01 2125 6465 UB AMSTERDAM    RONDENSTEIN, O F HET VADERLYK GELUK; TOONEELSPEL; DOOR. li. WESTERMAN. Te AMSTELDAM, fy PIETER, JQHANNES U YLEN8K.QEK? MÖCCXCVII,   VOORBERICHT. By het uitgeven van myn' afkeer, en liefde, beloofde ik, dat ftukje niet onbedaihtzaam te zullen laten volgen van allet wat een jeugdige yver my kon doen omwerpen; gaarne wil ik bekennen dat ik my deze belofte thans, voor het eerst, weder herinner; en kan dus niet nalaten myne landgenoot en, indien ik met de uitgave van dezen rondenstein myne belofte te kort doe, vrinde/yk verfchooning te verzoeken en toegevend omtrent deze tweede proeve te zyn, die door byzondere beletzelen van, wAT doet het lot niet! (en ftukje van later tyd, voorgegaan is. Wat de behanieling van myn onderwerp aangaat, ik heb my daarin zo veel mogelyk was aan de natuur en de kunstregels, die my lekend waren, verbonden; billyk zou men kunnen aanmerken dat de emfihryvingen, waarvan ik gebruik gemaakt heb, den acteur te naams 'bepaalden; dan, ik htb dezelven alleen daarvoor gefekikt, om, by de lezing, die tooneelen te levendiger voor te flellen, en zo dit /tuk ooit het geluk heeft in handen enzer verdienstelyke tooneelisten te geraken, zal .ik niet onbillyk vorderen dat zy 'er zich aan veibinden, daar ik vertrouw dat hunne btkwaamheid het vervallen daarvan rykelyk ■zal kunnen vergoeden. Foor het overige, zo myn arbeid myne landgenooten waardig is, z» ie vaderlandfche RONDENSTEIN met dat genoegen ontfangai word, waarwede ik hem gefchftst heb, en, zo het my -ury ftaat te zeggen, met dat genoegen, waarmede men de Hoogduitjcle baronnen op onze tooneelen ziet Jchit teren ... eindelyk , indien ook de verdienstelyke atleur roem met den Hollandjchen vader mag winnen, zal ik de Jlreelendfte voldoening vsor myn' opgeofferden tyd en moeite ontfangen: immers, zyne medeburgeren , door de kunst verrast , hunne eigen deugden te doen toejuigchen, zulk een' arbeid kan geen jong febyve. , kan geen Hollander, zich beklagen, M W.  PERSONEN, RONPENSTEIN. frERDINANP, Z00n-y i- vati Rondenjlein, POfia, dochter j £ au li na, vrindin van Sofia. berg val, broeder van Paulina, frans, knecht thomas, oud huisbediende van Rondenfiein, alida, huishoüdjler J tansjb, en eenige andere bedienden. Hei tooneel is in het huis van Rondenfiein,  RONDENSTEIN, O F HET VADERLYK GELUK; TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeld een kamer, in het huis van Rondenfiein. Aan de eene zyde van het tooneel /laat een tafel, met het ontbyt. EERSTE TOONEEL. sotia, paul ina. sotia. Maar, Patina ! gy ayt inderdaad een zonderling maisje: wanneer ik niet wel te vreden ben, dan kom ik my by u beklagen , en ftraks ben ik weder opgeruimd als voorheen. Hét verdriet groeit aan, zo lang het in het hart, daar \\n in geboren word , befloten blyft. paulina. Gelukkig meisje ! gy kunt u van het verdriet ontflaan, om vreugd te gevoelen, A «°-  S RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; sofia. Een fchuldeloos hart is een tempel der vreugd, zegt vader. paulina. Een fchuldeloos hart!.. Sofia ! zou een misdadig meisje uw vrindin kunnen zyn ? j«CT;~ilfrttr"t!Br mm 5 0 r 1A- Misdadig, het zal ook een gmote misdaad zyn. Waarin bcltaat zy toch? paulina. Ik weet haar geen naam te geven. sofia. Een misdaad zonder naam ? die zal ook zeker alleen in de inbeelding beftaan. Paulina... paulina. Bemint uw' broeder. sofia, fcheitfende. Een onvergevelyke misdaad! paulina. Om 's Hemels wil, Sofia ! heb medelyden met my! sofia. Ie heb waarlyk medelyden met u, dat gy u om een niets entrust. paulina. Ik ben inderdaad misdadig; maar niet opzettelyk! Sofia! Sofia! zult gy my niet geftreng beoordeelen ? sofia. Myn vrindin! paulina. De vrindfehap bedekt alles met den fluijer der toegevendheid ; maar indien men ontdekt, dat men dezelve aanccne •(waardige verfpild heeft... so-  TOONEELSPEL.. 3 sofia. Stel u gerust : niets zou my beleedigcn, dan uw wantrouwen. paulina. Indien ik my vleijen durf... Een oogenblik herMling! de vrees , uw vrindfchap te verliezen , heeft my geheel ter nedergeflagen; ik zal die behouden! dank zy den Hemel! aan den boezem der vrindfchap kan zelfs de misdadige ademhalen. sofia, mtt gevoeligheid. Wat zou de vrindfchap niet kunnen vergoeden! pa ulina. Toen myne ouders my door de dood ontrukt wierden, etl my niets nalieten dan de lesfen , die zy in myn jeugdig hart gedrukt hadden , tcnvyl myn broeder genoodzaakt wierd zyn fortuin in een ander oord te beproeven... de Hemd weet wat 'er van hem geworden js! vond ik, daar my in myn geboorteftad, Middelburg, niets ovcrgcbljven was dat my 'er aan boc;jen kon, hier een toevlugt: ik zocht in Amfterdam de gelegenheid, my door myn' arbeid te onderhouden; ik vond 'er meer : uw vader wierd myn weldoener; gy myn vrindin ! en uw broeder... ö! moest .zyn gedrag my ook geen vrindfchap inboezemen ? 1 ly was my ook een broeder ! met het klimmen onzer jaren wierd onze onderlinge genegenheid iterker: cnik, lichtzinnige, ik dacht met, dat ik, dezelve den vryen teugel vierende, misdadig zou worden; maar hoe onmerkbaar geleid ons de liefdeo\er de grenspalen der vrindfchap!.. waar is de jongeling en het meisje, die, elkander hoogachtende, zich beroemen kunnen dat hunne betrelddöa; vrindfchap blyft? die zyn A 2 «fet  4 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; *er niet! het mcnfchelykhart is te zwak, om meester over deze ftreelende neiging te blyvcn ... ö ! zy heerscht onwedcrltaanbaar over onzen wil! Sofia ! indien ik een jongeling ware, zoud gy niet wenfchcn uw lot met my te declcn ? sofia. Kunt gy 'er aan twyfclcn ? paulina. Zoud gy 'er naar vragen, of ik ryk of arm ware ? sofia. Ik zou Hechts vragen , of ik gelukkig met u kon zyn ? paulina. En dan zoud gy zo ongelukkig zyn, als uw broeder door my geworden is. sofia. Ongelukkig door u ? paulina. Laat iku verder verhalen, goedhartige Sofia ! Ieder morgen bragt nieuwe warmte aan het vuur, dat ons vertederde... Ieder avond gevoelden wy dat het moeijelykcr was geworden de drift, die in onze zielen gloeide, in flaap te wiegen. Gy hebt noch nooit bemind, Sofia! tot zo lang kunt gy u geen denkbeeld vormen van het geen men dan ondervind: hoeveel men 'er ook van kan zeggen; het blyft altyd, in vergclyking van de ondervinding , even als een zandkorrel in vergclyking van den aardbol; en, indien men het befchryven kon, daar zou geen ftcrfeling zyn die niet beminde. Lang ftreden wy... lang fmoorden onze lippen de woorden, die het gevoel der liefde ons in den mond gaf... cindelyk bezweken wy... eindelyk wierd het nootlottig uur geboren , welks aandenken noch zo ftreelend voor my is! Sofia ! kan ik het u befchryven l so-  TOONEELSPEL. 5 SOFIA. Neen, ila dat maar over: gy zoud my nieuwsgierig naar zulk een oogenblik maken : en dan mogt ik 'er te lehiclyk een vinden. Maar verhaal my fpocdig hoe het u verder ging: vader mogt ons overvallen; het is reeds zeven uren; hy zal welhaast komen ontbytcn. PAULINA. 1 let was een fchoonc avondftond, wy waren op het land: een koele fchemering wisfelde een' brandenden middag af.... De zon daalde langzaam neder langs een purper tapyt door hare ftralen gefprcid, en lagchte aan den gezigtcinder, tcrwyl een zagtc daauw het fmachtend aardryk kuschte. Het fcheen dat dit oogenblik aan de liefde geheiligd was. Gy waart met uw' vader uitgereden , om een bezoek af te leggen ... ik wandelde door den tuin , geheel overg ;< - ven aan een gevoel, waarvan my het beftaan onbekend was. Aan het einde der groote eikenlaan, by den waterval, gpng ik zitten... ik verlangde... waarnaar... wist ik niet , ik bad den Hemel... waarom, wist ik niet, ik wist alleen dat, hoe fterk my de fchoone natuur trof, 'er cchier iets aan ontbrak. Ik ftaarde op het verfchiet , dat myn oog niet bereiken kon, en het was my te bekrompen... torn zag ik my door uw' broeder... door myn' Ferdinand naderen, één oogenblik Haarden wy elkander aan.. één oogenblik , ... Paulina ! — Ferdinand !.. en onze harten Jloegen tegen elkander ! één oogenblik... en de eed \ an eeuwige liefde rolde van onze lippen ; alle hinderpalen waren uit den weg geruimd ; wy kenden den afltand niet meer, dien het lot tusfehen ons ftelde. En van dien tyd af, was onze zorg de neiging, die wy voorheen trachtten A 3 M  € RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; te vei bergen , aan tc kweeken; dit was alles wat ons ter harte ging, en wy bekommerden ons, voor het overige, om niets, ö Sofia! had ons deze zorg in geen andere gewikkeld ! indien... ó vrindin, fpaar my eenc bekentenis, waardoor uw verachting op my zou nederdalen. sofia. Vrees niets, goede Paulina! myn hart is voor u open , ftort 'er het uwe in uit. paulina, Daar zweefden wy heen , bedwelmd door de zaligfte droomen, waaraan wy nimmer een einde waanden. Paulina dacht 'er niet om , dat zy arm was; en Ferdinand dacht 'er niet om,dat een ryk meisje Hechts de zynckon worden. s o fi a. Arm meisje! paulina. Wy ftruikcldcn... en ontwaakten... ontwaakten verfchrikkelyk! Wat zal ik aanvangen ? wanneer gebrek en lydcn... en, ö Hemel! niet alleen lyden... ik zal... neen, ik kan niet verder gaan! sofia. Maar myn broeder bemint u immers ? paulina. Ily bemint my; maar ik bemin hem niet minder: cn zou ik dulden dat hy, om mynent wil, de liefde van zyn' vader verloor , om met my tegen het gebrek tc worltclcn? neen , i& heb niets overgehouden, dat zo veel opoffering waardig ;s sofia. Maar gy vreest re veel, Paulina ! myn vader is zo goed! p A L>  TOONEELSPEL. ? PAULINA. Uw vader is goed , zeer goed ! dit heeft hy aan my getoond. Hy doet ieder recht ; maar hierom is het ook bffiyk, dat hy recht wil gedaan zyn: en zou hy zich niet met recht vertoornen , wanneer zyn eenige zoon zyne verwachting bedroog , ter gunfte van een lichtzinnig meisje , aan wie hy zo veel weidaden verfpild heeft? Zou ik ten loon dier weldaden... ? ö ! Hoe fmartehk is het dezelven ontfangen te hebben, wanneer men 'er zich onwaardig aan gevoelt! Hoe vcrfchrikkelyk!... SOFIA. Paulina! myn vader komt. Om 's Hemels wil, hcrMu! TWEEDE TOONEEL. SOFIA, PAULINA, RONDENSTEINSOFIA gaat haaf vader te gsmoet, om hem te beletten de ontroering van Paulina te bemerken, vat hem vrindelyk by de .hand, en zegt: Zyt gy daar ? lieve vader ! RONDENSTEIN. Gelyk gy ziet, lieve Sofia! SOFIA. Wy hebben reeds op u gewacht. RONDENSTEIN. Zo ? dan ben ik verheugd dat ik gekomen ben; maar de tyd is u immers niet lang gevallen ? het heeft u immers aan geen ftof tot onderhoud ontbroken ? A 4 so-  & RONDENSTEIN, or HET VADERLYK GELU K; SOFIA. Neen, lieve vader! RONDENSTEIN. Dan is het wel. (Z/y gaat zitten.') PAULINA. Mynhecr! zal ik voor u infehenken ? RONDENSTEIN. Dat kunt gy wel doen, Paulina ! ik zal intusfehen myn pyp eens aanfteken. — Maar , hoe droevig ziet gy 'er uit! ik wil niet hopen, dat de vrindinnctjes getwist hebben? SOFIA. ö Neen, lieve vader! wy hebben vrindelyk met elkander gefproken. R O N D E N S T E T N. Ha! ha! en elkander een fentimentecl hiftorictje verhaald. Niet waar? SOFIA. Ja , lieve vader ! R O NDE N STEIN, Dat dacht ik wel: dit is doorgaans de bezigheid der jonge meisjes , wanneer zy by elkander zyn. En wie was de fprekende party ? SOFIA. Paulina. RONDENSTEIN. En wat heeft zy u verhaald ? SOFIA. Eenc gefchiedenis van een jong meisje. RONDENSTEIN. Ei, ei! en wat deed dat jong meisje ? SOFIA. Wat zy deed ? ... zy was verliefd. 8. ON-  TOONEELSPEL. 9 RONDENSTEIN. Zo, en wenschte te trouwen, en dat wilde de familje niet hebben. Niet waar ? SOFIA. Juist, lieve vader! RONDENSTEIN. En toen heeft zy en haar minnaar veel geleden ? SOFIA. ö! Zeer veel geleden. RONDENSTEIN. En eindelyk ftierven zy van hartzeer ? SOFIA. Neen, vader. RONDENSTEIN. Of fchotcn zich dood ? SOFIA. Ook niet. RONDENSTEIN, Na , dan kregen zy eindelyk elkander : daar loopt het toch doorgaans op uit. SOFIA. Ook niet. RONDENSTEIN. Ook niet? wat drommel! het moet toch naar ergens heen? SOFIA. Ja, maar onze gefchicdenis is noch zo ver niet. RONDENSTEIN. Zo ? dan is het een ander geval: iets van dit alles komt 'er toch zeker van. En het een of het ander, het is alles het zelfde, soriA. Alles het zelfde ? A5 »ON-  io RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; rondenstein. Wel zeker. De fchryver moet zyne perfonen toch op eene plaats laten: hy kan 'er niet eeuwig in voorthollen; wel nu! hy ftoot hen een' dolle in 't hart, fmyt hen een' kogel voor den kop, geeft hen vergift te drinken; of, als het wel lukt, voert hy twee gelieven, na lang fukkelens, in elkanders armen; het is alles het zelfde: fterven zy... zy zyn uit den weg! blyven zy leven... het is ook goed; zy hebben toch eten, noch drinken noodig. sofia. Als zy leven ook niet ? rondenstein. Wel neen. sofia. Maar, zonder eten en drinken, kan men toch niet leven. rondenstein. De roman- en tooneelhelden wel: de inbeelding van den fchryver fchept ze, hy ftoot ze inde waereld, en zy kosten niets van onderhoud. sofia. Dat is toch wonderlyk! rondenstein. Ja wel wonderlyk! maar daarom is het ook zo moeijelyk om hen na te volgen. Roman- en tooneelhelden komen door de waereld, zo lang het den fchryver goeddunkt; zyn zy zo ingewikkeld, dat zy, natuurt}ker wyze, niet te redden zyn , goed! men neemt een wonderwerk by de hand : daar is altyd raad te vinden; maar wy moeten de handen aan den ploeg liaan, als wy 'er dóór wiHen: en dan lukt het dikwyls noch niet. sq-  T O ONEELSPEL. n sofia. Ik heb toch wel gevallen gelezen, die gebeuren kunnen. ro ndenst e in. Nu ja, 'er gebeuren ook wel gevallen, die iets goeds ter navolging aan de hand geven: by voorbeeld, zo als wy hier in huis by elkander zyn, kon 'er noch wel iets voorvallen, dat een heerlyk onderwerp tot zo iets opleverde. My dunkt, Paulina word reeds gevoelig voor do eer, 'er ook een perfonaadje in te fpclen. paulina. Mynhcer... rondenstein. Nu , word maar niet verlegen : gy zoud 'er een zeer goed effect in doen. Ik ken u door en door. paulina, ter ~yde. ö! Dat hy my niet verder leerde kennen! rondenstein. Gy zoud 'er de teder kwyncnde party in uitmaken; en ■Sofia de ccnvouwdig vrolyke. Een heerlyk kontrast! sofia. Maar, lieve vader! hoe zou dat toch gaan, een roman van ons ? rondenstein, Hoe dat gaan zou ? wel wie weet hoe wonderlyk de dingen noch kunnen loopen!.. Wacht, ik zal u eens een voorbeeld bybréngen : hebt gy gisteren dien jongeling gezien , die by my was ? sofia. Ja- rondenstein. Wel nu, had gy ook iets tegen hen in te brengen ? so-  i a RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; sofia. ö! Neen, niets. rondenstein. En in hem meen ik reeds ontdekt tc hebben, dat hy u niet pnverfchillig aanzag : dit kon by u ook het geval wt 1 worden... ook wel met betrekking tot een' ander': ik fpreck maar by voorbeeld ! sofia. En was dat dan een roman ? rondenstein. Stil! ik ben noch by den aanvang. Ik wilde maar zeggen , dat de liefde eerst in het fpel dient te komen. Gy ziet eikander teder aan, de oogen verraden het hart, de befchroomdheid legt u een ilot op den mond, gy dwaalt om elkander , even als een zwaluw om den kerktoren. Paulina bemerkt de verandering in uw gemoedsgesteldheid, zy dringt aan om uw geheim tc weten, gy ftort het in haren boezem uit. Stort gy tranen van rein gevoel, zy mengt 'er eenige van de haren onder; zweeft gy opwaarts met het gevoel van een' engel, zy pakt u by den arm efi fleept u achterna. Eindelyk heeft uw minnaar moeds genoeg , zich aan uwe voeten te werpen : gy zinkt, fjprakeloos, in zync armen; en dan komt de grootc zaak , hoe vader aan het vcritand gebragt, dat het zo wel is ? vader komt 'er achter: en dan onderzoekt vader eens. Vind hy het goed , dan houd hy zich eerst noch een weinig dom , om de onfchuldige Sofia een weinig tc plagen , doch begint het eindelyk ook te begrypen , legt de jonge lieden de handen in een. En dan... Victoria !... de knoop is los 1 He, Sofia! wat dunkt u ? zou dat niet wel een fraai tooncelfpel zyn? so-  TOONEELSPEL. 13 SOFIA. Ja, lieve vader! maar hoe met Paulina? rondenstein. Ook al op dezelfde wyze: alleen haar ontbreekt een vader , en dan komt Rondenftein, en neemt dien post zo lang op zich : hy weet wel dat zyne kinderen het hem niet kw alyk zullen nemen wanneer hy een ongelukkig meisje een weinig te hulp komt. Niet waar, Sofia? sofia. Ik zou het ten minste gaarne zien. rondenstein. Dit vertrouw ik van uw' broeder ook; en ware het anders, dan ware het de moeite niet waardig, zich aan hem te ftoren. — Maar, tot de tekst. Rondenfccin onderzoekt of de party goed is; zo ja , dan geeft hy Pau'ina een klein huwclyksgoed mede, en de gelieven zyn vereenigd. En dan zou de rol, die ik fpeclde, ook wel effect in het ituk doen. paulina, met gevoel. Kon ik immer uwe goedheid beantwoorden! rondeNstein, met goedhartigheid. Nu, het is immers noch zo laat niet ? paulina, verlegen. Myn weldoener! rondenstein. Ik zou welhaast geloven dat het eerste bcdryf reeds een' aanvang had genomen. Paulina! gy moet voorzigtig zyn. Een meisje itort zich dikwils in het ongeluk , omdat zy geen. raadsman durft verkiezen , die haar by tyds tc rug houd : indien uw b irt wankelt , zeg het my , ik zal u be  t4 RONDENSTEIN, or HET VADERLYK GELUK; belangloos raden. Wanneer men'er in tyds by is, kan men de gelegenheid naar zich zelve ichikken; maar talmt men, dan moet men zich naar de gelegenheid fchikkcn. Bedenk dit, eer het te laat is! paulina. Grootmoedig man, kon ik hopen! rondenstein. Scherts ter zyde... Zyt gy verliefd, Paulina ? paulina. Mynheer! rondenstein. Wel nu dan ? paulina. Myn toeftand... vergun my eenigcn tyd... ik was niet voorbereid. rondenstein. Nu, ik wil u niet verlegen maken ; ik bied u myne vrindfchap aan; en het ftaat aan u, 'er u naar welgevallen van te bedienen. paulina. Hoe dierbaar moet my uwe vrindfchap niet zyn! rondenstein. Ik geloof wel dat gy 'er niet Hecht by zult Haan: het is vast beter, wanneer de hoofuperfonaadje fentimenteel is , dat de vertrouweling hemde hand geeft, in plaats van met hem te kwynen: want dat verflimmert de kwaal. Dunkt u dat ook niet ? paulina. Een vrind als gy... 6 ! Ik geloof niet, dat icmant , die, by elke omftandigheid , zulk een' vrind raadpleegde, ongelukkig zou worden. Had ik... ron-  TOONEELSPEL. 15 RONDENSTEIN. Nu, genoeg hier van. Wy zullen den besten weg zoeken, SOFIA. Waar of Ferdinand toch blyft ? RONDENSTEIN. Hy is reeds vroeg , op zyn vertrek, bezig geweest: ik hoorde hem, toen hy opftond. SOFIA. Hy is tegenwoordig zo vrolyk niet meer, als voorheen. RONDENSTEIN. Ja, kindlief! ik geloof dat hy ook Wat veel in het fentimenteele begint te doen. Nu , dat zal wel weêr overgaan: een jonge kan beter tegen zulkeenheetekoorts, dan een meisje: en als zy het verftand ongekrenkt laat, maakt zy fpoedig plaats voor mannelyker begrippen. DERDE TOONEEL. SOFIA, PAULINA, RONDENSTEIN, FERDINAND. RONDENSTEIN. Hoe is het, jongelief! gy fchynt ons gezelfchap wel te fchuwen, dat gy zo laat komt; of was 'er iets byzonders te verrichten ? rolt de wagen niet in het regte fpoor ? FERDINAND. Verfchoon my, myn vader! ik hield my bezig met eenig werk, dat gisteren overgebleven was. RONDENSTEIN. Zo, dan is het wel. De zal ook eens cenigc bezigheid beginnen te zoeken : het wo:d tyd. Nu, Paulina! kies een bedaard oogenblik, om uw plan te maliën, en leg het my  i6 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; my eens voor; maar regt door zee , zegt de Hollander: dan heeft men geen nood om op het ftrand te zeilen. En ik blyf uw vrind. Paulina kuscht zyn hand, Ferdinand is hevig ontroerd, Sofia ziet haar' vader teder aan, tegen wie hy vervolgt^ En gy blyft myn kind. Voor u allen zal ik myn zorg aanwenden; omtrent u allen zal ik myn' pligt betrachten; maar, regt door zee! regt door zee! GIERDE TOONEEL. sofia, paulina, ferdinand. ferdinand vat Paulina met drift by de hand, terwyl hy zyne ongerustheid over het voorgevallen» uitdrukt. Een poos fiilte. Om 's Hemels wil, Paulina! wat hebt gy gedaan ? paulina. Wat ik gedaan heb ? {In tranen?) Ach, Ferdinand! sofia. Nu, wees maar tc vreden: alles zal wel gefchikt worden ferdinand. Gy hebt dan ontdekt... ? onvoorzigtig meisje! paulina. Denkt gy dan, Ferdinand! dat myn geweten zo vcrltokt is, dat ik myne misdaden met onwaarheden zal bewimpelen? Neen, liever wil ik om myne lichtzinnigheid lyden, dan my door veinzery redden. 10-  TOONEELSPEL. 17 SOFIA- Ja , regt door zee, niet waar? Nu, vader zal het wel goedmaken. FERDINAND. Om 's hemels wil, lieve Sofia ! zoud gy denken... SOFIA. ö! Vader heeft zeer veel met ons gefprokcn. Hy heeft Paulina beloofd , dat hy by haar den post van vader zou bekleeden: nu, alle kinderen zullen hem dan ook wel even lief zyn; maar Paulina moet alles nu maar fpoedig ontdekken. En wil vader 'er in het eerst niet aan geloven, dan zal ik hem zo lang liefkozen , totdat hy zyn toeftemming geeft: gy weet immers wel, dat Sofia ook noch al iets van haar' vader kan verkrygcn? FERDINAND. Goede Sofia! dat uwe verwachting gegrond ware I PAULINA. Laten wy ons niet vleijen: hoe groot is het verfchil onzer ftanden? gy zyt erfgenaam vaneen aanziendyk vermogen, ik ben arm! {Met fmart.') niets bezit ik meer ! suri A. Maar zal vader daarnaar zien ? PAULINA. Kunt gy 'er aan twyfelen ? Sofia, na Benige bedenking, met gulhartigheid. Nu, als dit 'er dan aan ontbreekt , dat zal zy zich ook wel Knikken : Sofia zal wel zorgen, dat haar vrindin geen urm meisje blyft. FERDINAND. ö! Myn zuster! B / PAU-  iB RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; paulina. Goedhartig meisje! neen, ik verdien niet... sofia. Zie dat nu eens aan... vader heeft wel gelyk, dat men eerst verliefd moet zyn, om een onderwerp tot een roman of tooneelfpel op te leveren: want anders is men 'er waarlyk niet wonderlyk genoeg toe. {Op een' fchertfenden toon.~) Strakjes komt gy uw klagten wel in den boezem der vrindfchap uitftortcn. V T F D E TOONEEL. paulina, ferdinand. Pferdinand. aulina! paulina. Ferdinand! Zy omhelzen elkander, en blyven eenige oogenblikken m die ge/lalte. Paulina barst uit in tranen. ferdinand. Stel u gerust, lieve Paulina ! paulina. Gerdtftellen... als het geweten ons aanklaagt.] ferdinand. En waarover, lief meisje! waarover Idaagt uw geweten ? bet word immers niet door eenige misdaad gedrukt. paulina. Wierd ik dan niet misdadig , toen ik het pand myner eer voor cene fchuldige genieting verwisfelde ? toen ik lichtzinnig genoeg was te vergeten, dat deze door geen berouw, door geen tranen, herwonnen kunnen worden ? dat een meisje ,  TOONEELSPEL. 19 meisje, het welk hare onfchuld aan een dartel oogenblik verfpildt, zich niet tegen dc verachting harer natuurgenot)ten kan wapenen, indien zy ten minste niet geheel onverfchillig geworden is ? ö! ik lichtzinnige , dat ik dit niet vooruit berekende! waar zal ik myn lot ontvlugtcn! waar zal ik my voor de ftraffen, voor de verwytingen, die myne misdaad volgen zullen, verbergen! FERDINAND. Om 's Hemels wil, Paulina! 'er zyn noch middelen. PAULINA. Middelen ! ja , welke middelen ? voor my, ik kan my eene fchuilplaats verkiezen, waar ik my aan de wroeging van een verwytend geweten overgeef, waar ik, fchu.v voor ieder aanblik, my alleen kan trooosten met dc gedachten, dat dit de voldoening is voor de ftreelendc oogenbkkken, die my de liefje van Ferdinand fchonk 61 dit nv..Ad is 'er voor my; maar is dit ook voor het kind, dat ik on . :£ myn hart draag ? is 'er ook een middel, om hem van de vlek zyner geboorte te zuiveren, en hem aan de verachting zyner natuurgenooten tc onttrekken?... ó! dathetmenschdom rechtvaardig genoeg'ware, om het kind van defchuld der moeder vry te fpreken , Paulina zou met vreugde moeder worden ! Paulina zou geduldig lyden ! maar thans... thans is 'er geen redding ! (Zy verbergt haar aangszigt in hare handen.) FERDINAND, die gedurende dit geheele gefprek, door zyne gebaar making , tracht te kennen te geven dat zy zich te veel ontrust, fluit haar met aandoening in zyne armen; en vervolgt op B a den  ao RONDENSTEIN, op HET VADERLYK GELUK; den toon van iemant, die, door eens aangename bedaardheid, eens hevige gemoedsbeweging tracht te verbergen. Lieve Paulina! zo diep zyn wy immers niet gezonken, dat ons lot geen hertelling raeer waardig zou zyn ?... God van goedheid! Paulina was immers een deugdzaam meisje 1 gy zult ons om geen zwakheid verftooten ! Paulina ! by hem, die ons hoort... by hem, wien de trouwverbreker een gruwel is , zweer ik , dat ik alles weder zal goedmaken. paulina. Lieve Ferdinand ! doe geen eed, waaraan uw hart niet . angehoorzamen, de ondervinding daarvan hangt van geen eeden af. 'Er was een tyd, dat ik my met u gelyk dorst ftellcn, toen ik deugd en fierheid bezat; maar thans., öl thans ben ik te diep gezonken, om aanfpraak op uw trouw te maken. Ferdinand! om uw eigen geluk... tracht het meisje tc vergeten , dat thans geen waarde meer voor u hebben kan... verlaat my ! ferdinand, te rug tredende. Paulina! paulina wend haar gelaat af, en barst uit in tranen. ferdinand. Ben ik de eenige niet die deel aan uw hart heeft ? paulina, bitter. Gy kunt my verdenken? ferdinand. Maar het geen gy daar zeide... ïaü-  TOONEELSPEL. tl paulina. ó! Zie niet op het geen ik zeg; maar op het geen ik deed... zie wat ik van uwe liefde te wachten heb... dc vervloeking van myn eigen kind !... ö wrecde! gy bemindet my nimmer! ferdinand, fineeken de. Paulina! paulina, als buiten zichzelve. Rechtvaardige God! hoe diep ben ik vernederd! ik heb myne eer in eene roekeloozc drift met voeten getreden , en hy , die my hiertoe bragt, verdenkt my! (zy valt moedeloos op een' floel; ferdinand valt aan hare voeten, tegen wien zy vervolgt:) ö! laat af! het valt hier niet moeijelyk tc kiezen: de verwachting van uwen vader te bedriegen, een aanzienlyk erfgoed te verbeuren, om aan de zyde van een behoeftig meisje gebrek te lyden... ö! dit kunt gy immers niet! (Zy bedekt haar aangezigt met hare handen.) ferdinand, in vervoering. Paulina! om 's Hemels wil! ik zal de genieting van myn hart niet afftaan, om eene genieting , waaraan myn hart geen deel had. Het moet, het zal zo zyn! gy voor my! ik voor u ! 'er is geen andere weg. Paulina! aan uwe voeten bezweer ik u, het fchepfel , dat zyn aanzyn aan onze liefde vcrfchuldigd is, niet ongelukkig te maken... gy word ontroerd ! ö ! onze vereeniging te bevorderen , is alles wat wy kunnen kiezen. Het koste wat het wil! paulina. In elcnde rondzwerven , het fchepfel arm medeflecpen, waaraan gy uw ongeluk te wyten hebt. . ie^vloek van uw' vader... B 3 rsr.-  aa RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; ferdinand. De vloek van myn' vader , of de vloek der bcleedigde menschheid! wat moet ik meest ontzien? paulina, de handen wringende. ó! Dat men door geen berouw de eens verwaarloosde onfchuld kan tc rug koopcn! Waartoe noch te hopen... waartoe ons noch met bedriegelykc vooruitzigten te vleyen, daar dc afftand, welke het lot tusfchen onsfteldc, onze verccniging onmogclyk maakt? ferdinand. ö! Dien vereffent de liefde : zy maakt alle ftanden gelyk, zo lang haar de deugd vcrzclt. paulina, met nadruk. Zo lang haar de deugd vcrzclt. ferdinand. Stel u gerust, Paulina! alles is immers noch te herfteDen. Indien myn vader weet hoe teder wy elkander beminnen zal hy ons z) nc toeltemming niet weigeren; en, zo hv ons die weigert, moeten wy andere middelen in het werk fielten. Hy, die ook uw vader is, laat geen fchepfel leven, waarvan hy zyne zorg aftrekt. paulina. Ferdinand ! gy bemint my... dank zy den Hemel, gy bemint my ! en ais echtgenoote van Ferdinand kan Paulina alleen gelukkig zyn; maar zy zal dien itand niet voor het geluk van haren geliefden koopcn! ferdinand. En myne liefde... paulina. Dc liefde wettigt geen ondankbaarheid... en or.tflaat den zoon niet van zyne vcrpligting aan den vader; bedenk dit, g/  TOONEELSPEL. «3 gy zoud geen geluk vinden, daar u de vloek van uwen vader vervolgde. ferdinand. Zou ons geluk dan onhcrftclbaar verloren zyn ? Faulina... paulina. Ferdinand ! gy fchynt tc twyfelcn en uw geweten fpreckt, ik laat 'er u aan over: (In vervoering.') doe wat het zegt!. Zy wil vertrekken, Ferdinand fluit haar met drift in zyne armen. Een oogenblik ftilte. Ferdinand laat haar met aandoening los ; Paulina vertrekt , met alle teekenen eener hevige gemoedsbeweging. ZESDE TOONEEL. ferdinand, na lenige ftilte, waarin hy zyne besluiteloosheid door gebaarden uitdrukt. vloek van myn' vader! rechtvaardige Hemel! in welk eene vertwyfieling ftort ons een enkele misflag!.. Be zou dan, onder den vloek van myn' vader, dc eer van Paulina herftellen ? ... verfchrilckelyk denkbeeld ! gy' vernietigt het laatitc ovcrblyffel myner rust... hier in het vaderlyke huis . . . hier , waar ieder oogenblik my een ven'logen genoegen herinnert... hier zou myn aandenken vervloekt worden, tcrwyl ik een onfchuldig meisje in myn verderf medefleepte... Goede God!.. raad ! redding ! wy fmeckten u , toen het gevoel der liefde ons voor uwen troon voerde, en deel aan de vreugd der eeuwigheid gaf.. . thans, ö God ! fmeek ik u weder... wat zal ik doen ! (Hy knielt met drift neder, ftrekt zyne armen uit, flaat zyne oogen ten hemelen blyft eenigeoogenbllkken kvcgingJJ 4 töqi  24 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK •, loos fiaren. In vervoering opftaande.) De geboorte van het kind wettigen, dat zyn bcftaan aan deze liefde verfchuldigd is! Het is uw wil, ö Hemel! myn hart eerbiedigt dien! het kind van Paulina zal myn kind zyn... zy zal moeder worden; maar als echtgenoote van Ferdinand! Gy hoort het, ö Hemel! gy hoort het! en nu voort naar myn' vader, dat hy het ook hoore! (Hy vertrekt.') Einde van liet eerste bedryf. TWEE-  TOONEELSPEL. 25 TWEEDE BEDRYF. Het tooneel als voren. P~ó6r het begin van dit bedryf komt Frans binnen, haalt het ontbyt weg, komt daarna te rug, en fchikt alles in orde. EERSTE TOONEEL. Frans, geeuwende.. Ik had toch ook wel wat langer kunnen flapen; zodra de zon zich Iaat zien, moet men hier in beweging zyn: een verdoemde lastige levenswys! Laat ons zien of alles nu in orde is. (De kamer rondziende.) Daar is noch een flaaprok van mynhcer. Goed dat ik dien vind : 'er mogt anders iets over te koop vallen. (Met den flaaprok over zyn' arm vóór op het tooneel komende?) De heer Rondenftein is een goed man, zo lang hy zyn huisgenooten in beweging ziet, en zich voor het overige in zyn' flaaprok kan wentelen , in zyn' lcuningftoel zitten , en de rookfpieren in beweging houden ; dat zou my ook wel aanfeaan: laten wy eens even proberen! (Hy trekt den flaaprok aan, gaat in din leuningfloel zitten, fleekt een pyp aan, en bootst den heer Rondenflein na.) Heerlyk, inderdaad ; maar eene enkele amourette tusfehen beiden zou het ook niet onaangenamer maken; daar valt hier ook bedroefd weinig van voor: nu! men moet 'er van nemen wat men 'er van krygen kan ; ondertusfehen is het maar jammer dat my het gereedfehap ontbreekt, om dit ambacht voort B 5 te  a6 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; te zetten ; nu, voor dit oogenblik ben ik toch mynhcer Rondenftein! Rondenftein komt op het tooneel, terwyl Frans de laatfie woorden zegt, die hem niet bemerkt. TWEEDE TOONEEL. frans, rondenstein. rondenstein. Ei, ei! uw dienaar, mynheer Rondenftein; Frans, verfchrikt opfpringende. Mynheer... rondenstein. Geen komplimentcn, geen komplimenten! Wy zyn burgerlieden met elkander: als ik myn vrinden bezoek, doe ik het zo op de oude Hollandfche manier, en zo ben ik gaarne ontfangen. Ik doe u, hoop ik, geen belet ? frans, zig verlegen het hoofd yryvende. Mynheer, vergeef my!.. ik wist niet dat gy komen zoud. rondenstein. Des te beter • dan zult gy ook geen omftandigheden gemaakt hebben. ( Terwyl Frans den flaaprok wil uitdoen.') Hou aan! hou aan, mynheer! gy mogt een' tocht vatten. Maar uw pyp zal uitgaan , en dat zou my leed doen: want als ik rook, heb ik gaarne icmant die my fecondeert; maar mynheer fchynt wel onthutst. (Frans gedurig verlegen.) Kom, wy zullen eens drinken voor den fchrik: ik zal zo vry zyn een proefje van uw' morgenwyn te ontbieden. — Trans! breng een fles wyn! (Terwyl Frans wil opflaan.) Maar,  T O O NE ELS PEL. 27 Maar, mynheer, hou toch uw rust.— Hei, Frans! voor den duivel! ztüt gy komen? — Hou u toch ftil, mynheer! het is immers dwaas een' bediende te betalen, en het werk zelf te willen doen? het is myn gewoonte, hem, die zyn zaken niet waarneemt, te laten vertrekken, en een'anderen in zyne plaats te nemen. Bcgrypt gy ? trans. Bs bid u, mynheer! rondenstein. Ei, wat! laten wy het nu eens afzien: hoe langer da kacrcl weg blyft, hoe meer tyd wy hebben om zyn paspoort te fchryven. Ha ! uw dochter. DERDE TOONEEL. era ns, rondenstein, sofia. sofia. Z^yt gy hier, lieve vader? rondenstein, op Frans wyzende. Neen; daar ben ik. Sofia, lagchende. Dan zy gy federt een uur verfchrikkclyk afgevallen. rondenstein. Ja, Sofia , zo gaat het in de waereld: wat heden vet is, is morgen mager. — Nu, vrindlief! ik geloof dat u die flaaprok vry warm begint te zitten. frans. Indien ik het zeggen mag... tot zwetens toe. rondenstein. Kom, dan zou ik hem nu maar uitdoen. Gy ondervind dus,  e3 RONDENSTEIN, or HET VADERLYK GELUK; dus, dat men in den flaaprok van Rondenftein ook zweten kan.' frans, in overhaasting den flaaprok uitdoende. Rykelyk. rondenstein. Ja, ja ! zo gaat het, ieder heeft zyn zorgen ; ik wilde u maar leeren, dat men het best doet zich met zyn lot tc vreden te houden: want als gy Rondenftein wilt zyn, kan Frans my niet bedienen ; en dan zoude ik immers dwaas doen, wanneer ik Frans geld gaf? frans. Ik hoop dat gy rf y vergeven zult... rondenstein. Haal maar eens, met een gerust hart,een fleschjemorgenwyn. VIERDE TOONEEL. rondenstein, sofia. sofia. "V^at was dat? lieve vader. rondenstein. Och , de zotte jonge wilde zich in het hoofd brengen dat hy in myn plaats was, en zich dus in myn' perfoon vermaken; ik veraschte hem, en vermaakte my een weinig met hem: het is toch evenveel waarom men lagcht; als het maar niet om het lyden zyner natuurgenooten is. sofia. Heden heb ik weinig lust tot lagchen. rondenstein. Hoe zo? so-  TOONEELSPEL. 29 SOFIA. Dc zou wel iets goeds willen verrichten. RONDENSTEIN. Daar moet gy fpoedig by zyn, want anders is de mensen daar niet gefchilct toe , zegt men wel; nu, te veel goed kan men nooit verrichten. Wat was heden uw oogmerk? SOFIA. Sta my eerst een vraag toe, lieve vader! hebt gy Paulina al weder gefproken? RONDENSTEIN. Neen , ik kom zo even eerst weder te huis; weet gy my iets van haar te zeggen? SOFIA. Het is een goed meisje. RONDENSTEIN. Dc geloof dat ik dit reeds wist. SOFIA. Dc zou haar gaarne gelukkig zien. RONDENSTEIN. Dc ook. SOFIA. En indien ik tot haar geluk iets kan toebrengen? RONDENSTEIN. Dan moet gy het niet verzuimen. Weet gy 'er iets op? SOFIA. Indien myn vader het toeftaat, ja. RONDENSTEIN. Kom laat eens hooren; maar lcryg dan een' ftoel: de orde van een raadsvergadering is gemakkelykheid , dus moeten wy zittende adviferen. (Zy gaan zitten?) 10-  go RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; sofia. Vooreerst wilde ik vragen, of gy ook eene reden weet te vinden, waarom de vader myner moeder my, by zyn' uiterften wil, boven myn' broeder, bevoorrechte ? rondenstein. Mogelyk, omdat hy u beter mogt lyden. sofia. By gevolg een gril; nu weet ik een middel, om die gril nuttig te maken. rondenstein. Ei, ei! laat eens hooren. sofia. Indien Paulina eens beminde , en bemind wierd door een' jongeling van ryke famiclje, zou, fchoon zy hem dubbelwaardig was, het arme meisje hem licht onwaardig gekeurd worden, alleen omdat zy geen geld heeft ? rondenstein. Dat zat 'er wel op. sofia. Nu, indien ik dan dat geen, dat ik Hechts aan een gril te danken heb , aan haar overdroeg ? rondenstein. Neen, Sofia! dan zoud gy dc oogmerken van uw' grootvader te kort doen : hy heeft u na zyn dood in het byzonder goed willen doen... ik zou 'er zeker by myn leven liever de vreugd van willen hebben; maar dat was zo zyne verkiezing: en nu zal het u beterftaan dat gy, hem cenzagte ruste wenfehende, dankbaar van zyn gunst gebruik maakt, dan dat gy die verfmaad. t O-  TOONEELSPEL. Zt sofia. Maar myn grootvader heeft my goed willen doen, en het zou my regt goed doen, als ik Paulina gelukkig zag. rondenstein. My ook, en hierom kunt gy licht denken dat ik , al wat ik kan, 'er aan zal toebrengen. — Ha! daar is eindelyk myn morgenwyn. T T F D E TOONEEL, rondenstein, sofia, frans. rondenstein, tegen Frans. Ik begon reeds te denken, dat gy uzelven met arrest in den wynkelder geftraft had. fr ans. Verfchoonmy, mynheer, uw zoon hield myop. rondenstein, na gedronken te kebben. Zo, hebt gy hem uwe ontmoeting als vertegenwoordiger van Rondenftein verhaald ? frans. Neen, mynheer! hy vroeg naar u, hy wénschte u te fpreken. rondenstein. Heeft hy iets op zyn hart ? frans. Ja, het fcheen wel, mynheer! rondenstein. Ja, het fchynt my van u ook wel: gy ziet 'er uit ab een deferteur, die zyn fententie hoort lezen. frans. Ik vrees u beleedigd te hebben. ron-  33 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; rondenstein. Onder ons gezegd, het is al vergeten; maar zorg niets te verrichten dat zo gemakkeryk niet vergeten kan worden. frans. Dat heeft geen zwarigheid, mynheer! Hebt gy noch iets te bevelen? rondenstein. Zeg myn' zoon dat hy hier kome. ZESDE TOONEEL. rondenstein, sofia. sofia. Gv wilt dan niet toeft/aan , lieve vader.., rondenstein. Hoor, Sofia! uw goed hart verheugt my , maar voor het tegenwoordige is het noch zo ver niet; en als het 'er toe komt... gy hebt immers gehoord wat ik beloofd heb ? sofia. Gy zult in dat geval... rondenstein. Ja, ik zal in dat geval doen wat ik kan : gy hebt immers nooit ondervonden dat ik myn woord breek ? Ga nu by uw vrindin: ik verwacht uw' broeder by my, en elk moet een beurt hebben. sofia. Nu, dan tot ftrakjes , lieve vader ! (Zy kuscht zyne band, en vertrek;?) ZE-  TOONEELSPEL. 33 ZEVENDE TOONEEL. RONDENSTEIN. My n zoon heeft een zwarigheid op het hart, Paulina koestert eene liefde, die zy vreest te ontdekken, en myn dochter heeft iets byzonders met haar voor: een nieuwe zorgbarende omftandigheid ; 'doch zo volgt het eene het andere: heeft men het genoegen een welgeplaatst hart in zyn kinderen te ontdekken , men heeft tevens de zorg het te beftieren; een moeijelyke taak ! maar Haagt men 'er gelukkig in, dan fchenkt zy aangename vruchten: Een rechtsgeleerde, die een pleit wint, word voor zyne moeite beloond, en hiermede eindigt het; maar een vader, die het door zyne zorg zo verre brengt, dat hy zyn kinderen in een' gelukkigen ftand geplaatst ziet, word, doet hun geluk, tot in het graf gezegend: heil dan den vader, die zich over zyn kinderen kan verheugen! hy is rykcr dan de vorst, die duizenden verdrukte onderdanen aan zyn voeten ziet kruipen. Myn zoon komt; nu een vrindelyk voorkomen aangenomen : wie vertrouweling van zyn kinderen wil zyn, moet hen door ftrengheid niet ter neder flaan. A G T S T E TOONEEL. RONDENSTEIN, FERDINAND. RONDENSTEIN. Zo, Ferdinand, gy bad my iets te zeggen, niet waar? FERDINAND. Vader! (Terzyde.) daar zinkt al myn moed weder weg. C RON-  34 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK} rondenstein. Hoe is het jongelief ? gy ziet 'er zo bedrukt uit, wat moet ik daarvan denken ? ferdinand. Vader! verfchoon my... ik vrees u te ontdekken... rondenstein. Maar ik denk toch niet, dat ik my bedrogen heb, toen ik reden meende te vinden, over uw gedrag te vreden te zyn. ferdinand. Uw goedheid ontneemt my al den moed, dien ik noodig heb om uw gramfchap af te wachten. rondenstein. Ei, wat! laat die bloemtjes daar: gy weet wel, dat my die niet kunnen behagen ; ligt u een zwarigheid op het hart, zeg het my: gy begint reeds een man in de waereld te worden. ferdinand, ter zyde. Hemel! hoe zal ik aanvangen! rondenstein. Nu, hoe zit het ? komt 'er iets van ? of wil het noch niet vlotten?... moet ik 'er ook eens naar raden? ferdinand. Indien gy my te gemoet wilde komen... de woorden ©ntbreken my. rondenstein. Kom, dan zal ik myn gisfmgen eens opmaken. Gy begint uw hoofd zo eens in de ruime waereld te fteken, om te zien hoe het buiten vaders huis toegaat... daar komt u een jong meisje in het oog , dat gy gaarne wat nader wilde keren kennen! gy weet 'er zo veel van, dat men, om hier iets  TOONEELSPEL. 35 iets mede te winnen, wat moet vleijen, derhalve neemt gy dat hulpmiddel by de hand , gy noemt het bevallige meisje een engelin , hare voorrechten, volmaaktheden. Het meisje ziet u teder aan, dit vermindert hare waarde niet voor u: fomma fornmarium, gy ondervind, dat het gevaarlyk is, kennis met een meisje te maken, indien men met zyn hart niet kan omfpringen, zo als men wil. He, is dit het geval niet , Ferdinand ? üa ik den fpykcr niet juist op zyn' kop ? n RD I N AND. Vader! zult gy my uw gramfchap niet doen ondervinden? RONDENSTEIN. Het is my aangenamer u hierover te onderhouden, dan dat iku over buitenfporigheden moet ber'spcn: deze wonde, indien zy op een rtv.i» zit, daar zy u h:r*tert , is noch te genezen; bultcnfporighcid is «en aanfiekene* ziekte, die het beste hart vcrfalr. L:iut om '& cens over praten: ik wil uw raadsman, uw vrivxl zyn... zie, wie zyn' vader tot vrind heeft, heeft 'cr geen van het fisciitft: foort. Nu, fpreek, jongelief! fchud uw hal tilt ! FCRD I NA ND. Vader! ik bemin, cn w>M wcdcT bemind. RONDïNsTEiN. ter zyde. Bc behoef niet meer te rwyfctai; maar zien wy verder. ( Tegen Ferdinand?) Gy bemint in ernst ? FERDINAND. In vollen ernst. RONDENSTEIN. Zo ? die vordering is groot; maar het is toch alles niet: 'cr behoort noch vCel meer toe. Wanneer een jongeling de weaerliefde van een meisje gewonnen heeft, is hy even C a ver  36 RONDENSTEIN, op HET VADERLYK GELUK; ver gevorderd als iemant, die over zee wil, en een' reisgenoot aantreft ; maar wien het fchip ontbreekt dat hen over zal voeren. FERDINAND. Maar, vader ! myn ftand is immers voordeelig genoeg > wanneer ik uw vrindfchap niet verlies. RONDENSTEIN. En dan, ftemt de geneigdheid van het meisje, dat gy tot gezellin hebt verkoren, volkomen met de uwe overéén? dat dient gy wel eerst te onderzoeken: want de reis is zo lang, jongelief! en als men het dan niet eens is met elkander , dan is het lastig : want gedurig het hóófd te moeter. omdraaijen , uit vrees van elkander aan te zien, is onaangenamer, dan, wanneer men alleen vaart: want dan kan men de oogen noch overal rondflaan, om te zien waar of de mooille wolken dryven. Dunkt u dat ook niet ? •FERDINAND. Onze harten ftemmen te wel overeen, om de zwarigheden , die gy my opgenoemd hebt, te vreezen. RONDENSTEIN. Ei, ei ? maar een verliefde tast hierin dikwils mis, en als ik het wel heb... Wat is het voor een meisje ? FERDINAND. Vader, zo myn antwoord niet aan uw verwachting voldoet? RONDENSTEIN. Ja, dat moeten wy afzien. Haar naam ? TERDINAND. Paulina. RONDENSTEIN. Paulina! F ER—  T Ü ONEELSPEZ. 3? ferdinand. ïk bemin... ik aanbid haar ! rondenstein. En zy bemint u weder? terdinand. Zy bezweek voor myn' aandrang. rondenstein. Ik had gedacht, dat zy befcheidener zou handelen.' ferdinand. Vader! veroordeel haar niet: zy is onfchuldig! rondenstein. Dat zullen wy zien: wie onfchuldig is, kan zich verantwoorden. — Frans! — Nu begryp ik het plan van Sofia; Die feeks! frans, binnen komende, Mynheer! rondenstein. Laat Paulina eens hier komen! — Een originele roman! ferdinand. Vader! zult gy ons verfchoonen ? rondenstein. Gy hebt onvoorzigtig gehandeld, dit is verfchoonclyk; maar indien zy ondankbaar is... ferdinand. Neen, myn vader! zy is niet ondankbaar. rondenstein. Zo veel te beter. frans, binnen komende. ■Paulina komt, mynheer! rondenstein. Nu wil ik hopen, Ferdinand' dat gy verftandig zult C 3 Kan-  33 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; handelen, en my geen tegenwerpingen maken , als ik u goeden raad geef. ferdinand. Vader! indien ik kan... rondenstein. Ja, wat men niet kan, moet men leeren. ferdinand, ter zyde. Hemel, werk mede! NEGENDE TOONEEL. rondenstein, ferdinand, paulina. rondenstein. Paulina ! nu wilde ik gaarne dat gy uw verhaal vervolgde , van daar wy heden .morgen gebleven zyn. paulina. Myn weldoener, ik vrees... rondenstein. Waarom ? PAULINA. Omdat ik voor een' rechter verfchyn, wiens edelmoedigheid ik onwaardig ben , voor wien myn overtreding beleediging is. rondenstein. Nu, nu! dit ter zyde; gy bemint myn' zoon? paulina, met neïrgeflagen oogen. Ik bemin hem. rondenstein. Maar, weet gy wel, meisje lief! dat hy nooit de uwe kan zyn ? Paulina. Ik weet het, en vlei 'sr my niet meds. RON-  TOONEELSPEL. 39 RONDENSTEIN. Zo veel te beter zult gy in ftaat zyn eene liefde, die u niets goeds belooft , te overwinnen. Gy zyt niet voor elkander gefchikt: dit begrypt gy immers ook wel ? PAULINA. Ik ben 'er van overtuigd : ik zal dit huis, dat ik niet meer waardig ben te betreden, verlaten. FERBIN AND. Gy dit huis verlaten, Paulina! Neen, gy zult... gy kunt niet! Gy zult myn echtgenoote zyn! RONDENSTEIN. Ei, ei! ldim toch zo driftig niet in de hoogte: gy mogt wcdar naar beneden tuimelen. Ik ken dat foort van ziekten in den grond , en weet 'er, by gevolg raad voor — Hoor, Paulina! gy dringt 'er niet op aan ? laat my een oogenblik met myn' zoon alleen: ik wilde het gaarne in het vrindelyke gefchikt hebben, en gy immers -ook ? PAULINA. Ik zal myn vonnis gelaten afwachten... ik heb niets te vorderen: eens verwaarloosde voorrechten gelden niets meer. TIENDE TOONEEL. RONDENSTEIN, FERDINAND. FERDINAND. Vader! dc band is onverbrekelylc die tusfehen ons ligt. RONDENSTEIN. Gekheid ! daar zal noch wel een middel tc vinden wezen , gaat het niet gemakkelyk, men doet 'er wat meer moeite toe: 'cr zit altyd iets op. C 4 per-  40 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; FERDINAND. Neen, myn v^der! gy hebt myn moeder immers ook bemind ? rondenstein. Of ik haar beminde ?... de drommel! daar brengt gy my juist een' tekst te binnen, die in myn vertoog te pas komt-, toen ik een jonge van uw jaren was, kreeg ik juist een diergclyke gril in het hoofd. Ik zag eenige jonge lieden met een meisje aan den arm llcnteren, dit ftond te fraai, dacht my , om het niet naar te volgen; maar hoe hiermede aangevan ;en ? Myn vader zorgde wel dat ik my niet ver in de ruime waereld kon wagen: dus moest ik my kort by de hand iets aanfehaffen. Nu, hiertoe vond ik ook fpoedig gelegenheid: iemant, die met geweld verliefd wil zyn , komt 'er gemakkelyk toe , dit was dan myn ge\ al. Myn jongfte zuster had een zeer aartig kameniertje, die 'er gezond uitza" , byna een half hoofd grooter dan ik. Men zag tc dier tyd meer naar menfehen daar wat aanzat: die waren toen hooger in prys dan de tedere fyne geftellcn. Hei! heb ik jou daar ! dat was regt een kolfje naar myn hand. Dit meisje , dacht ik , moest op een' troon zitten ! daar moest voor geftoken , gekorven, gehakt, gehouwen worden! Eens reed ik met myn' vader naar Blocmcndaal: daar zag ik de ovetblyffels van het huis Brederode met bedroefde oogen aan : jammer! dacht ik, dat het niet meer in wezen is , dat myn Kaatje daar niet opgeflotcn zit, opdat ik het kon overmeefteren, en haar redden. Ja, jone,c 1 daar zat vuur in je vader! gelukkig dat ik geen kon'ngszoon was : anders , had ik de gehccle waereld in vuur en vlam gezet om Kaatje voor my te behouden; maar burgerlieden zyn noch al zo gcvaarlyk niet. FE R-  TOONEELSPEL. 4t FERDINAND. Maar , vader ! zo is myne liefde niet : het ftil geluk zoude ik trachten te genieten. RONDENSTEIN; Ja, ja! dat geloof ik wel, dat had ik ook wel gezocht; maar het was toen dc mode niet, dat twee gelieven zich een hutje bouwden, aan den voet van een' heuvel, waar langs een ftil beekje vloeit. Ieder tydperk levert zo zyn eigen manier van vryen op : en ik verbeeldde my toen op myn manier, even als gy thans, dat ik verliefd was; en al moest 'er de kop af! maar dat je de drommel! myn vader zag 'er wel kans toe. FERDINAND. Hy drong u van haar af te zien? RONDENSTEIN. Zo dra had hy de lucht 'er niet van weg , of hy pakte my by de vlerken, en drong my ter verantwoording; maar daar begon ik eerst op te kyken: want, dit tusfehen ons, myn vader was maar in het geheel niet gemakkclyk: hy kommandeerde , als kapitein, een geheele compagnie burgers , en dit geeft gezag; maar, weder op het fpoor... Jonge! wat maalt u in den kop? was de eerste vraag... Vader ! keurt gy myne liefde niet goed ?... In zo verre keur ik dezelve af, dat ik u beveel 'er niet meer aan te denken ! Ik begon vuur te vatten... Vader, hierin kunt gy niet bevelen!... Maar, fapperloot! ik had geen tyd om verder te fpreken: myn vader zette een paar oogen op als een bcampte Duitfcher, die de Hollanders hoort pryzen, overtuigde my, door de kracht zyner handen, dat ik dc lydende paity was , en bcfloot zyne vaderlyke vermaning C 5 met...  4* RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; met... "Voor twee jaren in het verbeterhuis, of naar oostindien I Hier had ik maar weinig te kiezen , dat my aanftond : het een of ander manmoedig plan kwam my wel in het hoofd; maar, hoe ik het keerde of wendde, ik begon per Hot van rekening altoos tc begrypen, dat ik de zaak moest opgeven. ferdinand. En gy gehoorzaamde... vader ? dien wreedaart! rondenstein. Ja, ik geloof dat ik weldeed, hem te gehoorzamen; ik kreeg het echter, onder bemiddeling van myn moeder, zo ver, dat ik, in plaats van naar oostindiën te varen, of in het verbeterhuis te zitten , voor twee jaaren dienst nam onder een regiment ruitery: dat ryden had zo iets ridderlyks in: daarom ftond het my beter aan; maar.. daar had je het arme leven gaande... voor Kaatje ! wat had ik daar voor niet gedaan! maar ik had geen agt dagen den ruiters rok aan, of het verveelde my reeds, om harentwil, een paard te moeten bedienen , en dc kunst van menfehenmoorden te leeren. fe rdinand. Gy had dan geen hoop meer op haar bezit ? rondenstein. Gelukkig, neen: anders had ik'er erger aan toe geweest; maar toen ik geen kans meer zag, ging my de lust ook. over , en , in de vyftig overige jaren van myn' leeftyd, heb ik zo veel niet gezucht als in die twee. ferdinand. Wyl gy van het voorwerp uwer liefde gefcheiden waart. RON-  TOONEELSPEL. 43 RONDENSTEIN. Ja, daar dacht ik weinig meer aan; maar toen ik myn ontflag kreeg, zocht ik fpoedig vaders huis wéér op: daar ontfing ik het bericht, dat myn Kaatje, kort na myn vertrek , met een' ander' was opgeduwd; ik brak 'er myn hoofd niet mede ; ik was maar verheugd dat myn vader, myn goede beterfchap ziende, een' man van my zocht te maken. Ik zocht hem te voldoen, en hy was over my voldaan. Kort daarna leerde ik uw moeder kennen; maar toen begon ik te ondervinden wat recht liefhebben is: ik ontdekte myn' vader myn neiging... ferdinand. En hy keurde dezelve goed? RONDENSTEIN. Met reden. Zie, Ferdinand, uw vader verbergt zyne zwakheden niet voor u; om u beter te leeren. Waarlyk, toen ik uw moeder kende, zag ik, dat ik veel zou verloren hebben, indien ik van te voren myn' zin gekregen had. Daar kreeg ik een vrouw die my gelukkig maakte: ik was vergenoegd als man! ik kon my, daarna, als vader verJicugcn! uw moeder was een uitmuntende vrouw! Hoe ziet gy my zo aan, jongelief! is het, omdat my de oogen nat worden ? Ja, uw vader word ook wel eens weekhartig! ferdinand, getroffen. Om u, myne moeder! RONDENSTEIN. Wel haar! Jly tracht ongemerkt zyn tranen af te whfehen; ferdinand /laat beurtelings het oog ten kemel en op zyn' vader ; de gebaarden drukken een  44 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; een innerlyke aandoening uit. Eenige oogenblikken ftilte. ferdinand, met eerbied. Voor u, myne moeder! rondenstein. Ja, vóórhaar... voor haar was dit oogenblik. Myn zoon! gy hebt uwe moeder niet vergeten: gy zult uw' vader ook niet bedroeven! ferdinand. Vader ! gy grypt myn hart geweldig aan; maar verdien ik een beter meisje ? ö! Gy hebt myne liefde, onder de gedachtenis myner moeder, willen vernietigen; vergun my, met het afbeeldfel myner moeder , dezelve te verdedigen! (Hy vertrekt met drift.) rondenstein. Het afbeeldfel zyner moeder!... wat kan haar gelyken? zy was de beste vrouw! ELFDE TOONEEL. rondenstein, ferdinand, paulina. ferdinand komt in, met Paulina aan de hand, welke hy naar zyn' vader tracht te geleiden; maar blyft verlegen by de inkomst ftaan. Rondenftein fchynt verwonderd. Ferdintanddrukt het hoogft'e gevoel uit, het welke hem het fpreken belet. rondenstein, met een aangenomen koelheid. W at wilt gy, Ferdinand! r e r-  TOONEELSPEL. 45 ferdinand, tlt VUUf. Vader! is de gedachtenis myner moeder noch zaligheid voor u, heeft haar bezit u gelukkig gemaakt... ó! weiger my geen vrouw, die haar gelykt'! Paulina! help my myn* vader verbidden, dat hy ook uw vader worde... gy aarzelt, Paulina! .. waarom? paulina, weenende. Ik verdien niet , Ferdinand! dat uw vader om mynent wil van zyn oogmerken zoude afzien ; veelmin dat hy myn vader zou worden... ik weet dat ik uw hand onwaardig ben. ferdinand fluit haar met drift in zyn armen. rondenstein; hen teder aanziende, voor zichzelven. Een harde proef voor een' vader! (Hen teder fcheidends en zich tusfchen beiden frettende.') Paulina! kunt gy zonder myn' zoon niet gelukkig zyn? paulina. 'Er is geen geluk meer voor my. rondenstein, hevig aangedaan. Wat wilt gy dat ik doen zal ? paulina. My zyn hand weigeren. rondenstein. Waarlyk, meisje! gy treft my. Jammer, dat het lot u niet met fchatten gezegend heeft! jammer, dat het vooroordeel zo veel in te brengen heeft; maar wy leven in een waereld met vooroordeclen , die wy eerbiedigen moeten, anders zoude ik my geen oogenblik bedenken. Zie eens wat gy op uw hart kunt verwinnen: ik blyf uw vrind. De  45 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; De tyd baart rozen, zégt het fprcekwoord ; 'er zal voor u ook noch wel ccn overfchietcn, al krygt gy de fraaifte niet; ik zal beproeven, of myn zorg dat gebrek niet een weinig kan vergoeden. ferdinand. Vader! indien ik durfde! indien ik u kon zeggen... rondenstein. Ik weet alles wat gy wilt zeggen: het is zeker niet aangenaam ; maar men krygt zelden iets zo als men het wel wenscht : word Hechts wat ouder, dan zult gy dat wel meer ondervinden; doch , leer dit van my, ziet gy dat gy uw doel niet kunt bereiken, zie 'er van af, en denk om iets anders: dan zal u niets ter nedcrüaan. ferdinand. Van uw les, myn vader ! zal ik dankbaar gebruik maken; maar heden... Ik fmeek u! rondenstein. Kom, Ferdinand! het meisje befchaamt u: zy troost zich, en gy wilt voorthollen. Kom, gy moet anders handelen. frans, binnen komende. Mynheer, daar is de heer Bergval. rondenstein. He kom op het oogenblik. (Frans vertrekt.) Nu, jongelief! een goed voorkomen aangenomen: met zulle een neêrflagtig gezigt, moet men niet by de menfehen verfchynen. Ik verwacht u oogcnbhkkelyk by ons: die jongeling behaagt my, ik wil u met hem bekend maken. Nu, Paulina! onze vrindfchap blyft aan, niet waar ? Ja, onze vrindfchap blyft aan! TJVAALF-  TOONEELSPEL. 4? T WA A L F DE TOONEEL. ferdinand, paulina. ferdinand, met een' beftraffenden blik ej> Paulina. Paulina! paulina. Om 's hemels wil, Ferdinand, zie my niet met verachting aan! ik was zwak... ik was lichtzinnig! maar geen verwyt... fe r d in and. Geen verwyt over uw zwakheid ; gy beminde my, en ik wil het geluk , dat gy betreurt, herftellen; maar gy deinst te rug... gy vergeet het kind dat u moeder zal noemen; uit ontzag voor myn' vader, wilt gy een ongelukkig fchepfel zien geboren worden, dat zich zyne geboorte zal fchamen... misfchien vervloeken! paulina. 6 Hemel! ferdinand. Paulina , eens zonk ik aan uwe voeten, gy zaagt het vuur der reine liefde in myne oogen gloeijen, en gy wierd 'er door geftreeld : gy zoniet in myne armen , en onze harten flocgen tegen elkander... één gevoel beheerschte ons beiden Paulina ! dat was een zalig oogenblik! paulina. Het is voorby! ferdinand. Het is noch herroepelyk. Paulina! wilt gy my noch zulk een oogenblik fchenken? paï"  48 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; paulina. Ik heb niets meer te fchenken... ik heb alles verloren! ferdinand, msi vertrouwelykheid. Toch niet, Paulina ! indien ook het meisje hare rechten verloren heeft, de moeder kan men de hare niet ontnemen ... Gy kunt my verlaten; maar myn kind kan ik niet verlaten, ö Paulina! het huwelyk moet ons verbinden. paulina, in vertwyfeling. Het kan niet! ferdinand. Gy weigert, Paulina ! wel nu, dan eisch ik ! De natuur gaf my rechten, die boven het bereik des ftcrfelings zyn: die rechte \ zal ik doen gelden... gy zult my een kind geven, en geen bastaard zal myn kind zyn! paulina. Welk een' afftand... welk een' verfchrikkclyken afftand ftelde het lot tusfehen ons! ferdinand. Die afftand geld niets voor het geweten... ook niet voor Gods troon! daar word de band gelegd, die twee minnende zielen verëcnigt, en als de ziel daar weder verfchynt, zal haar niet gevraagd worden of zy by een' koning of by een' bedelaar gehuisvest heeft. Het lot is onrechtvaardig, en heeft dus geen rechten , veel minder kan het die der menschheid vernietigen. Gy zyt de myne voor Gods troon, (Haar omiielzende.') hier ook zult gy de myne zyn. DER*  TOONEELSPEL. 4* DERTIENDE TOONEEL, ferdinand, paulina, thomas. thomas. IVÏynheer! mynheer uw vader en de vreemde heer zitten met fmart op u te wachten; hunne glaasjes zyn reeds ingefchonken! 'er ftaat 'er een voor u tot aan den rand toe vol. ferdinand, ongeduldig' Drink het maar zelf. thomas. Daar zal ik my wel voor wachten!.. ik met mynheer patroon wyndrifiken? Neen, en, ten anderen, moet by my alles uit dc hand in de tand; en, als men dan wil ftaande blyven, moet men zich niet aan den fmaak van den wyn gewennen. ferdinand. Wat is de vreemdeling voor een' man? thomas. Een deftig heer, met een' ftaart in het hair, enhorlogie j met een gouden ketting, in den zak,zilveren gespes,enz». ferdinand. Zeg dat ik oogenblikkelyk kom. frans, die binnen komt, terwyl Ferdinand ae Ittaste woorden zegt, 't Is wel, mynheer ! thomas» Holla, monfieur Frans! neem my geen half gedaan werk üit de hand. D frans;  go RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; frans. Zo, was het tegen u ? THOMAS. Wel dat geloof ik! ik ben met deze kommisfie belast. fr a n Si Na, ik gun u gaarne die eer. TiiO M A S. Ja, ja! de mond zegt veel dat het hart niet meerit; maar ieder doet toch zyn best om my, op myn' ouden dag, de kroon van het hoofd te nemen. (Hy vertrekt?} ferdinand. Frans! frak S. Mynheer! ferdinand, hem vertrouwelyk by de hand nemende. Wilt gy myn vrind zyn ? frans. Wanneer ik u van dienst kan zyn... ferdinand. Zorg dat ik heden avond een fargon kryg.- frans. Maar , mynheer... ferdinand. Vraag naar niets anders. frans. Maar heb ik niets meer te doen ? ferdinand. Niets meer om myn vrind te zyn. Hier is geld. (Pak lina zinkt weemoedig in een' poel. Ferdinand vervolge tigen Frans?) Ik maak ftaat op u. frans'.  TOONEELSPEL. 51 frans. Gerust, mynheer ! {[Voor zichzelven.) Hy heeft vast f ene verovering in den zin... dat je de pikken! niets fchiet 'er voor my over. VEERTIENDE TOONEEL. fee. din and, paulina. FE kd IN and. N u, Paulina! gy- zult my recht doen ? paulina, op een' fmeekenden toon, Noch eene bedenking! ferdinand. Geen bedenking ! (Op zyn hart wyzende, met kracht in vuur.') hier fpreekt eene Hem, die niet gefmoordmag worden. Thans moet ik by myn' vader komen ; zo fpoedig ik my daaraan kan onttrekken, kom ik weder by u. Vaar wel, tot zo lang ! Hy omhelst haar. Pauhna laat haar hoofd weemoedig op zyn fchouder zakken. Ferdinand wil zich gedurig van haar los rukken ; doch fchynt 'er telkens buiten ftaat toe. In dien ftand naderen zy tot aan de middendeur van het tooneel. Ferdinand drukt Paulina op nieuw aan zyn hart, die met de hevigfte aandoening vervolgt: Onfchuld ! noch één oogenblik uw' indruk, om myne wroeg'ngen tc lecnigcn ! noch een' ftond geluk... maar neen ,' Hechts aan de zyde der onfchuld zweeft het geluk! en ik... D 1 Groo-  ga RONDENSTEIN, op HET VADERLYK GELUK; Groote God! (Zy ontzinkt de armen van Ferdinand, en knielt fidderende neder, met de handen ten hemelgeftrekt.) terdinand, geheel verward. Paulina! om Gods wil! Paulina ! (Hy flort weder in hare armen, richt haar op en vervolgt, op een' gerustjlellenden toon, met het oog ten hemel?) Wy hebben een' Vader, die voor ons zorgt. Paulina ziet hem met aandacht aan , en fchynt bemoedigd; zy vertrekken arm in arm. Eindt van het tweede bedryf. DER-  TOONEELSPEL. 53 DERDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld een ander vertrek in het huis van Rondenjlcin. EERSTE TOONEEL. RONDENSTEIN, BEROVAL, zittend elkander onderhoudende. VRONDENSTEIN, yf jaren afzyns kan het verlangen fterk doen worden naar hen, waar men belang in fbclt. Hebt gy niets van die zuster vernomen ? BERG VAL. Al myne moeite hieromtrent was vruchtloos, dc brieven, welken ik haar fchreef, bleven onbeantwoord; echter hoop ik zelf in Middelburg, waar ik my morgen zal heen begeven , met zekerheid haar verblyf tc ontdekken, RONDENSTEIN. Maar zou zy noch wel leven ? BERGVAL. Indien de hemel my vooripoed fchonk om my gelukkig tc maken, gewis. RONDENSTEIN. Gy bemint haar dan zo fterk? BERGVAL. Indien ik haar anders niet beminde , was ik verpligt haar geluk te bevorderen; al kostte het ook myn gaatfche vermogen. RONDENSTEIN. Gy zyt haar dan iets verpligt ? E> « BERG-  54 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; BERGVAL. Indien ik u zeg dat het arme meisje , toen de fortuin myne ouders den rug keerde , dikwils de halve nacht aan den dag knoopte f om door de handwerken, welken zy tot hare uitfpanning geleerd had, iets tot hunne onderfteuning over tc winnen; (Met veel gevoel?) indien ik u zeg dat ik menig ftuk brood gegeten heb, het welk zy verdiend had; behoeft gy zeker niet te vragen, wat ik aan haar verfchuL digd ben. RONDENSTEIN. Dit eigent zeker vergelding. BERGVAL. Indien het in onze magt is zó iets te vergelden. RONDENSTEIN. De rekening is zeker wat groot, om in een 'gewonen leeftyd af te doen; maar men doet wat men kan en men doet genoeg. In welk een' ftaat bevond zy zich ,toengy van hier vertrokt? BERGVAL. Zy onderhield zichzelve in een' bekrompen ftaat; zonder over een lot te morren, dat haar in eeuen ftand, die zo ongelyk aan hare opvoeding was, gevoerd had. RONDENSTEIN. Waarachtig ? een braaf meisje ! nu , zy was in hare omftand igheid zeker niet ongelukkiger dan menig eene, die hare armoede voor het kortftondig vermaak verwisfeit, dat haar de eene of andere wellusteling aanbied, die haar met linten, gazen, galanterycn, en andere foortgelyke prullen , behangt, ten koste van hare eer en rust; haar de gunst bewyst van haar naar fchouwplaatfcn, concerten, bals, en diergelyke gczelfchappen ? mede te feulen: item , het  T O ONEELSPEL. 55 het geen daaruit volgt, en haar, per flor van rekening, tot eene jonge flavin en oude bedelares maakt... ö! indien zulke fehcpfcls wisten hoe onverdragclyk zy zich in het oog van brave lieden, en hoe clendig zy zichzelven maken, menig eene, die nu den gcheclcn dag aan het toilet zit, om des avonds in dc danszaal tc flikkeren, zou dan ook gaarne dc halve nacht aan den dag knoopen, om zich in een cenvouwdig, maar cerlyk verdiend, kleedje te kunnen yertoonen, zonder van de vernedering van een' lichtmis of faletjonkcr af te hangen. 6! Men is zo gelukkig, als men. dc oogen overal vry durft rond flaan! Maar wat zal men zeggen, myn vrind! de meeste meisjes willen liever fchitteren dan gelukkig zyn. bergval. Jammer voor de menschheid , dat hier zo vele voorbeelden van zyn. rondenstein. Ja wel jammer! — Maar wy zouden ondertusfehen het drinken wel vergeten, zq icverig zyn wy aan het filozo1'ren : het is goed tc zien dat Bacchus geen vrind van de wysbegeerte is. Ha ! mj n zoon. TWEEDE TOONEEL. rondenstein, bergval, terdinand. rondenstein, nadat Bergval en zyn zoon _ elkander begroet hebben. \3~y hebt ons een weinig naar u doen wachten, Fer dinand! FERDINAND. Vcrfchoon my, myn vader! ik wierd opgehouden. T) 4 ion-  S6 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; rondenstein. Nu, ja, gy tost uw werk ook zo niet afbreken, en de oude Thomas zal mogelyk ook wat lang onder weg geweest zyn; nu, dit moeten wy hem zo kwalyk niet nemen: hy heeft zyn' besten leeftyd aan onzen dienst opgeofferd : en dezulken zyn wy verpligt in hunnen ouderdom te gemoet te komen. — Ha ! weder een lid van de familje, DERDE TOONEEL. rondenstein, bergval, ferdinand, sofia. sofia, by het inkomen Bergval ziende. U w dienaresfe , mynheer! bergval. Mejuffrouw! uw dienaar. sof ia. Hindert myne komst u ook, lieve vader! rondenstein. Integendeel, myn kind! ik ben verheugd dat gy komt: een meisje brengt leven in een gczelfchap. sofia. Maar te veel leven is lastig. rondenstein. Met onderfchcid , myn kind: wanneer het fchelle het fchorre vervrolykt, worden beiden dragelyk; de toon van een gezelfchap, dat alleen uit mannen beftaat, word heel licht dien van eene aschkar gclyk. sofia. En wanneer het alleen uit vrouwen beftaat? ron-  T O ONEELSPEL. 5? RONDENSTEIN. Dan.. ja dan... van een' zwerm muggen. SOFIA. Dus deugen geen van beiden ? RONDENSTEIN. Ei, ei! dat zal ik wel nalaten te zeggen. SOFIA. Of het goede beftaat in de veréeniging van beiden. RONDENSTEIN. Recht zo, myn kind! als Amor twee onvolkomen voortbrengfels der natuur onder handen krygt , maakt hy 'er dikwils een goed geheel van ; jammer, dat hy zich zo dikwils in de foorten vergist. BERGVAL. Ja, ik geloof dat hy van dien kant de meeste misflagen begaat. RONDENSTEIN. Ja, als hy zich wat meer in het forteren oefende... VIERDE TOONEEL. RONDENSTEIN, BERGVAL, FERDINAND, SOFIA, FRANS. FRANS. IVIynhcer! daar is een heer, die u verzoekt te mogen (preken, RONDENSTEIN. Kon hy u niet zeggen wat hy wil ? FRANS. Be heb het hem gevraagd; maar hy zegt, dat hy niet noodig had u te fpreken, indien hy het my kon zeggen. D 5 RON-  58 RONDENSTELN, or HET VADERLYK GELUK; rondenstein. Een vrindelyk man! dien moet ik nader leeren kennen. Zeg dat ik oogenblikkelyk kom. (Frans vertrekt. Rondenftein vervolgt tegen Bergval.) Gy zult my toeftaan, mynheer! u een oogenblik te verlaten: ik doe niet gaarne iemant vergeefs naar my vragen; ik hoop fpoedig weder hier te zyn. bergval. Ik zal uwe te rug komst afwachten. rondenstein. Nu, tot wederziens! ( Te rug komende tegen Ferdinand?) Apropo , hebt gy dien brief voor Rotterdam reeds beantwoord ? perdinand, zich verfclirikt veinzende. Daar had ik niet aan gedacht. ( Ter zyde.) Dank zy den hemel, voor dien inval! r ondenstein. Maar dit is nu onnoozcl: als gy 'er niet fpoedig by zyt, vertrekt dc post. ferdinand. Vergun dat ik my een oogenblik verwyder'. rondenstein. Ja, het is nu weer niet anders; maar kom dan zo fpoedig weder hier als gy kunt. (Ferdinand maakt een buiging en vertrekt.) Nu, Sofia! gy houd mynheer dan zo jang gezelfchap. sotia. Indien ik mynheer niet verveel... bergval. Gy vreest te vervelen ? mejuffrouw! po-  TOONEELSPQL. 59 sofia. Waarom niet ? het gefuis van eene mug is zo wel lastig als het geraas van eene aschkar. Niet waar, lieve vader ! rondenstein. Minder om het geraas dan uit vrees , dat zy ons een puisje zal bytcn; nu, het zy zo het wil, mynheer zal het wel voor lief nemen: een goed, vrolyk, fnapachtig meisje, is noch al geen geheel onverdragclyk gezellchap. V T F D E TOONEEL. bergval, sofia. bergval, nadat beiden eenigen tyd naar gelegenheid fchynen gewacht te hebben, om het ge/prek t» beginnen. Het weêr is van daag fchoon, mejuffrouw 1 sofia- Om pantomimen te vertoonen. bergval. Lief meisje! sofia. En te vleijen. bergval. En te fchertzen. sofia. Het fchoone weder vervrolykt de natuur: fcherts ruimt het hart op. bergval. Maar als een opkomend onweder de heldre luchtbcnevelt? sofia. Dan zoekt men een dak, om zo lang, tot de bui over is, pnder te fchuilen: en alles is weder aangenamer dan voorheen. berg-  6b RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; bergval Gy dringt in myn hart, lief meisje! sofia. Ik raak U niet aan, mynheer 1 bergyal De zon is milioenen mylen van ons af, en echter dringen hare ftralcn in het aardryk, om deszelfs vruchten te koesteren, sotia. Maar de zon is geen meisj e. bergval. Waimeer de zon de duistre wolleen vcrdryft,lagcht het aardryk; als de blik van een meisje in het hart eens jonglings dringt, Haat het vrolyk sotia. Gy zult my hoogmoedig maken, mynheer! bergval. 6 ! Dan zoud gy dit vermogen verliezen. sofia. Dan blyf ik nederig. bergval. Om my uw' invloed te doen gevoelen ? sofia. Alleen daarom. bergval. Gy verrukt my. sofia. Dat is my lief. bergval. Gy zult my dringen u te beminnen. s o f i a. Daar zal ik myn best toe doen. berg-  TOONEELSPEL. 61 bergval. Gy zult dit, lief meisje! en waarom? sofia. Omdat ik gaarne bemind wil zyn. bergval. Ook van my ? sofia. Ja, ook van u. bergval. Inderdaad? sofia. Inderdaad. bergval. Engelachtig meisje! ik bemin u reeds. sofia. En waarom toch ? bergval. Wyl ik gulheid , openhartigheid... wyl ik veel goede hoedanigheden in u ontdek. sofia. Zeer verpligt. bergval. Durf ik vragen... sofia. Ik denk ja. bergval. Gevoelt gy ook iets voor my ? sofia. Ja, nieuwsgierigheid. bergval, haar nabootfends* En waarom toch? sofia. Om ta weten hoe, wat, wie gy zyt ? berg-  In RONDENSTEIN, op HET VADERLYK GELUK; bergval. Hoe ik ben', lief meisje! zult gy beter kunnen zien dan ik; wat ik ben, zo veel ik weet, een braaf man ... en óm kort te gaan , een Nederlander, wiens gewoonte niet is veel omftandigheden te maken; én ik denk niet, dat gy begeert, dat ik 'er u thans ook mede ophoü. Ik ben door uw gulhartig voorkomen, door uwe manier van fpreken en handelen , getroffen ; ik heb in uwe oogen gelezen, en, indien zy dc tolleen van het hart zyn , dan vind ik hoedanigheden in u, die my ten hooglte behagen. sofia. Inderdaad ? bergval. En nu is de vraag, of gy 'er in toeliemt dat ik mynheer uw' vader om uwe hand vraag ? sofia. En het antwoord j neen. bergval. Gy Haat myn' voorflag af? Dc behaag U dus niet? sofia.' Gy houd myne oogen voor borgen myner goede hoedanigheden ; maar verfchoon my, mynheer ! de meisjes zyn zelden ver in de phifionomikundc : ik zou dus door fprekende bewyzen van uwe goede hoedanigheden overtuigd moeten worden. (Na eenige bedenking?) Laat ons zien' hebt gy geld ? bergval, eenigszins onwillig. Hoe, mejuffrouw! gy vraagt hier het eerste naar ? sofia, fchetzende.. Wyl dit het eestre in aanmerking komt. BERG-  T O ONÈELSPEL. 6$ BERGVAL, ter zyde. Beproeven wy haar hart. (Tegen Sofia.) Be bezit Geinig daar ik meester van ben. SOFIA. Zo? BERGVAL. Wanneer mynheer uw vader my uwe hand weigert, tooet ik gebrek lyden. SOFIA. Uw dienaresfe, mynheer! BERG VA L. Hoe, mejtiffronw ! gy weigert myne hand, omdat ik arm ben ? SOFIA. Hoe, mynheer! gy dingt naar myne hand , omdat gy 'er uwe middelen van beftaan van denkt te ontfangen? De liefde geeft en neemt; maar de waar, die zy koopt, is zelden de beste. Indien gy ook geld had ... BERGVAL. Zoud gy myne hand aanvaarden ? SOFIA. Na eerst eene proef van uwe hoedanigheden genomen te' hebben. BERGVAL. De man, wien gy uwe handfehenkt, moet dusrykzyn? SOFIA. 6 Neen; indien zyn hart Hechts goed is , fchoon men ook gebrek moet lyden: opgeruimdheid en te vredenheid vergoeden? alles; maar... B E B G V A L. Spreek, lief meisje, ik ben niet arm; ik heb geld. s o-  64 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; sofia. Ik heb ccn vrindin ... bergval. Dat is grooter rykdom. sofia. Zy is ongelukkig. bergval. Ja ? en kan ik helpen ? sofia. Een ryk man kan altoos helpen. bergval. Wat ontbreekt 'er dan aan? sofia. Zy word door myn' broeder bemind , en myn vader kan niet beiluiten zyne toeftemming te geven. bergval. Omdat zy arm is;.. maar is zy voor het overige een goed meisje ? sofia. ó! Een zeer goed meisje. bergval. Het belang, dat gy in haar ftelt, verzekert my, dat zy deelneming waardig is. Wat moet ik doen ? sofia. Ja... wat moet ik doen... Zy woont hier in huis, ik zal haar hier zenden om i ets te verrichten: dan kunt gy haar fpreken; en wanneer gy by myn' vader iets kunt verrichten, dan... bergval. Nu, wat dan ? sofia. Myn openhartigheid zal my niet in uw oog vernederen ? BERG-  TOONEELSPEL. 65 BERGVAL. Openhartigheid maakt een meisje eerbiedwaardig, s o F 1A. Maar ik kon evenwel ook te veel zeggen : een meisje word heel licht door een innemend voorkomen bedrogen; maar zo uw handclwys aan myn verwachting voldoet... BERGVAL. Weigert gy my dan uw hand niét?. ! SOFIA. Al ware uw hart uw eenige rykdom. (Zy vertrekt.) ZESDE TOONEEL. BERGVAL. Z/ondcrling meisje! welk een aangenaam gevoel wekt gy in myn ziel, en hoe ftrcclend is dc proef, welke gy my oplegt! Ja, ik zal alles doen wat ik kan, om het geluk van uw vrindin tc bevorderen : ben ik dc eenige van myn ongelukkig gcflacht, die de Hemel voor zo veel goeds te danken heeft, ik zal aan ieder ongelukkige, die ik helpen kan, bewyzen , dat ik zo veel goeds niet ondankbaar geniet; en, in de armen van een goede vrouw , wier hand ik door myn hart verworven heb, zal my niets ontzinken, ö! Dat ook myn geliefde zuster getuige van mya geluk ware! E ZE-  66 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK •, ZEVENDE TOONEEL. bergval, paulina. paulina, by het inkomen, Bergval ziende, fchynt vedette rug te willen gaan. bergval, haar te gemoet gaande. Tree nader, goed meisje! het is geen enkel toeval dat gy my hier ontmoet; uw lot is my ecnigszins bekend, en zo ik helpen kan... patjlina. Mynheer! door welk een belang gedreven.. ? bergval. Door welk een belang' (Haar fterk aanziende, en by de hand vattende?) Droom , of waarheid! Paulina ! Paulina ftaart hem wild aan. bergval. Myn zuster! geen verbeelding? paulina, geheel venvard. Geen verbeelding; wezendlyk! bergval. Myne Paulina! (Hy vliegt in haar armen.) ïaulina , de handen in een flaandeen ten hemel heffendeGoede god!.. In dit oogenblik! bergval. Indit oogenblik, dat ik, in het bezit van een aanzienelyk vermogen, uit een vreemd oord te rug keer, en de wensch myne goede Paulina in myn geluk te doen deelen myn hart vervult, vind ik haar. Goedhartige Sofia, vrees niets meer voor uw  TOONEELSPEL. 67 uw vrindin! uw vrindin is myn zuster! ö Gy, wiens alles voorkomende zorg ons lot beftiert! hoe onbegrypelyk hebt gy dc keten gefchalceld, die het geluk van den eenen mensen aan dat van den anderen verbind: myn offer zal volbragt worden} en myn lieve zuster gelukkig zyn! (Hy drukt Paulina aan zyn hart?) paulina kan hare tranen niet bedwingen: haar hoofd rust op de fchouder van Bergval ; zy drukt de grootfie verlegenheid uit. Bergval ziet haar met venvondering aan. A G T S T E TOONEEL. bergval, paulina, ferdinand. ferdinand komt door eene zy deur op het tooneel, blyft,als buiten zichzelven van fchrik , ftil ft aan, en brengt, met een byna gefmoorde ftem, de volgende woorden uit. Rechtvaardige God! wat zie ik! bergval, noch in de armen van Paulina. Stel u gerust , lieve Paulina! wat u dreige, ik ben uw befchermer. paulina. Indien gy my recht kende, zoud gy my haten. bergval. Open uw hart voor my: niets zal in ftaat zyn myne gevoetens voor u te verdooven. E 1 ïBR-  68 RONDENSTEIN, or HET VADERLYK GELUK-, ferdinand. God ! leef ik noch, en wreek ik my niet! (Hy fchyni te willen naderen ; doch blyft, als buiten ftaat, ftilftaan.) paulina. Ik zal... maar vooraf vergeving ! (Zy 'valt Bergval te voet.*) bergval. Wat doet gy? {Haar met vrindelykheid opheffende?) Gy wilt my immers niet bedroeven? ferdinand, met het hevigfte gevoel. Hoe verre verlaagt zy zich! zal ik... Neen, laat ons zien, hoe verre zy in die kunst van veinzen gevorderd is. (Hy vertrekt.) NEGENDE TOONEEL. bergval, paulina. paulina. Ach! zo gy medelyden met my hebt... bergval. Zou u iets kunnen treffen, dat my niet aanging ? Neen: dan moest ik vergeten hebben wat Paulina aan myne ouders gedaan heeft. Spreek, myn hart ftaat voor u open. paulina. En als ik misdadig wierd ? b ergval. Zoud gy 'er noch eene fchuilplaats in vinden. Gy bemint? paulina. Ik bemin... en... BERG-  TOONEELSPEL. 69 bergval En de armoede was een hinderpaal aan uw geluk ? Nu, deze is immers uit den weg geruimd? pa u l i na. Maar een andere. bergval. Voleind. paulina, in vertwyfeling. 61 Myn broeder! bergval. Paulina! paulina. Ik zal... (Zy vat Bergval by de hand en Jlaart hem wild aan.) moeder worden. (Zy wend met de uiterjit verlegenheid haar gelaat af. bergval, zyn hand lostrekkende en eenige fchreden achterwaarts doende. Myn zuster! paulina. Ach ! gy verplet my. bergval, met goedheid. Neen, Paulina ! bemoedig u ! fchoon ik uw gedrag niet kan goedkeuren , zal ik niet vergeten wat ik aan u verfchuldigd ben. paulina. ö! Ik bemin hem zo fterk. bergval. Gy zyt niet arm meer: deze bedenking houd op; ik wil echter niet dat dit in aanmerking genomen word: hy, die de arme Paulina kan verachten, zal de ryke niet bezitten. Ontftel u niet, Sofia droeg my op voor haar vrindin te zorgen, bedienen wy ons hiervan, verlochen liever voor E 3 een  7o RONDENSTELN, of HET VADERLYK GELUK j een oogenblik uw'broeder,dan datgy voor altoos uw eigen waarde verlochent. Gy zult moeder worden; geloof my, goede Paulina! een verlaten moeder is altoos gelukkiger dan de vrouw van een' man , die met weerzin hare hand aanvaard heeft: weigert uw verleider uw eer te herftellen, gy hebt een' broeder die alles zal trachten te vergoeden. paulina. ö ! Myn broeder, welk een gunstig lot voert u hier, om myn befchermer te zyn ? bergval. In America fchcen de fortuin moede my den rug toe te keeren; ik trad in dienst van een'vermogend' man, diemy met zyn gunst bevoorrechtte, met zyn vertrouwen ver-r eerde, en my tot zyn' vrind maakte; een kwynende ziekte llccptc myn' weldoener in het graf: hy had my tot erfgenaam zyner goederen benoemd , onder voorbeding dat ik, daar hy zonder nabeftaanden ftierf, zyn' naam moest in wezen houden. Zyn dood trof myn hart; nadat de eerste fmart een weinig geftild was, wies 'er het verlangen in, een vaderland weder te zien, waar my de armoede uit gedrongen had: u weder te vinden, u, wat gy eertyds voor ons deed, te vergelden, was de ltreelcndite gedachte die my op myne terugreis verzekle; aan dit huis had ik een' brief tot kennismaking , cn ik zegende het reeds... maar laat ons afbreken: men mogt ons overvallen: zeg my fpoedig hoe gy hier in huis, hoe gy hier in Amfterdarn kwaamt ? paulina. Gy weet, toen gy onze geboorteftad, Middelburg, verliet, moest ik van myne handwerken leven. Toen de roede vrouw, waarby ik inwoonde, overleed, nam ik het  T O ONEELSPEL. 71 het beiluit my hier heen te begeven, dewyl ik hier beter gelegenheid hoopte te vinden , om voort te komen ; kort daarna kreeg ik voor Sofia iets te doen: haar vrindelykheid maakte my fpoedig met haar bekend; van tyd tot tyd wierd onze omgang gemeenzamer ; en binnen kort wierd ik in dit huis opgenomen, als een kind behandeld, en thans zoude ik 'er niet minder dan een kind in zyn... indien ik het noch waardig ware. BE RGV AL. Zeker is uw misflag niet te billyken; maar, goede Paulina ! gy kunt dien niet uitwisfehen door hem aan uzelve te vcrwyten: wy moeten, zo veel wy kunnen, herftellen: wat ik kan zal ik voor u doen , geen opoffering zal my zwaar vallen , indien het geluk van myn geliefde zuster 'er door herfteld word. PAULINA. ó! Zo veel goedheid... BERGVAL. Kom! ben ik uw broeder niet ? TIENDE TOONEEL. BERGVAL, PAULINA, SOFIA. SOFIA. H aar broeder? BERGVAL. Verfchoon my, mejuffrouw! wanneer men iemant dienst kan doen, moet men zich herinneren , dat wy aan het hoofd der geflachtlyst van het menschdom Hechts één' ftamvader aantreffen. E 4 so-  7a RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; sofia. Dus zyt gy voor hen, die gy dienst kunt doen, altoos een broeder ? bergval. Voorzeker. sofia. Nu, als gy 'er zo over denkt, kunnen wy in onderhandeling treden. bergval. Gy doet my hopen ? sofia. . Hopen kunt gy, zo veel gy zelf wilt , en , zo alles een' gewenschten uitflag heeft, zoud gy Paulina v. el eens, met meer grond, uw zuster kunnen noemen. Ja , Paulina ! ik heb geen reden meer u tc bcnyden , ik word ook niet over het hoofd gezien. paul in a. Mag ik u geluk wenfehen ? sofia. Zeker, geluk kan men nooit tc veel krygen. — Ha! daar is vader weder. ELFDE TOONEEL. bergval, Paulina, sofia, rondenstein. rondenstein. "Verfchoon my, mynheer! ik ben over gewigtige zaken bezig gehouden. sofia. Lieve vader! ik ftel u myn' minnaar voor. rondenstein. En ik kwam 'er u een' aanbieden. so-  TOONEELSPEL. 73 SOFIA. Inderdaad ? dus heb ik de keuze van twee ? BERGVAL. Mynheer! zo ik u, by gelegenheid, eens fpreken kon ? RONDENSTEIN. Van harten gaarne: het is dus meer dan feherts ? BERGVAL. Niets minder dan feherts. RONDENSTEIN. Sofia ! is het fcherm reeds opgehaald ? SOFIA. Ja, lieve vader. RONDENSTEIN. Het eerste bedryf reeds aan den gang ? SOFIA. Ik geloof ja; maar die andere minnaar? RONDENSTEIN. Ja, als de groote coup maar geen tweegevecht word: de man fcheen my toe hevig verliefd tc zyn : hy zal hier weêr komen, om zich aan u te vertoonen. SOFIA. ö Neen! laat hy maar weg blyven: ik mogt anders in de keuze verwarren: te veel keur bederft den fmaak. BERGVAL. Mejuffrouw... RONDENSTEIN. Dat fchynt op te dagen, mynheer! — Nu, Sofia! ik raad u evenwel 'er den tyd eens toe te nemen: vergelyk uw minnaars met elkander, bezie ze links en rechts: (O/) zyn hart wyzende.\) maar vooral hier: daar komt het het meeste E 5 op  74 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; op aan: en kies u dan den besten. — Mynheer zal myne rondborftigheid vcifchoonen ? bergval. Den man, die ongeveinsd met my handelt, fchat ik hoog. rondenstein. Recht zo, wy zullen nader bekend trachten te worden: gy blyft van daag toch by ons ? bergval. Verfchoon my , mynheer! ik heb noch iets te verrichten. rondenstein. Gy komt toch fpoedig weder ? bergval. Myn verlangen zal my fpoedig genoeg weder hier voeren. Ik heb de eer u tot zo lang vaarwel te zeggen. rondenstein. . Tot wederziens dan. (Hy vertrekt met Bergval?) T WA A L F D E TOONEEL. paulina, sofia. h sofia. Wei nu, Paulina! wat dunkt 'er u van ? paulina. Gy zult gelukkig zyn, vrindin! sofia. Nu, als de bui opheldert, is het voor u immers ook ? paulina. Zo Hechts geen nieuwe ftorm... so-  TOONEELSPEL. 75 SOFIA. Zonderling nufje! wanneer gy reden hebt vrolyk te zyn, kwelt gy u met vrees; en als gy reden hebt om treurig te zyn, wilt gy niet dat de hoop u opbeure. PAULINA. Ik ben zo eigen met het verdriet, dat ik zelf het genoegen , dat my aangeboden word , niet genieten kan. SOFIA. Ei wat, men moet het beste genieten : dan fchiet het flechtfte over. PAULINA. Gy kunt gelyk hebben; maar het menfchelyk hart... SOFIA. Wel nu, het menfchelyk hart moet lucht hebben, als het tc veel bekneld word. Kom, wy zullen eens in den tuin wandelen en blocmtjes plukken: dat behoort 'er by, als men verliefd is. PAULINA. Goede Sofia! altyd vrolyk ? SOFIA. Goede Paulina! altyd treurig? Hoor, meisjelief! wanneer wy eenmaal zien, dat Amor het van ons wint, doet men het best hem maar te vrind te houden: anders maakt hy ons te veel moeite. Kom, wy zullen het ons gemakkelyk zien tc maken. (Zy neemt Paulina vrolyk by de hand en vertrekt met haar.]) Einde van het derde bedryf, VIER-  76 RONDENSTEIN, or HET VADERLYK GELUK; VIERDE BEDRYF. Het toonel als in het eerste en tweede bedryf. EERSTE TOONEEL. RONDENSTEIN, SOTIA. RONDENSTEIN. D us inderdaad verliefd ? SOFIA. Verliefd, vader! RONDENSTEIN. Ja, ja, verliefd. SOFIA. Neen, dat niet; maar... RONDENSTEIN. Zo een weinigje vertederd ? SOFIA. Hoe dat ? lieve vader! RONDENSTEIN. Weet gy dat niet? SOFIA. Niet zo recht. RONDENSTEIN. Dan moet gy 'er uw vrindin Paulina maar eens naar vragen: die zal het u beter kunnen uitleggen dan ik. SOFIA. Maar, waarom , lieve vader! denkt gy toch dat ik verliefd ben ? RONDENSTEIN. Waarom ? eene zonderlinge vraag! Omdat ik het aan u ontdek. sc-  TOONEEL SPEL. 77 SOFIA. Zo! en ik weet het zelf noch niet ? RONDENSTEIN. Ja, ja, zo doet de liefde! zy iluipt in ons hart, zonder dat men het weet, woont by ons in, zonder een' enkelen huurpenning te betalen , baart ons zorg, maakt het hoofd op hol, en noch wil men niet geloven dat zy 'er is. SOFIA. Dan is de liefde wel een flimmc vogel. RONDENSTEIN. Dat geloof ik. Kort en ter zake , meisjemaat! de heer Bergval is u niet onverfchillig meer. SOFIA. Ik. mag hem wel lyden. RONDENSTEIN. Heel veel, moogt gy wel zeggen. SOFIA. Heel veel! waarom dat ? RONDENSTEIN. Bt zou wel haast denken, dat die andere u meer behaagt SOFIA. Denkt gy dat? RONDENSTEIN. En daarom zullen wy maar met hem in onderhandeling treden. SOFIA. Zo?' RONDENSTEIN. En den heer Bergval op een vrindelyke wys affchepen, SOFIA» Inderdaad ? ito»-  78 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK, rondenstein. Als gy toch geen zin in hem hebt... sofia. Dat zeg ik juist niet. rondenstein. Gy wilt hem dan hebben? sofia. Wat dunkt 'er u van? rondenstein. Ja, Sofia! goedkeuren, is alles wat ik in dit geval doen kan. sofia. Maar... rondenstein. Zo lang gy twyfelt, moeten wy de zaken maar uitftellen. sofia. Twyfelen, dat weet ik juist ook niet. rondenstein. Dus weet gy juist van niets? sofia. Juist van niets. rondenstein. Dan zyt gy ook verliefd. sofia. Ik zou haast geloven van ja. rondenstein. Dan zult gy niet boos worden, wanneer ik myne toeftemming geef? sofia. Neen, zeker niet. rondenstein Daar ligt de knoop. f o  TOONEELSPEL. 79 SOFIA. Nu noch één woord , lieve vader! Paulina ? RONDENSTEIN. Dat zal zich wel fchilcken. Daar is onze romanheld weder. T WE EDE TOONEEL. RONDENSTEIN, SOFIA, FERDINAND. RONDENSTEIN. Vp'at zoekt gy? Ferdinand! FERDINAND- Niets , myn vader! RONDENSTEIN. Is Paulina dan een niets? waarachtig eene zeldzaamheid, dat een verliefde een meisje onder het niets rekent! FERDINAND. Vader, ik zocht haar inderdaad niet. RONDENSTEIN. Ik ken u toch voor zo onbeftendig niet. FERDINAND. Ik wenschte haar nimmer weder te zien. SOFIA. Hoe? RONDENSTEIN. Zeker zal het u zo veel te gemakkelyker vallen, haar te vergeten. Eene eerste gewaarwording gloeit fomtyds fterk; maar verteert even fchielyk. Uwe liefde... FERDINAND. Zal fpoedig in afkeer veranderen. RON-  8o RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; rondenstein. Niet te driftig, Ferdinand! wanneer men te verre wil gooijen, raakt licht een arm uit het lid. Het zal u wel een weinig moeite kosten; maar zo veel te meer eer voor u, wanneer gy overwint. Een' ontydigcn hartstocht te overmeesteren, is niet minder dan een vesting te verwcldigcn. Sakkerloot, jongen! een burgerkroon boven je graf, met gouden letteren: hy overwon een' ontydigen hartstocht. Doe 'er uw best toe, ik zal als adjudant fungeren: thans ga ik uit, ik zal zo wat plans maliën, en heden vieren wy een' vrolyken avond. ferdinand. Vader! ik hoop altoos aan uwe goedheid te beantwoorden. sofia. En ik hoop, dat gy de burgerkroon niet verdienen zult. rondenstein. Sofia! sofia. Ja , lieve vader ! verfchoón my, dat ik hierin niet van uw gevoelen ben. rondenstein. Gy zyt noch een onnoozel nufje in de waereld, gy weet noch niet van hoe veel Weinigheden dikwils onze te vredenheid afhangt. sofia. Zy zullen immers wel met elkander te vreden zyn? ferdinand. 6 Hemel! rondenstein. Maar 'er zyn meer meisjes, en meer jongelingen; 'er kan noch eene andere keus gedaan worden. Nu, tot weder- ziens!  TOONEELSPEL. 81 ziens! vader gaat een weinig buitenlucht inademen, dan kan hy daarna opgeruimder met zyn kinderen fpreken. Tot zolang, geen leven meer in huis, dan noodig is. DERDE TOONEEL. sofia, ferdinand; sofia. Gy fpreckt ook geen woörd, gy helpt my niets. ferdinand. Ik verlang niets. sofia. Gy verlangt niets ? ferdinand. Ja! ik verlang! ik verlang... sofia. Toch niet, van Paulina gefcheiden te zyn ? ferdinand. Dit land te verlaten, de waereld rond te zwerven , tot dat ik een oord vind daar geen menfehen wonen. sofia. Neemt gy ons mede ? ferdinand. In 's Hemels naam, Sofia! geen feherts, sofia. Hoe barsch! niet eens , lieve Sofia! ferdinandj Otter* Ja, de meisjes zyn lief. sofia. Ik ten minste: daarom heb ik ook een' bruidegom op- SeiMn' F ter-  8a RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUKJ ferdinand. Hoe, een' bruidegom ? sofia. Ja, en geen van de flcchtfte foort. ferdinand. Ik wensen u geluk! sofia. . Raad eens wie het is! ferdinand. Hy zy, wie hy zy, ik beklaag hem sofia. Ei! ei! vóór den middag lieve Sofia! na den middag den man beldagen, die my tot vrouw krygt, inderdaad zonderling. ferdinand. Zo zonderling niet; wanneer ik zeg, dat ik vóór den middag de vrouwen niet kende. sofia. En nu kent gy ze ? ferdinand- Door en door. sofia. En dit geeft u aanleiding tot die fraaije beöordecling ? ferdinand. Voorzeker. sofia. Kom, kom, gy zyt een zot, en ik zal myn vrindin zeggen dat zy 'cr u gevoelig over ftraffe. ferdinand. Dat kan zy niet meer! zy heeft reeds al haar vermogen aan my vcrfpild. sofia. Uw hoofd is op hol! het word tyd dat ik Paulina by u zendj om het weder te recht te brengen. VIER-  TOONEELSPEL. 83 VIERDE TOONEEL. FERDINAND. Zy zal het weder tc recht brengen... bedriegen en befpotten ! ziedaar dc grootfte proeven harer bekwaamheden. Liefde ! liefde! moest ik dan uw' invloed gevoelen, opdat het geen my het meest ftreelde het verachtelykiïe in myne oogen zou worden! vaart wel, zoete droomen van gelukzaligheid! vaartwel, zalige mymcringen, die myncn geest bedwelmden, en myn hart in een zagte rust wiegden... 'er is geen gelukzaligheid meer voor my ! de rust is voor eeuwig uit myn hart verbannen ... eeuwige trouw, eeuwige liefde, en de omhelzing van den eersten, die zich opdoet, beantwoorden... zy komt. Moed gevat, moed tegen dert indruk der liefde! moed tegen de tranen der huigchelary! V T F D E TOONEEL. FERDINAND, PAULINA. PAULINA. Lieve Ferdinand! (Hy ziet haar met een verborgen woede aan , en fchynt niet te kunnen [preken?) wat deert u? FERDINAND. (Hy ftaart haar wild aan, fchynt haar in zyn hart te verontfchuldigen, bedenkt zich, wend het ol<% van haar af, en roept uit.) ó Hemel! P A U L I N A. Om 's Hemels wil! wat is u overgekomen ? Fa F ER-  S4 RONDENSTEIN, or HET VADERLEK GELUK; ferdinand, WOeU. Wat?... paulina. Ontdek my... ferdinand. Laat my, laat my. paulina, met drift zyne hand grypende. Neen, gy moet my ontdekken... by onze liefde I ferdinand. By onze liefde ? Huigchelares ! paulina, geheel verrascht. Ferdinand! (Eenige oogenblikken belangwekkende ftilte?) ferdinand. IV geweten klaagt u aan... het vliegt u in het aangezigt! vergeefs tracht gy , door een gedwongen ccnvouwdigheid , ccn fchuldig hart te vermommen. ., vergeefs tracht gy myn hart te treffen. . • geveinsdheid is geen medelyden waardig! paulina. Waar van daan!.. waarom! ferdin a n d. Gy vraagt dit noch... trouwlooze! is het gevoel éener overtreding zo fpoedig uit uw hart gewischt ? of is het bezci van fchuld u zo vreemd ? Vergeefs ! gy kunt my niet meer bedriegen! ik droom niet meer... gy kunt my niet meer voorprevcien, van liefde, van tiouw , van tederheid! myn hart word niet meer opgewonden ! myn verftand fluimert niet meer! ik heb eenmaal ontrouw, voor trouw, ingewisfeld ... eenmaal liefde aan geveinsdheid verfpild ! Wat ik van u genoot... heeft geen waarde meer voor my. Gy hebt het niet aan my opgeofferd '• gy wierd zwak om  TOONEELSPEL. 85 om het goud ; met goud kan ik alles vergoeden! ik blyf meester over myn hart! eens hebt gy het bewoond... voor eeuwig zy het gevoel voor u 'cr uit verbannen! het aandenken aan u... paulina, overflelpt van fchrik, ter aarde ftortende. Niet verder , Ferdinand ! niet verder. terdinakp, met het oog van haar afgewend. ö God! paulina. Mogclyk waant gy dat uw verwyt rechtvaardig is... ferdinand. Geen ontkenning.. geen verdediging ! paulina, met fierheid. Verdenkt gy my, hebt gy recht my vcrwyten te doen... ik heb recht my tc verdedigen! ferdinand. Verdedigen! paulina. Ferdinand! om 's hemels wil! doe my myn befchuldiging horen! ferdinand, haar opheffende. Geen vernedering meer voor my. Verantwoord uw gedrag. Ik ben de ecnigfte niet die deel aan uw hart heeft; een ander... paulina, met gerustheid. Hy, die my hoort fpreken, voor wicn ik myn hart niet kan verbergen , weet dat gy alleen het beheerscht! ferdinand. Rechtvaardigheid! is het mogclyk ! paulina, met drift. By de liefde, die ik voor u gevoel... by de trouw, die F 3 ik  85 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; ik u gezworen heb... by het kind, dat zyn beftaan aan die liefde vcrfchuldigd zal zyn ... ferdinand. Niet verder: gy doet my reeds Adderen... gy hebt met my gefpot; wacht u met hem tc fpotten , die zich zonder eenige medewerking wreken kan. paulina, met het hoog ft e gevoel. Om zynentwil! wat is myn misdaad ? ferdinand. Paulina! (Ter zyde?) ö Hemel! heeft de misdaad zo veel vermogen! paulina. 7,o vlekkeloos als myn gedrag was, eer ik u bemmde, zo vlekkelooszoühet noch zyn, indien ik eene overtreding, waarin gy deelde, uit kon wisfehen. ferdinand. Paulina! in waarheid... zou ik my bedrogen hebben! . paulina. Wat is uw verdenking , God is myn getuige ! ferdinand. Geveinsde ! dien eed had ik u willen fparen. p a u l i n a. Eeuwige goedheid! (Ziende dat Ferdinand haar outwykt.) Ferdinand! hoor my, hoor het -meisje dat gy bedrogen hebt! (Op een' hartverfcheurenden toon.) Uitzinnige! hoor dc moeder van uw kind! ferdinand, verftzhrikt. Paulina ! (Stryd tusfehen woede en liefde?) Gy kunt my immers niet meer misleiden, wat ik zelf zag, kunt gy toch niet ontkennen. pau-  T O ONEELSPEL. g? paulina. En wat hebt gy dan gezien ? ferdinand. Wat ik gezien heb ? u, in de armen van een' ander'. paulina, onfchuldig gli/nlagchende. En dit heeft u woedende gemaakt ? dank zy den hemel! Snyn geliefde heeft zich om een niets ontrust! ferdinand. Gy acht dan voor niets... ? paulina. Ik acht geen overtreding voor niets; maar de belecdiging, die gy waant dat ik gedaan heb , beftaat inderdaad in niets. (Hem vrindelyk by dc hand vattende?) Lieve Ferdinand! herinner u! heeft het u geen moeite gekost den ftrik te fpanncn, daar ik in gevallen ben ? ferdinand. Dc verleider alleen fpant ftrikken. paulina. Dc verleider alleen kan het meisje vernederen, dat zwak voor hem was... het meisje, dat alles aan hem opofferde, verwytingen doen;... maar, geen herhalingen. Gy waant dan, dat ik zo weinig belang in het onderpand myner eer ftcldc, dat ik het aan iemant kon opofferen , dien ik daarna kon verraden ? Neen-, dan kent gy het hart van de arme Paulina niet. Ik_ cisch geen vergoeding ten koste van uw geluk; maar ik cisch, dat gy my recht doet, en my niet dieper vernedert , dan ik reeds gedaan ben. Yërlaat my; maar werp my geen laster toe. ferdinand. Is het mogclyk! welk een bewys voor uw onfchuld ? F 4 p ac-  83 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK", paulina, hem omhelzende. Myne liefde! gy, wiens hart ik weder tegen het myne voel kloppen, gy zyt de eenige beheerfcher van myn hart! Ferdinand! gevoelt gy niet dat het noch op denzelfden toon , daar gy het op geriemd hebt , flaat ? toen gy my liefde, voor liefde, trouw, voor trouw beloofde: het gevoel, van dat oogenblik, heb ik noch niet verloren! hetheerschtnoch in myn ziel... het gloeit'er voor eeuwig... eeuwig voor Ferdinand ! zelfs voor den troon van den getuige myner onfchuld! ferdinand. Eeuwig... paulina. Liefde voor Ferdinand! ferdinand* Eeuwige liefde voor Paulina! paulina. Nietflechts voor een oogenblik? ferdinand. Voor een oogenblik wierd zy door een fchuldig vermoeden onderdrukt; maar thans zal zy alles zyn wat ik gevoel! zuiver en gloeijend als dc zon! myn zuchten zullen liefde ademen... geen woord zal 'er van myn lippen vloeijen, dat 'er dc liefde niet op gelegd heeft... geen argwaan, geen verdenking zal immer in myn hart lluipen! geen verwyt... liefde ï niets dan liefde ! paulina, Voor Paulina? ferdinand, haar omhelzende. Voor Paulina! paulina. Mag ik u geloven? FE a-  TOONEELSPEL. 89 ferdinand. Kent gy de taal der liefde niet ? paulina, het oog ten hemel flaande. Kan ik geloven dat ik noch op de waereld ben! ferdinand. Vreugde des hemels genieten wy i f a u l i n a. Maar voor een oogenblik. ferdinand. Voor meer dan een oogenblik ! Maar, lieve Paulina ! het Was immers geen droom... geen mymcring... ik heb immers gezien? myn vermoeden,., paulina. Uw vermoeden was niet zonder grond, maar uw befchuldiging onrechtvaardig : hoe zou ik in ftaat zyn u trouwloos te worden, daar zulk een dierbaar onderpand,.? ferdinand. Maar ontdek my dan... paulina. Pring my niet, lieve Ferdinand! u iets tc weigeren. ferdinand. Gy kunt een geheim voor my bewaren? paulina. liet is my opgelegd. ferdinand, Hoe? paulina. Lieve Ferdinand! ontrust u niet, wacht tot morgen, en gy zult my rechtvaardigen. Gy zult te vreden zyn. ferdinand. Hy, dien ik by u zag... F 5 pau-.  go RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; paulina. Neemt myn belang ter harte. Ik kan u heden niets meer zeggen ; maar geen geringe betrekking verbind hem aan my. p e rdi n and. En dit moet my een geheim blyven? paulina. Stel u gerust. ferdinand. My gerust Hellen, daar ik uw geheim doorgrond ? vergeefs vertoont gy my fchynfchoone bloemtjes , om my uw trouwloosheid te verbergen; vergeefs, Paulina! gy moest beter veinzen geleerd hebben, om uzelve niet te verraden 1 paulina. Zo kan dc onfchuld zichzelve ook verraden! 1' e r d i n a n d. De onfchuld! paulina. Lieve Ferdinand! ferdinand. Weg met uw vleitaal! zy is alzem in dc wond' die gy my hebt toegebragt! ö Hemel ! hoe kon ik haar zo beminnen ! paulina. Ik bezweer u! ferdinand. De eed der misdadige is vloek. paulina. By God! ik ben onfchuldig aan u! ferdinand. Zweer by alles wat heilig is, ik zal my wreken! paulina. En uw kind..  TOONEELSPEL. 91 pee. Dl na nd. Ook myn kind zal ik wreken ! gy hebt my immers geweigerd zyn geboorte te wettigen ? ik ben van alles los I niets verbind my dan dc eer! zy zal my myn gehoonde liefde lecren wreken. paulina. In 's hemels naam! FERDINAND. Ik hoor niet meer! paulina. Ik fmeck u! FERDINAND. Smeek hem, dien gy boven my waardeert. paulina. Ik wil u, ik zal... FERDINAND,. Be wil u niets afdwingen, dat gy my eenmaal kost weigeren. paulina. Uw Paulina knielt voor u!... engy wilt haar niet hooren! ferdinand, met de hevigfte aandoening. Gehoonde liefde, uw byftand ! (Bergval komt binnen,") ha ! gy zult my recht verfchaffen. ZESDE TOONEEL. ferdinand, paulina, bergval. bergval. Hoe, wat wilt gy ? FERDINAND. My recht verfchaffen, my wreken, over u en haar. berg-  t,x RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; bes.gval. Over my ?... ferdinand. Zyt gy een man van eer, verdedig u. Hier is geweer. (Hy haalt twee pist ooien uit zyn' zak.) bergval. Hoe ? ferdinand. Deze was voor my, zy blyve voor my. Deze was voor haar, zy zy voor u. bergval. Uitzinnige! wat wilt gy? ferdinand. Lafhartige! gy weigert ? volg my, of zie haar ftervcn! bergval. Maar, ontdek my ten minste., fe rdinan d. Ontdekken, het geen gy reeds weet! verkies uw eer te verdedigen, of... bergval. Gy raaskalt!, ferdinand, hem voor de torst ftotende. Bloodaart! bergval, de pi ft ooi aangrypende. Dit gaat te ver! volg my. paulina wil hen nafnellen, haar krachten begeven haar, zy valt oumag tig in een' ftoel. ZE-  TOONEELSPEL. 93 ZEVENDE TOONEEL. PAULINA. Zyftryd eenige oogenblikken met de hevigfte gemoedsbeweging , fchynt in een my mering te vervallen, ftaat, eenige 0ogenblikken daarna, in vervoering op. Verfchrikkelyk! verfchrikkclyk!... Eeuwige, goedheid! heb ik dit verdiend ... ja ... de vloek der rechtvaardigheid! over de misdadige ... geen redding... ja ... gewis noch eene... de dood! (Zy doet eenige fchreden over het tooneel, hare oogen ft aan woest, haar tred is wankelmoedig ; zy zygt weder in een'' ft oei, haar hoofd met hare handen onderftetinende, ziet daarna wild op, blikt verward om zich heen, en word, m den hoek van de kamer, een' degen gewaar, roept in geestvervoering uit.]) ha! een middel ! Hémel, gy deed my een middel vinden... ontferm u myner! (Zy zet de punt van den degen op haar borst, bukt voorover, om'et' zich in te ftorten.]) Welk een ftem ! welk een vrecsfelyke flcm! J\ atuur! uw vermogen... Het kind fmeckt dc moed :r om het leven... ftil! ftil... uw moeder zal ook noch ccn oogenblik lyden!.. Gy wilt... hy, die u uit de fluimering wekte, verlaat ons... waar zal uw moeder met u heen, als zy de dood niet tc hulp roept! kom, hy reikt ons de hand... Hemel! vergeef myn wanhoop! (Men hoort een fchoti) Daar... daar... (De degen ontvalt haar hand, zy geeft een luide gil, en blyft bewegingloos ftaat:.]) AG T-  94 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; AG T S TE TOONEEL. paulina, sofia. sofia. at is dat? Paulina! (Paulina ft aart haar verwil aan?) Wat zal deze degen ? (Paulina fchynt te 'Hen (preken, de ftem begeeft haar, wil met haar hand •? aanduiden, drukt met de andere die van Sofia, eti r t it in oumagt.) sofia. Hei! hulp! Paulina! Paulina! (Paulina loost een diept •ent.) NEGENDE TOONEEL. paulina, sofia, alida, JANSJK en eenige anderen. sofia. Spoedig een' ftocl. alida. .Vat fchort 'cr aan ? myn lieve! help, een overval! s ofia. Een kleine flaauwtc. alida. Zeker, van zich zelve gevallen? sofia. Haal eenige verfrisfing. alida. Zwakte op de zenuwen. Spoedig, Jansje! boven, in myn kist, ftaat een flesje met Hofmansdroppels. (jansje vertrekt.")  TOONEELSPEL. 93 trekt?) Dat arme fchaap ! ze ziet 'er ook altyd *zo bedrukt uit. sofia; Zy fchynt te bekomen. alida. Ja , zy zal wel weder bylcomen! Zo heb ik een zuster gehad , die had het flag op flag, en als zy dan weder bykwam. . . jansje, met een likeurflesje. Hier is de Hofman. a lida. Ei, wat! dat hebt gy niet uit myn kist gekregen. jansje. Het was in een' doek tocgewonden. alida. öja, dat... dat is... maag-elixer, fpoedig! (Paulina fchynt weder by te komen?) ha! ha! zy komt al weder by. (Paulina flaat de oogen op, fchynt geheel verflagen?) sofia. Lieve vrindin! paulina, verwilderd. Waar zyn zy? sofia. Wie toch ? paulina. Noch niet weder ? TIENDE TOONEEL. De vorigen, thomas. thomas. Hier ook al wat te doen? nu, dat is een dag der dagen! 50-  96 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK i sofia. Wat is 'er dan te doen ? thomas. Het zal by den weg uitgeroepen worden, in dc kronyk, achter den Almanach, gedrukt! onze kindskinderen zullen het niet met drooge oogen kunnen lezen! sofia. Wat toch? thomas. Mynheer, uw broeder... sofia. Ei, wat toch ? t h o m a s. Ik had nooit gedacht, dat 'er zo veel achter hem ftafc; de hairen ryzen my tc berg, als ik 'cr om denk;'er had iemant dood kunnen wezen... paulina, als uit een my mering bekomende. Dood ? thomas. Dc heer Bergval zal alles wel vertellen: zyn leven hing aan een zyên draadje ! paulina. Bergval! en Ferdinand? s o fi a. Kom , vrindin! ftoor u niet aan dezen tcmclaar! laat ons een weinig in de verfche lucht gaan. paulina. Ach my, elendige! alida. Nou, nou, lieve kind! trek het u maar niet te fterk am. Zie eens , hoe medclydend zy is! Ja , ja , goede menfehea hebben veel te lyden. Ik, in myn jonge jaren, was  TOONÈE. LSPEL. 97 was ook zo : daarom ben ik ook .zo bedrogen geworden, Kom aan, zieltje lief! hou maar moed: mogclyk ftaat u noch veel meer voor de deur! ELFDE TOONEEL, THOMAS. Temclaar! temelaar! dat kan ik noch niet verduwen: Jou rechte fpitsvinnige malloot! dat zal ik je inpeperen... daar zal ik myn' patroon kennis van geven, dat zulk een inpertinent ding zyn' ouèn getrouwen dienaar voor temelaar durft uitfchclden; een' man van zestig jaren... Hoe kan een land beftaan ; waar dc ouderdom zo weinig geëerd word ? in myne jonge jaren... Nou geduid ! geduld 1 allé tyd en hebben weêr tyden. Was ik maar zo oud niet! Einde van het vierde bedryf.  98 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK i VYFDE BEDRYF. Het tooneel als yoren. EERSTE TOONEEL. rondenstein, thomas. thomas. Ja wel, eene kleinigheid ! in geen zestig jaren, mynheer ! is 'er zó iets in uw huis voorgevallen. rondenstein. Ei, ei ? t ii o m a s. Mynheer , uw zoon, heeft eene pistool losgefchoten, cn de jonge juffrouw Paulina is in fiaauwte gevallen. rondenstein. Myn zoon heeft eene pistool losgefchoten ? thomas. En dc jonge juffrouw Paulina is in flaauwte gevallen. En wat noch meer is... rondenstein. Nu? thomas. Ik word vuur en vlam, als ik 'er om denk! rondenstein. Zo? thomas. Ik heb mynheer altoos getrouw gediend... rondenstein. Nu, ja. thomas. Ik kan zeker op myn' ouên dag zo goed niet meer voort. rondenstein. Zeker niet, t h o-  T Ó Ó JV E E L S P E L. 99 THOMAS'. Maar de geest is toch gewillig... RONDENSTEIN. Én het vleesch wat zwak. Niet waar ? THOMAS. In de predikatie van voorleden zondag... RONDENSTEIN. Waart gy haast in flaap gevaËen ? THOMAS. Heeft dominé het ons noch duidelyk en verftaanbaar onder het oog gebragt. RONDENSTEIN. Nu, verder. THOMAS. Men moet dus in het oog houden... RONDENSTEIN. Nu, wat dan? THOMAS. Het is ongehoord... RONDENSTEIN. Zal ik noch iets tc weten krygcn ? THOMAS. Een' man van myne jaren voor temelaar uit te fchelden' RONDENSTEIN. Iemant, zo onbewimpeld, de waarheid te zeggen! THOMAS. Zy wond 'er maar in het geheel geen doekjes om. RONDENSTEIN. .Waar is myn zoon ? THOMAS. TTy is nóch niet weder te huis; maar ik..; G 3 RON-  ïoo RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; RONDENSTEIN. Roep myne dochter maar eens. THOMAS. Gy zult uw' ouèn getrouwen dienaar niet laten uitfchelden? RONDENSTEIN. Om dc dood niet. Thomas, in het heengaan. Hi, hi, ha, ik denk dat mejuffrouw wat van de kottelctten zal krygen. TWEEDE TOONEEL. RONDENSTEIN. w at mag 'er toch voorgevallen zyn ? die oude babbelaar zegt my eene gantfehc kronyk op , en per Hot van rekening doet hy my niets weten. Zou myn zoon?., neen , zo dwaas zal hy immers niet zyn ; het is echter mogclyk: geleerden en verliefden begaan toch de meeste zotheden. DERDE TOONEEL. RONDENSTEIN, SOFIA, PAULINA. SOFIA. Stel u gerust, vrindin ! hy zal wel fpoedigwederkomen. RONDENSTEIN. Wie, Sofia? SOFIA. Lieve vader! RONDENSTEIN. Wat is 'er toch ? ik wil niet hopen dat gy zotheden, in myn huis, hebt aangericht. so-  TOONEEL SPEL. iot s o r i a. Neen, lieve vader! paulina. Mynheer! myn weldoener! vergeving... rondenstein. Wat is 'er dan voorgevallen ? paulina. By den hemel! ik heb niet verdiend ... ik ben zo fchuldig niet, als men denkt... sofia. Lieve vader! heb toch medelyden met haar! rondenstein. Wat is 'er dan, myn kind ? wie befchuldigt u dan ? paulina. Uw zoon , myn Ferdinand! hy bcfchuldigt my!... hy befchuldigt my onrechtvaardig! rondenstein. Maar, fta dan op, waarvan befchuldigt hy u ? paulina. Van trouwloosheid ! de hemel weet, dat ik hem - alleen beminde; en hy kan my vernederen! rondenstein. Die windbuil heeft het meisje geheel betooverd! ik zal hem fpreken! paulina. Myn hart is niet bekwaam tot misdaden... myne overtreding berouwt my, en ik zal 'er geduldig onder lyden; maar eene vernedering te ondergaan, die ik niet verdiend heb... rondenstein. Pat zult gy niet. G 3 pa.u-  ïos RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK ^ PAULINA. Myn weldoener! had ik u flechts niet beleedigd ! RONDENSTEIN. My hebt gy niet beleedigd. PAULINA. Vergeving! vergeving! om Gods wil! vergeving. RONDENSTEIN. Waar is. Ferdinand ? SOFIA. Hy is uitgegaan, lieve vader! RONDENSTEIN. Hier fchuflt meer achter! ik wil niet hopen.., PAULINA. Ach ! myn weldoener! SOFIA. Myn vader! zie haar' angst. RONDENSTEIN, Wat hebt gy begonnen 3 PAULINA. Myn vader! vergeving! myn berouw is waarachtig Eeuwige Rechtvaardigheid ! hoe zal ik ooit voor uwe rechtbank verfchyncn , daar deze reeds zo geducht voor my is! daar reeds hier het gevoel myner overtreding my verplet! RONDENSTEIN. Kom , meisje! daarvoor moet gy knielen , niet voor. my. Laat my een oogenblik met myne dochter alleen: zy zal my zo veel kunnen zeggen als gy: zy is uwe vrindin! Paulina. PAULINA.. Geliefde weldoener! woorden ontbreken my; zie myne. tranen: zy zeggen wat myn hart gevoelt! RON-  TOONEELSPEL. 103 RONDENSTEIN. Zy zeggen my genoeg. Ga, en verlaat u op myne zorg. VIERDE TOONEEL. RONDENSTEIN, SOFIA. RONDENSTEIN. nu, Sofia! SOFIA. Wat begeert gy, lieve vader! RONDENSTEIN. Iets meer te weten, dan gy my tot heden gezegd hebt. SOFIA. Ik weet niets meer. RONDENSTEIN In waarheid niet? SOFIA. Neen, zo waar als ik een meisje ben! RONDENSTEIN. Een hechte , fterke , weldoortimmerde eed! maar de meisjes... nu, ik zal u maar geloven, omdat gy myne dochter zyt. SOFIA. Lieve vader! gy moest maar toeftaan... RONDENSTEIN. Wat maar toeftaan ? SOFIA. Dat Ferdinand met Paulina trouwde: inderdaad, ik vrees dat de eene, zonder de andere, niet gelukkig zal zyn. RONDENSTEIN. Dunkt u dat ? ik vrees het tegenovergcftelde. G 4 so-  104 RONDENSTEIN, óf HET VADERLYK GELUK:, sofia. Waarom? rondenstein. , Een, in ftand ongelyk, huwclyk levert duizende onaangenaamheden op. Thans is uw broeder blind voor. alles; maar als die eerste verrukking eerst over ware, zou hy mogclyk te veel inzien. sofia. Neen, toch niet, lieve vader! rondenstein. Het is geen zucht om myne kinderen ryk, maar om hen gelukkig te maliën, die my myne toef/temming doet te rug houden. V T F D E TOONEEL. rondenstein, sofia, thomas. thomas. jVIynheer.! mejuffrouw ,uwe dochter, is nergens tc vinden, s ofia. Ei! ei! dan heeft mynheer Thomas haar niet gezocht, daar zy was. th o mas. Zo, zo? dan vraag ik wel escus. Op deze plaats heb ik de order bekomen , om u te zoeken. Ycrftaat gy dat? mejuffrouw! s o r i a. Zeer duidelyk, om u te dienen. r oneenstein. Zy heeft u van hare jeugd af hooren 'praten, Thomas! en zou zy u noch niet kunnen verftaan ? ' " ' ■ ' ' tho-  T O O N E E L S P E L. ios thomas. Dat is waar. Ik heb dikwils de eer gehad haar op myne. iiandente dragen. Zelfs eens., dat de kindermeid aan dedcrdendaagfche koons fukkelde, heb ik, zonder grootfpraak... rondenstein. Nu , ik bcïryp u reeds, goede Tnomas! hebt gy voor het tegenwoordige niets anders ? thomas. Mynheer... ja, hoe drommel is zyn naam nu ook weer? Mynheer... hy is hier van den morgen noch geweest. sofia. Bergval ? thomas. Accoord om u te dienen. Hy vraagt audiëntie. rondenstein. Waarom liet gy hem niet inkomen ? t h o m a s. Ik wist niet of het u geliefde. rondenstein. Gy weet immers wel dat myne vrinden eene vrye pas door myn huis hebben? t h o m a s. Zal ik hem dan tot u geleiden ? rondenstein. Voorzeker. thomas. Ja, die alles vooruit wist... dien weg had ik kunnen uit,. winnen: altoos dubbel werk. G 5 ZES-  rc6 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GELUK; ZESDE TOONEEL. rondenstein, sofia. sofia- N u dan, lieve vader! ro ndensteih. Nu dan, lieve Sofia! sofia. Zal ik u niet hinderen ? rondenstein. Neen, myn kind. Had gy my noch iets tc zeggen ? sofia. Neen , dat juist niet; maar ik had noch wel iets met u te fprekcn. rondenstein. pok over den heer Bergval ? sofia. Ik weet het niet; als gy het goedvind. rondenstein. Zyt gy thans niet te veel verftrooid, om hem te zien ? sofia. Verftrooid ? rondenstein. Ik gis het Hechts. Als ik hem uw compliment maai maakte ? SOFIA. Dan laat ik u alleen. rondenstein. Zeer wel. sofia. Als ik ccn weinig bedaard ben, kom ik by u. ron-  TOONEELSPEL. 10? RONDENSTEIN. Voorzeker. SOFIA. Maar... RONDENSTEIN. Maar fpoedig, eer hy u overvalt. sotia. Dat is pok waar. ( Te rug komende!) Lieve vader \ RONDENSTEIN. Lieve Sofia! SOFIA. Ik heb u immers niet verftoord ? RONDENSTEIN, Waarom denkt gy dat? SOFIA. Waarom ?... ik vreesde... RONDENSTEIN. Dat gy hem niet tc zien zoud krygen ? SOFIA. Neen, dat niet. Nu, ik zal fpoedig vertrekken. RONDENSTEIN. Het zal uw tyd worden. SOFIA. Ik geloof, inderdaad , dat hy daar al aankomt. Waai zal ik nu heen ? RONDENSTEIN. Hier heb ik eene groote fnuifdoos. SOFIA. Het zal best zyn, dat ik nu maar bh f. RONDENSTEIN. Ja, myn kind ! 'er zit nu al niet anders op: nood. leert bidden, zegt men. so-  Io8 RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GËLUK; sofia. Wyl het toch niet anders is... RONDENSTEIN. Zult gy u maar met zyn byzyn kwellen. ZEVENDE TOONEEL. rondenstein, BERGVAL, sofia. BERGVAL. IVÏynheer en mejuffrouw ! ik hoop niet, dat ik u Hoor'... RONDENSTEIN. Ik geloof, dat dc ovcrcenftemmtng u reeds tot een lid van dit huisgezin gemaakt heeft. BE RG VAL. Mejuffrouw... R ONDENSTEIN. Hebt gy met uwe komst verrascht. BERGVAL. Ik hoop... RONDENSTEIN. Zy dacht in het geheel niet aan u. SOFIA. Lieve vader! RONDENSTEIN. Lieve Sofia! " SOFIA. Mynheer zal denken... RONDENSTEIN. Dat gy een inkennig nufje zyt. SOFIA. Integendeel. RON-  T Ö O N È É L S P E L. io$ RONDENSTEIN. Dat gy hem, onder uwe oogen , niet moogt zien. BERGVAL. Ik hoop niet dat ik zo fchrikverwekkend ben ? RONDENSTEIN. Voor myne dochter alleen. Niet waar, Sofia ? SOFIA. Sta my toe... RONDENSTEIN. Ja , gy had iets te verrichten. Nu, gy komt ons toch aanftonds weder gczclfchap houden. SOFIA. Indien 'er u vermaak door geichied... tot ftrakjes dan, lieve vader! — Mynheer! uwe dienaresfe! BERGVAL. Uw dienaar, mejuffrouw ! A G T S T E TOONEEL. RONDENSTEIN, BERGVAL. RONDENSTEIN. IVTynhcer! indien ik wel heb, hebben wy over ernstige 'zaken te fpreken. BERGVAL. Over het geluk van myn leven. RONDENSTEIN. Myne dochter is u niet onvcrfchillig ? BERGVAL. Ik bemin haar! RONDENSTEIN. En gy zyt haar ook niet onverfchillig ? BERG-  iió RONDENSTEIN, of HET VADERLYK GÈLUK- ber gval. Bc durf hopen, my hare liefde te zullen waardig maken. rondenstein. Dit vertrouw ik: en buiten dat, zou zy de uwe niet zyn. bergval. En u acht ik reed9 genoeg, om myn vertrouwen aan- tt öp te dragen. Schoon uwe dochter uiterlyke bevalligheden genoeg heeft, om harten te treffen, ftel ik echter grooter Waarde in de hoedanigheden van haar hart. rondenstein. Dat is recht : fchoonheid is als eene bloem, die voor een' korten tyd ons oog bekoort, maar fpoedig verwelkt. Goede hoedanigheden behouden hare waarde , al zyn zy ook met een gerimpeld vel overtrokken. bergval. Het hart van uwe dochter is my genoeg. rondenstein. Zonder huwlyksgoed ? bergval. Daarnaar ziet een braaf man niet. rondenstein, hem de hand drukkende. Bravo! bravo! zo wilde ik den bruidegom myner dochter hooren fpreken. Gy hebt myne toeflemming. bergval. Grootmoedig man! myn dank... rondenstein. Wisjewasjes! ik beoog immers zo wel myn geluk, en dat myner dochter, als gy het uwe beoogt ? bergval. Genoeg, van dit oogenblik af, befchouw ik u als myn' va-  TOONEELSPEL. ui vader! geen afftand , geen modetermen , geen omzigtig' afgemeten gewoonten ; enkel vertrouwen, enkel vrindfchap zy de ziel van onzen omgang! rondenstein. Enkel vertrouwen! enkel vrindfchap! bergval. En dit geeft my vryheid, u te verklaren, dat myn geluk; my verbind, ook dat van anderen te bevorderen; rondenst ein. Billyk. bergval. Laat ons een oogenblik bedaard fpreken. Uw zoon bemint ? rondenstein, verwonderd. Ja- bergval. Een arm meisje, die gy vele weldaden bewezen hebt ? rondenstein. Weldaden ? ongelukkigen te onderfteunen, die het waardig zyn, is eene ftreclende verpligting voor een' man van vermogen. b s rg va l. Zy is deugdzaam ? verdient een' beter ftand ? rondenstein. Kort en ter zake. Gy wilt 'er op uit, dat ik myne toettemming moet geven ? b erg val. Welke kunnen de hinderpalen zyn, die hunne vereeniging beletten? rondenstein, De ongelykheid van ftand. berg-  ni RONDENSTEIN, of IIET VADERLYK GELUK: b erg va l. Hoe kan dit by een' man, als gy zyt, in aanmerking komen ? zien wy niet reeds den zaligen tyd te gcmoet j waarin eene welgeordende gclykheid aller ftandcn de vernederde menschheid zal rechtvaardigen, om hüar in hare volle waarde te doen fchitteren ? rondenstein. Gy hebt regt , -en myn hart eerbiedigt de gclykheid; maar de menfchen zullen altoos menfchcn blyven. bergval. Dat wil zeggen ? rondenstein. Wezens, waarby het vooroordeel meer in te brengen heeft dan de gezonde reden. bergval. Maar wie toch ftoort zich hieraan ? rondenstein. De man , die de orde van dc maatfehappy , die hy bewoont, niet wil verbreken. bergval. Maar , zal men dan de menschheid vernederen, om vooroordeelen te eerbiedigen? rondenstein. Maar, vernedert men dan de menschheid , wanneer men niet in dc verceniging van twee jonge lieden ftemt, die zich verbeelden voor elkander gefchapen te zyn, om . . omdat zy denken , . dat het hun tyd is verliefd tc worden , fchoon hun lot zo weinig overeenkomst heeft als het dorp Dicmen, in vergclyking van eene ftad als AmfMdam. berg-  f O Ö N E E L $ P E Z. 113 BERGVAL. Neen, mynheer ! dit is hier het geval niet: zy beminnen elkander op goede gronden. Wat hét verfchil van omftandigheden betreft, rykdom, vergun my dat ik my eens van uwe vergclyking bedien, rykdom is, in vergclyking van het hart van Paulina, noch minder dan een klein dorp in vergelyking van eene koopftad. Deugd blyft deugd, zy wone waar zy wone, by hem die met gebrek worftclt, of by den man die door den overvloed van alles voorzien word wat hy ontberen kon. Toen ik met een ftuk roggenbrood myn' honger moest fti'len, was ik dezelfde man die ik nu ben: ik droeg hetzelfde hart met my om; en de achting van hem, die my toen had kunnen verachten , is my minder waard', dan de loftuitingen van een' vlcijer, wiens tong door eene hongerige maag geregeerd word. RONDENSTEIN; Recht zo ! recht zo ! maar zeg, myn vrind ! wat doet u zuile een 'fterk belang Hellen in de omftandigheden van twee jonge lieden, die gy heden eerst leerde kennen? BERGVAL. Waar kan ik bartelyker belang in ftellen, dan in eene omitandigheid ., die my het leven had kunnen kosten, of tot een' moordenaar had kunnen maken ? RONDE NSTEIN. Hoe? BERGVAL. Laat ons bedaard fpreken. Gy zyt een man , die de waereld kent $ een mrn, wien de menschlyke zwakheden niet btibek ;nd zyn. Thans weigert gy uwe toeftemming; maar, mag ik vragen j wat gy doen zoud , zo deze weigering H qu''s de Pouïllé, heldcnfpel - - : 6 :T • De |uff;rl:jke Kamerdicna.r, blijlpel - : 6 • - ———— Elfride, treurfpel, pt. . - - : 12 : - ; Codrus , treurfpel . . - - : 8 :" - L. J. Lamaifon, Clementine en Desormes, tooneelfpel . . . , - - : 8 • C Loots, Armoede en Grootheid, tooneefpel . .,,„,," ]■ Lutkeman, Codms, neiirfpel . . - - :" 8 : -' ~— ■ Canuc, tréuTfpel . . . .'■ n ". . ?■ F. LynJhgei, Zoe, tóoaeeifpd . .' - - : 8 : -  A, Mna.*, De Wintrc'uwige, blyfpel. . . }. Nonisi, De Graaf van W arwik, ueiitfpel. - - : 7 : ■• ' Bajazeth, treutlpel , • - - : 7 : - —I — De Cid , treurfpel . . • Aih.ilia, treurfpel ' . • - - : 7 : - ■ '— "Amelia, treurfpel . • - - : 7 : ~ • Soiiman de tweede, blyfpel . . - - : 8 : - 1 ' Cora, treurfpel, pl. • - - - : 12 : - Coralli, treurfpel, fl- . • ■ - - . 12 : - H. Ögelwight, [un. Men doet wat men kan, niet v/.it men uil, blyfpel. . . - - : 6 : - ■ 1 . De Verbeterde Dwaas, blyfpel - - : 6 : - ■ Waldheim, tooneefpel . De Vrindenraad, tooneelfpel - - : 12 : - Louïfe en Volfan , tooneelfpel - - : 8 : - . iiet Geichenk, of de Gelukkige Misvatting, blyfpel . • — : 6 ■ - P. Pypets, Meruiv.il, tooneelfpel . . - - : 10 : - . De Graal van Comnnnge, looneelfpel - - : 12 : - •— Laüfu.s en Lydia treuifpel, pl. ■ - - : 12 : - B. Rekker, BenjowskJ, tooneelfpel, met muzyk. - - : 12 : li. Ruloffs, W iI'ct. Teil, treurjpel, pomt. - - : 19 : - Fredrik v.n der Trenck, tooneelfpel. - • : 8 : - J. Starrcnburg, Apoilo in Doidicciit en Dc Zangberg, twee divertissementen . • - - : 6 : « F. van Stcenwyk, Leonidas, treurfpel . - - : ü : - ' T. ]. Üylenbioek, Mcropé, treurfpel, pl. . - - : 12 : - ' De Vertrouweling ,kluchtigtieurfp. - - : 12 : - Fencloo, treurfpel. . - - ■ 10 : - . Dc Ware Heldenmoed, tooncelfp. - - : 8 : - D. A. v. d. W art, Liefde en C. oounoedigh. tooneelfp. - - : 10 :.- _ Cange, tooneelfpel . - - : 6 : - De Weldenkende Reprcfent. toon. - - : 6 : - , , Dc Schilder, toonee.fpel . - • : 8 : - M. Wesierman, Afkeer en Litlde, tooneelfpel. - - : 8 : - —— Wat doet het lot niet', blyfpel - - : 7 : - , Rondenltéin , tooneelfpel . - - 1. 12 : - V igcheiliok, Le Rechtfchapen Krygsman, tooneelfp. - - : 8 : - N. S. v. W inter, Menzikoff, treurfpel . . - • : 8 : - L. W'. Lomze d'Arlac , treurfpel . —, Sebille van Anjou, 'reiufpel . • - : 8 : - Gdomde, treuifpel . . - - : 8 : - Kon datur ad mufas, Sic. Esther, tieurlpel . - - : 7 : - Mijr doet vordeien, De Gcwaende Pfulofooph, blijfp. - - : 6 : - De Burgemeester, tooneelfpel. . . . - - : 12 : - De Slaclit-ofteis von Kloosterdwang, tooneelfpel - - : 10 : - Van meest allen zyn eenigen voor de liefhebbers op gtoot panier te bekomen. Verfcheiden nieuwen zyn ter persfe. Vecr'ig Knnstprinten voor onderfcheiden toonee'fpellen. AteerScttae Kunsttite'J voor aüeikt dichtwerken, in 410. en in 8/0.