31 1925 3078 UB AMSTERDAM  NEDERLANDSCHE REIZEN. NEGENDE DEEL.   NEDERLANDSCHE REIZEN, tot bevordering van den koophandel, na de meest afgelegene gewesten des aard k loot s. Doormengd met vreemde Lotgevallen, en menigvuldige Gevaaren, die de Nederlandfche Reizigers. hebben doorgedaan. MET P L A AT E N. NEGENDE DEEL. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADL Te HARLINGEN, By V. van der PLAATS» MDCCLXXXVI.   I N H O U D DES NEGENDEN DEELS. Togt van Hendrik Hagenaar na de Oostindiè'n zedert het jaar 1631 tot het jaar 1638. . . . Bladz. 1 Begeeft zich , als Koopman , op het Jacht Grol; nevens de fchepen Leiden en Utrecht, loopt dit in zee ; worden eerlang gevolgd van andere fchepen, in 't begin van Wintermaand. Landen op het Eiland Sc. Vincent; menigte Kolokwinten aldaar; als mede fprinkhaanen. Men maakt een tuin op de Kampanje van de Brak, en zaait 'er falade en andere groente, die gelukkig voortkoomen. Overgroote Meeuwen, doorjiunne zwaarlyvigheid onbekwaam om te vliegen. Walvisfchen. De tuin wordt vernield door een zvvaaren ftorm. Scorbut in de Vloot. Naderen de Kust van Java. Hagenaar gaat aan land, met brieven aan den Generaal Specx. Gulzigheid der Bataviafche Europeaanen. Hagenaar vertrekt na Perlle. Hooren van verre fchieten , 't welk eerlang bleek van Engelfche fchepen te zyn. Hagenaar gaat in de Logie te Bandaar -gameron. De berugte Benjaanboom, de moeder van een geheel bosch, ter grootte van 214 fchreden; Pagode daar binnen. Gefchenkcn voor den Sultan. Hagenaar gaat over op het fchjp Utrecht, en voert , te Bandaar - gameron, het bewind over den Koophandel. Twist over den rang onder de Hollandfche Bevelhebbers. Regen hier te lande , zeer verkwikkende. Befchryving van Bandaar - gameron ; van een Visfchersdorp tot eene aanzienlyke Koop-plaats aangegroeid; ftoffe en gedaante * 3 der  I N I I O U D\ der huizen; zonderlinge manier om freen te manken. Vestingen en Forten. Zoutbergen in den omtrek. De Eilanden Lareca en Kismis; menigte van wild en vrugteo. Dagelykfche verandering van winden. Gedaante en kleedy der mannen en vrouwen; menigvuldige brand hier te lande. Zonderlinge Weefgetouwen. Regeeringsvorm. Openbaare Eerdienst. en vreemde offeranden. Zy houden den Vrydag voor hunnen Zondag. Gedierte en Wild , zeer overvloedig , doch weinig visch ; daarentegen, allerlei boomooft zeer menigvuldig. Zwaars regtspleeging, op bevel des Konings van Perlïa-, aan vericheiden aanzienlyken des Iands. H-.igenaar worde Schoutby-nacht, op het fchip Leiden. Haakt in gevegt met drie Fregatten ; een van dezelve wordt geënterd ; de twee andere vlugten, vati welke, egter, het eene geno. inen wordt. Buit op deeze fchepen behaald, wordt den matroozen ten b«ste gegeeven. Hagenaar zeilt na Socotora. Eenige bevelhebbers treeden aan land; worden van den Sultan minzaam verwelkoomd. Hagenaar geeft hem ïnsgelyks een bezoek, en ontvouwt het oogmerk van de komlte der fchepen; worden , nevens andere gefchenken, op melk onthaald. Manier van handeldryven in eene prent vertoond. De onzen houden , met den Sultan , het middagmaal onder eenen palmboom. Berigt wegens Socotora. De mannen maaken veel werk van hunne vrouwen. Groote Sabels hun geweer ; belyden het Mahometaandom. De voornaamfte voortbrengzels zyn Aloë , Draakenbloed en Civet. De fchepen vertrekken na Gameron; ondraaglyke en bedervende hitte. Menigte van Zyde, met eene Karavaan van Ispahan gebragt. Hagenaar zeilt na Malabar: ankert op de Reede van Cananor; afbeelding hier van. Te Monte Deli koopen de onzen veel Peper. Naderen Goa, en neemen 'er een Portugeesch fchip ; eerlang een tweede , onder andere met Kar.eel gelaadtn. Hagenaar, op een Kruistogt gezonden, ziet  INHOUD. ziet een zeer zonderlingen Visch, neemt een Portugeesch fchip , en koomt aan 'c Eiland Anchadivis , alwaar hy, van eene Portugeefche Vloot , etlyke Fregatten neemti en op dezelve verfcheiden gevangenen ; voor een zwaar losgeld worden deeze ontflagen. Vertrekt na Batavia , van waar hy wel haast na Firando, in Japan, wordt gezonden; vermaarde Logie aldaar. Eenige Christenen te Firando, om hun geloof, deerlyk mishandeld. Zeilt, met eene menigte gelds, na Nangefacki; berigt wegens deeze ftad. Keert eerlang te rug na Batavia ; wordt gezonden na de Molukfche Eilanden'; koomt op Botton, en bezoekt, in de ftad van dien naam , den Koning. Kruist op de Portugeefche Zilvervloot , zonder vrugt; wendt den fteven na de Piscadores ; brengt derwaarts eenige Kasfen met Zyden-ftoffen ; doch zeilt wel haast, met eene ryke laading, na Firando. Hagenaar vertrekt in gezantfchap na Jedo. Plegtige intrede , en gehoor by den Heer van Firando. Wreede gewoonte by het overlyden van groote Heeren ; hunne bedienden fnyden zich zeiven den buik open. Walvischvangst in Japan, en afbeelding van denzelven. Aanzienlyk gefchenk des Keizers aan de Hollanders. Hagenaar zeilt na het Eiland Tabour. Wyze van zuiveringe van aangetyde dieverye. Jaarlyksch Feest, Bon genaamd. Wederkomst voor Firando. Schuttersfeest der Japanneezen. Hagenaar wordt na Batavia gezonden. Schipbreuk van het fchip Prins Willem. Ontmoeting van de onzen met eenige Wilden. Hagenaar zeilt, als Afgezant der Maatfchappye , met eenige fchepen, na Cambodia. Gevegt met een Portugeesch fchip. De Vloot koomt voor Cambodia. Hagenaar verfchynt ten Hove; ftaatelykheid van dit gehoor; wordt, om eenige onpasfelykheid , zeer minzaam behandeld \ de Koning doet hem geneesmiddelen aanbieden , die eene gelukkige uitwerking doen. Langwyligheid en geveinsdheid aan de zyde der Cambodiaanen, in de * 4 on-  INHOUD. onderhandelen. Niet ilaagende in zyne oogmerken vertrekt de Gezant van daar, en koomt te nn de Ch.neefche Kust. Aanzienlyke buit, door en' Generaal van Diemen , op Formofa behaald. Zwaa e intrest, tegen welke de onzen in China geld moesten nn neemen Wreede IrrarTe om een kleinen" dieS LTd" in de gebouwen der Maatfchappye. Hagenaar verzoekt om zyne aanhoudende ongefleldheid, na Batavia te mogen keeren; •« wordt hem vergund. Vertrekt , als 0P. per-koopman, na 't Vaderland, daar hy, in Hooimaand des )aars ,638 , behouden aankoomt. -!l Aanh™d bevattende eene breede befcbrywng van Japan. Bl <6 Uitgebreidheid van dit Ryk; voornaame gr00te Eilan! den Verdeehng in zeven Provinciën, die ieder afzouderlyk geregeerd worden. Verbaazende inkomften. On der.aanigheid der Landvoogden. De Hoofdftad Tedo" Ke.zerlyk Paleis; grootheid van hetzelve. PjegtJVe oeer' baare verfchyning des Keizers; zyne Bywyven. Talrvke en aanzienlyke Krygsmagt. 's Keizers ftaatelyke reize van Jedo na Miaco. Bewaarplaatzen van 's Keizers fchttten. Merkwaardige rede eens flervenden Keizers tot zyneZoonen. Zonderlinge eerbied voor den Dairo; deszelfs vermaaklykheden. Vreemde manier om voor eenen throonsopvolger eene Minne te verkiezen , uit de aan z.enlykfle vrouwen des lands. Verhaal eener Staatsomwentelmge i„ Japan. De Ryksoverwe.diger Ongosfchio. Getal der ^uitery en voetknegten zeer groot. Derzelver Wapenrusting. Verdeeling van het KrygSV0lk. 0p hoedan.ge wyze het getal der inwooneren hier altyd kan geweeten worden. Volfirekte oppermogendheid des Monarch* Amptenaars; hunne pragtige Ieevenswyze. Staatelyk bezoek des Keizers by zyne Hofgrooten , in een nieuw gebouwd huis; kostbaarheid van zulk een bezoek. Het gefchenk van een Kraanvogel , de grootfle cere, die de Monarch kan aandoen. Menigte der J?y- wy.  INHOUD. wyven van de Grooten hier te lande ; wellustigheid in de wooningen deezer Vrouwen ; haare naauwe opfluiting ; haare kleedy en tooizel. De Vrouwen in Japan zyn alleen werktuigen van vermaak, en mogen zich met geene zaaken bemoeien ; derzelver getrouwheid en kuischheid. Mannen van kunde en ervarenheid zyn hier zeer gezien. By het fterven van groote Heeren , fnyden verfcheiden hunner bedienden zich den buik open, en fterven nevens hun: wyze deezer wreede plegtigheid. Menigte van Kasteelen in Japan , zo van den Keizer, als van de Edelen. Geringheid van belastingen; de Grooten leeven van de inkomften hunner eigen bezittingen. De geringde dievery wordt met den dood geftrafc, en eene misdaad van Staat met de uitrooijing van het geheele gezin. De manier om de fchuldigen aan dieverye te ontdekken ; zeer zvvaare ftraffln. Het overfpel wordt hier naauwkeurig vervolgd en geboet; zeldzaam voorbeeld hier van. Aan de Reizigers wordt hier, op elke plaaize daar zy eene wyl vertoeven, een Byzit aangebooden. Merkwaardige byzonderheid by de ftrafoeffeningen in Japan. Op zommige leugens , vooral tegen de Wethouders, ftaat insgelyks de hals. Berigt we«ens het Eiland Faitfiefuna. De Edelen worden derwaarts in ballingfchap gezonden. Hun rampzalig leeven aldaar. De Japanneezen zyn niet zeer godsdienftig; en, nogthans , de Pagoden zeer talryk. Priesters. Doodenfeest, Bom genaamd. Begraafplaatzen, De Priesters overgegeeven aan de onnatuurlyke zonde. De Dairo , het hoofd der Geestlykheid; zyn gezag en aanzien. Twaalf godsdienftige Aanhangen , en derzelver onderfcheidene begrippen. De Pagoden dienen in Japan tot plaatzen van allerlei , zomwylen buitenfpoorige, uitfpanningen. Duivelbezweerders. Bedevaarten der vrouwen na gewyde plaatzen , om vrugtbaarheid te fmeeken. De Christlyke Godsdienst zeer ge* S baat  INHOUD. haat in Japan ; voorbeelden van zvvaare vervolgingen tegen deszelfs belyders. De Japanneezen moeten jaarlyks zweem , geene Christenen te zyn. Gedaante en ftoiïe der huizen in Japan ; huisgeraaden. Vriendlyke zamenkomften en Gastmaalen. De Thee een zeer geagte drank. De hoerery en bjrdeelen zeer algemeen : de reden hier van. Verftandige Opvoeding der kinderen; deezer onderdaanigheid en eerbied voor de Ouderen. Uitzet aan de kindereii. Getrouwheid en eerlykheid der Japanneezen. Handel en handelaars in Japan. Aloude verbintenisfen tusfehert Japan en China , en wederzydfche vaart en Koophandel. Den Japanneezen in laatere tyden , het buitenlandsch reizen verbooden ; redenen hier van. Overvloed van allerlei leevensbehoeften, tot nut en vermaak. Eenerlei taal , kleedy , gewigt en munt. Zeer veele Baden. Zeldzaame bron , die by tusfehenpoozen opwelt. Schryfwyze der Japanneezen ; Boekeryen en Kronyken. Abel Tasman's Reize na Nieuw Guinea, of 't Onbekende Zuidland, in den jaare 1642. . . Bladz. 132. De zucht tot nieuwe landontdekkingen wordt Ieevendig te Batavia; men befluit daar toe, onder het beleid van Abel Tasman. Hy vertrekt , met twee fchepen , na Mauritius. Aanmerkelyke miswyzing van 'c Kompas. Ontdekt Antony van Diemens. land en Frederik - Hendriks-baai. Doet hier eene landing, en plaatst 'er een Zein , ten diende van andere Zeelieden. Ontdekt Nieuw-Zeeland , en vindt eenen doortogt, dien by Abel Tasmans doortogt noemt. Verneemen Wilden , die, met hunne Praauwen, op de Sloep aanvallen, en eenigen dooden. Ziet het Drie-Koningen Edand. Wilden van eene ongemeene hoogte. Ver-  INHOUD. Verneemen de Eilanden Amfterdam en Rotterdam. Eenige Wilden van daar koomen aan boord; hunne kleedy: brengen ververfchingen. Lustig en vermaaklyk aanzien deezer Eilanden. Ontdekking van NieuwGuinea. Aardbeeving op de fchepen gevoeld. De Baai van Goede Hoop. Brandend Eiland. Het Eiland Jamma; vrugtbaarheid en volkrykheid van het* zelve. Moeite met de landzaaten. Tasman keert te rug na Batavia. De Route van dezen vreemden Togt is aangeftipt in de Platte Kaart, by ons Zevende Deel uitgcgeeven* D ü  D E PRENTEN MOETEN GEPLAATST WORDEN: 1. Koophandel te Socotora, . tegenover bl. 23 2. De Reede van Cananor. . . . 27 3. De Walvischvangst te Firando, in Japan. . 39 4. Van Galen gaat ten Hove, by den Koning van Cambodia, in Japan 47 5. Afbeelding van de Inwooners van Nieuw - Zee¬ land. . ..... 136 • — Guinea. 142 NE-  NEDERLANDSCHE REIZEN, T O G T van HENDRIK HAGENAAR, NA DE OOSTINDlëN; Zeden het Jaar 1631 tot bet Jaar 1638. Eene ryke Gondmyn, voctf de ingezeètenen van deeze gewesten, was doorgaans de koophandel der Oostindifche Maatfchappy, in den aanvang en geduurenda eene reeks van jaaren der jongstvérloopene eeuwe. Zeven fchepen, allen ryk gelaaden, onder het bevel vaq antony van diemen, kwamen , in Wynmaand des jaars 1631, in Texel behouden binnen. Straks hier naa rustten de Bewindhebbers uit, twee fchepen en een jacht, om na'Batavia te ltevenen. De naam van het eene fchip was Leiden , die des Opperkoop* mans andries verspriet en des Kapiteins klaas hendriksz moüthaas. Het tweede fchip heette Utrecht, de Opperkoopman adriaan paling, de Kapitein kornelis schwenk. Op het Jacht, Grol genaamd, was Opperkoopman henduik hagenaak, en Kapitein teunis liefhebber, van Rotterdam LX, deel. A Ia  0 NEDERLANDSCHE In het begin van Wintermaand liepen zy in Zee, door het zogenaamde Spanj'aarts -gat, koers zettende ten Noorden van Schotland en Ierland. Eerlang voegden zich by hen de fchepen Haarlem, daar Kapitein op was kórnelis dirksz; het Jacht de Brak, onder bevel van jan kornelisz lichthart, en de Eenhoorn, gevoerd by kor nel isiansz: het eene na Fernambuc , de twee andere na de Kust van Guinea beftemd. Gezamcntlyk maakten zy reisgezelfchap ; Leiden wierdt tot Admiraal, Utrecht tot Vice-Admiraal aangefteld. In t einde der maand zagen ze de Eilanden St, Nikoïaas, St. Lucia, St. pincent en St. Jlntony. Dewyl de fchepen, door geduurige ftormen, veel geleeden en gebrek aan water hadden, wendden zy den fteven na St. Vincent, ook in de hoop, dat eenige fchepen, die in den itorm waren afgedwaald, in de vloot zouden te rag koomen. Eenig volk aan land gezet, tradt gewapenderhand landwaarts, om de putten te bezigtigen. Men vondt 'er vier of vyf,die tamelyfe goed water leverden. Eenige anderen , dieper in 't land doorgedrongen, zagen eene kudde bokken, van welke zy 'er eenen doodden. De visfchery flaagde insgelyk tamelyk gelukkig. Zeer bergagtig is dit Eiland , en zo vol klippen , dat men 'er bezwaarlyk gaan kan. Het is niet zeer yrugtbaar. Veele kolokwinten vondt men 'er , en ldeine, boomen , wier takken , gebroken zynde, een wit melkagtig en lymerig yogt uitleveren. Eene menigte fprinkhaanen is 'er, die de kruiden knaagen. De bokken evenwel zyn 'er niet zo menigvuldig als voorheen, om dat de Bandieten van 't Eiland St. Antony, daar tegenover gelegen, dezelve verdelgd hebben.  REIZEN» 3 ben. Veel visch wordt 'er gevangen met de zeegen en den hengel. In Zomermaand koomen 'er de Schelpadden, by nacht, by gcheele troepen , hunne eyeren in het zand leggen; men vangt 'er zo veel van als men. begeert. De Ree is 'er vrygoed. De Brak fcheidde hier van de overige fchepen, die voorts de reize aannamen. Devvyl het nut van verfche groente, voor het bootsVolk, meermatalen was gebleeken , zaaiden eenigen,op de kampanje, Salade, Tuinkers en PeterzeJy; al hetwelk , in een ongelooflyk korten tyd, voortkwam, en onder het volk wierdt uitgedeeld. Omtrent het midden van Grasmaand, terwyl het dood Uil was, za«men iets van verre op het water dryven. Men zette de Sloep uit, en bevondt dat het groote Meeuwen waren, die, by gebrek aan wind, en om hunne zwaarlyvigheid, niet konden vliegen, en dus ligt gevangen Wierden. Zy waren fneeuwit over 't lichaam, doch de vlerken grys , en langer dan twee mans armen. Hunne bekken waren krom, en een vierendeel van een el lang. Zeer fel konden zy daar mede byten; Hunne voeten waren gelyk aan die van een Zwaan, en een fpan breed. Zy waren niet önfmaaklyk. Ook zag men 'er twee walvisfchen; Weinige dagen laater zagen ze kröos dryven, een voorbode van het naderende land. Doch alzo zy niet naauwkeurig wisten, hoe verre zy van de Kaap de Goede Hoop waren, en door ftormen geduurig geflingerd wierden , Honden zy. in twyfel, of zy dien uithoek zouden aandoen, van wegen het gevaar van tegen de kust te zullen gedreeven worden. Daarenboven vreesden zy beneden Kaap SiiguilUs te zullen vervallen, daar zy op geene ververfchingen A 2 kon-  NEDERLANDSC HE konden hoopen; terwyl de voorraad van water ten einde, en de gunftige winden zouden verloopen zyn. Diensvolgens befloot men het water te bezuinigen , en met allen mogelyken fpoed de reize voort te zetten. Een nieuwe ftorm, van welken de fchepen eerlang beloopen wierden, vernielde den tuin op het Jacht de Brak. Men bergde nog iets van de moeskruiden voor de zieken, die 'er drie dagen genoeg aan 'hadden. Op den achtften van Bloeimaand bevonden zy zich op 37 Graaden Zuider Breedte. Twee Walvisfchen kwamen hier dicht aan het fchip; ook zagen ze eenen ilaapenden Zeehond op het water dryven, en vervolgens nog meer andere ; dit deedt hen befluiten, dat ze het Eiland St. Paulus naderden. De Scorbut lieersehte thans zo geweldig, dat eeriang 25 man aaa die kwaaie hunne kooijen hielden. Omtrent het midden van Zomermaand zagen ze twee ryen bergen , op 9 Gr. 40 Min. Breedte. Een weinig verder het dieplood geworpen hebbende, konden ze met een lyn van 100 vademen geenen grond peilen. Dus geftadig voortzettende , kwamen ze eerlang op de Kust van Java voor anker. Drie Praauwen kwamen hier by. hen aan boord met ververfchingen: oök kwam eerlang by hen een Jacht , toebehoorends aan eenen Hollandfchen burger, pieter van de kamer, genaamd; doch zyn bezoek , bloote nieuwsgierigheid beoogende, baatte de onzen niets. Dewyl het volk van het Jacht zich thans in een zeer magteloozen ftaat bevondt, wierdt 'er iemand na Bantam gezonden, met eenen brief aan den Koopman pieter franzen, behelzende een verzoek om leevensmiddelen en eenig volk om het anker te ligten, als zynde 'er geene gezonden genoeg aan boord oir» , dat  REIZEN. 5 dat werkte verrigten. De Koopman franzen kwam eerlang aan boord , medebrengende eene kleine koe , hoenders, kokosnooten en moeskruiden, ten behoeve der zieken, die thans 61 in getal waren; voor dit alles wierdt hy ryklyk betaald. Op den laatflen der maand liet het Jacht voor Batavia het anker vallen. Hagenaar zich ftraks na land begeeven hebbende, ftelde de brieven der Bewindhebberen in handen van den Heere Generaal specx, die hem ter maaltyd onthaalde. By zyne wederkomst vondt hy aan boord eene menigte dienaars der Maatfchappye en burgers van Batavia, om nieuws uit het Vaderland te hooren, doch nog meer om eenen ryklyken teug te doen van den wyn, dien zommigen zo gulzig als water te lyve floegen: eene fchandelyke en nadeelige gewoonte, door den tyd ingefloopen; dit duurde drie dagen agter elkander. Thans wierdt het Jacht gekalfaterd en van het noodige voorzien, 't welk 14 dagen aanhieldt. Ten einde van dezelve kwam insgelyks voor Batavia het fchip Utrecht, en, 's anderendaags, het fchip Leiden; 's daags te vooren was de Kapitein klaas hendriksz overleeden; op de reize waren wel 34 van het volk ge (lor ven. Midlerwyl wierden de fchepen Amboina en Utrecht, nevens het Jacht Grol, gezonden na Bandaar Gameron, in Perjie. Hagenaar woonde deezen tocht by. Op den zestienden van Oogstmaand vertrokken zy derwaarts. In 't begin van Herfstmaand pasfeerden zy de Linie, en ontdekten eerlang het hooge land van Arabie, en vervolgens de laage kust van Perfie. Thans hoorden zy tweemaal zeer zwaar fchieten; en ntideii, op de volgende wyze. Men H **m Ma riet, ssa dik als een arm , aan 't welk „ twee andere ftokken', over kruis , worden vastge„ begr. Daaniaa wordt de lyder uitgdtrekt daarop „ geleid, en de bals, met een ltrik, aan het riet ge„ bonden. Voorts bindt men handen en armen, a&ls„ mede de becnen aan de kruislings zamengevoegde „ (lokken. Aldus geplaatst, wordt de gedoemde, te J} gader met het kruis , opgericht. Straks verlch'ynt er  96 NEDERLANDSCHE „ 'er een perfoon, met eene piek in de hand, aan het „ einde voorzien van een plat fcherp yzer „een vieren„ deel van eene El lang. Hier mede doorfteekt hy den „ lyder, van de rechter zyde tot aan den flinker (chou* „ der, en vervolgens van de flinker zyde tot aan den „ rechter fchouder. Meestal doorbooren deeze fteeken „ den lyder het hart: zodat hy het fpoedig bederve. ,, Nog andere ftrafoelFeningen *yn hier te lande ge„ bruikelyk, allen wreed in haare foort, en bekwaam, „ om door het aanjagen van eenen fchrik, tot voorbeel,, den ter kwaadweeringe te dienen. Overal en by alle gelegenheden is de Regtoeffening zeer ftreng. De Heer van Firando deedt, niet lang geleeden, in een Kist, van binnen aan alle zyden met fpykers bezet, drie jongejuffrouwen, uit zyn Vrouwentimmer, leevende oplluiten , en aldaar fterven. Een van haar hadt te gemeenzaame verkeering gehouden met een Edelman, en de twee andere geen ander kwaad bedreeven, dan dat zy in 't geheim van dien minnehandel geweest waren , en het niet rugtbaar hadden gemaakt. De Edelman fneedt zich zeiven het lichaam open. Een Man, zyne Vrouw by een anderen mansperfoon betrappende, in eene Kamer, waarvan de deur geflooten is, mag ze beiden dooden, hoewel ze niets kwaads bedreeven hebben, gelyk, zomwylen, hoewel zelden, gebeurt. Wanneer de Man niet thuis, of in het veld is, mag de Vader der Vrouwe, haar Zoon, haar Broeder , of een ander nabeftaande bloedverwant, het zelfde regt oefl'enen, en alzo des Mans plaats bekleeden; zelf is een Knegt van den huize daar toe geregtigd. Van hier dat 'er zelden overfpel begaan wordt. Geduurende al dien tyd, welken de Heer caüon in dat Keizerryk  REIZEN. g? zerryk vertoefde, vernam hy niet meer dan één voorbeeld van dit misdryf. Hét geval droeg zich aldus toe, Zeker Japannees, voorwendende dat hy ha buiten ging, kwam kort daar naa terug, en vondt, by zyne Vrouw, een mansperfoon , dien hy op heeter daad het leeven benam; de Vrouw bondt hy aan eenen ladder4 en liet haar den gantfehen nacht overeinde ftaan. 's Anderendaags, nodigde hy alle bloedverwanten, zo van zyne Vrouw als de zyne, mannen en vrouwen te gader, ter maaltyd. Hoewel dit tegen het Landsgebruik ftreedt, en mannen en vrouwen nooit gezamentlyk» maar altoos op onderfcheidene tyden, ten feefte gaan , verzogt zy, dat ze ditmaal van deeze gewoonte wilden afwyken. Zyn verzoek wierdt hem ingewilligd. De vrouwen, in eene afzonderlyke Kamer vergaderd zynde, vraagden, verfcheiden reize, naar de vrouw van den huize. 'sMans antwoord was telkens, dat zy onledig was met het maaken van roeffel, dat zy welhaast zou te voorfchyn koomen, en dat zy midlerwyl zich moesten vermaaken. Mannen en vrouwen, intusfehen, in de eetzaal getreeden zynde, plaatften zich aan de tafej, onderden maaltyd telkens de vraag herhaalende, waar de vrouw van den huize ware ? Onder dit alles ging de man , voor eene poos, buiten het'vertrek, fneedt de fchaamdeelen van het lyk des overfpeelers , en leide ze op bloemen in eene geflooten doos. Voorts de vrouw hebbende los gemaakt , omwondt hy haar met een doodkleed, en Helde haar, dus uitgedoscht, de doos in handen; 'er nevens voegende: „ Gaa heen, bied „ deeze lekkerny het gezelfchap aan, en zie eens, of „ de gasten een goed woord voor u zullen willen doen * „ en my uwenthalve om vergiffenis fmeeken." IX. deel. g d6  oS NEDERLANDSCHE De vrouw, half dood, en in den roeftand, welken ieder zich ligt kan verbeelden, volbragt haaren last, en wierp zich voor het gezelfchap op de knieën. Zo ras de doos geopend, en zy zag wat 'er in was, fpoedde zy zich weg, en de man, haar naabopende, floeg haar het hoofd af. Geene kleine ontfteltenis baarde dit voorval onder de gasten, die fpoedig de tafel verlieten, en zich, ieder na zyn hitis , weg fpoedden. ,, Die na Jedo reizen, Jangs den weg, de Lange,, ftraat genoemd, die 136 mylen lang Ls, worden in „ de huizen, alwaar zy pleifteren, bediend van vrou,, wen of flaavinnen , zo als zy ze noemen. Een ,, Tolk vraagt den reiziger, welke vrouw van die hy „ aldaar ziet, en die allen in zyde gekleed zyn, hy bc« ,, geere dat den volgenden nacht by hem zal flaapen. ,, Zyne keuze wordt gereedlyk ingewilligd. „ 't Is hier te lande een vast gebruik, zo dra 'er „ fchepen de haven binnen loopen, dat de waarden of „ herbergiers zich vervoegen by de feheepsbevelheb„ bers, en hun vraagen , of zy eene Byzit begeeren „ te hebben, zo lang zy aldaar vertoeven. Indien de „ aanbieding worde aangenomen, brengt de waard een „ vrouwsperfoon , en de voorwaarden worden be„ raamd, even als of'er een huwelyk wierdt geflooten. „ Zy ontvangen, tot lyftogt, 'sdaags, drie, vier of „ zes Huivers, en een of twee zyden klederen, van „ twintig, vyfentwintig of dertig guldens; een of twee „ katoenen klederen, fchoenen van hertsleer, en ande„ re, die fraaier zyn. Aan de ouders, of aan den ei„ genaar der Byzit, betaalt men tien, vyftien of der„ tig guldens. Dit verdrag wordt met een feest bekrag. ,, tigd; en de zamenverbondenen leeven, geduurende „ den beftemden tyd, als man en vrouw." Als  REIZEN. & Als misdaaden worden geftraft, het doen van eene inbreuk op 's Keizers Bevelfchriften en Plakaaten; hef wangedrag der Ryksgrooten, in het bewind, door denKeizer hun opgedraagen ; het verduifteren of kwalyk aanleggen van de Ryksinkomfien; het flaan van valfche munt ; het fchenden en fchoffeeren van eens anderen vrouwen en dochters; het vervoeren van vrouwen van het hooge na het laage land. De misdaadige niet alleen, maar zyn geheele gezin, wordt om ieder deezer overtreedingen en misdryven geftraft. Indien de vrouw medepligtige zy, moet zy het wa;> gedrag insgelyks met den hals betaalen ; indien pal fchuldig, koomt zy 'er af, met voor flaavin verkogr te worden: want men mag de vrouwen niet aan het leeven koomenom eens anderen misdaad; om haare eigen euveldaaden worden zy alleenlyk ter doodftraffe verweezen. De gewoone ftraföeffeningen in diergelyke gevallen zyn, het verbranden van de kwaaddoeuders; hen op een kruis te leggen, met de beenen om hoog en 't hoofd om laag, naar gelange van den aart des misdryfs; het vierendeelen door vier nieren: zomtyds ook worden de lyders leevende geworpen in kookende oly of water. Zeker Japannees , aan wien een der Keizerlyke Bewindsmannen hadt bevolen , het leveren van zeker timmer- en metzelwerk, zich in het verdrag misrekend en eenige foldaaten en opzieners , aan wien de levering moest gefchieden, hebbende omgekogt, lekte deongeregtigheid uit. De opzieners wierden veroordeeld i zich zeiven den buik open te fnyden ,. en de aanneemer, met het hoofd om laag, gekruist te worden. Deeze was een man van verdiende , zeer gezien by de' Raadsheeren en voornaamfte hovelingen. En hoewel, uit kragc der wet, niemand een voorfpraafe zyn mag of G % ■ durft,  iao NEDERLANDSCHE jjurft, voor de geenen, die dusdanige misdaaden gepleegd hebben, werkte, nogtbans, de genegenheid voor den fchutdige, en het mededogen met hem, zo kragtdaadig op de hovelingen en leden des Raads, dat zy zich verftoutten, zich neder te werpen aan 'sKeizers voeten, om genade voor hem te verzoeken. Zie hier het antwoord. „ Met ongenoegen heb ik uw verzoek aangehoord; doch, 't geen my meestj mishaagt , is, dat ik 'er ,, uit verneeme, dat uw oordeel merkelyk verzwakt is. „ Moet een man, aan zulk een wanbedryf fchuldig, „ niet fterven? Wat is dan de reden, dat gy by my „ voor hem ten beste durft fpreeken? Hebt gy insge„ lyks, door gefchenken en door geld, u fchandelyk „ laaten omkoopen? Verandert van gevoelen. Maakt „ dus niet eene inbreuk op de wetten, en ontwapent „ de geregtigheid niet. Is 'er iemand onder u allen, „ zo zeer op rykdommen en geld gefteld, hy treede in „ myne fchatkamer, en verzadige zyne drift. Treedt „ 'er in, zegge ik u, ik geeve 'er u verlof toe.'"' Door deeze woorden wierdt elk de mond geftopt; ieder pakte zich weg, zo ras hy konde. By de ftraföeffeningen wordt, in Japan, eene merkwaardige byzonderbeid in agt genomen, 't Gebeurde, in mynen tyd, zegt de Heer caron, 't welk, in de daad, zeer dikmaals voorvalt, dat een Edelman, door den Keizer, over eene zekere landftreek, in den omtrek van Jedo, gefteld, den boeren meer af knevelde, dan waarop de landeryen, welke zy bearbeidden, gefchat waren. Door dit middel meer zamenfchraapende, dan hy, tot onderhoud van zyn gezin, behoefde, leide hy geld op, en wierdt een welgefteld man. De boeren, in 't einde dien last niet langer kunnende  REIZEN. IOI de draagen, leverden een fmeekfchrift over, en beweezen de frikken , daarin vervat. De Edelman wierdt, nevens zyn geheele gezin, verweezen om zich den buik open te fnyden. Hy hadt eenen broeder in het Westland, omtrent 250 mylen van daar gelegen, in dienst des Konings van Tingo; eenen Oom teZatfuma, nog 20 mylen verder; eenen zoon in dienst van den Rai van Kinocani; eenen kleinzoon in het Oostland, 110 mylen van Jedo, aan het hof des Konings van Masfamne; nog eenen zoon in dienst van den Gouverneur van het kasteel Quando, en twee broeders, foldaaten in Keizerlyken dienst; een anderen zoon, den jongften van allen, die dicht by Jedo woonde, en dien hy gegeeven hadt aan een ryk' Koopman, welke geene andere kinderen dan dochters hebbende, al in-zyne kindsheid hem om denzelven zeer ernftig hadt verzogt, met oogmerk om hem met eene zyner dochteren te doen huwen; deeze Koopman was zeer bekend met de Hollanders. Alle deeze perfoonen, op zo wyd van een gelegene plaatzen woonende, fneeden zich den buik open en ftierven op den zelfden dag, en op de zelfde uure. Ter vastftellinge van den dag der regtspleeginge, wierdt uitgerekend, hoe veele dagen een Renbode noodig hadde tot de reue na Zatfuma, de wydst afgelegene plaats; op welken dag der maand en op welke uur hy daar konde aankomen. By de uitkomst bleek het te zyn de achtfte dag der achtfte maand: hierop wierdt bevel gegeeven dat alle de overigen aan zich zeiven het vonnis zouden uitvoeren , juist op den middag; dit wierdt naauwkeurig volbragt. De Koopman, wiens dochter gehuwd was aan den jongften Zoon des fchuldigen Edelman», ftierf, teO/scG % ca,  io2 NEDERLANDSCHE rtl, van hartzeer, over den dood zyns fchoonzoons, dléd hy hadt opgevoed, en teder beminde. Zyne dochter wilde zich insgelyks het lichaam open fnyden, en te gader met haaren man fterven; doch ziende dat haare Ouders een waakend oog op haar hielden, nam zy het befiuit , om voortaan te eeten noch te drinken: door dit middel liep haar leeven af, elf dagen naa dat naars echtgerioots. Dit voorbeeld kan ons leeren, de rampzaligheid eener eigendunkelyke regeeringvvyze , en, by tegenoverftelling, het geluk dier Volken, welker leeven en eigendommen niet (laan in de hand eens dwingzieken Monarchs, maar alleen onder de bepaaling van wetten , die niet dan aan de weezenlyk fchuldigen haare kragt betoonen. Schraapzieke geldzucht moet gcwisfelyk beteugeld en geftraft, maar tevens onderfcheid gemaakt worden, wie aan de inbreuke op eens anderen regten fchuldig liaan, wie door raad noch daad daarin bewilligd hebben. Het eene is het werk van dwingelandye, het ander het gevi lg van rechtfchapene burgerlyke Vryheid. Groote hardvogtigheid betoonen de Japanneezen in de uur des doods, 't zy dezelve natuurlyk of gewelddaadig zy. Zelf de Vrouwen oeffenen hier eene onverfchrokkenheid, elders oneigen aan haare fexe. In koelen bloede ziet men haar, zomvvylen, de wreedüe ilraffen verduuren. Op zommige leugens (laat insgelyks de doodftraffe, inzonderheid op de zulke, waarmede men de Wethouders in den Regtbank zoekt te bedotten. ündertusfchen moeten wy hier aanmerken, dat alle het gezegde, makende de doodvonnisfen en llraifen , aüeep tOepasfcïyk is op den kleinen Adel, de foldaaten ,  REIZEN. I03 ten, kooplieden, burgers en boeren. Vaneenen anderen aan zyn de ftrafïen der Koningen en van den hoogen Adel; men koomt hun niet aan 't leeven. Veertig mylen van de kust van Jedo, Oostwaarts, in volle Zee, legt een Eiland, 't welk eene myl in den omtrek beflaat , en Fuitfiefiina is genoemd. De oever loopt fteil na beneden ; nergens kan men grond peilen: 'er is geene haven. De fchepen, derhalven, kunnen het niet aandoen , dan alleen op de volgende wyze. De eerfte menfehen, welke het hebben aangedaan, waren gelukzoekers, die, by volkomen ft.il weder, zich riemen en touwen om het lichaam bonden, en het dus beklouterden. Die dus waren boven gekoomen, maakten gebruik van deeze touwen , om hout en gereedfchappen om hoog te trekken, door de geenen, die in de Barken waren , daar aan vast gebonden. Van deeze bouwftoffen en gereedfehappen voorzien, wisten zy eenige balken, aan het eene einde, zo wel te verzekeren, cerwyl het ander einde na buiten uitftak, dat de touwen , aan het uitfteekende einde nederhangende , de Barken zes of meer voeten boven het water konden houden, alwaar zy dus bleeven hangen. Want, met den geringften wind, worden, door het fchroomlyk geweld der golven, de Barken en Schepen tegen de rotzeil gefchokt en verbryzeld. Voorts is het Eiland over en over met klippen bezaaid, en onvrugtbaar; niets anders groeit 'er dan eenige moerbefieboomen. Bykans zo bezwaarlyk als het Volk aan land zetten, is het naderen van dit Eiland. De Edelen, welke tegen den Keizer misdaan, of deszelfs misnoegen zich op den halze hebben gelaaden, worden na dit Eiland in ballingfchap gezonden. Op G 4 alle  io4 NEDERLANDSCHE alle hoeken van het Eiland liaan Wagthuizen* wel voorzien van foldaaten, om te beletten, dat niemand eenige gemecnfchap hebbe met de gebannen Heeren, of hun eenige hulp of redmiddel toevoege. Alle maanden, wind en weder dienende, worden de foldaaten afgelost, en leevensmiddelen, ten hunnen behoeve, en der ballingen derwaarts gevoerd. Zeer liegt zyn deeze leevensbehoeften , en worden met eene zuinige hand uitgedeeld. Behalven een weinig ryst, ontvangen de rampzaligen boombasten en ander flegt voedzel, 't welk moeilyk valt om te eeten en nog zwaarder om ie verteeren. Kleine hutjes zyn' hunne wooningen, naauwlyks in ftaat om hen te-en de zomerhitte en de winterkoude te befchutten ; veel moeten zy, diensvolgens, hier lyden. Daarenboven zyn ze verpligt, de zyde te verzamelen, welke de wormen, die hier in menigte gekweekt worden, voortbrengen; dezelve te bereiden, te fpinnen, en 'er, jaarlyks zo veele Hukken van te weeven, als hun tot eene taak worden opgeleid. Toen de Keizer, in den Jaare 1631, (Kerf, wierden alle de gevangenen, in alle oorden des Keizerryks, niemand uitgezonderd, geflaakt, op eenen dag en uure Elk ontving een fommetje gelds, naar geraade van zy'. 11e behoeften, om 'er iets mede te kunnen beginnen. De Japanneezen zyn niet zeer bygeloovig, doch ook met zeer godsdienftjg, Zy bidden God 's morgens noch savonds, vóór noch naa het eeten, noch op andere bepaalde uuren des dags. De godsdienftigften gaan flegts eens in de maand ter Pagode. Zomtyds hoort men hen het woord nam man-da gebruiken, den naam van een hunner voornaamfte Afgoden. Cemeenlyk prediker, de Priesters driemaal in 't Jaar; Ge  REIZEN. I05 de ieden des Aanhaligs van den Prediker vergaderen in de Pagode, om hem te hooren. Eenige leden van zekeren Aanhang, wanneer zy aan zwaare of langduurige ziekten zukkelen, ontbieden eenen Bezweerder, die vierentwintig uoren by hen blyft, al dien tyd leezende, of liever een onverftaanbaar misbaar maakende: want alles, wat opzigt heeft op hunnenGodlyken eerdienst, zo wel als op de Geneeskunde en andere VVeetenfchappen , is gefchreeven in eene geleerde en verborgene taal, welke alleen de zulken verdaan , die ze geleerd hebben. Ongelooflyk groot, met dit alles , is het getal der Pagoden in Japan. De Priesters woonen in dezelve, van twee tot twintig te gader , naar gelang van de grootte der gebouwen. „ De Priesters gaan met kaal gefchooren hoofde. ,, Hun gewoon Ordensgewaat heeft veel overeenkomst „ met de linnen kielen van de gemeene lieden in Zuid„ Holland. Doch op de feestdagen draagen zy zyden ,, klederen, wier boveneinde zy, als dippen van een „ mantel, over den arm daan." Niets anders hebben zy te doen, dan de Metten voor de Afgoden te leezen, de dooden te begraaven, of by het verbranden van de Lyken en het begraaven van de asch, tegenwoordig te zyn; dit gefchiedt met veel daatelykheids. „ Het Doodenfeest, Bom genaamd, wordt, nage„ noeg, even eens gevierd, als dat van Allerzielen, in „ de Roomsen-Katholyke landen. Alle jaaren doen „ de Priesters dienst, op eenen beftemden dag, ieder „ in zynen rang en afzonderlyke Pagode. Zy gaan op „ eene rye, agter elkander, by wyze van Procesfie, „ rondom eene overdekte begraafplaats, onder het zinG 5 gen  ïcó NEDERLANDSCHE „ gen van Litaniëh en eene foort van Dienst voor dt ,, afgeRorvenen. ti °P de ze!fde hoogte als de Pagoden, zyn de be„ graafplaatzen gebouwd, en omleid met fteenen van „ een of twee voeten hoog. Dieze, van tyd tot tyd, ,, bezoeken, beftrooien ze met bloemen , of met groe„ ne takken, en gieten, in een groot gat, in den fteen „ gehouwen, een weinig waters, en daarin ongekook„ te ryst, welke de arme lieden of kraaien wel haast „ wegneemen. Op zommige graflieden ftaat een ftee„ nen paal of kolom, met een opfchrift, bevattende „ den naam en rang des perfoons, die aldaar begraaven „ legt. Doch dit heeft alleen plaats op de graven van lieden van eenig aanzien of vermogen." Twaalf godsdienftige Aanhangen zyn 'er onder de Japanneezen, en onder deeze elf, wier Priesters niets eeten, 't geen den adem des leevens heeft ontvangen, en geene vleeschlyke gemeenfchap hebben met Vrouwen. Indien iemand hunner dit gebod overtreede, en daar van geregtelyk overtuigd worde, wordt hy, aan den gemeenen weg, ten halven lyve begraaven: al wat niet van Adel is, daar voorby gaande, is verpligt, met een grooten zaag, hem een ftreek te geeven in den hals. Drie of vier dagen kan de halfbegraavene het dus uithouden , eer hy den geest geeve. „ Hoewel de Priesters geene vleeschlyke gemeen„ fchap hebben met Vrouwen, houden ze , nogthans, „ fchandjongens; en dit wordt hun van niemand kwa' „ lyk genomen." De twaalfde Aanhang is de meest geagte, en meest beroemd om de geleerdheid der leden; de Priesters van dien zyn gehuwd. Zy mogen eeten , ai wat geleefd heeft,  REIZEN. IO? heeft, zo te water als te land. lcko is de naam diens Aanhangs; boven de andere munt hy uit in bygeloovigheid. Het opperhoofd der Priesteren cn Pagoden van deezen Aanhang, geniet geene minder eer dan een Koning. Wanneer de leden van deezen Aanhang hem, 't zy te voet of in een Drangftoel, ontmoeten, vallen zy voor hem ter aarde op hunne knieën, en aanbidden hem. „ De groote Dairo bekleedt, onder alle deeze Pries„ ters, den zelfden rang, als de Paus van Rome, ten „ aanzien van alle de Roomschgezinde Geestlyken, in „ de Christen waereld. Van hier, dat de Keizer, om „ de drie jaaren, by hem een bezoek moet afleggen te „ Miaco, en, door het toebrengen van kostbaare ge. „ fchenken, hulde betoonen. In deeze zamenkomst „ overhandigt hem de Dairo een beker vol wyn; naa „ dat de Keizer dien heeft uitgedronken, breekt hy hem „ door midden, en hegt de (lukken wederom te za„ men dit is een zinnebeeld van dienstbaarheid." Kostbaarder Pagoden en rykor Priesters dan deeze, heeft geene godsdienftige Gezinte hier te lande. Zommige Geestlyken hebben hunne inkomften, uit landgoederen , door den Keizer zeiven of door de Heeren der plaatzen, alwaar de Pagoden (taan , hun toegeleid. Andere worden door het Volk onderhouden. Even gelyk in de Roomschgezinde landen, elk zynen Biegtvader heeft, en een Klooster, waar aan hy byzondeiiyk aalmoezen doet, dus heeft ook clkjapannees zyne Pagode en geliefden Priester, in welken hy een byzonder vertrouwen (lelt, en wien hy bovenal zyne liefdaadigheid doet ondervinden. Hierin beftaat voornaamlyk hunne Godsdienltigheid; hunne aalmoezen gaan bykans tot geene anderen ; zy kennen geene andere verdienden. Van  ioS NEDER L A N D S C II E Van verfehillenden aart zyn de gevoelens en plegtiglieden van alle deeze twaalf'Aanhangen. Zoramige gelooven, dat de mensch eene onRerflyke Ziel bezit; dat bet lichaam wederkeert tot aarde , maar dat de Ziel ten eenigen dage, zal te rug keeren in de waereld, om aldaar een gelukkig of rampzalig leeven te Jeiden, 'naar gelange zy verdient heeft, door het goed of kwaad gedrag , in het voorbeRaan gehouden. De leere wegens het vergaan der waereld is hun onbekend. Men vindt 'er, die gelooven dat de waereld van alle eeuwigheid heeft beflaan , en altoos zal voortduuren ; dat de mensch geene Ziel, dat wil zeggen, geenen onRerflyken geest bezit, eh niets anders dan den waereldlyken Regter heeft te vreczen. De vermogendfte en aanzienlykfie leden deezer Gezin te gebruiken hunne Pagoden als plaatzen van uitfpanninge en verlustiginge. Want vermids zy doorgaans gebouwd zyn in de aangenaamfte oorden, op vermaaklyke hoogten, en omringd van een bekoorlyk lommer, verkiezen zy dezelve, wanneer zy een pleifierpartytje buiten de Rad willen neemen. Allerlei buitenfpoorigheden pleegen zy, in de tegenwoordigheid hunner Afgoden, en onder 't oog hunner Priesteren , die niet minder fpaarzaam zyn in drinken en zwelgen dan de overigen. Het gaat hier veelal eveneens als in dronkenmans gezelfchappen. Wydc-rs worden herwaarts gebragt een menigte ligtekooien, en gebruikt in de tegenwoordigheid der Priesteren, die zulks met een onverfehillig Oog aanzien, en zich eene ryklyke fchaévergoeding beloo* ven by hunne fchandjongens. Nimmer hoort men de Japanneezen over godgeleerde gefchilftukken redetwisten. Ook tragten de leden van den eenen Aanhang geene zielen te winnen by eenen ande-  REIZEN. 109 anderen. Elk blyft daar hy is, zonder zich met anderen te moeien. ,, Hagenaar merkt aan, menfehen gezien te „ hebben, draagende op hunne fchouders touwen met „ knoopen, wien de oogen in het hoofd draaiden; hun ,, naam was Jammaboos, zo veel betekenende als Be„ zweerders, of Duivelbanners. Iemand, die langen ,, tyd aan eene kwaal'heeft gezukkeld, ontbiedt eenen „ der befaamdfte Jammaboos, die, naa geruimen tyd, „ gefproken en een luid misbaar gemaakt te heb,3 ben, dit antwoord bekoomt, van eene andere fiem,, me , zonder dat de omftaanden weeten, van waar ,, dezelve koome , en die zy, egter , allen hooren: „ Waarom kwelt en prangt gy my zo lang? Ik ben list ,, niet, die liet doe, maar zulk of zulk ten, uw vyand, ,, die my zondt, en u dit onheil te brouwen. i,ttl hetn „ te vrede, en ik zal vertrekken. „ Voorts betuigt hy, veele plaatzen bezogt, doch ,, nergens zo fraaie Afgodsbeelden gezien te hebben., „ als de Chineefche, die altoos drie te zamen voegen, „ keurlyk gefchilderd, en als Koningen met kroonen „ verfierd; altoos is 'er een zwarte onder. Ook plaat- zen zy drie fchoone Vrouwenbeelden te zamen , blank „ van vel, wel gemaakt van lichaam en keurig ge-' „ wrogt. „ Buiten de ftad Ofacka zag hagenaar zes Pa,, goden, voor welke drie beelden Honden, van eene reus., agtige geftalte, met offerkisten aan hunne zyde, in ,, welke eenige lieden Hukken kopergeld wierpen. „ Midden door eene der kleinHe Pagoden ftroomde „ een fnelloopend riviertje , 't welk vervolgens in de ,, aarde verdween. Eenige arme vrouwtjes wierpen in ,, dit beekje Hukken papier , waarop iets gefchreeven „ Hondt •,  iio N E D E RL A N I) S C H E „ ftondt; zy prevelden tevens eenige gebeden , even „ als de oude vrouwtjes te Rome, die den gewyden ,, Trap beklimmen. „ Op de plaatzen, welke de barken en andere fche,, pen moeten voorby vaaren , ziet men, aan de hoeken ,, van het land, of aan het water, een Priesterswoo9, ning, in de gedaante van eene kleine boeren Rulp, of varkenskot, rondom met kleine Rukjes befchilderd „ papier behangen , even als de winkels van kleine „ Boekverkoopertjes, of de prentwinkels in Holland. „ Omtrent eene halve myl van de Hollandfche Logie, ,, te Firando, ftaat, aan eenen inham, een klein houten huisje, naauwlyks eene el breed en hoog. De „ zwangere Vrouwen gaan derwaarts in bedevaart, en „ doen 'er dit gebed: Geef my een Zoon, en ik zal u ,, eene vereering doen! By voorraad laaten zy 'er eene ,, offerande van een weinig ryst. Veel .overeenkomst ,, hebben deeze Kasfen met de Nisfen , welke de Roomsch-Katholyke Christenen in de muuren, aan ,, de openbaare wegen, of op de hoeken der ftraateu maaken, om 'er beelden in te plaatzen, aan welke zy ,, insgelyks hunne geloften doen." Alle Priesters en eenigen van den Adel zyn verflingerd op de onnatuurlyke zonde; zy maaken 'er geene zonde van, en gevoelen 'er geene fchaamte of wroeging over. Zeer gehaat was voormaals hier te lande de ChristIyke Godsdienst; dit blykt uit de onderfcheidene zeer zwaare folteringen, welke deszelfs belyderen wierden aangedaan. Voormaals plagtendeChristgeloovigen llegts •onthoofd , en vervolgens aan een kruis gebonden te worden; dit wierdt als een genoegzaam zwaare ftraffe aangezien. Maar toen men veelen hunner blymoedig zag •  REIZEN. in zag derven, zommigen zelf al zingende na de drafplaats gaan, en, hoewel men dertig , ja honderd tevens om 't leeven bragt, hun getal evenwel niet fcheen te verminderen: toen wierdt men te raade , het koste wat het wilde, hunne blydfchap in treurigheid, hunne gezangen in traanen en weeklagten te veranderen. Ten dien einde bondt men -hen aan ftaaken , en verbrandde ze leevende; men braadde hen op houten roosters, en deedt aldus by duizenden rampzalig omknomen. Maar dewyl men ook, door deeze wreede regtspleegingen, de fomme der Christenen niet nanmerkeJyk zag verminderen, begon men des moede te worden, en poogingen aan te wenden , om hun het geloof te doen verzaaken, door middel der fchrikwekkendde folteringen, welke het viudingryk vernuft kon verzinnen. ■ De vrouwen en maagden dwong men , moedernaakt , op handen en voeten te gaan, op de llraaten, daar een iegelyk het zien kon. Door fnoode boeven deedt men haar fchoffeeren , en wierp ze vervolgens in kuipen, met dangen , die door alle de openingen in haar lichaam kroopen. Het hart. krimpt te zamen, en de pen valt van afgryzen uit de handen , onder het befehryven van veele andere gruweldukken en onmenschlyke wreedheden , welke, in den overmoed van vindryke wreedheid, wierden te werk gedeld. Nogthans verdroegen de Japanfche Christenen deeze folteringen met zeer veel kloekmoedigheids; klein, in vergelyklng der dandvastigen , was het getal der zulken ,* die 'er onder bezweeken , en hunnen Godsdienst verzaakten. 't Is waar, de Natie bezit , by dusdanige gelegenheden , eene hardvogtigheid en onverfchrokkenheid, van welke men, onder andere volken,  na NEDERLANDSCHE ken, geen voorbeeld ontmoet: mannen noch vrouwen vreezen den dood; doch met dit ailes wordt 'er eene ongemeene geloofsvastheid vereischt , om onder dit alles ftaande te blyven. Eenmaal in 't jaar gefchiedt 'er een algemeen en naauwkeurig onderzoek in alle de landen des Keizerryks. Alle de inwooners worden zamen geroepen in de Pagoden, alwaar zy met hun bloed moeten ondertekenen, dat zy goed Japanneesch, en geene Christenen zyn, of, indien ze het zyn , het Christlyk geloof afzweeren. Doch ook dit middel heeft niet de baate gedaan, welke de Keizer daar van verwagtte dewyl 'er geene jaaren verloopen, in welke niet eenige' honderden Christbelyders worden omgebrast. Terwyl zo veele llagtiugen het getal der Christenen aanmerkelyk hebben doen dunnen, heeft het Hof, om de nog overblyvenden te ontdekken, belast, dat ingevalle iemand bleek een Christen te zyn, deeze zyne ftraffe zou kunnen afkoopen , met eenen geloofsgenoot te verklikken; en indien hy hem niet aanwees, hy de gewoone ftraffe zou ondergaan : te weeten met het hoofd om laag opgehangen te worden. Men vleit zich , dat dit middel kragtdaadiger dan alle de nitgedagte ftraffen zyn zal , ter uitroeijinge van het Christendom. Naauwkeurig wordt 'er boek gehouden van alle de Christenen, die door deeze verraadery hun leeven gered hebben; 'er worden zo ftrenge maatregels beraamd, dat niemand zich kan verheden. Zy zyn allen bekend ; men weet waar ze zyn ; en men kan ze vinden, zo dikmaals men ze begeert te hebben. Kundige en in zaaken bedreevene Japanneezen verzekerden den Heere caron, dat het geenen twyfel Jeedt,  reizen. 1i3 leedt, of het Hof hadt ten oogmerke, alle de Christenen, op éénen dag, van kant te maaken, zonder iemand te fpaaren, zo ras het zou verzekerd zyn, dat 'er in het Keizerryk geene andere gevonden wierden; om dat het hoopte , langs deezen weg, in zyn doel te zullen llaagen. Alle de huizen in Japan zyn van hout gemaakt; ook brandt men 'er, op de haardfteden, niets anders dan hout ' en houtskoolen. Van hier dat men 'er dikmaals brand ziet ontftaan, en geheele (leden door de vlammen verteeren. Hoe veel bouts 'er, ondertusfchen , in een zo dicht bevolkt laud , tot alle deeze onderfcheidene gebruiken , noodig zy , nooit heeft men 'er gebrek aan: een bewys, dat het zeer bosch- en boomryk zyn moet. Ieder huis heeft eene foort van magazyn, of pakhuis,, 't welk tegen den brand befchut is; de goederen van de meeste waarde worden hierin geborgen, of bewaard. Alle de huizen (laan vier voeten boven den grond, en zyn gevloerd met planken, die met dicht in een fluitende matten beleid worden. De Japanneezen woonen doorgaans in de benedenfie vertrekken ; de boveufle verdieping wordt voornaamlyk gebruikt als eene bewaarplaats van eenige leevensmiddelen, en veele andere dingen van kleine waarde. Zeer net en zindelyk zyn de pronkkamers, in welke zy hunne vrienden ontvangen. „ Boven op de meeste huizen (laan tobben of kuipen „ vol water, om, des noods, ter brandblusichinge te „ dienen. Allerlei foort van hout, als rood gemarmerd „ of gebloemd, en kamferhout, is hier te lande zeer ,, overvloedig, en in gemeen gebruik." De huizen der edellieden en foldaaten zyn in twee afdeelingen onderfcheiden. Aan de eens zyde van den IX. dew. h ia.  11% NEDERLANDSCHE ingang is de wooning der vrouwe, welke nooit gezien wordt, of ten voorfchyn koomt; aan de andere zyde die des mans; hier zyn kamers, in welke hy zyne vrienden ontvangt, en nog andere, in welke hy de bezigheden van zyn ampt of beroep verrigt. De vrouwen van Burgers en Kooplieden verfchynen in 't openbaar; met haare dochters en flaavinnen, bemoeien zy zich met het huishouden. Doch nimmer dan met veel eerbieds en beleefdheids worden zy toegefproken. Zorgvuldig wagt men zich , egter , met haar zeer vry of lang in gefprek te zyn. Aan beiden , zo aan den man als der vrouwe, welke zulks toeliet, zou dit tot fchande en oneere verftrekken, ja als eene misdaad worden toegerekend. Hunne voornaamfte huisgeraaden, zyn fterk vergulde en fraai befchilderde fchuttingen , welke hier voor fchilderyen dienen. Veelal zyn de wanden befchilderd met onderfcheidene afbeeldingen, of met verguld of gemarmerd papier zo kunftig en net beplakt, als of de geheele muur van papier gemaakt ware. Rondom loopt eene zwart verlakte lyst. Zommige kleine vertrekken of kamertjes, zyn alleenlyk door zeer ligte fchuifdeuren van elkander gefcheiden, insgelyks met papier beplakt, en die, naar goedvinden, kunnen weg genomen worden; in dit geval maaken de gemelde vertrekken flegts ééue groote kamer uit. Aan 't boveneinde van de kamer hangt eene fchildery, met een pot met bloemen voor dezelve: want bykans het geheel jaar door heeft men hier bloemen. Aan het benedeneinde is eene gallcry, door welke men afgaat in een netten tuin, verfierd met door kunst aangeleide rotzen, en altyd groene boomen. De kamer, in  REIZEN. |j| i'fi welke men gewoon is gezelfchap te ontvangen, heeft het uitzigt op den tuin, Met lakwerk, kasfen en kisten tooien zy hunne huizen niet; deeze ftaan in eene binnenkamer, tot welke geene anderen dan de gemeenzaamfte vrienden en bloedverwanten toegang hebben. Theegereedf'chappen, fchilderyen, fraaie gefchriften en keurig gemaakte fabels, zyn hunne meest geliefde huisfieraaden; hier aan leggen zy hun vermogen te koste. Met veel beleefdheid ontvangen de edelen en burgers, die hen koomen bezoeken, in hunne huizen. Zy doen hun plaats neemen, bieden hun Tabak of Thee aan. Lieden van aanzien of vermogen worden op wyn onthaald , geplengd in eenen verlakten beker. De welieevendheid vordert, daar van te gebruikeu. De gastmaalen worden altoos veraangenaamd door zang en fnaarenfpel. Een groot geluk is het, hier te lande , dat onder de zulken, die te veel gedronken hebben, nooit twist ontftaat, veel min handgemeenfchap voorvalt. Die, door overmaate van drinken, zich buiten ftaat gevoelen, verhaten, zo goed als zy kunnen, het gezelfchap, om uit te llaapen. In openbaare herbergen worden , in Japan , nooit drinkgezelfchappen gehouden ; dit gefchiedt altoos in de eigen wooningen. Herbergen heeft men 'er, in de daad, maar alleen ten dienfte van reizende vreemdelingen , die in dezelve hunnen intrek kunnen neemen. ,, De zogenaamde wyn der Japanneezen, is een af» „ kookzel van ryst, met honig of fuiker aangezet; zy „ is zeer verhittende , en verwekt hoofdpyn. Veel „ overeenkomst heeft dezelve met Meede. „ De Thee is hier te lande zeer geagt. De vermort gende lieden bewaaren dezelve in potten met naauH 2 „ we  Itl NEDERLANDSCHE „ we halzen, wel dicht met blaazen of andere bekleed» „ zeis toegeflooten , op dat de kragt 'er niet van „ vergaa. ,, De Theebladeren worden gcmaalcn in een kleinen ,, molen, tot een fyn dof; waar van vervolgens, zo „ veel als op het punt van een mes kan leggen, gewor» „ pen wordt in kookend water. Zeer heet wordt dee,, ze drank gedronken, en voor zeer gezond gehouden. „ De gemeene lieden hebben een (preekwoord, inbou„ dende: Hos zou die man niet gezond zyn? hy drinkt „ veel Thee." Het eigenlyk zogenaamd vryen vau eenen jongeling naar een meisje, is hier niet in gebruik. De huwelyken worden geflooten tusfchen de vaders, of, by ontftentenis van dezelve, door de naaste bloedverwanten. Indien, egter, een man geen behaagen fcheppe in eene vrouw, kan hy haar laaten gaan, en, met de vereischte plegtigheden, eene echtfeheiding aangaan. Straffeloos kunnen de mannen met openbaare hoeren te doen hebben; ook mogen zy verfcheiden byzitten neemen. Doch de vrouwen, gelyk wy reeds vermeld hebben , moeten de geringde gemeenfehap met andere mannen met den hals boeten. 't Geen wy gezegd hebben wegens de huwelyksfcheidingen, ziet alleen op de burgers, kooplieden en de geringde foldaaten, maar geenzins op den hoogen of laagen Adel; door den eerbied, welken zy der Adelyke geboorte hunner vrouwen toedraagen, worden zy wederhouden, haar eenen fcheidbrief te geeven; en hoewel zy hun niet meer aandaan, zy laaten daarom niet na, haar te behouden en van 't noodige te verzorgen; beüeedende, midlerwyl, hunne minnekoozcryen aan hunne bywyven, welke zy insgelyks in hunne huizen hebben. Zom-  REIZEN. n7 Zomtyds, wanneer de Japanneefche mannen luinntr Byzitren moede zyn, keeren zy weder tot hunne vrouwen; doch dit gebeurt zelden. De vrouwen zyn dus aan den wille haarer mannen volkomen onderworpen, en bezitten geen vermogen; terwyl de mannen volkomen vry zyn, en doen wat ze willen. Van hier, dat de Vrouwen, ter voorkoominge dat de mannen geenen weerzin tegen haar opvatten, alle mogelyke oplettendheid gebruiken om hunne geaartheid en karakter te leeren kennen, alles te doen wat hun aangenaam is, en aldus hunne genegenheid en liefde te winnen. Doch de Bywyven zyn niet minder yverig in de weer, om dit werk om verre te ftooten; zeer gelukkig flaagen zy hier in menigmaalen ; door minnekoozingen en gedienfügheden dwingen zy bykans de mannen, om zich ten haaren voordeele te verklaaren. De openbaare bordeelen en ligtekooien worden hier geduld. De vrouwlieden , welke van deeze eerlooze kostwinning leeven, worden aangemerkt als de flaavinnen der zulken , in wier dienst zy zyn. De reden deezer toelaatinge, is, omdat men wil dat ieder man zynen lust zal kunnen boeten, en niet in de verzoeking gebragt worden, om de echtgenoote of dochter zyns naasten te fchoffeeren. 'r Is om deeze gemaklyke gelegenheid ter lustverzaJiginge; dat de mannen, die ongeoorloofde wegen inllaan, geene verfchooning vinden, en in koelen bloede gedood worden. Met veel zagtzinnigheid en infchikkelykheid worden de kinderen opgevoed. Zeer zelden Hart men hen : zommigen gebruiken nooit de roede. Wanneer zy fehivien, of zich bezeeren, zelf wanneer hunne gemelykheid den gantfehen nacht duurt, worden, zy altoos op eene vleiende wyze toegefproken: niemand heeft het II 3 hart  ji8 NEDERLANDSCHE hart om hen te flaan , zelf niet om hen te bekyven. De Japanneezen gelooven, dat ze nog geen oordeel genoeg bezittea om nut te kunnen trekken uit de kastydiugen; dat men den tyd moet verbeiden, in welken de jaaren hun verftand hebben doen uitbotten , en zy gcnoegzaame ondervinding hebben bekoomen; maar dat men, midlerwyl, met le^Ln en goede vermaaningen zich moet vergenoegen. Een aangenaam ichouwfpel is her, de ingetogenheid en wysheid te zien, met welke kinderen van twaalf, zelf van zeven jaaren zich gedraagen; zy handelen, fpreeken en antwoorden reeds als volwasfene lieden , geheel anders als de kinderen in Europa. Eer zy den ouderdom van zes, zeven of acht jaaren bereikt hebben , worden ze niet ter fchoole gezonden; men gaat hier in te raade met hunne geftalte en kloekheid. In jonger jaaren, meent men dat ze onvatbaar zyn voor onderwys , en dat de fchoolen als dan , ten hunnen opzigte, vergaderplaatzen zyn, niet om te leeren, maar om te fpeelcn, en elkander te bezeeren en van het leeren af te fchrikkcn; elkander hunne kwaade aanwenften mede te deelen; als mede om nieuwe heblykheden aan te wennen, welke zy, zonder dat, niet zouden gehad hebben. Wanneer de tyd, op welken de gewoonte toelaat, hen ter fchoole te zenden, daar is, begint men het onderwys, niet zo zeer door dwang, als door vriendlyk raaden. Men wagt den tyd af, om hun te leeren fchryven, dat zy daar toe lust betoonen ; men doet niets om hen daar toe te noodzaaken, of hunnen afkeer te overwinnen. In allen opzigte tragt men hen door eerzucht, of een pryswaardigen nayver te uoopen. Hun worden yborfchriftea voorgeleid. Men verhaalt hua, dat  REIZEN. dat zulk of zulk een, die groote vorderingen hadt gemaakt, veel roems en agtinge verworven, en zyn geflagt in de waereld heeft voortgeholpen. 't Is zeker, dat kinderen, op deeze wyze opgeleid, de voorgeftelde lesfen als in hun merg en bloed veranderen, en dus van natuure deugdzaam, en liefhebbers van hunnen pligt worden: veel beter, dan de zulken, die met de plak en de roede daar toe genooddwangd worden. De Japanneezen, daarenboven, zyn uit den aart halftarrig; geweld zou luttel baaten om hen hunne natuurlyke neigingen te verkeren. Zelf js het niet ongewoon, dat fchoolmeefters, hunne geesfelroedetebaate neemende, om hunne fcholieren hunnen pligt te leeren, door derzelver handen omkoomen. • ,, Nooit worden de kinderen in Japan gezwagteld of „ gebakerd. ïerftond van de geboorte befmeert de „ vroedvrouw hunne handen en voeten met een zekere „ oly, en legt hen alzo neder. Dikwyls ziet men boeren ,, kinderen, in het koudfte weder, moeder naakt, op „ handen en voeten kruipen." Wanneer de vader en moeder van een gezin oud zyn geworden, en hunne kinderen den volwasfen ouderdom bereikt hebben, ontdoet zich' de vader van 't huisbeftuur, doet afftand van zyn bedryf, winkel of ambacht, en draagt zyne zaaken over op zynen oudften zoon, wien hy tevens de voornaamlte kamer van zyn huis inruimt, en het meerendeel zyner bezittingen overdraagt; of indien het vermogende lieden zyn, gaat hy in een ander huis woonen. De niet overgedraagene goederen behoudt de vader voor zyne andere kinderen. De meisjes brengen niets mede ten hmvelyk aan haare mannen. Rykelieden zenden doorgaans, opden trouwdag hunner dochtereu, aan den bruidegom, eene fomH 4 nic  i2d NEDERLANDSCHE roe gelds, naar hun goeddunken; doch hy zendt het geld te rug, met veele betuigingen van dankbaarheid; dit gefchiedt, op dat de vronwen zich daarop niet verhovaardigen, of zich eenige heerfcbappy aanmatigen Gemeene heden, 0f die het niet zeer ruim in de waereld hebben, behouden zomtyds zulk een geldgefchenk 't Is een fpreekwoord hier te lande, dat eene vrouw' haar leeven lang, in eenes anderen huis woont: want In haare jeugd woont zy by haare ouders; geduurende t huwclyk woont zy by haaren man; en in haaren ouderdom woont zy hy haare kinders. Der Japanfche Natie gaat de roem na van zeer getrouw te zyn; voor het beginzcl deezer getrouwheid wordt gehouden haare zucht na glorie, op welke zy zeer gefield is, en waarop alles uitloopt. Die allen fatfoen met hebben verboren, wagten zich zorgvuldig van anderen te verongelyken of te benadeelen. Om de eere te bewaaren, leggen zy gewillig het leeven af. Mcn ontmoet hier van menigvuldige voorbeelden. Het volgende kan tot een flaal dienen. Ten tyde als de voogd van fideri, boven vermeld, zich tegen hem verklaarde, hadt deeze vorst in zyne «aagt, als gyzelaars, de koningin, gemaalin des kQumgfl van Cocora, en deszelfs kinderen, nevens versheiden andere koninginnen en vrouwen van Edelen De koning , welke toenmaals by den voogd zich bevondt koos f)esze]fs zyde> Fideri dit vernomen hebbende, beval dat de koningin en haare kinderen tot meerdere zekerheid, in het kasteel zouden gebragt worden De koningin zogt dit te voorkoomen, in de eerbiedigde bewoordingen hem te gemoete voerende: „ Hee„ rei ik ben eene vrouw, gefield onder de magt des * kojimgs, myns gemaals, zo als deeze onder uwe  REIZEN. 121 „ magt ftaat. Geef hem uwe bevelen, op dat hy aan ,, my de zyne geeve, en my aldus in ftaat ftelle om u ,, te kunnen gehoorzaamen." De Keizer , hier over in gramfchap ontdoken, deedt haar aanzeggen, dat zy hadt te vertrekken, indien zy niet met geweld wilde vervoerd worden. In weerwil deezer bedreiginge, vermids zy eene der aanzienlykfte Hofdames was, welker het tot fchande zou worden toegerekend , zo wel als den Koning haaren gemaal, haar huis te verlaaten , nam zy het befiuit, liever te willen derven , dan deezen hoon verduuren. Ziende dat haare tegenwordeling geene baat deedt, tradt zy in eene kamer, nevens haare kinderen , haare Minne en de kinderen haarer vrouwen, die insgelyks hadden beflooten te derven; doende voorts eene menigte houts in de kamer brengen, en den grond met buskruid bedrooien. Voorts fchreef zy haaren uiterden wil met eigen handen, en eenige rouwklagten, welke zy delde in handen eens getrouwen dienaars ; deezen geboodt zy, zo ras hy de vlamme ter haarer kamer zou zien uitflaan, in allen haast zich te fpoeden, en de toevertrouwde gefchriften aan den koning haaren Heere te overhandigen. De koningin verbrandde zich nevens de haare, en de dienaar kweet zich van den aanbevolen pligt. In nog een ander geval zyn ze zeer getrouw en eerlyk. Wanneer iemand zich in hunne armen werpt, met verzoek om zyne eer en leeven te befchermen, doen ze het getrouwelyk , en leggen hunnen laatden droppel bloed daar aan te koste, zonder te bedenken, wat 'er van hunne vrouw en kinderen zal worden. Zo waardig is hun dit punt van eere, en zo verre trekken zy deeze edelmoedigheid, om eenen vriendin den nood en op zyn verzc.sk te gerieven , dat zy daar van H 5 niai-  Ui N E D E R L A N D S C II E nimmer aflaaten, hoe groot een gevaar hun o<,k deswegen boven 't hoofd bange, zelf met leeventgevaar, 't welk zy duidelyk voor hunne oogen zien. Wanneer verfcheiden peifoonen aan eene zelfde misdaad handdaadig zyn, en een van hun ontdekt en overtuigd wordt, laat hy zich gewillig pynigen, en Rerft hcver onder de folteringen , dan zyne medepligtigen te noemen. Zeer wreed is ondertusfchen hier te lande de pyr.iging; men ontziet 'er niemand, en de pyniging eindingt altoos met den dood des lyders. Dit alles, egter, belet niet dat zy volftandig blyven , en liever alles willen lyden, dan de gedaane belofte fchenden, en des naasten dood bewerken. De zwaarRe en grievendfle rampen zyn niets, in vergelyking van eenen vlek op hunne eere. Bykans de geheele handel van Japan wordt door uitlanders gedrceven. Aan de groote Heeren kan men weinig flyten, dewyl het land zelf de goederen, welke zy behoeven, in de ruimte oplevert. De uitlandfche Natiën , welke hier handel dryven, en haare waaren op de Jaarmarkten te koop veilen, zyn vooreerst de Chineezen, welke, gelyk men weet, zints onheugelyke tyden, en van den'tyd af dat Japan bevolkt geweest is , hier gehandeld hebben. Zeden honderd jaaren, dat wil zeggen, een weinig vroeger dan het midden der vyftiende ecu we, hebben de Spanjaards en Portugeezen hier insgelyks gehandeld. De Engelfchen hebben 'er ook eenig koopbedryf gehad ; doch dit duurde Öegtl eenige weinige jaaren. Lr was voor hun geen voordeels genoeg te behaalen. Wyders verfcheenen 'er de Siammeezen en Cambodiaanen met hunne Jonken; doch, zedert eenigen tyd, is hunne koophandel merkelyk verminderd. Eindelyk heb-  REIZEN. 123 hebben 'er de Hollanders, zints veertig jaaren, dat wil zeggen, kort naa de oprichting van de Nederlandfche .Oostindifche Maatfchappye, toegang gekreegen; hun Koophandel wierdt nooit afgebroken. Alle de uitlandfche, gelyk ook zeer veele inlandfche Koopmanfchappen, worden gevoerd na de groote ftad Miaco, de ftapelplaats van alle goederen. Om te verkoopen en tekoopen , koomen hier te gader alle de Kooplieden, Makelaars, Faktoors en Agenten van 't geheele Keizerryk. Van twee of driehonderd mylen verre, worden herwaarts goederen aangebragt, en wederom andere na die afgelegene oorden verzonden. Men bedient zich, ten dien einde, van paerden; zy moeten hunnen weg neemen over moeilyk te beklimmen bergen en met rotzen doorzaaide valeien. „ Reeds vroeger dan het midden der vyfu'ende eeuwe, ,, zyn de Portugeezen bekend geweest in Japan, doormid„ del der Siammeezen, Cambodiaanen en Chineezen; ,, metzeer veel genoegen hebben zy, al dien tyd, aldaar gehandeld, omdat zy'er vonden een zagtklimaat, eene „ gezonde lucht, een vrugtbaar land, en zo veel geld, « indien niet meer , dan in eenig bekend gedeelte ,, van het oosten. Ook ontmoetten zy 'er veel overeen,, komst in den openbaaren eerdienst met de gods„ dienstplegtigheden der Roomfche Kerke. Dit ver„ fchafte hun de aanleiding, om aldaar met een zeer ge„ lukkigen opgang te arbeiden aan de voortzettinga van „ hunnen Koophandel, en de uitbreiding van hunnen „ Godsdienst. In de provincie Nangegarne hadden zy „ pragtige Kerken gebouwd ; doch de Spaaufdte en „ Portugeefche hoogmoed haalde hun wel haast den „ haat der landzaaten op den halze. Hunne fchepen „ wierden aangehouden en verbrand, en zy zeiven, door  i24 NEDERLANDSCHE „ door eene fchroomlyke flagting, verdelgd er, u->e„ roeid. ö ö „ Van nieuws wierden de Portugeezen, roet hunne „ Vrouwen, van daar verdreeven, in den faare 1636, „ en hun de inwooning, in liet toekomende, verboo„ den: de reden was, om dat zy, jaarlyks, van Zem„ nar , eene groote menigte Priesteren deeden over,, koomen." In Japan word Koophandel gedreeven in allerlei goederen , dienende niet alleen tot noodwendig leevensonderhoud, maar ook als een voedzef der pragt en vermaaken. Jaarlyks brengen 'er de uitlanders tusfchen de 4 en 5000 pikols zyde, en eene onnoemelyke menigte zyden ftoffen; ruim 200000 herten-, en meer dan 100000 andere vellen ; eene groote menigte vlas , lywaaten roode wolle, lange mansrokken, fpiauter, kwikzilverveele geneeskragtige drogeryen, kruidnagels, peper' muskus, fapanhout, fuiker, porcelein, kamfer, bol rax, elefantstanden, roode koraalen, veelerhande fnuisteryen, inzonderheid het werk der Chineezen. Het wordt hier geloofd , dat zints de vroegfte tyden dat het Keizerryk bevolkt geweest is, de Japanneezen in China gereisd , en met den Opperheer diens Keizerryks verbintemsfen gehad hebben; als mede, dat de keizers van beide Ryken, jaarlyks, over en weder, Gezanten aan elkander zonden. Maar de Japanneezen , die in China gemeenzaam bekend en zeer talryk waren, eenen opbrand verwekt hebbende, verwoestten zy eene geheele Had, pionderden dezelve, fchoffeerden de vrouwen en maagden , doodden een gedeelte der Mannen, en pleegden veele andere fnoodheden. De Chineezen hunne maatregels beraamd hebbende, namen hunnen lkg waar, en zo ryklyk wraake, dat  RÉIZEN. i25 dat zy alle de Japanneezen nederfabeklen, die in hunne handen vielen. De Keizer van China, in aanmerking neemende, dat zo een klein getal Japanneezen in ftaat was geweest tot het doen van zulk een ftouten ftap, in het midden zyner heerfchappyen , en het daadlyk volvoeren van deeze onderneeminge, was niet minder ongerust dan verbaasd. Diensvolgens nam hy het befiuit, alle de Japanneezen , ten eeuwigen dage, uit zyn Ryk te bannen, en, ter gedagtenilfe van hunnen toeleg, te doen oprichten een fteenen gedenkteken, waar op hun banvonnis, met gouden letteren, zou gegraveerd worden. Daarenboven deedt hy een bevekchrift afkondigen , waarby, aan alle onderdaanen, onder doodsbedreiging, de vaart op Japan verbooden wierdt. In 'teerst, gelyk het doorgaans gaat, wierdt dit gebod naauwkeuriger nagekomen, dan heden ten dage; de Chineezen, wanneer zy deezen togt doen wilden, moesten valfche verklaaringen doen, en voorgeeven dat zy na eene andere plaats den wil hadden. Want, volgens de wet, zouden hunne fchepen met de laading verbeurd verklaard zyn , en zy zelve den hals verbeurd hebben. Tegenwoordig, egter, wordt hier op niet te naauwkeurig gelet. Ondanks deezen ftap der Chineefche Keizeren, lubben die van Japan den Chineezen de inkomst in hunne ftaaten nooit verbooden. Zy zeiden, geen kwaad met kwaad te willen vergelden, en dat in de zaak zelve de Japanneezen ongelyk hadden , en aanleiding gegeeven tot de belluiten, in China genomen. „ Kundige Japanneezen verzekerden den Heere ha„ ge naar, dat de inwooners van Japan echte Chi„ neezen zyn, die, uit hun vaderland gebannen zyn- de ,  i26 NEDERLANDSCHE „ de, zich begaven na de Eilanden, welke zy thans „ bewoonen , en dezelve bevolkten ; dat verfcheiden „ Edelen van bet Hof des Keizers van China, eene „ zamenzweering tegen hem gefmeed hebbende, ont„ dekt wierden; dat eenige der voornaamfte zamen„ gezworenen in hegtenis genomen en ter dood ge„ bragt wierden; maar alzo een verbaazend aantal „ lieden de hand hadt in dit bedryf, men zich verge„ noegde met de gemeene lieden in ballingfchap te „ zenden; dat de zulken onder de meest aanzienly,, ken, die zich door de vlugt gered hadden, nevens „ de bandieten , zich op deeze vrugtbaare en ver,„ maaklyke Eilanden hadden neergezet. „ Men voegde 'er nevens, dat zy, nadat hun lee„ vensftand gevestigd was, op middelen bedagt wier„ den, om de naagedagtenis hunner afkomfte te doen „ begraaven, en de gelegenheid, welke hen na deeze „ wooningen hadt doen overfteeken; dat zy het niet ,, waereldkundig wilden hebben , dat zy uit China „ gekoomen, en, om hunne etlveldaaden , van daar „ verdreeven waren; dat zy, om deeze reden, hun„ ne kleedy, fpraak en fchryfwyze veranderden, en, „ genoegzaam in allen opzigte, het tegenovergeftelde „ van hetgeen in China gebruiklyk was, aannamen; „ dat deeze de reden was, dat zy in eene oneindige „ menigte byzonderheden van hun verfchilden , en „ bykans van alle andere Natiën , welke zekere ge,, bruiken hebben , aan alle volken gemeen, behalven' „ de Japanneezen; dat zy inzonderheid van de Chi„ neezen verfchilden in het onder deeze gewoon ge„ bruik, van lang hair te draagen, zonder het ooit „ af te fnyden, het boven op het hoofd zaamenbin„ dende : terwyl de Japanneezen het hoofd geheel „ kaal  REIZEN. j27 ,, kaal fcheeren, rot een weinig boven de ooren, en „ het overige om den hals zamenbinden , met een „ firook wit papier." Naadat de Japanneezen uit China gebannen waren , wierden zy te raade, op Ta'ïovan te vaaren, alwaar de Chineezen hun de goederen aanvoerden , welke hun gewest opleverde. Doch hier van wierdt insgelyks berigt gedaan ten Keizerlyken Hove, en de komst te Taïovan hun diensvolgens verbooden. Omtrent honderd jaaren naa dit verbod, begonnen de Japanneezen, van nieuws, op dit Eiland te vaaren; zeven Paspoorten verwierven zy van hunnen Keizer, om op Totckien, Cambodia , Siam en eindelyk op Taïovan te mogen handelen. Wyders behelsden deeze Paspoorten de fchikkingen, naar welke zy, die vreemde gewesten bezogten, zich hadden te gedraagen, op dat niet wederom iet diergelyks, als weleer in China, mogt gebeuren. Nieuwe voorvallen en inzigten bewoogen den Keizer, van befiuit te veranderen , de uitgegeevene Paspoorten in te trekken, en aan alle zyne onderdaanen den vaart te verbieden. Gloriezucht wordt yoor de voornaamfte reden van dit Hofbefluit gehouden. Des Keizers vermaardheid en goede naam is hier een zo teder Huk, en hy is 'er zo zeer op gefteld, dat hy, van den kant der uitlanderen, niets kan dulden , 't welk hy meent daar op eenen inbreuk te maaken. Uit een beginzel van regtvaardigheid, daarenboven , gedoogt hy niet, dat zyne onderdaanen iets begaan in een vreemd land, 't welk aan deszelfs beftuurders ongenoegen kan geeven, zoals zy, omtrent deezen tyd, met 'er daad hadden gehandeld, in de heer-- fchap-  12ï> NEDERLANDSCHE 1'chappyen des Konings van Siatn, die hen deswegen hadt doen ftraffen, en nog laater te Taïovan. Eene andere reden van dit verbod, is, dat de Koning niet wil gedoogen het vervoeren van wapenen uit zyne landen, uit vreeze dat men 'er zich van zal bedienen om iemand leed te doen, of te benadeelen, en de fcheepsvaart niet kan geoeffend worden, zonder dat een van beiden, of zomtyds het een en auder gebeure. Zo ftreng is het verbod tegen het uitvoeren van wapenen, dat terwyl de Heer caron in Japan was, twee Chineezen, vader en zoon, met het kruis geftraft wiertien, omdat de vader getragt hadt, dit verbod te overtreeden; en vyf Japanneezen , die de wapenen verkogt hadden, zonder , egter , van der Chineezen oogmerk eenige kundlchap te hebben, onthoofd wierden. De derde en meest dringende reden van het gemelde verbod, is, dat men uitermaate beducht is, dat de Japanneezen, die in vreemde gewesten reizen, eenigen fmaak zullen bekoomen voor den Christelyken Godsdienst, en dien wederom in het keizerryk doen uitbotten. De Keizer , zo min als de byzondere Edellieden, of iemand anders, trekken eenig voordeel van den handel , behalven de kooplieden , welke dien dryven. Doch hun gewin is zeer middelmaatig, ten zy 'er, in de eene of andere koopwaare , eene fpoedige ryzing voorvalle. Zeer uitgebreid is het Keizerryk , en boven maat* volkrijk: zodat 'er veele inwooners zyn, die op gewin loeren; en wanneer 'er één ftuiver voordeel te behaalen is, worden 'er tien handen uk* geftoken. De  REIZEN. I29 De Japanneezen houden geene buitenlandfche gemeenfchap, en hebben, behalven de bovengemelde na China, nimmer gezanten gezonden aan andere Mogendheden. De Koning van Spanje, de Paus van Rome en de Koning van Siam, hebben, meer dan eens, luisterryke Gezantfchappen aan hun afgevaardigd, die ook vriendlyk zyn ontvangen ; doch tot nog toe heeft de Keizer van Japan niet kunnen befluiten, deeze beleefdheid op gelyke wyze te beantwoorden. Alle noodige en vermaakgeevende Jeevensbehoeften vindt men in dit Keizerryk. Men heeft 'er goud, zilver, koper, yzer en lood in overvloed; als mede ka. toenen lywaaten, katoen, bokkenvellen, ruim iooooo pikols zyde, jaarlyks, tusfchen de 3 en 400000 pikols filofellen, zeer veele hertevellen, houtwerk, allerlei leevensmiddelen, alles in ruimer maate, dan de landzaaten, tot eigen gebruik , noodig hebben. ^, Het kroos, welk aan de rotzen groeit, is onder „ hen zeer gezogt. Het kleeft 'er aan even als de Oes„ ters. By laag water wordt het ingezameld. Op de „ bergen vindt men veelerhande kruiden, en in de vel„ den zeer fraaie bloemen, daar de aanzienlykften „ des Lands veel werks van maaken; die wyders groote „ liefhebbers zyn van het vogel vangen. „ 'Er zyn zeer ervarene Artzen, die aan de pols „ kunnen weeten, wat iemand hapere. De meeste ge„ neesmiddelen worden in pillen toegediend. De kragt „ en het gebruik van de Kina zyn zeer wel bekend. „ Doch van het geneezen van wonden hebben ze wei- nig kenniffe." In het geheele Keizerryk Japan heeft men ééne taal, eéne kleedy, en één gewigt en ééne munt, naamelyk de gouden en zilveren munt: want de Cafies, welke, IX. DEEL. I in  j3o NEDERLANDSCHE in verfcheiden Koninkryken , door geheel Indien , gangbaar zyn, zyn van verfchillende waarde. Deeze verfcheidenheid heeft het Hof doen befluiten ,om alle de Cafies door het Keizerryk in te wisfelen, en , in de plaats van dezelve , andere van koper te laaten (laan, die tot den zelfden prys zullen gangbaar zyn. Zeer billyk en regtvaardig handelt het Hof in dit, gelyk in veele andere opzigten; het heeft deeze muntboven de waarde ingewisfeld, en door dit middel de Ouderdaanen genoopt om ze over te leveren. Boven is reeds verhaald, dat men in Japan heeft eene zeer groote menigte paerden , koeijen en (lieren, om dat zc niet gelubd worden, als mede herten en verkens: nevens ander viervoetig wild en tam gedierte, en allerhande gevogelte. Men heeft 'er zeer vooitreffelyke en heilzaame baden: onder andere koper-, falpeter-, zwavel-, yzer-en tinbaden; zommige hebben zout, andere zoet water. Een, onder andere, ontfpringt uit een hol in een hoogen berg. Dit hol beflaat, aan den mond, tien voeten over 't kruis, en is zeer donker, uit hoofde van deszelfs diepte. Overal, zo verre het gezigt kan reiken, ziet men uitfteekende punten, gelykende naar elefantstanden. Een andere bron legt aan den voet eens bergs, niet verre van de Zee. Het water welt hier niet geftadig op, maar by tusfehenpoozen, en op gezette tyden, te weeten, tweemaal in vierentwintig uuren ,een uur telkens. Doch wanneer 'er een warme Oostevvind waait, gefchiedt de opwelling drie- en zomtyds viermaalen in den gemelden tyd, insgelyks telkens een uur. Wanneer de tyd der opwellinge nadert, hoort men een geweldigen wind, die het water met zo veel kragts na boven dryft, dat de zwaare deenen , die aan de opening leggen, 'er van fchudden.' Drie of vier vademen hoog  REIZEN. 151 hoog fpringt het water boven den grond, met een ge* raas, gelykende naar een kanonfchoot. Zeer groot is de hitte van dit water; zy overtreft die van kookend water. De plaats, binnen welke het neder valt, heeft men met eenen muur afgefchut. Door deezen muur wordt het, langs gooten, geleid na de huizen, gefchikt tot het doen van de bronkuuren. Geheel onderfcheiden is de taal, als mede de gedaante der letteren of karakters in China, Japan, Corea en Tonquin. Nogthans is 'er eene byzondere taal en fchryfwyze, in de beoeffening van weetenfchap gebruiklyk, welke van veelen, in deeze vier uitgebreide gewesten, geleerd en verRaan wordt. De Japanneezen fchryven met penzeelen en zeer vaardig; in weinig tyds kunnen zy hunne meening en bevelen in gefchrift Rellen. Zy bezitten de byzondere begaafdheid, van in weinige regelen veel te kunnen zeggen. De verzoekfchriften , brieven en andere opftellen, inzonderheid die in handen der wethouderen en edellieden moeten koomen, zyn ongemeen kort, doch drukken de meening des ftellers naauwkeurig uit. Hoewel ze niet op onze wyze boekhouden, zyn ze, nogthans, zeer naauwkeurig in hunne rekeningen van uitgaave en ontvangst. Zeer vaardig zyn ze in 't rekenen; dit doen ze op planken , door middel van een Rokje, in welks einde een Ruk kryt is vast gemaakt. Men heeft in Japan Boekeryen, doch niet zo uitgebreid als in veele Europifche gewesten: want de ge* meene lieden kezen 'er zelden. De Kronyken en Jaarboeken worden bewaard in des Dairos paleis, en aldaaf vervolgd. De Dairo zelve, nevens zyne edelen en derzelver Vrouwen, verwaardigen zich om de voorvallende gebeurtenisfen te boek te Rellen. Ia NE-  NEDERLANDSCHE REIZEN. T O G T ABEL TASMAN, na nieuw guinea, of 't onbekende zuidland. J. ot nog toe hadden onze Oostindifche Zeelieden zich meestal bepaald tot de vaart op zulke landen, welke hun meer of min bekend waren, in deeze verre afgelegene gewesten. Van het doen van nieuwe landontdekkingen hadden nog zeer weinigen den inval gekreegtn. De leuzen , egter, door zommige fchipbreukelingen, of die van den koers waren afgedwaald, gedaan, of ook wel waarfchynlyke gisfingen, bragten zommigen in het vermoeden, dat verder zuidwaarts, dan de onzen tot nog toe gelievend waren, landen konden gelegen zyn, der ontdekkinge waardig, om de voordeelen, wilke zy, op de eene of andere wyze, zouden kunnen aanbrengen. Hoop op voordeel, die groote dryfveer van alle menschlyke poogingen , wekte by zommigen de begeerte, dat deswegen onderzoek mogt gefchieden. van In den Jaare 1642. Vee-  NEDERLANDSCHE REIZEN. 133 Veelen wierden afgefchrikt van de onderneeminge , door de moeilykbeid des togts, of door de onzekerheid des uitllags. Nogthans wierdt het ontwerp, van tyd tot tyd, herkaauwd, en het gelukkig flaagen eindelyk als waarfchynlyk aangezien. 't Was nu alleen te doen om een bekwaam Zeeman , wien men dit werk konde opdraagen. Men vondt dien, naa veel zoekens , in abel tasman. In dienst der Edele Maatfchappye bevondt hy zich thans te Batavia. Van hier wilde men liefst den kans waagen , omdat de togt , onmiddelyk uit het Vaderland, aan ongelyk grooter en meerder zwaarigheid was blootgeReld. Eer zy de bedoelde gewesten bereikten, zouden, om de verheid der reize, volk en fchepen veel meer uitgeflaan, grooter ongemakken geleeden hebben. Abel tasman was de man, op wien men het oog liet vallen. Over de zaak gefproken zynde, en hy dezelve rypelyk overwoogen hebbende, toonde hy zich gereed, ter voldoeninge van eigen nieuwsgierigheid, en tot voortzettinge van 't belang der Vereenigde Maatfchappye, zich tot den togt te laa°ten gebruiken. 'sMans verrigtingen en ontmoetingen oordeelen wy eener plaatze waardig in onze Verzameling van Nederlandfche Reisverhaalen. Op den veertienden van Oogstmaand des jaars 1642, vertrok hy van Baiavia , met het fchip Heemskerk en de Fluit de Zeehaan, koers zettende na het Eiland Mauritius, thans Isle de Franre geheeten. In 't begin van Wynmaand liep hy zuidlyk aan, tot op ruim 40 graaden. Aanmerkelyk was hier, van tyd tot tyd , de Noord-Westerfche miswyzing van 't kompas, zomtyds 23, 24, zomtyds zelfs bykans 27 graaden. Omtrent het midden van Slagtmaand Ronden de kompaslen 1 3 op  134 NEDERLANDSCHE op geene acht fireeken ftil: weshalven men vermoedde, dat in deezen oord zeilfteenagtige Mynen of gronden lagen. Op den vierentwintigflen der zelfde Maand, op 42 gr. 55 min. Z. B. en 163 gr. 50 min. lengte, zagen de onzen land, en noemden het Antony van Diemens-land. Hier worfteldcn zy met aanhoudend zeer öngeftadig en fiormagtig weder. Op 43 gr. 10 min. Z. B. en 167 gr. 55 min. lengte , vonden ze eene Baai, waar aan zy den naam gaven van Frederik Hendriks • baai; zy lieten aldaar, zints hun vertrek van 't Eiland Mauritius, voor de eerfte maal het anker vallen. In 't begin van wintermaand zondt tasman zynen ftuurman fran