642   Des quatre conjlitutions annuelks admifes par les Anciens, et qui font la eatharrale, PinflaJumatoire, la bilieufe a Patrabilaire, les trois prémières étant continet et bien dctcrmiiiccs, on demande fi la quatrième a une exijlence dijlincte, et quelle ejl fion influence dam la production des maladies épidimiques? Dat is, Daar, van de door de ouden aangenomen, vier Gefteldheden des Jaars, namenlijk: de Zinkingachtige, Ontfteekingverwekkende, Gallige en Zwartgallige, de drie eerstgemelde genoeg bekend en juist bepaald zijn, is de vraag of de vierde een wezenlijk onderfcheiden beftaan heeft, en wat invloed dezelve heeft in het voortbrengen van algemeen heerfchende of befmettende Ziekten ?  EERSTE AFBEELÏNG; Van hét Zwartgallige Temperament. T woörd Zwartegalïe is Zó "oud als de Ge-> neeskunst zelve; en echter zijn de gevoelens die men in onze dagen daaromtrent vormt, noch even za onzeker en onbepaald als bij deszelfs eerften oor-» fprong. Wanneer ik het geheele tijdperk der be« oefenende Geneeskunde doorlope, dan ontmoet ik het zelve altijd als het geliefd Stokpaardje der Arden * zo dikwerf de Ziekte hunne kundigheid overtrof. — Het was bij de Geneesmeesteren van den Ouden tijd dat geen, het welk, bij die van den hedendaags fchen, kwaadaartigheid ([malignitasy genoemd word, dus het gemeene Kunstje, om de onkundige iieden zand in de oogen te werpen. —— A Dij  i Van het Zwartgallige Dit verwijt kleeft nochtans allerminst op de Griekfche Artfen. De weinige goede Geneesheeren van dezen tijd weten reeds hoe nuttig en juist hunne Schriften zijn. Hunne Ziektenbefchrijvingen zijn zeker doorgaands de zuiverfte afdrukken der natuur, en daarom door alle eeuwen de beste Gidfen voor Artfen. Men vind, hoewel verlpreid en ftuksgewijze, de Zitplaats en toevallen der Zwarte galle in de Schriften van Hippocrates, Aretceus, Calius Aurelianus, en anderen zo meesterlijk befchreven, even als of zulks met de pen van Thucydides gedaan ware. Zij bekreunde zich niet aan orde noch rangfchikking; neen, maar zij lagen met eenen onvermoeiden arbeid den grondflag, en het rangfchikken, dat bouwen van Kaartenhuizen, lieten zij der nakomelingfchap over. Dan zij waren zo gelukkig niet in de kennis van de doffe der Zwarte Galle en derzelver eigenfchappen. Hoe meer ik Hippocrates doorbladere, des te onverftaanbarer en verwarder komen zijne uitdrukkingen mij voor, voornamelijk wanneer hij iets bepalen wil. In 't algemeen zagen de Ouden zekere Zwarte pekagtige ftoffe, die tot zulk eenen trap van verderf gedegen was, dat zij als een fterk verzuurd, Hinkend en rottig gif de vaten doorknaagde, en den dood veroorzaakte , voor de Zwarte Galle aan. In de lijken vonden zij de lever, mild, of de maag, benevens het  Temperament. 3 het darm kanaal daar mede geheel opgevuld; en die is de reden, dat zij, daar zij over derzelver aart en eigenfehappen zeer verre van elkander verfchilden, over derzelver Zitplaats zo eenltemmig dachten. — Waar uit het dus van zelf blijkt, dac Hippocrates en alle zijne leerlingen reeds genoeg in de kennisfe dezer Ziekte ervaren waren, waarin onze hedendaagfche Geneeskundigen bij hen veel te kort fchieten, om dat zij de zelve in de monfteragtige ftelfels der tegenwoordige Geneeskunst geen plaats fchijnen te kunnen geeven. Die het Hof van Alcinöus in de Odyssea in dat van den Groten Turk of Lodewijk den Veertienden wilde hervormen, zou bij de Geleerden niet zeer aangenaam zijn. Aan dit gebrek, 't welk verfcheidene eeuwen heeft fhndgegrepen, is men verfchuldigd, dat de kennis der Ziekten in 't algemeen, en van deze in 't bijzonder, zo weinig vorderingen gemaakt heeft. Ja, noch ten huidigen dage veroorzaakt het famenweeffel van gevoelens, waarmeede het hart veeier Geneeskundigen is ingenomen, dat de merkwaardigfte waarneemingen der ouden het gewenfehte doel niet bereiken en zonder eenige vrucht gelezen worden. Ik heb het gewaagd, om tegen deze» ftroom op te roeien, en zekerlijk mijn oogmerk ia alles niet getroffen. Hippocrates en Aretaeus zijn A a ès  4 Van het Zwartgallige Temperament. de bronnen waar uk ik gefchept heb. Dikwijls pijnigde ik mij uuren lang, en ik kan niet zeggen, welk een genoegen ik fmaakte, wanneer ik iets, dat mij geheel duister voorkwam, eensklaps in een helder licht zag, daar ik het reeds ten duidelijkfte door eenen dezer Artfen vond te boekgefteld. Dit is ook de oorzaak, dat men zo veel Latijnfche aanhalingen in dit gefchrift zal aantreffen, welkers vertolking ik geheel onvoegfaam oordeelde. De hedendaagfche Geneeskunst is, zo ik hier van eenen Schott, Grant , Stoll, L'Epecq de la Cloture, en Hofraad Kaempf ukzondere, zeer gebrekkig. Wie zulks in twijfel trekt, geeve zich de moeite, om alles wat ik hier over zeggen zal, met dat geene, wat in vroegere en latere dagen daar over gezegd is, te vergelijken; en dan beoordeele hij, in hoe verre mijne (telling waarheid zij. —• EERS.  EERSTE HOOFDSTUK Van de Stoffe en Eigenfchappen der Zwarte Galle, Ik verftouc mij te betogen, dat de ouden de bepaling der Zwarte Galle al te naauw omfchreven, en flechts den hoogften trap der Ziekte, die ik Zwartgallig noeme, met dien naam bellempeld hebben. — Galenus zegt dat niet alle Zwarte buikontlastingen door de Zwarte Galle veroorzaakt worden ; en dit is de reden waarom of Lommius noch ftaande hield, dat derzelver ontlasting het linnengoed geen rooden kleur moest mededeelen. Ik heb deze Zwarte Galle meer dan eens waargenomen. Noch kortlings wierd ik bij een Zes-enVeertigjarige Juffrouw geroepen, die, na drie jaren aan de derden daagfche Koorts gefukkeld te hebben , nu een verfchrikkelijke Buikwaterzucht A 3 had; \  IO Van de Stoffe en Eigenfchappen hevigheid der gelegenheids oorzaken (caufarum occafionaliwn) in een' voorge-fchikt, QPrcedispofito), doch anderzins op het oog gezond mensch, de Gal en het Vet allerfpoedigst in eene Zwarte Galle doen veranderen. Dus zag ik onlangs een Merk, vierkant, zwarthairig, en aan den drank verflaafd Mansperfoon, die in een roes zijn Vrouw helder afrostte, waarom hij in verzekering gefteld wierdt. Zo dra hij nuchter was klaagde hij over hoofdwee en een lichte buikpijn. Zijn meêdogende Rechter zag dit voor een verdichtfel aan, en liet hem water en brood geven ; maar hij wilde niets gebruiken. In den volgenden nacht fchreeuwde hij gedurig van roven en moorden, (V) hij fprong op, wilde vluchten en uitbreken ; hij riep allen te hulp , vertwijfeling fcheen reeds uit zijn gezicht, wanneer men het onmenfchlijk bevel gaf hem noch naauwer op te fluiten , en noch Geneesmeester noch hulpmiddelen toe te liaan. Hierop viel hij in eene razernij, waarin hij zijn hoofd zo tegen den wand floeg, dat zijn (e) Fluviorum tranfitus, hoftes armati, monftra difformia, Kiorbum aut furorem prsfagiunt Hippocm : Etec enim', addit Sponius, ab agitatis humoribus, utraque prasfertim bile, qua; magnam ad morbam , fi in fanis accidant, dispofitionem indicant.  der Zwarte Galle. n zijn gelaat verfchrikkelijk opzwol, zijn voorhoofd deerlijk wondde, en den tweden dag ftierf. Bij de ontleding waren de herfenvaten met bloed opgezet , en de Maag en Darmen met eene inktvormige brandbare (toffe vervuld (ƒ). Was dit de Zwarte Galle ? niets is zekerder. Ik bezit deze geheele gefchiedenis in alle hare deelen, en zou door eene omftandige befchrijving van de zelve, als Eckartshaufen , menigen menfchenvrind in tranen . doen fmelten; men fchond door eene dubbele belediging der burgelijke Vrijheid het lijk van dezen krankzinnigen Zelfmoorder , midlerwijl zijne medelijdende medeburger, in weerwil van de geftrengheid der wetten, zijne asfche heiligde. S I V. Men leidde oudtijds de kleur der Zwarte Galle van het daar mede vermengde bloed af, en zulks heeft, naar mijn gevoelen, geen den minden grond» Veel waarfchijnlijker laat deze zich van Bet dierlijk lijm en vet afleiden, waar van men een treffend voorbeeld in den zwarten drek der kin- (ƒ) At ftomacho potiffimum fuccurrendum, cum et ipfe male fe habeat et in ipfo bilis atra refideat. jdtttotut.  ra Van de Stoffe en Eigenfchappen der kinderen heeft; deze is niets anders, als de gist, en het overvloedige der baarmoederlijke, en na tot de vorming en waschdom des jeugdigen lichaams gefchikte Vochten , die langs de algemeene ontlastbuis weggevaagd worden. De taaiheid, hoeveelheid en zwarte kleur zijn immer hier eigenfchappen , gelijk de roodheid in de baarmoederlijke fappen. Het bloed word flecbts toevallig in de ontlasting der Zwarte Galle waargenomen, en om die reden is het bloedbraken, in de zogenaamde Zwarte Ziekte , meer als een gevolg, dan wel als die Ziekte zelve aan te merken. Marcard zag dusdanig eene zwarte ontlasting geenzins voor bloed aan, men leze hier over zijne Geneeskundige proeven p. 194. § V. £*• De meefte ouden Geneeskundigen, en wel bijzonder Galenus, waren van gedachten, dat de Zwarte Galle altijd zuur was. Dan ik ben verre af de zuurte voor eene wezentlijke eigenfchap van de zelve te houden. Als men , volgends Ariftoteles , dit als een algemeenen grondregel aanneemt, gelijk gewoonlijk gefchied, dan heeft Galenus gelijk. Want het js waar, dat de meefte Zwartgalligen zure en bittere oprispingerj heb^  der Zwarte Galle. »5 ltoffe , tot klonten ter groote van fchapenkeutels gevormd Qi). Onlangs heb ik met den zeer Ervaren Geneesheer Aepli van Diedenhoven, bij eenen, fints 33 Jaren, krankzinnigen Graaf, agtdagen achter elkander een buikontlasting waargenomen , die geheel aan natgemaakt buschpoeder gelijk was. Hoe moet ik nu dit vormend vermogen der Natuur verklaren ? Ik zal hier het voetfpoor der Romeinfche Rechteren inflaan, en gelijk zij, wanneer zij iets niet verltonden, met N. L. — non liquet, eindigen. — ÏWEE- W Quandoque foeces funt and*, globofe, nigr*, Caprinae fimiles. Galcnut.  der Zwarte Galle. ui zelve uit de goede gefteldtenis der Vochten, tot dat eindelijk de Zilveren Grijsheid den helderden, onfmartelijken levensdag zonder pijn in de eeuwigheid deed aflopen. Dus fchetschte men ons Oudtijds den zo weinig gekenden en zo zeer verfmaadden natuurftaat af, daar ondertusfchen onze, hedendaags zo hoog geprezene, fchone waereld naar een Gasthuis gelijkt, en de Menschheid werkelijk reeds bijkans algemeen aan de gevolgen harer afwijkingen fukkek. 1 Stsvior armis Luxuria incubuit. Wanneer wij dit alles nu met malkander naauwkeurig vergelijken, dan is de Oorzaak dezer Ziekte ontegenzeggelijk in de kwaade fpijsverteering te zoeken. De voortgang der heerfchende, fraaije en verfijnde levenswijze (O en hare gevolgen, maken het Temperament Zwartgallig. Aan deze zijn wij zo veel bedorvene gefteldheden, zo veele magere doodsgeftalten, zo veele, gelijk Zimmermann zegt, kleine vernuftjens, en tot groote on- («) Cet Efprit, dont Phomme fait tant de fête, luj apporte un miliion de maux. Cbarron. B3  22 Over de Oorzaken ondernemingen ongefchikte Koppen verfchuldigd. Ten minften zijn de aan de wellevenheid al te zeer overgegevene Volken reeds werkelijk met dit euvel gekenmerkt. Ik zie niets dan ontzenuwde en uitgeputte Menfchen, geene Mannelijke ftcrkte, maar verwijfdheid; geene van Ouderdom verftramde of verfletene Lichamen, maar zwakke, weeke geparfumeerde Menschjes, wier nakomelingen den Menfchenvrind reeds fchrik inboezemen. Een enkele blik hierop brengt ons niet alleen de Naaste Oorzaak dezer Ziekte voor het oog, maar Zij verkondigt ons tevens het toekomflig noodlot van Europa. Dit is de reden, waar aan men den fnellen gang, dien tegenwoordig alles, wat grootsch en verheven genaamd word, naar het Noorden aanneemt, en waar over de, onder de geneugtens van Tafel en Bed bedolven, Zuideljke waereld verwonderd en verbaasd Haat, moet toefchrijven. Sed quousquc me abducis Calliope! §11. Men heeft de Naaste Oorzaken voorheen' in voorbereidende en gelegenheidgevende verdeeld: Ik zal deze verdeeling behouden, en eerst handelen van die in welke de Erfelijkheid hare rol Ipeelt. Een  der Zwarte Galle. 23 Een door losbandigheid ontzenuwde Vader, die aan ieder ter bewijze dient, dat men met moedwil de Natuur haren eigen ondergang kan doen berokkenen , kan onmogelijk goede ftoffe ter vorming van een Schepzel hervoortbrengen. (&) Hij fchenkt hem met het leven de Ziektenzaden tevens, en zijne vruchten zijn altijd waterig en onfmakelijk , gelijk aan die, welke in den Winter door den oven ontdooid worden. Tot hier toe is het de gewoonte der Vrouwen geweest zekere Ziekten der Kinderen alleen voor een erfdeel des Vaders te doen doorgaan. In onze dagen behoeft men zich tegen deze befchuldiging niet zo zeer te verdedigen , terwijl ik wel durf ftaande houden, dat in de tegenwoordige Groote waereld de Ziekten der Kinderen even zo dikwijls aan de Moeders dan aan de Vaders te wijten zijn. Alwie maar eenigzins met den Ton der Groote waereld bekend is, die de opvoeding der Meisjes, voornamelijk in de Heden, gadeflaat, moet mij geloven , wanneer ik hem verzekere, dat menig Stad in twintig Jaren geheel ontvolkt zoude zijn, wanneer zij niet gedurig met landbewoners wierd aangevuld. Want wij hebben het aan de tegenwoordige opvce- dings (ky Qui viret in foliis venit ex radkibus humor. Sic patrum in ratos abeunt cum femine nrarbj. B 4  a8 Over de Oorzaken § I V. Het Ge/lacht. De ffilzittende levenswijze, de getïeldheid des lichaams in de Jaren der Vruchtbaarheid, (q) de aandoenlijkheid der Zenuwen en de daar uit voortvloeiende, zich dikwijls herhalende, rlaauwtens enz. enz. Schijnen het vrouwelijk geflacht, bij voorrang, daar toe gefchikt te maken, en den mannen, die wegens hunnen arbeid des geestes, veel meer verzwakkende offerhande op het Altaar der Liefde en misbruik van geestrijke Dranken, daar toe even gefchikt zijn, zo niet den voorrang te betwisten, ten minften, wat het geitel aangaat, daar mede gelijk te willen liaan. Dit Gevoelen word noch meer bevestigt, wanneer men&in aanfchouw neemt, dat thans veele Vrouwen, bij onderfcheidene Volken, zich even zo gaarne aan de aanleidende Oorzaken dezer Ziekte overgeven als de Mannen; zij waken, zij beminnen, zij fpeelen, zij drinken mede, als zij maar in de gelegenheid zijn, en daar zij van de opgenoemde Oorzaken veel meer dan de Mannen aangedaan worden, zo is het geen ik aut agilius aut torpidius fuerit, potentias nocentes ln morborium generatione plurimum adjuvat. — Gaubius (q) Foemina; cum ipfarum uteri ad virilem congresfum apti evaferint, huic morbo pbnoxis funt. Jreteus  54 Over de Oorzaken moge gedreven zijn, zij haak noch in lange niet bij die der Egyprenaren en Grieken, (f) en dit is de reden waarom de Griekfche («) Artfen de Zwarte Galle zo juist befchreven hebben. Volgens ' de getuigenis van Siilimachus heerfchre de Nachtmerri (Jncubus) te Rome niet flechts Epidemisch, maar fleepte zeer veel menfchen ten grave. Daarentegen hielden zij ook vijf Maaltijden 's daags (V), en dus waren de Zwartgallige Ziekten daar als landeigen. In de tijden dat de Duitfche Keizers voor hunne Kroning te Rome gelofte moesten doen, van met Gods hulpe nuchter en te zullen leven, Itierven er zeer veelen aan een' fchieüjken dood; men fchreef dezelve altegader aan vergif toe. Dan Voltaire zegt zeer juist : Le poifon de ces temps - la en Allemagne etait la table. Ce Gunther de Schwarzbourg tombe en Apoplexie.. Ook bij ons worden de Zwartgallige Ziekten, even als de fchielijke flerfgevallen gedurig menigvuldiger; qui crefcunt, zegt Hippocrates, plurimum habent innatum ca- lo- (t) Arthritidem Homerus [/ao-oz-t^, pauperum inimicam ait. («) Alexandrini qui vescuntur carne leporina, falfamentis, anguillis, lampetris, crasfo utuntur vino , et in otiovivunt, frequenter morbis cutaneis obnoxii. Duretus. Cw) Jentaculum, prandium, merenda, cccna et com. mesfatio.  der Zwarte Galle. 35 lorem; plurimo ïgitur opus habent aXimento. Maar als men eens zijn waschdom volbragc heeft , en dan noch zo Veel vreet en zuipt, als of men 's Jaarlijks anderhalf voet in dikte en zes in lengte moest toeneemen, dan zal Aretaeus zeker gelijk hebben, als hij zegt, dat de meeste beroertens aan het onophoudelijk Zwelgen en Slempen moeten toegeschreven worden. Ik voor mij ten minften zat nimmer aan een welgeltoffeerde tafel of dacht f dat onder ieder gerecht, Jicht, Aembijen, Hypochondrie en alle Zwartgallige Toevallen verborgen lagen. Daar van daan komt dat verveelend geklaag over de kwade Spijsverteering en pijn in de maag en ledenmaten , die door onze nieuwmodifche Artfen en andere Recreations - Secretarisfen, onder het krommé hunner Lendenen, Zenuwziekten genoemd worden. Men moet de wijsheid en voorzichtigheid der eerfte Kerkvaderen van de Roomfche Kerke bewonderen , zegt Grant, wanneer zij bij den Oorfprong van hét Monniken en Heremitenleven dusdanig .eene wijze van vasten, leefregel en lichaamsbeweging voorfchreef, waar door de voortbrenging en ophoping der Zwarte Galle verhinderd wierd. Dan zo goed deze regelen, mijn lieve Grant 1 bij hurmen aanvang waren , zo zeer zijn zij in \ vervolg van bei ware doelwit der inftelling afgeweken. De Oorzaak is C *  Over de Oorzaken bekend. De Roomsch Cacholijke Kerk vordert voornamelijk de onthouding van Vleesch, en zie hier d reden, dat men zich aan de beste wijnen en uitgezochtfte vasten fpijzen houdt, die wel verre van aan het oogmerk der Kerke te voldoen, juist van eene tegenovergeltelde werking zijn. In plaatfe van de wellustige opwellinge des lichaams te dempen, zetten zij dezelve aan. Lieden die meer drift bezitten als zij kunnen of weeten unteoefenen, zullen de waarheid hier van ondervinden. Hier van daan (trekken ook, alles gelijk gefield zijnde., de meelfpijzen en gebakken, (*) de gedroogde, gerookte, ingezoutene en vette Visch enz, enz. OO, veel meer ter bevordering van het Zwartgallig Temperament, dan het gebruik van Vleesch. Dit is ook de reden, dat de meesten der geenen die tegenwoordig in den Monnikenland leven , bij hunne luie levenswijze, bij hun rondzwerven, en vetmestenden (2) Eetregel door een geheel heir van De (*) Dulcia et pinguia et glutinofa replent; eft enim in illis alimenti vis volumine major. Hippocrat. (y) Pinguia corruptione fua cacochymias acres atrabilarias, cadaverofas vix extergendas caufant, qua; ad inflammationes, exanthemata, herpetes, ulcera canciofa etc. etc. disponunt. Gaubius. (z) êiMTn ü-i«ia „ Aembijen, Koortfen, Slaaploosheid, folterende „ ongerustheid, aanhoudenden tegenzin; handelin„ gen zonder famenhang of befiemming, en einde„ lijk de zotfte grillen enz. enz". Behalve in den ftand der Geleerden, vind men» tegenwoordig niet veele menfchen, die zich door ai te fterk waken deze Ziekte op den hals halen; de? grooten der waereld flapen waarlijk lang genoegWanneer men hier in zich noch te buitengaat, dam» beftaat het enkel daarin, wijl men gelooft, dat de? Zon Hechts voor 't gemeen fchijnt; daarom flaapc men bij dag en neemt des nachts zijn vermaak. Eenr text van onzen Oudvader Hippocrates bewijst, dat dit reeds in zijnen tijd de mode was, daar hij over het nadelige van het nachtbraken het volgende zegtr :Quod ad fomnum attinet, fecundum naturam cmJuetum nabis ejl diem vigiliis abfumi, de notie ■dormire:; fi Mud erit inverfum, pesfimum.' — .§ X V J I. Zo zeer een matige en aanhoudende beweging het lichaam vast en ftevig maakt, even zo zeer worden door eene te hevige beweging de zogenoemde levensgeesten uitgeput, en de gefteldheid des lichaams verzwakt. Elke overmatige beweging keert in 4e D s dier-  3« Over de Oorzaken dierlijke huishouding alles ten onderden boven; ook begunfligt niets zo zeer de fcherpwording der vochten , en het ontdaan der Zwarte Galle, als een kwade fpijsverteering, voornaamlijk wanneer 'er tevens een fnellcr omloop der vochten mede verbonden is. Tot deze behoort het derk lopen en die nieuw uitgevondene wijze van tot fuifebollen en flaauw worden toe te danfen enz. § X V I I I. De Ledigheid. [ Het is voornamelijk aan den Rijkdom, die een werkeloos leven leidt, en ons aandrijft om zulke vermakelijkheden na te jagen, die zeer fchielijk voorbijgaan en niet verzadigen kunnen, of zulke geneuchtens te fmaken die onze krachten ondermijnen, toe te fchrijven, dat het' getal der Zwartgalligen in onze eeuw zich zo zeer uitbreidt. De arbeid, waar toe de Mensch, om de zonden onzer Stamouders, zo men zegt, veroordeelt was, was in geenen deele een draife des Hemels, maar, met verlof van de Heeren Theologanten, een weldaad der Natuur. Des menfchen geluk is bezigheid, zij maakt het lichaam hard, en zeer gevoelloos voor fmart en pijn. Zijn grootde kwaal daarentegen is de Luiheid. Deze onpeilbare afgrond, die door alle de fchatten der waereld niet kan gedempt worden, word alleen door den arbeid gedempr. Dan  der Zwarte Galle. 53 Dan de bezigheden, tot welker uitoefening een gedurig Itilzitten vereischt word, veroorzaken onder de handwerkslieden ook veelal het Zwartgallig Temperament. Zimmermann zegt: „ dat 'er om die „ reden, in zeker fchoon en rijk dorp in Zwitfer„ laad, geen huis gevonden word, of 'er heeft zich „ iemant in verhangen of van kant gemaakt". De Kleermakers, Schoenmakers en Wevers zijn bij uitftek daar toegefchikt, terwijl zij door hunne lichaamshouding, de ingewanden drukken, en in 't gemeen fpijzen gebruiken, die zij wegens hunne zittende levenswijze zeer moeilijk kunnen verteeren. Daarom hebben meest allen deze lieden gebrek in de werktuigen der fpijsverceering; de omloop der vochten gefchied langfaam; er ontflaan ophopingen en verdikkingen; uit gebrek aan beweging word de toevloed van het bloed naar 't hart vertraagd; het bloed, met te weinig hoeveelheid ingeademde lucht bedeeld, te min door de werking des harte verbeterd, word lijmerig en tot verdikking geneigd; de vaten uit den Poonader fpruitende worden verflopt, 't welk de verftopping van de daar mede verbondene ingewanden ten gevolge heeft; en eindelijk, word hier uit de Zwarte Galle geboren, en met dezelve alle die wonderlijke en grillige denkbeelden, zwakheid in de Levenswerkingen en ongeloofelijke gevoeligheid bij iedere Luchtsverandering. —. Dan onder D 3 alle  £4 Over ie Oorzaken alle de lieden die tot deze Clasfe behoren zijn er geen ongelukkiger dan de Geleerden, die zich aan befpiegelingen hebben toegewijd, en bijkans altijd over hun geliefkoosd voorwerp met veel verftand raaskallen. Ook zijn die geenen fchier ten allen tijde aan de Zwarte Galle onderworpen, die hun arbeidzaam leven fchielijk vaarwel zeggen, en wegens hunnen rijkdom een werkloze en zittende levenswijze aanneemen. Deze verliezen gemeenlijk hunne gezondheid als zij aflaten te werken, of armmoedig te zijn, en worden zodra zij Heeren worden ook met de Ziekten der Heeren gekweld. — Moe men 't dus neeme, een zittende of luie levenswijze verzwakt het lichaam. Of men op den Throon, in den Raad, aan de Speeltafel, of op den Schoenmakers drieflal zit, jitcen is en blijft zitten. — § X I X. De Hypochondrie zonder ftoffe, die door Cullen onder de opfHjgingen gerangfchikt word, is waarlijk eene zeer zeldzame Ziekte. Zo zij echter ergends waargenomen kan worden, zo begunftigt zij altijd het ontflaan der Zwarte Galle, om dat zij door hare geweldige fchokken en kramptrekkingen de natuurlijke eigenfchappen der vaste en vloeibare deelen dot?  der Zwarte Galle, 55 doet veranderen. „ Als men opmerkt, zegt de \ Kaempf, hoe vermogend het geprikkelde Zenuw„ geftel, of liever hét tvoffuw van Hippocrates 'è, „ zo dra het in een anderzins gezond lichaam in „ wanorde of in woede geraakt, om de daar aan „ ondergefehikte vloeibare, hoewel grov-eren, dee„ len te veranderen, hoe het het Galle een andere „ kleur en hoedanigheid doet aanneemen, het fpeek„ fel vergiftigt, het afzichtelijk kreeftge?wtl veroor„ zaakt, klonten in de borften, verhardingen en „ ontllekingen, buik- en bloedvloeden voortbrengt „ en doet ophouden , zo zal men aan deze oorzaak „ hier ter plaatfe den rang geenzins betwisten". § X X. Wanneer een vochtige, koude luchtsgefteldheid op eene voorafgaande hette volgt, dan word het dierlijk vermogen des lichaams en de flerkte der fpiervezelen merkelijk verzwakt; en verre af, dat door eene dusdanige Lucht de deelen, die uit het dierlijk lichaam uitwafemen, opgenomen en weggevoerd worden, zo houd zij de zelve veel eer in het lichaam terug, hoopt ze aldaar op, en veroorzaakt dus flapheid, weekheid, en gebrek in werking. Dan in de tweede afdeeling daar van nader. D 4 $ XXL  56 Over de Oor zaken § X X L Wanneer de natuurlijke Bloedontlastingen door een Hechte levenswijze of door kunst onderdrukt v/orden, dan verplaatfcn zich deze vechten ergends anders, en veroorzaken gemeenlijk in een daar toe gefchikt ingewand eene ophoping, waar uit dan verdikkingen, verpoppingen en verhardingen geboren worden; 't welk men dikwijls in onze bejaarde Vrouwen waarneemt; aan wie bijkans altijd eenige verftopping in de lever of teeldeelen te beurt valt, zo dra de geregelde Stondenvloed begint op te houden (/). Waarom Arifloteles zeide, „ dat die ., Vrouwen, die haare Zuiveringen geregeld hadden, „ noch aan Aderfpatten, noch Bloedvloeden, noch .>} Aambijën onderhevig waren". Het bovengeftelde is ook te gelijk op alle andere foorten van Bloedontlastingen toepasfelijk. Want, tmnis Janguis, zegt Durefus, qui fupprimitur , in atram bilem converthur. 't Komt mij, om die reden, onbegrijpelijk voor, hoe de meesten Ziektenkundigen (Pathologici) van dezen tijd niets gerept hebben van de toevallen, die uit kwalijk geflopte Beusbloedingen ontflaan terwijl diergelijke bloed- vloe- (V) Omnia lochia funt melancolica, inde facilis ia ^traro büem t^trmut, Duretus,  der Zwarte Galle. $j vloeden zekerlijk altijd toevallig (Symptomatisch) zijn, en ten teken zijn van den aanleg tot ZwartGallige Ziekten. —— Hippocrates zegt: Accidit autem hic morbus his, qaibus in pueritia et juyentute fanguis ex naribus fluere defiit. Proinde interrogandum eft de fanguinis eruptione, an in juyentute contigcrit. — hoe enim horum morborum principium eft. Ja zelfs behoort de opflopping der Natuurlijke onbloedige ontlastingen, als van het Zog, Zweet enz. tot deze Clasfe. § X X I I. De ongefteldheden door een kwaade behandeling der Koortfen te weeggebragt verdienen hier ook een plaats. Wanneer er verfchillende bewegingen der Zenuwen, of gistingen en bewegingen tevens OHtftaan, gefchikt ter ontbinding en affcheiding der vochten, en men deze terltond met Aderlaten, Koortsbast, Staal en Heulfap Qri) en foortgelijke mid- (m) Morbos fi quis prster conftitutam temporis rationem corrumpit medicamentis, fimul ex parvis magnos et ex paucis muitos morbos moris eft fieri. Plato. Arbitror autem magnum id infortunium esfe, fï morbi male curentur. Galen. — Importune curati mül&i fubito D 5 his  58 Over de Oorzaken middelen te keer gaat, waar door men Hechts de toevallen verzacht, de goeddoende Natuur in hare werking Hui:, en men de waare oorzaak, ter welker verwijdering zij deze bewegingen in 't werk fielt, onaangeroerd laat liggea, dan brengt men zeker alles toe wat de. wording der Zwarte Galle kan bevorderen. — Niet alleen in aanhoudende Koortfen, maar ook dan, wanneer de, anderzins zo heilzame, tusfehenpozende Koortfen geflopt, de bezettingen der Onderbuik met plaatfelijke, famentrekkende, verdovende, en de bloedvloejingen met Hoppende middelen behandeld worden, geeft men aanleiding om de Zwarte Galle te doen geboren worden. Want daar door worden de, in de vaten verdikte en famengepakte, vochten onbewegelijk, en geheel het leven lang onoplosbaar. Men vestige Hechts het oog op de door kunst veroorzaakte verftoppaigen der buikingewanden, die na kwalijk genezene tusfehenpozende Koortfen achter blijven, en algemeen onder' den naam van Koortskoeken bekend zijn. Wanneer ik deze zaken met aandacht overwege, dan kan ik mijne tranen niet wederhouden over alle de his merbis correpti, et gravisfime. Trallian. — Febres continus; male fanatae fine crifi, fine purgatione, fine fenguinis vel et nimia detra&ione et neoterismo. — Duretus.  Cc Over de Oorzaken werkingen, die zij ter harer verdediging aanwend; hij leid, en is het nodig, hij verfterk: dezelven. Hij haast zich , even als Fabius Cunctator, zeer langfaam. Hij overweegt de krachten der Ziekte en die der Natuur; hij vergelijkt ze met elkander, en werpt zich, wanneer zij famen geëvenredigd zijn, niet tusfehen beiden in. Word hij nochtans door den nood gedrongen, dan weet hij ook de krachtdadigfle middelen in het werk te Hellen. Maar volgen hier in niet alle Artfen de voetïtappen hunnes leermeesters? Mon Dieul nous avons des aveugles, des borgnes, des bigles, de louches, des vues longes , des vues courtes, ou diflinctes], ou confu* fes , ou faibles , ou infatigables, et tout cela eft wie image asfez fidele de nos médécins. — At nunc pon?. Domine cujlodiam ori mco! § X X I I I. Het verlies der zogenaamde Levensgeesten en dat der overige goede fappen des Lichaams, als het Zog ('O het zweat, het Speekfel en het ontijdig door (n) Qua: post graviditatem eft laftis in mammis generatio non perva avacuatio et ipfa eft plenitudinis. Una eniin fubftantia menfium et laécis. Galenus.  der Zwarte Galle. 61 door aderlatingen afgetapte bloed, verdienen hier ook gerangfchikt te worden, want door niets worden de werkingen des menfchelijken lichaams meer verzwakt. Boerhave zegt: Accumulat cruda et pfoducit laxitatem in omnibus vafis. En de vermindering van het Dierlijk vermogen is werkelijk het onmiddelijk gevolg van ieder overdrevene ontlasting van wat foort die ook zijn moge. Deze is nu de ftamboom van alle de oorzaken die het Zwartgallig Temperament te weeg brengen. Deze is bijna de inhoud van allen de zeven Hoofdzonden die Karei de Vierde bij de opftelling der Göcden Bulle aan de zeven Keurvorften verweet. Lieden ran de Groote waereld zullen zich dit niet aantrekken ; intusfchsn acht ik mij gelukkig, dat deeze foort van lieden even zo min eene prijsverhandeling lezen, als de zelve voor hen gefchreven zijn. VIER-  62 Van dee Toevallen die het Zwartgallig VïEMDE HOOFDSTUK. Van de Toevallen die het Zwartgallig Temperamen voorafgaan en verzeilen. § L Wanneer een lichaam dat door de in het vorige Hoofdftuk opgenoemde oorzaken verzwakt is van zijnen Levensregel afgaat, fteeds allervoedzaamlte, vette en onverteerbare fpijzen en geestrijke dranken gebruikt, en daarenboven een zittend leven leid dan kan de fpijsverteering onmogelijk lang goed bliiv'en Het lichaam krijgt hier door eenen te groten overvloed van voedzame deelen, de Lever word verte 00, en de Galle van een kwaden aart. Terftond klaagt men over drukkende pijn in de maag , oprispingen, loomheid en winderige opfpanningen (o) L'art par laquelle on augmente Ie foi au dépens de la graisfe en empatant et en denaturant la Mie, eft une art inconnue, - £*n[.  Temperament voorafgaan en verzeilen. 63 (p), terwijl door een verzwakt vermogen om de fpijzen te verteeren het te harde voedfel niet behoorlijk kan bearbeid worden; want een kwade verduwing bewerkt de flijm niet genoegzaam; deze neemt in de verzwakte ingewanden eene grote fcherptc aan; de Maag en Twaalfvingrendarm worden opgeblazen ; 'er ontdaan krampachtige bewegingen; men word benaauwd; begint te geeuwen , enzichuitterekken om den, door deze opblazingen en verflopping geflremden, omloop des bloeds te herftellen; men klaagt over de zoode en flijm in de maag. De Buik zwelt op, de afgang is hard , en de pis dik en troebel (cf). De adem riekt, en tegen den avond heefc men oprispingen die van een ijfelijken flank verzeld gaan. Men word verdrietig, peinzend, knorrig, ongefchikc om iets te doen en verbijsterd in gedachten. Men drinkt een glaasje wijn, men herhaalt het, en alle ongefteldheid verfluift. Men merkt dat dit middeltje verlichtenis bijbrengt, men bedient zich daar van bij ieder gelegenheid en hier door verergert men zij- (p) Qui atram bilem colligunt, ftomacho inflantur. Trallian. (?) Urina autem crasfa, ex qua , quod defidit, album eft , figniiïcat circa articulos, aut circa viscera dolorem,, metumque morbi esfe. Celjus. In iis, qui voraces funt, urina fedimen habet crasfum. Galenus.  68 Van de Toevallen die het Zwartgallig gemarteld, die van eene tegennatuurlijke geftefPheid der verduwingsvochten moet afgeleid worden. De lichamelijke gefleldheid ontaart, 'er heeft een gedurige drukking en zwaarte in den buik en het gedarmte plaats, de afgangen zijn altijd raauw en alleritinkendst (x), 0f zeldzaam, ter oorzake dat de gebreken der verduwingings - vochten en werktuigen hebbelijk (habitueel) geworden zijn. § V. De Benaauwdheid word door een aanhoudend gevoel vaa een drukkende liompe pijn in de maag, die zich fchier altijd naar den eeten openbaart, veroorzaakt. Gaubius zegt: Eft enim fenfus aliquis univerfo corpori, quo fit ut mens doleat, angatur, agitetur, cum injuria partibus quibusvis infertur. Wanneer de loop der vochten door den Poortader gefluit word, dan worden dezelve in eene groter hoeveelheid naar de longen voordgeftuvvd, alwaar zij door hunne ophoping een angst verwekken, waar van men zich door zuchten, geeuwen en uitflrekken poogt te ontheffen. § V I. (x) Quibuscunque cruda deorfum fecedunt, ex atra büe fant, fi plura copiofiore, fi pauciora pauciore. Hippocrat.  Temperament voorafgaan en verzeilen. 69 § V I. De Hartkloppingen zijn een gevolg van de verhinderde omloop der vochten ; wanneer hec hart zich van het opgehoopte bloed niet behoorlijk ontiasten an, dan word het geprikkeld , en poogt door zijne verhaaste en fterkcre famentrekkingen dat geene te herftellen , dat deszelfs geregelde beweging niet in ftaat was om uittevoeren. Door deze zelve hindernisfcn worden de vaten, indien bij toeval de omloop der vochten word aangezet, uitgerekt en verwijdt, waar van daan die bloed en flagaderspatten , die, in evenredigheid der vaten, dan zeer groot dan zeer klein zijn. Dit veroorzaakt ook de ongelijkheid in den polsflag en deszelfs gedurige verandering bij de minfte beweging, als mede hec zwoegen en hijgen bij het beklimmen van fleiitens; daar van daan ook , het gevoel van kloppingen in den buik en voornamelijk in den hartkuil — en daar van daan eindelijk die vliegende hette. § V I I. Het is zo zeker dat de Droomen door eene wanorde in de buikingewanden veroorzaakt worden, dat men het zelve als eene magtfpreuk, die geen verder bewijs nodig heeft, geredelijk kan aanvoer E 3 ren.  fo Van de Toevallen die het Zwartgallig ren. Word de oorzaak tot Droomen aangezet en vermeerderd, dan zijn ook de gevolgen wezenlijker en veroorzaken de Nachtmerri. Dikwijls word deze oorzaak hebbelijk en dan droomt men zelfs al wakende van dat geen, 't welk ons 't naas: aan 't harte ligt. Hier uit word die wonderbare en rusteloze zucht tot belpiegelingen geboren, waaraan de Geleerden zo zeer onderhevig zijn , daar van daan komt die trek tot de eenzaamheid; die treurige (y) ernsthaftige en echter vreesachtige houding hen zo eigen; daarvandaan hunne overdrevene grilligheden (z) , hunne ftijfhoofdigheid in het Haven hunner opgevatte meeningen, (a), hunne onvermoeide zorg wegens hunne gezondheid, en het onophoudelijk en verveelend -rammelen van hunne ziekte en ongelteldheden. S VII L Dat het Neusbloeden altijd toevallig is, heb ik bij zevenjarige weldoorvoedde kinderen menigmaal waar- (y) At, li Ionga tristitia cum longo timore et vigilïa eft, atraj bilis morbus fubest. Celfus. (z) Nam qui vexantur atra bile phanatici funt. Duretus. (a) Et ob contemplationem ftupidi habentur, animo aatem feveri; non ridentes, immites funt. Jreteus.  Temperament voorafgaan en verzeilen. 71 waargenomen. De daarmede fchier altijd verbondene buikpijnen en uitflag lieten mij des aangaande geen den minden twijfel. Dikwijls hebben de gefteldheid en aanleg tot toekomende verffoppingen zich daar door aan mij geopenbaart, die ook werkelijk begonden {tand te grijpen, zo dra het gewoonc Neusbloeden ophield. Ook oniha: er een toevallige Neusbloeding, wanneer een verouderde ophopki-r bij volwasfenen kramp in de buikingewanden veroorzaakt, en daar door de vochten naar de bovendeden voortdrijft. Of echter de (lelling van Kaempf, dat het bloeden uit het linker neusgat een verftopping aan de linker zijde en dus ook omgekeerd, aanduid, waar is, dat kan noch durf ik bepaalen. In 't algemeen nochtans word het gezegde van Celfus bewaarheid: Quibus fapius ex naribus fiuitfanguis, his autemlienis et capitis dolores funt. Ook ontdaan 'er Bloedvoeden door andere natuurlijke en tegennatuurlijke wegen. Want wanneer eene verpopping een groter plaats beflaat, of door drukking of fcherpheid der vochten enz. enz. kramptrekkingen te weegbrengc, vloeien de vochten die zich in&den omtrek bevinden altijd daar heenen waar zij den minPen tegendand ontmoeten. Zij dringen dan met noch grooter geweld in de ledige vaten > en veroorzaken dus noodzakelijk uit de afgelegene ingewanden, ophopingen en bloedvloeiingen in het E 4 hoofd*  72 Van de Toevallen die het Zwartgallig hoofd, de longen , de dikke darmen, de baarmoeder, maag, enz. enz. Onder de dieren ontmoet men geene bloevloeden, waarom? De oorzaak daar van valt gemakkelijk te ramen. § I X. Dikwijls word door de ongeregelde Handelwijze der Zieken , of door het armzalig gedrag van eene onkundigen Receptfchrijver de verftopping aangezet en met geweld naar een ander deel gedreven , waar zij te voren haast geen plaats had. Dit alles gefehied dan met eene aanmerkelijke vermeerdering der toevallen , en wanneer zij in 't vervolg aldaar gevestigd is, dan word men een zwaare drukki g, eene lastige trekking, een gedurige koude, (lompheid , en een zogenoemde verflapping en gevoelloosheid gewaar. — Dit is de zetel der zogenoemde fcheele Hoofdpijn (clayus Hypochondriacus of Hyfiericus) die menigmaal verfcheidene fchielijk opkomende en verdwijnende buikgezwellen voortbrengt, en met eene vastzittende en om razend te worden pijn verzeld gaat. Dikwijls tekent zij door haare toevallen een Lintwurm en duizend andere vreemde dingen in de b^kingevyanJen aan. Want de levenskracht fteL al-  Temperament voorafgaan en verzellm. 73 •Hes in het werk, om dat lastige trekken en uitzetten der vaste deelen te doen ophouden; zij veroorzaakt krampachtige beweegingen, de geprikkelde vezelen pogen zich weder famentetrekken, zij krullen zich om, zij trillen, zij worden opgetrokken, en daarvandaan die flekende pijn , die trekkingen, fpanningen , krampachtige bewegingen enz. enz. — $ X. Het gelaat is ook geene der geringde kenmerken der Zwarrgalligen. Want dan is hec bleek , dan lichtgeel of groenachtig j en dikwijls loodkleurjcr. Dikwijls ontdekt men iets meer geelachtig aan den hoek des monds en de neusvleugels, en een' donkerblaauwen kring om de oogen ; derzelver gewoone glans is verdwenen een daan diep m 't hoofd gezonken. Deze en noch veele andere dingen geeven eene wanorde in de inwendige huishouding te kennen. Alle Artfen zijn in deze kunst niet ervaren. Er zijn mannen die ieder meisje met den eerden aanblik kunnen doorgronden, zij komen , zien en overwinnen. Mij dunkt dat Democritus toe deze foorc behoorde. Want als Hippocrates de Abderiten bezocht, zo ontdekte deze Wijsgeer onder diens gevolg een Meisje, dat bij op een hoffelijke wijze Jongvrouwe noemde. E 5 Dan  74 Van de Toevallen die het Zwartgallig Dan den anderen dag genoot zij die eer niet meer; want Democritus zeide bij haar inkomst: wees gegroet Vrouwe! Die Juffertje zal zeker werkelijk in dien nacht ontgordeld zijn Q). Zo doorzichtig zijn alle onze hedendaagfche Geneesheeren niet. SXi. Verzwakking des Gezichts is niet zelden het lot der geenen die aan Zwartgallige opftoppingen fukkelen. Voornamelijk heeft di: nochtans plaats als de Zwarte Galle in de maag huisvest, 't Is bijna niet te geloven, hoe groot de medelijdzaamheid (Sympathia) tusfehen de maag, de oogen en andere deelen des hoofds is (c). Het kaal van hoofd zijn ftrekt hier van ten bewijze. Balbi et calvi et exili voce preediti multum atrabilarii, zeide Hippocrates. Ik ken verfcheiden zulke lieden , waarin dit zo duchtig bewezen is, dat zij zo dikwijls zij Mostaard of Rammenas of eenige andere fcherpe fpijzen gebruiken, een gevoel van hette of een jeukte , als of 'er mieren over de huid (i) Dioger.es Laertius. Suidas. (c) Corporis autem membra fingula, alterum altari, dum huc vel illue morbus fertur, ajgritudinem ftatim communicant, ventriculus capiti etc. Eippocrat.  Temperament voorafgaan en verzeilen. 79 moedde dat 'er iets Venerisch plaats had, cn de geele, dikwijls groenkleurige flijm verfterkte hem in zijne opgevatte meening; terwijl de flijm die in verkoudheden geloosd word alle deze kleuren niet kan aanneemen. Ik rade den Artfen in alle dusdanige gevallen een naauwkeurïg onderzoek der oorzaak aan; want deze onderfcheiding is in de geneeswijze van het grootfle belang. $ x 111. ïn den kring der toevallen behoort ook eene hevige gevoeligheid bij de luchtsveranderingen gefield te worden. Daar de zwakheid der vaste deelen alsmede die van het dierlijk Vermogen over het algemeen genomen de grondflag dezes Temperaments is, zo is het gemakkelijk te begrijpen, dac de verandering in de zwaarte en andere eigenfchappen der Lucht dusdanige Lieden merklijk moet aandoen. Daarom is de Barometer een zekere waarzegger voor de Zwartgalligen, en daarom zullen de minfte hunner aan tafel gaan, zonder alvorens op het weerglas gezien te hebben. — Dan alle de tot hier toe aangevoerde toevallen zijn voor het grootfle gedeelte flechts voorlopers der Zwarte Galle. Zij tekenen meestendeels alleen de verflopping van dit of dat ingewand, en de daa: uit voort-  So Van de Toevallen die het Zwartgallig voortfpruitende aanleg tot Zwartgallige Ziekten aan: hebben deze eenen ruimen tijd geduurd, dan word de geheele lichaamsgesteldheid Zwartgallig, en de Ziekte hebbelijk. — S x i v. In het volgende tijdvak is de Zwarte Gal geene ongelteldheid meer, maar eene Ziekte, die zich door geene bijzondere toevallen, maar door een geheele famenvoeging van dezelven doet kennen. Het gantfche lichaam is Ziek, en ieder toeval maakt een geheele Ziekte op zich zelve uit. Langen tijd ligt zij diep in het lichaam verhólen en woedt in (tilte: zonder dat zij opgemerkt word, bewerkt zij het gehele bederf der vaste en vloeibare deelen, dat eerst dan in het oog loopt, wanneer alle de ingewanden zijn aangeftoken. En wie kan dan de hier uit geboren wordende mogelijke Ziekten optellen ! De minlte oorzaak kan eene dusdanige lichaamsgefteltenis geweldig aandoen; de kleinlte Vonk doet alles oogenblikkelijk ontvlammen. Maar waar van daan komt het toch, dat de Zwarte Galle op die deelen werkt, die van den buik, hare verzamelplaats, zo ver afgelegen zijn; dat zij eerder dit dan dat 'ingewand bezet: dat de Zwartgallige (toffe juist dezen en geenen anderen loop neemt enz.  Temperament voorafgaan en verzeilen. 81 enz. enz. ? Zo mij de tijd niet ontbrak, zoude ik op al het hier voorgellelde gaarne langer blijven daan en mijn gevoelen daar over aan den dag leggen. — Alles wat ik daaromtrent zeggen kan, is, dat vermids de toevallen, oorzaken, fcheidingen en geneeswijze dezer Ziekten zichzelve beilendig gelijk zijn, ik dezelve in allen opzichte befchouwe als Kinderen van eene en dezelve Moeder. Die lust hebbe, fpore haar geflachtboom na! Ik ben 'er niet doorzichtig genoeg toe. " Naar de verfcheidenheid des ingewands, waarin de Zwarte Galle hare hoofdrol fpeek, worden 'er verfcheiden foorten geboren; dan het gedacht der Ziekte ondergaat nimmer ecnige verandering. Ieder bijzondere foort dezer Ziekte, die oneer de gedaante van eene geheele andere Ziekte voorkomt, die hare wezenlijke eigenfchappen geheel en al fchijnt afgelegd te hebben, en deswegens onder een andere benaming bekend is, zal ik in de tweede Afdeeling onder den naam van Tusfchenlopcndc Ziekten (jnorbi intercurrentes') opgeven. Daarom zal ik nu Hechts cenige weinige aanflippen, die bij de Artfen, vaak miskend geworden zijn. Allen hebben zij die eigenfchap, dat zij nooit gerezen worden, zo lange de Zwartgallige gedeldheid (conftitutie) niet is vernietigd; en dat zij door een ongelukkige keus der geneesmiddelen, onkundige behandeling, of wanF neer  8a Van de Toevallen die htt Zwart gallig neer zij te lang geduurd hebben, nimmer te genezen zijn. § X V. De AemUjen verdienen hier de eerde plaats. Zij ontdaan uit eenen geweldigen toevloed van Zwartgallige doffen naar den Endeldarm. De door eene toevallige oorzaak aangeprikkelde Levenskracht, verwekt in het Poortaderlijk famendel zekere bewegingen, waar door de diidaarde vochten in werking geraken; 'er gefchieden ophopingen, de opgevulde vaten wederdaan bet uitzettende geweld der vloeibare ingehoudene deelen, 'er ontdaan geweldige krampachtige colijkpijnen in de ingewanden die met het Poorcaderlijk famendel verbonden zijn, namelijk in de Lever, de Maag, de Milt, het Darmfcheel, de Darmen, onder de korte Ribben, de Lendenen en 't Heiligbeen enz. Diergelijke werkingen der Natuur ontdaan zeer dikwijls; wanneer zij lang en met hevigheid voortduuren, dan barden 'er eenige bloedvaten, het bloed dort zich in het celweeffel uit, en zulks gefchied vooral aan den aars en op den krop van de blaas; welk laatde ongemak te dikwijs miskend, en door onkundige Geneesheeren met den naam van graveel en Venerifche verzweeringen befiempeld word. Het  Temperament voorafgaan en verzeilen. 83 Het in het Celweeffel ontvaacte bloed doet de huid op onderfcheiden wijze opzwellen, en daar van daan die onderfcheidene benamingen van Druiven, Vijgen, Moerbeziën enz. enz., die menigmaal zo pijnlijk en zo fterk gefpannen zijn, dat zij barden en dus een' geweldigen bloedvloed veroorzaken (ï). Deze aambijen en de Zwarte Galle worden door Hollerius yoor woorden van gelijke betekenis gehouden. Ook zijn alle vloejingen der Aembijert van de Aarsjeukte (Serpigo) af (£) tot op den Fistel en de Kankerachtige verzweeringen van den Endeldarm toe, zekerlijk tegen de natuur (l), wijl deszelver aanwezen altijd den tegennatuurlijken gesteldheid der buikingewanden vooronderltelt. Wel is waar , het vlocijen der Aembijen vermin» dert en ftilt alle Zwartgallige toevallen, maar het geneest dezelve nimmer (in). Het is om die reden een (ï) suzcyrifytTM ejaculantitr. Ilippocrat. Ac fi Epiftomio remoto vinura efFunditur. Duretus. (k) Deze ziekte wierd door de ouden weinig waargenomen. Zij ontftaat door een fcherpgeworden Weivocht dat naar den aars vloeit en een onlijdelijke jeukte veroorzaakt. (/, Nifi purgentur Efamorrhoidarii, nescio, qua melancolia, et obfcoenis fomniis vexantur. (m) Atra bile vexatis etrenuin pasfionibushajmorrhoides bonum Hippocrau F 2 !«•  Van de Toevallen die het Zwartgallig „ een lastige en beklagelijke weldaad der goedgunflige Matuur, een middel te fchenken dat dikwijls erger is dan de ziekte zelve. Worden zij te ontijdig opgeftopt, dan zetten zich de vochten, die zich hier ter plaatfe ontlasten, op andere ingewanden neder, en brengen andere Zwartgallige Ziekten voort; in de Longen veroorzaaken zij een valfche Longontfteeking; in de Lever beletten zij de verduwing of, gelijk de ouden van gedachten waren, zij (treinden de bewerking des bloeds, en verwekten dus de waterzucht, in de Maag brengen zij verhardingen voort (n) enz.' enz. § X V I. Infanientibus varicibus, aut Hzrmorrhoidibus accedentibus infania folutio eft. Hippocrat. Quibus Hasmorrhoides, ii nee pleurkide, neque peripneumonia, neque pbagadena , neque furunculis, neque tbennincis, fortasfe neque lepra, neque alphis corripiun* tur. idem. Me'ancolica jam facta magna medicina eft Hasmorrhois, futura; autem impedimentum. Galetius. (iï) Itemorrhoidas maturius curare ne properes, nee fi haud adfunt moveas. Muitos vidi triftes et furentes ejusmodt evacuationibos infeitia medicorum oppresfis , quidam nephritide correpti fuerunt, alii fanguinem vomuerunt es ventriculo, aut ex thorace tusfïerunt, et paraplegiis et bydtopibus perierunt. Galenus.  Temperament voorafgaan en verzeilen. 85 § X V I. In hoe afgelegener deelen van den Endeldarm de bovengenoemde natuurwerkingen voorvallen, des te hardnekkiger en langduriger zijn de Aembijen, en men mag des te minder op derzelver vloejing hopen. Zij vestigen zich dan meest in den omtrek van de Maag, de Lever en de Mik; en wanneer dan in 't einde de korte vaten (yafa brevia) die zich ttisfchen de Maag en de Milt bevinden of ook de aderen der dunne darmen met bloed opgevuld zijn , en door deszelfs drukking van een fcheuren, dan ontflaat daar uit de zwarte ziekte (Morbus niger) van Hippocrates. Dit ontwaart men altijd in Lieden die eene bepaalde Zwartgallige lichaamsgefleldheid hebben, die na het opftoppen der aembijen aan verfloppingen der ingewanden, langdurige derdendaagfehc koortfen gefukkeld hebben, of ook wanneer hebbelijke verzweeringen aan de beenen enz. enz. genezen zijn. Men kent nu deze ziekte cn het gevaar waarmede zij vcrzeld gaat reeds genoeg. Echter is zij in haren aart zo dodelijk niet als zij door Hippocrates word opgegeven. § X V 1% pe Zwartgallige Buikvloed is of toevallig,, F 3 iSyni-  Temperament voorafgaan en verzeilen. 89 Oiielque foit en effet la caufe, qui affecte primitifement les poulmons, les férofités, s'a'femblent dans le département de tout le tisfu muqueux dc la poitrine et forme la fiuxion avcc fievre et dou~ Uur ou fans ceux deux acciclens. Preuve de cela font la fidéralion el la quantitê de crachats fourniss par la tisfu cellulaire. Doet zich dus in een Zwatgallige blonde Lic.haamsgcfteldheid een oorzaak op, die, daar zij voornamelijk op de Longen werkt, in ftaat is om de Longontfteeking te veroorzaken; teritond zetten niet alleen het bloed, maar ook die vochten, die naar het verfchillcnd jaargetijde en de Luchtgelteldheid onderfcheiden zijn, hec flijmwecffel der Longen en der Borst op, en veroorzaken eene, aan de hoeveelheid der aangevoerde fappen, en de fpanning der vaste deelen geëvenredigde , valfche Longontfleeking. Terwijl daartcboven de Levenskracht bij de Zwartgalligen buitengewoon zwak is, en de vochten, wegens de aHerfcherpfte, met eene zeer taaie onoplosbare flijm vermengde Galle, niet gemakkelijk in den ftaat van koking te brengen zijn, zo moet ik met Bordeu inftemmen, als hij zegt, dat de ouden dusdanige Ziekten te onrecht in den kring der Catarrhale gefteldheden, dien zij veel te wijd uitbreidden , gerangfchikt hebben. Ik kan de Geneeswijze dezer ziekte volgends F 5 Grant,  oo Van de Toevallen die het Zwartgallig Grant, zo min afkeuren, dat ik 'er hier openlijk vooruitkome, dezelve in mijn praktijk aangenomen en mij ten richtfnocr voorgcfteld re hebben. Echter was ik altijd noch in vrees, dat ook in dit geval de Natuur in ftaat was zich zelve te redden. Noch dezen Herfsttijd had ik twee Zieken, bijWien de Natuur, onder het toedienen van elk geneesmiddel, mij luidkeels toeriep: Ne presfez poiilt. Laisfez moi faire. Vos drogues ne guerisfant point; furtout lorsque vous les entasfez dans les corps des malades. Ceft moi feule, qui guerit. Les momens, qui vous paroisfent les plus orageux, font ceux, ou je me fattve mieux, ft vous ne mCavez pas óté mes for* ces (p). Il vaut mieux, que vous m''abandonniez toute la befogne, qice d^esfayer des remedes douicux. Waarlijk de Heer Bordeu heeft gelijk. Daarom zoude ik ook aan alle artfen raaden, om in dit geval liever zijn voetlpoor dan dat van den afgod der Engelfchen Sydenham te drukken. Hippocrates verzekert, dat de meeste Longontftekingen door het onmatig gebruik van wijn en eene over- (?) Wijl ik dit fchrijve, ftierf een Vrouw van vijftig jaaren, die zeer aan den drank gehecht was, aan een valfche Longontfteeking, binnen het verloop van twee dagen, ter ocrzake van eene kwalijk in het werkgeftelde aderlating.  Temperament voorafgaan en verzeilen. 91 overdadige levenswijze veroorzaakt worden. Zo ongefchikÈ zijne verklaring is, als hij zegt: qnia pituita fanguine permixta ad pulmones ad(luit; Zo juist telde hij onder de fchadelijke fpijzen de vette Visch, qucs pituitofa funt et pinguedinem naturce infenfam habent, en het onmatig eeten van vleesch (xpeoöasyuO. Sponius voegt 'er bij, dat dit de reden is, waarom te zijner tijd de Longonftekingen zo veelvuldig in Parijs wierden waargenomen,- en in onze dagen zijn die ziekten in Londen, Weenen en overal, waar men goed eet en drinkt, even zo menigvuldig als in Parijs, dit kan ons ieder Moralist, die fterflijsten nahoud, ten duidelijkfte (ad oculinn) bewijzen. Nochtans zijn zij veelvuldiger in die landftreeken, waarmen onverwachte veranderingen van weer én wind aantreft. § X I X. Wanneer de Zwartgallige vochten door bepaalde oorzaken haaren loop naar de Longen richten, en zich daar nederzetten, dan ontftaac er een hoest, met een ontlasting van witachtige, lichte groengeele, dikwijls etterige, donkere, zwarte en zeer taaie, jafomtijds fteenachtige fluimen; verzeld van alles wat tot een Phtifis, fleepende Koorts en uitteering behoort. Ik verkeer dagelijks met een' geletterd' man, die  Q2 Van de Toevallen die het Zwartgallig die voor eenigen tijd onder een te veelvuldige, lichtgeele buikontiasting, en een flepende koores aanmerkelijk uitteerde. Zijn arts, wiens roem ik niet beter kan bewaren, dan door hem niet te noemen, ging óver tot herhaalde aderlatingen, gaf hem den Koortsbast en andere in de Teering aangeprezene foortmiddelen; dan daar de ziekte even hevig bleef voortwoeden, zo wierd de Zieke als een volftrekte Teeringzuchtige opgegeven. Toevallig komt hem een mijner vrinden bezoeken, die , uit het bovendrijven van den afgang op het water, de Ziekte met eenen anderen naam beftempelde, en zijn' vrind ried, om de Kina, Melkfuiker, Myrrhe en alles wat maar Medicijn genoemd wierd voor den drommel te werpen. De Zieke beterde fpoedig; dan er bleef hem een aanhoudende en onherstelbare zwakheid in de Longen over, die hij niet aan de Natuur, maar aan de handelwijze van zijnen arts te wijten had. Ik moet bekennen, dat het fomtijds zeer moeilijk is diergelijke fluimen van de echte etterfloffe te onderfcheiden; en dit is de oorzaak, dat men fints eenigen tijd zich zulke tegenftrijdige denkbeelden desaangaande gevormd heefc. Nimmer moet men zo veel acht flaan op de etterfloffe, als wel op de gefteldheid des lichaams, waar in zij word voortgebragt. In eene ontftekingaarrige gefteldheid word de cttcr- ftofFe  Temperament voorafgaan en verzeilen. 93 froffe uk dezelve vochten geteeld, waaruit in Zwartgallige de kwade etter voortkomt. Hec geheele verfchil beftaat dus alleen in de gefleldheid des Lichaams, in den verfchillenden graad van deszelfs gevoeligheid, Levenskracht (Calidi innati) en de daaruit voortvloeiende eigenfchap der Vochten, die hier flijm, daar goeden, ginds kwaden etter, en bij anderen wederom andere fchcrpe ontlastingen te weegbrengen. § XX. De Longen worden ook door Krampachtige bewegingen aangetast, die door de Zwartegafle veroorzaakt, dikwijls op gezette tijden weerkomen,, dikwijls aanhoudend zijn, en met een heefchen, drogen en geweldigen hoest verzeld gaan. Hier toe behoort de zogenoemde Borstkeelziekte, (Brustbraune), waar over fommige artfen, die geen vrinden van het Eenvoudige in de Geneeskunst zijn, zich zo zeer beangftigd hebben. Gaarne wil ik zonder eenige bepaling mijn gevoelen deswegens aan het rijp oordeel van doorzichtige artfen openleggen. Ik ben van oordeel, ja ik geloof het zeker, dat, wanneer de Zwarte Galftoffe langen tijd in eenig ingewand heeft plaats gehad, en een merkelijke fcherpte heeft aangenomen , de Longen, wier fimen- wer-  Van de Toevallen die het Zwartgallig werking (SympathiaT) met de geprikkelde buik'ngewandenzo bekendis, daardoor geprikkeld worden, en dus een kramphoest word te weeggebragt. Dat deze hoest op gezette tijden zich herhaalt, zet mijn gevoelen noch meer kracht bij, wijl zij ichier altijd eene verftopping der buikingewanden ten grondflag heeft. Hoe meer de Zenuw, welker tusfehenkomst gezegde famenwerking der Longen veroorzaakt, geprikkeld word, des te gevoeliger word zij, en door baare onophoudelijke fchokking word haare gevoeligheid tot zulk een hoogte gedreven, dat de geringfie, anderszins onfchadelijke, prikkel, dikwijls de bloote inbeelding alle die bewegingen, en dat hoesten tengevolge heeft. Langfamerhand, en door de onafgebrokene fchuddingen der Zenuwen worden de vochten in te groote hoeveelheid naar de Longen gelokt; derzelvergefteldheid word allenskcns veranderd, ontaart geheel en al, daar vandaan, die verfchrikkelijke heefche, piepende , droge, verfcheurende hoest, ciie de Engelfche a trumpeter of death noemen, en alle de andere angstverwekkende toevallen. S x x i. Uit het geen ik tot hier toe gezegd heb, valt het gemakkelijk te verklaren, op welk eene wijze de Bloedfpuwing, en de zogenaamde fmoorzinking (.ca-  53 Van de Toevallen die het Zwartgallig Een zestigjarig' Man die, na een werkfiame levenswijze, zijn dagen in rust doorbragt, een goede tafel hield, en zijn bed, zelfs in 't midden van den Zomer liet warmen, verviel na kort verloop van tijd in een Zwartgallige gelteldheid. Wanneer hij eens gezond en welgemoed langs de ftraat wandelde, geloofde hij eensklaps een' fteilen Berg te moeten beklimmen, en flapte zo hoog als of zulks wezenlijk gefchieden moest. Echter moet hij niet geheel zinneloos geweest zijn, want hij vond zijn huis zeer wel, offchoon hij over de hoofden van verfcheiden op ftraat fpeelende kinderen rustig heenen ftapte. Men lei hem te bed, en hij klaagde over niets dan Over een geweldige maagpijn. Kort daarna kreeg hij pijn aan de teenen van den linker voet, even als of zij met koorden wierden vastgetrokken. De voet begon te trillen, en de pijn fteeg langfaam als een' koelen wind naar den onderbuik; deszelfs ingewanden wierden zo hevig gefchud, dat men zulks duidelijk met de hand kon voelen, en de Lijder was in het vaste geloof dat hij in de hoogte wierd opgetrokken; waarom hij zijn dienstmeid, die hij naderhand tot zijn Vrouw nam, ernftig bad, dat zij boven op hem zoude gaan leggen, om dat hij niet naar om hoog zoude opgenomen worden. Dan dit was noch niet alles. Want wanneer deze, uit den voes opftijgende, ftuipachtige trillingen tot in de Lin-  Temperament voorafgaan en verzeilen. 99 Linker onderbuiks zijde gekomen waren, namen zij ■een anderen loop aan, en fteegen van de rechter onderbuikszijde langs de borst tot naar de keel op ! De Tong beweegde zich bovenmaten ihel, het rechter oog draaide in zijne holte om en om ; het gelaat wierd blaauw en het verltand en alle bewegingen hielden in hunne werkingen op. Twee herfsttijden na elkander wierd deze man op dusdanige wijze door deze ziekte aangetast; en hij hertelde altijd, zo dat hij in 't volgende voorjaar weder frisch en ge;zond was. Dan in de maand November 1783 •kreeg hij een nieuwen aanval, en in April van 'c volgende Jaar betaalde hij den dood zijn tol. Uit deze twee gevallen zouden zich veel gevolgen kunnen laten afleiden, die de kennis der Beroerten niet weinig licht zouden bijzetten, en bier niet ongepast zouden voorkomen-, zo ik hier ter plaatfe niet moest overgaan tot 5 X X I I I. De Huidziekten. "Er heeft een zekere gefteldheid van de Huid plaats, waaraan bijna alle menfchen die een zittend leven leiden onderhevig zijneene gefchiktheid ter verlamming en verftopping der huidvaten, de grondflag eener belette uitwafemmg; en aan deze verlamming moet men voornamelijk de G z  ïoo Van de Toevallen die het Zwartgallig gebreken der Huid toefchrijven. Dikwijls verfchijnen zij reeds in het eerfte tijdperk der Zwarte Galle, waarom Hippocrates zegt: Proinde interrogandum eft de fanguinis eruptione, an in juyentute contigerit, et nwn pungentes pmrigines et in pectore et in dorjo infmt, et quibus hcemorrhoides eveniunt, hoe enim horum mvrborum principium eft. In het zelfde Hoofdituk vaart hij verder dus voort: Impetigines et leprce, et vitiligines albce, quibus quidem juvmibus et pueris aliquid horum factum eft, aut paulatim confpectum, in multo tempore augefcit. Hoe zeer fommige Artfen de huidziekten voor plaatfelijke gebreken aanzien, is het echter zeker dat dezelve nooit ontdaan, dan in Zwartgallige gefteldheden en daarmede verzeldgaande wanorden in de buikingewanden. Le fait eft connu, mais comme en bien d'autres chofes le comment ne ieft pas. Mij dunkt, dat alle Huidziekten door de affcheiding van zekere naar de Huid gevoerde fcherpe weivochten veroorzaakt worden; die wanneer zij zich in de Longen nederzetten Longontfteeking, in het Hoofd een Beroerte, en in de Ledenmaten de Jicht *toen geboren worden (t). Middlerwijf men de Zwarc- (*) Deze affcheiding naar de Huid is cikwijls Meta> t&iuch. Te-  Temperament voorafgaan en verzeilen, iot Zwartgallige fcherpte der Vochten en dezelve gedeldheid der vaste deelen voor bewezen houd, blijft 'er noch altijdi'over om te bewijzen, waarom juist de huid op dat gedeelte des lichaams en op geen ar der word aangetast; waarom, onder dat groot aantal van Huidziekten, deze eerder outftaat dan eene andere; en waarom eindelijk de eene foort zich gemakkelijk door middelen laat genezen, daar een andere, dikwijls voor het oog geringe, Huidziekte dikwijls geheele Faculteiten te fchandc maakt. Wat het eerde aangaat, zo dunkt mij, dat hec niet onvoegelijk is te dellen, dat naar de verfcheidenheid der beledigde ingewanden, ook onderfcheidene plaatfen der Huid moeten worden aangedaan. Indien de Geneesheeren in dit geval meer opmerkfaam geweest waren, dan zoude wij in de kennis der Huidziekten verder gevorderd zijn. Intusfchen leerc ons de ervaring, dat Lieden die aan een verdopping in de Milt Decubitus humorum (aro^xn^fAXTct) funt ifta? dispofitiones, quando humores quidam in alia parte tumultuantes illam relinquentes in aliain transferuntur. Galenus. Dikwijls critisch Fluxilis facta materia atrabilaria et fubito ad exteriora veniens bonum eft. Hollerius. Dikwijls geen van beiden : His non putare oporcet abfeesfum esfe eam papularem eruptionem, fedmorbum; quibus vero horum factum eft et multum et derepenta , hoe fane fuerk abfeesfus. Hippocrat. G3 '  ió2 Van de Toevallen die het Zwartgallig Milt fakkelen (te) meestal over een koude op een1 bepaalde plaats aan den Linkervoet klagen. Altijd klagen zij, als ftonden zij tot aan de kuiten in het water. En dit is juist ook de plaats, die bij het toenemen der Ziekte met verzweringen bezet word. Het is bekend dat in de verftopping der Lever de handpalmen gloeien. Ik zag een verplaatfing van ftof uit puistjes naar de Lever, waardoor gedurende twaalf jaren een verzweering op de voorhand onderhouden wierd (V). Het is bekend dat het eeten van Paddeftoelen een uitflag op de Huid veroorzaken kan; en ik weet noch veele gevallen, die dit gevoelen kunnen bevestigen. Ik beroep mij hier Hechts op de werking der op een bepaalde plaats aangebragte Brandmiddelen. De bekende famenwerking van de huid en de Ingewanden heeft op dit ftuk reeds Voorlang de opmerkfaamheid der Chineefche Artfen naar (a) In Iienofis asfiduuS e naribus fanguinïs fluor , foetor oris, et in cruribus ulcera Coelius Aurel. Si infarctus henis in longum trahitur tempus, cibos averfantur, malo funt habitu, tumidi, afpectu fotddi,, mukis uiceribus toto corpore, fed .maxime in cruribus featent. Aret. (ir) Quibus in pueritia fanguis ex naribus fluxit.1, dein fi;ï£7e dcfi.f, hi vel eapitis doloribus conflictentur necesfff êftf vél ia arucülis aliqu'as graves exulc'erationes habsanc.  Temperament voorafgaan en verzeilen. 103 naar zich getrokken. Want naar de onderfcheiden Zetel der ziekte en van het beledigde Ingewand branden zij door middel van een gloejende naaide, de Huid op deze of geene plaats. At - tong, een Chinees, zag in Londen een Chinees fchilderij, verbeeldende een nakend'mensch op verfcheiden plaatfen met rechte lijnen befchrevcn: waaruit de jonge Geneesheeren de plaatfen leerden kennen, waar zij de hrandnaalde moesten aanbrengen, om daardoor de Ziekte van andere daar mede in verband (taande deelen te genezen. Het aanwenden van brandmiddelen is bij die volken zeer gemeen; en At-tong zelve had een lidteken aan het eerfte Lid van den duim, waaraan hij wegens hoofdpijn gebrand was (x). Deze zelve verfcheidenheid van het aangedane Wewand, misfchien ook de gefleldheid der vloeibare en vaste deelen bepalende onder fcheidene foorten van Huidziekten. Bij de Ouden vind ik een geheele lijst daar van; als *M>«', **wpw> m(*°*9 .J>pae, impetigo, P**> *WP*' vitiligo, leuce varia, xm', «"«f*™» £^4>«> if****™,* en noch veele anderen, die, volgends het eenparig gevoelen der ouden, haren grondflag in de Zwarte h Galle (x) Comment. Ëdimb. ttL pag. 233. G 4  Ï04 Van de Toevallen die het Zwartgallig Galle gevestigd hebben (}')• hï onze tijden is deze' fchrikbarende Lijst merkelijk vermindert, en wij kenken ten hoogfre flechts eene Huidziekte , die zich het veelvuldigst opdoet manr ook zeer hardnekkig is. Deze is de Zemel - lazerije; men overwint haar zelden , of men moet de lichaamsgefteldheid een geheele verandering doen ondergaan (s). Noch onlangs zag ik een' Kapitein in Keizerlijken dienst, die op den rug van beiden zijne handen een voortvrectende Zemel- lazenje had. Hij raadpleegde reeds voor negen Jaren met den Heer Petit te Parijs, die hem een' zachten leefregel voorfchreef, onder wiens nakoming het kwaad wel geen groote voortgangen maakte ; nochtans fmeulde de Zwarte Galle even als hec vuur bij hem onder de asfche, £n naar mate zij haar vorige krachten hernam, zo fpeelde zij haar oude rol weder uit. Hij bediende zich weder van het vorige middel dan te vergeefsch ; onder het gebruik van zoete kwik verergerden de Toevallen. Hij dronk te Oftende Zeewater, baadde zich in het zelve, en het kwaad veranderde niet' het 60 Lepra? vero et innpetigines ex morbis ab atra bile factis (z) Diu delitefcit in corpore labis indicium antequam lft Cate vel in artubjis fefe prodiderit. Duretus,  Temperament voorafgaan en verzeilen. 105 hec mipst. Na hec langdurig gebruik van Duivelstrek met Spiesglas-Zeep van K,mpf vermengd, hec tusfchen beiden inneemen van ontlastmrdaelen %t H Het mooge waar of onwaar zijn, JrificUUs twijfe d Z «nder grond, of het verfchr^Hjke van de OhChantshuid niet aan de Zwarte Galle moet tocge- fCh(^—s e. ingeniti ealori, frigiditas non exigua?vci potius eongelatio ceu fa.va qu^am bie», Aretaeus. G 5  io6 Van de Toevallen die het Zwartgallig De Huidziekten hebben zeer dikwijls het verlies van het Tandvhesch en der Tanden ten gevolge. Aretceus zegt: In utero praterea fuboriuntu'r aliqua ulcera la ta, pruriginofa tanquam Jale infperfa et funt quadam fuperficiei excoriatio. Ik heb te voren reeds gezegd, dat deze oppervlakkige verzweeringen hunnen oorfprong hebben in eene fcherpe wei die in de baarmoeder is neder gezer. Daarvandaan die jeukende en hardnekkige wittevloed der Vrouwen, die men te vergeefs tegengaat, en eindelijk in eene uitzakking der fcheede ontaart. Sed et dantur ulcera, dus vaart hij voort, caviora cum labiis duns, ichore olente, dolore majori f ulcus non cicatrifat, fed longisfimo tempore hominem tollit. Het fchijnt dat Aretceus hier Kankerachtige verzweeringen in de Baarmoeder wil verliaan hebben. Eindelijk Helle ik ook noch onder de Zwartgallige Huidziekten de Kanker CO en het Roode uitflag in het gezicht (£). Het is bekend dat de Vrouwen bij het ophouden barer gewone Zuiveringen dikwijls daardoor worden aan- (0 Cancri univerfalis et particularis caufa atra bilis eft. Duretus. (d) Ubi vero rubor et puftula; faciei imperanda eft purgatio, qua; melancoliam purget. Hetlerius,  Temperament voorafgaan en verzeilen. 107 getast, en dac de Kanker de voornaamfte BozJest is, waar van de vijfenveertigjarige Vrouwengek weid worden. Dk is de reden waarom het wegneemen van elk uit inwendige oorzaken geboren kreeftgezwel aan zo veele zwarigheden onderworpen is, en wiens genezing zelden of noort volbragt word. De minde Kankers ontdaan mt een uitwendige oorzaak, en in het eerde geval rs het dus van de grootde noodzakelijkheid, dat, wanneer mCn het Snymes in de hand wil neemen, men dan ook eerst de geheele liehaamsgedeldheid naauwkeurfg p-adeüa. Onlangs zag ik een Vrouw van Zestit Jaren, die na twee Jaren achtereen van een Kanker- aan de borst gefneden te zijn, een verzweering overhield, die voor alle geneesmiddelen dond, en die haar eindelijk aan een fchiehjk toeneemende waterzucht deed derven. Het Roode uit/lag in het aangezicht is gemeenlijk een Familiegebrek der wijnzuipers; dikwijls ook der zulken, die eene meer dan gewoone heete liehaamsgedeldheid hebben. Bij de laatden is dit ukflag gewoonlijk eenvoudig, maar bij de eerden met vlekken en puisten. Voor dusdanige Ziekten gebruikt men zelden Geneesmiddelen, om dat men een zaak, waaraan zo veele en de grootde Lieden onderhevig zijn, voor geen Ziekte houd, en een verandering in de wijze van leven, zonder welke men  loS Van de Toevallen die het Zwartgallig men nimmer eenige vermoedelijke Zwartgallige ongefteidheid kan ten onderbrengen, is ook nocrt bij hen met voeren; Hippocrates wist dit reeds, als hij zeide: nam pre intemperaniia omnia Mis displicent, et infaniam Japientiam putant. § X X I V. Wat aangaat de Jicht, daar over heb ik ook zeer weinig te zeggen, voornaamlijk om dat Grant dat ellendig afzetfel der Zwarte Galle reeds zo mees teriijk heeft afgemaald. Men doorbladere zijne ohJervations on the origin, progress, and method of treatmg the atrabilious temperament and gout etc. etc. Alleen verwondere ik mij, wat of de reden mag zijn, waarom hij de leiding van Sydenhdm gevolgd is; daar het kennelijk is, dat 'er TCer> grooter vijand of tegenftrever van de op waarneem.ngen gegronde gevoelens der ouden Grieken gevonden wierd, dan gemelde Sydenham. Het is de eerfte keer niet, dat mij iets, waarvan ik eerder had moeten gejragen, vrij kat in den zin komt, en om geen wanorde te maken zou kunnen ovevflaan; dan wanneer het iets van gewige en aanbelang is, vind men 'er altijd wel een gevoegelijke plaats voor. Dus ging het mij hier ook weder daar ik bijna vergat aan te toonen, dac het ook een we-  Temperament voorafgaan en verzeilen. 109 wezentlijke eigenfchap is van alle Zwartgallige, het zij in den beginne of op den hoogden trap der Ziekte zich openbarende, toevallen, om op gezette tijden weder te komen, of kort gezegd Pcriodicq te zijn. § X X V. De Hypochondrie. Een kwaad dat in onze dagen eo algemeen heerscht als de Koffy! — Die deze Ziekte ondervonden hebben behoeve ik ze niet te bcfchrijven; en anderen kunnen 'er zich geen begrip van vormen. Men vrage Zimmermann en Marcard wat het is Hypochondrist te zijn. — Lieden van een Mclancolisch Temperament in den juistcn zin, of zulken die zwarre hairen, droge en ftijve vezels hebben (O vervallen zeer zelden in de tot hier toe aangevoerde Ziekten. In 't gemeen zet zich de Zwarte Galle op eenig Ingewand in den onderbuik neder, en veroorzaakt dan de Hypochondrie met alle hare toevallen. Grant (e) Novimus hirfutos, nigroque colore et habitu tenues multo faciüus, quam candidos et crasfiores melancolia corripi. Trallianus. Melancolia nomen ob nigra fella aegrotantibus fxps per vomitum venientia habet. Ctzlhis Jurel.  jio Van de Toevallen die het Zwartgallig Grant maakte een vijfvoudige verdeeling van de Hypochondrie, i. De ongefteldheid der eerfte wegen; daar uic ontftaat 2, de verftopping van eenig Ingewand; die 3. de cppov-n? van Hippocrates of de droefgeestigheid zonder oorzaak ren gevolge heeft; 4 dan eenen bewonderingwaardige Ongevoeligheid voor alle uitwendige indrukfels, en eindelijk 5 een Rafernij zonder Koorts. Van de drie eerfte heb reeds genoeg gezegd, toen ik over de voorafgaande toevallen der Zwarte Galle handelde, nu ook iets over de twee laatfte foorten. In de zevende afdeeling van dit Hoofdftuk zeide ik, dat de dromen met alle derzelver gevolgen hunnen oorfprong in de Ingewanden hebben, (ƒ) Men ftelle nu eens, 't geen men van een, in een bepaalden zin genomen, Zwartgallig Temperament gevoegelijk kan onderftellen, dat even dezelve oorzaak in een droog, gefpannen lichaam vast, aanhoudend en hebbelijk zij; dan is het gemakkelijk te begrijpen, dat ook die verbeeldingen en droomen aanhoudend buiten den flaap blijven voortduuren en hebbelijk zijn. Men ftelle zich iemant voor met eene verftopping in dit of dat ingewand van den buik, en die tevens van een gevoelig en droog Temperament is; wijders ftelle men dat door te veelvuldige minvermaken , te fterke bewegingen, door lang te waaken cn aanhoudende vermoejingen des Geestes, of  Temperament voorafgaan en verzeilen. 111 of andere oorzaken de opgehoopte (toffe beweegbaar gemaakt, in eene engere plaats word voortgedreven ; daar de vaten verwijdt en het bloed ia het Poortaderlijk famendel, voornamelijk in de Lever (g) en de met de Maag, door de korte vaten (va/a brevia), faamgehechte Milt meer en meer word famenpakt, dan kan men dit raadfel zeer gemakkelijk oplosfen. Dan deze ophopingen des bloeds neemen , na dat zij eenigen tijd ftand gegrepen hebben, bij gebrek van vloeibaarheid der Vochten en fpanning der vaste deelen (li) eene aan de Zwarte Galle eigenaartige fcherpte aan , die noch op de Longen, noch op de Leden , maar voornamelijk op de Zenuwen haar vermogen uitoefent en het denkvermogen verbijstert (i). Dan hoe gaat het toch met de verwarring van het denkvermogen toe ? Hoe kan uit de Ideën, die (g) At fi fuperius, puta ftomachum, feptumve tranverfum petit, infaniam parit, quam Grssci melancoliam nominant. Aretaeus. Qi) In quibus autem calor ex atra biie accenditur, corporisque habitus ad ariditatem vergit his in melancoliam cadere facillimum eft. Aretaeus. (i) Ut autem hoe bene vel male affectum eft, ïta homines fapiunt vel defipiimt, quoniatn animus corporl implicitus per ejus inftrumenta fuum facit officium. Traliian.  ii2 Van de Toevallen die het Zwartgallig die door de Zinnen aan de Ziele worden voorgefteld, een valfëhe beoordeeling geboren worden ? Of is misfchien de Ziel ook ziek? Voltaire zege op zekere plaars: Un jou eft un malade, dont le cerveau patit, commele goutteux eft un malade, qui fouffre aux piés. Il penfait par le cerveau, cemme il marchait avec les piés. Ou a la goute au cerveau, comme aux piés. In de Scholen wis: men des aangaande noch niet veel nuts aan den dr.g te brengen , of fchoon zij nimmer gebrek gehad hebben aan voorwerpen, waar over zij proeven zouden hebben kunnen in hec werkllellen. Curupa cn Floripendio moeten gedurende een temaal in verrukking zijn. — Lorrij zag een Vrouwsperfoon wier Buik op gezette tijden opzwol, cn die alsdan geen enkel woord fprak, of het was cp hare geiteldheid toepasfelijk. De verhandeling van Lorrij over deze Ziekte is in 'c algemeen waardig dat zij van ieder gelezen worde; zij is een meesterftuk. § X X V I. Sints het verloop van tien jaren is 'er naauwlijks een Advocaten Vrouw of Schoolmeester te vinden, die geen Zenuwziekten heeft; waar van daan mag dit toch komen? Ecrflelijk o:n cac het een ver- eisch-  Temperament voorafgaan en verzeilen. ï i 3 cÏ9Chte is van den Bon ton, zwakke zenuwen te hebben; en ten Tweeden; om dat aan de Artfen bij deze mode zelden gevallen voorkomen, die zij niet weten te beoordeelen en met naam en toenaam te beftempelen: gevallen, zeg ik, bij wier ontwikkeling anderzins meenig zoetfappig Doctertje angstvallig zou liaan zweeten, eer hem iets mogt invallen. En Waarlijk de affchaffing dezer gewoonte zou onder de Geneesheeren een bittere droefheid veroorzaken. Het is dus nodig dat de Medicijnfehe Staatkunde dit kwaad dulde om groter euvelen voor te komen. — Und weit uns, alles wohl trwogen? Unlaugbar fcheint, dats diefe art Von fchwierigkeiten loszakommen, Die Isichtjie is, und vielPhüofophie er/part „ So bleibts dabei']. —- Het zij mij flechts toegeftaan, dat, daar ik Vooraf de werkingen der Zwarte Galle op het Algemeen Zintuig (fe?iforuim commune) befchreef, ik nu bier ter plaatfe eenige kentekenen aan de hand geef, waardoor men de Zwartgallige ongefteldheden, van de eigentlijke Zenuwzieken, die men in de Scholen met den walgelijken naam zonder fioffe befterspek> kan onderföheiden, m Zij  Temperament voorafgaan en verzeilen. 117 dikwijls bij dezelver gebruik zeerveel nut ondervinden. De eerstgenoemde geeft men veeltijds mee voordeel hartfterkende middelen (Cardiaca), die de Zwartgalligen niet verdragen kunnen. Voor dezen is de Koffij en Thee bij uitflek fchadelijk, voor geenen wederom dikwijls voordeelig. Ik ken Zwartgallige Lieden die zich geen uur in den nacht kunnen erinneren, waarin zij hunne toevallen niet met Koffij geftild hebben. Een eigenaartige fcherpte is ook fchier altijd de grondflag in de Hyfterie, daar door worden de Zenuwen gedurig geprikkeld; en deze reden is het, die de Artfen met het toedienen van {lijmerige, inwikkelende, verzachtende en afleidende middelen in de genezing van deze Ziekte zo gelukkig doet flagen. De Hyfterifche kunnen ook een groote hoeveelheid Heulfap verdragen, daar zulks den Zwartgalligen flechts in zeer weinig gevallen dienftig is. De Zwartgallige kunnen beter tegen het aderlaten dan de Hyfterifche, wien het ■altijd hoogst nadeelig is. — Ik zoude noch een aantal wezenlijke Kenmerken •dezer Ziekte hier ter plaatfe kunnen opgeeven; dan ik hoop dat men, uit het tot hier toe bijgebragte, .genoeg in ftaat zal zijn, gemelde Ziekten van elkander te .onderfcheiden. •| II 3 WCT  iiS Van de- Toevallen die het Zwartgallig Wer durch een fieb nicht fieht, Ist, wie man fagt, unfehlbar blind. § X X V I I. Men vergunne mij ten flotte dezes Hoofdltuks een merkwaardig voorbeeld van een Zwartgallige Lichaams-gefteldheid aan te voeren, dat in opzicht van deze verhandeling ieders aandacht verdient, en zeker niet ten onrechte hier geplaatst is. Het is de befchrijving van de Ziekte en dood van Keizer Ferdinand den derden, die door zijne Artfen uitgegeven mij Éhans toevallig voorhanden komt. R E L A T 1 O. Fatalis morbi, quo Ferdinandus III Romano. rum Imperator, Hungarice et Bohemice Rex 'etc. etc. Secunda Aprilis MDCLVI1 eft extinctus. Fadinandus tertius, romanorum Imperator Mu^uftus, cujus -memoria fit in benedictione, Gmzii, Anno MDCVIII, die XIII Julii natus, qüamvis iügenii yires fummo principe dignas, attamen infirmam nactus eft corporis, prcefertim 'pedmn, corftitutionem, plerisque auftrice archidutibus faniiliarem, qua quidem factum eft, ut irebis artuum Mértbüh h°c eft> cUragra ei po-  Temperament voorafgaan en verzeilen, ito. podagra, a quinquennio adeo enervatus, ac tandem ufot pedum omnino privatas, vitam fedentariam 'ducere, cogeretur; et quidem tendines utrumque genu inveftientes, penitus aontracti fuerint, nee Mos ullo modo in rectum extendere, vel iisdem infiftere potuit. Hoe ipfo infuber , citra omnem corporis motum,quo calor ventilari,ciborum coctioties promoveri, humor es fuperflui liquefieri et phlegma ad ventriculi fundum demitti debuisfet, magnam cruditatum colluviem contraxit; quee fubinde ventriculum irritans vel vomitu fuit rejecta, vel ad fecundes coctionis viseera prescipitata, contumaces, jeeoris prcefertim, et Lienis et mefenterii obftructiones induxit: et cum yitium primes coctionis non emendetur infecunda, copiofa humorum collectione calor viscerum obrutus, ideoque his devincendis impar, flatus, borborygmos et abdominis murmura fufcitavit, qui non folum deorfum fed etiam furfum violenter erumpentes crebros caufarunt ructus. Fruftrata hoe modo utraque coctione, fanguis corpori alendo admodum ineptus fuit generatus; cujus fex crasfior, propter fplenici et mefenterici rami oppilationcm, per y«j breve in Lienem ingredi prohibita partim deorfum ad venas hcemorrhoidales profiuens, in illarum exitu hyperfarcofes et fistulam, perpetua fanie madentem, produxii; partim per fupemum H 4  iso Van de Toevallen die het Zwartgallig ventriculi orificium in illius cavitatem protrufa, Fel infuper ob clwledoehi obftractionem ad inteftina delabi prohibitum in ventriculum regurgitavit, vel, fubtiliori fui parte in habitum corporis diffufa faciem potisjïmum pallido et fuffufco colore infecif, His omnibus corporis indispofitionibus accesferunt asfiduce, et gravisfimce animi curce, pro quiete imperii et regriorum confervanda; qucs modicum fanguinem ad cor attrahebant, et fpiritus infitos disfipabant, caloremque nativum fenjim extinguebant. Fa de caufa jam a tribus annis non fuimus auft venam aperire; ne fubito omni humiio, vitgque thefauro evacuato, appropinquantem vitce terminum abbreviaremus. Obfirvavimus enim, et potisjimuifi in reditu e bohemia in auftriam, etiam oplima victus ratione, e cibis op. timifucci, et facillim priori) van vooren, als wel (a pofteriori) van achter bewezen, dat 'er iets in dezen dampkring gevonden word, dat voor ons onontbeerlijk is, en dat om die reden ook op alle drie de rijken der Natuur eenen bepaalden invloed heeft. Men heeft tot heden toe geen rechte bepaling van deszelfs eigenfchappen kunnen geeven. Dan ik omhels het gevoelen van Elliot, te weten: dat Leven Branden een en het zelve zij; dat deze beiden flechts beftaan in een bepaalde ontwikkeling van de Brand- M  Gejteldheid (conflitutie). (ag ftof (Phlogiftori), en dat de van branddof ontbloot» (gedephlogifticeerde') Dampkrings-lucht het overvloedige Phlogifton uit het dierlijk lichaam wegvoert, en daardoor een hoogstnuttig werktuig word ter inflandhouding de Levens: dus laat het zich gemakkelijk begrijpen; dat wanneer onze Dampkring door eene algemeene oorzaak eenige Verandering ondergaat, dat dan deze verandering ook op het menfchelijk lichaam werken moet. Is nu deze verandering zodanig, dat die dode, welke tot de inflandhouding des levens voldrekt nodig is, op deze of geene wijze ontaart in hare eigenfchappen, dan moet hier door aan de gezondheid der dieren in het algemeen veel nadeel worden toegebragt (m). Dan daar deze veranderingen zich gemeenelijk niet duidelijk opdoen, zo weten de menfchen, zelfs die genen die daarvan hun hoofdwerk maken, tot noch toe zeer weinig desaangaande ter opheldering aan te voeren, en men heeft zich voornamelijk alleen op de zichtbare gedeldheid =des Dampkrings toegelegd. Men bevond denzelven9 warm, koud, licht, zwaar, vochtig, droog, met dampen bezwangerd enz. enz. En wanneer nu in een zeker jaar of jaargetijde door eene algemeene (m) Morbi oriuntur tum a victus ratione, turn a, .fplip.ü, cujus infpiratione vivimus, Hippocrat.  12"8 Van ie Zwartgallige eigenfchappelijke gefteldheid der Lucht algemeene heete eigenaartige Ziekten vvierden voortgebragt («), dan noemden men dezelve een Epidemie, een Befmettende of algemeenheerfchende Ziekte. S I L Wijders heeft men opgemerkt, dat zommige Eigenfchappen des Dampkrings zich op bepaalde tijden opdoen, en ook altoos bepaalde werkingen in het dierlijk Hchaam veroorzaken (V). Onder anderen is in den Winter de lucht ge wooneiijk zeer koud, en tevens droog, in den Zomer zeer warm en droog. Wanneer nu de Winter onmiddelijk op den Zomer en de Zomer wederom op den Winter volgde, dan zoude de Gezondheid der dieren zeer wankelbaar zijn. Daarom heeft de weldadige Natuur de Lente als een fcheidsmuur tusfchen den Winter en Zomer gefield, in welk tijdvak de Dampkring allengskens warmer word; en op even gelijke wijze doet ons de Herfst uit den Zomer langfamerhand in den Winter overgaan. De (n) Omnis Epidemia ah inclementia creli. Hippocrau (o) Qüi enim temporum mutationes, aftrorumque ortus et occafus, quo pacto horum quseque eveniant, obfervaverit is utique futurum anni flatum pravidere potent, —. Hippocr.at.  Gefteldheid (conjtitutie). 129 De dagen, waarmede de Winter eindigt en de Lente eenen aanvang neemt, en de Zomer een einde neemt en de Winter begint, worden Nachteveningen (csquinoctia) genaamd, of de tijd waarin Nacht en Dag even lang zijn; vallende de eerfte Nachtevening (Jequimctium Vernale) gewoneiijk in op den een-en-twintigften Maart, en de tweede op den een en-twintigften September. Waarentegen de dagen, waarop de Lente in den zomer en de Herfst in den Winter verwisfeit, (Solfiitia) zonneftanden genaamd worden; de Zomer zonneftand op den een-en-twintigften Junij met den langden dag en kortften nacht, de winter zonnedand s wanneer het de kortde dag en langde nacht is. § I I L Men heeft mij toegedaan als eene bewezene zaak aan te neemen, dat de Dampkring in den winter zijne vermogens op bet dierlijk lichaam zodarig uitoefent , dat voornamelijk daar door hec flijm (JPhlegmd) word voortgebragt; dat van de Nachtevening der Lente, (jsquinocüum vernahj tot aan den Zonneftand des Zomers, (Svlftitvum ceftivum) een gefehiktheid tot ontfteking in de vochten de overhand heeft; dat van den zomerzonneflaid tot ;.:n de Nachtevening in den Herfst (Soljiitium &uiummk) }. ' da  i$6 Van de Zwartgallige Ik merk alleenlijk hier aan. Dat het een bijna algemeen aangenomen gevoelen is, dat fchier alle uicwerkfelen eener vochtige lucht aan de belette uicvvafeming worden toegefchreven. Dit is zelfs het gevoelen van Raymond — fur les Epidémies ; daar wij nochtans dagelijks bewijzen in de Natuur aantreffen, die ten klaarfte bevestigen, dat zelfs de in den hoogften graad belette uitwafeming dikwijls vo'ftrckt onfchadelijk zij. Het is thans een zaak, die van Petersburg tot. aan Spitsbergen als een bekende waarheid aangenomen is, dat 'er iets in de lucht beftaat, 't welk door de opflurpende vaten der longen en de huid opgenomen met de vochten des lichaams vermengd word; of het een dierlijk Electrum of Phlogifton is, kan en mag ik hier niet onderzoeken ; maar dat deszelfs onderfcheidene eigenfchappen onmiddelijk onderfcheidene uitwerkfelen op het menfchelijk lichaam veroorzaaken, dat is bijna meer als bewezen. • Prieftley en Franklin hebben duidelijk genoeg aangetoond, dat de planten in hunnen groei0 vuile luchtdeeltjes inzuigen, en in derzelver plaats eene geëvenredigde hoeveelheid Phlogifton uitwafemen. In de lente js daarom de lucht meer met vuurffoffc .beladen, en bijgevolg word het Phlogifton des dierlijken lichaams, dat zich anders met de ingeademde van vuurfloffe pntbloqtte (gedephlogifticeerde) luchj  Gefteldheid (conftitutie). l37 lucht vermengde, teruggehouden; hctcaliduminnaturn der Ouden word daar door vermeerderd, en veroorzaakt de daar mede verbondene ongefteldheden des lichaams. In den Herfst, wanneer het planten rijk als dood is, moet 'er dus noodzakelijk eene meer of mindere tegenovergeftelde luchtgefteldheid plaats hebben (?)• En al ware 'er dan geene andere oorzaak bekend, die de zich in den dampkring ophoudende vuurftof verminderde, dan was deszelfs vochtigheid alleen genoeg. Het is dus voornamelijk de ontlasting der vuurftoffe in den dampkring, die met behulp der vochtigheid de eigenthjke levenskracht verzwakt, de verduwing belet, en de gefchiktheid tot flijm veroorzaakt. § V I I I. De Gal, die door de hette van den Zomer tot eenen hogen trap van fcherpte ftijgt, verliest dus, zo dra deze hette afneemt, haar overwigt, en word door het flijm waarmede zij aireede in een zekere mate vermengd is, maar die nu door gemelde oorzaken hand over hand toeneemt, verzagt, en (?) Morborum , qui vere oriuntur, auturrmo liberatïo gxpeftanda eft, autumnalium autem vere, — Hippura$. I 5  lóo Van de Zwartgallige zo geredelijk Aflaten of geheel Tusfchenpozen. Het fchijnt of de Natuur als dan minder werkdadig is; iets dat hier gantsch niet onvoordeelig is. Want in de gefteldtenis van eene bij uitflek taaie, tomeloze, en in het vaatgeftel met geweld ingedrongen en faamgepakte ziekteftoffe, zouden de te fterke bewegingen der Natuur, en eene met groten nadruk werkende koorts, nimmer eenige goede uitwerkfelen te weeg brengen en hors de faifon zijn. Dus is het een goede voorzorg der Natuur, dat zij, wegens de aan den Herfst eigen vermindering in het dierlijk vermogen, hare genezing niet met den nadruk der Lente bëwerkftelligt, maar met eenen langfaamen en onafgebroken vlijt even dat zelve doel bereikt, dat zij met eene meerdere verhaasting en nadruk nimmer zoude hebben kunnen bereiken, § X V I I. Hier geit meer als ergens de ftelregel van Galenus; als hij over de koking der ziekteftofte dus redent: Oportet ergo humores, ut licet maxime, penes Over de Oorzaken aarts gevoelen altijd, na het uitwafemen der Wijndampen , eene trilling, eene verzwakking of (lompheid der zintuigen (d) en eene zekere onverdragelijke gefleldheid, die zich niet beter en fpoediger dan door eenen nieuwen roes laat verdrijven. Nochtans is volgends de les van Suidas, waaraan ik ook mijh Zegel hecht, aan ieder eerlijk' man het gebruik van drie glaasjes Wijn geoorloofd (O: namelijk het eerfte voor de gezondheid, het tweede tot een betamelijke vrolijkheid, en het derde om wel te flapen. Ook is nu en dan, naar den raad van Seneca, een kleine roes, niet zo zeer om de vermogens te onderdrukken, als wel om de zorg van t hart te jagen, geen ongepastte daad, maar wel een zeer verkwikkend middel, moetende men eindelijk een lang verjaarde gewoonte dikwijls door de vingeren zien. S x 11. Tot deze Clasfe behoren ook de ontijdig toegediende, of te (lerke Braak en Ontlast middelen ; ter- (d) Quas vehementer calefaciunt folvunt vitae vim. Galen. (e) Auget eiaim infïtum calorem mediocris vim ufua ^ yglut domeftica Butritio. Galen.  der Zwarte Galte. 43 terwijl de veerkracht der eerfte wegen door niets meer verzwakt word. Zeker aan deze heeft men meest altijd de aanhoudende en niet zelden onherftelbare verwijding des vaatsgeftels te danken. Zornmige Schrijvers zijn van oordeel, dat het gebruik van Varkensvleesch, Afpergtes enz. enz , bij uitnemenheid nadelig is voor lieden van een Zwartgallig Temperament. Dan ik voor mij, kan niets bijzonders daar in vinden. De kool, waterkers > look, knoflook en andere foortgelijke planten, worden door Trallianus en Areteeus als fchadelijk opgegeven, en met recht, want zij vorderen een goed vermogen ter ipijsverteering, en dan noch verliezen zij zo weinig van hunne ffinkende lucht, dat men dezelve uit het zweet en pis altijd ontdekken kan. Wat het Spek aangaat, dit is fchadelijk, even als alle ander Vet, maar voornamelijk wanneer het garftig is. § X I I I. Sterke en aanhoudende vermoejingen des Geestes. De menfchen zijn in alles onmatig, dus ook in de beoefening der wetenfehappen. Het befpiegelend leven, waar door men altijd aan één Idee of voorwerp blijft hangen, veroorzaakt, naar de getuiC 5 ge-  42 Over de Oorzakc?i genis van Boerhave, eene Zwartgallige (ƒ) Kwaadfappigheid, terwijl door het aanhoudend zitten en rustloos peinzen over een en dezelve zaak de bron van alle aandoening geflopt, en de fpijsverteering op eene verfchrikkelijke wijze onderdrukt word. Dit is de reden waarom de magere en arme Lieden, — de Geleerden — de vuurige beoefenaars der wetenfchappen, die zonder rusfchenpozen nacht aan nacht blokken, jaren lang om geleerden, nuttige of nutteloze zaken zitten te nagelbijten; die bij flecht voedfel door onmatige minvermaken, onverzadeüjke eerzucht en andere knagende gemoedsaandoeningen (g) verzwakt, nochtans onophoudelijk aan hun fchrijftafel zitten, en zich noch door reizen noch door andere lichaams bewegingen van de zelve laten aftrekken , deze, zeg ik, worden mager en arm, en zijn de voornaamfte Candidaten der Zwartgallige ongefteldheden. § X I V. Te veelvuldige Minvermaken. Wieland die on- (ƒ) Eft ha;c Galeni atra büis primigenia orta in cerebro, non in viscenbus. (&) Saperftitio nimia, intentio niaiia fenfuum, & intellechis ob cupiditatem discipiinarum, vel quxftuin pegunialem, vel gloriam. Coel, Aurelian.  der Zwarte Galle. 43 onder alle ftervelingen de Liefde, offchoon niet van de beste zijde, nochtans het allerbest befchreef, zegt ergends: Wenn ihr fur ture funden Beij einer Juno liegt; das ist kiin Zeitvertreib! Das bannt den Jchlaf, erhitst die Galle, fchwaecht den Ltib, Und machte felbst den feiften Comus fchwinden. Aretaeus Cappadox, wien in de juiste opgave der kentekenen van fommige Ziekten, niemant onzer hedendaagfche Geneesmeesteren evenaart , zegt: ,, Het Teelvocht, (Semen) alleen maakt ons le„ vendig, vlug, vurig, welgemaakt, baardig, be„ fpraakt, fier, moedig en gefchikt tot grote on„ dernemingen; daar intusfchen ieder Jongeling, „ die dit edel vocht verfpilt, de gevolgen daar van „ fmaakt in de maag, nieren , beenderen, oogen en „ zijn geheugen. Hij word oud voor zijn' tijd „ traag, krachten moedeloos, flaperig, ftomp, „ ziekelijk , krom , verwijfd , log, vermoeid , a, bleek , zwak in zijnen gang (1) , onachtzaam „ en nergens toe gefchikt." In (Ji) Het Engelsch fpreekwoord zegt: Die op een Galop voortleeft gaat met langfame treden naar de hel. (i) Schytarum equitatione fua aut videtur decipere aut «kceptus fuisfe Hippocrates dura ait: ubi enim plurimura  4&" Over de Oorzaken gen is, en de wil der ontuchtigen noch altijd fpreekt als de natuur zwijgt, zo vervallen zij niet zelden tot uiterfiens, die den dood na zich lleepen, en het gezegden van zekeren Dichter bewaarheden. Nee veneris nee tu vini capiaris amore, Uno namque modo vina, venusque nocent. S x v. Van hoe groot een aanbelang de Invloed der Hartstochten op de dierlijke huishouding zij, is aan ieder bekend. Maar de fchadelijkfte van allen zijn die geene, die door hunne hardnekkige voortduring, niet flechts den geest onophoudelijk kwellen , maar ook ten allen ftonde, 't zij middelijk of onmiddelijk , het menfchelijk lichaam ten verder ve leiden. — De Haat die zich door zijne aanhoudenheid, van de droefheid (fc) onderfcheid, eischt hier een voorname plaats. De dierlijke kracht word buitengemeen daar door verzwakt, en de levensbewegingen geftremd, Dit is de reden waarom in dezen toeftand de pols lang- (k) Et fï lorjga triftitia cum longo timore et vigilia «fl^ atraïbilis morbus ftibest. Celjus.  der Zwarte Galle. 47 langfaam flaat, de vochten langfaam door hunne vaten voordgedreven, en verdikt worden, terwijl het bloed ontbonden is: de fpijsverteering en voeding gaan niet behoorlijk voort; 'er ontdaan buikvloeden, de gewone zuiveringen houden op , verftoppingen', verhardingen , Melancolie , Waterzucht enz. enz, zijn de gevolgen dezer Hartstocht. Zo jammerlijk de toeftand van dat hart is, 't welk met eenen rusrelozen angst het toekomftige afwacht, zo fchadelijk is het voor eerzuchtige menfchen , wanneer zij, gelijk men zegt, met bloedende harten lachen moeten: wanneer Verontwaardiging en andere aandoenigen des gemoeds hunne zielen op eene verfchrikkelijke wijze folteren, daar zij ondertusfehen voor het uitwendige de gulheid , weltevredenheid, ja zelfs de vriendfehap moeten nabootfen. Ik zal hier geen voorbeelden aanvoeren. De oude zijn reeds genoeg bekend, en de nieuwe zijn gelijk de Pasteijen , die men niet moet eeten voor dat zij koud zijn. Altijd echter zijn diergelijke aandoeningen moorderesfen van ieder mensch ; ook worden zij werkelijk beter door niemand verdragen, dan door Ministers die aan bet roer van ftaat zitten. Quacunque enim calamitofe fiunt hominibus, anima ab Ms incalescit, laborat, extenuat carnes, et flaccidum reddit hominem, is het gevoelen van Hippocrates. En daarom zegt de  48 O vei- de Oorzaken de Engelsman : Doctor Diet, and Doiïor Mer~ ryman are the best phyfician. Wanneer de liefde door alle menfchen befchouwd wierd, zo als ik haar befchouwe, zo zou zij vrii wat minder natuurlijk en zedelijk kwaad onder de kinderen der menfchen ftichten. Zij is mijn geluk, ik ken haar, even als Anakreon, niet door hare folteringen. Ik ben vrolijk, welgemoed , en ten uiterlte gedienftig en werkzaam, als ik weet, dat 'er ergens een goed hart is dat mij bemint. Zonder deze drijfveer had ik misfchien minder goed gedaan, als ik tot noch toe uitgevoerd hebbe. Hangt nochtans geen getrouw hart mij aan, heeft mijn hart geen interregnum, dan beltaat mijn geheele ongeluk daar in, dat mij, midden in de fchitterendtte praal, alles dor, koud, ftil en ijdel voorkomt , dat ik juist als de goede Torik, kwaad doe zonder te weeten waarom? en dat mij niets gelukt, wat ik ook onderneeme. Dan alle menfchen zijn zo gelukkig niet: Denn wer die liebe nur aus ihren qualen kenni. Den wiegt hein faitenfpiel, kein wein , Kein opiat, kein Feemnarchen ein. Door de ongebondene levenswijze der mannen, en het daardoor vertraagde echtverbond der Meisjes, is  der Zwarte -Galle. 19 de Liefde in een wangedrocht veraart, dat maar ai te dikwijls den grondflag legt tot krankheden van de bijzonderfte foort. Hoe veele dusdanige bedorven Jongelingen zijn mij niet bekend ? en hoeveel Meisjes kén ik niet, die ziekelijk zijn, aan de bleekzucht.* den witten Vloed en honderd andere kwalen fakkelen-, die even als Claris/a van Richardfen in droefgeestigheid en vertwijfeling vallen, zo dra zij door hunnen Adonis bedrogen of verlaten worden? Kwalen, ter welker genezing de Mannen alleen geboren. artfen zijn, en welke fchier altijd het Zwartgallig Temperament ten gevolge hebben. Waereld- enMenfchenkennis komen in dusdanige gevallen den Geneesheeren meer te fhde dan het pols voelen. Minnedranken, waar van men oudtijds zo veel wist te vertellen, zijn aan onze hcdendaagfche Geneesmeesteren onbekend, uitgenomen het geen door Hippo* crates reeds wierd aangeraden; Bonté fur beautéJ De Gramfchap en alle andere hevige gemoedsbewegingen doorknagen het lichaam even als de mot de kWeren, en jagen het bloed door het hart., gelijk de grooten de herten jagen, tot dar zij magteloos den doodfnik geeven. Intusfchen fchijnt men tegenwoordig zich te bevlijtigen om door de wijze van opvoeding het lichaam tot het ondergaan der gcmoedsfolterüigen beiwaam te jnaken. Weinig menfchen, die op de D ma-  der Zwarte Galle. 59 de ongelukken, waar van de Geneesmeesters alleen de oorzaak zijn; om dat zij de oorfprongelijke werkingen der Natuur zo gewelddadig fluiten, niet Hechts haren Zegepraal beletten 5 haar niet alleen de wapenen, waar van zij zich ter harer behoudenis bedienen kan, ontrukken, maar ook, benevens hare krachten, alle hoop affnijden van zich te kunnen verdedigen. Dusdanige Artfen kennen de krachten der Geneesmiddelen wel, maar geenzins die der Ziekte. Zij houden fteeds een verfchijnfel dat door de (crifis) fcheiding veroorzaakt word voor de hoofdziekte, dat is, het toeval voor de oorzaak zelve. Om die reden wierd ik onlangs door een' armhartigen en in zijnen neuslangen kring beroemden Hoogleeraar helder uitgelachchen, wanneer ik tegen iemant, die een uitgebreide Zemel-lazerij op beiden de handen had, zeide, dat derzelver oorzaak in 'l algemeen in zijne licha&msgefteldheid, en in 't bijzonder in de verjlopping van eenig buikingewand, waarschijnlijk de Lever, te vinden ware. Ja antwoordde die Hooggeleerde Heer, dit is noch het befpóttelijk gevoelen der Ouden. — Une telle infolence revolte. Je n'en dirai pas davantage, car je me mettrai en colere. * De kundige Geneesheer ontdekt, bij ieder kwaal die de natuur te weegbrengt, terftond den verborgenen vijand, waarop zij losgaat. Hij kent alle de vver-  g+ Van de Toevallen , die het Zwartgallig zijnen toeftand. Men eet, om dat anderen eeten, kort daarna weder; men eet zonder dat men honger heeft, alleen om dat het geen walging verwekt. Men gaat naar bed, flaapt ongerust, men wentelt zich om en om, men droomt of kan niet flaapen, en maakt al fluimerende nieuwe ontwerpen. In den morgenlïond heeft men een kwaden fmaak, een witte, dikke tong, al het welke wederom fpoedig verdwijnt als men eet of drinkt. — Wanneer deze wijze van leven een tijd lang voortgezet word, dan gebeurt 'er , wat Celfus zege, men word dik; men ziet 'er vet, fierk en hoogkleurig uit; maar juist dit moet verdacht voorkomen, want eene 'fpoedige toeneeming des lichaams is met gevaar verzeld (r). Door de aanhoudende ongefteldheid der ingewanden en de verftopping van derzelver celachtig famenweeffel, onftaat de zogenoemde KowKciyxsia.uitzetting der werktuigen: —daarenboven geraakt de omloop der.vochten, vooral in de buikingewanden, in de.grootfte wanorde. Het Poort- adert~ (f) Crasfi admodum fecundum naturam magis cito moriuntur, quam graciles. Hippocrat. Corpus autem habilisfimum quadratum eft, neque gracile, neque obefum, illud enim iniïrmüm, hqc hebes eft. Celfus. In carnis copiam convertitur talem corpus, ut nc progredi quidem fine triftitia posfit. Calsnus.  Tanperament voorafgaan en verzeilen. 65 aderlijk famenftel lijdt nochtans allermeest, want daar gefchied het eerst de ophoping der vochten. Dit veroorzaakt dat de omloop het geheele lichaam door belet word; daar van daan de hartkloppingen; de pols is altijd ongeregeld, en Haat bij de minde beweging, als mede bij het inademen rasfer dan het behoort; de wanorden in de werktuigen gefchikt ter fpijsverteering neemen hand over hand toe; men word een aanhoudende klopping op den hartkuil gewaar ; 'er ontdaan droomen, die dikwijs op de oorzaak der ziekte van groten invloed zijn; de Nachtmerri (s), Neusbloeding, tand en hoofdpijn, duizeligheid, geruisen in de ooren , Jeukuigen op de huid en borst met meer of mindere onverdragelijke affchilferingen, bijzonder aan handen en voeten en een gedurige trek tot bijflaap, komen hier ook in geen geringe aanmerking. Word deze Ziekte nu door beweging, leefregel noch Geneesmiddelen ten ondergebragt, of belet de natuur van zélve, of door een vreemde oorzaak s deze ophopingen niet, en kont 'er noch een opwekkende oorzaak bij, waar door de vochten aangezet worden, dan worden de in het onderlijf reeds verdikte fappen noch meer famengepakt; zij bederven, worden ontbonden, minder- vloeibaar, in her kon , (.-) Incubus fit a crapti'a -vel intligeftione. Caiius* Ë  66 Van de Toevallen die het Zwartgallig kort, 'er ontfraan verpoppingen, die naar de verfcheidenheid der omfhndigheden verfchillende ingewanden, fomtijds de Lever, fomtijds de Milt, op een anderen tijd de Maag, het gedarmte, enz. enz. aangrijpen, en de eigentlijke bewerkplaats der Zwarce Galle uitmaken. — § I L Men vind de kentekenen dezer verpoppingen in de Schriften der Artfen zo wel van vroegere als larere dagen zeer juist befchreven. Ik wijze U Hechts op Hippocrates, Aretaeus, Coelius, Trallianus, Celfus, Paulus, Hollerius, Duretus, Hoffmann, maar voornamelijk op Stahl en Kaempf, die van de Lever en Miltzuchtigen en van de ophopingen en verpopping in de ingewanden de beste kentekenen hebben opgegeven. Nu zal ik tot de befchrijving van eenige toevallen der verpoppingen overgaan. $111. Wegens de toevallen der verduwings-werktuigen heb ik niet veel bijzonders aantemerken: eene der voornaamPe is de pijn in de maag C Cardialgia) , die of door het zuur of door het in de wanden van den maag verdikte bloed veroorzaakt word (Q, waar (t) Sive ob malam aliquam temperiem , five ideo, quod fucci quidam firmiter inhasrent, ventriculus sgrotat, et ♦octiones imperfects abinde. Actiwius,  Temperament voorafgaan en verzeilen. 6f waar van men ook de kramp, walging, braaktest en andere toevallen moet afleiden. Terwijl hier nu de Galle fcfaier alle hare eigenfchappen verloren; heeft, zo word de flijm en het olijachtige der (pijzen niet genoegzaam bewerkt, en bij gevolg of zuur of garftig en voor een gedeelte met de flijm Vermengd en naar verfcheidene deelen des lichaams heengevoerd (u). Dit is de reden waarom de brandewijn, die in de winderige opfpanningen zo •veel verüchtenis bijbrengt, de toevallen der maagpijn flik, vermids het zuur daar door verzacht word, terwijl een appel de zoode doet ophouden. > § I V. De meeste Zwartgallige hebben Eetlust zonder wezenlijken honger O), ook kunnen zij altijd fpijzen tot zich neemen, offchoon zij wegens verzwakking der verteeringswerktuigen oogenblikkelijk verzadigd zijn. Dikwijls hebben zij gebrek aan eetlust^ en nochtans worden zij door eenen razenden honger geruit) AUmenta igttur pinguia largiter ingefta, fi chytum .copiofa obruunt adipe, quam nee vis humorum, Hippocrates zegt, dat de gefnedenen en de Vrouwen niet kaal worden. Intusfen heeft Scneca reeds geleerd, dat de weelde en de tegenwoordige levenftrant der Vrouwen Hippocrates logenftraffen. Ook geven de Heilige Bladeren een bewijs aan de hand dat Hippocrates ook fchijnt tegentefpreeken. Decalvabit dominus vertieem filiatum fion, et Dominus crinem eamm denudabit (e> Herodotus fchrijft dat 'er onder de Schyten een foort van volk gevonden word, waar bij de Mannen en Vrouwen van hunne geboorte af aan kaal zijn. Misfchien kan de weeke en overdadige levenswijze waarvan Hippocrates reeds zo veel verhaalde, hier aan geloof- 00 Quicunque calvi funt, his varices magns non fiunt; quibuscumque vero calvis varices accedimt, hi rurfus birfuti fiunt. Hippocrat. 0) De Leuvenfche Godgeleerden vertaaien dtt aldus: Le feigneur dechevelera la tête de filles de fion, et le feigneur decouvrira leurs Perruques.  ?6 Fan de Toevallen die het Zwartgallig geloofwaardigheid bijzetten. In 't algemeen komt het mij niet omvaarfchijnlijk voor, dat in de blonde Zwartgallige lieden de verdopte plaats van eenig onderbuiks ingewand met den hoofdfchedel in ver. band ftaat, en de kaalte veroorzaakt. Een gebrek waarlijk dat de fchoonheid veel nadeel toebrengt. Dit wist "Apulejus reeds als hij crgends zeide: Midicrem etiam venufiisfimam, Ji capillitio nudetur, licet illa ccelo dejecta , mari edita, Jtuctibus educata, licet Venus ipfa fusrit omni gratierum choro Jlipata, toto cupidinum foro, et baltheofuo cincta, cinamomo fragrans, et balfamo rorans, Ji calva procesferit, placere non poterit, IK Vulcano quidem fuo. Ik heb deze plaats uit vrees dat zij haare fchoonheid verliezen zoude niet durven vertalen. Dus is het vroegtijdig uitvallen der Hairen bij mannen, vrouwen en gefnedenen in 'c algemeen, en in 'c bijzonder bij alle Zwartgallige blondhairige menfchen een toeval, dat zeer dikwijls word waargenomen (ƒ). En daar de zucht tot her, befchouwend leven en het rusteloos peinzen een toeval der Zwartgalligen is, zo valt het gemakkelijk te bevroeden, waarom Coelius Calcagninus de kaalhoofdigheid voor een bewijs van wijsheid en verftand hield; eu waarom (ƒ) Alopecian notat ex atra bile ortam Trallianus.  Temperament voorafgaan en verzeilen. 77 om de Wijsgeer Synefius zeide: *f ver Ji and heeft alles tot vijand, de hainn zelfs niet uitgezonderd. § X I I. Onder de toevallen der Zwarte Galle komt bij uitneemenheid de Zucht tot minnepleging, dat als een eigenaartig toeval der Miltzuchtigen door Clifton Wintringham gehouden wierd (/;), in aanmerking. Ik leide deze drift niet zo zeer van het in eene te groote hoeveelheid naar de teeldeelen gevoerde bloed af, als wel van eene zekere medelijdzaamheid. Want eene inwendig aangebragte prikkeling moet fchier even zo werken als een uitwendige. Zo ik mij niet bedriege, dan geloof ik, dat ik bij Wurmzuchtigen en anderen die langdurige verpoppingen in het onderlijf lubben, iets diergelijks heb waargenomen. Het fchijnt mij toe, dat wanneer een verpopping eenmaal zijn vaste zitplaats genomen heeft, en de nabij liggende klieren verPopc zijn, in fommige, met de teelleden in verbandPaande, deelen, of in die deelen zelve een fcherpte der PilPaande vochten ontPaat, die langfamerhand de zucht tot liefdeplegen in woede doet ovcrflaan. Ten minPen ontmoet ik u zeer (g) Attcftans veretri in ventris ofiicio erectio. Coeiiia Aurel,  p>S Van de Toevallen die het Zwartgallig zeer dikwijls dat deze fcherpe {toffe op de uiterlijke teeldeelen en derzelver nabijheid zich nederzet, alwaar zij fterk jeukende en lastige uitdagen, bij Vrouwen met den witcen vloed verzeld, en onwillige zaadontlastingen bij mannen veroorzaakt: onwillige zaadontlastingen, die niet gelijk in de dromen naar de gefteldheid der beelden of voorwerpen, maar ogenblikkelijk op de aangebragte prikkeling, volgen (//)• Mannen, die lang met dit ongemak gekweld zijn, klagen over eene diepzittende {tekende pijn in het perinanm, en een zaadvloed, die enkel in een aanhoudende flijmontlasting (Leucorrhoza) beftaat. Dezulke die zich door langduurige druipers en andere Venuskwaalen hebben uitgeput, hebben het allermeest daar van te lijden. Zelden, of nooit ontftaat deze Ziekte uit verflapping of zwakheid der Teeldeelen; eene veritopping der buikingewanden ligt bijna altijd den grond daartoe. Onlangs zag ik iemand die door veele Venerifche Ziekten en eene kwade behandeling der Artfen verzwakt, niet flechts een aanhoudenden flijmvloed, maar ook bij de minfte kwade fpijsverteering of gemoedsbeweging een aïiervreefelijkfte pijn in de pislozing en verzweering van het Roedehoofd kreeg. Zijn Geneesheer vermoeden) «iiyijiH». Coelii Auriliani.  Van de Toevallen die het Zwartgallig (Symptomatisch') of maakt een fcheiding, (critisch) (o). De waarneeming van Grant, dat fchier alle tijdperken van Zwartgallige Ziekten met eenen meer of minderen zwarten afgang eindigen is zeer juist. Want alle foorten van Zwartgallige Ziekten genezen werkelijk zeer zelden door ontlastingen der Longen, zeldzaam door zweeten, en weinig door braaken, maar bijkans immer door een' zwarten afgang ik ten minden zag altijd , dat de Zwartgallige Heete en Tusfchenpozende koortfen , de Huidziekten, de Hypochondrie zonder doffe, de fcheele Hoofdpijn , en de Jicht door dusdanige ontlastingen een fcheiding namen. Even gelijk in de Menfchelijke vrucht al het overvloedige zich door de darmen ontlast, dus word ook de toebereidde, gekookte Zwartegallroffe naar de algemeene ontlastbuis gevoerd, en van daar, gelijk in kleur en taaijheid aan den zwarten drek der kinderen, tot verlichtenis der lijderen door den afgang weggevoerd. Dikwijs werkt de Natuur dit uit zonder het voorafgaan eener ongefteldheid. Ik heb een' man gekend van een volbloedig Zwartgallig Temperament, die finst negen jaren alle Herfst-tijden een agtdaag- fchen (V Quibuscunque morbis incipientibus. li atra bilis aat deorfum prodierit lethale eft, — — Dysfenteria ii ab atra bile iacepciit lethalis eft. Hippecrat.  Temperament voorafgaan en verzeilen. 87 fchen Buikvloed kreeg. De afgang was altijd pikzwart, en zijne gezondheid nam daar door merkelijk toe. In den laastleder.cn Herfst bleef deze buikloop achterwegen, hij kreeg onverwacht een Longondïecking en ftierf. Waarfchijnlijk was die eene valfche Longotttfteeking, zo als Sydenham dezelve befchrijfc, waarin de Heeren Memtret en JFetsch wel altijd een Pols waarnamen gelijk in de Borstziekten , maar die altijd ongeregeld is, en eene zeer kmgfame fcheiding, en buikontlastingen aankondigt. Onlangs raadpleegde mij iemant, die over een heet en (tinkend zweet, een jeukend uitflag aan de fchaamdeelen, pijn in de lcder.maten , 's morgens over een witte (lijmerige Tong, en gedurige flaaploosheid klaagt. Zijne voormalige Geneesheeren, lieten zich door eenen voorafgeganen druiper verleiden, om eene Venerique oorzaak tot grond dezer ziekte aanteneemen; daar voornaamelijk eene in den bilnaad (Perinaum) diepzittende (tekende pijn hunne meening fcheen te bevestigen, zo gaven zij hem Kwik; dan° te vergeefs. Ik gaf hem een' ruimen tijd lang Spiesglaszeep van Kaempf, en ten bekwamen tijd een ondastmiddel uit hars van Pokhout en oplosbaren Wijnfteenroom (Tartarus folubühy O.rder het gebruik van welk laatfte hij door de ontlasting van eene pikzwarte allerftinkendfle (toffe, die F 4 roet  S8 Van de Toevallen die het Zwartgallig met hevige flaauwtens verzeld ging, van aile de bovengenoemde toevallen ontheven wierd. Dan het zij nu genoeg gezegd van deze ontlasting! Wien het ongelofelijk fchijnr, getrooste zich, even gelijk ik gedaan heb, door den reuk zulks te onderzoeken, om even als ik van deze waarheid overtuigd te worden. § X V I I I. Be Longontsteking word door eenen geweldigen aandrang der vochten naar de Longen veroorzaakt, die, indien zij in een Zwartgallig geftel voorvalt, zeer juist door Grant befchrcven is. Dus heb ik daarover weinig te zeggen. De woorden van Bord.u, die ik onvertaald hier inlasfche, voldoen in alles: II me femble, qiiil y a tant de rapport tintte la péripnenmonie que fydenham et après lui Boerhave nomment vraie, et celle qu'ils nomment fausfe, qiCelles ne different point que du plus ou moins, et que méme elles font les plus fouvent jointes enfemble. La Péripnenmonie Erifipelatcufe et la phlegmoneufe , la pleuréfie vraie et la fausfe, la pleuropéripneumonie ne font a dire vrai, que la méme maladie — elles font TOUTES DE LA TRIBU CATARRHEUSE TROP ÉTENDUE PAR LES AISXIENS. c=> Qjie^m  Temperament voorafgaan en verzeilen. 95 (catharrus fuffocativus) geboren worden. Deze is een plotslin^e ontfpanning der Longvezelen, eene verlamming in dezelve, waar door de geheele Zelffhmdigheid der Longen met een licht rode, fchuimende wei word opgevuld, die ijlings' eene verflikking veroorzaakt. Dikwijls zet zich die zelve floffe in de nieren neder, verwekt ontiteking, bloedvloejing, fleen, kramp enz. enz. — § X X I I. Dezelve aandoenlijkheid der Zenuwen veroorzaakt de ziekten des Hoofds, waaraan de Zwartgalligen bij uitneemenheid zijn blootgefleld. Het is ten eenenraaal waarfchijnlijk dat de groote Zenuwvlecht (Plexus nervorum) des buiks, wanneer zij door de Zwartgallige fcherpte word geprikkeld, de beweging der Vochten in het hoofd verhindert, en, naar de verfchillende hevigheid des prikkels, naar de onderfcheidene lichaamsgefteldheid, naar de verfchillende eigenfehap en de hoeveelheid de vochten, ook verfchillende afwijkingen (anomalien) (f) en toevallen des (q) Men vergeve mij deze uitdrukking; ik weet wei, dat 'er in den ftrengften zin geen afwijkingen plaats hebben, als Hechts ten opzichte van hec begrip des Geceesheers.  Van de Toevallen die het Zwartgallig des hoofds te weegbrengt. Is de oorzaak gering, dan ontdaan er Duizelingen, Ruifchingen der oor en, Doofheid, Oog en Tandpijn enz. enz. Is de oorzaak hevig, dan fcheele Hoofdpijn, Verlamming, Beroerte enz. enz. Terwijl ik dit fchrijve vraagt een Zestigjarige Juffrouw met hair om de kin mijnen raad regen eene allerwoedenfte hoofdpijn aan de rechterzijde. De eerfte wegen zijn overladen , de Tong is wit en (lijmerig, en de afgang zeldzaam en hard. Tot hier toe nam de Hoofdpijn gedurig' aan, cn fpreidde zich langs de rechter wang en fchouder tot over den arm uit, die gevoelloos wierd cn dreigde uit te droogen. Ik genas haar, maar zij herftelde zeer langfaam. De idiopatifche Beroerte komt niet zo dikwijls voor, als menig arts wel gelooft, zo min als die foort, die haren oorfprong in de borst of het hart heeft (Apople xia cardiüca). Allermeest doet zich die foort op, die de ongekookte en in beweging geraakte vuiligheden van de Maag en Darmen tot oorzaak heeft (Jpoplexia Stomachica) (r). Want de kwade gefteldheid der Maag prikkelt en ontftelt maar (r) Apoplexie vinolenta, indigeftione, luxuria, atque libidine irequenti oritur. Calius Aurelianus. .Plerumque ex voracitate et crapuia in apoplexiam prolabuntur. Aretaeus.  Temperammt voorafgaan en verzeilen. 97 maar al te dikwijls de Hoofdzenuwen, en is oorzaak dat de beweging, niet alleen des bloeds, maar van alle andere vochten in het hoofd geftremd, en de herfenen overltelpt worden. De Graaf van * * * haalde zich, niet door misbruik van fterke dranken, maar door veel en goed te eeten, een goede Erfportie van een Zwartgallige gefteidheid op den hals. Midden onder een' vrolijken maaltijd bukte hij van zijn ftoe! neder, om een nevens hem ftaande hondje te ftreclcn. Ijlings verftijfde zijn Tong (f); zicri willende oprichten, overviel hem een fterke duizeling, zijn oogen draaiden, en middlerwijl hij alle moeite deed om zijn linker oog , dat hij geloofde in zijn hoofd fnel rond te draajen, toe te houden, viel hij beweeg- en zinneloos op den grond neder. Men fneed hem de mouwen open, tapte hem bloed af, en gaf hem, bij afwezenheid van een arts, God weet waarom! een wéinig Rozenwater in den mond. Spoedig ontlastte hij zich door braaken van een mcenigte taaije veelkleurige flijm; cn nu kwam hij weder bij zijn zinnen en begon zich te beweegen: zijn geheele lichaam wierd pijnlijk, dat ook fpoedig 'na de ontlasting der onreinigheden in de eerfte wegen volkomen ophield. Een O) Si lingua derepente impc-tens fiat, aut aliqua cor poris pars fiderata, atrabilarium tale esiftit. Eippocrat, G  H4 Van de Toevallen die hei 'Zwartgallig Zij onderfcheiden zich i Door de naaste oorzaak. Zo ik mij niet ver^ gisfe heb ik boven gezegd, dat de gevoeligheid der Zenuwen door niets fterker word aangezet dan door de (Atonia) Toonloosheid des geheelen lichaams. Ook ftaat de trap van gevoeligheid met de lichaam* zwakte (Cceteris paribus') altijd in verband: Wij worden daar van in de befchouwing der Bloedvloeden ten duidelijkfte overtuigd. Deze Toonloosheid met zodanige meer of mindere Beweegvaardigheid en Gevoeligheid der Zenuwen vormt de naaste oorzaak van de in den eigenlijken zin dusgenaamde Zenuwziekten, waartoe in de Zwartgallige, of zo men liever wil, Hoffelijke Zenuwziekten altijd een bij uitftek verftopt ingewand en een Zwartgallige gefteldheid des geheelen lichaams den gron aflag legt. 2 Door het Voorwerp (J"abject). De Zenuwziekten vallen meestal in de fchoone en zwakke kunne, daar de Mannen ondertusfehen meer door de Zwarte Galle gekweld worden. Hoe menig Gevoelige fchone, die met geduld eenes Engels en eenige verzuchtingen den wreeveligen luim van haren Zwartgalligen gemaal weet af te weeren of te verzachten, zou mij ier bevestiging kunnen dienen. Cullen heeft om .dis  Temperament voorafgaan en verzeilen. iï§ die reden zeer wel gedaan met de onftoffelijke Zenuwziekten Hyfterie te noemen. 3 Door de Toevallen. Bij de Zwartgallige worden de Maagpijn en de overige toevallen eener bedorvene ipijsverteering altijd erger, zodra de Zieke een ftreng Diaet houdt, terwijl zijne toevallen, bij het gebruik van vaste kost, merkelijk verminderen. Ik .ken een Meisje, dat in den beklageiijkften toeftand was, die geene Soepen kon gebruiken of haare fmarten en toevallen namen hand over hand toe; maar op het eeten van agt tot twaalf gebraden aardappelen verminderde de pijn; dus leefde zij eeö ruimen tijd alleen van dit weldadig voorcbrengfel. In de Hyfterie is het geheel anders gefteld. Mare toevallen wijken op het involgen van een' behoorlijken leefregel, zij komen op gezette tijden niet weder » en duuren nooit zo lang. De gevoeloosheid (avaic-S-ye-ia), de Zonder eenige bekende oorzaak altijd treurig ftaande gelaatstrekken ondervinde ik nimmer in de Hijfteriefciie; of ro zij 'er al iets van hebben, dan is zij niet zo aanhoudend en flechts een Luim, een kwaal, die zelf zeer air gemeen is bij lieden die geen Zenuwziekten hebben. 4 Door de Geneeswijze. Wanneer in de Hy[le¬ pe (fe) First Lines of tbc practice of phyfic, bij P.i> WMiam Gullen, Edimburg 1784. "",U 1  ii<5 Van de Toevallen die het Zwartgallig rie de eerfte wegen vervuild zijn, en de toevallen der Zenuwen alleen daar door veroorzaakt worden, dan is een ontlastmiddel ter genoegzame ontheffing der toevallen, daar men met even het zelve middel de toevallen in de Zwartgallige zoude verergeren. Want bij deze zijn de vochten in de wanden der Maag enz. enz. gemeenlijk opgehoopt; zij ondergaan aldaar hunne bepaalde veranderingen, en veroorzaaken een kwade verduwing: Dusdanige Ziekte kan men zeker dan met een ontlast of huismiddeltje geenzins genezen, vermids ook altijd de Galle of de plaats waar zij bewerkt word tevens aangedaan en vervuild is. In de Hyfterie kan men den Stoelgang door verfterkende middelen bevorderen; daar men het zelve middel aan eenen Zwartgalligen niet zeer zou durven aanraden. De Eetlust der Zwartgalligen is zelden geheel en al verdwenen , ook zijn de eerfte wegen bij hen zelden overladen, en daarom kan ikgeenreden vinden om braakmiddelen toe te dienen, daar dezelve in de Hyfterie een oogenblikkelijke genezing kunnen te weeg brengen. De Artfen geneezen dikwijls de kwade Spijsverteering bij Zenuwzieken door verfterkende middelen; terwijl de Zwartgalligen daardoor altijd verflimmeren. In de Hyfterie zijn Kina, Staal en koude baden zo dienftig, als zij fchadelijk zijn voor de Zwartgalligen; dezen fchaden, integendeel de laauwe dranken, terwijl geene dik-  Temperament voorafgaan en verzeilen. ^ 121 cepto, refiduo nimirum calor e refuscïtato, melius coloratce, fed absque omni eneoremate vel fedimento; utpote, quibus nil humorum, coctione ■et feparatione nondum inchoata, nee falfum fanguinis excrementum, permiscebatur. Tandem, cum Octava Martii a venatione domum rediisfit, pejus habere ccepit, ac decima ejusdem menfis humoris melancholici facem copiofo phlegmati permiftam (uti prceteritis annis aliquoties) vomitu rejecit; fimulque hcemorrhoidnm fluxus ut et ibidem fiftula faniem profunderecesjavit 'et exaruit: vomitus item nullis antea fcepius experlis remediis potuit inhiberi, Accesfit ad humorum anacatharfin etiam bilis in ventriculum effufio, qua acrirnonia fua ardorem in Jlomacho caufabat, et fuperius orificium rodendo ad vomitum cogebat; quem fuo more, digitis in fauces inmisfis, procurabat: e cujus evacuatione per breve temporis fpatium fe melius habere referebat: donec nova bilis et humoris melancholici (non tarnen atrce bilis (O W ventriculum fieret re- (/) Wat de opfteller van dit verhaal met deze uitdrukking meent, is moeilijk om te gisfen. Maar 't is nochtans wondetbaar; dat juist dat geen, 't welk men hier fchijnt niet te willen hebben , echter waarheid is. Men zal zich zeker niet vcorgefteld hebben, dat 'er ne ver- H $ lo°?  122 Van de Toevallen die het Zwartgallig ngurgitatio: qua membranas vellicando fingul. turn quafi continuüm excitabat et ardore fuo ad novum vomitum urgebat et, licet remedia alias fibi cfficacisfima, promptisfime intus et foris admitteret, eorumdemque ufu per horam unam aut alteram vires recipere videretur, nihilominus paulo poft ob nativi caloris decrementum, fenfibus extemis paulatim deficientibus, in deterius relabe- latvr. Ultimo igitur Martio post copiofum humorum yomitum, fe ad imminentem vitce terminum dispofuit; et exomologefi expiatus, viatico falutis etiam rite excepto, pafcliatis dominicam, inter continuas preces, quietam tranfegit; facro demum oleo unctus die fecunda Aprilis anno fcilicet climacterico Qquem aliquoties fibi fatalem prcenunciabat) omnis febris ac doloris expers poft quartam horam matutinam, caloris nativi defectu,[üb ipfa, ante loop van meer dan een eeuw, zich een Arts zoude opdoen, die uit dit verhaal een geheel tcgenovcrgefteld gevolg zoude afleiden. Noch minder kan ik raden, hoe de woorden, et humoris melancholici, non tarnen atrce bilis regurgitatio kunnen famengaan. Deze anderzins niet engefchikte Heeren Lijfartfen moeten in het Grieksch zeer onkundig geweest zijn, dat zij deze twee Eensbetelende woorden, voor wezenlijke verfcheidenheden hebben aangezien.  i3° Van de Zwartgallige de Galdoffè onder de vochten de voornaamde rol ipeelt; dus heb ik nu allen maar aan te toonen, dat van den Herfstnachtevening tot aan den Zonnelland des winters de gefteldheid der vochten bij uitneemenheid Zwartgallig is. Ik denk, dat ik mij over de vorming en de doffe der Zwarte Galle in de voorige Afdeeling reeds duidelijk genoeg verklaard hebbe ; ik wilde langs dien weg nu alleen maar bewijzen, dat even als een Galachtig, Slijmerig , en ter ontfteeking gefchikt Temperament veroorzaakt word, op gelijke wijze ook een Zwartgallig word voorcgebragt 't welk dus ook, even gelijk de drie eerstgenoemde, wederom zijn bepaalde cn eigenaartige ziekten voortbrengt?. Dan hier over is zelfs geen de minde twijfel. Want niet flechts alles , wat ik vooraf als oorzaak der Zwarte Galle opgaf, maar ook de gebreken in de plaatfelijke ligging, de bijzondere eigenfchappen der lucht, de plaatseigene Ziekten, de kwade levenswijze enz. enz. komen hier nu niet meer in aanmerking, vermids dezelve onder de bepaling der Epidemien niet begrepen zijn, en hier enkel van Ziekten gewaagd Word, die door eene algemeene Luchts gedeldheid worden te weeggebragc. Men kan diensvolgens alles, wat ik in de eerde afdeeling gezegd heb , enkel en alleen befchouwe als eene gefchiktheid (Dispofüio) tot eene eigenlijke Zwartgallige ge- fteld-  ■Gefieldheid (confthutie~). Treldheid. Duretus zegt dus niet te onrecht: Ou»ties ad malam confirmationem corporis, vel iws.qualem partium nobilium corporis temperiem ac~ xedit vis coeli, eo res cegri pejori eft loco. § I V. Konde ik de eigenfchappen van alle dierlijke vochten , den fchakel der vaten in de ingewauden, en de ftellige wijzingen (Pofitivce Modificationes) des Dampkrings bepalen, dan zoude ik derzelver .onderling verband en overeenkomst naauwkeuriger kennen, en dan zouden mij geene bewijzen ontbreken om de uitgegevene prijsvraag ordentlijk te beantwoorden. Dan daar dit nu ten eenemaale ondoenlijk is, zo blijft mij niet over, dan, zo veel in mijn vermogen is, door de rede, ervarenis, .ea het gezag van anderen mijn gevoelen te ftaven. Wanneer 'er een (Epidemie) algemeen heerfchesde ziekte ontftaat, dan zullen alle daar uit voortspruitende ziekten niet alleen uic dezelve oorzaken geboren worden, maar ook altijd, al is hun voorkomen noch zo verfchillend, zekere algemeene toevallen hebben, vermids zij altijd van de zelve oor* zaak vail de beerfchende luchtgefteldheïd —( hunnen-oorforomi afleiden. En dus is het werkelijk . gefteld met de Zwartgallige gefteldheid (Conftitutw} 4is van de Herfstnachtevening tol aan den Winter 1 * ****  *32 Van de Zwartgallige zonneftand de heerfchende is. De als dan heerfchende eigenfchap der Lucht veroorzaakt in het lichaam een gefteldheid der vochten (p), die een middenweg tusfehen de gal en zinkingachtige conjlitutie vormt. Zo min als 'er een plotslinge overgang van den zomer in den winter plaats heeft, even zo min is het te begrijpen, hoe de in eenen hogen graad werkzame galftoffe onvoorziens in een Slijmftoffe zoude overgaan. § V. Ik heb te voren reeds gezegd, wat ik door de Zwartgallige Gefteldheid der vochten verfta j namen! ijk, wanneer de in het menfchelijk lichaam te menigvuldige galftoffe door vermenging van een (lijmerige, taaie, verdikte wei zo wel haare fcherpte als vloeibaarheid verliest, en bij gevolg een derde lichaam of (toffe uitmaakt, die, terwijl zij noch geheel galachtig, noch geheel (lijmerig is, ook haare bijzondere en van deze gantsch verfchillende toevallen veroorzaakt. Rn 'er word werkelijk zodanig een flijmvormend vermogen in het menfchelijk lichaam waargenomen. (ƒ>) Qua'is enim aer eft, tales in corpore generat humores» hippocrat.  Gefteldheid (conftitutie). 133 men. Gaulius zegt: Eft enim omnibus in humoribus mucofum quid, lentum, in fila ductile, gummi vegetantium ftmile, crasfamenti portio minus oleofa , mixtione fingulari blanda, tenax, ftmulque aquce amica et bibula, quce adhcsfione fua fluorem lubricum efficit, eo quidem vijcidiorem quo magis abundat. $ V I. Niets werk tot het voortbrengen van flijm meer mede dan een vochtige, koude lucht, want daardoor word (O De uitwendige oppervlakte des lichaams minder gedrukt, de wanden der vaten verliezen gedeeltelijk hunne onderfteuning, en werken niet genoeg op de ingehoudene vochten. (2) De vochten worden door derzelver gedurige vermeerdering te veel verdunt, en 'er onftaat een waterige ophoping. (3) De vaste deelen worden, te dier oorzake, flap, kracht en werkeloos. (4) Daar van daan word de algemeene omloop der Vochten, de doorftraling van het bloed door de Longen, de warmte, het verduwing en voedingvermogen gefladig minder en moeielijker. I 3 Cs) De  23-4 ^ Zwartgallige (5) De uitwafeming ovc-f 't algemeen, en voornamelijk die der Longen , word belet. Waarom de waterige ophopingen toeneemen; de vaten worden verdopt, en het waterige van het Slijmweeffel en andere holtens ftaat ftil, verzuurt en bederft, midderwijl het lichaam zwaar, traag en vadfig word. (ó") De zintuigen worden ftomp; en de dierlijke beweging gaat bezwaarlijk; de Zenuwen verzwakken , de levens vermogens verminderen, waardoor ten laatfte vadfigheid des lichaams en geestloosheid word veroorzaakt. Deze zijn, naar de getuigenis van Gaubhts, de ïritwerkfelen eener vochtige Luchtgefteldheid; die, naar zijn gevoelen, altijd noch in eene veel grotere mate verfchijnen, wanneer gezegde gefteldheid der lucht van koude verzeld gaat; die tevens ook veel hardnekkiger zijn om tegen te gaan, en waar door alle de vermogens der natuur onderdrukt worden. Men vind dit in zyn Ziektekunde, een gedenkftuk dat de eeuwen zal verduren (monumentum cere per* ennius) ten duidelijkfte aangetoond. Een vochtige koude lucht bevordert op deze wijze eene daar aan geëvenredigde vorming van flijm, en daar het' Vet of de Galftoffe buitendien nimmer een wezenlijk Vet, maar altijd met flijm fsmm^d is; daar wij gezien hebben,- dat het over.-  Gefteldheid (conftitutié). 1S5 overwigt der Galle in de vochten, en bijgevolg de vermindering van Slijm van eene tcgenftrijdige Luchtgefteldheid voortkomt, zo dunkt mij, met «rond te mogen (tellen, dat een vochtige koude Lucht en de daardoor veroorzaakte te grote hoeveelheid van flijm de kracht der Galle vermindert, en dezelve in een meer of mindere vloeibare zelfstandigheid, die met de Gomhars uit het rijk der planten ëenig* overeenkomst heeft, doet veranderen. § V IL In de eerfte afdeeling heb ik gezegd, dat de ei«entlijke Zwartgallige toevallen in zekeren ouderdom, en wel dan ontdaan, als 'er eene bepaalde lievigheid der vaste deelen, een bijzonder evenwigt tusfehen de bloed en flagaderen plaats heeft, of wanneer het Levensbeginfel tot een bepaalde hoogte gedegen is. Deze eigenfchappen worden door eene vochtige koude lucht veroorzaakt. Dit wist Hippocrates reeds, en hij befchrijft ons werkelijk in het tweede Hoofdftuk over de Lucht, de Ltggmg en het Water de uitwerkfelen van deze foort van lucht ro juist, naauwkeurig en fchoon, dat ik het niet durv wagen dezen goddelijken waarneemer na te ftreven, en een beeld naast zijn mecsterftuk voor 't oog ten toou te (tellen. I 4 lk  *38 Van de Zwartgallige en naar de weérsgefteldheid en andere toevalligheden meer of min verdikt; en dit maakt dan de Zwartgallige Gefteldtenis der vochten uit, die omtrent de Herfstnachtevening eenen aanvang neemt, en waarin diensvolgends de eigentlijké Herfst, conftitutie beftaat, die ook, terwijl gemelde vochtige koude lucht bij uitnemenheid te dier tijd plaats heeft , tot aan den Winterzonneftand, 0f iets vroeger of later blijft voortduren. Zij beftaat in den eigenlijken zin in een overgang der Galachtige Gefteldheid tot eene Zinkingachtige, évèngeiijk de Lente een verwisfeling van Zinkingachtige mee het Galachtige is. De Ledigheid, de Weelde en de vette dierlijke levenswijze verwekken bij ons even zo goed, als oudtijds bij de Grieken, een' overvloed van Galle, die men gemakkelijk in alle jaargetijden waarneemt,' wordende de ftoffe alleen naar de verfcheidhcid der jaargetijden veranderd. Want in den Winter is zij altijd met flijm verzeld; duurt zij voort dan verminmindert het flijm en verliest zijne taaiheid, en de Galle verkrijgt haar overwigt weder. In de Lente M zii noch van weMg kracht, terwijl zij daarentegen in den Zomer van een vreefelijke uitwerking is, en in den Herfst hardnekkig, taai en kwaadaartig word. Waarom Duretus zegt: Sed et hoe notandum eft , quod qui funt arthritici vere et autum-  Gefteldheid (confiitutie. 139 no, Ulo proper gargalismum humoris, hoe propter cacoethiam, fi non fiant, de vita perielitantur. Artfen, die kennis hebben van hec doen van waarneemingen, zullen dezen overgang zelfs aan de toevallen der ziekten weten te onderfchei lett Hoe nader de Zwartgallige Gefteldheid bij de Galachtige komt, dat is, zo 'er meer galle als fljm voorhanden is, zo lange zullen ook hare etgenfchappen meer werkfaam en de toevallen der galle zullen des te menigvuldiger zijn, en dus ook omgekeerd. 'Er is een aantal Geneesheeren en het fmart mij, dat ik daar onder ook Raymond moet rangfehikken, die, volgends de opmerking van Bordeu, door een verlanging der Galachtige en eenen te vroegen aanvang der Zinkingachtige Gefteldheid op de Zwartgallige geen de minfte acht flaan. Mijn voomeemen is niet om deze Heeren te beledigen, en hen door het gezag der Ouden de waarheid van het beftaan der Herfst of Zwartgallige Gefteldheid te bewijzen, 6 neen: Lorry was reeds voor mij in dit geval een beflisfehend rechter, als hij zegt: Probamus admitti debere melancholie et atra bilis exijientiam Satis fit, fi exijientiam et yarietates atra bilis, ah autonbus antiquis admisfas, a recentioribus, eo quod recepta non quadrarenf theorie, prcetermisfas, aut levius tractatas extra dubium, ut confidi- Er yius, pofuerimus.  *4» Van de Zwartgallige Er is geen jaargetijde, dat door de Ouden met zulke zwarte kleuren is afgetekend, als dit; geen dat hunne opmerkfaamheid meer gaande maakte dan de Herfst (r). Om die reden vangt reeds Hippocrates alle zijne weerkundige waarnemingen met den Herfst aan. En deswegens komt het mij onbegrijpelijk voor, hoe Raymond, die men zeggen zou gelijktijdig met Hippocrates geleefd te hebben, zo Hippocratisch zijn zijne waarneemingen! deze wijde gaping kan over 't hoofd gezien hebben, ik wil hen alleen het onveranderlijk character, en de zich alcijd gelijkende toevallen, waar mede de Zwartgallige gefteldheid altijd verzeld gaat, aantoonen; en zij zullen moeten bekennen, dat deze of die toevallen, noch met de (lijmachtige noch met de galachtige gefteldheid eenige overeenkomst hebben, maar dat de bepaalde en met deze Ziekten altijd zeker verbondene toevallen, eene bijzondere eigenaartige Gefteldheid kenfchetfen. Dan alvorens ik hier toe overga, zal het niet on- (r) Iflter anni tempora ferinus autumnus infarctus farciendo. Aretaeus. In autumno morbi acutisfimi, et omnino mortifen. Hippocrat. Autumnus longe periculofisfimus, pesfims enim tempéftates, quaj maxime variant, hinc autumnus plurimoj •pprimit. Celjus.  Gefteldheid (conjtitutie). 141 ondienftig zijn, dat ik, terwijl ik de eigenfchappen der vochtige en koude Lucht en hare uitwcrkfelen op het dierlijk lichaam in 't algemeen bewezen heb, ook dit Jaargetijde, waarin voornamenlijk die Luchtgefteldheid de heerfchende is, met andere jaargetijden vergelijke. Ut etlim funt tempeftates diverfce, fichumores quoque diverfas qualitates, et diverfas morhi conditiones induunt. — Hippocrates. § I X. Ik zeide, dat omtrent den tijd der Herfstnachtevening de koude langfamerhand begint intevallen, en de dagen bij zonnefchijn noch wel een weinig warm zijn, maar de nachten, die langer beginnen te worden, altijd kouder worden. Er ontltaan dus gemeenelijk twaalf of vijftiendagen na deze Nachtevening (s) reeds zulke veranderingen in den loop der Ziekten, die ten duidelijkfte hunne afwijkingen van het character der Galachtige toevallen te kennen geven; en al houden deze ook noch iets langer aan, dan zijn nochtans, iets dat alle Geneesheeren bij er- (/) Mutationes temporum maxime pariunt morbis, et in temporibus magn» mutationes frigoris et caloris. Hippocrat. Ei alibi: in temporibus, dum eodem die modo frigus fit autumnales morbos expectare oportet.  14* Van de Zwartgallige ervarenis weten, de Tusfchenpozende Herfstkoortfea veel hardnekkiger dan die der Lente; de aanvallen van Jicht, Geelzucht, Buikloop , de dwalende, Zwartgallige Koortfen (febres erronece, atrabilaria) komen voor den dag; en hoe nader de Herfst bij den winter komt, dan ontdaan 'er Longontftekingen, fcheele Hoofdpijn, Beroerte, Huidziekten, die tot aan het einde van November, en als de winter langfaam uitbreekt, dikwijls tot den Winterzonneftand aanhouden. Gevolgelij k is de dampkring in den Herfst in eenen toeftand, die door de voordteeling van het flijm de heerfchappij der Galle op de vochten ten onderbrengt; in de zelve eene zekere lijmerigheid of taaiheid veroorzaakt, die wegens bovengemelde oorzaken, in voorbefchikte lichamen allermeest in de buikingewanden zich opeenpakt, verdikt en bijzondere toevallen verwekt. Dikwijls is de" Natuur vermogend genoeg, en bedient zich van den bekwaamften en gebaanden weg in het darmkanaal, en veroorzaakt een' zeer heilzamen buikloop (diarrliced) (t). Wanneer de Zwarte Galftoffe ofte taai,'of van de- 0) Eventus atra; bilis benigniores fi brevi poft incommoda per alvum — pejores fi ftagnationes perfeverafttes, et ftafes non infiammatorias feeiunt, Stdhl.  Gefteldheid (conftitutiè). 143 deze Ontlastbuis te wijd afgelegen is (u) en te vast zit, dan worden de vaste deelen of door de werkfeamheid, of door de uitgebreidheid der verdikte Zwarte Galle, of door famenwerking (Symphatia) (w) van een vreemd lichaam geprikkeld, zij trekken zich fatnen, de affcheidings werktuigen worden in beweging gebragt, de ftoffe vloeit fpoediger derwaart , 'er ontftaan Krampen in de medewerkende deelen (partes confentientes') voornamenlijk in de huid; daar van daan dat gevoel van koude, en een Koorts, die echter, zij moge of aanhoudend of tusfchen pozend zijn O) , altijd zich door een eigenaar- («) Morbi per eam partem, cui maxime vicini esfe folent educendi. Hippocrat. (w) Eft enim confenfus aliquis ac confpiratio inter vivas partes, qua mutuas fibi fuppetias ferunt, atque altera alteram in communes contractiones ciet, cum una modo lacesfitur. Gaubius. (x) At quartans etc. etc. iisque ab atra hile is cumulus accedit, ut nonnifi ffigre depelli posilnt. Eft namque omnium, qui in corpore infunt, humorum viscofa maxime bilis atra, et qua; inter omnes facit, quam maxime diuturnas moras. Quod autem quartanse febres atra; bilis fint participes, ex eo quisque noverit: ïutumrio enim maxime homines a quartanis corripiuntur , et in ea setate, qus3 eft ab anno 25 ad 45: turn etiam, quod hsec rstas inter omnes atra; bili potisfimum eft obnoxia, ct autumnals tempus omnium anni temporum giaxims accoromodatur» eft. Hippocrat.  Ï44 Van de Zwartgallige 2artig character doet kennen; te weten door haren onregelmatigen loop en hardnekkigheid. Inweeke, blonde geitellen, die een' korten hals en breede fchouderen hebben, bewerkt de- natuur dikwijls een verplaatsing op de Longen, in het Hoofd» de Gelederen, de Huid, de Klieren, en voornamenlijk op den Endeldarm (y). In zwarthairige lieden die van eene drogere iichaamsgefteldheid zijn, en gefpannene vezels hebben, word deze Zwarte Galftoffe naar een der onderbuiksingewanden gedreven en veroorzaakt dan de Hypochondrie met alle derzelver gevolgen (2). Zo het geen ik tot hier toe gezegd heb hier over eenig licht verfpreid, dan is de ftelling van Hippocrates, waarin hij zegt: Autumno autem et ex cejlivis multi et febres quartance et erronece, et fplenes et hydropes, et tabes et urince Jïillicidia, et inteftinormn levitates et dysfenterice, et coxendices ei angina et anhelationes et volvuli et comiiiales et infanice et atrcebiles, gemakkelijk te verftaanj en (y) Depofitio natura; ad anum fit vi quadam, aperta; Hasmorrhoides fanguinem ejaculantur, ut educto epiftomio e doüo efFunditur vinum. Duretus. (2) Morbus Hepaticus oritur ab atra bile, cum ad 'hepar confluxerit. Adoritur autem potisfimum autumno in anni mutationibus -— —• et lienis morbus et ileus fangiiiueus potisfimum autumno accidunt. Hippocrat,  Gefteldheid (conftitutiè). 145 en niet minder bevattelijk is dan ook het gezegde van Celjus: — In autumno febres incertce, lienis dolor, aqua inter cutem, tabes, »*m*, coxce dolores, morbus comitialis etc. etc. Al het opgenoemde is nu van een verfchillende gefteldheid naar de meer of mindere vochtigheid van den Herfst. Over het algemeen genomen is een droge Herfst gefchikter voor de blonden en volfuppigen, dan voor de mageren en Zwarthairigen, om dat — — — ik bezige hier wederom de woorden van Hippocrates: — Qjiod ft ceftate Jicca aquilonari pragresfa autumnus fequaiur borcalis, neque fub canem neque fub arcturum pluviofus pituitofis natura confert et maxime natura humidis et mulieribus. Biliofis autem infeftisfimum hoe tempus eft. Valae enim exficcantur, fuperveniuntque eis febres acute et diuturnes et quibusdam melancolia. — Siquidem quod humidi aartig zijn, en zich, zonder dat men 't kan bemerken, met de toevallen der Zwarte Galle vermengen. Zodanig was het gefield in den Herfst van 1785. Hippocrates zeide reeds: Si quidem fub canis exonum ingruat pluvia, et etefia fpiraverint, fpes eft cesfationis et autumnum falubre fort. S XIV. Si hiems quidem Jicca fit, aquilonaris, ver autem pluviofum et auftrale, necesfe eft aftatem febriculofam fieri, Unc autumno fequenti ex febri- bns male decurrentibus atrabilarii mcrbi. < Ik heb reeds in de eerfte afdeeling bewezen, dat, als in den Zomertijd de Galachtige Gefteldheid fbrkcr of wanneer zij in heerfchende ziekten ( Epiden, i :) zodanig is, dat zij geene behoorlijke fcheidingen K 3 maakt,  5.50 Van de Zwartgallige maakt, maar" de (toffe zich op de ingewanden- verplaatst, dat dan de Zwartgallige gefchiktheid en de daarvan afdammende ziekten gevormd en in den Herfk uitgebroed worden (b). Ik brenge, gelijk men ziet, de Koortfen die door onkundige Artfen opgeftopt worden, niet onder dit getal, alhoewel ik dezelve even zo algemeen vinde als eenige heerfchende ziekte; dan altijd vervallen die zieken , na eene kwade koortsfcheiding, even gelijk deze, zo dra de koude maar begint toe te neemen in tusfchenpozende of langdurige onregelmatige aanhoudende koortfen. Waarom Stoll ook zegt: Wi] hebben met de (lepende ziekten, van wegen de in den zomer heerfchende ongesteldheden, in de genezing veel zwarigheden ondervonden.- Dat is volgends mijne uitlegging; de door kwade behandeling of gefteldheid der Epidemie kwalijk afgelopene galachtige zomerziekten, hebben bij het invallen deikoude de Zwartgallige Gefteldheid der vochten en de daar uit voortfpruitende langdurige toevallen te weeg gebragt (c)> die wij met de grootfte moeite der (b) Et fi aslras biJiofa fiat, et bilis aucta intus reücta fit, etiam aliquantulum lienofi fiunt. Hippocrat. (c) Et ne qui fuperfïites evaferint, in quartanas defi»ant, et es quartanis in bydropes. Hippocrat. • 1 ; < JFrC'  Gefteldheid (conftitutie'). i$i der waereld niet konde genezen. Daarom waren ook de tusfehenpozende Herfstkoortfen 1779, die of van zelve of uit kwalijk geneezen heete koortfen ontftonden, zo hardnekkig. — Ook verwekken diergelijke kwalijk behandelde Zomer koortfen, wanneer zij na den Herfst kwalijk behandeld en niet in den grond genezen worden, in het volgende voorjaar gewisfe inftortiBgen Qd), waarvan het nr,ar al te waar is, 't geen Dureius - de Hippocrates der Franfchen — zegt: Omnes morbi, qui aliorum fuccesfione veniunt, primigeniisfv.nl cclauStofiores. S XV. Frequent relapfes brought ou visceral obftructions, which made the intermlttents more obftinate, and irregular, and to terminale in a dropfy, orjaundice. Pringle. (d) Quo fixior eft, eo ob leviores caufas paroxysmi accedunt, et eo pejores — fuppresfa non fanata ad minimum annuam facit recidivam. StahL One of the most unfavourable circumftances was the proneness to a relapfe, of which the danger was greatest duripg the hot weather , less in the deciine of autumn , and least of all after the frost began, But in the foliowing fpring, relapfes were fo frequent, that thofe regiments which had fervcd in Zealand in the preceding autumn, had in the r.gxt eampaign above four limes more lick than any other corps in t&« Hne. Piingle. K 4  15* Pan de Zwartgallige § X V. Heeft Hippocrates , onzer aller onnavolgbare Leermeester dus niet gezegd : Periculofisfima funt ambo foljlitia, prcecipueque ceftivum, nee non ambo cequinoctia maxime vero autumnale. Wie ftaat niet verwonderd, als hij het volgende leest: oportet ergo ad aftrorum exortus confiderare, preecipue canis , de-inde arcturi et vergüiarum occa. fum. Morbi enim in hisce maxime diebus judi. cantur, aliique perimunt, alii vero definunt, reliqui vero omnes in aliam fpeciem, aliumque ftatum transmutantur. Heeft Stahl ongelijk gegehad , als hij de oorzaak van de hardnekkige derdendaagfche Herfstkoortfen veronderfteld in eene bijzondere Luchtgtfteldheid te beftaan? Wanneer hij in de Aembijen en andere Zwartgallige ziekten omtrend de Zonneftanden het aderlaten als een voorbehoedmiddel aanried , en de toevallen der verftopte Lever en Milt aan de Zonneftanden toefchreef ? Ik kan niets beters ter verdediging der Zwartgallige Gefteldheid bijbrengen, dan dat ik het gevoelen van Hippocrates, dat mijne denkbeelden bevestigt, en voor het beftaan der Zwartgallige Gefh idheid meer dan beflisfehend is, hier woordelijk inlasfehe. Het toont ons den waren loop der vier Grondgefteldheden (conjlitutfones Fundamentales) aan,  Gefteldheid (conftitutié). 153 aan, en is zo fchcon en kort in een gedrongen gezegd, als nimmer door eenig arts gedaan is. Augetur vero in homine pituita quidem hieme; hec enim ad hiemis naturam, eorum quee corpori infunt, maxime accedit, frigidisfima namque est. Hujus autem rei funt indicia, putuitam esfe frigidisfimam; quodfi pituitam et hilem et fanguinem tangere volueris , pituitam frigidisfimam esfe reperies: qua quamvis fit lentisfima, ac vi potisftmum fecundum atram hilem educatur, (quacunque vero vi trahuntur , ea per violentiam coacta calidiora redduntur,) nihilominus tarnen fuprahcec omnia, pituita fuapte natura frigidisfima esfe confpicitur. Quod autem hieme corpus pituita. repleatur, hisce noveris; quod per hiemem homines maxime pituitofa turn exfpuunt, cum emungunt, tumores ipfis laxi, et albi per eam potisfimum tempeftatem et reliqui morbi pituitofi oboriuntur. At vere adhuc quidem pituita in corpore valida manet fed fanguis augescit. Nam et frigorct remittunt et imbres fuccedunt, tuncque fanguis augetur, turn ex imbribus , cum ex diebus calidis. Nam fecundum naturam ipfi hec ex anni tempestale potisfimum infant; etenim id anni tempus humidum et calidum est. Ex his vero noveris, quod homines vere et eftate potisfimum dysfenteK 5 rus  154 Vin de Zwartgallige tüï corripiantur, et ex naribus fanguis ipfis profluat, calidisfimi et maxime rubicundi funt. Aeftate vero fanguis adhuc viget et bilis in corpore attolitur et in autumnum protenditur. At autumno modieus quidem fanguis generatur (contrarius enim ipfius naturce autumnus est) bi-lis autem ceftate, et autumno corpus occupat, id quod hisce indiciis noveris, quod hac tempestate Tiomines fua fponte bilem evomant, et medicamentorum potionibus magis biliofa purgentur. Id quoque ex febribus et hominum coloribus patet. At pituita ceftate fe-ipfa longe imbecillior est. Contraria namque ipfius naturce est hcec tempestas; calida fi quidem et ficca est. At fanguis per autumnum paucisfimus in homine gignitur; ficcisfimus fiquidem es't autumnus, et hominem jam refrigerare incipit. Atra autem bilis autumno turn plurima cum vehementisfima est. Qjium vero hiems ingruit, bilis rrfrigescens pauca gignitur et pituita rurfus aua étur, turn ab imbrium copia cum anoctiurn loni'itudine. Hcec igitur omnia fimper hominis habet corpus. Verwn pro temporis circumftantia, interdum quidem ipfa turn ex parte, cum ex natura fe ipfis fingula ampliora, interdum vero minora redduntur. Ut enim univerfus annus omnium qui-  Gefteldheid (conftitutie). *55 quidem et calidörum et frigidorum et ficcomm et humidorum est particeps (neque enim eorum quidquam, ne minimo quidem tempore, fine omnibus, qucs hoe in mimdo fiunt, confisteret, imo fi unum quidpiam defit, omnia abolerentur; nam eadem necesfitate et conftiluta fiunt, et invicem aluniur) ita etiam fiquid ex his, quee in homine fiunt cognata, defecerit, is utique vivere nequeat.' Ut autem in anno modo himns maxime, interdum ver, interdum cestas, nonnunquam autumnus viget: fic quoque in homine modo quidem pituita invalescit, modo fanguis, inter dum etiam bilis, primum quidem fiava, deinde quee atra vocatuK Cujus rei evidentisfimum est testimonium, quod fi eidem homini idem medicamentuv,". quater in tam exhibere voles, hieme quidem maxime pituitofa tibi evomet, vere autem valde humida, ceftate autem admodum biliofa, et autumno nigerrima. Ik zal over deze goudene .woorden geene uitlegging maken; Artfen die in de Schole van Hippocrates opgetogen zijn, hebben dezelve niet nodig, en de andere befchouwen dezelve Hechts als een voorfpelling van den Barbier in den hinkenden Bode. Het is, God betere het! vernederend voor ons; dat wij den man, die den grondflag van ons handwerk lag, zelfs na 't verloop van meer dan drieduizend jaren altijd noch moeten raadplegen; ja dat de  r56 Van d? Zwartgallige de grootde Geneesmeesteren met fmart bekennen moeten, dat 'er tot op dezen tijd niemant gevonden word die met Hippocrates kan evenaaren, en dat men daar zijn aanleg de eenigde is, op welken de Geneeskunst hare volmaaktheid bereiken kan, dezulken, die de Geneeskunst der ouden Grieken vereeren en navolgen, aan fmaad en verachting der onkunde overlaat: bet is vernederend, zeg ik, en hec {lrekt der Kunst tot fchande, Artfen over de Geneeswijze van Hippocrates te horen fchimpen, middlerwijl andere Geleerden dezelve als het eenige groote Gedenkteken van het menfchelijk verdand bewonderen en ter navolging aanprijzen. Dan om zo iets te zeggen , moet men ook even als deze geleerden hec vermogen tot werken en uitbreiding van de bekwaamheid van de menfchelijke denkin-skracht kunnen bepalen ; men moet de fchrifien ven Hippocrates niet alleen befchouwsn als clasficale kunstwerken , men moet hunne waardije niet flechcs van deze zijde bepalen; maar men mo.-t tot op zijn' leeftijd terugdenken; men moet grondig kennis dragen tot welke een hoogte de beoefening der wetenfchappen te dier tijd gedegen was; men moet zijne wijze van befchouwen , zijn denkbeelden , zijn ohbefchrijfelijken vlijt, zijn talloze waarnemingen, en de met een onnavolgbare juistheid daar uit afgeleidde gevolgen, wier waarheid de nakomelingfchap bewonderd, en  Gefteldheid (conftitutiè). 157 en zijne krachtvolle wijze van voordellen en verklaren die elk moet verbazen , met den grootften aandacht overwegen, en dan zal men de grootheid van dien man en de waardije van zijne fchriften eerst op rechten prijs kunnen dellen. Voltaire zegt. II eft rapporti dans le fupplement du concile de Nicée, que les per es étant fort embarrasfés pour fa'voir, quels ètaiant les livres de cryphes ou apocryphes de Vancien ou du nouveau teftament, les mirent fur un aut el péle-méle et les livres d re jetter tomberent par terre. 't Is jammer dat dit voorfchrift in onze tijden in onbruik is geraakt, ik zou anderzins niet wanhopen of de fchriften van Hippocrates zouden deze toets ook wel kunnen doordaan. Dus meene ik duidelijk bewezen te hebben , dat in den Herfst ziekten voorkomen, die allen van een oorzaak, namenlijk, van de Zwartgallige Gefteldheid der vochten afkomdig zijn. Dan alle deze ziekten hebben ook om even de zelfde oorzaak zekere bepaalde toevallen, die allen algemeen, en gelijk ik reeds vooraf heb aangemerkt, nergens in verfchillen, dan dat de Zwarte Galftoffe zich in dit of dat ingewand nederzet, en of middelijk of on«jiddelijk aldaar hare rol fpeelende, de alzins bekende verwoestingen aanricht. Deze zijn de zogenoemde tuifchenlopende Ziekten (morbi intercur- ren-  158 Van de Zwartgallige rentes) , die allen kinderen van eenen en den zeiven vader zijn. Onder deze behoort bij uitnemenheid.de Zwartgallige koorts (Febris atrabilaria) gerangfchikt te worden. Wanneer in een daartoe gefchikt lichaam door de algemeene Luchtgefteldbeid des Herfsts een flijmigen toelland gevormd word, en deze flijm zich met de gedurende den Zomer heerfchende Galfloffe vermengd, dan word 'er naar den onderfcheiden graad van gevoeligheid en de verfcheidendheid der algemeene oorzaak eene Zwartgallige Gefteldheid der vochten geboren, die met de gefchiktheid (Dispofitio) en de opwekkende oorzaak in verband ftaat. Ik heb boven aangetoond, dat de Zwartgallige Gefteldheid der vochten van wegen hare characteristique of bijzondere eigenfchap zich bij voorkeur in de buikingewanden (e) nederzet, vermids zij aldaar aan de uitwerkfelen van den omloop der vochten het allerminst blootgefteld is. Zij word aldaar opgehoopt, en daar de ftilftaande vochten altijd hun geaartheid afleggen, zo worden de vaste deelen, of, om beter te zeggen, het calidum innatum, zo wel door de hoeveelheid der vochten als (e) Ex corpore in abdomen confluunt fuperfluitates. Gaknus,  Gefteldheid (conftitutie). 159 als door derzelver fcherpte geprikkeld, zij werken de ziekteoorzaak tegen, en door deze wederzijdfche werkzaamheid ontdaan er bewegingen, die door den ontilerfelijken Sttihl met den naam van motus in fibris vibrantes, palpitantes, trahentes, vellicantes, expulforios, repulforios, discusforios, bedempeld worden, en die, in den eigenlijken zin , de genezing werktuigen der Natuur, de koorts uitmaken (ƒ), waardoor de ziekte ftof zo lang bedreden en bearbeid word, tot zij bewegelijk, ten ondergebragt en gekookt is (g). Daar de Zwarte Galdoffe van wegens bekende oorzaken eene taaiheid bezit, die door hare toomloosheid den moed van eenen Hercules trotfeert; daar de vaste deelen in dusdanige lichaamsgedeldheden meestendeels zwak en teder zijn, en 'er bovendien noch altijd een of ander ingewand aangcdoken is, zo is het gemakkelijk te begrijpen , hoe veel men bij het ontdaan eener Koortfe, wat de koking en fcheiding betreft, te verwachten hebbe, en waarom in 't algemeen de Koortfen na de Maand Junij, of in het zogenoemde Herfsthalfjaar, zo (ƒ) Natura perpetua eft therapia interna. Stahl. (g) Conflictatur ergo vis et colluctatur contra ea, quas affligunt, donec arrietando commoverit, et «liffregerit, et concoxetit omnia. Galenus.  i6x Van de Zwartgallige In October van het afgelopen jaar ried ik een Vrouwsperfoon, die zedert een aantal jaren met veele Zwartgallige toevallen gekweld was, en door het aanhoudend gebruik der uitgezochtfle en krachtigfte Geneesmiddelen geene de minde verlichting gevoelde, zich met ter woon naar een' moerasfigen oord te begeven, alwaar de tusfchenpozende Koortfen fterk in zwang gingen. Zij gehoorzaamde aan mijnen raad; zij deed de reis te voet, en na dat zij zich daar eenen korten tijd had opgehouden, overviel haar eene ongeregelde Koorts, die dan aflatend, dan tusfchenpozend was, en wierd door de ontlasting van een verfchrikkelijke met fleenachtige aarde vermengde, allertaaifte, pikzwarte floffe in weinig dagen van hare toevallen bevrijd. De Freule van ***. een aartig, buitengemeen blond Meisje, met twee fchone oogen, wierd in den ouderdom van Zeventien jaren, na eene tusfchenpozende Zomerkoorts , op het einde van September van eene koorts overvallen, die met Hoofdpijn, Dorst, verloren Eetlust, Gevoel van eene drukkende fpanning, Opzetting van het onderlijf, Iichtgeele {lijmerige Tong, Hinkenden Adem, en zich gedurig herhalende Huiveringen en trillingen verzeld ging: Zomwijlen kreeg zij braaklust, die echter van geen aanbelang was en nimmer verlichtenis toebragt; klagende tevens over pijn ia de Maag. Op  1.64 Van de Zwartgallige en kwam toen weder, gevolgd door een' aantal diergelijke ontlastingen; en hier mede nam de ziekte een volkomen fcheiding ten goede. Deze was eene wezenlijke Zwartgallige Koorts, die wegens de niets minder dan Zwartgallige liehaamsgedeldheid, en hare geringe oorzaak zeer fcoedig genezen wierd. Ik heb ook deswegens opzettelijk dit voorbeeld uitgekozen, om de Herfstioorrfcn zo eenvoudig als mogelijk te kunnen affcheifen, en met genoegen de hertelling van deze fchone Lijderesfe te herdenken. _ Wanneer deoorzaak meer werkfaam , de gefteldheid des lichaams buiten dien reeds Zwartgallig, en de ziekte over het geheel tot een weinig hogeren trap gedegen was, dan worden diergelijke koortfen altijd tot den veertigden dag of noch Janger uicgerekc. en de onregelmatigheid maakt altijd een gedeelte van haar bedaan uit (0- Deze foort van koorts word door alle Schrijvers waargenomen, en zelfs Hip. focrates geeft daar van eene zeer juiste en nette befchrijving. Homo Subfulvus, zegt hij, et gracihs et oculis cum virore pallidis, et Unuem cu- tem Ö) Ï!»W rt^H, ^imm Febres erronea;, er- «tics qui mox cum evanuisfe videntur, brevi poft infofe rever"»»ur, inque hac mutatione ftpe fallacias ludurtf. Calsnus,  i66 Van de Zwartgallige zij, even zo goed als Hippocrates, ondervonden , dat door de langfamerhand aanrukkende koude de fcherpte der Galle gelenigt, door het daar door gevormde flijm verdikt, en min vermogend word om te prikkelen. De hevigheid der koorts laat dus af, de ziekte ftoffe blijft ongekookt en word niet ontrust. De toevallen veranderen, en gelijken nu meer of minder naar flepende ziekten, waarin zich de ziekte ook werkelijk vervormt, ten zij een goede behandeling, of eene in de Lente gewonelijke inflorting (recidiva) dit kwaad voorkomt. In 't kort! de gefchetfchte Galziekte , wanneer zij op het einde van hare Gefteldheid ontftaat, en door den Herfst in haren ongekookten toeftand overvallen word , neemt het character der laatsgenoemden aan, en heef:, zo wel wat hare toevallen als fcheiding aangaat, nimmer eenige overeenkomst met de ziekten der Zwartgallige Gefteldheid (m). § XVIII. Finke, die een zeer goede befchrijving van eene Galachtige gefteldheid heeft in 'c licht gegeven, heeft (m) Morbi enim in hisce maxime diebus judicantur, rüque perimunt; alii vero definunt, reliqui vero omnes inaliamfpeciem, aliumque fatum transmutaatur. Hifpoee.  Gefteldheid (conftüuliey l67 heeft een bijzonder tijdperk dezer hardnekkige overhaffels waargenomen, en zegt: „ Dit tndvak verdient in alle gevallen een bijzondere opmerk^ „ als blijkt uit de volgende roeval en. Op het , Maagputje bleef een lastig gevoel van drukking en klopping over, verzeld met eene fpanmng;* der den navel, even als had men een'prang I gordel om het lijf; - plaatfe waar de Lev«*, „ voornamelijk op de hoogte van de Ga» waarde men een aanhoudende pijn; de eet i Z of geheel verdwenen, of fterker als ge*r nelijk. De ontlasting was Zeldzaam, en drekftof " zw nenzo taai, dat zij aan den endeldarm vastWeefde. De zieken bleven geftadig krachteloos " en vermagerden. Dikwijls waren zij dorfttg, en " flLen afrijd zeer onrustig. Het voornaamfte " Se. Lt Ziekte was de Tong, die van ' acL altijd zeer vuil was, hoewel het ovenge " Sedeelte van dezelve 'er tamelijk wel uitzag. " Men heeft dus voornamelijk op den wortel en op " dat gedeelte der Tonge acht te flaan, alwaar voor " den Ontleder de Paddeftoelvormige Zenuwtcpele" jes (Papillfi fungi- formeö en de blinde Ope*■ ntoe (foramen caecum) zich opdoen. Daar is " de Zetel der taaie en lijmerige ftoffe, die zich tot " in de keel uitftrekt, en met geen werktuig kan ^ weggenomen worden. Diergelrjke gefteldheiddei L 4 ''  ï68 Van de Zwartgallige: „ Tonge nam ik ook waar in die ongeregelde Gaï„ koorrfen (Anomale biliofe) die in den voorle„ den Herfst uit Holland herwaart overgebragt en „ door den Koortsbast ten ondergebragt waren". Met deze woorden fchetfte de Heer Finke de Zwartgallige Gefteldheid (conftitutie) in haren aanvang af. Waarom ik hoope, dat men het mij niet ten kwade duiden zal, wanneer ik dit zo net van hem befchreven en waargenomen tijdperk Kennelijk Zwartgallig of Herfstgefteldheid noeme (*). Tisfot ontdekte ook deze eigenaartige vcrfcheidenheid, en de door hem befchreven heerfchende Galziekte (Epidemie) eindigde, even als deze van Finke, met langdurige en hardnekkige overblijffelen (reliquiü hhojïs, pertinacibus, erroneis> non judicatis). Doctor G**% een Arts ruim zestig jaren oud, die van zijn geboorte af aan gezond was, wierd op het einde van den Zomer door eene overlading van de Maag door eene lichte Galkoorts aangetast. Vermids, ik weet riet waarom, de benodigde ontlastingen niet bevorderd wierden, zq wierd hij buitengemeen zwak, en de zwakte verleidde zijnen Geaeesheer om hem terftond den Koortsbast met VitrioolZuur toe te dienen. De Koorts wierd zeker op deszelfs gebruik veel minder, maar de zwakte bleef hem (*) Zie Pag. l8 dezer Verhandeling,  Gefteldheid (conftitutie'). 169 hem bij. De Ziekte bleef zonder eenige fcheiding door ontlasting voortduuren. In 't laats van November wierd ik bij hem ontboden. Ik ontdekte,, dat de Lijder reeds fints eenigen tijd een uitflag in het wezen had; dat de Ziekte omftreeks den Herfstzonneftand eenen aanvang had genomen, en 'er zich tot op dien tijd noch niets geopenbaart had wat eenigzins naar een Critifche ontlasting ^geleek. Hij had geen pijn in zijnen gefpannen buik; bij had eenen razenden honger, en de wortel van zijne Tonge was met eene dikke {lijmerige huid overtogen. De Pols was klein, weinig koortfig, zijn adem gaf geen kwaden reuk van zich, de pis was helder en de buikontlasting aschverwig. Dan het verfchrikkelijkfte daar van was zijne bijkans volkomene en alle geneesmiddelen wederitrevende Blindheid (n). Menigvuldige Darmfpuitingen (Clysmata) naar de wijze van Kaempff, oplosfende middelen uit_ Galbanum en Ammoniak gom, oplosbaren W.jnfteen en zoete Kwik verwekten zijne volkomen gezingen, en met het grootst genoegen zag ik uit eenen brief vau den Veertienden December, dat deze Geneeswijze volmaakt aan zijne hoop beantwoord. Voor- (n) Atrabilariis morbis periculofi humorum a loco ad locum decubitus, aut fiderationem corporis, aut convulfionem, aut infaniain, aut csecitatem fignificant. Hippocrat. L 5  17° Van de Zwartgallige Voornamelijk konde hij zijn verbaasdheid mij niet genoeg te kennen geven, hoe fterk de blindheid, die hem zo veel angst verwekte, op het gebruik der zoete Kwik afnam, die hij in zulk een hoeveelheid gebruikte, dat hij ondanks mijn oogmerk in eene lichte, maar echter zeer voordeelige, kwijling verviel. S x I x. Het is dus zeer klaar, dat deze foort van Koorts, wanneer zij kwalijk behandeld word, veel eerder dan eenige andere, een langwijlig character aanneemt, of zich op verfcheidene deelen, gelijk in voorgaande geval op de oogen, ter nederzet. Allerhande foorten van Koortfen zijn dan hare gevolgen, dan bij voorrang de hardnekkige Derdendaagfche Koorts, met alle derzelver verdubbelingen en inftortingen. — De Waterzucht, de Windzucht als mede verfcheidene foorten van Borstziekten. Het ingewand, waarop zich de Ziekteftof verplaatst, word in zijne natuurlijke werkingen gefluit, waarvandaan dan de Hypochondrie niet hare toevallen, de Longziekten, de Waterzucht, de Geluw, de Kwaadfappigheden, de Huidziekten, de Beroerten en een gantsch heir van ongemakken, die ik boven onder naam van Tusfchenlopende ziekten (morbi int er air rent es) heb opgeteld, hunnen oorfprong hebben. Een  Gefteldheid (conftitutie). ï7j Een man, veertig jaren oud, die drie jaren na een kwalijk behandelde Koorts kwaadfappig wierd verlangde naar mijnen raad. Zijn gelaat was loodkleurig, en zijn grootfle ongemak beftond in een allerpijnlijkst gevoel op den hartkolk. Onder veele anderen dezer ziekte eigene en bekende toevallen, was eene aanhoudende flaaploosheid, en het onvermogen van anders dan op den bulk te leggen, het merkwaardigfle. In het laatst van October overviel hem eene koorts (o), verzeld met een hevige pijn in de rechter borst. De koorts was aanhoudend en tamelijk geregeld. De Lijder wilde met geweld adergelaten worden, dat ik hem afried, en , in plaatfe daar van, een middel uit Zeep, Gom Ammoniak en Hondsbloem voorfchreef; eenige dagen daar na nam hij een halfonce oplosbaren Wijnfleen in Melkwei ontbonden. Op den zesden dag ontlastte hij een verfchrikkelijke hoeveelheid van eene lichtbruine, zwarte, geleiachtige flijmftoffe, vermengd met zogenoemd fchraapfel van darmen (/O- De toevallen verCo) Pesfimum aegro coelum eft, quod asgrum fecit. Celfus. (JO Egestioaes alvi rigra; velut fanguis nige'r fua fponte prbdeuntes et cum febre et fine febre pesfims funt et quando plures fuerint pejores colores, tanto magis malum eft 5 cum medicamento vero melius, et quanto plures fueiint clores, non malum eft. Hippocrat,  Gefteldheid (conftitutie). 173 ïn Korenwijn ontbonden, was alles wat hij van eenen naburigen Badmeelter verlangde te gebruiken. Op het inneemen van dit middel volgde een menigte van buitengewoon pijnelijke buikontlastingen, en een braking, die met de allerverfchrikkelijkfte kramp in de leden verzeld ging. In dezen rampvollen toeftand liet hij mij ontbieden, en na mij een juist verhaal zijner ongefteldheid gedaan te hebben, viel mij een gezegde van Tournefort in den zin: Quand je purge un malade, il f aut quHl rend Vameoules humeur s, car )'e le dofte hien! Oogenblikkelijk kende ik den ftaat der ziekte, en merkte op, dat door dit verfchrikkelijk middel de Zwartgallige ftoffe geheel en al ontlast was, en mij verder niets te doen ftond, als de gevolgen dezer hevige werking perk te (tellen. Ik gaf hem daarom een aftrekfel van Kruismunt, en veel Slijmverwekkende dranken, waardoor hij in korten tijd herltelde. Een Veertigjarige Vrouw, die na een kwalijk behandelde Galziekte in den volgenden Herfst van eene Derdendaagfche Koorts wierd aangetast, heeft nu drie Herfsttijden achtereen herhalingen dezer Koorts (r), die tot aan den Winter bleven aan- hou- (r) Suppresfa, non fanata, ad minimum annuam f.;cit recidivam. Stahl,  Gefteldheid (cönfthutie). 177 getroostte, de gefchiedenis der Zwarte Galle in behoorlijke orde uit elkander te zetten, haar in alle hare uitgeftrektheid aan den dag te leggen, en den Geneesheeren dat middel te fchenken, waarmede zij derzelver ontembare hardnekkigheid konden wederftaan en ten onderbrengen ! Er brand mij noch zeer veel op 't hart, dat ik, wegens gebrek aan tijd, dien mijn lastige landpraktijk mij ontrooft, onaangeroerd meet laten. Voornamelijk had ik gaarne iets over de Geneeswijze dezer ziekten gezegd. Indien deze verhandeling aan den wensch der Geleerde Maatfchappij mogt voldoen , dan is mijn ernftige bede, mij dit handfchrift terug te zenden, om de gebreken eener vlugtige penne, de orde , en al dat geene te verbeteren, wat de kortheid des tijds aan de werking mijner denkbeelden ontwrongen heeft. Ik (lel dan deze verhandeling, gelijk zij is, in handen der Maatfchappij. En daar ik derzelver einde bereikt heb, zo denk ik even gelijk de huurlieden bij een' angstverwelckenden en gevaarlijken ftorm niet de haven mijner beftemming, maar de naastgelegen in te lopen. EINDE.