Bibliotheek Universiteit van Amctor/J-.rv% u i ^9b9 2085    ALLE DE KUNSTSTUKKEN DOOR DEN VERMAARDEN RIDDER PINETTI DE MERCI, VERTOOND TE BERLYN. UITGELEGT DOOR J. W. A. K O S M A Ny Profesfor in de Mathematifche PFetenfchappen, enz. UIT HET HOOGDUITSCH VERTAALD. Te B R E D At sv W. van BERGEN. M D C C C.   VOORBERICHT VAN DEN 1 VERTAALEL Jfflit werkje — dat te Berlyn in het Jaar 1795 zoo veel gerugt gemaakt heeft — dat in Duitschland zoo Jierk getrokken geweest is — dat eene verjlandige en duidelyke ontvouwing behelst "van de voornaamjle kunstgeheimen, waarmede de vermaarde Ridder Pinetti zoo vaak het oog van zoo veele duizende perfoonen uit allerley ftand en fexe misleide en vermaakte — dat eene groote reeks proefneemingen behelst, welke in zyne overige werken niet gevonden  iv VOORBERICHT. vonden worden, en te gelyk de fraaijle uit zync Amufemens Phyfiques ~ word by dezen den # derlandfchen Lezer in zyne moedertaal aangeboden, door den V £ u Taal er. VOOR-  VOORREDE. \^^anneer men eens fmaak gevonden heeft in onderwerpen, welke de nieuwsgierigheid prikkelen , dan verfchaft het fteeds eene aangename gewaarwording, aan deze neiging te kunnen voldoen. Uit dien hoofde durve ik de waereld vrymoedig deze uitlegging der proeven van den Heer Pinetti aanbieden. Myn rcerfel is daarmede geenfints hem nadeel toetebrengen , of de talryke bezoeken, by zyne vermakelyke proefneemingen te willen verminderen, want 1. ) Ik hield myn boek terug, tot hy aankondigde , dat hy zyne fchouwplaats wilde fluiten. 2. ) Ik geev niet op, hoe de Ridder zyne proeven te werk fteld, maar flegts, hoe zy kun- * nea  vfc VOORREDE. nen te werk gefield worden, en hoe dit indedaat door kunftenaars van zyn foort gefchied is. 3. ) Ik moet opregt erkennen, dat ik zyne proefneemingen niet zelden met het grootfte vermaak bygewoond heb, offchoon my toen reeds alles bekend was, wat ik hier het publiek mededede. Ji zelfs dit vermeerderde myn genoegen, en fchoon zelfs de illufie voor my was verlooren gegaan, vond ik my echter zeer aangenaam vermaakt. 4. ) Ook moeten myne Lezers niet waanen, dat zy, dit werk met een vlugtig oog verè'erende, zich firaks in ftaat bevinden zullen, de daarin verklaarde proeven met dat gemak en die behendigheid uittevoeren , welke den Ridder zoo eigen is. 5. ) Eindelyk — ik kan geene volledige befchryving van alle kleine werktuigen leveren, waarvan men zich by deze proeven bedient, daar dit myn werk tot een alphabeth vergrooten , en wegens de plaaten, welke daarby nodig zouden zyn, zeer duur maken zou. Ik  VOORREDE. vu Ik heb my enkel tot eene taak gefield, elke poefneeming bevattelyk te maken, en myne Lezers het oog langs alle de werktuigen te laten weyden , die men in beweging brengt , om te vermaaken en te misleiden. Kleine geheimen van dit foort uit de donkerheid in het licht te plaatzen , fchynt my belangryker te zyn , dan menig een' denken zal , daar frappante werkingen van onbekende oorzaaken, zwakke geesten niet zelden aanleiding tot bygeloof geven , het welk myn Lezer echter zeer ligt, door dit kleine gefchrift zal kunnen overwinnen. Ik houde my aangaande den Ridder overtuigt, (die door zyne aanbieding , om voor de fchuldenaars in de gevangenis alhier iets te willen doen, tot derzelve bevryding , het fchoonfte bewys van edelmoedige gezintheden aan den dag gelegt heeft) dat hy in myn oogmerk met blydfchap mede in-, flemmen en hetzelve billyken zal. Men heeft den Ridder willen betwisten , dat hy zyne proefneemingen, natuurkundige noemde, maar voorzeker ten onregt. Ik ben een vyand * a van  vih VOORREDE. van alle aanfpelingen , door welke men het goed gerucht van zulke perfoonen zoekt aantetasten, die men gaarn een lak zou aanwryven, en die men met zyne uitwerpzels , welke het publiek voor zeer moedwillige luimen houden zou , bezoedelen wilde, en zal dus om alle perfonaliteit te vermyden, Berlyn uitzonderen; maar wat zyn zoo veele phyficale. proeven in zoo menig een gehoorzaal anders, dan diergelyke vermaak voedende fpelen, welke van de proeven des Ridders meestal daarin verfchillen, dat zy niet zoo gelukkig uitvallen. „ Men moet zig verwonderen," zegt Mynheer Rofenthal, „ wanneer thans nog Profesforen op Univerfiteiten, by den voordragt der Phyfica experimentalis , eenen Phüade.'phia nabootfen, en 'er duizend kunftenaryen onder mengen , die zy niet verklaaren, en hunne hoorders, in plaats van te onderrichten, enkel zoeken te onderhouden en te misleiden." „ Zy moesten zich fchamen," meent Kastner, „ gelyk zy zich. fchamen zouden , te /pelen." Men noeme dos ileeds proeven  VOORREDE. ix proeven van dit foort: experiehccs de la phyjique amufante, dan zal 'er indedaat de verhevene natuurleer minder by leiden, dan wanneer profanen van dat foort, zich voor hare gewyden uit. geven. Simus itiqua facties in titulis; en fluiten wy met de woorden van Virgilius : Felix, qui potuit rerum cognoscere caufas. de toepasfing dezer woorden zal de Lezer juist vinden. Ten flotte dezer Voorrede zal ik nog eene manier opgeven , hoe men de 24fte Proefneeming met eenige veranderingen kan te werk Hellen. Men kan de gefchreevene regels ook in een fnuif - tabaksdoos doen , daarna verbranden , en eindelyk in eene waschkaars laten wedervinden. Daarby gaat men ] op de volgende eenvoudige wyze te werk: De doos', welke men daartoe gebruikt, moet noch van goud ,d noch van zilver zyn , en mag ook geene charnieren hebben ; eene enkele ronde papiere, doos, die zwart verlakt, is, en waarvan * 3 men  x VOORREDE.' men het dekzel kan afneemen , voldoet volkomen. Terwyl de omftander daar iets willekeurig nederfchryft, neemt men, als in gedagte, het dekzel weg, legt het behendig op een blad theelood, dat men met een fchaar na de grootte van het dtkzel fnyd , om 'er eenen dubbelden bodem van te maken , dit legt men in het dekzel met een papier in het vierkant famengevouwen, het welk daar onder verborgen word ; daarna laat men het befchreven papier even zoo als dat, het welk in het dekzel ligt , toevouwen. Men verzoekt den aanfchouwer zyn fchrift in de doos te leggen , en maakt dezelve toe , alsdan zal de dubbelde bocem, welke zich in het dekzel bevind, nedervallen, het fchrift verbergen , en alleen het famengevouwen fluk papier laten zien. Dit laatfte word nu verkeerdelyk voor het befchreven flukje gehouden, en als zodanig verbrand , terwyl het indedaad befchrevene in de doos blyft liggen. By het verbranden zelve, moet  VOORREDE. w moet men dus te werk gaan : Men verzoekt eenen omftander het valfche papier in een papiere huisje te fteken , het aan de kaars langzaam te laten warmen, en dan eerst de vlam zoo te naderen , dat het werkelyk vuur vat. Hier door wint de kunflenaar op eene listige wyze, tyd, die hy daartoe gebruikt, om de doos met her fchrift te neemen, en het laatfte in eene opening te fleeken, welke zich in eene waschkaars bevind, en door een yzertje van eene konifche figuur in dezelve gemaakt is. Dan flopt hy de opening toe met een daar op pasfend ftuk wasch , het welk hy een weinig warmd, om 'er dies te fpoediger mede gereed te zyn, ten einde men het niet beraerke, en het aangebragte wasch met dat van de kaars een geheel uitmaake. Deze kaars word dan uit andere vry als die gene gekozen, waarin het fchrift moet getoverd zyn. Daar deze Proefneeming , in plaats van potloot, inkt toelaat, 200 is dezelve veel fraaijer. Voor  xrt VOORREDE. Voor het overige behelst dit werk niet alleen de alhier verrigte proeven van den Ridder, maar ook te gelyk de overzetting van zyne Jmufemens Phyjiques. (getekend) Berlyn den to Maart X799' J. W. A. KOSMANN. INLEI-  INLEID! N G. De Ridder Pineiti opende den elfden Februnry 1796 zyne Schouwplaats op het oude Dubbelinfche Theater ^ in de Beerenflrnat, te lïerlin. Dit huis voorheen reeds tot een toneel gelchikt, liet hy in den besten fmaak op* fleren , en voor de aanfehouwers zeer gevoeglyk inrichten. Het Parterre gaat met eene bekvvaame fehuinfc;iê richting op, en word dour eene prachtige kroon volkoomen verlicht. Rondsom den binnenmuur verheffen zich drie rygen leges boven elkander, met welke de gallery op de' derde verdieping faamgevoegd of vereenigd is. tiet 'theater zelve is aan beide'kanteu , yoot de geenen die alles van naarby willen zien, ingericht tot zitplaatfen, zich amphitheatersgevvyze verheffende* In het midden legt een tapyt, op het welk twee klemë tafeltjes ftaan, die tot de Proeven gebruikt worden; zy zyn in het midden van het tafelblad met een rooct kleed overtrokken, hebben naar evenredigheid difnne en wel bearbeide voetftukken, en fchyrien in het minde niet van gewoone tafels onderfcheiden. Geddurende de Proeven worden zy nooit verplaatst. Aan detï muur op den achtergrond ftaat ter rechter zyde eeri foortgelyke tafel,, die eveneens tot Proeven word gébruikt, en ter linker zyde een foort van liand- tafel /orrï ■de Snuiters, Armlichten, Branches of Luysters, erë andere Inftrumenten op. te leggen. Boven ziet men eert prachtig, met fchitterende fteenen omzet, flaand Horologie. Noch is 'er aan de flinke hand eene deur van A eeflf  a INLEIDING. een Kabinet, door dewelke de Ridder in hetzelve uit en in gaat. • De opentlyke aankondiging van den Heer van Pinettii „ Hesden zal de Heer Pinetti, bekend door geheel Eurspa enz." „ Heute wird Herr Pinetti, bekannt durch ganz Europe enz." mishaagde my al aanftonds, en dwong my eenen grimlach af; echter fchreef ik het terftond aan zyne onkunde in de Duitfche Taal, en aan de domheid van zynen Tolk toe, zodra my een Werkje van hem in de handen kwam, dat volmaakt het tegenovergeftelde teekende van dat geene, 't welk iemand zoo ligt by deeze aankondiging moest invallen. Dit Werkje geeft niet flegts eenige Proeven van den Heer Ridder op, maar toond ook de wyze aan, hoe hy dezelve verrichtede, en pleit allefints voor zyne vorderingen in zyne kunst. Het voerd ten titul: Amufemens Phyfiqucs, & differente; experiences divertisfantes, compofées & exécutées /wrjofeph Pinetti de Merci, Chevalier &c. a Paris 1789. Eer ik een woord fpreek van de uitvoering der Proeven van Pinetti, en voor ik de verklaaring van eene enkele derzelve waage, wil ik aan myne Lezers de Voorrede van het zoo even aangevoerd Werkje meededeelen, en eene plaats uit de Inleiding aanvoeren, welke dienen kan, om den Ridder naar behooren te doen waardeeren, en het oogpunt te bepaalen, waaruit hy befchouwd moet worden. „ Het geluk, 't welk my ten deel viel," (zegt hy in de Vonrreede van dit Werkje) om verfcheïde Natuurkundige Proeven voor uwe Majefteiten en de geheele Koninglyke Familie van Frankryk te mogen vervaardigen, prikkelde niet weinig myne eerzucht, uwe goedkeuring en die van eene verlichte Natie weg te dra».  1 N L E 1 D I N Ö. $ draagen, voor welke ik deze zelfde Proevert op het Theater des Menus- Plaifirs des Konings herhaalde , was het toppunt myner wenfchen. Eu daar ik mjf tot dit toppunt zag opgevoerd, zegende ik de oogen* blikken, welke ik aan de Mathematifche en Phyfifchö Studiën gewyd heb, als aan twee Wetenfchappen aan welke ik dit onfchatbaar voordeel alleen (*_) verfchul* digt ben." De valfche indruk „ welke meiij ten opzicht der middelen, van welke ik my, om met meerdere proeven klaar te komen, zou bedienen, trachtte inteboezemen* benevelde echter dra het geluk, over het welke ik my$ zonder hoogmoed en zonder roemzucht, verheugde,* De wensen* om het geen behaagt, te volgen, welka eene zoo treffende karaktertrek der Franfche Natie is, bood my de verlangde gelegenheid aan * om dien gehee* len ongunftigen indruk weg té neemen* tot welken ik in de éerfté van de drie laatfte voordellen gelegenheid zou gegeeven hebben, nadien ik myne eenvoudige handelwyze by ééne myfler proeven, welke zeer ingewikkeld fcheen, en tot welks te werk delling me'n gewaand! had, dat ik een helper (compêre in de kunsttaal van de phyfique amufante genoemd) behoefde , opentlyk bekend maakte. Deze myne verklaring is ook reeds toereikende geweest, om meerdere perfoonen, die my met hunne tegenwoordigheid vereerd hadden, van hunne dwaling te rug te brengenen hunne goedkeuring (•5 Daar tiet talent der KunftenaïM van Pinetti's foort riet flegta In het hoofd, maar ook tevens in de handen, ja in de vaardigheid ♦an bet geheele lichaam gelegen is, zoo mogten de Phyfici en Ma« thefis wel by dit „ alleen " uitroepen: ,j te veel eere." Zeker moes* ten zy fub oac bypotbefi geperfonificeerd en tl» concrsu befchoawS Worden.  4 INLEIDING. ring is my een vleiiend bewys van hunne toegenegentheid geweest." ,, ïk wierd door meerdere perroonen aangezogt, om eenige methoden, welke men ligtelyk op eene bevallige wy*e bewerk Heiligen kon, tot vermaak van een gezelfchap, opentlyk bekend te maken, en ik heb niet kunnen nalaten, aan dien wensen te voldoen; deze is de tweede re 1e, waarom ik de pen opneeme. Daar ik hét oogmerk heb om na Engeland te reizen, alwaar ik verwacht worde, zal ik eenige eenvoudige proeven, welke men by herhaling, na het geen 'er toe behoord, in orde te hebben, bewerkftelligen kan, kortelyk zoeken re verklaren. Vind men 'er tegen vermoeden eenige reeds bekende onder, men zie my dan echter (bid ik') niet voor een plagiarius aan. In deze groote Stad een vreemdeling zynde ( *), kan ik onmogelyk weetert of alles van die natuur hier reeds bekend is, vooral in eene eeuw, waar in de Natuurkunde zulke verbazende vorderingen gemaakt, en daar door gelegentheid tot zoo veele vermaakeiyke uitvindingen van dezen aart gegeeven 'heeft. Mogt het my doch gelukken, zoo veel duidelykheid en nauwkeurigheid aan myne fcliryfwyze by te zetten, dat elk van myne Lezers daar door in de gelegentheid geplaatst wierd , om de uitgeie°de proef zijn terftond na te kunnen dnen !" „ Nu aireede die . 25 Voorftellen , welke ik in den voorleden Winter gaf, te willen verklaaren, heette myn geluk fchade toe te brengen: behalven, dat het meeste deel derzelve veel mechanisrnus en groote toe- ' , bereid* C') Pit m^t van de Phyfique Amufante verdaan worden, welk» lomer in geheime kringen word geleerd , en voor ZOO vet ÜSt iavsiff faire betreft, tot onze Myfterien behooid.  INLEID I N G.' 5 dzelen vordert. Men moet by fommtgé ook eene bHieevenheid en behendigheid weeten aan tè' Wenden ^ welke ik niet ieder een kan mededeelen, vee! minder op anderen door eene befchryving overbrengen kan.'" „ Mag deeze zwakke proef de goedkeuring van het algemeen wegdraagen , dan maak ik het my tot een pligt, om dat ailes nog uitteleggen, wat men my heeft zien uitvoeren." — En in zyne Inleiding zegt hy: ,, Het is wél indedaat eenigzints gewaagd, zich nevens zoo veele bekvvaame manuen, en in zulk een eeuw tot het opentlyk verrichten van proeven tri de natuurlyke magie te willen opwerpen, waar in de Natuurkunde telken dage een nieuw gebied'gewint, waarin het daar door van vooröórdeelen gezuiverd vernuft' den doutden loop, welke geene menfchelyke macht vermag te neemen, aanvangt; en, terwyl zy alle hindernisfen overwint, en alle zwarigheden uit den weg ruimt, éénheid en licht over de auderfiuts ingewikkelde en zwaarde voorwerpen der menfchelyke wysheid verbreid." ,, Ondanks dit alles vermogt ik niet, den inwendigen aandrang in my te wederdaan , om eenige refultaaten in het licht te geven, die my de Phyfica, Mathefis, Optica en Chymie aan de hand gaven — Mogten eenige te voren bovennatuurlyk gefcheenen hebben , zoo kon dit echrer flegts in de oogen van die genen (land grypen, welke geheel onbedreven in deze weten, fchappen waren. Myne eenige wensch is deze, dat de oplosfing der weinige proeven, welke ik hier mededeele, het alïemeen overtuigen mogen, dat dat gene' dikwils zeer ligt kan worden uitgevoerd, wat wonderbaar en ingewikkeld fcheen." — A 3 Dir  6 INLEIDING. Dit fchynt my toe, het geftaadig beroepen op 1 m Natuurkunde uitgezonden, ten eenemaal de van den befcheiden man te z^n, die zich voor niets peer uitgeeft, dan waartoe by krachten in zich gevoelt. Alle die praalvolle aankondigingen, welke men den Ridder toefehryft, en waarin van non plus ultra der Phyfica enz. gefproken word, moeten ,dus, of van vreemden voortkomen, of op rekening zyner onkunde pn de Duitfche Taal gezet worden; althans met de boven aangehaalde plaatfen kunnen zy niet over een gebragt worden. Nu zal ik tot de proeven zelve overgaan, by eenigen echter zal ik niet de wyze, waarop de Ridder dezelve bewerkftelligt heeft , aanvoeren ; paar flegts naar de methode van Dekremps, Magie tyanche devoilêe, Paris 1789, aantoonen , hoe men dezelve, by de voor de omftanders onmerkbare medewerking van eenen helper (compêre') kan uitvoeren, Pat ik voor het overige de gezamentlyke proeven van den Ridder voor geene eigentlyke Natuurkundige proeven, maar voor loutere verlustigingen houde, tot welke de Natuurkundige kennis aanleiding gaf, en welke men fteeds zonder eigentlyk de Phyfica te veritaan, in het werk kan ftellen, even gelyk meenig een, zonder een lichtenberg of flermbftadt te zyn, met eenen toereikenden apparaat, indedaad voorlezingen over de Natuurleer houd, zal men my ligtelyk toeftaan, In *t gemeen beoordeele ik hier de kennis van den Ridder, in de genoemde wetenfchapje 1 niet zoo zeer, dan wel in Verband met de proeven, welke hy hier opentlyk heeft ysrricht, en in verband met zyne kunst: Of hy eei* pigentlyk gezegd Phyficus zy of niet, kan ik niet zeg. gsn, da?r hy my onbekend is, en ik geene daadzaa. feeu weete f waar op ik myn oordeel gronden kan. EERSTE  7 EERSTE PROEFNEEMING. D e Heer Pinetti toonde den Omftanders eenen rooden Spiritus, welke zig bevondt in eene glaze pyp, boven open, omtrent 16 tot 18 duim lang. Hy vroeg aan de meeste aanwezenden , of zy verliefd waren t en gaf hen daarop de pyp met den Spiritus in de band, waarna men geene de minfte verandering aan dezelve befpeurde: eindelyk gaf hy ze aan eenen Jongeling, die hier by ftondt, over, en deeze vatte naauwelyks de pyp aan, of de Spiritus begon geweldig te kooken, en tot het uiterfte einde van den pyp op te klimmen. Uitlegging. De toebereiding van deezen Spiritus geeft hy aldus op: Men fnydt eenige Fernambuk, in zeer kleine (tukjes, giet een bierglas goeden witten Wynazyn daar op, doet een ftukje gewooHe Aluin, ter grootte van een' kleinen Hazelnoot 'er in, en laat het geheele mengfel, geduurende een half uur, in eene nieuwen aarden pot op een maatig vuur kooken; men draage echter zorge, hetzelve wel om te roeren , op dat de pot niet overïoope» Wanneer men het van het vuur heeft afgenoomen, bat men het behoorlyk koud worden; daar na door A 4 eeI1'  8 EERSTE een' linnen Tap Jonpen, en dan giet men het in een klein wit glazen flesje. Alle deeze toebereidfelen moeten echter voor de proefneeming gemaakt .worden , dewyl der^elver goede uitflag afhangt van' dfffclrieiykV uit'voerfngp i Men behoeft flegts een lange glaspyp van omtrent 15 a 16 duimen, welke niet dikker dan een wasch. kaars, en aan één einde toegemaakt.moet zyn. f~\ Zal men de proef ', voor' een Gezelfchap noemen, dart moet men de pyp in de zak, en het glas met Spirit dij in de hand hebben, en'de'aan'fchoüvvers in deezer voege aanfpreeken : M 'Myne Hécrcri en 'Dames ,' gy ziet hier een Hesje, 't welk vloeijend 'bloed bev.it; ik'hope door hetzelve te ontwaaren, wie de meest vei liefde perfoon in het gezelfchap' zy.3' „ Gyziet, ik giete een weinig van deeze vloeillof in deeze pyp: daar gy echter zpudt kunnen wanen, -d-ar dezelve, gelyk de'Spiritus in den Thermometer van Reaumur, duor de warmte, welke haar uitzet, fy'sr en dat by gevolg eene drukking met de hand toereikend zou zyn, om deeze werking voort te brengen, zoo bemerkt gy, dat deeze pyp bovenlopen moet zyn, op dat ifc de. Spiritus 'er in kan gieten, terwyl die werking ilegts in het lugtledïge plaats g'rypt: brenitt-'deeze'pyp, welke tot een vierde met deeze Spiritus gevuld is, by £en waschüch't, zelfs boven het vuur, gyzult bevinden, dat de Spiritus niet in het minde ryst, doch dooreene zonderlinge Sympathie zult 'gy haar 'echter zien kooken, zoo ras' een vérliefd perfoon'die pyp tfjp de hand neemt.*' : ci° < BJn&OT -i aio hw svhs,}$A Men zoekt daar op in de holte van de hand, in-wel-■ kem.en het flesje heeft,'als ói men: hèv toehouden -wil. de, een weinig ^otascuïe krygen/wVlfce men ia de zak ^ heeft?  PROEFNEEMING. 9 heeft, en laat die, op het oogenblik, waar in de perfjon, welken men voor verliefd Wil doen doorgaan, de pyp aanvat, in dezelve ongemerkt nedervallen , terfternd zal de vlóéiftof beginnen te konken, en tot verwondering der aanfchouvvers-zeer hoog opwaard lrygen. TWEEDE PROEFNEEMING. Ridder verzogt van drie verfchillende perfoonen, diie"Pennemesfen , en deed ze in eenen zilveren Beker, dien hy een vierde perfoon in de hand gaf. Op zyn bevel Iprong fleeds dat Pe.nnemes uit den Beker, 't welk iemand van het gezelfchap begeerde. Uitlegging. Hy verklaard deze proef aldus: Men moet eenen zilveren Beker neemen, op dat dezelve door zyne ondooricbynbaaibeid voor het oog der aanfehouvvers. het middel .verberge, waarvan men zich bedient, om een beftemd Pennemes te doen mtfpringen. Dit middel beftaar in eene kleine fpringveer van één duim breed en 2» duim lang. Voor de proef legt men een ftukje fuiker onder de veer, waai- door zy gefpannen word, en niet in (kat is uittefpringen. " Vervolgens drie Pennemesfeii , welker hegten van serie lullende koleur zyn, aan het gezelfchap veitoond A 5 . btbf-  lo TWEEDE hebbende, vraagt men, welk men begeert dat uit den Beker fpringen zal ? Men zet dan de drie Pennemesfen in den Beker, oplettende, dat men de fpitfe van het hegt van het begeerde Pennemes, in een klein rond gat, op het bovenst gedeelte van de veer zet; en voor dat men zyne hand uit den Beker te rug trekt, in welke eenige droppels water zyn, neemt men een weinig water met den vinger, en doet het behendig op de fuiker, welke beginnende te (meiten, aan de veer vryheid zat geven van zich te ontfpannen, en het Pennemes te doen ontfp ringen. Terwyl de fuiker fmelr, verwydert men zich van den Beker, en roept het Pennemes, hetzelve bevelende uit den Beker te fpringen, het welk hetzelve niet zal nalaaten, tot groote verwondering van het gezelfchap te doen. Ondertusfchen is 'er niets eenvoudiger, dan het middel' om deeze proef te doen, en men behoeft 'er geene hulp toe. DERDE PROEFNEEMING. De Groote Sultan» E^ren Automaat, ook bekend onder den naam van de kleine wyze Turk, van omtrent 15 tot 18 duimen hoog. Hy houd eenen kleinen hamer in zyne rechte hand, met  PROEFNEEMING. n piet welke hy op een klokje, dat zich in zyne flinke hand bevind, flaat; hy is op een pedeftal van omtrent 9- tot 3 duim hoog geplaatst, en de vlakte boven hetzelve heeft 3 duim in het quadraat. Pinetti nam hem Van de tafel, op welke hy ftond 9 weg, en toonde hem jaan verfcheide perfoonen , om dg aanfehouwers te overtuigen, dat hy nergens in eenig verband met de tafel ftond. Toen hy hem weder op zyn plaats gezet had, vroeg hy hem, of hy hem eens zyn compliment wilde maken? het welk de kleine Turk met hoofdfchudding weigerde. Hier op vroeg de Ridder hem weder ; of hy zyne hoogagting voor het gezelfchap toonen wilde? waarop hy den Ridder toeknikte, en terftond eenige buigingen maakte, na de rechter en linkerzyde van het theater, en na het parterre. De Heer Pinetti liet daar op eenen der aanfchouwers eene kaart uit een vol fpel trekken, en beval zynen kleinen Turk, zonder deze kaart gezien of hem genaden te hebben, zoo dikwils op zyn klokje te (laan, als 'er oogen op de kaart waren. De kleine Turk gehoorzaamde zonder tegenfpraak, en gaf de oogen der getrokke kaart, door zoo veele flagen op zyn klokje, volmaakt te kennen. Hier op vroeg hy hem al verder: of de getrokke kaart uit de ruiten, harten, klaver of fchoppen Was? waar op de Turk by het noemen dezer naamen met het hoofd knikte of fchudde, na maate het met de waarheid ftrookte. Op deze wyze toonds hy ook aan, hoe veele oogen meu met dobbelfteenen geworpen had; ja hy bepaalde het getal reeds vooruit het welk men ten tweedemaal werpen zou. Eene Dame in het gezelfchap verborg hier op een fclein popje in een doosje , het welk in verfcheide tfakjés verdeelt wasj de kleine Turk gaf het vakje en het  » DERDE het nommer der afdeeling volkomen te kennen. Eindelyk verliet hy het tooneel op eene wyze, welke algemeen gelag verwekte. Op de vraag : of een voornaam perfoon in het gezelfchap verheft was? knikte hy met het hoofd , en het getal zyner minnaresfen drukte hy tot genoegen van de aanweezende Bruid , door eenen enkelen hamerflag uit. Even zoo knikte hy óek , toen men vroeg, of een zeker Hoboïst verli jfr. was? De vraag,j hoe veel vryfters hy had, beantwoorde hy echter door zoo veele Hagen, dat men hem, om 'er niet doof döor te worden, van het tooneel vervvyderen moest. UlTLRGCÏNG. De Heer Dekremfs verklaard deze proef op de volgende wysi De tafel, op welke men den kleinen Turk plaatst , is met een tapyt bedekt, 't welk drie Ipringhevels verbergt; deeze hevels kunnen door drie kooperdraaden in beweeging gebragt worden, welke door drie voeten van de tafel gaan, en onder het theater, of achter een bcfchooten muur uitloopen. Een op deeze plaats verbogen perfoon trekt deze kopere draaden, na het telkens vereischt word, om daar door de machinerie , welke in het voetftuk van het Automaat verborgen is, en 't Welk boven het pedeftal van hetzelve eindigt, door eene kleine drukking in beweging te brengen. Hier door kan men de machine telken reize die bewëegingen laaten maken, welke men hebben'wil, of welke de omftandigheden vorderen, zo» gelyk men een repetitie hurologie laat flian, door eene kleine drukking aan de knjp tegen het binnen werk. Die gene, die  PROEFNEEM I4N G. 13 die rlp proef maakt, houd een fpel kaarten in zyne hand naar een orde gelegd, welke hy uitwendig weet; op dat echter de aanfchouwers van dit in orde leggen , gfen erg vermoeden, doethy, als of hy zich vergist, maar verricht in de daat niets anders, dan dat hy de kaarten eenige malen zoo afneemt, dat de combinatie van het fpel daar door niet verandert word. Na dat hy een kaart heeft laten trekken, zoo neemt hy voor de laatftemaal daar af, waar de getrokke kaart gelegen heeft, brengende hier door die kaart onder aan het fpel, welke onmiddelyk boven die gene lag, die men heeft getrokken. Weet hy nu behendig, en met het opflag van een oog, onder het fpel te zien, dan kend hy ook de kaart, welke getrokken is, zonder dezelve gezien te hebben. Hier op rigt hy de vraag aan zynen kleinen Turk zoo in, dat eenige woorden van dezelve, het zy de eerfte fyllabe, het zy de laatfte vocaal, aan den helper de koleur en de waarde der kaart te kennen geeft. Door eene dergelyke list doet hy zynen helper het getal der oogen weeten, welke een der aanfchouwers in de eerfte worp met zuivere dobbelfteenen geworpen heeft; het getal van de oogen des tweeden worps, kan het Automaat echter ligt vooruit opgée« ven, daar de eerite dobbelfteenen terftond na het eende werpen met andere verwisfeld worden , welke op elke zyde dezelve oogen hebben. Daar nu de perfoon aan wien men de laatfte dobbelfteenen gaf, zoo ras hy dezelve zag, het bedrog gemakkelyk ontdekken kon, zoo moet men, •m dit te yermyden, daar voor zorg dragen, dat men hem beveelt, dezelve voor den worp vast en verborgen te houden, en dan moet men ze hem terftond na den worp uit het gezigt wegrukken. I« plaats van de dobbelfteenen, welke op elke zyde dezelve  S4 DERDE zelve oogen vertoonen, kan men zich ook van dezulke bedienen, in welke van binnen lood is, en die zoo zyn ingericht, dat zy hun zwaarfte punt fteeds op eene en dezelve wyze laten vallen. Daar echter de perfoon die deze geworpen heeft, uit argwaan of by toeval in den zin kon krygen, ten tweedemaal te werpen, en daar men, wanneer dezelve oogen weder vielen,- de zuiverheid van de dobbelfteenen ligt in twyffel trekken kon, zoo moet men dezelve, om dit alles voor te ko« men, fchielyk verwyderen. De doos, in welke men de kleine pop verborgen heeft, moet een bodem en dekzel van toereikend week leder hebben, waardoor men, wanneer men met de hand daar onder voelt, of door het gevoel, of doof een fchielyke opflag van het oog, het vak kan bemerken, in 't welk zich de kleine figuur bevind, en dit moet behooriyk afgemeeten zyn, om esnigfints tegei den bodem en dekzel van den doos te kunnen drukken, wanneer zy geflooten is. Aanmerking. Automaaten (*) zyn mechanifche kunstwerken, dh hunne beweegende kragt in zich zelve verborgen houden, en zich dus van zelve, zonder uitwendig merkbare kragt fchynen te beweegen. Gewoonlyk zyn de beweegende kragten veeren of gewichten, dewyl zich deze in de kleinfte ruimte te famen trekken, en het best verbergen laaten. De gewoone zak • horologies geven het bekendfte voorbeeld van Automaaten. Tol (•) Donndorf, N«wur en Kubjc Det! 3. P»g. SS* '  PROEFNEEMING. i5 Tot vervaardiging van zulke machines wierpen zich reeds de Ouden op, en het is verbaazend, wat het menfchelyk verftand in latere tyden daar aan heeft te kosten gelegd. Archytas van Tarentke, die 408 jaaren voor Christus geboorte leefde, heeft (zegt men) eene houte vliegende duif gemaakt. Archimedes, die in de I42fte Olympiade leefde, maakte eene glaaze bol, welks cirkel de bewee* ging van het gefternte aanduide. Van Albert Grot, gewoonlyk Albertus Magnus geheeten, zegt de traditie, dat hy in 't jaar 1300 een Automaat in menfchelyke geftalte heeft vervaardigt, 't welk den aanbellenden zyne deur heeft geopend, en daar by een geluid, als of hy tot hem fprak , van zich gegeeven heeft. Zoo zegt men ook, dat Joh*nnes Regiomontanus eene yzere vlieg heeft vervaardigt, welke zich uit zyne hand rondom de tafel beweegde, en weder tot hem te rug kwam. Beide verhaalen zyn echter niet geloofwaardig. Hans Schhttheim te Augsburg, vervaardigde in 't jaar 1581 voor Keizer Rudolph II. een Automaat. Achiller Langenbucher vervaardigde in 't jaar 1610 een muzikaal Inftrument in eene Kerk, 't welk eene geheele Vesper van aooo maaten, van zelve floeg. Christofel Treffier, te Augsburg, maakte in 1683 eene machine, welke het wereldgebouw voorftelde, en zich door raderen beweegde; zy was grootendeels van Zilver, en kwam aan het Keizerlyk Hof. Joachim Eppinger ,v\t Beijeren, vervaardigde in 176*0 het beeld van den Herdersgod Pan, die eenige ftukken op zyn Herdersfluit van zelve fpeelde. Orfreus vond een rad uit, dat van zelve liep, ia Voet in den diameter had, en 60 pond ophefte. De Misfionaris Thibaut vervaardigde voor den Chi- neefchen  ie* DERDE nesfcben Keizer, tusfchen de jaaren 1760 en ij66 ,• eenen Leeuw en eene Tyger, die ,30 rot 40 fchreerjem ver gingen; en in 1768 werkte de Misfionaris Pentavon aan twee machines, welke mansperfo,onen verbeelden, en eene bloempot draagen zouden. In 't algeneen verdienen die Automaaten de meeste verwonder |40g, welke onder de gedaante van menfchelyke figuren, allerlei menlchelyke handelingen fchynen te verrieden. ■ " I'aueanfon vervaardigde. te Parys zynen zoo beruehteu • Flui.fpeeler. De figuur was 5$ Paiyfche voeten hoog, in eene zittende geftalte, en .met een pedeftal voorzien, ia 't welk de houftdeelen van.het mecbanismus verborgen waren. Deeze machine voerde ver* fcheide muziekftukk.en , op de dwarsfluit, met de groeide nauwkeurigheid, uit , zonder, iets anders in de fluit, te werken, daw (èen mensen, doet ( * ). Vaw canfon vervaardigde ook nog eenen trommelflager, die niet de eene hand de (lage der fpeelde, en met de- andere hand het ftuk óp de trommel, met eukelr Aw )• matifche mechanismen alles uitgevoerd, wat flegts het vrugtbaarfte en geheel voor de mechanica geboortn genie heeft kunnen uitdenken. De merkwaardigfte van de jongst vervaardigde Automaaten zyn b. .v. het figuur van een tweejaarig kind, 't welk aan eene lesfenaar zittende, zyne pen indoopt, het overvloedige wegwerpt, en alles wat men het in het fransch vóór zegt, na fchryft. Een andere figuur van hetzelve foort, dat met potloot kleine teekeningen vervaardigt. Een meisfe dat het Clavecimbaal fpeeit, en een famen> geftcld ituk van 4 en een half voeten in het vierkant, en 2 tot 3 voeten in de hoogte, het welk menigerlei vertooning van natuur en kunst, met meerdere Automatifche Gguuren, daarfteld. Onder de nieuwlle Automaaten , heeft de in Pres'burg vervaardigde Schaaklpeler van den Fleer van Kempeten, het'meesie opdien verwekt. N'Jaar de inwendige Itruftuur van deze machine, en de aart der uiterlyke werking, welke na de gefteiJheid van het trekken der tegenparty, de beweegende kracht zoo wyd jigt, dat dezelve gepaste tegeutrekkingen bewerkt , heeft de kunftenaar zeer geheim gehouden; ook is de inwerking voor den ainlchouwer ten vollen onzichtbaar, en 'er worden flegts voor het begin van het fpel, vlugtige blikken op de rollen en het raderwerk in eene figuur (taande', en het fchaakbord dragende Jkommode veroorlooft, hier van daan word ook deze Schaakfpeler by eenigen niet voor een wezentlyk mechanisch kunstwerk gehouden. 1 VIERDE  lS VIERDE VIERDE PROEFNEEMING. .De Heer Pinetti verzogt eenen ring, dien hy van eenen der aanfehouwers in een piftool liet laaden. Hierop vertoonde hy aan het gezelfchap een ledig kastje, 't welk een derde perfoon toefluiten, met een band omwhiden , en als dan met zyn cachet vcrzeegelen moest. Dit kastje wierd op eene tafel gezet, welke het gezelfchap niet uit het oog verloor. Het piftool wierd afgefchooten, en daarna opende men het kastje, en vond 'er eene kanarievogel ih, welke den ring, die men in het piftool gelaaden had, in den bek hield. Verklaaring. De uitlegging hier van word op de vólgende wyze opgegeeven. Wanneer het piftool gelaaden is, doet hy het zich van den geene die 'er de proef mede maakt, geven, onder voorwendfel, dat hy toonen wil, hoe men bet behandelen en. lostrekken moet. Hier van trekt hy echu* dit voordeel, dat hy, door het drukken op êene veer een gat opent, 't welk zich onder den loopi naby het laadgat, bevind. Hier door bekomt hy den ring, die hem «ioor zyne eige zwaarte in de hand valt, terug. Hy brengt denzelven aan zynen helper, di<*  PROEFNEEMING. lp fltö den ring in den bek van eene daar op afgericfite' en gereed gehemde kanarievogel doet Op de plaats van de tafel, waar dit kastje ftaat, is een kleine valdeur, welke men, wanneer men wil, kan open-ma*, ken. De vcrzeegelde band, waarmeede dit kastje om" wonden is, kan daar aan niet hinderlyk zyn, naar deJ opening eenigfints ter rechter of ter linker zyde van het midden des bodems geplaatst is, en men ziclJ Wagt, het in de lengte te laten omwinden, dewyl dis de opening ligtelyk ftremmen kon. Door deze valdeur , en de klep aan den bodem , brengt de helper, die zich agter de tafel, en onder het theater bevind, de kanarievogel, met den ring ia zyn bek, in dit kastje. Myn autheur geeft de wyze, waarop zulk een kasfjd gemaakt word, niet op: i.) dewyl 'er eene wydloopige ontwikkeling noodig is, om zulk een eenvoudïsf efFecl van-een kastje, eene valdeur en een voeg zetfe donker te verklaaren; 2.) dewyl 'er byna overal er• vaarene kunftenaars gevonden worden, die foortgelyke? ligt kunnen uitvintien. Om deze proeven voor die geenen, die met hunnen ' argwaan tot op het uitneemen van den ring zouden voortdringen, onbegrypelyk te maken, moet men dezelve op tweederlye wyze vervaardigen. Geduurende men op de zoo even gezegde wyze bezig is, doet men iemand uit het gezelfchap een tweede piftool Iaden, welke 'men te voren naauwkcurig heeft laten onderzoeken, om te overtuigen, dat 'er zich in de loop geene opening bevind , door welke men de ring kan uitneemen. In dit piftool kan men echter flegta den ring van een perfoon doen laadeu, met wien men in verftandhouding is, na dat men te voren eenen foortB a geiy»  ao V Y F D E gelyken den helper toegeftooken heeft, om denzelvea eene tweede kahariévbgél in dei, bek te geven. V Y F D E PROEFNEEMING. idder-toonde drie eijers. Twee derzelve hg hy op eene tafel, en het derde in eenen hoed. Hierop versogt hy eenige (tokken of fpaanfche roeren, uit .welke hy 'er een koos tot zyne proefneeming. Hy llheen zeer opzettelyk by deze keuze te werk te gaan, om de opmerkzaamheid der aanfchouwers op het roer, als op iets zeer wezentlyks, te vestigen. Hy deed hetzelve ook rond gaan, op dat ieder der aanfchouwers •zich overtuigen konde, dat 'er geene de minfte voorbereiding mede genoomen was, en. lag het vervolgens dwars over den hoed , in welke zich het ey bevond. Stok en hoed hield hy nu voor zich heenen, en ging in deze houding op een ftoel (taan. Nauwlyks ftond hy op dezelve, of hy liet den hoed op den grond vallen. Men had toen gedagt, dat het ey, het welk nu van onderfteuning berooft was , te geiyk door zyne zwaarte, den weg van den hoed gevolgd was;' maar reen, — het bleef, tot verbazing der aanfchouwers, ïiah her roer hangen, en fcheen 'byna op hetzelve vast» gelymd te zyn. Hier op begon het orchest te fpeeIen, waarop zich het ey, als ware het van den indruk der zagte harmonie geroerd, van het eene tot aan het andft-  PROEFNEEMING. at andere einde van den ftok bewoog, en in deze beweging voortging, tot dat de muziek ophield. Na de proef wierd het ey opengebroken, en bevonden een natuurlyk ey te zyn. Verklaar, ing. Men trekt (zegt de Heer Dekremps) met eenen «enigfmts langen naald, een fyne draad garen, of een wit paardenhair , aan welks eene einde een ftift is vastgemaakt, door het ey in de lengte door, en maakt de kleine opening, welke men in de fchaal by het doortrekken veroorzaakt, met een weinig wit wasch toe. Het ftiftje, aan 't welk de draad aan zyn eene einde gehegt is, bragt men met den draad daardoor in het midden van het ey, dat men de rigting van den draad verdeelde. Van daar echter viel het ftiftje weldra door zyne zwaarte na de zyde. Hier door ■wierd de draad verhindert om wederom uit het ey te kunnen uitgaan, en hetzelve te laten vallen. Het ey hangt dus aan denzelven vast, en moet den draad overal volgen. Het andere einde van den draad is met een fpeld, welke gelyk een haakje omgebogen is, aan het kleed van hem vastgemaakt, die de proef doet; daar de (tok onder den draad geheel in de nabyheid van het ey weg gaat, zoo dient hy dit laatfte ten fteun, op 't welke hy leunen kan Zoo ras de muziek begint, beweegt de tovenaar den ftok van de rechte na de linke zy le, *t welke in het eerst den fchyn geeft, als.of het ey zich langs den ftok op en neder bewoog Dan, dit alles is flegts fchyn. Het ey, dat fteeds aan den draad B 3 gehegt  V Y F D E ' gehegt blyft, kan zyn zwaartepunt niet veranderen jmaar moet (leeds in dezelve afltand van de fp'eïd bly! ^en. De ftok alleen bewerkt deze misleiding, dewelke, nadien zy by het ey op en neder beweegt, voor en na alle zyne onderfcheide deelen aan de oppervlakte Van hetzelve laat zien. Alles koomt by deze proef, om het bedrog voor de Banfchouwers te voleindigen, op de bedrevenheid en behendigheid des proefneemers aan. Hy moet zich ï>oven alle6 toeleggen, om de aanfchouwers in den waan te brengen, dat zich het ey, maar niet de (lok beweegt. Dit kan hy onder anderen ook daar door ff weeg brengen, dat hy zich een weinig op den hiel omdraaid, want geduurend hy, het zy eenen grooteu, het zy eenen kiemen cirkel befehryft, verandert het ey indedaad v.an plaats, en fchynt in het oosï der aanfchouwers eene vrywillige beweeging verkregen te hebben, fchoon het, gelyk altoos, in denzejyen afbind van het punft blyft, aan 't welk het is vastgemaakt. ZESDE PROEFNEEMING. 17 Aven der fraaifte (tukken, welke de Ridder deed, was het volgende ; Hy nam twee eyers, en gaf deze!^ een' zeer aanzienlyke Dame over. Kiez' uit è§u9 fprak hy, welke van beide gy belieft. Zy kooz, hy  PROEFNEEMING. 23 hy nam en brak het open, voor de oogen van haar en van alle de aanfchouwers. Gy ziet, fprak hy, de eijers zyn beide versch en natuurlyk, gelyk zy van de hen zyn gekomen; ook heb ik u de keuze overgelaten , en terftond dat gene gebroken op het welke uwe keuze viei. Hier op brak hy de fchaal van het onbefchadigt gebleven ey aan het eene einde van hetzelve. Toen fprong 'er een muiskopje voor den dag. Ha! fprak hy, een muisje. De Dame fprong op het eerfte gezicht van hetzelve eenigfints op. Goed, zeide hy wederom, wy zullen het muisje in een' kanarievogel veranderen. Hy brak de fchaal een weinig verder, en ziet, 'er kwam een fchoon kanarievogeltje te voorfchyn. Alle Dames toonden hun genoegen hier over. Hy gaf hetzelve de eerfte Dame in de hand, dan nauwlyks had zy het aangevat, of het gaf den geest. Zy gaf den Ridder haar fpyt over dit voorval te kennen. De Ridder toonde dit vogeltje den aanfchouwers , om ze allen te overtuigen dat hetzelve indedaad dood was. Hier op lag hy het onder een glas, op de tafel. Na verloop van eenige minuten, nam hy het glas weg, en het vogeltje, dat men waande dood te zyn, vladderde vrolyk en onbefchadigt in het ronde, en vloog eindelyk geheel weg. Verk.laar.ing» Men ledige twee eijers, (zegt de Heer Dekremf>s} men neeme de helft der fchaal van ieder, voege deze beide helften aan elkander, en make dezelve vast, door middel van een ftreepje papier, 't welk cirkelvormig, rondom hetzelve omloopt, even eens gelyk de iïïtiuaB 4 , tor  U ZESDE tor om een aardglobe. Zoo tc fa n,,, pwoegt, bben zy niet alleen de gedaante van i ar men kan ook iets, dat na een moifefeop levendig vogeltje, in hetzelve Öiiïten. Men houde onder het oog, dat, waar de kop van het vogeltic kQomt te legjten, men daar met een fpeld eene kleine opening prikken moet, op dat het diertje vryclyk adem halen kan. Op het ogenblik dat men de Dame het vogeltje in de hand geeft, verflikt men hetzelve door eene fterke drukking met den duim en den voorden vinger. Heeft mèn dit verflikken weten te werk te (tellen zonder het vogeltje voor het overige te befchadigen, dan is de Werking dezelve, als wanneer het zich in eene ruimte met vaste lucht opgevuld, bevonden had. Men brengt het van daar fpoedig en zonder ecnig tydverzuim onder een glas met zuivere levenslucht, (Iraks zal het wederom beginnen te ademen, en op nieuw te leven. Men kan deze proef ook op de volgende wyze te Werk (lellen Men brengt een vogel onder een glas met vaste lucht gevuld , dan zal hy na eenige fécunderi flikken en dood nedervallen, legt men hem hierna onder een glas met konftige levenslucht gevuld, dan zal hy wederom herkomen, lanefamerhand vryer ademen en dra herflWd zyn. Weet de proefneemer den vogel echter niet zoo behendig te doen (tikken, dan moet hy denzelven onder een klok brengen, waar. onder een valdeurtje uiigaat, door hetwelke de helper des proefnemers, die zich achter het, theater bevind, den gedoo-ien vogel uitneemt , en denzelve met eenen leven-figen veruild. Om in deze pro f niet te misfen, moet men, wanneer wou de eyers ier keuze aanbied, (om dat flegts ■ ia  PROEFNEEMING. 45 in liet eene ey een vogel zit) dat gene, waarin hy is, eemgtmrs van den perfoon, welke men de keuze overlaat , vervvydert houden. Naiuurlyk zal zy het naast by leggende kiezen, daar zy nog onkundig is, wat 'er gefchieden zal, en 'er geen grond voor handen is, om haar na dat te doen grypen, 't welk het verst van haar af legt. Kiest zy naar wensen, dan kan de proef niet misfen; maar kiest zy tegen verwagting, dan moet men tot eene behendige en fpoedige verwisfcling zyne toevlucht neemen. Men breekt dan het verfche ey, en zegt: Gy ziet Mevrouw , dat het een versch en natuurlyk ey is, dat zelve zoud gy ook aan het andere hefpeurd hebben, wanneer gy het gekozen had. Hier op breekt men een Huk uit de Ipitfe van het ey, en toond by aanvang het muifekopje, en laat daarop by het vermoedelyli terug deiufen van eene en andere Dame voor hetzelve, het vogeltje uit zyne gevangenis vliegen, of men .vraagt aan zyr.e Dame: Wilt gy, dat 'er zich in het onbefchadigt gebleven ey een muis of een kanarievogel zal bevinden? Waarfchynlyk zal zy voor den vogel hemmen, maar verkiest zy den muis, dan is men gefopt : edoch 'er blyft nog een listige uitweg open. Men doet dezelve vraag aan andere Dames, neemt de Hemmen op, en kan alsdan op de meerderheid voor den vogel hopen Mogt echter de meerderheid eindelyk voor den muis zyn , dau toond men den muifekop, wend zich daar op fpoedig tot eene Dame welke voor een vogel ftemde, en zegt tot haar: Ik heb aan het verlangen der overige voldaan, maar ook gy zult niet ongetroost henen gaan, de muis zal op uw bevel in een vogel verandert worden. Verkiest gy hem levendig of dood? In het laatfte geval verftikt Uien hem by het uitnemen uit het ey. C 5 Z E-  2(5 ZEVENDE ZEVENDE PROEFNEEMING. De Ridder plaatfte eenen citroenboom, met verfche bladeren voorzien, op eene tafel. Toen hy denzelve met een kundig water begoot, droeg de boora bloefem en vruchten, welke eene natuurlyke koleur en behoorlyke grootte hadden. Verklaaring. Men laat eenen verfchen citroenboom, die reeds meer bloemenknoppen, welke nög gefloten zyn, maar gefchikt fcbyneo om vruchten te dragen, vier-entwintig uuren lang doortrekken van voorloop of fterke brandewyn, en kort voor de proef zet men hem in eene aarde of andere pot, welke met een mengfel van twee derde zuivere tuin aarde, en een derde ongeleschte kalk gevuld is. Dan begiet men hem met enkel bron- of regen-water, echter niet te fterk op eens maar van tyd tot tyd. Wanneer de kalk voor en na lescht, draagt de boom voor en na bloefem en eindem vruchten. Ik ztlve heb wel hier van niet de proef genomen , maar wel van het volgende : ik weekte fa!ade-zaad a4 uuren in brandewyn, zaaide het daarna in eene aarde, welke voor een derde deel  PROEFNEEMING. a7 deel met ongeleschte kalk gemengt was, en begoot hetzelve daarna met een gieter, voorzien van fyne gaatjes. Binnen een half uur ftonden de falade- planten taamlyk hoog. A G T S T E PROEFNEEMING. Even kleene kop, oogenfchynlyk van digt goud , wierd in een glas vertoond. Dezelve beandwoorde alle vragen der nieuwsgierigen, raade de koleur der kleederen, en'noemde het getal der ftuKken geld, welke iemand in de handen hield. Ten einde hem volkomen vry te ftellen, wierden eenige geldftukken in het glas geworpen, en hetaelve met een dekzel bedekt. Ver klaaring. Met het eerfte dekzel, 't welk men aan het gezelfchap toond, verwisfeld men ongemerkt een tweede, *t welk men op de tafel legt, waarop de proef zal gefchieden. Aan dit tweede dekzel is een zyde draad vastgemaakt, welke of door een voet van de tafel en onder het theater, of door den muur in den achtergrond uitgaat, zoo dat de helper daar mede de gevorderde bewegingen kan voortbrengen. Deze draad raakt Biet aan den rand van het glas, (want dan zou het dek-  «S A G T S T E dekzel deszelfs bewegingen moeilyk maken) maar gaat door een fyne gèpoTyste en gladde pyp binnen in het dekzel, waar door hy aan geen wryven blootgefteld is, en niet ligt breeken kanDe geldftukken, welke men op den bodem van het glas laat werpen, om de verbintenis van den gouden kop met de machinerie, welke men in de laade van de tafel vermoeden kon, te verhinderen, zyn geenfiuts nutteloos, want zy verhoeden, door derzelver gewigt, dat het glas omflaat, wanneer men aan de diaaden trekt. NEGENDE PROEFNEEMING. De Ridder gaf aan eenen der aanfchouwers, op het theater, een fpel kaarten, uit het welk hy 'er dén moest trekken. Daar op nam hy het fpel, zonder het verder gezien te hebben, en fmeet het tegen den muur. De getrokke kaart bleef niet flegts aan den muur, aan de zolder, aan een pylaar kleven, maar, begon ook; by het fpelen van de muziek, te danfen. Op het 'tampen met den voet door den Ridder, verdween'zy, en verfcheen daarna wederom, toen de muziek /.ich liet hooren, in den fpiegel. Van daar verplaatfte ?.y zich wederom in het fpel, en wel daar, waar men begeerde. V fi  PROEFNEEMING. *> Ver.klaar.ing. Het eerde, 't welk de Magictis, wanneer zyn proef zal (lagen, zorgvuldig moet in acht neemen, is, dat hy dea aanfchouvver, tot wien hy zich wend, eeue gedwonge kaart Iaat trekken. Een gedwonge kaart noemt men zulk eene , welke men kend, en byzonder aanbied, wanneer men het fpel uitbreid. Men houd daarby de naast by leggende kaarten met den vinger vast, zoo dat de aanfchouwer in een zeker opzigt gedwongen word, geene andere dan deze bekende kaart te neemen. Na dat men dezelve onder de andere gemengt heeft, zoekt men haar heimelyk uit het fpel te krygen, en werpt haar met kracht na den muur. Terwyl dit gebeurd, en de oplettendheid der aanfchouwers verftrooid is, laat de medehelper een kaart van achter den muur Vallen, en beweegt dezelve aan eenen zyden draad. Eene andere fterk gefpanne draad, op welke zy voortloopt, dewyl zy door zeer kleine ringetjes van zyde, daar aan vastgemaakt is, lchryft haar den weg voor, dien zy nemen moet. Dit moet echter eenigfints in de hoogte, naby de zolder gefchieden, op dat de draaden niet in het oog vallen. Zoo ras de proefneemer met den voet ftampt, trekt de helper de kaart door die opening wederom te rug-, by welke hy dezelve heeft laten neder vallen. Daar de konftenaar de kaart, welke zou getrokken worden, reeds te voren beftemd had, bragt hy dezelve voor de proef achter eenen eenigfints duisteren fpiegel, of veel meer een eenvouwdig fpiegelglas, in een raam gezet, achter het welk een belegfel was, 't welk hetzelve het aanzien van een fpiegel gaf. Deze fpiegel was  3° NEGENDE was een weinig hoog gehangen, en wel op eene plaats waar dezelve niet zeer in het oog viel. De kaart wélke zich tusfchen het glas en het belegzel bevond * was met een papier, 't welk de koleur van het b¥legzei had, bedekt, Zoo ras de danfende .kaart verdvvynt, werd het papier van tusfehen de kaart en het glas fpoedig weggetrokken, eer nog de oogen der aardebouwers, welke op meer fpiegels gevestigd zyn, en onder andere op die, welke de kaart wyzen zal' dezelve poogen op te zoeken, en op de régie fpiegel zyn geflagen ; thans verfchynt de kaart. Eindelyk word zy ook weggetrokken, en de fpiegel verfchynt Wederom in zyne iiatuurlyke géfteldheid. De kunstenaar brengt nu de kaart wederom onder het fpel, en eindelyk door eene behendigheid op de begeerde plaats. TIENDE PROEFNEEMING. De Ridder liet zich twee horologïes geeven. Zy wi- rden door eenen der aanfchouwers in een papier gedaan en verzegeld. Hier op liet hy door de eigenaars derzelver waarde opgeeven, en de muntfoorten bepalen , in welke zy de betaling vorderden. Toen nam hy een fpyker, welke van eenen der omftanders een teken had verkregen, de^e fpyker lade hy in een piftool, 't welk afgefchooten wierd. Zoo dra de fchoot gedaan was, hingen ook de horologies, welke  PROEFNEEMING. 3t in het papier geweest en verzegeld waren, aan dezen fpyker, die zich ergend in den muur, tegen over de richting van het piftool by het affchieten had vastgezet. De aanfchouwers openden het verzegeld papie^r, en vonden in plaats van de horologies, de beftemde geldfomme in de gevorderde müntfoorten in hetzelve. De horologies wierden afgenomen, en onbefchadigt bevonden , de fpyker werd te rug gegeeven, ten b* wyze , dat hy dezelve was. Uitlegging. Men verklaard deze proef op de volgende wyze : De kunftenaar had twee medehelpers , van welke de eene het werk met den fpyker, de andere met de horologies bezorgde. Zoo ras hy de geleende horologies m een papier had laten verzegelen, lag hy ze op een tafel, wélke met een valdeur voorzien was, en bedekte ze met een zakdoek of ferviette. Terwyl dezelve van de eigenaars gewaardeert wierden, nam de , eene helper dezelve door de valdeur weg, en overhandigde ze aan den anderen helper. Het zegel van het papier waarin zy gewikkeld waren; wierd door middel van een amalgama uit zilver en kwikzilver .afgedrukt, en daarop wederom een ander papier op dezelve wyze gevouwen. Thans heeft de eerfte helper een fomme gelds in onderfcheide foorten van munten by zich leggen, en verftaat zoo wel de fom als de müntfoorten , welke men begeert. De kunftenaar moet nu behendigheid genoeg bezitten, om de eigenaars ongemerkt in den mond te leggen, dat zy flegts zulke loorten verkiezen, die hy bezit. Kan hy het daar heen  3i TIENDE heen richten, dat men b. v. Fredriks d'Or of Ducatets van een zeker jaartal begeert, welke hy te wen ge» reed hield, dan zal de proef daar door nog treffender fchynen. Zoo ras de eerfte helper, zoo we' müntfoorten als fomme weet, past hy-dezelve fpoedig af, Jegt ze in bet gevouwen papier, verzegeld ze meL het gemaakte zegel - afdrukzel, en brengt ze door de valdeur, op de plaats waar de horologies lagen. Dit alles kan men ligt bewerkltelligen, terwyl nien bezig is den fpyker te tekenen. De getekende fpyker word vervolgens in een piftool' geladen. Dit piftool is zbo ingericht, dat men de fpyker, wanneer de konftenaar kruid op de pan fchud , en het piftool daar door in zyne hand krygt, 'er laat uitneemen. Voorde fchoot moet by dezelve den tweeden helper weten in de hand te fpeelen. Op dat de fchoot niet aanftouds gefchieden zou, fpreekt hy voorat met édnen der omltanders over de plaats, waarin hy de fpyker fchieten zal. Deze plaats heeft hy met den tweeden helper reeds te voren bepaald, en hy .weet het zpo te maken, dat geene andere,, dan deze hiertoe word gekoozen. Zoo dra de tweede helper den fpyker gekregen heeft, flaat hy hem in een bord, hangt 'er de beide horologies aan, en klimt na de plaats waar het hangen zal. Deze is gemeenelyk in den muur aan den. achtergrond. Zoo ras de fchoot gefchied; neemt de tweede helper aldaar een bordje weg, 't welk men kan uitligten, en zet 'er dat gene voor in plaats, waar aan de horoiogie« hangen. Een onpanydig perfoon klimt 'er dan na toe, neemt de horologies af, en trekt 'er den fpyker uit.' Men zal nu natuurlyk alles zoo vinden als men verwachte. Het fpreekt van zelve, dat men deze proef op menigvuldige wyze veranderen kan. ELFDE  PROEFNEEMING. g3 ELFDE PROEFNEEMING. D e Ridder plaatfte zes kaarsfen op een tafel, drie aangeftoken aan het eene, en drie uitgedaan aan het andere einde van dezelve. Hy verzogt eenen der omftanders, een fchietgeweer te laden, en hem hetzelve over te geven. Dit gefchiedde. In eene afftand van vyf tot zes voeten, fchoot hy hier op het geweer , op de drie aangeftoke kaarsfen, af, welke daar door uit gingen, maar de drie die uit waren, gingen daarentegen aan. Verklaaring. Niets valt ligter, zegt de Ridder in zyne Amupsmem Phyfiques, dan de verrigting van deze proef, hoe wonderbaarlyk zy fchynen moge. Men neeme: i.) Geheele en versch gegoote kaarsfen. a.) Scheide men met een tandeftooker, of met een fpeld, het lemmet der kaarsfen, welke aangeftoken moeten worden , en brenge door de punt van een mes, omtrend de grootte van eenen gierstkorrel engelfche bosphorus in het midden van dezelve. C Men  34 ELFDE Men ga dan op den afftand van vyf of zes voeten van de tafel ftaan, en fchiete een piftool met gewoon buskruid geladen, daar op los. Het buskruid bluscht de vlam der aangeftoke kaarsfen uit, terwyl hetzelve de bosphorus doet vuur vatten, die de andere kaarsfen ontfteekt. Men kan op dezelve wyze eene kaars, in welks lemniet.*'men insgelyks bosphorus gebragt heeft, door middel van een degen aanüeken , welke men in een ander vertrek behoorlyk heet gemaakt heeft. Men raakt fleg's net lemmet roet de punt van den degen aan, en beveelt, dat de kaars brande. Men moet zich hier by echter wagten, om de bosphorus niet met de vingers aan te raken, maar zich liever van een klein tangje of mesje bedienen. Ook moet men de zoo even gegotene kaarsfen eerst te dege laten koud worden , of ze ten minften laten verkoelen , voor dat men 'er de bosphorus (*j in brengt; want anders zou dezelve terftond ontfteeken. TWAALFDE PROEFNEEMING. De Ridder zette een fchryftuig, dat overtrokken of van zilver fchetn te zyn, en uit een inktkoker, een (•T Zie over den bosphorus, en deszelfr onderfcheide toebereiding, het Nai'iurlyk Tnv. thoek, O. el 4 pag 30. Of het voor alle beminnaars dei CViymie onöntbetrlyk Werk van Jacquin. Lehriueh der allgemeine.n und Medicinifdien Chyvtie- D?°l 3. pag 158 en vervoU gent - in'het'jaar 1798 te Weenen uitgefeeven, C. F. fftpflt?.  PROEFNEEMING. gs ,eett zandkoker, en meer kleine afdeelingen tot pennen, ouwels, lak enz. beftond, op de tafel neder. Het wierd terftond tot een proefneeming gebruikt, zonder te voren onderzogt te worden. De Heer Pinetti ftond op een afftand van zes of zeven voeten van de tafel, en verzogt aan een voornaam perfoon op het theater, om op gewoon papier te fchryven., Om de opmerkzaamheid der omftanders op het papier en de pen te vestigen, vroeg hy of iemand hem van beide konde voorzien, en daar niemand dit kon, bezorgde hy deze materialen zich zelve. De gezegde perfoon fehreef; de Ridder vroeg, welke koleur da inkt vertoonde ; het andwoord was : de gemeena zwarte. Nu verzogt hy hem, om te willen fchryven , dat hy Pinetti , hem honden- dnmtpn m„m:„ • - virMfft n-uumig was. Hy doopte de pen in de gewoone opening, in heC fchrvftuig , dan zv wilde ÏTPPIl inl-i- - - - onrt "ittL «tcujiieeinen. Werpt de pen weg, fprak de Ridder, zy deugt niet. Dit gefchiedde. Men nam een half dozyn pennen , en elk derzelve weigerde, het fchrift op het papier te geilen , daarom wierden zy alle weg geworpen. De Heer Pinetti verzogt die zelve perfoon, te willen fchryven, met een nieuwe pen, dat deze hem bonderc ducaten fchuldig was. De pen fehreef terftond',' erf wel met roode inkt. Op nieuws ingedoopt, fehreef zy, na men begeerde, geel, blaauw, eindelyk na herhaald indopen, groen, en ftelde zoo, gelyk men het te voren benaald had . telw»„ ^«.i- . rood, blaauw, groen en seel fchrift daar. F^r, 9nL nam de pen, op bevel van eene der aanwezenden, m het geheel geen inkt aan: men moesr A„*\aa A«n elke keer weg werpen , wanneer men wederom op : «ïeuvv iets fchryven wilde. C a De  36 TWAALFDE De Ridder bood her fchryftuig aan eenige voorname Dames aan, welke daar mede.dezelve proeven deeden. Hierna wierd hetzelve terftond van het theater ver. wydert. V E R K L A A R I N G. In hef begin fcheen deze proef my onverklaarbaar te zyn, dan weldra fchaamde ik my, den fleutel tot dezelve op het eerfte gezigt nier gevonden te hebben. Ik bezit thans zelve een inktkoker, welke dezelve werking doet. Zy is echter noch in fraaiheid, noch in gefchiktbeid tot proeven op een tafel , aan het Ichryftuig van den Ridder gelyk. Ik kan met dezelve flegts op de hand werken. Zy is van blik gemaakt en heeft de gedaante van eene fnuiftabaksdoos. Het dekzel heeft eene opening, waar men indoopt. Deze opening is met een cylindervormig pypje, met inkt .zwart gemaakt, voorzien, zoo dat het de ingang tot den inktkoker zelve, en deze met hetzelve verbonden fchynt te zyn. Het pypje reikt echter niet tot op den bodem van de koker, maar flegts tot iets over de helft. De bodem heeft drie kleine voeten, en is beweegbaar, zoo dat ik dezelve rond kan draaijen. In de binnenzyde van dezelve zvn zes kleine i ;sgelyks cyliudervormige inktknokers, van znlk eene hoogte, dat zy roet het pypje van de opening éëi geheel fchynen uittemaken, zoo dra men östelve beboorlyk daar onder heeft gebtagt. Elk'derzelve kan ik naar believen, door middel van eene kleine drukking roet den vinger, aan eene der voeten van den bodem, regt onder de opening  PROEFNEEMING. 37 ning fchuiven. In da eene is inkt met olie vermengt, inde andere gewoone zwarte, in de derde roode, in de vierde geele, in de vyfde blaauwe, en in de zesde groene inkt. Wil iemand fchryven dat ik hem eene geldfom fchuldig ben , dan laat ik hem, zonder dat hy het bemerkt, in den eerften inktkooker doopen, wil hy het tegendeel fchryven, dan fchuive ik den tweeden kooker voor het pypje enz. Het bedrog legt alleen daar in , dat men den fchryver in den waan houde, als of hy fteeds in eenen en denzelven koker doopte, om dat hy zyn pen altoos door dezelve opening fteekt. Ik heb reeds gezegt, dat ik hier geenzints verklaren zal, hoe de Ridder zyne proeven dadelyk bewerk» ftelligde , maar flegts, hoe men ze bewerkftelligen kan , en hoe dit door andere konftenaars van zyn foort gefchied is, zoo zal ik ook in dit geval handelen. Het fchryftuig bevat , in zyn binnenfte ruimte, een fmal kastje, door een cylinder, of een ander klein mechanismus beweeglyk gemaakt, in het welk zich zes inktkokers met zwarte, roode, groene, blauwe, geele, en dan ook met olie gemengde inkt , bevinden. Eene der inktkokers kan ook geheel ledig zyn, en als dan kan men den inkt met olie gemengr, weg la' ten. De geheele werking word voortgebragt door de drukking aan een veder onder in den bodem van het fchryftuig. De herhaling van deze drukking bewerkt dat een volgende inktkoker onder de opening fchuift. Dan, hoe kan men deze drukking eens of meermaal herhaalen, wanneer men zes fchreden van het fchiyftuig af ftaat? — Dit was zekerlyk onmogelyk op een gewoone tafel, die niet te voren op het fbeiter daar toe bereid was. Deze tafel op het theater bid echter C 3 zoa  3? TWAALFDE zoo wel holle voeten, als een lade, in ' welke zich eenige fpringveeren en andere werktuigen bevonden, die door draden in beweeging gebragt wierden, welke door de holte van den voet gaan, en onder het theater tot op het ftandpunt van den medehelper, voortreiken. Op zulk een tafel wierd de inktkoker zoo geplaatst, dat de veer, welke het voortfchuiven van de inktkokers in het binnenruim van het fchryftuig' bewerkt, (ten minften aan het werktuig, 't welk dit bevordert, den eerden (toot geeft) boven de fpringveer, welke onder het overtrekzel van laken zit, koomt te (taan. Zoo dra aan deze fpringhevel onder het theater word getrokken, treft hy de veer, en deelt haar zyne beweging mede. En nu kan men al het volgende ligt begrypen. Belieft een ander kunftenaar deze verklaring als valsch te verwerpen, hy be. hoeve deze proef flegts een en andermaal te herhalen, maar moet by elke herhaling de tafel verplaatfen, en dezelve foms. ook met een andere, welke een"* «mpartydige mede gebragt en gefield heeft, verwisteJen, dan zal ik my gaarn voor wederlegt houden, en erkennen.: „ Vriend, ik verfta en begrype u niet." Alle proeven met de automaten heb ik echter fleeds op ééas en dezelve tafel zien nemen, en nooit de tafel zien verpiaatfen, of by het verpiaatfen fleeds op em tapyt, \ welk op meer plaatfen op dezelve wyze voorbereid was, ziea heen en weder (lellen. DER-  PROEFNEEMING. 39 DERTIENDE PROEFNEEMING. D e Ridder bragt een zeer fraai bearbeid geweer, met eenen wyden en grooten loop te voórfchyn, en verzogt om een groote fnuifdoos. Men reikte hem 'er een van het parterre toe. Hy wikkelde dezelve, na 'er de tabak uitgefchud, en de doos voor de oogen der aanfchouwers toegemaakt te hebben , in een papier, hy liet 'er door eenen der omftanders een touw om winden, en hetzelve met een menigte knopen voorzien. Aldus ingepakt en bewaard, ftelde hy ze op een tafel, en plaatfte 'er een kandelaar op. Nu verzogt hy een horologie, 't welk eene Dame hem gaf; na hy vooraf had laten zien hoe laat hetzelve tekende, deed hy het eveneens in een papier wikkelen, en door eenen omftander met eene taamelyke fchoot in het geweer laden. Met voorzigtigheid zette deze de laadftok hier boven op , om het horologie niet te befchadigen; maar de Heer Pinetti ftoote het hierop zoo gedugt aan, dat ieder de vrees voede, dat hy hetzelve in duizend ftukken verbryzeleu zou; hier op deed hy kruid op'de pan, lag het kruidhoorn ter zyde, en gaf het geweer aan iemand van het parterre over, met verzoek, om op den kandelaar te fchieten, doch daarby te zorgen, dat hy zich zelve C 4 niet  4° DERTIENDE niet raakte , nog doode. De fchoot gefchiede , en terftond viel de kandelaar van tafel na beneden. De Ridder ging niet by de tafel, maar verzogt eenen omdander, de doos, welke onder den kandelaar geftaan had, wederom uit het papier te wikkelen. Men opende hetzelve, en het horologie, 't welk in het geweer geladen was, lag 'er onbefchadigt in. Verklaaring. Deze proef kan alleen dan gelukken, wanneer men de kandelaar, onder welke men de doos legt, op de tafel by den muur op den achtergrond, of op een tafel met een kleed omhangen, plaatst. Het eerlte is beter en gefchikter voor het bedrog. Onder het voorwendfel, van kruid op de pan te doen, drukt de kunftenaar op een veer aan het geweer, hier door opend hy een gat, het horologie valt hem in de hand, en het gat fluit zich wederom. Het horologie word den medehelper toegeftoken. Men kan het voorwende fel, om het kruidhoorn weg te leggen, zich daartoe ten nutte maken, en dit ook zoo laten inrichten, dat men het horologie daar in verbergt. De medehelper fteekt de hand binnen in de tafel , en haalt 'er terftond de doos uit, na dat zy daar in en onder den kandelaar .gelegd Ls. Men kan het ook zoo inrichten, dut de doos, wanneer men ze onder den kandelaar legt, en denzelven daar op ftérk aandrukt, van zelve binnen in de tafel valt. Zoo ras de helper het horo. l)gie heeft ontvangen , legt hy het terftond in de doos, en omwind het zelve wederom op dezelve wyze met een touw. Het ogenblik dat de fchoot gefchied, ge-  PROEFNEEMING. 41 gebruikt de helper, om de doos wederom onder den kandelaar te brengen, die daar door, dewyl dit fchielyk in zyn werk gaat, omrold, als ware dit het gevolg van de fchoot. Niets is nu natuurlyker, dan dat men thans het horologie in de doos moet vinden , gelyk 'er ook niets nodiger was, dan de fchoot zelve , om de doos, zonder dat de aanfchouwers het merken konden, wederom onder den kandelaar te brengen. VEERTIENDE PROEFNEEMING. De Ridder haalde een goud-gewigt voor den dag in de eene fchaal van hetzelve lag hy eenen ring , dien hy van eene Dame had geleend, en verzogt vervolgens eenen der aanzienlykfte omftanders, dat hy door het brengen van fnuiftabak op de andere fchaal het evenwigt, met den ring wilde pogen te herftellen! Hoe vaak hy dit echter beproeven mogt, fteeds misl lukte dit, daar hy 'er nu te veel, dan te weinig tabak op fchudde. Wat hy ook te werk itelde, fteeds rees de eene fchaal, terwyl de andere daalde. Een andere omftander waande, dat het hem niet misfen kon, en beproefde dit insgelyks, maar het was niet mogelyk de fchaal te vrede te ftellen, altoos bleef zy öngelyk, en het evenwigt was niet te vinden. C 5 De  4* VEERTIENDE De Ridder had geduurende de proef, op een aflhnd van 5 of 6 fchreden geftaan, en niets gezegt, dan v ,, te veel, veel te veel," of: „ te weinig, doe 'er „ nog wat by," thans echter fpiak hy tot de weeg- fchaal, en beval haar in evenwigt te ftaan het nauwkeurigst evenwigt volgde op zyn woord , ja zy gehoorzaamde hem zelfs dan, wanneer hy de fchaal, in welke de ring lag, beval te ftygen, en de fchaal met tabak beval te daalen, en omgekeerd. Hy gaf de weegfchaal daarna aan de omftanders , en'liet dezelve nauwkeurig bezigtigen, en niemand befpeurde, dat zy in het minfte van eene gewoone goudfchaal onderfcheiden was. Verklaaring. Eer ik in ftaat ben, om deze Proefneeming te verklaaren, zie ik my vooraf genoodzaakt, eene befchryving te geven, van de magnetifche tafel, welke tot dezelve gebruikt word. Deze tafel is i.) Lang 5 voeten — breed één en een halve vöet. De dikte van het b< ve.ifte blad mag in het midden flegts 6 lynen, maar moet aan den rand één en een derde duim bedragen. Het blad zelve moet orntrend een duim breed over de voet van de tafel uitwyken. Dit is noodzakelyk, deels, op dat de magnetifché Hukken, welke in het binnenrte van de tafel verbor. gen zyn, zich nader by die bevinden zouden, welke op de tafel ftaan , deels ook , op dat men niet zoo ligt op het vermoeden zou kunnen komen, dat'er van binnen een mecaanismus verborgen was. 2.) De  PROEFNEEMING. 4$ 2. ) De voeten, op welke de tafel ftaat, zoo wel, als de beide zyftukken, welke onder, aan beide kanten, met de voeten verbonden zyn, moeten hol, en uit vier Hukken hout, een half duim dik en twee duim breed, zyn t'famenge'fteld , zoo dat het ledig ruim, 't welk als dan in deze voeten overig biyft, een duim in het quadraat heeft. 3. ) Deze tafel moet met een dubbelde tafel voorzien zyn, of onder de bovenfte tafel een bodem hebben , welke één en een half duim diep onder dezelve is, en met het onderfte gedeehe der zyftukken, welke boven aan het tafelwerk zyn, in eene gelyke lyn ftaat. 4. ) Zy moet onder, en wel aan het achterfte deel van het tafelwerk, een voettrede hebben, welke een half voet breed, van den bodem af, vier tot vyf voeten hoog , en voor het overige aan de beide posten van de tafel, vastgemaakt is. De beide zyftukken van deze voettrede moeten eveneens hol zyn, en met de beide achter posten of voeten van deze tafel, een gemeenfchap , in het algemeen echter gelyke hoogte, met de zyftukken hebben. Kortom , deze tafel moet zeer nauwkeurig gemaakt zyn, op dat men niet merke, dat de voeten en deszelfs binnenfte gedeelte hol is. Om voor te komen, dat men dit ontdekke, zoo moet men dezelve geheel verwen, het bovenfte deel alleen uitgezonden, zoo dat men de vier planken, welke de vier voeten van dezelve uitmaken, niet ontwaar kan worden. Wanneer deze tafel aldus ingerigt is , dan voerd men dezelve van binnen met doek , en legt 'er de Hukken in, welke tot eene en andere proefneeming aodig zyn. Binnen  44 VEERTIENDE Binnen in deze magnetifche tafel , legt men een goede dubbelde magneetftaaf, welke omtrent 5 duim lang is, en op een as rust, aan het welk onder de magrieetfhaf een kleine dubbelde rol is , welke omtrend een duim in de doorfnyding heeft. Aan de eene bind mep een kleine draad, welke met haar uiterfte einde ook aan de veer moet vastgebonden worden. Aan de andere rol maakt men ook een andere draad vast, welke over de rol moet gaan, en dan verder tot achter den muur door de voet van de tafel moet komen. Daar de beweeging van deze draad fteeds eenerlei is, en geen groote ruimte behoeft; zoo bind men aan het uiterfte einde van dezelve, en wel acnter den muur, een kleine trede of hevel , die door zyne beweging , naar het believen van den verborgen perfoon , de magueetftaaf, in de tafel verborgen, bewegen kan. Wil men nu de gemelde proef bewerkftelligen, dan laat men zich eene kleine weegfchaal maken , welke omtrend zoo groot als een goudfchaal is. Dezelve moet echter zeer gevoelig , en hare beide fchaalen moeten van yzer of daal, maar zeer dun en verguld zyn. Ook moet zy aan eenen koperen arm hangen, welke van boven een weinig gekromd is, en beneden een fchroef heeft, door welke men haar aan de tafel kan vastmaaken. Wanneer deze weegfchaal in evenwigt ftaat, dan mogen haare beide fchalen niet bovcs de 4 of ren hoogden 5 lynen van de tafel af ftaan. Men fla echter wel gade, dat men deze weegfchaal, door luren arm op de magnetifche tafel, regt op die plaats zette, waar de magneetftaaf is, z'00 dat het middenpuucT: van beide fchaalen, op de beide puntten koomt  PROEFNEEMING. 45 koomt te ftaan , waarheen men den magneet, door een zngte trekking, ligtelyk brengen kan. Wanneer nu de helper, onder het theater of achter den muur , den hevel zoo beweegt, dat de magneet onder de ichaal ter linker zyde koomt, dan verkrygt deze het overwigt , dewyl zy van denzelve aangetrokken word. Brengt hy den magneet door middel van den hevel, onder de fchaal ter'rechter zyde, dan ook het overwigt op de rechter zyde, brengt hy den fteen echter tusfehen beide weegfchaalen in het midden , dan is 'er een evenwigt. Men kan ook,, in plaats van de aangevoerde proef, van een perfoon , twee gelyke geldftukken , welke eenerlei gewigt hebben, b. v. twee Louis d'cr, verzoeken, en den eenen in deze, den anderen in gene fchaal leggen, waarin zy in evenwigt moeten blyven, dewyl de helper zorg draagt , dat de magneetftaaf tusfehen de beide weegfchaalen blyft. Hier op bied men dien perfoon , die de twee Louis d'or geleend heeft, aan, om den eenen, of den anderen, welken hy verkiest, zwaarder te maken , waarop de helper den magneetftaaf onder die weegfchaal rigt, die aangeduid word, op dat zy terftond het evenwigt bekomt. Verlangt deze perfoon, dat' ook eens de andere Louis d'or zwaarder word, dan behoeft de helppr flegts den magneet onder dc andere weegfchaal te fchuiven. V T F-  4* VYF TIENDE VYFTIENDE PROEFNEEMING. D e Ridder nam eenige ringen , hem van eenige omftanders gegeeven,.en trok twee banden door dezelve ,. welkfl- einden hy hier op door twee perfoonen uit het gezelfchap deed vasthouden. Weldra maakte hy.de ringen, zonder dezelye door de beide einden, welke men vast hield, te trekken, en zonder de band te befchadigen, weder los, en gaf dezelve aan de eygenaars te rug. Verklaaring. . Reeds .voor omtrend hondert ïaaren, maakte zekere Ozanam (*), in zyne mathematifche uitfpanningen , de wyze bekend, om dit te bewerkftelligen. Men heeft <•■) Jacoius Ozanam, gebnoren in het Jaar T640. in het Prinsdom ▼an Dombes, heeft verfcheide nutti'ac werken over .de Wiskunde gefchreven. — Zie Hiftiire du renouvellement de rdcad. des Sciences, T. II. Memoires du Temps. > Eerst beoffende hy de Theologie, maar gaf zich daarna geheel aan de Mathefis over, en het was zyne Spreuk: „ De Sorbonisten moeten twisten over den Godsdienst - de Paus dat gefchil beflisfen.' maar de Mathematici in eene perpendiculaire linie ten hemel varen. Vert,  PROEFNEEMING. «7 heeft flegts op het volgende te letten : Men legt den eerften band dubbeld , zos dat de beide einden „van dezelve elkander aanraken, en even zoo gaat men mef* den tweeden te werk. Daarna verbind men de beide banden iu het midden, door,eenen draad van dezelve koleur. Na deze voorbereiding geeft men aan den eenen omftander , wien men tot deze proefneeming veiaogt heeft ,-de-beide einden van den eenen', en aan den anderen, de beide einden van den and'eren band over. Hier door zullen zy zich bedrogen vinden, en waanen de beide einden van.de beide onderfeneide banden te houden. Dit het intusfehen met de zaak niet aldus .gelegen zy, valt ligt te begrypen, daar men de banden flegts fterk behoeft aan te trekken, om dezelve te zien fcheiden, terwyl de draad breeken , en de ringen op den grond vallen zullen. Om echter deze poets, welke een verftandig omftander ligtelyk fpeelen-kon, af te keeren, moet men ze verzoeken , digt by eikanderen te gaan ftaan, van ieder een der einden, welke hy vast houd, eisfehen , dezelve doorhaalen, als of men een knoop leggen wilde en aan elk hier op het einde geven, »t welk de andere voorheen vast hield. Zy houden dan de beide einden der beide onderfcheide banden vast. Het bedrog kan niet zoo ligtelyk bemerkt worden, daar men ook de ringen , die zich aan beide einden ,. als aangeregen vertoonden, door de verbreeking van.den drsnd ver. lost , en den aanfehouwer in verwondering brengt , die nu niet meer na' de banden omziet. Het fpreekt van zelve,.dat.alles van de behendigheid afhangt. ZES-  4? ZESTIENDE ZESTIENDE PROEFNEEMING ■ D e Ridder wierp een bal in een klein huis, aan het welk drie deuren waren. Steeds kwam de bal door die deur te rug, welke een aanfchouwer verkoos, en zoo als men het hebben wilde. Deze proef kon zoo dikwerf herhaald worden, als het de omltanders beliefde. Uitlegging. Een geboge tregter, in welke de bal in het afrollen loopt, heeft in deszelfs onderfte deel, op verfcheide hoogtens, twee gaten, die zich fluiten door kleppen, welke de helper, door middel van fpringhevels, openen kan. Deze twee gaten maken het mondftuk, en het uiteinde van twee andere tregters uit , welke in twee onderfcheide deuren, de eene ter rechte, en de andere ter liakehand uitloopen. De eerfte tregter hehoord echter tot de middeldeur. Wanneer men nu begeerd, dat de bal na de deur terrechtehand zal loopen , dan drukt de helper op eenen der beide verborgen fpringhevels , waar door zich de klap, die na de deur leid, opend. Zoo ras deze  PROEFNEEMING. 49 deze geopend is, moet de bal , wanneer hy by liet gat, 't welk daar ontftaat, in de pyp koomt , door zyne zwaarte neder rollen in de pyp , welke in de deur ter rechtehand haaren uitgang heeft. Beveeld een aanfchouwer, dat de bal uit de deur ter linkerhand komen zal, dan opeud de helper, door middel van den anderen fpiinghevel, de tweede klap. Nu echter rold de hal over de eerlte, die gefloten is, weg, en valt door het nieuw ontftaane gat, in de derde p>p, welke hem na de deur ter linkerhand lud. \V d het gezelfchap, dat hy uit de middelde deur zal Jtomen, dan heeft de helper van den kunftenaar verder niets te doen, dewyl de bal over de geflotene gaten heen, en regt toe op de middelde deur loopt, terwyl hy deeds in de eerde pyp blyft, zonder in eene der beide andere vallen te kunnen komen. ZEVENTIENDE PROEFNEEMING. D e Ridder had een klein hout koffertje; de fleutet van hetzelve liet hy, als het ware, by ongeluk vallen, terwyl hy het dekzel toefmeet. Men beproefde Jietzelve wederom te openen; maar vruchteloos, het dekzel was en bleef vast toegefloten; eindelyk plaatfte de Ridder het op een kleine tafel, en verzogt eenen aanfchouwer , met een zilver ftpkje op een andere D tafel  56 ZEVENTIENDE tafel zoó dikwils te fiaan, als een gegeeven getal één» heden bevatte; een Dame gaf het getal 4, en by den vierden flag, welke een aanfchouwer met het ftokje deed, fprong het dekzel open. De Ridder — die verfcheide fchreden van het koffer af ftond — ging weder na de tafel en wierp het dekzel toe. Men gaf het getal 6; onze man met het ftokje floeg vyfmaal, en wagfte een geruime poos, maar het koffertje opende zich niet eerder, voor de zesde flag viel. De Ridder gaf voor, dat het koffertje nu misfchien na een mondeling bevel luisteren zou , en verzogt daarom eenige aanwezenden te roepen: ,, ouvre toi" (Jopen u) — elk riep hetzelve toe: „ ouvre toi," maar het kastje bleef hardnekkig weigeren, tot dat zekere Princes het woord nam, toen fprong het terftond open. Het koffertje wierd voor en na onderzogt, dan men vond 'er nie's byzonders in; het was gelyk een gewoon hout kofiertje gemaakt. Uitlegging. In dit koffertje vind men anders- gewoonlyk een kleene pop, welke op een fpiraalveer van koperdraad rust. Op deze wyze kan de kleine figuur, fchoon zy veel hoger dan het koffertje is, regt op ltaan, wanneer men hétzelve toefluit, dewyl haar lyf kan te famen gedrongen, en na het nodig is, ingekort worden. Men kan echter ook, in plaats van de pop, een veer aan de achterzyde van hetzelve brengen, en hetzelve tot aan het dekzel laten reiken, zoo dat zf by liet toefluiten word ingedrukt, en buiten het koffertje uitfpringt, wanneer het flot geen wederftand bied.  PROEFNEEMING. gt bied. Dit koffertje nu rust op fpringveeren in de tafel, welke hare beweging aan het ligtertje van het flot meJedeelen. Zoo ras het koffertje door deze be* weging ontfloten is, noodzaaken de pop of de veer, daar de eene zoo wel als de andere geenen verderen Wederftand meer aantreft, als het gewigt vail het dekzel zelve, het laatfte zich op te heffen en op te fpringen. By elke laatfte flag, trekt de helper onder het theater aan die draad, welke met de fpringveer Verbonden is. AGTTFENDE PROEFNEEMING. De Ridder plaatfte twee glazen van kristal C?), wefke te vooren nauwkeurig bezigtigt wierdeu, ne vens elkander op een tafel; in het eene wierp hy een aantal ringen, welke hy veizameld had, In het andere eenige Frederiks d'or, hem Van eenige omftan* ders gegeeven; beide glazen bedekte hy met dekzels, eveneens te vooren wel onderzogt. l\u verzogt hy de mufikanten op hetorchest, eens goed te ftemmen, en daarna een vrolyk ftukje aan te heffen. Nauwlyks raaKten de mufikanten de fnaren aan, of de ringen begonden zoo wel als de Frederiks d'or zich te beweegen, en fommige fprongen in de hoogte; ZOO dra het orchest eene angloife begon te fpeelen, hüp^ pelde alles op de maat, en fommige ftukkea vloogenf JD 2 evefl  S* AGTTIENDË even of zy zich eens goed wilden laaten zien, tot aan het dekzel. De Ridder wandelde in tusfehen op en neder , en gaf daarna zyn bevel aan de glazen , in welke de ringen of de Frederiks d'or afw'isfelend moesten danfen. Hy wierp eindelyk , zonder iets anders dan de glazen aan te raaken , de ringen op een tafelbord, en gaf dezelve aan de eigenaars te rug. Vek.klaar.ing. In Giesfen , weet ik , dat dit ftuk eens op deze wyze is uitgevoerd. De kunftenaar had vier glazen, welke volkomen op elkander gelykend waren ; dan twee, welke hy in het ronde toonde, waren zonder eenige toebereiding; maar twee andere , welke hy achter hield, waren toegerigt. Zoo ras hy de eerfte op de tafel plaatfte, vielen zy regtftreeks, als of zy verzonken, na beneden , en de beide andere rezen op, in derzelver plaats. Beide gefchiede met zulk eene behendigheid, en zoo plotfeling , dat niemand hec merkte, ln de toebereide glazen waren de ringen zoo wel , als de Frederiks d'or aan zyde draaden vastgemaakt, door welke zy van den helper wierden aangetrokken , en daar door oprezen, daarna losgelaten wierden, en daardoor neder vielen. De draaden lagen niet op den rand van het glas, waar het dekzel dezelve zou belet hebben ligtelyk te ontfnappen, maar gingen door kleine fcheurtjes , welker randen en uiteindens fyn gefloten en gepolyst waren, zoo dat zich de draad, zonder te breeken, ligtelyk 'er door liet trekken. Alles koomt echter op eene bewonderingwaardige fnelheid en fyne behendigheid, by deze proefneeming aan. NEGEN-  PROEFNEEMING. J3 NEGENTIENDE PROEFNEEMING. J)e Ridder plaatfte eenen Indifchen Phaifant, met levendige vederen opgemaakt, die in een bloemkorf ftond, op tafel. Zoo ras de muzikanten begonden t* ftemmen, maakte zich dezelve eveneens gereed, om hen met zyne ftem te accompagneeren, hy wreef zyn bek, verhief de vleugels, bewoog den ftaan , en ademde eveneens, als of hy levend was. Wat men ook mogt fpeelen, fantazien, eige compofitie, 't zy ligt of zwaar, alles verzeide hy met zyne ftem. Hy was dezelve, die den overledenen koning van Zweden zoo veel moeite verfchafte, nadien hy fteeds uit het eene ftuk in het andere viel, en die men daarna noch van de wyz brengen, noch in zyn accompagneeren in de war helpen kon. Uitlegging. Achter den muur op den achtergrond, of onder het theater, (na men den Phaifant geplaatst heeft) zyn twee ftukken metaal, in de gedaante van holle kogels. Deze kogels, welke elkander niet gelyk zyn, dienen den helper des kunftenaars tot een fpraakroer, of leiden anders het echo zoo, dat zyne ftem op verfcheide hoeken te rug kaatst, gelyk twee holle fpiegels van onderD 3 fcheide  $4 NEGENTIENDE fcbeide boogen het beeld uit allerlei afftand uit het brandpunt werpen. De helper, die de ftem van den Vogel of Phaifant namaakt, zingt de aria's, welke de muzikanten uit het hoofd, of na voorgelegde nooten fppelen. Wanneer de aria, welke men begeert, ie «waar is voor de muzikanten of den helper, om voor de vuist gefpeeld te worden, dan zegt men aan het gezelfchap, dat men, om het ftuk nog treffender te maken, eerst met een fchoone bekende aria zal beginnen , en daar op fchielyk tot het begeerde lied zal overgaan, om den vogel te verrasfen en hem de uitvoering der opgave onmogelyk te maken. Eenige muzikanten maken zich dit ogenblik ten nutte, om fpoedig het oog pp de moeijelykfte pasfages te werpen, en beginnen het lied niet eer, voor zy het ten vollen meester zyn. De helper bedient zich van de twee onderfcheide weêrklanken, om zyne ftem naar de plaats te rigten, waar de vogel in zyn bloemkorf zit. In het lichaam van den vogel is eene kleine dubbelde blaasbalk, eveneens gelyk by een klein draayorgel, en tusfehen zyne voeten heeft hy eenen beweeglyken wervel (eheville), welke den blaasbalk in beweging brengt. De wervel en de bloemkorf rust op een ftuk hout, dat men door de bloemen niet zien kan. Dit ftuk hout, dat loodregt op den beweegbaren grond van den bloemkorf rust, kan den blaasbalk ligt beweegen , en door de veêren, die onder het tapyt zyn, in beweging gebragt worden, zoo ras de helper de koperdraaden, welke door den voet van de tafel gaan , aantrekt. Op deze wyze brengt men den blaasbalk in beweeging, om het licht uit te blazen en den aanfchouwer te bewyzen, dat de toonen in de daad uit de keel van den Phaifant komen. ?t welk de wmd bevestigd welke uit zyn  PROEFNEEMING. 55 zyn bek uitgaat. Neemt men den Pbaifant in de handen , dan moet men den blaasbalk met de duimen bewegen , waardoor alsdan de wind, welke gelyk voorheen het licht uitblaast, de aanfchouwers in den waan zal brengen, dat de vogel, zonder toedoen van eenige machine, welke onder de tafel of het theater, of achter den muur op den achtergrond verborgen was, zong. Ook kan men den Phaifant een licht, zoo even uitgeblazen , weder laten aanfteeken; wanneer men te vooren een weinig bloem van zwavel, het welk de fpoedige ontbranding bevordert, in het pit van de kaars gedaan heeft, en hetzelve voor de bek van den vogel houd. Een bekwaam kunftenaar alhier, de heer Lohfe, dezelve, die het model van den telegraaph, welke wy hier (te Berlyn) hebben, uitvond, weet niet alleen deze proef te döen, maar ook den geheelen apparatus daar toe te vervaardigen; gelyk ook in het algemeen alles, wat tot de proef, welke wy befchreven hebben, vereischt word. Deze bekendmaking twyfFele ik niet, of zal veelen myner lezers aangenaam zyn. TWINTIGSTE PROEFNEEMING. e Ridder haalde een fchietgeweer voor den da?, 't welk de gedaante en grootte van een vogelroer had. Men bezag het te voren nauwkeurig, en na dat het D 4 door  S6 TWINTIGSTE dooreenen der omftanders geladen was, bond de heer Pinetti hetzelve , met de loop na de zolder gericht , vast aan een tafel, insgelyks vooraf onderzogt, en ging toen eenige fchreden van de tafel af ftaan. Voorts gaf hy een zeker perfoon het commando over het geweer , 't welk op het enkel woord; vuur! ogenblikkelyk afging. Verklaaring. Men bind het geweer zoo aan de tafel, dat een fpringveer in dezelve verborgen, het geweer eveneens aftrekt, als wanneer ik, gelyk gewoonelyk, den trekker derwyze drukke, dat de haan met geweld op de pan flaat, en vuur geeft. Het geheele mechanismüs , het Welk hier toe vereischt word, moet tamelyk fyn zyn; voor het overige is het zoo ligt te vervaardigen , dat byna ieder gefchikt werkman het fpoedig maaken zal. . EEN-EN-TWINTIGSTE PROEFNEEMING. D e Ridder verzogt een Doos. Uit veele , welke men hem aanbood, zogt hy de grootfte uit. Na dat hy de tabak uit dezelve had uirgefchud, lag hy . ze op een zilvere fchotel. Hier op verzogt hy verfcheide van het  PROEFNEEMING. 57 het gezelfchap een getal te noemen, en eenen anderen der omftanders de doos regt op ra de hoogte te houden Zoo dra dit gefchied was, floeg een onzichtbaar horologie, in de doos getoverd, telken reize het opgegeeven „etal. Na verfcheide proeven hier mede gedaan te hebben, opende hy de doos, het horologie was verdweenen, hy fchudde 'er de tabak weder in, en gaf de doos den eigenaar terug. Uitlegging. Ik zal eerst de gewoone wyze, waarop deze proefneeming bewerkt word, verhaalen, en daarna de ver» andering opgeeven, welke de Ridder daar by gemaakt heeft. Men brengt binnen in een tafel, welks onderfte deel dubbeld, en welks bovenfte deel niet zeer dik is, een magneetftaaf, die eene lengte van omtrent vyf duim heeft, en door welke een as gaat, waarom zy zich ligtelyk, en zonder geraas te maaken, kan omdraaijen. Aan dit as word een rol vastgemaakt, welke twee duimen in haar doorfnede heeft, en aan welke men een fnoer vastmaakt, dat rond haar loopt, en dat rond eene andere rol van even groot diameter omloopen moet. Deze rol koomt over een voet van de tafel te ftaan. Deze voet moet zoo wel als de andere voet gedraaid zyn, en wel zoo, dat eene beweegbaare verfiering aan dezelve, door haare rond om gaande beweging, deze rol kan met zich trekken, 't welk zeer ligt gefchieden kan, wanneer men dezen voet uit twee onderfcheide ftukken laat vervaardigen, waar van het grootfte een vooruitfteekend yzer ftift heeft, het welk D 5 met  5* EE N-EN-TWINTIGSTE met het uiterfte einde in een ftreep van yzer, van binnen in deze tafel, in de eene wervel aangebragt, vast ingefchroeft is. Het andere ftuk moet echter uit een .ander beweegbaar fieraad, en eveneens uit een rul beftaan, welke aan een vierhoekig as mc■«-. fteeken. Het bovenfte dunde deel van dit ftuk, moet in het onderfte blad van de tafel ingaan, en zich ligtelyk laten omdraanen. Het geheele ftuk moet eindelyk op de yzere pen zoo beweegbaar zyn, dat, wanneer men dit fieraad omdraaid, de bovenfte eerfte rol zoo wel, op welke de magneetftaaf ftaat, als ook de andere rol, zich terftond omwentelen. Wanneer men nu dit fieraad geheel omdraaid, dan zal, daar de beide rollen, welke hier door in beweging gebragt worden, eenen evenredigen diameter hebben, de magneetftaaf op de eene vastgemaakt, zich geheel omdraaijen. Hier uit volgt nu, dat men door middel van eene kleine fpitze, welke op dit fieraad gemaakt is, de ligging en den ftand ligt erkennen kan, welke men aan deze ftaaf moet geven, en dus ook aan de magneetnaald , welke onder het tafelblad verborgen is , daar deze te gelyker tyd dezelve richting zal aanneemen. Vervolgens laat men zich een kleine ronde beker van wit blik maaken, welks dekzel en zyden met veele gaten voorzien zyn, en brengt op den bodem van denzelven een kleine magneetftaaf, welke met een klep voordien is , en zich van agteren omdraaid. Men voorziet dezen ronden beker verder van binnen met een klein uurwerkje, derwyze, dat het eene einde van de magneeiftaaf 'er tegen aan liaan kan. En nu fteld men dezen beker op de bovenfte magnetifche tafel, zoo, dat het eene einde van de maguettftaaf, 't welk in  PROEFNEEMING. 59 in de tafel verborgen is, boven den beker uitgaat, en dat het klokje binnen den kring valt, welken ik het kan laten befchryveu. Wanneer ik nu de magneetftaaf, in de tafel verborgen , in een kring beweeg, welke eenigfints over het ftaniipuiiét van de klok op de tafel henen gaat, dan zal dezelve te gelyk de kleine ftuaf, welke in de doos fteekt, met zich voorttrekken, zoo dat zy tegen de klok, welke haar in den weg ftaat, flaan moet. Dit kan men zoo dikwerf herhaalen als men wil, wanneer Bien , namentlyk, de magnecftaaf binnen in de tafel, fteeds op haar voong ftandpunt te rug brengt, en als dan haren loop op nieuws laat beginnen. Om nu op de modificatie van den Ridder te komen, dezelve is op deze wyze ligt te verklaren. Het geheele geitel is zoo ingerigt, dat men het gevoeglyk in een tabaksdoos kan brengen. Terwyl men zich eenige groote doozen van de aanfchouwers laat geeven, zoekt men 'er een uit , die zeer veel gelykt na die, in welke zich het bakje met de magneet bevind. Men moet deze dan fpoedig met elkander pogen te verwislelen. Om de genen, aan wie dit talent der handen niet gegeven is, te gemoet te komen, beveel ik eenen daar toe gefchikten apparatus, die elk fchrynwerker maaken kan. Men brenge in een tafel twee ronde klappen, welke door de drukking van een veer te rug in het binnenfte van de tafel kunnen flaan. De eene dezer klappen moet bij de proefneeming open, de andere toe zyn, Terwyl beide nog open zyn, breng ik de twee dekzels door de openingen, die na eene nauwkeurige afmeeting, zwaar zyn en volkomen fluiten. Zy zyn derwyze met een rol in de tafel aan elkander verbonden, dat,  6o EEN-EN-TWINTIGSTE dat, wanneer de eene daalt, de andere ryst. Op den gedaalden ftaat de doos voor de proef, en de klap fluit de opening. De andere klap is binnenwaards nedergeflagen, en de opening word door het andere dek. zei gefboten, De tafel fchynt dan volkomen onbefchadi.u te zyn. Dan plaatze ik de geleende doos op dit dekzel en drukke op de veder der aanfluitende klap, zoo dat zy aflpringt en nederflaat, te gelyk koomt door eene tweede drukking de doos tot de proefneeming te voorfchyn, de geleende doos echter verdwynt, en de klap tot de opening (laat toe. Deze nieuwe doos word voorts op de plaats, waar zy hoort, gezet, zoo dat zy zoo goed, als eenige duimen loodregt opgeheven, de vereischte werking op de voorfchreve wyze doet. Na de proefneeming herhaald men het kunstje met de doozen, en het horologie is, gelyk van zelve fpreekt, in de geleende doos getoverd. TWEE -EN-TWINTIG STE PROEFNEEMING. !Een glaze fles, met welriekend water gevuld, en met een foort van züvere fchop voorzien, wierd door den Ridder op de tafel geplaatst, op het geluid der muziek Sprong een zekere kaart, welke een perfoon uit het gezelfchap getrokken had, te voorfchyn, en we)  PROEFNEEMING. 61 1 fchielijk of langzaam , na dat de maat van het k, 't welk gefpeeld werd, het vereischte. * Verklaaring. Men moet door éénen der aanfchouwers een uitge3gte kaart, welke men hem uit een fpel aanbied, rekken laten, en het fpel daarna zoo in de zilvere fchop leggen, dat de getrokke kaart op een naald, ge» lyk een haak geboogen koomt te ftaan. Aan deze naald moet een draad vastgemaakt zyn, welke onder de kaart in het fpel opryst, langs het bovenst deel van de lepel loopt en weder door de tafel onder het theater koomt. In deze gefteldheid moeten de kaart en het haakje, zoo ras de medehelper den draad aantrekt, zich opheffen, dewyl de draad over den rand der fchop loopt, en dit met zoo weinig wryving gefchied, als of hy over een kleine rol getrokken wierd. Wil men de kaarten met zoo veel behendigheid in de fchop brengen , dat de aanfchouwer in het geheel geen voorbereiding gewaar word, dan moet men 'er niet die in leggen, welke men in het begin aan het gezelfchap getoond heeft, maar een ander fpel neemen, waar in de bedoelde kaart, de draad en het haakje reeds vooruit in gereedheid gebragt zyn. Men kan ook ook voor en na meer kaarten laaten te •voorfchyn fpringen, wanneer men flegts meer zulke haakjes hïeft, die eene of meer der andere, in een zekere afftand aan den zeiven draad vastmaaken. faiccb bfoYf iskpVV auJ} , èb&ftl&'itt taïï' ïpw jteanid nsv ns, ^ïjjjIsïj mttn Jpif ¥ s!<••>•!« flv,« o > r,bsw vtfb ■ .. . ••••.15 n» »ïn 'i ■i»WWk)t DRIfi- ' Él' ' d '*}ï  DRIE-EN-TWINTIGSTE DRIE-EN-TWINTIGSTE PROEFNEEMING. e Ridder deed een verbrand fchrift wederom te voorfcnyn komen. UlTLRGOING. Hiertoe moet men een gewoone brievetas neemen en dezelve met zwart papier laten overtrekken.. Of men laat eenige vellen papier in een octaaf formaat in een pappeband liaan, vervolgens affnyden en eveneens met zwart papier overtrekken. 'Aan de voorfte zyde van de brievetas of aan den baad, word in de pap, voor dat 'er het zwarte papier als overtreKzel word opgelymd , midden in de tafel een vierhoekig ftuk papier uirgefneeden, zoo dat het overige van de tafel flegts de form van een bloot raam behoud , en dan Word het papiere overtrekzel 'er op gelymt, zonder dat men echter op dezelve wyze het papier te vooren doorfnyd. Het papiere overtrekzel blyft geheel, en word aan de voorfte zyde flegts op het papperaara vastgemaakt. Het uirgef„ede ftuk papier word daarna weder op zyn plaats in het raam gelegt, en van binnen na achteren met een charnier voorzien, zoo dat dit uitge*  PROEFNEEMING. tf, nitgefheden ftuk binnen in de tafel een kleen deurtje verbeeld, en na buiten enkel met het zwart papier bedekt is, waarmede men de brievetas of het boek over» trokken heeft, aan het welke zich dit kleine deurtje Volmaakt fluiten moet, wanneer het toegemaakt is. Vervolgens mengt men een weinig zwanfel met een weinig zwarte zeep, en wryft hier mede het binnenfte deel van het papier daar, waar het de opening bedekt, welke tri het pappe dekzel gemaakt is, en dus de oppervlakte van het papier achter het deurtje, ter dege in, zoo dat het daar mede geheel overtrokken word , doch flegts op deze wyze, dat een wit papier, het welk daar tusfehen en tusfehen het deurtje gelegd word, 'er niet vuil van word. Voorts moet men een potloot, met het welk het fchryven, wegens de hardheid eenigfints moeilyk valt, en een vierkante , blikke, zeer vlakke doos by de hand hebben, die door middel van een gelyk doorlopenden bodem dubbeld gemaakt en ongemerkt boven en onder kan open gedaan worden Zy moet eenigfints grooter als het verborgen deurtje zyn. Wanneer men nu , na het open maken van het deurtje, in de opening van de voorfte tafel, welke zich onder het papiere overtrekzel bevind, een blad wit papier legt, het deurtje toemaakt, en vervolgens uiterlyk een ander papier van gelyke grootte, op de oppervlakte van de brievetas of van het boek legt, op de plaats, onder welke zich de bovengenoemde com» pofitie bevind, en 'er dan met het ftraksgemelde potlood iets op fchryft, dan zullen zich deze zelve letters eveneens op dat papter teekenen, het welk zich onder bet bovenfte papiere dekzel bevind. Men geeft flegts, wanneer men de proef wil doen, aan  04 DRIE-EN-TWINTIGSTE aan een perfoon zulk een potlood en een blaadje,, 't welk. men oo de voorfchreeve wyze op de beftemde plaats legt. Uit papier moet echter zeer voorzigtig en ongedwongen op de brievetas of op het boek gelegt worden, even of dit flegts gefchiede, om dat die perfoon op die plaats beter lchryven kon. Wanneer hy nu iets na zyn goedvinden daar op gefchreeven heeft, dan zegt men hem, dat hy het befchreeven papier bewaaien moet, en men neemt de brievetas of het boek weder weg. Hierna laat men hem het papier verbranden, waarop hy gefchreeven had, en men zegt hem, dat hy de asch daar van niet moet weg doen. Ondertusfchen legt men, onder bet voorwendzel, dat men die zoogenaamde blikke doos hierbij wil haaien, in de eene opening van dezelve het papier, het geen bedekte! yk in de voorfte tafel tusfehen het zwart papier en het deurtje gelegen heeft , en waarop een getrouwe copie is overgedrukt van dat gene, dat van buiten was gefchreeven, en zoo brengt men deze doos hier by ; men opend haar aan den anderen kant, die nog ledig is, en legt in tegenwoordigheid en voor de oogen der gene, voor wie men deze proef doet, een wit papier van gelyke grootte, op 't welke men de asch van het vcbrard papier ftrooit- Men fehud hierop de doos eenige malen, en draaid haar dan fchielyk en onmerkbaar om, vervolgens maakt men ze aan de andere zyde open, en men toond het fchrift dat verbrand wierd, en waarvan men beweerd, dat het uit zyne asch weder verreezen is. Men laat dit hierop nauwkeurig onderzoeken, door den perfoon die het fchrift gefchreven hetft, en die ftraks zyn hand en de trekken van zyn pen herkend. M^n kan ook, wanneer men wil, op de achterfte zyde van de brievetas, of het boek, even  PROEFNEEMING. é$ even zulk een deurtje in het bordpapier laten maken * en gelyk het ander papier van het overtrekzel, met zwarte verw, zoo ook dit met rood kryt overtrekken. Wanneer men alles op deze wyze heeft ingerigt, dan heeft men het voordeel, dat men aan hem, die fchryven wil, de keuze kan overlaaten, of hy zwart, dart of hy rood wil fchryven. Na gelang hy nu zwart of rood verkiest, laat men hem op de voorfte of achterfte zyde van de tafel fchryven. (Wanneer men op de plaats, waar men deze proef te werk fteld, een geheime kast heeft, in welke men op een Vertrek daar neven komen kan, dan behoeft men de brievetas of het boek flegts in deze kas te leggen , waar op de verborge perfoon de copie van het gefchrift 'er uit neemt, en net in de doos legt. De gene, die deze proef maakt , opend eenige ogenblikken hierna wederom de kast, en neemt 'er de doos uit, waar door het geval nog wonderlyker word.) VIER-E N-TWINTIGSTE PROEFNEEMING. De Ridder liet een gébraden kalfskop brengen, die bulkte, E Ver»  £6 VIER-EN-T WIN TIGSTE V e r k l a a r i n g. Men gebruikt hiertoe een klein doosje, boort hetzelve vol kleine gaatjes, neemt dan een levende kikvorsen en plaatst denzelyen daarin , te voren echter belegt men het doosje met groen loof, zoo dat de kjkvorsch het niet aaqraaken kan. Wanneer men nu djj ka:;,l.-op op tafel 'brengt, dan word het doosje met den kikvorsch in den mond van de kalfskop geftooken. Z o ras de jklkyorsch nu de hitte gevocjd , zal hy beginnen te kra.fchcn, en terwyLzyn" ftem' opgeflooten is, zal zy niet anders klinken, dan die van een kalf, dat bulkt; 't welk dan by de tegenwoordig zynde perfoonen gelag en verwondering zal verwekken. V Y F-E N-T WINTI GS TE PROEFNEEMING. • D Ridder bragt een bloem uit hare asch wederom te voorfchyn. Verrlaaring. Men gebruikt hiertoe een klein zeefje met eenen dubbelden bodem , waarvan de eene tot bedekking van het  PROEFNEEMING. éf riet zeefje, de andere echter tot het opvangen van dat gene dient, het welk door her zeefje valt. Verder moet men verfcheide natuurlyke lichaamen, die ligt te verbranden zyn, gereed hebben, b. v. Blader! VSfi planten, bloemen, takken en'diergelyke. Deze i'chaamen moet men echter met een fympathetifche inkt, van een lymachtig foort (*) , op eene onzigtbare wyze op -het napier hebben afgetekend. Ook moet men van een klein plankje voorzien zyn,- in het welk eenige kleine fraaie magneetftaven verborgen zyn, gelyk men dan ook een klein doosje met yzervylfel , 't welk zeer zuiver zyn moet, by de hand moet hebben.' Wanneer men een aldus toebereid blad papier, aan het welk men van de tekening, zich daarop bevin- AanAa Tilote marlrav 1, „„ A„~ ^„/4o„a„„ 1 1 Van het zeefje legt, maar van het yzervylfel iets in het zeefje (*) Deze inkt bevat in het algemeen alle die vloeibaarheden itt zich, welke geen koleur bezitten, en dus, wanneer zy tot fchryven of aftrekken op het papier gebruikt worden, onzïgtbaar blyven; maar evenwel na het aftrekken een weinig lytnachrigheid overlaten, en hierin legt de grond, dat men bet daarmede geteekende zichtbaar maken kan, wanneer men een zagt gekoleurd ftef daar ovet ftrooit. Uaar toe kan men alle taije ongekoleurde fappert van vrugten en planten gebruiken. Onder anderen zyn daartoe diennVg alle fappea van appelen eh peerén , citroenen , kweën, uijen, het verfche fap van geele wortels, melk, enz. Met alle deze ondeifcheide vloeibaarheden kan men op papier fchryven, en na het gedropgt is, op de voorfchreve wyze het onzigtbaar fchrift te voorfchyn- brengen Men kan op dusdanige wyze ook zulk een fchrift of tekening, met gemaalen goud of zilver, of.met een fyn ftofzand, 't ïvfflk, het zy met vermiljoen, het zy met florentynfebe lak kan geverwt worden , beftrooijen, en alzoo eeue coode of ook eene. andere koleur K voorfchyn brengen, AuB. È a  68 VYF-EN-TWTNTTGSTE zeefje werpt, en hetzelve dan fchud, terwyl men het tevens op dit kleine plankje zet, in het welk de magneetftaven veib>rgen zyn, dan zullen alle deze kleine yzerdeeltjes, door het zeefje vallende, elkander naderen, en op de plaats van het pajder, waar zich de tekening met de lymachtige onzigibare inkt, bevind , blyven hangen, maar even daardoor ook de figuur, die verborgen was, zigtbaar maken. — Men bied vervolgens tot verlustiging eenige van de voorhanden z'ynde natuurlyke üchaamen, welke men ook op papier afgerekend in voorraad had, aan een perfoon aan, en laat hem de vrye keuze, in het verbranden van eene derzelve. Du nu gefchied zynde, fchud men de asch daarvan, met eenig vylfel vermengt, in het zeefje, en legt te gelyk het papier met de verborge tekening van het verbrande lichaam in den onderften bodem van het zeefje, fchud het vervolgens een weinig, terwyl men het op het plankje van de magneetftaaf zet, en daarna toond men, dat de deeltjes van de asch des verbranden lichaams de gedaante van hetzelve lichaam wederom voortgebragt hebben. ZES-EN-TWINTIGSTE PROEFNEEMING. jT)e Ridder verzogt eenige goude en zilvere munten, uit welke hy één ftuk uitzogt. Dit lag hy in een fnuiftabaksdoos, welke hy daarna aan.eenen der aan- fchouwerg  PROEFNEEMING. 69 fchouwers gaf, en daarop ter zyde giug. Hy verzogt dezen perfoon, de doos een weinig te fchudden, zoo dat men het ftuk van binnen hoorde. Hy liet de doos ten tweedemaal fchudden, en men hoorde het Ituk niet meer; ten derden male, en men hoorde het wederom, maar ten vierden male was 'er niets meer in. En zoo liet het zich fteeds hooren of niet hooren, na dat het die aanfchouwer wilde hebben. Naderhand toverde hy hetzelve in de fchoen van een voornaam peTfoon uit het gezelfchap, welke in geen de minfte verdenking van verftandhouding met hem ftond, zoo wel uit hoofde van haar rang, als van haar bekend voortretfelyk en onberispelyk karacter. Verklaaring. Men kan zich wel meer doozen voor deze proefneeming laten geven, men moet echter fteeds zorg dragen, om de uitgezogte met eene* andere, tot de proef voorbereid, te verruilen; en deze laatfte is zoo ingerigt, dat, wanneer men dezelve zeer zagt op en neder fchud, het ftuk geld, daar in gelegd, gehoord kan worden. Wanneer men dezelve daarentegen in eene horizontale legging fterk fchud , dan drukt een kleine veêr op het ftuk en verhindert het te verfchuiven. Dan maakt men de aanfchouwers wys , dat het verdweenen is. De kunftenaar raakt dan de doos aan, onder het voorgeven, als wilde hy toonen, hoe men dezelve fchudden moest, en trekt (zelfs wanneei men haar mogt hebben toegeflooten, en dé verwisfeling in het begin was achtergebleven, zoo dat men terftond de doos voor de proef te voorfchyn gebragt, het geld 'er in gedaan en E 3 ze  f.Q- Z-E S - E N- T W f N TI G S T E ze geflooten had) het, ihik 'er nu ligtelyk uit „dooreen kleine heimelykeopeajng; dit zelve tvdpiiacr. tr^akt hy .zich ten nutte, om'er een valcch Huk iu te .brengen, geeft dan de doos aan dezelve, .perfoon., aan welke hy ze te vooren gaf, en houd nog, immer liet geloof kvendig, dat het ftuk 'er al of niet'in is, pa dat da dpos gefchud word. Eiudelyk laat hy het ftuk geii in, de feiioen van een perfoon vinden, het welk op. tweederki wys gefchieden kan. Het zy door verftand-" hpudiug met die perfoon, door haar een ftuk goud of Zilver, 't wek hy uit verfcheide andere, had uitgekoozen, toèteftcekenj of door zich voor de voorltelliiigj, van de list te bedienen, om zulk een ftuk op den grond3 te leggen, waar die perfoon gewoonlyk plaats neemt. Jn het laatfte geval het daar vindende, doet men die perfoon gelooven', dat zy het, ondet het uittrekken yen den fehoen heeft laten vallen. -Dit laatfte kan zeer goed in een loge -gefchieden, en zal, wanneer het een perfoon van rang. en. een edel karjcïex treft, de verwondering der aanfchouwers ten top voeren. Heeft men daartoe, een helper in de nabyheid van deze per-j foon, dau laat dezelve van zyn voet, een daar toa ge* ?eed-gehouden ftuk geld yalien op l et ogenblik dat zy de fchoep uittrekt,. om de verruiling, op deze.wyze taI volbrengen. Hoe vaak .men de verftandigfte. perfoonen rtidus bedriegen kan-, heb ik zelve eens gezien. Een Uupftig aangelegde tovery kan echter eenen kunftenaar van dit tooit, zoo,dra-zy goed word uitgevoerd, niet te laste, gelegd worden , daar het van zelve fpreekt, daty h| ü«g$s door middel van dezelve, eenige weinige ftukken kau uitvoeren. , ,., gen gochclaar wierd in Frankfort'aar. den Main, aartr Èjgt kuis van eenen ■ myuer vrienden geroepen. By hef; inkomen  PROEFNEEMING. 7\ inkomen zeide hy tot een heer van adel, welks.pVyr fiognomie hem veelbelovend fcheen : „ Uw Genade „ weet zeer wel, dat ik geen bovennatuurly'; Wezen % t, „ mag ik U de goedheid vergen, om dit klein popje in „ het bed van de genadige vrouw te leggen." Myn vriend was van adei en getrcuwt. De heer van \\.. . (dus was zyn naam) voldeed aan het verzoek van onzen duizend kuiiftenaar. Niemand had onderrasfehen iets gemerkt. Zoo ras hy inkwam, liet hy ee ie. kleine pop, welke hy hansworst noemde, allerhande buigingen maaken, en dezelve in een gqjukkjg ogenblik verdwynen. Waar is myn pop, fprak hy — bal dus ging hy, na zich een ogenblik btfdagt te hebben", voort, zy heeft zich in het bed van de genadige vrouw nedergelegt, en wil zich koesteren. De vrouw van den huize verzekerde hem, dat hy zich bedroog, daar zy zelve haar kamer toegeflooten, en den fleutel aan een kamermeisje, hem geheel onbekend, en welke thans in het achterhuis was, had gegeeven, terwyl haar flaapkamer zelve zich in het achterfte gedeelte van het huis bevond. Hy herhaalde zyne verzekering. Men liet in de kamer aan de ftraat zorgvuldig op hem pasfen; hierop begaf men zich na de flaapkamer en bevond alles zoo, gelyk hy .gezegt had. Het kamermeisje was zelfs uit, en zwoer 'er op toen zy te huis kwam, dat zy aan niemand den fleutel had gegeeveri. Voor allen bleef deze zaak een onverklaarbaar raadzef. Eindelyk loste ons de heer van B... ketBelve' tor Verwondering op. Hy was door een zydeur, uit het werkkabinet van den heer'dés-huizes, in het tlaap vertrek van de genadige vrouw gekomen. Even zoo weet ik, dat men op zulk een theater in Giesfen, een voornaam heer, zonder zyn weten twee E 4 Frederik:  1% ZES.EN-TWINTIGSTE Frederiks d'or in de rokzak bezorgt had, welke hy'er, lia dat hy wegens eene onpasfelykheid het theater verlaten had , by het uittrekken , in vond. De proef bleef, wegens dit onvoorziene toeval achter, en de goude (tukken wierden, gelyk natuurlyk is, terug verzogt. Ik geloof, dat men zulke hiftorien daardoor natuurJyk en verklaarbaar vinden zal; zy benadeelen echter den Ridder zoo veel te minder, daar hy omnogelyk anders, dan op eene en dezelve wyze kan te werk gaan, en daar hy, al ftonden 'er bovennatuurlyke krachten, of nog onbekende natuurkrachten onder zyn bewind, 't welk hy zelve echter tot zyne eer ontkend, geker niet in het openbaar optreden en voor geld fpeelen zou. — Het verftrekt hem fleeds tot eer, wanneer hy de tovery fya aanlegt en goed uhvoerd. ZEVEN-EN-TWINTIGSTE PROEFNEEMING. Op een voetftuk Honden drie klokken, welke ge«Jieele, halve en vierendeel uuren floegen, zoo als men het begeerde. Het voetftuk bevond zich op een vry flaande ? geheel afgezonderde tafel. Ver-  PROEFNEEMING. 7a VER.KLAAR.ItJG. Deze tafel was de boven befchreeven magnetifche tafel, en door middel van den magneet worden de hamers in de klokken zoo geleid, dat zy zoo menigwerf moeten aanflaan als men het begeerd, en zoo langzaam of fnel, als men den magneet onder de tafel langzaam of fnel zyne beweegingen laat maken. A G T-E N-T WINTIGSTE PROEFNEEMING, D e Ridder zogt de aanfchouwers met een ftandbeeld te vermaaken, 't welk een hovenier verbeelde, die een bloemkorf, waarin zich twee kaarfen bevonden, op het hoofd droeg. Men ftak dezelve aan, en zy gingen op het bevel der aanwezeuden uit, nu eens beide te gelyk, dan de een na de andere, door den adem van den Ridder, die 'er tamelyk ver van daan ftond. Verklaar ing. - Onder elke kaars is in den bloemkorf een blaasbalg, welke de wind door een klein pypje na de vlam leid. De helper, die de fpringveêr, zich onder het rapyt E 5 bevin-  74 AGT'-EN. TWINTIGSTE bevindende, in beweging brengt, trekt de beide blaasbalken, of te gely*-,; of de een na de a'ndere op, Z00 dat de kaarfen daar door ter behoorlyker tyd worden uitgeblaazen. Men kan ook deze proef4te werk ftellen, zonder een -blaasbalk onder elke kaars te brengen; het behoeft flegts een kMn tnecMsmus, door middel van 't welk men , by een lamp, de pit van het licht in olie doopt, zoo ras de ipriugveüren èewoogén worden; maar dit middel is niet zeer aanteraden, om dat de pit in de olie gedoopt, zich niet zoo ligt weder zal laten aanfteeken, wanneer men de proef wil herhaalen. N E G E N.E N- T W I N T I G S T E PROEFNEEMING. De Ridder toonde een havik , die den kop fteeds' regts en links bewoog, daarby eene lachende miene aannam, de oogen omdraaide, en de oogleden bewoog Zy opende en floot de oogen, volgens den wil der aanfchouwers. V E R K. £. A A R I N G. Dit konstwerk verraad veel ;fyn mechanismus-, en doet den uitvinder' eer aan. Het word eveneens door fpfiiigveêren onder het lapyt in'beweging -gebragt. DER-  PROEFNEEMI N J6B|q- Veruaarimg van ben RIDDER,, . Men fnyd een drie van fchoppen zeer net uit, zoa dat men daar , waar anders de drie oogen ftonden , 4qqx het- kaartend/.kan heenen zien r alsdan neemt men  PROEFNEEMING. 87 men een ruiten aaz en legt het onder de uitgefneden drie van fchoppen, in acht neemende, dat het ruiten aaz nauwkeurig gedekt zy, door de fchop die in het midden van de uitgefneden drie is; alsdan ftrykt men eene rol pomade lugtig over de uitgefneden plaatzen, zoo dat het fchoppen oog door de pomade op het ruiten oog word afgedrukt. Op dit afdrukzel ftrooit men alsdan gitpoeder, het welk zeer ligt op de plaatzen, die met pomade beftreeken zyn , zal blyven kleeven, en dus een drie van fchoppen op het blad van ruiten aaz zal v«rtoonen. Men neemt een ruiten aaz in de hand en legt 'er op . de omgekeerde zyde een fchoppen drie onder. De perfoon, die de gereed gemaakte drie in zyne hand heeft, mag dezelve vry aan het gezelfchap vertoonen, en men laat op zyn beurt het ruiten aaz zien. Men verzoekt hierop dien perfoon , dat hy zyne drie van fchoppen het onderfte boven op het kleed legge, 't welk op de tafel ligt; terwyl men hem beveelt, de kaart met de hand wel te bedekken, en daarna vraagt: of hy nu wel verzekerd is, dat het een fchoppen drie is, welke hy onder zyne hand heeft. Op zyne ftelüge verzekering dat dit zoo is, begint men met hem te fchertzen , en terwyl men zyne hand wegfchuift , waarmede hy de kaart bedekt, beweert men, dat hy zich bedriegt, want dat zyne kaart ruiten aaz is. Door de beweging, welke men hem, door de verfchuiving van zyne hand, doet maaken, blyft het gitpoeder aan het tafelkleed hangen, 't welk de fchoppen drie vormde, en het ruiten aaz, 't welk 'er onder verborgen ligt, komt wederom te voorfchyn. Natuurlyk is men dan zeer verwondert, indedaad een ruiten aaz in plaats van een fchoppen drie te vinden. Terwyl men hem F 4 dien  ga VEERTIGSTE dien trekfpeelt, zal men, de hand omdraijende, in welke men ruiten aaz en fchoppen drie rug tegen rug lag, de drie van fchoppen vertoonen , en het" gezelfchap doen gelooven, dat men dien perfoon dezelve op eene ongeiooflyke wyze ontfutzeld, en van onder zyne hand heeft weggetoverd , zonder dat hy het gemerkt heeft. Deze proef moet met veel behendigheid uitgevoerd Worden, op dat men het kleine bedrog niet ontdekke. Het gitpoeder word op de volgende wyze bereid: Men moet de git, na dat dezelve met eenen hamer jeeds verbry'feld is, in een metaalen mortier zeer fyn (tampen, en dan het poeder, 't welk daar van komt, door een lap neteldoek, of eene andere fyne zeef doen. Dit zeer fyn poeder doet men in een doosje; wil men "er zich van bedienen, dan 'neemt men een weinig «fsfchefi de vingers, of op een Rukje papier, en ftrooit het op de kaart. Hetzelve zal zich alleenlyk hegten op de plaatfen, die met de pomade befmeert zyn, en ligtelyk door de wryving wederom afvallen, welke plaats heeft, wanneer men de hand wegfehuift van hem, die de kaart bedekt houd, en de kaart zal in het geheel Iiiet befmet zyn. E E N-E N-V EERTIGSTE PROEFNEEMING. J3e Ridder wist eene kaart te raden, welke door eïn perfoon in het gezelfcuap was uugedsfgt, na dat by •1 • w  PROEFNEEMING. 89 te voren eenig nummer op een Huk papier gefchreven had, het welk de plaats in het fpel bepaalde, waar zich de uitgedagte kaart bevond. Verklaaring van den RIDDER. De geheele toeftel tot deze proef berust op eene wiskunftige zameuvoeging, en men heeft het volgende daarby in acht te neemen. Men neemt een piquetfpel, het welk men aan iemand uit het gezelfchap overgeeft, met verzoek, om de kaarten wel doortefchudden, en dit ook nog door anderen te laten herhalen. Men laat ze dan door verfcheiden perfoonen afneemen; alsdan moet men iemand uit het gezelfchap verzoeken, het fpel te nemen, eene kaart uittedenken, die wel te onthouden, gelyk ook het nummer alwaar dezelve zich geplaatst vind , tellende één, twee, drie, enz. en daarby de gedagte kaart mede in te fluiten. Men bied zich aan, om, terwyl deze verrigting gefchied, buiten,het vertrek te gaan, of zich de oogen te laten blinden, op dat men 'er niets van kan gewaar worden, of ook het nummer 't welk de plaats bepaald, waarin de gedachte kaart zich bevind, vooraf op te fchryven. Voorbeeld. ■' % O 1 T iï et -3 V - Pf SfwS 3 N T Men veronderftelle, dat die perfoon de i3'Ie kaart, welke eene harten vrouw is, heeft uitgedagt. Men neme vervolgens aan, dat het getal, 't welk men te voren heeft opgefchreven, nummer 24 is. Nu F S kome  $ro EEN-EN-VEERTIGSTE kome men weder in het vertrek, indien men 'er uitgegaan is, of late zich den doek afdoen, indien men zich heeft laten blinden, en zónder eenig ander onderzoek te doen by den gene, die de kaart gedagt heeft vraagt men alleenlyk om het fpel kaarten, en houd het onder de neus, als om te ruiken; als dan de handen op den rug houdende, of onder de tafel verbergende neemt men drie-en-twintig kaarten van onder het fpel af, dat is ééne minder, dan het getal 't welk men te voren opgefchreven heeft. Men legt deze drie - entwintig kaarten op het overfchot, wel oplettende 'er geene meer of minder te leggen, dewyl dit de proef zou doen mislukken. Is dit gefchied, dan geeft men het fpel wederom aan dien perfoon te rug, die de kaart gedagt heeft, en verzoekt hem de kaarten van boven af te tellen, doch zoo, dat hy van het nummer beginne, 't welk de plaats aanduid, waar de gedachte kaart lag. Zyne kaart de i3«te 2yndei za, hy moeten nen te tellen 14, en zo dra hy 23 zai 2eggen, moet men hem doen ophouden, hem zeggende, dat het nummer, 't welk men opgefchreven heeft, 24 is, en dat by gevolg de 24ne kaart, welke hy nu opnee'men Zal, hartén vrouw zal zyn, 't welk ook zoo zal be't/baStëü worden. - T W E E-E N-V EERTIGSTE PROEFNEEMING. De Ridder toonde eene zuil, welke in de gedaant'a van  PROEFNEEMING. gi van een conus was, van drie leeuwen wierd vastgehouden , en van een yzerdraad fpiraalvormig omwonden Was, Op het kapiteel van dezelve Hond een rydende postillion , met een trompet in de hand, waarop hy Maasde, zoo vaak de aanfchouwers dit begeerden. Langs het yzerdraad liep een elpenbeene balletje naar beneden, bewoog zich rondom de zuil, viel in den muil van eenen der drie leeuwen, en verbergde zich in denzelven. Terftond hierna klom het wederom de zuil op' tot aan den-voet van het paard, waarop de postillion zat, die daarop zoo natuurlyk op zyn trompet baasde, als of hy leefde. En nu begon het balletje zynen loop op nieuw, en viel wederom in de vorige opening. De postillion toonde ten flotte zyne bewonderingwaardige vaardigheid in het andwoórden op elke vraag, welke Sten hem deed, tot genoegen der aanfchouwers. Verklaaring. Het aanmerkelykfte by .deze proef is ontwyffelbaar het afglyden van het balletje langs het fpiraalvormig gewonden, yzerdraad. Ik heb in geene gefchriften over de natuurlyke toverkunst, ééne oplösfing daarvan kunnen vinden; hoe weinig het fchyne in te hebben, om dit verfchynfel te verklaaren, het moet ons wonderlyk voorkomen. De wet der zwaartekracht, naar welke elk lichaam, dat niet onderfteund word, in eene loodregte richting op den horizont het middenpunct, der aarde zoekt, fchynt hier eene uitzondering te gedoogen, en de Ridder indedaad in het bezit eener natuur» tracht te zyn, welke deze uitzondering -bewerkt. Deze  oa TWEE-EN-VEER TI GSTE Deze natuurkracht is echter geene andere, dan die der magneet, en het balletje is van binnen met yzer gevuld. Binnen in de conusvormige zuil is eene fterke magneet, aan welks beide polen, de beide uiterfte einden van den fpiraalvormig gewonden draad zyn vastgemaakt. Het gewigt van het balletje, 't welk flegts een dun omkleedfel of buitenrond van elpenbeen heeft, maar van binnen uit gegooten yzer beftaat, is aan de kracht der magneet in zoo ver gecvenredigt, dat het niet toereikend is, om het aantrekkend vermogen van dezelve geheel te overwinnen en het balletje te laten nedervallen , maar evenwel van de aantrekking der magneet niet geheel vernietigd word. Door den magneet beftendig aangetrokken, en door hare eige zwaarte in eene loodrechte richting op den horizont ter aarde gedreven, zoo dat eenigermate een evenwigt plaats grypt, 't welk elk ogenblik de Inelheid veroorzaakt, door den ftoot die op de bovenfte opening het balletje poogt op te heffen, volgt het balletje aldus de buigingen van den draad, en valt, daar het aan het uiterfte einde indedaad word opgevoerd in de opening, welke zicii aldaar bevind. Door een werktuig in de zuil, word het daarna weder opgeheven en na de bovenfte opening getrokken. Men behoeft haar'flegts een kleine ftoot te geven, en het valt, zonder den draad te volgen, als gewoonlyk, na beneden.' De postillion blaast in' de trompet, eenigfints; gelyk een fluit in een klok meelt; het kunstwerk"'echter, dat daartoe is' ingerigt, verkrygt de eerfle beweging, gelyk het andere tot beweging'van het balletje binnen in de zuil opwaards , door de fpringveer welke onder het kleed verborgen is. Om' dit duidelyker uitteleggen, wil ik met deze verklaaring de verklaaring van twee'gelyke proeven, welke echter niet van den Ridder zyn, verbinden. Men  PROEFNEEMING. 9% Men heeft een automaat, de fluitfpeler genoemd. Dit automaat ftaat geheel vry op een tafel, en blaast de fluit. Wanneer men aan den mond van het beeld een licht houd, dan blaast het met den adem, welke uit den mond gaat, het licht uit. De fluit geeft altoos denzelven toon , wanneer men de beweging der vingers belet, en de toon word hooger of laager, na mate de vinger van het automaat, wanneer men die opheft, meer of minder van de gaten verwydert is. Daardoor verdwynt het vermoeden, dat 'er in het lichaam van het automaat orgelpypen zouden verborgen zyn, en dat de toonen daar van daan komen, terwyl het automaat de vingers flegts in fchyn zou bewegen. In zoo ver heeft nu dit automaat niets voor den fluitfpeler van Vaucancon C*) vooruit; maar het volgende maakt het werktuig tot een onbegrypelyk wonder. k Men legt de aanfchouwers twaalf aria's op byzondere blaadjes voor, en rold ze daarna te famen, om ze elk in een omflag te doen, welke men dan te famen in een foort van breyzak (teekt. Elk dezer aria's is verfchillend; en nu laat de eigenaar der machine naar goedvinden eene uit de 12 aria's kiezen , en het automaat fpeeld terftond de aria, welke men gekozen heeft. Wat meer is, men kan de minuut of fecunde bepa-• len, waarop men wil dat de fluitfpeler zyn Ituk beginnen zal, en 'er zal geen ogenblik aan ontbreken. Zoo veele tegenwerpingen men tegen het mechanismus van dit beeld mogt maken, zoo veele vermoedens van eene heimelyke verftandhouding 'er mogten ont- , ftaan, zoo verdweenen zy alle echter tot niets, toen de eigenaar der machine het tegendeel door proeven ftaafde. Indien (*) 2ie de aannUrking op proaf ». klad*, tt,  n TWEE-EN-VEERTIGSTE Indien men geloven wil, dat het met den nuitfpelef eveneens gelegen is, als met den fchaakfpeler, behoeft men flegts het ongeJyk kleiner lichaam van dit beeld te befchouwen, en deszelfs inwendige bewerking nate* zien, 't welk de eigenaar van voren en vah achteren op eenmaal voor het oog bloot legt, en men zal niets zien, dan raderen, hevels, veêren, blaasbalk enz., als dan zal dit vermoeden geheel verdwynen. Waant men echter, dat een vertrouwt perfoon achter een muur verborgen zy, en op een gegeeven teken aan een draad trekt, om een magneet, in de tafel verborgen, voorttetrekken of te rug te fchuiven, en dat dit mineTaal door de attraftie, naar het goedvinden van dien verborgen perfoon, een yzer knipje zal loslaten, en daardoor het uurwerk, 't welk de ziel van dit automaat is, ter beftemder tyd aan den gang zal brengen: dan toond de eigenaar, dat de tafel met geene der naasbyzynde kamers in verband fta, en dat noch natuurlyke, noch kunstmagneet, het zy in, het zy op de tafel medewerke. Ook neemt hy het automaat, en draagt het uit de eene kamer in de andere, zelfs midden in den tuin, en hy verzoekt de aanfchouwers telkens, naar hun goedvinden het oogenblik te bepaalen, wan* neer de machine moet beginnen te fpelen. Eens fpeelde de eigenaar de machine een ftuk op de viool voor , en zy fpeelde het hem met de grootfte vaardigheid na; flegts op de wenk van een hand, fpeelde de machine het uitgezogte ftuk. Het is met de geheele natuurkunde, gelyk met de natuurlyke gefchiedenis gelegen; eene werking, waarvan wy niet terftond de oorzaak begrypen, en waarvan wy thans het eerfte voorbeeld voor ons hebben, is ons het onbegrypelykst wondsr. En ter niuwernood kenau  PROEFNEEMING. 9$ nen wy de verborgen dryfveêr van dat wonder, dat nu het eenige voorwerp onzer nieuwsgierigheid is, 0f wy lagchen over het kinderfpel; ó.' zegt men: is'het anders niet J terwyl men intusfchen , kort daarna by eene andere nog veel gewoonere en eenvoudigere, maar tot nog toe onbekende werköorzaak, zal uitroepen: 61 wonder bovenwonder! Wat maakt dan de fluitfpeler tot zulk een verbazend en onbegrypelyk wonder? een klein zeisje , in de kop van het automaat verborgen, dat van daar zonder zelve gezien te kunnen worden , alles ziet, wat 'er voor de half doorzigtige ftof, waaruit het voorhoofd van het beeld beftaat, en voor de glazen, waaruit de oogen gemaakt, zyn, omgaat. Het minde teken, dat de eigenaar der machine geeft, maakt, dat de vogel van plaats verandert, van de rechte na de linke zyde, of omgekeerd. 'Er word eene oeffening van byna twee maanden vereischt, om dit dan vogel te leeren, en het is even zoo bezwaarlyk, in dezen met dit diertje zyn doel te beryken, als zulk een vogel te leeren, midden in een lopend vuur van kruid zich dood aanteffellen , en zelve de lont te neemen, waarmede het een kanon losbrand. Zoo dikwils het zeisje van plaats verandert, drukt het op een' andere veêr die het bewonderingwaardige fpel voortbrengt. Nu geld nog de vraag, hoe het zeisje kan bewerken dat het automaat eene ariafpeeld, ver van hem gekozen, en waarvan het geen kennis droeg. Dit is het werk der natuurlyke tovery. De eigenaar van het werktuig toond indedaad twaalf onderfcheide aria's , maarhy werpt ze dan alle in een zak, die in het midden gedeelt is door een lapje linnen, dat men voor de, ^innenVoering- houd. De helft van de aak, waarin de toefchouwer  66 TWEE-EN-VEER. TI GS TE toefchouwer tast, bevat geene dezer aria's ; maar in plaats van die vind men eene en dezelve aria, twaalfmaal in twaalf verfchillende omflagen. En nu is het den eigenaar niet moeilyk vooruit te weten, welke aria men uit den zak zal nemén, en dan de machine zoo te ftellen, dat deze aria, en geene andere, gefpeeld word. Het zou vergeefsch werk zyn, wanneer ik hier tevers verklaaren wilde, door welke konstbewerking een automaat, dat men eens opgewonden heeft, by de dertig onderfcheide aria's fpeeleh, en dezelve vyf of zesmaal wederom hervatten kan: heeft men gelegentheid zulk een machine te zien, dan zal de eerfte opflag van het oog 'er ons meer kennis van bezorgen* dan eene zeer breede befchryving of afteekening. Ik twyffele niet, of daar zullen 'er zyn , die op deze machine welligt eenen veragtelyken blik zullen werpen, na vernomen te hebben, dat 'er eene kleine misleiding achter fteekt; maar deze dwalen zeer; in weerwil 'er een mensch by den fchaakfpeler verborgen is, en in weerwil 'er een zeisje in het hoofd van den fluitfpeler Zit, blyven zulke automaaten fteeds bewonderingwaardige meesterftukken, van den vindingryken geest der menfchen, en het werktuiglyke, het welk in dezelve gevonden word, maakt ze tot kostbare gedenktekenen van kunst en vlyt. Een automaat, even zoo merkwaardig, en het welk vry met dat van den Ridder mag vergeleeken worden , is het volgende : In Parys wierd in het jaar 1789 een eend, door de kunst nagebootst, vertoond, dat in een tob met water zwom, en zich gelyk een natuurlyk eend gedroeg. Midden in deze tob was een boom met bhden en vrugten behangen. Een flang kwam uit het water, kronkelde zich om den ftam des booms, en fteeg  PROEFNEEMING. 97 fheg tegen denzelven in een fpiraallyn tot aan de tak- ken. Qp , alwaar zy zich achter de b'taden verb .rg- Zy wied gevolgd van eene tweede, d_rde, vierde enz. Ook dit is werktuigkunst,, een klein bedrog met de fiangen lutgezondert; n en gel 1 t'r, dat deze in een grooc aantal voorhanden zyn, terwyl men 'er (1 gts . twee heeft, die uit den bodem der tobbe voorikojpën — geduuren.1 bet kruipen der eene op den ft tin van buiten, kruipt de andere van binnen na benetien, en door dit beurtelings op e.i neder kruipen, worden de aanfehouwérs in den waan gebragt , dat zy een groote menigte (langen zien. Daar ik by deze verklaring der proef van Pinetti met de triümphzuii, n.y met de uitlegging van twee foortgelyke , hoewel kundiger. proeven heb ingelaten, en zoo uit 'net magnetismus, in het gebied der werktuigkunde en misleiding ben overgegaan, wil ik my eene kkine ui.ltap over de laternamaeica veroorloven, en een beknopt verhaal van den lieer van Eckart'ianfen 'mf&tdeelen. Men zal zich op deze wyze een tameiyk volledig begrip leeren vormen , hoe men door verduldig nut te trekken van natuur , ligtgelovigheid en kunst, zich dra tot den rang der tovenaars verheffen kan. Ik ging eens met eenige perfooren wandelen. Het was reeds fchemer-avon 1, en wy gingen buiten de dad, op eene zeer afgelegene plaats, een groot, oud, fomber gebouw voorby. Dit was eene zeer gefchikte plaats, om de geesten te bezweeren, zeide ik. Ik zal ze eens oproepen , wanneer gy er niet tegen hebt. Hierop flóeg ik met myn wandeld e op den grond , en 'er deeg eene groote vlam uit. Een wit fpook reez BÏt de aaide op, en verdween wederom, toen ik ten G tweede*  98 TWEE-EN-VEERTIGSTE tweedemaale floeg. Deze onverwagte verfchijning werkte zoo zeer op mijn gezelfchap, dat de eene ginds, de andere derwaards vlugte. Niemand kon het begrijpen; men zag, dat 'er geen voorbereiding gefchied was, en alles, het geen gebeurde, ging de denkbeelden van alle te boven. Ook zou het vraag"ftnk menig een Natuurkundige de handen vol geeven : hoe kan men eene kundige geestveifchijning zoo te werk ftellen , dat dezelve op elke plaats, onder het wandelen, zonder merkbaren toeftel, gefchieden kan? ten wel zoo, dat, wanneer ik met een wandelftok op de aarde 11a, 'er eene vuurvlam uitryst, en het fpook te gelyk om hoog ftygt ? Ziet daar de vraag ; Laat ik 'er het antwoord byvoegen. Ik liet my eene kleine toverlantaarn maken, en wel zoo, dat ik dezelve gevoeglyk in de rokzak fteeken kon. Ik hield een kleed voor dit experiment, en liet de zak , waarin ik de toverlantaarn frak, met blik voeren, zoo ook de overflag van de zak. Voor aan het kleed liet ik in het ondervoer een gat fnyden , voor het objeétivglas der machine ; ik liet echter de voering zoo inrigten , dat ik naar welgevallen , het gar open en toemaken kon. Vervolgens liet ik een fpookgedaante op het glas teekenen, en befchilderde de periphene van het glas met dikke olieverw. Dit glaasje liet ik in een fyn raamtje van blik zetten, en in de machine foudeeren, zoo dat het onbeweeglyk was. Toen onderzogt ik het focus der machine , om te weten, ifi welke afftand van de muur de tekening zich levensgrootte voordeed. Zoo ras ik nu den nodigen focus wist, liet ik 'er ook de pyp in foudeeren, op dat zich de focus in myn zak niet verfchuiven kon. Dit alles in de machine gereed zynde, lie* r  PROEFNEEMING. 99 liet ik ook de lamp vast maaken , waarin ik wasch goot. Boven het pit, het welk van gefponnen vvnl en eveneens in een weinig wasch gedoopt was, maakte ik een klun bükke pypje vast, 't welk ik ter zyde met een weinig geftot.te zwavel vulde en pofphorifeerde, gelyk men de glazen tot het vuur maken toebereid. Dit pypje kon ik met myne hand gevoeglyk in de zak heen en weder beweegen, door welke beweeging van de g pholporifeerde zwavel , het pit werd aangeftooken. Van achteren üet ik in de lantaarn een klein blaasbalkje foudeeren, waar am het pypje tot op het pit der lamp ging', om in een ogenblik het licht wederom te kunnen laten uitgaan. Dit alles moet echter zeer net en klein, en .met groote nauwkeurigheid ingeiigt worden. Het objeétivglas van mijne machine heeft in de pcripheiie flegts de grootte van een goede grosch , (een vbrde van onze fchelHhg') en ftelde echter, op een afftand van 6 treden, het beeld in een groote van 5 voeten voor. Zoo ras is nu met de uitvinding dezer machine gereed was, en ik myne toverlantaarn aanfteken en uiiblazen kon , naar myn goedvinden , vervaardigde ik ook myn toverltok. Dit gefchiede op de volgende wyze : Ik liet eene h 11e ftok, in den fmaak van eene natuurlyke wandelftok maaken Aan het eind rigte ik dezelve zoo in , gelyk de fakkels der furiën op het theater zyn afgebeeld. Van binnen was zy met blik gevoerd; van achteren was eene opening, welke ïk met Semen Lycopodii (. *j vulde; van voren waseen klein Itukje zwam vastgemaakt, 't welk in wyngeest inge- (») Zaad van Wolfsklauw, G a  ioo TWEE-EN-VEERTIGSTE ingedoopt was ; door het midden van de zwam ging een gephofphorifeerd pit, dat beneden zeer vast door een pypje kon getrokken worden. Dit pit was aan eenen draad vastgemaakt, welke boven by den knop , als een ftokband, afhing. Werking. Wanneer dit alles in behoorlyke gereedheid is, en men de verfchyning maaken wil , dan zoekt men zich eene plaats uit, liefst in de fchaduw van eene duistere muur , hoe donkerer , hoe beter. Men fteekt dan ongemerkt zyne hand in de zak, wryft het gephofphorifeerd pypje in de lantaarn, en de lamp word aangeftooken. Daarop trekt men fterk aan den draad van den ftok, en de gephofphorizeerde draad fteekt het ftukje zwam, in wyngeest gedoopt, aan; zoo ras ik' nu met den ftok qp de aarde 11a, geeft het Semen Lycopodii in den wyngeest eene vlam, en de aanfchouwers gelooven, dat het vuur uit de aarde opryst. Te gelyker tyd hef ik de lap aan het ondervoer van het kleed op, wendende met de zak de verborgen lantaarn naar den muur, en doe , als of ik de hand in de heup wilde houden, en ftraks verfchynt het fpook; ik keere my om, en terftond verdwynt het; ik zee den ftok vast op de aarde neder , en de vlam van de wyngeest gaat uit, uit gebrek aan lucht; dan fchuive ik myne hand in de zak, en blaze met mynen kleinen blaasbalk de lamp in den toverlantaarn uit. ■ Dit experiment is indedaad zeer aartig. Een liefhebber , die zich moeite geeft, zal deze zelve machine tot meer zoortgelyke proeven kunnen gebruiken , en zoo wel zich zelve als anderen , menig vermakelyk uur kunnen bezorgen. Laat ik ten voorbedde de volgende verfchyning, welke een heerlyk onderhoud voor een avond leverd, opgeven. Wanneer  PROEFNEEMING. 101 Wanneer men op eenen helderen avond gaat wandelen , kan men de voorfchreve lamp by zich fteeken; men laate echter,in plaars van het fpook,eenengrooten leeuw op het glas teekenen. Zoo ras men nu op eenen donkeren weg , waar witte huizen of muuren tegen ons over ftaan, gekomen "is, plaatze men op de gezegde wy/.e de hand in de zyde, en de leeuw zal aan den muur verfchynen; en dewyl men op zynen ge« woon.Mi tred voortgaat, is het natuurlyk, dat deleeuw ook Vdlgr. Weldra zal men het verfchynzel merken, en verw.mdert blyven ftaan. Men laat de lappen in het ondervöêr vallen, men ziet met bevreemding om, en de leeuw verdwynt. Men vervolgt zynen weg, en de leeuw verfchynt wederom. DRIE-EN-VEERTIGSTE PROEFNEEMING. O p een voetftuk ftond een zuil, waarop een atlas was geplaatst, die de waereld op zyne fchouders droeg. Rondom het voetftuk zag men eenen aftronomist naast zyne vrouw en dochter ftaan. Nadat de Ridder deze machine in het rond had laten zien, en dezelve vervolgens op eene afgezonderde en vryftaande plaats gezet had, draaide zich, zoo ras de muziek begon, de zuil met den atlas om, en de aftronomist, beuevens zyne vrouw en dochter, befchreven G 3 eenen  ioa DRIE-EN-VEERTIGSTE eenen dubbelden kring. Dat moest, volgens Pinetti de zon, de maan en de aarde voordellen, en zells zou de gemelde kring befchreven worden, wanneer eene der aanfchouwers de machine in de hand hield. Uitlegging. Deze machine is gelyk een klein uurwerk, ingertet' en ook gelyk een horologie vooi de proefneeming op* gevonden; een weerhaak houd flegts de raders tegen dat zy niet kunnen gaan. Door middel eener drukking dooreen fpringveer onder het tapyt, word deze weerhaak afgeflagen , en het werktuig geraakt aan den gang. en veingc de begeerde dienden. VIER-EN-VEER 7'IGS T*E P R O E* F N E E M I N G. Be Ridder trok iemand het hemd uit, zonder aflegging der bovenkleederen. Verklaaring van den RIDDER. Dit kan niet anders gefchieden, dan wanneer iemand zich daartoe beeft voorbereid (*;. Men leg«èr dan een fpiegel, nadien , no J)- h' uiC Jie magneet zich zeer naby den fpiegel bcvi.id. * ZE VEN-EN-VEERTIGSTE PROEFNEEMING. De Ridder Het eene bloem uit hare as, als 't ware wederom hervoort groeijen. Verklaarinc Deze proefneeming fchyne met eene der voorige dezelve ie zyn, men zal echter bevinden, dat de verklaringen van beide, zeer van elkander afwyken, en dat by gevolg de.e beide proeven zeer onderfcheiJen zyn. Uaar ik nu flegts eene uitlegging der proeven van den Heer Pinetti bdoofr hebbe> ^fc-i my ^ ^ ^ matigt te hebben, de wyze te willen toonen, waarop  PROEFNEEMING. m hy alles te werk ftelde, zoo zal nieman 1 myner lezers hier de verklaring van de bovenftaande proefneming ongefchikt vinden, dewyl de Heer Pinetti dezé beide proeven een voor een deed. Men late zich een blikke kastje maken, 't welk acht duim lang, vier duim breed en twee duim hoog is. Dit kastje moet op een ander hol, blik voetftuk ftaan, en in hetzelve van achteren een deurtje hebben , zoo groot als het vallen kan. Vervolgens moet men twee groote tafels van wit glas hebben, waar van ieder even zoo groot is, als eene glasfchyf, welke zich in het kastje bevind. Beide legt men derwyze op elkander, dat zy een halve lyn van elkander atftaan , 't welk ligtelyk kan bewerkt worden ,« wanneer aan alle de vier hoeken van deze glazen een klein ftuk van een even fterk bordpapier word gelymt. Men beftrykt daar op de beide glazen aan derzelver rand kringswyze met een cement, 't welke uit eene zeer fyne gepulverifeerde ongeleschte kalk, met eywit gemengt , word gemaakt. Dit bedekt men met vier kleine ftreepen van zagt varkens pergament, en laat op eene van de zyden dezer dubbelde glazen eene kleine opening, om het volgende te kunnen ingieten. Men late l op een gloeijend vuur een pond zuivere en witte varkensreuzel, met een loot wit wasch fmelten, en dit mengfel, na het een weinig verkoeld is, giet men in de opening tusfehen de twee glazen, zoo dat de geheele tusfehenruimte gevuld word, en ftoppe het hierna wel toe» Men zuiverd en droogt dan het glas wel af, en houd het by het vuur, om te zien, of de ftof, . zich daarin bevindende, foms hier of daar uitloopt. Deze aldus toegerichte dubbelde glasfchyf, word ntt * zeer na achter de glasfchyf, zich in het kastje bevindende, in een voeg gezet, welke men daar aan gebragt heeft»  zia ZE VEN-EN-VEERTIGSTE heeft. Tn het midden, en tegen de achterfte zyde van het kastje, 't welk open zyn moet, zet men op den bodem een kleine pyp van wit blik. Ook moet men een klein komfooitje hebben, het welk hierna in het voetftuk kan gezet worden, als wanneer men de fteel van een bloem of van een ander object in de pyp van dit kastje van achteren fteekt, en het komfoortje met gloeijende kooien in het voetftuk plaatst, dan zal de warmte, welke daar door in het kastje zal gebragt worden , veroorzaaken, dat de compofitie tusfehen deze beide glazen fmelt, en daar door eene doorfchynentheid ontfangt , waar door men geheel onverwagt de bloem in het kastje geftooken, waar van men te voren niets zag, nu zal ontdekken. Wanneer men het komfoor wederom wegneemt, en de compofitie weder koud word, dan verdwynt de bloem ook weder volkomen. En nu zet men tot verlustiging, heimelyk eene bloem in dit kastje, men bied aan een perfoon eene andere foortgelyke bloem aan, en men zegt hem , dat hy deze op het komfoor, in het welke men eenige gloeijende kooien heeft gedaan , verbranden moet. Kier op plaatst men het komfoor weder in het voetftuk van het kastje, na dat men op de kooien een poeder heeft geftrooit, aan het welke men de kracht toe- * fchryft, om na eenige ogenblikken deze bloem wederom uit hare as te doen hervoort groeijen. Zoo ras nu de warmte de compofitie tot fmelting brengr, ziet men, dat de:«e bloem voor en na in dezelve geftalte wederom te voorfchyn komt, als welke zy had, eer zy verbrand wierd. Daarna neemt men het komfoor wederom weg, en toond, dat ook de fchaduw dezer bloem wederom verdwynt. — Men kan ook meer bloemen aanbieden , en aan den aanfchouwer de keuze overlaten, maar daar na ,  PROEFNEEMING. u% na, wanneer die perfoon de bloemen verbrand heeft dan houd men hV kastje hier by, en zet 'er even zulk eene bloem in, als die was, welke gekozen wierd. Op zulk eene wyze verkrygt deze vermakelykheid een nog wonderbaarlyker aanzien. A G T-E N-V EERTIGSTE PROEFNEEMING. De Ridder toonde de tekening van eene duif waar van het origineel zich in eenige afftand op het tooneel bevond; zoo ras een piftool op het beeldtenis wierd -losgefehooten, viel de kop der duif achter den rug yan hem, die fchoot. Verklaaring. Dit kunstftuk is ook onder den naam van Theophraftus Paracelfus, of de met de fteek van een degen gedoode duif, welke men met hare aftekening verwisfeld, alom bekend. Men bind den hals van eene duif met eenen dubbelden band, die fterk aangefpannen en aan twee palen of zuilen vaftgemaakt is. Het dier word zonder dat men het aanraakt, onthoofd, in het ogenblik waer in men zyn beeldtenis een weinig verplaatft, of op het zelve een piftool affchiet. Onder de beide banden, met welke men de duif bind, is namentlyk een klein fcherp H fnydent  H4 AGT-EN-VEERTIGSTE fnydent ftaal plaatje C, waartoe men een ftuk van eene horologie veer kan gebruiken ) in de gedaante van een fikkei gebogen , verborgen. Deze fikkei is aan eenen zyden draad opgehangen, die tusfehen de beide banden en langs eene der zuilen voortgaat , en waar Van de vertrouwde het einde in de hand heetr. > De hals van de duif moet in een fqort van zyde ring worden gedoken, op dat zy de zelve voort noch te rug trekken kan. De kunftenaar, die deze proefneeming doet fteekt met zyn degen na een getekende duif of laat een piftool daar op affchieten en ftampt met den voet, het welk voor den medehelper het af* feefprooken teken is ; terftond trekt deze den draad aan, en de fikkei die den hals van de duif grypt, fnyd haar ook ogenblikkelyk den kop af. N E G E N-E N.V EERTIGSTE PR OEFNE EMING. De Ridder fteed een nuk uit een neusdoek, waaraan een teken was gegeven , en maakte hem daarna wederom geheel. VER.I£LAARINe. Men verzoekt twee perfoonen met het gez,elfchap de tafel van den kunftenaar te naderen. Men geeft hun daar op een neusdoek in de hand, welke zy aan de  PROEFNEEMING. n5 de vier einden moeten vafthouden; men verzoekt van de aanfchouwers nog eenige zakdoeken , en legtze alle, zoo als men ze na elkander ontfangt in den eerften om die dan te famen tot eenen bundel te maken. Nadat men op die wyze een dozyn op eenen hoop heeft te famen gelegt, laten die twee perfoonen, welke den bundel vafthouden, door eenen derden onder de aanfchouwers, 'er eenen van verre uittrekken. Men verzoekt den zeiven, het teken en het getal, indien' het op den doek is uitgedrukt, natezien, en 'er met de fchaar een klein ftukje aftefnyden , 't geen ook naar welgevallen door iemand anders kan gefchieden. De geheele neusdoek word op deze wyze aan ftukken gefneden. Alle lapjes van de zelve worden hier op by elkander gezameld, waerop men een poeder ftrooit, of eenig vogt giet. Daarna legt en bind men ze met een koord fterk te famen, op dat het pakje zoo klein als mogelyk worde. Dan legt men ze onder een glas, dat men in de hand warmt. Eenigen tyd daarna trekt de kunftenaar den neusdoek wederom uit , en legt dien uit elkander. Elk erkend het teeken, en de aanfchouwers zien tot hunne groote verbazing, geen de minfte fnede meer in den zelve. Dat kunstftuk nu, dat alle oogen bedriegt en de omftanders in een' aangenaame verwondering wegrukten , is zeer eenvoudig. Men ftaat met een perfoon uit het gezelfchap, of haar kamer meisje in eene goede verftandhouding. deze moet twee gelyke zakdoeken hebben, waarvan de eene reeds vooraf door den helper van den kunftenaar, die zich achter het theater bevind is toegefteld, en de andere waarmede het kunstftuk gefpeeld word, word op de tafel ( het theater, of waar de kunftenaar fpeeld ) geworpen. H a Men  %l6. NE GEN-EN-VE E RT1GSTE Men neemt de moeite, deze zakdoek, wanneer men den bundel maakt, buven alle de anderen te leggen, fchoon men den fchyn geeft, dat men ze onder elkander vermengt. De perfoon, die men verzoekt een neufdoek nittetrekken , neemt natuurlyk den bovenften , of taft hy na eenen anderen, dan verzoekt men hem , de doeken vooraf wel onder elkander te vermengen onder het voorwendzel, dat dit het ftuk frayer maken zal. Men vermengt ze dan zelve ook nog, en bewerkt dat , dat gene , 't welk 'er uit moet genomen worden j koomt boven te leggen, als dan wend men zich tot eenen der aanfchouwers, die 'er niet zeer fcherpzïnnig uitziet, en wiens gebaarden een eerlyk flag van een menfch tekenen, wanneer deze nu in den bundel der zakdoeken taft, trekt hy zeer trouw"hartig uit die liet naafle by hem ligt. Wanneer de zakdoek is aanftukken gefneden en de Rukken op een hoopje zyn te famen gebragt, dan lege men ze op de tafel onder een glas nevens een muur. Op de zelve plaats, waar men het glas heeft gezet, bevind zich een valdeurtje, 't welk zich ontfluit, om de te famen gebragte en gebondene (tukken, in eene fchuiflade , onder de tafel te laten nedervallen; de helper achter den muur verfchoolen taft van binnen in de zelve, om de (tukken voor eenen geheelen zakdoek te verwisfelen. Hy fluit daar op het valdeurtje wederom toe, het welk volmaakt op het gat, dat het dekt, pasfen en fchynen moet een ftuk met de tafel te zyn. Op deze wyze word het ook van den ongeiovigften en fcherpstzienden bedrogen. V Y F-  PROEFNEEMING. 117 VYFTIGSTE PROEFNE'EMING. I")^ Ridder kon de beweging van een horologie 9 wanneer hy het goedvond doen ophouden. Uitlegging* Men verzoekt iemand om zyn horologie , en legÊ het op een tafel, voor deze proef gefchikt zoo dat haare onruft regt boven de fpitz van eene fterke magneetftaaf, in deze tafel verborgen ftaat , dan zal deze ttaaf terftond de onruft aantrekken, het welk toereikend zal zyn , om de beweeging van het horologie plotzeling te doeu ophouden, zoo ras men echter het horologie op een andere plaats legt, of de magneetftaaf wegneemt, dan zal het horologie ook wederom voortgaan. Wanneer men deze proef wil neemen, dan moet men vooraf onderzoeken , of de onruft of ilinger van Haal zy , dewyl anders de proef mislukken zou Dit brengt het horologie geen nadeel op eenigerly wyze toe , en men kan daar door niets aan het zelve in wanorde brengen. Men kan ook het horolo>» gie met een haak aan een tapyt hangen , achter het •welk men een magneetftaaf heeft verborgen. H 3 EEN  liS EEN-EN-VYP TIG S TE E E N-E N-V YFTIGSTE PROEFNEEMING. lag een ftaafje op twee glazen, en floeg het door midden, zonder de glazen te befchadigen. Uitlegging» Men zet twee bierglazen van gelyke grootte met water gevuld, op twee na by elkander ftaande tafels, die ook eene gelyke hoogte moeten hebben ; op de glafen legt men een flaafje, 't welk dor en bros moet zyn , en de glafen flegts aan eene zyde van den rand moet aanraaken. Dan geeft men met een fferke ftok eenen fnellen flag regt op het midden van het dwarsleggend ftaafje en het zal zondér de minfte fchade aan de glazen toetebrengen, door midden fpringen. Zoo kunnen ook twee peribonen elk eenen herken ftroohalm in beide handen vafthouden en hier op legt men eveneens zulk een ftaafje over dwars en flaat met een ander op desfelfs midden, ook hier zal het ftokje zonder kwetfing der beide ftroohalmen kun. nen door midden geflagen worden. TWEE  PROEFNEEMING. izJ TWEE-EN-VYFTIGSTE PROEFNEEMING. H y liet een kogel op de tafel na verfcheide zyden rondloopen. Uitlegging. Een houte kogel , word op eenige plaatzen in ottderfcheide rigtingen doorboort, in de gaten een weinig kwikzilver gedaan, en de gaten met kleine ftukjes hout wederom toegeftopt. D R I E-E N- VYFTIGSTE PROEFNEEMING. E*en kleine vogel deed hy aan het fpit braaden en deze keerde zich zelve om; Uitlegging, De'ouden zogten de oorzaak in den vogel, en hielden het voor eene byzondere eygenfchap van verfcheiH 4 Ai  lao D RIE-E N.V Y F TI G S T E de vogelen. Dan het geheim zit alleen in het houte braadfpit , het welk flegts uit een hengel van een hazelaar beftaat. De vezelen van dit hout worden door de hitte, te fahien getrokken, en dit veroorzaakt eenihe ogenblikken zulk eene wormvormige gedaante. V I E R-E N-V Y F T I G S T E PROEFNEEMING. D e Ridder iiet van iemand der aanfchouwers eene kaart trekken en verzogt hem een ftuk daar van aftefcheuren en het by zich te bewaaren, om de getrokke kaart daar aan te onderkennen. En nu nam hy de gefcheurde kaart , fcheurde haar geheel en verbrande ze tot asfche , welke hy toen met gewoon buskruid vermengde. Met dit kruid laadde hy een piftool, en deed 'er in plaats van een kogel, een fpyker op, welke door een aanfchouwer geteekend was. vervolgens wierp hy het fpel kaarten in de lucht , fchoot het piftool af, en ^- de verbrande kaart, was uit hare asfche wederom te voorfchyn gekomen en men zag ze aan den muur gefpykerd. Men bragt 'er het ftuk by dat 'er in het begin was afgefcheurd, en het pafte volkomen. Ook de fpyker wierd aan het teken daar aan gegeven voor den zelve erkend, dien men in het piftool had gelaaden. TJ i ï-  PROEFNEEMING* 121 Uitlegging. Wanneer men uit de asfche der verbrande kaart, de kaart zelve wederom kan doen te voorfchyn komen , dan is dit in de daat eene fterke Phyfiche proef en buiten tegenfpraak een Waar non plus ultra» De Phyficus, die de proef doet, moet dan de natuur, al tamelyk de formeering en voortbrenging der lichaamen hebben afgeneuft. Zoo even leze ik in het 40^ ftuk 1796 van de onpartydige hamburgfche correfpondent het volgende , 't welk uit Berlyn den eerften Maart gefchreven is: „ De beroemde Koninglyk Pruisfifche „ Hofphyficus, de Heer Ridder Pinetti de Merci heeft „ ons weder op zyn theater — het kabinet genoemt „ — zes voorftellen, als bewyzen van zyne diepe en „grondige kennis ( er ftaat niet, in welke weten„ fchap ) en van zyne verwondering waardige be„ kwaamheid ( waarfchynlykheid ia behendigheid en „ vaardigheid.) gegeven. Zyn elegant en in den bes„ ten fmaak ingerigt theater maakt een geheel, het „ welk voor het oog de heerlykfte werking doet en „ de bewondering van des kundigen na zich trekt. „ zyne belangryke eo ondoorgrondelyke proeven (jammer „ flegts, dat de zelve door Dekremps , Eckarthaufen „ en zoo veele gochelaars zyn ontheiligt en nage„ maakt! ) welke telkens door zyne Koninglyke Ma„ jefteyt en de hooge Koninglyke familie ( by lange„ na niet telkens, maar flegts nu en dan tot uitfpan„ ning en vermaak) voorts door een groote toevloed i} van aanfchouwers uit allerly rangen bygewoond en' H 5 bewon-  m VIER-E N-VYFTIGS TE „ bewondert zyn ( ? ), en met regt (is het waar?) „ algemeene toejuiching verdienden, toonden defmaakj „ welke deze hooge perfoonen en het geëerd publiek j, alhier in de kunften en wetenfchappen vinden 5 „ ( hier moet ik oprecht de bekrompenheid van myn sr, verftand belyden, daar ik dit gevolg niet en zien , i, noch den te famenhang der proeven van den Rid5, der met kunften en wetenfchappen kan raaden, ) », en welk eene uitftekende byval ook de hooge taleri* >, ten van den Heer Pinetti in geheel Europa ( waar„ fchynelyk in Spanjen ) gevonden hebben, zoo too„ nen zich dezelve echter eerft binnen onze hoofd5, ftand in haren waren Juifter ( voor al 't zedert het „ werk Van Eckarthatifen over de gochelkunlt Auf* „ fchlmfe zur Magie wederom in trek gekomen zyn) „ dewyl hier eerlt hare verdienflen naar waarde ge„ fchat worden. Het is zeker waar, dat de eygent„ lyke verdicnitcn van deze proeven nergends juifter „ en in der zeiver verband met het geen goed en „ nuttig is, meer naar waarde zyn gefchat geworden, „ dan in deze hoofdftad. ) " Iets dier gelyks, als het bovenftaande moet iemand In de daat in de gedagten komen, wanneer men eene kaart wederom uit hare asfche ziet hervoort ryzen en met een piftool-fchoot ziet aan een fpyker fchieten* Zoo^ kwalyk geplaatst het echter van zulk eenen fehry. ver is, wanneer hy hooge ftandsperfoonen zonder regt of lalt bekend maakt, wanneer zy zulke proefneemingen of iets diergelyks hebben bygewoond. Daar het fteeds welvoegelyker is, Koningen, Princen en Vorsten, hunne vermaken, die zy ongaarne uitgebazuind willen hebben, in ffilte te laten genieten, een regt, het welk wy aan elk privaat perfoon toeftaan, zoo /tem  PROEFNEEMING. 123 flem ik hem echter voorts al het overige volkomen toe. Ja begrype noch verfta de bvengemelde proef, en het is my teenemaal ondoenlyk optegeven, hoe de Heer Profesfor der natuurkunde en beuefFenend phyficus als ook Ridder van de St. Philips orde, de Heer Pinetti Willedale de Merci, de goedheid gehad heeft deze te werk te ftellen. Laat het my daarom geoorlooft zyn , den Heer Ridder uit het fpel te laten, my te vergenoegen met het gezegde van Schakefpear „ er zyn „ veele dingen in hemel op aarde , die voor uwe ,, Philofophie te hoog zyn " en in eenvoudigheid des harten aantetoonen, hoe gochelaars — fit venia verba — daarmede te werk gaan. Wanneer de gochelaar ziet, dat men een hoek van de kaart heeft afgefcheurd , neemt hy eene gelyke kaart, legt de gefcheurde daar op en geeft 'er eene fcheur in, zoo als in de andere. Dan verzoekt hy van den omftander de getrokke kaart, brengt dezelve zeer ftil in het fpel, en verwisfeld ze behendig met die, welke hy zoo even gefcheurd had. Deze verbrand hy in plaats van de eerfte. Wanneer het piftool nu geladen is, neemt de kunstenaar het zelve, onder het voorwendfel, om te toonen, hoe men het laaden; afvuuren en 'er mede omgaan moet; hy maakt zich deze omftandigheid ten nutte, om een gat te openen, dat zich onder de loop van het piftool naaft het laadgat bevind, en op deze wyze moet hy den fpyker, welke hem door zyne eyge zwaarte ligt in de handen valt, eskamoteren. (*) Deze ( • 5 Efcamoter is een konftwoord, het welk men gebruikt in de pbyfique amufante, de Heeren Profesforen in deze wetenfchsp, gelyk ook de Heeren, die deze vermakelyke natuurkunde- beoeffenen ge-  ia4 VIER-EN-VYFTIGSTE Deze opening bedekt hy hierna met een foort van yzeren dwinger, die hy daar aan zoo vaftmaakt, dat men niets merkt. In dit ogenblik kiest hy nogmaals iemand van het gezelfchap uit, om kruid op het pis* tooi te doen en 'er de prop op te zetten ; de weinige ogenblikken, terwyl dit voortgaat, dienen hem, om de kaart en den fpyker zynen vertouweling toetereyken, deze nageld ze fpoedig aan een vierkant ftuk houd, het welk daartoe dient, om een gat dat in de fpaanfche muur en het tapyt gemaakt is , toeteftoppen, dat men het niet ziet, daar 'er een (tukje tapyt over heen hangt. Op deze ,wyze word de kaart, die men aldus aan den muur heeft aangebragt, nog niet zigtbaar; het ftuk tapyt, 't welk het bedekt, is aan den eenen kant met twee fpelden zeer zwak vaftgemaakt, en aan den anderen kant hangt het aan eenen draad , welks einde de helper of vertrouwde in de handen houd. Zoo dra dezelve nu de piftoolfcliDot hoord , trekt hy aan den draad en het ftuk tapyt valt terftond achter eenen fpiegel. Nu verfchynt de kaart en daar zy dezelve is, die men geteekend heeft met den zeiven fpyker, welke men in het piftool geladen heeft, zoo moet dit ftuk, dat door zoo veele ingewikkelde handgreepen bezwaarlyk te merken is, algemeene verbazing verwekken. Vatte iemand argwaan op, dat men den fpyker in het pift)ol eskamoteerde, zoo wederfpreekt de gochelaar dien argwaan, en verzoekt den aanfchouwer, dat hy zich den volgenden dag wederom geven door dit woord te kennen, die handeling, waar door mea iets fchielyk wegneemt en uit het oog doet verdwynen , en dus eene bekwaamheid, welke waarlyk niet van de daken gepredikt en op de markten geleerd word. Het fpreekt van zelve, dat men by de handelingen van den Heer Ridder aan geen eskamoteren moet denken,  PROEFNEEMING. 125 derom henvaard begeve, om het tegendeel te zien; als dan wyft hy hem een piftool, 't welk hy geheel uit malkander doet , op dat hy oordeele of 'er eenige voorbereiding gefchied is, dan doet hy het piftool met eenen fpyker laaden , welke door een perfoon getekend is , dievan het geheim weet, of men vergeet met moedwil dezelve te tekenen, in dit geval word de kaart flegts met'eenen anderen fpyker vaftgemaakt; om echter het gezelfchap wys te maken , dat het dezelve fpyker is, waagt men het vermetel, op eenen hoogen toon ftaande te houden, dat de fpyker door meer perfoonen is getekend en verzoekt de omftanders, het teken natezien. V Y F-E N-V Y F T IG S TE PROEFNEEMING. De Ridder verbrande een (takje papier, het welk door meer perfoonen bezigtigt was , en hy fehreef 'er een fchrift op, het welk naderhand in het horologie van eenen der omftanders wierd wedergevonden. Uitlegging. Men moge het logenen , dat ook tot deze proefneeming hooge talenten , diepe en grondige kennis van de natuur der dingen, en eene zeer bewondenng- waardige  146 VYF-EN-V Y F TIG STE waardige bekwaamheid vereyfcht word, in tusfehen bewerkftelligde haar eens een jood te Giesfen van zeer matige talenten , die in het geheel geen kennis had van den aart der dingen en flegts eene middelmatige bekwaamheid bezat, door eene plompe bedriegery. Het is niet meer, dan billyk dat ik dus wederom onzen Ridder uit het fpel late, men vergeeve myne onkunde; ik zal enkel verhaalen , hoe het de boven gezegde jood , een gewoon gochelaar , maakte, Hy toonde een bladje papier en liet 'er iemand van het gezelfchap iets opfchryven. Deze was een weinig beduidend menfeh, die ons daar by ten eenemaal vreemd was. Het gefchrift wierd gelezen en met het ftukje papier verbrand. Nu riep de jood na eenig hocus pocus eenen Oorlogsraad en hield ftyf en fterk llaande, dat het bladje papier zich in zyne horologie kas bevond. Deze man, myn vriend, die een verftandig hoofd en een beft hart bezat, oordeelde zich hier door beledigt en ontkende ten lterkften, dat dit alzoo was. Toen hy echter het horologie opende, wierd hy'overtuigt, want het ftukje papier bevond zich in de daat in zyne horologie kas. Misnoegt verliet hy de fchouwplaats, en zeer gebelgt, om dat men op hem een vermoeden van verftandhouding hebben kon, ging hy na huis. Hier riep hy zyn knecht. Jan zeide hy, hier zyn drie :>: jUjhT ZEST*IGSTE PROEFNEEMING. E!*>H '".ó'sb «ft few ros ismsd shbH»ïiü r.:li en piftool met eene zeer fterke loop, wierd met een Frederiks d'or gelaaden , en op een rotting losgefchooten; zoo ras de fchoot gedaan was, vielen ook de Frederiks d'or uit een zak, waarmede de ftok bedekt was. Ver»  PROEFNEEMING. 135 Verklaaring. Zoo ras het kruid op de pan gefcbud word, eskamoteerd men op de boven getoonde wyze de Frederiks d'or, en wanneer de fchoot gefchied, worden zy behendig op de beurs of het lapje boven de ftok geworpen ,. waaruit zy dan fchynen nedertevallen. Of men brengt dezelve vooraf daarin , en laat den ftok , onder de fchoot, van onder het theater eene fterke beweging mededeelen, waardoor zy na beneden vallen. EEN-EN -ZE STIGS TE PROEFNEEMING. Eene magifche ruiker bloemen opende zich op bevel der aanfchouwers. Uitlegging. De takjes van dezen ruiker kunnen zyn van te famen gerold papier, wit blik, of eene andere ftof, naar goedvinden, wanneer dezelve flegts hol en ledig zyn. 'Er word vereischt : • . 1.) Dat dezelve op verfcheide puncten doorgeboord worden, om 'er kleine ftukjes glas aantebrengen, welke bloemen of vruchten verbeelden. I 4 2. Dat  136 EEN-EN-ZES ÏIGSTE 2. ) Dat men deze (tukjes in gewaschte taf of velletjes van de goudfmeden wikkele. 3. ) Dat men deze omflagen om de takjes wel vastlyme , zoo dat zy 'er een deel van fchynen te zyn, en het aanzien hebben, als of zy zelfs zich uitrekten. 4. ) Ook moet men dezelve de koleur van de vruchten en bloemen geven, die zy verbeelden moeten. En 5. ) Men moet de wasch heet maaken , om dezelve 'er in te gieten, en door de (teel van den ruiker in den tak te brengen. Na deze voorbereidzelen pompt men de lucht uit de fteel van den ruiker, op dat de omflagen plooijen maken en verwelken , gelyk een gefpronge blaas. Wanneer men 'er daarentegen weder in blaast, doet de wind, die in de takken van de (lam dringt, den omflag gelyk kleine luchtbollen zwellen, en bezorgt hun daardoor derzelver vorige gedaante weder. Wanneer men dit ftuk wil voorftellen , dan moet men vooreerst alle omflagen met de hand zagt te famen drukken, zoo dat zy byna onmerkbaar nedervallen , terwyl men ze in de (tam van den ruiker indrukt. Eindelyk moet men den ruiker op een foort van vies zetten, waarin eene kleine blaasbalg js, die door den beweegbaren bodem door middel Van een dwinghevel kan worden opgetrokken, en zoo pompt men ook de lucht uit de fteel van den ruiker op dezelve wyze wederom uit. TWEE-  PROEFNEEMING. -13? TWEE-EN-ZESTIGSTE PROEFNEEMING. Da Ridder verzogt een horologie van eene Dame, het welk hy in zyne hand nam, en in eene zakdoek wand. Dit horologie toonde hy daarna aan verfcheide uit het gezelfchap, maar by vergisfing niet'aan de eigenares. Het ging of bleef ftaan, na dat de aanfchouwers het begeerden, en toonde ook aan elk hunner het uur, 't welk zy noemden. Uitlegging. öös ntc-jtsw'riaii ys s.nteif «.«blos* 33 ï$w • Het horologie, eerst geleend, wierd daarna verwisfeld met een ander, hetwelk zoo ingerigt is, dat het door eene kleine drukking op eene veer blyft ftaan, en wederom voortgaat , zoo dra deze drukking ophoud , en dat de wyzer van hetzelve naar goedvinden daardoor kan voort- of achter - uit gezet worden. Men verzuimt dus met moedwil het aan de eigenares te toonen, maar laat het flegts door andere perfoonen nazien. Mogt de fcherpzinnigbeid van iemand der omftanders, tot de verwisfeling indringen, en wilde deze den kunftenaar verfchalken, doorhem het horologie te willen afneemen, en het de eigenares wederom te geven, eer de verwisfeling op het flot van de proef I s was  133 TWEE-EN-ZESTIGSTE was vooraf gegaan, dan moet de kunftenaar zich niet van zyn itel laten . brengen, maar-moet -dit onder het voorwendzel , dat de eigenares dit kwalyk neemen zou, volftrekt weigeren. —, —-—, , *xj n X ivt ci tü n> 'x kJ vJ Ji DRIE-EN-ZESTIGSTE ** P R O E F N E E M I N G. t»*-i étinvt R WMfb 'id öfjfi'K.* sfejölo-i'-nl iK' : . v/ Iso sb osg ïaiti §cikis-ov «d izm .<$&$3*9% ,!u .•mand trok een kaart uit een fpel. Hierop wierd dit fccLigemengi', Men liet het fpel op een ftokje vallen, aan toen de getrokke kaart bleef hangen. Alle de overige kaarten bewoogen zich op den grond, maar ..etrokke kaart verliet hare kameraden , en deed een rus langs de zólder, waarna zy Zich wederom zoo vast tegen het ftokje plaatfte, als of zy 'er aan gekke ff'was. ; - <' IfiH ,f.i i ■ jgoi ,vs ,7;!inr bas :y:\ imtm ftv.' i 'vjiv 3n9<» qp «a^>tuüt <•.>;,;.: . .. , U i t l e G G i n G. Men laat eene bekende kaart trekken , mengt het fpel, verruilt het behendig meteen ander, en laat dit nieuwe fpel op het gezegde ftokje vallen. In dit laatfte fpel is de getrokke kaart aan een paardehair vastgemaakt, waardoor men haar de bovengenoemde bewegingen ligtelyk kan laten maken. De kaarten, welke op den grond vallen, worden door den wind uit een blaasbalg onder het theater in beweging gebragt. De pyp  PROEFNEEMING. i39 »pyp van deze blaasbalg gaat namentlyk onder bet fyne tapyt onmerkbaar voort, tot de plaats, waar mén de kaarten laat nedervallen. V I E R-E N-Z E S T I G S T E PROEFNEEMING. 3 T Z o V T '6 3 t - rA Ü • tl Y V . " E/en horologie, aan den eenen kant met een wyzer, en aan dén anderen kant met eene tekening voorzien , welke den hemel, in wolken gehuld, verbeeld, en op welke, by het fpelen der muziek, de zon op en onder gaat, word op de tafel geplaatst. De wyzer blyft op ia uuren ftaan. - Zoo dra nu iemand der aanfchouwers zyn horologie. op een zeker uur field, geraakt de gezegde wyzer in beweging, en wyst tot verbazing van alle omftanders hetzelve uur. Dit kunstftuk kan zoo dikwils herhaald worden, als men wil. .o vut 6 3' * J t t U Verklaaring. Ift••<•*•¥■ J!i no.til t n 'jrV'tsv r;ft,f iar■•■( «>vb >'j v»JT Dat de zon op. en onder,gaat, word door een ligt werktuig, daargefteld, hetwelk door eenen dwinghevel binnen, in de magnetifche tafel bewogen word. Zoo dra een omftander zyn horologie op een zeker uur fteld, geeft de kunftenaar een teken, dat de helper verltaat,  i4e VIER.'EN-ZESTIGSTE verftaat, die dan de magneetftaaf zoo ver omdraait ,, dat het horologie dit uur eveneens aanwyzen moet. Dit geheele kunstftuk kan ook door een ligt mechanismus , zonder eenige medewerking der magneet, bewerk Heiligt, worden; als dan heeft de wyzer van het horologie, met het uurwerk in het geheel geene verbinten.s, maar hangt flegts met raderen te famen, dia in het geweld van den dwinghevel ftaan. VVF-EN-ZESTIGSTE PROEFNEEMING. ebb'.':-.r? ,blut'ag uyMovt■ v.'t .is.T,"?tt csy >.!:., ;r J")e Ridder plaatfte een kastje op de tafel, en liet eenen 'orrftander een getal naar welgevallen 'er in leggen. Geduurend deze verrigting bevond hy zich geheel buiten de fchouwplaats, en daarna taadde hy dit getal., zonder aan iemand iets te vragen. Uitlegging. Eer ik deze proef kan verklaren, moet ik vooraf het magnetisch perfpectiv befchryven. Men late zich een peifpedtiv van elpenbeen draaijen, het welk dun genoeg is om het licht binnen waards nog te laten doorfchyuen ; de hoogte van hetzelve moet omtrcnd twee en een halve duim zyn, en het moet in zyne gedaante  PROEFNEEMING. 141 daanre na eene afgeronde kogel gelyken. Boven en onder aan dit perfpectiv moeten twee kleine kranfen of vooriiitftekende ringen gelaten worden, en aan de beide zyden moet het open en toegefchroeft kunnen worden. In de bovenfte opening zet men een oogglas , ■welks branpunct omtrent twee duinen verwydert is, in welks onderfte opening echter een ander glas geplaatst word, om het even van welk foort. Men neeme eene kleine magneetnaald, zoo als men in het kompas gebruikt, welke echter ten uiterft n gevoelig is, en wanneer deze onder in het perfpectiv gezet word, moet zy zich ook datr vry kunnen bewegen , men plaatst ze dan op haare fpitze, in het middenpunt van eene kleine elpenbeene fehyf ftaande , welke echter niet dikker dan een pngtpenning zyn moer. Deze fehyf word op het objeclglas aan bet perfpiftiv gelegt, en op die zyde, waarmede zy het glas raakt, zwart aangeftreeken. Men maakt dezelve dan door een kleine ring van bordpapier, zoo breed zynde als nodig is, vast, zoo dat de naald niet van hare fpitze kan vallen, wanneer men ze op het glas geiet heeft, eveneens gelyk men dit by de kompaslen pleeg te doen; dit perfpecTdv is dus niets anders dan een kompas, het welk in eene elpenbeene buis geflooten is, welke zo doorfchynt, dat men de rigtii g van de naald daarin onderkennen kan, wanneer men 'er boven op ziet. Het oogglas boven in dit perfpectiv dient dus daartoe, om het object te beter te kunnen onderfcheiden; het objectglas onder in het perfpeótiv heeft verder geene nuttigheid, dan dat men daardoor aan dit foort van kompas de uiterlyke gedaante van een gewoon perfpecliv bezorgt, om dies te fterker de verWondering optewekken, wanneer men het gebruikt o m dingen  H2 VYF-EN-ZESTIGS TE dingen te ontdekken , welke nog in verfcheide kastjes verborgen zyn. Wanneer nu dit perfpectiv op eene kleine afftand over een magnetisch ftaal of over eenig ander ftuk waar in zulk een ftaaf verborgen is, gehouden word ' dan zal die naald, welke zich in dit perfectiv bevind, door de magnetifche eygenfehap, natuurlyk deze zelve rigting moeten aanneemen, en door haaren ftaud aanduiden , aan welke kant zich de noord- of zuidpool van het verborgen ftaafje bevind. De noord-pool van de naald zal altoos op die zyde ftaan, waar de zuid-pool van het ftaafje is. Deze werking zal blyven voortgaan, ia weerwil zulk een ftaaf in hout of eenig metaal verborgen was, dewyl de magnetifche ftof zoo gefield is, dat zy door alle lichaamen zonder onderfcheid dringt. Dan, men moet ook hier voor zorg dragen, dat de ftaaf niet al te ver van de naald moet vervvydert zyn, inzonderheid wanneer zy klein is, op dat de magnetifche ftroom, welke zich in dit geval flegts op eene kleine afftand van de ftaaf uitbreid, de naald dies te gemakkelyker in hare. behoorelyke rigting zetten kan. Men late zich vervolgens een klein kastje van notenboom hout met een fchamier vervaardigen, omtrend 5 duim lang en i en een half duim breed. Tot het gebruik van dit kastje behooren tien houte tafeltjens, 2 tot 3 lynen dik, welke echter niet volkomen vierkant mogen zyn , op dat zy fteeds na der zeiver lengte in het kastje kunnen gelegt worden, Waarvan 'er echter flegts drie het binnenfte ruim van het kastje vullen. Men tekend voorts op elk dezer tafeltjes eenen cirkel, men deelt dien by elk in io gelyke deelen, en trekt door de beide middelfte deelpunéten van ieder, de  PROEF NEE M I N G. xa$ de lynen i, 2, 3 , 4, 5, 6, 7, 8, 9, c, in de rigtingen van den verlengden diameter , zoo dat deze lynen io onderfcheide rigtingen verkrygen. Op elk tafeltje word , na de lengte der lynen daar op getekend, eene kleine groeve uitgeftoken, en in dezelve eene kleine magnetifche ftaaf, amlerhalven duim lang, gelegt en vastgemaakt , welks polen echter zoo geplaatst moeten worden, dat zy by elk dezer tafeltjes in de lyn vallen. Het ledige neven ruim word met dubbeld wit papier overtrokken ; waar op in eene bepaalde orde;, welke ik echter zonder tekening niet kan opgeven, de getallen 1,2,3,4,5,6,7,8, 9, o, gefchreven worden. Hierop word op den bodem van het bovenst magnetisch perfpecÜv eene kleine cirkel van papier gelegt, welke eveneens in tien deelen gedeelt is, en de vorige verdeeling met de to getallen in fchrift bevat. Ook word op deze cirkel eene kleine pyl afgetekend, welks fpitze op het getal wyst. Legt men 3 van deze tafeltjes in het kastje en zet men het perfpectiv op het dekzel en wel voor en na boven elk tafeltje, 't welk daarin verborgen ligt, zorgdragende , dat telkens-de kleine pyl, welke op den cirkel getekend is, regt tegen die zyde van het kastje gerigt is, waaraan zich het fcharnier bevind, zoo zal de naald in dit perfpectiv verborgen, dezelve rigting aanneemen, welke de ftaven hebben, en op de fehyf de getallen tekenen, welke op dit tafeltje getekend ftaan. Deze zelve werking kan men met de overige 7 tafeltjes vervolgen. . Vermaakshalve geeft men nu het kastje met het tafeltje, daarby behoorende aan iemand van het geze;~ fchap, en laat hem de yryheid, met 3 dezer 10 getallen  144 VYF-EN-ZE S TIG STE tallen, welke zy na haar goedvinden ftil kan uitkiezen, een getal te famen te brengen. Door behulp van het meer gemelde perfpectiv zal men zelfs dan , zonder het kastje te openen , kunnen zeggen, welk getal te zamen gezet en 'er in gelegt is. Hierdoor word het vermoeden verfterkt, als of men dit op eene onbegrypelyke wyze door het dekzel heen zien kon. ZES-EN-ZESTIGSTE PROEFNEEMING. Een ftimdbeeld, omtrend twee handen hoog , eene vrouwelyke gedaante veitoonende , heeft een klein doosje in de hand. Zy opend hetzelve en draait het hoofd na die perfoon , die deze opening beval. Deze perfoon neemt dit doosje, en overtuigt zich, dat 'er niets in is ; hy geeft het de kleine dame terug en bepaald de goude munt, welke zich daarin bevinden moet; deze gehoorzaamt ten fpoedigften aan het ver. kreegen bevel, en laat de genoemde munt in de doos vinden. Uitlegging. Dit Automaat word op die plaats van de tafel gezet , waar de dwinghevels verborgen zyn, en door deze komt het in werking, De opening van de doos en  PROEFNEEMING. 145 ié'n de draaying van het hoofd word dan op deze wys door den helper bewerkftelligt, zoo ras de kunstenaar hem daar toe het afgefproken teken geeft. De doos ïieeft eenen dubbelden bodem, waarin twee afdeelin. • gen zyn, in de eene ligt een Frederiks d'or , in de andere een Ducaat , uit welke alleen men kan laaten kiezen. Op eene zekere drukking gaat nu de Ducaat of Frederiks d'or uit de plaats, waarin zy verborgen lag en het dekzel fluit wederom toe. Zonder aftekening kan ik dit niet duidelyker maken, de Heer Lohfa kan Automaten van dit foort vervaardigen. Z E V E N-E N- ZESTIGSTE PR OEFNE EMING. Iemand uit het gezelfchap wierd verzogt, de goerï. heid te hebben, om zyn horologie te leenen, het welk in een mortier gedaan wierd. Kort hierop liet men het zelve door een ander perfoon met den ftamper ia (lukken (boten, en de befchadigde raders, fpil, veer en alle de vormorfelde (lukken van het horologie wierden aan de omftanders vertoond. Eenige minuten hierna verkreeg de eygenaar het horologie onbefchadigt terug, 't welk hy ook voor het zyne herkende. E ü 1 x-  14*' ZEVEN-EN-ZESTIGSTE Uitlegging. Dit ftuk wierd, gelyk ieder ligt raden kan, door de valdeur in de tafel van den kunstenaar bevverkftelligt; te weten : hy zet 'er den mortier op, dekt dien met eene ferviette toe, op dat de helper het horologie 'er ongemerkt uitneemen en het voor een ander verruilen kan. Wanneer deze verruiling wel gelukken zal, moet men zorg dragen, een ander horologie door den helper in den mortier te laten leggen, waarvan wyzer, ketting, kas enz. zoo veel mogelyk na het geleende horologie gelykt , 't welk niet zeer moeilyk is , want of men is met hem, die het horologie leend, iu verftandhouding, of men'kan zich rechtstreeks tot eenen bekenden wenden , wiens horologie men eenige dagen te voren zag, en waar men zich een foortgelyk heeft weten te bezorgen. A G T-E N-Z E S T I G S T E PROEFNEEMING. D e Ridder vertoonde den kleinen jager, een Auto. maat, zoo groot als de Sultan, waar van hier vooren gefproken is. Hy hield een boog en pyl in de banden  PROEFNEEMING. t47 #er!, welke by op verzoek van het gezelfchap na een fehyf affchoot, welke aan den muur op den achtergrond ophwg. Deze fehyf was in verfcheide genummerde kringen afgedeelt, en de pyl trof fteeds dat nummer, 't welkeen der omftanders verkoos. Verklaar.! n g» De kracht der veér, welke den«pyl voordryft, word op een ogenblik door een wervel tegen gehouden , welke door den vertrouwden naar willekeur verfchoo» ven word, terwyl hy het ftaafje onder de tafel verborgen beweegt. Zoo ras hy echter deze wervel in beweging brengt, ylt de pyl fnel na de fehyf, gelyk de haan van een fnaphaan op de pan vliegt, wanneer men met den voorften vinger op den trekker drukt. Wanneer mén het Automaat op de tafel zet , moet men het zoo ftellen, dat de rigting van den pyl regt op eenen der kringen mikt, welke op de fehyf genummerd zyn, het welk te ligter zal vallen, hoe digter de papiere fehyf by de figuur ftaat. Voorders word nog vereyfcht , dat men, om het nummer te laten uitkiezen, naar het welk men de pyl van den jager gerigt heeft, aan eenen der omftanders eenige genummerde kaarten geeft, en het zoo aanlegge, dat hy juist bet reeds bepaalde nummer trekke.' Dit hangt van eene byzondere behendigheid af, welke zich beter door praktyk en eyge oeffening laat leeren, dan met woorden befchryven ; in tusfehen moet men de volgende regelen in acht neemen: i. ) Men legge de kaart, welke de aanfchouwer trekken moet 3 onder het fpel. K a b.J) Men  ï4« AGT-EN-ZESTÏGS TE 2. ) Men moet de zelve niet onder de andere ver* •mengen, maar haar fteeds op dezelve plaats houden, alfchoon men voor het' oog der aanfchouwers fchyn ■geeft, als of men de kaarten mengt. 3. } Men moet de volte flaan, om de kaart op het ogenblik, als men den aanfchouwer het fpel overgeeftf in het midden te brengen. 4. ) Men moet den aanfchouwer verfcheide kaarten voor de hand houden, om hem in den waan te verIterken, dat hy vry° en ongedwongen kiest. - 5. ) Men moet deze kaart met groote behendigheid in de hand, de eene voor, de andere na vertoonen, op dat hy 'er geene uit krygen kan. 6. ) Eindelyk moet men juist op het ogenblik, waarin men hem, om hem te beter te bedriegen, verzoekt eene te kiezen , welke hem belieft , hem die kaart in de hand fpelen, welke men wil, dat hy trekken zal. NEGEN.EN-ZESTIGSTE PROEFNEEMING. D e Ridder toonde aan het gezelfchap een dozyn doosjes, en verzogt aan iemand heimelyk, in een derZelve eenen daalder te leggen. Alle deze doosjes liet hy nevens elkander op een tafel ftellen j waarop hy boven ieder in het byzonder eene roede hieldt, doch zonder dezelve te openen of aanterakeii. Zoo dra hy met dezê  PROEFNEEMING. 14e deze roede boven het doosje kwam, waarin de daalder lag, draaide het zich fchielyk om, zoo dat men in den waan geraakte, dat een metalliek uitvloeifel de oorzaak van dit omdraaijen was. Verklaarin'q. Binnen in elk dezer doosjes moet eene dubbelde beweegbaare bodem zyn, die van den egten bodem door de drukking van eene zwakke veêr, flegts een weinig verwydgrt gehouden word» Deze dubbelde bodem drukt op de veêr , en zakt vervolgens een halve lyn na beneden, zoo dra 'er de zwaarte van den daalder opkomt. Deze geringe beweging nu is oorzaak, dat van buiten aan het doosje eene zeer kleine fpyker te voorfchyn komt, welke men te voren niet gemerkt had. Door het uitkomen van dit fpykertje ontdekt de kunftenaar, dat de daalder in dit doosje ligt. De manier om met de wigchelroede om te gaan, is zeer eenvoudig en ligt. Men fnyd van hazelnoot of eenig ander hout een ftaafje, wanneer het flegts overal even dik, een weinig buigfaam , fchoon, rond en glad is. Het mag vry twee voeten in de lengte hebben, en word in eenen halven kring gebogen. Op dat dit ftaafje zwaarder en by gevolg tot het omdraaijen gefchikter zou worden, laat men 'er drie kopere ringen aan vast maken, een in het midden, en de andere twee ieder aan een einde. Men laat de wigchelroede op de beide voorfte vingers , in eene horizontale rigting leggen, zoo, dat de beide rustpunéten naast het einde van de roede zyn; men zal dan zien, dat het midden K 3 vaa  *5» ZES-EN-ZES TIGSTE van de roede zich na onderen draaid. Wanneer men echter de beide voorfte vingers langfaam te zamen voegt, dan zal het midden der roede zich langzamerhand opheffen, en de beide einden zullen lchielyk voor over gaan. Geeft men hierop aan beide handen hare vorige legging weder, en houd men ze op denzelven afftand van elkander als te voren, dan verkryg' de wigchelroede dezelve Helling, welke zy voorheen had. Door het geduurig herhalen van deze fuccesfive nadering en verwydering der handen veckrygt men de hebhelykbeid, om de roede vaardig te draaijen, wanneer men flegts bedagt is, om zyne handen zoo weinig te bewegen als mogelyk is. Eenige oeffening kan ons dra in ftaat ftelfen, om deze handgreep met de grootfte behendigheid te maken. ZEVENTIGSTE PROEFNEEMING. I)e Ridder liet door een perfpectiv die voorwerpen zien, welke zich achter den muur bevonden, waar tegen hetzelve geplaatst was. Verklaaring. Men vervaardige eene vierkante bordpapiere buis , die omtrend derde halve duim lang, en agt lynen of twee derde deel van een duim breed is. De lengte der- zedva  PROEFNEEMING. 151 zelve verdeele men in drie gelyke deelen, en fteeke in twee'er van, een plan-fpiegcl, die 45 graaden fchuins ligt. Op de eene zyde van deze buis, na welke één van de fpiegels en deszelfs voorkant heenen ziet, make men twee gaten, en twee andere gaten op de tegen overgeftelde zyde, welke echter zoo moeten vervaardigt en vastgemaakt zyn, dat het eene gat regt tegen over den Ichuins leggenden fpiegel ftaat, terwyl het andere gat zich eveneens tegen over den anderen fchuins leggenden fpiegel bevind. De twee andere gaten moeten eindeiyk eikanderen aantreffen. Aan de buitenfte zyde van deze buis, maakt men een gedraaid handvatfel, dat op de plaats, waar het in de buis past, vierhoekig toegemaakt is , en waar aan de buis van bordpapier moet worden vastgelymd. Men neeme verder een ring of een houte fehyf, die een duim dik, maar van binnen zoo hol is, dat de bovengezegde pyp vry daarin heen en weder kau gefchooven worden. Men make in het midden, en wel op beide zyden van deze buis, een rond gat, het welk men met een convex-glas van anderhalf duim bedekken, en 'er een diaphragma onder zetten moet, op dat het glas flegts 5 of 6 lynen wyd worde. Wanneer de pyp met de twee fpiegels volkomen in deze houte fehyf gefchoven is, en men een object door dit perfpeéliv befchouwd, dan zal men dit even zoo zien, als men anders met een gewoon handperfpeétiv kan doen. Wanneer men daarentegen de buis zoo ver ujttrekt, dat de fpiegel zich tegen over het gat van dit perfpectiv bevind, dan zal dat gat, (hetwelk bedekt is, wannear de buis geheel is toegefchoven ) te voorfchyn komen. Ziet men nu door het perfpectiv, dan zal het object, dat men zag, nu regt voor het oog fchynen te K 4 ftaan,  152 ZEVENTIGSTE PROEFNEEMING. ftaan, en men zal hier door vermoeden, dat het door hec gat van dit perfpectiv gezien word. Legt men voorts zyne hand , of een ander ondoorfchynbaar lichaam, op de andere zyde van het gat, dan zal hetzelve het aanzien hebben, als of men de objecten door zyne hand heen zag, en als of dezelve vol gaatjes was. Wanneer de buis vervolgens tot aan den rand van deze perfpectiv word ingefehoven, dan geeft men dezelve iemand in de hand, op dat hy dezelve zie, dat men door de glazen van dezelve, de objeéten, welke men hem voorhield, aanfchouwt, Hierop zegt men hem, dat men door middel van dit perfpectiv de objecten ook door ondoorfchynende lichaamen kan onderfcheiden, en tot dat einde trekt men de beweegbare buis zoo ver uit, als het nodig is, en beveelt hem, de andere zyde van het perfpectiv met zyne hand zelve te bedekken, het welk zyne verwondering ten top zal voeren, daar hy in de gedagte verkeerd, dat hy het object, het welk tegen over dit perfpectiv ftaat, door zyne hand ziet. Men moet in het begin het perfpectiv laten zien, en^het daarna wederom terug nemen, op dat men, wanneer men het zelfs voor het oog van een ander perfoon houd , de buis terug kan trekken. Ook is het nodig, dat men (op dat andere perfoonen het gat, het weikin dit geval te zien is, niet gewaar worden) een object,.dat plat op een tafel ligt, laat befchouwen. Wanneer 'er echter niemand voor het perfpectiv ftaat, dan kan men ook het object in eene verticale ftelling in het oog laten vallen. Omftan-  AANHANGSEL. 153 Omftandigheden noodzaken my voor bet geëerde publiek, aan het einde van dit gefchrift, de volgende onbewimpelde verklaring afteleggen. Ik ondernam dit werk enkel, om deels het publiek te onderrigten , deels voordeel te trekken uit de proeven van den Ridder voor de adelyke kadets , aan myn onderwyz toevertrouwt. Niemand moet zich doch meer toeleggen op de kunst, om niet bedrogen te worden, dan de toe* komftige officier; voor niemand kan het dus nuttiger zyn , met de middelen bekend gemaakt te worden, welke men tot bedrog aanwend, dan hem. Het is my echter volftrekt niet in den zin gekomen, om den Ridder te beledigen, of hem eenig bedrog te last te willen leggen. Ik fchatte het enkel myn plicht, om de jeugd, my toevertrouwd, te toonen, hoe men deze proeven door misleiding kan te werk Hellen, zonder daar by zelfs eenigzints aan den Ridder te denken. Het was zoo min myne bedoeling, den Ridder te willen beledigen, dat ik op myn woord van eer kan verzekeren, zulke hooge gedagten van zyn zedelyk caraéler gehad te hebben, dat ik het niet mogelyk oordeelde, dat hy zich kon beledigt oordeelen. Intusfchen vond hy zich tegen myne verwagting hoogelykst gebelgt, en fehreef my, dat hy op zyn italiaansch een exempel aan my ftellen, en my armen en beenen aan ftukken flaan zou. Ik bragt myne klagte tegen hem toen ter kennis van het kamergericht, terwyl ook daar zyne klagte tegen mij behandelt wierd, waarin hy zyne Amufemens Phyjtques ontkend. Dit gefchrift is echter in twee uitgaven 1784 en 1789, te Parys in het licht verfcheenen, telkens  Ï54 AANHANGSEL. kens onder zyn naam, alleen met dit onderfcheid, dat hy zich in de eerfte uitgave nog xAztWilledate de Merci, tnaar eenvoudig een romeinsch burger noemt. De volledige titul der tweede uitgave luid aldus : Amufemens Phyfiques & diferentes experiences diveriisfanies, eompofées & executies tant a Paris que dans les direrfes cours de F Etirope par Ie Chevalier M. Jean Jofcph Pinetti Willcdale de Merci, Profesfeur De~ monftrauw de Phyfque, aggrégé aplufteurs Academies, Penfionnê de la Cour de Prusfe, recommandé par plufteurs Rois & Pr ine es SouverrJns de fEurope, le Chevalier de POrdre de St. Philip, Ingenieur Geographe & Confeiller des^ Finances de S. A. S. le Pünce dt Limbourg- Holftein gföi jSrV. Nouvelle edition, augmentée par f Auteur de ftx nouvtlles experiences phyfiques & de nouvelles gravures. A Paris chez Hardouin, Libraire de S. A. S. Madame la Duchesfe de Chartres & ie vend a la Haye chez P. F. Gosfc, Librah c & Imprimeur de leurs Altesfes Scrinhfimes cjf Royale 17S9. Op het titelblad (laat het borstbeeld van den Ridder, door geniën in het pantheon der kunften, te midden onder phyftfche en mathematifche inftrumenten opgeregt. Ik fluite daarom mét de welmeenende verklaring! dat ik nimmer de eer van eenig mensch zal aantasten , en dat ik ook in dit gefchrift de eer van den Ridder hy niemand heb willen verdagt maken, maar enkel aantoonen, hoe zyne proeven met behulp van eenen Vertrouweling kunnen bewerkftelligt worden, en dat 'er geene bovennatuurlyke krachten , maar bloot die van eenen medehelper toe gevordert worden. Hoe dezelve van den Ridder door phyfifche kennis, zonder eenen vertrouwden helper te hebben, kunnen te werk gefteld  AANHANGSEL. iSy gefield worden, begryp ik indedaat niet. De Ridder kon my ja andwoorden ; wanneer een kop en myne proeven tegen elkander botfen en het klinkt hol, legt dit dan fteeds aan de proeven ? —— Ik behoeve geen aanleiding tot den uitroep te geven i tantaene animii coelestibus irae! Over den uitflag van myn proces zal ik daarna fpreeken, wanneer ik de aften van het? zelve voor de waereld zal open leggen.  I