Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 2672 8088    GENEES-en HEELKUNDIG ONDERWYS VOOR LAND- E N ZEE-CHIRURGYNS, Vervattende een kort begrip der ontleedgezondheid- ziekte- genees- en heelkunde, nevens,de nieuwfte en zekerfte Genees- en Heelmiddelen; DOOR JOH. CHRIST. ANT. THEDEN, Koninglijken Pnvfifchen derden Generaal-Chirargyn, Wondarts der Artillerie, en Medelid vandeRoomsch Keizerlyke Academie der Natuuronderzoekeren. UIT HET HOOGDUITSCH VERTAALD, en met de gewoone ziekten ter ZEE, derzelver behandelinge en verdere aanmerkingen, verrykt, DOOR A. SCHRAGE, Te AMSTELDA M, By J. B. E L W E , • Boekverkoper. M D CC LX XXII.   VOORBERICHT VAN DEN VERTAALER. "Dereids by den aanvang van den tegenwoordigen oorlog, ontdekte ik dat den jongen leerlingen der Heelkunde , die zig ter zeevaart begeeven , een werk ontbrak, daar zy zig geduurende hunnen reiitogt van konden bedienen, en -waardoor zy voornaamlyk de beste behandelingen der gewoonlykst voorvallende zo in- ah uitwendige ziekten en lichaamsgebreken konden leercti. IVel is waar, wy hebben het nieuw hervormde exa. men van land- en zee-chirurgie , door JOHANNES VERBRUGGE , verrykt met de aantekeningen van JOHANNES DANIËL SCHLICHTING. Dit werk flopt men in de handen der leerlingen; maar met welke kunde zal ik zwygen te betoogen. Ik heb het opgewelde werk nimmer dan met de uiterfle verontwaardiginge kunnen opjlaan , ik laat flaan doorleezen. Het fchynt twee faculteiten te vereenigen; dat is, een pleitfchrift over di oude en nieuwe genees- en heelkunde te bevatten. Zodanig een werk is den leerlingen te onvoegzaam, ja te fchadelyk, etn 'er gebruik van te maaken. Het raakt de leergierige Jeugd niet hoe men vóór eene eeuw naar de Galenifcbe flelling de oenees- en heelkunde, en zo als VERBRUGGE ons dezelven opdisebt, oefende. Dit oude afgebezigde Systhema is thans zyn burgerrecht ontzegd; en SCHLICHTING bad recht zig 'er tegen te zetten ; doch niet om uit dien hoofde den leerlingen een twee* 2 /lach-  VOORBERICHT van den VERTAALER. fach tig boei in de banden te floppen. Bebalven dien, is zyn fcbryfflyl te laag, te laf, te bits, om de leerlingen eenen goeden fmaak te doen verkrygen; ook zyn veele zyner zo boog aangepreezene Genees- en Heelmiddelen in verrena niet voldoend; wy hebben thans betere. In één woord, de opgemelde land- en zee chirurgie brengt de weetgierige Jeugd telkens in 7 war, en dient niet dan om haar niet te dienen. Andere heelkundige werken in 't Nederduitscb vond ik te onvolledig om zoor de benoodigdbeid der Jonge Chirur. gyns ter zee te kunnen dienen; des bleef 'er niet overig dan het gebrek eens handhoeks, door bet vertaaien van een keurig werk , of door eigene zamenflelling te vervullen. Inmiddels werd my het onderricht voor de onderwondartsen by ARMEé'n, van den beroemden Heer joh. christ. ant. theden, ter hand gefield; een werk dat my , om zyne beknoptheid, klaarheid, volledigheid, en nuttigheid behaagde en my, op aanzoek deed befluiten , bet zelve in 't Nederduitscb over te brengen, met byvoeginge der ziekten die ter zee gewoonlykst voorvallen. Dit verricht zynde, acht ik dit genees- en heelkundig onderwys van opgem. Heer theden thans voor het gefcbiktfle en nuttigfle werk, dat den jongen beelöefenaaren van ons Vaderland ter zee kan dienen. DE  DE HEELKUNDE. EERSTE AFDEELING, HANDELENDE over de ONTLEEDKUNDE. THV c Anatomia of Ontleedkunde , is de hisJL/ torifche kerlnis van het gebouw, de lig"•in"-, en de verbinding der enkele deelen, welken0 het menschlyke lichaam ukmaakën. Men kan haar zeer gevoegelyk toe de volgen. de onderdeelingen brengen. Ten i. De befchry ving der Beenderen, Ofteologia. ï. der Spieren Myologia. 3. der Ingewanden, . . Splancbnologia. 4. der Bloedvaten, * . . Angiologia. 5. der Zenuwen, . . . Nevrologia. 6. der Banden, . . . Syndemologïa. ' De befchryving der algemeene bekleedfèlen, én die der klieren * Adenologia, bchooren tot de befchryving der Ingewanden, Splancbnologia. BESCHRYVING der BEENDEREN. OJïeologia'. De beenderen zyn de fteunfelen des menschlyA keft  2 De ONTLEEDKUNDE. ken lichaams. Zy beftaan enkel uit plaatjes, welken fchichtwyze over malkandefen liggen. Tusfchen dezelven loopen een menigte kleine bloedvaten. Hoe digter deeze plaatjes op malkanderen liggen, des te vaster en fterker zyn de beenderen. Tusfchen beiden de plaaten, zyn op eenigc plaatfen meer, op anderen minder grootere en klejnere holten, of eigenlyk cellen, die van een weeffel van kleine beendraaden gemaakt worden , en die men de fponsachtige zelfltandigheid der beenderen , fubjlantia dlplo'étka, noemt. Dit celachtig beenweeffel, is in den gezonden ftand, met een vlies bekleed, waarin veele bloetvaten zyn, die niet alleenlyk tot voeding der beenderen dienen, maar ook voornaamlyk het merg, medulla , dat, deels de cellen en deels de buizen der lange beenderen aanvult, en de beenders leenig behoudt, affcheiden. In dit opzicht heeft men, omtrent de beenderen, aantemerken, dat'hunne zelfftandigheid, of vast, of fponsachtig, of netwyze is. Vast noemt men een been, wanneer veele breede plaaten zeer digt op malkanderen liggen; gelyk in 'c midden der holle beenderen. Sponsachtig daarentegen , wanneer de plaaten kleiner zyn, niet over malkanderen liggen; maar malkanderen alleenlyk met de kanten raaken, en daardoor , gelyk in eene Spons, kleine cellen veroorzaaken. Men vindt dit geftel voornaamlyk in de einden der holle beenderen. Netvormig is einde • lyk hun geitel, wanneer kleine beendraaden zig netwyze verbinden, gelyk in de holte der holle beenderen. De vaste zelfftandigheid geeft den beenderen de vastheid; de fponsachtige de ligtheid \ en de netwyze houdt het merg in eene behoorelyke ligging. De  De ONTLEEDKUNDE. 3 De beeneters befchouwt men gemeenlyk aan een uitgedroogd ; en door kunst vervaardigd geraamte, Scekton. Dit wordt verdeeld: 1) In het Hoofd, Caput. a) In den Tronk, of Romp, Truncus. 3) In de Buitenledemaaten , Extremitates. Het hoofd wordt weder gedeeld, in; «) Bekkeneel, Cranium. /») Aangezicht, Facies. Het Bekkeneel beftaat uit agt beenderen; als, 1) Voorhoofdsbeen, os frontis. 2) Twee Wandbeenderen, ojfa bregmatis. 3) Twee Slaapbeenderen, ojja temporum. 4) Zeef been, os ethmoideum. 5) Wiggebeen, os fphenoideum. 6) Achterhoofdsbeen, os occipitis. Het Aangezicht daarentegen, beftaat uit dertien beenderen. a) twee Neusbeenderen, ofa nafalia. b') twee Kaakbeenderen, ojfa maxillaria. c) twee Jukbeenderen, ojja jugalia. d) twee Sponsbeenderen, ojjafpongiofa inferiora. e) twee Verhemel'ebeenderen, ojfa palatina. O twee Traanbeenderen, ojja unguis. g) één Ploegbeen , 'os vomer. Men deelt het Aangezicht ook in Opperkaak, A 2 MaxiU  4 De ONTLEEDKUNDE. •Maxilla Superior, welke uit de thans genoemde beenderen beftaat; en in Onderkaak, Maxilla ïtfferior , welke by volwasfenen uit een enkel been gemaakt, doch by kinderen gedeeld is. Nog zyn hier by de twee holten des monds en der ooren in aanmerking te neemen; de eerfte heeft drie en-dertig eigene beenderen;' als tweeen-dertig tanden en het Tongbeen, Os hyoides. De andere holten hebben agt beenderen; dat is, ieder holte vier als, i) de Stegelreep, Sta** pes; 2) de Hamer, Malleus; 3) het Ambeeld, Incus;^): het rondbeentje, Os orbiculare. De Hoofdbeenderen worden door naaden, fatwa , met malkanderen verëenigd. Men verdeelt haar in a) Gemeenzaame,Communes; deezenzyn drie in getal, welken de Aangezichtbeenderen, ojja factèt, met de Bekkeneelbeenderen, ojja cranii, verëenigen; als de Dwausnaad , futura transverfdlis , WiGCEBEtNSNAAD , futura fphcnoidalis en Zeefsbeensnaad , futura ethmoidea. b) Ë'Gene, Propria;; weiken flechts van enkele beenderen des Bckkeneels gevormd worden. Zo ontflaat de Kroonnaad, futura coronalis, uit de verbinding van het Voorhoofdsbeen, os frontis, met ee beide Wandbeendcren , ojfa parictalia; de"Vylnaad, futura jdgtttalis, uit de -\erbinding der beide Wandbeenderen, ojfa bregmatis; de VVinkelnaad , futura lambdoid uit de veiëeniging der WaisDbe enderen, ojfa pariaalia , met het Achterhoofdsbeen, os occipitis. Deezen worden Waare naaden, futurce vercs , genoemd. Valschb naaden , futura fpuria, zyn daarentegen de Schub- WYZE ,  De ONTLEEDKUNDE. 5 wyze , fquamofa , of Slaapbeenige , temporales. Deeze naaden hebben een veelvuldig gebruik en nuttigheid. Een der voornaamfte fchync daarin te beftaan,dat by volwasfenen de kleine bloedvaten , die zig in het Tafelsciieidsel , T>iploe\ verbreiden , doorgaan ; en zig weder in den Boezem, Sinus, ontlasten kunnen. Men gelooft verders, datmenfehen, by welken de naaden vergroeid zyn, ligt met hoofdfmerten gekweld worden: zo als men ook waargenomen heeft, dat zy by heftige hoofdpynen, uit malkanderen geweeken zyn. Voormaals hield men het voor zeer gevaarlyk op een dèr naaden te trepaneeren, en wel byzonder op de Pylnaad, uit vrecze,den daaronder liggenden boezem te beledigen; en wegens de verfcheuring der kleine doorloopende zenuwtakken, geloofde men ftuiptrekkingen te verwekken. Doch veele waarneemingen en proeven derhedendaagfehen,hebben geleerd, dat deeze vrees meerendeels ongegrond is; en dat zelfs de Pylboezem , Sinus fagittalis, zonder gevaar gekwetst kan worejen. Het Voorhoofdsbeen, os frontis, heeft twee ▼lakten, fupetfieks; een binnen holle, concava , en een buiten gewelfde , convexa, benevens verfcheidene Randen, margmes, door welker middel het aan de overige beenderen gehecht is. In dit been heeft men het volgende aantemerken: de Voorhoofdsbulten , Tubera frontalia, aan de zyden der buitentte oppervlakten; de Wenkbraauwboogen , Anus fuperciliares ; de Buiteinste Voorhoofdsgraat , Spina frontalis exter na, waarop de Neusbeenderen rusten; twee buicen en twee binnen oogkuilige uitwassen, A 3 . Apo-  6 De ONTLEEDKUNDE. Apopbyfes orbitaks, die den hoek der oogkuïlen , orbita, uitmaaken ; en de Buitenste Voorhoofdsgraat , Spina frontalis interna, die zig aan den grond des beens, op de binnen vlakte van het blinde gat bevindt. Alsmede de volgende holen: de twee Oogkuilige holen, Cavitates orbitaks, die hec bovenitedeel der Oogholten, Orbita uitmaaken; de Kuil, fovea, voorde traanklieren aan den buitenhoek der Oogholten , Orbita; de Kuil, fovea, voor de Katrol der schuinschb Spier, Mufculus obiiquus, in den binnenhoek; het Wbnkbraauwgat , Foramen fit. perciliare, dateenen kleinen Zenuwtak van'tvyfde paar doorlaat; en de Voorhoofdsboezem, Si' nusfrontis, in den grond des beens, welken door de verwydering der beide Tafelen ontftaan. Aan de binnenvlakte van dit been een Groef, Sulcus, voor den langwerpigen boezem , Sinus longitudinalis ,'het blinde gat, foramen cacum; en de Zeefbeensche uitranding, Exci/ura ethmoidea, diehetZEEFbeen , Os ethmoideum, omvangt. Dit been vormt het voorhoofd, de flymholen, het opnerdeel der Oogholten, Orbita, en houdt in*zig de voorde Kwabben, Lobi, der hersfenen. By kinderen is het door een naad gefcheiden, die fomtyds by volwasfenen nog te zien is. Men moet zig hoeden den Boezem, Sinus, deezes beens door den Trepaan aanteroeren, overmits de heeling bezwaarlyk , fchoon, zo als fommigen aangemerkt hebben, niet gantsch onmogelyk is. Ook moet men in acht neemen, dat men de kleine zenuw, die door het Wenkbraauwgat, Fo~ ramen fuperciliare, heen loopt, niet kwetze; naardien men heeft waargenomen dat daardoor blindheid is ontftaan. Het  De ONTLEEDKUNDE. 7 Het Achterhoofdsbeen, Os occipitis, heeft ins^elyks eene binnenholte, een buiten gewelfde vlakte, en verfcheidene randen, Margines; men aanmerkt hoofdzaaklyk daarin drie Uitwassen, Apophyfes; naamlyk twee Knokkelachtige, condilotdea > door welken de bovenste en onderste Knokkelgaten, Foramina condyloidea fuperiora & inferiora, gaan. Onder deezen behoort men de bovenfte byzonderlyk 111 aanmerking te neemen, vermits het negende paar zenuwen 'er doorloopt; en de Gronduitwas, Bafilavis, door welk het Groote achterhoofdsgat, Foramen magnum, uitgaat. Anders dient dit been om het achterdeel des hoofds te vormen , de geledigingen , of de verbinding des hoofds met de halsbeenderen te maaken, en een gedeelte der hersfenen, gelyk ook het grootfte gedeelte der kleine hersfenen, cerebellum, te bevatten. Aan de binnenvlakte ziet men een uitfteekfel, dat 'er uiterlyk recht tegenover Raat. liet been wordt om die reden boven maate dik; dus men aan deeze plaats nimmer behoort te trepaneeren. Uit dit uitfteekfel gaan vier kruiswyze takken, welken het kruis genoemd worden: tusfchen dezelven zyn vier groeven, twee boven en twee onder; in welke laatüen zig de kleine hersfenen bevinden. De vier takken hebben in 't midden diepten voor den boezem, en het is insgelyksniet raadzaam op dezelven te trepaneeren. Aan de ondergroeven is het been buiten maate dun, kan door een fpits werktuig ligt doorftoken of gefplinterd worden , en tot doodelyke toevallen aanleiding geeven. De Wandbeenderen , Ofa bregmatis. Men A 4 aan-  8 De ONTLEEDKUNDE. aanmerkt in deezen, twee oppervlakten , fuperficies, en vier Randen, Margines, door welken zy zig van vooren met bet Voorhoofdsbeen , Os front is; in 't midden met malkanderen, en van achteren met het Wigsebeen, os fpbenoideum, verê'enigen. Zy omvatten een groot deel der hersfenen, cn helpen de flaapen vormen. Men merkt by dit been aan, dat men na eenen fterken flag aan het bovendeel, omtrent de Pylnaid zeer dikmaals breuken en fpleeten in den omtrek der fponsachtige naad, en aan 't flaapbeen, doch niet ter plaatze daar de flag gefchied is, gevonden heeft. De oorzaak is, om dat boven, de beenderen eenen fterken weerfland bieden , en aan dezyden, alwaar die minderis, uitwyken;het welke de opgemelde plaatfen zyn. Van daar de breuken Men houdt in \ gemeen de flagen op de zyvlakten deezer beenderen voor gevaarlyker dan op andere beenderen, aangemerkt het been hier dunner is, en meerder aderen en flagaderen onder dezelven geplaatfl: zyn. De Slaapbeenderen, ojfa temporum. Men deeltze in het sciiuBacHTiGE, Pars fauamofa, en steenachtige gedeelte, Pars petrofa. In deeze laatllen bevinden zig de Werktuigen van het gehoor. Men aanmerkt in dezelven de volgende , uitil:ee"kfe]s, gaten en holligheden. Het jüKüiTWAs , Apophyfis zygomatica , aan het fchubaernige deel; aan het vatte daarentegen het Mam en Priemwyze Uitsteeksel, Apophyfis tnafloidea, en St':loidea; eene Gewrichtsholte , Fovea articuiaris; de opening van den gehoorwkg, Meatus auditorius ; Het Priemsumwyze gat, Foramen Stylo.majloidsum; en eene  De ONTLEEDKUNDE. 9 eene buis, canalis caroticus, door welke de flag' ader in de hersfenen klimt. Het fchubachtige deel van dit been is wegens zyne dunte en broosheid ligt te breeken; en juist om deeze reden moet men by het trepaneeren zeer behoedzaam zyn, het harde herssenvlies , dura mater, niet te kwetfen; te meer, naardien, door gebrek van~ het Diptyë, gecne bloedige fcheuren te voorfchyn komen. In 't algemeen heeft men by alle hoofdwonden wel waar te neemen , dat men geen fcheur voor eene naad, en zo ook omgekeerd, houde. Groote mannen , en zelfs Hippocrates, hebben zig hier in zomtyds misgreepen. In de Jeugd wordt meermaal het bekkeneel gedrukt, terwyl het noch week is, met indrukfels • en groeven , die altoos byblyven. Een Wondarts zou zig zeer misleiden, wanneer hy by eene hoofdwonde, zig door zodanig een vervoeren liet, en dewaare fcheur of indrukking verzuimde. De tegen fcheuren raaaken eenen Heelkundigen evengelyk veel zwaarigheden. Gemeenlyk gelooft men dat zy in een zulk Bekkeneel ligter ontdaan, in welk de naaden vergroeid zyn: doch ik hebze desniertegenflaande, ook zeer dikmaals in de zulken aangetroffen, in welken de naaden in 't geheel niet vergroeid waren. Eene vaftgeplaatfte pyn ter phatzc , alwaar uiterlyk geene belediging plaats gehad heeft, is een der zekerlle kenmerken. Scheuren en breuken in het fchubachtige des flapbeens, zyn beter met radeeren dan met het Trepaan te be» handelen. 1 Het VViggebeen, os fphenoideum, wordt in zyn lichaam en zyne uitiieekfels verdeeld. In A 5 het  io De ONTLEEDKUNDE* het lichgaam zyn de Wiggebeensboezems , fmus fphenoidales. De uitfteekfels zyn twee giioote en twee kleine Vleugels Ale holte uit, waari'n het hoofd der ribben gehecht is. De dwarschs uitsteeksels, Apnphyfes iranfverfa, worden van boven naar beneden allengskens korter, -en hebben insgelyks aan den voorften rand eenen kuil, in welken het ribbehoofdje past. Men aanmerkt daarentegen in de Lendenwervelen , Vertebra Lumboram, dat zy van de gantfche Ruggraat het grootfte lichaam hebben; hunne schuinschöpgaande uitsteeksels, Procejjus oblique afcendentes, zyn in de lengte eenigzins hol, de nlderdaalende, defcendentes, daarentegen bol; de dw.^rsche , Transver/aks, zyn, de eerfte en laatlte uitgezonderd, langer dan in den rug; de graathchtige, fpincfi, eindelyk, ftaan recht uit, en zyn breed en fterk , aan den wortel dik , en eindigen ia eenen rtompen hoek. Aanmerkt men de gantfche buis, welke alle de wervelbeenderen umnaaken , zo is de doorbede , of de binnenfle ruimte in de halswervelen het wydfte, in den rug het naauwfie, en in de lendenen weder een weinig wyden Eene bekende krankheid deezer beenzuilen , die eeni- . gen heelkundigen byftand vordert , is derzelver tegennatuurlyke kromming, of zogenoemde Bochgel. Dit gebrek kan of van innerlyke, of ook van uiterlyke oorzaaken.ontilaan. Een of meer wervelbeenderen, of derzelver knobbel worden aan de eene zyde dikker, en de gantfche zuil neigt zig jegens de tegengeitelde dunnere zyde: wegens den aanhoudenden druk , wordt hunne groei  De ONTLEEDKUNDE. 17 groei nog meer verminderd, daar de tegengeftelde alle vryheid heeft zig uit te zetten; en dus ontdaat eene kromming. Tot de innerlyke oorzaaken behoort, dat zig of de vaten aan de eene zyde tegennatuurlyk uitzetten, en daar door den wasdom verhinderen, of dat de vaten verdopt , en daar door onbekwaam gemaakt worden, het, tot de voeding beltemde beenfap, opteneemen. Dit laatde toeval is het gewoonlykfte, en wordt voornaamlyk by de Engelfche ziekte waargenomen. Tot de uiterlyke oorzaaken behooren verlamming en zwakte van fpieren en banden, of ook kramptrekkingen aan de eene zyde, die gewoon zyn de zwaarte des gantfchen lichaams naar eene zyde te doen hellen. Van daar kunnen in alle ouderdommen bochels ontdaan; geleerden en handwerkslieden, die eene zittende leevenswyze voeren, worden krom; overmits hun lichaam dikwerf en lang in eene voorwaards overgeboogene houding is. De oorzaak zy nu welke zy will', zo moet men nevens het gebruik van innerlyke middelen, door eenen vaften gelykvormigen aanhoudenden druk, op de verzwakte zyde, de wervelbeenderen weder in den behoorlyken Mand zoeken te brengen. Men heeft tot dit oogmerk verfcheidene tuigwerken uitgedacht, die echter niet veel nut toebrengen, en dikwerf fchadelyk zyn : gelyk , by voorbeeld , Glissons Werktuig, by welks gebruik ik eenmaal eene ontwrichüng der halswervclbeenderen ontdaan zag; en het Keurslyf van baleinen , of geheel van yzer. De laatden drukken niet alleen op den bochel, maar ook op den gantfchen omtrek des bordbeens, en der ribben: het is veel waarfehynelyker B dat  i8 De ONTLEEDKUNDE. dat de zwakkere beenderen eer nageeven, dan de derkere ruggraat, en dat daar door eene vernaauwing der borfthoiten ontftaat. De derke druk op de graatachtige uitfteekfels der wervelbeer Jeren, verwekt menigmaalen fchrikkelyke pynen en ontdeekingen; en is de kromming in de lendewervelbeenderen , of is zy inwaards of zydwaards gekeerd , zo kan het Keurslyf in geenen deele gebruikt worden. De Heer Vacher heeft zig deswegen ontleedigd , dit gebrek te verhelpen, en in dit opzicht twee goede Tuigwerken bedacht. Het eerde is in het 4de deel van de lUemonën der Heelkundige Academie befchreeven, en werkt door eene bedendige aanhoudende uitzetting des ruggraads; de andere is in een byzonder werk : Verhandeling over de Engelfche ziekte. Dit laatde is een foort van Stoel, en werkt door eenen aanhoudenden gelykvormigen druk. Daar zig deeze beide Tuigwerken, zonder utttekening niet befchryven laaten, zo zend ik mynen Leezer naar Richters Heelkundige Bibliotheek. Tom I. St. a & Tom. II. St. 2. alwaar zy beiden afgebeeld en befchreeven zyn. De ontwrichting der wervelbeenderen, is een ander gewoonlyk toeval deezes deels, dat heelkundigen bydand eifcht. De meede heelkundige fchryvers houden de ontwrichting des eerften en tweeden wervelbeens voor doodelyk, en inzonderheid de eerde; om dat het ruggemerg daar door geweldig gedrukt wordt, het hoofd valt op de bord, de lyder kan noch fpreeken noch dikken, en derft in korten tyd. Doch deeze ontwrichting gebeurt zeer zeldzaam; vermits zy niet zonder het grootde  De ONTLEEDKUNDE. 19 grootde uiterlyk geweld gefchieden kan De ontwrichting der andere halswervelbeenderen, desgelyks die van rug en lenden zyn betrekkelyk min gevaarlyk, wanneer de zetting haaft voorgenomen wordt. Een ryglyf, dat niet gantfch toeging, en agter de ryggaten vingerdik-e en ronde drukdoeken in de lengte hadt, verhielp by een driejaarig kind het uitpuilen den rugwervelbeenderen. Het heiligbeen, Os facrum, is een driehoekig lichaam, welks onderfte hoek aan het Staartbeen, Os coccygis, afgefneeden wordt. By kinderen beftaat het uit vyt' of zes wervelen, welken by volwaflenen derwyze, gelyk ook de klimmen* de , daalende en zydelyke fchuinfche uitfteekfels, vergroeid zyn. De graatachtige uitfteekfels geeven zig nog door kleine uitwaden te kennen. Dit been heeft een inwendige holle, en uitwendige bolle vlakte; 'er gaat een buis door het gantfche been; aan de uit- en inwendige oppervlakte zyn agt tot tien gaten , waar van de uitwendigen met vliezen en peezen geflooten zyn, en de inwendigen, de heiligbeenzenqwen , Nervi Sacri , doorlaaten. Aan de beide zyranden zyn boven, twee holten, waar door het met de heupbeenderen, Ojja Hei, te zamen hangt. De breuken deezes beens zyn van gelyke gevaarryke gevolgen, als van de Wervelbeenderen, en zy ontdaan uit evengelyke oorzaaken. Zo dra dit been , of een wervelbeen gebroken is , wordt het ruggemerg gedrukt, en de leden onder de breuk worden tevens verlamd; de pis en de drek gaat, voornaamlyk by eene breuk des heiligen beens zonder weeten af, en de Lyder B 2 fterU  s-o De ONTLEEDKUNDE. ftetft in korten tyd; want zelden is de heeling mogelyk. Daar dit been van eene zeer fponsachtige zelfftandigheid is, zo neemt ook het beenbederf, wanneer het daar van aangegreepen wordt, zeer fnel de overhand. Verfcheidene Schryvers gewaagen ook van eere ontwrichting van het met dit been verbonden Staartbeen , Os eoccygis; doch men kan dit geene ontwrichting noemen, daar beide beenen niet door banden, maar door kraakbeen met malkander verëenigd zyn. Deeze ontwrichting beftaat derhalven, of in eene volkomene afwyking deezer beiden, of het is, doch tegennatuurlyk, in-of uit-waards gedreeven. Het Staartbeen , Os eoccygis , beftaat by menfehen uit drie of vier Wervelbeenderen, die door buigzaame kraakbeenderen met malkander verbonden zyn; by dieren daarentegen beftaat het uit meerdere, en maakt den ftaart uit. Het ongenoemde ceen, Os innomïnatum, beftaat uit drie beenderen; het Heupbeen, Os ilïum, het Zitbeen , Os ifebium, en het Schaameeen , Os pubis. By kinderen zyn deeze beenderen door kraakbeenderen verwyderd; by volwasfenen daarentegen vaft zamengegroeid;het heeft naar buiten eenen hellenden ftand; de bovenfte rand wordt de Hiupbeengraat , Spina Hei, genoemd; de binnenfte oppervlakte is hol, de buitenfte van voren bol en achter hol. Aan het cchterfte deel van dit been is eene groote infnede, incifura Ifcbiatica; het onderdeel gaat een weinig naar buiten , en heet Zitbeenknobbel , Tuberculnm ifchiaticum. Alle de drie beenderen vormen de groote holte, de kom- wyze  De ONTLEEDKUNDE. 21 wyze holte, Acetabulum, voor het Dyebeen. hoofd, Caput Femoris ; doch het Schaam en Zit been maaken alleen het eironde GvT,/'öramen ovale, uit. De ongenoemde beenderen, Offa innomittata . het heilig been , Os facrum , en het Staartbeen, Os eoccygis, vormen door hunne verbinding, dat deel des onderlyfs, welk men het Bekken', Pelvis, noemt. De Ribben, Cofla, hebben eer.e kromme geftalte ; de waaren zyn onmiddelbaar aan het Borstbeen , Sternum, door kraakbeenen gehecht; de onwaaren in tegendeel niet; de bovenfte rand is ftomp, de onderfte feberp. Aan deeze is een groef, in welke de tuiTchenribbige vaten liggen. Aan het agterfte einde zyn twee hoofdjes, CapituU, die, zo als gezegd is* met de Wervelbeenslichaamen en dwarfche uitIteekfelen geledigen. Het middendeel tuffchen deezen, heet de Ribbenhals , Collum cofla' rum. Een Heeimeefter moet by de Paracentefis der borft in acht neemen , dat hy met het mes niet naby den onderllen rand komt , en daar door de flagaderen kwetft. De breuken deiribben zyn zeer bezwaarlyk, en dikwerf ontftaat na zodanig eene, wanneer door een gebrooken been , de ligging gekwetft wordt, eene Emphyfema, of Windgezwel. Het Borstbeen, Sternum , beftaat uit drie deelen; het bovenfte heet het Schild, feuturn ; aan dit zyn twee holten voor de Sleuteebsenen , Clavicula!; het middendeel is boven fmal, maar onder breeder: aan beide zyranden zyn kuilen voor de kraakbeenderen der ribben: het onderB 3 fte  32 De ONTLEEDKUNDE. fte deel is fpits, en worde het zwaardwyze Kraakbeen, Cartilago enpformis, of, Xiphoi~ dea , genoemd. Eenige Heelkundigen hebben voorgedraagen, wanneer zig water of etter tusfchen de beiden bladen van het mittelfeld bevindt, dit been te trepaneeren, en het ingefiootene uittelaaten , doch het is het jammerfte, dat men van deeze ziekte, geene zekeie en onbedriegelyke kenmerken heeft, zekerer trepaneert men dit been by beenbederf. Is het borltbeen ingedrukt of gebroken, alsdan ontftaan'er koortfen, bloedfpouwen, heftige fteeken, en zomwylen gevaarlyke bloedllortingen; te meer wanneer de binnen boriillagaderen verfcheurd zyn. Men moet de breuk te gelyk in "t toebereiden zien, en de borft aan beiden zyden flerk drukken , waar door de ribben en het borltbeen, voorvvaards gedreeven worden. Is deeze handgreep niet toerykende, en zyn de toevallen dringend, zo moet men zonder meerderen omflag, in de belending der breuk eene opening maaken, en het been door een gefebikt Werktuig in de hoogte heffen. Zomwyien gebeurt het ook, dat zig, het zy door uiterl^ke of innerlyke oorzaaken, het zwaardwyze kraakbeen inwaards buigt, en door zynen beltendigen druk cp de maag, hevige pynen, veel traaken, en verloorene eetluft veroorzaakt. De ouden geeven den raad, dat men *er een Difroeg aanzuigen laat, om door behulp van dien het been weder in de hoogte te brengen. Daar echter deeze heelwyze niet uitvoerelyk is, zo zoekt men eenen vinger, wanneer de Lydcr zig voorover legt, daar onder te brengen , en hem op deeze wyze weer voorwaards te keeren. De  De ONTLEEDKUNDE. 23 De Ledemaaten', Extremitates, worden in bovenden en onderden verdeeld. De eerden bedaan in de volgende beenderen:- A) Sleutelbeen. Clavicula. B> Schouderblad. Scapula.' C) Armbeen. Humerus. D) Voorarm. Antibrachium. a) Oroote ellepyp. Ultia. b) Kleine ellepyp. Radius. E) Hand. Manus extrema. Zy wordt verdeeld in Voorhand, Carpus, Nahand, Metacarpus, en Vingers, Bigiti. ■' De Voorhand, Carpus, heeft twee reijen, die uit de volgende agt beenderen bedaan. Het Schuitbeen , Os fcaphoides. Het Maanwyze been, Os lunare. y) Het driehoekigbeen. Os triquetrum. S) Het Linzen wyzebe en. Os pififorms. 1) Het Tafelbeen. Trapezium. 2) Het kleine Tafelbeen Trapezoidcs. 3) Het groote been Magnum 4; Het Haakswyze been. Unciforme. De Nahand, Metacarpus, heeft vier beentjes. Ieder vinger heeft drie kootjes, Phaianges, waar van ieder weder uit drie beentjes; doch de dunde uit twee, bedaat. De kennis deezer beenderen is den Heelmeester noodiger dan het werktuig des gehoors; ik heb dit laatde dierhalven met reden weggelaaten; aangemerkt de heeling by het zelve zelden plaats heeft. ^ ^  24 De ONTLEEDKUNDE. Tot de ondcrfte ledemaaten behooren: A) Het Dyebeen , Os Femoris. B3 De Knieschyf, Patella. C) Het Scheenbeen, Tibia. D) Het Kuitbeen, Fibula. E) De Voorvoet, Tarfus. Deeze beftaan uit zeven beenderen, die in drie reijen liggen. «) Het Kootbeen, Aftralogus. /3) Het Hielbeen , Calcaneum. y) Het Schuitbeen, Os naviculare. Het Taarlingbeen, Os cuboideum. 1) Het eerfte Wiggebeen , Cuneiforme primum. 2) Het tweede Wiggebeen , Cuneiforme fecutidum. 3) Het derde Wiggebeen, Cuneiforme tertium. F) De Na voet, Metatarfus, beftaat uit vyf beenderen. G) De Teenkootjes, Pbalanges digitorum, gelyk aan de handen. De Sleutelbeenderen , Clavicula, hier van is voor en boven aan de borft aan ieder zyde één. Zy hebben eene gekromde geltalte, en worden in het lichaam , en in de uiteinden verdeeld; het lichaam is gekromd,- het voorfte einde is rond, dik, driehoekig en hecht zig in de groef aan 't borftbeen; het agterfte daarentegen is dunner, breeder, plat, en hecht zig door een hoofdje met  Df ONTLEEDKUNDE. 2$ met den Opperschovder, Acromium. By de Vrouwen zyn zy niet zo krom, en meer voorwaards gericht, dan by de Mannen, en van daar is ook by deezen de bovenborft effener en boller dan by geenen. Hun gebruik is het Schouderblad in zyne plaatze te houden, en te verhoeden dat het niet te zeer voorover wyke Daar deeze beenderen weinig bedekking hebben, zyn zy het gevaar van te breeken, zeer onderhevig. Om ze derhalven naar hunne richting in de behoorlyke plaats te houden, heeft men verfcheidene banden bedacht. De befte van allen is die van den Heer Brasdor, die uiteen foort van Snoerlyf beftaat, en in het vyfde Deel van de Heelkundige Memoriën der Academie befchreeven is. De Schouderbladen, Scapula, van deezen heeft men achter en boven aan de borftholte, aan ieder zyde één. Het heeft eene driehoekige geftalte, en gevolglyk drie hoeken , de bovenfte, buitenfte en onderfte, nevens twee oppervlakten. De buicenlte oppervlakte is bol, en door deszelfs midden loopt een lange graat, die het gantfche been in een boven en ondergraat - holte deelt, en zig vóór, in een breed Graat uiteinde, Acromium , verlieft. Daarneven ligt noch een Ravenbekswyze uitsteeksel, Apopby/is coracoidea, en aan den voorften hoek , die ook Schoddkrbladshals. Collum fcapula, genoemd wordt, is eene groote en eenigzins vlakke holte, gewrichtsholte ; Cavitas glenoidea, die het Armbeenshoofd , Caput humeri, ontvangt. Het Armbeen , Os humeri, wordt in zyn lichaam , en twee uiteinden gedeeld. Het bovenfte einde beftaat uit het hoofd , capitulum, dat B 5 zig  20 De ONTLEEDKUNDE. zig in eenen hals , collum , verkort ; en uit twee knobbels , tubercula , eenen groocen en kleinen, tuiTchen welken een groef, Sulcus. is. Het lichaam is boven rond, en onder breeder. Het heeft drie graaten ; eene van den grooten , eene van den kleinen knobbel, tuberculum, en eene van de buitenfte zyde. Aan het onderfte uiteinde ziet men vyf knokkels , condyli capitati; een buiten, een binnen, nevens den buitenften nog een ander, daar zig de opperholte der kleine Ellepyp, Radius, aanhecht, eene dubbelde binnenwaards, Armbeenskatrol, Trocblea ofjis humeri, in welke de halve Maanwyze holte des elleboogs, Cavitas i>igmoidea, paft. 'Er zyn aan het zelve insgelyks drie holligheden, eene groote, achter het Katrol, trocblea, voor het Elleboogsuitsteeksel, Proceffiis anconeus , eene binnenfte over den Katrol, Trocblea, voor het Kroonuitsteeksel, Proceffus coronoideus, een voorfie en buitenfte over den Hoofdknokkel der groote Ellepyp , Condylus capU tatus uln spiek, Sartorius , de dunne Sfier, gracilis, de halfvliezige , femimembranojus de halfPEEZiGE , femitenainofus, en de Onderkniespivr, Popiitem, buigen hetzelve achterwaards. Tusfchen het Dyebeen en het kuitbeen is de tweehoofdige Spilr, Biceps, eene terug buigende fpier. Tusfchen het Dyebeen en den Voorvoet, wordt de voet te rug getrokken door de kuitspier, Gajlrocnemius, en de Voetzoolspier , Plantaris. Tusfchen het Kuitbeen enden Voorvoet zyn, de voorste en achterste Scheenbeensspier, Jibeeus anticus & pofticus. De eerfte buigt den voet voorwaards; de laatfte inwaards. Tusfchen het Kuitbeen en den voorvoet, zyn de middenste en kleine Kuitbeensspier, Peronaus medius & pr.rvus, die den voet te rug trekken De Zoolspier, foleus, ftrekt hem uit; en de lange Kuitbeensspier , Peronaus longus, buigt hem zywaards naar buiten. Tuslchen het Scheenbeen en de teenkootjes, is de lange teenbuiger, flexor digitorum lon~ gus , die de teenkootjes te rugwaards buigt. Tusfchen het Kuitbeen en de Teenkootjes , worden de teenen uitgeftrekt door den langen teenuitstrekker , Exrenfor longus digitorum, den eigen duimuitstrekker, Extenfor pollicis proprius, en te rug geboogen door den er.en duimbuiger , Flexor pollicis proprius. Tusfchen den Navoet en de teenkootjes, worden de laatfte uitgeftrekt, door den korten teenuitstrekker, Extenfor digitorum brevis, en  De ONTLEEDKUNDE. 63 en te rug geboogen door den korten teenbuiger , Flexor digitorum brevis. Tusfchen de Teenkootjes zyn de tusschenbeenige Spieren, Mufculi interojfei Tusfchen de peezen de buigers, flexor es , en tuflchen de teenkootjes, de wormwïze spieren, Mufculi lumbricaks. BESCHRYVING der INGEWANDEN. Splanchnologia. Het voorgaande maakt flechts het geraamte van het menfchlyke tuigwerk; thans komen wy tot de beweegveeren en raders, die hetzelve tot de leevensbeweegingen en andere verrichtingen bekwaam maaken Zy liggen gezaamentlyk in drie groote holten ; in het bekkeneel , de borft,en den buik. De Ouden hebben reeds deeze indeeling gemaakt, en ik zal ze in myne Befchryving volgen. De Buikholte, Cavum abdominis, wordt zylings en onderwaards van de ongenoemde beenderen ; zylings en voorwaards van de onwaare ribben en buikfpieren; achter van de twee laatfte rugen alle lenden - wervelen, en het heiligbeen ; en bovenwaards, van het middenrif gevormd. Zy is van buiten met algemeene bekleedfelen bedekt. Om de ligging der ingewanden te naauwkeuriger te bepiaien, hebben de üntleedkundigen haar in de  De ONTLEEDKUNDE. de volgende Buikdeelen , Regiones, onder welken de ingewanden liggen, aigedeeld. Zy hebben drie Hoofdafdelingen aangenomen, die weder in kleinere onderdeeld worden. j.) Het Bovenbuikdeel. Regio epigaftrica, begint onder bet Zwaardwyze kraakbeen, en gaat langs den rand der onwaare ribben naar achteren , en eindigt twee vingeren breed over den navel. 2.) Het Navel-deel, Regio Umbilicalis, begint twee vingeren breed boven eir onder den Navel, en loopt naar achteren 3 ) Het Onderbüikdeel , Regio hypogafirica, eindigt aan de ongenoemde beenderen Het eerlïe Buikdeel wordt weder onderfcheiden in het Hartdeel , Regio cardiaca (van wegen de hartkuil; Bovenb ikdeel , Regio epigaftrica, en twee Bovenbuikzydeelei\ , Regiones bypochondriaca; het tweede in het éigen Maveldeel, Regio umbicalis , ftricle fic ditla, recht! r en LiNKtK hei pdeel , Regio Uiacadextra & finifira en r echter en linker lendenen Regio lumbaris dextra & finiftra; het derde in het eigen Onderbuikdeel> Regio bypogaftrica flricle fic dicla, rechter en linker lieschen, Regio iuguinalis dexter &- finiftsr , en het Schaamdeel, Regio pubis. HET BUIK VLIES. Het Buikvlies, Peritenceutn, is een Celwys vlies, welk de gantfche buikholte omkleedt, en waarvan alle ingewanden hunne bedekkingen en banden ontvangen. Men heeft dit vlies; doch te onrecht, in twee plaaten verdeeld. Het is * flechts  De ONTLEEDKUNDE. * 65 flechts eene enkele.Celwyze zelfftandigheid, die aan haare binnenvlakte , door de aanliggende ingewanden, fmee.rig gemaakt wordt. Ook geeft dit vlies , behalven het onderlyf , voortbreng, fels, die verfcheidene buiten dat gelegene deelen omkleeden. Wanneer men dit vlies weggenomen heeft, komt tevens HET NET, Omentum, te voorfchyn. Ter oorzaake van de afzondering des vets , heeft men het zelve onder de ingewanden gerekend. Het wordt in het groote en kleine Net afgedeeld : het eerfte is aan de groote boog der Maag, aan de Milt, en den dwarfchen Karteldarm gehecht. Dit vlies heeft een menigte van vet, dat door een tak der Poonader, in de Lever gevoerd wordt. Wanneer het Netvlies , by breuken, buikwonden, of ander zins, verbard of bedorven is, kan men het zonder gevaar affnyden. Het kleine Net is aan den kleinen boog der Maag, en aan den kuil van de aderbuis der Lever gehecht. Als men den hals der Galblaas opligt, ontdekt men eene boogwyze opening, welke men her groote gat van Wxnslow, foramen magnum Winüovii, noemt. Het heeft zyne bloedvaten van de Maagnetslagaderên, Galiro - Epiploica. DE LEVER. De Lever, Hepar, is onder de ingewanden van den buik het grootfte, en na de harsfenen E het  66 De ONTLEEDKUNDE. het zwaarfte. Zy ligt met het grootde deel in de rechter bovenbuikzyde , Regio hypochondriaca dextra, en met het middenlle in den linker bovenbuik, Epigaftro fmiftro Zy heeft twee oppervlakten ; de bovende wendt zig naar het Middenrif, en is bol; de onderde heeft verfcheidene hoogten en diepten; wyders heefr zy twee randen, een achterftompe, en voorfcherpe. Door den Schortband, Ligamentum fuCpenforium, wordt de Lever in twee kwabben, de groote achter en kleine linker, gedeeld; de rechter kwab ligt met de ondervlakte op de rechter Nier, die deswegen ook een weinig dieper ligt, en'den nierdruk ontvangt De linker kwab ligt daarentegen met haaren fcherpen rand op de voorde oppervlakte der Maag. Aan de ongelyke ondervlakte vindt men het kwabbetje van Sfigelius, Lobulus Spigelii, aan den dompen rand; het verwydert de holle ader van de Poortader, en het N aamlooze kwabbet je , Lobulus anonymus. Verder, merkt men 'er de dwarsche groef, fofia transver/a t die tusfchen de rechter en de linker leverkwab loopt, en in welke zig, onder den stam der Poortader , Troncus ven* portarum , m 't midden de Leverslagader, Arteria hepatica, en boven de Leverbuis , Ductüs bepaticus , bevindt De groef der Aderbuis , fojja ductus venofi, tusfchen de kwab van Spigelius , en de linker leverkwab , Lobus fmifler hepatis, de groef dzr holle ader , fij/a vena cava;, ter rechter, aan den dompen rand, do kuil der Galblaas , foja vejicuU fellea] en emdelyk de groef der Navelader,vena umbüicalis , ter linker aan den fcherpen rand tuüèhen de linkere en de ongenoemde kwab. Door  De ONTLEEDKUNDE o> Door de volgende banden wordt de Lever in haare plaats gehouden. i ) Door den Schoutband , Ligamentum fufpenforium ; deeze is eene verdubbeling van het Buikvl.es, Peritonaum; hy ontftaat, daar de holle ader het middenrif doorboort. Wanneer het Buikvlies by de Lever gekomen is, deelen beide plaaten zig van elkander en omkleeden de Lever. ... 2. ) De Zybanden, Ligamenta lateraha, welken aan beide zyden van den ftompen rand gevonden worden. 3. ) Den Kroonband, Ligamentum coronaniim', deeze omkleet den ftompen rand, als een krans. De ronde band , Ligamentum rotundum, of de vergroeide Na vel ader, Vena umbilkals , is eigenlyk geen band. In de opgemelde groef ligt de Galblaas , Veficula feite»; men verdeelt haar in den grond en in den hals. De Ontleedkundigen ftellen dat deeze blaas uit verfcheidene vliezen beftaat; doch naar de nieuwere ontdekking van het Celwyze weeffel zyn deeze verfcheidene vliezen niet in de natuur; maar worden door de kunrt gemaakr. Ik teken dit eens voor altyd aan; want by de darmen en bloedvaten heeft zulks insgelyks plaats. De hals der Galblaas , verheft zig in de Galblaasbuis, DuStus cyfticus; deeze deelt zig weder in de Leverbuis , Ductus hepaticus , die zig, zo als ik ftraks zeggen zal , in de Lever verfpreidt, en in de gemeene Galbuis, Ductus choledochusywelke de gal in den twaalfvingerdarm voert. _ E 2 De  •58 De ONTLEEDKUNDE. De Lever krygt verfcheidene bloedvaten; zy heeft eene eigene flagader.die van de bovenbuikscheslagader, caliaca, afftamt; de Poortader, Fena portarum , verliest zig gehéél*in dezelve , en boven dien krygt zy nog groote takken der holle ader , Vena cava. Omtrent het innerlyke'maakiel der Lever, merken wy aan, dat zy uit enkele vaten beftaat , die door een onregelmaatig Celwysweeffel, met elkander verbonden zyn. De bloedvaten verfpreiden zig in de Lever, op de volgende wyze. Een tak der Poortader, Kamus vena portarum, de lever Slagader, Arteria hepatica, een galvoerende buis, ductus UHferus, en een zenuw loopen nevens elkander ; zy zyn met een byzonder viies, dat de beurs van Glissonius , Cupjula GliJJonii, genoemd, en aan den boezem der Poortader van den breeden band gevormd wordt, omkleed In de Lever zelve maaken zy kleine lichaamen, of lever graantjes, Acini bepatici, uit welken waarfchynelyk de gal wordt afgezonderd. De Lever heeft boven dien nog zeer veele watervaten. Zy is dikwerf aan ontfteekingên en verzweeringen onderworpen. Somwylen ontftaan zodanige verzweeringen, aan zulk een deel, daar zy met het middenrif aangewasfen is; wordt dat zelve doorvreeten, zo ftort de etter zig in de borft uit, en maakt tusfchen de tweede en derde Rib een borftzweer. Ja men heeft aangemerkt, dat, wanneer de Long te gelyk met het Middenrif vergroeid is , zodanig eene verzweering door braaken geëindigd is. RiuLanus tekent een geval aan, in welk de etter door de maag geledigd is. Ontftaan zulke zweeren, aan'de buiten  De ONTLEEDKUNDE. 69 tenoppervlakte, zolheeft men ze dikmaals geopend , en gelukkig geneezen, Wanneer de Lever gewond wordt, onrdaat 'er eene hevige bloedllorting, en de lyder gevoelt eene deekendefmart, welke zig tot het zwaardwv ze Kraakbeen uitftrekt, en gal uitbraakt Wanneer hy op den buik ligt, bevindt hy zig beter dan in eenige andere houding. Zo de wond niet diep is, kan zy geneezen worden; in het tegengedelde geval is het gevaarlyker. Na zwaare hoofdwonden volgen gemeenlyk verzweenngen der Lever. Bkrnhardus heeft da oorzaak daar van in een byzonder werk onderzocht. In de Galblaas vindt met fleenen , die fomwylen door de galbuizen geloosd worden; maar. zyn deeze buizen , door fteentjes of anderszins verdopt, zo ontdaan allerleije zwaare toevallen. Een voorbeeld daar van zal ik hierna by brengen. Men heeft de doiren van eieren, als een goed middel, voor de in de galbuizen verharde gal, voorgellaagen. D E M I L T. De Mtlt , Spiert, ligt in het achterfle en bovenlle gedeelte der linker bovenbuikzyde, Regio hypochondriaca jïnijïra, in den boog der ribben en des middenrifs, van het tiende rugwervelbeen tot den eerden lendenwervel. Zy heeft eene holle en bolle oppervlakte en twee uiteinden; met de bovende,iszy aan het Middenrif gehecht , door den middenrifschen Miltb\nd , Ligamentum phrenico lienale, met de onderde doot zy op de linker Nier, en is door een'Beursband beveftigd. Zy krygt eene dagader van de E 3 boven-  70 De ONTLEEDKUNDE. bovenbütksche Slagader , Cceliaca, die op haaren weg veele omwendingen maakt, nevens eene ader, die een tak der Poortader is Deeze bloed, vaten worden in zeer kleine takken verdeeld, welken op het laatft met elkander gehkwydigloopen, en door een los weeffel verbonden zyn. Het bloed wordt in de Wilt, door de langzaame beweeging, en door de nabygelegenheid des Karteldarms en der Maag, waarvan geftadig fcherpe alcalifche dampen ontftaan, tot eene rotachtige natuur opgeloft , en daar door tot de afzondering der Gal bekwaamer gemaakt. Wordt zy gekwetft, zo loopt uit de wond een zwartachtig bloed; de lyder klaagt over groote benaauwdheden, en gevoelt hevige fmarren aan de Imker zyde. Stort 'er veel bloed in dén onderbuik, en kan het zelve niet uitgeloosd worde, zo kunnen 'er doodlyke toevallen uit ontftaan. DE MAAG. De Maag , Ventriculus, ligt in den bovenbuik en linker bovenbuikzyde ; zy heeft twee oppervlakten , eene voorfte en eene achterfte, en twee boogen , een bovenfte kleine, en een onderfte groote. Zy heeft wyders twee openingen», de linkere heet de bovenste mond , Cardia, en is de opening des Slokdarms; de rechter heet Poortier , Pylorus, en is het begin van den twaalfvikgeren darm , lnteflinum duodenum. Door den Maagmiddenrifband , ligamentum 'gafiropbrenicum is zy aan het middenrif gehecht; zy krygt haare bloedvaten van de BOVEivEuiKscHE Slagader, Cceliaca. . De Maag  De ONTLEEDKUNDE. 71 Maag beftaat uit vier vliezen, bet buitenvltes, m mbrana cxterna, dat van het netvlies, Ominium , komt, het spierachtige, mufculofa, het Zenuwachtige tNervea, en Donsaoitige, VUloja. In de Maag ontltaan dikmaals verzweeringen , die , of'fchoon zy wegens de groote aandoenlykheid van dat ingewand, met zeer hevige toevallen verknocht zyn, echter forrwylen geneezen worden Wanneer de verzweering in de Maag zelve eene opening maakt , is zy minder gevaarlyk, dan dat zy in den onderbuik doorbreekt. Ook zyn de Maagwonden niet altyd doodlyk. DE DARMBUIS. De Darmbuis, Canalis inteftinorum beeft insgelyks vier vliezen, uitgenomen het bovendeel des Twaalfvingerendarms. Zy wordt in dl nne en dikke darmen, Inteflina tenuia & CraJJa, afgedeeld De dunne darmen beftasn uit den twaalfvingeren darm, intefiinum duodenum, die van den Poortier afgerekend , twaalf vingeren breed lang is, uit den nuchteren en omgewonden darm , lnteflinum jtjunum & ileum De dikke darmen beftaan uit den bunden darm, Itefiinum. cacum; deeze is zeer kort. Ter plaatze daar de omgewonden darm zig influit , is een klapvlies, Valvula Bauhini genaamd, dat uit twee bladen, beftaat, ten einde uit het dikke ge* darmte niet weder te rug kunnen keeren, geplaatft. Deeze blinde darm heeft nog een klein wormwys aanhangsel, Procejjus vermkularis, waar in zeer veele kleine klieren gevonden worden; E 4 zyn  72 De ONTLEEDKUNDE. zyn waarfchynelyk nut beftaat veelligt daarïn, dat m dit aanhangfel eene vochtigheid afgekieinsd wordt , welke in den Karteidarm loopt, om den- afgang te bevorderen. De tweede dikke darm is de Karteldarm , Colon , en de derde de Endeldarm, Rectum. Deeze gantfche buis heeft eene groote menigte klieren, welken naar haaren uitvinder Glanduia Brunneri genoemd worden. Zy zyn aan het Darm .cïieil , Me. jentertum, gehecht, en krygen hunne bloedvaten van de bovenste en onderste Darmscheels bloedvaten , Meferaka fuperiores 6c inferior-es. De darmen zyn veele ziekten onderworpen, die de Heelkundigen dienen te weeten. Wanneer de vliezen der darmen in eikander fchuiven, zo wordt het toeval Intusfufceptio genoemd; wordt daar door den doorgang van den drek verhinderd, zo ontftaat het Mijerere. Doch heb ik ookdergelyke toevallen na den dood, in zulke lyken aangetroffen, die by hun leven over niers geklaagd hadden. Schiet het gedarmte uit zyne plaats, zo ontftaan 'er breuken De nuchtere Darm zakt gemeenlyk door den navel, en veelal met een gedeelte van het Net, vermits hy daaromtrent ligt. De omgewonden darm, neemt byna de gantfche buikholte onder den navel in , en veroorzaakt de Lieschbreu- ' ken. Een byzonder foort van breuken heeft de Heer Littre waargenomen. 'Er wordt (legts een deel van den darm in den Breukring bekneld, die tevens eenen byzonderen zak maakt, en in de overigen darm is fioch opening genoeg om den drek door te iaaten. De toevallen by dit foortvan breuken zyn zo geyaailyk niet als by eene gantfch beknel-  De ONTLEEDKUNDE. 73 beknelde; doch zy zyn bezwaarlyker te kennen. En de Heer Littre belydt zelf, dat hem een menfch aan zodanig eene geftorven is, om dat hy ze niet kende. Wanneer hybybeklemde breuken, door den brand bedorven is , zo is 'er geen ander middel overig dan hem aftefnyden , en eenen konftigen aars te maaken. De Heeren Petit en Le Dran, leeren ons de middelen en handgreepen, die men by gewonde darmen ten aanzien der naaden in acht te neemen heeft. By kinderen is dikwyls de Aars uiterlyk ten eenemaale gellooten; hier moet men hem door een Lancet openen. Wanneer een gedeelte des darms door het vuur bedorven, en weggefneden is, zo kan men het bovenfte einde in het onderfte fchuiven, en te zamen hechten, en fomtyds zonder kunftigemaars geneezen. Ramdoler heeft zulks bekend gemaakt, en ik zelf heb zodanigen geneezen. HET DARM SCHEI L. Het Darmscheil, Mefenterium, is eene ver* dnbbeling van het Buikvlies, Perüonceum; tusfchen welke vaten en klieren liggen; het heeft zyn oorfprong achterwaards aan den wervelgraat, en houdt, zo als gezegd is, alle darmen in hunne natuurlyke plaats, en deelt tevens den buik in het bovenfte en onderfte deel; dat gedeelte welk aan de dunne darmen zit, wordt Mefareum, dat aan den Karteldarm , Mefocolon, en dat aan den Endeldarm, Meforeblum, genoemd. E 5 HET  74 De ONTLEEDKUNDE. HET ALVLEESCH. Het Alvleesch, Pancras, is eene lange zamengeftelde klier. Het ligt in den bovenbuik, naar de lengte, aan het onderdeel.der maag, en is meerendeels aan den TwaalfVingeren darm' bevestigd. Aan de linker zyde hangt het met de Milt, door vaten en vliezen zamen. Het beftaat uit eene menigte kleine klieren. Alle zyne ioosbuisjes maaken eene doorzichtige buis , de Alvleeschbuis , DucJus pancreaticus , genoemd, die de huid desTwaalivingeren darms doorboort, en een vocht affcheidt. Zyne flagaderen krygt hy deels van de Milt-slagüder, Arteria fplenica,en deels van de bovenste darmscheilsslagader , Miferaica fuperior. DE NIEREN. De Nieren, Renes , liggen in de Lenden holte, achter het Buikvlies: zy hebben twee oppervlakten en twee randen; eene holle en eene bolle oppervlakte. Zy krygen haar bloed van de groote slagader, Aorta, doordeNiiR of Melkvaten, Vafa renales, feu, emulgentia. Zy hebben eene tweevoudige zelfftandigheid, de eene mergachtig en de andere bastachtig; deeze laatfte maakt verfcheidene deelen , die als ftraalen naar het midderpunt loopen, en eindigen in tien, oftwaalfrepels,diede Waterbuisjes van BelliMs, 7ubuli uriniferi Beltint, genoemd worden, waar uit de pis voortvloeit; zy zyn met zekere vliezen, die trechterwyze verlengsels , Calices y. heeten, omvangen ; deezen zamen genomen,  De ONTLEEDKUNDE. 75 men, maaken de driehoekige holte , Cavum triangulare, of het nifrbekken, Pehis renalis[ uit Wanneer de Nieren gekwetst zyn, is het' waterloozen bezwaarlyk en bloedig, en de Lyder gevoelt pyn aan het manlyk lid en den balzak; en naardien de wonde door de pis geftadig bevochtigd wordt, zo blyven 'er ligtlyk Pyp- zA'eeren na. Op de wond des Pisleiders volgen hevige fmarten in 't wceke van den Buik; de Pis is bloedig ; en wanneer de Pisleider is afgefneeden, zo is hec waterloozen afgebrooken, aangemerkt de Pis in den onderbuik wordt ujtgeftort, en aldaar in korten tyd den dood veroorzaakt. 'Er worden ook fteenen in de Nieren geboren; dezelven uit te fnyden is niet doenlyk, zo min als uit de Pisleiders. Maar zyn zy reeds door de zelfilandigheid der Nieren heen gebroken, en maaken zy een uitwendig gezwel, zo kan men hetzelve openen en den Steen 'er uitnaaien , offchoon de heeling zeer bezwaarlyk en dikwerf onmogelyk is. Ter oorzaake van een' Heen in de Nier, heb ik den rechter Pisleider, een arm dik opgezwollen, vol van wit ettervocht gezien , dat door een zweer naar den Navel toe doordrong, en , fchoon geneezen, echter na eenige weeken den dood ten gevolge hadt. DE BYNIEREN. Boven yder Nier ligt nog een klein hol lichaam, datBYNiER, Ren fuccenturiatus, genoemd wordt. Zy krygenBladeren en aderen, en zyn met een bruinachtig fap gevuld; haar gebruik is heden nog onbekend. DE  76 De ONTLEEDKUNDE. DE PISBLAAS. De Pisblaas, Vefica urinaria, is een vliesachtige zak, die onder het Buikvlies', in het Bekken , by Mansperfoonen tusfchen het Schaambeen en den Endeldarm, by Vrouwen daarentegen tusfchen^ het evengenoemde been en de Lyfmoeder ligt. Zy wordtin den bodem ,/un.dus, en den hals, Cervix, afgedeeld; van het Nierbekken, Peivis renalis, gaat eene lange buis, Pisleider,Urether, genoemd,naar beneden; die tusfchen de vliezen in de Blaas gaat , en de Pis derwaards voert. Haare zelfftandigheid beftaat uit vier Vliezen: de eerfte komt van het Buikvlies; de tweede beftaat uit lange Spiervezelen; de derde uit vaten en zenuwen , en de vierde uit fynen dons; zy is geftadig met een flvmvocht bezet. Aan dit Ingewand gefchieden verfcheidene operatiën; als, de kleinfnede, waarvan voornaamlyk drie foorten zyn, waartoe alle verfcheidene Heelwyzen der hedendaaglche Wbndartfen kunnen gebragt worden. Zy zyn, ten u) de hooge fnede. Ten 2.) met het groote, en ten 3.) met het kleine gereedfchap De eerfte foort is, ter oorzaake van veele zwaarigheden, niet meer in gebruik ; zy wordt boven het Schaambeen in den bodem der blaas gemaakt. De twee laatften gefchieden in de Bilnaad, Perinaum. De operatie met het groote gereedfchap , dat om de menigte der noodige tuigwerken aldus genoemd wordt, gefchiidt op eene dubbelde wyze : ten 1) door eene opening in den Pis weg : ten 2.) als men de Pisblaas ter zyde opent. Dit was de beroemde Methode van Broeder Jacob; en Rau  De ONTLEEDKUNDE. 77 Rau heeft ze tot volkomenheid gebragt. De opratie met het, kleine gereedfchap wegens de weinige tuigwerken aldus genoemd , gefchiedt op de volgende wyze : men drukt den Steen door middel van twee in den Endeldarm geftokene vingers in den hals der Pisblaas; maakt op den fteen eene infnede, en trekt hem 'er dus door de wonde uit. By de opftopping van het water, moet men zomwylen de pis door middel van het Troisquart loozen. Voormaals bragt men hetzelve door de Bilnaad in de Blaas. Veel zekerer en bekwaamer is echter de manier van Flurand, waar by de opening door den Endeldarm gefchiedt. Eenmaal heb ik de vier vliezen der Pisblaas van elkander gefcheiden, en de CelMofa vol warers gevonden. DE MANLYKE TEELDEELEN. De Manlyke Teeldeelen, Partes genhaks Virorum , worden in inwendigen en uitwendigen gedeeld; de inwendigen zyn de Zaadblaasjes, Peficula feminales , die uit veele cellen beftaan, en aan den hals der Blaas geplaatst zyn; de Voorstander, Glandula profiata, ligt insgeiyks aan den hals der Blaas, als mede de Tegenvoorstander , Antiproflata , die iets' verder voorwaards ligt. De uitwendige Teeldeelen zyn de Roede , Penis , de Balzak , Scrotum , en de Ballen, Tefticuli. De Roede beftaat uit drie fponsachtige lichaamen, waar van het eene den Pisweg omvangt, en het Roedehooedje , Glans Penis , uitmaakt ; 'er gaan twee fladderen en een ader in , die de Rug^der , Dorfalis, genoemd  78 De ONTLEEDKUNDE. noemd worden, in de cellen eindigen, en de opheffing veröorzaaken. De Balzak, fcrotum, is buiten de algemeene bekleedfels nog mee de Tunica Darm omzet. De Bal is met de zaadstreng en-eigen balrok, Tunica funiculi <£? teftis propria, en met nog eene eigene huid bekleed ; hy beftaat uit op elkander gewondene vaten. Deezen komen van onder de Nieren uit de groote Slagader, Aorta, en HolleaD'-r, Vena cava, en gaan door eene byzondere opening, Annulus muscularis, uit den onderbuik. Aan den Bal vindt men nog een aanwas, of bybal, Epididymis, die uit het afvoerend Vat, Vas deferens, beftaat, en over elkander gebogen ligt. Dit Afvoerend vat ftygt door den spierring, Annulus muscularis, in den onderbuik, eindigt in de Zaadblaasjes, en brengt het zaad uit den Bal derwaards; uit de zaadblaasjes wordt het door kleine loosbuisjes , Emisfaria, in den Pisweg,en door den Voorftander in eene verhevenheid, die Haanenhoofd, Cuput Gallinaginis, genoemd wordt, afgezonderd. De binnenvlakte van den Pisweg is nog met veele kleine klieren bezet, die van Littre, welke ze befchreeven heeft, haaren naam ontvangen hebben. De buitenfte huid van den Balzak gaat dikwerf door het koudvuur verlooren, zo dat de ballen bloot liggen; doch'er groeit ligt een andere huid. De Waterbreuk, en een verharde Bal, zyn gebreken die deeze deelen ligtlyk treffen. Om het eerste uit den grond te heelen, flaat de Hr. Pot de volgende geneeswyze voor. Men zal door middel eener lange naald, een draad, van onder naar boven, door den gantfchen balzak trekken. Door de ontftee- king  De ONTLEEDKUNDE. 70 Icing en de verëttering, die hierop volgt, hoopt hy dat de fchederok met den Bal zamengroeijen, en aldus eenen nieuwen aanwas van water voorkomen zal. Behalven dat deeze operatie fmartlyk en gevaarlyk is, blyft het immer twyfelachtig of de Schederok geheel en al met den Bal verëenigen zal. De Heer Schmückker heeft gevonden, dat het water niet door de gantfche oppervlakte der huid; maar alleenlyk door byzondere Waterblaazenuitlekt; deezenfnydt hy weg,laat de gemaakte wond een tyd lang etteren, en geneest daar door de waterbreuk in den grond. Deeze geneeswyze befchryfthy in het tweede deel zyner Aanmerkingen. Pag. 352. Dezelfde Scnryver heeft een by< zonder foort van waterbreuken aangemerkt, het water verzaamelt zig naamlyk fomtyds in de Schede der Zaadilreng zelve, het gezwel is dan ongelyk en hard, zo dat men het voor een Knoestgezwel zou houden, en boven dien is het met lluiptrekkingen cn andere zwaare toevallen verbonden. By het afzetten van den Bal hou le ik het altyd voor zekerer, de Zaaditreng niet te onderfcheppen , maar het verbloeden door fteekwieken, en door een vier en-twintig uurige drukking des vingers, te beletten, en fchoon fommige Schryvers het gevaar van deeze onderfchepping ontkennen , heb ik en anderen zulks dikwerf gezien. Zie myne Aanmerkingen lire Deel Pag. 52. In de Pisbuis ontftaan fomtyds na eenen kwalyk genee^enen Druiper, pypzweeren.welken tnoeijelyk te heelen zyn. In het eerite deel der heelkundige méngelfchriften van den Heere Schmückker. vindt men over dit foort van pypzweeren, en derzelver geneezing, zeer goede aanmerkingen. Aan het manlyke lid vallen ook ver-  8o De ONTLEEDKUNDE. verfcheidene operatiën voor; als, wanneer de voorhuid te naauw, of het toomtje te kort is, zo zal in beide gevallen de byflaap moeijelyk zyn, en dit gebrek moet men door de operatie verbeteren. Integendeel in een Phymofis, welke van een Venerifche oorzaak voortkomt, houdt de Heer Chardanf. deeze operatie niet alleenlyk voor fchadelyk, maar ook van geen nut, doch welk gevoele ik niet omhels. Eindelyk kan ook het manlyke lid door fchurfc, of ander bederf uit venerifche oorzaaken ontdaan, weggenomen worden, en men vindt veele gelukkige uitflagen van deeze operatie. In de heelkundige waarneemingen , leert Reges zelfs, hoe men het verlies van dit lid door een kunstlid zal herltellen. DE VRCUWLYKE TEELDEELEN. De Vrouwlyke Teei.deei.en, Partesgenitales mulierum, worden ook in inwendigen en uitwendigen verdeeld: de inwendigen zyn de Lyfmoeder Uterus, de Eieunesten , Ovaria, de Banden der Lyfmoeder, Ligamenta uteri, de Schede Vagina. De Lyfmoeder is by Maagden een holachtig lichaam, hebbende de gedaante van een Peer; maar by Vrouwen, welke reeds gebaard hebben, heeft zy eene andere geftalte. Aan den bodem zyn twee buizen , die met eene wyde opening eindigen, Fallopiaansche buizen Tuba fallopiana, en aan den rand met fronszelen bezet zyn , geplaatst. De Hals der Lyfmoeder , Collum uteri, hangt vry in de fchede, en heeft eene kleine opening, die de uitwendige mond der Lyfmoeder genaamd wordt. De Eiernesten zyn twee wit-  De ONTLEEDKUNDE. 81 witachtige lichaamen, liggen aan beide zyden, en zyn aan de breede banden der Lyfmoeder gehecht. Zy ontleenen hunne bloedvaten, even als by de Mannen , van de gkoote Slagader, Aorta en groote Holader Vena cava. Van den bodem der , Lyfmoeder gaat nog een band benedenwaar Js, de ronde Band, ligamentum rotundum genoemd, die door den Sp.ierachtigen ring van den onderbuik uitkomt, en zig in bet vetvliesvan het Deibeen verliest. De Schade der Lyfmoeder, Vagina uteri, is eene holle Buis, welke zeer veel fronzelen heeft, wordende verdeeld in eene voorlte en achterfle rei. Columna rugarum anterior &3 po/lerior. Daar de pisbuis m de fchede uitkomt, bevindt zig een kliene heuvel, Projlrata SanBoriana genoemd. De uitwendige deelen; zyn de ScHAAMEiPPEN,Z.^i^f«/^i waar die zig achtervvaards vereenigen, maaken zy eenen kleinen band, Ligamentum naviculare. De Nimfen, Nimphee, vereenigen zig by de zamenvoeging des lchaambeens, en vormen aldaar de voorhuid van den Kittelaar , Praputium Clitoridis. De Kittelaar , Clitoris, is een klein lichaam,hebbende de gedaante van een ekel; welke zyne holachtige lich aamen , Corpore cavernoja heeft, en over den voorftander van Sanclorius gaat, zynde by maagden een wit vlies, het welk de gantfche fchede omringt, en het maagdenvlies, Hymen, genoemd wordt. In de eijernesten ontftaan fomtyds watergezwellen; welken men dikwylsvan zulk eene ongehoorde grootte gevonden heeft, dat zy honderd en meer quart waters inhiejdeu, In de fchriften van de Haarlemfche Maaifchapy der Weetenfchappen, wordt aangemerkt, dat het aftapF pen  Sa De ONTLEEDKUNDE. pen door een gewooneTroiquart, het flechtste micfdel is, aangezien het water zig daarna weder zeer fpoedig verzamelt, en den dood verhaast; integendeel is het voordeeliger het water door eene groote infnyding aftetappen. De Lyfmoeder valt ook dikmaals in de fchede, en men heeft reeds aangemerkt dat zy zig by het baaren als een zak omgekeerd heeft, en uit het Lyf gevallen is. In zulke gevallen moet dezelve, zo dra mogelyk, te rug gebragt worden , wil men zig voor de* gevaarlykste toevallen behoeden. Men zoektze als dan door moederringen te rug te houden; Een zeer bekwaam Werktuig , daar toe dienende,' is in de Werken der Haarlemfche Maatfchapy Tom. lh Pag. 17. befchreeven. De Kittelaar wordt fomtyds, of door venerifche of door andere oorzaaken fchurftachtig; en verfcheidene gelukkige gevallen hebben geleerd, dat hy, zonder gevaar, afgezet kan worden rik heb een'Kittelaar van een vinger lang en dik, vermits zodanig een de byflaap belet, afgefneeden, en in korten tyd geneezen. DE INGEWANDEN DER BORST. _ De gantfche Borstholte heeft eene kegelachtige gedaante, boven is dezelve eng, en onder wyd. Zy wordt gemaakt van de waare Ribben, Cofla vera; het Borstbeen, Sternum; benevens de Rt ggegraat, Spina Vertebralis ,-en het Middenrif, Diaphragma is tusfchen deezen en de Buikholte het affcheidzel. Dit is een Peesen Spierachtig Vlies. De peezen loopen in de midden zamen j en maken aldaar het zoge-  De ONTLEEDKUNDE. 33. genaamde Peesachtig middenpunt, Centrum undweum. Van vooren is het aan t Zwaardgelvkende uitfteekzel, de twee laatste waare Ribben, en aan den Kraakbeenigen rand, welken die valfehe ribben uitmaaken, gehecht,- naar achteren verliest het zig in twee fpierachuge beenen, die aan de lichaamen der Lenden wervelen vast gemaakt zyn. Met heeft drie openingen, door de eerste ftygt de Holader in de Borst; door de tweede gaat de Slokdarm in den Onderbuik; en door de derde , die tusfchen de twee gemelde beenen ontftaat, laat het de groote Slagader, de ongepaarde ader, Vena azygos, en de Borstbuis, Duclus tboracicus ,door. Zyne Slagaderen onftaan uit de groote Stagader, Aorta, en de Zenuwen , (die middenrifs Zenuwen , JServt pbremci genaamd worden,) van de halszenuwen. Als het middenrift in zyn peesachtig middenpunt gekwetst wordt, dan bevindt de Lyder aan de gekwetste plaats een zweer, vervalt in dolhoofdigheid,'er ontftaan benaauwdheden, hoesten, en hevige pynen, als voorboden van den dood. Integendeel wordt een wond in het fpierachtig gedeelte, als een vleeschwond aanr gezien, en niet voor gevaarlyk gehouden. HET BORTVLIES, Pleura. Het Borstvlies beftaat uit twee byzondere Zakken , die in het midden zamen komen, en aan den linker rand van het Borstbeen vast zitten; gaan van hier, midden door de Borstholte, vereenigen zig, en maaken het middenschot, Mediaftinum, uit. Hier uit volgt, dat de rechter zak Fa van  8+ De ONTLEEDKUNDE. van het Borstvlies, de gantfche breedte van hec Borstbeen grooter is als de linker. Beide de Zakken hebben geen de minste gemeenfchap met elkander, en 'er is ook geen lucht in dezelven. Of het Borstvlies weezenlyk ontftooken wordt, daar over zyn de Phyfyolosen nog zeer verfchillend. De Hoogleeraar Baljoiger heeft deeze ftrydigheden in eenige vraagiïukken voorgéfteld. Indien ondertuslchen naar eene longontlteeking of andere veretteringen der Long, de etter in de Borstholte geftort wordt, en niet door de Luchtbuis uitgeworpen kan worden, dan moet men het openen der Borstholte onderneemen. Dit gefchiedt naar achteren, vyf of zes vingeren breed van de ruggraad, tusfchen de twede of derde, van boven naar onderen ; of tusfchen de derde en vierde valfche rib, van onder naar boven gerekend. DE LONGEN. Fulmones. De Longen richten zig zeer naar de figuur der zakken van het Borstvlies; zy hebben gevolglyk boven een ftornpe punt, Apex onder een breeden grond, Bi fis , welke zig naar het middtnrift richt, en deswegen van vooren aan de zesde rib begint,doch achterwaards,methet rniddenfcheil, tot aan de zevende waare rib, gaat. De rechter Long is grooter en heeft drie kwabben ; de linker integendeel is kleiner, en heeft' 'er flechts twee. De zelfftandigheid der Long beftaat uit Luchtvaten, Bloedvaten en Zenuwen, welken door het Vetvlies onder elkander verbonden, en met de buitenste huid overtrokken zyn.  De ONTLEEDKUNDE. 85 zyn. De Long krygt eene flagader uit de voorde holte van het hart, welke zig terltond in twee takken verdeelt, waarvan naar elke Long één gaat; de rechter tak is langer en dikker, dog de linker is korter, waaruir, in de vrucht, de Slagaderbuis van Botallus ontibat, en door deeze gaat het bloed over in de groote Slagader; by volwasfenen is dit Canaal toegegroeid. Van gelyken zyn er nog vier aders, waar van twee aan ieder zyde liggen, de bovenste tak is opklimmende , doch de onderste afdaalende. Hippocliatës houdt de wonden van de Long voor doodlyk; evenwel hebben niet alleenlyk de Wondartfen deeze Helling, door de ondervinding, wederlegd; maar wy hebben ook in den laatsten oorlog een groot getal longwonden, zo door kogels als fteekende inftrumenten veroorzaakt, geneezen. Alles komt alleenlyk op de gekwetste Bloedvaten aan. Wanneer groote takken der Slagaderen of Aderen digt by het Hart doorlloken worden, dan is er geene geneezing te hoopen, nademaal de bloedltorting, welke niet gelluit kan worden, het leven fchielyk doet eindigen. De gefchootene wonden zyn niet zo gevaarlyk , wanneer zy niet tevens de Ribben en uitlleekzels der Wervelbeenderen verbrooken, en de fplinters in da Long gedreeven hebben; vermits de verfcheurde Bloedvaten zig ligter te rug trekken, en de bloedltorting verhinderen. By de geneezing van zulke wonden, moet de Lyder zig in rust houden, men moet ruime aderlaatingen in 't werk Hellen, en by het verbinden, de buiten lucht door vuur verwannen. F 3 HET  te De ONTLEEDKUNDE. HET MIDDENSCHOT. MsdtasHnum. Het Middenfc hot is dat vlies, 't welk midden door de gantfche "borst gaat, en vsn de zakken van het borstvlies gemaakt wordt. Het heeft boven een driehoekige ruimte, waarin de borstklier ligt. In het midden komen de beide vliezen zeer digt aan elkander. Van onderen heeft het mede een driehoekige ruimte, welke nogthans grooter is dan de voorige. In deszelfs verdubbeling liggen de Longen, het Hartezakje, het Hart, de Slokdarm, de bovenste Holader, en de Zenuwen van het agtlte paar, geflooten. Het verdeelt de .borst in twee gelyke holten , en maakt, dat, -'wanneer de Long aan de eene zyde gekwetst, of bloed, water, etter, of lucht in de eene holte geltort is, hetzelve niet tot de andere overgaan, de ademhaling ten eenemaal beletten, en den dood veroorzaaken kan. Wyders dient het daartoe, om het Hart, het Hartezakje, en het Middenrif te onderfteunen, en byzonderlyk, om het laatste, met de aan zig gehechte Lever niet te zeer ter neder te doen zakken. DE LUCHTPYP. Aspera arteria. De Luchtpyp wordt gemaakt door het Strottenhoofd, Larynx, deszelfs Stam, Trtinais, en de beide Luchtpypstakken , Bronchia. Het Strottenhoofd beftaat uit vyf kraakbeenen; als het Schildwyze Kraakbeen , Cartilago thyroidea, het Pingwyze, Cricoidea, twee spleetmaakende Kraakbeenen, Cartilagines Arytemidea, en het Strotkxapje , Epiglottis. De Spleet-  De ONTLEEDKUNDE. 8/ Spleetmaakende Kraakbeenen maaken zamen de Strotfpleec, die met haare banden het voornaamfte tot het maaken der toonen bybrengt. De Long met de Luchtpyp verbeeldt een zonderling met zyde overtrokken blaasinftrument. De toonen worden gevormd door de beevende beweeging van den Strot. De Stam beftaat uit agttien of twintig Kraakbeenige ringen, die by Vrouwen rond, maar by Mannen, ovaal zyn. Deeze ringen zyn flechts drkelfneden. Achterwaards maaken deeze ringen door derzelver affnydzelen eene afwyking uit,welke door een fterk vlies, van den flokdarm afkom{tig, vereenigd wordt. Kindelyk verdeelt de Luchtpyp zig in twee takken , een rechter, die wyderen korter, en een linker, die enger en langer is. . Deeze verdeelen zig weder in ontallyke anderen, die zig door de gantfche Long verfpreiden,en in dezelve haare kraakbeenige zelfftandigheid verliezen. Rondom deeze luchtpyps takken zyn een meenigte zwarte klieren, welken Lucht* pypsklieren , Glaudulce bronchiales genaamd worden. Wanneer door ontfteeking der banden en klieren van het Strottenhoofd, de Strotfpleet geflooten wordt, is deeze toeftand in korten tyd doodlyk; ten zy men denzelven door de Strotsneoe, Bronchotomla, ter hulpe kome. Dit wordt op de volgende wyze gedaan; men doorfnydt dé uitwendige huid, en maakt met een Lancet eene opening tusfchen twee der bovenfte ringen van de luchtbuis, gemeenlyk tusfchen de derde en vierde; daarna brengt men een buisje in deeze opening , waardoor de Lyder zynen adem haalt, tot dat de ontfteeking verdweenen zy. EerF 4 tyds  88 De ONTLEEDKUNDE. tyds hieldt men het; doch ten onrechte, voor doodlyk wanneer de luchtbuis gantsch doorgefneeden was, daar ik dezelve dikmaals genee.?enheb; doch dan was het achterste vliesachtig gedeelte niet ten eenemaale doorgefneeden. DÉ SCHILDKLIER. Glandula tbyroidea. Deeze ligt over het Schildwys Kraakbeen, en is een cigenfoortige'klier, welke met de borstklier en voornander de meeste overeenkomst heeft. Zy ontvangt groote bloedvaten , die Schildaderen en Slagaderen genoemd worden; hun gebruik is niet ten eenemaale bekend, vermies men geen ontlastbu'is gevonden heeft: waarfchynelyk zonderen zy door haare poriën een vocht in de Luchtbuis af. Wanneer de kleine afvoerende vaatjes van deeze Klier verftopt worden , en 'er de vochten in verzamelen, ontftaat het zogenaamde Kropgezwel; waaromtrent, het gezwel tot een merkelyke grootte gekomen zynde , de operatie niet meer aanteraaden is; om dat zy menigmaal door groote bloedflortingen den dood veroorzaakt heeft. La Fosse pryst in zy. ne verhandeling aan, eene ftooving, van gebranden Spons, tweemaal zo veel Aluin, een weinig Myrrhe, Geerftemeel, Tarwenmeel, Peper en Muscaat, dat men met doir van een Ei tot een pap maakt, als een zeer werkzaam middel, om kropgezwellen te doen verdwynen. DEBORSTKLIER. Glandula Tbymus. Deeze ligt achter het handvatfel van het Borst- been  De ONTLEED KUNDE. 80 been, inde driehoekige ruimte van het midden fchot, en ftrekt zig uit tot aan het hartezakje. Zy beftaat uit twee klieren, waar van de rechter de langste is. Zy heeft eenige overeenkomst met de Bovenniersche Klieren , Glandula renales, vermits zy,even als die, eene holte heeft, waarin een zwartachtig vocht gevonden wordt; men treft ze alleenlyk by Kinderen aan, by volwasfenen verandert zy in eene vetachtige gedaante. Haare nuttigheid is onbekend. De Heer Mor and gelooft dat zy tot voeding der vrucht dient; vermits men 'er altoos een melkachtig vocht in aantreft, dat door Waterbuizen gaat , die geene Klapvliezen hebben, in de Borstbuis, Daclus thoracicus. Wanneer het bloed in vervolg van tyd door deszelfs dikte niet meer door de kleine vaten dezer klier kan dringen, houdt de voeding derzelver op, en zy verdwynt allengskens. HET HARTEZAKJE. Pericardimn. Dit is een kegelwyze zak, liggende tusfchen de verdubbeling van het'Borstvlies, waarvan hetnogthans geen vlies ontvangt; met zyne breedte ligt het op het peesachtig gedeelte van het Middenrif, en met zyn fpits is het aan den grond van hec hart, en aan de groote bloedvaten gehecht. Aan de groote Slagader geeft het een rolwys uitfteekfel. Het bevat in zig het hart en het hartevocht. Van het hart zal ik in 't vervolg handelen. DE SLOKDARM. Mfopbagus. De Slokdarm neemt aan de Keel, Fauces, F 5 zyn  Qo De ONTLEEDKUNDE. zyn begin. Zyne bovenste opening gelykt naar die van eenen trechter, en wordt het Keelgat Pbarynx genaamd. Hy gaat, met verfcheidene kromten, langs de linker en achteriïe zyde van de luchtbuis naar beneden, wendt zig onder om .de groote flagader, waar achter hy tot dus verre ligt,naar vooren; gaat door het middenrif, en eindigt in de maag. Omtrent het vyfde rug wervelbeen. Aan den flokdarm zyn twee klieren, ter grootte van eene Amandel: echter vindt men ze niet altyd. In dezelven wordt een kleevig vocht, dat het nederflikken der fpyze bevordert, afgcfcheiden. Wanneer deeze klieren zwellen, drukken zy den flokdarm zamen, zo dat 'er geen fpys meer door kan, en de Lyder moet door honger derven. Verheyen zegt zulks gezien te hebben. De flokdarm beüaat, even als de maag en darmen, uit drie rokken , een velachtige, een fpierachtige, en een vliesachtige. Wanneer beentjes, fpelden , of andere vaste lichaamen in denzelven blyven zitten, veroorzaakt zulks gevaarlyke toevallen. Wanneer men gemelde lichaamen beryken kan, tracht men dezelven door de vingeren, of een bekwaam tangje 'er uit te haaien, of door een daar toe gefcbikt inflrument in de maag te ftooten. In Schmuckker's heelkundige mengelwerken , Pag. 335 vindt men een merkwaardig voorbeeld, dat door gefmolten braakwynfteen in de middenader., Vena mediana gefpooten, een in den flokdarm valizittend lichaamtje, uitgebraakt werd. DE  t De ONTLEEDKUNDE. 91 DE B O R STBUIS. DucJus thoracicus. In de donsachtige rok , Tunica vittofa, der dunne darmen, ontfpringen kleine melkvaten, welken tusfchen hst Darmscheil, Mefenterium, tot in de Darmscheils klieren, Glandula mefereuca, gaan, en melkvaten van hüt eerste soort , Vafa la&ea primi generis., genaamd -worden. Van daar gaan zy tot den Chylzak, Capfula chyli, en heeten, melkvaten van het tweede soort , Vafa laclea fecundi generis De Chylzak is een vliesachtige zak, welke gemeenlyk op de twee eerfte lichaamen der Lendenwervelen ligt, en behalven dat nog veele watervaten heeft. Hieruit neemt de Borstbuis zyn begin , zomtyds is dezelve verdubbeld geiyk de Chylzak; hy gaat over de lichaamen der rugwervelen tusfchen de groote holader en ongepaarde ader, Vena azygos. Naar de hoogte, buigt hy zig omtrent den vyfden rugwervel naar de linkerzyde, en ontlast zig in de linker ondersleutelbeemsche ader, Vena fubclavia finiftra, en heeft voor haare opening een maanwys klap. vlies. In deeze buis loopen ook veele kleine watervaten, van de onderkaakfche enokfelklieren afkomftig. De Ontleedkundigen zyn het nog niet eens , of ook uit de dikke darmen melkvaten voortkomen, Bartholinus en Heister houden zulks (taande, doch anderen gelooven, dat men de watervaten daarvoor aangezien heeft. De voedende klisteeren , welke men by verfcheidene ziekten voorfchryft, zyn een fterk bewys van de waarheid van het eerfte gevoelen. * DE  92 De ONTLEEDKUNDE. DE UITWENDIGE BORSTEN, Mamma externa. Uitwendig aan de Borst vindt men, voornaamlyk by Vrouwen, nog twee groote klierachtige lichaamen, welken met denalgemeenen huid overtrokken zyn, en op haar voorste eenen tepel hebben. Zy bellaan uit eene menigte van klieren. Haare ontkstvaten eindigen in tien of twaalf buizen, die rondom den tepel gaan, en zig aldaar openen, waardoor, by Vrouwen, de mel!t afgefctieiden wordt. Dit deel is aan verfcheidene ziekten onderworpen, vooral by Vrouwen, en dan wel het meeste, wanneer de melk, na de nederfchieting, het zy dor koude of door andere rerugdryvende middelen, ftremt. Hier door ontftaan verzweeringen , die, al naar de omftandigheden zig opdoen, moeijelyk of gemaklyk te geneezen zyn. Doch Vrouwen, welken zelve haare Kinderen zuigen, zyn zelden aan die gevaar onderhevig. Kunnen nu de hardigheden noch door middelen, noch door verettering verdeeld worden, zo (laan zy gemeenlyk tot eenen gevaaariyken kanker over. Wanneer dezelve zig eerst opdoet, en dat het gif in het bloed nog niet overgegaan is, dan is de uttfiyding het eenigfte zekere middel; doch in het tegeogeftelde geval, houdvn eenige Schryvers zulks voor nadeelig, vermits daar door den dood niet dan verhaast wordt; echter is deeze ftelling niet volftrekt alge. meen, vermits ik fommige Borsten, in zulke omftandigheden, met een goed gevolg gefneeJen heb; alleenlyk moesten myne Lydereslèn, ook na de geneezing, nog een zeer ftreng dieet houden. OVER  De ONTLEEDKUNDE. 03 OVER DE INGEWANDEN VAN HET HOOFD. Deezen liggen niet, gelyk de voorigen, in eene gemeenfchaplyke holligheid, maar zyn aan verfcheidene deelen van het hoofd geplaatst. DE HOLTE DES MONDS, Cavumorh, is die holte, welke zig, van de lippen tot aan de halswervelen uitftrekt. Men verdeelt dezelve in een uitwendige en inwendige. De eerst genoemde wordt door de lippen en derzelver fpieren gemaakt; de andere integendeel wordt weder in een voorste en achterste verdeeld. De voorfie gaat van de tanden tot aan het zachte verhemelte , Palatum molk of velum palatinum. Deeze gantfche holte is met een vlies, het welk een verlengzel der opperhuid is , overtrokken. In deeze holte vindt men het Verhemeltevlies, zynde een middenfchot, tusfchen de voorste en achterste deelen van den mond* Het eindigt in vier boogwyze- verlengzelen , waarvan twee met de tong, en twee met het hoofd van den flokdarm vereenigd zyn. Het beftaat uit fpieren eu klieren. In het midden vertoont zig een klein kegelw_\s lichaam, Uvuia, dat mede uit fpiervezelen en klieren zamen gezet is, en vry in de holte van den mond hangt. Alles is met het algemeene vlies van den mond bebleedt. Tusfchen de boogen van het verhemeltevel liggen aan ieder zyde, twee klieren, amandelen, 1 onjilies, genaamd, welken door kleine ontlastbuizen zeker vocht in den mond aftcheiden. De  04 De ONTLEEDKUNDE. De Tong beflaat- de gantfche holte, is zeer beweegelyk, en beftaat meerendeels uit fpieren, zenuwen , bloedvaten en klieren. Zy is met eene Schederok , Tunica vaginalis, eene Netwyze , Tunica reticuiaris, en eene Tepelachtige , Tunica papillaris, bekleedt. Door de laatst genoemde gaan kleine ronde, platte, en langwerpige zenuwtepeltjes, die in de eerfte huid eindigen. De deelen deezer holte zyn aan verfcheidene ziekten onderworpen, waarvan ik hier eenigen zal aantekenen. Het Verhemeltevlies, en het Druifje lyden dikwils zeer veel by venerifchs toevallen, en gaan fomtyds wel geheel verlooren. Het Druifje wordt menigmaal ontftoken, zwelt, en wordt zo lang, dat het de ftem heesch maakt, en het nederflikken der fpyzen belet. Indien deeze zwelling uit eene waare ontfteeking van het bloed voortkomt, dan moet men aderiaaten, en met koeldranken doen gorgelen; doch is eene verzameling van fcherpe weivochten de oorzaak der zwelling, dan komen buikontlastingen, opdroogende en zamentrekkende middelen te pas. Wanneer het Druifje in het eerfte geval tot heet vuur over gaat, of in het andere geval wk, week , zwaar en zonder gevoel wordt, zo moei men het wegfnyden, op dat de naastaangelegene deelen niet mede ontftooken worden. «Scoltetus heeft tot deeze operatie'een zeer eigenaartig inftrument befchreeven. De amandelen worden even ligtlyk ontftooken, en (laan over tot verzweeringen, die, wegens de geduurige warmte van den mond, etteren, doch men moet dezelven openen eer zy van zelfs doorbreeken, vermits'er anders ligtlyk terugkeeringen ontftaan. By ontfteekin- gen  De ONTLEEDKUNDE. 95 gen van het ftrottenhoofd, moet men beide de kikvorschaderen onder de tong openen; doch zorgen, dat de onderliggende (lagaderen niet gekwetst worden Onder de tong ontftaan mede fomtyds gezwellen, die men kikvorschgezwellen noemt, en zo dra mogelyk tot verettering gebragt moeten worden; om dat zy, grooter wordende, het gebruik der tong hinderlyk zyn. Emdelyk dient nog aangemerkt te worden, dat de wonden der tong zig fpoedig fluiten, zo dat, wanneer de tong byna geheel doorgebeeten of door gefneeden mogt weezen , men het aanhangende ftuk vooral niet moes affnyden, maar de wond zamen hechten, wanneer zy ligtlyk heelt; doch wanneer de tong door kankerachtige zweeren aangedaan wordt, dan is de geneezing zelden mogelyk, hoewel ik in zulke gevallen gelukkige geneezingen gedaan heb. DE SPEEKSELKLIEREN. Glandula falivales. Men rekent voor deezen, de drie volgende paaren. 1) De oorklieren ,' Glandulaparotides, liggeade tusfchen den hoek der onderkaak, en het mamwys uitfteekfel des flaapbeens. Alle haare verfcheidene ontlastbuizen verëenigen zig in een lang gemeenfchaplyk canaal, dat door de Trompetlpier in den mond gaat, en de Buis van Stenon, Duclus flenonianus genoemd wordt. 2.) De K >arklieren , Glandula maxillares; die onder den hoek der onderkaak geplaatst zyn. Haar ontlastbuis opent zig onder de tong in den mond,  96 De ONTLEEDKUNDE. mond, en wordt de Buis van Warthon , Ductus JFarihonianus geheeten. Ondektongsche klieren Glandula fublinguales. Deeze zyn gelegen onder de tong. Haare ontlastbuizen openen zig tusfchen de zydeelen der tong, en het tandvleesch. Nog behooren hier toe de Kiesklieren, Glandula molares; de Wangklieren Glandula buccaks\ de Lïpklieren, Glandula labiales; de Tongklieren Glandula linguales; de Verhemelte- en lelklieren, Glandula palatina & uvulares, welken zig insgelyk met haare ontlasbuizen in den mond openen. DE NEUSHOLTE, Cavitas narium. Deeze wordt van het Ploegbeen , Os vomer , ïn tweeën verdeeld,en is vereenigd met de voorhoofdsboezems, Sinus frontaks ; de Kaakbeens boezems, Sinus maxillans, en de Wiggebeens boezems, Sinus fpbanoidaks, waarvan ik boven het voornaamste gemeld heb. Alle deeze holten worden door hetSlyaivlies van Schneider,7anica muccfa Schneideriana bekleed; doch is hier zo dik niet als aan dat gedeelte, 't welk de neusholte bedekt, en heeft ook minder bloedvaten en klieren; weshalven hier ook niet zo veel vocht, dan in de neusholte wordt afgefcheiden. In alle deeze boezems kan de veelvoet , yPolypus, onftaan, hoewel zulks meer in de neushokègefchiedt: immers heeft men dezelve in de boezems van het Voorhoofdsbeen , van de Bovenkaak, en van het Wiggebeen gevonden. Bertrand heeft 'er een gezien, die geplaatst was in den boezem van  Dê ONTLEEDKUNDE. 07 van de Bovenkaak, en van tyd tot tyd zo groot werd, dat hy het Kaakbeen en Verhemeltbeen van een drong, den mond vervulde, de oogen uit hunne holten dreef, en eindelyk de hersfenen zo fterk drukte, dat de Lyder door eene beroerte ïtierf. Deeze Veelvoeten ontftaan uit eene huid die met het beenvlies van het Bekkeneel vereenigd is. De 'Heer Levret heeft in het derde deel van het Geneeskundig Dagboek , een inftrument befchreeven, om dezelven af te binden. Wanneer men ze uittrekt, volgt 'er gemeenlyk eene zeerfterke bloedftorting. Acrel heeftin zyne Heelkundige befchryving der ziekten, een gelukkigen uitval voorgefteld. En Hautesierk genas zulk een kankerachtigen Veelvoet, door het uittrekzel van den Scheerling. Om de neusproppen uit te trekken heb ik een betere tang, waar mede men de lus aanbrengt, uitgevonden, welk werktuig ik in het tweede deel der Aanmerkingen zal befchryven. Ook ontlast de Traanzak Saccus lacrymalis, die in het Neuskanaal, Canalis nafalis, gelegen is, zig in deeze holte. DE HOLTE DER OOREN , Cavitas aurium, wordt in het Trommelhol , Cavitas tympani, in het Doolhof , Labyrint bus, en in het Kanaal der gehoorzenuw, Canali^nervi auditorii, verdeeld. In het eerste vindt men de Trommelsnaar, Chorda tympani, de Buis van eustachius , Tuba eu/iacbii,de beide Vensteren, Feneftra, de Gehookbeentjes, Ojficula auditus. en de holligheden van het Mamwyze uitG steek-  q8 De ÖNTLEEDKUNDE. steeksel, Cellui* maftoide*. In het Doolhof bevindt zig het Poortaal,Vestibulum, de Halvemaamwyze buizen, Canales femicirculares, en net Slekkenhuis, Cocblea, De gehoorwcff is met eene huid overtrokken, die van het buitenste Oorvel afkomt, en waarin een menigte kleine klieren zyn, welken het zogenaamde oorlmeer affclieiden. Deeze weg is gedeeltelyk vliesachtig, gedeeltelyk kraakbeenig, en verëenigt zig aan de ongelyke verhevenheden van den beenigen gehoorweg. Het kraakbeenig gedeelte gaat eerst van onderen naar boven, en 'dan van achteren naar vooren; zo ook gaat het beenig gedeelte van onderen naar boven. Het Trommelvlies , Membrana tympani, fcheidt het buitenste gedeelte van het middenste, en overdekt een aanmerkelyk Ovaal gat, Foramen ovale, waar over een koord gefpannen is. De middenfte holte, die de trommelholte is, heeft eene ongelyke gedaante, en wordt door eene, met veele bloedvaten doorwevene huid , overtrokken. Deeze wordt weder in twee byzondere holten verdeeld ; de eerste is rondom toe, en heeft geene byzondere benaaming; de andere is grooter, en heet eigenlyk de trommdholte. In de laatste vindt men eerstelyk de drie Gehoorbeentjes, den Hamer, Malleus, het Aanbeeld,/««/j, en den Stygbeugel, Stapcs; als mede drie tot derzelver beweeging behoorende fpieren ,- het reeds genoemde Trommelkoord, en drie gaten. De eerste is de opening der trompet'! en van eustachius, Tubce Euflacbiana, die aan Jiet einde kraakbeenig worden, en tot in de neusholte loopen. Door deeze tromperun kunnen doove litden, wanneer zy den mond ope-  De ONTLEEDKUNDE. 99 openen, hooreti. Wanneer deeze buis, in hardhoorigheidverttopt is,kan men dezelve met een zonderling daar toe uitgevonden fpuitje, dat met een krom pypje voorzien is, in den mond, achter de kiezen , openen. De twee andere openingen, Vengfters genaamd, zyn gelegen midden op den bodem der trommelholte, de eene boven de andere. De onderfte is rond, heeft eenen breedcn rand, is met een huid bedekt, en maakt het breede einde van het achterdeel des Slekkenhuis uit. De bovenfte is in tegendeel o. vaal, en wordt door den ftygbeugel geflooten. De derde en binnenfte oorholte noemt men het Doolhof. Men bemerkt weder drie holten ; de eerfte heet het Portaal Vejlibulum; en heeft zes openingen. Door de eene heeft zy met de trommelholte gemeenfchap; de overige vyf zyn de openingen der drie halfmaanwyze canaalen. De tweede holte heet het Slekkenhuis, vermits zy met hetzelve eenige overeenkomst heeft. De derde holte beftaat uit drie halfmaanwyze canaalen. In het Slekkenhnis opent zig weder een canaal waar door de gehoorzenuw in het binnenfte van het oor ftygt. Cotunnus heeft in die deelen watervaten ondekt, welken de Heer Meckel, in zyne inwydingsrede zeer fraai befchryft, en heelt laaten aftekenen. DE OOGHOLTE, Cavitas ocuU. Deeze holte wordt van buiten door de Oogleden, Palpebra, omgeeven Het zyn deeze twee holle kraakbeentjes, welken uitwendig met de algemeene bekleedzeien bedekt zyn, en waarin veele G 2 bloed-  ioo De ONTLEEDKUNDE. bloedvaten en zenuwen gevonden worden. Zy vereenigen zig aan beide zyden in den uit- en inwendigen hoek, Angulus ex- & internus. De inwendige oppervlakte is met kleine Vetkliertjes, Glandula febacece, bezet. Aan den rand des inwendigen hoeks van beide oogleden, zyn kleine verhevenheden, welken Traansüppen , Pun&a Lacrymalia genoemd worden, en met een canaal in de Neusbuis, Duclus.nafalis, eindigen. In de zaraenvoeging zelve, bevindt zig, aan den inwendigen hoek, de Traanheuvel , Caruncula Lacrymalis; boven den uitwendigen, in een kleine holte, de Traanklier, Glandula Lacrymalis; en in de gantfche holte van den Oogbol, Bulbus oculi. Over het geheele voorlie gedeelte daarvan gaat het Bind vlies, Tunica conjuncliva ; onder het welk eene anderewitte huid ligt, die insgelyks het voorite gedeelte des oogappels omvangt, afkomende van de banden der oogfpieren, doch niet, gelyk de voorige, over het doorfebynend hoornvlies gaat, maar zig flegts aan den rand van hetzelve hecht, en het Wittevlies, Tunica albuginea, genaamd wordt. De oogbol beftaat uit het Water vocht, Humor aqueus, het Cristal vocht, Humor cryJïallinus, en het Glasvocht, Humor vitreus; en wordt door het Hakde vlies, Membrana fclerotica, het Hoornvlies, Membrana coricia , het Vaatachtig vlies; Membrana Cboroidea, en door den Regenboog,Iris, overtrokken. De regenboog heeft een ronde opening, Oogappel, Pupilla, genaamd, tusfchen welken en het doorfchynend hoornvlies, zig het watervocht bevindt, en de Voorste kamer , Camera  De ONTLEEDKUNDE. 101 ■mera anterior genoemd wordt. Omtrent de plaats, alwaar het vaatachtig vlies zig met het harde- en hoornvlies verëenigt, gaat een witachtig llreepje, de Hairwyze band , Ligamentum ciliare genoemd. De binnenfte plaat van het vaatachtig vlies is witachtig, en heet Membrana Bulfcbiana; het cristal vocht wordt met een voorlie en achterste vlies bekleed, en voor het voorlie ligt nog de Buis van petit, Capfula petiti; het Glasvocht is met een eigene huid, Glasvlies , 1 unica hyaloidea; overtrokken. Van achteren plant de Gezicht zenuw, Nervus opticus , zig niet volftrekt in het middenpunt, maar meer aan de zyde, welke zig inwendig in het Netvlies, Tunica return, uitbreidt. Alle de befchrevene deelen van dit werktuig zyn aan byzondere ongemakken onderhevig; doch wy zullen flegts eenigen derzelven in het kort aanhaalen. Van de Traanfistel is reeds gefprooken, wy zullen dan tot de eigene deelen van het oog terftond overgaan. Het witte vlies en byzonder het bindvlies, zyn dikwerf ontlleekingen onderworpen.Men wyst voor dit toeval , Oogontsteeking , Opthalmia, verfcheidene genees wy zen aan.WoLHUiZEN, fioeg voor een fcherf inltrument van gerst- en tarwen aders, doch dit is geen veilig middel. Zie Schmuckers Heelkundige waarnemingen, Tom. I. Pag. 49r. Veel beter is de aanzetting van bloedzuigers, of de doorfnyding der bloedvaten, met een fchaartje, wanneer men die met een plat naaldje opgeligt heeft. Ik heb een kropinftrumentje, het welk van binnen fnydende, en beter tot dit opzicht dienende is, uitgevonden ; dat ik met de afbeelding in het licht zal geeven. Aan het G 3 hoorn-  ios De ONTLEEDKUNDE. hoornvlies ontftaan ook verfcheidene vlekken en verdonkeringen van bedorvene fappen, welken zig dikwerf door gepaste uit- en in-wendige middelen laaten verdry ven, gelyk ook het toeval dat Etteroog, Hypopyon, genaamd wordt. Somtyds ontftaat dit in het weeffel van het hoornvlies zelf; fomyds ook achter het zelve, en perst het hoornvlies in de hoogte. In beide gevallen opent men het, en laat 'er de etter uitloopen. Het Druifgezwel, Staphylonia, ontftaat, wanneer de regenbogenhuid of de inwendige huid van het hoornvlies, door eene opening van hetzelve , uitpuilt. Janin geneest dit toeval door de Boter van spiesglas , Butyrum anthnonii. De regenboogenhuid fchéïdt zig fomtyds van de hoornhuid, zonder eenige verfcheuring. De oogappel verandert daarop zyne gedaante, en het zien wordt door deeze nieuwe opening verhinderd. Gemelde Heer Janin heeft een byzondcr geval aangemerkt, waarin de regenboog zig cp vyf verfchillende plaatfen van het hoornvlies fcheurde, waardoor te gelyker tyd vyf verfchillende oogappelen ontftonden, die zig, gelyk de natuurlyke, verwydden en vernaauwden. Van den Staar, Cataracia; en het Graauwoog, Glaacoma; als mede van verfcheidene andere ooggebreken zal ik hier na nog iets zeggen. Oncertusfehen leeze men hierover het werk van den Heer Janjn. DE HOLTE VAN HET BEKKENEEL, Cavitas Cr'ami. In deeze holte zyn de Herssenen jCerebrum; met  De ONTLEEDKUNDE. 103 met het Verlengde merg, Medulla oblongata, en de Kleine herssenen, Cerebellum , beflooten. Het wordt met drie vliezen omkleed. Het eerfte heet het Harde moedervlies, Dura.mater; en is het fterkfte. Dit Vlies heeft eenige uitfteekzels;het begint van vooren aan den Haanenkam, gaat als een fikkei gekromd naar achteren, en deelt de herfenen in twee halve bollen; alwaar zy zig weder aan elkander hechten, door het Eeltachtig lichaam, Corpus callofum, dat dwars van de eene zyde naar de andere gaat ; de kleine hersfenen bedekt, en daarom Tentorium cerebeU li genaamd wordt. In dit vlies zyn verfcheidene driehoekige boezems bevat, waarin de aderen eindigen. De grootfte die boven in het Sikkelwyze uitfteekzel is, heet de Pylboezem, Sinus fagittalis of Langwerpige boezem, Sinus Iongitudinalis; die aan het. achterhoofd , in twee Zydelyke boezems, Sinus later ales, eindigen. Voor 't overige bemerkt men dat zy allen met elkander gemeenfehap hebben. In het dikke hers» fenvlies zo wel om, als in 'den langwerpigen boezem, zitten verfcheidene kliertjes, Glandula Bachioni, Het tweede vlies wordt om deszelfs fynheid het Spinnenwebben vlies, Membrana aracbnoidea, genoemd. Het is geplaatst tusfchen het dikke en dunne herfen vlies; heeft geene bloedvaten; gaat ook niet tusfchen de omwendingen der hersfenen, maar drukt dezelven veeleer tot elkander. De derde heet het Dunne hersenvlies , Pia mater; is vol bloedvaten; omkleedt alle kronkelen; ftygt met dezelven tot in de binnenfte zelfftandigheid der hersfenen, en dient tot verfpreiding der bloedvaten. Wanneer men dit G 4 vlies  104 De ONTLEEDKUNDE. vlies wegneemt vertoonenzig de hersfenen zei ven. De bovenfte oppervlakte der hersfenen is onge* lyk, hebbende veele draaijingen en Omwendingen , Gyri. De zelfftandigheid der hersfenen is tweevoudig; als Mepgashtig, Medullaris, dat wit, en Bastachtig, Cortlcalis, dat het'buitenfte , en grauw is. Wanneer men de twee Halve bollen, Hemispbarien , vaneen fcheidt, vindt men het weerachtig lichaam, waaronder twee holten, Ventriculi anteriores, zyn, die door een zeer fyn middenschot, Septum pellucidum, van een gefcheiden worden. In elk3 holligheid ligt een zamenweefzel van bloedvaten en kliertjes, die met een vlies verbonden zyn, en Vatvlecht, Plexus Choroideus, genoemd wordt Het Weerachtig lichaam, met dit middenfchot weg genomen zynde, ontdekt men een driehoekig lichaam, Fornix; met drie uitfteekzels. Dwars voor het voorfte deel, en tusfchen de beide kwabben ligt een witachtig lichaam, en heet de voorste vereëniging der herssenen, Commiffura cerebri anterior. De achterste beenen, Crura pofleriora , krommen zig om naar de gedaante der voorfte holten Rebben ook aan hunnen aanvang een breeden zoom, Corpus fimbriatum;en eindigen van onderen met een kromme punt, die men de Ammonshoorn, Cornu ammonis, noemt. Aan het achterdeel deezes lichaams zyn twee mergachtige Vingerwyze lttsteekzels , Procefflts digitales; en van onderen , alwaar de twee beenen vaneen gaan, lig. gen veele witte verhevene vezelen, de Lier of Harp, Lyra, pfalterium genoemd; waar onder de Pynappelklier , Glandula pinealis ligt, 4*  De ONTLEEDKUNDE. 105 en onder deeze is weder een dergelyk mergachtig lichaam, de achterste vereëniging der HERSsENEN,Cw»»M#«fYï cerebri poflerior. Wanneer men alle deeze deelen wegneemt, ontdekt men vier groote, en ook zo veele kleine lichaamen. De laatstgenoemden noemt men de gestreepte lichaamen, Corpora firiata; en de achterften de bedden der gezichtzenuwen , Tbalami nervorum opticorum. Twee van de kleine liggen hooger, die de Billen, Nates, en twee laager, die de Ballen, Teftes, genoemd worden. Tusfchen de bedden der gezichtzenuwen , vindt men een langwerpige holte, de derde holte, Ventricidus. tertim; die twee openingen heeft. De voorfte, Fulva, is de ingang van eene buis, TregteR, lnfundibulum, genoemd , en eindigt in den pynappelklier. De achterlre is het begin van den Waterleider van sylvius, Aquce du&m fylvii, de Aars, Anus, loopt weg onder de vier kleine knobbels, en eindigt in het groote klapvlies der herssenen, Valvula magna cerebri. Eindelyk geeven de hersfenen aan den bodem twee mergachtige colommen van zig, beenen der herssenen, Pedunculi cerebri, die het begin van het verlengde merg, Medulla oblongata, zyn. Van de kleine herssenen, Cerebellum, komen insgelyks twee zulke beenen, en maaken, ter plaatfe alwaar zy zig vereenigen, een ringwyze verhevenheid , de Brug van varolius , Pons varolii, uit. Aan weêrzyde liggen nog vier kleine lichaamen; de kleinfte héeten de spitsche uitsteekzels , Protuberantia pyramiiales vi» wjjenii, en de grootfte de olyfvvyze, ProtuG 5 be*  ioö De ONTLEEDKUNDE. berantice olivares vieujjenii. Door de reeds gemelde beenen der kleine hersfenen zyn deeze met het verlengde hersfenmerg vereenigd. Dit heeft voor en achter twee wormwyze uitsteekzels , Protuberantice vermiculares. De voorlten, die langer en krommer zyn dan de achterften, maaken met het verlengde merg een fpitfche holte , de vierde holte , Femriculus quartus, waarin een langwerpig lichaam, de ScAfirFPEN , Calamus Scriptorius, genoemd, gevonden wordt. Wanneer men de kleine hertftnen lynrecht doorihydt, dan vertoont zig de bastachtige zelfftandigheid, boomvvys uitgebreid , dat men ook de boom van Diana, Arbor Diana, noemt. Het rugge merg , Medulla fpinalis, is eene verlenging van het verlengde merg, en gaat door het groote gat uit het bekkeneel in de holte der ruggraat. Van het trepaneeren, en de zekerfte plaatfen, alwaar hetzelve gefchieden kan, hebben wy op verfcheidene plaatièn gefprooken. Derhalven zullen wy thans flegts iets van de wonden der hersfenen zeiven, en van die der Hersfenvliezen, zeggen. Er ontftaan of door fplinteren, of ook door inwendige oorzaaken gezwellen en verhardingen in de herfenvliezen, waar door allerleije zwaare toevallen voortkomen. Louis befchryft in het vyfde deel der Memoire de VAcadt mie de Chirurgie, een byzonder foort van vleeschagtige uitwasfenvan het harde hersfenvlies. Deeze doorbooren de bekkeneelfchaalen; gaan door de gemaakte opening; heffen de buitenfte bekleedzelen om hoog, en veroorzaaken een gezwel, dat zig indrukken laat, en deswegen voor een Hersfenbreuk gehouden wordt. Anderen, zig  De ONTLEEDKUNDE. 107 zig verbeeldende een klopping te voelen, dachten het een fiagaderipat te zyn. Wanneer, dit gezwel naar binnen gedrukt wordt, kan men de opening der beenderen duidelyk voelen, en aan dezelve wordt nooit beenbederf gevonden. Dit gezwel is niet pynlyk, doch fomtyds kunnen 'er zwaare pynen in ontftaan door de drukking der fcherpe randen des beens,die ook ophouden wanneer het gezwel naar binnen gedrukt wordt; doch dan ontdaan 'er gemeenlyk onmachten, zinkingen, en verlammingen. De oorzaaken fchynen veelmaals een venerifche fcherpte te zyn , dan fomtyds ontftaat het gezwel na een' flag op het hoofd, of na een zwaare dreuning door een', yal op het achterhoofd. Het groeit fomtyds traag, fomtyds zeer fchielyk aan, en men heeft het zo groot als een Ganzenei gezien, De Ontleedkunde heeft getoond, dat het met een huid bedekc is, en in de verdubbeling van het harde hersfenvlies fchynt te liggen. Indien men dit toeval tracht te geneezen, moet de opening des bekkeneels rondom het gezwel, (indien de ligging der deelen het toelaat) door tegen openingen met de trepaan verwyd worden, om dus door het mes, of eenig bytend middel hetzelve weg te neernen. Kleine openingen helpen niet, maar veroorzaaken veeleer gevaarlyke toevallen, ja den dood. Na een hevigen flag, val, of andere kwetzing des hoofds, valt menigmaal een ui-ftoröng van bloed - tusfchen het bekkeneel en het harde herfenvlies voor, gepaard met ylhoofdigheid, verlamming, onbewustheid, en dergelyke toevallen,-doch zulke uitftortin:eLe hoofdi'"ïn, Hemicrania, fchynen alle takken van deeze zenuw te lyden , vermits niet alleenlyk het voorhoofd en de oogen pyn hebben, maar ook de traanen vloeijen, en ïn de neus een benaauwde hitte bemerkt wordt. Uitwendige middelen moeten deswegen, zullen zy werken, op het voorhoofd, en het vel van de neus gelegd worden , en eene drukking op de oogholte verligt fomtyds de pyn en terftond. Zo kan ook eene fterkere drukking op deeze tak blindheid veroorzaaken, en eene zachte wryving derzelve het verlooren gezicht berftellen. De tweede tak. De bovenkaaksche tak, Ramus maxillaris fupenor, gaat door het ronde gat des wiggebeens, uit het bekkeneel over de onderkuilfche fleuf door het voorfte gat van dezelve , en verfpreidt zig in de deelen van de bovenkin. Zy geeft op deezen weg vier takken af, die zig in de neus, den flokdarm en de tanden verdeden. Daarom brengen de bovenkaakskiespynen een diepe pyn in de gezichtsbeenen, met zwelling der oogleden, der wangen , neus en bovenlip te wege. De ontfteeking deezer deelen veroorzaaken fomtyds integendeel de hevigfte tandpynen. Daarom kunnen ook de tandpynen den boezun der kaakbeenen verftoppen , en dwingen, dat de vochten eenen anderen uitgang neemen ;de boven»-  De ONTLEEDKUNDE. 125 bovenlip lydt mede zeer dikmaals, wanneer in de neusholte eene verzweering is. De derde tak. De onderkaaksche tak, Ramus maxittaris inferior; gaat door het ovaalegat van het wiggebeen, en verdeelt zig in twee takken ; waar van de eerlle , de tongzenuw , Nervus lingualis, zig in de tong uitbreidt, doch de tweede die de Kinzenuw, Nervus mentalis heet, gaat door de achterste opening van het Kingat, Foramen mentale , in het onderfte kaakbeen, door de voorfte opening derzelver weder uit, en verdeelt zig in de uitwendige deelen der onderkaak. In zynen doorgang van dit canaal geeft hy aan eiken tand een tak de Tamdzenuw, Nervus alveolaris. Vermits alle fpeekzelklteren, de amandelen en het oor, van deeze zenuwen haare takken ontvangen, zo ontftaat daardoor die groote fpeekzelvloed, by den klem des monds,de ftuiptrekkingen der onderkaakfche fpieren, de oorpyn, byzonderlyk by het nederflikken. De zwelling van alle deelen des flokdarms is een natuurlyk gevolg der zenuwaandoeningen, by tandpynen der onderkaak; en tand- en oor-pynen zyn weder een gevolg der onfteeking. Een afwisfelende drukking der kin ftilt fomtyds de hevigheid der tandpynen , en door verftooring der zenuwen of door uittrekking van een aangeftookene tand worden alle toevallen oogenbliklyk weggenomen. Het uittrekken der tanden is deswegen, een zeker geneesmiddel voor verfcheidene verzweeringen van het boven- en onder- tandvleesch. Daarom wordt by kreeftgezwellen der onderlippen de fpeekzelklieren dikwerf mede aangedaan. Het medegevoel (Sympathia') der reuk en fmaak, ontftaat mis- fchien  xzó De ONTLEEDKUNDE. fchien daardoor , dat beide deeze werktuigen haare takken van een'paar zenuwen ontvangen. Het is een merkwaardig verfchynzel, dat de kanker der onderlip nooit de bovenlip aandoet, en ervaarene heelmeesters houden ftaande, dat aan de bovenlip nooit een waare kanker ontftaat; maar dat dezelve altyd van eene venerifche oorzaak afteleiden is. De verbinding der zenuwen onder elkander is zonder twyfel de oorzaak daarvan. Het zesde paar. Het afleidende paar , Par abducens, neemt zyn begin van de fpitze lichaamen , gaat door de boven oogkuilfehe fleuf uit het bekkeneel, en verliest zig in de afleidende spier, Musculus abducens; deeze zenuw geeft een tak af, die met de Kropflagader in het kropgat, Foramen caroticum ftygt, en zig met een tak van het vyfde paar , Nervus vidianus, verëenigt. Uit deeze vereëniging ontftaat de tusfchenribbïge zenuw. Wy gaan die twistredenen, welken de ontleedkundigen over het begin van deeze zenuw gehad hebben, willens voorby. Van eene afwyking deezer zenuw kan dit verfchil onftaan. Het zevende paar. De gehoorzenuwen , Nervi auditorii , onftaat van de achterdeelen der been* tjes van de kleine hersfenen, gaat in den binnenften gehoorweg en verdeelt zig in twee takken, waarvan de eene het harde gedeelte, Portio dura, en de andere het weeke gedeelte , Portio mollis, genaamd wordt.üe eerfte verbreidt zig geheel in de werktuigen des gehoors. De tweede geeft de trommelkoord , Cborda tympani, af,- die zig met de tongtakken van den derden tak des vyfde paars verbindt. Hier na ftygt zy door den Waterleider van Fallcpius,^«ó! duclusFaU Is-  De ONTLEEDKUNDE. 127 lopii; doorboort de oorklier, en verbreidt zig in het gezicht, in de gedaante van een ganzevoet* in de fpieren, de huid der bovenzydfche deelen van de hals, in de fiaap van het hoofd, en het buitenfte gedeelte van het oor; en haare takken verbinden zig dikwyls met den derden tak des vyfr den paars en met het tweede paar der halszenuwen. Hiervan is dat groot medegevoel (Sy-wpathid) derzeive, met het zevende paar; en deswegen is de pyn in de tanden zeer gering in vergelyking met die pyn welke het zydelyke gedeelte van het hoofd en het oor aandoet. Hier door onftaat de verligting der pynen, wanneer men achter het oor een Spaanfchevlieg plyster legt, ter plaatfe alwaar de zenuw de oorklieren doorboort, of wanneer men de tegenbok, Anthelix, van 't oor brandt. Daar uit kan men ook verklaaren waarom by zinkingen en onfteeking der oorklieren, alle andere gezichts-, en halsklieren te gelyk lyden en opzwellen. Het achtste paar. Het dwaalende paar , Par vagum; ontftaat uit de zydeelen van de olyfachtige lichaamen, en gaat uit da hersfenpan, door het Slagader gat, Foramen jugulare. Verder wordt het door de Bykomende Zenuw van willis , Nervus acceforis Willijjii die met twee wortelen uit het ruggemerg ontftaat, verfterkt; doch gaat terftond weder van dezelve af, en verliest zig in de Monnikekapsspier , Mufculus trapezius. Het geeft takken aan het ftrottenhoofd, het flokdarmhoofd, de tqng, het knoopje van de tusfchenribbige zenuw, het hartenzakje, het hart, den flokdarm, de maag en de long. Het verëenigt zig met de tusfchenribbige zenuw; maakt  isS De ONTLEEDKUNDE. maakt in de borst verfcheidene Vls-chtingen, Plexus, en Knoopen, Ganglia; gaat met derr flokdarm in het onderlyf, en maakc met de volgende tusfchenribbige zenuwen de bovengemelde vlechtingen uit. Uit de verfpreiding van dit omloopende paar, laaten zig verfcheidene verfchynzelen verklaaren; als waarom het kittelen in de keel met een veertje of iets dergelyks, walging of braaking veroorzaakt; waarom uit het hoesten braaking, of uit het braaken de.hoest ontftaat. Wy begrypen verder daaruit, hoe het komt dat een stuiptkekkige hoest , Asthma nervofum, altyd met eene zamentrekking der lugtpyp verbonden is; waarom fpyzen die moeijelyk te verdouwen zyn, by zwakke geftellen, aamborftigheid veroorzaaken; waarom een braakmiddel de aamborstigheid dikwyls zo fpoedig geneest; waarom het braaken by aamborstigen dikwyls met gevaar van te zullen flikken verzeld is ; waarom de bovenfte opening der maag zeer gevoelig is; waarom men by eene uitzetting der maag het zelfde gevoelt, als of men een kleine kogel in den hals had, en eindelyk waarom de Hijlerique prop, zo dikwyls met eene zamentrekking der longpyp verzeld gaat. Het negende paar ontftaat tusfchen de Olyfwyze lichaamen, Corpora olivaria, en de spitsche lichaamen, Pyramidales Het gaat door het achterste knoebeigat, Foramen condyloideum poflicum, uit de hersfenpan; verëenigt zig met het tweede paar der halszenuwen , en de tusfchenribbige zenuwen, en verIpreidt zig in de Schildklier, Glandula thy- rot'  r De ONTLEEDKUNDE. 129 roidea, de fpieren van het ftrottenhoofd, als mede in de tong en haare fpieren. De takken van het vyfde en negende paar verè'enigen zig in de tong, de eerstgenoemden gaan tot de fpieren * die tot het kaauwen dienen , als mede tot de fpeekfelklieren, en maaken de zenuwtepels van de tong uit. De takken van het negende paar verfpreiden zig integendeel in de grondvlakte der tong, en in de fpieren die het nederflikken bevorderen De tusfchenribbige zenuw van het zesde en van eenige takken van het vyfde paar, gelyk reeds gezegd is , ontftaan zynde zig uit her. Kropgat, Canatis caroticus, begeeven hebbende , en nog voor een gedeelte met de zenuwen van het vyfde en negende paar verbonden geweest zynde, zondert zy zig van hun af, en vormt een grooten knoop, waartoe als dan de takken van het eerfte, tweede en derde paar der halszenuwen komen. Hieraf gaan kleine zenuwen tot de Kropslagader, Carotis, en de uitrekkende fpieren van den hals en het hoofd, Daarna maakt zy, alvoorens in de borst te gaan, een tweeden knoop;van welken de luchtpyp en het hart hunne takken bekomen, De zenuw verdeelt zig dan verders in twee takken , die de eene achter de andere, over het voorste gedeelte van de onderfieutelbec nfl igader loopt. Deeze takken verëenigen zig weder onder de gemelde flagader, en maaken aldaar den derden knoop. Vervolgens gaat zy langs de zyden der borstwervelbeenderen naar beneden, en ontvangt van iedere rugzenuw eenen tak, waarom zy ook de tusfchenribbige zenuw genoemd wordt. Door dé I ver-  i3o De ONTLEEDKUNDE. verëeniging van fommige takken van het zesde, zevende, agtfte, en negende paar, ontftaat by het vyfde rugwervelbeen een nieuwe ftam, die de voorfte genoemd wordt. Deeze gaat tusfchen de vezelen van het Spierachtig uttsteekzel , Appendix tnusculofa, en van het Middenrif , in het onderlyf; vormt aldaar de tusfchenribbige zenuw der andere zyde, en uit de takken van het agtfte paar, een grooten halvemaanswyzen knoop, die tusfchen de bovenbuiksslagader, Arteria coeliaea, en de bovenste darmscheililagader , Mefenterca fuferior, ligt. De Lever,de Galblaas, de Twaalfvingerendarm, het Alvleesch, de Nuchtere» darm, Jejunium , de Heupdarm, lleum, en een groot gedeelte van den Karteldarm, Colon, bekomen daarvan hunne takken. Wanneer verfcheidene takken van den knoop, over de groote slagSder , Aorta, heen geloopen zyn, verbinden zy zig met eenige takken van den achterften ftam der tusfchenribbige zenuw y en hier uit ontftaan de zenuwen der Nierklieren , Glandula renales, der Nieren, der Ballen by de mannen , en van den Eijerstok by de vrouwen; dus maaken zy op de onderste darmscheilsüder , Arteria miferaica inferior, een weefzel, en geleiden hen met hunne takken in den Karteldarm, Colon, en den aarsdarm, tot in de onderfte deelen van het bekken. Uit de gemelde verbinding deezer zenuwen met zo veele anderen, laaten zig nu de volgende voorvallen verklaaren. Als, waarom het kittelen in de neus doet niezen •, waarom de veelheid van gal in het bord , Cholera, zo wel braaking als ftoelgang veroorzaakt ;  De ONTLEEDKUNDE. 131 zaakr; hoe het komt dat eene omfteeking in de Lever, de galblaas en galbuis, even als het Kolyk, doet braaken; waarom een fteen in de nieren of pisbuizen zynde, veel eer braakingen en ongeftelHheid der maag veroorzaakt, dan dac dezelve in de blaas ware; waarom het braaken onmiddelyk na de geboorte , na een fnyding van den fteen , en dergelyke operatiën , aan de deelen welken in het bekken liggen, zo gevaarlyk is ; waarom opgeftopte maandftonden, ftikkingen, oprispingen, kolyken, maagpynen, en ftuipen der uitwendige leden veroorzaaken kan; waarom het leggen van fpaanfche vliegen, tusfchen de ooren en de fleutelbeenderen by kinderen, die fnotterig zyn, zo nuttig is; waarom wormen in de maag en darmen, neusjeuking en tandknarfing veroorzaaken, en eindelyk waarom eene verkonding in het onderlyf de algemeene ftuipen ten wege brengt. Het agtfte paar halszenuwen ontftaat uit het Ruggemerg Medulla Spinalis. Zy loopen tusfchen de wervelbeenderen uit, en verbinden zig zo wel met eikanderen als met de reeds gemelde zenuwen, welke verbinding ik boven reeds befchreeven heb. Van het eerfte en tweede paar ontftaan de achterhoofdzenuwen, en het derde paar maakt, met eenige anderen, de Midden-rifszenuw, Nervus diapbragmatis, of phrenicus uit. Op de rechter zyde loopt zy in eene gelyke richting, doch op de linker zyde maakt zy, naar buiten, eene aanmerkelyke wending, vermits zy over het hartenzakje heen moet gaan. Dewyl zy nu by zwaare hartkloppingen, door de punt van het hart, gevoelig geftooten wordt j I % zo  132 De ONTLEEDKUNDE. zo ontftaat daardoor eene fteekende pyn, naby de linker opening der maag. De overige takken van deeze zenuw verfpreiden zig verder in de fpieren en de bekleedzelen van het inwendig gedeelte van den hals, en het bovenste gedeelte der fchouderen , waarom eene ontfteeking van de lever, milt of long, indien zy aan het middenrif gegroeid zyn, of eenige verkouding van deeze fpier, een hevige pyn in den fchouder veroorzaakt , en daarom het hikken by alle ontfteekingen der lever, met recht voor een kwaad teken te houdenzy. De vier laatste paaren verëenigen zig, en maaken zamen eene Vlecht, Pkxum, waaruit de zes Armzenuwen , Nervi brachiale*, de buitenste huidzenuw, Cutaneus externus, de binnenste Hi iDZENuw, Cutaneus internus, de Middenzenuw , Mediums, de Eelepypszenuw, Cubitalis, de kleine Ellebeenszenuw, Radialis , en de Okselzenuw , Axillaris, ontftaan. De gantsche arm, de fchouder3 en de overige naastaanliggende deelen bekomen hunne takken daarvan. De twaalf paar rugzenuwen. Zo haast deezen van tusfchen de wervelbeenderen voordkomen, fchiet ieder van haar een' tak tot de tusfchenribbige zenuwen , door welke takken zy allen onderling verbonden zyn. Daar zy beginnen, fchieten zy verfcheidene terugloopende takken in de fpieren. Doch de hoofdftam gaat aan den onderften rand der ribben , in de byzondere infnyding voord , of tot het Borstbeen, Sternum , of tot de buikfpier. Uit deeze vereëniging wordt wederom gemaklyk verklaard , waarom de deelen die tot de" aderahaaling behooren, zo eenftemming werken,  De ONTLEEDKUNDE. 133 ken, het geene ook by de ftuipachtige beweeging van het niezen en hikken gefchiedt. Een pynlyke kramp in verfcheidene fpieren van het onderlyf , veroorzaakt door eene verkoudheid der onderste rugzenuwen, kan dikwyls met kolyk, graveelpyn, en ontfteeking der nieren verwisfeld worden. De vyf paar lendenzenuwen verëenigen zig insgelyks met de tusfchenribbige zenuwen, op verfcheidene wyzen, onder elkander, en geeven takken aan de naastgelegene fpieren. Het tweede, derde en vierde paar maaken de Stopzenuw, Nervus obturatorus, uit, welke door het Ovaale gat , Foramen ovale, uit het bekken gaat, en zig inde fpieren verfpreidt. Uit allen zamengenomen, ontftaat de Dyezenuat, Nervus cruralis, die onder den band van Fallopius,Ligamentum fallopii,au het bekken , en met de Moedesader , Saphena, tot onder de veeten gaat,en in zynen doorgang, de fpieren , klieren, en bloedvaten der ichenkelen van takken verzorgt. Daar zy altoos zeer naby de MoeDer ader , Saphena, is, wordt zy by aderlaatingen, dikwyls gekwetst , waaruit naar evenredigheid van de kwetzing, zwaare pyn, en daarna verftyving ontftaat. De zes paar zenuwen, die door de fleuven van het Heiligbeen, Os facrum, heen gaan. De in - en-uitwendige geboorte deelen, worden door haar van takken voorzien, en de vier eerfte paaren , vormen de groote Heupzenuw , Nervus Ifchiaticus. Het vyfde en zesde paar verfpreiden hunne takken in de fpieren van den Aars, Anus, en I 3 het  i34 De ONTLEEDKUNDE. het Stuitbeen , Os eoccygis. De heapzenuw geefc takken aan het bekken , aan de uitwendige teeldeelen, en aan de fpieren van den Aars en van de Lendenen; loopt vervolgens tot in de buiging der knie, naardien zy altoos kleinetakjes afgeeft; aldaar verdeelt zy zig in twee hoofdtakken, de Pypbsenszenuw, Nervus tibi~ aiis, en de Kuitzenuw, Nervus peroneus, die zig weder in kleinere takken verdeelen, en de gantfche onderfchenkel benevens den voet van takken voorzien. D E  «35 D E GEZONDHEID KUNDE. •«TT y hebben tot hiertoe de deelen van 'c \\ menfchlyke werktuig ftukswyze befchouwd; doch deeze kennis zou ons, zonder verdere uitbreiding weinig te ftade komen :wy zonden eenen kunstenaar gelyk" worden, die van de raderen en de overige deelen van een uurwerk verder niets dan hunne uiterlyke geftalte wist; doch niet in ftaat was ons eenige verklaaring van derzelver werking te geeven, die zy vertoonen, wanneer zy te zamen gefteld zyn; en wanneer één van deszelfs deelen in den anderen werkt. Wy befchouwen thans dit eenige deel in zyne verbinding , en in zyne betrekking tot elkander. De weetenfchap die de werkingen der gezamenlyke gezonde deelen van het menfchlyke lichaam verklaart, wordt de GezonoheidküNde, Pbyfiologia, genoemd. Myne leezers moeten ondertusfchen niet gelooven, dat zy hier den gantfchen inhoud deezer gewigtige en wydloopige leer zullen vinden. Ik kan u Hechts het geringfte deel daarvan mededeelen; wanc veele dingen kunnen zonder de Natuur-en Wiskunde niet verftaan worden. Uit die oorzaak moetik hier, by voorbeeld, voorbygaan, hoe de ftemklanken, de toonen, het hooren, en hec I 4 zien»  i%6 De GEZONDHEIDKUNDE, zien, voortgebragt worden; hoedaniger wyze het met de fpieren, met de afzonderingen der onderfcheidene vochten, toegaat; en dergely» ke dingen meer. Met den aanvang ontwaaren wy dat de dierlyke lichaamen niet flechts uit de befchreevene vaste deelen; maar ook tevens uit vloeibaare beftaan: zy maaken dienvolgens eene foort van Waterkunst uit, die echter van alle onze gebruikelyke tuigwerken afwykt. In alle waterwerktuigen zyn de vloeibaare deelen flechts lydend; de vaste deelen zyn de oorzaaken, en geenen daarentegen de uitwerkingen. Doch in het dierlyke tuigwerk ftaan zy beiden in zulk eene naauwe verbinding, dat zy nu oorzaaken, en dan weder uitwerkingen zyn. In de eerften worden verders de beweegingen door eene buitenkracht veroorzaakt; doch in de laatsten is zulks niet; maar hunne deelen bezitten eene leevendige kracht, door welke zy beweegingen voordbrengen, Deeze eigene kracht der dierlyke tuigwerken , die geen gevolg van een bloot Mechanismus zyn; haare wetten en haar invloed op de dierlyke werkingen , is eene vermeerdering die de Phyfiologi der laatere tyden onderhouden hebben. Veele Geneeskundigen verklaaren, zonder opzicht tot de krachten, alle verfchynzels der dierlyke lichaamen bloot uit hun zamenftel, naar Tuig- en Waterweeg-kundige wetten; dat is, naar zodanige wetten en regels, die uit de natuurlyke inrichting en verbinding der deelen vloeijen. Wy vinden dat jeder deel van het menfchlyke lichaam , in zyne ftelwyze zodanig eene verbinding met zekere andere deel lep  De GEZONDHEIDKUNDE. 137 len heeft, die met het doelwit overeenkomt, waartoe dit deel beftemd is, Zo moest, by voorbeeld, de lever juist zulk eene geftalte hebben , die zy thans heeft; zy moest met de milt, het netvlies en veele andere deelen verbonden zyn , zou zy tot affcheiding der gal gefchikt weezen. Daarom is het, by voorbeeld, verder onmogelyk, dat de gal in de nieren kon afgezonderd worden : want de geftalte der nieren is zodanig, dat niets dan de pis daardoor afgekleinsd kan worden. Deeze noodzaakelyke beftemming tot de byzondere oogmerken van ieder deel, wordt Mechanismus genoemd: en zodanige artzen, die hierdoor alle werkingen verklaaren, worden mechanifche Artzen genoemd Deeze zien niets dan hevels, drukwerk, hef boomen en andere tuigwerken. 'I'rouwens hunne tegendingers begreepen, dat deeze grove tuigwerkkunde zig op ons lichaam niet liet toepas fen; doch zy vervielen aan den anderen kant in het uiterfte; het lichaam was in hunne oogen een gantsch werkeloos ding. Het geheele dierlyke zamerflTel was een marionetten fpel; de ziel" deed by geenen even hetzelfde dat de toneelfpeeler achter het fcherm verricht, en zy heerscht even zo willekeurig over haar lichaam, als deeze over zyne fpeelpoppen. By de verklaaring der dierlyke tuigwerken, moeten wy vervolgends niet op het zamenftel, en deszelfs natuur-tuigwerkkundige krachten; maar tevens op haare eigene krachten, die hun uitfluitenderwyze toekomen , opzicht hebben. De mensch en veelligt verfcheidene andere dieï 5  i38 Di GEZONDHEID KUNDE. ren hebben nog een geestig wezen, waardoor zy in Haat zyn hun aanzyn, en de daar buiten bevindende voorwerpen te ontwaaren;en dit heeft weder eenen grooten invloed op de werkingen der dierlyke tuigwerken. Alle deeze krachten werken in, nevens, en door elkander; en wy zien hieruit niet alleenlyk dat de dierlyke lichaamen de alleringewikkeldste en zamengeftelde tuigwerken zyn; maar ook dat men by derzelver verklaaringen groote zwaarigheden te overwinnen heeft, (a) Zo (a) 'Er beerfchen in de Geneeskunde nog twee ge. zintheden , die elkander vaak hevig betwisten over her. geene zy geen van beiden verftaan., De eeae zyn de Tuigweukkundigen, en de anderen de Stahuaaïven. Gee> nen willen alles achtervolgends de Tuigwerkkundige wetten verklaaren , en vergeeten de zie!; deezen fchryven alles der ziele toe. Dus is de eene leer zonder ziel, en de andere zonder lichaam. Anderen koppelen, als bevredigers, de werkingen der ziel met het tuigwerkelyke des lichaams weder te zamen, en weeten daardoor even zo veel als beiden. De reden hiervan is, datlwy de oorzaaken oazer bepaalde natuutlyke en onbepaalde vrywillige beweegingeu niet kennen. Allen bykans fchryven deeze oorzaak het zenuwgeftel toe; fommigen op deeze, en weder anderen op geene wyze; doch allen by voorönderftelling, zonder ver. dere bewyzen. Zo zegt -de eene dat de dierlyke feewee. ging door een zenuw vocht wordt veroorzaakt; doch hy is onvermogend dat vocht aantetooncii: en de andere zegt, dat onze zenuwen als Cytherihaaren gefpannen door de voordftootende beweegingen ten wege brengt, zonder haare zwakheid te betrachten: zo wil deeze dat niet de hersfenen op de zenuwen, maar de zenuwen op de hersfenen werken, om averech s te zyn: en geene wil alles san de AaisDoenlïkheid , Irritabilitas , der fpiervezelen «oefchryven; zonder te verftaan wat hetzelve zy. On.  De GEZONDHEIDKUNDE. 139 Zo lang deeze krachten voordduuren te werken , zo lang duurt het leven. Men kan een dubbeld leven ; een enkel tuigwerkelyk , en een geestig aanneernen. Het Onder allen deezen heeft my niemand behaagd, dan die edelmoedig genoeg was te belyden , dat hy het niet wist. . ' Ik echter op.myn beurt, wilde ook voor eenige jaaren iets nieuws bedenken. Ik onderftelde dan dit, en dan weder dat; doch ik beproefde telkens, gelyk in de Stelkunde, docr vergelykingen met' de verfchynzelen in de Gezondheid-en Ziektekunden , of alles daarmede wel flrookte; en zo dikwerf was de uitkomst kwaalyk-, dat het geene proef kon verdraagen. Eindelyk echter dwaalde ik van myne te kunstige en al te verre gezochte denkbeelden tot eene éénvoudige onderftellingdoch deeze fcheen my in den eersten opflag te laag, om waar te zyn. In dat tydflip, een kort begrip der oefenende Geneeskunde voor my zeiven ontwerpende, toetste ik echter myn nieuwgeboren denkbeeld riet alle de verfchynzelen en toevallen der heete en fleepende ziekten; en ik was verwonderd , door zulk een éénvoudig denkbeeld genoegzaame reden van alles te kunnen geeven. Ik ging verder, en toetste myne oorzaakftelling aller dierlyke beweegingen met alle gevallen die in de Pbyfiologia en Pathologia verklaard worden , en ik vond alies op eene geiyke wyze voldoenend: nogthans bleef ik met my zeiven in eene twyfelende ontevredenheid, en duchtte dat my de eigenliefde verfchalkte. Ik ftelde vervolgends Proefondervindingen in 't werk,en deezen bevestigden myn denkbeeld telkeDS op 'tnieuw,- zo dat ik eindelyk genoopt werd my zeiven te moeten gelooven , wilde ik my van myn geweeten kwyteuj en de waarheid aiet te kort te doen. Di: niéuwe en waare Sylthemazal ik volledig mededee. len, in myne Verhandeling: -a-sp) Neupowy/ios. feu Dis» sertaïio de Igne nerveo ; die ik ten genoege der leezeren eerstdaags in 't Nederduitsch en Fransen zal vertaa. len en mededeelen. De Vertaaler,  'i4o De GEZONDHEIDKUNDE. Het eerfte beftaat in de onverhinderde uitoefening der tuigwerkelyke verrichtingen , heeft de onderhouding ten doel, en dit heeft de mensch met de plantgewasfen gemeen: het vermogen daarentegen de behoeftigheid der onderhouding te ontwaaren, en haar door gepaste beweegingen, die geen bloote gevolgen van het mechanismus zyn, te helpen, wordt het geestige leven genoemd; aangemerkt deeze beweegingen den wil der ziele, onderworpen zyn. Dit is een onltoflyk geestig wezen, heeft: zyne zitplaats in de hersfenen, en werkt door zyn vermogen, en door dat der zenuwen op het lichaam. De aart en wyze hunner verëeniginge met ons lichaam, en derzelver werking in het zelve , blyft een geheim Doch wy kunnen ons over deeze onzekerheid gerust ftellen, daar wy eeniger maate de wetten kennen, naar welken de afwisfelende invloed des lichaams en der ziele gefchiedt. Zy heeft geene aangeborene denkbeelden of begrippen; zy verkrygt die eerst door de uiterlyke zinnen ; naamlyk door het gevoel, het gehoor, het gezicht, den fmaak en de reuk. De werktuigen deezer uiterlyke zinnen heb ik hiervoor in myne ontleedkunde befchreeven. Dezelven lyden door de uiterlyke voorwerpen menigvoudige veranderingen, die door middel der zenuwen tot de hersfenen gevoerd worden. De Genees- en Natuur-kundigen hebben een aart en de wyze, zodanig de uiterlyke zin- lyke  De GEZONDHEIDKüNDE. 141 lyke indrukzelen tot de hersfenen voortgeplant worden, op verfcheidene wyzen verklaard. Men heeft aangenomen dat de zenuwen gefpannene koorden zyn,en dat ze door eene trillende beweeging werken; of dat ze uit enkele veerkrachtige kogeltjes beftonden, en dat de indrukzels , naar de wetten der voortftootinge voortgedreeven werden : beide deeze Hellingen hebben haare groote zwaarigheden. Het waarfchynelykste is dat in haar eene Vloetsstof , Fluïdum, beweegd wordt, om in de hersfenen afgezonderd te worden. Maar dit wordt niet weder te rug gevoerd. De omloop van het zenuwfap, die eenige Phyfiologi aangenomen hebben is eene verdichte chimère. Het vloeibaare, fluïdum, wordt in de uiterste einden der zenuwen, door den floot, even als een fpuit, tegen de hersfenen bewoogen. Hieruit begrypt men, hoe in een zelfd oogenblik, de werking op de oorzaak volgen kan ,* en men beeft door deeze opheldering de onöverwinlyke zwaarigheid wegens de fnelheid der beweeging van 't zenuwfap geheven, die men na de eerste verklaaring noodzaakelyk aanneemen moest, en die alle beweeging in de natuur in fnelheid overtrof. Deeze vloeiftof op deeze wyze bewoogen, veroorzaakt in de weeke zelfftandigheid der hersfenen eenen indruk, die met de uitwendige voorwerpen in eene evenredigheid ftaat; en een Stoflyk denkbeeld , Idea materialis, genoemd wordt. Het wordt der ziele medegedeeld, en verwekt in haar de voorftelling der uitwendige voorwerpen. Maar deeze werken op eene dubbelde wyze op de zinlyke werk-  i42 De GEZONDHEIDKUNDE. werktuigen; of door eene aanroering, alwaar de voorwerpen eenen middenbaaren 'indruk op de zenuwen maaken ; zo als by den fmaak, de reuk en 't gevoel; of naardien het zyne betrekking en eigenfchappen eene andere ftoffe mededeelen, en door deszelfs vermogen in de zinlyke tuigwerken gebragt worden; gelyk by het gehoor door de trillende beweeging der lucht, die het geluid voordbrengt, en by het gezicht, door de ftraaibreeking. Hieruit ontftaat deverfchillende form der tuigwerken. Alle uiterlyke voorwerpen werken vervolgends door eenen floot, en deeze wordt der ziele overgebragt. Deszelfs innerlyke eigenfchappen kunnen haaf onmogelykop deeze wyze medegedeeld worden: maar de ziel gewent zig hoe langer hoe meer, door fluicredenen en vergelykingen, deezen onvolkomen indruk te volmaaken. Een mensch die blind geboren zynde, in zyne bejaardheid zyn gezicht bekomt, kan zig in den beginne door het gezicht geene volkomene begrippen van de ligging , grootte en .afftand van de voorwerpen maaken ; tot dat de ziel door de gewoonte,en onderrichting,deezehebbelykheid verwerft. De Geneeskundigen hebben in de daad zodanige waarneemingen aangetekend. De ziel heeft een vermogen om te denken en te willen , zo dra nu door de van de uiterlyke ontvangene voorwerpen-, voorftel.lingen in haare beweeging gebragt worden , of zodra zy door hulp der inbeeidingskracht, de alvorens ontvangene voorftellingen vernieuwt,zo bedient zy zig, tot vorming der begrippen, en tot alle haare handelingen, meer of min van het verfiand en  De GEZONDHEIDKUNDE. 143 en den wil, naar den grooteren of kleineren graad der klaarheid van de ontvangene voorfiellingen. Van deeze en meerdere bekwaamheid en krachten der ziel, die bloot in haar zelve beftaat, en niets met het lichaam gemeen heeft, kan ik hier onmogelyk iets meer zeggen, overmits hiertoe veel inzichts in de wysbegeerte behoort. Ik ga veeleer tot zodanige werkingen over, welken eene meerdere betrekking op het lichaam hebben. Wanneer uiterlyke aangenaame of onaangenaame gewaarwordingen, door de zenuwen in de hersfens voordgeplant worden, zo verwekken zy aldaar indrukzels 5 zynze met onduidelyke voorftelzelen der ziel verknocht, zo ontftaan daarüit de zinlyke driften, en by de dieren , het nataurlyke inftinct: deezen wasfen by de menfchen, wanneer de ziel daarmede duidelyke voorftellingen verbindt, tot zielsly dingen voord. De teelzucht, by voorbeeld , is meerendeels by de dieren een uiterlyke kitteling, met eene onduidelyke voorftelling: zy valt willekeurig op het voorwerp, en is na het zinlyke genot bevredigd. By den mensch daarentegen, houdt de ziel zig by haare denkheelden langer op: zy ontwaart in een voorwerp verkiesbaardere aanloklykheden ; en de eenvoudige natuurdrift wordt eene ziellyding der liefde. Op deeze wyze worden de denkbeelden in onze ziel verwekt; maar wanneer de ziel door de zenuwen weder in het lichaamlyk werktuig werkt, zo ontftaat 'er insgelyks een ftoflyk denkbeeld in de hersfenen ; dit moet naauwkeurig met den aanvang der zenuwen, die naar  Ï44 De GËZONDHEIDKUNDE. naar een byzonder deel loopt, treffen; wanneer na één deezer denkbeelden eene overeenftemmende bew^eging volgen zal. Eenige deelen zyn ondertusfchen geheellyk aan de willekeure der ziel onderworpen: waaronder voornaamlyk de fpieren behooren, (wy beflisfen hier niet of de aandoenlykheid eene oorfprongelyke eigene kracht dier deelen, dan of zy te gelyk , zo als eenige Phyfiologi willen, eene enkele zenuwkracht zy). Aan andere werkingen daarentegen heeft de ziel flechts eenig of geen aandeel. Zo gefchieden, by voorbeeld, de nederflikking der; fpyzen, de verduwing en de meeste afkleinzingen, enkel door eene uiterlyke drift zonder voorftellingen der ziel. Daarom hebben veele Phyfiologi alle werkingen van het menfchlyke lichaam in drie clasfen verdeeld; naamlyk, in leevendige, dierlyke en natuurlyke werkingen. Onder de Leevendige werkingen, A&iones, of Funcliones vitales, verftaat men zodanigen , die tot het leven volflrektlyk noodig zyn. Hiertoe wordt de beweeging van het hart, de bloedvaten , de daarvan afhangelyke bloedloop, het ademhaalen, de werkingen der groote en kleine hersfenen, en de affcheiding van het zenuwfap gebragt. Zonder alle deeze werkingen kan het leven in 't minfte niet beftaan. Dierlyke werkingen , A&iones animales, zyn deels de zodanigen, waarby de ziel haare verrichtingen uitöefent; deels de zodanigen, waardoor men een dierlyk lichaam van andere natuurlyke lichaamen , en voornaamlyk van de planten onderfcheidt. Daartoe behooren alle vermogens der ziel, in 't byzonder van 't veritand.en den wil, ver-  De GEZ0NDI1EIDKUNDE. i45 verders, de innerlyke en uitterlyke zinnen en de willekeurige beweeging, Motus muscularis, en Voluntarius. Natuuklyke.werkingen, A&iones naturales, zyn die, welken tot onderhouding der gezondheid van 't menfchlyke lichaam noodig zyn. Zodanig zyn de fpysverteering, Digeftio, de fpysverandering in een voedend fap, Chyli/icatio, de verandering van her voedende fap in bloed, Sanguificatio, de aanwas en de herftelling der vloeibaare en vaste deelen, Nutritio ,de af kleinzing van verfcheidene vochten , enz. Deeze verdeeling heeft voor aanvangers haar nut; maar men moet ook aanmerken, dat, alhoewel de ziel aan de m-este leevende en natuurlyke werkingen geen deel heeft, echter fommigen daaronder zyn , waarop de ziel eenigen invloed heeft. Hiertoe behooren, onder anderen de beweeging der borst en van het hart,- want het ademhaalen heb ik eeniger maate in myn geweld, zo ook het lachen, weenen; enz, Het is ook meer dan bekend, dat de beweeging deezer werktuigen door de verfcheidene voorftellingen der ziel veranderd > wordt. Zo wordt, by voorbeeld, by blyde gewaarwordingen, de beweeging van 't hart en van 't bloed vermeerderd; by treurige daarentegen verminderd Doch dit alles kan ook door eene uiterlyke of innerlyke drift der natuur, zonder voorftellingen der ziel gefchieden; by voorbeeld, door Muzyk, door geestryke, en door andere uiterlyke en innerlyke indrukzelen. De zenuwen hebben vervoigens nog eene eigene kracht, die niet minder van de ziel afhangt, om veranderingen in ons lichaam K te  146 De GEZONDHEIDKUNDE. te veroorzaaken. Men plagt haar de LeevensKracht , Vis vitalis, te noemen. De ziel- en leevens-krachten zyn de dryfveeren der dierlyke tuigwerken. De enkelde natuurkundige , Mecbanismus, maaktze flechts tot de beweeging bekwaam; doch hy is niet in ftaat, zonder behulp deezer krachten, dezelven werkftellig te maaken. Eenigen zyn onafhangelyk, wanneer de uiterlyke en innerlyke; doch zonder voorfteliingvan den zielïndruk in de zenuwen, en haare eigenoorfpronklyke kracht; anderen daarentegen, aan andere krachten ondergefchikt,a!s de drift en lydingen, die van innerlyke voorftellingen, door uiterlyke aandoeningen, veroorzaakt worden. Alle deeze krachten vereenigen zig in zekere dierlyke tuigwerken, ais in een vereenigingsftip en zodanig is voornaamlyk het hersfengeftel; als het tuigwerk van de affcheidinge der leevensgeesten, der zielsvoorftellingen, en het hart, dat de bron van den omloop der vochten is. Men kan hieronder nog het gantfche middenrif, de maag, wegens de menigvuldige vereenigingen der zenuwen, die men daar aantreft, en de teeldeelen, rekenen. De nieuwe Gezondheidbefchryvers hebben hierom geleerd, dat men de plaats van verfcheidene zenuwziekten; als, verbeeldingen, zwaarmoedigheid , razerny, en meer anderen niet in de hersfenen, maar veeleer omtrent deeze plaats zoeken moet. Na dit kort voorbericht, zullen wy thans het tuigwerkkundige des lichaams zelf befchouwen. VAN  De GE ZONDHEID KUNDE, 147 # $ # & §• # & ^ * & * * * * * -fr * $ * * S- * * $ # VAN DE GRONDDEELEN der DIERLYKE LICHAAMEN. Het gantfche dierlyke lichaam beftaat uit vloeibaareen vaste deelen, die oorfpron^elyk uit eene waterdytnige zelfftandigheid voordkomen Hetzelve blyft voor een gedeelte vloeibaar, en heeft, nadat de waterige vochtigheden meer of min de overhand behouden, ook meer of min digtheid en kleeving; en is, als bloed, wei, Lympha , enz. in de vaten en klieren onthouden. De vaste deelen worden ook uit de llymige geboren, het welk de ei*enfch.ip heeft, dat het na de uitdamping der waterachtige deelen, droog, vast en zeer hard wordt. Daaruit ontftaan vezels en draaden, die eene verfchillende buigzaamheid, of daarentegen eene groote hardheid, gelyk in de beenderen , hebben. De fpiervezels zyn langwerpig, en weder uit zulke vezels zamengefteld , die in gel ke lynen nevens elkander loopen; maar andere vezels dyen meer in de breedte uit; zyn op verfcheidene wyzen onder elkander gevlochten , zo daue kleine onregelmaatige holen formen; fchobben en bladen maaken , en op deeze wvze het celweefzel uitmaaken. Uit die weefzel ontftaan alle huiden en vaten, ja zelfs de beenders. Dit celweefzel omringt tevens alle die deelen, en onderhoudt eene gemeenfehap tusfchen dezelven. Het bezit eene K 2 nei-  I4S De GEZONDHEIDKUNDE. neiging ter uitbreiding, wanneer het niet door andere iichaamiyke deelen binnen zyne grenspaalen gehouden wordt. Dit tuigwerk heeft in de dierlyke huishouding gewigtige werkingen zo als wy in het vervolg zien zullen. VAN DEN OMLOOP DES BLOEDS. Het hart is eene holle, doch zeer aandoenlyke fpier. Zyn natuurlyke toeftand is de toeftand der uitbreiding; maar wanneer zyne aandoenelyke vezels werken , zo vernaauwen zig zyne holten, en het bloed wordt 'er uitgedreeven. Al het bloed wordt uit de achter hartkamer, door de Aorta,mar alle de deelen des lichaams gebragt; waarvan het weder aan de einden der groote holader vergaderd , en in den rechter boezem , van deezen in het rechter oor , en eindelyk in de voor-, of rechter hart-kamer, die dan in rust is, weder terug gevoerd wordt. Wanneer deeze zig zamentrekt , dryft z'y het bloed in de longflagader door de gantfche long; uit derzelver uiterste einden in den achterften boezem, en het oor, en uit deeze in de achter of linker hartkamer, die zig dan insgelyks in rust bevindt. Beide de hartkamers verwyden en vernaauwen zig gevolglyk beurtwyze, en ieder in 't byzonder valt na de zamentrekking, weder in haaren eerden ttand of verflapping. Door het uit de aderen inftroomende bloed wordt weder eene nieuwe prikkeling gemaakt, en elke hartkamer trekt Zig , na deeze aanprikkeling, weder zamen. Deeze beartwyze zamentrekking en verwyding, o>  De GEZONDHEIDKUNDE. 149 Syflole en diaftole, loopt in de flagaderen voord; heet de polflag, en dryft het bloed in de eindbuisjes , en uit deezen in den aanvang der aderen, (a). De aders beginnen daar de flagaders ophouden; zy hebben eene dunnere huid; het bloed fteigt naar waterweegkundige wetten in üe hoogte , en ftort zig weder in 't hart. In hun gantsche beloop zyn zy met klapvliezen voorzien, die deels tot fteun, deels ook om den terugvloed des bloeds te verhinderen, aangebragt zyn. In deezen omloop" worden eene groote menigte van vochten afgekleinsd. VAN DE NATUUR DES BLOEDS. Wanneer men het bloed uit eene ader gelaaten heeft zo ontdekt men te gelyk drie hoofddeelen in hetzelve ; een zeer vluchtig, dat de reuk van zweet en pis heeft en tevens vervliegt; de waterachtige vochtigheid, die in kookend water ftolt, en eindelyk den zwarten bloedkoek, die uit zoutachtige, olyachtige en andere deelen beftaat; en wiens hoofdgrond de bloedvezel is. In den natuurlyken ftand is het bloed eene kleevige zeepachtige vloeiflof; het heeft in de bloedvaten eenen zekeren graad van warmte. De Scheikundigen hebben ons eene menigte van beftanddeelen leeren kennen; maar aangemerkt zy zig van het geweld des vuurs be- /•. (a) De Heer Abt Spallanzani, heeft door navorfching gevonden dat zig de beweeging des bloeds, en de polsflag, in de kleine vaten anders dan in de groote is. Zie de Phvficalifche en Mathematifche verhandelingen. K 3  i5o De GEZONDHEIDKUNDE. bediend hebben, zo kan men niet befluiten dat het echte bloeddeelen zyn ; het zyn veeleer nieuwe voordbrengzela die door het vuurvermogen, en andere bygemengde middelen ontftaan zyn, en in den natuurlyken (land in het bloed niet daadlyk aanweezend waren. VAN DE AFKLEIN ZING der VOCHTEN. Alle mogelyke vochten die in de verfcheidene af kleinzende werktuigen afgefcheiden worden, zyn in het bloed voorhanden; doch de aart en wyze, op welke deeze affcheiding gefchiedt, is nog niet zeer duidelyk verklaard geworden In eenige tuigwerken , alwaar flechts eenige grove vochten, als in de nieren, afgezonderd worden , gefchiedt zulks vermoedelyk door een foort van doorzeiging; in anderen daarentegen, en voornaamlyk in de klieren, is het zeer waarfchynelyk dat het bloed, vóór de af kleinzing eerst door andere vochten , die het in deeze tuigwerken bygemengd worden, alvorens eene verandering ondergaan; waardoor hetafgekleinsde vloeivocht geteeld wordt, Dit kan of door eene gisting, of op eene andere wyze gefchieden Zo men dit niet aanneemt, laat het zig bezwaarlyk begrypen, hoe vochten, van zulk eenen verfcheiden aart, die men door geen foort van fcheikundige bereidingen affcheiden kan, zig in het bloed zouden kunnen onthouden De voornaamfte foorten van af kleinzingen zyn : i) De af kleinzing van het zenuwvocht in de hers-  De GEZONDHEIDKUNDE. 151 hersfenen. De menigte van bloed welke na de hersfenen gaat, en die meer is als tot voeding vereischt wordt; en de gefchikte geftalte van dit ingewand, met de overige afzonderende tuigwerken , maaken het ten hoogften waarfchynelyk, dat indedaad in de hersfenen eenige • vochtigheid, die zig in de zenuwen uitftort, afgekleinsd wordt; offchoon men het door de uiterlyke zinnen niet ontdekken kan. Het Mecbanismus is hier zonderling. De hersfenen krygen hun bloed door beide de Caroti~ des, en de Wervelflagaderen. De eerrten deelen alvoorens den fpeekzelklieren, en de laatften den wervelbeenderen verfcheidene takken mede, en ontledigen zig daardoor van veele bygemengde zwaare vochten. Op den grond van het bekkeneel verbinden zig deeze flagaders op onderfcheidene wyzen met elkander,en door deeze gefteltenis, zo wel ais door de geftadige buigingen, die men aan haar, eer zy in de hersfenen opftygen, bemerkt, gebeurt het dat het bloed niet met zulk een groot geweld, in de hersfenen dringen kan; waardoor ligtlyk verfcheuringen der hersfenvaten ontftaan konden; maar zyne fnelheid en fterkte wordt alvoorens door den hoek, die deeze vaten maaken , gebroken. Deezen verliezen zig als dan te zamen in de graauwe zelfitandigheid der hersfenen, die anders niet dan een weefzel van . bloedvaten fchynt te zyn; doch deeze mergachtige zelfftandigheid beftaat niet dan uit afkleinzende vaten,in welken hetzenuwvocht afgezonderd wordt. Alles berust ondertusfchen op loutere gisting; overmits deeze deelen, wegens hunne te groote K 4 fynr  i$a De GEZONDHEIDKUNDE. fynbeid, zig ook het oog der fcherpste befchouweren onttrekken. 2) De Afkleinzing der zeepachtige vochten. Deeze komen voor in de fpeekzelklieren, welken de volgende zyn. 1) De groote oorklier, die haare tjitloosbuis, DuBus ftenonianus, by de derde bovenkaakskiezen, in de mondholte opent. 2) De klieren van de onderkaak die aan derzelver binnenvlakte liggen, en bykans de gamfche binnenzyde inneeme'n. Haare uitloosbuizen openen zig omtrent de fnytanden, tegen den zogenaamden tongriem. 3) De ondertongsche, Glandula fublïnguales: deeze liggen onder de tong; en haare verfcheidene uitloosbuisjes openen zig nevens de voorigen. Tot deeze behooren nog, 4)de Amandelen,Tonfilla, en de zo veele door den gantfchen binnenmond verftrooide klieren,die door verfcheidene kleine buisjes, eene nog eenigzins fynere fpeek. zelaartige vochtigheid uitzweeten. 5) De Het Alvleesch Pancreas. Deeze ligt fchuinsch over de bovenste beide wervelbeenders, in het kleine net, tusfchen de maag en den twaalfvingegen darm, en beftaat uit veele klieren , zy krygt haar bloed' uit de bovenbuikslagader, Arteria cceliaca, en alle haare uitloosbuisjes vereenigen zig in eene gemeenzaame buis, die zig niet verre van de galbuis, in den twaalfvingeren darm opent. Dit vocht is fmaakloos, gelykende aan het fpeekzel en het vocht der darmklieren. Deeze afgekleinsde vochten worden de voedmiddelen by-' gemengd, waardoor zy in hunne beftanddeelen opgelost, en tot affcheiding van 't melkvocht bekwaam gemaakt worden. 3)  De GEZONDHEIDKUNDE. 153 3) De af kleinzing der Gal. Die is een loogzoutig en zwavelachtig vloeivocht; door welks vettige deelen de fpyzen hoofdzaaklyk opgelosc worden. Haare afkleinzing gefchiedt in de Lever. De Poortader vergadert het bloed, waaruit zy afgezonderd wordt, uit het Alvleesch, uit het netvlies, uit de darmen en milt, die met veele fcherpe loogzoute deelen bezwangerd is. Na haare afkleinzing wordt zy door eene buis in de galblaas gebragt; uit deeze looptze in den twaaifvingerendarm, tusfchen haare huidendoor, offchoon de Ductus Pancreaticus, zig met dezelve vereenigd heeft; en hierdoor wordt belet $ dat de gal niet weder te rug kan vioeijen. 4) De afkleinzing der Pisfe. Deeze wordt in de nieren van 't bloed afgefcheiden. Zy wordt in het nierbekken vergaderd , en gaat door lange buizen, Ureteres, in de blaas. Deeze buizen loopen eenen tyd lang tusfchen de huiden der blaas door; waardoor, zo als by de gilbuis, de terug loop der pisfe belet wordt. Wanneer dan de blaas door het water uitgezet is, trekt zy zig, door haar aandoenlyk vermogende zamen; opent de fluitfpier der blaas, en perst het water door den Pisleider uit. 5) Da afkleinzing van fnot en traanen. De Snot wordt uit de kleine klieren, die zig met eene ontelbaare menigte in de fnothuid bevinden, afgefcheiden; en dient om de zenuwen glibberig te maaken, en voor fmartlyke gewaarwordingen te bewaaren. Rust deeze vochtigheid lang in de neusholen of in 't voorhoofd , zo wordtze flymig en dik. Op dat het echter niet te taai, of gantschlyk verhard worde, zo ver- K 5 brei-  154- De GEZONDHEIDKUNDE. breiden zig eenige' zenuwen van het vyfde paar in de fnothuid, die zig met de tusfchenribbige zenuwen in het dwaalende paar, Par vagus, verbinden. Zo dan deeze zenuwen van de taaije fcherpe fnot geprikkeld wordt,zo wordt, ten gelyken tyde, de borst mede in beweeging gebragt; en de ingeademde lucht met geweld uitgeliooten; 't welk men het niezen noemt. De verharde fnot weekt men door vochtige dampen en laat ze door niespoeder uitvioeijen. Gemalde vochten houden deeze deelen nat en glibberig; ook wordenze, als een onbruikbaar deel , uit het bloed geworpen. 6) De onmerkzaame uitwaasfeming is eene derallermerkwaardigfte af kleinzingen; waardoor zig het van zyne nutlooze deelen ontledigt Zy gefchiedt over de gantfche huid, en is zo veel, dat binnen vier- en - twintig uuren eenige ponden uitgeloosd worden. Indien zy zo fterk vermenigvuldigd wordt, datze druppen uit de huid vergaderen dan wordt zy zweet genoemd. 7) De afkleinzing der waterachtige vochten, in verfcheidene lichaams holen; als in den hersseneoezem, P1 entriculus cerebri, de Borstholte het Onderlyf, het Hartenzakje, enz. verhindert deels het zamengroeijen, deels het aanëenwryven der deelen. Deeze vochten' worden voor een gedeelte uit kleine klieren, en ook voor een gedeelte uit tedere flagaderen gefcheiden. 8) De afkleinzing van het Vet, in het Vetvlies. Omemum, en de Vetrok, Panniculum adipojhm. 9) De afkleinzing van het Maagsap , Liquor gaflricus, gefchiedt in de maag. Men heeft  De GEZONDHEIDKUNDE. iJ5 heeft hetzelve doorgaans voor een zuur fap gehouden ; doch het is, in den natuurlyken ftand, insgelyks een zeepachtig vloeivocht, en wordt tweevoudig afgtkleinsd. Het eene is waterig, en van eenen geestigen aart, en wordt uit de kleine flagadf ren, in de gedaante eener dunne Lympba, afgezonderd ; het andere is een weinig flymachtiger, en wordt uit de kleine maagklieren , door byzondere uitvoerbuizen afgefcheiden. 10) De afkleinzing door kleine klieren % in de Darmbuis, Pisweg en Oogleden; waardoor deeze deelen fübberig onderhouden worden. 11) De afkleinzing van het zaad. i a) De afkleinzing der melk in de borsten, en de maandlyke zuivering. Wanneer het vrouwlyke lichaam het einde van zynen wasdom beryken wil, hoopen zig de vochten in het zelve op; terwyl zy niet fterk doorwaasfemen. De lyfmoedervaten, en de borsten worden in 't byzonder uitgedeid ; en 'er ontftaat in het onderlyf de gewaarwording eener zwaarte en drukking , nevens kleine koortsbeweegingen. Het bloed dringt met drift in de kleine vaten, die geltadig in de binnenholte der Lyfmoeder eene waterachtige vochtigheid uitzweeten ; ftort zig in derzelver plaats in de moederholten , en vloeit in de gedaante der maandlyke zuiveringen af. Door deeze ontlasting wordt de overtolligheid der vochten verminderd ; de verwyde vaten trekken zig weder zamen , en laaten flechts de waterige vochtigheden door, tot dat zig weder eene nieuwe volbloedigheid voordoet , die by de meeste vrouwen om de vier weeken gebeurt. Wordt een vrouw zwanger, zo ver-  156* De GEZONDHEIDKUNDE. verftopt zig deeze bloedvloed; en het opgehoopte bloed gaat door de onderbuikvaten, Vafa epigaftrica, die zig met de innere borsten vaten , Mammarite internes , vereenigen, in overvloed naar de borsten. Zy zwellen op, en het bloed en bygemengde chylus, loopt in de melkvaten , en wordt in de gedaante van melk afgekleinsd. Nu is eene der voornaamste afkleinzingen, naamlyk die der Lympba, overig , waarvan ik kort het'voomaamire by brengen zal. De oude Ontleedkundigen hebben bereids in verfcheidene klieren, voornaamlyk in de lever, kleine doorzichtige vaten ontdekt,en we] van eene gantsch byzondere gefleldheid, die een waterig vocht inhielden; doch de gantfche zamenhang, en de verbinding deezer vaten was de vlyt der nieuwere Omleedkundigen voorbehouden. Het is thans beflist dat deeze Lymphatifche vaten geene voordplantingen der flagaderen of aderen ; maar een zeer byzonder geitel van terugvoerende vaten zyn , die geenzins met de flagaderen inmonden; maar veeleer de werking der aderen bezitten, en de overvloedige waterigheid der afgekleinsde vochten onmiddelbaar uit de uitvoerende buizen der affcheidende klieren en bet ingewand, door eene onmiddelbaare gemeenfehap der vaten aan zig zuigen; dezelven in de buizen, door eene gelyke gemeenfehap Horten ; weder met het bloed vermengen, en, ook hier door de afgekleinsde vochten mede behulpzaam zyn, dat zy hunne behoorelyke menging, beiiand en zuiverheid ,behouden. van  De GEZONDHEIDKUNDE. 157 VAN DE TUIGWERKEN DER SPYSVERTEERING, en van het . ^ MELKVOCHT. Daar nu het bloed eene zo groote menigte van vochten verliest , moeten dezelven, zo het gantfche tuigwerk niet ten gronde zal gaan, weder op eene andere wyze herfteld worden; en dit gefchiedt door de fpyzen die wy nuttigen. Tot derzelver genot noodigt ons de honger, die veelligt door het wryven der maagwanden op elkander, en de prikkelingen van het maagfap ontftaat, en eene onaangenaame gewaarwording veroorzaakt. In den mond worden de fpyzen gekaauwd; zy vermengen zig aldaar met het fpeekzel , dat eene zeepachtige vochtigheid is; over de tong gaan zy, als over eene hellende vlakte, naar den Slokdarm, Oefophagus: maar aangemerkt zy te vooren over de opening der luchtpyp heen moeten gaan , heeft de natuur aldaar een Strotklapje, Epiglottis, geplaatst. Dit wordt nedergedrukt en fluit de opening van het ftrottenhoofd: door deezen weg kan 'er niets in het zo zeer gevoelig ftrottenhoofd komen. Wanneer het voedzel in den flokdarm gekomen is, gaat het niet door het vermogen zyner zwaarte; maar door eene eigen fchroefwyze beweeging dier buis in de maag. Deeze buis heeft veele kleine klieren , die haare vochtigheid met het gekaauwde voedzel vermengen. ^ In  158 De GEZONDHEIDKUNDE. In de maag zelve gefchiedt 'er weder eene groote verandering. By vogels, die eene fterke fpierachtige maag hebben, heeft een waar zamenvryven plaats; doch by andere dieren kan het zodanig niet zyn : maar hunne verteering gefchiedt veeleer door oplosfing. In de maa» wordt een fap afgefcheiden; men heeft gemeenlyk onderfteld, dat het van eene zuurachtige natuur ware: doch de Heer Halter heeft beweezen dat het veeleer zeepachtig is, en in den gezonden fiand geene de minfte overeenkomst met het zuur heeft. Dit fap en de ingeflootene lucht, die in_ alle voedende middelen aanweezend is, en _ zig wegens de warmte der plaats uitbreidt, en den zamenhang der deelen fcheidt, zyn ongetwyfeld merkelyke middelen ter verteeringe. Doch blyven 'er altyd nog zwaarigheden ter beantwoordinge over. f» De Natuuronderzoekers hebben door veele waarneemingen gevonden , dat de maag en haar fap met de voedmiddelen der verfcheidene foorten van dieren , in eene naauwe verbintenis ftaan, en dat zy altoos die foorten van voedzelen oplost, die de natuur ieder dier in 't byzonder beftemd heeft. Reau- mür f» Dit zegt de Schryver met rede; want nimmer zal men kunnen bewyzen , dat het maagfap, *t welk een flaauw zeepachtig vocht is, en de ingeflootene lucht der ingeiiomene fpy. zen, benevens de beweeging van het middenrif en andere omliggende deelen, zimen in (laat zyn om alle fpyzen in zulk eenen korten tyd, als de verteering duurt, in een melkvocht te veranderen. De vraag is bier waartoe die grootte bundel zenuwen dient, die aan den mond der maag gevonden wordt. Ik beantwoord dit vraagftuk in myne reeds aangehaalde Vebhandeunc. De Vebtaai.es,.  De GEZONDHEIDKUNDE. 159 mür heeft over dit onderwerp zeer veele onderzoekingen gedaan, en gevonden, dat in de maag der roofvogelen, wel vleesch en beenen, maar geene aardvruchten opgelost worden. Wanneer de fpyzen op deeze wyze in de maag tot eene aschgraauwe pap gebragt zyn , gaanze door de okderopening der maag, Pylorus, in den twaalfvingeren darm. Dit gefchiedt deels door de eigene zamentrekking der maag, deels door de drukking van't middenrif. Wanneer de maag opgevuld is, dan verandert zy van ligging; want haare grootfte kromming gaat opwaards, en drukt tevens de galblaas, dat zy haar vocht in den twaalfvingerendarm ukftort. Hier komen alsdan twee nieuwe foorten van vochten by, de Gal en het Alvleeschsap,iS«cc^ pancreaticus. Door die, en door de vochten der kleine klieren , wordt deeze pap nog meer en meer opge, lost, en reeds voor een gedeelte in een melkfap veranderd. Het is inmiddels zeer waarfchynelyk, dat de verteeringwerkingen alhier een einde neemen. Hierna gaatze in den Nuchteren darm , jfejunium, en omgewonden darm, Ileum, en wordt door de melkvaten, die in deeze vaten eindigen , ingezogen, zo dat Hechts het onnutte der fpyzen in het dikke gedarmte overgaat. Men kan niet lochenen dat ook in dit laatstgemelde gedarmte eenige weinige melkvaten eindigen, die de nog overige voedende fappen ten vollen aan zig trekken, De voedende clyfteeren bewyzen zulks. Hierna vergadert zig de vuilnis in den endeldarm, die dooi een fpier geflooten is. Zy ver. wekt eene prikkeling, en door de werking der middenrif, en buik-fpieren, als ook door den En-  iCo De GEZONDHEIDKUNDE. Endeldarm zelven, wordt de tegenftand der fpier geheven, en het onnoodige uit het lichaam geworpen. De melkvaten verfpreiden zig in het darmscheil, Mefenterium-y en gaan naast voorby kleine klieren , welken tevens nog eenig vocht daarby verftrekken, tot dat zy gezamenlyk in den grooten chylzak eindigen. Uit deeze klimt zy weder, zo als ik boven gezegd heb, in eene lange buis, Ut/Bas thoracicus, die met veele klapvliezen voorzien is, aan de ruggraat in de hoogte, en Hort zig in de linker fleuteKider uit. 'Er eindigen buiten dien noch veele watervaten in deeze buis. Het melkfap beftaat gevolglyk meerendeels uit zodanige Tappen, die alvoorens in het lichaam uitgewerkt worden. Hoedanigerwyze hetzelve eindelyk met de masfa des bloeds vereenigd wordt, zal ik in 't vervolg befchryven. HET TUIGWERKELYKE DER BORST EN DER ' ADEMHAALING. De Borst is, zo als ik bovengezegd heb, eene kegelformige holte, die echter uit haar zamenftel het vermogen bezit van zig te vernaauwen en te verwyden; en dit gefchiedt voornaamlyk door de beweegbaarheid der ribben. De ruggraat zyn twee vaste en onbeweegelyke punten, waaraan de ribben gehecht zyn De beide bovenfte ribben zyn insgelyks onbeweeglyk, en houden met de fleuteibeenderen het borstbeen  De GEZONDHEIDKUNDE. 161 been in eenen vasten ftand. De ribben hebben eene kringwyze geftalte, en liggen in haaren natuurlyken ftand naar het onderlyf gekeerd. _ Tusfchen twee en twee zyn de uiterlyke en inner' lyke Ribbespieren , Musculi intercoftaks,die alle ribben jegens beide de bovenften in de hoogte heffen, en zig om twee rustpunten,naamlyk aan de Ruggraat en het Borstbeen, beweegen. Hierdoor wordt de borst aanmerkelyk verwyd. Daar ontftaat eene ledige ruimte, en de zwaare buitenlucht dringt door den mond en de neus m de borst en verwydt de longen. Deeze beweeeing noemt men het inademen. Dan deeze veridaaring alleen wordt door de waarneemingen, van den beroemden Heer Dülue, in zyne reizen op het hooge Savoifche gebergte genomen , twyfelachtig gemaakt; want by kon op deeze hooge ysbergen, in eene ten uiterften verdunde lucht, zonder de allerminfte bezwaarelykheid ademhaalen. O) Worden de ribben door het naiaaten haa'rer fpieren, en door de werking der buikfpieren weder nederwaards getrokken; dan wordt de borst enger, de longen worden gedrukt, en de ingezogene lucht wordt weder uitgeblaazen; dit is het uitademen. Deeze tuigwerking is tot onderhoud van het dierlyke kunstftelzel volftrektlyk noodig. Het leven kan zonder deeze beurtwyze uitdying en inkrimping niet beftaan ; want door haar wordt voornaamlyk de omloop des bloeds, door de longen, by fa) Wat hier de reden van zy,kan uit myne reeds meerÊeme de Verhandeling over het Zeevuur nagegaan worden. . De Vsrtaaler.  iöa De GEZONDHEIDKUNDE. by volwasfene dieren onderhonden. Maar by ongeboorenen, en ook een tyd lang na de geboorte, heeft de Natuur andere fchikkingen gemaakt: als dan gaat het bloed niet door de longen; maar het wordt door het langwerpig ronde gat , Foramen ovale, uit de eene Hartkamer in de andere, en uit de Longfiagader, door eene byzondere buis, Dutltis areriofus Botalli, in de groote slagüdee , Aorta, gevoerd. By volwasfene dieren groeijen deeze openingen toe, en het ademhaalen is gevolglyk onontbeerlyk noodig. De Longen zyn buiten dien ook nog tot meerdere werkingen gelchikr. De voedende lappen die het bloed bygemengd worden, worden in de longen waarfchynelyk meer zamen geperst, en daardoor te naauwer met het bloed vermengd ; ja zelfs in bloed veranderd. Men geloofde te vooren dat de uiterlyke koude lucht, die na de ademhaaling telkens weder warmer uit de borst komt, dan zy ingeademd wordt, iet tot deeze verandering toebragt; doch nadere onderzoeken hebben het tegendeel beweezen. De mensch en andere warmbloedige dieren , kunnen zig niet alleenlyk zonder fchade , in eene lucht ophouden, die eenen veel hoogeren graad van warmte heeft, dan de warmte van het bloed is; maar zy hebben nog her vermogen zodanig eene verwarmde lucht aftekoelen. Cullen , kwam het eerst op de gedachte , wegens de byzondere kracht der dieren; en Blagden , Fordyce , Bankes en Solander , hebbenze door herhaalde proeven bevestigd. Zy konden het in eene verhette kamer van 210 graaden en 14 minuiten houden. De he'te viel op 19$; ook wanneer flechts een enkeld mensch in  De GEZONDHEIDKUNDF. 163 in de kamer was, en de hette des lichaams op 08 graaden bleef De Dieren fchynen dus bet vermogen te bezitten eenen zekeren graad van hette te teelen; (De Byën zelfs teelenze tot 97 graaden.) en te gelyk ook de al te heete lucht weder aftekoelen. (a) Het voedende fap behoud daarenboven fomwylen nog zyne witte kleur, offchoon het bereids eenigemaalen de longen doorgegaan is. Deeze onlochenbaare waarneemingen maaken het waarfchynelyk, dat de longen door deeze veranderingen niet de eenige oorzaaken zyn; maar dat de dikwerf herhaalde omloop, en misfchien ook nog andere ingewanden het hunne daartoe bybrengen. De beroemde Priestley heeft zig daarmede gemoeid, dat door het ademhaalen flecfits het overvloedige brandbaare uitgevoerd wordt. Behal ven dat, heeft de beweeging der Longen en der Borst nog eenen grooten invloed op de veranderingen des onderlyfs; als de ontleediging der maag , der pisfe, des fioelgangs, der ftemvorminge: zo als ik airede gezegd heb. Ook gefchiedt het niezen gaapen, lachen, en weenen, door behulp der longen en het middenrif. Wy zien hieruit de wyze en kunstige inrichting der dierfche lichaamen, die alle onze tuigwerken zo oneindig ver overtreft, dat verfcheidene zo veele be- doe- ' (ö) Ik erken alle deeze proeven voor waar: maar men geefc genie de miiifbe reden, door welk eene oorzaslf zulks ge» fchiedt. Het zyn flechts vvaargenoraene veksChynzels , Phtenomena, en geene Phyfioiogifche bewyzen: dus onvolledig, en onvoldo?nd. Ik zal 'er in myne Verhat » deling over het Zsmjwvijur opzettelyk over handelen j en al het ontbreekende, naar myn vermogen vervullen. De Vertaaler. L 2  IÖ4 De GEZONDHEIDKUNDE. dodingen, door een enkele beïlieringörde ten gelyken tyde bereikt worden. WASDOM EN VOEDING. Een ieder tuigwerk neemt door de beweeging aUengskens af; het zelfde gefchiedt ook in de dierlyke lichaamen. De vaste deelen worden niet door het wryven aan elkander; maar ook door het aanbonzen, die door den omloop der vloeibaare deelen veroorzaakt wordt, verfieeten: de vloeibaaren zei ven waaslèmen voordduurend uit, en worden ook door hunne inneklyke beweegingen, Metus intefïir.us opgelost, en in hunne vermenging verfloord. Dit alles wordt door de voeding weder herfleld.en daardoor ons lichaam voor den vroegtydigen ondergang befchur. Maar'er valt nog alvoorens eene andere verandering in ons lichaam voor, die nevens en met de voeding gefchiedt, en de wasdom genoemd wordt; zy gefchieden beiden ten gelyken tyde, Zonder dat de eene den anderen in den weg weezen zoude. Ons lichaam dydt zig, van een zeer kleine flip, tot eene zekere óepaalde grootte in de lengte uir. Gemeenlyk gefchiedt dit tot omtrent het vyf-en-twintigste jaar. Wanneer deeze wasdom opgehouden heeft, dydt zig het lichaam in de breedte uit. Daar vallen geduurende deezen tyd in het binnenfle ingewand gewigtige veranderingen voor. Men heeft den ganachen levensloop in vier tydperken afgedeeld. Het eerste is de kindsheid; op deeze volgt de' jongmanichap; dan de bejaardheid, en eindelyk de ouderdom. In ieder van detze tydperken kry- gen  De GEZONDHEIDKUNDE, 165 gen wy een geheel nieuw lichaam, en dat heeft met de voorigen gancsch verfcheidene eigenfchappen en betrekkingen. 'Er is tusfchen de verandering der bloadlooze . diertjes; by voorbeeld van de Ryp tot de Pop, en van deeze tot het Witje, geen ander onderfcheid, als dat by geenen de inwendige deelen ; maar by deezen flechts de uiterlyke geftalte veranderd wordt. Ik zal nu verder de wetten deezcr merkwaardige toevallen iets naauwkeunger in overweeging neemen. De groote Boerhaave heeft gefteld dat ons lichaam uit loutere vaten zamengefteld zy; dat alle zyne vloeibaare deelen zig in dezelven onthouden , en door de kracht des harten in beweeging gebragt worden. De wasdom des lichaams zou vervolgens door derzelver ontwikkeling en uitdying gefchieden; maar de ondervinding heeft bevestigd dat daartoe iets meer vereischt wordt. De minste vochten van ons lichaam zyn in den omloop begreepen , en worden ook door gantsch andere krachten in beweeging gebragt (a). Ik heb reeds boven gezegd dat de grondftof onzes lichaams uit eene papachtige zelfftandigheid beftaat, die tot "een celweefzel overgaat. Dit heeft by de voeding gewigtige uitwerkingen, De flag'aders gieten een kleeverig fap, of door eene uitzweeting uit haare tusfehenruimten , of door haare uiterfte einden , in het zelve. Dit fap hecht zig, evenals gefmolten wasch aan een in dat zelve O») Welke die krachten zyn, betoog ik ia myne meergemelde Verhandeling. Da Vertaaler, L 3  16*6 De GEZONDHEIDKUNDE. ve lichaam. Door de fpieren worde dit fap aangekleefd; en aangemerkt het fchoon te vooren eene neiging ter verhardinge hadc, zo wordt het fpoedig droog,en zelfs een deel van het celwysweefzel. Ons lichaam heeft dienvolgens eene overeenkomst met zwam; waarin alle deelen niet zo wel door regelmaatige buizen, maar veeleer door onregelmaatige tusfehenruimten verbonden zyn. Hoe groot nu ook het aantal der vaten in ons lichaam zyn mag, zo heeft men in dit celachtig weefzel doch geene de minde van dien ontdekt. De flagaders bevorderen aldus waarfchynelyk alleenlyk den wasdom in de lengte: zy worden van den druk des harten, en het doorvlietende bloed geftadig uitgedyd; 'er ontftaan tusfehenruimten, in welken zodanig een kleevig yocht neerzet, en daardoor worden de flagaders en andere deelen zo lang uitgedyd , tot haare buitenfte huiden zo fterk zyn, dat 'er geene tusfehenruimten meer ontftaan. De overige voeding gefchiedt waarfchynelyk enkeldoor het celwyze weefzel. De fappen die in hetzelve geftort worden , worden deels door de natuurlyke krachten der aanhechtinge of aantrekkinge; deels door de fpierkrachtvoordbeweegdjde vloeibaaren dampen uit; de vasten daarentegen eenen nieuwen overtrek, en bevorderen daardoor niet alleenlyk den wasdom; maar vervullen ook de vermindering der deelen, die alvoorens daar geweest, doch door het beweegen en wryven afgefleeten, uitgevoerd en vernietigd zyn. Naar deeze algemeene wetten befchouwen wy thans de hoofdzaakelyke veranderingen , die ieder byzonder leevenstydperk ten wege gebragt worden. In den kinderlyken ouderdom zyn de deelen onzes lichaams nog zeer week; de  De GEZONDHEIDKUNDE. 167 de werktuigen der gewaarwordingen, ja de hersfens zelfs zyn nog niet behoorelyk geformd. De ziel verkrygt aldus enkele onvolkomene indrukzels van de uiterlyke voorwerpen; zy heeft van haaren toeftand nog geen duidelyk denkbeeld; want in eenen grooten tyd van dit tydperk, gefchiedt het leven naar de algemeene tuigkundige wetten, en de ziel zelve heeft zeer weinig invloed op haar lichaam. In dit tydperk ontwikkelen zig nog verfcheidene deelen; de tanden breeken uit; de zaadballen zinken in den Balzak,Setotum;de Borstklier, Glandula Tbymus , begint te verdwynen. het Foramen ovale, de Dublus arteriofus Bot alk, en te Vafa umbilicalia, verliezen hunne openingen, en veranderen in banden. In den jeugdigen ouderdom dyen de hersfens en de tuigwerken der gewaarwording zig meer uit; de ziel verkrygt reeds duidelyker voorftellingen der uiterlyke voorwerpen , en zy begint over haaren toeltand bewustheid te erlangen. Tegen het einde van dit tydperk ontwikkelen zig de tuigwerken der voortteelinge;'er komen aan verfcheidene deelen des lichaams hairen ten voorfchyn,ende ftem verandert zig. By de dieren ontwikkelen zig,en het gewei en de hoorns;en alle ontwaarenze den drift van hun genacht te vermeerderen. In den bejaarden of manlyken ouderdom houden alle lichaamsdeelen den behoorlyken graad van vastigheid en fterkte; de zinlyke driften worden lydenfchappen ; de wasdom in de lengte houdt op, en het lichaam dydt in de breedte uit. De werktuigen der gewaarwording erlangen den grootften graad van volkomenheid, voor welke  168 De GEZONDHEIDKUNDE. zy, naar hunne natuur, vatbaar zyn. Het zaad is alsdan volkomen bereid. En in dit tydperk heeft de natuur de voortteeling des geflacht's, voornaamlyk gefield. In den ouderdom der grysheid nadert dit tuigwerk allengskens zynen ondergang; de vaste deelen verkrygen den groot» ften graad van vastheid; zy worden hard en ltroef; eene menigte van vaten worden verltopt; 'er houden veele afkleinzingen op; de uiterlyke en innerlyke zinnen worden weder verftompt, en alles geeft ons te kennen dat wy in het kort onze levensloopbaan geëindigd zullen hebben. De Natuur heeft haar doelwit bereikt ;wy hebben de gelukzaligheden des levens gencoten en obs gedacht vermenigvuldigd. Gelukkig is de mensch die op de loopbaan des levens de neiging der natuure involgt, zyn hart tot weldoen aan zynen medemensch veredelt, en de Godheid geëerbiedigd heeft, zo dat hy rustig de wereld verlaaten, en zonder fchaamte op de reeks zyner dagen te rug mag zien. De dood is, naar de onwrikbaare wetten der natuure onvermydelyk; en de gantfche aanflag ter deezer groote omwentelinge is reeds in de bouwwyze onzes tuigwerks voorhanden. Trouwens de minsten bereiken het tydllip, dat door de natuur vastgefield is; de meesten flerven voor den gezetten tyd, en verhaasten hunnen dood, door dwaasheden , uitwydingen ,en onördelyke zielslydingen, Gelyk bet leven de voorduuring eener zaake is, zo is derzelver verbreeking de dood. Daar nu by de dieren een geestlyk, tuigwerklyk leven plaats heeft; zyn 'er mede even zo veele foorten  De GEZONDHEIDKUNDE. 169 ten des doods, Het geestige leven houdt in het lichaam op, wanneer de afzonderingen dec levensgeesten in de hersfenen, benevens de aandoenlykheid der vaten nalaaten , het hart te zwak wordt om het bloed na de uiterlyke deelen tevoeren, de pols en de warmte in denzelven ophoudt: edoch heeft het nog zo veel vermogen, het bloed in zyne naastbelendende flagaderen te dryven; de laatste krachten der ademhaaling worden ingefpannen, om den doorgang des bloeds door de longen te bevorderen. Eindelyk houdt dit ook op, en het bloed ftokt in de longen,- de linker hartkamer krygt geen bloed meer; en wordt dus niet meer aangeprikkeld, erf-alle haare beweegingen houden op: ondertusfchen wordt het bloed door de verflyving der uitwendige deelen nog in de rechter hartkamer, gedreeven, en het beweegt zig nog eenen tyd lang, wanneer in de voorige bereids alle beweeging opgehouden heeft; en de dood volgt eindelyk door den ftilftand aller beweegende krachten. Het Ca) Dit Is wel gezegd, maar nooit beweezen. De loop der Natuure en haare wetten binden zig aan onze uitgedachte verdeelingen des lichaams niet: wy kunnen het geestlyke wezen van het natuurlyke, zonder eene verdelging des levens, niet fcbeiden. De satuur werkt innerlyk eengrondig; doch uiterlyk duizend en duizend wyzig. De laatste werkingen zyn enkelde voorwerpen onzer befpiegelingen , wy deelen en onderdeelen dezelven naar onze weinige bevindingen, en min in itaat om tot haare grondwet voort te gaan, vergenoegen wy ons haare verfchynzels, mar loutere gisfingen te verklaaren, de grondwet der natuur te vergeeten, en de fchors voor den kern te neemen. Zie myne Verhanbeling oter het Zenuwvuü». De Vertaler. L 5  q£o De GEZONDHEIDKUNDE. Het levenlooze tuigwerk vervalt allengskens cn wordt door de rotting verteerd. Door de balflmingen , en door de ontleedkundige bereidingen kan men deeze rotting eenen tyd lang verhinderen; maar op het laatst wordt het lichaam in zyne enkelde beftaandeelen opgelost; en dit is de gantfche ondergang door den natuurlyken dood. DE VOORTTEELING DIS GE SLACHT S. Deeze handeling is het vermogen der dierlyke lichaamen, om nieuwe en hem gelykende dieren voordtebrengen. De dieren zyn voor 't grootste deel huns levens gefchikt deeze werking te verrichten, en de Natuur heeft ze boven dien met zo eene kitteling verknocht, dat zyook tegen hunnen wil gedwongen worden die uitteoefenen. Zo noodwendig en algemeen deeze verrichting is, heeft echter de Natuur den eigenlyken aart der dierlyke teeling zeer diep voor onze oogen verborgen. Alle navorfchingen deezer geheimenisfe te verklaaren, bepaalen zig tot twee hoofdfystemata: de ontwikkeling, Evolutie-, en de nieuwe teeling , Epigenefis. Beiden hebben hunne aanhangers. Naar het eerste fyftema, fteltmen vooruit dat alle dierlyke lichaamen reeds in het vrouwlyke lichaam voorhanden zyn; want de leer der Zaaddiertjes in de natuur, is zo oneigen, datze heden geene aanhangers meer vindt. Naar dit fylte.  De GEZONDHEIDKUNDE. 171 fyftema zyn alle volgende teelingen als van den aanbeginnen voordgebragt geworden, en de teeling is verders niets dan derzelver ontwikkeling. Het manlyke zaad verwekt door zyne kittelende kracht de eerfte beweegingen in de nog leevelooze beginzelen der aanftaande vrucht, en hierdoor begint eerst haar tuigwerkelyk leven. Hoe verheven ook dit leerftelzel by den eersten opflag fchyne; zyn 'er echter zo veele zwaarigheden mede verbonden, dat men het niet wel aanneemen kan. Het andere fyftema heeft mindere zwaarigheden , en ftemt in't algemeen meer met de wetten dernatuure en van het gezond verftand overeen, Naar het zelve ontftaat de vrucht gantsch op nieuw door de zaadvermenging der beide geilachten. Deeze vermenging is de eerste ftof der vrucht; de vloeijcnde deelen worden in den aanvang nog niet in vaten en door het hart, maar door eene eigene kracht, die men Fis vegatatha, noemt, beweegd. 'Er ontftaan eerstlyk buizen, en hierna de wanden van de uiterfle takken der vaten, en eindelyk het hart. Dit dryft de vochten om; doch niet tevens in den beginne; maar zy worden nog eenen tyd lang, daar het hart reeds aanweezend is, door de groeijende kracht beweegd. De hersfens en het ruggemerg zyn de eerste deelen , die men verneemt \ en de anderen worden immer, de eene uit. den anderen afgezonderd en geformd. Dit alles heeft zyne gronden op ontelbaare waarneemingen. De vrucht is met twee huiden omringd, en zwemt in een vocht, Liquor amnii\ zy voedt zig gelyk een plant, in de Lyfmoeder, door de vaten der nageboorte, Door veele  De GEZONDHEIDKUNDE. Ie vvaarneemingen heeft men gevonden, dat het bloed in de nageboorte niet als bloed, uit de Lyfmoeder overgaat; maar dat de moeder flechts een melkfap in de nageboorte af kleinst, die in haar eerst tot bloed verkeerd wordt; en het is zeer waarfchynelyk dat de nageboorte, buiten haare andere werkingen, by de vrucht ten gelyken tyde het amt der longen uitvoert. Wanneer zig dan de vrucht negen maanden in de Lyfmoeder opgehouden heeft, trekt zy zig eindelyk toe, waarop de geboorte volgt. De vrucht komt ter wereld, en begint, ingevolge de wetten die ik befchreeven heb, tegroeijen, en zig te voeden. ZIEK.  ■73 ZIEKTE- E N GENEES-KUNDE. Wanneer alle de toe hiertoe befchreeverie werkingen des lichaams naar de natuurlyke wetten gefchieden, is zulks de toeftand der gezondheid: maar aangemerkt'men dien bykans nooit aantreft, is hy flechts denkbeeldig; en men kan aldus ook den gezonden toeftand noemen, in welke niet alle deszelfs werkingen, naar de grootfte volmaaktheid gefchieden, wanneer daardoor flechts geene aanmerkelyke wanorden ontftaan. Dit is de toeftand, dien men in het gemeenzaame leveu aantreft \ en op wien de geneesoefenaar acht geeven moet. Het tegengeftelde van dien is de ziekte. Hieruit volgt dat tot 'eene volkomene kennis van de natuur der ziekten, de naauwkeurigfte kennis van de natuurlyke gefteldheid des lichaams , benevens alle deszelfs werkingen behooren. Hadden wy zodanig eene, het zoude ons zeer ligt vallen alle de tegenatuurlyke afwykingen van de gewoonlyke wetten, door het bloote verftand te verklaaren. Doch daar ons nog veel , aan deeze volkomene kennis ontbreekt , is ons Phyfiologifch inzicht alleen niet toereikend ; maar wy moe-  174 ZIEKT E- en moeten de betrachting over den loop en de eigen* fchappen eer ziekten mede te huipe neemen. Daar nu de ziekte eene afwyking van de gewoon Jyke gezondheidswetten is, moet zy noodzaakelyk de werking eener zekere oorzaake zyn$ die derzelver grond in zig behoudt. De natuur en de oorzaaken der ziekten waren het voorwerp dat de Geneeskundigen door alle eeuwen bezig gehouden heeft. Hippocrates zochtze door den weg der waarneemingen na te vorsfehen, • zyne navolgers door hypothefen en fyflemas. Men heeft alle wysgeerige leerftelzels ten gronde gelegd; en devvyl men thans den kring doorloopen heeft, zyn wy weder op den weg, dien men van den beginne hadt behooren te volgen , te rug gekeerd. Daar ons lichaam zulk eene zamengeftelde machine is, die uit zo verfcheidene tuigwerken, Auto. mati, welken allen tot een gelyk oogmerk werken, beftaat; daar zy door zo veele en verfcheidene dingen gevoed wordt; en eindelyk, daar zy in eenen dampkring leeft, die te gelyk aan verfcheidëne veranderingen onderworpen is: zo zienwe ligtlyk dat de oorzaaken der ziekten oneindig verfcheiden zyn moeten. De Geneeskundigen hebben zig bevlytigd haar naar zekere gelykende kenmerken tot eenigé algemeene clasfen te brengen. Wy zullen flechts die aanhaalen, welken daadwerkend in de natuur gegrond zyn. Hiertoe behoort de verdeeling in naaste oorzaaken, Caujaproxhnicres, en in de verfchoovenene, Remotiores. Van de eersten weeten wy weinig: zy zyn te diep in het mechanismus verlinkt, en 'er is weinig waarfchynelykheids voor handen, dat wy ze ooit kennen  GENEES.KUNDE. 175 ren zullen f» Galenus Helde eene zekere termenging der vochten ten grondflage; eene derzelven vermeerderd, was de ziekte, zo als het tegendeel de gezondheid was. Dit grondftelzel werdtop de geneesoefening en op de kruidkunde uitgebreid. Schoon dit fyliema eene dwaaling zy , is het nogthans eeae dwaaling met vernuft. De fcheikundigen zochten de naaste oorzaaken der ziekten in den fmeltkroes; onder de Ouden de Pneumatischen,en onder de nieuwen deSTAHlianen , in de ziel. Zo heeft men ten allen tyde , een geheim, dat de Natuur ons met goeden voordacht verborgen heeft, door Hypothefen zoeken te verklaaren. Het zyn dan de verfchoovene oorzaaken, die wy te verklaaren hebben: zy vallen meer in de zintuigen, en wy kunnen ons met derzelver kennis vergenoegen. Zy zyn of uiterlyken, of innerlyken. De laatsten hebben haaren grond in de Natuur en in de gefteldheid des lichaams zelve. Men kan daaronder rekenen de verfcheidene gemaatigdheden of de byzonder eigene vermenging des bloeds en der vochten, die eenen ieder onderworpen is; desgelyks de ondeelbaare gefteldheid der zenuwen, de uiterlyke voorwerpen tc ontwaaren, en door dezelven in beweeging gebragt ' (/?) Zo wy het Nevropyrismus in de vetklaatingen van de naaste oorraaken der ziekten als eene grondwet der natuurlyke en tegennatuurlyke werkingen, aanneernen; zullen wy bevinden in deeze kennisfe meer dan ooit gevorderd te zyn. Men leeze flechts myne Verhandeling voornoemd. Di Vertaaler,  -176 ZIEK T E- en bragt te worden; verders de verfcheidenheid der Kunne, de verfcheidene evenredigheden der eigene krachten des lichaams jegens elkander ; de verfcheidene gefleldheden der vaste deelen, en eindelyk de lydingen en natuurlyke drift; want men heeft aangemerkt, dat blyde en aangenaame gewaarwordingen der ziel, de beweegingen van het hart en van den pols vermeerderen: ja haare invloed is op het lichaam zo groot, dat men meer dan éénmaal opgemerkt heeft, dat hevige uitbarftingen van vreugde, den dood veroorzaakt hebben; onaangenaame gewaarwordingen, als, vrees en fchrik, verzwakken de beweeging van 't hart, en van den pols; en buiten haare overige werkingen, hebben zy voornaamlyk eenen invloed op de Sluitspieren, SpbinSleres, die daardoor geopend worden, en op de buitenhuid, die ten gelyken tyde zamengetrokken worden. Wat de menging der vochten betreft, zulken zyn dikwerf vol van eene scherpte , Acrimonia, of zy hebben eene zekere andere bederving, Cacocbymia. De vaste deelen worden dikwerf eene ziekteoorzaak door te groote zwakte, flapheid of ftyf heid. Eindelyk kan men nog onder de verlchoovene ziekteoorzaaken, de verandering des lichaams in verfcheidene menfehenouderdommen, tellen. In de jeugd gaan de vochten fterker naar 't hoofd, en geeven gelegenheden tot verfcheidene krankheden van dat deel; als kwaadhoofd, waterhoofd, enz. In de jongelingfchap daarentegen fterker naar de borst; van daar de verfcheidene borstkwaalen, bloedfpouwingen,ontfteekingen enz. Inde manlykejaaren gaan zy meer naar het onderlyf, en men merkt ïnsgelyks ziekten op , die daaraan eigen zyn;  GENE ES-KUN DE. 177 zyn; als onderzydebuiksziekte, verfloppingen, guldene ader, enz Onder de uiterlyke oorzaaken behoort alles dat van buiten op ons lichaam werkt, en eenige verandering in het zelve voordbrengt; als, de lucht, voedzel, vergiften , befmettingen van verfcheidene ziekten, uiterlyke gewei, dige kwetzingen, enz. Beide deeze verfchoovene oorzaaken zamen genomen zyn wederom, of voorbeschikkend, Pradisponentes, of gelegenheidgeevend,0<;c^//o«ö/^. De eersten kunnen zig lang in het lichaam ophouden , zonder eenen byzonderen invloed op deszelfs verrichtingen te hebben, en zy worden dan eerst werkzaam wanneer eene gelegenheidgeevende oorzaak daarby komt. Het is bezwaarelyk derzelver juiste paaien te beftemmen; want de innerlyke oorzaak kan, by voorbeeld, flechts de voorbefchikkende , en de uiterlyke de gelegenheidgeevende zyn; daarentegen kan ook weder eene innerlyke oorzaak, tot eene andere innerlyke de gelegenheidgeevende , en geene de voorbefchikkende zyn ; als, eene hevige ziellyding in een volbloedig lichaam. Somtyds is eene gelegenheidgeevende oorzaak alleen in ftaat eene ziekte voordtebrengen,zonder medewerking eener voorbefchikkende; als, by voorbeeld, de vergiften, en de Venusfmet. Somtyds is eene enkele toereikend ; fomtyds daarentegen, ten gelyken ty£g te zamen komende, om de ziekte te veroorzaakt" Tot de gelegenheidgeevende oorzaaken behooren nog de verfcheidene arbeidingen , en de levensaart, die de mensch zig verkoozen heeft. M Daar  178 ZIEKTE, en Daar het nu myn voornaamste toeleg is, die met de ziekten der Soldaaten ( en Mairoozen ) bekend te maaken, zal ik my nog eenigzias daarmede ophouden. De Soldaaten zyn doorgaands de geregeldfte menfehen niet. Meestall' ftellen zy hunne gelukzaligheid, in eenen goeden eetlust; verteeren daarom hun geld en brood in eenige dagen, en lyden liever den overigen tyd honger. Deeze leefwyze veroorzaakt verdorvene vochten en verpoppingen; en nadien de Heelmeester gemeen, lyk niet eer geroepen wordt, dan na het kwaad reeds diepe wortels gefchooten heeft; zyn de daarüit ontfprootene toevallen moeijelyk te geneezen. Doch is ook een gefchikt Soldaat, (zo wel als een Matroos) gedwongen in zynen leefregel feilen te begaan, die zyner leefwyze onvermydelyk zyn. Hy moet de ftrengheid van al het byzonder Weder uitflaan. De wachten zyn by den winter zeer heet;uit eene onmaatige hette moet hy te gelyk in de ürengfte koude; en in deeze ftaat hy eenige uuren lang op zyn' post. (a) De wachten'zyn boven dien, wegens de menigte der menfehen, met fchadelyke en bedorvene uitwaasfemingen cpgevuld ; de warmte opent de («) Den Matroos is een gelykfoortig lot befchooren; want behalven dat hy by aanhoudendheid met de vreeze bezwangerd is, van eeriang met de woedende zeegevaaren te moeten worstelen , is hy telkens op zynen wacht aan alle Itrenglieid des weders bloot gefteld; en daar by kort te vooien de broeijende en met vundfche uitwaasfemingen bezwangerde lucht van 't tusfebendek angstvallig heeft moeten inademen, roept zyn pligt hem een tegen, .gefteld uiterste te moeten ondergaan.  GENEES.KUNDE. 179 de uitvoervaten. Door de fpoedige afwisfeling der koude worden zy wederom geflooten. Een aantal beledigde deelen blyft in het lichaam terug en veroorzaakt heete rotkoorczen. De afwisfeling der hette met de vochtige lucht, veroorzaakt eene verkoudheid en eene ophooping der vochten in de Long. Zo lang dan deeze Hechte leefwyze voortduurt met ligte gevolgen na zig te fleepen, moet de krygsman in zynen dienst blyven , of hy zelf houdt zyne toevallen niet aanmerkelyk genoeg, om deswegen raad te vraagen* Hy drinkt brandewyn en bier; verhet en verkoudt zig op nieuw, tot 'er eindelyk eene ontfteekingkoorts opvolgt, die wegens het zondigen in den verëischten leefregel bezwaarelyk te geneezen valt. Volgt deeze niet,dan ontltaan in derzelver plaatze, teering, verftopping der oorklieren, en ondertongklieren * die insgely ks, door bovengemelde oorzaaken, ongeneesbaar worden. De grove kost veroorzaakt by veelen, voornaamlyk zo zy niet arbeiden; maar zig aan de werkeloosheid overgeeven, bedorvene vochten; die of met het melkfap tot het bloed 0vergaan, en benevens de onreinigheden, dat tevens een feil der Soldaaten is, huidziekten en fchurft voortbrengen, of zy verftoppen de Alvleeschklieren, en geeven gelegenheid ter uitteeringe. In het veld is een Soldaat boven dien gedwongen in regenachtig weer te reizen, 'snachts onder den wyden hemel te rusten, onklaar en vuilwater te drinken : waaiüit , behalven andere ziekten, de Scheurbuik ontftaat; die men in den laatften veldto^t dikwerf heeft waargenomen. Indien gemelde oorzaaken eene ziekte voordgeM 2 bragt  180 ZIEKTE- en bragt hebben, dan kan rnen deeze weder als eene oorzaak aanzien, en haare werkingen en ver» fchynzels zyn de toevallen, Symptomata. Deezen nu, de oorzaak en de ziekten ftaan in zulk eene naauwe verbintenisfe, dat men aan de eene zonder tevens aan de andere niet denken ban, en maaken dus de gantfche krankheid uit. Zy geeven zig door de veranderde werkingen en de tegennatuurlyke gefteldheid des lichaamlyken tuigwerks te kennen. Uit haar befluit de Geneesheer van de aanweezendheid der ziekte, en hy moet hier het boven aangeroerde onderfcheid tusfchen het denkbeeldige der gezondheid, en die gezondheid, welke doorgaands aangetroffen wordt, naauwkeurig voor oogen hebben. Daar echter de ziekten gemeenlyk gevolgen van verfcheidene oorzaaken zyn; daar zig meer ziekten ten gelyken tyde verëenigen, en haare toevallen zeiven weder oorzaaken van werkingen zyn; daar de natuurlyke krachten des lichaams naar de verfcheidenheid der byzondere onderwerpen , en naar de werkingen der ziekten, in beweeging gebragt worden, en boven dien nog andere van buiten aankomende toevallige dingen; als levensmiddelen, weêrgefteldbeid; enz. ten gelyken tyde eenen invloed op ons lichaam hebben; ontftaat daaruit een zamenweefzel van oorzaaken en werkingen, dat men fomwylen met de grootfte fcherpzinnigheid. naauwlyks ontwikkelen kan. Men moet derhalven in iedere ziekte de weezenlyke kenmerken , Signa vel fymptomata esfentialia, vel flgna paihcgmmica , waardoor zy zig van alle anderen onderfcheiden, alvoorens poogen te kennen; hierna de zodanigen ,  GENEES»KUNDE. 1S1 gen, die uit de medewerkingen der verfcheidene oorzaaken ontftaan; die , zonder dat de ziekte geheven wordt, niet meer aanweezig zyn kunnen, en die ook dikwerf na de ziekte terug Wyven, en oorzaaken eener nieuwe krankheid worden; verders de zulken die in de verfcheidene tydperken der ziekten van het beftreeven der natuurlyke krachten , en uit de toevallen zelvénontftaan. Deezelaatstenzyn,in aanzien ter geneezinge de allergewigtigften; zy leeren ons of men de natuur ter hulpe komen , of dat men haare te levendige beweegingen, waardoor zy zig, aan zig zelve overgelaaten, verdelgen zoude, verzwakken moet. Deeze kenmerken zyn van belang; de gelukkige of ongelukkige uitflag der ziekte hangt daarvan af; janaar datze door den Geneesöefenaar aangemerkt en ten nutte'gebezigd worden. Eindelyk geeftmen nog acht op zodanige toevallen, die van buiten de ziekte aangekomen zyn. Dit alles zamen genomen, maakt de natuur en het beloop der ziekten uit. De krankheden z'elven zyn even zo verfcheiden, als zig afwykingen van den natuurlyken ftand, en zamenloopingen onder elkander, bedenken laaten. Wy lee ren derzelver verfcheidene foorten niet kennen door aftrekkingen, en fluitredenen; maar alleenlyk door waarneemingen en ervaarenis. Men heeftze naar zekere overeenftemmende kenmerken onder verfcheidene algemeene clasfen gebragt: men beeft de verdeeling naar de lengte en duurzaamheid, naar haare hevigheid, naar haare zitplaats, en naar nog meer verwyderde overeenftemmingen genomen. Men moet M 3 echter  2*32 ZIEKTE-en echter niet gelooven, dat deeze leerwyzen weezendlyke deelen der ziektekunde zyn: zy zyn niet anders dan hulpmiddelen, om het geheugen te verlïerken. Nauwkeurige befchryvingen der ziekten, haar beloop en veranderingen, en voornaamlyk de zodanige kenmerken die de eene ziekte van de andere onderfcheiden, zyn het alleen die het weezendlyke eener verftandige ziektekunde, Patbologia, uitmaaken, Onder de ontallyke menigte van ziekten, zal ik flegts dezulken kortelyk afhandelen , die by de Soldaaten (en Zeevaarenden) het meeste voorkomen. Om het geheugen eeniger maate ter hulp te komen, neem ik eene eenvoudige leerwyze tot grond. De zieken zyn of koortzen, of niet. De eersten zyn doorgaands van korten duur,en de meesten daarvan begryptmen onder de naamen van heete ziekten, Morbi acuti. De meeste ziekten zonder koorts zyn van eenen meerderen of minderen duur, en worden daarom langduurige of sleepende ziekten genoemd, Morbi chronici. De koortzen zyn of enkelvoudig, of zamengefteld; onder de laatsten behooren de verbinding der koortzen met elkander , of de verbinding der koortzen met andere ziekten. VAN DE KOORTZEN IN HET GEMEENL De koorts is eene algemeene ziekte, die zig met eene traagheid en zwaarte der ledenmaaten openbaart; hierop volgt eene koude , en op deeze  GENEES-KUNDE. 183 deeze de hette. De pols is doorgaands fnel. Het is onmogelyk eene algemeene bepaaling, die op alle foorten van koortzen pasfen zoude voortedraagen ; ook behoort zulks tot myn oogmerk (niet. De koude en de hette zyn geene algemeene kentekens , Chara&sres ; 'er zyn koortzen die zonder de minste koude beginnen; en zo heeftmen ook eene koorts Qfebris algida) by welke men door het gantfche verloop geene hette waarneemt. De fnelle pols is even zo min, een vast kenmerk eener aanweezende koortze» 'Er zyn zekere kwaadaartige koortzen, in welken de pols weinig van den natuurlyken afwykr. Even zo min weetmen iets van de naaste koortsoorzaaken met zekerheid te zeggen Qa) De algemeene fpasmus der huid is eer een gevolg dan de oorzaak deezer ziekten. Een algemeen bederf der vochten kan even zo min de eenige naaste oorzaak der koortzen zyn. De meeste ontfteekingkoortzen ontftaan zonder dezelve. Ja daar ontftaan zeer dikwerf koortzen van hevige beweegingen, van fterke dranken, ook zelfs van te veel gedronken warm water, en van iedere prik- r» Dat wy van de naaste ooizaiken der koortzen mee zekerheid niets zeggen kunnen, komt, dat wy tot heden de werkends oorzaak aller natuurlyke en leevendige werkingen niet weeten; doch zo dra men een klaar volkoman denkbeeld van het Nevropyr zal verkreegea hebben, zal het niet bezwaarelyk vallen den aart aller byzo idere koortzen,benevens alle derzelver toevallen vau een enkel heerfehond weezen aftelden , en gevolglyk de naaste oorzaaken te leeren kennen. Zie myne meergemelde Verhandeukg. De Veriaaler. M 4  184 ZIEKTE- en prikkeling der vaste deelen; als by voorbeeld: van al te groote rnaagöverlaading ontftaan fomtyds de hevigfte koortzen, die door een braakmiddel geheven kunnen worden; zo als wy dikwerf by de Soldaaten zien. Dus hebben ook de nieuweren aangemerkt, dat de koude niet altyd van de verftopping der kleinfte vaten ; maar ook van iedere prikkeling; by voorbeeld, van eene fcherpe uitgedroogde galle, en van onverdouwde opgehoopte dingen in de maag en in het gedarmte, onrlaan. Door een braakmiddel houdt dikwerf deeze koude en de koorts zelve op Eene zekere aandoenlykheid en gevoeligheid in de eerfte wegen, heeft veelligt in de koude koortzen aan dit toeval fchuld, en de koortsbast benevens en èequasfia toonen zig daaromtrent werkzaam, naardien zy deeze gevoeligheid v. randeren. De verfchoovene oorzaaken der koortzen zyn of in de vloeibaare of in de vaste deelen, In de vloeibaare is of eene bedorvene menging, of een flym, of eene taaiheid , eene neiging ter rottinge, eene zekere ftnet; by voorbeeld, de pest, de blaaren, en bedorven vocht, dat zig met het bloed vermengt; als, gal, etter, waterbloedige etter, icbor, hiervan de oorzaak. In de vaste deelen geeft eene andere tegennatuurlyke prikkeling gelegenheid tot eene koorts;als by voorbeeld , fmcrte, ftuiptrekkingen in zekere deelen , ontfteekingen, ontwrichtingen , wonden, en vei floppingen der ingewanden. Ik noem deeze oorzaaken verschoovene, Remotiores; alhoewel zy gemeenlyk van anderen onder de naaste, Froxima , gerekend worden; want 'er wordt immers nog eene oorzaak verëischt die in ftaat \ zy  ' GENEES-KUNDE. 185 zy de koorts aan en voor zig zelve voordtebrengen. Deeze noem ik de eigendlyke naaste oorzaak, ook heb ik bereids te vooren herinnerd, dat wy van dezelve weinig weeten. Het is inmiddels waarfchynleyk dat deeze naaste oorzaak onmiddelbaar in eene byzondere aandoenlykheid der zenuwen befta, waardoor eene krampachtige beweeging van het hart en der vaten, en derzelver kracht eenen vermeerderden omloop des bioeds, gèvolglyk dat, wat wy koorts noemen, voordgebragt wordt. Wy weeten van de zenuwen en haare krachten verder niets dan de verfchynzels; wy weeten zelfs de oorzaaken niet hoedanig zy, in den gezonden ftaat, haare werkingen uitoefenen; veel min kunnen wy bepaalen op wat aart of wyze , uiterlyke oorzaaken op haar werken , en welke veranderingen in haar voortgebragt worden ia) Gesner ten voorbeeld , heeft de roodeloop zonder koorts waargenomen. Gevolglyk moet in de zenuwen zeiven nog eene zekere beftemming liggen, die eerst, wanneer de verfchoovene oorzaaken daarby komen , eene koorcs verwekt, en zonder welke, zy in tegendeel niet ontftaan kan. De byzondere foorten van koortzen daarentegen ontftaan van de verfcheidenheid der verfchoovene oorzaaken en haare zamenwerkingen, en van de byzondere foortlyke prikkelingen , die zy in de zenuwen veroorzaaken. Eene plaatslyke ontfteeking verwekt eene ontfteekingkoorts; eene vuile befinet- »ng, (a) Dit alles heb ik o«tdekt, en in myne Verbande, liing over het Nevropyr, ten klaarften beweezen. De Vertaaler. M 5 '  i86 ZIEKTE- en ting, die, of van buiten of van binnen in het bloed gezoogen wordt , eene rotkoorts. De grove koortsftof met galachtige of vuile fcherpten vermengd, veroorzaakt zamengeftelde tusfchenpoozende koortzen, en aldus de overige foorten. De duurzaamheid der koortze zelve, haar beloop, en derzelver ingewikkelde toevallen hangen van de meer of min beteugelbaare verfchoovene oorzaaken, van de zamenwerkingen van meerderen, en ten gelyken tyde, van de ondeelbaare lichaamsgefteldheid af. In de uitöefeninge zelve heeft deeze befpiegeling, ten minften heden , nog geenen byzonderen invloed. De geneezing zal altyd gelukkiglykflaagen, zo de Geneesoefenaar de verfchoovene oorzaaken genoegzaam kent; zo hy fcherpzinnig genoeg is derzelver wan weefzel te ontwikkelen , en al zyne zorg tot de geneezing aanwendt. In 't algemeen vindt men by de koortzen noch een weezenlyk onderfcheid. Zy zyn of aanhoudende, Continentes , die met gelyke hevigheid van het begin tot het einde voortduuren ; of tusschenpoozende yRemittentes,die niet met gelyke hevigheid der toevallen duuren; maar fomtyds nalaaten , fomtyds heviger worden. De eerften hebben meer haaren grond in de gantfche masfa des bloeds; de laatsten daarentegen meer in de eerfte wegen. Pringle heeft ook opgemerkt dat de koorts altoos periodiquer en met nalaatinge der toevallen verbonden is, hoe meer verdorvene ftof zig in de eerfte wegen ophoudt. EEN""  GENEES.KUNDE, igj EENVOUDIGE KOORTZEN. Hieronder reken ik de tusfchenpoozende koortzen. De omfteekingkoortzen, zo de neiging der ontfteekinge in het bloed zelf ligt, en van geene plaatslyke ontlïeekinge eens zekeren deels veroorzaakt wordt; de Rot-, Gal- en de Zenuw-koorts. TUSSCIIENPOOZENDE KOORTS. De tusschenpoozende KOOaTS, Febris intermhtens , komt beurtwyze op zeker gezet tydftip, en laat ook weder tot zekeren tyde na. Zy begint gemeenlyk met geeuwen , loomheid, koude en huiveringe; dikwerf ontdekt men in het aanfehyn eene bleekheid, of eene geele huidkleur. In de eerste tyden heeft men walgingen , braakneigingen, en ook daadwerkelyk braaken. Op de koude volgt de hette , de pols is klein en zwak, en de zieke klaagt over dorst. De angstvalligheid neemt af, de pols wordt voller en fterker, en de hette wordt onmerkzaam vermeerderd , tot dat zy den grootften graad beklommen heeft; de dorst is heviger; de zieke klaagt over hoofdpynen, en fmerte in alle ledemaaten ; en by de derdendaagfehenkoorts over hevige rugpynen, als of de rug breeken wilde. Eindelyk volgt een algemeen zweet; de toevallen laaten na, de pols wordt weder natuurlyk, en 'er blyft niets dan eene zwakheid en matheid te rug. De pis maakt een roodachtig neerzetfel. Alle  ,iS8 Z I E K T E- en Alle deeze toevallen komen by iederen aanval, Paroxismus, op nieuw weder te voorfchyn. Men heeft de oorzaaken der tusfchenpoozende koortzen in de eerfte wegen, in de verftoppinge van het alvleesch , of in het bederf der milt, of in eene onderdrukte uitwaasfeming, of in eene onbekende gefleldheid der zenuwen gezocht. Doch alle deeze oorzaaken dulden zo veel tegenfpraaks, dat men geene daarvan, als eene algemeene, en ten minsten niet als de naaste oorzaak , in alle koortsfoorten aanvoeren kan. Senac («) gelooft dat eene zekere ftof in het gantfche lichaam voorhanden zy, die zig in de lever voornaamlyk werkzaam toont , eene bloedverflokking in de poortader, en daardoor eene prikkeling in de zenuwen maakt, en de koorts zelve verwekt. Hy heeft deezer meenin ge eenen grooten graad van waarfchynelykheid bygezet. De O) Van de totfchenpoozende koortzen. Leipz. 1772. (b) Alle naaste oorzaakflellingen zyn tot heden loutere gistingen geweest. Wy weeten 'er zo veei van, als de Kwakzalver by Lodewyk den XI, Het gantfcbe Geneeskundige lichaam was niet in (iaat den Koning eene langwylende Quariana te ontneemen. IVa verioop van tyd, en na dat alle bekende koortsmiddelen vruchtloos beproefd waren, hadt deeze Empyricus vermetelheids ge« noeg zig den Vorst als een onfeiibaare koortsgeneezer voor te doen treilen. De Koning was toegeeveiyk genoeg zyne ftreelende aanbieding te aanvaarden, of uit moedloosheid, wegens zo veele mislukte geneesönderneemingen ; of om veelligt.de Doftors- met de Kwakzalverskunde te vergelyken. Trouwens de Koninglyke Geneesheer ondernam de geneezing, en daagde. De Koning poogde hem vervolgens uit 'eene verfchuidigdeerkentenisfe tot het Doétoraatte verhef- len,  GENÊES-KUNDE. 189 De koude wordt door de krampachtige prikkeling der zenuwen verwekt; want deeze prikkeling uit zig aan de zamengetrokkene huid,en ook foortgelykende toevallen bewaarheden, dat eene kramptrekking met koude verzeld gaat. Men kan drie onderfcheidene graaden van koude, naamlyk, verkleuming, grillingen verftyving, aanvaarden. En hierdoor kan men ook de andere koorezen , die insgelyks met eene koude beginnen, van de koude of tusfehenpoo- zende fan, zondt hem na de Faculteit, alwaar men hem in het 7eniamen,uit nayver, afvroeg; Watts pe koorts? waarop hy fnedig antwoordde: de koorts is eens zilktz, die de HEER en kennen; doch MIKT weeten te GENtEZCN; EN bie ik niet ken; doch WEET TE geneezen. Dit WaS , volgends Krüger, de Faculteit airede te veel toegeftaan: zy kenden noch het een, noch het ander. In de ontb:nding , Analyfn, der zo oneindig foortige ziekten dwaalen wy telkens van den weg. Dan nee »en wy de geftalte voor her geflacht; dan weder het toevallige voor het eigene; het gedeelte voor het geheel-, het gewrocht voor de oorzaak; de form voor de ftof; en het toevoegelykevoor het onderwerp; zo dra wy onze vlyende onderftellingen Genetici, onderzoeken , wraakt de uitkomst telkens onze oorzaakfteiling door de luttelheid der voorvloeiende gewrochten. Wy bezitten te weinige waarnemingen, en te eng eene beperking van verftand o.n zo veele duizende natuurftraalen in één middenftip te verè'enigen. Het blinde lotgeval; eene opvolgende opmerkzaamheid, en epae onvermoeide navorfcliing zyn, zaïneogenoroen, de eenige meesters, die ons, het weinige dat wy weeten, geleerd hebben. Derwyze heeft Hiavaus den btoedloop, ers JMkwton de natuurwetten gevonden; ja derwyze is her my met het ontdekken van het Nevópyrismüs vergaan. Zie verder myne Verhandeling over het 'Lkw .vvitoe , en wyue Gbnees- en Heelkunde, tw zyaer plaatze. De Vertaaleu.  ipo ZIEKTE-en zende koortzen onderfcheiden; want by geenefi is de koude noch zo aanhoudend noch zo hevig als by deezen. De prikkeling, die de koude veroorzaakt, wekt ten gelyken tyde de werkzaamheid der flagaderen op. Het door de koude na binnen gedreeven opgehoopt bloed, wordt met geweld voordgefluwd, en daardoor wordt zyne natuurlyke warmte vermeerd, die gemeenlyk met den graad der koude in eene zekere evenredigheid Haat. De verfchoovene oorzaken zyn deels in de koude vochtige lucht, ( deswegen komen deeze koortzen in den herfst en in de lente) deels in de vundfche uitwaasfemingen van ftilftaand water en moerasfen gelegen ; waarom zy ook in zekere oorden Epidemisch heerfchen; deels in het nuttigen van vuile, verdorvene, en zwaar verteerende fpyzen. De Soldaaten zyn voor deeze koortzen, zo wel in 't guarnizoen als te velde, en voorall' in den herfst en lente, blood gefteld. Men deeltze gemeenlyk in allendaagfche, anderen en derdendaagfche By de allendaagsche koorts , Febris quotidiana, komt de aanval alle dagen, op denzelfden tyd des aanvals; by de anderendaagfche is 'er een goede dag tusfchen beiden ; en by de derdendaagfche zyn twee dagen, waaiïn de koorts te rug blyft. De Heer Senac gelooft dat by de eerflen, in het lichaam niet zo veel'koortsftof zy: aangemerkt de pols tusfchen beide aanvallen, meestal natuurlyk is; by delaatsten daarentegen niet;offchoon de tusfchenruimte langer zy. Maar zou de waarneeming, dat by de allendaagfche koorts, de koude dikwerf  GENEES.KUNDE. 191 werf twee , en de hette vier uuren aanhoudt, niet veelëer bewyzen dat hier meer koortsftoffen voorhanden zyn moet dan in de anderen- en derdendaagfche koortze? Wat de pols betreft, deeze is in de eerfte vier-en-twintig uuren ongelyk. In den overigen tusfchentyd heb ik geene de minfte afwyking van den natuurlyken pols, als hy , wanneer de koorts gantfchlyk geëindigd is , aangeftroiïen wordt , ontdekken kunnen. Zou men hieruit niet veelëer befluiten kunnen , dat de reden van de verfcheidenheid der tusfchenpoozende koortzen onder malkander, zo wel in aanzien haarer duurzaamheid als tusfchentyd, niet wel in de menigte der koortslToffe zelve , dan wel in eene werkelyke verfcheidenheid derzelve te zoeken zy: zo dat men zou kunnen ftellen, dat de allendaagfche koortsftof van de geene die de anderen- of derdendaagfche voordbrengt zeer verfcheidene eigenfchappen bezit? Doch vermits dit op de geneesöefening weinig invloeds heeft; houd ik het voor onnoodig my langer by eene zaak optehouden, waarvan wy weinig met zekerheid zeggen kunnen. Eene dubbele anderendaagsche koorts, Febris tertiana duplkata, kan dikwerf voor eene allendaagfche gehouden worden. Men kanze echter daardoor eeniger maate onderfcheiden, dat altoos tusfchen twee en twee aanvallen , Paroxysmï, eene zekere gelykheid, in aanzien der hevigheid en tyd, plaats vindt. Wanneer, by voorbeeld, de eerfle aanval voor den middag, en de aanval der tweede, na den middag komt; is de derde dien van de eerfte, en de vierde dien van de tweede gelyk. Indien de tusfchenpoo- zende  ip2 Z I E „ K T E- e n zende koortzen een gezet tydfh'p waarneemen, noemt men ze regelmaatige ; maar in het tegengeflelde geval, om egelm* atige. Onder deezen behooren de vyr,zes,en agtdaagfche koortzen , die eenige Artzen willen waargenomen hebben. Senac merkt aan, dat deezen veelligt niet anders zyn als anderen of derdendaagfche koortzen; waarvan eenige aanvallen uitgebleeven zyn. Ik zelf heb in gasthuizen verfcheidene maaien gezien dat drie en meer aanvallen van anderen- en derdendaagfche koortzen uitgebleeven, en daarna weder ten voorfchyn gekomen zyn. DE ANDERENDAAGSCHE KOORTS. In deeze pleegt dikwerf na den tweeden of derden aanval een vrywillig braaken te volgen , ten teken dat veele verdorvene gal en andere fcherpten in de maag onthouden zyn moeten. Veele andere koortzen beginnen niet de naarbootz'Nge, Typus, der andtrendaagfche koortzen; als de teeringkoortzen. De koude is niet altyd gelyk. In den aanvang der koortze is zy altoos het hevigfte; hierna laatze fomwylen na, zo dat zy by verfcheidene kranken niet eens gevoeld wordt. Ih tegendeel is zy ook menig- * maal ten uiterften hevig, en alsdan den ouden lieden zeer gevaarlyk. DE DERDENDAAGSCHE KOORTS. By moerasfige plaatzen is deeze koorts meestal Heerschend, Epidemisch. Zy duurt fomwylen zeer  GENEES -KUNDE. 103 zeer lang, zo dat zy dikwerf tot over het jaar aanhoudt. Soldaaten die in vochtige kelderen geinkwartierd worden, zyn deeze koortzen meer onderhevig dan de geenen die onder de daken woonen; offchoonze van de ftrengheid der koude meer uitftaan moeten. Wanneer het weder in den herfst, en in de lente vochtig is, zyn ze aan eenige oorden algemeen heerfchend. In Stettyn heb ik jaarlybch van 900 man, over de *o zieken aan de derdendaaofche koorts gehad , en zo een vochtige herfst of lente inviel , over de aoo Was de herfst of lente zeer goed , zo heb ik flechts 10 of 11 man daaraan behandeld, en dit waren gemeenlyk ongeregelde menfehen, die een - bedorvene Lever hadden. De voorige oorzaaken, en veelligt ook de vochtige luchr bragten het haare toe, dat veelen daarmede Epidemisch overvallen werden. Zo myne zieken te vooren een gezond lichaam en goede vochten gehad hadden, en dat geene andere ziekten hunne koorts bygeleidden, heb ik nooit meer dan zes tot agt weeken met haare eeneezinge toegebragt Veele langduurige ziekten ; als'het voeteuvel, de onderzydbuikfche ziekte, de melancholy en ftuiptrekkingen, worden veeltv'ds door deeze koorts geneezen, en zo wordt zy ook zelve integendeel door blaaren en uitbottingen geëind!gd. Somwylen verandert zy zij; in eene dubbelde anderen en derdendaagfche koorts; en deeze gaat weder veelmaalen omgekeerd tot eene derdendaagfche over. Indien zy geneezen worden, ontdaan fomtyd3 uit dezelven ongedaantheid , water- en bleekzucht. N GE-  194 ZIEKTE- en GENEESWYZE. De walging en de neiging tot braaken zyn kenmerken dat eene onzuivere Hof in de maag en de darmbuis voor handen is. De natuur zelve wyst ons aan dat deeze ftof moet ontlast worden. Ik laat deswegen in den beginne verzachtende middelen, Lenientia, en middenzouten, tot den tweeden of derden aanval neemen, en dan een ontlast middel, Evacuans. In den winter en by fterke perfoonen, twee of drie greinen braakwynsteen , Tartarus emeticus , zonder of met zouten ; als, wynsteenroom , Cremor tartari, of gecitroend aalsemzoüt, Sal Abfinthii citratus. In den zomer flechts myn ontlastend roodelooppoeder , Pulvis dyfentericus evacuans, van één tot twee drachmas of vierdendeel loods, (a) Zyn de zieken verzwakt, laat ik deeze gifte in drie deelen afdeelen. In kwaadüartige koortzen heb ik deeze verkleinde giften byzonder werkzaam gevonden. Na eene toereikende ontlasting, laat ik in de vrye dagen een bitter aftrekzel, Elixir amarum, daaglyksch viermaalen gebruiken (p"): in de koortsda- gen Ga) Dit poeder beftaat uit gelyk e deelen Ipecacoati.be en Rba- barbarum. (b~) Dit bitter aftrekzei wordt aldus bereid Neem 3>. Extr. amar. drach. ij Bitter aftrekzei , etn balfluod. Aq. pur. unc. j Zuiver water, één onee. M. Metig bet. of  G Ê N E Ë S - K Ü N D E. i9S gen daarentegen daaglyksch tweemaalen , en in de bette zelve alle uuren één fcrupel van Glau* 3er.us wonderzoüt, Sal mïrabile Glauberi, in water opgelost. By zieken die den Herken drank gewoon, of met veel flym in de eerste wegen overlaaden zyn, geef ik, in {lede van het Elixir amarum, de EÏfentia antara (a) of Esfentia ~ car* of Neem Extr. amar. onc. p (*) Bitter aftrekzel, eèn balf once. Tart. Tartarifat. dr. ij. Gewynfteende wyn(teen, een balf lood. Aq. pur. unc. iv. Zuiver water , vier oneen. M. Meng bet. C*) De Schryver heeft nagelaaten te melden, waaruit dit Ex*, rafium amarum Ueftaat; het beste van dien aart in afgaande koonzen is het volgende Neem 3^. Rad. Gintian. Gentiaan- en . hngelic. aa. onc. j Engelwortel,van elks ètnonct. li. X. hbftntb, Alfem. . Card. benedict. Gezegende distel. . Centaur, mim. aa, m. j Kleine fanrojy , van elks één handvol. i". f. a. Extraftum. Maak bet, naar de humt tot een uittrekzel. («) Deeze Esfentia amara wordt bereid, als volgt, Neem j?f. Rad. Lapatb. acut. Patich en . Angelic. aa, onc. j. Engelwortel, van elks één once. Hè. Card. benedict. Gezegende distel. . Tanacet. Rein vaar. . Scord. aa. m. j. Waterrook, van elks één handvol N 2  195 Z I E K T E- en carduibenedicli,(èoch. alleenlyk in de vrye koorts* dagen). Op deeze wyze is de anderendaagfche koorts dikwerf met den zesden tot den agtften aanval uitgebleeven. Gefchiedt zulks niet, dan geef ik een koortspoedef uit Camille bloemen, Ammoniaczout en Rhabarber, in gelyke deelen, in de vrye dagen, dagelyksch viermaal tot een balf drachma ; ffiaar in de koortsdagen alle drie uuren tot den aanval: of ook het Extraclum chamomilU , of Imperatormet Ammoniaczout. By Genever en Brandewyndrinkers is de Esfentia amara met Ammoniaczcut werkzaamer dan het waterige Extract. Is één once daarvan nutloos gebruikt geworden , zo geef ik een poeder van Sulphur Antïmomi aurati, tertia pracipitationis ; (a) of ook het Extraclum chamomilla en Imperatorii, met Sal mirabik Glauberi, van elks een vierdendeel loods; dit deel ik in agt deelen, en laat 'er daags twee poeders, één Sp. Fin. q. f. Wyngeest, zo veel ge. noeg is. F. Esfentia. Maak bet tot eene Es. fentz. (a) Het Poeder Sulpuris antimonii aurati tertia pracipitationis, wordt naar het voorichrift van den Hsóre UiWer aldus zamengelteld, Neem fy. Sulpbur. Antiman. Zwavel van Spiesglas. Ocul. cancror. ppt. Kreeftsöogen. Sal. Mirabil. aa. dr. j'. 't Wonder zout, van Giauber, van eikseen vierdendeel loods. Meng het. De Vektaaler,  G E N E E S - K U N D E. 197 één 'smorgens en één 'savonds, van neemen : op het gebruik van dit poeder blyft de koorts gemeenlyk uit. Hierop geeft ik nog eenige dagen de Esfentia amara , daags driemaal, van veertig tot vyftig druppen. In zeer weinige gevallen heb ik my genoodzaakt gezien mynen toevlucht tot de koortsbast, Cortex peruvianus, te moeten neemen; alzo deeze middelen reeds genoegdoenend waren. Is de derdendaagfche koorts met andere ziekten gepaard, zo worden deeze middelen veelmaalen te vergeefsch gebruikt; indien men niet de oorzaak, die van eene ziekte afhangt, doorgrondt; by voorbeeld, zo zy na rotkoortzen ontftaan. De koorstbast zou hier ten eenenmaale fchadelyk zyn. De braakwynsteen , Tartarus emeticus, in verftrooide giften , heeft my onder deeze omftandigheden veel meer dienst gedaan: indien ik hem twee of drie dagen hadt laaten gebruiken, zo volgden niet zo zeer walgingen, als vermeerderd zweet, pisloozing, afgang , met groote verligtingen des lyders; en de omftandigheden die tot de anderendaagfche koorts kwamen, werden dikwerf daardoor geheven. By de allendaagfche koortzen fchynt de koorts^ {lof grover en taaijer te zyn. Ik hebze zeer dikmaals in onze Lazaretten waargenomen ; deswegen geef ik,behalven de voorige ontlastmiddelen , fterkere oplosfende middelen: by den Elixir amarum meng ik nog Sal ammoniac. en geef het vóór den aanval;doch na denzelven één fcrupel balzempillen. Na het gebruik , N 3 geef  ip8 ZIEKTE- en geef ik geduurende drie weeken, het bovenvermeldepoeder uichetSulphur antimonii,en zode koorts niet nablyft, den koortsbast, of alleenlyk dagelyksch viermaalen tot een vierdendeelloods , of ik meng by iedere gifte tien grein ammoniaczout. Wanneer twee oneen gebruikt zyn, iaat ik de China na, en laat weder agt dagen lang het Elixir amarum gebruiken; en na dit geef ik op voorige wyze noch één once koortsbast. Op deezen trant heeftmen niet ligt eene inltorr ting te vreezen ? Nog moet ik aanmerken dat men de China nooit geeven moet, zo lang het aanfehyn geelkleurig, en nog koortsftof in het lichaam te rug gebleeven is. Maar wanneer hy gegeeven worde, moet hy in groote giften, ten minsten van twee fcrupel tot een vierdendeel loods alle drie uuren na malkander toegediend worden, zal hy werkzaam zyn. By de derdendaagfche koorts neemtmen dezelfde geneeswyze waar, als by de allendaagfche; met dit onderfcheid alleen, dat men het gebruik van het Elixir amarum, en de ontbindende pillen ten minsten vyf weeken moet aanhouden. Somwylen heb ik den koortsbast in Sal. Ammoniaci ,Rad. Ari, Fiscus querci, flor. Cba~ momtll. of Imperator, veranderd. Dikwerf vereenigen zig verfcheidene koortzen ten gelyken tyde, en'er ontftaan anderendaagfche en dubbelde derdendaagfche koortzen; zy worden echter even als de enkelvoudigen behandeld. Nadien de derdendaagfche koorts dikwyls in eene aanhoudende koorts overgaat, zo heeft by deezen de oplosfende geneeswyze den voorrang. By oude lieden zyn by de allen- en derdendaag. fche koortzen dikwyls nog verftoppingen der inge-  G E N E E S-K U N D E. 109 ingewanden aanweezend, die de geneezing vertraagen en bezwaarlyker maaken; zo datmen, behalven de voorgenoemde middelen, nog fterkere oplosfende middelen; als, Gummata, Re- foiventia, Saponacea, en PiluU pro obftru&ione viscerum gebruiken moet. f» Zeer dikwyls komen 'er ook na tusfchenpoozende koortzen gezwollene voeten, die tot de waterzucht overgaan; oflchoon geen koortsbast gebruikt, noch de koorts geflopt geweest zy. In het eerste geval is Ons WATERDRYVEND POEDER , Plilvis diureti- cus twee of driemaal 's daags te gebruiken zeer goed (£) ;zo ook het toonmengzel , mixtura tonica wor- . Serpentaria vir- Virginifche (lang-) tel. gin. Cort. Magellanicus. Witte Kaneel 1 bast> . Cascarika. Cascarille J Hb. . Abfinthii. Alzem. . Cardui benedibïi. Gezegende distel. . Centaurii mino- Duizendguldens kruid. ris, N5 Eu*  s02 GENEESWYZE der TUSSCHEN- . Eupatorii. . Marubü. Flor. Cbamameli. Bacc. Lauri. Sem. Hyperici. Lign. Colubrinum. . Quajfi. Gland. Querna. Gum. Myrrha. De koortsmiddelen uit het dierryk zyn: Araneus. Tela Araneorum. Cornu cervi uftum. Cuculus calcinatus. Testiculi galli. Cor birudinis. Cor lucii. Cor rance. Oftrea. De koortsmiddelen uit het delfryk zyn: Mars aperiens. Sal martis. Tint}» martis. Mercur. dulc. . Prtecipit. Sulphur antiman. Vitrumantimon. Crocus metallorum. Gilla vitriol. Openend ftaal. Staalzout. Staalaftrekzel. Zoete kwik. Neêrgeplofte kwik. Zwavel van fpiesglas. Glas van fpiesglas. Metaalfaffraan. Witte vitriool. De Spin. Spinnewebbe. Gebrand hertshoorn. Een tot poeder gebrande" koekoek. Haaneballen. Zwaluwhart. Snoekehart. Vorfchehart. Oesters. Boelkenskruid. Witte Andoren. Camillebloemen, Laurierbeziën. St. Janskruidzaat. Slangen ;>, Quasfi \hom' Ekels, Galnooten. Myrrhe.  POOZENDE KOORTZEN. 203 De waargenomene koortsmiddelen, Empyrica, zyn, volgends Lindius. Tartar. emetic. Braakwynfteen. Extr. nucis jugul. Uittrekzel van Walnoo ten. Sal nucis jugul. Zout van Walnooten. De openende zouten. Sal. abfmthii. Alzem j> . card. benedict. Gezegende distelf Zout. . ftipit. Fabarum Boone ftruike ) Nitrum. Salpeter. . antimoniac, Gefpiesglasd falpeter. Antimon. diapbor. non Doorwaasfemend fpies» ablut. glas, ona'fgezoet. Sal. amminiaci. -Ammoniac 1 . Prunella. Delf >Zout. . Polychreft. Veelvermogend ) Tartar. regenerat. Herboren wynfteen. . tararifat. Gewyniteende wynfteen. De uitwendige koortsmiddelen zyn: Een bard gekookt ei op den pols. Campher en fafFraan in een zakje op den hartkuil. Fyngeftampte fpinnekoppen met tabak op den pols. Steenöly op den pols, of op de voeten inge» wreeven. Duizendblad, Millefolium, op de voeten. Wynruit met Geiteblad, Braambeziën, Vlierknoppen , op den pols en voeten gelegd. Muizenoor met azyn en zout. Herderstasch Yzerkruid, op dezelfde plaatzen, omtrent een uur, voor den aanval te leggen. De  2o4 GENEESWYZE der TUSSCHEN- . In het eerste koude koortstydperk. " Wyngeest. één half pond. mee geraspte moschaatnooten. met zwavel, één lood. met oefterfchelpen. Genever en peper, één lepelvol. Water des leevens met limoenfap, één lepelvol. Wyn, één pond. met eiwit, met huislookfap. met weegbreêfap, gelyke deelen. Terpentyngeest, één lepelvol. Wynruitfap, vier oneen, Netelfap, een halfpond. Afkookzel van vyfvingerenkruid . uit water 1 ,, , van kruis en munt,uit melk feen Pond' van Mirikswortel; uit bier J Bier, waarin glazen vlesfengruis, dat gloeijend gedempt is, gekookt wordt. Een limoén. Braakmiddel van zeewater. Kaersfnuitzel met Nootemofchaat. IN den tusschenaanvaltyd, A-rvpt%U. Laurierbladen,één half vierdendeel loods, driemaal 's daags. Esfchenbast met alzemzout. Olmbast. Wilde pruimewortels. Bier, mét zwavel, één lood , 's morgens ge- duurende drie dagen. Genever met mostaard zaad. met Gene verbeziën. Spin,  POOZENDE KOORTZEN. 205; Spin, ligt gekneusd. Spinnewebbe vyf grein, met brood kruim gemengd , tweemaal 's daags. 1 Voeg hier by, datmen zelfs het rottekrtjid , Arfenicum album, voor een koortsmiddel opgeeft, en wel in de anderen- en derdendaagfche. Deeze delfftof is echter een uitdermaate zwaar by ten d vergift, dat zyn doodaanbrengd vermogen een half uur na het inneemen openbaart. Het is eigenlyk de door het vuur opgehevene zwavel van den kobald ; een fteen die by Meissen in Duitschland uit de aarde gedolven wordt. De Duitfchen noemen hem ivöbofD, kobald, en 5Dït{chcn(ïctn, Muggesteen. Het rottekruid, wordt fomwylen alleen als een doorbytendmiddel gebezigd; en in dat geval verwekt het weinig pyn: doch tot een inwendig gebruik is het vóór deeze eeuw van alle Geneeskundigen als doodlyk, verboden. In *t begin deezer eeuwe echter heeft men by proeföndervindingen waargenomen dat het meergemeld rottekruid een waar soort middel, Specificum, en vaerdig middel, EW«V«» is; zo net flegts in eene niet meer dan toereikende gifte, ten behoorlyken tyde, toegediend wordt, en wel te vooren op zodanig eene wyze bereid zy, dat het geene ontlteeking,noch in den mond, noch in den flokdarm, noch in de maag, noch in de darmbuis maake. Daar nu de overgehaalde azyn, Acetum deftillatum , alle bytende' vergiften verftompt , verzacht en verzoet , kaninen hetzelve ook met het rottekruid bewerkftelligen , en laaten het, tot een fyn poeder gebragt, in eene zandka- pelle  2o5 GENEESWYZE der TUSSCHEN- pelle met even zo veel hoeveelheid azyns, zeven en meermaalen uitdampen, en met water afzoeten. Weder tot een poeder gebragt, mengtmen een vierdendeel loods van hetzelve in een fcrupel ouwels, en nat gemaakt, bereidtmen het deeg tot pilletjes, ieder van één grein. Hiervan neemt men telkens één pilletje, en men nut. tigt het 's morgens op den goeden dag, of eenige uuren vóór den koortsaanval, en men verzekert dat na het gebruik van drie pilletjes de koorts weg blyfc. Zie de Annalen van Breslau. (a) Doch een veel veiliger tegenkoortsmiddel heeft ons bereids de Spaanfche Westïndiè'n opgeleverd: naamlyk de Kina, dien wy, by uitneemendheid, ««« i^xf, de Koortsbast noemen. Men noemt hem mede kina kina , of chinachina, quinquima, de perusche bast , Cortex peruvianus; en in den beginne het cardinaal poeder , Puk', cardinal. Lugonis, en jesuite poeder, Pulvis Jefuitarum: ter oorzaakedatde Cardinaal Ltjgo den zeiven met de Jefuiten eerst in den Jaare 1649 in Frankryk bragt, en in de geftalte van poeder alöm in Europa verfpreidde. Hy is de fchors van een' boom dien men Garmaperis, of Gannaperide noemt, en die in peru , by loxa , een ftad in de provincie van quito zo wild als tam groeit. De kruidkundigen befchry. ven zyne gedaante zeer naauwkeurig. De krachten van deezen boombast was byde Indiaanen langen tyd voor de aankomst der Spanjaarden in die gewesten bekend, en werdt voor de af («) Clasf. IV. Attic. XV.  POOZENDE KOORTZEN. 207 afgaande koorts , die aldaar eene Epidemifche ziekte is, met goed gevolg gebruikt. Richard Morton verhaalt ons hoedaniger wyze de Spanjaards de bezitting van deezen koortsbast verkreegen hebben. Zyn lot was met den aanvang zeer voordeelig: men prees hem niet alleenlyk aan in de koude of afgaande koortzen; maar ook in het bloedfpouwen en braaken, in de waterzucht, in den rooden loop, in de onderbuikzyde- en moederziekte, in den fcheurbuik, in het heete en koude vuur. enz. Doch in 't vervolg werdt zyn lof , door 't misbruik verkleend ; men begon hem te mistrouwen, en men eindigde door hem te verachten. Men beweerde welhaast dat de Kina in de koortzen meer kwaads dan goeds uitwerkte ; dat hy de lever, de milt , het darmfchell enz. na het geneezen der koortzen, verftopte; dat hy de maagkramp, de geelzucht, de aamborstigtigheid, de waterzucht enz. voordbragt; en dus geraakte het gebruik van den koortsbast in het verval, tot eenige beroemde Geneeskundigen deezer eeuwe, hem door hun aanpryzen weder verheften; om , zo het my toefchynt, hem thans wederom zo veel te meer te laaten misbruiken. Inmiddels leert ons de Scheikundige ontbinding dat de vastgeftelde deelen van den koortsbast vast harstgommig, en met veele aarddeelen bezet zyn ; dat hy geene wee mlyke oly bezit; maar wel eenige vlugge deele. , die men, wanneer hy geraspt wordt, zeer wel kan rieken. Neuman heeft uk één once Kina agtien en een half grein harst, in de eerste geestüittrekkinge, en twee-en-twintigen een half grein gom in  2o8 GENEESWYZE d*r TUSSCHEN- in de tweede waterüittrekkïnge; door de overhaaling tien greinen aangebrande o)y, en uic den dooden kop by looging, vyf greinen vasc loogzout gekreegen Achtervolgends deeze proefneeming blykt, dat het harstige deel van den koortsbast alle de andere deelen overtreft, en dat overzulks deszelfs fcherpzamentrekkende vermogen, waardoor hy de koortzen geneest,'er van afhangt; daar het gommige deel,dat flechts in een afvaagend en zacht verfterkend vermogen beftaat, weinig tot de koortsgeneezingtoebrengt. Ik zeg weinig;, om dat in den koortsbast de harst- en gomdeelen derwyze met malkander verbonden zyn, dat men geenen gom zonder harst,noch geenen harst zonder gom vermengd, daaruit kan trekken Van daar komt het dat hec Extr. a Cort. péruviani minder in vermogen is dan de kcorstbast in ^eliftandigheid , 't zy in poeder, conferf of anderzins toegediend. Zo dan de koortsverdryvende kncht van den koortsbast alleenlyk in zyne bitter zamenrrekkende harstdeelen beftaat, kan men met reden befluiten dat ook alle middelen uit het Plant Dier en Delfryk, die dezelfde deelen bezitten, even zo goede tegenkoortsmiddelen zyn a!> de Cortex pet'uviamis. Laaten wy J. F. Cartheuser hier eens over hooren. „ Ik voorzie wel, zegt hy, dat zy, die niet „ dan blindelings de foortelyke deugden willen „ erkennen, zonder tot haare oorzaaken opteklim„ men, niet volkomen met my zullen overé'en„ Hemmen; want, zullen zy zeggen, zo de „ enkele afvaagende zamentrekkende kracht van ,, den koortsbast van zyn bitierlcnerp beginzel >, af-  POOZENDE KOORTZEN. £09 „ afhangt, dat dit beginzel genoegdoende zy, om hem te bekwaamen de hardnekkigfte tus- fchenpoozende koortzen te dempen, en dat „ zyne foortelyke werkingwyze niet onbekend zy; „ waarom kunnen de andere bitter-fcherpen de „ zelfde uitwerkzels niet voordbrengen ? Maar ik „ antwoord dat de andere fcherp-bitteren en bit„ ter- fcherpen de koortsbeweegingen zo geluk„ kig kunnen ftillen als de koortsbast; mits dat „ men dien tydig, en in grootere hoeveelheid „ dan den koortsbast neeme, Het Poeder van ze„ vENBLADWORTEL-f Rad.Tormentill*; byvoor„ beeld, in pillen met het Extract van gehoorn- de klaveren, Extr. Trifolii corniculat. aut 9 Loti, en van het kleine duiz^ndgulden- kruid, Centaur li minoris, of van eenig ander „ bitter, in eene voegzaame evenredigheid, is „ insgelyks een tegenkoortsmiddel, gelyk ik het „ dikwerf ondervonden heb." Tot dus verre de Heer Cartheuser. Maar dewyl het tog de laatdunkende verkiezing onzer hedendaagfche Geneesheeren is, vreemde, uitheemfche, vergezochte, kostbaare, en ons min natuurëigene middelen voor inheemfche en ons natuurëigene te trekken, laaten wy dan zien hoe de koortsbast te gebruiken zy. De koortsbast wordt met vrucht gebruikt: Ten 1. In aHe foorten van tusfchenpoozende koortzen; zo zy eenigen tyd gdeuurd hebben. 2. In verpoozende koortzen. 3. In groote verzwakkingen. O De  Sjo GENEESWYZE der TUSSCHEN- De koortsbast is fchadelyk: Ten i. In een vervuild lichaam. 2. In ingewands verpoppingen. 3. In aanhoudende heete koortzen. 4. In koortzen waarin door ontfteekingen, ettergezwellen of zweeren ontitaan. 5. In geelzuchiigen,- of die het aanfchyn of de oogen geelkleurig hebben. De koortsbast is dikwerf werkeloos ; en dit ontftaat Ten r. Dat men hem niet lang genoeg gebruikt. 2, Van de kleine giften. 3. Van deszelfs onvoegzaarae bereidinge. De koortsbast kan ook op verfcheidene wyzen verfterkt worden. Zie myne Genees- en Heee- eunde. ^ Hy moet wyders in den tüsschen aanvaltyd, a'a-oceji'*, en niet in den koonstyd gegeeven worden; naamlyk in allen- en dubbelde derdendaagfchen zes drachmen; dat is, alle anderhalfuur twee fcrupels. In de derdendaagfche koqrtze één once ; dat is alle twee uuren twee fcrupels. In derdendaagfche koortzen anderhalf once; dat is alle drie uuren twee fcrupels. Ey fterke geitellen geeft men den koortsbast in zeltftandigheid of Extracfen. By zwakke, in Afkooksels en Aftrekzels. By kinderen in CJysteeren. Na het gebruik van den koortsbast moet men geene buikzuiverende middelen gebruiken: want zo men zulks doe*, wil de koorts ligdyk wederkomen. '  POOZENDE KOORTZEN. 211 Het gebeurt menigmaal dat de koortsbast den buikloop veroorzaakt: in zulk een geval geeft men denzelven met 15 a 20 druppen Laudanum liquidum fydenbami, om de andere reis; zo dit niet helpt, als dan één grein Ipecacoanba in een aftrekzei van Kamillebjoemen. Eindelyk Haat nog aantemerken, dat men de koortsbast nog veertien dagen, na dat de koorts weg gebleeven is , moet laaten gebruiken, met de giften telkens te verminderen; ten einde de wedermftorting te verhoeden. Behalven alle deeze tegenkoortsmiddelen heeft men nog onlangs twee uitheemfche, en één inheemfche gevonden; naamlyk, de Bacc. Picbo* rei, uit de Braziliën; de Guadaloupfche Kina, en de witte wilgenbast, Cortex falicis alb'ts. Om van deezen laatsten, als landeigen iets te zeggen, zal ik aanmerken, dat de ouden en nieuweren de witte waterwilg in zyne bladeren, bast, vrucht en fappen eene zamentrekkcnde kracht erkennen, en dat hy koud in den eerden en droog in den tweeden graad is. Zyne bladers kunnen tot hechting der bloedende wonden gebruikt worden. Men zegt ook dat de gekneusde bladers den teellust beneemen, en de vruchtbaarheid der vrouwen tegen zyn. Dioscorides verzekert ons dat de bast in de bladers van den witten wilgenboom in wyn gekookt de zenuwen verfierkt, en het voeteuvel voordeelig is. Ook doet de bast, in een afkookzel, het bloedfpouwen {rillen ; en de Wollekatjes ftelpen het neusbloeden. Het Afkookzel van den wilgenbast wordt zwart en bitter met Vitrïolus martis, en het afkookzel der O 2 bla-  jit GENEESWYZE der TUSSCHEtf. bladeren wordt groen met gemelde mineraal, f» Edm. Stone was de eerste die in onzen tyd op de gedachten kwam, of niet de wilgenbast, o:n zyne zamentrekkende kracht, met den koortsbast overeenkwam. (£) Die Heer werd nog te meer in zyne gedachten gefterkt, om dat de wilgen boomen zo menigvuldig zyn in vochtige landfïreeken, alwaar de tusfchenpoozende koortzen het meeste heerfchen; even als de fcheurbuikmiddelen in die gewesten wasfen alwaar de fcheurbuik heerfchc. Eindelyk werd het vermoeden van den Heer Stone door zyne nadere proeven bewaarheid; door de waarneemingen van de Geneesheeren Glossios» Günzius, Haller, Budholz. In 't vervolg van jaaren is de wilgenbast in deeze landen, als een tegenkoor.smiddel, ook in gebruik geraakt; en wel hoofdzaaklyk door de waarneemingen en het aanpryzen van den zeer geleerden en ervaaren Heer van Geuns , Hoogleeraar te Harderwyk , en Aartsgeneesheer van Geldfrland en Zutphen, als mede door den Heer Forsten Hoogleeraar derzelver Faculteit, (c) De ondervinding heelt ons tot heden geleerd dat zy veelal het zelfde vermogen als de koortsbast, ja fomtyds meerder krachten dan deezen bezat; en ingevallen daar da ( lusteloos„ heid en traagheid in de beweeging der fpieren „ en der geleden. Des lyders oogen zyn flaauw, „ het wit derzelven is geelachtig. De meeste )5 klaagen over eene drukkende pyn onder het „ voorhoofdsbeen , voornaamlyk op de oog„ bóllen. De neus is inwendig droog, de ina„ deming door dezelve min of meer belemmerd. „ De tong is eenigzins gezwollen, en met eene -„ witte fpekachtige korst beflaagen; de pols iets „ radder i anders vry natuurlyk: de huid over ,, het geheel droog en warm; de pis is onder ' de ontlasting heet, en na dezelve, dik en „ zwaar, of helder, raauw en rosachtig: de j, lyder klaagt over eene benaauwende fpanning des bovenbuiks, en dikwyls over pyn in de j, armen en beenen. Hy blyft in deeze gelreld„ heid , fomtyds flegts één of twee dagen * „ waarna de tong drooger wordt en meer ge. „ zwollen; de adem heeft een onamgenaame „ verhittende reuk: de pols wordt radder en kleiner, de hoofdpyn geweldiger, en de ly-s, der, indien hy niet ylhoofdig is, klaagt ovef „ eene hevige benaauwdheid, en op fpanning van „ de maag. Hy heeft geduurige walgingen, die i „ met  De ROTKOORTS ter ZEE.. 241 „ met eenen bitteren fmaak gepaard gaan, en in „ de meeste gevallen door vruchtlooze of gal„ achtige , met flym vermengde braakingen ge„ volgd worden". „ De koorts, en de daar mede vereenigde, „ zo even opgenoemde toevallen , gaan niet „ altyd in dezelfde hevigheid voort; maar de „ eerlle, kenbaar aan den kleinen en al te radden „ pols, houdt eenige uuren met geweld aan, „ wanneer de adem en de huid zeer heet, en „ de laatfte tevens zeer droog, zyn, geevende „ aan de hand van hun, die ze onderzoekt, „ eene ongewoone fteekende hitte, welke niet „' geheel ongelyk is aan het gevoel van een zeer „ flaauw EkSlricaal vuur. Daarna verminderen „ de koorts en de hevigfte toevallen; de pols „ is eenigen tyd gemaatigder en natuurlyker, „ fchoon altyd radder dan inden gezonden ftaat; „ doch deeze tusfchenpoozing duurt flegts eenige „ uuren, na welken de toevallen met vernieuw„ de krachten aanvallen, en den Lyder afmat» cen". „ Deze toeftand duurt twee of drie dagen: „ daarna wordt de lyder ylhoofdig, of onaan„ doenlyk, zonder bezef van het gevaar, waar „ in hy verkeerd, ook zonder de minfteaandoe„ ning van het geene buiten hem is. De oogen „ traanen; de oogleden geopend zynde, wor„ den zeer traag geflooten ; het aangezicht is „ by poozen heet en rood, ofbieek en klam: „ de adem die buitengewoon heet is , ftinkc „ fterker dan te vooren; de beweeging van de „ borst is moeijelyk; de tong bruin of zwarten „ droog: de pols zeer klein en rad, ftaat dooreg „ g^ni  242 De ROTKOORTS ter ZEE. „ gaans-*!20, of meer, Hagen in elk minuut. „ De Lyderligt mymerend',en zachtkens in zig „ zeivenylende, zonderwillekeurigebeweeging, ,, in de kooi De buik wordt geheel opgefpannen! „ By veelen heeft alsdan geelzucht plaats, waar„ pa de neus niet zelden onverwacht ontfpringt. „ Eindelyk neemen de krachten meer en meer » af> 'c geen altyd mee eene vermeerderde „ fnelheiden verminderde kracht der polsflagen ,, verzeld gaat". „ De Lyder blyft, in den befchrevenen toe•„ ftand, tot dat de natuur op den agtften „ tienden of twaalfden dag, ook wel eens laa„ ter, door menigvuldige afgangen, dikke pis „ met een zwaar bezinkzel, of door fterke zwee„ ting, den weg ter genezinge aanwyst, of tot „ dat de Lyder onder het geweld der ziekte „ bukt en fterft". Tot dus verre de Heer veirac over den gewoonen loop der befmettelyke rotkoortzen. Van daar gaat de Schryver over tot de byzondere kentekenen der ziekte, waar door dezelve van anderen onderfcheiden wordt, en telt 'er zeven op; 1. Het fchielyk verval van 's lyders krachten. 2. Een byzonder foort van hoofdpyn. 3. Slaapeloosheid. 4. De gefteldheid van 't bloed. 5. De gefteldheid der tonge. 6. De gefteldheid van den pols, en 7. De natuur der koortze. Hst  De ROTKOORTS ter ZEE. 243 Het •fcbiüyk verval van krachten, in zo verre dat gevoegd is by de zes vólgende toevallen. Een byzonder foort van hoofdpyn , die met de ziekte begint, meer drukkend dan hevig, draageiyker wanneer de lyder ligt, dan wanneer hy overeind is; en wordt gevoeld als of zy op den bodem der herfenpan haaren oorfprong hadde. Slaapeloosbeid, met gepaarde of opvolgende vlhocfdigheid. " De tefteldbeid van bet bloed, dat in den eerHen aahvang der ziekte veeltyds eene blaauwe of blaauwachtige, naar het groen hellende korst heeft, en fomtyds lymig en taai is; daar het aan den anderen kant niet minder zeker is, dat fchier by allen het bloed dun , los aaneengehecht, en zonder korst op deszelfs oppervlakte, bevonden wordt. De gefleldbeid der tonze, die met een geel, bruin,"groenachtig, vioolkleurig, zwart of purperachtig btllag bezet is, naar maate van het bederf der galle en der rottinge van het bloed. De gefteldheid van den pols, die als in andere gelykaartige koortzen rad en klein is, onfeilbaare kenmerken eener aanweezige rottinge,indien tevens by den lyder de pis bleek en raauvv en het lichaam droog en heet is. Eindelyk, de natuur der koortje, die wel is waar tot het onafgebrokene foort behoort, doch eigenlyker tot de geduurige aüoopende {continuce remïttcntes) betrokken moet worden ; overmits zv , ondanks haare geltadige aanhoudendheid, echter telkens met nieuwe verheffingen voordwoedt. In zo verre een klein begrip der kenmerken, Q a wel-  244 De ROTKOORTS ter ZEE. welken de Heer veirac ons van de rotkoorts mededeelt: laaten wy thans op eene zelfde wyze befchouwen hoedanig de Heer hussem die voordraagt. Deeze Heer verdeelt te recht de kenmerken der rotkoortze naar den trap der kwaadaartigheid of van het tydperk der ziekte , die hy ftelt drievoudig te zyn ; dat is, naar den aanvang, den aanwas en de hevigheid der ziekte zelve. In het eerfte tydperk of in den eerden trap dier ziekte, zegt de Schryver, dat de kenmerken dikwerf duister zyn, en zig opdoen als die van eene Febris Cattbaralis of Febris Rheumatica. In dit eerfte tydperk , vervolgt hy zyn de klagten van veelen over hoofdpyn, benaauwde ademhaaüng, koude grillingen, gevolgd van hette, beurtelings afwisfelende. Anderen gevoelen eene ligte huivering, gevolgd van eene aanhoudende hette, die nu om den anderen, en dan om den tweeden dag tusfchenpoozend fchynt te zyn. De tong is by veelen natuurlyk , zonder beflag, doch veeltyds droog. De eetlust is verlooren, en de meesten klaagen over eenen bitteren fmaak in den mond, en over een band voor het hart, met eene neiging tot braaken. De pols is by eenigen, op fommige tyden byna natuurlyk; by anderen rasfer , nu met verheffing, dan met vermindering; by eenigen vol en opgezet; maar by de meesten ingetrokken en klein. Een algemeen verval van krachten. De ziekte in eenen meer gevorderden ftaat, dat is in het tweede tydperk, gekomen, waarin de lyder bedlegerig moet blyven, beginnen veelen,  De ROTKOORTS ter ZEE. *45 len, na voorafgaande klagten van hoofdpyn, te delireeren, en by zig zeiven binnen 's monds te praaten. Beflendig op den rug liggende, en niets aangrypende dan met beevende handen, gelyk zy ook met eene beevende beweeging de tong uitfteeken, wanneer men hun zulks verzoekt. De tong wordt wyders met eene geele of zwartachtige korst bedekt, en mond en keel met zeer taaije flym bezet. Veelen hebben een drooge huid, geduurige koorts,kleinen en rasfen pols,met eene uitwendige hette, die zig zeer duidelyk doet bemerken. De pis is dan eens bleek, dan hoog geel; fomtyds met weinig zetzel; dan met een dry vende wolk. Somtyds komt op de dagen van crifis een Diarrhoea , verzeld van een yfelyken ftank, waardoor de ziekte by de eenen verminderd, en by de anderen door den dood gevolgd wordt. Het bloed is in het eerfte en tweede tydperk der ziekte fomtyds natuurlyk, en fomtyds met een ligte zogenaamde Crusta Inflammatoria bedekt gevonden geworden; maar in het derde tydperk was hetzelve geheel ontbonden. In het laatstgemelde tydperk der ziekte verflimmeren alle toevallen; het verval van krachten wordt grooter; de oogen zyn by veelen ontftooken, erf de oogleden half geflooten; het bellag van de^ tong wordt zo zwart als inkt, tanden en lippen' met zwarte korften bezet; de beeving der handen en tong wordt fterker; de dorst is zeer groot; doch de Lyders zyn zonder kennis om drank te eisfchen; de doorzwelging is moeijelyk, de ademhaaling benaauwd, en dikwerf gorgelend; de pols is zeer klein en ras, en veeltyds verzeld met de Q 3 zo*  •atf De ROTKOORTS ter ZEE. zogenaamde Peeshuppelingen (Subfultus tendinum ) De lyders blyvcn op den rug liggen veeltyds met de kniën opgetrokken; fommigen worden ylhoofdiger, fommigen liggen als flaapende, en anderen pluizen geduurig aan hunne dekens Veeltyds krygen zy het heet- en koudvuur aan't heiligbeen, ook aan de hielen, elleboogen, en andere gedrukte deelen. Weder anderen zyn opgefpanncn van buik, eri by eenigen neemt.men de koortsvlekken (petecbi dergelyken. Uit het bergryk, het Vitriool en Salpeter-zuur, den geest van Zwavel, vooral den vluggen geest van Stabl met plantaartige zuuren in afkookzels verlengd: insgelyks de vaste en vlugge loogzouten, voornaamlyk den geest van Harsthoorn, fchoon onzeker in uitwerkinge: daarna de midden- of geenflachtige zouten; als het gezuiverde Salpeter, Glaubers wonderzout , de ontbindbaare Wynfteen, en den geest van Mindercr; doch minder in vermogen dandeopgemelde zuuren: vervolgends de bit te-  De ROTKOORTS ter ZEE. 255 bitteren , als den Virginifchen Slangen wortel, den tegengiftwortel en de Myrre: ook de Speceryiichtige middelen, als zyn de Wilde Baldriaanwortel, de Kamilbloemen en Kamfer: en eindelyk de famentrekkende middelen , als zyn de Koortsbast en de Kamfer. Vervolgends wyst de Schryver de manier aan, om deeze middelen, en in bet byzonder de Kina te gebruiken; en fluit de 2olte paragraaf met h^t gebruik van eene zuivere koele lucht, als een middel, waarvan op de uitvaarende Oostindifche fchepen van ons Vaderland doorgaands te weinig acht gegeeven wordt. Tot herilel van 's lyders krachten vordert de Heer veirac, ten 1. den Koortsbast, ten 2.dei (Vyn, ten 3. eene koele dampkring, en reu 4. eemgefchikte hevensregeling. Onder den wyn , ilelt hy mede de geestryke dranken, als Brandewyn, Genever, Rum of'Arak, te meer, zo de matroos 'er te vooren is aan gewoon geweest. Onder de gefchikte hevensregeling, vinden wy de beweging als volltrekt noodzaakelyk en voordeelig ter vernieuwinge der verloorene krachrea aangetekend, Eindelyk befltüc de fchryver zyn derde hoofdftuk met het aanwyzen der middelen , waarmede men drie byzondere toevallen der rotkoortze moge ftillen of verdwynen: deezen zyn de ylhoofdigbeid; de darm-rommelingen, en de purpervlekken. Om de ylboofdigheid te doen bediaren , pryst de Heer veirac, behalven de voor vermelde Purgantia, het zuurdeeslëm aan de voeten, het wafchen der beenen men het Afkookzel van Kïmiibloeman in bier of wyna?yn, en fpaanièhe vliegen aan de kuiten, of aan-de dyën en armen ge.  256* ? De ROTKOORTS ter ZEE. geplaatst; doch dit laatfte met omzichtigheid te gebruiken, en liever met Kamfer te beftrooijen dan alleen te bezigen. Om de rommelingen in de darmen te verdry ven, pryst de Schryver, den wilden Baldriaan wortel tot twaalf greinen, bloem van Zinc met een weinig fuiker, een of andermaal herhaald, en in noodval met een weinig opiaaten by hardlyvigheid met een gepast purgans vermengd. Tot ^de purper -vlekken wordt verè'ischt eene genoegzaame hoeveelheid van den koortsbast met kamilbloemen;by Welker afkookzel men den geest van Minder er voege; of men neeme flechts koud overgehaald water by kleine teugen ingegeeven om dit toeval te fluiten. De geneeswys der rotkoortze van den Heer hussem komt bykans in allen deele met de voorgemelde van den Heer veirac overeen : de geneesaanwyzingen zyn volmaaktlyk de zelfden. Om eerftlyk de beledigde rottige ftof te ontlasten en uit te dryven, geeft de Heer hussem , in den aanvang der ziekte het Pulv. Rad. Hypocacuan: van i Scrup. tot i Drachm. met een weinig koud water, zonder iets daarop te laaten gebruiken tot zo lang de lyders beginnen overtegeeven ; wanneer hy hun van tyd tot tyd eene groote hoeveelheid laauw water drinken laat. Tot de buiköpenende middelen roemt de Schryver de Senebladen, den room van Wynfteem, maar boven al de Tamarinde; waaruit ook klyfleeren gemaakt en met vrucht kunnen gebruikt worden. Tot de verdere ontlastmiddelen behoo« ren nog de zweetmiddelen en aderlaating; doch de eerften worden in de rotkoortzen van weinig nut, en de laatflezeer fchadelyk bevonden. Om  Be ROTKOORTS ter ZEE. 257 Om ten anderen, de beledigde ftof tegen te gaan en te verbeteren, pryst de Schryver onder een groot aantal middelen , in de eerste plaatze den Koortsbast, in een fterk afkookzel, of liever in fubftantie gebruikt, of dien niet gebruiken kunnende, door klysteeren in te brengen, aan. Hierna volgt de Virginiaanfche Slangen wortel, als mede de tegen gift wortel (Rad. Contrajerva) door pringle en lind aangepreezen, De Elixir Vitrioli, de Spiritus Sulphuris per campanam, met een fterk afkookzel van den Koortsbast vermengd , is van groote uitwerking. Het Salpeter wordt ook geroemd, maar is min vermogend dan de Koortsbast. De Kamfer fciet Wynazyn gaat in deeze ziekte voor een Specificum doorj doch niet door dén Auteur beproefd. De middelen uit Plantgewasfen genomen, als zyn, verfcheOranjeappelen, Citroenen,Limoenen, Zuuring , fap van Aalbeziën en dergelyken, zyn mede van eenen voortreffelyken dienst; doch alzo deeze vruchten op de Schepen niet te bekomen zyn, zou men in ftede van dien, de Schepen met eenen genoegzaamen voorraad van Sap of Gelei van Aalbeziën, en Citroen- of Limoenfap kunnen voorzien. Omtrent den leevensregel, begeert de Schryver, dat men den lyderen geene foepen van vleesch toebereid, moet toedienen: maar dat in derzelver plaatfe, ligt verteerende voedzels uit haver gort, of ryst met corenten of rozynen, of brood met fap van Aalbeziën toebereid, ongelyk nuttiger zyn. Omtrent den drank, die in deeze ziekte m eene groote hoeveelheid gebruikt moet worden, ö R wil  258 De ROTKOORTS ter ZEE. wil de Schryver te recht, dat die best zy, uit gekookt dun garstewater, met Citroen ofLimoenfap en Suiker fmaakelyk gemaakt, of uit water met Sap of gelei van Aalbeziën of met Tamarinde gemengd, enz dat men den lyderen telkens, fchoon ongevraagd, laat drinken. findelyk gaat de Heer hussem tot de derde aanwyzing over; om naamlyk, de lichaamskrachten te onderfteunen en de leevensvermogens op te wekken. Hiertoe raadt hy het gebruik van geestryke dranken aan , te weeten den wyn, en inzonderheid den rinfchen wyn, die volgends het getuigenis der ervarenfte Geneesheeren het beste, veiligfte en natuurlykfte middel is. Nu komen wy tot het vierde lid der vraage: wat zyn de middelen om deeze ziekte vóór te" komen? De Heer veirac leidt deeze middelen af uit de gelegenheidgeevende oorzaaken door hem gefteld, en wil uit dien hoofde dat de Heeren Bewindhebbers der Oostindifche Compagnie,de manfchappen der zielverkooperen van de fchepen houden; of dit bezwaarelyk vallende, by de volkhouders zeiven zodanige maatregelen moeten worden genomen, dat de gelegenheidgeevende oorzaaken tot de Rotkoorts ontgaan worden: ten einde dit laatfte te beryken, raadt die Heer, ten eerften; dat alle die zig met het werven en aanhouden der matroozen bemoeiien van de Bewindhebberen der Oosterfche Maat' fchapye afhangelyk moesten zyn. Ten anderen • dat deeze volkhouders in luchtige en ruime hui-' zen moesten wconen. Ten derden ; dat de Heeren Bewindhebbers tot datzelide oogmerk zig  De ROTKOORTS ter ZEE. 25? zig van Pest. of Leproozenhuizen of vervallene Bfouweryen konden bedienen. Eindelyk, dac men zodanige afhangelyke Volkhouders, behalven eene jaarlykfche inkömste daarenboven by iedere monltering kon beloonen, en naar maate van het getal, en naar maate van den welftand des volks, die zy aanbragten. Overigens wil de Schryver dat de matroozen terftond na hun« ne verbintenis aan de Compagnie, door eenen Geneeskundigen onderzocht, en naar hunne lichaamsgefteldheid behandeld worden. Deeze behandeling ltipt hy enkelyk aan in het wettig gebruik der niet natuurlyke dingen tebeflaan. Eindelyk wil hy, dat men niemand aan boord zal neemen , die zelfs de geringfte beginfelen dezer ziekte onder de leden heeft; en dit alles zamengenomen , is zyns erachtens het beste middel om de rotkoorts op de Oostindifche Schepen voortekomen. De Heer hussem begeert daarenboven, dat, wanneer die fchepen nog in Texel liggen, en 'er onder het volk deeze ziekte zig voordoet, die zieken aanftonds uit de fchepen in het Hos* pitaalfchip worden overgebragt; dat vervolgends de lucht tusfcbendeks dagelyklyks worde verfrischt door het hangen der zogenoemde koel, wind, of lucbtzellen en windmouw; dat de kooijen van 't volk alle morgen by goed weder boven op de ftengen worden geplaatst; dat men de Patryspoortjes openzette; dat men het tusfchendeks dagelyks met azyn befprenge, of met geneverbeziëii of buskruid berooke, en eindelyk dat men het allezins zindelyk houde, enz. Nu komen wy tot het laatfte deel der vraage, R 2 haam-  26b De ROTKOORTS ter ZEE. naamlyk , tot de middelen om den voortgang der rotkoortze te ftuiten. De Heer veirac fielt het voornaamfte en krachtigfte voorbehoedmiddel, dat, wanneer men de ziekte ontdekt, terwyl het fchip op ftroom ligt, het volk daar mede befmet, terftond aan wal gebragt worde; doch wanneer het fchip reeds onder zeil is, dat men dan ten eerften , de vertrekken of de verblyfplaats der zieken telkens van debefmette lucht zuivere; en van verfche zuivere lucht voorzie, door reinigingen, door 't openen der luiken, door blaasbalgen of ventilators, door azyndamp, enz. Ten anderen, dat men de gezonde van de zieke manfchap, zo vlytig doenlyk verwydere; en die geenen tot ziekevaders verkiezen , die het minfte voor de befmetting fchynen vatbaar te zyn: dat eindelyk de matroozen, byzonderlyk zy, die het meest in, of het naast by de befmetting verkeeren, van die middelen gebruik maaken, die het grootste vermogen bezitten om de fmetftef op de lichaamen van onbefmetten krachtloos te maaken. Deeze middelen zyn; ï: Een gefchikte Ieevensregel. 2. Vermelding van gerookte of gezonte dierlyke voedzels. 3. Zachte braaking of buikzuivering. 4. Doorwaasfeming bevorderende middelen j als wyn en geestryke dranken mee water verlengd. 5. De zuuren uit het plantryk; als azyn met water en fuiker, limoenfap, met haver-en garstwater, room van wynfteen enz. waar- by  De ROTKOORTS ter ZEE. 261 by uit het bergryk, in eene geringe hoeveelheid kan gemengd worden de zoete Salpeter- en Vitrioolgeesten. (J. De eigenlyk gezegde rottingtegenflaande middelenden onder deezen enkel de Koortsbast of Kamilbloemen: of, by gebrek van de Kina, den basi van willige boomen. Hier mede befluit de Heer veirac zyne Prysverhandeling; laaten wy nu in 't kort befchouwen wat de Heer hussem op dit onderwerp aanmerkt Het eerfte behoedmiddel ftelt die Heer mede te zyn, het aanneemen van gezonde manfehap en de bezorging dier gezonden op de fchepen. Om dit oogmerk te beryken, geeft hy verfcheidene middelen aan de hand, te uitgebreid om hier te plaatzen, maar niet min waardig in de Verhandeling zelve nageleezen te worden. In de tweede plaats begeert hy dat de verblyfplaats der vaarenslieden telkens met verfche lucht verfrischt worde. Ten welken einde hy het gebruik der ventilators van den Heer van swyndrlcht te Rotterdam aanpryst ; doch boven alles de ivindmouvv, door hem op eene byzondere wyze vervaardigd en geplaatst, dat zy alryd verfche lucht tusfehendeks inlaate, terwyl de oude befaiette lucht door middel van kokers wordt uitgelaaten. Overigens telt hy onder de behoedmiddelen mede het (traffen van diverye, zo droevig algemeen op de uitvaarende Oostindifche fchepen; en acht verders het weeklyksch uitdeden van Tamarinde, en het dagelyks uitdeelen van fteiken drank zeer noodzaakelyk: wyders ftelt hy R 3 mede  20» De ROTKOORTS teu. ZEE. mede het gebruik der Kina op brandewyn of genever getrokken voor een zeker behoedmiddel , en deelt ons het voorfchrift der middelen mede, waarvan men zig op de Hollandfche Oorlogfchepen die naar de Westindiën geweest zyn s zo gelukkig bediend heeft. Het is als volgt Rad Cientian. f$ iij. Contrajerv. § viij. Cort, Peruvian. f8 xij- Aurant. 8? j. Herb. Ruthae. Abfinth an. § x. Flor. Rofar. rubr. fQ'j. Gum. Myrrh. § ix. alles klein gefneeden en gekneusd, in een zuiver vat gedaan, en daar vier ankers Maderawyn of Genever opgegooten , wel afgetrokken en afgetapt , en met twee ankers van denzelfden drank verlengd; waar van aan iederen man, met de zes glazen in de dagwacht, en met even zo veel in de voormiddagwacht, een klein bierglaasje vol gegeeven wordr. Eindelyk tekent de Heer hussem ten befluite nog aan, dat het water met Citroen of Limoenfap, of met Wynazyn , of met Wynfteenroom, of met Geest van Koperrood, Zwavel of Salpeter bedeeld, en dagelyks gedronken, als een voornaam behoedmiddel in "alle gelegenheden moet aangemerkt worden; en wel in 't byzonder wanneer den mairoozen telkens eene genoegzaame hoeveelheid waters wordt toegediend , daar het in waarheid veeltyds aan ontbreekt, en waar  De ROTKOORTS ter ZEE. 263 waar over de kundige en ervaren Schryver nuttige en uitvoerelyke middelen ter verbeteringe aan de hand geeft. Tot dusverre de Heeren j, veirac, Medict* nee Dotlor te Rotterdam, en b. hüssem, Heelmeester by de Admiraliteit te amsterdam; ge» trokken uit het zesde deel van de verhandelingen uitgegeeven van het zeeuwsch Genootfchap der weetenfchappen te Vlisfingen 177S. Omtrent de oorzaak der rotkoortzen op de Oostindifche fchepen heb ik hier nog by te voegen, dat die meestall' herkomfiig van het gebruik van het flechte en uitgemergde water dat van hier naar de kaap worctt medegenomen. Men had voorlang ondervonden dat het water op de reizen naar heete gewesten ligt tot gisting en verder tot bederf overfloeg ;,de oorzaak hiervan fchreef men toe aan de menigre van blofedelooze diertjes, waarmede het water altoos bezwangerd is, en die door de hevige warmte der heete climaats aan 't rotten, de masfa van het water bennetten en mede doen bederven. Om dit vóór te komen heeft men goedgevonden, het water alhier eerst te kooken, ten einde daardoor de infecten te dooden en de rotting des waters, daaruit ontftaande, te fverhoeden Maar wie ziet niet dat men door deeze kooking de zaak verergert? blyven niet alle gekookte en vervolgends doode ondieren in het water? en zyn die leevenlooze lichaamtjes niet eer in ftaat om rotting voordtebrengen dan dat zy nog lecvende waren? Behalven dien, wordt het water door de kooking leevenloos, zonder geest, en beroofd van R 4 zyne  s64 De ROTKOORTS te» ZEE. zyne vluchtte deelen en vaste lucht. De fynfte geesten door het kooken vervloogen, blyven 'et niet dan grove waterdeelen overig, die het gefchiktst zyn om de rotting voordtebrengen. Het water behoort derhalven ongekookt te blyven, ten einde zyne fynfte en wcrkzaamfte deelen , nevens zyne vaste lucht daarin blyven. Wil men onder tusfchen het water van zyne infeéten zuiveren, zo hebbe men het flechts door zand te laaten loepen; op die wyze wordt het water helder, zuiver en van alle ondieren ontheven. Wil men het vervolgends voor alle gisting en rotting bewaaren, zo menge men 'er een weinig Sp. cf 01 Vitrioü by; en op die wyze worden de rotkoortzen voorgekomen. De kenmerken der rotkoortzen zyn de volgende" Eene vermeerderde hette, brandenden verpoozend. Een gefpannen, kleine, dikwylige en ongelyr ke pols. Klopping der hoofdflagaderen: Zwakheid en groot verval van krachten. Benaauwd en neerflachtig gemoed. Walging en braaking van zwarte gal. Hoofd en hoofdflaapfmerten. Onrftokene oogen, in den grond fmertlyk. Eene berookte kleur. Tinteling der ooren. Eene bezwaarelyke ademhaaling , met verzuchting.Een ftinkende adem. Pyn in de maag, ledemaaten en rug. Êeeving. Yling.  De ROTKOORTS ter ZEE. s6s Yling. De tong eerst wit; daarna zwart en droog. De lippen en tanden met een taaije flym bezet. Het bloed bleek, ontbonden, niet zamenhangend, ten eerften bedervende. Onleschbaare dorst met bitterheid des monds. De pis in den beginne bleek; maar in de toeneeming der ziekte hoogrood; ja fomtyds zwartachtig, met een bezinkfel, gelykende naar roet. Stinkend zweet, en dikmaals met bloed geverwd. Zwaarriekende, bleeke zwarte of' bloedige afgang. Bleeke, kleine vlekken als vlooibeeten, uitflag omtrent den twaalfden of veertienden dag. Neusbloedingen. Sprouw. Keelzweeren. Hik. De rotkoorts wordt wyders onderfcheiden van de ontfteekingkoorts, door den Kleinen pols. Bezwymingen. Ontbonden bloed. Huidvlekken. Bedorven afgang. Van de zenuwkoorts, door de Hette. Hoogroode pis. Dorst. R 5 Uit;  s.66 De ROTKOORTS ter ZEE, Uitflag. Rotting. De gunftige voortekenen zyn: Ligte toevallen. Zo de afgang of het flinkend zweet, in het afgaan der ziekte voor den dag komt, of dat de zwarte vlekken helderer worden. De ongunftige voortekenen zyn: Een talryke aanwas van zwarte vlekken. Derzelver haastige verdwyning. Zwarte fprouw. Geen dorst. Een ontftokene keel. Bezwaarelyke ademhaaling, na de uitbotting. Buiköpzwelling met afgang. Zeer Hinkende en etterachtige afgangen. De uiterlyke ledemaaten koud, en ftuiptrekkingen. Verschoovene oorzaaken. Gulzig eeten van vleesch en visch zonder brood. Een zeevaarende leefregel uit gezouten en half verrotvleesch en rottig water. Te fterk gebruik van vaste of vluchtige loogzouten. 't Gebruik der Aloë. Aardvruchten door de regens of door de natte fchuuren bedorven. Nat-  De ROTKOORTS ter ZEE. s6> Nat weder met zuidelyke winden en voorafgaande zwaare hette. Verblyf der plaatfe , alwaar rottende overHxoomingen, of bykans uitgedroogde moerasfen, of verrotte dieren of plantgewasfen zyn. De lucht der gasthuizen, gevangeni$fen,enz.« die (tinkende en vuil zyn. De befmetting. Naaste oorzaak. Rottige ontbinding der vochten. Leefregel. 1. De lucht dikmaals hernieuwd. 2. Alle twee dagen verwisfeling van kleederen. 3. Dat de zieken en de byitaaners dikwerf zuuren, en kruiden van eenen Herken reuk rieken; als Azyn, fap van Limoenen, Oranjeappelen, Granaaten, Wynruit, Alzem enz* 4. De ziekekamer daarmede te befproeijer», dezelve te laaten uitwaasfemen , de venftera open te zetten. 5. De byflaanden vermeiden de befmette lucht, en Myrrhe kaauwen ; om fpeekfel te verwekken. 6. De ziekte geëindigd, de flaapplaats des zieken met zwavel te berooken. Geneesaanwyzingen. ï. Pen voordgang der koorts voortekomen; 2.  Z68 De ROTKOORTS ter ZEE. s> De eerfte wegen te zuiveren. 3. Het bederf der vochten te beletten." 4 De krachten optebeuren, 5. De doorwaaslèming te bevorderen. 45. Na de koorts de zwakheid weg te neemen. Geneezing. 1. In den beginne de Tart. emiticus, in kleine gifte ; ten einde braaking , afgang cf zweet voordtebrengen. 2. Braakmiddelen in het begin der ziekte. 3. Zachte buikzuiveringen. 4. Klysteeren. 5. By bloedryken eene aderlaating in den aanvang der ziekte, 6. Bederfweerende middelen; voornaamlyk de Sp. Vitrioli, de Cort. Peruvïan, cam camphora. 7. Rynfche of roode franfche wyn. 8. Zuure doorwaasfemende middelen; als het Aftrekfel van Camillebloemen met Elix Vitriol. o. Spaanfche vliegen , en voornaamlyk mostaartdeeg , in hevige toevallen. 10. De koorts nalaatende, zachte buikzuiveringen en kort daarna verfterkende middelen ; gelyk het Theriaak van Tissot. (a) Toe- rd) Dit Theriaak wordt aldus bereid. Rad. Ariftolog. retund. . Helenii. Myrb.  De ROTKOORTS ter ZEE. S6> Toevallen. Heevige braaking te {tillen door een tegenbraakmiddel ; als door het Antimeticum Riverii, dat aldus bereid wordt, 9?. Succ. Limon. q. v. infunde. Sal. Abfinth, q. /'. ad pknam faturatio* nem. In efferveseentia fumenda. In veelen afgang , de Tartar. emet. in kleine giften, alle drie uuren. In 't neusbloeden, •fy. Cort. Peruvian. Alumin.. gr. x. Nuclii myrist. 3 ij. M. Om de vier uuren te neemen. In ylingen , 1. Mostaartdeeg. 2. Stoovingen van handen en voeten. 3. Aftrekfel van Camillebloemen. De Myrrb. Conjerv. Juniper. a. part lequtl, Syr Au)ant q. i. M. F. Theriaca.  aro De ONTSTEEKINGKOORTS. De waterzucht en gezwollene beenen, worden geneezen door verfterkende middelen , en door geene buikzuiveringen. Men vermeide eindelyk, Ten i. De aderlaating, zo niet in den beginne éénmaal. 2. Buikftoppende middelen in den afgang. 3. Tegenbraakmiddelen, in zachte braakingen- 4. Spaanfche vliegen in den aanvang deiziekte. DE ONTSTEEKINGKOORTS. Deeze gantfche klasfe van ziekten ontftaat uit eene byzondere ontfteekinge, waardoor de koorts veroorzaakt wordt. De weezenlyke kenmerken eener ontfteekinge zyn eene koorts met eenen vollen, gefpannen en harden pols, eene hette, roodheid, gezwel, pyn in een zeker deel, en eene klaare, hoogroode en fpaarzaame pis. Op welk eene wyze de ontlteeking geteeld wordt, daarvan heeft mén twee theoryën aangenomen. De eerfte is die der tuigwerkkundige arden, die de groote bofrhave en hcfmann voornaamlyk verdedigd hebben. Volgends deezen neemt men aan, dat een taai bloed de einden der kleine flagaderen' verftopt, of djaiïi verftokt zy : daaruit ontftaat eene ophooping van bloed in de naastbelende vaten en daardoor de roodheid, gezwel, de volpynige ontlteeking, en de koorts zelve. De tweede Theory heeft de Heer van haXler het eerfte voorgedraagen en verfcheidene andere Genees- kun-  Dé ONTSTEEKINGKOORTS. 271 kondigen hebbenze nader beftemd. Men ftelt naamlyk de ontfteeking in eene vermeerderde trilJende beweegingè, Motus oscillatorius, der kleine vaten die door eene zekere prikkeling veroorzaakt en waardoor het bloed uit de vaten in het naastgelegen celweeffel gedreeven wordt. Daardoor worden de zenuwen geprikkeld; deeze prikkeling plant zig tot het' hart voord; aldaar beweegt het zig fneller , en brengt de koorts voord. Tot bewys deezer Theorye brengtmen by, dat by de ontfteeking geene verflopping plaats hebbe, aangemerkt men door de vergrootglazen gezien heeft, dat de beweeging des bloeds in een ontftoken deel daadwerkelyk grooter dan in den natuurlyken ftand is, en dewyl verder in deeze koortzen, by veele gevallen het bloed, recht ftrydig de aangekomene Helling, niet zo zeer taai, maar veelëer dun en opgelost is. Men bemerkt dit voornaamlyk, wanneer by rotkoortfen byzondere ontfteekingen gevonden worden. Wanneer men de zaak zonder vooroordeel befchouwt, zo kunnen beide Theoryen plaats hebben. Men treftze ook weezenlyk in de natuur aan, en het heeft op de geneesöefening geenen byzonderen invloed, men mag van beiden aanneemen, die men wil, (a) De koorts zelve is eene heilzaame beweeging der natuure. De geftokte of de uirgevaatene vochten zouden tot rotting overgaan en het gantfche O) Geene deezer beide Theoryen kan beftaau: bet Nevropyr isde eeifte werkende oorzaak aller omlïeekingen jn al te harde en al te zachte deelen, zo-als ik in fliyne verhanpeung over het Zekuwvuur bewys.  27* De ONTSTEEKINGKOORTS. fche deel bederven; maar door dezelve zoekt de natuur het aangegreepen deel van deeze nadeelige gevolgen in zekerheid te Hellen; en de Geneèjöefenaar moet niet zo zeer de koorts dan haare hevigheid en nadeelen volgen , diezy, zig zeiven overgelaaten, veröorzaaken zoude , zoeken te hinderen , en daarvan hangt ook derzelver verfchillenden uitgang af. Men heeft door ervaaring de volgende foorten van uitgangen leeren kennen. Ten I. De wederöpneeming der ftokkende of uitgevaatene vochten, en dit is de gelukkigfte uitgang; men noemt zulks.de verdeeling of de ontbinding. Ten 2. De verëttering. De vochten worden door de werking der natuure in eene onfchadelyke olyachtige ftof, of etter veranderd, die haast weg gemaakt kan worden, zonder het lichaam eenig nadeel toetebrengen. Gefchiedt echter deeze verëttering in een inwendig deel, alwaar de ftof zo ligt geene uitkomst heeft, zo wordt zy in 't kort bedorven en fcherp, en veroorzaakt eene ziekte op 't nieuw. Dikmaals wordt de etter van de vochten opgenomen, en door eene verplaatfing aan eenen anderen oord uitgeworpen. Gefchiedt zodanig eene Metaftafis na een uiterlyk deel, dan is de geneezing ligter, als wanneer de etter op een ander inwendig en tot het leven noodzaakelyk deel valt, daar gemeenlyk doodelyke gevolgen uit ontftaan. Ten 3. Het heete en koude vuur, Qangranet & Sphacelus. By dit gaan de vochten tot eene vveezenlyke rotting over, en het deel worde gantschlyk bedorven. Gefchiedt deeze bederving in een der inwendige edele deelen, dan wordt de dood 'er een onvermeidelyk gevolg van;  De ONTSTEEKINGKOORTS. ■ 273 van; maar gefchiedt zy aan de uitwendige deelen, kan het nadeel door behulp der kunst fomwyien nog afgewend worden. Ten 4. Het knoestgezwel, Scirrus, dit is in't vervolg insgelyks eene gelegenheid tot nieuwe ziekten. Behalven deeze vier foorten hebben de nieuwen, de Rigescentia en Desquamatio. Na dit alles zal ik nu de voornaamlte foorten van ontfteekingen zei ven voordraagen, en dat, wat men dagelyksch in de Geneesöefening waarneemt, aanmerken. HeRSSENÖNT STEEKIN g. De herssenöntsteeking, Phrenitis, is met de hevigste, fomwyien met melancholy en raazery, en eene eigenaartjge koortfe verbonden, die de ouden voortreffelyk befchreeven hebben. Dikwerf ontftaat deeze.. .jntfteeking van de rot* koortfe, gelyk Pringle en Monro aangemerkt hebben. Ik merk hier eens voor al aan, dat de volgende foorten zeer dikmaals gezellen der rotkoortzen zyn. Keelöntsteeking. De keelöntsteeking, Angina, is eene ontfteeking van den hals, van den flokdarm en van de luchtpyp, met eene bezwaarelyke ademhaalinge. Men onderfcheidtze in de volgende foorten : Cynancbe. De ontfteeking der inwendige ftrottenhoofdsfpieren, zonder een uiterlyk gezwel, met hevige toevallen en gevaar van flikken. Paracynancbe. De ontfteeking der uitwendiS ge  274 De ONTSTEEKINGKOORTS. ge ftrottenhoofdsfpieren, met een uiterlyk gezwel. Synanche. Eene ontfteeking der inwendige flokdarmfpieren, met bezwaarelyk Hokken , zonder uitwendig gezwel. Pardfynamhe. Eene ontfteeking der uitwendige flokdarmfpieren, meteen uitwendig gezwel. IVloNRo zag voornaamlyk de keelöntfteeking , wanneer de dagen en de nachten koud waren, of wanneer de foldaaten 's winters in natte koude nachten diensten moesten doen. Dikwyls eindigt de keelöntfteeking met eene verëtteringe van de amandelen en van de klieren onder de tong Bkockelsbey merkte aan, dat deeze uitgang nooit gevaarlyk was; maar dat de koorts, zo dra als de etter uitgedreeven werd , tevens naliet. De keelöntfteeking is nu jj*me aartëigene ziekte, en dan toevallig; als by worbeeld, in de fchariaken koorts. Men heeft onw^ase keelönfteeking, Angina ferofa. Alhier zyn de innerlyke deelen'des monds met dikke flym overtrokken; en de klieren , voornaamlyk de amandelen van eene taaije opgehoopte Lympha uitgezet en gezwollen, L.ongöntsteeking. De longöntsteeking, Peripueumonia, kan of de hoofdziekte zyn, of zy is het toevallige eener andere ziekte; als, by voorbeeld, van verfcheidene uitbottingkoortzen Men verdeeltze in eene waare, en eene onwaare; in eene drooge en vochtige. De waare borstöntfteeking is eene fterke koorts met droogen hoest, die onöphou* delyk kwelt, met zeer roode wangen, met eene ftompe  De ONTSTEEKINGKOORTS. 275 flompe pyn in de borst, voornaamlyk inde fchouders, en met eene dikwylige en angflige ademhaalinge. De onwaare ontftaat uit eene ophoopinge van veel weivochten. In deeze foort zyn het dikmaals aderlaaten, en de week- en flapmaakende middelen 1'chadelyk. Z y d e w e e. Het zydewee , Pleuritis , heeft enkel zyne zitplaats in de Pleura, \ zy in de uiterlyke oppervlakte der longen , of in de tusfchenribbige fpieren, De toevallen zyn als in de longöntfteeking. Maar het onderscheidteken is eene daarmede verbondene fterker fteekende fmerte tusfchen de ribben, by iedere ademhaaling. Hierby zyn dezelfde indeelingen als by de voorige ziekte. De uitgang van beiden gefchiedt of door een critique zweeting , pis, afgang of uitwerpingen; of zy gaat * over tot verëttering, en veroorzaakt vomitaas of empyemataas der longen. Somtyds werkt zy door Meta/ïa/ïs, en werpt de ftof op de oorklie ren; op de Hypochondria, ingewanden, dyen, en hieruit ontftaan weder nieuwe ziekten, als verhardingen der ingewanden, teering, ontfteekingkoorts en aanwas der longen met de Pleura. Dikmaals is een etterzak, Vomica, oorzaak deezer gevaarlyke krankte, en wanneer ziozodanig eene nog tydig opent, en nog krachten voor handen zyn 5 dan gaat alles wel. Niet alle zydefteeken komen van eene waare ontfteeking voord. By voorbeeld, de gallige zydefleek heeft ' eene bedorvene gal tot oorzaak. Eene andere zydefteek ontftaat van 'eene jichivloeijende verftok- * S 2 king  i76 De ONTSTEEKINGKOORTS. king, en weder een ander van wormen, enz; Die alles moet men wel in aanmerkinge neemen, om in de geneesöefening geene grove en onvergeevelyke feilen te begaan. Leveröntsteeking. In de leveröntfteeking gaat de lever dikmaals tot verëttering over: ja zelfs zonder dat 'er altyd eene koorts bykomt, of dat 'er eene ontfteeking ontftaat. En deeze verëttering ontftaat dikmaals Metastatisch, van te rug gedreevene podagra, fchurft, enz. Men heeft drie foorten van leverontfteekingen vastgefteld. Ten eerften. De waare ontfteeking der lever heeft haare zitplaats in de einden der kleine flagaderen , is met pynen verzeld , gaat veelal tot verëttering en uitteerende koorts over. Als men een uitwendig gezwel ontdekt, zo kan het ettergezwel geopend worden; doch ik heb geen hulp daarvan gezien ; misfehien is zy anderen voorbehouden. Ik heb eene lever van zeven pond zwaar gezien, die byna het Os ileum bereikte, en drie aanmerkelyke zweeren , om kleineren te verzwygen, inhield. De lyder klaagde meer dan zestien jaaren over hartkloppingen. Een fterke wyndrinker was aan de hiel gewond, en ftierf, om de opflorbing der vochten. De lever was vol zweeren. Pringle heeft de opening onderzocht; maar merkt tevens aan, dat de operatie met veele zwaarigheden verknocht is, aangemerkt dikmaals de maag voorkomt, en in plaats der zweer, geopend worden kan. Maar kon de operatie flechts iets  De ONTSTEEKINGKOORTS. 277 iets goeds uitrichten, zo hadt deeze vrees, by eenen goeden Heelmeester niets op zig. Ten tweeden; de roosöntsteeking, Inflammatio eryfipelacea; is eene ontfteeking in het Ligamentum fuspenjbrium, en de uitwendige vlakte der lever. De koorts, welke deeze foort verzelt, komt met de zinkingkoorts overëen, en wordt , doorgaands 's avonds heviger. Ten derden,de geelzuchtige ontsteeking, Inflammatio icterica, wanneer eene verharding der lever, en eene verftokking der buiten takken van de Poortader aanweezend is. Deeze foort is zelden ontfteekingachtig, en gaat gemeenlyk tot de geelzucht of tot eenen galligen en bloedigen afgang, Fluxus hepaticus, over. Maag- en darmöntsteeking. De Maag- en darmöntsteeking, Gaftritis c59 Enteritis, ontftaan veelal van ingeflaagene uitbottingen, van fchurft, van vergiften, ook dikmaals van fcherpe bedorvene vochten; als gal en andere onzuiverheden. De maagöntfteeking kent men door het braaken en eene hevige pyn. De darmontlteeking die ook zeer dikmaals door beknelde breuken ontftaat, is, nevens de fterke koorts en het braaken ,nog met hevige buikpynen,en hardnekkige lyfverftoppingen verzeld Deeze ontlleekingen gaan ook dikwerf tot verëtteringen over. Nieröntst eeking. Nepbritis. Nierfteenen,terug gedreevene floffen, bloedS 3 w*«  278 -ZINKINGKOORTS. wateren en fpeeufmerten veroorzaaken veelal deeze ontfteeking. Zy is met hevige fmerten en koorts verbonden. ZINKINGKOORTS. De zinkingkoorts , Febris cattharalis, behoort onder de enkelvoudige ontftcekingkoortzen, en wyken alleenlyk daarin af, dat zy tevens eene wtijachtige vochtigheid op de longen en op den flokdarm geworpen heeft, of het is eene verftikking der vochtigheid in de flymhuid der neus en des monds. Zy beginnen met koude, waarop eene aanhoudende hette volgt. By de minste ontblooting des lichaams klaagen de lyders weder over koude, en zo wisfelt het de eerfte dagen af. De zieken hoesten geftadig. Deeze koortzen zyn den foldaaten in de lente en in den herfst, wanneer koud weder voorafgegaan is, zeer gemeen. Na eenige dagen krygen de zieken fterke uitrachelingen, en de koorts laat na. De heerfchende zinkingkoorts, die Monro, Influens noemt, behóórt onder deeze foort; zy is alleenlyk met meer ontfteekingtoevallen verzeld. De zieken klaagen over eene gewaarwording eener zamenpersfinge der Jongen. De hoest is in den beginne droog; maar daarna wordt hy vochtig Buiten dien is deeze koorts met hevige hoofdpynen , hoofddraaijingen, fomwyien warrede en bezwaarlyke ademhaalinge verzeld. De pols is hard en fnel; doch niet zo hard als by de longöntfteeking. De kwaadaartige zinkingkoorts is in 't geheel van deeze foort niet. HcFMaNN heeft deezen naam het eerste gebruikt, en  JICHTVLOEIJINGKOORTS. 079 en na hem zyne navolgers; maar behalvén deezen, geene andere fchry vers De Geneesöefenaars noemen gewoonlyk iedere koorts, die met ingewikkelde toevallen verknocht is,eene kwaadïartige zinkingkoorts, Cattharalis maligna. Deeze koortzén zyn rotkoortzen , zodanig als ikze hier vóór befchreeven heb , en hebben deezen naam waarfchynelyk daarom bekomen , naardien fomwyien eene longöncfteeking daarmede gepaard gaat. Zy worden ook als de rotkoortzen behandeld. JICHTVLOEIJINGKOORTS. De jicutvloeijingkoorts ,. Febris rheumath ca, heeft met de zinkingitoortze eene zelfde oorzaak. Zo, na eene wederhoudene uitwaasfeming de flymfcherpe ftof zig, in plaatfe van op de long, of op de slymhutden , Tunica mucofa, te plaatfen , op andere gevoelige deelen, als gewrichten, fpiervliezen of ingewanden, ja ook wel op zenuwen werpt, hevige finerten veroor. zaakt, en eene koorts voordbrengt , die met kou 'e en hette dagelyks eenmaal afwisfelt, dan is dit eene.jichtvloeijingkoorts Het onwaare zyde wee ontltaat zeer dikmaals uit dezelfde oorzaake ; en moet hierom geenzins met het waare zydewee verwisfeld worden. Brocklesby befchryft het beloop en de toevallen, op de volgende wyze. Zy begint met hevige prikkelende fmerten in de gewrichten, waarmede eene zwakke koorts gepaard gaat, de zieken gevoelen eene fnydende pyn, als of eenpyl door de beenderen gedreeven werd De oppervlakte des s 4 -y-  *8o JICHTVLOEIJINGKOORTS. Jydenden deels zwelt, en dit gezwel is pynlyk in het aanraaken, en is fomwyien aanmeikelyk ontdoken. De toevallen verwekken eene hevige koorts. De pynen neemen 's nachts toe; doch verminderen ook dikmaals. Dan worden de deelen des voorarms, der fchouderen en knie, dan weder ook andere deelen daarmede aangetast. Wanneer zy deeze deelen weder verlaaten, dan laatenze eene roodheid, of een gezwel na. Meerendeels is'er een drooge hoest by,die eindelyk vochtig wordt. Somtyds veroorzaakt de jichtvloeiftof, die zig op eene plaats verzamelt, een flym gezwel, dat men openen moet en zeer bezwaarelyk te heelen is. Deeze ziekte moet met de jicht niet.vermengd worden: want zy is van dezelve geheel onderfcheiden. De vliegende jicht , Arthrith vaga, heeft zo veele gemeenfehap met de jichtvloeijinge, dat zy zig bezwaarelyk van dezelve laat onderfcheiden. Pringle haalt een kenmerk van d. clerck aan, waardoor men beiden van elkander onderfcheiden kan. By de jicht zwemmen in de pis zekere draaden, die niet zo doorzichtig zyn als de pis. Wanneer menze 'er uitneemt dan zynze zo klaar als krystal, en als ze gedroogt worden, leveren zy een witte kalk op. Deeze houdt hy voor de waare jichtftof, van het voeteuvel en van den fteen. Geneeswys. By deeze geheele clasfevan ziekten heeft geene algemeene geneeswys plaats, die niet by de byzondere foorten haare uitzonderingen en af- wy-  JICHTVLOEIJINGKOORTS. 281 wykingen hebben zouden. Het aderlaaten is by allen de eerste geneesaanwyzing, en moet fomwyien meermaals herhaald worden. Wanneer de koude, met welke de ontfteeking begint, voorby is, dan laatmen eene groote hoeveelheids bloed aftappen. Groote geneeskundigen hebben gevonden dat eene flerke aderlaating alleen,altoos werkzaamer is geweest,dan eene herhaalde kleine. Zo lang de pols nog hard, en de koorts hevig blyft, moet het aderlaaten herhaald worden; maar wanneer de koorts aflaat, en 'er hoesten met uitrachelen bykomt, dan moet men het laaten niet meer onderneemen ; naardien anders deeze heilzaame uitwerping onderdrukt zoude kunnen worden. De hardheid van den pols, en de hevigheid der koortfe beftemmen den tyd en hoe lang het aderlaaten herhaald moet worden; en zyn deeze nog te goed, dan kanmen, zo als de Heer tissot zegt, den tienden dag nog aderlaaten. Ten anderen zyn alle fpaanfche vlieg plaasters tevens over het lydende deel gelegd in alle ontfteekingen zeer werkzaam en noodig; men kanze om hunne werkingen op de piswegen te verhinderen met fyne Gampherpoeijer beftrooijen. By de keelöntfteeking riedze pringle aan, als ook by de ontfteeking der Lever, der maag, der nieren en gedarmte. Tenderden zyn in alle ontfteekingziekten in den aanvang zachte buikzuiveringen van Manna , Tamarinden, Salpeter, Sal mirab. Crem. Tartar. en in het vervolg der ziekte herhaalde weekmaakende klysteeren van havergort, Nitrum en honig zeer noodig en heilzaam Ten vierden geeftmen in «11e ontfteékingkoortzen veele verdunnende dranS 5 ken  28 a JICHTVLOEIJINGKOORTS. ken van water, garftendrank, met veel Nitrum of Sal. mirabile, die rhy altyd meer dan Nttrum geflaagd heeft; waar de hette getemperd, en het verflikte bloed verdeeld wordt. Behalven deeze algemeene middelen , die zonder onderfcheid in alle ontfteekingkoorczen pl fets vinden , zyn'ernog eenige byzondere middelen die alleenlyk op het byzondere lydende deel betrekking hebben: zo zyn in de keelöntfteekingen het koppen, fcharrificatiën , bloedëgels, natwarme omflagen, golgeldranken, of infpuitingen van naritendrank met wynazyn en honig, noodwendig. Myne Arquebufade heeft hierin ook zyn nut beweezen. In de borstöntfteeking bevordert men de uitracheling door weekmaakenden . garstendrank, met Oxytnell. Scillit- als men deeze drank warm drinken laat. In de ontfteekinge der maage, der darmen en der nieren, beveelt men voornaamlyk natwarme omflagen, zalven met Balf. zit en venusziekten. Ik zelf heb in onze gasthuizen eenen bombardeerder gezien, by wien zig de venusfmet met wislelkoorts verbondt en eenen zeer onregeirmaiigcn loop veroorzaakte. Zy begon met weinigs koude, waarop eene groote hette volgde, en hield den loop van eene dubbelde anderendaagfche koorts; maar als een druiper, die te vooren opgeltopt wüs geweest * weder te voorfchyn kwam, zo veranderde zy zig in eene regelmaatige anderendaagfcbe koorts. Ooi niet alte wydloopig te worden, ga ik nog eene menigte van toevallen voorby, die de waarneemers aangetekend hebben, en achter welken de koortzen zig fchynen te verfchuilen. Men merke in het algemeen ook aan, dat, wanneer by iedere ingewikkelde ziekte zig eene opichorting der toevallen en iets ptriodisch voordoet, wanneer de pis in de tusfchenpoozinge troebel is, en een neerzetfel vormt, zo moet men altyd eene verhoolene wislelkoorts argwaanen, en de ziekte met koortsmiddelen, inzonderheid met de kina, tegengaan. Deeze toevallen ontlban of van eene eigene oorzaak en verbinden zig flechts T toe-  20o VERBINDING der KOORTZEN, toevalligerwyze met dé tusfchenpoozende koortzen, of zy zyn zeiven toevallen der koortze, en dit onderfcheid moet men by de geneezing genadig voor oogen houden. In het laatste geval zyn de ingewikkelde, en met zo verlcheidene toevallen verbondene koortzen meerendeeis de gevolgen eener zekere epidemifcbe gefteldheid der lucht, waartoe nog de byzondere lichaamsgefteldheid het haare bydraagt. Zy hebben haare zitplaats in de eerfte wegen, en zeer zelden in de hersfenen zeiven, offchoon de zenuwen aangetast worden. Uit het geene ik hier boven in de gezondheidbefchryvinge van de zenuwwerkingen gezegd heb, zal men zien hoe dat toegaat. De Heer medicus vondt, dat naa eenen zeer heeten zomer, eene fcherpe gal, die zig in eene vry groote menigte in de darmbuis uitgeftort hadt, de oorzaak eener kwaadaartige epidemifche wisfelkoortze was. De hersfens waren noch by den kramp, noch by de flaapzuchtkoorts aangegreepen; maar zy bevonden zig in haare natuurlyke gefteldheid. Deeze fchryver leert ons, dat men in den aanvang aderlaaten moet, en de koorts, die gaerne in eene aanhoudende overgaat in een tusfchenpoozende te veranderen zoeken zal, om meerderen tusfchentyd te bekomen. Hierop moeten de eerfte wegen door braaken en buikzuiverende middelen gereinigd worden; daar anders de gallige onzuiverheden de kinawerking hinderen zouden. Van wegen de grootheid van gevaar en de kortheid van tyd, die deeze koortzen in haar verloop hebben, moet de Kina zeer fpoedig in groote giften gebruikt worden, om de koorts te onder. druk-  MET ANDERE ZIEKTEN. 291 drukken; aangemerkt veele derzelven, om de flaapzucht- kramp- en andere koortzen van dien aart, naa eenige aanvallen altoos doodlyk zyn. Wanneer de venusfmet met de koortzen gepaard gaat, zo heb ik AeMerc. dulc. met de Kina ver» mengd, zeer werkzaam bevonden, insgelyksook by de Ichurft. Spaanfchevliegeplaasters zyn in deeze koortzen onöntbeerlyk. van de ZIEKTEN die 01» zekere tydkn wederkomen. De Heer van haen maakt eene byzondere afdeeling deezer ziekten, en zy verdienen in allen deelen de opmerkzaamheid der geneesöefenaaren, naardien zy zeer dikwerf eenen doodlyken uitgang hebben, indien men haare natuur niet kent, en eene averechtfche geneeswys aanwendt. Zy hebben even als de koortzen hunne gezette perioden, en aan dit enkele teken laaten zy zig kennen; want de pis die by veelen eene lakkleurig rood nederzinkfel maakt, is geen zeker teken , naardien zy niet by allen te gelyk van den beginne af gevonden wordt; maar dikmaals eerst na het gebruik der kina, als de toevallen reeds verdweenen zyn , te voorfchyn komen. Men heeft periodifche zydeweeën , kolyken, borten, en alle foorten van ontlteeking ziekten gezien. Senac heeft periodifche pynen der oogholen , Qphthalmia, hoofdzydepyn , HemU crania, en andere foorten van hoofdfmerten, T 2 maag-  202 ZIEKT. DIE OP ZEKERE TYDEN enz. maagpynen, en andere toevallen bemerkt. De Heer Hirschel befchryft periodifche flaapzuchten, hoofdpynen, bloedwateren, verlhkking. Andere fcbryvers hebben nog andere diergelyke' toevallen opgemerkt. Senac meent met goede gronden, dat deeze ziekten een te rug gebleeven koortsgif, dat zig op zekere deelen heeft geworpen , en zig hier voornaamlyk werkzaam toont, ten gronde hebben. Het is veelligt fomtyds te zwak om eene koortshette te ontfteeken, of het heeft zig veelligt aan eene plaats*zo hardnekkig vast gezet, dat het flechts zyne werking openbaart, zonder zig met de overige masfa der vochten te vermengen. Derwyze verklaar ik de periodifche ontfteekingen. Het blyft ons nog altoos een geheim hoe de toevallen in den tusfchentyd rusten kunnen, daar de werking der ontfteekinge doch altoos voortduurt. Hoffmann verhaalt ons eene gebeurtenis , die dit eeniger maate opheldert, fchoon zy het niet tevens verklaart. Een Baader gaf eene vrouw voor de anderendaagfche koorts Vitrum Antimonii; ten tyde des aanvals volgde hevig braaken, en buiköntlasting. In den tusfchentyd lieten de tegennatuurlykeuitloozingen na, en begonnen den volgenden aanval weder, tot de vrouw eindelyk lïierf Na den dood vondt men brandvlekken in de maag en den twaalfvingeren darm, en het poeder zat nog tusfchen de maagvouwen. Deeze gebeurtenis leert ten minsten zo veel, dat de uitbreekingen der ontfteekingen even zo, als by het Vitrum Anti. tnouii, in den tusfchentyd rusten kunnen, offchoon de werking tevens altoos voordduurt. Daar  De WATERZUCHT. 293 Daar deeze ziekten in de daad de natuur der tusfchenpoozende koortzen bezitten, zo ziec men ligt datze even als de zulken moeten behandeld worden. Ivlen beveelt deswegen het aderlaaten , uitdryvende en oplosmiddelen, en eindelyk de kina. Deeze heeft zig in alle deeze ziekten als het eenige werkmiddel betoond. De byzondere toevallen, die by iedere byzondere foort deezer ziekten ontftaan, zyn voor den Geneesheer de aanwyzingen, onder welke bedingingen hy zig de even aangeroerde, en ook wel naar gefteldheid der omftanden, van andere middelen bedienen moet. De WATERZUCHT. De waterzucht, Hydrops, is eene dier ziekten die in de Soldaaten (en Matroozen) pradbyk het meeste voorkomt. Zy blyft gemeenlyk naa eene kwalyk geneezene koorts overig; maar fomwyien ontftaat zy zonder die. In myne aanmerkinge heb ik reeds iets van derzelver geneezinge gezegd. Dit zal ik tans niet herhaalen; maar veelëer de natuur en de oorzaak deezer ziekte naauwkeuriger voordraagen. Uit het voorgaande zal men zig herrinneren dat het celweeflèl zo wel met zig als met alle overige deelen des lichaams de naauwfte verbinding heeft. Zo zig dan uitgeloopene vochten in eenige cellen uitgeftort hebben , kunnen zy zig door middel van den zamenhang ligt in het_ gantfché celweeflèl, of in één zyner holten uitbreiden. En het celweeflèl is de voornaamfte zitplaats der waterzucht. T 3 De  294 De WATERZUCHT. De naaste oorzaak ligt in de verwydinge of verfcheuringe der vochtvaten, die, wanneer de menigte in hun opgehoopte vochten niet behoorlyk te rug gevoerd kunnen worden, of fcheuren , of zig in hunne openinge verwyden, en in beide gevallen hun vocht uitftorten. Doch 'er kan ook eene waterzucht ontftaan, wanneer de vochtigheid, die in het celweeffel, als een damp uitzweet, wegens eene verftopping der opflorberende vaten, zig in de cellen vergadert en ophoopt. Deeze oorzaaken hebben wederom een aantal van verfcheidene verfchoovene oorzaaken ten gronde. De groote adertakken kunnen of door een vremd lichaam (V) of door verftopping, verharding en verderving der groote ingewanden, als de Milt, de Long, de Lever, en het Alvleesch te zamen gedrukt, en de terug vloeijing des bloeds en der vochten daardoor gehinderd, of (» Eene vrouw lag aan eene kwaadfappigheid, Cachexla; met eene uitteerende koortze. Eenige weeken vóór haaren dood verzelde eene afgryzende Waterzuch t der onderfte ledemaaten, en zig tot het bekken uitftrekte, haare ziek. te. Het bovenfte lichaamsdeel was ten eenenmaale uitgeteerd, dat men, om zo te fpreeken, niets dan huid en beenen vond. Het gezwel was zo hardnekkig dat het voor geenig middel wyken wildé; maar immer meer en meer toenam. Naa den dood vond ik onder de nieren eene knoestzwellige verharding, die meer dan één pond woog, en daatïn veele groote holen met etter opgevuld. Het breide zig over het gantfche onderlyf van de eene nier tot de andere uit. De groote bolader ging midden door dit ver. hard lichaam, doch zy was door het zelve zo vernaauwd, dat 'er weinig bloeds doorvlieten kon. Het onderfte deel had een driemaal grootere middenlyn dan dat geene na het hart ging.  De WATERZUCHT. 295 of de ftagaders door eene zekere oorzaak zo fterk geprikkeld worden, dat zy het bloed (heller heen voeren dan de aders in ftaat zyn hetzelve op te neemen; of ook kan eene zwakte der vaten, of een gebrek van aandoenlykheid de oorzaak zyn, dat de omloop des bloeds niet behoorlyk gefchiedt, en verdikkingen ontftaan. Na dat het water zig in zekere deelen des lichaams opgehoopt heeft, krygt de ziekte ook verfcheidene benaamingen ; als, de buikwaterzucht , Ascitis; borstwaterzucht, tlydroph Pecloris; hoofdwaterzucht, Hydrocephalus, enz. maar is de gantfche oppervlakte des lichaams vol waters, zo noemt man haar Anafarca, en wanneer enkel de voeten gezwollen zyn, Osdèma psdum. By de geneezing moet men niet alieen het water uitloozen; maar ook poogen de verfchoovene oorzaaken weg te neemen, wanneer men volkomene geneezing, en geene inftortingen duchten wil. Somtyds kan beiden door een zelfde middel bewerkt worden ; maar fomwyien moet men, of met de laatfte of fomwyien, naar de gefteltenis der omftanden, met de eerfte geneesainwyzingen een begin genomen worden. Maar men ziet ook teffens uit het aangehaalde dat zig verfcheidene oorzaaken op geene wyze heven laaten, en dat gevolgelyk, de daar van afhangelyke Waterzucht insgelyks onheelbaar is. De uitvoering gefchiedt of door de operatie, of door geneesmiddelen. In het laatfte geval gefchiedt het of door braaken, zweet, afgang of door de pis. De . geneesoefenaars hebben alle deeze wegen onderzocht, en de natuur heeftze fomwyien door het gelukkigfte gevolg gerechtvaardigd. Wanneer de opgehoopte waters zelfs T 4 eene  a96 De WATERZUCHT. eene oorzaak van de verdere aanhoudendheid der ziekte worden, zo is de uiioozing zekeriyk het gefchikfte middel. Eene Buikwaterzucht veroorzaakt door den druk op de groote vaten dikwerf de Huidwaterzucht, en deeze verdwynt als geene geneezen is. Braakmiddelen heb ik niet onderzocht. Zy fchynen my altyd verdacht, fchoon zy gezach van groote Geneeskundigen verkreegen hebben Over de overige middelen zal ik my niet breedvoerig uitlaaten; maar ik zal alleenig aantekenen, die ik by ondervinding weet proef te houden: myn Puk. dim eticus. Dovers poeder, dat uit lpecacoanha en opium beftaat, Sulph. Antimon. folis Gum Guttce, heb ik tot dit oogmerk altyd nuttig bevonden De Zeeajuin is by my verdacht; ik hebze zelden gebruikt- Zomenze gebruikte, zoude ik hetOxymefl, verkiezen. In eenige twyieiachtLe gevallen heb ik het Pulv. Rad. Colcbia, of op zig zelf of met het Tartar. tartarh in geiyke deelen met malkanderen vermengd, zeer werkzaam gevonden. Het heeft byna altoos door vermeerderde buikloozingen gewerkt zonder dat ik een eenigmaal nadeeliee gevolgen befpeurd heb Het inzalven der gewrichten en des lichaams met boomöiye heeft zig in dje gevallen nuttig betoond, alwaar de aangetekende middelen ophouding der pisfe of andere verpoppingen te kennen gaven De koude ledemaaten werden eerst warm, en na het aanhoudende gebruik kwam 'er dikwyls overvloedige pis, of afgang, of zweet; zo heb ik het omwinden der ledemaaten door windfels nuttig bevonden. De verfchoovene oorzaaken moeten door eigen aartige middelen tegen gegaan worden, welken  WIND- of TROMMELZUCHT. 297 ken men met fpoed werkftellig maakt; naardien door het gebruik van bovengemelde middelen, het grootfte deel des waters uitgevoerd is. jRy de verflapping is de kina heilzaam, of op zig zeiven, of met Sulpbur Antimon. folis. In eene lange oefeninge heb ik gezien, dat de waterzucht by foldaaten meerendeels eene verftopping der ingewanden, en voornaamlyk der Alvleeschklieren en de watervaten ten grondflage hadden. Men zal zig riet verwonderen , als men hun leevensgedrag in aanmerkinge neemt. Grove en harde fpyzen, en deeze onmaatig genuttigd, teelen een taai, voedfelfap, en veroorzaaken deeze verftopping (dit zelfde moet men ook van de matroozen zeggen.) De oplosfende middelen als Tart.Tartari/dt, Crem. tart. ook weldegumm. Ammoniac, en de Extr.amara, heb ik zeer dikmaals heilzaam bevonden. Medicus heeft eene byzondere foort aangemerkt, in welke het weggevloeide bloedwater eene waare ontfteekingkoorts met eenen harden pols veroorzaakte. Deeze foort moet als eene koorts, door wederhaalende adeilaatingen en middenzouten behandeld worden. WIND- of TROMMELZUCHT. De wind- of trommelzucht , Tympanites, heeft de holen van 't lichaam, in ftede van met water ■ met lucht opgevuld. De buik is zeer opgefpannen en zeer hard op 't gevoel. Daarby is eene groote lyfverftopping, of men gaat kleine, ronde , drooge drek af, als fchaapedrek. Deeze ziekte is doorgaands eene gezellin der waterzucht; doch de waterzucht kan ook omgekeerd weder uit T5 wind-  298 WIND- of TROMMELZUCHT. windzucht ontftaan. Maar zy ontftaat ook, zoals veele Geneeskundigen aangemerkt hebben, uit andere oorzaaken; als uit verkeerd geneezene tusfchenpoozende koortzen naa heete, en rotkoortzen, van wurmen, van verftopte ingewanden Tot de gelegenheidgeevende oorzaaken behooren de verkoelingen der innerlyke deelen, misbruik van brandewyn, harde en onverteerbaare fpys, fterke braak- en buikzuiverende middelen, verharde lever en alvleeseh, ingeflaagen uitflag , fterke bloedvloeiingen , en misbruik van opium by krampachtige toevallen van 't onderlyf. Zy heeft haar verblyfplaats of in de holen der maage en der darmen, of in de buikholte: fomwyien is ook de lucht in de cellen der fpieren, zo als eenige fchry vers aangemerkt hebben; ja de lucht verbreidt zig fomwyien over het gantfche lichaam Dan noemt men de ziekte Emplyfema. Ik ga den twist der Geneesoeffenaaren voorby over de oorfpronglyke zitplaats der laatfte ziekte; om dat ik ze nooit gezien heb. Daar de Windzucht meerendeels een gevolg van andere ziekten is, zo is zy byna altyd bezwaarlyk te geneezen, en men moet des wegen roet het gebruik varf blaartrekkende middelen, omzichtig te werk gaan. Zo zy llech'ts eene verzwakking van het gedarmte by anders goede ingewanden is, zo is zy in wei! mge dagen te geneezen door wederhaalde buikzuivenngen uit Rhabarber en Seidlitszout, door dranken van Gamillen en Venkel, door aanhou- ' dend vryven van 't onderlyf, door klysteeren, Camillen afkookfel, en eindelyk door de kina met ftaalveiifel, in wyn. Het wryven der huid en infnydingen zyn by uitwendige windgezwellen de vertrouwdfte middelen, GEEL-  GEELZUCHT. 209 GEELZUCHT. Zy is of eene eigene ziekte, of een toeval van anderen , by voorbeeld, de Waterzucht van verdopte ingewanden, en hier is zy een gevaarlyk teken. Zy ontftaat, wanneer de afgeicheidene gal zig met het bloed vermengt. De toevallen , wanneer zy eigene krankheid is, zyn voornaamlyk, walging, hitte, dorst, en koortsachtige beweegingen, braaken en maagpynen, geelc kleur der oogen, geele pis, witte afgang. Monro zag by eenigen een byna doodlyk neusbloeden : een teken dat het bloed door de bygemengde gal zeer opgelost was. Baldinger heeft de verfchoovene oorzaaken uit verfcheidene fchryveren te zamen vergaderd. De verftopping der galwegen veroorzaakt niet altyd de Geelzucht. Ik heb daarvan een zeer aanmerkenswaardig geval gezien. Een Bombardeerder kwam in het gasthuis; zyne ziekte begon als eene anderendaagfche kooïts. Den derden dag ging zy tot eene heete koorts over, met een harden pols, beklemming der borst, warrede, en andere zwaare toevallen , zo dat hy, ongeacht alle aangewende moeite, ftierf. By de ontleeding vond ik de galwegen ten eenenmaale verftopt; de galblaas zelve was klein, en te zamen gevallen, en hadt flechts weinig in zig, die zo taai als terpentyn was. Als ik het opgezwollene hartenzakje opende , zo fpoot my eene menigte galle te gemoed. De gantfche oppervlakte van 't hart was verzwooren, desgelyks ook de groote bloedvaten, en geheel met eenen geelen etter omvangen. Men heeft meer hartzweeringen gezien, en veelligt  3oo BUIKVLOEIJINGEN. ligt heefc veele van die het haare daar toe gebragt Zo 'er eene koorts tegenwoordig is , dan begint men de geneezing met aderlaaten,' braak- en bloedzuiverende middelen , en oplosfende zoutdranken. Zo het kwaad lang aanhoudt, en met een dampig lichaam verknocht is, dan zyn zeeppillen met rhabarber, en de verfche uitgeperfte kruidefappen byzonder werkfaam. En na weggenomene oorzaaken zyn de pillen uit Sapon. venct. Extr. Chamomill an 50. Limat. Mart. §j. dagelyks driemaal één drachma genomen, buiten gemeen nnttig bevonden. Zeer dikwerf ontftaat de geelzucht van galltee^ nen, die de galbuis verftoppen. Gemeenlyk is 'er dan pyn in de rechter buikzyde. Hier zyn laauwe baden van water of melk , veneetfche zeep met rhabarber in wederhaalde groote giften , en de melken zeer heilzaam, wanneer als dan eene menigte fteenen met de ftoelgangen afgedreeven wordt. BUIKVLOEIJINGEN. De benaaming betekent reeds wat dit voor ziekten zyn. Naar de eigenfchappen der uitgevoerde ftoffe krygen zy verfchillende benaammgen. Schoon zy teffens, zo wel in aanzien der natuure en oorzaaken, als ook van her, verloop en toevallen geheellyk fchynen te verfchülen zo hebben zy tog veel vermaagtfchap met mal! kanderen, en ook met andere ziekten: zeer ligt kan de eene foort in de andere overgaan, gelyk de buikloop en de roodeloop, en wegens de hevigheid der pynen maaken zy zeer dikmaals eene koorts;  BUIKLOOP. 301 koorts; maar alsdan moeten zy onder de voorgaande clasfen gerekend worden. Dan zynze eigene ziekten, en dan toevallige van andere ziekten, en daardoor moetmen de roodeloop van de buikloopen by de rotkoortzen onderfcheiden. Ik zal derzelver voornaamlie foorten kort befchryven. BUIKLOOP. Wanneer in den herfst, en ook in andere ^aargetyden eene fcherpprik kelen de Hof overblyft, en zig op de darmen werpt, dan ontftaat door die prikkeling een buikloop. Eene natte en vochtige lucht, grove fpyzen, honger en andere dingen, die of raauwheden, of eene fcberpte in de eerfte wegen teelen, geeven hier insgelyks gelegenheid toe. Wanneer de foldaaten naa eenige verhitting met den buik op koelgras gaan liggen, volgen 'er buikloopen op. Nog eene oorzaak, die in het veld zeer gebruiklyk is, heeft Baldinger, naamlyk, het verlangen naar zyn geboorte land. Dit veroorzaakt by de foldaaten dikwerf doodlyke toevallen; ter oorzaakedat deeze lydingniet weggenomen kan worden. De toevallen zeiven zyn hier niet zo hevig, of zy telfens veelmaalen van wegen de verflapping zeer zwaar te geneezen zyn, en veel maaien in waterzuchten ontaarten. Eerftelyk reinig: men de eerfte wegen door Rhabarber en Ipecacoanha. Gummi, Arabicum in water ontbonden, is zeer heilzaam de fcherpe ftof te omwinden en de darrnfchraaping te beletten. Hierna neemt men zyn toevlucht tot fterkere middelen ; de 1 Anima  302 De ROODE LOOP. Anima Rhabarb, het Extr. Cascarill. het afkookfel van Campechehout en nog andere fterkere dingen, zyn hier^met nut te gebruiken. Men wachte zig voor wrange en zamentrekkende middelen, zo lang de eerfte wegen nog niet zuiver van raauwheden zyn. De ROODE LOOP. Dikmaals gaat de buikloop deeze ziekte vooraf'; doch zy ontftaat teffens uit haare eigene oorzaaken. Haare kenmerken zyn maagwalgingen, winden in 't gedarmte , kleine en dikwylige doelgang eener flymige en gallige doffe , die fchuimt, en biergest gelyk is, darmfnyding en afgangpersfingen. Somtyds zyn de uitwerpfels met bloed vermengd, en alsdan noemt men het de roode loop: maar fomwyien zyn deeze uitwerpfels zonder bloed, en dan noemt men het de witte loop. Het bloed zelf is geen weezendlyk charaéter van den loop: zy kan immer aanweezend zyn, offchoon tevens met de ftoergangen geen bloed vermengd is , en dus omgekeerd , zyn niet alle bloedafgangen roodeloopen. Meerendeels is 'er een koorts mede verzeld; doch men heeft ook aangemerkt dat de allergevaarlykfte heerfchende roodeloopen zonder eenige koorts zyn kunnen. En uit deze grondbeginfelen heb ik die ziekte hier behandeld; fchoon zy tevens onder de rei der koortzen met andere ziekten voorkomen zonde. De koorts zelve, die den loop verzelt, is of eene ontfteekingof rot- of kwaadaartige koorts; en daaruit ontdaan k even zo veele foorten van loopen, die niemand  De ROODE LOOP. 303 mand beter dan zïmmerman befchreven heeft. Ik fpreek tans enkel van den galligen en rottigen loop; naardien die de gewoonlykfte is. pringle merkt aan dat de koorts van den aanbegin zeer zwak en naauwlyks merkzaam is; zo dat in den aanvang geene koorts aanweezend fchynt. In het beloop der ziekte wordt zy meer of min fterker; ja gantsch boosaartig, wanneer de krachten uitgeput zyn. De koorts teelt dikwerf byzondere ontfteekingkoortzen, de fprouw, darmöntfteekingen, en het koude vuur. De ftoelgangen hebben in dit tydfiip den ftank van doode lichaamen; en deeze is te gelyk op het fterkfte, wanneer 'er de rotkoorts bykomt en de darmen tot het heete vuur overflaan. Deeze krankheid heerscht veelal tegen het einde des zomers, en in den herfst, epidemisch. De naafte oorzaak fchynt in eene verdorvene vuile galle te liggen; zo als by de gallige en kwaadaartige wisfelkoortzen, Pringle heeft ook aangemerkt dat immer beide foorten aangetroffen worden, en dat veelligt ook nog eene plaats heeft, die teffens uit beiden zamengefteld is. Andere waarneemingen, als de loop , die Honermann gezien heeft, verkleenen deezen ftelregel een weinig, en leeren ons dat zy ook van de bedervinge der overige darmvochten, en ook wel van eene oorfpronklyke vervuilnisfe des bloeds, dat in het gedarmte afgekleinsd worde ontftaan kan. De gelegenheidgeevende oorzaaken zyn veel verdorvene ftof in de eerfte wegen, ongefchikte leefregel, nuttiging van onrype vruchten en gistende dranken, vleesch fpyzen, verkoudingen, natte  3o4 De ROODE LOOP. natte en vochtige nachtlucht, na eenen voordaagfchen heeten zonnefchyn, verflapping der darmen na voorgaande buiköntlastingen. Neemt men alles te zamen, zo fchynt het redel yk waarfchynelyk dat de roodeloop van een zeker fcherp , en bytend wezen onütaat, dat niet zo zeer van buiten, ten minden niet altyd, in het lichaam gebragt wordt; maar het lichaam zelf, door de aangebragte oorzaaken ontlraat. Eene menigte dezer gelegenheidgeevende oorzaaken, en veelligt nog eenige vóótfchikkingen des lichaams kunnen dit weezen teelen; maar daarnaa plant het zig door eene befmetting voord, en breidt zig over meer menfehen ten gelyken tyde; inzonderheid, zo het lichaamen aantreft die reeds daartoe bereid zyn. Hierdoor moet men den overgang van den buikloop in den roodenloop verklaaren. De fchryvers hebben aangetekend dat de oorzaak van eenen hetrfchenden roodenloop niet zo zeer in de luchtgefteldheid als in de aanfteekinge zelve te zoeken zy (  3io BLOEDVLOEIINGEN. fel, en dikmaals aan den afgang der wurmen of hunner huiden. Zodra men dan van de tegenwoordigheid der Lyfwurmen (want hiervan wordr alleenlyk gehandeld) verzekerd is, dan geeft men, als'er geene koorts tegenwoordig is, eerst infnydênde middenzouten , en daarna wurmdryvende buikzuiveringen van Jaiappepoeder met Polychrestzout én Baldriaan; wier gebruik men verfcheidene maaien wederhaalt. De wurmen laaten zig omtrent de vollemaan het beste afdryven. IVJaar zo de koorts het gebruik der aanbevolene middelen verbiedt, zo laat men kwikzilverwater drinken, en Tart. emet. in kleine herhaalde giften, oïAetiops mineral., of Campher inneemen en voegt daar meikkiysteeren by. De ridder Rosen roemt in dit geval een Carophermengfel met azyn. BLOED VLOEIJINGEN. De bloedvloeiingen der wonden behooren tot de Heelkunde. Hier overweeg ik alleenlyk die foorten welken van inwendige oorzaaken voordkomen. Hiertoe worden betrokken het neusbloeden, bloethoest, bloedfpouwing, de gulde ader en het bloedwateren. De oorzaaken zyn, of in de vaste deelen-, eene verwyding, of fcheuring der vaten; in de vloeibaare daarentegen, eene al te groote vloeibaarheid of fcherpte der vochten, volbloedigheid, taaiheid des bloeds, zamenhoopmgen, krampen, verftoppingen der ingewanden , enz. Zy zyn verder of ziektefcheidend of eigenlydend. Men rekent de grootte van een bloedvat niet naar de hoeveelheid van het wegloopende bloed; maar naar de vermindering deikrach-  NEUSBLOEDEN. 3" krachten. Eene bloedvloeiing geneest dikwerf eene volbloedigheid, en zo lang is zy heilzaam als de krachten daardoor niet verzwakt worden. De gewoonlyke gevolgen der langaanhoudende bloedvloeiingen zyn kwaadfappigbeid, uittee. rinz, waterzucht, flivpkoortzen ; en by het bloedfpouwen in 't byzonder longzweeren en borsrteering. Ontftaan 'er bloedvloeiingen, uit of van eent ukbreidinge des bloeds zo worden zy door aderlaatingen, temperende bloedveraunnende en terug dryvende middelen geneezen Zo Se 5 te groote vloeibaarheid des bloed, de oorzaak is, zo gebruikt men verdikkende middelen, daar eene verflapping der vaten is, den koortsbast : deeze heeft ook voortreifelyke nuttigheden, zo het bloei door eene rotting opgelost is. Zamentrekkende middelen moeten malle gevallen met omzichtigheid aangebragt worden; naardien zy het kwaad dikmaals verflimmen, en eenen haastigen dood veroorzaaken. NEUSBLOEDEN. Dit ontftaat uit eene verwydïnge of verscheuring der fchneideriaanfche huidvacen. In t veld volgt het dikwerf na eene groote verhitting , en van bloedöphoopingen naar t hoofd. Anders wordt bet ook van kramptrekkingen in hypo-. chondrifcrie toevallen, van wurmen, van verüopoingen der lever, en andere ingewanden geteeld. Op alle die oorzaaken heeft men by eene grondige geneezing te zien. Zo lang de pols vol blyft, het gezicht nog rood is, en de krachten nog niet verzwakken , moet men zo wel ° V 4 m"  3ra BLOED HOESTEN. innerlyk temperende middelen en zuure dranken , als ook uitwendige plaatsmiddelen voorichryven, doch de laatften alleen, wanneer naar maate zo vee! bloeds verlooren gaat. Men fteekc dierhalven gefopt linnen met ombonden vitriool, of m^t iorkenzwampoeder in de neus, en bindt de uiterlyke ledemaaten met banden, om den toevloed des bloeds te verhinderen Dit laatfte heeft in alle foorten van bloedvloeijingen plaats. Doeken met koud water om het fcrotum, den balzak geflaagen, ftillenhet neusbloeden dikwerf oogenbhklyk. In heete koortzen is het neusbloeden veelmaal eene gewenschte ziektefcheiding, en in rotkoortzen altoos een flecht teken. BLOEDHOESTEN. Zo het Bloedhoesten, Hamoptyfis ontftaat van de Iongöntfteekinge of by vloeikoortzen , zo behoort het hier niet aangemerkt te worden; ik handel tans van dat, welk zonder koorts uit eene of meer der bovenaangehaalde oorzaaken ontftaat. Deeze ziekte is voornaamlyk den Jongelingen eigen. In 't veld ontftaat zy dikmaals van groote hette, van fnelle marfchen, of een uiterlyk geweld op de borst; longkwaaien, als, verhardingen, zweeren, fteenen, en knuryen derzeiven, desgelyks eene zwakheid der longvaten, geeven daartoe dikmaals gelegenheid Veeltyds zyn de oorzaaken van herbloedhoesten verharde en verftopce ingewanden van 't onderlyf; als de lever, de milt en 't alvleesch De zieke ontwaart eene kitteling en eenen zouten fmaak, en hierop volgt het bloeden. De geneezing moet naar de oorzaak ingericht worden. By enke.  BLOED HOE STEN. 313 enkele volbloedigheid na geledene verhictinr 1 zyn temperende middelen het beste. By eenige zwakheid der longen of derzelver zweerer is hez uittrekfel van cascarille en van den ko^tsbas ; en waterige myrrheëxtract voornaamlyk aan ie beveelen. Zyn 'er verftoppingen der ingewanden voor handen zo poogt men de gulde ader door bloedzuigers te verzwakken, (want deeze beide foorten van bloedvloeijingen ftaan„ zo als geneesótfenende waarneemingen geleerd hebben , in eene zeer naauwe verbintenisfe) en de verftoppingen door oplosfende gommen, en voornaamlyk Asfa foztida, door frisfche uitgeperste kruidfappen, optelosfen. Scheurbuikige fcherpe lappen moeten door flymdranken met arabifchen gom, kruidfappen, melkwey en dergelyken verzoet worden. Onmaatige losbandigheid in de liefdelydingen verwekken insgelyks het bloedhoesten ; ja men heeft waarneemingen dat zwakke» perfoonen onder het byflaapen daarmede overvallen zyn. Het aderlaaten is in de meeste foorten één der eerfte middelen en moet naar eisch der omftandigheden , fomwyien dikmaals wederhaald worden. Doch in aanweezende verftoppingen der ingewanden van 't onderlyf rnoetmen het met voorzichtigheid aanwenden. De zieken moet eenen zeer maatigen leefregel houden, zig voor visch, alle voedende fpyzen, wyn, en andere heete dranken wachten. Wanneer de bloeduitwerping zo fterk is, dat zy met doodlyke gevolgen dreigt, zo rnoetmen fterkere zamentrekkende middelen gebruiken; by voorbeeld, aluin met draakenbloed. Dit kanmen 's daags vier en meermaalen tot agt, tien en meer greinen geeven. WanV s neer  314 SPEENADERVLOED. neer de bloedvloeijing van eene hevige prikke» linge ontftaat.) gelyk hec bloedhoescen na hevig h lesten of by de ribbebreuken van eene prikkelinge der beenderen op de longen, dan is het optum, maar behalven dien, in geene andere gevallen, aan te beveelen Daar zig gemeenlyk eene groote angstvalligheid bevindt wanneer de blo-dvlotijingen door zulke nevige zam ntrekkende middelen gefeild worden, zo rnoetmen het aderlaaten wederhaalen, en den zieken, eenen koelen zuuren leefregel, nevens ftüre en gemak aanbevetlen. Gaat de bloedhoest eindelyk rot longzweeren over, zo moet men even ais by de long» teering te werk gaan. Het bloedbraaken ontftaat ook uit de maagvaten, op de voorige wyze. Te vóóren gevoelen de zieken e>me fteekendeen fpannende pyn in de linker buik weekte, en als hec bloed uitbreekt, eene bangheid en zamenirek,king in de zyde, die dikwerf met onmagten verzeld gaat Men ftelt de oorzaak gemeenlyk in eene verftoppinge der mih; dog ik heb de milt by foldaaten zeer dikwerf verhard, en van eene uit der maate grootte aangetroffen, zonder dat zy deze toevallen onderworpen geweest waren. Somtyds outflaan daardoor ettergezwellen en gezwellen der maage, en dezen zyn doorgaands van gevaarlyke gevolgen. Deze bloedvloeijing wordt, zo als de vóórige, door zuure dranken, en de reeds aangehaalde middelen geneezen. SPEENADERVLOED. Welè'er was het een twist onder de geleerden of dit toeval onder de ziekten gerekend moest wor-  SPEENADERVLOED. 315 worden. Staiil en zyne navolgers zagen het als eene heilzaame pooging der natuure aan, ■om de ons naakende ziekten voortekomen, ofomreedsvoori handen zynde te geneezen. Tans houdt men de guldene ader, gelyk zy het ook verdient, voor een tegencatuurlyken toeftand, en aldus voor eene ziekte, offchoon fomwyien door haar, krankheden geneezen of ten minften verzacht worden. Zy beftaat in een afzonderinge des bloeds door dè fpeenvaten, in welken de afgang met blóed vermengd is. Zy wordt fomwyien een buikloop. Men moet haar echter door de by iedere enkele foort aangevoerde kentekens van andere bloedige buikloopen onderfcheiden ; doch men gaat niet altyd bloed; maar fomwyien flym of etter, of eenige ander vocht af. De blinde guldene ader is of innerlyk, als de aders inwendig in den endeldarm uitgedyd zyn; of uiterlyk als de uiterlyke aders kleine bulten en builen veroorzaaken. Van deezen zeg ik nog iets in de Heelkunde. De oorzaaken der fpeenen zyn in 't algemeen zeer verfcheiden , en naar dien is ook het gevaar der toevallen, en zelfs de geneeswyze verfchillend. Een algemeene volbloedigheid kan daartoe, gelyk by andere bloedvloeiingen , gelegenheid geeven. Byzondere volbloedigheden veroorzaaken haar gewoonlyker; als by voorbeeld, eene ophooping van bloed in de poortader, by verftopte of verharde ingewanden, als de lever en milt, het alvleesch en de alvleeschklieren, of een dik, taay bloed in de poortader. Van daar is deeze ziekte zo gemeen by hypochondrifchen, melancholifche perfoonen, en de liefhebbers van verhitte fpyzen an  3i6 SPEENADERVLOED. en dranken. Verfcheidene dingen fchynen my toe eene foorclyke werking op deeze deelen te hebben; als aloë, knoflook , peper, een geftadig wryven, door welk de Endeldarm geprikkeld worde. Ter dier oorzaake is deeze ziekte der ruicerye gewoonlyker dan het voetvolk. Andere onderdrukte bloedvloeiingen, verzuimde aderlaatingen, uitgedroogde oude zweeren, als zy door hunne fcherpte aan deeze deelen veroorzaaken. Pisblaasfteenen, verhardingen in de blaas brengen tot de ontfteeking der guldene ader ook veel by. Wanneer zy behoorelyk vloeijen zo verligten en heven zy dikmaals andere ziekten als bloedöphoopingen naar de bovendeelen, bloedfpouwen, uit eeneverftoppinge, en eenen ongeregelden omloop in het onderlyf; doch dit gefchiedt zeer zelden. De flechte gevolgen die daaruit ontftaan , zyn altoos grooter. 'Er ontftaan gemeenlyk pypzweeren en zweeren aan den aars, verhardingen , gezwollene voeten, kwaadfappigheid, waterzucht, uitteerende koorts, ja by bezwaarlyke fpeenaders volgt dikmaals de dood. Breeken zy door de pisblaas, zo zyn zy zo veel te erger; dewyl zy dikwerf blaaszweeren veroorzaaken. Ja men kan meerendeels befluiten, dat in de meeste gevallen het bloedwateren uit de vaten der blaaze komt; want ik heb dikmaals na den dood geheel veretterde nieren, zonder dat eenig bloedwateren daarop gevolgd ware, gevonden. En hier hebben zy zo veele overeenkomst met venerifche toevallen, dat menze zonder naauwkeurige onderzoeking weezendlyk voor zodanigen houden kan. De ballen zwellen op, het water afflaan is zodanig als hy den druiper, ftnertlyk, 'er  SPEENADERVLOED. 317 'er vloeit ook eene ftof uit de pisbuis, en aan den aars vetfchynen dikmaals van de fpeenaderen, uitwasfen en vleeschwratten. By de geneezing heeft men voornaamlyk daar op te letten, de fpeenadervloeijing weder weg te gewennen; want zy is altoos eene ziekte, en het is immer beter, zo zy niet aanweezend is. Men vermindert de volbloedigheid, zo zy daaruit ontftaan is, (want men moet wel overleggen, wat ik boven gezegd heb, dat niet altyd eene algemeene volbloedigheid voorhanden is, in welke gevallen het aderlaaten van weinig nut weezen zoude.) De zieken moeten heete, vaste en zwaar te verteerene fpyzen en dranken meiden en eene ligte leefwyze uit plantgewasfen houden. Zo de fpeenen te fterk vloeijen kan men op den arm, als de krachten nog niet te zeer uitgeput zyn, een weinig bloed aftappen, en daarna zachte aanhoudende dranken, als van millefolium tot een fterke 1 hee gekookt, of ook de bloemen van verbascum in de fpyzen, of ook dit kruid met rooden wyn, of yzerwater gekookt, en uitwendig warm opgelegd, voorfchryven. Zyn deze middelen niet genoegdoenend, en is het gevaar groot, dan rnoetmen fterkere uitwendige middelen gebiuiken; als loodëxtract, Arquebufade en aluin in wrangen wyn opgelost. By fmertlyke fpeenaders alwaar de vloeijlng noodzaakelyk bevorderd moet worden, zyn bloedè'gels, weekmaakende klysteeren, zachte buikzuiverende middelen; als manna, tamarinden en dergelyken, nuttig. Heete afdryvende middelen verergeren het kwaad meerendeels, en maaken de fpeenaderbeweegingen ongeregelder, in plaatfe van ze te bevorderen,  318 VENUSSMET.' ren, en daar onder behooren ook de pillen van. becher, wegens de bygemengde Aloë, Helkborus, en andere heete dingen. Bittere Extracten kunnen fomtyds nuttig zyn; doch het beste is eene fpaarzaame en geregelde leefwys. VENUSSMET. Columbus zoude deeze ziekte uit America het eerfte tot ons overgebragt hebben; doch uit de gefchxhtboeken van dien tyd kan men bewyzen datze reeds geheerscht heeft, alvoorens die man zyne reizen begonnen heeft. Het is derhalven zeer waarfchynelyk dat zy eenen veel hoogeren ouderdom hééft, dan men gemeenlyk aanneemt, en dat zy den ouden bereids onder den naam van uitflag, of onder eenen anderen naam bekend is geweest. Arex&us de Kappadocer befchryft reeds invreetende zweeren der vrouwlyke fchede, die alle overeenkomst met de venenfche Chancres hebben. Als zy eerst in Italië epidemisch heerschte, zo richtte zy verfchrikkelyke nederlaagen aan: deels vermits de Artfen haar niet kenden; deels, wyl ontelbaare omftandigheden (zo als men insgelyks uit de fchryvers van dien tyd bewyzen kan) "haar verzelden; waardoor de woede der ziekte vermeerderd werd. De druiper, die tans het eerfte is, kwam eerst na eenigen tyd, als een toeval deezer ziekte, en de fchryvers hebben aangemerkt, dat zy daardoor is verminderd geworden. 1 hans heeft zy zo veel van haare woede nagelaaten, dat zy zeiden dergelyke gevolgen heeft, als die, waar van de fchriften van de eerfte waarneemers deezer ziekte opgevuld  VENUSSMET. 319 gevuld zyn. ; Zy wordt altyd door eene uiterlyke befmetting, die niet in onze vochten geteeld wordt, ontftooken. Men heeft verfchiÜend over de natuur dezer befmettinge geftreeden, of zy van eere zuure cf loogzoute natuur ware ; doch ik geloof niet dat men toen iets van beiden met zekerheid bepaald hebbe Het kwaad toont zig daar eerst werkfaam alwaar de aanfteeking gefchiedt is. Gewoonlvk gefchiedt zulks door eenen onzuiveren byflaap, door 't kusfen, door 'c flaapen in bedden, waarin aangeftokene perfoonett gelegen hebben enz. Een tydlang blykt haare werking in deeze deelen, tot dat zy zig eindelyk, en wel als de hulpmiddelen verzuimd zyn, in de gantfche masfa der vochten verdeelt, De eerfte heeten byzondere toevallen; doch de laatften de algemeene Lues, of fpaarfche pokken. Deze laatfte verfchynt onder verfcheidene gedaanten ; doch zyn de eigene kenmerken hoofdpynen en ledefmerten , die tegen den avond toeneemen, een uitflag aan het voorhoofd en het hoofd, en ook aan de overige deelen des lichaams, zweeren en uitwasfen aan den hals en teeldeelen, en uitpuilingen der beenderen. De gewoonlykfte byzondere toevallen zyn , de Druiper Cororrtcea, verenging der voorhuid, Pbymofis, fpaanfche kraag, Paraphymofts, gezwollene zaadballen, Tefliculi venerei, klapöoren, bubones, venerifche zweeren van 't Roedehoofdje, uitwasfen aan den aars en aan de overige teeldeelen, Ficus, Condolymata, enz. hals- amandel- verhemeltezweeien, enz. ' De Druiper heeft zyne zitplaats in de kleine klieren der pisbuis, der Projirata, Antiprcjirata,  3ao VENUSSMET. ta, en haare uitvoervaten. 'Er vloeit eene groenachtige ftof uit de pisbuis; de pisloozing is zeer pynlyk, en het manlyk lid gezwollen en gefpannen. In hec eerfte tydperk, laatmen, om de ontfteeking te heven, eene ader, en men laat de zieken veel verdunnenden drank; als garstenwater, of het afkookfel van Salzaparilla of van Graswortel drinken, Men kan in 't algemeen den Druiper, in den beginne, als eene enkele ontfteeking door Salpeter, of fak mirab. zonder kwikmiddelen, of pisdryvende loogzoute Tincftuuren geneezen ; doch zo hy reeds lang geduurd heeft, zo dat de fcherpte de pisbuis aangegreepen en Carunculs gemaakt heeft, zo moet men nog de Goulardfche kaarsjes gebruiken* De Pbymofts ontftaat gemeenlyk uit de zweeren van het roedehoofdje. Wanneer zy door weekmaakende omflagen, en ingefpooten kalkwater tusfchen het roedehoofdje niet kan geholpen v/orden , en de zweeren zig immer uitbreiden zo rnoetmen zonder uitftel de operatie by de hand neemen; ten einde deeze zweeren ontblood en gereinigd kunnen worden Het equa vegeto- mineralis is het beste tot omflagen. De venerifche zweeren worden eerstlyk door bytende middelen , Lapis infernalis enz. gezuiverd, en daarna met het Goulardifche nutriturn verbonden. De fpaanfche kraag laat zig zelden zonder operatie heelen; maar zy moet diep, tot in het gezonde vleesch gemaakt worden, ten einde alle fpanning worde geheven, zo zy van nut zyn zal. By gezwollene ballen rnoetmen het aderlaaten meerraaalen herhaalen; en uitwendig Sal. ammon. met  V E NÜSSME T. 3sr met wynazyn, of breiömflagen met aq. vegetomineraüs, of de verdeelende goulardifche zeep. zalf, overgeOagen worden. De klapöoren tracht men altyd tot verëttering te brengen en te openen Het verdeelen kan nimmer nuttig zyn; vermits het venerifche gift in het lichaam blyven, en zig op 'c nieuw werkfaam toonen zoude. De venerifche uitwasfen worden of weggefneeden, of door artfenymiddelen verdreeven , en dan met het nutritum uitgedroogd en geheeld. De venerifche halszweeren penfeelt men met \\tiAqua Phagadenka, of den drank van van Swieten. Verfcheidene dezer toevallen kunnen fomwyien, indien het kwaad nieuw,-en nog niet uitgebreid is, door de aangehaalde uiterlyke middelen en de inwendige zuiverende dranken geneezen worden: doch zo het kwaad reeds dieper wortel gefchooten heeft, moet men zyn toevlucht tot de kwikmiddelen neemen,echter dezelven zodanig voorfchryven datzygeene kwyling veroorzaaken. De gemelde drank van van Swieten 's avonds en 'smorgens een lepel vol, en veel verdunnenden drank met melk, nagedronken, (ö); of nog beter, lüblimaat met femelkruim tot pillen gemaakt , zo dat op zeven fluks één grein komt, is ten hoogden nuttig, Ik heb van deze pillen vroeg in den morgen en 's avonds, twee ftuks gebruiken laaten, tot op agt, ja tien ltuks, en zy hebben zig altoos zeer werkzaam getoond, zonder nadeelige gevolgen. De (a) Deeze drank wordt gemaakt als volgt: jjt. Merc. fublimat. carros. gr. xij. Sp. Fttment. femel retïifi;at. {gij. In phiala vitrea claufa 1'ervetur, danec'HTefc. iublim. foonte folvatur. x •  332 VENUSSMET. ; De algemeene fpaanfche pokken laaten zig niet anders dan door kwikmiddelen geneezen. Boerhaave zochtze uit eene aangenomene onderrtellinge, Bypotbefu, daar hy de zitplaats dezer ziekte in de vethuid geloofde te zyn, door dikmaals herhaalde buikzuiveringen en zweeten van verzadigde houtafkookfels , te geneezen, en dacht, datmen geene volkomene geneezing konde ten wege brengen, zo niet bevoorens al het vet, door 't zweeten en buikzuiveren uit het lichaam gedreeven ware. Edoch, om de overige Hechte gevolgen te zwygen, is deze geneeswys niets minder dan voldoend. De ziekte wordt niet weg genomen; maar alleenlyk vooreenen tyd lang onderdrukt, en als zig de zieke weder verhaald heeft , breekt zy op 't nieuws uit. De kwik blyfc aldus nog het eenige toevertrouwende middel. Men kan of de van Swietenfchen ofPlenckifchen drank voorfchryven; fchoon deze laatfte teffens, ongeacht de verzekering des uitvinders, zeer dikmaals eene kwyling veroorzaakt. Ik acht dezen drank boven het inwryven, en alle andere kwikbereidingen ; naardien hy op de bekwaamfte en yeiligfte wyze bygebragt kan worden, Men geeft s avonds en 's morgens twee lepels vol, en houdt met deszelfs gebruik drie en meer weeken aan. Doch men moet zig hier, naar de werking die zig uit, hoofdzaaklyk richten, of men met deszelfs gebruik voordgaan dan eindigen zal. Wanneer deze drank de kwyling veroorzaakt dan rnoetmen het dus inrichten dat de zieke, in vierentwintig uuren niet meer dan een half quart fpcuwt. Dea mond rewige men dikwerf, op dat hy door de  VENUSSMET. 323 de fcherpte niet aangegreepen worde. * De zieke moet onder de aanhoudende geneezing eenen zeer fpaarzaamen en ligten leefregel volgen, en altyd warm gehouden worden. Wanneer men met de genee?inge ten einde is, zo tracht men de kwik weder uit het lichaam te voeren. Ik houd het zweet voor den allerzekerlten weg en beter dan't buikzuiveren; deswegen kan men den zieken daarna nog eenige maaien van ómfpiritus of het Sal. Corn. Cerv. geeven. Maar men kan met dit alles dikmaals niet vermeiden dat de kwik, ondanks alle aangewende moeite, geene booze gevolgen achter zig laaten zoude, als ftyfheid en verlamming der gewrichten , aanhoudende hoofdpynen: ja ik heb een man gekend , die na eene kwyling de volgende toevallen gekreegen heeft. Op zekere tyden, en dit gebeurde dikmaals, verloor hy het gebruik aller zinnen; hy kon niet fpreeken , maar bromde Oïimerkzaame toonen; hy had van zynen toeftand zo min bewustheid als een ander tuigwerk, tot dat dit toeval eindigde. Het zoude vervolgends veel beter zyn,zo men een geneesmiddelkende,dac belette dat deze kwaade gevolgen geene plaats konden hebben. Kalm beeft een wortel, dien hy lobelia noemt, befchreeven, die alle werkingen van dcnzl/^rjC,z^««verric-h';en'zoude, zondereen eenige van zynè fchadelyke gévoigen te hebben. De "Americaanen zouden zig uwt deszelfs afkookfel , in eenen zeer korten tyd , zeker en grondig geneeien. Het ware te wenfchen dat deze wortel , zo hy weezenlyk deze eigenfchappen bezit, meer by ons bekend mogte zyn. X 2 DE  3H D E SCHEURBUIK ter ZEE. door den VERTAALER A. SCHRAGE. De Scheurbuik wordt by ons Blaauwfchuit, Blaauwzucht, Schimmelziekte, in 'cLatyn, Scorbutus, in 't Fransch, Scorbut, in 't Engelsch, Scurvy, en by de hoogduitfchen, Schorboek , Scharbock, Schurbock, en Schor mund. genoemd. Zy heeft zo veele toevallen dat zy naauwlyks te bepaalen is; en gaat met meest alle ziekeen ver2eld. Kenmerken. Zwakheid. , Traagheid. Vermoeidheid na den arbeid. Jeukte in de huid. Bezwaarlyke ademhaaling. Walging. Mn den beginne. Hootdpyn. Hette Neusbloedingen. Zwelling, roodheid, jeukte van het tandvleesch. •* Ont-  de SCHEURBUIK ter ZEE. z*S Ontblooting, waggeling en be-^ derf der tanden. t Stinkende uitademing. Veeltyds een zwakke, zelden eenl harde pols. (. , . • „ Roodachtige, ftinkende pis, bo- Hn den beginne. ven met een vetachtig vliesje i bedekt. Gezwel en pyn der beenen. I Buik- borst- rug en fpierpynenJ Borstëngte ter ademhaalinge. "ï Kwyling. Slaapzucht. Ledeverlamming. } Bloedvloeiingen. Schubvel met vochtige en droo2c korsten Puisten, loodkleurige huidvlek- den ftand' ken, en zweeren die tot het heete vuur overgaan. | Een zaluw, of bleekgeel aan-1 gezicht. Ongeregelde koortfen. | Hartkloppingen. J Zamentrekking des flokdarms. Verftyving der gewrichten en peezen. Aanmechten. Ontfteltenisfen, fchrikken. Ontiluiting der verouderde J-Naar 't einde, zweeren. Verftoppingen, knoestgezwellen, verzweeringen, en het koude vuur der ingewanden. Haastige dood. . ' 6 X 3 Ver-  326 ©e SCHEURBUIK Verders zyn de eigene kenmerken, zwakheid , loodkleurige vlekken , Hinkende adem , tandvleeschzwelling en ontbonden bloed. Men vindt deze ziekte het .meeste in noordelyke landen , en wel voornaamlyk in die landftreeken welken waterig en moerasfïg zyn ; zy overvalt ligtlyk zwakke geitellen, zo mannen als vrouwen. Onderscheiding. De fcheurbuik wordt onderfcheiden van de krJoaadfdppigbeid, door Ten eerflen, de verflapping in de vaste deelen. Tert i. De ontbeering van zweeren. Van de onderbuikzyde en moederziekte, door Ten I. De fcheiirbuikvlekken. Ten 2. Gezwollen tandvleesch. Ten 3. De fcheurbuikszweeren enz. Van de zwarte Geelzucht, door Ten I. Den bitteren afgang. Ten 2. Den prejachtigen drek. Van, de Venusfmet, door de verfcheidenheid der plaatfen, die beledigd worden; als in de Ve- nusfmet het gehemelte des monds, de Amandelen enz. Verschoovene Oorzaaken. Dezen zyn zeer menigvuldig. De voornaamften zyn de volgenden: Koude, vochtige en nevelachtige lucht. Moerasfige gewesten. V'adzige leefwys. Spyzen, die verouderd, gezouten of gerookt zyn, zo vleesch ais visch. Be-  ter ZEE. 327 Bedorven Water, Hevige gemoedsdriften; als zwaarmoedigheid, vrees. Na langwylige tusfchenpoozende koortfen. Overgeërfde gefteldheid. Te veel of te min ontlasting. Te veel of te weinig ilaapen. Naaste Oorzaak. Deze wordt by de Geneeskundigen zeer verfchillend gefteld. Het zekerfte gevoelen is dat, het welk door alle de verfchoovene oorzaaken, door de ontleedkunde en voornaamlyk door de beste geneeswyze bevestigd wordt: gevolglyk is de fcheurbuik in heete landen, naar de oost of west, eene verbranding, verrotting, en ontbinding der dierlyke fappen. Want het zenuwvuur door een van buiten toevallend beletfel gehinderd de vochten door het lichaam te voeren, hoopt zig ter verftokkinge in de vochten op, verbrandt dezelven, en maakt, naar den graad zyner hette, of ontfteeking , of eene loogzoute rotting. In 't tegendeel berooft ons de koude der noordelyke landen van een groot gedeelte zenuwvuur; het zelve is door zyne minheid niet in ftaat een dierlyk vocht door eene uiterlyke oorzaak in eenige vaten geftokt, voordtedryven; het begint eindelyk te gisten en wordt verzuurd. Zie verder myne Ver* handeling ,over het Zenuwvuur. Afdeeling. Te recht dan wordt de fcheurbuik, naar zyne onderfcheidene naaste oorzaak afgedeeld in eenen fcheurbuik van ontfteekinge of loogzoute rottinge, en in eenen van gisting of zuuring. Hiernaar moet eene ftrydinge geneeswys ingericht worden. X 4 Ge-  328 De SCHEURBUIK Geneeswys. De geneeswys van den ontftooken of loogzouten fcheurbuik beftaat in, Ten i. Maatige aderlaacingen, zo 'ex volbloedigheid voor handen, en de pols vol en geipannen is. Ten 2. Buikzuiveringen en pis dryvende middelen die de hette verminderen en de fcherpte verzachten; als , Nitrum: Cretnor Tartari : Sp. Vitrioli: Liq. Terr.Foliat, Tartar: Rad. Bardan: Gramin: Alt ha: Acetos: Foenicul: Rapce: ferum laclis: Lac ebutyratum: Decotl. hordei: Tamarincl. Casfia fistul: manna: pulpa prunor, met Roob Sambuci: Syr. Moror: Ribe/ior: Ber* berorum: Rubi Idai: fümar: oxymel fimpl: Aq cochlear : nasturt. enz. Ten 3. Alle zuure en verkoelende fpyzen en dranken; als, zuure rype hofvruchten, zuure appelen, peeren, falaad, raapen, peen, fpinage, zuuring enz. Ten 4. Alle fcheurbuik middelen, die eenigzins heet van aart zyn te vermeiden. Ten 5. Alle vleeschfpyzen na te laaten: doch dunne foepen, havergort enz. met citroen- of limoenfap, azyn, cremor tartari, enz. aangezet zyn zeer nuttig. Ten 6. Zacht zweet tegen den morgeftond te verwekken. Ten 7. 's Morgens koud water te drinken: Ten 8. Bittere zamentrekkende, verfterken- de en tevens verkoelende middelen te gebruiken. Ten 9. Veel beweeging , en aanhoudende wryvingen der ledemaaten. Ten  TER ZEE. 3*9 Ten 10. Droevige zifellydingen, dronkenfchap en venus te vermeiden. Ten 11. Is de heete fcheurbuik zo hevig en brandig dat zy het bloed oplost, en kwaadaartige zweertjes veroorzaakt, dan gebruikt men zonder uitftel den koortsbast met de vitrioolgeest rykelyk aangezet. In den kouden ofzuurzouten fchuurbuik, daar de pols langzaam en ongelyk, zonder lichaams verhetting, de mondzweeren onpynlyk, het tandvleesch blaauw en waterachtig, de voeten met koude gezwellen is, zyn dienstig. Ten 1. De Kruiden, Sappen, Conferven en Syroopen van Cocblearea, Nasturtium, Trifol. aquat. fedum, Fumaria, Becabunga, Acetofa, Rad Calami aromat, Raphan. Rustican, fem. fmapi, die men alle Scheurbuik middelen , Antiscorbutica noemt. Ten 2. De volgende middelen, die mede in den fcheurbuik beproefd zyn. Cort. Winterani. Sumlt. Abiet. rübr. HB. Vermiculatis. Oxymell. Scillit. . Ruta murarite. Aq. Picia. . Chelidon. min. Ten 3. Alle zuurtemperende middelen; als zyn de Aard-Staal- en Kwikmiddelen; naamlyk, Bol. alb. Sp. Sal. ammon. urinosi Lap. cancror. . Lumbr. terrest. Corn. cerv. ust. . Tart vitriolat. Limat. Mart. Elix. Proprietatis. Crocus Mart. 'E.R. Tartar, enz. Solutio mart. X 5 Ten  33° »h SCHEURBUIK Ten 4. De mineraalwaters; ais hetpyrmontfche her fchwalbacher, fpafche en feltzer; en mede de duitfche baden! Ten 5 Op lange zeereizen pryst Mackebuide , in zyne Exper'nnental Esjays ongegist bier, of het aftrekzel , als een tegenfcheurbuikmiddel aan. Hy geeft er in zyn Appendix voldoende reden van, (a) en bevestigt deszelfs goede uitwerkingen door zes gevallen. Deze was weleer op lange zeereizen zeer woedend; doch men komtze thans voor, door eene geregelde leefwys , veel beweeging , het vrye gebruik van alle foorten van vruchten, en dat men op de reinheid van 't fchip acht geeve. GENEEZING der TOEVALLEN. De voornaamften zyn de ontvelling en bloeding van het tandvleesch , Stomace , de losheid en waggeling der tanden , vlekken , verftyving der gewrichten , zwymelingen , buikpynen en zweeren. De 00 Every kind of vecent vegetable, tbat can betaken Vt tbe way of diet, wilt cur tbt feburvy; Wort, on Iwüsion of Malt, is fimilar in its qualities totber fresb jutces ofmany of tbefe, and tberefore ougbt to produce Jtmtlarefects: let ibis Infufion befubflituded for tbe jt isb juices, and obferve wbetber it cures tbejcurvy; for ifie does, tbem a remedyfor tbis difeafe need never be wan. ttng-, becaufe malt, tuben well dried, will remainJound Joryears , may be carried to fea, and always kept in readtnesf, in cafe tl* fcurvy fbould break tut umong tb» ertw. a  ter ZEE. 331 De middelen in de ontvellinge en bloedinge van het tandvleesch en in de waggelinge der tanden zyn. Rad Aristolocb. H,B. Cochlear. Cort. Granator. . Bistort. Nasturt. MeU. Rofar. . Md flor ent.Fl. Aqidleg. Flum. ust. .Polypodium .Malv. La. flor ent. . Rofar. ung. JEgyptiac. Om de vlekken te verdry ven zyn dienftig: Sp. Cochlear. Extr. Arnic. . Vitriol. Oxymell. Scilliticl De verflyvïng der gewrichten wordt geheven door ftoovingen aan de gewrichten en door het gebruik van den koortsbast met Myrrhe en Roozenhonig. De bezwymingen ftilt men door zuiveren wyn, rust, hoop, &c. In hevige buikpynen gebruikt men weekmaakende klysteeren; en zo dieniet helpen, de opiaacen. De kwaadaartige rotzweeren worden best geneezen door den koortsbast met Elix. of Sp. Vitrioli. De Heer Störk zegt, dat wanneer alle aangewende middelen, om den fchuurbuik te geneezen, niet flaagen, de cicuta echter veelmaalen alles kan afdoen. HEEL.  33» HEELKUNDE. T"*\ it is het oudfte gedeelte der Artzeny weetenJL/ fchap, want alhoewel de menfehen nogin den natuurftaat leefden, en ter oorzaake hunner eenvoudige leefwyze, de groote menigte der ziekten nog niet kenden, gelyk wy in onze ziektekunde hebben aangetekend, zo waren zy tog aan verfcheidene verwondingen en andere uiterlyke toevallen bloot gefield. En indien ons de History daarvan niets meldde, zo is het echter zeer ligt te vermoeden, dat zy alle moeite ter heelinge en derzelver kennisfe hebben aangewend. De kinders der eerfte ouderen hebben door de affnyding van den navelftreng eene heelkundige operatie geleden; veel ligt ook door deszelfs afbinding of kwt-tfing. Daar zig in 't vervolg de artfenyweetenfehap, ter oorzaake van de uitwydinge der menfehen, zo zeer uitbreidde, zo werd de Heel- van de Geneeskunde gefcheiden, en als eene byzondere weetenfehap aangemerkt. In degeleerdfte griekfche en roomfche tyden, werd zy door voortreffelyke mannen beoefend. Hippocraïes zelf heeft ons in zyne werken eenige heelkundige fchriften nagelaaten. In de middeneeuwen verwaarloosden de Geneeskundigen deeze kunst ten eenen maale, en lieten die den baaderen , den baardfeheerderen , en anderen Hechte lieden over. In Frankryk ftak zy eerst het hoofd weder boven. De  HEELKUNDE. 353 De twist der heelkundige Academy met de geneeskundige faculteit te Parys,is,ten fchande der laatfte, te veel bekend dan dat ik het noodig acht, my wydloopigerdaarmedeoptehouden. De aanwas der heelkunde verbreidde in Italiè'n een helder licht over deeze weetenfehap, en de wondartfen begonnen op verftandige gronden te bouwen. IVlen kan de Franfche Academy onmogelyk die verdiensten weigeren, dat zy zig zederd haare inrichting tot heden toe, zowel om het artfenykundige deel der Heelkunde, alsook om de verbetering der heelkundige tuigwerken , oneindelyk waardig gemaakt heeft De overige volken volgden dit lofryk voorbeeld, en thans heeft men byna in alle bloeijende europifche ftaaten, de voortreffelykftefchoolen ter uitbreidingeen gemeenmaakinge der heelkunde aangelegd. Duitschland zeil heeft heelkundigen, die deze weetenfehap oneindig verrykt hebben. Ik behoef, om dit te bevestigen , onder veele anderen Hechts de naamen Van HEISTER, PLATNER, BASS , RICHTER en HEUERM.AN, te noemen. De Heelkunde wordt in twee deelen gedeeld; naamlyk in Artfeny- en Handwerkkunde. Hec laatfte bemoeit zig door middel van kunstige handgreepen en tuigwerken de uiterlyke gebrekente heelen; en dit moet ik ftilzwygende voorby gaan: het eerfte daarentegen, de Artfeny-heelkunde leert ons door eene voegzaame behandeling en het gebruik der heelmiddelen uitwendige gebreken te verbeteren en te geneezen. De oppervlakkige kennis der ontleedkunde is ten eenen maale ontoereikend, zo de wondarts haar, door de bewustheid van het nut, en de inzicht der deelen ,  334 HEELKUNDE. len, en hunne wederzydfche betrekking niet weet te verleevendigen. De kennis en het gebruik der zekerde en werkzaamfte heelmiddelen behooren insgelyks hier voornoamlyk toe. Ook in dit geval heeft de heelkunde in onze dagen veel gewonnen; men heeft eene menigte onnutte ongefchikte zamengeftelde, werklooze, ja ook fchadelyke middelen afgefchafc, en in derzelver plaatfe meer eenvoudige en werzaamere middelen gefield. Laat het voldoend zyn, onder veele anderen, de goulardifche loodmiddelen , en het koude water te noemen: van het laatfte, en deszelfs voortreffelyk nut in beknelde breuken en andere toevallen, heb ik iets in myne aanmerkingen gezegd. Onze beroemde Generaalwondarts, Schmccker , heeft nog meer heelkrachten daarvan ontdekt; hy heeft gevonden , dat het by zwaare hoofdwonden, het eenige middel is het leven des zieken te redden, en dat het nuttiger is dan alle kostbaare zenuwfterkende geesten en omflagen Ik zeg 'er niet meer van , overmits deze in waarheid groote heelkundige de wereld in 't kort met zyne waarneemingen zal befchenken. Zo men dan de wetten van 't menschlyk tuigwerk en goede en werkzaame middelen kent, zal men de oorzaaken en de gevolgen der uitwendige ziekten verftandig leeren beoordelen, en niet enkel by den tast te werk gaan. Dikmaais zyn de uiterlyke gebreken met innerlyke oorzaaken verzeld, of zy ontftaan ook van zodanigen. Vandaar kanmen zonder kennisfe van ontleed- gezondheid - en ziektekunde niet in Haat zyn dezelven te geneezen, en de voegzaamfte middelen tot derzelver heeling voor te fchryven. Al-  van de GEZWELLEN. 335 Alle uitwendige ziekten laaten zig zeer voegelyk onder de volgende weinige clasfen brengen, zy zyn, of Gezwellen , Tumores, of Zweersn , Ulcera, of Wonden , Vulnsra, Bkenbreuken , Fraclura, en Ontwrichtingen Luxationes. I. Van de GEZWELLEN. Een gezwel is eene verhevenheid aan't menschlyk lichaam die van eene tegennatuurlyke ophoopinge der vochten of uitpuilinge of uitwasfinge der vaste deelen, ontftaat. Men kanze wederom in agt foorten onderfcheiden; waarvan allen, of de eene of de andere van de aangevoerde drie oorzaaken tot grond hebben. Ontsteeking Gezwellen. Ieder gezwel dat met tegennatuurlyke roodheid en fmertlyke gewaarwordinge, koortsachtige beweeginge en hette verbonden is, wordteen Ontsteeking gezwel, Tumor Inflammatorius, genoemd. Het ontftaat van even dezelfde innerlyke oorzaa. ken, en-is ook met even dezelfde toevallen verknocht, die ik bereids in de Ziektekunde aangetekend heb. Tot de uiterlyke oorzaaken behooren nog eene uiterlyke zamendrukking der vaten, verftopping der zweetgaten , door olyachtige en vette lichaamen, geweldige verfcheuring der vaste deelen en vaten, zo als by wonden. Deeze gezwellen eindigen op de zes boven aangetekende wyzen, en zyn of waare of onwaare ontfteekingen. De eerften ontftaan van eene omfleekende gefteldheid des bloeds zelve; delaat- ften  33&* van de GEZWELLEN. Hen van eene ontfteekinggefteldbeid, Diatbefls phlogistica, des bloedwaters. Onder de laatften behoort de Roos , Eryfipelas. Deze ontftaat meerendeels in deelen, die in den naruurlyken ftand geen bloed inhouden. Zy heeft eene bleekroode glinfende kleur; is met hette, branding en jeuking verzeld; neemt flechts de oppervlakte in; zo dat zy zelden de fpierdeelen; maar doorgaands de huid en huidachtige deelen aangrypt, en haare zitplaats dikmaals verandert. Zy laat zig in de meeste gevallen door het Pulvis contra Eryfipelas, met campher verdeelen. Alle vette omflagen, pleisters, zalven en fpiritusfen, zyn hier zeer fchadelyk; maar natwarme omflagen zyn dikmaals zeer voordeelig. De inwendige geneesmiddelen zyn dezelfde met die eter ontfteekingkoortfen ; voornaamlyk zyn hier de afvoeringen , ja vaak de braakmiddelen zeer nuttig. Komt de Roos tot het uitbreeken, zo geeftze geene etter, maar een fanïes, en verandert zeer ligt in eene verzweeringe. Derzelver oorzaaken zyn verhetdng, verkouding, ergenis enz. zomtyds ontftaat zy door plaastsverandering, Metastafis, maar ook dikmaals by wonden, breuken, zweeren, toevalliger wyze. De waare uiterlyke ontfteeking (want de innerlyken zyn in de ziektekunde , Pathologia afgehandeld) heet eigenlyk, ter onderfcheidinge der voorige, Phlegmone, zy dringt dieper in de fpierdeelen, veroorzaakt een grooter gezwel, hoogere roodheid, fterker brandende en polskloppende pyn, en is, wanneer zy grootereplaats inneemt, of eenig ingewand aangrypt, met eene fterke koortfe verzeld. De  van de GEZWELLEN. 337 De algemeene heelwys gefchiedt in de eerfle drie dagen door de verdeeling ; voornaamlyk wanneer de ontfteeking niet te groot, en het bloed vloeibaar genoeg is, of de ontüokene deelen noch te zeer gefpannen, noch te zeer verflapt zyn, en de toevloed der vochten noch te fterk, noch te zwak is. Hiertoe dienen aderlaatingen, buikzuiveringen door zachte middelen; temperende en verdeelende middelen met Campher als 'er zweet voor handen is; maar uiterlyk 'drooge kruidkusfens met Campherömflagen, of Oxycratum, kruidzakken met warmen roo. den wyn, myne Arquebufade, olyachtige erabrocatiën, in veele gevallen het aq. vegeto-mi-. neralis By grootere ontfteekingen daarentegen worden weekmaakende pappen met verdeelende omflagen afgewisfeld! Naar de meerdere en mindere hardheid van het gezwel, zyn nu zachtzamentrekkende en geestryke middelen, en dan weekmaakende omflagen dienftiger. Zo de verdeelingen in drie of vier dagen met komt, zo eaat het gezwel tot de verëttering over, dat goedaartig gefchiedt, zo het bloed met genoegzaame vette deelen voorzien is. Zuik een etterend gezwel noemtmen apostema , abcessus of etterbuil Men kentze daaraan , dat het ontftoken gezwel, na den vierden dag meer fmert en klopt, allengskens week wordt, en in het middenpunt eene witte vlek krygt, die voor de vingerAantasting wykt. De verettering wordt bevorderd door weekmaakende pappen, door vlierbloemen met warme melk, door zemel met melk, door roggemeel met honig, door honig, door j^SL. ,.iian ïlnnr nmmoniacaale gommen, ZeCU, UUU. U.JVU, -  '338 van de GEZWELLEN. door weekmaakende olijen en pleisters. Dikmaals rnoetmen de etterbuil, zodra zy ryp is tydig openen; byzonderlyk aan den aars vóór dat zy ryp wordt. Somwylen kan ook de uitbreeking door brandmiddelen bewerkt worden. De voornaamfte foorten van uiterlyke omfteekingen zyn: De bloedpuisten, vinnen, Pari, en de roozedrup, wynpuisten, Gutta rofacea. De eerfte ontftaan door de verftopping van de uitvoervaten der vetklieren; de laatften daar en tegen door eene verzwakking der water- en weivaten , en een fcherp of verhit bloed. Verdunnende, temperende melken; zachte buikzuiveringen, fcheurbuikmiddelen en andere bloedzuiveringen als, waterdrieblad, lepelblad, beekeboom, dranken van gras- en kliswortelen, fasfafras, worden innerlyk; en uiterlyk, aderlaating, koppezetting, vloeibaar wynfteenzout, Benzoïnbloemen, Campher, kwikwater en amandelen met nut gebruikt. 6 bloedvinnen, bloedzweeren, furunculi, zyn van geene door eene geringere ltokking des bloeds onderfcheiden. Zy ontftaan van eene taaiheid der vochten , en van eene verhinderde uitwaasfeming, vaak ook van eene jichtige fcherpte, en hier kunnen zy zeer groot en gevaarlyk worden, voornaamlyk op den rug, daar zy dikmaals ontftaan. Andere bloedzweeren laaten zig door weekmaakende middelen tot verettering brengen; dezen nimmer. Men moetze als eene ontfteekingkoorts behandelen, en de bloedvin doorfnyden, dat zy door de natuur afgezonderd worde. Zy zyn hevig brandende, enfteekendegezwellen, van  van de GEZWELLEN. 339 van de groote eener erwte of hazelnoote, en houden eenen met bloedvermengden etter in. Meri brengtze door het Diacbylon cum gummi, of door een pleister van roggemeel met honig tot rypheid, en opentze. Door olyachtige dingen worden ligt pypzweeren en hardnekkige verzweeringen geboren. De gefteldheid tot bloedzweeren worden door bovenaangehaalde bloedzuiverende middelen geneezen. ontstokene gezwellen der klieren ontdaan het meest in het weeke onder de okfels, en in de oor- en fpeekfelklieren, en hebben meerendeels eene taaiheid en onzuiverheid der vochten tot oorzaak; zy ontdaan ook verplaatslyk, doch gewoonlyk na uiterlyke kwetzingen , en worden verdeeld, of gaan tot verëttering of verharding over. Zy laaten zig zelden, en flechts in den eerften beginne, verdeelen. Is de tyd, of de eerfte drie dagen verby; zo moet menze door omflagen, met bals. vita externum vermengd, poogen week te maaken. Het Empl. Diacbyl. c. Gumm. kan insgelyks gebruikt worden. Zodra zy tot eene verettering overgegaan zyn, worden zy teffens geopend, en met digestiven en balzemmiddelen verbonden. De keelöntsteeking, Angina, en haare verfcheidene foorten, zyn reeds boven verhandeld. De vyt , de worm , Panaritium, ontftaat aan de uiterfte vingerkootjes, en is van veelerleijen aart. Zy heeft naamlyk of haare zitplaats onder de opperhuid , Epidermis, of in de vethuid, of in de peesfchede, of in het beenvlies. De eerfte foort heeft een waterachtig blaasje, dat men opent en met Arquebufade, of met deszelfs pleister in korten Y 2 tyd  34o van de GEZWELLEN. tyd heelt. De tweede foort heeft alles met een ettergezwel gemeen. De derde is zeer pynlyk; de fmerten dieze veroorzaakt (hekken fomwyien tot den elleboog en fchouder uit. De vierde foort is insgelyks zeer pynlyk, en als de derde, fomwyien met koorts en warrede verzeld. Teffens met den eerften aanvang is de Arquebufade, zeer warm omgeflagen, nuttig. Maar wanneer de pynen lot den vierden dag aanhouden, zo is de opening het beste middel, om ettergangen na de hand of na den arm voortekomen, of de aanvreeting van het been te verhoeden, daarmen dan door de digestiven de verzweering bevordert, en eindelyk dooir balzems heelt. wjnterhielen, kakhielen, winterbuilen, Perniones, zyn heete, zeer jeukende roode gezwellen der vingeren of teenen , en ook van andere deelen, die aan de koude bloot (taan. Zy zyn gemeenlyk de gevolgen eener fchichtige verkoudinge van een verhit deel; of omgekeerd, eener plotslyke verwarming vaneen verkond deel. Men kan deze builen door wryven mctfneeuw, of wasfchen met zeer koud water fchielyk geneezen: hierna zoeke men de huid en de vaten weder te verllerken. Myne Aiquebufade is hiertoe zeer nuttig; voornaamlyk wanneer de vingers en teenen , by beginnende koude van vorst, opzwellen. Men llaatze 'er koud over, en onderhoudtze eenige dagen vochtig. Perfoonerj die jaarlyks daarmede gekweld worden, kunnen zulks voorkomen, zo zy zig in den beginne van Gclober, 'savonds en 's morgens, de handen en voeten daarmede wasfchen Maar zodanige perfoonen moeten geene jichtbuilen hebben, aangemerkt  van de GEZWELLEN. 34c merkt zy anders door de Arquebufade terug gedreeven zouden kunnen worden. Verzuimtmen dit zo omftaat eene verderving, Sphacdus, die dikwerf het verlies der ledemaaten na zig fleept. De brand, verbranding, Anibuftio, gefchiedt of door het vuur zelf, of door die van vuur verhitte lichaamen, in drooge of vloeibaare gedaante, die de menschiyke deelen, of nader, of van verre, langeren of korteren tyd beroeren Van deze verfcheidene graaden des vuuis, of van verhitte lichaamen, hangt ook de daarop volgende kwctfmg af; waarby alles te pas komt het geene ik van de ontfteekinge gezegd heb. Naam* lyk, de vochten worden in de vaten uitgezet, en daarop verftikt, de vaten zeiven verwyderd , verzwakt en te zamen getrokken , gedroogd, en ten eenenmaale verdelgd; zodat een korst, Efcbara, te voorfchyn komt. Men kan vier graaden van verbrandinge ftellen : 1) Eene pynlyke roodheid der opperhuid; ïo als de Roos die met Arquebufade dra geneezen wordt. 2) Zo zig de opperhuid van de huid affcheidt en een ontfteekinggezwel ontftaat, die tot eene verettering overgaat. Men gebruikt verkoelende olijen, digestiven en weekmakende middelen; by voorbeeld , boomoly, bf ongezouten boter met eijerdoir, of ung. nutritum. 3) Zo het vetvlies bedorven is en eene korst, Ejcbara, met ontfteekinge ontftaat. Men weekt de korst, en men tracht de ontfteeking door fchrifkatiê'n te ftoo. ren, en men heeltze met digestiven en balzsmmiddelen. 4) Zo de fpieren en zelfs de beenderen door de ontfteeking bedorven zyn Vandaar ont« ftaat eene korst met fmerten en de hevigfte ontY 3 nee-  342 van de GEZWELLEN. fteekingen verzeld; zo dat 'er dikmaals het heete en koude vuur opvolgt; naardien de deelen alle gewaarwording verliezen. Hier zyn fcarificatiën om de affcheiding der verbrande deelen te bevorderen, ten hoogften noodig Krachtige omflagen, zo als by het heete vuur, zyn insgelyks zeer noodig. Doch dergelyke fterke ontfteekingen loopen gemeenlyk doodlyk af. In alle foorten van ontfteekingen geefc myne Arquebufade, zo zy ten eerften toegediend wordt, meer nut dan alle bekende middelen: doch moeten in de fterkere graaden de koppingen of fcarificatiën niet verzuimd worden. Het heete en koude vuur , Gangrana en Sphacelus, is de gevaarlykfte uitgang aller ontfteekingen. Men merkt dat de ontfteeking tot het vuur overgaat, wanneer de hevige pyn naalaat, en de huid eene graauwe kleur krygt, wanneer 'er op de gefpannene huid blaasjes komen;wanneerde krachtloosheid toeneemt, en onleschbaare dorst volgt; en wanneer eindelyk na de kopzetting ftinkend water in plaats van bloed ontIpringt. Het koude vuur kentmen integendeel, wanneer het omftoken deel zwart wordt, en een water gezwel zig 'er rondom plaatst, de warmte en de gevoeligheid ophoudt, en in deszelfs plaats een lykachtige ftank geroken wordt, en eene gantfche krachtloosheid met eenen zwakken pols 'er op volgt. By de heeling van het heete vuur, Gangrana, fcarificeert men het vetvlies tot op het gezonde deel, en men gebruikt krachtige omflagen uit wyn waarin fcordium en ruta, oïfpecies pro fomentatione, gekookt, en het oxycraffiW 'er by gemengd wordt. De drukdoeken worden  VAN DE GEZWELLEN. 343 den, of met fpïritus, of met myne Arquebufade, of met oxycratum, uit azyn , water en zout, aangevocht, en 'er overgelegd, Het werkzaamfte middel is-, als men in een quart oxycratum een once kina kookt, en daarnaa dit afkookzel koud óf laauw 'er overlegt. Hierna bevordert men de verëttering door digestiven, en de heeling door balzemmiddelen. Volbloedigen laatmen eene ader, fchryftmen temperende en ontbindende middelen met azyn voor; maar zwakke laatmen goeden wyn gebruiken. Het koude vuur moet insgelyks door koppingen , die eene affcheiding der geftorvene deelen veroorzaaken, behandeld worden; waarna het met fcherpe balzemachtige Esfentfen;_&wdium, Myrrba, 01. Terebintb. Cinnamomi, Ca* ryophillor. Effent. Ah'ès verbonden wordt. Om de waterachtige gezwellen , die by het koude vuur na de kopping en gevolgde ettering terug blyft, legtmen myne Arquebufade'erop, en men geeft verkwikkende en bezoardifche middelen; by voorbeeld, een drank van overgehaalde karsfen water , kaneelwater en vluchtig hartshoornzout, of Rynwyn; en om de inflorbing te bevorderen, ontlastmiddelen; maar die met de kina wordt zo wel innerlyk als uitterlyk nuttig gebezigd. By oude lieden heb ik het Enipl. nigrum, en Sulphur Antinorm zeer heilzaam bevonden, wanneer ik teffens inwendig de kina in groote giften, daaglyks tot ééne once neemen liet. OOGGEBREKEN. Iedere ontfteeking der oogen wordt opbtbaU Y 4 mia  344 OOGGEBREKEN; mia genoemd. Zy heeft haare zitplaats, deels in het netwyze oogvlies, Cboroïdea, en alsdan wordt het oog zeer uitgezet; deels uiterlyk in het bindvlies, - Corijun&iva De laatfte heet in 't byzonder Cbemofis; de eerfte daarentegen Phlegmone. Met deze laatfte is gemeenlyk eene verftopping der traanbuis verknocht. Deze ontfteekingen zyn verder waare of onwaare ; drooge of vochtige. By de drooge ontfteeking kan het oog niet het minfte verdraagen; alles veroorzaakt de gevoeligfte fmerten. De natte ontfteeking is met eene fteike uitvloeijinge van heete traanen gepaard. Dit is de eigenlyke vochtige oogöntfteeking, en deze moet met de traanöogen, Epipbora, niet verwisfeld worden, in welke het oog geftadig loopt, zonder rood of ontftoken te zyn. By iedere ontfteeking poogtmen vooreerst de verdeeling te bevorderen; maar voornaamlyk by de innerlyke, vermits deze anders zeer ligt in een etteroog, Hypopium, overgaat. Ten dien ein« de zyn aderlaatingen, opening der flagaderen, bloedëgels, zes tot agt ftuks, aan beide de oogleden aangezet, blaarpleisters, voetbaden, buikzuiverende middelen nuttig, nevens verdunnende, oplosfende en pisdryvende middelen Zodanigen zyn by voorbeeld, garstewater, met veel Nitrum, of Cremar Tartari, Sal. mirabile; afkookzels van graswortelen met bovengemelde zouten ; desgelyks 's morgens en 's avonds een poeder van fpaanfche vliegen en drie greinen Sul. phur Antimonii Auratum terti'den , turgentes, afgedeeld. De eerflen zyn oncftokene builen, die zeer pynlyk mee hardlyvigheid, en fomtyds met ontfteekingen van den endeldarm verbonden zyn. By de aanraaking zynze hard en zeer brandend. Innerlyk gebruiktmen aderlaatirgen, temperende en verdunnende middelen: maar niterlyk voetbaden, het eer at. faturni Goulardi, de zalf van vlaschkruid en andere flymige dingen. Deze ontitokene kneopen verzweeren ligt, en dan rnoetmen de zweer goed bezorgen, om eene pypzweer vóór.ekomen. De opgeblaazene aanbeijen of fpeenen zyn week en niet zeer pynlyk. Zy vorderen in den eerften aanvang eene gelyke heelwys; buikzuiverende middelen zyn hierby, nevens Bloedëgels, voornaamlyk nuttig. Zy verdwynen vaak , na de baadingen met koud water. Ontftaan 'er huidgelykende zakken, gelyk de aarsknobbelgezwellen, Condylomata, of komen by den iloelgang roodachtige zakjes uit den endeldarm met pyn te voorfchyn, zo moeten zy ylings geopend of weggefneeden worden , en gemeenlyk komen 'er alsdan, zo men eenige weggenomen heeft, noch meerdere en grootere te voorfchyn, die men insgtlyks zonder tydverzuim wegneemen moet. Eene SLAoaoERsPAT, of breuk, Anevrysma, is, of eene waare of eene onwaare. Geene is eene tegennatuurlyke uitwyking eener flagader in een zak, die door drukken, tuigwerken en omwindingen geheeld wordt. Eene onwaare slagéïderspat, of bkeuk, Anevrysma fpurium, ontflaat, wanneer eene flagader geopend, en de buitenhuid wel is waar, na de  SLYM- en WATERGEZWELLEN. 351 de geopende flagader geheeld wordt, het bloed echter uit de geopende flagader, in het Celweefzel treedt, zig ophoopt, een gezwel maakt, dat eindelyk doorbreekt , en dikwerf den dood , zo de hulpmiddelen verzuimd zyn , aanbrengt. Men geloofde eertyds, datmen deeze enkel en alleen door de operatie heelen konde; ik hebze echter by eene bejaarde vrouw door banden van de vingeren tot een okfel, in den tyd van elf vveeken gelukkig geheeld. En fchoon 'er meer dan vier pond uitgeloopen was, zo werd het toch ten eenenmaale opgenomen. SLYM- en WATERGEZWELLEN. Deze ontflaan of van uitgevaat bloedwater, of van eene ophoopinge deszelfs in de holen des lichaams, of in het Cel weefzel, of van eeneftokkiuge en aanhoopinge der vochten in .de klieren. De eerflen heeten water- en delaatiten flym-gezwellen. Een koud watergezwel, Oedama, is een watergezwel aan de uiterlle deelen, zonder pyn; die op den vingerdruk een kleen groefje maakt, dat zig langzaam weder verheft. Gewconlyk neemt men deeze gezwellen aan de voeten waar. Neemt zy het gantfche lichaam in, zo worde zy de algemeene waterzucht, Hydrops anafarca, genoemd. Ik heb van deze foort, nevens haare oorzaaken, reeds boven by de innerlyke ziekten gefproken. Men heeltze door pisdryvende en verwerkende middelen, nevens bandagiën. De waterbreuk, Hydrocele, is eene ophooping  35a SLYM- en WATERGEZWELLEN. ping van water, in den balzak of in de tunica vaginali. Geene wordt door de fcarifïcatiën en omllagen van ontbindende verfterkende fpecery. achtige balzemkruiden met rooden wyn of kalkwater gekookt: maar deze, of door de operatie met den Troisquart, of door de infnyding en de verettering geheeld. Doch heeft de laatfte voor de eerfte wezenlyke voorrechten, en wordt daarom de worteiheeling genoemd. De geheele opening van den waterzak is niet zo goed, als datmen van onderen of in den grond eene opening van omtrent één duim lang maakt. 'Er ontftaan ook, wel is waar, opzwellingen, pynen en koorts; doch veel minder dan by de gantfche opening. Het waterhoofd, Hydrocephalus, komt by kinderen door de zamenpersfing der wurgaderen; zo wel van zwaare baaringe als ook van taaije flymige vochten, of in de hoofdhuid, of in het bekkeneel-, en is meestal doodlyk; doch men fchryft buikzuiverende middelen en uitwendige krachtige omflagen voor. By de eerflen zyn de vaste banden om 't hoofd noodig. GEZWELLEN der SPEEKSELKLIEREN, TuniOVes^ glandularum falivalium pituitofi. Van de. ontlteeking gezwellen dezer klieren heb ik bereids te vooren gehandeld. Tans fpreek ik van derzelver gezwellen, die eene ftokking of ophooping van flym tot oorzaak hebben. Zy zyn met geene pyn verzeld, 't en zy 'er eene ligte ontfteeking bykomt. Het verhemelte des monds is met flym bezet. De oorklieren, of de amandelen en de huig zyn vol flym en gezwollen. Dikmaals is'er eene zinkingkoorts by. Inwendig geeftmen ont- bin-  SLYM- en WATERGEZWELLEN. 353 bindende middenzouten, buikzuiverende middelen, Sal. Abjintb. bloedzuiverende dranken van kliswortelen, of fasfafras. Uitwendig lege men op de gezwollene oorklieren , Parotides, ftoovingen van Aq. vegeto-mineralis, of melilootenpleister, of een omflag van asch, brood, comyn en zout. Deze ontbindende warme omflag, om den hals, is ook goed by gezwellen der amandelen en huig, waarby men tevens ontbindende en zamentrekkende gorgeldranken van falyafkookfel met prunelzout en zeeajuin honig gebruiken laat, of ook infpuic. By kinderen ontftaan zodanige kliergezwellen, zo men ze vroegtydig en met te veel melkfpyzen voedt, waardoor taaije vochten geboren worden; hetfal. ammoniac, de fp. mindereri, en de Tartar. emetic. zyn nuttig te gebruiken. By volwasfenen kanmen zig, wanneer de oorklieren nevens de hals- en fpeekfelklieren opzwellen , van de volgende zalf bedienen. Br. Sem. Lini. §j. Camphor. 3 ij. Sp. Vinos §j. Sal. corn. cerv. 3j. Pulv. Gumm. Galban. q.f. ad for mam Li' nimenti. De klierzwelling onder de tong of het vorsch* gezwel, Ranula fublingua, is onder de tong, aan het Tongriemtje, en ontftaat uit de ftokking van de taaije vochten, in de ondertongfpeekfelklieren. Men poogtze door vly tig wry ven met falybladen of met gebrand zoutte verdeelen; of menfnydtze weg; doch zy gaan ook dikmaals tot verëttering over^ en moeten geopend worden. Z Het  35+ TANDGEZ WELLEN. Het tandvleesch wordt fomwyien van de in de vaten opgehoopte taaije flym derwyze opgezet, dat het aan eenige plaatfen een fponsachtig uitwas krygt, dat men Epulis noemt. Het zelve is met pynlyk, en is of week of hard of eeltachtig. Men byt het weg door Cyprisch vitriool met roozehonig, of men fnyt het uit. Een ontftoken gezwel van het tandvleesch heet Parulis. Het is zeer pynlyk, en men verdryft het met een fmeerzel uit ftyfzei, roozewater en gom tragacanth. De mondvervuiling, Stomacace, beftaat in fcheurbuikige uitwasfingen en verbytingen van het tandvleesch, dat by de minfte aanraaking bloedt, en waarby de tanden waggelen. Men geeft innerlyk fterke bloedzuiverende middelen, en uiterlyk wryftmen het tandvleesch met een fmeerzel uit Mei. Rofar. Liq. Myrrh. Sp. VitrioU Cochlear, en T. R. Gumm. Lacc. VERHARDE en KNOESTGEZWELLEN. Het knoestgezwel, Scirrus, ontftaat uit eene gantfche verftikking der vochten in de klieren, die een onpynlyk en langzaam aanwasfend gezwel veroorzaaken. De ftokkende vochten zyn de melkfappen , het fpeekfel, het zaad, de lympha; fomtyds ook het bloed, die gaerne in eenen beflooten kanker overgaan. Kwetfingen, drukkingen, ook wel ontfteekingen geeven daartoe gelegenheid, en niet minder de venusonzuiverheden. Somwylen laaten zig verfche knoestgezwellen door gomachtige olyen en pleisters verdeelen; doch zo zy pynlyk worden, moet menze, indien mogelyk, uitfnyden; of zy gaan tot eenen beflooten of openen kanker over. betjrj-  VERHARDE en KNOESTGEZWELL. 355 beursgezwellen , Tumor e% cyflici, zyn zodanige gezwellen, die met eene tegennatuurlyke, nu vloeibaare, en dan verdikte ftoffe opgevuld, dikwerf met vleezige vezels doorwasfen, altoos met eene eigene huid omtrokken, onpynlyk en beweegbaar zyn, en dikmaals zeer groot worden. Zy hebben hunne zitplaats in de huidklieren, of in 't vetvlies. Hunne verfcheidenheid hangt van de inhoudende ftoffe af; vandaar zy Melkerts, Athcroma, Steatoma, enz. genoemd worden. Wanneer zy opbreeken , ontftaan 'er kwaade zweeren, en by de verharding neemen zy iets kankerSartigs aan. In den beginne tracht men ze te verdeelen, of zo zulks niet Haagt tot ettering te brengen, waarby men feptifche en cauftifche middelen gebruikt, om 'er de ganfche beurs uittebrengen; het zekerfte is echter het uitfchillen, en zo zy zeer groot zyn, het wegfnyden. Men rekent tot dit en het knoestgezwel ook de kropgezwellen aan den hals, die Bronchocele fpuria genoemd worden. Tegen dezen gebruiktmen bloedzuiverende af kookfels, ontlastmiddelen; en uiterlyk, verdeelende kwikmiddelen of de uittrekking. De waare Bronchocele is een fponsachtig uitwas der luchtpyp, in welke men fomtyds by de fpraak een gegorgel hoort. Eene verftandige drukking is fomwyien van groot nut geweest, zo men myne Arquebufade en het Aq. vegetomineral. gebezigd heeft. De peesknoop of overbeen ; Ganglion , is een knoopje aan de fchede der peezen, zonder pyn, dat van eene verdikte lympha, die uit een verfcheurd watervat geloopen is, ontftaat. Het is gemeenlyk zonder gevaar; doch kan het alZ a lengs-  356 VERHARDE enKNOESTGEZWELL. lengskens, naar dat het grooter word, gevaarlyk worden. Drukkingen uit geamalgameerd lood en kwik. is fomwyien van nut; maar zo men de knoop uitfnydt, en geen lucht binnen de wond laat dringen, maar ylings de huid te zamen trekt, zo heelt men gelukkiger. Beengezwellen. Zy hebben hunne zitplaats, of tusfchen het beenvlies en het been; of in het _heen zelf, en zyn of Gummata, of Tophi 3 en in het laatfte geval Exoftofis. De Tophi ontftaan deels uit eene kwetfinge of eene verplaatfinge, Metafiafis, of uit eene venusfmetlyke oorzaake, en zyn fomwyien met eene ontfteekinge verzeld, daar menze-als ontftokene gezwellen behandelt. Die van venerifche oorzaaken ontftaan, heelt men door kwikmiddelen of beter door afkookfels van Lign. Guajac. Het beengezwel, Exoftofis, of de tegennatuurlyke uitpuiling des beens door eene ftokkende ftof die zig tusfchen de beenplaaten ophoopt, wordt ook Hyper oftofis genoemd; inzonderheid zo het been rondom uitgezet is. Het is of goed- of kwaadaartig. Geene komt van eene uiterlyke kneuzinge des beens of der beenhuid, en is zonder pyn; deze daarentegen heeft innerlyke oorzaaken ; als venerifche onzuiverheden, enz. In den beginne is het insgelyks fmertlyk: doch in 't vervolg verliest het deze pynlykheid weder, en het been wordt zo broos dat het zeer dikwerf op den geringften aanftoot breekt. Daar de venerique oorzaaken meestal de Tophi en Exoftofis voordbrengen, worden de zodanigen ook door tegenvenusfmetmiddelen geholpen ; als, door fterkverzadigende afkookfels, de- coc-  VERHARDE enKNOESTGEZWELL. 357 cocla, en kwikmiddelen enz. doch zyn de zulken, wanneer tevens infnydingen , doorboorin» gen, en by de waare Exoftofis de trepanatie zelve wordt aangefteld, werkzaamer; ja zy vorderen dikwerf de afzetting. Niet zeldzaam ontftaat 'er eene onbeweegzaamheid in 'c gewricht van 't been, of Beenverstvving , Anchyïofis, en deze is weder of eene waare of onwaare. De eerfte is, als de beenders daadwerkelyk vergroeid zyn; de laatfte daarentegen, als nog eenige beweegzaamheid overgebleeven is. Breuken digtby het gewricht, wonden van het gewricht, zamentrekking der fpieren, beenüitzettingen in het gewricht, ontwrichtingen die niet kunnen herfteld worden, verhard lidvocht of deszelfs fcherpte, desgelyks fponsüitwasfen zyn oorzaaken dezer krankheid. De heeling richtmen in naar de verfcheidenheid der oorzaaken; als, ten 1) verbetert men de vochten door innerlyke middelen; 2) trachtmen door wasfchen , baden, drupbaden en weekmaakende zalven de verharding te verdeelen, en 3) de dokkende vochten door verdeelende middelen weg te neemen, of 4) wanneer men eene vloeijende beweeging ontwaart, trachtmen de ftof door eene infnede uittevoeren. Byde waare Ancbylofis heeft geene heeling plaats. De Heer Goulard verzekert , dat hy de eerfte foort door zyne loodmiddelen gelukkig geneezen heeft. harde knoopen en uitwassen. Dezen zyn tegennatuurlyke uitwasfingen der zenuwtepeltjes of der vleezige deelen van eene ophoopinge der voedende fappen; voornaamlyk als de voedende vaten bloot liggen, en met hunne huiden niet bedekt zyn. Vandaar ontftaan deels eeltach. Z 3 tige,  358 VERHARDE enKNOESTGEZWELL. tige, deels vleeschachtige uitwasfingen der zenuwtepeltjes , van verfcheidene gedaanten. Hiertoe behooren de wratten, Verrucce, likdoornen of eksteröogen, Clavi, haanzkammen , Chriftts, aan den aars en fchaamdeelen, aan welke plaatfen ook andere gelykfoortige uitwasfen voordkomen, die dan Condylomata, fan Ficus, dan Porri genoemd worden. De oorzaaken zyn onzuiverheden der vochten, van eenen venerifchen of anderen aart. Zy worden of weg gefneeden, of met rotmaakende middelen, als , den helfchen fteen, vitrioolöntbinding en dergelyken, weggenomen. De vochten worden door zuiverende, ontbindende, fcheurbuikweerendc en ontlastmiddelen verbeterd: maar ontflaanze van venerifche oorzaaken, zo moet de heeling, als by venerifche ziekten voorgenomen worden. Uiterlyk worden zy, na de rotmaakende middelen , met digestiven, zuiverende en balzemmiddelen verbonden. veelvoetige uitwassen der neus. Deze zyn huidig, vleeschachtig, hard of knobbelachtig. Zy worden veroorzaakt door den aanwas en de verdikking der fchneiderfche flymhuid, en komen dan uit de neusgaten en dan van achter het mondverhemelte te voorfchyn. Rottingveroorzaakende middelen worden veelal te vergeefsch toegediend , en zyn ook meeren deels fchadelyk. De geneezing gefchiedt best door uittrekking. De vleeschbreuk of het vleeschgewas in den balzak, Sarcocele, is eene verharding van den zaadbal, die door eene venusfmettende oorZaak, of door eene ftofverplaatfing, of door eene ui-  VERHARDE en KNOESTGEZWELL. 359 uiterlyke kwetfing ontftaat. Dikwerf gaat dit gezwel na eene ontfteeking met hevige pynen tot eene verëttering, en dikwerf tot een kankergezwel ovèt. Innerlyk gebruiktmen kwik en andere verdeelende middelen. Voornaamlyk oplosfende gommen, maar uiterlyk wordt het gezwel met Sal, ammon. enwynazyn, de Goulardfche zeepzilve enz. gebaad. Zo de verdeeling op deze wyze niet verkreegen kan worden, zo blyft 'er niets meer dan het lubben over. breuken, Hernia vera , zyn zodanige gezwellen van 't onderlyf, die door eene tegennatuurlyke uitpuiling van het vetvlies, van de darmen , of van een ander deel, dat in het onderlyf ligt, ontftaan. Zy krygen hunne naamen of van de plaats die zy beflaan, of van de ingehoudene deelen. In 't algemeen deelt menze in navelbreuken , Umbilicales, lieschrreuken, lnguinales, schenkelbreuken, Crurales, en buikbreuken, Ventrales. De onmiddenbaare oorzaak, is eene uitzetting der darmhuid by verüapte perfoonen; eene overmaatige nuttiging van olyachtige en vette fpyzen , nevens melk; desgelyks kneuzingen van 't onderlyf, een menigvuldig gebruik van uiterlyke weekmaakende middelen, het fchreijen by kinderen , het ophouden van den adem, van hoesten, en van draagen van zwaare lasten. Men merkt dat een gezwel aan 't onderlyf een breuk is , als het zig by eenen teruggehoudenen adem vergroot; daarentegen terug gaat als men op den rug ligt, en het met de vingeren drukt. De netbreuk gaat zonder geruisch terug, de darmbreuk met geruisch. De heeling gefchiedt, byzonder by jonge perfoonen, en by Z 4. nieu-  360 VERHARDE enKNOESTGEZWELL. nieuwe breuken door het terug fchuiven en het gebruik van eenen goeden veerkrachtigen breukband. Oude en groote, of geheel beknelde breuken vordert de operatie; voornaamlyk in't laatlte geval, als tabaksklysteeren, de Taxis enz. niet helpen. ' De beknelling gefchiedt of door eene te zamentrekking der fpierdeelen , die de ringwyze opening omloopen, of van eene verenging van den hals des breukzaks, of van de menigte der uitgeperste deelen. By de laatfte foort moet de operatie zonder uitftel in 't werk gefteld worden. Men kentze aan de diepe pyn, die zig ook, wegens de hechting der darmhuid aan de buikfpieren, tot in dezelve uitftrekt; doch by de eerfte foort kan de terugvoering nog gefchieden als men deze fpanning heffen, en in het onderlyf eene ledige ruimte voordbrengen kan. Met bettingen van koud water of ys heb ik beknelde breuken te- . rug gebragt. De bedekking met ys heeft de wederinvoering aan den vierden dag, in het wan* hoopendfte geval, bewerkt. De Heer heuerman heeft eene heel wyze voorgeflaagen die alle opmerkfaamheid verdient. Hy laat de lyder, zo veel als mogelyk is, in eene zodanige ligging brengen dat de fpanning der fpieren verdwynt. Daarna plaatst hy koppen rondom het gezwel, en wel het eerfte aan die plaatfe alwaar de fpanning het minfte is. Deze laat hy van een perfoon zelfs in de hoogte heffen, fchuifc het onderlyf zachtkens opvvaards, en laat het weder fchielyk vallen, daar de eerfte de koppen nog gefladig aantrekt. Op deze wyze wordt niet alleen de fpanning geheven; maar 'er ontftaat ook eene ledige ruimte. Van  3ói Van de ZWEEREN. Eene Zweer, Ulcas, is een open gebrek, dat in ftede van etter, Pus, een fcherp waterachtig vocht, Sanies, inhoudt. Zy onderfcheidt zig van het boven by het ontfteekinggezwel aangehaalde ettergezwel, Abfceffus, dat van een verflikt bloed ontltaat, en meerendeels eenen goeden etter heeft. Om hiervan een duidelyk begrip te hebben zal ik iets uit de gezond, heidkunde herhaalen moeten. By de voeding heb ik aangetoond, dat alle deelen onzes lichaams uit een lymachtig voedzelfap ontftaan. Zodra nu eene belediging van een deel gebeurt, 't zv door vervreeting der vaten, of door verwonding , zo is 'er een fterkere toevloed van het voedend fap door de veroorzaakte prikkeling jegens deze plaats. Dit fap wordt in eene groote hoeveelheid afgezonderd. De taaifle deelen hechten en veranderen zig in vezels; de vloeibaare daarentegen worden wederom opgeflorbt. Dus gefchiedt de heeling. Doch wordt de natuurlyke hoedanigheid van dit fap door innerlyke of uiterlyke oorzaaken veranderd, zo kunnen zig geene zodanige vezels aanhechten; maar de wonde is pynlyk, onzuiver, en levert eenen aanhoudenden vuilen etter op, waartoe de fcherpte der afgezondene fappen het haare bybrengt. De tegennatuurlyke hoedanigheid van dit fap beftaar hoofdzaaklyk in eene al te groote vloeibaarheid en bygemengde fcherpte. Innerlyk geeven fcherpten en onzuiverheden, waardoor de natuurlyke Vermenging der fappen geftoord wordt, daartoe Z 5 ten,  362 van de ZWEEREN. gelegenheid, en oiterlyk eene verflapping der vaten, van het Celweeffel en van de vaten, die verhinderd worden, dat zig dit fap niet behoorlyk hechten kan. Men bemerkt voornaamlyk deswegen, dat by den allergezondften door eene ongefchikte behandeling de wonden zeer ligtlyk in eene verzweeringe overgaan kunnen. Na dit voorafgeftelde, laat zig de natuur en de eigenfchap eener zweere, en het onderfcheid tusfchen dezelve, tusfchen een ettergezwel en eene wonde, kennen. Alle foorten van zweeren hebben eene of en even dezelfde oorzaaken: haare verfcheidenheid hangt enkel en alleen van de verfcheidene hoedanigheden der lichaamsfappen af. Zo zyn venusfmetlyke, kankerachtige en fcheurbuikige zweeren van malkanderen onderfcheiden, niet in de wyze van voordkoming; want deze is altoos dezelfde; maar in den aart; zodanig als de fappen des lichaams, in een ieder van deze zieke toeftanden verfcheiden zyn. Zy ontftaan eigenlydig aan verfcheidene deelen en door eene verftokkinge der fappen, zowel van innerlyke oorzaaken als ook van eene uiterlyke belediging, en zyn met eene ontfteekinge verzeld. Ettergezwellen gaan in zodanige zweeren over; en zelfs wonden, zo zy fterk opgeftopr, of lang met vette zalven verbonden worden, veranderen eindelyk in zweeren. - Zo ligt eene wonde, een ettergezwel, of ook eene verfche zweer, by lyders met gezonde fappen, geheeld kan worden, zo zwaar enlangwylig wordt de heeling by oude perfoonen, en als de fappen bedorven zyn. De randen krommen zig om en worden hard en pynlyk. De gantfche omtrek der zweere, als mede de grond wordt onzuiver en fchim-  van de ZWEERE^ 363 fchimmelachtig. De algemeene heelwys beftaat hierin, dac men de fappen des lichaams door aderlaaten, verdunnende en bloed verzoetende middelen tracht te verbeteren. De zweer zelve trachtmen door infnydingen en fcarificatiën in eene verfche wonde te veranderen. Geestryke, balzemachtige middelen en vette zalven zyn gemeenlyk fchadelyk. Het Goulardfche nutritum, en van swieten's kwikdrank, doch beter de pillen uit denMercurius fublimatus en zemelkruimel, zyn de werkfaamfte middelen. De verflapte vaten worden daardoor verfterkt, en in den ftand gefield om eenen goeden etter afcezonderen. De omwinding der uiterlyke gewrichten brengen insgelyks zeer veel tot eene gelukkige heeling by. De voornaamfte foortender zweeren zyn huid- zweeren, als puisten , PufïllU, de hairworm, Serpigo. De eerfte zyn kleine jeukende blaasjes, die na het openbreeken eene fcherpe^ vochtigheid van zi"- geeven. Zy ontftaan gemeenlyk na eene fterke verhitdng en daarop volgend zweet. De laatllen jeuken insgelyks zeer fterk, ontfchubben zig dikwerf, knaagen in 't ronde en maaken eeltkanten. Hiertoe behoort mede de dauwworm , Herpes miliaris. Zy heeft haare zitplaats in het malpigifche flym. Door het gebruik van innerlyk zuiverende balzemachtige middelen en uiterlyk door het Goulardfche loodmiddel, laaten zy zig ligter heelen dan door andere middelen die de heelkundige fchryvers gemeenlyk daartegen voorfchryven. Het schurft, Scabiesy vindt in zeker opzicht hier ook zyne plaats. Het is te bekend dan dat ik het  364 van de ZWEEREN. het zou behoeven te befchryven. Veelen zyn van gedachten dat het van wurmen ontftaat, die de huid doorknaagen. Men krygt deze ziekte of door aanfteeking of door onzuivere vochten. Men heelt het door buik- en bloedzuiverende dranken, en uiterlyk door het fmeeren , met het üng. contr. fcabium. Wanneer de foldaaten, in 't veld, bedorvene voedzels gebruiken moeten, geeft het een vuil, kwaadaartig, zeer aanfteekend fchurft, datmen in het Pruil]. fche leger, door het inwendig gebruik van vitrioolöly geneezen heeft; en waarby men van tyd tot tyd zachte afgangmiddelen voegde. sctieurbitikige zweeren. Dezen zyn zeer naar de rotting geneigd, en leveren eenen fcherpen wankleungen etter op, die gemeenlvk bruin en blaauw uitziet. De randen zyn bruinachtig en hard; de zweeren zeiven knaagen onder en rondom zig voord, zodat dikmaals geheele ftukken wegvallen, en geeven tot het beenbederf zeer ligtlyk gelegenheid. Innerlyk zyn fcheurbuikweerende middelen; melkwey, frisfche uitgeperste kruidfappen en uiterlyk de loodmiddelen te gebruiken. Deze zweeren zyn in het veld (en ter zee) zeer gemeen. venuszweeren ontdaan zeer veel aan klierdeelen, voornaamlyk aan 't hoofdje van 't manlyk lid, en in het halsje, onder den naam van Chancres: men neemtze buiten deze niet ligt in andere lichaamsdeelen waar. Zy geeven eenen dikken witgraauwen etter; haare randen zyn hard en doof, en zyn nevens den grond met eene toeproppende korst overtrokken. Zy zyn verder met eene knaagende brandende pyn verzeld, vreeten rondom zig, en vallen eindelyk de beenderen aan. In-  van de ZWEEREN. 35 Innerlyk worden zy met pokmiddelen, doch uiterlyk met Aq. Phagadenica, vanswieten's raercuriaaldrank, en verzoete en neergeploft kwik, iti kalkwacer opgelost, behandeld. Maar de beenders worden met empyreumatifche olyen; als met 01. lign. Guajac. verbonden. De kanker kreeftzweer, Cancer. Deze is eene der geduchtfle en fchrikkelykfte ziekten, zo wel wegens der yzelykfte toevallen, als ook wegens het gevaar dat dezelve pleeg te verzeilen. Zy heeft haare zitplaats veelal in eene verharde klier, en ontftaat in dezelve, of door uiterlyk wryven en beweegen, of daardoor, dat de vochten door de langheid van tyd, of door andere bepaalde oorzaaken fcherp worden, vanwaar men eene fcherpbytende vochtigheid, gemeenlyk by den beflooten kanker in eene holte mee eene eeltachtige huidingefloten, aantreft. Zolang het knoestgezwel nog niet tot zodanig een bederf overgaat, zo is het onpynlyk. Begint het pynlyk te worden, zo is zulks een teken eens beflooten kankers, of dat 'er zodanig eene fcherpe vochtigheid geteeld wordt; hoemeer hy toeneemt, destemeer vergroot zig de ontfteeking, die tevens de belendende deelen aangrypt, zo dat zy van alle kanten, voornaamlyk in de borsten, met gezwollene aderen omringt worden; vanwaar ook deze ziekte wegens de overeenkomst met een kreeft, die haare voeten van zig uitftrekt, den naam verkreegen heeft. Eindelyk breekt de be. flootene zweer door, en 'er ontftaat een open kanker. De randen krommen zig om, worden rood en pynlyk. 'Er komen wrat- en fponsachtige uitwasfen, die aan eenige plaatfen verdwy- nen,  $66 van de ZWEEREN. ren, en aan anderen daarentegen te voorfchyn komen. 'Er loopt beflendig eene dunne, fcherpe, Hinkende vochtigheid uit, die de gezonde deelen aangrypt. De zweer loopt geftadig rondom voord, en wordt van dag tot dag heviger, zowel ten aanzien der pynen, als ook van den flank der ftoffe, die zelfs den zieken onverdraagelyk is. Offchoon het kliergeftel de eigenlyke zitplaats dezer ziekte is, zo vindt men toch aan andere lichaamsdeelen zweeren, die alle overeenkomst met den kanker hebben, boerhaa ve heeft eenige zodanige gevallen vergaderd, in welken men de kankeraartige toevallen aan de lippen, de tong, het manlyk lid, oogleden, en aan andere deelen gevonden heeft. De kankers der borsten en der Lyfmoeder zyn het meeste te vreezen. Jk heb van de laatfte foort een buil, van de grootte eens hoendereis, in vyf weeken tot de grootte van twee en één half voet zien aanwasfen, een klaar bewys van . de algemeene befmettinge der vochten, in deze foort van kanker. De eigenlyke natuur van 't kanker vergift, de wys, op welke hy zig voordplant , deszelfs verfchillende foorten , zyn ons nog onbekend. By de beflootene kankers, is de operatie het allerzekerfte middel; maar by opene zeer onzeker, ja fchadelyk; want het kankergift heeft zig eenmaal met de vochten vermengd (V) en (a) De Heer mokro gelooft dat zig het kankergift niet to zeer door de vochten, als wel door de zenuwen voordplant, en wel ter oorzaake dat de kankerde onderlip en nooit de bovenlip aanfteekt. De oorzaak is, volgends hem, om dat beide de lippen haare zenuwen niet Tan eenen maar van  van de ZWEEREN. 367 en breekt na de operatie aan andere deelen, ook aan de geopereerde plaatfe zelve met meer hevigheid weder uit. De middelen die men innerlyk, om het kankergift te doen uitrotten voorgeflagen heeft, fchoon zy niet altyd van de gewenschte uitwerkinge zyn, zyn de kwikdrank van van swieten en de Belladonna. Men giet op één grein van dit tot poeder gemaakte kruid twee oneen kookend water, kleinst het door eenen doek, en laat het te bedde drinken, lambergen en gatacker, die het middel het eerst bekend maakten, hebben het zeer aangepreezen. Anderen hebben geene de geringde werking daarvan ontdekt. De scheerling , Cieuta, en haar extract heb ik zeer overvloedig, doch zonder het minfte nut gebruikt, en veele anderen hebben het zelfde ondervonden. Onder de uiterlyke middelen behooren de verfche geele peen , welk middel de Heer sültzer bekend gemaakt heeft. Men ryft dezelve op een ryf, drukt het fap met de hand uit; warmt alsdan de peen op een bord, en legtze, als een pap, na datmen te vooren alle holen daarmede wel opgevuld heeft, op de zweer, en bedektze met eenen warmen doek. Deze omflag wordt alle vier- en- twintig uuren tweemaaien herhaald. been- van verfcheidene (lammen bekomen, en naardien ook da verdoovende middelen , die voornaamlyk op de zenuwen werken, ook werkzaame middelen tegen den kanker zyn. Zo de ondervinding van de werkzaamheid der Belladonna der Cicuta en anderen niet meer dan tot heden bevestigd wordt, zo is deze laatfte gtond van weinig belang.  368 van de ZWEERE N. beenbederf, Caries. Men kent hetzelve, zo hec over het been liggende vleesch roozig en iponsachtig uitziet, alsmen eenen zwarten Hinkenden etter aantreft; als het vleesch te gelyk by het aanraaken begint te bloeden; als de opgelegen pleister zwart wordt; als men met de fonde gaatachtige ongelykheden bemerkt; en als eene zweer by de heeling eene verhevene naad krygt, en binnen korten tyd weder openbreekt. Het been wordt hiervan, van buiten na binnen aangegreepen, of door eene verftikking of bederving der vochten; als het been van zyne huid ontblood is; zo als de Tophi en beenuitwasfingen; of na eene wonde, als het been, door de lucht uitgezet, of dat de wond met vette zalven verbonden wordt. Men begint de innerlyke geneezing met de verbeteringe der vochten; men maakt het been bloot, en verbindt het met opdroogende en balzemachtige middelen en droog plukzel, hiertoe dienen de gekookte Terpentyn , Maftix, fuccinum, olibanum, Sp. vini reclifcatifs. ^. ArU ftol. rotund. Aloë, overgehaalde olyen van kaneel , nagelen, Guajac. Gumm. Eupborb. kwik in fterkwater opgelost. Zekerer is het uitbooren en uitfchaaven des beens. De winddoorn , Spina ventofa, ontftaat of uit eene fchuddinge van het merg in de beenholte , zo het inwendige beenvlies aangetast wordt; of uit eene ongeregelde beweeginge der vochten in het been; of uit verftoppingen; of uit een algemeen bederf der vochten, zo als by venerifche ziekten. By kinderen is dit gebrek, als zy overvoedig worden, het gewoonlykfte. De heel-  van de ZWEEREN. 369 heelwys is in de meeste gevallen met de voorige eenerlei. Het uitbooren des beens is hier insgelyks zeer nuttig. Men heeft by den winddoorn en her. beenbederf, de meekrab tot inwendig gebruik voorgeflagen. Het is bekend dat deze wortel de beenders der jonge dieren, die daarmede gevoed worden , gantsch rood verwt. En na verfcheidene bevindingen, heeft hy zig ook by deze gebreken zeër werkzaam betoond. holle zweeren, ulcera finuofa, zyn de zodanigen, die holen en gangen hebben; doch zo, dat zy haare natuurlyke weekheid en aandoenlykheid niet verliezen. Zyn de gangen vereeld, zo worden zy pypzweeren genoemd. De eerflen ontftaan by ettergezwellen, wonden en zweeren, wanneer de ftof al te lang in dezelven terug gehouden wordt, zo dat zy eindelyk in zig zelve knaagt. De laatften zyn van dezen in den graad onderfcheiden , wanneer de bedorvene ftof de wonde by aanhoudendheid prikkelt, een gezwel, hardheid, en eindelyk deze zweerende pypen veroorzaakt. Zy worden dikwerf door eene ongepaste behandeling voordgebragt. De eerflen worden door het infpuiten van zuiverende balzemachtige middelen enbehoorelykedrukdoekengeheeld: maar by de laatften rnoetmen vooral de eeltachtige pypen, of door Sal. ammoniac, of door de ontbinding van den Phosphorus, waarmede men ronde fteekwieken van linnen, t die men in de pypzweer brengt, beftrykt, weggenomen worden. Door dit laatfte middel heb ik dikmaals gantfche pypen uitgetrokken, en eene zuivere wonde bekomen. Of men fnydtze uit, fcarificeertze daarna, en trachtze insgelyks in eene verAa fche  37° Van de WONDEN. fche wonde te doen verkeeren, om ze daarna ah zodanig eene te behandelen. Van de WONDEN. Een wonde is een geweldige fcheuring der vaste deelen van 't menschlyke lichaam , die door verfcheidene dingen veroorzaakt wordt, en altyd met eene bloedftortinge gepaard gaat! Men onderfcheidtze naar de verfcheidenheid der beledigde deelen in enkelvouwdigen en zamenge. fielden; verders naar de verfcheidenheid der beledigende lichaamen, in gehouwene, geftokene, gefchotene en gekwetfle wonden; en eindelyk naar de grootte van het gevaar, in volstrekt doodlyke, Vultiera abfolute letbalia; wanneer groote bloedvaten, by welken men niet komen of anders het bloeden niet ftillen kan, gekwetst zyn; of wanneer zeer edele, en tot het leven hoogstnoodige deelen beledigd zyn; in min doodlyke, of toevallig doodlyke, Per accidens letbalia, die, fchoon zy doodlyk kunnen worden zo de noodige hulp verzuimd wordt, maar buiten dien, zo de wondarts vaardig ter hulpe geroepen wordt, nog geheeld kunnen worden; of die, fchoon zy uit zig zeiven niet gevaarlyk Zyn, echter door eene ongepaste behandeling, door eene ongezonde gefteldheid des lichaams, en door feilen der gewondenen , doodlyk kunnen worden. De gevolgen van iedere wonde zyn de fcheuring van een deel, het bloeden, de ontfteeking en de verettering. By eenvoudige wonden worden de vaten allengskens terug getrokken, verengen zig, en het geronnen bloed maakt aan het afgefneeden einde een  Van de WONDEN. 371 een prop, waardoor het bloeden ophoudt Door de verwekte prikkeling ontftaat 'er eene ontfteeking, die niet altyd met de grootheid der wonde evenredig is. De lippen der wonde zwellen op, en worden hard, rood en droog, de vochten hoopen zig op, en 'er volgc alsdan, zo als ik reeds boven gemeld heb, in eenige dagen de verettering, waardoor de vaten zig wederom openen , het onnutte afgekleinsd , de wonde gezuiverd , en tot de heeling bekwaam gemaakt wordt, en wanneer dit gebeurt, houden alle toevallen op. Het is een oud leerftelzel, dat een iedere groote wond doodlyk afloopt, zo men geene ontfteeking krygt; naardien dit altoos eene groote zwakte der natuurlyke krachten te kennen geeft. Door de verettering worden vleeschpukkels aangezet, de wond wordt met vleei-ch opgevuld, en fluit zig eindelyk met een lydteken. De hceling der wonden is het werk der natuure: de kunst brengt 'er verder niets by, dan dat zy de verhinderingen der heelingen uit den weg ruimt. Dit gefchiedt, zo men poogt de vreemde lichaamen uit de wonde te haaien, de hevigheid der toevallen te verzwakken, de verettering gelykaartig, en noch te fterk, noch te zwak te onderhouden, en eindelyk de lippen der wonde aan malkanderen te brengen , waardoor de ly* ming der verwyderde deelen verhaast wordt. Het uitnaaien der vreemde lichaamen vereischt dik-maals eene verwydering der wonde, en hierin rnoetmen noch te ftout noch te vreesachtig zyn. Men moet in den aanvang de fnede derwyze maaken , dat men geene herhaaling noodig hebAa 2 bui  37* Van de WONDEN be: overmits gemeenlyk koortsbeweegingendaarop volgen, en men aldus daardoor niet alleenlyk die beweegingen, maar ook de fmerten des zieken zondernoodzaakleykheid vermeerderen zoude. By de gefchootene wonden zyn de infnydingen bet allernoodzaakelykst ; overmits men daardoor niet alleenlyk eene verfche wond verkrygt, maar ook de uitwerping der gekwetfte deelen verligt. Over het verband zelve zyn de heelkundige fchryvers verichillende. Eenigen verbindenzemetgerectifkeerden fpiritus, en dit is juist de fiechtfte heelwys; anderen daarentegen met droog plukzel; en dit heeft geen nut. Ik hebze in den beginne met digestiven ; als het Ung. Baftlicon of andere vette en olyachtige zalven, om de ettering te bevorderen, en de fcherpte, zodra mogelyk, weg te neemen, verbonden. De Heer goulard beveelt zyn Aqua vegeto - mineralis , en zyn voorflag is allezins de opmerkzaamheid der wondartfen waardig; wam het is ten minften altoos beter dan fpiritus; zo het verband flechts by aanhoudendheid vochtig gehouden wordt. De flechtfte toevallen by eene wonde zyn hoofdzaaklyk de al teflerke bloedllortingen, voornaamlyk zo groote bloedvaten gekwetst zyn. Men heeftze door drukdoeken, door plukzel, feptifche middelen, branden en onderbinden trachten te llillen; doch ik heb zulke droevige gevolgen daarvan gezien dat ik geenen den roiniten lust heb, om ooit eene dezer heelwyzen te onderzoeken. Is een bloedvat, voornaamlyk eene flagader niet ten eenenmaale afgefneeden , alsdan volgen 'er zeer fterke bloedfbrtingen op. Ik fnydze ten" eerflen in 't geheel af, waardoor zig ten  Van de WONDEN. 373 ten minften de flagader terug trekt , en alsdan is myne Arquebufade een zeker en toereikend bloedftillend middel. Als de drukdoeken niet zodanig toegediend worden dat zy den invloed des bïoeds beletten, zo vermeerderen zy de bloedltorting. Men moet derhalven opmerkzaam zyn, op de richting en den loop der bloedvaten ; en op zodanige van pasgemaakte compresfen bekwaame bandagién aanliggen. Maar opdat ook by gekwetfte aders den terugvloed door de banden niet belet worde, zo wikkeltmen by wonden der uiterlyke leden, dezelve ten eenenmaale in. De eenvoudige behandeling heeft in veele gevallen zeer voortreffelyke nuttigheden ten wege gebragt. De pynen der wonde worden verminderd , en de opneeming der uitgeftorte vochten bevorderd. De te hevige ontfteekingen , de wondkoorts van de wonde zelve, of van de nieuwe infnydingen , desgelyks de zamenhechtingen, worden door aderlaaten, innerlyke temperende middelen ,' uitwendige omflagen myner Arquebufade, Oxycratum met zeep , of omflagen uit loodmiddelen, zekerer, beter en fneller, dan door verdeelende kruiden met wyn en andere f tónen van omflagen, geheven. De ettering wordt door digestiven en infnydingen bevorderd; en als van half ingefnedene zenuwen , aponevrotifche deelen, of lteekende fplinters hevige pynen ontftaan , zo worden de laatften uitgetrokken ; maar de eerften ten eenenmaale afgefneden , en als dan verder de wond , of met Arquebufade , of met loodmiddelen verbonden. Hierna moet men voor eene goede en bekwaame ligging, en voor een Aa 3 voeg-  374 Van de BEENBREUKEN. voegzaam bekwaam verband zorgen. Kleine vleeschwonden worden door hechtpleisters en bandagién; maar grooteren door naaden aan malkanderen gebragt. Gehouwene wonden, voornaamlyk van fcherpe werktuigen en in vleefchige deelen zyn ligt te heelen. Geftokene wonden maaken een weinig meer zwaarigheid. De gefchootene en gekwetfte wonden zyn daarentegen met de meeste zwaarigheden verbonden. Maar zo eene verwonding teffens meerdere deelen beledigd heeft of tot in in de holten des lichaams, als van 't hoofd van de borst, of van 't onderlyf, doorgedrongen is, zo is zy reeds van 't grootfte gewigt. Van de BEENBREUKEN. Dezen beftaan in eene verfcheuringe des beens door een uitwendig geweld, waardoor het nu recht door, dan in delengte, en dan weder fcheef, in twee of meer ftukken gebroken wordt. Vandaar ontftaan dwarsbreuken, gefpleetene breuken, flymbreuken of gekneusde breuken. Is teffens by de breuk een wond of eene ontwrichting, zo wordt zy eene zamengestelde breuk', Fratlura complkata genoemd. Breuken van inwendige oorzaaken ontftaan zeldzaam; één voorbeeld heb ik 'er van by eenen Onderofficier gezien. Zy ontftaan ligter by oude dan by jonge perfoonen , desgelyks ook gewoonlyker *s zomers dan 's winters; aangezien by oude perfoonen de beenders niet zo fapvol, maar drooger en brozer zyn, en dewyl 'szomers de fappen meer naar de uiterlyke deelen, doch 'swinters door de koude  Van de BEENBREUKEN. 375 koude naar de innerlyke deelen gedreeven worden. Men kent eene breuk te gelyk aan de vóórafgegaane geweldaadigheid, aan de ongelykheid des beens, en zyne tegennatuurlyke beweegvaardigheid, aan de pynlyke en ten eenemaale geitremde beweeging des lids , aan het kraaken der beenderen, wanneer zy op malkanderen gewreeven worden, aan de verkortinge des lids by het dwarsbuigen, en by fpleetbreuken eindelyk aan de natheid, welke zig aan de met lym beftreekene doeken, na het drooge verband, bevindt; zo als ook aan de pyn, en andere verzeilende toevallen. De natuur verricht de heeling door het uitvlietende beenfap, dat eindelyk in eene eeltachtigheid of weer, Callus, veranderd wordt. Door de kunst wordt het been door de uitrekking weder in zyne behoorelyke plaatfe gebragt. Men moet deze niet zodaniger wyze maaken dat men het gebroken lid, zonder vermand, recht uit wegtrekken laat; maar naar de natuurlyke ligging en richting der fpieren. De inzetting wordt daardoor zeer verligt, aangemerkt de fpieren niet zoveel wederftand geeven kunnen, dan wanneer zy, tegen hunne richting, uitgetrokken worden, Eindelyk rnoetmen de gezette beenders in hunne ligginge trachten te onderhouden, en dit gefchiedt door middel der banden. Naar de gewoonlyke heelwys wordt eerftelyk om de breuk een Cirkeltour gelegd; hierop worden de ongelykheden aan het lid met drukdoeken aangevuld ; daarna plaatst men het agctienhoofdige bindzel; over het zelve worden fpalken met andere banden vastgemaakt, en.hierna wordt het \ Aa 4 lid  37 die  GENEES- en HEELMIDDELEN. 395 die hetzelve in afgaande koortfen aanpryzen te geeven. Dit voorbeeld willen wy niet volgen, alvoorens meer ervaaringen zyne onfchadelykheid bevestigen. Ten nrinftén heb ik de waterzucht daar uit ziet ontftaan. Cyprische vitriool, oWnguentum agyptiacum oiAq.Phagadanica, of Mercurius pracip ruber. kunnen deszelfs plaats bekleeden. Met fuiker vermengd, blaastmen het, als een poeder, in de oogen, tegen derzelver vellen en vlekken. Doch Balfamus optbalmicus cumMercurio is becer. ARCANUM DUPLICATUM. Is een middenzout, dat uit het vitrioolzuur en de loogzoute deelen van het Nitrum beftaat. In zinkingkoortzen en andere gebreken, worden vyf greinen tot één fcrupel Re/blut. fimplex, by gediend; en wordt alsdan Pulvis Catarrhalis genoemd. Doch het is fomtyds nog te vitriolique, en daarom niet zeker. Als men weeten wil of de vitriool den voorrang hebbe, zo wryftmen Arcanum duplicatum met nitrum antimoniatum in een mortier te zamen, en men ontdekt zulks ten eerften door de reuk. Sal mirabile glauberi, of Sal Abfyntbii citratum is beter, oplosfender, en de maag verdraagelyker. AQUA VULNERARIA, ofSCLOPETARIA, ARQUEBUSADE De oflicinaale wordt van veelerleije, met wyn overgehaalde wondkruiden, gemaakt. De myne is enkelvoudiger, en beftaat uit Aq. Acetofs, Sp. vini, fuiker eft vitrioolgeest. Alle de gevallen, waarïn ikze gebruik, heb ik in myne aanmerkingen aangetoond. Gaat het te velde, zo moet  396* GENEES- en HEELMIDDELEN. moer, de Arquebufade derwyze geconcentreerd worden, dacmen de bekend gemaakte hoeveelheid fuiker met vitrioolgeest oplost, en met Alcohol vermengt. Zo kan men tot één pond daarvan, één pond Aq. fimpl. nuttig bymengen. Ontbreekt zy in 't geheel, zo kan het Aq. ve«eto. mineralis deszelfs plaats vervullen. ASA FOETIDA. Kan in water opgelost, van één tot twee drachmas in krampachtige gebreken en in verftoppingen nuttig zyn. Zy heeft my voortreffelyke diensten gedaan by eene heupfmerte, die jaar en dag geduurd hadt; by eene aanhoudende hardlyvigheid in de Hypochondrye, en in vliegende kramptrekkingen; desgelyks in verfbpte ingewanden; doch zy moet tot een half once in water opgelost, dagelyks toegediend worden. In mindere hoeveelheid helpt zy de affchilfering der beenderen, volgends den Heer black , en myne eigene bevindingen. BACILI CORROSIVI. Beftaan uit den Mercurius fublimatus en Gummi tragacanthi. Zy zyn in klierzweeren nuttig Ik heb 'er veelen mede geheeld, en zelfs in korten tyd; als andere middelen in etterendeparotides langen tyd te vergeefsch aangewend waren. Het fublimaat is van alle de kwikmiddelen het fcherpfte Caufticum. Zachter is de roode pree* cipitaat, nog zachter de witte, het zachtfte de Mercurius dulcis. Het Butyrum Antimonii is zo invreetend als het fublimaat; doch alle vloeibaa- OS *hh ' 9- ->sd Idtiï f>nr^f««^-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 397 re Cauflica zyn fchadelyker dan de drooge. Ik heb van eenigen het Arfenicum, als een Caufti. cum, om verharde klieren uittebyten, met groot nadeel zien gebruiken. Het verwekte de mondbeknelling en bragt de waterzucht voord. Dit middel moet nooit in handen van eenen redelyken heelkundigen genomen worden. Als de Baciti corrofivi ontbreeken, zo neemtmen pulvis cau/licus, Alumen uftum, Vitriolum de Cypro, en Mercurius prcecipitatus ruber; of het laatfte alleen by de hand, en men heele liever langzaam zeker, dan met bovengenoemde Hechte middelen fchadelyk. BALSAMUS ARCiEI. Is een goed middel op de gefpannene wondlippen ; in deszelfs plaats kan het Unguentum baftlicon of bals. Samaritanus, of bals. de Styrace, die de Franfchen zo hoog fchatten, gebruikt worden. In de wonden gebruiktmenze zelden , 't en zy by het eerfte verband, in eene gefchootene wonde; alwaar zy beter dan geestryke middelen zyn. In de daad is de Gummi Elemi nuttiger dan wit en zwart pik; maar dan nog fchaden de vette zalven, die hier mede voorzien zyn, ook niet, als het eerfte niet voorhanden is. BALSAMUS BRONSVICENSIS. Wordt van de gebroeders gravenhorst in Bronswyk bereid, en wordt tot heden nog geheim gehouden: hunne eigene bekendgemaakte waarneemingen zyn niet te verre getrokken. Ik heb dezen balzem verfcheidenlyk by verfche wonden nuttig gebruikt; doch overmits hy zeer brandt, ge-  398 GENEES- en HEELMIDDELEN. gebruik ik hem zelden inde wonden zei ven; maar des te meer en met grooter nut, fineer ik hem om de pynlyke wonde, en ik verkryg oogenbliklyk vermindering van pyn. Hy trekt de huid een weinig te zamen. Myne Arquebufade en inwinding bewerken dit ook. Hy is in het Podagra ook pynflillend bevonden. BALSAMUS COPAIViE. Wordt by den druiper, als door het aderlaaten de ontfteeking verminderd, en door agt tot veertien dagen , ja drie weekig gebruik van het Pulvis lemens dagelyksch viermaalen de ftof geheel lymphatisch geworden is, tot vyf druppen, viermaal dagelyksch, op het Pulv. leniens gedrupt, gegeeven. Na het gebruik, geduurende agt dagen , zo de ftof by aanhoudendheid klaar blyft, kunnen tien, eindelyk van vyftien tot twintig druppen toegediend worden, en zo het Pulv. Ie. fiiens geene loslyvigheid veroorzaakt, kan fomwyien daar tusfchen eene buikzuivering genomen worden. Dit is de beste heeling des druipers, en meer dan duizend waarneemingen bevestigen zulks. De Esfentfen en Tincfuuren zyn ondertusfchen altyd fchadelyk; het fchadelykfte is de Terebintbinata. BALS AM. OPTHALMIC. CUM MERCURIO. Kan in oogöntfteekingen, als hetjqua vegetomineralis niet helpt, alle morgen en avonden, een ipeldekop groot, in het oog met nut gewreeven worden; maar inzonderheid is het in vlekken en vellen op het oog, en deszelfs verzweeringen toetedienen. Men leeze hierover-myne aan-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 399 aanmerkingen, §. 194. alwaarmen tevens het zamenftelzel vindt. BALSAM. OPTHALMIC. SINE MERCURIO. Vermindert de pyn hy oogöntfteekingen, in welken de oogen niet traanen. Maar zo 'er veele traanen voorhanden zyn, is het eene natte ontfteeking, waarin één once Aq. vegeto-mine' ralis, daar vyf greinen Lap. divin. in opgelost zyn, betere werking verrichten. In myne aanmerkingen, pag. 194. heb ik de bereiding, insgelyks zyne nuttigheid en gebruik na de operatie van het Hypopium befchreeven. Veelligt is hy na de uittrekking van den ftaar beter dan de omflag der oculisten. BALSAMUS SAMARITANUS. Wordt uit olyfóly in wyn gekookt. Als men B'alfamus copaiva met wyn kookt, tot dat de vochtigheden verteerd zyn,. krygtmen een wondbalzem die alle overigen overtreft. Hy is. zelfs in verfche wonden nuttig, wanneer zy etteren moeten. Behalven dien, zyn geene vette verflappende middelen in wonden nuttig. Het geene ik dikwerf gezegd heb heeft hier ook plaats hy alleen is een wondarts, die de wonden en zweeren, naar haare foorten, deelen, fappen, en ftoffen kent, en de etterbevordering verftaat. Geestryke Esfentfen, Tinctuuren, Balzems en dergelyken, verhinderen of verminderen de ettering, om dat zy zamentrekken; vette en zeepachtige dingen bevorderen echter den uitvloed, omdat zy verflappen. BAL-  400 GENEES, en HEELMIDDELEN.. BALSAMUS VITiE EXTERNUS. Beftaat uit Sapon. venet. ff j. 07. Terebimh. Hij. en Sal. alcali §iij. en is daarom een fterk oplosfend middel. Men lost daarvan één once in water op; en men laat in kneuzingen, ftyf heid en fmerten in de gewrichten, zulks alle twee toe drie uuren omftaan. BALSAMUS VULNERARIUS STAHLIL Beftaat uit Effents. Myrrh. Succin. 01. Terebinth. By beledigingen van aponevrotifche, zenuwachtige kraakbeendeelen, en ontbloote beenders is deze balzem tot een verband te gebruiken. Ook is hy nuttig in die gevallen waarin de ettering te fterk worden wil; want alle geestryke wondmiddelen verminderen de ettering; daarin tegendeel vette zalven dezelve te fterk maaken, zomen telkens daarmede verbindt. Die bloote beenders met zalven verbindt, bewerkt fchade. De wondarts moet weeten hoe fterk en zwak de euering tot eene goede heeling zyn moet, en de middelen kennen waardoor zulks verkreegen wordt. CERATUM SATURNI. Wordt uit waschöly en Extr. faturni met byvoeginge van water bereid. Het koelt de hitte, vermindert de pynen, en verfterktdehuid; daarom wordt het by fmertlyke Aanbeijen, in fteê van het Unguentum de Linaria gebruikt Op alle pynlyke beledigingen kan het nuttig gelegd, ook in plaats van het Balfam. Are ai gebruikt worden. Maar het moet alsdan dagelyks twee of drie-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 401 driemaalen •versch opgelegen worden, atlders kleeft hec te zeer aan de huid, en brengt eenen te Herken toevloed of roodheid voord. CORTEX CASCARILLJË. Is een zacht Merkend of een vasthoudend middel; dat in te hevigen hoest tot fterking der borst; in hevige buikloopen tot fterking der darmen, ja zelfs na den roodenloop met nut gebruikt kan worden. De Esierits wordt tot borstdruppcn en tot de Tinclura Catarrhi gebruikt. Het FxtraSlüm aquofum, als het zachtfte, wordt met water opgelost-; ook met Elix. Pictorale , in borstbezwaarnisfen, en by verflapte longen, of by vocht'gen hoest gegeeven Maar in droogen hoest zyn Gummi ammoniac. of de Piluhe refolventes beter. CORTEX PERUVIANUS. Is de onöntbeerbaare koortsbast, die in ontelbaare gevallen zyn nuttigheid bewyst, doch altyd met overleg gebruikt moet worden. Dac is, men moet vooreerst het lichaam voorbereiden, of dé oorzaak der koortfe, of de koomftof overwinnen, en dan tot verfterking de Kina, en zelfs in groote giften, geeven. Men geefcze alle twee uuren van één fcrupel tot één drachma, in zelfftandigheid; of by zwakke perfoonen in een koud aftrekzei, daar men één once van. denzelven met een quart waters twee dagen omfchudt , dan doorzeigc, in twee dagen verbruikt, en alzo vyf of zes oneen, ja nog meer bezigen laat. De Cortex falicis fragilis , huurt folio of Phalandrid heelt my in plaatfe der Kina grooten dienst gedaan. Cc CRE-  402 GENÉES- en HEELMIDDELEN. CREMOR TARTARI. Wordt by buikloopen en rotkoortfen met Pulv. knkns, van vyf tot tien greinen nuttig toegediend, en wordt ook wel als een digestief poeder tot één drachma gegeeven. In gevallen daar de zuure dranken verdraagelyk zyn, kunnen daarvan eenige greinen in water gekookt, en tot eenen gewoonlyken drank voorgcfchreeven worden. EL7EOSACCHARUM ANALEPTICUM. Wordt uit zenuwachtige olyen met fuiker, als Elceofaccbarum Ariiji, bereid, en tot een Patio analcptica by zwakke zieken tot eene verkwikking gegeeven: het voorfchrift is als volgt: 9> Aq. fimpl. §vj. Altsos. analept. 3iij. Pulv. citrat. 3jjS. Cinabar. Sal. vol. corn. cerv. an °r V M. Wanneer eenig uitflag, als koortsvlekken en mazelen, inflaat, beklemming en benaauwdheid voor handen is, kan dit voorfchrift gebruikt worden, wanneer men nog blaêrpleiscers bezigt. Alwaar fcherpheden voor handen zyn, doetmennog tot zes oneen waters, een half once Pa/la pro Emul/ïone, en men laat het Pulv. citrat na, of men doet 'er flechts één drachma van by. ELJEOSACCHARUM ANISI, FOENIC. &c. Men drupt zes tot agt druppen oly op één once fuiker, en wryve het lyn, dan is net FJaofaccbarum gereed. Als men daarvan twee drach- mas  GENEES- sn HEELMIDDELEN. 403 rnas in zes oneen waters doet, en daarin ander» poeders mengt, als by voorbeeld, Pulv. refolv. fimpl. of Pulv. Catarrbalis, zo heeftmen een drank , die veele zieken liever neemen dan de poeders; en daarmen in het veld geene gedistilleerde waters kan medevoeren , zo vervult dit de plaats zeer wel. Het dryft boven dien nog de opblaazingen af. ELIXIR AMARUM. Wordt met twee oneen Extr. amar. en e'e'n once waters bereid; of neem één once Extr. amar. twee drachmas Tartarus tartarifatus, en vier oneen zuiver water, meng het, en geef het by tusfchenpoozende koortfen, tot eenen hal ven lepel vol, buiten den koortsaanval. Zo men, tot oplosfing, in ftede van water, wyn neemt, wordt het Elixir viscerale genoemd. Dit middel is beter dan alle de Tir.dtuuren, die door haare geestrykheid verhetten. ELIXIR PECTORALE. Beftaat uit Effent. Enulce, Meilis, Sant. rubr., en een weinig Tintl. OpH, Succ. Hquirit in Aq. fceniculi Jolut. met geene geestryke esfentfen tot gelyke deelen vermengd , en dient deswegen met heiPulvispecïoralisin den hoesten de bez .vaardheid der borst, voornaamlyk by fcherpe en kittelende uitrachelingen, zo 'er geene koorts aanweezend, is. Maar is er een koorts by, zo wordt dit middel 's morgens, wanneer men 'er vry van is, van veertig, vyftig tot zestig druppen; doch 'snamiddags in de hette alle uuren het Pulv. refolv. fimpl. gegeeven. Wil de hoest zig niet oplosfen, zo vermengtmen het met Qxymdl.fcilUt- Cc 2 ELIXIR  404. GENEES- en HEELMIDDELEN, ELIXIR VITRIOLI MYN SICHTI. Worde fomwyien na ziekeen, by zwakke magen en verlooren eetlust van dertig tot vyf- endertig druppen gegeeven; het zamenftel ftaat in alle Apotheeken. Ik heb daarmede Vomica pulmonum geheeld, die dagelyks meer dan een pond etters gaven, en waarby in vyf weeken geene hulp van andere beroemde middelen ontflondt. Hec Oleum Asphalti van den Heere leuthner is echter van my bereids aan vyf zieken, in deze gevallen heiizaamer bevonden, en hec gevolg zal het ook meer bevestigen. ELIXIR VISCERALE. Beftaat uit Extr. Chamomill. Millefolii, Pimpinell. en Aurant. dac in zoeten wyn opgelost, van zestig tot zeventig druppen genomen kan worden; of men bereidt het Infus. frigid. Cort. Peruvian. en men losc daarin de Extra&a op. EMPLASTRUM DIACHY. CUM GUMMI. Is tot weeking der beflootene zweeren fomwyien nuttig, en worde alsdan dikker dan gewoonlyk opgeftreeken. EMPLASTRUM MERCURIALE. Worde tot verdeeling van Venusbuiien, dog zelden gebruikt, om dac hec Ungumt. Ulercuriale werkzaamer is. EMPLASTRUM ORDINARIUM. Beftaat uic olyföly, zilverght en wasch, volgends de londensciie apothelk ; en kan voor een' grondilag, zo als in dezelve gezegd wordt, van alle andere Pleisters dienen, in \ algemeen mer-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 405 merlce men aan dat men de pleisters die te Merk aan de huid kieeven dikwerf verwerpen moet: want zulks belemmert de uitwaasfeming , teelt ontfteeking en maakt de wonde afzichtig. Deze pleister wordt, als een bedekking, over het verband eener wonde gelegd, en moet deswegen flechts dun geftreeken worden. EMPLASTRUM OXYCROCEUM. Wordt fomwyien tot ontbinding van voorkomende verhardingen; doch meerendeels tot verdeeling van pynlyke vloeijingen gebezigd. EMPLASTRUM RESOLVENS. Wordt by zekere gezwellen ter vcrdeelinge gebruikt, als het Empl. faponaceum niet werk," zaam is. EMPLAST. SAPONACEUM cum CAMPH. Verdeelt vloeijingen, die eene pynlyke beweeging der gewrichten veroorzaaken, en kan ook in knoopbanden, desgelyks in verftyfde leden, van nut zyn. Dog het Sparadrapum Saturni Goularcli is beter en zekerer. EMPLASTRUM VESICATORIUM. Wordt zo dun als mogelyk, opdat de fpaanfche vliegen niet bedekt zyn, en ter groote van eenen daaler, ja van eenen handpalm opgelegd. Deze fpaanfche vliegpleisters zyn by eene oogöntfteeking, die van eenen vochtigen aart is, in den nek gelegd, nuttig. By kwaadaartige koortfen en razeryen worden zy na den vierden dag aan de binnezyde der kuiten, ook wanneer uitbottingen, gelyk koortsvlekken , enz. inflaan, aan verfcheidene deelen des lichaams, met voordeel gelegd. C c 3 Men  406 GENEES- en HEELMIDDELEN. Men vindt in de Apotheeken nog eene menigte pleisters, die nu dezen en dan geenen toeval heelen zullen: dog in de daad verrichten zy niets. Zo men de pleisters befchouwt, Ten r. als een dekzel , om de buiteluchc afteweeren, Ten 2. als een cplosfend en verdeelend middel, Ten 3. als een vereenend middel* Ten 4. als een opentrekkend middel, zo is men ligt in ftaat, door een verftandig byvoegzel, uit een gemeener pleister alle dezen, nuttig te bereiden. Als een dekzel is een ieder eenvoudige pleister goed. Men ziet dikwerf jichtvloeijende gezwellendoor bedekkingen of omwindingen met waschdoek heelen : naardien zulks eene fterkeuitwaasièmingten wege brengt. Ontneemtmen den gewoonen pleister het kieevige door byvoeging van wasch, doet men 'er fpaanfche zeep en campher by, zo wordt het voorgemelde gezwel noch beter daardoor dan door den waschdoek weggenomen. Wryftmen zodanig een gezwel te vooren met een Linimentum volatile uit het 01. corn. cerv. Sp. Sal am* moniac. en een weinig campher, zo is de hulp nog zekerer en oogenfchynlyk. In andere gevallen, daar in ftede van lympha, bloed ftokt, en gezwellen voordbrengt, zyn de verdeelende gommen; als, Galtanum, Ammoniacum, in plaatfe van den duuren - Sagapenum, Opopanax toereikend, om aan het oogmerk te voldoen. ESSENTIA AM ARA. Wordt uit de Rad. Lapaih. acut. Angelic. HB. CardL benedicX Tanacet. £? Scord. met Sp. Vini bereid. Weektmen de versch gedroogde kruiden met Sp.OxycrativïnoJt,, zo wordt het fchoon groen. Deze Esfents wcrdt in tusfch'enpnozende koon»-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 407 koortfen, by zieken, die zig aan den Herken drank overgegeeven hebben , voorgefchreeven , daar zy beter dan de Elixir te ftade komt. ESSENTIA AURANTIORUM. Wordt uit onrype en gedroogde oranjeappelen • met wyngeest bereid, en als een windbreekend middel, alleen van vyfendertig tot veertig druppen gegeeven; of één once daarvan wordt met één drachma Sp. ratr. dulc. en twee of drie druppen 01. Ardfi, of Fotniculi vermengd. ESSENTIA CASCARILLiE. Wordt deels by borstkwaaien alleen van der-, tig tot vyfendertig druppen, by den zulken, die de fterke drank gewoon zyn, of met Oxymell. Scillitic. vermengd, gegeeven; daar het de Longen verlterkt, en het uitrachelen bevordert. Of zy wordt by buikloopen, als de onzuiverheden door Crem. Tartar. of Sal Mirabil. uitgedreeven zyn, tot verfterking, op zig zelve, of met Liq. anodyn. zo geene koorts meer aanweezend is, dagelyks twee- of driemaalen gegeeven. ESSENTIA DULCIS. Is een verfterkend middel by zwakke perfoonen, van vyf tot tien druppen gegeeven , en wordt uit gebrand fuiker, Sp. Rofar. en Acet. dejlillat bereid. In 't algemien rnoetmen met geestryke Esfentfen omzichtig te werk gaan, en dezelven niet ligtlyk in koortfen toedienen. De Elixiria amara zyn zekerer. Het komt op de gewoonte van den lyder aan. Sterkendrank drinkers verdraagen fomwyien de Esfentfen berer. Cc 4 ES-  4©8 GENEES en HEELMIDDELEN. ESSENTIA F U L I G I N I S. Wordt uit Fulig. 65 ij. Sal. ammoniac. giij. & Ah cal B?j. met Aq. pura. 03viij. bereid. Üp dat dit mengzel boude, mengtmen 'er de Effent. Pimpinellte by. Zy is nuttig in het fchurft en by onzuiverheden des bloeds, als een goed oplosmiddel, ook in jichtige onpaslykheden, tot dertig druppen dagelyks twee of driemaal gegeeven. ESSENTIA MYRRHiE et SUCCINI. Wordt tot verbinding der wonden van zenuwen peesachtige deelen, met of zonder 01. Terebinth. gebruikt. Ook worden zweeren die te fterk etteren daarmede verbonden. Inwendig gebruiktmenze niet meer. Als men de Esfents nuttig gebruiken wil, zo moet menze over de helft van den fpiritus uitdampen laaten, die te zeer prikkelt , en alsdan is zy beter dan de fmeerige balzem des commandeurs. ESSENTIA PIMPINELLffi ALByE. Wordt uit den Pimpinelwortel met Sp Vini bereid , en in zinkinggebreken alleen, of met Mixtura 'fimplex, of Effents. Fuliginis tot derlig druppen gegeeven. Zy wordt ook by mond* en keelöntfteekingen mei Nitrum en roozehonig, tot penfeelfmeeringen gebruikt. Ook is zy nuttig ifl den fcheurbuik der tanden; d< i; is hier roozehonig met Sp. nitri beter. ESSENTIA SCORDII. Wordt in vloeikoortfen, buiten de hette, van der-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 409 dertig tot vyfendertig druppen alleen of met Mixtura fimpkx vanéén drachma tot één once Esfents vermengd, ter bevorderinge van 't zweet, en ook by kwaadaartige koortfen voorgefchreeven. Men bereidtze uit de HB. Scordii beter met zwakken dan met gereétificeerden wyngeest. EXTRACTUM AMARUM. Van dit Extract wordt één drachma in één once waters of wyns opgelost, en daarvan een hal. ven lepel vol in tusfchenpoozende koortfen, die eerst ontftaan zyn, buiten den aanval gegeeven; ook by verdorvene maagen,'zo alvoorens buikzuiverende middelen gegeeven zyn, gebruikt. De Extracten gelyken naar eene natuurlyke zeep, als zy in het zandbad bereid zyn , en zyn deswegen in verftoppingen der ingewanden voornaamlyk nuttig. Alle Extracten, moeten, zullen zy werkzaam zyn, in het zandbad bereid worden, vermits zy alsdan een werkzaam en zeepachtig middel zyn. Die men onmiddelbaar op het vuur verdikt, worden te veel door het vuur veranderd, en zyn onnut. Eenige Extracten worden uit kruiden en wortelen "met wyn getrokken en dan in hec zandbad ter honigdikte uitgedampt, en zyn alsdan voornaamlyk tot de balzempillen dienlyk. De Heer stahl bereidde ze aldus voor zyne pillen. EXTR ACTUM CASCARILLiE. Wordt door 't kooken van den Cascarilbast met water bereid, daarmen het afkookzel in hec zandbad uitdampen laat. Als men één drachma Cc 5 Ex-  4io GENEES- en HEELMIDDELEN. Exrrcft in één once waters oplost, krygtmen Solutio Casca/ iUa. die in borstkwaaien nuttig is. De Cs.scarilla is in zelfftandigheid zo wel als in Extract eenigzins zamentrekkend, waarom zy in 't bloedfpouwen van veel nut is, als menze by andere middelen mengt. By voorbeeld, in hec bloedipouwen is het koude 'Decotl,Millefolii, tot eenen drank dienlyk, en alle drie uuren het Pulv. refolv. comp, als te vooren eene ader geopend is* en eenige temperende middelen gebruikt zyn. ' EXTR ACTUM ELLEBORI NIGRI. Wordt aan melancholyke perfoonen, driemaal tot vyf greinen met Elix. amar. gegeeven. Hec geeft aanleiding tot de fpeenen, en behoort tot de middelen, die ook nog tot in den endeldarm hunne werking uiten: waarom het ook fomwyien den geenen gegeeven wordt, wier aanbeijen naar de borst ftygen, om ze weder naar den endeldarm te voeren. FOLIA SEN^E sine stipitibus. Dezen zyn fomwyien, om den buik te zuiveren, te geeven. Alsmen een half of één drachma daarvan, als thee aftrfekr, zo zyn zy fomwyien werkzaamer dan Jalappen. Veele menfehen laxeeren na fterke middelen niet; dog wel na zachte, waartoe deze behooren. Anders kanmen in zulk een afkookzel ook nog van één tot twee drachma Cremor Tartar. en één once manna, ook wel een half drachma rhabarber doen. My is onlangs eeri poeder, onder den naam van Pou* dre de St. Germaine, bekend geworden, dat in flee-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 411 fleepende ziekten van voortreffelyke werkinge zoude zyn ; het beftaat hoofdzaaklyk uit fenebladen , met byvoeginge van Hem. Cardui, Anifi, Portulaca, nitrum, en fantalum rubr. Ik zal 'er eenige proeven mede doen. By eenen trommelzuchtigen , die eene hevige verftopping leed, waren my alle andere middelen onwerkzaam. GUMMI A R A B I C U M. Wordt ter oplosfinge van het kwikzilver tot de Plencklche iblutie gebruikt. In roodeloopen met veel pyn wordt daarvan een half once in water gekookt en tot pynftilling te drinken gegeeven. CAMPHORA. Wordt uiterlyk tot kruidkusfens, en tot het Pulvis ad Eryfipelas, van één fcrupel tot een half drachma gebruikt ; dog innerlyk tot het Pulv. Cath. of Bejoardic, gemengd, en tot één grein alle twee of drie uuren gegeeven. In kwaadaartige ziekten durftmen het niet eerder dan dat het hoofd doorwaasfemd is, geeven, anders is het fchadelyk. Men lost één drachma Campher in één once 01. Lini op, en men geeft vyf- en- twintig tot dertig druppen, tweemaal 's daags, als de tong by heete of kwaadaartige koortfen zeer droog of pynlyk is, nu met, en dan zonder water, daar deze oly de korst dex tonge verweekt, alsmen 01. Camphorat. extern. gebruikt, zo lost men in één once 01. Lint een half once Campher op. GUM-  412 GENEES- en HEELMIDDELEN. GUMMI GUTTiE. Is een tamelyk fterk buikzuiverend middel, en wordt van drie tot vyf. greinen gegeeven. Het heeft my in waterzuchtige toevallen veel dienst gedaan, als ik het naar omftanden in evengemelde gifte met Puk. diuretk. om den anderen en derden dag gegeeven heb. Rad. Valei 'ian Gumm. Arabic. 3 ij- Dit wordt in eenen (teenen mortier met een weinig Aq. fumaria gewreeven, tot dat zig de kwik in 'c geheel tot een flym verkeert: daarna mengt men 'er allengskens onder geftadig wry ven een half once Syr. de Gran. Cbermes. en agt oneen Aq. fumarice by, en men laac 'er den Lyder 's morgens en 's avonds twee eetlep-ls vol van  4i6* GENEES, en HEELMIDDELEN, van neemen. Alle Mercurialia vorderen goede ingewanden, en behoorelyke voorbereiding door buikzuiverende middelen, zuiverende dranken, baden en dergelyken. MERCURIUS PRiECIPITATÜS RUBER. Worde uit hec in fterkwater opgeloste kwikzilver bereid, en is een. goed heel middel in venerifche zweeren , mee Ung-. bafilk. gemengd. Worde ook eot het Balfamum ophthalmicum gebruikt. De Mercurius prtecipitatus albus, is zachter dan de Prcecipitatus ruber , en in hec fchurft door my heilzaam bevonden, zo als het caubius geleerd heeft, zelfs in de chronique fchurft; ais de oorzaken overwonnen waren. MERCURIUS SUBLIMAT. CORROSIVUS. Wordt uit kwik, zout en vitrioolgeest bereid, en is een zeer hevig vergif in weinige greinen. Als men hem in brandewyn oplost, en ter gifte een vierde grein tweemaal dagelyksch met melk geeft, wordt hy een nuttig middel ; maar dat omzichtigheid en eene melkdiëet vereischt; anders heb ik 'er de maagkramp van zien ontftaan. Ook wordt hy tot het Aqua phagadenica gebruikt, dat tot uitdrooging en zuivering in verouderde zweeren en ook tot wasfehing van het fchurft gebezigd wordt. MIXTURA P U R I F I C A N S. Beftaat ixhTinft. Amimon. regulin. Ei'}. Effents. Gua*  GENEES-en HEELMIDDELEN. 417 Guajac. Pimpinell. a. §j. en wordt voornaamlyk by het fchurft, of ook by venerique onzuiverheden, van dertig tot vyf- en- dertig druppen, dagelyksch tweemaal gegeeven. Doch beter zyn de pil. len uit Guajacum, met Sulph. Antimon. en Extr. Pimpinell. MIXTURA SIMPLEX. Beftaat uit Sp. Theriacal. Tartar. en Fitriol. en wordt in kwaadaartige koortfen by dranken gedaan; twee drachmas op zes oneen waters. Of als de koorts nalaat, doetmen van één drachma tot twee daarvan tot §j. Effent, fcordii, en men laat 's morgens en des vóórmiddags dertig en meer druppen daarvan neemen; maar 'snamiddags en 's avon ds, Pulvis refolv. fimplex. MIXTURA TONICO-NERVINA STAHLII. Beftaat uit Tinclura Antimon. § ij. en Sp. Corn. cerv. §]. en worde na uitgeftaane ziekten ter zenuwverfterkinge tot dertig druppen gegeeven. NITRUM DEPURATUM. Is uiterlyk onder gorgelwater , verder onder Mei Rofarum tot beftryking der keel, te mengen. Innerlyk met Tart. Vitriolat. of Arcan. duplicat. vermengd , verkrygt men het Pulvis temperans albus, dat in kleene giften verkoelt, en de opwellingen des bloeds maatigt. OLEUM DESTILLATUM ANISI. Is een windbreekend middel en de borst nuttig. Dd Als  4i8 GENEES- en HEELMIDDELEN. Als men drie of vier druppen met één once fuikers wryft, heeft men het Eheofaccbarutn, waarmede men water bezwangeren kan, dat in ftede van Aq. deftillat. kan worden gebruikt. OLEUM DESTILLATUM CARUI. Is een fterk winddryvend middel. Men kan één of twee druppen met Liq. anodyn. geeven of een Elceofaccharunt daaruit bereiden. OLEUM JUNIPERI. Is een pisdryvend middel, en kan by Phlegmatifche waterzuchtigen, van één tot twee greinen met het Pulv. diureticus gegeeven worden. OLEUM LINI RECENS. Goede, zuivere en verfche oly is beter tot het gebruik dan oly van oude en wormfteekige amandelen. Het verzoet de fcherpcen uitneemend, en mindert de droogte der keele en der tonge in heete koortfen, als het met Campher vermengd is. Het wordt fomwyien by verbrandingen, met een eijerdoir zamen geklopt, gebezigd, en ook by de verzachtende Clysteeren gevoegd. OLEUM TARTARI PER DELIQUIUM. Kan by groot maagzuur en oprispingen, dagelyksch twee of drie maaien tot twintig druppen gegeeven worden. Als men in deeze oly het Ace. turn vini, adpunblum faturationis drupt, zo verkrygtmen ex tempore het Liqiwr digeftivus Boer- havii;  GENEES- en HEELMIDDELEN. 419 bavii; dat in plaatfe van het Liquor Terra foliat. Tartar. gebruikt kan worden om daarmede de Extraólen optelosfen. OLEUM VITRIOLI. Is een zeer geconcentreerd mineraalzuur. Als men één once daarvan met agt oneen waters vermengt, zo verkrygtmen het Sp Vitrioli, dat de dranken in heete ziekten zuur maakt en het bederf wederftaat. Alsmen Sp. Vitrioli met fuiker vermengt, kanmen eenen koeldrank daaruit bereiden , die voor tedere zieken zeer goed is. OXYMEL SQUILLITICUM. Wordt uit Acetum fquillicum met honig bereid , en in borstverflymingen theelepelswyze gegeeven. Het bevordert de uitracheling en is dienftig in de engborstigheid, Asthma% en flikkingen^ Het kan met Gummi ammoniacum en met gedistilleerd water opgelost, in de borstwaterzucht nuttig zyn. By zeer taaijen flym in de longen, kanmen tot één once Oxymel één drachma Sp. Sal. ammoniac. voegen, en daarvan alle twee tot drie uuren, één of twee lepels vol geeven: alsdan lost het op en bevordert de uitracheling. PASTA PRO EMULSIONE. Wordt uit zoete amandelen en fuiker bereid. Men doet één once daarvan tot zes oneen waters, en men bereidt ééneEtnulfie, die men andere dienstlyke middelen; doch geene zuuren, by» Dd 2 voe-  420 GENEES- en heelmiddelen. voegen mag. De melkdranken moermen niet boven twee of drie dagen gebruiken; overmits zy in de maag ligtlyk garstig worden. Zy zyn nuttig in borstziekten, alwaar veele fcherpte is. Dikmaals verwekken de fpaanfche vliegpleisters een brand in het water, die door deze weggenomen wordt. Ook kan een melkdrank den zwakken krachten byzetten. Campher Iaat zig zeer wel hierin oplosfen. Voegtmen 'er Elaofaccbarum analepiicum by, zo kan het als een zogenaamde hartfterking dienen. Sal volat. corn. cervi 'er by gemengd, heeft by eenen zinkenden pols in kwaadaartige koortfen zyn nut. Ook in galkoortfen zyn de melkdranken dienstig en ftillen dikwerf het braaken. PlLULiE balsamica: Beftaan uit verfcheidene Extracten, gommen en rhabarber met een weinig Nitrum depuratum, en worden in verftopte ingewanden, in derdendaagfche koortfen, en aanbeijen, met nut, dagelykfch één of tweemaal tot één fcrupel gegeeven. Zo menze eenige dagen na malkanderen gebruiken laat, verwekken zy mede buikvloeijingen. Het voorfchrift is als volgt: Gumm. Heder. Myrrb. cent. aa. gj. Extr. vinos. heder. Terrefïr. §P. 1 Cent. min. card. bened. Aq. Rofar.Taa. §ij. Fumar aquos. Cochlear. vinos. aa". §*. Pimpinett. alb. vinos 3Ïj. Aloè's. §j3. Rbei opt. 3v. Extr-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 4*1 Extr. Ellebor. nigr. 3ij. Terebinth. cocl. 3ijs. M. F. PlLULJE. PILULiE IN OBSTRUCTIONE VISCERUM. Het voorfchrift is, ^. Pilul. bals. Gumm. ammon. Sapon. Venet. a. a. §]. M. PILULiE ICTER-lCiE. Beftaat uit Limat. Mart. 3j. Sapon. Venet. Extr. Camomill. a. a. H*. M. En worden in de geelzucht met rhabarber gegeeven. Zy maaken in meenige gevallen den buik los: wanneer braakmiddelen, bittere Extraéten, waterige rhabarber, tinctuur en balzempillen de leververftopping geheven of eene nalaating der krampachtige zamentrekkinge haarer huiden veroorzaakt hebben , zo kunnen zy als een goed verdeelend en fterkend middel, 's morgens en 's avonds gegeeven worden. Ontelbaare reizen hebben deze pillen de beste werking gedaan , en zelfs zyn zy in de ingewortelde geelzucht heilzaam geweest. Ik gebruikze zonder Dd 3 fcha-  412 GENEES- en HEELMIDDELEN. fchade, zodra de nauwheden ten lyve uitgedreeven zyn. PILULiE RESOLVENTES. Beftaan uit Pilul. balfam. Gumm. Ammon. & Sapon venet. part aquales, en geeven ons grooten dienst in fleepende verftoppingen der onderJyfsingewanden. PILULiE PECTORALES. Beftaan uit de Maffia Pilular. in obfiruèlione viscerum, fuccm. liquirit. Extr. Cascarill. Enula. Maf. Pilul. de Cynoglof. en defiill. Anifi. Zy zyn nuttig in borstkwaalen, zo alvoorens flymverdeelende middelen gebruikt zyn; ook by fterke uuracheling, In dit geval laatmen Cascarilfolutie tweemaal dagelyksch, als vóór en namiddags, en deze pillen vroeg en laat, neemen. PILULiE PURGANTES MERCURIALES. Bereid ik uit Pilul. in obfirucl. viscerum, Refin. Jalappa, Mercur. dulc. en 01. Fcenicul. Zy worden tot den afgang, by den geenen, die geene poeders gebruiken kunnen, ook by venerifche Jyderen, naareisch van zaaken , toegediend. PULVIS AD ERYSIPELAS. Beftaat uit meel, Bolus, vlierbloemen, zoetnoutpoeder en Campher, en wordt by de roos met vlas omgeflaagen. Wanneer men eene ader gelaaten heeft, zo wordt daarby het Pulvis refolv. fimpl,, alle drie uuren tot bevordering van  GENEES- en HEELMIDDELEN. 413 van het zweet gegeeven. Eindelyk laxeert men met Sal. mirab. glauber. Ontbreekt het roozepoeder, dan kan warm meel met een weinig zouts deszelfs plaats bekleeden; want de huid eischt flechts eene geringe prikkeling; en daarom is ook koud water of Aqua vegeto • mineralis tevens in den aanvang in deszelfs plaats te gebruiken. Doch by eene groote ontfteeking zou het roozepoeder voor den fchyn dienen; want zo dePhlegmone haare zitplaats in de vethuid heeft, en de fpanning groot is, moeten dieper indringende middelen aangewend worden. Zodanigen zyn Bals. vitce extern. %']. Sal ammoniac. in twee pond waters ontbonden. Daarmede ftooftmen: doch zodra de ontfteeking een weinig nagelaaten heeft, neemt men, in ftede van dit water, het Aqua vegeto-mineralis. PULVIS CATARRHALIS. Beftaat in drie deelen vanhetRefolvensfimplex, en één deel Arcanum duplicatum, en wordt in vloeikoortfen van den beginne af alle drie uuren gegeeven. Men kan 'er Campher byvoegen, als het zweet voor handenis, en zig eene Catarrbalis maligna vertoont. Daar het Arcanum duplicatum bezwaarelyk optelosfen is, zo meng ik'er, in deszelfs plaatfe, het Sal. mirab. glaub. by, en ik doe 'er de gewenschte uitwerking mede. PULVIS CAUSTICUS. Beftaat uit gebranden aluin en Cyprifchen vïtriool. Zo men daar een weinig van in wonden en zweeren, 4aar wildvleesch aanweezend is, ftrooit, Dd 4 zo  424 GENEES- en HEELMIDDELEN. zo neemt zulks het zelve weg. Lapis infernalis , ung. JEgyptiac. en Mercurius pracipitat. ruber. behooren hier mede toe. Bacilli corrofivi béftaan uit Mercurius fublimat. Gummi traga. cantbi en fuiker. Een weinig daarvan in de klierzweeren geftooken , helpt dezelven verteeren, en daardoor heb ik dikwerf lang onheelbaar, fchynende gebreken van dezen aart geheeld. Men hebbe maar aantemerken dat men zulks flechts om den derden of vierden dag aanwende ; want zy veroorzaaken by een dikwylig gebruik eene ontfteeking en Efchara, en beiden moeten 'er niet zyn, alvoorens men 't zelfde op 't nieuws gebruikt. PULVIS DIURETICUS. Beftaat uit gerooste Jeneverbeziën, Pulv. rad PimpinelU albce en Nitrum Amimoniat Het wordt twee drie tot viermaaleq dagelyksch, van een fcrupel tot een half drachma, en nog in fterkere giften gegeeven, by waterzuchtige toevallen , inzonderheid by de Anafarca, £? Oedema pedum, voornaamlyk, zo die na heete ziekten ontftaan. In 't laatfte geval geeftmen het 's morgens en 'savonds; dog voor- en namiddags de Mixtura tonica-nervina Stablii, als een zeer werkzaam middel. PULVIS DYSENTERICUS EVACUANS. Beftaat uit gelyke deeknlpecacoattba &Rheum en wordt als een zeer goed braakmiddel van 9i. tot 3*. gegeeven.. Ik iaat het in kwaadaartige koortfen teffens met hetLmiet/t, vier of vyf greinen .  GENEES- en HEELMIDDELEN. 425 nen, twee of driemaaien geeven, en ik verkryg een zacht braaken, zonder de krachten te verzwakken. Ik geef het dus ook wel de eerfte dagen, en voer daardoor zachtkens en goed de onzuiverheden uit. Op zig zeiven geef ik geenen Tartarus emetkus tot braaken , ten ware aan een fterk mensch met openbaare grove maagönzuiverheden belaaden ; doch wel met nut twee of drie grein in vier tot zes oneen waters opgelost; waarvan alle twee uuren, één of twee lepels vol genomen worden; of ik neem 'er twee drachmas Pulv. refolv. fimpl. by. PULVIS PÜRGANS. Wordt uit Pulv. Rad. Jalappa, fal mirabile, en 01. Anifi bereid en van een half drachma tot twee fcrupels gegeeven. Men merkt dikwerf dat de purgeermiddelen by de volbloedigen onwerkzaam zyn; waarom men niet eerst purgeeren, en dan aderlaaten, zo als eenige Geneeskundigen dryven, maar omgekeerd te werk gaan moet, zo men verftandig handeten wil. Doch dikmaals zyn zachte Laxantia werkzaamer dan Purgantia. Waarom men, alvoorens men diergelyke middelen ingeeft , verneemen moet of de zieke bezwaarelyk purgeert. Zo ja , dan is Pulvis lenkns, alle twee uuren tot een half drachma genomen , dikmaals werkzaamer dan een Purgans. Of men geeft in dit geval ook Sal mirabile of een Infus. fenna\ Rbabarbari & Manna. FULVIS ABSORBENS NITRAT. STAHLII. Beftaat uit Conch. Lapid. Cancrorum ppt. en Dd 5 Ni-  42(5 GENEES- en HEELMIDDELEN. Nitrum tot gelyke deelen, Doetmen 'er het vierde deel of ook gelyke deelen rhabarber by, zo heeftmen het PULVIS LENIENS ORDINARIUS. Men kan het ook uit gelyke deelen Conchar. ppt. /al. mirabil & Mei bereiden, Hec eene of het andere dezer poeders wordt te gelyk in den beginne den foldaaten toegediend , die of zuure oprispingen, maagdrukkingen of walgingen hebben; het wordt in den aanvang by koude en heete koortfen, van één fcrupel tot een half drachma gegeeven. Zo vier-en-twintigof agten-veertig uuren lang een poeder genomen is, geeft men een Evacuans, en daarop andere middelen, den zieken dienelyk. Men kan dikmaals met deze poeders alleen, veele tusfchenpoozende koortfen geneezen. pringle en anderen berispen het gebruik der Abforbentia, en zy hebben hun nadeel beweezen; Nitrum, tartarus, Sal ammon. en loogzouten aangeraaden, die zeker zeer heilzaam en beter dan de aardene zyn. Maar daar tot derzelver gebruik en aanwending meer overleg vereischt wordt, zo heb ik het Pulvis leniens hun teffens met den beginne te geeven, het beste gevonden. Dikmaals voeg ik by dit poeder in tusfchenpoozende koortfen het Sal ammoniacum, en in verftoppingen het Sal tartari tartarifatum, en heb 'er mede geflaagd. Men kan de rhabarber niet aan de zyde ftellen, ten aanzien zyner laxeerende eigenfchap. Khaponticum ftopt veel meer. Tot drie deelen van dit Pulvis leniens één deel Pulv.  GENEES- en HEELMIDDELEN. 427 Pulv. Pomor. Aurant. virid.ficcat. gedaan, maakt het Pulvis leniens c. aurant. dat by winden, kolyken, ftoelgangen met of zonder Sp. Nitri, dulc. Laudan. liquid. fydenh. goede dienftcn doet. Men hebbe wel aantemerken dat het Laudanum niet vóór genoegzaame uitloozing en niet boven twintig druppen, één, twee, of ten hoogden driemaal gebezigd moet worden. PULVIS PECTORALIS. Beilaat uit fyngemaakte borstkruiden, Rad. Ireos florentin. en fuiker, met byvoeginge van 01. Amfi, en is daarom in 't hoesten tot deszelfs losfing en tot verbetering der vochten dienftig. PULVIS PRO SCABIOSIS. Is den fchurfden byzonder nuttig, die teffens < met venerifche onzuiverheden befmet zyn. By deszelfs gebruik rnoetmen zig vooral voor de verkouding wachten. Zie hier deszelfs voorfchrift Antimon. crud. _ Sulpbur. Antimon. aa. gr. iij. Merc. dulc. gr. j. Concb. 6(j. gr. v. M. F. Pulvis. PULVIS PURIFICAN5. Beilaat uit Fuligo fplendens, Rbeum en flor es fulpburis, en is in het fchurft een uitdryvend en zuiverend middel, dagelyksch één of tweemaalen ■4 , ge-  428 GENEES- en HEELMIDDELEN. gegeeven, van goeden dienst; voornaamlyk zo een zuiverende drank daarby gedronken wordt In t algemeen eischt het fchurft een goeden leefregel en lyfverfchooning. PULVIS RADICIS ARI. Wordt fomwyien met Kina vermengd, en in koortfen, daar.zinkingvloeijingen voorhanden zyn, met nut gebruikt. In heupfmjrten is het van goeden dienste als men 't versch bekomen kan. PULVIS RHABARBARI. Wordt het meeile in Pulv. leniens^met en zonde]i Aurant. in het Pulvis dyfenter. evacuans, doch zelden op zig zeiven, gegeeven. Zy zyn dienstig in buik- en roodeloopen en veele kwaaien der ingewanden. Enkel geeft menze zelden als een Laxans^van gj tot 9ij. doch wel met zout of /», Jujum.fienna & Manna. Voor zig zeiven neemtmen waar, dat zy in fterke giften na de buikzuivering, verftopping verwekt; doch in kleene gifte met andere middelen vermengd, is zy weekmaakend en opent zachtjes het lyf. Hierom wordt zy in den druiper, door het lang aanhoudend gebruik zeer heilzaam. PULVIS RADIC. SERPENT. VIRGINIAN^. Is een voortreffelyke giftweerende wortel. In kwaadaartige vloei- en rotkoortfen, in vlekkoortfen, mazelen en uitflag worden daarvan vyf greinen by het Pulv. refolv. fimpl. gedaan; daar hec be-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 429 heter dan Bezoardicus Sennerti of Pannonicus ruber is. Men kan 'er ook een afkookzel uk bereiden , en het zelve als een drank neemen laaten. PULVIS RADICIS VALERIAN^E MAJORIS. Kan in verfcheidene gevallen voor de Serpentaria dienen ; doch voornaamlyk is zy een wurmdryvend middel. Zy wordt van 30. tot 9ij. drie of viermaalen met of zonder Limatura ftanni gegeeven. Men moet by wurmen, inzonderheid by lintwurmen, nu 'smorgens, dan voormiddags, en niet op gelyken tyd de Anthelmintica geeven; overmits de wurmen dezen tyd merken"; , zig of aan het gedarmte vastzuigen of zig in malkanderen wikkelen, ten einde het geneesmiddel hen verby glippe. Maar heeftmen het middel op verfcheidene tyden , zes of agt dagen lang gegeeven, alsdan geeftmen een Pulvis purgans in fterker gifte, en men laat by beginnende werking zeer veel koud water nadrinken, zo gaan dikwerf geheele nesten ten lyve uit. Zo by den lintworm een mengzel van twyngarengelykende wormen afgaat, zo is de geneezing voleind. Men doet wel zo men daarna Elixir viscerale geeft. PULVIS RESOLVENS SIMPLEX. Beftaat uit het Pulvis Citratus, Conch. ppt. & Sal mirabile, partes cequales, na dat te vooren den eerften en tweeden dag Lenientia en evacuantia gebruikt zyn, is dit poeder dienftig in goede en kwaadaartige koortfen tot één fcrupel, alle drie uuren op zig zeiven, of met andere middelen  430 GENEES- en HEELMIDDELEN. len gepaard. By voorbeeld, in kwaadaartige koortfen met den Rad. ferpcntar. Virginian. major, of Camphor. Of by v/ormen, in rotkoortfen, in heete koortfen , met het Mixtura fimpl. of" Sp. nxtri dulc. vermengd. Hy bevordert in 't algemeen de doorwaasfeming, en dryft de verdorvene Hof daardoor ten lyve~uit. PULVIS RESOLVENS COMPOSITUS. Beftaat uit het voorige, met byvoeginge van een vyfde deel Extraclum of Pulvis Cascarilla, en wordt in bloedfpouwen alle drie uuren tot één fcrupel gegeeven. In zwakke longen by fterke uitwerpingen, in buikloopen na dat de uitloozingen toereikend gebruikt zyn, wordt het tot verfterking der maage en darmen fomtydsnogmet Limatura martis gegeeven. PULVIS STER NUT ATORIUS. Beftaat uit HB. Majoran. Flor. Lilior. convall. cubeb. en fuiker. Het is nut in hoofdverkoud*heid. Dikmaals klaagen de zieken over hoofdpyn, voornaamlyk in 't voorhoofd of boven de oogen, die van verharden flym in de Sinus frontales ontftaat. Zo men deze lyderen, eenige dagen den damp van warm water, en daarop eenige fnuifjes van dit poeder fterk in de neus optrekken laat, zo volgt een fterk niezen; waarmede dikmaals fchielyk, fomtyds ook na eenige dagen een verharde flym uit de neus, metoogenbliklyke verminderinge van alle pynen weggaat. PUL-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 431 PULVIS TEMPERANS ALBUS. Beftaat uit Lapid. cancror. Tartar. Vitriolat. en Nitrum, en wordt in de opwellingen, ook in de hitte der tusfchenpoozende koortfen, alle uuren van gr. x. tot 9j. gegeeven. Het Sal. mi' rabile Glauberi is nog nuttiger; het is ontbindbaarer dan Tart. Vitriolat. en niet zo prikkelend als het Nitrum, hoe zeer het zelve gezuiverd zy. SAL AMMONIACUM DEPURATUM. Is een voortreffelyk zout tot in- en uiterlyk gebruik in tusfchenpoozende, voornaamlyk alle en derdendaagfche koortfen. Het lost de verftoppingen der ingewanden op, zo 'er te vooren Lemen, tia, evacuantia, Elixiria amara en pilula balfamicce zyn gegeeven geworden. Men kan het twee uuren vóór den aanval van 30. tot 3j. gebruiken laaten. Uiterlyk dient het tot verdeelende ftoovingen. By voorbeeld, neem azyn en water aa. mj. Sal ammoniac. §j. Dit kanmen warm of koud omflaan, zo myne Arquebufade ontbreekt. Het zuivert de vuile wonden en neemt de eeltachtigheden in de pypzvveeren weg, zo het, in water opgelost, daarin gefpuit wordt. Het bevordert de affchilfering der beenderen, als men het op de bloote beenders ftrooit, daar men echter de randen der huid en van 't vleesch met plukzel bedekken moet, op dat het 'er niet aanraake en te groote pynen veroorzaake. SAL  432 GENEES- en HEELMIDDELEN. SAL MIRABILE GLAUBERI. Is een voortreffelyk digestief zout, in kleene dranken , tot 3}. twee- of driemaal 's daags te neemen. Tot 9j. -alle twee uuren is het een temperans Tot §.s, 3vj. tot 5j. is een Laxans in ftede van het Sal Anglicttm of Sedlicenfe. Ik los twee drachmas tot een half once ineen halfquart of meer waters op, en laat het in de verftoppingen der ingewanden met groot nut gebruiken. SAL.VOLATILE CORNU CERVIRECTIFIC. Wordt in eenen zwakken en zinkenden pols, van gr. v. tot x. in de Potio analeptica, en by mgeflagen uitflag, als vlekkoortfen, mazelen enz. met nut toegediend. Dikmaals neem ik het tot bereiding van den Sp. Mindereri. SPECIES MUNDIFIC. VEL LIGNORÜM. Hebben het Lign. Guajac. tot ba/is; by welk men de Rad. Gramin. Rad. Saponarice, Turio«es Pint en Rad. Liquirit. voegt. Hiervan verkookt men een half once met twee quart waters tot op de helfte, en men laat 'er dagelyksch van, voornaamlyk in venerifche ziekten, drinken. Ook kunnen zy in de Ifcbiatica, en andere flymziekten dienen. SPECIES PECTORALE S. Beftaan in borstkruiden, die als thee opgefchonken, by den hoest en borstkwaalen gedronken worden. Millefoliumen HB. Pulmonariaarborea zyn in deze gebreken ook zeer dienftig. SPE-  GENEES, en HEELMIDDELEN. 433 SPECIES PRO CATAPLASMATE. Beftaan miSem.fanu graci, Hïï.Melilot, Mal* va enz. Zy worden, om te weeken, met melk of water tot een pap gekookt; ook mogen zemelen en broodkruim daarby gemengd worden. Som. wylen doet men 'er Bals. Vita by; voornaamlyk, zo men verdeelen wil; of men kooktze in Aq. vegeto - mineral. waarmede men builen, alvoorens zy ontftoken zyn, verdeelen kan; daarmen echter innerlyke zuiverende middelen en uitdryvingen tenens geeven moet. Zo men de melk of bet water eerst kookt en 'er alsdan de Species ïnftrooit en kookt, tot dat de pap dik en niet zeer nat zy, zo houdt zy de warmte langer, en is byzonder 'snachts nuttig, daarmen haar dan zo dikwerf niet verwarmen kan. SPECIES PRO CLYSTERE. Zyn of Emollientes of Carminatha. De eersten beftaan uit verweekende kruiden, en worden Species emollientes genoemd; doch de laatften beftaan uit HB. Chamomilla , fem. carui enz. waarvan een handvol tot twee klysteeren genoeg is. Zo het klysteer prikkelen moet, doet men 'er zout by; maar moet het verzachten, dan 01. Lini, of 01. Carminativ. In roodeloopen geeft men klysteeren uit fchaapepootenpap met kamillen gekookt. Dit afkookzel is ook innerlyk tot drinken nuttig. SPECIES PRO GARGARISMATE. Beftaan hoofdzaaklyk uit weekmaakende en E e ver-  434 GENEES- en HEELMIDDELEN. verdeelende kruiden, die in water gekookt worden. Men kan Nitrum 33. ook Mei Rofarum t^VnZaChn»g,by,gr00Ce fcherPce en Pyn» ook Ej]. Pimpmell er bydoen. Om week te maaken kookt, menze in melk, en men mengt 'er ween en honig by. Jb SPECIES RESOLVENTES. Worden uit welriekende verdeelende kruiden bereid, droog, met Campher vermengd; en op gezwellen, vloeijingen enz. droog gelegd, of men kooktze in water, en men bevocht doeken met Sp. Vini campborat.; of men mengt 'et Bals. vita extern, by; of men kooktze in Aq. vegeto-mineral. Maar die myne Arquebufade of Aq. vegeto-mineral. of Solutio Bal/dm. vita extern, of oxycratum weet te bezigen , kan deze Species tot floovingen misfen. In het algemeen zyn de zogenaamde krachtige ftoovingen minder nuttig dan deze middelen. SPIRITUS MINDERERI. Beilaat eigenlyk uit Sal ammoniac. en azyn of citroenfap, en dient in rot- en kwaadaartige koortfeü. Zo men hem aldus te zwak acht, zo neeme men Sal volatil. corn. Cervi reclificat.; laate het met citroenkip opbruisfehen, en men geeve het onder dezen naam. SPIRI1US SALIS AMMONIACI VOLAT. Wordt uit Sal ammoniac. calx viva fcf Sp.  GENEES- en HEELMIDDELEN. 435 frumenti bereid , en in bezwymingen , om te rieken , gebruikt; ook fomwyien in pypzweeren, om de vereelding weg te neemen, gefpuit. Doch vermits het fterk brandt, neemt men liever het opgeloste zout in deszelfs plaatfe. SPIRIT. SALIS AMMONIACI ANISATUS. Beftaat uit Sal Ammoniac. Sem. Anifi, Sal alcal. en Sp. Vini fimpl. en wordt innerlyk by kink- en ftik-hoesten met Oxymell. fiquilliticum (twee drachmas met één once van het zelve vermengd) dikmaals en met nut gegeeven. SULPHUR ANTIMON. AURA T.teuti/e pr^c. Is een voortreffelyk oplosmiddel, waarom het tot Pulvis pro ficabiofis genomen wordt: dient in zinkingen en is in alle- en derdendaagfche koortfen heilzaam, daar men, volgends den HeeruNZER Sulpb. Antlmonii, Ocul. Cancrvr. pp en Sal mirabile aa. sj. neemt, zulks in agt deelen deelt, en 's morgens en's avonds één deel neemen laat. Braakt de zieke van de eerfte gifte, zo gefchiedt het by de tweede en derde maal niet meer. De koorts blyft zeer dikwyls hierdoor uit, en de inftortingen voorkomt men door den Cortex peruvianust TARTARUS EMETICUS. Is in den grond het geen Sulphur Antimonii Mi Het is van twee tot drie grein een braakmiddel, waartoe ik het echter zelden, zo niet bv zeer fterke geltellen, gebruik. Ik los twee of drie greinen  456 GENEES- en HEELMIDDELEN. in zes oneen waters op; voeg 'er het Pulvis refolv. fimpl of Len. by, en laat 'er alle twee uuren één lepel vol van neemen. Zo doet het in flymziekten en drongen hoest, in Iendenpyn, verftopte ingewanden en in de Gutta ferena grooten dienst; Ja het is nuttig den eerften en tweeden dag, by rotkoortfen, en is in 't algemeen, in bekwaame handen een zeer goed middel. / TINCTURA ALOËS. Is een werkzaam middel, even als het Extraclum Ellebori nigri, en behoudt haare bitterheid ook nog in den afgang. Zy verhit zeer, waarom men haar den Phlegmaüquen alleen te geeven hebbe. TINCTURA ANTIMONII REGULINA. Beftaat uit den met Nitrum depurat. verkalkten Regulus Antimonii: waaruit met Alcohol vini, de Tinblura of de Sulphur getrokken wordt; waarom Sulphur Antimonii, in derzelver plaatfe nuttiger gebruikt kan worden. Zy wordt by het Mixtura purificans, en Mixtura tonico - nervina Stahlii voornaamlyk genomen. Zo men vyf deelen Nitrum ficcat. met één deel Regulus Antimonii Martialis in twee uuren verkalkt, en daarna hoog gereaificeerde Sp. Vini 'er warm opgier, en digereeren Iaat, zo krygtmen eene Tinctuur die zo rood als Eff. Lignor. uitziet; zeer veel flaalzwavel in zig houdt, en veel werkzaamer dan die der Apotheeken is. TINC-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 437 TINCTURA ACUSTICA. Beftaat uit Eff. croc. Sp. Bezoardic. Busfii, Bals. Maftich. Liq. anodyn. Ef. Myrrb. & Campbora, en wordt in het zwaare gehoor en de oorpyn, nadat de ooren van hün fineer gezuiverd zyn, tot één of twee druppen op boomwol gedrupt, in de ooren geftopt. TINCTURA CORALLIORUM. Is wegens de aanneemelykheid, zo als de Ef. dulc. of op zig zelve, of met Liq. anodyn. vermengd , in onmagten of zwakheden van tien tot vyftien druppen, als een verlterkend middel te geeven; doch de krachten komen niet van de koraalen. UNGUENTUM iEGYPTIACUM. Wordt fomwyien tot zuivering der zweeren vereischt; ook in chanquerachtige zweeren, venusbuilen enHals-Chancres wordt het fomwyien, als het Aqua Phagadenica niet werken wil, toegediend. UNGUENTUM ALBUM CAMPHORATUM. Is te misfen: als men Extr. Saturni met olyföly zamen mengt, heeftmen het Unguentum nutritum, dat in verbrandingen, met myne Arquebufade alles geeft wat men wenfchen kan. Ee 3 UN-  438 GENEES, en HEELMIDDELEN. UNGUENTUM BASILICON. Wordt uit wasch, talk, oly, terpentyn, witte harst en pik bereid, en met plukzel op wonden en zweeren gelegd als de zodanigen met andere middelen opgevuld zyn. Het wordt ook alleen gebruikt, zo geene peezen , zenuwen of beenders bloot zyn, waarop het niet komen moet, aangezien vette dingen fchaden. Men verbindt ?er de Feficatoria ook mede. UNGUENTUM CONTRA SCABIEM. Wordt uit verkensreuzél, Oleum Laurini fulphurat, en Extr. Satumi Goulardi bereid, doch niet gebruikt, voor dat het lichaam door Mundificantia gezuiverd zy. Men moet 's avonds voor dat men te ruste gaat, eerftlyk eene erwtgrootte tusfchen de vingers, den volgenden dag twee of drie maal zo veel in 't gewricht der hand, en den derden dag even zo veel in 't gewricht der elleboog wryven; maar zo 'er eene Efchara by de vochtige fchurft is, zo weektmen dezelve met Ung. pommat. cum Mercur. pracipit. alb. of Ceratum Satumi. UNGUENTUM DE LINARIA. Wordt by pynlyke Aanbeijen gebruikt; maar men doet beter als men dagelyksch driemaal zulke Aanbeijen met Aq vegeto-mineralis wascht, en 'er dan Ceratum Satumi overlegt, zo heeftmen groot voordeel. • UN-  GENEES- en HEELMIDDELEN. 439 UNGUENTUM EXSICCANS. Wordt tot het verbinden van oude beengebreken gebruikt, daar men het op linnen derwyze flrykt, dat het eenige vingers breed over hec gebrek uitftrekt. De hoofdzaak om de oude zweeren te heelen, komc op de inwinding der voeten aan; wanneer men van de teenen aan tot over de knie, effen, niet te los ook niet te vasc omwindc, zo heelen diergelyke zweeren, fchoon zy nog zo Hecht zyn, in eenige maanden. UNGUENTUM NERVINUM. Worde uit eenige reuzeis, met byvoeginge van zenuw fterk en de olyen bereid. Daarmede worden ftyve gewrichten na beenbreuken of na wonden ingeftneerd Dikwerf zyn zeepachtige omflagen uit Bals vitte, of versch geflachtene dieren, dikwyls ook drupbaden beter: hetwelke naar de omftandigheden moec ingerichc worden. VITRIOLUM DE CYPRO. Wordt als een zuiverend en bytmiddel, in plaatfe van den Lapis infemalis, in Aqua Calcis ontbonden, tegen het wild vleesch in wonden en zweeren, zo ook tegen de Chanquerzweeren en Condylomata, na dat zy weggelheeden of gefcarifkeerd zyn, gebruikt. Solutio Lapidis divini doet dezelfde dienst, en wordt dikmaals in oogwateren tot zuivering der oogen gebruikt: doch de Balfamus ophthalmicus cum Mercurio is in dit geval onfeilbaarer. EINDE. Ee 4 RE-  REGISTER ONTLEEDKUNDE. JBefchryving der Beenderen. gladz. i der Banden. ',7 " der Spieren. so ' ' fier Ingewanden. ^ _ " ■ — van de -Berst. g2 " —— . van het Hoofd. 93 De B L O E D V A A^T KUNDE. iof? De ZENUWKUNDE. 120 De GEZONDHEIDKUNDE. 135 Van de gronddeelen der dierlyke lichaamen. 147 — den omloop des bloeds. 148 — de natusir des bloeds. 149 — de afkleinzinge der vochten. 150 —- de tuinwerken der fpysverteeringe en van het melkvocht. j._ — het tuigwerk der borst en der ademhaalinge. 160 1— den wasdom en voeiling. jfi. — de voortteeling des geflachts. i?0 ZIEKTE- en GENEESKUNDE. 173 Van de koortfen in 't gemeen. ig2 EENVOUDIGE KOORTSEN. Tuflchenpoozende koorts. Anderendaagfche koorts. Derdendaagfché koorts. Geneeswys der tuflchenpoozende koortfen, door den Vertaaler. 20I Enkele ontfteekingkoorts. 2,fj Geneeswys der aanhoudende en omftekingkoort- fen, door den Vertaaler. t 2Ip Galkoorts. S2~ Rotkoorts. 22J? Aan.  REGISTER. Aanmerkingen over den heeten uitflag der huid. Bladz. 231 De Rotkoorts ter Zee door den Vertaaler. ■ 239 Ontfteekingkoorts. 270 Zinkingkoorts. 278 Jichtvloeijingkoort*. 279 Verbinding der koortfen met zig zeiven en met andere ziekten. 286 Van db ZIEKTEN die op ZEKERE TYDEN WEDERKOMEN. 291 De waterzucht. 293 Wind- of trommelzucht. 397 Geelzucht. 299 BUIKVLOEIJINGEN. Buikloop. 301 Roorleloop. 302 Spys- en Chylvloed. 306 Bort. 307 Kolyk. 3°8 Wurmen. 3°P BLOEDVLOEIJINGEN. Neusbloeden. 311 Bloedhoesten. 312 Speenadervloed. 314 Venusfmet. 3i<5 De Scheurbuik ter Zee, door den Vertaaler. 324 HEELKUNDE. Inleiding. 332 Van de GEZWELLEN. Ontfteking gezwellen. 33S Ooggebreken. 343 Bloed-  R E G 1 S T E R. Bloedgezwellen. T3]adZt Siym- en Watergezwellen. ,^ Verharde en Knoestgezwellen. ^ Va nde ZWEEREN. 36r Van de WONDEN. 370 Vak de BEENBREUKEN. 374 Van de ONTWRICHTINGEN. 376 GENEES- en HEELMIDDELEN. Inleiding. , g Weekmaakende, vetflappende, lenigmaakende. 383 Uitdroogende. ^g, Verlterkende. lbid. Zamentrekkende. 285 Hartflerkende, verkwikkende, zenuwfterkende. 386 Digestiefmiddelen. Zachte en fterkere buikzuiverende. lbid. Slymverwekkende en openende. bf?» Zweetdryvende. Pisdryyende. lhidi Bederfweerende. lbid. Pynftillende. 2 " Ettermaakende. jbilim Bytende, knagende, verteerende. >, lbid'. Wondzuiverende.. 3p/ Verdeelende. Eenige byzondere genees- en heelmiddelen. 392 EINDE des REGISTERS.  By den UITGEEVER dezes zvn mede te BEKOMEN: Greenbeil overEzechiel, 4. deelen, in Quarto. ƒ18: 0:0 Rambach enZebncr, Zamenftel der OntfcbuL digen , in Quarto. I: 16": o Klaarbout, ft'lofes aloude Schaduwleer, met zes frsaije Plaaten van S. Fokke, in Quarto. 4: 0:0 Strujk, Lilei.iing tot de Algem. Geographie en Sterrekunde met Plaaten, in Quarto 4: 15: o — Vervolg van de Befchryvmg der Staart- fterren, met Plaaten, in Quarto. 3: 15: o — Uitrekenen der Kan len , in Quarto. 2: 0:0 Bennevoeli, Heelk. Waarneeming. o: 18: o Moublet, over de Afzetting der Deijen. o: 12: o Parrefon, Natuurk. Aanmerk, over de Voort- teeling der Dieren en Qewaflèn. o: 18: o Peerenboom, over de Melkwoiding. o: 6: o A Titfing, over de Koortfen. o: 18: o Boerbavtn. Geneesk. Onderwyzing. 2: 10: o Schaf er ^Verh. over de Botten of Zuigflakken in de lever der Schaapen. o: u : o Ledran, Verh. over de gefchootene Wonden, o: 161 o Clutium, over de wondetbaare en God ver-heereiykende huishouding der Beijen. o: 12: o Rcaumeur , Konst om tamme Vogelen uit te Btoeijen en diveifche Vermaakelykheden van de Natuur!. Iliflorie, met 25 Plaaten, 2 deelen. 2: 10: o Maulyk Morgen Ontbyt en Juffïrl. Theegerecht. of Verzamel van de Merkw. Lotgevallen en GebeurteniiTen der Menfehen, 4 deelen. 2: 10: o Gevallen van Nienne. o: 16: o Verm Levensgev. van de Hertogin G**, met Plaaten. o: 16: o Het Weeskind vanNormandye, 2 deelen, met Plaaten. o: 18: o Fielding, jofeph Andrieffen , 2 deelen, met Plaaten. 1: 16: o m Jonathan Wild. 1: 4: o Spaanfche Roblnfon, met Plaaten. 1: 18 : o Duizend en één, quartier uurs Tartaarfche Vertellingen, 2 deelen, met Plaaten. 1: 16: o Perfiaanlche Vertellingen, 2 deelen, met Plaaten. o: 18: o De Verin, en Koddige Levensgevallen van den Graaf van F., 4 deelen, met Plaaten, 3: 0:0 Beek-  Beekman, Befchry v. van Asperen, met Plaaten. ƒ i: 6:0 De Hoüandf. Pamela, 2 deelen, met Plaaten. |- 16: o De Soldaat van Fortuin, 2 deelen, met Plaaten. 1: 16:0* J. Kok, Amlteld. Jaarboeken, 2 deelen, met Piaaterj. 5: 0. 0 Het derde Deel is op de Pers en zal binnen kort uitgegeeven worden. Wttrma, Schatkamer der Kooplieden, met een Aanhakgzel door L. v. Ollefen. o: 18: o L. van Ollefen, Biblioth. der Kinderen, 2 dee. len, met Plaaten. g. ^. 0 — ■ Uitm, Verzamel, van Fabelen en Vertellingen, met 13 Plaatjes. o: 12: o 1 Hoogtyds Gedichtjes voor Kinderen. 0: 3.0 Mev. Bentinck of de Batav. Moeder met een fraaije Plaat. 0. g. 0 Muzikale Uitfp. onder de Zinfpreuk: Le zèle eft la Nourrice des Arts. \- 5:0 C. Brujn, Bybelfche Mengelpoëzy, met Plaaten en het Portrait van den Schryver. 2: 10: o ■■ Het Leven van den Apoftel Paulus. 1: 4:0 Hoognoodige Gronden der Aardrykskunden met vyf geheel nieuwe Kaarten. o: 11: o P. Sazerac, eerfte Beginfelen der Franfche Spraakkunft. o: Q De Batavifche Romein, bereizende de voorn. Heldendaaden zo te Land als ter Zee, beginnende met den Jaarei4Q2 en eindigende met 1662. 1: 10: o Lielientbal, H. Leerredenen , 4 deelen. 4: 10: o Lev. van J. C. en zyne Apoftelen, opgeffield ten gebruike der Tedere Jeugd. o: 11: o Rambacb, Verzamel, van Overdenkingen. i: 16: o Lutberus, Kleine Schriften , 0 deelen compleet. 1: i(5: o Godgeleerd. Rechtsgel. Natuurkund. Filofooph. Hiftorie Aardrykskundige Vermaakelykheden &c. o deelen, met Plaaten en Kaarten. 25: 0:0 Cuneus, Republiek der Hebreen, 4de deel. 1: 4:0 Honderd vier- en zeventig Bybelfche Figuuren zynde gefchikt tot Prefenten voot de Jeugd, Valve eng. band. 4: 0: o Durer, Stervers gedachten. o: 11: o Lafeneus, Bybelfche Wierook. 1: 16: o