THUCYDIDES OVER DEN OORLOG DER PELOPONNESERS E N ATHENERS. vertaald door H. FRIESEMAN, TWEEDE DEEL. Te A M S T E L D A M, By PIETER den HENGS IV MDCCLXXXVI,   THUCYDIDES OVER DEN OORLOG DER PELOPONNESERS E N ATHENERS. VIERDE BOEK. In de volgende Lente maakten tien fchepen der Syracufers , gevoegd by een gelyk getal Lokrifche, zich meester van Mesfina ; tot deeze onderneeming uitgelokt door de inwooners dier ftad, welke nu van de Atheners afgevallen waren, namen zy greetig deeze gelegenheid waar, deeerfle, om dat zy altyd vreesden, dat hier uit, als zynde de fleutel van ge. heel Sicilien, de Atheners, hun met eene grootere Zeemacht zouden komen aantasten , da taatfte, uit haat tegen de bewooners van Rhegwm, en om dat zy thans kans zagen hen ter  2 THUCYDIDES. zee in 't naauw te brengen: midlerwyl hadden zy op aanraaden van eenige ballingen reeds te lande verfcheiden invallen in derzelver bezittingen gedaan , met oogmerk om hun te beletten de Mesfiners eenige hulp toe te fchikken. Hier toe wierden zy nog fterker aangezet door de binnenlandfche onlusten , waar door de Rheginers vanééngereeten de Lokriers niet konden tegenftaan. Na het verwoesten der landen keerden de Lokriers met hun voetvolk naar huis te rug: doch lieten hunne fchepcn voor Mesfina ten anker , werwaard zy ook de overige wilden zenden, roet oogmerk om daar hun voornaimfte verblyf houdende, de Rheginers van daar te overvallen. In hetzelfde Voorjaar , nog voor dat het ■ koorn ingezameld wierd, vielen de Peloponnefers met hunne bondgenooten in 't Atheenfche land , onder geleide van Agis , Koning der Lacedemoniers , en zich aldaar neêrgeflagen hebbende, richtten zy groote verwoestingen aan. Niet te min zonden de Atheners hunne veertig uitgeruste fchepen, onder Eurymedon en Sophocles, naar Sicilien , alwaar Pythodorus reeds te vooren aangekomen was. Aan deeze Overilen wierd bevel medegegecvcn , om op hun-  VIERDE BOEK. 3 hunnen togt een waakend oog te houden ten voordeele der Korcyreërs, wier ftad door de ballingen, die zich in de gebergten verfcbolen hielden , gefladig benaauwd wierd: Ook hadden de Peloponnefers deeze ballingen festig Galeijen ter hulp gezonden, in hoope van de ftad door hongersnood tot hunne zyde te kunnen dwingen. Demosthenes, die federd zyno terugkomst uit Akarnanien , niet in dienst ge. weest was, kreeg verlof om deeze fchepen, zo hy zulks nodig achtte, tegen PeJoponnefus te gebruiken. Tot de hoogte van de Laconifche kust reeds gevorderd, en te weeten gekomen zynde dat de Peloponnefifche fchepen reeds te Korcyra aangekomen waren , wilden Eurymedon en Sophocles tcrftond hunnen koers vervolgen , doch Demosthenes was in tegendeel van gevoelen, om Pylus aan te doen, en aldaar de zaaken gefchikt hebbende , als dan de reize verder voort te zetten: Hier over de zaak niet eens zynde, ftak 'er by toeval eene zwaare florm op, die hunne fchepen van zelfs te Pylus deed vervallen, en Demosthenes voet gaf om die plaats te willen verfchanfen, zeggende dat deeze reden de voornaam/te was, waarom hy zich met hun aan boord begeven had, Hy A 2 be.  4 THUCYDIDES. bewees hun dat 'er eene groote overvloed varj hout en iteen, en dat de plaats van natuur reeds zeer verfterkt was, als zynde door wilde en onbewoonde landen van allen kant omringd. Nu is Pylus omtrent vierhonderd ftadien van Sparta afgelegen , in die landftreek , die weleer aan de Mesfeniers behoorende, van de Lacedemoniers Coryphafien genoemd wierd. Zy beweerden daar en tegen , dat 'er zeer veele verlaaten Kaapen in Peloponnefus overig waren, en hy hier door de ftad op onnutte en zwaare onkosten zoude jaagen. Demosthenes hield echter ftaande, dat geene andere zo gevoeglyk was, eensdeels wegens de welgeJeegen haven , anderdeels ook , om dat de Mesfeniers, die weleer deeze plaats ingehouden hadden, den Lacedemoniers, door dat zy dezelfde taal fpraken , groot nadeel konden toebrengen, en de plaats fcherper zouden bewaaken. Ziende dat het hem onmooglyk was noch d® Overften noch 't gemeen over te haaien, hield hy zich ftil, tot dat de foldaten, aldaar door tegenwind opgehouden, en zich in lediggang verveelende, van zelfs de handen aan 't werk begonden te flaan: de werktuigen tot het houwen der fteenen ontbreekende, waren zy genood-  VIERDE BOEK. s noodzaakt dezelve van alle kanten, zo als ze waren , zamen te zoeken, en byéén te voegen, de flyk droegen zy, uit gebrek aan manden, op hunne ruggen, en wendden alle moeite aan om de plaats in ftaat van tegenweer te bellen, voor dat de Laeedemoniers dezelve te hulpe kwamen; dit viel hun dies te gcmaklyker, om dat de plaats van natuur reeds zeer verfterkt zynde, byna geene bolwerken no. dig had. De Laeedemoniers deeze tyding in het midden van een feest gekreegen hebbende , bekreunden zich diesaangaande zeer weinig; zich verbeeldende dat zy op het vertoonen hunner benden de plaats zonder flag of ftoot, of ten minften gemaklyk met geweld zouden vermees. teren, ook ftelden zy het een weinig uit, om dat een gedeelte van hun leeger zich nog in het Atheenfche land met ftroopen ophield. De Atheners binnen den tyd van fes dagen de plaats van den landkant, waar het meest nodig was, verfterkt hebbende , lieten deszelfs verdeediging over aan Demosthenes, wien zy met vyf fchepen achterlieten, en gingen met de overigen naar Korcyra en Sicilien onder zeil. De vyanden, die in 't Atheenfche land zich ophielden , het vermeesteren van Pylus A 3 ge-  5 THUCYPIDES. gehoord hebbende, trokken welhaast naar huis te rug, niet alleen evenwel om deeze reden, maar de veldtocht voor den inoogst begonnen zynde , hadden zy door gebrek aan koorn en dcor de buitengewoone koude van hetjaargety fterk geleeden: dit alles te zamenloopende, bewoog hen een einde aan deezen tocht te maaken, hebbende zich in 't Atheenfche gebied flechts veertien dagen opgehouden. Omtrent dien zelfden tyd maakte de Atheen' fche Ovcrfte Simonides, met hulp der geringe manfehap, die aldaar posn hield, en veelen daar woonende bondgenooten , zich verraderlyk meester van Eione , eene volkplanting der Mendcërs in Thracien, doch wierd door de Chalcidenfers en Bottieërs met groot verlies te rug geflagen. De Spartanen trokken terftond na hunne terugkomst uit het Atheenfche land , benevens de andere nabuuren, Pylus te hulp, maar de overige Laeedemoniers door den voorigen tocht afgemat , maakten minder haast , en hielden zich tc vreeden met door geheel Peloponnefus af te kondigen, dat elk hoe eer hoe liever zich tot den tocht naar Pylus vaardig hield. Ook lieten zy aan de festig fchepen, die te Korcyra lagen weeten om heimelyk en buiten kennis der Atheen-  VIERDE BOEK. 7 Atheenfche vloot, die te Zacynthus was, langs de Leucadifche Zeeëngte naar Pylus te ftevenen. Demosthenes hier van de lucht krygende,: vaardigde in alleryl twee fchepen af, met verzoek aan Eurymedon,' die met zync fchepen by Zacynthus toefde, om de plaats, die grootelyks gevaar liep, by te fpringen. Midlerwyl maakten de Laeedemoniers zich tot den ftorm zo wel te land a!s ter zee klaar, in de vaste verwachting dat de Sterkte door gebrek aan manfehap zich binnen kort tot de overgaave zou genoodzaakt zien : Mislukte de herneeming al voor den aankomst der Atheenfche fchepen , zo waren zy van voorneem en om dezelven het inloopen in de haven te beletten. Nu is de haven van Pylus door een voorleggend klein eilandje tegen alle ftormen veilig, en van den eenen kant Hechts door twee fchepen, en van den anderen ten hoogden door negen naast elkander genaakbaar. Het Eiland zeifis boschachtig, onbewoond en flechts vyftien ftadien in omtrek groot. Zy beflooten dus om de ingangen van de haven met Galeien boord aan boord geklampt te bezetten , en den vyand dus den inloop af te fnyden; op het Eiland zelfs plaatften zy zwaargewapend volk, als ook op het vaste land, om dus de AtheA 4 ners  g THUCYD IDES". ners in de onmooglykheid te brengen van ergens voet aan land te zetten. Wel verzekerd» dat de geheele kust rondsom Pylos anders ongenaakbaar was, en dus de vesting geene hulp konde bekomen , dachten zy dezelve zonder gevaar, ja zonder flag of floot te kunnen veroveren , zo wel wegens leevensonderhoudsgebrek, als wegens de geringe bezetting. Dit voorneemen goedgekeurd zynde , wierden de foldaten hier toe uit alle de benden uitgeloot, naar het eiland overgevoerd , en dagelyksch afgelost. Demosthenes ziende dat het den Laeedemoniers ernst was hem ter zee en te land aan te tasten, maakte zich zeiven ook ter verdeediging klaar: ten dien einde liet hy de vyf fchepen , die hem nog overig waren, op het drooge haaien, plaatzende dezelve in het lang als een bolwerk voor de vesting, zynde het fcheepsvolk flcchts met zwakke en meest tiene fchilden voorzien; welke zy zelfs op eenen Kaper en Advys-jacht der Mesfeniers veroverd hadden. Ook bevonden zich onder hen nog veertig zwaargewapende Mesfeniers , welke Demosthenes mede tot dit werk gebruikte. Veele zo gewapend als ongewapend plaatfce by by den muur aan den landkant, om den aanval van  VIERDE BOEK. 9 van 's vyands voetvolk af te vvceren. Zelf vertrok hy met festig zwaargewapende buiten den muur naar de zee, alwaar hy vermoedde dat de vyand de landing beoogde: want niet gedacht hebbende dat de Atheners ooit door de Laeedemoniers ter zee geprangt zouden kunnen worden, hadden zy van dien kant den muur het allerminst verfterkt: Zich hier geplaatst hebbende , fprak hy zyne foldaten in deezer voege aan: „ Gy Mannen, die te ge„ lyk met my de gevaaren deelt, dat niemand „ Uwer zyne zinnen fcherpe om alle de nee„ tilige omftandigheden , die ons omringen, „ op te tellen, maar veel eer zonder omdenken , den vyand met goeden moed tegen„ trekke. Immers in den uiterften nood koomt „ geen lang en verftandig overleg maar wel „ een manhaftig befluit om het gevaar te tar„ ten te pas. Ook zyn 'er zeer veele voordeed „ len aan onze zyde, vooreerst zal de fteilte „ en ongemaklykheid der plaats hunner lan„ ding ons niet weinig helpen, in het tegen„ gaan hunner aanval, daar de landing hun ge,, maklyk zal vallen, zo hun niemand tegen„ trekt, en is de vyand eens aan land, zo zal „ hem de bezwaarlykheid van den aftocht „ nieuwen moedgeeven, en hy ons naauwer ■A 5 „ drin-  To T H U C Y D I D E S. dringen: Zo lang zy nog binnen boord zyn „ valt het gemaklyk hen daar te honden,.en „ zy zyn tegen ons geenzints beftand ; hun „ groot getal moet ons geen de minfte fchrik „ baaren, dewyl zy wegens de kleinheid der s, plaats, daar zy moeten landen, al hun volk ,, niet kunnen gebruiken, daar-en boven zyn „ wy op het vaste land, en zy aan boord der „ fchepen , waar van het geweldig flingeren „ veelal, gelyk Gy weet, geene kleine ver„ warringe te weege brengt: waarom ik vast „ vertrouwe dat ons klein getal hun 't hoofd gemaklyk bieden kan. „ Daar Gy dan, Gy die Atheners zyt, „ door eigen ondervinding in het doen van ,, landingen zeerwel weet,dat zulk één nooit „ door geweld te rug te flaan is, die den aan,, val des vyands ftoutmoedig afwachtende, ,, zich noch door het geklots der baaren , noch ,, door het dreigend toneel der aanrukkende „ fchepen laat verzetten; zo fmeek ik U allen „ om thans wel gemoed den vyand op deezen „ fleilen oever af te wagten, en ons zeiven „ en de plaats te behouden." Door deeze woorden een hart onder den riem gekregen hebbende, fchikten zy zich op het flrand in flagorde , bereid om den vyand wel  VIERDE BOEK. ir wél te ontvangen: die ook niet draalde om de plaats van den land en zeekant aan te tasten; doch deszelfs vloot uit wel drie-enveertig fchepen bcftaande, was hy door de engte der plaats genoodzaakt het grootfte deel werkeloos te laaten en Hechts een klein getal te gebruiken, dat telkens door verfche wierd afgelost, en de be* ftorming met alle mogelyke moeite zocht te bevorderen: Brafidas, die eene Galei gebood, muntte hier voornaamlyk uit, want ziende, dat de landing zeer moeielyk was, vooral daar de Stuurlieden en Officieren voor 't verlies der fchepen vreesden , riep hy geftadig , dat het niet te pas kwam de fchepen te fpaaren, zo men hier door den vyand in hun eigen land moest dulden , dat men de fchepen op het ilrand zetten , de landing waagen , en het kostte wat het wilde zich meester van de plaats moest maaken. Hier op dwong hy den Stuurman zyn fchip op nrand te jaagen , en wierp op ftaande voet den brug uit, langs welken hy zyn best deed om aan land te komen, doch wierd door de Atheners zo wel ontvangen dat hy zwaar gewond ter nederzeeg, en zyn fchild in zee liet vallen, het welk door den vyand opgevischt, naderhand ter ciering van hun Zegeteeken diende.  12 THUCYDIDES. de. De andere wendden insgelyks alle moeite ter landing, doch wierden door de moeilykbeid der plaats en den onwrikbaaren moed der Atheners volkomen belet. De omftandigheden van dit gevecht waren zekerlyk vry vreemd, waar in de Atheners de Lacedemonifche kust verweerden tegen de Laeedemoniers zelve, en deeze op hun eigen land als vyandig, eene landing ondernamen. Ook ftrekte het hun beiden niet tot weinig roems , dat deeze, die altyd ter zee gediend hadden, zich te land zo dapper kweeten, en de andere in den zeedienst altoos opgebragt fcheenen te zyn. Geduurende deezen en den volgenden dag verfcheiden onnutte poogingen gedaan hebbende , maakten de Laeedemoniers een einde van de beftorming, en zonden op den derden dag eenige fchepen naar Afina om hout te haaien ter zamenftelling van eenige ftormtuigen , waar mede zy dien kant van den muur, die aan den haven en fchoon zeer hoog, echter gefchikst ter landing is, hoopten te vermeesteren. Midlerwyl kwamen de veertig Atheenfche fchepen, die by Zacynthus geankert hadden, verfterkt door eenige wachtfehepen van Naupactus en vier van Chios, daar aan, maar op het  VIERDE BOEK. /3 het gezicht, dat het Eiland en het vaste land zelve met foldaten opgepropt was, en de fchepen, die in de haven Jagen, niet uitkwamen, wendden zy af naar het dicht bygelegen en onbewoond Eiland Prote, alwaar zy beflooten te overnachten. Des anderen daags zich tot den (lag in gereedheid gebragt hebbende, liepen zy in zee, met oogmerk om den vyand in volle zee te lokken , zo niet, de haven binnen te loopen. De vyand hield zich binnen de haven , en floot dezelve niet, gelyk zyn eerfle voorneemen geweest was , af, maar maakte zich ter verdeediging gereed, oordeelende dat de haven groot genoeg was om te flaan. DeAtheners dit begrypende, hielden op den vyand aan, en verfcheiden zyner fchepen, die wat verder van 't land waren en op hen aanlagen, op de vlugt gejaagt hebbende, namen zy vyf van dezelve met weinig moeite,, waar onder één met man en al , boorden veele in den grond, en jaagden de anderen, die op het land aanhielden, na. Zommige wierden door de Atheners vernield eer zy eens gereed waren om in zee te fteeken, andere wederom, die verlaaten waren , op het fleeptouw medegenomen. De  14 THUCYDIDES. De Lacedemonifche landmacht dit ziende, en begrypende dat alle hunne makkers, die op het Eiland waren , dus doende geheel in de maclu der vyanden vervielen, fchiet in alleryl toe, en begeeft zich in 't water om de fchepen te rug te trekken: ieder flaat de hand aan 't werk, denkende dat het zonder hem niet wel zoude afloopen. Onder alle deeze verwarring was de manier van vechten van beiden zeer flerk veranderd , daar de Laeedemoniers zo wel uit drift als vreeze, te lande om zo te fpreeken, een zeegevecht hielden, en de Atheners van de fchepen de gedaante van eenen flag te lande uitleverden. Na eene hardnekkige tegenweer van weerskanten wierd het gevecht gefcheiden, en den Laeedemoniers gelukte het de ledige fchepen, behalven die, welke in het begin genomen waren , te redden: Zich van beide kanten naar de leegerplaats te rug begeeven hebbende, richtten de Atheners, die het flagveld behouden hadden , een Zegeteeken op, en gaven als overwinnaars de gefneu velden aan de Laeedemoniers te rug. Voorts bezetteden zy het Eiland om den uittogt der Lacedemonifche benden te beletten van allen kant: daar de Laeedemoniers ook de plaats van de landzyde ingeflooten hielden. De  VIERDE BOEK. 15 De tyding van deezen ongelukkiger! flag te Lacedemon geboodfchapt zynde, vond de Magiftraat goed zich naar Pylos te begeeven, om met eigen oogen over den toeftand der zaaken te kunnen oordeeien: daar zynde P zagen zy wel dra deonmooglykheid om de hunne te ontzetten, die noodzaaklyk binnen kort zich aan den vyand zouden moeten overgeeven of door honger omkomen: Men vond dus geraden om met de Atheenfche Bevelhebbers eenen ftilftand van wapenen te fluiten, ftaande denwelken zy eenige Afgevaardigden naar Athene zouden zenden, om de zaaken Pylos betreffende te fchikken, en dus hunne Burgers zo dra mooglyk te redden. De wapenfehorfing fteunde op deeze voorwaarden: Dal de Laeedemoniers alle fchepen, die zy tot deeze onderneeming gebruikt hadden, benevens de andere , die op de kusten van Lacedemonien waren , naar Pylos overvoeren en in de handen der Atheneren zouden ftellen: dat zy de Vesting noch te land noch ter zee zouden aantasten. De Atheners zouden de Laeedemoniers toeftaan, om hunne op het Eiland bezette medeburgers, twee maaten meel, wyn en een ftuk vlees ieder man te brengen, en aan ieder Jlaaf half zo veel, dit alles zoude eerst door de Atheners nagezien en niets ter Jluik derwaarts ge-  ï6 THUCYDIDES. gebragt mogen worden: Midlerwyl zouden de Atheners geftadig het Eiland zonder voet aan land te zetten bezet houden, doch de Pelopomefifche benden noch op het land noch op de fchepen niet den minften overlast aandoen: Ondernam één van beiden het, het geringfte van deeze voorwaarden te overtreeden, zoude de wapenfchorfing voor verbroken gehouden worden, die anders tot de terugkomst der Gezanten ftand zoude grypen: Voorts waren de Atheners gehouden om de Gezanten heen en weder te brengen, en na het eindigen der wapenfchorfing de fchepen der Laeedemoniers in goeden ftaat wederom te leveren. Op deezen voet wierd de ftilftand der wapenen geflooten, festig Spartaanfche fchepen aan de Atheners overgegeeven, en de Gezanten naar Athene overgevoerd, die aldaar aangekomen, zich in deezer voege uitlieten: „ Wy verfchynen hier, Atheenfche Mak. „ nen, om het lot van die burgers te beflis„ fen, die op het Eiland naauw belegerd zyn, „ en om Ulieden voorteftellen 't geen U tot nut en ons in onze neetelige omftandighe„ den tot grooten roem zal zyn : Onze ge- woonte is wel niet om eene lang uitgerekte „ rede te gebruiken, gelyk gy weet, in zaa„ ken die dezelve niet vereisfehen, maar ech- „ ter  VIERDE BOEK. jT s, ter is het ons ook zomtyds eigen, wat bree„ der uit te weiden , in al het geen ter zaake „ past: Duidt evenwel ons zeggen niet ten „ kwaadften, als of wy U eene les wilden „ geeven, maar denkt veel eer dat wy U van „ alles kundig, Hechts wilden aanmaanen, om „ het beste befluit te neemen: Gy kunt thans „ uwen gelukftaat U tot eer en roem doen „ ftrekken, zo Gy die geenen niet naarvohjt, „ die aan voorfpoed ongewend, zich op de „ minfte gunst van 't Fortuin al te hoog ver„ heffende, naargrootere dingen ftaan, maar „ Uwe ftad heeft voor- en onfpoed door de „ ondervinding al te wel geleerd, dan dat zy s, dezelve ooit vertrouwe: En om dit nog „ klaarer te bewyzen, befchouwt ons tegen„ woordig ongeval. Daar wy in groot aanzien „ by de Grieken zyn, komen wy evenwel U „ thans dit verzoeken , 't geen wy, van te „ vooren, zo als wy ons inbeelden , eer recht „ en macht hadden anderen toe te ftaan, dit „ ongeval is ons evenwel niet te beurt' ge„ vallen % om dat wy ons op onze macht te „ fterk verheften, maar moet aan eene mis„ flag, ieder even eigen, worden toegefcbree• " ven' Dus dan betaamt het, U niet op den „ tegenwoordigen toeftand uwer ftad , noch B „ op  18 T H U C Y D I D E S. „ op den aangroei haarer krachten te verlaa„ ten, in de verbeelding dat zy altoos dezelf„ de zullen zyn. Hy immers die den duur van „ voorfpoed in twyffel trekt, verdraagt met 5, minder moeite het ongeluk, en houd zich „ verzekerd dat de uitflag van den oorlog niet „ van ons maar van het los geval alleen af„ hanglyk is: Handeld Gy ons nu, ö Atheen„ fche Mannen, volgens deezen ftelregel, dan „ zult Gy by de nakomelingfchap den naam verwerven dat Gy fchranderheid met ver„ mogen te zamen paart, daar men anders zal „ denken, dat Gy uwe macht niet aan over„ leg maar alleen aan het los geval verfchul„ digd zyt: En men zal U, koomt Gy eens „ in ongeval, gelyk lichtelyk gebeuren kan, „ ook onverhoord van de hand wyzen. „ De Laeedemoniers noodigen U thans uit, „ om de vreede te maaken, en bieden U eene „ oprechte vriendfehap aan, eifchende flechts „ eenige. weinige foldaten, die op het Eiland „ wel bezet, maar waar van het lot noch niet „ eens befiist is; want wy zyn van oordeel dat „ de zwaarfte vyandfehap ten eenemaal te „ niete gedaan word, zo iemand, fchoon hy „ reeds door dapperheid de overhand heeft, „ echter door billykheid getrokken, een recht- „ maa-  VIERDE BOEK. j9 „ maatig verbond met zynen vyand fluit voor „ dat de oorlog eens recht begonnen is, en „ niet wanneer hy reeds overwinner , zy„ nen vyand den eed met geweld en op welke „ voorwaarden het hem believe , afdwingt, „ want in het eerfte geval blyfc hy met dank„ baarheid, in het laatfte met wraaklust be„ zield. Ook is het met de menfchen zo ge„ Held, dat zy gaarne op hunnen beurt voor „ diegeenen wyken , welke zich ter verzoe„ ning gewillig toonen, maar den trotfchen „ vyand tot den laatften druppel bloeds man„ haftig wederftaan. „ Daar en boven bied zich voor ons beiden „ de fchoonfte gelegenheid ter bevreediging „ aan, eer ons zwaarer rampen treffen, die ons ,, voor eeuwig van een gereeten, geene ver„ zoening overlaaten, en U van de voordeelen, die wy U aanbieden, verfteeken zul„ len. Terwyl de uitflag van den oorlog noch „ onzeker is, is de verzoening voor U, en „ door het winnen onzer vriendfchap en door „ den aanwas uwes roems, verkieslyk; voor „ ons, om dat wy 'er met een gering verlies „ en zonder grootere fchande afkomen. Niet „ alleen is 't, dat wy nu de vreede boven „ den oorlog kiezen, maar Gy zulc de aanB 2 » ge-  2o THÜCYDIDES. „ genaame rust bezorgen aan geheel Grieken„ land, het welk noch niet weetende, wie de j, fchuld des oorlogs is, welhaast zal ontdekken, wien zy de weldaad der vreede, die wy U vraagen, te danken heeft : Thans kunt Gy de Laeedemoniers door eene vaste „ vriendfehap voor altoos aan U verbinden, „ daar zy U uitlokken om hun wel te doen „ en niet door geweld te dwingen: Overweegt „ zelve wat al goede gevolgen ons voorftel „ in zich heeft. Zeker is 't, dat Wy en Gy, „ zo wy uit eenen mond fpreeken , by de „ andere Grieken , als zynde niet tegen ons „ beftand, in een allergrootst aanzien zullen » zyn." Dus fpraken de Laeedemoniers, in vast vertrouwen , dat de Atheners, die van te vooren zich zeer genegen getoond hadden tot de vreede, dezelve nu op hun aanbod terltond zouden omhelzen: doch deeze wel ziende dat de gelegenheid om zich te verzoenen nimmer zoude ontbreeken, zo lang zy de Laeedemoniers op het Eiland bezet hielden, hadden grootfeher ontwerpen in den zin, en gaven op aanraaden van Cleon, Cleënetus zoon, toen ter tyd by het volk om zyne welfpreekenheid zeer gezien, dit antwoord: Dat de manfehap, die op het Ei-  VIERDE BOEK. ax Eiland lag, zich met volle wapenrusting moest overgeeven en naar Athene overgevoerd worden ; dat vervolgens de Laeedemoniers de rieden Nifea, Pege, Troezene en Achaien, die zy niet in den oorlog genomen, maar van de Atheners, toen in het naauw zynde, gewillig gekreegen hadden , te rug moesten gceven, dat zy op deezen voet bereid waren eene vaste vriendfehap en vreede te fluiten. De Laeedemoniers hadden hier tegen niets in te brengen, maar verzogten flechts, men wilde eenige vertrouwde mannen verkiezen , wien de fchikking der zaaken in handen wierd gegeeven. Tegen dit voorftel verzette zich Kleon met alle geweld, zeggende, federd lang reeds duidelyk gezien te hebben, dat zy niets goeds in den zin hadden; doch dat zy hier van nu fpreekende bewyzen gaven door niet recht door zee te gaan en met de geheele vergadering niet in onderhandeling te willen treeden, maar flechts met eenige weinige, om dies te gemaklyker omgekocht te kunnen worden: Hy belastte hun dus op ftaande voet in tegenwoordigheid van allen te fpreeken, zo zy iets redelyks in den zin hadden. De Laeedemoniers, wel begrypende dat zy zonder vóorkennisfe hunner Bondgenooten met het Atheenfche volk B 3 niéts  t2 THUCYDIDES. niets konden noch mogten onderneemen zonder zich eenen kwaaden naam op den hals te haaien, en wanhoopende eenige redelyke fchikkingen met de Atheners, door hunnen tegenwoordigen voorfpoed onhandelbaar geworden, te kunnen maaken, verlaaten onverrichter zaak Athene. De wapenfchorfing nam terftónd na hunne terugkomst te Pylus een einde: doch de Atheners weigerden de toevertrouwde fchepen wederom te geeven, onder voorwendzel dat de Laeedemoniers door eenen aanval op hunne vestingen het verdrag al lang gefchonden hadden : De Laeedemoniers beweerende daar tegen, dat het terughouden van de fchepen de daad van eenen trouwlozen verrader is, gingen heen, en maakten zich gereed om den oorlog met frisfehen moed voort te zetten; van den anderen kant zat men ook niet flïl. De Atheners kruistten over dag met twee fchepen het Eiland rond, doch by nacht hielden zy met de gantfche vloot de wacht, Jaatende alleenlyk den zeekant onbewaakt, alwaar Voor de Galeien by het wakkeren van eene koelte geen goeden ankergrond te vinden was. Noch eene verfterking van twintig fchepen van huis gekregen hebbende, bewaakten zy dus het Eiland,  VIERDE BOEK. 23 land met eene vloot van feventig fchepen te gelyk : daar de Peloponnefers, op het vaste land geleegerd, de Vesting van den vyand werks genoeg gaven, en op eene gelegenheid loerden om hunne op het Eiland ingeflooten medeburgers te ontzetten. De Syracufaanen midlerwy], benevens hunne Bondgenooten , eenige nieuwe fchepen gevoegd hebbende by die geene , welke by Mesfina de wacht hielden, wierden door de Lokriers om de Rhegiers mede te beoorlogen overgehaald , want te weeten gekomen zynde , dat de Atheenfche vloot zich te Pylus ophield, hadden zy grooten lust om voor derzelver aankomst eenen flag te waagen ; want eens van Rhegium en Mesfina meester zynde, dachten zy den Atheneren den doortogt van de Straat , die hier op het naauwst is, gemaklyk af te kunnen fnyden. Hier is de plaats Charybdis en Scylla zo vermaard door, en zo gevaarlyk voor Ulysfes: Met recht ook wierd deeze Straat, alwaar door het zamenloopen der Tyrrheenfche en Siciliaanfche zeeën, en Aroom en branding zeer woedend is, als gevaarlyk aangezien. In deeze Straat raakten de Syracufaanfche en bondgenootfche fchepen , ten getale van B 4 der-.  *4 THUCYDIDES. dertig, tegen de Atheenfche vloot uit festien, en die van Rhegium uit acht beftaande, tegen het vallen van den avond flaags: doch zy waren door de donkerheid genoodzaakt om met verlies van één fchip, de eene naar Mesfina, en de andere naar Rhegium af te houden. Vervolgens trokken de Lokriers, die Rhegium te lande aangetast hadden, ook af, en de fchepen van de Syracufaanen benevens die der Bondgenooten lagen by de Kaap Pelorus na hun voetvolk te wachten. De Atheners dit bemerkende, tastten de ledige fchepen aan, doch kwamen 'er door het verliezen van één fchip, waar van de manfehap zich met zwemmen redde, zonder voordeel af. Door dit verlies noch niet afgefchrikt, tastten zy de Syracufaanfche fchepen,.die de haven van Mesfina zochten te bereiken, fchoon met eenen gelyken uitflag , voor de tweedemaal aan: De Syracufaanen wel te vreeden dat zy in deezen oorlog niet meer geleeden hadden, loopen te Mesfina binnen. Hier op ftevenden de Atheners naar Camara, op de tyding dat hetzelve groot gevaar liep om door Archias en zynen aanhang aan de Sy. racufaaners by verraad overgegeeven te worden. De Mesfeniers trokken intusfehen met alle v  VIERDE BOEK. 25 alle hunne Zee- en Landmagt tegen Naxus, hier naby gelegen, op, waar van zy, de bewooners binnen hunne muuren opgeflooten' houdende , het land afliepen zonder den geringften tegenftand te ontmoeten. Doch des anderen daags met de vloot de rivier de Acefine opgezeild zynde om de itad te beftormen , fchooten 'er groote benden Siciliers, die de bergen bewoonden, den Naxers te hulpe toe, welke hier door nieuwen moed gekregen hebbende , den vyand door eenen onvoorzienen uitval gedeeltelyk op de vlugt floegen, gedeeltelyk doodden; van het overfchot redde zich ieder zo hy maar konde, dewyl het grootfte deel door den geweldigen aanval der Siciliaanen op weg verfmolt. De zaaken zo ongelukkig voor de Mesfeniers uitgevallen zynde, dachten de Leontyners, dat de kans gefchaanen was, om zich van Mesfina, daar huns dunkens alles thans in wanorde moest Z}'n, gemaklyk meester te kunnen maaken ; ten dien einde flaanzy met de Atheners en hunne andere Bondgenooten het beleg voor de ftad, doch wierden door eenige weinige Lokriers , ond;r bevel van Demosteles, in de ftad gebleeven, in eenen uitval zo hartelyk gegroet, dat de Atheners den Leontynen, uit de Galeien in alleryl en niet B 5 zon-  26* THUCYDIDES. zonder veel volks te verliezen moesten komen ontzetten: Met moeite de inwooners binnen de ftad te rug gedreeven hebbende, rechtten zy een Zegeteeken op , en gaan hier op weder naar Rhegium onder zeil. Sederd mergelden de Siciliaanfche Grieken zich onderling, zonder tusfchenkomst der Atheneren door den oorlog uit. Midlerwyl hielden de Atheners Pylus altyd naauw bezet, doch kreegen het zelve door fchaarsheid van leevensmiddelen en water zeer benaauwd; maar ééne kleine fontein hebbende , dronken de meeste flecht putwater, ook geene haven hebbende , bleef een deel der vloot, terwyl het ander leeftogt haalde , altyd daar. Voor 't overige hadden zy zich diets gemaakt, dat eens alle fchepen in hunne macht hebbende , de vyand zich door onderhoudsgebrek wel dra overgeeven zoude. De Lacedemoners verzuimden ook niets van hunnen kant om den ingeflootenen hulpe toe te brengen , ftellende eenen hoogen prys op alle leevensmiddelen , die men 'er binnen bragt, en beloofden de vryheid aan ieder flaaf, wien 't gelukte eenigen voorraad aan te voeren; door dit middel wierd met leevensgevaar van alle kanten leeftogt, meestal geduurende den nacht en  VIERDE BOEK. 27 en van den zeekant, zo weêr en wind maar diende, aangebragt; de nood zulk* ei fchende, jaagden zy de vaartuigen, waar van zy verzekerd waren de waarde betaald te zullen krygen, op hetftrand, daar echter de Eilanders hun zo veel mooglyk de best gefchiktfte plaats ter landing aanweezen: Ook wierden 'er duikers gevonden , die aan een touwtje blaafen met papaver , honig en lynzaad gevuld , na zich fleepten, en van de haven naar het Eiland overvoerden: doch dit wierd hun door de Atheners wel dra belet: want van beide kanten wierd tot afbreuk van den vyand niets verzuimd. De tyding te Athene gekomen zynde dat zy, wel verre van den vyand uit te laaten hongeren, zelve gebrek aan leeftogt hadden , begon men te duchten , dat het byna onmooglyk zyn zoude de vloot geduurende den Winter van leevensmiddelen te voorzien, dat zy op eene Hecht bewoonde en die nog vyandige kust niets opdoen , noch altyd op eene onveilige reede ten anker zoude kunnen blyven, zo dat de ingcflootene kans hadden hun ter eeniger tyde te ontfnappen; doch het geen hen nog meer ergerde, was, dat de Lacedemoners hun volk buiten gevaar ziende , van geene vreede wilde hooren fprecken, tot welke  IS THUCYDIDES. ke zy zich van te vooren zo greetig toonden. Kleon wel weetende dat hy de voornaamfte oorzaak geweest was, dat men de vreedensvoorwaarden afgeflagen had, beweerdde de ongegrondheid van die tyding: de aanbrengers derzelver van de waarheid al te wel overtuigd, riedden den Atheneren aan, om zommigen ter onderzoek derwaard af te vaardigen, waar toe ook Kleon zelf benevens Theogenes verkoozen wierd: Doch wel begrypende , dat hy het zelve befcheid zoude moeten geeven, als die, welken hy befchuldigde, of wel voor leugenaar te boek ftaan, zo hy eene verdigte tyding bragt, deed hy zyn best het volk reeds ten oorlog hellende , een prompt befluit te doen neemen om de zaak zonder draalen en met alle macht voort te zetten ; beweerende dat men met eene redelyke macht derwaard fpoedende, het Eiland zonder groote moeite zoude vermeesteren. Hiertoe had hyinftilte het oog opNiciasNiceratus zoon, en liet zich zelfs fchamperlyk uit, zeggende, dat het geen werk van grooten toeftel was voor eenen Overfte, mits hy moeds genoeg bezate,met eene klaarliggende vloot in zee te fteeken en zich van dit Eilandje meester te maaken: 'er by voegende, dat by zulks ge- mak-  VIERDE BOEK. 29 maklyk ter uitvoer zoude brengen, zo hy het bewind over die fchepen in handen had. De Atheners reeds gcmelyk tegen Kleon geworden zynde, ftookten midlerwyl Nicias op om het bevelhebberfchap aan Kleon, die hem ook op eenen bitfen toon van bloohartigheid had gezocht verdacht te maaken, op te draagen, gelyk hy deed. Kleon denkende dat hem zulks in 't minst geen ernst was, neemt het aan, doch zocht zich naderhand, toen hy zag dat men het meende, te redden door te zeggen dat hy geen Bevelhebber was, en dus niet in zee konde fteeken. Maar de Atheners (gelyk het gemeenlyk gaat,) tegen de weigering van Kleon al fterker aandringende, bragten hem in de noodzaaklykheid het bevelhebberfchap op zich te neemen. Dus dan voorgetreden zynde , verklaarde hy voor de Lacedemoners in't minfte niet te vreezen , dat hy tot deeze onderneeming geene burgers nodig had, en zich flechts met eenige ligtgewapende Lemniers en Imbriers en vierhonderd boogfchieters, by de manfehap die reeds by Pylus was, zoude vervoegen , en beloofde om binnen den tyd van twintig dagen de Lacedemoners levendig in hunne handen te ftellen, of ten minften daar om te brengen, over welke losfe  30 THUCYDIDES. Iosfe en onbedachte taal ieder niet weinig lachte: Den welmeenenden was dit voorftel echter niet onverfchiliig, dewyl zy zich dus van de Laeedemoniers, zo hy woord hield, ontflagen, of van Kleon zelf, wiens tegenwoordigheid hun zeer verveelde, bevryd zouden zien. Na dat alles in den raad gefchikt en Kleon het bevel aanvaard had, vertrok hy in alleryl, neemende niemand uit de Bevelhebbers met zich dan Demosthenes alleen, die ook in dezelfde gedachten was om het Eiland ftormenderhand te moeten veroveren: want de beleegeraars meer te lyden hebbende dan de beleegerden, waren zy op eene landing federd lang belust ; deeze lust wierd noch grooter door eene op het Eiland ontftaane brand , want daar hetzelve van te vooren zeer boschachtig en moeilyk ware om aan te doen , had Demosthenes , voor hinderlaagen beducht, den inval niet durven waagen: voornaamlyk, daar in geval van landing, eenige weinige der wegen kundig, zyne gantfche magt had kunnen vernietigen. Deeze brand nu was hier door ontftaan : de foldaaten beezig om eenen weg door het geheele Eiland te baanen , waren genoodzaakt hunne maaltyd onder weg te houden j wanneer door de onvoorzichtigheid van eenen  VIERDE BOEK. gf eenen hunner het hout vuur vatte , waar van de vlam, onbluschbaar geworden zynde, het grootlle deel tot asch verteerde. Dit toeval gaf gelegenheid aan Demosthenes om het getal zyner vyanden na te gaan, het welk veel grooter dan naar gisfing bevonden wierd, waarom hy van oordeel was het beleg met meerder za-ge voort te moeten zetten; om zyne onderneeming dies te beter te doen llaagen, nam hy de naastbygelegene Bondgenooten onder den arm, en maakte zich tot eene landing vaardig: Midlerwyl kwam Kleon by hem met zyne benden aan, hier op beflooten zy eenen Stafgezant af te vaardigen, om de overgaave der plaats en manfehap te vraagen, mits zy tot nader befluit krygsgevangen bleeven ; doch een weigerend antwoord gekreegen hebbende, hielden zy zich den anderen dag ftil, maar den volgenden nacht voerdden zy hunne zwaargewapende manfehap derwaard , met voorneemen om tegen het aanbreeken van den dag de landing te waagen, die zy ook van allen kant te gelyk ondernamen. Voet aan land hebbende, was hun eerfte werk de voorposten der Lacedemoners, flechts uit dertig man beftaande, aan te tasten, de overige lagen in eene vlakte tot eenen flag zeer gefchikt, verfchansd te za- men.  32 THUCYDIDES, men. Behalven deeze was 'er nog eene kleine vesting aan het ander einde van het Eiland benevens eenen burgt, ter loops en om in tyd van nood tot lyfsberging te kunnen dienen , opgeworpen. De Atheners deeze voorposten half flaapende en kwalyk op hunne hoede zynde, gevonden hebbende, maakten dezelve zonder moeite af; de andere benden hielden zich ilil, in de gedachten , dat het Hechts eenige weinige Atheners ter befpieding uitgezonden, waren: Kort hier na daagde de geheele Atheenfche vloot, uit feventig zeilen beftaande, op, en zettede allen welgewapend, de Roeijers alleen uitgezonderd, aan land ; ten getale van ongeveer achthonderd Boogfchieters en een gelyk getal Halvefchildvoerders, bebalven de Mesfeniers en het grootfte deel der benden van Pylus, alwaar men juist zo veel als ter bewaaring nodig was, gelaaten had: In rotten van tweehonderd man verdeeld, hadden zy bevel het Eiland op onderfcheide plaatfen, om hier door den vyand in de war te helpen, aan te doen: Het gros van 't vyandig leeger in eene vlakte verfchansd leggende, gelyk ik gezegd heb , had grooten lust na het inneemen der voorposten, op den vyand, die zich tegen over hetzelve geleegerd had, aan te rukken, doch wierd  VIERDE BOEK. 33 Wierd hier in door de lichte benden der Atheneren, nu van achteren dan van ter zyden niet weinig belet. Deeze lichte troepen , fchoon meer dan eens te ruggeflagen, herhaalden hunnen aanval telkens met vernieuwden moed, want zeer licht gewapend zynde , was het hun zeer gemaklyk, om zich langs ongebaande en flegte wegen, en dus voor den zwaargewapende!* vyand onbruikbaar, te redden; deeze herhaalde fchermutfelingen maakten de Lacedemoners niet weinig af; des vyands vermoeidheid ontvonkte den moed der lichtgewapenden zofterfc» dat zy het leeger met een vreeslyk gefchreeuw door eene hagelbui van fteenen , pylen en werpfpietfen verzeld, van alle kanten op het lyf vielen ; zo dat het Lacedemoonfche leeger aan zulk foort van vechten niet gewend, en welhaast in verwarring gebragt, naar een goed heenkomen moest omzien: Door het opjaagen der asch, die federd den brand was bly ven leggen , en het vreeslyk gefchreeuw der lichte troepen, in de onmooglykheid van te zien of te hooren, wierden zy door den vyand zeer benaauwd; eindelyk hunne wapenen reddeloos gefchooten, en een groot aantal zwaar gewond zynde, trachtten zy met geflooterj gelederen naar het.ander einde van 't Eiland, alwaar C hun-  34 THUCYDIDES. hunne andere manfehap was, af te trekken; niettegenflaande de geweldige fchokken der lichte benden , die door hun afdeinzen nog ftouter wierden, gelukte het hun met de meeste manfehap binnen de Sterkte te komen, alwaar zy zich terflond in flaat fielden om den vyand af te flaan: De lichte troepen door de legging van de plaats in de onmooglykheid om den vyand van alle kanten te ontrusten, vielen hem van vooren aan, doch wierden telkens fchoon zonder zwaar verlies te ruggedreeven: Hier mede een groot gedeelte van den dag nutteloos verfpild, en de benden door de hitte, dorst en vermoeidheid afgemat zynde , hield de Ovcrfle der Mesfeniers aan Kleon en Demosthenes voor, dat men den vyand vergeefs zocht meester te worden , zo men hem niet te gelyk van achteren aanviel; dat hy hier toe zynen dienst, mits men hem eenige uitgezochte mannen toeftond, aanbood, en zich verzekerd hield, hier of daar wel eenen doortogt te zullen vinden. Het gelukte hem in der daad langs ongebaande fleiltens de Sterkte die van achteren onbewaakt en open lag te beklimmen , en den vyand deerlyk in het naauvv te brengen : De Lacedemoners bevonden zich hier wederom in dezelfde omftandigheden, zo men klei-  VIERDE BOE K. £ kleine daaden by groote vergclyfccn mag, als in de engtens van Thermopylen, wanneer de Perfer hen langs afgelegen paden aanviel en ten eenemaal verfloeg. Door een veel groote? getal van alle kanten aangetast, waren zy thans niet meer op tegenweer bedacht, maar wanhoopig en verlegen, zagen zy naar eenen weg ter uitkomst, die de Atheners alle bezet hielden, om. Kleon en Demosthenes begrypende, dat zy alle om zouden komen , zo hunne benden nog flerker aandrongen, en zy dus in de onmooglykheid zouden zyn dezelve naar Athene levendig over te voeren, bevalen den verderen aanval te ftaken, en lieten den Laeedemoniers aanzeggen om na het nederleggen der wapens zich op genade over te geeven. Dit voordel wierd van de mecsten door het nederleggen der fchildcn en een handgeklap, ten bcwyze hunner goedkeuring, beantwoord. Hier op traden de Atheenfche Overften met Styphon , Pharax zoon , in gefprek , decza Styphon was reeds te vooren tot opvolger beftemd van Hippagretes , die op het flagveld voordood was blyven leggen , en Epitadcs was reeds aan eene ziekte geftorven: Hy drong fterk aan om ecnigen naar 't vaste land te zenden ora met de daar zynde Lacedemonen de zaak Ca te  S6 THUCYDIDES. te kunnen overleggen, doch dit verzoek wierd niet toegeftaan , alleenlyk kwam men overeen om eenige Vreedeboden van de vaste kust te ontbieden, die hun na eenige heen en wederreizen de tyding bragten, dat zy naar hun goeddunken de zaaken konden fchikken : Na een kort beraad beflooten zy wel dra ter overgaave, en fielden zich den Atheneren in handen , die hen 's anderen daags op de fchepen \'erdeeld aan de Kapiteins ter bewaaring overgaven; een Zegeteeken opgerecht, de gefoettvelden begraaven hebbende, maakten zy zich om onder zeil te gaan gereed. In het gevegt fneuvelden honderd-achtentwintig man van de zyde der Lacedemoners, die in 't geheel vierhonderd-twintig waren, en onder de krygsgcvangen bevonden zich honderd-twintig Spartaanen. Van den kant der Atheneren ging weinig volks verlooren. De beleegering van het Eiland had twee-enfeventig dagen geduurd , doch den tyd van twintig dagen, had men hun leevensmiddelen bezorgt, daar zy de andere door Epitades zeer befnoeid wierden, dewyl zy geen onderhoud, dan het geen hun heimemelyk toegevoerd wierd, hadden. Vervolgens trokken zy beide met hunne benden naar huis te rug, en de belofte van Kleon, fchoon on- be.  VIERDE BOEK. 37 bezonnen, wierd evenwel bewaarheid gevonden: vermits hy binnen den bepaalden tyd de Lacedemoners krygsgevangen naar Athene overbragt. De verwondering hier over was buitengewoon , dewy] men verwagt had, daü de Lacedemoners eer het uiterfte zouden waagen, dan ter overgave befluiten. Een Athener vroeg al fpottende aan eenen krygsgevangen, of de dapperfte van hen niet op het llagveld gebleven waren , doch kreeg tot antwoord , dat de pylen al vry veel bezef moesten hebben, zo zy in Haat waren de dapperften altyd te treffen, hier mede te kennen geeven* de, dat de overgeblevene niet minder moeds bezaten. Men befloot te Athene om de Lacedemoners, mits hunne Stadgenooten geenen inval in het Atheensch gebied ondernamen , in eene draaglyke gevangenis te bewaaren tot dat 'er eene beftendige vreede getroffen zoude zyn; doch wierd 'er iets vyandigs beftaan, hen dan te dooden. Men liet eene bezetting op Pylus, maar de Mesfeniers van Naupactus, aan wie het van te vooren behoorde, zonden hunne dapperfte jeugd derwaard , die de Lacedemoners, niet gewend aan zulk foort van vechten en ftroopen,groot nadeel deeden: voor erger beducht, C 3 zon-  38 T II U C Y D I D E 3. zonden zy verfcheide reizen Gezanten naar Athene, om Pylus en de krygsgevangenen wederom te verzoeken, af, doch zonder vrucht, de Atheners thans ten toppunt van 't geluk geftcegen, hadden iets grooter in het oog. In denzelfden Zomer Haken de Atheners naar Corinthus met eene vloot van tachtig zeilen,tweeduizend zwaargewapenden en tweehonderd ruiters, in zee, vergezeld door de Milefiers, Attdriers en Caryftïers. Met het aanbreeken van den dag zeil gemaakt hebbende, liepen zy tusfehen Rhegium en Cherfonnefus door, en lieten het anker vallen aan den voet van den berg Soiygia, alwaar men thans eene ftad, insgelyks Solygja geheëten, vind: ongeveer festienhonderd fchreden van het ftrand, vyfentwintig-honderd van de Straat, en twee mylcn van Korinthen. ' De Korinthers reeds lang te vooren aangaande de komst der Atheenfche vloot door de bewooners van Argos gewaarfchuwd, waren met hunne bondgenooten , om de Straat te befchermen, opgekomen, hebbende Hechts vyfhonderd man naar Leukadien en Ambracien ter verdediging afgezonden. Zy krecgen van de aankomst der verwachte vyanden, en die hen door de nacht begunstigd in ftilte VOOT*.  VIERDE BOEK, 39 voorbygezeild waren, door aangefteeken vuuren bericht. Een deel der benden te Cenchrea blyvende, om de Atheners, zo zy eene landing ondernamen , te wederflaan , wierp zich een andere, onder Battus, in den Burgt van Solygia, terwyl het overige der manfehap door Lycophron , want deeze waren de twee Overften , gebooden wierd. Zich met geene fchermutfelingen ophoudende, tastten de Korinthers , de rechter vleugel der Atheneren, die allereerst voet aan land gezet hadden, allergeweldigst aan: De Atheners door de Caryfliers onderfteund, ftonden den aanval niet alleen moedig door , maar noodzaakten zelf den afdeinfenden vyand zich agter eenen muur die op eenen heuvel was te bergen, waar van daan zy echter, na eenige verfterking bekomen te hebben, de Atheners tot de fchepen te rug dreeven: Midlerwyl bevond zich de rest der benden in het hevigst van den flag , voornaamelyk federd dat Battus uit Solygia den zynen bygefprongen was: De kans ftond zo lang gelyk, tot dat eindelyk de Korinthers door de ruitery der Atheneren in de war gebragt, zich op eene nabygelegene hoogte moesten bergen: In den aftogt verlooren de Korinthers vry veel volks, waar onder. Battus: de overige waren c 4 in  4» THUCYDIDES, in goede order afgetrokken, door het langdui?rig gevecht afgemat zynde, was men op het najaagen van den vyand niet zeer heet. De Atheners ziende dat de vyand geene de minfte bewegingen maakte, rechtten na het plonderen der gefneuvelden een Zegeteekcn op: De helft der vyandlyke macht, die tot nog toe te Cenchrea, voor Crommyon beducht, de wacht gehouden en geene tyding van 't gevecht bekomen had, had op het eerfte teeken het anker gelicht, zelfs hadden de hoogbejaarde, die te Korinthcn gcbleeven waren, zich mede aan? boord begeeven: Op het aannaderen der vloot ftaken de Atheners, die zich verbeeldden dat het Peloponnefisch krygsvolk was, na het bergen" hunner dooden , behalven twee , die zy naderhand te rug eischten , terftond naar de bygelegene Eilanden over: hebbende in dat gevecht ongeveer vyftig man, en de vyand twee. honderd-twaalf verlooren. Dien zelfden dag deeducn zy nog eene landing te Crommyon, vier mylen van Korinthen, alwaar zy na veele ftrooperyen den nacht doorbragten; des anderen daags hielden zy op Epidaurus aan , alwaar zy veele verwoestingen aanrichtten: van daar naar Methone, tusfchcn Epidaurus en Trezene voortgezeild, maakten zy zich van de Straat van  VIERDE BOEK. 4r van Cherfonefus meester, wierpen eenen fchans op, en Jieten een deel hunner benden, 't welk den vyand van tyd tot tyd grooten afbreuk deed, daar. Sophocles en Eurymedon midlenvyl naar Sicilien ftevenende , deeden Korcyra aan , alwaar zy de inwooners hielpen om de oproerigen, die van het platte land meester, hen zeer kwelden , tot gehoorzaamheid te dwingen: De eerfte aanval gcfchiede by den berg Istone, daar zy eene Sterkte opgeworpen en zich verfchansd hadden, doch zy kreegen het wel dra zo bang, dat zy zich op verder afgelegene bergen , van waar geen uitkomst overbleef zoekende te redden, zich benevens hunne hulptroepen aan de Atheners op genade en ongenade moesten overgeeven : De Ovcrften der Atheneren plaatlten dezelve op een Eiland ter bewaaring, tot dat men te Athene hun lot beflistte, onder uitdruklyke bepaaling, dat zo één van allen trachtte te ontfnappen, zy op geene genade moesten hoopen. De Korcyreërs beducht dat men te Athene mogelyk een al te zagtzinnig vonnis mogt vellen, lieten hun heimelyk aanraden om zich te fcheep , zo 't mogelyk ware , naar elders te begeeven : doch naauwlyks was dit middel C 5 werk»  42 THUCYDIDES-. werkftellig gemaakt, of zy wierden op de daad betrapt, en met toeftemming der Atheenfche Overften, die naar Sicilien beftemd, eenen anderen de eer benydden om de gevangenen naar Athene over te voeren, aan de wraak van 't gemeene volk overgeleverd: In het eerst wierden zy alle te zamen in een groot gebouw opgeflooten, waar uit zy tot het getal van fes tig gehaald en jammerlyk om 't leeven gebragt wierden ; de overige dit uiteinde te weeten gekomen zynde, weigerden uit te komen, en imeekten de Atheners om hen liever zelve te dooden, dan aan de wraakzucht hunner vyanxien ten doel te laten. De Korcyreërs hier door verwoeder geworden, beklimmen het huis, en het dak 'er afgenomen hebbende, maakten zy hen met fteenen en pylen ten eenemaale af, Veele der oproerigen geenen uitkomst ziende, bragten zich zelve of met de pylen, die de Korcyreërs fchooten om 't leeven, of hingen zich aan de touwen hunner bedden cf ftroppen van hunne aan ftukken gereeten klederen gemaakt, uit wanhoop op : komende dus allen, het zy door vyands, het zy door eigene handen om. 's Anderen daags wierden hunne lyken op wagens gelaaden en buiten de ftad, en hunne vrouwen in flaverny gebragt. Dusdanig  VIERDE BOEK. 4a nig liep het oproer van Korcyra, zonder dat één enkel van eenig aanbelang overbleef, ten einde. De Atheners, die naar Sicilien overgeftoken waren, voegden zich by hunne bondgenooten om den oorlog gezamentlyk voort te zetten. Die van Naupactus namen de ftad der Anactoriers, aan den mond van de golf van Ambracien gelegen, by verrasfing in, en gaven dezelve ter bevvooning aan de Akarnaners, hunne togtgenooten , over: Voor 't overige wierd dezelve naderhand door eene volkplanting van alle kanten zaamgeraapt bevolkt. In den volgenden Winter nam Aristidcs Archippus zoon , uitgezonden om de belastingen der fteden in te vorderen, te Eione, op de rivier de Strymon gelegen, eenen Perfiaanfchen Afgezant, naar Laccdemon beftemd, gevangen , en voerdde hem naar Athene over; zyne lastbrieven behelsden onder anderen , dat zy niet konden weeten , wat de Lacedemoners wilden, dcwyl ieder der Afgevaardigden hun telkens tegenftrydige tydingen medebragt , en derhalven de Lacedemoners verzochten eenen vertrouwden Afgezant met den hunnen naar Perfien te rug te zenden, om dus hunne laatfte befluiten met zekerheid en waarheid te kunnen weeten, De Atheners zonden den Af- ge-  44 THUCYDIDES. gezant door eenige der hunnen verzeld naar Perfien te rug, doch te Ephefus den dood van Artaxcrxcs gehoord hebbende, zetteden deeze hunne reize niet verder voort. Omtrent den» zelfden tyd waren de Chiers genoodzaakt eenen muur aftebreeken, na dat zy veele moeite te vergeefsch aangewend hadden, het kwaad vermoeden der Atheneren uit den weg te ruimen : En dus liep de Winter van het zevende jaar ten einde. In 't begin van den volgenden veldtogt was 'er eene Zonsverduistering, door eene Aardbeeving gevolgd. De Lesbifche ballingen, waar van de meeste zich naar het vaste land begeeven hadden, verzamelden eenige foldaaten op de kust en in Peloponnefus, maakten zich van Rhetium meester , en gaven hetzelve aan de inwooners, die de plondering voor tweeduizend flaters afkochten, weder te rug. Vervolgens namen zy Antandrus, als zynde ter uitrusting eener vloot zeer wel gelegen, in; hun voorneemen was om na het veroveren der overige fteden in die ftreeken , die na den Mityleenifchen oorlog aan de Atheners onderhoorig waren, Lesbos zelve den oorlog aan te doen. In denzelfden veldtogt deeden de Atheners met eene vloot  VIERDE BOEK. 45- vloot van festig zeilen, tweeduizend zwaargewapenden en eenige ruiterbenden, eene landing op het Eiland Cythera, by de Spartaanfche kust, niet ver van de Kaap Malea gelegen: Hetzelve was door Lacedemoners bewoond , die 's jaarlyks eenen Rechter derwaard zonden om de verfchillen te vereffenen; deeze plaats was voor de Kooplieden die uit Afrika en Egypten kwamen, en om de kusten van Creta en Sicilien van Zeefchuimers te zuiveren, zeer gefchikt. De burgt Scandea, in den mond van de haven , wierd door tien fchepen en tweeduizend zwaargewapende Milefiers veroverd, vervolgens de overige manfehap aan den kant van Malea ontfeheept hebbende, rukten zy op de ftad, aan zee gelegen , aan , doch vonden de inwooners allen gewapend en om hen te ontvangen klaar. Na eenen vry hard» nekkigen tegenftand, wierden zy eerst tot den aftogt, en kort hier op tot overgaaf gedwongen; men befloot hen naar elders te vervoeren, om dat het geenzints veilig fchcen Lace. demoonfche bewooners op een Eiland zo naby de kust gelegen , te laaten : daar zy ook reeds te vooren in onderhandeling geweest waren metNicias, wierden zy 't gemaklyker eens: Deeze plaatfen veroverd, en in de laat- fte  46 THUCYDIDES. üe eene bezetting gelaaten hebbende, {taken zy weder naar de vaste kust over, welke zy, nu eens hier, dan weder daar geleegerd, geduurende zeven dagen ontrustten : de vyand vond zich dus in de noodzaaklykheid eenige troepen aan te neemen, doch zonder een volflagen leeger op den been te brengen, waren zy alleenlyk op hunne hoede, voornamelyk beducht voor eenen opftand om het verlies van Pylus en Cythera, het welk hen zekerlyk in eenen onvoorzienen en gevaarlyken oorlog inwikkelen zoude. Dus namen zy vierhonderd paarden en eenige boogfehieters in dienst, door de ondervinding reeds in voorzichtig- en bedachtzaamheid onderweezen, vooral daar zy met eene zeemacht te doen hadden , en wel die der Atheneren, welke hunnen goeden naam dachten te kort te doen, zo zy niet hier of daar iets ftouts beftonden. Voor 't overige aan de Hagen van 't ongeval niet gewoon, waren zy door deeze toevallen nog geheel bedwelmd , en meer bedacht om door iets roekloos te onderneemen, zich niet in den grond te helpen , dan zich door den oorlogsroem eenen grooten naam te verwerven, gelyk weleer. Tegen de macht der Atheneren niet beftand, durfden zy geenen Hag wangen, en zagen  VIERDE BOEK. 4? gen het verwoesten hunner landen met Cmart aan. De benden , die rondom Cortytus en Aphrodifien de wacht hielden, vielen echter de lichte troepen der Atheneren aan, doch wierden door het aanrukken der zwaargewapende benden genoodzaakt met een klein verlies af te deinfen. De Atheenfche benden Haken 'van hier naar Cythera, van daar naar het Limcrisch Epidaurus over, en een groot deel lands verwoest hebbende , kwamen zy te Thyrea , de grensfcheiding van 't Argivisch en Lacedemoonfche rechtsgebied, aan: Deeze Had was door de Lacedemoners aan de Egineten , die uit hun vaderland vérdrèevèn waren , afgefiaan 9 uit hoofde der dienften hun door de Egineten ten tyde der opftand van de flaaven en der aardbeeving bcweezen ; als ook om dat zy, fchoon den Atheneren onderhoorig, het al tyd met hun gehouden hadden. Op de aankomst der Atheenfche zeemacht verlieten de Egineten de vesting, die zy by de zee opwierpen, en bergden zich in de bovenftad, ongeveer tien Hadien landwaard in gelegen: doch de Lacedemoners , die hun tot het opwerpen des vesting geholpen hadden, doch wel begreepen tegen de Atheners niet befland te zuilen zyn, weigerden zich binnen de Had op te Huiten, maar naar  48 THUCYDIDES. naar de bergachtige plaatien geweeken zynde, hielden zy zich ten eenemaale ftil. De Atheners hadden naauwlyks voet aan land gezet of zy trokken in alleryl op Thyrea aan, het welk na eenen korten tegenweer genomen, geplonderd en verbrand wierd. Al wat Egineten niet gedood waren, wierden benevens TantalusPatrokles zoon,Overfte der Lacedemoners, fchoon gewond , naar Athene overgevoerd : Zommige bewooners van Cythera, die 't niet veilig was daar te laaten, ondergingen hetzelfde lot, en wierden op andere Eilanden verdeeld , voor het overige wierd den anderen toegedaan hun land te bebouwen, mits eene jaarlykfche fchatting van vier talenten opbrengende. De Egineters wierden alle zonder onderfcheid om den ingewortelden haat jegens de Atheners van kant gemaakt; Tantalus benevens de andere Lacedemoners in de gevangenis bewaard. Geduurende denzelfden Zomer 'wierd 'er -eene wapenfchorsfing tusfchcn de Geloërs en Camaryners gemaakt, die welhaast gevolgd wierd door eene algemeene vergadering der bewooners van Sicilien, ten einde eene duurzaam c vreede te bewerken. Na dat zy van weerskanten hunne vraagen en bewyzen hadden  VIERDE BOEK. 49 *den voorgefteld, fprak rförmocrates de Syrakufer de Vergadering in deezer voege aan : „ Dewyl ik uit eene zeer groote en aan de onheilen des oorlogs minst blootgeftelde ftad 3> geboortig ben, kan ik myn gevoelen om„ trent het algemeen nut der Siciliaanen vry„ moedig uiten. Ik zal U het voordeel van de „ vreede even min als het nadeel van den oor„ log, voorftellen, want het een en ander is „ U door de ondervinding genoeg bekend ; „ behalven dat de overweging van die dingen „ ons nimmer van den oorlog afichrikt noch „ tot denzelven noopt: De een denkt altyd, ,, dat de voordeelen van den oorlog de rampen „ ver te boven gaan, daar de ander liever het >, uiterst wil waagen, dan het geringfte van „ zyne rechten af te ftaan. Zo men nu bewy„ zen kan dat zy beide het regte fpoor byster „ zyn, dan dunkt my, is het tyd een verdrag „ te fluiten, echter zo, dat ieder het recht „ behoude om , vind hy de vreede minder; „ goed, den oorlog te hervatten. Wy zyn „ hier niet zo zeer byééngekomen om onze „ onderlinge verfchillen te vereffenen, dan weL „ om voor het algemeen welzyn van Sjcdliên , „ aan de mishandelingen der Atheneren bJootn gefteld, te zorgen , en dit moet ons ten D „ fpjor-  Sö THUCYDIDES. fpoorflag onzer verzoeninge {trekken: Denkt ,, niet dat zy alleen ten dienfte hunner bond- genooten gekomen zyn, 6 neen, onder dit „ voorwendzel trachten zy onzer meester te „ worden, en zullen het voorzeker worden, „ zo wy door onderlinge onlusten ontheupt „ en vaneengereeten, hun niet met vereende „ krachten wederftaan. Zy, betrouwende op „ hunne krachten, die buiten twyffel de fterk„ He zyn van geheel Griekenland, zullen ,, hunnen flag waarneemen , zo dra zy ons ,, door binnenlandfche onlusten verdeeld zul„ len zien. Dit verpligt ons, willen wy wel „ doen, om ons hoe eer hoe liever ,te verzoe„ nen, en onze eigene bezittingen , voor dat „ wy die van anderen aantasten, in veiligheid ,, te {tellen , zonder de tusfchenkomst van „ vreemdelingen te verlangen ; want terwyl „ wy ons onderling belaagen , brengen zy „ onze vryheid den doodfteek toe, waar van 5, het lichaam zonder medewerking aller le„ den, niet te beveiligen is. Gy moet U niet „ verbeelden , dat de weinige Dorïers, die „ onder ons zyn, alleen der Atheneren vyan„ den, en de Chalcidenfers, om hunne ver„ knochting met de Iöniers, alle gevaar te. bo„ ven zyn. Zy doen ons niet uit gunst voor „ den  VIERDE BOEK. sr >, den eenen of anderen aanhang, maar alleen 3, om eigen belang en voordeel den oorlog aan: 3, die is onlangs duidelyk gebleeken en blykt S) nog, daar zy eene veele gereedere hulp aan „ vreemden dan aan eigen bondgenooten toe„ brengen. Doch dit is aan de Atheners, die >, eene groote heerfchappy met alle drift na„ jaagen en hier voor uitkomen wel te ver,, geeven; en ik vind niet diegeenen, welke „ hun gebied zoeken uit te breiden , maar wel „ hen , die zich gedwee onder het juk van „ flaverny begeeven , grootelyks te mispry„ zen. 't Is immers met den mensch zo ge„ fchapen, dat hy eene ftrenge heerfchappy „ voert over hem, by wien hy geenen tegen„ ftand ontmoet,maar omtrent den weerftand,, biedenden zich voorzichtig gedraagt. Wy „ handelen dus geheel verkeerd, want daar het „ gevaar ons allen dreigt, waarom niet door „ onderlinge eendracht hetzelve afgeweerd? „ De Atheners vallen ons niet uit hun eigen „ land, maar uit het land van onze Jandge„ nooten aan, die onder dit fraai voorwend„ zei binnen kort onder het juk van flaverny „ zullen moeten zugten : de onderlinge ver„ zoeninge is het eenigst middel ter redding ,) onzer rampen. Ons voor het juk der flaverD 2 „ ny  Si THUCYDIDES. „ ny bevrydende, winnen wy van dien kant „ reeds zeer veel: Ziet hier het geen wy van „ den onzen winnen. De vreede is veel voor„ deeliger dan den oorlog , de eerfte geeft ons gelegenheid om ons van de rampen r „ die ons drukken te bevryden, en met ver„ maak gebruik te maaken van onze bezittingen niet alleen , maar dezelve te behou„ den, zy houdt den luister onzer eerfte ge„ flachten op, daar de oorlog den machtig„ ften zelfs uit zynen zetel bonst. Stelt U }, dan de vreede , om thans van andere on„ telbaare oorlogsrampen, of voordeelen der „ vreede niet te fpreeken, ten doelwit voort Befchouwt mynen raad met gunftige oogen ter liefde van ons eigen land : Mogelyk vleit iemand zich door den oorlog grooter 5, te zullen worden, doch hy zy tevens be„ dacht om niet te verliezen 't geen hy heeft: „ immers 't is onnoodig , dat wy met voor„ beelden , die ons in menigte by de hand „ zyn, trachten te bewyzen , dat de oorlogs„ kans niet altyd de rechtvaardigheid der zaa„ ken, of de grootfte leegermachten gewillig „ volgt: al het ondermaanfcbe is der wisfel„ valligheid onderhevig, en het toekomend, „ dat onze zinnen zo ftredend vleit, heeft ■ „ geene  VIERDE BOEK. 53 geene de minfte zekerheid. Hier door moe. 3, ten wy dus natuurlyk leeren ons met meer omzichtigheid te gedraagen, en niet rcik3$ halzende naar het onzekere toekomend om 33 te zien: daar en boven zetten onze tot nog toe altyd mislukte onderneemingen ons aan, „ den ingelokten vreemdeling buiten ons land te „ weeren, onze verlchillen te vereffenen, op „ 'dat onze vryheid niet geheel verlooren gaa. „ Dat ieder ftad haar recht befcherme om „ ftraffen en belooningen uit te deelen, zo „ lang het haar nog vryftaat, al viel in den „ oorlog alles naar onze wenfehen uit, zouden „ wy doch met den eenen of anderen onzes „ ondanks in onmin zyn. Ik voor my, die uit ,, eene ftad ben, die niets te vreezen heeft, „ en zeer in ftaat is den vyand afbreuk te „ doen, ftemme voor de verzoening , want „ van de eensgezindheid der leden hangt het „ behoud van 't gantfche lichaam van Staat af. „ Ook is 't geene fchande, dat Dorier voor „ Dorier, en Chalcidenfcr voor Chalcidcnfer „ vriendlyk zwicht. Zo wy al moeten oorlo„ gen , laaten wy dan toch meesters onzer s, daaden zyn; en niet dulden dat een vreem„ deling zich tot bemiddelaar opwerpe en ons „ in Sicilien de wetten ftelle. Door de eenD3 „ dracht  54 THUCYDIDE S. „ dracht rnaaken wy ons van eenen burgcrly„ ken en uitheemfchen oorlog vry , en van binnen vereend, ftaan wy niet langer voor „ de verongelykingen der vyanden bloot." De Siciliaanen door deeze rede overgehaald, fluiten een onderling verdrag, onder voorwaarden, dat ieder zoude blyven bezitten 't geen hy had , bebalven dat de Syrakufers tegen 't ontvangen eener bepaalde zomme gelds Morgantine aan de Karnaryners zouden afftaan : De Overfte der Atheneren , dit verdrag te weeten gekomen zynde, beflooten het Eiland te ruimen en met de vloot naar Athene te ftevenen , doch twee van hun wierden terftond gebannen , de derde in eene geldboete verweezen, onder voorwendzel dat zy zich tot ftaaving van 't verbond hadden laaten omkoopen, daar zy zeer gemaklyk het Eiland hadden kunnen overweldigen. De Megarenfen midlerwyl door de ftrooperyen ■ der Atheneren , die tweemaal 's jaars hunne landen verwoestten, zeer ontrust zynde , als ook door de ballingen, die in een opr roer uit de ftad verdreeven zich te Page hadden neergezet, namen het befluit zich met een van beiden, om niet van twee kanten overvallen te worden, te verzoenen: Hier op ftel- den  VIERDE BOEK. 55 den de vrienden der uitgebannenen alles in het werk om het herroepen te bewerken, doch andere, die hier in hun nadeel zagen, yverden voor de Atheners niet minder fterk. Deeze traden in eene heimelykc onderhandeling met twee Atheenfche Bevelhebbers, en beloofden hun de ftad te zullen leveren , mits zy zich van den muur, die de ftad aan de haven verbond, meester maakten, om de benden van Pelopon' nefus, die wel dra ter ontzet zouden amruk. ken, af te ftaan. Om dit voorneemen ter uitvoer te brengen, kwam Hippocrates, een deezer Overften, by nacht met feshonderd zwaargewapenden op het Eiland Minoe heimelyk aan, en hield zich in eene Steenmyn dicht by de ftad geleegerd zynde ftil. De lichte benden der Plateërs plaatften zich in den Tempel van Mars nog nader by de ftad, zonder van iemand befpeurd te worden dan van de medeplichtigen , die op eene gefchikte gelegenheid loerden om hun de poorten te openen. Ten dien einde hadden zy federd cenigen tyd de gewoonte om met toeftemmmg van den Bevelhebber der plaats 's nachs eene kleine boot op eenen wagen naar buiten te brengen, met welke zy dan ftilletjes langs eene vaart in zee gekomen den vyand beD 4 fpicd-  56 THUCYDIDE-S. fpiedden, en daar na zich weder op dezelfde wyze naar de ftad begaven: De Atheners hier van kundig, neemen het oogenblik, waar in de poort door het fchuitje nog belemmerd was, waar, om de ftad te overrompelen , daar de Athcensch-gezindeMegarenfers de wacht zelve afmaakten. De Plateënfers kwamen onder geleide van Demosthenes allereerst in de ftad, en wel op die plaats , alwaar men nog het Zegeteeken toont. De Peloponhefers dit wel dra ontdek, kende en ter hulpe toegefchootenzynde, wierden door de Plateënfers moedig afgeflagen, welke hierdoor hunne zwaargewapende benden de ftad binnen trekkende niet weinig dekten: In bet eerst bood de aldaar leggende manfehap eenen geringen tegenftand , doch de fterkte van de vyandlyke benden niet kunnende onderfcheiden, en ziende dat eenige Megarenfers het zelfs met de Atheners hielden, trokken zy welhaast naar de haven af, in vaste verzekering dat zy door de Megarenfers allen gezamcntlyk verraaden waren : De voorftanders der Atheners ftelden voor om 's morgens vroeg, eer de overige benden der Atheneren binnen rukten, in flagorder uit te trekken en den vyand het hoofd te bieden , om cius de poor-  VIERDE BOEK. $T poorten van de ftad in de macht der Atheneren te brengen, die geduurende den nacht met eene verfterking van vierduizend zwaargewapenden en feshonderd man paardevolk uitEleufine zouden aanrukken. Om door de Atheneneren wel onderfcheiden te worden hadden zy zich met olie beftreeken, en waren reeds tot de poorten genaderd, wanneer de andere party deeze verftandhouding ontdekt hebbende, zich in alleryl naar de poorten begaf, dezelve bezette , en hun den uittogt affneed: onder voorwendzel dat zy hier door de ftad al te veel zouden blootftellen, belettende dus den Atheensch-gezinden hun voornecmen tot uitvoer te brengen. De Atheenfche Bevelhebbers , befpeurende dat 'er eene fpaak in 't wiel geftooken en het hun onmooglyk was de ftad ftormenderhand in te neemen, wierpen een bolwerk rondsom Nifeaop: hoopende dat Megara, zo men Nifea fpoedig meester wierd, ook wel dra tot overgaavc zoude komen. Tot\ dat einde wierd het yzerwerk, fteenhouwers en de noodige bouwftoffen van Athene derwaard aangevoerd. Zy trokken dus van beide kanten eenen muur, die zich naar den kant van Megara uitftrekte , en daar van daan weder dwarsmuuren naar den D 5 zee-  $8 THUCYDIDES. zeekant, van de iteenen der afgebroken huizen van de voorflad, omtrokken zy dezelve met eene grafc, en flooten Nifea zeer naauw in. De huizen der voorflad, die niet omvergeworpen waren, dienden hun tot verfchansfingen , en zy werkten dus met onvermoeiden yver aan het volbrengen der werken door: De Nifeërs hier door zeer bedremmeld, en door het ge,brek aan Jeevensmiddelen benaauwd, maakten met de Atheners een verdrag, onder voorwaarde, dat ieder voor eene bepaalde zomme losgelds op vrye voeten gefield zoude worden, behalven de Lacedemoners, die den Atheneren alle overgeleverd moesten worden : hier op trokken zy uit, en de Atheners van Nifea bezit genomen, en de lange muuren van de Megarenfers afgebroken hebbende , waren op ernftigere ondernemingen bedacht. Brafidas, Bevelhebber der Lacedemoners, hield zich nog op de hoogte van Sicyon en Korinthen op, met oogmerk om zyn leeger naarThracien over te voeren; doch het beleg van Nifea te weeten gekomen zynde, fchreef hy aan de Beotiërs om hem met hunne benden by het Dorp Tripodiscus te komen vinden, werwaard hy zich met tweeduizend-fevenhonderd Korinthers, vierhonderd Phliafiers en feshonderd Sicyoniers ter-  VIERDE BOEK. 5 pus of werwaard hy maar konde, zocht te redden. Doch zy wierden door de Beotiërs en voornaamlyk door het Paarde volk zo lang nagejaagd en grootendeels ter neergezabeld, tot dat de nacht een einde van 't gevecht maakende den vluchtelingen begunftigde. Die zich te Oropus en te Delium geborgen hadden keerden 's anderen daags te fcheep naar huis te rug, laatende evenwel eene bezetting in de laatfle plaats. Het verlies der Beotiërs wierd op ongeveer vyfhonderd man begroot, daar dat der Atheneren meer dan duizend zwaargewapende, waar onder ook de Overfte, behalven een groot aantal lichte benden en bediendens, beliep. De Beotiërs een Zegeteeken opgerecht,hunne dooden geborgen, die der vyanden geplonderd en 'er eene wacht by gefteld hebbende, trokken naar Tanagra,even als of zy de beleegering van Delium in den zin hadden, af. Een Stafgezant der Atheners uitgezonden, om de gefncuvelden wederom te vraagen, ontmoette juist eenen anderen door de Beotiërs naar de Atheners afgevaardigd; die in de legerplaats gekomen hun zeide: „ Dat zy tegen de gewoonte der Grieken, gewoon de hei-  VIERDE B-OEK. 8r 91 lïge plaatfen te ontzien, den Tempel van „ Apollo bezoedeld hadden en denzelven als „ eene ongewyde plaats gebruikten: Dat zy tot „ hun daaglyksch gebruik zich van water, al„ leen toe een plechtig en heilig einde beiïemd, „ bedienden. Dat hy hen by allé Goden , be,, fchermers van hun land, en wel voornaam* „ lykbyApollo bezwoer,hoe eer hoe beeter, „ met alles wat zy hadden, af te trekken." Hier op begaf zich de Stafgezant der Atheneren naar de legerplaats der Beotiërs, en beweerde , „ dat zy de Tempels niet bezoedeld „ hadden, en ook met dat oogmerk derwaard a, niet gekomen waren, dat zy alleenlyk die „ plaats om den vyand afbreuk te doen, ver„ fterkt hadden. Dat het by de Grieken een „ oud gebruik was, dat al wie meester is van „ een gewonnen land, de Tempels en ge„ heiligde plaatfen naar zyn goeddunken kan „ gebruiken, dat voor 't overige hun gedrag s) niet anders was dan dat der Beotiërs in 't „ Atheensch gebied. Dat zy het water niet „ uit Godslastering maar door nood gedwon„ gen hadden gebruikt , en zich verzekerd ,, hielden dat de Goden, wier altaaren de „ onfchuld ter vryplaats ftrekten, de onwillis, ge misdaaden wel zouden vergeeven , dat F ■> zy  82 THUCYDIDE. S. „ zy dus in het minfte niet van voornec,, men vvaren om eene plaats, die hun door 't ,, recht der wapenen toekwam , af te ftaan, „ maar evenwel den Beotiërs verzogten de ge„ fneuvelden te rug te geeven , en niet in „ deezen tegen de gewoonte der Grieken te handelen." De Beotiërs' gaven tot antwoord , dat de Atheners in hun eigen land konden doen en laaten 't geen zy wilden , maar niet zo lang zy zich in Beotien bevonden; hier mede fchamperlyk te kennen gevende,dat zy vanOropus, fchoon den Atheneren ondcrhoorig, niet meer meester waren hunne gefneuvelden te rug te voeren ; dat zy voor het overige van geene wapenfchorfing wilden hooren fpreeken, zo zy niet op de voorgeftelde voorwaarden Beotien wilden ruimen : Hier óp vertrok de Atheenfche Stafgezant onverrigter zaak naar de leegerplaats te rug. De Beotiërs maakten zich hier op terftond ter beleegering van Delium gereed. Ten dien einde ontbooden zy eene meenigte Slingeraars en Boogfchutters uit den Meliacifchen Golf op, en ondernamen met tweeduizend zwaargewapende Korinthers, de manfehap van Nifea en eenige Megarenfers het beleg. Onder de me- nig-  VIERDE BOEK. 83 nigvuldige flormtuigen, waar mede zy derzelver zochten meester te worden , gebruikten zy ook eene houten en van binnen uitgeholde paal , aan welkers uiteinde eene yzere pyp was vastgemaakt waar aan eene keetel hing met pik en zwavel opgevuld: dit wierd door zwaare blaasbalken aan het andere einde van da paal vastgemaakt aan brand geblaazen, en verteerde den dyk, uit tienen en wyngaardrankcn meestal te zamengefleld, in korten tyd: Deeze borstweering vernield zynde, viel hun de plaats gemaklyk in handen. Een gedeelte van de manfehap wierd gedood, en het ander redde zich met veel moeite op de fchepen, behalven tweehonderd die men krygsgevangen maakte. De Stafgezant der Atheneren vervolgens gekomen zynde om de gefneuvelden te verzoeken konde uit verleegenheid niet fpreeken , doch dewyl men de reden zyner komst gemaklyk gistte, wierden hem dezelve ter hand gefield. De onderneemingen van Demosthenes flaagden ten deezen tyde niet alle even gelukkig, want de onderneeming op Siphe deeriyk mislukt zynde, had hy eene landing op de kust van Sicyonicn gewaagd, doch was door de inwooners zo dapper ontvangen , dat hy met verlies van een groot aantal volks geF 2 nood-  84 T' HUCYDIDES. noodzaakt was te rug te keeren: de gefneuvelde wierden hem echter onder zekere voorwaarden te rug gegeeven. Omtrent deezen tyd fneuvelde Sitalces, Koning van Thracien, in een gevecht tegen de Triballiers, en- liet aan Seuthes Sparadocus zoon, zynen vollen neef, de ervenis van 't Ryk. In denzelfden Winter trok Brafidas met de benden der bondgenooten uit Thracien tegen Amphipolis , eene volkplanting der Atheneren, op de Strymon gelegen , alwaar Aristagoras de Milefier , Darius toorn vreezende , zich eertyds had willen ter nederzetten , doch wierd hier in door de Edoniers verhinderd. Dertig jaaren na dien tyd zonden de Atheners derwaard tienduizend man, die alle door de Thraciers ter neergezabeld wierden : dit fchrikte echter de Atheners geenzins af om na verloop van negenentwintig jaaren de grondflagen eener nieuwe Volkplanting te leggen door Agnon Nicias zoon , die de Edoniers , welke zich daar gehuisvest hadden , met geweld verdreef. De plaats van te vooren Negenwegen geheeten, wierd om haare legging Amphipolis genoemd, als zynde van beide kanten door de rivier en voor 't overige door eenen muur zeer verfterkt: Eene kleine myl van  VIERDE BOEK. 85 Van Eïone aan den mond der rivier gelegen, is die volkplanting van groot gewicht. Brafidas ging van Arnus in Chalcidien, met oogmerk om Amhipholis aan te tasten, op marsch. Met het vallen van den avond kwam hy te Aulon en Bromiscus, alwaar het meir van Bole zich in zee ontloost , aan ; zyne troepen hier een weinig verfrischt hebbende , zette hy zynen marsch in het holst van den nacht, dien het flechte weer en fneeuw niet weinig begunftigde, voort. Om zyn oogmerk beter uit te voeren , had hy eenige Argiliers op zyne zyde getracht te krygen , het geen niet ongemaklyk was wegens den nyd, dien zy tegen eene nabuurige en vry machtige ftad voedden : Ook waren zy by de Atheners federd lang van ontrouw verdacht. Andere weder door Perdiccas en de Chalcidenfen overgehaald, waren zyne onderneming toegedaan. Brafidas daar gekomen zynde, wierd het met de regeering van Argilien, eene volkplanting der Andrïers, na eenige onderhandeling, wel fchielyk eens, die hem in de ftad namen, en dien zelfden nacht nog zyne zyde koozen. Met zyne troepen al verder voortrukkende , maakte hy zich van eene flecht bewaakte brug met weinig moeite meester; zo wei door het guure weer, als F 3 door  26 T H ü C Y D I D E S. door eenigcn, die onder de fchildwachten hem toegedaan waren , geholpen. Over de brug getrokken, had hy het gehcele platte land in zyne macht, nam een gedeelte der bewooneren gevangen, terwyl het ander zich door de vlucht te Amphipolis zelve, alwaar alles wel dra in rep en roer geraakte, borg: Daar de Inwooners onderling, de een op den anderen een kwaad oog hadden, zoude hy de ftad gemaklyk overweldigd hebben, hadden zyne foldaaten zich niet ter plondering terftond door 't land verfpreid : doch Brafidas de Stedelingen , die hem gunftig waren, niet ziende opdagen, nam het befluit zyn leger daar neer te flaan en het land af te loopen; de Atheensch-gezinde party in de ftad de overhand behouden hebbende , hielden de poorten dicht, en ontbooden in alleryl Thucydides Oiorus zoon, die deeze gefchiedenis fchreef, en zich toen juist op Thafus, een eiland der Egeëfche zee, eenen halven dag zeilens van Amphipolis , bevond. •Hy ftak op deeze tyding met zeven fchepen, die hy by zich had terftond in zee, met voornemen om Brafidas voor te komen, of zo hem dit mislukte zich dan binnen Eïone te werpen : Wegens den invloed van Thucydides, die veele Goudm/ncn in die landftreeken be» zats  VIERDE BOEK. 8? zat, haastte Brafidas zich om voor deszelfs aankomst binnen Amphipolis te komen; wel begrypende dat hem dit ondoenlyk zoude zyn, zo zy eens op verfterking konden hoopen. Ten dien einde ftelde hy den Inwooneren zeer aanneemlyke voorwaarden voor, hun zeggende: Dac alle Stedelingen, het zy Athener of niet,alle hunne voorregten zouden behouden, ja zelfs verlof hadden om binnen den tyd van vyf dagen zich met alle hunne goederen naar elders te begeeven: Deeze afkondiging bragt veele gemoederen op zyne zyde, want behalven dat de nabeftaanden der kiygsgevangenen dit voorftel van zelfs omhelsden, bevonden zich flechts weinige Atheners in den raad , waarvan het grootfie deel uit vreemdelingen beftond. Hier kwam nog by dat de Atheners zeer te vreden waren met het verlof om met het hunne te vertrekken, zo 'er geen hulp te wagten was. Die van de andere party, ziende dat zy voor hunne voorregten niets te vreezen hadden , wierden ook zeer gemaklyk overgehaald , zo dat het geheele volk, de beveelen en den raad des Atheenfchen Bevelhebbers in den wind flaande, befloot om Brafidas met opene armen te ontvangen. Met het aanbreeken van den dag zoude hy de ftad Eïone ingetrokken zyn, F 4 zo  SS THUCYDIDES. 20 Thucydides niet dien zelfden avond aldaar aangekomen was, alwaar hy de vestingen in Haat van tegenweer gefield hebbende, die geenen ontving, die volgens het verdrag van overgave Amphipolis verlieten. Op de tyding der fcomfte van Thucydides zakte Brafidas terftond met eene flerke manfehap de rivier af met oogmerk om de vesting aan den mond gelegen te beftormen, gelyk hy deed, ook ondernam hy Eïone van den landkant flormenderhand in te neemen, doch alle zyne poogingen liepen vruchtloos af. Hier moest hy zich dus te vreden ftellen met de fchikkingen die hy te Amphipolis ten voordecleder Lacedemoners konde maaken. De Koning der Edoniers midlerwyl door toedoen zyner Vrouwe en der Kinderen van Goaxes van kant geholpen zynde, verklaarde zich de ftad Myrcina voor Brafidas, welker voorbeeld wel dra gevolgd wierd door twee Thafifche Volkplantingen, alle door bewerking van Perdiccas , die terftond naar den overgang van Amphipolis zich derwaard begeven had. Het verlies van Amphipolis was den Atheneren zeer gevoelig, zo wel om dat hetzelve hun zwaare inkomften en zeer veel timmerhout opleverde, als ook om dat het voor de fleutel van Thracien gehouden moest worden; want hoo- ger-  VIERDE BOEK. 89 gerop was hetzelve wegens de uitgebreide moerasfcn ongenaakbaar , en beneden wierd het door de Atheenfche Galeien geftaag bewaakt. De billykheid, welke Brafidas in zyn gedrag toonde, deed hen met regt den afval der Bondgenooten vreezen, want daar hy overal voorwende, dat hy het land van de dwingende overheerfching der Atheneren kwam bevryden , noodigden hem de fteden, die naar verandering haakten , van alle kanten uit, zich haastende de eene de andere de loef af te fteeken, gelyk het gewoonlyk in het opkomen van nieuwigheden gaat. En dewyl men veelal de moogïykheid gelooft van het geen men verlangt, dachten zy zulks zonder gevaar te kunnen doen, in de waan zynde dat de Atheners federd hunne laatfte nederlaag geen leger derwaard konden zenden; in deeze meemnge verfterkte Brafidas hen niet weinig met te zeggen dat zy geen moeds genoeg bezeetcn hadden om hem by Nifea aan te tasten i Zy hielden zich ook verzekerd dat de Lacedemoners hen eershalvcn dapper zouden befchermen. De Atheners zonden intusfehen eenige vertrouwde mannen, om zo veel mooglyk den afval te beletten, uit. De Lacedemoners den roem van Brafidas reeds met nydige oogen aanziende, en van den oorF 5 Jog-  oo THUCYDIDES. log moede , weigerden hem allen onderftand, zo dat hy zich met eenige Galeien op de Strymon te timmeren te vreeden hield. Geduurende denzelfden Winter maakten de Megarenfers zich van den langen muur, die de ftad aan de haven verbond meester en braken denzelven tot aan de grond/lagen af. Brafidas trok van den anderen kant met zyne hondgenootfche benden tegen de landftreek Acta op, die zich van de Gracht door den Perfifchen Koning gegraven tot aan den berg Athos naaiden zeekant uitftrekt, en de volgende plaatzen bevat: Sana, eene volkplanting van de Andriers, aan het gegraven Canaal gelegen, ftrekt zich naar het Eiland Eubea uit; Thysfa, Cleona, Acrothoe, Oloxphixus en Dios, alle door een mengelmoes van volkeren bewoond, die hunne eigene taaie met dcGrickfche vermengd fpreeken. Men vind 'er eenige Chalcidenfers, doch de meeste zyn Pelasgiers van de Tyrrhenen, die eertyds Lemnos en Athene bezaten, afkomftig ; behalven de Bifaltïers, Chrestonïers en Edonïers, die zich by hen bevinden: Alle deeze gehuchten koozen de zyde van Brafidas behalven Sana en Dios, waarvan hy door het afloopen der landen gemaklyk meester dacht te zuilen worden , doch hem dit mislukkende, wen-  VIERDE BOEK. gi wende hy zich naar Torona , alwaar eenige inwooners reeds op zyne zyde waren. Tegen het aanbreeken van den dag was hy tot aan den Tempel van Castor en Pollux,op vierhonderd fchreden van de ftad buiten weeten van 't Garnifoen en de Inwooners genaderd , alleenlyk hadden eenige medeplichtigen in de ftad van zyne aankomst tyding gekregen, die onder ge. leidc van Lyfistratus den Olynthier zeven mannen met pooken gewapend binnen bragten : want men vond flechts dit gering getal, moedig genoeg om zulke onderneeming te wagen. Over den muur, die aan den zeekant is, geklommen zynde, begaven zy zich in alleryl , zonder ontdelft te worden , naar den Burgt boven op den berg gefticht, alwaar zy de wacht afmaakten, en vervolgens eene kleine poort aan de zyde, die naar Canastrea ziet, afbraken Ondertusfchen ftonden honderd halvefchildvoerders met ongeduld naar het beftemde teeken te wachten , waarop zy zich door die poort binnen de ftad zouden werpen, terwyl de medeplichtigen zich by de foldaten gevoegd hebbende, eenigen anderen de Markt Poort openden , ten einde den inwooneren eenen fchrik op 't lyf te jaagen. Op het gegeven teeken rukte Brafidas binnen de ftad met de  92 THUCYDIDES. de overige benden, waarvan een gedeelte zelfs over de fteigers tot het herftellen der muuren dienende klom. Brafidas maakte zich terftond van den Burgt en de voordeeligfte plaatzen der ftad meester, en de andere manfehap verfpreidde zich aan alle kanten door dezelve. Onder de meeste Inwooners hiervan onkundig heerschte eene groote verwarring, De Atheenfche bezetting, die in 't geheel uit vyftig man beftond, wierd in den flaap overrompeld en grootendeels afgemaakt; eenige weinige begaven zich benevens zommige Stedelingen op de vlugt en borgen zich op de fchepen of in de vesting Lecythus op eene Landengte gelegen. De dag aangebroken en de ftad reeds in zyne macht zynde, liet Brafidas den inwooneren door eenen Stafgezant aankondigen : Dat ieder der gevlugte Stedelingen , wien het lustte, zonder het minfte gevaar te rug konde komen, en de Atheners zich met al het hunne naar elders begeven , mits zy de vesting, die den Chalcidenferen toebehoorde, ruimden: doch zy weezen dit voorftel van de hand , en verzogten flechts eene wapenfehorfing van éénen dag ter berging hunner gefneuvelden: In de plaats van één ftond hy hun twee toe, geduurende welken tyd zy i zich  VIERDE BOEK. 93 zich van weerskanten ter verdeediging bereidden: De Inwooners byeengeroepen hebbende, hieid hy hun byna dezelfde rede als den Acanthiers, zeggende dat zy hunne Stadgenooten , die hem de poorten geopend hadden , geenzins voor verraaders moesten houden, dewyl zy zulks niet uit vuig eigen belang, maar om hun land van het juk der flavernye te bevryden , hadden beftaan : Dat niemand der Inwooneren iets van zyne rechten en voorrechten zoude verliezen , want dat hy alleen tot handhaving derzei ver daar gekomen was: dezelfde afkondiging liet hy den geenen doen, die zich by de vlugtende Atheners vervoegd hadden, 'er byvoegende dat hy zich verzekerd hield , dat zy de Regeering der Lacemoniers, waarvan zy thans door gebrek van ondervinding eenen afkeer hadden , binnen kort veel rechtmaatiger zouden bevinden. Dat hy hen voor 't overige bezwoer den Spartaanen getrouw te zyn, en hun verzekerde, dat het voorleedene ongelyk der vergeetelheid zoude worden toegewyd. Dat zy van dien dag af voor fchuldig zouden gehouden worden, want dat hy hen veel eer beklaagde dan befchuldigde van onder eene vreemde overheerfching te hebben moeten bukken. Door  94 THUCYDIDES. Door dit zeggen hen gerust gefteld hebbende, tastte hy na het eindigen der vvapenfchorfing Lecythus aan. De Atheners verdedigden zich in het begin dapperiyk voor zo veel de flechte muuren zulks toelieten , en floegen den vyand geduurende den eerften dag vry wel af. Doch toen de Laeedemoniers zich 's anderen daags klaarmaakten om door middel van een ftormtuig de verfchanOngen in brand te fteeken, bouwden zy met allen fpoed eenen houten tooren op den zwakften kant des muurs om zich tegen deeze onderneming met alle kracht te verzetten, doch te veel watervaten , fteenen en ander oorlogstuig derwaard gevoerd hebbende, ftortte dezelve met veel geweld in : De wezenlyke fchade door deezen val veroorzaakt zoude in de daad zeer gering geweest zyn , doch de Atheners , die aan den anderen kant de ftad verdeedigden, de reden van dit geweld niet weetende , en denkende dat de ftad reeds ingenomen was, begaven zich in alleryl naar de fchepen en trokken naar Pallene af. Brafidas dit bemerkende, nam de ftad ftormenderhand in , en joeg allen, die hy daar nog vond , over den kling: Voor den aanval had hy dertig mynen beloofd aan al wie den muur het eerst beklom. Meenende echter,  VIERDE BOEK. 95 ter, dat deeze plaats de Godinne Pallas zeer ter harte ging , wydde hy haar deeze dertig mynen, gelyk ook den geheelen grond na de herbouwing der fterkte en het afbreeken der overige gebouwen, toe. Het overige van den Winter bragt hy door met de toekomende veldtogten en de regeering der veroverde fteden te fchikken, en hier mede liep het achtfte jaar des oorlogs ten einde. In het begin van het Voorjaar wierd een ftilftand van wapenen voor den tyd van één jaar tusfchen de Atheners en Laeedemoniers geflooten: de eerfte helden hier toe zeer fterk ten einde den voortgang van Brafidas te ftui. ten , hunne plaatzen in fiaat van tegenweer te brengen, en de grondflagen eener vastere vrede , ware zulks mooglyk, te leggen. De laatfte waren hier toe, uit hoop van hunne krygsgevangenen wederom te krygen, niet ongezind. De voorwaarden, welke de Laeedemoniers den Atheneren voorhielden waren deeze: ,, Alen zoude van beide kanten in „ alle vertrouwen en veiligheid volgens het „ aloud gebruik van Griekenland, naar den „ Tempel en de Godfpraak van Apollo gaan: Zelfs verbonden zich de Laeedemoniers en hunne Bondgenooten om dit voorfiel den „ Beo-  $6 THUCYDIDES. ,, Beotiërs en Phocenfers wel te doen geval„ len: Men zoude van weerskanten zyn best doen om die geenen, die den Tempel befto- len hadden, te ontdekken , ten einde de„ zelve ter ftraffe over te leveren, volgens de „ gewoonte hunner voorvaderen: Staande de „ wapenfchorfing zoude ieder behouden het geen hy had. Die van Pylus zouden zich „ niet verder dan totBruphrada en Tomea uit„ ftrekken, nog zich met de Cythereërs of an„ deren van de vaste kust vereenigen of eeni„ gen omgang hebben. Die van het Eiland „ Minoë en Nifea zouden niet verder mogen „ komen dan tot aan den Tempel van Neptu- nus en de kapel van Nifus, en van daar tot „ aan de brug, naar den kant van Minoa. ,, Deeze overeenkomst zouden de Megarenfers „ en hunne bondgenooten niet mogen over„ treeden; nog zich met die van het Eiland, „ thans den Atheneren onderhoorig, vermen„ gen: de Megarenfers zouden behouden, al wat zy in Troezene bezaten, en vry mo- gen vaaren op hunne eigene en bondgenoot„ fche havens. De Laeedemoniers beloofden „ daar tegen geene oorlogfchepen maar alleen ,, roeivaartuigen van twintig ton in zee te zul- len brengen. Intusfchen zoude het beiden » vry.  VIERDE BOEK. 97 » vryftaan Staf- en Afgezanten , zo wel te „ lande als ter zee, ter bevordering der vrede „ heen en weer te zenden. Men zoude gee„ nen overloper het zy vry of flaaf mogen in3, neemen. Alle verfchillen , die midlerwyl 3, mogten ontftaan, zouden in der minne en „ volgens de wetten vereffend worden. Dit, „ voegden zy 'er by, is 't gevoelen der Lace„ demoniers en der bondgenooten, hebt Gy„ lieden iets billyker voor te ftellen , zendt „ maar eenigen naar Sparta, en weest verze„ kerd, dat men U alles wat billyk is zal toe„ ftaan, doch dat de Afgevaardigden met eene „ volmacht voorzien moesten zyn. Dit ver„ drag zoude e'én jaar duuren." Het volk keurde dit voorftel ten eenemaal goed : De Acamanthidifche Wyk was deeze maand aan het hoofd der regeering, Niciades voorzitter en Phenippus geheimfchryver. Hier op fprak Laches in deezer voege: „ Dat de Goden geevenx „ dat de voorgeftelde voorwaarden den Atheneren „ niet nadeelig zyn! Dat zy het voorftel der ,, Laeedemoniers aannamen, en het verdrag „ van dien dag af, naamlyk den 14 der maand „ Elaphebolion, een aanvang zoude neemen, „ dat hetzelve één jaar ftand zoude grypen, 5, geduurende hetwelke zy door wederzydfche G Ge-  9S THUCYDIDES. Gezanten aan het maaken eener vaste vrede „ ernftig zouden denken ; Dat de regeering j, het volk byéén zoude roepen om over de „ orders, die men den Gezanten zoude gee,, ven, te raadpleegen: Dat de Gezanten zich ,, onder eede zouden verbinden om alles flip„ telyk na te komen:" Op deeze grondflagen wierd de wapenfchorfing tusfchen de Laeedemoniers en de Atheners benevens derzelver Bondgenooten vastgefteld, op den twaalfden der maand Gerastia der Spartaanen. Van den kant der Laeedemoniers waren tegenwoordig Taurus zoon van Echetimidas, Atheneus zoon vanPericleïdes en Philorchidas zoon vanEryxidaïdes. Van dien der Korintheren, Eneas zoon van Ocytus en Euphamidas zoon van Aristonymus. Van dien der Megarenferen, Nikafus zoon van Kekalus en Menekrates zoon Amphidorus. Van dien der Epidauriërs , Amphias zoon van Eupeïdes, benevens drie Atheenfche Overftens met naame Nikostratus zoon van Diitrephus , Nicias zoon van Niceratus en Autokles zoon van Tolmeus. Door deezen wierd het verdrag geflooten , ftaande hetwelke men niet ophield ernftig aan de vrede te werken. Midlerwyl vielen de bewooners van Scione, eene  VIERDE BOEK. ^ eene ftad by Pellene gelegen, af, en voegden zich by Brafidas: deeze ScioneèYs vernaaien dat hunne voorouders uit Peloponncfus afkomftig, en dooreenen geweldigen ftorm derwaard gedreeven , zich aldaar kort na het ' beleg van Trojen nederzetteden : Brafidas had ter naauwernood hun voorneemen vernomen , of hy begaf zich terftond met eene kleine boot op reis, zendende de Galei, welke zy hem toegezonden hadden, vry ver vooruit, ten einde hy zich zoude kunnen redden, in geval de Scioneërs de Galei mogten aantasten, Terftond na zyne aankomst riep hy de inwooners byéén , en ftelde hun de zaaken eveneens voor, als hy te Acanthus en Torona gedaan had, 'er by voegende, dat zy hier door meer te pryzen waren, dat zy de vryheid vrywillig verkoozen hadden , zonder de dreigende gevaaren gade te flaan , die hen van alle kanten omringden, als zj'nde door Potidea ingeflooten, en leggende voor de zeemacht der Atheneren ten eenemaal bloot: dit nam hy, volgens zyn zeggen, voor een fpreekend beW5's aan, dat zy voor hunne vryheid hetuiterfte zouden waagen , en de Laeedemoniers zeer getrouwe bondgenooten aan hun zouden hebben. De Scioneërs door dit zeggen nog ' G 2 j^eer  ico TH'UCYDIDE S. meer aangemoedigd , rustten zich met allen fpoed ten oorlog toe, zelfs die geene, welke in den beginne tegen Brafidas geweest waren: Na eene plechtige inhuldiging zetteden zy hem eene gouden Kroon, als den verlosfer van geheel Griekenland, op het hoofd, en beweezen hem de zelfde eer als eenen overwinnaar in het worftelperk: Terftond hier op vertrok hy om eenige verfche benden derwaard te geleiden, met oogmerk om zich van Menda en Potidea meester te maaken en den Atheneren voor te komen , het welk hy door de verftandhouding, die hy met zommigen der inwooners had, dies te gcmaklyker dacht te zullen kunnen doen : doch de Atheenfche en Lacedemoonfche Gezanten met de tyding der wapenfchorfing by hem gekomen zynde, was hy genoodzaakt zyn leeger te fcheiden: Maar op de weigering, welke hy deed, van Scione niet te willen ruimen , als zynde voor de komst der tyding hem Sn handen gevallen, maakten de Atheners zich gereed, om hetzelve met geweld weder in hunne macht te krygen : waar op de Laeedemoniers hun voorhielden, dat zy dus doende het verdrag zouden overtreeden, by het welk duidlyk bepaald was, om alle voorvallende gefchillen volgens den gewoonen weg der Rechten te be-  VIERDE BOEK. ior beflisfen. Maar ten hoogden verontwaardigd, dat Eilanders zich voor de Laeedemoniers hadden verklaard, die niet in ftaat waren hen te verdeedigen, als ook om dat de plaats twee dagen na het fluiten van 't verdrag zich overgegeeven had, beflooten zy op aanraaden van Kleon , Scione te herneemen en alle de Inwooners over den kling te jaagen. Terwyl men zich hier toe in gereedheid bragt, volgde Menda, eene volkplanting der Erethriërs, het voorbeeld van het nabuur^e Scione: zonder dat Brafidas zwaarigheid maakte dezelve aan te neemen: want fchoon hy bier door het verdrag openlyk fchond, meende hy den Atheneren te kunnen bewyzen, dat zy hetzelve allereerst verbroken hadden. De inwooners van Menda wierden tot den afval door de groote zorg met welke Brafidas Scione befchermde, niet weinig aangelokt: reeds ontdekt zynde, waren zy ook voor der Atheneren wraak, zo hun aanflag mislukte, zeer beducht. De Atheners op deeze tyding terftond in 't harnas gejaagd, maakten zich tot het herneemen deezer beide fteden klaar : Brafidas de aankomst der Atheenfche vloot voorziende, voerde intusfehen alle de Vrouwen en Kinders uit deeze fteden naar Olynthus over, en bereidde de G 3 In.  )02 THUCYDIDES. Inwooners om met vyfhonderd zwaargewapende foldaaten, en driehonderd Chalcidenfifche halvefchildvoerders, onder geleide van Polydamidas, de Atheneren wel te ontvangen: midlerwyl bragten zy de zaaken gezamentlyk op eenen goeden voet. Van den anderen kant trokken Brafidas en Perdiccas tegen de Lyncesten voor de tweede, •maal te velde. De laacfte met de benden der Macedoniers , de eerfte met het overfchot van de zyne, waar by de Acanthiers, Calcidenfers en de andere bondgenooten , ieder naar zyn vermogen, eenige manfehap voegden. Het geheele leeger beftond uit niet meer dan drieduizend man zwaargewapend voetvolk, benevens ongeveer tweeduizend Macedoniers te paard, en een groot aantal Ongrieken: Naauwlyks in het land gekomen zynde , floegen zy zich tegen over den vyand, dien zy reeds gelegerd vonden, neer. Het voetvolk had zich van weerskanten op heuvels door eene groote vlakte van een gefcheiden , neergeflagen, terwyl het paardevolk zich in de vlakte met fchermutfelingcn beezig hield. Het vyandlyk leeger vervolgens in flagorder naar de vlakte voort■rukkende, wierd wel dra en ten eencmaal geHagen j het grootlte gedeelte gedood, terwyt hes  VIERDE BOEK. io5 het kleinfte zich op de bergen zocht te redden. Brafidas en Perdiccas bleven na het oprechten van een Zegeteeken nog twee of drie dagen daar, om naar de Ulyriers, die beloofd hadden zich by hen te vervoegen, te wachten, midlerwyl was Perdiccas van gevoelen om, dewyl zy overwinnaars waren , verder in het land voort te rukken en andere vyandlyke plaatfen te veroveren , doch Brafidas beducht dat de Atheners intusfchen de ingenomene zouden herneemen , keurde deezen aanflag gansch niet goed. In het midden van dit verfchil de tyding gekreegen hebbende, dat de Ulyriers zich by den vyand gevoegd hadden, befiooten zy gezamentlyk tot den aftogt, als zynde tegen het vyandlyk leeger niet beftand: doch nog eenige koelheid overgehouden hebbende , waren zy het over den weg des aftogts gansch niet eens; wanneer deOngrieken op eene valfche tyding, dat de vyand in aantogt was, in het midden van den nacht hals over hoofd aan 't vluchten floegen , zo dat Perdiccas , zonder zulks aan Brafidas, op eene andere plaats geleegerd, te kunnen laaten weeten , genoodzaakt was hen te volgen. Brafidas met het aanbreeken van den dag zulks bemerkende, trok met zyne benden, terwyl de lichte troepen de bagagie G 4 van  104 THUCYDIDES. van alle zyden dekten , in eene goede order af. Eene bende uit de dapperfte jongelingen beftaande , zonderde by van het gros van '£ leeger, om in geval van onraad aan alle kan> ten by de hand te zyn, af. Met driehonderd uitgelezen foldaaten de achterhoede dekkende, maakte hy zich tot den aftogt gereed, en fprak de zynen in deezer voege aan : „ Het zoude „ ten eenemaal onnodig zyn, ö Tochcgenoo„ ten, U in dit oogenblik aan te ipreeken en „ den aftogt te leeren , dacht ik niet, dat „ Gy door het heimelyk aftrekken van Per,, diccas en door de onverwachte aankomst der „ Ongrieken eenigzins bedremmeld zyt. Nu „ zal ik U met weinige woorden leeren, wat „ ons in onzen aftobt en omtrent den vyand ,, te doen ftaat, het betaamt immers in het „ minfte niet , dat Uwe dapperheid , die U „ aangebooren is , van de tegenwoordigheid „ Uwer bondgenooten afhange , of dat Gy „ voorde overmacht des vyands beeft. Gy „ zyt uit zulken Staat afkomftig waarin veele niet over weinigen, maar een gering getal „ over veelen heerscht, en die hunne heer„ fchappy aan de overwinningen , welke zy „ op den vyand behaalden, alleen verfchuldigd ,5 zyn. Daar en boven kunt GyU,zo wel door „ ei-  VIERDE BOEK. 105 eigene ondervinding, als door het geen ik „ by gerucht vernam, verzekerd houden, dat hunne overmacht niet zo zeer te vreezen is. ,, Want de vyand, die in vertooning fterk , „ maar in de daad zwak bevonden is, geeft „ ons altyd nieuwen moed: daar hy, die al. „ tyd zich even dapper toont en bevonden js, „ den anderen onverfchrokken tegentrekt: Ik „ beken gaarne, dat zy door hun yslyk mis„ baar en groot getal in ftaat zyn, anderen, „ die nooit met hun flaags geweest zyn , te „ doen becven; maar ons heeft de ondervin„ ding reeds geleerd, dat die ydele vertooning „ niets beduidt. Zonder order vechtende, ver„ laaten zy hunne gelederen , ter bewaaring „ van welke hun de eer of vreeze geenzins „ dwingt: want niet gewend dat men hunne „ dapperheid of bloohartigheid beloone of ftraffe, is het hun onverfchillig of zy den ,, vyand den rug toekeeren , of wel denzel,, ven manmoedig tegenftaan: Immers 't is na„ tuurlyk, dat in een gevecht daar ieder maar „ doet het geen hy wil, ieder ook zyn eigen „ welzyn meest bezorgt. Zy denken met re. den, dat het veiliger is ons van verre te „ vervaaren, dan den flag te waagen, want „ anders hadden zy de zaak heel anders aan» G 5 „ ge.  laS THUCYDIDES. „ gelegd. Dus dan ziet Gy duidlyk dat zy aï„ leen maar voor oog en oor verfehriklyk en „ in de daad zeer klein te achten zyn; Zo gy „ U dan tegen dien ydelen fchrik verhard, zult „ Gy, wanneer het tyd is, den aftogt, mits „ Gy den ftrengften krygstucht niet uit het „ oog verliest, zeer gemaklyk vinden, en voor „ den toekomenden tyd leeren, dat zulke on„ geregelde benden alleenlyk voor 't gevecht „ eene verfchriklyke vertooning maaken voor „ die geene, welke hunnen eerften aanval „ manmoedig tegenftaan, doch in de daad te „ duchten zyn, zo men voor hun in 't min„ fte zwicht." Brafidas den zynen een hart onder den riem geftoken hebbende, begon den aftogt zeer bedaard , doch de Ongriek meenende , dat hy begon te vluchten, viel hem van achteren met een vreeslyk gefchreeuw en misbaar aan , meenende hem in den eerften aanval gemaklyk te zullen overweldigen; doch door de jonge manfehap dapper afgeflagen, vonden zy zich elendig te leur gefield , en de eerfte aanval, waarin hunne groot-fte hoop beftond, liep vruchtloos af Slechts eenige benden om den aftogt van Brafidas te verhinderen , achterlaatende, zettetfen zy met de overige de vluchtende Macedo- niera  VIERDE BOE K. 107- niers na , waar van zy een groot gedeelte ter nedcrzabclden, hier op trokken zy met het gros van 't leeger af om zich van eenen naauwen weg, langs welken Brafidas noodzaaklyk moest komen, meester te maaken; ook maakten zy zich gereed om hem zo dra hy derwaard genaderd was, te omcingelen , doch Brafidas hun voorneemen lichtlyk bemerkende, zond zyne afgezonderde benden vooruit met last om den berg , aan wiens voet de Ongriek geleegerd was, te bezetten; en zo hun dit gelukte, hem van boven op het lyf te vallen, en voor de overige benden eenen veiligen doortogt te baanen: De Ongriek dus onvoorziens overrompeld, was wel dra genoodzaakt het haazepad te kiezen, en Brafidas thans benten hunne macht en land ziende, hielden zy met vervolgen op. Zyne marsch met meer gerustheid voortzettende, kwam hy nog denzelfden dag te Arrógfa op het grondgebied van Perdiccas aan. De foldaaten, die den aftogt der Aiacedoniers zeer euvel opgenomen hadden, eigenden zich alles wat zy maar vonden , (want door de donkerheid des nachts en den overhaastigen aftogt hadden zy veel bagagie verlooren ,) toe. Van dit oogenblik af voegde Perdiccas zich op de zyde der Atheneren, om zich van j ' ' ; ' EL . ' V.".- de  . ro8 THUCYDIDES. de Laeedemoniers, die die hy thans voor zyne vyanden aanzag, te ontdoen. Brafidas te Torona met zyne benden te rug gekomen zynde, kreeg terftond de tyding, dat Menda weder voor den Atheneren had moeten bukken, doch zich te zwak bevindende om hetzelve met geweld in zyne macht te brengen, hield hy zich te vreden met deeze plaats in veiligheid te ftellen. De herovering van Menda door de Atheneren was dus toegegaan. De Atheners met eene vloot van vyftig Galeien, door duizend zwaargewapende foldaaten , een gelyk getal Th raciers , feshonderd boogfehutters en eenige Bondgenooten bemand, onder bevel van Nicias en Nikostratus, in zee geftooken zynde , liepen te Potidea binnen: van daar koers zettende naar den kant van Menda, zetteden zy by den Tempel van Neptunus voet aan land, en vonden wel dra de inwooners van Menda buiten de ftad op eene voordeelige plaats geleegerd. Nicias ondernam met honderd-twintig lichtgewapende Methoneërs en festig zwaargewapende Atheenfche foldaaten en alle boogfehutters, den vyand uit zyne plaats te bonzen, doch zyne onderneeming liep vruchtloos af, en hy wierd zelf gewond. Nikostratus langs eenen anderen weg op den vyand aangerukt ,  VIERDE BOEK. 109 rukt, kreeg liet van dien kant ook zeer bang, en het fcheelde weinig of het geheele leeger der Atheneren was daar gefmolten. De Atheners de Mendeërs niet van hunne plaats hebbende kunnen krygen, floegen zich elders neder, en de Mendeërs trokken met het vallen van den avond de ftad binnen. De Atheners gingen 's anderen daags met hunne fchepen naar den kant van Scione onder zeil, waar van zy de voorlieden zonder flag of floot vermeesterden , het welk alleenlyk aan eenige in de ftad heerfchende onlusten toe te fchryven was. De driehonderd Scioneërs waren den voorigen nacht naar hunne ftad afgetrokken. Nicias hield zich den volgenden dag beezig om met de helft zyner benden het land der Scioneërs te verwoesten , terwyl Nikostratus met de overige de ftad by de hooge poort naauw ingeflooten hield. Polydamidas, die de benden aan dien kart van de ftad gebood, was van gedachten om de benden benevens de inwooners in flagorder te brengen en hun tot eenen uitval te dwingen. Hy had zelfs de onvoorzichtigheid om eenen burger, die zich hier tegenkantte , met geweld te vatten, waar op het ganfche volk verwoed geworden de wapenen opnam en den Peloponncferen tegenviel, waar van een gedeel-  tiö THUCYDIDES, deelte gedood wierd, terwyl het ander zich op den burgt, die zy reeds te vooren bezaten, zocht te bergen. De Atheenfche benden midlerwyl binnen gerukt zynde, verwoestten de ftad zonder dat de Overften zulks konden tegenhouden, ten eenemaal. Ter naauwernood wierden de Inwooners in het ieeven behouden. Men ftelde echter hier op de regeering der ftad in handen der Mendeërs onder beding, dat men de ftookebranden van den afval zoude opzoeken en ftraffen , vervolgens de Peloponnefers naauw influitende en eene bezetting daar laatende , gingen zy tegen Scione op marsch: alwaar zy even als te Menda de inwooners op eene voordeelige plaats buiten de ftad geleegerd vonden om het beleg derzelver te verhinderen. Doch den hevigen aanval niet tegen kunnende ftaan, waren zy genoodaaakt dien post te verlaaten en zich binnen de ftad te bergen , tot welker beleg de Atheners na het oprechten van een Zegeteeken zich met allen ernst bereidden. Het gelukte echter zommigen, die in den Burgt van Menda opgefloten waren , zich midden door 't-vyandig leger binnen Scione te werpen: Geduurende het beleg van Scione verzoende Perdiccas zich met de Atheners door middel van eenen  VIERDE BOE K. ui eenen Stafgezant, en om zyne trouwe door iets uitmuntends beter te doen blyken, fneed by den doortogt aan eenige benden , die het vyandlyk leeger verkerken moesten , af, behalven dat het hem weinig werks waare den Laeedemoniers het binnentrekken in Macedonien te beletten. Hier toe bediende hy zich volgens zyne gewoonte van eenigen der Voornaamften , waar mede hy in gastvriendfebap ftond. Het gelukte Ifchagoras, Ameinias en Aristeus, door de Laeedemoniers ter bezichtiging der zaaken afgevaardigd , behouden by Brafidas te komen, met zich brengende eenige Jongelingen van goeden huize, fchoon zulks tegen de wetten van Sparta ftrydt, om denzelven in het opdraagen van de Bevelhebberfchappen der fteden den voorrang boven Vreemdelingen te geeven: Het bewind over Amphipolis wierd hier op aan Claridas Cleonymus zoon, en dat van Torona aan Epitelidas Hege» fanders zoon, ter hand gefteld. In denzelfden Zomer hebben de Thebaanen de muuren der Thespiers afgebroken, onder voorwendzel, dat zy het met de Atheneren hielden: Hier op hadden zy het federd langen tyd toegelegd, doch de meeste jonge manfehap der  m THUCYDIDES. der Thespiers in een gevecht tegen de Atheners gefncuveld zynde , fcheen hun thans de kans gefchapen. Omtrent dien tyd is te Argos de Tempel van Juno met alle fchatten door de onvoorzichtigheid der Priesteres Chryfis afgebrand. Zy begaf zich voor de flraffe beducht naar Phliuns, en 'er wierd eene andere met naame Phenis in haare plaats gefield. Met het einde van den Zomer flooten de Atheners Scione zeer naauw in, en eene taamelyke bezetting daar laatende, trokken zy met de overige benden-naar huis te rug. Den volgenden Winter hielden de Atheners en Laeedemoniers zich ten eenemaal flil , maar derzelver Bondgenooten , de Mantineërs en Tegeaten, raakten by Laodicea, met eenen gelyken kans flaags; want van beide kanten wierd één vleugel geflaagen en dapper gevochten , tot dat de nacht een einde maakte van het gevecht. De Tegeaten bleeven op het flagveld vernachten en rechtten een Zegeteeken op , daar de Mantineërs naar Boucolion geweeken, hetzelve naderhand verrichtten: en hunne buit naar Delphos zonden. Tegen het einde van den Winter ondernam Brafidas om Potidea onverhoeds te verrasfen, maar  VIERDE BOEK, ÏÏS Sfraaf ter naauwernood had hy de ftormladders aangevoerd, of de in het harnas gejaagde Stedelingen noodzaakten hem gemaklyk tot den aftogt t dewyl hy met weinig volks om de ftad te overrompelen en niet om flag te leveren gekomen was. Hier mede liep het negende Jaar deezes oorlogs af. H T H U.  THUCYDIDES OVER DEN OORLOG DER PELOPONNESERS E N ATHENERS. V T F D E BOEK. In den volgenden Zomer hebben de Atheners voor het eindigen van 't beftand de inwooners van het eiland Delus, om hetzelve volkomen te reinigen, gelyk ik reeds te vooren meldde, uit hunne bezittingen verdreeven : vvien door Pharnaces de ftad Atramyttien in Afien gelegen ter bewooning gegeven wierd. Kleon zynen raad den Atheneren fmaaklyk gemaakt hebbende, ging met dertig fchepen door twaalfhonderd-zwaargewapende Atheners, driehonderd ruiters en nog een grooter aantal Bondgenooten bemand, naar Thracien onder zeil. Scio-  THUCYDIDES VYFDE BOEK. us Scione, waar van het beleg nog duurde, aandoende , nam hy nog eenige zwaargewapende benden aan boord, en ftevende verder naar de haven der Colophoniers, niet ver van Torona gelegen. Daar van eenige overloopers verftaan hebbende dat Brafidas niet te Torona, en het daar liggend volk niet fterk genoeg was om hem het hoofd te bieden, is hy met zyn; leger over land op de ftad aangetrokken, terwyl hy tien zyner fchepen afzond, om da haven te verrasfen. Hy tastte zelf den muur," van Brafidas om de voorflad in te fluiten opgeworpen, aan; de Lacedemoonfche Bevelhebber Pafitelidas deed zyn best om zich zo veel mooglyk te verweeren, doch was genoodzaakt op het aannaderen der Galeien zich naar den zeekant af te wenden , herwaard genaderd zynde , vond hy den vyand reeds binnen de vesten, en wierd door Kleon, die den muur veroverd had, kort op de hielen gevolgd. De Bevelhebber wierd benevens zyne manfehap en de bewooners ten getale van fevenhonderd man krygsgevangen naar Athene overgevoerd , de overigen wierden gedood, en de vrouwen en kinderen in flaverny gebragt. De Soldaaten uit Peloponnefus wierden federd na het fluiten van een nieuw verdrag H 2 we-  ïiö THUCYDIDES. wederom gegeven, en de Inwooners door de' Olynthiers man tegen man uitgewisfeld. Omtrent denzelfden tyd maakten zich de Beotiërs van Panactum, eenen Atheenfchen burgt, by verraad meester. En Kleon eene fterke bezetting te Torona laatende, ging met zyne fchepen tegen Amphipolis onder zeil. Midlerwyl wierd Pheax Erafistratus zoon , door de Atheneren naar Italien en Sicilien afgevaardigd: want de voornaamfte Leontynen, die federd het laatfte verdrag hunne ftad weder op nieuw bevolkt hadden, waren voor eene nieuwe verdeeling der Landeryen door het gemeene volk beducht: om dit voor te komen namen zy de Syrakufers onder den arm, door wier hulpe zy het gemeene volk uit de ftad verdreeven, de ftad verwoestten en zich zelve naar Syrakufe metter woon begaven : Zommige deezcr, fchoon met het burgerrecht befchonken, waren te Syrakufe geenzins te vreden en betrokken eene fterke plaats van hunne verlaatene ftad Phocea geheeten , benevens Bricinnien, insgelyks eene fterke fchans: werwaard zich eene groote menigte der verjaagden vervoegde en den oorlog bereidde. ' Op deeze tyding hadden de Atheners terftond Pheax derwaard gezonden om hunne bond-  V Y F D E BOEK. 117 bondgenooten en de andere bewooners van Sicilien tegen de Syrakufers, wier macht by hen verdacht begon te worden, in het harnas te jaagen en den Leontynen by te ftaan: Hier toe vond Pheax de Camarynen en Acragantynen gereed, doch te Gela zynen tyd vruchtloos veripild hebbende , vond hy goed niet verder voort te trekken, en trok over Catana, na dat hy den Leontyneren een hart onder den riem geftoken had, naar huis te ru-. Op zyne heen en terugreize handelde hy ook met verfcheide fteden van Italien over een onderling verbond van vriendfchap. Onder anderen trof hy ook de Locriers, die in een oproer uit Mesfina verdreeven waren, aan, doch dewyl zy reeds met Athene in onderhandeling waren , deed men hun niet den minften overlast. Deeze ftad was de ecnigfte van geheel Sicilien die federd de vreede ftandvastig geweigerd hadden een verbond met de Atheneren aan te gaan : Ook zouden zy 'er waarfchynlyk nog niet toe te brengen geweest zyn, hadden niet de Itoners en Meleërs, hunne nabuuren en volkplantelingen, hun de handen vol werks gegeven. Kleon, die, gelyk ik boven meldde, tegen Amphipolis onder zeil gegaan was, had zich te H 3 Eiöne,  Ii8 THUCYDIDES. Eïone, van waar hy den oorlog wilde voeren ■> met zyne benden neergezet. Hier van daan deed hy eene vruchtlooze onderneeming op Stagirus, eene volkplanting der Andriers, daar het hem in tegendeel gelukte Galipfus, eene volkplanting der Thafiers, in zyne macht te krygen. Midlerwyl verzocht hy Perdiccas om hem, in gevolge van hun verbond, met alle macht by te fpringen, en Polles, Koning der Odomanten, om hem zo veel Thracifche huurbenden, als hy maar misfen konde, by te zetten. Intusfchen lag Brafidas op eene hoogte, vanwaar hy het geheele land ontdekte, dicht by Amphipolis geleegerd, niet twyffelende of Kleon zoude op hem aanrukken , zonder de nieuwe benden af te wachten. Ook had hy zich reeds in ftaat van tegenweer gefield, en vyftienhonderd Thraciers, al het voet en paardevolkder Edoniers,duizend halve fchildvoerders uit Myrfina en Chalcidien, behalven die van Amphipolis, by zich ontbooden. Alle zyne zwaargewapende benden beftonden uit tweeduizend man, behalven driehonderd Griekfche ruiters, waarvan Clearidas zich met vyfhonderd binnen Amphipolis, om den aanval af te keeren , opgeflooten hield. Kleon was in het eerst Biet van voomeemen om zonder  V Y F D E B O E K. 119 de verwachte verfterking naar Amphipolis op marsch te gaan; doch verloor door het morren der foldaaten, die ongaarne op eene plaats bleven leggen, en zyne lafhartigheid en mangel van ervarenis fteeds tegen de dapperheid en lange ondervinding van Brafidas overftelden, zyn geduld ten eenemaal. Ook verbeeldde Kleon zich federd den gelukkigen aanflag op Pylus, dat hy in krygskunde voor nie. mand behoefde te zwichten , en dat hem de herovering van Amphipoiis even gemaklyk zoude vallen. Hy waande dat niemand moeds genoeg bezitten zoude om hem den minften tegenftand te bieden , en zeide dat hy derwaard vertrok om de omleggende ftreekcn dier ftad te onderzoeken tot dat zyne ontbodene benden by hem zouden gekomen zyn , niet dat hy derzelver tegenwoordigheid zo zeer nodig had of zich zei ven niet betrouwde, maar de plaats in te kunnen fluiten, of dezelve ftormenderhand te overweldigen. Tot dit einde floeg hy zich op eenen zeer gefchikten heuvel neder, om geheel Thracien en de moerasfen door den Strymon veroorzaakt op zyn gemak te kunnen befchouwen, niet twyffelende of hy zoude, zo 't hem Justte, zonder flag of ftoot den aftogt kunnen onderEl 4 nee-  120 TH'.UC YD I D £ S. neemen. Daar hy niemand noch buiten do ftad noch op de muuren en alle de ftadspoorten geftooten zag , had hy over het achterlaaten der ftormtuigen groot berouw, zich verbeeldende dat hem toe het inneemen der ftad dit alleen ontbrak. Brafidas had zich op het eerfte gezicht van den aannaderenden vyand met zyne benden binnen Amphipolis geworpen, alwaar hy zich zonder de minften uitval te doen of zyn leeger in dagorde te ftellen, voor den vyand verborgen hield : voornaamlyk om dat hy zich op zyne benden niet genoeg betrouwde, die hy wel in getal maar in dapperheid geenzins tegen die van Kleon beftand geloofde te zyn. Want het puik der Atheenfche jeugd bevond zich in dat leeger, benevens de beste manfehap van Lemnos én Imbrus: zo dat hy door Hst zyne fchade moest zoeken te vergoeden: Tot dit einde zogt hy zich by den vyand veracht te maaken, om hem dus met meer dofheid te werk gaande, onvoorziens te kunnen overrompelen , voor dat zyne Thracifche manfehap derwaard kwam. Hy koos honderd-vyftig zyner dapperfte foldaaten om den dag te ■beginnen uit, en gaf last aan Clearidas om «let de overige benden, zo hem zyn uitval wel I ge-  V Y F D E BOEK. Uï gelukte, uit eene andere poort op den vyand los te gaan. Zyne foldaaten byééngcroepen hebbende, trachtte hy denzelven moed te geeven, en fprak hen, om zyn oogmerk aan den dag te leggen, in deezer voege aan: ,, Daar „ Gy, Peloponnefifche Mannen, uit zulk een ,, land afkomftig zyt, daar de inwooners door „ hunne eigene manhaftigheid altyd in vryheid „ zyn ; en daar Gy Dorïcrs tegen Ionïers, „ op wien Gy altyd gewoon zyt de overhand „ te behouden, flag zult leveren, zal het ge„ noeg zyn U met weinige woorden aan te ,, maanen. Ik zal U aantoonen op wat wyze „ ik beflooten heb den vyand aan te tasten, „ want daar ik voorneemens ben om met eeni« ,, ge weinigen en niet met het ganfche leger eenen oorlogskans te waagen, vreesik, dat „ U zulks anders den moed benam. Niet zon„ der reden gis ik, dat de vyand op dien heu„ vel thans geleegerd , ons gering getal ten „ eenemaal verfmaadt niet alleen, maar inden „ waan dat wy niets tegen hem durven onder„ neemen, zich met de befchouwing van het „ omleggend land gerust verlustigt. Al wie zo„ danige misdagen in zynen vyand ontdekt, „ moet hem niet openlyk aantasten noch in flagorde op hem losrukken, maar den tyd en H 5' » de  \it THUCYDIDES. de gelegenheid afwachten om met gewis „ voordeel tegen hem te flaan. Alle list, om „ den vyand afbreuk te doen, ingericht, ftaat „ in den oorlog ieder vry, ja zelfs verdient „ hy, die zich hierin het beste kwyt, den „ grootften roem. Terwyl zy onbereid en ge„ rust zich daar vermaaken en, (zo als ik uit „ de omftandigheden meen te kunnen ontdek„ ken,) meer om den aftogt dan den aanval „ denken, zal ik hen onverhoeds in alleryl ben fpringen: Gy Klearidas, zult met de overi„ ge zo wel Amphipolitaanfche als bondge„ nootfche benden , zo het my gelukt den „ vyand in de war te brengen, terftond by„ fpringen en deel neemen in het gevecht. „ Want de aankomst van nieuwe benden jaagt „ gewoonlyk den vyand grooten fchrik op 't „ lyf. Gedraag U dan als een held, gelyk het „ eenen Spartaan betaamt, Gy ö Tochtgenoo„ ten, volgt zyn voetfpoer manmoedig na, en ,, denkt dat gehoorzaamheid, liefde en dapperheid van eenen braaven Krygsman on,, fchendbre plichten zyn: Denkt dat Gy door „ Uw gedrag op deezen enkelen dag U eene „ altoosduurende vryheid of harde flaverny be„ wericen zult, eene flaverny, die den overi„ gen Grieken ter handhaving hunner vryheid „ hin-  V Y F 'D E BOEK. 123 hinderpaalen fielt: Daar Gy dus het groote aanbelang zeer duidlyk ziet, betoont, bid 9, ik U, den ouden heldenmoed. Ik zal too„ nen dat ik niet alleen anderen tot hunnen „ plicht vermaanen, maar hun zelfs door myn s, gedrag ten voorbeeld flrekken kan." Na deeze aanfpraak maakte Brafidas zich tot den uitval gereed, en Clearidas fchikte zyne benden by de Thracifche poort in flagorder, om op het eerfle teeken ter uitval gereed te zyn : Kleon federd zyne aankomst in die flreeken reeds vernomen hebbende dat Brafidas zich in Amphipolis geworpen had, wierd nu onderrigt dat men met offeren bcezig en het leeger der vyanden klaar was om den flag te beginnen, ook zag men, daar de ftad op eene fchuinte gelegen was, de benden by de poorten byéén: Niet voorneemens zynde om voor de aankomst zyner hulpbenden den flag te waagen, liet hy den aftogt blaazen, met order om met den flinker vleugel recht naarEïone af te zwenken, doch wel dra bemerkende dat hy dus zyn oogmerk te langzaam zoude bereiken, zwonk hy met den rechter vleugel insgelyks, en ftelde dus de zyde van zyn leger ten eenemaal bloot: Brafidas den kans gefchapen ziende, fprak zyne foldaaten in deezer voege aan: „Zy 5, wach-  124 THUCYDIDES. „ wachten ons geenzins af, gelyk uit de be„ weegingen hunner benden duidlyk blykt : „ dat men de poorten opene en den aanval „ met moed beginne." Hier op viel hy door de Schans-poort en vervolgens door die des langen muurs, alwaar men thans het Zegeteeken ziet, Uit, floeg midden door de Atheners heen, die over zyn ftout beftaan en hunne eigene verwarring zeer verbaasd, wel dra aan 't vluchten gingen : voornaamlyk toen Clearidas hen van den anderen kant befprong. De flinker vleugel, die, gelyk wy zo even meldden, naar Eïone gezwenkt, en thans van het gros van "t leeger afgefneeden was, zocht zyn behoud in 't vluchten : doch de rechter hield het beter uit , voornaamlyk om dat Brafidas in den eerften aanval gewond, en, fchoon buiten weeten der Atheneren, uit het gevecht gebragt was: Kleon in het minfte niet vech. tensgezind , begaf zich op de vlucht, doch wierd door eenen Myrfinifchen foldaat achterhaald en van kant gemaakt. De zwaargewapende benden zich op eenen heuvel geworpen hebbende,booden eenen dapperen tcgenftand, en floegen Clearidas driemaal moedig af, tot dat eindlyk de Myrfinifche ruiterbenden door die van Chalcidien geholpen, hen omringden, uit  V Y F D E BOEK. ia$ Hit elkander dreeven en meestendeels afmaakten. De Atheenfche leegermacht dus geheel uit elkander verftrooid zynde, zocht de een zich te Eïone, de andere op de bergen te redden , doch het grootfte deel wierd door de lichte troepen en het paardevolk gedood. Brafidas wierd na de ftad teruggevoerd, doch overleefde de tyding zyner overwinning flechts een oogenblik. Alle benden onder het bevel van Clearidas een einde van den vyand na te jaagen gemaakt hebbende, rechtten na het pionderen der gefneuvelden een Zegeteeken opAlle bondgenoodfche troepen kwamen hier op onder de wapenen, en begroeven Brafidas op de plaats daar thans de markt is met krygmans eer. De Inwooners flooten zyne begraafplaats af, en beweezen hem als hunnen verlosfer rnet fpelen, kampen en offerhanden jaarlyks de grootfte eer. Zelfs verwoestten zy om den Lacederaoneren beter te bebaagen, alle gedenkteekenen , die men ter eere der Atheneren aldaar vond. Van den kant der Amphipolkaanen fneuvelde flechts feven man , daar de Atheners wel feshonderd in hunnen aftogt op het flagveld lieten. De laatfte hunne dooden geborgen hebbende, gingen naar Athene te rug>  i26 THUCYDIDES'. rug, en de eerfte hielden zich met het in order brengen der Amphipolitaanfche zaaken op. Tegen het einde van den Zomer was Ramphias benevens Autocharidas en Epicydidas met eene verfterking van negenhonderd man voor Brafidas op marsch gegaan, doch zich te Heraclea in Trachinien ophoudende om de zaaken aldaar naar hunnen zin te fchikken, was midlerwyl de flag voorgevallen; in het begin van den Winter tot aan den berg Pierius voortgerukt, wierden zy hier door de Thesfaliers in hunnen marsch gefluit, de dood van' Brafidas hier gehoord hebbende , begaven zy zich weder naar huis te rug, vooreerst, om dat het Atheenfche leger geflaagen zynde, de vyand deeze ftreeken verlaaten had , ten tweeden, om dat zy zich niet in ftaat bevonden de oogmerken door den grooten Brafidas beraamd ter uitvoer te brengen : Ook hadden zy voor hun vertrek van Sparta reeds bemerkt, dat men aldaar flerker naar de vrede begon te hellen. Na de terugkomst van Ramphias en den flag by Amphipolis voorgevallen, hielden de vyandlykheden van beide kanten op. De Atheners hadden door het verliezen der flagen van Delium en Amphipolis alle hoop om hun gezag ver-  V Y F D E BOEK. 127 verder uit te breiden verboren, door deeze hoop aangefpoord, weezen zy van te vooren alle voorflagen der Laeedemoniers van de hand; doch de zaaken nu van gedaante veranderd zynde, vreesden zy geweldig voor den afval der Bondgenooten , die zich hunner thans niet meer bekreunden, en dus hadden zy van het verwerpen der voorflagen hun door de Lacedemoners na het inneemen van Pylus gedaan geen klein berouw. Van den anderen kant waren de Laeedemoniers thans van de hoop verfteeken om de macht der Atheneren geheel te vernielen federd het zwaar verlies, welk zy op het Eiland geleeden hadden. Hier kwam nog by dat hunne lande» ryen door het flroopen der foldaaten van Pylus en Cythera grootendeels verwoest waren: Dat zy door het wegloopen hunner flaaven voor eenen opftand zeer fterk te vreezen had* den: Dat hun dertigjaarig verbond met de Argiers een einde nam, die naar geene vernieuwing wilden luisteren , ten zy men hun de ftreek van Cynurien te rug gaf. Zich geenzins in ftaat bevindende den Argiers en Atheneren te gelyk het hoofd te bieden, en vreezende, gelyk ook in de daad gebeurde, voor den afval van zommige bondgenooten uit Peloponnefus, wa-  228 THUCYDIDES. waren zy tot de vrede zeer geneigd. Daar en boven zeer begeerig om hunne krygsgevangenen meestal de eerfte van Lacedemon wederom te hebben, hadden zy reeds voorlang voorflagen tot een vcrgelyk gedaan, doch de Atheners grootere dingen in den zin hebbende, en door de overwinningen al te trotsch, betoonden zich toen onhandelbaar. Dus dan eene wapenfchorfing voor den tyd van één jaar gemaakt hebbende na den flag by Delium , deeden zy van weerskanten hun best om eene duurzaame vrede te bewerken, te meer daar Brafidas en Kleon hun thans niet langer konden verhinderen, gelyk zy van te vooren deeden; de een om zynen oorlogsroem nog verder uit te breiden, de ander om zyne flinkfche ftreeken beter te bedekken: De yverigfte voorftanders der vrede waren Plistoanax Paufanias zoon, Koning der Laeedemoniers, die thans in vermogen de eerfte was , en Nicias Niceratus zoon, die tot hier toe in zyne krygsverrichtingen ten uiterften gelukkig , zynen roem vreesde te bezoedelen, en niets ernftiger verlangde , dan zyne dagen in ftilte door te brengen , zynen goeden naam te behouden, en zyne vaderftad aan geene gevaaren bloot te ftellen: Hier toe kwam hem de vrede het allef  VYFDEBÜEK. m lergefchikst middel voor. De andere yverde •voor derzelver bevordering om zich van den laster te ontdoen, waar door men hem alle de onheilen des oorlogs ftceds verweet. Hier by wierd hy nog befchuldigd dat hy met zynen broeder Aristocles de Priesteresfe van Del. phos genoodzaakt had den Lacedemoneren te antwoorden : „ De aframmelingen van Her„ cules weder in hun land in te voeren zo zy „ niet van honger wilden fterven." Men leidde hem nog te laste, dat hy in een ander geval de Laeedemoniers door het omkoopen der Godfpraak genoodzaakt had hem weder in de ftad te roepen en met dezelfde eere in te huldigen , als men gewoon geweest was, de oude Koningen te doen. Want van te vooren befchuldigd zynde van geld gefloolen te hebben ten einde zyne benden uit het Atheenfche land naar huis te krygen , was hy gebannen , en hield zich toen , voor de Laeedemoniers beducht, in een gedeelte van den Tempel van Jupiter op den berg Lyceus in Arkadien gefticht op. Om deeze verwyten, die zich by ieder ongelukkig toeval fteeds vernieuwden, in het vergeetelboek te ftellen , was hy de vrede toegedaan, als ook om dat hy wel zag dat 'er geen ander middel, om de krygsge vangen en I we-  j3o THUCYDIDES. wederom te krygen, overfchoot. De geheeïë Winter met vruchtlooze onderhandelingen verloopen zynde, gaf hy met het Voorjaar aan alle fteden last, om fterke toebereidzels ten oorlog te maaken, ten einde den vyand de voorftellen ter vrede dies te greetiger te doen omhelzen : Na dat ieder in verfcheidene byeenkomften zyne zaak bepleit had, kwam men eindlyk tot dit befluit: Dat men de genomene plaatfen te rug zoude geeven, behalven de vesting van Nifea , die de Atheners zouden behouden, tegen welke Platea in de macht der Beotiërs zoude blyven. Hier op beleiden de Laeedemoniers eene vergadering uit alle bondgenooten beftaande , die eenpaarig , weinige ontevredene uitgezonderd , tot de vrede beflooten, op de volgende voorwaarden: Dat „ het hun van weerskanten vry zoude ftaan den Tempel van Delphos te bezoeken, aldaar te offeren en de Godfpraak te raadpleegen , „ volgens het aloud gebruik. Dat de Inwoo„ ners van Delphos vry zouden zyn, zonder aan iemand eenige fchatting te behoeven op „ te brengen: dat zy hunnen eigenen onder3, daanen zouden mogen recht doen: dat 'er ,» eene vaste vrede tusfehen de Atheneren „ en Laeedemoniers plaats zoude hebben, voor 55 den  VYFDE BOEK. i3r •5, den tyd van vyftig volle jaaren , zo wel ter zee als te lande, geduurende welke men „ van geenen kant eenige vyandlykheid zoude „ mogen pleegen, noch in 't openbaar noch „ in 't verborgen: dat alle verfchillen, zo de„ zelve onverhoopt ontflonden, in het vriend„ lyke en langs den gewoonen weg der rech-' „ ten zouden worden vereffend. Dat Ampbi„ polis door de Laeedemoniers en hunne Bond„ genooten den Atheneren weder ter hand ge„ field zoude worden, mits den Inwoonerert „ toegeflaan wierd zich met alle hunne goe„ deren te begeeven , waarheen zy wilden : „ dat dit zelfde Artikel fland zoude grypen „ omtrent de andere genomene fleden, alsr „ Stagirus , Acanthus, Scola , Olynthus en „ Spartolus, die hunne vryheid zouden behou„ den, en voor geene onaangenaamheden van „ den kant der Atheneren te vreezen hebben, „ mits zy de penningen door Aristides bepaald, „ getrouwlyk opbragten: dat zy de zyde van „ geen van beiden behoefden te kiezen, doch „ den Atheneren vry flond , dezelve tot de „ hunne te zoeken over te haaien i dat de Me„ cyberniers, SaneSrs en Singeërs hunne fle„ den zouden blyven bewoonen even gelyk „ de Acantliiers en Olynthiers: Dat de LaI 2 . „ ce-  ï32 THUCYDIDES, „ cedemoniers en derzelver Bondgenooten „ nactura den Atheneren te rug zouden gee„ ven , tegen de fteden Coryphafium , Cy„ thera , Methone , Pteleum en Atalante : „ Dat men de krygsgevangenen van weerskan„ ten zoude uitwisfelen, en het den foldaaten „ van Scione vry zoude ftaan heen te gaan, „ werwaard het hun lustte: Dat de Atheners „ omtrent Scione zelve, Torona en Sermy,, lien , als over eigene fteden , fchikkingen „ zouden neemen, zo als zy maar wilden : „ Dat deeze Artikels te Athene en Lacedemon „ bezwooren zouden worden, als ook in de „ andere Bondgenootfche fteden , en ieder „ met den duurften eed, in alle oprechtheid „ en zonder de minfte dubbelzinnigheid: Dat „ deeze Artikels op eenen Zuil gegraveerd te „ Lacedemon in den Tempel van Apollo, en „ te Athene in dien van Minerva ten toon gcfteld zouden worden, gelyk ook in de .„ Olympifcbe , Pythifche en Isthmifche fpe„, Jen, en men zoude gehouden zyn den eed „ jaarlyks te vernieuwen. Zo men nog iets „ vergéeten had , zoude het den Atheneren „ en Laeedemoniers vryftaan , de noodige „ veranderingen te maaken." Dit verbond wierd op den IV, ze voorwaarden zullen van den anderen v kant de Atheners zieh ook fljpdyk houden. „ Verders zal men niet toeiaaten, dat eeni-e „ vyandige benden over het grondgebied der « verbondene fteden zullen trekken , ten zy „ dees doortocht door de Atheners, Argiver» Mantineërs en Eleërs gezamentlyk goedje' „ vonden wierd. De ftad, welke de hulp. " benden zal zend^> is gehouden om aan de" ZeIve voor dc^S dagen onderhoud mede „ te geeven zo wel by hun vertrek als den „ aftocht: Byaldien iemand dezelve langer in »» zynen dienst wil houden, zal hy ieder Ruï " ter e£n drachme daags , en ieder zwaar „ of lichtgewapend Soldaat de helft van dien „ 's daags betaalen: De ftad, welke de hulp. „ benden ontbooden zal hebben, zal het op.' „ perbewind van dien tocht in handen heb„ ben, doch zo zy mogten befluiten de eene 5> of andere onderneeming gezamentlyk te j) doen,  V Y F D E BOE IC. r&r * doen, dan zal ieder over zyne benden het s, bewind voeren. Deeze voorwaarden zullen „ de Atheners voor zich en hunne Bondgenooten bczweeren , de Argivers , Manti>, neërs en Eleërs zullen van hunnen kant het,j zelfde doen : De eed zal in de volgends ,, woorden beflaan : Ik beloof de voorwaarden j, van dit verbond oprecht , getrouw en zonder bedrog na te komen , en hetzelve door geenet „ Jlinkfche ftreeken of bedriegery te zullen fchen„ den. Te Athene zal de Raad en Commisfa„ risfen van Oorlogszaaken den eed afleggen „ en de Wykmeesters zullen denzelven het „ volk afneemen: Te Argos zal hetzelve door ,, den Raad, de tachtigmannen, en de Arty„ qen bezwooren worden, de tachtigmannen „ zullen weder het volk den eed afneemen. „ By de Mantineërs zal hetzelve door de De„ miourgen, den Raad en de verdere Over„ hcid in tegenwoordigheid der Theoren en „ Polemarchen verricht worden , en te Elis door de Demiourgen, de Penningmeesters, „ en feshonderd mannen. Deezen eed zullen „ de Atheners alle jaaren te Elis, te Mantinea „ en te Argos dertig dagen voor de Olympi,, fche fpelen: de Argivers, Eleërs en Man„ tineërs te Athene tien dagen voor het grooL » té  iè% THUCYDIDES. „ te feest van Minerva vernieuwen. De Af„ tikels van dit verbond op eene fteene Zuiï ,j gehouwen, zullen te Athene op den Burgt, „ te Argos in den Tempel van Apollo, en te „ Mantinea in dien van Jupiter geplaatst wor- den: Eene andere metaale Zuil zal op alge- meene kosten in Olympien tegen de naast„ komende Olympifche fpelen worden opge- recht. De Bondgenooten zullen met alge,, meene goedvinding dit verbond mogen uit„ breiden en veranderen naar hunnen zin." Op deezen voet wierd het Bondgenootfcbap tusfchen de Atheners en Laeedemoniers geflooten, zonder het te vooren gemaakte verbond te breeken, doch de Korinthers, fchoon bondgenooten der Argiven, weigerden in hetzelve deel te neemen , als ook in hec verbond van onderlinge befcherming tusfchen de Argiven , Eleërs en Mantineërs gemaakt: Dus geraakten de Korinthers buiten het Bondgenootfchap, en hadden reeds in den zin de zyde van Sparta te kiezen. In deezen Zomer wierden de Olympifche fpelen gevierd , waar in Androsthenes de Arkadier voor het eerst de prys van worflel en vuistvechten ondereen gemengd (Pankration} behaalde: Den Laeedemoneren wierd het of-  VYFDEB0J2E. IÖ3 feren in den Tempel en het dingen naar den prys verboden, om dat zy de boete hun door de Eleërs opgelegd niet betaaien wilden, zy •befchuldigden hen van de Schans Phyreus aangetast te hebben in den tyd, waarin men gewoon was ter oorzaake der Olympifche fpelen eenen wapenftilftand toe te ftaan, dat zy dus in de boete door de Olympifche wet bepaald vervallen waren, welke in twee minen voor ieder Soldaat, en dus in tweeduizend in 't geheel beftond : De Laeedemoniers beweerden, dat de wapenfehorfing by het afzenden hunner benden hun nog niet aangekondigd was, doch de Eleërs hielden ftaande dat zy hun onverhoeds en op niets vyandigs bedacht, ftaande de wapenfehorfing, op het ïyf gevallen en alle . mooglyke afbreuk gedaan hadden; de Laeedemoniers zeiden , dat zy zich hier over te Sparta hadden moeten beklaagen, en hen niet onverhoorder zaak veroordeelen , dat zy gaarne beloofden geene vyandlykheden in het vervolg meer tegen hen te zuilen pleegen: doch de Eleërs biceven by hun zeggen , alleenlyk wilden zy den Lacedemoneren, het deel der boete, 't welk hun toekwam, kwytfchelden, mits zy Lepreum weder ruimden, en het oveL s Hg  IÖ4 THUCYDIDES. rig deel der boete aan den Olympifchen Jupr- ter voldeeden. De Laeedemoniers dit ftandvastig weigerende , wierden door de Eleërs verzocht om ten minften by bet Altaar van den Olympifchen Jupiter onder eede te verzekeren, dat zy naderhand de bepaalde boete zouden betaaien. Dit insgelyks niet willende doen, wierd hun het bywoonen der fpelen en offerhanden ten eenemaal verboden , en zy moesten zich te vreden houden met hunne offerhanden den Olympifchen Jupiter afzonderlyk aan te bieden: de overige Grieken, de Lepreërs uitgezonderd, woonden de plechtigheden alle by. De Eleërs voor eenige geweldenaryen van den kant der Laeedemoniers beducht, hielden met hunne jonge manfehap benevens tweeduizend Argivers en even zo veel Mantineërs en de Atheenfche ruiterbenden ftreng de wacht. Deeze vreeze wierd nog vermeerderd toen Lichas Arceülaus zoon, van de Gerechtsdienaars openlyk gegeesfeld was , om dat hy , niettegenftaande het uitdruklyk bevel, dat geen Lacedemonier de fpelen by zoude woonen , openlyk in het renperk verklaard had dat de wagen , die de overwinning behaald had, hem toebehoorde. De Laeedemoniers hiel-  V Y F D E BOEK. inhielden zich echter ftil, en de plechtigheden liepen zonder de minfte verftooring af. Na het eindigen van het feest vertrokken de Argivers en hunne Bondgenooten naar de Korinthers, om dezelve op hunne zyde over te haaien; daar bevonden zich ook de Gezanten der Laeedemoniers met hetzelfde oogmerk : doch na veele vruchtelooze handelingen trokken zy door eene zwaare aardbeeving afgefchrikt naar huis te rug: Hier mede liep deeze Zomer af. Met het begin van den Winter raakten de Heracleoten, die in Trachinium woonen flaags tegen de Enianen, Dólopiers, Meiiers en eenige Thesfaliers, die veronderftelden, dat Tra. chinium alleen om hen in den toom te houden, aldaar gebouwd was. Zy hadden reeds van het begin der ftichtinge hetzelve alle mooglyke afbreuk gedaan : doch nu gelukte het hun de Heracleoten in eenen flag te overwinnen , waarin Xenares de Lacedemonier, die over hen het bevel voerde, benevens een groot aantal Heracleoten fneuvelde. Hier mede liep deeze Winter en het twaalfde Jaar des oorlogs af. Terftond in het begin van den volgenden Zomer namen de Beotiërs de ftad Heraclea, L 3 die  1-66 THUCYDIDES, die na het laatfte gevecht veel te lyden had, onder hunne befcherminge aan , en zetteden Hegefippidas den Lacedemonier , die de zaaken kwalyk waarnam, af. Tot deezen ftap wierden zy gebragt door de vreeze, die zy hadden , dat de Atheners zich van deeze ftad zouden meester maaken, daar de Laeedemoniers hunne handen vol werfcs hadden om de verwarde zaaken van Peloponnefus te fchikken. In denzelfden Zomer trok Alcibiades Klinias zoon, aan het hoofd van eenige benden der Atheneren, gevoegd by die van Argos en deszelfs Bondgenooten, in Peloponnefus, alwaar hy de zaaken hunne verbindtenis betreffende op eenen vasten \jpet zocht te brengen : hy trachtte de Inwooners van Patra te beweegen om hunnen muur tot aan de zee uit te ftrekken, daar hy van zynen kant eenen anderen tot aan de Kaap Rhium niet ver van daar zoude optrekken : Doch de Korinthers en Sicyoniers, met wier belangen dit duid. lyk ftreed, ftaaken hem een fpaak in 't wiel. In denzeifden Zomer ontftond de oorlog tusfchen de EpiJauriers en de Argivers , onder voorwendzel, dat de eerfte het opofferen van een Offerbeest voor de weiden aan den Tempel van Apollo toebehoorendc, en waar over zy  V Y F D £ BOEK. 167 zy meest te zeggen hadden, verzuimden. Doch dit voorwendzel was overtollig, want Alcibiades had reeds met de Argiven van te vooren eenige fchikkingen ter verovering van Epidaurus genomen: ten einde zich tegen Korjnthus beter te dekken, en ook om dat dan de Atheners, de Kaap Scylleum niet behoevende om te zeilen, den Argiveren in tyd van nood langs eenen korteren weg de vereischte hulp 'konden verfchaffen. Tcrwyl de Argivers zich tot den inval in Epidaurus gereed maakten , trokken de Laeedemoniers van den anderen kant met een talryk leger uit allerhande vol. ken beftaande tegen Leuctra , op de grensfcheiding hunner landen gelegen , te velde: Dit voorneemen wierd zelfs voor de fteden, die de manfehap leverden , bedekt gehouden , cn de uitvoering van hetzelve door de ongunftige voorteekenen belet: dcis dan wierd voor tegenwoordig het leger zonder iets te onderneemen gefcheiden, met bevel om zich tegen het einde van den volgenden maand Karneus onder de wapenen gereed te houden. De aftocht deezer benden verfchafte den Argiveren eene fchoone gelegenheid om hun befluit ter uitvoer te brengen. Zy vielen tot dit einde niettegenftaande de feestdagen in het L 4 Epi.  168 THUCYDIDES. Epidaurisch land en rechtten in hetzelve verfchriklyke verwoestingen aan: De Epidauriers hielden midlerwyl niet op van de hulp hunner Bondgenooten af te fmeeken, doch zommige beriepen zich op de plechtigheid dier maand, andere, fchoon reeds tot het Epidaurisch land voortgerukt, hielden zich daar volkomen ftil. Terwyl de Argivers met het verwoesten van Epidaurien bezig waren, kwamen eenige gezantfchappen uit de bondgenootfche fteden door de Atheners opontbooden te Mantinea aan: De vergadering byeengekomen zynde, beweerde Ephamidas de Korinthier dat de daaden met de woorden in het minfte niet over* eenftemden: Dat het niet betaamlyk ware over de vrede te handelen, zo lang de Argiven en Epidauriers tegen over elkander gelegerd Jagen , en dat zy dus ieder de benden die- zy gezonden hadden ter fcheiding van de legers moesten opontbieden, eer men in eenige onderhandeling trad. Door deeze woorden bewogen, bragten de Atheners de Argiven terftond uit Epidaurien te rug; doch het niet eens kunnende worden omtrent de voorwaarden, vielen zy kort hier op weder in hun land en verwoestten hetzelve jammerlyk, waar na zy naar huis aftrokken. Duizend man zwaar- ge-  V Y F D E BOEK. 169 gewapende Atheners,die hun onder bevel van Alcibiades ter hulpe bygefprongen waren , trokken ook naar huis te rug, wel ziende dat zy thans hier niet meer noodig waren, voornaamlyk daar de Laeedemoniers verder opgetrokken zich buiten hunne grenzen ophielden. Deeze waren thans voor de tweedemaal tegen Carien te velde gegaan, doch geene gunftige voorteekens bekomende , genoodzaakt naar huis te rug te gaan. Hier mede liep deeze Zomer af. In het begin van den volgenden Winter zonden de Laeedemoniers driehonderd man, onder geleide van Agefippidas , buiten weeten der Atheneren, over zee naar Epidaurus; de Argivers beklaagden zich hier over jammerlyk, zeggende dat de Atheners zulks hadden moeten beletten, dewyl in het verbond uitdruklyk bepaald was , dat men aan geene vyandige benden den doortocht noch te- lande noch ter zee zoude toeftaan. Zy eischten dus dat men de Slaaven en de Mesfiniers tegen de Laeedemoniers naar Pylus zond om hun alle mooglyke afbreuk te doen. Om den Argivers te vergenoegen , fchreeven de Atheners op aanraaden van Alcibiades op de Zuil dat de Laeedemoniers het verdrag gefchonden hadL 5 den.  jyo THUCYDIDE S. den, voor het overige voerden zy de flaavcn naar Pylus over, en hielden zich anders ten eenemaal ftil. Schoon de Argivers en Epidauriers onderling den oorlog voerden , viel 'er echter geduurende deezen Winter niets ernftigs voor , alleenïyk hield men zich met lichte fchermutfelingen, waar door van beide kanten eenige manfehap fncuvelde , op, tot dat op het uiteinde van den Winter de Argivers zich van Epidaurus flormenderhand zochten meester te maaken, in de verbeelding zynde, dat zy hetzelve om den oorlog van bezetting meerendeels ontbloot , gemaklyk zouden doen bukken, doch manmoedig afgeflagen zynde , trokken zy onverrichter zaak weder te rug. Hier mede liep deeze Winter en het dertiende Jaar dcezes oprlogs af. De Laeedemoniers ziende dat de Epidauriers veel overlast moesten lyden , en vreezende dat hunne bondgenootfche fteden en Peloponnefus ten afval neigden , trokken ter voorkoming van dit onheil, in het midden van den volgenden Zomer met hunne flaaven, Tegeaten , Arcadiers en anderen te velde. De overige bondgenooten die in en buiten Peloponnefus waren, wierden te Phliuns befchreeven. Hier by kwamen nog vyfduizend zwaar- ge-  VYFDE BOEK. 171 gewapende Beotiërs, even zo veel lichtgewapenden, en vyfhonderd ruiters, benevens een gelyk getal dragonders, die in hunne krygsverrichtingen eene zo groote fnelheid bezaten, dat zy de paarden, aan wier maanen zy zich vasthielden , in het rennen evenaarden. De Korinthers leverden tweeduizend zwaargewapenden, en de overige Bondgenooten elk naar zyn vermogen. De Phliafiers alleen gebruikten alle hunne benden tot deezen tocht. De Argivers nu eerst tyding gekreegen hebbende van den optocht der Laeedemoniers , trokken terftond met de Mantineërs, benevens derzelver Bondgenooten en drieduizend zwaargewapende Eleërs tegen hen uit. Zy ontmoetten de Laeedemoniers by Mcthydrium, en zich even gelyk de vyanden op eenen heuvel gelegerd hebbende, maakten zy zich ter flag gereed. Doch in het holst van den nagt ging Agis buiten weeten der Argivers naar Phliuns, om zich by zyne Bondgenooten te vervoegen op marsch. De Argiven vernamen dit met het aanbreeken van den dag, en trokken weder naar huis af, doch naauwlyks den weg naar Argos ingeflagea veranderden zy van gedachten , en beflooten de Laeedemoniers op den weg van Ncmea af te wachten. Agis hier van ver-  i?2 THUCYDIDES. verwittigd, trok met de Laeedemoniers, Arkadiers en Epidauriers, langs eenen minder gemaklyken weg naar de vlakte der Argiven, terwyl de Korinthers, Pellenenfers en Phliafiers zich langs eenen anderen derwaard ook begaven. Den Beoteren, Megarenfers en Sicyoniers had hy bevolen om langs den weg van Nemea , alwaar de Argivers gelegerd lagen, af te trekken, en hen met de ruiterbenden van achteren aan te vallen op de minfle beweeging , welke zy mogten maaken, om hém te vervolgen. Dit alles in goede order afgeloopen zynde, begon Agis, toen hy in de vlakte gekomen was, de plondering van Saminthus 'en andere vyandige plaatfen terftond : de vyand dit gehoord hebbende, wendde zich ter befcherming zyner landen af, op zynen weg de Korinthifche benden ontmoetende , ging van beide kanten in eene fchermutfeling een klein getal volks verlooren; hier door was de aftocht der Beotiërs , Megarenfers en Sicyoniers, die thans tot den weg van Nemea genaderd waren, zonder vrucht. De Argiven , 'ziende dat de vyand hun land verwoestte, fchaarden hunne benden terftond in flagorder, gelyk de Laeedemoniers ook van hunnen kant deeden. Voor 't overige waren de Argiven van  V Y F D E BOEK. 173 yan alle zyden ingeflooten, dewyl de Laeedemoniers hen van den kant der vlakte , de Korinthers, Phliafiers en Pellenenfers van den bergkant, en de Beotiërs, Sicyonicrs, en Megarenfers van den kant van Nemea hun alle gelegenheid om naar de ftad te rug te keeren , afgefneeden hadden. Ook hadden zy in 't geheel geen paardevolk, want de Atheners waren met hunne benden tot nog toe achtergebleeven. De Argivers en hunne Bondgenooten waren geenzins van gedachten , dat zy tegen den vyand niet beftand zouden zyn, maar oordeelden in tegendeel, dat zy de Laeedemoniers thans in 't naauw gebragt, gemaklyk meester zouden worden; Doch de legers op het punt zynde van den flag te beginnen , begaf Thrafyllus , één uit de vyf Overften der Argiven , benevens Alciphron , die met de Laeedemoniers in gastvriendfehap ftond, zich naar Agis om met hem over een vergelyk te handelen, zeggende dat zy gereed waren alle verfchillen in der minne af te doen en eene duurzaame vrede te maaken. Agis zonder eenigen raad te neemen dan van eenen enkelen Ephorus, die zich in het leger bevond , ftond hun terftond eene wapenfehorfing van vier maanden toe , en trok zonder be-  m THUCYDIDES. beraad met zyne benden naar buis te rug. Dewyl hy het opperbewind over het gansch leger in handen had, waren de Bondgenooten genoodzaakt hem te volgen, alhoewel zy dit ongaarne deeden en zich fterk beklaagden, dat hy zich eene zo gefchikte gelegenheid om den vyand afbreuk te doen, liet ontglippen. Niettegenftaande dit morren bereidde hy zich met het fraaifte en fterkffe leger , 't geen Griekenland ooit op den been bragt, tot den aftocht, met deeze benden was hy niet alleen in ftaat den Argiven, maar zelfs alle derzelver Bondgenooten het hoofd te bieden. De Argivers op Thrafyllus over het verhinderen van der. flag zeer verbitterd , befchuldigden hem van den anderen kant niet minder fterk, zelfs zouden zy hem by de poort gefteenigd hebben, zo hy niet zyne toevlugt tot de altaaren genomen had; dus geraakte hy met het verbeurd verklaaren zyner goederen vry. Kort hier op kwamen duizend zwaargewapende Atheners en driehonderd man te paard den Argiveren te hulp, doch wierden te ruggezonden om het gemaakte verbond met de Laeedemoniers niet ten eenemaal te verbreeken: Zelfs wilden zy den Atheneren niet toeflaan met het volk in onderhandeling te treeden :  V Y F D E BOEK. 175 den: De Overflen der Atheners eindelyk door tusfchenkomst der Bondgenooten ingang gevonden hebbende , hielden hun voor oogen: „ Dat zy de vryheid niet hadden om buiten' hunne toellemming eenig verbond aan te j, gaan, en dat het nog tyds genoeg was om> „ het een of ander te onderneemen." Hier door overgehaald, beflooten zy tegen Orchomenus te velde te trekken , doch verzochten de Bondgenooten zich eerst derwaard te begeeven: Grooten lust hebbende om derzclver voor de aankomst der Laeedemoniers meester te worden , zettcden zy het beleg zo hevig voort, dat de Inwooners genoodzaakt waren, zo wel wegens de zwakheid der muuren, als de fterkte van den vyand, tot de overgaave te bcfluitcn; hier by kwam nog de vreeze waar in zy-waren," van geene hulptroepen by tyds, van Lacedemon te zullen krygen: Na de overgaave van Orchomenus was men het niet eens, werwaard zy hunne wapenen allereerst zouden wenden. De Eleërs waren van gevoelen om Lepreum, en de Mantineërs om Tegea aan te tasten: De raad der laatften wierd gevolgd , waar over de Eleërs zeer gebelgd , met hunne benden naar huis aftrokken, daar de overige zich gereed maakten om naar Tegea  ï?6 THÜCYDIDE S. gea op marsch te gaan, voornaamlyk door eenige Tegeaten zelve hier toe overgehaald. Agis wierd by zyne terugkomst in de ftad zeer onvriendlyk door de Laeedemoniers ontvangen , die hem zeer kwalyk namen dat hy door het maaken van eene viermaandige wapenfehorfing de allerfchoonfte gelegenheid om Argos te onder te brengen, had verzuimd: dit ongenoegen begon na de inneeming van Orchomenus zo fterk uit te berften, dat zy zyn huis wilden verwoesten, en hem daar boven in eene boete van honderdduizend drachmen vervvyzen: doch op de belofte, welke hy hun deed, om binnen kort zyn wangedrag te zullen verbeteren , ftonden zy van dit voorneemen af. Dit toeval gaf gelegenheid om eene nieuwe wet te maaken , waar by zy tien Raaden aan Agis gaven, zonder welker toeftemminge hy geene krygsverrichtingen zoude mogen onderneemen. Hier op kwam de tyding dat de ftad Tegea, zo men niet in alleryl eenige hulp toefchikte, groot gevaar liep van voor 's vyands macht te moeten bukken, waar na zy met eene grootere macht flaaven dan naar gewoonte te velde trokken: doch tot Orestus in Menalien genaderd zynde, zonden zy de hoogbejaarde en kin-  VYFDE BOEK. 177 kinderen, die een derde part van het leger uitmaakten, ter bewaaking van hunne eigene bezittingen te rug, en gaven last aan de Bondgenooten , die zy in deeze ftreeken hadden , om hen, daar de nood reeds dringende was, in alleryl te volgen. In denzelfden tyd vaardigden zy dezelfde beveelen aan alle de andere Bondgenooten, zo wel binnen als buiten Peloponnefus af, doch waren genoodzaakt de aankomst der verstafgelegenen af te wachten, dewyl zy niet dan met alle hunne benden te gelyk den doortocht door 's vyands land durfden waagen: Na de komst der Arcadifche hulpbenden , ondernamen zy evenwel om het grondgebied van Mantinea aan te doen, en by den Tempel van Hercules gelegerd, hetzelve aan alle kanten af te loopen: Op dit gezicht fchikte de vyand zyne benden in flagorder op eene zeer gefchikte plaats; Agis bereidde zich welhaast om denzelven aan Ce tasten, doch wierd in zyn voorneemen door den raad van een bejaard man, verhinderd, die hem toeriep, dat hy een klein kwaad door een grooter ging verhelpen , naamlyk zynen onbezonnen aftocht door eenen onbedachten flag, hier op hield hy terftond halte, en wendde zich, hec M zy  178 T H U C Y D I D E S. zy om deeze, het zy om andere redenen, naar eenen anderen kant. Tot den landftreek der Tegeaten genaderd zynde, was zyn eerfte werk om het water, waar door het land veel overlast leed, en het geen een altoosduurend verfchilpunt was, naar de landeryen der Mantineërs af te leiden. Zyn oogmerk was om hier door den vyand te noodzaaken zynen voordeeligen post te verlaaten, en in de vlakte den flag te beginnen. Midlerwyl was het gros van 't leger niet weinig verwonderd, dat hunne Overften niet het teeken tot den aanval gaven, en meende dat zulks gefchiedde, ten einde aan Agis den den vryen aftocht te vergunnen, 's Anderen daags waren de Laeedemoniers zeer verbaasd van den vyand in de vlakte reeds in flagorder te vinden, het welk hen in de noodzaaklykheid bragt om hunne benden in alleryl insgelyks te fchaaren: Agis maakte hier toe van de weinige oogenblikken , die hem overig waren, gebruik, want als de Koning by het leger is, doet hy alles; Hy geeft last aan de Colonels, deeze aan de Kapiteins, deeze aan de Lieutenants, deeze aan de Corporaals, en deeze aan 't gemeen, want daar in het Lacedemonisch leger de een Officier onder den anderen ftaat, is alles ia  VYFDE BOEK. if9 in een oogenblik gefchikt. De Sciriten ftonden op den flinker vleugel , hunne vaste plaats , naast hen waren de benden van Brafidas, benevens de nieuwe Burgers, waar op de andere Lacedemonifche troepen volgden, hier na kwamen de Arcadiers, eerst de Hereërs en vervolgens de Menaliers; daar de Tegeaten benevens zommige Laeedemoniers den rechter vleugel uitmaakten, de beide vleugels waren van weerskanten door het paardevolk gedekt: die was de flagorder der Laeedemoniers. Hier tegen over hadden in het vyandig leger de Mantineërs , om dat het tooneel des oorlogs op hun grondgebied was, den rechter vleugel bezet, hier op volgden de bondgenooten der Arcadiers , vervolgens de Argiven, benevens hunne onderhoorige manfehap uit Ornea en Kleona, hier onder zyn de duizend man uit de ftad Argos zelve begreepen, de Atheners maakten eindlyk met hun paardevolk den flinker vleugel uit. Dusdanig was beider flagorder; fchoon het leger der Laeedemoniers veel grooter fcheen dan het ander, is het my echter onmooglyk geweest deszelfs fterkte, even min als die der Atheneren te bepaalen ; want de eerfte zyn gewend het juist getal om ftaatkundige redeM 2 nen  ï8o thucydides. Ben te bedekken , daar de andere hetzelve? naar hunne gewoone fnorfcery boven de waarheid vergrooten ; het getal der eerften kan men echter eenigzins opmaaken op de volgende wyze : Men bevond 'er feven Lacedemonifche Regimenten van vier Rotten ieder , een Rot beftaat uit vier Gelederen, ieder Gelid heeft vier man in de breedte en acht achter elkander; fchoon dit de gewoone fehikking zy, ftaat het echter den Overften vry , dezelve naar hun goeddunken te veranderen , zo dat men hier uit weder het juist getal niet opmaaken kan : Alleenlyk is dit zeker , dat het front uit vierhonderd-achtenveertig man bultende Sciriten beftond. Op het punt zynde van den flag te beginnen, deed ieder Overfte zyn best om zyne onderhoorige manfehap een hart onder den riem te fteeken , naarmaate zulks het belang van ieder ftad medebragt : De Mantineërs hielden den hunnen voor de oogen; dat zy niet alleen voor maar zelfs in hun vaderland ftreeden , niet om hier door hunne macht te vergrooten, maar alleenlyk om zich der flavernye te onttrekken. De Argivers zich op het aloude recht van Opperheerfchappy beroepende, hielden ftaande de vryheid van Peloponnefus te willen handhaven, en  V Y F D E BOEK. i8r ■en zich op de Laeedemoniers, die door de nabygelegenheid zeer gevaarlyk waren, wreeken. De Atheners zeiden dat 'er niets fraaijers was, dan met zulke dappere Bondgenooten de grootfte gevaaren in den ftryd te tarten, 'er by voegende dat zy, zo 't hun gelukte de Laeedemoniers thans te overwinnen, in vervolg van tyd voor geenen inval in hun land te duchten zouden hebben , maar hier door in de gelegenheid komen om hunne heerfchappy te bevestigen en uit te breiden. De Laeedemoniers maanden zich onderling aan, om flechts om hunne voorgaande manhaftigheid en uitgevoerde daaden te denken, het welk met recht voor een flerker fpoorflag ter dapperheid dan allcrleie woordenpracht gehouden word. Hier op voerde men de legers ten ftryd aan, de Argiven en hunne Bondgenooten met een groot gedruis en woedende van gramfchap, de Laeedemoniers daar tegen zeer langzaam en bedaard , trokken met gelyken tred op den vyand aan; om de gelederen niet tebreeken, het geen in een groot leger licht gebeurt, hadden zy eenige fluiten, naar welke zy hunnen marsch richten , tusfchen beiden in geplaatst. Terwyl men handgemeen was zocht Agis zich van de gewoone krygsüst te bedienen. M q In  182 THUCYDIDES. In het gevecht werkt de rechter vleugel ge« meenlyk meer vooruit dan de overige dcelcn van het leger, want een ieder zich tot meerder vastheid opfluitende, en zyn best doende om zich eenigzins met het fchild van zynen makker, dien hy aan zyne rechterhand heeft, te dekken, dringt men , zonder dat men 't merkt, allengs vooruit: Agis dus ziende dat de Mantineërs, die zeer uitgeftrekt waren, de zynen thans te ver voortgerukt, gemaklyk zouden kunnen omringen, beval den Sciriten en de benden van Brafidas , dat zy de flagorde der Mantineërs, door zich te openen zouden trachten te evenaaren: Aan de Overften Hipponoïdas en Aristocles gaf hy order, om met twee benden van den rechter vleugel de tusfehenruimte te vervullen ; van gedachten zynde , dat dezelve hier door niet veel verzwakt, en de flinker beter in ftaat van tegenweer zoude gefteld worden : Doch deeze order in 't midden van 't gevecht en alleryl gegeeven, wierd door deeze Overften verzuimd , waarom zy naderhand ook uit Sparta gebannen wierden, als zynde door dit gedrag van lafhartigheid te fterk verdacht. Midlerwyl wierden de benden van Brafidas, die zich om de gelederen te openen van 't gros  VYFDE BOEK. 183 gros van 't leger hadden vervvyderd, in de onmooglykheid gebragt om zich met hetzelve weder te vereenigen. In dit toeval toonden de Laeedemoniers weder duidlyk , dat zy , fchoon in ondervinding ver beneden de Atheners, voor hun in dapperheid niet zwichtten: De Mantineërs benevens hunne Bondgenooten en duizend Argivers namen deeze gelegenheid waar, om de Sciriten en de benden van Brafidas ter zyden aan te vallen, en door den geweldigen :aanval gelukte het hun dezelve tot aan de bagagie te rug te flaan, en aldaar zelfè eenige bejaarde foldaaten ter bezetting achtergelaaten te dooden. Deeze fchade wierd aan den anderen kant dubbel vergoed door Agis zelf, die met driehonderd man te paard op de oude troepen der Argiven , de Cleoneërs, Orneaters en Atheners, zo geweldig aanviel, dat dezelve gedeeltlyk op de vlucht gefiagen , gedeeltlyk onder den voet gejaagd wierden. Daar nu het front van 's vyands leger zich in tweeën gefcheiden vond, en de Atheners, die alleen den flinker vleugel uitmaakten , van den eenen kant door de Laeedemoniers en Tegeaten in het naauw gebragt, en van den anderen reeds gefiagen waren , zoude hun een gewisfe ondergang befchooren M 4 ge-  184 T II U C Y D I D E S. geweest zyn , hadden zy zich niet door hun paardevolk gedekt. Voor 't overige wendde zich Agis , die zynen flinker vleugel zag afdeinzen, tot deszelfs dekking af, en maakte dus voor den Atheneren den aftocht veilig: De overwinnende vleugel der Argiven , floeg op het gezicht van het aannaderen der Lacedemonifche benden hals of hoofd aan 't vlugten, en de meeste Mantineërs wierden op de vlugt gedood; de Argivifche manfehap ontkwam het gevaar, eensdeels, om dat zy naby hunne legerplaats waren , anderdeels, om dat de Laeedemoniers gewoon zyn in den flag zich dapper te kwyten, doch na het behaalen der overwinning jaagen zy den vyand zelden na. Dus liep het grootfte gevecht van allen , welke federd lang in Griekenland voorvielen , en waarin de machtigde fteden deelden , af. De Laeedemoniers verzamelden hunne gefneuVelden, en begroeven dezelve te Tegea: gaven de lyken der gefneuvelde vyanden na de plondering te rug, en rechtten een Zegeteeken op. De Argiven en hunne Onderhoorigen verlooren in deezen flag feshonderd man; de Mantineërs tweehonderd ; de Atheners bene-, vens de Egineten een gelyk getal, behalven hunne Opperhoofden, Het is ongemaklyk dc  V Y F D E BOE IC. %$$ gefneuvelden der Laeedemoniers juist te weeten , alhoewel men hun verlies flechts op drie. honderd foldaaten ftelf. Op de tyding dat de flag geleverd zoude worden, was de andere Koning der Laeedemoniers Plistoanax, met alle de achtcrgelaatene manfehap den zynen te hulp, op marsch gegaan , doch op het hooren der overwinning weder afgetrokken : De hulptroepen , welke uit Korinthus en van de Bondgenooten buiten de landengte verwacht wierden , wierd insge]yks aangefchreeven hunnen aantocht niet verder voort te zetten. Hun leger gefcheiden zynde , begaven zy zich ter viering van het Karneons feest naar huis te rug: Door deezen roemruchtigen flag hadden zy zich van do blaam van onvoorzichtig-, laf- en langzaamheid , hun federd de nederlaag op het Eiland Sphactcria opgelegd , gezuiverd , en duidlyk getoond, dat hun geluk in den oorlog wel, doch hunne dapperheid en moed geenzins aan verandering onderhevig was geweest: Daags voor 't gevecht waren de Epidauriers met alle hunne benden in het Argivisch land gerukt, en bragten de meesten, die ter bezetting der ftad Argos achtergelaaten waren, om het leeven: De Argivers by hunne terugkomst hier M 5 over  iS5 THUCYDIDES. over zeer gebelgd , trokken met alle hunne Bondgenooten en eene nieuwe verfterking van drieduizend Eleërs en duizend zwaargewapende Atheners ter belegering van Epidaurus af: Het werk onder de benden van elke ftad verdeeld hebbende, flooten zy Epidaurus zeer naauw in, en de Atheners bouwden eenen fchans op de plaats, daar thans de Tempel van Juno is: hier lieten zy eenige manfehap achter, en keerden met de overige benden naar huis te rug; Hier mede liep dees Zomer af. Terftond na het eindigen der feestdagen trokken de Laeedemoniers met het begin van den Winter te velde; tot aan Tegea genaderd , zonden zy de voorwaarden, op welke zy gereed waren de vrede met de Argivers te fluiten , naar Argos vooruit: want veele onder hen eenen tegenzin hebbende in de Volksregeeringe , waren den Lacedemoneren federd langen tyd toegedaan. Na het voorgevallen gevecht het Volk gemaklyker naar hunnen zin kunnende fchikken, waren zy van voornee. men eerst flechts een verdrag, en daar na een bondgenootfehap met hem aan te gaan, en dan het Volk op het lyf te vallen. Lichas zoon van Arcefilaus, met de Argiveren in gastvriendfehap ftaande, wierd derwaard afgevaardigd  V Y F D E BOEK. 187 dïgd om hun te vraagen, of zy den Oorlog of wel de Vrede verkoozen? Hier over ontftond te Argos eene groote oneenighcid , grootendeels door de tegenwoordigheid van Alcibiades veroorzaakt, tot dat de begunftigers der Laeedemoniers , voor hunne zaak uitkomende , eindlyk de Argiven overhaalden om eene overeenkomst op te ftellen in deezer voege: ,, De „ Raad van Sparta vind goed eene overeen„ komst met de Argiven te maaken op deeze „ voorwaarden : De Argiven zullen aan de „ Orchomeniers hunne kinderen, aan de Me- naliers hunne manfehap, en aan de Lacede„ moniers de krygsgevangene Arkadiers te rug „ geeven. Zy zullen terftond de belegering van Epidaurus opbrecken en hunne fchan,, fen afbreeken : De Atheners zullen in ge„ val van weigering in deezen terftond van „ beiden tot vyanden worden verklaard. De s, Laeedemoniers zullen hun de pandslieden 5, te rug geeven, en het verfchil der Epidau„ riers raakende den Godsdienst zal in der „ minne en door eenen plechtigen eed worden j, beflist. Verder zullen alle fteden van Pe„ loponnefus groot en klein vry zyn en naar „ eigene wetten leeven; zy zullen gezament„ lyk den vyand , zo hy eenen inval mqgt „ waa-  188 THUCYDIDES. „ waagen, tegentrekken. De Bondgenooten „ der Laeedemoniers buiten Peloponnefus zul„ Jen vry zyn gelyk de andere, en de Argï„ vers deeze voorwaarden den hunnen voor„ ftellen, ten einde tot de vrede of tot den „ oorlog te bcfluiten." De Argivers deeze voorwaarden aangenomen hebbende, trokken de Lacedemonifche benden weder naar huis te rug. Vervolgens zagen de Argiven, door eenige Voornaamen bewogen, van de verbindtenisfe met de Atheners , de Elidiers en de Mantineërs af, en flooten dezelve met de Laeedemoniers voor den tyd van vyftig jaaren , op deezen voet : „ De Laeedemoniers en Argiven hebben goed„ gevonden een vyftigjaarig verbond te flui,, ten op deeze voorwaarden : Men zal zich 'éi onderling recht doen volgens de wetten en „ gebruiken van ieders land : De fteden van „ Peloponnefus zullen onder dezelfde voorj, waarden in 't verbond begreepen zyn, en „ hunne privilegiën en wetten behouden; De „ Bondgenooten zullen dezelfde voorrechten „ genieten : Zo de nood vereischt om hun „ eenigen byftand toe te fchikken, zal zulks „ evenredig verdeeld met rechtmaatigheid ge„ fchieden: Zo onverhoopt eenig gefchil ms- fchen  V Y F D E BOE K. 189 H fchen beiden mogt ontftaan , zal zulks in „ der minne en door de uitfpraak eener naby„ gelegene ftad beflist worden ; die dan gc„ houden zal zyn zich aan de wetten van 't „ Land ftipt te houden." Hier op namen alle klachten van weerskanten een einde, en men begon gezamentlyk te handelen. Vooreerst befloot men geenen Stafgezant noch Gezantfchap der Laeedemoniers te zullen hooren, voor dat zy het beleg van Epidaurus opgebroken en Peloponnefus verlaaten hadden , dat men geenen oorlog verklaaren , noch vrede zoude maaken zonder goedvinden van beiden. Op denzelfden tyd wierden 'er' zommigen naar de fteden van Thracien afgevaardigd, en de verbonden met deChalcidenfers vernieuwd. Perdiccas, fchoon zyne voorouders uit Argos afkomftig waren, en hy die ftad zeer genegen was, draalde echter langen tyd, eer hy den kant der Atheneren verliet. Vervolgens liet men den Atheneren aanzeggen , hunne benden uit Epidaurien te rug te ontbieden, waar toe zy ook beflooten , als wel ziende, dat hunne benden tegen de bondgenootfehe niet beftand zouden zyn: waar op zy het verdrag met de Argiven vernieuwden. Van den anderen kant voegden zich de Man-  ioo THUCYDIDES. Mantineërs, te zwak om zich zei ven te verdeedigen, na den afval der Argiven, by het verbond der Laeedemoniers, en ftonden van het bewind, het geen zy over zommige fteden voerden, af. De Laeedemoniers en Argiven vielen vervolgens met een leger van tweeduizend man in Sicyonien, alwaar zy aan het Volk de regeering ontnomen hebbende, dezelve aan eenigen der Voornaamften in handen ftelden, gelyk zy ook kort hier op, om dat deeze regeeringsvorm met de hunne beter ftrookte, te Argos ter uitvoer bragten. Hier mede liep de Winter en het veertiende Jaar deezes oorlogs af. In de volgende Lente verlieten deDictidiers by den berg Athos woonende het bondgenootfchap der Atheneren, om zich by de Chalcióenfers te vervoegen, en de Atheners fchikten de zaaken van Achaien overeenkomftig hun belang. Het volk van Argos zeer te onvreden over het geleden ongelyk, nam den tyd, op welken de Laeedemoniers zich met het vieren der Gymnifche fpelen bezig hielden, waar, om de Regeering aan te vallen, van welke zommige weggejaagd , zommige gedood wierden. De Laeedemoniers , fchoon hier van verwittigd, hadden hun vertrek derwaard te Jan». UÏC-  V Y F D E BOEK. toi tiitgefteld , thans tot Tegea genaderd zynde, hoorden zy den uitflag der zaaken en keerden dus naar huis te rug: Het duurde niet lang of de Gezanten der Argiven als ook der afgezette Regeering-perfoonen kwamen met bittere klachten te Sparta aan; na veele woordewisfelingen in tegenwoordigheid der Bondgenooten, wierd de handelwyze van het volk veroordeeld, en beflooten de ftad door de wapenen te dwingen, fchoon de uitvoering dit befluit niet kort op de hielen volgde. Argos voor de Laeedemoniers beducht, verkoos weder de zyde der Atheneren, welke hun de voordeeligfte fcheen, en trok lange muuren tot aan den zeekant op, om in geval van belegering altyd door de Atheneren ter zee geholpen te worden : dit befluit door zommige fteden van Peloponnefus goedgekeurd zynde, wierd door medewerking derzelver en van Athene, wel dra ter uitvoer gebragt; en hier mede liep dees Zomer af. De Laeedemoniers hier van tyding gekregen hebbende, trokken den volgenden Winter met alle hunne Bondgenooten, behalven de Korinthers , onder geleide van Agis, tegen Argos op: doch de aanflagen , die zy met eenige Stedelingen gemaakt hadden, mislukt zynde, waren zy genoodzaakt na het verwoesten der ge-  ïQ2 THUCYDIDES. gemelde muuren en het inneemen eener kleines fierkte, waar van zy de manfehap doodden, onverrichter zaake af te trekken. Die van Argos liepen vervolgens de landeryen der Phliaiïers af, om dat deeze hunnen ballingen eene fchuilplaats hadden verfchaft. Op het einde van deezen Winter begonden de Atheners den Zeevaart van Perdiccas geweldig te verhinderen; te onvreden dat hy de verbintenisfe der Argiven en Laeedemoniers boven de hunne verkoozen had, befchuldigden zy hem openlyk, zyn woord verbroken te hebben, toen hy geweigerd had om met Nicias Niceratus zoon , Amphipolis en Chalcidien aan te tasten, waar door hun leger verftrooid en hun voorneemen verydeld geworden was. Hier mede liep dees Winter en het vyftiende Jaar van deezen oorlog af. Alcibiades in het begin van den volgenden Zomer met twintig fchepen naar Argos overgeftooken zynde, nam aldaar driehonderd Argivers, die verdacht waren van het met de La> cedemoniers te houden , gevangen, en plaatfte dezelve op de nabygelegene Eilanden. Vervolgens gingen de Atheners met achtendertig fchepen, door fevenentwintig-honderd man zwaargevvapenden, driehonderd boogfehieters te  VYFDE BOEK. 103 te voet en twintig te paard, bemand, tegen het Eiland Melos onder zeil: want dit Eiland door eene Volkplanting der Laeedemoniers bewoond , had tot nog toe zich niet voor de Atheners verklaard: De Atheenfche Bevelhebbers Cleomedes Lycomedes zoon en Tifias Tiiimachus zoon, zich met de gemelde benden op hun grondgebied neergeflagen hebbende, zonden, voor dat zy iets vyandigs ondernamen, een gezantfehap naar de Meiiers af. Deeze Honden hun niet toe om met het geheele Volk, maar wel met eenjgen uit de Regeering te handelen : Waar op dit gezantfehap zich in deezer voegen uitte: Atheniensers. „ Dew\d Gylieden ons „ belet om met het geheele Volk in onder„ handeling te treeden, uit vreeze dat wy het,, zelve door eene gefchikte redevoering tot „ onze zyde overhaalen: want deeze denken „ wy dat de eenigfte reden hier van is: Zo is „ onze vraag , dat Gylieden ook geene aan,, eengefchakelde rede gebruikt, maar ons op „ ieder punt van onze voorflagen kort en bon„ dig antwoordt, en ons nu eerst verklaart of „ Ulieden deeze handelwyze behaagt of niet? Meliers. „ De billyke handelwyze om door vreedzaame woorden zich onderling de N mis-  104 THUCYDIDES. ,, misflagen onder het oog te brengen, behaagt „- ons zeer: doch hier van is Uwlieder gedrag „ in deezen zeer vervreemd; Immers Gylie,, den koomt met de wapenen in de hand en „ werpt U tot Rechters op: en zult altyd de „ overhand behouden, al hadden wy volgens „ den weg der rechten het allergrootst gelyk. Ath. „ Zo Gylieden hier te zamengeko„ men zyt om Uwe toekomende zwaarigheden „ op te tellen, en niet om over het tegen„ woordige en het behoud van Uwe ftad te „ raadplegen, zullen wy Doch in geluk vertrouwen wy, zo de Go„ den ons gunftig zyn, niet voor U te moeten „ zwichten, dewyl Gyliedcn ons te onrecht „ met vyandigheden dreigt. Wat de gering„ heid onzer krachten betreft , dezelve zal j, door de Laeedemoniers vergoed worden : „ want door nabeftaanheid en fchaamtc ge3, trokken , zullen zy ons behulpzaam zyn : N 4 „ zo  200 TIIUCYDIDE S. zo dat wy niet zonder reden ons zo moedig „ gcdraagen. Ath. „ Wy zyn ook in de hoop, dat do „ hulp der Goden ons niet zal ontbreeken ; „ immers wy onderneemen niets tegen de be„ ginzels van hunne inttellingen ftrydig: Want „ door de natuure is het zodanig gefehikt, dat „ een ftcrker altyd eenen zwakkeren over„ heerscht. Deeze wet hebben wy noch ge„ maakt, noch allereerst gebruikt, maar de„ zelve gevonden , zullen wy dezelve aan „ onze Nakomelingfchap ook wel overlaaten. j, Ook houden wy ons verzekerd, dat Gy in „ onze plaats hetzelfde zoudt doen: dus zul- len ons hierom de Goden vast niet tegen „ zyn. Omtrent de goede gedachten, welke „ Gy van de fchaamte en bereidwilligheid der „ Laeedemoniers hebt, pryzen wy uwe een- voudigheid, doch verwerpen uwe verkeer- de wyze van denken ten eenemaal. In hunne „ huislykc fchikkingen en onderling houden „ zy zich by de naauwgezetfle deugd, maar „ omtrent anderen is hunne dofheid lang ge„ bleeken : Ook houden zy alles, wat hen 5, maar aangenaam is, voor eerlyk, en voor 55 rechtvaardig alles wat hun maar het beste »» voegt:  V Y F D E BOEK. zot j, voegt: Dus ziet Gy is Uwe hoop op hen „ zeer ongegrond. Mel. „ Wy gelooven in tegendeel, dat zy, om hunnen goeden naam op te houden „ by de overige Grieken, hunne Volkplantc,, lingen niet in verlegenheid zullen laaten; en „ dus de macht der vyanden vergrooten. Ath. ,, Dus meent Gy dan dat het nut van „ het gevaar afgefcheiden , en de billyk- en „ eeriykheid met hetzelve naauw verknocht „ is ; welk gevaar de Laeedemoniers voor „ eenen anderen niet gewoon zyn te tarten. Mel. „ Zy zullen voor ons dj grootf e gevaaren tarten, in de verzekering zynde dat „ wy in den oorlog wegens onze iegging hun van grooten dienst kunnen zyn, en zy aan ons wegens de nabeftaanheid getrouwer „ vrienden zullen hebben. Ath. „ Hier toe zyn zy niet fterk genoeg, „ en de veiligheid, daar zy eenen hoogen prys „ op ftellen, hangt by hen niet van de gene„ genheid maar van de macht af: Zelfs trek» ken zy met alle benden der Bondgenooten tegen hunne nabuuren te velde: Dus is het „ niet waarfcbynlyk , dat zy den overtocht s, naar een Eiland, zo lang als wy de heerN 5 „ fchap.  202 THUCYDIDES. „ fchappy der zee in handen hebben, zullen „ waagen. Mel. „ Maar de Laeedemoniers kunnen an„ dere zenden, en de Cretifche zee is ruim genoeg om niet onderfchepc te worden en » hun oogmerk te bereiken. Gelukt hun dit niet, zo zullen zy Uw eigen Land, en de „ Bondgenooten, welke Brafidas niet aangetast „ heeft, aanvallen. Dus dan zult Gy niet al?) leen voor eens anderens land, als dat van „ Uwe Bondgenooten, maar voor Uw eigen in de bresfe moeten fpringen. Ath. „ Zo Gyde rampen ondervindt, wel„ ke de verovering der fteden natuurlyk na „ zich fleept, zult Gy door eigene ondervin„ ding leeren dat de Atheners niet gewend zyn ,, uit fchrik voor anderen van hunne onder„ neemingen af te zien: Wy bemerken duid„ lyk, dat Gy in alle aangehaalde redenen , >, van geene melding maakt, dan die op de „ hoop alleen gegrond zyn: Immers uwe te„ genswoordige krachten, zyn ter uwer ver„ dedigingzeer gering, dus dan is Uw beflmt „ zeer uitzinnig, ten zy Gylieden hetzelve in , ui„tt„v.u uug vlkiuuul; voigtacnzui, ken niet na, die uit eene verkeerde fchaam, te zich in de allerzwaarfte gevaaren ftorten: „ Om  V Y F D E BOE K. 203 Om ingebeelde rampen te vermyden, lyden „ zy de weezenlyke met meer geduld, en ai -,, hun ongeluk door eigene dvvaaling op den „ hals gehaald, aan het blind geval toefchry„ vende, ftaan zy by verftandigen eer voor „ onbezonnen , dan ongelukkig te boek. Zo „ Gy wel denkt, zult Gy dit gedrag zorgvul„ diglyk vermyden, en het U geene fchande „ rekenen , om voor de machtigfte ftad te „ bukken, die U op zeer redelyke voorwaar„ den tot baar bondgenootfehap uitnoodigt, en Uw eigen land behoudende, flechts eene „ fchatting betaalt: daar U dus tusfchen vrede „ en oorlog de keuze overgelaaten word, zo „ ilaat den ergften weg niet in. Want wie voor „ zyns gelyken niet zwicht, zich tegen den „ meerderen wyslyk en tegen den minderen „ gemaatigd gedraagt , zal langst van allen „ ftaande blyven : Denkt dan in ons afweezen „ ernftig, dat van dit eene bcfluit het geluk 5, of ongeluk van Uw Vaderland ten eenemaal afhanglyk is." Hier op verlieten de Atheners den Raad: De Melicrs, die alleen op het Raadhuis gebleven waren , gaven na eene korte tusfehenpoos dit antwoord : „ Wy blyven , ö Atheenfche „ Mannen, by ons befluit, en zullen in een „ oogen-  2o4 THUCYDIDES. „ oogenblik de vryheid niet ontneemen aan „ eene ftad, die dezelve reeds fevenhonderd jaaren lang genoot: maar ons op de gunst der Goden en menschlyke hulp en macht j, der Laeedemoniers verlaatende , zullen wy „ de vryheid trachten te befchermen : Wy „ verzoeken U echter, dat Gy ons toeftaat, „ beider vrienden en niemands vyanden te „ blyven, en dat Gy na het fluiten van een „ gefchikt verbond ons Eiland ftraks ver„ laat." Dit antwoordden de Meiiers. De Atheners zich reeds van hen verwyderende , zeiden : „ Dat zy de eenigfte waren, die ooit het on,, zeekere boven het zeekere, het toekomenj, de boven het tegenwoordige ftelden: doch „ dat het hun geweldig zoude berouwen, van op de Laeedemoniers, het geluk en eene ,, onzeekere hoop gebouwd te hebben." Hier op keerden de Atheenfche Gezanten naar de legerplaats te rug, en de Overften , daar de Meiiers niet te beweegen waren, bereidden zich met ernst tot den oorlog, en flooten de Meiiers zeer naauw in. klier na keerden de Atheners met het grootfte gedeelte hunner benden naar huis te rug, laatende de overige ter belegering der ftad achter. Om-  V Y F D E BOEK. 20^ Omtrent denzelfden tyd verlooren de Argiven , in de landeryen der Phliafiers gevallen zynde, byna tachtig man, die in hindcrlaagen gelokt, en door de ballingen afgemaakt wierden. Van den anderen kant behaalden de Atheners, die te Pylus waren, eenen grooten buit op de Laeedemoniers , welke wederom den hunnen toeftonden op de Atheenfche grenfen te ftroopen, zonder dat hier door het verbond verbroken wierd gerekend. De Korinthers deeden den Atheneren, om eenige byzondere verfchillen, zonder tusfehenkomst der overige Peloponnefers, den oorlog aan. Midlerwyl maakten de Meiiers zich van een gedeelte der vestingen , door de Atheners rondom de ftad opgeworpen , meester , maakten de wacht af, en voerden zo veel leeftogt, als zy maar bekomen konden, naar de ftad, en hielden zich, aldaar ftil: daar de Atheners naderhand de ftad veel naauwer bewaakten, dan zy tot nog toe gedaan hadden. Hier mede liep deeze Zomer af. In het begin van den volgenden Winter hadden de Laeedemoniers beflooten om met hunne benden naar de landen der Argiven voort te rukken , doch op de grensfeheiding met eene ongelukkige voorbeduiding geofferd hebben-  2o6 THUCYDIDES VYFDE BOEK. bende, keerden zy naar huis te rug. De Argivers dit gehoord hebbende , kreegen een kwaad vermoeden op zommige burgers, waar van zy eenige vacteden , terwyl de andere zich door de vlucht zochten te redden. Op denzelfden tyd gelukte het den Meiiers voor de tweedemaal een Hecht bewaakt gedeelte der vestingen te veroveren en te vernielen, doch kort hier op door een nieuw aangekomen leger, onder bevel van PhilocratesDemeas zoon, naauw belegerd, wierden zy genoodzaakt om zich op genade en en ongenade aan de Atheners over te geeven: Deeze doodden allen, die de man. lyke jaaren bereikt hadden, bragten de vrouwen en kinderen in flaverny, en zonden na« derhand vyfhonderd volkplantelingen ter bewooning der ftad derwaard. T 11 U-  THUCYDIDES OVER DEN OORLOG DER PELOPONNESERS E N ATHENERS. S E S D E BOEK. In deezen zelfden Winter beflooten de Atheners om met eene grootere macht, dan zy onder het bevel van Laches en Eurymedon gezonden hadden , Sicilien aan te vallen : de meeste hunner in de uitgeflrektheid van dit Eiland en de menigte van Inwooners, zo wel Grieken als Ongrieken zeer onkundig, voorzagen in het minlte niet, dat zy hierdoor zich in eenen oorlog, van geenen minderen nafleep dan die van Peloponnefus, inwikkelden. Een vrachtfchip kan hetzelve in niet minder dan acht dagen rondzeilen, en- is flechts twintig fta-  ao8 THUCYDIDES. ftadicn van het vaste land van Italien af. De Lestrygoniers en Cyclopen hebben hetzelve allereerst bewoond , maar hunnen oorfprong zoude ik even min kunnen verzekeren, als waar dezelve gebleeven zyn, alleenlyk weeten wy wat de Dichters ons daaromtrent vertellen. Op deeze volgen de Sicaniers, die zich inboorlingen van het Eiland noemden , doch in de daad uit Spanjen by den rivier Sicanus door de Ligyers verdreeven, zich aldaar met der woon neerzetteden , en het Eiland van te vooren Trinacrien geheeten, den naam van Sicanien gaven; en deeze bewoonen nog de Westlyke deelen van het Eiland. By hen vervoegden zich eenige Trojaanen, die na het inneemen hunner Vaderftad na een goed heenkomen zochten , benevens eenige inwooners van Phocidien, die. op hunne te rugreize van 't beleg van Trojcn eerst op de kusten van Afrika vervallen waren; te zamen onder den naam van Elymiers bekend, hebben zy de lieden Eryx -en Egesta gefticht. De eigenlyk genoemde Siciüers zyn uit Italien met eenen voorvloed derwaard met vlotten of anderzins , om de Opiciers te ontvluchten, overgefloken. Aldaar jn grooten getale aangeland, behaalden zy eene overwinning op de Sicaniers , en Hooien dezelve  SESDE BOEK. 209 y.elve ongeveer driehonderd jaaren vonr de komst der Grieken in eenen hoek van 't Eiland op. De Pheniciers zetteden zich kort hier op langs de zeekusten tot meerder gemak voor den zeevaart neder, als ook op de kleine nabuurige Eilanden , doch federd de aankomst der Grieken namen zy de fteden Motya , Soloïs en Panormus, dicht by de Elymiers gelegen , ter bewooning in, en verlieten de rest, om dus nader by Karthago te zyn; door zo veel Ongrieken en op deeze wyze was toen Sicilien bewoond. De Chaicidenfers het eerst van alle de Grieken, onder geleide van Theucles, uit Eubea derwaard overgeftooken zynde, hebben Naxus gefticht, benevens het Altaar aan Apollo Archegetes toegewyd; by het welk de Theoren zo dikwyls als zy uit Sicilien vertrekken, gewoon zyn eene offerhande te doen. In het volgende jaar heeft Archias, een der Hcracliden, uit Korinthen vertrokken, de grondflagen van Syracufen gelegd, hebbende eerst de de Siciüaanen van daar verdreeven : dit was alleenlyk de oude ftad, die in vervolg van tyd door eenen muur met de nieuwe .vereenigd, ten toppunt van luister geklommen is; Theucles met de Chaicidenfers vyf jaaren na de ftich0 tjnge  2io THUCYDIDE S. tinge van Syracufen uitNaxus vertrokken zynde, hebben Lcontium en kort hier op Catana gedicht, waar over zy het bevel aan Euarchus opdroegen. Omtrent denzelfden tyd bouwde Larais, uit Megara afkomftig, met eene Volkplanting op de rivier Pantacium eene plaats Trotilus geheeten ; doch zich in het vervolg met de zaaken der Leontynen willende bemoeijen, wierd hy van daar verdreeven, dichtte Thapfüs en dierf. Zyne Volkplantelingen weder uit Thapfus gebonsd, hebben onder geleide van den Siciliaanfchen Koning Hyblon , het Hybleëfche Megara gebouwd: waar uit zy weder na verloop van tweehonderd-veertig jaaren door Gelon van Syracufc verdreeven wierden , daar zy reeds te vooren, te weeten honderd jaaren na de dichtinge van Megara, Selinuntus hadden aangelegd. Antiphemus en Endmus , de een uit Rhoclus, en de andere uit Kreta afkomftig, leidden ieder eene Volkplanting herwaard, en bouwden vyfenveertig jaaren na de dichting van Syraeufe Gela op de rivier van denzelfden naam , en voerden daar alle Dorifche gebruiken in. De Inwooners van Gela hebben ongeveer honderd-acht jaaren na de ftichting hunner ftad de grondflagen van Agrigcntus gelegd, en dezelfde gebruiken wierden  S E S D E BOEK. 2rr tien daar ook door Aristoneus en Pystilus ingevoerd : Zankle wierd door eenige Zeefchuimers uit Curna , eene ftad in Italien , doch van Chaldifche afkomst, gebouwd, en dus genoemd, om dat zy volkomen naar eene Zeisfen geleek, Sederd wierd hetzelve door eene Chalcidifche Volkplanting, en hier na door de Samiers en eenige Iöniers , die de overheerfching derPerfen niet wilden dulden, bewoond. Deeze door Anaxylas, Koning van Rhegium, verdreeven zynde, wierd hetzelve ter bewooninge gegeeven aan een mengelmoes van Volken, en na den naam van zyne oude Vaderftad Mesfina genoemd. Sederd wierd Himera door de Zankleërs benevens eenige Chalcidiers en Syracufaanfche ballingen gefticht, hunne taal is uit de Dorifche eu Iönifche te zaamgefmolten, doch zy volgen de Chalcidifche wetten ten eenemaal. Akra, Casmene en Camarina zyn door de Syracufaanen gebouwd, de eerfte ftad feventig, de tweede negentig, en de derde honderd-vyfendertig jaaren na de ftichtinge van Syracufe zelve. Doch uit deeze laatfte ftad wierden de inwooners om eenen afval van de Syracufers verdreeven, waar op Hippokrates , die thans te Gela het bewind in handen had, de plaats voor eenige krtfgsO 2 gQ.  jt2 THUCYDIDE S. gevangenen verruilde, waarin hy eene anderf Volkplanting plaatfte, die kort hier op door Gelon den derden verdreeven, en door eene andere vervangen wierd. Deeze waren alle volken , zo wel Grieken als Ongrieken, die zich in Sicilien met der woon hadden neergezet. Dit zo wel bevolkt en uitgeftrekt Eiland beflooten de Atheners in den eerften drift te beoorlogen, onder voorwendzel om den Chaicidenfers hunnen nabeftaanden te helpen, doch in de daad om het geheele Eiland onder hunne macht te brengen. Hier toe wierden zy door de Gezanten der Egesteërs daar tegenwoordig aangezet: want deeze hadden den Selinuntiers hunnen nabuuren, met wien zy over het eigendom van een ft.uk land overhoop lagen, den oorlog verklaard: doch te zwak zynde, wierden zy door de Selinuntiers met hulp der Syracufers te land en ter zee geweldig benaauwd. Om deeze redenen vonden de Egesteërs goed den Atheneren het voorige verbond ten tyde van Laches en den Leontynfchen oorlog gemaakt te herinneren , en te verzoeken hun met eene vloot by te ftaan: Dat de Syracufers wel lichtlyk geheel Sicilien zouden meester worden, zo men denzelven niet met alle macht in hunne voorneemens tegenging en hen ©svei het  S E S D E BOEK. 213 het wegjaagen der Leontynen niet ftrafte: dat na het ontheupen der overige Atheenfche Bondgenooten , de Doriers groot gevaar hepen om door hunne eigene Volkplantelingen, gelyk ook de Peloponnefers uit hunne zaaken gebonsd te worden. Dat de voorzichtigheid hun derhalven voorfchreef om den Syracufers eene fpaak in 't wiel te fteeken, voornaamlyk daar zy beloofden gelds genoeg tot den oorlog op te zullen brengen. De Atheners zo wel door deezen als door anderen opgeruid, bellooten eenige Gezanten naar Egesta te zenden ter onderzoek of in de daad zo veel geld in de fchatkist gevonden wierd, als zy pochten, en te zien op welken voet de oorlog met de Selinuntiers ftond. Geduurende denzclfden Winter verwoestten de Laeedemoniers benevens hunne Bondgenooten, de Korinthers uitgezonderd, eene ftreek van het Argivisch land, en het koorn mededegenomen hebbende , plaatften zy de gebannene Argivers in Ornea, na dat zy eene overeenkomst met de Argiven geflooten hadden. Doch naauwlyks waren zy afgetrokken, of de Atheners kwamen hun met dertig fchepen en feshonderd zwaargewapende foldaaten te hulp , en ilooten deeze ftad zeer naauw in; de inO 3 woo-  2T4 THUCYDIDES. wooners het beleg niet kunnende verduuren, trokken met de hunne uit, en 's anderen daags wierd de plaats geflegt. Van den anderen kant waren de Atheners , die eenige ruiterbenden over zee naar Methone overgevoerd hadden, met eenige ballingen van het land bezig de landen van Perdiccas af te Ioopen : op welke tyding de Laeedemoniers de fteden van Cbalcidien lieren aanzeggen, om hem eenige hulp. benden toe te fchikken , doch wegens eene wapenfehorfing, die zy gemaakt hadden , weigerden zy zulks hardnekkiglyk. Hier mede liep deeze Winter en het festiende Jaar des oorlogs af. In het begin van het volgende Voorjaar kwamen de Atheenfche Gezanten benevens die van Egestus naar huis te rug, medebrengende festig talenten zilvers ter betaalinge van eene maand foldy voor de festig Galeien , die zy den Atheneren verzochten. Met verzekering, gelyk ook de Atheenfche Gezanten bevestigden, dat 'er nog zeer veel gelds in de fchatkist en in de tempels te Egesta was. Het volk hier door overgehaald, ftond hun verzoek terftond toe, en benoemde Alcibiades, Klinias zoon, Nicias Niceratus zoon, en Lamachus Xenophanes zoon, om de Egesten te helpen, en de Leon-  S E S D E BOEK. 215 Leontynen in hunne bezittingen te herftellen niet alleen, maar ook om de zaaken in Sicilien op dien voet te brengen, als zy het voordeeligst voor den Staat zouden meenen te zyn. Na verloop van vyf dagen wierd de vergadering op nieuws beleid, ten einde middelen ter fchielyke uitrusting eener vloot te bcraamen: doch Nicias hoorende dat hy tot één der Hoofden benoemd was, en oordeelende, dat zyne ftad het befluit te roekloos genomen had, en door het fraaije voorwcndzel van dus geheel Sicilien in hunne macht te krygen, deerlyk misleid was , trad in de vergadering voor , cn deed zyn best om de Atheneren van dit voorneemen te doen afzien ; hen in deezer voege aanfpreekende: ,, Schoon deeze verga„ dering byeengeroepen is om over de ge„ fchiktfte wyze om eene vloot in zee te bren3, gen, te raadpleegen, dunkt my echter dat „ het beter zoude zyn , nog eens ernftig te „ overweegen , of het zenden eener vloot waarlyk voor den Staat nuttig zy of niet? „ Myns dunkens moet men tot zulken gewich„ tigen ftap niet dan na ryp beraad overgaan, „ en ons niet op het los gezegde van vreem„ delingen vertrouwende, in eenen geduch„ ten oorlog, die ons in de daad niets raakt, O 4 „ in-  aitf THUCYDIDÈS, „ inwikkelen: 't Is waar, myn aanzien krygt „ hier door eenen fterken groei, en voor het verlies van myn eigen leeven ben ik niet in „ 't minst bevreesd: fchoon het de plicht van >, eiken braaven burger is voor zyn eigen be„ houd zo wel als voor dat van anderen be„ zorgt te zyn. Doch daar ik niet gewoon „ geweest ben, voor 'dat ik tot deezen top „ van Juister rees, iets anders te zeggen als ik dacht, zal ik my ook by deezen ftelregel j, altyd houden. En alhoewel myne redevoe3, ring by U geenen ingang mogt vinden, waar s, door myn oogmerk is U te overreeden, om „ Uwe zeekere bézittingen, niet voor onzeekere in de waagfchaal te ftellen; vind ik my „ echter door uwe onbegrypjyke fpoed , en „ de onmooglykheid om Uw oogmerk te be„ reiken, verplicht, U deeze dingen onder 't oog te brengen. ,, Voor eerst is het zeker, dat Gy hier niet ,, alleen veele vyanden achterlaat, maar zelfs derwaard overfteekende, U nog een aantal „ andere op den hals haalt. Gy fteunt moog„ Jyk op de gemaakte verbintenisfen al te „ veel; deeze neemen myns dunkens, zo Gy ,, tot deezen ftap befluit, wel dra een einde: „ want krygt onze legermacht daar de neder» n laag»  S E S D E BOEK. zif „ laag, zullen onze andere vyanden tegen ons „ terftond in 't harnas zyn. Want door de „ fterke nood gedwongen, flooten zy dit voor „ hun zo fchandelyk verbond, waar van zy „ zelfs alle punten nog niet eens willen nako„ men. Daar en boven hebben wy eenige „ machtige volken gevonden, die hetzelve niet „ geteekend hebben, deeze voeren den oor„ log of openlyk , of houden zich uit vreeze „ voor de Laeedemoniers, flechts door eene „ wapenfehorfing van tien dagen , van het „ pleegen der vyandlykheden af. Hooren zy „ eens, dat onze macht verdeeld is, en zich „ met eenen buitenlandfchen oorlog beezig „ houdt, vallen zy ons met de Siciliaanen ver„ eend , waar van zy reeds te vooren het „ bondgenootfehap zeer fterk zochten , ter„ ftond op 't lyf. Dus dan moeten wy met „ allen ernst bedacht zyn, om ons in deeze „ gevaaren niet te fteeken , en naar geene „ buitenlandfche macht om te zien, voor dat wy de binnenlandfche op eenen onwrikbren „ voet hebben vastgcftcld. Daar wy de Thra» ,, cifche Chaicidenfers reeds federd zo lang af„ gevallen, nog niet weder tot gehoorzaam» heid hebben kunnen brengen, daar zelfs de ,, trouw van veele te ondergebragten ons zeer O 5 „ on-  2i* THUCYDIDES. onzeeker en verdacht voorkomt: is het „ dunkt my, ongerymd den verongelykten » EgeStGrs in by te fpringen , en de ' „ wraak over deezen uit te ftellen: De Chal cidenfers eens in onze macht gebragt, houdt " ^ Wyk « den toom: daar de heer„ fchappy over die verafgelegen volken, al „ wierden zy al overwonnen, altyd zeer on " Z,Ceker b1^' He^ >'s eene groote dwaasheid ,, de wapenen op te vatten tegen de zulk- , „ die men overwonnen hebbende niet beheer>, fchen kan, en die voor U, zo Gy ongeluk. » kig flaagt, zeer te duchten zyn. De SicÜ „ Jiaanen zyn myns dunkens voor ons niet zeer verfchnklyk, cn zullen het, fchoon deEges„ teërs ons hier door zoeken te vervaaren, „ nog minder zyn, zo zy eens voor de macht „ der Syracufers moeten bukken. „ Dewyl men gewoonlyk eenen onbeken,, den en verafgelegencn vyand het meest ont,, ziet, zo is 't waarfcbynlyk dat de daar woo„ nende Grieken ons thans meer vreezen dan „ zo wy onze benden derwaard zenden, daar », zy ons in tegendeel, loopt de oorlogskans „ ons tegen , gewislyk zullen verachten en » alle mooglyke afbreuk doen. Om kort te » gaan, het geen Uiieden omtrent de Lacc- „ de-  S ES D E BOEK. 219 „ demoniers en derzelver Bondgenooten, die „ Gy tegen alle verwachting overwonnen hebt, „ wedervaart, zal hun ook gebeuren : want „ naauwlyks hebt Gyde overwinning behaald, of Gy veracht de Laeedemoniers ten eene- maal, en zyt alleen bedacht om Uwe macht ,, tegen Sicilien te wenden. Het ongeluk on„ zer vyanden moet ons niet te hoog verhef„ fen, maar leeren om tegen hunne onder- neemingen wel op onze hoede te zyn: im- mers is het zeker, dat zy flechts op eene ,, gefchikte gelegenheid loeren , om door eene ftoute onderneeming hunne geledene fchade „ en fchande te herftellen : Onze plicht is, myns dunkens, om ons tegen de Lacedemo„ niers te dekken, en niet den Egesteren ge„ reedlyk by te ftaan, noch onze krachten, „ die voorheen door den oorlog en pest uit- gemergeld, thans weder zyn aangegroeid, 3, voor Vreemdelingen te verfpillen, en wel „ voor zulke Vreemdelingen, wier belang ,, medebrengt om ter vermyding van een drei„ gend gevaar, alles te belooven om ons in „ hetzelve te doen deelen : Overweegt hier ,, by, dat zy, fchoon zy al gelukkig zyn, ons 5, nooit met gelyke munt kunnen betaaien , en „ krygen zy de nederlaag, zo flcepen zy ons „ mede  220 THUCYDIDES. „ mede te grond: Mooglyk raadt iemand Uwer Overften, door eerzucht fterk gedreeven, „ U deezen tocht geweldig aan; doch weet, ,k dat zulks alleen ter goedmaaking zyner zwaa„ re vertceringen, en om zynen beurs door „ het onderhouden van een groot aantal paar„ den fchraal, in eenen beteren flaat te bren3, gen: Doch laat niet toe, bid.ik U, dat zulk „ een het Vaderland groot na- en zich zelven „ alleen groot voordeel doe. Daar en boven „ koomtmy deeze zaak te gewichtig voor, dan „ dat men dezelve aan eenen Jongeling in han,, den ftellen kan , daar ik hem door eenen „ drom van zynsgelyken omfluwd zie, ten ein„ de zyn verzoek te fchraagcn , vrees ik niet „ zonder reden, en raad den Grysaards ernftig o, aan, om zich met alle geweld tegen dezelve „ te verzetten en den oorlog af te raaden; al 3, ware het zelfs, dat men hun de kladde van „ bloohartigheid zocht aan te wryven ; wel in „ het oog houdende, dat de Jeugd zeer on„ derhevig is om zich door blinde driften „ te laaten vervoeren, en dat de goede uit,, flag alleen van een gezond oordeel en ryp „ overleg, en niet van dolle heethoofdigheid „ afhangt: Dat zy wel moesten bedenken , „ dat zy hier door het behoud van 't Vader- „ land  S E S D E BOEK. 221 „ land in het allergrootst gevaar zouden bren„ gen; en het befluit behoorden te neemen „ om deSiciliaanen hunne eigene oneenigheden ,, te laaten beflisfen , zonder de tusfchenkomst „ van vreemden te vergen: Laaten de Eges„ ters zich zeiven uit het gevaar redden, het „ welk zy zich op den hals haalden, en eenen oorlog eindigen , die zy zonder ons toedoen „ begonnen hebben: Voor het overige laaten „ wy toch zorge draagen om geene verbinte„ nisfe meer aan te gaan met de zulken, wien „ wy in hun gevaar moeten bylpringen, en ,, wier hulp in tyd van nood ons nutloos is. ,, Gy, Voorzitter van den Atheenfchen Raad, „ ftem , bid ik U, voor myn gevoelen, en ,, neem de ftemmen der andere Raaden op, „ vrees niet dat men U befchuldige eene zaak „ van het uiterfte belang op den langen weg „ gehouden te hebben; wees in tegendeel ver„ zekerd, dat men U als den behouder van „ den Staat gevoelens van oprechte dankbaar„ heid zal betoonen : Immers 't is de plicht ,, van een braaf Regent den Staat alle moog,, lyke weldaaden te bewyzen, of ten minften „ zorge te draagen, dat denzelven door zyn „ toedoen geene onheilen wedervaaren." Dus liet Nicias zich uit: Doch de meeste Athe-  222 THUCYDIDE S. Atheners, die in het midden van zyne rede in de vergadering gekomen waren, ftemden voor de onderneeming, en oordeelden , dat men zich by het genomen befluit moest houden Alcibiades Klinias zoon drong onder anderen zeer fterk op deezen tocht aan, voornaamlyk om deeze redenen: Met Nicias federd langen tydm onmin leevende over verfcheideneStaatszaaken, was hy hem altyd tegen; hier kwam nog by, dat Nicias in zyne redevoering zeer ongunstig van hem gefproken had ; Va&n den anderen kant vleide hyzich Sicilien en Kartbago meester te zullen worden, zo dra hy eens aan 't hoofd der benden zoude zvn: Hy voorzag tevens , dat hy door deezen tocht zyne vervailene middelen weder zoude kunnen herftellen en zich eenen grooten roem verwerven, want in aanzien boven zyne Medeburgers uit-' muntende, verfpilde hy, met het onderhouden van paarden als anderzins, veel meer geld als zyne opkomften toelieten. Dit voorbeeld door anderen te greetig nagevolgd, keerde naderhand den Staat het onderst boven: Veele waren hem echter om dezelfde redenen tegen, want zyne trotschheid in deezen duidlyk merkende , waren zy voor zynen onmaatigen hoerschzucht zeer beducht: Schoon hy dus nader-  S E S D E BOEK. 223 derhand in zyne krygsverrichtingen wonder wel flaagde , ontnamen zy hem echter alles en brouwden hunnen ondergang. Alcibiades trad na Nicias voor, en liet zich in deezer voege uit: ,, Ik houd ftaande , Atheenfche Mannen , dat het opperbevel my veel meer dan ie. „ mand anders toekoomt; en ik reeken my „ zulks wel dubbel waardig: want dewyl Ni. cias my zo fchamperlyk hoont, moet dit het eerfte punt myner rede zyn. Die zaaken ,, waar door myne Voorouders en ik eenen ,, grooten roem behaalden , zyn het Vaderj, land van grooten dienst geweest. Want om „ de pracht waar mede ik de Olympifche fpe„ len b5'gewoond heb, ftaat onze Staat thans „ by de overige Grieken voor veel machtiger „ dan dezelve in de daad is , daar zy onze „ macht van te vooren geheel verfmaadden, ,, te boek. Daar ik met zeven wagens, het „ geen nimmer van te vooren gebeurde, at „ daar verfcheenen ben en den prys behaald „ heb , meeten zy het vermogen van onzen „ Staat, naar het myne af. Door myne over. „ groote verteering haal ik den nyd myner Me„ debunrers my natuurlyk op den hals, doch ben door dezelve den Staat van nut: Biilyk „ is  224 THUCYDIDES. 3, is het ook zynen roem met niemand te dee„ Jen, zo men in zyn ongeluk met niemand „ deelen kan: en in het laatfte geval verfmaad „ zynde, moet men in het eerfte ook onzen „ hoogmoed geduldig verdraagen : Van alle », tyden is het zo gefteld geweest, dat ieder, ,, wie boven eenen anderen uitmuntte, zich „ den nyd zyner Medeburgeren op den hals „ haalde, doch deeze nyd gaat met het affter,, ven verlooren, daar de Steden zich als dan „ de eer benyden van zulk eenen uitmunten„ den voortgebracht te hebben. Dat niemand „ my dus ten kwaadften duide, dat ik dusdaa„ nige dingen met drift najaage, die my ver„ maard en myn Vaderland ontzachlyk maa- ken na mynen dood. Zo myne handelwyze ,, hetzelve tot roem verftrekt, de dienften, „ die ik den Staat bewees, zyn van geen „• minder aanbelang. Het is my gelukt om zon„ der gevaar of onkosten de macht van geheel „ Peloponnefus tot een lichaam te maaken , ,, het zy door goede woorden, het zy door „ dreigementen , en ik heb de Laeedemoniers „ genoodzaakt om hun geheel gebied in de „ waagfchaal te ftellen in eenen enkelen flag „ byMantinea, welke hen, fchoon overwin- naars, toch geweldig heeft óntlieupt. Be- „ dient  S E S D E BOEK. 2:5 dient U dan van de jong- en dwaasheid van „ Alcibiades zo wel als van de fchranderheid „ van Nicias ter uitbreiding Uwer heerfchap„ py, en laat U door ydele harsfenfchimmen niet overhaalen ter verbreeking van het „ eens genomen befluit. De fteden van Sici„ Hen zyn opgepropt met volk van allerhande „ zoort, deeze met geen genoegzaam oorlog*. „ tuig voorzien, zullen dezelve niet als hun „ Vaderland verdedigen , maar haaken reeds „ naar verandering. De Regeering dier Ste„ den op niets dan vuig eigenbelang bedacht, „ offert het weizyn derzelver gemaklyk op : „ dus dan is het licht te begrypen, dat zy ons „ niet met geweld tegengaan, maar zich veel „ eer op het eerfte voorftel aan ons zullen „ overgeeven, voornaamlyk zo het waar is, „ dat 'er reeds tusfchen dezelve eene groote oneenigheid heerscht. Behalven dat zyn „ hunne krachten en die der Grieken niet zo „ fterk als men wel opgeeft, hebben wy in de „ laatfte oneenigheden niet duidiyk gezien , „ dat zy de handen vol werks hadden zich te„ gen de onderneemingen van anderen te a handhaaven, wel ver van zelve ondernee„ mingen te doen. Sicilien zal gemaklyker „ te overheeren zyn , om dat derzelver be• P „ woo-  226 THUCYDIDES. „ wooners onze zyde uit haat tegen de Syra„ cufers greetig zullen kiezen: Voor het ove„ rige zal deeze oorlog ons van den kant van ,, Peloponnefus geen nadeel doen , zo men „ op de zaaken flechts eene goede order fielt; „ hebben onze Voorouders niet deeze heer„ fchappy » welke wy nu bezitten, gewon„ nen , fchoon zy in eenen oorlog met den „ Meder waren ingewikkeld ? Ter zee ver„ mogend, fchrikte hen zulks in 't minst niet „ af. Ook hebben de Peloponnefers, alhoe„ wel fterker dan ooit, nooit flechter kans ge„ had als nu: Het is waar, zy kunnen eenen inval in onze landeryen doen r maar ons „ ter zee geen nadeel toebrengen, dewyl de „ fchepen die hier zullen blyven, wel in ftaat „ zyn den vyand af te flaan: Welke gegron„ de redenen zullen wy derhalven geeven , waarom wy al fchoorvoetende tot deezen „ tocht befluiten en ons Bondgenooten niet „ gereedlyk byfpringen? daar wy ons onder„ ling onder eede verbonden, elkander in den „ nood by te ftaan, koomt het nu in 't ge„ heel niet te pas, dat wy hun hulptroepen „ weigeren, om dat zy ons dezelve niet zou„ den kunnen toefchikken: Het oogmerk, dat „ wy ten tyde onzer verbintenisfe met hen „ had-  S E S D E BOEK. 22> a hadden, was geenzins dat zy ons hier zono, den komen helpen, maar onze daar zynde 5, vyanden de handen vol werks geevende , „ dezelve te beletten om ons hier overlast te ,, komen doen. Door die geenen gereedlyk by te fpringen, die hulp van nooden heb„ ben, kreegen wy en al wie ooit .heerschte, „ het bewind alleen in handen. Het eenigst ,, middel om zich tegen machtigere te handhaaven beftaat alleen in hen aan te tasten „ in hun eigen land, en hun daar de handen „ vol werks te geeven : Wy kunnen onza „ heerfchappy niet ten eenemaal naar onzen „ zin fchikken, maar ter handhaaving van de„ zelve zyn wy verplicht, om zommigen lagen „ te leggen en anderen de handen vol te gee„ ven, voornaamlyk wanneer ons de keuze overgelaaten word, om te heerfchen of te ,, gehoorzaamen. Wy moeten ons niet aan ,, werkloosheid overgeeven ten zy wy, ge,, lyk andere , tevens onze leevenswyze ten „ eenemaal veranderen. Denkt dat wy de „ trotschheid der Peloponnefcrs fnuiken, zo „ wy hen kleinachtende en met de tcgenwoor„ dige werkloosheid ontevreden, deezen tocht „ naar Sicilien durven waagen. Tevens is 't „ waarfcbynlyk , dat de heerfchappy over P 2 ,, gansch  228 THUCYDIDES. ,, gansch Griekenland ons in handen zal vak ,, len, zo ons dit gelukt: of ten minften zullen wy den Syracuferen groote afbreuk, en ons en onze Bondgenooten geenen ondienst doen. Laat de rede van Nicias, die U dee„ zen tocht afraadt, en twist zaait tusfchen ^ de jongelingen en bejaarde mannen, U niet „ van befluit doen veranderen : Volgt in Uwe 3, handelwyze de gewoonte onzer Voorouders 3, vlytig na , die den Staat tot het hoogfte si toppunt van aanzien bragten , door de ,., voortvaarenheid der jeugd met het bedaard overleg der oudere zaam te paaren: waarvan 3, de eene zonder het ander niets vermag : 3i Zode ftad werkloos blyft, zo als hy raadt, „ zal dezelve wel dra tot verwyfdheid, gelyk alle andere, overflaan en alle krygstucht het „ onderst boven worden gekeerd: daar dezel» „ ve in tegendeel , zo wy tot deezen tocht „ befluiten, meer aanzien verkrygen zal, en toonen dat zy wel in ftaat is den vyand an5, ders dan met bloote woorden te weêrftaan, „ Dit eindlyk ftaat by my vast, dat een Staat 9, federd lang aan beezigheid gewend onge3> twyffeld verlooren gaat, zo dezelve tegen 5, eene vadzige werkloosheid vervvisfeld word. „ Immers zy zyn allerveiligst, die in de za- „ men-  S E S D E BOEK. 229 „ rnenleeving met hunne oude inftellingen } s, fchoon minder goed dan nieuwe, te vree„ den, eensgezind te zaamen leeven." Dus fprak Alcibiades. Na dat de Atheners hem, de Egesteërs en de ballingen der Leontynen, die hen den eed onder het oog bragten en om hulptroepen fmeekten , gehoord hadden, Hemden zy met nog grootere drift, tot het onderneemen van deezen tocht. Nicias ziende dat hy de Atheners door zyne te vooren gemelde redenen niet konde wederhouden, hoopte hen door het voor oogen ftellen der zwaare toebereidzels zyn oogmerk te bereiken, en voorgetreeden zynde, liet hy zich andermaal in deezer voege uit: „ Dewyl ik zie, Atheenfche Mannen, dat ,, Gy tot deezen tocht zo fterk overhelt, hoop ,, ik dat deszelfs uitflag aan Uw verlangen „ moge beantwoorden: echter is het myn plicht „ U nogmaals myne gedachten voor te hou,, den : Wy zullen optrekken tegen fteden , ,, die , gelyk ik hoor, vry machtig zyn , en ,, naar eigene wetten leevende , naar geene „ verandering haaken ,• en hunne vryheid nooit „ tegen onze overheerfching zullen willen ver„ wisfelen: Deeze fteden zyn menigvuldig en „ van Griekfche afkomst: want behalven Naxus p 3 » en  23o THUCYDIDES. „ en Catana, die ik wel geloof dat om do na„ beftaanhcid met de Leontynen toe ons zulj, len overgaan, zyn 'er nog zeven: waar on. „ der Selinus en Syracufe, waar op het voor„ naamlyk gemunt is, ruim zo machtig zyn „ als wy: Te land van zwaargewapende man„ febap van allerluie zoort wel voorzien, heb„ ben zy daar boven wel bemande Galeien in ,, zee: Te Selinus en Syracufe word een „ overvloed van geld in de Tempels federd lang bewaard: In ruiterbenden munten zy „ ver boven ons uit; en hebben geen koorn „ of ander leevensonderhoud van elders noodig. „ Tegen zo eene geduchte macht hebben wy niet alleen eene zekere vloot en benden noo„ dig, maar moeten zelfs.zeer veel paardevolk „ overvoeren, willen wy iets groots befhan „ en niet door Siciliaanfche ruitery belet wor„ den om voet aan land te zetten: want bet „ is myns dunkens zeer te vreezen , dat die „ machtige fteden op de tyding van onze aan„ komst, de handen in één zullen flaan, en „ wy van niemand dan van de Egesteërs a> „ leen, geholpen worden; immers zoude het „ voor ons ten uiterften fchandi)k zyn, zo „ wy door geweld te rug gedreeven van onze „ begonnen ondernccming moesten afzien, of ,, door  S E S D E BOEK. 231 door het ontbieden van nieuwe benden ons 3, mangel van overleg dus duidlyk aan den dag 3, bragten: Wy moeten dien tocht niet zonder 3, de allerzwaarfte toerustingen onderneemen, ,3 en wel in het oog houden, dat wy onze benden tegen een verafgelegen land niet 3, kunnen aanvoeren , gelyk wy gewend zyn te doen tegen fteden, die in deeze ftreeken ,, gelegen en aan U onderhoorig zyn: hier im„ mers kunt Gy uit een nabuurig land der Bondgenooten al het noodige onderhoud bekomen; daar wy naar Sicilien onder zeil gaan„ de alles moeten medevoeren , dewyl zelfs in den tyd van vier Wintermaanden van daar 3, geene tyding komen kan. „ Dus dan hebben wy tot deezen tocht een 3, groot aantal zwaargewapende manfehap noo„ dig, die wy uit de Burgers, Bondgenooten. 3, en van waar wy maar voor geld en goede „ woorden kunnen , te zamen moeten zoe,, ken: Voegt hier nog by eene groote macht j, Boogfchutters en Slingeraars om het paarde„ volk der vyanden het hoofd te bieden; be„ nevens een oneindig aantal fchepen , om dies „ te gemaklyker den vyand binnen de haven „ te houden en al het noodige derwaard te s, kunnen overvoeren. Ook moeten wy eenen P 4 ,3 groo-  232 THUCYDIDES. „ grooten voorraad van Tarwe en gebrande „ Gerst medevoeren en eenige gehuurde Bak* „ kers, op dat het leger geen gebrek iyde, 5, zo wy door ftorm of tegenwind opgehouden ergens moeten blyven. Want daar ons le« „ gcr zeer talryk zal zyn, zal ieder ftad het„ zelve niet gemaklyk kunnen inneemen: Ook j, moeten wy op alles verdacht onze hoop niet ,, op den byftand van anderen vestigen, en „ veel gelds medeneemen ; want denkt niet ,, dat hetzelve by de Egesteren , fchoon zy zulks zeggen, in overvloed tot onzen dienst zal zyn. Want al vertrekken wy van hier „ met een veel fterker leger dan dat der vyan„ den, zo zullen wy de handen vol genoeg ,, hebben om ons oogmerk te bereiken, want ,^mislukt het ons, om in het oogenblik onzer „ landing den vyand af te flaan, zo zal ter„ ftond het geheele land tegen ons in 't harnas ,, zyn: Hier voor beducht, denk ik niet van „ hier te vertrekken dan van alles ten uiter„ ften wel voorzien, «Jeukt iemand deeze on„ derneeming met minderen omflag te kunnen „ waagen, Ik ftaa van het Opperbewind ge„ willig af." Dus fprak Nicias, met oogmerk om hen van deeze onderneeming te doen afzien , of wierd  S E S D E BOE K. 233 wierd hy al genoodzaakt dezelve te doen, in alle veiligheid derwaard te vertrekken : doch in plaats van hen af te fchrikken wierden de gemoederen hier door nog fterker aangezet, en de zaak viel buiten zyne verwachting uit: want zyn raad wierd goedgekeurd, en men maakte zich ter opvolging gereed. De bejaarde wilden deezen tocht bywoonen, om dat zy wel dachten te ftaagen of ten minften in veiligheid te zyn: De jongere namen uit lust van vreemde landen te zien deel in den krygstocht. De foldaaten vertrokken derwaard met grooten lust, om hier door het gebied uitgeftrekter geworden zynde altoos foldy te kunnen trekken : Wierden 'er al zommige gevonden, die deeze onderneeming afkeurden , deeze hielden zich uit vreeze van verdenking, echter tt'ü. Eindlyk trad één der Atheneren voor en zeggende dat het thans geen tyd van draalen was, verzocht hy aan Nicias eene nette fyst der toerustinge op te geeven: doch Nicias gaf tot antwoord zulks eerst met de andere Bevelhebbers te zullen overleggen: doch dat hy naar zyne gisfing ten minften honderd Galeien noodig had, behalven een goed aantal Vrachtfchepen om de bagagie mede te voeren. Voor het overige was hy van gevoelen, dat hy tot deezen P $ tocht  234 THUCYDIDES. tocht niet minder dan vyfduizend zwaargewa pende foldaaten zoovel van Athene zelve alsvan de Bondgenooten noodig had j ja ZPjfs verzocht hy nog meer, zo zulks mooglyk ware: dat zy verders een aantal boogfchutters en flmgeraars evenreedig met de grootte van de andere benden uit Creta en elders moesten opontbieden. De Atheners dit verdaan hebbende , gaven terftond den Bevelhebberen volmagt, om alles naar hun goeddunken, zo ten opzicht der benden als de fchikking der reize «i gereedheid te brengen. Deeze begonden de werving op ftaande voet zo wel in hun eigen land als in dat hunner bondgenooten : In de ftad wierd al het noodige gemaklyk in gereedheid gebragt, want dezelve federd lang van den oorlog en befmetlyke ziektens vry geweest zynde, was thans van jonge manfehap en geld zeer wel voorzien. Midlerwyl wierden in eenen nacht alle de fteene Standbeelden , die volgens de aloude gewoonte in de voorportaalen der huizen en Tempels geplaatst waren , gefchonden , zonder dat men den daader konde ontdekken , mettegenftaande de Regeering groote beloonmgenaan den geenen, het zy burger, vreemdeling of flaaf beloofde, die denzelven zoude aan-  S E S D E BOE K. 235 aanbrengen. Dit voorval wierd voor een Hecht voorteeken van deeze onderneeminge gehouden, en gaf hun duidlyk te kennen, dat zommige de Regeeringsvorm zochten te veranderen : Van deeze beeldfchennis lekte wel niets uit, doch de Regeering kreeg bericht, dat zommige jongelingen kort te vooren iets diergelyks uit brooddronkenheid bedreeven hadden : Deeze wierden ook befchuldigd van in byzondere byeenkomften Godslasterlyk met den Godsdienst omgefprongen te hebben, en voor het hoofd van deeze wierd Alcibiades gehouden. De vyanden van Alcibiades of liever zommige aan wicn hy den eerften rang in de regeering belet had, namen deeze gelegenheid greetig waar, om was 't mooglyk hem den voet op hunnen beurt dwars te zetten: ten dien einde hielden zy ftaande, dat hy eene verandering van zaaken beoogde, en daarom zommigen omgekocht had , om deeze beeldfchennis ter uitvoer te brengen: dat men door de ongebondene leevenswyze van Alcibiades wel op konde maaken , dat hy noodzaaklyk met den openbaaren Godsdienst den fpot moest dryven: Hy bepleitte zyne zaak met zeer veel drift, en daagde zyne befchuldigers uit, om voor zyn vertrek de bcfchuldigingcn in te brengen ,  236 TIIUCYDIDE S. gen, en niet te wachten tot dat hy door zyne a/weezigheid in de onmooglykheid gefteid wierd om zich te verdeedigen; 'er byvoegende dat hy in geval dat deeze betichtingen bewaarheid gevonden wierden , onwaardig was het opperbevel der vloot te voeren: Zyne tegenpartyders voor de woede van het volk en de foldaaten , by welke by zeer bemind was, beducht, bragten het door de tusfehenfpraak der- Redenaars zo ver, dat men befloot om zulke beuzeling eene gewichtige onderneeming , waar toe alles in gereedheid was, niet uit te ftellen: Hun oogmerk was om hem van daar opontbooden voor het recht te eisfehen , en hem dan gemaklyker den voet te ligten. In het midden van den Zomer maakte de vloot zich gereed om zee te kiezen : van te vooren had men aan de meeste fchepen der Bondgenooten , de vrachtfehepen en kleinere vaartuigen belast, om zich by Corcyra, als de algemeene verzamelplaats, te vervoegen, ten einde van daar gezamentlyk naar Italien en Sicilien onder zeil te gaan. De Atheners en de Bondgenooten , die zich toen in de ftad bevonden, verzamelden zich op den beftemden dag op de haven, en gingen met het aanbrceken van den dag aan boord; ieder, wie maar / in  S ES D E BOEK. 237 ïii de ftad was, zo wel Vreemdeling als Burger, ging mede aan boord I zelf veele bewooners van bet Atheenfche land fcheepten zich ter verzelling hunner makkers, nabeftaanden of kinderen mede in : Door een dubbel gevoel van hoop en vrees getroffen , waren de achterblyvende zeer benard : de hoop van Sicilien meester te zullen worden, beurde hen van den eenen kant een weinig op, daar de vreeze om hunne nabeftaanden, die na een zo ver afgelegen land vertrokken , nooit wederom te zien, hen zeer ter nederfloeg. Op het oogenblik van te fcheiden vertoonde zich het gevaar van deezen tocht veel levendiger, dan toen zy tot denzelven beflooten ; echter ftak de onbegryplyke fterkte der benden hun weder een hart onder den riem. Eene menigte vreemdelingen waren te Athene zaamgevloeid om het uitloopen deezer vloot , als zynde de machtigde en kostbaarfte, die men nog gezien had , by te woonen: Wel is waar, dat het getal der benden , die met Pericles naar Epidaurien en met Agnon naar Potidea vertrokken waren , niet kleiner was dan dit, maar tot eenen korten tocht uitzeilende, ftaken zy met minder fchepen in zee. Doch hier zag men twee legers, om zo te zeggen, waar van het een uit Land- en het an-  238 T H U C Y D I D E '§, ander uit Zeetroepen beftond, beiden met aliè mooglyke zorg uitgerust, eensdeels op kosten van de Vlootvoogden, andere op kosten van den Staat: De Staat had festig ledige fchepen, alle fnelle zeilers, en veertig fchepen om da zwaargewapende benden over te voeren, ge. Jeverd, en betaalde aan ieder Bootsgezel een drachme 's daags. Doch de Bevelhebbers der fci.epen hadden op hunne eigene kosten de beste Stuurlieden aangeworven, en betaalden aan de meeste Matroofen nog eene buitengewoone foldy: Ieder der Bevelhebbers had alle zorg aangewend, ten einde zyn bodem de andere in fraai- en fnelheid overtrof. Onder de gemeene Soldaaten -zocht de een den anderen door de fraaiheid der wapenen de loef af te fteeken: zo dat deeze vloot alleen tot vertooning en niet tegen den vyand in zee fcheen gebragt te zyn : Byaldien iemand de onkosten wilde berekenen, waar op de uitrusting deezer vloot zo wel aan den Staat, als aan ieder in 't byzonder kwam te ftaan, te rekenen van het begin tot aan het uiteinde van den oorlog, de cieraaden, onnutte pracht en het geld, dat ieder met zich nam, 'er onder begreepen, zoude hy bevinden, dat deeze uitrustinge oneindig veel talenten na zich heeft gefleept. Deeze oh- der-  S E S D E Ê Ö Ë K. 237 derneeming is niet minder roemruchtig geweest door de fraaiheid der toerustinge als om den moed, welken klein en groot betoonde, ook hadden zy hier toe veel meer gelds verfpild als de tegenwoordige gefteldheid van den Staat toeliet. De fchepen alle in gereedheid en de manfehap aan boord zynde, wierd het teeken om de gewoone plengoffers te beginnen, gegeeven , niet ieder fchip in 't byzonder, maar alle te gelyk; hier op wierden de goude en zilvere beekers ingefchonken, en de plechtigheid wierd door die geene welke aan land bleeven beantwoord met een groot gejuich: Het vertreklied gezongen zynde, wierd het teeken tot het vertrek gegeeven, en de fchepen zeilden een voor een in zee , eens op de ruimte geko« men zynde, deeden zy hun best om den een den anderen de loef af te fteeken, tot dat zy zich te Egina alle vereenden: Van daar gingen zy verder onder zeil naar Corcyra, alWaar de benden der Bondgenooten zich met de overige fchepen reeds bevonden. Deeze tyding wel dra van alle kanten naar Syracufe overgebragt, wierd van zommigen geloofd, van zommigen in den wind geflaagen, tot dat Hermocrates Hermons zoon op het ontvangen van een echt bericht voor de Ver-  240 THUCYDIDES. Vergadering voortrad en zich aldus uitte 5 Mooglyk zal men my even min als eenige ,, andere gelooven , zo ik Ulieden ftaande „ houd vaste tyding van 'de aankomst der „ vyandlyke vloot bekomen te hebben: want „ my is ten overvloed bekend , dat iemand , „ die onbegryplyke zaaken verhaalt, niet al- leen anderen dezelve bezwaarJyk doet ge„ looven, maar zelfs dikwyls voor uitzinnig „ gehouden wordt. Doch daar ket gevaar „ reeds dringend is , zal ik my hier door in „ het minst niet laaten affchrikken, maar zeg„ gen, 't geen ik weet. De Atheners komen „ tot Uwe groote verwondering met eene machtige vloot, met eene menigte voetvoik „ bemand herwaard aan ; onder voorwendzel, „ dit is waar, om den Egestêren te helpen en „ de Leontynen in hunne bezittingen te her„ ftellen, doch in de daad is het op onze Stad „ gemunt, derzelver eens meester zynde , valt geheel Sicilien nanr hunne gedachten, hun „ in handen. Daar Gy dan hunne aankomst ,, eerstdaags te gemoete ziet, is het Uwe plicht „ te overleggen , hoe Gy hun de landing best „ belet, en Uw Vaderland niet in gevaar te ,, brengen door de tydingen in den wind te „ Haan. Dat echter de grootte hunner macht  SESDE BOEK, 241 v, U niet den moed beneeme: hoe grooter de„ zelve zy, hoe veel te eer onze nabuuren en bondgenooten met ons de handen in een 5, zullen flaan : Gelakt het ons dan om hen „ met verlies te rug te dryven, want ik ben 3, voor de bereiking hunner oogmerken in het ,, minst niet beducht, dan zullen wy hier eenen onfterflyken roem verwerven. Zei9, den heeft eene machtige vloot van Griek of „ Ongriek, ver van huis iets groots beftaan: „ weldra gebrek aan onderhoud k^gende, raakt alles in de war,en zy bewerken voor „ die geenen, welke zy te onder wilden bren„ gen , eenen roemryken naam. Op deeze „ wyze hebben zy den trctfchen Meder ge„ fnuikt, en zullen hier op hunne beurt het„ zelfde lot ondervinden. Laaten wy dan al„ les ter verdediging bereiden, en eenige Ge„ zanten afvaardigen om onze oude Verbin„ tenisfen te bekrachtigen en nieuwe Vrien„ den te winnen: dat zy aantoonen hoe geheel „ Sicilien gevaar loopt, zo wy niet met alge„ meene krachten den vyand wederftaan; laa„ ten wy Italien tot een Bondgenootschap be. „ weegen , of ten minften hetzelve zo ver „ trachten te brengen, dat zy de Atheners „ buiten hunne havens houden : Van den 0, ,, kant  242 THUCYDIDE S. „ kant der Karthagers moeten wy hetzelfde „ doen, want voor de nabuurigheid der Athe„ neren beducht, zullen zy ons onder de hand „ byftaan, zo zy het niet openlyk durven doen ; en in de daad is hier toe niemand be„ ter gefchikt dan zy, zo wel door hunne na„ byheid, als door de fchatten, die zy bezit„ ten , en tot het voeren van den oorlog niet „ ondienftig zyn. De Korinthers en Lacede5, moniers moet men ook om hulptroepen „ vraagen, en verzoeken om in het Atheen„ fche land te vallen, en den vyand van dien ,, kant beezig te houden. Ik zoude U zeker„ lyk eene roemruchtige onderneeming voor„ ftellen , zo Gy door eene langduurige werk„ loosheid niet tot bloohartigheid vervallen „ waart: dezelve zoude deeze zyn, voor twee „ maanden leeftocht aan boord neemende, „ zoude Gy naar Tarentus of de kaap Japy„ gium hun te gemoet zeilen en den doortocht „ beletten. Hunne verwondering zoude zeer „ groot zyn, dat wy, die naauwlyks op onze verdediging volgens hun zeggen bedacht zyn, hen te gemoet kwamen en den door„ tocht zouden durven betwisten. Daar zy wegens hun groot getal fchepen niet in ftaat j, zyn by elkaer ob zee te blyven, treffen wy „ hun-  S E S D E BOEK. 24j 2, hunne fmaldeelen gewis afzonderlyk aan : 3, .Komen zy dan met: hunne fnelfte roeifche,, pen op ons los, zo is 't waarfchynlyk dat wy op hen, door het roeijen afgemat , de overhand behouden: doch lust het ons niet ,, den vyand af te wachten., zo loopen wy „ Tarentus binnen , dewyl zy op onbekende en onbewoonde kusten opgeflooten , genood„ zaakt zullen zyn door gebrek aan leeftocht: ,, van hun oogmerk af te zien: Voornaamlyk „ bedenkende of wel één eenige haven van „ Sicilien voor hun open ftaat, zullen zy zich „ te Corcyra voor eerst ophouden, en den tyd met ons te befpieden verkwistende , door het Winterfaifoen belet worden iets „ tegen ons te onderneemen : Ook hoor ik , 3, heeft één hunner bekwaamfte Bevelhebbers „ deezen tocht met tegenzin begonnen , cn i> zal dus dc gelegenheid greetiglyk omhelzen 3, om op het eerfte gezicht van onze fchepen „ weder naar huis te rug te gaan: Hier koomt 3, nog by, dat het gerucht onze macht, gelyk ,, het doorgaans gaat, vergrooten zal, en van „ dit gerucht hangt het befiuit der vyandeii „ meestal af: Zy zullen over onze te gemoetj, komst niet weinig verwonderd zyn , want ons befchouwencie als dezulken , die geen Q. 2 5J moeds  244 THUCYDIDES. „ moeds genoeg bezaten, onzen Bondgenoo„ ten by te ftaan, zyn zy gerust in zee ge„ ftoken, en denken ons onverhoeds en zon„ der flag of ftoot te doen bukken. Befluit „ dan, bid ik U, den vyand moedig tegen te „ trekken, of ten minften ons te bereiden om hem wel te ontvangen; Veracht Uwen vyand „ niet, bid ik U, met grootfche woorden , „ maar fielt U in ftaat van tegenweer; en „ weest verzekerd dat hy binnen kort op zal „ daagen, en reeds in aantocht is." Dus fprak Hermocrates: Hier op onftond 'er groot verfchil tusfchen de Syracufers, waar van zommige ftaande hielden, dat de tyding van Hermocrates verdicht was, en de Atheners deezen tocht nooit zouden onderneemen: andere beweerden, dat zy, al wierd deeze tyding waar bevonden , niet in ftaat waren hun zonder veel verlies nadeel- toe te brengen t Zelfs wierden 'er gevonden, die de zaak als ongerymd en belachlyk uitkreeten: By weinigen vond echter het zeggen van Hermocrates geloof. Athenagoras by het volk om zyne vriendlyke lieftalligheid zeer gezien, trad hier op voor, en liet zich in deezer voege uit: „ Al wie denkt, dat de Atheners zo dwaas „ zyn om ons hier op het lyf te vallen, of „ hen,  V Y F D E BOEK. 245 „, hen, zo zy zulks doen , niet dapper af te „ Haan, is lafhartig of den Staat niet toege- daan. Ik verwonder my minder over de „ ftoutheid der uitftrooijers dier geruchten , als wel over hunne onvoorzichtigheid, zo „ zy niet ten eenemaal zeker zyn van hunne ,, zaak: Voor hun zeiven zeer bevreesd, zoe„ ken zy hunne bangheid , door die van den ,, geheelen Staat te heclen: Zo gaat het thans ,, met deeze geruchten , die met opzet uit„ geftrooid worden , door zulke menfchen , ,, die altyd zoortgelyke beweegingen zyn toe„ gedaan. Dus dan zult Gy U in uwe beflui,, ten niet richten naar het geen men U van ,, alle kanten zoekt wys te maaken, maar naar „ de kennisfe, welke Gy door de ondervin,, dinge van de fchrandere denkenswyze der ,, Atheneren hebt: Koomt het U waarfchyn- lyk voor, dat zy zich in eenen nieuwen en „ uitheemfchen oorlog zullen inwikkelen, daar de zaaken van Peloponnefus nog niet ge„ fchikt zyn ? In tegendeel geloof ik, dat zy zich „ zeer gelukkig rekenen, dat wy thans zo ver» „ mogend hun den oorlog niet zoeken aan te „ doen: Stelt eens datzy, gelyk het gerucht loopt, tot deezen tocht beflooten, dan im3, rncrs is Sicilien van alles wel voorzien, bcQ. 3 f> ter  246 THUCYDIDE S. „ ter tegen hen als Peloponnefus zelve be„ ftand: onze ftad alleen levert tweemaal zo veel troepen, als zy met zich kunnen voe. ren, op: want ik ben verzekerd , dat zy 5, geene ruiterbenden medevoeren , en van „ den Egesteren niets , dan eenige weinige 5, kunnen krygen : hunne zwaargewapende manfehap, al waren alle hunne fchepen vo!, kan tegen de onze vast niet aan. Zelfs zou„ de het voor lichtgelaaden fchepen moeilyk „ zyn eene zo verafgclegene kust op te zoe„ ken, en flechts zo veel oorlogstuig over te „ voeren als tot het dwingen van eene ftad, s, gelyk de onze, van nooden is. Ik ben zelfs ,, van gevoelen, dat de Atheners, fchoon zy ,, in Sicilien eene ftad zo fterk als Syracufe 9, zelve bezaten, ons het hoofd niet zouden „ durven bieden, en delmalven nu zo veel te „ minder, daar geheel Sicilien hun tegen is: „ Hunne benden zuilen zich door onze ruitc„ ry binnen de legerplaats opgeflootefj zien; „ zo zy al, zo fterk vertrouw ik onze krygs„ toerusting, de landing durven waagen. De Atheners hier van maar al te kundig, hou„ dén hun belang veel beter in het oog: Dee„ ze geruchten, die niet waar zyn, noch ooit „ waar zullen worden , zyn alleen van de ii zuU  SESDE BOEK. 247 ■ 5, zulken verzonnen , die door de menigte „ eenen fchrik op 't Ivf ce jaagen. der zaaken ,, trachten meester te worden: en ik vrees „ dat zy ter eeniger tyd hun oogmerk zullen ,, bereiken. Wy zyn te vadzig om hunne Ia,, gen voor te komen , ja zelfs om hen te ,, ftraffen zo men dezelve al ontdekt: Hierom heeft onze ftad meer van binnenlandfche ,, onlusten, dan van uitheemfche vyanden te „ lyden , en verdraagt veelal eene onbillyke overheerfching met al te groot geduld: Dus ,, zoude ik U fterk aanraaden , om zulke han,, delwyze niet door de vingeren te zien, maar ,, niet alleen een voorbeeldige ftrafte vordc„ ren van die geene , welke zulks openlyk „ beftaan , maar zelfs van hen , die zulks „ wel willen, maar niet kunnen doen. Men „ moet zich niet alleen over eenen vyand „ wreeken om het kwaad,'het welk hy ons „ aangedaan heeft, maar zelfs hem trachten „ voor te komen ; want dus doende fchrikt „ men denzelven van zyne kwaade ondernee„ mingen het fterkfte af. Dikwyls heb ik by „ my zelvcn overdacht, welke drift U, ö Jon,, gelingen , zo fterk bezielde ? Is 't om de „ Regeering in handen te hebben ? Zulks im„ mer's verbiedt U de wet. Deeze wet is niet Q 4 v ge'  248 THUCYDIDES. „ gemaakt om U buiten het bewind te hou,, den , maar bepaalt alleen hier toe den go,, fchiktften leevenstyd. WiltGy niet met het Volk op denzelfden voet behandeld zyn? „ Waarom, bid ik U, is hetzelve niet zo goed als Gy. Mooglyk werpt men my tegen dat „ een Volkftaat niet de beste, noch de biJ„ lykfte is, maar dat de meest gegoede ook „ de meeste macht in handen moeten hebben. „ Doch hier op antwoord ik vooreerst: D?,t „ men onder de benaaming van het Volk den „ ganfehen Staat begrypt; daar de Regeering „ van weinigen het grootfte gedeelte deszelfs ,, buiten fluit. Voorts zyn de meest gegoede ,, menfehen de allerbeste bewaarders van het „ geld ; de voorzichtigfte de beste raadgee,, vers , maar de menigte ftrykt gewoonlyk „ het billykfte vonnis: Alle deeze opgenoem„ de ftanden behouden in eene Volksregeering alle voorrechten , en genieten de billykheid ,, der wotten in haare volle kracht. De Ro„ geering van eenige weinigen ftelt de menig. „ te aan groote gevaaren bloot; deeze weini„ gen genieten niet alleen allerhande voor* „ rechten, maar beneemen zelfs aan de me.. „ nigte haar wettig deel. Dit zoeken de aan- zienlykfle Jongelingen ter uitvoer te1 bren- „ gen.  SESDE BOEK. 249 „ gen , doch zullen zich in hunne hoop te „ deerlyk bedrogen vinden. Zo Gylieden met „ begrypt, dat Gy eene allernadeeligfte zaak ,, zoekt door te dringen, zyt Gy de alleron„ verftandigfte of onkundigfte aller Grieken, „ de alleronrechtvaardigfte, zo Gy dezelve, „ dit niettegenftaande, ter uitvoer brengen „ wilt. Behartigt dan na mynen raad het wel„ zyn van den Staat in 't algemeen, en weest „ verzekerd, dat dus doende de braaffte Bur„ ger van deszclfs voorfpoed, ook de meeste „ vruchten zamelen zal : Denkt daar tegen ,., dat Gy den anderen weg inflaande groot gevaar zult loopen , om alles te verliezen: Laat dan zodaanige tydingen vaaren, want „ weet, dat Wy tegen Uwe thans ontdekte oogmerken ter deeg op onze hoede zyn, en „ derzelver uitvoering niet zullen dulden. 3, Deeze ftad zal de Atheners, gefteld zy kwamen al op ons los, met grooten moed ont„ vangen , en baaren naam ophouden. Wy „ hebben kundige Bevelhebbers genoeg om do 3, zaak na te gaan, doch zo deeze t, dingen, gelyk ik denk , valsch bevonden worden , houdt U dan verzekerd , dat de ftad door U tot Overften te kiezen, niet gereed is om onder het juk van flaverny te bukken: Jn Q 5 53 te'  25o THUCYDIDES. „ tegendeel zal de burgery Uwe uitgeftrooide ,, geruchten naauwkeurig onderzoeken , en „ haare tegenwoordige Vryheid , door U de macht in handen te geeven, niet in de „ waagfchaal ftellen." Dus fprak Athenagoras. Een der Overften trad hier op voor, en liet zich in deeze met de tydsomftandigheden overeenkomende woorden uit: „ Het koomt thans in het minfte niet ,, te pas, dat de een den anderen met bitfe „ woorden doorhaalt : beter is het dat wy „ naar de bekwaamfte middelen omzien, om „ den vyand , zo hy koomt, dapper af te ,, Haan: Is 'er geen geweld noodig; de Staat „ word door het klaarmaaken der krygstoerus„ tinge veel verbeterd : Dit alles zullen wy „ wel bezorgen, als ook dat naar, alle kanten ,, zekere menfehen ter onderzoek van dit ge„ rucht uitgezonden worden, gelyk wy al ge. „ deeltlyk gedaan hebben. Vernecmen wy „ iets , wy zullen niet nalaaten, den Raad „ van alles verflag te doen." Hier op wierd de Vergadering gefcheiden. . JMidlerwyl waren de Atheenfche en Bondgenootfche vlooten reeds te Corcyra vereenigd. Het eerfte werk der Bevelhebbers was de vloot in drie fmaldeelen te verdeelen, en aan  S E S D E BOE K. 2$\ aan ieder fmaldeel zyne beftemde havens aan te wyzen, om dezelve zo de nood zulks cischte aan te doen: want éene haven was niet in ftaat cone zo groote menigte fchepen te bevatten , noch veel min van het noodige te voorzien. Vervolgens zonden zy drie Advysjachten naar Italien en Sicilien vooruit om te zien , in welke havens men hunne fchepen het inloopen dacht toe te ftaan: deeze waren bciast om na gedaane zaak zich by de vloot weder te vervoegen en hier van verflag te doen. Hier op maakten de Atheners zich tot den tocht naar Sicilien gereed , en gingen met eene vloot van honderd-fesendertig Galeien in zee , waar onder twee vyftigriemige den Rhodiers tocbehoorende. De Ather/ers hadden zelve honderd uitgerust, waar onder festig fnclle zeilers, en de andere waren alleen ter overvoer van de zwaargewapende manfehap gefchikt: de overige fchepen waren door de Chiers en de andere Bondgenooten uitgerust. Onder de zwaargewapende benden , uit eenenvyftighonderd man beltaande , bevonden zich vyftienhonderd man Atheners en fevenhonderd bediendens, ter verdediging der fchepen alleen beftemd. De overige Bondgenooten 3  252 THUCYDIDES. ten, die tot deezen tocht vertrokken, waren gedeeltlyk uit hunne onderhoorige Volken, vyfhonderd uit Argos , tweehonderdvyfrig uit Mantinea zaamgevoegd: Het getal der Boogfchutters was vierhonderdtachtig, waar onder tachtig uit Creta, fevenhonderd Slingeraars uit Rhodus , en honderdtwintig lichtgewapende Ballingen uit Megara. Ook voerden zy nog dertig man te paard met zich over. Deeze waren de oorlogfchepen , waar mede zy naar Sicilien ovcrftaken; kort op deeze volgden dertig vrachtfchepen, die den leeftocht, bakkers, fteenhouwers, allerhande bomvftoffen, en alles wat het leger mogt van nooden hebben, overvoerden. Hier by kwamen nog veele andere vrachtfchepen, die om koophandel te dryven de vloot waren gevolgd: Aan alle deeze fchepen te Tarentum, aan de Kaap Japygium en elders aangekomen, wierd het inloopen in de havens belet, ja zelfs wierd hun door de Tarenters en Locriers verbooden op de rheede te ankeren en water te haaien. Van daar naar de Kaap van Rhegio gelievend zynde, wierden zy aldaar beter onthaald, en hun toegeftaan op den grond aan Diana töegewyd te legeren , en het leger van allerhande ververfchingen te -voorzien.; Hier zynde, deeden zy hun « best  SESDE BOEK- 253 best om de Inwooners te beweegen om den Leontynen, even gelyk als zy , uit Chalcidien afkomftig , by te ftaan , doch deeze wilden de verbintenisfe , die zy met de overige bewooners van Italien gemaakt hadden, niet verbreeken. Hier beraamde men de middelen ter verovering van Sicilien, en wachtte de fchepen af, die uitgezonden waren om te zien , welke plaats de gefchiktfte was om de landing te onderneemen, en of het geld der Egesters in gereedheid was. De tyding dat de vloot der Atheneren te Rhegio lag, te Syracufe van alle kanten overgebragt zynde, begon men ernftig bedacht te zyn om den vyand dapper af te flaan : ten dien einde zond men naar alle bewooners vanhet Eiland om van den een hulptroepen te vraagen,aan andere te zenden: De Kasteelen en de Sterktens op het platte land wierd met manfehap bezet: en alles tot het paardevolk toe zo naauwkeurig nagezien en gefchikt als of de vyand zich reeds daar bevond. De drie fchepen, die vooruitgezonden waren , kwamen kort hier na weder te rug, en bragten den Atheneren tyding, dat het geld waar van de Egesters zo veel ophefs maakten, flechts dertij Talenten bedroeg. De Overften ver-  254 THUCYDIDES. verlooren hier door nog meer den moed , die reeds te vooren , door de weigering der Rheginers om in den oorlog deel te neemen, ter nedergeflagen was. Over de tyding van het geld waren twee Overften, doch Nicias in het minfte niet verwonderd. De Egesters hadden de eerfte Gezanten der Atheners op deeze wyze misleid: Hun naar den Tempel van Venna gebragt hebbende, toonden zy hunne alle zil. vere vaten en fchatten, die zy van elders over> gevoerd, daar hadden geplaatst, om den Gezanten dus een verkeerd denkbeeld hunner rykdommeri te geeven; met dat zelfde oogmerk, hadden zy uit alle fteden zonder uitzondering alle zilvere en gouden beekers en ander kostlyk huisraad naarEgesta overgebragt, waar van zy zich in hunne huishouding even als het hunne bedienden: hier door hadden zy de Atheners ter onderzoek uitgezonden, niet weinig misleid : want deeze hier op naar Athene tc ruggekeerd , hadden de ryke bezittingen der Egesters verzekerd; thans geraakten zy na het bekomen deezer tyding by de foldaaten fterk in haat. De Overften kwamen nu ter beraaming , wat hun te doen ftond, byéén. Nicias was van gevoelen om met alle de benden naar Selinus onder zeil te gaan, teneinde aan het voor-  SESDE BOEK. 255 voornaamfte oogmerk hunner zending te voldoen : Vervolgens verder te gaan, zo de Egesters het beloofde geld betaalden, doch in geval van weigering zoude men hen noodzaaken , om ten minften in het ftuk van leeftocht voor festig fchepen woord te houden. Dat zy als dan daar zouden blyven tot dat zy de vrede tusfchen de Selinunters en Egesters zouden hebben bewerkt: Verders zouden zy by de overige fteden rondzeilen om hun de trouwe der Atheneren omtrent hunne Bondgenooten te toonen, en vervolgens naar huis te rugzeilen: ten zy bygeval den Leontynen van dienst konden zyn, of de eene of andere ftad tot hunnen kant konden doen omflaan? dat hy van gevoelen was de middelen van den Staat niet te vergeefsch te moeten verfpillen , nog hier door denzelven in gevaar brengen. Alcibiades hield daar tegen ftaande, dat het in het minftcniet betaamde, om met zulke machtige benden uitgezonden zynde, onverrichter zaak en met fchande naar huis te keeren: dat men veel eer in alle de fteden vrienden moest zoeken te winnen en derzelver afval van de Syracufers bewerken, om dus nieuwe vrienden, toevoer en benden te krygen. Hy was voorneemens met Mesfina te beginnen , als  256 THUCYDIDES. als zynde door de legging , veilige reede en haven tot berging van de vloot zeer gefchikt. De vriendfchap der fteden eens gewonnen hebbende , was hy voorneemens om Syracufen en Selinus op het lyf te vallen , ten zy de laatfte de vreede met de Egesters maakte, en de eerfte de Leontynen in hunne bezittingen herftelde. Lamachüs beweerde openlyk eene onderneeming op Syracufe te moeten waagen, en de ftad, noch onbereid en 'verfchrikt , aan te tasten : Alle legermachten , zeit hy , baaren in het eerfte oogenblik den fterkften fchrik, doch deeze gaat door draalen veeltyds al verlooren, en word door verachting vervangen. Hy verzekerde hun, dat den Syracufers door het vertoonen van zulke geduchte benden , doch voornaamlyk door het onverwacht gevaar van flag te moeten leveren , de moed wel zoude ontzinken: Dat het zelfs gemaklyk zoude zyn eene groote menigte , gerust op de landen leevende, en op geene vyandlykheden bedacht, in handen te krygen: dat het leger, zo deeze hunne bezittingen verlieten , groote buit zoude maaken en het begonnen werk met meerder lust voortzetten : Dat daar en boven de meeste bewooners van Sicilien zich als dan voor de Atheners zouden  S E S D E BOEK. ïS7 den verklaaren en den kant der overwinnaars gewis verkiezen. Dat zy van de belegering der ftad te rug gekeerd, de reede by Megara, die thans verlaaten was, moesten bezetten, als zynde even ver te land als ter zee van Syracufe afgelegen. Schoon Lamachus zich in deezer voege uitte , voegde hy zich echter by het gevoelen van Alcibiades: welke kort hier na met zyn fchip naar Mesfina overftak, doch deszelfs inwooners niet tot het fluiten van een verbond kunnende beweegen , bragt hy dezelve echter zo ver, dat zy hem toeftonden om zyne vloot by hen te komen ververfchen , en hier op keerde hy naar Rhegium te rug. Een groot gedeelte van het leger by Rhegium gelaaten hebbende , gingen de Overften met festig welbemande en van alles wel voorziene fchepen naar Naxus onder zeil , doch niet in de ftad ontvangen zynde, zetteden zy hunnen koers, onder de kust langs loopende, naar Catana verder voort. Doch de inwooners deezer ftad , meestal den Syracuferen toegedaan , wilden naar geen voorftel hooren; hier dus insgelyks niet vorderende , liepen zy de rivier Teria op, en zeilden dezelve 's anderen daags om Syracufe aan te tasten op. Tien fcheR pen  258 THUCYDIDES. pen zonden zy vooruit naar de groote haveiï der Syracufers, eensdeels om te onderzoeken of'er ook fchepen tegen hen uitgezeild waren ? anderdeels om hun kennisfe te geeven van de aankomst der Atheneren, ten einde de Leontynen volgens onderlinge verbintenisfe en nabeftaanheid in hunne bezittingen te herftellen: Zy hadden insgelyks last om den Leontynen, die zich te Syracufe bevonden, aan te zeggen dat zy zich onbefchroomd by de Atheneren, hunne Vrienden en Bondgenooten, konden vervoegen : De legging van de haven , ftad en de gefchiktfte plaats ter landing naainvkeurig beioied en onderzocht hebbende, keerden deeze fchepen naar Catana weder te rug. De Inwooners van Catana de Vergadering belegd hebbende , beflooten de benden niet in te neemen, maarden Overften toe te ftaan, aan de Vergadering hunne voorneemens voor te liaan. Doch Alcibiades met fpreeken bezig, cn der Stedelingen aandacht hier op gevestigd zynde, maaken de Atheenfche foldaaten zich in alleryl van eene kleine en ilecht bewaakte poort meester en dringen dus op 't onverwagtstinde ftad. DeSyracufers-gezinde pakten zich, toen het Atheenfche leger binnen was, hals over hoofd weg; dewyl de overige wel, dra  S E S D E BOEK. 259 dra beflooten om een verbond met Alcibiades te maaken, met verzoek om de overige benden in alleryl van Rhegium op te ontbieden: Eenige der Atheneren ten dien einde naar Rhegium vertrokken, kwamen kort hier na met alle benden te Catana weder aan. Aldaar, gelegerd zynde, kreegen zy tyding, dat de inwooners van Camarina zich op de eerfte vertooning wilden overgeeven en de Syracufers groote toerustingen maakten. Op deeze tyding gingen zy met alle fchepen tegen Syracufe onder zeil, doch weldra ziende, dat alles hier in flilte was en 'er geene vloot uitgerust wierd, wendden zy zich naar de Camaryners af. Doch deeze weigerden meer dan één fchip der Atheneren in te neemen, en naar geen voorftel willende hooren, trokken de Atheners onverrichter zaake weder af. Zy hadden echter eene landing in het Syracufaanfche land gewaagd, doch waren na eenige ftrooperyen door de Syracufaanfche ruitery met verlies van eenig volk afgeflaagen en naar Catana te rug gekeerd. Daar gekomen zynde,' vonden zy een Salaminisch fchip van Athene afgezonden , om Alcibiades te belasten , zich ter zuivering van eenige hem openlyk aangetigte misdaaden naar huis te begeev'en , als R 2 ook  26o THUCYDIDES, ook om befchuldigingen in te brengen tegen zommige met hem zynde foldaaten , wien te Jast gelegd wierd, van den heiligen Godsdienst gelasterd en de Standbeelden van Mercurius verminkt te hebben- Want de Atheners federd het uitzeilen van de vloot, met het nafpooren der Heilig- en Beeldfchenners altyd bezig, wierpen op het aanbrengen zelfs van flechte menfchen , de braaffte burgers in de boeijens , oordeelende dat het beeter ware , zommigen fchoon valsch beticht voor eenigen tyd te bewaaren, dan dat de handdaadige de gerechte ftraf door onvoorzichtigheid ontkwamen. Want het Volk wel weetende, dat de overheerfching der zoonen van Pifistratus de ftad duur was gekomen te ftaan, zo zelfs dat de Laeedemoniers zich met de vernietiging van dezelve had moeten bemoeijen, was voor eene zoortgelyke onderneeming zeer benaauwd en floeg aan alle betichtingen maar al te licht geloof. Dit ftout beftaan van Aristogiton en Harmodius is alleenlyk om een byzonder toeval tot de liefde betreklyk ondernomen : het is der moeite waardig, dit geval een weinig wydloopiger te verhaalen en te bewyzen, dat noch Vreemdelingen, noch Atheners der waarheid kundig zyn. Pifistratus reeds hoog van jaaren over  SESDE BOEK. 261 overleeden zynde , kwam de regeering, niet aan Hipparchus, gelyk men gewoonlyk denkt, maar aan Hippias, den oudften zoon. Harmodius, een jongeling in den bloei zyner jaaren, wierd door Aristogiton, eenen man van mid* delbaaren ftand, zeer fterk bemind. Deeze door Hipparchus Pifistratus zoon te vergeefs aangezocht zynde, gaf hier van aan Aristogiton kennis: welke bier over zeer gebelgd, en beducht dat Hipparchus hem zynen Liefling met geweld zoude ontrukken, befloot alle zyne vermogens aan te wenden, orn den Staat het onderst boven te keeren: Deeze zich met de weigering van Harmodius niet te vreeden ftellende, bereidde zich wel niet tot openbaar geweld , maar ftelde alles in gereedheid om zich op eene donkere plaats over den geleeden hoon te wreeken : intusfehen is het zeker, dat het gedrag van Hipparchus in de regeering zeer gemaatigd en voor het Volk ten uiterften draaglyk was : De deugd en voorzichtigheid langer dan een ander Vorst voor oogen houdende, en flechts het twintigfte deel der inkomften vorderende, bloeide de ftad meer dan ooit; op den oorlog zich met alle vermogen toeleggende , droeg hy voor den Godsdienst zeer veel zorg. In de overige toevallen wierR 3 den  2<52 THUCYDIDES. den de te vooren gemaakte wetten naauwkeurig opgevolgd : ter welker handhaaving altyd een der Atheenfche Burgers het bewind mede in handen had: Zelfs heeft Pifistratus, de zoon van Hippias den Koning, naar zynen Grootvader dus geheeten, in zyn Archonfchap , het altaar der twaalf Goden in den Tempel van Apollo opgerecht. Naderhand heeft het Atheenfche Volk het altaar vergroot , en het oude Opfchrift byna onleesbaar geworden zynde veranderd, fchoon men hetzelve nog op deeze wyze vindt: PlSISTRATUS . HEEFT . HIER . VERVREEMD . VAN . ALLEN. NYd. DlT . ALTAAR . AAN . AfOL . UIT . DANKBAERHEID . GEWYD. Ik ben in ftaat te verzekeren, dat Hippias, gelyk ik van te vooren meldde, als zynde de oudfte, de regeering in handen kreeg, deels, om dat ik vastere bewyzen heb, als de andere , die bier van fpraken , deels , om dat ik zulks van geloofwaardige menfehen heb hooren vernaaien : doch voornaamlyk zal elk in ftaat gefteld worden, om die waarheid uit het volgende te ontdekken: Dat deeze alleen van zyne wettige Broeders kinderen gehadt heeft, blykt uit het Altaar, en de Zuil ter gedachtenjsfe der lchclmftukken door de Dwingelanden ge-  S E S D E BOEK. 2 63 gepleegd, opgerecht; waar op men van geenen zoon van Thesfalus of Hipparchus, melding vindt; maar flechts van vyf zoonen , die Hippias by Myrrhina Kallia's dochter gewon» nen had: Waarfchynlyk immers is 't, dat de oudfte deezer broeders ook het allereerst getrouwd is. Vervolgens vindt men hem op de Zuil het eerst gemeld, als zynde de oudfte, en dus na den Vader aan de regeering gekomen: Ook zoude het hem na den dood zyns broeders niet zo gemaklyk gevallen zyn om het bewind te verkrygen ; maar van Lyftrawanten wel voorzien, viel hem dit van zelfs in handen : Doch Hipparchus is door zynen dood vermaard, en ftaat door dit toeval ook voor Dwingeland by de nakoomlingfchap te boek. Hipparchus ziende, dat hy Harmodius niet konde omkoopen, deed hem de volgende oneer aan : Hy zond zyne jonge zuster, die tot het draagen van een Mandtje op het feest \'an Minerva verfcheen weg , zeggende , dat zy zulks onwaardig was. Hier door verwoed geworden, beflooten Harmodius en Aristogiton hun voorneemen ter uitvoer te brengen, maar wachtten hier toe het groote feest, als zynde best gefchikt om in de wapenen te Ver* fchynen, af: Schoon in kleinen getale, hoopR 4 ten  264 THUCYDIDES. ten zy hier in te flaagen, in de vooronderftelling, dat het volk ter bekooming hunner vryheid , weldra tot hunne zyde zoude overfiaan. Het feest genaderd zynde, bevond zich Hip. pias buiten de ftad, ten einde alles wat tot deeze plechtigheid noodig was, te fchikken: Harmodius en Aristogiton met pooken gewapend, hadden zich ter uitvoering van hun voorneemen gereed gemaakt; doch ziende dat één van hunne medeplichtigen met Hippias ftond te fpreeken, vreesden zy voor verraad, en beflootcn niet ongewrooken te iterven, maar zich eerst op Hipparchus, om welken zy zich aan een zo groot gevaar b'ootftelden, te wreeken : Binnen de ftad.gegaan zynde, vonden zy Hipparchus op eene plaats Leocorium geheeten, alwaar zy hem verwoed aanvielen en vermoordden. Aristogiton ontvluchtte in 't begin het gevaar, doch wierd naderhand gevat zynde zeer wreedlyk gehandeld. Harmodius liet op de plaats zelve het leeven. Hippias hier van tyding gekreegen hebbende , begaf zich terftond naar de befchikkers der plechtigheid, en zyne droefheid ontveinzende, belastte hy hun ongewapend naar eene aangewezene plaats te gaan: dit wierd in de veronderftelling dat hy eenige beveeien te geeven had terftond uit- ge-  S E S D E BOEK. 263 gevoerd. Want het was de gewoonte deeze plechtigheid met fchild en fpeer te vieren. Dus ontftond uit eene liefdetwist deeze zamenzweering en dit onbegryplyk ftout beftaan. Hier na begon de overheerfching den Atheneren meer tot overlast te zyn, want Hippias voor zyn keven beducht, begon na het dooden van verfcheiden Atheners naar uitbeemfche hulp om te zien. Kort hier op gaf hy zyne dochter Archedice aan Eantidas , Hippokles zoon, Koning der Lampfacers , ten huwclyk, om dat hy wist, dat deeze by den Koning Darius gee. nen geringen invloed had. Een gedenkteeken van deeze braave Vrouwe is te Lampfacus met deeze woorden nog in weezen: Hier rust Archedice uit Hippias gefprooten, Die by de Grieken een omvelkbren roem verwierf, Schoon Vader, Man en Broers en Kinders Koonings heetten, Bleef gulle neederigheid in haare ziel geprent. Hippias wierd na eene regeering van drie volle jaaren door de Laeedemoniers van den Throon gebonsd, en begaf zich eerst naar Sigeum , vervolgens naar Lampfacus, en van daar naar den Koning Darius ; van waar hy twintig jaaren laater, reeds hoog bejaard , met den Meder naar den Marathonifchen Veldtocht vertrok. R 5 Dit  266 THUCYDIDES. Dit alles nog versch in geheugen zynde $ was het Volk tot eene grootere geftrengheid genegen, en had een kwaad oog op allen , die van de heiligfchennis beticht waren; alles fcheen hun ondernomen te zyn, ten einde de regeering van eenige weinigen of der Koningen weder in te voeren : Schoon zy ter voorkoming deezer onheilen reeds veele voornaame menfchen in de boeijens geworpen hadden, ging hunne woede echter van dag tot dag verder, en zy verzekerden zich van een oneindig aantal menfchen. Het kwaad dus hand over hand toeneemende, was 'er een der gevangenen, die aan eenen anderen, dien men voor den fchuldigften hield aanried, om de fchuld maar op zich te neemen, met verzekering, dat 'er minder gevaar in frak de misdaad te belyden, dan het onderzoek volgens den gewoonen weg der rechten door te ftaan. Hy befchuldigde zich dan het zy fchuldig of onfchuldig, want men heeft nooit de rechte waarheid kunnen ontdekken van de beeldfchennis, en wierd om deeze bekentenis door het Volk op vrye voeten gefield. Want verheugd dat zy eindlyk de waarheid hadden verftaan, lieten zy hem benevens alle anderen, die van hem niet befchuldigd wierden, terftond los. Van de overige ge-  S E S D E BOEK. 26? gevangenen wierd het proces terftond opgemaakt en een gedeelte ter dood gebragt, op het hoofd van zommigen die uit de boeijens ontfnapt waren , wierd een hooge prys gefteld; fchoon zy echter nog niet wisten of de omg 'bragte fchuldig of onfchuldig waren, wierd bier door evenwel de rust in de ftad her. fteld. Deeze oneenigheden gaven midlerwyl gelegenheid aan de vyanden van Alcibiades, pm te beweeren, dat hy, fchuldig bevonden zynde aan beeldfchennis, zekerlyk deel moest hebben aan de zamenzvveering tegen den Staat. Tot zyn ongeluk wierden 'er toen Lacedemo. nifche benden op de hoogte van Korinthus gezien , en fchoon deeze uitgezonden waren ,om iets tegen de Beotiërs te onderneemen, hield men ftaande , dat dit alleen een voor* wendzel en het in de daad op den Staat gemunt was, die zonder deeze gelukkige ontdekking niet te redden zoude geweest zyn: dus beflooten zy den geheelen nacht by den Tempel van Thcfeus onder de wapenen door te brengen. Midlerwyl waren de gastvrienden van Alcibiades, die zich te Argos bevonden in verdenking gekomen , als of zy voorhadden het Volk aan te tasten: waarom de Atheners de gyzeiaars, die op de Eilanden geplaatst waren, aan het  268 . THUCYDIDES. het Argivifche Volk ter dood overleverden : Men belloot Alcibiades van alle kanten verdacht en befchuldigd ter dood te veroordeelen , waarom dus het Salaminisch fchip naar Sicilien wierd afgevaardigd om hem en andere befchuldigden af te haaien: echter was hetzelve belast, om Alcibiades niet met geweld te vatten , maar te verzoeken zich ter verontfchufdiging naar huis te begeeven: want in geval van geweld waren zy voor eene opfchudding in het leger beducht, het welk hier door in wanorder geraakt den vyand gemaklyk in handen zoude vallen : Alcibiades ging dan benevens de andere befchuldigden met het Saüminisch vaartuig als het waare naar Athene onder zeil ; maar te Thurien gekomen zynde , verdweenen zy alle tot één toe, begrypende dat het veiliger ware, zich niet aan de woede van het Volk bloot te ftellen. Alcibiades reeds als balling omzwervende, begaf zich kort hier na met een fchip naar Peloponnefus: daar hy door de Atheners benevens de andere, die niet te recht hadden willen ftaan , ter dood vcrweezen was. Nicias en Lamachus in Sicilien gebleeven zynde, deelden het leger in twee deelen, en ieder het zyne by lootinge gekreegen hebbende.  S E S D E BOEK. 269 de, gingen zy niet alle benden naar Selinus en Egesta onder zeil: het oogmerk van deezen tocht was, om te zien of de Egesters in ftaat waren het beloofde geld te betaaien; als ook om te onderzoeken, van welken aard de gefchillen waren, die zy met de Selinunters hadden. Dus dan Sicilien aan de {linkerhand laatende leggen , trachtten zy Himera , da eenigfte Griekfche ftad aan dien kant van Sicilien , aan te doen; doch waren genoodzaakt, dewyl men hun het inloopen belettede, door te zeilen. Op deezen tocht maakten zy zich van Hiccara , eene Sicanifche , doch met de Egesteren overhoop leggende Zeeftad meester. De ftedeüngen in flaverny gebragt hebbende, gaven zy de ftad den Egesteren ter bewooning over: vervolgens trokken zy met het voetvolk door Sicilien naar Catana te rug, en de fchepen met de gevangenen en buit belaaden zeilden buiten om. Ondertusfchen was Nicias met eenige fchepen naar Egesta vertrokken, van waar hy, na dat de Egesters hem de dertig Talenten betaald hadden , en de andere zaaken op eenen goeden voet gefchikt waren, naar het leger te rug keerde : Hier was zyn eerfte werk de krygsgevangenen te verkoopen, welke verkooping hem honderd-twintig Talenten  2fo THUCYDIDES. ten opbragt. Vervolgens zeilden zy Sicilië» rond om de Bondgenooten, zo 't mooglyk wa. re, tot het leveren van hulpbenden te beweegen, met de helft der troepen ondernamen zy eenen vergeeffchen aanflag op Hybla, en hier mede liep deeze Zomer af. In het begin van den volgenden - Winter maakten zich de Atheners met alle macht gereed om Syracufe aan te tasten ; de Syracufors zaten van hunnen kant ook niet ftil, maar waren op eenen dapperen tegenftand bedacht , van hunnen eerften fchrik bedaard zynde, had hun de mislukte onderneeming tegen Hybla grooten moed bygezet: Ook had. den zy gelegenheid gehad om geduurende het afzyn der Atheneren hunne benden byeen te brengen Zelfs verzochten de foldaaten om hen te Catana aan te mogen tasten , en de ruiters, die zich zelfs tot aan de voorposten van de Atheenfche legerplaats begaven, vroegen fchamperlyk of zy gekomen waren om de Leontyners in hunne bezittingen te berftellen, of wel om zich in Sicilien met 'er woon te vesten. De Atheenfche Overften dit verftaan hebbende , beftooten om de Syracufaanfche legermacht zo ver als mooglyk van hunne ftad te  S E S D E BOEK. 271 te lokken , en 's nachts buiten weeten van den vyand de rivier op te zeilen, om zich van eene gefchikte legerplaatfe meester te maaken : wel voorziende dat hun dit niet zo gemaklyk zoude gelukken, zo zy, de vyand al» les in gereedheid hebbende, de landing moesten waagen; want geene genoegzaame ruiterbenden by zich hebbende, zouden hunne lichte benden door het vyandlyk paardevolk veel te lyden hebben, daar zy in tegendeel wel in ftaat zouden zyn om hetzelve , zo zy deezer plaats meester waren , het hoofd te bieden : deeze plaats was hun door zommige Syraculaanfche ballingen aangeweezen : Ten einde hun oogmerk te bereiken, zonden zy eenen vertrouwden Cataner , en die tevens by de Syracufers wel gezien was , naar den vyand af, om hem te berichten, dat daar de Atheners voor gewoonte hadden meestal in de ftad ver van de legerplaats te vernachten , het hun gemaklyk zoude vailen, eerst dezelve te overrompelen , daar na de Atheenfche fchepen in brand te fteeken, en de Atheners zelve door hulpe der Cataners in handen te krygen. Do Syracufers dezelfde onderneeming reeds in den zin hebbende, omhelsden deezen raad maar al te greetig , en zonden hem na het bepaalen des  272 THUCYDIDES. des dags weder naar de ftad te rug: De dag ter uitvoering beftemd daar en alles in gereedheid zynde , gaan zy met alle hunne benden op marsch, en ftaan zich by de rivier Simethus in het Leontynfche land neder. Naauwlyks waren de Atheners hier van verwittigd, of zy fcheepen alle hunne eigene en Siciliaanfche hulpbenden in, en gaan tegen het vallen van den avond onder zei! ; 's anderen daags tot dicht by de ftad genaderd zynde, maaken zy zich van de voornoemde plaats meester: De Syracufaanfche ruitery tot aan Catana genaderd , ontdekte weldra het bedrog , en alle hunne benden hier van onderricht, trokken terftond om de ftad by te fpringen af. Intusfchen hadden de Atheners gelegenheid om de legerplaats op hun gemak te verfterken en zo te bezorgen , dat zy noch in noch na het gevecht van de ruitery der vyanden iets te vreezen hadden : Van den eenen kant waren zy door verfchanfingen , gebouwen , hoornen en eene moeras beveiligd , en van den anderen door ontoeganklyke fteiltens gedekt: de dichtbygclegene boomen omvergehakt en naar den zeekant gebragt hebbende , wierpen zy ter beveiliging hunner fchepen eenen wal op, als ook eene verfchanfing aan dien kant, welke  SESDE BOEK. 273 fce voor den vyand het allermeest open lag , •en eindlyk braken zy de brug van de rivier Anapus af. In deeze verrichtingen vvierden zy door de Stedelingen niet verhinderd; maar kort hier op kwam eerst de ruitery en naderhand alle andere benden de ftad te hulp: deeze rukten tot aan de legerplaats der Atheners voort, doch ziende , dat deeze den flag nog niet wilden waagen, flocgen aan den andeicnkant van den Helorynfchen weg de legerplaatfe neder. Den volgenden dag maakten de Atheners en hunne Bondgenooten zich tot den ftryd gereed, en fchaarden het leger in deezer voege: Op den rechter vleugel wicrdcn de Argivers , in het midden de Atheners, en de overige Bondgenootfche benden op den flinker vleugel geplaatst , de helft van het leger maakte een langwerpig vierkant uit , en de andere helft was ter dekking der tenten en bagagie op dezelfde wyze afzonderlyk geplaatst, met bevel om een waakend oog te houden of het leger hunne hulp ergens van nooden had , en als dan hetzelve in alleryl by te fpringen. De zwaargewapende benden der Syracufexs , uit allerhande flag van menfehen beftaande, wierden festien hoog gefchaard : Ook waren de Selinunters reeds met tweehonderd man te paard, S van  274 THUCYDIDES. van Gela , twintig van Camarina , benevens vyftig boogfchutters aangekomen: de geheele ruitery wierd dus ten getale van twaalfhonderd man op den flinker vleugel geplaatst. Toen de Atheners gereed waren om het gevecht te beginnen , fprak Nicias zyne manfehap in deezer voege aan: „ Wat heb ik van nooden, ö Mannen , U eene wydloopige redevoering te houden, daar wy gereed zyn om bet gevecht te beginnen? Immers onze ., krygstoerustinge zal U eenen grooteren 3, moed inboezemen , dan fraai uitgekipte , „ doch zwakke woorden kunnen doen: want daar wy Argivers , Mantineërs , Atheners en de machtigde aller Eilanders thans tot 5, den flag vereend zyn, ftaat ons de overwin,, ning vast te wachten: voornaamlyk daarwy tegen een leger uit allerhande flag van men,, fchen te zaamengeraapt te velde trekken : 3, daar en boven zyn 't maar Siciliaanen, die ons alleen uit vermeetelheid en onkunde 3, verachten. Een ieder Uwer moet bedacht ,3 zyn, dat ons op eenen vyandlyken grond „ en ver van ons vaderland den oorlog voe,, rende, geen behoud dan in de overwinning 5, alleen te wachten ftaat. De vyand daaren„ tegen ftryd onder de muuren zyner ftad , „ word  S Ë S D E BOEK. 275 s, word hy geflaagen, zo kan hy zich echter ,, binnen zyne muuren bergen, daar voor ons geen weg ter wederkeering dan door de overwinning alleen meer overig is. Weest ,, dan Uwes voorigen roems indachtig, valt 5, den vyand dapper aan , en denkt, dat de ,, nood en moeilyke omftandigheden voor U meer dan de benden des vyands vervaartyk ,, zyn." Terftond hier op voerde Nicias zyne benden tegen de vyanden aan, waar van een gedeelte, vermits men den flag zo fchielyk niet verwachtte, in de ftad afweezig was; zommige fchooten op het eerfte teeken hunnen Stad* genooten te hulp toe, doch te laat by het le. ger gekomen zynde, plaatften zy zich in de gelederen zonder onderfcheid, om ftryd deel trachtende te neemen in den flag, want de Syracufers zyn van natuur dapper en onverfchrokken; zyn zy genoodzaakt af te deinzen, betoonen zy hier over altyd eene groote ontevreedcnheid : doch het mangelt hun dikwyls aan ondervinding, en thans op den flag in het minst niet bedacht , waren zy zonder order gefchikt. Tusfchen de lichte troepen eenige fchermutfelingen voorgevallen en de offerbee:ten geofferd zynde, wierd het teeken ter ftryd gegeeven} en alle benden kreegen weldra deel S 2 in  27ó TI-IUCYDIDE S. in het gevecht. De Syracufers vochten- ter handhaaving hunner vryheid, de Atheners ter uitbreiding hunner heerfchappy, en de Onderhoorige om hunne trouwe te toonen, of wel tot verzagting hunner dienstbaarheid , doch alle yverden even fterk om de overwinning, die eenen geruimen tyd twyffelacbtig bleef, te behaalen. Midlerwyl ontftond 'er eene zwaare ftortreegen van donder en blixem verzeld, waar door den verwarden Syracufers de moed ontzonk, dewyl de Atheners zulks voor eene uitwerking van het jaargcty aanziende, op niets dan de beweegingen van den vyand acht gaven. Het gelukte den Argiveren allereerst den flinker vleugel der Syracufers te dwingen, en de Atheners van den anderen kant dreeven de hunne op de vlugt: hier op koos al het leger het haazepad, doch den Atheenfche benden wierd door de ruitery het najaagen der Syracufers belet. Den vyand zo ver zy konden vervolgd hebbende , rechtten zy een Zegeteeken op, dewyl de Syracufers zich op den Helorynfchen weder vcreenigende , eenige bezetting ftelden in den Tempel van Olympia, tot dekking van de fchatten , welke daar in bewaard wierden. De Atheners verzamelden intusfchen hunne gefneuvelden, recht-  S E S D E BOEK. 277 rechtten eenen houtftapel op, en bragten den ganfehen nacht op het flagveld door. 's Anderen daags de gefneuvelden aan de Syracufers ter hand gefield en dezelve eerst geplondcrd hebbende , trokken zy naar Catana te rug, na enn verlies van vyftig foldaaten en tweehonderdfestig man der Bondgenooten : Zich niet in ftaat bevindende om zonder geld en paardevolk den oorlog naar behooren voort te zetten, en door deeze overwinning zommige Steden van Sicilien op hunne zyde hoopende te krygen, beflooten zy de winterkwartieren te Naxus en Catana te betrekken, alwaar het hun gemaklyk zoude vallen eenig paardevolk aan te werven, ten einde het beleg van Syracufe tegen het voorjaar met meerder vrucht te onder, neemen. De Syracufers hunne gefneuvelden begraaven hebbende , beleidden de vergadering op ftaande voet : Hier trad Hermocrates Hermons zoon, een man die in voorzichtigheid, fchrander overleg en krygskunde voor niemand behoefde te zwichten, voor, en trachtte hun een hart onder den riem te fteeken: Hy hield hun voor, dat het ongerymd zoude zyn om den ongelukkigen uitflag van één enkel gevecht den moed te laaten zinken: want dat dezelve S 3 al.  s?8 THUCYDIDE S. alleen aan de verwarring der gelederen toe te fchryven was : dat de geledene fchade niet groot genoeg was om hen neerflagtig te maaken en te denken, dat zy dezelve niet gemaklyk te boven zouden kunnen komen, dat de groote menigte van Bevelhebbers hun in dit geval zeer nadeelig geweest was, en Burgers tegen Soldaaten flag geleverd hadden: Dat men zorg behoorde te draagen bekwaame doch weinige Overftens uit te kiezen , die geduurende den Winter de benden zouden oeffenen en aan eene ftrenge krygstucht gewennen ; dat het hun als dan gemaklyk zoude vallen de overwinning te behaalen, dat hy hier aan, dewyl de bewaaring der gelederen nog by hunnen moed zoude komen, in het minst niet twyffelde: ten dien einde was hy van gedachten eenige Overften te moeten verkiezen, onder eéde zich te verbinden alle derzelver beveelen ftiptelyk na te zullen komen: dat dus doende de beveelen geheimer en fchieiyker uirgevoerd zouden zyn. Zy dit gehoord hebbende omhelsden zyn voorftel, en ftelden Hermocrates, benevens Heraclides Lyfimachus zoon en Sicanus Execestus zoon tot Bevelhebbers aan. Midlerwyl zonden zy eenige Gezanten naarKorinthus en Lacedemon af om nieuwe hulptroepen te vraa-  SESDE BOEK. 279 vraagen , en de Laeedemoniers te verzoeken den Atheneren van hunnen kant de handen vol werks te geeven, en dezelven dus in de onmooglykheid te brengen om verfche troepen naar Sicilien over te zenden. De vloot der Atheners, die te Catana geankerd lag, was omtrent deezen tyd naar Mesfina onder zei! gegaan, hoopende derzelver by verraad meester te worden, doch hunne onderneeming liep vruchtloos af. Want Alcibiades naar Athene opontbooden en buiten het bewind gefield, gaf aan de vrienden der Syracufers, die te Mesfina waren, heimelyk kennis van dit voorneemen : zo dat men de oproerigen doodde en de ftad fcherp bewaakte. De Atheners dertien dagen aldaar vertoefd cn gebrek hebbende aan leeftogt, wierden door eenen geweldigen ftorm beloopen, doch kwamen met veel moeite te Naxus in de winterkwartieren behouden aan : intusfehen zonden zy een vaartuig naar Athene om tegen het begin der Lente geld en paardevolk te verzoeken af. Geduurende deezen Winter hebben de Syracufers eenen zwaaren muur aan dien kant der ftad, die naar Epipole gelegen is, opgeworpen : zelfs trokken zy denzelven om TemeS 4 nite  23o T H UCYDIDE3. nite heen, ten einde in geval van nood niet door den vyand omcingeld te kunnen worden-» Ook plaatften zy eene bezetting te Megara , en eene andere te Olympieum, en wierpen aan den zeekant, alwaar men eene landing vreesde eene verfchanfing op. Naauwlyks waren zy onderricht, dat de Atheners te Naxus de winterkwartieren betrokken hadden, of zy beflooten met een leger uit allerhande zoort van manfehap beftaande eenen aanflag op Catana te waagen; het gelukte hun ook de landeryen der Cataners te verwoesten, en de tenten en legerplaats der Atheners in brand te fteeken; dit verricht hebbende, trokken zy met hunne benden weder naar huis te rug. Verftaan hebbende dat de Atheners een gezantfehap naar Camarina ter vernieuwing van een zeer oud verbond gezonden hadden, vaardigden zy ook eenige Gezanten in ailery] derwaard af; want zy hadden op de Camarincërs. wegens de traagheid , waar mede zy de hulpbenden gezonden hadden een kwaad vermoeden , en vreesden zeer , dat zy hun in het vervolg alle hulp zouden weigeren, en zich om het recht van oude vriendfehap by de Athc» neren vervoegen. Hermocrates van den kant der Syracufers en Euphemus van dien der Athe». ne-.  S E S D E BOE K. aSt neren te Camarina aangekomen zynde , riep Hermocrates de Vergadering byéén , en liet zich om de Atheners meer gehaat te maaken, in deezer voege uit: „ Wy zyn niet naar U „ afgevaardigd , 6 Camarinecfche Mannen , ,, om dat wy vreezen , dat Gy U door de daar „ zynde benden laat vervaaren, maar om dat „ wy beducht zyn , dat Gy U door hunne '„ fchoonfchynende woorden laat misleiden. „ Zy komen herwaard onder een fraai voor„ wendzel, maar in de daad is ons allen hun „ oogmerk al te wel bekend, want zy hebben „ allen febyn om ons eer uit onze bezittingen „ te willen verdryven, dan de Leontynen in do „ hunne te herfiellcn. Tot Overften gekoo„ ren tegen vreemde Volken, hebben zy zich „ altyd door fiinkfche wegen meester weeten te maaken van die geene , welke hunnen „ byftand hadden verzocht, nooit ftreeden zy „ ter handhaaving van anderer vryheid, maar wel ter uitbreiding hunner heerfchappy: „ Dus wierpen zy zich , 't is waar wel tot „ bedekte , maar juist daarom gevaarlyker overheerfchers op. Wat belangen hebben „ zy de Leontyncn vry te maaken om dat zy 3, uit Chalcidicn afkomftig zyn , daar Chalci3, dien zelvo federd langen tyd voor hunne S 5 >s Over-  i82 THUCYDIDES. ., Overheerfching bukt. Doch wy Zyn bier s, niet gekomen om hen maar veel eer ons zei. ven te betichten , dat wy dwaas genoeg » zyn, na zo veele fpreekende voorbeelden, „ ons nog door hunne opgefmukte woorden „ te laaten misleiden, in plaats van ons met „ alle geweld tegen hen te verzetten. Laaten » wy hun door ons gedrag toonen , dat zy „ thans niet met Iöniers, Hellefponters of „ zulke Eilanders te doen hebben , die alle ,3 oogenblikken van Overheerfcher verande„ ren, en hunne vryheid nooit in ftaat zyn te „ handhaaven, maar met een vry en oorlogs„ haftig volk , dat uit Peloponnefus afkom„ ftig is. Of zullen wy zo lang wachten, tot „ dat zy ons den éénen voor, den anderen „ na den voet op den nek zullen gezet heb. „ ben, want onder voorwendzel van ons te „ wijlen helpen, brengen zy ons gemaklykst „ onder? Zyn wy dwaas genoeg om te den„ ken, dat hunne onbeperkte heerschzugt, na „ het overwinnen onzer Nabuuren , by ons „ van zelve een einde neemt ? Zo iemand „ denkt, dat de Atheners alleen tegen Syracu„ fe herwaard kwamen, dat zulk een weete, „ dat Ons lot het zyne weezen zal, en dat de Atheners zyne verbintenisfe niet tegen Sy- „ ra.  S E S D E BOEK. 283 ,, racufe, maar tegen hem zeiven zoeken. „ Zo men uit vreeze of nayver onzer groot' 5, heid de vermindering van ons gezag mogt verlangen , dat men toch verzekerd zy , „ dat men onzen val te laat zal beklaagen , wanneer men niet meer in ftaat zal zyn den „ vyand in zyne eerzuchtige oogmerken tegen 5, te gaan: Dan zal het een ieder berouwen 5, ons in den dringenden nood allen byftand „ geweigerd te hebben, ter weering dier ge. ,, vaaren, die niet in fchyn maar wel in daad ,, ons allen even zeer bedreigen, want van ,, het noodlot van Syracufe hangt het behoud „ of de ondergang van allen af. Daar wy het ,, naast by deeze gevaaren zyn, is het billyk 9, dat Gy overeenkomftig Uwe bclangens en „ goeden naam ons kragtdaadig met benden, „ en niet met woorden helpt; even gelyk Gy „ zoudt verlangen , zo Uwe eigene onder,, gang te vreezen was. Mooglyk zult Gy om ,, Uwe lafheid onder den fchyn van rechtj, maatigheid te bedekken, voorwenden, dat „ de Atheners zo wel Uwe Bondgenooten zyn „ als Wy: doch met de Atheners hebt Gy die ,, verbintenisfe tot onder'inge dekking en niet ,, om anderen te verdrukken aangegaan. Die „ van Rhegium , van Chalcidifche afkomst , „ zo  284. T. HUCYDIDES, zo wel als de Lcontynen , neemen echter geen deel in hunne onderneemingen, welke „ zy voor zeer nadeelig houden, en zyn dus „ zonder reden wys ; maar Gy die eene ge„ wichtige reden voor U hebt, wilt Uwen na„ tuurlyken vyand helpen,en Uwe nabeftaan» „ den ten eenemaal bederven. Dit immers is „ in het minst niet billyk, maar billyk is het „ ons te helpen, en voor al hun tocftel niet „ beducht te zyn. Zo wy ons met vereende „ krachten tegen hem verzetten is hy in het „ minst niet te vreczen, doch wel zo wy uit „ ééngereeten onze oude vriendfehap ver„ breeken. Want fchoon zy tegen ons alleen „ herwaard kwamen en in het gevecht, de over„ hand behielden, hebben zy echter hun oog. „ merk nog op ver na niet bereikt. Hier „ koomt nog by dat wy uit Peloponnefus „ hulpbenden te wachten hebben, die in krygs„ kunde voor hun niet behoeven onder te „ doen. Stelt eens dat wy beide met U in „ Bondgenootfchap ftaan, zo is het echter bil. „ lyk dat Gy ons byftaat, wier vaderland en „ vryheid thans groot gevaar loopt , welke „ beide zonder Uwen byftand vast verlooren „ gaan. Doch behaalen wy de overwinning, „ zo zult Gy onze zegepraal betreuren , en „ wel  S E S D E BOEK. 2I5 ji Wel weeten dat Gy ons in den drihgendftcn „ nood verlaaten hebt. Bedenkt U derhalven ,, wel, en kiest of eene wisfe flaverny, die ,, U thans niet fchynt af te fchrikken, of ons ,, vriendfchapsverbond, op dat Gy niet voor de overheerfching der Atheneren behoeft te bukken en onze eeuwige haat vermydt." Dus fprak Hermocrates; waaropEuphemus, één der Atheenfche Afgezanten , voortrad, en zich in deezer voege uitliet: ■>•> Wy waren wel berwaard gekomen om ,, onze oude vriendfehap te hernieuwen , doch „ daar de Syracufer zich niet ontziet ons zo „ fchamperlyk te hoonen, is het billyk, dat „ wy van onze heerfchappy eerst eenige rael,, ding maaken , en derzelver rechtmaatigheid „ bewyzen. Het zeggen dat de Ioniers altyd „ met de Doffers in onmin leefden {laaft het„ zelve allermeest. Wy Iöniers van afkomst, „ hebben wel zorge gedraagen om van de Pe„ loponnefers, Dorïers van afkomst, niet af„ hanglyk te zyn. Na den Medifcben oorlog „ hebben wy ons van 't juk der Lacedemo„ niers door het uitrusten eener vloot ontfla,, gen, want fchoon zy toen ter tyd een wei,, nig flerker waren dan wy, vonden wy gee. ,, ne de minfte reden, waarom zy eer over „ ons.  lU THUCYDIDES». „ ons, dan wy over hen zouden heerfcherL „ Door de overige Grieken , weleer onder „ Koningen ftaande , uitgekooren , zyn wy s, wy aan het hoofd der zaaken , en denken ons voor de overheerfching der Peioponne„ fers wel te wachten ; en ftellen ons door „ onze macht hier toe in ftaat. 0:n de waar„ heid te zeggen, wy heerfchen dus over de ,, de Iörjiers en de bewooners der Eilanden, „ die onze nabeftaanden zyn , en geenzints „ van ons in ftivernye moeten zuchten « „ fchoon de Syracufer ons zulks verwyt. Imj, mers zyn zy met den Meder op ons, hunne j, nabeftaanden, losgerukt, en geenen afval „ noch het verlies van have en goed, gelyk „ als wy , durvende waagen , verkoozen zy ,, het juk der flaverny, en zochten ons het„ zelfde noodlot te doen ondergaan. Dus dan , voeren wy met recht het opperbewind , „ vooreerst, om dat wy de meeste fchepen in „ zee bragten, en onzen yver voor het wel„ zyn der Grieken allerfterkst betoonden, ten ., tweeden, om dat zy ons door hunne Meder„ gezindheid geen gering nadeel deeden. Het „ zoude ook niet billyk zyn, dat'wy voor het „ gebied van anderen zwichtten, daar wy al- leen den Ongriek verfloegen, en ons voor „ hun-  SE S D E BOEK. 887 hunne vryheid meer dan voor de onze in de waagfchaal Helden. Nu is het niemand kwalyk te neemen , dat hy voor zyn welzyn „ zorgvuldig waakt. Hierom alleen Haken wy ,, naar Sicilien over, en dit zelf is voor U zeer voordeelig: dit blykt duidlyk uit hunne ,, verwyten, en nog meer uit Uwe gegronde „ vrees. Wy hebben door de ondervinding „ reeds geleerd, dat al wie iets ernftig vreest, ,, zich wel door opgefmukte woorden tot be„ loften laat overhaalen, maar echter in den „ nood zyn eigen belang alleen ter harte neemt. „ De vreeze alleen heeft ons het opperbewind ,, doen aanvaarden , en die zelfde vreeze „ voert ons herwaard aan, en geenzins de lust ,, om U in flaverny te brengen, ja zelfs zul„ len wy beletten, dat zulks door anderen ge„ fchiedt. Dat niemand dcnke , dat Uw lot „ ons onverfchillig zy, want dit is zeker, zo „ Gy behouden zyt en krachten genoeg bezit „ om den Syracuferen te weerftaan, zullen zy „ niet in ftaat zyn den Peloponneferen by te „ ftaan en ons nadeel toe te brengen : al was „ deeze de eenigfte reden, zy zoude fterk ge„ noeg zyn, om Uw belang ter harte te nee„ men. Billyk is het ook, om de Leontynen ,, in hunne bezittingen te herftellen, niet om „ hun  288 THUCYDIDE S. „ hun het juk van flaverny op den hals t& „ drukken, maar om dat zy zeer vermogende uit hun land naby de Syracufers gelegen den„ zeiven in flaat zyn voor ons groote afbreuk „ te doen. Om onzen inlandfchen oorlog af 3, te doen zyn wy fterk genoeg, en de Chal„ cidenfer van alle krygstoerustinge ontbloot, „ is ons door het opbrengen van de bepaalde „ penningen van geen gering nut: ook bren„ gen ons de Leontynen en de overige Vrien„ den, fchoon zy volftrekt naar eigene wet„ ten leeven, veel voordeels aan. Voor ie,, mand die in eene ftad het opperbewind , ,, of voor eene ftad, die de heerfchappy over „ andere voert, is alles betaamelyk, wat maar eenig nut aanbrengt, en geene vriendfehap „ zonder belang: want naar tydsomftandighe„ den is hy vriend of vyand: Nu is het voor „ ons thans voordeelig, om niet alleen onze „ vrienden wel te behandelen, maar zelfs om „ de macht onzer vyanden door het vermogen „ onzer vrienden te fnuiken. Aangaande onze „ trouwe behoeft men geenzins te twyffclen, „ want wy zoeken alleen tot ons eigen vooc„ deel over onze bondgenooten te heerfchen ; ,, De Chiers en Methymneè'rs leeven vry , „ doch fchikken ons flechts eenige fchepen „ toe»  SESDE BOEK. 2gp 3, toe. Zelfs laaten-wy zommige zwakke be„ wooners der Eilanden rondom Peloponne„ ftis gelegen ten eenemaal, om dat zy ons in sj den oorlog hulp verfchaffen, vry. Om gee„ ne andere redenen, dan om ons eigen be59 lang, zoeken wy bier de zaaken naar onzen „ zin te fcbikken, wel voornaamlyk door de „ vreeze, die wy voorde Syracufers hebben „ hier toe aangefpoord : Want alle kwaade „ oogmerken, welke zy ons toefchryven, heb3, ben zy zelve in den zin, en beoogen niets „ anders dan de heerfchappy over Sicilien „ welke zy zekerlyk zullen verkrygen, zo wy „ door U verlaaten worden en onverrichter „ zaake weder naar Athene gaan: want in ons „ afweezen zyt Gy tegen de Syracufers in het „ minfte niet beftand. Zo iemand van een an„ der gevoelen is, dat hy zich te binnen bren„ ge, dat wy op Uw verzoek alleen tot dec„ zen tocht beflooten; Gy hieldt immers niet „ op met te zeggen, dat de Syracufers zo wy „ wy U niet krachtdaadig by wilden ftaan, „ U weldra zouden te onderbrengen, cn „ wy zelve daar na groot gevaar Joopen om „ voor hunne heerfchappy te moeten buk„ ken : Daar Gy ons dus om zulke redenen „ met zo groote benden herwaard hebt doen 5, UQ«  2oo THUCYDIDES, „ komen, is het niet billyk Uw woord weder „ in te trekken , of op ons vermogen een „ kwaad oog te hebben , want dat der Syracu,, fers is alleen te duchten: Immers het is ons ,, onmooglyk in 'dit land ons lang op te hou,, den, zo Gy ons verlaat, en al wilden wy „ naar de overheerfching ftaan, wy zouden 5, dezelve zo ver van huis nooit kunnen be„ houden; hier koomt nog by, dat wy niet machtig genoeg zyn, om zulke groote fteden door onze Zeemagt in den teugel te houden. De Syracufers bedreigen U van alle kanten met dezelfde overheerfching, die zy den Leontynen reeds hebben opgelegd, en ,, nog zyn zy onbefchaamd genoeg om U tegen ons Uwe oude Bondgenooten , en die Sicilien tot nog toe van hunne overheerfching bcvrydden, op te hitfen. De weg, „ dien wy Uaanwyzen, is veel veiliger, de„ wyl wy U flechts aanzoeken om onze hulp „ tot ons beider welzyn gereed gemaakt niet „ te verfmaaden: Weest wel indachtig, dat zy „ U altyd, zelfs zonder byftand hunner Bond„ genooten, op het lyf kunnen vallen, maar 3, dat de gelegenheid om met zo groote ben„ den hunne macht te fnuiken, zich niet altyd „ op zal doen: Ja zelfs zult Gy mooglyk kort „ na  SESDE BOEK. 20r », na ons vertrek vergeefs wenfchen, Hechts », een klein gedeelte deezer benden hier te „ zien : Laat U dan, ö Camarineërs, niet ver„ leiden: Wy hebben U alles naar waarheid 3, voorgefteld, en eisfchen dus, dat Gy U be„ weegen laat: Ik heb gezegt, om een einde „ van myne rede te rmiaken, dat wy in ons „ land de heerfchappy in handen hebben, ten „ einde niet voor anderen te moeten zwich„ ten, en dat wy hier gekomen zyn, om de „ inwooners van dit Eiland vry te maaken, „ ten einde zy ons geen nadeel kunnen doen. „ Veele dingen moeten wy onderneemen, om . J' ciat vvy ons voor veelen moeten wachten. „ Voor het overige zyn wy als Bondgenooten „ herwaard gekomen, zo wel nu als van te 5, vooren, niet door eigene beweeging, maar „ opontbooden en aangezocht om die geenen j, by te ftaan, welke gevaar liepen voor de „ heerfchappy van anderen te moeten bukken. „ Tracht U niet als rechters onzer daaden op „ te richten, en ons door eene ydele harsfen3, fchim af te fchrikken. Bedient U liever tot Uw eigen voordeel van onze drift-tot onder„ neemingen; welke reeds zo veelen Grieken „ voprdeelig is geweest. Wy zyn in alle Jan,, den, zelfs daar wy niets te zeggen hebben, T 2 ge-  202 T H U C Y D I D E S. «iëerd ; van deezen, om dat wy in ftaat zyn „ hun groote afbreuk te doen, van geenen, om dat wy hun hulpbenden hebben toege- fchikt. Wyst dan de gelegenheid om Uwe„ vryheid te behouden , waar na ieder wenscht, „ en die U thans opgedrongen wordt, niet „ van de hand. Maar volgt in Uw doen de „ handelwyze allerftervelingen na,en om niet „ altyd voor de laagcn der Syracufers te bee,, ven , belaagt hun thans met ons vereend „ op Uwe beurt." De Camarineërs waren den Atheneren toegedaan , doch niet zonder vreeze , dat zy ter overheerfching van Sicilien deezen tocht ondernomen hadden. Met de Syracufers lagen zy over.de grensfcheiding meest altyd overhoop, doch uit vreeze, dat zy de overhand behouden mogten, hadden zy hun eenige weinige ruiters toegezonden, en beflooten om hun in 't vervolg, zo weinig als maar mooglyk was te helpen. Voor tegenwoordig vreezende , dat zy den Atheneren minder toegedaan mogten fehynen, gaven zy dit antwoord: Dat zy in eenen oorlog tusfchen twee hunner Bondgenooten ontdaan zich niet konden inwikkelen noch zich voor één van beiden verklaaren. En met dit antwoord trokken beider Gezanten weder af. Mid-  S E S D E BOEK. 293 Midlerwyl maakten de Syracufers zich tot den oorlog gereed ; De Atheners te Nasus gelegerd , deeden hun best om in Sicilien zo veel vrienden, als mooglyk was, te winnen. De meeste bewooners van het platte land, den Syracufers onderhoorig, weigerden naar de voorflagen der Atheners tehooren, en hadden meerendeels hunne bezittingen verlaaten: doch de andere naar eigene wetten leevende, verkoozen weldra de zyde der Atheneren, en voorzagen het leger van leeftocht en geld: zommige ftedën wierden met geweld gedwongen, en van alle verftandhouding met Syracufe afgefneeden. Het leger trok vervolgens van Nasus naar Catana af om het overige van den Winter door te brengen en hunne verbrande legerplaats te herftellen: Vervolgens deeden zy hun best om Karthago in hunne belangens over te haaien, en zonden eenige Gezanten naar zommige {leden van Italien, op de kust van de Tyrrhenifche Zee gelegen, af, ten einde de beloofde hulpbenden in gereedheid te brengen. Voorts lieten zy den Egesteren wecten zo veel ruitery, als zy maar konden aan te voeren, en hielden zich met het gereedmaaken vanyzer, Heen en alles, wat ter ihfluiting van Syracufe dienftig was, flceds beezig. T 3 Mid.  294 TTïUCYDIDE S. Midlerwyl hadden de Gezanten der Syracufers , die naar Korinthen en Lacedemon afgevaardigd waren , in het voorbyzeilen eenige fteden van Italien aangedaan, en dezelve geraaden om de handelwyze der Atheneren, waar van hun behoud of ondergang mede afhing, niet onverfchillig aan te zien. Te Korinthen aangekomen , drongen zy in de Vergadering zeer fterk op hulpbenden aan, waar toe ook terftond befiooten wierd. Zelfs gaven de Korinthers hun eenige Gezanten naar Sparta mede, ten einde den Laeedemoniers ernftig te verzoeken, den Atheneren aldaar de handen vol werks te geeven en eenige benden naar Sicilien over te voeren. Juist toen de Korinthifche Gezanten te Lacedemon aankwamen, verfcheen Alcibiades, die met een Koopvaarder te Cyllene aangekomen was, door de Laeedemoniers opontbooden, in de ftad. In de Vergadering verfcheenen zynde, deed hy hetzelfde voorftel als de Korinthers en Syracufers, en haalde de Laeedemoniers tot de belangen der Syracufers over. Doch de Ephoren en de overige Regeeringsleden befiooten hebbende, om een Gezantfehap naar de Syracufers af te vaardigen, ten einde hun af te raaden zich met de Atheners te verdraagen, maar niet om vooreerst  SESDE BOEK. 295 eerst eenige benden derwaard te zenden, trad Alcibiades voor , en fprak de Laeedemoniers in deezer voege aan: Het is noodig, dat ik s, U eerst over myne belchuldigingen onders, houde , op dat Gy myne voorflelien niet „ met een ongeneegen gemoed moogt hooren, Schoon myne Voorouders om eenige rede„ nen weigerden alle zoort van gastvriendfehap ,, met U te houden, zo heb ik echter dezelve in verfcheidene gevallen vernieuwd, en wej ,, voornaamlyk by Pylus : daar ik altyd by de,, zelfde gevoelens bleef, hebt Gy met de ,, Atheneren over een verdrag handelende , „ myne vyanden groote macht, en my niets „ dan oneer bewerkt. Dus dan zyt Gy van „ my, toen ik den kant der Mantineërs en Ar„ givers koos, als ook in andere gevallen , waar in ik Uden voet heb dwars gezet, met ,, recht bcleedigd: Al wie toen ter tyd kwa,, lyk van my dacht, zal thans van meening „ veranderen, zo hy de zaak naar waarheid „ overweegt. Of word 'er iemand gevonden, ,, die toen ter tyd my ongeneegen was, om w dat ik den kant van het Volk verkoos , ,, zulk een zal, denk ik, van zyne dwaaling „ weldra gencezen zyn. Wy hebben voor „ Dwingelanden een ingebooren haat. Al wie T 4 „ den*  296 THUCYDIDES. ,, denzelven den voet dwars zet, word het Volk genoemd. Om deeze redenen Honden „ wy de Volksregeeringe altyd voor. Daar ,, nu onze ftad dit zoort van Regeeringe bleef „ toegedaan, heb ik my dikwyls naar de tyds., omftandigheden moeten fchikken; fchoon ik echter myn best deed, om my gemaatig„ der te gedraagen , als men gewoonlyk in 3) eene Volksregeeringe gewoon is te doen : ., ook zyn 'er by het leeven myner Voorou., ders en by het myne zelve gevonden, die het Volk tot alle buitenfpoorighèden zoch„ ten aan te hitfen en my zelfs van alle macht „ te omblooren: Dit niettegenftaande ben ik „ in myn bewind nog lang ftaande gebleeven „ en heb den Staat gehandhaafd, oordeelende 5, dat het billyk ware, dat eene ftad die re„ geeringsvorm behield , waar onder zy het „ bloeijendfte en vryfte geweest was. Ieder „ verftandig man kent den Volkftaat maar al „ te wel, en daar ik de waarheid openhartig „ durfde zeggen, heb ik deszelfs uitwerkzer „ zeer duidelyk gevoeld: Doch over de uit„ zinnigheid van den Volkftand konde men „ niets nieuws zeggen , alle misdagen waren ,, klaar ontdekt, doch de regeering te veran„ deren, was voor ons met U in vyandfehap „ lee.  S E S D E BOEK, 297 ,, leevende gansch niet veilig, hier op rusC „ de grond myner befchuldigingen ten eene,, maal ; laaten wy nu de zaaken , waarom Gy thans vergaderd zyt , wat naderby be- fchouwen. Wy zyn naar Sicilien overgeftoo,, ken om hetzelve in onze macht te brengen , en kort hier op den Italiaanen het geweld „ onzer wapenen te doen ondervinden: hier ,, na was ons voorneemen om de onderhoori,, gen der Karthagers en deezen zelfs te on- derwerpen. Gelukte ons dit, dan zouden ,, wy met alle vereende krachten, zo wel der ,, Grieken, als huurlingen en Iberiërs, die voor zeer dapper gehouden worden, de zaaken ,, van Peloponnefus naar onzen zin dwingen. „ Veele Galeien in Italien , van allerhande „ timmerhout wel voorzien, getimmerd heb. „ bende, dachten wy alle deszclfs fteden ge„ maklyk meester te zullen worden, en dan „ geheel Griekenland voor onze macht te doen ,, bukken: Eens Sicilien in onze macht heb. ,, bende, zoude het ons gemaklyk vallen onze ,, voorneemens ter uitvoer te brengen, dewyl de fteden van dit Eiland ons geld en ieef« „ tocht in overvloed zouden kunnen byzetten. „ Dus hebt Gy de oogmerken der vloot, 3J die thans naar Sicilien vertrokken is, van ieT 5 „ mand  298 THUCYDIDES. „ mand verftaan die der zaaken ten eenemaal ,, kundig is: deeze oogmerken zullen de Over„ ften, die daar gcbleeven zyn, even goed als ik trachten te bereiken. Hier uit ziet Gy „ duidlyk, dat Sicilien zonder Uwe hulp, niet „ langer zal ftaande blyven: 't is waar de Si„ ciliaanen zyn onkundig, maar zouden den „ vyand kunnen wederftaan, zo zy niet door ,, binnenlandfche onlusten vanééngereeten zich ,, zeiven ontheupten. Doch de Syracufers „ door de Atheners reeds gefiagen , zyn alleen „ tegen de machtige toerustinge van den vyand „ niet beftand. Moet Syracufe voor hun buk„ ken, dan valt het overige Sicilien en Italien ,, weldra hun voorbeeld na, en dan dreigt U „ het zo even gemelde gevaar. Koomt Gy dit „ niet voor, dan moet men verzekerd zyn, ,, dat niet alleen Sicilien maar Peloponnefus ,, zelve hem licht in handen valt. Rust dan „ eene vloot uit, bemant dezelve met zulk „ volk, het welk op zee voor roeijers en daar „ voor foldaaten dienen kan , geeft hun eenen ,, Spartaanfchen Bevelhebber , ten einde hen ,, beter in hunne plicht te houden en de kwaad„ willigen hier toe te dwingen; want dus doen,, de zullen Uwe vrienden getrouwer zyn , en de weiffelenden gemaklyker Uwen kant ,, ver-  SESDE BOEK. 299 „ verkiezen. Wat die land betreft, Gy moet „ den Atheneren openlyk den oorlog verkiaa. „ ren, om dus den Syracuferen te doen den„ ken, dat Gy hun behoud ter harte neemt, en de Atheneren in de onmooglykheid te „ ftellen, om verfche benden derwaard over ,, te voeren. Decelea, op 't Atheenfche ge„ bied gelegen, moet Gy bezetten, hier voor ., zyn de Atheners altyd allermeest beducht; immers weetende , dat zy zich hier over „ fteeds bekommeren, zult Gy hun hier door „ de grootfte afbreuk doen. Nu zal ik flechts de voornaamfte voordeden, welke de be„ zetting deezer Sterkte , en de nadeelen , ,, welke dezelve aan den vyand toebrengt, met ,, één woord melden. Hier door valt U een ,, groot gedeelte van alles, wat hunne landen opleveren van zelfs iq handen, en van veele dingen zult Gy U met geweld meester kun» „ nen maaken. Zy worden hier door van de „ voordeelen , welke hun de Zilvermynen „ van den berg Lsurium aanbrengen terftond „ verftooken, doch het verlies der fchatting, ,, welke zy den Bondgenooten afpersfen, is „ voor hun een treffende flag, want zet Gy ,, eens den oorlog met rechten ernst voort, „ hou-  3oo THUCYDIDES. ,, houden de Bondgenooten met betaaien ze,, ker op. „ De uitvoering hier van hangt, ö Lacede„ monifche Mannen, van U af: want aan de ,, mooglykheid behoeft men niet te twyffe. „ len. Dat men my niet ten kwaadften dui„ de, dat ik thans alle myne vermogens inj, fpanne tegen een land, het welk my van „ te vooren zo na aan 't harte lag: of dat men j, myne taal , gel} k men gewoon is die der „ ballingen te doen, niet verdenke. Gy, die „ ons weleer veel nadeel deedt, zyt niet meer ,, myne vyanden, maar wel zy, die my uit „ myn land verftootende , my genoodzaakt ,, hebben myne vrienden voor vyanden aan „ te zien. Zo lang ik in dien Staat veilig en „ te vreeden leefde, was dezelve myn Vaders, land, maar nu men my daar verongelykt, „ gord ik zeer gerust het harnas aan, om ,, denzelven te herwinnen : Eene oprechte „ vaderlandsliefde fpoort ons niet aan , om ,, (lil te zitten, wanneer men ons met on„ recht bant, maar alles aan te wenden, om „ zich in zyn dierbaar land herfteld te zien. „ Dus bid ik U, ö Laeedemoniers , dat Gy „ U van mynen dienst in allerhande gevaat ren zonder fchroom bedient, en wel in „ het  S E S D E BOEK. 301 t, het oog gelieft te houden , dat ik, die U ,, weleer veel nadeel deed, U thans als vriend „ veel grooter voordcel aanbrengen kan , voornaamlyk om dat ik alle zaaken der ,, Atheneren ten eenemaal kundig ben , en ,, naar de Uwe alleenlyk giste. Daar Gy thans ter beraaming van ernftige zaaken verga,, derd zyt, hoop ik dat Gy toteenen tocht ,, naar Sicilien en 't Atheenfche land zult ,, befluiten , want thans kunt Gy door het „ zenden eener geringe macht groote zaaken „ behouden, en de vermogens der Atheneren „ voor altoos fnuiken , dus doende zult Gy ,, Uw eigen land gerust bewoonen , en Grie„ kenland zal U de heerfchappy niet gedwon„ gen, maar uit eigene beweeging in handen „ ftellen." Dus fprak Alcibiades. De Laeedemoniers reeds federd lang eenen oorlog tegen de Atheners in den zin hebbende, befiooten, om volgens zynen raad Decelea te bemachtigen en eenige hulpbenden naar Sicilien over te voeren. Het opperbewind van deezen tocht wierd aan Gyüppus , Kleandridas zoon opgedraagen, en belast om niet alleen het welzyn der Syracufers, maar ook dat van de Korinthers in het oog te houden, en zorge te draagen, dat de ben-  Soa THUCYDIDES. benden naar Sicilien beftemd hoe eer hoe liever in gereedheid wierden gebragt. Gylippus gaf den Korintheren last om hem twee fchepen by Afine te zenden en de overige gereed te maaken om op de eerfte tyding in zee te hunnen fteeken : Dit alles gefcbikt zynde, vertrokken zy van Lacedemon. De Atheenfche Galei ter overvoering van het geld en ruitery afgevaardigd, kwam te Athene aan j waar op befiooten wierd om aan het verzoek der Overilen te voldoen. Hier mede liep deeze Winter *n het feventiende jaar deezes oorlogs af. In het begin van het volgende Voorjaar zyn de Atheners, die zich in Sicilien bevonden, van Catana tegen Megara, aan de Syracufers toebehoorende, onder zeil gegaan. Eene landing gewaagd en de landeryen der Megarenfers verwoest hebbende, ondernamen zy eenen vergeeffchen aanflag op eene zekere vesting der Syracufers, vervolgens naar de rivier Terea afgewend zynde, hielden zy zich met het afloopen van het platte land en het in brand fteeken van het koorn beezig: Eenige weinige Syracufers ontmoeten gedood hebbende, keerden zy na het oprechten van een Zegeteeken weder naar de vloot te rug. Te Catana zich van alle nodige leevensmiddeien voorzien hebben-  S E S D E BOEK. 303 bende, gingen zy met alle benden naarCentoripa, eene ftad der Siciliers, op marsch, en wierden derzelver op zekere voorwaarden meester: op hunne terugreize ftaken zy het koorn der Isfeërs en Hybleërs in brand. Te Catana te rug gekomen zynde, vonden zy daar tweehonderdvyftig Atheenfche ruiters, waar voor zy oordeelden gemaklyk de paarden in Sicilien te zullen vinden, benevens dertig boogfchutters en driehonderd Talenten zilver. In dezelfde Lente hadden de Laeedemoniers den tocht tegen Argos ondernomen , doch tot aan Cleone voortgerukt en door eene aardbeeving afgefchrikt zynde, keerden zy naar huis te rug. De Argiven eenen inval in het nabuurig Thyreatisch land gewaagd hebbende, behaalden aldaar eenen buit, die op vyfentwintig Talenten gerekend wierd. Kort hier op in denzelfden Zomer zocht het Thespisch Volk de Regeering af te zetten, doch zyne onderneemingen liepen ongelukkig af. Want de Atheners het Volk bygefprongen zynde wierden deels gevat, en reddeden zich gedeeltlyk door de vlugt. Hier op kreegen de Syracufers in denzelfdcn Zomer tyding, dat de Atheners eene verfterking van ruitery bekomen hadden, en niet twyf-  3c4 TFIUCYDIDE S. twyffelende of het was op hen gemunt, befiooten zy Epipole eene fteile en dicht by de ftad gelegene plaats te bezetten, om dus geen gevaar te loopen , al verlooren zy den flag, van door den vyand omcingeld te worden: Deeze plaats word dus genoemd , om dat dezelve boven alle omleggende ver uitfteekt : Met het aanbreeken van den dag , trokken Hermocrates en zyne Amptgenooten met alle de benden naar een vlak veld by den Anapus gelegen ter monftering uit: van te vooren had men fevenhonderd der dapperften uitgekooren om onder het bevel van den Andrifchen balling Diomilus Epipole te bezetten, met bevel om in geval van nood het ander leger by te fpringen. De Atheners ook hunne benden gemonfterd hebbende, waren reeds uit Catana getrokken, en buiten weeten der Syracufers tot op fes of feven ftadien van Epipole genaderd, en zeilden met de fchepen tot Thapfus, een SchierEiland, ter zee en te land kort by Syracufe gelegen , voort. Hier bleef de Zeemacht der Atheners leggen, dewyl het voetvolk in alleryl en langs den kortften weg zich naar Epipole begaf, ook gelukte het hun deeze plaats voor de aankomst der Syracufers te veroveren: Deeze  S E S D E BOEK. 305 ze dit verftaan hebbende, fchooten en met andere benden en met de fevenhonderd man van Domilus ter ontzetting toe ; doch wierden door het verwarren der gelederen naar de ftad te rug gefiagen, na een verlies van ongeveer driehonderd man, waar onder Diomilus. De Atheners rechtten hier van een Zegeteeken op en gaven den Syracuferen de gefneuvelden te rug. Des anderen daags trokken zy op de ftad aan , doch de inwooners weigerden den fiag, waar op zy zich beezig hielden om een Magazyn boven op Epipole aan den kant van Megara te ftichten, ten einde aldaar hun geld en tuig in geval van nood in veiligheid te kunnen brengen. Kort hier op kwamen nog driehonderd ruiters uit Egesta, en omtrent honderd man uit Siciliers, Naxiers en anderen beftaande, by hen aan, de tweehonderdvyftig man , die van Athene zonder paarden aangekomen waren, hadden zich deels by de Egesteren, deels by de Cataners van paarden voorzien : dus dan beftond de ganfche ruitery in feshonderd-vyftig man. De Atheners eene bezetting by bet Magazyn gelaaten hebbende, wendden zich tegen Syca af, alwaar zy met eene verbaazende fpoed eenen muur opwierpep; de vyand voor de gevolgen hier V van  3o5 THUCYDIDES. van zeer beducht, trok te velde met oogmerk: om den flag te waagen. Doch beide de legers in flagorde gefchaard wordende, zagen de Overflen der Syracufers geenen kans hunne benden in order te krygen, en trokken binnen de flad te rug, flechts eenige weinige Ruiters buiten laatende, om den Atheneren het vervoeren van bouwftoffen en het ftroopen te beletten: doch deeze wierden door eene bende zwaargewapenden en de geheele ruitery der Atheneren aangevallen en grootendeeJs gedood: ver. volgens wierd van dit ruitergevecht een Zegetecken . opgerecht. Dus doende gingen ds Atheners des anderen daags met het opwerpen van den muur onverhinderd voort, van voorneemen zynde denzelven van eene plaats Trogilus geheeten en by de groote haven gelegen tot aan de andere Zee te trekken. De Syracufers befiooten, voornaamlyk op aanraaden van Hermocraies , om met alle benden den flag niet meer te waagen, maar eenen muur op te werpen tegen dien der vyanden, en zo het mooglyk was deszelfs oogmerken te verydelen: Kwam de vyand in het midden deezer beezigheden op hen los , dan zouden zy flechts een gedeelte hunner benden tegen denzelven afzenden , cn het ander met het op-  S E S D E BOEK. 307 opwerpen van verfchanfingen beezig houden; 1 doch zo hy aile zyne benden tegen hen te velde bragt, dan moest hy van zelf het opwerpen van dien muur ftaaken: de ftad uitgetrokken zynde, floegen zy met allen fpoed de handen aan het werk, en begonden van de ftad af den muur tegen dien der vyanden op te trekken en overal met toorens te voorzien. De vloot der Atheners uit Thapfus in zee geloopen, was nog niet in de groote haven aangeland, maar de Syracufers waren nog meester van de zee. De Atheners waren midlerwyl beezig om alles, wat tot eene landmarsch noodig was, in hunne legerplaats byeen te brengen. De Muur en Wal tot eenen genoegzaamen ftaat van verdediging gebragt zynde, lieten de Syracufers flechts eene bende ter bewaaking daar, en keerden met de overige manfehap naar de ftad te rug. De Atheners hadden de Syracufers in het opwerpen des muurs niet verhinderd , uit vreeze , dat zy in tweeën verdeeld denzelven niet beftand zouden zyn , maar intusfehen alle de waterleiders geftopt, en gezien hebbende, dat de bezetting der Syracufers zich op den middag binnen de tenten hield en den muur zeer flecht bewaakte, zenden zy driehonderd uitgezochte mannen 'ter overromV 2 pe-  So8 THUCYDIDES. peling der vestingen uit ; deelende het gros van 't leger in twee deelen , waar van het eene naar de ftad zoude trékken, om den Syracufers te beletten de bezetting des muurs by te fpringen , het andere naar den wal dicht by de kleine poort, opgeworpen. De vestingen , door deeze driehonderd man fchielyk vermeesterd zynde, trachtte de bezetting zich in de buitenwerken der ftad te bergen, dit gelukte hun , doch de Atheenfche manfehap met dezelve binnen gedrongen zynde, wierd met geweld te rug geflaagen , hier by kwamen eenige Argivers en weinige Atheners te fneuvelen. Vervolgens verwoestten alle de benden der Atheneren de opgeworpen vestingwerken , voerden alles mede wat roerbaar was, en rechtten een Zegeteeken op. Den volgenden dag bagonden de Atheners, na dat de muur voleindigd was, de rots van deezen kant van Epipole naar de haven gelegen te verfterken , ten einde zy langs eene vlakte en moerasfig land naar de groote haven gaande eenen minder langen muur van nooden hadden. De Syracufers deeden op nieuws hun best, om eenen anderen muur en wal op te werpen , en den Atheneren het voltooijen van den hunnen door het graven eener graft  SESDE BOEK. 303 graft te beletten: doch te vergeefs, want door de Atheners aangevallen zynde, wierd wal en muur voor de tweedemaal veroverd , en zy zelve met groot verlies te rug geflaagen: de Syracufers welke op den rechter vleugel vochten weeken naar de ftad, en de flinker vleugel zwenkte naar den rivierkant af: Om deezen den overtocht af te fnyden, hadden de driehonderd Atheners , waar van wy kort te vooren melding maakten, den brug bezet, doch wierden door de Syracufers op de vlucht geflaagen. Vervolgens deeden zy op nieuws eenen aanval op den rechter vleugel der Atheneren , die in wanorder gebragt zynde, door Lamachus benevens eenige boogfchutters herfteld wierd ; doch deeze zich te ver over eene graft begeeven hebbende, liet benevens vyf of fes van de overigen verlaaten 't leeven. De vyand , die zich met het overvoeren der gefneuvelden ophield, trok op het aannaderen van 't Atheenfche leger naar de ftad te rug. De rechter vleugel , die van te vooren naar de ftad afgezwenkt was, greep hier op moed en trok den Atheneren moedig tegen, na dat alvorens een gedeelte naar Epipole ter overrompeling van denzelven gefcheiden was. Het gelukte hun de buitenwerken te vermeesteren, V 3 cjch  |ld T H ü C Y D I D E S. doch de vesting zelve wierd door Nicias, die aldaar ziek lag , behouden : want ziende dat hy geen manfehap genoeg had om behoorlykerj wederftand te bieden, ftak hy de werken in brand, en fruitte hier door den voortgang der Syracufers ten eenemaal. Hier kwam nog by dat de manfehap der Atheneren van het vervolgen des vyands herwaards te rug fpoedde, en juist in dit oogenblik de vloot de groote haven binnen liep Den Syracufers ontzonk op dit gezicht de moed, en wel begrypende dat zy niet in ftaat waren den Atheneren het voltooijen hunner werken te beletten, trokken zy naar de ftad te rug. Vervolgens rechtten de Atheners een Zegeteeken op, en gaven den Syracuferen hunne gefneuvelden tegen Lanachus en zyne gcfneuvelde makkers wederom : daar zy nu hunne Land- en Zeemacht byéén hadden , fiooten zy de Syracufers met eenen dubbelden muur dn, welke zich van Epipole tot aan de Zee uitftrekte. Hun leger vloeide van allerhande leeftogt, uit Italien overgevoerd, over, en zelfs hadden veele inwooners van Sicilien zich op de zyde der Atheneren gevoegd. Ook waren hun drie vyftigriemige vaartuigen uit Etrurien toegezonden. De Syracufers moedloos geworden  SESDE BOEK. 3ir den zynde, om dat zy geene hulpbenden uit Peloponnefus bekwamen, begonden eerst onderling en kort hier op met Nicias over een heiland te handelen: want deeze had na den dood van Lamachus het bewind alleen in handen. Veele dingen wierden voorgefteld, maar gelyk het gewoonlyk met raadlooze menfchen gaat, weinige afgedaan: Het kwaad vermoeden nam by hen de overhand, en den ongelukkigen uitflag van zaaken aan de Overften alleen toefcbryvende, fielden zy anderen naamlyk Heraclides , Eucles en Tellias in hunne plaatze aan. Gylippus de Laeedemoniers en de Korinthifche fchepen waren reeds te Leucas aangekomen, met voorneemen om by de eerfte gelegenheid naar Sicilien over te fteeken. Doch daar dagelyks tydingen aankwamen, dat Syra» cufe ten eenemaal ingeflooten en byna verlooren was, ontzonk Gylippus de moed om Sicilien te behouden; wenfehende echter het verlies van Italien ten minften voor te komen, ftak hy benevens Pythes den Korinther met vier fchepen naar Tarentus onder zeil. Hier aangekomen zynde, vertrok hy naar het Thurisch land, met welks bewooners zyn Vader weleer in eene naauwe verbintenisfe geftaan V 4 had;  3i2 THUCYDIDES. had : doch deezen niet kunnende beweegen om deel in den oorlog te neemen , ging hy van daar weder onder zeil, doch in den Terinëefchen Zeeboezem door eenen geweldigen florm beloopen zynde, was na veel omzwervens genoodzaakt , zeer befchadigd Tarentus om zyne fchepen te herftellen weder aan te doen. Nicias hoorende dat Gylippus met zo weinige fchepen naar Sicilien in aantogt was , floeg dit, even gelyk de Thuriers gedaan hadden, in den wind. Geduurende denzelfden Zomer hebben de Laeedemoniers benevens hunne Bondgenooten eenen inval gedaan in het Argivisch land en hetzelve grootendeels verwoest. De Atheners den Argiveren met dertig fchepen byftaande, kwamen thans openlyk voor het fchenden van hun verbond uit, want van te vooren met de Argivers en Mantineërs eer in de andere ftreeken van Peloponnefus, dan in de landeryen der Laeedemoniers ftroopende, hadden zy het verzoek der Argiveren , om hun met eene gewapende macht openlyk by te ftaan en in het Laconisch land te vallen, van de hand geweezen. Maar nu eindlyk onder bevel van Pythodorus , Lepfodius en Demaratus eene landing in Epidaurien en Prafia gedaan heb-  S E S D E BOEK. 313 hebbende, hielden zy zich met het verwoesten deezer landen beezig, en fielden dus de Lacedemoniers in de gelegenheid , om geweld met geweld te keer te gaan. De Atheners en Laeedemoniers met hunne benden naar huis te rug gekeerd zynde , deeden de Argivers eenen inval in het Phliafisch land , en keerden na het verwoesten deszelfs en het dooden van eenige bewooners naar huis te rug. V $ T II U-  THUCYDIDES OVER DEN OORLOG DER PELOPONNESERS E N ATHENERS. SEVENDE BO EK. Gylippus en Pythes gingen na het vertim. meren hunner fchepen van Tarentus naar die hunne „ zeemacht weêrftand boodt ; en dit alleen „ moet U op eene gewisfe overwinning doen „ hoopen: want vind men zich eens in zyne 5, hoop en verwachting bedroogen, zo gaat het vertrouwen op onze macht en met het. ,> zelve ook onze moed verlooren; daar men „ in tegendeel denzelven verdubbeld ziet, zo men buiten verwachting in zyne ondernec,, mingen gelukkig flaagt: Overwint Gy eens ,, de beheerfchers der zee, zo zal U niemand „ ooit meer wederftaan. Het ftrekt U reeds „ tot grooten roem den Atheneren in het bqwaapenenUwer fchepen een voorbeeld voor „ te kunnen fchry ven ; want dus doencie voh Aaj „gen  378 THUCYDIDES. gen de Meesters de lesfen hunner Leerlin„ gen op. Hier van verwittigd, zult Gy over hun beftaan niet meer verwonderd zyn , „ maar in tegendeel zal de menigte der zwaar„ gewapende manfehapUgroot voordeel doen; „ zy zyn niet gelyk Gy gewend op deezen „ trant te vechten ; door de groote menigte „ raaken hunne foldaaten gewislyk in de war, en geen Zeemansbeenen hebbende, fchieten ,, zy voorzeker meestal mis : moeite genoeg „ hebbende om zich op den been te houden, „ werpen zy hunne fchichten flechts in het wild: Hunne fchepen zullen wegens het „ groot getal zich niet kunnen roeren noch ,, wenden , en dus den aanval van de onze „ niet vermyden op eene zo geringe plaats. ,, Wat beweegt hen dan om nog eens den oorj, logskans te waagen ? Niets anders dan de „ wanhoop maar alleen. Door de honger en „ eene menigte onheilen gepersd, zoeken zy „ zich eenen weg ter uitkomst te baanen, of „ eenen gewisfen ondergang te brouwen, de„ wyl zy niet ongelukkiger kunnen zyn. Om- trent wanhoopige menfehen , wien geene „ de minfte uitkomst overig is , moet men „ voorzichtig en tevens dapper zyn ; doch „ vooral in het oog houden, dat zy tot ons „ ver-  SE VENDE BOE K. 379 5, verderf herwaard gekomen ons elendig zou 5, den hebben doen lyden, hadden zy ons eens „ den voet op den nek gezet. Wat zouden „ Uwe vrouwen en kinderen gehoond en Sy}, racufe voor eeuwig gefchandvlekt zyn ge„ weest? Dus dan voor medclyden doof, be- taalt hen met gelyke munt. Stelt U met p hunne vlucht niet eens te vreeden, want al behaalen zy de overwinning , zo is deeze hun grootst geluk. Een zeldzaam geluk 5, biedt zich thans voor ons aan , naamlyk „ worden wy geflaagen , zo verliezen wy „ niets, daar ons door het behaalen der over* „ winning eene groote winst te wachten ftaat; door dezelve ftellen wy onzen goeden naam ,, en vryheid in veiligheid, en de vreede en „ overvloed in Sicilien op eenen vasten voet." Hier op gingen de Syracufers op het voorbeeld der Atheneren ook aan boord, Nicias door de grootte en nabyheid van 't gevaar benard, en vreezende , gelyk het gewoonlyk gaat, niet genoeg gezegt te hebben, riep de Kapiteins der Galeien één voor één by zich, en hun op de nadruklykfte wyze hunnen plicht voor oogen houdende, fmeekte hy dezelve om eed, plicht, eer of geboorte niet uit het oog la verliezen, maar te bedenken, dat de groots naam  38o THUCYDIDES. naam van hun Vaderland en de vryheid van Athene alles ver te boven ging. Hy bezwoer hen by de Vrouwen, de Kinderen, den Godsdienst en de begraafplaatzen hunner Voorouderen , zonder zich aan eenige herhaalingen in een zo groot gevaar te ftooren. Door deeze vermaaning voor de laatftemaal getracht hebbende hun een hart onder den riem te fteeken, voerde hy zyne benden naar den zeekant heen, en fchaarde dezelve , om den vyand meerder fchriks, en den zeelieden meerder moeds te geeven, zo ver mooglyk uit een. Hier op gingen Demosthenes, Menander en Eutbydemus, deeze waren de Atheenfche Overften , die zich aan boord begeeven hadden, naar den uitgang van de haven, die fteeds door den vyand bezet was, onder zeil, om aldaar was 't mooglyk eenen doortocht te krygen. De Syracufers hadden hunne fchepen overal in de haven rondgeplaatst , om de Atheenfche van alle kanten te gelyk op het Jyf te kunnen vallen; dewyl op het land hunne benden gereed waren om de vyanden in geval dezelve te naby land kwamen, wel te ontvangen. Sicanus en Agatarchus , die de Syracufaanfche vloot gebooden, hielden ieder eenen vleugel be-  SEVENDE BOEK. 381 bezet, daar Pythus en de Korinthers het midden uitmaakten* De Atheners tot de brug genaderd zynde, wierden der Wachtfchepen fchielyk meester, en deeden hun best om de haven te ontfluiten: doch de Syracufaanfche hen van overal aantastende, begon hier op het gevecht zeer ernftig te worden. Reeds was men niet alleen by de brug, maar aan alle kanten in de haven zelve flaags. Het gevecht was van weerskanten allerhevigst. Het Bootsvolk betoonde eene onvermoeide vlyt, de Stuurlieden dachten al. les, wat maar tot de Stuurkunst betreklyb was, uit , om den vyand afbreuk te doen , dewyl het Voetvolk zich op het dek niet minder weerde: hetzelve was van het allergrootst nut, want byna tweehonderd fchepen op eene zo naauwe plaats deel in den flag hebbende, lagen dezelve dikwyls boord aan boord, daar het achteruitroeijen of doorbooren der vyandlyke linie om die zelfde reden ondoenlyk wierd. Midden in bet gevecht trachtten de zwaargewapende foldaaten op een vyandlyk fchip over te gaan , doch terwyl zy hier mede bezig waren, wierd het hunne dikwyls van de andere zyde door den vyand aangetast, zo dat twee of drie fchepen elkander niet zelden boord  382 THUCYDIDES. boord aan boord kwamen te leggen , en de? Stuurlieden de handen vol werks hadden om Zulks voor te komen. Het geraas der fchepen die tegen elkander frieten , belemmerde het gehoor, zodat de bevelen der Officieren niet verftaan wierden , ja zelfs voerde het Volk door verlangen naar de overwinning dikwyls onbezonnene en tegenftrydige dingen uit. De Atheners wendden alles aan om de haven met geweld te openen, ten einde behouden naar hun Vaderland te rug te kunnen keeren, terwyl de Syracufers zich hier tegen fterk verzetteden en eene volflagene overwinning op de, zelve zochten te behaalen. De Overften van beide kanten eenige fchepen ziende achteruit deinzen, riepen den Stuurlieden toe of zy be . ter vonden nog eens den flag te lande te waagen, vermits zy altyd de overhand aldaar hadden behouden; daar van den anderen kant gevraagd wierd, of zy vooreenen vyand vreesden, die reeds aan het deinzen en genoodzaakt was zyn behoud door de vlucht te zoeken: In de beide Jegerplaatzen heerschte eene zeer groote ongerustheid, in de eene uit verlangen en hoop van hunne voorgaande fchande 'uit te wisfchen, in de andere om hunnen roem nog hooger gefteegen te zien. Doch by de Atheners  SEVENDE BOEK. 383 fiers was alles in bekommering, dewyl van die gevecht mooglyk hunner allen ondergang afhing: Door de legging der plaats befchouwden zy deezen flag gemaklyk; de vreugde was onbegryplyk fterk by die geenen, welke de hunnen eenig voordeel op den vyand zagen behaalen, en ftrekten de handen hemelwaard, de Goden fmeekende om behouden naar hun land te rug te mogen keeren: Andere die hier of daar eenige fchepen zagen deinzen , hieven jammerlyke klagten aan, en waren zelfs ongelukkiger dan de overwonnenen zelve. Verwonderlyk waren de gebaarden en beweegingen der geenen , die zich aan dien kant bevonden , alwaar de overwinning twyffelachtig en onzeker fcheen. Tusfchen hoop en vreeze hangende, waren zy buiten zich zeiven fchier vervoerd : Dus wierd in dezelfde legerplaats vreugde en droefheid , uitgelaatenheid en wanhoop in denzelfden tyd befpeurd. Na het uitftaan van veele gevaaren van weerskanten, wierd eindlyk de Atheenfche vloot door de Syracufers achteruit geflaagen , en de manfchap genoodzaakt zich hals over hoofd binnen de legerplaats te bergen, zo goed zy konden. Toen wierd 'er van den eenen kant niets dan vreugdegefchreeuw, en van den anderen niets  334 THUCYDIDE S; niets dan jammerklachten gehoord: Zommigi* der Atheneren liepen naar de fchepen, zommige naar den wal ter verdediging, doch de meeste waren alleenlyk op hun behoud bedacht. Dit onheil der Atheneren had zeer veel overeenkomst met dat der Laeedemoniers te Pylus, die door het verlies hunner fchepen zich op het Eiland opgeflooten hadden gezien: want thans bleef voor den Atheneren zonder wonderwerk geen weg ter behoud meer over. Na dit hardnekkig gevecht , alwaar veel volks en fchepen verlooren ging , ftevende de overwinnende vyandlyke vloot naar de ftad, en rechtte aldaar een Zegeteeken op, terwyl de Atheners verlegen zich in hunne legerplaats ftil hielden, zelfs waren zy niet eens op het te rug vraagen der gefneuvelden bedacht , maar voorneemens om in het holst van den nacht den vyand te trachten te ontfnappen. Demosthenes met Nicias geraadpleegt hebben, de , befloot om zich met alle benden aan koord der overige bruikbaare fchepen te gaan, en dewyl zy nog festig, en de vyand flechts vyftig had, nog eens te onderzoeken om de haven uit te zeilen. Doch door de weigering van het Bootsvolk waren zy genoodzaakt van hun voornecmen af te zien en tot den aftocht  SEVENDEBOEK. 385 tocht over land te befluiten. Hermocrates dit wel voorziende, ried de %geering van Syracufe aan , om alle toegangen en wegen te bezetten , ten einde den vyand in de onrnoogSykheid te ftellen, zich op eenige andere plaats van hun Eiland te nestelen: Deeze raad wierd terftond goedgekeurd , doch daar het krygsvolk door den flag afgemat, zich, reeds met het vieren van een feest ter eere van Hercules beezig, begonde te verlustigen, zag men bezwaarlyk kans hetzelve hier toe te beweegen. Om evenwel zyn oogmerk ter uitvoer te brengen, bedacht Hermocrates deezen vond: hy zond tegen den nacht eenige ruiters naar da legerplaats der Atheneren af, die als vrienden vermomd aan Nicias lieten weeten, dat alle wegen reeds door den vyand bezet zynde, hem de aftocht thans ondoenlyk was. Dit had zo eenen gewenschten uitflag, dat hy terftond van zyn voorncemen afzag, en zelfs den volgenden dag zyn vertrek niet waagde, ten einde ieder foldaat beter in gereedheid zoude kunnen brengen al het geen tot den aftocht noodig was: midlerwyl wierd dus den vyand tyd gegeeven om alle wegen te bezetten, Vervolgens hielden zy zich beezig om eenige zwaarbefchadigde Galeien te verbranden, de andere naar Bb de  386 THUCYDIDES. de ftad te rug te brengen, en zommige op het fleeptouvv te neerpen. Alles in gereedheid gebragt zynde, gingen Demosthenes en Nicias den derden dag na den flag op marsch, niet zonder eene geweldige verflagenheid, niet alleen door het verliezen hunner fchepen, en het tegenwoordig gevaar ontftaan, maar voornaamlyk door de noodzaaklykheid, waar in zy waren om de zieken en gekwetften, aan de woede der wilde beesten of der vyanden achter te laaten. Deeze baden hun met de traanen in de oogen, dat men hen toch wilde medeneemen, zommige hielden de aftrekkende vast, medefleepende zo ver hunne krachten zulks toelieten: bleeven zy leggen, zo riepen zy hemel en aarde tegen hunne aftrekkende Landgenooten aan. Alles weergalmde van jammerklachten en verhinderde den aftocht, aan wiens fnelle uitvoering veel gelegen lag. Hunne fmart was met woede gemengd, want ziende van welke grootheid zy vervallen waren, en in wat elendigen toeftand zy zich thans bevonden, wierden zy tot wanhoop weggerukt ; ook geleek hun volk niet weinig naar inwooners die eene veroverde ftad berooid vcrlaaten. Elk nam mede hetgeen by konde , doch de zwaargewapende benden en . t . de  SÉVENDËBOEK. 38? de ruitery voerden behalven hunne wapenen ook nog leeftocht mede:'want wel voorziende, dat de meeste tot den vyand zouden overloopen, vertrouwden zy den anderen hunnen voorraad niet. De gewoone troost van zom* migen te vinden, welke in hun ongeluk deelen, ontbrak hun ook ten eenemaal, want hun groot getal van veertigduizend man befchouwende, wierden zy verwoed om voor den vyand te moeten zwichten, en door hunnen fchandelyken aftocht zich eene onuitwischbre fchande op den hals te haaien; die door het achterlaaten hunner gewonde Spitsbroeders nog grooter wierd. Zy die als overwinnaars te fcheep derwaard waren aangeland, moesten als overwonnene te voet te rug keeren, en op het punt van anderen te onderwerpen, moesten zy thans vrcezen om onder het juk van flaverny te moeten bukken. Doch de tegenwoordige ongelukken woogen tegen de toekoomende nog in '£ minst niet op. Om den Soldaaten een hart onder den riem te fteeken, fprak Nicias hen in deezer voege aan: „ Gy moet zelfs, ö Athecn„ fche Mannen, in de tegenwoordige omftan„ digheden geenzins den moed verliezen; imj, mers zyn zommigen wel grooter gevaar ont„ komen, weest om de nederlaagen , elenden Bh 2 „ cn  338 THUCYDIDES. en onwaardige behandelingen niet wanhoo,, pig, want ik die zieklyk , doch anders in „ eer en aanzien ver boven U verheven ben,. „ ondergaa betzelfde lot. Schoon ik den Gods„ dienst altyd ernftig betrachtte, bevind ik ,, my echter in zulke omftandigheden, die nie3, mand my benyden zal. Doch de hoop op 3, verbetering is ons niet verbooden; alleenlyk „ laaten wy ons door onze tegenwoordige rampen al te veel affehrikken; wie verze- kert U, dat dezelve niet eens een einde 3, zullen neemen ? De vyand is reeds gelukkigy en wy elendig genoeg geweest, al was het, „ dat wy deezen tocht met tegenzin der Goden ondernamen. Immers't is wel meer gebeurd, „ dat zommige den oorlog te onrecht voerden, evenwel kwamen zy 'er beter af: daarom „ hebben wy reden om te hoopen dat de Go„ den ons in 't vervolg gunftiger zullen zyn: ,, want thans hebben wy eer hun mededoogen 3, dan haat verdiend; trekt dan door de zwaar„ gewapende benden gedekt in order af, en ,, verliest den moed niet ten eenemaal. Denkt „ zelfs, dat overal, waar Gy U metter woon ,, nederflaat, Uw vaderland is, en dat geene „ andere Siciliaanfche ftad in ftaat is U het 3, hoofd te bieden. Verliest dan, bid ik U, „ de  SEVENDE BOEK. 389 de gelederen niet , maar houdt U fteeds ., voor oogen, dat die plaats, alwaar Gy U „ genoodzaakt zult zien om te ftryden, U tot ,, vaderland en ftad verftrekken zal. Van ge„ ringen leeftocht voorzien, zet Uwen marsch „ nacht en dag met onvermoeiden yvcr voort. „ Gelukt het U eene bondgenootfche ftad te „ bereiken , dan zyt Gy alles te boven. In„ tusfchen zullen wy booden vooruit zenden ,^ om hun te verzoeken ons te gemoet te ko,, men en leevensmiddelen aan te voeren, Om ,, kort te gaan, zo moet Gy eene groote dap„ perheid betoonen, zonder welke Gy geene „ ftad bereiken kunt. Vermydt Gy nu den ,, vyand, zo zult Gy den luister Uwer moe„ derftad herftellen en derzelver macht ver„ grooten: want dezelve beftaat niet in eene fterke ftad of vesten , nog in ledige fche„ pen, maar in heldenmoed alleen." Nicias en Demosthenes hen dus aanmoedigende, gingen by het leger rond, en bragten die geenen, welke zy buiten hunne gelederen vonden op hunne plaats te rug. Het leger was in twee deelcn verdeeld, waar van Nicias het eene en Demosthenes het andere gebood, de bagagie was in het midden geplaatst. Eens tot aan de rivier Anapus genaderd, ontmoetten zy de ruiBb 3 tery  390 THUCYDIDES. tery der vyanden benevens de zwaargewapende benden,om hun den overtocht te beletten, doch dezelve met geweld te rug geflaagen hebbende, trokken zy zonder verhindering over, en dien dag ongeveer veertig ftadien voortgerukt zynde, floegen zy zich om te vernachten by eenen heuvel neder. Den volgenden dag twintig ftadien voortgegaan zynde , hielden zy zich in eene vlakte op, om aldaar eenige leevensmiddelcn uit de nabunrige gehuchten en voorraad van water, dewyl zy eenige wilderni len moesten doortrekken , op te doen. Ondertusfchen deeden de Syracufers hun best o-n den verderen aftocht te b-letten : ten dien einde hadden zy zich van eenen nabygelegenen berg, welken de Atheners moesten overtrekken meestergemaakt: Den volgenden dag gingen de Atheners weder op marsch , doch wierden door de vyandiyke ruitery genoodzaakt naar hunne woorigQ legerplaats niet zonder verlies te rug te keere». Midlerwyl kree. gen zy aan leeftocht groot gebrek. Demosthenes en Nicias den Hechten toeftand der troepen, die reeds gebrek aan leeftocht hadden, ziende, befloOtcn om by nacht eenen anderen weg in re ftaan, en naar eenige andere ftad, het zy Griekfche of Ongriek- fche,  S E V E N D E BOE K. 391 fche , in plaats van naar Catana op marsch te gaan; dit voorncemen goedgekeurd zynde, wierden 'er eene menigte vuuren aangeftooken, en de aftocht ondernomen; doch dezelve ging zo wel wegens de donkerheid, als de grootteder bendenen menigte der gewonden zonder order toe. De voorhoede trok in order af, doch meer als de helft ging van de achterhoede verlooren; dit niettegenftaande bevonden zy zich met het aanbreeken van den dag by de zee, en floegen den weg naar Helorum in, met oogmerk om naar het overtrekken der rivier Cacyparus naar het midden van Sicilien af te wenden, alwaar zy hunne Bondgenooten hoopten te ontmoeten. De overtocht over de' rivier wierd hun door eenige vyandlyke benden betwist, doch dezelve te rug geflaagen hebbende, trokken zy verder naar den kant van Erinea onder geleide der wegwyzers voort. De Syracufers met het aanbreeken van den dag het ontfnappen der vyandlyke benden vernomen hebbende, befchuldigden Gylippus met al te veel lievigheid , en begaven zich terftond, om dezelve na te zetten, op marsch, ook gelukte het hun de Atheneren tegen den middag te achterhaalen. De achterhoede door Demosthenes gebooden, trok zonder order en B b 4 ge-  302 THUCYDIDES. geheel verward af: dewyl Nicias reeds met da zynen vier of vyf uuren gaans vooruit gevorderd was, met vast voorncemen om den flag niet dan door den hoogften nood gedrongen te waagen. Demosthenes wierd weldra door de ruitery der vyanden in zynen aftocht belemmerd en aangetast, doch zich te vreeden houdende om op dezelve zonder ophouden tefchicten, wilden de Syracufers den flag niet beginnen , hoopende de Atheneren eens in het naauw gebragt zonder flag of floot meester te zullen worden , zonder zelve aan verlies bloot te flaan. Tegen het vallen van den avond afgemat en moedloos zynde, befiooten zy tót de overgaave: Aan de Siciliaanen, die zich by dc Atheners bevonden , wierd de vrye aftocht naar hunne fteden toegeftaan, en den anderen, die zich op genade en ongenade overgaven , het leven gefchonken. Ongeveer fesduizend foldaaten kwamen dus den Syracuferen in handen , en wierden naar de ftad weggevoerd. Nicias midlerwyl dien zelfden avond tot aan de rivier Erinea voort- en dezelve overgetrokken zynde, floeg zich op eenen berg om te vernachten neder, alwaar de vyanden hem den volgenden dag kwamen vinden en tot de overgaave zochten te dwingen. Op de tyding dat De.  SEVENDE BOEK. 393 Demosthenes den vyand reeds in handen gevallen was, verzocht hy eenen bode naar hem te zenden , op de verzekering zyner overgaave bood hy bun eene volkomene fchavergoeding aan, mits men hem met zyne benden den aftocht onder borgtocht geliefde toe te ftaan. De vyand dit voorftel van de hand geweezen hebbende, befchooten hun den ganfehen dag; zo dat hy door gebrek aan water zich genoodzaakt vond nog eens eenen heimelyken aftocht by nacht te waagen, doch de Syracufers dit te weeten gekomen zynde , biceven onder de wapenen; zo dat flechts driehonderd man dooide vlucht hunne handen ontkwam: de overige biceven op dezelfde plaats leggen. Met het aanbreeken van den dag begaf Nicias zich op nieuws op marsch, en fchoon door den vyand zonder ophouden vervolgd en befchooten , rukte hy echter tot aan de rivier Asfinarus , door de uiterfte dorst geperst, voort, in de gedachten zynde, dat hy na het overtrekken derzelver meer in veiligheid zoude zyn : ter naauwernood derwaard genaderd, begaven zy zich terftond in 't water, doch het overtrekken wierd hun door den vyand zeer ongemaklyk gemaakt. Want daar zy genoodzaakt waren om tot het breeken van den ftroom met dichtBb 5 go-  3'94 THUCYDIDES. geflootene gelederen door te waaden , kwamen zy , door de Syracufers van de booge oevers befchooten, niet zelden te vallen, en zommige wierden door de achterfte gelederen vertrapt, zommige door den ftroom weggefleept. De Peloponnefifche benden kwamen hen zelfs in het water vermoorden, en veelen hunner dronken water met flyk en bloed vermengd: Van alle kanten zo wel in de rivier door het voetvojk als op de oevers door de ruitery vermoord wordende , was Nicias ten einde raads, en gaf zich eindlyk aan Gylippus op genade en ongenade over: mits hy een einde van moorden wilde maaken. Deeze gaf terftond order om het dooden te ftaaken en allen krygsgevangen te neemen , dit ter uitvoer gebragt zynde', trokken zy naar Syracufe af. Vervolgens wierden eenige benden afgevaardigd om de driehonderd geviuchten na te jaagen en wederom te brengen : Dus vielen alle de Atheners den Syracuferen in handen, en gansch Sicilien was met benden opgepropt, veele der krygsgevangenen gingen de een terftond , de andere na verloop van eenigen tyd heimelyk na Catana over : Het getal der gefneuvelden, het zy in de veelvuldige flaagen, aan-  SEVEN DE E O E K. 395 aanvallen cri aftochten, overtrof'dat der voorige gevechten ver. De vyanden na het plunderen der gefneuvelden . zich naar Syracufe te rug i begecven hebbende, bragten Nicias en Demosthenes ter dood, fchoon Gylippus zyn best deed om dezelve tot zyne zegepraal naar Lacedemon over te voeren, alwaar de een om het geval van Pylus zeer gehaat, en de andere wegens de bewerking der Vreede zeer bemind was , waarom hy ook geene zwaarigheid gemaakt luid om zich aan eenen Lacedomonier over te geeven: doch de Syracufers bevreesd, dat zy zich op de eene of andere wyze op vrye voeten mogten- ftellen en hun nnderh.ind weder na-loei ilo.cn, bragten hun befluit zonder uieftel ter uitvoer.- Dus kwam uMicias, die door zynen Godsvrucht een beter lot verdiende, jammerlyk om het leeven. De overige wierden in uitgewerkte fteenmynen ter bewaaringopgeflooten, doch het grootfte deel aan de ftrengheid van het -Najaar blootgefteld , verviel in eene kwynende ziekte; hunne dooden zelfs niet eens buiten de mynen mogende begraayen, ontftond 'er onder hen eene befmet3ykc ziekte , waar door de meeste clendig omkwamen. Een ander gedeelte, Hechts eene p\J li T ge-  396 THUCYDIDES ZEVENDE BOEK. geringe maat water en twee kleine maaten tarwe ieder dag hebbende, verging van honger en van dorst. In deezen ftaat bleeven zy acht volle maanden, zynde van alle kanten aan onbedenklyke ongemakken blootgcfteld: eindlyk wierden zy hier uit gehaald , en behalven de Atheners, Siciliaanen en Italiaanen, alle verkogt. Het juiste getal is niet gemaklyk te bepaalen, doch hetzelve beliep ten minften fevenduizend man. Deeze nederlaag is verre weg de grootfte van deezen oorlog, de roemruchtigfte voor den vyand, en voor de Atheneren , die hier door menfchen , fchepen en geld verlooren, allerbeklaaglykst. Dus liep de onderneeming op Sicilien af, en van allen die derwaard gegaan waren, kwam een zeer gering getal in het Vaderland te rug. TII U,  rHUCYDIDES OVER DEN OORLOG DER PELOPONNESERS E N ATHENERS. ACHTSTE BOEK. A an de tyding van deeze nederlaag floeg men te Athene geen geloof, zelfs niet wanneer zy den cngelukkigen uitflag uit de mond van die geene hoorden , die de handen der Syracuferen waren ontfnapt. Doch toen men eens in de noodzaaklykheid was om dezelve te moeten gelooven , was de verflagenheid onbefchryflyk groot ; men voer zelfs tegen de Redenaars, die door hunne opgefmukte rede deeze tocht aangeraaden hadden, en tegen de Wichelaars, die eenen gelukkigen uitflag beloofden, geweldig uit. Zich thans zonder Paarde-  398 THUCYDIDES. de- en Voetvolk' , zonder geld , Galeien en Bootsvolk bevindende, vervielen zy tot eene? buitcnfpoorige wanhoop ; zelfs ftond het by ben vast, dat de vyand door deeze overwinning opgeblaazen, Athene ter zee en te land met alle de macht van Peloponnefus zoude komen bcftormen. Om zich in deezen. dringenden nood niet geheel machtloos te zien, befloot men van alle kanten geld op te neemen, en hout tof aanbouw van nieuwe fchepen te ontbieden, om hunne Bondgenooten en voornaamlyk het Eiland van Eubea den afval te beletten. Tegen alle onnutte onkosten wierd met vlyt gewaakt, en een Raad van Oude Mannen aangefteld om alle maatregelen te oveiwecken, eer dezelve aan het volk wierden voorgcfteld: de vreeze waar in men zich bevond, deed hen thans op alles bedacht zyn: En hier mede liep deeze Zomer af. Geheel Griekenland op deeze tyding in beweeging geraakt , verklaarde zich tegen de' Atheners; zommige namen de wapenen tegen dezelve wegens de harde behandeling, welke zy van hen te lyden hadden , op, zommige wederom hunner zwakheid kundig , wilden gaarne voor overwinnaars der Atheneren gehouden worden. De Bondgenooten der La-ce- de  ACHTSTE BOEK. 399 demoniers zochten zich by deeze gelegenheid van de zwaare onkosten des oorlogs te bevryden. Die der Atheneren waren op niets dan op eenen afval bedacht, zonder eens te denken, wat hun te wachten ftond zo Athene ooit weder haare voorige krachten bekwam. De Laeedemoniers zelve waren op grootere dingen bedacht, en hoopten dat hunne Bondgenooten tegen het Voorjaar met eene machtige vloot uit Sicilien zouden opdaagen: dus dan beflooten zy geenen tyd te verliezen, maar terftond van deeze omftandjgheden gebruik te maaken om zich op de Atheneren te wreeken. Agis trok tegen den Winter met zyne benden van Decelea naar de Bondgenooten af om dezelve tot het uitrusten eener vloot te beweegen 1 eerst zich naar de Golf van Malea wendende om eenige oude oneenigheden uit den weg te ruimen , maakte hy op de Eteërs grooten buit; en dwongen zelfs zommige bewooners dier ftreeken, fchoon den Thesfaliers onderhoorig, om geld en gyfelaars, die hy naar Korintben zond, op te brengen. Binnen korten tyd was 'er eene vloot van honderd zeilen fterk in gereedheid gebragt, hieronder waren vyftig uit Sparta en Beotien, dertig van Korintben , waar onder die van Lokricn en Phocidien ook be- gree-  400 THUCYDIDES, greepen zyn, tien uit Arkadicn , Pallene en Sicyonien, benevens een gelyk geral uit Megara , Trezene , Hermione en Epidaurus : Alles wat tot den krygstocht noodig was, wierd in gereedheid gebragt, ten einde tegen' het Voorjaar denzelven met allen ernst te kunnen ondernecmen. De Atheners zaten van hunnen kant ook niet ftil, maar waren op het uitrusten eener vloot ernftig bedacht , verfterkten de Kaap Sunium ter verzekering van den aanvoer der lecvensmiddelcn , verlieten de verfchanfmg, welke zy in het Lacedemoonfche land opgeworpen hadden , en gingen den afva! der Onderhoorigen met alle geweld te keer. In het midden van deeze wederzydfche toerustingen zonden de Eubeërs van zelfs naar Agis, om hem van hun voorncemen om van de Atheners af te vallen kennis te geeven , en wierden van hem zeer vricndlyk ontvangen. Hy ontbood terftond driehonderd nieuwe burgers van Lacedemon, om dezelve onder bevel van Melanthes en Alcamenes naar Eubea over te zenden, doch liet zich door de voorfpraak der Beotiërs beweegen, om deeze manfehap aan de Lesbiers ,'die om dezelfde redenen by hem kwamen, af te ftaan, en de Eubeërs daar te laaten. Hy befloot dus om Al-  ACHTSTE BOEK. 4oz Alcamenes mee twintig Galeien derwaard te zenden zonder de orders van den Staat af te wachten. Want te Decelea z}mde had hy eens onbepaalde macht bekomen , om troepen te zenden, werwaard hy zulks goed vond: nieuwe te lichten en fchattingen op te leggen: ook voerde hy altyd met zyne benden rondzwervende de zaaken met eene verwonderiyke fnelheid uit. Na dat de zaaken met de Lesbicrs gefchikt waren , kwamen de bewooners van Kio en Erythra door hun voorbeeld aangemoedigd te Lacedemon aan,door eenen Guniteh'ng van Tisfaphernes, die de Zeekusten van Afieri van wege den Koning van Perfien beheerschte, verzeld. Om dat de Atheners hem belet hadden om fchattingen op te leggen, en dus in de onmooglykheid gebragt om den Koning zyncjaarlykfche inkoraften uit die ftreeken toe te zenden, hitfte hy de Peloponnefers tot den oorlog aan. Hier by kwam nog, dat hy door dit middel meester dacht te worden van eenen bastaard zoon van Pisfythnes , die in Karien opgedaan was, en denwelken hy Jast had leevendig of dood den Koning in handen te dellen. Omtrent denzelfden tyd kwamen 'er twee ballingen, een uit Megara, en de andere van Cyzicum te Lacedemon aan, om uit naam van Cc Phar-  402 THUCYDIDES. Pharnabazus een verbond te fluiten en eenige fchepen te vraagen, ten einde de fteden van den Hellefpont der gehoorzaamheid der Atheneren te onttrekken. Te Sparta heerschte eene vry groote oneenigheid, werwaard men allereerst zoude trekken, evenwel befloot men op aanraaden van Alcibiades, die een oud vriend was van één der Ephoren , en wiens zoon zelfs naar hem genoemd was, om de inwooners van Kio by te ftaan. Men zond terftond eenen zekeren Phrynis uit die 'ftreeken afkomftig derwaard af om te onderzoeken of zy in de daad die krygstoerustinge maakten , welke zy voorgaven : 'dezelve waar bevonden zynde, wierden zy benevens de Erythreërs in befeherming genomen , ten dien einde wierd befiooten veertig Galeien derwaard te zenden, om zich by de festig aldaar in gereedheid zynde te vervoegen , en dus eene vloot van honderd zeilen uit te maaken. Reeds tien gereed zynde om onder het bevel van Mclancridas onder zeil te gaan , ontftond 'er eene aardbeeving, waarom men van befluit veranderde, en zich vergenoegde om flechts vyf op de Laconifche kust uit te rusten. Hier mede liep deeze Winter en het negentiende Jaar des oorlogs af. In het begin van den volgenden Zomer $ dron-  ACHTSTE BOEK. 403 drongen de bewooners van Kio fterk aan op het uitloopen der Galeien, voor dat men te Athene van hunnen afval tyding kreeg , ten dien einde zpnden de Laeedemoniers drie Spartiaten naar Korintben , om de fchepen door Agis'tot hulp der Lesbiers beftemd, ten getale van negenendertig Galeien , uit de Golf van Korintben naar die van Athene over te voeren. De Afgevaardigden van Pharnabazus ziende, dat zy van deeze fchepen geenen dienst zouden hebben, weigerden in de kosten te decleu, en befiooten voor hun eigen geld eenige fchepen uit te rusten. .Midlerwyl had Agis in eene vergadering te Korinthen gehouden befiooten, om eerst naar Kio onder bevel van Chalcides te zeilen , en daar de zaaken .gefchikt zynde, naar Lesbos onder Alcamenes te ftevcnen, waar na zy eindelyk de onderneeming op den Hellefpont onder Klearchus zoon van Ramphias zouden waagen. Men befioot de helft deezer Galeien te gebruiken om tegen de beweegingen der Atheneren. te waaken, fchoon men thans wegens hunne machtloosheid die zeeën zonder fchroom bevoer : want geen Atheensch fchip deed zich ergens op. De Korinthers waren echter niet te beweegen om voor het einde hunner fpeCc 2 len  4o4 THUCYDIDES. ]en onder zeil te gaan, niettegenftaande Agis zelf beloofde de fchending der wapenfehorfing, welke men gewoon was geduurende die dagen toe te ftaan, op zich te neemen. De Atheners hadden midlerwyl deeze onderneeming reeds ontdekt, en Aristocrates hunnen Overfte naar Kio ter beklaaging afgezonden : doch de inwooners dit ontkennende , waren verplicht om dit te ftaaven feven fchepen te leveren. Hier in bewilligden zy alle gereedlyk, de een, om dat hy deezer onderneeming geheel onkundig was, de ander, om dat hy aan den gelukkigen uitflag geweldig twyfrelde , voornaamlyk daar derzelver uitvoering reeds zo lang verfchoven was : doch de Atheners de viering der fpelen bywoonende, wierden der waarheid weldra kundig, en gaven na hunne te huiskomst last, een waakend oog op de vyandlyke vloot te houden : zo dra dezelve uitgeloopen was , wierd 'er een gelyk getal fchepen tegen dezelve gezonden , doch de Atheners zich niet op de feven fchepen van Kio, die by hen waren, vertrouwende, keerd n weldra naar huis te rug. In alleryl hunne vloot tot fevenendertig zeilen vermeerderd hebbende, ftaken zy weder in zee, en noodzaakten de vyanden om zich met verlies van één fchip  ACHTSTE BOEK. 405 fchip in eene verlaatene haven dicht by Epidaurus te bergen. De Atheners tastten dezelve ter zee en te land aan, vernielden verfcheiden vyandlyke fchepen , doodden Alcamenes en verlooren zelve weinig volks. Vervolgens een gedeelte der fchepen tot het blokkeeren der haven achterlaatende , begaven zy zich met de overige naar een dichtby gelegen Eiland, alwaar zy eenige nieuwe fchepen van huis wilden verwachten. Want de Korinthers waren 's anderen daags benevens de andere nabuuren den vyand bygefprongen; doch ziende dat men deeze plaats niet zonder veel moeite en zwaare onkosten zoude kunnen behouden , befiooten zy dezelve in brand te fteeken, doch van befluit veranderd zynde, trokken zy hunne fchepen op het droog, en lieten daar eenige zwaargewapende benden in bezetting , tot dat zich eene gefchikte gelegenheid ter redding op zoude doen. Agis hier van onderricht, zond Thermon, eenen Spartiaat, om het bewind te voeren derwaard af. De Laeedemoniers van den anderen kant verwittigd dat de vloot in zee geloopen was , befiooten , om Chalcides met vyf Galeien , aan welker boord Alcibiades3zich moest bevinden, af te zenden, doch kort hier op van het geCc 3 beur-  4o6 THUCYDIDES. beurde tyding gekreegen hebbende, wilden zy dit vertrek beletten, en zelfs de andere Galeien te rug ontbieden; hier tegen kantte Alcibiades zich met alle macht, verzekerende dat zy daar eerder zouden zyn , dan de inwooners van Kio het voorval zouden verneemen; dat het hun thans gemaklyk zoude vallen om de fteden van Iönien , die thans de Atheenfche zwakheid wantrouwden , tot hunne zyde te doen overflaan. Zynen vriend Endius den Ephorus fpoorde hy hier toe fterk aan, door te zeggen dat het hem tot eenen onfterflyken roem zoude verftrekken, zo hy buiten medewerking van Agis zynen vyand, de verbintenisfe met Perfien bewerkte; zo dat men dus doende tot hun vertrek befioot. Omtrent dien zelfden tyd wierden de festien Peloponnefifche Galeien , die na den oorlog van Sicilien onder Gylippus naar huis te rug zeilden, door fevenentwintig Atheenfche fchepen onder bevel van Hippocles Menippus zoon op de hoogte van Leucas aangetast: doch zy kwamen alle behalven één behouden te Korintben binnen. Midlerwyl waren Chalcides en Alcibiades in alleryl naar Kio onder zeil gegaan, en hadden dit vreeze van ontdekt te worden ieder die hun ontmoette, aangehouden  ACHTSTE BOEK. 407 den en medegenomen, tor zy te Corycum op de kust van Afien waren aangeland. Zich met eenige Spartaansch-gezinden onderhouden hebbende, kwamen zy op het alleronverwachtst in de ftad aan: alwaar de Raad terftond beleid wierd, in welken Chalcides en Alcibiades verfchecnen, en toonden dat zy tot hunne hulp met eene vloot derwaard gekomen waren , zo dat zy weldra het geheele Eiland en vervolgens de ftad Erythra op hunne zyde overhaalden. Van daar naar Clazomene geftevend zynde, koos hetzelve ook hunnen kant, en de inwooners wierpen op het vaste land eene vesting ten dienfte der Atheneren op Di tyding van den opftand van Kio te Athene aangebragt, deed hen vreezen , dat de overige Bondgenooten weldra hun voorbeeld zouden volgen , om dat voor te komen hcfloot men de duizend talenten, die men federd het begin des oorlogs van het ander geld afgezonderd had, tot het uitrusten eener Zeemacht te gebruiken. Acht Galeien van die, welke de vloot van Pelopon* nefus ingeflooten gehouden hadden, kwamen na eene vergeeffche jacht op Chalcides gemaakt te hebben, te rus, doch liepen terftond onder bevel van Strombichidas Diotimus zoon, gevolgd van twaalf andere, door Thrafykles geCc 4 boo-  408 THUCYDIDE S. booden, weder in zee. Ook wierden de feven fchepen van Kio te rug ontbooden, waar van de vryen in flaverny, en de flaaven in vryheid wierden gefield ; om zich dus over den opftand van dit Eiland te wreeken. Midlerwyl was Strombichidas met zyne acht Galeien te Samos aangekomen , en eene negende daar by zich gekreegen hebbende, ftak hy naar Tea over, en wendde alles aan om de inwooners by hunnen plicht te doen volharden ; Chalcides intusfehen te Kio geland zynde met drieëntwintig fchepen en eenige zwaare benden van Erythra en Clazornene , ftak hy op deeze tyding terftond in zee, doch ziende dat hy tegen de vyandlyke vloot niet bcfland was, week hy naar Samos, werwaard Chalcides hem vervolgde, te rug. In het begin weigerden de Teïers om het voetvolk van Chalcides in te neemen, doch op het gezicht dat de Atheners zich op de vlucht begaven , openden zy de poorten terftond. Deeze benden bleeven in het eerst leggen zonder iets te onderneemen, ten einde de komst van Chalcides af te wachten, doch daar hy te lang wegbleef, bcgonden zy eenen muur op het vaste land af te breeken , door eenige inwooners en 'Pages eenen Ljcutenant van Tisfaphernes geholpen, Chal-  ACHTSTE BOEK. 400 Chalcides en Alcibiades vervolgden Strombichidas tot aan Samos toe, vervolgens de Galeiroeiers gewapend hebbende, lieten zy dezelve ter bezetting van Kio achter , namen andere van daar in hunne plaatze aan boord, en ftaken met twintig andere Galeien naar Müctus onder zeil om hetzelve ook tot den afval te beweegen. Want Alcibiades, die de Voornaamftcn kende , was voorneemens orn hetzelve voor de komst der vloot te vermeesteren , houdende dus ook zyn gegeeven woord' waar by hy beloofd had met de macht van Kio en Chalcides verfcheidene fteden op zyne zyde te brengen: Eenigen tyd zonder ontdekt te zyn voortgczeild zynde, kwamen zy voor Strombichidas en Thrafykles, die hen met negentien Galeien volgde, te Miletus aan, en noodzaakten den vyand om naar een klein Eiland Lade, tegen over de haven gelegen, de wyk te neemen. Miletus tot den ppftand bewoogen zynde , maakte Chalcides eene verbintenisfe met Tisfaphernes op deezen voet: Dat de Koning de landen , welke hem of „ zyne Voorzaaten toebehoord hadden, zou,, de behouden: Dat zy met gemeene krach* ten de Atheneren in het opleggen van 5, fchattingen zouden tegengaan: Dat zy den Cc 5 „ oor-  410 THUCYDIDES. „ oorlog te zamen zouden voeren, zonder „ eene afzonderlyke vrede te kunnen fluiten: „ Kwamen eenige Bondgenooten of Onder„ hoorigen op te ftaan, zoude elk ve»plicht ,, zyn dezelve van zynen kant tot gehoor„ zaamheid te brengen." Hier in beftond dit Vredeverbond. Vervolgens gingen tien Galeien van Kio onder zeil naar Anea, om te verneemen Jioe het met de zaaken van Miletus gefchapen ftond, en het land toteenen afval te beweegen. Doch order van Chalcides bekomen hebbende om te rug te zeilen, om dat Amorges bastaardzoon van Pisfythnes met eenige benden van den Jandkaut in aantocht was, ftaken naar den Tempel van Jupiter over , van waar zy festien Atheenfche Galeien ontdekten , welke onder bevel van Diomedon een weinig na ThrafykJes vertrokken waren , één kwam behouden te Ephefen, en de andere te Teïa binnen, vier wierden veroverd, doch het volk kwam aan land en ontfnapte dus des vyands handen. Diomedon ging van daar naar Lesbos onder zeil, en de andere met de zwaargewapenden in zee geloopen zynde, deeden hun best om Lesbos en Era op hunne zyde over te haaien, waar  ACHTSTE BOEK. 4ti waar na de benden zich naar den eenen en de Galeien naar den anderen kant begaven. Midlerwyl hadden de twintig Peloponnefifche Galeien , die door een gelyk getal Atheenfche in de haven opgeflooten geweest waren , onverwacht den vyand overvallen, en vier der Vyandlyke fchepen genomen , waar op zy mtt Cenchrea, eene Korinthifchc haven, zeilden, om verder naar Iönien over te fteeken , tot welk einde hun van Lacedemon Astyochus tot Vlootvoogd toegezonden wierd. Na dat de zwaare benden uit Teïa getrokken waren, kwam Tisfaphernes de verfchanfingen van den anderen kant verwoesten: Diomedon kwam vervolgens met tien Galeien derwaard aan, en wierd gelyk de voorige ontvangen , vervolgens waagde hy een aanflag op Era, doch dezelve liep vruchtloos af. Het volk van Samos ftond omtrent die'nzelfden tyd tegen de Rykcn op, voornaamlyk door drie Atheenfche Galeien opgehitst, tweehonderd ter dood gebragt en vierhonderd gebannen hebbende, deelden zy derzelver bezittingen onder malkaêr. De Atheenfche ftondenhet volk eene volkomene vryheid toe , om hetzelve dus te vaster aan zich te verbinden : Ook gelukte het hun de zaaken van Samos vol-  4i2 THUCYDIDES. volkomen naar hunnen zin te fchikken , zy fneeden alle gemeenfehap tusfchen het Volk en den Adel volkomen af, en verbooden het Volk hunne dochters aan denzelven uit te huwelyken , om hen dus in de onmooglykheid te ftellen van ooit eenigen voet in de Regeering re krygen. De K ïers deeden intusfehen, altyd hun best om de omleggende ftreeken tot den afval te beweegen , ten einde meer deelgenooten in hun geluk of ongeluk te hebben: onderricht dat de vyand het op Lesbos na hen gemunt had, begaven zy zich met dertien Galeien onder het bevel van Diniades derwaard heen; terwyl de Peloponnefifche en Bondgenootfche benden onder geleide van Evalus , een Spartiaat, zich in Cuma en Clazomene verfpreidden: Zy verwekten eenen opftand te Methymna, en daar te Mitylene, werwaard zy, met achterlaating van vier Galeien op de eerfte plaats, zich begaven. Astyochus ftak midlerwyl met vier Galeien naar Kio over, en drie dagen laater kwamen vyfentwintig Atheenfche fchepen te Lesbos onder het bevel van Diomedon en Leon, welke zich met tien fchepen by hem vervoegd bad, aan. Denzelfden dag verfchecn ook As- tyd-  ACHTSTE BOEK. 413 tyochus met zyne fchepen en een van Kio, daar: Te Pyrrha aan land gegaan zynde, naderde hy den volgenden dag tot Eresfus, het welk hy tot eenen opftand bewoog. Hier kwam hy te hooren dat de Atheners Mitylene ftormenderhand veroverd, de daarleggende Galeien der Kïers vernield , en de landtroepen geflaagen hadden. Op deeze tyding nam hy drie Galeien van Kio , die te Methymne lagen met zich : denkende door zyne tegenwoordigheid de Methymnccrs in hunnen opftand te zullen ftyVen ; doch hier in niet flaagende, fcheepte hy zyne benden weder in en keerdenaar Kio te rug, alwaar de zwaare benden , die zich aan boord der Galeien bevonden , en tot den tocht naar den Hellefpont gebruikt moesten worden, in de fteden wierden verdeeld: Ses andere Galeien kwamen vervolgens uit de haven van Ccnchrea derwaard aan. De onlusten te Lesbos wederom bedaard zynde, ftaken de Atheners naar het vaste land over, en de vestingwerken der Clazomeniers aldaar veroverd hebbende, wierden deeze weder naar hun Eiland overgevoerd , behalven de belhamels van den opftand, die naar Daphnuns de wyk namen: Dus viel Clazomene den Atheneren weder in handen. In  4H THUCYDIDES. In denzelfden Zomer ondernamen de twintig Atheenfche Galeien die voor Miletus geankerd lagen eene landing op Panormus: alwaar Chalcides, die met eenige manfehap hen tegentrok ongelukkig iheuvelde: Drie dagen laater trokken zy na het oprechten van een Zegeteeken weder af, doch dit Zegeteeken wierd door de Mileliers, als zynde naar hun gevoelen zonder redcu opgerecht, omvergeworpen. Van den anderen kant wierd door Leon en Diomedon de oorlog met yver ter zee voortgezet , en ftaken zo van Lesbos , als Enysfa, Sidusfa en Ptelea tegen de Kïers in zee: en daar zy eenige uitgezochte manfehap aan boord hadden, waagden zy eene landing op Cardamyla, en de Kïers vervolgens by Bohsfus overwonnen en meercndeels gedood hebbende, verwoesteden zy de fteden aan deezen kant gelegen ten eenemaal: kort bier op wierden zy voor de tweedemaal by Phana, en voor de derde by Leuconien geflaagen, hier door den moed verliezende, trokken zy niet. meer tegen de Atheners te velde, welke zich eenen geruimen tyd beezig hielden, om dit fraaije land, federd den Periifchen oorlog met groote zorg bebouwd en in order gebragt, jammerlyk te verwoesten. Van alle de vof ken,  ACHTSTE BOEK. 4ry ken, zo veel my bewust is, waren de Kï'TS en Laeedemoniers de eenigfte, die in vreedenstyd op den landbouw en het verbeeteren hunner bezittingen en huizen met ernst bedacht waren, 't Is waar men kan hun te laste leggen dat zy tegen de Atheners zich wederfpannig gedroegen , doch den ondergang van deezen Staat duidlyk voorziende , hebben zy hier in het voorbeeld van veele anderen flechts nagevolgd; en dit wel in een tydftip waar in den Atheneren na de geweldige nederlaag van Sicilien geene de minfl? hoop om hunne zaaken te herflellen meer overbleef: Dwaalden zy dan, zo hadden zy deeze dwaaling met de fchranderfte Volken gemeen. Zommige echter hun land jammerlyk verwoest en den handel Eer zee ten eenemaal gefl.remd ziende, floegen voor om zich wieder met de Atheneren te verzoenen, doch. de Regeering verzocht hier op Astyochus terflond om ter voorkoming hier van met vier Galeien derwaard te komen. Op het einde van denzelfden Zomer gingen de Atheners met eene vloot van achtenveertig zeilen , aan weikers Boord vyftienhonderd Atheenfche zwaargewapende foldaaten en duizend andere, benevens een gelyk getal Argivers zich bevonden, naar Samos onder'zeil , on-  4i6 ï H U C Y D I D E S. onder bevel van Phrynichüs, Onomakles en Scironidas, en van daar over land verder voorttrekkende, floegen zy het beleg voor Miletus. Kort hier op trokken de Milefiers ten getale van vyfbonderd zwaargewapende foldaaten , benevens de benden, die reeds te vooren onder geleide van Chalcides derwaard gekomen waren , en die van Tisfaphernes uit om den flag te waagen. De Argiven hunnen vleugel door het uitbreiden te zeer verzwakt hebbende , wierden door de Milefiers met verlies van omtrent driehonderd man te rug geflaagen, daar de Atheners op den anderen vleugel de overhand op de Peloponnefers behielden: Zy jaagden echter de Milefiers, die als overwinnaars aftrokken, niet na, maar vergenoegden zich de ftad in te fluiten: Het geen te verwonderen was, is dat van weerskanten, de Doffers geflaagen wierden, hier de Peloponnefers door de Atheners, daar de Argiven door de Milefiers. Zy ondernamen de beleegering zonder uitftel , in de verwachting zynde , dat zy de ftad,' op een Schier-Eüand gelegen, gemaklyk tot de overgave zouden kunnen dwingen. Midlerwyl wierd hun van de aankomst der vyandlyke vloot kennis gegeeven : Want twintig Syracufaanfche Galeien, en twee Selinun- li-  ACHTSTE'BOEK. 4:7 rifche hadden zich by de Peloponnefifchc te Ëlea vervoegd, en waren op aanraaden van Hermocrates onder geleide van Theramenes den Lacedemonier, naar Astyochus onder zeil gegaan. Op hunnen overtogt kreegen zy tyding van de beleegering der ftad, en om dit beeter te onderzoeken , waren zy de Golf van Jafus binnengeloopcn , en zich verder naar Tichiusfa , eenen Burgt den Milefiers toebehoorende, voortgetrokken zynde, kreegen zy door Alcibiades zei ven van deeze nederlaag een naauwkeurig bericht, Zy bjflooten om op zyn verzoek des anderen daags met het fchemerücht op marsch te gaan ter ontzetting van de ftad, vermits hier van het geluk of ongeluk der Iönifcbe zaaken ten eenemaal afhanglyk was. Phrynichus, Overfte der Laeedemoniers , die reeds van de aankomst der vyanden tyding gekreegen had - beweerde te?cn die geene, welke denzelven wilden afwachten , openlyk : Dat het altyd tyds genoeg zoude zyn den flag te waagen, zo men eerst de fterkte hunner benden naauwkeurig wist, en zich wat beter tot denzelven in gereedheid zoude hebben gebragt: Dat het niet de minfte fchande was voor overmacht te bukken , maar wel om zich, zulks voorziende, af te laaten flaan: £>d Dat  4i8. THUCYDIDES. Dat men om een valsch punt van eer den Staat niet in gevaar moest moest brengen: Dat men na zulke geweldige Haagen, als zy onlangs geleeden hadden , ter naauwernood tegen eene gelyke macht den flag moesten waagen , en nog veel minder tegen eene vyandlyke overmacht, die men gemaklyk vertraden kan: Dat hy dus van gevoelen was om met achterlaating van de buit in alleryl met pak en zak, al het voetvolk en gekwetften af te trekken, en na zich met de vloot vereenigd te hebben , de gelegenheid te zoeken om met den vyand Haags te raaken : Door deezen raad verkreeg by den naam van voorzichtigheid, welken hy vervolgens in alle zyne daaden behield; zonder dan de overwinning met geweld voort te zetten, begaf hy zich met zyne benden terftond op marsch. Te Lesbos aangekomen zynde, gingen de Argivers uit fcbaamte over hunne nederlaag naar huis te rug. De Peloponnefers trokken den volgen.'en dag den vyand tegen, doch dezelve niet vindende, wendden zy met de Galeien van Chalcides weder af om hun volk, het welk zy te Tichiufa gelaaten hadden , in te neemen. Tisfaphernes voegde zich ook by ben met zyne zwaargewapende benden, en van daar naar Ja-  ACHTSTE BOEK. 4i9 Jafus op marsch gegaan, wierd hetzelve flor. menderhand overweldigd: wantin de verbeelding zynde dat het Atheenfche Galeien waren , was men in de Stad niet op den minften tegenweer bedacht. De Syracufers muntten in deeze onderneeming boven alle anderen uit; de bastaardzoon van Pisfythnes wierd gevangen genomen, en aan Tisfaphernes om den Koning in handen te ftellen , overgele. verd. 'Er wierd eene groote buit in eene zo oude en ryke ftad gemaakt , en de meeste der daar leggende manfehap , Peloponnefers van afkomst, namen by hunne landgenooten dienst en wierden zeer wel ontvangen. Vervolgens trokken zy naar Miletus af, en lieten Jafus in handen van Tisfaphernes , benevens alle de krygsgevangenen, zo wel vrye als flaaven , mits hy voor ieder ongeveer een Ryksdaaler betaalde. Pedarites Leon's zoon, door de Laeedemoniers afgezonden , om to Kio het bewind te voeren , floeg den weg naar Erythra in, benevens de benden, welke in Jafus geweest waren , en Philippus wierd het bewind over Miletus opgedraagen. Hier mede liep deeze Zomer af. In den volgende Winter kwam Tisfaphernes, eene bezetting te Jafus gelaaten hebbenDd 2 de,  42o THUCYDIDES. de, ook te Miletus aan. Hy betaalde de foldy van eene maand aan de geheele legermacht, volgens zyne belofte te Lacedemon gedaan; eene Atheenfche drachme aan elk Soldaat en Matroos ; doch zeide tevens in het vervolg flechts half zo veelte zullen geeven, totdat hy op nieuws order van den Koning zynen meester ontvangen zoude hebben. Doch Hermocrates , Overfte der Syracufaanen , kwam hier geweldig tegen op, (want Theramenes, geen Admiraal zynde , maar die flechcs last had om de fchepen aan Astyochus te brengen , was hieromtrent gemaklyker;) zo dat Tisfaphernes zich genoodzaakt vond te belooven , op denzelfden voet met de betaaling voort te zullen gaan, en voor ieder Galei maand'yks drie Talenten te betaaien, en zulks ten getale van vyfenvyftig: doch wierden 'er meer uitgerust, zoude hy hierin insgelyks de kosten deelen. Geduurende denzelfden Winter kwamen vyfendertig Atheenfche Galeien tot verfterking der vloot te Samos onder bevel van Strombichidas, Ëuctemon en Charmines, aan, en de Overflen de onderneemingen by lootinge verdeeld hebbende , befiooten , om eerst alle de fchepen die te Kio en elders waren byéén te brengen, en dan een ge-  ACHTSTE BOEK. 421 gedeelte der zwaargewapende benden benevens dertig Galeien naar Kio af te zenden ; en de andere vierenfeventig fchepen tegen Miletus re gebruiken, die Had in te Huiten, en meester van de zee trachten te blyven. Astyochus, die zich midlerwyl van Kio door middel van eenige Gyfelaars verzekerd en tyding gekreegen had, dat Theramenes met eene vloot aangekomen was en de zaaken op eenen goeden voet Honden, nam tien Galeien van Peloponnefus en een gelyk getal van Kio , en deed eene vruchtlooze onderneeming op Ptelea, van daar ging hy naar Klazomene over, om de Atheensch-gezinden van daar naar Daphnunten over te voeren, gefterkt door den Gouverneur, van Iönien, doch zy wilden hierin niet bewilligen : Deeze plaats aangetast, fchoon onbemuurd, niet hebbende kunnen vermeesteren, was hy door eenen ftorm genoodzaakt zich naar Cuma en Phocca af te wenden, doch een gedeelte zyner fchepen bleef by Marathufa, Pele en Drimysfa dicht by Klazomene leggen, alwaar zy acht dagen door tegenwind opgehouden , alles wat den Klazomeniers toebehoorde, vernielden, en trokken vervolgens naar Astyochus te rug. Midlerwyl waren eenige Afgezanten van Lesbos by hem aangekomen om D d 3 hun  422 THUCYDIDE S. hun de overgaave van hun Eiland aan te bieden , maar ziende dat dit den Korintheren en andere Bondgenooten ten eenemaal mishaagde, keerde hy naar Kio te rug , doch wierd op zyne terugreize weder door eenen florm beloopen. Pedarites zich met honderd man uit de benden van Chalcides by hem gevoegd hebbende , bragt hy de zaaken van Lesbos weder op den baan;zeggende dat zyhier door, al mislukte de onderneeming, den Atheneren zeer veel hinder zouden doen: doch de Kïers blecven by hunne weigering volharden : Pedarites hier door verbitterd, weigerde hem met de Galeien, die onder zyn bevel Honden, te volgen. Dus dan ging hy alleen met de Lacedemonifche fchepen benevens vyf van Korinthen, één van Megara, en één van Hermione naar Miletus om het bewind der vloot te aanvaarden, onder zeil, en kwam te Köryeum op de kust van Erythra ten anker, na alvoórens den Kïers bedreigd te hebben, hun in den nood niet by te zullen ftaan. De Atheenfche vloot, die tegen Kio in zee geloopen was, lag dicht by hem ten anker, daar de één en ander door eene hooge berg belet wierden malkaêr te zien. Astycchus hier op eenen brief van Pedarites ontvangen hebbende, waar in gemeld wierd,  ACHTSTE BOEK. 423 wierd, dat eenige gevangenen van Erythra te Samos aangekomen, eenen verraderlyken aanflag' brouwden , ging terftond derwaard onder zeil, en het fcheelde weinig of hy was den Atheneren in handen gevallen. Na een naauwkeurig onderzoek bevond men weldra dat de krygsgevangetien zich flechts van deeze list tot eigen behoud hadden bediend; zo dat Pedarites weder naar Kio te rug keerde, en Astyochus zynen tocht naar Miletus weder voortzettede. De Achecnfcbe vloot had midlerwyl het anker gelicht, en onder de kust van Arginum langs loopende, jacht gemaakt op drie Galeien van Kio, die onder begurftiging van eenen vliegenden wind de haven behouden binnen kwamen ; danr in tegendeel drie Atheenfche Galeien op ftrand gejaagd en de Bootsgezellen en Soldaaten gedood of gevangen genomen wierden. De overige kwamen te Phenicunte binnen, van waar zy naar Lesbos ovcrftaken en zich tot het aantasten van Kio bereidden. In denzelfden Winter ftak Hermocrates de Lacedemonier met twaalf zeilen naar Cnidus, tegen Tisfaphernes opgeftaan, in zee: De Milefiers dit te wecren gekomen zynde , gaven hem last om de helft ter bewaaking dier plaats Dd 4 ach-  424 THUCYDIDES. achter te laaten , en met de andere rondsom de kaap Triopum te kruisfen , ten einde de Koopvaarders , welke men uit Egypten verwachtte, in behouden haven te brengen. Op deeze tyding gingen de Atheners van Samos onder zeil, tastten deeze Galeien aan en veroverden dezelve, doch de manfehap ontkwam hun ten eenemaal. Vervolgens in alleryl naar Cnidus voortzeilende, fcheelde het weinig of zy hadden hetzelve, onverfchansd, overrompeld en vermeesterd , doch de bewooners zich geduurende den nacht verfterkt en de foldaaten , die van de genomene fchepen derwaard gevlucht waren , ingenomen hebbende, waren zy genoodzaakt na eene tweede onderneeming, die even ongelukkig afliep , en na het verwoesten van eenige landeryen op de kust, onverrichter zaak aan boord te gaan. Astyochus omtrent deezen tyd te Miletus aangekomen , vond de vloot van alles wel voorzien, want dezelve had niet alleen te Jafus grooten buit gemaakt , maar wierd zelfs door de Milefiers krachtdaadig bygeftaan. Theramenes trad voor de tweedemaal, dewyl hy oordeelde, dat 'er aan het eerfte verbond nog iets ontbrak, met de Perfiaanen in onderhandeling, en wel op deeze voorwaarden: Dat „ men  ACHTSTE BOEK. 425 „ men alles, wat den Koning toebehoorde of „ zynen Voorgangers toebehoord had, onge„ fchonden zoude laaten, dat de Koning daar „ en tegen met alle zyne macht zoude belet,, ten , dat den Laeedemoniers noch iemand „ hunner Bondgenooten eenig nadeel wierd „ gedaan. Dat men zich van weerskanten by „ zoude flaan , en de één zonder bewilliging „ van den anderen geene Vreede zoude kun„ nen fluiten; Dat men eene Bondgenootfche „ ftad in geval van opftand met algemcene „ macht tot haare plicht zoude doen weder„ keeren; En dat eindlyk de Koning het lee„ ger zoude betaaien, zo lang hy hetzelve ge„ bruikte." Theramenes het bewind over de vloot aan Astyochus overgegeeven en met een Advys-jacht in zee gcflooken zynde, verdween ten eenemaal- De Atheners midlerwyl van Lesbos naar Kio overgeftooken, hadden zich van het platte land, en niemand noch ter zee noch te land ziende opdaagen , vervolgens van de haven Delpbinium , die dicht by de ftad gelegen en zeer verfterkt was , meester gemaakt; Want de Inwooners federd de laatfte flaagen moedloos geworden en onderling zeer oneenig zynde, wilden geenen uitval waagen, voornaamD d 5 lyk  426 THUCYDIDES. Jyk federd dat Pedarites eenige Atheensch-gezinden met de dood geftraft had. Pedan'tcs dus oordcelendc, dat zy niet fterk genoeg waren om eenigen tegenftand te bieden , verzocht ' Astyochus, die te Miletus was, hem by te ftaan, en bragt op eene weigering te Lacedemon over hem zyne kiagten in. In deezen toeftand waren de zaaken der Atheneren op dit Eiland, dewyl hunne vloot op de kusten van Miletus rondzwervende, den vyanden den flag dikwyls vergeefsch aanbood, doch ziende dat de vyand niet op kwam daagen, keerde dezelve naar Samos te mg. In denzelfden Winter gingen fevenentwintig Galeien, door de Laeedemoniers tot den tocht naar den Hellefpont uitgerust, naar Iönién omtrent de nacht-eevening onder zeil , onder het bevel van Antisthcnes , aan wiens boord een Krygsraad was van elf andere Spartiaaten, onder welken Licas zoon van Arcefilaus zich bevond. Deeze waren belast om na hunne aankomst te Miletus de zaaken van dit Wingewest naar goeddunken te fchikken, en een gedeelte der vloot aan Clearchus Ramphia's zoon in handen te ftellen, om hetzelve naar Pharnabafus over te voeren; daarenboven hadden zy de macht om Astyochus, om de kiagten  ACHTSTE BOEK. 427 ten door Pedarites tegen hem ingcbragt, af te zetten , en Antisthenes in deszélfs plaats tot Vlootvoogd aan te ftellen. De Kaap van Malea róndgezeild zynde , kwamen zy behouden op bet Eiland Melos aan: bier tien Atheenfche Galeien gevonden hebbende, ftaken zy drie derzelver in brand, doch vreczende, dat de andere die hun ontfnapt waren , de vloot van Samos van hunne komst zoude verwittigen en hun te gemoet komen, ftelden zy om veilig te zyn eene andere koers: dus dan naar Creta ftcvenende, kwamen zy eerst te Kalmus in Kaften aan, van waar zy naar Miletus om eenige verflerking afzonden. Van den anderen kant zond Pedarites en de Kïers boode op boodc naar Astyochus -af, om hem te verzoeken, dat hy toch met alle zyne benden hun by wil.ie fpringen, eer de werken der Atheneren voltooid en zy ingefiooten waren , dat anders de allervoornaamfte ftad der Bondgenooten door zyn toedoen den Atheneren weldra in handen zoude vallen: Want daar zich in deeze ftad veel meer flaaven bevonden dan in eenige andere ftad, Lacedemon alleen uitgezonderd, was men vcrpligt eene groote ftrengheid in het oog te houden, welke wederom de reden was, dat 'zeer veele fla-aven tot de  428 THUCYDIDES. , de Atheneren overliepen, en door de kundigheid der plaatzen hun een groot nadeel konden doen. Schoon hy weinig lust had om hun by te flaan, liet hy zich echter door fterk aanraaden der Bondgenooten hier toe bevveegen. Midlerwyl kreeg hy tyding van de aankomst der Peloponnefifche Galeien, en wendde zich terftond naar dien kant, ten einde zich by de Spartiaaten, die zyn gedrag moesten beoordeelen, bemind te maaken, als ook om zyne Zeemacht te verfterken en meester van de zee te zyn. In zynen overtocht vernielde hy de ftad van het Eiland Ko, reeds door eene Aardbeeving zeer befchadigd , en waar van de inwooners zich op de bergen verfchoolen; het land verwoest , en alle bewooners, de vrye uitgezonderd , medegenomen hebbende, gingen zy naar Knidus onder zeil; waar van de inwooners hem verplichtten om op ftaande voet tegen twintig Atheenfche Galeien in zee te loopen, welke de aankomst van de vloot uit Peloponnefus afwachteden: want te Samos hier van tyding gekreegen hebbende, waren zy terftond onder bevel van Charmines uitgezeild, ten einde dezelve af te wachten. Astyochus was echter reeds te vooren naar Symc onder zeil gegaan, om  ACHTSTE BOEK. 429 om den vyand dus in volle zee aan te kunnen tasten, rpaar de vloot door het donker en reegenachtig weêr verflrooid en uit elkander geraakt zynde, kreegen de Atheners derzelver flinker vleugel met het aanbreeken van den dag in 't gezicht ; en geene andere ziende opdaagen, tastten zy denzelven, in het denkbeeld dat dit de fchepen waren, die zy zochten, aan; Doch drie derzelver in den grond geboord en verfcheidene deerlyk gehaavend hebbende, ontdekten zy de overige terflond, en alle zeilen bygezet hebbende, draaiden zy naar Teuglysfa, een klein Eiland, af, en vervolgens naar Haücarnasfus, alwaar zy met verlies van fes Galeien aankwamen. Astyochus keerde eerst naar Syme te rug, en zetrede hier op te Knidus voet aan land. Op deeze tyding ging de Atheenfche vloot naar Syme onder zeil, en nam zonder den vyand aantetasten of aangetast te worden, het volk der Galeien, het welk zich daar bevond , aan boord, en kwam na eene vergeeffche onderneeming op Loryma gedaan te hebben behouden te Samos te rug. Terwyi men beezig was om de Peloponnefifche vloot te Knidus te verzamelen en de Galeien te herflellen, kwam Tisfaphernes derwaard aan, om den Raad van het uit-  43o THUCYDIDES. gevoerde verflng te doen, en omtrent den aanftaanden tocht maatregelen te neemen; Licas gaf zyn misnoegen over een punt van het Verdrag te kennen , waar in begreepen was: „ dat de Koning in alle de Staaten zyner Voorouderen het bewind zoude blyven „ behouden." Door het nakomen van dit Artikel wierd hy meester van Thesfalien benevens alle Eilanden, Lokrien en het geheele land tot aan Beotien , w aar door de Laeedemoniers hetzelve gcenzins vry gemaakt maar onde>- het juk van flaverny gebragt zouden hebben: dus dan beweerde hy dat men dit Artikel moest veranderen of van geen Verdrag meer fpreeken. Tisftphernes hier over zeer gebelgd zynde, trok weder af, cn men befloot om naar Rhodus over te fteeken, ten einde zich van hetzelve meester te maaken, als in ftaat om zonder vreemde hulp eene vloot te onderhouden. In alleryl van Knidus met vierennegentig zeilen in zee geftooken, zetreden zy te Kamarina , eene plaats van het Eiland Rhodus, voet aan land, waar op de inwooners, dewyl hunne ftad niet geflooten was, aftrokken ; doch de Laeedemoniers hen benevens de Lindiers en Jalyfiers tot hunne zyde hebbende doen overflaan, traden met de overige Ei-  ACHTSTE BOEK. 431 Eilanders welhaast in verbintenisfe: De Atheenfche Zeemacht derwaard, doch te laat aangekomen zynde,ftak naarChalcidien en van daarnaar Samos over: Zy begonden wel is waar die van Rhodus te beoorlogen, doch de vyanden hunne Galeien op het drooge gehaald hebbende , bleeven aldaar den tyd van tachtig dagen leggen , geduurende denwelken zy dertig talenten ontvingen. Midlerwyl begon Alcibiades den Lscedemonercn in het oog te loopen , niet alleen voor den opftand van Rhodus, maar vooral federd den flag by Miletus voorgevallen, den dood van Chalcides en zyne oneenigheden met Agis , zo dat zy aan Astyochus fchreeven om zich van hem te ontdaan: Hier op voegde Alcibiades zich op de zyde van Tisfaphernes , en deed benevens denzelven zyn best om hun in alles den voet dwars te zetten. Hy ontdekte hem ten dien einde alle hunne geheime oogmerken, verminderde de foldy der zeetroepen tot op de helft, en ftelde de bctaalinge altyd langer uit, zagende dat de Atheners, die in den zeedienst meest ervaaren waren, dus gewoon waren te handelen , om de foldaaten getrouwer te maaken °en hunne flechte leevenswyze in den toom te houden. Aan ver- fchei-  432 THUCYDIDES. fcheiden der voornaamfte Officieren deelde hy gefchenken uit , om dus hunne ontevredenheid te doen ftillen, dit gelukte hem ook in zo verre, dat niemand zich tegen zyn voorftel kantte dan Hermocrates uit naam van alle de Bondgenooten. Ook wees hy de fteden , die om geld verzochten van de hand, en hield by de Kïers ftaande , dat zy , als zynde de rykftc van Griekenland, gehouden waren eenig geld te koete te leggen ter handhaving der vryheid, welke men voor hun had bewerkt: Dat men zich niet behoefde te verwonderen over de zuinigheid van Tisfaphernes, die de onkosten van den oorlog geheel al Teen moest draagen , maar dat hy de volle betaaling zoude doen, zo dra het geld van zyn Hof zoude aangekomen zyn. Van den anderen kant zeide hy aan Tisfaphernes, dat hy zich niet zo geweldig moest haasten om een einde van den oorlog, noch door hulp der Pheniciaanfche Zeemacht de Laeedemoniers meester te land en ter zee te maaken; dat het beeter ware, dat de Atheners een gedeelte der heerfchappy bezittende, de macht der Lacedemoneren in den teugel hielden; dat dus -doende zyn Koning voor de overlast van geen van beiden iets te duchten had. Hier voegde hy nog by, dat eene Ver- bin-  ACHTSTE BOEK. 433 bintenisfe met de Atheneren voor zynen Koning voordeeliger zoude zyn, dewyl deeze niet naar eene heerfchappy te lande Honden, en beeter in ftaat waren hem te lande dienst te doen door de Grieken, die in zyne Staaten woonden , tot gehoorzaamheid te dwingen; daar de Laeedemoniers in tegendeel nooit zouden dulden, dat een Ongriek dezelve beheerschtc, dewyl zy zelfs met alle macht beletteden, dat Athene hen bedwong. Dus dan was hy van oordeel om deeze beide Volken, onderling te laaten worstelen en zich uit te putten, vervolgens de Laeedemoniers uit Afien te jaagen» na dat Athene haaren bloei verlooren had. Tisfaphernes dit goedvindende , befloot de foldy der Zeemacht.te verkleinen , en te beiasten alle gelegenheden om te flaan te vermyden, zeggende dat zulks onnut was, en men de aankomst der Pheniciaatifche vloot af moesc wachten; dus doende verkoelde de moed der foldaaten , en hy lag zich zelfs met minder ernst op de zaaken toe. Dit Helde Alcibiades aan Tisfaphernes en den Koning van Perfien voor, eensdeels, om dat by waarlyk meende, dat dit tot hun welzyn diende, anderdeels , om dat hy bedacht was om ter eeniger tyd naar zyne Vaderflad £e te  434 THUCYDIDES. te rug te keeren, waar toe de voorfpraak van Tisfaphernes hem niet ondienftig fcheen, daar en boven ging Athene eens te gronde , dan verviel deeze hoop ten eenemaal. Van dit zyn voorneemen aan de Officieren , die te Samos waren kennis gegeeven hebbende, liet hy hun tevens zynen lust om weder naar Athene te gaan weeten, mits de beftuuring van den Staat aan braave lieden, en niet aan dat fchuim van volk, het welk hem uitgebannen had, wierd toevertrouwd: De Kapiteinen der Galeien en de andere Overften begonde'n van dit oogenblik af aan bedacht te zyn om de Voiksregeering onderst boven te keeren: zelfs trokken zommigen naar hem toe om ter uitvoering van hun voorneemen gefchikte maatregelen te neemen : Op de belofte, welke hy hun deed, van de vriendfehap van Tisfaphernes niet alleen, maar zelfs van den Koning, onder voorwaarde dat de Volksregeering te niete gedaan wierd, dewyl de Koning zich meer op het woord van Aanzienlyke meufchen, dan van het wufte gemeen vertrouwde, kreegen zy groote hoop om zich van het lastig juk der Volksregeering te ontdaan, en de heerfchappy zelve in handen krygende hunne party te doen boven dryven. Zy uee . o3. hun  ACHTSTE BOEK. 435 hun best om vrienden te winnen , en kort bier op maakten zy hun oogmerk den foldaaten bekend, deeze waren in het eerst zeer verwonderd, doch de belofte van den Koning om het geheele leeger te betaaien, mits men Alcibiades in zyn gezag her/telde, ftilde hen ten eenemaal. De zaak onder elkander overlegd hebbende, meenden zy derzelver uitvoering gemaklyk, en de beloften van Alcibiades zeeker. Dit mishaagde echter volkomen aan Phrynichus, die federd Jangen tyd gezien had, dat Alcibiades met deeze verandering niet zo zeer het wclzyn van den Staat, als wel zyne eigene grootheid beoogde. Hy beweerde op zyne hoede te moeten zyn om zich niet eenen burgeriyken oorlog op den hals te haaien: dat het daar en boven niet voordeelig was voor den Koning van Perfien om van eene Verbintenisfe met een Volk af te zien het welk machtige fteden in zyne Staaten bezat, en zulks tegen die met de ftad Athene , waar op nooit zeekere ftaat te maaken was : Dat door deeze verandering de Bondgenooten niet getrouwer zouden worden , noch de afgevallene tot hunnen plicht van gehoorzaamheid te rug keeren; dewyl zy altyd hunne eigene Vryheid zouden trachten te handhaavcn. Dat Ee 2 hy  43ó THUCYDIDE 5J. by verzeekerd was dat de regeering van Groo> ten hun geene mindere moeite zoude veroorzaaken, dan die van het Volk; want daar de vermeerdering van eigen gezag de dryfveer is van alle onze onderneemingen, was het zeeker dat de Grooten hierom alles zouden onderst boven keeren. Dat men meerder geweldenaryen in eenen Staat door Grooten beheerscht, dan in eenen Volkftaat te lyden had: Dat de Bondgenooten dit door de droevige ondervinding te wel geleerd hadden dan dat men noodig had hun dit wydloopig voor te houden: dus dan keurde hy deeze verandering volkomen af: Doch de voorftanders van dit gevoelen zonden Pifander naar Athene af, om de herroeping van Alcibiades en de vriendfchap van Tisfaphernes , mits men de Volksregeering affchafte, voor te flaan. Phrynichus beducht, dat Alcibiades zo hem dit gelukte, hem den voet zoude lichten, liet in alleryl aan Astyochus, die zich te Miletus ophield, weeten; dat Alcibiades in heimelyke onderhandeling was met dePerfiaanen ten voordeele van Athene, zeggende dat het hem niet kwalyk genomen konde worden , zo hy iets tot nadeel van zyn land om zich op zynen vyand te wreeken beftond. Astyochus, die thans  ACHTSTE BOEK. 437 thans geen geleegenheid had om Alcibiades te vatten , ging naar Magncfia , alwaar hy den brief van Phrynichus aan Tisfaphernes vertoonde : want hy zocht zich tot eigen voordeel by de Perfiaanen bemind te maaken, en juist om deeze redenen had hy zich in het verminderen der der foldy zeer gemaklyk getoond. Alcibiades beklaagde zich hier op fterk by de Samiers, en eischte den dood van Phrynichus, doch deeze hier van verwittigd fchreef terftond aan den Vlootvoogd, dat hy gereed was om hem de geheele Atheenfche Zeemacht in handen te ftellen, en gaf hem zelfs hier toe de beste middelen aan de hand; en toonende dat de ftad van Samos geheel open lag , verklaarde hy zulks te doen tot redding van zyn leeven, het welk door de kwaadaartigheid zyner vyanden groot gevaar liep. Doch uit vreeze dat de Vlootvoogd deezen brief gelyk den voorigen zoude vcrtoonen, beval hy den foldaaten terftond de ftad te verfterken en naauw te bewaaken, zeggende dat by zeeker bericht ontvangen had, dat de Laeedemoniers eenen onverwachte overrompeling in den zin hadden; hier door maakte hy, dat de klachten welke Alcibiades naderhand tegen hem inbragt, voor valsch gehouden wierden, en zy hem zelfs den Ec 3 naam  438 THUCYDIDES. naam gaven , dat hy de voorneemens der vyanden door zyne fchranderheid had weeten te voorzien. Tisfaphernes door A'cibiadcs overgehaald was den Atheneren zeer toegedaan , voornaamlyk federd dat hy gehoord had dat men in Peloponnefus over het verbond van Theramenes ontevreeden was: Want de vloot te Rhodus aangekomen zynde , had Licas zeeker bericht gegeeven, van het geen Alcibiades reeds gezegd had ; dat de Laeedemoniers de vryheid van geheel Griekenland wilden handhaaven , 'er byvoegende dat het niet te dulden zoude zyn om aan den Koning van Perfien alle die plaatzen te laaten, welke aan zyne Voorzaaten hadden toebehoord. Pifander en de andere Afgevaardigden van Samos te Athene aangekomen zynde, hielden eene redevoering by het Volk, welke hier op uitkwam : Dat hun voor de verandering van Regeeringswyze en het herroepen van Alcbiades, de vriend fchap van den Koning van Perfien en hier door de zegepraal op Lacedemon aanqebooden wierd. Zeer veele verklaarden aieh hier tegen, zeggende dat het herroepen van Alcibiades hun eene eeuwige fchande zoude bewerken , voornaamlyk daar hy dooide Priesters van Cercs voor eenen Hciligfchen- ner  ACHTSTE BOE K. 439 ner was verklaard , en zelfs die geene vervloekt waren, die ooit zyne herroeping zouden ter uitvoer brengen. Doch Pifander vroeg hun hier op met heevigheid af, of hun in den elendigen toeftand van zaaken eene andere weg ter redding' hunner zaaken overig was? Na dat zy allen eenpaarig verklaard hadden, de zaaken niet te kunnen redden , zeide hy dat het thans geen tyd was om op het handhaaven der Wetten , maar op hun behoud alleen bedacht te zyn, en dat de vricndfchap des Konings voor geenen anderen dan den gemelden prys te winnen was. Schoon deeze verandering het Volk zeer fterk mishaagde , ftemde het evenwel dezelve toe , in vaste hoop, dat zy eerlang , gelyk Pifander hen vleide , de Volksregeering weder op zouden rechten. Hier op wierd Pifander met tien Afgevaardigden gezonden om met Alcibiades en Tisfaphernes in onderhandeling te treeden , en tevens het bewind over de vloot aan Leon en Diomedon, op te draagen, in de plaatze van Phrynichus en Seyronidas , van welke, als zynde de Regeering van eenige Weinigen gansch niet toegedaan , zy zeer blyde waren zich te ontdoen, onder een verdicht voorwendzel van eene plaats den vyand verraaderE e 4 ]yk  440 THUCYDIDES. lyk in handen te hebben gefield. Na dat hy alle oneenigheden omtrent het ftuk van de Regeering zo veel hy konde gefchikt had , maande hy de Overigheid aan om met allen yver aan het affchafFen der Volksregeering te werken, en ging na het neemen der best gefchikte maatregelen met zyne Amptgenooten op reis : Na zyne aankomst wierd de onderhandeling terftond begonnen , doch Tisfaphernes, die op raad van Alcibiades, de beide partyen onderling wilde laaten worstelen, deed zulke ongehoorde eisfchen, dat men niets befluiten konde. Alcibiades, die der zaake nog niet volkomen meester was, ftelde den Atheneren ongehoorde vraagen en die zy niet in ftaat waren toe te ftaan , voor , om dus te kunnen zeggen, dat het fluiten van het Verdrag aan hun en niet aan Tisfaphernes gehaperd had. In den eerften opflag eischte hy dat de Atheners hem geheel lönien en de nabuurige Eilanden af zouden ftaan, en daar hy zag, dat men zulks genegen was in te willigen, voegde hy 'er in eene, tweede byeenkomst by , dat het hem vry moest ftaan eene vloot in zee te brengen en alle Griekfche wateren vry te bevaaren: hier op wierd alle onderhandeling af- ge-  ACHTSTE BOEK. 441 gebrooken, dewyl men door de ongerymdheid zyner eifchen het bedrog te klaar begreep. Leon en Diomedon het bewind der vloot in handen hebbende, gingen dienzelfden Winter naar Rhodus, alwaar de Peloponnefifche Gakien op het droog lagen,onder zeil, hiervoeC aan land gezet hebbende, hielden zy met de Rhodiers een voordeelig gevecht; vervolgens weeken zy naar de Eilanden Kalcea en Ko af, en zetteden van daar den oorlog met grooter ernst, dan te vooren gedaan was, voort: ook waren zy in ftaat om van hier de beweegingen der vyandlyke fchepen gade te flaan. Midlerwyl was Xenophantidas van Kio te Rhodus aangekomen met de tyding dat de ftad door de Atheneren ten eenemaal ingeflooten was en zonder fchielyken byftand gewis verlooren ging: waar op men zich gereed maakte om dezelve met alle macht by te fpringen. Ondertusfchen had Pedarites reeds met zyne benden door die van het Eiland gefterkt de verfchanfingen der Atheneren aangetast, zelfs was het hem gelukt om eenige Atheenfche Galeien , die op ftrand gehaald waren , te veroveren; doch zyne benden wierden door den geweldigen aanval der Atheneren met verlies van veel volks en wapenen te rug gcflaa. E e 5 gen,  442 THUCYDIDES. gen. Hier by verloor Pedarites zelf het leeven. Sederd dien tyd wierd het beleg der ftad nog veel ftrenger voortgezet dan te vooren. Van den anderen kant ftak Tisfaphernes naar Kaunus over om de Peloponnefers voor de tweedemaal te Miletus te doen komen, en ben volgens den inhoud van het Verdrag van al bet nodige te voorzien, op dat zy zich niet in de noodzaaklykheid mogten bevinden om eenen onvoordeeligen flag te waagen of zyne landeryen af te loopen, of eindlyk dat de Atheners door het verftrooijen der leegermacht, derzelver zonder zyn toedoen meester mogten worden: want zyn oogmerk was om de Atheners en Laeedemoniers, gelyk ik reeds te vooren meldde , onderling te laaten worstelen : Ten dien einde ontbood hy de Peloponnefers, betaalde dezelve en floot weder op nieuws het volgende Verbond: „ Het dertiende Jaar van „ de Regeeringe van Darius, Alexippidas te ,, Sparta het Ephoorfchap bekleedende, hebj, ben de Laeedemoniers benevens hunne „ Bondgenooten van den eenen, cn de Land» „ voogden van den Koning van Perfien van „ den anderen kant, in de vlakte van den „ Meander, tot onderling voordeel een Ver„ bond getroffen op deeze voorwaarden : Dat „ alle  ACHTSTE BOE K. 443 s, alle onderhoorige landen van den Koning, „ in Afien gelegen, geenen overlast van de Laeedemoniers of derzelver Bondgenooten „ te lyden zullen hebben, waar tegen de Ko. „ ning belooft alle bezittingen der Lacedcmo^ „ niers ongeftoord üe zullen laaten : Dat men ,, van weerskanten voor de overtreeding dee„ zer Artikels en de onverhoopte lchaue daar „ door veroorzaakt in zal Haan. Dat Tisfa„ phernes de vloot naar gewoonte zal onder. houden, tot dat de Koning eene andere dei» „ waard zend: dan zullen zy gehouden zyn „ de vloot zelve te betaaien, of wel ten min„ ften de onkosten van dien tyd af gereekend na het einde van den oorlog den Koning te „ vergoeden : Des Konings vloot zal.zich met ,, de hunne vervoegen , om met vereende „ krachten den oorlog voort te zetten, zon„ der dat één van beiden eene afzonderlyke „ vreede fluiten kan." Dit was in het Verbond begreepen , waar op Tisfaphernes om zyn woord te houden de vloot van Phenicien ontbood. Omtrent het einde van den Winter namen de Beotiërs Oropus, door Atheensch volk be. zet, in , door eenige Beotersgezinden geholpen , als ook door bewerking der KretrïVrs, die  446 THUCYDIDE S. andering der Volksregeering ontftaan : want Pifander en zyne Amptgenooten te Samos te rug gekomen zynde, vonden hunnen aanhang zeer vermeerderd en de Voornaamfïen zeer genegen de Regéeri'ngsvorm te veranderen , doch het Volk kantte zich met alle geweld hier tegen. Zy befiooten dan benevens hunne aanhangelingen , om niet meer om de terugkomst van Alcibiades , die hun mooglyk den voet dwars zoude zetten, te denken , maar hun befluit hoe eer hoe beeter uit te voeren: dus befiooten zy dan zelve een deel der onkosten van den oorlog te draagen; Hier op vertrok Pifander terftond met de helft der Gezanten om de regeering te Athene te veranderen, als ook in alle de plaatzen op hunnen weg gelegen, en ten z.dfden einde zond men anderen naar alle kanten uit. Dbt-ephus-, die zich toen te Kio bevond, begaf zich naar To^cien , en rechtte te Thaftis terftond na zyn.1 'aankomst de Regeering der Voornaamften op: doch de inwooners verfterkten' hunne ftad den volgenden maand, en'maakten zich tot eenen dapperen wederftand gereed, zegende, d it zy met eene Atheenfche Regeering niets ie doen hadden , maar hunne vryheid van Lacedemon zouden verwachten.- Want hunne ballingen deeden hun  ACHTSTE BOE KL 447 hun best om de Laeedemoniers tot het leveren van eenige Galeien te be weegen , ten einde zich van het* juk der gehoorzaamheid gemaklyker te kunnen ontdaan: 't is waar de ftad kreeg dus de gedaante, welke zy verlangden, en de macht van het Volk wierd ten eenemaal gefnuikt. Niet alleen had de aanftelling van eene Regeering van Weinigen hier eenen uitflag tegenftrydig met de oogmerken der infiellers, maar ook in verfcheidene andere fteden, die hier door ftouter en 'wyzer geworden zynde, hunne vryheid handhaafden zonder zich aan Athene meer te ftooren. Pifander en zyne Amptgenooten febaften intusfehe-n overal waar zy kwamen, de Volksregeering af, en kwamen na verloop van eenigen tyd te Athene weder te rug; hier vonden zy meest alles naar hunnen zin gefchikt: ln hun afweezen hadden eenige Jongelingen Androkles , die de voornaamfte reden van de ballingfchap van Alcibiades was, van kant geholpen , ten einde hier door de gunfte van Alcibiades en van Tisfaphernes te winnen , en ook om zich van eenen :voörnaamen voorftander der vryheid te ontdaan. Veele anderen-' kwamen op eene zoortgelyke wyze om het leeven, zelfs wierd ?er openlyk ia eene redevoering gezegd, dat •2üf de  443 THUCYDIDES. de foldaaten alleen op kosten van den Staat onderhouden zouden worden : Het Volk en de Raad vergaderde naar gewoonte, doch in de vergadering wierd niets , het geen den zaamgezworenen behaagde , voorgefteld. De zaamgezworene fielden zelve hunne redevoeringen op , en al wie hun durfde tegenfpree. ken wierd of openlyk of in 't geheim omgebragt , zonder na de daaders om te zien ; want ieder rekende zich gelukkig met ftilzwygen zyn leeven te behouden. De onzekerheid, waar in men wegens de grootheid der ltad was omtrent het getal der zaamgezworenen, deed het ergfte vreezen. Uit vreeze van verdacht te worden, hield men zelfs van klaagen op, en dewyl men zelfs zyne vrienden wantrouwde, kreeg dees aanhang van dag tot dag meerder voet. Pifander in het midden deezer neetelige omftandigheden in de ftad gekomen bragt binnen kort alles op eenen vasten voet. 'Er wierden tien,, mannen met onbepaalde macht verkooren, om de regeeringzaaken te fchikken, en na verloop van eenigen tyd van hunne verrichtingen verflag te doen. Deeze tyd daar zynde, wierd het Volk te Colona , twaalfhonderd fchreden van de ftad, by den Tempel van Neptunus byéénge- roe-  ACHTSTE BOEK. 449 roepen. Het eerfte nieuwe Reglement behelsde : Dat het ieder vry zoude ftaan , voor te ftellen het geen hy wilde, zonder voor de overtreeding der Wetten in dit geval beducht te moeten zyn, zelfs zoude het verwyten dier overtreeding ten ftrengften geftraft worden. Vervolgens wierd vastgefteld ; dat niemand eenig Ampt of Bediening in de ftad zoude konnen hebben , dan op nieuws aangefteld ; dat men vyf mannen zoude verkiezen, die honderd anderen zouden benoemen , waar van ieder weder drie naar eigen goedvinden zoude by zich neemen; en dat deeze vierhonderd eene onbepaalde macht zouden hebben, en de vergadering van vyfduizend Burgers kunnen beieggen , wanneer zy zulks goedvonden. Dit befluit wierd door Pifander , die reeds fterk voor de affchaffing der Volksregeering geyverd had, voor-, en door Antyphon, die in welfpreekenheid en deugd voor niemand behoefde te wyken , opgefteld. Schoon ten uiterften welfpreekend, fprak hy echter nooit in 't openbaar, noch verfcheen in de vergaderingen van het volk , by het welk hy om zyne groote bekwaamheden federd lang in verdenking ftond: Hy vergenoegde zich om die geenen te helpen, die voor het Volk of voor de Rechters F f eene  45o THUCYDIDË 'l eene redevoering wilden doen. Ten tyde der affchaffinge der vierhonderd mannen, en toen het Volk bedacht was om huune misflagen te ftraffen", verdedigde hy zich volmaakt wel, en Helde de fraaifle redevoering om zich te verontfchuldigen op. Phrynichus toonde zich eenen Herken voorftander der regeeringe van Weinigen, uit vreeze voor Alcibiades, die alles wist wat hy aan Astyochus gefchreeven had: Ther.imenes Agnons zoon was dit voorftel ook ten uiterften toegedaan, zo dat men zich over de uitvoering en den gelukkigen uitflag niet behoeve te verwonderen, dewyl zo veele kundige lieden hier toe de handen in één:'Boegen. Scnoon het eene zaak van groot aanbelang was een Volk te beweegen om de vryheid te laaten vaaren, welke hetzelve meer dan honderd jaaren bezeeten had, en eer gewoon was te heerfchen dan beheerscht te 'worden- Na dat dit voorftel zonder eenige t-egenfpraak doorgegaan en de vergadering gefcheiden was, bleef het Volk onder wapenen , om dat de vyanden te Decelea gelegerd lagen ; men ftond aan die van de andere party toe om zich naar elders te begeeven, en gaf den anderen last om zich marschvaardig te houden, niet op de gewoone vergaderplaats, maar ergens anders, era  achtste boek. 45i om in geval van nood de hand te houden aan de uitvoering der befluitcn. Tot dit einde wa. reu reeds te vooren de Teniers, de Andriers en driehonderd Karystiers derwaard opontboodcn. Hier op traden de vierhonderd mannen met dolken gewapend en van de honderdtwintig jonge lieden verzeld, waar van zy zich in de rechtsoeffeningen bedienden , den Raad in, dwongen de Raadsheeren het Stadshuis te ruimen , en betaalden hun de jaargelden tot dien dag toe. Niemand hier. tegen opkomende, hielden zy voor de ecrftemaal raadsvergadering, en de Ampten by lootinge verdeeld hebbende , wierden de gewoone plechtigheden van geloften en offerhanden verricht. Vervolgens keerden zy alle oude gebruiken het onderst boven, behalven dat zy de ballingen niet te rug riepen, uit vreeze dat zy als dan Alcibia, des weder in de ftad moesten neemen; hun gezag op eene wreedc wyze misbruikende, banden zy zommigen uit, en bragten anderen elendig om het leeven, hier op zonden zy eenigf Gezanten naar Agis te Decelea af om hem te laaten weeten , dat op hen veel beeter dan op het Volk ftaat te maaken was; doch hy veronderftellende , dat het Volk haare vryheid niet zo gemaklyk zoude laaten vaaren , ontFf s bood  452 TIIUCYDIDE &■ bood in alleryl eene menigte benden uit Pe-loponnefus, in hoope dat by de plaats geduurende deeze onlusten by verrasfehing zoude kunnen veroveren, voornaamlyk daar niemand ter verdediging op kwam daagen; doch zyne onderneeming liep vruchtloos af, en hy was genoodzaakt met verlies van eenige manfehapweder naar Decelea af te trekken, alwaar hy zich ophield, en niet lang hier na zond hy de benden, welke hy van Peloponnefus ontbooden had, weder te rug. De vierhonderd mannen lieten het hier niet by berusten, maar zonden voor de tweedemaal eenige Gezanten om de Vreede te fluiten naar Agis , en op zynen raad ook naar Lacedemon af. Na dat de zaaken eens gefchikt waren , begaven tien Afgezanten zich naar Samos , en fielden onder anderen ook aan het leger voor; Dat men deeze nieuwe Regeeringsvorm niet opgerecht had om iemand te benadeelen, en dat de opperfte macht in de handenvan vyfduizend Burgers zich bevond, grooter getal dan men ooit te vooren te Athene aanweezig vond , dewyl de meeste genoodzaakt waren, het zy om Oorlogs-ampten of om den Koophandel zich van huis te begeeven. Zy hadden verlof om tot het bedaaren der benden te  ACHTSTE BOEK. 453 te zeggen, al wat zy-maar goed mogten vinden , want zy waren zeer beducht, dat het Zeevolk deeze verandering van Regeering ten eenemaal zouden afkeuren;-voornaamlyk om dat men te Samos de Regeering van eenige Weinigen in dat zelfde tydftip had afgefchaft; het welk op deeze wyze voorgevallen was: De Samiers , welke de Grooten afgezet hadden, veranderden op de aankomst van Pifander van gedachten , en maakten eene zaamenzweeringe tegen de andere bewooners van de ftad. In deezen opftand kwam een zeker Hyperbolus om het leeven, deeze was van Athene ver-, bannen , niet om de grootheid van gezag of invloed in Staatszaaken, maar om dat alles in den Staat reeds zonder order toeging. De belhamel van dit toeval was Charmines, Atheensch Overfte en eenige anderen , die elkander onderlinge trouwe gezwooren hadden; doch van den anderen kant wierd hier van kennis gegeeven aan Thrafylus en Thrafybuhis, waar van de eerfte eene Galei en de andere de zwaare troepen gebood: Zy verzochten hun niet met onvérfchillige oogen aan te zien, dat men eene ftad vernielde en een Volk verdrukte, waar aan men het behoud van Athene toe tc fehryven had. Deeze Officieren haalF f 3 den  454 THUCYDIDES. den terftond de Soldaaten tot hun gevoelen over, voornaamlyk het volk van de Galei, die alle vrye Atheners en vyanden van de Regeering eeniger Weinigen warend .Het Volk door de zaamgezwoorenen overvallen zynde, fchooten de Soldaaten hetzelve terftond te hulpe t }c , doodden dertig der voornaamften, banden drie uit, ven'ehoonden den overigen, en ftelden de Volksregeeringe weder op eenen vasten voet. Nog geene tyding gekreegen hebbende van het gebeurde te Athene , zonden zy eene Galei onder bevel van Cherea, die zich als een yvcrig Volks-voorftander gedraagen had, terftond derwaard af; doch dezelve was naauwlyks aangekomen, of twee of drie wierden gevat, het fchip genomen, en de overige ■gezonden om rondsom Eubea de wacht te houden. Cherea ontkwam gelukkig hunne handen , begaf zich naar Samos , en bragt niet alleen tyding van het gebeurde, maar vergrootte de zaaken boven de waarheid, zeggende: Dat de nieuwe Dwingelanden ieder een allerwreedst behandelden, Vrouwen en Dochters fchonden, en befiooten hadden om alle nabeftaanden der Officieren en Soldaaten in de gevangenisfe te houden en te vermoorden, zo dra de benden zich niet naar hunnen zin wilden fchikken. De Sol-  ACHTSTE BOEK. 455 Soldaaten hier door en nog andere valfche berichten verwoed geworden zynde , befiooten de vierhonderd mannen te vermoorden, doch toen men hun voor oogen hield dat dit het middel was , om alles te bederven , en de vyand van deeze omftandigheden tot zyn voordeel gebruik zoude maaken , veranderden zy van befluit : Hier op eischten Thrafylus en Thrafybulus , de voornaamfle oorzaaken van het voorgevallene tc\Samos, en die de Volksregeering met geweld wilden doordringen , den eed af van de Soldaaten, waar by zy beloofden dezelve altyd te zullen handhaaven, en de belangens van het Eiland voor de hunne aan te zien , den oorlog tegen de Laeedemoniers met allen ernst voort te zetten, en zich voor altyd tegen de vierhonderd mannen te verklaaren. Alle bewooners van het Eiland, bekwaam om de wapenen te voeren , verbonden zich door denzelfden eed: Zy maakten een verdrag van onderlinge befcherming , want anders , kreegen de vierhonderd mannen of de Laeedemoniers de overhand , waren de eene of andere vast verlooren. Daar midlerwyl de een de Volksregeering in Athene wilde herftellen s en de ander eene Regeering van eenige Weinigen by het leeger wilde behouden , wierden Ff 4 de  456 THUCYDIDES, de Generaals en Bevelhebbers der Galeien , die hun verdacht waren, afgezet en andere in derzelver plaatze aangefteld. Zy beweerden, dat men om den opftand van Athene den moed niet moest verliezen, vooral daar de ftad in benden, geld en krygsvoorraad thans voor hun moest onderdoen, dat zy meester van de vloot zynde alles konden krygen, wat zy wilden , dat zy fchattingen zouden afvorderen, gelyk zy te vooren reeds gedaan hadden en te Samos regeeren , welk Eiland reeds den Atheneren de heerfchappy der zee durfde betwisten : dat zy van hier den vyand zouden beoorlogen en thans weinig voordeels van de Atheneren trokken, dat zy wel verre van geld van hun te krygen , dezelve geduurig met penningen by moesten ftaan, en eindlyk in raad en daad hen ver overtroffen. Dat de vierhonderd mannen eene grove misflag begaan hadden door de verandering der Regeering door te dryven, dat zy dezelve hierover wilden beftraffen en tot gehoorzaamheid en onderwerping dwingen: Dat zy door het herroepen van Alcibiades de leegermacht van den Koning van Perfien op hunne zyde zouden krygen , en dat zy eindlyk, al liep hun alles tegen,zich altyd naar elders metter woon konden begee- ven.  ACHTSTE BOEK. 457 ven. Zich dus onderling aangemoedigd hebbende, rusteden zy zich met ernst tot den oorlog uit: De Atheenfche Afgezanten hielden zich op deeze tyding te Delos ftil. De vloot van Peloponnefus, die te Miletus lag, begon tegen Astyochus en Tisfaphernes fterk te mompelen, ja zelfs den eerftcn openlyk te befchuldigen , dat hy onder een fraai voorwendzel, van de Perfiaanfche Zeemacht af te wachten , waar van men veel gefchreeuw en weinig daadlykheid bemerkte, den flag geweigerd had, en thans den tyd met wachten verfpilde, terwyl de vyanden door onderlinge onlusten van één gereeten en hunne Galeien verftrooid waren. De laatfte , zeiden zy, ftelde komst der Pheniciaanfche vloot met opzet uit, om dus alles te verydelen , dat hy niet alleen den Soldaaten de volle foldy weigerde te betaaien, maar dezelve dikwyls veel te lang vertraagde. Dus dan befiooten zy alle, voornaamlyk die van Syracufe, op ftaande voet te flaan, en gingen terftond om de eerfte gelegenheid de beste waarteneemen naar Mycale onder zeil, werwaard het Landvolk zich ook terftond op marsch begaf; want Astyochus bewilligde om de wanorder die te Samos heerschte in dit befluit. De Atheners, die niet ver van Ff 5 daar  458 THUCYDIDES. daar lagen , wendden op het eerfte gezicht van de vyandlyke vloot af, en vonden niet raadzaam om met tweeëntachtig Galeien tegen honderdtwaalf den flag te waagen, ook hadden zy reeds Strombichidas met zyne fchepen derwaard ontbooden , en wachteden daar en boven nog eenige andere uit den Hellefpont. De Peloponnefers te Mycale geleegerd en voorneemens zynde den volgenden dag naar Samos onder zeil te gaan, hoorden dat Strombichidas reeds te rug gekomen was; waarom zy befiooten om naar Miletus te rug te zeilen ; alwaar de Atheners hun welhaast met honderdacht Galeien den flag kwamen aanbieden ; doch de Peloponnefers denzelven niet willende waagen , zeilden zy weder af. De Peloponnefifche Zeemacht zich niet in ftaat bevindende om de Atheenfche het hoofd te bieden , en door dat Tisfaphernes byna niets betaalde, niet kunnende beftaan , wierd Klearchuszoon vanRamphias met veertigzeilen naaiden Hellefpont afgevaardigd, op verzoek van Pharnabazus, die beloofde dezelve te onderhouden en Byzantium tot eenen opftand te beweegen. Deeze Galeien om de Atheenfche vloot te vermyden wat te ver in zee geftooken zynde, wierden door ftorm beioopen , en meest-  ACHTSTE BOEK. 459 meestal genoodzaakt Delos aan te doen, van waar zy naar Miletus te rug keerden, en Klearchus zettede zyne reize over land voort. Tien deezer fchepen volbragten onder bevel van Helixus eenen Megarenfer de reize gelukkig, en bragten na hunne aankomst de zaaken van Byzantium in de war. De Atheenfche Vlootvoogden hier van kennis gekreegen hebbende, zonden terftond acht Galeien tot d hunner plaatzen derwaard af, en 'ér viel een licht gevecht tusfchen acht Galeien van weerskanten in deeze ftreeken voor. Thrafybulus zich nog altyd by zyn gevoelen om Alcibiades te herroepen houdende,' deed dit voorftel by de Soldaaten doorgaan, en ging hem zelf haaien , in de veronderftclling , dat het behoud van het leeger in de vriendfehap met Tisfaphernes alleen beftond. Alcibiades beklaagde na zyne terugkomst zynen ongelukkigen toeftand in het openbaar, en vertoonde hun, na eene lange rede over den ftaat der zaaken en hoe men dezelve moest befchikken een allerfraaist vooruirgezicht. Hy vyzclde de vriendfehap van Tisfaphernes tot in den hoogften top, om zich by de Soldaaten gezien, en by die geenen, die te Athene aan 't roer waren, ontzachlyk 'te maaker.. Hier kwam nog by  46o THUCYDIDES. by dat hy deezen Landvoogd by de Atheners zocht verdacht te maaken, die dus geen vertrouwen op hem noch hoop op het geld van den Koning van Perfien zouden hebben : Hy pochte zelfs op eene gedaane belofte, van zich met de vloot van Phenicien terftond by de Atheneren te zullen voegen, zo dra het herroepen van Alcibiades doorgegaan zoude zyn: dat hy de vloot op eigene kosten, al moest hy 'er alles by infchieten , zoude onderhouden. De Soldaaten door deeze taal aangehitst, Helden hem terftond totOverfte aan, en droegen hem de zorg van alles op, zelfs hadden zy zulke groote gedachten van hem, en verachting voor de vyanden opgevat, dat zy op ftaande voet naar de Atheenfche haven onder zeil wilden gaan; doch hy kantte zich hier tegen, zeggende dat men eerst alles met Tisfaphernes fchikken moest. Hierop begaf hy zich terftond op reis, zo wel om den Soldaaten te toonen, welken invloed hy op Tisfaphernes had, als om deezen te bewyzen wat hy op het leeger vermogt. Hier door hield hy hen allen in bedwang , en toonde hoe veel voor- of nadeel hy hun konde doen. Door het herroepen van Alcibiades, wierd Tisfaphernes by de Peloponnefers nog meer in  ACHTSTE BOEK. 461 in verdenking gebragt, voornaamlyk daar hy de vloot hoe langer hoe flechter betaalde, federd dat dezelve den flag met de Atheneren niet bad willen waagen. De Soldaaten en eenige Voornaamften floegen aan het morren en fchreeuwden alle, dat men thans de volle betaaling niet alleen niet ontving, maar zelfs hoe langer hoe meer wierd uitgefteld , dat men den flag moest leeveren of wel naar elders gaan. Astyochus, zeiden zy, bragt deeze wanorder uit zeker eigen belang te wege , zo dat 'er welhaast een oproer tegen hem ontftond; Het volk derThurifche enSyracufaanfche Galeien, welke het fterkst en best gevoed was, vroeg de betaaling met zeer veel onbefcheidenheid, het geen hem zo driftig maakte dat hy eenen Dorienfer met flokflagen dreigde, hier op fchooten zy alle op hem toe, en hy was genoodzaakt ter beveiliging zyns levens zyne toevlugt tot de Altaaren te neemen. De Milefiers tastten ook den Burgt van Miletus, waar over Tisfaphernes het bewind voerde, geweldig aan en dreeven de bezetting uit; deeze daad wierd door de Bondgenooten, voornaamlyk de Syracufers goedgekeurd. Licas verklaarde zich hier tegen, zeggende dat de Milefiers en alle , die onder de gehoorzaamheid van den Koning fton-  462 T H Ü C Y D I D Ë S. flonden , de orders van Tisfaphernes moesten opvolgen, tot dat de zaaken van Griekenland op eenen anderen voet gefchikt zouden zyn» Dit verbitterde de inwooners zo zeer, dat men hem kort hier op geftorven zynde eene Grafzuil weigerde op te rechten. Midlerwyl kwam Mindas om het bewind der vloot te aanvaarden van Lacedemon te rug, en Astyochus.begaf zich met eenen Tolk van Tisfaphernes derwaard heen,om zyne klachten over de handelwyze der Milefiers , en de valschheid der befchuldigingen zynen Meester aangewreeven in te brengen; want hy was te weeten gekomen, dat eenige menfehen die zich by Hermocrates bevonden, hem befchuldigd hadden,' een voorneemen met Alcibiades gefmeed te hebben, om de zaaken van Peloponnefus het onderst boven te keeren. Daar en boven was hy by Hermocrates om het inkorten der foldy zeer gehaat, waarom Tisfaphernes hem uit Syracufe gebannen en van zyne'ampten beroofd overal vervolgde, fchryvende de reden zyner klachten toe, om dat by hem cenig geld geweigerd had. De Milefiers gingen naar Sparta in denzelfden tyd , dat Alcibiades zich naar Samos begaf. Omtrent denzelfden tyd kwamen Postamis, Mys-  ACHTSTE BOEK. 4Ó3 Myscon en Demarchus als Afgevaardigden der vierhonderd mannen derwaard aan om de Soldaaten , was het mooglyk tot andere gédachten te brengen : doch ter naauwernood begonden zy te fpreeken of de Soldaaten fchreeuwden, dat men zich van die Dwingelanden op ftaande voet behoorde te ontdaan: Eindlyk echter eenigzins tot bedaaren gebragt zynde, ftelden deeze Afgevaardigden voor: Dat deeze verandering alleen tot nut en welzyn van den Staat en niet tot dcszelfs ondergang was ingefteld ; dat dezelve door kundige menfehen en op eene bchoorlyke wyze was gefchied ; dat de bediening van vierhonderd man niet voor hun ganfche leeven was, maar dat ieder der vyfduizend burgers naar dcz- !ve konden ftaan; dat de nabeftaanden noch bondgenooten van die geene, welke te Samos waren , voor niets kwaads te duchten hadden, maar dat ieder zyne goederen zoude behouden. Nog meer willende voordellen , wicrdenzy hier in door de Soldaaten verhinderd, die onder anderen voordoegen om terftond naar Athene op marsch te gaan , doch dit wierd hun door Alcibiades belet, die hier door den Staat eenen allergewichtigftan dienst bewees, want was dit ter uitvoer gebragt, zo was de Hei-  464 THUCYDIDES. Hellefpont cn Iönien voorzeker verlooren gegaan: doch meerder invloed hebbende dan alle de overigen, wierd hy der meenigte gemaklyk meester, zelfs voer hy tegen die geene , welke de Afgevaardigden hoonden , geweldig uit; hier op zond hy de Afgevaardigden te rug, zeggende : Dat hy tegen de opperftc macht der vyfduizend burgers niets had, maar dat de vierhonderd afgezet en de Raad weder aangcfteld moest worden, dat hy in het affchaften der onnutte verteeringen ten voordeele der benden groot genoegen vond, doch dat men van de oneenigheden een einde moest maaken, die anders eenen gewfsfen ondergang vah den Staat na zich zouden fleepen. Vervolgens bedankte by de Gezanten van Argos voor hunne aangeboodene bereidwilligheid om het leeger by te ftaan, en verzocht zich op de eerfte vraage by hem te vervoegen. Zy waren te gelyk met de Paraliers, door de vierhonderd mannen uitgezonden om Eubea rond te kruisfen en drie Gezanten naar Lacedemon over te voeren derwaard aangeland , doch deeze als yvcrige voorftanders der vierhonderd wierden den Argiveren in handen gefteld, en zonder weder naar Athene te keeren , kwa-  ACHTSTE BOEK. 463 kwamen zy met die geenen, waar van ik te vooren melding maakte by het leeger te rug. In bet oogenblik dat Tisfaphernes allermeest gehaat was om het intrekken der foldy, vertrok hy met Licas de Pheniciaanfche vloot te gemoet, laatende aan zynen eerften Lieutenant last om in het onderhoud der vloot te voorzien: De rechte redenen van zyn vertrek zyn onbekend, ook weet men niet waarom de Pheniciaanfche vloot haaren koers niet verder voortzettede. Zommige zeggen, dat hy derwaard vertrok met oogmerk om dezelve af te danken, andere wederom om den Laeedemoneren, die aan derzelver aankomst twyffelden , te tooncn dat by zyn woord gehouden had. Ik voor my geloof, dat hy de vloot eerst gevraagd had, om de Peloponnefers door eene ydele hoop op den tocht houdende den voortgang hunner krygsverrichtingen te beletten , om deeze zelfde redenen derwaard vertrekken, de, dacht hy hen eindlyk wanhoopig te maaken, en door dus alle onderneemingen te verhinderen , zynen Koning den grootften dienst te doen; want had hy gewild, hy had door het ontbieden der fchepen den oorlog wel dra beflist, voornaamlyk daar de Peloponnefifche vloot de Atheenfche in krachten reeds te boO g ven  466 THUCYDIDES. ven ging: Ook wierd de verfchooning, welke hy bybragt zeer dwaas gevonden , hy hield ftaande dezelve niet medegevoerd te hebben, om dat zy niet voltallig was, dit was immers voor zynen Meester zo veel gewonnen en genoeg om den Peloponneferen de overhand te doen behouden. Het zy bier mede, zo als het wil, hy verzocht dat de Laeedemoniers iemand geliefden te zenden om de zaak te onderzoeken. Alcibiades was midlerwyl met dertien Galeien in zee geftooken om hem op te zoeken, hebbende van te vooren den Soldaaten vast beloofd, de vloot van Phenicien tot hunnen onderftand mede te rug te brengen , of ten minften zorge te draagen , dat de vyand dezelve niet bekwam; van de denkenswyze van Tisfaphernes zeer bewust, verzekerde hy hun dit niet zonder grond. Ook was hy voor 't overige zeer verheugd om hem hier door by de Laeedemoniers verdacht te maaken,en door nood tot de zyde der Atheneren te doen overflaan. Naauwlyks hadden de Afgevaardigden te Athene geboodfebapt, dat Alcibiades beloof, de, Om binnen korten tyd het leeger met de ftad te verzoenen en op den vyand te zegepraalen. of veelen reeds moede van dit zoort van regeering»  ACHTSTE BOE t. 4ó> iing, en flechts naar het een of ander voorWendzel uitziende, bcgonden zamen te rotten en hun ongenoegen tegen den tegen woordigen ftaat van zaaken te kennen te geeven. Tberamenes Agnons zoon en Aristokrates SeiiaS zoon, de voornaamftert van deezen aanhang, beweerden openlyk, dat men van Alcibiades en het leeger alles kwaads te duchten had, ja dat het zelfs te vreezen ware , dat de Afgevaardigden naar Lacedemon den Staat verraaden en zonder kennisfe der anderen eenige fchikkingert zouden neemen. Dat men niet; bedacht moest zyn om de Volksregeering weder op te rechten, maar het bewind van zaaken behoorde te ftellen in handen der vyfdul* zend burgert, ten einde de zaak geJyker verdeeld fcheen te zyn en minder naar dwingelandy geleek. Zy bedienden zich van dit fchoonfchynend voorwendzel, fchoon zy ai hun best deeden om de regeering der vierhonderd af te fchaffen en de Volksregeering weder ftand te doen grypen ; want federd hunne verkiezing hadden zy hun best gedaan om hun gezag hoe langs hoe meer uit te breiden, gelyk het ge. woonlyk gaat, daar men in eene Volksregeering meer van elkander gewoon is te verdraagen, dewyl men voor zynen mededinger niets Gg 2 te  468 THUCYDIDE $, te vreezen heeft. Het aanzien van Alcibiade? by het leeger was de voornaamfte reden van hunne ftoute taal, en hierom deed ieder zyn best, om zich van het Volk meester te maaken. Doch Aristarchus en Phrynichus zich beiden de een van het Volk, waar by hy gehaat was, en de ander zich van Alcibiades, wicn hy den voet had gezocht te ligten, mistrouwende , verklaarden zich openlyk hier tegen , benevens Pifander, Antychon en eenigen der Voornaamften' Zo dra zy zagen dat het zich in Samos tot het herftellen der Volksregeering fchikte , vaardigden zy eenigen naar Lacedemon af, om de heerfchappy van eenige Weinigen (land te doen grypen; zy begonden hier op eene fterk te in de wyk Etionea op te werpen, en daar veele der ftandvastigften na de terugkomst der Afgevaardigden van Samos begonden om te flaan, zonden zy nochmaals Antiphon , Phrynichus en tien anderen naar Sparta af, dewyl zy van den kant van Athene en de ftad alles te vreezen hadden. Dus dan maakten zy met het voltooijen hunner fterkte grooten fpoed, niet zo zeer uit vreeze voor de benden van Samos, als wel ter berging van die van Lacedemon en de vloot, zo als The» ramenes en de zynen voorwendden^ Want dee-  ACHTSTE BOEK. 469 deeze fterkte was, om zo te fpreeken, de fleutel van de haven, en konde door eene kleine hand vol volks gedekt worden, zynde van den landkant door eenen ouden en van den zeekant door eenen nieuwen muur beveiligd, welker beider uiterftens met eenen tooren, die aan de mond van de haven was , verbonden waren. Dicht by wierd eene beurs opgerecht, alwaar al het koorn, het zy te zee, het zy te lande aangebragt, te koop geveild moest worden. Theramenes kwam hier fterk tegen op, zeggende , dat zulks den ondergang der ftad noodzaaklyk na zich zoude fleepen , vooral federd dat de Gezanten onverrichter zaake van Sparta te rug gekomen waren. Omtrent denzelfden tyd waren tweeënveertig Peloponnefifche Galeien op de kusten van Lacedemonien verfcheenen om eenen aanfiag op Eubea te waagen: doch hy beweerde dat zy voornaamlyk in den zin hadden Athene zelve in te fluiten , ook was deeze gedachten niet van allen fchyn ontbloot , want Phrynichus en zyne makkers waren voorneemens om hunne vryheid te handhaaven, het koste wat het wilde, en te beletten dat het Volk hen in rechten ontving. Ten dien einde deeden zy hun best om deeze fterkte in ftaat van tegenweer te ftelGg 3 len,  4?o THUCYDIDES. len, en hadden zelfs eenige barakken en be» dekte poorten aan den zeekant gemaakt, waar door zy de benden zouden kunnen binnen laaten, wanneer zy wilden: In het eerst fpraken eenige menfehen hier over, doch federd dat Phrynichus kort na zyn gezantfehap open. lyk op de markt vermoord was, konde men niets ontdekken , alleenlyk was men van geheime byeenkomft.cn zeeker. Hier op begonden Therames , Aristocrates en de anderen openlyk te handelen , voornaamlyk daar de Lacedemoonfche vloot op de hoogte van E >i» daurus bleef kruisfen , het geen zy vast met, gedaan zoude hebben, zo zy eene onderneeming op Eubea in den zin had gchadt.. Zy hiel-' den zich dus niet langer in, maar befiooten al. les aan te wenden, om het oproer openlyk te doen uitbarften. De zwaargewapende Soldaaten , die onder het bevel van Aristocrates het' werk voortzetteden, maakten zich van Alexb kies, eenen der voornaamften der andere party en van eenige doldriftiger) meester, en wierpen dezelve in de gevangenis , voornaamlyk door Hermon, Overften der bende van My» nichium en zynen geheelen aanhang geholpen. pe~vierhonderd, die toen vergaderd en hier van onderricht waren, wilden de wapenen opvat»  ACHTS.TE BOEK. 4n vatten, en bedreigden Theramencs geweldig fterk ; doch hy bood aan om zich met bun, derwaard te bcgeeven en alles in order te .brengen; ook begaf hy zich benevens eenen anderen Overften van zynen aanhang derwaard. De wanorder was zeer groot, doch het gevaar nog grooter ; want de Stedelingen meenden dat de haven reeds genomen en Alexikles gedood was, daar die van de haven dachten, dat de geheele burgery hunnen ondergang gezwooren had. Doch de bejaarden hielden de jongere, die overal de wapenen opvatteden , tegen * en Thucydides de Pharfalier, die zich by geval in de ftad bevond , hield hun voor oogcn , dat de vyand, die naby was, de ftad gemaklyk zoude kunnen vermeesteren , waar door het Volk weder tot bedaaren kwam. Theramenes, een der Overften van den eenen kants zich naar de haven begeeven hebbende, haalde de Soldaaten met woorden alleen geweldig over den hekel, doch Aristarchus en de andere wierden zelfs handgemeen. De Soldaaten ver van naberouw, vroegen aan Theramenes of hy geloofde, dat deeze fterkte ter goeder trouwe opgeworpen, en het niet beeter was dezelve terftond af te breeken , hy dit toeftaande, beklommen en vernielden zy Og 4 de-  472 THUCYDIDES'. dezelve op ftaande voet. Om het Volk aan te moedigen fchreeuwden zy een ieder toe, dat al wie de regeering van de vyfduizend boven die der vierhonderd verkoos, (want zy wilden hun oogmerk om de Volksregeering weder op te rechten , nog niet aan den dag brengen,) moest thans de handen aan het werk flaan. In de daad waren de vierhonderd mannen geen van beide regeeringsvormen , om dat zy bier door hun gezag verlooren , toegedaan ; doch hunnen tegenzin tegen de regeering van vyfduizend niet durvende te kennen geeven, bleeven zy dus beveiligd. Des anderen daags vergaderden de vierhonderd mannen en de Soldaaten ook van hunnen kant, na dat de fterkte ten eenemaal geflccht was; deeze lieten Alexikles los, begaven zich naar den Schouwburg van Bacchus, dicht by de haven van Mynichium, en van daar naar de ftad, alwaar zy in den Tempel van Castor en Pollux de wapenen overgaven. Herwaard kwamen eenige uit de vierhonderd mannen en verzochten de bedaardften der Soldaaten een einde van deeze wanorder te maaken, onder belofte, dat zy onder de vyfduizend zouden begreepen zyn , waar uit men beurt-  ACHTSTE BOEK. 473 beurtlings vierhonderd zoude verkiezen om het bewind in handen te hebben. De meenigte, die voor den ondergang van den Staat beducht was , hier door bedaard zynde, wierd 'er befiooten, om in den Tempel van Bacchus ter wederzydfche verzoening byeen te komen; doch in het oogenblik zelve wierd hun tyding gebragt , dat de tweeenveertig Peloponnefifche Galeien van Megara recht op Salamis aanhielden, met voorneemen om zich van de fterkte, van welker verwoestinge zy niets vernomen hadden, meester te maaken. Ieder begaf zich in dien dringenden nood naar de haven zonder om de verzoeninge te denken , en deed zyn best om de fchepen in gereedheid te brengen , zommige fchaaren zich op de muuren aan de mond van de haven opgeworpen in fiagorde. De vyandlyke vloot intusfehen de kaap van Suniura rondgezèild zynde, ging tusfchen Thoricus en Prafia ten anker , en zeilde vervolgens naar Oropus voort. De Atheners denkende , dat in het winnen van tyd hun behoud gelegen was , neemen alle Matroozen zonder onderfcheid in dienst, en zonden zommige fchepen aan Timokrates, die zich thans te Eretrien bevond , deeze Hak met fesendertig Galeien Gg 5 in  474. THÜCYDID ES. in zee en raakte met den vyand flaags; want* Hegefandridas , die dezelve gebood , liep na bet middagmaal van Oropus tegen dezelve, zynde flechts twee mylen van den vyand, uit' De Atheners begaven zich op dit gezicht terftond aan boord , want zy dachten dat deeze Galeien zwaar bemand zouden zyn, daar dezelve flechts om leeftocht te haaien waren uitgezeild. De inwooners, die het met den vyand eens waren, rechtten zelfs op hunne huizen het afgefproken teeken der landing op. De Atheenfche Galeien booden echter eenigen wederftand, doch wierden geflaagen en tot aan het land nagejaagd. Die zich in de ftad tracht, ten te redden, kwamen jammeriyk om 't leeven, doch die zich naar de fterkte , die den Atheneren toebehoorde , begaven , ontkwamen den vyand,gelyk ook die Galeien, welke hunnen koers naar Chalcidien ftelden; de andere wierden genomen en de manfehap krygsgevangen gemaakt. Hier op rechtte de vyand een Zegeteeken op, en het Eiland, Orea uitgezonderd, in zyne macht gebragt hebbende, zocht de zaaken aldaar naar zynen zin te fchikken. Op deeze tyding was alles te Athene zeer benard, want het verlies van Eubea, ging de nederlaag van Sicilien en alle voorgaande ver te  ACHTSTE BOEK. 475 te boven, daar en boven bevond zich in de haven van Athene noch manfehap, noch Galei. Hier by kwam noch dat men in het midden der verdeeldheden vreesde, dat de zegepraalendc vyand de haven zoude komen overrompelen, gelyk hy gemaklyk had kunnen doen ; hier door zoude by de wanorder, welke in de ftad heerschte grootlyks vermeerderd en de benden van Samos verplicht hebben , om uit vreeze van alles te verliezen, den Staat in alleryl by te ftaan. Dus doende zoude den Staat niets overgebleeven zyn dan Athene alleen; want de Hellefpont, Iönien en alle de Eilanden zich hier door ontbloot ziende, hadden den kant der vyanden moeten kiezen. Doch de vyanden waren op zulke ftoute onderneemingen niet bedacht , en verlooren door de langzaamheid den Lacedemoneren natuurlyk eigen veel al den besten kans. Om deeze redenen waren zy voor den Staat minder gevaarlyk, bier toe bragt ook hunne onkunde in Zeeflagen niet weinig by, daar die van Syracufe werkzaam en ftout, gelyk de Atheners, denzelven groot nadeel konden doen. Op deeze tyding bragten de Atheners terftond twintig Galeien in gereedheid, en zich te Pycna vereenigende, zetteden zy de vierban-  476 THUCYDIDES. honderd mannen af, en fielden het opperbewind in handen van vyfduizend, waar onder alle die geene begreepen waren, die de wapenen konden voeren, met uitdruklyk verbod onder bedreiging van zwaare ftraffe, om geen geld voor het waarneemen hunner posten aan te neemen. Men ftelde eene andere vergadering ter verbeetering der Wetten en Regeeringsreglementen aan: dit alles ging in de beste order toe, want daar de Regeering uit Grooten en Onaanzienlyken tevens beftond, bragt dit de zaaken op eenen goeden voet. Hier op belastte men het herroepen van Alcibiades en de zynen, en zond eenigen naar hem af, met yerzoek om het beftuur der zaaken in handen te neemen. Pifander , Alexikles en eenige Voornaamften van dien aanhang pakten zich beimelyk naar Decelea weg; Aristarchus ook een der Overften nam eenige Gerechtsdienaars by zich, en trok naar Enoë op de Grenzen van Beotien , thans door de Korinthers beleegerd, af. Derwaard aangekomen , zeide hy aan de daarleggende Atheenfche bezetting, die van het gebeurde ten eenemaal onkundig was, dat het Verbond met de Laeedemoniers getroffen was, onder voorwaarde om die plaats aan de Beotiërs in te ruimen, gelyk zy dan ook op het  ACHTSTE BOEK, 477 het zeggen van dien Overften terftond werkftellig maakten. Op deeze wyze maakten de Beotiërs zich deezer plaatze meeseer: Te gelyk wierd het oproer te Athene geftiid, en de Regeering van eenige Weinigen weder afgefchaft. De Peloponnefifche vloot, die.te Miletus lag, van den anderen kant ziende dat niemand hun betaalde in het afzyn van Tisfaphernes, en dat Philippus, die benevens hem derwaard gezonden was, den Vlootvoogd Mindarus verzocht om de Pheniciaanfche niet te doen komen ; dat Hippocrates een Spartiaat hun hier van te gelyker tyde van Phafelis kennis gaf, en dat Pharnabazus de vloot opontbood om het overige van den Hellefpont tot eenen opftand te beweegen ; waar toe dezelve fchielyk befloot uit hoop om van hem beeter betaald te worden dan van Tisfaphernes. Mindarus dan alles in order gefchikt hebbende, ging op het alleronverwachtst en zonder dat de Atheenfche vloot zulks bemerkte met drieënfeventig Galeien derwaard onder zeil, alwaar dertien zich reeds met het verwoesten van Kherfonefus geduurendc den ganfehen veldtocht beezig gehouden hadden. Doch door eenen ftorm beloopen , was hy genoodzaakt Icarus aan  4?8 T HÜCYDÏDES. aan te doen , en van daar naar Kio over tè fteeken. Hier op ftak Thrafylus met drieë'nvyftig Galeien van Samos in zee, om noch voor hem in den Hellefpont te zyn; doch hoorende dat hy genoodzaakt geweest was om Kio aan te doen, ftelde hy eenige fchepen op de hoogte van Lesbos en de nabuurige kusten om de beweegingen van den vyand gade te flaan, en ftak met de overige naar MethyranS over om alles in gereedheid te brengen om den vyand aan te tasten. Echter wilde hy eenen aanllag op Erefus, eene ftad van het Eiland Lesbos, welke tegen hen opgeftaan was, waagen; want eenige Voornaame, doch uitgebannen Methymnïers, hadden te Kume vyftig zwaargewapende en driehonderd anderen aangenomen, en Methymna onder het bevel van Anaxarchus den Thebaaner aangetast , doch door de benden van Mitylene, welke de ftad bygefprongen waren, geflaagen zynde, hadden zy zich naar Erefus door de vlucht gered en hetzelve tot eenert opftand bewoogen. Thrafylus derwaard met de vloot aangekomen , wilde de ftadftormenderhand veroveren, want Thrafybulus reeds te vooren met vyf Galeien van Samos aangeland , was voor de ftad geleegerd. Twee Galeien van Methymna vervoeg-  ACHTSTE BOEK. 479 voegden zich nog by hen , zo dat zich daar eene vloot van fevenenfestig zeilen bevond, welke verfcheidene middelen ter verovering deezer ftad zochten uit te vinden. Mindarus zich midlerwyl met de Peloponnefifcbe fchepen te Kio twee dagen opgehouden en eenigen leeftocht en geld ontvangen hebbende, ftak den derden dag diep in zee, om niet van de Atheenfche vloot gezien te worden , en Lesbos aan de (linkerhand hatende leggen, liepen zy onder de kust van Afia langs, en te Kratera dicht by Phocea binnen. Daar hun middagmaal gehouden hebbende, liepen zy vervolgens by Kume langs, en bidden hun avondmaal te" Arginufa, tegen over Mitylene gelegen: hier van daan vertrokken zy in het holst van den nacht, en kwamen 's anderen daags te Harmatunte tegen over Methymne aan; hier hielden zy hun middag, maal, en kwamen vervolgens nog voor middernacht te Rhetien in den Hellefpont, doch eenige Galeien te Sigeum en elders aan. De Atheners, die met achttien Galeien te Sestus geankerd lagen , wierden door de vuuren , welke zich op de Afiatifche kusten vertoonden, van de aankomst der vyanden onderricht, en begaven zich in alleryl naar Kherfonnefus, van daar  48o THUCYDIDES. daar naar Eleuns, ftaken vervolgens, om den vyand te ontfnappen, diep in zee. Het geluk liep hun zelfs zo zeer mede, dat zy niet eens ontdekt wierden door festien Galeien, die op order van Mindarus te Abydus geplaatst waren om de beweegingen der vyanden gade te flaan: Met het aanbreeken van den dag kreegen zy zyne vloot in 't gezicht en ontkwamen hem met verlies van vier Galeien, waar van de eene dicht by den Tempel van Protefilaus op ftrand gejaagd en met volk en al genomen wierd , van twee andere wierd bet volk behouden, en de vierde dicht by Imbros, echter met behoud der manfehap, verbrand; de overige kwamen behouden te Lemnos en elders aan. De vyandlyke vloot ongeveer fesentachtig zeilen fterk, deed eene vruchtlooze onderneeming op Eleunten, en kwam hier na te Abydus aan. De Atheners altyd in de verwachting zynde , dat de vyand zyne reize niet konde voortzetten , zonder dat zy het wisten , tastten Erefus zeer gerust aan, doch zynen overtocht verftaan hebbende, liepen zy in alleryl naar den Hellefpont in zee , en namen zelfs op hunne reize twee vyandlyke fchepen , die hunne jacht te ver. hadden voortgezet. Tc Eleun-  ACHTSTE BOEK. 48r Eleunte aangekomen en zich by hunne geflagene fchepen vervoegd hebbende , maakten zy zich geduurende vyf dagen tot den flag gereed; welke op deeze wyze afliep: Onder de kust langs loopende , kwam de vyandlyke vloot, die dezelve van Abydus in het oog kreeg, hun te gemoet: Hier op fchaarde ieder zyne fchepen in flagorder: de Atheners ftrekten zich met fesentachtig Galeien van Idacus tot aan Arrhiane, en de Peloponnefers met achtenfestig zich van Abydus tot aan Dardanus uit. By de Atheners voerde Thrafylus over den flinker , en Thrafybulus over den rechter vleugel het bewind; de andere Overften waren ieder op hunnen post. Van den anderen kant waren de Syrakufêrs op den rechter vleugel, en Mindarus met de beste Zeilers op den flinker geplaatst. De Peloponnefers begonden allereerst met den flinker vleugel den rechter der Atheneren zo veel naar het ftrand te dringen, als maar mooglyk was , doch deeze dit bemerkende, ftrekten zich zeer ver uit om het omcingelen te beletten , terwyl de flinker vleugel de Kaap Cy. nosfema te boven zeilde; Echter droegen zy zeer naauwkeurig zorge dat hunne linie niet gebroken wierd. Thrafylus de Kaap rondge. Hh Zeiki  482 THUCYDIDE S, zeild zynde, bemerkte de zwakte van dat gedeelte zyner linie niet , welke bier op terftond door Mindarus aangetast en gefiagen wierd; de meeste Galeien wierden op ftrand gejaagd, zonder dat Thrafylus van den flinker vleugel, als zynde de Kaap te boven , noch Thrafybulus van den rechter hun eenigzins hulp konde bieden : dewyl zy hier in door de overleggende ten eenemaal waren verhinderd. De vyanden zich in het najaagen te ver gewaagd hebbende , wierden door Thrafybulus van achteren aangetast , en de meeste Galeien zonder flag of ftoot veroverd. De Syracufaanfche fchepen , die reeds voor Thrafylus begonden te zwichten, ftaken op het zien van deeze wanorder diep in zee. De meeste liepen de rivier Pi-dus en van daar te Abydus behouden binnen, en verlooren door de engte van den Hellefpont zeer weinig fchepen. Deeze overwinning beurde echter den moed der Atheneren ten eenemaal weder op, die hier door begreepen , dat de voorige nederlaagen niet zo zeer aan de fterkte der vyanden, als wel aan hun eigen ongeluk toe te fchryven waren. Zy veroverden eenentwintig fchepen van den vyand , verlooren zelve vyftien , rechtten een Zegeteeken op, verzamelden de wrak.  ACHTSTE BOEK. wrakken , gaven den vyand de gefneuvelden te rug, en zonden eenen boodc met deeze tyding naar Athene af. Op het hoorcn van dit onverwacht geluk kreeg de ftad weder nicuwen moed, en wanhoopte geenzins om door fchrander overleg met heldenmoed te paaren, eene volflagene overwinning op den vyand te behaalen. Vier dagen na deezen flag ging de Overwinnaar , zyne fchepen te Sestus in order gebragt hebbende, naar Cyzicus, het welk opgeftaan was, onder zeil ; op zyne reize maakte hy zich van acht Galeien, van Byzantium uitgeloopen en by Harpagus en Priape geankerd, meester, na dat hy de Soldaaten, die aan land waren, te vooren geflaagen had. Vervolgens trok hy binnen het onbemutirde Cyzicus, en ontving alhier zeer veel gekte De vyanden dit niettegenftaande van Abydus naar Eleunte in zee gcloopen zynde, verzamelden alle de Galeien , die men maar gebruiken konde , want de anderen waren reeds door de Eleunters verbrand, welke ook van Eubea andere opontbooden hadden. Omtrent denzelfden tyd kwam Alcibiades van Afpendus te rug , na dat by alvoorens Tisfaphernes tot de zyde der Atheneren overgehaald en belet had, dat de 2 Phe.  484 THUCYDIDES. Pheniciaanfche vloot den vyand eenigen dienst bewees : Hy bad met zyne fchepen negen vyandlyke veroverd en groote fchattingen te Halicarnasfus opgehaald: Omtrent het Najaar keerde hy naar Samos te rug, en had alvoorens de ftad Kos bemuurd, en de Regeering aldaar op eenen vasten voet gefteJd. Van den anderen kant was Tisfaphernes op de tyding, dat de vloot van Peloponnefus in den Hellefpont kruistte, van Afpendus naar Iönien onder zeil gegaan. Midlerwyl hadden de Antandriers eenige Soldaaten over den berg Ida Uit Abydus ontbooden , en de daar leggende manfehap verdreeven, om zich op Astacus, Lieutenant van Tisfaphernes , te wreeken. Deeze had de voornaamfte Deliers uit Adramytus geligt onder voorwendzel om dezelve tot eene zekere onderneeming te gebruiken, doch had dezelve onder het eeten verraderlyk omgebragt. Tisfaphernes, wien zulks reeds te Knidus en Miletus wedervaaren was, vreesde voor ergere gevolgen, zo hy dezelve niet by tyds voorkwam, en beducht dat Pharnabazus in minder tyd en met mindere onkosten meerder winnen zoude, befloot by de benden van Peloponnefus in den Hellefpont op te zoeken , om zich over zyn gedrag te vcrontfchul- di.  ACHTSTE BOEK. 485 digen en het hunne te veroordeelen. Te Ephefus aangekomen zynde , wierd 'er eene Offerhande ter eeren van Diana aangerecht. Hier mede Jiep dees Winter en het eenentwintigde Jaar des Oorlogs af. EINDE. N A-  NABERICHT. Dewyl ik zomtyds genoodzaakt geweest ben de zorge van het nazien der proeven, het zy door afweezigheid , het zy door overmaat van beezigheden op anderen te laaten ftaan, zyn hier en daar grove drukfeilen, voornaamlyk het ge. jlacht der woorden betreffende, ingejloopen, welke ik hoop , dat myne goedgunftige en kundige leezers zelve zullen gelieven te verbeeteren.