U.B. 81 ^^^^^^^   GESPREK OVER DE POOGINGENj DIÉ TÉ ROTTERDAM A A Np GEWEND WORDEN, OM HÉT GETAL DER VROEDSCHAPS - LEDEN, MET ZESTIEN LEDEN T IE VERMEERDEREN. Te bekomen: Groningen , by A. Croenewold; te Zutphsn , by H. van Bulderen; in 's Hage, by J. A Bouvinck ; te Rotterdam, by C. R. Hake; te Leyden, byLuzac&van Pamme; en by de meefte Boekverkooper* in de Ferlenigit Nt&trlmim*   GESPREK Over de poogingen > die 'er te Rotterdam gedaan worden, om hei getal der Proedfchaps-Leden met zeftien Leden te vermeerderen*. Hoe veel men thans ook over publieke zaaken hoort fpréeken, hoe zeer de gevoelens dep Menfcheti vërfchillen, worden 'er doeh zomwylen dingen gezeid, die van een algemeen nut kunnen zyn, zo door den geeft van bedaardheid die er in doorftraalt, als door de wezentlyke kundigheid van den geen die fpreekt. Dingen van dien aart, al is 'er een geheel Gezelfchap, en alle deszelfs kennisfen, al is 'er zelfs eenc geheele Stad van onderricht, zyn nog niet naar waarde bekend; en zy verdienen door den druk in het licht te verfchyrien, midden onder eenen hoop van Lafterfchriften, wier kwaade werking zy altyd min of meer beletten. ... .. i Voor weinig dagen kwam ik by mynen geerden Vriend, den Heer van P., en vond 'er eenige kenlusfen , die het avondje met hem, in een vertrouwden ommegang , zouden doorbrengen: naauwlyks trad ik binnen, of één derzelven, de Heer G., fprak my aan over het Bericht-der Vroedfchap van Rotterdam , welk dien dag in de Courant geftaan hadt. Hy prees het , en de oude Heer Van P. mede; maar de Heer M. gaf door zyn ftilzwygen een ander gevoelen te kennen. Zeer verknocht zynde aan het belang en de eer myner geboorte - Stad , wendde ik my met eenige naar den laaftgenöemden , en yroeg, wat zyn dan Myn Heer zyne gedachten over het Bericht M. ik wil niet ontveinzen, dat ik de zaak, eenvoudig befchouwende, geheel anders bevind als de Heeren. Want, waarin beftaat töch debewysgrond van dit Bericht? De Vroedfchap zegt, dat niemand buiten de Vroedfchap zodanig een requeft, over eene Vermeerdering van Raaden, ter tafel van Hun üd. Gr. Mog. m!g brengen. Op die wyze is de Vroedfchap Heer en Meefter van de Burgery, en de Burgers1, als gebooren Slaaven, mogen niet ééns klagen pver de Vroedfchap. Pj As *4  P. Ik heb wel gevreesd, dat men dit verkeerd m. volg uit het Bericht zou trekken , maar ik had het niet van U, myn Vriend, verwacht. Wie toch van de Requeltranten klaagt, 't zy over de geheele Vroedichap, t zy over een enkel lid derzelve ? De Vroedfchap ondericheidt met veel recht tusfchen ecne klachte over het beftier of de beftierders zelve, en het verzoek om eene verandering in de wyze van beltier. Daar is niemand in de Republiek, die om kwaad beltier niet in rechten kan betrokken worden; en zo ook de Vroedfchap, of een enkel Regent eener Stad. Maar dat is hier de zaak niet. De Requeltranten verzoeken om eene verandering in het Stedelyk bewind ; en dat, zegt de Vroedfchap, mogen zy niet doen, maar komt de Vroedlchap zelve eenig en alleen toe. M En waarom moet dan de Vroedfchap alleen, om dingen haar raakende, den Souverain naderen? Dit uitfluitend recht kan niet beftaan; en ik zeg nos ééns,dat, volgens zulke gronden, Burgersüaaven , en Regenten Dcspooten worden. P. Over d ngen haar raakende? Wie is de Vroedfchap ? M. De Vroedfchap is een Collegie dat de Stad re. geert, en hebben die Heeren het recht om alleen te fpreeken, zo worden de Burgers onderdrukt. P. Heb ik dan niet reeds gezegd, dat ieder één in rechten kan betrokken worden, en elk Burger over elk Regent kan klaagen , met een gegrond vooruitzicht van recht te erlangen ? Moet ik herhaalen, dat het m deeze zaak op geen klagen aankomt ? Dat niemand der Requeltranten in zyn recht gekrenkt is, dat er alzo geene onderdrukking plaats vindt ? M. Ja, maar het is dog de zaak der Vroedfcnap geene vermeerdering toe te laaten: en daarover, zegt zy, moeten de Staaten geen verzoek dan van haarzelve aanneemen : zv wil alzo in haare eigen zaak al» leen gehoord worden; ja, zy wil dat haar verzoek alleen zal gelden, m eene zaak, daar zy nooit om verzoeken zal. P. Zo het de zaak der Vroedfchap niet is, eene vermeerdering toe te laateu, ben ik verzeekerd dat het ook  5 ook niet met het belang der Burgery zou ftrooken. Was het ooit het belang der Burgery, dat die vermeerdering plaats vond, zo ben ik overtuigd dat de Vroedfchap 'er om verzoeken zoude. Want de Vroedfchap is door haarzelve niets , zy is alles door de Jnwooners der Stad, die zy Hechts reprefenteert. En daarom zal ik nooit toegeeven, dat de Vroedfchap haare eigen zaak bepleit, maar wel degelyk beweeren dat dit de zaak der geheele Gemeente van Rotterdam is ; en dat de Vroedfchap, wanneer zy zegt, dat zy alleen die verzoek mag doen, zich zelve befchouwt als de ftem der geheele Gemeente, welke alleen gehoor verdient; terwyl een gedeelte dier Gemeente , om eene verandering in het publiek bewind der Gemeente niet anders verzoeken mag, dan by de gaatfche Gemeente, dat is by de Vroedfchap dieze reprajfenteert. G. Zo ik Mr. P. we] verdaan heb, is de Vroedfchap een reprrefentant der Gemeente; en vermits de Gemeente alleen over zaken haar aangaande moet gehoord worden , en nooit een klein gedeelte dier Gemeente , zo moeten Requeltranten , die dat klein gedeelte uitmaaken, niet, en de Vroedfchap, die de geheele Gemeente is, wel gehoord worden. M. Die redeneering zou niet kwaad zyn, indien men kon bewyzen , dat de Vroedfchap de Gemeente is. Want dan bcgryp ik dat zelfs duizend en meer Inwooners eene Gemeente van eene Stad, daar zestig duizend Menfchcn in woonen, niet kunnen opweegen. Maar die identiteit der Vroedfchap en Gemeente blykt 7.0 klaar niet. De Vroedfchap heeft verfchillende belangen met de Burgery, en moetniet alles naar haare zin alleen doen. Men moet de Burgery ook hooren. P. Allezins moet men de burgery hooren, zo dra als 'er onrecht gepleegd wordt; zodra zy over ondlerukking klaagt; zo dra haare belangen verzuimd worden; zo dra een Regent zyn eigen belang ten nadeele van eenen Burger voortrekt. Maar zonder reden van klagte, is 'er geen klagen pp. De enkele zucht naar verandering is geene klagte. Requeftranten kunnen niet klagen, en kunnen dus ook niet gehoord worden. G. My dunkt ook, dacwatdeverfchilleade belangen A 3 ^ der  der Regenten en Burgers aangaat, 'er geen Regent kan gevonden worden, die als menfch niet een ander belang zou hebben , dan een burger als menfch heeft. Maar de plicht van een goed Regent, en van een goed Burger, beftaat inde opoffering van eigen belang aan het welzyn des Staats. Regenten en Burgers kunnen geen anderen dan menfchen zyn, en dus bewyft hun byzonder en onderfcheiden belang, in zo ver als zy menfchen zyn, niets ter waereld. De één blyve Regent, en de ander Burger, maar geen van beiden krenken des anderen rechten: niemand eifche eene verandering van Staat, tegen wil en dank des anderen, ten zy zyne klachten gegrond zyn , en niet anders dan door die verandering kunnen weggenomen worden. Alzo, zonder welgegronde klachten kan 'er geen verandering gevraagd worden. P. Nu moet ik ü nogbetoogen, dat de Vroedfchap wezentlyk de Gemeente reprajfenteert. Al de Inwooners eener Stad maaken zamen eene maatfchappy uit, dat is, zy hebben in de betrekking van Mede - Stedelingen een byzonder belang, verfchillende van het belang der overige Ingezeetenen van den Staat. Daar moet byzonderlyk goede order en ruft in de Stad onderhouden worden: men moet den Koophandel der Stad uitbreiden , haar inkomen vermeerderen , de voorrechten ten dien einde van den Souverein verkree ■ gen bewaaren, nieuwe daarby winnen. Deezc belangen maaken het byzonder belang eener Stad uit, dat is, aller inwooneren, of der Gemeente binnen haare muuren gehuisveft, en onder haar Rechtsgebied behoorende. De geheele Gemeente dient dit byzonder belang voorteftaan- Maar de Gemeente is zo talryk, dat zy onmogelyk over alles zelve kan raadpleegen, dat zy onmogelyk zelve de bevelen des Souvereins kan ontvangen en uitvoeren. Daarom wordt 'er een verkiezing gemaakt, een Collegie van Burgers aangefteld om voor de geheele Gemeente te zorgen. Men zoekt de kundigfte burgers uit, die de gemeene zaak het beft kunnen waarneemen , de bemiddelfte Burgers , die het meeft belang in de gemeene zaak ftelien , de eerlykfte Burgers, die hun eigenbelang het minft ten koftevan het gemeen aaakleeveu. Maar die Raad moet door :- den  den Souverein erkend worden de geheele Gemeente te vervangen, en te verteegenwoordigen. Ten dien einde wordt 'er door de Gemeente een verzoek aan den Souverein gedaan, om eenen Raad als Reprefentant der Gemeente te erkennen, en de Souverein ver. gunt dit door een Odtroy. Zomwylen behoudt hy voor zich het recht van Raaden aanteftellen. Meest-t tyds laft hy de aangeftelde Raaden, als kundige, bemiddelde , eerlyke Burgers, de openvallende plaatfen aantevullen , eh dit belang der Burgery, van naam.lyk goede Regenten te hebben, zo wel als andere belangen , waarteneemen. Van dat oogenblik af is de Raad of Vroedfchap, in al wat de Gemeente raakt, dat is, ten opzicht van het publiek bewind der Stad, in de plaats der Gemeente getreeden, haar Reprtefentant , haar vertegenwoordiger. Van dat oogenblik af is de Vroedfchap de mond, door welken de Gemeente fpreekt , het oor door welk de Gemeente hoort, de hand die alles uitvoert. Wie met de Stad, of Gemeente , te doen heeft, wendt zich aan da Vroedfchap. Heeft de Stad, of Gemeente, met iemand te doen, zy fpreekt door de Vroedfchap. Verzoekt de Gemeente den Souverein om iets, de Vroedfchap doet het verzoek. Staat de Souverein het toe, hy geeft het der Vroedfchap te kennen. Want de Gemeente heeft verzocht door de Vroedfchap vervangen te worden, en de Souverein heeft zulks door een O&roy vergund. M. Arme Burgery, die voortaan onder het juk van Medeburgers moet zuchten! P. Moet zuchten ? Hoor ééns, kan het niec anders zyn, of zo dra als 'er eene Vroedfchap aangefteld is, moet die Vroedfchap tyranniek zyn? M. Het kan wel anders zyn. Maar als het zo is? P. Dan is het of de geheele Vroedfchap of hetzyn enkele leden. Tegen beide ftaan de gerechtshoven open, en degeringfteburger vindt 'ereene toevlucht. M. Maar zoude het dan niet mogelyk zyn, dat het getal van Veertig nuttiger was voor de Stad, dan het getal van vier-en-twintig? En dit eens veronderfteld , hoe zal men dan ooit de Vroedfchap beweegcn om deeze vermeerdering te bewerken? Zy z*\ A 4 dus  <&<[ 8 dus achter blyven, indien niemand buiten de Vroedfchap daarom verzoeken mag. P. Zy zal geenzins achter blyven. De Gemeente zal haaren wenfch aan de Vroedfchap, te kennen geeven; de Vroedfchap, overtuigd zynde, dat het de wenfch der geheele Gemeente, of op verre na van het meerdertal is, zal zich aan den Souverein wenden, en op die wyze, die alleen wettig is, zal de vermeerdering doorgaan. 6. Hoe zeer verfchilt van deeze wyze het gedrag der Requeltranten! Ten getale flechts van meer dan duizend , verzoeken zy om eene verandering in de gemeene zaak. Zy verzoeken niet voor zich, maar voor al de inwooners, die door hun ftilzwygen toonen wel te vreede met de oude Conftitutie te zyn. Zy verzoeken niet de Vroedfchap, om de begeerte der Gemeente te verneemen, en die vervolgens by de Staaten voortedragen; zy gaan zeiven naar de Staaten; zy verzoeken deezen om het recht der geheele Gemeente, uit liefde voor flechts eene groote duizend inwooners, te krenken. Zy hoonen den Souverein, door te kennen te geeven, dat zy van hem de verkrachting van een wettig privilegie, ondanks de geenen die het genieten, verwachten. Want wat willen toch ruim duizend inwooners zeggen, in eene Stad daar zestig duizen i zielen in geteld worden ? Te meer als men bedenkt, dat die groote duizend dit Requeft niet getekend hebben , maar flechts eene volmacht op twaalf menfchen, die Godweet hoe luidende is. Althans hebben Geconftitueerden de volmacht niet in het licht durven geeven. En wie kan redelykerwyze veronderltellen, dat eenvoudige menfchen, toen zy die volmacht teekende , van zodanig requeft, dat 'er een gevolg van is, konden droomen ? Wie kan twyffelen, dat de meefte Onderteekenaars van de hoofden der Requeftranten afhangen; dat zy door belang hunner neeringen zyn overgehaald ; dat die hoofden onder den fchyn van Vaderlandsliefde in de Regeering willen komen; en dat het voorgewende belang der Stad om veertig Raaden in de Vroedfchap te bekomen, flechts dient om de heerfchzucht van weinige Burgers en Familien te bedekken V M.  9 ># M. Ik wil gaarne bekennen, dat de heerfchzucht eene voornaame dryfveer der Requeltranten geweeft is. Maar dat doet niets tot de wettigheid hunner daad, zoo dezelve voor 't overige met het recht van elk Burger overeenkomt. De heerfchzucht zelve kan eene wettige daad doen. Evenwel geef ik de Heerea toe, dat de (tap der Requeltranten tegen het recht hunner Medeburgers en tegen het recht der Vroedfchap aanloopt. Maar zoo die rechten wederom met het waar belang, met de vryheid der vrye Ingezeetenen van dit Gemeenebeli Itryden, zoo dunkt my , dat zy zouden kunnen te niet gedaan worden, ja, dat zy het al lang dienden te zyn. Want het welzyn van den Staat is de hoogfte wet. P. Voorëerft, myn waarde Vriend , zyn die Rechten geenzins ftrydig met het belang en de vryheid der Ingezeetenen, noch met het welzyn des Staats. Maar al waren zy 't, zoo zoude de wyze van doen der Requeltranten evenwel nog onwettig blyven. Zy dienden nooit de Vroedfchap voorby te gaan. M. Het laatlte komt my ook zoo vóór ; maar ik wilde we! ééns een betoog van het eerlte hooren. Hoe kan die onderwerping der Burgery met de vryheid, en zelfs met het belang der Ingezeetenen, overééügebracht worden ? P. Ik zal eerft bewyzen dat het recht der Vroedfchap met het belang van elk Ingezeten (trookt. — Alle regeeringen toch zyn ten voordeele der maatfchappye oorfpronklyk ingelteld, en in zo verre zy de belangen derzelve bevorderen zyn zy pryswaardig, en met haare inftelling overéénkomende; met één woord wettig. Evenwel hebben zy, die de Regeering waarneeinen, 't zy Vorften in Monarchien, öf Raaden en Hoofden in Republieken, veel boven de Ingezeetenen vooruit, al was het maar het genoegen van den ^raat te bellieren. Overal genieten alzo de geenen, die het bewind voeren , eenige voordeden, die onaffcheidelyk verknocht zyn aan het bewind. Daar nu eene regeering volftrekt nodig is, de belangen der maatfchappye bevordert, en dus met het belang van elk lid derzelve, dat is, van elk Ingezeten ftrookt, zo kan liet niet anders zyn, of die onaffcheidelyke A y voor-  io >& voordeden,-aan het bewind gehecht, moeten mede aangezien worden als omflandigheden, zonder welken her. nut uit de Regeering vloeiende niet zoude beftaan. Geen menfch alzo, die het nut der Regeering inziet, en dat doen alle menfchen, zal den geenen die regeeren4 voordeden van dien aart benyden. Neen, hy zal zeggen, die voordeden ftrooken met myn belang. Geheel anders denken of redeneeren de zeftien Burgers van Rotterdam, die heden op den toegang tot de Regeering vlammen. Die voordeden lokken hen aan, en zy vinden het niet overëenkomftig hun belang, dat andere, buiten hen , die voordeden genieten. Maar ey lieve! dan wenfcht zeker elk Onderdaan van eenen Koning, Koning te zyn; dan begeert elk Burger, Regent te weezen; elk Vroedfchap, Burgermeefter; elk Soldaat Officier; elk Commies Secretaris ; ieder Knecht Heer te zyn. Het komt hier niet op de luft van ieder individu aan , om deel aan de Regeering te hebben; want die heeft elk individu: en wierd elk zyn wenfch volbracht, zo zouden 'er aan gebrek van Geregeerden, eigentlyk geen Regeerders zyn. Het komt hier op het bdang aan, welk de geheele maatfchappy in het aanzyn en het gezag eener Regeering fielt; bezeffende dat zy, zonder die Regeering, niet beftaan zoude. En dit gevoel heeft de Gemeente van Rotterdam ten blykbaarften getoond, door zich by geleegenheid van het Requeft (lil te houden. Zy bezeft, dat zy eene Regeering nodig heeft; zy erkent, dat de aanweezige Regeering goed is; zy vindt, dat die gehoonde Regeering wel doet, den ftap der Requeftranten te wraaken, en het recht der geheele gemeente, daar zy volgens eed en plicht Voor waaken moet, tegen een klein gedeelte derzelve te befchermen. Die zeftien heerfchzuchtigen hebben, met veel moeite, eenige Vrienden, benevens derzelver en hunne eigen afhangelingen, of andere onnozele menfchen, by één geraapt. Zy hebben andere oogmerken, dan zy weezentlyk koeflerden, voorgewend. Eindelyk zyn zy voor den dag getree* den , maar buiten kennis der geenen, die zy willen reprsfenteeren. Zy hebben het masker afgelegd, en Hu ziet elk één zonneklaar, dat hun eigen belang hert gedree-  II ># gedreeven heeft, en niet het belang der gemeente, welk door de oude Conftitutie bevorderd en beveiligd wordt. G. My dunkt, da.t dit argument op alle Regeeringsvormen en voorgenomen veranderingen in dezelven kan worden toegepaft. Eene Regeering moet 'er zyn, maar alle Ingezetenen kunnen dezelve niet waarneemen. Zommigen worden daar toe uitgeleezen, en daar is een wederzydsch verdrag tusfchen hen en het volk, houdende, dat de Regeerders wel zullen regeeren, en dat de Ingezeetenen de Regeering zullen eerbiedigen. Op dit verdrag ruft de welvaart der Maatfchappy. Enkele menfchen wenfchten wel deel te hebben aan de Regeering; maar dit is tegen het verdrag; tegen de zuil der gemeene ruft en welvaart. De gemeente kan die menfchen niet wel willen, niet onderfteunen. Evenwel vinden zich eenige Vrienden der nieuwigheidzoekers, eenige afhangelingen, eenige kwalyk te vredenen, eenige verleide onnozele menfchen , eenige gehuurde Schreeuwers; die allen neemen het masker van zucht voor Vryheid en Vaderland aan» zy dreigen alles omtekeeren, en keerea weezentlyk veelom; zydoengelooven, dat zy talryk zyn, zy geeven zich uit voor'het geheele volk ; maar eindelyk worden zy ontdekt, vergeeten of geftraft, en 'er blyft niets over van hun onwettig en onzinnig gedrag, dan het nadeel, welk de Staat door onëenigheid en door het wankelend gezag der Regeering geleeden heeft. M. Wel! Laat het belang der gemeente of des volks ééns zyn, de oude Regeering te handhaaven, en hier byzonder, de Vroedfchap haar recht te laaten genieten; hoe kan evenwel dat recht der Vroedfchap met de vryheid der Ingezeetenen ftrooken ? Dit was het tweede punt. P. Het bewvs daarvan is niet ver te haaien. Men kan geen verdrag ingaan, zonder van een gedeelte zyner vryheid afftand te doen. Men kan geene Regeering inftellen, die op een verdrag ruft. zonder dien afftand. De vryfte Regeering is die, welke den geringften afftand verëifcht. Maar hoe zoude het met de Vryheid ftaan, als 'er geene Regeering was? Dan zoude  zoude het geweld boven dry ven, tegen welk de Regeering ons behoedt. Dus is de vryheid van een volk onder eene Regeering grooter, dan zy by hetzelfde volk buiten de Regeering zou zyn. De Regeering bevordert alzo de vryheid, al kan zy dezelve niet feheel herftellen. Óok is zy nergends onbepaald, an buiten alle maatfchappy; en vermits de menfch gezellig geboren is, zo blykt, dat eene volftrekte vryheid , wil hy gelukkig zyn, nooit zyn aandeel is. JEene goede Regeering geeft die redelyke vryheid, welke den menfch kan gelukkig maaken. En op die wyze ftrookt het recht der Regeering, en in dit byzonder geval, der Vroedfchap, met de redelyke, gelukkigmakende vryheid der Ingezetenen. M. Ik beken, myn Heer van P., dat ik te fchielyk geoordeeld heb, en my door de kracht Uwer rede* neering overtuigd voel. Maar doe my, ik bid U, geen onrecht, door te gelooven, dat ik U telkens naar myne volmaakte overtuiging tegengefproken heb* Eerft twyffelde ik aan het recht der Vroedfchap, en myne twyffelingen wierden niets minder dan weggenomen door het geduurig pryzen van het bericht. Daarom zweeg ik, toen 'er het eerft van den avond over ge* fproken wierd, en daarna drukte ik my opzettelyk wat fterkeruit dan ik anders gedaan had, alleen om Uw gevoelen, daar ik van het begin af fmaak in vond, geheel te verneemen. Wil my dit onnozel bedrog niet kwalyk neemen, en ontfang mynen hartelyken dank voor Uwe beleering. Ik voelde my aangedaan door het flot van een zo belangryk gefprek, welk niet alleen de gronden van recht, tot dit geval behoorende* maar eenige der meed verzuimde gronden van het algemeen Staatsrecht daargefteld hadt. Zelfs, toen ik t' huis kwam, ftond my nog al wat ik gehoord had zo leevendig voor, dat ik het, zo trouw als mogelyk, op het papier bracht; en, verlof daartoe verzocht hebbende 4 deeze flaauwe fchets eener oneindig vuuriger rede aan het publick mededeel. Mochten 'er de weldenkende door beveiligd, de verleiden tot een beter gevoelen, en de Kwaadwilligen tot zwygen .,door gebracht worden!" „