61 1178 6992 UB AMSTERDAM  LEVEN VAN FREDERIK den II.   HET E E E Y E N EN DE RE GEEUXNG-, VAK E H E D E H I K n. KOIING van PUUISSEN. GESCHETST DOOK DEK Al T DEN IKA. TE AMSTERDAM, Bij ' JOHANNES ALLART, MD C C E X XXIX.   VOORREDEN. M en heeft de gefchiedenis van f re de rik II reeds begonnen te befchrijven eer hij het twinligst jaar eener regeering bereikt hadt, die zes en veertig jaaren geduurd heeft. Zonder die te rekenen , welke in het hoogduitsch gefchreveu zijn, heeft men eene gefchiedenis van hem in het fransch , in het jaar 1757 gedrukt, onder den tijtel van Faits mémorabks de Fiéderic le Grand, eene andere in het italiaansch , in hetzelfde jaar gedrukt agter eene verkorting van de Gedenkfchriften van Brandenburg, en eene derde in het engelsch , die twee jaaren laaier te Londen gedrukt is. Hoe veel regt op de onfterrlijkheid heeft ondertusfchen frederik II niet verkregen in de zeven - of negen en twintig jaaren, welke hij zedert nog geleefd heeft? Moet men zig dan ook wel verwonderen dat zig zoo veele perfoonen in alle landen thans met de nagedagtenis van deezen grooten Vorst bezig houden , of dat men zoo veel ongeduld betoone om de gefchriften, welke hij zelf nagelaaten heeft, in het licht te zien verfchijnen? Die gefchriften zullen ongetwijfeld eene der grondvesten van de ftaatkundige jaarboeken deezer eeuw uitmaaken en uit deeze alleen zal men * 3 eene  VOORREDEN. eene volledige gefchiedenis van zijn leven en zijne regeering kunnen opmaaken. Doch het is ondertusfchen noodzaaklijk dat die werken voorgegaan worden van enig verhaal dat tot inleiding kan dienen en enige gaapingen vervullen» F r ede rik fpreekt daarin meer van de andere Vorften dan van zigzelven en meer van andere landen dan van het zijn. Naardien men egter hoofdzaaklijk hem en de regeering van zijn land wenscht te kennen, heb ik getragt derzelver gefchiedenis te fchetfen. ' Ik weet wel dat het moeijelijk is van gebeurtenisfen, die nog al te versch zijn, te fpreeken; ik weet dat men zig niet moet ophouden met alle de fprookjens, die men vertelt en niet alle dc kleine voorvallen , welke ïnen opgeeft, maar wat zouden wij weeten, als zij, die ons voorgegaan zijn , de regel gevolgd hadden van de gefchiedenisfen niet te fchrijven dan eene eeuw. naa de gebcurtenisien? Waartoe zouden de levensbefchrijvingen van doorlugtige mannen bepaald zijn, als al dat men fchrijft, zoo zeeker bevestigd moest wezen als de -dood van een Vorst, het inneemen van eene plaats, het winnen van een veldllag of een openbaar vreugde - feest? Men zou met den gewaonen loop der regeeringen weinig bekend moeten zijn, als men zig verbeeldde dat alles in de archiven bewaard zal worden en dat men daaruit zal putten, als het tijd aal zijn het bekend te raaaken. Buiten enige oude.  VOORREDEN. Vil de charters , welke de Vorften het tnisfchiea van hun belang rekenen openbaar te maaken, haalt men zelden uit de archiven andere Hukken te voorfchijn dan die , welke de nieuwstijding-fchrijvers zedert eene eeuw opleveren. De beste bouwftoffen, welke deeze verzamelingen van oude papieren zouden kunnen verfchaffen en welke men zeer zelden gaat, en nog zeldzaamer mag zoeken , zijn de berichten , welke de gezanten overzenden uit de vreemde landen, naar welke zij gezonden worden. In dit opzigt voornamelijk zullen de historifche werken van f re de rik. II van veel waarde zijn, omdat hij die berichten bezat en ongetwijfeld gebruiken kon. Bij gebrek van zoodanige middelen moet men zig tot diezelfde bronnen begeeven, uit welke de gezanten hunne berichten, welke zij naar hunne hoven zenden, putten, en dit hebben wij ook getragt te doen. Ons oogmerk is eene agtervolgde fchets van het leven van f rede rik. II te geeven , de omftandigbeden , de beweegredenen , het doel zijner onderneemingen aantewijzen , den geest van zijn regeeringsbeftier te doen kennen en den oorfprong van zijne gefchriften optegeeven. Zijne afbeelding zal als het befluit uit de opgave der gebeurtenisfen getrokken worden. Vertoont hij zig niet zoo onverzaagd, zoo ftandvastig in de twee eerfte oorlogen als hij in den derden zal verfchijnen , is hij omzigtiger op zijn zeventigst jaar dan hij in den ouderdom * & van  m Doorreden. van dertig of veertig jaaren was, het koomt daar van daan, dat hij niet altijd dezelfde denkbeelden, fchoon altijd denzelfden geest hadt. Ik heb gemeend hem te moeten afbeelden gelijk hij zig op verfchillende tijden vertoonde, gelijk men hem in zijne gedichten en brieven zal zien. De krijgskundige bijzonderheden moesten in mijn ontwerp bijna niet koomen, hetzij omdat zij reeds bekend zijn, hetzij omdat zij nog beter bekend zullen worden door de historieën, welke de Koning van dezelve gefchreven heefc en die nu openlijk zullen uitgegeeven worden, hetzij, eindelijk, omdat zij te veel vervreemd zijn' van mijn ftaat en mijn beroep. Ik kon egter eene der voornaam (te hoedanigheden van den held, die het onderwerp van dit werk is, niet over het hoofd zien, noch gebeurtenisfen, die de tijdpetken en verfchillende omlbndigheden van zijn leven helpen onderfcheiden, met itilzwijgen voorbijgaan. Ik houde mij gemeenlijk, omtrent het voornaamfte der gebeurtenisfen , omtrent de dagtekeningen, plaatfeu en naamen van Generaalen, aan het tafereel, dat een Officier en Ingenieur van dezelve gefcnetst heeft, bijna onder het oog van fre der ik zeiven , en tot welk de uitgeevers van zijne werken fomtijds hunne toevlugt hebben moeten neemen. Zij , die meerdere bijzonderheden wenfchen te kezen , zullen het beste werk, dat tot cog toe aan het licht is gekooraen, aangewezen via-  VOO Pv REDEN. IX vinden. Enige kleine voorvallen, die, hetzij in het kort tafereel der veldtogten, hetzij' in andere gedeelten van mijne gefchiedenis zijn ingelascht, zijn mij door perfoonen opgegeeven, die voor de waarheid van dezelve inftaan en alles uit echte bronnen weeten. Ik heb die met eene of twee letteren gemerkt, van welke men de verklaaring zal geeven , als men zulks noodig zal vinden. Terwijl |k deeze fchets fchreef en aan de drukpers leverde , heeft men vericheiden werken over hetzelfde onderwerp zien. verfchijnen , van welke fommige aanleiding tot enige aantekeningen gegeeven hebben; doch geen heeft mij van voorneemen doen veranderen. Ik zal 'er in weinige woorden de reden van zeggen. De hoogduitfche historie van den Heer fischer, Hoogleeraar aan de Univerfiteit te HalIe , ontbreekt noch grond, noch_ naauwkeurigheid; maar zij heeft te veel van een dagregister en houdt den aandacht van den Leezer niet genoeg bezig. Het leven van f re de rik den G ooten, ook in het hoogduitsch door den Heer ha Bint e as dor f f gefchreven, en door den Heer thynon in het fransch vertaald, beflaat flegts vier en zestig bladzijden in octavo met eene groote letter. Het zoude naauwlijks genoegzaam zijn voor een artijkel in een historiesch woordenboek. De Anecdoten en karakterkundige bijzondtr* * he-  X ."V 010 R R E D £ N. heler, van fre de rik II, die in afzonderlijke ftükjjus uitkoomen, bevatten vrij weetenswaardige trekken; maar men heeft in dezelve te x'eel alle fchikking en keus verwaarloosd. De Heer nicolaï fchijnt de zijne met meer fmaak ve'rzsmeld te hebben, maar men heeft tot nog toe flegt.s een ftukjen van hem ontvangen. Het karakter van f red er ik II door deq Heer busciiing bevat veele belangrijke bijzonderheden , veele aanmerkenswaardige trekken, fchoon deeze fchrijver, omdat hij 'er te veel op ftondl om niets anders in zijn werk in te voegen dan hetgeen nog niet in het licht gegeeven was, dingen uit zijn tafereel gelaaten heeft, die waardiger waren bij het onderwerp, dat hij behandelde , te verfchijnen. Zijn hela vertoont zig niet groot, niet edel genoeg. De Heer bourdais heeft in zijn Portrait de fréde ric le Grar.d zeer wel gerangfchikt hetgeen de ongefchikte verzameling der duitfche enecdoten hem opleverde en hetgeen hij zelf verzameld had. Is f rede rik in het tafereel van Buscnr.\g in eene te verwaarloosde houding gefchilderd, men vindt hem in de afbeelding van den Heer eoürdais al te zeer opgefchikt. Voor het overige zou geen deezcr werken het doel, dat wij ons voorftellen , vai> vullen, al wierden die, welka in het hoogduitsch gefchreven zijn, in het fransch vertaald. . De Eloge du Roi de Prujfe par F auteur de i'jgf-  VOORREDEN. i'Ejfai génêral de Taiïique is zeekerlijk een uitmuntend werk. Zoo men nog enige naamen, enige dagtekeningen en enige omftandiger bijzonderheden bij wijze van aantekeningen 'er bijgevoegd hadd' , zou ik waarfchijnlijk de taak, welke ik op mij genoomen hadt, daar ge. laaten hebben, naardien dat werk dan de plaats van 't geen ik ondernoo'men, heb , zoude bekleed hebben. Maar de Schrijver heeft niet goed gevonden een ftuk van welfpreekendheid niet aantekeningen en historiefche vernaaien te overlaaden. Dus zou * mijne fchets nog met vermaak kunnen geleezen worden van alle de g'eene, die het fchoon werk van den Graaf guibert reeds doorbladerd hebben. ,\Vat het leven van frede rik II, te Straatsburg in vier dêelen gedrukt, belangt, men kan zeggen dat het eene waare letterdieverij is» Het is zeer zeeker dat alles wat de Schrijver , van het begin van het eerfte deel tot het eind van het derde voor zijn eigen werk opgeeft, fomtijds wel, fomtijds kwalijk, vertaald is uit een hoogduitsch boek, dat ten tijtel voert: van Silefie voor en naa het jaar 1740, en in het jaar 1785 in twee deelen m §root octavo gedrukt is. De naafchrijver noemt het ter naauwer nood onder veertig andere werken, van welke hij eene lijst geeft, en dat ongerijmde zaamenraapzel, dat men ons levert als eene Levensbefchrijving van f rede-  su VOORREDEN. i) e i< i k en rdet als eene historie (gelijk ia de Voorreden gezegd wordt) is in den grond voor drie vierde deelen niet anders dan de historie van Sikfie onder frederik. Overal daar de boogduitfche Schrijver hem het verhaal niet op. levert, vult hij de ru;mte op eene zoo .ellendige wijze dat men niet begrijpen kan, welk gebruik hij hebbe weeten te maaken van de drie of vier honderd werken , uit welke hij zegt zijne bouwftoffen verzameld te hebben. Drie tijelvalil;eii , elk van tien of meer jaaren , het een van 1745 tot 1756, de andere van 1763 tot 1772 en zelfs tot 1785 , dat is meer dan dertig jaaren van eene regeering van zeven en veertig, beilaan weinig meer dan veertig bladzijden in deeze vier declen. Men leest op den tijtel van deeze levensbeichrijving dat de meeste aanmerkingen en bijlaagen, die 'er bijgevoegd zijn, nog niet zijn uitgegeeven; loutere fnorkerij, die niets afdoet. Alle verftandige Leezers zouden liever verneemen dat deeze ftukken in den tijd waren aan het licht verfchenen dan dezelve aanneemen op het woord van eenen Schrijver, die zig niet noemt en die niet zegt hoe hij 'er aan gekoomen zij. De zaak is dat de meeste der aanmerkingen woord voor woord uit hetzelfde hoogduiifche werk over Silefie , dat ik opgegeeven heb, zijn uhgeichreven en dat 'er geen een onder de ftukken , welke hij bewijsftukken noemt, is, da: niet meer dan eens is uitgegeten. Men  VOORREDEN. xiii Men zal dezelve hier bij de gebeurtenisfen, welke zij betreffen, aangehaald vinden. Het vierde deel is uit eene bron geput, die meer met den fmaak des verzamelaars ftrookt, namelijk uit een boekjen, getijteld, vie privée de fréderic II, dat aan voltaiue wordt toegefchreven en enige jaaren voor zijn dood uitkwam. Als 'er iets, der historie waardig, in dat verfoeilijk fchimpfchrifc gevonden wierdt, moest het tot het eerfte tijdperk van 's Konings leven gebragt zijn, naardien het in tijdperken verdeeld is ; maar deeze Schrijver verftaat zig zoo min op de regelen van eene goede fchikking als op de fchifting zijner bouwftofFen. Naa zonder fchroom een dertigtal bladzijden uit het fchimpfchrift van voltaire uitgefchreven te hebben, vertelt ons die oordeelkundige Schrijver de historie van de gefchillen van" den taalmeester la vaux, in plaats van ons de letterkundige levensbefchrijving van Koning frederik te geeven. Het fnel vertier, dat dit ongefchikt en ongerijmd zaamenraapzel gehad heeft, heeft getoond, hoe gretig het publiek ware om iets uitgewerkts over het leven van deezen greoten Koning te leezen, dat ons dan ook ten fpoor verftrekt heeft om ons reeds gevorderd werk te vervolgen en in het licht te laaten verfchijnen. Dit deel zal van een tweede gevolgd worden onden tijtel van het Letterkundig Pruis/en of de fiaat  xiv VOORREDEN. Jiaat der konjten en letteren onder frederik II met eene beredeneerde naamlijst van de Schrij. veren, die onder zijne regeering geboren zijn of gele«fd hebben. Frederik II zal in hetzelve op nieuw als Schrijver verfchijnen; men zal meer bijzonder van zijne werken fpreeken en van eene menigte letterkundigen, die bij zijn perfoon, of in de verfchillende vakken, in de kollegieën en univerfiteiten van zijn land gebruikt geweest zijn. Veele bijzonderheden, die in dit deel niet moesten ingelascht worden, zal men op veele plaatfen van het volgende vinden, terwijl het tafereel van den ftaat der letteren en de lijst der Schrijveren door eene korte aardrijkskundige befchrijving van het land en een verflag van den verfchillenden toeftand van deszelfs bewooneren zal voorafgegaan worden (X). Dat werk zal, fchoon onder eenen anderen tijtel, in meer dan een opzigt tot een aanhangzel op het tegenswoordige dienen. 0?) Wij zullen dit volgende Deel, zoo fpoedig het in het oorfpronglijke het licht ziet, insgelijks vertaaien en onzen landgenooten als een vervolg op deeze fchets aanbieden.  INHOUD. EERSTE BOEK. EERSTE HOOFDSTUK. Beknopte gefchiedenis van het Huis van Brandenburg tot het jaar 1712. Bladz. l TWEEDE HOOFDSTUK. Geboorte en opvoeding van frederik II: Zijne eer ft e reizen: Zijn voorneemen van te ontvlugten ontdekt: Zijn regtsgeding en zijne gevangenis: Zijne voederverfchijning aan het Hof: Zijn huwelijk. 11 DERDE HOOFDSTUK. J£oe frederik den Prins eugenius van Savoije en stanislaus, Koning van Polen, leerde kennen: Zijne ftudieè'n te Reinsberg. 23 VIERDE HOOFDSTUK. Aanmerkingen over den flaat der letteren in Duitschland voor het jaar 1740 en over de partijdigheid van frederik voor de Franfche letterkunde. 25 VIJFDE HOOFDSTUK. Andere bijzonderheden van het leven van frederik voor Ujden tro'on beklom. 35 ZES-  xvi INHOUD. ZESDE HOOFDSTUK. Ee'Jle verrigtingen van den nieuwen Koning: Reize naar Straatsburg : Bezoek van voltaire: Verfchil met den Bisfchop van Luik over de Baronije van Her (lal. B'adz. 4* ZEVENDE HOOFDSTUK. Dood vin kar el VI: Regt van het Huis van Brandenbu-g op enige gewesten van Süejie:Eerfieveldtogtvan frederik II. 49 AGTSTE HOOFDSTUK. Vervolg van den Sikfifchen oorbg: Invloed der Franfchen op de zaaken van het Keizerrijk: Vrede van Breslau in het jaar 174.2 ge/loten: Zaamenzwetring in Rusland , waarin de Koning van Pruis/en betrokken wordt, fa NEGENDE HOOFDSTUK. Reis van voltaire naar Berlijn: Twee' de Silefifche oorlog : Dood van Keiief ka rel Vil: Slag van Hohenft iedberg, van Hennersdo'f, van Sorr en van Kes» felsdorf: Vrede van Dresden. 74 TIENDE HOOFDSTUK. Familie-fchikking: Verkrijging van OostFriesland. 94 ELF-  INHOUD. xvn ELFDE HOOFDSTUK. Gedicht van frederik getijteld'Paihd'mm: Gedenkfchriften van Brandenburg: Oorfprong van de Koninglijke Maatfchappij te Berlijn, haar verval, haare kerjlelling onder den naam van Akademie: frederik laat verscheiden werken in dezelve voorleczen. Bladz. 98 TWAALFDE HOOFDSTUK. Wetboek van f r e d e r i k en hervorming in de bediening der juftitie: Zaaken van godsdienst: Eisfchen aan het Spaanfche Hof gedaan. 112 DERTIENDE HOOFDSTUK. F rederiks genegenheid voor eene dansferes: Voltaire koomt aan het Hof van Pruisfen: Zijne gefchillen met maupertuis: Zijne ongenade en zijn vertrek. 128 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Oorzaaken van den zevenjaarigen oorlog. 140 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. » Eerjle veldtogten van deszen oorlog: Veldjlagen van Praag en Kolin. 157 ZESTIENDE HOOFDSTUK. AJtogt van den Prins van Pruisfen, 's Konings broeder: Zijne ongenade en zijn dood: Droevige Jiaat der zaaken. I6"9 *♦ ZE-  XfW I, N II O U Dé ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Omwenteling in Zweden, dat zig vervolgent tegens Pruisfen verklaart : Vergeeffche poogingen van frederik om Rusland van zijne vijanden aftetrekken: Veldjla~ gen van Zorndorf en Hochkirchen. Bladz, 1S9 AGTTIENDE HOOFDSTUK. P*eldjlag van Franckfort: Vergelijking van frederik II met den Hertog Ferdinand van Brunswijk bij die gelegenheid: Gevegteu van Maxen en Landshut. 205 NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Zonderling geluk en beleid des Konings in den Jlag bij Lignitz. 21J TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Krijgslist van frederik om de Rusfen te verwijderen : Berlijn wordt ingenoomen: Slag van Torgau: Overgave van Scheid' niid en Colberg. 223. EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Offtrouw van een bediende des Konings: Gevangenneeming van trknck: Onvoor* zigiigheid van den Abt des p rad es: Ongenade van den Bisfchop van Breslaui Tfouwlooze aan/lag van den Baron van waukotsch: Geheimt zendeling door f er mor aangehouden. 239 TWEE-  I N II O U D T. xk TWEEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Dood van elisabeth, Keizerinne van . Rusland: Gevolgen van deeze gebeurtenis : Verovering van Schweidnitz: Daaden van Prins iiendrik: Vrede van Huberisburg. Bladz. 2j» DRIEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Letterkundige bezigheden des Konings geGlurende den oorlog: Uitgaave zijner gedichten: Hij maakt kennis met enige geleerden van Duitschtqnd: Zijne genegenheid voor de Zwitfers boven andere: Zijne verzoening met voltaire: VJjne brief•wisfding met d'al e si b e r t. 204. VIER ENT WINTIGSTE HOOFDSTUK.. Dooi en vervanging van enige Jla itfdienaa-ren : Reis van' 11 e l v e t i us : Injleüing tian een nieuw bejluur der impösten. 2^y VIJFENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Konbïg geraakt in vrees geenen opvolger te zullen hebben: Zaaken van Neufchatel. 29^ ZESENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Dood"van den laatjlen Markgraaf van b ar. e ut h : Historiesc'i ver/lag van de Mark■ graaffchcppen vm irahkenland: Tweede huwelijk van den Prins -van Pruisfen. 295 ZEVENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Getouwen , Fabrieken en Volkplantingen, ma den vrede van 17Ö3 opgerigt. 30^ ** * ' TWEE-  U , TWEEDE BOEK. EERSTE HOOFDSTUK. £taat van Diitschland en der ndbuurige landen omtrent het jaar 1770. Bladz. 311 TWEEDE HOOFDSTUK. Reis van den Keizer en Prins h e n d r i k : Nieuwe omwenteling in Zweden. 319 DERDE HOOFDSTUK. Verdeeling van Polen, 325 VIERDE HOOFDSTUK. Schaarschheid van het jaar 177a, waarin de Kming wij slijk voorziet: Leenkasfe in verfchillende Provintieïn opgerigt, 334 VIJFDE HOOFDSTUK. Gedrag van frederik omtrent de Jefuiten : Nieuwe Gezantfchappen: Gewapende Neutraliteit. . 165 Lond, 175? in $yo.  FREDERIK DEN II. 21 minnehandelingen , van welke men in dien tijd op eene vrij losfe wijze fprak , hadden gelegenheid tot deeze verwijtingen gegeeven. Men was eerst voorneemens hem eene der Prinfesfen van Engeland, nieten der Koningin van Pruisfen, te doen huuwen; maar men is hec niet eens of hec de Printès.anna ware die korc daarnaa mee den Prins van Oranje in hec huwelijk tradc, dan wel de Prinfes amelia, die in die jaar 1787 overleden is. Zij waren beiden een weinig ouder dan de Kroonprins, maar zij waren zetr fchoon en zeer beminnelijk (£). frederik willem heczij omdat hij in onmin was mee Koning george I, zijnen fchoonbroeder, heczij uit beleefdheid voor Keizer karel VI, die hem zijne nigc elisabeth christina, dogeer van ferdinand albert, Hertog van Bevern , .van het Huis van Brunswijk, aanbeval, gaf deeze den voorrang. Zoo het waar zij dat de Kroonprins eene andere liefde voedde, offerde hij dezelve op aan den wil van'zijnen vader en aan de erkende verdienften der Prinfesfe van Brunswijk. Het huwelijk wierdc beflocen op den twintigften Maart 173.1 en in het vol- Qb~) Bijzondere Aantekeningen. B 3  aa LEVEN van volgend jaar op den twaalfden Junij gevierd te Salzdal , lusthuis van de Hertogen van Brunswijk. De regeerende Hertog lodewijk rodolphus, grootvader van moeders zijde van de bruid, bekostigde dit feest. Men vertoonde 'creene opera, getijteld: lo fpecchio della fedelta (de fpiegel der getrouwheid } Naa de voltrekking van zijn huwelijk hieldt de Kroonprins gewoonlijk zijn verblijf te P), maupertuis hadt zig bij zijne terugkomst van zijne reis naar het Noorden, daar hij gezonden was aan het hoofd van eene academifche bezending om de gedaante van den aardbol te bepaalen, reeds in het jaar 1737 bij den Prins van Pruisfen blijven ophouden, algarotti, die voor vermaak reisde, was te Berlijn gebleven , bekoord door de talenten van een Prins , die een franic geest was. De Ridder de chazot, een jong edelman uit Normandije, die voorheen ) Hij verliet op eenen najt het hotel , daar hij met den Koning, zijn vader, gehuisvest was, om naar de plaats te gaan , daar de geheime plegtigheid gefchieden moest. Het was een lusthuis op de wallen ftaande, dat thans den Staats-Minister den Ijeer pe feronce toebehoort. Brieven van biclefeld.  FREDERIK DEN II. 41 heen in de Franfche legers gediend hadt, en welken de Prins in de legerplaats voor Philipsburg hadt leeren kennen , was ook het getal der hovelingen te Rheinsberg koomen vermeerderen, voltaire hadt dat land nog niet bezogt, en kende den Prins van Pruisfen niet perfoonlijk, maar hielde briefwisfeling met hem gelijk rollin, de Prefident henault en verfcheiden andere geleerden zijner natie. Zoo veele letterkundige betrekkingen moesten den Prins, die op roem gefteld was, pene groote lust inboezemen om zig bij het geleerd Europa te doen kennen als in ftaat om eene plaats in het gemeenebest der letteren te bekleeden. Het voorbeeld van jmarcus aurelius en julianus wettigde deeze eerzugt. Het onderwerp , waaraan hij het eerst zijne kragten beproefde, naa enige losfe dichtftukjens en brieven gefchreven te hebben, was eenen Vorst, beftemd om te regeeren, en eenen menschlievenden wijsgeer ten hoogden waardig. Het was eene wederlegging van de verfoeilijke grbndbeginzelen, welke machiavel hadt opengelegd in zijn boek, genaamd de Forst. De Anti-Machiavel was het eerfte werk, dat frederik in den rang der fchrijveren plaatfte. C 5 ZESDE  42 L EVEN van ZESDE HOOFDSTUK. Eerfte verrigtingen van den nieuwen Koning: Zijne Reize naar Straatsburg: Bezoek van voltaire; Verfchil met den BUfchop van Luik over de Baronije van Herflal. 13 e Anti'Machiavel wierdt in 'sGravenhage onder bezorging van voltaire gedrukt, toen frederik willem overleedt en de Kroonprins de kroon aanvaardde. Hij ftondt enigen tijd in beraad of hij denzelven zou laaten verfchijnen dan wel terughouden; maar het werk kwam in het licht juist toen de fchrijver Koning wierdt. Het ftaatkundig Europa dagt niet dat een Koning, die een dichter en een wijsgeer was, haare balans zoo zeer zou veranderen en haar ftelzel omverre werpen. Maar de letterkundigen, en vooral die, welke dien Vorst bijgebleven waren, verwagtten wel hec Pruisfisch Hof geheel verfchillend te zien van hetgeen het nu zeven en twintig jaaren geweest was. Zij wierden ook in hunne verwagting niet bedrogen , fchoon een Prins, die den troon beklimt, naa als een eenvoudig burger of als  FREDERIK DEN II. 43 als een verbannen edelman geleefd te hebben , bezwaarlijk de verlangens van alle voldoen kan, welken hij vriendfehap betoond heeft. Zijn leermeester nu han, die in Pruisfen velbannen en vervolgers bij den Hertog van Brunswijk in bediening geweest was , wierdt naar Berlijn terug ontboden en tot Geheimraad in het departement der buicenlandfehe zaaken aano-efteld. De Baron van kayzerling, voorheen van het Hof van den Prins, en vervolgens als in ongenade naar zijn regiment verzonden, wierdt Kolonel, en met eerbewijzingen overlaaden. De Heer jordan kreeg-ook den tijcel van Raadsheer en veel invloed in de binnenlandfche zaaken. De Franfche Ridder chazot, de Heer van still, een Duitsch officier en een fraaie geest, verkreegen een zoo gelukkig lot als zij konden wenfchen. Diezelfde keith, die in het jaar 1730 in den ongelukkigen aanflag van 'sPrinfen vlugt was betrokken geweest, hadc bijna cien jaaren doorgebragt met in Engeland , in Spanje en Portugal rond te zwerven: frederik dagt aan hem, ontboodt hem in zijn vaderland, maakte hem Lieucenant-Kolonel, en oordeelde hem waardig om de- kundigheden,- welke hij verkregen  44 LEVEN van gen hadc, eene plaats in de Akademie te be» kleeden. bielefeld klom, wel is waar, niet zoo haast tot de hooge waardigheden, welke hij gehoopc hadc op; hij wierdc in hec eersc {leges geheimfchrijver van een gezantichap. Maar bielefeld hadt het wel geraaden, zoo hetgeen men in zijne brieven leest geene voorzegging naa de gebeurtenis is, dat fredersdorf eene groote rol zoude fpeelen. frederik hadt dien manieeren kennen , toen hij te Kuftrin gevangen zat. fredersdorf was toen flegts gemeen foldaat of zelfs tamboer. Hij hadc medelijden mee den gevangen Prins, wien zijn vader verboden hadc licht en boeken te geeven. De jonge foldaat bezorgde hem in hec geheim enige ftukjens kaarsfen en bragt hem enige boeken. Toen de Prins uit zijne gevangenis ontflaagen en met zijnen vader verzoend was, nam hij fredersdorf in zijnen dienst en maakte hem zijnen kamerdienaar; veele zaaken gingen in het begin der regeering door zijne handen. De goede suhm, voor welken frederik eene waare vriendfehap gehad , en die wolff voor hem vertaald hadc, hadc den tijd niet om het geluk te genieten, dat zijn vriend, nu Koning geworden, hem roedagt. Hij was,  FREDERIK DEN II. 45 was, zoo dra de nieuwe Koning hem zijn voorneemen hadt te kennen gegeeven, van Petersburg vertrokken , maar zijne gezondheid, die nooit fterk geweest was, wierdt op zijne reis zoo ontfteld, dat hij te Warfchau overleedt , zonder den nieuwen Koning, die hem wagtte, gezien te hebben. frederik, die altoos groote lust tot reizen gehad hadt, volgde die weldra in toen hij meester was. Naauwlijks waren de zes weeken van den grooten rouw voorbij of hij wilde ten minften de grenzen van Frankrijk en tegelijk zijne Staaten van Westphalen bezigtigen. Hij vertrok verzeld van Prins willem, zijnen oudflen broeder, van den Baron van kayzerlinö en den Graaf algarotti. Toen men de grenzen van Frankrijk naderde, wilde de Koning zijne reis incognito voortzetten. Hij nam den naam van Graaf du four aan, deedt den Prins zijnen broeder dien van schaffgotsch voeren, en hieldt niet meer dan enige officieren en weinig bedienden in zijn gevolg , onder welke laatfte fredersdorf was, die, vrij wel kunnende fchrijven, voor geheimfchrijver diende. Toen de reizigers te Kehl waren , zeide hun de herbergier, bij  4ó LEVEN van bij welken zij hunnen intrek namen, dat zij een paspoort, noodig hadden. Hier hadc men niet op gedagc bij hec vercrek. fredersdorf maakte dan een op, dac de Koning ondertekende. De huiswaard , die zig in eene nabuurige kamer bevondt, zag hec en Iiec merken dac hij wel wist wien hij de eer hadt te huisvesten. Men kogt zijne ftilzwijgendheid met eenige huis (For; maar zulks belette niet dat, toen men te Straatsburg kwam, de Gouverneur aanftonds wist welke vreemdelingen in de ftad gekoomen waren. Verfcheiden foldaaten der bezetting, die onder de PruishTche troepen gediend hadden, herkenden den Koning, frederik, ziende dac hij niec onbekend konde blijven, zag van zijn voorneemen af van coc Parijs voorecereizen. De Heer de voltaire was toen in 'sHage, daar hij den Anti'Machiavel liet drukken. De Koning fchreef hem, half in verzen en half in proza , een verhaal van zijne reis van Berlijn naar Straatsburg en drong hem om bij hem te koomen. voltaire kwam hem vinden twee mijlen van Kleef, in een kalleel aan de Maas, daar de Koning ziek geworden was, en daar mau- per-  FREDEKIK DEN II. 4? peut ui s zig reeds naar toe begeeven hadt. De Koning hieldt zeer vrolijke gefprekken met hem, maar vergat onder deeze tijdkortingen egter de Staatszaaken niet. Het Huis van Brandenburg bezat als erfgenaam van dac van Oranje, in het regtsgebied van Luik de Baronije van Herftal, die weinig meer was dan eene voorftad van de hoofdplaats. De inwooners deezer baronije, naar alle waarfchijnlijkheid door den Bisfchop en het Kapittel onderlteund, ftonden op, en wilden den eed van getrouwheid aan den nieuwen Koning niet afleggen. Men liet 'er enige bataillons met vier honderd dragonders naar toe trekken, naa te vergeefsch verklaaringen gevraagd te 'hebben over die weigering van de inwooners van Herftal. De Bisfchop en het Kapittel waren genoodzaakt zig met den Koning te verdraagen, die hun de baronij, welke deeze gefchillen veroorzaakt hadt, wedergaf O) : ziJ betaalden daarenboven zestig duizend rijksdalers fchadeloosftelling, welke het Hof van Berlijn eischte. Alzoo de Bisfchop zig terftond bij het Weener Hof beklaagd , en dat Hof op eene vrij fterke wijze f» Zie Uiftoire de Frederie GuiUaume L  4& LEVEN van wijze over deeze zaak aan den Koning van Pruisfen gefcbreven, en een decreet van com* misfie naar den rijksdag van Regensburg gezonden hadt, zaaide dit gefchil de eerfte zaaden van oneenigheid tusfchen de twee Hoven, die tot dien tijd vrij wel met elkanren hadden gefchenen te ftaan. ZEVEN-  van FREDERIK DEN II. 49 ZEVENDE HOOFDSTUK. Dood van karel VI: Regt van hei Huis van Brandenburg op eenige gewesten van Silefie : Eerfte veld- tOgt Van frederik II. Karel VI overleede enige dagen naa hec decreec van commisfie voor de zaak van Hefftal afgevaardigd ce hebben. Naardien met zijnen dobd alle manlijke linie van hec Huis van Ooscenrijk was uicgeftorven, hadt de Koning van Pruisfen regten ce döen gelden Op veel gewigtiger voorwerpen dan de voorgemelde heerlijkheid. Hec is waar dat kArel VI, naa twintig jaaren onderhandelingen, de pragmatieke fan&ie hadc weeceri te doen handhaven om de fcheuring der Staaten, die hij bezat, voor te. koomen, en derzelver bezie, zoo veel hij kon, aan' zijne oudfte dogter maria theresia te verzeekeren. De Koning van Pruisfen frederik willem was toe die familie-fchikking van het Oostenrijksch Huis toegecreeden, onder beding dac de Keizer hem de opvolging in hec Hercogdom Bergen, op welk hij aanfp'raak maa'kcé, zöu doen ver; D krijgen  5o LEVEN van krijgen C>> Naardien nu deeze voorwaar* de van den Keizer niet naargekoomen. was, dagt" frederik II niet dac de toetreeding van zijnen vader tot de pragmatieke far.clls hem moest beletten om in deeze gelegenheid ce regten, welke zijn Huis op een groot gedeelte van Silene hadc, te doen gelden. Hec was daarenboven ook niec te verwagten dat een onczagchelijk groot erfdeel, iq vijf eeuwen door verfchillende middelen en onder verlchillende voorgeevens verzameld, geene vorderingen zoude doen opkoomen, als het Huis, dat het bezac, geene manlijke erfgenaamen meer hebben zou. Hec Huis van Brandenburg hadc zig, zederc het tijdperk van den aanwas van hec Huis van Oostenrijk, mee die door geene huwelijken verbonden. Hec verfchil van godsdiensc belettede deeze verbindcenisfen zederc twee honderd jaaren; maar het hadt oude regcen op een gedeelce der ftaacen, die den groocen Colosfus van de Oostenrijkfche beheerfching uitmaakten. Hec was op-Silefie dac hec aanfpsaak maakce. Het beweerde egtcr geen rata ?lge- Zie Hifttirc du Rot Frcderic Guülaume I.  FREDÉRlK DEN II. 51 algemeen regt op het geheel land, dat dien naam draagt, te hebben; want Silefie was oudstijds in verfcheiden vorftendommen verdeeld , die dan van Polen, dan van Bohemeri afhanglijk waren. Een vah zijne regten betrof het Hertogdom Jagerndorf. De Markgraaf george van Brandenburg, door de proteftanten de vroome bijgenaamd , omdat hij een van de eerfte was, die de hervorming omhelsde, hadt dat Hertogdom gekogt van het gellagt van Schellenberg. Lodewijk, Koning van Bohemen, van wien het Hertogdom afhing, ftelde hem in het jaar 1524 in bezit van hetzelve als van een erflijk en vervreemdbaar leen. Ferdinand I, die naderhand, lode wijk op den troon van Bohemen opgevolgd zijnde, Keizer wierdt, bevestigde in het jaar 1527 die overgifte, waarop de Markgraaf george dit leengoed op george frederik zijnen zoon deedt overgaan. Deeze , kinderloos zijnde , befchikte bij uiterften wil over het Hertogdom Jagerndorf en deszelfs onderhoorigheden ten voordeele van het Keurvorstlijk Huis van Brandenburg. De aanfpraak van dat Huis op de Hertogdommen van Lignitz, Brieg en Wohlau, die van het bovengemelde afhanglijk zijn, D s hadt  52 L EVEN van hadc eenen anderen ooriprong. De oude Vorsten van Lignitz zijn onafhanglijk geweest tot het jaar 1327. Zij kreegen toen hunne Ieengift van jan van Luxemburg, Koning van Bohemen, egcér onder beding dac hij den eigendom en hec regc van opvolging voor zig behieldc. De Koningen vladislaus en lodewijk hadden, de een in het jaar 1511, de ander in de jaaren 1522 en 1524, die Prinfen uicdruklijk hec regc verleend van hunne leenen ce vervreemden en dezelve bij uitcrfien wil re yermaaken. Op deeze inwilliging fteunende floor frederik, Hertog van Lignitz , in hec jaar 1537, een traktaat van vereeniging en erf - broederfchap met jochem II, Keurvorst van Brandenburg. frederik I, Koning van Bohemen, wilde omtrent het jaar 1546 die leengoederen aan de kroon hechten, en tragtte den toen regeerenden Hertog van Lignicz overtehaalen om die broederfchap mee hec Huis van Brandenburg ce laatcn vaaren ; hij dwong hem zeif's om de oorfpronglijke arte van den Keizer terug te vraagen , die zig wel wagtte dezelve overtegeeven. De manlijke linie van de Hertogen van lignitz ftierf in het jaar J675, honderd een en dertig jaaren daarnaa, uit, en hec Huis van Oostenrijk wist zoo veel  FREDERIK DEN II. 53 veel te weeg te brengen dat het den Keurvorst frederik willem overhaalde om van zijn regt afceftaan, mits eenige vergoeding verkrijgende. Maar deeze vergoeding bleef door andere draaijerijen agter, en de opvolgers van frederik willem meenden altoos hec regt te hebben om dat Hertogdom weder ce eisfehen. Hec Huis van Oostenrijk, dat onvergelijklijk magtiger en gelukkiger in zijne onderhandelingen was, ontdook ondertusfehen altoos de eisfehen van Brandenburg, dat zestig jaaren lang niec in ftaat was om zijne regten ce handhaven. Maar toen de manlijke linie van ferdikand I kwam uittefterven door den dood van karel VI, meende het Hof van Berlijn zijne regten zoo op de Hertogdommen Lignitz, Brieg en Wohlau als op dac van Jagerndorf wederom te moeten doen gelden. Frederik II liet deeze Vorftendommen van de erfgenaame van den overleden Keizer uicdruklijk opcisfehen door de cwee ftaatsminifters borck en gotter, van welke de een zig reeds ce Weenen bevondc: de ander wierdc bij die gelegenheid naar dac Hof gezonden: hij boodc maria th ere si a aan haar kragtdaadig te onderfteunen in de oorlogen, die haar van alle kancen dreigden D 3 en  54 LEVEN van en den Groot Hertog van Toskanen , haa« ren gemaal, tot Keizer te doen verkiezen, De • Keizerin van Hongarije verwierp dit voorftel met fierheid en de Koning van Pruisfen maakte zig gereed om zijne regten met geweld doortezeaen. Frederik bevondt zig in even zulk eenen toeftand als philippus, Koning van Macedonië, zijnen zoon alexander gelaaten hadt, behalven dat de jonge Macedoniër philippus den oorlog hadt zien voeren en dien zelf hadt bijgewoond, in plaats dat frederik II dien niet dan van zeer verre befchouwd hadt. Die Vorst was nog in de wieg, toen karel XII, Koning van Zweden, in het jaar 1715 frederik willem dwong de wapenen optevatten. Hij hadt de krijgskonst zoo wel als de andere konften beftudeerd, hij hadt krijgs-evolutiën gezien, hij hadt zijne regimenten laaten exerceeren; maar hij hadt nooit een veldflag bijgewoond. Het is waar dat hij enige generaalen en veele officieren onder zijne troepen hadt, die in den oorlog gediend hadden , en onder groote meefters. De Prins leopold van Anhalt-Desfau hadt in den Succesfie - Oorlog, tot in Italië, Pruisfifche troepen gecommandeerd. Hij was meermaalen bij Prins eu ge-  FREDERIK DEN II. 55 eugenius geweest, en bijzonder in den veldflag van Turin , daar hij de eerfte was die de Franfche vcrfchansfingen beklom. Zijn zoon leopold II .hadt in Hongarije als vrijwillige veldtogten bijgewoond , en was in het leger voor Philipsburg aan den Rhijn geweest. De Marfchalk schwerin w-s een kwekeling van karel XII, Koning van Zweden. Daar waren nog andere, die onder den Hertog van Marlborough gediend hadden; nu moulin, roder, gesler hadden weinig minder ondervinding gehad dan de Oostcnrijkfche Generaals. Men weet dac frederik willem, fchoon hij bijna geenen veldtogt gedaan hadt, zig zeer hadc toegelegd om zijne troepen in goeden ftaat te brengen en te oefenen. Hun getal beliep toen op zes en zestig duizend en zes honderd ftrijdbaare mannen. Men is niet even zeeker dat de fchat, welken frederik willem naagelaaten hadc, zoo grooc ware als hec gerugc liep. Men begroocce dien tot op honderd millioencn; hec is zeekerlijk in Franfche livres dac men denzelven berekende, en dac zoude omtrent dertig millioenen kroonen van dac land uicgemaakc hebben. Maar frederik II heeft in zijne gedenkfehriften gezegd dat D 4 hij  §6 LEVEN van hij flegts agt millioenen van het geld van dat land beliep, dat is omtrant dertig millioenen Fransch geld. Dit was altoos veel meer dan enige andere Europifche Mogendheid bezat, en zeer veel meer dan de erfgenaame van karel VI hadt; want de Turkfche oorlog, die van den Rhijn en die in Italië hadden Oostenrijk van manfchappen en geld uitgeput. Bij deeze voordeden, welke frederik boven zijne tegenpartij hadt, moet men nog een ander, niet min wezenlijk, voordeel voegen, namelijk dat de Koningin van Hongarije geene bondgenooten kon hebben, die in ftaat waren om haar te verdedigen, ten minften aan dien kant, daar de Koning van Pruisfen zig gereed maakte om haar aantetasten. Beijeren, van Frankrijk onderfteund, was haar verklaarde vijand. Saxen wilde insgelijks deel hebben aan de nalaatenfchap van karel VI. Rusland zou te vreezen geweest zijn als het de partij van de Koningin van Hongarije omhelsd hadt; maar anna, die in dien tijd nog op den troon was, wierdt door biron en door den Generaal munick geregeerd. De laatfle was fehoonbroeder van jan karel van winterfeld, de onderdaan des Konings van Pruisfep, die hem naar Petersburg gezonden  FREDERIK DEN II. 57 zenden hadt. Zijne zending hadt den uitflag dien frederik wenfchen kon. winteb.feld, behalven dat hij den aanzoek van hec Hof van Weenen om Rusland tot zijne partij overtehaalen met vrugt dwarsboomde, deedt ook nog enige bekwaame officieren tot den dienst van den Koning zijn meester, overgaan, onder andere finck en;mannsteis» en bewoog misfehien reeds van verre den Marfchalk keith om dezelfde partij te kiezen. De Koning van Sardinië kon voor ma■ria t he re si a de Icaliaanfche Haaren befcherraen; maar hij kon haar tegelijk geene hulptroepen in Duitschland zenden. Geort ge II, Koning van Engeland, was de eenigfte, die, als Keurvorst van Hanover, met enige andere Vorften van het Rijk, in ftaat was om Oostenrijk enige kragtdaadige hulp te zenden; maar als Frankrijk den Keurvorst van Beijeren onderfteunde en hem tot Keizer wilde maaken , kon dat rijk zig niet in dat groot gefchil mengen dan met' Hanover en de Vorften van het Rijk, die het met hetzelve niet eens waren , aantevallen. Die Vorften, die hunne eigen landen te verdedigen hadden, konden Oostenrijk niet in Bohemen en Silefie gaan helpen. Het Huis van Brunswijk, fchoon de natuurlijke bondD 5 genoot  58 LEVEN vab, genoot van dat van Hanover, alzoo zij van eenzelfde geflagt zijn, hadt toen ter tijd meer verbindtenisfen met den Koning van Pruisfen dan met dien van Engeland, en feheen onzijdig te willen blijven. Holland verleende, even als Engeland, onderftand in geld; maar zonde geene troepen. De Koning van Pruisfen, die goede troepen hadt, bezat ook geld om hen, zonder onderftand, ten minften geduurende enige veldtogten te onderhouden. Men kan in twijfel trekken of het Hof van Verfailles onderrigt ware van het ontwerp, dat de nieuwe Koning van Pruisfen vormde om zig van Silefie meester te maaken; maar frederik was wel verzeekerd dat het zig 'er niet regens zou verzetten. Frankrijk was des te meer regens de erfgenaame van het Huis van Oostenrijk gekant, omdat het geflagt, in hetwelk de naalaatenfchap van zoo veele Keizers verviel, dikwijls gefchilien met het Huis van Bourbon gehad hadt, dat haar als zijne natuurlijke vijandin, en daarenboven nog als zijne leenvrouwe befchouwde. Reeds van twee eeuwen herwaarts was hec Huis van Lotharin« gen altijd genoodzaakt geweest tegens de onderneemingen van zijnen magtigen nabuur : te  FREDERIK DEN II. 59 te worsrelcn. Frankrijk beffpt dan met de omftandigheden zijn voordeel te doen, cn vleide zig dat het Oostenrijk geheel en al onderdrukken, en Duitschland regeeren zoude. Het was op hec punt van zijne wenfchen meer vervuld te zien , dan men, in den vervallen ftaat, waarin het zig toen bevondt, hadc durven hoopen. De Graaf, zedert Hertog de belle-isle, en de Ridder zijn broeder haalden den Kardinaal de f leur. y, den ouden ftaatsdienaar van lo« dev/iJK XV, over om een magcig leger paar Duitschland te zenden onder het bevel van den Keurvorst van Beijeren, die in het begin des jaars 1742 te Franckfort tot Keizer verkoorcn wierdt, onder den naam van KAr rel VIL Men kon in het eerst niet gelukkiger flaagen. De Marfchalk de belle-isle wierdc naar Duitschland gezonden om groote ontwerpen ce overleggen met den Koning van Pruisfen en den Keurvorst van Saxen. Maar voor dat de Franfchen in Duitschland kwamen waren de Pruisfifche troepen reeds in Silefie. De veldflag van Molwicz leide den grondflag tot de tcgenswoordige magt van hec Pruisfisch rijk. De Koning hadc zelf de eer niet van dien flag te winnen, gelijk hij in het vervolg zoo veele andere won. Men weet  6b LEVEN van weet zelfs dac de Koning, verfehrikc van de wanorde, waarin de ruiterij in hec eersc gebragc wierdc, zig door eenen fchielijken aftogc in zeekerheid wilde ftellen, en dat de Generaal schwerin hem drong zig van het leger te verwijderen, omdat zijn perfoon de verrigtingen zou kunnen hinderlijk zijn (^) frederik volgde deezen raad; hij crok dan drie groote mijlen van hec flagveld bij Oppeln de Oder over; zig aan de poorten der ftad vercoonende bevondc hij dat zij door een corps Oostenrijkers bezet was, en hij liep gevaar van aangehouden te worden, zoo de officier, die de wagt hadt, hem gekend hadt of niet geveinsd hadc hem niec ce kennen, frederik begaf zig in een dorp, daar hij den nagc in grooce ongerustheid over den uitflag van her gevegt en van de onderneeming, die hij gewaagd hadc, doorbragc. De flag was gewonnen, en de Generaals wisten niet waar de Koning ware om hem die tijding te brengen. De Lieutenant van bulow, welken zij naar hem afzonden, hem eindelijk gevonden hebbende, verzeekerde hem dat men eene volkoomen overwinning behaald hadc. De Koning keerde aanfionds naar ,; . («) Den 10 April 1741.  FREDERIK DEN II. 61 naar zijn leger terug, daar hij gelukwcnfchïngen ontving, welke hij twaalf uuren te vooren niet gewagt hadt. De voornaamfte eer van dien dag werdt den Marfchalk schwerin niet betwist, die gekwetst geworden zijnde, zig uit den flag begaf en hec bevel overliet aan den Prins leopold van anhalt, die hem volgde, en die de vijanden verder overhoop wierp en op de vlugt dreef. AGT-  Öè LEVEN van AGTSTE HOOFDSTUK. Vervolg van den Silefifchen oorlog: Invloed der Franfchen op de zaaken van het Keizerrijk: Vrede van Breslau in het jaar 1742 gefloten. Zaamenzweering in Rusland, waarin de Koning van Pruisfen betrokken wordt. De Veldmarfchalk neuperg* die het bevel over het Oostenrijksch leger voerde, ging zig, toen hij te Molvvitz geflaagen was , bij de rivier Neisfe verfchansfen om verfterkingen afcewagten. F re der. ik belegerde Brieg, dat de Generaal piccolomini wel moedig verdedigde, maar egter eindelijk genoodzaakt was overtegeeven. De Koning van Engeland nam pndertusfehen Hesiifche en Deenfche troepen in fbldij, om de Koningin van Hongarije, zijne bondgenoote, te onderfteunen. De Koning van Pruisfen ftelde hem een obfervations - corps van dertig duizend mannen, onder bevel van den Prins van ankalt dessau, regens; . , . ter-  FREDERIK DEN IL 63 terwijl de oorlog in Silene en Bohemen voortgang bleef houden; De ftad Breslau was niet begrepen in de eisfehen, welke Pruisfen op Silefie gedaan hadt. De voorregten, welke zij bezat* deeden haar als eene vrijftad befchouwen, waarom zij voor onzijdig verklaard was. Maar de Koning, die eene onderhandeling tusfehen de magistraat van Breslau en den Veldmarfchalk neuperg, om eene Ooscenrijkfche bezetting in de ftad te leggen, ontdekt hadt, deedt den Graaf schwerin met agt duizend mannen voortrukken, die haar zonder flag of floot innamen , en haar dwongen zig den Koning te onderwerpen. Ten zelfden tijd hielde een ander Fransch leger, dat in Westphalen was, onder bevel van den Marfchalk maillebois, Holland in bedwang, en den Koning van Engeland, Keurvorst van Hanover, in vrees, welke laatfte genoodzaakt was een traktaat van onzijdigheid te tekenen. Ondertusfchen kwam de Hertog van Beijeren, die zig van Pasr fau, eene ftad, haaren Bisfchop toebehoorende, en die Oostenrijk van Beijeren fcheidt, meester gemaakt hadt, te Lintz, de hoofdftad van Opper-Oostenrijk, en enige zijner aanhangelingen, die hem dienden, rukten met  6.x LEVEN van met hunne troepen tor op drie mijlen sSi ftands van Weenen voort. De Koningin was genoodzaakt te vlugten, en den Hongaaren om bijftand te gaan verzoeken, terwijl een ander Fransch leger, onder den Graaf van Saxen, in Bohemen trok en Praag belegerde; deeze ftad ftondt onder bevel van den Generaal olgivy, eenen Ier, met eene bezetting van drie duizend mannen. Hadde hij het enige dagen uit kunnen houden, zou de Groot-Hertog van Toskanen, gemaal van de Koningin van Hongarije, met dertig duizend mannen tot zijn ontzet gekoomen zijn , maar de Graaf van Saxen liet de muuren in ftilte beklimmen, en olgivy was genoodzaakt zig gevangen te geeven. De Keurvorst van Beijeren begaf zig aanftonds naar die ftad, liet 'er zig tot Koning van Bohemen kroonen, en ftondt het Graaffchap Glatz aan den Koning van Pruisfen af; van daar, ging hij naar Franckfort aan den Mein, om 'er de Keizerlijke Kroon te ontvangen. Hij was baarblijklijk een Keizer van Frankrijk aangefteld, en die in Duitschland niet meer dan een lieutenanc-generaal van lodswijk XV was. Het is niet ondienstig te zien, in welke woorden een zeer beroemd fchrijver fpreekc van de komst van k arel  FREDERIK DEN II. 65 rel VII aan de kroon van het Keizerrijk O). „ De Marfchalk de belle-isle, die jj den Hertog van Beijeren van Praag naar „ Franckfort gevolgd was, fcheen eerder j, een der eerfte Keurvorsten ■ dan een ge„ zant van Frankrijk te zijn. Hij hadt alle >, de ftemmen geregeld en alle de onder„ handelingen beftierd; hij ontving de eer5, bevvijzingen. De Keurvorst van Mentz, „ die bij de verkiezing voorzat, gaf hem de j, hooger hand in zijn eigen paleis, en de Gezant verleende in zijn huis niemand de „ hooger hand dan alleen aan de Keurvors4, ten, en nam den voorrang boven alle de , andere Vorsten. De volmagten waren „ in de Franfche taal opgebeld: de „ Duitfche kancelarij hadc tot dien tijd toe i} altoos gewild dat diergelijke ftukken in „ het Latijn zouden overgegeeven worden, omdat deeze de taal was van eene regee„ ring, die. zig den tijtel van het Roomfche „ rijk toeëigent." De Koning van Pruisfen zag duidlijk dat 1743* Frankrijk een te grooren invloed op de Duitfche Vorsten verkreeg, en dat deszelfs oogmerk (a) Voltaire, Jiêcle de Louis XV, ch. 6. E  66 LEVEN van merk wel was om Hongarije afbreuk te doen, maar niet om Pruisfen, noch zelfs Saxen, dat ook zijn bondgenooc was, te bevoordeelen. Hij zondt den Prins van anhalt naar de grenzen van Hongarije, en rukte zelfs naar Oostenrijk voort, om zijn gefchil met maria theresia voor de poorten van Weenen te beflegten; maar de Saxen maakten bedenkingen tegens zijne ontwerpen, en de Franfchcn deeden niets. frederik keerde dan terug naar Praag, om zig met den Marfchalk de broglio te vereenigen. De Prins kaol van lotharingen en de Graaf van könig-seck volgden hem naa, om die verceniging; te beletten en om de Pruisiifche magazijnen, die te Czaslau en te Kolin waren, wegteneemen. De Koning, zig door den vijand gekweld ziende, verzogt broglio hem verfterkingen toetezenden. De Franfche Marfchalk antwoordde ,, dat hij 'er geen last „ toe hadt; maar dat hij, als de Koning „ van Pruisfen daar op ftondt, 'er onmid„ delijk kennis aan zijn Hof van zou gee„ ven, en hoopte dat men niet zou naalaa,, ten hem de ordres te zenden, welke hij „ daartoe noodig hadt." De verfchooning van den Franfchen Generaal fcheen rigtig, maar  FREDERIK DEN II. 6> maar de tijd was te kort om antwoord van Parijs aftewagten. In den nagt van den zestienden Meij ontving de Koning van Pruisfen berigt van leopold dat het Oostenrij ksch leger reeds in den omtrek van Czaslau was. De Franfchen bleeven ondertusfchen onbeweeglijk in hunne legerplaats, en waren ftille aanfchouwers van hetgeen kort daarop voorviel. De Koning fchreef den Prins dat hij onmiddelijk bezit van de hoogten moest neemen, de eerfte linie van het voetvolk moest verfterken en in de tweede plaats laaten voor de troepen, welke hij zou .aanvoeren en die hij in perfoon zou geleiden. Hierop vertrok hij van Kuttenberg den zeventienden Meij ten vijf uuren 's morgens met het corps, dat hij bij zig hadt, en kwam, naa eenen togt van vier uuren, in de legerplaats van Prins leopold agter Chotufitz. Daadlijk naa zijne aankomst begon men het Oostenrijksch leger te ontrusten door eene batterij van vier en twintig kanonnen; en kort daarop wierdt men handgemeen. De uitkomst van deezen flag zou lang onbeflist gebleven zijn, zoo de Oostenrijkfche ruiterij, die aan den flinker vleugel was, den aanval met zoo veel dapperheid weêrftaan hadde als die aan de regter vleugel. Die ruiterij aan E 2 den  68 LEVEN van den flinker vleugel der Oostenrijkers, floeg de ruiterij van den Pruisfifchen regter vleugel dapper af, maar de Pruisfifche herflelden zig weder en vielen den vijand met eenen nieuwen moed aan. De flinker vleugel der Pruisfifche wierdt niet minder mishandeld, en fcheen in het eerst te beginnen te deinzen, dan eindelijk deedt de dapperheid des Konings en zijner Generaalen' hem de overhand verkrijgen. Zij wisten hun voordeel te doen met het tijdftip dat de Oostenrijkfche ruiterij in hunne legerplaats aan het pionderen viel. Het voetvolk der Oostenrijkers weerde zig bij die gelegenheid ongelijk bete? dan het bij Molwitz gedaan hadt. Men leverde flag bij hec dorp Chotufkz , daar al het Oostenrijkseh voetvolk den regter vleugel uitmaakte: het was voorwaarts gerukt toen het den flinker vleugel der Pruisfifche, dien den Generaal jeets kwalijk geplaatst hadt, hadt doen terug wijken. Maar de Koning begaf 'er zig in perfoon naar coe en viel de Ooscenrijkers zoo hevig aan dac zij, fchoön zij zig verfcheiden uuren dapper verdedigden, genoodzaakc waren hem hec flagveld overtelaaten. Deeze was de tweede overwinning, welke de Pruisfifche op de Oostenrijkers behaalden, en de eerfte flag  FREDERIK DEN II. 69 flag dien frederik II in perfoon gewonnen heeft, Naa den flag zonde frederik II den Heer de borck naar Parijs om den Koning van Frankrijk berigt te geeven van de overwinning, welke men behaald hadt.' De brief, dien hij fchreef, was in korte bewoordingen vervat: „ Sire, (fchreef hij) „ Prins karel van lotharingen heeft „ mij aangetast, en ik heb hem geflaagen. .„ Uwe Majefteic zal de overige omftandig„ heden verneemen uit den mond van den „ geenen, die de eer heeft Haar deezen „ brief te ovcrhandigëh." borck moest zig zeekerlijk bij den Koning van Frankrijk en zijne Staatsdienaars beklaagen dat brogl 1 o geweigerd hadc zig bij hem te voegen. De t'onvredenheid, welke de Koning liet blijken over hec gedrag van den Franfchen Marfchalk, opende den weg tot de onderhandelingen van Lord hïndfort, Gezant van Koning george. Engeland en Holland, die door hunne onderftandgelden de partij van de Koninginne van Hongarije onderfleunden, hielden niet op haar voorceflellen dat zij noodwendig vrede met den Koning 'van Pruisfen moesc maaken, welke opofferingen die vrede haar ook koscen mbgVè. E 3 f re-  7o LEVEN van frederik luisterde gewillig naar het aanzoek van Engeland, dat hem van Frankrijk wilde aftroonen, als men hem flegts voor Silcfie inftondt. De Koninginne van Hongarije, hoe ongeneigd ook om haaren vijand meer afceftaan dan hij voor den oorlog van haar geëischt hadt, en op voorwaarden, die haar op verre naa zoo voordeelig niet waren, liet egtcr te Breslau eene overeenkomst tekenen, waarbij zij bijna geheel Silefie aan den Koning van Pruisfen afllondt, die zig aan zijnen kant enkel verbondc om onzijdig te blijven. De vrede van Breslau wierdt wel dra gevolgd van eenen tweeden oorlog om hetzelfde onderwerp In den tusfchentijd van deeze twee S.ilefifche oorlogen wierdt de naam des Konings van Pruisfen betrokken in eene fzamenzweering, die in Rusland berokkend wierdt. De Marquis de botta was beflemd om zig^ niet zeer tot zijne eer, aan het hoofd van twee verfchillende zaaken in nog verfchillender landen te bevinden. De tweede deezer zaaken, die in het jaar 1745 te Genua voorviel, heeft niets gemeens met frederik II; maar die van Rusland betrof hem misfehien in meer dan een opzigt. De Marquis d-e botta was Gezant van hec Hof van Wee-  FREDERIK DEN II. 71 Weenen te Petersburg ten tijd van de omwenteling, die den jongen iwan met de regentes anna, Hertoginne van Brunswijk % decdc vallen, en eltsabeth op den troon plaatfle. Noch anna noch haar gemaal u l ka c u s van Brunswijk verlooren het leven in deeze ommekeering, maar zij raakten hunne vrijheid kwijc zoo dra hun de teugels der regeering uit de handen gerukt wierden. Het Hof van Weenen trok partij voor anna, waarfchijnlijk omdat men reeds wist dat e lisa beth door gezanten en zendelingen van Frankrijk, dat toen zeer zeeker de Keizerin van Hongarije vijandig was, zou geregeerd worden. De Gezant van Weenen hadt in zijne geheime lascbrieven bevel van alle mogelijke poogingen aantewenden om e li sabet h te ontcroonen en de regeering weder m banden van anna en den Prins van Brunswijk, haaren gemaal, te ftellen; zes of zeven perfoonen, zoo mannen als vrouwen van het grootst aanzien, fpanden aan met botta, die de t'zaamgezwoorene verzeekerde dat niet alleen maria the resia, zijne fouvereine, maar ook de Koning van Pruisfen, als fchoonbroeder van den Prins van Brunswijk, en oom van den jongen onttroonden iwan, even zeer wenschE 4 ' ten  ?a LEVEN van ten den een op den troon en den anderen in de regeering met anna herfteld te zien. (a). Deeze Italiaanfche Heer, een geboren onderdaan van de Koninginne van Hongarije, en aan haaren dienst verknogt, was de nieuwe Keizerinne reeds verdagt zelfs voor men; enig vermoeden van de t'zaamenzweering hadt, en wierdt van het gezantfchap van Petersburg naar dat van Berlijn verplaatst. Het was uit deeze ftad dat hij de t'zamenfpanning welke hij te Petersburg hadt begonnen te fmeeden, beftierde; maar de zaak wierdt ontdekt. De klagten van de Keizerin elisabeth noodzaakten de Koninginne van Hongarije haaren gezant terug ta roepen. Men ontdekte uit de bekentenisfen der medepligtigen en uit de papieren, van welke men zig meester maakte, dat de Marquis d.e bot ta wilde doen gelooven dat de Koning van Pruisfen ook deel aan de t'zamcnzweering hadde. frederik ontkende niet alleen immer zijne toeftemming tot deeze verraderij gegeeven te hebben, maar verklaarde zelfs dat de Marquis de bot» 00 Ziet Mercure Politique. Hijloire de Ruste 1743. Faits Mèmorables de Frederic II, p. 227.  FREDERIK DEN II. 73, b 0 t t a hem nooit van die zaak gefprooken hadc, hetgeen grootlijks diende om den Marquis te redden, tegens welken men te Weenen een regrsgeding hielde om het Hof van Rusland voldoening te geeven. Hij wierdc indedaad van de befchuldiging vrij gefprooken , en korc daarop naar Icalie gezonden om hec bevel over- een leger te aanvaarden. E 5 NE»  74 LEVEN van NEGENDE HOOFDSTUK. Reis van voltaire naar Berlijn: Tweede Silefifche oorlog : Dood van Keizer Karei VII: Slag van Hshenfriedberg, van Henncrsdorf, van Sorr, en van Kesjilsdorf: Vrede van Dresden. D e oorlog bleef in Europa aanhouden, en de brand, door de verkiezing van karel albert, Hertog van Beijeren, karel VII genaamd, tot Keizer, ontvlamde een groot gedeelte van Duitschland. De Koning van Pruisfen was door den afiland , welken de Koninginne van Hongarije hem van Silefie gedaan hadt, verpligt de wapenen niet meer tegens haar opteneemen. En egter was het naa de voordeden, welke de Oostenrijkers op de Beijerfchen en Franfchen behaald hadden , wel te verwagten dat men zoude zoeken weder te krijgen dat men verloren hadt. Om zig dan het bezit van het veroverd land te verzeekeren was het van te groot belang de Koningin zoo veel niet de overhand te laaten verkrijgen. Dit begreep frederik zelf en het Hof van Frankrijk hielde niet op van hem hetzelve onder het oog te brengen. Vol-  FREDERIK D EN II. 75. Voltaire aegt in zekere gedenkfehrifcen dat de Staatsdienaar van lodewijk XV hem met deeze zaak belastte en dac deeze de waare reden was, die hem in het jaar 1743 naar Berlijn deedc gaan onder voorwendzel van eene fchuilplascs te zoeken bij den Koning van Pruisfen regens de vervolgingen van den Bisfchop de mirepoix ; maar men weet dat wijlen de Heer vergen nes verzeekerde dat voltaire nimmer met iets hoegenaamd door het kompcoir van bukenlandfche zaaken is belast geweest cn dac frederik II zelf dikwijls gefpoc heeft mee deeze ftaats-commisfic van voltaire. Het is ondertnsfehen zeer waarfcbijnlijk dac die beroemde man, te Sans fouci en te Berlijn in het Koninglijk paleis woonende, alle avonden met den Koning eetende en gemeenzaam fpreekende meer dan eens met hem over ftaatkundige zaaken zal gehandeld hebben en dac hij getragc zal hebben zig zulks bij hec Hof van Frankrijk toe verdienste te rekenen. In deeze omftandigheden fcheen hec lot van Duitschland aftehangen van de partij, welke karel emanuel II, Koning van Sardinië, kiezen zoude. Zoo die Vorst, die . zig in den oorlog van 1733 en 1735 eenen groo-  76 LEVEN van grooten naam verworven hadt, zijn verbond met het Hof van Verfailles , dat daar zeer fierk op aandrong, hadde vernieuwd, zou de Koninginne van Hongarije genoodzaakt geweest zijn of de Italiaanfche Staaten te laaten vaaren of het grootst gedeelte haarer troepen naar dezelve te zenden. Dit was hetgeen de Koning van Pruisfen vuurig verlangde , en hij liet niet naa vertrouwde perfoonen onder een ander voorwendzel afcczenden om te tragten het Hof van Turin overtehaalen om die partij te kiezen. Maar de Koning van Sardinië was niet beter over de Franfchen voldaan geweest bij den vrede van Weenen in het jaar 1735 dan de Koning van Pruisfen in den oorlog van het jaar 1742. Hij belastte den Graaf algarotti, een Venetiaansch edelman , die, gelijk wij reeds gezegd hebben, zig zederc eenige jaaren te Berlijn bevondt, met deeze zaak. Algarotti ging naar Turin in hoedanigheid van reiziger en van man van letteren en fmaak, die in het vaderland der groote fchilders fchilderijen ging zoeken. Hij liet niets van het oogmerk zijner reis blijken dan aan de Staatsdienaars van 's Konings kabinet. Het Hof van Frankrijk hadt reeds getragt die verbindcenisfen met dat van Turin te hernieuwen:  FREDERIK DEN II. 77 wen; maar men hadc die zaak zeer kwalijk behandeld. En .de Koning karel emanuel, die den voorigen oorlog nog niet vergeeten hadt, was niet geneigd om in de voorgeftelde fchikkingen te treeden. Hij ging liever een verbond aan met de Koninginne van Hongarije en met Zee-Mogendheden; hij luisterde niec naar den geheimen gezant des Konings van Pruisfen , en tradc coe cot hec traktaat van Worms. Het is waar dat hij flegts een- provifioneel verdrag floot, en zig uitdruklijk'voorbehieldt van partij te kunnen veranderen zoo dra hij zulks met zijne belangen meende overeentekoomen. Maar dat verdrag, alfchoon provifioneel, gaf egter de Koninginne van Hongarije een groot voordeel; want dus dekte zij haare Italiaanfche ftaaten en kon groote vorderingen in Duitschland maaken; bij gevolg hadc de Koning van Pruisfen alles re vreezen, en hij zag zig genoodzaakc ook weder coc zijne verbindtenis mee Frankrijk ce creeden Qa). Saxen, van beide zijden aangèzogt, was nog onbeflisc. De aanbiedingen, die men het deedt, beloofde het voordeden in ftaat om f>) Mémoires pour fervir è Fhijl. des «nnéa 1744 £? 1745-  ;S LEVEN van om hec te doen aarfelen. De Koningin van Hongarije vertoonde hec de verovering van hec Hertogdom Magdeburg, dac ongetwijfeld eene goede aanwinning voor heczelve zoude hebben kunnen zijn, als onmkchbaar. De Koning van Pruisfen beloofde hec aan zijnen kanc de verkrijging van zes kreitzen van Bohemen , welke men zig vleide op Oostenrijk te zullen veroveren , en, alzoo de Graaf van bruhl alle de gunsc van augustus III genooc, vergac men niec hem te laaten blijken dac de Koning van Pruisfen hem een Vorften dom zoude fchenken Terwijl het Hof van Dresden nog aarfelde, was de Koning van Pruisfen, die in Bohemen wilde, door Saxen getrokken zonder de toeflemming van den Keurvorst, Koning. van Polen , aftevvagtcn , hetgeen dien Vorst een voorwendzel verfchafte om zig door de aanzoeken van het Weener Hof te laaten overhaalen. Hij begon met het twintig duizend mannen onder den naam van hulptroepen te leveren , alvorens zig uitdruklijk tot een vijand des Konings van Pruis- C«) The life and aiïiom of Frederie UI p. 349. Land. 1753. in %vo.  FRE DEK IK DEN II. 79 Pruisfen te verklaaren In de maand Januarij des volgenden jaars tekende de Koning augustus het traktaat van Warfchau. Dit traktaat wierdt kort daarop gevolgd door dat van Leipfich, dat men hec traktaat van eventueele verdeeling noemde, en dat ten grond diende aan dac van Pecersburg van het jaar 1746. Deeze traktaaten van hec Hof van Saxen zijn eersc tien jaaren daarnaa bekend geworden; maar deszelfs toetreeding toe het traktaat van Worms bleef niet geheim. Om zig tegens dit verbond ce ftellen zogt Frankrijk een ander met Pruisfen en met den Koning van Zweden als Landgraaf van HesfenCasfel opterigten. Deeze onderhandeling gefchiedde te Franckfort, daar men den Heer de chavigny zondt om met den Baron de klinggraef, Gezant van Pruisfen bij Keizer karel VII, die in die Keizerlijke ftad, welke toen, in enig opzigc, de hoofdflad van hec Duicfche Rijk geworden was , zijn verblijf hielde, te fpreeken. De gezant van Frankrijk handelde volgens den last van den Marfchalk van noailles, die het Fransch leger aan den Rhijn (a) Lettre en forme de manifefie dam le Mcr* rure foliiique du mois d'Ofioire 1744.  8ö LEVEN van geboodt, en van daar de buicenlandfehe zaaken beflierde Hec verdrag wierdc getroffen; en door deeze overeenkomsc van Franckforc (b) beloofde men Pruisfen een gedeelce van Bo> hemen, dat men zig voorflelde op Oostenrijk re zullen veroveren. Die arcijkel moest zeer geheim gehouden worden en frederik moesc zich niet vercoonen dan wanneer Frankrijk eenen Herken inval in Duitschland gedaan zou hebben. Om met eikanderen overeenkomllig te handelen , zonde de Koning van Pruisfen aan Lodewijk XV den Marfchalk van schmettau, die zig in meer dan een opzigc in de gefchiedenis van frederik II berugc gemaakc heeft. Schmettau was niec onderrigc, of moesc veinzen niec onderrigc ce zijn, van de geheime arcijkelen van hec verdrag. De Koning verzogc den Marfchalk van noailles hem dezelve niec bekend te maaken. De Generaal ging flegts om hem het plan der krijgsverrigtingen, welk frederik zig voorgefteld hadc te volgen, uitteleggen, en om de Fran- Zie millot, Mém. de noailles. Tf .IV, 1'an 1744. O) P. 214, 22Ö, 227.  FREDERIK DEN II. 81 Franfche Staatsdienaars en Generaalen te verzoeken kragtig medetewerken. Lo d e wijkXV lag toen ziek te Metz; daar bleef schmettau zig ophouden en fchreef aan den Koning regens den Marfchalk van noaili.es-, welken hij van traagheid en werkeloosheid befchuldigde. De brieven wierden onderfchept (a)-, noailles beklaagde zig op zijne beurt bij den Koning over de onbefcheidenheid en onvoorzigtigheid van zijnen Generaal en hij moest hem terugroepen. Daar ontftonden telkens weder nieuwe redenen van klagten. Prins karel van lo* tii aringen was in den Elfas met een Hongaarsch leger, toen frederik het verdrag met Frankrijk flopt. Men rekende dat het Fransch leger aan den Rhijn onder het bevel van den Marfchalk de noailles, de wederkomst van den Prins van Lotharingen in Bohemen zoude fluiten, of ten minsten vertraagen; de Prins kwam ondertusfehen bij Praag eerder dan de Koning van Pruisfen wel gewild hadt, die zig daar door genoodzaakt vondt zijne troepen uit Bohemen terugteroepem Deeze f» Mémoires ^noailles ubi fupra p. M & 29. Piéces annexécs au Mercure politique du moii de Nqv. 1744. , F  Si LEVEN van Deeze aftogt kostte hem niet minder dan het verlies van twee veldflagen gedaan zoude hebben; want het is zeeker dat zijn leger meer dan dertig duizend mannen door het wegloopen verloor, en veel gefchut en pakkaadje. Hij gaf de fchuld aan de flapheid, waarmede de Marfchalk de noailles hadt te werk gegaan. De Marfchalk beweerde daarentegen dat het den Koning van Pruisfen te wijten was, die zijne maatregelen verkeerd genoomen hadt om Praag te behouden. Men leest in de Gedenkfchriften van noailles dat frederik hem twee misflagen bekende , welke hij bij die gelegenheid begaan hadt, den een dat hij de bezetting, welke hij in de ftad hadt, niet genoeg van levensmiddelen hadt voorzien , den anderen dat hij Budweis en Tahor niec bczcc hadc, twee gewigtige posten om de vereeniging van her leger van Prins karel met de Saxen te beletten (ö). Hij hadt 'er mogelijk nog een derden kunnen bijvoegen , dat hij zig niec yan Egra meester gemaakt hadt, alvorens verder in Bohemen te dringen, gelijk schwerin hem raadde te doen. Hij fcheen zederc dien misdag- - te, erkennen in eenen «» w brief («) Mémoire de noailles par millot.  FREDERIK DEN II. S§ brief aan den Marfchalk van Saxen Kort naa den ongelukkigen afcogt van Praag gaf een nieuw toeval aanleiding tot nieuw mistrouwen, frederik hadt verzogt dat het Hof van Frankrijk den Marfchalk de belle-isle zoude zenden om met hem het ontwerp van de krijgsverrigtingen voor den volgenden veldtogt te beraamen. De twee gebroeders belle-islb waren in het begin van den winter bij Keizer karel VII, om met hém het Fransch en Beijersch leger te gebieden. Naar Berlijn koomende, gelijk frederik verzogthadt, trokken zij door landen, We den Keurvorst van Hanover toebehoorden, mét welken men in oorlog was. Zij hadden zig van geen paspoort voorzien, lieten zig door één fchout zonder moeite aanhouden, en deeze twee Franfche heeren ftemden niec alleen, maar fcheenen te wenfchen dat men hen naar Londen, naar Koning george, Souverein van het land, daar zij gevangen genoomen waren, zonde. Men meende dat Zulks ware om in Engeland aan önderhande- lin- (). frederik, van wiens 00 Mémoires fecrets pour fervir a fkistoire de Perfe (de France), die aan e a cq uet worden toegefchreven p. 255. & fuiv. (£) Mémoires du Maréchal de noailles, par bi1llot, T. IV, p, 245.  FREDERIK DEN II. 85 wiens belang het al te baarblijklijk was te beletten dat het Huis van Oostenrijk meerder . invloed in Duitschland kreege, was meer verfchoonlijk dat hij de Keizerlijke Kroon op een ander hoofd dan dat van den fchoonzoon van karel VIzogt te doen overgaan. De Hoven van Verfailles en Berlijn vervoegden zig bij den Koning van Polen , Keurvorst van Saxen, en booden hem aan dat zij zijne verkiezing met alle hunne magt en krediet zouden begunstigen. Koning augustus antwoordde f» dat hij geen tegenzin in de Keizerlijke waardigheid hadt, fchoon de pligten van dezelve hem zeer zwaar toeicheenen, maar dat hij niet koude wenfehen door de wapenen tot dezelve te geraaken; dat zijn pligt als Keurvorst en Vicaris van het Rijk hem dierbaarer was dan iets anders; dat hij in die hoedanigheid al zijn vermogen moest aanwenden om den troon waardiglijk te doen vervullen; dat hij dien niet zoude aanneemen dan wanneer hij 'er door de vrije ftemmen der Keurvorsten en door het verlangen der andere Rijksftanden toe geroepen wierdt, dat het Frankrijk zelf naderhand bef>;->H>rvnf^-ttitrw» *tt«**b ni I^mocv fiirx ''rou- Qa) Mcrc'üre politique du mots de Mars 1745. F 3  S5 LEVEN van rouwen zoude eene keuze mee geweld te hebben doorgezet, die den oorlog zou doen aanhouden; eindelijk dat, zoo lodewyk XV hem door zijn krediet de meerderheid van ftemmen konde bezorgen, hij wel Keizer wilde zijn, al ware het flegts om aan de herftelling der algemeene rust te arbeiden. Een zoo verflandig antwoord moest Koning augustus en den Graaf van bruhl zeekerlijk eer aandoen. Het is waar dat augustus de kroon niet konde aanneemen zonder met de Poolen in oneenigheid te geraaken, en dat daarenboven het voorbeeld van karel VII niet gefchikt was om hem aantemoedigen om zig onder Frankrijks befcherming met dien last te bezwaa* ren. De tegenfpoed, dien frederik in het voorig jaar ontmoet hadt door de onverwagte aankomst van Prins karel, hadt het Hof van Saxen ook afgefchrikt. Het was van langzaamerhand de Koninginne van Hongarije bijgevallen, en het was reeds te verre om terug te keeren. Rusland kwam tot geen befluit. De Graaf bestuchef, die doortrapt en voor omkoopingen vatbaar was, vondt zijn voordeel in deeze befluiteloosheid. Men ziet egter uit het vervolg dat hij meer voor-  FREDERIK DEN II. 87 voor Oostenrijk en Saxen dan voor Pruis*, fen was. Frederik toonde in het jaar 1745 hetgeen hij twintig of vijfentwintig jaaren laater ook bewees, dat hij nooit zoo groot was als naa tegenfpoed en rampen. Gevoelig over hetgeen hem in het voorig jaar gebeurd was, en misnoegd tegens de Franfchen om de traagheid des Hertogs de noailles en om den zonderlingen amflag van de opligting der twee belle-isle s, regelde hij zelf het ontwerp van den veldtogt, die gelukkig en luisterrijk uitviel, want hij niets dan overwinningen behaalde zonder enige nederlaag te lijden. De eerfte flag wierdt geleverd tusfchen Frciiberg en Striegau. Niet alleen de Koning, maar ook zijne twee broeders de Prins van Pruisfen en Prins hendrik en alle de Generaals gaven blijken van hunne dapperheid en kunde, voornaamlijk dumoulin, de Marfchalk van buddenbrock, de Lieutenants-Generaals gesler nas* sau, rothen burg fosadowsky eH andere (a). Prins hendrik was Adjudant des Konings («) p. 121. Vaits mimorables, ƒ>. 308. Lond. 1757' in 8)'0. „ F 4  88 LEVEN van nings en toen flegts negentien jaaren oud. Een fchrijver, die zeekerJijk niec geoordeeld heefc volgens den luisterrijken voorfpocd van den zevenjaarigen oorlog, heefc gezegd dat de Prins door zijne werkzaam^ heid, door zijn doorzigt en door zijne dapperheid 's Konings goedkeuring verdiende. Het dagregister van de verrigcingen van 's Konings léger en de opgave der wreedheden , waarvan men de Odscenrijkfche troepen van den flag van Freiberg tot hec eind van Sepcember befchuldigde, vervullen een half boekdeel ( Onder die mededingers kwam ook de Graaf, thans Prins van kaunitz op als erfgenaam van het Huis van Rietberg, dat verbindtenisfen met de oude eigenaars van Oost-Friesland aangegaan hadc. De Hollanders , die , hetzij als fchuldëisfchers, hetzy in hoe* danigheid als voogden van den laatften Graaf («) Faits mémorables de f rede me, CA. F. %. 36. fuiv.  96 LEV EN van Graaf karel eduard bezettingen in da fteden Aurich en Emden hadden, maakten geene zwaarigheid om den Koning van Pruisfen bezit van hetzelve te laaten neemen, mits hij dé fchuld betaalde. Vermits zij bondgenooten waren van den Koning van Engeland en van het Huis van Oostenrijk, daar de Graaf van kaunitz in zeer groot krediet ftondt , moeten zij de regten des Konings voor onbetwistbaar gehouden hebben. Deeze regten waren gegrond op eene verwagting , welke Keizer leopold aan frederik willem I gegecven hadc als eene vergoeding van de kosten, welke hij als zijn bondgenoot in dc oorlogen tegens Frankrijk gemaakt hadt. Het blijkt ook niet dat hec Weener Hof poogingen gedaan nebbe om den Koning van Pruisfen te beletten bezit van dat leengoed te neemen. De Koning liet den Graaf van kaun.itz egter honderd duizend kroonen bieden voor zijne aanfpraak, welke die edelman weigerde De zwaarigheden, die zig in de bezitneeming opdeeden , kwamen alleen van enige verzoeken, welke de Scaacen den nieuwen Vorsc deeden. Zij wilden dac hij belooven zoude (*) Bijzondere Aantekeningen. G. II.  FREDERIK DEN II. 97. zoude geene foldaaten in dat land te zullen werven. Dit was veel gevergd van eenen Koning, die zijne krijgsmagt op een fterker voet wilde houden dan de gefteldheid zijns Ko« ningrijks dulden konde. De Raadsheer cocceji, die gezonden wierdt om in naam des Konings de hulde te ontvangen, liet .niet naa den Staaten van Oost - Friesland jonder het oog te brengen dat het land zijne Vorften altoos troepen geleverd hadt, ca dat het de werving van vier honderd mannen 'sjaars wel draagen konde. Eindelijk leende men het oor aan de voorftellingen der Staaten, die, om hunne fabrieken en zeehandel te begunstigen, ernftig verzogten tot die wervingen niet verpligt te wezen. Het verkrijgen van een land, in hetwelk eene zeer gemakkelijke haven bij de ftad Embden is, gaf den Koning het denkbeeld van eene maatfchappij voor den handel op Indie opterigten. Hij leide 'er toen reeds den grondflag van; doch zij wierdt niec wezenlijk tot ftand gebragt dan eerst lang daarnaa onder den naam van Maatfchappij tan Zee- handel. 5-v Lbil^ihootiijucji na 2Sj£>2 0ij"« 1 , q ELFDE  S8 LEVEN van i '■ ! : ELFDE HOOFDSTUK. Gedicht van frederi-k getijteld Palladium: Gedenkfchriftert van Brandenburg : Oorfprong van de 'Koninglijhe Maatfchappij te Beri lijn, haar verval, haare herftelling onder den naam van Akademie; frederik laat verfcheiden verken in dezelve voor leezen. J3e zwaarwigtiglte , de mpeijelijkfte, de onvermij dlijkfte zaaken beletteden frederik II niet zig met de letterkunde en dichtkonst bezig te houden. Een voorval, Jn. den nu geëindigden oorlog gebeurd , gaf .hem ffof om .een klein klugtig. heldendicht opteftellen. De Marquis de valori, gezant .van Frankrijk, volgde den Koning in zijne veldtogtcn, en hadt een geheimfchrijver bij zig, darget genaamd. Kort voor, den veldflag van Sorr bezetteden eenige pandpuren, onder het bevel van eenen zekeren fanchini, het huis, in hetwelk zig de gezant bevondc, die deotijd hadt om zig door eene deur, die in den tuin uitkwam, te bergen. De tegenwoordigheid van geest en ftoutmoedigheid van den  FREDERIK D EN JI. C99 den geheimfchrijver hielpen hem het gevaar ontwijken; want de foldaaten in de kamer van valori gekoomen zijnde en yraagende waar de Ambasfadeur ware, koomt darget te voorfchijn en zegt hun dat hij de gezant is. Zij voerden hem .gevanglij k mede en waren, toen zij hoorden dat hij hen bedrogen 'hadt, op het punt van hem dood te flaan. Zij waren nog des te verwoeder omdat darget behendig genoeg geweest was. om de brieventas te verbergen, zoodat zij niet in handen viel van degeene, die, bet huis pionderden, darget wierdt eindelijk naa veele bekommeringen en gevaaren 6it* gewisfeld en zijnen heer wedergegeeven. Hec geval wierdt frederik verhaald, die géne* genheid kreeg voor een man, die zoo veel kloekmoedigheid als vernuft betoond hadt. Hij verzogt den Heer valori hem denzeiven overtegeeven, en maakte hem tot zijnen leezer en bijzonderen geheimfchrijver. Zig het geval verfcheiden reizen hebbende laaten verhaalen, maakte hij 'er een klugtig gedicht van , ten naasten bij gelijk de gefchiedenis van Jeanne £ Are door v oltaire gedicht is. De Koning hadt homerus en virgilius geleezen en wilde hen jiaavojgen door de heiligen, welke BrandenG 3 burg  loo L E V E 'N van burg weleer als zijne befchermheiligen vereerde, in plaatfe van hunne Goden te Hellen; maar hij liet hen ten naasten bij op dezelfde wijze fpreeken en handelen als voltaire in zijn beroemd klugtig heldendicht gedaan heeft. De Koning gaf zijn gedicht den tijtel van Palladium, en verdigtte als of van de opligting of behouding van valori het lot van den krijg tusfchen de oorloogende Mogendheden afhing, gelijk van het beroemd Palladium van Troje het lot deezer ltad, die door de vereenigde krijgsmagt der Griekfche Koningen belegerd wierdt. Ik heb de fchets op de wijze eener voorreden, die de koninglijke fchrijver van dat gedicht gemaakt hadt, in handfchrifc gezien. Hij vergeleek dit werk bij den oorlog tusfchen de rotten en kikvorfchen van homerus, bij den Ververt van gresset en bij de geroofde kairlok van pope. Darget fcheen in het eerst verftoord dat hij de held van een klugtig gedicht gemaakt was; maar men hadt niet veel moeite om hem weder te bevredigen. De Koning liet 'er in den toren van het kafteel vijftig af» drukken van maaken, welke hij daarnaa verbrand heeft. Ik heb zulks van iemand, die tegenswoordig was, toen de afdrukken aaa  FREDERIK DEN II. ioï de vlammen wierden opgeofferd. Frederik deedt egter dac gedicht op nieuw drukken en liet 'er flegts vier en twintig afdrukken van maaken, van welke hij vijf of zes uitdeelde, maar hij gaf den 'Marquis de valori flegts eene gefchreven copij, waarin hij eenige trekken uitliet, en hij deedc ook den nadruk, die 'er te Hamburg van gemaakt was, ophaalen (tf). Het vak der gefchiedenisfen deedt frederik s letterkundigen arbeid meer eer aan. Met roem en voordeel twee oorlogen geëindigd hebbende, in welke hij een Huis het hoofd geboden hadt, dat twee eeuwen lang als het eerfte van Duitschland, en als eert der voornaamfte van Europa was befchouwd geworden , begon de Koning van Pruisfen onder de Mogendheden van den eerden rang plaats te neemen. Zijn luister moest op zijn Huis teruggekaatst worden, en het was natuurlijk dat het denkbeeld van deszelfs gefchiedenis te fchrijven en vermaard te maaken, verfcheiden der geene , die met den Koning omgingen, in gedagten kwame. De Franfchen vooral fielden hem voor dat de g Bijzondere Aantekeningen K. Hf,  io2 L E V E N van gefchiedenis van zijn Huis in Frankrijk niet bekend was, omdat de Kronijken van Brandenburg in het hoogduitsch of latijn gefchreven waren. Frederik hadc reeds .fmaak in de gefchichtkunde gekregen door bet leezen der fchriften van den Prefident henault, Van rollin, fleur y, voltaire, en enige vertaalingen van de Griekfche en Latijnfche Hiftoriefchrijveren; hij kreeg lust om zig onder dezelve geplaatst te .zien. Naardien hij niet gaarne hoog* duitsch , en nog minder oude boeken en geschriften, in die taal opgefteld, las, en het latijn niet volkoomen meester was, belastte hij den Baron van hertz berg met de zorg van hem de noodige bouwtloifen optezamelen. Deeze Pommerfche edelman hadc in den ouderdom van vijftien jaaren, toen hij nog te Stetcin ftudeerde, eene hiltorifche verhandeling over de Oostenrijkfche Keizers, uit de echte oorfpronglijke ftukken en gelijktijdige Schrijvers getrokken, in het licht gegeeven. Enige jaaren laacer, op de Uni« veröteit te Halle zijnde, hadt hij eene andere verhandeling, bij wijze van eene The fis, over de rijksdagen van verkiezing en over het algemeen regt van Brandenburg .gefehreven, die deeden zien, welke verwonderlijke vör- derin-  F REDER IK DEN II. Ï03 deringen deeze jongeling in de hiftofiekunde gemaakt hadc. De Kancelier der Univerfiteic, die toen de vermaarde jan pieter lu de wig was, fprak mét veel lof van hem aan den Graaf van' fodewils, eerfien Staacsdtenaar. De Koning beftemde, op de berigten van deczen minister, den Heer van1 hertzberg tot hec kabinet, en zonde hem' in hec jaar 1745 niec dert Biron VAN danckêlmann naar den rijksdag te Franckforc om ccgens de verkiezing van francois ï te procéfteeren. Bij zijne wederkomst van deeze zending wierdt de Heer van hertzberg in de archiven gebruikt, waaruit hij de bouwftoffen trok , met welke de Koning de gefchiedenis van zijne voorouderen befchreef, welke hij betijtelde: Mémoi* LEVEN vaih- te verhinderen, en te ontrusten zoo dikwijls, de protetlanten , die onder eene Roomschkacholijke regeering woonden , klaagden over enige knevelarijen of oyer enige belemmeringen van hunne vrijheid van gewisfe. Die hadc men vooral gezien, toen de Keurvorst van de Palts den proceftanten van Heidelberg de helft eener kerk wilde oncneemen, die hun door hec crartaat van Westphalen toegeftaan was. Onder de regeering van frederik willem, eindelijk, hadden de Roomsch-katholijken geene andere kerk als eene foort van koetshuis of pakhuis, dat men thans aan de koordedansfers en mariouetipeelers en toe de Chineefche fchimmen verhuurd. Frederik II behandelde de Roomsch-katholijken niet alleen altijd met meer zagtheid, maar zelfs meeseer van een lijk land geworden" zijnde, daar de Roomschkatholijke godsdienst zoo niet de eenigfte i^en minsten het meest verfpreid was, meende hij dat het voeglijk ware dat 'er in de hoofdftad van zijn rijk tot de beoefening van dien, godsdienst eene voegzaamer en gemaklijker Kerk ware. Hiertoe wees hij eene groote ruimte aan, digt bij de nieuwe opera-zaal, die hij. gebouwd hadc, en hij wilde dac deeie kerk geftigc zoude worden volgens hé.c onc-  FREDERIK DEN II. isi ontwerp van het Pantheon of de Rotonde te Rome. Hij liet den eerften fteen van het gebouw leggen door den commandant van de ftad Berlijn, den Graaf van hacke, met de bij die gelegenheden gebruildijke plegtigheden, en hij ftondt toe dat men opzamelingen deede, om het noodig geld tot opbouw van die groote kerk-te vinden. Alzoo hij niet goed vondt uit zijne kas geld daartoe te geeven , en de opzieners de giften , welke bijzondere perfoonen haddert gefchonken , en welke men uit vreemde landen ontving, kwalijk beftierden , wierdt dit gebouw eerst dertig jaaren naa dat men 'er den gröndflag van gelegd hadt, voltooid. De mildheid van eenen Venetiaanfchen Prelaat van het Huis van quirini, die den letterkundigen Koning ten hoogften bewonderde , bragt veel toe om dezelve te volbouwen. Een verfierfel - fchilder uit Piemont, gagliari genoemd, welken de Koning tot andere werken uit Turin ontboden hadt, befteedde zijne talenten en een gedeelte van zijne middelen om deezen fchoonen tempel te verfieren. De Koninginne van Hongarije fchonk verfcheiden jaaren lang geld tot onderhoud van de priesters, die de Roomsch-katholijke kerk H 5 te  122 LEVEN-van te Berlijn bedienden. Het goed gedrag van Vader torck, een Dominikaaner, die reeds van den tijd van Prins eugenius almoefenier der Roomsch-katholijken onder de Pruiififche troepen geweest was , hadt de Koningen frederik willem en frederik II* genoopt de monnikken van die orde boven andere te verkiezen tot den dienst van de kerk, welke men hadt opengefteld. Een andere Vader Dominikaaner , ajiand genaamd, nam de bediening van Priester der katholijken waar, terwijl men bezig was de groote kerk te bouwen. Deeze Vader am and, vreezen de dat de Marquis de la puebla, Gezant van het Weener Hof, welke hij wist dat zijn vriend niet was, hem zijn jaargeld zoude doen ontneemen, wilde zig hiervan op eene andere wijze verzeekeren, waarinde Abt de prades, van welken wij in het vervolg zullen fpreeken , hem behulpzaam was. Hij ftelde den Koning voor dat het niet voeglijk ware voor Zijne Majeftek noch veilig voor den ftaat, dat zij bedienaars van eenen godsdienst, die zeer in het rijk in zwang was, hadde, welke door eene vreemde en naieverige mogendheid, gelijk men denken konde dat het Oostenrijksch Huis was, betaald wierden  FREDERIK DEN II. 123 elen 00' Welke redenen Vader amand en de Abt de prades ook mogen gehad hebben om den Koning dit voorflel te doen , de Koning vondc het redenlijk en hij beftemdc zederc twaalf honderd kroonen tot hec onderhoud van de Priesters der Roomsch-katholijke kerk , zelfs voor zij wierdc overgebragc in hec nieuw gebouw, dac hij hadc laaten oprigcen. In denzclfden cijd dac frederik in zijne proteftantfche ftaaten den katholijken godsdienst begunstigde, befchermde hij ook de proieflanten, die in vreemde landen onder de Roomsch katholijken woonden. Eene groote menigte inwooners van Hongarije, die den Luthorfchen godsdienst beleeden, hadden onder de Oostenrijkfche regeering grooce voorregten genoten. De handel, welken zij in Silefie dreeven , was niet meer zoo voordeelig, toen dat land van meester veranderd was. Misfehien maakte de partijdigheid voor de Franfchen, zoo katholijke als gereformeerde, welke de Koning genoeg liec blijken, hem niec bemind bij de Lutherfche Hongaaren , die fcheld- en fchimp- O) Bijzondere Aantekeningen. H. S.  124 LEVEN van fchimpwoorden tegens hem uitbraakten. De Bisfchoppen van Hongarije beminden ondertusfchen de Euangelifchen niet (want dus noemen zig die Lutheraanen) en deeden vervolgingen tegens hen ontftaan , dat niet móeijelijk was onder de regeering van eene deugdzaame Koninginne, die den godsdienst , waarin zij geboren en opgevoed was, en welken alle haare voorouders zig ver» pligt gerekend hadden voorteftaan en te befchermen, beminde. De Euangelifchen wierden genoodzaakc de befcherming te verzoeken van eenen Vorst, in wiens ftaaten hun godsdienst de heerfchende' was; want fchoon het Koninglijk Huis van Brandenburg den gereformeerden godsdienst belijdt , is de Lutherfche egter de godsdienst van het land. Frederik II gelastte den Bisfchop van Breslau dat hij zijnen Hongaarfchen ampcgenooten de proteftanten, die in hunne bisdommen woonden, aanbeveelen zoude : de brief, wegens deeze zaak aan den Graaf van schaffgotsch gefchreven, en welken ik gezien heb, is- van het jaar 1750. fV). Fre- (*) Deeze brief is zonder dagtekening gedrukt in eene historie van het leven van onzen Koning in het Engelsch 'in het Jaar 1758 uitgégeeven, b\. 277 en volg.  FREDERIK DEN II. i25 Frederik handelde te dien tijd inSpanje over eene zaak van eenen geheel anderen aart, over de invordering namelijk van de kosten , welke zijn grootvader, gedaan hadt om den Spanjaarden , onder k arel II, die met Frankrijk in oorlog was,in Italië en Vlaanderen troepen ter hulp toetezenden. Hij meende eenen man in hec werk gefteld te hebben, die zeer gefchikt.was om in deeze moeijelijke onder-, handeling te flaagen ; hij was van Napels en cagnoni genaamd. Hij was naar Rusland gereisd om zijn fortuin te zoeken, en hadt gediend in de kancelarij te Petersburg. Onder den berugten ostermann, onder wiens bevelen hij in het Jaar 1739 eenen voordeeligen vrede met de Turken gefloten hadt. Toen hij den ftorm, die dien ftaatsdienaar bij den dood van Keizerinne anna dreigde, zag aankoomen, vondt hij het raadzaam een land te verlaaten , daar de ge» vaaren en tegenfpoeden grooter waren dan de middelen om zijn geluk te bevorderen, en hij kwam naar Berlijn. De Koning , die over den Venetiaan algarotti, een dichter en leccerkundigen , wel te vreden was, wilde ook den Napelfchen regtsgeleerden en ftaatsman aan zijnen dienst verbinden, en  126 LEVEN van en gaf hem een jaargeld van twee duuerid kroonen. philippus V, Koning van Spanje, was overleden; de beroemde Italiaanfche zanger broscki , bijgenaamd farinelli, ftondt in blaakende gunst bij ferdinand VI. De Koning van Pruisfen vondt deeze gelegenheid gunitig om cagnonï naar Spanje te zenden om te eisfehen hetgeen hij meende hem toetckoomen. Maar hoé eenen Vorst van het Huis van Bourbon overgehaald om fchulden te betaalen, welke de Koningen van het Huis van Oostenrijk gemaakt hadden om tegens Frankrijk te oorlogen? Men zou haast moeten denken dat de Koning van Pruisfen daardoor wilde herinneren, wat zijne voorouders voor de twee takken van het Huis van Oostenrijk gedaan hadden. Deeze zending was niet geheim * fehoon cagnonï zonder tijtel naar Spanje ging. Zoo de Koning hem met andere zaaken belast heeft, fchijnen dezelve niet beter gedaagd te zijn dan de eisch van vergoeding der kosten, welke de Keurvorst frederik III gemaakt hadc om karel II bijteftaan en om de Oostenrijkfche partij in de fuccesfie - oorlog te onderfteunen. cag. noni kwam weder naa een verblijf van twee of drie jaaren in Spanje en bragt den  FREDERIK DEN II. 127 den Koning van Pruisfen niets mede dan enige porceleine vaten met fnuiftabak, welke ferdinand VI hem tot een gefchenk zond. De Koning , niet voldaan over den uitllag deezer zending , liet zulks den Italiaanfchen ftaatsman blijken, die, in het vervolg ziende dat hij weinig geacht en flegt becaald wierdt, Berlijn verliet en zijne dagen in zijn vaderland ging eindigen. DER-  ia8 LEVEN van DERTIENDE HOOFDSTUK. frederiks genegenheid voor eene dans\ j'eres: voltaire koomt aan het Pruisfisch Hof: Zijne gefchillen met Maupertuis: Zijne ongenade en zijn vertrek. D= aanhoudende aandacht, waarmede hij alles in eiken verfchillenden tak van het inwendig bellier van zijn rijk naarging , belette frederik niet enige tijdkorting te genieten. In den tijd dat hij cagnonï naar Spanje zondt en dat algarotti nog te Berlijn was fcheen deeze wijsgeerige Kaning genegenheid te voeden voor eene Icaliaanfche dansferes , barbarini genaamd. Zij is de eenigfte vrouw , welke men zegt dat hij bemind hebbe ten minften zedert zijne komst aan de kroon. Deeze dansferes, bij welke veele lieden van aanzien, en vooral vreemdelingen, die te Berlijn waren , Franfche , Italiaanen , Engelfche, Rusfen, Poolen, hun hof maakten, behaagde den Koning even als aan anderen ; ondertusfchen verliet zij Berlijn om' weder naar Venetië te keeren maar de Ko ning  FREDERIK DEN II. 129 ning liet haar op nieuw voor zijn tooneel aanneemen. Als zij gedanst hadt, ging hij haar in haar kamertjen bezoeken en dronk met haar thee; fomtijds nam hij haar des avonds bij zig aan tafel met twee of drie dames en enige edellieden. De Graaf van rothenburg, de Graaf al* garotti en de Ridder chazot waren gewoonlijk van het gezelfchap, en de Koning veinsde te denken dat zij op haar verliefd waren. Chazot antwoordde dat hij bij die fchoone flegts de rol van Merkurius fpeelde. Zij wierdt door eenen Engelschman gefchaakt en de Koning liet haar op zijne beurt weder ontfcbaaken. Eindelijk wilde een der zoonen van den Groot-Kancelier cocceji haar trouwen. De Koning flondc het toe en liet haar vertrekken om op een landgoed te gaan woonen, dat zij gekogt hadt van de gefchenken des Konings en de vrugten van haare talenten. Zij leefc nog terwijl ik dit fchrijf, maar is nooit weder te Berlijn verfchenen. Frederiks zugt .voar de letteren verdrong alle andere hartstogten. Het is'jammer dac deeze zugt eene bron van onaangenaamheden voor hem in hec bijzonder, en l mis-  130 LEVEN van misfehien zelfs van enige onheilen voor den Staat geweest is. Wij zullen alhier den oorfprong en het vervolg der letterkundige gefchillen, waarin frederik II betrokken geweest is, en die altijd een aanmerklijk gedeelte van de gefchiedenis van deezen Koning, zoo wel als van eenen der grootfte letterkundigen, die 'er ooit geweest zijn, zullen uitmaaken, in weinig woorden ontvouwen. Frederik bevondt zig in het genot van eenen volkoomen vrede, welken hij reden hadt te gelooven dat vrij wel bevestigd ware door het traktaat van Aken, van het jaar 1748, hetwelk hem zijne aanwinningen verzeekerde. Hij vermoedde toen nog niec dat drie ilaatsdienaars, welke drie rijken begierden, die aan de Pruisfifche ftaaeen grenzen, eene vreeslijke zaamenzweering tegens hem brouwden. Hij wilde deezen vreedzaamen tijd waarncemen om hetgeen hij gefchreven hadc en nog fchreef afcewerken of te verbeteren en wenschte ook de gefprekken van voltaire, die toen ter cijd de godfpraak van de Europifche letcerkundc was, onafgebrooken te kunnen genieten. Daar waren verfcheiden Franfche leccerkun-  FREDERIK DEN II. 131 digen te Berlijn, en zelfs aan het Hof; maar geen hunner evenaarde den dichter van de Henriade. De Koning wilde deezen beroemden man bij zich hebben. Hij verzogt 'er hem toe, hij drong bij hem aan, en verkreeg zelfs voor hem verlof van het Franfche Hof, aan hetwelk voltaire kamer • edelman en gefchiedfchrijver was. Voltaire kwam dan weder in Brandenburg. De Koning, die hem zeer vleijende dingen gefchreven hadt om hem overtchaalcn van te koomen, ontving hem niet minder vriendlijk. Hij gaf hem den fleutel van kamerheer, een jaargeld van twintig duizend livrei en de orde van verdiensten: hij huisvestte hem in zijne paleizen te Potsdam en te Berlijn. Men fchikte hem koks, koetfiers, lakeijen, om hem te dienen, toe, en men verzogt hem dagelijks aan 's Konings tafel met algarotti, d'argens en maupertuis. De twee eerfte gingen vrij wel om met den nieuwen gast des Konings; maar daar ontftondt weldra jaloufij tusfehen voltaire en maupertuis. Deeze zou altijd wel de eerfte hebben willen zijn en voltaire kon niet dulden de tweede te wezen. Een ander Franfche geleerde, die noch in de gunst des Konings was, noch Is aan  i32 LEVEN van aan* het* Mof verkeerde, vertraagde zonder het te weeten de uitbarsting van hunne ooeenigheid nog enigen tijd. Deeze geleerde was la beaumelle, een letterkundige, die veel geest hadt en wien geen 'fmaak ontbrak. Van Kop'penhage wederkeerende, daar hij hoogleeraar in de Franfche fraaie letteren geweest was, hadt hij zig te Berlijn blijven ophouden, daar hij een klein werkjen in het licht, gaf onder den tijtel -van Mes petifées, dat veel gerugt maakte. In deeze verzameling van ftoute aanmerkingen over verfchillende onderwerpen en in de gezelfchappen, waarin hij te Berlijn verkeerde, fpaarde la beaumelle de geleerden , die 's Konings gunstelingen waren, niet, nog minder voltaire. Hij hadc in dac werkjen gezegd (V) dat 'er beter dichters geweest waren dan voltaire, maar geene, die beter beloond waren „ De Konin^ o „ van Pruisfen (voegde hij 'er bij) overlaadt „degeene, die groote talenten hebben, met „ weldaaden, juist om dezelfde redenen,. die „ eenen kleinen Duitfchen Vorsc noopen om h9 fijia , ^vcd^ï < een (<0 p. 166 cdit. de Rollin, a Paris 1-50. In andere uitgaven, volgens de eerfte gedrukt, is deeze .plaats uitgelaaten.  FREDERIK DEN II. 133 „ een hofnar of dwerg met gunften te beschenken." Voltaire beklaagde zich bij den Koning over deezen trek van la beaumelle, en liet niet naa den zei ven nog te vergiftigen , als ware het een beledigende trek voor zijne Majefteic geweest. Maupertuis en algarotti konden zulks 'er. niet in vinden. Terwijl voltaire tegens la beaumelle verbitterd was, was hij niet minder hevig tegens maupertuis , welken hij ondertusfchen wenschte den voet te ligten. Maar de abt de prades, die ox>k aan hec Pruisfisch Hof was , ftookte door zijn onbefcheiden aanbrengen hec vuur der cweedragc aan. De uitbarfting wierdt veroorzaakc door een gefchil over een wiskundig onderwerp, dac tusfchen maupertuis en een profesfor in de Meetkunde, koenig genaamd, toen Bibliothecaris van de Prinfes 'van Oranje en buitenlandsch lid van dezelfde Akademie, waarvan maupertuis voorzitter was, ontftondt. De Koning trok de partij van maupertuis , terwijl voltaire koenig voorftondc , hetzij omdat hij zijn vriend, hetzij omdat hij de tegenpartijder van maupertuis was. Voltaire fchreef een ftukjen , dat hij I 3 den  ï34 LEVEN van den tijtel van Akakia gaf, en dat een hevig fchimpfchrift tegens den voorzitter der Akademie was. De Koning wilde deezen twist doen eindigen en noopte voltaire om het ftukjen te verbranden. Hij verbrandde het dan in bijzijn des Konings , of liever hij leverde den Koning de afdrukken, die dezelve in het Vuur van zijn fchoorfteen aan de vlammen overgaf; maar hij hielde een afdruk ageer, dien hij terftond naar Holland zondt , daar het werkjen met des te grooter gretigheid gedrukt wierdt, omdat het eenen profesfor van dat land, die vrienden hadc, gunftig was. Frederik was *er verftoord over en wilde den fchrijver van het fchimpfchrift zijn ongenoegen doen zien; wanc, zoo hij voltaires geest bewonderde , beminde hij hec karakcer van maupertuis nog meer. Hij verklaarde zig voor den laatften en coen hij eens zijne partij getrokken hadt, meende hij hem te moeten voorftaan en wreeken. Voltaire zag zig genoodzaakt Potsdam te verlaaten. Hij begaf zig naar Berlijn, daar hij zig in het huis van den Akademist francheville, zijn landsman, ophielde, en de Koning liec, ondanks de beginzelen van ver* draagzaamheid , welke hij anders vi ij vol- ftan»  FREDERIK DEN II. 135 flandig volgde, de Akakia door beuls handen verbranden op het foldaaten ■ plein , bij de plaats, daar hij zedert de Franfche-Comedie-zaal heeft laaten bouwen. Dit was bijna onder de oogen van den fchrijver, die indedaad uit het venfter van het huis, daar hij zijn verblijf hieldt, dat, te Berlijn vrij zeldzaam, fchouwfpel aanzag. Voltair e was niet ongevoelig voor deeze vernedering. In het eerst veinsde hij 'er mede te lagchen; vervolgens liet hij zig tot fchelden en raazen vervoeren; hij ontveinsde toen niet langer dat hij noch wijsgeer noch christen genoeg was om deezen hoon te vergeeten. Vast befloten hebbende te vertrekken, fchoon de Koning hem zijne gunst weder fcheen te willen fchenken, verliet hij Berlijn in de lente van het Jaar 1753. Hij hieldt zig enigen tijd te Gotha op, en vervolgens op een lusthuis van den Landgraaf van Hesfen, daar hij wel ontvangen wierdt-, maar hij liet zig in de gefprekken ligtlijk uitdrukkingen ontvallen, welke men naar Potsdam overfchreef. De Koning, zig toen herinnerende dat voltaire affchriftcn van zijne werken , zoo gefchrevene als gedrukte, onder zig hadt, wilde die weder hebben, en liet hem te Franckfort aanhouI 4 deu*  136 L,E V E N van den. Freytag, 's j Konings agent, en een raadsheer, schmtdt- genaamd , handelden den in ongenade gevallen dichter en zijne nigt , Mevrouw denis, die hem te gemoet gereisd was, wat ruuw; maar de Koning beval dac hem zijne gedichten' wedergezonden moesten worden en deeze twee Duitfchers voerden hunnen lasc uic zoo goed zij konden. Voltaire was verpligt zijne kiscen, waarin onder andere boeken en papieren , ook de gedichten des Konings waren , fpoedig van Leipzig te ontbieden. Geduurende hec lastig verblijf, dac hij tegens wil en dank te Franckforc hielde , om de lasten en papieren af te wagten, dichtte hij een brief onder den naam van een vriend, die, terwijl hij hem over zijne ongenade beklaagde, hem te gelijk berispte van zig aan diergelijke ongevallen blootgefieJd te hebben. Daar is niets. fcherpers tegens frederik II gefchreven in den tijd van zeven en veertig jaaren dat Europa en de geheele waereld van deezen Koning gei] rooken hebben. . Deeze brief is niec gedrukc, maar ik heb een grooc gedeelte van denzelven hooren opzeggen door iemand, die hem van buiten kende. De Koning , die ook. dichter was , fpaarde . insgelijks vol-  FREDERIK DEN II. 137 voltaire niec: hij maakte een ftekelig puntdichc op hem , dac onder zijne fchriften gevonden worde, maar dac hij toen niec in hec licht liet koomen uit vrees 'van zig op den hals te haaien hetgeen hij egter niet ontging. Enigen tijd daarnaa fchreef voltaire een verhaal van die'reis en van de onaangenaamheden, welke hij ondergaan hadc, in eene iborc van verdediging van zijn gedrag , die eersc naa den dood van den fchrijver en in de laatfte jaaren van het leven van frederik uitkwam. Deeze groote Koning wordt in dezelve even zoo fchandelijk gelasterd, als in den voorgemelden brief. Voltaire heeft in geene zijner fchrifcen meer kwaadaartigheid noch meer kwaade trouw laaten blijken (a). Deeze fraaie geest, die een uiterften wraakgierig was, nog niec ce vreden mee hec affchuuwlijk fchimpfchrifc, van 't welk wij zoo (_a) De Schrijver bedoelt hier zeekerlijk het boekjen getijteld : La vie privée du Rot de Prusfe ou Mémoires pour fervir & la vie de Mr. de Voltaire, écrits par lui-même, dat hem te minder eer doet , omdat hij dit lasterlijk en kwaadaartig gelchtiit opgefteld en üitgegeeven heefc naa de Koning zig met hem verzoend hadr. VERT. I 5  i38 LEVEN van zoo even melding maakten , opgefteld te hebben, waarin hij frederik als den verachtlijkften der fchrijveren en den haatlijkften der Koningen afmaalt, vondt middel om enige bladen der gedichten van den Koninglijken dichter, welke hij gedwongen was geweest den refidenc freytag te Franckfort te rug te geeven , naar Parijs te zenden. Hij hadt de kwaadaartigheid van dezelve onder het oog te brengen van perlöonen , die 'er in betrokken waren , en op welke frederik enige boertige trekken in zijne verzen hadt ingevlogten. Een vers is onder anderen zeer bekend , waarin hij van de Kardinaal de bernis fpreekt, die in dien tijd aan het hoofd der buitenlandfche zaaken was (a). Mevrouw de chateau-roüx , en Mevrouw de pompadour, van welke de eerfte de heerfchende maitres van Koning l ode wijk XIV geweest was, terwijl de laatfte alstoen die . plaats nog bekleedde, waren 'er ook niet gunftig in afgefchüderd, en de Keizerin van Rusland, elisabeth petrowna was niet beter behandeld. De 00 Denkiijk bedoelt de fchrijver het volgende: Et ye laijfe a bernis fa flérile abondance. T. I. Epitre FI. VERT.  FREDERIK DEN II. 139 De zugt tot de dichtkonst volgde f rede rik overal; en terwijl dichters van allerleie talenten, ftaaten en landaarten hem lierzangen en dichterlijke brieven toezongen, fchepte hij zelf vermaak om de rol van een getijteld en gehuurd dichter te fpeelen. Prins hendrik, zijn tweede broeder, trouwde in het Jaar 1752. de Prinfes wilhelm ina van het Huis van Hesfen-Casfel. Het feest, bij die gelegenheid gegeeven, wierdt met veel vrolijkheid gevierd (a) en de Koning wilde 'er eene dichterlijke fchers toe bijbrengen. Hij maakte een huwelijksvers, dat hij den Prins toezondt met eenen ernftigen opdragt, waarin hij de tijtels van Monfeigneur en Koninglijke Hoogheid enz. gebruikte, en ondertekend de Hofdichter. Ik heb dat ftuk gezien in handen van iemand, die het ter Huik hadt afgefchreven in de weinige uuren, dat het oorfpronglijke in het kabinet van den Marquis d'argens geweest is, wien de Koning het wilde laaten leezen. («) Zie bielefeld, Lettre 83. m VEER-  i.{o LEVEN van VEERTIENDE HOOFDSTUK. Oorzaaksn van., den zevenjaarigen oorlog. Frankrijk was reeds onvergenoegd over frederik II, die twcercaalen vrede gemaakt hadt zonder.het te kennen; maar daar wierdt in ftilte tusfchen de Hoven van Weenen , Dresden en Petersburg eene zaamenzweering gebrouwen , die meer te dugten was dan het ongenoegen van het Hof van Frankrijk. Men hadt begonnen aan dezelve te arbeiden bijna op het eigen oogenblik dat men den vrede van Dresden getekend hadt. tóe drie Hoven bedoelden niets minder dan het grootst gedeelte der ftaaten, welke de Koning van Pruisfen bezat, onder eikanderen te deelen. maria tiieresia bejammerde altoos nog fterk het verlies van Süefie. Haare godsdienftigheid zelve en haare deugd maakte dit verlies voor haar des te gevoeliger. Zij was ongetwijfeld overtuigd dat de godsdienst en de zeden meer zouden gewonnen hebben onder haare regeering dan onder die van eenen Koning, die niet alleen protefiantsch en , volgens haar, kettersch was, maar die zelfs openlijk allen godsdienst verachtte. Hec zou  FREDERIK DEN II. i4t zou moeijelijk zijn te zeggen , welke bijzondere reden van vijandfchap de Prins van kaunitz hebben konde om den Koning van Pruisfen te haaren, tenzij men onder* ftelle dac hij meer regc meende ce hebben dan hec Huis van Brandenburg op de opvolging van Oosc-Friesland. Maar ik meen den eenen noch den anderen ongelijk re doen, als ik zeg dac 'er misfehien tusfehen den Kancelier van hec WeenerHof en den Koning van Pruisfen enige zugc om boven eikanderen in verftand uiccemuncen plaats hadde. De naam, welken zij verkregen hadden, fchoon in onderfcheiden vakken, bezielde hen mee eenen edelen naiever, cerwijl hunne ftrijdige beginzelen en onderfcheiden fmaak hun afkeerigheid voor eikanderen inboezemden. Doch al was hec flegts geweesc uit ijver voor de belangen van zijne Vorscin, is die althans zeeker dac'de Prins van kaunitz den Koning van Pruisfen niet beminde. Augustus III, Koning van Polen en Keurvorsc van Saxen, kon niec onverfchillig aanzien dac eene nabuurige mogendheid, zijne mededingfter, haar gebied zoo fterk uitbreidde. Men weet dac de Graaf van bruiil bij augustus in blaakende gunst ftondc. Men twijfelde niet of hij regeerde onder  i42 LEVEN van onder den naam van zijnen meester, en deeze beroemde gunsteling ging voorzeeker te verre in de kosten, welke hij deedt maaken en zelf maakte. Zijne bijzondere pragt, welke hij tot eene onvoorbeeldlijke buicenfpoorig» heid dreef, haalde hem ftekelige uitdrukkingen en puntdichten van frederik op den hals Het is vrij waarfchijnlijk dat de Graaf van bruhl zig hierover hebbc willen wreeken; het zou egter moeijelijk zijn te beflisfen, of hij den naiever en den eerzugt zijns meesters opwekte dan flegts behulpzaam ware ; men weet dat hij in den hoogflen graad een hoveling was. Hij hadt de geneigdheid van augustus , aangezet door zijne Gemalinne , maria joslpha, welke door de banden van hec bloed en de beginzelen van den godsdiensc aan hec Huis van Oostenrijk verbonden was, genoeg weeten te doorgronden. De Hoven van Weenen en Dresden zouden , zoo zij niec mee Rusland vereenigd waren geweesc, Pruisfen in eenen derden oorlog even min benadeeld hebben als in dc voorige oorlogen. Hec zou des te meer van f re- 00 Zie zijne Poëjies diverfes, Ode X, a Beriin 1760.  FREDERIK DEN II. 143 frederiks belang geweest zijn de Keizerin elisabeth te ontzien, vermits hij niets te winnen hadt door zig haar tot vijandin te maaken. Maar hij hadt te dikwijls over haar gefcherst, hetzij mondeling, hetzij in zijne gefchriften. Elisabeth, die zonder tegenfpreeken zeer minziek was, kon ook niet wel overeenftemmen met frederik , die openlijk den naam hadt van de vrouwen niet te mogen lijden, en men kan niet weeten, welken indruk de zaamenzwee* ring van den Marquis de botta in de ziel van deeze Vorstin mag agter gelaaten hebben, want deeze kan , terwijl hij het feit ontkende , wel enig vermoeden op de Pruisfisfche Staatsdienaars en op den Koning van Pruisfen zeiven geworpen hebben. De Kancelier, Graaf van bestuchef, die ostermann in zijn ampt en krediet was opgevolgd, was uit zijn bijzonder belang zeer kwalijk jegens frederik gezind. Men heeft mij verhaald dat de Koning, geduurende den tweeden Silefifchen oorlog, bestuchef een gefchenk van honderd duizend kroonen beloofd hadt, zoo hij zijne Vorstin belette zig ten voordeelc van Oostenrijk cn Saxen te verklaaren en dat, toen de vrede gefloten was. de Koning, die in veele dingen  i44 LEVEN van gen de fpaarzaamheid hadc begonnen te behartigen, zig niet meer bekreunde om zijne belofte geftand'te doen; maar ik geloof dat deeze belofte van honderd duizend kroonen, aan bestuchef gedaan, tot eenen anderen tijd gebragt moet worden (V). Ondertusfchen bragc een ellendige gelukzoeker ferb e r genoemd, nog enigzints toe om dè verwijdering van de Hoven van Petersburg en Berlijn te groocer en onheelbaarer te maaken. Deeze ferber was de zoon van eenen rijken burgemeester van Dantzig. Op eene toneelfpeelfter, welke hij te Hamburg hadt leeren kennen, verliefd geworden zijnde trouwde hij dezelve tegens den wil van zijnen vader , die, hem om die zaak ten huize uit jaagende, genoodzaakt was hem een gedeelte zijner middelen medecegeeven, heczij zulks hem toekwame als een goed , van zijne Moeder afkomfüg , hetzij de wetten en gewoonten van hec land zulks medebragten. De jonge ferber verkreeg door dac geld eene plaacs van raadsheer des Konings van Pruisfen en wierdc in de openlijke hoedanigheid van agenc van zijne Majefteic naar Dantzig, zijn vaderland, gezonden: (*) Zie hier agter XVII Iloofdftul".  FREDERIK DEN II. 145 den: Dus zag hij zijnen hoogmoed voldaan; maar (legt betaald wordende en zijne goederen door zijne dwaaze verkwistingen weldra verteerd hebbende, kwam hij weder te Berlijn. Naar middelen zoekende om zijne benodigdheden en grillige verteeringen goed te maaken, liet hij zig door vreeinde Hoven omr koopen en voornamelijk door het Hof van Rusland. Hij hadt te Berlijn veele kennisfeii gemaakt , door welke hij nieuws van allerleien aart opzamelde , dat hij dan naar Petersburg en zelfs naar enige Duitfche Moven overfchreef. Hoe meer kwaad hij van denKoning van Pruisfen meldde, met fchandelijke voorvallen optegeeven en vrije gezegden , die den Koning ontvallen waren , te berigten, hoe meer belooning hij hoopte te ontvangen. 'Hij hadt een cijfer uitgevonden, waardoor hij fchreef hetgeen hij wilde berigten als of het muzijk-nooten waren. Deeze brieven wierden onderfchept en ontcijferd. Hij wierdt gevat, overtuigd van eene misdaadige briefwisfeling tot nadeel van den Staat gehouden te hebben, en te Spandau onthoofd. Het overfchot zijner goederen wierdt verbeurd verklaard, maar de Koning, verzeekerd zijnde dat zijne vrouw onfchuldig was, liet haar hec genot 'er van. Naa dat K ' dee-  146 LEVEN van deeze booswigt geftrafc was, fcheen de vriendfchap enigen tijd herfteld tusfchen de Hoven van Berlijn en Petersburg; en Engeland, de bondgenoot van beiden , tragtte die te onderhouden. Frederik hadc het Hof van Londen te verftaan gegeeven dat de toerustingen, welke Rusland op de grenzen van Pruisfen maakte , hem noodwendig argwaan moescen inboezemen ; waarop Mylord harrington , Staatsdienaar van Vjeorge II, deeze toebereidzelen . deedt fiaaken. Daar was te Petersburg als gezant van Pruisfen een Baron van marde feld, een neef van eenen anderen van denzelfden naam, die langen tijd aan dat Hof gezant geweest was. elisabeth en haare Staatsdienaars beminden dien man niet, juist omdat hij het land te wel kende en in de gelegenheid was om alles te weeten. De Koning vyas zoo gedienitig dat hij hem terug ontboodt en zondt in plaats van mardefeld den Graaf van finckenstein, zoon van dien, welke zijn gouverneur geweest was. Door zijne ingetogenheid en voorzigtigheid herltelde en onderhieldt deeze gezant weder eene foort van vriendfchap, en vertraagde de openlijke uitbarfting der oneenigheden nog  FREDERIK DEN II. 147 nog enige jaaren. De Graaf van finckenstein wierdc opontboden om Kabinetsraad te worden , en men liec ce Pecersburg flegts een eenvoudigen raadsheer wahrendorff genaamd. Elisabeth riep ook den Graaf van kayserling te rug en belastte met de zaaken van Berlijn een raadsheer, gross genaamd, die in veele opzigten mishaagen moesc. Behalven dat zijne perfoonlijke hoedanigheden hem niec zeer aangenaam maakcen was hij de broeder van eenen nieuwstijding fchrijver van Erlang , die zig in zijne bladen dagelijks ftekelige uitdrukkingen tegens den Koning veroorloofde. De raadsheer gross fchreef denklijk zijne ftaatsberigten naar het Hof van Rusland in denzelfden fmaak als zijn broeder de courant. De gevoeligheid van deezen gezant vergiftigde vooral zijne pen, toen hij meende dat men zijn perfoon eene belediging hadde aangedaan. Bij gelegenheid van het huwelijk van Prins ferdinand van Pruisfen gaf de Koning , zijn broeder, een feest te Charlottenburg. Alle de vreemde gezancen wierden op heczelve genodigd, uitgezonderd den Heer van gross. Men kan niet bepaalen of hij bij geval vergeeten, dan wel met opzet uitgefloten wierde*. K 2 maar»  i48 LEVEN van maar, daar men niet aan twijfelen kan , is dat de Koning aan tafel zig wat lugtig uitliet omtrent de Keizerin elisabeth, haare gunftelingen en Staatsdienaars. Onder de gasten waren 'er, die niet beter wenschten dan zulke redenen te hooren , en die niet verzuimden den gezant 'er onmiddelijk kennis van te geeven ; deeze vergrootte het nog toen hij het overfchreef. Misfehien heefc de Koning niet goedgevonden in zijne gefchiedenis alles te herinneren wat zijne nacuurlijke vrolijkheid hem op dien noodlottigen maaltijd deedc zeggen , maar hij heefc des niec te min het ongenoegen en de kwaadwilligheid van den raadsheer anoss als eene der oorzaaken van de vredebreuk, die toen uitbarstte, befchouwd. liet is althans zeeker dat men van dien tijd af zig minder ontzag en dat men nog maar een voorwendzel zogt om het ontwerp, dac men reeds lang van ce vooren gefmeed hadc, ter uitvoer ce brengen. In een afzonderlijk en geheim arcijkel van een traktaat van 'c verdedigend bondgenodtfehap, den twee en twincigften.Meij 1746 ce Pecersburg getekend , hadden de gezanten van de twee Keizerlijke Hoven eene eventueele verdecling bepaald van de veroveringen, welke ."tusra ■ men  FREDERIK D EN II. 149 men op de Pruisfifche Staaten meende te doen , zoo dra de Koning van den vrede van Dresden zou afgegaan zijn, hetzij door de Keizerin - Koningin van Hongarije , het zij door de Keizerin van Rusland of wel het gemeenebesc van Polen vijandlij k aan te tasten. De uitvoering van dit plan van verdeeling hing dan af van de minfte beweeging, die frederik II. maaken zoude, en welke men als eene vijandlijkheid zoude kunnen aanzien ; en hec hing ook van de zaamenfpannende mogendheden af om hem tot eenen ftap van dien aart te brengen of om de waereld diets te maaken dat hij zoo eenen gedaan hadde. Het Hof van Dresden moest zig niet verklaaren dan naa dat de twee andere de Pruisfifche Staaten reeds zoo fterk zouden aangetast hehben , dat de Koning niet meer in ftaat zoude zijn om zig meester van Saxen te maaken, gelijk hij op de eerfte bewecging der Saxifchen zonder moeite gedaan zou hebben; doch desniettegenftaande hadt de Graaf van bruhl beflooten zijnen meester ce noopen om tot het trakcaat van Pecersburg toe te treeden. Hij bepaalde alle zijne zorgen tot het wel bedekken van zijne maatregelen uit vrees van voorgekoomen te zullen worden. Frederik hadc K 3 in  ISO LEVEN van in het eerst flegts een vrij los vermoeden van de zaamenzvveering , die men brouwde; het was eerst in bet Jaar 1753 dat hij zeekere berigten kon bekoomen van het geheim traktaat van Petersburg, en van de •onafgebrooken onderhandelingen der drie Hoven om het gunflig oogenblik waarteneemen van hem op het lijf te vallen. Volgens deeze berigten fchreef de Koning de brie* ven aan het publiek , in eenen raadzelachtigen ftijl, die naa eikanderen met bladen uitkwamen. Men begreep die niet dan enigen tijd daarnaa. Om meer en meer zeekerheid van den aanflag, die 'er gebrouwen wierdt, te hebben , kogt men eenen geheimfchrijver van de Kancelarij van Dresden, mentzel genaamd, om, die vrijen toegang hadc tot de kamer , in welke de brieven van den gezant gefloten wierden. Mentzel drukte de tekens van den fleutel in wasch af, en de Graaf van mal» Zan, gezant van den 'Koning van Pruisfen te Dresden , zondt dit model naar Berlijn over, daar men eenen fieutcl naar hetzelve bet maaken, welken men verfcheiden maaien heen en weder moest zenden eer hij dienen konde. Eindelijk kon men het flat openen- ment «el fchreef de brieven af, en  FREDERIK DEN II. 151 leide die weder op hunne plaats, wanneer hij alleen was. Door dit middel kreeg men zeer echte berigten van de oogmerken, die men in den zin hadc. Hec Hof van Dresden kwam niec ageer het verraad van deezen geheimfchrijver dan geduurende den oorlog, die 'er op volgde. Men vondt in brieventasfen van den Koning, die den Oostenrijkeren in handen vielen , den naam van dien mentzel in de eene of andere aantekening, en men gaf'er het Hof van Saxen kennis van, dat toen te Warfchau was, daalde ontrouwe geheimfchrijver zig bevondc, dien men vatte en die thans, zoo men mij gezegd heeft, nog in de gevangenis van Königftein in leven is. Frederik, niet langer kunnende twijfelen of men wagtte flegts op een gunftig oogenblik om hem aan te vallen, liet niets naa om zig in ftaat van tegenweer te (lellen ; maar hij hadt eenen magtigen bondgenoot noodig, want hij kon zig niet vleijen alleen Oostenrijk, Rusland en Saxen te zullen kunnen wederftaan. Hij aarfelde enigen tijd tusfehen Frankrijk en Engeland. Frankrijk zou hem meer troepen hebben kunnen leveren, maar Engeland meer geld. Hij beflooc tot het laatfte. Misfehien maakte hij K 4 meer  152 LEVEN van meer ftaat op het karakter van Lord chatïam, Staatsdienaar van Koning george dan op dac van de maitres van l ode wijk. XV en van de Staatsdienaars, welke zij af en aanzette, vooral naa dien, welke toen het .departement der buitenlandfche zaaken befticrde , perfoonlijk beledigd ce hebben. Frederik, door ondervinding wanrrouvvende geworden , vondc goed degeene , die hem zouden hebben kunnen bedriegen, voor te koomen. De Hertog de ni veris: ois, welken hec Franfche Hof hem zonde, was reeds bij den Koning van Pruisfen bekend. Hij hadc hem zijnen lasc aangekondigd, en de Koning betoonde veel verlangen om hem weder te zien en mee hem in onderhandeling te trceden; maar toen die Hertog kwam, verklaarde men hem dat hij vierentwintig uuren te laat kwam, want dat men even een verbond met Engeland getekend hadt. Toen veranderden de zaaken van Europa eensklaps van gedaante. Frankrijk hadc mee Spanje hec familie-verbond aangegaan; maar deeze cwee kroonen waren tegens Oostenrijk niec beftand , en zoo lang Frankrijk niec door zee-mogendheden onderfteund wierdc, hadc hec den Koning van Pruisfen noodig. Toen Frederik zig met  FREDERIK DEN II. 153 metEngeland vereenigd hadc, oordeelde Frankrijk het noodzaaklijk zig niec Oostenrijk ce verdraagen , en coen zag Europa mee verwondering Frankrijk mee Ooscenrijk in bondgenooefchap , en dat rijk tot het familieverbond van het Huis van Bourbon toetreeden. Frederik hoopte nog dac Engeland, dac coen mee Rusland in goede vriendfchap ftondc, dac rijk van hec bondgenootfchap van Ooscenrijk zoude kunnen aftrekken, vermits hec laacfte rijk door hec familie-verbond, dac men aangegaan hadc, enigermaace de vijand van Engeland wierdc. Maar men hadc in Rusland reeds te vasc beflocen cegens den Koning van Pruisfen ce veld ce trekken. De groote Raad hadc in hec jaar 1753, en vervolgens in de maand October 1755, als eene grondwec vascgefteld, dac men zig mee alle magt tegens den verderen aanwas van het Huis van Brandenburg verzetcen moesc en dac men zig om die reden in ftaac moesc {tellen om de eerfte gelegenheid , die zig opdeedc, waarteneemen (cf) , en men was gereed om den Ko- Os) Zie het uittrekzel van een brief van den Graaf van bruul aan den Geheimfchrijver .van Pruisfen K 5 van  154 LEVEN van ning van Pruisfen , zonder enige verdere beredeneering, aancecasten, niec aileen ingeval die Vorsc eenen der bondgenoocen aanviel , maar zoo dra de Koning van Pruisfen door eenen dier bondgenoocen zou aangevallen wezen. Naardien de drie Hoven baarblijklijk belang hadden hun voordeel ce doen mee de eensgezindheid, die onder hen regeerde , tegens eenen nabuur, dien men ais eenen gemeenen vijand befchouwde , wilde men het voorkoomen niec hebben van aanvallers ce wezen , en men moest den Koning van Pruisfen aanflagen aanwrijven, die voor inbreuken op den vrede konden doorgaan. Men tragcee dan te doen gelooven dat het zijne zendelingen waren geweest, die eenen opfland in Ukraine, eene provincie van het Rusfisch rijk , aangeftookt hadden; en die gcrugc liec men verbreiden door omwegen en listen , waarcoa men niec zou denken dac men in de kabinetten der Vorften bekwaam ware , en daar men zig indedaad zelf over fchaamde. Men van den 2 Junij i;5ö. Bewijs W. XXVI. En in het Vertoog.  FREDEKIK DEN II. 155 Men wapende zig ondertusfchen in Rusland en in de Oostenrijkfche Staaten met zulk eenen ijver dat frederik zijne bekommeringen niet meende te moeten ont» veinzen. Omtrent het eind van Junij van hetzelfde Jaar 1756" gelastte hij den Baron van klinggraef, zijnen Gezant te Weenen, de Keizerin-Koningin bepaaldlijk aftevraagen, of de toerustingen , welke men in haare fiaaten maakte, hem al of niet betroffen. Klinggraef was verpligt den Graaf van kaunitz 'er eerst over te fpreeken , die de Koningin waarfchuuwde, alvorens zij den Pruisfifchen gezant gehoor verleende , en men overleide een droog en onbepaald antwoord om zig niet bloot te geeven (V). Den Graaf van kaunitz den gezant van Saxen berigt geevende van het verzoek des Graaven van klinggraef en van het antwoord, dat hij de Keizerin - Koningin hadc ingeblaazen, kreeg men te Potsdam en te Berlijn een naauwkeurig verilag van alles door middel van den geheimfchrijver, dien men O) Zie den brief van den Graaf klemming van den agt en twintigften Julij I75<5- Mém. raifonnê. N. I. N. XXltl.  i55 LEVEN van men omgekogt hadc. Toen beflooc f reder ik niec langer re wagcen. Hec anc•woord was den zes en cwihcigflen Julij aan ■zijnen gezant te Weenen gegeeven , en in de maand Augustus waren zijne troepen reeds in der vijanden iand , fchoon zij "zig nog niet openlijk verklaard hadden. VIJF-  FREDERIK DEN II. 157 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. Eerfte veldtogten van deezen Oorlog: Vcld- flagen van Praag en Kolin. , De Koning rukte in pcrfoon in Saxen I75<;, met een leger van vier en zestig duizend mannen en maakte een aanvang met zeventien duizend Saxifchen , bij Pirna gelegerd, onder het bevel van den Marfchalk rutowsky te omfingelen. Hij liet den Markgraaf karel bij deeze blokkeering en trok met vier en twintig duizend mannen in Bohemen tegens braun , eenen Oostenrijkfchen Generaal, dien hij bij Lowoiitz flag leverde. Het gevegt duurde vier uuren: braun en lascy betwisteden clkanderen langen tijd de overwinning , die onbeflisc bleef met een bijna even gelijk verlies aan beiden zijden; zelfs was het iets groocer aan de kant der Pruisfifchen ; want men rekent dat de Koning drie duizend twee honderd mannen verloor, terwijl van de vijanden flegts drie duizend fneuvelden. Maar de Koning maakte zig meester van het flagveld en de twee Oostenrijk fche Generaals betrokken hunne legerplaats weder. Braun onderr tus-  Sept. en Oct. 158 LEVEN va» tusfchen, die de Saxifchen, welke te Pifna bezet waren, wilde bijftaan, trok bij Kaudnitz over de Elve met agt duizend mannen en rukte voort toe Liehtenhayn in Saxen. De Marfchalk rutowsky liet op de Elve fchipbruggen leggen om door hec Pruisfisch cordon te dringen; maar de fteilte van den oever, de geduurige regen en de vermoeidheid der troepen deeden het werk zukkelen, zoo dat men vier en twintig uuren doorbragt met eene brug te leggen. De vijanden toogen over deeze brug met agterlaacing van hun grof gefbhuc en kwamen aan den voec van Lichteriftein. Het Pruisfisch cordon was daar verfterkt geworden en lestwitz boodc den Generaal braun hec hoofd bij Schaudau. De Markgraaf karel naderde van GrofsSeidücz coc Struppen, en de Pruisfifche huzaaren namen de pakgoederen, die aan deeze zijde van den flinker oever der Elve waren , weg. Naardien de Saxifchen het Pruisfisch cordon niec durfden aandoen om zig bij braun te voegen, trok deeze mee eenig verlies in Bohemen terug. Ondercusfchen verliec de Koning van Polen Saxen, en begaf zig naar Warfchau. De Saxifchen, van hunnen Vorst verlaaten, leiden de wa- pe-  FREDERIK DEN II. 159 penen neder, en de Koning van Pruisfen nam zijn kwartier te Dresden. Alle de erflanden van Koning augustus vielen in zijne magt, uitgezonderd de vesting Königftein, die voor onzijdig verklaard wierdc. Frederik trok de troepen, welke hij jfe Bohemen gezonden hadc , terug, maakte mee dezelve een cordon langs de grenzen en liec haar de wincerkwartieren in Silelle en Saxen becrekken (0). Deeze inval , waardoor de Koning zig meeseer bevondc van een land, hetwelk hij den oorlog niet verklaard hadt, van een land, op hetwelk hij zelfs geene aanfpraak maakte , en welks inkomften hij ondertusfchen naar zig nam, verwonderde geheel Europa, en deedt alle die 'er belang bij hadden , fchreeuwen. Manifesten , vernaaien , en circulaire brieven overftroomden Duitschland, en wierden aan alle kanten veripreid. Frederik oordeelde zig verpligc om zijn gedrag ce regeveerdigen en belastte denzelfden Baron van hertzberg O) Zie loyd Hist. de la gnerre de fept ans entre le Rot de Prv.sfe & la Reine de Hongrie. T. I, Campagne de 175Ó.  i6o LEVEN van berg met dien taak , dezelfde die hem geholpen hadt in het opftellen van de gedenkfchriften van Brandenburg, en die toen kabinetsraad was en over de archiven te Berlijn hec beftier hadt. Men zonde hem uic de archiven van Dresden de oorfpronglijke ftukken van de brieven , van welke men reeds affchrifcen geleezen hadc. Deeze ftukken in handen hebbende, ftelde de Heer van hertzberg eene beredeneerde memorie op over de redenen, welke men gehad hadc om de vijanden voortekoomen. Deeze memorie regtveerdigde den Koning van Pruisfen genoegzaam in hét oog van onparcijdige beoordeelaars ; maar de vijanden veranderden daarom hér plan niec dac zij gemaakt hadden om deezen Vorst te verpletteren. De Keizer franciscüs ï, deedc hem in den rijksban; veele leden van hec Duicfche rijk, door de belofte van"'hec Hof van Weenen verblind, of door deszelfs bedreigingen bevreesd gemaakt , bragten troepen op de been om eenftemmig met hetzelve ce handelen. Hec cweede Jaar van deezen oorlog was allergedenkwaardigsc door eene verfchriklijke nederlaag, welke frederik II. onderging»  FREDERIK DEN II. 161 ging, en drie overwinningen , welke hl behaalde. In het eerst was Bohemen hei tooneel' des oorlogs en de eerfte flag viej bij Praag voor. De Koning begaf zig reedi vroeg in het voorjaar te veld. In de maanc Augustus leverde de Hertog van bevern flag bij Reichenberg. De Generaal königseck trok met overhaasting terug naai Praag, daar braun en aremberg, dooi schwerin en den Koning geduurig bezig gehouden wordende , ook henen trokken, Prins karel van Lotharingen nam het bevel van het Oostenrijksch leger op zig, ftelde zig aan den oever van de Muldau , fteunde met zijnen flinker vleugel tegens den berg Ziska en breidde den regter naar Sterboli uit, daar hij ook het grootfle gedeelte der ruiterij plaatfte. De Koning trok de Muldau over met de helft van zijn leger en liet de andere helft onder bevel van den Marfchalk van keith en van Prins maurits van Anhalt. De Marfchalk van schwerin kwam met een ander corps bij hem en maakte den flinker vleugel van 's Konings leger uit. Het gevegt begon met hevigheid: de Lieutenant-generaal van winterfkld wierdt gekwetst ; fouquet, die hem in het bevel opvolgde, L wierdt j r den 6 Meij 1757.  i6i LEVEN van wierdc mee verlies teruggedreven. De flag zou verloren geweest zijn, zoo niec schwerin, een vaandel van zijn regiment, dat op de vlugt ging , grijpende, de foldaaten weder tot den flag aangevoerd en hunnen moed opgewekt hadde. Deeze Marfchalk, «die in den voorigen oorlog weder in 's Konings gunst gekoomenwas, diende hem hier met eene dapperheid, welke tóen van zijne jaaren niec zoude hebben kunnen verwagten. Mee is zeeker dac zijne kloekmoedigheid veel coc hec winnen van den flag, welken de Koning cegens zijn gevoelen leverde , coebragc. Prins n en duik hadc 'er geen minder deel aan Mij voerde de troepen aan door een moeras, terwijl hij te voec aan hun hoofd crok. Dus omrukte men den vijanden de overwinning , fc'noon zij in hec begin de overhand hadden. Prins karel crok van den eenen berg op den anderen terug en tegens den avond was hij gedwongen zig in Praag te werpen. Het gevegt was ten elf uuren 's morgens begonnen. De Koning verloor meer dan twaalf duizend mannen en daarenboven den Marfchalk van sc uwer in, : 2üt$h' ^4 h 3 T- k die O) Bijzondere aantekeningen, C. S. (bj Lo vd u. f. Campagne de 1757.  FREDERIK DEN II. 16*3 die nog wel zoo veele waardig was, om hec te zeggen in de eigen bewoordingen , van welke . fredEu ik zig bediend heefc. De Oostenrijkers verlooren bij de twintig duizend mannen. De overwinning zou volkoomeuer geweest zijn , zoo Prins m a u u i t s van Desfau op de vlugtende vijanden hadde kunnen vallen; doch hij wierdt door de onbruikbaarheid der wegen en door de moeijelijkheid om de Muldau overcecrekken in zijnen cogc gefruit. Hierop belegerde de Koning Praag een naiuwften om Prins karel in die plaats uittehongeren en deedt de Scad met vijftig fluks kanonnen en mortieren befchieten. De Marfchalk daun hadc toe nu coe eene ontmoeting mee den Koning vermijd , maar toen hij zig bijna driemaalen zoo fterk als het Pruisfisch leger bevondc, en bevel hadc alle mogelijke poogingen aancewenden om Praag te ontzetten, trok hij dan eens voor hem uit en wagtte hem dan eens {taande voecs af. Daupj was nog in Bohemen mee vijf en zescig duizend mannen ; hij was voor Kolin, bij Planün en Chozemicz, op hoog gebergce, ageer eenen diepen hollen weg, mee plasfen. doorfneden , geposteerd. De Koning , die het lot van Praag door eenen tweeden flag L 2 be¬ den 18 Junij.  164 LEVEN van beflisfen wilde , hadt zig bij Kaurzim met den Hertog van bevern vereenigd. Naardien het front van de post van daun niet aangetast kon worden, befloot de Koning de vleugels voorbij te trekken en den vijand aan zijnen regter vleugel aantevallen. (V) Met dat oogmerk trok hij voorbij Planian, hieldt ftand te Novimisto, en deelde zijne bevelen tot den flag uit, zoo dat de voorhoede en «flinker vleugel den eerden aanval moesten doen , terwijl de regter vleugel, het vuur des vijands ontwijkende, denzei ven zou onderfteunen door altijd naar den flinker vleugel te trekken. Geduurende den nagt hadt daun zig meer regts naar Kulin geplaatst. Toen hij het oogmerk van den Koning ontdekt hadt, nam hij wederom eenen nieuwen ftand aan door geduurig regts aftezakken, De Koning veranderde niecs in zijne fchikkingen en begaf zig op nieuw op weg. De Generaal ziethen dreef nada sti tot agter den regter vleugel van daun terug. Huesen, een ander Pruisfisch Generaal, verdreef met de voorhoede de vijanden, die in de nabuurige dorpen wa- Zie loyd u. f. T. I. Campagne de en het tafereel van den oorlog door dien Kapitein muller.  FREDERIK DEN II. 165 waren , nam verfcheiden ftukken gefchut, viel op den regter vleugel van daun en wierp de eerfte linie overhoop. De Oostenrijkfche Marfchalk voerde daarop verfche troepen aan, en huls en, door het voetvolk, dat de bosfchen bezet hadt, in de zijde aangevallen wordende, week met een aanmerklijk verlies op enigen afftand, om de onderfteuning van de linie, die reeds voorwaards getrokken was, af ce wagcen;'maar deeze, fteeds links trekkende, naderde de vijanden zoo nabij dat de Groaten , die in de kreupelbosfchen en holle wegen van Ghozemitz verftooken zaten, in de kolom zelve fchooten. De linie hieldt ftand en begon hec gevegt. Men geraakce handgemeen. Hulsen, die niec onderfteund wierdc, hervatte egcer zes maaien den aanval. De Pruisfifche ruicerij van dien vleugel wierp die der Oostenrijkers overhoop en drong verfcheiden maaien in hec voecvolk in; maar hec vijandlijk gefchuc noodzaakce hem met groot verlies afcetrekken. De eerfte linie kon zig niet van haar gefchut bedienen en dat des vijands, van de hoogte naar de laagte fchietende, maakce eene fchriklijke flagting in de Pruisfifche bacaillons. De L 3 twee-  166 LEVEN van tweede linie , en zelfs de ruiterij vervulden de groote open vakken, die in de eerfte kwamen , weder, en leeden even zeer van liec moordd;ad;g vuur der vijanden. Eindelijk weck de Pruisfifche linie van alie kanten , en de Oostenrijkfche en Saxifche ruiterij , uit de laagten der bergen te voorfehijn rukkende, viel op haar aan en maakte de verwan ing volkoomen. Daun, die ook veel volk verloren hack door de herhaalde fchokken der Pruisfifchcn, hadt reeds bevel gegecven om naar Laudon te wijken , toen hij de Pruisfifchen in wanorde zag. De Heitog van bevern zogt het voetvolk van den regter vleugel bij Novimiesto , langs den keizersweg weder bijeen te krijgen, maar de linie wierdt op nieuw uit clkanderen gedreven, en weck door Nimburg met het vaüen van den nagt. Hoe ongelukkig deeze dag ook voor de Pruisfifchen ware , was egter de fchikking des Konings, naar het gevoelen van deskundige , een meesterftuk van krijgskonst. Maar de Prins maurits van Arihalt-Desfau bedierf door eene al te groote dapperheid de wel genoomene maatregelen en wos oorzaak van het verlies van den veldflag. Die Prins vergat zig zeiven bij dee-  FREDERIK D EN II. 167 deeze gelegenheid; hij liec zig door zijnen onftuimigen moed vervoeren en tastte onvoorzigtig den vleugel en het middenpunt van het vijandlijk leger aan f». Een Italiaansch Generaal in Pruisfifchen dienst, die toen ter tijd in het Oostenrijksch leger diende, heefc mij gezegd dac de fchikking des Konings zoodanig was, dac. daun dezelve befchouwd' hebbende en hec gelukken der eerfte aanvallen ziende reeds bevel gegeeven hadt dat men aftrekken zoude. Hec bevel tot den aftogt ftondt uitgevoerd te worden zonder de ftoutmoedigheid van eenen Spaanfchen officier, dien men den Ameri« kaan noemde. Deeze officier , die een escadron ruiterij onder zig hadc , hadc befpcurd dac de Pruisfifche vleugel, regens welken hij over ftondt, verzwakt was door de escadrons, welke men naar de andere zijde verplaatsc hadc. Toen hij bevel kreeg om afcetrekken zeide hij overluid; „ waar„ coe heefc men ons hier gebragc?" Hij geeft O) Zie tempelhof, zesde aanmerking op het oordeel van loyd over 's Konings misdagen naa den flag van Praag. Historie van den zevenjaarigen Oorlog, D. I. L 4  i68 LEVEN van geeft zijn paard de fpooren , rukt met zijn escadron vooruit, wordt van andere gevolgd, en brengt den Pruisfifchen vleugel in wanorde , die in zijne vlugt het overige van het leger in verwarring brengt en den vijanden den flag doet winnen (a). OO Bijzondere Aantekeningen, G. P, ZESi  FREDERIK DEN II. 169 ZESTIENDE HOOFDSTUK. Jftogt van den Prins van Pruisfen, V Konings broeder: zijne ongenade en zijn dood: droevige ftaat der zaaken. H et verliezen van den veldflag bij Kolin noodzaakte frederik niet alleen de belegering van Praag opcebreeken, waarom men geftreden hadt, maar fleepte ook het verlies van een gedeelte van het leger dat Prins willem, de oudfte van 's Konings broeders, geleidde, naar zig. Het valt niet ligt een getrouw verhaal te hebben van deezen noodlottigen aftogt van den Prins van Pruisfen. Geduurende 's Konings leven durfden degeene , die 'er van zouden hebben kunnen fpreeken, 'er niet van reppen, uit vrees van een droevig aandenken in het hart van frederik te verlevendigen. Hetgeen men 'er thans van zegt zou ook van partijdigheid verdagt gehouden kunnen wordet); maar het berigt, dat de Prins zelf'er van naagelaaten heeft, fchijnt te opregt te zijn dan dat wij ons niet zouden houden aan hetgeen hij zegt. Ik heb reden om te gelooven dat dit verhaal door den Prins zelL 5 ven  170 LEVEN van ven aan den Generaal fou merkt en zonder dezelve ondertekend te hebben. De Prins vertrok met geenen anderen lastbrief, dan dien hij zelf gefchrevea hadt naar 's Konings mondelinge bevelen. Hij begaf zig op weg naar Zittau daar het magazijn was: hij wierdt door daun en AREstBERG vervolgd en verloor veel volk„ eene menigte gefchut en alle de pakkaadje* Het zou zeer moeijelijk zijn te zeggen, waaromtrent de Prins op dien noodlottigen togt misdagen begaan hebbe. Behalven de onderrigting,die hij gekregen hadc, ontving hij nog verfcheiden brieven van den Koning (a) , hij hadt verfcheiden Generaalen bij zig, die hij raadpleegde, maar men ziet uit zijn verhaal dat zomtijds de Generaal winterkeld niec van dezelfde gedagten met den Prins en met de andere Generaalen, die hij bij zig O?) Ubi fupra, T. II. p. 25, & fuiv.  17a LEVEN van zig hadt, was; en men weet dat win terte ld bij den Koning in vertrouwen ftondt; daarenboven heeft men geweeten dat die Generaal de vijand was van den Generaal schmettau, die aan den Prins verknogt was (a). Het leger van den Kroonprins, Zittau niet hebbende kunnen bereiken, ging zig nederflaan te Loebau en te Budisfin in Lufatie , daar de Koning zig enige dagen kater naar toe begaf met zes en twintig bataillons en agt en twintig escadrons. Het was op het eind van Julij. De Kroonprins ging Zijne Majefteit te gemoet verzeld van den Hertog van bevern, den Prins van. wurtemberg en de voornaamfte Generaalen. De Koning wierdt hen zoo haast niet gewaar of hij wendde zijn paard en bleef bijna een kwartier uurs in dien ftand; eindelijk keerde hij zig om. De Prins naderde om hem te groeten; maar de Koning fprak geen woord , zag hem niet aan en nam naauwlijks den hoed af. Hij ontving den Hertog van bevern en de andere Generaalen niet beter ; eindelijk roept hij den Generaal goltz en zegt hem: „ Zeg „ mij- («) Bijzondere Aantekeningen, P. F,  FREDERIK DEN II. 173 „ mijnen broeder, en allen die Generaalen „ dat, als ik wel wilde doen, ik hun allen „ het hoofd voor de voeten moest doen „ leggen." Hij verboodt den regimenten, die hij aangevoerd hadt, allen omgang met degeene , welke de Kroonprins onder zijn bevel gehad hadc, joeg den Generaal goltz , welken de Kroonprins gezonden hadt om het wagtwoord te haaien , weg , en, toen de Prins hem de lijsten en de berigten van het leger wilde overgeeven, trok de Koning hem dezelve op eene norfe wijs uit de handen en keerde hem den rug toe. De Prins, door die behandeling gevoelig getroffen , befloot het leger te verlaaten en te Budisfin zijn verblijf ce gaan houden, van waar hij den Koning in deeze bewoordingen fchreef: „ Ik ben volkoomen overcuigd dat ik „ niet met losheid ben te werk gegaan. „ Ik heb den raad niet gevolgd van lieden, „ die onbekwaam waren om goeden raad „ te geeven. Ik heb gedaan hetgeen ik „ voor het leger dienflig oordeelde. Alle „ Uwe Generaals zullen mij dat regt doen. „ Ik houde het voor onnoodig U te bidden „ dat gij mijn gedrag wilt laaten oaderzoe„ ken; dit zou eené gunst zijn, dus moet  ?74 LEVEN van „ ik dezelve ook niet verwagren, enz. " De Prins, verzwakt door vermoeijenislèn en nog meer door verdriet, ging in de ftad zijn verblijf neemen om zig te herftellen, terwijl hij den Hertog van bevern de zorg overliet om den Koning de berigten van het leger te doen. Het antwoord des Konings aan zijnen broeder was zoo weinig troostlijk als de bejegening, welke hij hem aangedaan hadt. „ Uw flegt gedrag (fchreef hij hem) „ heefc mijne zaaken zeer gekrenkt : het sS zÜn de vijanden niec, het zijn uwe kwa„ lijk genoomene maatregelen, die mij al „ hec nadeel doen. In deeze droevige om„ handigheid blijft mij niets overig als het alleruiterfte te waagen. Ik gaa flag le„ vereng en, zoo wij niet overwinnen kun„ nen, zullen wij ons alle laaten dood fchie„ ten. Ik klang niet over Uw hart, maar „ wel over Uwe onbekwaamheid en over „ Uwe geringe oordeelkunde in het verkie„ zen van de beste middelen. Die flegts „ weinig dagen te leeven heefc behoeft niet „ te veinzen. Ik wensch U meer geluk dan „ ik gehad heb ; het grootfte gedeelte der „ rampen, die ik voorzie, zijn alle aan „ U te wijten; Gij en Uwe kinderen zult • 'er  FREDERIK DEN II. 175 „ 'er meer den last van draagen, dan ik." De Prins vondc niet goed weder te antwoorden , maar liet verlof verzoeken om met het eerfte geleide naar Dresden te mogen vertrekken. De Koning bewilligde hem zulks en liet hem zeggen dat 'er dienzelfden dag een geleide zou afgaan. Van Dresden begaf zig de Prins naar Leipfig, daar men naauwlijks zijn hof bij hem durfde maaken uit vrees van den Koning te mishaagen. Ik weet dat de bedroefde Prins zeer aangedaan was over het bezoek , dat hem de Hertog ferdinand van Brunswijk deedt , die toen door Leipfig reisde. De Prins ging vervolgens naar Berlijn , en naderhand naar het lustflot Oranienburg , daar hij het volgend jaar overleedt. Frederik was zeer getroffen over zijnen dood, hetzij zijne broederlijke genegenheid weder boven dreef, hetzij hij aan de gevolgen dagt, welke dit fterfgeval in de negens? woordige tijdsomftandigheden hebben konde. De Prins was bij zijne andere broeders, bij zijne zusters, bij alle zijne vrienden en in hec algemeen bij het geheel Hof en bij 's Konings onderdaanen bemind, die de vervoeringen van zijne gramfchap en verdriet rr.oescen laaken. Een zeeker zeer achtings- waar-  i?6 LEVEN van waardig man, die de nagedagtenis van frederik II en Prins willem zeer beminde, heefc mij gezegd dac de Generaal van winterfeld, in onmin zijnde mee enige Generaalen van 's Prinfen gevolg, deeze bij den Koning verdagc wilde maaken en daardoor den Prins , die hunnen raad gevolgd hadt, bij den Vorsc benadeelde. De brief, welken men zege dac die Prins op zijn doodbed aan den Koning, zijnen broeder, zoude gefchreven hebben, is niet meer dan een fchimpfchrift, verzonnen om 's Konings gedrag ce berispen. Hij bewijsc alleen dac 's Konings vijanden zig vasc verzeekerd hielden hem onder hec gewigc van de cegens hem verbondene magten te zullen zien bezwijken. De nederlaag van Kolin , de verliezen ; die men geleden hadc, de ziekeen, hec wegloopen van foldaacen hadden hec Pruisfisch leger coc op meer dan de helft verminderd; hec was nu coc cagcig duizend mannen gefmolcen, van welke nog een gedeelte ge. bruike moesc worden om de vescingen ce bezeccen , welke hec van belang was ce behouden. De vijandlijke legers groeiden geduuriglijk , ondanks de verliezen , welke aij ook geleden hadden , aan, en telden / niet  FREDERIK DEN II. 177 niet minder dan viermaal honderd duizend mannen. Naar maate de Koning zijnen ondergang fcheen te naderen , beijverden zig de Vorften van het Rijk, die tot nu toe geaarfeld hadden , om hunnen ijver voor het Huis van Oostenrijk en den Keizer aan den dag te leggen en voegden zig bij zijne vijanden* De Rusfen , die dagelijks in getal toena* men^ verwoestten Pruisfen ondanks de poogingen , welke LEHWAtD aanwendde om dat land te dekken. Een ander gevolg van de overwinning * die de Oostenrijkers te Kolin behaald had* den, en van alle de nadeelen die de Pruisfifche legers kort daarnaa te Jagerndorff, tö Breslau en elders leeden, was dat de Koningin van Hongarije het genoegen hadt van vier en twintig uuren lang de hoofdftad van den Koning van Pruisfen in bezit te hebben, fchoon zij dezelve niet meer in haare magt hadt toen zij 'er de tijding van ontving. De Veld - marfchalk van biberstein;, Grootmeester van de Oostenrijkfche Artillerie, zondt den Licutenant-marfchalk van 11 a d d 1 c k , eenen Hongaar , naar Berlijn met een corps troepen om die hoofdftad te brandfehattem De Hongaarfche Generaal M drong  LEVEN van drong tot in het hart van de Mark en rukte tot de hoofdftad voort. Zijne onderneeming, waarover men zig in den eerften opflag verwondert, was egter niet moeijelijk, al hadde hij flegts vier duizend in plaats van zeven duizend mannen bij zig gehad fV). De ftad Berlijn, zonder bolwerken of gragten , hadc flegts vijf zwakke bataiilons van provinciaal landvolk tot bezetting. Twee dier bataiilons aan de poort enigen wederftand gedaan hebbende, wierden in ftukken gehouwen of krijgsgevangen gemaakt ; de andere geleidden de Koningin, de Prinfesfen en den Commandant van de ftad , die naar Spandau vlugtten. Het gedrag van den Generaal haddick was voorzigtig; zijne eifchen waren maacig en de krijgscuchc, die hij hielde, voorcreflijk. Als men bedenke dat hij eene bende volks geleidde, die door de hoop op buit onvermoeid waren geweest , en die zig geregcigd waanden om eene weerlooze ftad re pionderen , moet men zig over zijne gemaacigdheid verwonderd) Tafereel van de oorlogen des Konings van Pruisfen van den Heer lod. muller, Kapitein van de Ingenieurs te Potsdam, p. 39 en 40 in bet Fransen en Hoogduitsch 1755 en 1788.  FREDERIK DENII. 179 deren (a). Zij fcheenen des te meer regt te hebben om een ftrijdig gedrag te houden, omdat verfcheiden der burgeren zig onder de bezetting gemengd hadden en een Hongaarsch Kolonel, bobokzai genoemd , door eenen vleeschhouwer gekwetst was geworden, haddick eischte drie honderd duizend kroonen. Alzoo men hem dezelve niet op den door hem beftemden tijd betaalde , maakte hij zig meester van de poorten en eischte vijfmaal honderd duizend. Hij vergenoegde zig ondertusfchen met tweemaal honderd duizend (¥). De Qa) Das Betragen des Eroberers war vorfichtig , feine forderung t/uisjig und feine Kriegszucht vortrefiich , wenn man bedenkt , dafs er einen haufen leute führete, die aus hoffnung zur beute ttnermiidlich gewefen waren, u. z. w. Von Schlefien, 2ter Theil, p. 85. O) De gemaatigdheid van deezen Generaal en het zagtzinnig en gezellig karakter van den geleerden Graaf re wiesky, insgelijks een Hongaar, die vijf en twintig jaaren daarnaa door de Keizerin Koningin en door Keizer joseph II aan het Hof van Pruis, fen gezonden wierdt, hebben den Berlijnenaaren een voordeelig denkbeeld van den Hongaarfthcu adel moeten inboezemen, M *  i3o LEVEN van De aannadering van enige Pruisfifche bataiilons, welke de Koning naar Berlijn afzondt, noodzaakte de Hongaaren die ftad te verlaaten. Het Fransch leger, onder het bevel van den Marfchalk de richelieu, den Prinsde sotjbise en den Heer de saintgermain bezette het land van Magdeburg , terwijl een corps troepen van het Rijk, onder het bevel van den Prins van hildburghausen zig bij de Franfchea voegde en insgelijks een vereenigd leger van zestig duizend mannen uitmaakte , die de geheele nieuwe Mark dreigde te veroveren en de Pruisfen uit Saxen te verdrijven. Terwijl haddick Berlijn innam, naderden de Zweeden , die reeds meester van Pommeren en de Ucker Mark waren , ook die hoofdftad, van waar zij tot Leipzig meenden voortterukken. Men dagt door geheel Europa niet anders of de Koning van Pruisfen zoude enkel tot de Keur; mark bepaald worden, en nog zeide men dat hij dezelve bezwaarlijk behouden zoude. De verzen, welke men in de Oostenrijkfche landen maakte , toonden geen minder vertrouwen dat men den Koning van Pruisfen zoude zien ver-  FREDERIK DEN II. x8i vërpletceren dan de Franfchen in profa deeden Qa) Maar men zag weldra dat alle zijne hulpmiddelen nog niet uitgeput waren, en dat zijn vernuft en moed , wel verre van te bezwijken , uit zijne tegenfpoeden een nieuw leven gefchept «hadden. Naa den Hertog f er din and van Brunswijk in het Hertogdom Magdeburg gezonden te hebben, verliet frederik Lufatie en kwam zelf den Marfchalk kisith ontzetten , die in Leipzig hezet was, trok de Saaie over en fioeg zig bij Bransdorf neder, daar hij door verfterkingen, welke hij van Halle en Magdeburg ontving, een heir van twintig duizend mannen vormde (&> Dit maakte nog geen derde uit van het leger, dat hij over zig hadt en tegens, hetwelk hij voornam fbg te leveren. Een gedeelte van het vereenigd leger der Franfchen en van het Rijk ftondt regt over Rosbach, en het is van die plaats dat de veldflag zijnen naam ontleend heefc. De vijanden maakten ftaat dac een derde gedeelte van hunne magt het Pruisfisch leger het Ca) 7Ae de Brieven van den Heer de monta- L E M B E R T. (7/) Zie TEMPELHOF dl lloij.d. T. I. (jlLÏ fop ra) Campagne de 17$7. M 3  tSs ..LEVEN van het hoofd zoude bieden, terwijl een groöt corps het omfingelen zoude ; eene beweeging des Konings, die de vijanden voor eene vlugt aanzagen, ontzettede hen en bragt hen in verwarring. Zij zogten zig weder te vereenigen , maar wierden wederom door eenen fpoedigen en herhaalden fchok uit malkanderen geflaagen. Men tragtte op nieuw het Fransch leger in flagorde te ftellen; maar de Koning bragt 'er met zijn gefchut den fchrik onder , terwijl van eenen ande» ren kant Prins hendrik met vijf bataiilons insgelijks op de vijanden inviel en hen belette zig in orde te fchaaren. De Ridder de voghera een Piemonteesch, die over het klein gedeelte Oostenrijkfche ruiterij, dat 'er bij was, hec bevel voerde, deedt vergeeflcbe poogingen om den aanval der Pruisfifchen te wederfhan. De Prins de sou bi se nam de vlugt; maar vermits zijn leger zeer talrijk was, wilde een gedeeke, dat agter af was gebleven , de Pruisfifchen bij Bransdorf in den rug vallen. Hierop deedt de Koning enige bataiilons van de tweede linie 'keeren en dreef dit nieuw corps ook op de vlugc. De overwin, ning was allervolkoomensc en allergelukkigsc. De Pruisfifchen verlooren niet meer dan vijf- hon-  FREDERIK DEN IL 183 honderd mannen, en de vijanden bijna tien duizend, die gedood, gekwetst of gevangen waren. De Koning liet de laatfle zorgvuldig oppasfen. Hij zeide bij die gelegenheid: „ Ik kan de Franfchen niet als mijne „ vijanden aanzien", (a) Men zegt dat hij van dien tijd af geene grootere bewonderaars dan de Franfchen hadt. Wij zullen ondertusfchen zien of de generaals dier natie in den loop van deezen oorlog de gemaatigdbeid van frederik naagevolgd hebben. Voor dit jaar ten einde liep won de Koning nog eenen anderen veldflag, die zijne krijgskonst zoo veel eer aandeedc als de voorige fchandelijk geweest was voor de geenen, die geflaagen waren; want geen Franschman heeft ooit getwijfeld of de vrees van hunnen generaal is nog grooter geweest dan de dapperheid der Pruisfifchen. De Hertog van bevern was geflaagen en krijgsgevangen. Nadasti nam Breslau op dienzelfden tijd, en hierdoor fcheen de Koningin van Hongarije haar oogmerk te bereiken, dat ftrekte om Silefie weder te heroveren. Maar frederik rukte aan: naa enige benden vijandlijke troepen uit Lu- fatie Ca) Fan Schlefien, p. 90. M 4  184 LEVEN van facie gejaagd te hebben, zamelde hij hec overfchot van het leger van den Hercog van bevern bijeen. Toen voorgenoomen heh? bende den vijanden flag ce leveren begeeft hij zig op den cogc. De Huzaaren werpen den Graaf van nostitz, eenen Ooscenrijkfchen generaal, die de vijandlijke voorhoede geleidde , over hoop , neemen hem gevangen en maaken zig meeseer van de hoogcen en gordijnen, die, langs de legerplaats der Ooscenrijkers liggende, alle de beweegingen van hec Pruisfich leger voor devijanden bedekten. Prins karel, door den aanval der Pruisfifchen op zijne reruggeflaagene voorhoede misleid , bedriegt zig en verfterkc zijnen regter vleugel , op welken hij meende dac de aanval gefchieden zoude ; maar de Koning, die agter de gordijnen geduurig regts af trok, vertoonc zig eensklaps aan zijnen flinker vleugel. Karel doec denzelven in haasc verlengen door het corps van nadasti, dac in de derde linie was. Toen tastte de Pruisfifche voorhoede terflond, voor Sagfchutz, een boscajen aan, dac bezet was door de Wurtembergers, die in het Oostenrijksch leger dienden. De linie volgde, trok geduurig regts a/ en won de hoogten aan den flinker vleugel  FREDERIK DEN II. 185 gel van Prins karel. Ziet hén, generaal der Pruisfifche Huzaaren, geleidde de ruiterij van 's Konings regter vleugel en wierp , door het voetvolk onderfteund, ondanks de moeijelijkheid van den grond, de Oostenrijkers over hoop. De Koning liet aan den flinker vleugel der voorhoede grof gefchue plaatfen, dat de vijandlijke linie van den eenen vleugel tot den anderen beftreek , en dat geduurig links af gevoerd. wierdt, terwijl de voorhoede en de linie haaren aanval voortzetteden en geduuriglijk regts af trokken. Hier door wierdt de vijand genoodzaakt van ftand te veranderen , hij deedt eene zwenking op zijn middenpunt zoodanig dat zijn regter vleugel toefchoot naar maate zijn flinker agteruit deinsde, en ftelde zig dus in flagorde agter eene beek op de hoogte. Maar de regter vleugel des Konings bleef altoos de overhand behouden. Zijn middenpunt en flinker vleugel bereikten het dorp Leuthen, daar de vijanden eenen langen en hardnekkigen tegenftand booden. Eindelijk bemagtigden de bataiilons der Pruisfifche gardes hetzelve naa verfcheiden bloedige beftormingen. De Koning gaf den Generaal dri esen bevel den vijand met de ruiterij des flinker vleugels aantevallen, en aan de draM 5 gon-  ï8<5 L E V E N van gonders van bareuth om op hetzelfde oogenblik op den regter vleugel der vijandlijke ruiterij los te gaan. Zij werpen dien over hoop en vallen vervolgens op deszelfs voetvolk, dat zig nog agter het dorp Leuthen ftaande hielde en drijven het op de vlugt. Dit is de roemrugtigfte en beilisfendfte overwinning, die frederik immer bevogten heeft. In deezen flag van Lisfa hadc frederik troepen tegens zig, die zoo goed waren als de zijne en hij was de overwinning alleen aan zijn beleid en aan zijne fchranderheid verfchuldigd. Deeze veldflag wordt aangezien als een waar meesterftuk van de Pruisfifche krijgskonsc in beoefening gebragc. Hec vijandlijk leger was vijftig duizend mannen fterker dan dat des Konings, dat vijf duizend mannen zoo aan dooden als gekwetften verloor, terwijl de Oostenrijkers meer dan twintig duizend op hec flagveld liecen, van welke zeven duizend en vier honderd of dood of gekwecst bleeven liggen, en nabij dercien duizend geraakcen krijgsgevangen. Prins karel week mee zijn leger, dac bijna toe op de helft gefmolcen was, over de rivier Schweidnitz. De Koning nam zijn kwjrtier te Lisfa. Het is naar die plaats dac de Franfchen deezen flag genoemd hebben; de Duit- fchen  FREDERIK DEN II. 187 fchen noemen denzelven naar Leuthen, daar hec gevegc begonnen was. Des anderendaags trok de Koning van Lisfa naar Breslau, dac hij berende. Hij liet het gefchut voor de batcerijen van Neisfe en Brieg koomen en opende, ondanks hec geftreng' jaargetijde, de loopgraaven: men befchooc de ftad zoo fterk dac de commandanc gedwongen wierdc te capituleeren eh zig met zijne geheele talrijke bezetting, krijgsgevangen te geeven. Door het veroveren van Breslau waren de Oostenrijkers genoodzaakt uic Lignicz te trekken en geheel Silefie te ruimen, uitgezonderd de vesting van Schweidnicz. De Koning blokkeerde deeze plaacs geduurende den winter en deedc te zelfden tijd den Generaal we'rner voortrukken toe in hec Vorstendom Tefchen en in Moravie en ziethen in Bohemen om die gewesten ce brandfehaccen. Aan den anderen kanc oefenden de Franfche croepen, die onder het bevel van voyeu d'argenson in de Oude Mark en in het Vorstendom Halberftadt gebleven waren, de wreedfte afpersfingen, tot dat de Hertog ferdinand van Brunswijk en Prins hendrik, 's Konings broeder, hen daar uit kwamen jaagen. „ De naamen „ van richelieu en d'argenson (zegt een  188 LEVEN van „ een Duksch fchrijver (#)) zijn in die „ ftreeken meer in afgrijzen dan de naamen „ mknzel en trenk in andere. De in„ wooners van Berlijn achtten zich geluk„ kiger dan die van Haiberftadt van in de „ handen eenes Hongaaren gevallen te zijn. „ De Marquis d'argenson liet in eene ,, ftad, die hij plotsling verlaaten moest, de „ meubilen van het huis, daar hij zijn ver,, blijf gehouden hadc, vernielen en fneedc „ den fpiegel met een diamant aan ftuk„ ken/' Z E» ffi) Die namen IVichelieu und d'Argenfon haben if} jenen gegenden einen eben fo widrigen eindruk hinterlasfen, ah die namen Menzel und Trenk in andem. Die Berliner fchdtzten fich glücklich, in yergleichung mit den Halberftadtern, in die banda eines Ungarn gefallen zu feyn. Der Marquis d'Argenfon liesf in einer ftadt, als 'er Jie pl'o'tzlich verlasfen mttfte, in feiner wohnung die meubleï zerfchlagen, und zerfchnitt mit einen diamant die fpiegel. Von Schlefien, ater TheH p. 103.  FREDERIK DEN II. 189 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK, Omwenteling in Zweden, dat zig vervolgens tegens Pruisfen verklaart: Ver* geeffche poogingen van frederik om Rusland van zijne vijanden aftes trekken: Veld/lagen van ZoM' dorf en Hochkirchen, Zweden kwam ondertusfchen ook nog het getal der vijanden des Konings van Pruisfen vermeerderen , fchoon 'er eene zuster van dien Vorst op den troon der Gustaven zat en fchoon deeze Vorftin veel vermogen op den geest van haaren gemaal oefende; maar men moet eerst weeten welke de regeeringsform van deeze oorlogszugtige natie ware. Zweden verfcheen naa dien ontzagchelijken overvloed van bevolking, die het Roomfche Rijk veroverde, uit zijnen fchoot geworpen te hebben , bijna niet meer op het toneel van Europa geduurende eene reeks van eeuwen : dan den Deenen onderworpen, dan onder het juk zijner priesteren zugtende en altoos door binnenlandfche oorlogen gefchokt, deedt het zig noch door roemrugtige krijgsbedrijven van buiten , noch  iqo LEVEN van noch door nuttige inrigtïngen van binnen kennen ; gustavus va sa maakte zig meester van den troon naa als een gemeen arbeider in de mijnen gewerkt te hebben , waarin hij zig verborgen hadt om zig aan de vervolgingen der overweldigers te onttrekken , die zijnen vader onthoofden wilden , verlostte zijn vaderland 'van eene fchandelijke flavernij en bragt het in aanzien in het jaar 1530. Geheel aan burgeroorlogen ten prooi vertoonde het de andere natieën flegts ééne opmerkingswaardige bijzon» derheid, namelijk dat de boerenftand niet alleen eene burgerlijke vrijheid genoot, maar zelfs regtftreeks in de Souvereiniteic deelde, naardien de boeren regt van ftemmen hadden in de vergaderingen der Staaten. Dit voorregc wierdt rijklijk opgewoogen door de ijslijke gevolgen van de wanorde en regeeringloosheid, aan welke de natie langen tijd is blootgefteld geweest. Gustavus va sa redde haar uit haaren onaanzienlijken ftaat en uit haare barbaarschheid omtrent het jaar 1525 en bragt haar in de algemeene balans Qa). Francois I zogt haar bond- ge- («) Zie sheridan, Hist. de la demière rèv$lution dt SuUe, Part. I, Sect. i.  FREDERIK DEN II. ipi genootfchap om karel V , zijnen mededinger , het hoofd te bieden. Naa den dood van va sa verviel Zweden weder in vergetelheid bij de overige ftaatkundige waereld. Gustavus adolphus, door^zijne eigen fchranderheid en door den Kardinaal de richelieu aangezet , deedt het op nieuw uit zijnen roemloozen ftaat verrijzen en deedt her eene groote rol fpeelen; toen bragt het veel toe om dat zoo geroemd evenwigt in de Duitfche ftaaten te brengen; het breidde zig door gewigtige veroveringen uit, die het eene plaats in het Duitfche Rijk gaven. Bremen, Verden en geheel Pommern waren toen wingewesten van Zweden, dat naa den dood van gustavus adolphus zijnen invloed behieldc door de kundigheid der Generaalen, die onder gustavus en onder den Staatsdienaar oxenstiern, welken deeze Koning naagelaaten hadt, de krijgskonst geleerd hadden. Het zonderling karakter van christina , zijne dogter, die van eene kroon atftand deedt om te Rome met geleerden en konftenaars te gaan fpreeken , en de zwakheid van karel X , die haare plaats op den troon verving , verminderden grootlijks het gewigt, dat Zweden in de balans hadc  ipi LEVEN van hadt. Maar ka hel XI herftelde de zaaken van het rijk en verzamelde nieuwe kragten voor zijnen zoon , die dezelve in heE eerst met eenen verbaazenden voörfpoed gebruikte. De kroon was onder gustavus Va sa erflijk geworden. Het gezag des Konings , dat oudstijds zeer bepaald was , nam toe onder gustavus adolphus $ en wierdt onder karel XI vast bevestigd. Zijn opvolger bragt hetzelve tot eene volftrekte willekeurige beheerfching. De fchitterende luister van zijne eerfte daaden verblindde de vvaereld, en verbijsterde dien held , dien men den Alexander van het Noorden noemde. Zijne laatlle dolle en ongelukkige onderneemingen het land van binnen uitgeput en van buiten beroofd gelaaten hebbende , wilde de natie naa zijn dood het oud ftelzel van regeering weder in kragt brengen ; zij bemoeide de voorregten des Konings geweldig en verklaarde daarenboven de kroon verkiesbaar; maar men droeg altijd zorg dat men de verkiezing op Prinfen of Prinfesfèn van het bloed van va sa deede vallen. Het uiteinde van den Baron van görtz, eerften Staatsdienaar en gunfteling van karel XII, op het eind van zijne regeering , fchrikte de ftaatsdie- naaren  FREDERIK DEN II. t$s naars van' zijnen opvolger af,, en Zwédeft was, onder den naam van Koningrijk, dien het behieldt, tot eene. waare aristocratie geworden, ih welke de Koningen niet meer gezag hadden dan de Doge van het gemeenebest van Venetië. Het was in de rijksvergadering , uit de vier ftanden van de Edelen, van de Geestlijken, van de Burgers en van de Boeren beftaande, dat het, opperge* zag berustte; maar de Senaat, die de gewoone uitoefening van hetzelve bezat, zoo dra de rijksvergadering of algemeene vergadering des 'volks gefcheiden was , beftondt uit Edelen, en deeze Senaat was de Waare Souverein ; hij regeerde met eene onverdraaglijke willekeurigheid tot zelfs het huis des Konings. Het Franfche Hof hadt, zedert het bellier van den Kardinaal de richelieu* Zweden nooit uit het oog verloren. Als hec dat rijk flegts naar zijne eigen inzigcen konde doen handelen, bekreunde hec zig weinig of het Hof dan wel de Senaat te Stockholm regeerde. Toen het dierhalven hec gezag in handen van de raadsheeren zag overgaan; maakce het flegts zijn werk van deeze door gefchenken en jaargelden te winnen. De Engelfchen en Rusfen , naieverig over den N in-  104 LEVEN van invloed, dien het Fransch ministerie in de regeering van Zweden hadt, wilden zig ook afhangelingen en eene partij maaken. Dus wierdt de omkooping in de Handen van het rijk algemeen. De partij, die het openlijk met Frankrijk hieldt, noemde zig de hoeden, denkl.ijk omdat de Franfchen het draagen van hoeden-in het land ingevoerd hadden. De tegenovergeftelde partij heette de ■nimfen , hetzij deeze mutfen een gedeelte van de oude nationaale kledij uitmaakten , hetzij men' met dien naam de aanhangelingen van Rusland beftempelde * daar men mutfen droeg voor dat de Franfche kleeding in dat rijk-gemeen wierdt. Ulrika eleonora, zuster van karel XII, wien zij door de verkiezing der natie was opge. volgd , gaf aanftonds haaren gemaal frederik van Hesfe-Casfel deel aan de regeering en ftondc hém zelfs haar gezag af. Frederik in het jaar 1751 zonder erfgenaam geftorven zijnde , benoemden de Zweeden tot den troon adolphus frederik, zoon van christianus augustus, Hertog van Holftein-Eutin, die door de vrouwelijke linie van Koning karel IX afdamde. Deeze Vorst, de kroon van de Staaten van Zweden ontvangen hebbende, durf-  FREDERIK D E N II. y9$ durfde niec ondernemen de bepaalingen ,;.wcjke men hem bij zijne verkiezing hadc opgelegd, te verbreeken; maar de Koningin, zijne gemaalinne, was zoo geduldig niec: louisa ulrika , dogcer van frederik willem en zuster van frederik II, Koning van Pruisfen, volftrekce alleenheerfchers- op hunne troonen , kon niet dulden dat haar gemaal van den fenaat of van de rijksvergadering, onder den naam van vertoogen, volftrekce en bepaalde bevelen ontvinge. Enige der voornaamfte heeren maakten » hetzij üit genegenheid tot de Koningin , hetzij uic nijd tegens landgenooten, magciger dan Zij, hetzij uit ijver voor hec vaderlands 'cwelk zij zagen dat aan vreemde Hoven geleverd en verkogt wierdt, het ontwerp van den Koning de voorregten en het gezag ü die men hem ontnöomen hadt, weder te geeven. De hoofden der zaamenzweering waren de Graaf brahë , een zeer magtig en geacht edelman , de Baron van hor Ni Maarfchalk van de rijksvergadering * en de Kolonel Graaf van hordt. Zij hadden veele andere officieren en burgeren tot hunnen aanflag overgehaald; maar de onverduldigheid van enige hunner, die den bekwaamen tijd niet afwagteden, en de hann a dei  ipS LE VEN van del eener kamerjuffer van de Koningin (a) deeden de zaak uitlekken en de uitvoering mislukken. De Graaf brahb en de Marfchalk horn met verfcheiden andere verboren hunne hoofden op een fchavoc, de Graaf van hordt redde zig door eene fchielijke vlugt, en het is van hem dat ik grootendeels de gefchiedenis van deeze ongelukkige ondernéeming vernoomen heb. De pooging om de opperfte magt in handen des Konings te dellen gemischt zijnde hadt zulks een règc ftrijdig gevolg., en de belemmeringen, ' waaronder de Koning lag, wierden nog vermeerderd. Het is zeeker dat, zoo de omwenteling plaats gegrepen hadde, Zweden zig bij den Komng van Pruisfen zoude gevoegd hebben , toen Frankrijk zig tegens hem verklaarde , en wel te meer, daar 3 LEVEN van uitwerking van diezelfde omkooping , die haar aan Frankrijk verknogtte , haare oude dapperheid verlooren hadde. Waar is het, en dit getuigen alle monden eenpaarig, dac de Zweeden in deezen oorlog zeer weinig uitgevoerd hebben ; het onderfcheid was ondertusfehen altijd groot of men hen tot boudgenooten dan tot vijanden hadde. In het eerfte geval zouden zij de Rusfen in hunne vorderingen enigzints gehinderd hebben, die nu de lastigfte vijanden van frederik II wierden, welke alle zijne poa'gingen aanwendde om hen van het verbond met de Koningin van Hongarije en mee Frankrijk aftetrekken. Men heefc gezegd dac hij eindelijk den Grooc- Kancelier bestuciief gewonnen hadc en dac die ftaatsdienaar den Generaal apraxin bevel gegeeven hadt om tiic Pruisfen ce trekken. Het is waar dac de Graaf bestuchef in dien cljd den Koning minder tegens fcheen te zijn; maar het is niet waarfchijnlijk dat het geld des Konings van Pruisfen meer invloed gehad hebbe dan dat van Frankrijk en Ooscenrijk bij den Graaf bestuchef, die voor den meescbiedenden veil was. De zaak is dac bestuchef zoo wel als 4e Generaal apraxin wist dat de Kroonprins,  FREDERIK DEN II. 199 prins, Groot-Hertog van Rusland, zig altoos tegens dien oorlog verzet hadt en dat men op de minfte ziekte, die voor het leven van elisabeth deedc vreezen , bij dien Prins zijn hof zogt te maaken. Frederik was zoo gelukkig geweest van hem tot zijnen vriend en bewonderaar te maaken en men hieldt zig in Rusland verzeekerd dat hij, zoo dra hij den troon beklom, zijne ongenade zoude doen gevoelen aan degeenen , die Pruisfen nadeel hadden toegebragt. De gezanten van Oostenrijk en Frankrijk, die de geneigdheid van den GrootHertog kenden, geene hoop hebbende hem van gedagten te doen veranderen, deeden ten minften hun best om te beletten dat hij invloed hadde zoo lang elisabeth regeerde , en zogten alle middelen om hem met de regeerende Keizerin in onmin te brengen. Ik weet wel dat de Koning den Graaf bestuchef honderd duizend kroonen beloofd hadt en dat hij zig op enige plaatfen van zijne werken beklaagt dat de gezant, die bevel hadc hem die te betaalen, zig van dien last niet gekweten heeft. Ik weet aan-den anderen kant dat de Engelfche gezant te Petersburg , in hec jan.r , waarvan wij handelen, last hadt om alle N 4 mo-  i$ó LEVEN van mogelijke poogingen te doen om dien gun-, fteiing van elisabeth te winnen; maar die gezant liet, toen hij op het punt was van te flaagen , door enige onvoorzigtige uitdrukkingen zijn oogwit merken aan de vijanden van bestuchef, die 'er zig van bedienden om hem in ongenade te doen vallen. Dit is zeer waarfchijnlijk dat deeze ftaatsdienaar bij de Keizerin de vriendfchap,-die de Groot-Hertog voor frederik hadt, laakte, en, als hij met den Prins fprak, den oorlog, dien de Keizerin tegen Pruisfen voerde , afkeurde. Ook befïondt de voornaamfte befchuldiging, welke men den Groot-Kancelier te last Ieide, daarin, dat hij getragt hadt de Keizerin kwaade indrukzelen tegens den Groot-Hertog en de Groot • Hertogin te geeven en aan deeze \758. weder tegens de Keizerin. Bestuchee wierdt vervangen door woronzow , een man , eerbiedwaardig door eenen welgevestigden naam van eerlijkheid, dien hij altoos ftaande hieldt; maar zijne wijsheid en zijn krediet deeden de Keizerin egter Oostenrijk cn Frankrijk niet verlaaten. Men trok integendeel in de eerfte maanden dat de nieuwe Kancefier zijne bediening waarnam ook nog Zweden in het groot verbond tegens Pruisfen,  FREDERIK DEN It. 201 fen, en het tekende het traktaat van bondgenootfchap met Rusland den zevcnentwinfigften April 3758. De Graaf david ha, milton, een Zweedsch Generaal, kwam zig met een corps troepen met f er mor, die het bevel over de Rusfen in plaatfe vau den in ongenade gevallen apraxin verkregen hadt, en met den Graaf van romanzo w, die Generaal onder f er mor was, vereenigen. De Graaf doiina , dien de Koning tegens het Rusfisch leger ftelde, was genoodzaakt den Zweeden de UckerMark , de Priegnitzer Mark en het Graaffchap Ruppin , welke zij brandfehatteden, overtelaaten. Hij behaalde egter enig voordeel op fermor en romanzow; maar hij kon nogtans deezen niet beletten Kustrin te berennen en in de asch te leggen. Enige dagen naa dat voorval kwam de Koning met dertig duizend mannen en tastte vijftig duizend Rusfen aan. Men (treedt met eene ongelooflijke woede De vijan. den, door de Pruisfifche ruiterij, die seidlitz aanvoerde, gedrongen , en door het gefchut, dat de Koning met eene verbaazende fnelheid deedt fpeelen, geweldig befchoten , vogten als verwoed , en de dapperheid der Pruisfifchen fteeg in dien flag ten N 5 • hooS-  so2 LEVEN van hoogften top. De Koning voerde in perfoóa het volk tot de laacite aanvallen aan en waagde zig met zoo weinig omzigrigheid aan hec vuur der Rusfen dac zijne adjudanten en pages aan zijne zijden gedood of gekwetst of krijgsgevangen gemaakt wierden. ïfij behaalde eindelijk de overwinning naa tien duizend dooden of gekwetlbn op het fiagveld gelaaten te hebben. De Rusfen verlooren meer dan drie en twintig duizend mannen en honderd en vier Hukken gefchut. Het is zecker dat fermor den Koninovan Pruisfen in de Nieuwe Mark zoude hebben kunnen bezig houden zonder iets te waagen. De Marfchalk daun, hadt hem enige dagen voor den flag van Zorndorf gefchreven dat hij geenen veldflag moesc waagen met eenen listigen vijand , dac hij tijd moesc winnen coc hij daun, zelf in Saxen zijn flag zoude hebben waargenoomen.. Deeze brief wierdc onderfchepc en de Koning antwoordde daun onder den naam van fermor en frak mee beiden den Ipoc Gewoon mee een veel kleiner getal van volk -te overwinnen verachtte frederik hen veel te zeer in een gevegt dac enige weeken naa den flag van Zorndorf voorviel. Men bevondt zig te Hochkirchen in  FREDERIK DEN TI. 203 in de maand October van hetzelfde jaar J758. De grootfte verheffers van frebi> r'1 k moeten bekennen dat hij bij deeze gelegenheid niet met de vereischte voorzorg te werk ging. In de gedagten dac de Marfchalk daun den moed niec zoude hebben hem aantetasten koos de Koning zijne legerplaats ce digc bij den vijand, die zig meester gemaakt hadc van de hoogten en bosfchen , tegens welke de Pruisiifche regeer vleugel fteunde en die hem met zijne ligte troepen zoude hebben kunnen verrasfehen. Toen hij die nadeelige post ging bezetten zeide hem de Marfchalk keith , die bij hem was, met de rondborftighcid van eenen goeden krijgsman: „ als de vijanden ons „ hier met vrede laaten verdienen zij gehan„ gen te worden". De Koning antwoordde vol vertrouwen: „ Zij zullen nog banger „ voor ons zijn dan voor de galg ". Hec leedc niec lang of hij hadc berouw den raad van keith niec gevolgd ce hebben, want de Oostenrijkers hadden moeds genoeg om hem aancetascen en hec geluk van hem te overwinnen. Die dappere Marfchalk verloor op dien dag het leven. De droefheid van den Koning over het verlies van dien veldflag cn van de drie of vier andere Gene- raa-  «5 Orï- AGT- 204 LEVEN van raaien, die met keith in denzei ven fneuvelden , was des te levendiger hoe minder hij te verfchoonen was zig daaraan blootgefleld te hebben. Men heeft hem zijn beklag hooren uiten met eene hartgrondigheid, die den mensch en den held en in enig opzige den dichter kenmerkte. Hij beklaagde zig over de vijanden , die hem aangetast hadden , zeide hij, toen zij zulks niet hadden moeten doen. Hij gevoelde in zijne ziel dac hij hen niet lang zig zoude laaten verheugen over de overwinning , die zij behaald hadden, en hij drukte deeze gevoelens uit in verzen van racine, die hij van buiten kende (a). Men vernam te Weenen den goeden uitflag van den flag van Hoch* kirchen met des te meer vreugd omdat zulks was voorgevallen op den dag van de Heilige theresia, welker naam de Keizerin-Koningin voerde. OÖ Bijzondere Aantekeningen, C,  FREDERIK DEN II. 205 AGTTIENDE HOOFDSTUK. Vcldjlag van Fr and fort: Vergelijking van frederik II met den Hertog ferdinand van Brunswijk bij die gelegenheid: Gevegten van Maxen en Landshut. Ondanks de verliezen, die hij geleden hadt, ontzette frederik verfcheiden vestingen , die belegerd waren en dwong daun zig naar Bohemen te wenden. Hij liet vervolgens het bevel over het leger aan Prins hendrik en keerde naar Breslau. Van daar liet hij wederom enige voorftellen van vrede aan Rusland doen, dat dezelve verwierp. Toen zondt frederik wedel af om de Rusfen overal daar hij hen vinden zoude aantetasten. Deeze Generaal , die flegts een zwak corps troepen bij zig hadc, wierdt te Zullichau geflaagen met een verlies van vier duizend en zeven honderd mannen. De vijanden verboren vijf duizend; maar zij waren in grooter getal; hun gefchuc maakte eene ijslijke flagting en de overwinning was voor hun. De nederlaag van Zullichau hadt weinige dagen daamaa die  '3oö LEVEN van die vm Franckfort, anders van Kunersdorf genaamd , ten gevolg. De Koning , berigt gekregen hebbende dac daun en sol Ti. kow zig naa den flag, dien zij gewonnen hadden, op den regeer oever van den Oder bij Kunersdorf verfchansc hadden en dac zij van daar geheel Brandenburg bedreigden, koomc uit Silefie aanrukken , vak in hec voorbijgaan bij Guben op de agterhoede van den Graaf haudick, eenen Oostenrijkfcheh Generaal ^ maakt twee duizend gevangene en neemt vijf honderd wagenen en enige ftukken gefchut. Vervolgens vereenigc hij zig mee zijnen Generaal wedel bij Muhlrofe en ontvangt verfterkingen uit Saxen , Welke hem de Generaal finck aanbrengt. Hij trekt in den nagt bij Reicvrein den Odet over en gaat zig bij Bisfchoflee plaaifen. Des anderendaags beval hij finck met den regter vleugel van zijn leger eene hoogte inteneemen » die gedeelrelijk tegens dé legerplaats der Rusfen gelegen was om den aandacht der vijanden daar' henen ce lokken. Hij deedc zijn voetvolk links af deftleeren en ftelde hec in een'bosch in flagorde. De Prins van wurtembero nam eenen omweg en vercoonde zig mee de ruicerij regc voor hec middenpunt der vijanden. De voor-  FREDERIK DEN II. 20? voorhoede des Konings tastte onder een verfchriklijk vuur van het gefchut, met de bajonet op de fnaphaan , de verfchar.fitsgen der Rusfen aan, die zij veroverde. Vervolgens naderde de Koning met het gros van het leger en wierp den flinker vleugel der Rusfen over hoop, die door een diepen hollen weg tot 'ageer Kunersdorf aftrokken. De eerfte Pruisfifche bataiilons, den vijand met ce groote drifc en mee enige wanorde door den hollen weg vervolgende , werden door het gefchut der Rusfen , die reeds in eene dikke cn ondoordringbaare kolom te zaamengedrongen waren geltuk en te rug gejaagd. De andere bataiilons, die te haastig en te kort op elkaêr volgden , raakcen in eikanderen en de verwarring wierdc algemeen. De Generaal finck trekt door eenen hollen weg en volgt.den Koning tot binnen de Rusfifche verfchansfingen. Maar het Pruisfisch leger kon zig uit gebrek aan ruimte niet uitbreiden. De bataiilons, die agter op volgen, dringen en fiuuwen geduurig meer en meer de andere voorc, en bereiken de hoogce in verwarring. De Ruslhn incegendeel breiden hunne linie uit , verfterken hun gefchut door dat van den regter vleugel, en maaken eene verfchriklijke flagting. De  ecS L E V E N v A n De Pruisfifche ftaan zes uuren Jang met eene verwonderlijke ftandvascigheid het ijslijkst vuur van .het gefchut uit, zonder egter een duim gronds te kunnen winnen. De Koning wilegter het voorneemen van den vijanden de zege te ontrukken niet opgee^ ven. Hij voerde verfcheiden maaien zijne troepen in perfoon tot den aanval op. Zijne klederen wierden aan zijn lijf doorfchooten en twee paarden onder hem gedood: hij zou zig waarfehijnlijk niec uit het gevaar, waarin' hij zig bevondt, hebben kunnen redden , zoo niec de Kapicein goëtzen hem zijn eigen paard hadde gegeeven. . De meeste Generaalen en Officieren van rang waren gekwecsc. Eindelijk koomc la u don uit eenen anderen hollen weg mee de Ooscenrijkfche ruiterij, die nog niets geleden hadc, valt op den regter vleugel van 's Konings leger, maakt de wanorde en verwarring algemeen onder het Pruisfisch voetvolk , en alles wendt zig naar de post, welke de Generaal finck van het begin af aan bezet hadt. De bataiilons verfioppen de naauwe uitgangen van de"Rusfifche verfchansfingen en de Pruisfifche verliezen bijna al hun gefchuc behalven nog de honderd kanonnen^ welke zij den vijanden oncnoomen hadden. De  FREDERIK D EN II. 20? De Koning blijft de laatfte op het flagveld, Ilij verzamelt enige verftrooide bataiilons om de vervolging van den overwinnenden vijand te fluiten en zijn gefchut te behouden; maar de .vijandlijke ruiterij omfingelt hem en het is met veel moeite dat hij zig uit den drom kan redden en het gevaar van zijn leven te verliezen ontgaan. Zijn leger hereenigde zig op eene mijl afftands van het flagveld bij Goritz: des anderendaags 's morgens wendde het zig naar het veld van Rekwcin, van waar het vertrokken was. Het verlies van den flag van Franckfort en de overwinning, welke de bond0enooten bijna op dienzelfden tijd te .Minden behaalden , gaf gelegenheid om den Koning van Pruisfen te vergelijken tegens den Hertog fURDiNAND van Brunswijk, zijnen fchoon» broeder. Die Prins hadt over een vleugel van 's Konings leger het bevel gevoerd in den flag van Rosbach en hadt alle de veldtogten met hem bijgewoond van den eerften Silefifchcn oorlog af tot den flag van Ros« bach, daar hij ook deel bidt aan de overwinning , welke men behaalde. Het was naa dien veldflag ' dat frederik hem gebruiken wilde om het kwaad te verhelpen., dat de Hertog van. cumberland zijnen O bond-  gig LEVEN van bondgenoorcn hadc toegebragt door hec verdrag van Klosterzeven, door hec welk Dgc en dertig duizend mannen, Hanovcrfche, Brunswijkèrs en Hesfen zig verbonden hadden' om in den cegenswoordigen oorlog de wapenen niec meer ce zullen voeren. De Hercog ferdina n d was met een corps troepen , dac de Koning hem en Prins hendsik toevertrouwd hadc, naar Magdeburg getrokken om den Hertog de richelieu hec hoofd cc bieden. Van daar ging hij gig aileen aan hec hoofd van enige croepen der bondgenoocen ftellen , die in hec land van Hanover gebleven waren zonder te weeteri wat zij doen moesten; naa hunne bevelhebbers het verdrag getekend hadden. Met een corps dat hij uit deeze verftrooide troepen bijcenzamelde flocg bij eerst de Franfchen « Rheinberg, toen te Crefeld; vervolgers, in de maand Augustus 1750, weinige weeken voor den flag van Franckforc, behaalde hij eene nog merkwaardiger overwinning te lVlmden, daar de Hertog de broglio en de Marfchalk de contades zeven duizend Franfchen verlooren , terwijl van het leger der bond gen ooten flegts twee duizend fneuvelden. Ferdinand bleef hec bevel over hec leger voeren en behaalde nog an- de-  FREDERIK DEN II. au dere overwinningen te Coesfeld, te Villingshaufen, te .Warburg, te Soest, van welke ik geene melding kan maaken om mij niet te veel van mijn onderwerp te verwijderen , maar hij mischt dikwerf zijn doel en is ., 'er (#) Zie lovd en tempelhof. T. II. Veidtogt van 1758, enT. III. Veldtogt van i?$9. O 2  iU LEVEN van „ 'er zelf verwonderd o-er. De Hertog „ fgRöiNAND, koel, omzigtig, naauw„ keurig, ziet met een juist opflag van hec „ oog alle mogelijke voordeden. Deeze „ volgt hij zoo ver hij kan , naa; ,, maar gaac nooic te verre. Niets vcrbijs„ tert bij hem in den mensch den bevel■>, hebber. Wij zien in hem niec dan den „ groocen krijgsman, hec voorbeeld van ,, eenen volmaakten generaal, den gener.al „ in het afgetrokkene. Ferdinand laac „ zijn cemperamenc door zijn ampc regee„ ren. Hij overhaasc niecs ; hij fchikc alie „ dingen volgens den gewooncn loop in 'ji haaren regcen rang, hij laac niers op hec „ geval aankoomen. De Koning van Pruis* „ fen daarencegen draak de omflandigheden „ coc zijn voordeel; hij dwingc, hij onder„ werpc die; hij trage niet de hinderpaalen „ wegteruimen, maar te boven te koomen: „ hij ftelc alles ce werk en hij geefc hec „ geval geen deel in zijne omwerpen. Hij zee zijne daaden eene fchiccering, eenen „ luister bij, welke enkele voorzigtigheid „ haar niet zoude kunnen geevcn. De Her* „ tog heeft den naam dac hij nooic misfla„ gen begaat; de Koning heefc zijn gelij„ ken niec in de waereld in de konsc van „ de  FREDERIK DEN II. 213 „ de misflagen, die hij begaan heefc, coc „ zijn voordeel ce doen gedijen." Men zal in de werken van frederik zien, mee welke opregcheid hij zijne misdagen beleedc en vooral die, welke hij in den flag van Franckforc beging mee de vijanden aancecascen , die hem niec ontfnappc-n konden: hij dreef hen toe hec uiterfte en dwong hen daar door om op het eind van den flag te herwinnen dat zij in hec begin verloren hadden. Desnieccegenftaande zal deeze groote Koning immer mee c/esar vergeleken worden , en deeze vergelijking is nog des te juister, daar beiden de historie hunner oorlogen befchreven hebben. De Hertog fekdinand heefc de zijne niec befchreven voor zoo veel men weec; maar zoo hec waar zij dac de Heer van westphal, die hem in zyne veldcogten in hoedanigheid van geheimfchrijver verzeld 'heefc, de gefchiedenis derzelve aan hec licht ftaat ce geeven, zal deeze deugdzaame Prins bij scipio vergeleken worden, die den hiscoriefchtijver polybius tot getuige van zijne heldendaaden gehad heeft. Prins karel van Brunswijk, de tegenwoordig regeerende Hertog, die in de veld.O 3 tog-  £14 LEVEN va 'n togten , van welke wij hier fpreeken, deel hadt aan de glorie van zijnen oom, zal in de oude historie geen held vinden, die met hem verdient vergeleken te worden. De oudheid levert ons geene voorbeelden van prinfen, die hunne eigen Staaten als wijsgeeren beftierden , en die over de legers van eenen anderen Vorst het bevel gevoerd hebben. Men zou flegts in enig opzigt den held van tacttus naasc karel kunnen piaatfen. 1759- O? het eind van het zelfde jaar leedt men nog een ander aanmerklijk verlies bij Maxen, De Generaal finck liet zig, hetzij uit onbehoedzaamheid , hetzij uit zwakheid , herzij uit eene al te naauwkeurige en letterlijke gehoorzaamheid aan de bevelen van den Koning, door daun en brentan o in eene , anders voordeeüge pos:, die hij bezet hadt, omfingelen. Hij gaf zig met agttien duizend mamcn goede troepen krijgsgevangen. Dit verlies kon in de tcenmaalige omftandigheden niet gewigtiger zijn en zou de zaaken onherflelbaar bedorven hebben zonder de overwinning, welke de Hertog ferdinand van Brunswijk behaald hadt, en die dien Prins in ftaat ftelde het gedeeltelijk te herftellcn, De  FREDERIK DEN II. 215 De Koning hadt zig verbonden een zeker getal troepen aan het leger der bondgenooten, dat Hertog ferdinand geboodt, te leveren. Toen de velddagen , zoo die gewonnen als die verloren waren, het Pruisfifche leger verzwakt hadden , wilde de Koning enige benden voet- en padden - volk, welke hij naar het leger der bondgenooten gezonden hadt, te rug roepen en bragt Hertog ferdinand daar door in eene fchriklijke verlegenheid. Als de Hertog deeze benden terug zondt , ftelde hij zig bloot aan het gevaar van door het vijandlijk leger, dat veel fterker was , geflaagen te worden en gaf daar door den Koning van Engeland ongenoegen. Dezelve weigerende liep hij meer dan eens gevaar van met den Koning, zijnen fchoonbrooder en voorheen zijnen meester, in onmin te geraaken. Hij moest zoo veel lïandvastigheid als voorzigtigheid gebruiken, dan om zijne weigering bij frederik te billijken, dan om frederik bij Koning george te regtveerdigen (a) De overwinning van Minden liet hem eindelijk toe een gedeelte zijner troepen te misfen, en hij zondt naar het leger des Ko (a) Bijzondere Aantekeningen. H. F. O 4  fiitf LEVEN van Konings twaalf duizend minnen , die door den Erfprins van Brunswijk geleid wierden. Deeze verfterking vulde de groote gaaping, die hec gevegt van Maxen veroorzaakt h:dc, en ftelde frederik in ftaat om den Ooscenrijkeren en Pruisfifchen hec hoofd re bieden. Ook kon men zig door deeze hulp in hec bezie van Saxen ftaande houden, uitgezonderd van Dresden en eene kleine ftreck rondom die Stad. In den volgenden vcldtogc van hec jaar ïfoü wierdc fouquet, dien de Koning zeer beminde, en dien hij achtce als eenen zijner besce generaalen, bij Landshuc in Silefie door laudon en soltikow (a) aangecasc. Fouquet verloor, ondanks alle zijne voorzigrigheid en dapperheid , meer dan agc honderd mannen , van welke hec grootse gedeelte mee hem en verfcheiden andere gencraalen , krijgsgevangen gemaakt wierdc. N E- Qa) 7Xz de Mémoires de Fouquet ou Fouquè, T. II, p. 92—102. Men heeft in die gedenkfclirinen de brieven van den Koning aan dien Generaal en de onderrigtingen, welke hij hem toegezonden hadt, en die de vijanden bij deeze gelegenheid in handen kreegen, jngelasc.ht,  FREDERIK DEN II. 217 NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Zonderling geluk en beleid des Konings in den flag bij Lignitz. Frederik troostte zig over dat verlies met de voordeelen, die Prins hendrik op laudon behaald hadt. Hierdoor maakte de Prins het gemaklijker Breslau te redden, dit door het groot Rusfifche leger, onder bevel van soltikow, ftondt belegerd te worden. De Koning rukte zelf met eene verwonderlijke vaardigheid aan en behoedde die gewigtige plaats voor het gevaar, dat haar dreigde. Hij liet den Generaal hulsen om den Prins van Tweebruggen, die een legercorps van het Rijk naar Saxen geleidde, het hoofd te bieden, trok te Marfcewitz de Elve over en kwam in Silefie, daar egter daun-, die van Dresden vertrokken was, hem was voorgekoomen. De Koning dreef hem voor zig uit en kwam te Breslau met een aanmerklijk gevolg van twee duizend wagens zonder eenen eenigen te verliezen , fchoon beck langs zijn leger henen trok en lascy zijne agterhoede geduurig werk gaf. Hij rukte tot agter LigO 5 nitz,  si8 LEVEN van nitz, daar her verenigingspunt van alle zijne vijanden was. Lascy en beck zogten hem daar van agtéreri en d a u n zogt hem van vooren en aan zijnen regter vleugel santetasten. Czernichef, die te Auras den Oder was overgetrokken met vier en twintig duizend Rusfen, moest zig bij laudon voegen om den Koning aan zijne agterhoede en aan den flinker vleugel aantevallen. Het is niet gemaklijk te zeggen hoe her kwame dat frederik zig aan het baarblijklijk gevaar hadde blootgefteld van door een leger, drie of viermaalen fterker dan het zijn, en door Generaalen geleid , welke hij geene reden hadt te verachten, omfingeld te worden. Maar ziet hier wat gebeurde en dat ik van perfoonen heb, die zig toen bij den Koning bevonden. Hec was diep in den ragt, de Koning lag te flaapen en daar was geen bevel tot enig gevegt gegeeven. Daar koomt een Officier te paard met losfen teugel van de vijandlijke legerplaats aanrennen. Met een gelaat en eene flem, die deeden gelooven dat hij dronken was, nadert hij 's Konings tent en vraagt om hem te fpreeken. Men antwoordt hem dat Zijne Majefteit flaapt. Hij dringt aan dat men hem zal opwekken ; men weigert zulks weder. Het  FREDERIK DEN II. 219 Het was met den Heer van schuilenij uiig, thans Generaal en minister van den oorlog, dat hij fprak. Hij herhaalt hem met een gebiedenden toon dat men hem moet laaten wekken of dat men 'er verantwoordelijk voor zal zijn. Men zag aan zijne houding dat hij te veel gedronken hadt. Terwijl men tragtte hem te ontnugteren met hein water op het lijf te werpen, meende de Heer van schuilenburg in 's Konings tent te moeten gaan, hem wekken en zeggen dat een vreemd Officier hem volftrekt wilde fpreeken. De Koning beval dat men hem bij den Generaal krusemarck zoude laaten brengen. Toen zeide hij dat hij gekoomen was om den Koning van Pruisfen kennis te geeven dat des anderendaags, bij het aanlichten van den dag, het Oostenrijks leger, met het Rusfisch vereenigd, dat zig bij hetzelve voegen zoude, 's Konings leger zoude aantasten, dat daun hem van ter zijde aan den regter vleugel, laudon met de Rusfen van agteren en aan den flinker vleugel, las cv en heck van agtcren en ook aan den regter vleugel zouden aanvallen en hij verzeekerde dat de bevelen tot den aanval reeds gegeeven waren. De Koning wilde weeten wie die  220 LEVEN van die Officier ware en welke reden hem bewoogcn hadde om hem eer,e tijding van zoo veel gewigt te koomcn brengen. Hij was een Ier , dien men zijn affcheid gcgeeven hadt, en dien de Generaal odonelli, zijn Jandsman, naa zijn ongeluk, in zija regiment ontvangen hadc. Hij voegde 'er bij dat hij zig wilde wrecken over hec ongelijk, dac rnen hem gedaan hadc en dac daarenboven zijne achting en bewondering voor eenen grootcn Koning hem noopten hem die berigc ce geeven. Welke ook de reden ware, die den Ierfchen officier bewoog om een verfpieder ce worden, de Koning iloeg hec berigc , dac hij van hem kreeg , niec in den wind; hij liec alle zijne adjudancen opwekken en aanfeonds zijne troepen in flag-orde Hellen en op marsch gaan. Hij liec enige boeren in de legerplaacs om vuurea aantehouden en dus zijnen togc voor de vijanden te verbergen. Hij trekc mee zijn leger voorc en zendt ronden uit om den vijand ce oncdekken; hij laat zijn voetvolk zig in den duister links af uitbreiden en ftelt hec in ilagorde tusfehen Hummel en Plauten. Laudon , door de vuuren die in de legerplaats , welke de Koning zoo even verhaten hadt, bleeven branden , misleid, ziet  FREDERIK DEN II. aai fier. de benden , die hij ontmoet, niet anders als voor uitgezonden partijen aan en i'chiet flegts met- enige bataiilons toe om haar te rug te drijven; maar een hevig. vuur. uit het gefchut, dat bij het aanbreeken van den dag begint, doet hem weldra zijne dooling bemerken. Hij ziet den geheelen flinker vleugel van het Pruisfisch leger in flag* orde voor hem daan en laat , om zijnen marsch te dekken, zijne ruiterij aanrukken, die door de Pruisfifche met den eerflen fchok overhoop geworpen wordt. Zijn voetvolk was naauwlijks op enige Hnieën agter eikanderen gefchaard, wanneer de Koning aanrukt, het tot Binowitz terugflaat en eene luisterrijke overwinning behaalt. De Marfchalk daun en de Generaals lascy en beck, verrascht door het gebulder van het gefchut en door de berigten, die hun van den aanval op laudon gebragt worden , verliezen den tijd met zig te beraaden in plaats van met de grootst mogelijke vaardigheid tot hulp van laudon toetefchieten, die er zig zeer fterk over beklaagde en zijn affcheid vroeg. Het is thans geen geheim meer , dat men behoeft te zwijgen, dat de Marfchalk daun en misfehien ook zijne amptgenooten, laudon  222 LEVEN VAN don benijdden , die ook indedaad naa den oorlog voor de voornaamfte held van hec Ooscenrijksch leger wierdc gehouden. Hec kan zijn dat deeze naiever enig deel gehad hebbe aan de beraadflaagingen der andere generaalen , toen zij hoorden dat hij al' leen met den Koning van Pruisfen handgemeen was* TW1N-  FREDERIK DEN II. 223 TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Krijgslist van frederik om de Rusfen te verwijderen : Berlijn wordt ingenoomen: Slag van Torgau: Overgave van Schwcidnitz en Colberg. Plet Pruisfisch leger moest zig, naa den flag bij Lignitz, denzclfden dag naar .Breslau begeeven : behalvcn dac hec vermoeid was door hec gevegt , hadc hec ook geene mondbehoeften meer. De Koning wist dac, als hij zijnen cogc naar Breslau voortzecce, hij hec Rusfisch .leger oncmoecen zoude, mee welk hij zou moeten flaan, en in den ftaat j waarin men zig bevondc, moest een nieuw gevegt noodwendig nadeelig uitvallen. De Koning bediende zig dan van eene lisc om hec te oncgaan. Hij liec eenen boer opzoeken; en gaf hem een brief aan Prins hendrik, die ce Breslau was, en waarin hij fchreef; „ Ik heb zoo even hec geheel „ Oostenrijksch leger geflaagen: ik hoop U „ voor hec nagc is te melden dac ik de „ Rusfen insgelijks z.d geflaagen hebben, „ die ik onmiddelijk gaa aantasten.". Men onderrigtte den hoer, welken weg hij houden  a24 LEVEN van den moest , om , als bij ongeluk , onder enige afgezonden Rusfifche benden te ver! vallen. Die gebeurde ook. De boer wierdc gevangen. Alen las deu briefen men meende dat indedaad hec geheel Oosretirijksch leger geflaagen was. Men durfae de Pruisfifche niec afwagcen; men trok zoo fpoedig men kon af en de Koning ging zig gerust te Breslau bij Prins hendrik. voegen. Zoo hij zig in een gevegc met' de Rusfen hadde ingewikkeld, zouden daun en lascy mee hunne verfche troepen zijn roegefchoten, en dan kon het niec mhfehen of hec Pruisfisch leger , cusfehen cwee vuuren gebragc, moest in de pan gehakt worden. De flag, regens laudón gewonnen, en de lisc van den brief aan Prins hendrik belectcden de vereeniging van hec Rusfisch en Oostenrijksch leger, zoo dac zij niecs op Silefie ondernecmen konden. Maar de Mark - Brandenburg noch Pommern konden zig niec bevrijden van de ftroperijen der Zweeden en Rusfen. Men hadt- hec ontwerp gemaakc van coc Berlijn voortcerukken. Toen egcer hec leger zig op eenen kleinen afitand van die ftad bevondt, ftondt men nog in twijfel of men haar zoude aantasten. - De Marquis de mont alemqert , gezant van  FREDERIK DEN II. 225 Van Frankrijk -, die het Rusfisch leger volg* de, en die in den krijgsraad toegelaaten wierdt, deedt tot de onderneeming befluitenw Hij beroemt 'er Zig zelf op in eenen brief» die met veele andere gemeen gemaakt wierdt, welke allen den Duitfchen fchrijveren, die van dien oorlog fpreeken > gelegenheid gegeeven hebben om de Franfchen bij de Gotheh en Vandalen te vergelijken. Men ziet uk deeze briefwisfeling dat de Graaf d e tHOisEUL', gezant van Frankrijk aan het hof van Weenen, den Marquis de mon1talembert aanzette om alle mogelijke poogingen aantewenden ten einde de Rusfen overcehaaleu om de Keurvorftelijke Mark Brandenburg te verwoesten , te plunderen, tot eene wildernis te maaken. Men kan den Marquis de montalembert niet laaken dat hij de Rusfen naar Berlijn heeft doen trekken { naardien het belang van de gemeene zaak der bondgenoocen zulks vercischte en men indedaad den tijd hadc om de ftad te brandfehatten voor de Koning haar ce hulp konde koomen. Maar dat woord tot eene wildernis maaken was veel te gewoon geworden bij de Franfche Staatsdienaars. In de brieven van den Marfchalk Hertog de belle-isle aan den Mar» P " fchalk ê  S Oft. 1760. asó* LEVEN vak fchalk de contades, welke men met dé toerusting van deezen laacflen, naa den flag van Minden, in handen kreeg, vindt men deezen zelfden raad van Westphalen , van Hesfenland en het land van Hanover ? tot eene wildernis te maaken (V). Zoo dra de onderneeming tegens de hoofdftad van Brandenburg vast bepaald was, droeg men hec bevel over dezelve op aan den Graaf van tottleben, een Sax in dienst van Rusland, en aan czernichef, eenen Pruisfifchen Generaal. Tottleben crok voorde en kwam mee de troepen onder zijn bevel voor de poorten van Berlijn. De ftad was flegts met eene foort van paalwerk omringd ; maar men hadc kleine werken voor de poorcen aangelegd om zig tegens de ftrooperijen der vijanden te dekken. Twee gekweefte generaals seidlitz en knobloch, welke hier bijgeval bij eikanderen waren, met den ouden VeldMarfchalk lehwald en de commandant van de ftad rochow maakcen zig gereed om elk f» Brieven van den Hertog de belle-isle van den 5 Oétober 1758, en van den 23 Julij 1759, in hetzelfde jaar 1759 gedrukt. Zie hec begin van die brieven en op p. 63.  FREDERIK DEN II. 227 elk een dier werken in perfoon te verdedigen. Deeze pooging deedt de bezetting moed vatten , die flegts uit drie bataiilons beftondt, en de beftormingen 'der vijanden wierden gelukkig afgeflaagen. Prins eugenius van wurtemberg, die stutter- heim wilde gaan helpen tegens de Zweeden, kwam des anderendaags van Templin te Berlijn, hebbende elf mylen op eenen dag afgelegd. Tottleben trok daarop naar de hoogten van Tempelhof af, daar de Prins van wurtemberg hem aantastte; deeze floeg hem terug tot Köpenick, daar czernichef hem met twaalf duizend mannen verfterkte en den Prins noodzaakte op zijne beurt te wijken. Tott leb en naderde de ftad op nieuw en deedt eenen aanval op dc Halle - poort. Daar vielen verfcheiden fchermutfelingen voor , tusfehen de Pruisfifchen en de vijanden voor de poorten van Berlijn. Kleist tastte tottleben in den rug aan voor de Halle-poort, terwijl Prins eugenius en czernichef eikanderen geduurig in het oog hielden en met grof gefchut befchooten voor de Franckfortfche. Eindelijk kwam hulsên met zijn voetvolk* Maar de Generaal lascy verfterkte de Rusfen met veertien duizend Oostenrijkers Pa erj  t&8 LEVEN nfj en denzelfden dag eischte men de ftad op. Prins eugenius, niet meer dan veertien duizend mannen hebbende om den vijand het hoofd te bieden , die twee en dertig duizend fterk was , en het gevaar niet willende loopen van eene zoo groote ftad * die van alle kanten genaakbaar was, te moeten verdedigen, trok in den nagt door Spandau naar Brandenburg af Rochow gaf de ftad ara tottleben over en wierdt met het kadetcen * corps krijgsgevangen gemaakt. Tottleben en lascy trokken in Berlijn ; zij ftelden alle de gevangenen , Oostenrijkers , Rusfen , Zweeden , Saxen en Keizerlijke in vrijheid, maakten het tuighuis ledig, lieten de fnaphaanen en andere werktuigen aan ftukken flaan, roofden hetgeen nog in de Koninglij ke fchatkisten overig was, en noodzaakten de ftad om anderhalf millioen kroonen optebrengen, eene fom, die misfehien klein moet fchijnen voor de hoofdftad van een rijk, dat tegens half Eu> ropa oorlog voerde; maar de vijanden zouden veel moeite gehad hebben om die fom bijeentekrijgen, zoo zij liever hadden willen rooven, pionderen en op rantfoen ftellen. Daar was niemand van de Koninglijke familie  FREDERIK DEN II. 229 lie te Berlijn: de Koningin, de jonge Prin fèn en de Prinfesfen waren naar Magdeburg geweken, toen men meende dat de ftad bedreigd wierdt ; de fchat,. het goud vaatwerk en al wat kostbaars in het Koninglijk paleis was , was ook daac henen gevoerd: Men weet dat de kerken in de proteftantfche landen de plonderaars niets kunnen opleveren. Men zou meer gewerkt zilver in eene eenige broederfchap , in een eenig klooster van Roomsch-Katholijke landen vinden dan in alle de kerken deezer hoofdftad te zaamen. Daar waren ook geena aloude huizen van edellieden , waarin een aanmerkelijke buk te haaien was. Dus maakten de Rusfen zulk een flegt verdrag niet met zig met vijf of zes millioenen Franfche livres te vreden te houden. Men weet egter dat de ijver en de edelmoedigheid van een PoolscLi koopman, gotskowky genaamd en te Berlijn gezeten, veel toe-, bragt, hetzij om een groot gedeelte van de ftad voor plondering te behoeden,. hetzij om de fom , welke men in het eerst de ftad hadt afgeëischt, en die vier millioenen kroonen beliep, te doen verminderen. Hij was om eene beleefdheid, die hij weleer eenen gevangen Rusfifchen Officier bewezen hadt, P 3 • den  $3» LEVEN van den Brigadier bachmann, die toe Corri» mandant van de ftad wierdc aangefteld zoo dra zij overgegeeven was, bijzonder bevoo* len, en door middel van deezen maakte hij wel dra kennis met den Kapicein brinck, adjudanc van tottleben. Hij kreeg vervolgens den vrijen toegang tot dien Generaal, die voor hec overige noch den Koning Van Pruisfen , noch de ftad Berlijn haacte, daar zijne kinderen zelfs in een kostfchool waren. De Pruisfifche deeden den Rusfifchen bevelhebberen hetzelfde regc, dac zij den Kolonel haddick bij diergelijke gelegenheid gedaan hadden. Men verhaak dat de Brigadier bachmann een gefchenk van tien duizend kroonen , dat de raad van de ftad hem aanboodt uit erkencenis voor de goede krijgstugc, onder welke hij zijne troepen gehouden hadc, weigerde. Zoo onze j,- krijgscugc" zeide hij, „ het lot der ftad „ verzagc heefc, heefc zij zulks aan de be„ velen van onze Keizerinne te danken. Ik „ voor mij ben genoeg beloond door de „ eer van drie dagen lang Commandant van s, Berlijn geweest te zijn (a) ". Ondertus- fchen (#) Van Schlefisn, 2ter T/iei'I, p. 164 en 165.  FREDERIK DEN II. 231 fchen deedt fee.mor, Opperbevelhebber van het Rusfisch leger, tottleben hevige verwijtingen , omdat hij het vertrek des Konings in het flor en enige fabrieken , die men koninglijke noemt, gefpaard hadt (a~). Ook nam men niet overal dezelfde krijgstucht in acht. Verfcheiden ftandbeelden, welke de Koning van den Kardinaal de polignac gekogt en in het kasteel Charlottenburg geplaatst hadt, wierden verbrijzeld en gefchonden. Men befchuldigde een Sax'sch regiment van deeze barbaarschheid. Het was uic weerwraak, zeide men j van hetgeen de Pruisfifche in het kasteel van Hubertsburg bij Dresden gedaan hadden. De Generaal Esterhasy hadt meer eer» bied voor de werken van konst, die te Potsdam waren , daar hij den Oostenrijkeren onder zijn bevel eene geftrenge krijgstugt deedt houden. Ondertusfchen was de Koning van bij Schweidnitz vertrokken om de Keurvorstlijke Mark te verlosfen. Daun volgde hem in Saxen, en laudon zogt zijne afwezigheid waarteneemen óm zig van Schweidnitz ■meester te maaken; maar het mislukte hem cv, (.s) Bijzondere Aantekeningen, M. T» • P 4  ftgs LEVEN van cn hij wendde zig naar de vesting Kofet , die hij twee maaien te vergeefsch beftormde. De Generaal Majoor golz, die bij Glogau kg, was tot hier toe door soltikow verhinderd iets te onderncemen om Berlijn te redden. De Koning nam hem op zijnen togt bij zig: te Guben gekoomen zijnde vernam hij dat de vijanden Berlijn reeds veriaaten hadden en dat lascy naar Torgau en soltikow in Polen geweken waren, Hij.zondt golz in Sileiie om laudon hec hoofd te bieden en trol; naa? Wittemberg om Saxen te herneemen , welstand hec leger op zijne aannadering oncruirnde. De regeerende Hertog van wurtemberg geboodc een corps in het vijandlijk leger : mee den Prins van Tweebruggen in, onmin geraakc zijnde trok hij met zijne troepen in hec Hercogdom Magdeburg ; hij, brandfehatte die onverdedigd land, geJijk hij; in hec Gnaffchap Mansfeld en in de Saxifche Kreits ook gedaan hadc. Zijn broeder eu=> Genius, die in diensc van Pruisfen was % verraschce hem ce Koethen en ftuicte daardoor de verrigtingen van den Hertog, zijnen Ouderen broeder, en de ftrooperijen va.n ?ijne. landgenooten. De Koning ondertusfchen , bij D,asfa,u de. Elve overgetrokken zijn-.  FREDERIK DEN II. 233 z-jnclc , nam den Prins eugenius en den Generaal h uls en tot zig, trok toe Duben tegens den Prins van Tweebruggen, die moe overhaasting week , en de ftad Leipfich wierdt hernoomen. Daun trok, om Saxen te behouden, met de geheele Oostenrijkfche magt van Dresden den Koning te gemoet en legerde zig op de post van Torgau, welke men tot hiertoe voor onwinbaar hadt gehouden. Maar de Koning , die zig noch door het grooter getal, noch door de voordeclige plaatfing der vijanden liet affchrikken, naderde door Eulenb.urg, dreef brentan o te rug en legerde zig bij Schilde, Des anderendaags 's morgens trok hij door het bosch van Torgau met den flinker vleugel van zijn leger en tastte daun in den rug aan, terwijl zhsthen met zijnen regter vleugel op hem af kwam. Deeze ontmoette in het bosch eene voorpost, die hij terug joeg. De Koning trok met zijn voetvolk uit het bosch, dac hij hadt moeten doortrekken , en bevondt 2ig bij het dorp Neiden. Hij wagt niet tot zijn gehéél legeruitgekoomen is en, om dauns aandacht aftetrekken, laat hij hem met de grootfte vaardigheid door bataiilons granadiers aantasten op de eenigfte plaats van zijne pose, P 5 daar  $34 LEVEN van g Nov. i/óo. daar zulks doenlijk was. De Oostenrijkfche Generaal hadc daar, op eene zeer fchuinsch afloopende helling , twee honderd ftukken gefchut doen ftellen, die eene ijslijke flagting onder de Pruisfifche bataiilons aanregteden. Dadns voetvolk floeg hen af en vervolgde hen tot aan liec woud. Ondertusfchen hadc de eerfte linie der Pruisfifchen zig gefchaard , die , de overige granadiers door laatende, op haare beurt het voecvolk van daun cerug floeg en de hoogce innam. Daun deedc , aan het hoofd van zijne noodbenden en Kurasfiers, op nieuw het Pruisfisch voetvolk toe in het bosch wijken. Doch de ruiterij des Konings viel op de Kurasfiers aan en wierp hen overhoop; maar door nieuwe regimenten verfterkt wordende dreeven zij op hunne beurt weder de Pruisfifchen ce rug. Hec zou ce wijdloopig zijn zelfs op de beknoptfte wijze de maneuvres van dien flag te. verhaalen. Nimmer hadden misfehien twee groote Generaals met meer naïever geftreden; han ni bal en fabius jhaximus ftreeden mee geen groocer vuur en mee geen meerder konsc. De Koning hadc vasc befloten te overwinnen of te fterven en de Oostenrijkfche Marfchalk begreep , hoe veel zijne eer gelegen ware aan dee-  FREDERIK DEN II. ^§ deezen flag, in welken hij een fterker leger en het voordeel van den ftand hadt. De Koning en daun wierden gekwetst; de krijgsbehoeften waren verbruikt en de kragten uitgeput. Desniettegenftaande herhaalt de Koning zijne aanvallen met het voetvolk , dringt meer regts af aan , en zendt ziethen bevel om hem te naderen en links af aantevallen. De post, die daun bezet hadt, fcheen niet te kunnen aangetast worden. Eindelijk ontdekt men bij geval tusfchen twee plasfen een dijk , welken de Oostenrijkers hadden verzuimd te bezetten. De Heer van möllendokf, toen Lieu« tenant-Kolonel, trekt met de eerfte regimenten van den flinker vleugel van ziethen deezen dijk in de duisterheid over. De Lieutenant - Generaal van saldern volgt hem met al het voetvolk; men neemt de hoogte agter Siptitz ftormenderhand in en ziethen vereenigt zig met den Koning op het flagveld. De overwinning was egter nog niet beflist. De twee legers bleeven tot den nagt liggen zonder zig van eikanderen te verwijderen. Maar daun de hoogten, die hem voordeel op zijnen vijand gaven , verloren hebbende, vondt goed de Elve langs drie fchipbruggen overtetrekken en  33^ leven van- en week naar Dresden. De Konimr m overwinnaar, ging zijH winter - kwartier teLeipüch betrekken. De twee veldflagen, die de Koning te Lignitz en te Torgau gewonnen hadc, veranderden ondercusfchen den fiegten ftaar, waarin hij zig bevondc, niet veel*, naardien hec verlies in enig opzigt hec groocsc was aan de zijde van den overwinnaar, wiens troepen zeer veel minder in getal waren dan die zijner vijanden; weshalven de Koning, die geen volks genoeg meer meende te hebben om flag te leveren , zig in eene legerplaats bij de vesting Schweidnitz, die hij redden wilde, ging verfchanfen. Hec is verwonderlijk dat de Oostenrijkers, die den. Koning van Pruisfen hec flagveld zoo duur. hadden doen koopen , de afgemacheid van bunnen vijand niec waargenoomen hebben; doch het Ooscenrijksch leger oncbrak drift en werkzaamheid. De Aartshertog josebhus , thans regeerende Keizer , die toen « zijn twinciglte jaar was , gevoelde zijne kragten en verzogt mee aandrang dat men hem aan het hoofd der troepen van de Koninginne, zijne moeder, zenden wilde. God weet, welke de gevolgerr geweest zouden zijn, zoo niet de raad van marja t.He-  FREDERIK DEN II. 23? theresia zig tegens de edelaartige ftoutmoedigheid van den Prins verzet hadde» Deeze veldflag , dien men naar den naam van de ftad Torgau , bij welke hij geleverd wierdt, benoemde, terwijl andere hem den flag van Siptitz noemen, naar den naam der hoogte, welke daun bezet hadt, was de laatfte , welken frederik in perfoon geboodt , niet alleen in deezen oorlog, maar ook in het overige van zijn leven. De oorlog eindigde egter zoo haast niet. De Koning deedt al wat in zijn vermogen was om Schweidnitz te redden ; maar zijne poogingen waren vrugteloos. Leopold van za stro w, die in de plaats geboodt , hadt noch eene genoegzaame bezetting noch genoeg kanonniers. De werken wierden ver» overd en drie duizend drie honderd mannen krijgsgevangen gemaakt. De vijanden betrokken hunne winter-kwartieren in den omtrek van de ftad. Een corps Rusfen onder tottleben deedt in den winter van het jaar 1761 menigvuldige ftrooperijen in Pommern, terwijl andere Rusfifche troepen onder bevel van de Graaven romanzow, czernichet en soltikow zig vereen igden om de Oostenrijkfche legers te. verfterken en Colberg belegerden. Noch de werkzaame ijver  23S LEVEN van ijver van frederik , noch de poogingen van den Prins eugenius van wurtemberg, geholpen door den Generaal van platen konden beletten dat die plaats zig ook aan den Graaf van romanZo w overgave, die haar uitgehongerd hadt. De dappere heyden was eindelijk genoodzaakt te capituleeren. Door het veroveren van Schweidnitz en Colberg konden de Rusfen hun kwartier in Pommern neemen, en de Oostenrijkers in Silefie, dat hun geduurende deezen oorlog nog niet hadt mogen gebeuren. Deeze voordeden konden egter het Weener Hof niet doen befiuiten om ernlïig te arbeiden aan het maaken van eenen vrede, hoe zeer Frankrijk verlangde van eenen oorlog ontilaagen te zijn, waarbij het niets won , en hoe zeer de Zweeden ook morren mogten. Het wilde dat het eerfte artijkel van een vredes - traktaat den affland van Silefie behelzen zoude en tot deeze voorwaarde zou frederik niet dan in den allerukerften nood gekoomen zijn. EEN-  FREDERIK DEN II. m& EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Ontrouw van een bediende des Konings; Gevangcnneeming van trenck: On~ yoorzigtigheid van den Abt des prades: Ongenade van den Bisfchop van Breslau: Trouwlooze aan/lag van den Baron van war* kotsch: Geheime zendeling door f er mor aangehouden. Behalven de onvermijdlijke gevaaren, waaraan frederik in de veldflagen blootgefteld was, deedt men hem geduurende deezen oorlog ook nog in het bijzonder verdriet aan en dreigde zelfs zijn leven. Van zijne eerfte intrede in Saxen hadden zijne Vijanden den gemeenzaamften van zijne bedienden verleid en men heeft gemeend dat zij door zijn middel den Koning hadden willen vergeeven. Zie hier op wat wijze men die zaak verhaald heeft. Een Kamerhusfaar ging hem op een morgen de chocolaat als naar gewoonte toedienen. De Koning merkte op dat die man iets wilds in zijn gelaat liet blijken en dat hij beefde. Hij zag hem ftrak in het gezigt: de bediende,  s4o LEVEN van dc, die nog niet verhard was in kwaad doen , was 'er door verfchrikt; hij wierp zig aan de voeten van Zijne Majeftéit , bekende fchuld en fmeekte om genade. Andere hebben gezegd dat de bediende , toen de Koning , hem aanziende vroeg of hij hem vergeeven wilde, het voluit ontkende; maar dat de Koning de chocolaat aan zijnen hond gaf, die twee uuren daarnaa ftierf, en dat hij aan deezen verraaderlijken aanfhg niet meer kon twijfelen. Maar deeze gebeurtenis is verdraaid geworden. De waarheid is dat deezen husfaar of kamerdienaar de zorg voor de papieren, welke de Koning in zijn kabinet hadt, bevoolen was. Dc llaatsdienaars van den Koning van Polen , die zulks wisten , waren ook onderrigt dat deeze jongman verliefd was op een RoomschKatholijk meisjen van Dresden , en door middel van dit meisjen haalden Zij hem over om naauwkeurige affchriften van de geheimfte papieren van zijnen meester te maaken. Frederik vermoedde het , zag op eenen zekeren dag den misdaadigen ftrak aan verfchrikte hem, deedc hem zijn misdrijf bekennen en zondt hem naar Spandau. Een jaar daarnaa meende hij hem weder in vrijheid te laaten Hellen > wanneer hij vernam dat  FREDERIK DEN IL 041 dat hij dood was. Omtrent dienzelfden tijd geraakte een adjudant des Konings.' verdagt dat hij den vijanden de tekeningen der vestingen en de ontwerpen der krijgsverrigtingen mededeelde. Die adjudant was .de Baron trenck die nabeftaanden in dienst van de. Keizerinne. van Hongarije hadr. De Heer trenck, zegt in de gedenkfchrifcen van zijn leven, welke hij uitgegeeven heeft, dat men hem t'onregt verdagt hieldt; maar deeze zelfde gedenkfchrifcen doen aan eer,en, anderen kant zien dat de Koning wel gelijk hadc dac hij zig van hem verzeekerde en hem zorgvuldig liec bewaaren. Hij liet hem in de vescing Magdeburg opfluicen, uic. welke hij eersc naa den oorlog ontflaagen is geworden (ö). De Abc de prades wierdc ook, even als de Bacon trenck, van verraad verdagt gehouden en te Magdeburg opgefloten , doch evenwel , mee zoo veel gefirengheid niec behandeld. Deeze geesdijke hadt Frankrijk verlaten om eene godslasterlijke thejh , welke andere , gelijk men meende, opgefteld hadden en die hij op zig nam te ver- (a) Zie de Gefchiedenis van het leven van f.re»"' BKRiii Vrijheer van der trenck.  a4a LEVEN van verdedigen. Hij meende zig in de fecce deinieuwe wijsgeeren, die toen veel gerugt begon te maaken, en aan welker hoofd d'a^ lembert en diderot waren, eenen naam te verwerven. De geestlijkheid kwam tegens de thefis op , en de candidaat was genoodzaakt eene fchuilplaats te gaan zoeken bij een Vorst , die hij wist dat de voorltander der nieuwe wijsbegeerte was. Frederik nam hem aan op voorfpraak van d'alembert , gaf hem een jaargeld en maakte hem naa den dood van la mettrie toe zijnen leezer. Hij fprak dikwijls met hem en-vondt te meer vermaak in zijne gefprekken, hoe ftouter en vrijer die ge-estlijke dage. De goedheid, die de Koning voor hem hadt, gaf hem gelegenheid om veele dingen te wee ten, die bij in zijne hoedanigheid, hetzij van kcrklijk perfoon hetzij van-vreemdeling, niet weeten moesr. Enige officiers van 's Konings gevolg befchuldigden hem van eene verraaderlijke briefwisfeling met de hoofden van het Franse h leger te houden, welke hij, naar men zeide, onderrigtte van al wat de Koning zig voorftelde te doen. De Koning liec hem in de vesting van Magdeburg opfluiten. Toen de oorlog geëindigd was, ftondt hij. hem toe te  FREDERIK DEN II. 243 te GJogau te gaan woonen, daar hij eene kerklijke bediening hadt en daar hij als op zijn woord gevangen bleef. De Marquis d'argens, die goed en meelijdend was, beproefde eens om bij den Koning voor zijnen landgenoot de p rad es te fpreeken. De Koning antwoordde: „ Zoo gij wist, „ Marquis, welke Hagen die man mij heeft „ doen misfchen, zoud gij vinden dat ik „ hem nog al te genadig behandele." Veele lieden, die den Abt de prades naa zijne ongenade gekend hebben, houden zig egter verzeekerd dat hij onfchuldig was of ten minften dat hem enkel eene al te groote onvoorzigtigheid te wijten was ; dit is zeer zeeker dat hij telkens vertelde hetgeen hij den Koning hadt hooren zeggen. De misdag , waartoe de Bisfchop van Breslau verviel, kon van zulke erge gevolgen niet zijn als die van den Baron trenck en den Abt d e prades; want men befchuldigde hem niet dat hij de geheimen van den ftaat ontdekt hidde hem werdt ook niet te last gelegd dat hij den vijanden hulp verleend of hun de ftads poorten geopend hadde. Maar de flappen , tot welke hem zijne zwakheid, of misfehien een, voorzeeker ontijdige, ijver dreef, deeden hem in Q 2 's Kor  244 LEVEN van 's Konings ongenade vallen, wien hij een aanzienlijk ampt verfchuldigd was, en dien hij door zijn gedrag zekerlijk bedroeven moesc. Deeze prelaat,■ ziende welken keer de zaaken in Silefie namen, meende dac die provincie weder onder de magc van de Koninginne van Hongarije zoude vallen. Hij wilde zig dan in voorraad in haare gunst aanbeveelen en haastte zig om zijn hof re maitken bij de Oostenrijkfche commandanten, liec is zeer mogelijk dat godsdienstijverige Raadsheeren hem ivoor oogen gefield hebben dac de Koning van Pruisfen tog een protefiantsch Vorsc was, dac hec altoos beter voor de roomsch katholijken was onderdaanen te,wezen van eene Koningin, die denzclfden godsdienst beleedc, en die door eene voorbeeldige vroomheid uicmuntte ; dac hij Graaf van sch a f kg oïsc h onderdaan van mar ia tiieresia geweest was voor hij door frederik was aangcfleld: en door hoe veele andere valfche, maar m de onhandigheden waarfchijniijke, bewijsredenen kon men een zwak man niec doen wankelen ? In de laacfie vcldtogcen van deezen oorlog was een Silefisch edelman, wukotsch genaamd, op het pun: 0m den ,' Ko.  FREDERIK DEN II. e45 Koning opteligten en hem aan zijne vijanden overreleveren. Deeze edelman was, naar men mij berigc heeft, een groot fpeeler en hij hadt in alle gezclfcbappen te Berlijn toegang gehad, daar hij den winter kwam doorbrengen. Om zijné verwarde zaaken te redderen befloot hij zijnen dienst aan de Oostenrijkers te verkoopen. Hij bevondt zig op een zijner landgoederen niet verre van Schweidnitz, daar 's Konings kwartier was, en hij ging dikwijls bij den Koning zijn hof maaken, die hem vriendlijk ontving. Hij hadt opgemerkt dat de Koning zig zoo wei nig in acht nam, dat hij flegts enige bedienden bij zig hadt. De omftandigheid fcheenhem gunftig voor den toeleg, dien hij fmeeddc. Hij deedt den voorflag aan eenen zekeren Graaf van wallis, Officier in het Oostenrijksch leger* Het was , zeide hij, om liet fluiten van den vrede te verhaasten, die niet misfehen kon fpoedig gefloten te worden, zoodra de Koning van Pruisfen gevangen zoude zijn. Hij onderrigtte den Oostenrijkfehen Officier van alles wat *er omging en zonde hem de brieven door zijn jager. De vrouw van deezen jager hadc haaren man verfcheiden maaien, zien heen en weder gaan; deeze hcimlijke boodfehappen maakQ 3 tetl  S46* LEVEN van ten haar ongerust. Op een dag dat hij gereed ftondt. om met de brieven van zijnen heer te vertrekken, deedt zij hem opmerken dat deeze briefwisfeling wel enigen verraderlijken toeleg konde betreffen en dat hij 'er Zijne Majefteit kennis van moest geevec De jager gaf zijne vrouw gehoor en bragt den Koning den brief, dien zijn meester aan den Oostenrijkfchen Officier fchreef Hij behelsde de laatfle onderrigting, welke hij tot^ uitvoering van den aanflag te geeven hadt; want op het ontvangen van den brief moest eene afgezonden bende den Koning koomen verrasfchen en opligten. De Koning zondt eene bende volks naar de plaats, daar men hem afwagtte en kreeg dus ver-zeekering van de waarheid van deezen aanflag; hij gaf den Generaal krusemark bevel om den Baron van warkotsch te laaten vatten. De Generaal zondt eenen Officier met enige foldaaten naar het huis van den edelman zonder hem te onderrigten, om welke reden hij aangehouden moest worden. Die Officier vondt den Heer va n warkotsch t'huis en kondigde hem zijnen last aan. De edelman was behendig genoeg om den Officier aan de praat te houden, cn zeide hem terftcnd dat hij wel wist waar-  FREDERIK DEN II. 247 waarom zulks was; dac men zeekerlijk op hem geftoord was dac hij niec zoo veel als men wilde geleverd hadc; maar dac hij niet meer hadt kunnen doen. Hij liet den Officier binnen koomen en liet hem koffij en wijn voordienen. Ondercusfchen ging hij in eene andere kamer, veinzende zig te willen verkleeden of enige natuurlijke behoefte te moeten voldoen. De venfters van deeze kamer kwamen in den tuin uit; hij fprong 'er door en ontfhapte. De Koning bekreunde hec zig niec en zeide flegts dac men voortaan dien Officier zulk een last niec meer moesc opdraagen, vermics hij 'er zig zoo flegc van gekweten hadt. Een priester, schmidt genoemd, was ook in deezen aanflag betrokken ; maar men weec niec regc of hij van den godsdienst van den Baron van warkot sch, namelijk den Lucherfchen, dan van dien van den Jager , den Katholijken namelijk, ware. „ Wat den priester belangt," zegt een Silefisch fchrijver, „ hij was van den godsdienst van Jaques Clement, van Castel, van Damiens" Zoo die priester Luthersch. was, gelijk de Baron, zou zulks doen zien dac men, zonder door Dominikaaners of Jefuiten aangezet te zijn , tot de verfoeilijkfte Q 4 dwee-  LEVENvan dweeperij kan vervallen fV). Men heefc opgemerkt d,c op den fehoorfteen van de kamer, waar in de Baron zig gewoonlijk onthielde, een opfehrifc mee gouden leer eren ftondc,* 'c welk behelsde dac men omtrenc de Koningen moec zijn als' omtrenc hec vuur: Ut cum igne fic cum regibus. ■ Hoe weinig zorg de Koning ook voor de veiligheid van zijn perfbon droege , fchijnt hec egcer dac hij zig vooi bereid hadde coc hergeen hem gebeuren konde. Hij hadc zelfs maatregelen genoomen om niec levendig in ce Handen zijner vijanden ce vallen. Hij droeg een doosjen aan zijnen hals mee een twintigtal pillen van bijtende kwik, welke bij meende inteflikken zoo dra hij gevangen zou worden. Hij vertelde die eens aan eenen der Generaalen vjn zijn gevolg, die in den tijd van den oorlog, van welken wij'nu handelen, in Ooscenrijkfchen dienst wassen juisr onder den Generaal brentano diende, aan wien frederik zoude overgeleverd geworden zijn, zoo de aanflag gekke ware. De Generaal antwoordde hem: „ denkc gij niec, Sire, dac, zoo ik bevel O) Zie Pon Schiepen, yor und nach 1740 itex thei\ p, 180.  F REDERIK DEN II. 249 ., gekregen had u te gaan opligten, gelijk „ ik indedaad , volgens mijne beurt, zou „ gehad hebben , mijne eerfte zorg geweest „ zoude zijn uw lighaam naauwkeurig te „ laaten onderzoeken en u die pillen afte„ neemen?" De Koning heefc in meer dan een werk den droevigen ftaat, waarin hij zig bevondt, afgefchilderd; maar die werkem zelve, van weike wij in hec vervolg fpreeken zullen, dienden om hem ce verftrooijen, om hem afcctrekken van hét gezigc van alle de rampen , die hem troffen, en van de gevolgen, welke nog té vrcezen ftonden. Mee is zeeker 'dac zijne vijanden hem van hec grootfte gedeelte zijner Haaren zogten te berooven en dat hij zelf fomwijlen gedagt heeft dat men hem tot den ftaat van een Vorst van den derden rang zoude vernederen. Het was vooral noodzaaklijk dat hij Ruskind van het verbond zijner vijanden aftrokke, cn hij zogt 'er zederc vier jaaren de middelen toe. Eindelijk weinig dagen naa den fiag van Torgau gaf men hem onder de perfoonen, aan zijnen dienst verknogt, een Kourlandsch raadsheer, badenhaupt genoemd, aan de hand, die een zoon hadt , welke een vertrouwd heelmeester van den Graaf van Q 5' schwa-  25o LEVEN van schwalow was. De Koning wist zeeker dat schwalow alvermogend was bij de Keizerinne elisabeth, en hij vondc het zeer wel bedagt den zendeling , dien men hem voorftelde, te gebruiken. Hij liet geheime lastbrieven op maaken, welke hij naar eene verzeekerde plaats zondt, doar de raadsheer dezelve vinden moest, omdat hij genoodzaakt was een land, door de Rusfen bezet, doortetrekken om in Rusland te koomen. Hij wierdt ook indedaad aangehouden en voor den Graaf fermor gebragt, die hem zelf zeer naauwkeurig ondervroeg en hem zelfs door eene commisfie, die hij benoemde , deedt onderzoeken om te weeten, welk het oogmerk van die reis ware. badenhaüpt antwoordde bij aanhoudendheid dac hij om familie-zaaken van het alleruiterst gewigc naar Kourland moest gaan. fermor liet hem vercrekken; maar hij het hem verzeilen door eenen Officier, welken hij belastte hem geen oogenblik uit hec oog te verliezen. Deeze Officier kweet zig zoo wel van zijnen last en bewaakte zijnen man zoo aanhoudend dat hij niet van Mietau kon vercrekken en zelfs geenen den minften brief naar Petersburg kon zenden geduurende een geheel jaar dat hij zig te Mietau ophielde.  FREDERIK DEN II. a5i hieldt. Hij was eindelijk genoodzaakt zig weder naar Berlijn te begeeven. Eene gebeurtenis, welke men zoo haast niet gewagchadt, deedt meer voor den Koning dan de zending van badenhaupt immer konde uitgewerkt hebben (a). Qt) Bijzondere Aantekeningen R. G. TWEE-  252 LEVEN van TWEEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Dood van elisabeth, Aazervme van Rusland: Gevolgen van deeze gebeurtenis: Verovering van Schweidnitz :Daaden van Prins hendrik ; Fr ede van Hubertsburz. 11 -IVc Keizerin elisabeth orerleedr op hec eind van hec Jaar i76;. Haar opvolger wagete zelfs niec coc hec lijk van de overledene mee de gevvoone plegtigheden ter aarde befteld was om blijken van zijne vriendfchap en bewondering voor den Koning van Pruisfen te geeven. Hij liec rerflond de Pruisfifche Generaalen , die krijgsgevangen waren, jn vrijheid fiellen en hielde flegts enige van hun op om bun zijne denkwijze ce becer ce kennen te goeden door allerhande foorr van beleefdheden. Hij overlaadde 'er vooral den Graaf van hordt mede, denzelfden Zweedfchen edelman, van weiken wij hier boven gefprooken hebben, en die, in Pruisfifchen diensc overgegaan zijnde , door de Rusfen in den flag van Franckiore krijgsgevangen gemaakc was. Peter flondc hem toe en drong zelfs bij hem  FREDERIK DEN II. 253 hem aan een renbode naar -Breslau , daar frederik zig bevondt , afcezenden om hem de denkwijze van den nieuwen Keizer te kennen te geeven. Enige, dagen daarnaa zonde hij eenen adjudant aan den Koning om hem zijne gedagten ten zijnen opzigte meer regtftreeks- aantekondigen en hij liet den Koning verzoeken dat hij hem den B.;ron van goltz zoude zenden om de hoedanigheid van gezant bij hem te b:> kleeden. Het antwoord, dat de Koning zijnen Generaal hordt deedc roekoomen, was' zoodanig als men wel denken kan, vol uitdrukkingen, behendig te pas gebragt, om een Vorst,, dien de hemel beftemd hadc om hem uic den droevigen fitaac, coc welken hij zig gebrage zag , te redden, meer en meer aan zig te hechten. De uicwerking van deeze briefvvisfeling, door den Graaf van hordt beftierd, en vervolgens door den adjudant, dien de Czar naar Breslau zonde, was dac Rusland niec alleen hec bondgenoocfchap van Ooscenrijk en Frankrijk verlier, maar dac men zelfs de vier en cwincig duizend mannen , die in Pruisfen en Duitschland waren, coc hulptroepen van hec Pruisfisch leger fchikce. Zweden, daar de pirtij der Rusfen , der Engelfchen en der Ko- nin-  254 LEVEN van ninginne de overhand hadc, maakte terfcond een ftilftand van wapenen, en frederik zag zig verlost van een groot deel zijner vijanden , door welker gecal hij bijna verpletterd was geworden, terwijl hij verfterkt wierdt door de vereeniging der troepen , welke peter hem tot zijnen dienst toefchikte. Waar in de eerfte vervoeringen van vreugde, die peter III gevoelde van zig meester te zien , en de geheele waereld zijne vriendfchap voor den Koning van Pruisfen op zulk eene uitfteekende wijze te kunnen toonen, leide hij den grondflag van eene omwenteling, die hem van den troon moest bonzen en een einde van zijn leven maaken. Hij noodzaakte de Keizerin , zijne gemalin , de Gravinne van woronzow mee de orde van Sce Kacharina te befchenken, waar door hij haar voor zijne begunlligde maitres verklaarde. De Keizerin moesc zig hierdoor op hec gevoeligsc beledigd vinden. Enige officieren en hovelingen , die deeze Vorftin meer genegenheid coedroegen dan haaren gemaal , maakten eene zamenzweering tegens hem. Welk het einde van den Czar was naa zeven maanden geregeerd te hebben is genoeg bekend en  FREDERIK DEN II. 255 en hec behoort niec coc mijn onderwerp hetzelve ce fchetfen. Frederik verloor deezen zijnen vriend den negenden Julij des jaars 1762. Hec was te dugcen dac de nieuwe Keizerin katharina II, die zoo min mee haaren gemaal overeenftemde als deeze het mee elisaiïeth, zijne moei, eens geweest was , mee de vijanden van frederik wederom de verbindeenisfen zoude aangaan , welke peter III verbrooken hadc. Zij liec ook indedaad terftond verklaaren dat haare troepen Pruisfen niet verhaten zouden, en liet zelfs den Baron van goltz, 's Konings gezant ce Pecersburg, dien de Koning met veel onderfcheiding behandeld hadt, aanhouden. Men vondt onder de papieren van den overleden Keizer verfchei. den brieven , welke de Koning van Pruisfen hem gefchreven hadt over zijne huislijke ongenoegens en over het voorneemen, dat hij hadt , om katharina in een klooster opcefluicen , gelijk peter I zijne eerfte gemalinne eudoxia gedaan hadc. Frederik raadde hem geene zulke gerugtmaakende middelen ce gebruiken , maar zig zoo goed hij kon 'er naar te fchikken en zijne gemalin zoo veel te ontzien als. met zijne eigen gerustheid beftaanbaar was. Ka- tha-  256 LEVEN van tharina II , dus overtuigd van de goedé vriendfchap van frederik jegens haar, wilde égrer niec tegens Ooscenrijk oorloogers. Zij ontboodc de troepen, welke peïsu dea Pruisfifchen te hulp gezonden hadt, en verklaarde zig onzijdig te zullen houden. Hadc de Koning geen bondgenoot aan Rusland, hij hadc ten minften eenen vijand minder te befirijden. . Hec. voornaamfte tooneel des oorlogs was nu coc Schweidnitz bepaald. Deeze plaats was verfcheiden maaien■ geno.nnen en hernoomen geweest. Zij was thans jn banden der Oostenrijkers, die zig vleiden meester van Silefie te zuilen blijven,.zoo zij deczo. plaats behouden konden. De Graaf guasco, een Piemonteesch in dienst van de Keizerin Koningin , hadc lasc dezelve te verdedigen met eene bezetting van elf duizend mannen. De Koning belegerde haar mee hec grooifte ge. dcelte zijner krijgsmagc..ep de Marschalk daun verzuimde niets om de belegering cc doen opbreeken. De Oostenrijkfche Generaal deedt eene fchoone en. dappere verdediging, en de Koning, van eenen Franfchen Ingenieur, met naame le fevre geholpen, deedt meer dan hij ooic in dac flag van oorlog voeren gedaan hadc. guasco was, naa  FREDERIK DEN II. * ,110f vertaald. T. III. p. 272 en 333. R  253 LEVEN van maximus , dien berugten Romein , die met geduurig tijd te winnen de zaaken van zijn vaderland , die tot het uirerfte gebragt waren, herflelde. Toen men den ftilftand van wapenen met Zweden getroffen hadt, hadt Prins hen drie enige troepen, die in Mecklenburg waren, en tot hiertoe tegens de Zweeden gediend' hadden, bij zig genoomen; hij hadt, met zooveel beleid als geluk, de vereeniging van deOostenrijkers met de troepen van het Rijk belet, en was , naa enige honderden krijgsgevangenen gemaakt, en enige ftukken gefchut genoomen te hebben, zijn kwartier te Freyberg gaan neemen. Daar bleef hij den geheelen zomer en hieldt daun, zoo we! als den Prins van stolberg, die dê troepen van het Rijk geboodt, in bedwang; hij belette hen Schweidnitz te koomen helpen, dat de Pruisfifche belegerd hielden en dat de vijanden met alle hunne magt zogten te verdedigen. De Koning hadt zig met een obfervationscorps bij Peterswalde gelegerd. De Hertog van brunswijk-bevern belegerde de plaats, die door den Genercal guasco verdedigd wierdt en welke hij niet overgaf dan aaa eene roemrijke verweering van vier en zes-  FREDERIK DEN lï. 059 zestig dagen. Toen de plaats hernoomen was, liec de Koning den Hertog van bevern in Silefie om die provintie te dekken en rukte den Prins hendrik ter hulpe, dien de Generaal serbelloni en de Prins van stolberg uit zijne post van Freyberg, verdreven hadden. Maar de Prins tastte de vijanden in hunne verfchansfingen aan en floeg hen voor des Konings aankomst. Men heefc gewild dac de Koning zijnen broeder hec winnen van dien veldflag niec ligt hebbe kunnen vergeeven , daar hij zelf was gekoomen om dien te leveren (a). Ik kan egcer niec gelooven dat frederik II, zoo rijklijk met laurieren bedekt door twaalf overwinningen, die hij behaald hadc, eenen broeder, dien hij achcce en beminde, de eer Van eenen flag ce winnen zoude benijd hebben. Het is waar dat de Koning gezegd heefc dac de vrede zonder dien flag nogtans gefloten zoude zijn geworden; doch het is evenwel ook waar dat de voorwaarden van den vrede voordeeliger moesten wezen naa de overwinning. De vijanden moeten daaruit geleerd hebben dat alle de kragt, alle de hulp* Qf) Obfervatiom fur la conftitution militaire 04 fa Majefié Prusfienne p. 79 édition de Berlin. R a  s6é LEVEN van hulpmiddelen van den ftaat niec alleen in den perfoon des Konings berustten, en dat ook zelfs zonder hem, en zonder den ouden Prins van anhalt, zonder schwerin en winterfeld de Pruisfifche legers overwinnen konden. Maar de naam van frederik, als Koning van Pruisfen, wierdc 'er des te grooter door. Weinige dagen naa dien flag tradc men toe onderhandelingen om vrede te fluiten. Nooic wierdc een vredes traktaat naa eenen hardnekkigen oorlog van verfcheiden jaaren met minder plegcigheden gefloten. De Koning hadc niemand bij zig dan den Heer van hertzberg mee den tijtel van geheimfchrijver van ftaac. Daar waren wegens Saxen en Ooscenrijk flegts eenvoudig twee Raadsheeren. Welk verfchil tusfehen deeze onderhandeling en die van VVestphalen en Ucrechc! Men moec egter in acht neemen dac , vermits de oorloogende partijen in bezie moescen treeden elke van hetgeen zij voor den oorlog bezat, men het fpoedig eens moe«t zijn , zoo dra men het vegten moede was. De vrede wierdt getekend op het flot van Hubercsburg bij Dresden in hec jaar 1763. Deeze oorlog koscce den Koning van Pruisfen honderd en veertien millioenen. Dit zoo  FREDERIK DEN II. z6i zoo zijnde , zouden de gewoone inkomften van den ftaat toereikende geweest zijn , zoo niet het beste gedeelte der provinrieën door de vijanden ware ingenoomen geweest, en als men niet hadde moeten betaalen aan het onderhoud van de gerigtshoven en magiftraaten en aan alle de huishoudlijke en burgerlijke inrigtingen. Dus zoude hij zig in fchuiden hebben kunnen fteeken; en dit deedt hij nogtans niet door de middelen, welke hij zig hadt weeten te verfchaffen en de gelden, die hij opgelegd hadc. Het bezie van Saxen, de vier millioenen 's jaars, welke de onderftandgelden van Engeland bedroegen , de brandfehatcingen, welke de Generaals kleist en ziethen in het Rijk ligtten en enige andere middelen vervulden hec gebrek van inkomften, dac de inval van de Rusfen in Pruisfen en van de Franfchen in hec land van Magdeburg en Halberftadc veroorzaakten. Hec is ook zeeker dat frepERiK in het begin van den oorlog eene aanmerklijke rijke fchatkist hadt. Is deeze fchatkisc geduurende de zes of zeven jaaren van buicengewoone onkoscen en rampen uitgeput geworden? Hij haalde 'er een gedeelte uic; maar hec is bekend dac men naa den vrede eene menigte wagenen, met kiscen R 3 meesc  a62 LEVEN van meest vol gemunt goud en zilver bekaden, van Magdeburg naar het flot van Berlijn voerde , behalven nog het goud vaatwerk, dat men niet aangeraakt hadt. Een der middelen, die hij in het begin van den oorlog bedagt hadt, was dat hij geld liet munten, 't welk met den gewoonen ftempel geen derde van de innerlijke waarde hadt, die het hebben moest. Het metaal , dat 'er onder gemengd was, was meer dan het metaal, waarvoor het doorging. Deeze zonderlinge bewerking gefchiedde vooral in de munten van Saxen, Dresden en Torgau. Om dit ter uitvoer te brengen bediende de Koning zig van eenen Joodfchen koopman van Berlijn, ephraïm (jz) genaamd. Deeze man gebruikte de zilverfmits, de oude kleêrenkoopers en makelaars van zijne natie , die zeer fcbrander in zulke zaaken zijn, om het nieuw gemunt geld, dat ieder in het eerst even graag als goed aannam , en dat men gedwongen was nog lang naderhand aanteneemen, toen men reeds de egte waarde van hetzelve kende, in Saxen , Polen en overal te verfpreiden, De (aj Zie een boekjen getijteld: Ephraïm juflifié.  FREDERIK DEN ft Jftg De Koning liet de troepen en alle de amp. tenaaren met dat vervalscht geld, als ware het gewoon zilver, betaalen. Hij tragtte daarentegen het goed geld intezamelen ; ea toen de vrede gefloten was, wierdt het gangbaar geld niet meer in 's Konings komptoi' alembert» erik nam gcduureude den oorlog geene andere uitfpanningen als het leezen en ftudeeren. Hij las zelfs in het veld de werken van bossuet, bourdaloue, massillon en de la rue en volgde hunne fchrijfwijze naa in lijkredenen en redenvoeringen , of in verhandelingen van verfchillenden aart. De gebeurtenisfen en de omftandigheden , waarin hij zig bevondt , gaven hem de denkbeelden daartoe, fchoon zij fomtijds geene betrekking op zijnen toefland fchijnen te hebben. De lofreden, op den fchoenmaaker Jakob Mathys Rein-,, hart, die aanftonds door geheel Europa rond liep, is gefchreven in het midden der krijgs-  FREDERIK DEN II. 265 krijgsverrigcingen en in de beflommeringen van den oorlog. Hij fchreef ook eene redenvoering over het laatfte oordeel. Schoon hij. niet zeer aan die groote waarheid geloofde.,, kwam hem het onderwerp te rijk voor om 'er zig niet op te oefenen. Zig op eenen dag gelegerd vindende bij de plaats daar, karel XII den Generaal schuilenburg, dien hij vervolgde , hadc laaten ontfnappen, fchreef frederik aanmerkingen over de krijgskundige talenren van dien Zweedfchen, held, dien hij mee alexander vergelijke, en dien hij verre beneden denzelven fielt. Hij las in het veld de Kerklijke Historie van den Abc fleury en hij. maakce 'er uit-; trekzels uic of liec die door andere maaken, en gaf dezelve naderhand in hec lichc. De dichtkonse hadt ook haare beurt. Frederik maakte geduurende den oorlog verfcheiden dichtftukken in den fmaak van treurdichten , en die ook indedaad klagten behelsden, welke zijne bijzondere ongelukken en de rampen van den ftaat hem deeden uitboezemen. Een van deeze gedichten fchreef hij aan de Markgravinne van bareuth, welke hij zeer beminde , en die zedert enigen tijd ziek lag. Zij was van de geheele famijie degeene, met welke hij de R 5 mees-  26*6 LEVEN van meeste briefwisfeling hieldt. Daar is nog eene groote verzameling van brieven in wezen , welke hij haar gefchreven heeft, en die de Markgraaf naa den dood van zijne gemalinne zig verpligt rekende den Koning terug te zenden. Hij fchreef haar eenea brief in dichtmaat geduurende den ongelukkigen veldtogt van het jaar 1759. Mevrouw de Markgravinne was toen nabij haar einde, Pre d er ik ontving de tijding van haar overlijden, toen hij naauwlijks dien brief voltooid hadc; het is onzeeker of hij denzelven afgezonden hebbe. Wac daar van zij , daar kwamen affchrifcen van te voorfchijn en men heefc denzelven in druk. Men leest 'er den neêrflagcigen ftaat in, waarin de fchrijver zig toen bevondt, die mee zeer levendige kleuren gefchecsc is. Hij fchreef ook eenen anderen dichcerlijken brief aan den Marquis p'argens, die insgelijks de doodlijke droefheid van zijn hare uicdrukc. Hetzij een affchrijver , bonneville genaamd, zijne werken verkogc hebbe , heczij zij door andere middelen gemeen geworden zijn , althans de gedichten, door den Koning opgefteld, wierden in Holland gedrukt door den boekverkooper Schnevler, met enige andere ftukken, waarvan de Koning enige afdrukken  FREDERIK DEN II. a6> ken hadt laaten maaken door middel van eene bijzondere drukpers, die hij in de toren van het Hot hadt. Het fchijnt dat zijne werken pok in Frankrijk gedrukt zijn (a) ; het is ten minften zeeker dat zij in dat land te voorfchijn kwamen en dat de Koning 'er zig over beklaagde. Hij erkende deeze uitgaaven niet voor egt en liet eene te Berlijn maaken in het jaar 1760 (F) door Frederik Vof$ onder den tijtel van Poe/ïes diverfes. Deeze uitgaave is tegelijk een bewijs van den aandacht, waarmede frederik zijne werken verbeterde , en van de maatregelen, welke hij toen reeds nam om de geesten tot vrede te neigen en zig met zijne vijanden te verzoenen. Hij liet enige verzen uit en veranderde eene menigte andere. Het is waar dac hij dat, zoo bekend, vers liet blijven, dat hem juist met den Kardinaal de bernis in onmin gebragt hadt (c). Maar die Kardinaal was toen niet meer in gunst; ook zou het vrug- («") De druk van Schneider is een nadruk van de Franfche uitgaave, doch men vindt ageer dezelve de variantcs. veiit. (£) Zie het Voorberigt van de uitgaave van Vofi yan het jaar 1760. (e) Zie hier voor bladz, I32«  ^(58 LEVEN vAN vrugtloos geweest zijn te ontkennen wat hij van hem gezegd hadt , daar iedereen zulks wist. Hij veranderde ook niets aan de plaatfen, die den Graaf van bruhl betroffen, welke altoos alvermogend bleef bij den Koning van Polen, Keurvorst van Saxen. Frederik was te zeer tegens deezen gunfteling verfbord. Maar hij liet de ftekelige mV drukkingen, welke hij zig, in don zesden lierzang (a) over de onlusten in het Noorden en in den brief aan den Graaf van podewils, tegens de Rusfen hadt laaten ontvallen, weg. Hij ftelde in plaatfe van de affchuwelijke afbeeldingen, welke hij van enige Rusfifche ftaatsdienaars gefchilderd hadt, karakters, uit de gefchiedenis der Roomfche Keizeren getrokken. De brief aan de Markgravinne, welke men in de uitgaave van Schneider vindt, is in de uitgaave. van Vofs uitgelaaten. Als de Koning in zijne winterkwartieren Tiyas, die hij gewoonlijk te Dresden of te Leipfich betrok, liet hij de hoogleeraars en andere letterkundigen , die in die twee fteden waren , bij zig koomen. De luister s wel- 00 Ia de uitgaave van Schneider de zevende VERT. -  FREDERIK. DEN II. 26*0, welken leibnitz over zijn vaderland verfpreid hadt, hadt Saxen en de aangrenzende en met hetzelve handeldrijvende linden bijna op eenen gelijken voet met Engeland gebragt. Een en twintig jaaren van eene vreedzaam e en gelukkige regeering van augustus III, van het jaar 1735. tot 1756, die niet geftoord wierdt dan door den tweeden Silefifchen oorlog, hadden in dat land alle de fraaie konden doen bloeijen. De pragt, welke men den Graaf van bruhl zoo fterk verweten heeft, moest noodwendig toebrengen om haar vorderingen te doen maaken; men weet ook dat de beroemdfie Saxifche fchrijvers van dien tijd ^ als uabener en gellert, de befcherming van dien ftaatsdienaar genooten. Daar waren te Leipfich vijf of zes zeer beroemde fchrijvers in verfchillende takken, die den aandacht van den Vorst, die wijsgeer, dichter en historiefchrijver was, verdienden. Hij herinnerde zig thomasius nog twintig jaaren daarnaa, maar hadc geen zeer juist denkbeeld meer van hem. Hij onderfcheidde in het bijzonder gelleut,^ gottsched en winckler', die toen, om verfchillende redenen, drie godfpraaken yan de Duitfche letterkunde waren. Gellert  e-a LEVEN van lert wjs waardig het te zijn ; want buiten enige ftukken van lessing was 'er toen geen een Duirsch fchrijver , die den aandacht van frederik II zoo zeer naar zig kon trekken als gellert. Wat gottsched belangt, dien de Koning meer zag dan de andere , en wien hij veel meer toefprak dan eenen van zijne amptgenooten , men zal ligt begrijpen dat hij frederik eer een tegenzin in het leezen van Duicfche fchrijvers en in hec fpreeken mee dezelve moec gegeeven dan hem daar coe aangemoedigd hebben. Deeze gottsched, een ijverig voorftander van de Duicfche taal, werkte fterk om haar te zuiveren van de vreemde woorden , welke men .zonder fmaak, zonder keus en zonder noodzaaklijkheid in dezelve ingevoerd hadt. Klaar gottsched was voor het overige de lompfte en onverdraaglijkfte fchoolvos. Doch naardien hij egcer vrienden hadc en degeene* die hec niec waren, niec durfden fpreeken tegens eenen man, dien de Koning aanhoorde , hadc Zijne Majefteic reden om te onderftellen dac hij de eerfte onder alle de Duitfche fchrijveren was, van welke hij zig bijgevolg noodwendig een niet zeer voordeelig denkbeeld moest maaken. Ook verkoelde noch ver-  FREDERIK DEN II. 271 verminderde dc kennis van de Saxifche hoogleeraars den meerderen fmaik, welken de Koning van 'Pruisfen in de Zwitfers hadt, niet, die opentlijk de mededingers van gottsched en de geene die hem voorftonden waren. Hij ging voort zoo veele hij kon in zijne ftaaten te lokken en gebruikte dezelve vooral in letterkundige inftellingen. ; Deeze natie , die van het herftel der letteren af fteeds zeer vitmuntte, hadt eene zeer groote vermaardheid verkregen in den tijd dat de Koning zig met de opvoeding van zijn volk en met de bevordering van konlten en weetenfchappen bezig hieldt. Een land , dat, zelfs met de ftad Geneve 'er bij gerekend, naauwlijks eene middelmaatige provintie van een der drie of vier Europifche koningrijken zou uitmaaken, telde een grooter getal leevende vermaarde mannen dan de volkrijkfte en befchaafdfte natieën. Deeze natie, die in betrekking ftaat met drie andere , aan welke zij grenst, fcheen zeer gefchikt om het beste en naavolgingswaardigfte uit andere landen, en vooral uit Frankrijk, in Duitschland in. te voeren. Frederik, hoe weinig gefteld op de in het hoogduitsch gefchreven werken , wist egter wel dat het drie of vier Zwitfers waren, die de Duitfche letterkunde k de  fi£2 • LEVEN van de meeste eer hadden beginnen aart te doen, en dat het ook Zwitfers waren geweest, die zig tegens den fchoolfchen fmaak van den berugten gottsched hadden durven verzetten. Daar waren toen in geheel Duitschland geene twee fchrijvers zoo bekend als haller en gessner, de een van Bern* de ander van Zurich. Het heldendicht van klopstock; een veel aanmerklijker ftuk dan enig ander werk uit Duitschland vernist gekoomen, was niet meer bekend dan de proeven van hall er, de herderszangen; van gessn er en den dood van Abel van deezen Iaatften. Daar waren ook geene Duicfche letterkundigen, die meer bij de natie in achting Honden dan breitinger en bodtóER. Deeze is de reden; waarom 'er altoos in de Akademie meer Zwicfers dan geleerde van andere natieè'n' gevonden wierden. In de eerfte jaaren naa den vrede waren 'er ld de Akademie agc af negen Zwitferfche leden (a) onder vier en twintig, waar uit zij beftondt. Daar waren flegts vijftien Duicfche, Frari- : C'f -" - -•' u 'Ai. 'i .i:'j'.ÜO'-"Z " . 00 Zie la Priisfe litteraire, /es drticlés de Btgtielin, Bernoitilly, Castillon , Catt, Euler, Lamhert, Merian, Sulser & IVeguelin.  FREDERIK DEN I I. 27.3 Franfche en Icaliaanfche in dezelve. De leermeesters, welke hij zijnen twee neeven, den thans regeerenden Prins van Pruisfen en Prins augustus hendrik gaf, waren Zwitfers. De Heer de maupertuis hadt misfehien iets toegebragt om die natie bij den Koning aangenaam te maaken. Maupertuis ftierf geduurende den oorlog in het jaar 1759 * maar de genegenheid van den Koning voor de Zwitfers verfliauwde daarom niet. In het kollegehet kollege van Joachim genaamd, dat eene foert van univerfkeit is, in welke de hoogleeraars volgens de inftelling van è.en hervormden godsdienst wezen moeten, waren geduurende de twintig laatfte jaaren van het leven van frederik geene andere dan Zwitferfche leermeesters wijlen de Heeren suLZERenMERiAN, Deeze laatfte was van alle de geleerden, welke frederik naar Berlijn gelokt hadc en jaargelden gaf, de geene, met Welken hij het gewoonlijkst omging en dien hij hec meesc raadpleegde. De Marquis d'ar* gen s was nog bij den Koning naa hec eindigen van den oorlog. De Koning, die eene flerke genegenheid voor mannen van talenten hadc, was zelfs mee voltaire verzoend; beiden van hun hadden even grooce lusc om de oude briefwisfeling weder te hervatten. S De  •2^4 LEVEN van De Koning kon zig zelfs bijna niet onthouden van den eerften ftap te doen. Het was aan zijnen kant alleen zijne zugt voor fchrander vernuft en voor de letterkunde, die hem noopte voltaire zijne vriendfchap weder te fchenken ; maar de dichter hadt andere beweegredenen. Hij hadt den Hertog van wurtemberg aanzienlijke fommen opgefchoten ; hij zag zig in gevaar van en de hoofdfom en de interesfen te verliezen en hij dagt dat de befcherming van den Koning van Pruisfen hem in die zaak van dienst zoude kunnen wezen. D'alembert was ten hoogften toppunt van zijne vermaardheid; hij was naa voltaire de beroemdfte geleerde van Europa. Behal ven dat hij een groot meetkundige was, hadc hij den naam van een diep geleerd en wijsgeerig letterkundige te zijn. Zijne redenvoering over de Encyclopedie en het aandeel, dat hij aan dat berugt werk hadt, hadden hem die vermaardheid doen verkrijgen. Hij verftondt daarenboven de muzijk en bij frederik kon dit talent de plaats van dat der dichtkonst bekleeden. De Koning hadt hem op zijne laatfte reis naar Wezel en door Holland perfoonlijk gekend. Hij wenschte hem aan zijn hof te hebben, gelijk hij vol':' i tai-  FREDERIK DEN II. 27$ taire tien en twintig jaaren te vooren gehad hadt. D*alembert kwam dan in het jaar 1763 te Potsdam en te Berlijn. De Koning huisvestte hem in het flot en boodt hem zeer vleijende voordeden aan, zoo hij zig bij zijn perfoon wilde blijven ophouden; maar de bekoorlijkheden van Mejuffrouw d'espin a s ses , en de aangenaamheid van het Parijfche leven hadden de overhand boven de jaargelden en eertijtelen, welke de Koning van Pruisfen hem aanboodt. Hij vertoefde flegts drie maanden bij dien Vorsc; maar bleef zedert eene regelmaatige briefwisfeling met hem houden. Het onderwerp van hunne brieven bepaalde zig egter niet tot de weetenfchappen of letteren. De Koning van Pruisfen gaf zijne ftaatkundige aanmerkingen over de tijdsomftandigheden en de perfoonen, die de hoofdrollen op het ftaatkundig tooneel fpeelden, den vrijen toom. De rondborftigheid, waarmede hij zijne gedagten en zijne brieven voor d'alembert openleide, veroorzaakte hem enige mocijelijkheden , hetzij d'alembert zijne brieven te onvoorzigtig liet leezen, hetzij men dezelve op het postkomptoir opende. Van het jaar 1760 tot het eind zijner regeering beltierde de Koning de Akademie S 2 der  470* L ë V ë N van der weetenfchappen op dezelfde wijze als Maupertuis dezelve vijfden jaaren lang beftierd hadt. Die geleerde was overleden te Bazel, toen hij in het jaar 1759 van St. Malo naar Berlijn keerde. Frederik vondc niet goed zijne plaats van voorzitter met eenen anderen te vervullen, welke taak hij zelf op Zig nam. De Akademie hadt eenen grooten roem verkregen, zoo in Duitschland als in vreemde landen. Geleerden van alle natieën Honden naar de eer van lid van dezelve te wezen en ieder zogt zig aan den eenen of anderen der gewoone leden , en door hem aan de vergadering der maatfchappij, te doen aanbeveelen. Geduurende de afwezigheid , cn nog meer naa den dood vail den voorzitter, deedt de gereedheid en onderlinge dienstvaardigheid van de Akademisten om hunne vrienden of degeene, die hun aa'hbèvoolcn waren, voorteftellen en te doen aanneemen, de naamlijst der buitenlandfche leden fterk aangroeijen, zoo dat men omtrenc het einde van den oorlog niet minder dan honderd en veertig telde buiten de gewoone leden. Enige van deeze, ziende dat men met zig zoo gereed daartoe te toonen noodzaaklijk de waarde van deeze letterkundige eer  FREDERIK DEN II. 277 eer verminderen moest, haalden den Masquis d'argens, beftierer van de klasfe van fraaie letteren, over om den Koning de zaak voortehouden. Dit deedt de Marquis en de Koning verboodt in het jaar 1764 de Akademie meer leden aanteneemen en hielde dat regt alleen aan zig, in plaats dat de Akademie te vooren den Koning de perfoonen voorllelde , welke zijne Majefteic dan goedkeurde. Zederc dien tijd vroeg de Koning fomtijds de gedagten van de Akademie omtrent perfoonen, die tot leden benoemd wenschten te worden, of hij geboodc alleen dac men hen aanneemen zoude. Als de plaacs van beftierer van eene der vier klasfen open kwam ce- yailen , gaf de Koning onmiddelijk zelf op, wien hij coc vervulling derzelve beftemdc, of hij verzogc de Akademie hem de perfoonen voorteftellen, welke zij. daai coe bekwaam oordeelde. Toen egter eüler, beftierer van de klasfe der wiskunde, zijn affcheid vroeg om in de Akademie van Petersburg eene plaats te gaan bekleeden, die hem voordeeliger toefcheen , vervoegde zig de Koning bij d'alembert, die hem eenen meeckundigen aan moesc wijzen , die euler waardiglijk vervangen konde. d'alembert, noemde hem den Heer de la • . / S 3 gran-  c;8 LEVEN van grange van Turin, cn de Akademie heeft nooit reden gehad om zig te beklaagen dat een vreemd lid deeze reis meer invloed gehad hadt dan zij zelve op den Koning, haaren befchermbeer. VÏE"R  FREDERIK DEN II. 279, VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Dood en vervanging van enige Staatsdienaar en: Reis van hel veti u si. Inftelling van een nieuw beftier der imposten. Onder de opzigcers en leden , welke deAkademie geduurende den oorlog verloor, hadc men reden om vooral den dood van vier ftaatsdienaaren te becreuren, te weeten den Heer van viereck, den Graaf po. de wils, den Gaaaf van g otter en den Baron van danckelmann. Otto van viereck hadc de oude maacfchappij toen zij voor haar herftel aan het kwijnen was, ftaande gehouden; hij hadt zelfs den tij cel van derzei ver befchermheer gehad. Alsftaacsdienaar hadt hij het opzigt over de juftitie, de kerken en fchoolen. De Graaf van gotter, van Gocha geboorcig, welken frederik willem. tot zijnen dienst hadc overgehaald, dezelfde , die voor den eerften Silefifchen oorlog gezant te Weenen was , was nog meer bekend als beminnaar der lecceren door zijne briefwisfeling mee den Kardinaal passionei dan door zijne ftaatS 4 &n*»  »fc> LEVEN van kundige bedieningen en fhacsonderhandelirt» gen. Zijne gefchiedenis is. aanmerke.nswaar. dig door enige voorvallen, die doen zien,, hoo ftandvastig de Koning was in hec hemdhaven van de fchikking, welke hij omtrenc zijne geldzaaken hadc vasrgefteld.. üe Graaf van podewils, van een oud Pommersch geflagc afkomfüg, was zederc hec jaar 1735 aan hec hoofd van hec kabinet en van den raad der buicenlandfche zaaken geheld,, in welke bedieningen hij bleef coc den dood van den Baron van k n ij p h a u s e n. Hij wo s her, die hec traktaat van Dresden flooc in hec jaar 1745. Hij bezac hec zeldzaam talent van mee de andere ftaatsdienaaren wel overweg te kunnen en bekwaame perfoonen aan zig te verbinden om mee of onder hem te werken, onder andere den Heer de b.orck en den Graaf van fin c kensxein , die bem opvolgde , en die thans nog dezelfde plaats bekleedc. De Graaf van finck en" s t e 1 n ha,dc enige jaaren lang alleen den. tijcel van fta.atsdienaar in zijn vak. De Baron van hertz3erg, vanwien wij reeds gefprooken hebben, volgde den Koning in hoedanigheid van kabinecs- raad en opzigcer over de archiven; maar hij deedc misfehien meer dan enig ihacsdienaar. Hij was hec, die  FREDERIK DEN II. £3ï die het vredes traktaat van Hubertsburg floot, naa dat hij zeven jaaren te vooren het manifest gemaakt hadt om de wapening en den inval in Saxen, met welken de oorlog begonnen was, te regtveerdigen. Frederik II, die zeer voldaan was over zijne dienden, ftelde hem tot ftaatsdienaar aan ea gaf hem den Graaf van finckenstein tot amptgenoot, gelijk deeze de amptge* noot van den Graaf van podewils geweest was. De Baron van danckelmann, die in het laatst van het jaar 1764 overleedt, hadt zulk eene fchitterende loopbaan niet gehad als de Graaf van podewils, omdat het vak, met welks beftier hij belast was, flegts het inwendige van den ftaat betreft; maar zijn naam is, als die zijns vaders, beroemd in de jaarboeken der letterkunde en in de gefchiedenis der vorderingen, welke de konften in Brandenburg gemaakt hebben (a). Men vindt («) Ziet de mémoires de Polnitz Tom. I. en de verklaaring van de legpenning van het zevengeftarnte door köhler en vertaald door formey. Dit zevengeftarnte is eene zinfpeeling op de zeven broe. ders danckelmann, van welke een de vader en de andere oomen waren van den ftaatsdienaar, van wel- • S 5  c82 LEVEN van vindt denzelven in betrekking met eene menigte beroemde mannen , welke de Pruisfifche Univerficeiten en Akademieën tellen kunnen en wij zullen dikwerf gelegenheid hebben hem te noemen in het Letterkundig Pruisfen , dat op deeze fchets zal volgen. Hij wierdt door den lieer dorville vervangen. De dood en de vervanging van den ftaatsdienaar danckelmann, ja zelfs die des. Graaven van podewils maakten zoo veel indruk niet als de inftelling van een nieuw bellier der imposten. Eene kerklijke vervolging van het berugt werk de f Esprit vermaakte in het eerst frederik, die altijd in zulke zaaken belang nam , en gaf hem welhaasc aanleiding om een nieuw huishoudelijk bellier te bedenken of ter uitvoer te brengen. Het boek van hel vetius kon de berisping van de godgeleerde faculteit en de vervolgingen der ge rigtshoven niet ontgaan: het werpt ook indedaad alle gronden van godsdienst en zedekunde omverre, naardien het wezen van de ziel in hetzelve tot eene werktuiglijke,Hoffelijke en fterf- welken hier gehandeld wordt. Ziet de Mémoires de tacadémie de fan 1765.  FREDERIK DEN II. 283 flerffelijke gefteldheid bepaald wordt. De onaangenaamheden , welke den fchrijver om die boek aangedaan wierden, deeden hem befluiten te reizen om zig te verftrooien. Naa eerst Engeland bezogt te hebben, kwam hij in Duicschland, daar het niet kon misfehen, of hij moest bij den Koning van Pruisfen wel ontvangen worden. Het is waar dat hetgeen helvetius gefchreven hadt hem het vertrouwen niet moest winnen van degeene, welker omgang hij zogt. Een man, die in onze gedagten leest, die dezelve ontleedt en beoordeelt, maakt ons belemmerd, als wij in zijne tegenwoordigheid zijn. Frederik herinnerde Zig ook dat helvetius ergens gezegd hadc dat meestentijds flegts de eerfte bijeenkomst belangrijk is voor perfoonen , die gewenschc hebben eikanderen te kennen. Toen hij hem bij zig ontving, wilde hij hem doen gevoelen dat deeze aanmerking hem getroffen hadt. Helvetius zal zeekerlijk vleijende en verpligtende uitzonderingen van zijnen ftelregel hebben weeten te maaken; de Koning vergenoegde zig ook niet met een zoo vermaard man flegts eenmaal te zien; maar men verwagtte juist niet dat de gefprekken van een wijsgeer, en wel van eenen , die voor een weldaadig mensch doorging, gevolgen zou-  £g+ LEVEN van zouden hebben, die 's Konings inkomften raakten en 's Konings fchatkisc door nieuwe regelingen in het bellier der geldmiddelen zouden verrijken. Naa dat men zoo veel van hec boek de fEz* prk gefprooken hadt, dage men 'er niet meer aan dac deszelfs fchrijver algemeene pagrer geweest was. De Koning van Pruisfen, die zulks niec vergeecen hadc , vyisc onder de nacuur-en zedekunde ook onderwerpen te mengen, die voor hem van geen minder belang waren. Hij onderhielde den zedekundigen, den bovennatuurkundigen over huis* houdlijke zaaken , over de imposten , over de accijfen. Helvetius hadc begonnen mee den Koning enige vleijende dingen re zeggen daar over dac zijne onderdaancn beter en met fijner laken gekleed waren dan de Franfchen en dat zij in overvloed fcheenea te leeven. Hieruit leidde hij af dac hec land gemaklijk eene verhooging van beladingen konde draagen. Welke ook de redenén en aanmerkingen van helvetius mogen geweesc zijn , immers men heefc altijd gedagt dac hec ingevolg van deeze gefprekken geweesc zij dac frederik de accijfen en tollen op eenen nieuwen voet geregeld heeft. Men was in liec eerst verwonderd dat de Ka-  FREDERIK DEN II. ag5 Koning van Pruisfen bij voorkeur Franfche financiers gebruikte en hun ftelzel omhelsde, aangezien de ijslijke wanorde, waarin de finantieën van Frankrijk toen reeds waren. Maar frederik wist wel waar de wanorde van daan kwam en hij hoopte uit hec ftelzel van Frankrijk hec beste tot zijn voordeel overteneemen, zonder coc de misbruiken ce vervallen , die in heczelve ingeflopen en ingeworceld waren. Hij wilde Franfchen hebben om de oncvangsc ce beftieren en hieldt het aan zig om zelf de uitgaaf te regelen. Hec is waar dac de jaarwedden van de nieuwe or.cvangers buicen evenredigheid mee de andere vakken'van hec inwendig bellier waren en men was niec weinig verwonderd dac deeze fpaarzaame Koning, die geene reden hadc om over zijne onderdaanen te onvre. den te zijn, vreemde pagters zoo ruim bezoldigen konde. Doch frederik meende < dac hij zig becer van de vrugcen der accijfen konde verzeekeren, als hij derzelver oncvangsc aan vreemdelingen vercrouwdc , die geene betrekking toe dc inwooners van hec land hadden en die noodwendig door deezen moesten op de handen gezien worden; °ok zouden die vreemdelingen niec overgekoomen zijn, als zij niec hec vooruiczigc op een ,  c86 LEVEN va» een goed beftaan gehad hadden. Hij wilde ook dac, zoo hec nieuw beftuur den haac van hec algemeen moesc opwekken, deeze haac liever op eene bende vreemde gelukzoekers zoude vallen dan op zijne natuurlijke onderdaanen. Voor hec overige kende hij den aarc der Franfchen wel en hij hocpce, volgens hecgeen hij in de werken van machtavelgelcezen hadc, dit deeze Franfchen de vrugten van hunne rooverijen zouden verceeren onder diegeene zelve, welke zij geplonderd hadden (a). Ook zogt hij door dat middel de nijverheid der Brandenburgers optewekken , welker geesc hem craag en langzaam voorkwam in vergelijking van de Züidlijke volkeren. Hij meende dac de werkzaamheid en de onftuimige levendigheid van deeze volkplanting van pagters, in alle fteden onder de Duicfchers verfpreid wordende, den naiever van deeze laacfte met vrugt zoude kunnen opwekken. Alle deeze nieuwe ampten , die de Duitfchers zoo zeer oncftelden en van welke zij geduurig de lijst QÖ opgegeeven hebben zonder te vreezen de 00 Rittrati delle cofe di Francia. (b) Es laiigfe int jahr 1766 eine Cclonie ven frati'  FREDERIK DEN II. 28? de zuiverheid hunner taal met deeze vreemde woorden te beimetten, moesten de natie noodwendig ten fpoorflag ftrekken. Een franzöfifchen Regisfeurs und Commis auf der Post, zu Pfcrde, auf Ezêtn und zü Fusf in den preusfifchen Landern an; fie errichteten zu Berlin eine fehr hoch befoldete Regie, und /chickten DireC' teurs, Infpecleurs, Vijitateurs, Controleurs, Commis und Plombeurs tlach allen Provinzen, auch Brigaden von Anticontrebandiers zu Pferde und zu Fufs auf die Granzen. Schlefien erkielt auch feinen theil davon. Die neue -Regie vervielfdltigte die dccifeund Zollvorfchriften dureb eine Menge von Qrdonnanzen ; und da fie mit den vorigen Gefetzcn und ihren Gründen nicht bckannt war, fo musfien IViderfprüche und Verwirrung gefchehen. Von Schlefien vor und feit dem jahr 1740 2ter Theil, p. 230. (Es «rdjien im 3al)t 1766 tin ganjer 1vo§ tooit franjofifdjcn Stegisfprs «nt> Commis in tem puit» ftfdoen ©taatcn, fcie ju Scvlin eine roeitlaufiige Sfanjlen ton toteicn Sollcgicn anlegten; unö narijeem ten 14 2tpvil ctn fontgltcb «patent borauegegaugen aar , tie «Pretoinjen siegeits i>er OBefcc mie einec ©untflutt) bon •DicefteuïS, SHfpct'tcuvs, 23ifttateuvs, ttoiurolleiivS / Sommis mio splombeuvs JJbetfdjHinmu» ten/ fcie urn ben ©djïccfen Der Untcrtbancn ju bermebicn, mit ganjen SSrigaben bon tercafneten 2tnticontvebanoiers ju 9to§ unb ju gu§ aufmaifdjivten. Fischer, ©efebiebte ^cisOecicb Oes osccytens, atcv feite 173..  izSB LEVEN van Een Silefisch fchrijver, die anders zeef kundig is in het huishoudlijke des Pruisfifchen rijks en vooral van zijne proviutie , fchijnt te twijfelen, of de nieuwe verordening omtrent de ontvangst der regten de inkomften des. Konings wel veel vermeerderd hebbe. Ik heb eenen dcezer tollenaars, wiens eerlijkheid het minst in twijfel kon getrokken worden , hooren zeggen dat de accijfen federt bijna de helft meer opbragten ondanks het nieuwlings verbieden van buicen* landfche koopwaaren en de menigte vrijdommen , welke de Koning den fabrikeuren fchonk. De vijf ten honderd, welke hij de opzigters toeftondt van hergeen zij meerder opbragten als men bepaald hadt, die zoo veelfie penning, die kwijtfcheldingen, die zoo veel gemor tegens die pagrers veroorzaakt hebben, zijn een baarblijklijk bewijs van de vermeerdering der inkomften. Wat daar van zij, in eenen tijd wanneer men verligtenis noodig hadc naa de rampen des oorlog?, en toen alle waaren en manufactuuren in prijs gefteigerd waren door het vervalfchen der muntipecieën moest alle verhooging van imposten ondraaglijk voorkoomen. En hetgeen hec nieuw beftier der accijfen ten uiterften haatlijk maakte, is, dat, hoe bezwaaren- der  FREDERIK DEN II. 289 der hec voor het volk was, hoe meer het de pagters in ftaat ftelde om eene tergende pragc ten toon te fpreiden, en die pagters waren vreemdelingen, Franfchen, menfc'hen van eene nacie, die men benijdde, die men reeds om andere redenen haacce. Ook liet het dof gefchreeuw zig hooren tot in verrê afgelegen landen. Men heeft nog niet vergeecen, hoe eën zeer bekend Fransch fchrijver, bij wijze van een uitflap, frederik over die zaak heefc aangefprooken in een werk, dac geene becrekking alcoos op deeze zaak fcheen te hebben. Qa). (<0 Raynal wijsgeerige en Jlaaikundige Cefckiedenis yan de beide Indieën. t vijf  2QO LEVEN VAN VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. eio;^eq oi'> n > («9bbiq1 ,*» ctooj doj j-jjtiq De Koning geraakt in vrees geenen opvoer te zullen hebben ; Zaaken ' - van VMf6fiaf§P.hn& WO afisw ."Het overlijden van eenen neef veroorzaakte r ii i? d Ér ; k enige bcdi-gtheid., Oi:der vier zoonen, die Koning frederik willf:.iI overleefd hadden en .alle getrouwd waren , was alle hoop. op een manlijk oir toe* een eerdg hoofd bepaald. De Koning hadc geene kinderen en hadc aJle hoop opgegeeven. van die te. zullen .krijgen.; Prins hendrik, die reeds meer dan twintig jaaren getrouwd was geweest, was insgelijks kinderloos. Prins ferdinand gaf, naa tien jaaren in hec huwelijk geleefd te hebben, nog reden om te twijfelen, of hij wel erigenaamen winnen zoude. Augustus, Prins van Pruisfen, ctfè in het jaar 1758 geftorven was, hadc cwee zoonen naagelaaren; frederik willem, de oudile, die thans den troon bekleedc , hadc nog flegts eene dogter; Prins hendrik, zijn eenigüe broeder, was nog niec getrouwd. De Koning , die hem bijzonder beminde, maakte -£ veel  FREDERIK DEN II. 291 veel ftaat op hem. Deeze Prins overleedC in het jaar 1767 en zijn dood bedroefde den Koning zijnen oom ten hoogden. Alfchooii hij zig den naam van den wijsgeer van Sans-Souci gaf, nam hij echter veel belang in hetgeen zijne familie raakte en den ftaat betrof. Om zijn hart uittefchudden fchreef hij zelf de lofreden op den Prins > die hij in het licht deedt verfchijnen. Enige maanden voor dit noodlottig fterfgeval hadt de Koning het kort begrip van de kerklijke historie van fLeury doen drukken. Hetzij de abt de prades voor zijne ongenade hem alle de minst ftigtende gebeurtenisfen, welke men in de jaarboeken van het christendom ontmoet, hadde opgegeeven, hetzij de Koning die zelf onder het leezen van fleury (a) hadde opgetekend,' althans hij verzamelde dezelve en liet die drukken, terwijl hij 'er eene voorreden bijvoegde vol van denkbeelden, die nog minder ftigtelijk zijn dan die gebeurtenisfen zelve. Dit werk is, voor zoo veel men weet, niet aangeklaagd , aan' de 1 vergaderingen te Rome en nog minder aan hec parlement van Frankrijk j dat'zelden kennis neemt van boe-» O) Zie l"i«r boven XXIH ■Hööfilituk. T 3  302 LEVEN VAK' boeken , die niet in het koningrijk gedrukt worden. Maar daar was te Bern iemaudy die zig verpligt rekende om het plegtig te laaten veroordeelen. Misfehien hadt eene letterkundige wraakzugc daar wel deel aan. De Koning hadc de gedichten van haller, niet geprezen (V). Die beroemde geneesheer en dichter, die zig altijd vrij godsdienftig betoonde, was toen de ziel van den raad in zijn vaderland. Het vonnis wierdt geveld tegens het kort begrip van fleüry, fchoon met enige behoedzaamheid; want men zeide dat dat werk valschlijk de plaacs Bern op den rij cel voerde en men veinsde niet te gelooven dat hec van den Koning ware Q). Frederik lachce 'er ongecwijfeld om. Ondercusfchen hadc hij ce Bern eene andere zaak, die hem verdrietig moesc maaken, fchoon niec tegens de Bernenaaren. Hec vorscendom Neufchacel en Valengin brengc den Koning van Pruisfen zoo veel niec op als de kleinfte en ellendigfte landfbreeken van de Keur-mark of van zijne andere ftaaten. Maar dit klein land heefc dikwerf (a) Zie de poejtes da Philofopke de Sans • fouci eds't. in 8V<" de fannée 1760. (b) Mercure Politique de Pan i?62.  FREDERIK DEN II. z?$ werf het kabinet meer werks gegeeven dan verfcheiden groote provin tieën. Het land van Neufchatel en Valengin was aanmerklijk geworden, omdat het in het begin van deeze eeuw, in het jaar 1707, zelf fcheidsman geweest was tusfchen de verfchillende HuiEen, die zig als opvolgers van de oude Souvereinen van liet Huis van Hochberg en van Longueville opdeeden. Dit gefchiedde bij den dood van maria van orleans, Gemalinne van hendrik van -savoye nemours (a). Als de menfchen hun geluk wisten te genieten, zouden de Neufchatelknaars het gelukkigst volk der waereld zijn; zij bewoonen een fchoon land, wel gelegen om alle gemakken en aangenaamheden van het leven te bekoomen; zij ftaan in betrek" king met drie natieën, die hun geen kwaad kunnen doen, en van welke zij veel goeds ontvangen kunnen ; zij zijn in enig opzigt Franfchen; zij zijn in bondgenootfchap met de burgerij van Bern en hebben tot Souve- rein fa) Zie de Berehrijvingen van ostrrwald en bernouilli en voornamelijk het artijkel Neufchatel, dat de Graaf van hertzberg geleverd feeeft aan den uitgeever van de Encyclopédie metht4ique, en dat afzonderlijk gedrukt iu T 3  gt$ • L E V E N van rein cencn . Difitfchen Koning , die hen niec dividgt en die door de overeenkomften, welke hij gcekend' heeft , hun zeer wezenlijke- voorregten vergund heeft; maar zij zijn zoo onrustig, zoo vasthoudend aan hunne privilcgiecn als de burgers van eene democratifche ftad aan hunne gelijkheid. Men k'ïaagt' te Neufchatel over de inbreuken van het Mof van Eerlijn gelijk te Geneve over die der magiitaat-en , en daar ontbreekt weinig aan of de inwooners van dat klein vorstendom vergelijken ■ zig bij de Engclfchen, die altijd tegens hunnen Koning aan werken. Frederik hadt zederc meer dan twintig jaaren niec veel aan Neufchatel gedagc. Een eenvoudig raadsheer van hec departementder buicenlandfche zaaken , die bijna onbekend was aan hec Hof en in de ftad Berlijn, was mee de zaaken van dien ftaat belast. De Koning bedagt egcer fomwijlen dat hij Souverein van een half Zwitfersch en half Fransch land was op de grenzen van-Franchp-Gomté ; cn uic dac land, even zoo min merkwaardig wegens zijne uicgcftrekchcid als verwijderd van hec middenpunt des rijks, ontboodc hij bekwaame perfoonen , welke hij tor bunenlandfche zaaken gebruikte. Enige zijner gasten herinnerden hem ook van tijd tor tijd  FREDERIK DEN II. 295 tijd dat Neufchatel goeden wijn leverde; en de kerklijken van dat land gaven door hunnen ijver gelegenheid tot enige geestige gezegden, met welke de Koning hunne twistgedingen eindigde. Ieder' een geheugt nog hec antwoord van fredêriu II, toen de zig noemende regtzinnige van den gereformeerden godsdienst hem vcrzogten den Pre. dikanc petit pier re ce doerl ftraffen. Deeze leeraar hadc in zi;ne predikatieen enige zonderlinge gevoelens over de eeuwigheid der ftraffen geleerd. Dé Koning, wien men deeze klagcen voordroeg , antwoordde meer dan eens: willen de Neufchatellenaars een-Mig verdoemd zijn, ik heb 'er niet tegens. Hij vermaakte zig ook énige oogenblikken mee die Souvereiniteir, toen Mijlord MARECfiAL goiwerneur van dac land was, die egcer den fneescen cijd ce Pocsdam doorbragc, en coen jean ja^ues rousseau zig daar ging ter neder zecten. Men weec dat de gereformeerde Predikant van Moutier-travers verzogt dat de Geneeffche wijs» geer het land uit mogt gej agd worden. Dit was in het Jaar 1765. Twee jaaren daarnaa kwam 'er eene zaak van eenen geheel anderen aart op, die gruwelijke tooneelen opende. T 4 Onder  LEVEN van Onder de voorregten, welke de Neufchareüenaars bezitten , is ook een, dat daar in bcftaat, dat de tienden, welke men den Souverein betaak, nie: mogen verpagt worden dan aan iemand van het land. In het jaar 1767, kort naa dat de Koning de nieuwe verordening omtrent de accijfen in zijne andere ftaaten ingevoerd hadc, hooden enige perfoonen, die niec van Neufchacel waren, aanmerklijk meer geld voor de inkomften van de cieoden, als men die cienden wilde opveilen , zoo dac de vreemdelingen ook vrijelijk naar dezelve zouden mogen ftaan. De Koning nam hec voordel aan; maar de Neufchacellenaars donden op als tegens eene fehending van hunne privilegieën. Men bepleitte de zaak voor de magidraac , en vervolgens voor den grooten raad van Bern, naardien dac gcmecncbesc , volgens de bepaalde voorwaarden, coen de Souvereiniceit aan hec Huis van Brandenburg wierdc toegewezen , tot regter erkend was over de verfchillen , welke tusfchen de Scaaten en den Koning zouden kunnen oncftaan. Behalven den Gouverneur en Onder-Gouverneur is 'er een voorzicter, en een auder regcfgejeerde, die hec behng van den Souyerein moec waarneemen , djen men den Ad-  FREDERIK DEN II. 297 Advocaat-generaal noemt. Dit ampt wierdt toen bekleed door eenen Neufchatellenaar, gaudot genoemd. Deeze man ging te Bern pleiten voor den Koning tegens zijne landslieden, en lprak voor zijne zaak met veel ijver en kragt. Hec vonnis van den fenaat en van den grooten raad in de tweede inftantie was gunftig voor den Koning en de Neufchatellenaars verlooren hec mee de kosten. Deeze kosten liepen zoo hoog, dat het proces den Neufchatellenaaren op veel meer kwam ce ftaan dan zij in eene eeuwzouden verloren hebben , zoo de pagt op den voet, gelijk de Koning wilde, ware gefield geworden. Zij waren 'er verwoed over en weecen hec gaudot, die cegens hen gepleic had. Gaudot, zig in gevaar ziende van hec flagcoffer van een woedend gemeen ce worden, ging in zijn huis en verftak zig in eene klederkas, welke de muicelingen openfloegen om dezelve ce pionderen zonder ce weecen wat 'er in ware. Verwonderd van daar het voorwerp van hunne gramfchap te vinden vermoordden zij hem oogenbliklijk. Men vervolgde de uitvoerers van dien moord in regcen om den Koning voldoening te geeven en den dood van zijnen Advokaat te wreeken. Maar de regT 5 ters  soS LEVEN van ters waren landslieden van de fchuldigen, en de geitrengheid der wet viel op enige vreemdelingen, die zig met den aanflag bemoeid hadden. De Koning geen leger willende zenden om het land te bederven, liet die van Bern de zaak als fcheidslieden beflisfen. ZES  FREDERIK D EN II. 299 ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Dood van den laatften Markgraaf van ba re u.th : Historisch ver flag van de Markgraaffchappen van 'Frankenland: Tweede huwelijk van den Prins van Pruisfen. In het jaar 1769 ftierf frederik christiaan, Markgraaf van Bareuth. Dit fterfgeval gaf een nader vooruitzigt op de verkrijging van een aanmerklijk gedeelte van Frankenland voor het Keurvorstlijk Koninglijk Huis van Brandenburg. Het land van Onoltzbach en Culmbach , in het gemeen van Anspach en Bareuth genaamd, wordt door Saxen van de Brandenburger Mark gefcheiden. De burggraaven van Neurenberg van het-Huis van Hohenzollern, thans van Pruisfen, hadden zig tot befcherrners en vervolgens tot heeren van dat land gemaakt, en behielden hun gezag over hetzelve zedert zij de Keurvorstlijke waardigheid mee het Markgraafffchap van Brandenburg verkregen hadden. Voor den vrede van Westphalen en voor de Vorstlijke Huizen van Duitschland acht geflaagen hadden dat Frankrijk een zeer mag- «g  goo LEVEN van tig rijk geworden was door de onverdeelbaarheid van de domeinen van de kroon, en door die, welke van dezelve afgefcheiden waren gevveesr, wederom bij de andere te voegen, verdeelde ieder Duitsch Vorsc zijne ftaaten aan zijne kinderen naar zijn eigen goeddunken. Deeze verdeelingen konden wel oorzaak geeven tot kleine oorlogen; maar in die eeuwen, wanneer men niets te vreezen hadc van eene groote nabuurige mogendheid, maakten zij, welverre van de natie, in hec geheel genoomen, fchadelijk ce zijn, incegendeel derzelver kragc uic en verzeekerde derzelver onafhanglijkheid ; want als de vorstendommen niet verdeeld en de takken der vorstlijke Huizen niec vermenigvuldigd waren geworden , zou die groot land reeds over lang het erfgoed van twee of drie geflagten geworden zijn of misfehien wel onder eenen vreemden fcepter zijn gekoomen. Door die verdeelingen, welke men hedendaaghch zeer nadeelig zou vinden, zijn de takken van elk vorstlijk geflagc vermenigvuldigd geworden en daardoor heefc men de vereeniging van verfcheiden lfaacen op één hoofd verhoed , terwijl geen vorstlijk Huis van een vreemd land tot de opvolging geregtigd is geworden. Albert achil-  FREDERIK DEN II. 3oi achilles, zoon van frederik, Keurvorst van Brandenburg, hadt negentien kinderen gehad, van welke de oudfte jan cicero hem in het Keurvorstendom opvolgde. De tweede , frederik de oudfte genaamd , verkreeg het markgraaffchap van Anspach ; en sigismunuus, de derde zoon, het markgraaffchap van Bareuth. Deezen zonder kinderen geftorven zijnde, wierden de twee markgraaffchappen op den perfoon van frederik den oud ft en vereen igd. Schoon die markgraaf tien manlijke kinderen, behalven zeven dogters, gehad heeft, ftierf egter zijne manlijke linie uit met den dood van george frederik, zijnen kleinzoon, in het jaar 1603. Toen vervielen de markgraaffchappen beiden op den perfoon van den Keurvorst jan george, die tagtig jaaren oud was. Deeze Keurvorst, die ook een talrijk huisgezin van drie en twintig kinderen gehad hadt, van welke tien zoonen waren, wees het markgraaffchap vaa Bareuth aan chistiaan, den tweeden zijner in leven zijnde zoonen, toe, en het markgraaffchap van Anspach aan jochem ernst, die de derde was. De oudfte, jochem frederik erfde het keurvorstendom Brandenburg. Den tak van de Mark- graa-  go2 LEVEN va n graaven van Bareuth omtrent het midden van de tegenswoordige eeuw waarfchijnlijk ftaande uiccefterven, begon men maatregelen te neemen om de twee markgraaTfchappen onder de Koninglijke en Keurvorsdijke kroon te verecnigen ingeval de twee linieën dermarkgraaven beiden uitftierven. , Volgens oude overeenkomftcn of volgens oude familie 'gebruiken moest het vervallen op den ouditen broeder van den regeerenden Keurvorst. Doch het belang van de kroon en zelfs van het Muis in het algemeen bragt mede dat die markgraaffchappen in dc andere llaaten ingelijfd wierden en men maakte indedaad in het jaar 1752 fchikkingen om die vereeniging gemaklijk te maaken 00. Naardien de Prins van Pruisfen augustus willem, die deeze overeenkomst ondertekend heefc, . toen twee zoonen hadc, was hec niec waarfchijnlijk dac Prins hendrik of Prins ferdinand, jongere broeders des Konings, coc de opvolging in de markgraaffchappen zouden geroepen worden, wd no ,9Q3 r?j9neo« f-Wf. >v >j\ . en. ftt^OOj . '. CiEi M 3 {.») Deeze acle van het jaar 1752 is getekend in ftaat zouden gebragt worden , dat men 'er woonim» gen zoude bouwen,, dar men die van vee en gereedfehap zoude voorzien en dat men 'er zoo veele landbouwers op zoude zetten als noodig was, die dezelve als een eigen goed , dac op hunne erfgenaamen konde overgaan, bezitten zouden. Deeze fchikking kon den grondheeren niet aangenaam zijn, die verpligt waren zig van een groot deel .11 V 3 der  *io LEVEN van der landen, welke zij op hunne kosten en tot hun voordeel lieten bebouwen, te ontdoen en dezelve, als fchatting onderworpen landgoederen, aan landbouwende boeren overtedoen. Maar dit was van oneindig voordeel voor den ftaat. Het bevel wierdc uitgevoerd. De kamers namen 'er zorgvuldig kennis van en hielden tot dat einde eene naauwkeurige en omftandige lijst van die landen. Door eene ordonnantie, toe dat zelfde oogmerk ftrekkende , bepaalde men dat de boeren maar een deezer landgoederen zouden mogen bezitten. Enige, die twee of meer derzelve bij eikanderen gevoegd hadden, waren verpligt die te fcheiden, aan andere landbouwers te verkoopen of hunne zoonen op dezelve te plaacfen, als deeze de jaaren hadden van te kunnen trouwen, en die landgoederen op eene behoorlijke wijze te kunnen bellieren. Het wierdc den ftedelingen verboden zoodanige re hebben. Zij die ze hadden , waren genoodzaikc dezelve te verkoopen aan landbouwers, die op de plaacs zelve woonden. einde van het eerste boek. II. BOEK.  II. BOE K. EEPwSTE HOOFDSTUK. Duitschland en der nabuurige landen omtrent het jaar 1770. p'l.5 si"üflriüjor.na-"!>•"".»»i ruöri ••• tot>9"9 N u hadden drie gelukkig geëindigde oor-< logen de Pruisfifche magt vast gevestigd eni de overwinningen , die ■ door de trakcaa* ten van Breslau, van Dresden en van Hubensburg gevolgd wierden, hadden frederik II met glorie gekroond. Het hervormen van de wetten, het herftellen der Akademieën en inftellingen van allerleien aart verhieven nog meer'zijnen'luister ; maar alle deeze voorfpoed was met veel tegenfpoed, met ijslijke gevaaren en groote bekommeringen gemengd geweest. -Doch van nu af V 4 aan  Si* LEVEN van aan gaat deeze Vorst bijna zonder tusfchenpoozing en zonder vermenging van emr bitter, het zoet van de oppermagc en der glorie genieten. Gekroonde hoofden koomen hem in per» foon bezoeken ; andere beijveren zig om hem eenen eerbied, die men bijna afgodisch zou kunnen noemen , te bewijzen. Zijne nabuuren, voorheen zoo naieverig en zoo verbitterd tegens hem, wenfchen zig geluk hem tot vriend te hebben en bereiden hem aanmerklijke aanwinningen, die hem flegts enige penneftreeken kosten. De verder afgelegen Mogendheden neemen of zijne vriendfchaja aan , of bieden hem de haare ,. begeeren met hem in bondgenootfehap te zijn of pleegen hem raad als de godfpraak der eeuw, als meester in de konst van te re» geeren. Daar wordt niets meer in Europa gedaan, daar wordt niets van enig belang in de andere waerelddeelen ondernoomen, of men wil eerst weeten wat de Koning van Pruisfen 'er van denke, of men. heefc naderhand berouw het tegens zijnen raad ondernoomen te hebben. Terwijl hij voor de veiligheid zijner onderdaanen, zijner vrienden en op het evenwigt der Mogendheden, # ;4e waereld regeeren, waakt, kan hij zig tti a V n°§  FREDERIK DEN II. 313 nog enigen tijd, in eene voorbeeldlooze eenzaamheid aan de aangenaamheden der wijs. begeerte, en aan her vermaak der beoefer ning van de fraaie letteren overgeeven. Tot overmaat van geluk ziet frederik zijne opvolging verzeekerd en vast bevestigd. Wij zullen deeze gebeurtenisfen nu ter loops befchouwen en de zestien laatfte jaaren van het leven en de regeering van dien Vorst doorloopen om vervolgens zijn karakter optemaaken. Enige maanden naa den vrede van Hubercsburg ftierf augustus III, Koning van Polen en Keurvorst van Saxen. De onlusten in het Poolsch geraeenebest over de verkiezing eens nieuwen Konings hadden eerst agt jaaren daarnaa zwaare gevolgen en hec Mof van Dresden was onder den opvolger van Koning augustus niet meer de vijand van dac van Berlijn. De Keizer francoisI ftierf twee jaaren naa den Koning van Polen. Deeze zoo onverwagte dood -7^veranderde den ftaat van Duitschland niec. 'JösephusII, zijn zoon, die reeds tot Roomsch Koning verklaard was, wierdt zonder tegenfpreeken voor Keizer erkend; maar men zag coen iéts, dac coc hier coe zonder voorbeeld was geweesc, namelijk een hoofd V 5 van  8U LEVEN van van hec Rijk, dac geen duim gronds in eigendom bezat; want het erfgoed, dac op hem verballen moesc, was nog in bezie zijner moeder. Hec oud erfgoed zijner voorouderen , Herrogen van Locharingen , be« hoorde zijn geflagc niec meer roe en Toskanen , dat men in ruiling voor hetzelve irerkregen hadt, was den oudden der jongere broederen toegewezen, die onmiddelijk bij den dood van francois I in bezit van hetzelve gefteld wierdc. Joseph II was meester van zijne • Kancelarij alleen. Maria theresia, die de waardigheid van haaren gemaal hadc gehandhaafd en welke ook die van haaren zqon handhaven moest, was hec oorloogen moede, en Duitschland kon op eenen duurzaamen vrede rekenen. Katharina II, die zig alleen mee de opvoeding van haaren zoon, mee hec omwerpen van een nieuw wecboek en met grooce inrigtingen van allerleien aarc bezig hielde, zogc den roem van den groocen frederik ce evenaaren door hec aankweevan de vreedzaarae konden , alzoo zij op den krijgsroem, welken die Vorsc behaald hadc,. geene aanfpraak kon maaken. Zoo men in hec Kabinet van Petersburg ontwerpen maakte om het gebied verder uicre- brei-  FREDERIK DEN II. 3E5 breiden, die ontwerpen konden Pruisfen geene ongerustheid baaren. De vloot, welke men naar de Middellandfche zee zondt, kon den Souverein van Königsberg, van Stettin en Embden geene oorzaak tot naiever geeven. Zweden wagtte naar het gunftig tijdftip, dat wij ook zullen zien verfchijnen , om zijne Koningen der flavernij , waartoe de overeenkomst van het jaar 1756 hen gebragt hadt, te onttrekken. Adolphus droeg zijne banden met geduld. De Koninginne ulrika morde 'er over: De raadsheeren genooten de vernederende weldaaden van vreemde Hoven- maar de natie was in vrede en de ftaat te verre van met den Koning van Pruisfen twist te zoeken. De gelukkige en geruste dagen, welke Denemarken genoten hadc, terwijl het overig gedeelte van hec Noorden oorlog voerde, waren voorbij. Frederik V hadtin hec jaar 1766 zijn leven geëindigd. Daar Honden treurige omwentelingen onder zijnen zoon te gebeuren; maar de droevige tooneelen , die aan het Hof van Koppenhagen voorvielen, konden de rust van Pruisfen niet ftooren, hoe zeer 'er twee onderdaanen van den Koning in betrokken waren. De  3.i6 LEVEN v A.n De zaaken begonnen in Holland in de war te .loopen. Die nieuwigheden moesten frederik II niet behaagen. Maar de onlusten in de vereenigde provintieën raakten Pi'uisfen nog flegts van verre. De Marquifmne de pompadour, die h o de w ijk XV en het Franfche Rijk mees dan tien jaaren geregeerd hadt en vooral geduurende den Duitfchen oorlog, ftierf omtrent op dien tijd. Welke omwenteling haar dood ook aan het Hof en in hec miniflerie van Frankrijk veroorzaakte, bec bragt geene verandering in de buicenlandiche zaaken ce weeg. De geldmiddelen waren zeer verward. De ftaatsdienaars , den ftaat geene kragten kunnende geeven, cragteden een minften des-, zelfs zwakheid ce verbergen. Lombardije,. dac bijna cien eenwen lang in hec loc van Duitschland gedeeld hadc,. genooc coen zederc meer dan cwincig jaaren. eenen gelukkigen vrede. . Hec- geniec heczelfde geluk nu nog, als de vrugc van de wijsheid van twee Koningenr van welke frederik zig met reden geluk wenschce de. broeder ce wezen. In Engeland was eene omwenceling voorgevallen, die in een groor gedeelte van de twee vaste landen de zaaken van gedaante deedt  FREDERIK DEN II. 3,7 deedt veranderen. De Graafbute, gunfteüng van de Prinfes van Wales, moeder van george III, won ligclijk hec vertrouwen van den jongen Koning- en maakte zig meeseer van hec bewind door de afzetting van Lord chatham. De verwijdering van deezen beroemden ftaatsman van hec kabinet hadt dezelfde gevolgen als de ongenade van marlborough vijftig jaaren te vooren gehad hadt. De kuiperijen van het kabinet van Verildlles met de nieuwe ftaatsdienaars van Koninginne anna hadden Frankrijk uic den afgrond , waarin hec naa den fuccesfie - oorlog geftorc was, gered. De gunst van den Graaf bute onder george III redde hec uic eenen niet minder neteligen ftaat. Men heefc Lord bute niec befchuldigd dac hij zig door het geld van Frankrijk hebbe laacen omkoopen. Maar hij deedc fleges zijn besc om de toegenegenheid van het volk van London te winnen; hec verlangde naar den vrede en hij haastte zig om dien te fluiten. Nimmer hadden de goede oogmerken eens ftaatsdienaars eene uitkomst, die meer tegens alle verwagting was. Het volk keurde den vrede, naar welken het hadt gefchenen te zugten, af, en hij, die denzelven gefloten hadt, liep \  3i8 LEVEN van liep gevaar van het flagtoffer van de woede des volks te worden. Hec is waar dat de Hertog de choiseul listiger was dan de Graaf bute, die de Franfche vredes - onderhandelaars niec genoeg mistrouwde en misfehien Canada voor meer aanzag dan het waardig was. De vrede van Fontainebleau r welke dien van Hubertsburg voorging, deedt de onderftandgelden, die Engeland den Koning van Pruisfen overzondt, en wien men zelfs niec alles becaalde, dac hij volgens het verdrag, bij den aanvang des oorlogs gefloten, eischte, terftond ophouden. Dit bragt de twee Mogendheden in onmin, welker vereeniging beiden zoo voordeelig geweest was. De afval van Engeland bragt f u ederik II nader aan eene vriendfehap met Frankrijk, terwijl der Franfchen bewondering voor deezen Koning meer dan ooit wierdt epgewekt. ,TWEE-  FREDERIK DEN II. 319 TWEEDE HOOFDSTUK. Reis van den Keizer en Prins hendrik* Nieuwe omwenteling in Zweden. Keizer josephus II hadt geene bijzondere reden van vijandfchap tegens den Koning van Pruisfen. Hij hadt geen deel aan den zevenjaarigen oorlog gehad noch aan de kuiperijen, die denzelven hadden doen ontfiaan. Veelligt bewonderde hij hem bij zig zeiven, terwijl het geheel Hof van mar ia theresi a zijne verbittering tegens dien Koning liet blijken. Geduurende de zes jaaren , welke men in goede verftandhouding hadc doorgebragt naa het fluiten van den vrede,, moest joseph zelfs vriendfchap voor frederik II opvatten, die ter goedercrouwe toe zijne verkiezing medegewerkt hadc. Daarenboven moesc de Keizer, die waereld- en menfehen kennis tragcee ce verkrijgen, noodzaaklijk verlangen den held, die de godipraak van zijnen tijd was, perfoonlijk te kennen. De wapenfehouwingen, welke frederik alle jaaren in Silefie deedc, verfchaften eene gelegenheid tot dit bezoek. Het was  $2ó LÉVEN van was vrij natuurlijk dat een jonge Vorst, gelijk de Keizer toen was, maneuvres wenschte te zien, naar welke alle krijgskundigen van Europa van alle kanten toevloeiden. Terwijl de Koning dan te Neisfen, bijna op de grenzen van Bohemen, was, ging de Keizer hem, onder den naam van den Graaf van falckenstein , bezoeken, en de Koning ging te Neuftadt in Moravie een tegenbezoek bij hem afleggen. Men vernam niets van deeze zaamenfpraaken dan de pligcpleegingen, welke deeze Vorften eikanderen deeden, het bezoek, dat de Keizer bij den Prins van Pruisfen afleide en de hoogklinkende loftuitingen , welke Prins hendrik Zijne Keizerlijke Majefteic gaf in eenen ' ' brief aan den Landgraaf van Heefen - Darmftadt. Maar het is zeeker dat de twee Vorften geheime gefprekken hielden, die verfcheiden uuren duurden. In het volgend jaar gaf de reis , die Prins hendrik naar Stokholm en naar Petersburg deedt, den nieuwstijdingfehrijveren en ftaatkundige befpiegelaars geene minder ftof tot gisfmgen. Wij durven niet bekend maaken , welk het oogmerk deezer reis geweest zij, die zeekerlijk met bewilliging des Konings gedaan is, tot dat de gefchie- de-  FREDERIK DEN II. 321 denis van frederik zeiven in hec lichc is verfchenen. Ondertusfchen overieedc adolph freder-ik II, Koning van Zweden , fchoonbroeder des Konings van Pruisfen , in de maand Januarij 1771. Zijn oudfte zoon gustavus was toen op reis. Te Parijs deeze droevige tijding ontvangende verhaastte hij zijne ccrugreis en crok door Potsdam en Berlijn om zijne oomen en neevcn te bezoeken. Frederik fprak met zijnen neef over den Haat van Zweden en • raadde hem, zegt men, geene wezenlijke veranderingen in denzelven ce maaken. Gustavus beloofde die , naar men zege, maar veranderde van gedagten, toen hij te Stokholm gekoomen was. Bij zijne komst aan de kroon hadden de mwfen , de aanhangelingen, namelijk, van Engeland en Rusland , dc overhand (a). De Koning van Pruisfen, die toen met Rusland in bondgenootfehap was, vondt zig genoopt om deeze laatfte partij te onderfteunen. Deeze was de reden dat hij gustavus hadc doen belooven de zaaken te laaten in den ftaat, waarin zij waren. Maar gus- 00 Zie hier boven I Boek XVII Hoofdft. X  322 LEVEN va» gust avus kwam toen uit Frankrijk : hij was deeze natie genegen en men hadt te Parijs en ce Verfailles niets verzuimd om zijne vriendfchap te winnen ; de zaaken waren daarenboven tot zulk eene hoo.te van bederf en ordeloosheid gekoomen dac hec volftrekt noodzaaklijk was dat de kroon hec gezag , van hetwelk men haar onder de twee voorgaande regeeringen beroofd hadc, wederkreege. Gustavus III gedroeg zig in deeze zaak met een ftaatktti.dig beleid, als men niet zoude verwagc hebben van eenen Vorsc van vijf en twintig jaaren , en hij gebruikce, om zijn oogmerk ce bereiken, eene welfpreekendheid, van welke men in Europa bijna geen voorbeeld meer kende. Hij herftelde het Koninglijk gezag door eene omwenteling , die hij mee eenen zoo gelukkigen als onverwagten uittlag beftierde. Dit gefehiedde in het jaar 1772 in den tijd dac de Koninginne-moeder te oerlijn was. Deeze Koningin, die oneindig veel geest en levendigheid bezat, geleek haaren broeder frederik II daarin dat zij de leterer* en weetenfchappen en den omgang mer geleerden beminde. Ook hadden deeze broeder en zuscer die nog gemeen dac de een de Duitfchers niet veel fcheen te achten, ter-  FREDERIK DEN II. 323 terwijl de andere haare verachting voor de Zweeden openlijk liet blijken. Men wist ook dat zij, even ais predek Ik, de Franfche letteren en de Franfche natie beminde, betgeen deedt denken dat zij ook deel aan de omwenteling gehad hadde. Maar het is zeèker dat noch zij, noch de Koning kennis van dezelve gehad hebben, dan naa dat de zaak volbragt was,, en dat de Koningin de tijding eerst kreeg te Stralfund op haare terugreis naar Zweden. Naardien onderrus* fchen de Franfche partij onder het nieuw ftaatkundig bellier moest bovendrijven, ter oorzaake van het deel , dat Frankrijk aan die verandering gehad hadt, bragt het Hof van Rusland daar over klagten in bij dat van Berlijn,'c welk men onderftelde zijne goedkeuring tot de omwenteling gegeeven te hebben. Frederik antwoordde de Keizerinne van Rusland dat die verandering haare belangens niet fchaaden zoude, dat het zelfs voor Rusland te vreezen zoude gedaan hebben dat de regeeïingloosheid en tweedragt, die in Zweden heerschcen, de rust van de aangrenzende landen, onder hetRusfisch gebied behoorende * zouden geftoord hebben en dat, in alle gevallen, zoo Zweden zig flegts durfde verroeren, hij alleen op zig nam om X 2 het  ga* LEVEN van het te verwaaien (tf). Deeze was de uitdrukking , van welke hij zig bediende en die zijn Kabinet niet in een ftaats- papier zoude gebruikt hebben. 00 •••• de la puh'érifer. Bijzondere Aantekeningen. N. DER-  FREDERIK DEN II. ^* DERDE HOOFDSTUK. 10D WSp tt>< ■ S..9W ?9ff 910 -, l^DU m,V Verdeeling van Polen. D e Hoven van Petersburg en Berlijn ftoi> den nu niec alleen zeer wel met eikanderen, maar beiden waren zij het eens met dat van Weenen, vermits zij hec 'er alle drie op coeleiden om de onlusten van een derde nabuurig land toe hun voordeel waarleneemen. Polen was geduurende veele ecuwen in grooc aanzien ' geweest. Hoe gebrekkig » deszelfs regeeringsvorm ook ware , was zij egter niec flegcer dan die van de ftaaten, die hec omringen. .Hongarije en Bohemen bezaten geene betere. Rusland eene flegterc; hec Turksch rijk nog flegcere. De Duitfche ftaaten waren voor het traktaat van West. phalen niet fterk genoeg om hec Poolseh gemeenebesc te overvallen en coen de dweeperij of de geesclijke magc in alle de ftaaten van Europa nog eenen overvveegenden invloed hadden, en de ruiterij de voornaamfte fterlice der legers uitmaakte, kon Polen zig zelfs, als hec besc geirclde rijk befchouwen. ^De-magc, die de Paufen door h.unnq X 3 Nun-  y_6 LEVEN van Nuatiusfen, de primaat en de Bisfchoppea door hunzelven uitoefenden , met de magt van den adel, die het wezenlijkst deel der natie uitmaakt, vereenigd zijnde , bragt in de regeeringsvorm van Polen eene foort van evenwigc, dat de willekeurigheid en dwinglandij belette. De nabuurfchap der Turken en Tartaaren , vijanden der Christenen, gelijk ook die der Rusfen , vijanden der Roomsch Katholijken, moest de legerbenden van den ftaat in oefening houden en haar doen te werk ftellen op eene wijze, die alle de andere Europifche Mogendheden, zoq geestlijke als waereldlijke , en den proteftantfchen Vorsten niet minder dan den RoomschKatholijken, aangenaam ware. De Poolfche ariftocratie was in zekere opzigten minder pngerijmd dan de Venetiaanfche; zij- was ten minften gefchikter om veroveringen te maaken. Haare laatfte rampen deeden nog niet vergeeten dat zij eene eeuw te vooren Weenen cn het Rijk gered hadt. Polen zou altoos magtig en gelukkig geweest zijn, zoo het volk enig deel aan de wetgeevende magt gekregen en een derde ftaat ftem in de verkiezing van den Koning gehad hadde. Hierdoor zou men een tegenwigt- tegens de partij der Scarosten gehad hebben, die •.altijd  FR E D ER I.K DEN H. 327 tijd naieverig op eikanderen en dikwijls tegens elkaèr in de wapenen zijn en men zoude de vreemde Mogendheden belet hebben zig met de zaaken van het gemeenebest te bemoeijen. Maar in welk land kunnen de geene, die het gezag en de magt alleen in handen hebben, befluiten om die met anderen te deelen ? Dus bleef de regeeringsvorm altoos gebrekkig, terwijl de invloed, dien de natie door de uitgefcrektheid van hec land, door zijne ligging en kragten in de balans gehad hadc, minder wierdc naar maate de nabuurige landen geregelder wierden en van aart veranderden. Bohemen en Hongarije in een zdfde Huis erfhjk geworden zijnde en met Oostenrijk maar éénen ftaat uitmaakende, hadt Polen aanftonds eenen nabuur, die hec een minften verduisterde en ' * hinderde. Peter I vervolgens een grooc en magtig gebied gevormd hebbende van een land, dac voor hem bijna onbekend was, was Rusland, dac van Polen dikwerf de wet hadt moeten ontvangen , in ftaat het op zijne beurc de wee voorcefchrijven. Pruisfen, eindelijk, dac van eene verkiesbaare en half geesdijke regeeringsvorm als een erfdeel in hec Huis van Brandenburg was ©vergegaan, wierdc de mededinger van PoX 4 len,  S;8 LEVEN van len, van hetwelk liet weleer een leen geweest was. Zoo dra de ftaat minder magtig en minder gelukkig geworden was, moesten de oneenigheden die onvermijdiijk zijn in een gemeenebest, noodwendig aangrueijen. De redenen van ongenoegen en klagten vermenigvuldigden en de onlusten moesten noodzaaklek den invloed der vreemde Mogendheden vergrooten. Polen verloor zijnen Koning augustus lal, Keurvorst van Saxen, gelijk wij gezegd hebben, bijna op denzelfden ciji dat de vrede van 1763 hem in zijne erflanden herfteld hadc. De verkiezing van ctn nieuw opperhoofd kon niet nrisfehen of moesc veele misnoegde maaken en onluscen doen ontdaan. Daar waren egtcr deeze reis niet veele mededingers, die den rijksdag oproerig konden maaken. Rusland, dat minder in kragten uitgeput was dan Ooscenrijk en de andere Duitfche Mogendheden, moesc den meescen invloed op denzelven hebben. Ook was het de Keizerin kathart na II, die de verkiezing beftierde en die de keuze deedt vallen op stanislaus augustus, Graaf van poniatowskv, van een der doorlugügite geiltgcen van Polen, dat voornamelijk ver-  FREDERIK DEN II. 3-k> vermaard was zederl dc regcering van augustus I. De Graaf* poniatowsky was , naa verfchillende landen van Europa doorreisd en zig diar zeer tot zijn voordeel bekend gemaakt te hebben, afgezant van hec gemeenebest aan hec Hof van Petersburg geweest. Zijn geesc, zijne talenten, zijn voorkoomen konden niec misfehen hem de genegenheid en achting van k at harina te winnen. De onderfteuning van Rusland, gevoegd bij eene groote partij,- die hem om zijne geboorte en veruienften in hec land toegedaan was, deeden hem den voorrang boven de andere mededingeren verkrijgen. Zijne verkiezing oncmoecce des te minder, hinderpaalen, omdac de kleinzoon van den overleden Koning, welke partij hij ook in z:jn voordeel hadde mogen hebben, niec in ftaac was nanr de kroon medecedingen, alzoo hij onmondig was. Indien de Koningin van Hongarije den Keizer krancois I, haaren echtgenooc, die nog leefde, of eenen haarer zoonen voorgefteld hadde, zou do Koning van Pruisfen in gemeenfehap met Rusland zig 'er tegens verzet hebben en zoo frederik II zigzelven hadde willen doen verkiezen, of die kroon op het hoofd X 5 van  333 LEVEN van van zijnen broeder hendrik, die zeekerhjk in ftaac was om dezelve te bezitten, hadde willen brengen , zou Rusland en Oostenrijk zulks niet geduld hebben. Ook erkende frederik terllond Koning stanislaus augustus, terwijl de Hoven van Weenen., Verfailles en Madrid zwaarigheden opperden en de partij der Poolen, die niec in de verkiezing van poniatowsky gehemd hadt, of die zijn bellier afkeurde, onderfteunden; deeze noemde men de. dkjidenten. Deeze twee partijen, voerden oorlog tegens eikanderen, de laatfte om zig te wreeken over hec geweld, dac men haar gedaan hadc en de heerfchende partij onder voorwendzel van de disfidenten toe hunnen pligc ce brengen, en zij verwoesteden niet alleen hun land, maar zij gaven zelfs door de ftrooperijen, die de eene zoo wel als de andere op de grenzen deeden , alle de nabuurige Mogendheden , den Hougaaren, den Rusfen , den Pruisfifchen redenen tot geduurige klagten. De Koninginne van Hongarije was de eerfte, die om haar land te bevrijden van de wanorden en verwoestingen, welke de Poolfche disfidencen in hetzelve aanregceden, zig  FREDERIK DEN II. SSÏ zig van een gedeelte van Polen meester maakte. De Rusfen deeden aan hunnen kant veele ftrooperijen op de landen van het ge* meenebest, dan onder het een, dan onder het ander voorwendzel. Men zag wel dat het kwaad niet zonder een geweldig middel geneezen konde worden. De verfchillende betrekkingen , welke Polen met de Koningen van Bohemen, met de Czars van Moscovie en met de Teutonifche order, die toen meester van Pruisfen was, gehad hadt, gavea deeze drie Mogendheden enige redenen om aanfpraak te maaken op verfchillende ftree^ ken, welke het gemeenebest in bezit hadt. Het is waar dat de redenen , waarop men die aanfpraak grondde , meestendeels niet meer golden dan die , welke Polen zoude hebben kunnen aanvoeren om Rusland, Pruisfen, Bohemen of Hongarije hunne landen, die zij bezaten , afteë'isfchen; maar elke der drie Mogendheden was fterker dan het Poolsch gemeenebest; en, als zij zig vereenigden , konden zij het onderdrukken , zonder dat het zig roeren konde. Het wezenlijk punt was dat de drie Hoven het daaromtrent eens moesten zijn onder eikanderen. Naardien het in den tijd dier  332 LEVEN van dier gisting was dat de Keizer joseph II en de Koning van Pruisfen eikanderen te Neisfe in Silefie en te Neuftadc in Moravie bezogten, en dat Prins hendrik naar Petersburg ging, heefc men in het algemeen gcdagt dac de verdeeling van Polen in deeze zaamenkomften dier Vorsten bedoren ware. Het was waarfchijnlijk; maar Prins hendrik zou nooic bekend hebben dac hij die onderhandeling op zig genoomen hadc, coen hij in hec jaar 1770 naar Rusland ging, en hec was frederiks gewoonte niec in gefprekken over zaaken te handelen zelfs met perfoonen, die hij dikwijls fprak. Wat 'cf van zij, de zaak wierdc beklonken cn had: den uicflag, dien men zig voorgefteld hadc, cn over welken een ieder zig. verwonderde zonder dac men wisc, welke der drie deelende mogendheden de voornaamfte oorzaak van. dezelve ware. Men heefc gewild dat frederik hec fiegtsc bedeeld ware erf dat de Generaal lentulus, die hec bevel voerde óver de croepen , welke men zoude om de onderhandeling kragc bijcezecten, en die 'er veel deei aan hadc, 's Konings zaaken zoo wel niec behartigde als zijn eigen belang. Hec is waar dac, fchoon  FREDERIK DEN IL 333 fchoon de Koning van Pruisfen door deeze verdeeling zijne ftaaten vergroot hebbe, en zijne inkomften vermeerderd door de de regten , welke men eischt van alles wat langs de Weixel in en uit Polen gevoerd wordt, hij egter zijne magt niet genoeg vergrootte met opzigt tot de balans van Europa. VIER-  334 LEVEN van VIERDE HOOFDSTUK. Schaarschheid van het jaar 1773, waarin de Koning wij slijk voorziet: Leenkasfe in verjehillende Provintieën opgengt. 'slConings onderdaanen moesten weldra ondervinden , van welke aangelegenheid de aanwinning , welke men gedaan hadc, voor hun zijn konde. Men weet dat Polen eene der graanfchuuren van Europa is. Deszelfs nabuurfchap en het bezit van de Weixel, langs weike de Poolen hunne graaaen uicvoeren, fielden de Pruisfifchen in ftaat om dezelve mee voordeel opcekoopen. In alle krijgiftaacen zorgt men altijd dac men den noodigen voorraad graanen hebbe coc onderhoud van de foldaacen. Frederik willem I hadc tot dat einde grooce graanfehuuren aangelegd; maar hij dage er niec aan om dezelve ook tot verligting zijner andere onderdaanen ce doen ftrekken. F re der ik II liec zijne gedagcen zoo verre gaan; hij leide tweemaal, ja driemaal zoo veel voorraad op als hij tot onderhoud van zijne troepen noodig hadt, voer-  FREDERIK DEN IL 3^5 vooral als hij begreep dat de prijs van het graan te veel daalde. Hij het eene groote hoeveelheid graanen opkoopen op het einde des jaars 177». Door dit middel kon hij, 's jaars daaraan, toen de oogst misviel, niet alleen zijnen eigen onderdaanen graan verkoopen onder den markt-prijs, maar zelfs nog aan de nabujrige landen , die graan te kort kwamen, iets bijzetten. De Koning deedt voordeel met deezen hmdel; zijn volk won 'er ook bij en zijne nabuuren, zoo die de graanen aan hem verkogt hadden als die dezelve hem naderhmd weder af kog-ten , verlooren 'er niet bij. Zij hadden flegts reden om het zig te beklaagen dat zij hetzelfde vooruitzigt als de Koning var* Pruisfen of dezelfde middelen om te doen dat hij gedaan hadt niet gehad hadden. De Koning beraamde omtrent dienzelfden tijd andere middelen om die fchaarschheid in 't vervolg voortekoomen. Een gedeelte der edelheden en andere landeigenaars in Silefie bevondt zig buiten ftaat om hunne landen te laaten bebouwen , en de flegte toeftand hunner zaaken hadt hen in menigvuldige procesfen ingewikkeld, die hen verder in het verderf fiVtten. Eene onvoorzigrige hervorming, welke men in de provincie hadt in-  |S* LEVEN van ingevoerd omtrenc hec bezwaaren der ade» lijke landgoederen , hadc de edellieden alle krediec doen verliezen, zoo dac zij volftrekt geen geld meer ter leen konden krijgen voor hunne allernoodzaaklijkfte benodigdheden. In plaats van tot het oude gebruik wedercekeeren en deeze hervorming te ver. nietigen , bedagc de Baron 'van c a rbier, die coen opperjuflide- raad in Silefie was, een kragtiger en zekerer middel om den landeigenaaren geld te verfchaffen. Hij Helde den Koning voor eene leen - kasfe opterigten om den eigenaaren geld ce ieenen, ten einde zij hunne landgoederen konden doen gelden. Hij noopte vervolgens door een bevel , dat hij zig door den Koning liet gee- ven (.1') O.idstijds wierden de hypodiceken gedaan en geregistreerd voor een Kollege van de provintie, waardoor de geldfchieters verzeekerd waren dat de landgoederen niet meer bezwaard waren dan zij dulden konden. De groot Kancelier cocceji wilde, iu zijnen ouden dag, op aanraaden van ja rei ges de Kollegieëa van die beflommering onthcfflm en ieder de zorg overlasten om voor zig te onderzoeken wat hij den landeigenaaren leenen konde. Hierdoor gebeurde hec dat fommige heeren honderd en vijftig duizend kroonen leenden op landgoederen, die geene vijftig duizend waardig waren.  FREDERIK DEN-ÏI. 337 ven, alle Handen of bezitters van adelijke landgoederen in de provincie zig ce vereenigen en eene maatfchappij re vormen, van welke alle de leden, wederzijdsch voor her gantfche lighaam borg blijvende, een openbaar krediec zouden doen geboren worden en ftaande houden. Men ftelde- te dien einde te Breslau een kollege of eene pro* vintiaaie maatfchappij aan, mee eene leenbank of leenkasfe. De maatfchappij ont» vangc de kapicaalen van hun, die gelden ce plaacfen hebben & en hier door bevindt zij zig in ftaat om degeenen, die geld op hunne landgoederen willen opneemen, te leenen. Het landgoed wordt dan gewaardeerd door lieden, welke de maatfchappij benoemt ; dan maakt men voor de geleende fom brieven op, die Iedere brieven genoemd worden, omdat zij op perkament gedrukt zijn. Een zoodanige brief is eene obligatie, in welke men den naam van het landgoed, waarop de hypotheek gevestigd is, en hec gecuigfehrifc der gezworenen, die hec gewaardeerd hebben, vermelde. Men verdeelc die brieven in verfchillende portieën van honderd coc duizend kroonen. Zij, die geld in de bank brengen, ontvangen een aeker getal dier brieven voor de fom, die zij Y Ier  338 LEVEN van leveren en die brieven kunnen hun overal voor gereed geld dienen. Elke zes maanden ontvangt de houder en tooner dier brieven de renten van de lommen, die 'er in vermeld ftaan cn hij heeft niets te doen met den eigenaar van het landgoed, dat beleend is; hij heeft enkel met de maatfchappij te doen; deeze ii^t alle zes maanden op de fchuldenaars de interesten van het geld, dat zij bun gefchoten heeft. Als deeze interesten niet naauvvkeurig betaald worden, heeft zij het regt cm hec landgoed te fequestreeren en te laacen beftieren, en den eigenaar flegts eene maatige fom toe zijn onderhoud te geeven. Worde een landgoed om die fchulden verkogc, dan heefc de maatfchappij den voorrang voor de andere fchuldeisfehers uic kragte van hacre hypotheeken en zij neemt de fom naar zig zonder in enige regtsgedingen te treeden. Toen men deeze leen-bank, voor welke de maatfchappij van alle de bezitters van heerlijkheden inftonden, oprigtte , wilde de Koning haar aanmerklijke fommen gelds bezorgen. Hij liec zelfs blijken dat hij wel mogt lijden dat men geld opname in Holland en Zwitferland. Maar heczij men aldaar te veel hebbe willen bedingen , heczij de Heer  FREDERIK DEN II. 33p Heer van c arm er, die de onderaeeming beftierde, te veel zwarigheid maakte om het geëischte toeteftaan, omdat hij niet dage dac men vreemd geld noodig zoude hebben, althans de geldleeningen in Holland en Zwicferland greepen geene plaacs. De Koning fchonk de maaefchappij tweemaal honderd duizend kroonen, van welke een gedeelte tot de eerste koscen diende; hec overige is in de bank gebleven op een incresc van vier een honderd, die zij aan de weduwen en dogcers van Officieren uicdeelc (a). Deeze bank verkreeg weldra zoo veel krediet dat men 'er meer geld in bragt dan men noodig hadc en niemand ging ooit zijne brieven wederbrengen en zijn geld opeisfchen, naardien men zig met voordeel van dezelve kan ontdoen. De agio is tot zes ten honderd geflegen, fchoon de interesten van de bank, die op vijf ten honderd bepaald waren, tot op drie en een halven verminderd zyn (F). Eerst begon Pommern, daarnaa ÖoscPruisfên, West - Pruisfen en de Mark eene inrigting naatevolgen, die de edellieden in ftaat fielt om hunne landgoederen te doen gil- (a) Bijzondere Aantekeningen. G. K. (*) Schlelten. II Th. p. 286. Y s  340 LEVEN Va n gelden, de woekeraaren beteugelt, eene menigte procesfen voorkoomt, waarmeede de regtbanken overkropt waren door de geduurige gefchillen tusfchen de fchuldeisfchers en fchuldenaars, en die tegelijk ook de lieden, die kapitaal hebben, een middel verfchaft om hun geld zonder enig gevaar uitcezetten. Deeze ontvangen hunne interesten naauwkeuriglijk en hebben geene procesfen te vreezen. Een ander voordeel dee£er inrigting is dat de edellieden hunne verteeringen leeren te bepaalen en zig meer toeteleggen op hec bebouwen hunner landen, op welke zij weinig meer geld kunnen leenen dan de helft van derzelver waarde bedraagt, want-, fchoon het den landeigenaaren niet verboden is buiten dac nog geld van bijzondere perfoonen te leenen, begrijpt men egcer wel dac 'er weinige lieden van kapitaal zijn, die hun geld willen toevertrouwen zelfs op eenen hoogen interest. Op deeze wijze zijn de edellieden als gedwongen door een goed beftuur de inkomften van hunne landen ce vermeerderen en hunne verceeringen naar die inkomften aftemeeten Ca). Het {aj Men heefc in het vervolg het algemeen regie-  FREDERIK DEN II. $0 Het opleggen van voorraad van graanen, zoodanig als frederik zulks geregeld hadt, is reeds in andere landen, in welker gefteldheid het krijgswezen heerscbt, naagevolgd geworden. Zouden in. andere landen die graanfchuuren, die de fchaarschheid en den al te laagen prijs der graanen, die den landbouw fchadelijk is, voorkoomen, niet kunnen onderhouden worden door middel van provintiaale maatfchappijen gelijk die, van welke wij in dit hoofdftuk ger fprooken hebben? glement van die hijpotheeken voor alte de ftaaten des Konings gedrukt onder den tijtel van : AllgemeineMijpotheken-Ordnung für die gefammten Königrlichen Staaten, Berlin 1784, Y 3 VIJF-  342 LEVEN van VIJFDE HOOFDSTUK. Gedrag van frederik omtrent ds Je/uiten: Nieuwe Gezantfckappen: Gewapende Neutraliteit. i?7i- iMaauwlijks was men enigzints bekoomen van de verwondering, welke de verdeeling van Polen verwekt hadt, of eene andere gebeurtenis,. minder onverwagt, maar van even groot gewigt voor Europa, begon den aandacht des Konings van Pruisfen naar zig te trekken. Clemens XIV bragt den Jefuiten den flag toe, welken zij zedert dertig jaaren gevreesd hadden. Het fchijnt dat de volftrekte heerfchappij van de hedendaagfche monarchijen, en vooral van de Pruisfifche, ook door het Hof van Rome is aangenoomen geworden. Het brevet, dat de maatfchappij van Jefus, door zoo veele wijdloopige en zeer uitdruklijke bullen ingeftcld en bevestigd, vernietigde, gelijkt naar de uitfpraaken van de volftrektfle alleenheerfchers. In voorige tijden zou men eindelooze formaliteiten gevorderd hebben, die ten minflen gelijk waren aan die, met welke de maatfchappij van Jefus ingeheid en be- ves.  FREDERIK DEN II. 343 vescigd was. .Doch volgens de leer van verfcheiden kanonisten en godgeleerden en bijzonderlijk van de meeste Jefuiten, berust hec gezag der Roomfche Kerk in den perfoon van den Paus en een brevet moet genoegzaam zijn om zijne wetten te doen gelden. Veele andere leeraars beweeren egter daar* entegen dat geen bevel, van Rome uitgegaan, van welken aart het ook zij, kragt van wet hebbe dan wanneer het in elk land ontvangen en hekend gemaakt is en wel met bewilliging van den waereldlijken Souverein. De Koning van Pruisfen, die zeven jaaren te vooren de bulle van c lemens XIII, waarbij de maatfchappij van Jefus plegtig bevestigd wierdt, niet ontvangen hadt, ontving ook niet terfrond het brevet van clemens XIV, dat dezelve vernietigde. Dit deedt de Jefuiten hoopen dat zij in Silefie en Poolsch Pruisfen kollegieën zouden kunnen blijven houden en daar, overeenkomftig hunne inilelling, even als te vooren ftaande blijven. In dat geval zouden veele hunner uit andere landen, daar het brevet van affchaffing ontvangen was, in de Pruisfifche Staaten zijn koomen woonen. Het gemeen, dat op zijne wijze over ftaatkunde Y 4 re-  344 LEVEN va n redeneert en berekent, verbeeldde zig daf de Koning gaarne de orde in de RoomschKatholijke landen, die onder zijne beheerfching ftonden, zoude in wezen laaten, omdat de Jefuiten geld zouden medegebragj hebben uic de landen, daar zij afgefchafc w.ren. Maar hetzij frederik geweeten hebbe dat de fchatten, welke men onderftelde dat de Jefuiten bezaten, vergroot wierden, hetzij hij die gedienftigheid aan den Paus, gelijk hij nog zes jaaren daarnaa zeide (V), en aan de Hoven, die zoo zeer op huune aflchaffing aangedrongen hadden > becoonen wilde, althans hij volgde het voorbeeld, der andere Mogendheden, die alle, uitgezonderd Rusland, de orde der Jefuiten voor afgefchafc houden. Hec is zelfs aanmerkingswaardig dac frederik, die be* kwaame lieden van alle nacieè'n in zijne ftaaten en bij zijnen perfoon zogt te hebben, en die niec onkundig was dac 'er veele zoodanige onder de Jefuiten gevonden wierden, geenen eenigen uic eenig land naar zig gelokc hebbe. Misfehien heefc zijne briefvvisfeiing met d'alemijert, die toen zeer druk fa) Brief van. den Koning aan, den Bisfchop. vaa CuUji vsn den 12 Qece.njber 1779.  FREDERIK DEN 11, 345 druk en zeer ieverig voortging, hem niet zeer tot hun voordeel ingenoomen. Uic welke natie zoude hij ook de ex - Jefuiten hebben moeten kiezen, hetzij om hen tot eene maatfchappij, voor zig te vereenigen, hetzij om hen in zijne univerfiteiten en fchoolen te gebruiken? Wat de Franfchen aangaat, hadt hij niet behoeven te wagten naar de affchaffing van het jaar 1773, vermits de orde reeds in dat rijk afgefchafi was. De Spaanfche konden niet in aanmerking koomen, die zeden verfcheiden jaaren door Italië verftrooid waren. Die geest van godsdienftigheid, welke men aan de Spaanfche natie toefchrijfc, was niet van frederiks fmaak. De Italiaanfche Jefuiten kwamen hem te listig voor. Daarenboven waren noch deeze, noch de Spaanfche gefchikt ora tot de opvoeding van Lmherfchen en Gereformeerden gebruikt te worden, en tot het onderwijs der Roomsch • Katholijken in Silefie en Poolsch Pruisfen waren 'er genoeg in het land, en al waren 'er al te weinige geweest, zou men frederik dan nog hebben kunnen raaden uit de RoomschKatholijke ftaaten van Duitschland dezulke te ontbieden? Zoude men hebben kunnen denken dat zij dien proteftantfchen Vorst Y 5 ge-  346 LEVEN van getrouwer zouden geweest zijn dan den Roomsch-Katholijken Vorften, die hen niet haateden, of de vroome Koninginne van Hongarije, die met weerzin in derzelver affchaffing fterade? Nog meer; zouden 'erin Oostenrijk, in Beijeren, in Zwaben, in Westphalen wel geweest zijn, welke het der moeite waard ware ia de Saxifche kreitfen te lokken, daar zoo veele geletterde lieden in alle vakken waren? frederik deedc dan ten voordeele der Jefuiten alles wat de ftaatkunde hem toeliet te doen en dat zijn menschlievende en weidaadige geest hem inboezemde. Hij liet degeene, welke hij in hec land, dac hij verkregen hadc, vondc, in hunne kollegieën blijven onder hec kleed, dat zij verkoozen, en gaf hun een inkoomen, waarvan zij rijklijk beftaan konden (V). De naam des Konings van Pruisfen klonk meer en meer door alle gedeelccn der waeïeld. Men zag ce Berlijn afgezanteu in die openbaare hoedanigheid van verfchillende Mogendheden, die te vooren nimmer regcfrreeks met dac Hof gemeenfehap gehouden hadden, Naa den vrede van Hubertsburg was een afgezanr van de Porte, achmed &ffendi genaamd, den Koning van Pruis- vru»V ... .i.. ..rr, icn CO Zie Ven SehleGen. II TL. p. 476", 4;.-.  FREDERIK DEN II. 347 fen van wegens den Groenen Heer koomen geluk wenfehen. Dit was wel eene nieuwigheid voor het volk; maar frederik ftelde niet veel gewigt in. de Turkfche gezantfehappen, die gemeenlijk niets ten doel hebben dan gefchenken optezamelen. Hij kon egter niet twijfelen of de Porte moest met zeer veel genoegen eene Mogendheid als mededingfter van het Huis van Oostenrijk zien oprijzen. Hec algemeen ftaatkundig ftelzel liet Pruisfen niec coe onverfchillig ce zijn omcrenc de zaaken van Turkije. Freder 1 k wilde niec naauwgezetter • zijn dan de Allerchrisclijkfte Koningen zedert twee eeuwen geweest waren. Hij hadt verfcheidenmaalen met andere Zuidlijke Mogendheden, die. invloed op de balans konden hebben, in bondgenootfehap zoeken ce creeden; maar Napels en Parma hingen toen van Spanje en dit van Frankrijk af; Toskanen en Milaan van Oostenrijk. De waereldlijke magt der Pausfcn was voor Pruisfen niecs waardig.Venecie , dat even zoo veel reden heefc om mee de Noordfche Mogendheden wel ce ftaan als om Frankrijk toegedaan te zijn , is verpligt Oostenrijk grootlijks te ontzien. De Koning van Sardinië alleen kan, in zekere gevallen, afwendingen maaken, die hec even-  348 LEVEN van" evenwigc van Duitschland dienftig kunnen zijn. Ook was die hec bondgenootfehap, naar 'c welk de Koning van Pruisfen gewenschc hadc. Hij hadc gehoopc hetzelve te fluiten, toen Oostenrijk in bec jaar 1745 karel emanuel bijna alleen hec hoofd liec bieden aan de wapenen van Frankrijk, Spanje en Italië en toen de Graaf de perron, gezant (V) van Sardinië aan het Hof van Saxen en Polen, hadt laaten weeten dat hij te Berlijn zoude koomen. Maar de vrede van Dresden ftelde de Koninginne van Hongarije in ftaat troepen naar Lombardije to zenden, en de Graaf de perron kwam, welken last hij ook ce vooren mag gehad hebben, flegts tot den Koning van Pruisfen om hem geluk te wenfehen over het fluiten van den vrede. Te vergeefsch begaven de Graaf algarotxi en de Baron cocceji onder verfchillende voorwendzelen naar Turin om het bondgenootfehap, naar 't welk f red erik haakte te verzoeken; nooit wilde karel em-anuel, die de bondgenoot van de Koninginne van Hongarije was, met Pruisfen in onderhandeling treeden, zoo lang de Hoven van Weenen en Berlijn openlijk in oorlog of in onmin waren. ^ (a) Envoyé vertaal ik gezant; ambasfadeur afgezant. VE R T.  FREDERIK DEN II. 349 * De verdeeling van Polen gaf oorzaak 0111 te' gelooven dac maria theresia en frederik in goede verftandhouding waren en de Koning van Sardinië hadc nu dezelfde redenen niec meer om zig het verlangen, dac frederik hadt laaten blijken, te onccrekken; maar door eene ziekce overvallen wordende, die hem in hec volgend jaar Europa en zijnen onderdaanen ontrukte, liet karel emanuel het vervullen van dit ontwerp aan zijnen opvolger over. Victor amede us, die thans regeert, was, als beminnaar van konften en weetenfchappen, zedert langen tijd in briefwisfeling geweest met frederik II. Een generaal van 's Konings gevolg, r o zier genaamd, die voor een Savoiard gehouden wierdt, omdat hij uit het land van Vaud geboortig was, hadt de eer deeze bijzondere briefwisfeling tusfchen den Koning van Pruisfen en den Kroonprins, Hertog van Savoie, te doen oncftaan. De Marquis d'aigueblanche, die in de eerfte jaaren der nieuwe regeering aan het hoofd der buicenlandfche zaaken geweest is, hadt frederik II, bij het begin van den oorlog, in het jaar 1756, in Saxen gekend en fcheen niets dringenders te hebben dan dat gezancfchap. De Graaf perron  35® LEVEN van kon, die hem in het ftaatsbewind opvolgde, hadt frederik ook gekend, gelijk wij zoo even gezegd hebben, en hij zoude zeekerlijk niet gevvensclic hebben dat de onderhandeling tusfchen de twee Hoven een einde name. Men droeg zelfs zorg lieden van aanzien te verkiezen, die aangenaam konden zijn aan de Vorften, bij welken men hen zondt. De Koning van Pruisfen beftemde tot het gezantfchap van Turin den zoon van zijnen ouden gunfteling keith en bloedverwant van zijnen vriend Mylord marechal en, toen hij den Heer keith terugontbieden moest, zondt hij den Graaf van podewils, zoon van den eerftcn ftaatsdienaar, dien hij kwam te verliezen. Victor amedeus droeg zorg van tot dat gezantfchap perfoonen te benoemen, die eenen wijsgeerigen en krijgskundigen Koning noodwendig behaagen moesten. Eerst zondt hij den Marquis de rosignan, welken de Koning te Berlijn gekend hadt en die zig op zijne reizen bijna den naam van een geleerden van beroep en van den eerften rang verworven hadt. Toen die Marquis verzogt hadt opontboden te worden om zijne gezondheid en om familie - zaaken, wierdt hij vervangen door den Graaf fontana, welken  FREDERIK DEN II. 351 ken de Koning van Pruisfen ook gekend hadc als eenen krijgskundigen reiziger en die hem door kundigheden van anderen aart aangenaam konde zijn. Hij was van een geflagt, dat langen tijd onder victör amedeus II en karel emanuel III het bellier van de oorlogszaaken in handen gehad hadt. Hij hadc onder den laacften bij de ruiterij gediend en hij was gezant van Sardinië te Lisfabon, toen men hem naar Berlijn beftemde. De maatfchappij van zee-handel, welke frederik II in het jaar 1772 opgerigt hadt, gaf gelegenheid tot enige onderhandelingen met het Hof van Madrid. Frederik II wist zeer wel dat zijne ftaaten met voordeel met Spanje handel konden drijven en dat Spanje, enige voortbrengzelen en verfcheiden manufactuuren van het Noorden noodig hebbende om naar Amerika te voeren, niets verliest, wanneer het zijn goud door Pruisfen , Pommern en Silefie vcrfpreidt. Al waren de wijnen, de oliecn, de wollen en zijden van Spanje niet genoegzaam om hetgeen het uit de Pruisfifche ftaaten trekt opteweegen, heeft Spanje minder reden om zig te beklaagen dat het goud en zilver uitgevoerd wordt dan 300  35a LEVEN van zoo veele andere Mogendheden. DesnieFtegenftaande verliepen 'er veertig jaaren alvorens 'er afgezanten van Spanje te Berlijn kwamen. Geduurende de eerfte oorlogen, welke frederik II voerde, toen hij de bondgenoot van Frankrijk was, hadt philippus V hem in Silefie als buicengewoone afgezanten Don joseph de c ar javal en den Graaf de montijo gezonden; maar zulks hadt geene verdere gevolgen gehad. Frederik befchouwde toen het Hof van Spanje als ondergefchikt aan dat van Frankrijk en fchoon hij den Heer cagnonï aan hetzelve gezonden hadde om de betaaling van enige oude agterftallige onderftandgelden te verzoeken, handelde men toen egter geenzints over het vastftellen van eene geregelde gemeenfchap tusfchen de twee Hoven. De geheime zending van Mijlord keith hadt veel toegebragt om den Koning te bevestigen in het voordeelig denkbeeld, dat hij van de Spaanfche natie voedde; maar hij hadt nog geene reden om ce gelooven dat het kabinet van Madrid door zig zelf invloed konde hebben op de algcmeene zaaken, naardien hec door dac van Verfailles geregeerd wierdc Hij vernam in het  FREDERIK DEN II. 353 het jaar 1777 dat men van ontwerp veranderd was, zoo dra de Graaf florida blanca den Hertog grimaldi in hec ftaacs- bewind vervangen hadc De eerfte gezanr, dien men te Berlijn zag, kwam 'er egcer niec als naa den oorlog van Amerika; naardien hec waarfchijnlijk is dac die oorlog coc hec zenden van dat gezantfchap coegebragc hebbe, is het noodig van denzelven mee een woord ce gewaagen. Een perfoon van het grootst gezag in hetgeen de historie van frederik betreft fV), heefc gezegd dac die Koning de eersce geweesc is, die op het denkbeeld van eene gewapende onzijdigheid is gevallen. Hec is waar dac frederik reeds in hec jaar 1744. een bondgenooefchap van dien aarc bedagc hadc. Toen hadc hij Engeland coc vijand, en , toen hij in bezie van Embden was, wilde hij den Engelfchen door eene onzijdigheid op zee enigzins fluiten in het voordcel , dac zij boven hem op dac element hadden. Die neutraliceic, die de Koning van Pruis- (a~) De Graaf van hertzberg in eene verhanllHg in de Akademie voorgeleezen op den 24 Januari; 1787. z  354 LEVEN van Pruisfen ontwierp, hadt iets toegebragt tot het fluiten van den vrede van Aken. Misfehien hebben de Keizerin van Rusland en de Graaf panin, die toen haar ftaatsdienaar ■was, dit voorbeeld in hec oog gehad; maar men kan niet twijfelen, of het was aan hec Petersburgsch Hof dat men het ontwerp van de gewapende neutraliteic vormde , die de twee waerelddeelen verwonderde. De Koning van Pruisfen was de eersce, die tot dezelve toecradc, zoo om de nuccigheid van de zaak in hec algemeen, als om enige bijzondere redenen van ongenoegen, welke hem Engeland gegeeven hadt. ZES-  FREDERIK DEN II. 355 ZESDE HOOFDSTUK. 'Onderhandelingen hij hel overlijden yan den Keurvorst van Beijeren. De Amerikaanfche oorlog was nog niec geëindigd, wanneer f r e d er i e II zijnen aandachc moesc laacen gaan over zaaken, die geheel Duitschland zeer fterk en zeer van nabij becroffen. Maximilianus josev h u s, Keurvorst en Hertog van Beijeren , ftierf op den dertigden December 1777 zonder naakoomelingen en mee zijnen dood was hec gellagc van Keizer l ode wijk van Beijeren in regce linie uirgeftorven , en de linie van wittelsbach insgelijks. Hec regc Van opvolging in hec hercogdom en keurvorstendom kwam den Paltsgraaf van den Rhijn toe als afkoomeling van rodolpmus, oudften zoon van lodewijk II * Hertog van Beijeren en Paltsgraaf j die zijné ftaacen cusfehen zijne twee zoonen verdeeld hadt* van welke de oudfte de Paltfen, de andere Opper beijeren kreeg Qfy. Men betwistte) Neder.beijeren wierdt zeven en tigtig jaaren van het jaar 1,233 be^eteu door hendrik, Ourri Z 2  356 LEVEN van ( twistte in het algemeen karel tiieodorus, Keurvorst van de Palts, de opvolging niet, maar de Hoven van Weenen en Saxen maakten eene bijzondere aanfpraak op verfchillende deelen van dat erfgoed. Hec Hof van Weenen hadt bij voorraad zijne maatregelen genoomen om zig in bezie te ftellen zoo van de landen, welke men voorgaf dat aan het Rijk vervallen waren, als van enige andere , in welke hec Huis van Oostenrijk wilde opvolgen. Men hadt den Keurvorst van de Pales voor den dood van maximiliaan joseph zoo wel weecen ce bepraaten dac de Heer rit ter, refidenc van zijne Keurvorsdijke Hoogheid, vier dagen naa die noodloctig fterfgeval, te Weenen eene overeenkomst tekende, waarbij de Keurvorst aan Ooscenrijk de besce helft van Beijeren afitondc. De Koning van Pruisfen bleef niet onkundig van deeze onderhandelingen, alfchoon in het geheim voortgezet, en naauwlijks hadc hij de cijding van hec overladen van maximiliaan joseph oncvangen, of hij be- Oom van rodolthus , en zijne naakoomelingen tot het jaar 1340, toen het door het uitllerven van die linie bij het andere gedeelte gevoegd wierdc.  F RED ERIK D EN II. 357 beflooc zig tegens de aanwinning, welke Oostenrijk zig voorftelde te doen, te verzetten. Maar daar ontbrak hem een bewijs van regt om zig te doen gelden; want hoe kon een eenige Keurvorst, die zelfs niet aan Beijeren grensde , zig met die zaak bemoeijen , zonder dat 'er op den rijksdag geprotefteerd wierdt of andere Vorsten zijne tusfchenkomst verzogten ? Men moest dan of de gelegenheid afwagten of eene doen omftaau om deel aan de zaak te neemen. Alle uicftel kon gevaarlijk worden; ten minsten zouden nadere overeenkomsten of eene daadlijke bezitneeming het hulpmiddel tegens het kwaad, dat men voorkoomen wilde, moeijelijker gemaakt hebben. Frederik vondt dan goed den Keurvorst van de Palts zijnen dienst aantebieden of wel den Hertog van Tweebruggen, zijnen waarfchijnlijken erfgenaam, in geval de Keurvorst dien. niet meer aan konde neemen. Een openbaar gezantfchap zou de belanghebbende partijen maatregelen hebben kunnen doen neemen om de onderhandeling te doen mislukken. Een zendeling van geringen ftand zou zig niet hebben kunnen doen aanhooren. Het fcheen ook niet dienftig een man van rang, alfchoon zonder tijtel, van de onderdaanen of vreemdeZ 3 lin-  35* LEVEN van lingen, die aan 's Konings dienst verbonden waren, daar toe te gebruiken. De Graaf van görtz , een neef van den berugten ftaatsdienaar van karel XII, fcheen hem toe een gefchikt perfoon te zijn om die zaak te befrieren. Deeze edelman was toen aan het Hof van Weimar in hoedanigheid van eersten gouverneur van den regeerenden Hertog, wiens opvoeding hij nu geëindigd hadt. De Koning hadt den Graaf enige jaaren te vooren als reiziger gekend en hadt eenen zijner broeders onder de Generaalen van zijn gevolg te Potsdam. Zijne Majefteit was toen te Berlijn om daar, gelijk hij gewoon was, hec carnaval doorcebrengen. Hij liec den Kolonel görtz van Potsdam koomen. Mij onderrigite hem wat zijn voorneemen was en deedc hem cerftondc mee een verlofbrief vercrekken als ware hec om orde op zijne huislijke zaaken re Hellen. De Kolonel Gö.nTZ begaf zig naar Weimar, daar hij iedereen in den waan bragt dat hij gekoomen was om den Graaf, zijnen broeder, overtehaalen om voor hem naar Frankenland te gaan, daar hunne familie-goederen liggen. De Graaf vertrok dan onder- dat Voorwendzel met geloofs- en lastbrieven voor 2,11e gevallen^ waarin hij dezelve van noo- den  FREDERIK DEN II. 359 den konde hebben. Hij begaf zig regtftreeks naar Regensburg , daar hij vernam dat 'er reeds Oostenrijkfche troepen in Beijeren waren en dat de nieuwe Keurvorst, door de bedreigingen van de Weener ftaatsdienaaren verfaagd , en door hunne listigheid en goede woorden overgehaald, de overeenkomst , welke zijn refident op hetzelfde oogenblik dat men hec overlijden des Keurvorsts vernam, getekend hadc, reeds hadc bekragcigd. De Palcfche gezanc bij den rijksdag, wien de Pruisfifche onderhandelaar hec oogmerk zijner komsc, en hec voorneemen des Konings. van Pruisfen omvouwde,andwoordde hem dat Zijne Keurvorstlijke Hoogheid , Oostenrijkfche troepen in zijn land hebbende , zig in de noodzaaklijkheid bevonden hadc om eene overeenkomst met Ooscenrijk re fluicen en dac hij van de vriendlijke aanbieding van zijne Pruisfifche Majefteic geen gebruik kon maaken. Toen vercrok de Graaf van gÖ:Rtz naar Tweebruggen; en > op weg vernoomen hebben dac de Hercog zig reeds naar Munchen begeeven hadc , volgde hij denzelven daar henen en vondc middel ommet Zijne Dooriugcige Hoogheid in gefprek ce koomen voor dac hij tot het traktaat van Weenen was toegetreeden. Gör.tz ein^L 4 den  36o LEVEN van den Hertog in hst grootst geheim vinden in het palcis van den Keurvorst om met hem en zijnen begunitigden ftaatsdienaar, den Baron van hoffenfels te fpreeken. Naa enige onderhandelingen fchreef de Hertog den Koning eenen brief, in welken hij Zijne Majefteic badc hem in deeze netelige omftandigheid, zoo gewigtig voor zijne en Duitschlands belangen , met zijne hulp bij tc (taan. Deeze brief moest fpoedig en zeeker aan den Koning van Pruisfen gebragc worden; een monnik belastte zig met deeze boodfchap en leverde denzelven in handen van den Generaal görtz te Potsdam. De Koning begon , uit de berichten , welke hij van Weenen ontving, reeds te befluiten dat de Graaf van görtz ce laat gekoomen ware , toen hij zijnen brief ontving. Hij gaf zijnen geheimen - raad terftond kennis van den uitflag zijner hcimlijke zending, liec manifesten afkondigen, en bereidde zig om de verklaaringen, welke hij liec doen, door de wapenen ce handhaven. De Baron van hertzberg, opfteller van de beredeneerde memorie, welke men bij den aanvang van den voorigen oorlog uitgcgeeven hadc, en van andere diergelijke ge- fchrif-  FREDERIK DEN II. 3tf, fchrifcen bij gelegenheid van de verdeeling van Polen, ftclde een vertoog op over de beweegredenen, welke den Koning aandreeven om zig tegens de fcbeuring van Beijeren aantekanten. Men ziet uic dac vercoog dat het Huis van Brandenburg even goed regt hadc als hec Huis van Ooscenrijk om op de naalaacenfchap van den overleden Keurvorst aanfpraak te maaken; want beiden die Huizen leiden hunne regten af van twee dog. ters eens Hertogs van Ooscenrijk, die Keizer geweesc is onder den naam van albert II, en die door zijne vrouw van Keizer l ode wijk van Beijeren afftatnde. De oudlte deezer dogcers hadc haar regc overgedaan aan den Markgraaf van Meisfen wi llem III, en deeze wederom aan hec Huis van Brandenburg, waarin de erfgenaame van dien Markgraaf gekoomen is. Hec Huis van Oostenrijk . ftamde van de jongfte der twee zusteren af. Hoe gegrond het regc des Konings van Pruisfen op Beijeren ook wezen mogte, hadt hij geene gedagten om het te doen gelden; het was hem flegcs ce doen om hec Huis van Ooscenrijk ce beleccen een grooc gedeelte van de naalaacenfchap van den Wilhelmilchen tak, ten nadeele van den tak van Z 5 Twee-  ffo LEVEN va N Tweebruggen, in bezie te neemen en eene zoo aanmerklijke inbreuk op de algemeene balans van Duitschland en Europa te maaken. Het Hof van Weenen kon egter niec dulden dat een Vorst van liet Rijk zig zoude, opwerpen als regter- en voogd, gelijk bet zig uitdrukte, van zijne mede - ftaaten $d). Het verklaarde dat hec zijne regten wel zoude, weeten te handhaven In zelfs de geene, die hec dezelve zoude willen betvvisten, mee de wapenen te keer gaan. Het Berlijcfche Hof meende de onderhandelingen nog niet te moeten afbreeken, hoe weinig de toon, waarop men hec te Weeaen nam, hec behaagde. Daar verliepen zes m:.anden mee oncwerpen van verdrag te maaken en aantebieden. Frederik II fcheen in deeze gelegenheid niet met zijne gewoone levendigheid en ftoutmoedigheii te werk te gaan. Iedereen was van gedagcen dac het Weener Hof om geene andere reden voorftellingen van vrede deedt en aanhoorde dan om den tijd te hebben om zig in ftaat te ftélien oorlog te voeren en men hadt verwagt dat de Koning van Pruislen hec den tijd daar niet toe laaten zoude. Doch (<0 ?• 4- Bijlagen, N. 5.  FREDERIK DEN II. 363 Doch de Koning, fchoon altoos in gereedheid om zijne legers te veld te brengen, hadt egter enige weeken en maanden noodig om de troepen in optogt en het gefchut ter vervoering gereed te maaken. Door den ongeftoorden vrede, welken men nu zedert vijftien of zestien jaaren genoten hadt, moest men noodwendig tot de eerste flappen , die men doen moest om in oorlog te treeden, wat meer tijds noodig hebben en de onderhandelingen, die aan alle zijden wierden doorgezet, als ook de hoop op eene bevrediging moesten natuurlijk deeze traagheid nog grooter maaken. ZEVEN-  364 LEVEN van ZEVENDE HOOFDSTUK. Nieuwe oorlog tusfcfien* Oostenrijk cn Pruisfen: Twijfeling omtrent de Markgraaffchappen van Bareuth en Anspach. De Koning was egrcr reeds in de maand April in Silefie. . De Keizer was te Olmutz in Moravie, digc bij Schönwalde genaderd. Hij fchreef van. Olmutz den Koning van Pruisfen eenen eigenhandigen brief, in welken hij hem de vriendlijke bezoeken herinnerde , welke zij eikanderen in hec jaar 1769 te Neisfe en te Neufhdc gedaan hadden. De Keizer wilde den Koning overhaalen om zig niet regens de fchikkingen, welke hij e» de Keizerin Koningin zijne moeder mee den Keurvorst va» de Paltz gemaakt hadden, te verzetten. De Koning beancwoordde denzelven op ftaande voec insgelijks, eigenhandig en tragete aan zijnen kanc Zijne Keizerlijke Majefteit van de aanwinning, welke zij in den zin hadt, afcebrengen; en hij maakce daarop de aanmerkingen, welke hij dienstig oordeelde. De Keizer ancwoordde weder en de Koning zond: hem een rwee•".. 7 3S de  FREDERIK DEN II. 365 dc antwoord. Maar Frederik begreep wel dat het geene zaak was, die tusfchen hen beiden behandeld moest worden en dat zij, met dit over en weder fchrijven , gevaar liepen van, gelijk dikwijls in de bijeenkomften van Vorsten gebeurt, de geesten te verbitteren en zig meer en meer van el-' kanderen te verwijderen, in plaats van elkanderen te naderen (a)\ weshalven hij den Keizer in zijnen- derden brief te kennen gaf dat het beter ware die onderhandeling aan de ftaatsdienaars overtelaaten. Dus eindigdede briefwisfeling der twee Vorsten binnen agt dagen. De zaak wierdt verder tusfchen den Prins van kaunitz en den Graaf van hertzberg behandeld, fchoon dc Memoriecn van den laattten onder den naam van den Baron van riedesel, gezant van Pruisfen aan het Hof van Weenen, in het licht kwamen. Dc ( ftadt hadt geene verdere gevolgen. Naa twee maanden tijds wierdt het traktaat tusfchen Oostenrijk en Pruisfen getekend. Alle de overeenkomsten tusfchen de Hoven van Dresden , Munchen en Tweebruggen wierdea op denzelfden dag den vijftienden Meij des jaars i779 getekend. De onderhandeling over enige bijzondere eifchen van minder belang wierdt uirgefteld. tot. den rijksdag van Regensburg. Het traktaat van Tefchen zal voortaan eene der grondregels zijn van alle de onderhandelingen over zaaken van Duitschland, aangezien de voornaamfte Mogendheden, di? het Duitfche Rijk uitmaaken , in hetzelve overeenkomften getekend hebben en twee andere van de grootfte Mogendheden, van Europa, Frankrijk en Rusland, bemiddelaarsters en borgen van hetzelve zijn geweest. Het tiende anijkel van het traktaat van Tefchen behelst dat de Koning van Pruisfen de Markgraaffchappen van Frankenland op het hoofd van zijnen eerstgeborenen zal mogen vereenigen, in geval de linie der Markgraaven koome uittefterven. Men viel ondertusfehen , noch in de onderhandelingen Van Tefchen, noch in dip, welke dezejve voor-  FREDERIK DEN EL 38i voorafgingen, op her. middel, dat hec Weener Hof zoude hebben kunnen bedenken om toe zijn doelwic ce geraaken , eh de Keizer gaf nog alle hoop niec op om meeseer van Beijeren ce worden. Het is eene voor waarheid erkende zaak dat de Koning, zoo dra hij te veld trok, twaalf millioenen uit zijne fchatkisc gelige hadc. De grooefte buitengewoone kosten waren gedaan; het gewoon onderhoud van het leger worde op cwaalf millioenen 's jaars gerekend ; men rekenc dac hec ce veld de helft meer kost; naardien de troepen in de maand Meij uic hunne kwartieren trokken, moesc reeds een gedeelce van die buicengewoone koscen gemaakc zijn. Hec is dus zeeker dac, toen de vrede getekend wierdc, de oorlog reeds meer dan cwincig millioenen guldens of veercig millioenen livres gekosc hadc. NE-  382 LEVEN v a jsf NEGENDE HOOFDSTUK. Veel gerugt maakende zaak van een mo* lenaar : Karakters van vier GrooiKanceliers: Ontwerp van eene nieu~ we wetgeeving, gedeeltelijk ter uitvoer gebragt. De ijver van frederik voor de geregtigheid deedt hem een overhaast beiluit neemen, dat hem naderhand enig berouw kostte naa hem eerst de toejuiching van geheel Europa verworven te hebben. Deeze zaak heeft te veel gerugt gemaakt en is te kwalijk bekend in vreemde landen dan dat ik mij hier ontdaan zoude van 'er een getrouw verhaal van te geeven. Een man uit de Nieuwe Mark, arnold genaamd, bezat een molen, dien zijn vader gekogc hadc en voor welken hij een jaarlijkfen cijns moest betaalen aan den Graaf van schmettau, die grondheer was. De molenaar hadc langen cijd geweigerd die fchaccing op te brengen , voor reden gee* vende dat hij geen water genoeg hadt om te maaien en de Graaf van schmettau zag zig genoodzaakt den molen in het openbaar  FREDERIK DEN II. 383 baar te laaten verkoopen om zijn geld te bekoomen. Een edelman , door wiens vijvers het water, dat naar den molen liep ? ftroomde , kogt denzelven en verkogt hem vervolgens weder aan eenen anderen molenaar. Arno ld, daar over zeer nijdig zijnde, zogt -alle middelen om den molen, weder te krijgen. Toen hem zijn eisch door de regeering van Kustrin ontzegt wierdt, beriep hij zig op hec hooge gerigtshof te Berlijn, dac hec vonnis bekragcigde. De molenaar, woedende dat hij zijnen molen kwijt was, en in regcen zijn geding ook nog verloren hadc, meende zig aan den heer en de regcers ce kunnen wreeken als hij zig bij den Koning vervoegde. Hij hadc een zwager , die als knegc diende bij den Prins leopold van Brunswijk, Generaal van het regiment, dac te Franckfort was, en Gouverneur dier ftad. De molenaars vrouw ging zig bij dien Prins beklaagen, die, een zeer goed hart hebbende, zig haare zaak aantrok, en haar naar Berlijn zonde aan de Prinfes amelia, zijne moei en zuscer des Konings. De Prinles onderrigcee de vrouw , hoe zij doen moeste om den Koning ce fpreeken en haar verzoek te verkrijgen. De vrouw gaat naar Sans-Souci, plaatst zig in eer.e, laas  384 LEVEN VAr* laan van hec flot, langs welke de Koning gewoon was te koomen. Toen zij Zijne Majefteit zag verfchijnen, zetcede zij zig neder en haare blooce voecen, oncveld en bebloed, als of die wonden de gevolgen van eene lange zwaare reis waren, opligcende, ,, Zie eens, Sire" zeide zij, » wac uwe „ onderdaanen moecen uicflaan om regc ce „ koomen vraagen." De Koning, verwonderd en bewoogen wilde weecen, welke redenen van klagcen die vrouw voorwendde , en zulks vernoomen hebbende, vrceg hij hec gerigtshof, op wac gronden hec dac vonnis geveld hadde. De Kancelier fust gaf dezelve wac los op, alzoo hij niec meende dac hij in bijzonderheden moesc treeden of de vonnisfen van den raad behoefde te regtveerdigen en de voorzitcer re beur zonde een mengelmoes van lacijnfche aanhaalingen. De Koning meende dac men hem wilde om den cuin leiden en de geheim fchrijvers van hec Kabinec, die hem 'er verflag van moesten doen, dagcen dac men den fpot mee hun dreef mee alle deeze aanhaalingen. Zijne Majefleic zondt eenen Kolonel van zijn gevolg, hayeing genaamd, met een raadsheer, om de zaak op de plaats te onderzoeken. De Kolonel deedt, ondanks de  FREDERIK DEN II. 385 de redenen welke de raadsheer, die hem toegevoegd was, bijbragt, zijn verflag zoodanig dat de Koning, die ook niet wel te vreden was over zijne regtbanken en magistraaten, vast geloofde dac de regters door den grondheer gewonnen waren en dac men den molenaar een fchreeuwend onregc gedaan hadde. Om dan een openlijk blijk van zijne zugc voor de geregtigheid en van zijne ge ftrengheid tegens de omkooping aan den dag te leggen, vernietigde hij het vonnis der gerigtshoven,, zonde den Baron van finckknstein, voorzitter in den raad ce Kustrin, in ballingfchap naar zijne landgoederen , zette den Grooc - Kancelier van zijn ampc af en liec drie der raadsheeren, die deel am hec geding gehad hadden, gevangen neemen en in dc vesting Spandau opfluicen. Hij wilde dac men de zaak volgens hec verflag van den Kolonel hayking zoude herftellcn en gaf den Baron van zedlitz last óm het proces over te zien. Deeze ftaatsdienaar, niec bevindende dac de regcers kwalijk gevonnisd hadden, tragtede den Koning te doen begrijpen dat de Kolonel hem kwalijk onderrigt hadt. Hoe meer men vorderde om de zaak licht bijtezetcen, hoe B b meer  286 LEVEN van meer de Koning dage dat zijne glorie 'er bij lijden zoude , als - hij genoodzaakc ware aaa den ftap, dien hij gedaan hadt, terug te keeren. Hij wist wel dat 'er perfoonen van den eerften rang waren , die hem wel gaarne in het ongelijk zouden zien om hem te doen begrijpen dat hij ook niet onfeilbaar was. Men weet niec wat frederik van den molenaar , de regters en den Kolonel dagt, toen hij zoo veel tegenftand vondt , maar hij herriep zijn vonnis niet. De voorzitter finckenstein bleef op zijne landgoederen als een banneling en twee raadsheeren, graun en fridel kwamen niet uic de vesting dan lang naderhand. Ransleben alleen wierdt dra in zijne eer herfteld, omdat men bevondc dat hij enige zwaarigheid gemaakc hadc om het vonnis, dac de Koning verniecigd hadc, te tekenen. De Baron van zedlitz behieldt zijne plaats; maar frederikII wilde hem niet meer zien. Men heefc reden om te denken dat hij zig in deeze zaak door zijn ijver voor de geregtigheid hebbe laacen verblinden. Naardien egcer frederik zijne misflagen zelfs tot zijn voordeel wist te doen die- i  FREDERIK DEN II. 38? dienen, nam hij die gelegenheid waar om eene algemeene hervorming in het burgerlijk regt ter uitvoer te brengen. Wij hebben reeds gezegd dac het wetboek van frederik, door cocceji opgelleld, wel verre van eene volledige verzameling Van nieuwe wetten ce zijn, niec anders was dan een reglemenc van de manier van pro» cedeeren. Cocceji overleed c korc naa dac hij zijn wecboek in orde gebragc hadt. Hij was , gelijk men opgemerkt heeft, de eerde , die de zegels en den eertijcel van Grooc-Kancelier in de Scaacen van Brandenburg en Pruisfen hadc. Daar waren onder frederik I Kanceliers geweesc, die voorziccers waren in ftaacs - raaden of andere vergaderingen ; maar deeze ampcen waren afgefchafc Jarriges, de opvolger van c oc- Zie Mémoires de Brandehourg, ƒ>. 333. édit. de 1750. Onder de lompe misflagen , waarmede de gefchiedenis van het leven van f r is" n b'« I k , in het fransch te Straatsburg gedrukt, en waarvan ik in de Voorreden van dit werk gefprooken heb, doorzaaid is over al dSar de Schrijver de historie van Silefie niet naagefchreven heeft, vindt men den volgenden in het eerfte Deel, p. 43. Terwijl Lodewijk van Halle, p (Louis de Halle) zijn Kancelter, een fijn' gefponnen „ m» Bb 2  388 LEVEN v a n cocceji , een man van verftand en van letteren, was geheimfchrijver der Maatfchappij , en vervolgens der Akademie geweest tot het jaar 1748. Vervolgens magiliraatsperfoon en hoveling, en wel een zwak hoveling, geworden zijnde, was hij de man niet om hetgeen cocceji, zïjn meester en weldoener, ondemoomen hadt, te volbrengen , veel minder te verbeteren. Hij hadt vrijwel het talent van het ftuk, daar het op aan kwam, te vatten en een juist oordeel te vellen; maar hij geraakte in de war onder het redeneeren en hem ontbrak die bekwaamheid om alle gevallen te bedenken, die vereischt wordt om een ftelzel van wetten optemaaken. Hij ftierf in het jaar 1770. De Heer van fust, die hem verving, heeft zig vergenoegd met de wetten, welke hij vondt, te volgen zonder aan het maaken van nieuwe te .denken. Toen hij in ongenade verviel door het proces van den molenaar ar.nold, waarvan wij gefproo- ken „ manifest opftelde, trok frederi k aan liet hoofd „ van zijn leger." De fchrijver heeft jan pi eter. ludwicii , Kancelier der Univerfiteit te Halle, voor eenen Heer de Halle, Kancelier des Konings, genoomen, die 'er nooit geweest is. *  FREDERIK DEN IL 389 ken hebben, gaf de Koning zijne plaats aan den Heer van c armer, die toen Juftitieraad in Silefie was. De Heer van carmer hadt, in den tijd dat hij nog aan het hoofd van een gerigtshof in de provintie was, ontwerpen van hervorming en van nieuwe verordeningen voorgefteld, die hem waardig deeden keuren om voortezitten over de gerigtszaaken van geheel het Koningrijk en aan eene algemeene hervorming der wetten te arbeiden. Hij nam ook indedaad die zwaare taak op zig en fchijnt die wel te vervullen. De wijze, waarop hij te werk ging om al het licht te verkrijgen , dat gefchikt ware om goede verordeningen te maaken, deedt de Koningen, die hem gemagtigd hadden, zoo wel als den Groot - Kancelier, die dezelve bedagt, eer aan. Hij maakte zijn ontwerp bekend en loofde prijzen uit voor degeenen, die deszelfs gebreken best zouden aanwijzen en den besten raad zouden geeven om dezelve te verhelpen. Hij kweet zig edelmoedig van zijne belofte. Hij fchonk de prijzen , verbeterde zijn ontwerp op verfcheiden plaatfen en de verordeningen, die hij gemaakt heeft, worden voor uitneemende gehouden. Verfcheiden Juftitie-raaden, zoo Bb 3 uit  393 LEVEN van uic de hoofdftad als uic de provincieën, hebben mij verzeekerd dac hec Jufticie- wezen 'er veel bij gewonnen hadc, dac zijn beftier, wel is .waaf, moeijelijker is voor de regters , maar oneindig voordeeliger voor hec algemeen. De magiftraatsperfoonen van Weenen, welke de Keizer mee eene diergelijke caak belasc heefc , fchijnen in de meeste artijkelen hec wetboek te volgen, van 'c welk de Grooc• Kancelier van frederik II drie deelen in het lichc gegeeven hadc, toen die Koning zijn leven eindigde f» 00 Frederik willem II beval, toea hij den troon beklom, dat dit wetboek zoude vervolgd worden. Op het eind van de maand Maart Ij83 waren 'er vijf dee'en van gedrukt; het zesde was onder de pers. Men denkt dat 'er in het geheel agt zullen zijn. De wijze, waarop dat wetboek zal bekend gemaakt worden, zal doen zien dat de geest des Pruisfifchen rijks niets 'minder dan eene willekeurige beheerfeaing is. Men zal eene vergadering van de aanzienlijke uit alle provintieëu te zaamearoepen om het op eene plegtige wijze te bekragtigen en op dat de natie deel zoade hebben aan de Wetgeevmg, die haar betreft. TIEN-  FREDERIK DEN II. 3pi TIENDE HOOFDSTUK. Werken des Konings bij verfchillende gelegenheden opgefleld : Briefwisfeling over de Vaderlandsliefde: Aanmerkingen over dat onderwerp. D e Koning was in zijne letterkundige uitbanningen van fmaak veranderd. De dichtkonsc ' hielde hem nog enige uuren onledig, maar men hoorde niet meer van losbandige verzen noch van onbetaamelijke fehertferijen. Hij hieldt het gedicht over den oorlog der gecohfedereerden in Polen, dat hij in verzoeking geraakte om den Graaf vanpanin en de Keizerinne van Rusland te laaten leezen, terug Ca). De letteroefeningen vervulden nogtans de uuren, die hem ovérfchooten, naa dat hij den noodigen aandachc over alle de takken der wetgeeving hadt laaten gaan. De losfe ftukjens in onrijm handelden over wijsgeerige onderwerpen of diergelijke. Hij fchreef, wel is waar, enige zaamenfpraaken in naavolging van lucianus en fontenelle en eene andere, toen hij de tijding kreeg van Ca) Bijzondere Aanteekeningen. S. Bb 4  392 LEVEN van vsn-'bet overlijden van de Markquifione d & POMPADOUii, welke hij in de Elijfeefche velden in gefprek brengt mee iemand, dien ^rnen niet zou' venvagten met eene maitres eens Konings van Frankrijk te zullen zien verfchijnen; maar frederik, die dit ftukjen tot tijdkorting opitelde, liet deeze godslasterlijke zaamenfpraak naauwlijks zien en gaf 'er nooit een affchtifc van, gelijk hij Van het Palladium gedaan hadt. Ik weet niet , of die zaamenfpraak met nog twee andere ftukken van dezelfde foort, die onder de magelaaten werken des Konings gedrukt worden, in het licht zal verfchijnen. De werken, welke hij zederc den zevenjaarigen oorlog uit gaf, zijn van eenen deftigen en ernftigen aart, welke ook de beginzelen , die hij 'er in beweert, zijn mogen. Hij hadc ageer de Gedenkfchrifcen van hec Huis van Brandenburg hec lev-en van frederik willem, zijnen vader en voorzaac gevoegd. Die bijvoegsel op een reeds beroemd werk deedc den Koning oneindig veel eer door de wijze , waarop hij ' van eenen vader fpreekt , die hem" niet bemind hadt en van eefie*n Koning , wiens karakter zoo weinig mee hec zijne flrookte. Öaar is biets meer in van dien fpotcenden toon, wel-  FREDERIK DEN. IL 393 welken voltaire hem ingeboezemd hadt en die in het leven van fredeiukI doorblinkt. Hij hadt zedert dertig jaaren de fchets ontr worpen van een ander gefchiedkundig werk,, dat hij den tijtel gaf van gefchiedenis van mijn tijd en dat als' het eerfte vervolg van de gedenkfchriften van het Huis van Bramdenburg moest aangemerkt worden. Hij zag dit werk op nieuw over omtrent het jaar 1775., terwijl hij den zevenjarigen oorlog befchreef, die tot een vervolg op de voorgaande ge» fchiedenisfen dient; hij fchreef eindelijk ook nog de historie van hetgeen pp den vrede van Hubertsburg gevolgd is. Deeze werken, die aanmerklijke boekdeelen vullen, beletteden hem niec over andere onderwerpen te fchrijven. Hij gaf in het jaar 1770 drie of vier verhandelingen of verfchillende proeven in het licht, als ook eene befchouwing van beweegredenen , die tot de deugd moeten opwekken uit de beginzelen der eigen liefde afgeleid en eene verhandeling over de opvoeding , bijzonderlijk van den adel. Hij fchreef ook eene foort van lofreden op lo* de wijk XV. Dit werk gaf gelegenheid tot een ander over de regeeringsvormen en over de pligten der regeerende Vorsten. Hij gaf B b 5 in  394 LEVEN vas in hec jaar 1777 een ftukjen over dat ondervverp uic. Enige maanden naderhand ontving de Koning, terwijl hij in Silefie was, de tijding van den dood van den beroemden voltaire: Hij kreeg lust om eene lofreden op zijnen ouden Kamerheer, en, in enig opzigc, zijnen meeseer te fchrijven, even gelijk hij die van zijnen raad j o r d a n , van zijnen vriend stille en van zijnen leezer la mettrie opgefeeld hadc. Hij maakce 'er de fchecs van in den veldtogc van hec jaar 1778, werkce dezelve in hec begin van den volgenden wincer af en liec haar in de Akademie voorleezen fV). Ik kan niec gelooven dat hij den dood van dien man zeer betreurd hebbe, alfchoon hij hem bewonderde; want hij vreesde hem meer dan hij hem achtte. Hij liet egter voor dien beroemden fchrijver eene plegtige zielmis in de roomsch • katholijke kerk doen en liet zijn borstbeeld in marmer houwen, dat hij in de vergader-zaal der Akademie, van welke hij lid was, liet plaacfen. In denzelfden veldcogc van hec jaar 1778 en in de lence des volgenden jaars, toen hij zig te Breslau gereedc hielde om in Bohemen (a) Mémoires de F'Académie de fan 1778.  FREDERIK DEN II. 355 men te rukken, in geval de vrede niet gefloten wierdt , fchreef frïïderik aanmerkingen over een onderwerp, dat voor hem van bijzonder veel belang was. Het fcheen hem toe dat hij bij zijne onderdaanen niet meer dienzelfden ijver voor de gemeene zaak en voor de glorie van den Vorst vondt, die hij in de drie voorige oorlogen in hun befpeurd hadt, toen zelfs amptelooze burgers in Pommern en te Magdeburg regimenten oprigteden. Hij meende de vaderlandsliefde te zien kwijnen en haar op het punt te zien van ge* heel verloren te gaan, hij wenschte haar te kunnen doen herleeven en fchreef 'er een werkjen over, dat hij betijtelde : Brieven ever de vaderlandsliefde of briefwisfeling tusfchen Epistemon en Philopatros. Eene redenvoering, door den ftaatsdienaar Baron van zedlitz twee jaaren te vooren in de Akademie (0) uitgefprooken en door hem den Koning gedrukt aangeboden, en misfehien ook twee andere Duitfche werken over hetzelfde onderwerp (b) of de gefprek. ken met enige geleerden van Breslau gaven (^a) Zie nouveaux Mimoir&s de tan. 1775. (Jf) Zie Letterkundig Pruisfen, art. Dietz, Steintart, Zedlitz. enz<  3S6 LEVEN van ven den Koning aanleiding om die verdichte brifw&feling opteftellen. Men ziet 'er een Stoïcijn in, die de onverfchilligheid der Epicuristen te keer gaat. Maar frederik heeft in die brieven niet alles gezegd wat hem over de ftof, die hij behandelde, voor den geest moest koomen, en hij wist misfehien niet dat zijne onderdaanen hetzelfde van hem opgemerkt hadden. Noch de Koning noch zijne onderdaanen hadden hetzelfde belang bij den oorlog van Beijeren, dat zij bij de voorige oorlogen gehad hadden ,* toen het te doen was om eene provincie te veroveren , die het welwezen des volks zoo wel als de magt en kragt van den Vorst verdubbelen zoude, of coen men ftreedc om eene zoo gewigtige aanwinning als Silefie was te behouden. Het was natuurlijk dac men in die gelegenheden mee meer ijver ce werk ginge dan toen de oorlog gevoerd wierdt om het, misfehien nog ver af zijnde, gevaar van eene verftooring van het evenwigt, van welke het volk de gevolgen zoo fterk niec gevoelde , voorce* koomen. Voor hec overige zou frederik zich ce fterk bedrogen hebben, als hij in zijn volk de vaderlandsliefde van de oude Grieken en Romeinen , of zelfs die van enige  FREDERIK DEN II. 397 enige andere hedendaagfche natieën meende te vinden. De ijver voor het vaderland kon onder frederik II niet cnderfteund worden door den godsdienst-ijver, die 'er dikwijls de ziel van is. De ouden, bij welke dc vaderlandsliefde driftig en werkz,am was , wijdden zig aan deszelfs verdediging in het denkbeeld dat zij voor hunne Goden, zoo wel als voor htinne haarditeden (treeden , pro aris cF focis. De heldenmoed van de ridders der middeleeuwen wierdt gederuelijk voortgebragt door de godsdienstige dweepzugt, die hen noopte om de vijanden van het Chris:en geloof, dat zij beleeden, uitteroeijen. Daar nu twee derde deelen der Pruisfifche onderdaanen van eenen anderen godsdienst dan die van hunnen Vorst, en verfcheiden provintieën wederom van eenen anderen dan het gros der natie waren, welken invloed kon dan de zugt voor den godsdienst hebben om de vaderlandsliefde in de onderdaanen van frederik optewekken? Die ijver zou in enige opzigten itrijdig met zijne belangen hebben kunnen wezen. Het droevig geval van den Kapelaan fa muil aber, die befchuldigd wierdt dat hij roomsch • katholijke foldaaten zoude genaden hebben den dienst van eenen prote- ftant-  3o8 LEVEN van ftantfchen Vorst te verlaaten, zou 'er éeri bewijs van kunnen opleveren, zoo de misdaad van den priester zoo wel bewezen ware geweest als het zeeker is d:t de Generaal fouquet hem op die befchuldiging liet ophangen Ca). De onderdaanen des Konings van Pruisfen maaken daarenboven geene geheele en onderfcheiden natie uit, even gelijk de Grieken uitmaakten , toen zij de Perfen verfloegen, of de Romeinen , toen zij met de Carthagers in oorlog waren, noch gelijk de Engelfchen , Spanjaards en Franfchen uitmaaken. Zij zijn zoo wet Duitfchers als Brandenburgers, Pommerfchen of Pruisfifchen en als Duitfchers konden Zij zig niet altijd als de natuurlijke vijanden aanzien van alle, die de vijanden van hunnen Koning waren. Het zou alleen tegens de Rusfen en misfehien tegens de Franfchen geweest zijn dat hij dien nationaalen haac* die dikwijls de plaats van vaderlandsliefde bekleedc , zoude hebben kunnen opwekken. Maar zou een wijsgeerig Koning, een ftaac. kundig Vorsc die foorc van dolheid , die het Londonsch graauw tegens alles , wat Frausch OO Zie Mémoires de fouquet, T. I, p. sS & 29.  FREDERIK DEN lt 30$ Fransch heet, in het harnas jaagt, die woede , die weleer de Franfchen tegens de Spanjaarden bezielde, hebben willen ontfteeken? Frederik deedt beter; hij tragtte de zugt naar glorie optewekken en wendde tegelijk alles aan om het land zijnen bewooneren dierbaar te maaken en 'er te zelfden tijd vreemdelingen in te lokken. ELF»  ■4CO .LEVEN van ELFDE HOOFDSTUK. ■ Redenvoering over de Hoogduitfche letter- kunde: Ver taalingen van oude Schrijver en : de Marquis lucchesini geraakt bij den Koning in gunst. Frederik II was in de lente van het aar 1779 te Breslau en nam voor , terwijl hij aldaar zijn verblijf hieldt, ten einde gereed te zijn om te veld te trekken, in geval de onderhandelingen vrugtloos afliepen, over de Hoogduitfche letterkunde te ichrijven. Dit werkjen heefc te veel gerugc gemaakt dan dat ik mij onchouden zoude van te zeggen hoedanig deszelfs oorfprong ware. De Baron van hertzberg, die benevens den Graaf van finckenstein mee de onderhandeling belasc was, bevondc zig dikwerf bij den Koning j zelfs op uuren dat 'er niet over ftaatszaaken gefprooken wierdt. Zijne Majefteit liet hem roepen om met hem en andere letterkundigen, bijzonderlijk de Heeren garve en arletius, te praaten. De eerfte was bekend door verfchillende werken, die hij gefchreven, en door andere, welke hij uit hec Engelsch vertaald hadc.  FREDERIK DEN II. 4°r De tweede hadt bijna geene werken ge« fchreven; maar hij hadt zig in Silefie,, en zelfs in Polen, eenen grooten naam verworven als beftierer van een zeer beroemd Collegie en als boekbewaarer. Beiden wekten den aandacht des Konings, als zij hem van de oude fchrij veren fpraken. Het gefprek viel eens op tacitus. De Koning hadt zeekerlijk de Franfche vertaaling van d'ablancourt en de ftukken van denzefden fchrijver, door d'alembert vertaald, doorbladerd. Hij hadt honderd maaien geleezen en hooren zeggen dat tacitus in zijnen gedrongen en kragtigen ftijl meer gedagten dan woorden gebragt hadt. Dit was hem nog in geheugen gebleven met de zoo dikwijls herhaalde woorden: quot verba, tot pondera. Naa het gefprek zeide hij tot den Heer van hertzberg dat het niet mogelijk was dien fchrijver met zoo veel juistheid in het hoogduitsch te vertaaien als men in het fransch doen kon. De geleerde flaatsdienaar beweerde tegens hem het tegendeel en hij zondt den Koning eene proeve, die hij aanftonds maakte van de vertaaling van twee hoofdftukken van tacitus in het hoogduitsch, uit het zoo bekend werkjen over de zeden der Duitfchers; C c Toen  404 L E V E . N van Toen nu de vrede gefloten en fredeit ut ce Potsdam terug gekoomen was, fchreef hij eene reden voering over de hoogduitfehe leccerkunde. Hij liec dezelve aan den Heer van he air z b e r g leezen , die 'er wel gaarne veel in veranderd en bijgevoegd zoude hebben. Een ander, vvien de Koning deeze redenvoering ook zien liec , zoude 'er nog veele plaacfen in verbeterd hebben; maar men moest het bij kleine aanmerkingen laaten, alzoo de Koning deeze onderneeming reeds moede was. Het werk wierdc in het fransch gedrukt en door den Heer van dohm in bet hoogduitsch vertaald. De Koning zonde zijn boek aan de Herroginne Weduwe van Brunswijk , zijne zuster, met verzoek om het den Abc jekusaltl m ce laaten leezen en hem ce fchrijren wac die geleerde geesdijke van hetzelve dage. De Heer jerusalem maakte enige aanmerkingen over hec werkjen des Konings, die dezelve in hec fransch liec verraaien om aie te leezen; want hij hadt nooic hoogduitfehe boeken geleezen en las die ook niec gaarne. Hij begon egter zederc dien tijd meer werks van de geleerden van zijn land ce maaken en hec was een naascen bij op dien ■■ - . * tijd  FREDERIK DEN II. 4o3 rijd dat hij aan zijnen correspondent d'alembert fchreef dat hij zig bij zijne Duitfchers moest houden, als hij goede boeken leezen wilde. De Franfche fchrijvers moede zijnde en niet gunftig genoeg denkende over de Duitfchers, hieldt hij zig meer dan ooit bezig met het leezen der beste oude fchrijveren en hij tragtte de letterkundigen, welke hij in zijne ftaaten hadt, aantczetten om oude werken, welke hij leezen wilde, te vertaaien. Hij hadc reeds door den Heer de moulines de historie van ammianus marcellinus laacen vercolkcn en om 'er hem ypor ce beloonen, hadc hij hem lid van de akademie gemaakc mee een jaargeld, en hij haalde hem over om ook spartianus en de andere vervolgers van sueto* nius, bekend onder den naam van de historie van Augustus , ce verraaien. Hij hadc den Heer de castillon den lasc opgedraagen van het leven van apollonius te vercaalen, en liec vervolgens de akademifche boeken van cicsro vercolken. Het gezelfchap van mannen van geest en geleerdheid wierdc hem meer en meer onontbeerbaar, naar maace zijne jaaren vorderden, andere vermaaken hem minder aandeeden en het geregeld bellier, in zijne ftaaten Cc 2 in-  404 LEVEN van ingevoerd, en de vrede van Duitschland, nu op eenen vasten voec gebragt, hem meer rijds overlieten. Jan jochem quanz, zijn mufijk-meester, die hem verzelde, als hij op de fluic fpeelde, was in hec jaar 1773 geftorven. Daarenboven hadc de Koning enige tanden verloren , hecgeen hem beletce de fluic zoo wel meer aan den mond te zeccen,.die hec eenigsc mufljk-initrumenc was, waarop hij zig geoefend hadt. fchj beftemde dan de uuren , welke" hij te vooren aan de niuzijk beftecd hadc, ook voor de letteren; hij hadc ondercusfchen een gedeelte zijner oude vrienden en geleerden , aan welken hij gewend was, verloren. De Marquis oV> rgens was mee verlof naar Provence gegaan en daar in hec jaar 1771 geftorven. Vier jaaren daarnaa overleedc de Kolonel guischard, quintus icilius genaamd , die geduurende cien jaaren zijn vasc verblijf ce Potsdam gehouden hadc en meer dan iemand anders den Koning gezelfchap hielde. Enige andere hadden het ongeluk van hem te mishaagen of fchepten geen vermaak in bij hem ce zijn (aj. De O) Zie Letterkundig Pruisfen art. Argens, Ca/t, Guischard en Pauw.  FREDERIK D E N:. II. 405 De Koning leedc geduurende den Beijerfchen oorlog nog een ander verlies, dat hem nog gevoeliger trof dan dat van d'argens en guischard: In het jaar 1--3 ftierf namelijk Mylord ma re ch al keith, dien de Koning niet minder beminde dan den Kolonel quintus. De Koning, die kort te vooren de lofreden op voltaire gemaakt hadt, liet d'alembert de taak over om op Mylord marechal eene lofreden te maaken. Hij was toen te veld. Hij gevoelde dat verlies nog meer naa den oorlog, tóen hij weder öp Sans - Souci was. Hij vergoedde hetzelve, voor zoo veel het verfchil in jaaren en de gewoonte zulks toelieten, met den Marquis lucchesini bij zig te neemen. Die Italïaanfche edelman van een raadsheerlijk geflagt van Lucca was van Weenen naar Berlijn gelokt door die groote bewondering, wélke de naam van f rede kik alle de befchaafde natieën en vooral dc Italiaanfche inboezemde. Hij wierdt den Koning voorgefteld door den Graaf fon tan a, gezant van Sardinië, den ecnigften Iraliaanfchen gezant aan hec Hof van Pruisfen. De Heer lucchesini bezat met zoo veel geest als de Graaf algarotti en de Marquis d'argens hebben konden , mec niec minder geleerdheid dan Cc 3 de  406 LEVEN van ce Kolonel quintus, eene kennis van de groote waereld , welke de laatfte mogelijk niet gehad hadt (a). Frederik befpeurde weldra in hem die hoedanigheden, welke hij zogt in gefprekken en in gezelfchap. De geene, die den Koning het denkbeeld gaven van den Marquis aan zig te verbinden , bragcen waarfchijnlijk toe om den rcizenden edelman overrehaalen om de voorwaarden, die men hém aanboodc, aanteneemen. De Koning maakte hem tot zijnen Kamerheer met een jaargeld van twee duizend kroonen , en liet hem met de Generaalen aan zijne tafel eeten. De Marquis de lucchesini was weldra de geen , welken hij het meest fprak. De Koninglijke fchrijver onderhielde zig met hem regelmaatig enige uuren van eiken avond, deelde hem zijne fchrifcen mede en volgde zeer dikwijls zijnen raad in letterkundige zaaken. Zijne briefwisfeling met vreemde geleerden wierdt . hem medegedeeld , zoo dat dc Marquis de lucchesini, zonder de tijtels , welke maupertuis en d'argens bezeten hadden , zelfs invloed hadt op de zaaken der Akademie. Cjf) Zie het Letterkundig Pruisfen. TWAALF-  FREDERIK DEN II. 407 TWAALFDE HOOFDSTUK. Dood van de Keizerin - Koningin van' Hongarije: Ontwerp om in Westphalen een Bisdom opterigten : Toefiand der Roomsch - Katholijken onder de Pruisfifche regeerifig. M aria theresia hadt een en veertig, jaaren geregeerd. Zij hadt haaren gemaal eene kroon op het hoofd gezet , die haare voorvaders meer dan twee eeuwen gedraagen hadden en zij hadt de on voorbeeldlij ke glorie van twintig jaaren lang eenen echtgenoot, vervolgens vijftien jaaren lang eenen zoon aan hec hoofd van het rijk te zien, die hunne magt van haar oncleenden. Zij deelde, zoo lang zij leefde, mee frederik. alleen de eer van Duicschland te regeeren en van op het overig gedeelte van Europa invloed te hebben. Zij overleedc op hec einde des jaars J780. Toen de Graaf rewiesCKYj gezanc van Weenen, den Koning de tijding van hec overlijden van deeze groote Vorftinne bragr, fprak de Koning van haar mét grooren lof. „ Ik heb dikwijls cegens Cc 4 „ haar  4o3 LEVEN van „ haar geoorloogd (zeidc hij) maar ik ben „ nooic haar vijand geweest." Hij fprak in even diergelijke bewoordingen van haar in zijne brieven aan den Heer da lej\i bert. De fcepcer, dien maria theresia mee roem gevoerd hadc, ging in de handen van een Vorsc over, die door hec voorregc zijner kunne en door zijne perfoonlijke hoedanigheden hem veel onczagchelijker kon maaken. De cweede zoon van francois I en jiiria theresia was zederc vijftien jaaren Souverein van Toskanen. De derde hadc de waarfchijnlijke erfgenaame van het Hertogdom Modena gecrouwd. De Aarcshercog mahmi liaan, de jongfte der vier broederen, was korc voor den dood van de Keizerin-Koningin Coadjuceur van Keulen geworden. Hec groocsc gedeelte der ftaaten, die hec Pruisfisch Huis in Westphalen bezie, hangc in hec kerklijke van hëc Aarcsbisdom van Keulen af en hec getal der Roomsch - Katholijken is daar zeer aanmerklijk. Men heefc gezegd dac hec Berlijnsch kabinec, dac natuurlijker wijze naieverig is op alle gezag, dat eene mededingende Mogendheid over 's Konings onderdaanen oefenen kan, hec ontwerp gevormd hadde van de  FREDERIK DEN II. 409 de Pruisfifche provintieën van Westphalen, van hec bisdom, waar onder zij behooren, afcefcheiden. Die is zeeker , dac de - Abc nu v al p tR au, die zederc enigen tijd te Potsdam woonde en welken de Koning fomtijds naa den eeten bij zig ontving , zig verbeeldde dat hij zelf wel bisfchop van Minden konde worden. Hij kwam vooral in die gedagcen, toen pius VI, bij zijne terugreis van Weenen, door Munchen reizen moest. De Koning bewilligde dac de Abc den Paus. van zijnencwegen ging begroeten en men ftondt hem coe Zijne Heiligheid ce laaten blijken dac men wel wenschce de Katholijken van Wescphalen het regesgebied v»n den Aarcsbisfchop, Keurvorst van Keulen, te onttrekken. Maar de Paus, die naar Weenen gegaan was om den Keizer een vriendlij k bezoek te geeven, wilde bij zijne terugkomst den Aarcshercog, deszelfs broeder, ' niec op zulk eene baarblijklijke wijze ondiensc doen en zelfs hec gezag van den heiligen ftoel waagen; want de verdeeling van een bisdom zonder bewilliging van den Bisfchop zou als ftrijdig met hec algemeen aangenoomen kerklijk regt hebben kunnen befchouwd worden; pius VI was daarenboven nog minder geneigd om Cc 5 den  4io LEVEN van dgn Abt du val pirau coc Bisfch op te maaken dan om een nieuw bisdom in de Pruisfifche proyiniieën van Westphalen optosten. De reis van deezen geestlijken hadt dan geene andere uitwerking dan dac zij een klein arcijkel voor de nieuwspapieren van «iüen tijd opieverde. Hec koomt hier niet te onpasfè te zeggen, op welke wijze de Katholijken in de Pruisfifche ftaaten in liec kerkiijke geregeerd worden. In geheel Brandenburg, iu Pomrac-a , in de landen van Magdeburg, Halbcnudc en Koninglijk Pruisfen ontvangen de roomsch. katholijke priesters, die in verfcheiden fteden geplaatst zijn en coc almocsfcniers van de regimenten, waarin roomsch-katholijke foldaaten zijn, dienen, hunne zending, dat is , de magt om te mogen prediken en de fkrarnencen toetedien'en, van eenen Bisfchop, welken hec Hof van Rome den Bisfchop vaa hec Noorden noemt. De Paus fchenkc dien tijtel en de noodige jurisdictie tot het bellier van alle de kerken , die ia de proteftanefche landen van het Noorden zijn, aan den Bisfchop, dien hij goedvindt. De Bisfchop, die thans dien tijtel en dat gezag voert, is de Bisfchop Prins van Hildesheim. Van kern hangen de roomsch- ka-  FREDERIK DEN II. 411 katholijke priesters van Berlijn, Potsdam, Halle, Stenin, gelijk ook die uit de landen van Hanover, Brunswijk en Anhalt af, die meestendeels Westphaalfche Dominikaaners of recolletten zijn. De provintieën van Westphalen, die van het bisdom van Keulen afbangen, kunnen niet anders beftierd worden dan door eenen Grooc-vicaris, die door den Keurvorst en Aartsbisfchop benoemd worde en den Koning, als waereldlijk Vorst , niet onaangenaam is. De aanwinningen, welke frederik II,. zoo door de wapenen als door traktaaten, deedt, onderwierpen hem vier groote bisdommen, dat van Breslau,van hetwelk alle de roomsch-katholijke kerken van Silefie afhangen, dat van Culm in Poolsch Pruisfen en die van Cujavien en Wermeland, welker bisdommen in de verdeeling van Polen begrepen wierden. In Silefie is , volgens de voorwaarden, bij den afftand, die de Koningin van Hongarije van die provincie deedc, bedongen , de openbaare godsdienscoefening op den ouden voec gebleven. onder hec bellier, des bisfehops en der kapittelen volgens de bijzondere voorregten der parochieën. Den Bisfchop van Breslau, den Graaf van schaffgotsch, zedert meer dan vijf en cwm-  412 LEVEN van twintig jaaren ia balimgfehap verwezen zijnde, wier.dc hét bisdom dooreen Sufragfitit of plaats bekleeder, dien frederik II verkiezen liec, als algemeen vicaris voor de jurisdictie beitierd, die, coc bisfchop in partibus gewijd zijnde, hec vormzel toediendeen tot den dienst verordende. De Bisfchop van Breslau was zederc zijne ongenade niec meer aan hec Hof verfchenen; maar onrriiddelijk raa de verdeeling van Polen was de Bisfchop van Wermeland ce Berlijn zijn hof bij zijnen nieuwen Vorsc koomen maaken. Men verzogc hem de roomsch -katholijke kerk, die nu volbouwd was, te wijen. Hq deedc zulks en diende vervolgens hec vormzel toe in hec midden van eene callooze menigce van lieden van alle Handen. Men kan zeggen dac hec eene plegtige herftelling van den roomsch-kacholijken eerdiensc inBerhjn was. Noch hec Hof, noch de burgerij hadden zederc twee en eene halve eeuw Bisfchoppen dienst zien doen. Ignatius krasicki, Bisfchop van Wermeland was zijn ampc niec aan den Koning van Pruisfen verfchuldigd. Hij was reeds zederc hec jaar 1766 bevescigd geweesc. De Bisfchop van Cujavien, joseph ribixsky, wierdc, wel is waar, eersc Bisfchop naa de verdeeling, maar  FR E DER IK DEN II. 4r3 maar hij was reeds voor dien tijd coadjutor geweest. De Bisfchop van Culm Graaf van hohenzollern alleen was zijne waardigheid geheel aan frederik verfchuldigd. Hij is uit een geflagt geboren, dat denzelfden naam draagt als dat van Brandenburg droeg voor het dat Keurvorstendom verkregen hadc en dat uit denzelfden Ham gefprocen is. De Heer van hohenzollern hadc bij de Franfche croepen onder lodewijk XV gediend. Hij verliec dien diensc naa den zevenjaarigen oorlog. Hij verbondc zig aan frederik en woonde verfcheiden jaaren ce Potsdam. De Koning deedc hem toe coadjutor van den Bisfchop van Culm verkiezen, dien hij korc voor den dood van den Koning, zijnen weldoener, opvolgde. In alle1 de Poolfche bisdommen zijn de roomsch - kacholijken veel onder de proce- ftanten vermengd en zij verdraagen eikanderen onderling zonder cwisten. De bisfehoppen zelve hebben veele lutherfchen en gereformeerden onder de perfoonen, die hen dienen. Men kan, wel is waar, niec zeggen dat de toeitand der roomsch * katholijken zoo goed geweest zij als die der proteftancen. Doch alle de geesdijken van de Pruisfifche ftaa-  4i4 LEVEN van ftaaten hangen af van eenen minister, die hec bewind over dat vak heefc, dac gemeenlijk mee dac der juflitie vereenigd is. Die miniscer is luchersch of gereformeerd en daar is nooic een roomsch-katholijke in dac bewind geweesc. In de inrigtingen, welke de Koning onmiddelijk zelf beftierde, gebruikte hij zonder onderfcheid perfoonen van beide die gezincheden. Maar een collegie is nooit zoo verdraagzaam als bijzondere perfoonen. De kamers, de collegieën, van welken aan zij waren , hetzij ftaatkundige, huishoudlijke of letterkundige, hebben de perfoonen , die eenen verfchillenden godsdiensc beleeden , uic de poscen , die van hun afhingen , geweerd. De lucherfchen Helden zelden gereformeerden voor; deeze weerden op hunne beurr de lutherfchen , behalven wanneer 'er bijzondere redenen regens waren (a). In Silefie zelf bekleeden de roomsch - katholijken niec veele ampcen. De Koning , zege een hiscoriefchrijver van dac land 00, zou misfehien wel bevoolen hebben dac men geene uitzondering voor hun zoude maaken, zoo hec voorbeeld van den bis- 00 Zie Letterkundig Pruisfen, art. Engel. O) Von Scklcfien Her Theil. p. 463.  FREDERIK DEN II. 4i5 bisfchop en van enige on ftand vastige onderdaanen , geduurende den zevcnjaarigen oorlog, hem geen mistrouwen ingeboezemd hadde. Hij was door ondervinding overtuigd geworden dat de aankleeving der Silefiers aan hunne oude regeering op de overeenkomst in hec geloof fteunde. Hec vooroordeel en de blinde godsdienstijver, voege hij 'er bij, hebben dezelfde kragt niet meer en de dweeperij is verminderd naar maate de opvoeding meer volgens de reden ingerigt wierdc. De natie begon te begrijpen dac zij onder de Pruisfifche regeering niets verloren hadc. De redenen van mistrouwen zijn opgehouden en hec is ce denken dac de roomsch-kacholijken in hec vervolg beter bedeeld zullen worden. Daar is aan de univerfiteiten van Halle, Franckfort en Königsberg geen een roomschkacholijk hoogleeraar en daar zijn 'er ook geene in de collegieën te Berlijn behalven in de krijgskundige fchool; maar de roomschkacholijken worden in alle fchoolen, collegieën en univerfiteiten ontvangen om hunne itudieën te voltrekken, daar zij dan in hunnen godsdienst onderwezen worden op die wijze als de ouders hec goedvinden. Zoo er geene roomsch - katholijke mees- cers  4i6 LEVEN van ters of hoogleeraars in de godgeleerdheid en de regten in Brandenburg of Koninglijk Pruisfen zijn, koomt zulks daar van daan dac de meesce roomsch-katholijken foldaaten of foldaacen - kinderen zijn en niec coc den geesclijken ftaat of tot regeeringsbedieningen opgevoed worden. De Kooplieden en konftenaars van ongemeene verdienften, de Officiers en de rijke landheeren oncbreeken zelden middelen om hunne kinderen een behoorlijk onderwijs te geeven. In Silefie zijn roomschkatholijke hoogleeraars maar hec is aan de regeering niec ce' wijten dac zij zoo beroemd niec zijn als andere geleerden van eenen verfchiilenden godsdiensc; het koomt daar van daan dat de roomsch-katholijke priesters veel meer bezigheid vinden aan de bediening der facrarcenten en andere godsdienftige oefeningen dan de proteliantfche leeraars. Voor hec overige konden verfcheiden roomsch katholijke , welke de Koning aan zijne tafel ontving , en andere , die zig aan hec hof bevonden,-zoo bij de Koningin als bij de Prinfen en Prinfesfen, niec alleen alle vervolging voorkoomen, maar bragcen door hunne milde gaaven coe toe onderfteuning en opvoeding van de armen van hunnen godsdienst. Omtrent het jaar 1780 bouw-  FREDERIK'.DEN'II. $i7 bouwde men eene fchool voor de roomsch' katholijke kinderen naast de nieuwe kerk, welke men toen geopend hadt. Men is dezelve grootendeels verfchuldigd aan eene Vlaamfche dame van het Huis van harscamp, die met eenen Kolonel van blumenthal getröuwd was. Deeze;. dame was eerfte gouvernante van de gemalin van Prins hendrik , 's Konings broeder. Haar geest, haare kundigheden, haar goed gedrag maakten haar b:j _ een ieder .geacht. Zij deedt haaren godsdienst eer aan en veel goed aan degeenen, die denzelven beleeden. Zij hadc haaren man overgehaald om den roomsch-katholijken godsdiensc ce omhelzen. Die deedc noch hem noch haar nadeel, een klaar bewijs van den geest van verdraagzaamheid , die 'er heerschee. Mevrouw van blumenthal overleedc in hec jaar 1782. Eene andere dame van een Italiaansch geilagc, welke een Pruisfisch Kolonel ce Conftantinopolen, daar hij 's Konings gezant was, getrouwd hadt, vergoedde dat verlies zoo veel hec de verfchillende emftandigheden konden toelaacen. Dd DER-  Pt LEVEN van 'd'jïiifüc i sr.' iet,/ luC'diïi uii'»-» f«*, .... DERTIENDE HOOFDSTUK. Gorne, minister van den Koophandel, vervalt in ongenade : De Abt raywal koomt te Berlijn: Bijzonderheden betrefende de Akademie. Men kan zeggen dac niets frederik II mislukt js dan de onderneemingen den koophandel betreffende. Hij was genoodzaakt geweest de Oost-Indifche maatfchappij, die hij te Embden in hec jaar 1751 opgerigc hadc, ce verlaaten en te doen fcheiden. Twaalf jaaren laater rigtte hij wederom eene andere op onder den naam van maatfchappij van zeehandel. Hij ftelde een edelman, van görne genaamd, aan derzelver hoofd. Die keus viel niec gelukkig uic; heczij de onbekwaamheid van dien miaister, heczij zijne zugc naar pragc 'er de oorzaak van ware, alchans daar kwam eene onczagehelijke fomme gelds te kort in de kas van de maatfchappij en de Heer van görne wierdc van bedrog en ontrouw overtuigd, plegcig door eene commisfte veroordeeld, van zijn ampt afgezet en in de gevangenis van  FREDERIK DEN II. 419 van Spandaü opgefloten. Frederik wilde egter de maatfchappij ftaande houden, zonder de plaats van den Heer van görne met eenen anderen te vervullen. Hij betrouwde het beftier over dezelve aan den Heer van schuilembürg, die reeds aan het hoofd van andere vakken was, en van wiens bekwaamheid hij ondervinding hadt. De Heer struensee, geheim finantie-raad, kreeg het beftier onmiddelijk onder dien minister. Ondanks de verwarring , waarin görne de maatfchappij gelasten hadt , heeft zij zig tot nu toe ftaande gehouden, zonder dat de houders der aétieën van hunne hoofdfommen verloren behben. Het is waar dat de Koning de maatfchappij meer dan anderhalve milüoen kroonen gefchonken heefc om de zaaken gaande te houden. Hij fchonk haar den handel in zout, dat men uic Spanje en Sardinië haak en in Polen weder verkoopt. Het zout en het hout maaken twee wezenlijke takken van den koophandel van deeze maatfchappij zedert agt of tien jaaren. Het zenden van een minister naar Spanje , dat . bijna op denzelfden djd , dat men görne zijn proces opmaakte , plaats hadt , moest veel toebrenDd 2 gat  *Éb L E V "E N van gen om de zi'ken van de mnarfchappij van zechindel optebeuren. De . Koning zonde den Graaf van nostitz, te dien t-ijd gezant te Stockholm, naar Madrid, terwijl de Ridder de las ca sas, die toen geheim? fchrijver van het afgezantfehap te Weenen was, te Berlijn kwam in hoedanigheid van gevolmagtigd minister van zijne Katholijke Majefteit. De Spaanfche minister vondt bij zijne aankomst te Berlijn den Abt raynal, wiens naam zeer bekend was bij aile natieen, die bezittingen in Aua of Amerika hebben. Zijne gefchiedenis van de bezittingen en den koophandel der Europeaanen in beiden de Indieen - hadt hem genoodzaakt Frankrijk te ruimen. Men weet niet of hij enkel tot zijn vermaak te Berlijn kwame dan wel met hec voornoemen van zig met zaaken van den handel ce bemoeijen, coen hij vernam dac de maaefchappij van zeehandel een zwaaren ftooc gekregen hadc; dan of hij, hebbende hooren zeggen dac de Koning zig beklaagde dac zijne Akademie oud begon te worden , zig vleide dezelve weder jong te zullen maaken. Schoon hij zeventig jaaren oud was, bezat hij nog vrij veel levendigheid. De reden, welke hij van die reis gaf, was dac hij de historie' van de intrek-  F&EDE RIK DEN II. 42I trekking van het edirt van Nantes wilde fchrijven. De Koning zag hem, ontving hem en deedt hém zelfs bij. hem zitten, welke eer hij den geleerden, die zijne onderdaanen waren, niet deedt. Hij fprak hem van zijne historie van het Stadhouderfcnap, maar hij veinsde de wijsgeerige historie der beiden Indieën niet te kennen. Naardien de fchrijver in die gefchiedenis veel goeds en veel kwaads van den Koning van Pruisfen zegt en heit werk door hec parlement van Parijs veroordeeld was, vondc frederlk goed in- de& ze zaak ce veinzen. De Abt raynal bragt een geheel jaar ce Berlijn door; maar de Koning' pleegde hem niec raad over zaaken. van koophandel, geiijk . hij helvetius over finantiezaaken gehoord hadt. Hij dagt- 'er ook niet aan om hem eene plaats in de Akademie te geeven, 'fchoon hij zederc langen cijd buitenlands lid van dezelve geweesc was en men enige van zijne verhandelingen onder die van de gewoone leden der Akademie gedrukt hadt (a). Frederik II weigerde zelfs enigen tijd daac- (a) In dc Mé moirés de ï'Academie de fan D d 3  jp2 LEVEN vak daarnaa eene openftaande plaats van hoogieeraar in de fpraakkowst in een -coliegie aan een taalmeescer, die den Abt raynal veele loftuitingen hadt toegezwaaid, en welken de Abc wederkeerig ook zeer hadt opgevijzeld (a). Fre- 00 Die man, die la vëaux heet, is dezelfde, die nu onlangs het leven van frederik II in vier deeieri uitgegeeven heeft en het meestendeels uit een Duitsch werk heeft naa^efchrevén. In het •vierde deel, dat van hem, en zijner wel waardig, is, vindt die Schrijver niet goed dat frederik. II den Abt raynal niet in de Akademie aangenoomeu heefc en dat men den Abt denina van Turin óntboodt. Niet weetende wat tegens de gefchiedenis der omwentelingen- van Italië van deezen laatften intebrengen, wilde hij gaarne doen geIoovet\ dat het het werk is van eenen geleerden prelaat, die het ouder den naam van den Abt denina heeft uitgegeeveu. De lofredenaar van den Ab: raynal wilde zeekërlïjk niet dat zijn held de éenigfte zoude zijn, wien men een werk, dat op. gang gemaakt hadt, betwisten zoude. Maar het zal bezwaarlijker zijn de Omwentelingen van Italië den Abt denina te ontneemen dan het Jerufalem verhit aan de Tas se of de Entretiens fur les Syiiimes aan galilei. Hec is zoo zeeker, zoo bekend dat de Omwentelingen van Italië geheel van den fchrijver zijn, wiens naam zij draagen, als het twijfelachtig is of ni«t een goed gedeelte van ce h ' bis-  FREDERIK DEN II. 423 Frederik was ondertusfchen niet van gedagten. veranderd omtrenc de Franfche letterkunde, fchoon hij vondc dat de fchriften, die dat land voortbragt, zedert enigen tijd daalden. Hij bleef de Franfche wal befchouwen als eene taal van gemeenfehap die noodzaaküjk was tusfchen geleerde naciecn. Hij wenschte altoos Franfche letcerkundigen, hetzij in de Akademie der weecenfehappen, heczij in de collegieën te hebben. Zijne briefwisfeling met d'alembert hadt bijna niet opgehouden ondanks de onaangenaamheden, die zij hem op den hals gehaald hadt. Vijf of zes maanden naa den Abe raynal Berlijn verlaaten hadc, overleedt de Heer d'alembert. De Koning betoonde den Marquis de condorcet, den vriend en opvolger van dien geleerden, even veel achting en vertrouwen. Twee akademisten , hoogleeraars in de krijgskundige fchool, hun affcheid verzogc hebbende, den een om famielie-zaaken, den. anderen uit eenen vaderlandlievenden geest (a) » ver-r aistorie der Indieën vin eene andere hand zij dan die, welke de historie van het Stadhoudtrfchap ea die van het Engelsch Parlement gefchreren heeft. OO Letterkundig Pruisfen m.Prevtst enThiehjtult, Dd 4  4:4 LEVEN v a n vervoegde men zig bij den Heer de condorcet om perfoonen te bekoomen, die gefchikt waren tot vervulling dier openvallende plaatfen. De Koning belastte den Marquis de lucchesini met deeze onderhandeling. De twee hoogleeraars, welke de Marquis de condorcet voorgefteid hadt, waren op het punt van zig naar Berlijn te begeeven, toen de verandering op den troon voorviel en hen deedt vreezen dat de inrjgtingen, welke frederik gemaakt hadt, van aart mogten veranderen, terwijl hun ook andere plaatfen te Parijs 'aangeboden wierden. Het was in eenen zekeren zin waar dat de Akademie oud wierdt, gelijk de Koning 'aan d'alembert gefchreven hadc. Zij ■was ftiiler en moesc minder jeugdig fchijnen. De bekooktheid van de werken , die zij uitgaf, maakte dezelve eraftiger en minder fmaaklijk. Zij hadc niet meer. van d:e gerugtmaakende gefchillen met vreemde letterkundige genootfehappen, gelijk in dc eerfte jaaren van maupertuis. Zij bezat geenen la mettrie, geencn d'argens meer, die hec gefchreeuw van de Christen wijsgeeren gaande maakten. De inwendige gefchillen , die ontdaan waren, hec-  FREDERIK DEN II. 425 hetzij tusfchen de Duitfche leden, hetzij tusfchen enigen Franfche (a),waren nu ten einde geloopen. Toussaint, wiens boek over de zeden (les moeurs) gerugt gemaakt hadt, was dood. De twee vakken egter van de wis- en natuurkunde hadden nim» mer den aandacht van het geleerd Europa zoo zeer naar zig getrokken als ten tijd dat de Abt raynal te Berlijn was. Het is waar dat de vakken van befchouwende wijsbegeerte en fraaie letteren nog maar door een zeer klein getal leden vervuld wierden, van welke enige zeer bejaard waren; andere behoorden flegts tot de Academie der weetenfchappen om huishoudlijke fchikkingen. Frederik hadt in het jaar 1766 een collegie opgerigt, dat men de krijgskundige fehool of akademie noemde en dac tot de opvoeding van een zeker getal edellieden beftemd was. Dit huis kostte den Koning bij de vijf en veertig dmzend kroonen 's jaars. Van vier en twintig leerlingen worden 'er twaalf om niet onderhouden; de andere betaalen een maatig jaargeld. Daar woonen vijf of zes hoogleeraars met hunne huis- Qa) Zie ib, art. Eller, Poft en Primontval. Dd 5  $4 LEVEN v a huisgezinnen in, behalven nog de buitenmeesters en gouverneurs, en alle worden ordentelijk betaald. Qra hun beftaan te vergrooten en hun aanzien bytezetten, gaf de Koning verfcheiden dier hoogleeraars eene plaats in de akademie der weetenfchappen. der boekbewaarers des Konings was ook Een lid der akademie, omdat hij uit de aka. demie betaald wierdt (V). Nu kan een man van letteren een uitneemend fchool - beftierer, een goed boekbewaarer, en egter een niets beduidend lid voor eene akademie zijn, omdat hij geen tijd heeft om verhandelingen en werken te fchrijven, die hem bekend maa* ken. Andere geleerden, die niet gaarne in een collegie woonen, zouden met vermaak boeken en verhandelingen willen fchrijven, als zij eene plaats in de akademie hadden. Die vermenging van twee verfchillende akademieën bragt juist niet altijd toe om die des. weetenfchappen luister bijtezetten. OO Ziè ib. ar:, fcrnetty. VEER-  FREDERIK DEN IL 427 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Foorfpoed van de Koninglijke familie: Staat der Primfen. De gelukkige vrugtbaarheid van de Prinfes van Pruisfen, tweede gemalinne van den Kroonprins en waarfchijnlijken opvolger, hadt de ongerustheid, welke de Koning naa den dood van zijnen tweeden neef hadt opgevat , weder verdreven. De gemalin van Prins ferdinand, jongffen broeder des Konings, welke men bijna geene hoop meer hadt van moeder te zien, beviel zeer gelukkig van verfcheiden Prinfen. Frederik zag zig in de laatfte jaaren zijns levens omringd van zes neeven, gezond van ligchaam en vol geest, en van welke de geen, die volgens den rang Van opvolging, tot den troon beftemd was, in eenen nog tederen ouderdom, reeds die hoedanigheden het blijken , welke frederik meest in hem wenschte. De Koninglijke Prinfesfen, zijne inigten en agter-nigten , zetteden door haaren natuurlijken geest en door eene uitneemende goede opvoeding, den glans der Koajinglijke familie nog eenen nieuwen luister - bij.  •428 L E V Ei N 3 vlAïïrfï I bij. De*vreemde Prinfen en edellieden-, die te Berlijn kwamen, win Jen bekoord door haare beminnelijke hoedanigheden. Verre van nu door de. vrees van opvolgers te ontbreeken omrusr/.-te, worden, hadt frederik eer te denken op middelen om de nakoomelingen zijner broeders eenen beminlijken ftaat te geevem . De appanagieën der Prinfen waren op zoodanigen voet geweest, dat f h ede rik, zonder zijne andere zaaken te benadeelen , hec huisgezin zijner broederen onderhouden konde. Frederik willem I had: maatregelen genoomen om zijnen drie jongeren broederen appanagieën te geeven, zonder dac zij zij> nen opvolger toe last zouden zijn. Hij kogc, zoo veel hij kon, landgoederen van de edellieden en liec dezelve eersc alle in hec gemeen beheeren door eene kamer, welke men de kamer der Printen noemde. Hij voegde 'er voor elk hunner tweemaal honderd duizend kroonen bij , voor welke men nog andere landgoederen, kogc naar maace de gelegenheid .zig caarcoe opdeed:. Men- verdeelde die landen onder hen en de Prinfen kreegen 'er hec beftier over, als zij meerderjaarig wierden en trouwden. De inkomlcen van elke dier deelcp beliep naau.w- lijks  FREDERIK DEN. II. 429 Hjks vijf en veertig duizend kroonen. Augustus willem, vader des nu regeerenden Konings, die de oudfte der jongere broeders was, hadt niet meerder, dan dat, toen hij trouwde. Prins hend,rik en Prins ferdinand, bij het overlijden van hunnen vader nog jong zijnde, wierden hunne appanagieën door frederik II als hunnen voogd beitierd. Hetgeen men befpaarde van de inkomften alvorens zij 'er over befchikken konden, vermeerderde de hoofdfom en vergrootte hunne renten. Dus groeide de appanagie van Prins ferdinand, die de jongfte was, bijna tot het dubbel van de hoofdfom aan en men begrootte zijné inkomften op nabij tagtig duizend kroonen, toen hij het beftier derzeive bij zijn huwelijk in tanden kreeg. De Koningen van Pruisfen kunnen dusdanige goederen koopen, zonder dat de bevolking van het land 'er meer bij lijdt dan wanneer dezelve in handen der edellieden, van welke men dezelve koopt, bleeven. De Prinfen hebben 'er zelfs meer belang bij dan de andere landheeren om de huizen en den eigendom der boeren in ftand te houden; en alzoo de edellieden in den dienst zijn en zig meestendeels in hunne garnizoenen  LEVEN van tien onthouden , verliezen de landen 'et niets bij, als een edelman zijn goed aan den Koning verkoopt en de Koning hec de.i jongeren < broederen van zijn gefügc toelegc. De verdeeling der landen en de magc van de grondheeren zijn in een grooc gedeelce van D-nschland wijslijk geregeld. De boeren, die hec nutcigfte gedeelte eener nacie üïtnmken , zijn daar niec zoo welgelteli noch zoo zeer meeseer als de boeren, die eigen landen hebben in andere rijken; maar zij zijn meerder meester van, en biigevolg ook meer verknogt aan de landen, die zij bebouwen, dan de hoofdpagters in Icalie of in Frankrijk. De dorpen zijn op verre naa zoo grooc niet als in Piemonc en in geheel Lombardijen; zij kunnen naauwiijks in ver» gelijking gebragc worden mee de kleine gehugtjes, in de bergen van Savoie verfpreid, of mee die, welke het grondgebied van eene enkele dorp-gemeence uicmaaken. Men telt 'er twee of driehonderd perfoonen in, zoo boeren, die landen hebben, als arbeiders en handwerklieden, herbergiers, baraiers enz. Het land is eerst in twee deelen verdeeld, dac van den heer en dac van de landbouwende boeren; die cweede deel is weder onderverdeeld in agt of tien andere deelen,  FREDEHIK DEN II. 43fc len , welke zoo veele gezinnen van boeren voor altijd bezitten. Elk hunner bezit flegts een van dezelve en de heer kan het hem niet ontneemen, hec zelfs niet koopen zonder verlof van den Vorst, die dac niec ligt verleent. Het is voor hem van te groot belang die klasfe van landbouwende onderdaanen te doen beftaan en vermenigvuldigen. De boeren betaalen den heer enige fchattingen. Zij zijn verpligt tot heerendienften , enige in de week , in de maand Qf in het jaar. Zij betaalen imposten aan den Koning en alle de mansperfoonen worden, tot zekere jaaren gekoomen zijnde, gerekend foldaaten te zijn en tot het regiment, dac in de provintie of in de kreics in bezetting ligt, te behooren. Zij moeten ook bijna om niet paarden leveren aan degeenen, die voor 's Konings dienst reizen en aan den nabuurigen pose-meeseer voor eenen bepaalden prijs. Het onderfeheid tusfchen de landen, door edellieden bezeten, en die, welke de appanagieën der Prinfen uitmaaken, ligt daarin, dat de laatfte hec regt hebben van eenen baillüw te plaatfen, gelijk de Koning in zijne eigene domeinen doet. Maar de lasten en de verdeeling der landen ffljti dezelfde. Naardien -freder/IK willem  43- LEVEN van" leji de leenen in -enig opzigc affchafce erl de landgoederen vervreemdbaar maakte , konden zij ook gekogt worden door de itedelingen, die eene klasfe uitmaaken, welke wezenlijk van die der heeren en boeren verfchilt; maar frederik wilde den burgeren zelden veroorlooven landgoederen te koopen, als de koopers niec op dezelve wilden gaan woonen en die zelve doen gelden. Als de edellieden in fcaac waren zig van hunne landgoederen ce oncdoen, moeiten zij aan andere edellieden of Prinfen verkogc worden. De verovering van Silefie ftelde den Koning in fcaac om de inkomften zijner broederen ce vergrooten; hij hadc ook andere gelegenheden om hunne appanagieën te vermeerderen. Toen hij zig van enige landgoederen in Magdeburg, die eenen Prins van Anhalc- Bernburg toebehoord hadden, meester maakce , fchonk hij dezelve aan Prins hendrik, wiens inkomften hij nog vermeerderde mee cwaalf duizend kroonen op de kasfen der Poolfche provincieën, die hem een deel gevallen waren, hecgeen veele deedc denken dac Zijne Koninglijke Hoogheid medegewerkc hadde om die verdeeliug ter uitvoer te brengen. VIJF-  FREDERIK DEN fï. 4-33 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. Geestlijke ftigtingen', waarover de Koning ten voordeele van zijne naabèftaanden befchikt: Ridderoorden, De Vorften hebben met het wegfchenken van enige hunner goederen aan de kerk , dezelve niet geheel verloren. Zij hebben bijna altijd zelve weder voordeel uic hunne milddaadigheid, of uic die hunner voorouderen, getrokken. Eene halve eeuv naa het doen dier giften bevalen de Koningen van Frankrijk dc- kloosters en de abtdijen aan hunne dien-aren en aan gunftelingen, die altijd begonnen met zig derzelver inkomften toeteeigenen. Toen de luister, welken het Roomfche purper in de dertiende eeuw verkreeg , hetzelve als aanzienlijk genoeg deedc belchouwen om üe Prinfen te vereeren, deeden de Koningen hunne zoonen hec kardinaalschap fcheuken, die door die middei de goederen der kerk konden genieten. Ten tijd der hervorming maakten verfcheiden Vorften zig van die goederen meester. Hendrik Vül, Ee Ko-  434" LEVEN van KonïBg" 'Varr~ Eiigetand, fchonk dezelve atm edeHieden , waarbij hec algemeea nadeel leedc. De Duicfche Vorffen, die zig van hec Roomfche kerkgenootfchap hebben afgefcheiden, hebben eene menigte klooscers en beneficieën rot domeinen gemaakt, daardoor de goederen hunner kroonen vermeerderd, of zig van hec onderhoud der zieken • huizen cn fchoolen ontlasc. De grooce kapictelen hebben, toen zij van godsdiensc en tüebt Veranderden , egter hunne goederen behouden ; maar zij geeven niec te min den Vorften middelen aan de hand om de getrouwheid en dapperheid van hunne officieren te beloonen, of om hunnen naabeftaanden een voeglijk beftaan te geeven zonder hunne geldmiddelen te bezwaaren. De opvolgers vari den Keurvorst jochem II en ALBERTj Hercog van Pruisfen, die hec lucherdom , en vervolgens hec Calviniscendom, onder den naam van gereformeerden godsdiensc, omhelsd hebben , geniecen de regten en inkomften, welke de bisfchoppen van Brandenburg, van Havelberg, van Lebus bezaten.* gelijk bok van die, welke in Pruisfen waren. Zedert' den Westphaalfchem vrede ook meester van het Aartsbisdom van Magdeburg en van het bisdom van Halberftad  FREDERIK DEN II. 435 geworden zijnde, benoemen zij ook tot de waardigheden van die twee kapittelen, wel» ker inkomften zoo groot zijn dat Generaals en Staats - ministers dezelve als eene. belooning van hunne dienlten aanneemen kunnen en dat broeders en neeven van den Vorst dezelve als een goed gedeelte van hunne appanagieën kunnen befchouwen. De Generaal fouquet wierdt op het eind van zijn leven met het proostfchap van Brandenburg voorzien; de Generaal mollendorf is deken van Havelberg. Prins hendrik van Pruisfen, de Markgraaf van Brandenburg» Schwedt, de Hertog ferdinand» van Brunswijk, Hertog frederik, zijn neef, zijn thans dekenen of prooften van enige dier kapittelen en hebben die voordeelige waardigheden van frederik II 'ontvangen. Het erfdeel van het Huis, dat het Graafjfchap Ravensberg, in hetwelk de abtdij Herford ligt, bevatte, en het erf-fchutsheerfchap van de abtbij van Quedlinburg,het welk frederik I van den Keurvorst van Saxen ' kogt, hebben twee kleine Souvereine ftaaten in dat Huis gebragt, die dienen om de Prinfesfen van Pruisfen of haare naabeitasnderi een beftaan te geeven. Frederik II beEe É noem*  436 LEVEN v a m noemde toe de Abtdij van Herford, dis van den gereformeerden godsdienst is, sophia dorothea , zijne vierde zuster, vervolgens charlotta leopoldina, dogter van den Markgraaf van Schwedto Hij deed; eene andere zijner zusteren, de Prinfes ahelia namelijk, die in het jaar 1778 overleden is , toe abtdisfe van Quedlinburg benoemen. Zijn invloed op de zaa. ken van Duitschland deedt hem de zwaa* righeden, welke hec verfchil van godsdiensc tegens deeze benoeming zoude hebben kunnen doen opperen , te boven koomen; want de abtdij is luchersch en de prinfes was gereformeerd en vondc niec goed den lutherfchen godsdiensc ce omhelzen. Toen deeze Prinfes coc hooge jaaren gekoomen was, liet de Koning toe haar opvolgfter verkiezen eene dogcer van de Koninginne van Zweden, zijne zuster; die was in het jaar 1767. De Prinfes frederika, dogter van den Prins van Pruisfen, die thans Koning is, was toen kor: te vooren geboren. Toen zij den ouderdom van agttien jaaren bereikt hadt, en de plaats van prio-rin van die abtdij openviel, liec de Koning haar die geeven. Hec verfchil van godsdienst was bier even min een hinderpaal als hec bij  FREDERIK DEN II. 437 bij de Prinfes amelia-, haare oud-moei, geweest was. De famielie van Prins ferdinand kreeg onder frederik II geene gelegenheid om abtdijen noch groote waardigheden in kapittelen te verkrijgen. In plaats van deeze is zij voor langen tijd in het zeeker bezit van de groote commanderij van Sonnenburg. Daar zijn in de Pruisfifche ftaaten twee foorten van Commanderijen, gelijk 'er ook twee foorten van ridders van St. Jan van Jerufalem zijn. De eene behoort onmiddelijk tot de orde van Malta, de andere - wordt flegts door dezelve erkend. : Frederik liet de zaaken in Silefie ten naafien bij op denzelfden voet als in andere, roomsch-katholijke landen, behalven dat hij zig meer invloed heeft voorbehouden in de benoeming tot de Commanderijen. De Lutherfche of hervormde ridders hangen van den groot-prior van Sonnenburg af. Naardien dit rijk priorfchap de afhanglijkheid van den grooc - meester van Malta onttrokken is, toen liet land van godsdienst veranderde, wierden degeene, die dien tijtel voerden, en die , welke afhanglijk van hetzelve waren, in het eerst voor fcheurraaakers gehouden, maar in het vervolg zijn Ee 3 zij  438 LEVEN va» .zij door. den grooc-meester en het kapiteel van Malta erkend geworden, onder beding van èene kleine fchatting, welke elke groctprior of hoog-fchout van Sonnenburg bij zijne verkiezing betaalc, even gelijk de parochieen van eene laatere. ftigting eene aan de moeder-kerk betaalen. Prins ferdinand, die zederc twintig jaaren, dat g zederc den dood des Markgraaven karel van Brandenburg, grooc - prior was, verkreeg in hec jaar 1785 van den Koning , zijnen .broeder, dac de oudfte zijner zoonen co: zijn opvolger bij zijn overlijden zoude benoemd worden. De orde van den zwarten adelaar bleef op denzelfden voec als frederik I die gebragc hadc, coen hij dezelve in ftelde; maar frederik II wist deeze ingebeelde munt beter te doen gelden. Hij veranderde egcer eene andere orde , welke zijn vader ingefteld hadt. Frederik willem hadt dezelve de orde van edelmoedigheid genoemd. Frederik II maakte enige verandering in de benaarning en noemde haar de orde voor verdienjien Qour le mérite.') Eene andere ridder-orde, die men de orde van Bayard of van jden onvervaarde», ridder zonder blaam (du chevalier fans peur & £ -j 3 fans  FREDERIK DEN II. 432 fans reproche) noemde , was flegts een voorbijgaande vrolijke inval. Zij. zon. reeds geheel in vergetelheid geraakt zijn , zoo men niet enige brieyen van den Koning aan den Generaal fouquet, waarin van dezelve melding gemaakt wordt , bewaard hadde. In deeze drie orden is niets kerklijks noch. geestlijks. Frederik ïl maakte geene, verandering in den ftaat, waarin hij de Teutonifche orde vondt, van welke zijne voorvaders Pruisfen bekoomen hadden , behalven dat de aanfpraak, welke men gemaakt heeft op die landen van Polen, die hem ten deel vielen, nog gegrond waren op de oude bezittingen van die orde^jdie weleer zeer magtig was. Doch toen de Aartshertog maxi* miliaan Prins Keurvorst van Keulen geworden was, bragt zijne hoedanigheid van Groot ■ meester van de Teutonifche orde , die in verfcheiden ftaaten van Duitschland erkend wierdt, enige zwaarigheid in de briefwisfeling van dat Hof met dat van den Aartshertog en Keurvorst. Ook boodt de Heer van dohm, toen de Koning hem als gevolmagtigden minister naar Keulen zonde, den Keurvorst zeiven zijne geloofsbrieven niet aan , omdat het Pruisfisch Hof hem den Ee 4 tij-  44 au neg fiaat te fpreeken. ZES-  FREDERIK ©EN II. 44* ZESTIENDE HOOFDSTUK. Droevige ftaat van Dantzig: Nieuwe toeleg van den Keizer op Beijeren: Duitsch verbond. De verdeeling van Polen hadc den Koning van Pruisfen meester gemaakc van klein Pomeren, de kreiczen van Culm, Marienburg en Wermeland. De Weixel ftroomc door deeze landen en de Koning bezac de oevers van die rivier: De ftad Danczig is aan derzelver mond gelegen en moec beftaan van den koophandel, welken de vaan langs deezen ftïoom haar verfchafc. Deeze ftad, voorheen zoo bloeijende door den uitvoer van de graanen en hec houc van Polen, die uk haare haven gevosrd worden, heefc veel, door de verdeehhg geleden. Zij is wel onder de befcherming van Polen vrij gebleven als voorheen \ maar haar ftaac is veranderd. Zoo het van frederik afgehangen hebbe om zig de befcherming van dezelve te doen afftaan, mogen hij en de ftad hec zig beklaagen dat hij zulks niet gedaan, hebbe. Naardien de Koning van Pruisfen Ee 5 de  4> .LEVEN, va» de Dantzignaars als vreemdelingen befchouwde en zijne nieuwe aanwinningen wilde doen gelden, eischte hij dat hij goed vondt van de fchepen, die langs den Weixel-ftroom van en naar Dantzig voeren. Dit is eene bron van eindelooze. klagten geweest, welke de Dantzignaars geduurende de twaalf of dertien kntfte jaaren van het leven van frederik niet opgehouden hebben door geheer Europa te doen klinken. De befcherming van Polen kon den Koning van Pruisfen niet beletten van zijne regten gebruik te maaken en maakte aan den anderen kant de Dantzignaars afhanglijk van Rusland door den overgrooten invloed, welken die Mogendheid op de regeering van Polen heeft. De magiftraat van Dantzig was dikwijls flegts het werktuig van de flaatkunde van het Hof van Petersburg, dat haar beftierde. Frederik was egter niet te min voorneemens te doen wat hij goed vöndt in de landen, die hij verkregen haar.' De zaaken wierden zoo verre gebragt dat de ftad in hét jaar 1784 door èen corps Pruisfifche troepen geblokkeerd wierdt, die men tot aan haare poorten deedt naderen. Men zondt afgevaardigden naar Berlijn om den ftorm aftekeeren en tot eene fchikking te koomen. De betwisting van  FREDERIK DEN II. 443 van deeze zaak duurde nog enige jaaren en wierdc niec onder frederik II ten einde gebragt. Terwijl deeze lastige gefchillen het kabinet van Berlijn bezig hielden, trok een ander onderwerp, dat voor de Pruisfifche Morïarchij van meer aanbelang was, aan eenen anderen kant den aandacht des Konings en zijner ftaacsdienaaren .tot zig. ï Josephus II hadc den .fcepter. in handen gekregen. Meeseer van een. uitgeftrekt rijk, vol verftand en kundigheden, door beoefening en reizen verkregen, bij de dertig jaaren jonger dan de Koning van Pruisfen , drie maaien magtiger in uicgeftrekcheid, bevolking en rijkdom van zijne ftaaten, was de waereld in verwagting dac joseph II enige grooce verandering in het ftaatkundig ftelzel van Duitschland en Europa te weeg zoude brengen. De Keizer, zelf niet te vreezen hebbende, noch van Frankrijk, dat zijn bondgenoot was, noch van Rusland, welks vriendfehap hij hadc weecen te winnen, noch van Turkijen, dat zig in eenen ftaat van kragtloosheid bevondc, zoo als het zedert drie eeuwen niet ondervonden hadt, moest noodwendig bedugtheid inboezemen. Alfchoon hij alle zijne zorgen lie-  +44 LEVEN vam liever tot het behartigen van het welzij»} zijner onderdaanen dan tot het verftooren van de rust zijner nabuuren fcheen aan tewenden, deeden egter de fchatten, die hij vergaarde en de middelen , welke hij zig bezorgde door den handel en de nij verheid a welke hij tragtte te doen aanwakkeren, dugten dat deeze Mogendheid, onder minder regtveerdige en minder bedaarde Vorften, de Duitfche regeeringsvorm noodlottig mogte worden. Deeze vrees groeide nog fterker aan, toen het ontwerp , om Beijeren bij ruiling te verkrijgen, uidekte. De commandeur van lkhrbach, minister van het Hof van Weenen , die te Munchen zoo vermogend was als die van Rusland te Warfchau, deedc den Keurvorst van de Paltz gelooven dat het hem zeer voordeelig zoude zijn zijn hertogdom Beijeren tegens de Oostenrijkfche Nederlanden te ruiku. Naa hetgeen in het jaar 1778 gebeurd was, kon' men niet meer onkundig wezen. dat. men, om met den Keurvorst een verdrag te maaken, dat gelden zoude, zig verzeekeren moest van de toeftemming van den Hertog van ïweebruggen. De Keizer hadt geenen minister aan het Hof van Twee-, bruggen, doch, naardien hij egnftemmig met Rus-  FREDERIK DEN II. 445 Rusland handelde, kreeg de Graaf van romanzow, minister van de Keizcrinn'e katharina II te Franckfort, en die in veel aanzien aan het Hof van Tweebruggen was, last om opening van de zaak te doen. De Graaf van romanzow ftelde het voor aan den Hertog en aan den Baron van hoffenfeIiD , zijnen gunfteling. Doch hetzij uit haat tegens het Hof van Weenen, hetzij uic ijver voor het evenwigt en de regeeringsform van het Rijk, althans 's Hertogs ftaatsdienaar haastte zig om het Hof van Berlijn te onderrigten van hec voorftel, dac men gedaan hadt. Frederik II, verfcoord van zig in gevaar te zien van de vrugt van den oorlog, dien hij gevoerd, en van alle de moeite, die hij zig gegeeven hadt om Beijeren in het Paltsfche Huis te houden , te verliezen, liet vertoogen daar over aan het Weener Hof doen en verklaaringen door geheel Duitschland verfpreiden om de andere belanghebbende Mogendheden aantezetten om het gevaar, met hetwelk men gedreigd wierdt, voorcekoomen. Het Weener Hof fcheen van zijn ontwerp afcezien, zoo dra hec zag dac men 'er zig régens verzetten zoude; maar dat ontwerp beloofde het te groot een voordeel dan dat men  446 L E V E. N van men niec zoude vreezen dac hec hetzelve we* der op zoude vacten; men werkte gevolglijk bm middelen ce vinden om de uicvoeriug te beieccen. Die is de ommiddelijke oorfprong van het Duicsch verbond , dac het laacfte werk van frederik II geweest is. De Baron, chans Graaf van hertzberg, die volmaakc kundig was in de historie van hec Rijk en in de belangen van de Staacen, die hetzelve uicmaaken, hadc in een gefprek , waarin de Koning hem de oogmerken des Keizers omvouwde , gelegenheid om te gewaageh van het Smalcaldisch verbond. Frederik fcheen dit ontwerp in het eerst niet te fmaaken; maar toen hij 'er in het vervolg nader op dagt, vondt hij dat het voorbeeld van dat berugt verbond indedaad het waar middel aan de hand gaf om hec gevaar , dac Duicschland dreigde, voorcekoomen. Men herinnerde zig, bij die gelegenheid , de verbonden , welke de Vorften voorheen aangegaan hadden om hunne onafhanglijkheid te behouden en de vrijheid van hec Duitfche Rijk te handhaven tegens de eerzugtige oogmerken van het Keizerlijk Hof en men achtce Zig geregcigd ofn diergelijke aantegaan O). De  FREDERIK DEN II. 44? (a). De gunftige gedagten, welke men van den Prins, die frederik II moest opvolgen, hadt, bragt veel toe om verfcheiden Hoven van Duitschland overtehaalen om dat verbond te fluiten. De Keurvorften van Saxen en Hanover en de Hertog van Brunswijk Hemden de eerfte in de oogmerken van frederik, en van zijn kabinet; welhaast traden ook de Aartsbisfchop en Keurvorst van Mentz en de Hertog van Magdeburg toe en vervolgens andere zoo geestlijke als waereldlijke Vorften. Men klaagde te Weenen bitterlijk over dat verbond, dat men zaamenzweering en aanflag noemde en men zeide dat de Koning van Pruisfen zig daardoor töt Anti-Cefar oprigtte. Het is waar dat het overweegend gezag des Keizers in de zaaken van Duitschland door dat verbond verminderd fcfieen. Maar de Vorften, die dat aanzienlijk lighaam uitmaaken, dagten dat dat overwigt, als het te groot wierdt, de regeeringsvorm van het Rijk iri het wezenlijke zou kunnen fchaaden. (a~) Zie dohm over het verbond der Duitfche Vorftea. ZE-  4«8 LEVEN vam ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Onlusten in Holland: Ziekte en dood des Konings. Redenen van ftaat zoö wel als de banden Van het bloed moeiten frederik II aanzetten om den Stadhouder der Vereenigdé Provintieen te befchertnen tegens de ondéröeemingen van enige vermogende burgers van Amfterdam, die hem bijna van alle zijne voorregten beroofd hadden. De Staaten Generaal $ die natuurlijk de vrienden van het Huis van Oostenrijk niet zijn, zederc hec Spanje in de Sóuvereinicei'c van de Nederlanden is opgevolgd, hebben even zoo veel belang als Pruisfen om re belecten dat noch Frankrijk noch Oostenrijk hunnen nabuuren de wee ftellen; maar bijzondere verfchillen, tusfchen het Huis van Oranje en de burgemeesters gerezen, hadden dikwerf het goed verftand, dac cusfehen de Staaten Generaal en de Keurvorfien van Brandenburg , het Huis van Oranje in den bloede betraande, heersen te, verbrooken. De groote Keurvorst frederik willem hadt hec Stadhóriderfchap bij de minderjaarigheid van willem  FREDERIK DEN II. 449 lem III befchermd en gehandhaafd, toen die waardigheid op het punt was van door de de witten vernietigd te worden. De zeven provintieën hadden geene reden om zig te beklaagen over het belang, dat de Keurvorst toen in de zaaken van het gemeenebest nam. Holland bloeide nooit zoo zeer als onder dienzelfden willem III, dien men den Koning van Holland en den Stadhouder van Engeland noemde. Het pastte frederik II dat hij willem V handhaafde, wiens gemalinne zijne nigt, en wiens gewezen voogd, de Hertog l 0 de wijk van Brunswijk, zyn fchoonbroeder was en oom door eenen dubbelen band van den waarfchijnlijken opvolger. Maar de ftaatkunde van frederik II vondc zig belemmerd omtrent Holland, toen de partij der zoogenaamde patriotten, die Frankrijk toegedaan was, den Prins van Oranje van eene waardigheid dreigde te berooven, die erfelijk in zijn geflagt verklaard is. Pruisfen alleen kon geene omwenteling in Holland te weeg brengen, zc-o het niet met Frankrijk of Engeland eens was. Zedert het ftaatsdienaarfchap van Lord bute, en nog meer zedert frederik tot de gewapende neutraliteit ten voordeele der Amerikaanen was Ff geiiJ- de meeste Stoïcijnen waren, en, even als zij, bereid om hec leven ce •verlaaten , in geval zijne tegenfpoeden hec rhemzelven coc een lasc en voor anderen onnur. zouden gemaakc hebben. Maar hij ■hadc de ftelregel van vüspasianus amgenoomen dac een Keizer werkende moec lier ven. Zijne vijanden zelve hebben hem nooic becwisc dac hij geesc bezac. Hij zou zig een der heden 5de Deel. Bussching Characler Fried:ri:!:s aes Zweitttu, p. 13,  FREDERIK DEN II. '463 een naam gemaakt hebben in het gemeenebest der letteren, al ware hij flegts de.zoon van een bailluw of Brandenburgsch of Saxisehi prediker geweest. Ik weetniet of la beaumelle wel een bevoegd regter ware om te beflisfen dac frederik weinig in de letterkunde uitgemunt zou hebben, als hij flegts een burger man geweest ware. Hij zou egcer een goed dichcer , een minften in enige foorcen van poeilj, geweesc zijn; hij zou een achtingswaardig historiefchrijver zijn geweest; hij zeu eene nieuwe fefte in de wijsbegeerte geftigc hebben. Hij hadt het talent van wel ta fpreeken en hij fchepte behaagen in het doen van redenvoeringen voor de vuist over onderwerpen, welke men opgaf. Hij heeft lijk - predikatieen gemaakt in naarvolging van die van bossuet en flechier. Men heeft reden om zig te beklaagen, gelijk hij het zig zelf beklaagde, dat men hem in zijne jeugd de Latijnfche taal niet hadde laacen leeren (a). Hij ,<■.-, ■ - - ■ ver- (a) Da Heer buscuing haak veele Latijnfche fpreekwijzen en ftelregels aan, welke frederik vrij onnaauwkeurig ukfprak. Dit zal dienen om de geleerden ce doen lagchen en zal veele menfehen overtuigen dat men nimmer Latijnfche woorden wel fpree-  464 LEVEN van veruondt het Icaliaansch tamelijk en fprak het zeer zelden. Het Engelsch was nog niet in zwang , toen frederik in de jaaren was om taaien te leeren. Men heefc gezegd dat hij de Duicfche taal niec wel kende en hec is ook waar dac hij dezelve vrij flegt gefprooken en gefchreven zoude hebben , in vergelijking van veele andere Vorften, edellieden en letterkundigen; ook ftelde hij 'er zig zelden aan blooc en men weec dac hij, in de laacfte jaaren zijns levens, enige Berlijnfche letterkundigen bij zig ontboden hebbende, hun in het hoogduitsch begon roetefpreeken; maar hij ging weldra weder coc hec fransch over. De Abc jerijsa lem egcer, die de eer gehad heefc met den Koning te Brunswijk te fpreeken , en die niet gaarne fransch fprak , heefc mij verzeekerd. dac de Koning hec hoogduicsch in zeer eigenlijke bewoordingen en mee zeer kragiige uitdrukkingen fprak. Wac zou hij niec gedaan hebben, dac fchrander vernuft, zoo hij zig coegelegd hadde om die caal ce fpreeken en ce fchrijven ! Men zou fpreeken noch zelfs aan haaien kan, alj men die taal met in zijne eerfte jeugd naar de regels en volgens den gewoons Jeertrant der fchoolen geleerd heeft.  FREDERIK DEN II. 465 zou hem langen tijd als den voqrnaamften en besten fchrijver genoemd hebben. Het is te bejammeren, zegt een Duicsch fchrijver (a), dat een Vorst, gefchikt om Duitschland in alle vakken vermaard te maaken, de taal van dat land verachtte en niet kende. Maar, als men bedenkt, voegt hij 'er bij, dat zijn eerfte onderwijs in de handen van eene Franfche vrouw be» rustte , en dat de Duitfche fchrijvers in dien tijd indedaad in den barbaarschften ftijl fchreeven, zal men het hem gémakfijk vergeeven dat hij de Franfche taal de voorkeur gefchonken hebbe. (b). Hij fprak de Franfche taal beter dan hij die fchreef, fchoon hij haar vrij wel fchreef, op de fpelling naa. Zijn voornaamst talent beftondc in eene zeer groote vaardigheid in het boerten en in vraagen met kwinkflagen, fpotternijen of fchimpfchooten te beantwoorden. De gefchiedenis, de fabel, vertellingen, romans, de bijbel, dien hij van buiten ken- fV) De Heer hammerdorf ia het leven van r ar. de rik den Groot en. (è) Apologie de frederic II fur la préférenci qitil parut accorder & la liiterature franfoife, a Desfau, ïffy, Gg  466* LEVEN van kende , gemeene fpreekwoorden, zoo wei als de fpreuken der oude wijsgeeren, alles fchooc hem van pasfe te binnen om iets te beilisfen, hetzij hij fprak, zijnen fchrijveren opgaf, brieven fchreef, of op memorieen of verzoekfehriften zijne bevelen aantekende. Dit talent, dat door den luifter van zijn rang nog meer uitftak, maakte hem de godfpraak van een groot gedeelte zijner tijdgenooten, maar verwekte hem ook veele vermogende vijanden aan de vreemde Moven en bragt hem menigmaalen in onmin met degeene, die met hem omgingen; en dit talent, dat over het algemeen, gevaarlijk is, was ook eene der oorzaaken, waarom men het niet zoo volmaakt eens is over de hoedanigheden van zijn hart als over die van zijnen geest. Hoedanigheden van zijn hart: Voorkeur , die hij aan enige letterkundigen gaf'. Men heeft hein dikwerf befchuldigd dat hij niets beminde dan zijn vermaak, zijn belang ea zijne glorie. Men twistte op eenen  FREDERIK DEN II. 467 eenen zekeren dag aan zijne tafel, waarom. Zijne Majefteit de vrouwen niet beminde. Men zegt dat een zijner Generaalen ronduit andwoordde : dat Zijne Majedeit de vrouwen niet beminde, omdat hij niemand beminde. Ik heb niec wel te weeten kunnen koomen, of deeze bijzonderheid waar zij; maar, heeft men dit niet in zijn bijzijn gezegd, men heefc hem 'er maar al ce veel in zijn afwezen van befchuldigd en zonder reden. Een zeer achtingwaardig perfoon, die frederik van zijne kindsheid toe zijnen hoogden ouderdom gekend heefc, heefc mij hec cegendeel verzeekerd. Men heefc, eindelijk, ook van hem gezegd dac men van ieder een zegt, die geest bezie, en vooral als hij magc en gezag heefc. Naardien hec onmogelijk is allen menfehen ce voldoen, befchuldigen degeene, die vraagen, die hoopen en niecs verkrijgen, hem, van wien zij denken dac de vervulling hunner wenfehen afhangt,' van eén kwaad hart te hebben. De brieven, welke frederik aan den Generaal fouquet gefchreven heefc, zouden , zoo men niec zoo veele andere kende, die denzelfden geesc ademen, alleen genoeg bewijzen dat hij zeer wel in ftaat was vriendfehap en genegenheid Gg a te  46"S- LEVEN van ce voeden. Hij haatce de booze, gelijk hij de aapen haatce. Hij beminde degeene, die hem genegenheid toedroegen door heczelfde ingefchapen gevoel, dat hem de honden deedc beminnen. Hij vreesde de gekken en moge de dronkaares niec lijden. 3 Hij was jaloers, zegt men, op alle degeene, die uicmunccen in de zaaken, waarop hij zig meende ce verfhan , vooral in de krijgskonsc en in geescigheid. Hij fcheen den Generaalen, die nog ilegcs eene tweede rol gefpeeld hadden, meer gunsc ce bewijzen, gelijk wintérfeld en fouquet, die onder zijne gunftelingen geweesc zijn en die nooic veldflagen gewonnen hebben. Zoo dit verwijt al gegrond ware, zou het voorbeeld van den grooten pompeus, die geenen gelijken dulden kon, dac van caesar, die niemand boven hem hebben, wiide, en' van zoo veele Koningen en grooce mannen, die liever met onderhoorigen te doen hadden, welke zig met de rollen, hun coevertrouwd, vergenoegden, die voorgewende jaloezij van frederik Wel verfchoon baar kunnen maaken. Hadt hij zig iets te rerwijcen omcrenc den Marfchalk schweRin, zoo mag men ook wel vraa-en iadt die Marfchalk aan zijnen kant ook niec' ver-  FREDERIK DE N II. 4C9 vergeeten dat een Koning meester wil wezen ? Toen de Hertog ferdinand van Brunswijk den dienst verliet, was het natuurlijk te onderftellen dat hij enige reden van ..mis.noegen hadde. Maar zoo het uit edelaarrigheid van denkwijze ware dat die Vorst zijn afïcheid verzogt, was 'er ook noch jaloezij, noch ondankbaarheid aan den kant des Konings. Men zal zien, op welke wijze de Koning en van Hertog ferdinand en van den Erfprins van Brunswijk , die thans regeeTt, fpreekt, in zijne gefchiedenisfen , in zijné brieven en in zijne gedichten, en men weet, hoe hij dé Generaalen möllendorf* prittwïtz, lestwitz, saldern, seidlitz en ziethen behandelde. • Men zal misfehien vinden dat hij karel XII wat geftreng beoordeeld heefc ( Hh 2 hem  484 LEVENvan hem over zaaken handelden. Ik denk dat de Heer van carmer minder omwegen hebbe behoeven te gebruiken om hem het ontwerp van het nieuw wetboek te doen goedkeuren dan zijn voorganger cocceji (a). Schoon de Koning alles uiteindelijk befliste, was hij niet te min genoodzaakt zig op het bericht van eenen bijzonderen geheimfchrijver, van eenen adjudant, fomtijds zelfs van eenen gemeenen zendeling te verlaaten; maar de vrees van zig met die verfpieders, met die geheime opzigters te zullen moeten inlaaten en de vrijheid, welke ieder onderdaan hadt van zig regtsftreeks tot den Koning te vervoegen en aan hem te fchrijven, hieldt elk hoofd van de verfchillende vakken binnen zijne juiste paaien. Zoo frederik in de zaak van den molenaar arnold eindelijk reden gehad hadde om zig overtuigd te houden, dat die molenaar gelijk hadt en dat de Kolonel de zaak beter in- Qa) De Groot. Kancelier cocceji hadt denSKene. raai goltz, dien de Koning als een goed krijgskundigen achtte, overgehaald om hem het denkbeeld van eene hervorming in de jufticie-zaaken inteboezeinen. Bijz. Aantek. S.  FREDERIK DEN II. 485 ingezien hadt dan de regters, ware het te vreezen geweest dat de regeering eene noch krijgsftaatachtiger gedaante zoude gekregen hebben. De Koning fchreef in dien tijd aan eenen zijner ftaatsdienaaren Ca) dat de krijgslieden meer regt op de zaak aan gaan, in plaats dat lieden van de wet uitvlugten, draaijerijen en fomtijds ftreeken zoeken» Hij was egter te verlicht om te denken dat de procesfen beter zouden- uitgewezen worden door eenen luitenant, kapitein, kolonel, commandant, of dat deeze omvatbaarervoor omkooping of verleiding zouden zijn dan een bailluw, een raadsheer of een regtbank. Het is zeeker dat hij zijne onderdaanen op eene veel minder krijgsftaatachtige wijze regeerde dan zijn voorzaat; en hij nameindelijk het eenigst middel bij de hand omde krijgs-juftitie, die eenvoudiger en ge-. reeder is , enigermaate met het naakoomen^ der wetten overeentebrengen, door de berichters der regtsgedingen te noodzaaken omde partijen zelve , in plaats van de procuseurs, te hooren. Het onderfcheid tusfchen de wijze, waarop frederik II regeerde en die van an- de? Qa) Bijzondere Aantekeningen. Z. Hh 3  486 L E V E N v a p dere regeerende Vorften is dac deeze de zaaken in gehoorgeevingen afdoen en da: frederik zulks niec brieven deedt. Beiden deeze handelwijzen hebben haare vooren naadeelen; maar frederiks beftier was vaardiger; nimmer heefc ook een eenig Vorsc zoo veel fpoed en orde in de regeering gebruikt Men kan kwalijk begrijpen, hoe deeze Koning, die een lecter - beoeifenaar en fchrijver was, tijds en geduids genoeg konde hebben om zoo veele brieven ce leezen en zig te doen voorleezen, om zoo veele antwoorden opcegeeven en ce cekenen ; maar dien tijd wist hij te vinden en voor de zaaken en voor de boekoeffeningen. In eenen zekeren zin zonder vrouw, naardien hij niet mee de Koningin ce zaamen woonde, zonder maitres, zonder minnehandel , zonder liefhebberij voor de jagt of hec fpel, daarenboven oncflagen, als men hec ook zeggen moeë, van alle godsdienst-oeffening, vonds hij tijdt voor alles, dac hij zig voorgelleld hadc uictevoeren. Hij was van zijne jeugd af aan geoefend in hec leezen, fchrijven en oplosfen van zwaarigheden, en, gewoon zijnde vroeg opceftaan, beifeedde hij de eerfte uuren tot de regeeringszaaken. Hij hoorde de berichten van zijne geheimfchrijveren, of las de brie-  FREDERIK DEN II. 487 brieven en gaf de antwoorden op, als hij geene verdere narichten noodig hadc. Terwijl hij antwoordde op hec verzoek van eenen bijzonderen perfoon, gaf hij zijne bevelen aan den minister van dat vak tot de uitvoering , van hetgeen geene zwaarigheid meer leedr. Geen bezoek, geene ceremonieele gebruiken deeden hem het tekenen der brieven en der kabinets-bevelen vertraagen; hij deedt zulks altoos op een vast bepaald uur in den namiddag. De fpoedige voortgang zoo van de openbaare als bijzondere zaaken, om welke men zig tot hem vervoegde, was het gevolg van deeze uitneemende handelwijze. Zijne zugt voor boekoeffeningen en voor de fraaie letteren gaf hem zelfs geen tegenzin voor betgeen hij als zijnen voornaamften pligt befchouwde. Hij liet voor het overige zijnen GrootKaricelier hec algemeen opzigc over alle Jufticie- zaaken en de bijna volkoomen befchikking over de regterlijke ampcen, gelijk ook den regceren en magiftraaten de kennisneeming van de bijzondere zaaken. Jas,* riges zelf, tot het ampt van Groot-Kancelier opgeklommen, zonder een cocceji noch een c arm er te zijn, was volkoomen meester in hec geheel beftier der Jufticie met Hh 4 toe-  488 LEVEN van toeftemming des Konings : zulke gevallen, als van welke wij gefprooken hebben, en waarin de Koning den eigenaar onregc deedt tegens de vastgeftelde orde, zijn vrij zeldzaam gewecsr. Ging geduurende een groot gedeelte zijner regeering de loop der Juftitie niet veel beter dan in andere landen , het koomt van de moeijelijkheid, welke men in alle koningrijken, die uit verfchillende ftaa-» ten op onderfcheiden tijden zijn zaamengelleld, ondervindt om goede wetten te hebben. Daar zijn enige perfoonen, die in ongenade vervallen waren, op zijnen onmid* delijken last, in vestingen opgefloten; maar het waren flegee lieden, die overal elders hetzelfde lot zouden ondergaan hebben op lasc van het ministerie, of van de politie, of die door een gerigrshof tot de galeijen of toe de galg zouden zijn verwezen geworden. Hetgeen men in zoo veele verhaalen van reizigers geleezen heefc, dat frederik II nimmer iemand ter dood heefc laaten bren-r gen , kan niet naar de letter opgevat worden en moet verftaan worden van ftaacs-mtsdaaden en van zulke, die hem perfoonlijk raakten; en nog hebben wij gezien dac hij een trouvyloozen verfpieder, die van hopg- ver-  FREDERIK DEN II. 489 verraad overtuigd was, te Spanduu liet onthoofden. Gewoone misdaaden wierden geftraft, volgens de wet, met den dood of met gevangenis. Men heeft bijna in de laatfte oo^enblikken van de regeering en het leven van frederik te Berlijn eenen brandftigter levendig zien verbranden, wiens vonnis door den Koning getekend was. Hij was door eene langduurige ondervinding overtuigd dat zijne zagtheid in hes ftraffen van misdaadigen de misdaaden menigvuldiger maakte; en hec is zelfs enige reizen in zijne laatfte jaaren gebeurd dat hij vonnisfen aan het gerigtshof terug zondt, die de ftraf van gevangenis opleiden, welke hij in eene doodftraf wilde veranderd heb. ben. De vonnisfen van het gerigtshof wierden hem voorgelegd, alvorens zij ter uitvoer gebragt wierden, hij tekende dezelve of zondt die terug, om die te herdoen , als hij niet over dezelve te vrede was. Dit is misfehien het bijzonderst in de Pruisfifche regeering. In andere koningrijken von* nist een parlement, een fenaat, een hoog gerigtshof uiteindelijk ia burgerlijke en lijfftraflijke regtsgedingen en men wagt niet naar de ondertekening des Konings om het yonnis ter uitvoer te brengen. De Vorst Hh 5 be-  49° LEVEN van behoudc zig het regt om degeenen, die tot enige ftraf verwezen zijn, pardon te fchenken, of om het burgerlijk regtsgeding op nieuw te laaten overzien , als eene der partijen zulks verzoekt. De; magiftraat heeft de uicoeffening van het oppergezag en de Koning tekent niets dan de genade, die hij verleent met overleg van zijnen Raad,van welken de Grooc-Kancelier hec hoofd is. Frederiks volitrekce willekeurigheid bepaalde zig coc hec begeeven van de ampten en toe het weder ontneemen van dezelve, wanceer hij degeene, welken hij die gegeeven hadt, niet bekwaam tot derzelver waarneeming oordeelde. In de meeste koningrijken van Europa verplaatsc de Vorsc, als hij van eenen amptenaar niec te vreden is, hem in eene andere post of ontflaac hem van de waarneeming en laac hem' de inkomften; maar frederik II volgde andere grondregelen. Hij, die zijn ampc verloor, verloor ook de inkomften, die aan hetzelve verknogc waren. In rmantie-zaaken moest frederik natuurlijker wijze volftrekter willekeurig zijn dan in zaaken van Juflicie. Maar hij vertrouwde niectemin derzelver beftier, mee een bijna onbepaald gezag, aan ftaatsdienaaren, zoo dra  FREDERIK DEN II. 491 dra hij hen daartoe bekwaam achtte en hen voor eerlijk hieldt. De Graaf van schuilemburg hadt, geduurende den Beijerfchen oorlog, een zoo volftrekt gezag in de huishoudlijke zaaken als de Groot-Kancelier jarriges geduurende den voorigen oorlog in Juftitie-zaaken gehad hadc, en voorzeeker met meerder regt. Het inwendig beftier was, over het algemeen , toevertrouwd aan een grooten Raad, dien men het groot direclorium noemt. Frederik willem I ftelde denzelven in,.in hec jaar 1723, enige jaaren naa dat victor amedeus, Koning van Sardinië, eenen diergelijken hadt opgerigc onder den naam van Raad der financieën. Frederik II wagcte zig wel deeze inftelling omverre te werpen, waarvan het doelwit was het fteelen der bijzondere bewindsmannen te beletten, het kwalijk befteeden van 's Lands inkomften voorcekoomen en de onderdaanen volgens de berichcen en hec onderzoek der kamers, die in de provincieën ingefteld waren, ce verligcen. De trekken van weldaadigheid, welke de ijver van eenen geleerden ftaacsdienaar (a) Europa heefc bekend gemaakc, zijn gemeenlijk het gevolg geweest van (a) Den Graaf van hertzberg.  49» LEVEN" van van den raad van hec grooc directorium, aan hetwelk de Koning de fmeekfehriften zonde, die hem aangeboden wierden. Hij voegde hij hec grooc directorium nog een nieuwen Raad, 't geen de aanwas van den ftaat fcheen te vereischen. De Koning is voorzitter in uien grooren Raad , en de bewindsmannen der zes vakken van beftier zijn onder-voorzitters in denzelven. In deezen Raad worden de zaaken van koophandel , het befties der koninglijke bank en der fabrieken behandeld en tegelijk met de krijgskas, de op-legging der fchattingen, de accijfen, .het bewerken der mijnen en hec houshoudjij:? bewind van elke provincie beftierd. S- 4- Finanüe: Koophandel: Monopolieën. Men heefc ondercusfehen zoo dikwijls ge--. zegd dac frederik de financie niet verftondc, men heeft zoo fterk beweerd daf hij van geen koophandel wisc, dac men. naauwlijks durft onderzoeken, of hec waar zij. Maar hoe zou men kunnen denken, dat er e der ik Iï zig op de finantie-zaaken niet verftond , hij , die tweemaal zoo veele  FREDERIK DEN II; 493 veele troepen hadt als de andere mogendheden naar evenredigheid, hij, die, verre van fchulden naatelaaten, fchatten naaliet en tegelijk de bevolking van zijn land vermeerderde door op zijne kosten vreemdelingen in hetzelve te lokken en de onderdaanen geduurig te onderiteunen? Hoe kon een land, dat over het algemeen onyrugtbaar is, uitgezonderd enige provinïieën, een land, dat een groot gedeelte der dingen, die noodwendige •behoeften geworden zijn, van vreemde landen moet koopen, genoegzaam zijn tot onderhoud van bijna tweemaal honderd duizend mannen op vijf of zes millioenen bevolking, als de Koning de financie-zaaken niet verftondt? Zijne regel was eenvoudig, maar zeeker. Hij dulde nooit dat de uitgaven de inkomften te boven gingen. Hij was zoo gefteld op een vast bepaald inkoomen te hebben, dat hij op het punt geweest is de accijfen te verpagten, toen hij Franfchen liet koomen om een nieuw beftier derzelve intevoeren. Het oproer van Neufchatel in het jaar 1768 wierdt niet zoozeer veroorzaakt door eene begeerlijkheid , die den Koning aanzette om dat land zwaarer lasten opteleggen, als wel door het verlangen, dat hij hadc, om juist te weeten, waar . .. op  494 LEVEN van op hij ftaat konde maaken. Ook n3m hij , in het beftier der accijfen , altoos maatregelen om van ta vaatten te weeten, wat zij hem op zouden brengen. Hij wist, hoe veei hem hec krijgswezen , het onderhoud der hofhoudingen , de civiie lijst kostten. Vergrootte: hij zijn leger mee een bataillon, zoo hadt hij eerst een buicengewoon fonds gevonden om het te onderhouden. Hij hadc geldfommen om fabrieken aanteleggen, om in zijne domeinen landen ce onrginnen, kanaalen te gtaaven, volkplantingen ce ftigten, ce Potsdam, te Berlijn en in alle landen huizen te bouwen. Hij hielde andere gereed om gunden te bewijzen en fchikce een gedeelte voor de land-eigenaars om hunne landen re verpeceren. Als dac geld flegts in zijne ftaacen omliep , bekreunde hij zig niec veel, hoe het zig verfpreidde; maar hec was onmogelijk eene kroon van hem ce verkrijgen boven hetgeen hij bepaald hadc , hoe zeer men hem ook voorltelde dac 'er in het vervolg voordeel of befpaaring uit zoude te hoopen zijn. Hetgeen overfchoot naa dat de uitgave dus bepaald was wierp hij bij zijnen fchac. Nimmer zou die fchat beftaan hebben zonder deeze onverzeclijke ftand.  FREDERIK DEN II. 495 ftandvastigheid om de balans , die hij gemaakt hadt, niec te buiten te gaan en nooit te dulden dat hetgeen in zijne. . fchackist koomen moest 'er niet in kwame. Van daar fprooc ondercusfchen enige ichijnbaare ftrijdigheid in zijn karakter , trekken van koninglijke mildheid en andere , die uit vuile gierigheid fchijren voorttekoomen, eene groote onverfchilligheid omcrenc de. diefftallen, die men hem deedc , en die onverzedijke hardheid jegens miniscers , die hunne vermogens aan vreemde Hoven verteerd hadden. Zeer zelden fchonk hij overleevingen, of ontflag aan degeeuen, die het vroegen op voorwaarde van een gedeelte hunner inkomften te zullen behouden. Hij wist dat die fchikkingen , die fomtijds voor bijzondere perfoonen voordeelig zijn, vroeg of laat de balans in wanorde moeten brengen en het gemeene welzijn nadeelig zijn. Hij zeide tot de Franfche accijfen-beftie.rers: „ Gij verftaat u zeer wel op de „ ontvangsc, maar niec op de uicgaaf." Ook deedc hij zijn voordeel mee hunne fchranderheid om geld ce vinden daar men dagt dat niets te haaien ware; maar hij bepaalde hen welhaast in de kosten, welke zij hem deeden maaken. F RE-  49Ö LEVEN van Frede riks oogmerk in zijne 6naatf£ befpiegelingen was de balans toe zijn voordeel te Hellen, opdat bet overfchot dienen izoude om den fchac te onderhóuden en te vergrooten , die de grondfiag van zijne' buicengemeene magt uitmaakte. Dit doel bereikte hij. Hij hadc het zoo verre gebragt, dat hij elk jaar bijna drie millioenen kroonen in zijne kisten bierg, naa eerst nog twee of drie millioenen boven zijne gewoone uitgaven in omloop gebragt te hebben. Hierbij was hec ook eene van zijne grondregelen van bellier, de noodwendigheden des levens niec ce veel mee imposten te bezwaaren en den landbouwer niet door nieuwe fchattingen den moed ee beneemen. Men heefc dikwerf geklaagd dac frederik II den koophandel belemmerde. Al ware hec flegts om vertier te bezorgen aan hec overbodige der voortbrengzelen van onzen grond of van onze nijverheid, en om den invoer van enige andere dingen , die onontbeerlijk zijn, minder kostbaar te maaken , moet men den handel begunfügen. Frederik wisc die, toen hij den troon beklom en verloor hec nimmer uic hec oog O). * ■ Maar 00 Zie zijne proeve over' de regeeringsvormen.  FREDERIK DEN II. 49? Maar dat men Holland en Engeland aanhaalt bm te bewijzen dat de Koning van Pruisfen den koophandel niet verftondc, is omcrent zoo redenlijk als of men de krijgsreglementen van Zvvitzerhnd met die van het Pruisfisch rijk wilde vergelijken. . Men zou Frankrijk met meer reden kunnen noemen. Maar zou het voorbeeld van Frankrijk niet juist het huishoudelijk beftier van freder:k moeten billijken? Is Frankrijk, dat door zijnen koophandel rijker geworden is, indedaad fterker en magtiger? Moest de bijna cverweegende invloed , welken Pruisfen verkregen hadt, niet overtuigen dat men met eene groote lijvigheid dikwijls weinig kragten bezit? Ik wil wel gelooven dat de Pruisfifche ftaaten met minder uitfluitende voorregten, met verbod op minder dingen, meer handeldrijvende en rijker zouden zijn; maar dari zouden zij noodwendig minder krijgswezig zijn en 's Konings magt zou zoó groot niet wezen en minder invloed hebben. F rede rik II wist, welk goed colkert aan Frankrijk gedaan heeft; maar hij was misfehien nog fterker met sully van gedagten dat de landbouw boven den koophandel moe* aangemoedigd worden, Frederik, eer; I \ mm  498 LEVEN van man van een doordringend verftand en van ondervinding, wis: da: hec belang van den koopman medebrengc de vreemde voorcbrengzelen intevoeren en alom ce verfpreiden en de nijverheid der nacie coc zijn eigen voordeel te dwarsboomen. Zoo die ijver om de vreemde waaren te vertieren niec algemeen ware , zoo de omloopers , de winkeliers , de kraamers in andere landen het nadeel, dat degeene, die in ons land zijn, onze fabrieken doen , niec vergoedden, zouden deeze alleen ons in weinig cijds bederven. Omdac nu de kooplieden in andere landen ons dien diensc bewijzen, moeten wij fabrieken, werklieden en manufaéturiers hebben. Hierom befchouwde frederik de fibrieken als de voeders van het gemeene volk, en de kooplieden als bedervers van den adel en burgerHand. De moeke, die hij zig gaf, om fabrieken opterigten en ce onderhouden, hebben hem zelfs van een wufc en tegens zijne eigen beginzelen ftrijdig gedrag doen befchuldigen. Hij wilde de inkomften der accijfen vermeerderen en hij verleende den fabrikeu. ren ligtlijk vrijdommen. De beftierers der accijfen beloofden hem enige millioenen kroonen meer van de inkomften derzei ve, aoo hij zig minder gemaklijk wilde becoo- nen  FREDERIK DEN II. 499 nen om den Prinfen en manufacluriers vrijdommen te verkenen. Ten opzigte van de Prinfen , week zijn geest van fpaarzaamheid voor de aandrijving van zijne liefde en weldaadigheid. Hij duldde zelfs het misbruik, dat de bedienden der Prinfen, zoo wel als die der vreemde gezanten , maakten van de vrijdommen, aan hunne heeren verleend, en hij wist niet, of veinsde niet te weeten, welke fiuikerijen de fabrikeurs deeden, die hij, het kostte wat het wilde, ftaande wilde houden. Hij fcheen niec te bedenken dat hec misbruik der vrijdommen, behalven dac hec de inkomften van hec land verminden, ook nog meer waaren invoerc als 'er noodig zijn, omdac men dikwijls van dezelve koopc enkel omdac men die becer koop bekoomen kan. Maar de bloei der fabrieken ging hem nog meer eer harce dan de inkomften der regcen. Hij heeft, zege men, vier honderd en cwaalf monopolieën in zijne ftaaeen ingevoerd. Ik beken dac die monopolieën menigvuldig waren. Hec is verwonderlijk dac men hem geduurig aan rafel en in zijne gefprekken cegens de monopolieën hoorde pleieen. Het was misfehien om becer ce verneemen wac men tegens die handelwijze konde inbrengen, of omdat hij onderftelde dat zijn land li 2 - van  500 LEVEN van van de algemeerie regelen moest uitgezonderd worden. Ook waren de monopolieën bij hem zijdelings met eene fchatting bezwaard. Hij noodzaakte degeene, welken hij die fchonk , om noodwendige dingen voor zijne legers en krijgskundige inrigtingen tor minder prijs ce leveren. Misfehien zogc hij ook door dac middel eene ce grooce menigvuldigheid van kleine onderneemers voortekoomen , die dikwijls zigzelven en andere bederven. Terwijl hij de fabrieken begunftigde, wilde hij hec getal der meescers fabri» keurs niec ce veel vermeerderen. Gelijk hec voor eene nacie van veel belang is dac zij hec den onadelijken niet te gemaklijk maake tijtels van adeldom te verkrijgen , omdat, hoe meer de menfehen in rang opklimmen, hoe meer zij verliezen in het natuurlijke zoo wél als in hec zedenlijke, zoó is hec nog noodzaaklijker geenen al te ruimen weg te openen om- van den ftaac van werkman toe dien van manufafturier ce koomen. Een fabrikeur, die hec voorregc van een oftrooi van monopolie heefc, belee tien werklieden of tien andere perfoonen eene fabriek opterigten of een handel te onderneemen met inzigc van zig ce verrijken. Maar is het nuttig voor den ftaat dat armen, die *> ' wer-  FREDERIK DEN II. 501 werken, werkloos blijven cn dat lieden, die fober en eenvoudig leefden, fmaak krijgen in lekkernijen en in fraaien opfchik, en eindelijk tot bankroeten koomen of bedelaars en bedriegers worden ? Het grootfte kwaad, dat groote monopolieën verzelt, is dac de rijkdommen, in bevoorregce huizen opgehoopc , weelde naa zig fleepen, welker eerfte uitwerking is her gebruik van vreemde waaren, dac de Koning wilde beletten. Hij heefc ook indedaad een grooc getal derzclve verboden. Dit moesc enige bijzondere perfoonen, ten minften in hunne verbeelding, ' nadeelig zijn; maar hij heefc, over hec geheel genoomen, door die middel zijne onderdaanen aangemoedigd cn zelfs gedwongen om zig door hunne nijverheid en uic hunnen grond dingen te verfchaffen, welke zij van den vreemdeling kogcen. Enige dier monopolieën ftrekten daarenboven ook om het vertier van zekere waaren te verminderen. Ik heb eenen der Franfche accijft-n-beitierers zig hoortn beroemen dac hij den Koning hadc doen opmerken dac de koffij voor hec volk wezenlijk voordeelig is, wanc dac een huisgezin met wat melk en wat fuiker of ftroop beter koop ontbijcen kon dan met alle ander voedzel, dac li 3 het  502 LEVEN van hec gebruiken konde. Hij fprak ter goeder trouw zoo en ik houde hem niet verdagt dat hij de koffij en de fuiker zoo opgevijzeld hebbe om Frankrijk, hetwelk ons die waaren levert, dac voordeel te bezorgen of te doen behouden; maar wist men dan niet dat de grond van her voedzel in zulk een oncbijc in de melk beftaat en dat men , zonder eene ongelukkige gewoonte , de koffij en een grooc gedeelce der fuiker, die men bij dezelve gebruikc, zoude kunnen misfchen? De Koning zeide mee veel meer regc dac hij zelf gewend was geworden om mee bierfoupe ce ontbijten In veele landen be- kleeden nog die bier- die melk- en wijnfoupen de plaats van koffij, welker gebruik de mannen zeekerlijk niec fterker, noch de vrouwen vrugebaarer gemaakc heefc. De monopolie van de fuiker zou men hec bezwaarl jksc kunnen billijken in het beftier van frederik II, zoo hij niet genoodzaakt geweest ware deeze waar tot eene monopolie te maaken om het rafineeren in hec land meevoeren. S- 5- (a) Brief van het kabinet aan den adel van AgterPommern, gedagtekend den zeven en twintigften Augustus 1779, door den Heer busching ingelascht in zijn Charafter Friederichs II, p. 201, 202, 203.  FREDERIK DEN II. 503 Landhuishoudkunde: Politie. Daar was iemand , die den Koning ontwerpen voorftelde om goud te bekoomen: „ Leer mij liever (antwoordde hij} hoe ik „ de armen der landbouwers kan vermenig„ vuldigen en meer graanen van mijne zand,, gronden, en meer hooi uit mijne moeras„ fige vlakten kan trekken; dat is het goud, „ 't welk ik zoek.."" Hij handelde overeenkomftig dit antwoord; de menigte volkplantingen, die hij- geftigt heeft, is 'er het bewijs van. Hij befteedde aan deeze volkplantingen aanmerklijke fommen. Dc uitkomst beantwoordde niet aicijd aan de verwagting van den ftigter en fomwijlen konden zijn voorgelchoten geld en zijne zorgen verloren fchijnen. Het is waar, de volkeren zijn vermenigvuldigd, en hebben de bewoonbaare landen bevolkt voor dat 'er Koningen warren, die hun huizen bouwden. Maar de menfchen zetteden zig zonder onderfteuning neder op eenen vrugtbaaren en aangenaamen grond, doordien zij zig al verder en verder uitbreidden op landen, die geenen eigenaar hadden en in eenen tijd , waarin' 'er geene li 4 groo-  5°4 L E V E N v a h groote fteden waren , -die hen verlokten. Zouden de vreemdelingen de zandgronden van Brandenburg koomen mesten, zouden zn eenen onvrugtbaaren grond, koomen beïcdt-i,. zonder 'er ten mit.ften eenhujeate vindeh om h te woonen, en als zij geenen b^lye niergen gronds in verzeekerden eigendom nogcen hebben om groenten te zaaien É Cca booni te planten? Zouden de ltedeJ")gen, hoe arm -zij ook zijn megten, de fteden verlaaten om onbebouwde gronden te 'gaan onrginnen? '' Een zeer bekend huishoudkundige heeft gezegd dat men zeer oppervlakke inzigten meest hebben, als men het uitleggen van de ftad Berlijn zoude aanraaden en dat het eene goede ftaackunde zoude zijn Stetrin en Königsberg te vergrooten (a). Ik zou dan vrasgen, wat de koophandel van Stectin wezen zoude zonde: Se commisfieën der Berlijnetmren , als de ftad Stettin zelve de bc rdftad van Let rijk niec is , gelijk de ^cjL.crst frederik willem I dezelve maaken wildt? Haa- koophandel, haar voorfroeu hangt v.n de ■ -r__jooting van Berlijn : - ;«ro^ (a~j De Graaf de mirübeau in zijnen brief aan iea. regeerenden Koning.  FREDERIK DEN II. 505 en, Breslau af. Berlijn is van alle de hoofdlieden die, welke niec hec minfte nadeel haa« re bevoiking kan vermeerderen. De onvrugcbaarheid van den grond ontflaac den Vorst zoo wel als den eigenaar van zig ce bepaaien en ce bekrimpen in hec bouwen; de .ftad. heefc daarenboven rivieren en gragcen, door welke zij de noodzaaklijkfïe dingen coc hec beftaan, als graanen, houc, vrugcen , hooi, ftroo en haver uic hec land van Magdeburg, uic Saxen en Silefie oncvangc; vervol, gens kan zij door haare gemeenfchap mee de zee door middel van den Oder en de Elve alles, oncvangen wac zij uic vreemde landen moec haaien. De zee - fteden hebben weinige voordeden, die zij niec bezie: De grond zelf, hoe min vrugtbaar voor veldvrugcen , is zeer goed voor moesgroencen, welke alle grooee fteden hebben moecen en die men niec van verre kan laacen koomen. Hij voedc genoeg rundvee om melk te hebben, die niec minder noodzaaklijk is dan de moesgroencen. ■ Men is verwonderd dat hec eenen Vorsc, die zoo veel gedagt en gefprooken heeft over de zandgronden van Brandenburg en die bedagt is geweest op middelen om dezelve vrugtbaar te maaken, nooit in gedagten geli 5 koo-  5o6 LEVEN van koomen is dac de walglijke vuiligheden der ftad de nabuurige velden zouden kunnen verrijken. Zonder verre naar een voorbeeld ce zoeken, zou de ftad Leipfich alleen, die op eenen grond gebouwd is, welke van natuur meer vrugcbaarheid bezit dan die van Berlijn, hem hetzelve hebben kunnen opleveren. Waarom dage die commandanc daar niec aan, die den Koning tien ■ duizend kroonen terug zonde, welke hij van de gewoone koscen der policie overgehouden hadc ? Waarom niec mee enig geld karrelieden overgehaald om de flijk der ftraacen en de modder der gragcen naar hec veld ce voeren ? Men heefc reden om ce twijfelen, of f reder ik, in plaats van zoo veele huizen voor bijzondere perfoonen te bouwen, niec becer zoude gedaan hebben dezelfde fommen aan de openbaare gebouwen ce befteeden, en des te meer, omdat de eigenaars zelve het hem niet altijd dank weeccen dac hij hun huizen hadc laacen ftigten en omdac de prils der huur niec voor de hüurers verminderde. Hec tegenswoordig gefiagt begint de voordeekn te raapen van hetgeen frederik II daaromtrent gedaan heefc. Toen hij kerken, fchouwburgen, barakken , een zeer grooc huis  FREDERIK DEN II. 507 buis voor de verminkte foldaaten, kasteden, paleizen voor zig en voor zijne naastbeftaanden en boekerijen hadc laaten oprigten, coen hij ftandbeelden op de openbaare pleinen hadt laaten ftellen, meende hij niet beter te kunnen doen dan huizen voor burgers te bouwen. De Brandenburgfche adel is niet rijk en frederik wagtte zig wel. edellieden uit de provintieën, daar dezelve rijker is, te ontbieden. De koophandel alleen kon den Brandenburgeren den rijkdom niet verfchaffen, welken men in Londen, in Amfierdam en in enige fteden van Frankrijk winnen kan. Men kon in Berlijn geene vijf aanzienlijke huizen in eene halve eeuw bouwen; ook telt men 'er geene tien , die zederc honderd jaaren door bijzondere perfoonen geftigt zijn, en misfehien, geene twee, zoo men die niec rekent, welke door ftaatsdienaars, of geheime raaden, of door jooden, of andere kooplieden, door monopolieën of leverantieën rijk geworden, geftigt zijn. Frederik willem hadc reeds begrepen dat bijzondere perfoonen niet in ftaat waren om te Berlijn huizen te bouwen en verpligtte 'er de gilden toe. Frederik II wilde dien dwang niet gebruiken en verkoos liever zulks  5o8 LEVEN van zulks op zijne eigen kosten te doen. Het is waar dac hec geid, 'c geen hij 'er aan beftecckie, op hec volk en de Berlijnenaaren tm geügc was door de accijfen ; maar fcü kon het hyn .op geene nuttiger wijze wedergeeven. Hij zou groote huizen geheel voor zijne rekening hebben kunnen boiuven en dezelve tot zijn voordeel kunnen veihuuren als foorcen van domeinen. Dit zou gemaklijk hebben kunnen gefchieden in eene ftad, daar de grond niec zeer duur •kan zijn en meest den Koning toebehoorc Mm. wat zou men wel gezegd hebben, als frederik, welken men nu reeds befchuldigde zoo veele monopolieën gefchon■ken ce hebben, nog cwee derde van de huizen der hoofdflad voor zig gehouden, en dezelve een voordeele van zijne fchatkisc verhuurd hedde? Wac zou men wel gezegd hebben, als hij de eigenaaren genoodzaakc hadde cegens wil en dank ce laaten bouwen of den grond van de oude huizen, .welke zij hadden, o/ertegeeven? Berlijn zou nog zoodanig zijn als men hec in enige agterftraacen ziet, met laage lelijke huizen, half jgg kleien half van hout, als men gevvagc hadde coc de burgers zelve hegc mee metfel-verk en huizen van verfcheiden verdie- pin-  FREDERIK DEN II. 509 pingen bouwden. Men zal hiervan overtuigd worden, als men het kasteel en huis, hec Lagerhuis genoemd, en de oude kerken, die zedert verfcheiden eeuwen ftaan, verge> ijkt mee de huizen der burgeren zoodanig als de meeste waren, toen frederik den. troon beklom. Daar is geen grooter bewijs of van den craagen geesc der Brandenburgeren, alvorens deeze Koning dien aanprikkelde, of van hun gering vermogen, als niet het geld der koninglijke kasfen door den eenen weg of den anderen tot hen koomt. Maar de Koning wildearchiteét. zijn, zegt men, en bedierf de tekeningen, welke hi> liet naacekenen. Zederc bijna drie eeuwen, beginnende mee die van julius II, onder welken bramante en michel angelo geleefd hebben, hebben alle Vorften, die liecen bouwen, die verwijt óndergaan. Men heeft overal geklaagd dat men, dan door kuiperijen, dan uic fpaarzaamheid, de bouwmeesrers de handen gebonden hebbe en de besce bellekken hebbe doen mislukken. Die is egter eene zeekere waarheid dat, ondanks de ongerijmdheid van ftoepén voorde huizen te hebben, die men den fmaak van frederik II niet wijten kan* de ftad Berlijn  5io LEVEN van lijn eene der fraaifte van de waereld is en die de meeste verfcheidenheid in de gedaante der bijzondere gebouwen vertoom. Het is waar dat de laatfte gebouwen , de nieuwe boekerij en de torens van het foldaaten-plein niet ftrooken met den fmaak en de hegtheid van het opera-huis, de roomschkatholijke kerk en het flot van Sans-Souci en dat de koepel-kerk zoo fraai niet is als die zijn vader en grootvader hebben laaten ftigten. Dit zoo zijnde, zal men het niet beklaagen dat hij zijnen nazaat nog het een en ander openbaar gebouw te ftigten overgelaaten heefc. Maar het verval van den goeden fmaak in de bouwkunde was bijna onvermijdlijk naa de menigte gebou. wen, die men opgerigt heefc (a). S. 6. Zijn gedrag omtrent den adel en de vreemdelingen. Men heefc gevonden dat frederik II den kooplieden met te veel hardheid belet heeft 00 Zie Letterkundig 1'ruifchen art. Bouwkunde,  FREDERIK DEN U 511 heefc landgoederen te koopen; dat hij aan den eenen kant den adel te veel begunftigd en denzelven aan den anderen kant te veel bedwongen heeft door den edellieden niet toetelaacen hunne landgoederen te verkoopen. Ik zal niet onderneemen alles wat hij gedaan heefc ce regcveerdigen. Hec is zeer mogelijk dac men in veele zaaken nog becer hadde kunnen handelen. Men weet zelfs dat een bijzonder belang (0) aanleiding gaf tot de wet, waarbij den edellieden verboden wierdc hunne landgoederen aan onadelijken ce verkoopen; desnieccegenftaande ftrekce de grondregel, door frederik aangenoomen, tot algemeen welzijn der natie of ten minften van hec rijk. Hec zou indedaad ce verwonderen zijn dat frederik den hoogen adel noodzaaklijk zoude gerekend hebben voor eene monarchij als de zijne. De fchoone afdeelingen van montesquieu verblindden hem niec; hij wisc ce wel, welke de hoedanigheden wezen moescen van de perfoonen van den middenftand rusfchen den Vorsc en hec volk. Hij was overcuigd dac hec aanzien, hecwelk eene hooge geboorce een magiftraacs- per- («) Zie Lett, Pr. are. cocceji en jarriges.  5ia LEVEN va n perfjon of een ftaatsdienaar bijzet, het gebrek aan kundigheid of ijver niet vergoeden kon bij den man , die op zijn geflagtboom fteunt. Maar hij hadc andere redenen om den edellieden niet ligtelijk toeceftaan hunne landgoederen te vervreemden. Hij wilde niet dat zij hun erfdeel in de hoofdftad zouden koomen verteeren, veel min dat zij hec in vreemde landen zouden gaan verkwisten. Hij wilde hun liever de middelen aan de hand geeven om hunne landen te doen gelden dan het hun' gemaklijk maaken die te verkoopen. Om deeze zelfde reden gaf hij den edellieden met ligt verlof om te gaan reizen, fchoon het niec waar is dac hij het alroos weigerde. Ik zou verfcheiden Pruisfifche en Silefifche edellieden en Berlijnfche burgers kunnen noemen, die vrij groote reizen gedaan hebben , zonder dac de Koning 'cr zig tegens verzette. Zoo 'er minder Brandenburgers of Pommerfche zijn, die dat verlof hebben kunnen bekoomen, koomt zulks daar van daan , dac de adel van die landen zoo- rijk niec is, gelijk wij zoo even gezegd hebben, en dac de meeste in den krijgsdiensc zijn of burgerlijke bedieningen waarneemen. En waar zou dac reizen Van die edellieden  FREDERIK DEN II. 5ï§ den ook toe gediend hebben? Om hen te gewennen aan vermaaken, die zij t'huis niet genieten kunnen j om hen een tegenzin te doen krijgen in hunne eigen huizen ^ die zij niet verlaaten kunnen zonder zig tot armoede te brengen. De krijgskonst en de land-huishoudkunde, de twee zaaken, die den adel doen beftaan en nuttig voor den ftaat doen worden, behoeven de onderdaanen des Konings van Pruisfen geenzints in vreemde landen te gaan leeren. De menigte boeken, waarmede wij overlaaden worden $ de maatfehappijen van huishoudkunde, in zoo veele fteden opgerigt, geeven hun genoeg onderwijs. Zijn de krijgs-manoeuvres, welke de vreemdelingen in Pruisfen koomen leeren , niet genoegzaam om den Pruisfifchen adel bekwaam te maaken tot het handwerk ? dat hem past? Hetzelfde belang, dat hem moeijelijk deedt befluiten om zijne onderdaanen toeteftaart hunne inkomften in vreemde landen te gaan verteeren $ noopte hem; aan den anderen kant, om alle degeene, die zig in zijn rijk, wilden koomen ter' neder zetten > wel te1 ontvangen. Hij wist die bewondering t die xijn naam verwekt hadc, tot zijn voordeel fi doen ftrekken, en ce doen dienen tot den Kk MM-  514 LEVEN van aanwas der bevolking van zijn land , tor den bloei van alle konden en tot vermeerdering van den welvaart. Eene menigte van perfoonen , lofwaardig wegens hunne ge* boorte, bezittingen, of bijzondere talenten, namen het Pruisfisch rijk tot hun vast verblijf. Men telt in zijn leger een groot getal Generaalen van alle gedeelten van Duitschland en van bijna alle natieën van Europa. Veele edellieden, die in verftand of kundigheden uitmuntten, verkreegen ampten overeenkomftig hunnen rang, en daar is onder de vreemdelingen, welke de Koning aan zijnen dienst verbondt, geen een geweest, die hem niet zoo getrouw gediend heeft als zijne eigen onderdaanen. De geleerden, de konsrenaars, welke uit verfchillende landen in zijn rijk gekoomen óf ontboden zijn , zijn ontelbaar (a). -^.ebji* mo ^ïüïi^ Godsdienst en verdraagzaamheid. Frederik, die bijna in alle opzigten zonder voorbeeld was, was zulks bijzonder in 00 Zie he: Letterkundig Pruisfen.  FREDERIK DEN II. 5-5 in hec ftuk van Godsdiensc. Men heefc iii alle* tijden de Vorften verdagt gehouden dac zij den godsdiensc flegcs uic ftaackunde belijden. Hec gedrag van den Koning van Pruisfen , die openlijk voor zijn ongeloof uitkwam, was geheel verfchillend. Daar hij hec geluk niec hadc van de waarheid der openbaaring overcuigd ce wezen, zou hij gemeend hebben een huigchelaar ce zijn, als hij eene vercooning gemaakc hadde als of hij daaraan geloofde. Terwijl hij geenen gods* diensc beleedc, dulde hij dezelve alle en hij vroeg niecs tot vergelding van zijne verdraagzaamheid dan dac men zijne ongeloovigheid ook verdraagen zoude. Men kan niet wel beflisfen, of hij eerder uic wijsgeerige cwijfelaarij dan wel uic een ftaatkundig teginzel verdraagzaam ware. Men heefc gezegd dac hij in hec begin zijner regeering enige lusc hadc om Jupiter, Apollo en anderen heidenfchen goden eenen tempel te bouwen en dat zijn gunfteling jordan hem zulks afraadde. Hec kan wel zijn dac hec opera-huis, in welks voorgevel de woorden Apollini c53 Mufis (a) geplaacsc wierden, aanleiding coc die fprook- jen (a) Aan Appollo en de Zanggodinnen gewijd. Kk 2  5i6 LEVEN van jen gegeeven hebbe. Men verzeekerc ook dat voltaire hem geraaden hadde *alle priester - ampten afcefchaffen. De Koning , hoe weinig godsdienftig ook , hadt te veel verftand om naar zulk eenen raad te luisteren. Alfchoon hij op de munt- fpetieén zedert het jaar 1746 de woorden door Gods genade heeft doen weglaaten, kan men daaruit egter niet befluiten dat hij aan het beftaan van een Opperwezen of aan de voorzienigheid getwijfeld hebbe (a). Ook heeft hij in de brieven, die hij opgaf, of die in zijnen naam opgemaakt wierden, de gewoone woorden en hierop bid ik God dat hij u in zijne heilige hoede neeme niet laaten veranderen. Hij liet zijnen naastbeftaanden den hervormden godsdienst belijden en zijne gemalinne en de natie den euangelifchen of Lutherfchen. Hij liet den roomschJcatholijken , welken hij in de landen , die hij veroverde , vondt, in ftand. Hij befteedde tot onderhoud van de uiterlijke godsdienstoefening zoo veel als hem noodig dagt en als dienen konde om de fteden te verkeren en de werklieden werk te verfchaffen. Hij liet den 00 Hierover kan men oordeelen uit zijne brief, wisfelhrg en andere werken.  FREDERIK DEN IL 517 den Lutherfchen en den Duitfchen hervormden priesteren behouden hetgeen zijne voor» zaacen hun toegelegd hadden. Hij gaf den eerden zelfs meer vrijheid dan zij onder frederik willem genoten hadden. Hij fchonk den Franfchen hervormden enige voordeden, omdac hij hen noodig hadc en hunne nacie beminde. Hij wilde de inkomften van de hooge roomsch-kacholijke geestlijkheid van Silefie (a) en Polen verdeden, omdac hij dage dac zij meer hadc dan haar noodig was. Hij wilde dac de priescers van dc roomsch- katholijke kerk te Berlijn vreemde onderftandgelden zogten ce crekken Hij kende ondercusfehen den geesc deezer drie godsdienften wel en zeide dac de hervormden God begroeccen als of hij hun mindere ware, de Lutherfchen als hun gelijken; maar dac de roomsch-katholijken hem waarlijk als hunnen meerderen begroetten. Hij heefc dikwijls zeer gepaste uitfpraaken gedaan overeenkomftig de beginzelen deezer drie godsdienften. Deeze wijsgeerige Koning befchermde ook ;» rne:i £ - ' verf» Zie Von Schiepen, 2ter Theil. p. 475 eu 478. (b) Bijzondere Aantekeningen. K., Kk 3  5i? LEVEN va n verfchillende f eten van Bohemers en vooral die zig de broederen van eenigheid noemen en gemeenlijk onder den naam van hernhutters verftaan worden. Hoe zonderling hunne leerftukken ook zijn mogen, de eenvoudigheid, eerlijkheid, ftille en werkzaame Je» venswijze dier lieden deeden frederik •belang in hen ftellen en hij lier. hun toe •God op hunne wijze te dienen. Hij hadt .flegts niet gaarne dat zij bekeerlingen maakten en dit beval hij aan alle priesteren; maar fcij ftrafte nimmer iemand , omdat hij van ■godsdienst veranderd was of andere tot zoodanig eene verandering overgehaald hadr. Frederik gaf den Jooden een aanzien, als zij nimmer zederc hunne verftrooijing genoten 'hadden. Hij gebruikte zelfs fómmige dier natie in een vrij kiesch gedeelte van bet beftier, gelijk de munt. In geen land, buiten Holland, hebben de Jooden draaglijker toeftand in het burgerlijke dan in de Pruisfifche ftaaten. Schoon frederik den be* rugten ephraim niet toegelaaten hebbe een adelijk landgoed tusfchen Spandau en Potsdam te koopen, ftondt hij egter hem en zijne natie coe huizen en enige langoederen in eigendom te bezitten. Hij liec met vermaak eenen  FREDERIK DEN II. 5*9 eenen vreeraden Jood, die zig onder de Hoogduitfche geleerden eenen naam gemaakt hadt, in zijn land naturalifeeren (0). De vrije metfelaars, in welker maatfchappij frederik zig hadt laaten aanneemen twee jaaren voor hij den troon beklom , kwamen bij hem in geene blaakende gunst, gelijk zij misfehien gehoopt hadden. Maar terwijl zij in Italië, in Beijeren en in andere landen vervolgd wierden , genooten zij in Pruisfen eene volkoomen vrijheid. Zoo de Koning niet meerder voor hun deedt, was zulks omdat hij vreesde dat zij, als hij hen te fterk begunftigde, het lot der heilige godsdienftige broederfchappen der middel eeuw hebben zouden. De vrije metfelaarj-.? verzeekerd van zijne befcherming door eenen brief van den zestienden Julij 1774- *eldeQ te Berlijn vijf logieën onder verfchillende naamen en hadden nog een vrij groot getal andere in de provintieën. Het ware te wenfehen geweest dat frederik, zoo verdraagzaam als bij was , niet zoo fterk tegens den godsdienst gefprooken en niet zoo veel afkeer tegens priesters en god- (O Zie Letterkundig Pruisfen, art. Mendelfohn, Kk 4  §20 LEVENvaw godgeleerden betoond hadde (a). Maar hij hadc uic de gefprekkcn en de werken van voltaire eene onwêeritaanbaare neiging overgehouden om op het christendom en deszelfs leeraars te fchimpen. Ik weec niec die hij de zwakheid van zoo veele andere groote Vorften gehad hebbe, die de iïerrevoorzegkunde zijn toegedaan geweest. Hij fpocce vrij fterk mee alle voorfpellingen; hij was egter nieuwsgierig om een zeeker boek van prophetieën (b~) in den fmaak van die van Nostradamus te zien , dac men voorgaf in hec oud klooster van Lehnin gevonden ce zijn. De flegtfte uitwerking , die men te vreezen hadt van zijne verregaande onverfchilr ligheid omcrent den godsdienst, was het bederf der zeden. De zelfsmoord , die onder zijne regeering menigvuldig geworden was, was ongetwijfeld een gevolg tier ongodsdienftigheid, zoo wel als van de geftrengheid der krijgstucht. De Koning bedroog zig voor zeeker, daar hij dagt dat de godsdiensc niec noodr ^a~) Zie bu se hing p. 56 en 1/5 en Letterk, Pruisfin art, Francke en Höhns. Qti) Bijzondere Aantekeningen. K.  FREDERIK DEN IL 521 noodzaaklijk is voor de zeden of in ftaatkunde en hij bedroog zig nog grover met te denken dat de losbandigheid, welke hij in zijne ftaaten den vrijen toom liet, derzelver bevolking en magt konde vermeerderen- Daar is niets onverfchoonlijkers in het gantfche gedrag van deezen grooten man. Hij zou gewild hebben, naar zijn zeggen, dac alle, die geene vrouw ontbeeren konden, bijzitten hielden, liever dan te trouwen. Hoe is het mogelijk dac deeze zoo . veritandige Koning, die alle mid. delen zogc om zijne onderdaanen ce vermenigvuldigen ,' niec geweeten heefc dac een huwelijk de bevolking meer j bevorderc datdrie minnehandelingen , hoe zeer ook door de gewoonce gewectigd en hoe min misdaadig? Ook heefc hij op hec laacst van zijn leven enige reizen gezegd dat hij zig gaarne eenen vinger zoude laacen afhakken, als hij de zeden der nacie zoodanig hadde kunnen laacen als hij die gevonden hadt. Hij kon 'er zig over trooscen, als hij bedagc dac hec zedebederf altijd en overal veld gewonnen heefc, zelfs te Spana, naar evenredigheid van den voorfpoed van den ftaat. De voorzienigheid, het geluk , dat hem fcheen bijceftaan, en zijn geftadig volgen van zijne regeerings beginzelen, ftuiteden het Kk 5 kwaad,  522 LEVENvan kwaad, dat het aanmoedigen der losbandigheid fcheen te moeten veroorzaaken. De bevolking leedc 'er niet zoo veel door als men reden hadt om te vreezen. Verfcheiden edellieden, vooral in den krijgsdienst, die in andere landen nooit getrouwd, en geene kinderen naagelaaten zouden hebben, trouwden de vrouwen, die zij eerst onderhouden hadden, en wettigden dus de trog* ten van hunne voorgaande ontucht. Men heeft zelfs opgemerkt dat het gedrag der yrouwen van eenen zekeren rang lodijker geweest is op hec eind dan in hec begin zijner regeering. Zijne verdraagzaamheid verzaakte hij nie: in hetgeen hem in het bijzonder betrof. Hij ftrafce niec alleen nooic iemand omdac hij cegens hem gefchreven of gefprooken hadc; hij liet niet alleen nimmer den verkoop van fchimpfchriften, die tegens hem uitkwamen, ftuicen, maar hij gaf zelfs fomtijds de middelen aan de hand om die te verfpreiden. Men verzeekerc dat men hem eens een handfchrifc van dien aarc bragc en dac hij hec eenen boekverkooper, dien hij gunftig was, fchonk, om het toe zijn voordeel te laacen drukken. Op eenen anderen tijd een papier wac hoog aangeplakc ziende en hoerende dat ■ Pi het  FREDERIK DEN II. 523 ' het een paskwil tegens zijnen perfoon was, beval hij dat men het laager plaatfen zoude , opdat ieder hec gemaklijk zoude kunnen leezen. rHaoi u••''•» jl'Bri [*d user» . rtojghsjqo v.uców ..) ;. j :uLn< vv n|. ojsaiiov 93 : -k s 1 ü 1 vs V. A, "knitovc (iH. • .H3:ooT;rï3v 4 Krijgskunde: Krijgswezen: Inrigtingen daartoe behoorende. cmis cafenoi nsfapcr-J--' rrtsrf rmc ;' '. De krijgskundige hoedanigheden van frederik II overtreffen zonder tegenfpraak alles wat men in deeze, zelfs in voorige eeuwen, gezien heeft. Deeze groote hoedanigheden waren de vragt van zijne ftudieën, zoo wel als van zijne eigen genie. De dolie oorlogszugt van karel XII bezielde hem niet; het was meer door redeneering dan uic fmaak dac hij een krijgsman wierdt. Hij riiatkte zigzelven bekwaam door het leezen der gefchiedenisfen en door het raadpleegen van oude generaalen, die onder Prins eugenius, den Hercog van marlborough en den Koning van Zweden kundigheden opgedaan hadden. Hij kwam vervolgens zoo verre dac hij zijne meesters zelf onderwees. Frederik II fchiep eene nieuwe krijgskunde, welke alle natieën zig beijverden om te  5:4 L E V E N v a m ie leeren en welke nog geene andere in de beoefening heefc kunnen evenaaren. Hij hadt. en wel is waar , hec geluk van den grondflag reeds gelegd te vinden om dac. verbaazend gebouw opterigten, maar hij hadc den roem van hec ce volmaaken en wonderbaarlijk te vergrooren. Hij overtrof anniual zeiven in bet verwonderlijk talent van krijgsbenden, zonder keuze bijeengeraapt, en die niet fterk aan hem verbonden konden zijn, te doen werken. In den zevenjaarigen oorlog floeg hij mee bijeengeraapte overloopers, gevangenen , enige oude foldaaren en recruaten uic hec land, zeer goede en wel geoefende croepen, en dac fchoon zij akijd meer* der in getal waren. Een Fransch oiScier, die, tien jaaren geleden , vrij juiste aanmerkingen gemaakc heefc over hec Pruislisch krijgswezen , heeft gezegd „ dat de krijgsmagc des Konings van y, Pruisfen aanmerklijk grooc is, juist niet -3<- . - ' ': door _ C dit zeiden LI 3 de  534 LEVEN van dc Kolonel gui schar dt en de Geflenanfi uüjier; hier over beklaagden zig de ingenieur balbi, en de ongelukkige do, Commandant van Giïatsi De Duicfchers ÉWiiili hierin met de Franfchen en Itahaanen overeen fa). De Engelfchen, die door den aart van hun land in dat deel der krijgskuade niet wel uitmunten kunnen, hebben he: volgens de andere opgemerkt. Dit gebrek hadt misfehien zijnen oorfprong in de onverduldige werkzaamheid .van dien krijgskundigen Koning, die de traagheid van eene regelmaatige belegering niet dulden kon en die zig nog veel minder zoude hebben blootgefteld om eene uitteftaan, door zig in eene vesting opteiluiten. Hij was ook van het begin van zijne loopbaan af aan overtuigd dat he: de groote veldflagen zijn, die hec loc der oorloogende Mjgendheden beflisfen, en hierin waren zijne ftelregeis overeenkomitig mee die des Italiaanfchen fchrijvers, wiens ftaatkunde hij weèriegd heefc (b\ Toen hij ondertusfehen meester van Silefie was, zag hij wel dac 'er vestingen ■zêtrfr.&hinbi sb j yl^w ^BK;*^- (.-2) Zie Von Schieten, iter Theil, p. 8c. {«) Slachiavd. Zie Letterkundig Pruisfen , art. Jigarotti.  FREDERIK DEN II. 535. vcreischc wierden om dat land te behou-, den. Hij Het 'er dan ook aanleggen en herbouwde verfcheiden andere , maar hij is bijna altijd flegt' gediend geworden (V). Schoon de konden onder frederik II door eene clgemeene aandrijving groote vorderingen hebben moeten maaken , kan men egter niet zeggen dat die vorderingen volkoomen aan den luister van eene onvergelijklijke regeering beantwoorden. Wij zullen dit onderwerp in het Lef ter kundig Pruisfen nog eens op nieuw behandelen. Doch , terwijl men genoodzaakt is enige uitzonderingen te maaken op de uitmuntende hoedanigheden van deezen grooten Koning, herinnert men zig 't. geen Minerva, onder den naam van Mentor, tot Telemachus zegt: „ Denkt gij dat Ulysfes, de groote Ulys„ fes, uw vader, die het voorbeeld der „'Koningen van Griekenland is, ook niet „ zijne zwakheden en gebreken hebbe? „ Verwagt zelfs niet dat gij hem zonder „ onvolmaaktheden zult vinden ; gij zult „ 'er ongetwijfeld in hem befpeuren. Maar Grie- (a) Zie ibid. art. Le Febvre.  536 leven van „ Griekenland , Afia en alle de eilanden „ der zee hebben hem, ondanks zijne ge„ breken, bewonderd; want duizend wonder„ fchoone hoedanigheden doen dezelve ver„ geeten." Einde.