ij -* * ISO.   ALGEMEENE DENKBEELDEN OVER HET NATIO NAAL ONDERWD'S, INGELEVERD IN DEN JAARE 1796, VAN WEGEN DE VERGADERING VAN HOOFDBESTUURERS DER NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ : TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN, COMMISSIE UIT DE NATIONAALE VERGADERING, REPRESENTEERENDE HET VOLK VAN NEDERLAND; BENOEMD EN GELAST TOT HET ONT. WERPEN VAN EEN P, L A N VAN OPENBAAR NATIONAAL ONDERWIJS.  NEDE;1L QndsrwHzers  AAN DE LEDEN der MAATSCHAPPIJ: TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN MEDEBURGERS! jZiet hier het puk , waar van wij op de laatstgehoudene Algemeene Vergadering onzer Maatjchappij, bij het Algemeen Verllag, bericht gaven: en ten aanzien van het welke op die Vergadering, blijkens de Handelingen, enz. des jaars ijyj. bladz. 59, befloten is, om het zelve voor de Leden te doen drukken. Het is u bekend, en bij het zo even genoemd Algemeen Verflag is het u ook herinnerd, dat Hoofdbefluurers, na het inïeeveren in den jaare 1796, van het Adres van wegen deeze Maatfchappij aan de Nacionaalc Vergadering reprefemcerende hec Volk van Nederland, het welk, met het daarop genomen Decreet in uw lieder handen is , van wegens de Commisfie, door de Nationaale Vergadering, voornoemd, aangefield tot het vormen van een Plan van Nationaal onderwijs, ontvangen hebben eenige vraagftukken, het Nationaal onderwijs betreffende. Deeze vraagftukken, welken wij hier bij voegen (*), werden door ons gefield in handen van drie onzer medeleden: de Burgers tichelaar, van gel der en w e r t z, ten einde op de eerstvolgende Verga- ("*) Bijlange A. •* 2  IV gadering te dienen van bericht. Niet alleen hadden wij daar op het genoegen, ten bedoelden- tijde , van gemelde Burgers bericht van hunne bevinding en onderlinge over/preekingen te ontvangen: maar ook reeds een gedeelte van dit ftuk door hen, ter beandwoording van eenigen der voorgenoemde vraag/lukken, vervaardigd. Op hunne voordragt werd befloten, dit afgewerkt gedeelte daadelijk aan de Commisfie uit de Nationaale Vergadering te verzenden, met een Brief, waar van wij u ook hierbij de copij mededeelen (*), om dat dezelve u ter opheldering zal verflrekken, ten aanzien van de ongeregelde plaatfmg der meermaalen genoemde vraagflukken, in het ftuk voor'handen. Dit gefchiedde op den 14. van Wijnmaand, en reeds op den 29. van Slagtmaand, werd het overig gedeelte aan de gezegde Commisfie afgezonden (f). Met allen fpoed werd dus aan het verlangen deezer Commisfie voldaan. Van tijd tot. tijd hoopten wij, dat dezelve tot eene meerdere werkzaamheid zoude in ftaat gefield zijn; verwagtende, dat als dan ook voor onze Maatfchappij of Hoofdbeftuurers, insgelijks, eene meerdere werkzaamheid zou geboren worden; wanneer wij, ingevolge het beftuit der Algemeene Vergadering van den Jaare 1796, niet zouden nagelaaten hebben aan de bijzon- de- C) Bijlaage B. C10 Op den 17. van Herfstmaand waren de bedoelde Vraagftukken door Hoofdbeftuurers ontvangen. Zie Algemeen Verflag, bladz. 4.  dere Departementen , van tijd tot tijd, desaangaande verflag te doen; dan daaromtrend is niets meer gefchied. Wij neemen deeze gelegenheid waar , om ook ter uwer' kennisfe te brengen , dat in onze Vergadering van den 15. van Herfstmaand des voorledenen Jaars, is ingekomen een Brief (*), door den Burger a. loosjes pz. , aan ons gefchreyen uit naam der Commisfie -uit het Provinciaal Befluur van Holland, op den 6. dier maand benoemd, ,, om met Hoofdbefluitrers der Maatfchappij : „ Toe Nut van 't Algemeen, in onderhande„ ling te treeden, en met derzelver overleg op te geeven, de meestgefchikte wijze, om „ de Werhjens dier Maatfchappij als Leer„ boeken in de Schooien van deeze Provincie, „ allerwegen in te voeren; als mede om de „ Schooien in dit gewest, door openbaar ge- zag, te verbeteren.'''' — Verzoekende gemelde Commisfie, om in het midden der eerstvolgende week , eene Commisfie uit het midden onzer Vergadering naar den Haag te zenden , ten einde met dezelve de noodige middelen te helpen beraamen. Ter voldoening aan dit verzoek, werd daadelijk bij ons tot het afzenden van eene Commisfie befoten, en dezelve opgedraagen aan de Burgers van gelder, wertz en brender a brandis, en bij belet van een derzelven, de Burger tichel a ar verzocht ter plaatsvervanging. De drie eerstgenoemde Burgers begaven zich daarop, ten beftemden tijde naar den Haage, en (*} Getekend den 13. dier maar.d, * 3  VI en hadden het genoegen van een en andermaal met de Commisfie uit het Provinciaal Bejïuur van Holland, ter zaake voorgemeld, gefprek te houden; waar bij zij aan dezelve deeze Algemeene Denkbeelden ook mededeelden , als hunnes oordeels gefchikt, om , met weinige verandering, voor de Provincie Holland toepaslijk te zijn. Zij fcheidden van gemelde Commisfie, met toezegging van dezelve, dat deeze, in de Vergadering van het Provinciaal Bef uur van Holland, bericht zou geeven van derzelver onderhandelingen met hen, en hen, zo dra mogelijk, over het een en ander, de gezamenlijke Commisfiën betreffende, .nader aan zou fchrijven, en onderhouden. Dan ook van deeze pooging is niets verder geworden ; ten minften desaangaande is niets rechtftreeks ter onzer kennisfe, of ter kennisfe onzer bovengenoemde Commisfie gekomen. Hier mede achtende het noodige, ten aanzien van het ftuk nu voorhanden, gezegd te hebben, zijn wij Uwe Medeburgers en Vrienden; ' Hoofdbeftuurers der Maatfchappij : Amfterdam, Tot Nut van 't Algemeen, den 15 van Lentemaand, En uit derzelver naam 1798.  B IJ L A G E A. Vraagstukken van de Commissie bij de Nationaale Vergadering benoemd en gelast, tot het ontwerpen van een Plan van Nationaal Onderwijs. 1. M iddelen om bekwame Schoolmeesters te verkiezen — bijzonder over het aanleggen van Kweekfchoolen voor Schoolmeesters. 2. Examina van Schoolmeesters; niet alleen bij derzelver aanftelling — maar ook naderhand van tijd tot tijd. 3. Moet het Gouvernement aan de Schoolmeesters de Leerboeken voorfchrijven, die zij zullen gebruiken? 4. Wat zal op de laage Schooien onderwezen worden ? 5. Vereischten van den Onderwijzer. 6. Theorie van Straffen en Belooningen. 7. De beste inrichting der Schoolhuizen. 8. Getal der kinderen boven het welk in één School geene zullen worden tocgelaaten. 9. Zul-  vm .. 9. Verdeeling der Kinderen in onderfcheidene klasfen. 10. Zullen de twee Sexen afzonderlijk zitten, of afzonderlijk Schoolgaan. 11. Tractementen en Emolumenten der Schoolmeesters. 12. Fondfen waaruit zij betaald zullen worden. 13. Zullen de .Kinderen Schoolgeld betaalen of niet? 14. Generaal en Departementeel opzicht over het Schoolwezen, of Committe van Nationaal Onderwijs. 15. Middelen om Ouders aantemoedigen, of te confiringeeren tot het naar fchool zenden hunner kinderen. B IJ-  B IJ L A G E B. VRIJHEID, GELIJKHEID , BROEDERSCHAP. AAN DE COMMISSIE DOOR DE NATIONAALE VERGADERING, BENOEMD TOT HET VORMEN VAN EEN PLAN VAN NATIONAAL ONDERWIJS VOOR DE BATAAFSCHE REPUBLIEK. MEDEBURGERS! "Vereerd zijnde niet de voor ons aangenaame verpligting, om op de door Ulicdcn, ons toegezondene 15 Vraagftukken te and woorden, zo hebben wij, bij eene bedaarde overweeging, gevonden, dat fommigen van dezelven vatbaar waren voor verfchillende beiindwoordingen , volgends  2 mm . gends hec grondbeginfel, 't welk mea ten grondflag aanneemt: zodanigen zijn , onder anderen het 3e., 4«;, „e, lfee> H^ en i5e. Onkundig van het grondbeginfel, dat de Commisfie uit de Nationaale Vergadering geoordeeld heeft te moeten aanneemen, vermeenden wij het volftrekt noodig, 'er een voor het onze aan te neemen, om uit hetzelve onze denkbeelden af te leiden. Eene tweede zwaarigheid voegde zich nog bij de eerfte. Wij ontdekten, dat, indien wij elk vraagftuk op zich zeiven wilden beandwoorden, wij hier door in de noodzaaklijkheid zouden vervallen, om bij de beandwoording van het eene te moeten herhaalen, het geen reeds bij die van een ander gezegd was. Een en ander deed ons befluiten, om een Plan  ——— xi Plan van Algemeens Denkbeelden over het Nationaal Onderwijs te ontwerpen, en volgend* hetzelve, alles, wat wij oordeelden tot hec Nationaal Onderwijs te behooren, tot één geheel te brengen: te meer, daar wij op deeze wijze het grondbeginfel, dat wij hebben aangenomen , konden openleggen; allen de begeerde Vraagftukken oplosfen, en de herhaalingen vermijden. Gaarne hadden wij gewenscht, UI. heden, dit Plan, geheel afgewerkt, te kunnen aanbieden; dan, het gewigt der zaake, de werkzaamheid die dezelve vordert, en eenige bijkomende omfiandigheden, hebben ons verhinderd, onze taak verder te brengen. Het zal ons, intusfchen, aangenaam zijn; Ulr. oordeel over het gedeelte, dat wij reeds afgewerkt hebben, te mogen verneemen. Wy  xn Wij kunnen UI., echter, berichten, dat, fchoon dit afgewerkte gedeelte. iets meer dan een derde van het geheel, naar gisfing, zal uitmaaken , wij ons vleien, om binnen veertien dagen het geheel gereed te kunnen hebben. Hier mede, enz. Heil en Broederfchap. (W»s getekend) Uit naam van Hoofdbefhiurers, G. BRENDER a BRANDIS, Secretaris. Amfterdam ,■ • den \\den October 1796. Het Derde Jaar der Bataaffche Vrijheid.  ALGEMEENE DENKBEELDEN OVER HET NATIONAAL ONDERWIJS. Elke welingerichtte Maatfchappij is eene vereeniging van op zichzelven beftaande perfoonen (individus) ter bevordering van hun algemeen geluk. Het algemeen geluk is de hoogfte wet voor allen. De vereeniging van allen die op zichzelven (taande perfoonen gefchiedt , om te famen geluk, in de meeste uitgeitrektheid te genieten. De Maatfchappij heeft dus liet recht, om van elk ' haarer Leden te vorderen, dat zij, tot bereiking van dit algemeen oogmerk, mede werken. Niemand kan, tot bereiking van het groote doel der Maatfchappij, waartoe hij behoort, medé werken , ten zij hij vooraf onderricht zij, van de pligten , welken hij, als waardig Lid dier Maatfchappij, te vervullen heeft. De Maatfchappij kan echter, bij voortduuring, van elk bijkomend Lid niet vorderen, dat hij die pligten kenne, en vervulle, ten zij, dat zij zelve vooraf gezorgd hebbe , om de middelen ter verkrijging dier kennis, daar, en voor een ieder open te Hellen. De Maatfchappij is deeze zorge in het bijzonder verfchuldigd aan haare jonge Burgeren; zij is verpligt, om die middelen d&ir te (tellen, waar door het opkomend, gedacht die pligten en kundigheden kan verkrijgen, welken de Maatfchappij van hen zal vorderen : zij ligt derhalven onder de onvermijdelijke verpligting, om te zorgen voor de Opvoeding en het Onderwijs der Jeugd. A De  De ligchaamelijke en zedelijke Opvoeding, geduurende de eerde kindsheid, een geheiligde pligt der ouderen zijnde, heeft ook de Maatfchappij het recht met, om dezelve aan algemeene voorfchriften te verbinden. Het volgend gedacht, door een wel ingericht onderwijs kundiger gemaakt, zal zich , voorzeker , van dien pligt op eene verdandige wijze kwijten. ° J De zorg der Maatfchappij behoort zich dan meer bepaaldelijk uit te urékfèn, over het onderwijs der Jeugd, om dezelve tot deugdzaame en nuttige Leden der Maa.tlchapprj te vormen. De zorg en de invloed der Maatfchappij, betrekkelijk het onderwijs , zal zich dus moeten bepaalen : 1. Tot zodanige kundigheden en vereischten. welken van alle Burgers, zonder onderfcheid kunnen gevorderd worden .' " ' 2. Tot zodanige kundigheden: en vereischten , welken dechts een gedeelte der Burgers, ingevol?nV h1' °"deif^eidene betrekkingen, waarin zijtot de Maatfcnappij kunnen liaan, moet bezitten. rracgft.n De Maatfchappij is het eerfte gedeelte van het Onderwijs aan allen verfchuldigd. De Jeugd, zonder ÏÏË&g Van ft311f °f fae' mo" van'hetzelve gebiuik kunnen maaken. Allen moeten ten kosten der Maatfchappi,, die kundigheden kunnen verkrijgen, welke zij van hen zal vorderen. — Dit gedeelte van het onderwijs moet derhal ven daan onder het onmiddelijk toeverziclu, beduur , en bezorging van hen, aan wien de Maatfchappij de waarneeminl en behartiging der algemeene belangen heeft opgedraagen. 1 b Het tweede gedeelte van het Onderwijs is de Maaüghappt) niet aan alle haare Leden verfchuldigd, _ Zij, van wien de Maatfchappij bijzondere kundigheden en vereischten zal vorderen , zullen eob bijzondere voorrechten genieten; zij kan derhalven dit Onderwijs voor enkelen niet geeven, ten kosten van het algemeen ; zij zal in deezen aan haa-  — 3 — haare verpligting voldoen, wanneer zij de middelen en gelegenheid ter verkrijging dier bijzondere kundigheden daar gefteld heeft; op dezelve een beftendig toeverzicht houdt; dezelve aanmoedigt en beien ermt. Het Onderwijs, voor zo verre het den invloed of het daadelijk beduur der hooglte Magten des lands vereischt, verdeeld zich derhalven in twee betrekkingen : ieder derzelven verdient dus afzonderlijk behandeld te worden; men zoude kunnen noemen: Het eerfte : Algemeen Nationaal Onderwijs. Het tweede: Bijzonder Onderwijs. A a EER-  EERSTE HOOFDDEEL. VAN HÉT ALGEMEEN NATIONAAL O N DE RW IJS. Vraagfl. 4. Zal een Lid ecncr welgeregelde Maatfchappij aan de verpligtingen, die hij als Mensch en als Burger te vervullen heeft, voldoen; zo is het volltrekt noodig, dat hij, ten eerffai, de Taal van zijn Land verflaa; ten tweeden , dat hij door middel van het fchrift zijne gedachten aan anderen weete mede te . declen. Ten derden , dat hij tot zo verre in de Rekenkunde ervaaren zij , als noodig is , om zijne eigene zaaken te kunnen regelen. Ten vierden, 'dat hij de pligten kenne, welke hij aan het Opperwezen, zich zeiven en zijnen medemensch verfchuldigd is. Ten vijfden, dat hij onderricht zij van de grondwetten, volgends welke de Maatfchappij , waar in hij zijn verblijf houdt, beftuurd wordt, om zich als een goed Burger naar dezelve te kunnen gedraagen. De noodzaaklijkfte regelen der Taal, het Leezen, Sch rijven , Rekenen , de algemeene begrippen van Godsdienst en van de Staatsregeling, zijn de kundigheden, welken elk goed en nuttig Burger moet bezitten — en tot welker Verkrijging, de beste middelen moeten beraamd worden. De zorg van hen , aan wien de Maatfchappij de behartiging haarer belangen heeft aanbevoolen, zal, derhalven , betrekkelijk het Algemeen Nationaal Onderwijs , moeten gaan over de volgende hoofdzaaken: 1. Over gefchikte plaatfen of Schoolhuizen. 2. Over gefchikte Onderwijzers. 3. Over gefchikte Leerwijzen. 4. Over gefchikte Leerboeken. 5. Over gefchikte Perfoonen, belast met de zorg tot in werkingbrenging, en tot uitvoering. EER-  EERSTE AFDEELING. OVER GESCHIKTE PLAATSEN OF SCHOOLHUIZEN. Het Hoogstbeftiuir des lands zal, betrekkelijk de freagft. 7. gefchikte plaatfen of Schoolhuizen, moeten zorgen: 1. Dat zij door bet gantfche Land, in een voldoend aantal, voor handen zijn. 2. Dat zij op zodanige afftanden van elkander verwijderd zijn , dat de Jeugd met zo weinig belemmering als mogelijk zij, overal, in dezelven het Onderwijs kan genieten. 3. Dat zij zodanig ingericht zijn, dat het te gcevene Ouderwijs 'er gevoeglijk kan wórden uitgevoerd. 4. Dat zij ruim en luchtig, en zodanig gefchikt zijn , dat de gezondheid van Onderwijzer en Leerlingen geen nadeel lijde. Het zal dan vooraf noodig zijn te bepaalen, hoe Vraagjt. %. veele Leerlingen op één School, en onder het opzicht van éénen Onderwijzer behoorden toegelaaten te worden: en hieromtrent leert de ondervinding, dat dit getal ten hoogden vijftig moet zijn. Dit bepaald zijnde, zouden de Lijsten der Volkstelling door het geheele Gemeenebest, het getal der benoodigde plaatfen aanwijzen kunnen. Dan wij dellen ons niet voor, dat het Hoogstbeduur des lands, volgends die verdeeling, zal te werk gaan; maar dat het van de reeds aanwezig zijnde gebouwen zal gebruik maaken; waar naar dan ook deeze uitbreiding over de vereischten der Schoolhuizen is ingericht. Omtrent het antital van Schooien en derzelver evenredige verdeeling door het Iktaafsch Gemeenebest, zouden de bepaalingen, ten opzichte van het platte land, met die, voor de deden, merkelijk . kunnen verfehillen. A 3 Men 5  - 6 — Men vindt in bijna alle Dorpen en gehuchten v van eenig aanbelang , Schoolhuizen , het eene meer* het andere minder aan het oogmerk voldoende' deeze zouden, fommigen terdond, anderen van tijd tot tijd, overeenkomdig de plaatfelijke behoefte, kunnen verbeterd worden. Indien in eenig Dorp of gehucht, het aantal van kinderen, dat van 50 overtrof, moest men den Onderwijzer déncn, en boven de 100, twee Ondermeesters toevoegen. Indien echter het getal van kinderen nog aanmerkelijk grooter was, behoorde 'er een tweede School opgericht, en een tweede Onderwijzer aangebeld te worden. Indien men bevond, dat eene zekere uitgeftrektheid Lands, genoegzaam bevolkt, zonder School -was , behoorde 'er eene opgericht te worden; terwijl men op andere plaatfen „ alwaar in evenredigheid der bevolking, te veel Schooien zijn, de overtolligen konden vernietigen. Op deeze wijze zoude men, ten'minden kosten van den Lande, en met de minstmogelijke verandering , het platte Land met een genoegzaam aantal Schooien voorzien kunnen; te meer,"daar, welke fchikkingen men ook maaken moge, 'er altijd zekere ongelegenheden voor de Bewooners van het platte Land zullen plaats hebben, welke nimmer geheel kunnen opgeheven, maar wel verminderd worden. In de Steden, en wel bijzonder in de-groote Steden , kan, echter, dezelfde wijze niet gevolgd worden: .wel is waar, men vindt bijna in elke Stad, één of meer Stads Diaconie- of ArmenSchoolen;_ dan hun aantal is niet voldoende, en mar ons inzien, behoorden 'er voortaan geene zodanige inrichtingen meer plaats te hebben, daar de armen en de meervermogenden , allen 'Burgers zijn , en dezelfde aanfpraak op het Algemeen Onderwijs moeten hebben. Daarenboven is het te vermoeden, dat in de Steden veele Ingezetenen zullen gevonden worden, welken niet verkiezen zullen , hunne kinderen , op de Algemeene Nationaale Schooien te zenden. Dit alles behoorde in erndige overweeging te worden ge-  genomen, ter vermijding van onnoodige kosten, en van een nutteloos aantal van Schoolhuizen. ' Men zoude, derhal ven, de Schoolhuizen in de Steden zodanig kunnen inrichten, dat 'er 100 kinderen konden onderwezen worden; — en zo , wanneer dit getal merkelijk voltallig wierd, zoude men den Onderwijzer twee Ondermeesters moeten toevoegen ; doch het getal Hechts 50 zijnde, zoude, even als op het platte Land, de Schoolleeraar alleen het werk kunnen verrichten. Plaatfelijke en andere omftandigheden zouden, echter, eenige verandering in deeze bepaaling kunnen vorderen, waarover het Hoogstbeltuur des lands bij onderzoek, zoude behooren te oordeelen, en te beflisfehen. Het valt nu van zeiven in het oog, dat de ruimte der Schoolvertrekken behoort geëvenredigd te zijn aan het getal der Leerlingen, welken in dezelven zullen onderwezen worden, en dat derhalven hieromtrent geene vaste bepaaling kan gemaakt worden, als alleen deeze: dat in dezelve het Onderwijs op eene gevoeglijke wijze kan worden uitgevoerd. — En dit zal men kunnen bepaalen, wanneer wij over de gefchikte Leerwijzen zullen gehandeld hebben. Wat eindelijk aanbelangt , de inrichting der Schoolhuizen, betrekkelijk de noodige voorzorgen, tot behoud der gezondheid: ware het de_ zaak, om overal nieuwe Schoolhuizen op te richten; men zoude "een plan kuïmen ontwerpen, om ten algemeenen richtfnoer te dienen. Frank, in zijne Geneeskundige Staatsregeling, geeft hieromtrent zeer fchoone en nuttige bedenkingen aan de hand ; welken, echter, hier hoofdzaaklijk op neder komen : dat de Schoolvertrekken ruim en luchtèg, en , het zij door Ventilators , of andere middelen , den noodigen toevoer van frisfche lucht kunnen hebben. — Men zie ook de Verhandeling van j. H. krom, over de verbetering der Schooien, bladz. 34 en volgenden — hetzelfde Werk bladz. 452. Deeze algemeene en noodzaaklijke vereischtens, behooren aan de reeds aanweezig zijnde Schoolvertrekken, waarin men dezelve niet vindt, bijgebragt te worden; en hieromtrent zal het toeverzicht van eenen kuhdigen Bouwmeester, het noodige moeten A 4 in  ^SM^n^^ deren, betrekkelijk de l^anlen laft " e"' "tQg 3n' b«voegen; dan, hoe Khetook* -T' YT? gezondheid der kinderen een aainneri liilftj ,de worden toegebragt, door LneTt 'gl^ 0n "i-i micis, zo is het ook tevens yrl-w a„+ |., ^2s^te?s, tg»? te, geplaatst werden, en zulks is in ™ .,b ? de, intusfehen, eene zeer goede zaaV *i „ w n Men zie hier van in de derde Afdeelfng. T WEE-  TWEEDE AFDEELING. o v è r geschikte onderwijzers. De zorg van het Hoofdbeftunr des lands, betreklijk de gefchikte Onderwijzers, zal zich moeten bepaalen. 1. Tot hunne bekwaam- en gefchiktheid om te onderwijzen. 2. Tot het afneemen der proeven van die bekwaam- of gefchiktheid, of het Examen. 3. Tot de aankweeking van Onderwijzers. 4. Tot hunne belooningen. 5. Tot de fondfen, waaruit die belooningen zullen gevonden worden. over de bekwaam- en geschiktheid der onderwijzers. Wanneer wij wilden onderneemen, om den vol- yraasji, 5. maakten Onderwijzer te fchetfen, zouden wij een denkbeeldig wezen daar ftellen, het welk te vergeefs zoude gezocht worden. De natuur vormt nu en dan wel eenen kunstenaar, die in zijne kunst de volmaaktheid nabij komt: maar zeldzaam, ja nimmer, werd de man gevonden, van wien men zeggen konde, dat hij in het vak der opvoeding en van het Onderwijs , dat toppunt bereikt had. De Burgers j. h. floh en l. d upper, (de eerfte in zijne bekroonde Verhandeling, over de beste Theorie van ftrajfen en belooningen in dt, Schooien, op bladz. 27 en volg. De tweede in zijne Verhandeling, over het onderwijs in het Spellen, , A 5 Lee- 9  Leezen en Schrijven, op bladz. 5 en volg. te vinden in het eerfte deel der (tukken , het Schoolwezen betreffende , uitgegeeven door de Maatfchappij : Tot Nut van 't Algemeen,') fchetfen het character en de vereischten van eenen Onderwijzer, met de treffendftc kouleuren : wij zullen ons dan in dit zo gewigtig (tuk alleen bepaalen tot het opgeeven van die vereischten, weiken wij als volflrekt noodzaaklïjk in eenen Onderwijzer befchouwen. Wij hebben op bladz. 4 opgegeeven de vereischten en kundigheden , welke de Maatfchappij , van elk haarer Leden , recht heeft te vorderen; naamelïjk — de noodzaaklijkfte regelen der Taal, het Leezen , Schrijven, Rekenen, de Algemeene begrippen van Godsdienst en van de Staatsregeling van dit Land. — Het zal dan noodzaaklijk zijn, dat de Onderwijzer de bekwaamheid bezitte, dit alles te onderwijzen. Dan, het is genoeg, dat de Onderwijzer voldoende kundigheden bezitte, in die vakken, waar in hij anderen onderwijzen moet; de allerkundigtle kan mogelijk de allerongefchiktfle zijn; hij moet door de natuur met zekere hoedanigheden befchonken zijn, welken door oefening ontwikkeld, tot eene zekere hebbelijkheid zijn overgegaan : hij moet 1. begaafd zijn , met een gezond verftand. 2. Hij moet eene, door oefening-verkregen mensch-, of liever kinderkunde bezitten. 3. Hij behoort zich de hebbelijkheid verkreegen te hebben, om zün Onderwijs , overeenkomstig de vatbaarheid van elk zijner Leerlingen in te richten. 4. Hij moet zijn Onderwijs , door het invlechten van nuttige en leerzaame zaaken weeten te veraangenaamen. 5. Vriendlijkheid en geduld, gepaard met eene welberedeneerde (tandvastigheid, behooren de hoofdtrekken van zijn character uit te maaken; en eindelijk ten 6. Zijn zedelijk gedrag moet onberisplijk zijn. — Hoe meer van deeze hoedanigheden een Onderwijzer bezit, en hoe meer hij in dezelve uitmunt, hoe belangrijker hij zijn zal voor de Maatfchappij; en onzes bedunkens verre te verkiezen boven hem, die in alle de vakken van vereischte kundigheden uitmunt, en deeze vereischten mist. OVER.  OVER HET A F N E E M E N DER PROEVEN, VAN BEKWAAM- EN KUNDIGHEID, OF HET EXAMEN. Uit het geen hier voor, betreklijk de vereischten p'raaefi- «. van den Onderwijzer, gezegd is, volgt natuurlijk, dat het onderzode (Examen) behoort te gaan. 1. Over de bekwaamheid of kunde. 2. Over de gefchiktheid. Dan alvoorens tot het onderzoek (Examen") over te gaan, zoude het onzes- bedunkens , volftrekt • noodzaaklijk zijn, te bepaalen: — „ dat niemand „ tot het afleggen of ondergaan van dit onderzoek „ zal worden toegelaaten, die niet voorzien is van „ een getuigfehrift van zijn goed gedrag en ónbe„ rispelijke zeden; bekrachtigd door de onderteke„ ning van het Beduur der Gemeente, waar in hij „ zijn verblijf gehouden heeft, of ten minden van „ een zestal Burgers , welke bij dat dedelijk of „ plaatfelijk beduur ter goeder naam en faam daan." Deze getuigfehriften, door de Onderzoekers (Examinatores,) nagezien, en voldoende bevonden zijnde , zou het Onderzoek zelve, zo veel mogelijk , in het openbaar moeten geleideden ; ten welken einde de Onderzoekers (Examinatores) vooraf, en wel tot een richtfnoer voor hen zeiven , een ontwerp behooren te maaken , volgends welk een ieder zal woiden ondervraagd, terwijl men aan ieder dezelfde vraagen behoord te doen , om met des te meer onpartijdigheid te kunnen oordeclen. — Het onderzoek over de bekwaamheid of kunde, zoude alsdan in deezer voegen, kunnen gefchieden. — (Wij vooronderllelkn, dat zicli een zeker aantal Perfoonen hebbe aangeboden , om eene open zijnde plaats te bekomen; indien 'er maar één te'onderzoeken is , veranderen Hechts de omitaadigheden. — ) Allen de zich aangeboden hebbende, trekken bij het  het Lot, wie het eerfte, tweede, enz. zal onderzocht worden. Terwijl hij, aan wien het lot van de eerfte te zijn, te beurt is gevallen, om mondelijk of ondervraagend, onderzocht te worden, moeten alle de overigen zicii naar een afgezonderd vertrek begeeven, om aldaar, een proef-fchrift te vervaardigen • eenige Voordellen, de rekenkunde betreffende op te losfen ,• en het een of ander klein opftel, over een hen opgegeeven onderwerp, te vervaardigen ten einde zo wel over hunne kunde in de taal als' over hunne bekwaamheid, om hunne denkbeelden geregeld op het papier te brengen, te kunnen oordeelen. — Dit alles moet de eerst onderzocht zijnde, naden afloop van het mondeling met hem ^edaane onderzoek, verrichten. De Onderzoekers, aantekening gehouden hebbende van het mondelijk of ondervraagend onderzoek , zullen , na den afloop van hetzelve werk , door elk hunner afgezonderd verricht, hetzelve onderzoeken en beöordeelen — en hiermede loopt het eerfte onderzoek af. — Het tweade onderzoek (Examen,) over de Gefchiktheid, moet beftaan in eene daadelijk werkzaame proeve; dat is: men moet den te onderzoekenen, zien onderwijzen: ten dien einde moet hem een zeker aantal kinderen toegevoegd worden , zo veel mogelijk, van onderfcheidene vorderingen, om met dezelven in alle vakken, waarin hij onderwijzen moet, eene proeve te gceven. Dit alles verricht zijnde , zal de keuze zelve, volgends de grootfte onpartijdigheid moeten gefchieden. Wij hebben de algemeene trekken van een onderhoek (Examen) flechts aangeftipt; oordeelende, dat, indien onze denkbeelden mogten worden goedgekeurd, men een meer uitgewerkt ontwerp van onderzoek, bij wijze van bijlaage, bij deeze onze Algemeene Denkbeelden , behoorde 'te vervaardigen waartoe wij ons gereedelijk aanbieden (*). Men (*) Men heeft dit niet van ons gevorderd; dit is alzo de reden, waarom men geen zodam's meer uitgewerkt ontwerp van onderzoek (Examen) hier achter vindt.  — 13 — Men zal voorzeker kunnen zeggen , dat de door ons opgegeevene wijze zeer omllagtig is , en veel tijds vordert: maar kan men wel te veel doen, wanneer het aankomen moet op de keuze van eenen man, aan wien de vorming van het aankomend geflaaht , — van nuttige Burgers , — zal worden toevertrouwd ? ■ i — MtC-frCCQO—— OVER DE AANKWEEKING VAN ONDERWIJZERS. Zal het groote oogmerk van liet Nationaal on- Fraagfi. x. derwijs bereikt worden, dan is het, voorzeker eene der eerlle vereischten, een genoegzaam aantal kundige en gefchikte mannen te hebben, welken men met de uitvoering van dit zo heilzaam oogmerk kan belasten ; en het is alleszins pligtmaatig, dat het Hoogstbeftuur des lands, op dit gewigtïg ftuk , zijne aandacht vestige. Een der middelen, welke men in het werk gefield heeft, om Onderwijzers te vormen, is het aanleggen van Seminaria of Kweeklchoolen voor Schoolmeesters; en wij ftemmen ook gaarne toe, dat in een land, waarin de driestfte onweetenheid heerscht, dit het gefchiktfte middel is. Dan, het zal wel der moeite waardig zijn te onderzoeken, of dit middel, voor de Nationaale Schooien, zo als wij ons dezelve voordellen, wel volkomen aan het oogmerk zoude voldoen; en of het, derhatlvcn, in dit geval, wanneer betere middelen voorhanden zijn, niet nutteloos is, zodanige Kweekfchoolen op te richten. Wij dellen vast, dat de Seminaria van Schoolmeesters bijzonder gefchikt kunnen zijn, om Jongelingen, welken men tot Onderwijzers in hoogere Schooien wil opleiden, de noodige kundigheden te doen verkrijgen; omdat het getal, zal het anderszins aan het oogmerk voldoen, veel kleiner moet zijn, dan dat der leerlingen in de gewoone Schooien. Maar,  — 14 — Maar, van waar verkrijgen de leerlingen in de Seminaria die zo noodzaa'klijke hebbelijkheid om te onderwijzen, en om dit Onderwijs te kunnen inrichten naar de vatbaarheid der verfchillende leerlingen, welken men hen in het vervolg zal aanbevalen ? Van waar bekomen zij die zo noodzaakujlte menschkunde, welke aan geene regelen kan onderworpen worden, en waartoe eene alleröplettendlre beoefening, eene oordeelkundige waarneeming alleen, clc waare vereischte is ? De befchouwiijke (theoretifchè) kundigheden, welken zij op dit gewigtïg ftuk verkregen mogten hebben, worden bijna allen nutteloos, wanneer men tot de daadlijke beoefening overgaat. - Wij beroepen ons op cte ervaarenis van des kundigen. Dat het Hoogstbeftuur des lands den kundigen en gelchikten Onderwijzer verhefFe uit dien afhangelijken, en helaas! bijna nog algemeen laag getekenden itand, waar in de Schoolmeester befchouwd wordt; dat hij verzekerd zij van een goed beftaan , en dat hij tevens verzekering nebbe, dat, na zijnen piigt getrouw waargenomen, en den Vaderlande zijnen besten leeftijd opgeofferd te. hebben , men hem m zijnen ouderdom niet aan het gebrek zal bfoot_ ftellen: en wij houden ons verzekerd, dat het nimmer aan bekwaame Onderwijzers zal ontbreeken. Wij onderftellen, dat als dan veele Jongelingen als van zelfs, dat is uit eigene beweeging , en met eene dien post toegeneegene verkiezing hunner ouderen, of voogden, in de gewoone Schooien tot hchoolleeraars zullen worden opgeleid; welken dan, hunne neiging daar toe laatende zien, onder een zeker getal hunner mcdefchoolieren, welken in vorderingen beneden hen ftaan , door eenen kundigen en oplettenden Onderwijzer , van langzaamerhand aan het geeven van Onderwijs, naar de uitgeftrektheid hunner krachten, zullen gebezigd worden; en dus met flechts door befchouwing {theorie) , maar door beoefening, van lieverlede, tot bekwaame Schoolleeraars zullen gevormd worden. Wij hebben op bladz. i en -3, als een grondbeginfel aangenomen, dat zij, van wien de Maatfchappij bijzondere kundigheden eischt, ingevolge der bijzondere betrekking, in welke zij tot de Maatfchappij zul-  i5 zullen ftaan , ook bijzondere voorrechten zullen genieten ; en dat zij derhalven niet kunnen vorderen , dat zij de verkrijging deezer bijzondere kundigheden ten kosten van het algemeen genieten; en dat de Maatfchappij alleen verpligt is, de middelen en gelegenheden daar te ftellen, dezelve' aan te moedigen en te befchermen. Ingevolge dit grondbeginfel, zullen wij thands eenige middelen opgeeven, om de aankweeking van goede Onderwijzers te bevorderen. Jaarlijks , bij het Schoolonderzoek, (waarvan hier na meer) behooren de Schoolbezoekers (Vifitatores) naauwkeurig onderzoek te doen naar zodanige leerlingen van zekeren ouderdom , bij voorbeeld van 14 jaaren , in welken de Onderwijzer, bij goede vorderingen, eenen goeden aanleg vermeent ontwaar te worden. Deeze leerlingen, door de Schoolbezoekers {Vijïtatorcs) nader onderzocht, en voldoende blijken in hen ontdekt zijnde, moeten die leerlingen (en bijzonder hunne Ouders) worden aangemaand, om volijverig voort te vaaren ter verdere bekwaaming; dat, zo wanneer zij den behoorlijken ouderdom zullen bereikt hebben, zij als Ondermeesters zullen worden geplaatst in een of ander der Schooien, waar van op biadz. 5 , 6 enz. is gelproken. Van alle zodanige jonge lieden zoude eene naauwkeurige lijst moeten vervaardigd worden, het zij dan door het ganfche Gemeenebest, of wel voor ieder Departement, om, ingeval 'er eene plaats open mogte vallen, den bekwaamften en gefchiktften, na voorafgaand onderzoek, te plaatfen. — En ingevalle onder die leerlingen 'er een gevonden wierd, wiens Ouders volftrekt onvermogend waren, om hem zoo, lang te onderhouden, zoude, van landswegen, dien Ouderen eene zekere onderfteuning behooren toegelegd te worden, tot tijd en wijle., dat hij eene plaats bekomen had. — Wel verftaande, dat dit zich alleen behoorde te bepaalen tot zodanige jongelingen, in welke men eenen meer dan gewoonen aanleg tot onderwijs befpeurde. Deeze leerlingen, nu, tot den post van Ondermeesters opgeklommen zijnde, blijven zich oefenen en volmaken , onder het opzicht van' den Onderwij- ' ztV.  i6 zer. Van hen allen wordt insgelijks eene naauwkeurigc lijst gehouden; en jaarlijks ,' bij het Schoolonderzoek, wordt het bericht van den Onderwijzer nopens hun gedrag, vorderingen, enz. ingenomen! En deeze Ondermeesters zullen voorzeker een genoegzaam aantal bekwaame en gefchikte Schoolmeesters opleveren, welken en befchouwing en beoefening (theorie en praktijk) hebben kunnen bekomen. Wel is waar, dat dit plan eenigzins op tijd werkt, en dat het mogelijk, terftond bij de invoering van het Nationaal Onderwijs, aan een genoegzaam aantal goede Schoolmeesters zal ontbreeken. Maar zie hier, naar onze gedachten , een gefchikt middel, om ook in dit geval te voorzien. Zo dra door het Hoogstbefhmr des lands befloten zal zijn, dat het Nationaal Onderwijs zal ftand grijpen, en tevens de tijd bepaald is, wanneer de aanvanglijke invoering zal beginnen; waar toe een zeker tijdverloop, ten minsten van zes maanden, vereischt wordt; zouden , in de Steden, deskundige mannen kunnen worden verzocht, om twee of drie maaien in de week , openbaare lesfen of voorleezingen te houden, tot dcwelken alle de Schoolhouders, Ondermeesters , of andere gefchikte perfoonen, welken zich tot het onderwijzen wilden bekwaam maaken, op hun verzoek, den toegang moesten hebben. Deeze lesfen, of voorleezingen, ingericht naar het bepaalde plan van Onderwijs, zouden behooren 'te loopen over alle de vakken van hetzelve, en zodanig ingericht zijn, dat, na het bepaalde tijdverloop , alles afgehandeld was. Óp het platte Land zoude dit voorgeftelde aan meerdere zwaarigheden onderworpen zijn; ten dien einde zoude, bij voorraad, het werk van den Burger ii. we ster, in zijne Prijsverhandeling, over de gebreken in de Burgerfchoolen , als mede dat van den Burger dupper, waar van op bladz. 9 gefproken is, op fommige ft ukken verbeterd , en met de noodige bijvoegfelen vermeerderd , als gefchikte Handboeken kunnen dienen, en op ieder Dorp een gefchikt pérfoon verzocht worden, om den Schoolmeester zodan|ge inlichting te gèévefi, als hij zoude vraagen. Wij  Wij ontkennen niet, dat het, door ons_ voorgeftelde, aan veele zwarigheden onderhevig is; dan, welk middel men ook- kiezen moge, er zullen zien altijd zwaarigheden, het zij van deezen of van geenen aart, opdoen. En, in allen gevalle, zal het volgend genacht eerst de vrugten van het verbeterd Onderwijs kunnen plukken; waartoe alleen de waakzaame ijver van hen, die met de zorg der uitvoering belast zijn, zo in het afheemen van het behoorlijk Onderzoek (Examen), als in het houden van,'zo veel mogelijk, herhaalde Schoolbezoeken , het meeste zal moeten toebrengen. Oordeelt men echter noodig, Kweekfchoolen voor Schoolmeesters op te richten, zo zouden wij van oordeel zijn , dat men dezelve in gcene groote Steden moest oprichten: zo om de meerdere kostbaarheid , als om de afleiding, voor welke de jonge lieden daar meer dan in kleinere plaatfen, zijn bloot- geDed'jongelingen, in dezelve te plaatfen, behooren den ouderdom van ten minden 14 of 15 jaaren bereikt te hebben, om, met eenigen grond, over hunne gefchiktheid te kunnen oordeelen. — Zij behooren niet toegclaaten te worden , dan na een vooratgaand onderzoek, en voorzien met goede Getuigfchriften — De algemeene trekken van zodanig een Kweekfchool zijn, onder anderen , opgegeeven in de Verhandelingen over de verbetering der openbaare Schooien, uilgegeeven door het Zeemvjche Genootfehap der Weetenfchappen, op bladz. 385, en twee volgende. Alle verdere voorfchriften, over dit onderwerp, achten wij overtallig; men vinde dechts eenen Onderwijzer , de vereischten bezittende, door ons op bladz'. 10 aangedipt; men vertrouwe hem de zorg en het Onderwijs, — en hij zal geene voorfchrirten noodig hebben. B OVER.  OVER DE BELOONINGEN DER ONDERWIJZERS. Vraag;!, n. Wij _ zouden m een ruim veld van klagten kunnen uitweiden , wanneer wij het bekrompen bedaan van een zeer groot aantal Schoolmeesters*, en andere onaangenaamheden, als nog aan hunnen post gehecht , wilden affchetfen. —"Dan , het is ons oogmerk niet, ons in te laatcn tot het geene plaats heeft; wij zullen ons flechts bepaalen tot het geene , onzes bedunkens, behoorde plaats te hebben. In de eerde plaats dan, zouden het Hoogstbeftuur des Lands in het algemeen , en de Plaatslijke Beduuren in het bijzonder, de Schoolleeraaren bij die achting behooren te handhaaven , welke zij bij eene getrouwe waarneeming van hunnen gewigtigen post, zo bi dijk verdienen. — Zij behoorden overal , even als alle andere perfoonen, die eenigen post ten algemeenen welzijn beklceden, ontheven te zijn van alle Schutterlijke dienden / Oproepingen, enz. Ten tweeden , daar toch een gewettigd eigenbelang de groote drijfveer van alle menfchelijke daaden is , moet hunne lust aangevuurd worden, door een goed cn ruim bedaan, ten einde zich geheel en alleen tot hunne gewigtige laak te kunnen bepaalen. Eene vrije wooning, en eene jaarwedde, geëvenrtdigd aan hunne werkzaamheden , en aan de plaatslijke omdandigheden, behoort hem te worden toegedaan; deeze jaarwedde zoude, naar onze gedachten , zich kunnen bepaalen tot eene Somma van ƒ 400 : - tot ƒ 1000 : - Ten derden, daar hij, die zijnen besten leeftijd, voor het welzijn van het algemeen , heeft opgeofferd , ook eene billijke aanfpraak heeft op de erkentenis van het algemeen , zo behoorde vastgedeld te worden, dat de Schoolleeraar, welke zijnen post getrouw, en ten genoegen van hen, die het oppertoeverzicht hebben , b. v. 30 jaaren heeft waargenomen , het overige van zijnen leeftijd, dezelfde jaarwedde zal blijven genieten, tot aan zijnen dood: - on-  — 19 — onder die voorwaarde, dat hij het Commité van toeverzicht zal behulpzaam moeten zijn, m alle zodanige zaaken, waar toe het zijne medewerking zal vorderen. . , . Wij herhaalen hier nog eens, dat met zodanige, of dergelijke belooningen, het nimmer aan goede Onderwijzers zal ontbreeken. Dan, hier 'komt nog in aanmerking , ot de Schoolleeraar ook eenige bijzondere voordeden ot winsten (emolumenten') zal genieten; dat is, ot hij ook eenige voordeden zal kunnen trekken van de benoodigde Schoolbehoeften, welken zijn leerlingen zullen bezigen ? Wat ons belangt, wij zijn van gevoelen, dat al hetgeen de leerlingen noodig hebben , zij dit, even als het Onderwijs , ten kosten van het algemeen behooren te ontvangen; deeze kosten zouden, voor een School van 50 kinderen, jaarlijks op ƒ 100 : - kunnen loopen. Wij oordeelen, derhalven, dat de Onderwijzer alleen de uitdeder , en geenszins de verkooper, moet zijn. Alle foorten van koophandel in de Schoolbenoodigdheden zouden aanleiding kunnen geeven tot wantrouwen bij de Ouderen, en dus om eene zekere minachting voor den Onderwijzer te doen geboren worden. OVER DE FONDSEN, WAARUIT DE ONDERWIJZERS BETAALD ZULLEN WORDEN. Twee fondfen, fchoon op verre na niet toereikende zijn reeds aanweezig. Ten eerften , dat, waaruit de Schoolmeesters in de Armenfchoolen betaald worden. Ten tweeden, dat, waar uit men de iaarwedden voor de Schoolmeesters ten platten lande tot nog toe, betaalt. Daar nu, volgends onze' denkbeelden , de Armenfchoolen vervallen, en die van het platte land onder een meer algemeen beduur moeten gebragt worden , zoude men alle de penningen, welken uit zekere vaste fondien r 0 g a voort- Vrtwgfi.Vn  — 20 — voortkomen, in de algemeene kas moeten overbrengen. Wij zeggen, voor zo veel die penningen uit vaste fondien voortkomen: want, op fommige plaatten, worden de Armenfchoolen gedeeltelijk onderhouden uit de liefdegaaven, ten dien einde ingezameld, en op welken, derhalven, geen ftaat te maaken is. Om dan eens en vooral de benoodigde fondfen daar te ftellen, zijn de volgende middelen voorhanden. i. Eene zekere algemeene belasting — of _2. Dat, zonder eene nieuwe belasting, die nennmgen uit 's Lands kas bekomen kunnen worden • waartoe de nieuwe Staatsregeling, die wel alle mooghjke bezuiniging in de uitvoering van het BeItunr , enz. zal medebrengen, ons eene zekere hoop geeft. Zo lang wij ons echter in de onzekerheid bevinden wat: bij de zo zeer verlangd wordende Staats- SEte00 za piaats hebben' züum wii odL denkbeelden meer bijzonder tot liet eerfte middel bepaalen. 'Er behoorde, uit de ingekomene Lijsten der bevolking eenen, in het groot genomen , overila°te worden gemaakt, van het getal der kinderen' genieten K algemeenen koste' onderwijs moeten Over het ganfche Gemeenebest behoorde ver volgends, opgemaakt te worden, hoe veele fchoo len en waar dezelven behoorden te zijn — De plaatslijke omftandigheden in aanmerking 'genomen hebbende, zoude men de jaarwedden, voor ieder Onderwijzer, en voor de Ondermeesters, kunnen be- (*) DIt ftuk werd gefchreven en ingeleeverd in den jaare 1796, nog vódr dat het Ontwerp van Conflitutie was overgelegd; en thans, in het begin van den jae 1798 , waar in dit (luk rer perfe wordt gebrast bé binden wij ons in dezelfde onzekerheid; nog niet 'wee" tende wat het nieuwe of tweede, nu nog verwast Stem C0nftitutie» ten SanSn A  — «T —' bepaalen; en hier door zoude men de jaarlijks benoodigde fomme kunnen berekenen. De fondfen reeds aanweezig, of die, welken, misfchien, door het affcheiden der Kerk van den Staat, uit de fondfen, waar uit de Predikanten deiHervormden, tot nu toe, betaald zijn, 'er bij zouden komen , van de benoodigde fommen afgetrokken Zijnde, zal het te kort komende terftond blijken. Dit te kort komende, over het geheel getal der gezetene Inwooners geflagen wordende , zoude de belasting, door ieder jaarlijks voor het Nationaal onderwijs op te brengen , zeker niet groot zijn. Deeze belasting zoude moeten geheven worden door het een of ander Comptoir van Gemeene Landsmiddelen , of op zodanige andere wijze, dat door deeze heffing de aanftelfing van nieuwe ambtenaaren vermijd wierde. Wij oordeelen dit foort van algemeene, doch gecvenredigde belasting, meer dan eenig ander, het best gefchikt, om daar door, de deelneeming van elk ingezeten, des te meer aan te dringen; want naardien elk in de algemeene kosten moet draagen, zal hem dit ook aanzetten , om van de daargeftelde middelen gebruik te maaken, ten einde alzo, als het ware, weder eenige vergoeding voor zijne gedaane uitgaave te erlangen; daar, integendeel, zonder eene zodanige algemeene bijdraage, zeer veele Ouders de zaak als onverfchillig zouden befchouwen: maar nu juist deeze belasting een der drangmiddelen zoude zijn, om hen te doen befluiten, hunne kinderen naar de Schooien te zenden. Deeze belasting zoude, daarteboven, den minvermogenden een merklijk voordeel aanbrengen: want, hoe gering het Schoolgeld, dat hij voor zijne kinderen beeft moeten betaalen , ook zijn moge, zal echter deeze belasting nog geringer zijn, en zijne kinderen zullen voorzeker een beter Onderwijs genieten. — B $ DER-  DERDE AFDEELING, OVER BE GESCHIKTE LEERWIJZEN. Omtrent de gefchikte Leerwijze moeten de vol gende hoofdzaaken in acht genomen worÏÏ. M* U De bepaaling van jaaren , op welken de kin deren tot de Nationaale Schooien lillen tol' gelaaten worden, en tot ivdl™ I 1 zij het Onderwijs zullen genieten? ldei'd°m 2. De verdeeling in onderfcheidene klasfen. 3. De Werkzaamheden van iedere klasfe. 4- De Tijd dagelijks tot het Onderwijs bepaald, en de verdeeling der werkzaamheden 5- De middelen tot aanmoediging voor de Leer hngen. r*frr 6. Algemeene Orde, of Schoolreglement. Alvoorens, echter, tot de behandeling van elk der bovenftaande onderwerpen over te gaan oor deelen wij het noodig, vooraf iets van de LeenZ ze in het algemeen te moeten ze°°-en Het is buiten tegenfpraak, dat het Onderwijs vooral in de eerfte beginfelen, over het algenS' zeer gebrekkig ,s. Van hier dan ook de redenej ' dat verfcheiden kundige Mannen zich verledio-d heb ben, om dit gebrekkige te verbeteren, en meer op reden fteunende middelen op te geeven, volgends licht6" 0nderwiis behoorde te worden inge? Dit heeft ten gevolge gehad, dat fommigen de gewoone manier van onderwijzen hebben getracht te verbeteren terwijl anderen het volftrekt noodioordeelden, de oude Leerwijze geheel te verwer- Hen.en eCne nkUWe daai' V°°r in de plaats te Het —• 22 —  — 23 — Het is ons oogmerk niet, de onderfcheidene denkbeelden , over alle de vakken van het Onderwijs te vergelijken en te toetfui; allen hebben zij het zeilde doel, dat is , om kinderen te keren denken, en zij verfchillen flechts over de beste wijze, om dit doel te bereiken. , Wij zullen ons dan bepaalen tot dat o-edeelte van het eerfte onderwijs, het leren leezen, waaromtrend thands, meer dan ooit, twee gevoelens plaats hebben : het eerfte , naamhjk , om, door het leeren der letteren, vervolgends door Os verbinding, der letteren en lettergreepen, eindelijk de woorden [amen te flcllen en uit te fpreeken; het tweede, is, om, zonder zich met letteren te bemoeien, daadelijk klanken, en vervolgends woorden, 4e leeren vormen. Beide deeze leerwijzen hebben haare vooritanders en verdedigers; en daar het volftrekt noodzaaklijk zal zijn , bij een in te voeren verbeterd Nationaal onderwijs', eene verbeterde leerwijze in te voeren, zullen wij, zo kort mogelijk, elk dier leerwijzen ovenveegen , en onze bijzondere gevoelens omtrend dezelven openleggen; waar na wij de befhsfchmg zelve, omtrend de leerwijze, die zal behooren ingevoerd te worden, aan de hoogfte Magtcn van den Staat overlaaten. . Men houde, intusfchen , beftendig in het oog, (en wij oordeelen dit noodig te herinneren,) dat de zaak in verfehil hier alleen op neder komt: Moeten de Kinderen leeren leezen, door middel van de kennis der letteren; en van de famenfte'ling dier letteren tot lettergreepen P enz. Of zullen zij moeten leeren leezen zonder die kennis? en dat derhalven het misbruik in het onderwijzen, volgends eene of andere dier twee leerwijzen, niets ten nadeelc van de leerwijze zelve kan beüisfchen. — Wij gaan alle voordeden, welke men van de leerwijze, het leeren leezen zonder [pellen , opgeeft , ftilzwijgende voorbij; zij zijn te vinden in de Voorreden van een Fransch werkjen, genaamd Alphabeth pour les Enfans, convenant les 8 Lccons de la Methode de m. de l au na ij, &c. Paws, 175° 5 i« het werkjen van berthauld, Qjiadrille des Enfans; ïfl dat van den Burger schneither, aan de Nationaale Vergadering opgedraagen, en in eemge, B 4 IlooS-  24 — Hoogduitfche werken. En wij willen ook geenszins ontkennen dat die voorgetelde leerwijze indedaad aanleiding kan geeven, om kinderen n et alken klanken en woorden, maar ook tevens zaaken te IS^*06 de ^erboeken, ten'dien einde vervaardigd, het meest bijdraagen. Dan, of men met tL°J l 7?%' m1 dh noodi3e verbeteringen, waar voor dezelve vatbaar is, en met de gefchikt! te hulpmiddelen, niet hetzelfde oogmerk, en op eene gemakhjker wijze, kan bereiken, hier aan duiven wij naauwlijks twijfelen. Men overweege flechts, dat, volgends de nieuwP leerwijze een kind een 'groot J*T£^T^& eenen onderfcheidenen klank aanduidende, S zba geheugen moet prenten, en alle die kleine en voor een kind bijna onmerkbaare verfchillen, moet kennen welken het eene karakter van het ander Óndeïfcheidt; dat het, op het gezicht dier famengefteldé karakters zich moet kunnen herinneren den klank aan dezelven gehecht en dit alles met die vaardig! beid om, zonder haperen, eenen volzin uit te fpreeken: ,„ één woord, dat het eene foorvan beedfpraakige taal moet keren, beftaande uit zo Wij temmen gaarne toe, dat eene zodanige leer- riizeda;a;uiievolsd wo;"den: dan °f zij, dat zulks aan een kind, in zodanig eenen korten ijd als men voorgeeft, en zo gemakfk bijalle kinderen kan gefchieden, willen" wij ine Jaaten beflisfchen door hen, die bij ondervLdiS weeten, welke moeite het koste, om Hecht de \tl teren van het A. B. C. fchoon op eene verftandige Een. Saand£' 3an fommiSe kinderen te Men voege hier nog bij, dat ieder onderfcheiden foort van karakters, welke men tot nu toe bezin als de Romeinfche, Italiaanfche en de oud-DuitfcAe ook verfch.lknde karakters voor de nieuwelSS kin°rve,°d£etVeren' S" Wd **** a«! kmg veidiem, om dat 'er een verbaazend onder- gheid jn de famengefteldé karakters, volgends de eene of andere fchrijfwijze der drukletters t&e famengeteld, plaats heeft; en het is onbetwistbaar ze- kêr ,  — 25 — ker, dat het moeilijker valt een ding wel en naauwkeurig te leeren kennen , naar maate hetzelve meer te famen gefteld is. Voorts , dat , zo wanneer men , volgends de nieuwe leerwijze wil overgaan, om de kinderen het fchrijven te leeren, men, om dus te fpreeken, hen alle de noodige karakters zal leeren tekenen, alvoorens zij in ftaat zullen zijn, famengefteldé woorden te kunnen aftekenen, of te fchrijven, het welk niemand zal kunnen ontkennen , dat veel gemaklijker, volgends de oude leerwijze, kan gefchieden. Eindelijk, zullen de kinderen vroeg of laat daartoe moeten komen, om de famengefteldé karakters te leeren ontbinden in hunne onderdeden; dat is: zij zullen de letters en het formeeren van lettergrcepen moeten leeren; en wel om redenen, dat de nieuwe leerwijze geen genoegzaam aantal karakters opleevert, om alle de kleine onderfcheidingen , welke de Grammaticaals kennis- vordert, uit te drukken ; en al ware het ook, dat men voor alle deeze kleine onderfcheidingen, bijzondere karakters wilde ftellcn, alsdan nog zoude de moeielijkheid dier onderfcheidïng , eene nog grootere zwaarigheid daarllellen , ten zij dat inen, op de wijze der Chineefen, door de verfchillende buigingen van het geluid, die onderfcheidene karakters wilde leeren uitdrukken. — Bij voorbeeld u, uu, uw, zijn drie karakters, welken in de nieuwe Leerwijze, ten uiterften moeilijk door den klank te onderfcheiden zijn; zeker, intusfchen, is het, dat zij in de famenfielling der woorden niet onverfchilüg moeten gebezigd worden; en hetzelfde heeft plaats, met vede andere klanken. Hoedanig nu, volgends de nieuwe Leerwijze, en zonder naderhand tot de ontbinding der karakters over te gaan, een kind het onderfcheid tusfehen u, perfoonlijk, en uw bezittend vóór-naam woord (om van geene anderen te fpreeken) kan geleerd worden , betuigen wij niet te weeten. 'Wij verkiezen niet, om uit alle de door ons opgegeevene bedenkingen, die wij ons vleien niet geheel ongegrond te zijn, eenig gevolg te trekken ; wij zullen ons alleen bepaalen, om te onderzoeken, of de oude Leerwijze verbeterd, niet alle de voordeden van de nieuwe kan hebben, en tevens B 5 vee-  — s.6 veele der opgegeevene bedenkingen omtrend de laatite, voorkomen. Wij zullen ten dien einde vooraf de gebreken opgeeven, welken men met recht, in het algemeen, aan de oude Leerwijze toefchrijft, en wij zullen ook weldra zien , dat het misbruik dier Leerwijze, het grootfte gedeelte der gebreken zal uitmaaken; hetwelk insgelijks plaats zoude hebben, wanneer de nieuwe Leerwijze, door onkundigen werd gebezigd. De Voorfiaamfte gebreken die men van de oude Leerwijze opgeeft, zijn , de langduurigheid van tijd, die het leeren van letteren en lettergreepen, vordert; de moeilijke herhaalingen, om een woord van verfcheidene lettergreepen uit te fpreeken, en boven al de ongefchiktheid, om door middel van de letters, zo als die in het gemeen genoemd worden , eene enkele lettergreep, laat daan verfcheide lettergreepen te maaken. — Men zegt, bij voorbeeld , een kind moet fpellen het woord Mannen, zo laat men het zeggen emme, a en man — enne, e, en, nen mannen. Hoe zal men met mogelijkheid kunnen vooronderdellen, dat een kind, van deeze reeds uitgefprokene lettergreepen, em:nc, a , enne, (zijnde reeds 5 klankai, of lettergreepen) eene enkele, te weeten die van m a n , zal te famendellen ? is dit niet eene in het oog loopende ongefchikt- ja zelfs tegendrijdigheid ! Dit demmen wij gereedelijk toe; maar moeten ook tevens vorderen dat, men ons toeftemme, dat dit een misbruik der oude Leerwijze is, waar voor ook de nieuwe vatbaar is. Dit bewijst derhalven niets ten nadcele der oude, voor zo verre men dezelve befchouwe, als eene wijze, om uit de kennis der letteren , die der lettergreepen, en vervolgends woorden famen te dellen. Van eenig meerder gewigt fchijnt het gebrek van langwijiigheid te zijn , die het leeren der letteren, het famendellen tot lettergreepen enz. vordert; dan ook dit is een gebrek, in de uitvoering en in de noodige hulpmiddelen, en geenszins in de Leerwijze zelve. Immers , de nieuwe Leerwijze vordert de kennis van veel meer karakters dan de oude, en beide vorderen zij de famenbinding der karakters, om 'er woorden van te maaken; cn in allen gevalle  Ie moeten, in beide Leerwijzen, de kinderen de ortderfcheidene famenftelling der karakters kennen. De oude Leerwijze leert de deelen, van fch bij voorbeeld, onderscheiden, en drukt dé klank uit; volgens de nieuwe moet het kind de onderfcheidene deelen, van dit voor hun enkelvouwig karakter-, ook kennen, om dezelve van die van een ander karakter te onderfcheiden, doch het gevoelt dit onderfcheid niet. — Indien derhalven de zeilde moeite bij de oude Leerwijze genomen wordt,-die men bij de nieuwe moet neemen, en indien men gefchikte Leerboeken, ten dien einde vervaardigt, gelooven wij , dat met de oude hetzelfde, en in even korten tijd kan gedaan worden, als met de nieuwe. En wanneer een kind zo verre gekomen is, dat het leezen ' kan, komen noch de oude, noch de nieuwe Leerwijzen meer in aanmerking, om het kind te leeren 'denken; hier toe wordt alleen een veritandig en oordeelkundig onderwijs gevorderd. Ten einde nu, om de oude Leerwijze van de fchijngebreken , of liever misbruiken , te zuiveren , komen, onzes bedunkens , de volgende zaaken in aanmerking: 1. Eene betere wijze om de letteren te noemen. 2. Eene gefchiktere wijze in 't onderwijzen zelve. S. Over het algemeen , en wel bijzonder voor de laagere Schooien , gefchiktere Leerboeken. Wij zullen deeze drie vereischten kortelijk aanftippen , om dat wij in de noodzaaklijkheid zullen zijn, hier over breedvoeriger te handelen. Men leere dan de kinderen eerst de klinkletters; vervolgends gaa men over tot de medeklinkers, en wel van de min tot de meer te famengefteldé; men leere hen de laatften kort uitfpreeken, allen op dezelfde wijze, als: be, me, ne, enz. met een' doffen klank; men leere hen vervolgens klinkers en medeklinkers te famen voegen, door den doffen klank der laatfte, tot de eerfte over te brengen, en de zwaarigheid op bladz. 26, bij het voorbeeld Mannen aangehaald, zal fpoedig verdwijnen. De kinderen zullen nu zeggen m' a ne man, enz. — in de woorden van meerdere lettergreepen, vermijde  — 2§ — de men de herhaaling der voorgaande, en 'ook dié zwaarigheid, of dat gebrek, is verholpen. — Dit alles is reeds door verfcheiden Schoolleera'aren, die zich wat meer moeite hebben willen geeven , met het beste gevolg, bewerkdelligd. — En wat eindelijk de Leerboeken aanbelangt; deezen zodanig ingericht zijnde, dat men altijd van het min tot het •meêr famengeflelde opklimt, en deeze opklimming afmeet naar de trapsgewijze ontwikkeling van het denkvermogen der kinderen, zal men in de daad ondervinden, dat de oude Leerwijze zo ongefchikt niet is, als door fommigen opgegeeven is geworden ; dan deeze verbeterde Leerboeken zijn ook van de volllrektfte noodzaaklijkheid, daar het getal derzelyenten gebruike der eerstbeginnenden, zeer gering is, en zich voornaamelijk bepaalt tot het Spel- en Leesboekjen, — en de Trap der Jeugd, door de Nederlandfche Maatfchappij : Tot Nut van 't Algemeen uitgegeeven, en het Nieuw vermaaklijk Spel- en Leesboek, gedruki^bij honkoop, te Letjden. Eindelijk, en daar het bovenal op aankomt, een bekwaam Onderwijzer, en alle mogelijke oplettendheid, zo als bij de nieuwe Leerwijze gevorderd wordt, zullen de oude Leerwijze, dezelfde voordeden doen verkrijgen, als men van de nieuwe opgeeft, en men zal alle de gebreken, welke wij m deeze hebben aangetoond, kunnen vermijden. Wij zouden ons nog wel kunnen verledigen, tot eene meêr wijsgcerige befchouwing, en vergelijking der twee Leerwijzen , dan wij oordeelen genoeg gezegd te hebben, om den onpartijdigen beöordeclaar te laaten beflisfchen; waarom wij dan ook deeze uitweiding eindigen, om den afgebrokenen draad van ons ontwerp te hervatten. i. Over de bepaaling van jaar en, op welken de kinderen lot de Natiónaale Schooien zullen toegelaaten worden , en tot welken ouderdom zij het onderwijs zullen genieten. Wij oordeelen, en zo wij ons vleiën met grond, te moeten vastftellen, dat in alle gevallen, waar het op het gebruiken van Natiónaale penningen aankomt, dezelvcn in den ftrikften zin alleen dan, en  — 29 — cn tor zodanige einden mogen worden befteed, wanneer men met grond eenen goeden uitflag van het gebruik maaken derzelver kan verwagten. Ingevolge van dit begint'el dan, zal men geene kinderen tot het Nationaal onderwijs mogen toelaaten, zo lang men niet met reden kan vooronderftellen, dat zij van dit onderwijs eenige vrugten kunnen genieten. Wanneer wij nu nagaan, op welke jaaren, de kinderen, over het algemeen genomen (want uitzonderingen , aan den eenen of den anderen kant, komen hier in geene aanmerking) vatbaar beginnen te worden, voor een geregeld onderwijs, zullen wij weldra ontwaar worden , dat de ouderdom van 6 jaaren, dit üjdftip kan bepaalen; waarom wij dan ook vermeenen , dat 'er behoorde vastgefteld te worden, om geene kinderen beneden den ouderdom van 6 jaaren, tot het Nationaal onderwijs toe te laaten. Men zoude, echter , omtrend deeze bepaaling , in het midden kunnen brengen, dat het veele ouderen zeer ten onpasfe zoude komen, indien zij hunne kinderen tot de bovengenoemde jaaren, te huis moesten houden, daar men veelal kinderen van 3,4, a 5 jaaren ter fchoole ziet gaan! Dan wij moeten hier tegen aanmerken, dat het algemeen belang alleen, en niet de bijzondere of huifelijke belangen van fommigen, de drijfveer der handelingen van het Hoogstbeftuur des lands moet zijn; en dat daarenboven de kleine, of liever fpeelfchoolen, onder het opzicht van Leermeesteresfen, door het Hoogstbeftuur des lands niet moeten verboden of geweerd worden, waar over wij iets meer zullen zeggen, wanneer wij over dat Bijzonder, of beter vrije Onderwijs handelen zullen. Voorts oordeelen wij het volftrekt noodzaaklijk te zijn, dat de aanneeming van leerlingen tot de Natiónaale Schooien, Hechts een of ten hoogften twee maal in het jaar plaats moet hebben , op dat de Onderwijzer, door de ongeregelde toetreeding van geheel onkundigen, in zijn plan niet geftoord worde; waarom wij dan verder zouden oordeelen, dat 'er bepaald wierde, dat Ouderen, of Voogden, welken hunne kinderen naar de Natiónaale Schoo-  ~ 30 — Schooien willen zenden, van hun voorneemen de Comnusiie van het Schoolbeftuur moeten kennis geeven, en hunne kinderen of die, over welken zij als Voogden-zijn aangefteld, op de lijst der leen 15; gelijk ook op bi. 17 is gefproken. 'Er is dus een tijdverloop van 8 jaaren voor het Nationaal Onderwijs, een tijdverloop , in allen opzichte ^voldoende, om dat geene te onderwijzen en te leeren , wat ieder nuttig Burger in eene wel ingerichtte Aiaatichappij behoort te weeten. . Deeze algemeene bepaaling behoorde echter niet als eene Wet vast te Hellen: dat alle kinderen, tot hun 14 jaar moeten genoodzaakt worden fchool te gaan; hieromtrend zouden de bijzondere omftandigheden in aanmerking dienen genomen te worden. Men behoorde alleen vast te Hellen , dat Ouders of Opzieners van kinderen, welken in de Natiónaale Schooien onderwijs genieten, zo wanneer zij oordeelden hunne kinderen, of die over welken zij V oogden zijn , het fchool vroeger te doen verhaten , gehouden zullen zijn hier van aan de Commisfie , belast met het toeverzicht over dat fchool behoorlijk kennis te geeven, met opgaave der redenen , hen hier toe beweegende; ten einde die Commisfie 111 Haat te dellen om te beoordeelen , of zij aan zodanige leerlingen kunnen of behooren af te geeven , het getuigfchrift, waar van wij nu fpreeken zullen. - Eiken leerling, het Nationaal School verlaatende, (hetwelk zo veel mogelijk op vastgedelde tijden van het jaar, en wel, op het meest, viermaal zoude behooren te gefchieden) zuilen deszelfs Ouders of Opzieners hier van aan de Commisfie van Beltuur? over dat School, kennis geeven , zo als hier boven. De bepaalde dag gekomen zijnde, zal zich de Commisfie, meergenoemd, naar het School begee- ' ven,  ven , en aldaar in tegenwoordigheid van alle de leerlingen, aan de zodanigen, welken zich wel van hunnen pligt gekweeten hebben, en na een behoorlijk onderzoek over hunne kundigheden, een loflijk getuigfchrift afgeeven; hen aanniaanen, om zich voortaan wel te gedraagen, en meêr en meêr toe te leggen op de verkrijging van die kundigheden, welken het beroep of de ftand, waarin zij ftaan te treeden, van hen zal vorderen, enz. — Terwijl aan alle de geenen, welken geduurende den tijd, dat zij op de Natiónaale Schooien onderwijs genoten en zich niet wel hebben gedraagen, of aan de zodanigen, welke het School verlaaten , zonder aan de voorgemelde bepaaling voldaan te hebben, geen zodanig getuigfchrift zal worden afgegeeven. 'Er zoude verder, tot meerderen aandrang, en tot eene blijk van de wezenlijke nuttigheid van zodanig een getuigfchrift, door het Hoogstbeftuur des Lands kunnen vastgefteld worden: dat in de verkrijging van eenig ambt of bediening, zij, die met een dergelijk getuigfchrift voorzien zijn, boven anderen, in bijzondere aanmerking zullen worden genomen. a. Over de verdeeling der leerlingen in onderfcheidene klasfen. Onder de menigvuldige gebreken, waar mede het pmagfi. 9. onderwijs , op de laage Schooien , en in 't bijzonder dat der Land en Burgerde-hooien bezet is , behoort voorzeker die, dat in dezelven geene geregelde orde , noch een geregeld plan van Onderwijs in acht genomen wordt. In fommigen dier Schooien heeft bijna geene andere zichtbaare onderfcheiding plaats, dan die der Schrijvers en niet-Schrijyers; voor het overige bepaalt zich het onderwijs van den Schoolleeraar bij het overhooren der lesfen, het welk in Schooien van een groot aantal leerlingen dus gefchiedt: dat de Meester 2, 3, 4 en meer kinderen, rondsom zijne zitplaats heeft ftaan , en hen in verfchillende boeken, verfchillende lesfen laat opdreunen , de een leest, de andere fpelt enz. vervolgends worden de fchriften naagezien, een Pfalm gezongen, enz. enz. •en dit is in 't algemeen de beftendige gang van het on-  onderwijs. De eene dag gelijkt den anderen: gelukkig derhalven de leerling, die met meêr dan gewoone vermogens begaafd is 5 deeze alleen maakt vorderingen , welke tevens aanduiden, dat hij bij beter Onderwijs oneindig grootere zoude gemaakt hebben. — Doch het is ons voorneemen niet, over heerichende gebreken in de Schooien te handelenmen zie hier over na, de verhandeling van den Burger we ster over de gebreken enz. der Schooien enz. behoorende tot de uitgegeevene werken der Maatlchappij: Tot nut van 't Algemeen. Daar het nu onbetwistbaar zeker i,s , dat het Onderwijs niet behoort te beftaan in een werktuiglijk geheugen-werk: maar dat te gelijk bij ieder vak van Onderwijs, zo veel mogelijk moet gezorgd worden voor de ontwikkeling der denkvermogens; of met andere woorden, dat men den kinderen begrijplijk en verftaanbaar behoort te maaken alles wat zij leezen ; zo is liet ook zeker, 'dat de Onderwijzer zich met alleen naar de vatbaarheid zijner leerlingen in het algemeen , behoort te fchikken , maar dat' hij ook in 't bijzonder zijn Onderwijs , volgends elke trap van vordering zal behooren te wijzigen, hetwelk volftrekt niet kan gefchieden , zonder dat 'er eene geregelde onderfcheiding, in de leerlingen, naar maatc hunner verfchillende vorderingen, plaats hebbe. Het zal 'er dan Hechts op aankomen, hoe deeze onderfcheiding ingericht moet worden. Spellen, Leezen, Schrijven, Rekenen, de noodzaaklijkfte gronden der Taal, Godsdienst , Zedekunde en de Staatsregeling van het Land, maaken de onderfcheidene vakken uit, die wij voor het Nationaal Onderwijs hebben opgegeeven ; alle deeze onderfcheidene gedeeltens, hoe zeer ieder op zich zeiven een geheel uitmaakende, behooren , echter , zodanig ingericht te zijn, dat elk derzelven dienstbaar gemaakt worde, ter bereiking van het groot geheel. Om dit groot oogmerk te bereiken , oordeelen wij, dat de leerlingen in ieder School, zouden kunnen verdeeld worden in drie klas/en, waar voor wij het Onderwijs aldus zouden bepaalen, te weeten, in de 1. Klas-  — 33 — 1. Klasfe, het keren der Letteren, Spellen, Leezen , en ter gelijker tijd, zo veel mogelijk, eene oppervlakkige kennis van die dingen, welken het meest onder het oog vallen, en het belangrijkfie voor kinderen zijn; als mede de eenyouwigfie begrippen van Godsdienst. 2. Klasfe, verdere oefening in het regel- of kunstmaatig Leezen; het Schrijven en de Rekenkunde^ tot aan de toepasfing der Gebrokens; de eerfte beginfelen van Taalkunde ; den Godsdienst en Je Zedekunde, benevens de Staatsregeling. 3. Klasfe, oefening in . het Leezen ; in het net Schrijven ; verdere voortgang in de Rekenkunde; oefening in de Taalkunde; het Schrijven van opjielien uit het hoofd; in het nafehrijven van voorleezingen van den Onderwijzer; en eindelijk eene verdere uitbreiding over Godsdienst en Zedekunde en de Staatsregeling. Het is, echter, niet genoeg, dat de leerlingen in klasien verdeeld zijn, zij moeten ook zodanig geplaatst worden , dat elke klasfe, fchoon in het zelfde vertrek afgezonderd, en die van elke klasfe bij elkander zitten, het welk door eene zekere tusichenruimte, tusfehen elke klasfe, kan gefchieden. — Alle leerlingen moeten, daar te boven , dezelfde leesboeken en dezelfde dagelijkfche lesfen hebbenen de ■Onderwijzer behoort zich te vervoegen bij die klasfe , welke hij onderwijzen wil. Dit laatfte, vooral, is eene der nuttigfte verbeteringen , welke men maaken kan; want, daar ieder leerling eene en dezelfde les heeft moeten beftudeeren, zal hij nog, daarenboven, kunnen leeren, uit de verbeteringen aan de eerstleezenden gemaakt, en zij zullen allen, geduurende den tijd dat de Onderwijzer met hunne klasfe'bezig is, oplettend moeten zijn. Men voege hier nog bij, dat de Onderwijzer op deeze wijze, minder tijd noodig heeft, als wanneer zij één voor één bij hem komen , het welk toch nog altijd eene zekere verwarring geeft. Hij zal dus, behalven het oefenen m het leezen, bij voorbeeld, nog zo veel tijd uitwinnen, dat hij met zijne leerlingen over het geleezene kan redenkavelen,  34 oen de noodige urdeggingen van het geen zij niet begrijpen, geeven , en op deeze wijze het ondervv js veraangenaamen , en tevens nuttiger maaken dan wel gewoonlijk gefehiedt. - Het'is wel waar' dat meer weTr8Cfte!de, W«ze' de O^erwijzer onemd g . meei werkzaam zal moeten zijn dan wel voorheenmaar indien het een man is die het gewigt van' zijnen post gevoelt, zal hij zich deeze moeite niet bcklaagen, te minder daar hij zelve genoegens kan fmaaken, waar voor de gewoone Center val onS wijzen niet berekend was. Wij gevoelen, dat zich tegen deeze opgegeevene verdeehng eene geivigtige zwarigheid fchijnt! oj te doen , naamel.jk deeze: „ hoe zal dezelve in te voe„ ren zijn, daar er, over het algemeen, geene zo- " tiïSruZAcdm^ vecl min een °"de^vijs in de „ onderfcheidene vakken beilaan heeft, of bedaar?" _ Dan wij vraagen op onze beurt: zal alle verbetering, waar van echter de noodzakelijkheid door niemand m twijfel kan getrokken worden, zal alle verbetering, zeggen wij, hoegenaamd ook, niet dezelfdezwaangheid ontmoeten? en indien eene zwaa- SSrt;in ^ °v,erkome,n is> geene hinderpaal moet zijn, zal zij het ook, voorzeker, in dit geval niet zijn. ' ö Wij zijn 't is waar, wel overtuigd, dat het volgend genacht eerst allen de vrugten van het verbeterd Onderwijs zal kunnen plukken: maar ook dit neemt niet weg, dat de reeds "aanwezig zijnde jeugd, voor eene aanzienlijke hoeveelheid in 't genot van die vrugten kan deelen. Dat dan de bekwaame Onderwijzer zijne leerlingen, zo ras hij dezelven op de te vooren gezegde, of.eenige andere wijze, die f^rJefchl,kter1' ?,oude oordeelen> ^ de bepaalde klasfen onderfcheiden -heeft, bij hunne reeds gemaakte vorderingen in het oog boude, dan zal hij terdond met de eerde benedende klasfe geregeld kunnen te werk gaan; en indien hij zijne verdeeling met oplettendheid gedaan heeft, zal ook bij de tweede klasfe weinig zvvaarigheid plaats hebben, en het zal eindelijk eerst bij de derde klasfe zijn, dat luii m den beginne, niet dat kan uitvoeren , 'het geen hij zou kunnen doen, indien alles reeds geregeld ware. - Dat hij dan in de derde klasfe %' leen  — 35 leen de meest gevorderden, en die het meest met natuurlijke vermogens begaafd zijn, plaatfe; dat hij deeze, 'zo veel mogelijk in het Taalkundig, Godsdienftig onderwijs enz. van de tweede klasfe doe deelen, en binnen een of twee jaaren zal hij een volkomen geregeld fchool hebben. Bij deeze eene zwaarigheii, komt eene wezenlijker , te weeten : gebrek aan de benoodigde en gefchikte fchoolboeken. Zal het onderwijs een geheel uitmaaken; zullen de klasfen zodanig verdeeld zijn , dat de leerling van de eene tot de andere overgaande , het aanvanglijk geleerde meêr en meêr volmaake, dan ook is het volftrekt noodzaaklijk, dat 'er eene reeks van Schoolboeken zij, welken, te Jamen genomen, een geheel"uitmaaken en trapsgewijze opklimmen. — Wenfchelijk zoude het, derhalven, zijn, dat zo fpoedig de aart der zaake zulks zoude kunnen toelaaten , door het Hoogstbeftuur des Lands zodanige middelen wierden beraamd en in het werk gefteld, om zodanig eene reeks van opklimmende Schoolboeken, te famen een geheel uitmaakende, ten gebruike der Natiónaale Schooien in te voeren. — Dan daar wij in het vervolg over de gefchikte. leesboeken zullen handelen, zullen wij als dan onze gedachten over dezelve nader mededeelen. Wij hebben op bladz. 7. van cle ruimte der fchoolvertrekken fpreekende, in het algemeen gezegd, dat zij zodanig behoorden ingericht te zijn, dat het onderwijs 'er gevoeglijk in kan gefchieden; en de verdere uitbreiding verfchooven , tot dat wij aan het onderwerp, waarmede wij ons thands bezig houden , zouden gekomen zijn: daar wij ons, echter, alleen tot algemeene denkbeelden bepaalen, zal, onzes bedunkens , het geen wij ten opzichte van de verdeeling in klasfen, enz. gezegd hebben, genoegzaam zijn , om ook de algemeene inrichting van een School te kunnen bepaalen; te meêr, daar het plaatfelijke veel zal moeten toebrengen, om deeze inrichting , met meerder of minder gefchiktheid, in het werk te dellen. — Wij zullen hier alleen nog bijvoegen, dat, behalven de geWoone fchoolmeubelen, van tafels , banken , zitplaats voor den Onderwijzer , in ieder School , twee zwartgcfchilderde Borden behoorden te zijn, om van dezelven het >geC 2 - bruik  - 36" - Sinf Z*kCn') Z°-als in de vo]^ onder. 3- Ow de werkzaamheden 'van ieder klasfe. Om in het behandelen van dit belangrijk ftuk geregeld voort, te gaan, zuilen wij ieder der drie door ons aangewezene klasfen, in het bijzonder iS overweegmg neemen, en de middelen trachten aan te toonen waar op , volgends onze begrippen het geen m ieder derzelven moet ondervvezeiïï4rden op de gefchiktfte wijze, en met het meeste nS * zoude kunnen gefchieden. * EERSTE KLASSE. Het leeren der Letteren, Spellen, Leezen en te gelijkertijd, zo veel mooglijk , 'eene opp lakkige kennis van die dingen? welken het meest onder het oog vallen en het belangrijkst vZr kinL delden^dat in deeze ^^S^^l Om hier in wel te flaagen zal de Onderwiizer wel doen om van de leerlingen in dSe £sfe twee onderdeelmgen te maaken; als r. Tn d t' danige*, welken nog niet leezen, en ten l in zoda' nigen, die reeds aan het leezen ziin Laar nn c l" werkzaamheden van elke dier, «JESedSS^fi zins breedvoeriger in overweeging neemen g De eerfte onderdeeling zal wederom moeten on derfcheiden worden 111 ■ zodanigen iï, ™ letters kennen, en in die, ^en^o 'ha%7lZ kunnen overgaan. Jjjeiien Omtrend het eerfte foort van deeze eerfte onder deehng zal de Onderwijzer, onzes bedunkens W flaagen, indien hy de volgende Leerwijze in acht neemt. - Digt bij, en in het gezicht der fchool heren van de Eerfte klasfe, hanft een 1 ™" borden, waar van op de voorige bladz. is ZZ0. ken; op hetzelve tekene hij met krijt, 3 0fVta teren, lner bij m acht neemende, dat dezelVe„ ta- me-  — 37 — melijk groot en duidelijk zijn. Hij noeme elke deezer, letteren eenige maaien op eenen duidelijken toon, en verklaare de voornaamfte kentekenen. Hij laate den leerling , hierna, ieder letter noemen, herhaale ook dit cenige maaien, en beveele nu den kleinen fchoolier die letteren in zijn Boek op te zoeken, onder zodanige aanmoedigingen als hij gefchikt oordeelt ; en terwijl de leerling zich hier mede bezig houdt, gaa de Onderwijzer tot andere bezigheden over; ftaande den fchooltijd, echter, vervoegt hij zich nu en dan weder bij hen, en herhaait het bovenftaande, tot zo lang de kinderen die eerst opgegeevene letteren vaardig in het boek weeten op te zoeken, dezelven te noemen en de voornaamde kentekens aan te duiden. Den volgenden dag herhaale hij weder de les van den voorigen dag, en voege 'er nog eenige letteren bij, en op deeze wijze voortgaande, zal het zeer zelden misfen, of een kind van middenmaatige vermogens, zal in den tijd van 4 of 5 weeken alle de letters kennen, en niet alleen werktuiglijk kennen, maar hij zal tevens hebben leeren opmerken en onderfcheiden; twee zaaken den mensch, in zijnen meer gevorderden ouderdom zo noodzaaklijk, 'doch, die bij de meeste menfchen, door gebrek aan opleiding, fchaars gevonden worden. Bij deeze leerwijze echter, heeft de Onderwijzer ook tevens zijne aandacht te vestigen , op zodanige middelen, waar door hij den grondflag kan leggen, om zijne leerlingen, op eene gemaklijke en natuurlijke wijze, in het famendellen van lettergreepen, te onderwijzen. Om hier in te daagen, zouden wij van oordeel zijn, dat het leezen der letteren , met dat der vijf klinkletters diende te beginnen , en vervolgends de medeklinkers, op die wijze als wij hier voor gezegd hebben. Dan , hij moet zich zorgvuldig wachten, om de medeklinkers niet te doen noemen , zo als nog gewoonlijk gefchiedt, en wel verre , dat hij tot het noemen van een letter, twee lettergreepen doe bezigen, als in m , emme, zal hij zijne leerlingen elke letter met eenen doffen klank doen uitfpreeken, te weeten met dien , welken zij in de famendelling der lettergreepen, aan eenen C 3 klink-  38 klinkletter mededeelen, als bij voorbeeld, b' c> d' fe g* h' k' U m< n' p' r' s' f y w* ze gii deeze medeklinkers zal hij nog voegen de ch en de fch, welken hij insgelijks zal leeren uitfpreeken als ch' en Jch'. De leerlingen nu op deeze wijze alle de letteren vaardig kunnende onderfeheiden en noemen , zal de Onderwijzer voortgaan met hen de faamseftelde Klinkers, als au, éi, eu, oe, ui, en de dne klinkers, als aai, aait, een, ieu, ooi, oei, leeren te iaamen voegen , en in eenen klank uit te fpreeken , hen m dit laatfte oefenende door bijvoeging van een of ander der medeklinkers, waar toe hij gebruik moet maaken van het Bord, om op hetzelve ieder dag de voorbeelden tot oefening te fchrijven op dat de leerlingen dezelven in hunne boeken opzoeken ; terwijl het, om met vrugt te werken, hoogst noodzaaklijk is, dat door geduurige herbaalin^en van het reeds geleerde, hetzelve vast in het geheugen geprent worde, en de leerlingen tevens die vaardigheid en heblijkheid verkrijgen, waar door men in 't vervolg, de verveeiende terugkeering zal kunnen voorkomen. Het fpreekt van zeiven dat de Onderwijzer niet aan ieder kind, hoofd voor hoofd hetzelfde behoeft te herhaalen:} maar met zo veelen als 'er in eene afdeeling zijn, te gelijk kan handelen, en derhalven m korter tijd meer uitvoeren. Wanneer nu de leerling ervaaren is geworden, in de eerfte kundigheden, dat is: die der letteren en van de enkele klanken; zal men veilig kunnen overgaan om hem de faamenvoeging van letteren tot lettergreepen of het fpellen te leeren. — En hiermede zal hij tot de tweede foort van de eerfte onderdeeling der eerfte klasfe overgaan. Ook bij deeze leerlingen maakt de Onderwijzer gebruik van het meergenoemde Bord; hij fchrijft voor hen op hetzelve eenige woorden, van eene lettergreep, bij voorbeeld: Boom, Huis, Hof enz. en laat een der kinderen alle de letters noemen, waar uit elk dier woorden zijn te famengefteld, en hij zelve fpreekt als dan op eenen duidelijken en verftaanbaaren toon, het woord uit, en laat het nazeggen. — De leerlingen op deeze Wijze eenige ' da-  — 39 — da<*en geoefend zijnde, tot dat zij zeiven de vaardigheid beginnen te verkrijgen om eene lettergreep , zonder dat dezelve hen is voorgezegd geworden tut te fpreeken , zullen allen te famen in een en hetzelfde Boek, dezelfde les moeten beftudeeren en de Onderwijzer, zich bij hen voegende*, zal met hen allen deeze les eenige reizen herhaalen, tot dat zij alle de woorden van een lettergreep vaardig, zells zonder voorafgaande noeming der letteren, kunnen uitfpreeken. Ten einde de leerlingen dit Onderwijs te veraangenaamen , zoude men een Schoolboek dienen te vervaardigen , in navolging van dat bij h omkoop gedrukt (zie bladz. 28) op dat de leerling , na dat hij, in eene les, woorden van eene lettergreep hebbende leeren fpellen en uitfpreeken, dezelve naderhand zodanig bij elkander gefchikt vinde, dat zij eenen goeden zin uitmaaken. Al het geene wij omtrend de woorden van eene lettergreep gezegd hebben , behoort vervolgends bij die van twee, drie en meer lettergreepen in acht genomen te worden, waar over wij, derhalven , om de langwijligheid te vermijden, heenftappen; alleen kunnen wij dit niet genoeg aanbeveelen, dat geduurige herhaalingen, en het niet overgaan tot het volgende, voor dat het voorgaande, vaardig gefpeld en uitgefproken kan worden, behoort tik acht genomen te worden. Indien nu de Onderwijzer, zo als hij, een gefchikt voorwerp zijnde, behoort te doen, telkens bij ieder lesjen, dat de kinderen dus al fpeelende hebben leeren leezen, zich eenige oogenblikken bezig houdt, om hen de daar in voorkomende zaaken -te verklaaren, zal dit voorzeker hunnen lust opwakkeren en zij zullen hun best doen, om al verder en verder te komen. . De tweede onderdecling der eerfte klasfe, zeiden wij te moeten beftaan uit zodanigen die reeds aan het Leezen zijn : de leerlingen van dit foort moeten zich met de voorgaanden blijven oefenen, in het Spellen, doch in woorden van verfcheidene lettergreepen , en moeten daarenboven zich oetenen in het vaardig Leezen, waarom aan hen een of ander leerboek 'behoord gegeeven te worden, ten einC 4 • «ic  — 4° — de zich bekwaam te maaken, om tot-de tweede klasfe over te gaan. De begeerte om in dieTlasfe het fchrijven, rekenen, enz. te beginnen za hen voorzeker aanmoedigen., B«bkh;s zaï nen derT2^LVe?I//ïebben,Wij aI!een het leeren febbtf ooï'geïdf jft fhanddd' „ belangrijkfte voor kinderel zijn- ah m de de eer ldï ?mï l J °°tdee en, dat de'Onderwijzer aldus zoude kunnen te werk gaan Ün£Zti&ï^\&aSd met eene ^beredeneerde It du? ? vïf 0nde,r.vyiJZer' vooronderfteld, hij hten met die v'110^1'!1'' de ««Aegipnende leerenwelke hL vne?dll->ke, mneemendheid behandewh/nen 7H , U? ™, h,un ^«rouwen zal doen hem fn'reekfn l 1 derha1^, vrijmoedig met tt^msr?-iJioed hi * vra^t0he?n1"er be?ic da» de deinden en vraagt hen, bij voorbeeld: of zij hem Avel kun nen opnoemen welke dingen zij £ „et fchool 111 hun h"is, enz. zien en laat hen die dingen duidelijk en fcuiver nMbreï hZ\T^L]V°ellnS Van -h« Zwoord h welk hun gedacht aanduidt, om hen, ongevoeli- tot het onderwijs in de taalkunde op te leSen' Ëffi pnjst den geenen , welke de meeste dingen' heeft weeten op te noemen , of bij eene volgende herhaaling het meest onthouden' heeft. DU zal de aandacht der kinderen, ten minden van de zodanigen, we ken met eenigen lust bezieldl zS opwekken ; zij zullen 'er op uit zijn, om de een den anderen de loef af te fteeken , door het opzoeken en nafpooren van dingen, welken zij zich wSSfi iets nieuws te zijn. vuumeiieu de^aTde'S/ Cenigen djd voortgeduurd hebbende, zal de Onderwijzer overgaan om over diezelfde onderwerpen met eenige nadere bepaalingen te bande-  — 4i — delen. Hij vraagt hen, bij voorbeeld: Waar van is die tafel gemaakt? Wie heeft die tafel gemaakt? Wat doet men met een tafel? Waar van wordt het Brood gemaakt? enz. Kunt gij ook een dier noemen , dat yier poóten heeft ? — dat 'er twee heeft ? enz. enz. Kunt gij mij iets opnoemen, dat van hout gemaakt is ? ■— van ijzer ? — van fteen ? enz. enz. Op deeze wijze zal men ongemerkt, de kinderen oplettend en tevens vrijmoedig maaken. Een verdandig Onderwijzer, deeze wijze volgende , zal, echter , dezelve zodanig wijzigen , als hij, overeenkomftig de vatbaarheid zijner leerlingen, zal noodig oordeelen, en hij zal, van trap rot trap opklimmende, hen dus vraagende en onderwijzende, de eigenfchappen en het gebruik van eene 'menigte zaaken leeren kennen. Hij zal d;is , bij voorbeeld van eenen Boom fpreekende, hun doen opmerken alle de deelen van den Boom, als de Wortels, de Stam, de Takken, de Bladeren, de Bloeifem, de Vrugten, enz. enz. hij zal hen ieder derzelven, met een toevoeglijk woord leeren verbinden, als de knoestige wortels, de dikke flam, de kromme takken, de groene bladeren, enz. enz. Wij zouden, over dit onderwerp uitweidende, de paaien van ons beftek te buiten gaan: genoeg is het tot ons oogmerk dienende, dat wij de wijze aanltippen op welke het onderwijs behoort ingericht te zijn, daar het toch noodzaaklijk zal zijn, om , indien onze denkbeelden aangenomen worden , een Handboek voor den Onderwijzer te vervaardigen , om tot een richtinoer in het onderwijzen te dienen. Wat het Godsdienstig Onderwijs in deeze klasfe betreft, hetzelve moet zich alleen bepaalen tot eene duidelijke en eeuvouwige verklaaring van de goedheid Gods en de pligten daaruit voortvloeiende, als liefde tot God, en tot allen, welken God als middëlen heeft dóar gefteld, om de kinderen wel té doen. Ook voor dit vak, was een kort, beknopt en zedelijk handboekjen voor de Onderwijzers zeer noodzaaklijk. Wij oordeelen genoeg gezegd te hebben, van de werkzaamheid der eerde klasfe , en gaan derhalve ovar tot die van de " C 5 TWEE-  TWEEDE KLASSE. Wij hebben gefield dat de leerlingen in deeze klasfe i. verder moesten geoefend worden in het regel- of kunstmaatig leezen, 2. in het fchrijven, - 3. in de rekenkunde, tot aan de toepasfing der gebrokens, 4. in de eerfte beginfelen van taalkunde. 5. in den Godsdienst en Zedekunde, 6. in de Staatsregeling. Wij zullen bij ieder deezer onderfcheidene vakken eenige oogenblikken ftil ftaan. 1. Verdere oefening in het Leezen. .. Het is niet genoeg dat de leerlingen leeren leezen; men moet hen .gewennen , om te leeren verdaan het geen zij leezen; ten dien einde zal de onderwijzer alle de leerlingen van deeze klasfe, zodanige nuttige Boeken moeten ter hand (lellen, dat zij, zich in het leezen oefenende, ook tevens leeren denjjen. Hij bepaale, derhalven, ieder fchooltijd de les, welke in den volgenden zal geleezen worden, op dat de leerlingen dezelve vooraf kunnen beftudeeren. Hij leeze deeze les den leerlingen duidelijk voor , en laate die , vervolgends, door hen zeiven leezen, verbeterende alle de fouten, die zij met het leezen maaken. Hier na handele hij met hen over het geleezene , doende zodanige vraagen, wier andwoord in het geleezene bevat is. Voorbeelden van deeze natuur zijn te vinden in de Trap der Jeugd uitgegceven door de Maatfchappij Tot Nut van V Algemeen. En- een Onderwijzer zal flechts nliddenmaatige bekwaamheden, zal in bijna ieder boek, voorbeelden tot oefening in deeze Leerwijze vinden. s. Het Schrijven. Ook in dit vak, zal de Onderwijzer zodanig behooren te werk te gaan, dat zijne leerlingen iets meer dan bloot werktuiglijk handelen. — Het houden der Pen, de houding " van het Ligchaam, zijn i zaaken op welken hij zijne aandacht vestigen moet. In de Verhandeling, over het Onderwijs in het Spellen, Schrijven en Leezen, door de Maatfchappij: Tot nut van 't Algemeen uitgegeeven, vindt men op  — 43 — op eene zeer klaare en verftandige wijze het.Onderwijs in het Schrijven voorgedraagen ; wij zouder 'er alleen bijvoegen, dat het Bord, waar van reeds meermaalen is gefproken, hier van een nuttig gebruik zou kunnen zijn. De Onderwijzer kan op hetzelve de letteren, welken hij zijne leerlingen wil doen Schrijven , tekenen; hij verklaare de wijze hoedanig dezelve gevormd zijn ; en handelen dus met verfcheiden leerlingen te gelijk, en hij zal hunne vordering gemaklijk maaken. 3. Het Kekenen. Is 'er een vak in het Onderwijs, waar bij denken en oordeel gevorderd wordt, het is dit vak; geene bewerking , hoe gering, of zij is vatbaar voor een wiskundig betoog: dan hoezeer wij 'er vóór zijn, dat in zinnelijke zaaken, de leerling niets behoort te leeren dan het geene hij volftrekt begrijpen kan, zo zijn wij echter van gevoelen dat, wanneer het op afgetrokkene denkbeelden aankomt, men de eerfte Leerwijze niet behoort te volgen, en dat men vooraf den leerling , al is het ook op eene werktuiglijke wijze, gemeenzaam behoort te maaken met die afgetrokkene zaaken zelve. — Zonder hieromtrend in een wijsgeerig onderzoek te treeden , zullen wij ons in de openlegging onzer denkbeelden alleen bepaalen , tot het geene, en de ondervinding, en het belang van het algemeen Onderwijs vordert. Wij oordeelen dan, dat de Onderwijzer, de eerstbe J d-elve ^ndlijfz^ bfc?^ de Onderwijzer Hechts met orde te wérk gaat ahe de werkzaamheden, welke wij voor Tedere"klasfe wordïn. °P^eeve«' &W*m kunnen velxict fclMCfn blj h,et februik der nevensgaande ta- ftelk uu dn°P°g te,h°llden.'. dat men de «5* klaszaamhe r) , rrkzuam zlJn > doch dat deeze werkzaamheid zich Hechts tot een kwartier uur telkens moet bepaalen, om dat het onmoge Jk ?s om ^ SefhS^/f1 ilang£r «3 d^ aandacht dlr SS h0Uden' zonder dezelve te ver- doen VV,; 6 11 frnm teSenzin in ^t leeren te doen krijgen. - Voorts, dat tusfchen elk uur, p aats 7? tmPTmS- 71 ***** ^uten moet p aats hebben, ten einde hen , die eenige noodwendigheden buiten het fchool te verrichten hebben , gelegenheid te geeven om zulks te doen; hetwelk zo lang het onderwijs gefchiedt, volttrckt verba' den moet worden. Eindelijk, dat de Onderwdzer m de opgaave der lesfen, zodanig moet te werk' Schefdene1^,70?' Mj de ^k™heden der ot deilcheidene klasfen, opgegeeven is. - Waaruit dan ook natuurlijker wijze zal volgen, dat de Onderwijzer, bmten de fchool-uurcn, dat geene in o?£S£^*T?'** -r ieder ïho^l verfchillende plaatfen en tijden van het jL, ver- fchil-  Tegen over bkdz. 50. i T 1 A j I E L - ; DER Werkzaamheden voor iedere Klasse , of Leer -Plan voor iederen Dag en Uur der Week. WERKZAAMHEDEN VÓÓR DEN MIDDAG. MAANDAG. DlNGSDAG. WOENSDAG. 1 DONDERDAG. V R IJ D A G. Z A ï U R D A 'C. Eerfte uur. Ecfte uur. Eerfte uur. i« Klasfe. Letter- of Speloefeningen op *'}KIasfe als des Maandags. I aefKksfe- AtS dcs Maandags. .-ï? r'n * •«» in hrt Mrib™ 3-Klasfe verbetert in eene flechte aal 3e Klasfe. Terwijl de Ondcrwij- *« Klasfe. Oefening in het fchrijven. 3 de yoorfchriften en fchrijft decl. zer met de twee eerfte Klasfen 3* Klasfe. Schrijven naar voorfchriften. ven in eene zuivere taal en" fpelng bezig is, leert deeze Klasle de De Onderwijzer tekent op het bord, de ^ Maandags. Ta' ~ Dceze voorfchriften moei de Maandags. Als des Maandags. S^dfleSteS letters welke de i" Klasfe fchri ven moet, ^is acs, im< - „ zitten, om goede huishoudfters, goede echtge» „ nooten enz. te zijn?" Het grondbeginfel , door ons aangenomen, en waarop wij onze Algemeene denkbeelden over het Nationaal Ondenvijs gevestigd hebben, is, dat de Maatfchappij aan allen verfchuldigd is, de middelen , ter verkrijging van die kundigheden, welken zij van allen zal vorderen. Ingevolge van dit grond. beginfel , zal dan de Maatfchappij voor beide de fexen, die middelen moeten daarftellen, overeenkomftig de pligten, welke ieder fexe te vervullen heeft. De beroemde tallijrand perigord, in zijn Rapport fur rinftruction jiubliquc, bladz. 115 enz. bewijst, op eene voortreffelijke wijze, de verpligting, om ook voor het welzijn der vrouwelijke fexe te zorgen, en geeft daartoe op bladz. 94. van zijn Projet de decrets fur rinftruction publique, de wijze hoe, aan de hand. Zonder ons in te laaten , in hoe verre deeze wijze ons niet, dan al gefchikt, niet of al uitvoerlijk, in dit Gemeenebest voorkomt, zullen wij alleen onze denkbeelden over dit onderwerp opgeeven. De eerfte beginfelen van het Onderwijs, zijn dezelfden voor beide fexen; voor beiden zijn het Leezen, Schrijven, Rekenen , de Godsdienst en Zedekunde, even onontbeerlijk; Taalkunde en kennis der Staatsregeling, zijn vereischten, welken meer van de mannelijke dan van de vrouwelijke fexe gevorderd worden: daarentegen beftaan de pligten en de kundigheden van eene goede huismoeder, in de kennis van andere zaaken., welken tot bevordering van het huifelijk, en van het algemeen geluk, even noodig zijn, als die. der mannen. Beide fexen zouden dan in dezelfde Natiónaale fchoolen kunnen onderwezen worden, en in de eerfte en tweede klasfe in hetzelfde fchool bij een, in de eerfte klasfe, zelfs vermengd, zitten; terwijl men in de tweede klasfe het eene gedeelte van eene tafel voor de jongens, en het andere voor de meisjens zoude kunnen (fchikken: immers moeten zij zo digt mogelijk bij eikanderen zitten, dat zij gezamenlijk in hetzelfde Onderwijs kunnen deelen: en, daar wij een geoordeeld fchool veronderftellen, zal deeze ver-  - 65 - vermenging geen het minst nadeel op hun zedelijk character toebrengen. De Mcisjens tot zo verre gevorderd znnae, aar zij de tweede klasfe kunnen verlaaten , zullen, over 't algemeen, den ouderdom van 10 a 12 jaaren bereikt hebben, en nu gefchikt zijn, om zodanige vrouwelijke kundigheden te leeren, welken zij benoodigd hebben, als het braaiën van kousien, het naaien van linnen, enz. Op het platte Land, ot daar zulks te pas zoude komen, het fpinnen. Wenfchelijk zoude het derhalven zijn, dat de vrouwen der Schoolleeraaren genoegza'ame kundigheden bezaten, om de Meisjens van haar tiende tot haar veertiende jaar, of zo veel eerder, als zulks door de omftandigheden gevorderd wierde, in de bovengenoemde handwerken te kunnen onderwijzen , waar voor haar alsdan, eene zekere jaarwedde zoude moeten toegelegd worden. Het zoude, echter, geene nuttelooze zaak zijn, indien m elke plaats, waar een Nationaal School is, ook eene Leermeesteresfe wierde aangefteld, dan, daar deeze eenig voordeel zoude kunnen trekken uit het werk, dat door de Meisjens vervaardigd word, zullen wij ons niet verder over dit gedeelte der _ vrouwelijke opvoeding inlaaten; te minder, daar wij oordeelen, dat de Occonomifcht Tak het best bevoegd zal zijn, om te oordeelen, zo over die voordeden, als ook over die, welken uit zodanig eene inrichting voor het algemeen zouden voortvloeien. VIJFDE AFDEELING. OVER GESCHIKTE PERSOONEN, BELAST MET DE ZORG TOT IN WERKING BRENGING EN TOT UITVOERING VAN AL HETGEENE HET NATIONAAL ONDERWIJS BETREFT. Onder alle de Hoofdftukken, waarin wij al het rmegfi. 14. geene wij oordeelden tot het Nationaal Onderwijs te E be-  — 66 — behooren, hebben afgedeeld, is 'er geen, waarover wij minder kunnen zeggen, dan over dit. Onkundig , _ hoedanig de toekomende inrichting der zaaken in dit Gemcenebest zijn zal, kunnen wij niet anders doen, dan zodanige algemeene denkbeelden op te geeven, welken uit de door ons aangenomene beginfelen kunntn afgeleid worden. Het Opperbefluur voor het Nationaal Onderwijs behoort aan het wetgeevend ligchaam van het ganïche Gemeenebest. Dit wetgeevend ligchaam benoemt eene Commisfie , aan wier hoofd één der Leden van de uitvoerende magt, onder den naam, bij voorbeeld, van algemeene uitvoerende Commisfie van het Nationaal Onderwijs. Deeze Commisfie zoude moeten belast zijn, met de uitvoering van al het geen door het wetgeevend ligchaam , betreklijk het Nationaal Onderwijs in het algemeen , is vastgedeld geworden, of in' het vervolg zal worden. Zij behoort verder belast te zijn met de keuze, en de beöordeeling der leerboeken, voor alle de fchoolen van het gemeenebest; waarom dan elk, die een werk vervaardigd had, 't welk hij ten diende der natiónaale fchoolen , nuttig oordeelde, hetzelve aan deeze Commisfie, ter beooordeeling en goedkeuring, zou moeten toezenden ; gelijk ook ieder Bockverkooper, bij het drukken van eenig ingevoerd fchoolboek, hetzelve, insgelijks, ter bezichtiging van die Commisfie zou moeten brengen, alvoorens het in de fchoolen zal mogen gebruikt worden. Deeze Commisfie zoude voorts, om de vijf jaaren , eene algemeene onderzoeking over alle de fchoolen van het gemeenebest moeten doen , om te verneemen, of overal het onderwijs op dezelfde wijze worde uitgevoerd, en van het bevind, aan het wetgeevend ligchaam verflag doen; met voordelhng van zodanige veranderingen enz. als zij noodig zoude oordeelen. Zij behoort jaarlijks een Algemeen Verflag aan het wetgeevend ligchaam te doen , wegens den daat van het nationaal onderwijs, opgemaakt uit de bij haar ingekomene berichten. On-  67 - Onmiddelijk ondergefchikt aan de algemeene. uitvoerende Commisfie voornoemd; zouden 'er b2hooren te zijn, Departementeele Commisfiën van publiek Nationaal Onderwijs. Deeze Departementeele Commisfiën zouden , ieder in de haaren, op de best mogelijke wijze, ter uitvoer moeten doen brengen, al het geene hen,-door de uitvoerende Commisfie, zouden aanbevoolen. worden. Zij zouden, ten dien einde, elk in haar Departement , onderzoek moeten doen , naar de noodige gefchikte plaatfen of fchoolhuizen , en een naauwkeurig verflag opmaaken van het bevind, als mede hoe veelen, en waar dezelve noodig zijn , met verdere opgaave op welke plaatfen een fchool, voor één Schoolleeraar zonder, en met eenen of twee Ondermeesters , vereischt worde, en dit verflag aan de uitvoerende Commisfie toezenden , ten einde door dezelve een algemeene ftaat konde worden opgemaakt. Zij zouden , verder, het beftuur moeten hebben over allen de fchoolhuizen, elk in haar Departement ; om dezelven te voorzien van de noodige behoeltens, aan dezelven te laaten veranderen, verbeteren , zo als zij het gefchiktst oordeelde. Zij zouden alle rekeningen, voortvloeiende uit het in werking brengen en inftandhouden van het nationaal onderwijs , ter betaaling moeten goedkeuren , alvoorens dezelve betaald werden. Zij zouden de aanflellingen moeten doen van alle de fchoolleeraaren in het Departement, waartoe zij behooren; hen onderzoeken , (examineeren) en zorgen dat het onderwijs geoefend, werde zodanig als hetzelve is vastgedeld. Zij zouden, éénmaal des jaars , alle de fchoolen van het Departement moeten bezoeken, — van het I bevind een verflag opmaaken, en hetzelve aan de algemeene uitvoerende Commisfie toezenden. De Leden dier Commisfie zouden, zo veel mooglijk, in of bij de hoofdplaats van ieder Departement woonachtig behooren te zijn, en aldaar verrichten , het geen zij op afgelegener plaatfen lieten doen door de Dislrikts, plaalslijke of fiedelijke E 2 fchool- t.  — 68 fchoolbeftuuren, welken zij, ten dien einde, moesten aanftellen. Deeze fchoolbeftuuren behoorden ten minften eenmaal 's weeks , fchoolbezoek te doen, en zorgvuldig 'te letten op het gedrag der Schoolleeraaren en Leerlingen. — En jaarlijks een openbaar onderzoek óf examen, en voorts te verrichten het geen wij in den loop onzer algemeene denkbeelden, van de Commisfie tot het lchoolbeftuur, bijzonder op bladz. 58, gezegd hebben; van welk alles zij, tweemaalen des jaars , aan de departementeele Commisfie verflag zouden moeten doen. Wij oordeelen alles, wat de geldmiddelen betreft , onaangeroerd te moeten laaten: wanneer de Staatsregeling zal aangenomen zijn, dan eerst zal men op dit artikel nadere bepaalingen kunnen maaken. ■ Wij vleien ons, voor het overige, dat ook deeze algemeene denkbeelden over het beftuur van het nationaal onderwijs, voldoende zullen zijn, en dat, hoe ook de hoedanigheid en en werkzaamheden van dat beftuur, door de Staatsregeling zullen worden bepaald, deeze denkbeelden aanmerking zullen ver.dienen. Hiermede vermeenen wij onzen taak, voor zo verre het de opgaave onzer algemeene denkbeelden, over het algemeen nationaal onderwijs, betreft, afgehandeld te hebben. Dan wij bekennen gaarne, dat, wel verre van alles te hebben gezegd, wat over dit zo belangrijk onderwerp zoude kunnen gezegd worden , wij bijna niet anders hebben gedaan, dan in dit wijd uitgebreide veld eenige bakens te ftellen, om den weg aan te duiden, welken wij oordeelden, dat men te volgen hebbe, om een gewenscht einde te bereiken. Wij hebben, met alle mogelijke zorgvuldigheid, vermijd, alle zodanige befchouwelijke leerftellingen en befpiegelingen, welken wij vooraf niet konden berekenen uitvoerbaar te zijn ; en wij durven ons vleien, dat eene welingerichte beoefening, de door ons opgegeevene befchouwing niet zal logenftraffen. Ons blijft nu alleen over, om ook onze denkbeelden op te geeven over het T W E E-  — ^9 — TWEEDE HOOFDDEEL, (*) HANDELENDE VAN HET BIJZONDER. OF VRIJE ONDERWIJS. De Maatfchappij , aan haaren geheiligden pligt voldaan, en een Nationaal Onderwijs voor het aankomend gedacht daar gefteld hebbende, kan wel van elk haarer Leden vorderen, dat hij bijdraage in de kosten , welken hier toe vereischt worden: doch kan, echter, onzes bedunkens, niemand noodzaaken , van het zelve gebruik te moeten maaken; zii heeft alleen het recht, om de zodanigen, welken die vereischten niet bezitten, die zij van elk haarer Leden kan vorderen, van alle die voorrechten , aan die bezitting gehecht, uit te duiten. Even min vermag de Maatfchappij aan iemand te beletten, dat hij van zijne verkregene kundigheden en talenten, ten nutte van zijne Medeburgeren, dat geCO Men zal zich misfchien verwonderen, of het vreemd vinden, dat dit tweede Hoofdfluk, in vergelijking met het eerfte, zo klein is, en dit als eene wanftaltige verdeeling van het geheele ftuk befchouwen ; dan men gelieve in aanmerking te neemen; vooreerst: dat alles, wat in het eerfte Hoofdftuk, hande» lende: van het algemeen Nationaal Onderwijs, is gezegd , genoegzaam zonder uitzondering tot hei bijzonder of vrije Onderwijs, waarvan dit Hoofdftuk fpreekt, betreklijk en toepaslijk is, en uit dien hoofde, in het voorhanden zijnde ftuk, geene afzonderlijke bewerking, van hetgeen daartoe behoort, noodig was; ten anderen, dat het noch de bedoeling van de Natiónaale Vergadering, noch die van Hoofdbeftuureren of derzelver Commisfie was, om in het bijzonder en bepaaldelijk over dit afzonderlijk of vrij Onderwijs: maar wel over het algemeen Nationaal Onderwijs te handelen. Men moest 'er, echter, ook iets van zeggen, en wij oordeelen, dat het hier aangeftipte voor ons oogmerk, gelijk ook voor dat der bovengenoemde Comimsiie, genoegzaam is. E 3  gebruik maake , het welk hij nuttig oordeelt: zij, die door de Maatfchappij met de waarneem in g der algemeene belangens belast zijn, hebben alleen te zorgen , dat niemand voorgeeve gebruik te maaken van eenige andere talenten , dan die hij waarlijk bezit, en dat dezelven niet ten nadeele van het algemeen gebruikt worden. Het Hoogstbeftuur des Lands zal dan aan zijnen pligt, in dit gedeelte van het onderwijs , voldoen, met het volgende vast te Hellen, en ter uitvoer te brengen : 1. Het zal aan een ieder vrij ftaan , bijzonder openbaar onderwijs te geeven, onder de volgende bepaalingen. 2. Hij zal zich, ten dien einde, vervoegen bij de Departementeele. Commisfie van Publiek Onderwijs van dat' Departement, waar in hij voorneemens is zich neder te zetten, en aan dezelve van zijn voorneemen kennis te geeven, met opgaave der Taaien, Weetenfchappen , enz. waar in hij onderwijzen wil, met en benevens een getuigfchrift van zijn goed, zedelijk gedrag. 3. De Commisfie, bovengenoemd , dit getuigfchrift voldoende bevonden hebbende, zal eenen dag bepaalen, en hem onderzoeken in die zaaken , tot welken hij zich aangegeeven heeft; en ook hier in, ten genoegen der Commisfie voldaan hebbende, zal dezelve hem ter hand dellen eene acte als Onderwijzer ; inhoudende de Taaien en Weetenfchappen , omtrend welken hij onderzocht is. 4. Niemand zal vermogen iets te onderwijzen dan het geene zijne Acte inhoudt : doch het zal hem vrij daan, zo wanneer hij , bij vervolg van tijd, zich tot iets meer bekwaam gemaakt hadde, zich in dit vak te doen onderzoeken, en zijne Acte . met het zelve te Iaatcn vermeerderen. 5. Zo wanneer hij door zijn flecht gedrag, als ard?rzins - zich zijnen post onwaardig maakte, zal de Commisfie, meergenoemd, de vrijheid hebben , zij-  zijne Acte weder in te trekken, en hem het onderwijs te verbieden. Onder deeze of dergelijke bepaalingen, zouden alle Onderwijzers der niet - algemeene Natiónaale Schooien kunnen gefield worden , — dan wij zouden van oordeel zijn, dat deeze bepaalingen Art. 2, voor de Leermeesteresfen, in kleine of jonge kinderfchoolen , zodanig zouden kunnen verzacht worden, dat zij zich hebben aan te melden bij het Distrikts, plaatsfelijk of ftedelijk Schoolbefluur, welke met haar zouden moeten handelen, als in Art. 2,3, 4 en 5 vermeld is. Op deeze wijze zoude, zonder de afzonderlijke vrijheid te belemmeren , gezorgd kunnen worden , -tiat het onderwijs niet viele in handen, geheel ongefchikt tot zodanig eene gewigtige taak — en indien de onderzoekingen (examina) vooral voor hen , die het zelfde willen onderwijzen, wat in de Natiónaale Schooien geleerd wordt, op dezelfde wijze ingericht zijn, als die, voor de Natiónaale Schoolieeraaren, zal dit oogmerk nog des te beter bereikt worden. Stilzwijgende gaan wij voorbij alle zodanige Inftituten, in welke geleerde Taaien en hoogere Weetenfchappen onderwezen worden; zij behooren niet tot het bellek, dat wij ons voorgefleld hadden : wij vertrouwen aan onzen pligt voldaan te hebben met dat geene op te geeven, wat wij ter verbetering van het eerfte onderwijs noodig oordeelden. Wij eindigen met den hartgrondigen wensch, dat het den Alzegenaar behaage, alle de pogingen, welken ten nutte, en tot heil der Nederlandfche Jeugd in het werk zullen worden gedeld, met eenen gewenschten uitflag te bekroonen !  J.F. VON AESCH I Boekbinder •t\ m s t e r d a m.