den kwaaden, het tweede deel voor den goeden God , en het derde deel voor den overledenen. De hoofden dezer offerdieren worden aan flaaken opgehangen, en rondom het graf geplant. De bloedverwanten voorzien den overledenen rykelyk van levensmiddelen , en leggen verfcheidene bezoeken by hem af, hem over alle gevallen raadpleegende. Ook vervoegen zy zig in dagen van tegenfpoeden by zyne hut , maaken &en kleine opening in de deur, en bezweercn zynen geest, om hen uit hunnen nood en lyden te redden. Als iemand van aanzien op eene plaats fterft, die ver van zyne bloedverwanten is gelegen , dan word hem het hoofd afgehouwen, en hen toegezonden ; zyn ligchaam word begraven ter plaatfe daar hy geftorven is. De mannen fcheeren zig by zulke treurige gelegenheden , en gaan bloodshoofds ; de vrouwen mogen gedekt gaan. Alle hunne Geneesheeren zyn zogenaamde Starrewigchclaars, en bekleeden het ampt van Priefters en Goedergelukzeggers. Behalven natuurlyke middelen om een kranken te herftellen , bedienen zy zig ook van  van AFRIKA» 35$ van ftukjes papier , met carakterfchrift gefchreven, welke hulpmiddelen zy de zieken om den hals hangen : ook berekenen zy , door verfcheidene fterrekundige gisfingen , wanneer de lyder tot zyne voorige gezondheid zal herfteld worden , of welke geneesmiddelen de beste zyn , om met de meeste vrucht gebruikt te kunnen worden. Zy vraagen ook zekere gemeenzaame geesten om raad, en bedienen zig vooral van hunne Talismans, Alle de rangen der Priefters zyn ondergefchikt aan eenen opperften Priefter. Aan oefen- en kweekfchoolen, waarin de jeugd tot de gemelde waardigheid onderwezen word, ontbreekt het op dit eiland niet; en de Priefter en Leermeefter is verwaand ge. noeg om elk te verzekeren dat hy den invloed der Planeeten, op ieder mensch, volkomen verftaat en verklaaren kan. Op de bovengemelde ftukjes papier met carakterfchrift befchreven, worden de letters met water uitgewischt , welk water de lyder moet drinken. Indien de zieke , ondanks zyn vast geloof , door dit hulpmiddel niet herfteld word , gelooft men dathy eenige plechtigheid verzuimd heeft, en daar nu voor geftraft word: door dit voorwendzel verliest nooit eenig Priefter zyne achting. Hunne gemeenzaame geeften bewaaren zy in doosjes met gla-'en fchelletjes, en krokodils tanden opgepronkt. Zommigen dezer geeften zyn van hout gemaakt , en hebben byna de uitbeelding van een jnenfchelyke gedaante, Deze gemeenzaame geeften draagen  GODSDIENST E N draagen zy aan hunne gordels, raadpleegen dezelve in alle omftandigheden, en fpreeken 'er zo gemeenzaam mede , als of zy 'er waarlyk antwoord van verwagten : Ik moet hunne raadpleeging met dezelve , hier ter plaatfe verhaalen. Na een gemeenzaam gefprek met dit foort van houte geeften gaan zy eenige uuren flaapen, in de verwagting van iets gunftigs te zullen droomen: wanneer alsdan de verbeeldingskracht levendig word gelooven zy dat de droom een beflisfend antwoord van de Godfpraak is. De Madagaskrtreezen zyn verwaand genoeg om de heldhaftige bedryven hunner Ryksgrooten en de daaden hunner oorlogshelden door gehuurde dichters te laaten opzingen. Hunne dichtftukken zyn over het geheel genomen leerzaam, en naar de wyze der Oofterlingen ingericht. Wanneer iemand een eed moet zweeren , moethy een kleine hoeveelheid osfenlever eeten ; fomtyds word hy alleenlyk met water befpreugt, wanneer zy gelooven dat,ingevalle hy valfchelyk zweert, hem eenig zwaar oordeel zou te beurt vallen. Om een dief te ontdekken, raaken zy de tong van den perfoon met een gloeiend yzer aan, of geeven hem zeker vergif te drinken : fomtyds is de verdachte perfoon verplicht , zyn hand in kookend water te fteeken , en een zwaaren fteen van den grond opteligten. Wanneer zy een vrede zullen bekragtigen , word 'er van weerskanten een ftier geflacht , en de. lever word  van AFRIKA- 157 word onder de volgende vervloeking opgegeten. — „ Mogt de lever ons doen bersten, indien wyonze „ geloften fchenden." — Wanneer een volk genoodzaakt is om vrede te maaken, moeten de overwonnenen de lever, ten teken van gehoorzaamheid en onderwerping, alleen opeeten. Een fchuldbekentcnis gaat met de volgende plechtigheden gepaard. De fchuldenaar flagt een vetgemest dier , en verdeeld het by zyne vrienden in het rond; zy, die een ftuk hiervan ontfangen,zyn verplicht , als het jaar verlopen is , den eigenaar een kalf ter hand te ftellen. Wat hunne krygskunde aanbelangt, zy zyn fchrander genoeg , om hunne vyanden hinderlaagen te leggen en onverhoeds op het lyf te vallen. De maagden en vrouwen danfen zeer yverig, teneinde daardoor den moed der foldaaten aantewakkeren. Men zegt dat de vrouwen zig buitengemeen eerlyk in het afzyn van haare mannen gedraagen , en zig geduurende den oorlog in geene minnaryen inwikkelen. de CANARISCHE EILANDEN. Deze volken, van welke ik geene breedebefchryving kan geven , erkennen geene andere Godheid dan de Natuur; hebben geen afgoden, noch plengen het bloed der offerdieren. Zy zyn bygeloovig, leven in de gemetnfehap van vrouwen , en hebben twee Ko-  js8 Godsdiensten Koningen, van welke 'er een leeft, maar de andere overleden is. De afgeftorven Koning is recht oVereinde geplaatst, heeft een ftaf in zyn hand,en een pot met melk aan zyn zyde, ten einde hy inde andere waereld eeten hebbe. Somtyds balzemen zy hunne dooden, en bewinden dezelve in bokkenvellen, tot dit oogmerk vooraf toebereid. De Canarifche Eilanden wierden door de ouden voor de gelukkige verblyfplaatfen deizaligen gehouden. De Godsdienst , die men de Natuurlyke noemt, maar zonder geene Godlyke openbaaring volmaakt kan uitgeoefend worden, is liefde,befcheidenheid $ gezelligheid, vriendfchap, en beftaat in één woord, in alle verhevene deugden en plichten , zo ten opzichte van god, als van den evenmensch. Wie heeft de Godsdienst eenen abel , seth, ènoch , abraham, loth , isaük , jacob , joseph en zo veele anderen , op de voortreffelykfte wyze doen uitoefenen ? wie anders dan de oorfprong des Godsdiensts zelve? de onverplichte begunftiger der van hem afgevallene menfchen ? Zekerlyk zyn de volken van Afrika , zo wel als die der overige waerelddeelen , afftammelingen vart die groote geloofshelden, wierGodsdienftige betrachtingen wy altoos zullen bewonderen, en wier deugden ons, door eene befchrevene openbaaring , ten Voorbedde zyn voorgefteld. Hoe ver , helaas ' is liet waerelddeel Afrika van zyn eerften oorfprung ver-  van AFRIKA. «jfj. Verbasterd ! Hoe zeer heeft de dwaling , wiens hoofdeigenfchap de onbeftendigheid is , aldaar veld gewonnen, alle gezond verftand verbannen en met tak en wortel uitgeroeid! Het moet den aandachtigen en menschlievenden leezer geen geringe boe. zemfmart veroorzaakt hebben , te zien dat zo veele millioenen duizenden van zyne natuurgenooten; menfchen , die even als wy, uit kracht van formeering, god tot hunnen vader hebben : ■ menfchen , wier zielen aan eene gelukkige of rampvolle eeuwigheid, door hun gedrag, zyn blootgefteld; die door de alles beheerfchende Voorzienigheid leven , en hun beftaan erlangen; —- dat zegge ik, deze menfchen zo verre vervreemd zyn van god, en geene andere hoop hebben , dan op de goederen dezer waereld. Ik zal de middelen, die fommige Christenen hebben aangewend, niet beöordeelen : dat zy over het algemeen van geen goed vruchtgevolg geweest zyn, heeft de tyd doen zien. Het is de aart van den mensch , .zyn ftelfel van Godsdienst , hem van der jeugd af aan ingeboezemd , voor geen ander ftelfel , fchoon het oneindig volmaakter is, te verwisfelen. Dit is evenwel het zwak dier hervormers geweest. Om Jongelingen, uit die Heidenenenden Chriftelyken Godsdienst, op Roomfche of Onroomfche Akademiën tot Leeraars te maaken , en hen eindlyk derwaards te zenden , om hunne ouders, broeders, vrienden en landgenooten , Roomschge- zind  j6o godsdiensten zind of Proteftantsch te maaken, fleept het voofge» zegde gevolg mede na zig , om nu niet te zeggen, dat geen propheet in zyn eigen land geacht is. Na myn eenvoudig oordeel, zou het de beste middelweg zyn , aangezien wy ons gezag niet als mozes, door wonderen kunnen bevestigen, nog als muhamed , het zwaard mogen gebruiken , dat wy hen tot hunnen eerften , oorfprongelyken , natuurlyken Godsdienst deeden wederkeerenden van langzaamerhand hun vorig fyfthema , door 'er hun de ongegrondheid en de nadeelen van aantetoonen , deeden vergeeten: wanneer zy, doordezedeleervan jesus christüs verlicht , langzaamerhand vatbaar zouden worden, om de praktikaale Godsdienstleere der geenen die hun poogden te bekeeren, te bevatten. GODS-  GODSDIENSTEN VAN EUROPA. DERDE BOEK. «EERSTE HOOFDSTUK. Handelende over dm Godsdienst der Grieken. D e Grieken , welken uit den aart verfiandig en dapper waren, hadden het geluk gehad van door de Egyptenaaren geleerd en befchaafd te wotden. Zy waren door hen in de ligchaamsoefeningen , als , het worftelen , de wedloopen, te voet, te paard, en met den wagen, onderwezen , en deze kantten bragten zy in de Olynipifche fpelen , tot den hoogften trap van volmaaktheid. De Grieken hadden zich en hunne familiën, aan de Republiek , waarvan zy le» den Waren, toegeheiligd; de vaders boezemden deze L neiging  t6x GODSDIENSTEN neiging hunne kinderen in , en deze leerden van hunne wieg af , het Vaderland als hunnen natuurlyken voortteeler beminnen en hoogachten. Evenwel lieten de vrye onderdaanen zig door de wetten regeeren , overtuigd zynde, dat een maatl'chappy, die niet door vastbepaalde wetten geregeerd word, verdeeld en onbeftendig is. De oude Koningen, die in verfcheidene tyden over Griekenland geregeerd hebben , eenen minos, cerops, theseus, codrus, temenes,cresphontes, eu- rysthenes, patroclls, en veele anderen, waren de verhevendfte Patriotten voor het Vaderland, en boezemden den Grieken geene andere grondregels in, dan die hun eigen geluk bevorderden :—Niet de Vorst, maar de wetten heerschten over het volk. Nimmer is 'er rechtvaardiger en aanzienlyker rechtbank geweest, als de Areopagus, welke men geloofde dat door de Goden beftierd wierd. —— Geen partyzucht, geen belang , geen bedriegelyke welfpreekenheid kon hier de misdaad verzachten, nog de onfchuld verdrukken. Toen by de Grieken zulk eene geregelde ftaatkunde was ingevoerd , geloofden zy in ftaat gefteld te zyn zig- zeiven te regeeren , en de meeste fteden wierden Republieken. Maar de wyzewetgeevers, welke in ieder ftad geboren wierden , naamlyk een thales, pythagoras, lycurgus, so- lon, philolaus, en anderen , droegen zorg dat hunne Vryheid in geene buitenfvoorigheid ver- an«  ▼ A n EUROPA. 1Ó3. anderde. Wetten, die in eene edele eenvoudigheid gefchreven waren, en geen groot getal uitmaakten, hielden het volk binnen de paaien van hun plicht 4 en fpoorden hen aan , om voor het algemeene welzyn belang en leven opteöfferen. Het denkbeeld der Vryheid , was altoos by hen aan de reden onderworpen. Zy gehoorzaamden de_ zelve , en eerden haar als de natuurlyke gezagvoer, fter^ Zy duldden niet, dat eenig mensch onder hen over hunnen evenmensch zoude heerfchen. De Overheden , welke geduurende hunne openbaare bediening, als Regenten gevreesd wierden , behieiden dien post niet voor altoos , maar wierden na. het eindigen derzelven , wederom met den geringlten burger gelyk gerekend. De wet alleen was dispotiek — naar haare regelen werden de Regenten aangefteld: zy alleen was het, die (zo het gebeurde,) hunne heerschzucht paaien (telde , en hen (trafte' indien zy zig naar haare voorfchriften niet gedroeg gen • in 't kort, de Grieken waren met hunne regeeringsvorm ingenomen, en trokken uit dezelve dat voordeel , dat ieder burger meer en meer met zyn land wierd ingenomen een land dat zy in 't algemeen regeerden , en in welk ieder de hoop wierd ingeboezemd om tot de voornaamfte waardigheid te geraaken. Het geen de Philofophie , tot onderhouding van den Griekfchen Staat , in den beginne uitgewerkt heeft, is ongelooflyk. Eene pythagoras , tha- x.es, anaxagoras, socrates , archytas , plato , l 2 x«.  i6i GODSDIENSTEN xenophon , aristoteles , en eene ontallyke minigte andere Philofoophen , vervulden Griekenland met de heerlykfte voorfchriften, ten einde de zeden en algemeene gezelligheid te bepaalen. De dichters, die in elks handen waren , wendden in hunne nooitvolprezene dichtwerken meer yver aan om re leeren als te vermaaken. De beroemdfte onder de Griekfche overwinnaaren befchouwden homerus als een meefter, van wien zy de kunst om te regeeren geleerd hadden. Deze dichter leerde niet zo zeer, dat men gehoorzaamen, als wel, dat men een rechtfchapen burger moest zyn. Hy, en zo veele andere dichters , wiens werken zo nuttig als aangenaam zyn , verheffen de voor den mensch zo nuttige konflen en weetenfchappen , en zyn vervuld van de verhevendfte grondwaarheden , ter bevordering van befchaafde gezelligheid. . Indien wy de Grieken van deze zydebefchouwen, dan kan men hen den roem vaneen uitmuntend volk te-zyn , niet weigeren. Maar wie zou kunnen gelooven, dat menfchen zo verftandig en edeldenkend over burgerlyke en redekundige zaaken , zo zeer door de Priefters misleid , van de reden zouden afwyken in het ftuk van hun zedelyk en eeuwig belang, den Godsdienst naamlyk. Zy hadden een twaalftal onderfcheidene Godheden , benevens verfcheidene mindere Goden, van welke neptunds, herkules , en de Godin proserpina , de voornaamfte waren. jupiter was, volgens hun dwaalend begrip , de Op-  van EUROPA. 165 Oppergod over saturnus , bacchus , apollo , maks, minerva , diana, ve n''s , jun0 , cerks, merkurius , en vulkanus. By deze Goden en Godinnen offerden zy aan eenen onbekenden God, en hadden te Atheenen een altaar voor hem opgericht, i. ■ De zeer naauwkenrige. geleerde en heilige Evangelist lucas, heeft van zynen yverigen Mede-Apostel paulus , dien God aangaande , het volgende gefchreven. paulus , door eenen van zyne Geloofsgenooten vergezeld , vertrok van Thesfalonika naar Atheenen. Daar zynde , was hy ooggetuigen van de buitenfpoorige afgodery der Grieken. De Epicurifche en Stoïfche Philofoophen twisteden roet hem — noemden hem een fnapper,een verkondiger van vreemde Goden, en fleepten hem , (de Atheniënzers waren toen tertyci, zeer van de zeden hunner voorvaderen verbasterd,) naar den Areopagus. Voor den voorheen verhevenen Rechtbank flaande, zeide de waare Godsgezant: ,, Mannen van ,, Atheenen 1 ik befchouwe u als eerbiedigers ,, van den Godsdienst: want uwe ftad doorgaande, ,, en uwe tempels bezoekende , hebbe ik een „ altaar gevonden , op welk gefchreven ftond; — ter eere van den onbekenden God. —— Hem , dien ,, gy , niet kennende, dient, ——— verkondige ,, ik u." ,, god , die de waereld geformeerd heeft , de „ Heer van Hemel en Aarde, — woont in geene tempelen , door den mensch opgericht, Ky L 3 ver-  166 GODSDIENSTEN „ verkrygt ook van geen menfchen handen dienst „ „ — als afhanglyk van ons zynde: Neen; hy 3, geeft het leven en den adem , aan alles wat zig ,, beweegt. Uit man en vrouw heeft hy het „ menschdom doen voortkomen ; hen over den ,, aardbol verfpreid, zyne Voorzienigheid bewaart a, en befcbermt ons; ten einde wy deAlmogenden, die by ons allen tegenwoordig is , zouden zoe,, ken en vinden. Immers, in hem leven wy, en ,, bewegen wy ons, en zyn wy: — uwe dichters „ hebben u die waarheid reeds bekend gemaakt." ,, Wy zyn naar het beeld van god geformeerd, „ en moeten niet waanen , dat de onftoffelyke God„ heid, van goud , zilver , of aarde , door men- fchenkonst famengefteld is. — Doch de Heere „ vergeet de tyden der onweetenheid, — maar be,, veelt tevens aan alle menfchen , dat zy zig be,, keeren. Te meer , daar Hy eenen tyd bepaald „ heeft, op welken Hy , door eenen man de wae- reld rechtvaerdig zal laaten vonuisfen. — Dien 3, man heeft god uit den dooden opgewekt." 1 e Godsdienftige fentimenten der Grieken , waren te dier tyd te bedorven , dan dat de krachtige uitdrukkingen van den Apostel , en zyne voor het ban overrulende waarheden , eenigen invloed op de ingewortelde dwaalende gevoelens', ten opzichte Van den Godsdienst konde maaken. homerus zelfs erkende jupiter , voor 'svolks verKsfer , raadsman, wetgeever, befchermer, opperfte beftierder en beheerfcher de waereld ;  van EUROPA. 167 maar homerus beelt dien Oppergod tevens af , als een overfpeelder , als een wezen dat aan het noodlot onderworpen was, en v fterkten , waren zekerlyk meerendeels in hun hart van het tegendeel overtuigd: althans van alle oude Heidenfche Wysgeeren is dit onwederfpreeklyk , gelyk zulks hier ter plaatfe nader zal blyken. MERKURILTS TRISMEGISTUS , de Otldfte PhÜO» fooph , leerde dat eene eenige Godheid de oorfprong van alle dingen , de hoogde goedheid , de oneindige magt, en de oorfprong des levens en der beweginge was. pythagoras , die het eerst den naam van Philoiooph aannam , zegt dat god eenig is , en alles in allen. Het licht en de geest van alle magten; de oorfprong van alle dingen , de bron des lichts , de vader des verdands , van het leven en de beweginge. empedocles , de leerling van pythAgoras , beweert dat van dat eene wezen alle dingen die geweest zyn , zyn en komen zullen, voortvloeien, parmenides, thai.es, anaxagoras, timeus, en andere Philofoophen leerden dezelve waarheden, orpheüs zegt jupiter is de eerde en de laatde donderaar. Hy is het hoofd en de geest van alles. Van jupiter vloeit alles voort. Daar is maar eene magt , een god en meeder der Natuur, sokrates heeft deze waarheid met zyne dood bevestigd. De Godlyke plato zegt dat god het aanwezen van zig zeiven heeft , het begin , midden en einde van alle dingen is. jamblicus noemt god, de algenoegzaame in zig zeiven. De oorfprong van zig zeiven , de goedheid, de fontein en wortel van alle dingen , de opperde wysheid. prqcus noemt het Opperwezen de Koning der  loo GODSDIENSTEN der waereld , den eenigen god , het einde der eln* dens , de eerfte oorzaak van alle werkingen , de oorfprong der deugd en fchoonheid , het eenige licht door het welke alles fchittert. simplicius zegt dat uit zyne Godlyke fchoonheid alle volmaaktheden voortvloeien ; dat Hy de voortbrenger der waarheid is, het begin van alles,, de fpringader der goedheid, de god der Goden. Alle de Platoni* fche wysgeeren komen hier mede overeen. epictetus zegt uitdruklyk dat wy vooral dienen te weeten , dat 'er maar een god is , die alles beftiert, en wien onze woorden , daaden en gedachten niet onbekend zyn. ciceko noemt god, de uitneemende: de eenige regeerder der waereld , een wezen, dat alles wat leeft moet gehoorzaamen. seKeka zegt, wy moeten opeen vermogen ftaaren, het welk ouder is als de waereld , waarvan de Sterren , Zonne en Planeeten haaren oorfprong hebben, god is de ziel, bewaarder en onderhouder van het Heelal. De Heer en werkmeefter van dit groote werk^ Volgens chuysippus , is jupiter de eenige vader der gerechtigheid, der algemeene Natuur, van het noodlot en der Voorzienigheid, aristoteles geeft de volgende befchryving van het Opperwezen : —— goD is de eerfte , oneindige , en eeuwige beweger van alles. Hy is volmaakt wys, en de oorzaak van alle oorzaaken, Hy is de vader der Goden en. menfchen; de behouder der waereld, de beweegoorzaak van Zon , Maan' een Sterren. De Priefters onder de Romeinen waren in verfchei-' dene  van EUROPA. 191 dene clasfen verdeeld. Sommigen hielden zig alleen bezig, om uit het gefchrei der vogelen voorzeggingen afteleiden. Anderen was alleen de zorg voor de altaaren aanbevolen , en de ingewanden der dieren te befchouwen. Deze bezogten de leken in de onderfcheidene wyken van Rome; geenen droegen zorg dat de orakelrollen naauwkeurig bewaard wierden : ik zwyge van een groote menigte Priefteresfen, welke alle haare byzondere bedieningen hadden. Ieder afgod had zyn Priefter, en dezen hadden weder hunne mindere dienaaren. Zy hadden kerkbewaarders, trompetters, bediendens die de flachtoffers gereed maakten , en roepers die voor den Prie» fter gingen , om het volk te gebieden van hunnen arbeid te ftaaken. en de offerhanden bytewoonen. De Priefter, de offerhanden op de offerplaats gebragt hebbende , lag zyn hand op het altaar , en deed een plechtig gebed, onderwyle zongen de Muzikanten , dan lag hy koren met zout en wierook tusfchen de hoornen van het beest , 't welk nooit eenigen arbeid mogt verricht hebben. Voorts dronk men wyn , met welke het offer befproeid wierd. Eenige hairen, tusfchen de hoornen uitgeplukt, wierden verbrand , waarna het beest geflacht , en het bloed in een vat ontvangen wierd. Men doorzocht de ingewanden zeer naauwkeurig , en als alles wel bevonden was, dan fneed men het beest in Hukken; één ftuk daarvan wierd in meel gewenteld en op den altaar verbrand. Naar het eindigen van deze plechtigheid, at, dronk», danfte en zong men. Witte heeften  ïq2 GODSDIENSTEN heeften wierden aan de Hemelfche, maar zwarte aart de Helfche Goden geofferd. De ftier was altoos het offer , 't welk aan jupiter, neptunus, apollo, maks , lu na, dl aail de Helden wierd toegewyd : de ram was mede een byzonder offer voor den Oorlogsgod. — Aan ce» res en bacchus offerde men wyn , aan /èscula» pus een geit en een hen , een paard aan de Zon , een lam aan juno en faunus , een duif aan venus , een das aan pan en mikerva , een hinde aan diana, een varkén aan svlvaan , en een haan aan lapes. Voorheen had men een kind aan saturnus geofferd.maar de laatere Romeinen fchaften dien gruwel af.De arend was aan jupiter , de haan aan de zon , en de raaf aan apollo toegewydi Ieder God had ook zynen byzonderen boom , als , jupiter den eik , fallas den olyf , venus den myrth , plutö dencypres, bacchus den'wynftok, herkiles den populier, en apollo den lauwertak. By de Huwlyken der Romeinen gingen de volgende plechtigheden gepaard : voor zy de huwlyksvcrbintenis aangingen , wierden de Godheden van het trouwverbond, jupiter, juno, venus en diana, ter begunftiging van het zelve, ernftigaangeroepen" Ook raadpleegden zy met de Priefters , die uit de vlucht der vogelen, heil of onheil waanden te kunnen voorzeggen. Wanneer szy op den trouwdag twee kraaijen of duiven by eikander zagen vliegen , wierd zulks voor een goed, doch zo maar een dier vogelen telkens vloog , voor een kwaad teken aan- ge-  vak. EUROPA. ip3 gezien. De Romeinen wierden in den tempel voor het altaar met hunne echtgenooten vereenigd. Men offerde aan juno , de Befchikgodin van het Huwlyk , een varken ; uit welk dier de gal zorgvuldig wierd weggeworpen ; ten einde daardoor aantetoo» nen, dat 'er geene bitterheid tusfchen man en vrouw moest plaats hebben. Zy trouwden nocit op dagen die voor Rome on« gelukkig geweest waren , nog wanneer het op den dag van hun voorneemen donderde , of 'er een aardbeeving voorviel. De Bruid wierd , eer zy in den tempel ging , met water befproeid , ten einde daardoor haare maagdelyke reinheid uittedrukken. In het voorportaal van den tempel moest zy een daar geplaatst vuur en water aanraaken ; zulks gefchiedde , om haar te leeren dat zy zig verbond met haaren man, alle moeilykheden op den gezelligen huwlyksweg, geduldig en vrywillig te ondergaan. Steeds was 'er in de Bruidskamer een afgodsbeeld geplaatst , ten einde daardoor alle ongeregeldheid , die dan in het aanzien van die Godheid moest gefchieden, voortekomen. venus wierd doorgaans tot het bekleeden van dien post verkoren , het aanzien van haar beeltenis wees de echte lieden hunne huwlyksplichten aan, Wanneer een der Romeinen ftierf, wierd zyn lig" chaam door een Prielter gereinigd en gezalfd, en in het voorportaal van zyn huis, benevens een cypresfenboom ten toon gefield. Na dat de kranke den adem had uitgeblaazen , wierden zyne oogen geil;»N ten,  194 GODSDIENSTEN ten , maar op den houtmyt liggende, wederom ge&» penei. De Priefter verzamelde, na dat het vuur verbrand was , de beenderen en de asfche , welke in een lykbuseh bewaard of naauwkeurig onder de aarde begraven wierden. Het begraven der dooden wierd , gelyk gezien is hy alle volken , als een voornaam deel van den Godsdienst aangemerkt. Zy befchouwden het als een daad van rechtvaardigheid en weldaadigheid , het ligchaam aan de aarde, waaruit het zyn oorfprong genomen had , wedergegeven. De troostelooze moeder van euriales , by virgilius , was niet zo bedroefd om het vermoorden van haaren zoon , als wel dat hy waarfchynlyk ten prooi van vogelen en wilde dieren zou verftrekken , en in hunne ingewanden zyn graf vinden. 'Er was geen zwaarder ftraf 'by de Egyptenaaren bekend, als de eere der begrsvinge te moeten misfen. De zoon van josea , zie Jet: XX/1: vs. 19., wierd als een buitengewoone ftraffe bedreigd , een ezels begr.avenis te zullen hebben , en buiten de muuren van Jerufalem, op een der velden te zullen geworpen worden. De Melifiaanfche maagden wierden van haar zelfs van het leven te berooven afgefc-hrikt , door eene wet van den Raad. waarby bepaald wierd , dat zulke zelfs'moordfters naakt langs de ftraaten zouden gefleept en geene 'begravenisfe zouden hebben. Het recht van begravinge wierd zo heilig gehouden, dat de fchendinge van dien, als kerkberooving wierd aangemerkt. De begravenisfen ftonden in de hooge  Var EUROPA* iq$ hooge befcherming der Goden 1 dit was de reden dat jupiter en apollo , misnoegd op achilleS waren , om dat hy het ligchaam van hector mishandeld en niet begraven had. De Jooden waren in dit ftuk zo naauwkeurig , dat de ligchaamen, zelfs van misdaadigen , voor zonnen ondergang moesten begraven worden: in één woord, het begraven van dooden, wierd by alle volken gehouden als een werk van welvoeglykheid, goedhartigheid, rechtvaardigheid en godsdien.itigheid. I DERDE HOOFDSTUK. Handelende over de Godsdienden der Batavieren , en verfcheidene andere volken, en byzondervati die der Laplanders. Na de Godiensten der Grieken en Romeinen befchouwd te hebben , zullen wy de overige Godsdienden , en voornaamlyk dien der Batavieren, als met een oogwenk overzien. De oude Germaanen , de eerfte bewooners Van dit eiland, waren, volgens het getuigenis van tacitus, uitmuntende in vroomheid en heldhaftigheid boven verfcheidene andere volken. Zy vermengden zig met geene uitlandfche vrouwen in het Huwlyk, waren tegen alle ongemakken gehard, in hunne klede* N a t de verfchriklykfte vervolgingen ; onder den op„ roer van Aarde en Hel; tegen de volmaakte over„ eenftemming zyner waarheden, met de volmaakt,, heden van god en des menfchen toeftand, tegen ,, de ftem van het geweten , waardoor die dienst „ bekrachtigd word , eneindlyk, tegen de werkin,, gen van den Geest der waarheid, zo wydenzeli „ ven niet moedwillig tegenftreven/' Indien de Godsdienst van jesus de menfchen tot pene algemeene gezelligheid zou verplichten , was het noodzaaklyk dat hy met weinige uitwendige omftandigheden bezwaard wierd. De plechtigheden die jesus christus inftelde, waren zo ligt en weinig , dat zy over de gantfche Aarde konden waargenomen worden. Tot den uitwendigen Godsdienst wierd vervolgens niet meer verëischt dan het vieren van eenige dagen , op welke de Chrifteneu by elkander kwamen , om ,god in hunne harten te vereeren. Van deze feestdagen zal ik vervolgens, fpreeken, De  van EUROPA. 215 De openbaaring bepaalde hoedanig de Leeraars zyn moeften , welke alomme het Evangelium verkondigden, jesus verkoos zig twaalf Apostelen, en benevens dezen nog verfcheidene anderen , welke leerden, vermaanden , troostten, de waarheid bevestigden ,, en de bondzegelen der genade aan den geloovigen uitdeelden. De magt der leeraaren beftond daarin, dat zy de geenen, die in geloof noch wandel met haar overeenftemden , niet voor haare medeleden kon houden. Ook mogten zy zodanige fchikkingen maaken, als met de welftand der kerke overeenftemde. De leerredenen van jesus , benevens het grootfte gedeelte van de fchriften der Apostelen , bevatten een onderwys voor alle eeuwen toereikende. Zy behelzen alle waarheden , zo die op het geloof als op de zeden betrekking hebben ; zy moeften maar geloofd en aangenomen worden , dan vond zig het hart zo wel als het verftand voldaan. v-YFDE HOOFDSTUK. Handelende over den Godsdienst der eerfle Chriftenen. Na eene korte befchryving van de leere des Verlosfers gegeven te hebben , zullen wy thans de q 4 Godsr  aró GODSDIENSTEN Godsdienstplechtigheden der eerfte Chriftenen bs, fchouwen. Zo dra de Godsdienflige Vergadering was byeen gekomen, wierd een gedeelte der Heilige Schriftuur voorgelezen : ook lazen zy fomtyds eenige brieven van nabygelegene kerken , byzonderlyk dezulken, die een bericht behelsden van de.marteldood van zodanigen, welke hun leven voor de waarheid hadden opgeofferd. De Voorleezer was doorgaans èen perfoon die naar de Heilige bediening ftond. De plaats waar hy las, was een hoogte binnen de kerk, alwaar hyvan de vergadering kon gehoord en gezien worden. Niemand mogt, terwyl hy las, fpreeken. Deze Godsdienflige vergaderingen wierden in den beginne , in de hitte van de groote vervolgingen, dikwyls des nachts gehouden. De Chriftenen kwamen een uur voor het aanbreeken van den dag byeen, om ter eere van christus, een lofzang te zingen. D?ze gezangen waren deel? uit de Heilige Schriftuur verzameld , en deels door de geloovigen zelfs opgefteld ; van de zangwyze waarop ze gefield waren weet ik niets met zekerheid te zeggen , mooglyk hebben zy die der Jooden gevolgd. Orgels of andere fpeeltuigen waren in.de kerk nog niet in gebruik, justinus en cyprianus verzekeren, dat de Bisfchop, na het eindigen van het gezang , eene leer. reden, over eenig gedeelte van de Schriftuur deed, en dezelven met een gebed eindigde. Zulks word nader bewezen uit de volgende woorden , uit eene leer-  van EUROPA. 217 leerreden van origenes. — ,, Daarom opftaande laaten wy god om byftand aanroepen, laaten wy bidden, dat wy jesus christus mogen waardig worden ; laaten wy offerhanden opofferen aan den Vader, door jesus christus, die eene verzoening is voor onze zonden, welken zy de heer- „ lykheid en de kragt , tot in eeuwigheid. " Amen." De vergadering {tonden met hunne aangezichten naar het Ooften gekeerd , hielden de handen uitgeftrekt , en floegen de oogen hemelwaards. De dienstdoende leeraar was met een foort van mantel omkleed, van welke mantel de Oudvader tertulianus eene verhandeling in fchrift heeft nagelaaten, Als het gebed geëindigd was, zeide het volk amen, of het zy zo. De algemeene Bondzegelen der eerfte Chriftenen waren den Doop en het Avondmaal. ——* pe kerk van Rome heeft 'er nog vyf bygevoegd , als de Biegt , het Olyfel, het Vormfel, het Priefterfchap, en 't Huwlyk , van welke ik op zyn plaats fpreeken zal, Het eerfte Bondzegel wierd bediend door den Bisfchop of Beftuurder der kerke. Na het begin van de tweede eeuw, toen de Bisfchop , om de verme pigvuldiging der lidmaaten, niet inftaat was om alle voornaame kerkendienften alleen te verrichten , wierd de orde van ouderlingen ingevoerd , deze wierden uit het volk verkoren , en op dezelve wyze als de Bisfchop ingewyd. Zy vermogteu met toeftemming Q 5 van  ~^ï8 GODSDIENSTEN van den opperden Bisfchop het Avondmaal, en verdere Godsdienstplechtigheden verrichten. De voorwerpen, welke gedoopt wierden, waren kinderen en volwasfenen , welke uit de Jooden of Heidenen tot de Chriftenkerk overkwamen. De doopeling , indien hy een bejaarde was , wierd ten opzicht van zyne kennis in den Chriftelyken Godsdienst naauwkeurig ondervraagd, en indien hy hier op voldoend antwoord kon geven, wierd hy in den naam des drieëenigen gods gedoopt. De wyze, op welke de bekeerling gedoopt wierd, verdient eene byzondere opmerking. Dat de Apostelen de gaven der wonderwerken bezaten , lyd geen tegenfpraak , maar hunne navolgeren beweerden mede, dat zy met dit voorrecht bedeeld waren, en in dit geloof volhardden zy tot op de regeering van' constantyn den crooten. De doopeling wierd dan door den Bisfchop bezwooren , dat alle onreine Geeften hem onmidlyk verlaaten zouden, ftortte eenige gebeden uit en leide zyne handen op het hoofd der gelovigen. Het water, waarmede gedoopt zou worden , wierd door den Bisfchop gezegend , waarna de doopeling met zyn geheele ligchaam onder hetzelve wierd gedompeld. Wanneer nu de Doop verricht was, zegt justinus de Martelaar, welke in het midden der tweede e-euw leefde, wierd de gedoopte onder het getal der gelovigen aangenomen , en hem het Bondzegel van het Avondmaal toegedeeld. De geheele verga- dering  TAN EUROPA. 21$ dering had midlerwyl hun gebed voor hem hemelwaards opgezonden. Wat nu het tweede Bondteken der eerfte Chriftenen aanbelangt, hiervan zegt justinus: „dat, na „ dat zy gelezen, gezongen, gepredikt en gebeden s, hadden, gingen zy over tot de bediening van het „ Avondmaal." In de eeuw van tertullianus , welke in het laatfte van de tweede, en in het begin van de derde eeuw leefde , ontvingen de Chriftenen het Avondmaal in den avond. cvprianus , Bisfchop van Karthago, zegt: dat fommigen het Avondmaal in den morgen , en anderen het in den avond ontvingen , een vastbepaalde tyd kon van wegen de vervolging geen plaats hebben. Aan geene Chriftenen , dan die van een onbefproken wandej waren, wierd dit Bondzegel uitgedeeld, De gewoone wyze, waarop het Avondmaal uitgedeeld wierd, was deze; de Leeraar, Bisfchop, of Ouderling , maakte met de plechtigheid een aanvang, dooi» den aart van het Bondteken te verklaaren , en de gelovigen te vermaanen van het zelve waardiglyk te ontvangen. Hierna fmeekte de dienaar om eene zegen over de zichtbaare tekens, en het volk zeide : Amen. Dan nam de Leeraar het brood en den wyn in zyne handen en heiligde ze te gader. Vervolgens brak hy het brood , gaf het aan de Diakenen, die het onder de dischgenooten uitdeelden: met de drinkbeker had dezelve omftandigheid plaats. De plechtigheid wiert| met het zin-  »2o GODSDIENSTEN zingen van een lofgezang, een dankzegging voorde genotene weldaaden , en eene geldinzameling ten behoeve van de armen gefloten. Het geld wierd aan de Diakenen ter hand gefteld , om aan de behoeftigen uitgedeeld te worden. De eerfte Chriftenen hadden omtrent de twee voornoemde Bondzegels de verhevendfte gevoelens. ji> stinus noemde den Doop, een Doopfel vanbe-eteen kennis; om dat niemand der volwasfenen tot het gebruik van dat genademiddel toegelaaten wierd, ten zyhy, gelyk ik reeds gezegt heb, in de openbaring grondig was onderwezen. De Doop wierd een zegel des Heeren genaamd , ook eene verlichting; „ wy worden, zegt clemens van ALEXANDRiëw, door den Doop verlicht; door de verlichting kin-„ deren gods; daardoor volmaakt ; en als wy vol„ maakt zyn , worden wy onftervelyk." justinus vergelykt den doop by de befnydenis onder het oude Teftament, en hierom wierden in de eerfte tyden, de kinderen der Chriftenen gedoopt. „ chris„ tus , zegt irenius , is gekomen óm alle men„ fchen, geen kinderen noch jongelingen uitgezon,, derd, zalig te maaken: want ook de kleine kin,, deren worden gedoopt , om dat door den Doop ,, de onreinigheden der zonden worden weggeno,, men." Zy hielden het gezegend brood en de gezegende wyn in het Avondmaal , voor het wezenriyke ligchaam en bloed van christus , en geloofden ook in eene wezenlyke tegenwoordigheid daarvan. igna- tius  van EUROPA. aal tius fprak in een zyner brieven , tegen de ketters , die de waare menschheid van jesus christus in twyfel trokken , en zeide van hen : ,, dat zy zig van het gebed en het Nachtmaal onthielden, om dat zy niet bekennen wilden, dat het brood in het „ Nachtmaal het vleesch was van onzen Heiland „ jesus christus , die voor ons geleden had , en „ door den Vader, naar zyne barmhartigheid, was „ opgewekt geworden. Zie toe , zegt die zelve ,, Martelaar tegen de Philadelphiërs , dat gy allen „ een zelfde Avondmaal gebruikt; want het is een ,, zelfde vleesch van onzen Heere jesus christus, ,, en een zelfde kelk , ter vereeniginge met zyn ,, bloed." De meermaal genoemde justinus zegt: — „ wy 3, gebruiken geen gemeen brood, noch geen gemee- ne wyn. Toen jesus christus door het woord „ van god , een mensch en onze Verlosfer gewor3, den is , toen hy tot ons heil vleesch en bloed gehad heeft , hebben wy ook geleerd , dat die ,, fpys , die door zyn gebed en dankzegging gehei.3, ligd is, de fpys welke na derzelver verandering, ,, ons vleesch en bloed voed, het vleesch en bloed ,, van onzen menschgeworden Verlosfer is." En vermits zy van de tegenwoordigheid des ligchaams en bloeds van jesus christus in het Heilig Avondmaal , zo volkomen overtuigd waren , hielden zy het voor een fpys die ons onftervelyk maakt, igna- i tius noemt daarom het Avondmaal , een artzeny der  èaa GODSDIENSTEN der ohftervelykheid , een tegengift Voor dert dood 'f ten leven in jesus christus. Wat de kerken der eerfte Chriftenen aanbelangt, tertullianus geeft 'er de volgende befchryving van 5 —- ,, Het huis van onzen zaehtmoedigên Godsdienst is eenvoudig, op eene hoogte en voor ,, elks oog gebouwd, het uitzicht hebbende op het licht, als het zinnebeeld van den Heiligen Geest, a, en naar het Ooften als het zinnebeeld vancHRis- 3, tus. De Chriftenen hadden , gelyk alle andere volken, bepaalde dagen welke aan den opehbaaren Godsdienst waren toegewyd: de voornaamfte derzelven was de dag des Heeren, den Zondag naamlyk. Deze dag wierd gevierd ter heugchelyke gedachtenisfe van de opftandinge van jesus christus uit den dooden. Op dien dag kwamen de Chriftenen te zamen , en verrichteden alle voorgemelde deelen van voorbefchre» venen Godsdienst. . Behalven dezen dag hadden zy nog hunne vasten en feestdagen. De vastendagen waren tweeërleie; fommigen wierden nu en dan, en by voorkomende gelegenheden gevierd, andere waren aan zekere tyden bepaald. De eerften wierden by buitengewoone gelegenheden gehouden , wanneer naamlyk eene hevige vervolging onder hen woedde , hielden zy vastendagen; gelyk ook wanneer het Keizerrykmet eenig onheil gedreigd wierd, vasteden zy, en baden om den Godlyken zegen over die Keizers, door wier be«  van EUROPA. 225 bevelfchriften zy vervolgd wierden. Deze vasten dagen wierden door de Bisfchoppen van ieder kerk, als zy zulks noodig oordeelden , uitgefchreeven. tertullianus zegt: —— ,, de Bisfchoppen fchry„ ven eenen vastendag uit in hunne kerken , naar „ maate het de omftandigheden vereifchen." De bepaalde vastendagen wierden gehouden op Woensdag enVrydag, waarom zy op den eerstgemelden dag vasteden , blykt niet uit de fchriften der kerkvaderen: maar op denVrydag vasteden zy ter gedachten^ van christus kruiliginge. Benevens deze vastendagen hielden zy eene bepaalde jaarlykfche vastendag welken van tyd tot tyd merkelyk vermeerderd zyn. Hunne bepaalde jaarlykfche feesten waren in den beginne twee in getal , in vervolg van tyd hebben de Chriftenen 'er nog eenen, naamlyk het Kersfeest, nevens gevoegd. Het oudfte is het Paaschfeest , ter gedachtenisfe van jesus opftanding ingefteld. De kerk van klein Azia vierde dit feest op denzelven dag met de Jooden ; doch de kerk van Rome vierde het op den Zondag daaraan volgende. Hierover ontftond een* hevig verfchü, om 't welke byteleggen de Bisfchop polycarpus naar Rome trok, en het met den Bisfchop dier ftad, met naameanicetus , eens wierd , dat ieder kerk haare eigen gewoonten zou opvolgen. Dit duurde tot aan het einde der tweede eeuw , wanneer de Bisfchop victor , een driftig heersch-' zuchtig man , alle de kerken van klein 4zia in den ban deed. De Aziathche kerken hielden echter hun llreng  «4 GODSDIENSTEN ftreng Vast, tot dat de kerkvergadering van Nkc'èa deze twist befliste , en vastftelde, dat door de geheele Chriften waereld , het Paaschfeest op den Zondag, welke op het Paaschfeest der Jooden volgt, zou gevierd worden* Het tweede was het Pinxterfeest , ter gedachte* nisfe van de nederdaaling van den Heiligen Geest op de Apostelen. Wat het Kersfeest aanbelangt, men gelooft dat het ten tyde van origenes nog niet in gebruik was ; en zulks is geen wonder , aangezien men den dag, zelfs de maand niet kan aanwyzen in welke christus geboren is» De Bafilidiaanen zyn de eerfteil geweest, welke het feest der zogenaamde drie Koningen geëerd hebben. De algemeene Chriftenkerk vierde hetzelve in de eerfte eeuwen niet. Van byzondere feestdagen ter eere van den Verlosfer, nog van de gezegende Moeder Maagd , vinden wy in de hooge.oudheid geen fpoor. De Martelaaren , die ter bevestiging van he: Evangelium geftorven waren, wierden op den jaardag , wanneer zulk een bloedgetuigen gemarteld was, in aandenken gehouden. De Leeraar befchreef de daaden dier doorluchtigen Godshelden , fchetfte hunne deugden af, en vermaande de Chriftenen dezelve natevolgen. ■ Wat de verfcheidene plechtigheden en gewoon tens betreffen , die men reeds in de vroegfte eeuwen irt de kerk vind ingeflopen, het is waarachtig, dat ze lïoch door jesus christus, noch van zyne Aposta. len,  Van EUROPA. 925 !èn -, zelfs niet van de eerfte oudvaders zyn verordend noch goedgekeurd, tkr/tullianus , welke op het einde van de tweede eeuw leefde , zegt , dat de overtollige ingevoerde plechtigheden: - als ydel moeten verworpen worden , om dat zy 3, onderhouden worden buiten eenig gebod of gezag > 5, hoegenaamd , het zy van den Heere of deszelfs ,3 Apostelen; dat zy niet godsdienftig zyn , maar 3, bygeloovig, gemaakt en gedwongen, eerder willekeürig dan redelyk , en voor welke men zig moet wachten, om dat ze Heidensch zyn." Wel verre echter dat deze gezonde drangreden eenigen invloed zoude gehad hebben , wierd het beftryden der verzonnene plechtigheden, in de derde eeuw , voor doodzonde verklaard. Men meende den Godsdienst verder uittebreiden, Wanneer men uit toegeevenheid voor de Jooden en Heidenen, die hunne oören en oogen wilden bezig b ehouden hebben,, den Chriftelyken Godsdienst zinnelyker maakte en denzelven eene grootere uiterlyke glans byzettede. Die ontydige toegeevenheid bragt eenige leeraars tot het dwaalende gevoelen, dat een Godsdienst, zou dezelve recht ftichtelyk zyn , noodzaaklyk ceremoniën moest hebben, eert gedachte , die inderdaad het eerfte fpoor tot het bygeloof geweest is* De kerktucht onder de eerfte Chriftenen was geregeld , zachtmoedig, eri eenvoudig. Ketteryen 9 fcheuringen, onmaatigheid, hoerery, overfpel* ërl andere ergerlyke wandaaden wierden geftrehgelyk geftraft. Maar de leeraars waren te dier tyd zo P yverig  226 GODSDIENSTEN yverig in het waarneemen van hun atnpt , dat zy 't plegen der voorgemelde zonden niet zelden voorkwamen , en den zondaar als 't ware , in zynen loop ftiütten. Indien echter een booswicht naar geene vermaaningen nog beftraffingcn luisterde, dan wierd hy, niet door den Bisfchop en de overige Geeftelyken alleen, neen ; maar door dezen, met de leken vereenigd , welken , by elkander gevoegd, denhoogen rechtbank uitmaakten , veroordeeld , of liefst als een onwaardig lid van de gemeente afgefeheiden. Toen echter de gemeente uitgebreider wierd , vervongen Diakenen deszelfs plaats , bragten , en befchuldigtngen en vonnis in gefchrift , het welk de gemeente moest worden voorgelezen , wien het vryftond , naar bevinding van zaaken , het vonnis goedtekeuren ofte veranderen: meest deeden zyby meerderheid van Hemmen eenen uitfpraak. Maar wat moest den zondaar die zyne fchuld belydde verrichten , alvoorens hy weder van de Gemeente wierd aangenomen ? de Heilige Oudvader cyi>rianus , Bisfchop van Karthago, zal ons zulks leeren : - „ Laaten de boetvaardigen aan de „ kerkdeuren kloppen , doch dezelve niet openbreekeu ; laaten zy aan den drempel der kerke „ komen, doch niet over denzelven gaan ; laaten " zy waaken aan de poorten der hemelfche tenten, " doch gewapend met zedigheid , door welke zy " zig mogen te binnen brengen dat zy verlaaters " dér deugd waren ; laaten zy de trompet hunner " gebeden opvatten , maar niet om het teken tot " & „ den  *an europa. ^? »» den ftryd te blaazen; laaten zy zig wapenen met de i-, pylen der zedigheid, en het fchild des Geloofs van 5, nieuws opneemen,het welk zy doof hunne afvallig. „ heid verloren hadden; laaten zy aldus gewapend zyn, niet tegen de kerk, welke over hunneelenden 5, treurt , maar tegen hunnen inwcndigen vyand. Een zedig verzoek , eene nederige fmeeking * „ eene noodzaaklyke vernedering, eenenyverelyd., zaamheid zullen hen voordeelig zyn, Laaten zy „ hunne boezemfmarten doen ontwaar Worden doof „ hunne traanen, en hunne droefheid en fchaamtö a over hunne zonden, door hunne zuchten. Wanneer nu de tyd der boetdoeuing was ten einde gelopen , wierd de dag der vryfpraak bepaald I de boeteling vertoonde zig in de kerk voor den Bisfchop en de Gemeente ; deed belydenis van zyne zonden, en veroordeelde de wandaaden om welke hy was in den ban gedaan: na deze belydenis kniel, de hy voor den Bisfchop en overige Kerkendienaaren neder , welke hem de handen op het hoofd lagen en hem zegenden, Dat de huwlyken der eerfte Chriftenen , met eenige welvoeglyke plechtigheden'zyn vergezeld *e. weest, zal memand, die eenige orde indezamenie. Ving dier menfchen vooronderftelt , in twyfel trekken. Vermocdlyk hebben zig de Chriftenen na de gebruiken der bnrgerlyke overheden, wiens wetten zy nimmer wederftreefden , gefchikt , in zo verre zulks kon gefchieden, zonder aan afgoderyfchuldig te worden. Msfchien droegen fa den beginne, de p * ver-  2aS GODSDIENSTEN verloofden, even als onder de Jooden enHeideneïf, kranfen op hunne hoofden: een gebruik waartegen tertüllianus zig verzettede. Naderhand waren zy verplicht , hun voorgenomen huwlyk aan den Bisfchop en verdere Geeftelykheid bekend te maaken, zonder welker goedkeuring en inzegening geen huwlyk voor wettig verklaard wierd. Deze bekend» maaking aan de kerk was in dien tyd volftrekK noodzaaklyk ; want de Chriftenen waren wegens hunnen Godsdienst verplicht , wel acht te geven , dat zy van alle verdenking eens toomeloozen wandels bevryd bleeven. En wie tog anders dan de. leeraars der kerke , waren bevoegd, om de duurzame vereeniging van twee jonge lieden te bevestigen en onverbreekbaar te maaken ? onder de geregelde beftiering van eene wettige Chriftelyke Ovc< righeid, ftonden zy te dier tyd nog niet. De verloofden, welken hun huwlyk de Gemeente bekend maakten , waren verplicht den armen een geldoffcr optedraagen, waarna zy door de vergadering gezegend wierden : echtbreuk en dood , kon alleen den huwlyksband verbreeken. Een tweede' huwlyk was geoorloofd , maar een derde echtverbintenis wierd voor een bewys van onmaatrgheid en wellust gehouden. Nopens hunne begraventsfen , dient men ten opzichte van hunne martelaaren, in hetbyzondexaantemerken, dat de Chriftenen alle moeite aanwendden ,,om hunne ligchaamen of derzelver ov»rblyffeic.li, zelfs hunne asfehe magtig te worden ,, ook kogt inca  van EUROPA. s.29 men voor groote fommen gelds, hunne ligchaamen van de beulen of rechters , ten einde dezelve op eene welvoeglyke wyze te kunnen begraven, De plechtigheden by dezelve gebruiklyk , waren de volgende. Voor eerst floot men de oogen der afgeftorvenen , een gebruik dat byna alle volken hadden, vervolgens wierden ze gewasfchen : tertullianps zegt , dat fommigen onder de Chriftenen, de ligchaamen hunner afgeftorvenen gebalzemd en in lykdocken gewonden hebben. Somtyds deed men het lyk kostbaare klederen aan , welke eer de Martelaar marinus genoot ; want asïüriüs een vermogend Raadsheer van Rome , wond dien Martelaar in een prachtig wit kleed , en droeg hem op zyne fchouderen naar het voor hem toebereide graf. Hoor den genoemden Oudvader fpreeken (*). „De „ Chriftenen droegen dikwyls de lyken , naar die vooraf gekuscht te hebben, op hunne fchouderen „ ter ruste ; of gaven dezelven over aan zekere ,, ten dien einde aangeftelde lieden , welken door „ de Gemeenten daartoe , uit de'liefdegiften der „ geloovigen onderhouden wierdeen." Gelyk men na het gebruik van het H. Avondmaal offerde , alzo offerde men ook voor de Martelaareiï (f). En dit gebruik wierd ter vertroofting der andere geloovigen ingevoerd. Deze giften nu mogten (*) tertull. Apol. C. 30. (t) cyprian. Op. M. ep. 37. P 3  fgg GODSDIENSTEN ten overal in beftaau, want ieder offerde naar zyn vermogen. Wat nu het onberispelyke levensgedrag der eerfte Chriftenen aanbelangt: laat ons hooren wat de Heidenen zelve van hen getuigen: ■» ,, ziet hoe 9, lief , zegt een hunner fchryvers , zy eikanderen 3, hebben; en deze onderlinge liefde is niet bepaald 9, aan tyden van voorfpoed , maar zy vertoont zig „ in het helderst licht en met de levendigfte kleu„ ren, wanneer zy gevaar huns levens loopen." pLinius de Jonge, een rechtsgeleerde Landvoogd van Keizer trajanus , fchreef aan dien Vorst, de volgende brief uit Klein Azia : —- ,, Ik neem de „ vryheid , om u een bericht te doen ter hand ka3, men van alle de zwaarigheden welke my ontmoe„ ten. Nimmer ben ik tegenwoordig geweest by 3, de verhooringen der Chriftenen ; hierom ben ik 3, onkundig van de vraagen welke hen gedaan wora, den , alsmede hoedanig eene ftraffe aan hen ge„ oefend wordt. Omtrent dezulken, welken by my ,, aangeklaagd zyn , heb ik my aldus gedraagen, „ Ik heb hen ondervraagd, om te yerneemen of zy ,, met 'er daad Chriftenen waren. Wanneer zy ,, zulks beleden, heb ik de vraag twee of driemaa* , len herhaald, hun den dood dreigende , ingevalle zy dezen Godsdienst niet verzaakten : die by ,, hun belydenis volhardden, zyn op myn bevel ter ftraffe geleid : zelfs heb ik fommige Romeïnfche 3, Burgers ontmoet , van deze dolzinnigheid beze- i % ten? w?iken ik m hoofde van hunne waardigheid  van EUROPA. asi „ van de overigen heb afgezonderd , met oogmerk om hen naar Rome te zenden. Oeze lieden ver„ klaaren , dat alle hunne misdaad , indien zy fchuldig zyn , hierin beftaat , dat zy op zekere „ dagen, voor het opgaan der zonne byëen verga,, derden, om beurtelings den lof van christus te zingen, dien zy eenen God noemen, en zig zel,, ven door hunne Godsdienflige plechtigheden te ,, verbinden , om zig niet fchuldig te maaken aan „■ dievery of overfpel, hun woord onfchendbaar te houden, en het geen hen in bewaaring is toevcr» „ trouwd, getrouwlyk wedertegeven." Nog aanmerkenswaardiger is den brief van den verftandigen Keizer antoninus , welke indenjaare clii na de geboorte van den Zaligtnaaker regeerde. —— Hy beveeld zyne Landvoogden datzy op hun hoede moeften zyn, op dat zy, door de „ Chriftenen te ftraffen , in plaats van hen van ge„ voelens te doen veranderen , denzelven met nog ,, grooter hardnekkigheid dan voorheen, hunnebe,, grippen te doen aankleeven : dewyl hun Gods- dienst hen leerde , voor de zaak van hunnen ,, God met blydfchap en gelaatenheid te lyden.Met ,, betrekking tot de toen voorgevallene aardbevin,, gen, onderrichte hy hen, dat zy (de Heidenen) ,, by die gelegenheden altoos mistroostig waren en ,, de moed lieten zinken , terwyl de Chriftenen ,, nooit blymoediger waren , en van grooter ver,, trouwen op god blyken vertoonden, dan onder „ dusdanige ftaatsrainpen. Eindelyk zegt hy: —■ P 4 ,, ik  33* GODSDIENSTEN ik wil dat de Chriftenen geen leed meer zal g&t 3, fchieden , want hoewel zy de Goden van het Keizerryk niet godsdienftiglyk vereeren, hebben 5, zy nogthans hunnen God, en zyn een vreedzaam en fchuldloos volk. pollio , een Voorlezer in de kerk van Qibaks in, Panomën , voor den Landvoogd p r o b u s gebragt zynde, om dat hy met de houten en fteeuen Goden, der Heidenen gefpot had , verdedigde en befchreef de leer en het gezag der toenmaalige Chriftenen tegen hem aldus (*■)■• ■ ,, De geboden van, 3, christus leeren ons , dat 'er niet meer dan één a, god in den Hemel is ; dat beelden van hout of ,, fteen gemaakt , geene Goden kunnen genoemd s, worden; dat wy onze misdaaden en gebreeken s 3, door bekeering moeten uitwisfchen , en onbezwe-3, ken volharden in 't goede, het geen wy begonnen „ hebben ; dat de maagden , welke haare kuisheid bewaaren, tot een verheven rang bevorderd worden , dat de gehuwde vrouwen de huwlykstrou3, we moeten handhaaven, en zig met de opvoeding ,, haarer kinderen onledig houden, dat de Heereii 3, hunne dienstknechten met infchiklykheid en goe-. ,, dertierenheid moeten regeeren ; dat de dienst knegten zig van hunne pligten moeten kwyteu, ,,, niet zo zeer uit een beginzel van vreeze als van liefde , dat wy.in alles wat billyk en betaamlyk 3 5 *S.^ f*3 Dit gebeulde in 't jaar cfcii.  van EUROPA. 233 „ is , de Burgerlyke Overheid moeten gehoorzaam ,, zyn ; dat wy eerbied moeten hebben voor onze ouders, onze vrienden liefhebben, en onze vyanden hunne misdaaden vergeven; dat wy medely„ dend en goedwillig moeten zyn omtrent alle onze ,^ mede onderdaanen ; menschlievend jegens de „ vreemdelingen ; liefdaadig en mededeelzaam je* gens de armen en behoeftigen , en met alle men,, fchen in vrede leven ; dat wy niemand ongelyk „ moeten doen, en het onrecht, 't welk ons word 3, aangedaan , met lydzaamheid verdraagen ; dat wy 3, van onze goederen rykelyk moeten mededeelen, en die van anderen niet begeeren; —— en dat hy tot in eeuwigheid zal leven, welke ter verde^ diging van zyn geloof, een kortftondigen dood veracht, die het uiterfte is welke gy hem kunt aandoen. pollio wierd , in weerwil van deze Godlyke ze, deleer , met ketens aan een paal gebonden en le-i vendig verbrand. Dit zelfde lot viel de eerfte Chriftenhelden doorgaans ten deel: maar hierdoor bloeiden de Gemeenten van jesüs christus te weeliger. Geen hevige vervolgingen onder nero , domitiaan , de beroemde trajanus , de dweeper hadrianus , zyn voorganger trajaan , geen marcus aurelius , geen diocletiaan , ik zwyge van valerianüs en andere tirannen , konden de grondflagen van het Chriftendam geheel om ver rukken. De kerk van P S onzea  234 GODSDIENSTEN onzen Heiland is , volgens zyn eigen zeggen , op een fteenrots gegrond, en weet van wankelen noch bezwyken. ZESDE HOOFDSTUK. Handelende over de ScJieurmaakers in de eerfte Chriften Kerk. Verwaandheid, hoogmoed, en belang, zyn doorgaans de btonnen geweest, waaruit de dwaalingen in den Godsdienst zyn voordgefprooten. Meer te willen weeten dan de Godheid geopenbaard heeft, zig zeiven voortreflyker dan zyne medefchepfelen te fchatten , en over hen te willen heerfchen , heeft niet alleen den val der menfchen, maar zelfs die der engelen te weeg gebragt. simon dewyzb, was de eerde die uit gemelde oorzaaken in Samaria een Chriften wierd , zynce volgens EPiPHANlus, het hoofd en de ftichter der Gnoftiken. Zy maatigden zig een hooge trap van heiligheid aan , beweerende dat zy van den Geest van boven waren aangeblaazen. Zy geloofden in een goed en in een kwaad Opperwezen. Ook verfierden zy dat 'er agt Hemelen waren, en dat ieder door een onderfcheiden Vorst beheerscht wierd. De Vorst, welke in de zevende Hemel zyn verblyf hield,  van EUROPA. a3S hïeld, noemde zy sebaoth, en geloofden , dat hy de zes hemelen beneden zig gefchapen had , benevens de aarde en derzelver volheid. In de as>tfte hemel plaatften zy den opperften God, befchouwende dezelve, dan eens als een mannelyk , dan eens als een vrouwelyk wezen. Ook ontkenden zy dat Christus uit de Maagd mar ia was geboren, dat hy flechts in fchyn had geleden , fchoon zy Hem voor den , door de Propheeten beloofden,Mesfias hielden. Zy verwierpen een groot gedeelte der gewyde fchriften , en onder anderen de brieven aan timotheus. Mannen en vrouwen leefden gemeenfchaplyk met elkander , zonder op eenige welvoeglykheid agt te geven. Zy loogchendeneene algemeene opftanding, en fpotteden met de leer van een toekomenden ftaat van belooningen en ftraffen. De Abeliten leefden in de nabnurfchap van Hippo, een ftad in Afrika; zy veroorloofden aan een man, dat hy een vrouw mogt trouwen , doch hy mogt geen gemeenfehap met haar hebben ; waardoor deze feéte reeds ten tyde van augustinus is uitgeftorven. De Adamiten hadden tot hunnen ftichter zekeren prodokds ; zy namen den naam van Adamiten aan , dewyl zy adam , ten aanzien van zyne naaktheid, voor den val navolgden. Zy waanden zo fchuldloos te zyn als adam voor den val, en kwamen in hunne vergaderingen naakt by elkander. christus had hun, volgens hun gevoelen, in dien ftaat van onnozelheid herfteld, het aangaan van een huwlyk ach- tec  GODSDIENSTEN teden zy als overbodig, clemens van ALEXANDRiëN zegt, dat , na dat de kaarfen in hunne vergaderingen waren uitgebluscht, zy zig zonder onderfcheid onderling vermengden. Zy verzaakten alle menfchelykheid,en leefden inden volftenzinbuitenfpoo» ïig. arius, een Ouderling van de kerk van A/exandrl* }'n , was de ftichter der zo veel geruchtmaakende Ariaanen. Het eerfte , waardoor hy zich berucht maakte , was dat hy de aangenomene leer der H. Drieëenigheid ontkende. Hy {telde dat 'er een tyd geweest was , op welke de zoon niet beftaan had. Dat hy even als de engelen , de zonden onderworpen was ; dat hy met de menfchelyke natuure vér* eenigd zynde, de plaats van eene menfchelyke ziele vervulde, en even als alle menfchen , aan fmart en onaangenaamheden was blootgefteld. Dus fteldeu zy dat 'er één eenig god was, dat de Zoon een gefchapen wezen, en de H. Geest een kragt of eigenfchap Gods was. Zy erkenden echter dat de Heere jesus christus een verzoening voor de zonden der waereld geworden en den mensch met god bevredigd had. De Ariaanen waren te dier tyd in verfcheiden takken verdeeld, en wierden door de rechtzinnigen, byzonder door athanasius hevig vervolgd, eneindlyk , fchoon zy groot in aantal waren , ten onder gebragt. De Valentiniaanen, naar hunnen ftichter valenTINus dus genaamd , leerden dat 'er drie zelfstandigheden waren, naamlyk , een ftoflyke , dierlyke , en  van EUROPA. t%f eii geestlyke. Zy ontkenden dat christus mensch* iyk vleesch had aangenomen , zynde flechts doof het ligchaam Van maria doorgegaan, gelyk het water door een goot loopt. Hunne Godgeleerdheid was zo ingewikkeld, dat geene dan Wysgeeren zig daarvan een denkbeeld konden vormen, clemens de alexandriner zegt : dat zy in het geheel op geert zedeplichten acht gaven, ftellende dat men voor de Romeinfche Landvoogden christus vryelyk mogt verloogchenen. marcion , wegens zyn fnood levensgedrag uit de kerk geftooten zynde, wierd de ftichter eener nieuwe leere. Onder anderen zegt men dat hy zou gefield hebben , dat , toen christus ter helle nederdaalde, aldaar cham , benevens de Sodomiten zou verlost, maar de Aardsvaders daar hebben laaten blyven. Voor het overige had hy dezelve leerftellingen als de Valentiniaanen. De Bafilidiaanen maakten óp het einde van de" tweede eeuw veel beweging in de kerk. Deze fecte heeft hunnen naam ontleend van basilides ,• welke leerde i dat god tusfchen deze aarde , en het Verblyf zyner heerlykheid , drie honderd vyfënzestig hemelen had gefchapen ; dat elk derzelven door eenen engel wierd beftuurd ; dat de' engel van de bovenfte hemel , de fchepper van die der overige hemelen was. Ook leerde hy , dat christus niet aan het kruis geleden, maar dat simon van cirene zyne plaats bekleed had. Voorts kwamen zyne leerbegrippen zeer naby aan die der voorige ketteren,  238 GODSDIËNSf ËM ten. Ten tyde van hieronbïus , xvaren de navolgers van basilides , door A&ia cn Europa verfpreids manes , van welke de Manicheen zyn voortgefproten, opende het tooneel zyner dwaalingen , met te beWeeren, dat hy de Heilige Geest was , welke jesus christus aan zyne leerlingen beloofd had» Hy ftelde twee beginfels , zynde het eene de oorfprong van het goede , de tweede den bron des kwaads. Zyne leerlingen baande hy den weg voor, ter involging van alle vleeschlyke onreinigheden, ert verbood aan niemand buitert hunnen aanhang eenige weldaad te doen. manes ffelden, dat de zielen def afgeftorvenen eerst in de Maan overgingen, en vervolgens in de zon, in welke planeeten zy gezuiverd wierden , waarna zy tot god , om met zyne zelfftartdigheid vereenigd te worden overgingen. Voorts leerde hy dat christus in de zon, de H. Geest iri de lucht, de Wysheid in de maan, en de Vader in de diepte des lichts haar verblyf hielden. Hy ontkende de opftanding des vleefches, hield christus voor de flang die eva verleid had, beftreed de wettelyke magt der Overheden , en noemden het voeren van oorlog onrechtvaardig. Eijeren , melk , kaas , en wyn , mogten zyne navolgeren niet gebruiken. De H. augüstinus behoorde voorheen tot deze fecte , doch vervoegde zig in Iaatere tyden by de zegepraalende kerk. De groote origines , het fieraad van zyne eeuw, verfpreide in zyne geleerde gefchriften, eenige denkbeelden welke met de toen vastgeftelde leer der alge-  van EUROPA. 539 gemeene Cliriftelyke Kerke niet overeenkwamen. Men vervolgde hem om zyne begrippen zeer hevig, en die vervolging was oorzaak , dat zyne fchriften meer gelezen , verklaard , en met byvoegfels vermeerderd wierden. rüfinüs , een Ouderling van Alexandrien , omhelsde de gevoelens van origenes , omtrent de Pla» tonifche wysbegeerte , en bragt dezelve op de Chriftelyke Godgeleerdheid over; en fchoon wy alles wat deze man geleerd beeft , niet op rekening van zyn grooten meefter kunnen ftellen , is het echter zeker, dat fommigen van dezelven door hem in zynen ouderdom wierden voorgedaan. De naam van origenes en rufinus , zyn vermaard genoeg, om den des onkundigen lezer, begeerig naar hunne gevoelens te maaken. „ De zielen der menfchen zyn heilige, verftandi„ ge wezens , gevormd van de ftraalen die uit het Godlyk Opperwezen voortvloeien. De ziel van jesus chistüs, was reeds voorde „ ontfangenis van zyn ligchaam , met het Godlyk 9> woord vereenigd. „ De ziel van christus verliet de Godlyke naj, tuur, waarmede zy te vooren was vereenigd ge„ weest , en voegde zig by het ligchaam in de s, baarmoeder van masiia. „ Het Godlyk woord ging eerst door alle rangen „ der engelen door , voor dat hetzelve in de baar- moeder van maria nederdaalde. Naar de opftanding, zal de oorfprongelyke ge. daanten  g§ . GODSDIENSTEN daanten vari den mensch veranderd en klootrond s, worden. „ Zon, Maan, en Sterren , zyn met zielen be» gaafdi „ jesus christus Zal in de toekomende eeuwen nog eens ltervert, om voor de gevallene engelen 3, eene verzoening te weeg te brengen. „ gods magt is niet oneindig, maar kan in fom„ mige opzichten paaien gefield worden. Na een zeker tydverloop zullen alle veroordeels, den fchuldvergifFenis erlangen , en uit de Hel in „ de eeuwige gelukzaligheid overgebragt worden." donatus , Bisfchop van Numidie, was het hoofd en de ftichter der Donatillen, welke in Afrika hunne leer met een goed gevolg voortplanteden. Na alVorens door de algemeene kerk van zyn Bisdom afr gezet te zyn, wendde hy alle pooging aan, om zyne naauwkeurige overdachte leerbegrippen , met die der rechtzinnigen te doen overeenftemmcn; Meri kan donatus den roem van een fehrander man geweest te zyn, niet ontzeggen. Om zig in de gunst der Gemeenten intedringen , leerde hy, dat de kerk niet onfeilbaar was ; dat de Doop door iemand 4 niet tot zynen aanhang behoorende , toegediend, onwettig was : voorts beweerde hy , dat jesus christus hem donatus gerechtigd had , om alle dwaalingen in den Godsdienst uit den weg te rui" men. constantinus de groote, kon dezeketters in hun vermogen niet beteugelen ; zy hadden hun eigen Bisfchoppen en kerken , en beriepen fynode ea  VAN Ë Ü R O P A. fl4t en kerkvergaderingen , om zonder toeftemming van de burgerlyke Overigheid , hunne kerktucht te regelen. Zy waren in één woord , de zegepraaiende kerk in Afrika, De Agnoëeten ontkenden de Godlyke Alweetendheid 5 zy verachten alle geleerdheid , en hielden zig, ondanks hunne onkunde, tot in de zesde eeuw ftaande. Van de Alogiaanen , Angeliten en Apelliten, Welken , of met arius of met marcion gedeeltelyk overeenftemden, zal ik niets zeggen. apollonarius , Bisfchop van Laodicea , leefde in het midden der vierde eeuw. Hy beweerde daf jesus christus geen verftandige ziel bezat , maar dat de Godheid, met de menschlykheid vereenigd, de plaats der menschlykheid bekleedde. Hy erkende maar eene natuur in christus , en geloofde niet dat hy zyn vleesch en bloed uit maria aangenomen, maar uit den Hemel had medegebragt: hier uit volgde dat zyn ligchaam onftervelyk was , zo dat zyn geboorte , lyden , en opftanding , flechts hloote fchynvertooningen waren. De Aquari- aatien , Arehontisten, Artoryriten en Andeaanen, verdienen niet om byzonderlyk op de ketterlyst geplaatst te worden. De navolgers van carprokrates geloofden dat de waereld door de engelen gefchapen was; dat jesus christus de zoon was van joseph en mauia , dat zyn ziel alleen ten Hemel was gevaaren, terwyl zyn ligchaam in het graf bleef rusten. Wanneer iemand onder hen wierd aangenomen , brandmerkten zy hem Q met:  Wfi GODSDIENS TE N met eeri gloeiend yzer onder zyn rechteroor , te« einde hem naderhand te kunnen erkennen. Zy hadden bceltenisfen van christus en van verfcheidene Keidenfche Wysgeeren, welken zy in hunne Godsdienflige vergaderplaatfen eere bewezen. De FL epipiiAnics gispt hunne zeden zeer geftrengelyk. De Cerdoniaaueu zyn flechts een aanhang der Mardonken. cerinthus , van geboorte een Jood of Samaritaan , leefde omtrent den tyd van Keizer domitiaanus. Hy reisde naar Egypten^cn was aldaar inde wcetenfchappen onderweezen. By zyn wederkomst in Azia (lichtte hy eenen aanhang, welken hy naar zynen naam noemde. Zy geloofden dat de waereld door een ondergefchikte magt van god gefchapen was : aan deze magt fchreven zy een zoon toe , maar zy ontkenden dat deze het Godlyk woord was : zy hielden ftaande dat de God der Jooden niet hooge? dan een engel was , en verwierpen de wet van wozes en de Propheeten. Ten opzichte van onzen Zaligmaaker , maakten zy onderfcheid tusfchen jesus en christus. Zy geloofden dat jesus een mensch en de zoon van maria en joseph was; doch dat hy alle menfchen in deugd , wysheid en voorzichtigheid overtrof. Dat na den Doop van jesus , de christus, dat is den H. Geest, op hem nederdaalde; door welke H. Geest of christus , jesus wonderwerken verrichtte. Zy geloofden in geen Evangelium als in dat van mattheus, en verwierpen het overige gedeelte van het Nieuwe Testament. Het  Van ë U R. O P A. 243 Het lyden van jesus en zyne opftanding trokken zy geenzins in twyfeh Onder de Donatisten ontftond in Afrika een aanpang van ketters , CbcumceUiones genaamd. Van dezen vinden wy in de oudheid de affchuvvelykfie berichten aangetekend. Zy zweefden door de ProVintiën, eh leefden van den bedelbrok, de menfchen met geweld geld afperfend , na hun dikwyls wréedelyk mishandeld te hebben. Zy waren indemeefle gewesten van Afrika een fchrik der vreedzaame inwooneren. Menigmaal floegen zy gewelddaadige banden aart zig zclven , in hoope van daar door de Martelkroon te zullen verkrygen. Het was meest by hen gebruikly'k , zig van fleiltens nedertevverpen, 211 rivieren te verdrinken , of zig levendig te verbranden. Nimmer verhingen zy zig , om dat zy geloofden, dat judas zig door den ftrop omgebragt had. Somtyds gaven zy geld aan het volk op dat het hen zoude dooden, of noodzaakten dezulken welken zy op de openbaare wegen ontmoetten, om hen te doorfteeken. Op de Rechters vielen zy, wanneer dezen hen ontmoeten , met geweld aan * ten einde hen te noodzaaken, van bevel aan hunne' Gerechtsdienaaren te geven , om hen van het leven te berooven. De kerkelyke Gefchiedfchryver theodoretus , verhaald het volgende geval van deze dwepers: —I „ Op zekeren tyd ontmoette een kleine bende van „ dezen aanhang , een verftandig en dapper Jonee» Hng; zy hielden hem ftaande , booden hem een Q a «, zwaard  244 GODSDIENSTEN „ zwaard aan, en Verzochten hem , hen een voor „ een den hartader afteftooten: hem tevens bedreS„ génde , dat, ingevalle hy zulks weigerde , hem daadlyk van bet leven te berooven. De Jongeling „ toonde zig bereidwillig om aan hun verzoek te „ voldoen; doch zeide, dat veelligt na dathyeeni„ ge weinigen hunner zou gedood hebben, deove„ rlgeii zig zouden bedenken , en hemfczelve ver„ moorden. Weshalven hy verzocht, dat zy Wiï„ den gedoogen, dat hy hun eerst met hunne gor„ dets banden en Voeten bond ; waarna hy aan hun „ verzoek voldoen zou. Dit gefchiedde : doch zy „ hadden zig naauwlyks laaten binden , of de Jongeling roste hen met zyn ftok wakker af , en ' ' verliet die zinncloozcn." Dikwyls verwoesten zy de Heïdenfche Tempels, ten einde de Priefters te tergen, dat dezen hen zouden dooden ; indien zulks gefchiedde, zongen zy Gode lofgezangen, taürtnus', Bevelhebber over de legermagtcn in Afrika, zond eenige krygsknegten op ben af , waarby een groot getal fneuvelde ; doch zy wierden niet uitgeroeid , voor op het laatfte van de vyfde eeuw. dclcinüs, die byzonderlyk de wellust aankweekte , had eene byzit , welke hy zyne geeftelyke zuster noemde. Hy leerde dat de wet van mozes te geftreng en onrechtvaardig was; prees de wetten van iesus christus ; maar beweerde tevens , dat de wet van den Heiligen Geest , welke hem alleen geopenbaard was , die beide verre overtrof. De wel-  van EUROPA. 245 wellusten van eenen man optevolgen , was by hem het verdienftelykftc werk der vrouwen. Zyn aanhang wierd eindlyk door.de Overigheid uitgeroeid, en hy, benevens zyn byzit, levendig verbrand. eb ion , een leerling van ceb inthus , leerde zyiie navolgeren , dat de wet van mozes niet afgefchaft was door den dood van christus, maar tevens met de wet van het Evangehum moest .onderhouden worden. By het onderhouden van het Avondmaal, gebruikten zy ongezuurde brooden , en geen wyn; daarby byzondere plechtigheden van verfcheidene Heidenfche Natiën voegende. Voor Jerufalem hadden zy eene byzondere eerbied, en oordeelden geene vryheid te hebben om vleesch of melk te eeten. Ten opzichte van christus geloofden fommigen van hen , dat hy de zoon van iviaria en joseph was; anderen geloofden dat hy van een Maagd ge. boren , doch ontkende dat hy het woord was , of voor zyne menschwording eenig beftaan had gehad. Zy hielden hem voör een groot Propheet, die door zyne deugden en. waardigheden het voorrecht had verkregen , om de zoon van god genaamd te worden, Zy waren van gevoelen dat christus en de duivel , tvyee tegen elkander ftrydende beginzelen waren. Voorts waren zy zeer losbandig in hun levensgedrag. De Eutychiaanen waren ketters van de vyfde eeuw , zy {lelden maar eene Natuur in christus, en geloofden dat de Godheid de menschheid van jesus zodanig had vernietigd , dat dezelve Hechts Q 3 in  s46 GODSDIENSTEN in fchyn beflond. De Muhamedaanen bragten deze ketters in Azia geheel ten onder. hearcleon , was de ftichter en aanvoerder der Hearcleoniten. Hy was een man van geberdheid, en verklaarde op zyne wyze een groot gedeelte van het nieuwe Testament, het oude geheel verwerpende. Ook beweerde hy dat 'er voor christus geen andere Propheet geweest was , als johannes de Dooper. Na den dood van constantinus den grooTen, vinden wy van dezen aanhang geen meergewag gemaakt. De navolgers van hierax , een Wysgeer van Akxandrïèn, leerden dat melchizeder; den H% Geest was. Zy veroordeelden de huwlykcn, ontkenden de opitanding des ligchaams, en beweer-, den dat alle kinderen, dip in den bloei huns levens ftierven, verdoemd waren. De aanhang van lucifer , Bisfchop van Cagliari , waren deels heele ofhalve Ariaanen. De Mafaliaanen , een hoop flegt-s hoofden; de Monotheliten en.Nazareenenverdienen geene byzondere opmerking. De Nikolaiten , waarvan wy in de Openbaaring van johannes gewag gemaakt vinden , worden, de nffchuwlykfte godloosheden te laste gelegt. Mannen en vrouwen vermengden zig, zonder pp eenige onderfcheiding agt te geven met elkander : ook voedden zy de godslasterlyktte begrippen omtrent de perfoon van jesus christus. De Novatiaanen was een geftreng foort van ketters , fteeds vloek en verdoemenis over elk , die anders als zy dachten , uitfpreekende, Wat  van EUROPA. 24? Wat de Ophiten aanbelangt, dezen bewezen eene buitengewoone eerbied aan de Hang welke eva verleid had. Zy beweerden dat dezelve jesus christus was , en de menfchen de kennis van goed en kwaad geleerd had. jfcsus, zeide zy, was ontfangen van de Maagd maria , en christus daalde neder van den Hemel, om zig met hem te vereenigen; jesus wierd gekruist, doch voor dat dit gefchiedde, had christus hem verhaten , om weder te keeren naar den Hemel. De God der Jooden was by hen eene ondergefchikte Godheid, dieflegts de ligchaamen der menfchen gefchapen had, terwyl hunne zielen door den Opperften god waren voor gebragt. Zy hadden een levendige flang tam gemaakt , die zy in een kooi bewaarden ; op vastgeftelde tyden opende zy de deur , en lieten hem daar uit komen , wanneer hy zig krulde rondom eenige broodcn, welken bp tafel ftonden. Dit brood braken zy en deelden het onder het gezclfchap uit. Na dat zy dèn flang hadden gekuscht, wierd de plechtigheid beflooten , met de verklaaring dat dit het wezenlyke Avondmaal was. De leerftellingen van den ketter pelagius komen hierop uit. „ adam was van Natuure ftervelyk , en zou, „, ten zy hy gezondigd hadde of niet , geftorven zyn. De gevolgen van adams zonden bepaalden zig tot zyn perfoon alleen, en ftrekten zig niet over „ het ganfiche raenschdom uit. Q 4 „De  248 GODSDIENSTEN De wet maakte de menfchen bekwaam en be« 5, voegd tot het Koningryk der Hemelen , en was s, op dezelfde beloften als het Evangelie gegrond. „ Voor de komst van onzen Zaligmaaker leefden 9, fommige menfchen zonder zonde. m Eerstgeborene kinderen zyn in denzelfden ftaat „ als adam voor den val. ,, De algemeene opftanding is geen gevolg van 3, jesus verryzenisfe. „ De mensch kan zonder veel moeite gods gebo- den onderhouden, en zig zeiven in een ftaat van onfchuld bewaaren. „ Ryken en aanzienlyken kunnen niet gelukzalig worden , ten zy ze afftand doen van hunne goederen. Tot het verrichten van ieder zedelyke daad, „ word de Godlyke genade niet gefchonken ; de vryheid van den wil , en eene behoorlyke kennis van onzen plicht zyn daartoe genoegzaam, gods genade word gefchonken , in evenredigheid van onze verdienften. Geene anderen kunnen kinderen gods genaamd worden, dan die volmaakt vry zyn van de zon* den. Onze overwinning op de verzoeking word niet behaald door den Godlyken byftand , maar door „ de vryheid van den wil." montanus beweerde door den Heiligen Geest aangeblaazen te zyn , waardoor hy, volgens zyn peggen, veele zaaken wis,t , v/elke voor de Apostelen  van EUROPA. 349 len waren verborgen gebleven, priscilla en maxi. milla , twee geestdryffters , waren de eerften die bem volgden, In de Geloofsleere maakte hy geene verandering ; zyne voorgewende aanblaazing van den Heiligen Geest , en zyne weigering , om met dezulken , welken in het oogloopende misdaaden pleegden , kerkelyke gcmeenfchap te houden , als mede zyne ontkenning, dat de Bisfchoppen de magt hadden om de zonden te vergeven , was de eigenlyke oorzaak dat hy en zyn aanhang buiten de kerk wierd geftooten, prisctllianus was in het wezen der zaak met de Manicheën eens. Hy beweerde het vermogen te bezitten om wonderen te kunnen verrichten , en hield ftaande. dat een Chriften , in zaaken van be-* lang, een valfchen eed mogt zweeren : Keizer maximus liet in de vierde eeuw deze ketter met zyne bekende navolgers van het leven berooven. Wat de Sabelliaanen aanbelangt , zy ontleenden hunne naamen van den Egyptifchen WysgeersABELlius. Deze zig in de leere der Drieëenigheid beoefenende , bevond dezelve zo onbegrypelyk , dat hy het befluit nam , om een nieuw ontwerp van Godsdienst te verfieren. Hy leerde dat 'er niet meer als een perfoon in de Drieëenigheid is: en bewees zulks door de volgende gelykenis. Even als een mensch, uit ziel en ligchaam beftaande , maar een perfoon is dus is ook god , hoewel be¬ ftaande uit Vader, Zoon, en Heiligen Geest,manieën perfoon. De Sethiten geloofden dat jesus Q 5 chris-  t5o' GODSDIENSTEN christus , seth , de zoon van adam en eva was. tatianus , was het met de Valentiaanen volkomenlyk eens. Hy vermeerderde dezelver ftellingen , alleenlyk met het gevoelen , dat adam en eva niet zyn zalig geworden, en verbood zyne aanhangeren het drinken van wyn, severus , zyn leerling , vermeerderde zyne leerftellingen , met nog anderen toen bekende gevoelens. Van zacheds kan ik alleenlyk zeggen, dat hy een ongeordende Geestdry. ver was. De aanhangelingen van zanzAles doopten niet met water , maar met vuur; dit gevoelen bouwden zy op de woorden van johannes den Dooper, welke zegt, dat de Mesfias met den Heiligen Geest en met vuur zou doopen. Hierom beval hy dat zyne leerlingen driemaal met een gloeiend yzer , in den naam des Vaders , des Zoons , en des H. Geests, zouden gebrandmerkt worden. Dejoviniaanen hadden , wegens het geftrenge kloofterleeven , het onderhouden van dui maagdelyken ftaat,en hetnalaaren van eenige fpyzen op bepaalde dagen , één gevoelen met de tegenwoordige Proteftanten. Keizer honorius , door de rechtzinnigen aangehitst, verbande hun uit ltalien naar een onbewoond eiland , daar zy , vermits men niets van hun vernomen heeft, waarfchynlyk van gebrek, elendig zyn omgekomen. De zachtmoedige Bisfchop ambrosius , had geen gering deel aan hunne vervolging; gemerkt hy een yverig voorftander van het geftrenge kloofterleven was. Van de Melitiaanen valt niets zonderlings te zeg-  van EUROPA. S5ï zeggen , als dat zy kleine fchelletjes aan de benedenfte zoom van hunne klederen droegen , en al danfende en zingende baden , ten einde door zulk eene wyze van bidden , de Godlyke toorn te verzachten. saturninus , een Wysgeer van Antiochie , geen genoegen vindende in de eenvoudige voorftellingen van het Evangelium , vormde zig een Godsdienst van zyn eigen maakzel. Hy leerde dat god zeven engelen had gefchapen , welke de waereld geformeerd , en in dezelve twee foorten van menfchen „ goeden en kwaaden, geplaatst hadden. De goeden waren de tot de gelukzaligheid uitverkorenen , de kwaaden waren de tot de verdoemenis verweezene hellewichten. Voorts ftelde hy , dat de mensch alleen door den adem van god leeft, en dathyfterft wanneer hem god die ontneemt. De engelen hadden naar zyn gevoelen een flang gefchapen , welke eerst op zyn buik kruipende, vervolgens door god met een klein gedeelte zyner volmaaktheden bezield wierd , zo dat hy terftond op zyne voeten ftond, en het hoofd hemelwaards verheften. Dus zegenpraalde de Schepper boven zyne fchepfelen. Deze dwaalgeest ging zo ver , dat hy beweerde , zelve de waare Mesfias te zyn , en dat jesus christusi alleenlyk een bloot verfchynfel was geweest : ook wendde hy voor de gaaven der Propheeten te bezitten, Het blyft zeldzaam by ééne nieuwigheid : dit bleek aan nestorius , Bisfchop van Conftaminopolen. Hy leerde dat 'er twee natuuren in christus zyn , en  •j£ GODSDIENSTEN en ook twee onderfcheidene perfoonen , de eene Godlyk , de andere menschlyk. De laatfte ftelling was nimmer het gevoelen der Chriftenen, want het dient ten voornaamen grondflage van hun vertrouwen , dat onze Godlyke Verlosfer , onze natuur in een perfoon heeft aangenomen. Men verzekerd dat sergius , een Monnik van zyn aanhang , iviuiiameö in het - fchryven van den Koran onderwees , en dat zeker lid van dien aanhang , met naame joAnnes, zig in een der Provintiën van Indoftan voor Koning opwierp. Zie daar de lyst der voornaamfte ketters, welken de eerfte eeuwen hebben opgeleverd; en door hunne afwykingen de kerk van jesus chiustus verdeeld . en derzelver vrede geftoord hebben, zo waarachtig zyn de woorden vervuld geworden , dat jests zou gezonden worden, tot eenen val en opftanding voor veelen. ZEVENDE HOOFDSTUK. Handelende over den Godsdienst ven muiiamed. De vinding en uitbreiding van den Muhamedaaufchen Godsdienst , is eene van de merkwaardigfte gebeurtenisfen, welke 'er geduurende de eerfte eeuwen der Chriftenen is voorgevallen. Geene der voor»  van EUROPA. 253 Voorgemelde ketterycn heeft de bewoonde waereld meer beroerd , en het Chriftendom op zyne grondflagen doen wankelen , dan de leere van dien kundigen Arabier , welker voorzaaten in eene rechte linie van rsMAet by hjïgar afftamde. . - Een man van geest en welfpreekenheid is altyd bekwaam , om, wanneer hy over den Godsdienst fpreekt , de aandacht der menfchen tot zig te trekken , zo zeer gevoelen.zy haare beftemming voof den Godsdienst , en zo natuurlyk is de neiging , welke het fchepfel van de af hangelykheld des Scheppers is ingedrukt. Die onder de groote menigten een Godsdienst invoeren wil , moet denzelven met de menfchelyke neigingen doen overeenftemmen j indien zyne zedeleer de geliefde aandoeningen van het hart wederfpreekt, en de overwinning derzelve afvordere , dan zal hy niet zegepraalen , al fprak eene Godheid uit zyne mond , en al wilde hy zyne lecre doof de geduchtfte wouderen bevestigen. Maar wanneer een' bedrieger alleen menfchelyke denkbeelden van de Godheid voorftelt , indien hy de hartstochten zyner toehoofderen niet wederfpreekt, wanneer zyne zedeleer voor hunne begeertens een vrye loopbaan opent , indien hy hunne misdaaden verfchoont, en op hunne buitenfpoorigheden het zegel van heiligheid drukt ; dan kan het niet misfchen, of hy zal veld behouden ert overwinnen. Niemand denkt dan aan bedrog, vermits niemand bydeszelfs ontdekking belang heeft; men bewondert alleenlyk den nieuwen Gezant des Hemels , en men wend al« les  ê54 GODSDIENSTEN les aan om hem tot de grootfte waardigheid te verheffen. ' Zulk een Godsdienst breid zig gemaklyk uit, hy Word onder de volken algemeen, door wetten bekrachtigd, en door gelukkige wapenen bevestigd. De nakomelingen, die door de vooroordeelen der geboorte en opvoeding verblind worden , volgen het voorbeeld hunner voorvaderen , zonder de oorfprong van hun geleof te onderzoeken, en niet zelden is het onderzoek daarvan door den nieuwen Godsdienst zelve verboden. Een getrouwe afbeelding van de lotgevallen des MuhamedaanfchenGodsdiensts zal zulks bewyzen. muhamed veranderde en vervalschte alle Godsdienften die hy kende , ten einde één uit die allen te vormen, die alle volkeren behaagen zoude. Zyn geloofsbelydenis was korrs en zyne zedeleer gemaklyk , hy verbande alles uit dezelve dat bekwaam was om de buitenfpoorige hartstochten te beledigen. Dit was de reden dat zo veele volkeren zyne Ieere met hunnen byval vereerden ; volken , die hy niet verbeteren maar overheerfchen wilde. Hy paarde het geweld met de verleiding , en bragt aldus die geenen onder het juk die hy niet inftaat was te overtuigen. Het verdient wel dat wy dien fehynpropheet naauwkeurig leeren kennen. siuhamed wierd te Mekka in Arabien , onder de regeering van Keizer justinus, tegen het einde van de zesde eeuw, van arme , maar edele ouders, uit het geflacht der Korashiten, geboren. Vermits hy geduurende zyne beroeping geene wonderwerken verricht  van EUROPA. s5g richt heeft , zo hebben de Muzulmanfche Leeraars dit gebrek met een menigte buitenfpoorige voorvallen , waarmede het tydftip zyner geboorte zou zyn aangekondigd geworden , trachten te vergoeden,. Zy doen door den glans , welke hem , naar hun verhaal omfcheen , wanneer hy uit den fchoot van zyn moeder kwam, gantsch Syrien verlichten. De duivel wierd uit den Hemel geworpen ; de wolken dreeven van de eene pool naar de andere ; een groote rivier droogde op ; het heilige vuur van de Perfen wierd uitgebluscht ; het paleis van hunnen Koning cosRoës , berfte van eikanderen : Arabien wierd integendeel op eenmaal vruchtbaar en gezegend. In zyne kindsheid zou hy zig reeds voor den Gezant van god hebben uitgegeven , en dergelyke wonderen, zouden zulks bevestigd hebben. Zyn vader abdallah en zyne moeder amenah ftierven, toen hy den ouderdom vafi zes jaaren bereikt had , en zynen oom van vaders zyde, abutülleb nam de zorg van zyne opvoeding op zig. Hy leerde hem de boog fpannen en het zwaard gebruiken ; onderwees hem in de behendigheid om met paarden om. tegaan ; geleide hem naar de leeuwenjagt , ten einde hem handig en gehard te maaken. mühjsmed was van zyne jeugd af aan, aanvallende ziekten, en aan een foort van zwaarmoedigheid onderworpen: de overlevering zegt , dat dit gevolgen waren van de reiniginge welke de engelen aan hem verrichten. Volgens die getuigenis , hadden gemelde hemellingen hem op zyn derde jaar het ligchaam  255 GODSDIENSTEN chaam geopend, en een zwarte droppel bloed , de bron der zonden en wanorden, uit hetzelve wegge, nomen. muiiamèd wist van alle deze wonderen , toen hy tot rypcré jaaren kwam , niets ; en zyne navolgeren vernaaien dezelve als of zy 'er ooggetuigen van geweest Waren; Toen hy echter zyne nieuwe leere uitbreidde , maakte hy van de genoemde ongevallen, een voor hem nuttig gebruik. In zyne jeugd wierd hy tot den koophandel opgeleid. Zyne eerfte reize deed hy onder het geleide van zyn oom abutalleb: en op deze reis was het, dat hy met de Nestoriaanfche Monnik sergius bekend wierd. Met dezen Monnik fmeedde hy het ontwerp , om de leere der Jooden en Chriftenen in eentefmelten, en dezelve voor alle volken fmaaklyk te maaken. Na zyn terugkomst , trad hy in deri dienst van eene ryke weduwe , kadyah genaamd, eh deed voor haar eene reis naar Syrien; Wie kan twyfelen j dat hy op dezen tocht geene vernuftige Weetcnfchappen zou vergaderd hebben, vanwelkeii hy zis in vervolg vaH tyd bediende ? zou een mart van zvn geestvermogen , die een van de Natuur gelukkig en vuurig , fchoon door geen geleerdheid aangekweekt, vernuft , en die een geheugen bezat dat hem altoos getrouw was^, van de zeden en gebruiken dier volken , hunnen Godsdienst en Staatsgefteldheid, onkundig zyn gebleven? neen, de gefteldheid van het ryk der P'erfen en Grieken , kon hem niet onbekend geweest zyn. Het geluk in den Koophandel , en zyne perfoonecle bekwaamheden, fee-  vak EUROPA. £57 bewogen kadyah hem te trouwen, en meefter van, haare groote goederen te maaken. muhamed zag zig naauwlyks in het bezit van kadyahs rykdommen gefteld, of vormde het befluit om eenen nieuwen Godsdienst intevoeren. Het valt bezwaarlyk te bepaalen , of zyn eerfte voornee men meer het uitwerkfel van geestdryvery , of eene begeerte geweest is , om , onder het voorwendzel van Afgezant van god te zyn , de Arabieren onder het juk te brengen. Misfchien was hy in het begin alleenlyk een geestdryver, die na den roem ftreefde, om de onderfcheidene Godsdienften te vereenigen. Wy hebben uit het voorgaande gezien , hoe rampzalig de menfchen in dit gewichtig ftuk verdeeld waren. 'Het is zo ongerymd niet, dat een mensch, by de befchouwing van zo veele Godsdienften , indien hy verftandig genoeg is , om zelfs te kunnen oordeelen en te verkiezen, dat hy, zegge ik, geen van dezelve aanneemt, maar alleenlyk van ieder dat geene goedkeurt, dat naar zyne gedachten het best is , en zig geloofd bevoegt te zyn , om uit de verfcheidene leerbegrippen een nieuw leerftelfel zamen te ftellen. En indien hy zulks onderneemt, kan de eigenliefde hem gemaklyk vervoeren , om niet alleen te gelooven , maar tevens te beweeren , dat zyne zaamgeftelde ontworpene Godsdienst , boven alle anderen de waare is. Het is waarfchynelyk, dat muhamed eerst als een geestdryver, een famenftelfel der Godsdienften , die hy voor de besten hield, ontworpen heeft, en om zyn oogmerk te bereiken, R en  258 GODSDIENSTEN en zyne aanhangers niet te verliezen, eene Godlyke openbaaring voorwendde , welke hy eindlyk , met het zwaard gewapend , verdedigde. Loutere voorneemens om de waereld , fchelmachtig , ten opzichte van den Godsdienst, te misleiden , kan zyn oogmerk niet geweest zyn ; zyn yver tegen de afgodery , en zyne uitbreiding van de eenheid van het Godlyk Wezen, bewyzen zulks. Die yver is te groot, te levendig, en te duurzaam om niet oprecht geweest te zyn. Voorts had hy fteeds eene Godlyke openbaaring tot zyn voordeel gereed. Van tyd tot tyd begaf by zig in het hol van Rara, en ontdekte allereerst aan zyne huisvrouw, —— dat de engel gabriSl hem verfchenen was , hem een boek vol Godlyke openbaaringen vertoond , en toegeroepen had: „ Lees!" hy had geant¬ woord niet te kunnen leezen —— maar de engel had vervolgd, — „ Lees in den naam des Heeren, ,, die alles gefchapen heeft , die den mensch uit „ geronnen bloed heeft zaamgefteld. Lees in den „ naam des Heeren, de Weldadige ! Hy heeft ,, den mensch door de pen onderweezen , en hem ,, in het geen hy niet wist, verftandig gemaakt." Op deze woorden had hy zig in het midden van den berg begeven , en aldaar een ftemme van den Hemel gehoord, welke hem toeriep : —— ■ O „ muhamed ! gy zyt den Gezant van god — en ,, ik ben gabriSl." Beiden hadden zy elkander eenigen tyd aangezien , waarna de engel verdweenen was. Dit verhaal wierd van kadïah met blyd- fchas  v A n ë ü ü Ö P A. 259 ithap aangehoord , geloofd , en voorts ruchtbaar gemaakt. De eerfte dien zy het verhaalden , was haar oom waRaka. Deze man was een afgevallen Chriften, en voor den tyd waarin hy leefde , eea peleerd man. Hy had de voorgemelde Godlpraak naauwlyks gehoord j of zwoer by den levendigen coa, dat het geene muhamed gezegt had, de waarheid was , en reeds voor lang door de wetten van mozes was voorzegt geworden. Nu begon men de Godfpraaken van den hieuwen Propheet te gelooven; zyn flaven seid , ali , en abuEeker , waren de eerften die hem als den Afgezant van god hulde deeden: dit getal wierd terftond met nog zes anderen van hunne bloedverwanten vermeerderd. Zulk een gelukkig begin fpoörde henk aan, om zyn heil in het openbaar te beproeven, en> het geheim zyner zending niet langer te verbergen* Hy vond wel onder zyne eigene bloedverwanten „ fpotters , die hem geen geloof wilden geven, doch, dit belette hem niet,om tegen dengewoonen Godsdienst te yveren.. Die yver was ook oorzaak dac zyne medeburgers tegen hem opftonden , en zyn ondergang zou onvermydelyk geweest zyn , indien abutAlleb hem niet befchermd had. De voornaamfte uit den ftam der Korashiten , bevreesd zynde dat muhamed , onder voorwendzel van een nieuwen Godsdienst intevoeren , de opperfte Macht wilde In handen hebben, bedreigden abutalleb met hun haat, indien hy zyn neef niet in zyn voorneemen ftuitte; deze voldeed aan hun verlangen, maaf Ra da  2.6q GODSDIENSTEN de nieuwe Propheet wierd door dezen tegenftand in drift ontftoken, en betoonde zulk een onverfchrokkenheid , dat zyn oom hem beloofden tegen alle zyne vyanden te zullen verdedigen. Thans beproefden de Korashiten wat zy door geweld en ver. volging zouden kunnen uitrichten. De aanhangers van muhamed waren in Mekka niet meer zeker, en vluchtten op zyn raad naar Ethiopien, welks Koning hun in zyne befcherming nam. De vluchtelingen wiesfchen tot honderd aan, onder welke veel vrouwen waren. muhamed bleef nog te Mekka , en was in het zesde jaar zyner zending zo gelukkig, van hamza, een dapper man , en omar, welke in groot aanzien ftond, beide voorheen zyne vyanden in zyn belang te trekken. De Korashiten maakten een verbond met elkander, om zig van de gemeenfchap der Hafchemiten , onder welke muhameds meefte vrienden waren , te ontflaan ; doch dit verbond hield Hechts drie jaaren ftand , waarna hetzelve vernietigd wierd. muhamed verloor door den dood, zyn yverigften envermogendftenvoorftander, abutalleb,en tevens zyne echtgenoote kadyah. Zedert dien tyd wierden de vervolgingen der Korashiten heviger, en toen trachtte muhamed, in Tayef zyne zekerheid te zoeken ; hy deed zulks : de inwooneren van Mekka verzochten hem om weder derwaards te keeren , maar vruchtloos. Verfcheidene van zyne aanhangeren lieten hierover den moed zinken : hy voer echter voort , en predikte zyne nieuwe leere in alle openbaare vergaderingen, voor hen  van EUROPA. 26! hen die naar Mekka in bedcvaard optrokken : nü bègon zig zyn aanhang een weinig uittebreiden. In het twaalfde jaar zyner zending , maakte hy het volk zyne nachtreize bekend; een reis welke by op het paard van gabejcl, Alborak genaamd, van Mekka naar Jerufalem , en van Jerufalem naar den Hemel gedaan had. Deze Aarde en Hemelreis , vonden zelfs zyne aanhangeren zo ongerymd enbelagchelyk , dat dezelve zyn voorgenomen plan zou omvergeworpen hebben, indien abubekrr, die veel invloed op 's volks geest had , hen geen verzekering had gegeven, dat hy van de waarheid der reize overtuigd was. mohamed hoopte waarfchynlyk zyn aanzien te vergrooten, indien hy voorgaf , dat hy even als mozes op den berg Sinaï, met god gefproken , en verfcheidene wetten onmiddelyk van hem ontfangen had, dit moest voorzeker meer op de gemoederen werken, als de voorgewende gefprekken met den engel GAEBiëL. Toen nu door middel van abubkker het wonderwerk geloofd wierd , kon hy hoopen dat zyne vrienden alles" voor Godlyk zouden houden, het geene hy hen voorfteldc. In dit zelve jaar kwamen twaalf inwooneren van Mekka, en leiden den eed van getrouwheid by hem af, om geene afgoden te dienen , noch hunne kinderen , die zy niet onderhouden konden, te vermoorden ; voorts verklaarden zy zig om zyne nieuwe leere aanteneemen, muiiamkd zond hen met een zyner leerlingen masab naar Mekka terug, ten einde deze aldaar zyne leer zou uitbreiden , in Medina verrichtte zyne R | Gods-  2ö2 GODSDIENSTEN Godsdienst wonderen, ten aanzien van deszelfsuitbreiding, ma sa b kwam in het volgende jaar mei een gezelfchap van drieënzeventig Arabieren terug, welke zig allen in de befcherming van den Propheet begaven , vermits hun verblyf te Mekka voor hen te gevaarlyk wierd. De Korashiten, van zyn verdrag met de inwooneren van Medina onderrecht, beflooten om den Propheet van het leven te berooven. mohamed in het kleed van ali vermomd, ontkwam bet hem dreigende gevaar, en vluchtte naarMedina by zyne aanhangeren. Tot hiertoe had muhamed nog geen geweld gebruikt, om zynen Godsdienst uittebreiden ; neen: de gelukkige voortgang van zyne ondernecming, was alleen aan het vermogen van zyne overreeding toetefchryven. Hy zegt in verfcheidene plaatfen van den Koran , dat hy alleen durfde preeken en vermaanen , dat het hem onverfchillig was , of de menfchen al of niet geloofden; en dat hy geen bevel had om zyne leere door wapenen doortezetten.Deze leere predikte hy zo lang als zyne vyanden hem Vervolgden. Maar naauwlyks zag hy zig in Medina verzekerd , of hy wendde een Godlyk bevel voor, om de dwaalende Godsdienften met het zwaard in de hand uitteroeien , en zyne leere met geweld voortteplanten. Na dat hy een Moskee te Medina gebouwd, zyn Godsdienst aldaar bepaald , en verfcheidene wetten gemaakt had, zond hy kleine troe* pen tegen de karavaanen zyner vyanden uit. Dit gelakte hem; ieder overwinning dje hy behaalde, was  van EUROPA. a63 was een flap tot zyne volmaakte glorie, Roem, en aanzienlyke belooningen , waren de lauweren waarmede hy zyne helden kroonde. De Korashiten waren eindlyk genoodzaakt , toen hy Mekka, wilde overweldigen , hem om de vrede te fmeeken. Niet vergenoegd met deze overwinning , poogde hy zynen Godsdienst buiten de grenzen vzn Arahen uittebreiden, en eisehte met de hoogmoed van een overwinnaar, dat de overwonnene Vorften dezelve zouden aanneemen. Twee jaaren hierna verOoeg een zyner veldheeren de Grieken; en vermits de inwooneren van Mekka de ftllftand van wapenen die hen toegeftemd was , verbroken hadden, tastte hy hun aan, en nam de ftad ftortnender hand in. De oude Godsdienften wierden overal met geweld uit«eroeid. In de twee volgende jaaren onderwierp hy zi, een werk, het weik de Godsdienstplicht ten vervat, behelst mede zodanige geboden , die een* IMuzulman van alle andere volken onderfcheiden,,Onder deze geboden ftaat die van het gebed boven aan geplaatst, muhamf.d heeft den inhoud van het gebed onbeftemd gelaaten , even zo weinig fpreekt hy van de gelteldheid des harten, Waar mede gebeden behoort te worden. Hy beveelt de zynen alleenlyk, dat zy binnen de vierentwintig uuren vier maal bidden moeten ; voor het opgaan der zonne , na den middag, voor het ondergaan der zon , en na de ondergang derzelve. Voor het gebed moeten zy zig wasfehen. muhamed fchryft hen verfcheidene foorten van reiniging* voor. Een derzelve beftaat in een gautfche indompeling van het ligchaam onder water , en is alleenlyk by zekere buitengewoone voorvallen gebruiklyk , welke niet zonder kwetzing der tedere befchaamdheid kunnen gezegt worden. De tweede en gewoonlyke reiniging, Wodh genaamd, beftaat aHeeri in de afwasfebing van het aangezicht , de handen, en voeten. By gebrek van water mogen zy die ceremonie met zand verrichten. Onder het bidden moeten zy met hunne aangezichten naar Mekka gekeerd zyn. De Muhamedaanen zyn door den Din verbonden,, om zekere aalmoesfen te geven. Dezelve zyn tweeërlei , naamlyk , wettelyke en vrywillige. De wettelyke moeten van vee, graanen, geld, vruchten, en andere waren gegeven worden , eii beloopen op twee  van EUROPA. 277 twee en een half gedeelte van het honderd. De vrywillige giften hebben by vastendagen en plechtigheden plaats. De Muhamedaanen zyn inderdaad zeer vrygevend en mjlddaadig; zy bewyzen aan de gevangenen veel medelyden, koopen hen los , deelen levensmiddelen onder den armen uit : eenigen ftellen 'er eene eere in, aan eenen overledenen fchuidenaar, vooral als hy vrouw en kinderen nalaat, te kunnen kwytfchelden, zy geven hem dan den fchuldbrief in het graf mede. Anderen laaten kerken, fchoolen , hospitaalen , voor reizende kranken , zinneloozen, en befchadigden bouwen . benevens openbaare baden en herbergen. Veele breiden hunne miiddaadigheid tot op de dieren uit, zy koopen de in kooien gevangen zynde vogelen op , alleenlyk om die weder in vryheid te laaten vliegen : geen boom , als hy in de gaarde van een arm man ftaat, zal een rechtfchapen Muzulman laaten verdorren , maar fteeds den bezitter derzelven met zyn vermogen onderfteunen. Zy onderhouden mede , volgens de uitfpraak van den Din, een noodzaaklyk en een vrywihig vasten. In de maand Romadan valt het eerfte voor, en duurt van de eene nieuwe maan tot aan de andere. Zy zyn verplicht van den morgen af tot aan zons ondergang , nuchteren te blyven ; des nachts mogen zy dc gcledene fchade zo ryklyk innaaien als zy willen en kunnen. De reizende , zieke, zwangere , en zogende vrouwen , en oude lieden , zyn van deze wet ontheven, mits zy door het geven van aalmoesS 3 - fen,  27* GODSDIENSTEN fen, de niet volbragte fchuld boeten. De vrywilü. ge vastendagen doen zy willekeurig , over een of ander geval, waarby zy belang neemen , of op eenige dagen die voor hen heilig zyn. Eindelyk zyn de Muzulmannen, op bevel van den Koran , verplicht , indien zy de genieting van het Paradys niet verliezen willen , ten minften eenmaal in hun leven , in bedevaart naar Mekka te reizen, muhamed befloot, om de inwooneren van Mekka in zyn belang te trekken, die ftad met dat voorrecht te begunftigen. De Pelgrims trekken eerst naar eene bron by Medina, vervolgens in de ftad zelve; van daar naar Gibel Araffa , waar adam zyn wyf eva , na haare verbanning uit het Paradys , zou wedergevonden hebben; voorts naar het dal Mina, waar de Pelgrims een menigte fchaapen flachten , ten einde die offers onder de armen uittedeelen, dit verricht zynde , gaat de reize onafgebrooken naar Mekka voort. Het eerfte dat zy hier komende verrichten , beftaat in zevenmaal rondsom den tempel te gaan , en zig met het water uit de bron Ztmzem te befprengen , welke bron dezelve zou zyn , die hagar in de wildernis wierd aangewezen. Hierop loopen zy ter gedachtenisfe van hunne ftammoeder tusfchen de bergen Safa en Mtrwa , dan eens langfaam en dan fchielyk voordgaande ; waarna , om verfcheidene andere plechtigheden niet te melden, de bedevaart befloten word. Zwakken en onvermogenden zyn van den plicht dezer bedevaart, naar uitfpraak van den Propheet, verfchoond, Be-  van EUROPA. 279 Behalven het voorgenoemde , vind men noch andere geboden en verboden in den Koran, van welke de meeften, deels de affchaffing van zekere bygelovige , gruwzaame gewoontens der oude afgodifche Arabieren . en deels de burgerlyke inrichting der Muzulmannen betreffen. Het wyndrinken , het fpeelen , de waarzeggery , de genieting van zekere fpyzen, waaronder bloed, zwyncnvleesch, het ongezoutene , of van een dier verfcheurd , door flag of val geftorvene vee , en alles wat tot het afgodsoffer behoort ; de woeker , het levendig begraven van fommige dochteren , en verfcheidene gewoontens, om eenige dieren byzondere naamen en voorrechten te geven, zyn geftrengelyk verboden. De veelwyvery wierd tot op vier wettige vrouwen bepaald, de echtfcheiding geoorloofd, doch de gefcheide vrouw word, indien zy niet hertrouwd, en zig wel gedraagt , op haar verzoek, in haare vorige rechten herfteld. Eenige wetten handelen over de verdeeling der erfeuisfen , anderen bepaalen het recht van den bloedwreeker , het recht der wedervergelding , des oorlogs , de verdeling van den daar by gewonnenen buit , en de handelwyze tegen de moedwillige ongeloovigen. De Muhamedaanen bewyzen eene hoogen eerbied voor den Koran; zy durven dezelve nooit aanraken, zonder hunne handen gewasfchen en gereinigd te hebben, en om dat zy zulks nooit uit onachtzaamheid zouden verzuimen, pleegen zy op het buitenfte pergament te fchryven : —- „ Laat niemand u S 4 >; a^n-  •8q godsdiensten 9, aanraken , dan die rein is." Zy 2WeereQ by den Koran , neemen dezelve in den oorlog met zig , en hunne vaancn zyn doorgaans met daaruit ontleende fpreuken befchilderd. De Sonna, welke ik voorheen nebbe aangehaald, is een foort van Talmud waarin verfcheidene daaden van muhamed zyn aan' getekend, welke niet in den Koran befchreven zyn. De befnydenis , welke wel niet uttdruklyk in den Koran bevolen word , is echter eene plechtigheid, die zy aan geen maniyk kroost verzuimen nicn' en gefchied , wanneer het kind tot den ouderdom van zes of zeven jaaren gevorderd is. De dag dér befnydenis is een dag van vrolykheid voor alle de bloedverwanten van het kind. Het word te paard gezet in zyne beste klederen , zyn fchoolmakkers begeleiden de optocht, en leezen eenige vaerzenuit den Koran , onder het muzvk van verfcheidene keteltrommen. Aldus in de Moskee gebragt zynde word hem de voorhuid afgefneden. Somtyds krygt .!en Roomfchen Bisfchop stephanus , en zogt hem te beweegen , tot eene verklaaring van met makcianus geene kerkelyke gemeenfchap te willen onderhouden (*). De drangredenen , welke cyprianus gebruikte, om hem tot deze verklaaring te bewegen, waren deze : „ Het komt ons toe, om de kerk met onzen raad byte„ ftaan; wy allen weiden eene kudde, naamlyk die ,, van jesus christus , en wy allen zyn daarom „ verbonden , dezelve te bcfchermen. Ook zegt „ «y: — (*) erin. ep. 61.  van EUROPA. 3©t Jj.fc^j dat alle Bisfchoppen, wanneer een lid , van dit geeftelyk ligchaam , hetzelve fcheurde, „ zig ter hulpe daarvan moeften fpoeden." Reeds in de tweede eeuwe , maatigden zig de Roomfche Bisfchoppen het hoogde gezag aan , en geen wonder : Rome was de grootde en rykde dad der waereld ; zy was den zetel des Rvks , hier heerschten en gaven de Keizers der gantfche aarde wetten. Zy bcfchouwde zig als de moeder van alle volken, als het Vaderland aller Natiën , en als de bron der wetten, welke alle volken moesten gehoorzaamen. basnage , maakt om die reden eene naauwkeurige vergelyking van het Chridelyke met het Heidenfche Rome (*). ,, fo het eerstgemelde „ werden, gelyk hy zegt, de Monarchen der kerk „ verkoren; ja hun verblyf aldaar hangt niet van ,, hunne eigene verkiezing af, maar is aan deze „. dad verbonden. Het Chridelyk Rome had , be_ „ halven de gefchrevene wetten, ook haare gewoon,, ten , even als het Heidenfche , en begeerde dat „ alle Chridenen dezelven zouden volgen. Gelyk „ het Heidenfche Rome. overal fcboolen had , „ welke haare rechten geleerd wierden , had ook „ het Chridelyke, zelfs in de ver afgelegene deden „ fchoolen, in welke bet Canonifche recht geleerd „ wierd , op dat verdand en gemoed , overal op eene gelykvormige wyze verbonden mogt wezen. „ Het O BAsu. II. de 1'Eglif. t. i. p. 34S«  3öd GODSDIENSTEN Het Heidenfche Rome befchouwde 'zig als dé ,, moeder aller lieden , en haare inwooners als haare „ burgers ; de Roomfche kerk noemt zig ook de „ moederftad der Chriftenheid; zy deed weldaaden „ en gaf befcherming aan alle Natiën ; nogthans behield zy even als het Heidenfche Rome , het „ beste en kostbaarfte voor haar ingeboren kinderen „ terug." Het geen 't aanzien der Roomfche Eisfchoppen nog meer vergrootte, was , dat de twee beroemdftc Apostelen , petrus en paulus , binnen deze ftad de marteldood geleden hadden. Dat de Apostel petrus, binnen die ftad , het ampt van Bisfchop, in het tweede jaar van claudius bekleed heeft,om symon de Tovenaar , in zyne lecringen voortekomen , bewyst hugo de groot (*) , uit eusebius , severus , sulpitius en oxosius. Dat petrus te Rome gekruist is, was volgens grotius, het Geloof der Grieken , der Donatiften, Novatiaanen en Ariaanen, wiens belang het geenzints was, zulks te bevestigen. Daarom eigende irenius haar reeds den eerften rang der kerke toe (f). cyprianus befchouwde haar als het middenpunt der eenbeid, welke onder alle Chriftelyke gemeenten plaats moest hebben. Ik zal myn gezegde met de aanmerkingen van du pin, medelid derSorbonnebefluiten.- En (*) Apendix ad Antichrift. p. 6\t ü) kek. b. j, c. J,  'vak EUROPA. 303 En myne leezers zullen hieruit zien , dat die verHandige man , zo min als ik , geene volmaakte opperhoofdigheid van Romes Bisfchop , over de andere Bisfchoppen, in de eerfte Chriftenkerk erkend heeft, hoe zeer men de ftad Rome, boven de andere Heden in gezag verhief. Neen : in weêrwil van het gezag dat haar toen wierd toegefchreeven , durft hy zig aldus uiten : „ De Roomfche Bisfchoppen ondergingen met de overige Bisfchoppen dezelfde lotgevallen ; wier,, den door het volk verkozen ; van tyd tot tyd „ verkreegen zy een foort van heerfchappy over hunne mcdeoudften; toevallige omftandigheden, „ by voorbeeld, de Richting hunner kerken, voor petrus en paulus, en nog veel meer het aanzien ,, der ftad Rome; de meerderheid hunner gemcmte, „ en de vricndfchap welke andere Bisfchoppen met hen onderhielden , vergrootte hun aanzien ; de f, ydelheid, die fomtyds de beste harten verrascht, ,, vond baar voordeel daarby , ondernam haare rechten te vermeerderen, en was gelukkig." —* Dit zyn de wegen langs welke de Roomfche Bisfchoppen tot hunne eerfte, echter nog zeer bepaalde magt zyn gekomen (*). In de vyfde eeuw wierd de zetel des Ryksgebieds van Rome naar Conftantinopolen overgebragt. Sedert dien C) du nu, in virid. ant. Chrift. discipl. Disf. 4, c. x. P» 313-  S©4 GODSDIENSTEN dien tyd viel den Bisfchoppen van Rome , de zorg der Chriftenen over burgerlyke en kerkelyke zaaken ■ in handen. Het was een algemeen gebruik in die eeuw , dat de Bisfchoppen der Provintiën , hunne afgevaardigden naar den Bisfchop van Rome zonden om over gewichtige zaaken zynen raad inteneemen. Dit begon van tyd tot tyd als een pnvermydelyke verplichting aangezien te worden. In deze eeuw wierden de altaaren in de Christenkerken , met de afbeeldfels der Heiligen opgepronkt , welke afbeeldfels reeds toen al met kostbaare edele gefteentens wierden behangen. Ook wierd het huwlyk aan de Geestlykheid verboden, fchoon 'er veele jaaren verliepen , voor dat de ongehuwde ftaat onder deze orde van menfchen algemeen wierd vastgefteld. Het gebruik van doophefTers of gevaders, welke over den doop der kinderen (taan , is mede zynen oorfprong aan deze eeuw verfchuldigd ; ook wierd toen het kruistekenen by den doop , als een artikel van het Chriftelyk geloof aangemerkt. In de zesde eeuwe begon men reeds voor de dooden te bidden, ook wierden deverheerlykftegeeften der afgefiorvene Heiligen, om hunne voorfpraak by god aangeroepen. De H. augüstinus , welke omtrent honderd jaaren voor dezen tyd leefde , bad voo-r de ziel van zyn moeder monjca, verfcheidene jaaren na haar overlyden ; maar deze gewoonte wierd niet algemeen voor in de zesde eeuw , toen eerst  Van ËÜRÖPAi $0 fterst wierd het als een plicht aangemerkt om voor zyne overledene vrienden te bidden. Het zingen van vastgeftelde kerkgebeden, kwam thans mede in gebruik. Te Rome en in het Ooften begon men nu ook van het vagevuur te fpreeken 5 maar in Ierland en in de Noordelyke gewesten vart Brittanniè was het toen nog onbekend; ook had het in Spanje en Frankryk nog Weinig opgang gemaakt. De beker wierd mede nog aan de leken toegediend ; de Chriftenen mogten de tekens van brood en wyn nog onder de twee gedaantens ontfangen. Ondertusfchert begon de leere der Tranfubftarttiatie, door GREGoaius den grooten fterk voorgedaan, ruim veld te winnen. In het begin van de zevende eeuwe, zond gregoRius üe groote , den Monnik augustinus naar Engeland , om de Angel-Saxen te bekeeren. Ten einde de kerkgebouwen meer aartziens te geeven, Wierd ieder derzelven naar deze of geene Heiligen genoemd. bonifacius dé derde , was de eerften * die zig in deze eeuw, den eernaam van algemeenen Bisfchop toeëigende ; zyn voorzaat gregorius de groote , had dien tytel van de hand gewezen. Nu kreegen de Geestiyken tevens bevel om zig in kostbaare tabbaarden te kleeden;ook wierden'er byzonder in Engeland verfcheidene Bisdommen opgericht. Toen de Afrikaanfche Bisfchoppen, volgens eene kèrkvei-gadering , tUeOdorüs Bisfchop van Rome > met verhevene benaamingen en vleiende eertytels begroet hadden , verwekten dit groote ergernis by \r an-  3o5 GODSDIENSTEN andere kerken. De Bisfchop van Conflantinopohn fchreef aan die van Rome, dat vermits alle de Apostelen aan elkander gelyk waren in rang en waardigheid , dus ook alle de Bisfchoppen moesten gelyk zyn, en elkander als broeders befchouwen. Ook weigerden verfcheidene Bisfchoppen van Itaïien, zig aan den Bisfchop van Rome te onderwerpen. In deze zelfde eeuw wierd, echter na veele tegenkantingen , den Bisfchop van Rome de driedubbele kroon op het hoofd gezet. Ook wierd te dezer tyd de leeken bevolen, dat zy de overleveringen der kerke het zelfde geloof als de gewyde Schriften moesten toedraagen, Verfcheidene Heidenfche Tempels wierden aan maiua en andere Heiligen toegewyd, ik zwyge van andere gebruiken, welken op bevel van Romes kerk algemeen wierden aangenomen. Onder dezen wierd onder anderen vastgefteid , dat op elk altaar een beeld van Chriftus aan het Kruis zou ten toon gefield worden , in andere kerken wierd Hy vertoond in de gedaante van een lam,en deHeilige Geest onder die van een duive. De agtfte eeuw , eene eeuw van onkunde en by. geloof , was niet minder ryk aan veele nieuwighe» den. De Paus , met de driedubbele kroon veifiert, maatigde zig de magt aan om het Pallium aan de Bisfchoppen te zenden, zonder medeweeten of toeftemming der Keizeren , het welk tegen het aloud gebruik aanliep. Het Pallium was een fhik fyn wit .%v:olle laken , hebbende de gedaante van zeife. Deze lap wierd met gewyd water befprengt, en een gant-  van EUROPA. s»? gantfche nacht op het altaar van St. Pieters kerk gelegt. Na dat 'er verfcheidene gebeden over gedaan waren , wierd het aan den nieuwaangeftelden Aards-Bisfchop gezonden , welke 'er eene aanzienlyke fomme gelds voor betaalde. De Kerkvoogd droeg het om zyn hals, in diervoege, dat de beide einden voor op zyne borst , langs zyne tabbaard hingen. Dit Pallium gaf eene verbindende kracht aan alles wat de Aards-Bisfchoppen befloten : zy, die het Pallium weigerden aanteneemen , wierden als fcheurmaakers van den Paus in den ban gedaan. Deze vinding bragt eene onbedenkelyke fomme gelds in de fchatkist van den Roomfchen Bisfchop. Geene der voorgaande Pausfen deed eene grootere ftap van zelfsverheffing dan gregorius de derde, welke in den jaare 734, Keizer leo denderden , om dat hy het gebruik der beelden in de VVesterfche kerken verboden had, in den ban deed, en de onderdaanen van den eed van getrouwheid , aan hem gezworen, ontfloeg. Paus leo de derde zettede de Keizerlyke kroon op het hoofd van kAREL den grooten , welke de voeten van* den Paus kuschte. Het is gemaklyk te bevatten dat hy , ingevolge daarvan , zig grooter magt en eer aanmaatigde , dan zyne voorzaaten gedaan hadden, In deze eeuw wierd het kusfchen van 's Pausfen toon mede ingevoerd , en Keizer justiniasus was de eerfte, welke in perfoon die kuschgeeving verrichtte. Ook wierd 'er in die tyden hevig getwist over de verborgene leere der Drieëenigheid. Va De  3^8 GOD SDIENSTEN De negende en tiende eeuwen leveren in de Kerkelyke Gefchiedenisfen de ergerlykfte voorbeelden op. Verfcheidene Pausfen maakten zig aan dc affchuwelykfte misdaaden fchuldig. De Roomschgezinde Autheuren ,. en byzonder de Kerkelyke Gefchiedfchryver fleury, bekend , ,, dat de verdor„ venheid , ten aanzien der Pausfen , het hoogfte „ toppunt beklommen had." En de Bisfchop kornet, over dit onderwerp, met de Zweedfche Koningin ghristina te Rome fpreekende, ontfing van haar het volgende antwoord: „ dat de onkunde en de „ zedeuverdorvenheid der Pausfen in deze eeuwen, „ alles wel ingezien zynde, een fpreekend, en een? „ in 't oog loopend bewys was van gods oppermo„ gende bewaaring , in het beftuur zyner kerke ; „ dewyf anderzints zyne Godlyke Voorzienigheid „ nimmer zou gedoogt hebben , dat zulke boos„ wichten zo uitfteekende waardigheid bekleed ha-d„ den." joannes de twaalfde , wierd op Zyn ngttiende jaar Bisfchop van Rome , doch kort daarna weder afgezet , aangezierï hy zyne waardigheid door het rosbandigfte leven onteerde. Zyne voorzaaten , joannes de tiende en joannes de elfde , waren een paar roffiaanen ; maar wierden door een gewei» dige dood uit het leven gerukt. De ftaat der geleerdheid onder de Geeftelyken wa3 jn den beklaagelykften roeftand. De Monniken , in ftede van eene gezonde en op hei hart werkende  van EUROPA. 309 zedenleer te prediken, deeden fermoencnuitARisiotÉles , over de nietelykheid en wattelykheid. Zy wisenten de verhevendfte ftukken der oudheid op het pergament uit , en fchreven in deszelfs plaats Litamen , in welke men befcherming van Heiligen verzocht, waaronder'er gevonden worden, wiervoormaalig beftaan, zeer twyfelachtig is. In deze eeuw wierden de Huwlyksvoltrekkingen op den Zondag of in de vasten verboden ; doch zulks is in geen algemeen gebruik in alle landen gebleven. De kerkklokken wierden nu mede ingewyd , 'ook begon men toen de Heiligen op eene plechtige wyze te canonifeeren. De infteiling van heilige dagen , was naar gelang der canonifeering, zo menigvuldig , dat het jaar geen dagen genoeg opleverde. GREGORius de zevende, was de eerfte Paus welke in de elfde eeuwe, den Kardinaalen deifrooden hoed fchonk. Ik zal myne leezers eene befchryving van hun ampt in kerkelyke zaaken mededeelen. De Kardinaalen, fchoon zy van eene geringe geboorte waren, worden echter tegenwoordigPrinfen der Kerk genoemd. De Paus is hunne verkiezer, tot dit aanzienlyk ampt ; het welk op de volgende wyze toegaat. Wanneer zyne Heiligheid voorneemens is een Kardinaal te verkiezen, beroept hyeen geheim confiftorie byeen, en geeft zyn voorneemen aan de daarby zynde Kardinaalen te kennen. Hier noemt hy den perfoon,welken hy met den rooden hoe i wil begiftigen , en geeft hen tien dagen tyd om zig V 3 daar  3io GODSDIENSTEN daarop te bedenken. De meerderheid der ftëmmea bepaald doorgaans de verkiezing. De Kardinaalen zyn in drie klasfen verdeeld , naamlyk in zes Kardinaalen Bisfchoppen , in vyftig Kardinaalen Priefters , en in veertien Kardinaalen Diakenen. Dit genoodfchap, uit zeventigperfonen beftaande, word het Sacro Collegia genaamd. Deze geeftelyke Prinfen oefenen een volftrekte magt in de kerk , wanneer de H. Stoel ledig ftaat ; zy alleen kunnen een nieuwe Paus verkiezen , welke altoos uit het midden van hen verkoren word. Zy bekleden de aanzienlykfte ampten aan 't Hof van Rome, en zyn dikwyls de eerfte Staatsdienaaren derRoomsch Catholyke Vorften. Hunne kleeding beftaat uit een rood koorkleed, een purpere korte mantel , en een roode hoed. Paus gregorius deed zyne Bisfchoppen aan hem den eed van getrouwheid zweeren , en kondigde een bevelfchrift af, waarby bevolen wierd , dat de burgerlyke magt met niemand zig mogt bemoeien, welke zig op den Paus beroepen had. Hy dagvaarde Keizer hendrik om in Rome te verfchynen , ten. einde zyn gedrag tegen hem te verantwoorden, de* ze weigerde zulks, en wierd hierop in den ban gedaan; den Koning van Frankryk wierd met dezelve ongenade gedreigd , om dat hy den Keizer voorftond ; men gaf geen acht op zynen banblixem: toen beftond hy de Chriften Vorften van Europa tegen den Keizer opteftooken , ja bewoog zelfs zyn  van EUROPA. 3" zyn oudften zoon om een opftand in bet Keizerryk te verwekken. Het gebruik, dat de boetelingen zig zeiven geesfelden, wierd nu mede in de kerken ingevoerd: het vasten op Vrydag en ook op Saturdag wierd thans de Chriftenen aanbevolen. Voor de levendigen mogt flegts éénmaal, maar voorde dooden tweemaal daags de misfe gecelebreerd worden. Men moest op ftraffe van den kerkban, op het Paaschfeest biegten en het Avondmaal ontfangen , het welke toen nog onder tweeërlei gedaanten genuttigd wierd. De twaalfde eeuw is byzonderlyk , wegens de heilige oorlogen , of zogenaamde kruistocht vermaard. Alle Chriften Vorften van Europa , lieten hunne jonge manfchap naar A/a trekken, teneinde volgens begeerte van den Paus, het heilige graf uit de handen der ongeloovigen te rukken. Op deze heilige kruistochten , welken van de tiende tot de twaalfde eeuw agt in getal waren, fneuvelden ruim twee millioenen menfchen. In de dertiende eeuw kondigde bonifacius de agtfte, eene bul af, waarby hy de Vorften verbood zig van de kerkelyke inkomften iets toeteëigenen. Ook ftelde hy een jubelfeest in , verleenende aflaat aan allen, welke de kerken van St. pieter. en St. paülus te Rome kwamen bezoeken ; hy beval dat dit jubelfeest om de honderd jaaren zou gevierd worden. Deze Paus, zo wel als innocent ivs de vierde en alexandrr de vierde, berokkenden door hun onlydelyk gezag , veele verdeeldheden in het KoV 4 «ingryk  Ji* GODSDIENSTEN ningrykvan Engeland, welker Geeftelyken hen moedig het hoofd boden. In de veertiende eeuw gaf bonifacius de negende een bulle uit, wnarby hy beval , dat het inkomen van het eerfte jaar van ieder Bisdom of Abtdy, aan den Bisfchoppelyken zetel van Rome moest betaald worden, zo haast de Bisfchop of Abt in zyne waar» digheid wa? ingewyd. Ten zelfden tyde verklaarde hy de opperfte Heer te zyn, zo wel in tvdelyke als geeftciyke zaaken. philips Koniog van Sravkryk, liet deze bulle door den heul verbranden , en zond den Paus de volgend* brief: — „ PHILIPS door „ gods genade Koning van Frankryk, aan bonifa» „ cius, die zig opwerpt tot opperfte Priefter, wei, nige of geene groete. Het zy kennelyk aan uwe „ vermetelheid , dat wy in tydelyke zaaken , aan „ geen mensch hoegenaamd onderworpen zyn; dat „ het begeven van kerken en kerkelyke waardi'ghe. „ den, volgens ons Koninglyk recht , aan ons be, ,, hoort, en dat wy het recht hebben om de vruch„ ten van dezelve, ons zelve toeteëigenen. edüard de derde, zond mede Gezanten aan de» Paus, hem verzoekende , van geene verdere nieuwigheden in de kerk van Engeland intevoeren ; doch de Koning ftierf, voor dat hy antwoord bekwam. Kort hierna wierden 'er twee Pausfen door eenever, fchilhmde aanhang verkoren , waardoor een groote fcheuring in de kerk ontftorrd. Ieder van hen maatigde zig de onfeilbaarheid aan, en deeden elkander beurtelings in den ban. De  van EUROPA. 31$ De vyftiende eeuw levert gewichtige gebeurtenisfen op; het ontwerp om de Griekfche en Latynfche kerk te vereenigen , was thans het onderwerp der meefte gefprekken in de Chriften waereld; maar de gewenschte vereeniging was van geen goed gevolg. In Duitschland begon men de Heilige Schriften te •nderzoeken , en de overleveringen met aandacht intezien. Hierdoor wierden de Kerkvoogden genoodzaakt, om hunne onderhoorige Geeftelyken tot het hervormen hunner misbruiken aantefpooren; ook wierden 'er verfcheidene nieuwe fchikkingen in de kerktucht vastgefteld. De Gallikaanfche kerk ftreefden hierin alle andere kerken te boven. De Koning van Frankryk beval zyne onderdaanen geene Paus in waereldlyke zaaken te gehoorzaamen. Voorts verzekerde hy zig van alle de eerfte vruchten en tienden der kerken. Drie Pausfen waren thans in eenzelfde tyd verkoren, fchietende telkens den banblixem tegen elkander uit. In het begin dezer eeuw wierd de Kerkvergadering van Confians gehouden. In deze vergadering trachtte men de fcheuring te heelen, welke door de gelyktydige verkiezing van drie Pausfen in de kerk ontftaan was. joannes de drieëntwintigfte deed vrywillig afftand van de driedubbele kroon, en zyne mededingers gbegorius de twaalfde en benedictus de elfde wierden afgezet; waarna martinus de vyfde den Pausfelyken zetel beklom. De Koningen van Frankryk bleven de GeeftelykJteid beftendig tegenftand bieden. Ook wierd in V.5 de-  3i4 GODSDIENSTEN deze eeuw te Bazel eene Kerkvergadering gehouden, waarin veertig vastftellingen gemaakt wierden , de kerkelyke tucht betreffende. Onder anderen wierd hier verboden, het ronddraagen van de overblyffels der Heiligen , om langs dien weg geld te verzamelen. karel de zesde, beriep eene Kerkvergadering van zyne Geeftelyken , om over de Pausfelyke bevelschriften te raadplegen. De vergadering verklaarde openlyk , dat de Paus niet onfeilbaar was, maar aan de algemeene Kerkvergaderingen onderworpen , aan welke zy verplicht waren rekenfchap van hun gedrag te geven. Van de gevallen in de zestiende eeuw zal ik, over den kerkhervormer luTker fpreekende, nader verflag doen.  van EUROPA. 315 NEGENDE HOOFDSTUK. Handelende over de Geeftelyke ordens in de Roomfche Kerk, Reeds in het midden van de derde eeuw , onder de hevige vervolgingen van Keizer decius , namen verfcheidene vroome Chriftenen de wyk naar afgelegene wildernisfen en bergen , ten einde zig voor de woede der Heidenen te dekken. Deze vroome lieden,dus beveiligd zynde,vonden in dit eenzaam heilig leven te veel genoegen , dan dat zy naar het ophouden der vervolgingen, tot hunne voorige woningen zouden wedergekeerd hebben: zy noemden zig zeiven Monniken, het welk, Eerzaamen, betekend. De H. hieronimus noemt paulus den Thebaner, en antonius , de vaders der Chriften Kluizenaars. paulus begaf zig , onder de regeering van decius , naar een fpelonk , aan den voet van den berg , en verbleef aldaar van zyn vyftiende tot zyn honderd dertiende jaar; ftervende op den zeiven dag dat anthonius hem kwam bezoeken. ANiHONius,dcn ouderdom van twintig jaaren bereikt hebbende , verkogt zyne goederen , en deelde het geld onder de be-  Sï6 godsdiensten behoeftige Chriftenen uit, neemende het leven van een Eenzaamen aan , in welk leven hy tot aan zyn honderd vyfde jaar, wanneer hy ftierf, volhardde. Beide deze menfchen leefden alleenlyk van brood en water , het welk hen in ftiite door de Chriftenen gebragt wierd. pachomius was de eerfte Heremiet, welke onder de regeering van coivstantinus , in Thebais in een gedeelte van Egypten , kloofters (lichtte. hillarion , een leerling van anthonios , volgde dit voorbeeld in Paleftina , en eustathius , Bisfchop van Sebaftia , in Paphlagonie, Armeniën en Pontus. athanasius raadde de Kluizenaars van Italten en Rome aan , om byzondere Genoodfchappen opterichten ; doch 'er verliep nog eenigen tyd voor dat mirtinüs, Bisfchop van Tours, zig in Frankryk in godsdienflige eenzaamheid afzonderde , en vervolgens , met het klooflerleven in dat ryk , een begin maakte. De Monniken waren toen flegts leken en aan geene ordens verbonden, hieronimus zegt : , dat „ een Monnik niet moet onderwyzen , maar treu„ ren.1' De Kerkvergadering van Chaichedon, onderfcheid de Monniken van de Geeftelykheid , hen onder de leken plaatfende , en gratianus bewyst «it de Kerkelyke Gefchiedenisren , dat zy tot de Pausfen siricius en rosinus , bloote leeken waren. In Egypten, of andere Gewesten van het Ooftcn, wierden eindlyk een of meer Monniken geordend, ten  van EUROPA. 317 ten einde de overigen niet van den openbnaren eer. dienst, wegeiis den verren afftand der kerken, zouden ontdoken blyven. Ook wierden de Monniken uit de klooders genomen, en ten diende der kerke geordend: en het geen eindlyk alle de kloofterbroeders in Geedelyken deed veranderen, was, dat fomtyds een Bisfchop, met alle zyne onderhoorigeGeeftelyken , het klooderleven aannam, hunne goederen en bezittingen gemeenfchaplyk onder eikanderen verdeelende. eusebius vercellensis , was de eerde welke deze levenswyze in de Westerfche kerk invoerde. De H. aügusitnüs deed het zelve te Hippo. Dus wierd van tyd tot tyd het klooderleven , een geordend geestlyk leven. Alle mansperfoonen mogten niet naar eigen goeddunken het klooderleven omhelzen. Geene amptenaaren wierden aangenomen, voor dat zy hun ampt' aan een werkend lid voor den daat, hadden overgedraagen. Ook wierden geefte ïïaaVen zonder toeftemming van hunne Heeren aangenomen. Dit zelf. de had ten opzichten van gehuwden en kinderen plaats. De eerden mogten zig niet in een kloofter begeven dan met onderlinge toeftemming der beide echtgenooten , en de kinderen, welken zonder toeftemming der ouders zig in een kloofter begaven , wierden met den ban geftraft. Ook mogten de ouders hunne kinderen , niet zonder derzelver toeftemming , in dergelyk verblyf fteeken , gelyk hedendaagsch te redenloos, en meer dan wreed , te dikwyls gcfchied. De Kerkvergadering van T&kck, ia den  318 GODSDIENSTEN den jaare 633 gehouden , heeft dit ounatuurlyk gebruik, zo wel ten opzichte van de kinderen als van de ouders toegeftaan , en bevolen, dat, het zy ze door de godsvrucht hunner ouderen , of uit eigene verkiezing , het Monniks gewaad hadden aangenomen , in beiderlei geval hunne geloften even krachtig en verbindende zyn zouden, en geen vryheid hebben om uit hunne kloofters in de maatfchappy terug te keeren. De kloofters toen geene vaste inkomften hebbende , waren alle Monniken verplicht, om met hunner handen werk het brood te winneu , zonder hunne medemenfehen tot een last te zyn. zozomenus verhaald, datsoRAPioN, naby Aifinoe'm Egypten , een kloofter had , waarin rien duizend Monniken , zig met den arbeid hunner handen geneerden, en nog veele behoeftigen konden byftaan. Met deze ligchaamelyke oefeningen gingen verfcheidene, geeftelyke oefeningen gepaard : boetdoening was de eerfte voorwaarde derzelve : voorts het vasten, en 't opzeggen van gebeden en lofzangen. Volgens de uitfpraak van pachomius , was het vasten eene onverfchillige zaak ; en ieder kon hierin naar zyne ligchaamskragten handelen. Andere mindere , fchoon billyke gebruiken, als het Schriftuur leezen , over den maaltyd , ga ik zwygende voorby. riifincs , die in den jaare 373 door het Oosten reisde , zegt , dat 'er reeds toen zo veele Monniken in de wildernisfen 2 als Chriften inwooners ia de  van EUROPA. 319 «te fted*en waren. Zy kwamen eindlyk uit de wildernisfen , vergrootte hunnen aanhang, en vervullen thans een groot gedeelten der bewoonde waereld. de ORDE van AUGUSTINUS. De eerfte en oudfte van alle geeftelyke ordens in de Roomfche Kerk , is die der Augustynen. De ftichter dier orde was de Kerkvader augushnus. Deze groote man was van Christen ouders geboren , en uit zyne geloofsbelydenis , welke het licht ziet, blykt, dat zyne moeder eene zeer godsdienflige vrouw was , en eene naauwkeurige zorg voor zyne opvoeding droeg. Hy had zig naauwlyks aan de geleerdheid toegewyd , of wierd de gevoelens der Manicheën toegedaan , en door zyne uitmuntende natuurlyke talenten , Onderwyzer in de Welfpree» kenheid. Dat hy een man geweest is van tomeloze zeden en gevoelens, kunnen zyne vyanden , uit zyne levensgefchiedenis , door hem zelve opgefteld , ruimfchoots bewyzen : maar hoe groot is het voor de gantfche waereld, zyne van elk verachte misdaaden en dwaalingen te belyden, en die op eene voorbeeldige wyze te verbeteren. In het zesëndertigfte jaar van zyne ouderdom \vierd hy een oprecht Christen, begaf zig naar Afrika en wierd Bisfchop van Hippo. Hier gedroeg hy zig in allen opzichten groot, zyne geleerde fchriften kunnen zulks bewyzen. Byzondere gevoelens in de Godgeleerdheid zullen zyn verheyen roem niet be-  S?-*> GODSDIENSTEN bezwalken , en zyne grootfte vyanden kunnen nkt ontkennen, dat hy een man van uitftekende talentert was. augüstin'js , en verfcheidene Ouderlingen, welke' onder zyn gebied ftonden , wiefdën het eens , om een klooster naby hun kerk te (lichten. lh dit gefticht hielden zy zig met Bybelverklaaringen , en leerftellingen der Godgeleerdheid , onledig. De in-* richting van deze orde beftond alleenlyk daarin , öm hunne zinnelyke lusten te dooden, en zig doof ^verftand en deugd tot de toekomende genieting dei Hemels voortebereiden. De tegenwoordige Monniken van deze orde zyn in verfcheidene klasfen verdeeld, fchoon hunne regels genoegzaam dezelfde zyn. Zy hebben alle' dingen gemeen ; de vermogenden, die in de orde willen treeden, moeten hunne goederen verkoopen, en het geld aan hunne medebroederen geeven. De aalmoesfen die zy ontfangen, moeten in handen van den Overften gefield worden. Het eerfte gedeelte' van den dag moeten zy arbeiden , en het overigen met leezen en godvruchtige oefeningen doorbrengen. Des Zondags mogen zy wyn drinken , en by niemand dan in hun klooster eeten; kuischheid en oprechtheid maaken de voornaamfte deelen hunner regelen uit. Alle weeken worden hen deze regels eens voorgeleezen. De Nonnen van deze orde zyn aan dezelfde regels onderworpen, en gaan even als de Monniken in het zwart gekleed. VAN  VAN EUROPA. gal van BENEDIKTUS. De Bediktynen, welke in oudheid op die der Aügustyneu volgen , namen haar oorfprong onder de regeering van Keizer justiniam's. De beroemde Italiaanfche Monnik benedictos was derzelver ftichter, en zy kreegen in den omtrek van zes honderd jaaren zo veel vermaardheid , dat zy bykans alle kloosters hadden ingenomen , indien de Dominicaanen en Fraiiciscaanen dien voortgang niet gefluit hadden. Hunne kleeding beftaat in een ruim zwart kleed, met wyde mouwen, en een kap op het hoofd. Zy moeten in de vierentwintig uuren zevenmaal hunne godsdienstplichten waameemen. Eerst ten twee uuren in de nacht, om dat men wil dat onze Zaligmaaker op dat uur van den dood is opgedaan. Ten zes uuren des morgens, want toen zou hyaau de vrouwen verfcheenen zyn. Ten negen uuren, vermits jesus op dat uur zou zyn gegeesfeldgeworden. Op den middag, aangezien de Heiland toen gekruiflgd wierd. Ten drie uuren, om zyn affterven te gedenken. Om zes uuren ,. zynde het uu£ waarop hy van het kruis wierd genomen , en eindlyk ten zeven uuren, op welke men onderftelt, dat het lyden van den Verlosfer een aanvang nam. In de vasten mogen deze Monniken niet voor ten zes uuren in den avond fpyze gebruiken. Geduurende den maaltyd mogen zy niet fpreeken , maar na het voorleezen der Schriftuurluisterenj-ook moeten x . zy  9* GODSDIENSTEN zy in hunne klederen ieder afzonderlyk flaapen. Deze Monniken hebben uitgemunt in hetGemeenebesï der Letteren, en doen altoos hun best, om de harten der Chriftenen door liefde en zachtmoedigheid aan een te verbinden. van FRANCISCÜS. De orde der Franciscaanen is niet minder beroemd, franciscus hunnen ftichter, wasuitadelyken huize , te Asftfium in Unibrie , een Provintie van Italte'n, in het jaar mclxxxii geboren. Na van groote rykdommen afüand gedaan te hebben , verkoos hy eene vryvvillige armoede , en befioot zyn leven in de grootfte geftrengheden doortebrengen; gaande barrevoets, van ftad tot ftad , en van dorp tot dorp , ten einde de kranken te bezoeken , de behoeftigen te onderfteunen, en op Zon- en Feestdagen voor groote fchaaren van Chriftenen te predi. ken. Paus innocentius de derde , bevestigde de re. gels van zyne orde , waarop zy door geheel /taliën beroemd en over geheel Europa verfpreid wierden. DeRoomfcheLegenden vernaaien zo veele ongerymde wonderen van francxscus , dat zy zelve een half kundigen Roomschgczinden walgen. De voornaamfte regels van hunne orde waren voorheen dezen: zy mogten in de fteden , vlekken en op de dorpen prediken, biegt hooren , en de de overige Eondzegelen uitdeelen, doch niet zonder dat  van E U R." Ö P A. 323 «lat zy daartoe verzocht waren. Tegenwoordig komen de regels van hun orde hier op uit. Zy moeten in gemeenfchap leven , de kuischheid betrachten, en aan hunne Overften eene ftrikte gehoorzaamheid bewyzen. Die zig in hunne orde willen begeeven , moeten afftand doen van hunne bezittingen , één proefjaar doorfta'an, en nooit de orde verlaaten. De Priefters zyn volgens hunnen regel verplicht4 viermaal des daags hunne getydcn te leezen. Vari Allerheiligen tot Kerstyd moe'en zy zig van vieescheeten onthouden. Het paardryden is hen niet dan in byzondere gevallen geoorloofd. Geld mogen zy niet in eigendom bezitten, maar vari aalmoesfen leven , welke zy van elk mogen vraagen. Hun gewaad beftaat uit een wyde rok van grof laken , eeii kap van dezelfde ftoffe, een gordel om de lendenen en een onderbroek. Deze orde kan zig beroemen van vyf Pausfen, zesënveertig Kardinaalen , behalven een groot getal Aards-Bisfchoppen en Bisfchoppen voortgebragt té hebben. van DOMINICÜS. dominïcus was de ftichter van de orde derDomf-s nicaaHen , en wierd in Calaruegn , een ftad in hef Koningryk oud Kafïiiiïn , in den jaare mcxxx gebo= ren; ln zyn zéfsde jaar getreden zynde , wierd hy' door zyn oom in de htynfche taal onderwezen , e'ri Vervolgens in zyn dertiende jaar op de HöOgè'School % 5 ff*  324 GODSDIENSTEN van Palancie befleld, hier werd hy, geduurende de tyd van zes jaaren , in de Wysbegeeite en Godgeleerdheid onderwezen. Hy verwierf zyne meeste roem, door veele Heidenen en ketters te bekeeren. De Bisfchop van Osma , voorgenomen hebbende zyne kerk te hervormen , beriep dominicus , en fchonk hem een Kanunnikdy in zyne'hoofdkerk. Hier kweet hy zig zo ieverig van zynen plicht, dat hy welhaast de Kanunniken een beter levensgedrag deed aanneemen , waarop hy tot Onder Prior van het Kapittel verheven wierd. Voorts zond hem de Bisfchop in veifcheidene Provintiën van Spanje , en het gelukte hem verfcheidene ketters te bekeeren: ook trok hy in het gezantfchap van den genoemden Kerkvoogd naar Rome. Terwyl hy door Languedoe reisde was de kerk aldaar1, wegens de hoogachn'ng des volks , voor de Albigenzen , in een groot verval; dan in plaats van naar Rome te trekken , verzochten zy aan den Paus zig aldaar eenigen tyd te mogen ophouden , ten einde de ketters te bekeeren; en hier was het dat dominicus het befluit nam , om eene geeftelyke orde opterichten , ten einde de bekeering der ketteren en de voortplanting en verdediging van het Chriftelyk geloof, te bevorderen. De Paus in dit ontwerp behaagen vindende, keurde- by eene Bulle de nieuwe orde goed en wettig. Het eerfte klooster wierd gefticht te Toulouze. Het tweede in de St. Jacobsftraat te Patys , en in den tyd van vier jaaren , telde men 'mltaltïn Frankryk, Duitsthland en Spanje , over de veertig Dqminikaa- nef  van EUROPA. 3*5 ner kloosters. Paus honorius de derde , fchonk hem de kerk van de H. sabina, en aldaar verfcheen hy en zyne medebroederen in het gewaad , het geen zy zeiden, dat de Maagd maria aan St. renaa'9 vertoond had. Het zelve beftaat uit een wit kleed en fchouderlap, zy hebben 'er een zwarte mantel en een hoed) welke in één punt eindigd , by gevoegd. dominicus ftierf te BologM in den jaare rjccL-xxi; waarna zyne orde zig. door geheel Km opa uitbreidden. • dominicus ftichtte in zyn leven vrouwenkloosters , om de huwlyken van onvermogende dochters met de ketters voortekomen. Hier wierden zy in het Geloof onderweezen. Hun gewaad beftaat in een witten tabbaard, een geele mantel, en zwarten fluier. Zy moeten eenige uuren van den dag arbeiden , op bedden van llroo flaapen , en andere geftrenge regelen beoefenen. thomas aquinas had geleerd , dat de Moeder van jesus , met de erfzonde befmet , geboren wierd. De Dominicaanen beweerden zulks insgelyks op zyn voorbeeld , de Franciscaanen klaagden hen deswegens als Godslasteraars aan, en wonnen wegens dit ftelzcl veel velds. üe eerden hebben zig echter, in weêrwil van den haat der laatften , ftaande gehouden, en vier Pausfen, drieënzestig Kardinalen, honderd vyftig Aards-Bisfchoppen , agt honderd Bisfchoppen , behalven de leden van de Inqui&tie , ■aan de kerk van Home gefchonken. De Dominikaanen moeten de bezittingen van geld X 3 «  ptê GORSDÏENSTEM en rykdommen verwerpen, ten einde hun ampt van prediken, daardoor niet zon kunnen belet worden: eenmaal des jaars eene algemeene vergadering beleggen; zevenmaal des jaars zig van vleesch eeten onthouden , op ftroo flaapen; in laaggebouwde kloosters woonen ; zig Predikheeren , maar niet meer gelvk voorheen, Monniken van de gezegende Maagd noemen. Allé Saturdagen, behalven in de vasten, de Mis van de H. Moedermaagd celebreeren , en alomme het Evangelium verkondigen. ü e REKOL LEKTEN. De Rekollekten , een foort van Franciskanner Monniken , geven zig deze benaaming , in onderftelling van met den Geest der Hervorminge begaaft te zyn, om de orde van franctscus in zyne eerfte ftaat te herftellen. lodewyk Hertog van Nevers, ftichtte voor hen een klooster in den jaare mdxcii, en verkreeg een Bulle van den Paus , waarby deze orde van Monniken, tot een vry Genootfchap wierd verheven. Deze orde verfpreidde zig door verfchci» dene gewesten van Ewopa. De Koningen van Frankryk waren fteeds de be« gunftigers van deze orde. hendrik j>e vierde gaf haar vryheid , om zig overal in zyn ryk , naar hun goedvinden nedcrtezetten. lodewyk de veertiende ftichtte voor haar een klooster te Verjailles, en fchonk haar een fchat van kerkverfierfelen : ook beyal hy , dat twintig Monniken van deze orde, toen  van EUROPA. 3*7 toen hy in de voorige eeuw een inval in de Nederlanden deed, het II. Sacrament aan de Bevelhebbers en Soldaaten moesten toedienen. Tot nog toe worden de Kapellaanen der Franfche Regimenten , uit hunne orde verkoren. Men moet tot lof van deze Monniken zeggen, dat zy zig met geen ftaatszaken bemoeien , en zig alleenlyk met hunne heilige beroepsbezigheden onledig houden. van B R I G I T T A. brigitta, van geboorte een Spanjaarde, was aan een Edelman gehuwd, welke vrocgfticrf. Na zyne dood verzaakte zy de waereld , begaf zig in een klooster , om een orde ter eere van de H. Maagd opterichten. Haar oogmerk was , om alle Godvruchtige vrouwen, welke verkozen om de waereld teverlaaten, aanteneemen ; de mannelyke fexe wierd niet uitgefloten ; want zy verkoren zig eenige Monniken. In Frankryk, Spanjè en Italïèn is deze orde zeer talryk. In ieder Nonnenklooster , woonen zestig Nonnen, behalven de Abtdis. Het Mannenkloofter van deze orde heeft , behalven den Prior , twaalf Monniken , welke de twaalf Apostelen verbeelden. Ieder klooster heeft vier Dekens , verbeeldende de vier voornaamfte Leeraaren , ambrosius , augustinus , gregorius en hieronimus. De Nonnen worden niet beneden de agttien , en de Monniken niet beneden de vyftien jaaren aangenomen; hunne X 4 proef-  jaS GODSDIENSTEN proeftyd duurt een rondjaar. De Nonnen van deze orde, worden door den Bisfchop ingewyd; waarby veele plechtigheden , als het barvoets gaan van de Non naar de kerk;-het Heek en van een gewyde ring aan de vinger; het plechtig vieren van de Mis , door den Bisfchop; het overgeven van het ordekleed, en ewie heilige krouning, plaatshebben. De aannee„ ming der Monniken gefchied met het opleggen der Juinden , en het teken des kruis door den Bisfchop. Elke week moeten zy drie vastendagen onderhouden. De Nonnen hebben twee ruwe wolle hembden, een graauwe wolle tabbaard, een kap van dezelfde ftoffe , en een mantel met een houte knoop vastgemaakt. Zy draagen een fluier van zwart laken , met een kroon van fyn linnen op den top, nevens vyf roode vlekken , verbeeldende de vyf wonden van jesus. De Monniken hebben mede twee ruwe wolle hembden , een graauwe tabbaart,' en een kap en mantel van dezelfde ftoffe ; aan de inkerzyde draagen zy een rood kruis , ter gedach* ïtenisfc van het lyden des Zaligmaakers, de TEMPELIERS, De regels van deze orde waren deels van een Gpdsdienftigen , deels van een krygshaftigen aart, In den jaare mcxviii, begaven zig eenige Godsdienftige Edelen by elkander , en verbonden zig by egde , om de wegen naar Jerufalsm te beveiligen, Paus  van EUROPA. IV) Paus honorius de tweede bevestigde hunne orde , en Paus eugenius de derde beval de broeders roode kruisten op hunne mantels te draagen. Hun getal groeide in korten tyd zo fterk aan , dat zy in hunne bezittingen en rykdommen zommige Vorften van Europa konden evenaaren. Hunne regelen waren gehoorzaamheid , armoede , kuischhcid , Godvruchtigheid , liefdaadigheid , lydzaamheid , en dapperheid. Na dat hun orde twee honderd jaaren had ttand gehouden, wierden zy door Koning phiLIPpus de scnooNE,uit zyne ftaaten, en insgelyks ook uit andere Koniugryken gebannen , waarna hunne orde door Paus clemens de vyfde vernietigd wierd. Deze Geeftelyken worden met zulke affchuwlyke wandaaden befchuldigd , waarom veelen van hen door beuls handen gedood zyn , dat ik in een werk van dezen aart, niet befluiten kan, dezelve te melden. de NONNEN van het VLEESCHGEWORDEN WOORD, de URBANISÏEN , TRINCLARISSEN, en THEAÏINEN. De eerfte Nonnenorde wierd gefticht in den jaare mdcxxv, door zekere Godvruchtige vrouw, in de nabuurfchap van Frankryk. Het eerfte klooster dat zy ftichtte wierd flegts door zes Nonnen bewoond. Hun oogmerk was om de heerlykheden van het Godlyk woord te openbaaren. Paus örbanus de zevende bekrachtigde by eene Bulle deze orde. x 5 zy  •333 GODSDIENSTEN Zy hebben in Frankryk de bloeiendfte kloosters , waar veel adelyke Jongvrouwen door haar opgevoed worden. De Nonnen draagen een witten tabbaart, niet een rooden mantel , een doornenkroon op de borst, waarop den naam jesus geborduurd is. De tweede Nonnenorde voeren den naam van LTrbanifteu, om dat zy den regel van St. clara volgen, welke overgezien en verbeterd is door Paus urbanus de vierde. isabella van Frankryk , was haar ftichteresfe ; zy was de dochter van lodewyk de agtfte, Koning van Frankryk. Na dat haar broeder, bekend by den naam van St. lodewyk , door de Saraceenen gevangen genomen, en haar moeder kort hierna overleden was, verliet zy de waereld en begaf zig tot een Godsdienftig leven, Zy verkocht alle haare goederen en ftichtte een klooster , liet door verfcheidene Kerkleeraaren de regels van haare orde opftellen; deze regels waren zeergeftreng , doch de Paus verzachtte dezelve. Haare kleeding beftaat uit eene witten wollen tabbaart , en een kap van dezelfde ftoffe; waarop een kruisbeeld geborduurd is. De Trinitarisfen zyn hunnen oorfprong verfchuldigd aan johannes de matho en fglixde valois. In den jaare mcxcviii wierd deze orde het eerst bekend. Het oogmerk van hun ftichting was, om de Chriftenen flaaven hunne vryheid weder te bezorgen, in welk uitmuntend voorneemen zy zo wel Haagden , dat zy alomme welkom ontfangen wierden , en binnen kort hunne orde bevestigd zagen. In dertien onderfcheidene landfehappen , hebben hunne  y a k EUROPA. 331 hunne navolgers twee honderd eh vyftig kloosters, Hunne kleding is eene witten tabbaart met een rood en blaauw kruis verfierd. johannes de matho , ftichtte ook Nonnenkloosters in Spanje ; verfcheidene Grooten volgden zyn voorbeeld, de T H E A T I N E N. De ftichting van deze orde, welke tegenwoordig nog verfcheidene kloosters telt , nam haar aanvang in den jaare mdxxiv, In de voorgaande eeuw zonden zy een groot getal zendelingen naar de Heidenfche aewesten, om de inwooneren te bekeeren, maar hun ontwerp gelukte niet. Hun getal in Frankryk et; Italien is niet zeer aanmerkelyk. De Roomsch Catholyken befchermen hen zo weinig, dat zy waarfchynlyk eerlang te niet zullen gaan. NONNEN der VOORZIENIGHEID , de PREMONSTRATENZEN , PHILIPPIS'I EN , en de ORDE van RUTILO BANDI. Mevrouw de polalllon , een Franfche Dame, richtte in den jaare mdcxlvii , de eerstgemelde orde op. Zy zyn een genoodfchap van jonge dochters, welke haare ouders verlooren hebben , en daardoor aan elende en behoeftigheid worden blootgefteld. Men hield Mevrouw de poi.at.llon voor , dat zy, wegens tekortfchicting van geldmiddelen niet in haar ont-  ■ . 'I iS*- GODSDIENSTEN ontwerp zou fiagen : maar zy antwoordde deze belangzoekende tegenfireevers, dat de Voorzie. nigheid haar borg zou weezen : zy daagde in baar ontwerp , en gaf aan haare Nonnen den naam van kinderen der Voorzienigheid. De jonge dochters doen op haar twïnfiglie jaar geloften vankuischhcid en gehoorzaamheid. Maagden , niet verkiezende de orde aanteneemen, befteeden zig aldaar in de kost, de arme meisjes in de nabuurfchap worden 'er om niet opgevoed. De leden der orde draagen een zwart kleed. De kloosterregels zyn zacht, verftandig en godvruchtig. De Premonftratenzer orde wierd ingefteld in het jaar iyicxix , door norbert , een Edelman. Naar eenigen tyd aan het Keizerlyk Hof verneten te hebben , nam hy op zyn dertigfte jaar den rang van Diaken aan, verkogt zyne groote goederen, gaf de eene helft aan de armen, en ftichtte voor de andere helft een klooster. In het begin waren de broeders van deze orde in nadruk arm ; doch binnen korten tyd ontfingen zy zo veele gefchenken, dat zyinden omtrek van dertig jaaren , in Frankryk en Duhschland honderd Abtdyen telden. Verfcheidene Prinfen, Edellieden en Aards-Bisfchoppen zyn door haar opgevoed. De Monniken, die doorgaans om hunne kleding, witte Kanonniken genaamd worden , zyn zedert de hervorming zeer verminderd. In de voorledene eeuw richtte men te Rome een orde op, bekend by den naam van Philippiften , aangezien zy zig onder de befcherming van phjxippus  van EUROPA. 333 de neri fteldeo. Zy beftaat uit honderd arme meisjes , welke tot op den ouderdom van twintig jaaren worden opgevoed : wanneer bet in haare keuze word gelaaten om de orde te omhelzen , ot zig in den echt te begeeven. Die de orde aanemen ftaan onder het opzicht van eenige godvruchtige vrouwen , welke haar op de liefdaadigfte wyze behandelen. Zy, die den hnwlyken Haat omhelzen, ontfangen een fomme gelds en eenigegeeftelykeboeken. Rutiti.0 bandi , was de waarlyk braave man 9 die, overtuigd zynde , aan welk fchandelyk lot de jonge dochters in Rome, de verzamelplaats van alle vreemdelingen, zyn blootgefteld , op de godvruchtbe inval viel , om arme jonge dochters onder zyn bèfehennfeg te neemen , en hen aan het dreigend sevaarhaarer eere, waaraan de armoede zo vaakis blootgefteld , te ontrukken. Hy ftclde dan eenige fchamele meisjes onder het opzicht van godvruchtige vrouwen. Paus urbanus de agtfte , verleende eene Bulle ten haaren voordeele , waarby de Auguftyner Nonnen bevolen word, om zorg te draagen, dat de haar voorgefchrevene regels onderhouden worden. Zy draagen een zwart kleed, een witte linnen fluier en een kruis op de borst. de ORDE der JESUITEN. Deze door den geleerden Paus ganganelli vernietigde orde , is haare ftichting verfchuldigd aan  334 GODSDIENS T É N , Ignatius lojola. Hy wierd geboren in de Spaan» fche Provintie uufouscoa , in den jaare mccccxci, en aan het Hof van Koning feudinand opgevoed; Hy was een Krygsman , en muntte door dappere daaden uit. In het beleg van Pumpelona wierd hy door de Franfchen gevangen genomen, waarna hy het befiuit nam om de ftrydende kerk tegen de lydende kerk te verwisfeien. Zyn eerfte godsdienftigwerk 't welk hy verrichtte , was eene bedevaart reize na de Lieve Vrouwe van Montferrat ; voorts vertrok hy naar Jerufalem , in het carakter van Pelgrim, en wierd eindelyk , vermits hy in 't openbaar leerde , in de ftad Alcola door de inquifitie gevangen genomen , maar kort daarna ontflagen. Van bier reisde hy naar Salamanca , en beoefende zig in de Godgeleerdheid en Wysbegeerte. Hy richtte alhier een genootfehap op van tien perfoonen, die nevens hem geloften deeden, om al het goede dezer waereld te vemaken, in armoede te leven, en de leere des Evangeliums onder de ongeloovigen voordplanten. iGMAiins ging vervolgens naar Rome, waarzyne overige aanhnngelingen by hem kwamen. Hier bood hy den Paus zynen dienst , om derwaards te trekken waar het zyne Heiligheid zou goedvinden hem heen te zenden. Paus paulus de derde, bevestigde de orde van lojola , en wilde dat dezelve den naam zon voeren, van genootschap van jesus. De Jefuiten noemden zig een orde vanPnefte'rs, en vsrfchildea niet van andere kerkelyken, noch in kleding  van EUROPA. 335 tütig noch in levensmanieren. Hunne bedoeling was alleenlyk de zaligheid der zielen te bevorderen. Ten dien einde predikten zy, onderwezen de jeugd, gaven openbaare lesten , fchreven en redentwisten tegen de ketters. Het geheele genootfchap beftond uit vier foorten van leden: naamlyk, uit nieuwelingen , leerlingen , geeftelyke en waereldiyke medehelpers, en aangenomene leden. De nieuwelingen bleven twee jaaren in hun ftand, na verloop hiervan wierden zy toegelaaten om in de orde te treeden. De leerlingen paarden methunne letteroefeningen eenige godsdienflige verrichtingen. De geeftelyke medehelpers boden de hand aan de aangenomene ledert en volvoerden de amptsverrichtingen. De tydelyke medehelpers deeden alleenlyk gelofren, om voor de belangens van het genoodfchap zorge te draagen. De aangenomene leden moesten vier plechtige geloften aanneemen, als kuischheid, armoede, gehoorzaamheid , en naar alle bewoonde gewesten te trekken , waar de Paus hen geliefde te zenden. Zy hadden kloofters voor de aangenomene leden , en derzelver medehelpers, collegiën voor de leerlingen en proefhuizen voor de nieuwelingen. De geheele orde wierd door een Generaal beftierd , welke vier byzitters had. Hy was het, die de Reétoren , Superieuren, van huizen, provintiaaleu, vilitatoren ,en kommisfarisfen aanftelden. In bet jaar mdxljiï, telde men tagtig Jefuiten , mdxlv hadden zy vyf huizen; in MrxLix twee Provintiën; in 't jaar jvu>lv , (het jaar waarin igna- tius  336 GODSDIENSTEN Tins lojola ftierf,) bezaten zy twaalf Provintiën < in MDCViri hadden zy negenentwintig Provintiën5 twee Onder Provintiën , eenentwintig geordende huizen , twee honderd drieënncgentig collegiën , drieëndertig proef huizen , en tien duizend vyf honderd eenëntagtig leden. De naamlyst , in 't jaar Aidccix te Rome uitgegeven , begroot het geheet» op vyfëndertig Provintiën , twee Onder Provintiën, drieëndertig geordende kloosters, vyf honderd agtënzeventig collegiën , agtënveertig proef huizen , - agtëntagtig kweekfchoolen, honderd zestig refiden» tiën, honderd zes zendingen, en in 't geheel zeven* tien duizend zes honderd vyfënvyftig leden. Geen orde onder de Roomfche Geeftelykheid , heeft zulk een' beroemden naam verworven, als die der Jefuiten: haare zendingen in de Indien , die zo menigmaal van een goed gevolg geweest zyn, haare uitgebreide kunde in alle weetenfehappen , en het geen hen byzonder vermaard maakte was de fchrandere ontdekking van de natuurlyke bekwaamheid eenes jongelings ; de wiskunftenaar claviüs, ftrekt daarvan onder duizendc ten voorbeelde. Deze jongeling tot alle andere weetenfchappen-'önbekwaam , ftond op het punt van uit het collegie gefloten te worden, wanneer een der Jefuiten de inval kreeg, om zyne vatbaarheid voor de Meetkunde te toetzen ; dit was de waare toon van zyne neiging aangeroerdj clavius wierd, ondergeleidevanzyn Meesters , een der grootfte wiskunftenaars zyner eeuwe. De  van EUROPA. 337 foe rede der vernietiging van hunne orde is , zo men voorgeeft , hunne indringing in de ftaatkunde der Hoven , haare te yverige verkleefdheid aan het Pausfelyk gezag, waarin zy geen de minfte inbreuk wilde dulden, of liever den haat der overige Geeftelyke ordens , die uit nyd , wegens hunne haar te bovenftreevende geleerdheid , waardoor zy alles tot zig lokten , en de meefte voordeden genooten , onophoudlyk haaren ondergang bewerkten. De waarlyk uitmuntende ganganelli, een man die de verdraagzaamheid , met zyn uitgebreid verftand , de nedrigheid met zyn verheven carakter als Paus , en de befeheidenheid met zyn doordringend oordeel altoos deed gepaard gaan: die man, Welk zelfs de achting van zo veele Proteftantfche Geleerden , en Aanzienlyken Leeraars heeft verwor„ Ven , vernietigde deze orde ; niet uit overtuiging van hun onehristlyk wangedrag; neen , maar om de kerk voor fcheuring te behoeden , en verfcheidene Roomsch Catholyke Vorften , die hunne vernietiging begeerden , niet te beledigen. Hy heeft de vernietiging van hunne orde , volgens de levensgefchiedenis, die in druk uitgegeven is, niet met genoegen ondertekend; fchoon die onderteekening, misfchien de oorzaak van 'smans , voor de verlichte waereld, te ontydigen dood, geweest is* VAN  35- GODSDIENSTEN VAN VERSCHEIDENE ANDERE ORDENS in de ROOMSCHE KERK. De Gilbertynfche orde, wierd door St. gilbert, onder de regeering van hendr ik den eerften, Koning van Engeland, gefticht. Zy beftaat uit een verzameling van Godvruchtige geestlyke dochters, welke eene geftrenge levenswyze beoefenen, en zig alleen aan gode tocwyden. De Dochteren gods hebben haaren oorfprong van St. lodewyk. Het eerfte klooster van deze orde wierd te Parys , in den jaare mcccxxxii gebouwd. Hunne verrichtingen beftaan in het bezoeken van bospitaalen : zy verbinden de wonden der lyderen , en komen hunne behoeften te hulpe; in één woord, bun gedrag is in allen opzichten nuttig en pryzenswaardig. De orde, door robert gefticht, had ten oogmerke , om de kruistochten te prediken. Hierom reisden zy van ftad tot ftad , om het volk aantemoedigen van- de wapenen tegen de ongeloovigen. optevatten. De Monniken dezer orde mogen nooit vleesch eeten: de Nonnen is een fterkduurendzwygen aanbevolen, ook moeten zy hun gelaat meteen fluier bedekken. Zonder verlof van de Abtdis mogen zy niet uit het klooster gaan. De Monniken , wier kleeding, even als van de Nonnen , uit ruwe wolle ftofFen beftaat, moeten gemeenfchaplyk leven en op Zon- en Heilige dagen de Misfe in dekloosterkerk bywoonen: de Nonnen vergaderen daar des- gelyks.  van EUROPA. 339 gelyks. Van de Feuillanten en Urfullynen valt niet veel byzonders aantemerken. Desgelyks van de orde der vernederden, welke door Paus sixtus de Vyfde vernietigd zyn. stephan de murat was de ftichter van de orde van de groote bergen. In den jaare mlxxiïi , zonderde hy zig van de waereld af, eu woonde in een kleine cel op de top van een rots gebouwd. Na zynen dood , vertrokken zyne navolgers naar de Grand Mont of groote berg, en voerden het lyk van hunnen ftichter mede. Hunne kleeding is zwarte ruwe ftoffen , en hunne regels zyn zeer geftreng. Tot hiertoe de voornaamfte ordensin deRoomsch Catholyke Kerk befchreven hebbende , zullen myne leezers hoop ik voldaan zyn, door de overige flcgts te noemen en haare ftichters aantewyzen. De vereenigde Broederen van gkegorius , zyn gefticht door vader domïnikus , een Dominikaaner Monnik , in het jaar mcccxxx , en door Paus johannes den drieëntwintigften bevestigd. De Wilhelmisten door St. wiliielmos in de wildernisfen , in het jaar mclhi. De goede Zoonen namen hunnen oorfprong in het jaar mdcxv , en houden zig met den arbeid hunner handen onledig. Een genootfchap van Nonnen bekend by den naam van Engelachtige, had tot ftichteresfe louisa torelli , Gravin van Guaftalla. Paus paulus de derde bevestigde dezelve in het jaar mdxïïiv. De Eudiften is een orde van Geeftelyken welke in het jaar mbcxliii gefticht wierd, om de Pr»teftanY 2 ten  340 GODSDIENSTEN ten wederom met de Roomfche Moederkerk te ver* eenigen. Alle hunne inkomften worden tot werken van liefdaadigheid hefteed. Zy onderwyzen in de Wysbegeerte en Godgeleerdheid om niet. philippus de neri (lichtte in het jaar mcxlv111 een kloofter voor de Priefters van het Oratorio te Florence. Ook vervaardigde hy een hospitaal voor arme en behoeftige Reizigers. In dit mensehlievend oogmerk wierd hy krachtdaadig onderfteund door Paus paulus den vierden. Dit hospitaal is zo groor en gemaklyk, dat het by gelegenheid van het Jubile in den jaare mdc gehouden , vier honderd vierenveertig duizend vyf honderd mannen , en vyfëntwintig duizend vyf honderd vrouwen herbergden. De zelfde PHiLipprs de neri gaf openbaar lcsfen inde Godgeleerdheid, Zedekunde en Kerkelyke Gefchiedenisfen ; bezocht vervolgens de hospitaalen , en droeg zorg voor de kranken. Deze voortrelfelyke man ftierf in den jaare mdcxcv. Het genootl'chap van den Olyf berg , zynde een geftrenge orde van Benediktynen in Italien t wierden gefticht door St. bernard tolojiei , in het jaar mcccxiii. De Coraliten zyn haaren oorfprong verfchuldigd aan bernard rogliano. Zy hebben in Napels hun verblyf , en bezitten thans twaalf kloofters. Hun gewaad is een geelachtige mantel, welke met een Iedere gordel om de lendenen word vastgebonden. In Veretien is een, Dimasfës geheten , zy befiaat uit een verzameling van weduwen en jonge maagden , en wierd door dajanara val- ma-  van EUROPA. 3$i m ac a na gefticht,en leven naar den derden regel van de H. franci&cus. Een Franciscaaner Monnik fchreef haar eenige kloosterregels voor in het jaar molxxxiv. Deze waarlyk vroome vrouwen houden zig alleen onledig om de jeugd te ondeiwyzen , de armen te onderfteunen en de kranken te bezoeken. Zy mogen , huwlyksgezind zynde , het kloofter verlaaten. In Spanje ontmoet men een orde, bekend by den naam van geesfelaars, welke op Goede Vrydag een plechtige ommegang doen , waarby de Koning, zyne Gemalinne , en de gantfche Koningiykc Familie , benevens alle Staatsperfoonen tegenwoordig zyn. De geheele toeftel vertoont de uiterfte tekenen van naargeeftighcid ; de fnapbaanen en trommels der Koninglyke Lyfwacht zyn met zwart laken overtrokken. De geesfelaars hebben in hunne handen koorden , aan wier einde kleine wasfehen bolletjes, met gegruisd glas doormengd zyn. Hier mede kaltyden zy zig : geen oneigenaartigc uitvindingvan boetdoening, om de gunst des Hemels tot zig te trekken. De orde der Kruisdraagers is ingefteld ter gedach. tenisfe van de vinding des Kruis , door- h^lësa , moeder van constantyn de grooten. Deze orde was by de overige geeftelyken in weinig aanzien : maar de Pausfen hebben hen fteedsbefchermd. Op bun borst draagen zy een kruis van rood laken: zy zyn nog |n Vlaanderen in groote achting. De Mqnniken van clugnj. , uit de orde der BcnediktyY 3 ' hen  342. GODSDIENSTEN nen voortgevloeid, zyn zeer geacht in de Roomfche Kerke. St. bernon, uit het Koninglyk Geflacht van Bturgondie afdammende , was hunnen dichter. Deze Monniken, waren volgens de regel van hunne orde Menfchenvrienden : want zy bezochten de kranken en deelden hunne goederen onder de armen uit, alleen het voldrekt ontbeerlyke, tot levensonderhoud voor zig behoudende. In frankryk, Italien en andere Roomfche landen , heeft zy nog veele geItichten. Thans is deze orde, aangezien zy alle de mcnschlievenheid tot haaren grondflag heeft , wei. nig in achting. De Nonnen van onze lieve vrouwe Ontfangenisfe, wierden in den jaare mcccclxii , door beatrix, eene edele Jongvrouwe in Portugal opgericht. De jalouzy der Koningin gaf aanleiding dat zy de waereld verliet , want de Vorst wierd op haare uitmuntende fchoonheid verliefd ; door de waereld te verzaaken , betoonde zy haare onfchuld. Nog heden bloeid haare orde , welke door Paus inocentips de agtde bevestigd is. Zy zyn in Portugal, Spanje, fyalien , en Vlaanderen , zeer aanzien, lyk. De Cefariaanen wierden gefticht in den jaare MCCXXix j door vader elias , een Franciskaaner Monnik , en door Paus gregorius de negende bevestigd, cesarius verbeterde de orde, en van dezen man ontkenen zy nog hunnen naam, St. rosialdüs , een inboorling van Ravenna , en uit een adelyk geflacht gefproten , was de grondlegger van de  van EUROPA. 34S de orde der Camaladoliten. Hy beval zyne leerlingen in afgezonderde cellen te woonen; nooit zamen te komen dan ter handhaaving van den openbaaren Godsdienst ; op de Zon en Donderdagen alleenlyk moeskruiden te eeten, en het overige gedeelte der weeke niets dan water en brood te nuttigen. Deze Monniken hebben nooit eenigen naam gemaakt m het gemeenebest der letteren. bruno, een geleerd man, geboren in het Bisdom van Keulen, was in den jaare mlxxk , de grondlegger van de orde der Carthuizers. Op het bloote ligchaam moeten deze Monniken een wollen kleed draagen, een witte kazak , en daarover een zwarte mantel. Nimmer mogen zy vleesch eeten , en op Vrydagen Hechts brood en water gebruiken , behalven op eenige feestdagen , moeten zy fteeds in hunne cellen den maaltyd houden, en altoos eene onafgebrokene ftilzwygenheid in agt neemen. Niemand mag buiten het kloofter gaan dan den Prioren de huisverzorger. De Monniken mogen niet buiten hunne cel gaan , behalven wanneer zy te kerk komen, en buiten verlof van hunnen Overften mogen zy met niemand , zelfs niet met hunne broederen fpreeken. Hun bed is van ftroo, met een ftuk grof laken bedekt. Hun kleed beftaat uit twee hairen lakens , twee kappen , twee paar kousfea , en een mantel, alles van ruwe ftoffe. Ieder Monnik heeft twee naalden, eenig garen, een fchaar, een kam, een fcheermes , en fchryftuig , benevens twee potten, twee kommetjes , een handvvaschkom , twee Y 4 le-  344 GODSDIENSTEN lepels , een mes , een drinkbeker , een waterpot, een zoutvat, een bord, een handdoek, tontel, en hout om vuur te maaken, en een byl. Aan de eettafel zynde mogen zy niet fprecken dan op orde van den Overften, alles moet met befcheidenheid gefchieden, zy mogen niet fluifteren, niet hard overluid fpreeken en niet krakeelen, Eiken Saturdag biegten zy aan den Prior. De Nonnen oefenen dezelfde ligchaamsgeftrenghcden. Deze orde heeft uitgeleverd, vier Kardinaalen, zesënzoventig Bisfchoppen en AardsrBisfchöppen , benevens een groot getal geleerde fchryvers. De Ciftercienfer Monniken wierden in de elfde eeuw gefticht , door St. rogert , een Bencdiktyner Monnik. Onder alle de ordens in de Roomfche Kerk , is dezen de rykfte en vermo.gendfte. Volgens fommige Schryvers heeft dezelve zes Pausfen , veertig Kardinaalen ,- en een aanzicnlyk getal van Prelaaten en geleerde Schryveren voordgebragt. Verfcheidene Koningen en Koninginnen hebben hunne kroonen met het gewaad dezer orde verwisfeld. Het kloofter van Trebuhsm Sikfte , telt ruim veertig Princesfen welke het geestelyk gewaad in het zelve hebben aangetrokken. De ridderorde van Calatrava , Alkantara, en Montefa, in Spanje, en die van christus en avis in Portugal, zyn aan dezelve onderworpen. Het gewaad dezer Monniken is een witten tabbaard of kazak, meteen zwarte fchouderlap en kap , en een gordel om de lendenen. De Nonnen tot deze orde behoorende, hebben dezelve kleur van klederen, en zyn aan dezelve  van EUROPA. 345 2elvc regels onderworpen. De Celleftynfche orde r door Paus celkstinus opgericht, heeft veele overeenkomst met de orde der Carthuizers. De Kapucyner Monniken en Nonnen, zyn een tak van de orde van St. frarciskos , en ontkenen hun naam naar hunnen muts, met een fpits toeloopende punt, Ga/min genaamd. De muts, welke mahieus def.assy, door den H» fraciskus vertoond was, is het voornaamfte , waarin zy met de Franciskaanen verfchillen. Ik zal deze afdeeling met de aanmerking van een geleerd Proteftantsch Schryvcr, omtrent dit onderwerp fpreekende , bcfluiten. Ten opzichte van het burgerlyke, hadden de geestlyke geftichten, vooral in Engeland, hunne byzondere voordeden. Dc uitgebreide landerycn, welke hen tot lyfsonderhoud dienden, wierden voor een kleine fomme gelds verhuurd, en de huurpenningen veelal gevonden in de voordbrcngfels des lands, het welk de ny verheid tot den landbouw aanmoedigde. De meeste landzaatcn onthielden zig ten platten lande , waar de armoede zelden bekend was. Het landvolk was te vreden met hun lot , want de (leden hadden geen bokoorlykheden voor hen. Thans is het platte land ontvolkt, en de (leden krielen van nictsdoende bewooners, die op den oever des verderfs huppelen. De landeryen, voormaals aan de kloofters behoorende, zyn thans in handen der keken , welke hunne lusten den teugel vierende , de landhuurders aan hun vyil onderdaanig maaken. Zy ftellen de huurpenninY 5 §eH  34« GODSDIENSTEN gen zo hoog, dat daar door de prys der levensmid. delen ftygt, en de yver van den landman uitgeblust wordt. Het kloofterleven had, uit een Godsdienftig oogpunt befchouwd , mede zyne voordeden. In de eeuwe van barbaarschheid, toen de grooten van den degen leefden , en de armen aan hun vermogen onderwierpen, gebeurden 'er voorvallen,waarop wy niet dan met fiddering terug zien. Een echtgenoot door fchelmen van zyne wederhelft beroofd, zyne dochters gefchaakt en gefcholTeerd, en zyn zoon gedood om het verdedigen der onfchuld; dit alles deed verfcheidene Edellieden befluiten, om de waereld te verhaten en kloofters te bouwen , werwaards alle ongelukkigen een veilige fehuilplaats vonden. Detroostelooze weduwe, de maagd door een fnoodaart bedrogen , het weeskind, de kranken en gekwetften, vonden in deze wooningen een veilige fehuilplaats. De waereld had hen vergeeten , en zy vergaten op hunne beurt de waereld en al derzelver verleidingen. TIEN-  van EUROPA. 34? TIENDE HOOFDSTUK. Handelende over de aanzienlykfte Heilige dagen in de Roomfche Kerk. Na de ordens in de Roomfche Kerk befchreven te hebben, zoude ik eenige bladzyden mcthetbefchryven van eenige broederfchappen kunnen vervullen; doch aangezien dezelve myne leezers noch leering, noch vermaak kunnen aanbrengen , ga ik ze zwygendc voorby , en zal op voorbcfchrevene ordens s de voornaamfte feestdagen der Catholyke Kerk laaten volgen. St. G E N O V E V A. genoveva , de Befchermheilige van Parys , word op den derden van Louwmaand plechtig gevierd. Zy heeft, volgens getuigenis der Roomschgezinden Schryvers , zo veele wonderen verricht , dat men haar niet te veel eerbied kantoedraagen. Men zegt dat de engelen over haare geboorten juichten , en dc gelukzaligen in den Hemel, nog jaarlyks haare geboortedag vieren. In haar leven was zy dikwyls in geestverrukking ten derden Hemel opgenomen ge-  34§ GODSDIENSTEN geweest , en een onuitfpreekelyke heerlykheid befchouwd. Haar leven was zo heilig , en haare boetdoeningen zo geftreng , dat zy de vloer van haare kamer dikwyls met traanen bevochtigde. By haar graf, zegt men , worden nog dikwyls groote wonderen gewrocht. DRIEKONINGENDAG. Den zesden van dien zelfden maand , word het feest van de drie Koningen gevierd. De H. Evan gelist mattheus is de eenigfie onder de overige Evangelisten , welke dit geval heeft aangetekend. Zyn verhaal komt hoofdzaakelyk hierop uit : „ dat eenige Oofterfche Wyzen naar Jerufalemvêr,, trokken , om , aangezien zy een fter aan den ,, Hemel gezien hadden, te verneemen , waar de „ jonggeboorne Koning der Jooden te vinden was. Het gerucht van jesus geboorte was toen reeds „ uit het bericht der Herderen verfpreid, en hero ,, des wees hen naar Bethlehem , den Wyzen ver ,, zoekende, dat zy hem naar bevinding van zaken „ verflag zouden doen. Een Koning der Jooden , „ door een Hemelteken aangekondigd , kon niet „.anders dan in het hart van herodes verwondering „ over het gedrag der Wyzen, en vreeze voor zyn eigen ondergang verwekken. Zy kwamen te Bethlehem , en vonden in het geringde gedeelte ,, van een Karavanfereil, een moeder met haar kind, »? het welke zygoud, myrrhe, enjvierookofferden. „ Dai  van EUROPA. M9 Dat zy dit kind voor den waaren Joodfchen Ko',' ning hielden , blykt daar uit , dat zy herodes geene verdere hulde als Koning beweezen, maar t zonder hem bericht te geeven, op eene Godlyke „ verfchyning, naar hun land vertrokken." Tot dus verre de Bybelgefehieclenis. —- De Roomsch Catholyke Schryvers bepaalen niet alleen hun getal, maar geeven ons ook een bericht wegens hunne naamen en caractcrs op; zy zeggen dat casparKoning van Perftên , melchior Koning van Nubitn, en balthasar een Koning in Scheba was. melchior was een oud grys man , lang van hair en baard; deze zou het kind jesus, als Koning, goud geofferd, caspar was jong en baardeloos, rood van aangezicht , en zou christus als god , wierook, en balthasar , welke zwartachtig en geheel gebaard was, zou hem als een Propheet welke fterven moest, myrrhe geofferd hebben. Men gelooft, dat de ligchaamen dezer drie Koningen , in een kostbaar graf , van louter goud , .met onnoemlyke fchatten van jnweelen en paerlen opgepronkt , binnen de ftad Keulen aan den Rhjn , in de kapel van de Domkerk, bewaard worden. St, A G N E S. De feestdag van St. agnes word den eenentwintigden van deze maand gevierd. Deze overfchooue Maagd, welke zig aan den Heiland had toegewyd, entftak den lust van des Stadhouders zoon symphro* manos.  35° GODSDIENSTEN Rianüs. Maar zy floeg, zelfs in tegenwoordigheid van den Romeinfchen Landvoogd, zyn aanzoek af, zeggende dat zy haare maagdeiyke zuiverheid aan haar zielsbruidegom christus toegezwoorcn hadde. De Stadhouder hierover vertoornd , deed haar naakt ontkleden j maar zy wierd op het zelve ogenblik , door haare hairen van vooren en agteren geheel bedekt , zo dat niemand iets van haare lig. Ghaamsdeelen befchouwenkon. De plaats werwaards men haar voerde , wierd door een helderen glans verlicht. MARIA LICHTMIS. De dag van marias reiniging , doorgaans maria lichtmis genaamd , vierd men den tweeden van Sprokkelmaand. De Roomfche Kerk leert , dat fchoon de gezegende Maagd, haarenGodlykenzoon jesus , op eene bovennatuurlyke wyze ontfangen en in alle reinigheid gebaard had , zy zig echter aan de wet, welke onder dejoodengebruiklyk was, geenznits wilde onttrekken , maar zig aan dezelve met alle nederigheid wilde onderwerpen. De H Evangelist lukas heeft dit haar gedrag, in het ade Hoofdftuk van zyn Evangelium aangetekend. St. M A T T H I A S. Na de rampzalige dood van judas iscariot , wierpen de Apostelen , na jesus Hemelvaart , het lot.  van EUROPA. 35i lot, ter verkiezing van een twaalfden Apostel. Het lot begunftigde matthias , boven joseph , den Rechtvaardigen bygenaamd. Het nieuwe Testament tekent weinig byzonderheden van dezen Apostel aan. sophronhjs , nicephorus , en doretheüs ftellen , dat hy met zyn prediking tot in het harte van Ethiopiên doordrong , tot dat hy eindlyk , na een drieëndertig jaarigeu predikdienst, onder de regeering van nero , door de Jooden en Heidenen geftenigd is. ASCH WOENSDAG. De eerfte dag van de vasten draagt deze benaaming , vermits de Chriftenen in de vierde en vyfde, eeuwe, aan de deuren der kerken plagten te ftaan, in zak en asfehe gekleed ; doch deze plechtigheid niet alomme in gebruik kunnende blyven , neemt men thans de volgende in acht. Deasch welke op de eerfte dag van de vasten wordt gebruikt , moet gebrand worden van de palmtakken, welke het jaar te vooren, ten dien einde op Palmzondag gewydzyn. De Priefter zegent, kruist, en bewierookt dezelve , waarna hy met de asch de vergadering op het voorhoofd kruistekent ; onder het uitfprecken van deze woorden: „ Gedenkt dat gy ftof zyt, en tot „ ftof zult wederkeeren." M A-  352 GODSDIENSTEN MARIA BOODSCHAP*. Op den tgftea Maart valt deze Heiligedag irij Dc Roomfche Kerk viert dien , ter eere van de boodfchap van den Engel gabricl, aan de gezegende Maagd maria. maria , een dochter joachims , üit de (tamme van juda , en ondertrouwde van joseph, uit den huize davids , wierd door deii Engel aldus begroet. «,, Vreest niet maria, gy „ zult bevrucht worden , en een zoonbaaren, wiens „ naame gy jesus heeten zult. Deze zal groot zyn, i, en een zoon des Allcrh'oogften genaamd worden. ,, god zal hem den troon zyns vaders davids ge- ven; over het huis jacobs zal hy Koning zyn iri ii der eeuwigheid." maria ontzet over dit bericht — vraagt: ,, hoe zal dit weezen, dewyl ik geen ,, man en bekenne?" waarop de Engel antwoorder 1, de H. Geest zal over u komen , de kracht „ des Allerhoogften zal u overfchaduwen, en daar,, om zal het Heilige, dat n zal geboren worden ,de „ zoon van god genaamd zyn.1' —- Nu riep de gezegende Maagd in blydfchap uit: — ,, Ziet de' dienstmaagd des Heeren , my gefchiede naar uw' ., woord." . " ■ Met reden dan , word deze dag op eene plechtige wyze in dc Roomfche Kerk gevierd. P A L M Z O N D A G, De Palmzondag word met veele plechtigheid ge- vierd ,   De Friester, tlraa^t de ucwyilc Hostie naar net graf. . 1 Hrt oniftelten van it ïaaachtoorts. M.354.  van EUROPA. 353 vïêrd, byzonder in de Roomfch CatholykeLanden. Eene menigte van palmtakken worden in alle kerken gezegend, en onder de vergadering uitgedeeld. De altaaren zyn met palmtakken opgefierd , en de vergadering draagt dezen en den volgenden dag hunne takken in de handen, als zy ter Misfe gaan. Het Palmfeest is ingelleld ter gedachtenis van christus glorieryke intrede binnen Jerufakm. WITTE DONDERDAG. \ Te Rome woont de Paus op diep dag de Mis in de Apoftolifche Kapel zelve by. Na het eindigen van dien neemt de Priefter de gewyde Hostie, en draagt die onder een verhemelte naar het graf; waar tegen over een kruis opgericht word. Dan neemt de Priefter de Hostie uit den kelk , en bewierookt dezelve , terwyl al het volk nederknielt. Dit verricht zynde , legt hy dezelve weder in den kelk, ontkleed met behulp van eenige bediendens de Altaaren , en bedekt het kruis met een zwart kleed. Deze dag is voor de gemeente een tweevoudige gedenkdag. De plechtige voorftelling van het H. Sacrament, by den toeftel van luifterryke fieraaden, brengt hen te binnen de inftelling van dit hoogwaardig Bondzegel. —— De verdere treurige toeftel vertegenwoordigt hen , dat op dezen dag her, lyden van den Heiland een begin heeft genomen. In laatere eeuwen heeft Paus urbanus dc vierde voor de viering van het Sacrament een byzonderen Z feest-  354 GODSDIENSTEN feestdag ingefteld , gelyk ik op zyn plaats zeggen zal. PLECHTIGHEDEN op GOEDEN VR.YDAG en den VOLGENDEN DAG. Op dezen dag word 'er geene Misfe gedaan. Het lyden van christus wordt op den ongedëkten leezenaar gelezen. Twee Priefters haaien de Hostie uit het graf, na alvoorens het Altaar bekleed te hebben. De lichten, welke uitgebluscht waren, worden des Saturdags , benevens de Paaschkaars , na eerst door een vuurroer nieuw vuur te hebben aangefchooten , ontdoken. Aan de ontdokene Paaschtoorts worden vyf dukjes wierook vastgehecht. De toorts betekent de menfchelyke Natuur van christus , en de vlam zyne Godlyke Natuur. De vyf dukjes wasch vertoonen de fpeceryen , welke de vrouwen mede bragten , als ook de vyf wonden van jesus aan het kruis. De aandeeking van een nieuw vuur geeft te kennen dat jesus door zyn dood en opdanding een nieuw licht der waereld heeft aangebragt. Het Paaschfeest is een feest van vreugde en godsdiendigheid: maar alzo ik reeds over de drie hooge feesten gehandeld heb, zal ik daar niets meer byvoegen. PHILIPPUS en JACOBUS. i'HILIppus , een beroepen Apostel van jesus , was te  Van EUROPA. 355 ie Bethjaida in Galden geboren; Zyne Mede-Apostel jakobus, een zoon van zebedeus en maria salome , de broeder van joannes den Evangelist , wierd mede door christus tot het Apostelfchap beroepen. Men viert hunnen dag den eerften van Meimaand. philippus was het, die, toen jesus Vyf duizend menfchen zou fpyzen , wel meende te weeten , dat twee honderd penningen geen gelds genoeg was, om brood te koopen. Ook tekent de .Schriftuur van hem aan, dat hy verfcheidene Grieken , welke begeerig waren om den Heiland te zien, met hem bekend maakte. Voorts was philippus den Apostel, die van den Heiland verzocht om by de affcheidsreden van het laatfte Avondmaal, den Hemelfchen Vader te mogen aanfehouwen ; waarop hem jesus antwoordde : „ die my gezien ,, heeft, heeft den Vader gezien." Ëindlyk getuigen de Gefchiedfchryvers, dat hy in Scytien twintig jaaren het Evangelium gepredikt, veele volkeren in Azia bekeerd , en aldaar door den aanhang der Ebionieten , den Marteldood zou ondergaan hebben. jakobus , was tegenwoordig by de verheerlyking van jesus op Thabor; ook was hy een getuigen van zyne zielenftryd in Gethzemané. jakobus was een aanfehouwer van het opwekken der dochter van. een Overften der Synagoge. Zyne moeder salomg , de groote liefde befpeureride , welke de Heiland voor haare zoonen betoonde , verzocht Hem , dat hy hen beiden in 't Ryk der Hemelen , de een aan Z s zyn!  S53 GODSDIENSTEN „ zielen een kragtig voedfcl erlangen , en rnet een ?? betekenen het bloedig offer des kruifes." JOHANNES de DOOPER. Het geboortefeest van dezen voornaamen Heiligen word den vierëntwintigften Juny , met veele plechtigheid gevierd. Deze verheven man , de voorr looper des Mesfias, daarom by den Propheet malachias den Engel van gods aangezichte genaamd, dien reeds geheiligden in de baarmoeder, en door een Godlyk wonderwerk geboren Propheet, verdient wel dat zyn gedachtenis in geheugen gehouden worde. Hy was het , die allereerst den Verlosfer der waereld , het Lam gods noemde , welke de zonden der waereld zou wegneemen , die Hem den doop toediende , de Jooden bekeering predikte , en voor de Standvastige belydenis der waarheid zyn leven opofferde. PETRUS en PAULUS, Den negenëntwintigften Juny , word de feestdag gevierd van de Apostelen petrus, en paulus. De carapters dezer twee uitmuntende Heiligen zyn te bekend, dap dat ik 'er eene breede befchryving van zqu mededeelen. Het zal genoeg zyn te zeggen , dat petrus door jesus in zyn leven tot het Apos,telampt is verkoren , terwyl paulus , naar 'sHeiiauds hemelvaart ? door dien toen verheerlyktcn God,  van EUROPA. 359 Godmensch , in zynen zondenloop wonderdaadig gefluit wierd : waarna hy van een beftryder, in een belyder van den Chriftelyken Godsdienst veranderde. Hoe veele Jooden en Heidenen zyn door hen bekeerd ! fteeds moedig , en alle gevaaren en vervolgingen het hoofd biedende , verkondigden zy het Evangelium, en wierden eindelyk op bevel van nero in de gevangenis geworpen, waarna petrus met het hoofd nederwaards gekruist , en paulus onthoofd wierd. St. L AU RE N T I U S. De H. laurentius word vereerd den tienden Augustus. Hy was in Spanje geboren, en een leerling van Paus sixtus den tweeden, welke hem ook Diaken gemaakt heeft. Na de marteldood van gemelde Paus, liet de Stadhouder, welke wist dat laurentius de fchatten der kerk als Diaken in bewaaring had , hem gevangen neemen. Voor zyne rechtbank ftaande, riep hy tegen dien vervolger : „ de „ fchatten , ó Stadhonder ! zyn reeds aan de beZ hoeftigen uitgedeeld." — Dit verbitterde den Landvoogd zodanig,, dat hy hem op een roofter langzaam deed braaden; doch laurentius was in het hevigfte der pynen zo bedaard van geest , dat hy den dwingland dus aanfprak : — „de eene „ zyde is gebraden, laat ik nu omgekeerd worden, " ten einde, de andere zyde nu ook geroost worde,'' Na welk zeggen hy den geest gaf. Z 4 MA-  3&> GODSDIENSTEN MARIA HEMELVAART. ^ Deze feestdag is eene der voornaamften in de Roomsch Catholyke Kerk : zy valt den vyftienden van Augustus in. De reden waarom dezelve zo plechtig gevierd word, is, aangezien de gezegende Maagd thans zulke groote heerlykheid in den Hemel geniet, als haare nederigheid en deugd hier op sarde verdiende. St. BARTHOLOMEUS. Deze Apostel was de zesde, dien christus tot zynen Discipel verkoos. Na den dood van zyn Meefter verkondigde hy het Evangelium in Licaoine'n , in Indien en Armeni'ën. Hier genas hy de dochter van Koning polemon van krankzinnigheid , door welk wonder hy den Koning, benevens noch ■ twaalf fleden bekeerde. Dit verbitterde de Heidenfche Priefters dermaate , dat zy door behulp van astyagis , 'sKonings broeder, dien H. man, na hem eerst ftrengelyk gegeesfeld te hebben , van het leven beroofden. Den vierëntwintigften Augustus word zyn feestdag gevierd. de GEBOORTE der MAAGD MARIA. De H. Schriftuur meld op geene plaats , wie de ouders van de gezegende Maagd waren , gelyk dier-  van EUROPA, 361 ook niet uit welk geflacht zy afftamde : Die feestdag, welke den agtften September invalt s word te Rome gevierd. Uen Paus verricht dan zelve de plechtigheid , om verfcheidene behoeftige jonge dochters uittehuwlyken. Vroeg in den morgen begeeft hy, van zyne Kardinaalen vergezeld , zig naar de kerk van winerva om aldaar de hooge Mis te vieren. De uitgehuwde Maagden bicgten en communicceren; dan doen zy een omgang , en wandelen twee aan twee , na het choor waar de Kardinaalen vergaderd zyn. Hier ontfangt iedere jonge dochter een bruidfchat, ter waarde vanvyftigkroonen : die den geeftelyken flaat omhelzen , ontfangen 'er honderd, en worden met een krans van bloemen gekroond. De vermaarde reiziger misson verhaalt •azien te hebben, dat van drie honderd en vyftig jonge dochters, ondanks de voorkeur der gifte, en de bloemenkrans, flegts dertig het Nonnenkleed aannamen. St. M A T T H E U S. Den eenëntwintigften van dezelve maand word de feestdag van den Evangelist en Apostel mattheüs gevierd. Hy was het die de Bergleerreden van jesus opgetekend heeft , en dit alleen is genoeg om zyn dierbaar aandenken in geheugen te houten. Dat hy een Tolpachter van de Romeinen was , en dus een aanzienhyk ampt Z 5 be,  36a GODSDIENSTEN bekleedde, het welk hy om jesus te volgen verliet, is by elk Christen bekend. Men gelooft dat hy in Ethiqpien den marteldood ondergaan heeft. MICHAEL AARDSENGEL. Deze Engel word den negenëntwintigften September geëerd, om dat hy door zyn voorbeeld de Christenen aanvvyst , dat zy god en de Overigheid, die Hy aangefteld heeft,moeten gehoorzaamen. mjchael en zyne Engelen ftreden tegen den draak, en zyne onderhoorige Geeften, op welken hy den zegen behaalde. Door dit gedrag is hy niet alleen de Vorst der Engelen geworden, maar hy is het tevens, die de voorftander der afgeftorvene zielen is. Luisterryk word deze Aardsengel door johannes in zyne Opcnbaaring befchreeven : en het is deze befchryving, die hem een plaats in den rang der Heiligen verworven heeft, SIMON en JüDAS. simon , zklotes bygenaamd, benevens zynen broeder judas thaddeus, beide zoonen van maria en cleoi'has , te Cana in Galilea geboren , worden den agtentwintigften October in gedachtenis gehouden. Deze twee broeders behooren tot het twaalftal der Apostelen, breidden de leere van het Evangeliüm over het Aardryk uit, en verzegelden dezelve niet hunnen dood. Zy waren broeders van jaco- sua  van EUROPA. 363 bus den kleinen , Schryver van den voortreflyken Zendbrief. St. WILLEBRORDUS. willebrordus , Bisfchop van Utrecht, en Apostel der Friefen , was een Engelschman van geboorte. Zyne drift om de ongelovigen te bekeeren, fpoorde hem aan om zig naar Utrecht te begeeven, waar hy zynen Bisfchoplyken zetel vestigde. In Friesland Raagde, hy niet zo gelukkig in de verkondiging des Evangeliums ; tot dat de Franken de Friefen overheerschten , wanneer hy de afgodery geheel den bodem infloeg. willebrordus wörd met recht de bekeerder der Nederlanden genaamd : de zevende November is de dag, op welken hy vereerd word. St. MARTIN U S, De elfden November word de feestdag van St. marten gevierd. Tot den krygsdienst opgevoed, gaf hy meer blyken van een Priefter , als van een Soldaat te zyn , want te Amiens een naakt en arm mensch ontmoetende, fneed hy zyn mantel door, en gaf de helft aan den armen man , om zig daarmede te dekken; na dit geval ontfing hy eene Godlyke verfchyning, en verliet den krygsdienst, verdedigde den Godsdienst tegen de Ariaanen , ftichtte te Milaanen een kloofter, en wierd eindlyk Bisfchop van Tours. Hy vernietigde de afgodery door zaeht- zin-  3*4 GODSDIENSTEN zinnigheid , en geenzins door vervolging , waarom hy van de Geeftelyken in 't algemeen niet zeer bemind wierd. Het Aardsfticht Mentz verkoos hem tot haaren patroon. Op het jaarlykfche feest van dezen Heiligen, was het volk gewoon den Geeftelyken hoenders en ganzen te vereeren, waarvandaan dc St. MARTENS ganzen en hoenders den naam hebben, St. A N D R E A S. Be gedachtenis van den H, andreas word den dertigften November gevierd. Hy was de broedervan simon petrus , en voorheen een Discipel van joannes den doopee, Zyn broeder petrus bragt hem tot den Heiland, na wiens dood hy by dcScyten in de Provintie van Achaja , het Evangclium verkondigde. Te Synope aan de Pontus wierd hy door de Jooden met (tokken byna doodgeflagen. Do Burgemeefter egeus , gehoord hebbende dat andreas , een gekruisten Godmensen predikte , liet hem in de gevangenis werpen, en hem aanzeggen, dat als hy die geheimzinnige leere verder verbreidde, hy hem ook wel eens aan 't kruis'kon laaten hegten: gelyk dan ook kort daarna gefchiedde. De Rusfeu noemen hem hunnen Apostel, MARIA ONTFANGENIS, Den agtften December word dit feest in alle Roomsch,  Van EUROPA. $9g Roomsch Catholyke Kerken zeer plechtig gevierd. Dit was de dag, op welken god de eerfte genadegaven over maria heeft uitgebreid , dewelke hy deswegens in de waereld zond, dat zy de poorte zyn zou,door welke de algemeene Heiland der waereld, in de waereld komen moest. St. THOMAS. thoMAs, didymus bygenaamd, was een van die leerlingen des Heilands, welke eenen byzonderen yver Voor zyn Meefter heeft laaten blyken. Hy was het, welke, toen jesus naar der jooden reisde en aldaar in gevaar was van zyn leven te zullen verliezen, tegen de overige Discipelen zeide: — laat ons derwaards gaan, op dat wy met hem fterven." —Zyn ongeloof wegens de waarheid van jesus opftanding heeft de kerk voordeel aangebragt , en dit gewichtig ft.uk, doordien hy van de waarheid der zaak grondig wilde overtuigd zyn , in volkomen zeker* heid gefteld. thomas , welke den eenentwintigden December gevierd word, predikte in het gewest der Parthen het Evangelium. Voords in de Indien, en einjilyk in het Koningryk Coromandsl, alwaar hy de martelkroon ontfing. STEPHANUS, de eerste MARTELAAR. Deze voornaam e Heilige , wiens fe#etdag den zes*  366 GODSDIENSTEN zesëntwintigften December invalt , was een man 4 vervuld van de heiligfte yver voor het geloof van jesus christus. Zyne geleerdheid en uitmuntende Chriftendeugden maakten hem een der 7a Discipelen des Heeren. Zyne drift om de zaak der Chriftenen te bepleiten , haalde hem den haat der Jooden op den hals , voor welks rechtbank hy gedagvaard wierd. Hier verantwoordde hy zig met eene kragt en grootheid van geest, overeenkomftig de waardigheid van zyn caraktcr. Hy klaagde den Jooden als een volk aan, dat, hoe zeer begunftigd door het Opperwezen , hem nogthans fteeds met ondankbaarheid behandeld had ; noemde hen een hardhoofdige en verftokte Natie , welke altoos den Heiligen Geest weêrftand bood. Hierdoor beledigde hy hunne hoogmoed zo zeer, dat zy hem buiten de ftad deeden fleepen , en dood fteenigden , roepende hy, terwyl hy ftierf: — „ Heere I reeken hen „ deze zonden niet toe." Joannes evangelist* Deze Evangelist wierd te BethfaiAa in Ga/ïka geboren. Zyn vader was zebedeus en zyn moeder maria salome. Op het laatfte Avondmaal zat johannes het naafte by den Heiland , en rustte in zynen fchoot. Toen jesus aan het kruis hing, ftond hy aan den voet Van het zelve , en kreeg van den ftervenden Heiland bevel , om zyne moeder in zyn huis te naemen, 't welk hy deed. Na de uitftor- ting  van EUROPA. So> ting van den Heiligen Geest, op het Pinxterfeest, predikte hy het Evangelium in Azia , doch wierd op bevel van Keizer domitiaan naar Rome gevoerd, waar de tyran beval hem in een ketel met liedende oly te werpen ; doch het fchynt dat dit vonnis verzacht, en in een ballingfchap naar het eiland Patmos veranderd is. Hier fchreef hy zyne Openbaaring, en keerde na de dood van den Keizer naar Ephezen, waar hy onder de regeering van trajanus eene natuurlyke dood ftierf. Zyn feestdag word den zevenèntwintigften December gevierd. ELFDE HOOFDSTUK. Handelende over de Sacramenten in de Roomfche Kerke. Geen gering gedeelte van den Catholyken Godsdienst maaken de zeven Sacramenten uit , van welken ik myne leezers eene beknopte befchryving zal medeelen. hkt DOOPSEL. Het Doopfel door jusus christus zelve ingefteld, is het eerfte en voornaamfte Sacrament in de Roomfche Kerk , aangezien aan een gedoopten alleen het recht  S68 GODSDIENSTEN recht word gefchonken , om in vervolg van tyd , van alle de overigen gebruik te mogen maaken. Het Doopfel word ook als het noodzaaklykfte befchouwd, vermits door de uitwendige wasfching , onder het aanroepen der Heilige Drieënigheid , de mensch gezuiverd word van zyne erfzonden , en om dat geen ongedoopte , (volgens de (telling der Kerke) kan zalig worden (*). augustinus van den doop fpreekende , zegt: — ,, door de vleefchelyke ge- boorte behaalen wy alleen de erfzonde , doch „ door de geeftelyke wedergeboorte verkrygen wy vergiffenis van dezelve." Het formulier van den Doop is: — „ Ikdoope u, in den naam des Vaders, des Zoons , en des „ des Heiligen Geests." - De plechtigheden, hier by gebruiklyk, zyn drieërlei: zulken die het Doopfel voorgaan , die het vergezellen , en die het volgen. Het water waarmede gedoopt moet worden , is reeds op Paasch of Pinxteravond gewyd. De Priefter, die de plechtigheid zal verrichten , vraagt aan de doopgetuigen wat zy begeeren ? — Hy onderwyst hen in de leering van het Chriftelyk Geloof, waarvan zy het formulier moeten opzeggen. Dan gaat (*) De Kerk heeft echter een Doopfel van begeerte ingefield, waardoor hy die niet gedoopt is, en bet niet gedaan kan werden, alleen door eene vuurige begeerte naar bet zelve een kind van god kan worden.  v A n EUROPA. 369 gaat hy over tot dè bezweering , fpreekende eenige gebeden, ten einde den duivel te verjaagen, en zyne fchadelyke kracht te verzwakken. Den doopeling word een weinig zout in de rhorid gegeeven , ten einde hy van Het bederf der zonden zou verlost worden, en den fmaak der goede werken ontfangen; Het voorhoofd, hart en andere deelen worden gekruistekend, op dat de geest verfterkt worde, om God eri zyne geboden te ontfangen , te Verdaan en te onderhouden. Eindlyk beftrykt de Priefter de neusgaten en de ooren van den Doopling met fpeekfel, zynde dit eeüzinfpeeling op den blindgeboornen, Welken jesus door dit middel zyn gezicht wedergaf. Nu word het kind naar het doopbad gezonden; De plechtigheden die het Doopfel vergezellen j beftaan hierin : de Priefter vraagt den Doopling , of hy den duivel en alle zyne werken verzaakt ? waarop de doopgetuigen zegt: - „ Ik verzaak." Dait zalft hy het kind Op de borst en tusfchen de fchouders. Voords vraagt hy weder aan den Doopelirig: — Gelooft gy in God den Vader almachtig? - de doopborg zegt : - „Ik geloove. Voor hy den Doop bedient , Vraagt hy nog eens: —— wilt gy gedoopt worden ? en dan Verricht de Priefter de plechtigheid van den Doop zelve. Na zulks verricht is, zalft hy het hoofd des kinds; aiet balzem-oly , doet hem een wit kleed aan , en geeft hem een brandende waschkaars. De zalving betekent dat hy een gezalfde des Heeren geworden isi Het witte kleed wyst zyne reiniging aan ^ $a au  jto GODSDIENS TE N en de brandende kaars e ,t bet He' t djs Gelooföj en de betrachting der goede werken te kennen. HET VORMSEL. Dit Sacrament , het welke van den Bisfchop aan den ge loopten wordt gegeeven , is nuttig om de Christenen in hun Geloof te verfterken , en ftaiid* vas ig te doen belyden (*). et formulier , dat de Bisfchop by het Vormfei uitipreekt, is: ,, ik teken u met het teken des ,, kruis , en vorme u met de balzem oly der zalig- beid." De Martelaar melckiades , omfchryft dit Sacrament aldus: ,, In het doopfel wordt ,, de mensch tot den flryd aangenomen , maar in ,, het Vormfei wordt hy tot dezelve gewapend. —. Het is de genade die wy in het Vormfei ontfan» gen , dat wy van aardfche geeftelyke menfchen „ worden, enz." Zo het kind , dat gevormd wordt, een jongen is, moet hy een peter, maar is het een meisje, een meter hebben. De doek, die in het Vormfei gebruikt wordt, toont de eerbied voor dit Sacrament aan; de Heiligen , die by die plechtigheid genoemd worden, zyn zodanigen,wicrvoorbeelden de gevormden dienen na- (*) Deze bt-fchryvinj» , zo we! als de voorgaande en vol-en ie verh rxielingea, nebbe ik uit de Mechelfche Catechismus ontleend.  v A ft E Ü R O P A4 37ï üatëvolgen, en de kleine kaakflag die den 3isfchop geeft , gefchied om hun indachtig te maaken , dat zy bereid moéten zyn om voor de leere van jesus alles optezetten en te verdraagen. het SACRAMENT des ALTAARS. Het waardigfte van alle Sacramenten is , volgens de Roomfche Kerk, het Sacrament des Altaars , vermits Christus in het zelve naar zyne Godlyke en Menschlyke Natuur tegenwoordig is. De Heiland heeft het zelve, ingefteld, op dat het zoude zyn een gedachtenis van zyn liefde en lyden , een waare fpys der ziele, en een geduurige offerhande van het Nieuwe Testament. De uitwendige tekenen zyn bröod en wyrt. Het formulier beftaat in de woorden der inftelling , zo als dezelve by de Evangelisten , by de viering van het laatfte Avondmaal , door den Heiland zyn uit* gedrukt. Ik zal het gevoelen der Kerke , over die Bondzegel , uit het Concilie van Trenten , alhier woordclyk mededeelen. „ Zo iemand gelochend zal hebbert , dat in het ,, Sacrament des Altaars , onder de gedaanten van ,, brood en wyn, waarlyk , zaaklyk en zelfftandig- lyk het lichaam en bloed , te gelyk met de ziele „ en Godheid van onzen Heere jesus christus, s, en vervolgens jesus christus geheel vervat word, „ maar integendeel zegt, dat hy in het zelve alleen 3, als een teken of beeltenisfe, of wegens de kragt A? 9 }i aan.  372 GODSDIENSTEN ,, aanwezig is, — die zy in den Ban. Deeze zaaké „ dus vervolgt het Concilie , ftryd niet , dat naamlyk onze Zaligmaaker , die altoos in den Hemel aan gods rechterhand is, volgens de na- tuurlyke wyze van zyn ; en dat nogthans zyne 3, zelfftandighcid op veele andere plaatfen in het Sa- crament, op eene Sacramenieele ivyze tegenwoordig 5, is; zynde dit eene verborgenheid welke by god ,, mooglyk is." . Nopens de Tranfiibftantiatie leerd het zelve Concilie : ,, Zo wie gezegt zal hebben, dat in ,, het Heilig Sacrament, by het ligchaam en bloed „, van christus , overblyft de zelfftandigheid van 3, brood en wyn, en wie gelochend zal hebben die ,, wonderbaare veranderinge van de geheele zelf„ ftandigheid des broods in het ligchaam , en van de zelfftandighcid des wyns in het bloed van ,, christus 3 die zy in den ban," Wegens de aanbidding der Eucharistie, zegt de vergadering: — Zo iemand gezegt zal hebben dat christus in het Heilig Sacrament met geen 3, godsdienflige eerbewyzing, ook die uiterlyk is, ., aangebeden mag worden , dat hy door geene plechtfeestige vieringe geëerd , noch in de pro,, cesfien plechtig omgedraagen , noch openbaar ,, ter aanbidding mag ten toon gelteld worden, of ,, die zegt dat zyne aanbidders afgodendienaars zyn, die zy in den ban." En eindlyk leert zy van het offer der Misfe: —> s, Zo iemand gezegt zal hebben dat in de Misfe, „ geeiï  van EUROPA. S73 s, geen waare en eigenlyke offerhande opgedraa. „ gen word , of dat het opdraagen niet anders is, 3, dan dat christus aan ons te nuttigen gegeeven „ word, die zy in den Ban. Zo ook wie „ gezegt zal hebben, dat de offerhande der Misfe, „ alleen is eene loovinge en dankzegginge, of eene ,, bloote gedachtenisfe van de offerhande aan het ,, kruis volbragt , en dat ze niet verzoenende is , „ of aan den geenen die nuttigt alleen voordeelig is , en dat ze niet mag opgedraagen worden voorleevenden en dooden , voor de zonden , ftraffen, „ voldoeningen en andere noodwendigheden , die „ zy in den Ban." Van de plechtigheden , waar mede de Misfe gecelebreerd word , zal ik op zyn plaats fpreeken? de B I E G T. De Biegt is ingefteld tot vergeeving van alle zonden, welke na het Doopfel begaan zyn, hoe groot en gewichtig die ook mogen zyn, mits zy volkomen beleden worden. De Priefters is de magt gegeeven om de zonden kwyttefchelden , en zulks doet hy, wanneer hy tegen den boeteling zegt : Ik ontbinde u (*). De voornaame vereischtens van de Biegt zyn, berouw, belydenis en voldoening. Door het be. rouw (*) CHRISTUS gaf dergelyke magt aaa zyne Apostelen. Aa 3  SM GODSDIENSTEN, rouw verftaat de Roomfche Kerk , een hartelyk leedwezen , dat men de Gqdlyke Majefteit en goedheid vertoornd hebbe, en een vast voorneemen van dezelve te biegten en zyn leven te beteren. De Kerkvergadering van Tremen befchryft het zelve aldus: — „ Het berouw, is een droefheid des 3, harten, en eene verfocing van de bedrevenezonden, met een befluit van in het toekomende niet s, meer te willen zondigen." Voor dat de Biegteling het Sacrament der boete ontfangt, is hy verplicht zyn gevveeten naauwkeurig te onderzoeken; hy moet overdenken op welke plaatzen hy verkeert, met welke perfoonen, en by wat gelegenheden. Hy moet zyne driften , geneigtheden en zondige gewoontens overdenken. Naauwkeurig onderzoeken of men gezondigd heeft tegen tle Godlyke deugden , tegen de geboden gods , of van de Kerke , tegen de geboden der Natuur , of Liefde : overpeinzen of men niet fchuldig is aan zulke fchreeuwende ongerechtigheden , welken den pensen gods toorne en ftraffe op oen hals haaien: dit behoorlyk verricht zynde , gaat de boeteling over tot het tweede vereischte yan de Biegt, naamlyk de zondbelydenis. De Biegteling werpt zia; met een nederig en verflagen hart aan de voeten des, Priefters, en verzoekt hem om zyne zegen ; die ontfangen hebbende , vouwd hy de handen zamen en fpreekt de Voorbiegt, op deeze of dergelyke wyze: — Ik arm zondig mensch a belyde myne zonde» , voor gob den  van EUROPA. 375 „ den Almogenden Vader, voor de Heilige maria, „ voor alle Heiligen en voor u Priefter , dat ik „ grootelyks gezondigd nebbe. met woorden , wer„ ken en gedachten , welke fed'ert myne laatfte „ biegt geweest zyn," ' Her geeft hy een ge¬ trouw verflag van zyne wanbedryven. Hy mag geen derzelven, en vooral geene doodzonden verzwygen 5 want in gevalle hy zulks deed , zou de Abfolutie van geene kracht zyn. De Biegteling moet zyne zonden den Biegtvader eenvoudig en duidelyk voorftellen , en geene omHandigheden verbergen die dezelve zoude kunnen veranderen of vergrooten ; ten einde de Priefter in ftaat gefteld zy, over alles een juist oordeel te kunnen vellen ; indien de boeteling zonder zynes weetens , eene misdaad van belang , of doodzonde verzwygt , is hy verplicht dezelve te onthouden , en ze of daadlyk, of by een volgende Biegt den Priefter te openbaaren. Wanneer nu de boeteling zyne biegt geëindigd heeft , moet hy ootmoediglyk vergiffenis van zyne jonden vraagen, en aldus de Nabiegt fprecken(*): „, Van deze en alle myne andere zonden , die ik „ niet indachtig ben, beiyde ik myne fchuld , en „ bid om vergiffenis , door het dierbaar bloed van „ jEsus christus, en verzoeke van u Priester, w eene heilige vryfpreeking en eenegunftigeboete, „ ne*. (») Van de Nabiegt is mede geen bepaald Formulier. Aa 4  3?6 GODSDIENSTEN ?, neemende my vastelyk voor niet meer te zulle* 3, zondigen." Nu geeft de Priefter eene beftraffing, vermaaning en raad, boe zig de boeteling vervolgens te gedraagen hebbe , en fchenkt hem de Heilige Abfolutie, pm de verdienften van het bloed van jesus chris. tus. De derde of laatfte vereischte van de Biegt, is de voldoening of boete , welke de Priefter de gebiegthebbende perfoon oplegt. De Mechelfche Catechismus gevraagt hebbende , pf de mensch aan pos voldoen kan voor de ftraffe die de zonden verdiend hebben? antwoord: — „ Niet uit zyn eigen zel„ ven, maar door de vereeniging met cristus ,die „ voor ons voldaan heeft , wiens voldoening aan 3i ons kracht geeft. Zo fpreekt de Kerkvergadering „ van Tremen. - Deeze onze voldoening, die wy „ voor onze zonden betaalen, is zodanig niet,dat „ wy ze niet door jesus christus hebben , want „ wy, die niet magtig zyn iets uit ons zeiven, nog „ door ons zeiven te doen , vermogen alles door „ hulp van Hem die ons verfterkt , zo dat de „ mensch niets heeft waarop hy kan roemen,maar ,, alle onze roem is in christus , in wien wy lee« „ ven, door wien wy verdienen en voldoen,doen„ de waardige vruchten van boetvaardigheid , die „ hunne kracht van Hem hebben , van Hem-aan „ den Vader worden opgedraagen en door Hem van „ den Vader worden aangenomen. (*) De. (*} Trid. fupra Cap4 g,  van EUROPA. 3751 De Boeteling is onder anderen op verbeurte zyaer zaligheid verplicht , om indien hy zyn even? mensch onrecht of fchade in zyne bezittingen of goede naam aangebragt heeft, zulks voor hy weder Abfolutie bekomen kan, te herftellen. Dc Biegtvader, dit moet ik ten befluite nog zeggen , ontfangt van des vermogenden eene vrywiliige biegtpenning. Alle Geeftelyken die ooit geweest zyn , hebben van den Altaar geleefd; de Roomsch Catholyke Priefters leven 'er mede van: en wat Geeftelyken hebben hua beftaan niet van den Altaar? zulks is niet meer da» recht en billyk. k e ï O L Y S E L. Het laatfte Olyfel, of de zieken te zalven en voor hun te bidden, was reeds ten tyde der Apostelen ia gebruik, jacobus geeft aan de bekeerde Jooden het volgend bevel: „Is iemand krank onder u, „ dat hy tot hem roepe de oudfte der Gemeente; „ dat zy over hem bidden, hem zalvende met den oly des Heeren, en het gebed des Geloofs zal de „ zieken behouden." In gevolge van dit bevel des Apostels , heeft de Roomfche Kerk de zalving verklaard een Sacrament te zyn. Ten tyde van tertullianus hield deeze plechtigheid ftand , en is vervolgens, door alle de Oudvaders, byzonder dopr chrisostomus , augushnus , innocent1us , e» door het Concilie van Nkea goedgekeurd en bevestigd, De geleerde hugo grotius , maakt omtrent Aa 5 «leeze  G?S GODSDIENSTEN deeze plechtigheid de volgende aanmerking : —— „ Aangaande het gebruik om zieken te zalven, kan „ men niet twyfelen , of is tot den tyd der fcheu- ringe , in alle kerken onderhouden geworden. „ Wie heeft bevel gegeeven dit gebruik te vernietis, gen? wie heeft gezegt, dat daar het in oude ty„ den geholpen heeft , nu niet helpt, ook tot ge- zondheid des ligchaams? wy weeten wel dat het „ in de eerfte tyden van het Chriftendom niet altoos geholpen heeft , ten aanzien van het ligchaam .„ maar zou het daarom , met betrekking tot den geest, geen krachtvermogen hebben? De Griek3, fche Vaders zeggen, dat men by het Olyfelmoet „ bidden, dat god aan de zieken in dit leven kragt „ verleene, om god te dienen , of zo hem dit niet „ zalig is, de geest verfterke, om den ftryd dezer „ aarde te volbrengen (*). De ftoffe waarmede dit Bondzegel bediend word 9 is oly van olyven , door den Bisfchop gezegend. De oly betekent , dat gelyk het zeer dienftig is, dat door de oly de fmerten des ligchaams verzacht worden , dat ook alzo dit Sacrament gezondheid geeft na de ziel , en behulpzaam is tot eene zalige affterving. De Priefter moet onder de bediening de volgende woorden uitfpreeken : door deze heilige s, zalving 9 en deszelfs gezegende kracht vergeeve u ') Votum pro Pace Ece'ef. pag. tYï,  van EUR O* P A, «ff, fi god , al wat gy door het gezicht, de reuk, e« 1'maak misdaan hebt. De werktuigen der zinnen moeten hoofdzaaklyk gezalfd worden , als dc oogen, om het gezicht; de ooren, om het gehoor; de neus, om dc reuk; de mond, om de fmaak en fpraak; het hart, als den zetel der wellusten en begeertens , en de voeten, als de oorzaak der beweeginge tot plaatzen , op welke men zondigt. Dit Sacrament mag noch aan kinderen, noch aan krankzinnigen , noch aan zulken die ter dood veroordeeld zyn, veelmin aan krygslieden, fchoon zy een zekere dood te wachten hebben , toegediend worden, het PRIESTERSCHAP. Door dit Sacrament ontfangen de Dienaars der Kerke, de magt en genade, om hun ampt bekwaamlyk te bedienen. Dit Sacrament mag men maar éénmaal ontfangen, en alleenlyk door een Bisfchop bediend worden. hugo gkotius van de invvyding derPrieftcrenfpreekende, zegt : (*) — Men nam niemand voor ,, een Priefter aan , dan op welke de Bisfchop plechtiglyk zyne handen gelegt hadde. Niemand wierd ook voor Bisfchop aangenomen , of zy moesten door (*) Apendix ad Antichriftum, pag, en ug.  380 GODSDIENSTEN door veele Bisfchoppen de handen opgelegtzyns „ en deeze Bisfchoppen moesten bewyzen kunnen 9 „ dat zy onmidlyk van zulke Bisfchoppen afftamden die door de Apostelen tot dat ampt gerechtigd „ waren. Dit vervolg is de bewaardfter der over3, leveringen , gelyk irenius leert : uit deze regel ,, bewyzen cyprianus tegen novatus, athanaa, sius tegen iscmaus en epiphanius tegen za,, cheus , dat hunne bedieningen onwettig waren. hieronimus vraagt , wat doet de Bisfchop be3, halven de wyinge , dat de Priefter niet en doet? 3, (*) het zelfde bevestigen chrysostomus , epi. 3, phanius en de gantfche oudheid." Onder de Bedienaars van het Altaar zyn zeven onderfcheidene rangen, waarvan de mindere ordens zyn de deurbewaarders, de leezers, de bezweerders en lichtdraagers. w> De meerdere ordens zyn onderdiakens , diakens en Priefters, De deurhewaarders moeten op de ingangen en iïeutels der kerke pasfen , ten einde de verbodens te beletten intedringen , gelyk ook dat niemand te dicht by het Altaar kome , en de Priefter in de offerhande ftoore ; daarom zegt den Bisfchop aan de deurbewaarder als hy hem de fleutels overgeeft: *. Gedraag u, als rekehfchap aan god zullende gee„ ven , voor de dingen die met deze fleutels opge91 fkoten worden," De (*) Epist. 8*  Vaïj EUROPA. 381 De leezer is verplicht de boeken van het Oude en Nieuwe Testament, duidlyk in de kerke te leeZen , vooral de lesfen in de nachtgetydeu , gelyk ook de geloovigen in de eerfte beginzelen van den Godsdienst te onderwyzen , daarom zegt de Bisfchop, als hy hem het boek overgeeft: — „Neem dit boek aan en wees een leezer van gods woord, ,, en zo gy getrouw uwe bediening volbrengt, zult „ gy deel hebben met de geenen die vandenbegin,. ne het woord gods wel bediend hebben." De bezweerder word door den Bisfchop de magt gegeeven, om in de naame gods de onreine geesten uittewerpen, hy geeft hem het boek dcrbezweeringe en zegt: — ,, Neem dit boek aan , en heb de .„ magt om de bezetenen de handen opteleggen." De lichtdraager moet den diaken en onderdiaken naar het Altaar volgen , hem lichten als hy he& Evangelie leest , en voor het water en de wyn tot de offerhande zorgen 5 waarom de Bisfchop hem een brandende waschkaars geevende, zegt: — „Neem deze kaars in den naame des Heeren, en weet dat ,, gy gefchikt zyt om het licht der kerke te ontftee„ ken." — Met het overgeeven der water en wynflesjes zegt hy: —- ,, Ontfang dezen in den naame des Heeren , om het water en de wyn tot confecratie van het bloed van christus aantegeeven." Tot de hoogere ordens behooren vooreerst de onderdiakenen : dezen moeten den diaken aan het Altaar dienen, de vaten, het brood en wyn tot de offerhande gereed maaken , het water in de offerhande  3§2 GODSDIENSTEN. de over de handen des Priefters ftorten, den Epifte! in de Misfe leezen. De Bisfchop die hem ordent , zegt: -—— ,, Zie welk eene bediening u gegee,, ven word ! daarom vermaane ik u , dat gy n 20 & gedraagt, dat gy gode moogt bebaagen." -— Voords trekt hy hem de geheiligde klederen aan , geeft hem het Epistelboek over en vervolgd: „ Neem het boek der Episteleu aan, en heb de magt ,, om dezelve in gods kerke te leezen , zo voor de j, levendigen, als in den dienst voor de dooden." De diaken is verplicht, den Bisfchop altoos in zyne bediening te volgen , hem als hy predikt byteblyven , en als hy de Misfe doet of andere Sacra. üienten bedient , de behulpzaame hand te bieden , en voornaamlyk in de Misfe het Evangelium ie lee. zen. Als de Bisfchop hem het Evangelium over- geeft, zegt hy: „ Ontfang in den naame des 3, Heeren, de magt om het Evangelum in gods ker3, ke te leezen , zo voor levenden als in den dienst ,, der dooden." De hoogfte trap van dit Sacrament of orde is het Priefterfchap. KUn ampt beftaat om de offerhande der Misfe aan god optedraagen, de Sacramenten te bedienen, (behalven het Vormfei en de orde) voords verkrygen zy de magt óm in den naam van christüs de zonden te vergeeven, en om door hun woord het brood en wyn te veranderen in het ligchaam en bloed des Heeren. Dus word hy door den Bisfchopj welke hem den beker met wyn en het brood overgeeft, aangefproken: —- Ontfang de magt om of-  van EUROPA. zH offerhanden aan god optedraagen , en Misfe té ,, doen voor levenden en dooden ;" daarna hem weder de handen opleggende , zegt hy: — „Ontfang ,, den Heiligen Geest , wiens zonden gy vergeeft, „ dien zyn ze vergeeven, en wiens zonden gy houd dien zyn ze gehouden." Dit Sacrament mag aan geene flaaven , doodflagers, natuurlyke zoonen , of die een merkelyk ligchaamsgebrek hebben , bediend worden. het HUWLYK. Het zevende of laatfte Sacrament is het Huwlyk, eene inftelling zo pud als de voortbrenging onzer eer= fte ouderen zelve. Het Huwlyk onder de oude wet geen Sacrament zynde , was ingericht ter bevordering van het beftendig geluk der beide Sexen, door elkander over en weder ter hulpe te verftrekken. De Zaligmaaker heeft de bruiloftsvoltrekking eenmaal met zyne hooge tegenwoordigheid vereerd, de veelwyvery afgefchaft , bevolen dat niemand den anderen mag verlaaten als om overfpel: en den Apostel zegt uitdruklyk: —- ,, Dat ieder man zyn ei„ gen vrouw, en ieder vrouw haaren eigen man zaï „ hebben." In de Roomfche Landen moeten de geboden drie maal in de kerk afgekondigd worden. Indien bruid en bruidegom in onderfcheidene kerfpels woonen, moeten de geboden in beide tevens gaan. Dwaalingen in de begrippen, kettery en gelofte van kuisen- heiel 3  $H GODSDIENSTEN van EUROPA. heid , behalven andere grove zedelyke gebrekehj zyn bekwaam om de trouvvvoltrekking te verhinderen. Wyders word van hun, die zig zullen laaten verbinden , vereischt 4 dat zy in den Christelyken Godsdienst onderweezen zyn, en de gebeden by de trouw gebruiklyk, kunnen bidden. Wanneer de perfoonen, die trouwen zullen, in de kerk gekomen zyn , klimt de Priefter , van zyne klerken vergezeld , op het groot Altaar 5 het welk fierlyk opgepronkt is. Na dat de Priefter het geivoone gebed gedaan heeft vóór het jonge paar • treed hy af tot op de benedenfte voet van het Altaar. De Bruidegom ftaat aan de Epistel en de Bruid aan de Evangeliezyde ; bloedverwanten en getuigen plaatfen zig achter hun; dan vraagt den Priefter ni hunne naamen , en of zy genegen zyn zig in den ftaat des Huwlyks te begeeven ; deze vraag met ja beantwoord hebbende, neemt hy hun by de hand, en zegt : „ ik vereenige u in het Huwlyk,in » den naam des Vaders , des Zoons en des Heiligen Geests." hen voords kruisgewyze met gewyd water befprengende ! dit verricht zynde , zegent hy den huwlyksring en befprengt dien met gewyd watermede kruisgewyze ; dan fteekt de Bruidegom den ring aan de vinger van de Bruid. De Priefter doet nog eenige gebeden en vermaand hun in het betrach> ten der Huwl'yksplichten. Einde van het Eerfte Deel,