01 1925 3110 UB AMSTERDAM  NEDERLANDSCHE REIZEN. ELFDE DEEL.   NEDERLANDS CHE REIZEN, tot bevordering van den koophandel, na de meest afgelegene gewesten des aard k loot s. Doormengd met vreemde Lotgevallen, en menig, vuldige Gevaaren, die de Nederlandfche Reizigers hebben doorgeftaan. MET P L A AT E N. ELFDE DEEL.. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRAD1. Te HARLINGEN, By V. van der PLAATS. MDCCLXXXVI.   INHOUD DES ELFDEN DEELS. Nftolaas de Graaf's Reistogt langs den Ganges, van het jaar 1668 tot 1671 . . . > Bladz. 1 Vertrekt als Wondheeler uit Texel ; koomt te Batavia ; algemeene monftering van alle de weerbaare manfchap in die voornaame ftad. De Graaf doet verfcheiden kleine Togten. Voorbeeld van vervolgzucht des Grooten Mogols tegen de Afgodifche Indiaanen. Vertrekt na het Kantoor Casfambafar; vermaaklykheid van den fcheepvaart langs den Ganges: wordt hooger op gezonden , oin tekeningen en platte gronden te vervaardigen. Vertrekt , ten dien einde, met een aanzienlyk gevolg. Maxudabat , eaie bloeiende ftad. Komst te Ragi Mohol ; merkwaardige gebouwen aldaar. Te Monghor brengt zyne nieuwsgierigheid, in het bezigtigen van de ftad, en het vervaardigen van eenige tekeningen , hem in groote ongelegenheid; wordt in de gevangenis geworpen, nevens zynen Schryver. Ontvangt eenigen troost door eenen brief van Ougly. Kanswisfeling ten zynen voordeele , door de ontdekking dat hy een Wondheeler is; geneest eenige landzaaten , en wordt op vrye voeten gefteld. Maakt zich die gunst ten nutte, door het maaken van eenige tekeningen ; befchryving van de ftad Monghor : zeer fraaije Karavanfera. De Graaf vertrekt van daar na P»tna: ziet zeer veele Dorpen aan den Ganges; koomt * 3 .te  I N H O U D. te Patna. Kleedt zich in een Moorsch gewaat, en beziet naauwkeurig de ftad. Berigt wegens de ftad Patna: zeer fraaije ftnat aldaar; als mede Paleizen en Markten. Vermaaklyke tuinen en kostbaare Fonteinen by het Paleis des Nababs. Wordt door den Hollandfchen Direkteur Sanderus te Chiopera ontbooden, om hem van eeue eevaarlyke kwaaie te geneezen. Wonderdaadige Heidenfche Kapel; befchryving van dezelve; jnenigtè van Fakirs aldaar : hunne bedriegêryen , en leevensvvyze. Koomt te Chiopera en geneest Sanderus: berigt wegens die plaats. De Graaf zeilt na Perfie; lydt gevaar van fchipbreuke. Keert weder na het Vaderland. Hendrik Hamel's gevaarlyke Togt en Schipbreuk. Bladz. 21 Koomt te Batavia , en vertrekt van daar over Formofa na Japan. Zwaare ftorm. Vervalt met de zynen op de Kust van China. Worden te rug gedreeven na Formofa; de ftorm neemt toe ; kappen hunne masten , en geeven zich over aan de genade der Golven. Zien land; het fchip wordt lek ; veelen fpringen in Zee ; van de 64 man koomen 36 aan land. Naa het bedaaren van den ftorm , bergen ze het een en ander uit het Wrak van 't fchip, en begraaven het Lyk des Kapiteins. Beklaaglyke toeftand der fchipbreukelingen. Zien eenige Indiaanen , die voor hun vlugt-n ; zy worden handelbaarder: zonderlinge ontmoeting met dezelve ; de onzen wordt 1'pyze bezorgd. De Bevelhebber van het Eiland doet eenigen der zynen ftraffen , omdat ze yzer en andere dingen uit het Wrak hadden geftolen. IJamel met de zynen vertrekt ; koomen te Mokfo; worden door den Gouverneur vriendelyk behandeld. Ontmoeten 'er eenen Hollander Jan Weltqvree , die hier ruim vyfentwintig jaaren hadt gewoond. Van deezen verflaan ze, onder andere , dat de Gouverneur geen vreemdeling van daar laat gaan. Ongemeene zorge van eenen Gouverneur voor de  INHOUD. de onzen; onviïendlykheid van diens Opvolger. Hamel en de zynen zoeken te ontkoomen ; worden ontdekt en daar over geftraft, en na eene andere ftad gevoerd. Verfchynen voor den Koning. Verzoeken den Vorst , na Japan te mogen wederkeeren , doch bekoomen een weigerend antwoord. Worden onder 's Konings Lyfwagt aangenomen, en door de Bevelhebbers, uit nieuwsgierigheid , dikmaals onthaald ; zy vermaaken- dezelve op de Hollandfche wyze. Zoeken , door de tusfchenfpraak eens Tartaarfchen Gezants , hun ontflag , doch vergeefs. Wreede toeleg tegen de onzen , om hen allen van kant te helpen, mislukt. Zy worden gebannen na het laudfchap Thillado; doch ontmoeten aldaar eene redelyke behandeling. Onder eenen nieuwen Gouverneur hebben ze veel te lyden, en moeten om den kost bedelen. Zwaare hongersnood in de ftad: hierom worden zommigen na elders gezonden : hun getal thans op tweeëntwintig verminderd. De onzen worden, tot hunne diepe fmarte, na verfchillende oorden gezonden; doch dit droevig fcheiden dient tot een middel ter ontkoominge. Onder de verfchillende Gouverneurs , in hun nieuw verblyf , ontvangen zy eene onderfcheidene behandeling. Het verfchynen van Komeeten jaagt den Landzaaten grooten fchrik aan. De onzen bekoomen eindelyk eene Bark , brengen 'er voorraad in, ontvlugten en koomen in Japan: vertoeven 'er eenigen tyd, en vertrekken van daar , over Batavia , na Holland. Pieter de Goyer's en Jakob Keizer's Gezantfchap na China. In de jaaren 1655, 1656 en 1657. . . Bladz. 52 Oogmerk van dit Gezantfchap. Met een ruimen voorraad van Gefchenken , neemen ze de reize aan van Batavia in twee Jagten. Koomen te Mukul: fterke handel dier ftad. Vertrekken na Canton, en vertoeven 'er * 4 een  INHOUD. een geruimen tyd; worden plegtig ter maaltyd onthaald van den Onderkoning : pragt van deszelfs Paleis ; zonderling Kiugtfpel Vertrekken te water na Peking : talryk gevolg. Langzaame voortgang langs het Kanaal. Verwondeilyke Tempel Konianfiaw. Een vermaarde Heilige; deszelfs ongemeene zorg.e voor Luizen. Berg, de vyf Paerdekoppen. Rotzen , de vyf Jelyke, Duivels. De Gezanten vervorderen de reize te land. De Berg van vermaak. Zeldzaamheden te Kan-cheu. Koomen teNan-chang, en bezoeken den Gouverneur; berigt wegens die ftad : Chineefche St. Joris. Zonderlinge Put, en grollen wegens dezelve. Vreemde bygeloovigheid en vreeze voor fpooken. Edelmoedigheid der Chineefche Gouverneuren, in het weigeren van gefchenken. Befchryving en Afbeelding van Nanking; volkrykheid dier ftad. Kostbaars Vaartuigen, Schepen met Draakeu ftoffen genaamd , dienende ter overbrenginge van de gefchenken der ftad aan den Keizer. Overkostbaare en zeer fraaie Toren; bosch rondom denzelven : loflyk karakter der Nankingers. De Gezanten vertrekken te fcheep: offerande der Chineezen om eene behoudene reize; plegtigheden daar van. Ontmoeten eenige Poetzemaakers; hunne vreemde gebaaren. Koomen in de Geele Rivier: fraai gezigt op dezelve. Schoone Vrouwen te Jong - fe - fu. Nieuw - jaarsvermaaklykheden te Saw-pu. Windmolen met matten zeilen. Menigte van Barken op de Geele of Saffraan Rivier ; dryvende Eilanden van deeze Barken. Visfchery door middel van Vogelen. Zeer groote Brug en yzeren Grafftede. Steen in de Maag der Koeijen hier te Lande. Rykdom der Stad fcfö-jing.; fraaie Pagode; Porceleinen Toren: menigte van Marmer aan denzelven. Menigte van Sprinkhaanen, en hoe ze verdreeven worden. Komen te Peking, en afbeelding dier Stad ; plegtige intreede aldaar; ontvangen bezoeken ▼an de Groote», en worden na hun verblyf geleid. Hun worden veelerhande vraagen gedaan. Worden met hun ne  INHOUD. ne gefchenken ten Keizerlyken Hove ontbooden; ontmoeten aldaar eenen Jefuït, Adam Scaliger ; de gefchenken worden overhandigd , en zyn zeer wdkoom. De Gezanten hebben openbaar gehoor by den Keizer: plegtigheden daar by in agt genomen. Gedaante des Keizers; deeze verzoekt de Gezanten om een pak Hollandfche kleederen. Zy worden , naar gewoonte , driemaalen, van wegen den Keizer onthaald , en ontvangen gefchenken , voor den Generaal van Batavia en voor zich zeiven. Hebben hun affcheids gehoor, en ontvangen eenen brief aan den Heere Maatzuiker. Vertrekken , en zien op hunne wederreize het water Kasteel Kulu, 't welk hier verbeeld wordt. Wederkomst te Batavia. Gezantfchap van Balthazar Bort, Jan van Campen en Conftantyn Noble, aan den Onderkoning van Fo-Kyen. In de iaaren 1662, 1663 en 1664. . . Bladz. 96 Merkwaardige byzonderheden wegens den befaamden Zeeroover Koxinga. Oogmerk van dit Gezantfchap: te weeten, de herovering van Formofa, door Koxinga bemagtigd. De Gezanten vertrekken met eene Vloot. Van Campen en Noble door den Admiraal Bort gezonden, om met den Onder-Koning van Fo-Kyen te handelen, over de herneeming van Formofa. Zy trekken landwaarts, en zien veele merkwaardigheden. Gaan over een fteenen brug met verfcheiden boogen ; fraaiheid van deezen brug, volgens 1 de overleveringen der Chineezen in éénen nacht gebouwd. Groote herbergen te Tan-wa en Sink-Syen. Vervoegen zich by den Onder .Koning in het Leger; treeden met hem in onderhandeling , en fluiten een verdrag ; pragtig onthaal by den Prins ; keeren weder na Ilok-Syen; aankomst aldaar. Worden door den Heer Dort opontbooden. Van Campen wordt gezonden tegen de Chineezen ; zet zyne troepen aan land, en raakt met hun in. gevegt; de peis wordt getroffen. Bort keert weder na Batavia. Onder * 5 hem  INHOUD. hem wordt andermaal eene Vloot uitgerust: het oogmerk deezer toerustinge, om andermaal een aanflag te doen op Formofa. Vertrekt en verftaat Koxinga's dood. Koomt voor Hok-Syen; fluit een Verbond met den Gouverneur. De Tartaarfche Admiraal onwillig om den onzen by te ftaan. Bort zeilt na Formofa; zet troepen aan land; valt op de ftad Que-mvi aan, doch moet wyken. Zeegevegt tegen de Chineezen , waarin de Tartaaren zich zeer lafhartig gedraagen ; de onzen behaalen eenige voordeden. De Hollandfche- en Tartaarfche Vloot zeilen na Gou tfo , en neemen dezelve met de Forten in bezit. Bort zeilt andermaal na Formofa; zyn Kapitein Poleman treedt met eenige manfehap aan land ; raakeri in gevegc behaalen eenige voordeelen, doch bereiken hun oogmerk niet volkomen. De buitenfpoorigheid van de eifchen der Hollanderen , zo sis de Gouverneur van Formofa die noemde, doet alle onderhandelingen afbreeken. Bort keert eerlang te rug na Batavia. Handeling van Ernst Hogenhoek te Hok-Syen; den Hollanderen wordt aldaar vrye Koophandel vergund. Plegtige Ommegang aldaar, by gelegenheid van langduurige droogte. Brief des Keizers ter zaake van de Hollanders; ftaatelyke opening en leezing van den brief, die weinig meer dan pligtpleegingen , en niets van vryheid van Koophandel in China behelst. Piegtig feest van Pi-lou. Iloienhoek verlaat deeze ftad,-en keert weder naa Batavia. Gezantfchap van Pieter van Hoorn , Raad en Thefaurier van Indien, na China. . . _ . Bladz. 126 Oogmerk van dit Gezantfchap. Van Hoorn doet HokSyen aan; heeft gehoor by den Onder• Koning ; flaagt niet naar genoegen in het verkrygen van vryen Koophandel. De Hollanders worden hier zeer naauw bewaakt. De Gezant verkrygt verlof om na Peking te vertrekken. Beziet op de reize derwaarts verfcheid.en fteden en dorpen.  INHOUD. pen. Onderrichtingen aan hem van den Gouverneur van Yem-ping , hoe hy zich ten Hove te gedraagen hebbe. Edelmoedigheid van zekeren Gouverneur. Ongemeene opbrengst der Tollen te Su ■ Chew, en zeer fterke Scheepvaart. Goedgelukzeggers te Siugho. Kunftige Schutfluizen op de Vaart Juin. Naa 37 fteden, 335 dorpen en 34 Pagoden gezien te hebben , koomt de Gezant te Peking. Zyn elendig verblyf aldaar. Verfchynt ten Hove, ter overleveringe van de gefchenken. Dagelykfche voorraad , den Gezant en zyn gevolg toegeleid ; plegtigheden, by de overlevering van de gefchenken in agt genomen. Tegengefchenk van den Keizer. De Gezant wordt plegtig onthaald , van 's Keizers wege; neemt affcheid; vertrekt , en koomt te Batavia, zonder in de bevordering van de groote zaak des Koophandels iets te hebben kunnen verrigten. D E  v y ' ' f"-rr:iv;; 03 "si-as nsfiogt'! n» DE •J)bis- -- .8ni,aTajMv0 T0Jv ?9VolI PR E N TE N MOETEN GEPLAATST WORDEN: 1. Het Gezigt op Nanking. tegen over bladz. 65 2. De Afbeelding van Peking. . . . 78 3- 't Waterkasteel Kulu. . ... 95 NB-  NEDERLANDSCHË REIZEN. NIKOLAAS de GRAAF*» REIST OGT, langs den ganges; Van het Jaar 16Ó8 tot 1Ó7Ï. de graaf, als Wondheeler, reeds op twee togten der Vereenigde Nedeilandiche Ooatindii'che Maatfcbappye gediend hebbende, tradt, voor de derde maal, in de zelfde hoedanigheid , in haaren dienst, in den jaare 166H. Op den veertienden van Wintermaand des gemelden jaars , zeilde hy uit Texel, aan boord van het fchip de jonge Print , voor rekening van de Kamer Hoorn. Niets merkwaardigs ontmoette hem op dien togt , dan het overlyden zyns Zoons , die hem op de reize verzelde , welken eene heete koorts uit bet leeven wegnam. Volgens fcheepsgebruik wierdt hy over boord gezet, en den visfehén tot een prooi gegeeven. By zyne aankomst te Batavia, was hy getuige eenef yerrigtfnge, welke tót een bewys dient van de goeds orde, welke de Maatfchappy in haare Bezittingen onderhoudt , en haar tot eere ftrekt. De gantiche burgery van Batavia, naamelyk, officieren en foldaaten, . XI. deel. A fchijjL  2 NEDERLANDSCHË (chippers , fruurlieden , fchryvers , ziekentroosters , wondheelers van de fchepen, die op de Ree lagen, in één woord, alle de ingezeetenen dier vermaarde Volkplantinge, wierden ontbooden op het plein voor het Kasteel, en , door den Gouverneur Generaal en de Raaden van Indien , hun getal naauwkeurig opgenomen. Niet lang hadt de graaf te Batavia vertoefd, of hy ontving last tot het doen van eenen togt na Bengale. Hy bezogt , óp dien togt, eenige Ilollandfche Forten op 't Eiland Ceilon, en het Fort Paliacate op de kust van Kommandd. Vervolgens begaf hy zich na het Eiland Gale , en van daar na den mond van den Ganges; ondanks den indien ftroom dier riviere, zeilde hy tegen denzelven op, en kwam, op den negenden van Wynmaand des jaars 1670 , voor het Hollandfche Kantoor Ougly voor anker. Eenige maanden vertoefde hy hier in de waarneemïng van zyn beroep. Geduurende dien tyd, dcedt eene ovennaate van yver voor den Mahometaanfchen Godsdienst den Grooren Mogol zeer irrenge bevelen tegen de Afgodery, door het gantfche Land, afkondigen. De Pagoden der Afgodifche landzaaten wierdeft met muuren omringd , en alzo de toegangen tot dezelve afgefneeden ; voorts, hunne belastingen merkelyk verzwaard , en , op dat het getal der belyderen Van het Mahometaandom te meer velds mogt winnen , hunne jaarlykfche fchattingen verminderd. Tevens zondt die Vorst groote aalmoezen na Mekka, en maakte eenige pryswaardige fchikkingen , om de plaatzen. van openbaare ontucht, zo gemeen onder de Heidenen, uit te rooien. Doch alzo de Vorst zelve, in zyn paleis, een zeer ongeregeld leeven leidde, deeden alle dee-  REIZEN. 3 deeze fchikkingen minder baate, dan zyn eigen voorbeeld van bezrdigde leevenswyze zou gedaan hebben. Het omliggende land van Ougly is zeer aangenaam, en mag onder de vrugtbaarfte {treeken van Afie gerekend worden. Op den negenden van Zomermaand des volgenden jaars vertrok de graaf, op last des ■Direkteurs, na het Kantoor Casfambafar. Zeer vermaaldyk was deeze vaart langs den Ganges, als leverende het gezigt van eene reeks van bloeiende dorpen. Naauwiyks was hy te Casfambafar aangekoomen , of hem wierdt belast, de rivier nog hooger op te vaaren, heel tot aan Patna; eene fleepende ziekte des Direkteurs jahob sanderus, die voor alle aangewende middelen ftondt, was de reden diens bevels: men hadt hoope, dat zyne dikmaals beproefde kundigheid van mfeer nuts zou zyn. Tevens wierdt hy verzogt, zyne bekwaamheid in het tekenen, op dien uitflap* 'in het werk te ftellen , en grondtekeningen te vervaardigen van ftcden, paleizen, kasteden en andere merkwaardigheden , welke hem zouden bejegenen. De Direkteur van Casfambafar, die ouderneeming willende bigunftigen, en de graaf zeiven een blyk van zyne a*. tinge geeven, deedt eene ligte Bark wapenen, en op dezelve eene gemaklyke Tent tot zyn verblyf opflaan. Hem wierden medegegeeven twaalf Roeiers , tvvee Knegts, één Kok, een Tolk, en tot Schryver een jongeling , kornelis van oos te r hof genaamd 3 die te Patna moest blyven. Lang vertraagden de toebereidzels zyne reize ; hy vertok eerst omtrent het midden van Herfstmaand'. In de eerfte dagen van zyne vaart zag hy niets dan geringe dorpen: beter onthaal hadden zyne oogen , by zyne aankomst in de ftad Maxudabat , eene tamdyk A a gÏQ^  4 NEDER LAND'SC II E • groote plaats , verbeterd en bloeiende door den koophandel. De Had is onbemiuird, maar heeft een ruim plein, dienende tot eene Markt , omringd van Gaanderyen , die op pilar.ren rusten. Bovenal munt in fraaiheid uit, boven de andere gebouwen , het huis des Gouverneurs, voorzien van een zeer wel aangeleiden tuin, aan den Kleinen Ganges gelegen. De ftad is zeer volkryk; de ingezeetenen dryven een uitgebreiden han« del in zyden- en andere ftoffen. Verfcheide vlekken en dorpen zag de graaf, aan de beide oevers van den Ganges, eer hy te Ragi-Mohol, of Ragi - Mahol, kwam, eene ftad, niet minder merkwaardig en aanzienlyk om hanre uitgebreidheid, ais van wegens de menigte van allerlei waaren, die aldaar te koop geveild worden. Aan land getreeden zynde, wierdt hy geieid na de wooning van kappado mo selem, die den Hollauderen zeer genegen was, en ■geene zwaarigheid maakte om hem zyn verzoek in te willigen,tot het maaken van eene tekeninge van de ltad en van het paleis van Prinfe cha-sousa. Ragi-Mohol legt aan den westlyi;en over van den Ganges , welke rivier aldaar zeer breed is, en zich verdeelt in verfclieiden takken , als zo veele kleine rivie» ren. In de ltad ziet men verfclieiden voortreffelyke gebouwen, Mahometaanfci'e Moskeeën, Heidenfche Pagoden, eene zeer ruime en fraai betimmerde Marktplaats, en een praatig pateis aan den Ganges * voorzien van fraaie gebouwen ten dienlte der Vorsüyke Bywyven. Beneden aan de ltad zyn nog voorhanden de mauren van ecu Oud kasteel en de puinhoopen der Oude ltad. Mer verlof der Hegeeringe hebben de Hollanders hier een Kantoor aangeleid; 't geen, egter,niet veel betekent. . . a Ag-  REIZEN. 5 . Agrer het Kantoor ziet men het paleis en de tuinen van Prinfe cha-sousa, broeder van den vermaarden aureng-zeb , die ten deezen tyd op den throon van den Indostan zat. De Tuinen, die genoeg, zaam vierkant van gedaante zyn, worden aan twee zyden van de rivier, en voorts van het land omiingd. Ieder zyde is bykans vyf honderd fchreden lang, en het geheel omgeeven van een hoogen muur, op welken verfcheiden fraai gebouwde torens pronken. Voorts is de geheele tuin, door hooge rnuuren, verdeeld in vyf afzonderlyke vakken , ieder van welke zyne byzoudere gebouwen heeft, het een fraaier dan het ander, door de menigte van fnywerk en verguld/.el. Daarenboven heeft ieder tuin zyne fonteinen, wier water, door eene menigte Pypen of Buizen, na elders wcrdt geleid. De fonteinen zelve zyn van marmer, of van blaauwcii en witten fteen , en de meesten verficrd met marmeren of nictaalen afbeeldingen van veelerlei dieren. Naa acht dagen toevens, ter bezigtiginge en afbeeldinge van de ftad en het paleis , keerde de graaf na zyne Bark , welke hem voorts bragt aan den uithoek van Bineganges, dusgenaamd, omdat aldaar de eerfte uitfteekende hoek des bergs is, wiens voet tot in den Ganges uitfpringt. Deeze hoek is geheel bedekt met geboomte, onder 't welk een klein dorp met eene Karavanzera of herberg voor den reizenden man legt. Boven Bineganges voer hy voorby verfcheiden dorpen; onder dezelve deedt men hem opmerken Gingiparfuas, vermaard om de menigte Smeederyen en Timmerwcrven: hier worden verfcheiden foorten van Vaartuigen gebouwd. Vervolgens by den tweeden uithoek,Panthi genaamd, gekomen, vernam hy aldaar, boven op den berg, een A 3 Ma-  6 NEDERLANDSCHË Mahom^taansch Graf, van een muur omringd, en ee» klein dorp, aan 't welk eenige tuinen paalden. Patrigati, de derde uitfleekende hoek des bergs, beftaat uit een fteilen rots, van den top des bergs tot in de rivier daalende. Aan den voet heeft men middel gevonden eene Moskee te bouwen, van een muur omringd. Een weinig verder ftaan eenige boomen, onder welke de Afgodifche Heidenen eene Pagode gebouwd hebben, in welke eenige Fakirs, of Indiaanfche heiligen, zich onthouden. De nieuwsgierigheid dreef be graaf om eenige rotzen te bezien; met veel aan. dagts zag hy , hier en daar, letters , die voor hem onleesbaar waren. In den berg zag hy eene menigte grotten of holen , zommige van welke door Fakirs bewoond wierden. Een dier zo genaamde Heiligen muntte boven alle de overigen uit in Godsdienstigheid. Door geenerhande afleidingen van de graaf en de zynen liet hy zich in zyne gebeden ftooren, noch in zyn ftilzwygen , waar in hy eene foort van heiligheid fcheen te fteilen. Aan den vierden en laatften uithoek, Jangira of GeJmnguir genaamd, vertoonden zich eenige wooningen en tuinen, en boven op den top des bergs eene Moskee. Doch het merkwaardigfte van dien hoek is een groote rots, vierhonderd fchreden van den oever gelegen, in de gedaante van eene halve Maan, beneden zeshonderd en boven tweeduizend fchreden over 't kruis. Aan den rivierkant is dezelve fteil en volftrekt ontoegankelyk , doch aan den landkant effen. Veele overeenkomst in gedaante heeft deeze rots met den berg van Gibraltar. Boven op den top woonen eenige Kluizenaars. De graaf verkoos den weg van hier ffif Gorgate te voet af te leggen, als zynde dit eene aan-  REIZEN. 7 aangenaame wandeling. Hy bezigtigde de puinhoopen van het palcis van wylen gehang uir, Grootvader van aureng-zeb. Hoewel in de burgerlyke oorlogen , die weleer deeze gewesten beroerden, half verwoest , vertoont nog dit geftigt , in zyne muuren, boogen en zuilen, de blyken van zynen voorgaanden luister. Gorgate is een tamelyk groot dorp. By hetzelve legt over den Ganges een fteenen brug van acht boogen , die aan weerzyden door een achtkantigen toren wordt verdeedigd. Deeze brug, niet minder dan driehonderd fchreden lang, wordt gehouden voor een werk van den waereldbefaamden tamerlaan; zeker is het, dat hy duidelyke kenmerken van oudheid draagt. Thans keerde de graaf te rug na zyne Bark, en nog verfcheiden dorpen zynde voorby gevaren, naderde hy eindeiyk de groote ftad Monghor. Het lustig aanzien der ftad , de fraaiheid haarer muuren , van witten fteen gemetzcld, de pragtige kasteden, hooge Moskeeën eii andere gebouwen: dit alles deedt hem een zo gunstig denkbeeld wegens de plaats opvatten, dat hy ftraks befloot, haar van binnen naauwkeurig te bezigtigen. Ten dien einde tradt hy , met zynen Schryver, en zyne twee bedienden, aan land. Monghor heeft de gedaante van eenen boog, welks fnaar de Ganges is. De graaf bevondt, in het rondwandelen der ftad, van het eene einde des boogs tot aan het ander, dat dezelve eenen,omtrek beflaat van twaalfduizend vyfhonderd fchreden. In gevolge van den Jast des Direkteurs van Casfambafar , tekende hy dit getal aan, als mede dat der poorten en kleine torens, nevens den afftand tuslchen dezelve, en andere merkwaardigheden. Hoe omzigtig en geheim hy dit meenA 4 de  3 NEDERLANDSCHË de varrigt te hebben , het wierdt, nogthans , opgemerkt door de Wagt by eene groote pooit, die hem daarop in verzekering nam; wordende insgelyks zyna Bark, die een weinig beneden de ftad lag, door eenig* foldaaten bezet. Straks wierdt onze Reiziger voor den Gouverneur w deszelfs paleis gebragt. Mirsa-mahomet, dus was zyn naam , een Moor van kloeke gefhlte en listig voorkoomen , pragtig uitgedoscht, zat midden onder zyne Uaadeii, onder een kostbaar verhemelte, en op zeer fehoone tapyten. Naast hem ftonden twee doozeu, de eene met Tabak, de andere met Betel gevuld. Naa de graaf en zynen Schryver , met een Itreng gelaat, aanfchouwd te hebben, beval hy hun , buiten het tapyt neder te zitten. Een geruimen tyd hielde hy het oog op hen gevestigd, en vraagde hun Cindelyk, op eenen barfchen toon, van welken landaart zy waren ? en tot wat oogmerk zy de ltad beaagen ? Het antwoord was , dat zy Hollanders, en door hunne Heeren en Meesters na Patna gezonden waren , en thans te Monghor hadden voet aan land gezet, om 'er leevensmiddelen te koopen. „ Maar „ waarom " , hernam hierop de trotfche Indiaan, ,» heeh men u buiten otn de muuren zien wandelen, „ en de bolwerken en poorten zo naauwkeurig op„ neemen ? Wat hebt gy op een papier gefchreeven ? " Hierop den gevangene bevolen hebben, zyne papieren over te leveren, Helde hem de graaf, die zyne aantekeningen in zynen boezem zorgvuldig hadt verborgen , een gelchrift ter hand , waar van hy niets kwaads hadt te duchten. Toen doorzogc men zyne zakken, en thaalde 'er een Kompas en Quadrant nit, Naauwkeurig bezag men dezelve, en gaf ze vervol-  REIZEN. 9 volgens te rug, zonder dat. men het oogmerk deezer werktuigen kon begrypen. Thans verzogt De graaf verlof, na zyne Bark te mogen wederkeeren, ter voortzettinge van zyne reize. Doch dit wiercjt hem geweigerd; men wierp hem daarentegen , nevens den Schryver, in een vuil en ftinkend gat, daar zy geen ander licht zagen dan van eene lamp, en in groote ongerustheid , onder moordenaars en roovers, den nacht moesten doorbrengen. 'sAnderendaags tegen den middag wierden zy, door eenige foldaaten, andermaal, voor den Raad gebragt. Thans vraagde hem de Gouverneur , hoedanig een land Holland ware? wie het regeerde ? van welken Godsdienst de Landzaaten belydenis deeden ? en of zy in den Profeet mahomet geloofden? Op deeze vraagen deedt de graaf^door zynen Tolk,antwoorden, dat Holland een ryk en vermogend Land was , vol groote fteden en fraaie dorpen, alwaar de Koophandel bloeide , en van waar men telkens een groot getal fchepen na alle gewesten der waereld zondt ; voorts dat men 'er onder de Regeering der Staaten leefde, en geloofde in jezus christus, Gods Zoon, cn den Verlosfer van het menschdom. „ Gy gelooft dan „ niet", fprak hierop de trotfche Stadvoogd, „ in „ den Profeet mahomet? Dat hadde ik fchier ge„ dagt. Dus zyt gy fnooder dan die honden", met een wyzende op zyne Lyfwagten , die uit Afgodendienaars van dat land beftonden. Naa verfcheiden redenen , over en weder gewisfeld , herhaalde de graaf zyn verzoek, om na zyne Bark te mogen wederkeeren , alzo de zaaken, welke hem na Patna riepen , fpoed vereischten , en de jongeling, die hem verzelde, om den vuilen ftank A 5 van  io NEDERLANDSCHË van het gat, waarin hy den nacht hadt doorgebragt, zich zeer onpasfelyk bevondt. Doeb het antwoord' was, ingevalle zy ftierverj, dat men zorge zou draagen, hen in den Ganges te werpen, en alzo met den flroom doen wederkeeren na Bengale , van waar zy voorgaven gekoomen te zyn; doch dat zy niet konden vertrekken, voor dat men aan den Grooten-Mogol gefchreeven, en deszelfs nadere bevelen zou ontvangen hebben. Hierop wierden ze na buiten geleid , en overgebragt na eene andere Gevangenis, naby het Kerkhof yan eene Moskee. De Kerker, in welken zy thans lagen, was een klein vierkant gebouw, naauwlyks vier fchreeden wyd; de muuren waren drie voeten dik , en de deur of ingang flegts twee voeten breed. Twee gaten, met yzereii ftangcn , dienden tot venfters. Het dak hadt de gedaante van een klok. Nacht en dag wierdt by deeze gevangenis de wagt gehouden door eenige foldaaten, met degens , boogen en fchilden gewapend. Nogthans wierdt hun de toegang van hunne bedienden vergund, om hen van 't noodige te verzorgen. Van tyd tot tyd wierden zy bekeeken, van eene menigte der ftedelingen , door de gaten , door welke zy lucht moesten fcheppen. Zommigen hadden mededogen met hun; andere fcholden hen voor honden, verraaders en be' fpieders. In 't eerst hadt pa graaf de vryheid om na Magiamahol, Patna en Casfambafar te mogen fchryven; doch deeze gunst wierdt hem welhaast ontzegd. Naa eenige dagen treurig toevens in dien akeïgen Kerker, wierdt onze Reiziger ten derdemaale voor den Pvaad gefield, doch de Schryver, om zyne ongefleld. heid en jonge jaaren, verfchoond. Daarenboven moest de graaf al den last der befchuldigingen draagen, dc-  REIZEN. „ dewyl men hem de ftad zeer naauwkeurig hadt zien opneemen , en van alles aantekening houden. Men vraagde hem , wat hem zo vrypostig hadt gemaakt, te Monghor te koomen, de ftad rond te wandelen, en de muuren te befpieden? en of hy niet wist, dat het eene grensvesting was , na welke niemand de oogen mogt flaan ? Men voegde 'er nevens , dat de Groote Mogol zulks ftreng hadt verboden,en hy diensvolgens, door de overtreeding van dit verbod, in 's Vorften ongenade vervallen was, en verdiend hadt, op een plank gebonden, en door midden gezaagd te worden. „ Gy „ zegt",, dus vervolgde de Gouverneur, „ Hollan„ ders te zyn. Die Natie kennen wy niet; maar gy „ zyt looze Portugeezen , fchelmen , gekoomen om „ ons te befpieden, en de ftad te verrasfen ". Vergeefs riep de graaf den hemel aan als getuige zyner onfchuld; men dreigde hem op te hangen, of aan den ftam eens booms te binden, om met pylen doorfchootea te worden. Nu deedt men hem te rug brengen na - yne Gevangenis , alwaar hy door de wagthoudende foldaaten ftrenger dan voorheen behandeld, en door het graauw nog meer wierdt gefcholden. Nogthans vertrouwde hy , dat men hem niet aan 't leeven zou koomen , voordat men aangaande het oogmerk zyner reize nader zou onderricht zyn , en des Mogols bevelen verftaan hebben. Doch zyn Schryver ftelde zich niets anders dan den dood voor oogen; in weerwil van de graafs kloekmoedigheid en opbeurende redeneeringen , deedt de vreeze voor denzelven, meer dan zyne ziekte, zyne zwakheid merkelyk toeneemen. Te midden van dien hulpeloozen en deerniswaardigen toeftand, wierden ze meikelyk vertroost, door eenen  12 NEDERLANDSCHË eenen brief, door eenen hunner bedienden hun ter hand gefield, gefchreeven van jakob verburg, Direkteur van Ougly. Hy melde hun in denzelven, dat men in 't Kantoor hun ongeval verfiaan hadt; doch vermaande hen tevens , den moed niet te laateu zakken, alzo men, ten hunnen voordeele, aan den Nabab van Patna gefchreeven, en beflooten hadt, ter hunner losfinge niets te fpaaren. De zelfde verzekeringen en beloften wierden herhaald, in eenen anderen brief, welken zy, den volgenden dag, van den Gouverneur van Soëprg ontvingen. En, in de daad , niet ongegrond waren alle deeze verzekeringen : want vier dagen daarnaa ontving de Gouverneur bevel van den Nabab van Patna , de gevangene Hollanders ten fpoedigde aan hem over te zenden. Thans waanden de onzen, zo goed als hunne vryheid te hebben bekoomen. Doch de Gouverneur maakte in 't geheel geenen fpoed met gehoorzaamheid aan dit gebod ; hy gaf voor , na het Hof van Agra, aan den Grooten Mogol , te hebben gefchreeven, en van daar antwoord te verwagten. Evenwel durfde hy het niet befiaan , hen even als voorheen fireng te behandelen ; hy gaf hun verlof, door de ftad te mogen wandelen, mids zy door eenige fol-, daaten verzeld wierden, en 's avonds in hunne gevangenis wederkeerden. Onverwagt keerde nu de kans ten voordeele van dk, graaf. Een zyner bedienden naamelyk hadt aan zommigen der ftedelingen verhaald , dat hy een zeer ervaren Wondheeler was. Zeer gezien en geagt maakte hem eensflags deeze ontdekking by de Indiaanen, en vergoedde hem ryklyk den hoon en fmaad, welke hy dus lang hadt geleeden. Zelf ontboodt hem de  REIZEN. 13 de Gouverneur by zich, beftrafte hem vriendlyk over zyne agterhoudenheid, en verzogt verfchooning over de ftrenge behandeling, welke hy hem hadt aangedaan. Hierop verzogt hy hein , zynen Neef te willen gaan bezoeken , die zints lang aan eene Borstkwaale hadt gezukkeld , met belofte van gouden bergen, indien hy hem genas. De graaf, hoewel onvoorzien van geneesmiddelen , zich deeze gelegenheid willende ten nutte maaken, bezogt den kranke; zyne kwaal naauwkeurig hebbende opgenomen, verklaarde hy dat dezelve eene verzweering in de Long en dus ongeneeslyk was; dat alle geneesmiddelen geene baat konden doen, maar men geduld moest oelfenen , zo als hy zelve ten aanzien van zyne gevangenisfe doen moest. Van meer vrugts waren zyne raadgcevingen hier en daar in de ftad , welke hem zeer beroemd maakten, en ryklyke vergoeding bezorgden. Dus gunitig (tonden zyne zaaken, wanneer dezelve nog voordeeliger wierden, door de aankomst van een tweeden bode van den Nabab, medebrengende een bevel aan den Gouverneur, dat hy de beide gevangenen, zonder eenigen uitftel, hadt te doen vertrekken, met bedreiging dat hy zelve , in gevalle van ongehoorzaamheid , na Patna gevoerd, en als een wederfpannige zou geftraft worden. Dus moest hy zich onderwerpen, ten koste van zyne trotsheid. Geduurende de dagen zyns verlofs , welke de graaf hadt hefteed aan het doorwandelen van de ftad , hadt hy nieuwe aantekeningen gevoegd by die hem in 't lyrfen hadden gebragt. Uit dezelve blykt, dat Monghor eene zeer fraaie plaats is. Aan de eene zyne ftroomt de Ganges langs haare muuren; aan den landkant is zy van eene rondagtige gedaante. De  14 NEDERLANDSCHË gragten zyn wyd en diep, doch droog op zulke tyden, wanneer de Rivier niet zeer hoog is. Zy heeft vier poorten; de Oost-poort is de voornaamfte. Men koomt in deeze poort over twee Valbruggen, en vervolgens, door eene kleine deur, op een vierkant plein, met muuren omringd, en van daar, door eene tweede poort, in de ftad. Aan weerkanten dier Poort ftaan twee groote fteenen Elefanten , op ieder van welke een gewapend man zit. Midden in de ftad, op eene opene plaats of plein, waarop verfcheiden ftraaten uitloopen, ftaat eene zeer fraaie Karavanzera, van eene achthoekige gedaante, omringd van eene reeks fraaie huizen, met torentjes veriierd. Alle ftraaten loopen recht door de ftad, van de eene poort na de andere. Aan den rivierkant ftaat een fraai Kasteel nevens het paleis des ouden Konings, als mede de vertrekken zyner Vrouwen en andere aanzienlyfa* gebouwen. Buiten de Oost-poort, heeft men eene groote Markt aangeleid, op welke allerlei vleesch, visch, gevogelte en vrugten te koop geveild worden. De Wethouders en voornaamfte ingezeetenen der ftad doen belydenis van den Mahometaanfchen Godsdienst; de overigen zyn Afgodendienaars. De Bezetting beftaat uit vyfhonderd Knegten en duizend Ruiters. De meeste inwooners beftaan van den Koophandel. Buiten de ftad ziet men eene menigte winkels en wooningen voor veelerhande Kunftenaars en Ambagtslicden. In gevolge van den last des Nababs aan den Gouverneur , verliet nu de graaf de ftad Monghor; hem verzelden in zyne Bark zes foldaaten, welke hem ter lyfbefchuttinge tot aan Patna moesten dienen. Twee van hun deeden de reize; de overige vier ver. lie-  REIZEN. 15 Kepen, uit vrèeze voor ItrafFe van den Nabab, om de ongehoorzaamheid huns Gouverneurs. Op den derden dag naa hun vertrek ontmoette onze Reiziger eene kleine Vloot, voerende den leeftogt en pakkaadje van eenig krygsvolk , welk langs de oevers van den Ganges volgde; het beftondt uit twaalfhonderd Ruiters , eenige benden voetvolk, veertig Kamcelen, zes Elafanten en eene menigte Osfen. Dit kleine Leger, toebehoorende aan een Heidenfch' Piins, kwam van den berg Asfimg, en was beftemd na Delli en Agra, om zich aldaar te vereenigen met het Leger van den Grooten Mogol, en tegen den Rebel sevagi op te trekken. Geduurende deezen fcheepvaart , zag de graaf langs den oever eene menigte groote en kleine dor* pen, alsook veele Pagoden en Moskeeën. Ten laatfte tradt hy aan land by het dorp Fatoha, en vervolgde van daar zynen weg te voet, langs den oever van den Ganges, na het paleis van sesïakan, Nabab van Patna, alwaar men geene zwaarigheid vondt, hem de gebouwen en tuinen té laaten bezigtigen. Eindelyk kwam hy in de Vcorftad van Patna. Zeer bekoorlyk was van daar het gezigt op die ltad. Door eenen Banjaan wierdt hy na het Kantoor der Hollandfche Maatfchappye geleid. De Raad van Patna hadt geen narigt van zyne komst ontvangen, of hy zondt Vier Afgevaardigden nevens eenen Ceheimfchryver na 't Kantoor, om de graaf eu de zynen te verwelkoomen, en van hun te verzoeken een naauwkeurig Verflag wegens de behandeling, hun te Monghor aangedaan. De graaf deedt een getrouw verhaal, zonder den Gouverneur re ontzien, of hem boven de Waarheid te bezwaaren. Terwyl onze jtefcigtt :te Patna eenige dagen vertoef"  16 NEDERLANDSCHË toefde, dreef hem de nieuwsgierigheid, teneinde eene ltad, zo beroemd van wegens haaren koophandel, naauwkeuiiger te kunnen bezigtigen, om een Moorsch gewaat te koopen. Hier mede uitgedosebt, en van zynen Tolk en Knegt verzeld , doorwandelde hy alle wyken en oorden , en maakte van alles, wat hem merkwaardig fcheen, naauwkeurige aftekeningen. De ftad Patna legt aan den Ganges; de reden deezer ligginge , gelyk van die van zeer veele andere plaatzen , is , omdat de Indiaanen , aan de wateren dier riviere eene buitengemeene heiligheid en kragt toefchryvende , dus te bekwaamer gelegenheid hebben, om 'er zich dagelyks in te wasfehen en te baadeu. Patna wordt gedekt door een groot en fterk Kasteel; omringd van Bolwerken , met torens beplant. Men ziet 'er pragtige Moskeeën, Pagoden, tuinen en fraaie burgerhuizen. Om tegen de zwaare overftroomingen van den Ganges buiten zyne oevers behoed te zyn , is de ftad op eene hoogte gebouwd. Van den oever klimt men met twintig, dertig, en op zoinmige plaatzen veertig treden na de ftad; aan de Landzyde heeft zy eene menigte Redouten en Torens , die , egter, meer tot fieraad, dan ter befcherminge dienen. Midr den door de geheele ftad loopt eene breede ftraat, die bykans geene andere bewooners heeft dan allerlei ambagtslieden en kunftenaars, die hier hunne werkplaatzen, en tevens hunne Winkels hebben. Deeze breede ftraat wordt, in de lengte, doorfneeden van zeer veele kleinere ïtraateu, zommige van welke in het veld , en andere op den Ganges uitloopen. In het hoogfte ge* deelte der ftad ontmoet men een ruim Plein , 't welk tot eene Markt dient; wyders een zeer fchooH Paleis* in 't welk de Nabab zyn verblyf houdt, en eene groote  REIZEN. 1? té Kettera, of Beurs , in welke de kooplieden van verfchillende Natiën te zamen vergaderen , om 'er hunne goederen te koop te veilen. Naadat de graaf zyne nieuwsgierigheid voldaan hadt, in het doorwandelen en bezigiigen van de ftad, keerde hy te rug na het paleis des Nababs sestikan , om nogmaals het gezigt te hebben van de fraaie tuinen en kostbaare fonteinen ; welke, egter, met die van ragi-mohol merkelyke overeenkomst hadden. Terwyl hy, in deezen vermaaklyken oord , zynen weetlust voedde, en zyne rekenkunde oeflende, ontving hy eenen brief van sanderus, die hem met ongeduld verwagtte re Soëpra , of Chiopera , het uiterfle Kantoor, welk de Maatfchappy aan den Ganges bezit. Dit bewoog hem , ftraks zyne reize verder voort te zetten. De rivier hooger op vaarende, vondt hy het land allerwegen zeer volkryk , tot aan de plaats, alwaar de vermaarde Moskee Monera ftaat, van welke men hem zo veele wonderen hadt verhaald. Op zich zelve is Monera een gering dorp, omtrent eene halve myl van den Ganges gelegen, 't welk llegts van eenige arme werklieden wordt bewoond. Weleer was het land hierom ftreeks eene woestyn. Maar, zo als de overlevering luidt en hier te lande getrouwelyk geloofd wordt, een vermaard Fakir, of Indiaanfche Heilige, iha-monera genaamd , vernomen hebbende de natuurlyke vrugtbaarheid van dat gewest , 't welk geene andere bewooners dan tygers, wolven en wilde honden hadt , vervloekte dat gedierte , verdreef het door de kragt zyner gebeden , en bouwde 'er eene kleine Kapel, in welke hy veels wonderen verrigtte. XL deel. B De.  18 NEDERLANDSCHË Devvyl liet gerugt zyner heiligheid veele lieden derwaarts lokte, en hem eene menigte aalmoesfen aanbragt, vondt zyne bediende, naa 's Mans aflyvigheid, in zyne Kapel, zeer veele en aanmerkelyke rykdommen, en deedt, voor dezelve, ter zyner gedagtenisfe, eene pragtige Moskee bouwen , die vervolgens voor eene menigte Fakirs tot eene woonplaats diende. De Moskee Monera is een ruim vierkant gebouw, van boogen en pilaareu omringd; zy heeft een rond dak , met geele en blaauwe fteenen zeer kundig gedekt ; op eiken hoek ftaat een klein torentje, van gedaante als het groote gebouw. Het geheele geftigt is omringd van eenen muur, van tien voeten hoog., en aan ieder zyde honderd fchreden lang. De voornaamfte ingang is eene fraaie fteenen poort j. voor dee zelve legt een ftuk gefchut, van ftaaven yzer gefmeed, 't welk acht ponden fchiet. Aan de tegenoverzyde der Moskee ligt een groote Vyver, met boomen beplant ; langs acht trappen daalt men neder in het water. Eene menigte Graflieden ontmoet men langs deezen Vyver. Ter deezer plaatze ftaat insgelyks eene Moskee, doch kleiner dan de voorgemelde. Men ziet aldaar eenen fteenen Elefant, houdende in zynen funit .eenen Adelaar. De kragt van dit dier tegen blixem, dónder en ftormwinden wordt hier zeer hoog geroemd. Rondom deeze plaats krielt het geftadig van Fakirs ,, die den Pelgrims hunne verdichtzelen zoeken, op te dringen, en door zo genaamde godvrugtige bedriegeryen veel gelds af knevelen. Eenigen dier Heiligen woonen in de Moskee; anderen zwerven by troepen door het land , met Hokken gewapend, en vaandels en ba-  REIZEN. lp banieren voerende. Nu eens gaan ze bykans moedernaakt , dan wederom zeer zonderling uitgedoscht. Veeltyds beftrooien zy zich over het geheele lichaam met asfche, om aldus het vöorkoomen van boetvaardigheid te vertöonen. Om voor hunne fchraapzucht en rooveryen behoed te worden, zyn de inwooners der dorpen en fteden , door welke zy trekken, genoodzaakt, hen van leevensmiddelen te verzorgen. By zyne aankomst te Soëpra , vondt de graaf den Direkteur sanderus in eenen kwynendeu ftaat; doch het gelukte hem, zyne geneezing te bewerken. Het Kantoor van Soëpra is alleenlyk aangelegd tot den inkoop van Opium en Salpeter , welke men in deezen oord in groote menigte vindt. Het gebouw, door de Hollanders hier geftigt, beantwoordt aan het gewigt diens handels. Het legt aan den Ganges; is een langwerpig vierkant, hebbende op eiken hoek eenen toren; het kan aangemerkt worden als beftaande uit drie onderfcheidene gebouwen. Naast het eerfte legt een fraaie tuin; het middenfte gebouw bevat het Pakhuis en gemaklyke wooningen voor de Beftuurders; het derde is het Werkhuis, in 't welk de Salpeter bereid en gezuiverd wordt. Naadat de graaf den tyd van bykans twee jaaren op verfchillende Kantooren hadt doorgebragt, vertrok hy, op den twintigften van Slagtmaand des jaars 1671, te fcheep na Perfie. In groot gevaar van fchipbreuk kwam onze Reiziger op deezen togt. Op de kust van Ceilon ftootte het fchip op eenen rots, doch kwam 'er gelukkig af. Thans liepen zy binnen te Punto Gale, alwaar zy bevel ontvingen, zich na Kolumbo te begeeven. Door dit voorval, als B a me-  ao NEDERLANDSCHË REIZEN. -mede omdat de Franfchen thans in deezen oord fterk ter zee waren , hadt de togt na Perfie geenen voortgang. Hy vertoefde, egter, tot in het volgende jaar, in de Indien; thans nam hy de reize aan na 't Vaderland , 't welk hy, zonder eenige merkwaardige ontmoetingen, bereikte. NE-  NEDERLANDSCHË REIZEN. HENDRIK HAMELS GEVAARLYKE TOGT e n SCHIPBREUK. Ï-T xj. end rik hamel, Schryver op het fchip de Sperwer, vertrok met hetzelve uit Texel, in het begin des jaars 1653. Ondanks de veelvuldige (tonnen, van welke zy beloopen wierden , was de reize zeer voorfpoedig: want, reeds in hetNbegin van Zomermaand , lieten zy op de Ree van Batavia het anker vallen. Niet langer dan veertien dagen vertoefden zy hier , en gingen , ten einde van dezelve, op bevel des Gouverneurs , onder zeil na Tayo-wan , op het Eiland Formofa. Zy voerden derwaarts den Heer kornelis lessen, welke den Heere nikolaas verburg in de Landvoogdyfchap van Formofa zon opvolgen. Naa dien Heer te hebben aan land gezet, vervolgden ze hunne reize na Japan. Zy bevonden zich nog in het Kanaal van Formofa, wanneer 'er een zeer zwaare ftorm opftak ; die van B 3 tyd  sa NEDERLANDSCHË tyd tot tyd toenam , en hen eerlang in gevaar bragt van op een Eilandtje te ftranden. 't Was nacht, en de lucht zeer donker en nevelig. Nogthans gelukte het hun, dat zy het fchip voor anker kreegen. Toen de dag aanbrak , en de lucht een weinig opklaarde, bevonden zy zich zo naby de kust van China, dat zy eenige gewapende manfchap aan den oever onderfcheidenlyk konden befpeuren. Den volgenden dag en nacht bleeven ze hier voor anker leggen. Door den aanhoudenden ftorm wierden ze eerlang van hunne ankers , en wederom tor in het gezigt van Formofa gedreeven. Lang zukkelden zy in de Engte , door verwihfeling van harden wind en ftilte. Eindelyk borst de Zuid - Ooste wind uit in eenen allerhevigften ftorm, met zo gevaarlyke rukwinden, dat men gefta. dig niets anders hadt te doen, dan zeilen byzetten en minderen. Veel leedt het fchip, door het geweldig beuken der zee. Men ftreek eindelyk de Raaën, en gaf het Vaartuig aan de genade der golven over. Orn de zwaare ftortingen der Zee, kon bykans niemand boven duuren. Eindelyk beval de Kapitein, om ook den grooten mast te kappen, en zich tot het gebed te begeeven, dewyl men, elk oogenblik, niets anders dan den dood voor oogen hadt. In deezen akeligen toeftand, kort naa de tweede Nachtwagt, riep een Man , die aan den Voortleven op den uirkyk ftond: Land! Land! 'er nevens voegende , dat ze niet meer dan een Musketfchoot van 't ftrand waren. Om den regen en de donkerheid van den nacht, hadt hy niet vroeger het land kunnen onderkennen. De diepte der zee maakte het ankeren ©nmogelyk. Drie Golven, thans fpoedig op elkander vol-  REIZEN. a- volgende, veroorzaakten een lek in het fchip : zodat allen , die beneden waren , eer zy den tyd hadden om zich te redden, in het water verfmoorden. Eenigen die op het dek waren, fprongen over boord; de overigen wierden door de Zee weggevoerd. Vyftien man kwamen aan land, meestal naakt, en zommigen gekwetst. 's Anderendaags , egter , ontmoetten zy nog eenigen hunner makkers , door de Golven tegen het ftrand gevoerd. Gezamentlyk maakten ze nu een getal uit van 36 perfoonen; het deerlyk overfchot van 64 man, met welke zy uit het Vaderland de reize hadden aangenomen. Naadat de ftorm eenigzins bedaard was , begaven zy zich op het Wrak, 't welk nu insgelyks hoog op ftrand gezet was. Op hetzelve vonden zy een man, tusfehen twee planken zo vast beklemd, en zwaar gekwetst, dat hy, door hen gered zynde, nogthans weinige uuren daarnaa den geest gaf. Van de verdronkenen in Zee vonden ze geene anderen, dan het Lyk des Kapitein e gij erts, 't welk aan het ftrand was opgefpoeld. Zo veel de gelegenheid gedoogde, bezorgden zy het eene eerlyke begraafenis. Van hunnen voorraad bergden zy niets anders , dan een zak meel, een ton gezouten vlee'sch , een ham en een vaatje met roode wyn. Hunne meeste verlegenheid was om vuur te maaken , alzo zy niet anders wisten , of zy bevonden zich op een onbewoond Eiland. Tegen den avond begon dï wind en regen eenigzins te verminderen. Thans verzamelden zy hout en zeilen van het Wrak, en fioegen van dezelve eene Tent op, om 'er zich eenigzins onder te verfchuilen. Beklaagenswaardig was ondertusfehen de toeftand, in welken onze fchipbreukelingen zich bevonden. Nu E 4 eens  24 NEDERLANDSCHË eens beklaagden zy zich , omdat zy geenen mensch in deezen oord ontmoetten ; dan wederom ftreelden zy zich met het denkbeeld , dat zy niet verre van Japan waren. In deezen ftaat van zaaken ontdekten zy eenen Indiaan, op den afftand van omtrent een Kanonfehoot van zich. Zy riepen hem toe, en gaven verfcheiden tekens; doch hy hadt hen niet in 't oog gekreegen, of hy toog op de vlugt. In den naamiddag zagen ze nog drie anderen; een van dezelve droeg e;n iviusket, en de twee anderen eikeenen Boog. In 't eerst bleeven ze ftaan; doch ziende nat de Vreemdelingen op hen af kwamen , zetteden zy het insge3yks op den loop, hoewel He onzen, door tekenen, zogten te beduiden, dat ze van hun niets anders dan vuur begeerden. Nogthans wierden ze door de onzen op de vlugt onderhaald: waarnaa zy hunne wapenen overgaven, en een vuur ontftaken. Zy waren op 't Chineesch gekleed; uitgezonderd hunne hoeden of mutzen, die van paerdehair gemaakt waren. Tegen den avond kwamen 'er omtrent honderd gewapende mannen, even als de voorgaande gekleed : zy telden de onzen , en hielden hen den geheelen nacht ingellooten. Den volgenden middag zagen de onzen eene bende van tweeduizend man, zo te voet als te paerd, aanrukken : zy fchaarden zich voor en rondom de opgeflagene Tent. Thans tradt de Heer hamel, verzeld van den Opper- en Onder-Stuurman, benevens eenen Jonge, hun te gemoete. Voor den Bevelhebber gebragt zyade, beval deeze , elk hunner eene yzeren keten , met een fchelletje daar aan vast , om den hals te binden, en datzy, in dien vernederden flaat, zich voor hem ter aarde zouden werpen. Onder  REIZEN. 45 der het aanheffen van een luid gefchreeuw door de Eilanders, wierden de overigen even eens behandeld. Naa dus , eenigen tyd , met het aangezigt op den grond gelegen te hebben , wierdt hun een teken gegeeven om neder te knielen. Van eenige vraagen , die hun gedaan wierden, konden zy geen denkbeeld maaken. Ook konden de onzen, van hunne zyde, den Eilanderen niet doen begrypen , dat zy den wil hadden na Japan , om reden dat men hier te lande dat gewest niet onder deezen naam kende, maar onder dien van Jeenare, of Jispon. De Bevelhebber der Indiaanen , ten laatfte begrypende, dat hy geen denkbeeld konde maaken van 't geen de Vreemdelingen zeiden of begeerden, geboodt elk hunner een kop met Arak aan te bieden , en hen na hunne Tent te doen wederkeeren ; tevens aan hunne leidslieden gebiedende, hunnen voorraad na te zien. Niet lang waren ze in hunne Tent geweest, of men bragt hun Ryst, in water gekookt. Dewyl men een vermoeden hadt, dat ze veelligt uitgehongerd waren , gebruikten de Indiaanen de voorzorge, om den onzen flegts een kleinen voorraad tevens aan te bieden, opdat de gulzigheid hen niet zou befchadigen. Naa den Maaltyd vertoonden zich voor de Hollanders eenige Indiaanen, met touwen tri de handen. Geen kleinen fchrik jaagde dit de onzen aan, die zich verbeeldden , dat dezelve moesten dienen om hen te wurgen of op te hangen. Doch hunne angst verdween wel dra, toen zy de Indiaanen zich na het Wrak zagen begeeven, om hetgeen van hunne gaadhige was, van daar te haaien. 's Avonds wierdt hun wederom gekookte Ryst voorgezet. B 5 Naa  a van hun mogten uitgaan , by beurten , om verfclie lucht te fcheppen en hun linnen te wasfchen. Van tyd tot tyd deedt de Landvoogd de onzen de eere, om naar hunnen toeftand te laaten verneemen, en hen iets voor hem te doen fchryven, in zyne eigen en in de Hollandfche taaien : hier door leerden zy allengskens eenige woorden der landtaale verftaan. Zo tedere zorge droeg hy voor de kranke Hollanders, dat, volgens het getuigenis van den Heere hamel, zy van deezen Afgodifchen Landvoogd beter behandeling genooten , dan hun onder menig Christen volk zou wedervaaren zyn. - In 't laatst van Wynmaand des jaars 1653, wierdt de Heer hamel, nevens den Onder-Stuurman, by den Gouverneur ontbooden. Zy vonden 'er een man zitten, met een zwaaren rooden ibaard. De Gouverneur hun gevraagd hebbende , voor wien zy deezen perfoon aanzagen, was het antwoord, voor een Hollander. Hierop begon hy te lachen , en zeide, dat zy zich bedroogen: want dat het een Koreetr was. De onbekende , die tot nog toe hadt gezweegen, fprak hen thans in 't Hollandsch aan , en vraagde, van waar ze kwamen. Naa hem hieromtrent voldoend befcheid gegeeven te hebben, deeden ze een verhaal van den ramp, die hun wedervaaren was. Thans gebruikte hamel de vryheid , om hem de zelfde vraag te doen, en naar zyne herkomst te verneemen. Aan zyn verzoek voldoende , berigtte hy, genaamd te zyn jan weltevree, gebooren in de Ryp, in Noord • Holland; dat hy, in den jaare 1626, met het fchip Hollandia , uit de Nederlanden vertrokken, en in het volgende jaar, met het fchip Ouwtrktrk, na Japan gezeild was; dat een ftorm hen tegen  3o NEDERLANDSCHË gen de kust van Korea hadt gedreeven; dat het fchfp gebrek aan water hebbende , hy met twee zyner reisgenooten na land was geroeid , om water te haaien, doch allen van de landzaaten waren gevangen benomen; dat zyne twee makkers, nu omtrent achttien jaaren geleeden, ter gelegenheid van eenen inval der Tartaaren in Korea, in den oorlog waren gefneuveld; dat hy zelve thans achtenvyftig jaaren oud , en uit de hoofdftad van Korea, in welke hy woonde , door den Koning was gezonden, om re verneemen, wie zy waren , en war hen na zyn gebied gevoerd hadde; dat hy aan den Koning dikmaals om verlof verzogt hadt, na Japan te mógen overfteeken, doch geen ander antwoord bekoomen, zich met die hoop nooit te moeten vleien, ten zy hy zich vleugelen maakte, om derwaarts te kunnen vliegen ; dat het de gewoonte des Lands was , alle vreemdelingen aan te houden; doch dat men hun geen gebrek liet lyden,. en' van alle het noodige, .geduurende hun leeven, voorzag. Geene zeer aangenaame tyding voor hamel en de zynen , was het laatfte gedeelte van dit berigt. De blydfchap, evenwel, over het aantreffen van eenen Landgenoot, met wien zy in hunne eigen taal konden fpreeken, zegepraalde eenigermaate over hunne droefgeesrigheid. Doch het lang verblyf in dit vreemd gewest hadt weltevree zyne moedertaal in zoo verre doen vergeeten, dat onze fchipbreukelingen in 't eerst moeite hadden om hem te verftaan. Binnen het tyd» verloop van eene maand, kwam hy die ongewoonte vry wel te boven. De Gouverneur deedt naauwkeurige aantekening houden van hunne opgaven , zondt dezelve aan 'c Hof, en geboodt hun , goedsmoeds te zyn, dewyl zy  REIZEN. 3- zy binnen kort antwoord zouden hebben. Dagelyks bewees hy hun nieuwe gunften. Aan wel tevree en de overige afgevaardigden van het Hof gaf hy de vryheid, hen zo dikmaals zy wilden te mogen bezoeken, en aan hem verflag te doen van hunne benoodigdheden. Het driejaarig bewind des weldoenden Gouverneurs , met het begin van Wintermaand , ten einde geloopen zynde, wierdt hy thans afgelost door een nieuwen Landvoogd. Bezwaarlyk valt het , een berigt te geeven van alle de vriendlykheden, welke hy, vóór zyn vertrek, aan de onzen bewees. Hy gaf agt op allerlei kleinigheden , die hun van dienst konden weezen. Dit ging zo verre, dat hy, vernomen hebbende dat ze, tegen den naderenden winter, van klederen flegt voorzien waren, voor elk hunner deedt gereed maaken twee paar fchoenen , een welgevoerd kleed , en een paar kouzen van beestenvellen. By deeze gefchenken voegde hy de betuigingen van zyn leedweezen , dat het niet in zyn vermogen was geweest, hen na Japan te laaten vertrekken, of met zich te neemen na het vaste land ; maar dat zy evenwel zich niet hadden te bedroeven over zyn vertrek, naardien hy zyne uiterfte poogingen ten hove zoude aanwenden , ter bewerkinge van hunne vryheid. Voorts gaf hy hun te rug hunne boeken, en eenige andere goederen , welke hy in zyne bewaaring hadt genomen , en vereerde hun eene fles met zeer kostbaare oly. Eindelyk bewerkte hy by den nieuwen Gouverneur, die hunnen leeftogt op den ouden voet van zout, ryst en water hadt gebragt, om hunnen kost te verbeteren. Dit niettegenftaande wierden de onzen , naa het ver-  H NEDERLANDSCHË vertrek des menschlievenden Landvoogds , 't welk in 't begin van het jaar 1654 voorviel , veel flegter dan voorheen behandeld. In plaats van Ryst wierdt hun nu Gierst, en van Tarwen-, Gierftenmeel te eeten gegeeven. Om eenig ander voedzel te bekoomen, waren zy genoodzaakt de Gierst te verkoopen. Wel haast deedt hun deeze onvriendlyke behandeling bedagt zyn , om in de eerstvolgende Lente te ontvlugten: te meer helden zy hier toe over, omdat men niets vernam van 's Konings bevel, om hen ten hove te doen vertrekken. Naa veel beraads en pynlyk overleg over de wyze, om in eenen donkeren nacht eene Boot magtig te worden , beflooten eindelyk zes van hun, in het laatst van Grasmaand, den .aanflag in 't werk te fteilen. Doch een van hun, op eenen muur geklommen zynde , om te verneemen waar de Bark lag, wierdt gezien' van eenige honden , wier blaffen de wagt op de been bragt. In 't begin van Bloeimaand deedt hamel, met vyf zyner lotgenooten , eene wandeling. By een gehucht dicht aan de ftad, zagen zy eene opgetakelde Bark leggen, zonder eenig mensen in dezelve. Straks tradt hy met de zynen aan boord , zonder zich over iets te bekreunen. Terwyl ze bezig waren om de Bark over een kleinen Zandbank te trekken , wierden ze ontdekt door eenigen der ftedelingen : een van deeze begaf zich met een Zinkroer te water , om hen tot wederkeeren te noodzaaken; dit gelukte hem omtrent een van hun, terwyl de overige vyf met hun werk voortgingen. Doch toen zy nu het Zeil wilden byzetten, viel de mast met hetzelve over boord. Met veele moeite bragten zy het wederom te rechte. Doch naauwlyk* ondernamen zy het andermaal om onder zeil  REIZEN. 33 zeil te gaan, of de Mast brak op nieuw. Dit gaf den landzaaten gelegenheid en tyd om hen te agterhaalen. Ondanks den tegenweer , welken de Hollanders booden, moesten zy kamp en zich gevangen gee. ven. Straks wierden zy voor den Gouverneur gebragt, die hun geboodt, op den grond te gaan nederleggen, met de handen aan een zwaar blok geboeid. De overigen , insgelyks gebonden, te deezer plaatze gebragt zynde, wierdt den gevangenen gevraagd , of deeze bewust geweest waren van hunne voorgenomene ontvlugtinge ? Allen ontkenden dit eenpnarig. Vervolgens kreeg weltevree last, hen omtrent hun oogmerk te ondervraagen. Geen ander antwoord gaven ze, dan dat ze na Japan hadden willen overfteeken. De Gouverneur hun hierop gevraagd hebbende, hoe zy dien togt hadden durven onderneemen zonder brood en water, was het antwoord, dat zy liever verkoozen, zich eens vooral aan doodsgevaar te willen blootltellen , dan alle oogenblikkeu nerven. Hierop wierden de ongelukkigen ieder vyfentwintig flagen tegen hun agterfte toegeteld, met een knuppel van zes voeten lang, vier vingeren breed, en een duim dik. Met zo veel ftrengheids en zo onbermhartig wierdt deeze ftraffe geoeffend, dat de ramp. zalige lyders eene maand lang het bed moesten houden. Die niet getragt hadden te ontvlugten , wierden vervolgens ontbonden , doch naauw opgellooten, en dag en nacht zorgvuldig bewaard. Het Eiland Quelpoert, by de Landzaaten Sekepure genaamd, legt ruim twaalf mylen ten zuiden van de Kust van Korea. In den omtrek befioot bet bykans vyftien mylen. Aan de Noordzyde is èta Baai, in XI. DEJiu C wel.  || NEDER LANDSC H E ■welke eene Menigte Barken haare legplaats heeft, en waar uit men na het vaste hnd overfteekt. Voor de onkundigen is deeze Baai zeer gevaarlyk te genaaken: deels uit hoofde van verborgene rotzen ; deels omdat 'er niet meer dan ëéne Ree is, op welke de fchepen veilig kunnen leggen. Het Eiland, wyders, allerwege van rotzen omringd, krielt van paerden en ander vee; van alle welken eene zwaare belasting aan den Koning moet betaald worden. Van hier dat de opgezeetenen zeer armoedig, en varagt zyn by de inwooners aan de vaste kust. Een zeer hooge berg legt op dit Eiland , met geboomte bedekt , en zeer veele kaale heuvelen , tusfchea beiden met Valeien, die overvloed van ryst leveren. In Bloeimand kwam 'er een bevel , om de vreemdelingen ten hove te zenden. Met yzers aan de voeten , en de eene hand aan een Blok geboeid, wierden zy, in vier Barken, derwaarts gezonden. Men hadt deeze voorzorge noodig geoordeeld, om hun te beletten dat ze niet in het water zouden fpringen; 't welk hun niet zwaar zou gevallen zyn , aangezien alle de foldaaten zeeziek waren. Naadat zy twee dagen met tegenwinden haiden geworfteld , wierden zy te rug gevoerd, van hunne banden ontflagen, doch in hunne voorgaande gevangenisfe op Quelpoert van nieuws opgeflooten. Vyf dagen daar naa gingen ze andermaal te fcheep, en waren tegen den avond tot dicht onder het vaste land gevorderd. Den volgenden morgen zetteden zy voet aan huid. Thans wierden hun de ketenen afgenomen, doch hunne wagt verdubbeld. Men bvagt terltond paerden, om hen na de ftad Heynam te voeren. Den volgenden morgen bereikten zy de ftad Jeham. Hun  REIZEN. 33 Hun Konftapel, die, zedert de fchipbreuk, nooit gezond geweest was, overleedthier, en wierdt,op bevel des Gouverneurs, begraaven. Naadat zy vervolgens door eene menigte fteden en dorpen getrokken waren, bereikten ze eindelyk de ftad Sior, hoofdftad van het Koninkryk Korea. , Geduurende de eerfte drie dagen, wierden zy allen gezamemlyk in één huis geplaatst, doch vervolgens, drie of vier te gader, gehuisvest in kleine hutjes, ter plaatze daar de Chineezen hier te lande hun verblyf houden. Toen zy nu gezamentlyk gebragt waren in de tegenwoordigheid des Konings, deedt deeze hun, door tusfchenfpraak van weltevr.ee, verfcheiden vraagen. Ootmoedig en nederig fmeekte hy den Vorst, om verlof, na Japan te mogen vertrekken , opdat zy, van daar, met behulp hunner landzaaten, na hun Vaderland mogten wederkeeren. Het antwoord zyner Majefteit hieldt in, dat de gewoonte des Lands niet gedoogde, aan uitlanders verlof te gunnen om het Koninkryk te verlaaten, maar dat zy van alle het noodige aldaar zouden verzorgd worden. Hierop beval hy hun, zodanige lichaamsbeweegingen te maaken , in welke zy meest bedreeven waren , als dan^ zen, lpringen en andere. Voorts deedt hy hun fpyze voorzetten , en aan elk twee ftukken laken geeven, om zich naar de wyze des Lands uit te dosfchen. Den volgenden dag wierden zy voorgefteld aan den Generaal van 't Krygsvolk ; deeze beval weltevree bun aan te zeggen, dat de Koning hen onder zyne Lyfwagt aangenomen , en hun als zodanig zeventig Katt's Ryst in de maand hadt toegeleid. Aan elk hunner wierdt hierop ter hand gefteld een papier, waarin zyn naam, ouderdom en Vaderland ftondt C a uit-  36 NEDERLANDSCHË uitgedrukt, als mede zyn voorgaande beroep , en tegenwoordige ftand: het gefchrift was gezegeld met het groot zegel des Konings en dat des Veldheers; zynde deeze Zegels niets anders dan een afdrukzel van een gloeiend yzer. Nevens deezen Lastbrief ontving elk een Zinkroer, met kruid en lood, en bevel om op eiken eerden en vierden dag eenen Eerefchoot voor den Generaal te doen, en altyd gereed te zyn om met hem te velde te kunnen trekken , 't zy om den Koning te geleiden, of om andere velddienlten waar te neemcn. Ken Chinees en weltevree wierden als Bevelhebbers over hun aangefteld; de laatfte , onder andere, om hen in de gewoonten der Koreaanen te onderregten Uit nieuwsgierigheid wierden zy, door verfcheiden Ryksgrooten, ter maaltyd onthaald, om hun de krygsoelfeningen, het fchieten en danzen op de Hollandfche wyze te zien verrigten. Inzonderheid toonden derzelven vrouwen en kinderen groote begeerte om hen te zien. Het gemeene volk van Quelpoert hadt uitgeltrooid, dat zy van eene gedrogtelyke geflalte waren, en den neus agter de ooren moesten verbergen, zo. dikmaals als zy wilden drinken. Zeer verbaasd ftonden hierom de aanzienlykfte invvooners van Sior, toen zy hen veel fraaier van lichaamsgeltalte vonden dan hunne eigen Landgenooten. De fchoonheid van hun gelaat trok inzonderheid hunne bewondering en opmerking. Zo groot was de aandrang om hen te zien, dat zy in 't eerst naauwlyks langs de ftraaten konden gaan, of rust genieten in hunne huizen. De Generaal moest eindelyk verbieden, zonder zyn verlof in hunne wooningen te dringen. Te noodi- ger  REIZEN. 37 ger was dit gebod, omdat zy zelf tegen den overlast van 'sKonings flaaven niet veilig waren. In Oogstmaand kwam in deezen oord een Tartaarsch Gezant, om de gewoone Landfchattingen te vorderen. Om deeze reden zondt de Koning hamel met de zynen na eene vesting, zeven mylen van Sior gelegen, om aldaar bewaard te worden , tot dat de Gezant zou vertrokken zyn; 't geen in het begin der volgende maand gebeurde. De gemelde Vesting legt op eenen berg, Numera genaamd, die zo hoog is, dat men, om dien te beklimmen, drie uuren werk heeft. Zo vast is deeze fterkte, dat de Koning zelve, in tyd van Oorlog , derwaarts de wyk neemt. De meeste Ryksgrooten woonen aldaar. Voor eene talryke bende volks , is 'er altoos voorraad van mondbehoeften ,voor den tyd van drie jaaren. Zo ftreng was, in het laatst van Slagtmaand, de koude hier te lande, dat driehonderd gelaadene paerden over de Revier trokken , welke langs de ftad ftroomt. De Generaal , begaan met de Hollanders, van wegen de koude, welke zy leeden , gaf 'er den Koning kennis van; die daarop onder hen deedt uh> deelen eenige huiden, meestal vergaan, uit de fchipbreuk geborgen, opdat, zy dezelve tJ koop veilen, en voor 't geld, welk zy 'er van maakten , klederen zouden koopen. Drie van de onzen kogten, voor het geld , welk deeze vellen opbragten , een hutje voor tien Ryksdaalders. Liever wilden ze daarin koude lyden, dan door hunne huiswaarden geplaagd worden, om twee of drie mylen verre van de bergen hout te haaien. De overigen kleedden zich zo als zy best konden. In Lentemaand des jaars 1655 verfchecn hier op C 3 nieuw  3§ NEDERLANDSCHË nieuw de Tarnarfche Gezant. Onder bedreiging van zwaare ftrafFe wierdt hun thans verboden , zich op ftraat te laaten zien. Op den dag van zyn vertrek beflooten henürik jansz, de Stuurman, en hendrik jansz bos, een Konftapel, hem te gemoet te gaan, onder voorwendzel van hout te gaan haaien. Zo ras de Gezant zich vertoonde , aan het hoofd van zyn volk, greepen zy met de eene hand den l oom van zyn paerd, terwyl ze, met de andere baad,, hun Koreesch gewaat optilden , om hem te doen zien, dat zy onder het zelve een Hollandsen kleed droegen; Merkelyke opfchudding veroorzaakte dit onder de menigte. Ernfrig vraagde hun de Tartaar, v/ie zy waren; en hoewel hy hen niet kon verftaan, beval hy hun evenwel hem te volgen, 's Avonds geboodt hy, dat men iemand zou opzoeken, die hem konde uitleggen, wat ze aan hem te zeggen hadden. Gehoord hebbende van eenen wel tevree, die hier toe in ftaat was, deedt hy hem terftom: by zich koomen. Deeze gaf de begeerde onderrichting. Aanftonds wierdt de Raad beroepen, en daarin beflooten, den Gezant een gefcheuk aan te bieden, opdat hy de zaak niet zou doen koomen ter ooren van den Khan, of Chineefchen Keizer, die een Tartaar was. Meer dan de menscblievendheid , vermogt het geld op het gemoed des Tartaarfchen Afgezant : hy liet zich oeleezen; waarnaa onze twee rampzalige lotgenooten na Sior te rug gevoerd, en in een welbewaarde gevangenis geworpen wierden ; doch zy vonden 'er wel haast een einde hunner elenden , 't zy door een natuurlyken, of geweldigen dood. Hier van, als mede van hun verder wedervaaren, bleeven hunne makkers  REIZEN. 39 kers onkundig, als die nooit'verlof konden bekoomen om hen te zien. Voor eenen krygsraad gefteld, wierden deeze tot de ftraffe van vyftig ttokfiagen verweezen, enkel omdat zy, hoewel onfehuldig aan het bedryf dér gevangenen , van derzelver verfchynen in 't openbaar geene kennis gegeeven hadden. De Koning evenwel vernietigde dit vonnis van den Raad. Zy moesten , merkte hy zeer menschlievend aan, befchomvd worden als elendigen, die door ftirmwinden na zyn gebied gedreeven waren ; maar geenzins als boosdoeners en vagebonden , die gekoomen waren met een oogmerk om te plunderen. Thans liet men hen wederkeeren tot de hunnen , doch met uitgedrukten hst, om zonder verlof van zyne Majefoeft niet in 't openbaar te verfchynen. In Zomermaand daaraanvolgende, liet de Generaal den Heer hamel, door eenen Tolk, weeten, dat 'er, op het Eiland Qtielpoert , een fchip geftrand was; revens beveelende, alzo weltEyree re oud was om de reize re onderneemc-n, dat drie van hun, die her Koreesch besr fpraken, zich derwaarts moesten begeeven, om alles naauwkeurig op re neemen, en verflag van zaaken re doen. De Asfiftent, de Ünderftuurman en de Konftapel wierden daar toe yerkoozen en begaven zich eerlang op de reize. In Oogstmaand keerde de meergemelde Tartaarfche Gezant wederom herwaarts. Thans wierdt de onsen, op zwaare ftraffe , verbooden, eerder dan drie dagen naa zyn vertrek, op ftraat te koomen. 'sDaags vóór zyne komst , wierden hun brieven van hunne al'gezondene nekkers ter hand gefteld, waarin zy hun deeden weeten, dat zy op de Zuidkust in naauwe hegtenis bewaard wierden : dit gefchiedde met oogmerk, C 4 op-  4» NEDERLANDSCHË opdat indien de Chan narigt kreeg van de twee on« gelukkigen, die in den kerker waren omgekoomen, en hy de overigen opeischte , men hem zou kunnen diets maaken, dat zy, op hunnen overtogt na Quelpoert, waren verongelukt. Het bleek nu by de (tukken , dat de Tartaarfche fchattinggaarder kon zwygen, en aan den Chan geen kennis hadt gegeeven van het lot der Hollanderen. Dit niettegenltaande, wanneer hy van nieuws te Sior kwam , w aren de meeste Ryksgrooten van gedagte dat men den Koning behoorde aan te zetten om hen allen van kant te helpen. De Raad zat hier over drie agtereenvolgende dagen, maar kon evenwel den Koning, deszelfs .Broeder, den Generaal en eenige anderen niet beweegen, om in hunne wreede maatregels te bewilligen. Evenwel deedt de Generaal den voorflag, dat men elk hunner tegen twee Koreaanen met gelyke wapenen zou doen vegten. Dus , zeide hy, zou de Koning van hun kunnen ontllagen worden , zonder dat men hem zou kunnen te laste leggen, dat hy arme en ongelukkige vreemdelingen hadt vermoord. Van deezen voorflag ontvingen de onzen de tyding door eenige landzaaten, die hun een goed hart toedroegen. Kort daarnaa ging 'sKonings broeder, voorby hunne wooning , na den Raad, van welken hy Voorzitter was. Zy vielen hem te voete , en fmeekten om zyne gunst en voorfpraak. Dit trof hem dermaate, dat hy met medelyden aangedaan , kragtdaadig voor hun fprak: in zo verre dat zy alleen aan hem en aan den Koning hun leeven verfchuldigd waren. Dit, egter, mishaagde aan verfcheiden leden van den Raad, die voorts beweikten , dat zy gebannen wier*  REIZEN. wierden na het landfcliap Thillado, met een onderhoud van vyftig ponden Rysr maandelyks. In Lentemaand des jaars 1657 vertrokken zy derwaarts , onder het geleide van Krygsvolk. Hunne bekenden deeden hun uitgeleide tot aan de rivier, eene myl van de ftad; hier namen ze affcheid van vveltevreB. Naa verfcheiden lieden te zyn doorgetrokken, kwamen ze eindelyk in eene groote ftad, Diufiong , of Thillapening genaamd , waar by een flerk Kasteel legt. De Peningfe , zo veel als het Opperhoofd by des Gouverneurs afweezigheid , houdt hier zyn verblyf, en voert den tytel van Kolonel des laudfchaps. Aan hem wierden zy overgeleverd , met brieven des Konings, en gezamentlyk, ren gerale van drieëndertig perfoonen , in een openbaar gebouw gehuisvest. Eene redelyke behandeling ontmoetten zy te deezer plaatze. Geen ander werk wierdt hun gegeeven, dan het Plein voor het Kasteel van onkruid te zuiveren, en fchoon te houden. Doch alzo de Gouverneur, wegens eenige befchuldigingen , hem te laste geleid , zich ten Hove moest vervoegen , verving een andere zyne plaars. Strenger tegen hen, was deeze ia zyne behandelingen ; hy noodzaakte" hen , van eenen berg , drie mylen van daar gelegen, hout te haaien. Spoe. dig, egter, wierden zy van dien overlast bevryd door eene beroerte, welke, in de volgende Herfstmaand, dien kwelgeesr uit het leeven rukte. Geen gunftiger lor evenwel bejegende hun onder den volgenden Slotvoogd. Wanneer zy by hem aanhielden om klederen, die door het geftadig hout draagen fpoedig verfleeten waren, of eenig ander verzoek deedtn,'was telkens het antwoord , dat hy daar toe C 5 g.e-  42 NEDERLANDSCHË geenen last van den Koning hadt; dat hy alleen verpligt was, zorge t£ draagen; voor hun aandeel Ryst: maar dat zy, wat andere noodwendigheden betrof, voor zich zeiven moesten zorgen. Dit bragt hen in de droevige noodzaaklykheid, om van hem verlof te verzoeken , elk op zyne beurt te mogen gaan bedelen. Zy vertoonden hem , dat zy van het hout draagen niet langer konden beftaan, dewyl ze naakt waren , en dat deeze arbeid niets anders opbragt dan een weinig zout en ryst. Hy bewilligde in hun verzoek; door de liefdegiften waren zy eerlang voor de koude gedekt. Met den aanvang des jaars 1658 wierdt 'er een nieuwe Gouverneur in 't bewind gelteld , die hun insgelyks nieuw verdriet baarde. Hy verboodt hun liet uitgaan; doch boodt hun aan, indien ze voor hem wilden werken, aan elk hunner drie (tukken katoen te zullen vereeren. Deeze aanbieding weezen zy eerbiedig van de hand , omdat ze wel overtuigd waren, meer klederen in zynen dienst te zullen verflyten, dan by hun zou willen bezorgen. Omtrent deezen tyd wierden ecnigen onzer rampfpoedige reizigers van de koortfe aangetast. De enkele gedagte van deeze ongeflddheid jaagde den Landzaaten eenen fcbrik aan. Hierom bewilligde de Gouverneur, dat zy beurtelings zouden gaan bedelen, terwyl de overigen, die thuis bleeven, op de zieken moesten pasfen , en het Plein voor het Kasteel van onkruid zuiver houden. Midlerwyl (ticrf de Koning van Korea , en wierdt, met bewilliging van den Chan , door den Zoon des overleedenen opgevolgd. Onze reizigers voeren 011dertusfchen voort met bedelen, in 't byzonder onder de  REIZEN. 43 de Geestlyken des Lands, die zeer liefdaadig waren, en ongemeen vermaak vonden in het verhaal van de lotgevallen der onzen , en in de berigten wegens de byzonderheden van andere gewesten. Byzondere gunst wierdt hun roegedraagen door den Gouverneur, die in den jaare 1660 aan het bewind kwam; dikmaals verklaarde hy , indien het aan hem ftondt, hen na hun Vaderland, of na eenig ander gewest, alwaar Hollanders waren, te zullen zenden. Door de aanhoudende droogte hier te Lande, heerschte , in dit en het volgende jaar , een zeer zwaare hongersnood. Zeer veelen ftierven van honger e'n gebrek. Ondanks de voorzorge des Konings, krielden de wegen van Roovers. Eekels, pynappelen en andere wilde vrugten waren de eenige leeftogt der landzaaten. Zo fcherp knelde zommigen de honger, dat geheele dorpen uitgeplunderd, en eenige der Koninklyke Magazynen gewelddaadig wierden aangetast. De flaaven der Grooten waren hier aan handdaadig, en bleeven uit dien hoofde ongeftraft. Deeze plaag duurde tot in den jaare 1663. Onder dit alles was de ftad, in welke onze togtgenooten hun verblyf hielden, niet meer in ftaat, om hen te kunnen voeden. Hierom vondt de Gouverneur geraaden, op bevel van het hof, hen in drie hoopen te verdeelen. In Sprokkelmaand des gemeiden jaars, wierden twaalf van hun gezonden na Jayfiana , vyf na Siunfchien, en even zo. veele na Namman: want hun getal was nu- tor op tweeëntwintig verminderd. Gelyk gezamentlyke elende, meer dan voorfpoed, de de menfehen naauw aan elkander verbindt, was dit fcheiden voor hun een zwaare flag; de zwaarlle', die hen tot nog toe hadt getroffen. Doch , zo onver. wag-  44 NEDERLANDSCHË wagten keer neemen zomtyds de zaaken der ftervelingen, dit fcheiden wierdt het middel ter ontkoominge van den Heere hamel en zyne medgezellen. Zy namen te voet de reize aan. De zieken, en de weinige pakkaadje, welke zy hadden , wierden vervoerd op paerden, welke hun waren toegeftaan. Op den derden dag zints hun vertrek bereikten zy Siunfchien, alwaar de vyf, voor die plaats beftemd, gelaaten wierden. Den volgenden dag vertoefden ze in een Landhuis, en kwamen 'sanderendaags te Sayfiano. Hier wierden ze overgeleverd, aan den Gouverneur of Admiraal van 't Landfchap Thellado , die aldaar zyn verblyf hieldt. Deeze fcheen een perfoon te zyn van zeer trefielyke hoedanigheden ; doch binnen weinige dagen wierdt hy opgevolgd van eenen anderen , die wel haast bleek een geesfel zyner onderzaaten te weezen. De grootde gunst, welke hy aan de onzen toeftondt, was, het verlof om hout te mogen hakken, bekwaam tot pylen voor zyn volk, wiens voornaamfte bezigheid was, zich in het boog fchieten te oeffenen: want juist met de pyl te kunnen treffen, wierdt voor eene zeer groote verdiende gehouden. By het naderen van den winter, verzogten de onzen verlof aan den Gouverneur, voor klederen te mogen zorgen. Hy vergunde hun, dat de helft van hun levens , telkens drie dagen, mogten afweezig zyn. Deeze vryheid gedyde hun ten beste. De aanzienlyken van den Lande, met mededogen met hun begaan, begunftigden hun zwerven door het Land; zomtyds wierdt hun vergund, eene geheele maand te mogen uitblyven. Al wat zy opdeeden , wierdt onder hen allen verdeeld. Dit duurde zo lang, tot dat de Gouverneur ten hove wierdt ontbooden , alwaar hem de Koning be-  REIZEN. 45 bevorderde tot Opperbevelhebber van het Leger; in aanzien de tweede bediening van het Ryk. Zyn opvolger ontfloeg hen van allen last. Hy geboodt, dat ze even gunftig als.hunne land- en lotgenooten in andere fteden zouden behandeld worden. Op hunne beurt moesten zy thuis blyven , en wanneer zy wilden uitgaan, daar toe verlof vraagen, of 'er ten minfte den Geheimfchryver kennis van geeven, opdat men mogt weeten waar zy te vinden waren. Behalven andere gunften , welke de Gouverneur hun betoonde, onthaalde hy hen dikmaals ter maaltyd. By die gelegenheden beklaagde hy hun ongeval, en vraagde hun zomtyds, waarom zy, daar ze zo dicht aan Zee waren , het niet ondernamen om na Japan over te fteeken. Het antwoord was telkens, niets te durven doen, 't geen zo ftrydig was tegen den wil des Konings; als mede, dat zy den weg niet wisten, en ook geen vaartuig hadden. Hun hierop gevraagd hebbende, of 'er geen vaartuigen genoeg op de kust waren, gaven ze tot antwoord, dat deeze hun niet toebehoorden; en ingevalle zulk eene onderneeming hun mislukte, zy dan als dieven en wegloopers zouden geftraft worden. Hy lachte met deeze befchroomdheid; geenen inval hebbende, dat ze op deeze wyze fpraken, alleen om argwaan voor te koomen. Nacht en dag fpitsten zy midlerwyl hunne zinnen op mid« delen, om eene Bark magtig te worden. Met het einde van dit jaar, verfcheen hier te lande eerst één , en vervolgens nog twee Komeeten ; de eerfte vertoonde zich , geduurende den tyd van bykans twee maanden, in het Zuid-Oosten; de twee andere fcheenen in het Zuid-Westen. Met zulk een angst trof dit verfcbynzel het gaiufche hof, dat de Ko-  46 NEDERLANDSCHË Koning in alle zyne havens , en op de fchepen, de Wagten deedt verdubbelen ; daarenboven gaf hy bevel om alle zyne Vestingen en Grensplaatzcn van mond- en krygsbehoeften ryklyk te voorzien. Dagelyks oeffende hy zyne Krygsmagt, zo te paerd als te voet, in den wapenhandel: even alsof hy eenen inval in zyn gebied, van den eenen of anderen zyner nabuuren, te gemoete zag. Zo verre ging zyne voorzorge, dat hy verboodt, in de huizen eenig vuur te ontfteeken, 't welk uit Zee konde gezien worden. Te gereeder waren de Landzaaten ter voldoeninge aan dit gebod, maar tevens te grooter hun angst en vreeze, om dat kort vóór den inval der Tartaaren in het Ryk, een diergdyk Teken zich aan den hemel hadt vertoond. Ook meenden zommigen zich te herinneren, dat men, vóór een vyandlykeniOtaflag derjapanneezen, diergelyk een verfchynzel hadt gezien. De angst was oorzaak, dat men telkens onzen reizigers vraagde , wat men in hun Vaderland van Komeeten dagt. Ingevolge van het vooroordeel en wanbegrip dier tyden , welk nog, in verlichter dagen, veelen overheerscht, gaven ze ten antwoord,dat men ze als voorboden van naderende Staatsorkaanen , van Oorlog, Honger of Pest aanzag. Onze gevangenen het jaar 1664 zeer gerust, en, zo veel hun toeftand gedoogde , genoeglyk hebbende doorgebragt,fielden, in't volgende jaar, alle hunne poogingen te werk, en namen alle middelen te baate om eener Barke meester te worden. Zomtyds roeiden ze langs de kust met een klein fchuitje, hun vergund om daar mede hun beftaan te zoeken ; dan wederom bedienden zy zich van dit voorwendzel om te verneemen na eene gelegenheid om hunne ontvlugtingte be-  REIZEN. 4? begunfligen. Hunne landgenooten, in de andere lieden verdeeld, kwamen hen nu en dan zien, en ontvingen, op hunne beurt , een tegenbezoek, naar 'sGouverneurs believen. In den jaare 1666 verboren zy hunnen weldoenden Gouverneur, die, tot loon voor zyne getrouwe dienden aan het Koninkryk , tot de hoogde waardigheden wierdt bevorderd. Moeilyk zou de taak vallen, eene juiste op.;ave te doen van alle het goede, 'c geen hy, geduurende twee jaaren, welke hy in 't bewind geweest was, aan allerlei foort van menfchen, zonder onderfcheid, gedaan hadt. Dit hadt ten gevolge de liefde des volks, nevens de gunsten hoogagting des Konings en der aanzienlykden van den Lande. Drie dagen verliepen 'er, eer zyn Opvolger het bewind aanvaardde. Doorgaans laat men hier te lande zo veel tyds verloopen, om geduurende dezelve , door de waarzeggers, eenig gundig oogenbiik te kiezen om in het beduur te treeden. Van een geheel andere denkwyze dan zyn voorzaat was de nieuwe Gouverneur. Onder andere harde behandelingen, welke hy de onzen aandeedt, zogt hy hen te noodzaaken om geduurig klei voor hem te kneeden. Doch zy weigerden dit, onder voorgeeven, dat zy dien tyd, voor zich zeiven dubbel noodig hadden om iets te verdienen voor hunne kleeding en andere behoeften; dat de Koning hen hier niet hadt gezonden om te werken. Hierop dreigde hy hun, wel middel te zullen vinden om hen tot gehoorzaamheid te noodzaaken; doch , tot hun geluk, wierdt hy, in de uitvoering van dit dreigement, voorkoomen. Want, eenige weinige dagen daar naa zich aan boord van een fchip bevindende , lloeg de brand in het kruid, waar door het  43 NEDERLANDSCHË het Voorfchip fprong, en vyf man omkwamen. De Gouverneur meende dit ongeluk te zullen verbergen; doch het voorval was opgemerkt door eenen der verfpiederen, welke de Koning zo wel op de kust als in 't hart des lands hadt.' Deeze gaf 'er kennis van ten Hove, werwaarts de Gouverneur op ftaanden voet ontbooden wierdt. Volgens vonnis van den Raad ontving hy negentig ftokilagen op zyne fcheenen, en wierdt voor eeuwig gebannen. Geen beter lot, nogihans, wedervoer de onzen ouder den volgenden Gouverneur; dagelyks eischte hy van hun honderd vademen matten. Wanneer zy hem de onmogelykheid hier van onder 't oog zogten te brengen , dreigde hy hun zwaarder werk te zullen geeven. Gewisfelyk hadde hy woord gehouden, ware hy daar in niet belet door eene zwaare ziekte. Dit voorval beflooten de onzen te baat te neemen, en het koste wat het wilde eene Bark te koopen. Ten dien einde bedienden zy zich van zekeren Koreaan, dien zy dikmaals uit den nood hadden geholpen. Hun voorwendzel was, dat zy op een der nabuurige Eilanden katoen wilden gaan bedelen , en beloofden hem zyn aandeel van 't geen zy zouden opdoen. Ily zogt dan eene Bark van eenen Visfcherman ; die, door anderen opgezet, welke hem in 't oor bliezen, dat het vaartuig zoude dienen om de vlugt der Hollanderen te begunftigen , in 't eerst den koop wilde breeken ; doch gezeggelyker wierdt door eene aanbieding van de dubbele waarde van het vaartuig. Naauwlyks waren de onzen meester van de Bark, of zy maakten de noodige toebereidzelen, om met de eerde wasfende maan te vertrekken. Twee hunner landslieden, die hen kwamen bezoeken, hielden ze by zich,  REIZEN. 49 zich, en zonden iemand na Naaman, om zekeren jan pieter de vries , een bekwaam matroos, van daar te haaien, om voor Stuurman te dienen. Midlerwyl bragten de onzen, van tyd tot tyd, heimelyk eenigen voorraad van leevensmiddelen in het vaartuig. Op den vierden van Herfstmaand ondernamen ze de reize. Zeer ftil roeiden ze langs en voorby de fchepen en fregatten , welke voor de ftad lagen. Den volgenden dag , vroeg in den morgen, waren ze bykans in Zee. Zy wierden hier gepraaid van eenen Visfcher , doch wilden niet antwoorden , uit vreeze van ontdekt en verraaden te zullen worden. Op den zesden dag naa hunne ontvlugting, met het aanbreeken van den dag, ontdekten zy een der vooreilandert van Japan. De wind bleef hun gunffig; zonder het te weeten, kwamen ze dus voor het Eiland Firando. Doch zy durfden het niet aandoen, omdat de Ree hun onbekend was; ook hadden zy van den Koreaan meermaalen hooren zeggen dat op den weg na Nangafaki geen Eiland gevonden wierdt. Zy vervolgden dan hunnen weg met eenen gunftigen wind. Twee dagen vervolgden zy dus hunnen togt, wanneer ze door eenen Bark gepraaid wierden, die hun door tekenen vraagde, waar heen zy den wil hadden. Thans lieten de onzen hunne vlag waaien, met het wapen van Oranje, welke zy ten dien einde vervaardigd hadden, en riepen luidkeels Holland! Nangafaki! Hierop gaf men hun een zein om het zeil te ftryken ; waarnaa twee mannen , zynde Japanneezen, by hen aan boord kwamen, doende hun verfcheiden vraagen, welke de onzen niet verhouden. Xf. deel. d. mjdé  5o NEDERLANDSCHË Midlerwyl hadt de komst onzer reizigers de geheele kust zodanig in rep en roer gefteld, dat niemand, ten zy met twee zwaarden gewapend , zich durfde vertoon en. . Kort daarnaa ontvingen, cgter , de onzen een bezoek in hunne Bark van eenen Japannees van eenig aanzien op het Eiland; deeze vernomen hebbende dat ze Hollanders waren, beduidde hun, door tekens en gebaaren , dat 'er zes fchepen van de Hollandfche Natie te Nangafaki lagen; dat het Eiland , aan 't welk zy zich thans hevonden, Gotto wierdt genaamd, en aan den Keizer onderhoorig was. De onzen vertoefden hier drie dagen; geduurende dezelve wierdt hun water, zout en vleesch gebragt, als mede een groote mat, om hen voor den regen te befchutten, die thans zeer menigvuldig viel. Op den twaalfden der maand zetteden zy hunne reize voort, verzeld van den bovengemelden Japannees;deeze hadt brieven voor den Keizer, en eenige goederen. Zy wierden gevolgd van twee groote, en twee kleine Barken. Den volgenden dag zagen ze de Baai der ftad Nangafaki, en kwamen omtrent middernacht daar in voor anker: zy vonden 'er vyf Hollandfche fchepen leggen. Van de opgezeetenen van Gotto hadden onze reizigers veelerhande beleefdheden genooten, zonder daar voor eenig loon te begeeren. 'sAnderendaags voeren zy na land, en wierden geleid ten huize des Gouverneurs, die, een verhaal van hunnen togt uit hun gehoord hebbende , hunnen moed ter verkryginge van hunne vryheid , grootlyks roemde. Thans wierden zy geleid na den Bevelhebber der Hollandfche fchepen, den Heer wittfiM vol- oebrs  REIZEN. 5I geers, die hen zeer vriendlyk ontving; alle de verdere fcheepsoverften deeden hun gelyke behandeling. Naa hier eenigen tyd vertoefd te hebben , namen ze de reize aan na Batavia, alwaar ze, op den twintigfren van Slagtmaand des jaars 1668, aankwamen. De Generaal ontving hen zeer minzaam. Met zyn verlof gingen ze aan boord van een fchip,'t welk,in Win» termaand daar aan volgende, na het Vaderland de reize aannam. In Hooimaand des volgenden jaars zetteden zy te Amfterdam voet aan land. Da N E-  NEDERLANDSCHË REIZEN. PIETER de GOYER's e n JAKOB KEIZER 'a GEZANTSCHAP na CHINA. In de Jaaren 1655, 1656 en 1657. V an elders is het genoeg bekend, doch het bericht dier zaake geheel vreemd van ons Ontwerp , hoe de Chan van Tartarye , omtrent het midden der voorgaande Eeuwe, zich meester hadt gemaakt van China. De Hollanders , altoos tuk op den Koophandel, en aandagtig op de middelen om dien uit te breiden, hadden te veel belangs by de Staatsomwenreling van dat uitgebreid Ryk, dan dat zy dezelve koelzinnig konden aanzien. Gewigtig , zo wel als heden, was toen reeds de gemeenfchap met dat gewest. De voordeelen, welke zy, onder de voorgaande Regeering , daar van hadden getrokken , waren te groot en menigvuldig, om dezelve, door verandering van Regeeringe, zich te laaten ontvallen, 't Was dan hunne zaak, met den magtigen Vorst, die thans op den throon zat, een vast verbond te fluiten. •Dit ontglipt» de toenmaalige Beftuurders der Neder-  NEDERLANDSCHË REIZEN. 53 derlandfche Maatfchappye niet. Op het voorftel van den Gouverneur Generaal van Nederlands Iudie, den Heere jan maatzüiker, en van den Raad, gaven de Bewindhebbers bevel tot het zenden van een Gezantfchap van Batavia aan den Grooten Chan te Peking in China. Met zo veele weetenswaardige en gewigtige byzonderheden is dit Gezantfchap" doormengd, dat wy het wel der moeite waardig oordeelen, in onze Verzameling daar van uitvoerig verfiag te doen. Tot het volvoeren van den gewigtigen post van Afgevaardigden aan een zo doorluchtiger» en grootmagtigen Vorst, als den Keizer van China, liet men het oog vallen, als daar toe zeer gefchikt, op de Opperkooplieden pieter de go ve r en jakob db keizer. Hun lasthieldt in, een vast verbond te fluiten met den Keizer , en door zyn geheele gebied eenen vryen koophandel voor de Hollanders te bedingen en vast te fteilen. Om den Oosterfchen Monarch daar toe te beweegen, wierden hun ter hand gefteld kostbaare gefchenken, beftaande in Lakens, fyn Linnen , Speceryen, Koraalen , Wasch , Verrekykers, Spiegels, Sabels , Musketten, Pluimen en andere goederen. Om aan hun Gezantfchap den vereischten luister by te zetten, wierdt hun toegevoegd een gevolg van veertien perfoonen, beftaande uit twee Kooplieden, zes Lyfwagten, een Hofmeester, een Heelmeester, twee Tolken, een Trompetter eneenTroinmelflager. Met dit gevolg vertrokken zy , in twee Jagten, in 't midden van Zomermaand des jaars 1Ö55, van Batavia. Eene maand daarnaa zeilden ze voorby de Stad Mukul, gelegen op een boogen wis , aan alle D 3 zy-  54 NEDERLANDSCHË zyden van de Zee omringd, behalven aan den Noordkant, alwaar dezelve met eene fmalle ftreek lands aan 't Eiland van dien naam verbonden is. De plaats is vermaard door het Gefchut van Chineesch en Japansch koper, welk aldaar gegooten wordt. De ftad is bemuurd, en wordt aan de landzyde verdeedigd door twee kasteden, op kleine bergen geftigt. Zo bloeien» de was 'er weleer de koophandel, dat men vindt aangetekend , dat van de Markt der ftad Kan • tung jaarlyks derwaarts gevoerd wierdeu driehonderd kisten Zyde, inhoudende ieder honderdvyftig Hukken ; vyfentwintighonderd ftaaven Goud , weegende ieder dertien oneen; achthonderd ponden Muskus ; nevens eene groote menigte Gouddraad, Linnen, ruwe Zyde, Edelgelteenten , Paerlen en andere kostbaarheden. Zonder deeze plaats aan te doen, lieten ze, vier dagen daarnaa, het anker vallen voor Hey- ta-mont eene ongemeen vermaaklyke plaats, en welgelegen tot den koophandel. Hier traden ze aan land , om aan den Gouverneur, die na de reden hunner komltehadt doen vraagen , hunne Geloofsbrieven te vertoonen. Zy verfcheenen voor dien Bevelhebber , gezeeten tusfchen twee Mandaryns, en omringd van eene Lyfwagt van foldaaten; zeer minzaam wierden de Gezanten door hem ontvangen. Eenige dagen laater verfcheenen by hen de Opperen Onder-Admiraal,met oogmerk om hen na Cantoa te geleiden. Vooraf wierden ze van hunne Jagten aan land gehaald, en geleid in eenen Tempel, alwaar ze hunne Geloofsbrieven op eene tafel nederleiden. De Admiraal deedt hun verfcheiden vraagen, raakende hunne reize, hunne fchepen, de gefchenken, en andere. Hy gaf zyne verwondering te kennen, dat de Brief  REIZEN. 5S Brief aan den Keizer niet in een Goudbeurs of Doos beflooten was. 's Anderendaags wierden de Gezanten afgehaald, om na Canton gevoerd te worden. By hunne komst aldaar, verlieten hen de Opper- en Onder-Admiraal, zonder tot hen een woord te fpreeken, en gingen in de ftad. Naa bykans twee uuren wagtens , aan de Poort, zondt hun de Onderkoning verlof, te mogen binnen treeden. In hun verblyf ontvingen ze een bezoek van den Keizerlyken Schatbewaarder , die hun eene menigte vraagen deedt. Op hun verzoek, om by den Onderkoning ter gehoor geleid te worden en na Peking te vertrekken, wierdt geantwoord dat deswegen de bevelen van het Hof vooraf vereischt wierden. Ruim vier maanden verliepen 'er , eer deeze bevelen kwamen. Den Gezanten wierdt daar by verlof gegeeven, te Peking te mogen koomen, en met een berigt, dat de vrye handel hun zou vergund worden, mids zy nader daarom verzogten , en hunne dankerkentenis daar voor betoonden. Omtrent dien tyd ontvingen onze Afgezanten een ftaatelyk bezoek van den Opper- Admiraal , met twee vaartuigen, zeer pragtig en kostbaar toegerust. Ook'wierden zy, door den Onderkoning, in zyn paleis, plegtig ter maaltyd onthaald. De Galleryen en Zaaien waren ryklyk voorzien van Schilderyen , Zyden Behangzels en Tapyten. Weinig, egter, met de Hollanders, doch meest met zyne kinderen, welke hy, volgens 't zeggen van den Tolk, ten getale van zevenenvyftig hadt, hieldt zich de Gouverneur onder den Maaltyd op. Diergelyk onthaal ontmoetten ze 's anderendaags in 't Hof des jongen Onderkonings. De maaltyd wierdt beflooten met een Klugtfpel, uitgevoerd door danzende perfooD 4. nen  5(5 NEDERLAN D S CHE «erf5 als Scliaapen, Leeuwen, Tygers en andere wilde dieren verkleed. De Gezanten thans hunne reize na Peking te water zullende voortzetten, huurden daar toe een groot vaartuig. Op 's Keizers kosten verzelden hen nog andere , om hun gevolg en pakkaadje over te voeren. Pinxen'ton, wien twee Mandaryns wierden toegevoegd , voerde het bevel over deeze vloot. Behalven de Matroozen en Roeiers , hadden de fchepen aan boord een goed getal foldaaten , onder 't gezag van twee voornaame Bevelhebberen. De Gezanten waren niet te fchepe gegaan, of zy lieten de Prinfevlag waaien, en het oude deuntje Wilhelmus van Nasfounoen lustig blaazen. Om kennis van hunne naderinge, en bevel tot de ontvangst te geeven , wierden Renboden aan de naaste fteden op hunnen weg afgevaardigd. Omtrent het midden van Lentemaand 'des jaars 1656 verlieten de Gezanten de ftad Canton. Zy wierden de rivier Tay opgeroeid , van waar ze een zeer verrukkelyk gezigt op de ftad hadden. Duizenden van ftedelingen vertoonden zich op de wallen en begroetten hun uit het grof gefchut. Eerlang kwamen ze op de Xin, by de uitlanders het Europifche Kanaal genaamd. Het dorp 5a - hu, daar zy door trokken , legt op een vrugtbaaren grond , en , hoewel meest van boeren en zydeweevers bewoond , ziet men 'er verfcheiden zeer goede gebouwen. Op den negentienden bereikten zy Shan - Shui, eene kleine ftad , een weinig van de rivier, in eene vermaaklyke valei gelegen. De Wethouderfchap fchaarde de foldaaren langs de rivier, om de Gezanten te ontvangen , en zondt hun eenige ververfchingen ten ge- fcheu-  REIZEN. 57 fchenke; doch vernomen hebbende, dat het grootfte gedeelte van 't'geen de Keizer voor hun beftemd hadt, wierdt agter gehouden, bedankten ze hier en elders voor deeze beleefdheid. De Geheimfchryver des Onderkonings, den Gezanten tot hier toe uitgeleide gedaan hebbende, nam thans affcheid van hun, en keerde te rug na Canton. Langzaam was nu de voortgang ; tegen den ftroom, langs een eng kanaal, wierden zy met moeite opgetrokken door de Chineezen, welke van hunne Tartaarfche overheerfchers daar toe gedwongen wierden, met flaan en ftooten; de middelen, door welke zy de zulken, die van vermoeidheid van zich zelve vielen, wederom deeden bekoomen. Den m der maand kwamen ze te San-ivin. Zeer fnel ftroomt hier de rivier , uit lroofde der wateren, die met groot gewelt afdaalen van den berg Sangwan • heb , den hoogden en fcherppuntigften in geheel China. Deszelfs menigvuldige toppen verbergen zich in de wolken: van hier dat de vaart zeer duister en akelig is. Digt hier by ftaat een Tempel, tot welken men opklimt langs eenen Trap. Drie dagen werks hadden onze reizigers , eer ze van dien berg ontflagen wierden; in al dien tyd zagen ze niet meer dan één armoedig dorp. Op den 24 bevonden zy zich voor de kleine ftad Intor , zeer vermaaklyk gelegen op eenen hoek aan den Westkant der riviere , tegenover den berg Sanvan-heb. Haare muuren zyn hoog genoeg, doch niet zeer fterk. De fraaiheid der huizen en Tempelen verdient met regt bewonderd te worden. In vroegere dagen was zy zeer vermogende en volkryk. Den volgenden dag zagen ze den verwonderlyken D j Tem-  58 NEDERLANDSCHË Tempel Konianfiam, welken geen minder eerbied dan dien van San-van-hab wordt toegedraagen. Hy ftaat aan den oever der riviere, in eenen bergagtigen en afgelegenen oord. De weg , welke derwaarts (trekt, loopt eerst langs eenige fteenen trappen , en vervolgens langs zeer bogtige en donkere doortogten. Naadat de Chineezen in dien Tempel hunne godsdienftigheid gepleegd hadden, bezogten de Gezanten dien uit nieuwsgierigheid. Omtrent deezen tyd overviel hen een geweldig onweder, verzeld van blixem en donder. Verfcheiden Barken wierden van de andere verftrooid : deeze verlooren hunne masten, geene hun touwwerk ; andere wierden verbryzeld tegen de oevers, en al hun bootsvolk verdronk. Het overfchot der vloot bereikte Schan - Chevi , de tweede ftad der provincie. Om haare ligging en de veiligheid der haven, is de koophandel aldaar in een zeer bloeienden ftaat. Op de Moor~isoha, by eene bekoorlyke Valai, ziet men een klooster met een grooten Tempel. Hy is zynen oorfprong verfchuldigd aan ztr-zu, eenen Heilige van veel vermaardheids , die al zynen tyd befteedde aan het maaien van ryst voor de Monniken, en nacht en dag yzeren ketens op zyn lichaam droeg. Deeze hadden in zyn lichaam kwetzuuren gemaakt, die, by gebrek aan oppasfinge en geneezinge, zo veele nesten van ongedierte waren geworden. Zuzo gedoogde niet dat men hem van dezelve zogt te bevryden. Wanneer 'er toevallig een deezer diertjes uit die vuile nesten viel, raapte hy het op, en zeide: Hebt gy niet genoeg om te /muilen ? Waarom •verlaat gy dan myn lichaam , daar gy zo mielkoom 'sAn-  REIZEN. 59 's Anderendaags vroeg kwamen ze aan eenen berg, waar aan de 'Jartaaren, uit hoofde van deszelfs gedaante, den naam van de vyf Paerdekoppen hadden gegeeven. Op deezen berg , wiens top zich in de Wolken verbergt en die ontoegankelyk fchynt , ziet men veele oude gebouwen , zommigen nog in hun geheel, andere reeds in puinhoopen. Terftond aan geene zyde diens bergs , kwamen de Barken in groot gevaar, tusf:hen de Rotzen en andere enge doortogten, de vyf lelyke Duivels genaamd : de rivier was hier als opgevuld met gezonkene vaartuigen. Eindelyk bereikte men Suge-Jeen, welks bergen, gcfehakeerd met lustige en bekoorlyke vlakten, zich in eene zo gefchikte orde vertoonden, alsof ze door de hand deikunst waren aangeleid. De toppen leveren een allerbekoorlykst gezigt uit. Op den vierden van Grasmaand bevonden zich de Gezanten voor Nam-hung, de derde ftad van Canton, en de grensplaats dier provincie ; zy is groot, wel gelegen en met muuren en bolwerken verfterkt. Zy wordt in tweeën verdeeld door de rivier, over welke een brug legt. gene menigte Tempels ziet men 'er, en zeer pragtige gebouwen. Ook ftaat 'er een Tolhuis, aan 't welk de regten van inkcomende en uitgaande goederen moeten betaald worden; doch 'er gefchiedt geen zeer ftreng onderzoek , omdat men zich verlaat op de verklaaring der Kooplieden. Geen gewest is 'er in China, beter gefchikt tot de porcelein - fabrieken. Niet verre van de ftad Itroomt een rivier, Mechigaug , of Inkt-Rivier genaamd, ▼an wegen de zwarte kleur van haar water; waarin men, egter, zeer witte en fmaaklyke visch vangt. De Gezanten traden hier aan land , en wierden, door  6o NEDERLA N D S C H E door den Gouverneur en andere Grooten, eerst fchriftelyk, en vervolgens in perfoon begroet, en 'sanderen daags op een pragtigen maaltyd onthaald. Zestienmaaien wierdt 'er opgedischt, in twee icliotels tevens. Naa den maaltyd leide ieder der Gasten een ftuk geld op de tafel, om onder de Mufikanten en de tafelbedienden te worden uitgedeeld. De Gezanten booden den Gouverneur een gefchenk aan, 't welk hy eerst weigerde, doch vervolgens aannam. Thans verlieten de Gezanten hunne vaartuigen , om over land te trekken na Nan-gan, de naaste ftad in hunnen weg. De hooge bergen en ongemaklyke opgangen maakten dien togt zeer moeilyk. In vroegere dagen deedt een der Gouverneurs eenen weg aanleggen over den berg Muglies, den moeilykften van allen: de inwooners bouwden, te dier oorzaake, ter zyner eere, eenen pragtigen Tempel. Onze reizigers wierden over de bergen gedraagen in Rosbaaren. Honderdvyftig foldaaten dienden hun tot eene wagt, om hen voor de Roovers te beveiligen. Den volgenden middag kwamen ze aan eenen Berg , die de landfchappen Quan-teng en Vigang-fi van een fcheidt. Men zag aldaar eene menigte fraaie Tempels. By hunne aankomst te Naagan, wierden de Gezanten , uit naam des Gouverneurs, aan de ftadspoort verwelkomd en begroet , 'vervolgens door hem in hun verblyf bezogt, en voorts, op ftads kosten, van een Avondmaal voorzien. Het omleggende land deezer ftad is zeer vermaaklyk en vrugtbaar, van bergen omringd; om de aangenaamheid deezes oords, draagt een derzelven den naam van Berg van Vermaak. AUe goederen, na Quan-tong beltemd, moeten 'er aan  REIZEN. 6i aan land worden opgeflagen. Zeer fnel loopt hier de rivier Kan; zy is met Zandplaaten en Banken bedekt, zodat de fchepen'er dikmaals in groot gevaar zyn: zelf ontmoet men 'er Draaikolken, in eenen van welke de Bark van eenen der Gezanten verviel en groot gevaar liep. Vervolgens liepen ze voorby de kleine ftad Nankang, aan den flinker oever der riviere Chang; zy is vierkant van gedaante , omringd van een zwaaren muur, vierentwintig voeten hoog. In den Tartaarfchen oorlog wierdt zy geheel verwoest. Aan de rivier ftaat een hooge en zeer fterke Toren. Een daatelyke Zegeboog, ftaande in een der voornaamfte ftraaten, wierdt door de Tartaaren gefpaard. Te Kan-cJiew, de volgende ftad, leiden de Gezanten een bezoek af by den grooten Tu-tang, een kleinen Ouderkoning; zy booden hem gefchenken aan, welke hy minzaam van de handwees, zeggende zulks niet te doen uit veinzery', maar omdat de gewoonte des lands niet toelaat, het ontvangen van gefchenken van vreemdelingen , voordat deeze ten Keizerlyken Hove zyn verfcheenen. Onder veele andere ziet men hier een fraaien Tempel, die voor den fchoonften van China mag gehouden worden. By denzelven vondt men eene rrjenigte flaapplaatzen, ten dienden der Reizigers en Priesters: want andere herbergen ontmoet men hier te lande niet. In het portaal des gebouws .tonden twee Reuzenbeelden van pleider: het eene wordt verbeeld vegtende met eenen Draak; het ander heeft een Dwerg onder zyne voeten leggen, met een bloot zwaard in de hand. Naby de rivier, op eenen berg, daat een Tempel, en naast dien eene fraaie Kapel: de Reizigers doen hier eene offerande, om de - • , Klip-  6a NEDERLANDSCHË Klippen en Banken veilig te ontkoomen ; mislukt hun zulks, dan geeven zy de fchuld aan de geringheid hunner offergaave. Vannungam is eene ftad , aan de Oostzyde der riviere Kan. Niets van 't geen eenigzins merkwaardig v/as, lieten de Tartaaren hier in weezen. Zeer aan* genaam is de legging der plaatze, die voorheen zeer regelmaatig gebouwd en volkryk fchynt geweest te zyn. Het omlegzende land brengt jaarlyks twee Rystoogften voort. Niet verre van daar legt eene ZilverMyn; doch 's Lands wet verbiedt, het graaven van zilver. Pekkinfa is een zeer voornaam dorp, om zyne legging zeer vermaaklyk; in allerlei zeebeho.eften wordt hier een fterke handel gedreeven. Op eenigen afftand van daar legt eene menigte klippen, en rotzen , op eene zeer vreemde en zeldzaame wyze uitgehouwen, doeh door de Tartaaren, voor het grootfte gedeelte , vernield. Een derzelven was veertig voeten boog. Naadat onze reizigers verfcheiden fteden waren voorby gevaaren , in zommige van welke zy aanzienlyke Tempels en andere ftaatelyke gebouwen zagen, waar van, egter, de meeste, door de Tartaaren, merkelyk gefchonden waren , kwamen ze, in den avond van den drieëntwintigften van Grasmaand, te Nan-Chang, de hoofdftad van Kyang-Ji. Met vier ligte Barken wierden ze bier, op bevel der Overheid ,aan land gehaald, en vervolgens door haar verwelkomd. De goyer ging 'sanderendaags, met zynen ftoet, den Gouverneur bezoeken ; wordende de keizer, door onpasfelykheid , hierin verhinderd. Aan zynen Tolk betoonde de Stadvoogd zyn misnoegen , omdat feyden. Gezant te voet na zyn paleis gevoerd hadt. „ Lieden, zeide by, uit zo afgelegene gewesten ge* „ koo-  REIZEN. 63 „ koomen, om zyne Keizerlyke Majefieit , over de „ behaalde overwinningen, geluk te wenfchen, moe„ ten met alle ftaatelykheid ontvangen worden". Naa het gehoor reedt de goyer, nevens zynen Geheimfchryver, ieder op een fraai paerd gczeeteu , na den oever, en wierden uit het gefchut van de wallen begroet. Ook deeze Gouverneur weigerde de aangeboodene gefchenken aan te neemen. Nan-Chang legt aan het groote Meir Po-yang. Zy is beflooten binnen een hoogen muur, met zeven poorten, vier van welke zeer fchoon zyn. Met drie aanzienlyke Tempels , allen ryklyk verfierd en vol beelden, praalt deeze ftad. Een van dezelve, Thifi-karig genaamd , met verglaasde pannen gedekt, munt inzonderheid uit. In een derzelven ziet men eenen Afgod, Kou■ ya genaamd, zo veel als de Chineefche st. jouis. Onder veele andere Afgodsbeelden zit hy op een kostbaaren Zetel, en is gekleed op het oud Romeinschy in eenen fcharlakenfchen Mantel , die hem *over de fchouders hangt. Aan weerkanten , op hooge (tokken , zitten twee verfchrikkelyke Draaken. Niet verre van daar legt een groote Put, van twaalf fchreden in het vierkant , altyd vol water. Veele vreemdigheden vertellen de Chineezen van deeze Put en van den Afgod Kou-ya; zy zeggen dat hy voormaals aldaar zyn verblyf hieldt, en zeer liefdaadig jegens de armen was; dat zyn fchat nooit wierdt uitgeput , omdat hy het geheim van goud maaken verftondt; dat hy, op last der Goden, den verfchrikkelyklten Draak overwon, die de ltad met de vernieling dreigde, en hem aan een yzeren pilaar geboeid hebbende , in de Put wierp; dat hy eindelyk, met zyn geheele gezin , ten hemel was opgenomen, en de  6*4 NEDERLANDSCHË de landzaaten, uit dankbaarheid , ter zyner eere dien Tempel gebouwd hadden. Nog veele andere grollen, dien Heilige betreffende, vertellen hunne Legenden. De ftad Peng-fe, daar de Gezanten vervolgens aankwamen , legt agter een Eiland , aan den Oostkant van de rivier Kyang. Naby deeze ftad legt een berg, zo fteil en hoog, dat hy voor onbeklimbaar mag gehouden worden. Een andere berg, in dien oord gelegen, Ma-kang genaamd, is berucht door gantsch China, wegens de menigvuldige fchipbreuken , die aldaar voorvallen. De Chineefche Stuurlieden , thans den Hollandfchen Kok vuur ziende maaken, om den Maaltyd te bereiden, kwamen, op hunne knieën, de Gezanten fmeeken, dat zy hem zulks wilden verbieden. En welke was de grond deezer bede? 't Was, zeiden ze, om dat op het Meir zich een Geest onthieldt, in de gedaante van een Draak, of grooten Visch , die aldaar heerfchappy voerde, en den reuk van gebraaden vleesch en van' gekookte ham niet kon verdraagen: zo ras hy daar van de lucht kreeg, verwekte hy eenen ftorm, welke het vaartuig zou doen vergaan. Om de goede lieden te gemoete te koomen, wierdt den Kok aangezegd, dat men zich voor dit maal, met koude fpyzen zou behelpen. Op den vierden van Bloeimaand kwamen onze reizigers ten anker voor de Su-Jï.nan, of Waterpoort van Nanking, 's Anderendaags begaven zich de Gezanten in Draagzetels, en hun gevolg te paerd, om de drie Gouverneurs dier ftad te begroeten. Met groote flaatfie wierden ze ter gehoor geleid. De voornaamfte Gouverneur liet hun zyne Vertrekken zien, en deedt ze by zich nederzitten: niet minder beleefd was de tweede. Geen van beiden wilde ge- fchen-  REIZEN. 65 fchenken aanneemen. Desgelyks hadden ze gehoor by den derden Gouverneur, van geboorte een Tartaar. Zyne echtgenoote , eene bevallige wouw , was daa? by tegenwoordig , en fprak meer dan haar man; zy deedt aan de Hollanders eene menigte vraagen! Straks was de gebeele kamer vol Tartaarfche Jonkvrouwen; zy bragten een grooten zilveren ketel met Thee, met. melk en zont gemengd, plaatften dien midden in het vertrek, en dienden daar uit rond met houten lepels. Vervolgens wierden ze op een pragtigen maaltyd onthaald, en keerden voorts te rug na hunne vaartuigen. Nanking, waar van wy eene afbeelding hier nevens voegen, zonder tegenipraak de fraaifte ftad in China , is gelegen aan den Oostlyken oever van de Kyang, op 32 Graaden N. B. Zeer bekoorlyk is haare lig* ging, en het omleggende land zeer vrugtbaar. De rivier doordroomt de geheele ftad, en fcheidt zich in verfcheiden kanaalen, over al la. welke bruggen leggen. Voor de grooffte Barken zyn zommigen haarer takken bevaarbaar. Langen tyd heeft het keizerlyk Hof zyn verbh f gehouden te Nanking; Keizer hong-vu verplaatfte her, in den jaare 1638, na Peking, om zich fchootvry te fteilen tegen de invallen der Tartaaren. Tegenwoordig is Nanking de hofplaats des Gouverneurs van de Zuidlyke provinciën. De voornaamfte ftraaten van Nanking zyn achtentwintig fchreden breed ; zy loopen lynrecht en zyn geplaveid. Geene ftad is 'er in de waereld, alwaar by nachr voor de rust en veiligheid beter wordt gezorgd. Zeer weinig aanziens , en niet meer geryfs is 'er aan en in de gemeebe huizen ; zy zyn flegrï ééne verdieping hoog ; nebben met meer dan ééns Xl. DE. EL,, P j deur,  66 NEDERLANDSCHË deur, en beftaan uit één vertrek , welk tevens voor eet- en (kapkamer dient. Een vierkant gat bekleedt de plaats van een venfter, 't welk doorgaans met riet, in (lede van glas, wordt geflooten. De huizen zyn gedekt met witte pannen , en de muuren zindelyk gewir. Aan de gedaante en den tooi dier huizen evenaart het bedryf der bcwooneren. De Winkels der Kooplieden, evenwel, zyn ryklyk voorzien van de kostbaarfte voortbrengzels van het Keizerryk, Zyde en Katoenen Stoffen, allerhande Porceleinen, Paerlen, Diamanten en andere kostbaarheden. Voor ieder Winkel ftaat een bord, met den naam des eigenaars en der goederen; welke hy te koop heeft, met gouden letteren daar op gefchreeven. Aan de eime zy-ie van het bord is een hooge Haak of paal, die tot boven de huizen uitfteekt, waar aan een lap zyde of andere (toffe hangt , om tot eenen (taal te dienen. De Chineefche Geldmunt beftaat uit kleine (tukjes zilver, van verfchillende grootte. Om niet bedroogen te worden, moet men altyd een Geldfchaaltje by zich hebben, en naauwe agt geeven op de Chineezen, die tweederlei gewigt hebben, en zeer leep zyn in 't verwisfelen van dezelve. Hoewel men te Nanking meer dan een miljoen inwooners telt, behalven eene Bezetting van veertigduizend Tartaaren, zyn de leevensmiddelen, het geheele jaar door, 'er zeer goedkoop. Ouder andere fruiten munten inzonderheid de karzen uit. Vermids geene ftad in geheel China, geduurende de jongfte oorlogen, zo veel gefpaard wierdt als Nanking , overtreft zy hierom alle de andere fteden in ftaaiheid van Tempels, Torens, Zegeboogea en open- baa-  REIZEN. 0 baare gebonwm; her keizerlyke paleis was het voornaamfte van dezelve : dit was bet eenigfie , 't welk door de Tartaaren verwoest wierdt. De Tartaaren namen hun verblyf in hutten , by eenen Tempel of Pagode, Povi -hin-chi genaamd, en lieten de ftad voor de Chineezen ten beste. De hüizen zyn geboud van eene foort van harden fleen, overtrokken met een geel vernis, waar door dezelve, by Zonnefchyn, als goud blinkt. Boven de poort van het tweede Voorhof van het paleis hangt een klok, ruim tien voeten hoog, en eenentwintig voeten in den omtrek; het koper is omtrent een vierde van eene elle dik. Hoewel de Chineezen van des* zelfs geluit veel ophefs maaken, fchynt het,nogthans, den-Hollanders dof; de ftoffe is veel flegter dan die der Etiropeaanfche klokken. Alle drie nmnden vertrekken van Nanking vyf vaartuigen, gelaaden met allerlei Zyden- en Wollen troffen ; zy zyn een gefchenk, welk de ftad aan den Keizer doet. Van hier. dat ze den naam voeren van Lang-i-chwen, dat wil zeggen , Schepen met Draa* ken ftoffen. Niets pragriger kan men zich verbeelden ; van de menigte verguldzel en fchilderwerk fchemerden de oogen der aanfehouweren. Tot een ander" gefchenk dient hier een visch, welke in Bloei- en Zomermaand in de Kyang gevangen wordt. Tweemaal ter weeke wordr hy ren hove gezonden, mer Barken, welke over nacht en dag door menfehen worden' getrokken: en hoewel Peking niet minder dan rwee hort* derd Duitfche Mylen van Nanking legt, komt hy aldaar , varsch en goed, in den tyd van acht of tien dagen. Van tyd tot tyd ringen vnzc Gezanten uit, om zich E a te  63 N E D E R L ANDS C H E te verluchtigen en de ftad te bezien, met naame ook de kerkelyke gebouwen , in zommige van welke zy, door de Priesters, eerbiedig en minzaam ontvangen en behandeld wierden. In 't midden van een zeker plein ftaat een Toren , alles wat de kunst vermag of voor geld kan gemaakt worden, in het geheele Keizerryk China oneindig te boven gaande. Hy beeft negen verdiepingen; niet minder dan honderd vierentachtig trappen moeten 'er beklommen worden, eer men het bovenfte gedeelte bereike. Elke verdieping is verfierd met eene Gaandery of Omgang , vol beeldwerk en met eene menigte openingen, op voegzaame afitanden, om door dezelve het licht te ontvangen. Van buiten is het gevaarte geheel verglaasd, en groen, rood en geel gefchilderd. Zo kundig zyn de onnoemelyke deelen der bouwdoffen, uit welke de Toren bedaar, zamen gevoegd, dat het werk flegtó van één duk fchynt te weezen. Op de hoeken van ieder Gaauderye of Omgang hangen kleine klokjes, die, door den wind bewoogen wordende, een niet onaangenaam geluit geeven. Boven op den Toren daat een Pynappel, volgens het zeggen der Chineezen, van louter goud gemaakt. Verwonderlyk fraai is het gezigt, welk men, boven van den Toren , over de geheele dad en het omleggende land heeft. Dit verwonderlyk, overkundig en kostbaar gevaarte , wierdt door de Chiueezen gebouwd , op bevel en ter eere der Tartaaren , naadat zy , onder den befaamden cangiskan, hun Keizerryk veroverd hadden , nu ruim achthonderd jaaren geleeden. Het Plein, waarop deeze Toren daat, is omringd van een bosch van Pynboomen , waarin eertyds de begraalplaatzen der Chineefche Keizeren waren: doch alte  REIZEN. <$* alle deeze vielen onder de vernielende hand der Tartaarfche veroveraaren. By. de ingezëetenen van Nanking, ontmoetten onz» reizigers veel meer oprechtheid, befchaafdheid, geoeffend verftand en gezond oordeel, dan by alle de overige Chineezen. Zeer groote en veele voorregten bezit deeze ftad, haar door de Tartaaren gefehonken, als het kragtigfte middel , volgens hun begrip , ter voorkoominge van alle muiteryen en oproerigheden. Tot nog toe hadden onze Gezanten de reize gedaan in gemeene Booten ; doch te Nanking wierden hun bezorgd twee groote Keizerlyke Barken , van allerlei gemakken ruim voorzien, gelchilderd en verguld; aan 't eene einde van dezelve was een vertrek, met voordagt voor de Muzikanten vervaardigd. Hun gevolg wierdt hier vermeerderd met een goed aantal perfoonen van Nanking. Piinxinton en de twee Mandarynen gingen insgelyks in die Barken ovër. Zy vertrokken op den achttienden van Bloeimaand uit Nanking. Zo ras de vloot aan den uiterften hoek van de muuren der ftad was genaderd, deedt pfnxinton de ankers vallen , met oogmerk om eene offerande te doen aan eenen befaamden Af-od ftaande in eenen Tempel daar ter plaatze; dit doenzè om eene behoudene reize te verwerven. Het offer beftondt uit Varkens , Geiten en Haanen. De Varkens en Geiten, geflagt en gerdnigd w.enien !? , uP het/'taar' 3gter 'C Wdk het voornaamfte Afgodsbeeld ftondt, van eene menigte, kleine beelden •mnngd ; deeze wierden befprengd met het. bloed der Haanen, en vervolgens droog afgeveegd. Geduurende de plegtigheid lagen de Priesters op hunne ^ 3 knieën,  jro NEDERLANDSCHË Jaiieën, maakende allerhande vreemde gebaareu, en eenige onverftaanbaarc klanken prevelende, even alsof zy eene zamenfpraak hielden niet den Afgod. Wydcrs brandden hier zeer veele Waschkaarzen. Naa het verrigten van deeze plegtigheid , en dus volkoomen gerust gefteld omtrent eene, gelukkige reize, vervolgde de vloot haaren togt; zy bereikte ■ eerlang de ftad Je-jen-jeen, die, hoewel klein , nogthans in een zeer vermaaklyken oord legt., en fterken handel dryft. Zy is ongemeen dicht bebouwd, en met veele Pagoden verfierd. Buiten dezelve legt eene volkryke en wel gebouwde Buurt of Voorftad. Hier wierden de Gezanten overvallen van eene menigte bedelaars of poetzemaakers, die hunne kiniften wilden toonen. Twee wa;en 'er, onder anderen , die met groot geweld met hunne hoofden tegen elkander ftootten, tot dat het gezelfchap hun eene aalmoes gaf;^ by mangel daar van zouden ze daar méde hebben voortgegaan, tot dat een van beiden het beftorven ware, gelyk dikmaals gebeurt. Een ander bedelaar, nedergeknield zynde, floeg mer zulk een geweld tegen eenen grooten fteen, dar 'er de grond van dreunde. Met deeze en veele andere foortgelyke kuuftenaaryen zoeken zy den vreemdelingen eene aalmoes af te troonen. Voorrvaarende , kwamen ze, by 't Kasteel Quachen, by eene groote fteenen Sluis, en door dezelve' in eene Vaart, die gemeenfehap heeft met de Geele .Rivier. Dit kunftig kanaal of vaart, op 'sKeizers 'koeten gegraaven, wordt het Koninklyk Water genaamd. Aangenaamer gezigt kan men zich niet ver» beelden. De oevers, vlak en breed, worden , aan weer-  REIZEN. 7t kanten, overfchaduwd van hooge en lommerryke boomen. Het omleggende Land is verfierd met vveelige boomgaarren en dichte bosfchen, welker weergae men in gantsch Afië niet ziet; leggende wyders hier en daar verfpreid ryke ftedcn en durpen , met vermaaklyke Landhoeven. Aan den mond dier Vaart ftaat een vermaarde Tempel, aan den Afgod kin-kang gewyd. Met geweld wilden de Chineezen en Tartaaren hier wederom eene offerande Aagten; doch onze Gezanten, dier bygeloovigheden reeds moede, wilden 'er niet in bewilligen, voorgeévende dat de tyd hun te dierbaar was, en de reize fpoed vereischte. Zes dagen naa hun vertrek van Nanking , bereikten ze Jang-fe-fu, eene ftad, welke de meeste lieden van China overtreft in rykdom, en in koophandel , die aldaar wordt gedreeven, voornaamelyk in zout, 't welk van daar na de meesten gewesten des Keizerryks verzonden wordt. Zeer vermaard is ook, onder andere, deeze ftad wegens de fchoonheid en goedaartigheid der vrouwen ; zy hebben zeer-kléine voeten en fchoone bèenen. Men heeft hier een fpreekwoord: „ Indien iemand eene vrouw begeere van eene „ fraaie welgemaakte geftalte , met bruin hair , met „ fraaie beenen en voeten, dan moet zy dezelve van » Jong-fe-fu haaien". Nogthans zyn ze nergens beter koop te bekoomen. De Ouders verkoopen 'er hunne dochters, zo wel als hunne flaavinnen , om voor Ligtekooien te dienen. De Keizer heeft hier een Tolhuis, tot het ontvangen van de belastingen van alle goederen, welke langs deezen weg verzonden worden. Aan de westzyde leggen verfcheiden voorlieden, die in den Tanaar^ 4 fchen  7= NEDERLANDSCHË fchch oorlog vernield wierden, doch zedert herbouwd «yfitóv/ urn, jbi3fi*!ïv ü htisJ .sbnjïïsirno 3.H .Jaa Op zekeren dag bereikten onze reizigers een dorp, Saw-pu genaamd. Hier wierdt thans het Nieuwjaar gevierd , met veel gejuig , het ontfteeken van vreugdevuuren, het branden van kaarzen en andere vreugdebetooningen. 't Was volle Maan. De ingezetenen liepen langs de ftraaten als uitzinnige lieden, met toortzen in de handen. Men zag 'er eeiie menigte vaartuigen van zonderling maakzel ; onder andere twee Barken, Slangen-Jchuiten genaamd, met allerlei kleuren keurig befchilderd. Zy hadden de gedaante van een Waterflang, en voerden drie Masten. Op den Agterfteven pronkten Vlaggen en Wimpels, op allerlei wyze verüerd. Even eens was ook de Voorfteven getooid. Onder een paviljoen zaten twaalf kloeke roeijers, in Zyde gekleed, met vergulden kroonen op het hoofd en naakte armen. Eenige Afgevaardigden kwamen by onze Gezanten aan boord om hen-te begroeien. Niet verre van daar zagen ze, in deezen oord, eene menigte Wind-Molens, met zeilen van matten, dienende om in een vogtig faifoen het water uit het land te tappen , of by goede droogte hetzelve binnen te laaten. Door dit middel hebben «le Landzaaten jaarlyks twee overvloedige Oogden. Whay-ngan is eene vermaarde ftad, aan de Oostzyde der Koninklyke riviere. Een 'Onderkoning houdt aldr.ar eene zeer luisterryke hofhouding. Onmiddelyk under den Keizer, voert hy het gebied over de zeven Zuidlyke Landfchappen. Onder andere heeft hy het ©piigt over de Keizerlyke inkomften. Ter voorkoo* mingc van de overltroomingen der riviere, zyn hier twee  REIZEN - « . éi twee zwaare Sluizen aangeleid , en. de oevers, met eenen muur, zeer hoog opgetrokken. ..Het omleggende Land is vol rivieren en meiren. De gezanten o:nvingen hier, in hunne Bark, een bezoek van eenen JeCuit, gasconet genaamd, die den Hollanderen zeer genegen fcheen , en de Hecren de goyer en keize u veele onaangenaamheden voorbelde van den kant der Portugeezen; dit ondervonden ze met 'er daad naderhand. Vervolgens kwamen de reizigers op de Geele-, zomtyds ook de Saffraan-Rivier genaamd; liet water van dezelve is zo dik en drabbig, dat 'er naauwlyks doorkoomen aan is. Van verre zou men dezelve voor een moerasug land aanzien. Dit niettegenftaande is haar loop en ftroom zo Ihel, dat geene fchepen tegen denzelven kunnsn opzeilen , maar door eene meenigte volks moeten, getrokken worden. Op zommige plaatzen is zy eene halve myl wyd, en hier en daar nog breeder. Om het water helder te doen worden, mengen de Chineezen 'er aluin onder. By aanhoudenheid krielt de Geele Rivier van eene menigte groote. en kleine Barken. Men ziet 'er een goed getal dryvende Eilanden, een gewrogt der kunst; zy zyn naamelyk een zamenvoegzel van Bamboesrieten , zo dicht in een gevlogten, dat ze voor het water ondoordringbaar zyn. Op deezen grondflag bouwden de Chineezen hutten, of kleine huisjes vaa planken en andere ligte bouwftoffen , waarin zy met hunne vrouwen, kinderen en vee hun verblyf houden. Zommigen deezer dryvende Eilanden bevatten tweehonderd huisgezinnen, de meeste van welke hun beftaan hebben van hunnen handel langs de rivier. Maanden agtereen blyven ze op de zelfde plaats legE s gen.  74 NEDERLANDSCHË gen. Zy maaken het Eiland vast aan paaien, in den grond geflagen. Naa eenige uuren vaarens, kwamen de Gezanten in een ander kanaal, Inu-yun genaamd, loopende door het geheele Landfchap Schang-ton, waar in ze thans kwamen. Op dit kanaal zyn ten:minfte zestig fteenen Suizen; zonder dezelve ware het niet bevaarbaar, dewyl op zommige plaatzen het water zeer laag en ondiep is. Op den zesden van Zomermaand bereikten de Gezanten het vermaarde dorp Kya-kya. Het is zeer ryk en wel gebouwd. In den omtrek leggen veele lustige en vrugtbaare velden, vol Rozemaryn. Zeer greetig aast het wild op dezelve, welks vleesch daar naar lieflyk fmaakt. Ook was 'er overvloed van allerlei gevogelte, inzonderheid van Faifanten. Grootlyks vermaakten zich de Chineezen, wanneer zy de Hollanders dezelve in de vlugt zagen fchieten. In deezen oord zagen de onzen visch vangen, door middel van een Vogel, Zou - .►, ... 's Anderendaags voeren de Gezanten voorby het dorp Nan-waeg, alwaar het kanaal zich met de r> vier Licen vereenigt. Vreemde dingen verhaalden de Chineezen en Tartaaren van die riviere: onder andere, wanneer men negen (tokken in dezelve werpt, zes van dezelve na het Zuiden en drie na het Noorden dryven. De Gezanten hier van eene proeve neernende, bevonden dat de landzaaten waarheid gefprooken hadden; doch niemand kon hier van reden geeven.- Tong-cJiang, de dtrde hoofdftad van Slum-tong, is eene vierkante plaats , binnen muuren beflooten. Midden in de ftad ftaat een hoog en fraai gebouw, rustende op vier keurlyke boogen, voorzien van zwaare muuren en fterke torens. Aan den Noordkant der plaatze legt een brug, honderdzevenendertig voeten lang. In het Oostlyk gedeelte wierdt onzen reizigers vertoond, eene zeer groote yzerenGrafftede, toen reeds zevenhonderd jaaren geleeden opgericht, ter eere van een  75 NEDE RL ANDSCHE een aanzienlyk krygsheld , die in den ftryd 'San de verdeedigïng van het Vaderland het leeven hadt opgeofferd. Het omleggende land, hoewel laag en vlak, is zeer vrugtbaar. Geen gewest van" China levert zo veele Zyde; de inwooners hebben 'er hun voornaamfte beftaan van. Men vindt hier zomtyds, in de maag der koeijen , eenen (teen , naar zyne kleur 'Koeijen-geel: genaamd. Hy is van grootte als een Gans-ey, van eene zagte en kalkagtige (toffe. 'Er zyn 'er, die hem voor den Bezoar houden. Tegen flaauwten zou hy een dienstig hulpmiddel zyn. Vervolgens' bereikten de Gezanten de ftad Zin-jing; hier wierden ae op de rivier verwelkomd door den Gouverneur, die zich verontfchuldigde, hen ten 'zynen hove niet te kunnen onthaalen, om reden dat ze voor den Keizer nog niet verfcheenen waren. Om de zelfde reden weigerde hij, hunne gefchenken aan te neemen. Deeze plaats overtrof alle de andere (teden des'Gewests, in menigte van inwooneren, pragt van gebouwen, uitgebreidheid van koophandel en overvloed van alle noodige en aangenaame leevensnoodwendigheden. Niet verre van de ftad leggen twee fterke kasteelen, om den doortogt te dekken. Aan den Noordkant der ftad legt een houten brug van negen Boogen , hebbende in 't midden een Valbrug, om de Barken door te laaten. Aan den Noordkant buiten de muuren , ftaat een overbeer'yke Pagode, met een hoogen toren, van eene ongemeen fraaie bouworde. Men klimt na boven langs eenen wenteltrap in den muur uitgehouwen. De Toren is een Achtkant van acht verdiepingen, ieder van dertien en een halven voef hoog; de dikte is naar evenredigheid; De muur van buiten is van de zelfde aarde, van wel-  REIZEN. 77 welke het Porcelein gemaakt wordt , en met beeldmerk ryklyk voorzien. Van binnen is de muur overtrokken met veelkleurig gepolyst marmer. De omgangen zyn insgelyks van marmer; op de hoeken hangen, naar de Chineefche wyze, kleine klokjes. Boven op' deezen toren ftaat een beeld van pleisterwerk, verbeeldende de Godin, aan welke het gebouw is tocrewyd; het is dertig voeten hoog, met goud en zilver ingeleid. De beelden rondom deezen toren zyn zo fraai gewerkt, dat ze onder de merkwaardigfie zeldzaamheden van geheel China mogen geteld worden. Een Hollandfche Trompetter, welke hier ftierf * wierdt, met verlof der Regeeringc , in eene Pagode begraaven. Op zekeren avond zagen onze reizigers eene groo'e menigte volks ,aan den oever der riviere vergaderd ; bet oogmerk deezer zamenkomfte was, om de fprinkhaanen te verjaagen, die jaarlijks, op gezette tyden, deezen oord koomen bezoeken. Met zo talryke benl den, en als zo veele wolken, worden zy , door den Oosten wind, herwaarts gevoerd, dat indien zy, or»gelukkiglyk, zich op den grond nederzetten , alle groente, binnen weinige miren, verbonden is. Om ' zich van dien geduchten geesfel te ontflaan , loopen de opgezeetenen door het land, met vliegende vaandels, onder het aanheffen van een luid gefchreeuwzy laaten daar van niet af, tot dat zy hen in de Zee' of in eene riviej hebben zien nederftorten, alwaar zy verdrinken. Eene deezer gevaarlyke benden daalde neder op een der fchepen onzer Gezanten, en bedekte het geheel en al. Doch men wierdt ze wel haast meester, door haar in de rivier te jaagen. Op den zestienden van Hooimaand bereikten onze rei-  78 N E D E R L A N D S C II E reizigers San-ho, vier mylen van Peking gelegen. Hier verlieten zy hunne Barken, om voorts de reize over land te doen. Een Mandaryn', door hen vooruit gezonden, om kennis te' geeven van hunne komst, kwam thans byhente rug;detyding brengende, dat zy, tegen den volgenden dag, 24 paerden hadden te wagten, nevens een aantal wagens, door den Raad voor hunbeftemd, om hunne pakaadje en de gefchenken over te voeren. Op den beftemden tyd reedt de Trein in deezervoege. Twee Trompetters reeden, op eenigen afftand, vooruit. Daarop volgde de Standaartdraager, met de vlag des Prinfen van Oranje. Thans verfcheenen de Afgezanten , verzeld van eenige Tartaarfche Edelen en Heeren, allen fiërlyk uitgedoscht. De Bevelhebbers en foldaaten, der hen tot dus verre begeleid hadden, flooten den trein met de gefchenken. Zy deeden hunne intrede in de ftad Peking, door twee pragtige poorten, en fteegen af voor eenen Tempel; hunne leidslieden verzogten hun, hier een weinig te toeven, en de aankomst van hunnen naafleep af te wagten. Naauwlyks waren ze den Tempel binnen getreeden, of 'er wierden by hen aangediend de Kappado des Keizers, die eenen valk op zyne hand droeg, de Agenten der Onderkoningen van Canton en verfcheidene der Edellieden van het hof, om hen over hunne behoudene aankomst te begroeten. Hun wierden ververfchingen, en veelerhande foorten van vleesch en fruiten aangebooden. Zeer naauwkeurig telde de Kappado de wagens, en gaf naauwe agt op alles, om toe te zien dat 'er tegen de goede orde niet gezondigd wierdt; Vervolgens wierden zy, met groote ftaatfie, ge-    REIZEN. ?9 geleid na het verblyf, welk de Keizer voor hun hadt doen gereed maaken. Het ftondt niet verre van het paleis. Men kwam daar binnen door drie fraaie deuren; de vertrekken waren binnen een hoogen muur beflooten. Tegen den avond wierdt by de poorten geplaatst eene wagt van twaalf Tartaaren en twee Overften, ter beveiliginge van de Gezanten , en om zorge te draagen dat zy van alle het noodige voorzien wierden. Den volgenden morgen ontvingen zy een bezoek van eenige Heeren van den Keizerlyken Raad, verzeld van tong-lau-ya, eerften Geheimfchryver; en twee Mandaryns, quan-lau-ya en hu-lau-ya. Van wegen zyne Keizerlyke Majefteit en den Raad kwamen zy verneemen naar dén welftand der Gezanten, het getal der lieden van hun gevolg, den aart en hoedanigheid der gefchenken, den perfoon, die hen hadt gezonden, en de plaats, van waar zy kwamen. Dewyl by de Chineezen , opgeftookt of in die dwaaling gebragt door de Portugeezen, nog vooroordeelen huisvestten, alsof de Hollanders Zeeroovers waf-en, die geen beftendig verblyf op het vaste land hadden, maar altoos op Zee zworven of op Eilanden woonden, verzogten de Afgevaardigden aan de Gezanten , eene Kaart van hun Land te mogen zien. Zy daar in geene zwaarigheid vindende , vertoonden 'er eene, welke zy mede namen , om dezelve insgelyks aan den Keizer te vertoonen. Zeer bezwaarlyk viel het, egter, hun den aart van den Nederlandfchen Regeeringsform te doen begrypen, alzo de Chineezen en Tartaaren, geene andere dan eene Eenhoofdige Regeering kennende, zich van een Gemeenebest geen denkbeeld konde vormen. Hierom vonden de Ge- zan-  3o NEDERLANDSCHË zanten zich genoodznakt, gebruik te maaken van deti naam des Prinfeu van oranje, en zich te houden, alsof zy en de gefchenken van zynentwege kwamen. Thans deedcn hun de Chineefche Heeren eene menigte vraagen aangaande dien Prins, en of zy van zijne maagfchap waren. De reden deezer vraage was, omdat , volgens de gewoonten der Chineezen, geene uitlanders by den Keizer ter gehoor worden toegelaaten, 't en zy ze vermaagfchapt zyn aan den Vorst , van welken zy gezonden worden. Gezanten van minderen rang voor zynen throon te ontvangen, zou, volgens-het begrip der Chineefche Natie, oneere zyn voor de Keizerlyke Majefteit. De Gezanten antwoordden, dat zy de eere niet hadden , hunnen Prinfe in den bloede te beftaan, en dat de gewoonten huns lands niet medebragten , lieden van zo hooge geboorte tot gezantfchappen .te gebruiken. Op de vraagen, welke ampten zy dan ten zynen Hove bekleedden; welke tytels zy in hunne eigen taaie voerden ; hoe veel volk zy onder hun gebied hadden ; en waar uit zy hun beftaan trokken : noemden de Gezanten, waarfchynlyk om verdere belemmerende vraagen te voorkoomen, den Gouverneur Generaal van Batavia. Naauwlyks hadden de Chineezen dit gehoord, of zy deedcn verdere naavraagen , wat deeze Gouverneur, ei< wat Batavia ware ? Het antwoord was, dat de Gouverneur, wat aangaat zyn gezag en de uugeftrektheid zyns gebieds, mogt vergeleeken worden by de Onderkoningen van Canton; dat hy over alle de Hollaiidfche Bezittingen in de Oostindiën het gebied voerde, en dat Baravia, alwaar hy zyn verblyf hielut, daar van de hooulrad was. Naa dit alks vereerden de Mandaryns aan ieder der  REIZEN. 8l der Gezanten vyftfg Taèls zilver, en namen hun af. fchenk. Doch zy keerden eerlang te rug, om noz meer vraagen te doen. Eerst kwam 'er een , uit naam des Keizers en van zynen Raad, om naar hunne Geloofsbneven te verneemen en dezelve af te haaien Met groote ftaatfie wierden deeze ten hove geb a* ,* eggende ta een grooten zilveren fchotel, met fchar! laken overdekt. Een ander vernam naar hun geweer en naar de wyze, op welke het gemaakt was. Een' derde vraagde naar hunne krygsgereedfchappen; of zv ooit geoorlogd hadden, en of ze met de Portugeezen m vrede ieefden ? Zes of zevenmaalen kwamen zy om de zelfde boodfchap. Eindelyk vraagden zy om rfhr^r;/e77moeite' hun alee. den. t Gefcnedt alles, zeiden ze, op last des Keu Ze\:^dtngen van deezen aart «* * Op het berigt dier Afgevaardigden , zondt de Kei. zerlyke Kanzeher, 'sanderen daags, twee Edelheden aan de Gezanten, om hun te boodfchappen, dat zy met hunne gefchenken, zich ten Keizerlyken hove hadden te vervoegen, 't Was een zeer regenagtige dag: gaarne wtlden hierom de Gezanten het nog eenen dag verfchooven hebben; doch hun verzoek was zonde? vrugt Zelf toen zy het waagden, zich zonder g . fehenken ten Hove te vervoegen, moesten zy onverngter zaake wederkeeren, doordien de Keizer vas be. flooten hadt, zonder dezelve geen gehoor te verkenen. Zy moesten dan gehoorzaamen , en wierden daarop terftond binnen gelaaten. De Prefident zat aan 't boveneinde van de Zaal OP een breeden laagen bank , met de beeuen kru ! ^ ond,'tly, Even eenszaten, aan zyne red At. DtEl, if r tw-  8a NEDERLANDSCHË terhand, twee Tartaarfche Heeren ; aan zyne flinker zyde zat een Jefuït ,adam sc aliger, van Keulen , die nu bykans dertig jaaren in groot aanzien aan het hof van Peking hadt vertoefd. Hij was een bevallig agtbaar gryzaart, met eenen langen baard, en op de Tartaarfche wyze gefchooren en gekleed. Voorts zaten alle de leden van den Raad onder elkander, zonder onderfcheid van rang of ouderdom. De Kanzelier was blootvoets, en hadt alleenlyk een flegten Mantel om het lichaam geflagen. Hy deedt eene korte aanfpraak aan de Gezanten, en beval hun neder te zitten. Vervolgens begroette hun de Jefuït zeer zinzaam, in zyne eigen moedertaal, vraagde hun naar tyding uit Holland , en naar eenige Roomschgezinden te Amfterdam, welke hy kende. De Cantonfchen Mandaryns , ondertusfehen , zelf pinxenton, die op de reize zich zo veel gezags hadden aangemaatigd, wierden hier als kruyers gebruikt, om de gefchenken in de Zaal te draagen. De Kanzelier nam ze met eigen handen uit de kisten, doende midlerwyl verfcheiden vraagen aan de Gezanten. By ieder antwoord dat ze gaven, verzekerde sc aliger, die voor Tolk fpeelde , dat ze de zui' vere waarheid fpraken ; doch, wanneer hy iet kostbaars of fraais uit de kisten zag haaien , loosde hy eene diepe zucht. De Kanzelier prees verfcheiden der gefchenken, en verzekerde dat ze den Keizer zeer aangenaam zouden weezen. Terwyl men met dit werk bezig was, zondt de Keizer, door eenen bode, bevel aan scaliger, om den Gezanten eenige vraagen te doen, raakende hunne Natie en derzelver Regeeringsform , en de antwoorden op papier te fteilen. De Jefuït deedt het, doch liet  REIZEN. S3 liet kwaadaartiglyk in zyne aantekeningen vloeien dat het Land, welk de Hollanders thans bezaten, in voorgaande tyden gefiaan hadt onder de heerfchappy der Spanjaarden , en dat het deezen nog van tegtswegen toekwam. Doch de Kanzelier deedt hem deeze aan merking doorfchrappen , omdat hy van oordeel was dat dezelve den Keizer in een kwaaden luim zon brengen, 'r Was genoeg, zeide hy, dat de Hollan- hïdden* bnaten ' m Re&minSsfü™ Onder dit alles begon den Kanzelier te hongeren, Hy deedt zich een Huk fpek geeven , 't welk hy ■ Wioon half raauw, met groote graagte te lyve floeg! Op zyn bevel wierdt insgelyks een maaltyd gereed gemaakt voor de Gezanten. Doch hoe greetig ook de Tartaarfche Heeren daar op aanvielen , zy konden er mets van nuttigen, omdat de fpyzen meest raauw waren en een onooglyk aanzien hadden. De Kanzelier zulks bemerkende, deedt voor hun een Banket van konntuuren en vrugten opdisfchen. Den avond, onder dit alles , vallende, namen de Gezanten affeheid van de vergadering , en keerden weder na hunne wooning. De Jefuït scaliger verzelde hen derwaarts , wordende gedraagen , door vier man , in eenen Draagzetel, en van verfcheiden lieden van rang te paerd gevolgd. Op verzoek des Kanzeliers , ftelden de Gezanten den volgenden dag , in gefchrift de naamen der per! foonen, voor welke de gefchenken beltemd waren. Eerlang wierdt hun geboodfchapt, dat de gefchenken zeer aangenaam geweest waren en naar genoegen van den Keizer, de Keizerinne en de Keizerinne Moederen dat zyne Majefteit gaarne zien zoude , dat hem F 9 1 ~ nog  S4 NEDERLANDSCHË nog vyftig Hukken Linnen bezorgd wierden. om te dienen tot gefchenken voor de Bywyven des Zoons van den Onderkoning van Canton. Doch zy konden niet meer dan zesendertig ftukken leveren. Omtrent deezen tyd vernamen de Heeren de goyer en keizer, dat te Peking was gekoomen een Gezant van den Grooten Mogol, met een talryken ftoet , ter bemiddelinge van eenige gefchillen, tusfchen de beide Natiën ontftaan, en om, in naame hunner Priesteren, te verzoeken de vryheid om hunnen Godsdienst in China te mogen prediken; 't welk hun , zints eenigen tyd, op zwaare ftraffen, verbooden was. Voor gefchenken bragten zy mede driehonderdzevenendertig zeer fchoone paerden, twee ftruisvogels, een ongemeen grooten Diamant, en andere Edelgefteenren. Deeze gefchenken, ren hove nier minder aangenaam dan die van onze Hollanders, deeden den Mogolfchen Gezant, in alle zyne oogmerken, gelukkig flaagen. Intusfchen ontvingen onze Gezanten by aanhoudenheid een bezoek van de hovelingen en Mandarynen, die telkens de zelfde vraagen deeden , welke dus even eens moesren beantwoord worden. Eindelyk zondr de Keizer, aan de Leden van den Raad, een fchriftlyk bevel van den volgenden inhoud: „ Grooteen waarde li-pu. „ De Hollandfche Gezanten zyn hier gekoomen, „ met gefchenken, om den Keizer te begroeten, en „ hem van hunne onderdaanigheid re verzekeren; tot ,, op deezen dag is nooit iet diergelyks gebeurd. „ Dewyl dit nu de eerfte maal is, heb ik raadzaam ff geoor-  REIZEN. g5 „ geoordeeld, hen te ontvangen in de hoedanigheid „ van Gezanten , en hun verlof te geeven om in „ myne tegenwoordigheid te verfchynen , om my „ hunnen eerbied te betoonen, wanneer ik zal zitten „ op mynen tbroon in myn nieuw paleis , opdat ze „ een gunftig antwoord mogen verwerven, en wel „ te vreden wederkeeren. Daarenboven , naadat het „ geluk van my gezien te hebben hun zal doen ver„ geeten de ongemakken hunner langduurige reize, „ zo te water als te lande , en zy in (laat zullen zyn, zonder hunne oogen te fluiten, den glans der „ Zonne aan den hemel te befchouwen: hoe zouden „ wy dan ongunftig tegen hen zyn, of hunne beden „ kunnen weigeren en hunne verzoeken van de hand wyzen?" Thans vraagde de Kanzelier aan de Gezanten, of de Hollanders niet alle jaaren, immers om de twee of drie jaaren, afgevaardigden na Peking konden zenden, ter betooninge van hulde aan den Keizer. Het antwoord was, dat zulks niet meer dan ééns in de vyf jaaren konde gefchieden, maar dat zy verlof verzogten, alle jaaren vier Koopvaardyfchepen na Canton te mogen zenden. Den Raad gefpannen zynde om over dit antwoord te raadpleegen, wierdt goed gevonden , dat men met eene begroeting van den Keizer alle' vyf jaaren zich vergenoegen zoude. Omtrent het midden van Oogstmaand, vroeg in den morgen, kwamen aan het verblyf der Gezanten eenige Chineefche hovelingen, allen ryklyk uitgedoscht, om hen by den Keizer in te leiden. iierst wierdeu zy gebragt in een vertrek van 't Oude Paleis, 't welk veel naar eene fchool geleek: want men zag 'er niets dan leerlingen en lieden van den tabbart, allen met F 3 boe-  %6 NEDERLANDSCHË boeken in de handen. Van daar geleidde men hem 'm een open plein, binnen een hoogen muur beflooten. Een Wapenkoning beval hun hier driemaal te knielen , en het hoofd tot op den grond te buigen. Naa eene korte tusfchenpoozing, riep hy met luider ftemjne, in 't Chineesch: Ka-fhan; „ God heeft den Keizer gezonden". — Que-e; „ valt op de knieën". — Kan-ta; „ Buigt uwe hoofden driemaal". — Kee-e; (dit zeiden zy driemaal): ,, ftaat op". — Ko-e; ,, fchaart u aan eene zyde". In tegenwoordigheid van ten minden honderd Chineefche Leeraaren gefchiedde deeze plegtigheid. De vyfentwintigde der gemelde maand was beftemd tot het openbaar gehoor; doch dit hadt geenen voortgang,om het onverwagt overlyden van ?sKeizers jongden broeder, gedorven , volgens zommigen , aan vergif, dach, gelyk anderen willen, door het drinken yan een glas yswater. Zo ras de jonge Prins ter aarde was bedeld, zondt de Keizer aan den Kanzelier bevel , de Hollandfche Gezanten, als mede dien des Grooten Mogols, voor zynen throon te geleiden. De Staatsdienaar gaf hier van\ennis aan alle de Ryksgrooten binnen Peking, die by het daatelyk gehoor moesten tegenwoordig zyn. Op den eerden van Wynmaand , *s naamiddags ten twee uuren , vervoegden zich de Cantonfche Mandaryns en andere hovelingen aan het verblyf der Gezanten, om hen ten Keizerlyken hove te geleiden. Zes perfoonen van hun gevolg verzelden hen. By hunne komst in het paleis , tradr de daatfie in een tweede voorhof Naauwlyks hadden de onzen plaats genomen, of de Mogolfche Gezant, verzeld van vyf Edel-  REIZEN. g7 Edellieden en twintig bedienden , plaatfte zich naast hen. Dicht by hen zaten verfcheiden Ryksgrooten. Hier moesten zy den gantfchen nacht vertoeven, in de opene lucht en op bloote fteenen , om te wag'ten op de komst zyner Keizerlyke Majefleit, die niet voor 's anderendaags morgens zich op zynen throon zoude zetten. Aan de deur van het plein ftonden drie zwarte Elefanten, die 'er fchildwagt hielden. Op hunnen Tug droegen zy fraai gebeitelde en vergulden torentjes. Onbefchryflyk was de toevloed des volks, en het getal der lyfwagten zo groot, als hunne kleederen kostbaar waren. Met het aanbreeken van den dag, kwamen de Grooten, die insgelyks den nacht in de opene lucht hadden doorgebragt, naar de Gezanten verneemen , doch met zeer veel beleefdheid. Een uur daar. naa wierdt 'er een zein gedaan, waar naa ze allen ylings opfprongen. Twee Tartaarfche Heeren geleidden thans de Gezanten, door eene andere poort, naar een tweede plein , rondom bezet met Tartaarfche foldaaten en hovelingen ; en van daar in een derde , alwaar de keizerlyke throon ftondt , omringd van 's Vorften vertrekken, en die zyner Gemaalinne en kinderen. Dit plein befloeg omtrent vierhonderd fchreden m zynen omtrek, en was bezet met eene fteike Lyfwagt, in karmozyn fatyn gekleed. Aan weerkanten van den throon ftonden honderdtwaalf foldaaten , voerende ieder een onderfcheiden ftandaart, van kleur als hunne kleedy. Allen,egter, hadden 't hoofd gedekt met eene zwarte muts met geele pluimen. Naast den throon ftonden tweeentwintig Edellieden, met kostbaare geele waaiers in de F 4 han-  SS NEDERLANDSCHË handen, verbeeldende eene Zon; naast hen zag men tien perfoonen, met vergulden kringen, zinnebeelden van de Volle Maane. Agter hen ftonden zestien Krygsknegten met halve pieken, behangen met zyden kwasten van verfchillende kleuren. Eindelyk zag men nog zesendertig Trawanten , draagende ieder eenen ftandaart, verfierd met draaken en foortgelyke gedogten. Agter alle deezen ftondt een groot getal hovelingen , allen kostbaar uitgedoseht in zyde van de zef de kleur; 't welk aan de fhatfie niet weinig aanzien gaf. Voorde Trappen, leidende na den throon, Honden, ter wederzyde, zes witte paerden , kostbaar gezadeld en getoomd, fchitterende van robynen, patrien en andere Jidelgefteenten. Terwyl de Gezanten al dien luister gade floegen , boorde men een klokkefpel. Naa hetzelve tradt de oude Tutang vooruit, met dertig der voomaamtre Ryksgritoten. Op de beweegingen des Wapenkouings, betoonden zy hunnen eerbied aan den throon, vallende op hunne knieën , en negenmaal het hoofd ter aarde buigende : terwyl men nu en dan, by tusfchenpoozen, een ftreelend Muzyk van ftem en fnaaren hoorde. Thans tradt de Kanzelier na onze Gezanten , hun vraagende , welk eenen rang en waardigheid zy bekleedden. Het antwoord was, die van Onderkoningen. Het zelfde antwoord volgde op eene gelyke vraag aan den Mogolfchen Gezanr. Vervolgens riep een Wapenkoning hardop: Plaatst u voor den throon; zy deeden her. Wyders: Op uwe plaatzen; het gefchiedde. Voorts : Buigt driemaalen uw hoofd ter aarde; zy gehoqrzaamdert. Dlarnaa : Staat op; zy ftüfc-  REIZEN. 99 ftonden op. Eindelyk: Keert weder na tfwe plaatzen; zy keerden weder. Naa dit alles wierden onze Gezanten nevens den Mogolfchen geleid na eene fraaie ftellaadje, dienende tot een fteunzel voor den Keizerlyken throon, omtrent twintig voeten hoog , en met albasten" Gaanderyen verficrd. Naa alvoorens geknield en het hoofd ter aarde geboogen te hebben , wierdt hun Tartaarfche Thee aangebooden, met melk gemengd , in houten fchotels en kannen. Straks hoorde men andermaal het klokkenfpel; de geheele vergadering knielde hierop, en zyne Majefteit beklom den throon. De Gezanten, genoodzaakt op hunne plaatzen te blyven , konden zyne Majefteit niet duidelyk onderfcheiden. De doorluchtige en magtige Vorst zat omtrent dertig fchreeden van de Gezanten. Van wegen het goud en de Edelgefteenten , met welke de throon bezet was, verfpreidde dezelve een zo fchitterenden gloed, dat 'er de oogen der aanfchouweren van fchemerden. Ter wederzyde van hem zaten de Prinfen van den bloede , de Onderkoningen, en voornaamfte Staatsdienaars; hun wordt insgelyks, in houten fchaalen, Thee voorgediend. Allen waren gekleed in blaauwe fatyner* Rokken, met draaken en flangen doorweeven. Hunne Mutzen waren met goud' geborduurd , en bezet met Diamanten en andere gefteenten , naar gelange van hunnen rang en waardigheid. Aan ieder zyde van den throon ftonden veertig Lyfwagten, met boogen en pylen gewapend. Ongeveer een vierendeel uurs bleet zyne Majefteit aldus zitten. Onder 't heen gaan befpeurde de Gezant keizer dat hy de Afgevaardigden fterk aankeek. Zo verre deeze onderfcheiden konde, was hy F 5 jong,  9o NEDERLANDSCHË jong, blank van kleur , van eene middelbaare geitelte, welgemaakt, en in goudlaken gekleed. Zeer verwonderden zich de onzen, dat de Monarch de Gezanten liet vertrekken, zonder een woord tot hen te fpreeken; doch het doorgaande gebruik der Afiatifche hoven bragt dit mede. De Hovelingen, foldaaten en Lyfwagten trokken in groote wanorde af. Naauwlyks waren de Gezanten in hunne wooning te rug gekeerd, of zy ontvingen eene boodfchap van den Keizer, verzoekende een pak Hollandfche klederen te mogen zien. Diensvolgens zonden zy een zwart fluweelen pak en Mantel; een paar Laarzen en fpooren, een paar zyden Kouzen, Stropkouzen, Broek, Bef, Hembd , Draagband en Kastoorhoed. Voor zoongemeen kostbaar hieldt de Monarch dit alles, dat hy zeide: Indien de Gezanten zodanige klederen draagen, hoe moeten dan Canton. Hier bezagen ze thans het Water • Kasteel Kulu, waarvan wy eene afbeelding hier nevens voegen, dienende tot dekkinge van de ftad, in't midden der rivier, met groote moeite en kosten, opgetrokken. Met groote ftaatelykheid wierden ze te Canton ingehaald,en gaven, 'sanderendaags, een bezoek aan de Onderkoningen, aan de Moeder des jongen Konings,en aan den Tu■ tang. Vriendelyk wierden ze van de Onderkoningen ontvangen, en op Thee onthaald; doch niet zo vriendlyk behandelde hen de Tu-tang. Eerlang vervolgden zy de reize na Batavia, alwaar zy op den laatften dag van Lentemaand aankwamen. Twintig maanden en' zes dagen hadt deeze togt geduurd, en zo aan reiskosten als gefchenken gekost weinig minder dan honderdduizend guldens. N E-  NEDERLANDSCHË REIZEN. GEZANTSCHAP van BALTHAZAR BORT, JAN van CAMPEN e Ê CONSTANTYN NOBLE, Aan den Onderkooning van Fo-kyen. In di Jaaren 1662, 1663 en 1664. Voordat wy in de byzonderheden van dit Gezantfchap treeden, zal 't niet ondienftig zyn, eenig verflag te doen van den befaamden Zeeroover koxinga, in deeze verzameling meermaalen gemeld, en deszelfs veroveringen op de Hollanders, als die tot den tegenwoordigen togt de aanleiding gegeeven hadden. Koxinga, by de Chineezen ching-ching genaamd, was een Chinees, zoon van ching-chilong, die gebooren was in een dorp op de kust van Fo-kyen , van eenen onaanzienlyken ftand , volgens zommigen een kleermaaker van bedryf. Eerst diende de Vader onder de Portugeezen te Makao, en vervol-  NEDERLANDSCHË REIZEN. 97 volgens onder de Hollanders op bet Eiland Formofa. Door den Japanfchen handel wierdt hy een aanziénlyk koopman, en eindelyk een vermaard Zeeroover. Uit deeze beginzels verzamelde hy, door den tyd, eene aa'nzienlyke vloot en onmeetelyke fcbatten. De geheele buitenlandfche handel van China viel in zyne handen. Hy verzondt zyne koopmanfchappen met zyne eigen fchepen , welke die van Indië en Europa te rug bragten; verkoopende vervolgens dezelve aan de Portügeezen te Makao, aan de Spanjaarden op de Philippynfche Eilanden, aan de Hollanders op Formofa en te Batavia, en aan'de Landzaaten in Japan. Door 'deezen handel wierdt hy eerlang zo ryk en magtig , dat hy eene Vloot van duizend zeilen kon uitrusten, en in zyne gedagten eenen toeleg maakte op den Chineefchen throon. Ten dien einde befloot hy, het gcflagt van Tay - minga te verdelgen. Midlerwyl o verdroomden de Tartaaren, in den jaare 1644, het gantfche Keizerryk China, uitgezonderd de landlchappen Fo-kyen, Quan-tong en Qiiang-fi. Thans oordeelde koxinga's vader den tyd gebooren ter volvoeringe van zyn ontwerp. Hy vatte de wapenen op, doch, zo 't heette , tegen de vyanden zyns Vaderlands: met welke hy , egter , midlerwyl, heimelyk verdand hieldt. Naadat de Tartaaren eenen inval hadden gedaan in Fo-kyeH , benoemde hem de Keizer tot Veldheer zyner troepen. Dewyl alle dé bevelhebbers van het Leger zyne bloedverwanten of afhangelingen waren, wierdt alles fpoedig den Tartaaren verraaderlyk overgeleverd; in vergelding booden deeze' hem aan, den Koninklyken tytel van Pingnam , het Zuidlyke gedeelte van China. • Te-aanziénlyk , egrer, was thans zyn vermogen, 3Ü. deel. G dan  03 NEDERLANDSCHË dan dat het onder de Tartaaren geene onrust zon veroorzaaken. Door zyne verraaderye gelukkig geflaagd in hunne onderneemingen, namen zy hem, op gelyke eerlooze wyze, eerlang gevangen , en voerden hem na Peking. Dit gebeurde in den jaare 1657. Koxinga van de hegtenisfe zyns vaders de tyding ontvangen hebbende, begaf zich na de Vloot, drukte den koophandel, en hieldt de Tartaaren in geftadige onrust. De Chineezen, die door de Tartaaren waren onder gebragt, verzorgden hem van voorraad, en dreeven tevens met hem een aanzienlyken handel. Om deeze gemeenfchap af te fnyden , beval eindelyk de Keizer, dat alle fteden en dorpen , van de Zee af drie mylen landwaarts , zouden verbrand , en het land verwoest worden. De Hollanders, den Tartaaren de hand biedende , beftreeden deezen overweldiger ter Zee en te lande. Derwyze geraakte hy hier door in 't naauw, dat hy genoodzaakt was, de Chineefche kust te Yerlaaten. Om zich op de Hollanders te wreeken, zeilde hy, met zyne gantfche magt, in den jaare 1660, na Tay- fchen , zo vrouwen als mannen, om hen te zien, dat ze naauwlyks door den drang konden koomen. Van campen's draagftoel wierdt verfcheiden maaien tegen gehouden , om hem van nader by te be« gluuren. Eenige dagen daarnaa trokken zy over de groote rivier Lo - yang, langs eenen fteenen brug van verfcheiden boogen. Hy is beftraat met gehouwene fteenen, zommige van welke ruim zeventig voeten lang, vierdehalf voet breed en zes duimen dik zyn. Aan weerkanten is hy voorzien met Leuningen, en banken van blaauwen fteen, verfierd met Leeuwen , Draaken ea andere dieren. De Chineezen vernaaien dat deeze verwonderlyke brug, die zyns gelyke in de gantfche waereld niet heeft, in éénen nacht gebouwd wierdt door vier Engelen. De middenfte Boog , die , voor eenigen tyd, was afgebroken, om den overtogt des vyands te beletten, wierdt thans herfteld met zwaare balken. Op den eerften van Wynmaand kwamen de Gezanten te Tan-vaa, die voor eene der vermaaklykfte Meden van geheel China wordt gehouden. Zy legt in een vrugtbaar Dal, is omringd van een fteenen muur, en met bolwerken en gragten verilerkt. Drie Mandaryiicn geleidden hen in een fraaien herberg. Aan den ingang ftonden zeven marmeren trappen ; van binnen waren fraaie vertrekken, voorzien van banken en kostbaare bedfteden. 'Er was huisvesting voor twaalfhonderd menichen , en ftalling voor honderd paerden. Voor de ftad lag een fteenen. brug. Naadat zy verfcheiden fteden en dorpen , zommige van welke in puinhoopen lagen, waren door en voorby  REIZEN. 203 by getrokken, bereikten ze ten laatfte Sink■ fyn. Drie Mandaryns, van den Onderkoning en den Generaalgezonden om hen te begroeten > ontmoetten hun hier en geleidden hen, naa hen vooraf in eenen Tempel onthaald te hebben, eerst in de ftad, en vervolgens in eenen herberg, alwaar ruimte was voor duizend menfchen. Terftond 's anderendaags begaven zy zich na het Leger, omtrent eene halve myl van de ftad gelegen. Vyf voornaame Mandaryns, gevolgd van eene bende' Muskettiers,verzelden hen, eerst na dê Tent des Geheimfchryverg, en vervolgens na die des Onderkonings en des Generaals. Tot op een kleinen afitand naderden de Gezanten den Onderkoning. Zy wierden verzogt, plaats te neemen, en hunnen Brieven te overhandigen; dit gefelnedde met veel plegtigheids. Zy weigerden de gefchenken der Maatfchappye aan te neemen , doch namen die van den Admiraal bort aan. Vervolgens begon men over het onderwerp des Gezantfchaps" te handelen. De Onderkoning cn de Generaal gaven de onzen verlof, bézit te neemen van eenig Eiland naar hun hehaagen, om aldaar hunne fchepen in vei! ligheid te leggen, en voorraad in te neemen; als mede om ten zelfden oogmerke de Zeehavens te tnèggj aandoen. Doch vryheid van koophandel, en verlof om de goederen, welke zy aan boord hadden te ver! koopen, konden zy niet geeven, buiten weeten des Keizers. Eindelyk verklaarden zy, thans hunne vloot niet te kunnen voegen by de Hollandfche, om tegen koxinga te dienen: alzo de opgezeetenen der Eilanden Qjie-mvi en A-mvn met den Keizer omeen verdrag m onderhandeling waren. G 4 Naa  ie* NEDERLANDSCHË Naa dit alles wierden de Gezanten pragtig onthaald; elk hunner was geplaatst aan eene byzondere tafel. De fchotels en bekers, zeer fraai en kunftig gewerkt, waren van goud. Naa den maaltyd vertoonde hun de Onderkoning de Krygsbenden , en deedt eenige foldaaten eenige Krygsoeffeningen verrigten. Het overfchot van het Naageregt wierdt hun, op de terugreize na de ftad, naagezonden. 's Anderendaags bezogten zy den Generaal van het Leger, wiens kwartier een kanonfchoot van dat des Onderkonings lag. Hy nam de Brieven, van Batavia aan, nevens het gefchenk van den Admiraal bort; doch weigerde dat des Gouverneurs te ontvangen. Even als by den Onderkoning, wierden zy by hem onthaald. Drie dagen laatcr zonden de Gezanten twee Mandarynen aan den Onderkoning, om van hem verlof te verzoeken, na Hok-fyeiv te mogen wederkeeren. Vyftien paerden wierden hun hierop toegezonden, om hen na het Leger te geleiden. Zy voerden derwaarts eenige kleine gefchenken , voornaamlyk beftaande in wyn, brandewyn, drinkglazen, geweer, zo'voor den Onderkoning, als voor den Veldheer. Vervolgensfprak men over het onderwerp des Gezantfchaps: de Chineezen beloofden hunne vriendfchap, en vereerden vervolgens aan ieder Gezant twee ftukken Zyde , en. een ronde zilver vergulde plaat, op welke de naamen en tytels des Onderkonings en des Generaals, in Chineefche karakters, gegraveerd waren. Deeze diende als Vrygeleibrieven', waar mede zy door her geheele Ryk konden reizigen. Eene dier Plaaten woog twintig Oneen, en was ruim acht duimen breed; dei andere woog niet meet dan zes Oneen. . i De  REIZEN. I05 De ftad Sink-fyen wordt in tweeën gefcheiden door eene rivier, die haaren oorfprong neemt in een berg, omtrent eene myl aan geene zyde van het Fort Zanr tin. Zy wordt omringd van een fteenen muur, breed genoeg om met koets en paerden daarop te kunnen ryden. Van buiten is de Muur bezet met fchanspaalen, van boven gedekt met. yzer, in de gedaante van Zeifen. Wyders vindt men 'er fchoone gevloerde ftraaten, fraaie Tempels van gehouwen fteen, en hooge gebouwen. Öp den tienden van Wynmaand verlieten de Gezanten de ftad. Zy namen bunnen weg langs eene menigte verwoeste fteden en kasteelen ; hier en daar zagen ze menfchenhoofden aan de boomen hangen in manden: want allen, die weigerden der Oude Regeeringe af te vallen, en koxinga aankleefden, wierdt, op 's Keizers bevel, het hoofd voor de voeten geleid. In de ftad En- wa wierden zy gebragt ineen grooten bemuurden Tempel, voorzien van eene menigte vertrekken, in welke leevensgroote beelden , kostbaar gekleed, op ftoelen rondom tafels zaten. Onder gezang en het flaan op den Trom, wierdt door Priesters, ruim vyftig in getal, die in het heiligdom woonden, aan hun wierook geofferd. Zo pragtig onthaalden zy de Gezanten, dat deeze hun twee Ryksdaalders ten, gefchenke gaven. Te Hok-fwa ontmoetten de reizigers eenen flaaf, van Makao weggeloopen; hy bragt hen in eene Christen Kerk buiten de flad. De Jefuït martinez, Schryver van den Chineefchen Atlas, was, volgens zyn verhaal, toen ruim vyf weeken geleeden, aldaar geftorven. In 't laatst der maand kwamen ze te Hok-fyew, of Chang-C'iew , alwaar zy een bezoek hadden van verG 5 fchei-  lo6 NEDERLANDSCHË fcheiden Mandaryns en den Gouverneur van het Fort Engeling. Terwyl die Heeren by de Gezanten waren, ontvingen deeze, met een fregat, eenen brief van den Admiraal bort, hun gelastende, zich aanftonds by hem te voegen, om over de toekoomende verrigtingen te raadpleegen, alzo de Chineezen weigerden , zich met hun te vereenigen. Straks begaven zy zich by den Gouverneur der ftad, om van hem verlof om te vertrekken te verzoeken ; dit wierdt hun toegeftaan. Naa vooraf, door verfcheiden Grooten , pragtig onthaald te zyn, begaven zy zich op het fregat, en kwamen in de Vloot te Ting-hay. De Heer noblk wierdt eerlang, met een fregat en een Pink, na de rivier van Hvk-fyemo gezonden, om de belangen der Maatfchappye te bevorderen, en kennis van zaaken te neemen. In 't begin van Slagtmaand deedt de Admiraal tweehonderd foldaaten aan land treeden, om de Chineezen uit Tong-hog te verjaagen; doch deeze waren te wel op hunne hoede, dan dat de onzen iets verrigten konden. Van campen ontving last om langs de kust te kruizen; hy ontmoette verfcheiden Jonken; doeh, van wegen haare fnelheid, koude hy dezelve niet meester worden. Midlerwyl veroverde de Admiraal de ftad Kita, in de Baai Pakka, en plunderde twintig dorpen , daaronder behoorende, die van koxinga's aanhangers bewoond wierden. Geen anderen buit maakte hy dan een weinig ryst, zout en geringe huisgeraaden , nevens twaalf vrouwen en vyftien jongens, die na Batavia gevoerd wierden. In Louwmaand des jaars 1663, kwam de Admiraal nevens van campen voor de Had Swa-ti-ha ten anker. Tot een teken van vrede, ftonden de Chineezen  REIZEN. lc? zen met hunne roode vlaggen aan den oever. De Admiraal, daarentegen , eenige fchooten op de ftad gedaan hebbende, heezen zy, als een zein van Oorlog, hunne witte vlaggen op , losten hunne Mnsketten' en zwaaiden met hunne fabels over hunne hoofden! Vervolgens vlugtten zy , met hunne roerende goederen, op het gebergte, en roeiden, met hunne fchuiten, de rivier op. Van campen hier op aan land getreeden, vondt in de ftad overvloed van ryst, zout en gedroogden visch. Thans wierdt een Sloep met eenige Booten de rivier opgezonden , om vaartuigen aan te houden. Zy vonden zeven Jonken en drie Koyas of kleine fchepen , met geweer en koopmanfchappen gelaaden. De manfchap ontkwam het met zwemmen, met agterlaating van vrouwen en kindereu, die vervolgens, op vyf vrouwen en vier jongelingen na, ontflagen wierden. In den volgenden nacht hadt eene Hollandfche Boot «et ongeluk van om te llaan^ van de zestien man in dezelve, verdronken 'er tien, of wierden door de landzaaten gedood. Eenige dagen daarnaa lieten de Chineezen een roode vlag waaien; het waren de Gouverneurs van vyf nafa uurige dorpen, nevens vyf Priesters en een goed getal ingezeetenen. By den Admiraal toegelaaten zynde, fmeekten zy hem, hunne Pagode en huizen te willen verfcheinen, alzo het een ftrenge winter was, als mede hunne Champans en Vischwant. Van hunnen kant beloofden zy , indien hy aan dit verzoek voldeedt, binnen vier dagen, uit ieder dorp te zullen bezorgen 25 varkens, 125 hoenders en 50 Eendvogels, nevens zo veele Oranjeappelen , radyzen en andere groente , als zy zouden kunnen zamenbrengen. Bort  I0s NEDERLANDSCHË Bout bewilligde in deeze voorwaarde, en hielde twee van hun als gyzelaars. Van weerkanten hieldt men getrouwelyk zyn woord. Over deezen gelukkigen voortgang , hielden de Hollanders eenen ftaatelyken dankdag. Twee dagen daarnaa tradt van campen, op bevel des Admiraals, aan land, met oogmerk om Sivati-ka in brand te {teelten. Doch de Chineezen, meer voorraads beloovende, deeden dien ftorm o verdry ven. Gunstiger dagt ook den volgenden dag de Admiraal, en liet het aan van campen over om zyne eigen neiging op te volgen. Deeze begaf zich hierom na land om het in brandfteeken te verbieden ; doch eer hy den wal konde bereiken, ftondt de ftad reeds in vlamme, door den moedwil der matroozen. Omtrent deezen tyd fcheidden de Admiraal en van campen van elkander, de eerfte om in het' Noorden , de andere in het Zuiden de kruizen, op de Jonken, die op China handelden; doch zy deeden weinig op. Hier by kwam nog het onftuimig weder, 't welk eerlang inviel, 't Een en ander deedt hun befluiten, weder re keeren na Batavia , alwaar zy in 't laatst van Lentemaand aankwamen. Kort naa de wederkomst van den Admiraal bort, wierdt in den Raad te Batavia beflooten , onder hem eene andere en fterker vloot uit te rusten, en niets te verzuimen om voor het verlies van Formofa voldoening te erlangen. Wyders nam men in aanmerking, dat de kwaade uitflag der jbngfre onderneeminge inzonderheid veroorzaakt was door de weigering der Tartaaren, om zich met de Hollanders tegen de aanhangers van koxinga re vereenigen. Het befluit viel dan, indien men door minnelyke onderhandelingen  REIZEN. lp9 gen niets konde verkrygen , bet geweld der wapenen te baate te neemen, en zo wel de Tartaaren als de Koxingaanen voor. vyanden aan te zien. - Diensvolgens wierdt eene Vloot uitgerust van zestien fchepen, van n:tot 42 ftukken, voerende te zamen 443 ftukken gefchut, en bemand met 1382 matroozen, en 1281 foldaaten. Het Eiland Peko, of de Piskadores, twaalf mylen ten Westen van Formofa, wierdt tot de verzamelplaats gefteld. De Admiraal, en de Kapiteinen hadden last, alle Jonken te neemen, die zy ontmoetten, 't zyze aan de Tartaaren, of aan de Koxingaanen behoorden ; voorts tekruizen op de Jonken, welke op Japan voeren, en de goederen uit dezelve te neemen, ingevalle de Tartaaren aan de Hollanderen geene. vryheid gaven om op China te handelen. Daarenboven moesten ze na Hokfyew zeilen, om na den toeltand der zaaken aldaar te verneemen, en noble, die 'er nog was, van daar haaien. Ingevalle de Tartaaren cn de aanhangers van Koxinga te* zamen verbonden waren, en de wedergave van Formofa weigerden, moesten zy beiden als vyanden behandelen , en -alle fteden aan de kust van China, welke zy konden meester worden, verdelgen. Op den eerften van Hooimaand des jaars 16Ö3 verliet de Admiraal bort de Ree van Batavia. Van de manfchap van twee Jonken, welke hy. omtrent Makao nam, verftondt hy dat koxinga, nu een jaar geleeden, geftorven was, en deszelfs . zoon , icing, sya genaamd , op Formofa heerschte. In 't laatst van Oogstmaand kwam de Admiraal, met tien fchepen, op de Ree van Hok-fyew; de overige zeilden na de Baai van Ten ■ hay. Bout gaf terftond kennis van zyne komst aan den Gouverneur, en aan den Onder-  iio NEDERLANDSCHË derkrning. Deeze verzogt daarop, den inhoud van het verdrag, wegens het voeren van den Oorlog, te mogen weeten, en beloofde eene vryen koophandel voor de Hollanders te zullen bewerken, tot loon voor hunne dienften. De Admiraal ontwierp hierop, onder andere, de volgende Artikelen: I. 'Er zou een verbond geflooten worden tusfchen de Hollandiers en Chineezen. II. Zy zouden zich vereenigen tegen de Koxingaanen. UI. De Hollanders zouden een vryen koophandel hebben in China en Tartarye. IV. Naa de verovering van A-mwi en Que-mvi, zouden de Hollanders eene dier plaatzen in bezit neemen , en aldaar eene Bezetting houden tegen de Zeeroovers. V. Indien. Formofa an Tay-wan bemagtigd wierden , zouden ze den Hollanderen-in handen gefteld worden, nevens de Forten , en alles wat 'er in gevonden wierdt. De Onderkoning vondt zwaarigheid in het derde en Vierde Artikel, welke hy,buiten des Keizers last, niet kon toeftaan. In de overige wierdt bewilligd. Omtrent deezen tyd wierdt den Admiraal berigt, door eenen gevlugten Hollander van A-myax,of kleine Booten verzogt, om ayn volk aan land te zetten. Bort vertrok dan met acht fchepen , naa alvoorens de verzogte Booten te hebben ontvangen en ankerde voor de groote flad Que-mvi, zo 'dig« aan den oever als hy koude, en zette tachtig man aan land. De Chineezen deeden hierop eenen uitval, doch wierden te rug gedreeven. Naa eenige verfterking aan weerkanten, wierden zy wederom handgemeen , op nieuw ten nadeele der Chineezen , met welke de Hollanders, indien zy hen kloekmoedig agtervolgd hadden, ter flad zouden hebben kunnen iadringen.- : . . Terwyl de Admiraal zich 's anderendaags gereed maakte om de ftad aan te tasten, ontving hy brieven van- verfcheiden Tartaarfche bevelhebbers, dat hunne vloot zich dien dag by hem zou voegen: waarom zy verzogten, den aanval uit te fteilen, tot dat de vyanduit Zee zou verdreeven zyn. Bort, hoewel hieruit befluitende dat het den Tartaaren ernst was, befioot, egter, voort te vaaren. Hy deedt dan twee kompa! gnien foldaaten en eenige matroozen aanrukken. Ter- wyl  na NEDERLANDSCHË wyl zommigen van dezelve met hunne Musketten en Granaaten den vyand van de muuren hielden, plantten anderen ftormladders. Doch alzo de muuren van riet waren , en het beklimmen dus ondoenlyk was, deedt de Admiraal den aftogt blaazen; gaande den volgenden dag onder zeil om de Tartaaren op te zoeken. Hy vondt hen voor anker leggen by het Eiland Lye-fa, alwaar de vyandlyke vloot, beftaande uit duizend zo groote als kleine Jonken, gereed lag. om hun te keer te gaan. Midlerwyl ontving de Admiraal eenen brief van eenen Chineefchen Bevelhebber, hem aanbiedende een» vryen handel voor de Hollanders, als mede een Eiland in deezen oord, met eene goede haven , voor hunne fchepen. Voorts behelsde de brief eene waarfchu-wing , ingevalle men ten oorloge neigde, dat deBevelhebber eene Vloot hadt van 500 Zeilen, en 200 Branders, bekwaam om de Hollandfche vloot te vernielen. Doch de Admiraal gaf geen antwoord, dan dat hy aan de Tartaaren verbonden was, en hem bedankte voor zyne aanbieding. De Vlooten raakten nu eerlang aan elkander; de Tartaaren gedroegen zich daarin zo lafhartig, dat de Heer bort,'naa het gevegt , waarin de vyand ge. noodzaakt wierdt te wyken, onderzoek liet doen na de reden van hunne agterlykheid. Hy bekwam tot antwoord, dat zy door een fchielyken fchrik bevangen waren. rl Naa een tweede gevegt, waarin de Hollanders eenige Jonken veroverden, landde de Tartaarfche Generaal by de ftad A-mwi, tastte ze aan en veroverde haar ttormenderhand. De inwooners wierden over den kling  REIZEN. M| kling gejaagd, en hunne huizen geplonderd. Hy zondt hier van berigt aan den Admiraal , die zich daarop aan land begaf, verzeld van zynen Vice - Admiraal en eenen kapitein. Met groote beleefdheid wierdt hy ontvangen in het huis van den jongen king-sya Midlerwyl kwamen eenige Chineefche boeren aan boord, om een vry geleide van de Tartaaren te verzoeken. Zy verhaalden, dat alle de vyanden 'snachts gevlugt waren, zonder dat men wist waarheen Hierop zeilden de Hollandfche en de Tartaarfche vlooi na het Eiland Gou-tfo, 't welk zy van den vyand verhaten vonden; waarop zy de drie Forten in bezit namen. De Muuren van het eene Fort waren 23 voeten hoog, en de Borstvveenng zes voeten breed alles van Heen gemaakt. Niets van eenige waards vondt men daar binnen. Een der twee andere Forten was meestal uit eenen rots gehouwen. Eenige dagen laater ankerden zy voor Que-mwi eene kleine ftad , omtrent een mt in den omtrek. De muuren waren zeer dik, en de huizen van fteen gemetzeld. De Tartaaren deeden eenige ingezetenen , welke zy uit derzelver fchuilhoeken haalden , onbermhartig omkoomen. Hier ontving bort berigt van eenige voordeden , op de Chineezen behaald, en tevens het affchrift van eenen brief aan den Keizer, & welken de dapperheid en de goede dieniten der Hollanderen hemelhoog geroemd wierden. JNaa eenige onderhandelingen met den Tartaarfchen Onderkoning en Generaal, vertrok bort, in 't laatst van Louwmaand des jaars 1604 ,na Formofa,en liet, wemige dagen laater, het anker vallen in de Baai lïuïi f Pe'k0' DeH^ndfche kapitein P0yt vervolgens landwaarts, met zes kom- a pa-  H4 NEDERLANDSCHË pagnien,;ieder van 40 man. Eene myl van 't ftrand ontmoette hy den vyand. In het gevegt vvierden zes van' de zynen gewond, en een Vaandrig fneuvelde 'er. Met eene verfterking van nog drie kompaguiën, joeg hy den vyand op de vlugt, met verlies van 18 man. Len kapitein-bemagtigde 70 osfen, nevens een goed aantal, fehaapen en geiten, en vervolgens vyftien yzeren ftukken gefchut. Eerlang bragten de opgezeetenen vee en gevogelte. Dit wierdt aangemerkt als een tekui van onderwerpinge, en in een vrygeleibrief, hun gegeeven, zulks aangekondigd. Op den dertienden dier maand , ankerde de Vloot by het kasteel Zeelandia, op het Eiland Tay - wan. 1 wee Tartaarfche Jonken en twee fregatten wierden voorts gezonden na Tan-koyn, om de brieven des Onderkonings en des Generaals te overhandigen. Den Schout-by-nacht met zyne fregatten binnen fchoots van 't kasteel genaderd zynde, ontving de Admiraal een antwoord van de Gouverneurs. Het behelsde niets dan fcheldwoorden tegen de Tartaaren en verwyten aan de Hollanders, omdat zy eenige gevange* nen aan de Tartaaren hadden overgeleverd. Indien hy over den koophandel wilde fpreeken , raadden zy hem, Gezanten aan land te zenden ; doch 'er kwam geen woord in van de overgave van 't Land. Dien zelfden dag, kwamen rwee afgevaardigden van syan-tong-tsyong, Opperbevelhebber der vyandlyke krygsmagr in 'r Zuiden van Formofa, om met de Hollanders in onderhandeling re rreeden. Zeer verwonderd was de Admiraal, wanneer hy vernam dar de Chineefche Generaal zevenduizend man fterk was: hierom wierdt in den Raad beilooren, hem 5000 Taels Japansch Zilver te bieden, indien hy tot de Hol-  REIZEN. u$ Hollanders wilde overgaan. Door eenen Geheimfchryver wierdt hem deeze aanbieding gedaan , en tevens een ander afgevaardigd aan den Gouverneur van Taywan, o min  ,i§ NEDERLANDSCHË miii een beftendigen handel aldaar te vestigen, aan den Hollandfche Admiraal, egter, in vcrgeldinge van zyne dienden , ditmaal de vryheid mogt gegund worden om zyne goederen te verkoopen; maar dat, in het toekoomende, de Hollanders, ter bekoominge van die vryheid, zich aan den Keizer zouden moeten vervoegen. In gevolge van dit gevoelen van den Staatsraad, nam de Keizer dit belluit: ,, Ik kong-hi, den XXVII dag der XII Maand , in het tweede jaar „ myner Regeeringe , veroorloove den Hollanderen, ,, elk tweede jaar te koomen om te handelen. Belan„ gende de andere punten, ben ik, Heeren, van 't „ zelfde gevoelen. Dit zyn de woorden des Kei„ zers, volgens welke, en deezen brief, gy u kunt „ gedraagen". Ter bekoominge van verdere ophelderinge van dit befluit, vervoegde zich hogenhoek by den Gouverneur. Deeze onderrichtte hem, dat de Raad van Staat niet van zins was , den Hollanderen voor altoos een vryen handel toe te daan, noch eene plaats tot het bouwen van een Pakhuis ; maar dat hun alleenlyk verlof wierdt gegeeven , om de twee jaaren eens te mogen koomen. Nogthans voegde hy 'er ne» vens, dat indien de handen der Hovelingen en Staatsdienaaren, die 't bewind over deeze zaaken voerden, ryklyk gevuld wierden , hunne fchepen jaarlyks , en indien ze het voorzigtig aanleidden , alle jaaren tweemaal zouden mogen koomen. De weigering van een Pakhuis, zeide hy, was van klein belang , alzo ze een goed huis hadden om in te kunnen handelen. Hogenhoek leide 'sanderendaags een bezoek af by den Onderkoning. Deeze berigtte hem, dat de Hollanders thans konden verzekerd zyn van een vryen han-  RE IZ E N. ,I9 handel; doch vermaande hem tevens, dat zyne landgenooten, als zynde zeer bekwaame kooplieden, zich niet moesten inlaaten met gemeene handelaars , die hunne goederen in't klein fleeren ; dat zy moesten handelen met den Onderkoning, den Generaal en den Gouverneur , die hun aan 't Hof konden van dienst zyn, en hun'zo veele ruwe Zyde (waar van de uitvoer, door den-Keizer , op doodftraffe was verbooden) bezorgen, als zy zouden begeeren. Hogenhoek hernam hierop, dat deeze voorflag , hoe voordeelig ook voor zyne meesters , de Hollanders zou bederven, zo als te Kanton gebleeken was, waarom zy deeze plaats niet meer bezogten : weshalven zy liever van hun oogmerk wilden afzien, dan zich opzulke voorwaarden verbinden. Iu 't begin van Grasmaand verftonden de Hollanders de aankomst van twee Afgevaardigden, met twee Mandarynen , met eenen brief en gefchenken van den Keizer, voor hunne gedaane dienften. Ten deezen tyde hadt het in geene zeven dagen geregend, waardoor de rystplanten verdroogden. ' De Gouverneur deedt hierop het dooden en eeten van Varkens verbieden, en, dewyl de droogte nog al aanhieldt, een Ommegang houden, waar van men nimmer voorbeeld hadt gezien , na de voornaamfte Pagoden : men bragt derwaarts reukwerken, en - deedt offeranden aan de Afgoden. De Priesters liepen door het land, onder het doen van gebeden, en het aanheffen van een groot misbaar. Te yveriger waren ze in deeze betooning van Godsdienstigheid , omdat de Gouverneur hun met ftokflagen hadt gedreigd, indien het binnen tien of twaalf dagen niet regende. Hy volvoerde met 'er daad die bedreiging aan eenen H * Pries-  iso NEDERLANDSCHË Priester, die in zyne gebeden en offeranden aan de Goden agteloos was te werk gegaan; met byvoeging, indien 'er binnen zes dagen geen regen viel, hem met den dood te zullen ftraffen. Twee dagen daarnaa regende het, rot groote vreugde van hem en van zyne Amptgenooten. In 't begin van Bloeimaand kwamen de Afgevaardigden met de Keizerlyke gefchenken. Een van hun fprak den Heer hogenhoek aldus aan: ,, De Hol„ huidera zyn hoogmogende Heeren. De Keizer heeft ;, de iaarfte overwinning op de wederfpannige Chi„ neezen gantfchelyk aan hun toegefcbreeven. Des„ wegen ben ik van het Hof afgevaardigd , om u „ dank te zeggen, en bezegelde brieven en gefchen„ ken over te leveren." Hy voegde daar nevens, dat de Keizer verlof hadt gegeeven , om alle twee jaaren in zyne ftaaten te koomen handelen , en aan den Onderkoning en den Generaal hadt gefchreeven , zich by hunne Vloot te voegen, ter heroveringe van Tay-wan, 't geen, in dat geval, aan de Hollanders zou worden ingeruimd. Zeer kwalyk nam hy ondertusfchen, dat de Vloot reeds deezen oord hadt verlaaten , en na Batavia was vertrokken. In gevolge van het gegeeven verlof, tradt hogen hoek terilond in onderhandeling met eenige inlandfchc kooplieden. Weinige dagen daarnaa wierdt hogenhoek, nevens de Afgevaardigden des Keizers, by den Gouverneur ter maaltyd onthaald. De ftoelen in de Eetzaal waren bekleed met damast , met goud geborduurd. De Maaltyd beftondt uit zesendertig geregten van allerlei lekkernyen. Vervolgens vervoegden zich de Afgevaardigden des Kei-  REIZEN. 121 Keizers in het Hollandfche huis. Zy zeiden, onderrecht te zyn dat de Hollanders veel Zyde na Batavia zonden, tegen het Keizerlyk gebod ; maar dat men, uit aanmerking van hunne gedaane dienften , zulks oogluikende gedoogde; dat hunne Meesters insgelyks Zyde hadden opgekogt, met. oogmerk om dezelve aan hun te flyten, in de hoope dat zy niet zouden weigeren dezelve aan te neemen: dewyl zy 't in hunne magt hadden, hun den verderen inkoop te doen verbieden. Onder dit alles was des Keizers brief ongeopend gebleeven, om de afvveezigheid des Onderkonings en des Generaals. Naa hunne wederkomst wierdt hogenhoek ontbooden om daar by regenwoordig re zyn. Hy kwam eerst by den Generaal en den Gouverneur en de Mandarynen; kort naa hem .verfcheen de Onderkoning , en vervolgens de Afgevaardigden des Keizers , -met den brief en de gefchenken, beftaande in duizend Taels zilver, en zestig ftukken Zyde en gebloemds zyden ftoffen. De brief, gewonden in een geelen fluier, lag op een kasje, in de gedaante van een Tempel, ryk verguld en met beeldwerk verfierd. Dit kasje wierdt, op twee verlakte ftokken , gedraagen op de fchouders van acht perfoonen, in 't rood en geel gekleed. Daar op volgden vier perfooneny draagende roode verlakte tafels , mee damasten kleeden overfpreid, waarop de gefchenken lagen , beftaande in geld , goud en Zyde. Thans volgden de Afgevaardigden, te paerd , verzeld van Edellieden. De trein wierdt beflooten door twintig perfoonen, flaande op trommen, en fpeelende op verfcheiden fpeeltuigen. Meer hadt dit alles dus bet voor-; koomen van een ftaatelyken Zegepraal, dan alleen om H 5 te  122 NEDERLANDSCHË te dienen om eenen brief te leezen. "Op "verzoek des Generaals', deedt hogenhoek zyn eerbewys met het buigen van zyn hoofd en lichaam. Gezamentlyk volgden ze ■ thans den optogt tot in de groote Zaal. Terwyl de brief wierdt geleezen, moest hogenhoek' op de knieën blyven leggen. Naa het leezen van denzelven, wierdt hy hem, door den eerden Afgevaardigde, op zynen arm geleid. Onder het knielen, moest hy voor deeze eere zyn hoofd viermaalen buigen. Voor het geld en de zyden ftoffe moest hy dien zelfden eerbied betoonen. De Grooten zich vervolgens onder een Verhemelte geplaatst, en hogenhoek aldaar by zich genodigd hebbende, deeden zy zich melk, gemengd met boter cn Boonenmeel brengen, By zyne thuiskomst wierdt hy vervvelkoomd van eene menigte fpeellieden , die daar voor 'eene gefchenk verwagtten ; hy maakte het ryklyker dan noble 'sjaars te vooren. De Brief des Keizers, beginnende : Ik king-hi zende deezen brief aan' den Admiraal saltiiazar, behelsde niets anders dan dankzeggingen aan den Admiraal voor zyne gedaane dienden , en .een verzoek om de gefchenken aan te neemen, en zynen briefte eerbiedigen. Hogenhoek, hier over te onvreede, betuigde 'sanderendaags zyn misnoegen, dat in denzelven geen woord wierdt gefproken van den vryen koophandel in China, hunne vestiging aldaar, en de. vereeniging der beide vlooten ; 'er nevens voegende' dat de Generaal van Batavia het zeer kwalyk zou neemen, dat men nu twee jaaren lang misleid was, en eindelyk niets ontving dan fchoone woorden. De Onderkoning antwoordde, met een dreng gelaat, dat de Keizer ha de daad den Hollanderen den handel belooft! ,  REIZEN. ï23 ioofd, maar tevens om de twee jaaren een. gezantfchap hadt bedongen ; dat men gereed was , Taywan met vereende kragten t'onder te brengen, zo ras de Vloot van Batavia te rug kwam ; dat indien daar mede een Gezant kwam , men denzelven voorts na Peking zou zenden , en niet twyfelde aan de voldoening van hunne begeerte in alles. Nog verhoorder was de Generaal lipo-vi; hy zeide , „ dat zo „ groote gefchenken, en een bezegelde brief van den Keizer, waarin hy den roem , van den vyand „ overwonnen te hebben, aan hun toefchreef, zo „ ongemeene eerbewyzen waren, dat die hen had„ den moeten vergenoegen, al bekwamen ze anders „ niets." Hogenhoek antwoordde hierop, dat de Hollanders zyne Majefteit voor het bewys haarer gunfte bedankten; doch dat zy overal, daar hun wierdt toegedaan te handelen, bezegelde brieven ontvingen van de Oppervorften des Lands, dienende zo wel tot zekerheid voor de Gouverneurs dier Vorften als van hun zeiven; dat de Hollanders, die door de gantfche waereld handel dreeven, overal welkom waren, zonder aan eenigen tyd bepaald te zyn. De Generaal hernam hierop, dat elk land zyne byzondere gebruiken hadt; geviel hun de aanbieding niet van om de twee jaaren te koomen, zy mogten van daar blyven , doch in dat geval tevens verzekerd zyn, voortaan, indien ze, naa langer uitblyven, wederkeerden, onverrigter zaake van daar te zullen moeten vertrekken. Dus redetwistten zy over en weder , zonder nut aan de groote zaak. 'sAnderendaags leverde hogenhoek de gefchenken over. Die voor den eerften Afgezondene befton- den  124 NEDERLANDS CHE den in 22 ellen fcharlaken; eene halve ketting Bloedkraalen, weegende zes oneen; twee ftukken gekleurde Perpetuanen; zes ftukken Linnen en vier fraaie fabels. De tweede Afgevaardigde ontving foortgelyke goederen , doch in mindere hoeveelheid. De Mandaryns en andere van hun gevolg wierden befchonken elk naar zyne waardigheid. Omtrent deezen tyd woonden de Hollanders het feest van pi-lou by: het wierdt door het gantfche Ryk gevierd, met roeien in lange Booten , nieuw gefchilderd, met vlaggen en wimpels verfierd. Men verhaalt dat, by ouds, een Gouverneur van Paracelles , een zeer ryk gewest in goud en zilver , voorzegd hadt dat het Eiland in zee zou verzinken; dat hy diensvolgens met zyne vrienden en aanhangers was overgeftoken na China, alwaar hy als een Zeegod vereerd, en ter zyner gedagtenisfe dit feest wierdt ingefteld. Twee maanden verliepen 'er nu, in welke de Hollanders geen geld voor hunne rafel ontvingen. Ho «enhoek klaagde hier over by den Onderkoning, den Generaal en den Gouverneur, die daar over zeer misnoegd waren op twee Mandarynen, met de betaaling daar van belast, en gebooden , de agterftallen, op (taanden voer, en vervolgens ieder maand de bepaalde fomme re bezorgen. Op den vierentwintigften van Hooimaand begaf zich h0gen 11 oii k , met zyn gevolg, by den Onderkoning, die hem ter maaltyd hadt genodigd.- De Gehoorzaal was vol Mandarynen en Heeren. De Onderkoning zat in ffaatfie op eenen kostbaaren ftoel, hebbende een keten om den hals, met een Chineefchen paternoster daar aan vast. Zyne hoogheid berigtte hem, dat 'er antwoord was gekoomen van den Keizer, op ce-  PvEIZEN. eenen brief, voor drie maanden, ten behoeve van de Hollanders, gefchreeven , waar van hy, wegens de on zekerheid van den uitflag, toen niets gemeld hadt De brief gaf bevel tot het doen van een gefchenk aan zynen Koning maatzuiker, beftaande in 20oo laels zilver , 100 ftukken gouden gebloemde ftoffe Voorts zeide hy hem, dat 'er twee Afgevaardigden wal ren gekoomen om te verneemen, of'er één dan twee Ongs (Koningen) van Batavia waren. Zyne Hoogheid vraagde daarop, hoe veele Raadeu en Onder- Gouver netfrt hy onder zich hadt. Op het antwoord van 17 of iS, betuigde de Onderkoning zyne verbaasdheid en nooit gedagt te hebben dat de 'Onderkoning van Batavia van zo veel aanziens was. Thans wierden de tafels gereed gemaakt, en allerlei fpyzen cpgedischt. De Onderkoning was vrolyker dan naar gewoonte, en dronk verfcheiden gezondheden. Het onthaal wierdt vervrolykt door Muziek en een klugtfpel. Eindelyk wierden 'er drie groote Be kers gebragt, gemaakt van Rhenoceros-hoornen. Hogenhoek moest daar uit befcheid doen. Op de zelfde wyze wierden de Hollanders van den Generaal onthaald. Op diens vermaaning vervoegde zich hogenhoek, 'sanderendaags, by de Keizerlyke Afgevaardigden, en deedt aan elk hunner een gefchenk overeenfteounende met hunnen rang en waardigheid. N E-  NEDERLANDSCHË REIZEN. GEZ ANTSCHAP VAN PIETER van HOOR N, Raad en Thefaurier van Indië, na China. In de Jaaren 1664. en 1665. Ondanks de belofte, onlangs door den Heer bort gedaan, wegens het zenden van eene Vloot, tot het doen van eenen aanflagop Formofa, konde ,nogthans, de Raad hierin niet bewilligen: te groote en veelvuldige zwaarigheden vreesde men , dan dat men het geraaden vondt, zich tot eene zo weinig beloovende onderneeming in te laaten. Doch men hieldt nog geftadig het oog gevestigd op eenen vryen koophandel in China ; om deezen te vestigen, wilde men gaarne de uiterfte poogingen aanwenden. De jongfte Gezantfchappen waren niet geheel vrugtloos uitgevallen: hierom wierdt dienftig geoordeeld, nog eens dien zelfden weg in te flaan. Tot het bekleeden van dien gewigtigen post, viel de keuze op heter van hooiin, Raad en Thefaurier van Neêrlands In~ië, re Batavia. Om aan het Gezantfchap den gepasten luister te geeven, wierdt hem  NEDERLANDSCHË REIZEN, f I27 hem toegevoegd een gevolg van twintig perfoonen: te weeten, constantyn noble, als Opper Raadsman van 't Gezantfchap, die, in gevalle den Gezant iet menschlyks wedervoer, diens plaats moest vervullen; jan pothans, als Faktoor en Ceremoniemeester; jan van der does, Geheimfchryverj gysbert rume noo ut, Hofmeester ; voorts zes Edellieden; een Bevelhebber; zes Lyfwagten; twee Trompetters en één Kok. Het Gezantfchap vertrok, in Zomermaand des jaars 1664 , met een Vloot van vyf fchepen, ryklyk bemand , en van gefchenken en koopmanfchappen voor Overheid en landzaaten ruim voorzien. Verfcheiden Chineezen, die voor etlyke jaaren zich te Batavia hadden gevestigd , keerden met dezelve te rug na het Vaderland. Met het begin van Oogstmaand lieten ze de ankers vallen voor Hok-fyew. Straks deedt de Heer van hoorn aan den Onderkoning weeten, gekoomen te zyn , niet om Formofa aan te tasten', maar in" Gezantfchap aan den Keizer. De Generaal en de Gouverneur, hier van insgelyks verwittigd, zonden ftraks een gefchenk, beftaande in vee, gevogelte en groente, aan den Gezant. Deeze verliet eerlang de fchepen, om de reize te lande verder voort te zetten. Vooraf hadt hy gehoor by den Onderkoning den Generaal en den Gouverneur; by alle deezen wierdt hy vriendlyk ontvangen. In 't begin van Herfstmaand kwamen by den Heer noble twee FaktoorsdesOnderkonings,hem berigtende, uit naam van hunnen Meester , ingevalle de Maarfchappy ruwe Zyde begeerde, hy deswegefi moest fpreeken met den Generaal, om deszelfs byftand te ge- nie-  121 NEDERLANDSCHË fiieten, alzo de uitvoer fcherper dan voorheen was ve'rbooden. Nokle gaf tot antwoord, hier toe niet ongenegen te zyn; doch kon niet befluiten tot den prys, welke van hem gevraagd wierdt. Omtrent deezen tyd wierden de Gefchenken aan land gebragt; de Chineefche Grooten befchouwden dezelve met veel verwonderinge. Den Gezant was beloofd, zo dra de gefchenken aan land zyn zouden, vryheid van koophandel te zullen genieten. Dit niet zo fpoedig gelukkende als men verwagt en gewcnscht hadt, leverde de Gezant deswegen zyne klagten in. Men verontfchuldigde zich thans, voor reden geevende dat de Keizer zekerlyk een gedeelte, misfehien alle de koopmanfehappen, zou verlangen. Nogthans wierdt, tot nader bevel, onder de hand de prys geregeld. In 't begin van Wynwaand hadt de gezant gehoor by den Onderkoning. De jonge Heer van hoorn, die zynen Vader op den togt verzelde, boodt dien Staatsdienaar aan een gefchenk voor zyne dochters, beftaande in twee Snoeren Bloedkraalen. De Juffers beloonden dit gefchenk met zes ftukken Zyde. Weinig dagen daarnaa hadt de Gezant een fiaatelyk gehoor by den Onderkoning, ter bezigtiginge van de gefchenken; hy was ftaatelyk gezeeten , omringd van een talryk gevolg. Kisten en pakken waren geopend. Zeer voldaan waren de Chineezen over de gefchenken, inzonderheid over de fraaie Lantaarnen en Hemelen Aardgloben. Thans begon men nader te fpreeken over den koophandel. In verfcheiden dagen kon men het niet eens worden over den prys. De verzogte vrygeleibrieven wilden insgelyks niet volgen. Zo naauwe agt iloegen de Gouverneurs op de bevveegingen der Hollanders, dat  REIZEN. dat ze bezwaarlyk eemgen voorraad van leevensmiddelen aan boord konden brengen. Ook durfden de Chineezen de Hollandfche goederen niet koopen Met het begin van Wintermaand kwam hier i„ eeni* ver ander.ng: men begon nu de Peper aan 't Holh^rT kantoor re josfen. Met veele wederwaard^ tegenftribbehngen, van den kant der Chineezen, wierdt de handel voortgezet, tot in het begin des volgenden jaars r665. Midlerwyl waren 'er brieven gekoom «fata. tap de „»ier 2„TnVZ: optezen togt zulten wy een beknopt berig, gec" De ftad r«..^ lag; agKr Ilcl|veI "00"» wi«<"'in "e^lve ter maaltyd genodiS van .wee Mandarynen, uit MJm „„ öJG^tt d.er plaatze, en i„ deszelfs pa* pra„ig ™=at onder andere op een T„„eel,pel. vertrek roer, een paar pisrooier, en mesten, een ftnk Am Voor,rd"6H T" fy" Ut™ » tmdere ingen' Voo.ts deedt de Gezant onderzoek by den Genera, den ™ ' 7ier z»'tay-fmgs, 's Keizers voog- XL ^t!33 RykS' mindef- * jaa-  i3o N E D E R L A N D.S C H E jaarigheid; dat liy hierin zou llaagen door middel van zekere vertrouwde Mandarynen , aan welke hy beloofde te zullen fchryven; dat deeze eens gewonnen zynde , de verzoeken ligt wieïden ingewilligd ; dat men voorts de gunst moest zoeken van eenige voornaame Raaden, door een gefchenk van eenen Negerjonge ; dat hy niet mild moest zyn met zyn vertrouwen, alzo eene menigte- Gelukzoekers , onder fchyn van groote Heeren, tot hem zouden koomen. Voorts wierdt hier den Gezant met zyn gevolg een daggeld aangebooden, tot het bekostigen van de reize; 't geen zy, egter, weigerden aan te neemen. Yen- ping-fu, de voornaamfte ftad in Fo-kyen, legt aan de rechter zyde van de rivier Min, in het hangen van eenen bykans ongenaakbaaren berg; de plaats is zeer fterk, en heeft een verrukkelyk gezigt op het omleggende land. Zy is volkryk,en vol fchoone gebouwen, die van.water voorzien worden van den berg, langs rieten pypen: eene uitvinding, nergens in China bekend. De Min en de Zi vereenigen zich by de ftad. 'c Meeste grof Chineesch papier wordt hier gemaakt; doch het witte en fyne in een dorp, drie mylen vap daar. Te Kyen-ning-fu, daar zy in't begin van Sprokkelmaand aankwamen, wierden de paerden aan land gezet. Men voudt 'er de poorten geflooten, en dus de gelegenheid benomen om leévensraiddelen te bekoomen: ouk mogt niemand de inwooneren, zonder verlof, dezelve verkoopen. Nogthans kreegen de onzen eenig vleesch, door bezorging der Mandaryns, die de onzen geleidden. Veel grof papier wordt in deeze ftad gemaakt. Ee-  REIZEN. I3I Eenige dagen in Lentemaand bereikte het reigezebfcbap de ftad Hung.Chew. Hier ontving de Gezant een bezoek van eenige Mandarynen , als mede van den Ping.tow; deeze beloofde, goede vaartuigen voor het toekoomende te zullen bezorgen, en maakte zyne verfchooning, dat hy hem niet ter maaltyd koude verzoeken , omdat hy den Gouverneur noniet hadt gefproken. Deeze deedt den Gezant den volgenden dag, ftaatelyk ter maaltyd afhaalen. Van hoorn.voorzag zich van een fraai gefchenk; doch de Chinees weigerde het aan te neemen; voor reden geevende , dat hy den Hollanderen nooit eenigen dienst hadt gedaan, en zy gefchenken genoeo- zouden moeten uitdeelen te Peking , alwaar elk °gaapte om wat te hebben. Nader gedrongen wordende antwoordde hy, zich te zullen bedenken tot op zyne gelukkige wederkomst van het hof. De Gezant verzogt, ingevalle Hollandfche fchepen, door ftorm of andere toevallen, de rivier moesten aandoen, dezelve als vrienden te willen behandelen; dit wierdt hem gulhartig toegezegd. Diergelyke belofte ontving hy op zyn verzoek, in een bezoek, welke hy by^en Generaal der ftad afleide. Boven dit alles ontvong van hoou n, van deeze Staatsdienaars, eenige ge. fchenken; zy weigerden voor dezelve tegengefchenfeen aan te neemen. Deeze herbergzaame plaats verlaaten hebbende, kwam eerlang het reisgezelfchap te Sn-Chew daar het andere Barken nam. Deeze ftad legt aan eene nvier, die door dezelve ftroomt , en van groote en kleine fchepen kan bevaaren worden; in alles beflaat zy drie mylen in den omtrek. Zo binnen als 1 2 bui-  13* • NE Dl GS L A ND S C II E buiten de .ftad ontmoet men verfcheiden fteenen bruggen , rustende op boogen. De Had is dun bebouwd, en de huizen hebben een gering aanzien. Om de nabyheid der Zee gaat 'er evenwel veel handel om. Eéne ftraat wierdt bewoond alleen Van werklieden in Amber. Van Portugeefche , Indifche en Japanfche kooplieden wordt de plaats fterk bezogt. Buiten de muuren ftaat een.Tolhuis, aan 't welk de fchepen, naar gelange van hunne grootte, en niet volgens de waarde der laadingen, tol moeten betaalen : volgens de opgave de Chineezen , zou dit jaarlyks ruim vyf miljoenen guldens opbrengen. • Men neeme nu in aanmerking, dat de Keizerlyke fchepen, welke hier koomen, niets betaalen, en men befluite 'er uit, hoe verbaazend groot het getal der fchepen zyn moet, welke deeze.ftad aandoen. In de ftad Ching-kyang wierdt insgelyks onze Gezant zeer vriendlyk behandeld door den Gouver. neur, die hem gefchenken zondt, en in vergelding, door den Heer van hoorn, op eenige ververfchingen onthaald wierdt. Hier nam men andere vaartuigen om de Kyang op te vaaren. Eer men de reize voortzette, offerden de Mandaryns, in eene Pagode, eene geit en een zwyn ; 2onder deeze godsdienftigheid, durfden zy niet verder voorttrekken. De aanzienlykfte onder hen droeg het geflagte olfer, en leide het op het Altaar. Thans naderden de Priesters, vielen op de knieën , en prevelden binnens monds een gebed. In de Pagode hingen lampen , die, ter eere der afgefcheidene zielen , dag en nacht brandden. Naast het i Altaar ftondt een Bak , waarin het offer wierdt geplaatst, 's Anderendaags kwam de Gou-  REIZEN. Gouverneur, verzeld van een talryk gevol* i„ de ft-odej hy ontboodt aldaar een Gezin, rne ver zoek om zyne Speeltuigen te willen me deE Jen «eftadS: d2gen V0°mrekke"s' «nen aan de HetïlTf^ W "anm deS Gou^^urs wierdt be^o en t fi°°/N d°°r ^ nodS m V°lgenden dag ter "«altyd ge¬ nodigd. Men nam hier vyftien andere Vaartuigen ™:n0t h0,i;ndei's' e" ad)t v00r de ^ : een ,n / Tot ^ gefcheilk ze hier een goeden voorraad van Boonefoep. In de voor uad lagen twee Tolhuizen, een voor de fch en en ÏLTtT ^ f^**»- Het geV welk de Tollen opbrengen , wordt gebruikt to on derhoud van Sluizen, Gragten en Dyken by Z fchet en watervallen, van welke men drie i„ de Gragt ontmoet, ten Noorden van de ftad. De eerft » de moeilykfte, dewyl de aandrang van w7ter ui de nvter zeer fterk is. Om de overfcooming Z , gantfche land te beletten, beeft men negen zwa e Dyken opgeworpen. «smwb By de ftad Siugho, aan de Geele Rivier, kwamen by en Heer vAN „0ORN aau boord ee ^e en twee goedgelukzeggers ; een van hun hadt e pnem door zynen kaak geftoken. Onopho J z d derde en beefde hun lichaam, alsof ze" bezeet 1 en, zo ah ze ook de eenvoudige lieden deeden *e Jooven. Aan het volk in het vaartui,, we e öc]uPPei, die vol angst voor hun 1 3 ftondt,  i34 NEDERLA'N D S C H E ftondt, gaf hun eenig geld, nevens Goud- en Zilverpapkr, welk hy verzogt aan hunnen God te offeren. Om van hun ontflagen te worden, gaf van hoorn insgelyks hun eenig geld. China krielt van zulke bedriegers. Eerlang kwamen de onzen aan een dorp, by 't welk de Vaart Juin een begin neemt ; dezelve loopt tot aan Peking, doch is, op verfcheiden plaatzen, te ondiep voor zwaare vaartuigen. Van hier dat op dezelve meer dan twintig Sluizen leggen. Elke Sluis heeft eene zwaare en fterke Schutdeur , met balken en planken zorgvuldig bezorgd, om bet water op te houden. Gemaklyk worden deeze deuren geopend, door middel van een Rad, om aldus het water door te laaten. Op zodanige plaatzen, alwaar de Vaart te droog is voor groote fchepen, wordt insgelyks , door middel van (luizen , uit een nabuurig Meir, zo veel water getapt, als zy noodig hebben. Kundige reizigers getuigen dat zeeze Waterwerken , zo van Sluizen als Dyken , der opmeikinge der geoeffendfte Europifche Ingenieurs overwaardig. zyn , en een hoog denkbeeld geeven van het vernuft der Chineezen. Tung-yan-fu, de derde hoofdftad van het landfchap Shan- tong, is eene kleine vierkante ftad, gelegen in eene vlakte. Zy is zeer geregeld gebouwd. Twee zeer ruime ftraaten doorfnyden de (tad ; in 't midden ftaat een hooge Zegeboog , met vier openingen, en even zo veele kappen boven elkander. Aan de Noordzyde is een brug van 130 fchreden in de lengte. Aan den Oostkant ftaat een yzeren pilaar, ruim 17 voeten dik , en 20 voeten hoog, aan den voet verfterd met gegraveerde Chineefche Karakters. Nu  REIZEN. 335 Nu 700 jaaren geleeden was dit Gedenkteken opgericht, ter eere eens Helds, vermaard om zyne dap. perheid, en uitfteekende dienften , aan het Vaderland bewezen. Het diende hem tevens tot eene begraaf, plaatze. Op den achtften van Zomermaand bereikte de Gezant de ftad Tyen.fim. De Generaal) van 't krygsvolk, een aanzienlyk Tartaar, wiens Zuster eene Byzit des voorgaanden Keizers was geweest, kwam hier den Heer van hoorn begroeten, en tegen 'sanderendaags ter maaltyd nodigen. De Gezant verontfchuldigde zich, uit hoofde van onpasfelykheid; doch de Tartaar hernam hierop, het onthaal in eene zyner Barken te zullen doen gereed maaken : dit kon de Heer van hoorn niet weigeren. De Maaltyd was zeer pragtig toebereid , en wierdt in eene menigte fchotels opgedischt. Een gefchenk voor deeze minzaamheid wiide de Generaal niets aanneemen, vóór 's Gezanten wederkomst van Peking. Naa eene' reize van zes maanden , kwam eindelyk het reisgezelfchap in deeze Keizerlyke hoofdftad aan, hebbende op dien togt gezien 37 Heden, 335 dorpen en 34 Pagoden. Omtrent eene halve myl van de ftad was de Gezant ontmoet door een Lid van den Hoogen Raad • met deeze deedt hy eene ftaatelyke intrede binnen de ftad. Door eene ontelbaare menigte aanfehouweren, trok hy voorby het Keizerlyk paleis na het Hof van den Kanzelier. Hier wierdt hem bevolen, in een portaal neder te zitten, om den drang des volks, 't geen by duizenden voor hetzelve ftondt, om de gefchenken te zien. Naa de aankomst van deeze , wierden de onzen geleid in eene kamer, alwaar zy eenige 1 4 Kei-  ï36 NEDERLANDSCHË Keizerlyke Geheimfchryvers aan eene tafel vonden zitten: van hoorn plaatfte zich aan dezelve nevens hun. Hem aangaande zyne gefchenken ondervraagd hebbende, deeden ze hem eenige fpyze voorzetten. Naa dit alles wierdt onze Gezant gevoerd na het verblyf, voor hem bereid. In hetzelve was geene mimte om zyne gefchenken te bergen, noch eenig gemak voor hem en zyn gevolg. Deswegen vraagde hy aan zyne geleiders, of dit een voegzaam verblyf ware voor een Gezant , naa eene zo lange reize, met zo ryke gefchenken, en wiens landgenooten aan den Keizer zo gewigtige dienften beweezen hadden? Zy erkenden zulks, en beloofden hun best te zullen doen om hem eene beter wooning te bezorgen. Midlerwyl wierdt den Gezant geboodfchapt, dat de Perfifche paerden en Bengaalfche Osfen , welke hy, onder andere gefchenken , hadt medegebragt , tegen den volgenden morgen móesten gereed zyn, om na het hof gebragt te worden. Een wagen , insgelyks ten gefchenke zullende dienen , in elkander gevoegd zynde, kon niet ter deure uit. Noble en de Ge. heimfchryver begaven zich , op den geltelden tyd , met de paerden en Osfen, ten hove; hier wierden ze eerst bezigtigd door den Raadsheer van Staat, zynde een Tartaar, oud zestig jaaren, met één oog en een gryzen baard: een man, zeer beroemd wegens zyn beleid, dapperheid en voorzigtigheid, die genoegzaam het geheele Keizerryk regeerde. Hy onderrichtte de onzen, een weinig agterwaarts te gaan , alzo de Keizer verwagt wierdt , en te knielen zo dra hy zich vertoonde. Kort  REIZEN. t3y Kort daarop kwamen 'er vier paerden, met geele Zadels, door de Middenpoort van het Hof; op een van dezelve zat zyne Keizerlyke Majefteit. Hy was een jongeling van zestien jaaren, van eene middelbaare geftalte, en tamelyk fchoon. Hy was ge. kleed in een Ryrok van blaauw damast, rondom fraai geborduurd. Naa de paerden naauwkeurig bezien te hebben, glimlachte hy, en fprak met zyne» Staatsdienaar. Vervolgens fteeg de Keizer af, en plaatfte zich op een bankje: hier wierdt hem een kop met Boonefoep aangebooden, als mede aan de Hollanders , die het knielende ontvingen. Hun voorts eenige vraagen gedaan zynde, aangaande Holland en het Gezantfchap, wierden de paerden en osfen na eenen Stal tegenover de poort gebragt, en vertrokken de Afgevaardigden. Zy waren naauwlyks te rug gekoomen in hunne wooning, of men kwam hun vraagen, hoe de dieren moesten behandeld worden. Een ander kwam na de overige gefchenken verneemen , en om ze na het Paleis te brengen. Om dezelve over te leveren, begaf zich de Gezant met zynen Zoon en noble met een gevolg van negentien perfoonen, na het Paleis. Eerst wierdt hy hier gevraagd na den welftand van den Heere maatzuiker te Batavia. Vervolgens wierden de gefchenken bezien , doch nog niet plegtig overgeleverd. 's Daags daarnaa ontving onze Gezant een bezoek van Mandaryns,- hem vraagende, of hy Bloedkraalen, Perpetuaanen en andere goederen voor zyne Majefteit te koop hadde. Van hoorn hernam hierop, dat de 0nSi of Koning van Batavia hem fcherp verbooden I 5 hadt%  ï32 NEDERLANDSCHË hadt, ïëts te verhopen, maar dat alles, moot hy daar van liadt, tèn diënfte van zyne Majefteit