Tjmnuf -   Z A N G E N, VOOR DE JAARLIJKSCHE UITDEELING VAN P R IJ S E N, AAN KINDEREN VAN MINVERMOGENDE OUDERS, Die, in Holland, op het Platte Land, onderwezen zijn in het Spellen, Lezen, Schrijven en Reekenen, uit zeker Fonds, opgericht te Bodegraven, in den Jaare 1782. Te A M S T E R D A M, bij FREDRIK D R A Y E R; en Te BODEGRAVEN, bij THEODORUS ME IJ ER, Boekverkoopers. M D C C X C V. Eerfte Jaar dtr Bataaffche Vrijheid. O i 1 AMSTËküAM   VOORBERICHT, /£jiet hier, geachte Deelnemers en Deelnemeresfen van ons weldadig Fonds ! het Bundeltje Gezangen, door onzen Medebefluurer d. stoop vervaardigd, cn gebruikt bij de jaarlijkfche Feestvieringen, waar bij wij de onderwezen Jeugd, ter aanmoediging haar er vlijt, met Boekgefchenkcn vereerden. Daar wij thands in eenen tijd verkeer en, waarin de zorg der Regeering op het Schoolwezen cn de Opvoeding der Jeugd daadlijk gevestigd zal worden, en waarin dus de poogingen, door u en ons in dagen van verwaarlozing aangewend, met den tijd misfehien overtollig zullen worden, oordeelcn wij, dat zulk een Bundeltje niet ongepast ware , om voor immer een gedenkteeken agter te laten , van die mcnschlievende inrichting, welke door u en ons bewerkftelligd is. De goedheid van den Kerkeraad der Lutherfche Gemeente alhier, die ons in de jaar en 1789 tot 1794". haare Kerk tot het verrichten der jaarlijkfche Plegtigheid wel heeft willen verkenen, en dc gunjlige medewerking der Municipaliteit van deze Plaats, om ons, in dit Jaar, de publieke Kerk daartoe te doen verkrijgen, moet voor u cn onS, ten allen tijde, eene aangenaame herdenking zijn, hoe zeer * a wij  Wtf niets verzuimd hebben, om cent Inrichting, welke zich zelve door haare voortreftijkheid bij ieder braven ten hoogjlcn aanbeveelt, door alle gepaste middelen, hoe langer zoo uitgebreider en nuttiger tt maaken. Dierbaar moet'u en ons de verzekering zijn, dat wij goede poogingen gedaan , en ook eenig wezenlijk hut voor ons Vaderland gejlicht hebben. God geve , dat de goede gevolgen daarvan ftceds vruchtbaar mogen zijn , in eene meerdere uitbreiding van kennis en deugd, onder eenen kring van onze Natuurgenoten, wier belangen zoo vaak veronachtzaamd werden, en dat een reclitfchapen Bewind, op Gelijkheid, Broederfchap en Vrijheid gegrond, het voormaalig fchandelijk verzuim rijklijk vergoeden, en in de daad her/lellen moge.' DE BE STUUR.ER.S. Uit onze Vergadering, Bodegraven, den 17 van Augustus 1 7 9 5Esrjle Jaar der Bataa/fcLe Vrijheid. ZANG  Z JL JF G M w VOOR 1789. EERSTE VOORZANG. wïze: Nu eens uit de borst gezongen, Schutte. w elk een rij van deugdgezinder! Voegt zich hier om fti ijd bij een 1 Welk een reeks van Menfchen ■ vrinden Werkt tot nut van 't algemeen! Rij van braven ! ei befchouw De ultflag Uwer liefde en trouw, Uwer zorg voor jonge fpruitsni ' Zie hun verdring in dit jaar! Uwe blijdfchap kroont deez' fchaar: Uwe blijdfchap kroont deez' fchaar. & # Niets doet meer genoegen finaaken, Dan te zorgen voor de jeugd. Niets kan meer de vreugd volmaaken. Dan het waaken roor de deugd. Elk beijvre zich om ftrijd, Paare bij zijn braafheid vlijtl Dan zal hem de Naneef prijzen; Dan brengt hij om goede rcên , Veel tot nut der fchool bij een, Vsel tot nut der fchool bij een. # . A TWEEDE  2 TWEEDE VOORZANG. w ij z e : God zal mij zijn aanzicht toonen. Schutte. iVlenfchen - vrienden ! Kent uw waards ! Smaakt, ei fmaakt hier gulle vreugd! Heft uw zielen op van de Aarde! Weest vernoegd, verruWf, verheugd ! Waare vreugd beftaat in 't leven, Voor het nut van 't Algemeen: God heeft ons dat doel gegeven; Geeft die wet aan ieder een. Zij, die flechts zich zelv' bedoelen, In hun wandel, in hun reên; Zullen nooit een vonkjen voelen Van die aardfche Zaligheên: Neen ; het ftreelendst vergenoegen, Streeft den Menfchenvriend op zij; Bij zijn werken, bij zijn zwoegen, Smaakt hij hemel-lekkernij. Hij alleen kent 's Menfchen waarde 5 Hij, de Menfchenvriend, is groot! Hij leeft hier gerust op aarde, En is zalig na zijn dood. Ja gewis, aan Menfchen-vrinden Wordt de eerkroon toegezcid: Tijd, noch nijd, zal ooit verflinden 't Heil, den Mtufchen-Vriend bereid. EERSTE  < 3 > EERSTE MIDDEN2ANG. wijze: $ Donkre Nacht £jY, Schutte. 6 Blijde dag, die zoo veel dagen In luister overtreft! Wie zou niet van uw roem gewlagen, Die 't heil der Jeugd bezeft? Hij, die zijne eigen Menfchen - waarde Gevoelt, ftaat peinzend ftil: Hij kweekt hier Burgers voor de aarde, Naar 's wijzen Maakers wil. Wil men de nijvre Jeugd beloonen, Deez' dag is haar gewijd. Zie, hoe zij hunne vord'ring toonen: Zij poogen, als om ftrijd, Elkandren reeds voorbij te ftreeven: Hun vlijt en kundigheên Bewerken 't heil van 's Menfchen leven, Tot nut van 't Algemeen, Tot nut van 't Algemeen. TWEEDE MIDDENZANG. wijze: P/alm 72. 0 Blij vooruitzicht! welk genoegen! ó Welk een gulle vreugd, Daar Kindren zich tot wijsheid voegen, Daar heefc men hoop op deugd. Daar, waar de domheid wordt verdreeven, Daar heerscht en orde en fmaak: Daar kent men 't rechte doel van 't Jeeven, Daar oefent men nooit wraak. A * Hij,  < 4 > Hij, die in domheid aan te kweeken Vaak onverfchillig blijft, Wordt deelgenoot van veel gebreken, Daar hij de bronnen üijft: Maar zij, die kunaigheên vermeêren, In eiken levens (land, Hen zal men prijzen, roemen, eeien, Als fteuhz;!s van het Land. SLOTZANG. Wijze: Looft den Eeere. Uit.het Gevarieerd Pfalmbotk van Allart en de Bruin. Kent de waarde, Hier op aarde; Kent de waarde van de Jeugd l Zet hïar aan tot zuivre deugd! Wil hair goede lesfen geven! Leert haar zien, leert haar zien, dstzij deugdzaam fteeds moet leven! Alle deugden, Wekken vreugde; Elke deugd is medicijn; i Zij bewaart ons voor de pijn Van het knagende geweten. Dat ons kwelt, dat ons kwek, als wij onze plicht vergeten. Menfchenvrinden! Uw verbinden, Tot het offren van wat geld Heeft ons zoo in ftaat gefield, Dat wij blijken konden geven, Hoe deez' Jeugd, hoe deez' Jeugd,nut kan doen haar gantfche leven. ZAN-  < 5 > Z W G M W VOOR I790. VOORZANG. C H O O R. Thands is hij daar — die biijde dag — Een dag van reine vreugd. Wij zijn te zamen hier bij één, Tot heil, tot nut van 't jügemeen. Die niet gevoelt, 't geen Gop bedoelt Met 't Menscbdom hier op aarde, Heeft zijnen plicht nooit wel verricht, En kent nog niet zijn' waarde. 't Is nu een jaar, dat deze Jeugd Heur vordring heeft getoond; Nu krijgt zij wcêr, gelijk voorheen, Een Prijs voor baare vlijt en deugd. Ach! mogt dit Feest, deez' liefdepligt, Ook andre Menfchen wekken! Dan zou deez' dag, gelijk hij plag, Gewis tot zegen (trekken I A * EERSTE  < 6 > EERSTE MIDDEN- ZANG. SOLO. w iens ziel, verlicht door juiste reden, Is niet gevoelig op dit heden? Wie fniaakt hier niet de reinffe vreugd ï Men mag hier wel met reden vragen: Wie aarzelt nog iets bijtedragen, Tot heil, tot nut van deze Jeugd? — Of zijn zij niet Natuurgenooten , Met ons uit 't zelfue bloeu gefprooten ? Is onze Schepper niet heur God? Roept Jesus haar niet om te koomen Op 't pad der deugd, den weg der vroomen ? Befiist Hij niet ons aller lot? C H O O R. ö Ja! Gij voelt het, Menfchenvrinden 1 Gij zult, gewis, elkaar verbinden, Om iets te ofFren voor deez' Schaar: Gewis, wordt onze wensen voldongen, Dan wordt tot aller lof gezongen, Op dezen dag in ieder jaar: Dan zou, ö wilde God dit geven! Op deze Plaats geen Kind meer leeven, Dat niet gevormd wierd tot een' Mensch: Dan zou hier deugd en kennis bloeijen, En deze Plaats in welvaart groeijen: Ziet daar onz' aller hanen • wensen! TWEE-  < 7 > TWEEDE MIDDÊN-ZANG. SOLO, Jesus is een Kinder-vrind: Liefde werd door hem bemind; Deugd en kennis aantekwecken, 't Snood vooroordeel aftebreken, Was Zijn' lkffte bezigheid. C H O O R. Moet nu 't Kinder hart niet gloeijen; Elk zich niet volijvrig fpoeijen, In 't bevorderen der deugd? Kan men immer Jesus vreezen, En nog onverfchillig wezen Voorat belang der fchaamle Jeugd? $ » & Neen, ö neen! Gij, Godgezindenl Zult U gaarn hiertoe verbinden: Gij aanfchouwt en voelt uw' pligt; Gij weet: God ziet 'sMenfchen daden, En beloont hem uit genaden, Die der Armen last verligt. A 4  < 8 > EERSTE SLOT-ZANG. C H O O R. Zijn 'er aardfche zaligheden, Is 'er wellust, is 'er vreugd, Dia zich vestigt op de reden: 't Is het o*fnen vnn ~de deugd. Waare deugd geeft aan Ons, Menfrhen, Wat wij wenfehen, Hier beneden op.deze aard'. Die gecfuurig ?ugten , fteenen , En lleeds weenen, Zijn Gods voorzorg nimmer waard. SOLO. M'nr, die, vrolijk met vernoegen, S eeds betrachten Gods gebod , Bij hursn' godsdienst liefde voegen, En verzagten 't drukkend lot Van de lijdenden op aarde, Hebben waarde; Ta, die zijn alleenlijk groot! Zulke vroome Menlèhenvrinder> Zullen vinden 't Zalig leven na hun dood. C H O O R. Wel dan, Vrienden-kring te zamen! Poogt te deelen in deez* vreugd ! Werkt — ach! laat u niet befchamen ! — Werkt ook meê tot heil der Jeugd! Wilt ook hierdoor blijken geven, Dat uw leven Is gericht naar Jesus leer! Wik het drukkend lot vermindren Van deez' Kindren: — Dit, dit eischt üw Hemel - heer! LAAT*  ■< 9 > LAATSTE SLOT-ZANG. EERSTE STEM. D it Fonds moet bloeien, Tot Nut van 'f Algemeen, Jn Leden groeien! — Dit (leunt op reên. - * * * Deez' blijde ftond Moet, met veel grond, Elks liefde wekken. En Leden trekken. TWEEDE STEM. Gewis, gewis, dit vrolijk uur Gedenk ik al myn leven: Zou ik dan. niet, voor zulk een' vreugd, Tot heil, tot nut van deze Jeugd, Volvaardig ook iets geven? DERDE STEM, God te looven, Hem, die boven Woont in 'c ongenaakbaar licht: — Eer te geven Hun , die leeven Tot ons heil — is onze plicht. C II O O R. Menfchenvrinden! Uw verbinden Tot het oifien van wat geld, Doet dtr Kindren Leed vermindren: Altijd wordt uw lof vermeld: Altijd wordt uw lof vermeld: Als men niet meer uuren teld, Dan nog wordt uw lof vermeld. A 5 Z A N.  < 10 > Z w a M w VOOR I79 I. VOORZANG. CHOOR, Triumf! — 't Is thands een dag van vreugd , Aan '1 hei) gewijd der tedre Jeugd, Den vriend der Kindren heilig: Hij, die gevoelloos nooddruft ziet, Voegt hier in dezen feestrij niet; Hij waar* voor zelfverwijt van 't foltrend hart niet veilig. Hier vindt de Menfchenvriend meer zoet, Dan de afgunst bij haar' overvloed: Hier kan hij wellust fmaaken: Hij ziet een uitgelezen fchaar Van Menfchenvrienden bij elkaar; Die 't heil van Neerlands Volk door A'eêrlands Jeugd voIrnaaken« Hier weet men van geen twist of firijd, Van baatzucht, wrevel, haat of nijd: Hier kent men 'sMenfchen waarde; De Mensch, dat pronkftuk van Gods hand, Vaak nutteloos voor 't Vaderland, Wordt hier tot deugd gevormd, een zegen voor deze 2arde« Hier  < II > Hier fpreidt de Godsdienst haaren glans: Z,j lucht ons aan van 's Hemels trans, Geleid door zuivre reden: Hier wordt het goJ1 ijk doel beoogd, Der Menfchen edel beeld verhoogd, Aan Jssus eisch voldaan, tot fteun van Christen-leden. Triumf! Gij allen zijt verblijd i Deez' dag, der nijvre jeugd gewijd, Blijr' aan U allen heilig! Verlaat, hoe ook de domheid woel', Geen oogenblik dit edel doel; Dan zijt Gij —welk een vreugd! — voor bange wroeging veilig. EERSTE MIDDEN-ZANG. CHOOR. Is de waarde, Hier op aarde, Van den armften Mensen zelfs groot; Gaat de zorg van 't Opperwezen Over allen, die Hem vreezen, Minnen hunn' Natuurgenoot; Dan moet ook een Christen trachten, 't Lot zijns Naasten te verzachten, Of zijn hart is nimmer groot. SOLO.  *C Iï SOLO. Zou men iemand edel heeten, Die zijn' pligten kan vergeten, Schuldig aan Gods evenbeeld? Die meêJogenloos de reden Hoort van fchaamle Christen-leden, Riet Hem uit een bloed geteeld ? C H O O R. Neen: de wellust van ons leven, 't Heil, dat ons nooit zal begeven, Is gegrondvest op de deugd: Zij, die 'sNaasten heil betrachten, Kunnen wachten Aardsch genoegen, Hemel-vreugd! Menfchenvrïnden! Uw verbinden Strekt tot heil der arme Jeugd, Strekt tot heil der arme Jeugd. Smaakt dan ook de waare vreugd, JSij 't beloonen van deez' Jeugd! TWEEDE MIDDEN-ZANG. SOLO. Ztiet hier 't doel van 't edelst poogen, 'tLoon, dat nimmer einde vindt! Zoo kan zich het hart verhoogen, Door geen eigenbaat verblind! Zij  < 13 > Zij, wier noodlot Jesos griefde, Zijn uw wellust, uwe vreugd! t Hart, dat thans niet blaakt van liefde Voor 't belang der fcbaamle ]\ugd, Is vervreemd van zuivre deugd. C H O O R. Menfchenliefde! bron van zegen! AH' uw' volheid van genot Stroomt ons toe langs alle wegen; Gij verzagt het moeilijkst lot: Laat dan aardfche vreugd vergaan, Kindermin blijft etuwig üaan! EERSTE SLOT-2ANG. EERSTE STEM. D eez' Stichting bloeij! God geev', zij groeij In braave Leden! Deez' blijde ftond Geeft hoop, geeft grond, Dat, 't volgend jaar, Nog grooter fchaar Zal zijn, dan heden. TWEEDE STEM. Gewis, dan zal deez' Maatfchappij, Voor Neêrlands Staat en Burgerij, Alöm heur nut verfpreiden: Dan vliedt de drieste domheid heen: Vervolging, dweepzucht, woeste zeên, Zien wij dan ftout beftreiden. DERDE  < 14 > DERDE STEM. Juicht bij voprraad Deugdgezinden! JMenfchenvrienden , hiertujéén! Juicht Gij; want dit uw verbinden Strekt tot Nut v.;,-i 't Algemeen.' C Iï O O R. Hemel-wellust, Englen - vreugd, Smaakt de vriend van God en deugd, Eij zijn* arbeid voor de Jeugd. LAATSTE SLOT-ZANG. SOLO. Menfchenvrinden! Deugdgezinden! Onze dank is U gewijd: Gij, gij doet den ramp vermindren Van deez' Eindren: Gij bekroonde; onze vlijt. C H O O R. Altijd word, door dankbre tongen, Tot uw aller lof gezongen , Menfchenvrienden hier bijéén | Hoort de Godheid onze zugten, Dan plukt Gij nog eens de vrugten, In het rijk der zaligheên. Werkt en Jceft dan, hier bene én, Steeds tot Nut van 't Algemeen! 2 AN.  < 15 > Z J$L W G M 2ST VOOR I 7 P 2. VOORZANG. C H O O R Triumf! Hij naakt de blijde dag! — Veel luisterrijker, dan hij plag, Verfchijnt hij weêr op heden: Zoo wekt een kleen, maar goed begin 't Gevoelig hart tot Menfchenmin! Staag groeit ons Fonds in Leden. SOLO Het voorwerp van ons poogen! Is, Menfchen te verhoogen, Naar 't doel van hunnen God: De armfte zelfs op aarde Heeft een zeer groote waarde, In 't oog van aller God. C H O O R. Kinderliefde, zoet van 't leven! ó Gij waart ook Jesus vreugd. Hij toch had een hart vol liefde Voor de onoozle tedre Jeugd! EER.  16 > EERSTE MIDDEN-ZANG. CHOOR Wij zijn t3 zaaraen hier hij dén, Tot heil, tot nut van 'c Algemeen, Verftand en deugd,-' Het heil der Jeugd, Zijn aller doel; Dit wekt gevoel, In Christen harten. $ & * Hy, die zijne eigen waarde kent, Zich heeft aan God en deugd gewend, Bezeft als plicht, 't Geen word verricht; Hij dankt zijn God Voor 't heilrijk lot Van deze Kindren. & & & Getroffen door 't geen hij hier ziet, Neemt hij ook deel en aarzelt niet; Zoo grocijt deez' Schaar, Van jaar tot jaar, En 't Fonds — dat bloeijt, Terwijl het groeyt, In nutte Leden. T W E E-  < 17 > TWEEDE MIDDEN-ZANü:- C H O O R. Ziijn 'er harten fchaarsch bewoogen Door hun 's Naasten leed of p.yn ? Kunnen zij dit edel poogen Zien en ooverfcniljïg zijn? EERSTE STEM Ongevoelig? neen: de Christen Kan hier niet gevoelloos zyn. TWEEDE STEM Jesus liefde ftrekt ten voorbed 1; — Jesüs leer gebiedt deez' plicht; —* Jesus wil, dat eik zyn Naasten, Waar hij kan, den last verligt. DERDE STEM Jesus wil, dat ieder Christen Zich veradeie door deugd, Jesus was een vriend van kennis, Zelfs al in zijn' vroege jeugd. C H O O R. Laat ons Jesus liefde boven, Die ons zulk een voorbeeld gaf! Seraphijnen ! helpt ons zingen l Eng'len! daalt van boven af! Helpt ons Jesus liefde looven, Die ons zulke lesfen gaf.' B I lÉnpkft W, li É fWi | AMSTcHDAM EER,  < i'8 > EERSTE SLOT-ZA N G. choor N immer kan men wellust fmaaken, Zielgenoegen, waare vreugd, Of men moet zich vrienden maaken Met den godsdienst, met de deugd. $ * * Deugd verheft des Menfchen waarde Deugd, bij kennis, maakt hem groot; Nooit was waare vreugd op aarde, Die uit deze bron niet fproot. 'solo. Zalig voorrecht, Menfchenvrinden! Uw verbinden, Strekt voor kennis en voor deugd! AI uw milde liefde gaven, ó Gij braven t Dienen tot het heil der Jeugd; Dit geeft wellust, waare vreugd! solo. 't Hart van ieder Menfchen minnaar Moet met U eentooHig liaan, En uit 't oog van dankbre Ouders, Rollen, vlieten traan bij train! Einders, met een prijs befchonken, Lachen U fteeds vriend'lijk toe; Ziet hen knikken, dankbaar lonken, O ! hoe zijn zy blij te moe! choor.  < 19 > C H O O R Altijd wordt, door dank'bre tongen, Tot U aller lof gezongen, Ivlenfchenvrienden, hier bij één! Tracht malkander op te wekken, . Op te wekken, Steeds Tot Nut van 't Algemeen! — Steeds Tot Nut van 't Algemeen! LAATSTE SLOT-ZANG. SOLO. Zfalig voorrecht, Menfthenvrinden! Uw verbinden, Strekt voor kennis en voor deugd, Al uw milde liefde gaven , ó ,Gij braven! Dienen tot het heil der Jeugd, Dat geeft wellust, reine vreugd! C H O O R. Altoos wordt door dank'bre tongen, Tot U aller lof gezongen, Menfchenvrienden! hier bij één, Tracht malkander ftceds te wekken, Om te (trekken. Voor het Nut van *t Algemeen, Voor het JNut van 't Algemeen. * B z ZAT*  < 20 3* Z JL W G M W voor 1 793' VOORZANG. c H O o R. Triumf! juicht thands, ö Menfchenvrinden! Bij dit nieuwe feestgetij ! Juicht, daar we ons op nieuw verbinden Tot het heil der Maatfchappij! & * IJver, lust en goede zeden Aan te kweeken bij de Jeugd; Haar op aard tot braave Leden Op te voèn, geeft waare vreugd. SOLO, Hoe ook 's waerelds lot moog keeren, fvi.ts kan 't eclst genoegen vveeren Bij den waaren vriend der deugd. c H O O R. Zij , die zich te zamen voegen Tot het heil der Arme-Jeugd.. Smaaken 't reinfte vergenoegen, ln het oefnen van die deugd: lUenfclienvrienden ! zijt verheugd! EES-  21 > EERSTE MIDDEN-ZANG. C H O O R. Englen juichen, Seraphs zingen, Zaalge Geesten zijn verblijd, Als de Menfchen, hier op aarde, Juist bezetfen hunne waarde, Aan de deugd zijn toegewijd. & # # God het Wezen aller wezens, Keurt ook goed der Braven vreugd, Als de Menfchen hunne plichten. Hier op aard, getrouw verrichten, Als zij werken voor de jeugd. SOLO. Zalig voorrecht, Menfchen vrinden! Uw verbinden Treft het groote doel van God! Zij, die hier aanhoudend (treeven, Zoo te leeven, Deelen in het heilrijkst lot! C H O O R. Juicht dan vrolijk I Al uw poogen Is, om Menfchen te verhoogen, Naar het edel doel van God ! Zij, die 's Naasten heil betrachten, Kunnen wachten 't Aileredelfte genot, 't Allerzaligst Hemel - lot. B 3 TWEE-  < 22 > TWEEDE MIDDEN-ZANG. choos. Ziet! Zoo loonen Menfchenvrinden Kindren voor hunn' naarftigheid! Ziet het doel van hun verbinden, In het nut, dat zich verlpreid! EERSTE STEM. Het koudfte hart moet gloei jen, Tot heil der Jeugd 1 Dit Fonds moet bloeijen, In Leden groeijen , Tot roem der deugd! TWEEDE STEM. Gewis. deze edle plechtigheid —. Het Nut, door 't Fonds alom verlpreid,. Moet ieders hart doen gloeijen. DERDE STEM. Hij, die gevoelig is, en ziet, Wat aan deez' tedre Jeugd gefehiedt, Onttrekt gewis zijn' gaven niet. C H o o R. Neen • het hart van ieder Christen Moet hier thans eentoonig (laan, En, op 't zien van deze Kind'ren, —' Loost de Menfciienvrietni een traan, eer-  < 23 > EERSTE SLOT-ZANG. C H O O R. 6 Wat edel vergenoegen Smaakt de Vriend der reine deugd, Bij zijn werken en zijn zwoegen Voor het heil der arme Jtu^d! SOLO. Jbsus heeft, zoo wel door leven, Als door lesfen; klaar getoond, Hoe wij blijken moeten geven, Dat de Liefde bij ons woont: Laat ons dan beftendig ftreeven, Zoo te leeven! —~ God is 't, die de Liefde loont l C H O O R. Juicht gij allen Menfchenvrinden! Uw verbinden Is gericht naar 't doel van God! Gj verzagt der Armen lot! Wacht dan ook uw loon bij God I — Wacht dan ook uw loon bij God! B 4 LAAT-  *C 24 > LAATSTE SLOT-ZANG. C H O O JR. Hoe ook aardfche wisfe'ingen 't MAnpdffoai hier beixêo omringen; Hoe het lot zich wendt of keert j Menfchen moeten hunne plichten Aan hunn' Naasten (leeds verrichten: Dit heeft Jesus zelfgeleerd. SOLO. Nimmer mogen wij verflauwen In het oefnen van cieez' plicht ! Nimmer kan een dsad berouwen, Zoo naar Jesus leer gericht. C H O O R. Altijd wordt, door dankbre tongen, Tot uw aller lof gezongen, Menfchenvrienden, hier bij één! Tracht elkander (leeds tc Herken, Om te werken Aan het Nut van 't Algemeen! — Aan het Nut van 't Algemeen! Z A N-  < tj > Z 2T G JE W VOOR 1794 EN 179 5. VOORZANG. C II O O R, Zijt welkom allerblijdfte dag! ó Pig van zuivre vreugd, Dier fcbuldelooze Jeugd bereid, Wat fcbenkt ge ons niet al zaligheid'! Hij, die gevoelt, Wat God bedoelt, Met Menfchen hier op aarde, Zal wis den plicht, Door oiv; verricht, Juist fchattcn, naar zijn waarde. * * $ De Mcnfchenvriend, in 't hart verrukt, Smaakt hier de reinfte vreugd, Wie ziet en voelt, wat hier gefchiedt, Onttrekt gewis zijn gaven niet. Deez' plechtigheid, Der Jeugd bereid, Moet ieders aandacht trekken: Deez' jonge Schaar, Hier bij elkaêr, Moet liefde in 't hart verwekken, B 5 EERSTE  *t 26 y> EERSTE MIDDEN-ZANG. SOLO. De Mensch, gevormd tot goede zeden, Geleid door godsdienst, fmaakt, op heden, Den zoetften wellust van de deugd,• Hij kan niet onverfchillig wezen; Zijn oog moet waar genoegen lezen, Het geen ontfpringt uit 't heil der Jeugd. 6 Ja: het zijn Natuurgenooten; Met ons uit 't zelfde bloed gefproten; Hun Scheppes is ook onze God; God fchiep de Menfchen hier op aard;:, Gelijk in rechten en in waarde; God fchikt weldadig aller lot. CHOOR. Menfchen vrienden! kent ge uw waarde, Uw beftemming hier op aarde? Dan ontlast uw oog een traan, Bij het zien van deze KinJ'ren; Dan zult gij hun leed vermindren, Niet gevoelloos henen gaan: Neen, dan zult gij allen ftreeven, Om weer mild en ruim te geeven Tot befchaving dezer Jeugd, Menfchen tot hun heil te leiden, Het doel van God fteeds uit te breiden, Dat is 't toppunt van geneugt. T WEE-  < 27 > TWEEDE MIDDEN-ZANG. SOLO. JVLnsch! ziet gij" wat hier gefchiedt: En voelt gij uw plichten niet? Mensen ! Kunt gij gevoelloos wezen, Zelf voor 't hoogde Opperwezen: Die U menfchen-min gebiedt? CHOOR. Ieder Christen - hart moet gloeijen , En van liefde o"erv!oeijen, Bij deez' edle plechtigheid ; Deugd en wijsheid aantekweeken, 't Rijk der ondeugd aftebreeken, Was ook Jesus bezigheid. # $ # Laat ons Jesus voorbeeld trekken, En tot reine liefde-wekken, Menfchenvrienden, hier bij een! Tracht elkaar voorbij te ftreeven, Om te werken en te leeven, Voor het Nut van 't Algemeen. EER-  < 28 > EERSTE SLOT-ZANG. c H O O r. Is den Mensch ooit vreugd gegeven, 't Is in 't oefhen van de deugd. Zij, die daar getrouw naar flreeven, Smaaken hier reeds heinel - vreugd. Zij, die 's Naasten heil betrachten, Kunnen w:enten, Dat Gods liefde ben bewaakt; God zal hen, die op Hem bouwen, En vertrouwen, Sterken, als het leed genaakt. SOLO. God, volmaakt in all' zijn werken, Houdt zijn woord, verandert niet: — Laa: dit denkbeeld U verflerkeoJ — Wankelt in uw plichten niet! Laat een hoop verdwaalde menfchen U verwen fchen ; Denkt: Gods voorzorg blijft mij bij. Ais ik hier getrouw mijn plichten Mag verrichten, Pau, dan loont zijn goedheid mij. choor  < 29 > C H O O R. Wel dan Menfchen! hier te zaamenl Deelt', deelt in deze vreugd! Nooit behoeft gij u te febaamen, Als gij werkt tot heil der Jeugd. Tracht door weldoen blijk te geven, Dat uw leven Is gericht naar Jnsus leer! — Wilt de rampfpoed fteeds vermindren. Van deez' kindien, Dit — dit eischt uw Hemelheer! LAATSTE SLOTZANG. EERSTE STEM. D it Fonds moet bloeijen, Tot Nut van 't Algemeen; In Leden groeijen: Dit (leunt op reèn. $ * # Deez blyde ftond Moet zeer gegrond Elks liefde wekken, Moet Leden trekken. TWE2-  *C 3° > TWEEDE STEM Gewis, gewis, dit vrolijk uur, Gedenk ik al mijn leven; Zou ik dan niet voor zulk een vreugd, Tot heil van deze tedre Jeugd, Van mijn gewin iets geven ? DERDE STEM. De Kinderen. God te looven, — Hem, die boven Woont in 't ongenaakbaar licht —. Eer te geven Hen, die leeven Tot ons heil — is onze plicht- C H O O R. De Ouders. Menfchen - vrinden! Uw verbinden, Tot het offren van wat geld, Doet der Kindren Leed vermind'ren; Altijd wordt uw lof vermeld; Altijd wordt uw lof vermeld Als men niet meer uuren teld, Dan nog wordt uw lof vermeld! LAAT.  < 3i > JJ.AATSTE SLOT-ZANG. C H O O R. Nog eens uit de botst gezongen: Vrijheid leeft in Neêrlsnd weêr, Burgers vieren ongedwongen. Thans het feest der Mensheid weer. SOLO. Mensch ! gevoel nu all' uw waarde, Als Gods Edel beeld op aarde ! C H O O R. Menfchen vrinden! uw verbinden, Strekte fteets tot Nut der Jeugd l 't Edel doel van al uw poogen, Was, om Menfchen te verhoogen, En te vormen tot de Deugd. SOLO. Deugd en kennis aan te kweken, 't Dwaas vooroordeel af te breken, Word haast aller lust en doel, 6 Dit denkbeeld ftreelt 't gevoel. HALVE C II OOR. Triumfl Zingt vrolijk Deugd gezinden, Vrijheid leeft in Neêrland weêr: Dat wij ons om ftryd-verbinden Tot 's Lands welzijn, tot 's Lands Eer.' Vrijheid doet de kennis bloeijen, Welvaart, menfchenliefd'e groeijen. Vrijheid, Vrede, Eendracht, Trouw, Schrasgen fteeds ons Staatsgebouw. CIIOOR  < 32 > C H O O R. Altijd word door dankbre tongen Tot uw aller iof gezongen, Menfchen • Vrienden ! hier bij een ! Welk een denkbeeld! uw bedrijven Zullen fteeds gezegend blyven Tot het Nut van 't algemeen.