nof-Boekbrndcr. Vijtclstr., X.6t)l^  0' '09, 8745 UB AMSTERDAM  BERICHTEN van NAPELS en SICILIË, byeen verzameld op eene reis, gedaan in d£ jaaren I785 en I786. KOOR F. MUNTER, Hoogleer aar in de Godgeleerdheid te Koppenhagen. Uit het Hoogduitsch vertaald. met p i. a a t e n. eerste deel. Te HAARLEM, by A. LOOSJES Pz. M d c c x c I.   VOORBERICHT VAN DEN VERTAALER. De algemeene goedkeuring en toejuiching, waarmede dit Werk door de geleerde waereld ontfangen is , heeft ons genoopt, om hetzelve in een Nederduitsch gewaad te voorfchyn te doen komen: wy twyfelen geenzins , of dit werk zal zo wel hier gunstig ontfangen worden, als het in Duitschland algemeene goedkeuring heeft weggedragen. Het geheel zal uit drie deelen beftaan, genoegzaam van dezelve grootte. Het bericht van Calabrien na de Aardbeving volgt hier onmiddelyk op de berichten van Napels: de Schryver had dit bericht aan het einde geplaatst. Dan het kwam ons voor, dat het hier beter inkwam, als behoorende dit nog tot Napels; zo dat dit eerfte deel alleen de berichten van de vaste Kust behelsd. Sicilië word in het tweede en derde behandeld, welk derde bedooten zal worden, met een i bericht aangaande den ftaat van de * a Let-  rv VOORBERICHT. Letterkunde in 't gemeen, en de Godgeleerde in 't byzonder, door geheel Italië. Een en ander zal fpoedig volgen. Eenige aanmerkingen hebben wy hier en daar nodig geoordeeld tot opheldering, en 'er uit dien hoofde bygevoegd. ■— Z—-m. ioAug. 1791. p. b. VO O R.  VOORREDE. ^iangemoedigd door de goedkeuring , welke eenige af- zonderlyke berichten van 'myne Reize naa Italië, die in het Maandwerkje, Minerva genoemd, gevonden worden, hebben weggedragen , heb ik rede, zo 't my voorkomt, om te veronderftellcn, dat het niet onaangenaam zyn zal aan het Publiek, wanneer ik dat gecne byecnzamele , wat ik of als geheel nieuw of als weinig bekend zou kunnen mededeelen van die Landen , welke ik doorgereisd, en heb leeren kennen. ■ Uit dien hoofde viel myne keuze voomamelyk op Beneden - Italië cn Sicilië, als minder bekend dan Boven - Italië, en waarin men met dat al veele zeer aanmerkelyke dingen ontmoet: terwyl integendeel Rome en Boven - Italië, in zo veele werken befchre&ven zyn, en over dit gedeelte bykans alles gezegd is, wat een Reiziger, die niet in de gelegenheid is geweest, om zich een reeks van Jaaren aldaar optehouden, met zekerheid kan waarneemen. Alhoewel het hoofdoogmerk van myne Reize was, om aanzienlyke Boekverzamelingen te doorzoeken , ten einde langs dien weg oude handfehriften , byzonder die betrekking hadden tot de Godgeleerde Wetenfchappen, optedocn; zo heb ik my zelv echter nooit kunnen diets maaken, dat liet nut, 't welk ik 'er uit kon trekken, en de berichten , waarmede ik, in myne onderzoekingengelukkig jlaa* % gen*  vi V O O R R D E. gcnde,het Ryk der Wetenfchappen zou kunnen uitbreiden, zo belangryk waren, dat ik my eenig en alleen by dit oogmerk zou hebben moeten bepaalen , en op al het overige fechts een vlugtig oog werpen, ofermy in 't geheel niet mede bemoejen mogt. Deze twee oogmerken dan zamen zo veel mogelyk te vereenigen, beide de waercld en de Boekverzamelingen te bezoeken , was myn doelwit: en tevens overtuigd, dat gelyk overal, zo ook byzonder in de geleerde waercld veele dingen meer fchyn dan wezen hebben, bepaalde ik my in ?nyne navorfchingen voomamelyk by zodanige onderwerpen , waardoor ik dacht aan de wetenfchappen het meeste Voordcel te kunnen toebrengen. Ik ben in deze myne onderneeming niet ongelukkig geflaagd. Ik heb, behalven veele Fragmenten yan cene der oud/le E$yptifche Vertaalingen van den Bybel, ook nog het Wetboek en de geheele Inrichting van de Orde der Tempelheer en ,en Veele andere echte /lukken raaiende: de nieuwere Gefchiedevis medegebragt, zo dat ik hoope heb, van veele gaapingen in dit Vak der Letterkunde te kunnen aanvullen. Myn everigen tyd heb ik beflecd, ten deele om my in de oudheden te oefenen, waartoe ik vooral in Rome de fchoonfte gelegenheid had, dewyl ik het belangrykfle onderzocht heb in gezelfchap van mynen Vriend, den Heer GEORGZoè'GA, Wiens oudheidkunde te over bekend is: ten deele om den toefland dier landen, waarin ik verkeerde, naauwkeuriger te leer en kennen, dan voor Reizigers die flechts een korten tyd op een en dezelve plaats blyven, mogelyk is. ■—> Ik was zo gelukkig, dat ik den vryen toegang verkreeg tot de waardigjle en geleerdfte mannen, die my eene nadere opheldering gaven, over dat geene waarvan ik wenschte onderricht te worden : daardoor had ik gelegenheid, om in korten tyd Kerkt  VOORREDE. vtt eène naauwkeurigs kennh te verkrygen van dat gcene , H welk voor my het belangrykfterwas. En hier onder tel ik voomamelyk de tegenwoordige toeft and van de Roomfche Kerk, die zich thans in een zeer gewichtig tydftip bevind, waarin het beflist zal worden of zy nog verder onder het Juk der Hiërarchie en o?ider een blind geloof zal moeten zuchten, dan of zy grootere Vryheden verkrygen, en ''er eene heilzaame hervorming in dezelve plaats gfypen zal. Ik verzuimde niet de berichten van den burger lyken Toeftand der Landen, voor zo verre ik dezelve magtig worden en beoordeelen kon, optezamelen; dewyl ik overtuigd was, dat elk verftandige als Burger van den Staat, verplicht is den toeftand van andere Natiën te leeren kennen, en een ontcgenzeggelyk Recht heeft, om zyne denkbeelden- diesaangaande openlyk mede te deelen : vooral daar wy thans dat zeldzaam geluk genieten, om temogen denken wat wy willen, cn te zeggen wat wy denken. Dit werk zal dan een beredeneerd uittrekzel zyn, van H geen ik op myne Reize opgezameld, en van tyd tot tyd in myn dagboek aangetekend heb; hiermede heb ik oudere Berichten vergeleken, om my van de echtheid myner waarneemingen te meer te verzekeren — en om te naauwkeuriger te weeten, wat door my ontdekt, en te vooren nog niet bekend gemaakt was. Ik zou myn dagverhaal met bygevoegde aanmerkingen hebben kunnen uitgeeven : dan ik was van oordeel dit niet te moeten doen, om rede, dat zodanig een dagverhaal doorgaands flechts voor byzondere Vrienden van den ^chryver van gewicht is ; en vooral ook om dat de onderwerpen die men behan* 4 deld  vin VOORREDE. deld langs dim -weg veel verliezen,, dewyl men veele berichten niet dan vcrfirooid kan vinden ,. daar ze op onderfcheiden tyden < opgezameld zyn, en dus die zwaarc Taak voor den Leezer zou ovcrblyven, van uit deze -afgebroken berichten één geheel te moeten vormen, zonder cene behoorlyke kunde van Landen of Plaatfen. Uit dien hoofde heb ik de Berichten, die ik ontfing , ónder byzondere afilee/ingcn gebragt, en zo veel my mogelyk was, van de befchryvingen der Steden en oude overblyfzelen gefcheiden. Mhfchien is het niet ondienjlig, dat ik hiervan de meest . bekende boeken gewag maakc, waarin men berichten van den toeftand van Sicilien vind, en tevens myn denkbeeld over het gebruik der zelve mededeele. Cluvcrii Italia et Sicilia zyn tc bekend dan dat ik daarvan iets zou melden: ik gaa deze dan voorby. Zy zyn echter, dit moet ik 'er nog van zeggen, my veel van dienst geweest, in het vervaardigen van dit Boek, om fpocdig die plaatfen in de fchriften der ouden te vinden, die over deze of geene Landflreeken bepaald handelen. i. Le due diche dell' Iftoria di Sicilia, del P. Tomasfo Venez. 1573. 410. Eene vertaaling uit het Latyn. — De Schryver, een Dominikaaner Monnik, leefde in de zestiende Eeuw, kende zyn Vaderland naauwkeurig, en gaf eene juiste befchryvingvan het geene hy waargenomen had. — Naderhand zyn ""er groote veranderingen voorgevallen ; intusfehen befpeurd men duidclyk, aan het geene thans nog voorhanden is, hoe naauwkeurig hy in zyne waar nee-* mingen te wefk ging. — ƒ« andere dingen integendeel, byzonder in alle vreemde en wonderbaare gebeurtenisfin, by  VOORREDE. ix was hy, gelyk dat doorgaans by de Monniken plaats heeft, zeer by gelovig. —■ Hy ts het voomamelyk, die de berichten van die vervaarlyke Lichaamen der Reuzen , die men in Sicilië zou gevonden hebben, uitgebreid heeft-, hy haalt ook eene groote menigte van diergelyke vertelzcltjes aan. De tien eerfle boeken behelzen eene Aardryks- en Oudheidkundige befchryving van het gehcele Land, de overige bevatten de Siciliaanfche Gejchiede* nis, tot aan zyn tyd toe, en kunnen nog al van eenigen dienst zyn. — è. Antichita Siciliane Spiegate dal Padre Guifeppe Maria Pancrazi. Napol. 1751. 52. 1 deelen fol. Een werk geheel in den Italiaanjchcn fmaak gefchreyen, met veel om/lag van woorden , en eene nultelooze vertooning van Geleerdheid.-liet heeft daarby dat groote gebrek, dat 'er geene kanttekeningen zyn, waardoor men het werk gemakkelyker zou kunnen doorbladeren. —■ Men vind 'er Verhandelingen over de oudjle Bcwooncrs van Sicilië, en eene befchryving van de puinhoopen van Agrigentum 'die zeer omjlagtig is; naardien bykans elke ftecn, en elk fuik van een ingevallen Muur afgetekend en in een plaat gebregt is. ■— Ik heb eenig gebruik van dit boek kunnen maaken by dit Stukje over Agrigentum, omdat ik naauwkeurig kennis had, aan 't geen ik las: dan ik geloof niet dat andere, die zelve niet aan die plaats geweest zyn, noch uit het boek noch uit de plaaten , wys zullen worden. Ook heb ik eenig gebruik gemaakt yan, de tekening der platte grond dier Stad, die in dat werk gevonden word. De volgende deelen zouden de be- * 5 ' fchry  x VOORREDE. fchryying der Siciliaanfche plaatfen bevatten ; maar zy zyn achter ivege geble-ven. —> 3. Joannis Philippi d'Orville Sicula,-in 4 deelen, Amfterd. 1764. fol. — Petrus burmannus heeft dit werk na den dood van den Schryver uitgegeven. — d'Orville was in het Jaar 172.7. in Sicilien hy kwam 'er voomamelyk als een kenner der oudhe* den, met oogmerk om duistere plaatfen van oude Schryvers Cp te helderen. — Wanneer men deze Reisbefchryving uit dit oogpunt befchouwd, is zy eene van de beste, die ik ken. Zy is vol naauwkcurige waarnemingen, in Taal- en Letterkundige Geleerdheid, d'0 r v 1 l l e verbeterd de Fouten, die by fazelltjs en cluverius gevonden worden, en is nevens Brydone de groote oorzaak, dat Sicilië 'de laatfle Jaaren door de Reizigers meer bezocht is. In het tweede deel vind men verzamelingen van Siciliaanfche Monumenten en Medailles?., voor zo verre dezelve in het Jaar 1764. bekend waren: dan deze verzame* ling is thans niet van dat belang, omdat de Prins torre m u z z a zyne oudheidkundige Werken heeft uitgegeven. ■— 4. Brydor.e's Reis naa Sicilië. Toen ik myne berichten vervaardigde heb ik my van dit werk niet bedient. Dan voor dat ik naa Sicilië reisde heb ik het meermaalen geleezen. — De fraaiheid van des Schryvers ftyl, en byzonder zyn vermogen om den Leezcr het onderwerp belangryk te maaken, algemeen dan bekend. Dan zyne Gefchiedkundige geloofwaardigheid is niet groot. Hy befchouwde alles Jlechts met een vlugtig oog; en had te weinig kennis van de oudheden, dan dat hy naauwkeurig en juist van de overblyfzelen der oudheid zou hebben kunnen fpret*  VOORREDE. xi fprceken. Zyne kunde in de Natuurlyke Historie kan ik niet bepaaJcn : en uit dit oogpunt moet de waardy van zyn Werk voomamelyk beoordeeld worden, dewyl zyne berichten van den berg Mtna de belangrykflen zyn. Ik weet tntusfehen met zekerheid uit den mond van den overledenen Prins biscary, dat brïdone die zulke eene verrukkende befchryving van den berg SEtna geeft, en alle fchoonheden der Taal als V ware te hulp roept, om het opgaan van de Zon aftefchetfen , nooit daar geweest is, maar flegts zo verre den berg beklommen heeft, als Reizigers doorgaans des winters en in het voorjaar doen, namelyk een weinig over de helft. Zyne onbefchcidenheid heeft verfcheide braave mannen in Sicilien veele onaangenaamheden berokkend, vooral den braaven Kanunnik recuiero, dien de Geestelykheid uit hoofde van zyne aan bridone ontdekte gevoelens, begon té vervolgen. —1 5. Reife durch Sicilien und Gros Griechen Land, von den Baron riedesel. Zurich ï771. _ Een klein maar tevens allervoortrefelykst werkje. Ik kan hier met te meer Recht over oor deelen, omdat ik 'er op myne Reize gebruik van gemaakt, en hetzelve op alle plaat fen nagezien heb. —.—• Het oogmerk van des Schryvers Reize ging voomamelyk op de oudheden : hy had door den gemeenzaamen omgang met winkelman,^ daartoe nodige kundigheden opgezameld. ■—Riedesels Be/chryvingen heb ik bykans overal zeer juist en naauwkeurig gevonden. Ik weet f echts eene plaats, waar hy dwaalde. Hier en daar ontbreekt wel is waar het een en ander: maar wie kan met recht eisfehen, dat een Reiziger , die geen meester over tyd en omjlandigheden is, en dikwerf  xii VOO R R E D E. werf te vrede moet zyn, met dat geene te zien, wat de Inwoonrrs hem aanwyzen, alles zou berichten. In het Jaar. 1773. kwam 'er van dit werk eene franfche Vertaaling uit te Lauzannc, die boven het oorfpronkelyke dit voor uithoeft, dat men 'er de korte en fraaije aanmerkingen van den. Graaf zinzendorf, over den Staatkundigen toeftand van Sicilië in vind. 6. Swinburncs Reifen duren beide Sicilien, in den Jahren 1777--80. Hamb. 1787. 1 banden. Ik heb dt\ Engelfche Uitgave niet; ik bedien my van de Vertaaling van d. forste B.. swikburne is een man van kunde, die tegelyk zeer naauwkcurlg alles navorscht. Dan hy trof niet overal de beste Leidslieden aan: en daardoor heeft hy veele dingen, zelf van gewicht, niet gezien. Hy moet juist geen groot oudheidkundige geweest zyn. De Lasten van oude Munten en Medailles, die in de aanmerkingen gevonden worden, zyn door een geleerd Taalkundige, den Heer uütens, die hem op reis vcrzelde, vervaardigd. — Hy heeft veel overgcflagen :maar 't geene hy heeft is juist.—. Daarentegen is hy van grooten dienst, wanneer hy een ver/lag geeft van zyne waarneemingen omtrend de zeden der Inwoon eren. Ook zyn zyne korte .berichten van de oude en hedendaagfehc gefchiedenis der vermaardjle plaatfen zeer gewichtig. 7. Briefe uber Sicilien und Maltha : vom Grafcn von borcii, Bern. 1783. 2 banden. — In dit Boek zyn de berichten, zonder ecnige oordeelkunde , byeengcbragt, en waarheid en leugen met elkander vermengd. —, De Hoogduitjche Vertaaling is veel beter, dan het franfche orgineel, 't welk zeer onnaauwkeurig is. Ik las de brieven van uorch in Sicilië, maar ze konden my in "t aller- mim  VOORREDE. >:ni 'ininftc niet voldoen. >— Misfchicn zyn ze cenigzihs bclang'ryk voor de Natuurlykc Historie, alhoewel des kundige my Verzekerd hebben, dat de Graaf borch'cc geene kennis van had. 8. Vïaggid per tute le antichita della' Sicilia defcrit^ to da Ignazio paterno principe di Bifcari, Napol! 1781. 4to. —• Door dit werk heeft de overledene Prins bis ca ry allen , die na Sicilië reizen, den grootft en dienst gedaan ; dewyl het eene zeer naauwkcurige befchryving van de voornaamfte ftukken der oudheid, die in dit-. Land zyn,in zich bevat. Uit dien hoofde zal mendaihoogdravonden ftyl en den overvloed van woorden wel over het hoofd zien, vooral daar dit een natuurTy'k gebrek is, niet van dezen man alleen, maar van de geheele Natie. 9. Voyage pittoresque de F Italië, enz. 1 o. Voyage pittoresque de la Sicilië, par Mr. hoüel. Van deze boeken heb ik by het vervaardigen van dit eerfte deel, geen gebruik kunnen maaken. •—■ Ik ben dus genoodzaakt geworden , om eenige belangryke berichten achter wege te laaten, die ik in deze beide werken had kunhen vinden. Men vind 'er veele plaaten in , waarin de voornaamfte gebouwen, Ruinen, en platte gronden , ook de fchoonfte en treffenfte gezichten vertoond worden. ■— De verklaaringen zyn zeer goed, vooral die, welke men in de voyage pittoresqre de 1'Italie vind, die door kundige mannen vervaardigd zyn; onder deze behoord ook de beroemde Commandeur de dolomieu. 11. Het nieuwfte Stuk over dit onderwerp zyn bartels Briefe uber Calabrien und Sicilien, waarvan hans twee deelen het licht zien. —i Zy die dit werk kennen, zullen eene groote overeen ft emming in onze berichten vin-  XÏV VOORREDE. vinden. Geen wonder: wy waren bykans terzelver tyd in Calabrien en Sicilië, wy hadden dezelve Vrienden, die ons van het een en ander onderrichten, wy hebben dus uit dezelfde bronnen gefchept, ja zelf gebruikt gemaakt van dezelfde fchriftelyke berichten. Onze boeken zyn dus als 't ware als twee broeders aantemerken , die flechts voor een getuige kunnen doorgaan. Is "er hier en daar eenig onderfcheid in onze berichten, 't is of een fout in onze waarneemingen, (en wie jlaat niet voor feilen bloot) of dit onderfchcid moet voortvloeijen, uit de verfchillcnde wyzc van denken en bcoordeelen, waardoor het bykans onmogelyk is, dat twee mannen in allen gevalle in hunne denkbeelden voU komen met elkander zouden kunnen overeenflemmen. By het artikel over Napels heb ik die mannen niet ge* noemd, aan wier vriendfehap ik het toctejehryven heb, dat ik met zo veel nut en vermaak aldaar verkeerde; dewyl ik weet, dat hun hiermede veeleer ondienst gefchieden zou. Thans echter eiseht de vriendjehap, dat ik van een' derzelvcn in het byzonder gewag maake, daar Hy zyn Vaderland en de Wclenfchappen te vroeg ontrukt is. Die man was de Ridder gaetano filangieri, Schryver van het onfterfelyk Werk,laScienzadellalegislazione.— Ik deelde in zyne vriendfehap en in zyn vertrouwen,en heb zeer veele blyde en genoegelyke dagen met hem in Napels, en in den omtrek van la Cava, waar hy zyn verblyf hield, doorgebragt. — Hy had een opgeklaard verftand, een teder en gevoelig hart, dat vatbaar was voor waare oprechte zuivere vriendfehap met alle, die in natuurlyke eenvoudigheid en oprechtheid fmaak vonden. Toen hy agttien Jaaren oud was, begon hy reeds te arbeiden aan het te voor en genoemde werk, en hieraan befteedde hy vervolgens al zyn tyd en  VOORREDE, xv m krachten- Hy zeide het Hof vaarwel, met alle de voor* trcfelyke vooruitzichten die hy uit hoofde, van zyne aanzienlyke geboorte, en van de perfooneele gunst des KoningShad: omdat hy het niet verdraagen kon, dat zyne verrichtingen berispt en afgekeurd wier den door menfehen, die hem haatten en vervolgden , omdat zy zyne deugd vreesden , en zyne verhevenheid gevoelden. Hy koos dan het Land: daar leefde hy eenzaam en gelukkig met zyne geliefde wederhelft, en ecnige Vrienden zyner Jeugd, dis uit Napels dikwerf by hem kwamen. — Hy was een teder Echtgenoot, Vader, en Vriend, vry van alle voor oor deelen, een yverig voorftandcr van Waarheid en Recht i ftandvastig in alles, wat hy als goed erkende, vrymoedig in het fpreeken van waarheden, die voor hem geen Italiaansch Schryver openlyk heeft durven voor/lellen. Zyne liefde tot de wetenfehappen was zo groot, dat hy door zyne geduurig werken zyne gezondheid zeer benadeelde. —■— Zyn naam was reeds beroemd in Italië , Frankryk en Duitschland, toen de Napclfche Regcering hein nog bykans geheel niet fcheen te kennen: zyne vyanden , Geestelykc zo wel als Leekcn verydelden elk ontwerp tot zyne bevordering. Eindelyk plaatfle de Koning hem in het Collegie van Commercie. Dan hy was in Napels nog minder gelukkig dan op het Land in zyne eenzaam" hcid: zyne werkzaamheid ten dienjle van den Staat was van zeer korten duur : een Jaar na zyne aan/telling wierd hy overvallen door eene lievige pyn in de ingewanden , die hem binnen korten tyd uit het leven rukte in zyn zeven-en-dertigjle Jaar. Alle die hem kenden, en die het tevens verdienden om hem te kennen, beminden hem, opregt; zyne nagedagtenis zal altoos blyven in de harten  XVI VOORREDE. ten zyner Vrienden , die zieh niet alleen 'er in verdijden maar ook 'er zich op verhef en konden , dat hy hun Vriend was (f). Koppenhagen den 2.1 Oftober 1788. (*) Zyn Leven is te Napels uitgekomen , onder den tytel : Elogio fton'co del Cavallier Gaetano Filangieri fcritto dall' Avocato Donato Tomafi. » De Schryver van dit Werk zou tegen Paasjchen 1790 eene Hoogduitjche Vertaaling van bezorgen, of dit gejehied zy, is ons onbekend. N A-  NAPELS. Ik heb geenzins ten oogmerk, om in dit Werk alles te herhaalen, wat door duitfche, franfche en engelfche Reizigers over Napels is gefchreven, en wat elk italiaansch Cicerone, die vreemdelingen vergezeld , van buiten geleerd heeft: — myne Leezers zullen het my uit dien hoofde niet kwalyk moeten neemen, dat ik niet dan zeldzaam over algemeen bekende dingen fprcek. Wien eene naauwkeurige kennis van Napels ontbreekt, kan in Volkmanns Oordeelkundige berichten, alle Waarnemingen vinden, die 'er tot op dien tyd omtrend Italien gemaakt zyn. : ïk geloof niet dat men in een Land twee groote Steden Zal vinden, die zo zeer van elkander verfchiljen, als Rome en Napels. — Doorgaans heeft een Reiziger zich reeds eenigen tyd in Rome opgehouden; het oog is reeds gewend aan den aanblik, van oude en hedendaagfehe Pracht en Luister, die daar gevonden word: het is reeds gewend eene doodfche en ledige ftad te zien , wier bewooners voor de helft Priesters fchynen te zyn: wier burgers leeven onder het Juk eener Priester - regeering , die hen dwingt om ftil te zyn, terwyl hun Charadter hen tot het tegenövergeftelde aandryft. In Napels inte* gendcel is alles in beweging ; by dag noch nacht, zyn den ftraaten één uur ledig. Beide vreugde en droefheid word door het Volk met evenveel gedruis te kennen gegeven. De verfchillende Manden , van menfehen leeven en vermengen zich onder een. De Koophandel is in vollen bloey: elk zoekt de kost tt A win-  C NAPEL S. winnen, onverfchillig op welk eene wyzej en hoe, wel de Stad en derzelver luister op verre na niet haaien kan, by de aloude Hoofdftad der Waereld, zo is -echter de omtrek van Napels oneindig fchooner en verrukkender, dan die van Rome. Deszelvs omliggende Landftrcek is doodsch , onbewoond, onbe■bouwd; daar die van Napels integendeel 400000 Menfchen in een kleinen omtrek bevat, opgevuld is met Steden, Dorpen en Huizen; cn geheel bebouwd, zo dat zy in grooten overvloed alles oplevert, wat de •Landbouwer van zynen arbeid verwachten kan. De Luchtftreek is in Napels zo wel als in Rome voortreffelyk: dan ook in dezen opzigte is Napels bevoorregt boven Rome, dewyl het hoewel meer Zuidwaards liggende dan Rome, echter de hette der zonne niet zo gevoelt, uithoofde der verfrisfende Zeewinden, en de bergen die rondsom liggen des winters den kouden Noord- Oosten Wind afweeren, die dan te Rome zich zeer onaangenaam duet gevoelen. De Natuur heeft aan de Inwooners van Napels alles, als 't waare, gefchonken. Zy bezitten de voortbrengzelen der aarde en der wateren in grooten overvloed. Zy bewooncn eene Landftreek, waaraan de Natuur alle haare fchoonheid heeft medegedeeld, eene Landftreek, die zo verrukkend is, dat noch dichter noch fchilder, door de verstgedrevene verbeeldingskracht eene fchoonere zou hebben kunnen fchilderen. Zo ooit, word hier als 't waare de wezentlykheid vertoond dier aangenaame poetifche fchilderingen, van eene eeuwige Lente, en van alle de heerlykheden, welke de Aarde in de gouden Eeuw fmaakte. In  NAPELS. I In elk Jaargety is alles groen en bloeijende. Altoos is de Lucht vervuld met de balfemachtige geuren van ontelbaare uitwaazemende Planten, die alommc in het Veld in het wilde opgroejen. Werwaards men de oogen ook wend, geduurig ontmoet men groote en afwisfelende toneelen: met één opflag, ziet men de uitwerkzelen der hevigfte uitftortingen van den Vefuvius, en de allerfchoonfte en treffendfte Natuur verfchynfels rondom de plaats, die door het vuur uit den Berg verwoest is. Berg en Dal, Bosch en Veld, Steden en Ruinen, Land en Zee zyn hier de geduurig afwisfelende toneelen, en wel in de allerbekoorlykfte en verrukkendfte verfcheidenheid. Hoe meer men op deze voorwerpen ftaart, hoe bekoorlyker ze worden, en hoe meer men ook verlangt, om ze weder te aanfchouwen. — De kunst en derzelver befchouwing heeft zekere bepaalde grenzen. Het oog en de ziel worden beide vermoeid: maar de natuur blyft altoos hieuw , en vertoond zich eiken dag van eene andere Zyde. — Het is de natuurlyke voortrefFelykheid van Napels, die elk, by wien eenig gevoel voor het fchoone en verhevene plaats heeft, als 't waare geheel in verrukking brengt: wier genot den zodanigen geduurig levendig voor den Geest is, en die alle; welke eenmaal dit Paradys gezien hebben, by aanhoudenheid uitlokt om het nog eens te zien, om nog eens die Zaligheden te fmaaken. Zo is deze Landftreek thans; en zo is ze, zo verre de gefchiedenis ons bericht geeft, altoos geweest. Reeds zeer vroeg lokte de heerlyke en vruchtbaare bodem eenige Griekfche Colonisten derwaards. ■ A a Baulii  4 NAPELS. Bauli, het oude Cuma,Puteoli^ en ook Parthenopc, 't welk in het vervolg Palapolis cnNeapolis genoemd wierd waren Griekfthe plaatzen. Naby deze lagen Capua Nocera, Nola, en andere plaatfen, die door inlandfche Volkeren van Italien, dc Ofccrn en Samniten bewoond wierden. Napels bleef tot in laater tyd eene Griekfche Stad, en hoewel het den Romeinen toebehoorde, hoewel de Landftrcekcn van Puteoli cn Baja aangevuld waren , met buitenplaatzcn van Romeinfche grooten; zo hielden echter de Griekfche Zeden en gewoontens Hand; ja zelf het behield nog veel van zyne voormalige Vryheid. In laater tyd bleef die vereeniging met Griekenland, en met de Oosterfche Keizers te Conftantinopel. Eerst ten tyde der Noormannen, toen deze in Napels kwamen, wierd de vereeniging van Napels met het Oosterfche Keizcrryl: geheel vernietigd, cn toen eerst raakte de Griekfche taal geheel uit gebruik; ook wierden de Zeden der Nkpolitaanen meer gevormd ovcrëcnkom- ftig die der andere Italiaancn. By den tegenwoordigen toeftand van Europa, kon het Koningryk Napels een der aanzienlykfte Ryken zyn. — Door zynen overvloed van alles wat men nodig heeft tot levens onderhoud, is het geheel onafhankelyk van alle andere Landen : terwyl integendeel bykans alle Natiën in dc Napolitaanfche Havens komen, om Graanen, Manna, Olie, Zyde, en meer andere onontbeerlyke behoeftens te haaien. Naar maate van de groote van dit Land, is het fterk bevolkt: men teld in dit geheele Ryk, Sicilien,'t welk echter het któnfte gedeelte uitmaakt, mede inge- floo-  NAPELS. 5 Houten, zes millioenen Inwooners. (*) Welke voortgangen zou men in Koophandel en Zeevaart kunnen maaken door middel van zo veele mcnfchen, daar men ongevoelig veele op het Land zou kunnen ontbeeren! Ovci al heeft men fchcone en voordcelige Havens ; Napels zou Frankryi: de hcerfchappy over de Middelandfche Zee kunnen beiwisten, het zou in de Adriatifche Zee den meester kunnen fpeelen , wanneer het Hechts zyne eigene kracht wilde in 't werk ftellcn. — ^— Dan ik geloof niet dat 'er een Land is, 't welk met zo veele rampen en tegenfpoeden heeft moeten worstelen, als dit Land. Drie Eeuwen lang was het aan 't zo ver afgelegen Spanje onderworpen : 'de troifchc Spanjaard gebruikte dit Land, gelyk Mexico en Peru,tot een goudmyn: men kreunde 'er zich niet aan , of het Land iets behoefde, of het die afperzingen, dat uitmergelen verdraagen kon. De Koning was verre weg, en de Onderkoningen heerschten op eene willekeurige wyze. Naarmate deze meer of minder aanzien en vermogen hadden, naarmaate was de invloed van de Grooten en van dc Geestelykheid grooter. 'Er was dan ccne volmaakte Ilegeeringloosheid, waarin men de hcerfchappy der Geestelyken , en den invloed van ccnige weinige Grooten, ziet kampen met het willekeurig gezag van den Onder-Koning. Onder den laat- (*) In 't Jaar 1768, telde men in Napels 3173975 Menfchen behalven de militairen, en in 't Jaar 1717, in Sicilien, 223163. Msnfchen. Op die zelve hoogte wierd het •3767. ook gefchat. De l'crtaaltr. A 3  6 t/ A P E L S. laatften Koning van Spanje, Karei dén lilden, fcheen het of Napcis een beter Lot zou treffen. Hy was na driehonderd Jaaren de eerfte Vorst, die in het midden van zyn Volk leefde, cn die het tevens beminde. Onder zyne Regeering gefchiede oneindig meer dan men buiten Napels weet, of zou durven denken. — Hy leide de grondflag tot dat alles, wat thans tegen Rome en de Geestelykheid word uitgevoerd. De Re- gcering van het Land wierd in eene veel betere Orde gebragt, zo dat 'er een meerder Verband onderling plaats had. Kunsten, Wetenfchappen, Akkerbouw, Fabrieken, Manufactuuren, en de Bergwerken, waren in bloey. 'Er heerschte eene meer algemeene Volksverlichting : men dacht en fchrecf vryer : de Natie maakte binnen korten tyd aanzienelykc vorderingen. Toen de Koning na Spanje ging en de Regeering over dit Land aan zynen Zoon overgaf, fcheen het in den beginne, of alles niet Hechts langzaamer ging, maar ook veel dingen geheel te niet liepen. — Marchefe Tanucci, wien de Koning tot Premier - Minister had aangefteld, was oud, en zyne opvolgeren hadden op verre na die bekwaamheid niet, die hy bezat. De Oostenrykfche party ftreed yverig tegen de Spaanfche, en het fcheen als of het Spaanfche Kabinet Napels te zeer als eene Provincie behandelde: gelyk de Koning ook zynen Zoon meer als Onder-koning befchQuwde. Eindelyk kwam 'er in de laatfte Jaaren eene groote verandering. Napels is thans minder afhankelyk van Spanje dan voorheen ; de Oostenrykfche party heeft over de Spaanfche gezegepraald, en alles word thans met yver uitgevoerd. De eisfehen van den Paus en van de Geestelykheid worden zeer bo  NAPELS. 7 beperkt ; dcrzelver kracht word gefnuikt door het opruimen van Kloosters, en het befteeden van derzeiver fchatten tot nuttigere eindens: men verbeterd de Finanticn, en de Landmagt, men rust een Vloot uit, die in de laatfte Jaaren te Napels niet meer gevonden wierd; men begint op nieuw, de menigvuldige overblyfzelen der oudheid, die'er rondom Napcis gevonden worden, tot uitbreiding der wetenfcbappcn optezoeken cn te befteeden. Hoeveel belooft dit alles niet voor het toekomende'? Welke hcerlyke vooruitzichten ? Wanneer het politieke fyftema ('t geen zo wisfelvallig is) by voortduuring deze hervorming begunstigd, cn het tegenwoordige Ministerie,'t welk zulke edele en opgeklaarde grondbeginzels omhelsd, niet door eene tegenoverftelde party uit het bewind gezet word. Het karacler van de Napolitaanen is zo kwaad niet als men het uitgekreetcn heeft. Wraakgierigheid fchynt by alle Italiaanen diep geworteld te zyn; men hoort echter in Napels veel minder van moord en doodilag, dan in Rome cn in het bovenfte gedeelte van Italien. De Justitie is in Napels flegt: de Rechts-oefeningen gaan langzaam voort, en neemen dikwerf eenen anderen keer, dan ze behoorden te doen. Het is dus niet zo zeer de vrees die het Volk in teugel houd, maar veeleer goedhartigheid en befchaafdheid. -— Een Napolitaan maakt een ontzagchelyk gedruis, en daarmede is 't gedaan. Uit zyne dreigingen zou men welhaast beftuitcn , dat niets dan bloed hem zou kunnen bevredigen: en in het zelve oogenblik ziet men de twee ftrydende parA 4 tyen'  § NAPELS. tyen zich omarmen, en als Vrienden" van elkander fitheiden. Een Romein integendeel verbergt zyn gevoel over eene belediging, maar vergeet ze nooit, tot dat hy door bloed gewroken is. Uit dieh hoofde worden 'er jaarlyks in Rome ecuige honderd menfehen Vermoord. In het Jaar 1785. b. v. zyn 'er 560 Doodflagen tot kennis der Regeering gekomen, behalven de overige die verborgen gcbleeven zyn. Men had 'er te Napels even zo wel gelegenheid toe als te Rome, en echter gefchied het daar zeiden. De veele duizenden van Lazaroni, die in Napels zonder ecnige bezigheid leeven, zyn niet zeer fcfiadelyfc of gcvaarJyk voor de openbaarc veiligheid , behalvcn dat zy zomtyds op de openbaarc plaatfen der Stad, de menfehen aanvallen en berooven. Maar voor het grootftc gedeelte zyn zy gemakkelyk te voldoen, en begceren niets meer dan het geene zy dagélyks tot hun Levens-onderhoud nodig hebben, 't geen zy verwerven ten deele door het verhuüren van kleine Chaifen, ten deele door Dieverycn, die zy waar zy Hechts kunnen begaan, en waar voor niemand zich kan wachten; —. waarom niemand in Napels iets van belang by zich draagt. — Dit Mille cn vreedzaame fcaractcr dier Lazaroni is een groot geluk voor de Regeering: dewyl de ervaaring meer dan eens reeds geleerd heeft,hoe gevaarlyk zy zyn, wanneer Geestdry- yery of oproer hen gaande maaken. Masfaniello was in den tyd van weinig dagen door hulp van deze Lazaroni Heer van Napels,fchreef den Onder-koning en den Aarts - bisfehop wetten voor tot dat men hem ^indelyk door belofte van vergiiFenis en verradery aiees-  NAPELS. 9 meester wierd. (*) Deze en andere oproeren van minder belang hebben duidelyk getoond, hoe gevaarlyk het gemeeneVolk in Napels is. —Want behalvcn dc geene, die in Napels woonen, komen alle boeren van het platte Land, en alle burgers uit de kleine Steden van Campanien na de Hoofdftad, zo ras aldaar eenige onlusten plaats hebben. Wie van deze Hechts vyf Cariinen of een halve daalder kan betaalen, heeft het recht om een fnaphaan te draagen. —— Deze hoop maakt een getal van tweemaal honderd duizend weerbaare mannen uit, die zich door eenige ongeoefende Regimenten niet ligt laaten overweldigen : vooral daar de laatfte meest alle uit Landmilitie bcftakn , die waarfchynlyk niet zeer gereed zouden zyn, om tegen hunne Broeders het zwaard te trekken. Men kan uit dien hoofde wel bcgrypen, dat de Regecring zich van alle gematigde middelen, die binnen haar bereik zyn, bedient, om dit Volk te beteugelen. Onder deze middelen zyn het bloed van den heiligen Januarius, en de wonderen die'er gefchieden, om dit bloed vloeibaar te maaken , geene van de minden. Want daar het Volk de kas, waarin dit bloed opgefloten is, als de veilige toevlucht en befcherming, byzonder voor de verwoestingen van den Vefuvius en voor de aardbevingen befchouwd , en daar dit middel dus in de handen van dc Geestelykheid (*) Relazione delle RefoUitioni populari fucccsfe nel distretto e regno di Napoli nel prefente Anno 1647, del fign Nefcipio Liponari é Padoua 1648 — een boek dat zeer zeldzaam te vinden ls. Belangryker is de Masfaniello van Meis-ner. Leipz. 1748. A 5  NAPELS. ' heid is, zo bedient de Regeering zich zeer omzigtig,wanneer het nodig is van dit middel, om het Volk te bevredigen. Eenige toevallige omftandigheden hebben dien Heilig eene groote hoogachting by het Volk doen verkrygen , waarin hy ook nog by de Napolitaanen ftaat. Toen in het Jaar 1779. dc Vefuvius op eene vreezelyke wyze woedde, wierd de Aarts - bisfehop door het Volk genoodzaakt, om de Reliquien na den berg te brengen. Naauwlyks had men tyd om de Proceslie te doen vertraagen, tot dat de Ridder Hamilton en andere Natuurkundige gisten, dat de berg binnen kort zou ophouden, vuur te braaken. — De Loop, dien de Lava nam, dreigde Portici en Retina den ondergang. Toen de Proceslie gekomen was by een Brug, die tegen over den Vefuvius ligt, zag men de zilveren kas van den Heilige, gelyk goud glinfteren , ('t welk veroorzaakt' wierd door de tcrugkaatfing van de Lichtftraalen , die op eene boven den berg hangende Wolk vielen) en in hetzelve oogenblik nam de Lava eenen geheel anderen Loop; daar zy te vooren na Portici droomde , liep zy nu in een dal, waar zy geen kwaad kon doen, en fpocdig uitdoofde. Deze toevallige gebeurtenis deed de Geestdryvery en het bygeloof op nieuw herleeven , cn de H. Januarius word thans meer dan ooit geëerbiedigd. En van dit bygeloof bedient de Regeering zich om haare oogmerken te bereiken. De Stad Napels b. v. was des Nachts niet verlicht door Lantaarncn ; men had de aanzienlyke fommen, die daartoe vereischt wierden, noch willen noch kunnen byeenbrengen. Een Dominikaaner Monnik, Ï.E.OC c o,een man die zich door zyne Gemeenzaamheid,  NAPELS. II heid, Welfprekenheid en Braafheid algemeene Achting verworven had, die voomaamlyk de Prediker en Biechtvader van den gemeenen" man , en in 't byzonder van de Lazaroni was, en die reeds veele nuttige fchikkingen had weeten te maaken, wist het ook, hier zo ver te brengen , dat het Volk geld byoe» tragt, van het welk in elke ftraat kleine Alta. ren met brandende Lampen, ter Eere van de Moeder Maagd , of .van den heiligen Januarius wierden gebouwd ; cn zo wierd langs dien weg dc Stad ces nachts genoegzaam verlicht, zonder dat de Rege;.ring 'er eenige onkosten van had. (*) — 't Is alicen in tyden van gebrek en hongersnood dat de Regeering het Volk moet vrcezen. Dan dit is een zeldzaam geval in zulk een vruchtbaar oord, als Campa, nien; en thans heeft men door het aanleggen vi.n Koorn - Magazynen 'er nog meer voor gezorgd , om de Stad van die zyde te beveiligen. Dé handwerkslieden zyn te Napels verdeeld in Gilden; deze hebben hunne Opzieners,'die van den Magiftraat afhankelyk zyn. Geen Gilde is talrykcr, dan dat der Visfchcrs: De haven is met ontelbaar veele kleine fchuiten vervuld, die de Vis1'chers toebehooren; cn tusfehen Napels , Portici, Capri, Ifchia, Procida, Puzzuoli, enz. is de Zee met Barken als bedekt, die of Visfchcn, of ook menfehen van de eene na de andere plaats brengen , of ook (*) In het Jaar 1788. heeft de Regeering dit gebrek geheel vervuld! 'er zyn 18000 Lantaarnen voor deze Stad vervaardigt, waardoor dezelve by Nacht genoegzaam verlicht is. De Vertaaler.  12 NAPELS. ook tot het dryven van Koophandel, met dc voortbrengzels des Lands gebruikt worden. — Deze Visfchers zyn reeds meer befchaafd, dan de Lazeroni, men vind zelf by zommige van deze een trap van verlichting die men naauwiyks verwachten zou. Ik weet van goeder hand, dat een van deze Visfchers, een Proces voor den Magiftraat hebbende, met een van zyne makkers, die hem befchuldigde van Visch te hebben gefloten, tot zyne verdediging antwoorde; „ E chi non rabba P rubba pure ilpapa colle i, dispenfe matrimonïcdi! En wie fteelt 'er toch niet ? De „ Paus fteelt zelf door de Dispenfatie van huwelyken in „ verbodtne graaden." De opvoeding cn het onderwys van den gemeencn man is intusfehen zeer bekrompen. — Weinige kunnen leezen, cn noch minder is het getal der geene die fchryven kunnen: hun Cathechis- mus is ras geleerd: de grootfte plicht is,-dat zy Zondags de Mis hooren, cn van tyd tot tyd biech- 'téa. Dan komt het 'er voornaamlyk op aan of hun Biechtvader een verftandig man is, die, in plaats van aan het bygeloof voedzel te geeven , integendeel hen verftandclyke en zedelyke denkbeelden iiboezemd. Thans vind men 'er zodanige reeds hielen daar: en wanneer de thans ftudeerende Jongelingfehap tot den Dienst der Kerke komt , zal 'er nog meer Licht opgaan dan thans reeds gezien word. Het Bygeloof is intusfehen, gclyk ik gezegd heb zeer groot. ■ Ik heb geene gelegenheid gehad, om hetzelve naauwkeurig te leeren kennen, myne verkeering was niet van dien aart, dat dezelve my daartoe dienstig zou hebben kunnen zyn: ik zal "er daarom Hechts. weinig van zeggen. De Vrouwen te Chia-  napels. 13 Chiaja (en dit diéhe tot een voorbeeld) eene VoorStad van Napels die aan de Zee legt, dfaagen kleine Priapen of hal ven maanen, (die by de Ouden het fignum menflrtti midiebrh waren) cn andere diergelyke Figuuren van Coraalen aan hals cn ooren, om dat zy' gelooven dat daardoor de vruchtbaarheid bevorderd word. Niemand behoeft zich over zodanige overblyfzclen van het heidendom zo zeer te verwonderen. Misfchien is zelf het wonder van het Bloed- van Januarius, 't welk onder andere naamen op veele plaatfen van dit Koningryk ook gevonden word, insgelyks een overblyfzel van een heidensch wonder. — horatius verhaalt Satir. 1. 5. [r. 97. fq.~\ de hinc Griafia Lymphis Ir Mis exirudta dedit rifusque iocosque; Dam flamma[me, thura liauescere limine facro Perfunderc cupit en dc roode hartsagtige ftof; welke de Romeinen thus noemden, kan zeer wel ter Eerc van een Martelaar cn Heilig den naam van Bloed verkregen hebben. Zo vond. de Ridder 11 a m i l t o n dat de Priester van eene kleine Kerk te Iferma eene Stad in Abruzzo, waar oudtyds ter Eere van God Priapus feesten gevierd wierden, Priapen van Wasch, in den alouden fmaak gegootcn, ter Eere van den Heilig, die als de befchermheilig van die Stad wierd aangemerkt, en de plaats van den God Priapus fcheen ingenomen te hebben, onder een andere Naam verkocht. Daar het karacter der Natie zeer luidrugtig is, worden zodanige Feesten ook met zeer veel gedruis gevierd. In Rome fteekt het  r4 NAP 4 t s. het Volk op het feest van ecu heilig vuurwerlceH af, of brant ten minne piktonnen. Dan dit gefchied nog veel meer te Napels, waarby zodanige gelegenheden vuurwerken worden afgeftoken, wier gedruis men met het gefehreeuw van het Volle, van het eene einde der Stad tot het andere kan hooren. Dat zelve gebruik heeft ook by de Siciiiaanèn plaats, die niet minder dan de Neapolitaanen liefhebbers van zoda»jge luidrugtige vrolykheden zyn. Napcis is de Hof- cn Relidentie plaats; alle Collegicn en de voornaamfte Staatsdienaaren vind men hier byëen. De Adel flyt ook den mecsten tyd in de Stad en is flechts eenige Weeken of Maanden op de Landgoederen. Uit dien hoofde moet Pracht en Weelde hier in grooten overvloed gevonden worden : men vind 'er ook geduurig allerley vermaaken , cn alles wat doorgaans in het gevolg van een aanzien- lyk en prachtig Hof gevonden word. De Weelde en Pracht van den Adel, overal in de uiterlyke vertooningen , overtreft alle denkbeelden. De mindere Adel , de Koninglyke Randen , de ryke Kooplieden en Advokaaten willen voor den eerften Adel niet wyken. Zy leeven uit dien hoofde zo verkwistend, dat dit hun vermogen verre overtreft, en daaruit volgt dan weder, dat veele om in hunne eens vastgeftelde Levenswyze te kunnen voortgaan, oneerlyk zyn in hunne bedieningen, of ook dat weinige perfoonen vroeg trouwen; waaruit, gelyk elk ligt kan begrypen, een groot zedebederf ontftaat. Volwasfene Meisjes, opgevoed in weelde, kunnen aan geen trouwen denken, ten zy dan dat zy een man van groot vermogen of; aanzienlyke Jaarlykfche Inkomftcn i ■ tref-  NAPELS. 15 treffen, 't Gevolg daarvan is, dat ongehuwde Meisjes van Adel cn van aanzienlyke burgerlyke Familiè'n in de Kloosters gaan; en dat uit elk huis, wanneer het niet by uitftck ryk is, doorgaans niet meer dan eene dochter trouwd. De zorge voor haar en haare Opvoeding zou den Moeders te veel werk verlchafTen, en haar in het neemen van vermaak te zeer belemmeren ; uit dien hoofde worden zy veelal nog jongzynde in het Klooster gezonden, en komen 'er zelden uit voor dat zy trouwen zullen. Wie van deze tot het Kloosterleven betond is, geniet de minfte Vryheid. Evenwel noodzaakt men deze ongelukkige om de waereld te zien. Eenigen tyd, voor dat het Noviziaat begint, komen zy te voorfchyn , en worden, zeer prachtig uitgedoscht in alle gezelfchappen rondgeleid : ten deele misfehien , om te zien of 'er ook nog een vrycr mogt opkomen, die haar zonder huwelyks goed begeert te trouwen: ten deele om aan de wet van de Kerk te/voldoen; deze cischt dat zy die Nonnen worden, dien ltand uit eigene vrywillige verkiezing moeten omhelzen, en dus eerst de waereld moeten zien en leeren kennen. Oordeel nu eens met welk een hart deze ongelukkige haare gelofte afleggen voor het Altaar, in een tydftip van haar leeven, waarin de Natuur en haar eigen hart haar volftrekt tot het tegenovergeftelde uitnodigen. 'Er zyn voor de Zoons meer uitwegen ; terwyl zy Advokaaten, Officiers, of Priesters kunnen worden; en willen zy al Monniken worden, dan gaan zy in zodanig eene Orde, wier voorfchriften niet te Kreng zyn, en waarby het hen geoorloofd is met hunne Naastbeftaanden en Vrienden te verkeeren, zo als de Benedictynef- Oli-  16 Napels. Olivetaner- en Theatiner- Orden. Men ziet hierin zeer; gerhakkeïyk, dat de Opvoeding welke dc Napelfche "Adel geniet, juist niet van dc beste is. Men vind ook dikwerf onder de Napelfche Edellieden , voorbeelden van onwetenheid en domheid, die alle dénk1 beelden te boven gaan. Veele kunnen niet eens hunne naamen fchryven ; en men heeft in Napels fpoedig gedaan, wanneer men de mannen van Oordeel en Smaak wil opnoemen. De eerfte onder deze is buiten twyfel, de Ridder g a è' t a n o filangieri. (*) Schryver van een beroemd Werk, over de Wetgeving; die in weerwil van zyne groote en uitgebreide verdienden , door eene oneindige mecnigte van Cabaalen moest door werken, eer dc Regeering hem eene bediening heeft willen geeven, waarin Hy zyne kunde en bekwaamheid ten dienfte van zyn Vaderland kon befteeden. De overige , welke ik heb lecren kennen, zyn bykans geheel niet bekend door eenige fchriften ; maar zyn met dat al wel bedreven in de fraaije Wetcnfchappen. Vreemde taaien worden hier bykans niet gefproken, dan alleen het Frans ch-, cn hier en daar een weinig Engelsen. — Voor eenige Jaaren heerschte 'er eene raazende zucht tot nabootfing der Engelfchen , dan deze was van geene andere uitwerking, dan dat men Engelfche Hoeden, Paarden, Wagens, Honden, cn een Engelfchen Jokkcy, (f) die intusfehen geen woord En- gclsch (*) Zie het flot der Voorreden; waar men nader bericht van dien Heer kan vinden. (|) Jokkey. Ik heb dit woord zo gelaten, omdat de Schryver het dus zelv gebezigd had, het betekent een Roskaminer. De Fertaaler.  napels. ty geisch verftond, had; en dat men zomreige Engelgelfché vloeken onder het Napelfche Dialekt mengde, het welk behalven dat reeds een van deonaangenaamfte tongvallen in Italiën is. Onder de Advokaaten en Ambtsperzoorien is oneindig meer befchaafdheid-, en kunde. Ik heb 'er veele gekend, die waarlyk geleerde Mannen waren, zelf in zodanige Wectenfchappen, die niet rechtftreeks tot hun beroep betrekking hadden. Zy zyn ten deele door hunnefchriften bekend, als Don francisco daümielle, Koninglyke Historie-Schryver, Don mario pagano, Profesfor der Rechtsgeleerdheid , Don saverio matthei, Byzitter in het Departement der Financiën , marchese grimaldi, de overledene Abt gaeiani, en Don nicola ignarrA, Leermeester van den KroonPrins. De andere zyn meest alle zo zeer met Ambts^^ bezigheden overlaaden, dat zy geen tyd hebben om iets te kunnen uitgeeven; uit dien hoofde is het ook voor een vreemdeling moeijelyk om toegang tot hen te verkrygen. • De Bibliotheeken iri Napels, zyn juist niet van byzonder belang. De vermaardfte derzeive zyn: i. De Koninglyke Bibliotheek op het flot Capo di Monté, die met de geheele Farnefifche Erfenis na Napels kwam, en voorlopig op dit flot geplaatst wierd; 'maar tevens in zulk eene wanorder dat men 'er tot nog toe geheel geen gebruik van heeft kunnen maaken : want alle de gedrukte boeken (taan op den grond op een geftapeld, of liggen in kisten gepakt. De Handfchriften worden in kasfen afzondexlyk bewaard, dan  18 ti a p e L Si 'er is geen Catalogus van voorhanden, ook waslij te vooren voor een vreemdeling zeer moeijelyk om 'er den vryen toegang toe te verkrygen. Zelf de plaats, als zynde een hooge fteile berg, in het uiterfte einde der Stad , maakt het zeer bezwaarlyk cn onaangenaam , om deze Bibliotheek dikwerf te bezoeken. Ik had eene fchcone gelegenheid om dezelve naauwkeurig te leeron kennen , door den tegenwoordigen Bibliothekaris, d. pasqu'ale baffi, een allcivriendelykst en zeer geleerd man \ echter heb ik onder de Griekfche handfehriften weinig gevonden $ dat van veel belang was. De Latynfche handfehriften heb ik zo naauwkeurig niet nagezien, deze zyn reeds in de voorige Eeuw, door geleerde Mannen, zelf door fulvius ursinus doorzocht; waarom ik niet denk dat men hier iets onbekends zal vinden. In het vervolg zal de toegang tot deze Bibliotheek gemakkelyker zyn, dewyl de Koning een Paleis midden in de Stad beeft laaten opruimen, om daarin niet Hechts de Gehoorzaalen der Hoog-Leeraaren te verplaatfen, maar ook deze Boekery en de andere verzamelingen, welke op Capo di Monte gevonden worden, en waarvan ik naderhand zal fpreeken,alg ook het geheele Herkulanifche Cabinet van Portici * en alle de overige den Koning toebehoorende Hukken der Oudheid: —. zo dat hier het denkbeeld van een algemeen Staats - Mufeum, onlangs door den Staats Raad rothe ontworpen, als 't waare tot wezenlykheid zal komen. Dan zal elk den vryen toegang hebben; 't welk op Capo di Monte niet kon gefchieden, zolang alles in wanorder was, vooral daar men eene mee-  napels. menigte van boeken, en van de gewigtigfte ftukken der Oudheid, die door elkander gekomen waren, miste. 2. De Bibliotheek van de Maatfehappy der Weetenfchappen. Dit is eene verzameling die van de Jefuiten afkomflig is <; zeer aanzienlyk en van zeer veel dienst in het Vak der taalkunde, der Kerkvaderen era der gefchiedenis. ■—.—. 3. De Bibliotheek St. Angelo al Nido, eene operïhaare ftichting. Zy is niet groot en heeft eenige weinige Latynfche handfchriften. —- 4. De Bibliotheek van den Prins tarsia. Is insgelyks eene openlyke Boekery. De Catalogus daarvan is gedrukt (*); hoewel die Bibliotheek naauwlyks 30000 banden in zich bevat. In het plaatfen der boeken heeft men alleen op de banden gezien, zodat alle boeken in franfche banden by elkander ftaan. Dit geeft juist geen gunstig denkbeeld , omtrend den {Bibliothekaris , indien deze, gelyk men vermoeden zou4 hierin naar goeddunken te werk kan gaan* 5. De beide Boekverzamelingen der Thcatiners : deze vind men in twee der Theatiner Kloosters. In de eene vind men eene menigte van Oude Griekfche Diplomer!, en eenige Oude Kronyken die tot dè Napelfche en Italiaanfehe Gefchiedenis behooren, Waarvan 'er eene in 't byzonder gewigtig is: Nicolat 'de Jamftlla de rebus gefiis Friderici imperatoris Cotiradt & Manfredi, die door asseman in eenige byvoegzels tot Muratori 's Scriptor es rerum italicarum, "en Abb. Pellicia in eene verzameling van Napelfche Kronyken (*) Ferdinand. Vinc. Spinellii Tarfiae principis Bibliothtf Sac Index alphabeticus Neap. 1780. B fi  OQ napels. ken uitgegeeven is. Andere handfchriften tot de Italiaanfche Gefchiedenis betrekking hebbende, heeft muratori zclv uitgegeeven , in zyne voorheen aangehaalde Scriptores rerum italicarum. ■—■ In de andere Bibliotheek der Theatincrs vind men eene menigte handfchriften van laater tyden, die insgelyks bykans alle tot de Italiaanfche en Napelfche Gefchiedenis behooren. Vooral vind men hier eene menigte fchriften tegen de Jefuiten. Deze waren van het begin af aan vyanden der Theatiners; omdat deze Orde met de hunne terzelver tyd, en tot een en hetzelve einde gefticht wierd, naamelyk, om de Priesters in den dienst te onderfteunen, en de jeugd te onderwyzen. Dit was voor de Jefuiten onyerdraaglyk, zo wel als het werk der Piaristen, die een en hetzelve doelwit hadden. Daar kwam nog dit by, dat i g n at i u s l o j o l a , eer by de Orde der Jefuiten ftichte, in de onlangs eerst gedichte Orde der Theatiners had willen treeden , maar door den h. GAëTANUS, Bisfchop van Chieti, en ftichter van die Orde niet aangenomen was , voorgeevende dat het hem in een gezicht verboden was. Men verhaald dat hy tegen ignatius zeide,; ad rnajora natus es, [Gy zyt tot grootere dingen geboren] en dit woord, hoewel niets beledigends in zich bevattende, zou de grondflag van den bitteren haat der Jefuiten tegen de Theatiners zyn. —■ Hier kwam nog eene tweede rede by: beide Orden hadden byna dezelve kleeding; daardoor gebeurde het al dikwerf «lat de Jefuiten in het begin in die Landen waar zy minder bekend waren, voor Theatiners gehouden zwierden: 't welk hen zeer tegen de borst was. —• Maar de voornaamfte rede van hun  NAPELS. ÜI hunnen haat tegen de Theatiners was het aanzien waarin deze Orde uithoofde van derzelver fchoone en geregelde inrichting algemeen ftond, en de vrees dat dezelve nadeelig voor hen en voor hunne oogmerken mogt worden. — Om dan de Theatiners met een zwarte kool te tekenen , gaven zy een boek in het Licht , in twee kolommen. In de eene kolom was alles opgetekend, wat.de Jefuiten tot algemeen nut verricht hadden; (en dat wel in dien zeiven ftyl, en verwaaten Toon, waarin het beruchte Werk, imago j>rimi Saeculi Societatis Jefu Antv. 1640. is gefchreven.) In de andere ftond en de daaden cler Theatiners, die natuurlyk op verre na zo niet opgcvyzeld wierden, ook zo veel plaats niet beftaan konden, omdat de Theatiners altoos eene kleinere Orde geweest waren, en nooit uit meer dan 400 Leden beftaan hadden. Dit Werk moest natuurlyk de verbittering tusfchen die twee Orden doen toeneemen. De Theatiners arbeidden ook volgens dat zelve plan aan een ander werk, 't welk al het nuttige dat de Theatiners uitgevoerd hadden,in zich bevatte. Dan naauwlyks waren de Jefuiten van dit werk onderricht of zy wisten een bevel by de Congregratio Indicis $e Rome uittewerken, waarin beiden partyen een ftilzwygen wierd opgelegd, en dus de Apologie der Theatiners nooit het Licht kon zien. Ik heb dit aangehaald, om te doen zien, dat men natuurlyk kon verwachten, dat de Theatiners alles zouden byeenzamelen, wat 'er tegen de Jefuiten te vinden was. Dan die verzameling is in de grootfte wanorder,zo dat het bykans onmooglyk is 'er eenig gebruik van te maaken. Daarenboven zou men eene buitengemeene beleezenheid in alle fchriften B 3 te-  %3. a p. e l s. tegen de Jefuiten moeten bezitten, wanneer men do» kostelyken tyd niet wilde bederven met het affchryven van reeds bekende dingen. 6. Tot de Bibliotheek der Servieten is ook een vrye toegang, men vind daar een aanzienlyke voor-, raad van nuttige boeken, ■ byzonder in het Vak der Kerkelyke Gefchiedenis en van het Kerkelyke Recht; ook vind men 'er eenige weinige handfehriften der. Oude Griekfche en Romeinfche Schryvers, waar onder nog een handfehrift van de Jaarboeken van t a-. citus is, 't welk uit hoofde van het einde merkwaardig is, dewyl hetzelve geheel anders luid dan in de gedrukte uitgaavcn dier Jaarboeken. Deze ontdekking baarde by my eene onbefebryfelyke vreugde, Ik meende zeer groote byvoegzelen gevonden te hebben: dan by nader onderzoek ontdekte ik , dat dit handfehrift Hechts een affchrift was van een ander, waarin de Hoofdftukken niet in de gewoone Order, ftonden; zo dat men het geene men aan het einde moest zoeken, in het midden vond , en omgekeerd het. geene in de gedrukte Uitgaven in het midden ftaat, hier op bet laatst gevonden word. 7. De Bibliotheek der Augustyncn van S. Qiovannl della Carbonnara. Deze Boekery is zeer vermaard , naardien zy de verzamelingen van janus parrhasius en van den Uardinaal jacobus scripandus in zich bevat. Zy is zeer ryk aan voortrefFelyke Griekfche handfehriften, waarvan de meeste in Montfaucons Bibliotheca Mdiotliccarum gevonden worden. Mabillon heeft dezelve insgclyks in zyn 'Diarhcm Italicum opgeteld cn beoordeeld. Ten minfté heeft hy elk handfehrift naauwkeurig nagezien, eq ia  n a ? e e S. a$ in leder band zyn gevoelen over deszelvs ouderdom gemeld. Het zou voor eenige myncr Lezercn een zaak van belang kunnen zyn, te weeten welke ftukken van gewigt hier voornaamlyk gevonden worden; en uit dien hoofde wil ik van eenige handfehriften bericht geeven. i. De vier Euangelien. Te vooren Codex Parrhafii genoemd; thans Wetjleins Codex 108. 1. Hcrmaei philofophi Scholia in Phaedrum Platonis, Grieks. — Deze herm^us was een Schryver van de 5de Eeuw , cn de Vader van den welbekenden am m o n 1 u s. Dit ftukje van dien Wysgeer is nog niet bekend, alhoewel het ter naauwkeurige kennis van de Wysbegeerte van dien tyd niet ondienftig is. De gchecle Commentarius is volledig volgens de denkbeelden van proclus, cn dus nieuw platoniesch. —> Myn Vriend r>. pasquale baffi: heeft denzeiven uitgewerkt en voor de pers gereed gemaakt, <-r* 3. Fragmenten van een nog ongedrukte Commentarius over Hefeodus. •—. 4. De Werken van oribasius een Grieksch Arts; veele van deze zyn geheel ongedrukt, van andere heeft men Hechts eene Latynfche Vertaaling. 5. Opus graecum de re ru/lica, waarin veele Griekfche Schryvers en vooral julius africanus dikwerf aangehaald worden. 6. Piinii Hiftoria naturalis. Dit handfehrift is niet oud; flechts uit de 14 Eeuw, maar van veel gewigt, naar dien men 'er zeer veele verfchillende Leezingen van belang in vind, die ten deele in den Tekst zelve ten deele als kanttekeningen 'er bygevoegd zyn. De Graaf van torre rezzonico, wiens wer- B 4 ken  NAPÊLs. ken over Plinius bekend zyn , heeft ze naauwketu rig onderzocht, en in dit handfehrift zelv gefchre-. ven, dat hy geen één van Plinius gevonden had, t welk van zo veel belang was, als dit. — Buiten twyfel zal hy dan ook by zynen arbeid over Plinius zich van dit werk bedient hebben. —« 7. Charrifii Grammatica. Dit is hetzelve handfehrift, waarna dit werk voor het eerst te Milaan ge-, drukt is. Het is zeer oud, van de 7de Eeuw ; en heeft alle kentekenen der oudheid, vooral de affchuwelyke Merovingifche letteren , die de moejelykfte van alle om te ontcyferen zyn. Op de laatfte bladzyden vind men eene Lyst van Pauzen, welke met Conon, die in het Jaar 687. ftierf, nadat hy Hechts wei-, nige Maanden Paus geweest was, eindigden dus mag men vermoeden dat dit boek toen gefchrevcn is. —■ Het getal der handfehriften is meer dan 200. De overige zyn meest alle Griekfche of Latynfche Schry-. vers, waarvan echter veele uit de 11 de en 12.de Eeuw zyn. De geheele Bibliotheek is in de grootHe wanorder. De meeste boeken zyn nog in kisten; andere zyn half van de Motte verteerd. Intusfehen beginnen de Monniken 'er nu om te denken , om dezelve in Order te brengen; ten dien einde hebben zy opzettelyk een Zaal voor de Bibliotheek laaten bouwen, die echter, toen ik te Napels was, nog niet gereed was. In voorgaande tyden was deze verzameling veel ryker en vollediger. Men vond 'er onder anderen een fchoon handfehrift van Diofcorides, h welk men echter niet voorhetzelve moet houden, met het beroemde handfehrift uit de Keizerlyke Bibliotheek te Weenen. Keizer, ka rel de zesde, liet, toen hy Koning van Na,  NAPELS. &S Napcis was, deze en andere handfehriften wegneemen; en het is aan de onkunde dier geene, die tot dit Werk waren uitgezonden, toe te fchryven, dat de Monniken veele goede, vooral Griekfche handfehriften behielden, dewyl de afgezanten des Keizers 'er te weinig kunde van hadden. — Deze Bibliotheek heeft ook nog eene goede verzameling van boeken, waar onder eenige oude drukken alleen merkwaardig zyn, tenvyl het overige weinig betekend.. Wanneer deze boeken in order gefteld waren, dan kon deze Boekery voor Taalkundige belangryk zyn, en men zou zeer gemakkelyk toegang tot dezelve kunnen verkrygen, dewyl de Monniken zeer beleefd en dienstvaardig zyn. Ik had Briever» van voorfchryving aan hen van hunnen Generaal te Rome, Pater georci, en kan hunne dienstvaardigheid nooit genoeg pryzen. Misfchien word deze verzameling welhaast met dc Farnefifche Bibliotheek vereenigd, dewyl het Hof thans veele Kloosters, en voornaamlyk de ryke, vernietigd; en zo doende zou dit eene van de aanzienelykfte verzamelingen in geheel Italiën worden. De grootfte en gewigtigfte bewaarplaatfen van oorfpronglyke (lukken vind men in de Kloosters door dit geheele Ryk. Eenige zelf in Nonnen-Kloosters, en uit dien hoofde bykans ontocgankelyk. In Napels is 'er een, dat zeer veel (lukken van gewigt bevat: maar niemand kan zeggen, het ooit gezien te hebben. Hoewel de opene brieven, die men in deze Kloosters vind meest alle giften aan de Kloosters behelze, zyn dezelve echter van veel gewigt voor de gefchiedenis, terwyl 'er verlchei(lene gefchiedkundige Berichten van Familiën, perB 5 foo-  *§> N A P e 1 s. foonen , en Jaargetallen in voorkomen. Men vind 'er zelf (hikken, die geene de minfte betrekking tot het Klooster hebben, en die toevallig in derzelverbewaarplaatfen zyn gekomen. — De grootfte is in la Cava eene Benedictyner Abdye, omtrend 6 mylen van Napels, waarvan ik in 't vervolg nader bericht zal gecven. Van hoe veel belang deze Archieven za wel voor de Napelfche, als voor de Italiaanfche Ge. fehiedenis in 't gemeen zyn, kan men best ontwaarworden, uit een Werk, 't welke in't jaar 1785. i« uitgegeven door een Monnik a e e x a n p e r m e o; Apparato cronologico allo, ficria Li Rcgno di N.apoii. — Dit geheele Werk js zamengc^eid uit diplomatieke ftukken, door hem zcl v uitgetrokken cn verzameld, uit dc bewaarplaatfen in dc Kloosters, waartoe hy te beter in ftaatwas, naardien by, door bc; geheele Land reizende om te prediken, ook den vryen toegang tot; alle, zelf tot Nonnen-Kloosters had. Dikwerf ver^ betere! hy in dit Werk Muratori'? Annali d'India, Gianonis, en Grimaldi's Napelfche gefchiedenis, en uit dien hoofde is dit Werk volftrekt onontbeerlyk voor alle, die dc Gefchiedenis der midden Eeuwen bearbeiden willen QX (*) Dit werk gaat van het Jaar 508 tot 1128. De £chryver was van oogmerk een byzonder werk over de Napelfche Gefchiedenis uittegeeven , die Hechts, als't waa-, re, eene Inleiding tot dit Werk zou geweest zyn. Dan hy ftierf zeer onverwacht. De Regeering heeft de Papieren van dien man zyne onkundige Erfgenaamen ontnoomen, en dezelve in handen van een geleerd Man gefield, zo dat men hoope mag fcheppen, dat zy uitgewerkt worden, en het licht zien zullen.  NAPELS, »2 De Koninglyke Archieven worden in Napels be-j waard, en wel in het Paleis della Ficaria, een gebouw% waarin alle de Koninglyke Gerechts-hoven vergaderen; Thans ligt alles in de grootfte wanorder. 'Er zyn ka-* mers vol papieren, die op den grond opecngeftapeld leggen: een gedeelte is van de motten verteerd, en, vergaan; de Abt cestari, die thans Koninglyke? Archivarius is , zal meer dan twintig Jaaren nodig, hebben, om dit cenigermaate in Orde te brengen. —• Deze wanorder is voornaamlyk toetefchryven aan dc onachtzaamheid dc/ voorgaande Opzieners. Langen tyd dacht niemand aan dezelve,'er konden Jaaren ver^ loopen zonder dat 'er iemand na kwam omzien. Thans werkt c e s t a r i 'er aan; een man van een vluggen, en werkzaamen Geest. — Hy doet al wat hy kan,om alles in Order te brengen , en het is zeer te wenfchen, dat hy by dit Werk blyve tot dat hy het gchefl in Order zal gebragt hebben. Deze Archieven neemen een aanvang met bet Huis, Anjou,'t welk volgde op deSwabifche Koningen,die met den ongelukkigen Conradyn uitgeftorvfin warenv Men vind w?cmige ftukken van de Tyden der Normannen en der Swaben, en hiervan is gemakkelyk rede te geeven. —- De Koningen uit liet Huis van Anjo.u, vooral karel de eerste, hadden het Ryk overweldigd; zy waren uit dien hoofde in hunne harten gezwooren vyanden van die geene, welke zy dc Heerfchappy ontnomen hadden. Karel de eerste liet alles, wat hy van de Swabifche Tyden kon vinden, verbranden, cn uit dien hoofde zyn 'er zo weinig oorfpronkelyke ftukken van dien, tyd. Men heeft uit de lange Regeering van Keizer ¥RE-  »8 Napels. frederik den tweden niet meer dan één Register gevonden, van het Jaar 1239 tot 1240 : dit Werk is onlangs met des Keizers Griekfche Conjlitutiones van het Koningryk Sicilien, te Napels uitgegeven. (*) Frederiks naam was langen tyd zo gehaat, dat zelf de Advokaaten, wanneer zy een plaats uit zyn Wetboek aanhaalden, zich verontfchuldigden, dat zy genoodzaakt waren deze fnoode Wetten Qmpias Leges) te gebruiken. Een byzonder gedenkteken van bitteren haat tegen dien verhevenen Vorst, vind men op het monument boven het Graf van Paus innocentius de vierde, in dc Dom-Kerk te Napels; hier word hy beffempeld met den naam van een vyand van Christus, en van ecu flang (hostis Christi, coluber, Fridericus.) De Geestelyken waren niet zeer gefield op eenen zo verftandigen en ftoutmoedigen Vorst; zy waren uit dien hoofde den Paus behulpzaam om hem te verketteren, en 011derfteunden de pogingen van het Huis Anjou, om zyne nagedachtenis hatelyk te maaken ; giannone was , zo verre my bewust is dc eerfte Napelfche Schryver, die het waagen dorst, om met die achting . en dien eerbied, die hy verdiende, van hem te fpreeken. — Thans heeft alles eene geheele andere gedaante. Het Hof is niets minder dan Pausgezind, en heeft (*) Conftitutiones regmn regni uiriusque Siciliae mandante FreJerico II. Imp. per Petruin de Vineis concinnatae, cum graeca eorundem verfione, quibus mme primum accedunt, ascifine regum regni Siciliae et fragmentum, quod iliperest, Regefti ejusdem Imperatoris, Arm. 1239 & 1240. tfeapoif . 1786. fol,  napels A9 heeft die grondftelling in de Regecring aangcno* men, om de handelwys van frederik den t we den, by elke gelegenheid natevolgen. Uit dien hoofde zocht men, zo veel mogelyk is, alle berichten en oorfpronkelyke ftukken van zynen Tyd op. De Koninglyke Gefchiedfchryver Don f r a ncisco danielle, werkt aan eene Gefchiedenis van dien tyd: en voor eenige Jaaren opende men zyn Graf te Palermo , men vond dat zyn Lichaam nog niet vergaan was, men tekende het af, en gaf 'er eene befchryving van in 't Licht. — Hoe zeer ware het te wenfchen, dat men de koninglyke Archieven, wanneer ze eens in Order gebragt zyn, gelyk te Florence , vereenigde met alle de Archieven, die 'er in het geheele land gevonden worden. — De Groot-hertog heeft aldaar eene algemeene bewaarplaats opgerecht, waarin alle echte papieren en bewyzen van den Staat, en eene menigte van diergelyke ftukken, die men of kocht of uit de Kloosters ontleende, gebragt wierden. Ook wist hy 'er veele Bisfchoppcn, Adelykc Familiën, en Kloosters toe overtehaalcn, om hunne oude papieren in die bewaarplaats te brengen; waartegen hy zich verplichte, om hen echte affchriften van die papieren, wier inhoud zy dikwils niet eens kenden , te bezorgen; die ftukken zelve zorgvuldig te bewaaren , en dezelve aan niemand, zonder toeftemming van den Eigenaar, te laaten zien. — Hy heeft hierdoor eene groote en aanzienelyke verzameling gemaakt, die met de negende Eeuw begint, en voor den Gefchiedfchryver zo wel als voor den navorfcher van Oude papieren even belangryk is. Al wat geene betrekking tot byzondere Familiën heeft, is tot openhaar  iSö k a P e e s. baar gebruik, en elk die eenige berichten zoekt bei hoefd niets meer, dan hier te vraagcn naar een of an^ der, dewyl men hem terftond kan zeggen, wat hy diesaangaande kan vinden (*). — Had men zulke verzamelplaatfen overal, men zou ras een groot gedeelte van de gaapingen in de Gefchiedenis der midden Eeuwen kunnen aanvullen. De Koninglyke verzamelplaats van öude ftukken te Napels kan zeer gemakkelyk nog ryker worden, dan die van Toskaanen, omdat het Land veel uitgebreider is, en vooral omdat men thans zo veel Kloosters vernietigd, en de Archieven van alle kerken by een zoekt. Eene groote menigte diplomatieke ftukken is uit de vernietigde Kloosters na Catanzaro gebragt, cn dc Regeering heeft den Geleerden d. pasquaee baffi derwaards gezonden, óm dezelve te onderzoeken. Waarfchynlyk worden deze cok nog eens in de koninglyke bewaarplaats gebragt. De Archieven zyn thans op geen veilige plaats. In dit gebouw , heeft men te gelyk, zo als wy te vooren reeds gezegd hebben, de vergaderplaats van alle koninglyke Gerechtshoven, waar dagelyks meer dan duizend menfehen in en uitgaan en (*) In het Jaar 1781 wierden 'er te Florence berichten uitgegeeven, van de Stichting en de Inrichting van deze verzamelplaats , waar by de befchryving van een zeer merkwaardig en Öud papier gevoegd is, onder den tytel! Congretture di un Sorio Etrufco fopra una carta papiracea delV archivio diplomatico. Deeze verhandeling is van een Profesfor te Pifa; maar dé zeer merkwaardige voorrede, die alle de berichten van de Archieven in zich bevat, is van den Proost Fosfi, Archivariua van den Groothertog, een zeer geleerd en weldenkend man;  NAPELS. 3ï fcn nacht en dag gewerkt word. In het Jaar 1786. was het in groot gevaar om te verbranden ; terwyi 'er naby het vertrek daar de Archieven zyn, brand gedicht wierd. De aanleidcnde oorzaak daarvan was al vry byéonder. Voor eenige en zestig Jaaren, wierd'er te Napels eene Bank van Leening gedicht, waar over een van den in Napels woonendeh Adel (Cavallkri di Scdüe) het beduur zou hebben. Men had intusfehen dit duk zeer verwaarloosd; in langen tyd was *er door de Officianten geen rekening gedaan. In het Jaar 1786. kwam 'er een ander in het bewind : deze man willende dc boeken nazien , eischte dezelve met vry wat drift van dc bedierders. Een van deze, een man van een braaf bedaan, raade hem dit ten de'rkden af, tenvyl hy zyn oogmerk veel beter zou kunnen bereiken , wanneer hy hen onverWacht overviel, en de boeken terdond in 1 ewaaring nam. Dan hy was te driftig , en maakte reeds by voorbaate bekend, dat hy alles ten drengde zou onderzoeken. Het gevolg hiervan was, dat men in het Comptoir van de Bank van Leening , waar alle de boeken bewaard wierden, cn in de vertrekken, waar men de goederen bewaarde, brand dichte. Waarfchynlyk had men de goederen echter te vooren onder de hand geborgen. Deze kamers waren regt onder die Waarin de Koninglyke Archieven Waren ; zo dat dit zo wel als een groot gedeelte der Stad in het grootde geVaar was. Bykans alle boeken inele Bank van Leening, eenige weinige varr de laatde Jaaren uitgezonderd , wierelen door de vlam vernield, en dus waren de beftierders van alle verantwoording ontflagen. Dit voorval baarde in het begin vry wat opzien. Men nam terdond eeni-  3^ NAPELS. eenige perzoonen, die in verdagt waren, gevangen» Dan binnen korten tyd wierden zy reeds weder op vrye voeten gefield: men fprak niet meer van de brand, cn alles bleef op den ouden voet. Dit zyn de gewigtigfte berichten die ik van de Boekeryen en Archieven in Napels kan mededeelen. 'Er zyn nog wel meer Bibliotheeken in de'Stad , want elk Klooster heeft 'er een : dan zy zyn weinig bekend, en betekenen ook niet veel. Ik heb behalven de bovengenoemde verfcheide andere bezocht, die ik om die rede met ftilzwygen voor by gaa. In Napels worden jaarlyks misfehien meer boeken gedrukt, dan in het overige gedeelte van Italien in 't geheel, Rome, en Veneticn uitgezonderd. — 'Er loopen wel is waar veele kleine ftukjes onder, die betrekking hebben tot den huishoudelyken toeftand van dit Land; dan 'er gaat met dat al zelden een jaar voor by, waarin niet het een of ander Werk van gewigt uitkomt. De Napelfche Geleerden febynen een werkzaameren Geest te hebben, dan de overige Italiaanfche Letterkundigen ; zy hebben ook meer kennis van den Staat der .buitenlandfche Letterkunde, en van de febriften van buitenlandfche Geleerden. Ook kan men in Napels veel eer , dan op eenige andere plaats in Italië, een Boekverkoper vinden, die een Werk voor zyne Rekening laat drukken, 't geen zeker hierop veel invloed heeft. In 't gemeen is de Italiaanfche boekhandel niet op zulk een geregelde voet, als de Duitfche. De Boekhandelaars hebben geen Mis, zo als 'er te Leipzig is, waarop zy by elkander komen , en hunne fchriften verkoopen kunnen ; en hunne Correspondentie aan deze zyde van het Alpifche gebergte is zeer gebrekkig,  NAPELS. 33 %fg. Hier komt nog by, dat de buitenlandfche Boekhandelaars zeer weinig vertrouwen ftellen, in de Italiaanfche Boekverkoopers , en, om de waarheid te zeggen, ook reden hebben om befchroomd te zyn. Men vind echter in Napels verfcbeiden Boekhandelaars die een aanzicnlyke voorraad van boeken hebben; en by welke men al het geen tot de nieuwfte Italiaanfche Letterkunde behoort, volledig kan vinden, ja zelf veele Franfche en in Duitschland uitgegevene Latynfche Werken. Zy ontvangen de boeken uit Duitschland over Augsburg en Venetien, en kunnen dezelve voor een matige prys bezorgen. De twee beste Boekhandelaars die ik 'cr gekend heb, zyn ter-Rüs en porcelli. De laatfte is in 't byzonder een werkzaam man, die reeds veele goede fchriften heeft uitgegeven, en thans met eene groote Uitgaave van cicero 'bezig is, waarin men alle de Aanmerkingen der Uitleggeren zal byè'en vinden. De Abt garatoni in Rome, Bibliothekaris van de Barberynfche Boekery, een man van oordeel, verzameld dezelve. — Het getal der Boekhandelaaren is zeer groot. Zommige zyn te gelyk Boekdrukkers: maar verre de meeste zyn veeleer Boekverkoopers, dan Boekhandelaars (*), dewyl zy geene nieuwe Wer- (*) In Duitschland maakt men onderfcheid tiufchen een Boekhandelaar, die alleen nieuwe Werken, by hem .zelv en by andere uitgekomen verkoopt, en tusfehen een Antiquarius , die alleen oude boeken opkoopt en weder verkoopt ik wist dk onderfcheid niet beter uittednikken, daij (door Boekhandelaars en Boekverkoopers. —— De Venaaler. C  3£ NAPELS. Werken verkoopen, dan die zy zelv uitgegeven heb-* ben, cn voor 't overige met oude boeken , die zy voor een geringe prys by verkoopingen opdoen, handel dryven. Gemeenlyk koopen zy eene geheele Bibliotheek te gelyk, en dus is hun Boekwinkel doorgaans wel voorzien; maar zelden vind men 'er iets van belang in. — Op het flot te Napels vind men eeneden Koning toebehoorende Boekdrukkery. Zy wierd voornaamlyk aangelegd ten dienfte van de Oudheden, die in het Herculaneum gevonden zyn; en deze worden 'er ook nog gedrukt. Thans echter bedient men zich ook van dezelve om Koninglyke bevelen, Staats-Almanakken * Tractaaten van Negotie, en andere Staatspapieren te drukken. Bovendien heeft zy , behalven de reeds uitgekomen ftukken uit het Herculaneum,verfcheideT ne aanzienlyke Werken; te weetcn van mazochi, d. francesco danielle Cn ignarra, ook de voor'sKonings Rekening uitgegevene Wetten van Keizer frederik den tweeden, die deze drukkery tot Eer verftrekken ; gelyk ook het Werk over de koninglyke begraafplaatzen te Palermo, 't welk zelf b o d o n i te Parma niet fraaijer zou hebben kunnen drukken. Tegenwoordig is d. g i useppi carcani Directeur dier drukkery, een zeer geleerd Geestelyke, de Zoon van dien carcani, die een der geene was, die in het begin de Herculanifche Oudheden bearbeid, en het eerfte deel yan dat Werk in det licht gegeven hebben. Deze man heeft thans een ontwerp van een zeer uitgebreid Werk uitgegeven, ('t welke hy zonder eene buitengewoone onderfteuning van het Hof, bezwaarlyk zal kun-  napels. 35 kunnen uitvoeren,) te weeten een Werk , zaamgeIteld uit alle tot nog toe uitgegevene oudheidkundige Werken, en vermeerderd door eene menigte tot nog toe onuitgegevene opfchriften, onder den Tytel The faurus maximus omnium infcriptionum antiquarum, d, i. De groote fchatkamer van alle oude opfchriften. Dit Werk zal, naar gisting, uit 70 deelen beftaan. 't Zou beter zyn, wanneer hy dit alleen bepaald had tot de Napelfche opfchriften, dewyl het alsdan een vervolg op de Siciliaanfche opfchriften van den Prins torremuzzizou kunnen worden; waarby hy dan de nog onbekende zou kunnen voegen. Dan zou dit Werk ook voor byzondere Perfoonen verkrygbaar zyn. — De Napelfche Tongval wykt zeer af van die welke in het Zuidelyke gedeelte van Italien plaats heeft, en "word te gelyk veel harder uitgefproken: van daar dat de Napolitaanen zich gewennen om ook die andere Tongval zeer hard uittefpreeken, zo dat men den Napolitaan zeer gemakkelyk kan onderfcheiden , wanneer men Hechts oplettend is geweest, op de uitfpraak der onderfchcidene Volken van Italien. Die Tongval is met dat al zeer befchaafd, en op verre na zo onaangenaam niet, als die van Bologne, van Milaan, en van Bergamaska. — Zelf kan men dezelve naif noemen, en het is by uitftek gefchikt tot het boertige, zo wel in de Dichtkonst,als in de Toneelftukken. Van daar dat'er in de Italiaanfche Kluchtfpelen dikwils toneelen voorkomen, waarin geduurig de vier gemaskerde fpeelen, en Harlekyn de rol van den'Napolitaan heeft; daarentegen is die Tongval lang zo aangenaam niet, als de Venetiaanfche of Siciliaanfche, welke in allen opzichte naast de Toskaanfche moeten geplaatst worden, en alleen om Ca die  36 NAPELS. die reden moesten achter ftaan, om dat de oudfte Italiaanfche Dichters, dante, petrarca, boccaz 1 u s, en naderhand tasso en arioste zich van de Toskaanfche Tongval bedienden; waardoor deze de heerfchende, byzonder in het Vak der Weetenfchappen is geworden, even gelyk de Vertaaling van den bybel door lut he r de reden is, waarom de Saxifche Tongval in Duitschland de heerfchende onder de geleerden is geworden. De Napelfche Taal is in deze en de voorige Eeuw zeer befchaafd en verbeterd, vooral door de Dichters, die in dezelve een groot getal groote en kleine Dichtftukken vervaardigd hebben. Deze alle worden thans verzameld, en gedrukt onder de Tytel Collezione di tutti i poemi in >lingua Napolitana waarvan 18 vellen gedrukt waren , toen ik Napels verliet. De meeste Napelfche Dichters waren Advokaaten en dus uithoofde van hunne geduurige verkeering met den gemeenen man in ftaat, om het naïve en den Rykdom der taal regt te leeren kennen: men kan ook het karakter, de denkwyze, en de opvolging der denkbeelden by het gemeene Napelfche Volk niet beter leeren kennen, dan wanneer men deze in allen opzichte nationaale Dichtftukken, leest. Zy alle draagen de kenmerken van gulhartigheid en vrolykheid, en verftrekken tot een nieuw bewys, dat het Volk zo kwaad niet is, als zy door veele Reizigers zyn afgemaald, vooral wanneer zy onkundig waren, omtrend hunne taal, grappige gebaarden en gelaatstrekken. Onder de beroemfte Napelfche Dichters moet men tel'len, Don nicola capasso, een kundig Advokaat en bekwaam Latynfche Dichter, die ook zeer bekwaam was in het vervaardigen van opfchriften : Don  napels. 37 Don nicolalombardi, die geduurig met den voornoemden om den voorrang kampte, offchoon zy voor 't overige zeer gemeenzaame Vrienden waren; de Ridder basile, die le Mufe Napolitane heeft uitgege-* Ven , d. giambattista vale ntin o en d.g. fassano, die zich beroemd gemaakt heeft, door de overbrenging en uitgave van tasso in den Napelfche Tongval (*). Men heeft van den te vooren op- (*J Om zich een denkbeeld van de Napelfche Taal te kunnen vormen, wil ik hier het begin van den door hem overgebragten tasso mededeelen, om dat die Dichter in elks handen is, en de Lezer dus best in ftaat is om het Napelfche te verftaan, en met het zuiver Italiaansch te vergelyken^ Canto la Santa Mprefa, e la piatata, elf appe chillo gran mnmo de Valore che ttanto fece pe la libbertate de lo Jebburco de nojlo fegnore No me. potte lo Nfiemo, e ttant armata Canaglie no le dettero terron; Ca Uajotaje lo fiielo, e dde carrera Vammice fpierte acconze a la bannera. Vereta bella , fcufame no poco, menie frutta no mprieze d" Alecona, e ppapochie co ttico n' hanno luoco. 'j Ca tu fubbeto sfile la corona No la fare co mmico mo de fuoco ft la cofa nzoflanzia e bera, e bona r pasfame U' autro, Jaie ca na menzogna no ns' abbajla a paga quanri abbefogna. Uit deze proeve blykt, dat de Napolitaanen veele Lettergreepen verkorten, Klinkletters wegwerpen en met andere ver\yisfeien, en de mede klinkers verdubbelen • zy fchryven en fpree-' C 3 ken  3? NAPELS. opgenoemden Don nicola lombar.di een Napolitaansch Gedicht, genaamd, la Ciucccide , opuro (o pure) la reggia de li Ciucce conzarvata, pocmma arrojeco (eriocó) Nnapole Dit Dichtftuk handelt in 14 Gezangen over de belering der Refidentie van den Koning der Ezelen en van xynen Hofftoet, en hoe dezelve van haare vyanden bevryd wierd. Men houd het algemeen voor een zeer geestig ftuk; dan ik wil wel bekennen dat ik te weinig van de Taal ken, om alles te kunnen verftaan. De onderfcheidene wyze van fpelling maakt de minfte zwaarigheid, deze komt men gemakkelyk te boven ; maar de veele geheel nieuwe bewoordingen, die nergens dan in Napels en deszelfs omtrek gebezigd worden , cn de byzondere van den gemeenen man ontleende fpreekwyzen, zyn voor een vreemdeling zo gemakkelyk niet te verftaan, ten zy dan dat hy langen tyd in Napels, en byzonder ook met dat gemeenfte zoort van msnfchen heeft verkeerd. —• Hoe wel die ken mprefa in plaats van imprefa , appe in plaats van ebbe, mme in plaats van uome, no nee voor nongli, ttanto en llo. voor tante en lo. enx. Tasfo is, dat wy dit hier nog in het voorbygaan zeggen, in veele Italiaanfche Tongvallen overgebragt. Ik ken behalven deze Napelfche Vertaaling , nog de Venetiaanfche die zeer fchoon is,- deze word door de Gondel vaarders te Venetien geduurig gezongen: verder de Milaneefche en Bergamakifche; dan deze kan ik niet beoordeelen, omdat ik van die byzondere Taal geen kennis heb: of 'er eene Siciliaanfche Vertaaling van dezen Dichter voorhanden zy, weet ik niet. Ik geloof echter dat dezelve, indien ze goed was, veel opgang zou maaken.  N A P F. V S. 39 die Tongval in het geheele Koningryk gevonden word, zo is dezelve echter aan veele veranderingen onderhevig. In Calabrien is de uitfpraak zeer hard ? en volftrekt bet tegenovergeftelde van de Siciliaanfche , welke eenige mylcn van daar, aan de overzyde van de ftraat van Mesfina gebezigd word. — De uitfpraak der bewooners van Calabrien korat echter nader aan de Siciliaanfche, dan aan die der inwooners van Napels: het harde in de uitfpraak en het ond erfcheiden gebruik der klinkletteren, maakt voornaamlyk het onderfcheid tusfchen die twee; 't is 'er omtrend eveneens mede gelegen als de uitfpraak der Zweedfche Taal in Upland en in Schonen. Van de Siciliaanfche Tongval, welke veel beter dan de Napelfche is, zal ik in het vervolg zo veele berichten mededeelen,als ik heb kunnen opzamelen, en tegelyk eenige voorbeelden ter ftaving te berde brengen. Ik heb by deze Aanmerkingen over Napels alles achter wege gelaatcn, wat betrekking had tot de Geestelyken en tot de Rechtsplegingen , dewyl ik over deze twee onderwerpen zo veel verzameld heb, dat ik 'er wel twee byzondere Verhandelingen over uitwerken kan. Ik wilde tevens niet breedvoerig uitweiden over de Stad, om dat dezelve genoeg bekend is: echter moet ik nog met korte woorden gewag maaken van de overblyfzels der Oudheid die men in dezelve vind. Die Landftreek , welke oudtyds onder den naam van Napels bekend was, had op verre na die uitgebreidheid niet, welke dit Ryk thans heeft. Tot desC 4 zelfs  40 NAPELS. zelfs gebied wierd Hechts de Rots of het Eiland Megara, nu Caftelï dell Uevo genaamd, en het Land van daar tot de rivier Sebethus gelegen, (waarover thans de ponte della Maddalena legt,) betrokken. Palapolis lag volgens het gevoelen van cluverius op de overzyde van de rivier Sebethus, ten Oosten van Napels In Napels zelve vind men weinige overblyf- zels der Oudheid. Eenige naauwe maar tevens rcgte ftraaten waarin men hier en daar eenige oude fondamenten ontdekt, fchynen de plaats der oude ftraaten ingenomen te hebben. Eene van deze is volgens het denkbeeld der N: pelfche Oudheidkundige de aloude wyk van Zon en Maai (*)• Ook meent men dat eene zekere ftraat, genaamd Vicuio delleforchette, omftreeks die plaats zou gelegen zyn, waar voormaals de School der Pythagoreers was: onder wier zintekenen ook de Y behoorde, die eenige gelykvo rarigheid met een Vork heeft. Dit teken vond men nog voor weinig Jaaren aan een Huis in fteen uitgehouwen; dan men heeft dien fteen by eene verandering van hetzelve uit onkunde weggenomen. Het Klooster St. Paul, aan de Theatiners toebehoorenden gebouwd op de puinhoopen van een Heidenfche Tempel , die volgens het algemeen gevoelen aan castor en pollux geheiligd was. Op het plein Van het Klooster vind men verfcheide Zuilen van Granitfteen, deze dienen om een gewelfde boog rondom het plein te onderfchraagen; en aan den ingang van de Kerk ftaan nog twee hooge Corinthifche Kolommen, waarop een Architrave ligt; ook nog de grond- ftuk- (*) Virus folis et lunae.  napels. 4* ftukken van twee andere kolommen, die in de voorige Eeuw door eene Aardbeving omvergeworpen zyn. Waarfcbynlyk waren deze kolommen uit den voorhof des Tempels overgebleven. De kolommen die men op het plein vind, hebben hunne Capiteclen verlooren ; wanneer men de hoogte in aanmerking neemt, dan zou men ze voor nieuwe dorifche of jonifche houden. Men heeft by dezen Tempel eens een oud Grieks opfchrift gevonden, waarvan ik hier een affchrift byvoege,'t welk men my heeft medegedeeld,hoe wel ik het nooit zelv gezien heb, noch weet waar het thans bewaard word. ~ TIBEPI02 I0TAI02 TAP202 AJ02KOP0I2 KAI THI IIOAEI TON NAON kai Ta EN Tfil NAfil LTEAArnN 2EBA2T0I AI1EAEÏ0EPOS ( KAI Eni TPOnOS 2INTE AE2A2 EK TftN IAIfiN KA ©IEP02EN. Hier word van twee perfoonen gefproken, van tiberius julius tarsus, die dien Tempel met zyn toebehooren, aan de Disco rieden, cn aan de Stad (Rome) wydde: en van pelagon, een vrygelatene van den Keizer (waarfchynlyk augustus) en Opziender over zyne goederen: misfehien dat de laatfte na den dood van augustus dit Werk ten einde bragt, en den Tempel inwyde. Op deze wyze kan ik de bedoeling van dit opfchrift verftaan. Door de Stad moet men naar myne gedachten C $ Rome  4-£ NAPELS. Rome verftaan, 't welk door het geheele Romeinfche Ryk 2yne Tempels had: en ik weet niet dat dit met betrekking tot Napels plaats had. — Eenige oude gewelven in den muur van dit Klooster houd men voor de overblyfzels van een Toneel, waarop nero voor de eerfte keer opentlyk fpeelde, toen hy nog te befchroomd was, om in het openbaar tot het Romeinfche Volk te fpreeken. — Hy koos uit dien hoofde Napels als eene Griekfche Stad, waar men het niet gelyk te Rome, voor onbetamclyk hield op het Toneel te fpeelen, Men vind in Napels aanzienelyke Catacombes, die veel merkwaardiger dan die te Rome zyn, alhoewel ze niet zo beroemd zyn: want de Napolitaanen zyn zo wel te vrede met hunnen heiligen Januarius, dat zy zich uit dien hoofde weinig bcmoejen om andere Heiligen, gelyk die van Rome, wier fchatkamer de oude Catacombes zyn , zo ras zy Reliquincn nodig hebben. . Deze Catacombes zyn oude begraaf- plaatfen : dezelve fchynen uit het Oosten ontleend te zyn. De groote zorgvuldigheid der Oosterlingen ten dezen aanzien is bekend; zy zochten hunne Lyken niet flechts voor 't bederf te bewaaren, maar ook hunne Rustplaatfen zo hegt en fterk te maaken , dat zy tegen alle verwoestingen als 't waare beftand waren. Van dien aart zyn de Pyramiden en andere groote Catacombes in Egypten; die, welke men onlangs onder de groote puinhoopen, in Taurien ont> dekt heeft: als ook de Catacombes in Syrakufen, in Rome, en de aloude Hetrurifche begraafplaatfen in den kerkelyken ftaat en Toskaanen. Men kan nooit ontkennen, dat het begraafplaatfen geweest zyn. Maar men  NAPELS. 43 men heeft 'er zeer aan getwyfeld of zy by den eerften aanleg wel tot dit gebruik beftemd waren; vooral om dat dit niet wel fchynt te ftrooken met hunne verbazende groette en uitgebreidheid. Eenige vermaarde Napelfche Geleerden, vooral grimaldi in het eerfte Deel van zyne voortreffelyke Annali di Napoli hebben veronderfteld, dat die groote Napelfche Catacombes oudtyds zo wel tot Vergaderplaatfcn voor de eerfte bewooners van Campanien, als ook vervolgens tot woningen voor de Cimmeriers gedient hebben ; welke laatfte ons ook door homerus, strabo, en andere als eene Volk befchreven worden, 't welk het zy uit armoede of onkunde, of ook uit vreeze voor Aardbevingen en uitbrakingen der vuurbergen onder den grond woonde; want oudtyds was dit Land hier aan veel meer blootgefteld dan tegenwoordig, nu de Vefuvius hier alleen overig is, en de andere vuurbergen reeds voor lang opgehouden hebben te branden. —>. Met dat al is het echter niets meer, dan eene gisfmg. ■— De eerfte en oudfte Schryver die eenig bericht van die onderaardfche woningen der Cimmeriers geeft, is ephorus, een Burger van Cuma, van wien strabo in het zesde Boek zyner Aardrykskunde zyne berichten ontleend heeft. — Strabo verhaald insgelyks by deze gelegenheid, dat agripp a , toen hy het bosch by het Meir Averno liet omhakken (*) , twee onderaardfche gangen ontdekte , waar- (*) Volgens de Befchryvingcn van virgilius en lucretius, waren de uitwazemingen van deze Zee zo fchade]yk, dat geen Vogel zonder Levensgevaar daarover kon vliegen; thans is dit geheel anders: men ziet 'er Vogelen over heen  44 NAPELS. waarvan de eene na Napels, en de andere na PuzzuoÜ CPuteoli) leide : waarfchynlyk zyn dit dezelve die thans de Sibillinifche Grot genoemd worden , wier uitgeftrcktheid tot nog toe onbekend is, naardien men flechts gisfender wyze veronderfteld dat deze gangen met de Catacombes vereenigd zyn, en tot Puteoli zich uitftrekken. — 'Er is vooral eene zwarigheid Van groot gewigt tegen het denkbeeld dat de Catacombes in het begin tot woonplaatfen voor de menfehen zouden gedient hebben , namelyk , hoe deze onderaardfche Steden in begraafplaatfen zouden veranderd zyn! — De gewoonte om in Catacombes te begraven moet tevens zeer oud zyn: het vervaardigen derzelve kon niet gefchieden , dan met zeer groote kosten, en dus moet de Natie, waar onder zodanige begraafplaatfen wierden opgericht, veel'vermogen bezeten hebben. Daarentegen vinden wy by de ouden niet den minften zweem van zodanig eene algemeene begraafplaats, terwyl elk aanzienlyk gedacht, zyn eigen Grafkelder had en de andere Lyken van geringere perfoonen buiten de Stad en wel doorgaans aan de Oostzyde begraven wierden. Van Catacombes leest men by de Ouden geen enkel woord. De opfchriften , die men in deze Graven vind, kunnen dan alleen opheldering geeven. Deze zyn meest alle uit heen vliegen, en ander gevleugelte in dezelve zwemmen: de bodem rondom de Zee is vruchtbaar en levert vooral goeden Wyn op. Waarfchynlyk is dit veroorzaakt door het wegnemen van dit bosch, waarvan hier door den Schryver gefproken word. Dit gefchiedde op bevel van a u g u s t u s. De Vertaaler.  NAPELS. 45 uit de derde en vierde Eeuw, en veele nog van laater tyd; zommige onder de Heidenfche, andere onder de Christclyke Regeering. — Hierdoor heeft de Roomfche Kerk aanleiding gekregen om van deze Catacombes te verfieren dat zy Vergaderplaatfen der oude Christenen geduurende de vervolgingen, en begraafplaatfen der Martelaaren geweest zyn. — Nu hield men tevens ftaande , dat die groote ruimte, welke men in de Catacombes daar ter plaatfe vond , waar onderfcheiden gangen zich vereenigden, oudtyds de Christelyke Kerken geweest waren , en ten bewyze hiervan dienden eenige Altaars, die hier en daar aan de wanden uitgehouwen waren. Dan de gedaante dezer Altaaren en de Schildcrftukken die men daarop virtd, toonen maar aite duidelyk, dat dit byvoegzels van laater dagen zyn, en wel van dien tyd, toen men voor de overledenen begon te bidden en zielmisfen te •houden. De uitvoerige befchryvingen der Romeinfche Catacombes , de begraafplaatfen der Martelaaren, de opfchriften die men 'er in vind, en andere ■dingen, die hiertoe betrekkelyk zyn, doorgaans genoemd het onderaardfche Rome (*) vind men in alle -aanzienlyke Boekeryen. Van de Napelfche Catacombes , die hoewel ze veel fchooner zyn, echter minder bekend zyn, dan de Romeinfche, vind men het beste bericht in een Werk van een nog levend JNapelsch Geestelyke; het voert dit opfchrift, Alexii Aurelii Pelücia de ccclefiae primae, mediae c? novisfimac aetatis politia disfertationes. Neap. 1781. 8yo. De ingang in deze Catacombes is op het plein van een Hospitaal, 't welk in een afgelegen hoek van Na- (*) Roraa Subterranea.  4Ö NAPELS.. Napels op die zelve Rots ftaat, waarop het kastéél Capo di Monte gebouwd is. Dc bodem van de Kerk in dit Gasthuis, is met eene groote menigte opfchriften vercierd, die men in die Catacombes gevonden heeft. Op een van deze ftaat D. JANUARIUS M A R T Y R: en zelf die verregaande eerbied, welke zy dezen Heilig tocdraagen heeft hen niet kunnen bewegen, om dit opfchrift een beter plaats te geeven. Aan den ingang der Catacombes toont men eene kleine Kapel, waarin, zo men zegt, het Lyk van den H. Januarius eenige honderde Jaaren heeft gelegen, tot dat het overgevoerd wierd na de Domkerk. In deze Catacombes vind men drie Galderyen boven elkander, men komt van de eene tot de andere door middel van fteene wenteltrappen. Eene van deze verdiepingen is geheel vervallen, maar de andere zyn nog in goeden ftaat. Deze Galderyen zyn alle in fteen uitgehouwen, zommige tamelyk breed, andere en wel de meeste zyn zeer fmal, zy gaan in zeer veel bogtcn, zo dat men zonder een kundig Leidsman den rechten weg nooit zou kunnen vinden. Op zommige plaatfen, waar verfcheiden Gaanderyen zich vercenigen zyn groote overwelfde en in fteen uitgehouwen kamers, waarvan eenige zo hoog zyn, dat men de Rots van boven geopend heeft, om langs dien weg verfche Lucht en Licht te ontfangen. Dan men is te rade geworden , ten einde alle ongelukken te voorkomen, om eenige gaten weder toe te maaken. Deze Gaanderyen zyn alle vol begraafplaatzen , die van weêrszyden boven elkander in de Rots uitgehouwen zyn, omtrend eveneens gelyk de Vakken in een Boekenkas. Behalvcn deze vind men nog eene groote menigte begraafplaatfen aan de zyden der Gaanderyen.  napels. 47 ryen en onder dezelve; ook is de bodem derzelve aan weerskanten op veele plaatfen met begraafplaatfen voorzien, waardoor het zeer gevaarlyk is voor een onkundige hier rond te wandelen. Hier en daar ziet men een Altaar, met eene gothifche Schildery, het zy een afbeeldzel van eene Heilig , of een Kruis, of een Standaart met het monogramme (*). Op eene zekere.plaats is een Schildery, die de begraafenis van den Bisfehop maro verbeeld; deze man 'ftierf omtrend het Paaschfeest in de zesde Eeuw, en wierd van zyne geheele Gemeente ten Grave geleid.' Dit Schilderftuk vertoond een Nieuweling[Neophytus] vercierd met zyn wit gewaad. — Men vind in deze Catacombes zeer veel lyken. Zy zyn geheel uitgedroogd en ingekrompen, naauwlyke 5 of 6 pond zwaar. In laater tyd heeft men veele van deze gangen uit vrees voor de Rovers die van deze woonplaatfen der verftorvenen de hunne maaken , toe gemuurd ; en in andere waagt men zich niet ver; 't is uit dien hoofde niet te denken, dat iemand ooit alle deze onderaardfche wegen zou bewandeld hebben. En dit is ook volftrekt overtollig : want wie Hechts een uur in dezelve doorgebragt heeft, die heeft genoeg gezien om een levendig denkbeeld daarvan in- zyn geheugen te bewaaren. »— Men wil dat zommige Gaanderyen na andere Kerken leiden, waar men insgelyks den toegang tot deze Catacombes zou hebben: ook zegt men dat andere Gaanderyen zich uitftrekken tot aan de Sibyllinifche Grot en tot aan Puteoli. — Dan dit berust alleen (*) Een Monogramme is een Letterteken 't welk meerder Letters tegelyk in zich bevat. De Vertaaler.  48 NAPELS. leen op mondelyke overleveringen, en in laater dagen is dit door niemand naauwkeurig onderzocht. Thans zou men van zodanig een onderzoek geheel moeten afzien , dewyl de langfte Gaanderyen die zich het verfte uitftrekkcn reeds voor lang toegemuurd zyn. : Men wil dat de weg in deze Catacombes, dien de gidfen kundig zyn, de lengte van negen Italiaanfche mylcn bedraagt: dit is in vergclyking van de Roomfche Catacombes zeer weinig, want die worden op veertig Italiaanfche mylen gefchat; hoewel ik geloof dat in beide gevallen ruim getal wel groot genoeg genomen is (*). — Een oud Romeinsch Columbarium (f) 't welk men regt tegen over den ingang van het Hol Paufilippo vind, word algemeen voor het Graf van virgilius gehouden, en men wil dat virgilius zelf de Dichter zou geweest zyn van het opfchrift 't welk ^aarby in een fteen uitgehouwen is (§). Een gezegde van (*) Een Italiaanfche myl is het vyfde gedeelte van een duitfche myl. De Vertaaler. (f) Ik heb hier het Latynfche Woord, waarvan de Schryver zich bedient overgenomen, by gebrek van een gefchikt -Nederduitsch Woord. Niemand, eenigzins met de Latynfche taal bekend, zal 'er een duivenhok van maaken. Dan tot harigt voor onkundigen dient dat dit Woord het Vak, op ds opene plaats waarin de Urm of Aschbus der verjlorvene geplaatst ■wierd aanduid: eene betekenis die ik vooral hier ter nederftel, omdat ze zelden in Woordenboeken gevonden word. 'Zie hier van Injcript. ap. Fabrett, Da Vertaaler, (j) Het opfchrift, luid dus: Mantua me genuit, Calabri rapuere, tenet.nv.nt farthenope, cecini pafcua, rura duces.  n a b e l 5. 49 van don atus , dat virgilius op bevel van augustus op den weg van Puteoli onder de tweede Grafnaald zou begraaven zyn, heeft aanleiding gegeven dat men dit Columbarium voor het Graf van virgilius heeft gehouden: Want het opfchrift komt hier in geene de minfte aanmerking, naardien dit van laater tyden is. Dan dit gevoelen word door statius tegengefprooken , die veel ouder zynde dan d o n a t u s vart meer gewigt is: deze plaatst het Graf van virgilius met een kleine , dien Dichter geheiligden Tempel,aan den voet van deVefuviüs, volgens eene door cluverius aangehaalde plaats; (*) welke hem dóet vermoeden, dat de begraafplaats van virgilius op eene zekere plaats aan de Zee tusfchen Napels en Portici was, en thanS den naam draagt van St. Giovanni di Tiduccio* Met dat al zou het doof de oudheidkundige zogenaamde Graf van virgilius wel waardig zyn, om de Afche van dien grooten Dichter te bewaaren. Het ligt in een aangenaamen wyngaard, op den top van eene Rots, en heeft een overheerlyk gezicht over de geheele Stad Napels, over de Haven, op den Vefuvius, Portici en Caftel a Mare, wiens bergen op de eene zyde de Haven omringen; voorts op de Eilanden Capri Nitida, Procita ert Ifchia. — Oudtyds ; , i wa« (*) Maroneique fedens in margtne templi Sumo ontmunt 6f magni tumulis adcanto mag:(lrl. Haec ego chalcidich 'ad te Marcelle funabam Littoribus fraBas ubi Verbius egerit iras. Cluvèrii Italia P. 2. p. u5g. Stütii Jiluak IV. 4. D  $0 NAPELS. was 'er op dit Columbarium een Laurierboom, dan dezelve is thans verdord. De Ciceroin toonen nog geduurig Lauriertakken , die zy van de eene zyde der Rots laaten liederhangen, en daardoor de Reizigers zoeken te misleiden. Men heeft dit bedrog in laater tyd ontdekt. Dit zyn de voornaamfte overblyfzels der oudheid in Napels; zy zyn, wel is waar, in vergelyking met die van Rome weinig in getal, dan met dat al nog merkwaardig genoeg. Bovendien vind men in de Landftreek rondom Napels zo veele achtbaare gedenktekenen der oudheid, dat men uit dien hoofde derzelver mangel in dc Stad naauwlyks befpeurd. Eer ik echter van dit ftuk over Napels afftap, zal ik hier by nog eenige berichten voegen, raakende het Koninglyke Mufcum der oudheden, 't welk men thans op het flot Capo di Monte vind, en met de te vooren genoemde Bibliotheek van Panna, hier gekomen is, toen de laatfte Vorst van het huis van Farnefe , 't welk door het Spaanfche huis opgevolgd wierd, geftorven was. Deze Verzameling van oudheden verdiende meer bekend te zyn. De natuurlyke Rede, waarom men op dit Mufeum zo weinig het oog flaat, is om dat het Mufeum in Portici, als ook het HerculaneumcnPompeji aller aandacht tot zich trekken, zo dat men deze verzameling op Capo di Monte flechts met een vlugtig oog befchouwd. — Het Kabinet van oude Penningen is zeer aanzienlyk, maar tevens in de grootfte wanorder; en dit kan niet ligt veranderd worden, doordien bykans alle Penningen in houten Ringen gezet zyn, die by io en ia tegelyk aan elkander hangen.  rt a p e t s; 5ï ■gen. Deze wanorder gaf tevens gelegenheid om voor eene goede bclooning gemakkelyk deze en geene penningen meester te kunnen worden, waardoor dit Mufeum van veele zeldzaame ftukken, die het te vooreri bezat, beroofd is. Ik vönd hier verfcheidc merkwaardige zo wel goude als zilvere penningen; (want de kopere penningen worden in een gefloten kas bewaard ; men kan ze daarom zo gemakkelyk niet te zien krygen:) Oudheidkundige weeten, dat het Mefeum Farnefium dikwerf in fchriften tot de Penningkunde behorende word aangehaald. Het Edelgeftecnte ligt op twee tafels onder de glazen. — Onder hetzelve munt vooral een fchotel uit, die van een voortrcffelyke bruine Agaatfteen met witte figuuren vervaardigd , en flechts een weinig kleiner is dan die groote fchotel te Weenen, waarop de vergodilig van augustus en li via gefneden is. Haar diameter is een handbreed lang , en 'er is de vergoding van acriaan op afgebeeld , in wiens graf ze gevonden zou zyn. Men vind 'er de volgende Figuuren op — jupiter zittende met den hoorn des overvloeds ; voor hem benedenwaards zit ceres en leunt op cn neder liggende Sphinx; voor beide ftaat de Godin hebe met een Beker, en de Overvloed met haar Hoorn; een genius (*) brengt de Ziel van adriaan voor den Troon der Goden. Aan de andere zyde is een fraay hoofd van, me- (*) Genius was by de Romeinen de befcherm God van den Mensch, die volgens zommiger denkbeeld met hem geliorcn werd en ftierf. De Venaaliu D i  5^ WAFELS» medusa. Onder de overige oudheden vind men zeer veele Lampen, eenige kleine Egiptifche en Romeinfche beelden van Afgoden,ook nog eene menigte opfchriften waarvan echter de meeste van weinig betekenis zyn; dewyl het niets meer dan graffteenen zyn, waarop de naam en de ouderdom van den overledenen ftaat. Een fteen is van deze is echter van belang. Hy is gezet ter Eere van titus flaviusevanthas, die in eenige fpeelen ter Eere van Keizer augustus, die waarfchynlyk in Rome gevierd wierden, de zege heeft bevochten, en ter Eere van castor en p o llu y ftandbecklcn had opgericht. — De verzameling van Schilderyen , die insgelyks oorfpronklyk is van het Huis farnese, cn die in dezelve vertrekken hangt, is meer bekend, dan deze verzameling van oudbeden. Hier vind men bykans niets dan Werken van de grootfte Meesters; alkrbekoorlykst zyn eenige ftukken van r a p h a ë l cn titian, vooral de liggende Vcnus en Danae van den laatstgenoemden : ik houdc my hier niet langer by op naardien deze ftukken aan alle Liefhebbers der Schilderkonst bekend zyn. In dit flot is nog eene verzameling van den overledenen Hertog van Noja Garafa* die met onbefchryfelyk veel onkosten eene verzameling van alle oude Napelfche en Siciliaanfche Munten byeenbragt, welke de Koning naderhand van zyne Erfgenaamen voor 11500 Ryksdaalders gekocht heeft. Deze verzameling is by uitftek groot en volledig, zo dat men men zelf van de zeldzaamfte ftukken, meer dan een kan vinden : die man had het zwak, van alleen bezitter te willen zyn van de zeldzaamfte muuten uit  napels. 53 uit dien hoofde ruste hy niet, voor dat hy den geenen, van vvicn hy wist dat hy zodanig een ftuk bezat, overgehaald had om het hem te verkoopen : ja zelf reisde hy dikwerf naar Frankryk om aldaar nieuwe ftukken optekoopen en in te ruilen. Hy zelve had weinig kennis in deze weetenfehap, dan hy had het door oefening zo ver weeten te brengen, dat hy de ftukken zeer wel onderfcheiden kon: ook waren 'er verfcheidene des kundige die geduurig met hem verkeerden , en het gebrekkige in zyne kennis vervulden. Men vond onder zyne Nalatenfcbap eene verzameling van Campanifche Vaafen, waarvan zommige met figuuren vercierd waren, deze zyn insgelyks na Capo di Monte gebragt. Onder deze is een van eene zeer aanzienlyke groote , waarop het gevecht tusfchen de Grieken cn Trojaancn over het Lyk van patroclus verbeeld word; men heeft alle denkbeelden , die hierop uitgedrukt zyn uit homerus ontleend. • 1 Alle deze voortreffelyke verzamelingen zullen., nevens de Herculanifche oudheden, eerlang eene bekwaame ftandplaats in de êtad verkrygen, waar men dezelve met meer gemak zal kunnen nazien en onderzoeken. Ter zeiver plaats zullen alle ftandbecldcn en andere overblyfzels der oudheid, die de Koning van Napcis tot nog toe in zyne Paleizen te Rome had, gebragt worden.. Men heeft reeds alle de konstftu leken , die van onder de Ruinen van het Keizerlyke Paleis op den Palatynfchen Berg (*-) opgedolven zyn, en (*) Men weet dat de Palatynfche Berg — (inons palati'nus) het eerfte beginzel van het groote Rome 753. Jaaren voor da D 3 Se-  54 napels,. én al wat in de beroemde Farnefina, en in bet Farncfifehe Paleis ftond na Napels gebragt: waar onder, veele Meesterftukken gevonden worden , b. v. de flora., de Farnefifche herkules, en die verbazende Groupe, welke den Stier van Dirce vertoond, 't welk het grootfte ftuk is, 't welk wy van de oude beeldftrykonst overgehouden hebben. (*) De heilige Vader is daarmede wel is waar niet zeer in zyn fchik, nadien Rome langs dien weg eenige der voortreffelykftc Cieraaden moest misfen : maar dewyl hy aan den Groothertog van Toskaancn de verplaatflng van de ftandbeeldcn van niobe cn van haare kinderen en van 't geen hem meer in de Villa Medici toebehoort , heeft toegeftaan, durft hy ook dit niet weigeren, vooral daar hy thans in omftandigheden is , die hem noodzaaken dezen Vorst niets te weigeren. Men vind in Napels by verfcheiden byzondere per- foo- geboorte van Cbn'stus wierd gedicht. De Tuinen van het huis Farnefe wiens Erfgenaam de Koning der beide Sicilien, was, beflaan het grootfte gedeelte van dezen Berg, De Vertaaler. (*) Het Paleis van farkese, is voórnaamïyk van w. angel o naar den ouden Romeinfchen finaak gebouwd. De, beroemde Farnefifche hercules dien men hier vind , is van wit marmor en heeft eene verbazende grootte. De groupen met de Stier van Dirce is allermerkwaardigst. —— Dit konstftuk verbeeld een groote fpringende Stier, om wiens hoornen Amphion en Zethus een Touw binden, waarvan het einde aan de hairen van hunne ftiefmoeder Dirce vastgemaakt is. Dit merkwaardige overblyfzel der oudheid is van het Eiland Rhodus na Rome gebragt. De Vertaaler.  napels. 55 'foorien aanzienlyke verzamelingen van oude, vooral Napelfche en Siciliaanfche Muntftukken: onder deze ze munten die van den Prins torella, van d. n i e o l a PACiFico('t welk thans aan den Vorst van waldek verkogtiis,) van den Luitenant Colonel c o r n e , en van d. m e l c h i o r d e l f i c o boven andere* uit. Vreemdelingen, die fmaak in deze weetenfehap vinden , zullen deze Heeren zeer gereed vinden, om die verzamelingen voor hen te openen, d. nicola p a c i f i c o en d. m e lchior delfico zyn tevens ver gevorderd in deze weetenfehap: de eerfte is te gelyk zeer ervaren in de kruidkunde, en de laatftedoet met eene Koninglyke Commisfie een reis door Calabrien. — De overledene Abt galiani bezat eene fchoone verzameling van Romeinfche Muntftukken, voornaamlyk van metaal ; deze had hy aanzienlyk vermeerderd uit de verzameling der Jefuiten , die juist te Parys verkocht wierd, toen hy aldaar als Gezantfchap Secretaris zyn verblyf hield, 't Zou jammer zyn indien dit Kabinet niet in zyn geheel bleef, daar het naauwlyks zyn weêrgaa heeft, en men niet ligt in ftaat zou zyn om zodanig eene verzameling weder byeen te brengen. Men denkt ook dat de Koning het koopen zal. ï Napels is een zeer gefchikte plaats voor den verzamelaar van oude Medailles — want deze zyn hier zo duur niet als in Rome, en men vind ze in groote menigte by Goudfmeden, en by de geene, die met oud metaal handcldryven. Ik heb langs dien weg veele voortreffelyke en zeldzaame, voornaamlyk Griekfche ftukken binnen korten tyd en voor weinig geld byeen D 4 ge-'  §6. napels. gebragt: en de Griekfche ftukken zyn veel fraaijer. en belangryker dan de Romeinfche. Dit zy genoeg over Napels. — Ik eindig |dit ftuk met een affchrift van eenige voortreffelyke Latynfche Spreuken, die buiten Napels gevonden worden, en zeer weinig bekend zyn. Een vermaard Geleerde en. Staatsman van de 15de Eeuw ,janu$-jovianus pontanus, heeft 'er de. buitenfte Muur van zyne. begraafenis - kapel, die hy midden in de Stad liet. maaken, zonder ze met een kerk te vereenigen, mede yercLrd. 's Mans oogmerk was, dat de voorbygangers deze fpreuken leezen en 'er nut van trekken zouden. Dan gelyk het meer met goede oogmerken, gaat, dat ze niet bereikt worden , zo ging het ook hier mede : want tegenwoordig geeft niemand 'er meer acht op , dan alleen de eene of de andere vreemdeling , die met de overige merkwaardigheden van Napels, ook deze Graf-kapel gaat zien. tl In omne vitae genere primum cft fe ipfum noife. ai Fruftra leges praetereunt, quem non abfolverit conicientia. 3. Hominem effe fe haud meminit, quinunquam iniurhrum oblivifcitur. 4. Nee temeritas femper felix, nee prudentia ubique tuta. 5. Intcgrirate fides alitur, fide vero amicitia. 6. Sero poenitct, quanquam cito poenitet, qui in re dubia nimis cito decernit. 7. In utraque fortuna fortunae ipfius morem efto. 8. In magnis opibus, ut admodum difficile, fic maxime pulcrum eft fe ipfum continere. 9. Au  napels. 57 o. Audendo, agendoque respublica crefcit, non ijs confiliis, quae timidi cauta appellant. 10. Nos-potius noftra deliéta ple&amus, quam respublica magno fuo danmo peccata luit. ■ ii. Exellentium virorura cü; improborum negligerp contumcliam, a quibus etiam laudari turpe. 12. Non folum te praeftes egregium virum, fed et aliquem tibi fimilem educes patriae. »5 de  ïpANDSDOUWEN de landsdouwen rondom napels. D e Landftreekcn rondom Napcis zyn, gelyk ieder die met de oude Schryvers bekend is weet, de meest; Vermaarde van geheel Italien. Reeds in dc alleroudfte tyden waren zy bekend, en men hield dezelve toen voor de Eindpaal der Scheepvaart. Van daar het denkbeeld, 't welk men by h o meru s cn by ande-re nieuwere Dichters, die hem hierin navolgden, vind, dat hier de ingang van het Ryk der Afgcftor-. venen , van den Tartarus en van Elyfium ware. En waarlyk het fchynt, als of men oudtyds deze oorden van tyd tot tyd aan de uiterfte Grenzen der alsdan bekende Waereld verplaatst heeft; dewyr men van gedachte was, dat deze wooningen onder de aarde en voor de aardbewooners toegankelyk waren. Van daar dat de ouden van onderfcheidene Fauccs-. orci, of ingangen der beneden waereld fpreeken; en de fchets van derzelver aardrykskundigen toeftand brengt ons als van zelve op dit denkbeeld; al is 't dat men het bewys niet hooger dan tot een zekere trap, van waarfchynlykheid kan brengen. .— Zo plaatftc men den Styx 't allereerst in Arcadie, en eene der ingangen van den Tartarus op het voorgebergte Tanarus in Laconien ; waarfchynlyk omdat men aldaar zeer diepe en ysfelyke holen vond. Den oorfprong van deze denkbeelden moet men zeker in dien tyd zoeken toen dat gedeelte van Griekenland of in het geheel  om napels. 59 heet niet, of ten minften niet door Grieken bewoond wierd: want zo ras de menfehen deze Landftreeken tot hunne woonplaatfen verkoozen hield de vrees terftond op. Misfcbien onderzocht men zelv deze holen, en of het denkbeeld daarvan verdween geheel, of het wierd alleen door de Priesters gebezigd by hunne Verborgenheden en Godsdienftigcn toéftel. — Naderhand heeft men een audere mond van de Hel te Epirus geplaatst, alwaar naar alle gedachte vuurbraakende bergen geweest zyn : althans men vind daar een Meir, wiens dampen zeer ongezond zyn, en dit geeft vry wat aanleiding om dit te denken. Men. noemde urt dien hoofde deze Zee, Acheron, en eene door dezelve ftroomende rivier had dienzelven naam. Hercules kwam op zyne Reis by a d m e t u s, den Koning van eene door de Molosfiers bewoonde Stad in Epirus. De Koningin Alcefte ftierf juist om dien tyd, dan die half- God haalde haar terftond weder te rug uit het R yk der dooden. —. Ten tyde van h omerus was Griekenland reeds zo volkryk, en door onderfcheidene Reizigers zo zeer doorkruist, dat men de woonplaats der dooden daar niet langer kon zoeken al was het zelf dat het denkbeeld nog overig bleef, als of zommige holen derwaards leiden. Men verplaatfte dezelve dan weder op nieuw, zover me» kon. Geene Landftreek was gefchikter, dan die van Cuma. In dien tyd moest dezelve de hevigfte en ysfelykfte verwoestingen ondergaan; niet flechts de Vefuvius, maar ook de berg op 't Eiland Inarime, na Xfehia, Solfatara, en misfehien ook het voorgebergte Mifenum braakte van tyd tot tyd vuur en vlam; men Vond hier een akelig en vervaarlyk Bosch, in wiens mie».  60 landsdouwen midden eene diepe holte van een vuurberg was, aangevuld met water , 't welk de fchadelykfte dampen uitwazemde, en misfchien nog andere kenmerken had, dat het onderaarfclie vuur nog niet geheel uitgebluscht was. De leverswys der menfehen in deze Landftreek was zeer- woest j de holen onder de aarde waren hunne woonplaatfen; hunne Godsdienstplechtigheden waren eene mengeling van ysfelykheden die even zo akelig waren,als die geheele Sombere Landsdouw. — Waarfchynlyk vond homerus dit alles reeds zo ten zynen tyde; by had dit Land leeren kennen uit de berichten der Zeevaarendc; men befpeurd duidelyk in zyn Verhaal, dat, naarmaate de gewes-, ten die hy befchryft; verder van Griekenland verwyderd zyn, hy ook naarmaate van dien zich van de gefchiedkundige naauwkeurigheid verwyderd , en de waarheid met verdichtfels vermengd. Wat ten zynen tyde een algemeen verfpreid en aangenomen denkbeeld was, dat wierd in laater tyd een bygeloovig denkbeeld van het volk, of ook, door middel van de verborgenheden in den Godsdienst, een verheven en veelbeduidend zinnebeeld. —■ ' Wie doch zou denken, dat die zelve denkbeelden aangaande deze Landftreek zouden plaats gehad hebben , ten tyde van augustus, toen deze gewesten het meest bezocht wierden? — En met dat al maalt virgilius dit op 't heerlykst af, en voltooid een beeld, dat hem zeer fchoon te pas kwam, cn waaraan hy in het wezenlyke niets mogt veranderen, wanneen hy zich niet van dien tyd en derzelvcr zeden en ge-woontens wilde verwyderen, waarin zyn £neas ieefde. — Echter heeft men toen het algemeens Volks  om napels. 6*1 Volks denkbeeld veranderd. Dé woningen der gelukkigen wierden verplaatst na een Eiland in den Oceaan, aan de andere zyde van de zogenaamde zuilen van hercules, [thans dc Straat van Gibraltar] en waarfchynlyk was men nog in bet denkbeeld dat Elyfium en Tartarus niet ver van elkander lagen. Ik kan deze denkbeelden , die ik hier Hechts ter loops heb ter nedergefteld, niet verder uitbreiden: zou ik dezelve ontwikkelen cn bewyzen; zou He de grensfcheidingen tusfehen 't bygeloof des Volks, de zinnebeeldige voorftellen van den Godsdienst, en de gevoelens der oude Wysgceren aantoonen; zou ik de gevoelens van onderfcheid ene Eeuwen naauwkeurig van elkander fchiften; gevoelens die de Dichters van tyd tot tyd weder te voorfchyn bragten, en verlevendigden, en die uit dien hoofde zo in elkander loopen en door elkander gevlochten zyn, dat men naauwlyks in ftaat is om dezelve van elkander te fcheiden, ik zou my te zeer moeten uitbreiden. Ook wil ik myne Leezers niet ophouden met de Ruinen van Cuma, met de Sibyllinifche Grot, met liet Avernifche Mcir, met de Ruinen van Baja en Mifenum, waarvan alle Reizigers reeds zo veel gezegd hebben, de ongeletterde op het gezag van hunne Leidslieden, de geletterde (en hier verdient addison de eerfte plaats, wiens voortreffelyke italiaanfche ReisbefchryVing te zeer buiten gebruik geraakt is) met de oude Gefchiedfchryvers en Dichters in de hand. Hier las ik het zesde Gezang van de beneis ; en verbeeld U Leezer, met welke deelneeming men dit kan ïeezen, wanneer men de befchryvingen van den Dichter terftond met het voorwerp zelf kan vergelyken. Zo  landsdouwen Zo zag ik de geheele Kust tusichcn Puteoli, Baja eii de uithoek van Mifenum en 't geen tusfehen Baja eii Cuma legt; de zogenoemde Archeron en dc Elyfefche Velden, die waarfchynlyk dien Naam gekregen hebben van eene menigte oude begi-aafcnisfen in het aloude, reeds door h o m e ru s in het XI. boek der ödysfée aangehaalde Bauli, eh in de omleggende Landftreek. Van daar zeilde ik na de Eilanden Procida en Ifchia, waar men alle de fchoonheden, dié de Natuur kan voortbrengen, als 't waare vereenigd ziet: de Lyf- Medicus Marcard [in Hannover] heeft daarvan nog onlangs , in de Berliner Monat-Schrift 1787. zeer belangryke en naauwkeurige berichten van gegeven. Ik zou by die gelegenheid gaarn den berg Ëpomeus de hoogfte op Ifchia beklommen hebben, waar men een voortreffelyk gezicht moet hebben, daar men van den kruin van 't Mifenifche gebergte, die op verre na zo hoog niet is, ais dezë Berg, de geheele Kust van Italien van Paftum tot aan Terracina, dus eene uitgeftrektheid van 26 duitfché Mylen, kan overzien. Dan gebrek aan tyd genoodzaakte my, om dit zo wel achter wege te laaten als het bezichtigen van het Eiland Capri, de verblyfplaats van t 1 b e r 1 u s. Toen ik naderhand ha myne terugkomst van Sicilien voor de tweede keer te Napels was; waren 'er andere voorwerpen die mynen aandacht van deze dingen aftrokken. Niet minder belangryk zyn de Landsdouwen die in het binnenfte gedeelte van het Land gevonden worden, waar de omtrek van Capuaen Nola voornaam-^ ïyk in aanmerking komen. Daar deze niet algemeen bekend zyn, zal ik over deze wat breedvoeriger hands-  'OM NAPELS. Ö"3 delen, zonder echter van dien regel aftewyken, dien ik my voorgeichreven heb, om alle wydlopigheid in algemeen bekende dingen te vermyden. — Capua is genoegzaam het middenpunt van Campania felix; het legt in eene bekoorlyke en zeer vruchtbaare Landsdouw, die aan de eene zyde door de tifatifehc Bergen, het laatfte gedeelte van het Appeninifche gebergte, en aan de andere zyde door de Zeeingefloten is; op de kusten vind men Napels en meer andere volkfyke Steden. Van oudsher, zo ver de gefchiedenis ons voorlicht, was deze Provincie als eene van de vruchtbaarfte gewesten op den aardbodem bekend. Derzelver geliefkoosde zinnebeeld, 't welk men overal, en meest op de oude Muntliukken van Steden in Campanien vind, was Hebon, eene Godheid in Campanien, derzelver afbeeldzel was een Stier met het vriendelyk aangezicht van eenen Grysaard; hierdoor bedoelde men eene Perfo ons verbeelding van den Landbouw. —■■ Tot op den huidigen dag heeft deze bodem niets van zyne vruchtbaarheid verlooren. Naauwlyks behoeft men de Aarde te bouwen , daar deze bykans van zelf haare vruchten in grooten overvloed opleverd. >— Dit gewest is zo bevolkt, dat men geen Land genoeg heeft om de ploeg te gebruiken cn alles omgefpit word; hierdoor is de bodem zo vruchtbaar, dat hier een veel kleiner Stukje Land dan op eenige andere plaats eene Huishouding kan onderhouden. Hier ligt geen plekje Land ongebruikt: Akkers , Weilanden en Tuinen vervangen elkander; de algemeene wegen zyn beplant met hooge vruchtboomen ; zelf vind men op de Akkers en Weiden lange regels van boomen. —. Om 't half  .'6)4 landsdouwen. half uur vind men dorpen, wier bloeijende toeftand men zeer duidelyk ontdekken kan : en de geheele Landftreek is als 't waare een Paradys; uit welk oogpunt men dezelve ook befchouwe (*). Het oude Capua was zo groot en aanzienlyk, dat men het in die dagen met Rome en Carthago kon vergelyken. 't Is volgens de berekening van Veile' juspaterculus 48 Jaaren vroeger gebouwd dan Rome. 'Er waren echter toen reeds veele van gedachte, dat het nog veel ouder was. L1 v 1 u s bericht ons dat Capua en Nola van de Hctruriers gefticht zyn, en in die aloude tyden droeg deze Stad den naam van de rivier, aan wiens oever dezelve gebouwd was, naamlyk Vulturnum, of volgens het denkbeeld van cluverius Alturnum. Naderhand wierden de Samnieten meester vari deze Stad, en noemden dezelve naar hunnen Veldheer c a p y s , Capua. De Romeinfche Gefchiedenis toont ons hoe magtlg en aanzienlyk deze Stad geweest zy , daar zy zelf voor Rome gevaarlyk wierd. Livius noemt ze de grootfte en rykfte Stad van Italië. Uit de Gefchiedenis van den tweeden punifchen Oorlog weet men hoe trouwloos deze Stad de Romeinen behandelde. — Dan het lang verblyf van hannibal met zyn Leger in de^ ze Gewesten wierd zeer gevaarlyk en nadeelig voor hem' (*) lila tibilaetis intexet vitilus ulmos: lila ferax oleae eft; Mam experiere colendo Èt facilem pecori, et patientem vomeris unci. Talem dives arat Capua, et vicina Vefevo Orajugo, et vaciis Clavius non aequus Acerrïs. VIR C. GIOS G.' II*  om napels. 65 hem en de zyne, dewyl zyn Heir meer door de wellusten van Campanien, dan door de Romeinen verminderde. Capua wierd naderhand door de Romeinen voorbculJig geftraft en moest meer dan eens Romeinfche Colonisten binnen haare muuren ontfangen: met dat al bleef het in laater dagen zeer ryk en magtig, en was altoos naast Napels de voornaamfte Stad van Campanien. — 't Lag toen niet op dezelve plaats waar het tegenwoordige Capua ligt,maaromtrend een uur verder van de Rivier Vulturnus. 'Er ftaat thans op de overblyfeels der aloude Stad een klein plaatsje Santa Maria di Capua genaamd; waar men nog veele oude fteenen en gebrookene kolommen zien kan. Ook zyn nog de naamen van twee huizen overgebleven welke de plaats aanwyzen , waar oudtyds twee beroemde Tempels ftonden ; namelyk Cafa Pulu, en Caf* G-iove, 't welk duidclyk een Tempel van apollo en van jupiter aanduid. Het eenig aanzienlyk overblyfzel van de pracht dier oude Stad is bet Amphitheater, 't welk tegenwoordig in een aangenaamen Wyngaard als verfcholen ligt. LIetzelve had een grooten omtrek, 't was vercierd met hooge en groote Boog-Galderyen, en yaij buiten geheel met Marmer overtogen, waarvan men nog de overblyfzcls vind. Tegenwoordig ftaat 'er een gedeelte van het onderfte gewelf van het Amphitheater, 't welk hetzelve omringde, en den toegang baande tot de kelders, waar de wilde dieren bewaard wierden ; ook vind men 'er nog zommige kelders, verfcheide banken voor de aanl'chouwers in de gedaante vaneen Trap getimmerd, en een gedeelte van den Muur van de Galdery,die het geheel gebouw om. M ring-  66 landsdouwen ringde. Men zou 'er nog veel meer van vinden, indien niet de Inwooners van Capua en St. Maria di Capua eene menigte fteenen hadden weggehaald. Dan zints dat de geleerde Kanukkik mazochi de Regeering en het algemeen te gelyk onderricht heeft van het gewigt dier overblyfzelen, is dit ftreng Verboden. Uit een opfchrift 't welk ten tyde van mazochi onder deze Puinen gevonden wierd, kan men afleiden, dat dit Amphitheater gebouwd is, na dat Capua reeds Romeinfche Colonisten had. — Daarenboven weet men dat, de Amphitheaters flechts daar gevonden wierden , waar Romeinen woonden j omdat dit Volk die wreede fpelen, en het kampen der dieren invoerde, daar de overige Volken van Italië en 'Griekenland van dezelve geheel afkeerig waren. Mazochi is van gedachte dat dit Amphitheater eerst gebouwd is ten tyde van de Keizers uit het Flaviaanfche huis, vespasianus, titus, en domit i a n u s. — Uit het opfchrift (*) ziet men dat Keizer h a- (*) Dit opfchrift had toen het gevonden wierd, veele gaapingen mazochi heeft het zeer gelukkig aangevuld. 't Luid dus: colonia julia felix augustus caput felit divus hadrianus aug. restitus imagines et columnas addi jussit jmp. caes. t. aelius hadrianus antonius aug. pius dedicavit.  O M N A V E L S. G? iiADRUNUs hetzelve heeft doen verbeteren, en met nieuwe pylaaren en ftandbeelden verderen. De oude appifche Weg (via appia) ging van Rome door Capua na Benevent en BrLindufium. Uit dien hoofde, vind men hier, gelyk alom, aan beide zyden oude begraafplaatfen. Vooral vond ik 'er tusfchen Caferta en Capua twee, die in eeenn grootfchen fmaak vervaardigd zyn. De eene is rond en zeer ruim. Zy zyn beide reeds voor lang doorzocht, niemand moet'er dus Lykbusfen of andere ftukken der oudheid, die men veel al in de graven vind, zoeken. De oude Taal van Campanien was de Ofcifche, die zeer onderfcheiden was van de Griekfche en Latynfche 5 men zou ze, even gelyk de Vclfcifche en Samnietifchc Taal, eer als een byzonder Tongval van de hetrurifche Taal kunnen befchouwen, die in de aller vroegft— ik fchat de diepte- op ■ meer of min 100 Ellen. Ik kon niets ontdekken, dan een diepe kuil en twee openingen, waaruit by aanhoudenheid een witte zwavel damp opwaards fteeg. — Uit gebrek aan zuivere en frisfche Lucht was het my onmogelyk, langer dan 5 feconden boven deze opening te ftaan. — De eerfte keer, dat ik den Vefuvius beklom, was voor myne reize na Sicilien. Toen ik Vandaar weder keerde, befteeg ik andermaal dien berg: -en in dien tusfchen tyd was de kegel, die thans in 't midden van de oude opening van den berg is, merkelyk gezakt: daarentegen was de holte zelf aangevult met nieuwe Lava. 't Was even eens, als of 'er twee of drie Schoorfteenen waren , waaruit de vlam te voorfchyn kwam; cn in de Lava zelf waren openingen , waaruit ftüpeter en andere zoutachtige ftoffen voortvloeiden. — Weinig dagen, voor dat ik Napels verliet, ben ik nog een ooggetuige geweest, van het begin eener nieuwe vuurbraaking, en van de hevigheid waarmede de Lava uitbarst. — Binnen den tyd van drie kwartier was zy reeds ander half Italiaanfche mylen voortgevloed: (dit is de hoogte van dat gedeelte van den Vefuvius, 't welk uit hoofde van de daarop leggende Aseh en Lava geheel onvruchtbaar  O M NAPELS. 79 baar is.) >— Van naar ging de ftroom in een nabuurig Dal, tusfchen den Vefuvius en den Berg la Somma, waar zy geen nadeel meer kon doen. — Drie dagen na liet begin van deze nieuwe uitbraaking, reisde ik na den Berg, om deze nieuwe Lava te zien. Ik beklom denzelven van die zyde, waar de Lava zich had uitgcftort; ik wandelde over geheele ftukken, en hoewel ze niet ouder dan drie dagen was, vond ik ze reeds genoegzaam afgekoelt. Een hevige ZuidÜoste Wind , die uit de Middelandfche Zee overwaaide, en tegen my aan druisde, beroofde my zo zeer van myne kracht, dat ik niet in ftaat was, om den Top des Bergs te bereiken, hoewel ik 'er niet meer dan een kwartier uur af was. — Dc Heer barte ls, die ter zeiver tyd den Berg beklom, was gelukkiger. Hy zag de Lava in haar eerst opbruisfehen, en de opening in den Berg , waaruit zy ftroomde ; ■dan hy bragt zich zelv daardoor in Levensgevaar, 'naardien de Berg niet flechts Lava, maar ook vuur •en fteenen uitbraakte, waar voor men zich niet beveiligen kan. Het Herculaanfche Mufeum te Portici word van tyd tot tyd vermeerderd en vergroot, door de nieuwe ontdekkingen in Pompeji. 't Werk gaat langzaam voort : en dit is ligt te begrypen, dewyl 'er flechts weinig menfehen aan werken, en deze weinige daarenboven zeer traag en nalatig zyn, en niet onder een naauwkcurig opzicht ftaan. Thans zegt men, dat de Regeering met meer ernst den arbeid laat voortzetten, 't Was voor eenige honderd menfehen zeer wel te doen, om binnen den tyd van twee Jaaren de geheele Stad Pompeji op te delven: die Stad was niet groot, en  80 landsdouwen en de arbeid, om de asch waarmede de Stad bedekt is, wegteneemen, betekend niet veel, naardien dezelve naauwlyks ander half of twee Ellen boven de huizen, ligt. Al het geen men in het Herculanum en Pompeji gevonden heeft, word in het Mufeum te Portici gebragt. — Eenige Schilderyen en Afbeeldingen van weinig belang laat men in de Muuren zitten, en men brengt alleen het merkwaardigst over. Men heeft -reeds te veel van dit Mufeum gezegt, en 't is te algemeen bekend, dan dat ik my zou durven vleijen, 'er nog iets nieuws over te kunnen mededeelen. Het eenig dat tot noch toe onbekend was, is dat werktuig , waarmede men de papieren ontrolde , de Heer bartels heeft 'er ons in zyne Brieven over Calabrien eene tekening van medegedeeld. Ik had eene andere afbeelding daarvan medegebragt; dan daar het onderfcheid zeer gering is, en de eerfte in het eerfte Stuk van de algemeinc Litteratur Zeitung, te Jena van 1788. gevonden word, acht ik het nodeloos hier eene byzondere aftekening van dezelve bytevoegen. De wyze, waarop men de Papieren ontrolt, is zeer -voorzichtig, dan met dat al kan het niet anders, of 'er moeten nu en dan fcheuren en gaten in 't papier , en dus gaapingen in den Tekst komen, vooral daar het dikwils kan gebeuren, dat dat geene, 't welk in de eene regel ftaan zou, aan die Gom blyft hangen, welke aan dit befchrevcn ftof zyne beftaanlykheid als 't waare weder geeft, en dus in een geheel andere regel verplaatst word, 't welk naderhand by het verklaaren de grootfte zwaarigheden veroorzaakt. Dit kan men echter te boven komen, wanneer taalkundige alles met voorzichtigheid en cplettenheid ontrolden, cn 't geen  om napels. Bi geen zy afgerold, en op Boomwol gekleefd hadden, terftond aff.hreeven. Men heeft meer werktuigen laaten vervaardigen, en meer Arbeiders in het werk gefield, zo dat het nu waarfchynlyk met het ontrollen fpoediger zal voortgaan. Onlangs heeft men nog een Latynsch handfehrift 'oyer de Toneekti ontdekt; en dus is 'er misfchien hoop, om een of ander verlooren Werk van beroemde Latynfche Schryvers weder te zullen vinden. —. De verzameling van Herculaanfche Oudheden met de verklaaring derzelve, die op Koninglyke kosten uitgegeven word, is algemeen bekend. Jammer is het dat men dit Werk zo omflagtig, en daardoor zo hoog in prys gemaakt heeft, dat het voor byzondere Perfoonen niet wel doenlykis, om het te koopen. De Schilderycn cn een gedeelte van de Medailles en Standbeelden -zyn befebreven en uitgegeven. Thans werkt men 'er aan , om de ontrolde Handfehriften uittegeven: en die kan men dan in Duitschland zeer wel nadrukken, en dus meer algemeen maaken. —. De Schilderycn, die men in de onder de asch begraven Steden heeft gevonden, zyn alle met wasch kleuren gefchilderd. Men heeft deze konst, die reeds geheel verlooren was, in de laatfte Jaaren van nieuws uitgevonden. — Men weet, dat de Graaf caylus en de Prins s. s e v e r o in Napels veele proeven, gemaakt hebben, en daarin ook niet ongelukkig geflaagd zyn. —- Een Spaanfche Exjefuit te Bologna, die nog tegenwoordig leeft, zette eieze proeven voort, en de Hofraad reifenstein in Rome bragt dit ftuk nog verder , zo dat men in deze konst al vry hoog geftcgen is. — Dezelve beftaat in de toebereiding F van  8a LANDSDOUWEN van fyn wit puniesch Wasch, 't welk even als Zuiker of Meel in water kan gefmolten worden. Met dit Wasch vryfd men de mineralifche Verwen. Wanneer het Schildcrftuk gereed is, giet men gefmolten Wasch over hetzelve; en dan word het zo naby het vuur geplaatst dat dit Wasch geheel en al weder wegfmelt. —• Daarna word dit ftuk gepolyst, en dan is het gereed. De Schilders te Rome, die de proef 'er op genomen hebben , zyn van gedachte, dat deze handelwys in het Schilderen de duurzaamheid der ftukken best zal kunnen bevorderen. Men heeft 'er de proef opgenomen om op allerly zoort van dingen te Schilderen , op papier , op linnen, op hout en fteen, en altoos met hetzelve gevolg, 't Best van allen gelukken de proeven in het Schilderen van Lanelfebappen; waarin de achtergrond men den voorgrond gelukkig overeenftemmen. — Dit alles zyn flechts proeven. De tyd zal 't leeren, of deze Schilderyen duurzaam zyn, of zy ook de kleuren verliezen, en vooral of zy niet barsten cn zich van de ftof waarop gefchilderd word affcheiden. Wanneer zy deze toets kunnen doorftaan, dan zullen zy het Schilderen met olie verwen misfchien geheel doen verdwynen, of ten minften met hetzelve gelyk gefteld worden.—. Ik heb, toen ik te Pompeji, en in het Mufeum te Portici, was gelegenheiel- gehad, heiuielyk eenige opfchriften aftefchryven. Dit is intusfehen door de Regeering verboden. Men moet de oogenblikken daartoe uitkoopen , wanneer de Opzienders bezig zyn met andere dingen te vertoonen: zommige moest ik half van buiten leeren en naderhand opfchryven. Ik heb echter gelegenheid gehad, om van de echtheid my-  O M N A P E L S. 83 myner affchriften volledig vergewist te worden, dewyl ik meermaalen het Mufeum bezag, en dus dezelve met het oorfpronkelyk kon vergelyken. — Of ze reeds elders uitgegeven zyn door andere Reizigers , zou ik niet durven bepaalen (*). De Stad Pompeji is zeker eene van de aanmerklykfte en belangrykfte voorwerpen, die een geoefend en vorfchend Reiziger kan aantreffen. De aanblik van deze Stad alleen is genoeg in ftaat, om den geest in die aloude tyden te verplaatfen. Men ziet dezelfde ftraaten, dezelfde huizen, waarin menfehen, die agtien Eeuwen vroeger, dan wy, leefden, gewoond en verkeerd hebben: en met dat al zou iren by den eerften aanblik denken, dat die huizen onlangs eerst geruimd waren. Deze Stad en het Mufeum te Portici is veel beter in ftaat-om ons de huifelyke Levenswys der ouden te leeren kennen, dan de fchoonfte uitgewerkte Verhandeling over dit onderwerp. Hier leert men, hoe zy zich alle gemak wisten te verfehaffen ; en waarin al de weelde de overhand kreeg; die toen reeds zelf in de kleinfte en onbeduidendfte dingen doorftraalele. Men gaat hier in de huizen, men ziet de vertrekken, de Eetzaal, de Baden, de Kelders; met een woord men ziet de geheele fchikking van hunne huizen. Men vind 'er de Tempels,de Schouwburg , woningen voor den Soldaat, de muuren der Stad« de Poorten, de begraafplaatfen buiten de Stad, aan beide zy- (*) Hier zyn eenige opfchriften geplaatst, die wy liefst aan het einde van dit Boekdeel, voor de geene die 'er belang in Hellen plaatfen; daar ze voor 't grootfte gedeelte onzer Lezeïen van geen belang zyn. De Vtriaakr. F a  84 LANDSDOUWEN zyden van den weg; en eindelyk nog eene Landhoeve van een aanzicnlyk man, waardoor men zich een duidelyk denkbeeld van zodanige aloude Landhoeven, én derzelver pracht kan vormen. Er ontbreeken flechts inwooners, en ook van deze vind men hier en daar nog een overfchót, namelyk dc Beenderen. — De Gebouwen , die men tot nog toe in Pompeji heeft opgedolven , voornaamlyk de Tempel en de Schouwburg, zyn in alle Reisbefchryvingen breedvoerig befchreeven. Hierin kan ik my dus bekorten-: alleen zal ik dc platte grond van een van de grootfte en aanzienlykfte huizen hier byvoegen. •— In dit huis heeft men een aanzienlyke voorraad van heelkundige werktuigen gevonden , en hieruit niet zonder rede gegist, dat deszclfs bewooner een Arts geweest ware. — In 't algemeen heeft het veel overeenkomst met alle andere huizen; met dat onderfcheid, dat het flechts van eene verdieping is; daarentegen hebben de huizen die op de overzyde ftaan, en aan eene na de Zee toe afhellende fchuinte gebouwd zyn, twee en drie verdiepingen; werwaards men of door middel van een. fchuine bedekte gang, of van een trap kan komen. Zie hier de befchryving van het huis. Door middel van den Ingang en het Portaal (V) komt men op een groote binnenplaats (b~) die met fteenen gevloerd is, (in andere huizen vind men in derzelver plaats veelal Mofaique [of gefchilderd en ingeleid Melfelwerk]) waarin men een Regenbak (O vind, en behalven dat nog een kom (d~), die waarfchynlyk voor het Bronwater diende. Achter deze kom is een klein tuintje rf), Romdom deze binnenplaats zyn de vertrekken, die alle klein, flechts vyf a zes fchreden lang en  bt.84-   OM NAPELS. cn omtrend even zo breed zyn, behalvcn twee vertrekken 00, die veel grooter en ruimer zyn, cn de beste vertrekken in 't huis naar alle waarfchynlyklieid zullen geweest zyn. Zodanige vertrekken vind men in. alle Pompejifche huizen. In een van de kleine vertrekjes (g) is een put, daar boven hangt eene fchoone Schildery , verbeeldende een Rivier- God met twee Nymphen, die water fcheppen. In een daar naast gelegen vertrek (A) is een oud Bad met eene andere Schildery, verbeeldende Diana en Endymion, waarvan de kleuren nog niets van haar oorfpronklyk fchoon verlooren hebben. In een ander vertrekje (7) vond men die verzamelingen van heelkundige werktuigen. — In dc huizen na de Zee toe vind men dezelve fchikking. Ik heb reeds gezegd, dat deze huizen meer dan eene verdieping hebben, waarvan de benedenfte horizontaal met het ftrand is, en waaruit men waarfchynlyk den toegang had, tot tuinen, die in de fmaak van die by de Landhoeve aangeïegt waren. In deze huizen zyn de meeste vertrekken in de onderfte verdieping verwclfd. In zommige vind men ook de keuken. Wanneer iemand geen kenner der Bouwkunde is,kan hy geen ontwerp van het geheel, nadat hy het gezien heeft aftekenen, vooral naardien men daar ter plaats niets mag aftekenen, en naauwlyks gelegenheid hcefc om eenige woorden optefchryven. Dus is 'er behalvcn de platte grond van Pompeji door Piranefi uitgegeven , nog geen kaart van deze Stad te voorfchyn gekomen. Thans verwacht men 'er een in het naastvolgende deel van deJntichdn d''Ercolano,'t welk voor 's Konings Rekening te Napels gedrukt word. Daar F 3 zal  86 LANDSDOUWEN zal men waarfchynlyk ook de aftekeningen Van den Tempel der Ifis , en van andere gehouwen vinden: want die , welke thans van eenige byzondere gebouwen in Pompeji te Rome verkocht worden , zyn flechts uit het geheugen opgetekend, en dus verre van naauwkeurig. Van Pompeji reist men langs een alleraangenaamften Weg, na Salerno, oudtyds Salcrnum, de eerfte bezitting van de Normannen in Italië. Op dezen weg pasfeert men verfchciden welgelegen en zeer volkryke Landlieden, waar onder Nocera, la Cava, en Vietri de voornaamfte zyn. De Landftreek , byzonder die waarin Cava, Vietri en Salerno liggen, mag met alle recht onder de fchoonfte van geheel Italië gerekend worden. Bergen en Dalen vertoonen zich hier fchilderachtig. 't Is hier alles-groen, alles bloeit, alles leeft. Hooge trotfe Rotfen verheffen haare kruinen van tusïchen degeurigfte bosfchen van Olyv.;hoornen. De geheele Landftreek is als 't waare met huizen bezaaid en zeer volkryk. Onder de huizen vind men aangenaame Grotten , waaruit kleine beekjes vloeijen: en dikwerf ziet men in 't verfchiet de naby gelegene Zee. 't Zou eene ten eeneroaal vergeeffche poging zyn, iemand, die deze Landftrceken nooit gezien heeft, eene genoegzaame befchryving van dezelve te willen geeven: maar zo veel te onuitwischbaarder is ook de herdenking van dezelve voor den geenen, die flechts korten tyd zich in dezelve heeft opgehouden. Behalven de Steden vind men hier ook een ryk Klooster, la S. S. Finita di Cava, 't welk van geleerde cn tevens zeer gastvrye Bencdictyner Monniken bewoond word. De ftand van hetzelve op het gebergte tusfehen de hoogst Onder de byzondere Steden welke hunne eigene Rechten hebben, zyn Amalfi, Averfa, Bari, Capua, Gaeta, en Napels de voornaamfte. Wanneer alle deze Wetboeken zwygen , en geen uitflag geeven, dan neemt men zyn toevlucht tot het Romeinfche Recht, wiens gebruik echter niet door een Koninglyk befluit, maar door de gewoonte gewettigd is. Het Kanonifche (of Kerkelyke) Recht gebruikt men, ten fpyt der Geestelyken, byna geheel niet meer. Dc uitfpraaken van andere binnenlandfche en buitenlandfche Rechtbanken, worden nooit hooger dan als voorbeelden } die geene verbindende kracht hebben befchouwd. On-  in het koning ryk napels. I09 Onder de Rechtbanken is ï. La gran Cortc di Vicaria de oudfte. — Zy is haaren oorfprong verfchuldigd aan twee oude Rechtbanken uit de Vierfcbaar van den Opperrechter van Napels, en aan de groote Vierfchaar van den Vicarius; en kwam eerst tot ftand, nadat Napels de Refidentieplaats des Konigs was geworden, toen Sicilië door de Siciliaanfche Vesper van Napels was afgezonderd. De Vicarius uit wiens Vierfchaar deze Rechtsbank ontfprooten is, was karel Prins van Salerno; toen Koning karel de eerste na Bourdeaux vertrok om het gefchil met petrus den Koning van Arragon , door een tweegevecht te beflisfen, liet hy zyn Zoon te Napels, en gaf hem een volftrekt Koninglyk gezag. De Raaden , die hem door zynen Vader waren toegevoegd, waren de Byzitters in deze Rechtsbank, waarin hy de Voorzitting had. Deze Rechtbank deed de Vierfchaar van den Oprechter veel afbreuk. En echter had zy toen op verre na dat gezag niet, 't welk zy naderhand verkreeg. Koning karel den tweede maakte 'er eene veel betere fchikking in. Van tyd tot tyd wierden beide Rechtbanken vereenigt. Het tydftip der vereeniging kan men niet naauwkeurig bepaalen. Waarfchynlyk wierden de voorbereidzelen daartoe gemaakt door karel den tweeden en door johanna de tweede, en het werk voltooid door alphonsus de eerste, toen hy de Vierfchaar ddSacfo Configlio oprechte. Dit gröote Gerechtshof is in vier kamers , (of Rechtbanken) verdeeld: waarvan 'er twee in burgerlyke en twee in halsftraffelyke zaaken vonnisten. In elk  110 OVER DE RECHTS-0 E FFENING elk van deze kamers zyn zes Rechters. In alle vier is dezelve fchikking, behalvcn dat in de beide kamers in de burgerlyke zaaken de oudfte Rechter, maar in de andere beide kamers een Raadsheer uit het Sagro Conftglio het voorzitters ambt bekleed. Het Hoofd van dit Gerechtshof word ilReggente genoemd, eene benaming die nog afkomstig is van den alouden toeftand van dit hof: naardien de Vicarius van het Ryk, als het hoofd van dit Collegie, in zyne afwezenheid den Regent aanftelde tot zyn plaats bekleder. — De waar.digheid van Rechter in dit Gerechtshof is niet voor "al hun leven : men kiest denzclve uit de kundigfte Rechtsgeleerden, hy neemt zyn Ambt twee Jaaren waar, en moet alsdan zyn post nederleggen ; hy -word dan echter doorgaans weder van nieuws verkoofen, zo dat een Rechter zelden zyn Ambt verliest, of hy krygt 'er een van meer belang in plaats: ten zy dan dat hy van groote misdagen en nalatigheid te befchuldigcn zy. — In Sicilië heeft by .het groote Gerechtshof dezelve gewoonte plaats, dat de Rechters niet langer dan twee Jaaren hun Ambt mogen waarneemen; maar 't word daar naauwkeurig onderhouden, zo dat wanneer die twee Jaaren verftreeken zyn, de Rechter wederkeert, tot den algemeenen kring der Rechtsgeleerden, en voor die zelve Rechtbank moet pleiten, waar hy te vooren als Rechter vonnisde; tot dat het hem eindelyk gelukt om een Ambt te krygen, 't welk hy voor al zyn leven kan behouden. De ambtgelden der Rechters zyn niet groot: elk Rechter heeft een jaarlyksch inkomen van 700 Ducaten (omtrend 1500 Guldens) eene fom, die op verre na niet geevenrcligd is, met de behoefter.s van  in het koningryk napels. iii van een aanzienlyk Rechter in de Hoofdftad van het Ryk. Dit Gerechtshof vonnist over alle burgerlyke gefchillen in de Stad, en den omtrek van Napels, die niet meer dan vyf honderd Dukaaten bedraagen; en over alle halsftraffelyke misdaaden zonder onderfcheid. Op de beide kamers voor de burgerlyke gcfchillen, kan men zich van andere mindere Rechtbanken in het Ryk, beroepen. Dit Gerechtshof ftaat onmiddelyk onder het Sagro Configlio en men kan zich van de vönnisfen in hetzelve geveld op dit Collegie beroepen. Is het een zaak van weinig belang, dan word dezelve door een Rechter in eene van de kameren van het Sagro Configlio voorgedraagen. Maar is de zaak van gewicht, dan word 'er uit dit laatfte Gerechtshof een Commisfaris benoemd, die het gantsch Proces geheel van nieuw opmaakt, zonder dat het andere Gerechtsbof hier by iets te verrichten heeft. In erfenisfen van •welk eene natuur ook, en in eenige gevallen die de huishuur betreffen , berust daar ook het Recht, om te mogen vonnisfen, zonder dat men zich verder op eenige andere Vierfchaar kan beroepen. <■— - z. II Sagro Configlio. Is door alphonsus den eersten' aangelegd tot bet hoogfte Gerechtshof voor Napels, Sicilien, en zelf voor Spanje: waarop mén zich in alle vonnisfen ten laatfte kon beroepen. —>—• Hier was hy zelve voorzitter : uit dien hoofde wierden alle verzoeken en fmeekfehriften rechtftreeks aan hem gericht : dit laatfte is naderhand altoos zo gebleven, fchoon de Koning verder nooit in perfoon tegenwoordig is geweest. Alphonsus benoemde zelf uit de Rechters éénen wien  113 OVER DE RECHTS-OEFFENING wien hy de zaak tot nader onderzoek over gaf. —. Dit Gerechtshof heeft veel overeenkomst met de Ruota te Rome. 't Is in vier kamers verdeeld, in elke kamer zitten vier Raadsheeren, en een Capo Ruota (of Hoofd en Voorzitter.) De Prefident van ■den Raad, die naar de oude Conftitutie, de Byzitter des Konings was, benoemd nu den Commisfaris, aan wien den zaak ter herziening word overgegeven. Hy 'heeft 6000 Ducaaten, (d. i. 12600 Guldens) jaarlykfche inkomften, een Capo Ruota 3000 Ducaaten jen een Raadsheer (Configlierc) omtrend 1400 Ducaaten. —• In dit Gerechtshof worden alle gefchillen over zaaken, die meer dan vyf honderd Ducaaten bedraagen beflist: het onderzoekt alle vonnisfen van de Vicaria t wanneer men zich op dit Gerechtshof beroept. —. Halftraffelyke misdaaden worden hier zelden en alleen dan voor dit Gerechtshof behandeld, wanneer men zich van het vonnis der Vicaria op hetzelve beroept. — Heeft dit Hof een doodvonnis der Vicaria bevestigd, dan geeft dc Koning zomtyds nog bevel tot herziening, of verleent rechtftreeks pardon. — Het heeft een volledig recht, om alle in de Vicaria of andere mindere Gerèchtsbanken gevelde vonnisfen, te herzien , en of te bevestigen, of te vernietigen ■— en van dit flot vonnis kan men zich op geene andere Rechtbank beroepen. Dit geld ook in zodanige andere gevallen, waarin de zaak van dat aanbelang is , dat dezelve terftond voor dit Gerechthof behoord ; maar hier vind echter dat onderfcheid plaats dat men op dit zelve Gerechtshof zich nog eens kan beroepen, en of op vernietiging van het vonnis of op de herziening van hetzelve aandringen: in  in het koningryk napels II3 iri het eerfte geval word dc uitvoering van het vonnis opgefchort, in het laatfte word het genomen befluit -uitgevoerd, 't Is biermede eveneens gelegen , als met de Ruota in Rome. Zo heeft men b. v. in de Nieuwspapieren gezien , dat hoewel de volle Raad van de Ruota het zo veel geruchtmakend Lepriesch pleidooi tegen de geweldige aanmatigingen van den Paus en zyne Nepoten, ten voordeele van die Pupil uitgewezen had, party echter de herziening eischte; waaraan ook voldaan moest worden. De heilige Raad heeft in 't vervolg van tyd het Recht verloren, om appellen uit Sicilië aantcneemen, naardien dit Ryk zyn eigen hoogst Gerechtshof heeft. Het draagt zomtyds nog den naam // Sagro Configlio de Santa Chiara, van het Klooster Santa Chiara, waar het te vooren gehouden wierd, tot dat de Onder-koning Don pedro de toledo alle Gerechtshoven in het Caftellum Capuanum, de oude verblyfplaats der Koningen uit het Huis Anjou, verplaatfte. 3. Reggia Camera della Summaria. Dit Gerechtshof , heeft frederik de tweede opgericht; het vonnist over al het geen de inkomften van 's Konings fchatkist, en het bellier der inkoniften van alle gemeenfehappen of openlyke fondfen, in het Koningryk betreft; met een woord, alles waarin 's Konings fchatkist belang heeft. Van dit Gerechtshof kan men zich op geen ander beroepen. Echter kan men even gelyk in het Sagro Configlio de opheffing of herziening van het vonnis eisfehen. De Leden van dit Gerechtshof, draagen den naam van Prefidenten , zeven van dezelve zyn Rechtsgeleerden, vier andere, die of bekwaame Officianten uit de Rekenkamer, of aanzienlyke H Koop-  114 over de rechts-oeffening Kooplieden zyn , worden Prcfidenti idioti genoemd: deze laatfte hebben in Rechtsgedingen geen ftem; hun werk is alleen de Rekeningen natezien. Dit Gerechtshof is weder in kamers of Ruoten verdeeld, waarvan de eerfte alleen de Rechtsgedingen beflist; in de beide andere kamers, waarin de Prcfidenti idioti onder voorzitting van een Rechtsgeleerde geplaatst zyn, word al wat tot de Rekeningen zo van de fchatkist als van de openlyke fondfen betrekking heeft, afgedaan. De meeste Rechtsgedingen zyn tusfchen de Koninglyke fchatkist en byzondere perfoonen. Uit dien hoofde zyn 'er altoos by dit Gerechtshof, twee Koninglyke Fiskaalen , die in Rang gelyk ftaan met de Rechtsgeleerde Rechters; en twee andere uit de Kooplieden die de Rekening van de fchatkist nazien. — De voorzitter van dit Gerechtshof, Luogo tenente della RealCamera, genoemd, heeft by de 4000 Ducaaten aan inkomften, en word doorgaans na eenige Jaaren Prefident van het Sagro Configlio. De Prefidenten hebben omtrend 1700 Ducaaten, en de Fiskaalen omtrend 3000 Ducaaten. 4. Real Camera die Santa Chiara. Dit is nog een geheel nieuw Collegie. Koning karel de derde, heeft het gefticht in het Jaar 1736. in plaats van het aloude Trtbunale Collaterale, 't welk ten tyde van de Spaanfche Onder - koningen beftond. Dit Collegie heeft geheel geen Rechtsgebied: de Koning fteld aan hetzelve de dingen ter hand, welke de Leden moeten beraadllagen; en het word altoos geraadpleegd in twyfelachtige of geheel nieuwe voorvallen, die tot de Wetgeving betrekking hebben. Dit Collegie zou men eenigermaate de Wetgever kunnen noemen, naar-  IN het KONINGRYK NAPELS. II5 naardien men zich doorgaans naar deszelfs uitfpraaken gedraagt. Dc Prefident van het Sagro Configlio en de voorzitters van de vier Ruota's of kamers van hetzelven zyn de Leden waaruit het zaamgefteld is. — De voorzitter heeft het Recht de Vergadering ten zynen Huize te houden, 't Zyn doorgaans bejaarde mannen van veel ervaring , en beproefde trouw en braafheid; waarom hun perfoonlyk karacter veel eerbied voor dit Collegie by 't gemeen verwekt, zo dat deszelfs uitfpraaken van elk geëerbiedigd worden. Te vooren had bet ook het voorrecht, om de bekwaamfte Rechtsgeleerden by den Koning in voorflag te brengen, tot het bekleeden van het Rechtersambt in de Vicaria; en doorgaans wierd die geene, die door hetzelve voomamelyk aanbevolen was, door de Regeering gekozen: dan onder deze Regeering is dit voorrecht tot groot misnoegen van het algemeen opgeheven; de reden hiervan kan elk ligt begrypen, die de tegenwoordige Staatkundige toeftand van Napels eenigzins van naby kent. Behalven deze vyf Leden, heeft nog een Koninglyk Advokaat, door toedoen van den Marquis tanucci zitting in dezen Raad, wiens post voornaamlyk is, om zich aantekanten tegen alle de gewei denaryen en overheerfchingen van het Roomfche Hof. Uit dien hoofde heeft dit Collegie by de jongstledene onderhandelingen van Monfignor Galeppi,aan het Napelfche Hof, toen deze eenen voor het welzyn voor Land en Volk, en voor de Koninglyke Macht, volgens het oordeel van alle waare Vaderlanders nadeeligen keer fcheenen te zullen neemen, den Koning ongevraagd, maar tevens op eene edele en manhafte wyze , de ernftigfte voorftellen H a ge-  ii6 over de recht s-oeffening gedaan, waarvan men wel is waar toen ter tyd niet dien gewenschten uitflag befpeurde, naardien de Pausfel yke aanhang toen de overhand had, maar die nu echter, zo het fchynt, hunne uitwerking beginnen te doen. De Secretaris van den Raad, brengt de bedenkingen cn de befluiten van denzelven op papier, en fteld ze den Koning ter hand. ~ 5. Supremo Magijlrato del Commercie-, Dit Collegie is van karel den derden gefticht: 't beftaat uit een Prefident en zeven Raadsheeren van het Sagro Configlio, die op die digen, wanneer dit Gerechtshof niet vergadert, byëenkomen. Het vonnist, zonder eenige verdere beroeping op andere Gerechtshoven, in alle den Koophandel raakende gefchillen tusfehen de inwoonders en buitenlanders; men kan echter evengel yk by de te vooren genoemde Rechtbanken om vernietiging of herziening van het vonnis vraagèn. 6. Ammiragliato e Cofiulato di mare e terra. Dit Gerechtshof is onder de tegenwoordige Regeering opgerecht, en onder gefchikt aan het voornoemde Commercie Collegie. Het vonnist in alle twistgedingen, die minder dan 2.00 Ducaaten bedraagen, en in byzondere gefchillen van dc Admiraliteit en van het Confulaat, welke te vooren door twee byzondere Rechtbanken beflist wierden. — Het heeft een Koninglyken Fiskaal en een Advokaat van de Armée; van deze Rechtbank beroept men zich op het Commercie Collegie. 7. Udienza di Guerra marina e Cafit reale. Dit Gerechtshof wierd in het Jaar 1786. opgerecht, zo men wil, om den voorigen Onder-koning van Sicilien, die als Staatsminister na Napels ging, en wien de  in het koningjyk napels. ii? de Lucht van het Hof niet dienflig was, in de bezigheden van zyn Departement te onderfteunen. Een Generaal heeft in hetzelve de voorzitting: voorts beftaat het uit één tweede Prefident, en drie Raadsheeren, die Rechters in het Sagro Configlio zyn moeten. Het Rechtsgebied van dit Collegie, ftrekt zich uit over alle'burgerlyke en crimincele misdry'vén van het Militair , zo te Water als te Land, en van alle Ambtenaaren cn Bedienden die tot 's Konings huis behouren. —■ Al wat den Schouwburg betreft, behoort insgelyks voor dit Gerechtshof: en by de groote menigte van Schouwburgen in Napels zyn de bezigheden daardoor vry menigvuldig. 'Er is een Fiskaal om de fchuldigen aanteklagen, en een Advokaat voor de behoefd gen. Naarmaate van dc onderfcheide onderwerpen, beroept men zich of op de kamer van St. Chiara, of op het hoogde Krygsgerecht, wanneer de gevallen crimineel zyn. 8. Suprema Giunta di Guerra. Dit Collegie beftaat uit den Kapitein Generaal der Armée, uit drie Maarfchalken, en uit drie burgerlyke Magiftraatsperfoonen, die denzelve Rang hebben met dc Leden van de Koninglyke kamer (Camera:') de Ambtenaars zyn een Fiskaal en een Advokaat voor de Armen. ~ Het eenige werk van dit Collegie is, om het Appel van het voorgaande Gerechtshof en van dc byzondere Regimenten aantencemen, en een flotvonnis te vellen. . 9. Tribitnalc mifto. Karel oe der.de ftichte dit Gerechtshof tot uitvoering van het Concordat, 't welk hy met benecjcius den veertienden bad gcflootcn, 'Hetzelve bellaat uit een Voorzitter, drie Byzitters, waar onder twee Bisfchoppen , H 3 van  Il8 OVER. DE RECHTS-OEFFENING van dc Pausfelyke zyde zyn, van waar ook de naam Tribunak mifto ontleend is. — Behalven de volvoering van het Concordat, behoort voor dit Gerechtshof al wat betrekking heeft tot de plaatfelyke en perfooneele ontheffing in het beftuur der inkomften van Godsdienftige genachten. 10. Curia del Cappellano maggiore. Van dit Gerechtshof zullen wy in 't vervolg nader fpreeken. Behalven deze aanzienlyke Gerechtshoven, zyn 'er nog eene groote menigte van minder aanzien , wier Rechtsgebied zich tot zommige enkele gevallen uitftrekt, en die men doorgaans uit .hoofde van het groot getal der Leden Giunta noemt. De navolgende zyn van het meeste belang. i. Giunta di Sicilia. Heeft een Prefident, 't welk altoos een Siciliaansch Edelman moet zyn, vier Magiftraatsperfoonen, naamelyk twee Napolitaanen cn twee Siciliaanen. Dit Gerechtshof werkt niet anders dan raadgcevende. De Koning fteld hen zodanige ftukken ter hand, die in de Siciliaanfche Gerechtshoven niet volledig of bchoorlyk afgedaan zyn , om daarover hunne gedachten in te leveren. 3. Giunta di Stato. Dit Gerechtshof, 't welk uit een Voorzitter, vier Raadsheeren, benevens den Fiskaal en den Advokaat beftaat, is voor alle Staatsgevangene, en voor hen die zich aan misdaaden tegen den Koning of den Staat fchuldig maaken. In de Jaare 1775—1777- wierd de bekende zaak der VryeMetfelaaren, die door den Marchefe Tanucci overvallenwaren, voor deze Rechtbank bepleit. 3. Giunta di Vakni. Deze Rechtbank , die in de voorige Eeuw gefticht wierd, is merkwaardig uit hoof-  IN HET KONINGRYK NAPELS. IIO uit hoofde van haaren oorfprong. — In die dagen gebeurde het dikwils dat iemand door vergif omgebragt wierd ; vooral waren de mannen niet meer veilig voor de aanflagcn van hunne vrouwen. Om dit te fluiten wierd deze Rechtbank opgericht. Behalven deze opgenoemde Gerechtshoven zyn 'er nog verfcheidene in Napels, maar die minder merkwaardig zyn. i— In de Provintiën zyn de Rechtbanken zo omflagtig niet; maar of ze uit dien hoofde wel beter zyn, zou ik niet durven bepaalcn. Elke plaats heeft een Kapitein of Gouverneur, benevens een Byzitter of Mederechter. Deze laatfte word in de Domeinen van de kroon door den Koning, in de Leengoederen door den Eigenaar of Heer aangefteld. In de Domeinen van de kroon zyn die beide waardigheden dikwerf in een perfoon vereenigd. Na verloop van één jaar leggen zy hun Ambt neder en geeven rekenfehap van hun beftuur: alsdan kan elk, die wil, geduurende den tyd van twintig dagen, hen uit hoofde van hun gehouden gedrag aanklaagen. Deze Gouverneurs vonnisfen in alle crimineele gevallen , dan alleen uitgezonderd wanneer het eene misdaad is,waarop de dood ftaat: als dan nccmen zy den 1'chuldigen gevangen, hy word verhoord, en het bericht hi e rvan word gezonden aan de Koninglyke Udienza, (waarvan ftraks nader). In het burgerlyke kunnen partyen zich of tot de Gouverneurs,of ook onmiddelyk tot bet Sagro Confegliokeeren. De Gouverneurs hebben (behalven de vervalletjes) 120 Ducaaten jaarlykfche bezolding. In elke Provinte is eene Koninglyke Udienza. Het hoofd van dezelve is de Prefident der Provintie, doorgaans een a;.nzienlyk Officier; hy heeft geen item in H 4 den  ISO OVER DE RECHTS-OEFFENÏNG den Raad , maar alleen de uitvoerende Macht. In deze Udienza, is vervolgens een Capo Ruota twee Auditores een Fiskaal en een Advokaat voor 'de Armen. — Al wat in de kleinere Rechtbanken verhandeld is, of al wat onmiddelyk voor dezelve gebragt word, behoord voor dit Gerechtshoven van hetzelve beroept men zich op de Vicaria te Napels. De vaste inkomften van den Prefident zyn iaoo Ducaaten, en de Rechters hebben elk 530 Ducaaten, behalvcn hunne buitengewoone voordeden, die door de wederzydfche partyen moeten betaald worden. De meeste zaaken die voor zodanig een Gerechtshof behandeld worden, zyn, by dé algemeen heerfchende ruwheid der Natie, moord, dievery, inbraak, en andere geweldenaryen, die in deze gewesten vry algemeen zyn. Dit kan men genoegzaam opmaaken uit het getal der Misdadigers in het Principato eiira, waarvan Salerno de Hoofdftad is. Hier telt men 400000 Inwooners: en onder deze zyn jaarlyks doorgaans. 1000 Misdadige, waaronder omtrend de 400 om moord en doodflag, en de overige uithoofde van ftraatfehenderyen, dieveryen, en andere grove misehyven door de Koninglyke Udienza, te Salerno gevangen genomen worden. In twee Provintiën Apulkn en Terra di Lavora, is 't met den zedelyken toeftand van het Volk beter gefteld, maar in Calabrien, Abruzzo cn de overige Provintiën misfchien nog erger. In Terra di Lavoro is het geheel anders met de Regeeringswyze gefteld, dan in elc andere Provintiën.—. Een gedeelte van dit Landfchap, 't welk tot het Napelsch distrikt behoord, is geheel en al aan de Vicaria en de andere Rechtbanken onderworpen ; een an-  ïn het koningryk napels 121 ander gedeelte ftaat onder den Gouverneur van Capua, die een van de oudfte Raadslieeren in het Sagro Configlio is,wiens bezolding 2500 Ducaaten bedraagt, en die naderhand in de Koninglyke kamer geplaatst word : en het derde word door den Commisfiario di Campagna geregeerd. Hoewel de laatfte een Magiftraatsperfoon van minderen rang is, dan de overige; (naardien hy uit de Rechters van de Vicaria genomen word) had hy echter te vooren groote voorrechten , die zelf tot nadeel van de overige Rechtbanken ftrekken; uit dien hoofde is zyne macht van tyd tot tyd befnoeid, zyne voorrechten zyn verminderd, ja men wil zelf dat dit geheele Ambt zal worden opgeheven. Zyne bezolding is vry aanzienlyk; zommige, fchatten ze op vyf duizend Ducaaten. Na dat hy eenigen tyd dien post waargenomen heeft, word hy doorgaans een Lid van het Sagro Configlio. Nog zyn 'er twee Steden, wier overheid ge^ heel onafhankelvk is van de Udienza der Provintie , de eene is Reggio in Calabrien, alwaar na de Aardbeving een byzonder Gouverneur geplaatst is ter betere handhaving der goede Orde; hy heeft den naam van Gouvernatore politico e militare ; de andere Stad is Teramo in Abruzzo, alwaar een Rechter is, die niet eens van de Vicaria te Napels afhangt. Dan is 'er nog eene vrye Republiek, Senarica, die uit niet meer dan 600 inwooners beftaat, en geheel onafhankelyk is, ftaande oneler de befcherming van de Kroon. — Deze plaats heeft haare Vryheid te danken aan Keizer karel den vyfden, of liever aan een van haare Burgers; deze had den Keizer een zeer groote dienst gedaan, en verzocht op 's Keizers H 5 aan-  1124 over de rechts-oeffening aanbieding, tot vergelding voor zyne daad, de Vryheid van zyne geboorteplaats, waarop hy ter beloning de toezegging van den Keizer ontring. Koning karel de derde, heeft dit voorrecht op nieuw bevestigd, toen hy aan de Regeering kwam; en't is niet te duchten, dat de Koningen van Napels hetzelve ooit zullen intrekken. — De Vergaderingen welke zints de Aardbeeving in Calabrien gemaakt zyn , en de nieuwe fchikkingen en Rechtbanken in die Provintie, zal ik in het vervolg, in de Afdeeling over dezelve nader aantoonen. — De wyze van procedeeren is verfchillend. —- In het I. Burgerlek Proces vertoond de klaager zyn eisch van dagvaarding, waarop de aangeklaagde gedagvaard word. Wanneer deze verfchynt, levert hy een tweede Request in, met bepaalingen en uitzonderingen ; de Advokaaten van beide partyen komen t'zamen in het huis van den , door den Voorzitter benoemden Commisfaris, waar zy van weêrskanten de zaak bepleiten, en daarby hebben zy het recht elkander in de reden te vallen. Men vind dikwerf twintig of dertig partyen tcgelyk byeen; elk Rechter geeft doorgaans eenige keeren des namiddags gehoor. Naderhand maakt de Commisfaris in tegenwoordigheid van de wederzydfche partyen zyn befluit op, 't welk door den Secretaris opgcfteld en door hem zelve ondertekend word. Zomtyds gefchied dit lang nadat hy de partyen gehoord heeft, 't is gebeurd, dat het opmaaken van dit befluit een geheel Jaar duurde. Kan de zaak niet terftond bcflist worden, dan word 'er een zekere tyd nader bepaald, binnen welke andere papieren ingeleverd cn meer getuigen gehoord moeten wor-  IN HET KONINGRYK NAPELS. 133 worden. Heeft men hulp van buiten nodig, dan moet men daartoe eerst de bewilliging van den Koning vraagen. In al dien tyd worden de papieren tot bet Proces bchoorende, aan geen van beide partyen mededeeld; dit gefchied niet dan na afloop van dien termyn, wanneer het befluit opgemaakt en vervaardigd is. Alsdan word aan de partyen kennis gegceven, dat hun Proces eerlang zal uitgefprooken worden. De Secretaris brengt de ftukken van het Proces by den Commisfaris, die daarop de tyd bepaald, wanneer de zaak in de Ruota zal voorgedragen worden. De Advokaaten maaken dan de zaak van weerskanten aan de Rechters bekend, zy laaten ook wanneer de zaak van belang is , hunne ftukken en aanhaalingen drukken. Daarop vertoont elke party haare Artikels en Voorftellen, die de zaak in zyn geheel bevatten, aan de Rechtbank. Men neemt de getuigen, in tegengenwoordigheid der andere party, in den eed, en iu 't verhoor: waarby elk het recht heeft, de getuigen van zyne tegenparty, wanneer hy 'er met reden iets tegen kan inbrengen, aftewyzen. — Ingevolge van de wet door den Marchefe Tanucci in 't Jaar 1775. gegeven, moet de Rechter in het vonnis de wet plaatfen waarop zyne uitfpraak gegrond is, en deze wet verklaaren, terwyl het geheele vonnis in de Koninglyke drukkery gedrukt word. Het befluit van de Ruota, word door den Commisfaris, wien deze zaak opgedragen was, opgefteld, en door den Secretaris in het Protokol gebragt. Van de befluiten die 'er in het huis van den Commisfaris genomen, en door den Secretaris opgefteld worden, beroept men zich op de Ruota, alwaar de Commisfaris de zaak voorfteld, en de-  1^4 OVER DE RECHTS-OEFFENING dezelve of bevestigd , of herroepen word. Van de Vicaria beroept men zich op de hoogere Gerechtshoven, en hier bedient men zich van het middel van vernietiging of van herziening. Maar ingevalle men de vernietiging en opheffing van het vonnis wil eisfchen, dan moet men vooraf toonen dat hetzelve rechtftreeks aanloopt tegen eene of andere wet, of tegen de uitfpraak van een Schryver, die in de ftukken van het Proces ten bewyze is aangehaald; en dit moet de Advocaat zelv ondertekenen. Ook moet men , naarmaate van de waarde van 't Pleitgeding een fom van 180 Ducaaten of minder neerleggen ; welke fom ten voordeden van het Gerecht is, ingevalle de eisch van vernietiging ongegrond bevonden word. By de herziening word de uitvoering van het vonnis niet opgeheven ; maar de winnende party is verplicht om naderhand alles wat het Gerechtshof eischt, terug te geeven. Weduwen, Weezen, en Godsdienftige geftichtcn , hebben daarenboven het Recht om een geheel herftcl te eifchen, en daarin gaat men te werk volgens het Romeinfche Recht. — Men bedient zich in alle Rechtbanken van de Latynfche Taal, behalven in het Commercie Collegie en in de beide Gerechtshoven die het laatfte opgerecht zyn. De uitvoering van het vonnis word aan de ondergefchikte Ambtenaaren opgedraagen ; in de Provintiën doorgaans aan de Udienza. Is de zaak van g$ wigt, en ver van de hand, dan gaat de Commisfaris fn perfoon naa die plaats, om de uitvoering te bezorgen, en wel voor Rekening van de winnende party, die het doorgaans duur genoeg betaalen moet. Elk betaald zyn eigen Advokaat naar goeddunken. Veel-  IN HET KONINGRYK NAPELS. I2J Veelal heeft men de gewoonte, voornaamlyk in groote Huizen, die uit hoofde van hunne aanzienlyke en wyduitgeftrektc goederen, en vooral uit hoofde van het Leenrecht veele Proeesfen moeten voeren, om hunne Advokaaten eene jaarlykfche bezolding te geeven. Heeft een Advokaat het geluk dan hy meer dan een huis aan de hand heeft, en voor een Pleitgeding van belang nog gefchenken ontfangt , dan kan hy, zonder de minfte ongeoorloofde middelen te gebruiken, langs dien weg een zeer goed vermogen verkrygen. ,— De Marchefe Tanucci heeft door eene wet de fom bepaald, boven welke men in het geeven van gefchenken niet mag gaan: die fom is 3000 Ducaaten. Wanneer de Advokaat geen betaaling kan bekomen , wend hy zich aan den Commisfaris, die de zaak in handen gehad heeft, en dan betaald de Ruota de fom voor zynen dienst. — 3. In het Crimineel Proces gaat men dus te werk. De Scrivano of Schryver, brengt de befchuldiging cn de verklaaringen der getuigen op 't papier, en dan moet de klaager dit gefchrift ondertekenen. De Advokaat Fiskaal heeft het Recht, dat hy by het verhoor der getuigen tegenwoordig kan zyn. — De bewyzen moeten den Rechter overtuigen kunnen van de wezen lykheid der misdaad. •— Wanneer het Proces zo verre gevorderd is, dan word de beklaagde ontboden ; men zegt hem de misdaad waarmede hy beticht is; zonder dat men hem de Perfoonen noemt die tegen hem getuigen, of ook in hoe verre hunne verklaaringen kracht hebben. <—> Alsdan moet hy bekennen wat hy van de zaak weet. Blyft hy alles rechtftreeks ontkennen, en zyn de be-  12.6 OVER DE RECHTS-OEFFENING bewyzen tegen hem fterk genoeg , om hem tot de pynbank te veroordeelen, dan word hy eerst met de Corda [of de koord] gepynigd; dit duurt flechts een uur. Blyft hy ftandvastig zonder iets te bekennen, dan moet hy vier-en-twintig uuren daarna die zelve ftraf voor de tweede en vervolgens nog eens voor de derde keer ondergaan. In buitengewoone gevallen, wanneer 'er omftandighedcn zyn, die de fchuld merkelyk verzwaaren en vergrooten, word hy gepynigd met Hairfnoeren aan de armen. Bekent hy de misdaad , dan moet hy zyne bekentenis vier-en-twintig uuren daarna vrywillig herhaalen, anders word hy van nieuws gepynigd. Zyn de omftandigheden van dien aart, dat de misdaad wel is waar niet volledig bewezen kan worden, maar de Rechter echter overtuigd is van het misdryf, dan word de beklaagde onder die voorwaarde ontflagen, dat hy zo ras men nieuwe bewyzen vind, en hy opgeroepen word, weder zal verfchynen. Intusfehen moet hy genoegzaame Borgtocht ftellen. — Dan eerst, wanneer hy of de fchuld bekend, of by aanhoudenheid ontkend heeft, vertoond men hem papieren die tegen hem opgefteld zyn, men geeft hem behoorlyk tyd, om zich te kunnen verdedigen, geduurende welke hy getuigen kan opzoeken in zyne eige zaak, om die tegen de getuigen van zyne party of van het Gerecht over te ftellen. Daarop worden de papieren van beide partyen gefteld in handen van den Fiskaal; deze maakt zyn eisch op tegen den beklaagden, daarop word de zaak in de crimineeh Ruota van de Vicaria verder bepleit en afgedaan. Tusfchen een doodvonnis en de voltrekking van hetzelve, verloopen doorgaans twee of drie maanden. Drie  IN HET KONINGRYK NAPELS. 12? Drie dagen voor de uitvoering van het vonnis, word de misdaadige in eene betere gevangenis gebragt, en van een zeker gezelfchap , 't welk uit Priesters en Monnikken die alle van goeden huize zyn, beftaat, tot zyn dood voorbereid en na de Rechtplaats vergezeld. —„De gewoone doodftraffen zyn, by Edellieden, Geestelyken, Geneeshceren, en Rechtsgeleerden , de onthoofding met de byl; by de overige de Galg. — Men laat de Lyken vier-en-twintig uuren hangen, behalven wanneer de lyder een gebooren Napolitaan is, dan heeft hy het voorrecht om terftond afgenomen te worden. Geringere ftraffen zyn Vesting arbeid, Geesfeling, en de Galeijen. Dit is het bericht van een myner Vrienden te Napels ; en hierby zal ik nog eenige aanmerkingen, die ik door eigen befchouwing opgezameld heb, voegen. De handhaaving van het Recht, het Leven,de Eer, en de Welvaard der burgers, is geheel in handen van de Scrivani. Dit zoort van menfehen moet men meer van naby kennen. Uit het te vooren gemelde blykt duidelyk, dat zy doorgaans den post van Secretaris bekleeden, en dat de geheele Loop van het pleidooi in hunne handen is. 't Zyn veelal menfehen van het geringfte zoort; wanneer zy leezen en fchryven kunnen, vervoegen zy zieh by een Scrivano, leeren hier eenige brokken Latyn, zo veel als zy volftrekt nodig hebben in de ftukken van een pleidooi', en verder alle kunstgreepen, die zy in die zaak moeten kennen: want wezenlyke kunde van de Rechtsgeleerdheid, en van de natuur en aart van een gerechtelyk verhoor hebben zy niet. Indien korten tyd dat zy 't onderwys genieten, leeren zy hunnen Meester de konst af j dan  138 OVER DE RECHTS-OEFFENING dan beginnen zy die in ftilte uitteoefencn, zo veel de gelegenheid hen toelaat, tot dat zy zo veel Geld byeengefchraapt hebben, als nodig is om een plaats en fchryftafel in de Vkari te koopen. De prys derzelver is zeer onderfeheiden, met dat al bedraagt de fom nog al wat; ik heb vergeten óm 'er naauwkeurig onderzoek na te doen. Deze plaatfen zyn onderfeheiden: men kan ze koopen voor het crimineele en ook voor het burgerlyke Proces : want de Scrivani zyn even gelyk de Advokaaten verplicht een van beiden te kiezen. De meeste kiezen de burgerlyke Rechtbank; hier is meer te doen, en meer voordeel te behaalen , ook is de prys voor een plaats en fchryftafel hier minder, dan voor de Crimineele Rechtbank. De prys van de laatfte is wel eens zo veel dan die van de eerfte. Daarop melden zy zich by een van de Rechters uit de Vicaria; die hun eenige gemakkelyke vraa, gen rakende een Proces voorfteld, en indien zy deze kunnen beantwoorden hun vryheid geeft, om de kleeding van Advokaat temogen draagen, en hun werk als Scrivani te mogen verrichten. — Nu behoeven zy voor niemand meer te verfchynen , noch voor de Rechtbank, noch voor den Koning, zy Zyn ook niet in dienst van den Staat, zy trekken geene de minfte bezolding, zy moeten van het werk hunner handen, en van hun eigen vlyt en naarftigheid, hun levensonderhoud zoeken. Maar zy zyn het doorgaans geheel alleen, die zo wel in burgerlyke als crimineele gevallen iemand in verhoor neemen; zelden doet dit de Rechter: deze moet doorgaans alleen op de Akten van de Scrivani bouwen ; wel is waar hy kan hjn ftraffen, wanneer zy zich aan bedrog fchuldig maaken;  IN HET KONINGRYK NAPEL?. 12$ ken; hy kan hen van hun Ambt ontzetten, en, naarmaate van hunne misdaad , zelf op de Galcijcn plaatfen: maar dit gefchied bykans nooit., naardien deze knaapén veelal middel weeten, om zich zelve voor de Rechters geducht te maaken. Dat zulke men.fchen, zonder opvoeding en grondbeginzels, zonder eer en bezolding voor omkooping zeer vatbaar zyn , is ligt te begrypen. Zy fchryven by een verhoor wat zy willen , cn dat kunnen zy te eerder doen , naardien de getuigen doorgaans van de geringften uit het Volk zyn, die noch leezen noch fchryven kunnen , en wier ondertekening alleen in een kruisje beftaat. Ook vervaardigen zy wel eens twee onderfcheïdene verklaaringen, en verkoopen het echte Stuks aan den meestbiedenden, waardoor het in de handen der tegenparty komt, en de Rechter volgens eene valfche verklaaring moet vonnisfen. — Zy hebben daarenboven het Recht, om elk een, onder deze of geene voorwendfels gevangen te neemen, en doorgaans leggen zy in een crimineel pleidooy arrest op alle getuigen in die zaak. Langs dien weg kunnen zy hunne wraakzucht in allen opzichte bot vieren, en beledigingen hen, aangedaan op allerlei wyze wreeken; ten zy dan dat iemand van dat aanzien is, en zulk een invloed heeft, dat by het hemaangedaane leed hen weêrkecrig kan betaald zetten. Niets valt voor hen gemakkclyker , dan iemand by een crimineel Proces in een zaak als getuige in te brengen, die hem geheel vreemd is, hem dan eenigen tyd gevangen te houden, hem door eene menigte van geneimekonstgreepenof door valfche betichtingen ïndat pleidooy als een medefchuldige te doen deelen» en I dus  130 OVER DE RECHTS-OEFFENING dus , zo niet van 't leven , ten minften van zyn eer en goede naam te berooven en voor altoos ongelukkig te maaken. En aan de andere zyde kost bet hen niet meer moeite den fnoodften booswicht zo zuiver pleiten, dat de Rechters genoodzaakt zyn, om hem voor onfchuldig te verklaaren. — Een myner Vrienden, een Advokaat van de crimineele Rechtbank , een eerlyk en braaf man van beproefde en onkreukbaare trouw, en tevens een man die zeer kundig en bedreven is in de wetten en gewoontens van de Napelfche Rechtsbanken, heeft my verzekerd, dat hy uit dien hoofde alleen, dikwerf niet in ftaat geweest is, om de grootfte boosdoenders, die'er openïyk voor te Boek ftonden, Moordenaars en Straatrovers zelf, de verdiende ftraf te doen wegdraagen. En hier is de reden waarom 'er zo veele misdaaden gepleegd worden , die nooit by den Rechter worden 'aangegeeven; naardien niemand 'er mede gedient is, om ter beloning voor zyne oplettenheid op de openbaare rust en veiligheid, eenige maanden in de gevangenis door te brengen, zonder te weeten wanneer en hoe hy 'er weder uit zal komen (*> De Scrivani heb- (*) Ik zelf heb een geval van dien aart in Napels gehad. Ik bezigtigde met eenige myner Vrienden te Napels, waaronder Advokaaten, Priesters, en Officiers waren, de Catacombes. Toen wy in de verborgenfte Galderyen gekomen waren, ontdekten wy een verbazende ftank; daarenboven liepen wy gevaar om te verdwaalen, en de grond was ook wat los en onveilig. Het een en ander noodzaakte ons om terug te keeren. Wy waren alle van gedachten, dat dia ftank veroorzaakt wierd , door een verrot lichaam; en dc houding en handelwys van onzen wegwyzer vermeerderde ons  IN HET KONINGRYK NAPELS. I3I nebben ook nog meer gelegenheid om een Proces uitterekken, dan de Advokaaten, vooral wanneer de laatfte nog jong zyn : zy weeten alle kunstgreepen uittevinden en ter regter tyd in het werk te ftellen, en helpen die party voort, die hun bet meeste geld geeft. — Daarenboven zyn zy onderling op 't naauwst verbonden; de een kan den ander niet verraaden ; want de eene kent de ftreeken en bedriegeryen van den ander, en 't gebeurd dikwerf dat zy de zaak der wederzydfche partyen eerst onderling met elkander fchikken, en de papieren en bewyzen tegen goede betaaling aan elkander overleveren. Van daar dat hun vermogen onbeperkt is , zelf dan wanneer Rechter en Advokaat het eerlykst hart bezitten ; de laatfte fchreeuwen luid genoeg over de misbruiken die 'er plaats hebben; komt het zo verre dat 'er eens één geftraft word, de vrees, die 'er andere door in geboe^ zemd word, gaat ras voor by. — Ik weet flechts twee Rechters in Napels, wier geftrengen ernst en onverbidons vermoeden. Toen wy weder in de Stad kwamen, hoorden wy, dat drie jonge franfche Heeren uit een aanzienlyk Logement verdweenen waren, zonder dat men iets van hun vertrek van Napels wist. Ik,en anderen met my, waren van oogmerk, om dit geval aan de Regeering bekend te maaken; dan wy wierden daarin door anderen terug gehouden, die ons verzekerden, dat dit nergens anders toe dienen zou, dan om ons zelve in de gevangenis te brengen. Ik verhaal dit gebeurde cok voornaamlyk ten dienfte van jonge Reizigers, om hen te waarfchouwen, dat zy nooit alleen en ongewapend de Catacombes bezoeken, ook bericht van hun oogmerk aan hunne verblyfplaats geeven , naardien 'er welligt veele reeds hun graf gevonden hebben. I 2  ■ Ija OVER D£ RECIIÏS-OEFFENIMG biddelyken yvcr tegen de minfte.bedriegery der Scrivani , in ftaat was hen alle in bedwang te houden. — Het grootfte gedeelte der overige Rechters ontziet hen zelf, en gedoogt, dat zy ongeftoord de grootfte ongeregeldheden kunnen bedryven. Zommige maaken zich het zy middelyk of onmiddelyk ook fchuldig aan hunne bedriegeryen. — 't Gebeurd wel eens in andere Landen, dat de Rechters omgekocht worden door eene der partyen; maar in Napels is 't nog erger, hier worden zommige Rechters door de Scrivani omgekocht; deze zorgen voor zyne huishouding; de eene bezorgd de ftal, de andere de groente, een derde het vleesch enz. Men ziet hieruit hoeveel geld ze in handen moeten hebben, en hoe veel zy, in weêrwil van hun groot aantal verdienen moeten. Men fchat het getal van de Advokaaten in Napels op 15000 en dan verftaat men daardoor Magiftraatsperfoonen, Rechters, de Advokaaten, en de Scrivani. En de laatfte mag men wel op iaooo rekenen: en deze alle moeten voor 't grootfte gedeelte alleen van dit werk met vrouw en kinderen leeven. Dc Advokaaten zyn verdeeld in drie rangen (*). De minfte der broederen zyn de Procurator*, of Prokureurs; zy worden alleen gebruikt in het vervaardigen van deze of geene fchriftelyke opftellen in dingen van weinig belang. Al wie de eene of andere plaats by de Rechtbanken wil bekleden, moet met deze bezigheid be- (*) Het getal der Advokaaten in het gehee!e Ryk, word gefchat op 26000, waarvan alleen in Napels 6214 zyn, en li *t geheel zyn 'er 6000 prokureurs. —. Di Vertaaler.  in het koningryk napels. I33 beginnen. Zy werken onder opzicht van oude en vermaarde Advokaaten, neemen hunne kleine bezigheden waar, en woonen de pleidooijen voor den Rechter by. Van dezen Rang komen zy in een tweeden ; in denzelve zyn zy Advokaaten en Prokureurs; in de laatfte betrekking zetten zy hun voorig werk voort, en in de eerfte treeden zy openlyk voor de balie. Na verloop van een bepaald getal van Jaaren» worden zy eindelyk onder de Advokaaten aangenomen \ en dan eerst neemen zy wezenlyk deel in de zaaken die voor de groote Rechtbanken behandeld worden, en in de groote pleitgedingen. Dan eerst kunnen zy door welfprekenheid, door geleerdheid, of ook langs wegen die minder geoorloofd zyn, zich den weg baanen tot de Regeering en de hooge Staats-Ambten. — Ditfpoorheeft de grootec ara cc 10 l 1 betreden, die langen tyd als Onder-koning van Sicilië zyne pogingen in 't werk ftelde, om de Ellende van dit onderdrukte Volk te verminderen: en veele van de grootfte mannen van Napels, b.v, giobattista vico, gianone genovesi en meer andere, hebben op deze wyze de grondflag gelegd tot dien roem en eer, die zy naderhand erlangden. Van daar dat de waardigheid van Advokaat zo hoog geacht word in Napels, zo dat men zelf het Hoogleeraarsambt op de Hooge School minder rekent. Men vind doorgaans dat in de aanzienlykfte Familiën de jongfte Zoons, die uit hoofde van het eerstgeboorte Recht de meeste goederen aan hunnen oudften broeder moeten afftaan, deze bezigheid voor zich kiezen, wanneer zy door verdienften groot en beroemd zoeken te worden. En in de daad, het getal van braave I 3 en  134 OVER DE RE CIITS-OEFFENING en geleerde mannen onder de Advokaaten , is naarmate van het geheele lichaam, niet gering. Dan men moet eerst een geruime tyd in Napels zich opgehouden hebben, en met eenige perfoonen van aanzien onder hen in kennis geraakt zyn , eer men de andere leert kennen ; en dit geluk treft een vreemdeling zelden , dewyl hy flechts te Napels komt, om die Landftreek, de Vefuvius, en de Oudheden te bezigtigen, en daarop zo ras hy kan wederkeerd na Rome. — De gelukkigfte dagen die ik in Italië heb doorgebragt, heb ik hier gefleeten, cn dit weet ik voornaamlyk dank aan eenige waardige mannen, van dezen Orden, in wier naauwe en vertrouwelyke vriendfehap ik mogt deelen. Gaarn zou ik hier hun. nenaamen noemen, wist ik niet, dat zy liefst niet openlyk genoemd willen worden, 't Is waar deze onbaatzuchtigheid, braafheid cn geleerdheid zal men flechts by het kleinfte gedeelte vinden : maar wien zou dit verwonderen, daar het braaven en uitmuntende altoos en in alle gevallen minder is, dan het middelmatige en het kwaade; en dan nog daarenboven in eene prachtige en wceldrige Hoofdftad, waarin benevens den Vorst alle de grooten en aanzienlyken van het Ryk regeeren, waarin het Leenrecht in zyn volle kracht is, cn van tyd tot tyd gefchillen en Procesfen veroorzaakt-; hier moeten de verlokkingen tot rykdom, tot gemak in den ouden dag, en tot de geneugtens dezes levens zo groot zyn, dat 'er zelf een hooge trap van ftandvastighpid en deugd toebehoord, oia ever alle de verleidingen te zegcpraalen. De Stad Napels heeft een byzonder Gerechtshof, em te waaken voor de goede Orde en Rust in de Stad.  IN HET KONINGRYK NAPELS. I35 Stad. In hoe verre dit Collegie afhankelyk of onafhankelyk is van de hoogere Gerechtshoven, kan ik niet bepaalen. De Gedeputeerden van den hoogen Adel, die in Napels zyn verblyf houd QCayaliere di Sediie) en in hoogmoed en trotsheid misfchien alle andere in de geheele waereld overtreft, en eenige Burgers van Napels, zyn de leden van deze Rechtbank. Over 't algemeen kwyten zy zich zo weinig van hunnen plicht, dat deze Stad, even gelyk Rome, een Toneel van moord en doodflag zou zyn, indien het charakter van het gemeene Volk , en vooral ook van de Lazeroni even zo wreed en bloeddorstig ware, als dat van het gemeen te Rome. Doorgaans zyn zy voldaan, wanneer zy iemand de zak geligt hebben, komen zy in gefchil , 't loopt veelal met kyven en fchelden af, zonder dat zy zo fpoedig, gelyk de Romein, het mes uithaal en, en hunne tegenparty onder den voet (booten. — De Regeering moet hen echter ontzien. — Men heeft in de dagen van Mafaniello, die nog versch in het geheugen zyn, gezien, wat de woede van de Lazeroni's, wanneer zy zich beledigd of mishandeld achten, kan uitvoeren; en by elke uitbarsting van den Vefuvius, heeft de Regeering geen ander middel om hen tot bedaaren te brengen, dan het bloed van den Heiligen januarius.-. 't Zou eene gevaarlyke onderneeming zyn, wanneer men geweld tegen hen gebruiken wilde. 'Er zouden, by een Op. roer,binnen dentydvanvier-en-twintigudrenmeer dan tweemaal honderdduizend menfehen met mesfen en fnaphaanen gewapend uit alle oorden van Terra di Lavora'm Napels byeenkomenen; en wat zouden die weinige en daarenboven zo ongeoefende Napelfche foldaaten hier I 4 te-  I36 over de rechts-oeffening tegen uitvoeren. —. Een man, dien weinig menfehen buiten Napels gekend hebben, die verdiende,dat zyn Vaderland een ceuwigduurend ftandbeeld hem ter eere oprechte, en flechts een Dominikaaner Monnik was, heeft meer dan eens , door den onbegrypclyken invloed, dien hy op het Volk had, en door zyne onvergelykelyke tegenwoordigheid van Geest, in de allergevaarlyfte tydftippen het woedende Volk tot bedaaren gebragt, de Domkerk voor de plundering beveiligd , en een algemeen Oproer, 't welk, op^ het punt ftond van uittebreeken, geftild. De naam van dezen man was' pa d re r o c c o. Zyne gemeenzaamheid en vriendclykheid omtrend het gemeen , zyne kunde van deszelfs beftaan en neigingen, cn zyn onberispelyk levensgedrag verwierven hem den eerbied en de liefde van het Volk ; zyne geleerdheid , bekwaamheden, en volftrekte onbaatzugtigheid, deeden hem de hoogachting van den burger en van den Adel verkrygen; en zyne wezenlyke verdienften omtrend het algemeen, zyne vrymoedigheid en onverfchrokkenheid verfchaften hem de achting van de Regeering. Door zyne fchikkingen vervulde hy 't gebrekkige waar voor de Regeering geen zorg gedraagen had. Hy ftichte een vondeling-huis, en onderhield het bykans alleen uit de Aalmoesfen, die hy by een wist te vergaderen; hier liet hy , behalven de vondelingen nog veele andere van de ftraat opgenomen kinderen onderwyzen en opvoeden. Hy wist hoe noodzaakelyk het was dat de Stad by avond en des nachts door lantaarnén verlicht wierd; de Regeering had hierin niets gedaan: door zyn invloed maakte hy, dat 'erin alle ftraaten en vooral op de hoeken der ftraaten, beelden van  IN HET KONINGRYK NAPEL?. ï^f van de H. Moedermaagd en van andere heiligen geplaatst wierden, waar voor geduurig lampen zouden branden, die door de burgers onderhouden worden, en zo wierd Napels op eene behoorlykc wyze verlicht. Die braave man ftierf in het Jaar 1783. — Het gemecne Volk in Napels, ('t welk weinig behoeftens heeft en daar het onder de zachtfte Lucht- . ftreek van Europa woont, nog minder nedig heeft, dan andere Volken) heeft over 't gemeen meer zedelykheid en braafheid dan de ihwóonérs van de overige Provintiën, vooral van Calabrien, Alruzzo, het Principatus, en eenige deelen van Apulien. — 't Is daarom niet tc verwonderen, dat op de gebergtens en op de eenzaamc wegen in die Landftrecken dikwerf ftraatroveryen gefchieden; cn dat vooral de ryd.ehde Post, wanneer men vermoed dathy geld by zich heeft, aanbevallen cn beroofd word. Maar 't is verbazend dat in Apulien, zelf in het vruchtbaarfte gedeelte van deze Provintie, de Edellieden niet flechts, maar ook de Ridders van den Malthefer Orden aan zodanige wanbedryven zich fchuldig maaken, en volgens echte berichten, die in Napels ingekomen zyn", moet dit in den voorleden Herfst gebeurd zyn. Intusfehen worden de dingen in Napels wel eens wat vergroot. De bewooner van Napels veracht al wat in de Zuidelyke Provintiën is; by verhaalt honderd gefchiedenisfen, waarvan 'er naauwlyks tien waar zyn, en jaagt vreemdelingen, die belust zyn om die Provintiën te bezoeken, dikwils eene onnodige en te verregaande vreeze aan. Ik wil deze afdeeling befluiten met de gefchiedenis van het opperhoofd eener bende Roovers, die voor l'5 wei-  Ï3& over DE rechts-oeffenïng weinig Jaaren te Napels gerecht wierd; ten bewyze hoe weinig de gerechtigheid gehandhaafd word, hoe weinig Order 'er in dit Land heerscht, en hoe zwak en onmagtig de Regeering is. Dit opperhoofd, wiens naam angiolonio pee DucAwas, leefde in de nabuuffchap van Napels : 't was een jonge frisfche Boer. Hy had het ongeluk van het Paard van den Baron, dood te fchicten. - Deze woedende van gramfchap wilde zich met geld niet Iaatcn bevredigen,angioloni moest volftrekt aan den Lyve geftraft worden. Dit bewoog hem, dewyl hy geene uitkomst zag, om de vlucht te neemen, en zich te vervoegen by eenige ftraatrovers, waarmede hy zich verder inliet en op 't naauwst verbond. Nu zocht hy overal zynen vyandop, wiens dood zyn eenig doelwit was;maar tevens zocht hy,zo veel hy kon, alle onrechtvaardigheden te verhinderen, en alle geweldenaryen te beftraffen en te verbelden. Hy gaf daarby die verzekering, dat hy een getrouw Onderdaan van den Koning was en bleef: zich zelv noemde hy intusfehen Koning van Campanien, Zyne fpitsbroeders hield hy in de beste en geregelfte Order Hy was dc toevlucht en de wreeker van alle onderdrukten en vervolgden; hy wreekte het kwaad hun aangedaan , en verfchafte hun recht zonder het allermtifi eigen belang. ~ Uit dien hoofde wierd hy van het: Volk aangebeden, 't welk wel verre van hem aan de uitgezondene Gerechtsdienaarcn en Soldaaten te verraaden, hem veeleer op alle mogelyke wyze te hulp kwam en verborg. Reizigers die bevreesd waren dat zy op hunnen weg zouden aangerand worden, kwamen by hem om vrygeleide, welk  IN BET KONINGRYU NArEU, 13^ welk hy altoos het zy om niet, of voor eene zeer geringe belooning verleende; en dan was zyn naam zo geducht, dat geen ander het waagde om die geene aantetasten die onder zyne befcherming ftonden. Dit gebeurde dikwerf, en zelf Napelfche Edellieden kwamen tot dat einde by hem. Zeer zelden rande hy menfehen aan, om hen van iets te berooven, en was het al, dan ontnam hy hun flechts zo veel,als hy zelv •behoefde. Men verhaalt, dat een zeker Bisfchop, ■die naa Napels reisde , om daar zyne inkomften in weelde en vermaak door te brengen, door hem aangerand wierd; hy gaf hem te kennen dat hy naar zyn denkbeeld met aoo Ducaaten zeer wel toe kon, en hy dus van de 2000 Ducaaten, die de Bisfchop mede genomen had, 1800 aan hem moest ter hand ftellen: waartoe zyne Eerwaardigheid, hoewel ongaarne, befloot. Deze 1800 Ducaaten gaf angiolonio aan Kerken en Armen. De Regeering had zeer ftrenge bevelen tegen hem , en zyne aanhangelingen niet alleen, maar ook tegen de geene die hem verfchuilden gegeven; en met dat al vond hy overal, waar hy kwam, Herberg. Hy ging in de Steden, ja zelf in de huizen van zyne ergfte vyanden, deels om hen te waarfchuwen, dat zy hem niet zouden noodzaaken om het uiterfte te waagen, deels ook om hun te toonen hoe ftout hy was. Meermalen zocht hy gelegenheid om voor den Koning te komen, en aan zyne voeten om genade tefmeeken; maar nooit verkreeg hy dezelve. Men wil dat de Koning zelv medelyden met hem gehad hebbe, en hem gaarn zo 11 hebben willen verfchoonen. Dan men kon hem op 't laatst niet langer fpaaren, vooral door het volgende ge-  140 OVER DE RECHTS-OEFFENING ENZ. geval. Hy kwam met vier van zyne Medgezellen in een klein Steedje, waar een van de Inwooners zich by hem beklaagd had, over een onrechtvaardig vonnis van de Overheid. Hier hield hy openlyk op den Markt Gericht: vernietigde het vonnis , en dreigde daarenboven den Réchter op eene vreezelyke wyze.— Nu was het tyd, om zich meester van zyn perfoon te maaken. —. Terwyl hy, verwond in een gevecht met de Gerechtsdienaaren, in een Dominikaaner Klooster bedlegerig was, wierd hy verraaden van een van zyne Medgezellen, op wien hy altoos het meeste vertrouwen gefteld had. —- De Monnikken openden de deur van het Klooster. Hy merkte in tyds het verraad, en fprong in een hoog vertrek, van waar men hem , door middel van Vuur verdreef. Half verbrand wierd hy gevangen genomen. Zyn Proces Mvierd fpoedig opgemaakt, opdat hy aan zyne wonden niet zou fterven, en weinig dagen na zyne gevangen neeming, wierd hy te Salerno opgehangen, beklaagd van alle die hem gekend hadden. KER.  KERKELYKE .TOESTAND. ENZ. 143 KERKELYKE TOESTAND VAN HET KONINGRYK NAPELS. Er is onder alle de Roomfche Landen geen één, 't welk, naarmaate van deszelfs grootte en uitgebreidheid, zo rykelyk voorzien is van Bisfchoppen , als dit Ryk: men teld in hetzelve 19 Aarts - bisfchoppen 114 Bisfchoppen. 'Er is bykans geene Stad van eenig belang, of zy beeft eenen byzonderen Bisfchop: en men vind zelf vlekken, die of overblyfzels van oude vermaarde Steden zyn, of ook door andere omftandigheden boven andere uitmunten, die hetzelve voorrecht hebben. Voorbeelden hiervan vind men te Capaccio, een vlek op het gebergte in de nabuurfchap van Paeftum ,'t welk waarfchynlyk na de verwoesting ' van die Stad aan de overblyvende inwooners zynen oorfprong verfchuldigd is, en insgelyks te la Cava, eene nieuwe plaats, die haaren bloei en opkomst moet toefchryven , aan een nabuurig Klooster der Benediftynen,en aan haaren voordeeligenftand en gelegenheid. Alle de Bisfchoppen van Napels zaamgenomen, trekken jaarlyks uit hunne Kerkelyke Goederen  '143 KERKELYKE TOESTAND VAN ren 479,100 Ducaaten ; (*) eene aanzienlyke fom waarlyk, wanneer dezelve'flechts verdeeld was, in gelyke deelen onder alle Bisfchoppen. Dit laatfte heeft geen plaats. 'Er zyn veele Bisfchoppen , die een gemakkelyk en onbezorgd leven kunnen leiden, en andere integendeel moeten in den volftrekften zin gebrek lyden, ten zy dan dat de Regeering door middel van andere prebenden hunnen inkomften verbeterd. De rykfte zyn de Aarts - bisfchoppen van Napels en Capua, waarvan de eerfte 16000 en de tweede 15000 Ducaaten aan jaarlykfche inkomften heeft.' — Hoewel deze fom op zich zelf groot genoeg is, zo kan dezelve echter niet haaien by de inkomften van zommige Siciliaanfche Bisdommen. Het thans opgeheven Aartsbisdom Monreele bragt jaarlyks 75000 Scudi op, en de Bisfchop van Grigenti, heeft nog eene jaarlykfche inkomften van 60000 Scudi. Daarenboven kunnen de Bisfchoppen volgens de wet flechts over een derde gedeelte van hunne inkomften befchikken, naardien het overige tot onderhoud van de Armen, van het Seminarium, en van de Kerk moet dienen. — Dus kunnen de inkomften van de Aarts - bisfchoppen van Napels en Capua,flechts ter naauwer nood toerei ken tot vervulling hunner behoefte, vooral uit hoofde" van de weelde en pracht, die 'er te Napels en in de omleggende Landftreek plaats heeft. ~ De overige Aarts- (*) Volgens de opgave van den Heer guunti, be.draagen de inkomften de van Geestelykheid van Napels in 't gemeen oMillioenen Ducaaten, daarenboven trekt de Malthe- fcr Ridder Order 79000 Duc. en Rome 59000 Duc. Dt Firtaaltr.  het koningryk napels. I43 Aarts-bisfchoppen en Bisfchoppen hebben alle veel minder inkomften, zommige niet meer dan 8 a 900 Ducaaten, ja zelf andere niet meer dan 300 Ducaaten: onder de laatften behoort de Bisfchop van Capri, wiens geheele Bisdom zich niet verder dan die Rots uitftrekt. Groote Rykdommen en Schatten zyn dan niet in handen van de Napelfche Bisfchoppen. De Kloosters en Abdeyen zyn daarentegen zo veel te beter voorzien. Oudtyds, ja zelf ten tyde van de Koningen uit het Arragonfcb^ Huis, was de Vorst de Patroon van alle Kerken ^kLhet geheele Ryk ; hy benoemde de Bisfchoppen, en beleende hen zelf met de gewoone plechtigheden, 4ie daarby te pas kwamen. Deze en diergelyke voorrechten van den Vorst verwaarloosden de Spaanfche Onder - koningen : geen wonder dierhalven, dat het Hof van Rome, oplettend op alle Voorkomende gelegenheden, om zyne macht uittcbreiden zich van deze bediende, en van tyd tot tyd het Patronaat over de meeste Kerken vim dit Koningryk zich toeeigende. Keizer karel devyfde, wiens gewoonte het juist niet was, om inbreuken op zyn Recht ongemerkt te gedoogen, had in dit geval gewichtige redenen, waarom hy den ftoel van Rome wilde fpaaren , cn gedoogde het ftilzwygend ; ook was hy te ver van Napels verwyderd, dan dat hy op de volvoering zyner bevelen naauwkeurig zou hebben kunnen letten. Daardoor had het Roomfche Hof nog twee Eeuwer, meer tyd, om zich te bevestigen in het bezit van alle zyne aanmatigingen; en Tytels uittedenken, waarop het hè eistenen* kon doen rusten. Niets was hiertoe meer dienstig, dan het aloude aan- ma«  444 KERKELYKE TOESTAND VAN matigde Recht, van Leenhecrfchappy over het geheele Koningryk: de onachtzaamheid en laf heid van de Onder-koningen die deze eisfchen niet genoegzaam te keer gingen , cn zomtyds wel eens de gecischte fchatting betaalden, gaf te meer klem aan deze aanmatiging (*). Eindelyk kwam de Marchefe Tanucci aan *t.rocr van Regeering. Onder 133 Bisdommen vond hy 'cr niet meer dan vier-en-twintig, waarvan de Paus het Patronaatrecht zich niet had toegeëigend. Aanftonds liet hy het Recht van den Roomfchen ftoel op de ontledigde plaatfen onderzoeken, en toonde door gefehiedkundige bewyzen de ongegrondheid van veele dier aanmatigingen van den Roomfchen ftoel; ja hy bragt het - (*) De grondflag van het vermeende Pausfelyke Recht over Napels, en van den Eisch der overgave van een telpaard ten bewyze van de erkende Opper heerfchappy, moet men zoeken in eene gebeurtenis, die in die duistere tyden voor viel, toen de arglistigheid van fnoode Pausfen de waereld verduisterce en door wreedheden overheerschte. Robert guis¬ card, wierd door de wapenen meester van Apulien en Calabrien , en nam dit zyn ryksgebied in het Jaar 1059. van Paus nicolaas den tweeden ter Leen, om langs dien weg ontflagen te worden van den Kerkelyken Ban. Van dit oogenblik af aan, hield het Hof van Rome de Leens - hcerfchappy over Apulien en Calabrien (taande. ■ ^ ■ — r Toen in het 1759. de tegenwoordige Koning van Napels zynen Vader karel den derden, die toen Koning van Spanje wierd opvolgde, heeft hy, ingevolge van het Traftaat van Weenen, zyn Ryk als een Leen van den Roomfchen ftoel aangenomen, met de verplichting om de Leen fchatting, befraande in een wit telpaard met 7000 Scudi te betaalen. De Vertaaler.  HET KONINGRYK NAPFLS, 143 het zo ver geduurende den tyd dat hy aan 't roer van Staat zat, dat de Paus het recht van begeeving op meer dan twintig andere plaatfen verloor. — De tegenwoordige Regeering volgt dezelve grondbeginzeis; alle de Archieven van Kerken en Kloosters wor • den doorzocht, de Gefchiedenis van elk Bisdom, tot in de alleroudfte tyden,nagefpoord, en zo ras de Bisdommen openvallen, word 'er een rechtsgeding tegen dezelve geopend, waarvan doorgaans het flot is, dat den Paus zyn Recht ontzegd word, en zy vooreen Koninglyk Leen verklaard worden. Op dien voet ver^ liest de Paus van jaar tot jaar deze of geene Bisdommen, en zo verminderen dus ook van tyd tot tyd de fommen, die uit de opgevallcne Bisfchopsplaatfen naa Rome gingen, en binnen weinig Jaaren,zal het waarfchynlyk zo ver komen, dat 'er geen een Bisdom in het Koningryk Napels door den Paus begeven word. Even zo is het met veele andere Prebenden, als b. v. Kanonikaaten , Abdyen , en diergclyke meer: overal zocht het Roomfche Hof zyn invloed uittebreiden , en thans zoekt men het overal zyne met geweld aangematigde Rechten te ontneemen. De geheele Geestelykheid is, gelyk overal, zo ook te Napels, 't meest aan den Paus verkleefd, en zoekt meelde belangens van het Hof van Rome , dan die van het Ryk te bevorderen. De Bisfchoppen zyn niet genoeg onderrecht van hunne wezenlyke voorrechten, die°zy oneindig beter onder het Koninglyk , dan onder het Pausfelyk Opperbeftier zouden kunnen uitoefenen: en van daar dat zy geeluurig de Regeering dwarsboomen, om den Paus, zo lang zy kunnen in het bezit van zyne oude heerfchappy te hapdhaavem k Zy  144 KERKELYKE TOESTAND VAN Zy brengen veele klagten tegen de Regeering in, waarvan de voornaamfte niet geheel ongegrond is , hierin beftaande, dat wanneer de Koning zich het Patronaat recht over een of ander Bisdom toeeigenen wil, door middel van een pleitgeding, dit Bisdom dan alle de onkosten, die op dit Proces loopen, moet betaalen, zo dat men , als ware het, reeds vooraf veronderfteld, dat de Koning het pleidooy winnen zal. En deze onkosten zyn vry bezwaarlyk voor minvermogende Bisdommen : een Proces kan zomtyds 800 a 1000 Ducaaten kosten, en die fom overtreft verre de jaarlykfche inkomften van zommige Bisdommen. Echter is deze denk- en handelwys onder de Bisfchoppen niet algemeen; 'er zyn ook andere die meer verlicht, ên beter gezind zyn: maar, gelyk het overal gaat, zo is 't ook hier, het beste gedeelte is het kleinfte. Volgens het Patronaat Recht benoemd de Koning den Bisfchop; deze moet door den Paus goedgekeurd, en als Metropolitaan en Primaat van Italië ingewyd worden. Te vooren ftelde de Koning drie perfoonen voor aan den Pau's, ten einde dezen daaruit een zou kiezen, voor die Bisdommen, waarover deze het Patronaat Recht had. — Onder deze Regeering wilde men zomtyds maar één perfoon voordellen, en dit gaf dan dikwils aanleiding tot ongenoegen en gefchil, wanneer de Paus den door den Koning voorgellagen perfoon niet wilde goedkeuren. Deze oneenigheden namen in de laatfte Jaaren van tyd tot tyd de overhand, en dewyl de Regeering geduurig den invloed van den Paus in Kerkelyke zaaken zoekt te fnuiken, de beroepingen op het Roomfche Hof, en andere Kerkelyke voorrechten zoekt te bepaalen,en de Paus aan de andere zyde in 't min-  HET KONINGRYK NAPELS. Ï45 minfte niet wil toegeeven, zo is 't eindelyk zo ver gekomen, dat zyne Heiligheid volftrekt geweigerd heeft, een eenig Bisfchop intewyden, zo dat 'er reeds omtrend vyftig Bisdommen openftaan; en hoe nadcelig dit zy, by de gewoone Kerkelyke inrichtingen, voor de byzondere {liften, kan elk ligt bcgrypen, daar het opzicht op de gedragingen der mindere Geestelyken geen plaats grypt, de Seminarien vervallen , veele Godsdienftige verrichtingen , waarby de tegenwoordigheid van den Bisfchop vcreischt word, niet kunnen worden uitgeoefend, veele vergunningen die de Bisfchop anders verleend, te Rome moeten gezocht worden, en zelf het inzegenen van Priesters niet ge* fchieden kan, ten zy dan, dat een der Bisfchoppen juist Wybisfchop en Generaal Vikaris is. — (*) Het Hof te Rome is van dit alles te wel bewust, dan dat het fpoedig befluiten zou , om toetegeeven ; het hoopt veeleer dat alle deze wanorders het Hof van Napel3 zullen doen befluiten, om ter voorkoming van meerdere ongeregeldheeden , zyne oogmerken te ftaaken. Daarenboven hebben de door den Koning benoemde be- (*) De Koning had onder anderen monte?orte voor een zekeren Don Campanile beftemd, en hem ten dien einde te Rome aanbevolen. Men draalde met de bevestiging, dan onder deze dan onder geene voonvendzelen, tot dat de Koning aan een Vikaris order gaf, om die Bul naar behooren te vervaardigen; „ dewyl de Koning wilde, (zo luidde dit bevel) „ dat de Bisfchoppen hunne billyke en door God aan hun ge„ fchonken voorrechten, in de ontledigde plaatfen in hunne „ Bisdommen te vervullenr.zelv zouden uitoefenen." De Vertaaler. K a  1+6 KERKELYKE TOESTAND VAN beftuurders der Kerkelyke Goederen in de opengevallen ftiften, 'er belang by, dat deze gefchillen voortduuren, om zo veel te langer gebruik te kunnen maaken van de Inkomften, waarom zy ook van hunne zyde alle middelen in 't werk ftellen, om een vergelyk voor te komen. Intusfehen klaagt zo wel bet Volk als de Geestelykheid bitter , over de veelvuldige ledige Plaatfen in de Bisdommen. In 't laatst van 't Jaar 1786. kwam 'er een Werk uit in twee deelen, onder den Tytel : Lamcrti dclle Vedove Ovvero rimonftranzc delle Vacanti Chiefe del Regno dl Napoli, waarin zo wel de Paus als de Regeering en de Bisfchoppen op het ernftigst verzocht wierden, om een einde aan deze ongeregeldheden te maaken. — Thans was misfchien het tydftip geboren, waarin Napels zich geheelë'nal had kunnen ontdaan van de Roomfche Opper - hcerfchappy. Eenige Bisfchoppen kwamen zo ver dat zy Abdyen, op eigen gezag vervulden, naardien de Paus den voorgeflagen perfoon niet wilde goedkeuren : en zelf de Aarts - bisfchop van Reggio, een eerwaardig Prelaat, die veel met het Roomfche Hof te doen gehad heeft, en den Pausfelyken ban niet vreesde, bood de Regeering aan, om alle Perfoonen, door den Koning benoemd, tot Bisfchoppen intewyden. Men zegt dat nog twee andere Aarts, bisfchoppen in Apulien dezelve aanbieding aan de Re geering gedaan hebben. Men fpreekt veel van eene Nationaale Synode, en alle verftandige onder de Geestelyken zeggen rechtuit, dat men den Paus wel pntbeeren kan, en het thans de tyd is, beide voor den Koning en de Bisfchoppen om alle hunne voorrechten zich weder toeteeigenen. Indedaad vind men ook ■  HET KONINGRYK NAPEL-S 147 ook in de Gefchiedenis en in aloude Kerkelyke Rechten, niet den minften grond voor het aangematigd Pausfelyk Recht, om als Metropolitaan van Italië alle Bisfchoppen in hetzelve te moeten inwyden; dit behoort veeleer onder de inbreuken van het Roomfche Hof in de Rechten van andere Prclaaten. Savojen is van ouds her dit Juk ontdooken, en waarom zou Napels niet hetzelve Recht hebben ? De Regeering heeft intusfehen het uiterfte nog niet willen waagen: misfchien hoopt zy, dat de Paus liever een billyk verdrag zou willen aangaan, dan zich blootftellen voor het gevaar van eene openbaare fcheuring. Misfchien vreest zy ook, dat de Monnikken het Volk 't welk tot oproer zo zeer overhelt, tegen de Regeering zouden oprui jen. ■—. By deze Kerkelyke oneenigheden over de Bisdommen en de Rechten der Bisfchoppen, welke door den Paus meer dan eens, en met hevigheid waren aangetast, kwamen nog andere gefchillen, over het Recht van den Paus op Benevent, en over het in Order brengen van de grensfchei Jingen tusfehen Napels en den Kerkelykcn Staat. Dit alles baarde zo veel ongenoegen , dat beide de Paus en de Koning hunne Gezanten weêrkeerig terug ontboden, cn flechts een Charge d'Affaires te Rome en te Napels hielden, om het noodzakelyke te bezorgen. Eindelyk kwam 'er een Koninglyk bevel te voorfchyn, waarby alle Geestelyken in het geheele Koningryk ontflagen wierden, van de gehoorzaamheid aan den Generaal van hunne Orde , wanneer deze Kerkvoogd buiten het Koningryk woonde: zo hield het gezag en den invloed van veele die in den Kerkelyken Staat woonden, over de NaK 3 pet/  14^ KERKELYKE TOESTAND VAN pelfche cn Siciliaanfche Kloosters geheel op. Dit Koninglyk bevel, 't welk waarfchynlyk reeds ten tyde van den Marchefe Tanucci ontworpen was, wierd merkelyk verhaast door de verkeerde handelwys van de Augustyner Monnikken, die in hunne laatfte algemeene Vergadering, in ph.ats van den Generaal Vikaris van die Orde, p. georgi, (een eerwaardig en geleerd Grysaard, die dooi- het Alphabetum Tibetanum en andere fchriften in de Oosterfche Letterkunde zich ocroemd gemaakt had,) volgens bet ontwerp van het Spaanfche en Napelfche Hof, en volgens den wensen van alle braave Leden van die Orde , tot Generaal te verkiezen , integendeel aangefloept door de Jefuiten , eenen door zyne Jefuitfche Leer en Grondbeginsels befaamden, maar voor t overige geheel onbekenden Monnik tot deze waarchgheid verkooren. ~ Uit het ecu en ander zag men emdelyk te Rome, dat het Hof van Napels in zyne ontwerpen rustig voortging, en daarom befloot men om onderhandelingen te beginnen, ten einde, ware het mogelyk een nieuw en duurzaam verdrag te fluiten zonder in aanmerking te neemen, dat thans de tyd met meer is, waarin men zodanige verdragen, als van ouds,met den Roomfchen ftoel fluit, en alle Vorften het daarin met elkander eens zyn, dat zy in openbaarc indnngingen en geweldige aanmatigingen geene willekeurige voorfchriften meer laaten gelden -! Met dat oogmerk echter zond men een jong PrdaaT die te Weenen by den nuntius was geweekt en zich 4aar vry wel geoefend had in die bezigheden , naa Napcis: deze, die alle Kanaalen aan 't Hof «aauwkeurig kende, bragt alles in •' , 0 ■> *iëc anei in beweging om langs dien  - het k.oningryk napels. 149 dien weg een voordeelig verdrag voor Rome te bedingen. Bykans zou hy het Napelsch Hof zo verre gebragt hebben , dat het een Pausfelyk Brevé zou hebben aangenomen, waarin zyne Heiligheid den Koning de Macht verleende , om naar welgevallen met de. Kloosters en Monnikken te handelen: ook had hy het reeds zo weeten te brengen, dat de uitvoering van het Koninglyk bevel raakende de Kloosters geftaakt wierd, totdat de gefchillen in het minnelyke zouden vereffend zyn. Ook had men goedgevonden, eene Rechtbank opterigten, beftaande uit Geestelyke en Waereldlyke Raaden, waarin voordaan alle Kerkelyke Procesfen zouden afgedaan- worden. Maar nu bedorf het Hof te Rome al wat 'er tot nog toe opgebouwd was, met dien eisch, dat de Roomfche nuntius te Napels in dit Gerechtshof de voorzitting moest hebben, 't Is naauwlyks te gelooven, dat men 'er in om ernst gedacht heeft, van dit te zullen verkrygen; maar 't is van ouds her altoos eene grondftelling van het Roomfche Hof geweest, van veel te eifchen, om nog iets te verkrygen. Dan dit gelukte voor deze keer niet. De Regeering' wierd juist hierdoor wakker gemaakt, en was zeer oplettend op alle de oogmerken van het Roomfche Hof: men maakte nieuwe zwarigheden, men fprak van de gefchillen over de grensfcheidingen , waarby men den Paus Benevent (*), eeni- (*) Men begon ter zelve tyd aan het wettige bezit van Benevent te twyfelen: 'er waren verfcheidegefchiedkundigebewysiedenen tegen; met voorkennis en goedkeuring van de Regeering kwam'er te Napels in't Jaar 1785. een werk te voorfchyn, onder het opfchrift: Ejame della peteja dmazïonc fatta da 6'. Arrigo Im- K 4 Kr*  150 KERKELYKE TOESTAND VAN eenige ftukken van de Mark ancona, en depontilufche moerasfen betwiste, en eindelyk brak men de onderhandelingen onverhoeds af, zo dat de Ge"a„' met het begin van January weder naa Rome keerÏCS en men te Napels geene nieuwe aanzoeken van die zyde verwachte. ^ Zedert heeft de Koning alle de aloude Rechtender Bisfchoppen, volgens het oude Kerkelyke Recht, hun wedergegeeven, zo dat zy dezelve thans onder de befcherming van de Regeering uitoeffenen, zo wel in het verleenen van d?spenfa> tien, als in andere opzichten Ct). Zelf zyn eenige Bisfchoppen gelast, om die Prebenden te vervul- feradoreallaftaSede: — in dit we[k U ^ goedS) de overhaasting, waarmede her vervaardigd is, 'er duideivk in dootftraald. 't Is voomamelyk ingericht tegen de L mme di Benevento yan den vermaarden Roomfchen Prelaat Borgia. De Koninglyke Archivarius, Abt costahi die door het vervolg van dcAimai; foi » j- », , * „ . , ,. , b wnnali del Rcgno di Napoli van Grimald, als een man van fmaak en oordeel bekend is ft de Schryver. ' (*) DePausfelyke Afgezant was mo»sickor oaleppi (t) De Aarts-bisfchop van Tarente, had vooreenigen tvd een nieuw Officium in zyn Bisdom voorgefchreven ' De Geestelyken wilden 'er geen gebruik van maaken, omdat he door den Paus niet bevestigd was. Dan in eene KoDinglyto Raa svergadenng wierd beflooten , dat de Bisfchoppen de Macht zouden hebben, zonder PauSfe!ykegoedkeuring veran deringen en fchikkingen in het Godsdienfiige te maaken, mid, met voorkennis van de Regeering: — en de GcesteIy'kheid wierd aangezegd van zich aan den Wil en de Order van den Aarts - bisfchop te onderwerpen. De Vertaaler.  HÉT KONïNGRYK NAPELS. Ijl Vullen, die in de Pausfelyke maand opengevallen waren; welk voorrecht de Paus tot nog toe bezeten bad. Volgens de laatfte berichten uit Italië, heeft de Kx> ning de laatfte keer geweigerd , op den dag van st. pieter de jaarlykfche fchatting te betaalen ; 't welk hiermede waarfchynlyk geheel zal ophouden. Men zegt, dat zyne Heiligheid hierover zo 't onvrede is geworden, dat Hy gedreigd zou hebben, de Koningryken Napels en Sicilien verbeurd te zullen verklaaren. — Rome is thans in groot gevaar, om het Koningryk Napels geheel te zullen verliezen 5 ja by den tegenwoordigen Staat van zaaken zou het niet vreemd zyn, al kwam 'er eene geheele fcheuring tusfehen de Kerk van Rome en van Napels. —- Deze nieuwe gefchillen zo wel als de thans in Duitschland heerfchende onlusten over de zaak van den Pausfelyken nuntius, dienen tot een klaar bewys , dat Rome hoewel het naar een vast ontwerp te werk gaat, dog niet altoos wys genoeg is , om de besté en zekerfte middelen te kiezen , en dat de te vooren zo dikwils met den besten uitflag in 't werk geftelde regel, divide c? impera thans welcens mist. Het Hof van Rome beging hier een groote fout, dewyl het in de beste en gunstigfte tydsomftandigheden aanleiding gaf tot het afbreeken_ der onderhandelin. gen : juist om dezen tyd was de Vryheid der drukpers merkelyk bepaald, en de verftandigfte Rechtsgeleerden misten daardoor de gelegenheid om de Regeering op haare Rechten, en op de flinkfche oogmerken van 't Roomfche Plof opmerkzaam te maaken. De tyd zal het leeren, in hoe verre de Koning zich van deze verwydering en twist zal bedienen, om de K 5 Na-  153 KERKELYKE TOESTAND VAN Napelfche Kerken van het Roomfche Juk te ontflaan, en of Hy in de voetftappen van den Groot Hertog van Toskaanen zal treden, die hierin zo fterk voor uit loopt. Met dat al zal Rome niet nalaaten om alle pogingen in het werk te Hellen, ten einde de nog dreigende onaangenaamere gebeurtenisfen te voorkomen; 't is ook te vreezen, dat die goede grondflag, die 'er gelegd is, zal worden om verre geworpen. Veele der aanzienlyke Prelaaten , Kardinaalcn, en andere hooge Geestelyken te Rome ftaan in naauwe betrekkingen met verfcheiden aanzienlyke Familien in Napels, en daardoor zal het Roomfche Hof misfchien gelegenheid hebben, om of die weinige braave Mannen, die thans aan het Roer van Staat zitten, en aan welke men die verbeteringen alleen moet toefebryven, van het Hof te verwyderen, of ook de Regeering in flaap te wiegen, tot dat 'er zich een gunstig tydftip opdoet, waarin men den draad weder kan aanheg-: ten (*). Ik (*) Zints dat de eerfte Minister van Staat, Marquis della Sambucca, die beide in de gefchillen met den Paus, en met den Koning van Spanje, geduurig op toegevenheid en infehikkelykheid aandrong, in 't begin van 1786. (den 4 January) ontflagen wierd van zyn Post, en Caraccioli , zyn Opvolger, met del Marco en Acton zich vereenigde , fchynt dit Werk wel zo vast gelegd te zyn , dat men bykans geene verandering kan vermoeden. Men waagt de iloutfte flappen- Toen de Hertog van Maddoloni het Proces tegen zyne Gemalin, de Gravin van Acerra voor het Aartsbisfchoppelyke Confiftorie te Napels verloor; en het Hof, naardien hy appelleerde , eene byzondere Commisfie benoemd had, om deze zaak te onderzoeken, nam de Pausfelyke nuntius de  HET KONINGRYK NAPELS. I5J Myne Lcezers zullen het my, gelyk ik hoop, ten goede houden, dat ik hier zo ver afgeweken ben, van 't voornaam oogmerk van dit werk:het naauwverband van de jongde gefchillen met het Hof van Rome en van den Kerkelyken Toedand van Napels noodzaakte 'er my toe, en de Berichten in de Nieuwspapieren zyn alte zeer verdrooid en daarenboven te onzeker, dan dat men langs dien weg de zaak duidelyk zou kunnen leeren kennen. Ik achte het dierhalve niet overtollig te zyn, dat ik de echte berichten, die ik van des kundigen ontfangen heb, hier in haar geheel mededeelde, op dat elk myne overige berichten van den Kerkelyken Toedand te beter zou kunnen beoordeelen. . Volgens de Kerkelyke Wetten zyn alle de Bisfchoppen verplicht hun doorgaand verblyf te houden in hunne byzondere diften. Deze aloude Wet is door de Kerkvergadering van Trente vernieuwd en nog derker aanbevolen: dan nergens word die Wet dipt opgevolgd , en misfchien het allerminst in Napels. Men ziet alom op dedraatcn en in de gezclfchappen, de Bisfchoppen uit verafgelegene Provintiën, die zich van de minde gelegenheden, het zy. een klein Proces, of ook eene kleine ongedeldheid, bedienen om eeni- de vryheid, om alles wat in deze zaak gedaan was voor nul en van geener waarde te verklaaren , dewyl het ftrydig was met de Rechten van den Roomfchen ftoel. Dan het Uof van Napels verklaarde dit niet te kunnen aanneemen , naardien het Huwelyk als eene onderlinge verbintenis, altoos tot het waereldlyk leflier behoorde'. Sterke Taal gewis in een Land, waar het Huwelyk als een Sacrament befchouwd word. De Vertaaler.  154 kerkelyke toestand van eenige maanden in Napels te flyten, zonder dat men hen zou kunnen befchuldigen van openbaare ongehoorzaamheid aan de Wetten, 't Is dierhalven niet te verwonderen, dat de goede Order en kerkelyke tucht in verval genaken, dat het met de Priesters flecht gefteld is , en dat bet Volk flecbt onderwezen word. Zonder kennis van hunne Plichten, zonder Lust tot hun werk, zonder liefde tot de wetenfchappen, befchouwen veele hun Ambt als eene Prebende, die zy vcrtceren kunnen waar zy willen. De meeste Bisfchoppen worden uit de Kloosters der Theatynen genomen, en zyn van goeden huize. Maar zommige zyn flechts door deze of geene flinkfche wegen, door omkooping cn begunstiging van Hovelingen, ja zelf van Kameniers, tot die waardigheid geklommen ; (of liever gekroopen.) — Ik heb veele hooren klaagen , dat een braaf waereldlyk Priester, die zich van zulke laagc cn onteercnde middelen, niet wilde bedienen, werk bad om tot die waardigheid te geraaken. 'Er zyn echter onder de Napelfche Geestelyken veele braave en waardige Mannen. Voorheen heb ik den Aarts - bisfchop van Reggio genoemd. Zo is ook de Bisfchop van Trani, Monfignor Lapyzzi, een Man van groote cn uitgebreide geleerdheid. De Aarts - bisfchop van Napels, Cardinaal capece z u R l o , word algemeen voor een zeer vroom man gehouden, die zyn Ambt met yyer waarneemt, hoewel hy in het Godsdienftigc nog met veele vooroordeelen bezet is. Vooral word zyne Liefdadigheid omtrend de Armen geroemd , en men zegt, dat by veel meer van de Kerkelyke goederen aan den Armen geeft, dan hy. volgens de Wet verplicht is. De ver-  HET KONINGRYK NAPELS. I55 verftandigfte en minst bevooroordeelde onder alle de Bisfchoppen is monsignorserrao, Bisfchop van Potenza, een man , die een geruimen tyd van Hof te Rome vervolgd is : gelukkig is hy de laagen die hem gelegd zyn, ontkomen: en dit laatfte heeft misfchien den moed van den Bisfchop van Pis. toja zeer opgevvakkerd. Hy fchreef namclyk , toen hy nog Profesfor in de Godgeleerdheid te Napels was, een zeer lezenswaardig Werk, de Claris Catechistis genaamd, in het Jaar 1769, waarin hy met veele vrymoedigheid verfcheiden Gefchiedenisfen verhaalde, die voor clemens den dertienden en en veele Cardinaalen juist niet fmaakelyk waren, ook ontdekte hy veele flinkfche ftreeken van de Jefuiten, waardoor zy het zo ver hadden weeten te brengen, dat de by de Janfenisten in Frankryk onder den naam van Mesfanguifche bekende Katechismus , in Rome veroordeeld wierd. — Dit Werk was toen ter tyd juist niet algemeen bekend, dan de verdienften van serrao in andere opzichten, waren zo groot dat de Regeering niet kon nalaaten, om hem met het Bisdom van Potenza te begunstigen. Hy ging daarop na Rome, om onderzocht en ingewyd te worden; by die gelegenheid had hy de onvoorzichtigheid , om dat Boek aan den tegenwoordige Paus pius den zesden aan te bieden. Nu wierden de oogen van de Jefuiten geopend; men vond 'er eene groote menigte vrye, en in Rome verketterde gevoelens in , men wilde hem noodzaaken om deze te herroepen , en zo niet, dan weigerde men hem tot Bisfchop intewyden. Hy bleef echter ftandvastig, en liet zich noch door woorden, noch door bedreigingen, bevreesd maaken; en  156 kerkelyke toestand van en het Hof van Napcis behandelde deze zaak zo ernfhg, dat men zelf dreigde, van s e r r a o te Napels te zullen laaten inwyden, wanneer men het te Rome bleef weigeren ; waardoor dan de heilige Vader genoodzaakt wierd, om van zynen eisch afteftaan. — Van alle de Bisfchoppen in het geheele Ryk, heeft niemand meer invloed, dan de Groot-Almoefenier, die den Naam draagt van Capellano maggiore, in Napels zyn verblyf houd,en dien men,als ware het, als den Primaat van dit Ryk moet befchouwen. Voor zyn Gerechtshof worden veele gedingen bepleit: de meeste Geestelyke Ambten worden door hem begeeven: hy is algemeen Opziener over hooge en laage Schooien, en een groot gedeelte van 't geen te vooren, toen men met Rome nog in Vrede leefde, daar afgedaan wierd, word nu door hem uitgevoerd; zo dat naarmaate de Pausfelyke invloed daalt, de zyne toeneemt. Hy is met dat al geheel afhankelyk van het Hof, en kan in geen zaak van gewicht iets doen, dan met voorkennis en goedkeuring van de Regeering: dus kan deze alles naar welgevallen befchikken. Men neemt tot deze waardigheid doorgaans een Bisfchop of Aarts-bisfchop; zoniet, dan geeft den Paus hem den Bisfchops Tytel in partibus (*). De (*) Bisfchop in partibus. _ De Latynfche benaaming is _ epifcopus in partibus infideïium. De Paus gebruikt de Vryheid om ook Bisfchoppen te benoemen in Landen waar dezelve geen plaats mogen en kunnen hebben. Zo als b. v. in het Turkfche gebied. Van daar deze benaaming. 't Is dus niet dan een Eertitel, die aan dezen of geenen Geestelyken gegeven word. De Vertaaler.  HET KONINGRYK NAPELS. 157 De Biechtvaders van den Koning cn van de Koningin hebben niet veel invloed; hun Ambt geeft hun flechts gelegenheid om dezen of geenen aantebeveelen voor de eene of andere openftaande Prebende, en Aalmoesfen uittedeelen. ■— Het Volk fchryft hun echter in 't algemeen meer invloed toe , en 'er komen dagelyks veele by hem hunne opwachting maaken. Zy voeren beide den Tytel van Bisfchop in partibus, en hebben zeer ryke Prebenden. De eene heeft eene Abdy, waardoor hy Baron van 't Ryk, en Heer over eene aanzienlyke Stad is, die nog een Bisfchop heeft; zo dat hier 't geval plaats grypt, dat een Bisfchop in het waereldlyke aan een Abt onderworpen is, 't welk met de gewoonte van de Roomfche Kerk regelrecht ftrydig is. Zommige van de Abdyen worden door den Koning naar eigen goeddunken begeeven aan waereldlyke perfoonen, of ook aan waereldlyke Priesters ; deze trekken de inkomften, zonder dat zy verplicht zyn in het Klooster te woonen, of zich te gedraagen naar de regelen van de Orde. —. Verfchciden Bisfchoppen en Waereldlyke Rechters in de Gerechtshoven, hebben zulke Prebenden, en de laatfte draagen niet eens de Geestelyke kleeding, hoewel zy door hunne Prebenden, alle voorrechten van een Geestelyke hebben. Veele Abdyen hebben echter ook een Abt van die Orde, waartoe zy behooren. De aanzienlykfte zyn Monte Casfino, het Stamhuis van de Benediclyner Orde en la Cava. De Abt van Monte Casfino, heeft Vorftelyke inkomften, en voert in zyn Rechtsgebied eene bykans onbepaalde heerfchappy. Hy is de eerfte Baron van het Ryk, en had oudtyds, toen deze waardig. . heid  158 KERKELYKE TOESTAND VAN heid wat meer betekende, dan tegenwoordig, een grooten invloed. — De Abt van la Cava heeft bykans dezelve voorrechten en gezag als de Abt van Monte Casfino, en daarby een bykans Bisfchoppelyk Rechtsgebied, uit hoofde van een te vooren met deze Abdy verbonden Bisdom. Dan de Monnikken waren zo edelmoedig, dat zy vrywillig afftand deeden van een gedeelte hunner goederen, ten behoeve van eenen byzonderen Bisfchop. Evenwel behielden zy voor hunnen Abt eenige Bisfchoppelyke voorrechten, zo dat de Bisfchop cn de Abt elk hun byzonder Rechtsgebied hebben, dewyl de laatfte zyn ftift, even als of hy Bisfchop ware, behandelt en beftieit, geheel onafhankelyk van eenig ander Bisfchop: ook onderhoud hy zelf zyn Priesterhuis, hy deelt den Geestelyken de vier onderfte wyingen mede, en geeft hun verlofbrieven tot het diaconaat en de Priesterwying. De Benedictynen hebben in dit Ryk veele andere ryke Abdyen, en de geheele Orde is in groote achting , omdat deszelfs Leden wel opgevoegd en zeer befchaafd zyn. Ik ben in verfcheiden Kloosters geweest , en heb overal Mannen van fmaak en kunde gevonden. Verfcheiden Benedictyners uit Napels zyn Profesforen aan de Akadcmie, cn de Regeering bedient zich van veele uit hun midden, tot het waarneemen van Kerkelyke zaaken. —■ Naast deze is de Orde der Theatynen de aanzienlykfte in Rang, Hunne Kloosters zyn als warchet,deKweekfchoolen, waaruit de Regeering de Bisfchoppen neemt. — 't Is bekend, dat deze Orde omtrend tegelyk met de Orde der Jefuiten gefticht wierd, en het nooit zeer ver gebragt heeft. De Kloosters zyn niet ryk; zy leveren voor  HET KONINGRYK NAPELS. 15O voor de Monnikken niet meer op, dan woning en onderhoud: voor het overige moeten zy zelve zorgen. Men vind 'er daarom geene andere dan bemiddelde perfoonen, en in Napels draagt men naauwkeurig zorg, dat 'er geene andere dan Adelyke pcrfoonen inkomen. Men eischt wel is waar geene bewyzen van Adeldom, maar de Monnikken kennen de Adelyke Familië'n te wel, daft dat zy hunne verkiezing daarna niet zouden kunnen inrichten. Pcrfoonen die voor den Geestclyken ftand jbeftemd zyn, worden van hun vyfde of zesde jaar af, in de Kloosters opgevoed, cn met hun zestiende jaar doen zy de Klooster - gelofte; daarop worden zy bekwaam gemaakt tot prediken, en tot het waarneemen van de overige deelen van het Leeraarambt: want dit is het voornaamfte werk voor de Geestelyken van deze Orde. — Van de wetenfchappen maakt men in de Kloosters weinig werk, en dit is de rede waarom de Napelfche Bisfchoppen zelden hierin uitmunten. — ft Zou overtollig zyn , wanneer ik, ook van de overige Geestelyke Ordens in het Koningryk wilde gewaagen. In de Stad Napels alleen vind men 104 Kloosters van Monnikken en 4a van Nonnen; onder de laatften zyn 'er, die niet anders dan perfoonen van den eerften Adel aannecmen. Van de Kloosters der Monnikken behooren 'er twintig tot de Orde der Franciskaanen; waar onder 'er drie of vier zyn, die ten minften 300 Monnikken bevatten. Men vind alleen in die Stad, volgens de laatfte opgave, 4218 Monnikken en 5345 Nonnen. — En in het geheele Koningryk rekent men het getal der Monnikken op 20240 en dat der Nonnen op 18777: dus byL kans  IÓO KERKELYKE TOESTAND VAN kans veertig duizend Menfehen die hun leven in ledigheid en werkeloosheid verflyten, en bykans een derde gedeelte van alle de Inkomften van dit Land verkwisten (*> — De Regeering ziet de nadeelen die hieruit voorfpruiten te wel in, dan dat zy die ongeregeldheid niet naar vermogen zou zoeken tegen te gaan. Na de Aardbeving in Calabrien, wierden alle de Kloosters in de Provintie Calabria ultra, die geheel verwoest was, opgeheven. Onder deze was een Karthuizer-Klooster, in den omtrek van de aloude Stad Locri, 't welk groote fehatten bezat. De twee andere Karthuizer-Kloosters in dit Ryk, waarvan het eene te Napels en het andere te Latanzaro is, moesten aan den Koning de helft van hunne jaarlykfche Inkomften afftaan, waardoor de Koninglyke fchatkamer jaarlyks omtrend honderd duizend Ducaaten bevoordeeld wierd. Hoe weinig dit de Monnikken fmaakt, is ligt te be- gry- (*j Men fchat de inkomften van alle de Geestelyken van dit Land,de Bisfchoppen mede ingeflocen op drie Millioenen ducaaten. Galanti heeft het zo opgegeven in zyne defcrittione Jlorka egeografica delle Sicilië, (f) een werk waarvan onlangs eenige deelen zyn uitgegeven, en wiens Schryver de berichten ontleend heeft uit papieren en berichten, die hem door de Regeering waren ter handgefteld. Of) In dit werk van Galanti, waarvan 2 deelen uitgekomen zyn, zo veel my bewust is, en 't welk eene Nederduitfche Vertaaling dubbel wrardig zou zyn, wordt het getal van Monnikken op 73000, en van Nonnen 37000 gefchat; dit verfchil is zeer groot: maar waarfchynlyk zyn de Priesters hier onder oieds begrepen. De Vertaaler,  HET KONINGRYK NAPELS. IfJl grypen; maai- de Regeering bekommert 'er zich weinig om of zy tc vrede zyn dan niet (*). ' De Jefuiten waren te vooren, toen hunne Orde nog ftand greep in Napels zeer gezien, en daar zy veelal de Biechtvaders waren, hadden zy een grooten invloed in de Huizen der grooten en aanzienlyken. Hoe vyandig de Marchefe Tanucci ook omtrend hen, en zy weêrkeerig omtrend hem waren, zyn Biechtvader was met dat al een Jefuit. Eenige Jaaren voor' de vernietiging van die Orde wierden zy zo wel uit Napels als uit Spanje verdreven, en niemand van hun mag zonder uitdrukkelyk veriof van de Regeering binnen de grenzen komen. Het groote cn fchoone Huis der Jefuiten, word thans bewoond door zulke perfoonen, dien de Koning eene vrye woning geeft, en de Bibliotheek behoord aan de Koninglyke Maatfchappy der Wetenfchappen , die ook in dat zelve huis haare Vergaderingen houd. •— •Het getal der Priesters is in Napels omtrend zo groot als dat der Monnikken; men teld'er 4135. —. Een gedeelte van hun, neemt de Godsdienftige verrichtingen in de vier-en-veertig Kerken van Napels waar ; maar verre het grootfte gedeelte heeft geene bepaalde bezigheid in het Godsdienftige; deze vinden hun (*) Een jonge Dormnikaan, vroeg den Minister om eene kleine onderfteuning uit de Inkomften van de Geestelyke Goederen , om zich daar voor eenige klederen te koopen. De Minister antwoorde: Sua mae/la mi ha commanduto di refcrivere al tribunale mijlo, chegli avanzi delle rendite d'htoghi pii debbono fervire per cofe piu utili, e non gia per facilitare la vejlizione d'un frataccio. L a  IÓ2 kerkelyke toestand van hun beftaan uit het waarneemen van een Advokaats. Hofmeesters of Geheimfchryvers plaats, in deze of geene Adelyke huizen, of ook uit geringe bedieningen in de Collegien. Eene byzondere kleding, beftaande in een langen Tabbert, en groote neder geflagene Hoeden, onderfcheid hen van alle andere perfoonen; en dit gewaad draagen vooral die Priesters, welke den Kerkdienst moeten waarnemen. Ook zyn zy doorgaans ten uiterften ftreng in hunne zeden, en munten door andere byzonderheden uit. Uit hoofde van hunne groote hoeden draagen zy den Naam van Capdloni, en alle braave en verftandige mannen leeven met hen in een geduurige twist, — vooral maaken zy 'er hun werk van, om op nieuw uitgekomene hoeken te loeren, om ware het mogelyk, kettery in dezelven te vinden; en als dan zoeken zy in hunne zamenkomften de Schryvers daarmede te betichten. Op die wyze hebben zy den braaven Ridder filangieri en een zyner beste Vrienden, Doétor maRio pagano, Hoogleeraar in het crimineele Recht aangerand. ~. De laatfte had een voortreffelyk werk gefchreven , onder den Tytel, Saggi politici waaruit zy kwaad zogen, en een geheel Register van Atheiftifche en Deiftifche Leerftellingen daaruit wisten te pluizen. Maar pagano nam de zaak wat ernstig op, en dreigde hen van hen te zullen aanklaagen, als zodanige die eene Inquifitie wilden oprechten , 't welk in Napels een misdaad van gekwetste Majcfteit is. — En dit bragt 'er de fchrik onder. In het geheele Koningryk Napels mag geene andere, dan de Roomfche Godsdienst, geoefend worden, -j. Hiertoe behooren ook, ten minften volgenshun-  het koningryk naïelj. 163 hunne eige belydenis, de Grieken die men in dit Koningryk vind. — Met dat al zyn zy met de overige Grieken naauw vereenigd; zy houden zich wel is waar in 't openbaar by de Roomfchen, omdat zy dit doen moeten 5 maar houden echter den Patriarch van Conftantinopel voor hun wezenlyk opperhoofd; zy bidden ook voor hem in het ftil gebed, 't welk de Priesters by het leezen van de Mis, voor hunnen Aarts - bisfchop doen. . Zy gebruiken de Kerkboeken die te Rome ten dienst der Grieken volgens hunne gebruiken vervaardigd en goedgekeurd zyn,en uit dien hoofde kan men hen van daar niet vervolgen; pok ismen 'er te Rome zeer wel mede te vrede, dat ten minften een gedeelte van de Grieken den Paus van Rome voor Primaat erkend. Deze Grieken houden zich voornaamlyk in Calabria citra , aan de Adriatifche Zee op. ■—— 't Zyn oorfprongelyk AIbaneezen - en Grieken, die na de verovering van Conftantinopel hunne toevlucht na Italien namen. Zy hebben de Illyrifche Tongval, .maar in hunne Godsdienst-oefeningen, bedienen zy zich altoos van de Griekfche Taal. Zy hebben zich aan den Paus onderworpen , zo echter dat zy de gewoontens der Griekfche Kerk zouden volgen, vooral ook ten opzichte van den Echten ftaat der Priesteren, en het algemeen gebruik van den drinkbeker in het H. Avondmaal. — Dc Priesters zouden gaarn ontflagen zyn, van de verplichting om het Officium te bidden maar benedictüs de veertiende weigerde dit rechtftreeks, en bragt hen onder het oog, dat zy, daar zy Vrouwen hadden, ook wel die kleine moeite op zich mogten neemen. De liefde L 3 die  IÓ4 KERKELYKE TOESTAND VAN die zy hunne Priesters toedraagen overtreft die der Roomfchen, en deze zien uit het voorbeeld der Grieken, dat juist dit, dat hunne Priesters tevens Vaders van huisgezinnen zyn, hen meer liefde en achting onder de hunne doet verkrygen. Ten befluite van dit Artikel zal ik hier nog byvoegen een bericht van de Gerechtshoven, die over alle Kerkelyke zaaken het opzicht hebbenen in voorkomende pleidooijen het vonnis vellen. De dingen die van de meeste aangelegenheid zyn , worden afgedaan in de Kanfelery, welk Collegie den Naam draagt van Segrataria di gfazia giujlizia ed eccle* fiaftica, en wier voorzitter de Marchefe del Marco is, een Man die by de behandeling van zaaken oud geworden is. Alle onderhandelingen met Rome zyn door dezen Minister gefchied, en waarfchynlyk heeft men het voornaamlyk aan de braafheid en voorzichtigheid van dezen Man, en van zyne Gehcimfchryvers toe te fchryven, dat het Roomfche Hof met zyne listige ftreeken de overhand niet heeft gekregen. Doorgaans heeft de Koning eenige Geestelyke Raadsheeren, die vooral in twyfelachtige gevallen volgens het Kerkelyke Recht, hunne gedachten over voorkomende zaaken mededeelen, en den naam draagen van Conjultori del Re, even gelyk in Venetië de Confultori della Republica, die door Sarpi zo vermaard zyn o-eworden. —. Toen ik in Napels was, heb ik de o-eene die toen ter tyd dit eerwaardig Ambt bekleden, zeer wel gekend. Twee van dezelve waren Monnikken, en de derde was een waereldlyk Priester, die tegelyk Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aan de Napelfche Hooge School was-3; alle drie mannen van kunde, oor-  het koningryk napels. IfJg oordeel, en uitgebreide geleerdheid. Een van deze* Pater marone, een Dominikaan,die onlangs overleden is, was een heftige tegenparty van den Roomfchen ftoel. Behalven deze Koninglyke Kancelary zyn 'er nog drie Rechtbanken in het Departement der Kerkelyke zaaken. i. Het eerfte word' Tribunah mifto genaamd, en is door den tegenvvoordigen Koning van Spanje opgerecht, om te waaken voor de inftandhouding van het Concordat, 't welk met benedictüs den veertienden gefloten was. —■ Een Raadsheer uit de Koninglyke kamer van St. Chiara is voorzitter ; dan zyn 'er nog drie Leden waarvan 'er twee den Tytel van Bisfchop in partibus hebben, en door den Paus benoemd worden. ■— Al wat de plaatfelykc of perfooneele ontheffing in de beftiering van de inkomften van Godsdienftige geftichten in het Koningryk, raakt, of wat betrekking heeft tot de handhaving van het Concordat, word door dit Collegie beflist. Indien de gefchillen tusfchen Rome en Napels van duur zyn, zal dit Gerechtshof waarfchynlyk binnen kort worden vernietigd. — a. Het tweede is Curia del Cape//anmaggiorc,\\vclk alleen uit dezen en een Koninglyken Raadsheer beftaat. Tot dit Gerechtshof behoord alles wat tot het Patronaat-Recht zo van Koning als van de Edellieden betrekking heeft. — Dit Collegie ftelt de perfooncn tot vervulling van de openftaande Bisdommen, Abdyen en andere Prebenden aan den Koning voor,wanneer dezelve door,de Regeering moeten vervuld worden: het onderzoekt alle bevelen en aanfehryvin^en L 4 van  ï66 KERKELYKE TOESTAND ENZ. van Rome, en geeft aan dezelve de Koninglyke goedkeuring, zonder welke ze van geen kracht zyn'; het heeft onmiddelyk gezag over alle Geestelyken die rechtftreeks tot den dienst des Konings behooren, als Hofpredikers, Veldpredikers en diergelyke, en het Opperbeftier over de Hooge School te Napels. 3- Het derde is Tribunah contro quello del S. Ufficio dit Collegie beftaat alleen uit Adelyke pcrfoonen voor 't meerendeel Napelfche Patricii; het is verplicht om zorg te draagen, dat de Geestelykheid en het Hof van Rome geene Inquifiticn, die altoos gehaat waren by het Napelfche Volk, invoeren. Behalven deze Gerechtshoven heeft elk Bisfchop en Aarts-bisfchop,gelyk alom in alle Roomfche Landen zyne eigene Rechtbank, waarin de byzondere voorvallen en belangens van elk ftift afgedaan worden , en van waar men zich, zo het nodig is, altoos op hoogere Rechtbanken beroepen kan (*). (*) Ten befiuite van dit (luk, kan ik niet nalaaten nog het volgende te berichten, ten bewyze van de heerfchende denkwyze van het Hof van Napels omtrend Godsdienftige ftichtin- gen. De overledene Aart - bisfchop van Capua, Ruffo, had in zyn uiterite wil eene aanzienlyke fom afgezonderd,' tot het bouwen van eene Kapel. Dan de Koning, waarfebynlyk van oordeel zynde, dat 'er eer te veel dan te weinig Ka-' pellen waren, gaf kort daarop bevel om deze fom te hefteden tot het droog maaken van de Moerasfen te Pozzuoli, om langs dien weg eene gezuiverde Lucht te bezorgen, en het getal derAkkers te vermeerderen Gewis veel nuttiger dan de eerfte bedoeling En dat durft een Koning van Napels onbefchroomd doen, zonder de banblikfems van Rome te duchten, waarmede hy reeds zo dikwerf gedreigd is. T)e Vmaaier. C A-  ió7. CALABRIElST. Na de Aardbeving in het Jaar 1783. floewel ik rnyn oogmerk, om geheel Calabrien en Apulien door te reizen, niet bereiken kon, wilde ik echter dat gedeelte 't welk door de laatfte Aardbeving zo deerlyk verwoest was, bezigtigen, naardien dit naby de Zee lag, en men hetzelve uit hoofde van de militaire Regeering die in Calabrien ingevoerd is, veilig kan doorreizen. — Ik ondernam die Reis toen ik te Mesfina was, van waar ik met eene Boot over het Faro van Mesfina na Reggio ging ; deze afftand is niet meer dan twee en een halve duitfche myl. Ik wierd hier zeer vriendelyk ontfangen, door eenige van dc aanzienlykfte Inwooners, aan welke men my brieven van voorfchryving had mede gegeven;door hunne vriendfehap en gastvryheid; fleet ik myn tyd aldaar met het grootfte genoegen, en door hunne verdere aanbeveeling en aanwyzing was 't, dat ik in die agt dagen, welke ik daar flechts kon doorbrengen, zo veel gezien, en zo veele merkwaardige berichten opgedaan heb. —. Twee dagen bleef ik te Reggio, van daar ging ik na Seminara , Onpido , Santa - Chriftina , Cofoleto , St. Eufemia, Bagnara, en Scylla, en dus zag ik het grootfte gedeelte van dit, door de Aardbeving zo zeer verwoest en omgekeerd gewest. L 5 Die  i58 calabrie n. Die ontzagchelyke Aardbeving, die Calabrien op hetzelve oogenblik als Mesfina trof, had daar ook dezelve voortekenen, eene zeer dikke Lucht en zwaare Regen. Dan de inwooners gaven 'er geen acht op. ~ Een Burger was 'er,die de byzondere gedaante der wolken, derzelver zwaarte en fnelheid waargenomen had, misfchict had hy ook de onrust en vreeze der dieren befpeurd, en zyne Medeburgers gewaarfchuwd. Men gaf op zyne woorden geen acht: en het vervolg leerde echter dat zyne vermoedens maar al te zeer gegrond waren. Hy nam met de zyne de vlucht uit de Stad, cn wierd dus gered, daar de overige Inwooners te Iaat van de waarheid zyner gezegdens overtuigd wierden. — De oorzaak van deze Aardbeving heeft men naar alle waarfchynlykheid te zoeken in de onderaardfche Lucht, die zaamgeperst en als 't waare op een gepakt wierd, door het vuur van den yEtna, in die uitgebreide holen, welke onder de Zee en Calabrien door zich uitftrekkcn , tot aan het Apenninifehe gebergte Deze opeengeperfte Lucht zocht een vrye doortocht. In veele Jaaren had de Mtna niets van belang uitgeleverd, en nog bleef de Mond van dien berg, als ware het, geflooten. De Lucht maakte dus daar eene opening waar het Aardryk het zwakst was, en den minften wederftand kon bieden. De vlakte van Calabrien kon natuurlyk den minften wederftand bieden, daar ze kleyachtig is, en aan de eene zyde door de Granitbergen, en aan de andere zyde door de Zee is ingeOoten. —. De waarnemingen over de uitwerkzelen van de Aardbeving bevestigen dit, dewyl men bevonden heeft, dat het middenfte gedeelte van de vlakte van Ca-  C A L A B K. I E' rvr. l6c) Calabrie , in den omtrek van Oppidb en Cofóieto, juist het middenpunt van de Aardbeving geweest is., waar het Aardryk meest geleden, cn zeer groote veranderingen ondergaan heeft; daarentegen wierden in de meer afgelegene ftreeken flechts dc Steden cn de Huizen verwoest, zonder dat het Land zelve omgekeerd wierd: ook befpeurde men dat de Huizen en Gebouwen hier minder geleden hadden. Men mag hieruit dit befluit opmaaken, dat die afgelegene oorden alleen door de doordringende beweging van het zo fterk gefchokte Aardryk geleden hebben. Alle waarnemingen, die men omtrend deze Aardbe». ving gemaakt heeft, bewyzen ten duidclykften, dat niet een onderaardsch vuur, maar opeengepakte Lucht deze omkeering hebben veroorzaakt. Men beeft nergens in 't zekere bericht gekregen , van vuurvlammen , die uit het Aardryk zouden voortgekomen zyn. Men vind geene de minde blyken van onderaardsch vuur, of van Lava: het eenige bewys 't welk men met zekerheid'er voor zou kunnen aanhaalen, is, dat in hetzelve oogenblik waarop de Aardbeving begon, een vuurbal uit den /Etna om hoog fteeg, en de Berg op 't Eiland vuur braakte. Dan het eenige dat hieruit kan bewezen worden, is, dat deze vuurbergen met dc oorzaak van de Aardbeving in eene zekere betrekking ftonden: maar nooit kan hieruit bewezen worden, dat 'er onder Calabrien een onderaardsch vuur zou zyn, gelyk eenige Natuurkundige nebben willen beweeren. En daarenboven de opeengepakte Lucht,die naar den kant van Calabrien zulke hevige uitwerkingen bad, kon even zo wel naar de andere zyde werken , en door haare kracht uit den Mond  I7<5 calabrien. MonH' van de Vuurbergen eene brandbaare ftoffe uitwerpen, die juist in dat tydftip ryp was. Wanneer ik alles wat men by de Aardbeving waargenomen heeft, zou verbaalen, dan zou dit ftuk een werk op zich zelv kunnen uitmaaken. Ik wil daarom alleen het merkwaardigfte berichten, cn behalven myne eigene waarnemingen , de berichten van twee geloofwaardige Schryvers volgen, die kunde genoeg hadden om de zaaken te beoordeelen , en met alle naauwkeurigheid zo wel in hunne waarnemingen als in de berichten, die zy daarvan gegeven hebben, zyn te werk gegaan. Het eerfte en belangrykfte Werk, is van den Heer duodatdedolomieu, en voert dit opfchrift. Memoire fur les tremblemens de terre de la Calabrie pendant Pannée 1783. Met deze verhandeling in de hand, ben ik dit Land doorgereisd, en uit dien hoofde kan ik uit eigen ondervinding fprceken van dc naauwkeurigheid en geloofwaardigheid van den Schryver. Zo wel zyne waarneemingen , als ook de kleine berichten die hy by zyn verhaal gevoegd heeft, draagen dien ftempel. Daarenboven is de naam van dien Man reeds in andere opzichten bekend; wy hebben van hem de voortreffelykfte fchriften; en zelf dit ftukje draagt zo zeer alle kenmerken van waarheid en naauwkeurigheid, dat het daardoor zich als van zelve aanpryst aan zyne Lezers, en hunne goedkeuring hen als 't ware afperst (*). Het (*) Dit werk kwam eerst te Rome uit: naderhand wierd het als eenAanhangzcl tot djVoyage pittoresque de .Napels & Sici-  cai»abri1£n. 171 ■ Het andere werk, 't welk met Dolomieu in de be. richten volmaakt ovcrecnftemd, is in het Italiaansch wfefchreven, en heeft de volgende Tytel: Defcrizione dc tremuoti accaduti nelje Calabrie nel 1783. opera poflhu* m di Francesco Antonio Grimaldi. — De wydvermaarde, en voor de wetenfehappen te vroeg geftorven Schryver van de Annalï'dj Regno di Napoli en der Difcorft fopra l'inugualianza tra gli. uomini is ook:de Schryver van. dit werk'; en daar hy zelve te Seminara in Calabrien .géborén was, (alwaar by bykans zyne geheele Familie door de Aardbeving verloor:,) cn dus even zo naauwkeurige berichten kon opzamelen als dolomieu, zo kon by nog zo veel te naauwkeu•riger alles berichten., naardien hy den voormaligen bloeijenden toeftand van dit Land nog beter kon kennen, daar de- ccrstgemelde Calabrien voor 't eerst na de verwoesting zag. — . By deze twee fchriften kan men nog een derde over hetzelve onderwerp voegen , 't welk vervaardigd is door de Commisüe, welke dc Regeering derwaards.ge* zonden had, om na alles naauwkeurig onderzoek te doen: in dit werk word alles zeer breedvoerig behandeld , en het is vooral een ftuk van gewicht, om dat het eene fchets geeft van den toeftand van dit Land, kort de la Sicile gedrukt, en in het Jaar 1789. is 'er eene Hoogduitfche Vertaaling van in het Licht gekomen. Ik zal 'er uit dien hoofde te geene uittrekzeis uit mededeelen, naardien ik in 'tgemeen geen oogmerk heb, om in dit werk te herhaalen, 'tgeen andere Reizigers gezien en waargenomen hebben: en ik houde my verzekerd , dat elk Liefhebber der Aardryks en Natuurkunde, die verhandeling met vermaak zal leezen.  Namen der Piaatfen. Geu, der l„WOOjlers Get„ der (Vandevoorigezyde.) 24o43. D°°** (Deze Stad ftond op een Kryt- berg, die zo geheel omgekeerd en verwoest is, dat men zelf de plaats waar hy geftaan heeft, niet meer kan vinden.) Corrida met twee Dorpen. 236o_ Laureana met vyf Dorpen. 4sg7-' Giaja, Pizziconi en Christo. Qoii I?3' Pohstina. . . 9J9[ '**• Cafalenuovo. . . c.nri 2271, j^-yu» 2271 (Van dit vlek bleef zelf geen te- ' ken over.) Terra nuova , Melochiello en zeven andere Dorpen. . (Hier is het Land zo verandert, ' 3Ü43' dat deszelfs Inwooners het zelf niet kennen.) Seminara, . 0 8000. T0Or Palmi. . V: I3SI' ^ . , ' ' 2°°°' < Sinopoli, Sta Euphimia, bene- vens drie andere Steden. 8171 Bagnara. . . \ £ ReSgi°- • ■ - HPÖ02. 25g22> A,™ H1MAA^DI-fchat h6t gml der menfche» die door de Aardbeving omgekomen zyn, op 3aooo • ech ter w,I hy deze opgave niet als zeker en naauwkeurig opgeeven. Doorgaans, en ook in Calabrien, fehat men dit getal op 40000; hoewel dit naar myn gedachte m  CALABRIEN. IJ§ cn die 'van den Heer bartels wat al te hoog opgegeven is. Dan het is bykans1 onmogelyk een naauwkeurig en bepaald getal optegeeven, naardien men flechts dc voornaamfte Steden en Plaatfen kan berekenen, en de kleine gehuchten of enkele woningen niet mede telt; ook berekende men het getal der dooden naar het getal der Lyken, die men by het opdelven der puinhoopen gevonden heeft. -* De Regeering heeft zo ver ik wect, nooit eene naauwkeurige Lyst van de dooden geeischt, maar vergenoegde zich met de onzekere opgaven. — 't Was bykans onmogelyk om by die groote ontfteltenis naar alles naauwkeurig onderzoek te doen. —- Een Broeder van grim ald i, die ter naauwer nood uit Seminara ontvlucht was, bragt de eerfte tyding van de verwoesting van Calabrien aan den Prefident.der Provintie, die te Catanzaro, de Hoofdftad van Caïabria Ultra, zyn verblyf heeft; en wierd door dezen terftond weder terug gezonden naa zyn ongelukkig Vaderland,voorzien met de volledigfte volmacht, om Levensmiddelen te bezorgen b houten huizen te bouwen, en dus in de noodzaakelykfte en dringenfte behoeftens te voorzien, 't welk by het guure en regenachtig faizoen, 't welk die geheele Maand door in het benedenst deel van Italië heerscht, allernoodzakelykst was. — Ter zeiver tyd wierden 'er Couriers-naa Napels gezonden, om den Koning van alles te onderrechten. Die Vorst wilde zelve in perfoon derwaards gaan; alles was reeds daartoe gereed; dan de Hovelingen wisten den Koning aan de eene zyde de Reis zo gevaarlyk voorteftellen, dewyl hy te midden in den winter, door een Land, van zq veele Rivieren doorM fne-  fneden, zonder Bruggen ,zou hebben moeten reizen, en tevens aan de andere zydede nadeden die Calabrien ge- ■ I^nhad,zoteverkleinen,dat'deKoningvandeReis vooreerst af zag. Evenwel was dit ontwerp nog n geheel vergeten, dan die Reis wierd al van Taartot Jaar uitgefteld en hoewel de inwooners van Ca a bnen op 't fterkst naar de komst des Konings verlangden, wierd echter dit ontwerp ter zyde gefteld, n fn Plaats van na Calabrien te gaan, wierd'er een fneel«£ na Tunn en Toseanen aange,egd, 't we k zes mdhoenen koste. Intusfehen wierd de MaarfchaTk pignatelli, terftond met de merunJ^Re volmacht van den Koning afgevaardigd ; *et heni wierden veele Officieren en Soldaatenderw^rds ge zonden zo wel om -den ingezetenen te helpen als om hen te befehermen. Dit gefchiede met zo veel fpoed dat hy reeds den 18 February, en dus dertien dagen na de eerfte Aardbeving te Reggio kwam. Pre n 1te lli keurde alle de fchikkingen door Aimae- SIK?-' f°Cd' Cn VCrdeeIde her Land in ontorden ftreeken, waarvan hy het bewind aan zyne Officieren toevertrouwde, en dus wierd de militL Junsdi&e te vooren in Calabrien geheel onbekend daar invoerde. - Dit baarde wel is waar veele klagten , dan de toenmalige toeftand van het Land eischte eene fpoedige hulp, en dit gevoegd by de ongeregeldheden, die de Inwooners onbefchroomd beogen , maakte dit tot een noodzakelyk kwaad. X Het karakter der Natie mag niet zo boosaartig en blo ddorstigzyn, als de Napolitaaneh of uit onkunde of mt klemachting het affchilderen, voornaamlyk aan vreemden , 't * echter juist het beste niet. L De ellen-  CALABRIEN. 177 ellendige en befchreijenswaardige toeftand , waarin de inwooners van Calabrien veele Eeuwenberwaards, onder het bitter Juk van het Leenrecht, gezeten hebben, heeft hen veelal tot Dieven of Roovers ge mtk' L Zo bang 'er nog eene Overheid in het Land w s, wierden de grootfte buitenfpoorigheid belet; hoewel men noch op de wegen noch in dewonin1 volkomen veilig was. — Maar ook ie wei|ge Order cn onderdanigheid verviel -geheel mt hoofde van de algemeene verwoesting en Regee • boosheid. De vermogende Inwooners zagen me hunne bezittingen onderst boven gekeer^en onder de nuinhoopen als begraven, maar ook het mk overfchot, >t welk zy met zo veel moeite en |lf gered hadden, ten prooi gefteld voor de heben roofzucht hunner behoeftige landgenooten, die ter S einde van het Land naar de Steden gingen, om "0 veel temeer byeentefebraapen. & De vermogende 1 daardoor ongelukkiger" dan de onvermogende ; deze voorzag zich ten koste van "den meer bemiddelden van \ geen hy nodig had, bouwde op dien voet Suwe woningen, en, wanneer hy * een o ander v00r hem verrtchte, liet hy zich dubbeld betaa en_ Devreezclykftc gruweldaaden, waarvoor de menfche lykheid van fchrik terug deinst, wierden er, m de eerfte dagen, na de Aardbeving, gepleegd. - iwee broeden te Santa Chriftina befpeurden dat de derde noo onder de puinhoopen begraven lag: zy hoorden m akelig gekerm van dezen ^^^^ fchoon zy hem zeer wel had kunnen redden, offchoon hunne Vrienden,en ook de Geestelyken hunnen plicht hun voor oogen hielden, Heten zy hem echter ornkoM a men'  I78 calabrien. men, om dus zyne bezittingen te kunnen naasten. «—' Een knecht vond zynen Heer geheel onder de puinhoopen bedolven, uitgezonderd zyne voeten ; maar in plaats van hem te redden , ontfteelt hy hem zyne Gespen, en laat hem in dien ellendigen toeftand liggen. Deze en meer andere wreedheden , die 'er gepleegd waren, kwamen ter oore van pignatelli; hy liet onderzoek naar dezelve doen, maar eene kwalyk geplaatfte tocgevenheid, en een te verregaand medelyden, deed hen alles ongeftraft overzien, daar in dit geval eene betaamlyke en welbeftierde ftrengheid het beste middel zou geweest zyn, om zoortgelyke misdaaden voor het toekomende te verhinderen. — By zodanige omftandigheden zou eene militaire Regeering met het daarmede verbonden willekeurig gezag van zeer veel dienst geweest zyn, de pleitgedingen die hier doorgaans, meer dan elders, langwylig zyn, merkelyk bekort hebben, en de volftrekte gehoorzaamheid en onderwerping, zo noodzakelyk onder zulk eenen onbefchaafden en zedenloozen hoop, binnen korten tyd herfteld zyn. —. Dan de grootfte rede, waarom pignatelli dien zachten weg in ftoeg, was, omdat, hy vreesde door eene al te groote ftrengheid deze ongelukkigen nog ongelukkiger te zullen maaken; en van daar, dat hy verzuimde om elk zyn wettig eigendom weder te bezorgen. Nadat men de inwooners zo veel doenlyk was, woningen verfchaft had, moest 'er boven al voor gezorgd worden, dat geene befmettelyke ziektens, waarvoor men, by de warme dagen, en het bederf van de onder de puinhoopen begraven Lyken zo ligt bloot ftond, tle overhand neemen mogten. Men had reeds terftond na  CALAB RIEN. 170 na de Aardbeving 'er werk van gemaakt, om onder de puinhoopen de naastbeftaanden, die men miste, het zy levendig of dood optezoeken; en men heeft 'er verfcheiden, zelf zeven acht ja elf dagen na de Aardbeving levendig gevonden, en door eene behoorlyke voorzorge cn welgeregelde voeding herfteld — (*). De Officieren lieten naderhand de puinhoopen nog eens doorzoeken. Hier zag men de aandoenlykfte toneelen. — In Oppido vond men eene Moeder, Maande in eene febuinfehe richting voorovergebogen om dus haare vyf kinderen, waren het mogelyk, te redden. —. Men vond ook een Leermeester met tien Leerlingen. Uit de houdingen, kon men opmaaken, dat de mannen veelal wederftand hadden zoeken te bieden, n de vrouwen zich geheel wanhopend gedragen hadden, behalven de moeders ;by deze vond men alle kenmerken van voorzorg, die zy zelf in de laatfte oogenblikken voor haare kinderen hadden gedragen. (*) Ik heb 'er verfcheiden ontmoet, die langs dien weg gered zyn. Hun toeftand was over 't gemeen zo akelig niet, als men zich wel verbeelden zou. Zy waren alle meer of min bedwelmd ;zy wisten echter in welk gevaar zy waren, en verwachten den dood zeer gerust. Een Geneesheer te Cofoleto, die na drie dagen gered wierd, verhaalde my, dat hy in de eerfte oogenblikken dacht dat by in 't water gevallen was, tot dat herhaalde fchokken hem van eene Aardbeving overtuigden. Naderhand had by in zyn Lot zoeken te berusten. De grootfte ellende wierd veroorzaakt door gebrek aan drank; onophoudelyk kwelde hen de dorst, en zo ras zy in de vrye Lucht kwamen, begeerden zy wyn. Dolomieu verhaald verfcheiden gevallen van ongelukkigen, die na veele dagen eerst gered wierden. M 3  l8o calabrien. gen. — Men bragt alle de Lyken, die men vinden kon, byeen, en in weerwil van den tegenftand en de bittere klagten van het Volk, wierden ze by twintig, dertig, ja vyftig te gelyk verbrand. — Ook liet pign a t elli geneesmiddelenuitdeelen,enplaatfteoveral geneesheeren, om zieken en verwonden te helpen: ook deelde hy eenig geld uit, hoewel het by die groote menigte van Volk niet kon toereiken, om daar, waar men nog geene woningen had , houten gebouwen opterichten. Men.bragt ook eene genoegzame voorraad van Graanen byeen ; althans in Napels moet men wel verzekerd geweest zyn, dat 'er in Calabrien brood genoeg was; 't is immers bekend, dat twee Franfche Fregatten met Gr anen, die op het eerfte bericht van de Aardbeving terftond door de Regeering afgezonden waren, te Napels komende, om te vemeemen waar het meeste gebrek hcerschte, weder afgewezen wierden , en onverrichter zaake vertrekken moesten. Dit zelve lot trof den Grootmeester van Malta te Mesfina. En zelf de gefchenken van het Napelsch Hof wierden zeer fpaarzaam uitgedeeld. De Koning ontfloeg de inwooners voor den tyd van twee Jaaren van alle belastingen; dan/behalven dat, zouden ze tog niet betaald geworden zyn. Eenige Steden omringen geld, andere geneesmiddelen; maar ook dit was van weinig belang. . De Stad Santa Chris- tina, by voorbeeld, waarin zes honderd negen en vyftig menfehen door de Aardbeving waren omgekomen , ontling niet meer dan zes pond Kina. — Hieruit mag men geredelyk het befluit opmaaken, welk een gering deel zy gehad hebben, die zo veel sninder geleden hadden; ja naauwlyks kan men gelo-  CALABRIEN. l8l ven, dat de Regcering zo weinig geld en gefchenken voor zulk eene uitgebreide Landftreek en by zulk eene groote verwoesting zou beftemd hebben, maar veel eer denken, dat 'er in de uitdeeling zelve niet getrouw gehandeld is. — Want dit is tevens waar, de hoofdbeftierders van deze verzorging zyn mannen van een allerbraafst en rechtfchapen karakter. En dus zal dit gebrek misfchien eerder in den boezem en de handelwyze van de mindere bedienden fchuilen. — Een ander werk van niet minder aangelegenheid, en 't welk ook grooten fpoed vereischte, was de afleiding van de menigvuldige Meiren en Moerasfen, die door de Aardbeving hier. en daar veroorzaakt waren, en die in eene zo warme Luchtftreek de fchadelykfte dampen moesten verfpreiden, zo dat Calabrien, welks Luchtftreek te vooren reeds zeer ongezond was, daar. door geheel onbewoonbaar zou geworden zyn. ■—> Deze Meiren hadden eenen onderfchciden oorfprong. Zommige ontftonden door het water, 't welk zich zo door den regen als door de ontflotene bronnen in de laagtens verzameld had; andere wierden veroorzaakt dooren de Rivieren., die in hunnen loop, door de brokken van fteenrotfen geftuit wierden, zo dat het water neêrwaards vloeide in nabygelegene Dalen. De bodem van deze Meiren, die geene uitwatering hadden, en waarin geen de minfte ftroom befpeurd wierd, was daarenboven rykelyk voorzien van olyfboomcn , en andere gewasfen. 't Een en ander moest natuurlyk een fpoedig bederf veroorzaak en, en de Lucht met de fchadelykfte dampen vervullen. — De voornaamfte van deze Meiren vind men by SemiM 4 nara,  l8ü CALABRIEN. nara, Cofoleto, Terranuovo en Oppido. Dan zy zyn niet alleen hier maar door geheel Calabrien verfpreid. Dit Land is door vroegere en latere Aardbevingen zo gefchud en gefchokt, zo gefcheurd en van een gereten, dat zelf ieder heuveltje en ieder dal eene convulfieve gedaante heeft, waarvan men niemand, dan die het gezien heeft, een denkbeeld geeven kan. —In veele dezer dieptens zyn ftilftaande wateren, het een grooter, het ander kleiner : die te Oppido en Cofoleto zyn van alle de grootfte; derzelver omtrek heeft eene verbazende grootte. Oppido lag op een berg die vry hoog en met andere bergen vereenigd was. Rondom denzelven lag een zeer vruchtbaar dal, waardoor dezelve van de tcgenoverlcggende vlakte afgezonderd was. Allerlei boschwerk en geboomte, omringde denzelven, en dit maakte wel is waar den weg in het beklimmen moeilyker, maar tevens ook veelbekoorlyker. Beneden in het dal ftroomde eene Rivier die den berg bykans geheel omcingelde. Dezelve.had met de Stad, die 'er op gebouwd was twee fchuinfche afloopen. Het kasteel, 't welk aan het einde gebouwd was, was niet beftand voor de hevige fchokken der Aardbeving. Twee bolwerken wierden met den grond, waarop zy ftonden, nederwaards in de diepte geworpen. Het overige gedeelte van den berg bleef in zyn geheel, zonder dat 'er eene fcheur in kwam; waarfchynlyk wierd het Leem en het Zand, (want hieruit beftaat deze berg) door de omliggende bosfchen , byeen gehouden. —=— Maar de tegenoverleggende vlakte verloor een groot gedeelte van den Rand, die in het dal geworpen wierd; en dit dal, zo bekoorlyk te vooren door deszelfs vruchtbaarheid, wierd  CALABRIEN. '183 wierd in eene Zee veranderd , die ten minften een myl in haare omtrek heeft. Dit Meir heeft den naam van Lago di Cumi, en zal naar alle waarfchynlykheid eene Zee blyven, naardien twee Rivieren haaren weg door denzelven genomen hebben. Evenwel heeft men deszelfs omtrek door laateren arbeid aanmerklyk kleiner weeten te maaken, en daarenboven weeren de Rivieren , die door deze Zee loopen, alle kwaade dampen , en houden het water frisch en zuiver. Daarenboven had de Aardbeving nog acht andere Meiren in den omtrek van Oppido veroorzaakt, die thans voor 't meerendeel weder uitgedroogd zyn. i— Deze' Stad was bykans het middelpunt van die ftreek welke door de Aardbeving verwoest wierd, en uit dien hoofde heeft zy zo wel als de omliggende plaatfen het meest geleden. De weg van Oppido na Santa Chriftina, eene Stad, die door dc Aardbeving geheel verwoest is , loopt over een geheel hobbelig en ongebaand pad , 't welk niet flechts door de Aardbeving 't onderst boven gekeerd is, maar door de fchuinfche richting tegen den berg nog gevaarlyker is. — Van tyd tot tyd ontdekt men bergen die gezonken zyn, waarvan dikwerf de eene helft even als een fneeuwberg geheel neêrgegleden , en de andere helft ftaan gebleven is; Akkers, die door de Aardbeving gezakt zyn ; brokken van bergen, die van hunne plaats als 't ware geflingerd zyn, verbazende hoogtens en dieptens ; dalen die trapswyze nederdaalen, en langs welke het water uit de bergen nederwaards ftroomt. 'Er is onder ander een zeker dal, 't welk groot en zeer donker is , en waardoor te vooren het Bergwater liep. — Een heftige fchok M 5 fcheur-  184 CALABRIEN. fcheurde een ftuk van een nabuurige Rots, 't welk den mond van die Rivier toe ftopte; het water, geen uit weg meer vindende, vormde eene Zee. Santa Chriftina, lag aan den voet van een hoog gebergte en ftond voor 't meerendeel op een Rots. Een vruchtbaar dal geheel met Olyfboomen beplant» fcheidc deze Rots van eene reeks van hooge bergen, die een allerfraaist gezicht opleverden. Deze Rots met het grootfte gedeelte van de daarop gelegen Stad, zonk in de diepte. Het kleinst gedeelte , 't welk niet op dien Rots gevestigd was, wierd zo geheel verwoest, dat 'er niet een fteen op den anderen bleef. — Zelf de vlakke velden kregen eene geheel andere gedaante. De Aarde wierden weggeveegd als ftof. — De fchoonfte Olyf bosfehen wierden verwoest. Zommige zonken als 't ware weg en wierden overftroomd, zo dat men nog de Toppen van de Olyfboomen even boven het water ziet uitfteeken. Deze Zee word op agt en veertig honderd Palmen (of handbreetten)lang,op zeventien honderd breedten op twee honderd, diep gefchat. — Gaam zou men dezelve uitgedroogd hebben: dan uit hoofde van eene door dezelve lopende Rivier was dit ondoenlyk. Dan juist dit gaf hoop , om, door middel van de door den ftroom voortgevoerden flyk, die Zee van tyd tot tyd uit te droogen. Dezelve verwachting heeft men omtrend de Meiren by Oppido Seminara , en andere, welke men tot nog toe niet heeft kunnen droog maaken. — In een afgelegen hoek van het gebergte tegen over Santa Chriftina, ftond Cofoleto op eenen kleinen heuvel in een dal rondom van hooge bergen omringd: deze bergen waren met Olyfboomen beplant.— Door  CALABRIEN. I85 Door de Aardbeving wierden de kruinen met de boomen van dezelve afgereten , en verre weg geflingerd. De groote Zee by Santa Cbriftina is met deze ftukken, die als dryvende Eilanden hier omzwerven , als bezaaid. —>— Men vind in dezen omtrek twee groote Zeen, behalven ontelbaar veele kleine. — Dit uitgebreid verflag heb ik hier voornaamlyk bygevoegd, ten einde myne Leezers in ftaat te ftellen, om den omflag cn de uitgebreidheid van dit afleiden en uitdroogen der Meiren te kunnen beoordeelen. —1 In een Land, 't welk in vollen bloei was, zou men dit een moejelyke taak vinden, hoe veel te meer in een Land, 't welk door zulke vrecslyke rampen zo veel van zyne kracht verlooren heeft, en 't welk van het Hof, uit hoofde van gebrek aan geld, weinig onderftand kan verwachten. Men heeft dien arbeid in 't vervolg voortgezet. De Regeering heeft twee bekwaame Krygsbouwkundige, o. ferdinando RUBERTien d. ignazio s t 1 l e naa Calabrien gezonden, om het beftier over dit werk te hebben, en deze hebben zo veel te weege gebragt, dat in den omtrek, waarover zy het opzigt hadden, honderd vyf en zeventig groote en kleine Meiren, waaronder verfcheiden van aanmerkelyke diepte, door middel van Grachten, en Kanaalen afgeleid, uitgedroogd, en op veele plaatfen met aarde aangevuld zyn. Dit alles is in driewinters en dus in den tyd van vyfticn Maanden voltooid; want in den zomer kon men van wege de hette in deze Landen onder den blooten Hemel zulk een bezwaarlyken arbeid niet verrichten, vooral doordien de fchadelyke uitwazemingen, die de Zon uit de ftil-  186 G A & A B R i E N< ftilftaande wateren ophaald, den Dampkrin- als 't ware verpesten, en uit dien hoofde den arbeid in de nabuurfchap dier Meiren nog minder veroorloven. — Toen ik, drie jaaren na de Aardbeving in Calabrien was, had men reeds tagtig duizend Ducaaten tot dit werk bedeed. En echter was 'er nog weinig uitgevoerd, in vergelyking van het geene 'er behoorde gedaan te worden. Men had het werk ook een jaar doen ftilftaan, en dit veroorzaakte, dat 'er in den winter zeer veel water weder toevloeide. — De onkosten, die op al dit werk gelopen zyn, bedraagen omtrend twee honderd vier-en-twintig duizend Ryksdaalders, en wanneer men in aanmerking neemt 't geen men aireede heeft in order gebragt, dan is de fom waarlyk niet te groot. 'Er zyn verfcheiden byzondere perfoonen, voornaamlyk onder de inwooners van Cotenza de Hoofdftad van Calabria citra, geweest, die eenige Meiren uitgedroogd hebben. Zy hadden tot dat einde een contract met de Regeering gemaakt, waarby zy zich verbonden tegen eene bepaalde fom, dat werk te voltooijen, de daartoe nodige noelen en grachten te vervaardigen, en al dit werk geduurende den tyd van twee Jaaren te onderhouden. Na verloop van dien tyd, oordeelde men dat het nieuwe werk, door het gras en het geboomte 't welk aan den Rand van de grachten wasfen zou, hecht en fterk genoeg zou zyn, om in een te blyven, en aali den ftroom behoorlyken wederftand te kunnen bieden. _ Men heeft flechts een gedeelte van de bedongene fom voor uir betaald, en ter meerdere verzekering het overige te rug gehouden , tot na het .f-' hopen van dit werk. - Dan dit bepaalde zich alleen  CALABRI EN. 187 by de kleine Meiren of plasfen.' De groote kosten, welke de grootere Meiren volftrekt vereischten, maaken de deelneemers in dit werk befchroomd, voor 't mislukken van hunne pogingen, 't welk hen eene onnoemlyke fchade zou veroorzaakt hebben ; en deed hen zulke aanzienlyke fommen eisfchen, dat ook de Regeering daarover met hen in geene onderhandeling kon treeden; vooral naardien 'er geene genoegzaame zekerheid was voor dat geld, 't welk men aan een of meer perfoonen zou hebben moeten ter hand ftellen, _ Dit werk heeft de Regeering daarop zelve ondernomen, en 'er zyn reeds vyf van de grootfte Meiren uitgedroogd. — Donignazio stile heeft, na dat hy de nodige fchikkingen ter voortzetting van dezen arbeid gemaakt had, by zyne wederkomst, van alles verflag gedaan, in een afzonderlyk werk (*). De grootfte zwarigheid, by dit geheele werk, was, van waar het geld zou komen, wanneer namelyk niet de Koning, maar de Provintie de onkosten betaalen moest: en dit was het eerfte ontwerp der Regeering. — Om dan de nodige penningen op eene gereede wyze te vinden, wierd 'er op alle Geestelyke ftiften befiag gelegd, en alle Kloosters, die by de Aardbeving waren overgebleven, wierden opgeheven en vernietigd. Onder deze waren de Karthuizers in de nabuurfchap van het oude Locri en eenige Griekfche Kloosters de rykften. Men veroorloofde den Mon- (*) Dit werk veert deze Tytel. Memoria fut lavori per lo disfeccamento de Laghi in Calabria ulteriore efeguiti fotto la direzione dell' Ingegnisrt militare , d. ïsshinj nd i r u- b erti.  i88 calabrien. Monnikken, om zich te laaten ontwyen , wanneer zy in Calabrien wilden blyven, anderszins moesten zy de Provintie verhaten: want zonder uitdrukkelyk verlof van de Regeering mogt niemand in Calabrien in een Monnikken gewaad te voorfchyn komen. — De Nonnen moesten tot hunne Familiën wederkeeren, zonder dat ze met dat al van hunne gelofte ontflagen wierden. Beide zo wel Monnikken als Nonnen kroegen een jaarlyksch Penfioen , waarvan zy behoorlyk beftaan konden. - De Klooster goederen, die voor 't mecrendeel in Olyfbosfchen beftonden, wierden aangelegd ten voordeele van de Casfa Sa°ra, wier beftuurders verplicht waren, rekenfehap van hun beftier afteleggen , voor de twee Giunta della Casfa Sagra te Napels en in Calabrien. Deze Casfa Sagra baart zeer veele moeilykheden , klachten en Procesfen; men beroofde, om deze Kas te verryken de Kerken van alle nuttelooze gouden en zilveren Vaten, en ftelde de Bisfchoppen onder eene zwaare belasting, geregeld naar hunne inkomften. De Aarts bisfchop van Reggio moest onder anderen een derde gedeelte van zyne jaarlykfche inkomften afftaan, tor den weder opbouw van de .'Kathedraal Kerk. 'Er wier den verfcheide Bisfchopsplaatfen opengelaaten, wier inkomften in deze Kas gebragt wierden (*\ De 0) Het fchynt als of het Napelsch Hof 'er in * g™" zeer veel werk 'er van maakt om de rykfte Bisdommen langen tyd open te laaten ftaan. Uit dien hoofde was men zeer verheugd over de gefchillen met Rome, (die toen ter tyd reeds eenen aanvang genomen hadden, en nog voortduuren 0 naardien men daardoor een feboon voorwendzel had, om Kerkeiyke mkomftco zo veel te langer in 's Konings Kas te bergen.  G A E A B R I E TT. Ï39 Priesters op de Dorpen, moesten van de tiendenen van de Jura Stolae afftand doen, en daar voor wierd hen eene jaarlykfche bezolding van honderd en vyftig tot twee honderd'Ducaaten toegelegd, waarby zy echter niet te kort fchootcn. Men kan' ligt begrypen, hoe veele klachten deze fchikkingen veroorzaakten. Vooreerst kan deze fchikking, hoe goed op zich zelv ook, o-eene zichtbaare voordeelen aan het Volk verfchaffen ; her moet daarenboven veel lyden van de gevolmagtigden en Fiskaalen der Regeering, die de Klooster gelden en derzelver Rente naaüwkeuriger in vorderen, en tot dat einde zich van ftrenger middelen bedienen, dan 'er te vooren door de Monnikken in het werk gefteld wierden; die, door Bloedverwandfchap en Vriendfehap aan het Volk verbonden, meer den zachten weg infloegen en toegevender waren. — Het "-ekerm der Geestelyken is intusfehen veel luidruchtiger. — Men fchreeuwt dat de Godsdienst te gronde gaa, dat de gebouwen, die Gode waren toegewyd ontheiligd en berooft; dat 's Heeren dienstknechten, dat de heilige dingen gefchonden worden; als of men by den aanblik van de Goddelyke ftrafocfeningen over Land en Volk, zyne wraak nog wilde trotfeeren en daardoor te meer gaande maaken, om dus nieuwe oordeelen over dit Land te gehengen. Toevallig zyn 'er eenige omftandigheden by de Aardbeving voorgevallen, die op nieuw aan het bygeloof voedzel geeven. 'Er zyn b. v. verfcheiden Landftreeken, waar de Landeryen van byzondere pcrfoonen geheel verwoest, en de Olyf bosfehen het onderst boven gekeerd zyn, daar integendeel de Kloostergoederen onbefchadigd bleven. — Vooral was het aan- mer-  ïyo calabrien. merkelyk in den den omtrek van Seminara; hier vind men bykans niets" dan Olyfboomen, en de Olyfbosfchen van de Kloosters ftaan, tusfchen die van byzondere pcrfoonen: en ook hier zag men de bezittingen van veele der laatstgemel.de geheel omgekeerd, en de daaraan grenzende Kloostergoederen veelal onbefcbadigd. — Elk begrypt ligt, welk eene fchoone gelegenheid dit voor de Priesters en de overige Geestelyken was ,. om daaruit de onmiddelyke voorzorg van God voor dc Geestelyke geftichten te betoogen. Het ontbrak ook niet aan befchuldigingen tegen de beftierders van de Casfa Sagra, (door 't Volk beftempeld met den naam van Casfa del diayolo ,•) vooral om dat het in ftaat was, de inkomften dier Kas vry naauwkeurig te berekenen ; waarom men dan ook eene groote verwachting had van den onderftand, die daaruit aan byzondere pcrfoonen zou worden toegereikt. Deze onderftand kon in de eerfte Jaaren weinig betekenen, naardien men de meeste fommen tot den aanleg der Kanaalen, en andere inrichtingen ter afleiding van het water behoefde, en wier noodzaakelyk- heid door het gemeene Volk niet erkend wierd. Want de betigting van ontrouw vervald van zelve, wanneer men in aanmerking neemt, dat de beftierders mannen van eer en beproefde trouw zyn, en daarenboven niet alleen verplicht zyn naauwkeurig alles optegeeven, maar ook dadelyk daaraan, zelf in beuzelingen beantwoorden. Zo ras ook iemand over den een of ander der mindere opzichters en bezorgers klagtig valt, word hy niet flechts gehoord, maarhy mag ook op een naauwkeurig en onpartydig onderzoek ftaat maaken. Dan  C" A E A B R ï E tf. 191 - Dan hier zou men mogen vraagen, of de Regeering wel in allen opzichte regtmatig handelde, met juist dit tydftip uittekiezen, om dc Kloosters in Calabrien öpteruimeri, en de Monnikken uit deze Pfovintie te ver dryven? Volgens het Kerkelyke Recht handelde men wettig ; want alles gefchiede met goedkeuring van den Paus. — Maar handelde men daarin billyk, dat men een door rampen en wederwaardigheden zo diep ter neergebogen Volk, van veele zyner bygelovigeinrichtingen,die by hetzelve de plaats van Godsdienst bekleeden,beroofde? — En dat in een tydftip, waarin men uit hoofde van de algemeene verwarring Volftrekt geene gelegenheid had, om hetzelve te onderwyzen , en daardoor van bygelovige vooroordeelen te zuiveren , al 'was het ook dat hiertoe flechts weinig tyd vereischt wierd. Ja, dat meer is, men' ontnam dit Volk niet flechts veele van zyne bygelovige gebruiken, men ontnam veeleer aan hetzelve de grootfte bemoediging en vertroosting, die het vooral te midden in zyne rampen, in deze dingen vond. ~— Men weet,' dat de bedelende Orden , vooral de Franciskaanen en de Kapucynen } in de Roomfche landen , een verbazenden invloed op het Volk hebben , omdat ze zelve uit het midden des Volk voortgefprooten, en onder de gemeenfte Rangen van men-, fchen opgevoed zynde, de denkv/yze van den gemeenen man zich meer eigen gemaakt hebben, en in allen opzichte gemeenzaamer met hetzelve zyn,dan de waereldlyke Priesters. Hun gemis kan dus door [de laatfte nooit volledig herfteld worden, 't Is waar, zy kunnen zich laaten ontwyen, en alsdan met hunne vorige bezigheden in dit Land voortgaan: maar zou een N ieve-  J9e C A L A. B R I E N. ieverig Monnik zo fpoedig zonder de dringenfte noodzaaklykheid, tot dien ftap kunnen overgaan, die volgens zyne grondbeginzels niet minder is, dan een geheele Afval? ^ Daar komt nog by, dat door het vernietigen der Kloosters alle Schooien tevens vernietigd zyn, en welk een groot nadeel moet hier niet uit voortvloeijen ? - De kinderen wasfen in het wild op, zonder eenig ondervvys,en gaan hunne woeste cn zedenlooze Ouders nog in woestheid en zedenloosheid te boyen. Hoe flegt toch het onderwys van Monnikken ook zyn mogt, 'er wierden met dat al eenige Lesfen van den Godsdienst langs dien weg de jeugd ingeprent: - en hier en daar vind men toch onder de Kapucynen verftandige Mannen. Toen ik in Cala brien was, had de Regeering nog geene fchikkingen. omtrend dc Schooien gemaakt, en wat naderhand gefcbicd zy, is my onbekend. Daarenboven ben ik van oordeel, dat de inkomften van de Kloosters aanzienlyker zouden geweest zyn, en het Volk 'er meer voordeel van zou getrokken hebben, byaldien dc Monnikken vooreerst in de geruste bezitting van hun eigendom gebleven waren; en men dan Opzieners had aangefteld over de Kloostergoederen, en tegelyk de Monnikken onder die verplichting gefteld had, van niet meer voor zich te gebruiken, dan 't geen ze volftrekt nodig hadden,*ea het overige tot die einden* en oogmerken te belleden, die hun door de Regeering zouden worden aangewezen. Men had dan zo veele Amhtenaaren niet van noden gehad, en de inkomften door minder handen glydende, zouden 'er minder aan blyven hangen. Ook wasjiet Volk alsdan beter in ftaat geweest, om te zien waar-  C ALABRIEN. I93 Waartoe het geld gebruikt wierd, en zóu ten dien opzichte meer vertrouwen in de Monnikken, dan in de koninglyke Ambtenaaren gefteld hebben; Niemand had dan eenige rede van klagte gehad: want elk kon' wel begrypcn, dat het deel der Monnikken, in dien tyd van algemeene ellénde, wel wat minder mogt zyn, dan ten dage des overvloeds: en hadden zy dan geklaagd, dan zouden zy de Volksftem tegen zich gehad hebben. De Priesters zelve,-die tegenwoordig met de Monnikken een gemeenfchappelyk doel hebben, in klachten over de nieuwigheden in den Godsdienst üitteftortén, zouden dan, wanneer de Monnikken eenige ontevredenheid getoond hadden , alleen uit nyd en afgunst, hunne onbefchaamdheid en baatzuchtigheid opcnlyk ten toon gefteld hebben; In den beginne was ïignatelli zeer werk-' zaam , en overal befpeurde men zynen invloed; —• Terftond wierd 'er een welgeregeld en beknopt Rechtsbeftier opgericht. —■ Van de uitfpraak der Officieren beriep men zich alleen op hem. — Zelf de gewoone Overheid > die de groote oorzaak van de meeste ongeregeldheden was, kon voor de Officieren gedagvaard, en door hun beftraft worden. 'Er zou echter nog meer hebben kunnen uitgevoerd worden, wanneer de Officieren beter onderfteund waren. Maar in plaats van dat, ontnam men hun, uit eene kwalyk begrepene fpaarzaamheid, de geoefende Soldaaten, en liet hen een klein hoopje ongeoefende Land militie, om daarmede eenen woesten hoop te beteugelen. — De eerfte wooningen wierden, gelyk men ligt begrypcn kan, flegts van gemeene en dunne planken opgericht, waarby de bewooner nog altoos blootgefteld N 3 bleef  I04 CALABRïEN. bleef voor de ongemakken van Weêr en Lucht. ~* 't Was ook volftrekt onmogelyk hier zo fpoedig de behoorlyke fchikkingen tot geryf der inwooners te maaken. Men was niet eens in ftaat om in allen deele het noodzaakelykc te bezorgen, hoeveel te minder dan dat geene, wat tot gemak dienen kon. Aan het laatfte kwam het nog geheel niet toe: vooral daar het gebrek aan behoorlyke noodwendigheden", van voedzel, dekzel en inwooning, befmettelyke ziekte veroorzaakte, die onder een Volk, 't welk door onheilen geheel ter neergebogen, en by het welk de Geest volftrekt uitgeblust was , nog gevaarlyker moesten worden. De Gcncesheercn van Calabrien waren daarenboven de kundigften niet,en 't getal der geene, die men van Napels derwaards gezonden had, was gering. 'Er was daarenboven gebrek aan de nodige Geneesmiddelen , en aan behoorlyke voorzorg voor de kranken. Was 't bier wel te verwonderen, dat 'er in de twee eerfte Jaaren meer dan veertig duizend menlchen door befmettelyke ziektens omkwamen, ja dat op verfcheiden plaatfen de voortplanting van het menschdom geheel ftilftond, of ook geen kind het eerfte Jaar bereikte. — Dit alles baarde de treuri*. fte vooruitzichten , naardien dit zeer wel de ontvolking van de geheele Landftreek ten gevolge kon hebben: en uit dien hoofde vorderde dit in 't byzonder den aandacht der Regeering. - Dan te midden in dezen toeftand van zaaken vertrok pignatelli na Napcls,zo het heette, voor eenige weinige dagen, om met de Regeering te raadpleegen; maar in plaats van dat bleef hy te Napels, en te gelyk bekleedde hy dezelve waardigheid als vooren, namelyk van vertegen- woor-  CALABRïEN. 195 woordiger des Konings. Evenwel washy, offchoon afvveezig, zeer werkzaam in het behartigen van de belangen van Calabrien. Dan de ontevredenheid van het Volk, met de gemaakte fchikkingen nam toe, toen nieuwe Aardbevingen by herhaling groote fchade veroorzaakten: daarenboven had de Militaire Jurisdictie, waarvan men te vooren geheel vreemd geweest was, de gemoederen zo zeer verbitterd , dat, 'er hier en daar openbaarc Oproeren ontftonden, waarby de Soldaat veelal te kort fchoot, en deerlyk mishandeld wierd. — Pignatelli kon vry zeker ftaat maaken op zoortgelyke mishandelingen, naardien het Volk gedreigd had, hem te zullen vermoorden, wanneer hy zyne voeten binnen de Provintie zette. — Dit ongenoegen des Volks, deed de Regeering het befluit neemen, om pignatelli in het Jaar 1787. te doen afftaan van dien post, eu dit werk aan het Collegie van Finantie optedraagen ; 't welk terftond eene Commisfie na Calabrien zond , om alles te onderzoeken en in order te brengen. De tyd zal het leeren, of men langs dien weg gelukkiger zal flaagen., Dit is ten minften zeker, het misnoegen en de ontevredenheid van het Volk zyn de grootfte hinderpaalen. Dit heerscht 'algemeen , en de Regeering is zo machteloos, dat zy het in 't allerminfte niet durft waagen, om eenige ftrengheid te gebruiken, ja zelf is men in de zedclykc noodzaaklykheid geweest, om alle ongeregeldheden, die 'er by de Oproeren plaats gehad hebben, niet alleen ongeftraft tc laaten, maar zelf geheel ftil te laaten rusten, zonder "er eenig onderzoek na tc doen. P i-g n a t e l l i had verfcheiden houten buizen of N 3 een  T$6 |calabrien_ een zeker zoort van Barakken .laaten oprichten. Deze gebouwen zyn even goed, als onze gewoone huizen, wanneer men 'er flechts eenige kosten aan befteed. Ze zyn niet hoog, hebben nooit meer dan twee verdiepingen, en de Balken zyn door yzeren krammen cn ketenen aan elkander vastgemaakt: van buiten en van. binnen zyn ze met planken en riet bekleed. — Wanneer iemand 'er veel aan te koste wil leggen, trekt hy 'er nog van buiten eene fmalle muur tegen op. Deze huizen zyn tegen eene Aardbeving beftand,ten zy dan dat ze door het Aardryk verzwolgen worden; ~ ten ergften zou de buitenfte muur 'er affpringen. — Zodanige wooning kost omtrend zes honderd Ryksdaalders (of twaalf honderd Guldens). Men kan hieruit afneemen, hoe onkostbaar die huizen zyn, by welke met 'er alleen op aan komt, dat ze digt en droog zyn, en die tot dat einde flechts op vier paaien liaan, zon' ■der verder het Aardryk te raaken. Pignatelli liet ook groote en ruime Kerkhoven vervaardigen en het begraven van de Lyken in de Kerken wierd volftrekt verboden. — Geen bevel kon voor dit land van meer belang zyn, cn echter kante de Adel zich 'er ten uiterfte tegen aan; zy bragt alles in beweging om dit bevel te doen vernietigen: maar te vergeefs. — De Aarts - bisfchop van Reggio, een oud eerwaardig Grysaard, was de eenige die een Grafkelder voor zich cn zyne opvolgers in de Kathedraal e kon verwerven. Over het algemeen heeft de Adel zich veel meer tegen de fchikkingen der Regcering aangekant, dan dat zy dezelve zou hebben zoeken te bevorderen eenige weinige echter uitgezonderd. In plaats van hunne Onderdaanen te onderftcu- nen,  CALABRIEN. 197 nen, zochten zy hen veeleer te kwellen en te onderdrukken. — De Regeering liet de geene, die te Napels buiten Ambten en Bedieningen leefden , en in ledigheid den tyd lieten , aanzeggen, dat zy naa hunne landgoederen moesten vertrékken, om voor alles mede behoorlyk te kunnen zorgen. Dan naauwlyks waren zv hier gekomen, of'er kwamen van alle kanten zo veele klagtcn in, over hun gedrag, dat men genoodzaakt was, hen te beveelen om naa Napels te rug te keeren. Aan de weelde en de pracht, die ze in de Hoofdftad vertoonden perk en paal te ftellen, en door deze befpaaringen hunne goederen en bezittingen te verbeteren , fchoot weinigen te binnen, en het getal der geene die het ter uitvoer bragten was nog minder. —■ Men heeft een ontwerp gemaakt, om de Steden weder optebouwen , en in plaats van fteenen huizen de te vooren genoemde Barakken opterichten. Men heeft eenigeKrygsbouwkundige derwaards gezonden; deze moeten het opzicht hebben over de algemeene inrichting, en maaken , dat alles in eene geregelde Order herfteld worden, vooral dat de ftraaten m de Steden lynrecht en breed gemaakt worden. Het bouwen van Kerken is hier weder het eerfte werk, en de Armen, wier behoeften niet groot zyn, krygen weinig onderftand. Hadden de Geestelyken hun oogmerk bereikt, dan zou men weinig dagen na de Aardbeving reeds een begin gemaakt hebben, met het bouwen van een Kerk. Priesters en Monnikken hadden rust noch duur, voor dat zy de klokken uit de puinhoopen te voorfchyn gebragt, en aan Balken opgehangen hadden , om ze te kunnen gebruiken : ook N 4 had-  *98 CALABRIEN. hadden zy terftond eenige Barakken tot Kerken opge* flagen. - Te Reggio ftonden reeds in 't Jaar 1786 veele nieuwe huizen, en verfcheiden ftraaten waren reeds gereed. Men had oude overblyfzels van Muuren zo fpoedig, als mogelyk was, omvergeworpen en den puin uit den weg geruimd. De Regeering had ten oogmerk voor de haven van Reggio een dam te leggen, zo als die te Mesfina voor de Aardbeving was; maar zo ze dezelve hoogte moet hebben, dan loopt ze ook hetzelve gevaar om door eene Aardbeving omvergeworpen te worden. Met Bagnara heeft men insgelyks den aanvang gemaakt, om hetzelve weder optebouwen: maar de overige Steden liggen nog ender de puinen. Het Volk, 't welk zelf met de beste fchikkingen der Regeering ontevreden is, was 'er zo wel in Calabrien als te Mesfina ten ukerfteri ongezegd over, dat het op eenen geregelden voet de bebouwen moest oprichten. - Men wilde de nieuwe huizen volftrekt op de plaats der ouden ftellen al was de daardoor veroorzaakte fchikking ook nog zo ongemakkelyk, - Dit was onder anderen het geval met Oppido. Deze Stad lag op een berg, die volkomen de gedaante van een Eiland had; cn was geheel van water beroofd. Elke Ton water moest beneden aan den voet van den berg gefchept, en vervolgens tegen de fteilte opgewerkt worden. — Dc Regeering had eene aangenaame en vermaakelyke vlakte omtrend drie vierde myl van daar gelegen, voor deze Stad uit gekozen; hier was overvloed van water- - en met dat al was bet Volk 'er volftrekt niet toe te bcweegen Omgekeerd was het geval te Mesfina, waar men hei Volk er met toe brengen kon om op dc voorige plaats te  CALABRIEN. 199 tc bouwen , naardien ze bevreesd waren , dat eene Aardbeving alsdan op nieuw hunne huizen zou omkeeren, en daarom verkoozen zy liever de huizen buiten de Stad te plaatfen. — Ik heb te vooren reeds aangemerkt, dat het verlies van den meer gegoeden inwooners grooter was, dan dat van den gemecnen man. Veele van de eerfte wierden tot den bedelftaf gebragt: daarentegen de geringe door allerlei middelen zich wisten te verryken, het >< zy door dieveryen, of ook door hooge loonen voor hunnen arbeid te eisfehen. — Door het uitfterven van geheele huisgezinnen en familiën wierden andere op 't onverwachtst eigenaars van hunne nalatenfchap ; en andere geraakten in 't bezit van goederen, waarvan de ^ rechtmatige eigenaars uit gebrek aan behoorlyke be' wyzen, die met de Aardbeving en verwoesting verloren waren, en uit hoofde van de Hechte handhaving van het Recht verftoken bleven. «— Voornaamlyk leden de eigenaars van landgoederen, (en deze zyn bykans alleen de vermogende) aan hunne Olyf bosfehen. De overgebleven Olyfboomen hebben weinig geleden, naardien deze boom altoos, zelf in eenen geheel onnatuurlyken ftand, vruchten voorbrengt. Maar hoe veele zyn 'er niet door de Aardbeving geheelënal vernield, en door den van een gefpleeten grond als 't ware verbonden? Hoe veele zyn 'er niet door de golven overftroomd,en door de Meiren weggefpocld? — 'Er zyn 'er in Calabrien, wier goederen thans meer dan vier ja zelf vyf duizend Ryksdaalders minder waard zyn, dan voorheen. Daarenboven is de oogst van de Olie van Jaar 178a, die nog in de Pakhuizen en Magazynen lag , geheel vernield. Te Seminara N 5 werd  soo CALABRIEN. word zeer veel Olie opgelegd, en veele aanzienlyke huizen, zyn door dien handel ryk geworden. Toen hier kort na den eerften fehok eenige huizen begonden te branden, ging dit vuur over tot de naastgelegene Magazynen met Olie. - Nu was alle poging onnets te redden te vergeefs. Een van de aanzienlykfte Magazynen lag zo vol, dat toen de vaten fprongen de Olie van daar ander half Italiaanfche mylen ver voort liep, tot in een dal naby de Rivier Petrace (*\ De oogst van de Olie was dus voor dit eerfte Jaar geheel verlooren. In het volgende Jaar kon 'er ook geen overvloed plaats hebben, niet alleen omdat de Bodem op veele plaatfen van een gereten was, maar ook omdat de Eigenaar geene genoegzaame voorzorg voor de boomen kon draagen , en de Olyven naauwkeurig moeten behandeld worden, ook nog na den oogst veel moeite en ruime gebouwen tot het uitpcrfen vcrcisfchen. ■— De Regeering, te wel overtuigd van het belang, 't welk Calabrien by den Olyfbouw had, zond den Marchefe grimalbi, een broeder van den te vooren genoemde francisco antonio grimaldi, naa Calabrien, om middelen te beraamen, hoe de Olyfbouw weder in Order kon gebragt worden. Hy vond, volgens de gedrukte berichten, die (*) De Eigenaar van dit huis wierd door de puinhoopen geheel bedolven , zo dat men hem niet kon redden. Men hoorde hem om hulp roepen, maar het was te vergeefs. Een Priester nam nog de biecht van hem af, en gaf hem de Abfolutie. Eenige dagen bleef hy in dien akelige toeftand tot dat hy door de vlam verteerd wierd.  CALABRIEN. ZOT hy zelve uitgeven heeft (*), dat alle Landeryen en Akkers met Olyfboomen vernield waren; het middel tot herftel, 't welk hy opgeeft, is, dat 'cr door de Regeering een fonds worde aangeweezcn , waaruit de Eigenaars geld te leen kunnen ontfangen, en dus langs dien weg in ftaat gefteld kunnen worden, om hunne verloren werktuigen en Magazynen weder te bekomen. Dc vaste goederen zouden voor den Koning ten onderpand verftrekken, voor de voorgefchoteri penningen, die nooit de waardy van het eigendom mogten te boven gaan, en dus zou deze Kas voor alle fchade veilig zyn. Langs dezen weg zou tevens de deur gefloten worden, voor allen woekeren Monopolie, waardoor dit Land, reeds zo diep gezonken, nog armer en ellendiger zou worden: ja langs dien weg zouden deze woekeraars zelf gedwongen worden, om hun geld tegen billyke Renten aan den Landeigenaars over te geven, en dit geld van deze onder den Landman en handwerkers komen. Grimaldi zelve befchouwde den toeftand van Calabrien niet zo, als of 'er geen deminfte hoop op herftel ware. Zie hier zyn eigen woorden. „ Wan„ neer men de zaak onbevooroordeeld befchouwd, zal men vinden dat de Aardbevingen aan Calabrien wel „ groote, maar geene onoverkomclyke fchade heb„ ben toegebragt. 'Er zyn, dit is waar, veele Bur„ gers op eene beklagenswaardige wyze om het leeven »» ge- (*) Memoria del Marchefe Dominico Grimaldi, diretta al fupremo configlio di Finanze per lo riftabilimento dell' Induftria olearia e dell Agricoltura nelle Calabrie et akre Provinzie del regno di Napoli. 1783. 8. 56- bladz.  40a CALABRIEN. „ gekomen , en dit is wezenlyk het grootfte verlies. „ De grond is nog even vruchtbaar, de boomen zyn » niet uitgeroeid, de groei der planten en gewasfen „ is meer dan te vooren, en het getal van inwooners „ is nog niet zo verminderd, dat 'er gebrek aan de „ nodige handen tot den Landbouw en tot de bear„ beiding van de voortbrengzelen des Lands zou plaats „ hebben, Calabrien heeft dus na de Aardbeving nog „ de zaaden van Ilykdom en Welvaart in zich zely, „ en het onheil, 't welk dit land thans drukt, beftaat „ alleen in een tegenwoordig gebrek aan levens on„ derhoud, aan geld, en aan credict.'" — Ik denk dat deze weinige berichten van den toeftand van Calabrien tc dier tyd, toen ik dit ongelukkig Land doorreisde, myne Leczeren genoegzaam in ftaat ftellen, om de fchade te beoordeelcn, dien de Aardbeving veroorzaakt heeft, en hoe weinig 'er over het geheel nog tot herftel van deze Provintie is in het werk gefteld. In het begin van deze afdeeling heb ik de plaatfen, die ik op myne Reize door Calabrien gezien heb, reeds opgenoemd, cn in myn verhaal heb ik hier en daar befchryvingen ingelascht van deze en geene plaatfen en Landftreeken. — Eenige waarnemingen, welke in geen verband ftonden met het gemelde van den tegenwoordigen toeftand van Calabrien, en die echter belangryk zyn, zal ik hier nog byvoegen. Het gezicht van Reggio op de Kust van Sicilië is niet minder fraai, dan dat van Mesfina op Calabrien. Men ziet de fteile Oevers van dit Eiland, van bet voorgebergte Peloro af, 't welk tegen over de Stad Scylla ligt, tot aan de Haven van Ca.anie. Dc /Etna ver-  CALABRIEN. 203 vertoond zich in zyn volle luister, en hoewel deze bero- omtrend twaalf Mylen van Reggio ligt,ziet men hem even zo duidelyk als op het Theater van Taor- mina (*)• De weë naa Seminara 1S r01™11^ ; n? loopt door Bosfchen van Oranje- en Olyf-boomen. De bergen, die men hier aantreft zyn alle van een gefpleten, en vormen zeer diepe Valleyen,, wier hoekige en feherpe gedaante genoegzaam aanduid, dat ze hun aanwezen aan de Aardbevingen verfchuldigd zyn. 'Er was eene Valley, die door haare diepte zich van alle anderen onderfchcidde, en door een fteil neêrloor pende berg van eene andere kleinere Valley afgezonderd was. Men vind alom de fraaifte en bekoorlykfte gezichten, zo wel naa den kant van de vlakte van Calabrien, die door de hooge appenninifche bergen omringd zyn, als naa de Zeekant en op de Kust van Sicilië. Reeds is het Land op verfcheiden plaatfen weder bebouwd, en in weerwil van de verwoestingen redelyk bevolkt. — Doordien het aan den voet van het Appenninifche gebergte gelegen is, legt het vooral bloot voor de Bergftroomen,die met geweld nederftortende, groote fteenen voortftuwen, en de vlakte met water bedekken. Op verfcheiden plaatfen zag ik het (*) Taormina ligt aan de Siciliaanfche Kust tusfehen Catania en Mesfina, genoegzaam in eene regte lyn met Reggio en den berg iEtna , meer of min in 't midden tusfehen deze twee. Het Toneel, waarvan hier gefprooken word, is nog van den ouden tyd overgeblevenen het eenige,'twelk men thans meer vind. Van alle oude Schouwburgen houd men dit vcor het grootfte. De Vertaaler.  2°4 CALABRÏEN> het Land met Rivieren doorfneden, en groote en kleine fteenen op de Akkers verfpreid. Deze fteenen zyn voor Liefhebbers der natuurlyke Historie van Veel belang, dewyl ze door middel van dezelve best in IbW zyn, de natuur van het Appenninifche gebergte te leeren kennen. Alle deze fteenen komen van hetze ve, en hunne geaartheid toont duidelyk, dat dit gebergte geheel geene vuurbrakende ftof in zich bevat, naardien ze kalkachtig zyn, of tot de Granitfteen behooren. - Op myne reize kwam ik op- een kaaien eii zeer ftenen kalkberg, die een halve dag reizens van Reggio af lag. Op dezen berg ligt een vlek, Chiumara del Muro genaamd, 't welk weinig of geen fchade van de Aardbeving gehad had. Met dat al had de vrees voor eene herhaalde Aardbeving hen met zulke een-fchrik vervuld, dat zy hunne fteenen huizen verlaaten, en nieuwe houten gebouwen, in den te vooren befchreven fmaak, tot hunne woonplaatfen gekozen hadden. Deze houten huizen zyn op drie byzondere höopen gebouwd, en dit maakt, wanneer men van de hoogfte Toppen van den berg nederwaards ziet, een zeer byzonder vertoon. Op de kruinen van dezen berg is een by uitftek, ruim gezicht. De geheele Siciliaanfche Kust lag als 't ware voor my, cn wanneer de. Dampen en Nevelen het niet belet hadden , zou ik zeer wel tot aan den Zeeboezem van Syracufe met myn gezicht hebben kunnen reiken. — Op dezen kalkberg vind men alom fpooren van verwoestingen door Aardbevingen aangericht. ^- Alles is tandswyze uitgehold, en met feberpe punten voorzien. — Onder de Rots bruischt een waterval in verfcheiden ftroomen door naauwe, tands*  CALABRIEN. 205 tandswyze gefpleten, openingen die door ftukken van de Rots half bedekt zyn. Aan den kant van Reggio zyn deze Rotfen zeer hegt en fterk. De rug van den berg is lang , 'er word veel Vee geweid. Hier en daar zyne kleine boschjes van kastanjeboomen, die, vooral in de dalen aan de andere zyde van den berg in overvloed gevonden worden. — Toen ik van den berg nederwaards ging, kwam ik door deze dalen , ik wandelde in de febaduw van de Rotfen, en aan myne zyde had ik dc neêrrollende en voorbyfnellende ftroom. — Hier heb ik iets gezien, waarvan ik my te vooren nooit eenig denkbeeld heb kunnen vormen. — Dien berg, die van den eenen kant zo hegt en fterk was, vond ik aan.de andere zyde en in bet midden door ouderdom bros , zo dat ik de kalkfteenen in • de hand tot ftof kon wryven; en zelf de Granitfteen , die mede eene gedeelte van dezen berg uitmaakt, was zo week dat ik denzelven met de hand kon breeken. 't Was des avonds reeds laat, toen ik te Seminara kwam, 't welk aan den voet van den berg ligt. De weg derwaards van den berg af, is fteil en moeilyk. Ik'had brandende toortfen om den weg te vinden. Dan een hevige wind blies dezelve uit, en nu waren myne wegwyzers tevens in gevaar om te verdwaalen: ik had 'er reeds'ftaat opgemaakt, van eene donkere koude Nacht onder den blooten hemel te moeten doorbrengen; toen wy gelukkig op den rechten weg en zo eindelyk in de Stad kwamen. — Seminara was weleer eene van de volkrykfte en vermogendfte Steden van Calabrien, waarin veele ryke en aanzienlyke Kooplieden woonden : en thans is die Stad zo verwoest,  ao5 CAI, ABRÏKtf. woest, dat de breede ftraaten in fraalle voetpaadjes veranderd zyn , zo dat de inwooners zelf de plaats van hunne voormalige woningen niet kunnen weder vinden; cn alle huizen in puinhoopen omgekeerd zyn, zo dat niet flechts de Muuren door de Aardbeving om verre geworpen, maar zelfde muurfteenen tot gruis verbryzcld zyn, Eenige Muuren van een Kerk cn van een Klooster zyn de eenige bewyzen, dat hier te vooren eene Stad geftaan heeft; en wanneer over eenige Jaaren het gras over de puinhoopen grocid, en dezelve bedekt, dan zullen deze eenzaame Muuren de eenige kenmerken zyn, van de voormalige gelegenheid van Seminara. Naast aan deze puinhoopen is een van de grootfte Meiren,'t welk de Aardbeving heeft gevormd. Het draagt den naam van Lago del Tonic-; het is 2380 handbreed lang, 1250 breed, en 70 handbreed diep. Op die plaats ftond te vooren een bosch van Olyfboomen. De Aardbeving fpleet den grond van een, en in die diepe fcheur kwam eene verzameling van water. In den beginne was dit water zwart van kleur, en had eene zeer onaangenaams reuk. Naderhand wierd het van tyd tot tyd helderder ; men maakte diepe grachten om het water af te leiden, en men was by myn vertrek reeds zo vergevorderd, dat bet water in dit Meir, op verre na zo hoog niet meer ftond, als in andere Meiren, die door middel van dc Aardbeving ontftaan waren. Ook wierd de Lucht niet zo fterk als andere plaatfen door de dampen van dit Meir befmet. Na myn vertrek is dit werk nog meer verbeterd. Men heeft den grond verhoogd, zo dat dit Meir nu niet meer dan 27 handbreed diep is; ook heeft men met veel moeite en kos-  CALABRIEN. SC? kosten eene Rivier door hetzelve geleid , ten einde het water te doen ftroonien, zo dat 'er nu geene fcha•delyke dampen meer kunnen uitwazemen. — By dit Meir heb ik ook gelegenheid gehad, om den grond van Calabrien te leeren kennen. Men kan terHond op het eerfte gezicht ontdekken, dat de grond ■tot aan den voet van het Appenninifche gebergte uit niet anders beftaat, dan uit modder cn Zee grond. — Men vind 'er een vette taaije kley, eloormengd met fchelpen cn glimmende Aarde. Overal ontdekte ik op myne Reize de bewyzen van de Aardbeyiögj vooral in de dalen. Ik zag de plek, waarop weleer de Stad Caftellaccio geftaan had. Deze Stad lag op een berg, die met alle de huizen, die 'er op ftonden weg zonk, zo dat 'er geen fpoor meer van overbleef. — Niet ver van daar, op den top van .een andere berg, ftond een Orange bosch,'t welk met den grond, meer dan honderd voeten neerwaards zonk. -Myne geheele Reis liep tusfehen overblyfzels van Bergen, Steden en Huizen, door eene aangenaame «n vruchtbaare vlakte. — Tegen den avond kwam ik in la Tuba, werwaards eie weinige overgeblevene van de verwoeste Stad Oppido, gevlucht waren, en waar zy hunne armoedige en gebrekkige hutten opgeflagen hadden. Door middel van de Aardbeving was 'er inde nabuurfchap van deze plaats een dal ontdaan, genaamd Lago del Birbo. — Deze grond was te vooren met Wynftokken beplanten thans is 'er een dal met drie Terrasfcn die fchuins over elkander hangen, en honderd cn twintig voet diep zyn. Beneden aan den voet loopt eene Rivier. -Aan de andere zyde is de Aarde lynregt neêrgefchoten ter ftoogte van bykans honderd Ellen. De geheele ftrcek die <■ O ge-  2o8 CALABRIEN. gezonken is, beflaat omtrend drie Italiaanfche Mylen in den omtrek. — Ik heb hier weder gelegenheid gehad, om nadere kundfehap van den grond van Calabrien op te doen. Ik ontdekte niet het minfte blyk van Lava of andere brandftof: ze beftonduit kley, zand,glimmende aarde,en eene weeke leyachtige ftof, zaamgefteld uit kalk- en quartsfteenen, die aan elkander gekleefd zyn. •— Op den weg van la Tuba naa Oppido vind men alles bykans verwoest: de bergen zyn ingeftort en de velden omgekeerd. Deze Landftreek fchynt als 't waare het middelpunt van de Aardbeving geweest te zyn, en het meest geleden te hebben. Twee dagen hield ik my onledig met het bezien van Oppido, Santa Chriftina en Cofoleto. Werwaards ik oogde, overal zag ik verwoestingen: ik hoorde niets dan verhaalen van Aardbevingen en derzelver treurige gevolgen. De een betreurde zyn Vriend, een ander zyn Broeder, een derde zyne Echtgenoot, andere weder hunne Ouders of Kinderen. ~ En niemand kon zich nog veilig achten, naardien het Aardryk nog by aanhoudenheid woelde , hoewel men in die dagen , toen ik in Calabrien was, geene Aardbeving befpeurde. —. Hoe treurig ook de befchouwing van deze onheilen zyn mag, en hoe gefchikt dit ook zy om den Geest in eenen zwaarmoedigen luim te brengen, men vind echter nog ltof genoeg tot vervrolyking en opbeuring,zo ras men flechts de oogen kan afwenden van dien gruwel der verwoesting. — Het land is nog zeer bekoor, lyk: de gezichten over de vlakte van Calabrien, en op de.kruinen van het Appenninifche gebergte, waardoor die vlakte geheel omringd word, zynoverheer- lyk-  c a l a b"Tr i e n. ao9 lyk. De Lucht is als doortrokken, van de aangenaame geuren der Bosfchen en Gewasfen, die het geheele land door in het wild groejen. Te midden onder de fprekenfte bewyzen eener vrceslykc verwoesting door de Aardbeving, word de aanfehouwer dikwerf zo verrukt, door de fchoonheden der Natuur, dat hy zich welhaast zou verbeelden, de gelukkigftc Landsftreeken des Aardbodems, ja als 't ware, een Eden te Nadat ik de overblyfzels van Seminara, Oppido en Santa Chriftina gezien had, kwam ik des avonds laat te Cofoleto, geheel neêrflagtig van wegen de akeligheden die ik aanfehouwd en gehoord had, en tevens vermoed van eene moejelyke Reis, die te lastiger was omdat ik alleen reisde, naardien myn medgezel my te Oppido verliet, en na Mesfina wederkeerde, oewyl de akelige toneelen van de Aardbeving hem te zeer troffen. Op dien weg geraakte ik eenige kèereh het fpoor byfter. Myn Gids was een kleine knaap, die zelve den weg niet zeer kundig was • daarenboven vind men tusfehen Cofoleto en Santa Chriftina flegts voetpaden, en de eerfte Stad, werwaards ik mynen gang richte, ligt nog boven dat al in een hoek van het Appenninisch gebergte, te midden in een digt Bosch. ~ Toen ik te Cofoleto kwam, trof my eene nieuwe ramp: zy alle, nan de welke ik brieven van aanbeveeling had, waren van huis: en daardoor wierd ik genoodzaakt, om by geheel onbekende perfoonen, aan de welke ik geene brieven van voorfchryving had , my te vervoegen , met verzoek om my te herbergen. ^ By geluk was bier de Ridder tramp o, van de Majthefer Orde Oi ^  2IO CALABRIEN. een Broeder van den overledenen Heer van deze plaats ; deze ontfing my met de grootfte gulheid en gemeenzaamheid , die de grootfte waarde heeft in 't oog van den gèen'eü die weet, wat het zegt, geheel alleen in een vreemd land te reizen , waar geene de minfte fchikkingen gemaakt zyn, ten behoeve van Vreemdelingen en Reizigers. — De geheele Familie , welke de plaats toekwam, was by de Aardbeving ongelukkig ter dood gekomen, uitgezonderd alleen de jongfte Zoon, die eenige dagen daarna levendig van onder de puinhoopen wierd opgehaald. Dit droeg zich dus toe. — Men zat met eenige vreemdelingen aan tafel, tcrwyl de Aardbeving begon. Een van het gezélfchap nam de vlucht door eene opening in de Muur door de Aardbeving veroorzaakt, en die zich zo fpoedig weder floot, dat hy zelf zyn eene feboen in de puinhoopen moest achter laaten. Van alle de geene die onder de puinhoopen begraven waren wierd niemand gered, dat het voornoemde kind, en een geneesheer. — De plaats wierd geheelënal verwoest, twee honderd menfehen fchooten 'er het leven by in, en van de agt honderd overgeblevene waren 'er in het Jaar 1736. reeds vier honderd aan befmettelyke ziektens geftorven. — Van Cofoleto vervorderde ik myne Reize, over bergen en dalen, en langs zeer veele Olyfbosfehen; en zo kwam ik te Santa Eufcmia, eene Stad aan den voet van den berg Afpro, een van de hoogfte onder de Appenninifche bergen. De fteenen gebouwen in deze Stad waren alle door de Aardbeving neêrgeworpen;dan de houten huizen, hadden niet van belang geleden. De fchade was echter groot. 'Er waren veele vrou»  CALABRIEN. SII vrouwen by omgekomen , wier mannen buiten de ■ Stad en op Reis waren. Men fchat bet getal van die perfoonen der'andere fexe, welke in den bloei hunner Jaaren omgekomen zyn, op agt honderd. Intusfehen is het Volk reeds gerust en wel te vreden; men fchynt de ellende van de Aardbeving te vergeten : 'er zyn ook voor hun bronnen van beftaan, die andere hunner Landgenooten moeten ontbeer en. —. Zy hebben een fterke Commisftehandel op dat gedeelte van Calabrien, 't welk aan de andere zyde van het Appenninifche gebergte ligt, en daarenboven trekken zy veele voordeden uit den Handel en Scheepvaart op de Kusten van Sicilien en Italien. — Daarenboven verfpreid de zuivere zagte Berglucht haare weldaadige invloeelen, dewyl zy deze Stad voor befmettelyke ziektciis bewaard, waardoor de andere plaatfen van -Calabrien zo zeer bezocht zyn , cn boven dien het hart vervrolykt en de Geest opbeurt. — De Stad heeft door haare hooge ligging een fchoon gezicht over de vlakte. Nergens vind men in Calabrien meer lichaamelyke fchoonheid dan in deze Stad en in de omliggende Landftreek tot aan Bagnara en Scylla toe. Dc Mannen zyn groot, fterk, en rank ,van lichaam, cn hebben een èèrlyk voorkomen; in 't gemeen hebben zy veel overeenkomst met de Noorwegers ; de Vrouwen zyn groot cn welgedaan, cn doorgaans fchoon van gedaante , ja zelf veele zyn zeer be_ koorlyk. ■ Op myne Reis wierd ik op 'tonverwachst verrascht door het allerverrukkenst gezicht. Ik ontdekte van eene hoogte de.Eolifche Zee, Stromboli, Vulcano en de andere Liparifchc Eilanden verre weg aan den O 3 Ge-  213 CALABRIEN> Gezigteinder, Mesfina, de Siciliaanfche Kust, en voor my in de laagte de overblyfzels van Biggara en den Cab briefche Oever. - Dit fchoon en bekoorlyk gezicht behield ik, geduurende myne ganfche Reis langs die fteile en onvruchtbaare Rots, die den voet van dien berg uitmaakt, en die eerst by den Oever ophoud. Hier ftond te vooren Bagnara, eene van de bloeijenfte Steden van Calabrien. De oude Stad is geheel verwoest. - De inwooners hebben eene meuwe Stad aangelegd , en alle gcryflykheden zich zo weeten te bezorgen, dat zy daardoor hunne voormalige rampen geheel fchyncn vergeten te hebben. Eindelyk kwam ik weder aan de Zeekant: ik reed langs denzelven voort in de fchaduwe van hooge Rotfen van Granietfteen , waardoor de Kust van Calabrien tegen de aanvallen der Zee beveiligd is, maar die tegen de fchokken der Aardbeving niet beftand waren. Op onderfcheidcn plaatfen zyn groote ftukken van dien Rots afgefcheurd, die hier en daar op den weg liggen, en denzelven zo wel moeilyk als -e vaarlyk maaken. Binnen weinig tyd bereikte ik de" van ouds vermaarde Rots, Scylla. Zy heeft gelvk ten tyde van homerus twee toppen, op de eene m de Stad Scylla, en op de andere een^ Kas! .cel. - Thans word het niet van gedrochten, maar van menfehen bewoond. De Zee paalt aan den vo van dit voorgebergte, en rondom hetzelve in de Zei zyn kleine Rotfen, waardoor de baaren gebroken en dat gedruisch veroorzaakt word, 't welks aan' leiding gaf tot de Fabel van de roofzuchtigehonden dT RoS'te iferk5^ ^ ^ ^ de Rots te fterk was, dan dat de Aardbeving zo veel na-  CALABRIEN. £13 nadeel aan dezelve zou hebben kunnen toebrengen { de inwoners zouden gelukkig geweest zyn, indien zY op de Rots gebleven waren. Dan in weerwil van den Raad van des kundigen, die vastftelden dat hier even gelyk by de Aardbeving van Lisfabon, de Zee hevig gefchud zou worden, gingen zy aan ftrand, en zochten aldaar hun heil in groote en kleine fchuitcn _ By de tweede Aardbeving in den Nacht tusfehen den vyfden en zesden February, wierd 'er een groot ftuk van eene Rots afgefcheurd, en met zo veel geweld in Zee geworpen , dat daardoor en door de fterke fchuddingen, de Zee op 't hevigst beroerd wierd, en tegen de Oevers aandruiste, zo dat eene «olf dertien honderd menfehen verflond, waarvan de nieesten verongelukten, terwyl 'er flechts weinige IZ kleinere baaren op 't nabygelegen ftrand geworpen wierden. Onder de ongelukkigen was ook de Vorst van Scvlla, die zyn vast verblyf verlaaten had, om in dif treurig lot met zyne Onderdaanen te deele" Ik ontmoette te Scylla een van de geene die t gevaar gelukkig ontkomen waren Hy geraakte, !oo het ginds en weder flingeren, in een Net verward, waarmede hy door een golf aan een Rots wierd geworpen, waaraan hy bleef hangen Hier eindigde myne Reis door Calabrien: ik ging met een Boot weêr te rug na Mesfina. Nooit heb ik in zo korten tyd zo veel geleerd als in deze^agt dazen in dit Land, waaraan de Natuur alles heeft te koste gelegd, om'er een gezegend gewest van te maa ven 't welk overvloed van alles heeft, en t welk tWlyk aan zo veele rampen onderhevig is geweest, /e het in den diepften afgrond van verderf konden  £14 CALABRie n. ftorten £ Mocht dit Land in 't vervolg ..elukkigeré dagen beleven! Mocht eene wyze Régëerlhgdë rèW te pogingen in 't werk ftellen om dit Land gelukkig te rMakeh! - Maar, helaas! het is zints dien tyd met bevryd gebleven van diergelyke rampen. In de Maand February van 't Jaar 1789. hebben 'er wcêr nieuwe Aardbevingen plaats gehad, waardoor, volgens de jongfte berichten veele verbeteringen reeds weder verydcld zyn, cn vooral de niéuwe.iririehtin. gen veel fchade g.leden hebben. Li dit gedeelte van Calabrien zyn geene oudheden vooLnanaen. Wat in Reggio gevonden wierd, is door cte Aardbeving vermeld. Trouwens, nien vond 'er mets, dan eenige opfchriften, die een geleerde Kanunnik , M o ris a ni genaamd in de Infcriptioncs Rhegmae (Neap. 1780. 4to.) verzameld heeft Men wil dat het aloude Marmentum omtrend Oppido geftaan heeft. - Intusfehen zyn de oudheidkundige daarover in het onzeker. Myn tyd was tekort, en andere oogmerken van te veel gewicht, dan dat ik mv zou hebben kennen mlaaten in onderzoekingen van dien Aart. - Ik vroeg bier en daar na oude Munten, dan overal kreeg ik hetzelve antwoord; dat namelyk de Geleerden, die door dc Maatfchappy der Wetenfchappente Napcis herwaards gezonden waren, alle* opgekocht hadden, wat men na de Aardbeving, waardoor jeel te voorfebyn gekomen was, gevonden Ten befluite van deze afdeeling voege ik nog eenige berichten oy, rakende den Koophandel van Calabrien zo als ik denzelven in dit land bevonden heb. Dc voornaamfte voortbrengzelen van Cajabrien zyn Olie,  Olie, Zyde, Manna en Agrumi. Dan zedert de Aardbeving heeft men geen voordceligen oogst gehad, misfchien uit hoofde van de verandering van den grond, die welligt met veele zwaveldeeltjes als doortrokken is\ ('t geen grimaldi echter in eene te vooren aangehaalde plaats rechtftreeks ontkent:) misfchien uit hoofde van eene veel eenvoudiger oorzaak, namelyk uit gebrek aan yver en werkzaamheid by den inwooner, en uit mangel van de nodige werktuigen cn gcrc-?dfchappen. — Vooral was de Olie-handel zeer belangryk ; veele zyn 'er die 'er fchattcn mede gewonnen hebben. 'Er waren in de kleine Stad Sei iinara verfcheiden inwooners, die meer dan ééne tonne Gouds hadden gewonnen. — De Calabriefche Olie is door geheel Europa vermaard, en word wyd en zyd verzonden. Met dezen wydlopigen buitenlandfchen handel heeft Calabrien weinig te doen : doorgaans word dc Olie en andere voortbrcngzels naa Mesfina gebragt, en van daar verder verzonden, omdat groote Schepen niet veilig in dc Haven van Reggio kunnen liggen. Een tweede hoofdtak van den Koophandel in Calabrien is de Zyde-handel, die te vooren zo wel hier als in Apulien veel bloeicnder was , dan tegenwoordig. Men heeft in de laatfte tien jaaren geene jonge Moerbczicboomen geplant, en de oude fterven van tyd tot tyd. Veel fchade doet hier de wynftok die men rondom de Moerbezieboomcn plant, naardien dit in de eerfte Jaaren denzelve te beter doet groejen, en de Moerbezieboomen tevens wel zo veel vruchten daardoor in den beginnen opleveren. Dan jn 't vervolg worden dc boomen daardoor geheel beO 5 dor-  316 Calabrien. dorven. Het getal van Zywormen moet groot zyn, naardien men van de 160 Eyeren flechts twee bewaard tot de voortplanting, de overige worden gedood. Intusfehen word 'er nog geduurig Zyde uitgevoerd. De jaarlykfche uitvoer van Reggio en de omliggenden plaatfen is doorgaans tusfehen de vyftig en honderd duizend Pond, al naar dat de Oogst gelukkig uitgevallen is. Het Pond kost doorgaans vyftien tot zestien en half Carlini (*). 'Er ligt een zwaare Tol op den uitvoer der Zyde. — 'Er moeten vyf Carlini cn negentien Grani van betaald worden, en dat niet flechts wanneer dezelve buiten's Lands gebragt word, maar ook wanneer ze naa Mesfina, 't welk een vrye Haven is, verzonden word. Men heeft reeds de ernftigfte voorftellen over deze belasting aan den Koning gedaan , en grimaldi noemt het rechtftreeks „ het „ tegenwoordige verderflyke ftelzel, om de Zyde met „ eene belasting te bezwaaren." — Dan dezelve brengt, in weêrwil van de menigvuldige fluikeryen en bcclricgeryen van de Tolbedienden, te veel geld in 's Konings fchatkist, dan dat de Regeering zo fpoedig het befluit zou kunnen neemen om de tegenwoordige winst aan een nog toekomftig voordeel opteofferen. De meeste Zyde word naa Mesfina gebragt; het voordeel voor de vreemden, met de Zyde uit Reggio of andere Havens van Calabrien te haaien, is te gering, dan dat zy zich uit dien hoofde aan een grooter gevaar zo op de Calabriefchc Kust, als in de Haven van Reggio zouden blootftellen ; dewyl vooral de laatst- (*) Men rekend doorgaans tien Carlini op omtrend twe« Gulden.  laatstgenoemde by zommige Winden zeer onveilig is. Onder de Zyde Manufacluurcn munt het Damast voornaamlyk uit. - Intusfehen hebben de Fabrieken weinig opgang: - de rede hiervan is ten deele te zoeken in de hooge belastingen, waardoor zo wel by den Zydetecler, als by den Koopman de moed word uitgebluscht; en aan de andere zyde ook daarin, dat de Regeering van de door Haar aangelegde Fabrieken terftond in de eerfte Jaaren ryke winften verwacht, en , wanneer deze niet volgen , dikwerf de geheele onderneeming weder laat vaaren. In het Jaar 1784. ontbood men een Zyde Fabriekant van lion. Die man had met oneindig veele zwarigheden te worstelen. Een Timmerman vervaardigde zyne werktuigen en dat zo onnaauwkeurig,dat niet eene fchroef by den anderen paste. En evenwel maakte die man zeer goed werk. — Met dat al wierd hy in het Jaar 1786. weder te rug geroepen, omdat deze Manufactuur geen voordeel aan bragt. Te Reggio word veel handel met Wyn gedreven. Dezen Wyn is krachtig en meer of min zuur : men moet zeniet verwisfelen met de zogenoemde Calabrefe, 't welk een zoete roode Syracufe wyn is. —- Ook worden hier veel Citroenen, Orange- Appelen, Chinaas-Appelen,en Bergamotten uitgevoerd. — De geheele Landftreek rondom Reggio is als 't ware met Orange-boomen bedekt, welke de Lucht met de aangenaamfte geuren vervullen, en het oog ftreelen door de fchoone kleuren die onder het donker groen doorftraalen. Elk huisgezin heeft een boomgaard, en de meeste zouden alleen van deszelfs voortbrengzels zeer wel  £l8 c A E A B R f e Ét wel beftaan kunnen. Een boom brengt doorgaans zes of agt Carlini op: de Orange - Appelboomen leveren doorgaans meer uit, dan de Chinaas-Appelen, omdat de laatfte niet bepaald alle Jaaren vrucht draagen. Een kist met iöo of aoo Appelen kost vyftien Carlini, en zou nog meer kosten, ingevalle 'er niet veeie geduurende de verzending bedorven. — Wanneer de Regeering 'er werk van maakte, zou het m Calabrien niet ontbrceken aan bennvorken De vorige Koning van Spanje ontbood op raad van zyne Gemalin, eene Princes uitliet Saxifche huis, eeniee Bergwerkers uit het.Ertzgebergte. In 't begin moest men de Metaalen opzoeken, 'er kwam dus geen voordeel, en dit was rede genoeg om dien arbeid te ftaaken. Volgens de Lyst van een van deze Arbeiders, vind men hier — Bergblaauw, Loot en Zilver, roodachtig Zilver zuiver Zilver, Marcafiet, Antimonium, Salpeter met Cryftallcn; de laatfte vind men in grooten overvloed in den omtrek"van Capo Spartivento: — voorts Steenkoolen en Porcclein. aarde. De Regeering maakt zo weinig werk van dit ftuk, dat zy niet eens weet, dat jfommige van deze opgenoemde dingen onder de aarde gevonden worden. -Het oude Bruttium en Calabrien bezat Goud, dan men weet niet waar de Mynen zyn; tot dus verre beeft men ze niet kunnen ontdekken' Buitenlands Yzer en Staal mag volftrekt niet worden ingevoerd ; en hieruit beflait ik dat 'er in Calabrien ook Yzerwerkcn zyn, hoewel ik ze op myne Lyst niet vind. Een derde gedeelte van Calabria ultra word uit den omtrek van Monte. Leone en Mileto van koorn voor-- zien  CALABRIEN. 0,19 zien. Een klein plaatsje in dezen omtrek, Radicani genaamd brengt jaarlyks voor meer dan vyftig duizend Ducaaten aan Vlas op,die het Alexandrynfche zo niet overtreft, ten minften evenaard. In een kleine Landftreek tusfehen Fiume Alicio 'en Branca Leone Sopra Capo Spartivento , is nog een overblyfzel van een oude Griekfche Colonie, die beter Grieksch fpreeken,dan die taal ergens gefprooken word. — Zy fchynen nog in zeden te evenaaren aan de aloude woestheid. De Koophandel is hun geheel onbekend. Misfchien is deze Volkplanting ten tyde van de Griekfche Keizercn te Byzantium na Calabrien overgebragt. AAN,  S2(J AANHANGSEL. By Bladzydc 83. De opfchriften door den Schryver afgefchreven» zyn de volgende: TI. CLAUDIO TI. CLAUDI. CAESARIS AUGUSXI GERMANICI P. P. F. NERONI CAESARI. D. D. < lil» C. NORBANI. SORIGIS. SECUNDORUM. MAG. PAGI. AUG. FELICIS. SUBURBANE EX. D. D. LOC. Dc  AANHANGZEE. 241 EX. • AUCÏORITATE IMP. CAESARIS. VESPASIANI. AUG. C. CO. PUBLICA. A. PRIVATIS POSSESSA. CLEMENS. TRTBUNUS. CAUSIS. COGNITIS. ET MENSURIS. FACTIS. REI. PUBL1CAE. POMPEJANORUM. RESTITUIT. Op den Muur van eene Schouwburg, die nog niet geheel van de Asch gezuiverd is, vind men het volgend opfchrift. C. QUINCITIUS. C. F. VALG. M. PORCIUS M. F. DUO. VIR. DEC. DECR. TIIEATRUM. TECTUM. FAC. LOCAR. EIDEM. Q. PROB. Niet ver van daar is een fteen met de volgende woorden. MARIUS. L. DIOMEDES. SIBI. SUIS. MEMORIAE. MAGISTER. AUG. FELICE. SUBURB. PAGARIAE. M. F. DIOMEDES. L. SIBI. SUIS. By deze opfchriften uit het Herculaneum voeg ik nog een 't welk zeer aanmerklyk is, 't welk onder de puin.  JftSWt A A N II A N G Z E L. puinhoopen van Baja gevonden wierd, toen ik te Napels was. M. MACRIO. BASSO. IRACONIO. QUINTIANO. C. S. K. JUNIS. CUMIS. IN. TEMPLO. DIVI. VESPA SIANI. IN. ORDINE. DECURIONUM. QUEMI. M. MALLONIUS. ÜNDAN. ET. Q. CLAUDIUS. ACILIANUS. PRAEF. COEGERANI. SCRIBUNDO. SORIE. DUCTI. ADIVERUNT. CAELIUS. PAN NUCHIUS, CURTIUS. VOLIVO?. CONSIDI VS. FELICIANUS. REFERENXIBUS. PR. DE. SACERDOTE. FACIENDO. MATRIS. DEAE. BAJANAE. IN. LOCUM. RESTITUTI. SACERDOTJS. DEFUNCTI. PLACUIT. UNI VERSIS. LICINIUM. SECUNDUM. SACERDOTEM. FIERI. XV. SAC. FAC. PR. ET. MAGISTRATIBUS. CU MAN. SAL. CUM, EX. EPISTULA. VESTRA. COGNOVE RIMUS. CREASSE. VOS. SACERDOTEM. MATRIS. DEUM. LICINIUM. SECUNDUM. IN. LOCUM. CLAUDI. RESTITUTI. DEFUN CTI. SECUNDUM. VOLüNTAREM. VESTRAM. PERMISIMUS. EI. OCCAVO. ET. CORONA. DUMTAXAT. INTRA. FINES. COLONIAE. VESTRAE. UTL OPTAMUS. VOS. RENE. VALERE. PONTIUS. GAVIUS. MAXIMUS. PRO. MAGISTRO. SUBSCRIPSI. XVI. KAL. SEPTEMBRES. M. UMBRIO. PRIMO. T. FL. COELJANO. COS. Waar*  A A N H A N G Z E „-L. 22>3 Waarfchynlyk is dit merkwaardig opfchrift uit den Tempel der Cybele te Cuma. Het behelst het befluit van de Raadshcercn (*) van Cuma, waarby ze een nieuwen Priester voor die Godin verkoren hadden. Deze moest goedgekeurd worden door het Collegium quindccim virorum facris faciundis (f). Deze goedkeuring is hier by gevoegd. Aller byzonderst zyn de uitdrukkingen in de Acte van goedkeuring van dit Collegie. Den nieuwen Priester word de Vryheid ge- ge- (*) De Raadsheeren in de buiten Steden, wierden in onderfcheiding van de Senatoies te Rome, Decuriones genoemd. Ik heb bet daarom door Raadsheeren vertaald, dewyl in 't oorfpronkelyke de Latynfche naam gevonden word. De Vertaaler. (f) Dit Collegie wierd 't eerst gefticht door Tarquinius. Toen deze Koning (volgens het Gefcbiedverhaal,) de Sibyllinifche Boeken van de Sibylle ontfangen had beval zy hem dezelve naauwkeurig te bewaaren. Hierop verdween zy. Hy droeg dien last terftond aan twee perfoonen op, aan welke hy twee dienaars en helpers toevoegde. Na het eindigen van de Koninglyke Hcerfchappy in Rome, in het Jaar 386 na de (lichting van Rome wierden hiertoe tien perfoonen benoemd , vyf van den Adel en vyf uit het Volk. Llvius l. VI. c. 37. 42. Naderhand kwamen 'er nog vyf perfoonen by; maar, wanneer is geheel onbekend, tot dat es. sar 'er nog één byvoegde. Dio Casf. I. 42. 51. Hun werk beftond in het nazien der Sibyllinifche Boeken, zo dikwerf de Raad dit nodig oordeelde. Dit bericht geeven 'er oudheidkundige van. Dan uit dit Monument blykt tevens dat deze mannen hzt recht en gezag hadden om deze of geene perfoonen in de PriesterJyiie waardigheid te bevestigen. De Vertaaler. P  344 AANHANGZEL. geven, om de tekenen van zyne Priesterlyke Waardigheid (namelyk de Occavus en Corona) (*) te mogen draagen; maar ook alleen in dat distrikt, waar hy Priester was: zo als de Aarts-bisfchoppen en Bisfchoppen in de Roomfche Landen flegts in hun Bisdom het kruis voor zich mogen laaten draagen. Ook fchynt die fpreekwys Optamus vos bene valere, onder de aloude Priesterlyke Termen te behooren. Dc Pausfen hebben dezelve fpreekwys lang gebruikt, en in de oude Pausfelyke Bullen vind men een Monogram aan 't hoofd, 't welk bene valete betekend. — In 't gemeen zou bet wel der Moeite waardig zyn, de Roomfche Kerkelyke gebruiken naauwkeuriger te onderzoeken, en met de aloude Heidenfche te vergelyken. Men zou langs dien Weg duidelyk kunnen ontdekken, dat men by den Roomfchen Godsdienst veele fpreekwyzen en gebruiken uit de gewoontens der Heidenen ontleend heeft. Waarfchynlyk is dit toegenomen te dier tyd, toen het aanzien en de Magt van den Roomfchen Bisfchop begon toe te neemen, om langs dien weg den voorrang voor de Romeinfche Priesters te verkrygen : dus kort na dat de Christelyke Godsdienst door het toetreden van de Keizers de heerfchende was geworden , eer nog de Heidenfche Godsdienst afgefchaft en door kleinach- ting (*) Occavus en Corona Zo wel hier als in het opfchrift vind ik Occavus, 't zal Oecahus moeten zyn. Men vind by Hefychius dit woord (exxafioi) voor Armbanden, arm veirierfels. Zo leest men ook Occabo & Corona exorna- tus. Infcript. Apud. Murat, p. 333. De Vertaaler.  A A Hf H A N G Z E L. 245 ting niet alleen maar ook door burgerlyke ftraffen wierd onderdrukt. Dc Lysten van de Confuls (*) toonen overtuigend aan, dat dit opfchrift onder de Regeering van Diocletiaan cn van Maximianus Herculius in het Jaar 289. moet vervaardigd zyn; toen Basfus en Quintianus in het begin van 't Jaar Confuls waren. — Integendeel die Confuls welke in bet laatst van dit opfchrift genoemd worden, komen in de Lyst niet voor, omdat zv alleen plaatsbekledende Confuls (f) waren, wier naamen nooit by die overige geplaatst wierden. (*) Fafti confulares. (j) Confules fuffefti.  I N H O U D. I. NAPELS jjj j II. LANDSDOUWEN OM NAPELS. . 58 III. RECHTS- O EEFENINGEN IN HET KONINGRYK NAPELS. . . iQg IV. KERKELYKE TOESTAND VAN HET KONINGRYK NAPELS. . u.j. V. CALABRIEN NA DE AARDBE¬ VING I N II E T J A A R 178 3. . 167 AANHANGZEL. . . o?Q  BERICHTEN VAN NAPELS en SICILIË. BYEEN VERZAMELD OP EENE REIS, GEDAAN IN DE JAAREN I785 EN 1786. DOOR F. MUNTER, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Koppenhagen. Uit het Hoogduitsch vertaald. TWEEDE DEEL. Te HAARLEM, by A. L O O S j E S Pz. MDCCXCIL   VOORBERICHT VAN DEN VERTAALER. £*ie hier , Waarde Lezer, Tiet tweede deel van dit Werk. Onvoorziene beletfelen hebben de uitgave eenig. zins vertraagd. Wy vleijen ons, dat dit deel even zo gunstig ah het eer/Ie zal worden ontfangen. Gelyk ik hy het eerfte deel eenige aanmerkingen tot opheldering nodig achte, zo heb ik het ook hier byzonder nodig geoordeeld, en dezelve , hoe wel zeer fpaarzaam, hier en daar geplaatst. Oudheidkundige zullen hier voomamelyk hun [maak voldaan vinden; dan de Schryver heeft het nuttige en het aangenaame zo weeten te vereenigen , dat Hy daardoor den Lezer geheel voor zich inneemt. — Het  ii VOORBERICHT van den VERTAALER. Het derde deel, het geen ten fpoedigften zal volgen, en by de uitgave van dit deel reeds op de pers zyn zal, behelst het flot van 'smans waarneemingen nopens Sicilië, voorts eenige berichten nopens de Siciliaanfche Dkhtkonst , en den fiaat der Letterkunde en Kerkhervorming in Italië. Onder het eerfte munt boven anderen uit een bericht van den berg JEtna, waarby de Uitgever gezorgd heeft voor eene keurigi afbeelding van den Crater van dien berg. B. s i.  SICILIË, algemeene berichten. L gïondflag van den politieleen Staat van Sicilië is. de betrekking tusfehen den Koning en het Parlement, voomamelyk deszelvs aanzienlykfte Leden, de Vryheeren. — Dc laatfte beweeren dat zy hunne voorrechten niet door de gunst der Koningen verkregen hebben, maar door middel van een verdrag tusfehen de hoofden der Normannen, en hunnen Veldheer Graaf r o g e r , nadat zy de Saraceenen uit Sicilië verdreven hadden; — uit kracht van welk verdrag zy het gezag met hem deelden, en hem flechts als den voornaamften onder alle, en als het eminente hoofd befchouwden. Van dit verdrag leiden de Siciliaanfche Vryheeren hunne voorrechten af, en vocrnanielyk beweeren zy, dat het donunium merum et mixtum of liet burgerlyke cn crimineele Rechtsgebied, 't welk zy tot, nog toe bezeten en op hunne goederen uitgeoefend hebben, van daar zynen oorfprongontleend. Dit word intusfehen door den Koning rechtftreeks ontkend. — De Regeering wil dit befchouwd hebben, als voorrechten door de Koningen van Sicilië yrywiüig aan den Adel gefchonken. Dus zoekt men derzelver grondflagen van tyd tot tyd te verzwakken, om dus in 't einde eene volftrekt Monarchaale Regeering op de puinhoopen der aloude Aristokratiesch-monarchaale te grondvesten. — 't Is moeilyk te bepaalen, wie van beide II. ceel, A ge-  ft A1CE5IEEXF. BERICliTzN gelyk heeft; wanneer men de aloude Siciliaanfche Gefchiedenis raadplcegd, en dezelve met de gelyktydige Gefchiedenis van andere Volken vergelykt, en dan alles beoordeeld uit den doorgaanden toeftand van Volken cn Regeeringen in de Midden-eeuwen, vooral in die Landen, welke men dc Saraceenen heeft ontnomen, dan fchynt bet, als of dc Adel nog al 't naast aan de waarheid is, en deszclvs aanmatigingen niet geheelënal zonder grond zyn. — De kruisvaarders b. v. hadden een groot gedeelte van Syricn en Palestina van de Saraceenen veroverd, de hoofd aanvoerders van dezelve verdeelden bet Land. De Vorftcn, die te Antiochic, Tyrus cn in anderefteden woonden, waren volftrekt onafhankclyk van den Koning van Jcnifalcm; en evenwel maakten zy geene zwarigheid dezen als den voornaamften, ais hun hoofd tc befchou. wen , offchoon zy in ;t byzondere bellier van hun Vorftendom aan hem in geenen deele onderworpen waren. Dc Siciliaanfche Gefchicdfchryvers melden zeer weinig van dit onderwerp , dc Adel is tc bevreesd voor de Regeering, dan dat zy tegenwoordig diplomatieke bewyzen ter ftaving van hunne eisfehen zou te berde brengen , naardien een onderzoek van dien aart op verre na voor de Regeering niet onverfchrflig is, waarvan zy voor weinig jaaren nog een openbaar béwys heeft gegeven, in het openlyk verbranden van eenige fchriften, die hiertoe bctrekkelyk waren (*). —i Ze- (*) 'Er wierden twee boeken verbrand, het een was Milanefi decifiones regni Siciliae; het ander Petri de Gregorio de Contesjione feudorum , was een werk van de voorige Eeuw. — Het  VANSIC1LIE. § Zedert de vereeniging metjSpanje en Napels heeft Sicilië wanneer men dien tyd uitzondert, toen het aan het huis van Savoje was afgeftaan, geen byzonder Koning gehad, en uit dien hoofde wierd het altoos door Onder-koningen beftierd, wier gezag zeer bepaald was, naardien zy tot alles wat van eenig belang was, eerst byzondere bevelen van hun Hof nodig hadden. Volgens de wet mogen de Onder-koningen dien Post niet langer dan drie Jaaren bekleeden. Men befchouwde het te vooren als gevaarlyk, een byzonder perfoon lang achter een in het bezit te laaten yan eene zo aanzienlyke en uitgeftrekte Magt, omdat het gezag der Onder - koningen toen ter tyd uitgebreider en minder bepaald was , dan nu. Thans kt men hierop niet eens zo naauwkeurig, en 't gebeurd dikwerf, dat een Onder-koning nog voor drie Jaaren in zyn Ambt bevestigd word. — Zyn gezag is met dat al vry uitgebreid. Hy is voorzitter in alle Kollegien , wanneer by in dezelve verkiest te verfebynen, en Kapitein Generaal van de Troepen , hy be- Ket eerfte wierd door den Marchefe Tanucci,het ander door den Marchefe Carraccioli ten vuure gedoemd. Bykans zou het werk van D.Carlo diNapoli, concordia tra i dirkte demaniali et baroniali , hetzelve lot gehad hebben. Alle deze werken verdedigen de Rechten van de Vryheeren. Andere integendeel verdedigen de belangen van de Regeering. — Een werk genaamd Piazza de baroni di Sicilia is zeer vermaard. Dan 't is niets gedrukt, en men bewaard eenige weinige afschriften zeer zorgvuldig in zommige Adelyke Boekeryen omdat 'er dingen in gevonden worden , die, indien ze bekend waren, den Adel nadeelig konden worden. —« A a  4 ALGEMEENE BERICHTEN beroept het Parlement, hy opent hetzelve, en fluit het weder. Alle bevelen, wetten en vonnisfen worden door hem ondertekend, veele Ambten liaan ter zyne* befchikking, vooral de Overheids-Ambten in die plaatfen , welke tot de Koninglyke Domeinen bchooren. De Koning geeft hem doorgaans een Napelsch Rechtsgeleerde mede, die den Naam van Confultore draagt, en min of meer als zyn eerfte Staatsdienaar kan befcbouwd worden. (*) - By alle plechtige en open■ baare gelegenheden verbeeld de Onder-koning den perfoon des Konings: hy woont daarenboven in het Koninglyke Paleis, word Koninglyk. bedient, heef* eene Lyfwacht, en zeifis zyn Troon in de Cathedral Kerk te Palcrmo, als de vertegenwoordiger des Konings (die een gebooren Lcgatus a Latere van den Roomfchen ftcel is,) nog verhevener dan die van den Aartsbisfehop van. Palcrmo. — En met dat al heeft deze man eene aller mocilykftc bediening. De verfcheidenheid van denkbeelden die 'er geduurig tusfehen den Napolitaan , en den Siciliaan heerfchen maaken het hem ten uiterftcn moeilyk om beider günst te winnen. Is de Onder-koning zagt en toegevend, dan bekhouwd men hem in Napels als iemand die "t belang des Konings aan zyne byzondere bedoelingen opoffert, en de Inwooner van Sicilië veracht hem - tvfl hy integendeel met het Hof medewerken, en derzelver oogmerken bevorderen, dan kan 't niet anders, of hy word een voorwerp van algemeenen haat by de Natie: /teaginiaw aginar; hièsi^dhm na ,ftimbos, sjshi ' -gi j' n°? (*) Zou dit ook meer e;n oppasferzyn? — Zodanige pe-rfoonen worden wel eens meer met byzondere oogmerken i»" projefteerd.  VAN S I C II I K. 5 en gelukt het hem met dat al om door Heftaligheid en gemeenzaamheid de gunst van het Volk te gewinnen , dan loopt hy ras gevaar om te Napels verdacht te worden van fiinkfche oogmerken. — De Gefchiedenis levert hiervan overvloedige bewyzen op. — Dc Marchefe Fogliano , die in 't Jaar 1771 Onder-koning was, een man van een zagt en vreedzaam Karakter,maar tevens zwak van moed en krachten , wierd door een oproer des Volks, waaraan de Palermitaanfche Adel en een van dc voornaamfte Geestelyken vry wrat deel hadden, gedwongen om te midden op den dag, voor het oog der geheele Stad als een misdadiger met een klein fchimje uit Palcrmo te vluchten; en het woedend graauw zou hem gewis vermoord hebben, indien de Aartsbisfchop van Palermo hem niet zelv na de haven gebragt had —■ De voorgaande Onder-koning Marchefe Carraccioli, een man wiens braave grondbeginzels' zyne vyanden zelv eerbiedigen moesten, die, al was 't alleen door de vernietiging van de Inquifitie, zich eene onfterflyke verdienfte om Sicilië verworven heeft, wierd met dat al noch van den Adel noch van het Volk, uitgezonderd de Magiftraatsperfoonen, bemind, omdat hy in zommige ftukken misfchien wat willekeurig te werk ging. — Na dat hy vier of vyf jaaren in Sicilië die waardigheid bekleed had, wierd hy van dien Post afgeroepen, en in het Ministerie te Napels getrokken. Dan dit was flechts eene gunstbetoning in febyn; naardien men van zyn departement alles afzon- der- (*) S win b urn, geef in zyne Reis befchryving een verhaal van dit oproer. A 3  & AI GEMEENE BERICHTEN derde, waarin hy het meest werkzaam had kunnen zyn, en men hem niet anders overliet, dan de buitenlandfche zaaken, welke in Napels niet veel betekenen benevens eenige nietsbeduidende Ambten aan het Hof. ~ Het lichaam van Staat is in Sicilië in drie ftanden verdeeld. De eerfte ftand, namelyk de Adel, draagt den naam van U braccio miUtare baronïah — de tweede uit Bisfchoppen cn Abten beftaande, heet il braccio ecckfiaflico, en de derde zyn de Steden, die onmiddelyk onder den Koning ftnan, deze word il braccio dtmaniah genoemd. — Deze drie maaken tc zamen het Parlement uit, en deszelvs invloed heeft voomamelyk plaats omtrend de geldmiddelen, die door hetzelve bewilligd moeten worden. Volgens de wet moet dit Parlement alle drie Jaaren vergaderen," dan tegenwoordig handelt de Regeering daarin naar welgevallen, zonder zich hieraan te bepaalen. — Te vooren fprak men zomtyds in deze vergadering eene hartige taal, toen woonde 'er de Geest van Vryheid: maar zints dat het Hof by zommige gelegenheden op eene gevoelige wyze zyn misnoegen hierover getoond heeft, gehoorzaamt het Parlement in allen opzichte aan de bevelen van het Hof, en bewilligd zonder tegenfpreken de voorftellen die door hetzelve gedaan worden; vooral ook omdat de Adel thans door eigen fchuld meer afhangelyk is van het Plof, dan te vooren. In den tusfehen tyd , wanneer het Parlement gefcheiden is, blyft 'er altoos eene Commisfie van twaalf Leden der drie ftanden tePalermo, waarvan de Aartsbisfchop van Palcrmo, de Prins van Butera, als oudfte Baron van het Ryk, en de Practor of Hoofd, 'offi-  VAN SICILIË. 7 officier van Palcrmo, blyvende Leden zyn, maar da overige door het Parlement gekozen worden. -— Het fchynt, als of men tc Palcrmo wat beknopter tc werk gaat, in 't behandelen van de zaaken van Regeering, °dan te Napels. Ten nimften 'er zyn zo veele Gerechtshoven niet, cn de pleitgedingen worden zo lang niet uitgerekt. — 'Er zyn te Palcrmo vier Gerechtshoven. — i. La gran corte dc Sicilia. Dit Kollegie heftaat uit een Voorzitter cn zes Rechters, waarvan 'er drie voor de burgerlyke cn drie voor de crimineele zaaken beftemd zyn. — Nadat ze een Jaar in het departement der burgerlyke gefchillen hebben gezeten , worden zy in het volgende Jaar Rechters in crimineele gevallen: — en met het einde van dat Jaar is hunne bediening ten einde. Dc Voorzitter alleen behoud zyn Ambt zo lang hy leeft. — Dit is het hoogfte Gerechtsbof van dit Ryk: het bcflist in 'sKonings Naam zonder nadere koninglyke goedkeuring , dus is dit Kollegie van het Napelfche Hof geheel onaf hankeïyk, en heeft de uitvoerende Macht geheel in handen. a. II patrimonia regio. Dezen naam draagt het Koninglyke Finantie Kollegie. Het beftaat uit een Prefiderrt, zes Raadsheeren (Macjlri razionali genoemd), waaronder drie Rechtsgeleerden zyn. Deze behouden hunne Ambten zo lang zy leeven; zy dienen voomamelyk om de gefchillen tusfehen de Koninglyke fcha'tkamer en byzondere Pcrfoonen byteleggen en te beflisfen. — De overige drie hebben het befticr over den ontvangst en uitgaaf. — In dit Gerechtshof is bovendien nog een Confirvatore generale, deze moet A 4 vo»r  8 ALGE BI EENE BERICHTEN vcor 's Konings bel. ng waaken ; ook een Fiskaa!, wiens post het is de Builen cn Breve's van Rome te onderzoeken , of ze de koninglyke goedkeuring cn ■bekrachtiging kunnen wegdraagen. 3- La Giunta. — Dit Kollegie, 't welk te Mesfina is, heeft daar dezelve Magt als het Patrimonia regio t te Palermo* 4- II Concijioro of ü tribunah della fagra regia Confaenza beftaat uit drie Magiftraatsperfoonen, die door den Koning om de twee Jaaren benoemd worden. Het geeft een beflisfimd vonnis in al het geen, waarvan men zich van het Patrimonio te Palcrmo en de Giunta te Mesfina op hetzelve beroept. — Dan is 'er nog la Giunta de prcfidenti, dit Kollege beftaat uit den Confultore van den Onder-koning,"en uit de Voorzitters van dc drie Gerechtshoven te P.> lermo. — Ik kan niet in 't zekere bepaalen waarmede hetzelve zich bezig houd. Voor 't naast denk ik, dat het ftuk der wetgeving voomamelyk hun taak is/— In elke Stad is een Raads-kollegie; deszelfs hooftl Word Capitano di Giufiizia genoemd, cn de byzitters Giurati. _ Deze blyven flechts een Jaar in bediening Hun gezag is bepaald: „ zo ras zaaken van eenig belang voorkomen, moeten zy aan dc Regeering be. richt.geeven, ~ en dan gebeurd het wel eens dat hunne vonnisfen vernietigd of ook veranderd worden. De Wetten van Sicilië zyn bykans dezelve met die' van Napels, behalven die,welke naa de Siciliaanfche Vesper gemaakt zyn, toen Napels onder de hcerfchappy van het huis van Anjou moest bukken en Sicihc een Koning uit het huis van Arragonie ver koren had. - Hierdoor en tevens doqr dc plaatslyke Wet,  van sicilië. 9 Wetten van Steden en Vlekken zyn de Siciliaanfche Rechten zeer verward; men moet de Rechten derLongobarden en Normannen, benevens het Romeinfche Recht , dc Capitularia regum Francorum, en de Pragmaticac van fr.edp.ik den tweeden en zyne opvolgeren, tot een grondfiag leggen, waaruit dan het vonnis moet worden opgemaakt, 't welk geen gemakkelyk werk is, ingevalïe de eene wet de andere tegenfprcekt, en vooral indien de plaats, lykc wetten uitzonderingen veroorloven, het geen dikwils plaats grypt. — I I. De Aelel van Sicilië is talryk. Ik bedoel hier alleen den ouden Adel, die in 't bezit van de Heerlykheden in het Koningryk is : want de laatere tytcls van Baron , Graaf en Marchefe, door den Koning aan ryken Kooplieden verleend, geeven geen recht om zich oneler den Siciliaanfchen Adel te rekenen, of in 't Parlement zitting te hebben. — Tot aan de Regeering van philippus den tweden, Koning van Spanje, wist men in Sicilië niet van zulke hoogadelykc benaamingen. Een van de goederen van de Familie van Santapoe, Butera genoemd, wierd tot een Prinsdom verheven, om dat het hoofd van deze Familie met de Zuster van don jan van Oostenryk, trouwde. Vandaar dat de Prins van Butera op de Lyst der Vryheeren van dit Ryk boven aan ftaat, en het hoofd van de Braccio militare is. — Dit voorbeeld vond navolging. Zy die te vooren met de Familie van Santapoe gelyk ftonden, en deze  IO ALGEMEENE BERICHTEN boven zich gefteld zagen, wilden volftrekt niet minder zyn — en langs dien weg was Sicilië binnen kort met Prinfen en Hertogen als aangevuld. 'Er zyn echter nog Familien, die, hoewel zy Prinsdommen of Hertogdommen bezitten, echter den minderen Familienaam •behouden , vooral wanneer deze op goederen valt, ■die meerder waarde hebben, dan die waarop de Eertytcls verleend zyn: en dit kan te eerder gefchicden, .omdat alle Baronnen in het Parlement in gelyken rang ftaan, cn geen Tytel eenige voorrang geeft. — Deze Eertytel draagt alleen de oudfte van dc Familie ; heeft zy veele goederen dan draagen de volgende Zoons den naam van deze of geene goederen, maar de verderen Verwanten voeren Hechts den gemecnen Familienaam. — Het recht van Eerstgeboorte is by den Adel in Sicilië algemeen; de jongfte Kinderen ontfangen jaarlyksch eene bepaalde Som ; heeft de Vader dit niet te vooren vastgefteld, dan worden zy daardoor vry afhangelyk van hunnen oudften broeder. — Uit dien hoofde kiezen veele den geestclyken ftand, andere zoeken een ofiiciersptaats, cn nog anderen worden Rechtsgeleerden. Ik heb uit een van de beste werken over den Siciliaanfchen Adel (*), het getal van denzelven, volgens (*) La Sicilia nobüe da Mugnos cn Della Sicilia nobile: opera di Francesco Maria Emaniielle Gaetani , JVJarchefe di Villa bianca Tom. II. Palermo 1754. — De Graaf van Zin. zendorf geeft, in zyne voortreffdyke Verhandeling over Sicilië, 't welkby wyze van aanhangzel achter de franfche Vei taaling van riedesels Brieven gedrukt is, een aantal van368 Adelyke Familien op. Van waar dit verfchil komt weet ik niet, ik geloof echter dat dit getal te groot is. —  VAN SICILIË. u gens de verfchillende Rangen opgemaakt. Zie hier hetzelve. 'Er zyn: 58. Prinfcn. 27. Hertogen. 37. Marquifen, 26. Graaven. I. Vieomte. 79. Baronnen, Dus te zamen 22 8. Perfoonen , die met elkander de Braccio miütare in het Parlement uit maaken. Dc voorrechten van den Adel zyn zeer groot en uitgebreid. — Zo lang de zitting van het Parlement duurt, mag men hen om fchulden niet laaten gevangen neemen. Zy hebben de vryhcld , om, wanneer zy zei ven niet willen verfebynen in de Vergadering, een' gevolmachtigden te zenden. Ook behoeven zy den Koning buiten Sicilië niet te dienen. Wanneer zy in crimineele gevallen voor de gran corte gedagvaard worden , hebben zy tien dagen uitftcl. Zy mogen benevens den degen ook een dolk draagen: aan jongeren Zooncn kunnen zy geeluurende derzelver leven het vruchtgebruik van zekere goederen by Testament maaken ; en zodanige befchikking is van kracht zelf zonder de Koninglyke bekrachtiging. Wanneer zy dertig Jaaren in het ongeftoord bezit van hunne goederen geweest zyn, worden zy als de wettige Eigenaars befchouwd, zonder dat iemand hen van hun eigendom kan berooven; al was het zelf dat de papieren en bewyzen van Eigendom, of verfleten en onleesbaar, of geheel niet te vindeu waren 5 te vooren hadden zy ook het recht, dat zy  13 algemeene berichten zy alleen door Pairs van het Ryk, in welk vfe«tf/tf della Crociata het voornaamfte is. De- (*) De inkomften van den Aartsbisfchop van Monreale wierden op 75000 Scudi gefchat. Hiervan kreeg de Aartsbisfchop van Palermo 8oco. Aan den Prins van Asturien werd de befchikking over 12000 gelaten, en 2740 werden 'er jaarlyks onder de Armen van dit Sticht uitgedeeld. De nog overige 60000 Scudi wierden te Napels gebezigd tot verbetering van de Vloot. Monreale ondervind de na deel en van deze fchikking, en zou vast te niete gaan, indien het niet in d*j aabuurfchap van Palermo lag. —— B 3  33. algemeeene berichten Deze Rechtbank geeft, geduurende de Vasten, u!« naam van den Paus, vryheid, om Melkfpyzen te mogen eeten: welk voorrecht zy afleiden van eene BulIe , door Paus urbanus den tweden , ten voordeele van de Kruisvaarders gegeven, en die naderhand door alesandf.r den zesden, ten voordeele van Spanje en Sicilië , vernieuwd is. In deze Rechtsbank heeft de Aartsbisfchop, als algemee. ne Kommisfaris en afgevaardigde van den Paus, de Voorzitting, en in alle Steden van dit Ryk houd hy zyne Komptoirs cn Officianten, — De Graaf van zinzendorf heeft bet jaarlykfche voordcel, 't welk uit deze Vryheid voortvlocid, op iooooo Scudi gefchat: die tot onderhoud van de Galeyen hefteed worden. Zo trekt het Hof van Napcis uit de geestelyke goederen nog 160000 Scudi ten dienfte der Vloot, waarfchynlyk, om dat dezelve, zo als de Galeycn, tegen de ongelovigen moet gebruikt worden. En indedaad word 'er thans yverig te Napels aan eene Vloot gewerkt, die, uit hoofde van de goede gelegenheid dezer beide Rykcn, en van het aantal van derzelver bewooners,zeer wel tot die hoogte zou kunnen gebragt worden, dat zy in de Middelandfche Zee de wet fteldc. .— De overige Kerkvoogden van Sicilië zyn insgelyks zeer wel bedeeld. Ik weet derzelver inkomften niet naauwkeurig.— dit kan ik echter met zekerheid meb den, dat. de Bisfchop van Girgenti zyn inkomften op 60000 Scudi kan rekenen. Deze Geestelyken zyn nyveriger in hun Ambt , dan die van Napels. De over* leden Bisfchop van Girgenti, Branciforte, maakte hierin alleen eene uitzondering. Hy was Kardinaal , en  van sicilië. »3 en verbeelde zich dus meer voorrechten dan andere te moeten hebben. Zelf vermogtendcernftigftevoorftellen van het Hof niet zo veel op hem dat hy in den bisfchoppelyken zetel zyn verblyf wilde houden. Girgenti leed veel door 't gemis van de 60000 Scudi, die anders in die Stad verteerd wierd : maar de Kardinaal befchouwde dit Bisdom veeleer als eene toegift op zyne waardigheid, en bragt de tyd liever in ledigheid en in groote gezelfchappen te Palermo door , dan dat hy in zyn Bisdom zyn Ambt zou waarnee* men. — De andere Bisfchoppen maaken vry wat meer werk van hunne bediening; en met dat al, heeft Bygeloof en Onkunde hier nog geheel' de overhand. Dc Bisfchop van Cefalu, wist in de Jaaren 1784, en 85 de plichten van gehoorzaamheid omtrend den Koning en den Paus, wier bevelen dikwerf rechtftreeks tegen elkander aanliepen, op eene byzondere wyze te vereenigen. — Wanneer 'er b. v. bevelen uit Napels kwamen, die volgens zyn denkbeeld ftrydig waren met het belang der Kerk, dan liet hy ze wel is waar aan de Kerkdeuren aanplakken, maar voegde 'er tevens een verbod by van dezelve te gehoorzaamen op ftraf van den ban. De Regeering wist zeer wel de byzonderehandelwys van dien cerwaardigen grysaard, echter wilde zy hem geenzins uoodzaaken om tegen zyne overtuiging te handelen. — Een ander Kerkvoogd, de Bisfchop van Mazara gaf niet minder bewyzen van zyae verkleefdheid aan den Roomfchen ftoel, in het verketteren en verbranden der fchriften van van espen en van petrus de marca. De overige Bisfchoppen van Sicilië worden buiten hunne Bisdommen bykans niet genoemd. —< B 4 De  34 algemeene berichten De Aartsbisfchop van Mesfina heeft zich alleen, üit hoofde van zyne menschlievende grondbeginsels,welke hy by gelegenheid van de Aardbeving omtrend om gelukkigen aan den dag leide, eene algemeene hoogachting verworven. De Koning heeft het Recht om jalle Bisfchoppen, gelyk ook die van Malta, te benoemen. Zy worden alle in Sicilië ingewyd, zonder dat ze tot dat einde na Rome behoeven te reizen. De Bisfchop van Lipari wierd tot aan het Jaar 1776. door den Paus benoemd ; dan zedert dien tyd heeft dc Koning het recht om drie perfoonen daartoe voor te Haan, en zelf word die geene, welken men te Napels boven anderen verkiest, byzonder te kennen gegeven. — Behalven de Bisfchoppen zyn 'er nog twee Prelaa. ten, die de voorrechten van een Bisfchop hebben, namelyk de Archimandriet van de Kerk van St. Salvador te Mesfina, (welk kerkelyk Ambt nog een van van die weinige overblyfzels van dat tydpcrk is, toen Sicilië onder den Patriarch van Konftantinopole ftond) en de Abt van St. Lucia, die te gelyk Cappd lano Maggiorc van Sicilië is. Deze Prelaaten hebben een geestelyk en waereldlyk Rechtsgebied, en tevens het Recht, om de vier kleine wyingen aan hunne onderhorige Geestelyken mede te deelen. •— Over alle Prebenden heeft de Koning het Patronaatrecht, 't Zyn Abtdyen of Kloosters. Vyf Geestelyke Orden hebben dezelve in bezit genomen, die van bernardus, Van BASILIUS, Van benedik- tus, van augustinus, en de maltheser Ridders. — Ik zou te omflagtig worden, wanneer ik \n byzonderheden wilde trceden omtrend deze Orden, die  VAN SICUIE, 25 die zo algemeen bekend zyn.Wil iemand meer daarvan weezen,hy flaa den grooten Thefaurus rerum Sicularum op,waarin hy eene byzondere afdecling, die ten opfchrift heeft Sicula facra, zal vinden, waarin dit alles breedvoerig word behandeld. Ik zal flechts nog eenige weinige Aanmerkingen hier by voegen. — De Kloosters van de Orde van basilius, zyn voor 't meerendeel zo wel in Italië als in Sicilië door de Oosterfche Keizers gefticht: van daar dat 'er zo veele in Calabrien en Sicilic, cn zo weinige in het overig gedeelte van Italië gevonden worden. Zy zyn thans met de Roomfche Kerk vereenigd; met dat al hebben zy nog de gebruiken en den dienst der Griekfche Kerk , ook word de Mis in 't Grieksch gehouden, hoewel zy 'er geen woord van verftaan. Tc vooren vond men in deze Kloosters verfcheiden Griekfche handfehriften; dan al wat van dien aart in de Kloosters van Calabrien was, is van daar na Rome in de Vatikaanfche Bibliotheek gebragt, en in Sicilië is 'er flechts een Klooster, dat van St. Salvador namclyk, 't welk eene goede verzameling van de fchriften der Kerkvaderen en van de Kerkelyke boeken heeft. De meeste Kloosters van deze Orde liggen in den omtrek van Mesfina,en de goederen zyn voor 't meerendeel in Val dc mona verftrooid. Zy ftaan onder het beftier van Abten , en zommige van deze draagen, uit hoofde van deze of geene Kloostergoederen den eernaam van Baron van het Ryk. De aanzienlykfte Kloosters der Benediktynen, vind men te St. Martino op een gebergte in de nabuurfchap van Palermo, te Monreale, te Catania en te Mesfina. Deze Kloosters zyn zeer wel voorzien van B 5 in-  S6 ALGEMEENE BERICHTEN inkomften, ja 'er zyn 'er vooral te St. Martino en Catania, die vorftelyke fchatten bezitten. Zy hebben gebouwen gefticht die zo groot , uitgebreid en prachtig waren , dat men veeleer zou gedacht hebben , dat zulk een werk het vermogen van één Klooster verre te boven ging. Men maakte deze onkosten voor menfehen, die niet het minfte nut dceden, maar integendeel in deze Paleizen een lui en werkeloos leven leiden. De Malthefer Ridder Orde beeft groote voorrechten door geheel Sicilië. Zy word aangemerkt als het vyfde kwartier van Palermo, en is uit dien hoofde in 't bezit van alle de voorrechten dezer kwartieren; het voornaamfte is wel de verplichting van den Staat, om Maltha van Graan cn cn Levensmiddelen te voorzien, al zouden de fteden van Sicilië daardoor zelve gebrek lyden. De goederen van deze Orde liggen door het geheele Eiland verftrooid, Veele van den nieuwen Adel worelcn Leden van deze Orde, en zy heeft zo veele achting, dat bykans alle Baronnen van Sicilië, en zeer veele aanzienlyke Vrouwen, van den Grootmeester om het kruis van deze Orde aanhouden, en uit devotie draagen: van daar dat zulk een kruis ia croce di devvzione genoemd word. De twee rykfte huizen van deze Orde in Sicilië zyn het Grootprioraat van Mesfina, en het huis te Palermo (Ja maggione di Palermo) dit laatfte behoorde te vooren aan cie duitfche Orde, ook heeft dezelve,zo ik my niet bedrieg 'er nog eenig aandeel in. In 't geheel zyn 'er in de geestelyke Bank van het Parlement drie en zestig ftemmen, waaronder, behalven de Aartsbisfchoppen cn Bisfchoppen drie en vyftig  VAN SICILIË. a7 tig Abten zyn. Deze is de tweede ftand van het Ryk, en ook hierin is de invloed van den Adel zeer groot: de goederen van de Malthefer Orde zyn geheelënal in hunne handen ; van de Bisdommen zoeken zy insgelyks meester te worden, en van de mees* ten zyn zy het reeds; ook worden bykans alle ontledigde plaatfen in de Kloosters der Benediktynen aan de jonge Zoonen van Adelyke Familiè'n gegeven, —■ Bykans alle de Monnikken in de aanzienlykfte Kloosters der Benediktynen zyn adelyke perfoonen. Want al wat van Adel is; en geen Officier of Advokaat word , kiest den Geestelyken ftand. — Toen de Jefuiten in Sicilië het meest aanzien waren, vervoegden de aanzienlykfte zich by deze Orde: maar zints dat dezelve vernietigd is, hebben de Benedictynen hunne plaats ingenomen. • Men kweekt de daartoe beftemde kinderen van jongs af in dc Kloosters op, en, voor dat zy dien ftap kunnen beoordeelen, moeten zy reeds den Eed afleggen; waardoor 'er veele, die door Familiebetrekkingen in de Kloosters gebragt wierden, ongelukkig geworden zyn. De Regeering handelt in dit ftuk zeer redelyk, zy vernietigd de gelofte, zo ras men flechts eenigermaate eene genoegzaame reden kan aan de hand geeven. Twee R.edenen zyn 'er voomamelyk, die in dit zoort van pleitgedingen van veel kracht zyn: wanneer iemand bewyzen kan, dat hy uit dwang den geestelyken ftand heeft gekozen, of dat hy de gelofte te vroeg gedaan heeft, voor den daartoe bepaalden ouderdom , al ontbreekt 'er zelf maar een dag aan. 'Er is nog eene derde Rede, die vry byzonder is en echter voor de Rechtbanken gegolden heeft, hierin be-  38 algemeene berichten beftaande , wanneer iemand belyd , geduurendc de proefjaaren de Venusziekte gehad te hebben. 'Er gaat geen Jaar voor by, of'er worden deze en geene geloften vernietigd. — De Monnikken keeren dan tot hunne Familiën weder, en ten zy dan dat zy Priesters of Kapellaan en geweest zyn, mogen zy ook in het huwelyk treeden; anderszins moeten zy waereldlyke Priesters worden of in de eene of andere Orde, die niet zo ftreng is, treeden; zo gaan 'er veele in de Orde der Theatynen, die in Beneden - Italië zeer geacht is. — Met dat al is zodanig een ftap voor de Monnikken met zeer veele moeily kneden verknocht; —■ zy hangen geheel af van de Genade van hunne Famiïie, en wanneer, hunne oudere bloedverwanten ilerven, zo dat uit dien hoofde de Familiegoederen aan hun vervallen zouden, dan bcflist het testament van den overledenen, volgens welke Wetten de Erfenis zal geregeld worden, of naar de Kapitularien. welke den Geestelyken bet erven veroorlooven, of volgens de Wetten der Normannen en van Keizer fredkik den tweden, welke het erven aan Geestelyken verbieden: en zo 'er by wyze van testament desaangaande geene befchikking gemaakt is, dan word het gefchil beflischt volgens de Wetten, welke toen ter tyd der heerfchende waren, toen de Familie met dit goed 't eerst beleend wierd. Wanneer dan dc Wetten ten nadecle van het kind van den huize loopen, dan vervald het Leengoed aan verdere bloedverwanten. -— Alle overige Orden in de Roomfche Kerk hebben in Sicilië hunne Kloosters. De meeste zyn van de Orde der Franciskaanen, en vooral van de Kapucyjien: deze worden alleen bewoond door menfehen van het  VAN SICII/IF. 29 het laagfte zoort, die veel liever bedelen dan werken willen. — Het aantal van deze Kloosters is al vry aanziehlyk, boewei het juiste getal my onbekend is, en zelden vind men een dorp, 't welk redclyk bevolkt is, alwaar zy zich niet ingedrongen hebben. Thans leeven zy onder den druk, en waarfchynlyk zullen zy nog meer bepaald worden: 'er zyn althans reeds veele Kloosters van die bedelende Orde vernietigd, en aan andere is het verboden om nieuwelingen op te neemen. — Dewyl dit voorgevallen is zints myn vertrek van Sicilië, kan ik 'er geen naauwkeurig bericht van geeven. De Orde der Jefuiten had te vooren in Sicilië vry wat invloed. In elke Stad en Vlek vond men een Kollegie, en op verfcheide plaatfen waren alle de vyf huizen van deze Orde. Het Kollegie te Palermo was van allen het grootfte, zelf grooter dan het Kollegie te Rome; van daar droeg het den naam van Collegie- Masftmo, cn alle de huizen op dit Eiland maakten 't zamen eene byzondere Provintie van deze Orde uit (*). — De vernietiging van deze Orde wierd in Sicilië algemeen betreurd, dewyl zy nooit aanleiding tot eenige klagte gegeven had. Met dat al heeft dit 1 Land 'er groote voordeden uitgetrokken, naardien de ondergang der Jefuiten den weg gebaand heeft tot de vernietiging van de Inquifitie, die buiten dat niet mo» (*) De Gefchiedenis van de Jefuiten in Sicilië is in een sfzonderlyk werk behandeld, 't welk onder dezen Titel het Licht ziet. Provinciae Siciliae Societatis Jefu ortus et res geftai »b: anno 1546. ad annum 1673, suStrt Emaunele Jguülera Pa. nirmi 1737 « iHQ.fil.  §ö algemeene berichten mogelyk zou geweest zyn, en waardoor eene meerdere verlichting en meer algemeene Vryheid in denken en fchryven wierd veroorzaakt. — Alleraanmerklykst is in Sicilië de zogenaamde Monarchia Sicula, of het Recht van den Koning om als kgatus natus van den Roomfchen ftoel het algemeen opzicht te hebben over de Kerkelyke zaaken, een voorrecht 't welk het eenig in zyn zoort is, en uit dien hoofde byzondere opmerking verdient. Paus urbanus de twede gaf in het Jaar 1093. aan den Graaf rogeroi zyne Opvolgeren, in eene vermaarde Bul (*), wierechtheid, wel is waar dooi* baronius bedreden is, maar die aan de andere zyde veele verdedigers heeft gevonden , waaronder du pin een van de voornaamfte is (f). — Dit voorrecht, door den Pausfelyken ftoel verleend, wierd Van nieuws bevestigd door juijus denII.en door adriaan den VI. — Uit hoofde van dien moest >er, by de afwezigheid van de Koningen buiten het Ryk eene Rechtbank zyn, waar voor al dat geene, wat niet in de Gerechtshoven der Bisfchoppen kan beflist worden, gebragt wierd: deze Rechtbank wierd, door middel van eene overeenkomst met Paus piusdenV. on- (*) Baronius de Momrchia Siculae. Door dit werk haalde die groote man zich de ongenade van den Koning van Spanje op den hals ; en het was de groote Rede waarom hy naa den dood van clemens di VII. in het Jaar 1605. geen Paus kon worden , doordien philips de II. zich 'er tegenkante. (t) Defenfe de Ia Monarchie de Sic-'le contre les entte prifes de la cour de Rome, Amft, 1716".  van sicilië, H ónder den naam van Tribunah della Monarchia opgericht. Te vooren, was 'er een Koninglyk Richter» die nu eens een gecstlyk, dan eens een waereldlyk perfoon was; dan zederd het Jaar 1579. gaf men dit gewichtig Ambt doorgaans aan een Geestelyken. Dit voorrecht in 't gemeen , en vooral het Recht, om geene Pausfelyke bullen in zyn Ryk toetelaaten, dan waaromtrend de Koning verlof gegeven had : was den Pausfen zeer tegen de borst, zo dat c l e m e n s d e XI. in den Jaar 1711. van eene beuzeling aanleiding nam, om alle de voorrechten, door ürbanus II. gegeven, te vernietigen. Dan zo wel philips de V. als vicTOR amadeus kantten zich hier zo fterk tegen aan, dat de Paus eindelyk de zaak moest opgeeven. By die gelegenheid wierd het vast bepaalddat de Rechter in deze Rechtbank een Geestelyke zyn zou. Ingevolge hiervan geeft de Koning den door hem benoemden Rechter eene Abtdye, waardoor hy Lid van het Parlement word, en de Paus geeft hem doorgaans den Tytel van Aartsbisfchop of Bisfchop in partibus. Eindelyk heeft Paus benedictus d e XIII. in het Jaar 1728. in eene Bul alle de Rechten van deze Rechtbank byeenverzameld en beves-r tigd. — De Rechter in deze R echtbank heeft in Sicilië een uitgebreid gezag. — Onder zyn gebied ftaan alle Aartsbisfchoppen en Bisfchoppen in het geheele Ryk, hierom houd hy in alleBisfchoppelyke fteden, zeifin Maltha, een afgevaardigden en plaatsbekleder.— Van alle Gerechtshoven van Bisfchoppen en Aartsbisfchoppen, als ook van die Abten en Prelaaten , welke niet onder het Rechtsgebied van een Bisfchop ftaan, kan, zo wel in burgerlyke als lyfftraffelyke zaa-  3ffl ALGEMEENE BERICHTEN zaaken op deze Rechtbank beroepen worden; zy heeft de cindelyke beflisfing, ten zy dan dat het dingen zyn, die alleen voor den Paus moeten afgedaan worden : en dus heeft de Rechter alle die voorrechten in Sicilië, welke in andere landen de Legati a latere hebben. In alle voordellen welke aan deze Rechtbank gedaan worden, richt men de aanfpraak aan den Paus onder den gewoonen Eernaam, beatisfime Pater. 'Er kan op het geheele Eiland niets worden uitgevoerd, noch door Bisfchoppen, noch door Monnikken, (en de laatfte zyn het meest bevreesd voor deze Rechtbank,) tegen den wil van den Rechter, naardien zyne afgevaardigden over alles een waakzaam oog houden, de nodige berichten in de Pleidoojen bezorgen, en het geld moeten inzamelen. — Daarenboven laat de Koning, uit kracht van zyne waardigheid zlslegatus apostolicus,zederthet Jaar iiji&allè Kerken,waarover hy het patronaat recht heeft, door byzondere daartoe benoemde Vifitatores van tyd tot tyd onderzoeken. Ten befluite van deze berichten rakende den Kerkelyken toeftand van Sicilië, zal ik nog met een kort woord gewag maaken, van de thans vernietigde Inquifitie (*). Reeds ten tyde van Keizer freberik den tweede, zints het Jaar 1224., waren 'er in Sicilië byzondere Inquifiteurs of Geloofonderzoekers, die (*) In het Jaar 1744. kwam 'er te Palermo een merkwaardig ftuk te voorfebyn, waarin de gefchiedenis der Siciliaan» fche Inquilitien voorzien met verfcheiden echte ftukken behandeld word. Het voert den volgenden titel: Breve rapporte del tribunale delle S. S. Inquifizime di Sicilia, dal Canen. D' jjntmino Franchina Inquijhore,  vam sicilië, 3£ die 'er hun werk van maakten om ketters optezoeken en te vervolgen. — Hun Proces wierd door dezen met byvoeging der gewoone Geestelyken cn volgens het gewoone Kerkelyke Recht opgemaakt. Fekdinan d de Katolyke was de eerfte, die dit werk op den Spaanfcben-voet bragt. In 't Jaar 1483.had hy dit in Spanje in 't werk gefteld, en kort daarop in den Jaare 1487. gefchiedde dit in Sierlie ; en dus wierd ook hier ook cle Rechtbank van het zogenaamde heilige officium gefticht, welke volftrekt afhankelyk gemaakt wierd van den Spaanfchen Groot-Inquiiiteur.—• Zyne Opvolgers betoonden denzelven yver in hef handhaven derzeive. Karel de vyfde cischtc van alle Ambtenaaren eenen eed, dat zy dc Inquifitie overal met raad en daad zouden byftaan. Aan alle bedienden van deze Rechtbank, tot de allerminften toe , wierden dezelve voorrechten gefchonken , als den Geestelyken. Dan in den Jaare 1535. viel het Parlement klagtig over de wreedheden, die de Inquifiteurs bedreven, waarop de Keizer aan deze Rechtbank het Recht over leven en dood ontnam, waardoor zo wel.haare macht als haar aanzien eenen gevoeligen knak kreeg. Dan in den Jaare 1543. wierden alle deze bcpaalingen weder vernietigd, en de Inquifitie verkreeg weder het Recht om. alle voorgaande voorrechten te mogen uitoefenen. Waarfchynlyk, waren Staatkundige redenen de oorzaak van deze verandering , dewyl de Keizer langs dien weg gelegenheid had, om burgerlyke onlusten terftond in haare geboorte te fmooren, zeifin zyne afwezigheid. Dienzelven belangneemcnden yver in het behartigen van de zaak der Inquifitie betoonden de Opvolgers van II. DEEL. C KA-  $4 algemeene berichten karel den vyfden: ook bedienden zy zich wel eens van dezelve ter bereiking van hunne Staatkundige oogmerken, 't Zou geheel overtollig zyn, wanneer ik hier eenige proeven van de wreedheden' door dezelve uitgeoefend , optekende. Elk kent de Spaanfche Inquifitie, en deze was op denzelven leest gefchoeid. — Zy ftond onder dezelve regeering, ja zelf onder denzelven Generaal-Inquifiteur. 'Er wierd dikwerf in Palermo en andere Steden een Auto da Fé gehouden, *t welk zelden afliep zonder dat niet de een of ander het leven moest misfen. Onder alle overigen waren 'er voomamelyk drie, die byzonder uitmunteden boven andere door de groote ftaatfie die 'er mede vergezeld ging; namelyk in de Jaaren 1573, 1658, en 1724- (*) en zo lang de Siciliaanfche Inquifitie met (*) Ik bezit eene befchryving van dit laatfte Auto da Fé, waarin alle plechtigheden , daarby voorgevallen, naauwkeurig opgetekend zyn. Het voerd ten titel L'atto publico di fede, folemiemente celebrato nella citta del Palermo a 6. Aprilo 1724. defcritto dal D. D. Antonino Mangitore Palermo 1724. Misfchien deel ik hieruit by eene andere gelegenheid wel eens een uittrekzel mede. Men befchouwde dit te Palermo als een Nationaal Feest, waaraan het ganfche Volk deel moest neemen. Men vervaardigde Schouwtoneelen, en voor de Vrouwen wierden 'er zelf Loges gebouwd , waarin men maaltyden hield , of eenige ververfching aanbood. — Dit alles gefchiedde geduurende dat akelig Schouwfpel , 't welk twee dagen duurde •- De Schryver haald dit alles breedvoerig aan, als iets pryswaardigs! - Dan het aanftotelykfte van alles komt in 't flot; toen het Schouwfpel binnen kort ten einde zou loopen, de Aanfchouwers zich rondom debrandftapels geplaatst hadden,en de wagens waarop de twee veroor-  van sicilië. 35 met de Spaanfche vercenigd was,en onder een GrootInquifiteur ftond; zo lang was de eerfte zo geducht, dat de Onder-koningen voor haar ridderden. Koning karel de derde deed deze vereeniging eindelyk ophouden, cn ftelde een byzonder Groot-Inquifiteur voor Sicilië aan. — Ook fehafte hy de Pynbank, en de openlyke ftrafoefeningen af, en van dien tyd verminderde de macht der Inquifitie merkelyk. — Toenmaals hadden, eerst de marchese squillace, en naderhand de marchese t anuc ci,de klem van Regeering in handen. Beide waren zy groote vyanden der Hiërarchie, en droegen uit dien hoofde vooral zorg , dat verftandige en braave mannen het Ambt van Groot-Inquifiteur bekleden. .— Monsignor testa, de laatfte Aartsbisfchop van Monreale en ventimiglia, waren de laatften. De eerfte was een verftandig en menschlievend man, en ;de laatfte bood zelve de hand tot het opruimen van dit gerechtshof. Geduurende de waarneeming van zyne bediening wende hy geduurig alle pogingen aan, om de befchuldigden te redden, zelf zo, dat wanneer hy niet rechtftreeks zyn oogmerk bereiken kon, hy in de Akten van het Proces, ware het mogelyk, eenige misdagen of ongeregeldheden opzocht, en uit dien hoofde den gevangenen ontfloeg. Toen de Inquifitie vernietigd wierd, vond men in alle gevangenisoordeelde perfoonen zaten, die in dat tydftip verbrand zouden worden, reeds naby waren, wierden 'er intusfehen ververfchingen in meenigte toegedient. — Kan het inenfchelyk gevoel ooit meer uitgedoovt worden, of dieper wegsinken? C 2  36 alqemeene berichten nisfen niet meer dan twee perfoonen die uit hoofde van Tovery veroordeeld waren tot eene eeuwige gevangenis: de overige gevangenen waren alle ontflagen , toen men de aanftaande vernietiging van deze Rechtbank begon tc voorzien. •— In de laatfte twintig Jaaren had men zich flechts' van de Inquifitie bedient by den Adel, vvanneer b. v. de Regccdng deze of geene beledigingen, wilde beftraffen, en de wet diesaangaande zweeg; ook hadden ouders wel eens de gewoonte, om ontaarde kinderen voor eenige maanden aan deze Rechtbank ter tuchtiging over te geeven. — De Procesfen , die 'er gevoerd wierden, raakten meest de misflagen der Priesters, vooral wanneer zy zich by de Biecht onbetame/ykheden veroorlooft hadden. — Hoe zagt cn gema_ tigd dus ook de Inquifitie was, ze bleef echter gevaarlyk. Een by gelovig Staatsdienaar zou al haar gezag, alle haare voorrechten weder hebben kunnen herftellen, en een bloeddorstig Groot-Ir.quiiiteur zou de akeligftc Toneelen weder te voorfchyn hebben kunnen brengen. Geduurig was men nog in vrees voor de fchaduw van dien zinkenden Kolosfus, cn men was, gelyk brydone meld, nog zeer voorzigtig in het fpreeken. — Men onderzocht nog by aanhoudenhcid de Boekwinkels, cn zelf byzondere perfoonen waren hiervan niet bevryd. Eindelyk kwam caraccioli als Onder - koning op Sicilië, een man van eenen edelen inborst, die reeds van overlang een groot vyand der Inquifitie geweest was, cn voornamelyk tegen dezelve was ingenomen, door het leezen van de te vooren aangehaalde befchryving van het Auto da Fé van den Jaare 1724. — Van ftond af was-  VAN SICILIË, 37 was de vernietiging der Inquifitie befloten. —s Hy behoefde ook niet lang naar eene gefchikte gelegenheid tc zoeken , dewyl ze zich eerlang van zelve aanbood, pen Priester van Caftrogiovanni , oudtyds Eara, wierd by de Inquifitie aangeklaagd als of hy zich fchuldig gemaakt had by de Biecht aan onbetamelykheden omtrend de andere Sexe. Men begon daarop bet werk naar gewoonte: de Priester werd uit zyn huis gehaald en in de gevangenis geworpen. — By het eerfte verhoor ontkende hy alles: by het twede noemde hy die perfoonen, tegen wier getuigeuis hy protefteerde, maar by het derde beleed hy fchuldig te zyn. Intusfehen ontdekte zyn Advokaat, dat het geheele Rechtsgeding op eene wcderrechtelyke wyze was behandeld, naardien 'er veele tot getuigen dienden, tegen welke de Priester geprotefteerd had. Intusfehen was dit den laatften geheel onbekend, naardien de aanklager nooit genoemd word. Dit gaf gelegenheid , dat de Priester van het Vonnis der Inquifitie zich op den Koning beriep. De Koning benoemde eene Commisiie van Rechtsgeleerden, om het geheele Rechtsgeding te onderzoeken; dan de Groot-Inquifiteur weigerde deze Commisfie toe te laaten, voorgevende dat het volftrekt ongeoorlooft was, de geheimen der H. Inquifitie aan den dag te brengen, en aan Leeken de Akten van het Rechtsgeding over te geeven; eer kon de geheele Inquifitie vernietigd worden, eer dit gefchiedde. —. En deze vernietiging wierd daarop terftond vast gefteld. ■ Wel is waar, de afgevaardigden van het Parlement leverden nog een Verzoekfchrift by den Koning in ten voordeele van deze Rechtbank ; maar men was te C 3 zeer  $8 ALGEMEENE BERICHTEN zeer overtuigd, dat dit flechts welftaanshalven was, naardien geheel Sicilië een afkeer had van de Inquifitie. .— De Onder - koning kreeg dus een koninglyk bevel (waarfchynlyk door hem zelve eerst vervaardigd) waarby de Inquifitie overal en voor altoos in Sicilië wierd afgefchaft. — Dit koninglyk bevel is met veel nadruk opgefteld, en behelsd de redenen, die den Koning hiertoe bewogen hebben. — Zie hier den Hoofd-inhoud van hetzelve — i. „ Dat deze Rechtbank, reeds van den beginne „ af, zo onregelmatig te werk gegaan was, offchoon „ men nooit ketteryen in Sicilië befpeurd had, dat „ zy daardoor den Haat der Natie zich had op den „ hals gehaald; van daar dat 'er zo veele fmeckfehrif„ ten by den Koning waren ingeleverd, om vernieti„ ging of ten minften nadere bepaling van dit Ge„ rechtshof. o. ,, Dat men ftrydig met de koninglyke Ordon„ nantien had gehandeld, welke deze Rechtbank ver„ plichten, om tewerk te gaan overeenkomftig met „ dè gewoone wyze van Rechtsoefening in het bur„ gerlyke ; dewyl men integendeel heimelyke be„ tientingen en onbekende getuigen aangenomen had, „ en dus den beklaagden daardoor buiten de gelegen„ hcid gefteld, om zich op eene behoorlyke wyze te „ kunnen verdedigen, en van die middelen ter zyner „ beveiliging zich te kunnen bedienen , welke de „ wetten hem aan de hand gaven. — 3. ,, Dat dit ftelzel aan geene dc allerminfte veran„- dering onderhevig geweest zy, naardien het ten „ grondflag van de geheele inrichting der Inquifitie „ verftrekt, zo dat de Groot-Inquifiteur zelve durft „ ver-  VAN SICILIË. 99 „ verklaaren, „dat dit ftelzel, en de onverbreeklyke „ „ Geheimhouding, de ziel zy van dc geheeleTn„ tó quifitie, zonder welke dezelve niet beftaan kun,, „ ne, ja dat het beter ware , dezelve geheel te „ „ vernietigen, dan eenige verandering te maaken, ,, ,, in de wyze der Rechtspleging." —- 4! „ Langs dezen weg intusfehen zou de onfchuld „ zeer ligt onderdrukt kunnen worden, en de Onder„ daan én in gevaar (taan om onrecht te lyden, en „ uit dien hoofde, daar beide de Rede en de Wet „ deze handelwys als onbillyk veroordeelen, zy het „ de zaak en eene onvermydclyke plicht van den Ko„ ning, zyne Onderdaancn zelf tegen de vrees voor „ geweld te beveiligen." Door die zelve Wet gaf de Koning aan de Bisfchoppen de vryc uitoefening van hunne bisfehoppelyke Macht en gezag in alle zaaken die het geloof betroffen terug, en beval hun tevens» dat zy by hunne Rechtshandelingen, zich te gedragen hadden volgens de lyfftraffelyke wetten van den Staat. Evenwel wierden 'er de volgende bepaalingen bygevoegd. 1. „ Het ftaat den Bisfchoppen niet vry, iemand te „ dagvaarden of gevangen te neemen, voor dat zy „ den Onder-koning van het geval en de befchuldi„ ging tegen hem onderricht, cn daarop vryheid ont,, fangen hebben om met die zaak voort te gaan. Ook „ hebben zy geene vryheid, om een door hen geveld „ vonnis aan te kondigen of ter uitvoer te brengen, „ dan naa dat de Onder-koning hetzelve goedgekeurd „ heeft. 2. „ De gevangene zal niet afzonderlyk opgefloten „ worden, maar vryheid hebben, om met de andere C 4 g«r  JLO ALGEMEENE BERICHïEPT „ gevangenen, die niet cp'lyfttraffelyke misdaadeft „ zitten, te verkeeren , oo!c, wanneer hy het ver„ kiest, om te fchryven'. Ook zai men hem een Ad„vokaat ter zyner verdediging geeven. 3. „ By hef dagvaarden zo wel van dc bcfchuldig„ den als van de getuigen, zal altoos de misdaad, „ waarmede de beklaagde beticht word, 'ér by*ge- voegd worden." Toen de Onder-koning dit koninglyk bevel uit Napels ontfangen had, ontbood by alle Hoofden der Rechtbanken, alle Bisfchoppen, die in Palermo waren, benevens den Adel, op den Woensdag voor het Paascbfeest 1782., in het Paleis der Inquifitie; alwaar hy zich op den koninglyken Troon pl'aatfte, en het koninglyk bevel liet voorleezen. Daarop nam hy terftond bezit van de Archieven, liet alle Gevangecisfen ontfluitcn, die alle, op twee na, ledig gevonden wierden. Men bewaarde alleen dc Papieren welke tot de Finanticn betrekking hadden, dc overige, waarin de pleitgedingen vervat waren, wierden openlyk op het plein voor liet koninglyk Paleis verbrand, naardien dezelve de Eer van zo veele levende perfoonen en familien betroffen. .De Goederen der Inquifitie wierden hefteed ten behoeve van Kerken en Godshuizen. Evenwel behielden de 'Ambtenaaren hunne bezolding. ■— Hierop- werd het paleis der Inquifitie geheel ontruimd, en een gedeelte daarvan tot een Tolhuis,,cn het overige tot byzondere Woningen gefchikt. Men kon echter zo niet alles opruimen, of'er bleeven nog kentekenen over, van het geene waartoe het tc vooren gediend had. Ik heb 'er nog dc zwarte kamer gezien ,  VAN SICILIË. 41 •zien, die ter voorbereiding diende, ook de verhoorzaal, waarin de Inquifiteurs op een hoogen Troon naast een wonderdadig Kruis zaten, benevens de lange, fmalle cn hooge Pynkamciv Hier zag men aan den wand een zwart Kruis, en op eene hoogte ftond het geftoelte van de Inquifiteurs. Tot op deze hoogte wierd de beklaagde door middel van eene wip gebragt, cn wanneer by niets bekennen wilde, van boven neder geworpen. Achter het geftoelte der Inquifiteurs was. een deur, naast welke in het Latyn de volgende woorden in een Steen uitgehouwen waren, God is waarheid en die de waarheid lief heeft blyft in hem om dat God waarlhcid is. — Gewis op deze plaats eene Godslasterlykc Taal. Door middel van deze deur kwam men-in de Gevangenisfen, die boven den grond zyn. Om 'er te'komen moest men langs verfcheide gangen trap op trap neder wandelen. 'Er was echter Hechts eene Gevangenis , waarvan men kan zeggen, dat ze akelig was : alle de overige waren kleine, maar wel voorziene kamertjes, die alle goed bezorgd waren. ; Alle de werktuigen, waarvan men zich bediend had tot pyniging der aangeklaagden, wierden- terftond weggebragt, en de onderaardfche gevangenisfen alle gedoopt. Het Wapen de-r Inquifitie, beftaande in een Kruis tusfehen een Olyftak en een Zwaard , voer zien met dit opfchrift, [in '*t Latyn] Sta of lieer! en richt Uw zaak, wierd afgebroken ; ook heeft men een ontwerp, om het huis van binnen te veranderen , zo dat men binnen weinig jaaren, geen het minfte zweemfel meer zal kunnen ontdekken van die wreedheden waartoe het te vooren gefchikt was. De plaats, waar voormaals de geene, C 5 die  4* ALGEMEENE BERICHTEN die ter dood veroordeeld waren, verbrand wierden, is veranderd in een Tuin, die voor elk open ftaat.— Wiè, die eenig menfchclyk gevoel in zyn hart omdraagt, wenscht niet, dat de Gerechtshoven te Lisfabon, Goa, Sevilla, Rome, en Parma, (het jongfte, maar tevens het verfoejelykftc van allen, om dat het in onze verlichte dagen gefticht wierd) eerlang eenzelve Lot mogen ondergaan, opdat men in de negentiende Eeuw deze fchandvlekken van het menschdom niet meer moge vinden. «\ Mr*. ■■..-.v. . ■..u'ia Die Steden, welke onmiddelyk onder de koninglyke Regecring ftaan , maaken in het Parlement den derden Stand van het Ryk uit. — Zy zyn, wat het getal betreft, verre weg de minften, naardien Hechts drie en veertig Steden het Recht hebben, om haare afgevaardigden in het Parlement te zenden. Verfcheiden aanzienlyke Steden ftaan onder deVryheeren van dit Ryk. Zo heeft de Hertog van Alba, een Grande van Spanje, de twee Steden Alcamo en Terranuova, waarvan hy zeer aanzienlyke inkomften heeft, daar dc Koning flechts weinig van dezelve trekt. —; Van de koninglyke zyde zoekt men ook den Vryheeren in dit ftuk zo veel afbreuk te doen, als mogelyk is, en, in weerwil van die Wet, welke een-gerust bezit van dertig Jaaren tot een wettig bewys van Eigendom maakt, echter de gefchiedkundige bewyzen na te vorfchen. Doorgaans zyn de Bewooners, en vooral ook de Regenten van die Steden, de eerfte aanftokers van zodanige navorfchingen , door dien men  VAN SICILIË. men zich vleit, dat men onder de koninglyke Regeering minder zal gedrukt worden, dan onder die der Vryheeren , wier overheerfching en onderdrukking men volftrekt moede is. Ook woonen 'er in veele van die Steden perfoonen van minderen Adel, wier hoog-r moed door liet denkbeeld , dat zy onderdaanen van andere Edellieden zyn, zo zeer getergd word, dat' zy uit dien hoofde het hunne toebrengen, om, ware het mogelyk, die Steden onder dc koninglyke hcerfchappy te brengen. Daarenboven heeft de Magiftraat in eene koninglyke Stad meer aanzien, dan die van eene den Vryheeren tocbehoorende Stad , vooral uit hoofde van het Recht van zitting in het Parlement. Dit alles zyn redenen genoeg om den Koning te onderfteunen in zyne oogmerken. Toen ik my in Sicilië ophield, was men met dc Stad Tcrranuova bezig ; men beweerde toenmaals dat men in dit Rechtsgeding reeds duidelyk dc ongegrondheid van de Eisfchen van den Hertog van Alba op die Stad had aangetoond: dan ik weet niet, hoe de zaak vervolgens afgelopen is. Over 't gemeen is dc Regeering in Sicilië niet zeer bemind; ook kan zy het nog niet zyn, naardien zy eerst in dc laatfte Jaaren 'er met ernst werk van ge> maakt heeft, om den Toeftand van Sicilië te verbeteren, en in dien tyd veel dingen gedaan heeft, waartoe zy, volgens de Wetten van het Ryk, niet eens gerechtigd was. — De meeste klagten worden veroorzaakt, door het verval van den binnen- en buitenlandfchcn Handel; waardoor jaarlyks aanzienlyke fommen gelds uit Sicilië gaan, doordien de uitvoer niet fterk is. — Hieraan fchryven zy met recht de armoede van het Land, het gebrek aan Inwooners, het  44 ALGEMEENE BERICHTEN VAN SICILIË. het verval van den Akkerbouw cn van de Fabrieken; toe; — ook meenen zy hier de rede te vinden van dat vreemd verfchynzel, dat een zo vruchtbaar cn gezegend land, als Sicilië, 't welk zo gefchikt is tot den Koophandel, 't welk in eene geheele Eeuw geene andere ramp heeft gehad, dan de Aardbeving in het Val di Noto 1693, de Pest in Mesfina 1743, en de Aardbeving ter zclvcr plaats 1783, 't welk nooit een Oorlog heeft behoeven te voeren, echter by aanhoudenheid gebrek aan Inwooners en aan Geld heeft. Dit alles valt zo fpoedig in de oogen, dat elk reiziger, die eenigzins oplettend is, het terftond ontdekken moet. — Ook verbergt het Volk zyn misnoegen niet: dikwerf klaagt het aan Vreemdelingen zynen nood, en handelt vrymoedig met hen over de oorzaaken van dit verval, zo wel als over de middelen tot herftel. De aanzienlyke is het met den gemeenen man in dit ftuk volkomen eens, en ik durf ronduit zeggen, dat ik, zo ras men op dit onderwerp kwam, geen het minfte onderfcheid in denkbeelden befpeurde. —. P A-  45 PALERMO. Men vind in den omtrek van Palermo geene overblyfzels der Oudheid, die eenigzins van belang zyn. —- Door de Aardbevingen zo wel, als door de pverheerfching der Saraceenen en Spanjaarden is alles vernield, en wat men hier en daar nog ontmoet,komt in geene de minfeen aanmerking by dc aanzienelykc en merkwaardige ftukken die men op andere plaatfen in Sicilië vind. — By overlevering weet men nog dat 'er twee beroemde Tempels geweest zyn, waarvan de eene aan jupiter en de andere aan hercules was toegewyd: dan men vind'er niet de allcrminfte overblyfzels meer van. — Ook is 'er eene Schouwburg geweest, die eerst in de zestiende Eeuw geheel afgebroken is , omdat men de piaats van het flot vergrooten wilde. Uit dien hoofde is Palermo voor den Reiziger niet bclangryk, dan voor zo verre deszelfs tegenwoordige toeftand betreft j en hierom zal ik flechts met een kort woord gewag maaken van de aloude gefchiedenis der Stad. — 't Is onzeker of Palermo, van phoenicifche of griekfche volkplantingen gefticht is. De naam Panormos is duidclyk een griekfche naam, hoe zeer ook de geleerde sochart en andere Taalkundige door vergclyking met zoortgelyke phoenicifche woorden hebben zoeken te bewyzen, dat die naam vanphoenicifchen oorfprong zyn zou. In de zestiende Eeuw vond men een opfchrift  4<5 palermo. fchrift op ccn oude, thans reeds afgebroken Toren, waarop geen phoenicisch maar kufiesch gevonden wierd. — Eerst hield men het voor Chaldeeuwsch; men ontcyferdc het, zo goed men kon, en las 'eruit dat een kleinzoon van Ezau die Toren zou gefticht hebben. Dan naderhand wierd men overtuigd van de dwaaling", naardien het geene chaldeeuwfche maar kufifche Letters waren. .— Uit thucydides blykt, dat Palermo zeer oud moet zyn , en uit de woorden van dien Gefchiedfchryver, vergeleken met andere gezegdens der ouden, zou men met vry wat waarfchyplykheid mogen befluiten, dat Palermo niet door dc Phoeniciers,maar door de Grieken vereenigd met de oude inwoners van Sicilië, is gefticht. De Stad wierd eerst regt bekend in de vyftigfte Olympiade, of vyf honderd en tachtig Jaaren voor Christus geboorte. •— Van de byzondere Lotgevallen der ■Stad weet men weinig. — Zeker is het, dat zy doorgaans met Karthago verbonden, cn in handen van de Karthaginenzen was. In de nabuurfchap van deze Stad viel een Veldllag voor tusfehen den romeinfehen Veldheer caecilius metellus cn hasd r u b a l , den Broeder van iiannibal. Toen de Karthaginenzen naderhand geheel Sicilië ontruimen moesten, viel ook Palermo in handen der Romeinen. Evenwel bleef 'er nog eene fchaduw van Vryheid voor haar over, gelyk dit doorgaans alle groote fteden te beurd viel ; wanneer zy niet al te ongunstig van de Romeinen behandeld wierden. — Uit dien hoofde droeg het den naam van Rcspublica Panliormi. By den ondergang van het westersch Keizerryk deelde het in de Lotgevallen van Italië eh  palermo. 4? Sicilië, tot dat eindelyk de Saraceenen zich meester maakten van dit Eiland, en Palermo tot de hoofdftad koozen. — Dit voorrecht heeft het naderhand onder alle navolgende regeeringen behouden, zo wel onder de Normannen, als onder het hohenflaufifche, arragonfche, en bourbonfche huis, 't was altoos de zetel van den Koning of Onder-koning. Van daar dat ook van tyd tot tyd het rykst en aanzienlykst gedeelte van den Siciliaanfchen Adel deze Stad tot eene geduurige verblyfplaats uitkoos, en zy daardoor het middelpunt is geworden, waar de Rykdom en de Pracht van Sicilië als 't ware zamenvloeit. — De Stad ligt in eene fchuinfche vlakte, die aan den zeekant af helt, en van hooge en fteile bergenj omringd is. — 't Is niet onwaarfchynlyk, dat deze bergen in de alleroudfte tyden ten voormuur voor de aanvallen van de Zee verftrekt hebben , en dat de vlakte, waarin Palermo thans ftaat, een aanwas is van laater tyd. — De haven, die door de natuur zelve gevormd fchynt, loopt diep landwaards in, heeft een zeer naauwen ingang,tusfehen fwee Landengtens,die in Zee loopen ; aan het einde van de eene is een berg, en de andere is geheel en al bergachtig Aan de linkerzyde van de haven ftaat eene verbazende hooge Rots, die vier Italiaanfche Mylen in den omvang is; by de ouden droeg zy den naam van mom Erata: derzelver kruin wierd in den eerften punifchen Oorlog door hamilcar verfterkt. Tegenwoordig draagt zy den naam van monte Pellegrino. 'Er is niets, dat bezienswaardig is op dezelve, dan alleen een Kerk, die in de Rots uitgehouwen is, en waarin ■ ■ de  PALERMO. de heilige Rofalia, de befchermheilige der Stad, begraven ligt. — Palcrmo is groot en zeer regelmatig aangelegd. Twee regte ftraaten, die elkander midden in de Stad doorkruisten, verdoelen dezelve in vier gelyke deer len. Deze twee ftraaten zyn breed, ruim en volkomen lynregt aangelegd, zo dat wanneer men in het middenpunt zich bevind, men de vier hoofdpoorten der Stad kan zien. In beide ftraaten vind men fchoone gebouwen , zommige zyn zeer aanzienlyk. — Verfcheiden van de kleinere ftraaten zyn zeer regelmatig ingericht. Overal vind men fonteinen, en ftandbeclden ter Eere van Heiligen of van Siciliaanfche Vorften. Kloosters en Kerken vind men in menigte , daarenboven op het prachtigst vcrcierd,met Marmer, Porphyrfteen en andere kostbaarheden. Zelf de grond van veele Kerken is met Mofaik gevloerd. De grootfte pracht vind men aan de Altaaren, waaraan oiiHoemelyke fommen befteed worden. Dit alles echter zal nooit zo bekoorlyk en aanlokkend kunnen zyn voor iemand, die de edele en grootfche eenvoudigheid die 'er in de oude en nieuwere gebouwen te Rome heerscht, gezien heeft. De Paleizen zyn meestal zeer wel ingericht. Door dien Palermo in zulk eene naauwe gemeenfehap met Frankryk ftaat, worden de franfche gewroontens ook ras by de inwoners bekend en door hen nagebootst. Zeer veele vermogende Edellieden hebben hunne Paleizen en Landgoederen naar den nieuwften franfehen fmaak ingericht. — Aan het einde van de Stad ftaat het koninglyke flot, een groot en aanzienlyk, maar zeer  palermo. 4p zeer onregelmatig gebouw, 't welk van tyd tot tyd door de Saraceenen , Normannen en andere beheerfchers van dit eiland, is gefticht. Het merkwaardigst in hetzelve is de lange donkere Kapel, door Koning r o g e r gebouwd. Alles, zelf de Muuren, zyn met Mofaik van onderfcheiden marmer belegd; ook heeft dezelve, gelyk alle griekfche Kerken, een hoog Koor en Altaar. De Kathedraal Kerk ftaat in de nabuurfchap van het flot, en is insgelyks zeer oud en groot. Men was by myn verblyf te Palermo juist bezig met dezelve te herftellen en te verbeteren, zo dat ik ze bykans geheel ontruimd gezien heb. — Het merkwaardigst, 't welk hier vertoond word, zyn vier begraafplaatfen van voortreffelyk Porphyrfteen vervaardigd, waarin de Lyken van eenige Siciliaanfche Koningen bewaard worden. Toen men ze in den Jaare 1784. opende, vond men 'er de Moeder en de Gemalin van frederik den t weden,(die beide den naam van Conftantia voerden,) Keizer hendrik den zesden, frederik den tweden en frederik van arragon. Het Lyk van Keizer frederik was nog in zyn geheel, alleen ontbrak 'er een klein ftuk van de neus. —- Hy was volledig uitgedoscht in het Keizerlyk gewaad, de mantel was geflikt met Arabifchc opfchriften in gouden Letters, en zyn aangezicht was zo kenbaar, dat men hem zeer wel kon affchilderen. Hierop wierd 'er eene naauwkeurige tekening van alles gemaakt, de begraafplaatfen wierden weder gefloten, en van dit geheele werk wierd eene befchryving vervaardigd door den Koninglyken Gefchiedfchryver, do&n ïrancesco n anielle,djedezelve, voorzien II. deel. D ajfrt  £0 PALERMO. met veele plaaten in den Jaare 1786. te Napels in het licht gaf, onder den titel Ircali Sefokri di Palermo. Dat dit de inwoners van Sicilië niet zeer fmaakte, is ligt te begrypen, naardien zy liever gezien zouden hebben , dat die Eer, om eene befchryving hiervan , die op Koninglyke kosten zou uitgegeven worden , te vervaardigen, aan een hunner medeburgers, dan aan een Napolitaan , opgedraagen wierd : vooral daar men in Sicilië reeds een begin gemaakt had, met het vervaardigen eener befchryving. Intusfehen moet men deze door de Regeering gemaakte fchikking goedkeuren, wat de zaak zelve betreft, naardien dit Wérk', wanneer het in de handen van een Siciliaan was gevallen, waarfchynlyk volgens de gewoonte der Itaïiaancn, veel omflagtiger zou geworden zyn, dan het nu is. — Onder dc merkwaardigheden van Palermo behooren ook vooral dc Catacombes van de Kapucynen. Men vind onder hun Klooster een diepe gewelfde kelder, die aan elk der vier zyden een hooge en breede gang, en daarenboven nog twee kruisgangen heeft. In de Muuren vind men zeer veele Nisfch, waarin de Lyken, in het gewaad van een Kapucyn, ftaan. De handen zyn zaamgebenden, en doorgaans vind men in dezelve een briefje waarop de Naam en het fterf jaar van den overledenen ftaat. Dit levert intusfehen eene akelige vertooning op, vooral naardien de meeste van deze Lyken bykans niet anders dan geraamtens zyn, en is 'er de huid nog overgebleven, dan heeft dezelve eene kleur, als die van eud perkament. — Deze handehvys intusfehen, om du»  PALERMO. 55 dus dc Lyken te bewaaren, draagt in Palerino algemeene goedkeuring weg, ja zelf zyn'er onder'de in* Wooners , die de Lyken hunner naastbeftaanden' na dit Klooster zenden, om aldaar onder al die Monnik* ken geplaatst te worden. •— De wyze waarop men met deze Lyken te werk gaat. is de volgende. Eerst Worden de ingewanden uit het lichaam genomen, en hetzelve daarnaa op een rooster boven eene ihel ftroo* mende rivier gelegd, alwaar de trekking cn zuiging der Lucht de uitcfrooging bevordert. Dan Word het Lyk gekleed , cn in de Nis geplaatst, alwaar insgelyks de zuiging van den wind het lichaam ver* der uitdroogt en voor 't verderf bewaart. Echter krimpen de Lyken eindelyk in. Wil iemand die de Lyken zyner bloedverwanten hier geplaatst heeft, dezelve niet openlyk ten toon gefield hebben , dan legt men dezelve in een gefloten kist, waarvan de fleutel by de naastbeftaanden is. — De inwoners van Palermo komen zeer veel op deze plaats, vooral ook om hunnen Godsdienst by de Lyken hunner bloedverwanten waar te neemen. 'Er zyn in de overige Kloosters van de Kapucynen op Sicilië zoortgelykc fchikkingen; deze Catacombes echter zyn de grootftcn en vermaardften in het ganfche land , ook brengen ze Voor het Klooster veele voordeden op, door deAalmoesfemdie 'er gegevcHWord.cn, naardien de gemeene man'deze plaats voor zeer heilig houd. — Buiten Palermo, aan weerskanten der Stad, langs de Kust, vind men een groot aantal 'Landhuizen, den Adel en de aanzienlykfte burgers van Palermo toebe» hoorende. Doorgaans worden ze van 't begin van Oftober tot in de midden van November bewoond* Da 't welk  53 V A e e r m o. 't welk in Italië de gewoone tyd voor het buiten leven is. 'Er is onder anderen één Landhuis, 't welk zeer berucht is, door de in fteen uitgehouwen gedrochten die men aan de Poort, by de muuren, ja zelf in de vertrekken aantreft, en waarvan men de oorfpronkelyke dieren te vergeefsch ergens op den aardbodem zou zoeken. Dit Landhuis behoord aan den Prins palago*jia. 't Is aanmerkclyk dat deze nog van denkbeeld is, van wezenlyk zuike dieren in de Arabifche Zandwoestynen te zullen vinden. Zwangere vrouwen durven het niet waagen, om in den omtrek van dit Landhuis te komen, vooral omdat men veele vertelzeltjes heeft van andere, wier kinderen de kenmerken daarvan zouden gedraagen hebben. Nog vind men buiten de Stad twee Saraceenfchc gebouwen, waarvan het eene, la Zifa genaamd, in een aangenaam boschje ligt. Men vind zodanige overblyfzels zelden ergens, dan in Spanje. — Dit la Zifa is geheel en al in een Oosterfche fmaak gebouwd. — 'Er zyn verwelfde vertrekken, met Mofaik gevloerd, de vloer met fonteinen en de wanden met Arabifche fpreuken uit den Koran voorzien. — Aan de eene zyde van het huis ftaat eene kleine Moské , voorzien met een koepel en balkon voor den wachter, die de uure des gebeds moet te kennen geeven. In deze Moské vond men voor eenige Jaaren nog een Graf, waarin de ftichter derzelve, een Arabifche Emir, begraven lag. In de Midden-eeuwen was dit Paleis zeer vermaard, vooral uit hoofde van een fraaije Vyver, die in de tuin lag, en zo uitgeftrekt was, dat men zeer wel eene party van vermaak daarop kon neemen. —.Dit verhaald benjamin van iüdela, die  PALERMO. 53, die tevens de pracht en luistervan dit Paleis befchryft, wiens wanden met gouden en zilveren plaaten belegd waren, cn de vloer vercierd met afbeeldingen uit alle waerelddeelen. — De tegenwoordige naam van dit flot is Caftel reale, en thans is het een Prinsdom. — Het getal der inwooners van Palermo is aanzienlyk. Men fchat hetzelve op honderd en veertig duizend, waar onder veertig duizend Geestelyken zyn. Dit groot getal geestelyke moet niemand verwonderen , naardien 'er in deze Stad agt Abdyen , vyf Kweekfcboolen voor jonge Geestelyken, en een en zeventig Kloosters zyn. Ik weet niet, of men in de laatfte Jaaren het getal der inwooneren wel naauwkeurig heeft opgenomen; dan de grootte der Stad en de menigte van inwooners, waarvan 't op de ftraaten krielt, in aanmerking genomen, geloof ik niet dat dit getal te hoog opgegeven zy. —- Een groot aantal Menfehen vinden hun beftaan door middel van den Koophandel en de Zeevaart. Dc weelde, die vooral onder den Adel en de aanzienlykfte Burgers heerscht, verfchaft den Ambachtsman veel werk. Het aantal van Dienstboden in aanzienlyke huizen is zeer groot. De Rechtbanken doen mede het hunne tot vermeerdering van de inwoners dezer Stad, naardien dezelve niet alleen veele perfoonen in hunnen byzonderen dienst hebben , maar ook de bewoners van andere oorden op dit Eiland, wier rechtsgedingen beflist moeten worden, derwaards trekken. — Hoewel Palermo de Hoofdftad van het Ryk, en de yerblyfplaats van den Onder-koning en de Leden der regeering is, heeft zy echter geene eigenlyke Hogefchool. In alle plaatfen, waar de Jefuiten zich geD 3 ves-  S4 PALERMO. vestigd, en zy hunne vyf huizen (*) hadden, waren bok Kollegien, waarin, behalven de aankomelingen in die Orde, daarenboven ook andere Jongelingen des begeerende, onderwezen wierden, en ook te gelyk-, tot eenige akademifche waardigheden, zo in de Wysbcgeertc als in de Godgeleerdheid konden bevorderd worden. —— Hetzelve vond plaats in het groote en vermaarde Kollegie der Jefuiten te Palermo. De laagere cn hoogere Schooien waren dus daar ter plaatfe, gelyk bykans overal In Italië, in een gebouw vercenigd, en ftonden onder een en denzelven opziener, namelyk, den Reflor van het Kollegie. Nadat de orde der Jefuiten vernietigd was, kwam 'er (*) In elke groote Stad hadden de Jefuiten vyf huizen, waarvan elk tot een byzonder einde was gefchikt. —! Vooreerst het Noviciaat, 't welk doorgaans den naam van St. Luigi droeg; welke naam ontleend was van St. Luigi Gonzaga, een van hunne grootfte heiligen. Ten tvveden domus Jludiorum [of liet buis der fludien] 't welk altoos den naam van St. Ignatio droeg. Plet derde was, domus propagationis [het huis der aankwekeiingen] 't welk St. Francesci Saverio genoemd wierd. Het vierde was ce woning van die geene , welke aüe gj!ouen van de orde volbragt hadden , en reeds mede in het bewind van Regeering gefteld waren; en eindelyk het vyfde was het domus exercitiorum Jpiritualium (het huis ter Geestelyke oefening gefchikt) waarin elk Jefuit ^aarlyks tweemaal agt dagen zich moest afzonderen , tot Godsdienftige oefeningen die voomamelyk in overdenkingen ,over de exercüia Jpiritualia (of Geestelyke oefeningen) van den II. Ignatius beftonden , een werk dat zeer gefchikt is m een onvast brein, geheel aan 't hollen te brengen.  p A L e R O. 55 'cr ook !"in deze Schooien eene groote verandering. Het bellier wierd thands aait de Benedictynen en Theatynen, die gezvvooren vyanden der Jefuiten waren, opgedragen, en eenige Leden van de regering hebben het.hoofdbewind in handen. Dit Illuftrcfchool is thans geheel cn al naar den nieuwften fraaak ingekocht: men heeft 'cr een Hooglecraar in de Oosterfche Taaien , en andere zeer bekwaame Mannen in ond^rfchciden Wctenfchappen, waaronder vooral een Bencdiktyncr Abt, baronio, cn een Theatyner Monnik, p. piaggi, die beide in de Wiskunde zeer ver gevorderd zyn, uitmunten. Dit Uluftrefchool vermag intusfehen geene Akademifcbe waardigheden uit te deelen: dit voorrecht heeft de Hooge-fchool tc Catania alleen. Voor dat de orde der Jefuiten vernietigd was, had de Regeering ten oogmerk , om dc geheele Akademic van Catania na Palermo te verplaatfen; dan men bevond dat de eerstgcmeldc Stad hierby te veel verliezen zou, naardien 'er langs dien weg eene aanzienlyke fomme Gelds in omloop komt, daar 'er, behalven dit, weinig vertier in deze Stad is. Wie derhalven flechts de Kollegien wil bywoonen, kan in Palcrmo zyn oogmerk bereiken , maar wie de eene of andere akademifche waardigheid zoekt, moet na Catania. Doorgaans houden de Studenten zich aan beide! plaatfen eenigen tyd op. — By het Illuftrcfchool vind men ook de koninglyke Boekery. Zy is eerst onlangs opgericht, en ontftaat uit de Bibliotheek der Jefuiten, en alle andere Boekeryen, die op het geheele Eiland hier en daar verftrooid waren. Dit alles wierd verdeeld tusfehen de Boekeryen van Palermo en Mesfina; wat men D 4 dub-  55 r A E E R M O. dubbeld had, wierd aan de Boekverkopers verkocht, alwaar ze nog voor misdruk verkocht worden, hoewel 'er verfcheiden Boeken onder waren, die zelden gevonden worden. Men kan hieruit gemakkelyk opmaaken, dat deze Boekery niet klein is. —- Zy word van tyd tot tyd vermeerderd uit een door den Koning daartoe afgezonderd Fonds, en beftaat tegenwoordig reeds uit .bykans veertig duizend banden. Men vind 'er eene aanzienlyke verzameling van Schriften over de Orde der Jefuiten en derzelver gefchiedenis, waaronder zommigen zyn, die zeer zeldzaam te vinden zyn, omdat ze flechts ten dienfte van de Orde gedrukt wierden. Daarenboven is 'er eene aanzienlyke verzameling van de alleroudftc drukken. — Ook heeft de vernietiging van de Inquifitie eene algemeene vryheid, om te kunnen leezen wat men wil, te weeg gebragt, zodat men hier ook Schriften van andere meer verlichte Volken, en vooral veele engelfche Schryvers vind. Zelfs Werken van Proteftantfche Godgeleerden, vooral van voorgaande Eeuwen, treft men hier aan. Evenwel is men hiermede wat voorzichtiger en geeft ze niet aan ieder een (*> De Aartsbisfchop , die altoos het recht heeft om vryheid te geeven tot het leezen van verboden Boeken, eenige weinige uitgezonderd , die zelf een roomsen Bisfchop niet (*) Onder de boeken waaromtrend men de meeste omzichtigheid gebruikt, behooren ook de werken van melanchton. Ik twyfel, of het algemeen bekend is, dat aldus in Venetië, onder den verbloemden naam van barda sera de hei theologki uit gaf, en dat het een geruimen tyd duur#e-, eer hot bedrog ontdekt wierd.  PALERMO. 57 niet mag leezen, heeft eens vooral den Bibliothekaris de vryheid gegeven, om in het koopen van Boeken naar zyn eigen goeddunken te werk te gaan. — De Bockery heeft weinig handfehriften, 't voornaamfte 't geen ik gezien heb, was een handfehrift uit de twaalfde Eeuw , behelzende de meeste brieven van Paulus, waaruit ik de merkwaardigfte plaatfen optekende. P. ster zing er uit Beieren, een zeer geleerd man, is dc Bibliothekaris. Hy heeft de Boekery in eene fchoone order gebragt, en de ftudeerende Jeugd te Palermo, vooral jonge Geestelyken, lust tot leezen ingeboezemd. Uit dien hoofde word deze Bockery veel bezocht, en dezelve doet meer nut, dan menig eene groote in andere Steden van Europa, die altoos ledig zyn. Deze Illuftre-fchool bezit ook het natuur- en oudheid-kundig-kabinet der Jefuiten. Men kan echter uit hoofde van dc groote wanorde, waar in het is, over deszelfs wezenlyke waardy niet oordeelen. Hoewel men in het natuurkundig kabinet meestal flechts inlandfche ftukken vind, heb ik met dat al naderhand verfcheiden verzamelingen gezien , die grooter en beter waren. 'Er is van het oudheidkundige-kabinet door verzuim en onoplettenheid in den beginne veel verlooren gegaan; zo ging het overal: zelf te Rome miste men een aanzienlyk gedeelte van de beste oudheid-kundige Stukken uit het Mufeum Collegii Rotnani. —■ Toen de Jefuiten hunne bezittingen moeiten ruimen, namen zy mede zo veel zy konden : en wie kan het hun kwalyk neemen, daar het hun eigendom was. — By het Mufeum te Palermo was voortyds een voortreffelyk Munt - kabinet, 't welk D 5 thans  58 ? A i. e r m o. thans niet meet voorhanden is. — Het bclangrykst, 't welk men vind, is eene verzameling van Siciliaanfche Vaafen, van die zelve fync zoort van aarde vervaardigd, als die van Campanie en Hetrurie. — De grootfte Fabriek van deze Vaafen was te Camcrina, eene plaats op de zuidelyke kust van het Eiland gelegen ; en nog geduurig ontdekt men onder de overblyfzcls dier Stad eene menigte derzeive, van onderfebeiden zoort en waardy. —— Die men te Palermo heeft, zyn alle op de plaats waar de oude Stad Panormus ftond, en dus na by Palermo, byeen gevonden, by gelegenheid dat men de Grondflag tot een nieuw Hospitaal wilde leggen. — De ftof, waarvan ze vervaardigd zyn, is veelal eene by uitftek fyne, zwarte klei-aarde, waarop met roode of geele verwen getekend is.— Nu eens vind men 'er bctruriesch, dan weder grieksch op getekend; de griekfche zyn doorgaans by uitftek fraai. Deze Vaafen behoeven voor die van Campanie niet te wyken, vooral wat de tekening betreft, .ja zelf zou ik de voorkeur aan de Siciliaanfche geeven, ware het niet, dat ik de verzameling van Don nicola viVENZiote Nota gezien had, die, vooral in de tekeningen, alle anderen die ik ooit gezien heb, zeer verre overtrof. — De tekeningen zyn ontleend uit dc oude Mythologie. Wanneer men griekfche ftukken treft, kan men fpoedig ontdekken, waarop de tekenaar doelde; maar by de oorfpronkelyk italiaanfche Mythologie, vooral ook by de Fabelen en de oudfte gefchiedenis der Hetruriers , Oscicrs, en Campanien waarvan wy zo weinig weeten, valt het zo veel te moeijelyker. De meestcn zyn van denkbeeld, dat de fchilder de tckc- nin-  PA LERM O. 59 niagen op de Vaafen vervaardigden , wanneer dezelve heet nit den oven kwamen cn bykans gereed waren ; dan dit komt my niet waarfchynlyk voor, omreden, dat de tekeningen vry naauwkeurig zyn, en zelf de grootfte en geoefende meesters in dit ftuk niet in ftaat zyn, om binnen zo korten tyd zulke naaukeurige tekeningen te vervaardigen , waarby men zo zelden gebreken ontdekt. Daarenboven zou de hitte zelve den konftenaar verhinderd hebben, om vry en onbelemmerd zyn werk te kunnen voltooi]'en. Behalvcn deze Vaafen zyn 'er nog een groot aantal kleinderc Vaafen, Lampen, Beelden, en diergelyke meer: dan dewyl men dezelve in elk kabinet in Italië in overvloed vind, ftaat men 'er Hechts een vlugtig oog op. Ik vond 'er weinig, dat ccnigzins van belang was. Palermo heeft, naar mate van zyne grootte, weinig Boekeryen. De Bibliotheeken in dc Kloosters komen niet in aanmerking, want daar vind men niets dan oude fchoolfche fchriftcn. Ik wilde in eenige Kloosters gaarn de Boekeryen zien, dan ik moest my te vrede ftellen met dezelve alleen door de Traliën te zien, doordien de Monnikken de fleutels niet konden vinden. Dc Stads Overheid heeft eene kleine Boekery; deze beftaat uit een uitfehot van de boeken der Jefuiten, zo die men tweemaal vond, als die men in de Koninglyke Boekery niet plaatfen wilde. 'Er is bykans niets dan boeken over de Godgeleerdheid en het kerkelyk Recht: behalven dat 'er een kas met hebreeuwfche boeken is, die men by de vernietiging van de Inquifitie vond. Deze had men van tyd tot  6o PALERMO. tot tyd verzameld, door nu en dan de byzondere Boekeryen te door zoeken, om te zien of 'er ook verboden boeken gevonden wierden, die men alsdan mede nam. — De Archieven van den Stads Raad zyn alleen belangryk voor de byzondere Gefchiedenis van Sicilië: men vind 'er affchriften van koninglyke diplomen (oorfpronkelyke ftukken) van de ode Eeuw af (*). Uittrekfels van kerkelyke en andere ftukken, die by de Archieven der Kathedraal Kerk bewaard worden, en zeer veele handfehriften, die niet gedrukt zyn, van twee beroemde Siciliaanfche Letter- en Oudheid-kundige de amicis en mongitore. Behalven deze Archieven zyn 'er nog in de Slotkapel. Beide verzamelingen neemen eerst eenen aanvang met het huis Anjou. Karel de eerste had zulk een ingekankerde haat tegen de Zwaben en alles wat daartoe behoorde, dat hy alle papieren en bewyzen, die hy flechts bekomen kon, niet flechts van de regeering van Keizer hendrik den zesden, frederik den t weden Cn man- fred, maar ook van de dagen der Normannen, liet verbranden: en uit dien hoofde zyn 'er zo veele gapingen in de Napelfche en Siciliaanfche Gefchiedenis. Alleen heeft men nog onder de Archieven van eenige Kerken en Kloosters eenige oorfpronkelyke Stukken uit de tyden der Normannen bewaard. In de koninglyke Kapel worden ook nog verfcheiden oorfpronkelyke ftukken der Normannen en Zwaben, die f*) Dit is zeker een drukfout, en moet de elvdeEeuw zyn. Dit bh/kt ook uit het verroig. De FotrMeri  PALERMO. Cl die de vernielende handen van karel den eersten ontgaan zyn, gevonden. Ook zyn'er nog in de Bafiliaaner en Benediktyner Kloosters in Sicilië , vooral in Valdemona. Doorgaans vind men dat de palermitaanfche Adel meer werk van de Hallen , dan van de Boekeryen maakt. Daar de eerfte veelal op 't best voorzien, en op 't fchoonst uitgedoscht zyn, vind men de laatften geheel verwaarloosd. — De marchese giarat a n a maakte hierin alleen uitzondering. Hy heeft eene kleine maar keurige verzameling van wis- en gefchiedkundige boeken byeengebragt, waarby nog veele handfehriften, die tot de gefchiedenis van Sicilië, en vooral van de Adelyke Familiën betrekking hebben, gevonden worden. Hy is reeds voor eenige Jaaren overleden, en de Familie niet zeer gereed om toegang tot deze Boekery te verkenen; ook houd zy dan nog de gewigtigfte ftukken achter. De rede hiervan moet men in het wantrouwen zoeken, 't welk de Siciliaanfche Adel tegen de Regering koesterd: deze is bevreest, dat de Regering zich van de papieren en handfehriften, zou willen bedienen, om daaruit de toeftand, de Rechten, en de misbruiken van den Adel te leeren kennen, en dus gelegenheid te hebben, om hen goederen en bezittingen te ontneemen, die door verjaaring flechts bewezen kunnen worden hun eigendom te zyn, en die de Adel als even zo rechtmatig befchouwt, als of 'er fchriftelyke bewyzen voor derzelver echtheid voorhanden waren. — Men wil dat hier een handfehrift van de brieven van petrus de vineis is, in 't welk veel gevonden word,dat in de gedrukte verzamelingen ontbreekt, en van veel be.  6*2, PALERMO. belang voor de gefchiedenis der Midden - eeuwen zyri zou. Ook heeft- men het Testament van Keizer frederik den tweden volgens een handfehrift uit deze Boekery gedrukt. Don francisco danielle, Koninglyk historiefchryver te Napels, heeft toen hy aan de Gefchiedenis van het ho-; henftaufifche huis arbeidde, te vergeefs om dit handschrift aanzoek gedaan. Hoewel men zeker weet, dat hetzelve in de Boekery is, ontkend men het echter. — Behalven deze aanzienlyke en openbaare Boekeryen, zyn'er nog eenige van'byzondere Geleerden. Die van den geleerden Kanunnik barbarace komt hier voomamelyk in aanmerking. Men vind by dien man eene opgeklaarde denkwyze over den Godsdienst, zo als ze bier zelden gevonden word. Hy heeft eene keurige Godgeleerde Boekery byeengebragt. Overeenkomstig zyn fmaak , waarin veele van de beste werken der proteltanfche Godgeleerden gevonden worden. Onder anderen zag ik hier eene Italiaanfche vertaaling van de iHfiitutïonts van calvinus, door johannes diodati, die Van Godsdienstparty veranderde, en zeer veel toebragt tot bevordering van de Hervorming in Italië (*). Hy ftierf als Hoog- leer- (*) Ik heb in de Bibliotheek der Augustynen te Rome, eenige Brieven tusfehen diodati en mornay gewisfeld, over de hervorming in Italië cn wel voomamelyk in Venetië, ontdekt, waaruit men duidelyk zien kan, dat sarfi met de franfche Gereformeerde Kerk in onderhandeling was, en dat de zaak ook reeds vry ver gevorderd was. De fïeer diodati, Hoogleeraar in Geneve,en een afftammeling van im  J? A E E R. II 0. 163 leeraar ïn de Godgeleerdheid te Gcneve, alwaar zyn géflacht nog zeer in aanzien is. Eer ik van dit Artikel over de Boekeryen afftap, 'moet ik nog melding doen van eenige Arabifche handfehriften, die men in het Jaar 1785.111 de Bibliotheek van het Klooster van St. Martyn gevonden heeft. Deze handfehriften, die omtrend dertig in getal zyn, waren zeer lang verborgen gebleven, tot dat men dezelve eindelyk ik weet niet by welke gelegenheid ontdekte en in de hoofdftad bragt. Juist tcrzelver tyd was 'er . een Gezant van Marocco te Palcrmo , die van Weenen komende over Sicilië zyne terug reize nam; men toonde hem die handfehriften, en men zegt, dat hy 'er onder anderen eene verzameling van brieven zou gevonden hebben, van den opperften Emir van Sicilië aan de overige Emirs, die onder hen ftonden, en van deze weder in antwoord op de eerfte; benevens eene briefwisfeling tusfehen den Sultan van Egypten en de Groot-Emirs en Vorften van Kairvan (*), aan de welke de Siciliaanfche Emirs onderworpen waren. .— Men begon hierdoor méér belang te ftellen in den voornoemden diodati heeft my verzekerd, dat deza brieven echt zyn; ook liet hy my nog eenige andere zien, die hy eerlang met eene Levensbefchryving van johaakss diodati in 't Licht zou geeven. (*) Zie hierover een breedvoerige brief uit Palermo geplaatst in het Journal des Scavans Sept. 1787. Dit handfehrift gaat van het Jaar der Ilegira 213. tot 375. — Men zegt dat het vervolg in de Boekery van -den Koning van Marocco is. Van waar men reeds verfcheiden ftukken tot aan het Jaar 40* na Palermo zou gezonden hebben.  o"4 PALERMO. in die ftukken, en dit was vry natuurlyk, naardien men zo weinig van de wetgeving en ftaatkunde der Saraceenen wist. — Men berichte my ook, dat onder die handfehriften de Rekenboeken der jaarlykfche inkomften, de Volkslysten van veele jaaren, en het getal van de huizen in elke Stad gevonden wierden.— Dit alles maakte den yver voor de Arabifche Taal in Palermo gaande. Men befloot een Hoogleeraar in de Arabifche Taal te beroepen, men liet te Parma Arabifche Letters maaken, men ontbood een Zetter uit de Propaganda te Rome. 'Er was met dat al nog geen Man, van wien men verzekerd was, dat hy het handfehrift kon leezen en verftaan. Want de nieuw beroepen Hoogleeraar in de Arabifche Taal, was een Kapellaan van Malta, met naame vella, die wel de gemengde Arabifche en Punifche Tongval verftond, zo als de gemeenc man dezelve op dat Eiland fpreekt, maar 'er waren nog geene blyken dat hy de zuivere, of liever de Wcst-Arabifche Tongval verftond, zo als dezelve in de agtfte en negende Eeuw in Barbarye uitgefprooken en gebruikt wierd; en dit was volftrekt nodig , naardien deze handfehriften juist in die Taal gefchreven zyn, en zelf de letters merkelyk verfchillen van de gewoone arabifche letteren. Men heeft 'er reeds eenigzins de proeve opgenomen, met een affchrift van eenige bladen aaneen taalkundige te Padua te zenden : dan de Vertaaling die hiervan te rug kwam, was zeer onderfcheiden van die des Hoogleeraars. Thans beweert hy in een nieuw handfehrift, aan 't welk hy den naam van het Normannifche heeft gegeven, de briefwisfeling Van Koning 'roger, met de arabifche Emirs te heb-  palermo. 6*5 hebben ontdekt. — Ik heb zo wel van dit handfcbrift als van de vcrtaaling eene proeve gekregen, die door den Heer adler , Hoogleeraar te Koppenhagen, zo wel met betrekking tot de taal als tot de gefchiedenis en tydrekenkunde, onderzocht is: dan dit onderzoek is niet gunftig uitgevallen ; 't komt hem waarfchynlyk voor, dat het geheele normannifche handfehrift een werk van'bedrog is. Men heeft in Palermo de zwarigheden die aan deze onderneeming vast zyn, reeds voor lang gezien; dan men is, met betrekking tot het algemeen , reeds te ver gegaan, om met fatfoen thans dit werk te laaten vaaren;- ook belet eene te verre gaande vaderlandsliefde hen, om van buiten een kundig Man in te roepen, die binnen weinig tyd de 'zaak zou kunnen beflisfen, of deze ontdekkingen echt en belangryk zyn, dan niet. ! . Men is ook in Napels en Sicilië beide met deze papieren zo ingenomen, dat het bykans gekwetfte Majefteit zyn zou, aan de echtheid van deze Hukken te willen twyfelen. . De Hoogleeraar, vella, Fchynt intusfehen een twede aNnius viterbiensis te zyn, en de gapingen, welke hy aantreft^ door eige vinding te willen aanvullen. — Zo beweerde hy, al ras naa zyne komst, eene arabifche vertaaling van verfcheiden verloorene boeken van l ivius, namelyk van het zes én zestigftc tot het zeven en zeventigfte boek te hebben gevonden. Dan dit is naar alle gedachten een leugen, en geen verftandig man in Sicilië flaat 'er meer geloof aan. Het eenige , waarop die geheele ontdekking, naar alle waarfchynlykheid zal neerkomen, is, 't geen de Marokkaanfche Gezant reeds gezegd heeft, de briefwis» II. deel. E fe*  66 p a l e . r M O. feling van 'de Emirs in Sicilië met elkander , en met de Vorften vim Kairvan: en dit zal den Abt vella bcgecrig gemaakt hebben, om nog door .andere ont* dekkingen van meer. belang, zich een naam te maaken. Dc tyd zal 't leeren , ofhy, of zyne tegcnparty, gelyk heeft. Dan, 't geen men ten bewyze tegen zyne voorgevingen te berde brengt,, is zo gewigtig, dat men groote rede heeft, om aan zyne Opgave te twyfelen, tot dat hy met dugtige bewyzen. te voorfchyn komt. Thans is het eerfte Deel van den- Codex crabico €iwlus, te Palcrmo uitgekomen. Men kan dus thans reeds beter over de zaak oordeelen, dan tc vooren; dan tot nog toe. heeft geen taalkundige dezelve onderzocht. 'Er worden in Palermo weinig boeken gedrukt. Behalven de twee oude Boekdrukkeryen, is -'er nog voor weinig jaaren eene nieuwe opgericht, onder den naam van Stamperia reale; deze .heeft nog niets, dat belangryk voor de Wetenfchappen is, uitgegeven , dan de oudheidkundige Werken , van den prins torremuzza; dit was in het Jaar 1785 het nieuwfte letterkundige Werk, hoewel liet reeds 1780 gedrukt was. — Voorts heeft deze Drukkery genoeg te doen met het drukken van gebedebocken, fchoolboeken, koninglyke plakaaten en ftaatsalmanakken. Men verwachte echter in den jaare 17.85, een Siciliaansch woordenboek uit dezelve, waaraan toen gewerkt wierd, en het eerfte Deel bykans gereed was; cn thands word 'er aan de uitgave van de voornoemde arabifche ftukken gearbeid. Onder alle Geleerden van Palermo is de prins ■torremuzza zeker de voornaamfte: hy heeft zich  palermo. 6*7 zich riet flechts'door zyne oudheid- en vooral door de penning-kundige werken een grooten naam'gemaakt, maar ook daardoor in het vak der letterkunde de geleerde waereld een wezenlyke dienst gedaan. 'Behal* ven dezen zyn 'er nog andere die men in den rang der Geleerden moet plaatfen, als de Staats-Secretaris don giuseppe gargano, CCn gTOOt Wys-* geer en letterkundige, die veel toegebragt heeft tot de heilzaame hervorming van den voorgaandén Onderkoning carac cioli : — verder marchese natale, dé Schryver'van een boek tegen beccar.ia , 't welk ten titel voerd, Sopra la neccsfita cd utilita dellc pene, en van een wysgeerig Dichtfluk Principi della fdofofia Leibniziana, 't welk de eere had om langen .tyd in de Inquifitie tc liggen, eer het in het licht kwam. *—< De abt blazi, een Bencdiktyner Monnik i, heeft reeds.van overlang het eerfte Deel Van de Gefchiedenis van Sicilië voor de Drukpers gereed gehad, hy durft het intusfehen nietwaagen om het uittegeeven, hoewel het op koninglyke kosten zou gedrukt worden, omdat de Onder-koning vreest, dat hy welligt in't vervolg gelegenheid zou hebben, om 'de wettige rechten, van de Koningen van Sicilië te onderzoeken: en dit onderwerp wil de Regecring niet gaarn van niéuws ter' baan gebragt zien. — Een Kannunik van de Domkerk te Palermo, met naame gregorio,heeft een Werk onder banden over de Munten, door de Saraceenen gedurende hun verblyf in Sicilië geflagen: men zou bet als een aanhangzel op het Werk van den prins torrem u z z a , Siciliae mimi Veteres kunnen aanmerken* Don giuseppe espinosa, te vooren OpzïeE a nejf  68 palermo. ner van de Schooien in Catania, en thans beftierder van de koninglyke Drukkery, heeft het opzicht over de uitgave van het Siciliaanfche Woordenboek. Ten laatften moet ik nog den beroemden Dichter, don giuseppi meli, als een man van groote bekwaamheden onder de Geleerden van Palermo plaatfen. Hy is de Schryver van eene verzameling van kleine gedichten, die door geheel Italië met de grootfte fmaak gelezen worden. Thans heeft hy een Heldendicht onderhanden, 't welk in een vervolg van, of aanhangzel op don quixot beftaan zal; van dit ftuk las hy my eenige gezangen voor, die naar myn oordeel fchoon bewerkt waren. Jammer is het, dat die man zich niet geheel en al op de dichtkonst kan toeleggen: hy is een Arts , en moet in zyne praktyk zyn beftaan vinden. Deze zou 'er onder lyden, wanneer het algemeen bekend wierd in Palermo, dat hy een Dichter was.. Zo onderfcheiden is cle fmaak en denkwyze der Menfehen. Daar juist de Dichtkonst den roem van werlhof en hall e r voltooide , houd men het in Sicilië voor onvoegzaam, dat een Arts tevens een Dichter zy. Een ander vermaard Poëet is de prins van campofranco, de Vader van den graaf luchesi, die voor eenige jaaren Gezant van het Napelfche Hof te Koppenhagen was; een man van groote bekwaamheden , die niet flechts fchoon op papier ftelt, maar daarenboven ook een van de bekwaamde is, in voor de vuist te dichten. Zyne Gedichten zyn in het Jaar 1781 te Napels uitgekomen. — Men weet vry algemeen, dat deAkademien in Italië  palermo. co lie weinig betekenen: —- men houd 'er zich meestal bezig met het doen van Redevoeringen, en het beoordeelen van kleine Dichtftukjes. Men vind 'er in Palcrmo verfcheiden van dat zoort. Eene is 'er echter die de andere den voorrang betwist; zy heet, Academici del baon gufto, en heeft in het Jaar 1750 eenige oudheidkundige Verhandelingen uitgegeven. Zederd is 'er niets uitgekomen. Geleerde Tydfchriften vind men hier niet dan flechts één Werkje: Öpuscoli di autori Siciliani, waarvan om het halfjaar een dun Deeltje in quarto uitkomt; bykans alle Siciliaanfche Geleerden arbeiden hieraan. — En met dat al bevat dit Werk niets van eenig belang voor een vreemdeling, behalven de oudheidkundige Verhandelingen van den prins torremuzza en andere. Zie daar de nieuwfte berichten van de Palermitaanfche Letterkunde. In de voorgaande Eeuw en in 't begin der tegenwoordige wierden 'er meer gevonden, die zich door hunne geleerdheid vermaard gemaakt hadden: echter bepaalde hunne kennis en geleerdheid zich veelal binnen de grenzen van hun Eiland. Men vind in de Sicilia Sacra verfcheiden verhandelingen, welke den Kerkelyke toeftand van Sicilië betreffen: en graevius heeft veele oudheidkundige verhandelingen in zyn Thefaurus geplaatst. — De vernietiging van de Inquifitie in Sicilië heeft tot nog geene andere uitwerking gehad, dan dat 'er meer Vryheid en losbandigheid in gefprekken over het Godsdienftige plaats heeft, en men gemakkelyker een of ander boek kan bekomen. Vryheid van denken word door de Regeering in 't minst niet aangemoedigd, geleerde E 3 vei-  %Q PALERMO. verdienften worden niet beloond: de Siciliaan heeft dat grondbeginzel, dat hy liever voor zich zelv wil werken , dan door werk, 't welk hem jgeen voor-. deel kan brengen, andere bevoordcelen. 't Is echterniet gebrek aan bekwaamheid, 't welk in Sicilië dien ftilftand in de Letterkunde veroorzaakt, naardien de woorden van solini ook nog op den tegenwoordigen tyd kunnen worden toegepast, „ al wat Sicilië „ oplevert, het zy aan voortbrengzels der Aarde of „ des Verftands, is altoos van het beste." —l De wyze van verkeering komt met die van Napels zeer overeen % met dat onderfcheid echter dat de ver-, fchillcnde ftanden niet zo gemeenzaam zyn,als in Napels: dit is een natuurlyk gevolg van het Leenrecht, 't welk nog plaats grypt. Men kan echter den Adel niet befchuldigen van trotsheid, althans niet omtrend vreemdelingen. •— De wéelde is hier ten hoogften top geftegen ; waarvan 't natuurlyk gevolg is , dat het grootst gedeelte-, 't welk geene zo groote rykdommen bezit of zo Veele inkomften heeft, als 'er tot zulk eene levenswys gevorderd worden, naar buiten eene groote vertooning maaken, in Livrey,ftal en kleeding uitmunten, en voor 't overige zeer bekrompen leeven. Het grootst gedeelte van den Adel woont te Palermo en Napels, tot groot nadeel voor hunne eigen bezittingen, naardien zy langs dezen weg jaarlyks groote fommen van hunne goéderen trekken, die met veel voordeel door den ingezetenen zouden kunnen genoten worden , zo zy hun verblyf op hunne goederen hielden. Ook de kleine Steden ondervinden den nadccligen invloed hiervan, naardien de Adel te vooren in dezelve hun verblyf hield; en thans vind men  palermo. 7' men denzelven buiten Palermo nergens; als eenige weinige tc Catania en Mesfina. Onder de bewooners van Italië is geen byzonder volk, 't welk buitenslands reist, dan de Sieiliaanen. Ik heb 'er verfcheiden ontmoet, die in Engeland en Frankryk geweest waren. De franfche taal word in Palermo meer gefproken, dan op eenige andere plaats van Italië; men fpreckt zelf engelsch, waartoe een iersch Regiment, *t welk hier in Garnifocn ligt, de meeste aanleiding heeft gegeven. — Over 't algemeen echter is men in de befchaving zeer ten achter; die weinige kunnen niet haaien by de groote menigte onbefchaafde; en zelf onder de geene, die buitenslands geweest zyn, vind men 'cr veele die zeer onkundig zyn. Een zeker Heer, die zo wel in Engeland als Frankryk geweest was, vroeg my, of karel de twaalfd e niet in Groenland Oorlog gevoerd had ? — In 't gemeen vind men zelden wezenlyke kunde. De Adel verbeuzeld de eerfte jaaren met jaagen, ryden, en andere bezigheden van dien aart. — De Advokaaten die eene byzondere natie, als 't ware, op zich zelve zyn, hebben zo veel te doen met hunne pleitgedingen, dat zy nergens om denken kunnen, dan om hun Corpus juris en de Conflitufiones regni Siciliae. — De Geestelyken vallen zeer bygelovig , en hebben daarbyeen te ruim beftaan,dan dat zy ergens om denken zouden, als om het leezen van de Mis, en het bidden van hun breviarium: voorts leeven zy 'er vrolyk en wel van, en hebben een gemakkelyké dag. — De Sieiliaanen zyn over 't algemeen zeer fraai van gedaante. Men vind vooral onder de vrouwen veele zeer fraaije en welgemaakte perfoonen. Hierin echter E 4 heb-  palermo. hebben dc vrouwen te Palermo, Trapani, Syracufa, en in den omtrek van den JEtna. nog den voorrang, De Mannen zyn evenredig niet zo fraai als de Vrouwen ; juist het tegenovergeftelde dus. van Napels, waar de Mannen veel fraaijcr zyn. — En dit zy genoeg van Palermo. Andere berichten knn men vinden in de brieven van brïboke en den Graaf b o r c h, alwaar men b. v. het feest van de heilige ros alie omflachtig befchreven vindt; ik flaa deze dingen als algemeen bekend hierover. Onder de] rykfte Kloosters van de Orde der Benediktynen in Italië behoord ook het Klooster s. mar., t y n in den omtrek van Palermo. Het ligt in het hoog en fteil gebergte, het welk de Stad aan de Oostkant befchermt, in een akelig dal,omringd van fteile en onvruchtbaare Rotfen ; en in eene Luchtftreek, meer aan onze Noordelyke, dan aan de zachte Zuidelyke Siciliaanfche gelykende.. De weg van Palermo derwaards is niet lang, flechts anderhalf myl. In 't begin, is de weg zeer aangenaam; men komt voorby verfcheiden Landhuizen en Buitenplaatfen, men ziet dan vruchtbaare hoven, Olyfbosfchen en Wynbergen. Al gaande word de weg bergachtig, en al ras verliest men al het vermaakelykc. Men komt in een dal omringd van hooge Rotfen, waarop men niets dan eenige fchraale plekken met Gras, eene menigte Aloë, en hier cn daar eenige Olyfboomen vind. Nu gaat de weg rondom dc Rots na boven, hier en daar heeft men een voortreffelyk gezicht op de vruchtbaare vlaktcns van Palermo, en in Zee. — Hoe hooger men komt, hoe meer het gezicht beperkt word door de kaale toppen van Rotfen, tot dat men eindelyk den kruin  palermo. 73 kruin van den berg bereikt. Hier is alles dor en onvruchtbaar, en van hier komt men in de nog akeligere Valley, waarin het Klooster ligt. — Dit is een prachtig gebouw, van zeer grooten omvang, en met de fchoonfte Marmer vercierd, waaronder verfcheiden zoortcn zyn, die zelden gevonden worden. De vertrekken in het Klooster, zo wel voor de Monnikken als voor de vreemdelingen, zyn zeer fraai, en tevens jnet alle geryflykheden voorzien. De Gangen zyn breed, hoog en zo lang, dat men het einde van dezelve naauwlyks met het oog kan bereiken. De trap van het Klooster heeft veel overeenkomst met die te Caferta; ze is echter wat kleindcr. Deze is vervaardigd van Siciliaansch gevlamd Marmer, die tot dat einde in groote vierkante fteenen op eenige goederen, die het Klooster toebehooren, gebroken word. De Kerk is zeer groot, en in een eenvouwigen fmaak gebouwd. Dc altaaren zyn van voortreffelyk Marmer; de fchilderftukken, waarmede dezelve vercierd zyn, hebben spagnoeet en morrealese, welken laatften men den Siciliaanfchen raphacl noemt, vervaardigd. Het geheele gebouw is nog niet voltooid, en waarfchynlyk zullen 'er nog wel dertig jaaren verloopen eer het tot ftand komt. Dit prachtig gebouw , 't welk onnoemelyke fommen gekost heeft, dient nergens anders toe, dan om vyftig Monnikken en tachtig Kinderen, die tot den geestelyken ftand opgeleid worden, te huisvesten. De Monnikken moeten van Adel zyn; zy verkiezen, gelyk in alle overige Kloosters der Benediktynen om de drie Jaaren een Abt, die uit hoofde van twee vrye heerlykheden, welke het Klooster toebehooren, Baron van het Ryk E 5 is,  *?4 .ï ft fc E R Ü Ö. is, en in Rang'terftond op de Bisfchoppen volgt. — De Inkomften van dit Klooster zyn zeer groot, hoewel ze op verre na niet haaien kunnen by die van dè vorftelyke Abtdyen in Duitsland. In het binnenst gedeelte van het Klooster is het Noviciaat, waarin de kinderen Opgeleid worden voor deze Orde , tot dat zy den behoorlyken ouderdom bereikt hebben, waarin zy hunne geloften kunnen doen, 't welk doorgaans in het vyftïende' of zestiende Jaar gefchied. — Het is een akelig gezicht, die "kleine knaapen vaö zes tot vyftien jaaren te zien in de kleeding van een Monnik, vooral daar ze zonder het gezellige dezes levens te kennen, zonder ooit het aangenaame daarvan gefmaakt te hebben , geheel buiten hunne toeftemming veroordeeld worden tot die cenzaame levenswys in het Klooster, ftaande onder eene ftrenge tucht, en woonende in eene landftreek, die niemand, dan alleen de menfehen-haater tot eene woonplaats kiezen zou.. Ook hebben zy een gelaat waarop de ellende te leezen ftaat-: dewyl hunne geele ingevallen wangen, doffe oogen, en treurig gelaat, genoegzaam aanduiden, dat zy de geneugtens der jeugd niet kennen, cn het vuur en de kracht van den jongeling geheel ontbeeren. — Hunne opvoeding is ten uiterften ftreng. Zy moeten, vroeger dan de Monnikken, des Nachts opttaan, om te, zingen, en flechts eens in de Week is het hun geoorloofd, buiten het Klooster te gaan. Evenwel hebben, zy nog eene kleine verblyfplaats in Palermo, waar elk alle Maanden eens twee of drie dagen zyn verblyf kan houden, en waar zy van alle de Regelen van het Klooster ontflagea ZyU. _ Volgens de-Wetten van het Klooster moeten zy  9 A l e r m g. Yg *zy 'ftudeeren : dan gebrek aan tydverdryf zal ben -welligt hier te meer toe aanzetten. Uit dien hoofde komt men zelden in een Benediktyner Klooster, of men vind deze of geene kundige Monnikken. In dit -Klooster St. martino, heeft men altoos geleerde Mannen gehad; tegenwoordig munt onder allen de Prior r>. salvadore elasi in geleerdheid uit. Wy hebben reeds te vooren gelegenheid gehad,' om van dien Man te fpreeken, by het Artikel over dé Landftreek om Napéls ; behalven andere oudheidkundige Stukken, die van zyne hand zyn, is hy insgelyks de Schryver van de Series-principum, qui Longobdrdorum actate Salerm imperaruut, welk ftuk uit de Archieven van het Klooster la Cafa uitgegeven is. Ook heeft hy een beredeneerde Catalogus, van dé Handfehriften die te vooren in St. Martino waren, en voor eenige jaaren door den brand vernield zyn; uitgegeven. 'Er lag echter aan dit alles zeer weinig' gelegen, naardien die verzameling uit niets anders beftond, dan Codices van de Vulgata [of Handfehriften' van de gewoone latynfche Vcrtaaling, die in de roomfche Kerk gebruikt word] van de LeSlionarien [of verzameling van die gedeeltens der H. Schrift; welke opcntlyk aan de Gemeente wierden voorgeieelen] van den Breviarien [of verzameling van Gebeden en Formulieren] van Legenden van Heiligen cn diergelyke dingen , welke men in alle Klooster* boekeryen in overvloed vind. £— De Boekery van dit Klooster is vry aanzienlyk: zy beftaat meestal uit gefchiedkundige boeken; echter ontbree-1 ken 'er nog verfcheiden Werken. — Onder de Handfehriften vond ik niets van belang, behalven eene Jpa>  *r6 palermo. Apoeryphifchc Apocalypfis.— De Zaal voor de Boekery is ruim en fraai betimmerd. — Ook heeft het Klooster een Mufeum , 't welk wel groot genoeg, maar tevens in de grootfte wanorder is, zo dat men over de volledigheid van het zelve niet kan oordeelen. De Naturalien in het zelve zyn alleen in Sicilië byeen gezameld. Van zommige Stukken uit de oudheidkundige Verzameling vind men eene befchryving in de opuscoli di autori Siciliani en in het eerfte Deel van de Verhandelingen van de Akademie del buon gufto. — Onder alles wat men hier vind, munt voomamelyk eene voortreffelyke verzameling van Siciliaanfche Vaafen met griekfche opfchriften, uit; deze zyn zeer fraai. —> Het Munt-kabinet was in wanorder, en dus kon ik de waardy en volledigheid van het zelve niet beoordeelen. Echter zag ik eenige fraaije en zeldzaame Siciliaanfche Penningen, waarvan men zommige, die men flechts hier in dit Kabinet aantreft, zonder dat ze ergens gevonden worden, in het Werk van den prins torremuzza , afgetekend vind. Ik bleef hier een en een halve dag, en vond de bewooners zeergastvry: trouwens, dit is eene der eerfte plichten van deze Orde. Echter befpeurt men duidelyk, dat niet plicht alleen, maar een byzonderen fmaak in de Gastvryheid, hen dezelve doet beoefenen, en dat zy zich wezentlyk verheugen, wanneer zy in hunne eenzaamheid Menfehen ontmoeten.. In de nabuurfchap van Palermo en St. Martino ligt eene groote Stad, monreale genaamd. Nog in deze Eeuw was zy de Zetel van een Aartsbisfchop, die een uitgebreid geestelyk gebied, en daar by negentig duizend Scudi aan jaarlykfche inkomften had. —  PALERMO» Jj had. Dan dewyl op deze wyze twee Aartsbisschoppen zo digt by elkanderen waren, naardien de Primaat van het Ryk te Palermo zyn verblyf hield, en de Regeering, met rede, van denkbeeld.was, dat zy deze Inkomften beter kon hefteden, wierd dit Aartsbisdom by de laatfte ontlediging, door middel van eene Pausfelyke Bulle, opgeheven, en met het Aartsbisdom Palermo vereenigd. Deze Aartsbisfchop heftierd dus deze twee vereenigde Stichten, maarheeft 'er weinig voordeel van, naardien hy van alle de inkomften niet meer dan duizend Scudi voor zich verkreeg; het grootfte gedeelte eigende de Kroon zich toe, en heeft dezelve voornapielyk beftemd tot verbetering van de Marine. — De Weg van St. Martino na Monreale loopt over het Gebergte, zy is zeer gevaarlyk, en uit dien hoofde Schrikverwekkend; men is genoodzaakt te Paard van Rotfen te ryden, op plaatfen, waar men niet eens een voetpad aan treft, en waar verfcheiden losfe fteenen liggen , zo dat de Paarden naauwlyks vast kunnen ftaan. Dit gaf my een denkbeeld van de Wegen in het overig gedeelte van Sicilië, vooral landwaards in, tusfehen de hooge Bergen, werwaards ik myne reize niet voortzetten kon: men zegt algemeen, dat deze wegen nog veel gevaarlyker zyn. De Stad monreale ligt op eene aangenaame en wel bebouwde hoogte, die het einde van het gebergte, 't welk dwars door het geheele Eiland loopt en by den voet van den Berg Aetna eindigde, uitmaakt. Zy heeft een bekoorlyk uitzicht op de vlaktens van Palermo , op de Haven van die Stad, op Monte Pellegrino , en op de Middellandfche Zee. De  78 3? a l e r m o. De Stad is klein en daarbij niet fraai. Veel heeft het verloren door de vernietiging van het Aartsbisdom : Want "behalven het geen de Aartsbisfchop met de zyne.aan levensbehoeftens benodigd was,en daardoor zyn inkomften mede in omloop bragt, zo wierden 'er daarenboven dertig duizend Scudi jaarlijks aan dc armen van Monreale uit dc Aartsbisfchoppelyke Kas, Volgens de algemeene kerkelyke Wet, betaald. Thans Iaat de Koning daarvoor maandelyks flechts vyf cn negentig oneen onder de armen uitdeelen -3 en dit benevens een gedeelte van het Pennoen van den Prins Van Afturien, 't-welk hy aan de plaats tc rug geeft.; maakt alles uit, wat zy tegenwoordig van die negentig duizend Scudi trekken: en daarby is 'er noch Koophandel noch ook aanzienlyke Manufactuuren. De éenige vermogenden die hier wooncnzyn Edelen, wier uitwendige omftandigheden niet zo ruim zyn, dat zy, hy die groote weelde welke 'er te Palermo heerscht, in de Hoofdftad hun 'verblyf op dien voet, als de overige Adel, kunnen houden, en echter gaarn in de habuurfchap van het Plof willen woonen. Men verhaald, dat de Kerk door Koning willem den goeden gebouwd is, volgens een plan, 't welk hem in een gezicht wierd mede gedeeld. Deze Kerk is verëenigd met een Klooster der Benediktynen, van denzelven Regel als -die te St. Martino-. Te vooren had dit Klooster het Voorrecht, dat de Abt van hetzelve altoos Aartsbisfchop van dit Stift was, en door "de Monnikken gekozen wierd. Dan de Koning matigde zich het Recht aan om deze waardigheid van Aartsbisfchop te geeven aan wien hy wilde, dewyl hy langs dien weg weder eene ftem in het Parlement won,  p' A• l ê r m". öv 79 won, en langs dien weg verloor het Klooster dit Voorrecht. Dc Kerk is groot, in den ouden Gottifchen fmaak gebouwd, zonder verwelf. Het merkwaardigst zijn de tweeën twintig pilaaren, elk uit één fenk van Egyptisch Grauitfteen vervaardig. Buiten twyfel heeft men de 'zelve uit een oud gebouw gehaald; ffl'aar 'niemand weet1 zich.zulk een prachtig gebouw in de habuurfebap van Palermo te crinncren,. waarin zulke heerlyke zuilen geweest zyn. Zelfde Bodem'belhaat uitmgeleide fteenen/, 'dePorphyr,- de Jaspis en da-Agahtftcen , waaWHtl niets ontbreekt, dan dat, de;tekmin.geni>.waar.na dezelve vervaardigd zijn, niet go'edwdron. In'de Muur van binnen vind men op dezelve wyzöj namelyk,/« Mo/aik,.eemge'by* bclfche gefchiefleni sfen -afgebeeld:. 'deze fchilderftufo ken zyn op het fraaist vercierd, èn op zommige plaatfen vind men ze. zelf verguld. Hier.'.hebfeenrwynü gelegenheid!, dm onseen dcnkbëclchtc. vormen van" de Verkwisting en Pracht van de Normannen; 'tblykt duidelyk hieruit welk een invloedde gèdu'urige omgang en de Oorlogen met de Saraceenen op hunnen fmaak gehad hebbe,zo dat dezelve meer naar dan Afiatifchen begon te zwcemen. Het hoog Altaar is geheel en al met Masfief-zilver overtogen, en nceft een Lofwerk van Zilver, dit liet de laatfte Aartsbisfchop, mons i g-n o R test a-,' voor eige rekening, nevens het overige Zilverwerk, dat tot overklecling van den- At iaar diende, te Rome vervaardigen. — De twee Koningen der Normannen , Willem be goeds en willem de kwade, liggen-beiden in deze Kerk begraven ; de eerfte in een gemeen Graf van wit Marmer, en de andere in eene verhevener Begraaf-  80 PALERMO. graafplaats (*), van Egyptisch Porphyrfteen vervaardigd, onder een Hemel van den zeiven zoort van Steen gemaakt, en rustende op zes kleine pilaaren. Behak ven deze Begraafplaatfen zyn 'er nog eenige van de Aartsbisfchoppen van deze Stad. — De Koning heeft ter eere van den laatften Aartsbisfchop een Monument doen plaatfen : en waarlyk die man was het overwaardig; want behalven de veele Aalmoesfen die hy uitdeelde, had hy ook op eigen kosten een ftraatweg, ter lengte van vier Italiaanfche Mylen, van Monreale na Palermo , laaten aanleggen, welke by uitftek vermaakelyk is, naardien ze met boomen beplant is, en tevens voorzien van Fonteinen, Stand-, beelden , Opfchriften en Rustplaatfen , alles is zo fraai, dat men het aan den anderen kant van Rome nooit zou zoeken. Dit Werk koste hem aanzienlyke fommen. Om deze onkosten en tevens de Aalmoesfen te kunnen goed maaken, leefde hy flechts van zyn Ambt, als Groot-Inquifiteur van Sicilië, 't welk hem zes honderd oneen of agt en dertig honderd Gulden opbragt. — Toen willem de goede (zo wierd hy genoemd omdat hy een vriend der Monnikken was) deze Kerk en dit Klooster gebouwd had, trok hy 'er eene Muur, met Torens voorzien, rondom, ten einde de kostbaarheden van dezelve voor de aanvallen en plunderingen der Saraceenen te beveiligen. Dit gaf aanleiding, dat verfcheide perfoonen, veiligheidshalvcn, onder de Muuren van dit Klooster hunne woningen opfloegen; en zie hier den oorfprong van-deze Stad. Ee- (*) Sarcophagtiï.  PALERMO» £Jt Eenige Mylen ten Noorden van Palermo zyn dé overbiyfzeïen van de oude Stad Solus, of Soluntum, op een' kleinen Berg, Catalfano genaamd , De Phe- niciers hebben dezelve gebouwd , ook zyn de Graven , die in den omtrek dier plaats gevonden worden Phenieiesch. Men heeft hier eenige Begraafplaatfen ontdekt; in ééne van dezelve vond men eene menigte Vaazen en Egyptifche Af beeldzeis: men vind hiervan eene befchryving en afbeelding in d'orvilleA'cula (*). Men ziet nog overblyfzels van een breeden Straatweg, van de Muuren, wier omtrek twee Italiaanfche Mylen lang was, en van de Regenbakken, die met puin en zand gevuld zyn. Onder de overblyfzels binnen de Muuren liggen verfcheiden ftukken tot de Bouwkunde behodrende; men kan duidelyk de overblyfzels van een Tempel onderfcheiden, waarvan nog een pilaar ftaande gebleven is, en veele brokken van andere by elkander op een' hoop liggen. Deze Stad is in de oude gefchiedenis weinig bekend, en men vind 'er flechts weinig penningen van. (*) Zie de Voorrede voor het eerfte deel. II. DEEL. F REI-  3 a reize van palermo na GIRGENTI. Naa een verblyf van omtrend drie Weeken te Paslermo, vervorderde ik myne Reize den ao November 1785 na het zuidelyke gedeelte van Sicilië. Ik reisde, in gezelfchap van een jong AmerikaanschOfficier, den Heer gibbs, en wel te Paard, want dit is de algemeene gewoonte in dit Land : wy hadden een Gids, die gewapend was; men noemt dien in Sicilië Campicre. Dit zoort van Menfehen maakt een byzonder complot uit; te vooren dienden ze,om de Bandieten tcgenftand te bieden , en thans , daar 'er geene Bandieten meer in Sicilië zyn, verzeilen zy de Reizigers voor een billyken prys. Wy waren voorzien met brieven van voorfchryving van den Onder-koning en van de Ghidice della Monarchia aan de overheden in de Steden en aan de Kloosters, ten einde ons van 't geen wy behoefden te voorzien. Op onze reize omringen wy hier en daar nog byzondere brieven van aanbeveling, cn dus vonden wy overal op de eene of andere wyze een kamer en een Bed, hoewel dikwerf niet zonder moeite en tyd verzuim, vooral wanneer bet tegen den Nacht ging. Dan, alle dezen moeilykheden vergeet men, wanneer ze voorby zyn, en een geruste flaap, al is 't ook op een hard bed van een Kapucyn, herfteld alle verloren krachten. Ik  REIZE VAN PALERMO 83 Ik reisde dan van Palermo na Monreale, waarvan ik te vooren reeds het nodige gezegd heb, en op de hoogte, waarop deze Stad ligt, zeidc ik, voor het laatst, vaarwel aan de behoorlyke en vruchtbaare Landsdouwen van die aanzienlyke Hoofdftad. Tot aan Monreale is de Weg zeer goed, maar verder op begint hy reeds merkelyk te verminderen, ja ten laatfte vind men naauwlyks eenig blyk van een gebaand of bereisd pad. Dit maakt dat de Siciliaanfche Steden onderling weinig Handel kunnen dryven: en in den Winter, wanneer de Bergen met fneeuw bedekt zyn, is de toegang tot de oostelyke Provinciën van de zyde van Palermo geheel afgefneden. Het Parlement heeft meer dan eens aanzienlyke fommen aan de Regeering toegeftaan, om hierin te voorzien , en gebaande wegen aan te leggen ; dan deze gelden wien-en ni % tot dat einde bedeed. Aan de andere zyde van Monreale vind men in plaats vanRywegen flechts Voetpaden, waar naauwlyks twee Paarden naast malk anderen kunnen gaan. De Landftreek is bergachtig , overal vind inen kaale Rotfen ; uit dien hoofde zyn deze Voetpaden zeer fteil; ook loopen zy in veele bogten, zo, dat de weg van Palermo na Alcamo , welks afftand in eene rechte lyn niet meer dan derdehalve myl is , nu de lengte van zes mylen bedraagd. Men vind hier en daar eenige Bosfchen , maar die van weinig belang zyn. — Deze Landftreek is ook niet zeer volkryk. Ik trof niet meer dan twee of drie Dorpen aan, die klein en van weinig bewooners voorzien waren. De Grond is vruchtbaar. De Alöe en een zoort van wilde Vygenboomen, met dikke puntige bladen, wasfen hier in F a over-  84 REIZE VAN PALERMÖ overvloed, en wel op Rotfen die bykans geheel van aarde ontbloot zyn. De fteel van de Alöe, waarop de bloesfem en de vrucht gevonden worden, is doorgaans vyf of zes ellen hoog en de bladen twee of drie ellen lang.— Hiervan maakt men een zeer goed zoort van Touw: dog of 'er in Sicilië geregelde Fabrieken van dit werk gevonden worden, weet ik niet. De landman maakt 'er heiningen van, die fterk genoeg zyn om den doortocht te beletten. Ik kwam voorby verfcheiden hoven, en hier befpeurde ikduidelyk, dat dit Land in zyn aart zeer gefchikt is tot den Landbouw, en in zich zeiven zeer vruchtbaar, indien'er maar handen genoeg waren om het zelve te bebouwen, en indien de Regeering dit werk meer aanmoedigde en bevorderde. Ik zag een Wynberg, Olyf- en Vyge-boomen, en andere groente op een en dezelve plaats door elkander ftaan, en zomtyds ftond'er een groote Boom in 't midden, even als of hy 'er toe beftemd was om de planten en gewasfen door zyne fchaduw voor de zonneftraalen te befchermen. — Slechts een klein gedeelte van het Land was bearbeid; het grootst gedeelte lag onbebouwd. De Vruchtbaarheid van den Bodem is zo groot, dat de ploeg naauwlyks vyf duim diep behoeft te gaan, om het Zaad te doen kiemen, en minder dan dertigvoud brengt het bykans nooit voort: ja zelf heeft men jaaren, dat het wel honderdvoud opleverd (*). Deze vruchtbaarheid van (*) Hetzelve verhaald pliniuj in het 18 boek van zyne Natuurlyke Historie, van de vruchtbaarheid van den Leontinifchen Akker. Cicero zegt dat de Siciliaanfche Akkers agt- of tienvoud voortbrengen.  na gergentï. 8$ van dit Land ftemt volmaakt overeen met de berichten van den toeftand van hetzelve in voorgaande, byzonder in de alleroudfte tyden. Van daar de Fabel, dat c ere s in Enna midden op het Eiland gewoond heeft, en dat die Godin van daar na Griekenland ging om haare Dochter op te zoeken en de Menfehen den Landbouw te leeren. Toen ter tyd groeide de Tarw in Sicilië in het wilde; de Baron van riedesel meent, dat hy wilde Garst en Haver gezien heeft. Dan men kan tegenwoordig naauwlyks meer bepaalen, wat Koorn is, 't welk in het veld groeit, en wat nog een overblyfzel van te vooren bebouwde Akkers is. Een zoortgelyk verfcbynzel zou 'er, volgens zommiger denkbeeld, onder de overblyfzels van het Landgoed van hadriaan, te Tivoli, gevoneien worden ; beftaande in Afiatifche Gewasfeii, die in Italië geheel onbekend zyn, waarvan men wil, dat ze als een vreemd gewas in den Tuin ftonden, en zich tot nu toe van zelv op die plaats voortgeplant zouden hebben. — De eerfte Stad aan de westzyde van Sicilië is Alcamo, op eene kleinen berg aan de Zee gelegen; zy is door de Saraceenen aangelegd en dus kan men hier geene oudheidkundige Berichten opzamelen. Voor het overige is zy eene der aanzienlykfte Steden van Sicilië, heeft dertienduizend inwooners, en betaald jaarlyks : vyf-en-twintig duizend Guldens aan den Koning — en twee-en-dertig honderd Guldens aan den Hertog van Alba, die behalvcn deze Stad nog andere aanzienlyke bezittingen in Sicilië, en zo ik meen, ook in Calabrie heeft. — Omtrend anderhalv mylen van Alcamo vind men de F 3 ovor-  86 reize van palermo. overblyfzels van de oude Stad Segefta of Egefta i ■zo wel volgens het gebruik der ouden, als volgens haare munten voert zy beide naamen. — De, ouden beweeren, dat eene volkplanting van Troje, die bier eene verblyfplaats zocht, deze Stad gebouwd hebbc. A c e s t e s word als de dichter opgegeven, en volgens bet verhaalvanSERVius zou deze acestes nog twee broeders gehad hebben, die de Steden Eryx en Entella zouden gefticht hebben. — De tyd, wanneer Segefta gefticht is, kan men niet wel bepaalen, naardien de Gefchiedenis hier te zeer vermengd is 'met verdichtfelenhet fchynt echter volgens dio n y s i u s en virgilius, dat deze Stad gebouwd is door die Trojaancn die ^neas en acestes, naa de verwoesting van Troje, gevolgd zyn (*). Se- (*) Hiertoe behooren de volgende gezegdens van virgilius, . Sant et Siculis regionibus urbes Armaque trojanoque a fanguine clarus Aceftes. en op eene andere plaats; Interea Aeneas urbem defignat aratro Sortiturque domos: hoe Ilium ét haec loca Trojae Esfe jubet, gaudet regno Troianus Aceftes. Dat dit verhaal van v i r g i l i ü s eene oude overlevering was onder de Romeinen, blykt uiteen gezegde van cicero in zyne derde redevoering tegen v e r r e s , fegefta eft oppidum pervetus in Sicilia, quod ab Aenea fugiente a Troj'a.atque in haec loca venienteconditum esfe demonftrant. ItaqueSegeftani non folum perpetua focietate et amicitia, fed edam cogna- tio-  NA G I E G t IJ T I, -§J7 Segesta moet oudtyds eene zeer aanzienlyke en veel vermogende Stad geweest zyn, naardien zezelï'mét de Karthaginenfen eenen Oorlog begon, die echter niet gunstig uit viel; deze Stad wierd. door de Karthaginenfen ingenomen en geplunderd. De verdere Lotgevallen van dezelve zyn niet bekend, men weet echter dat zy aan de westkust van Sicilië een haven had, Emporium Egeft'anorum genaamd, en dat 'er'ten tyde van tiberius een Terrpel, aan venus toegewyd , was, wélken «ni;as op den berg Eryx gebouwd had: want volgens het bericht van tacitus, hielden de burgers van Egefta aan om Geld,'ten einde den Tempel, die door ouderdom geheel vervallen was , tê herftcllen. — Waarfchynlyk is deze Stad ten tyde der Saraceenen verwoest. Onder de'Ruïnen derzelve zyn nog eenige overblyfzels van oude muuren, die van zeer groote fteenen gebouwd waren, en de puincn van eene oude Schouwburg, die door den edelmoedigcn yver en op kosten van den geleerden Prins torremuzza nog verder opgedolven is.— Langs dien weg ontdekte hy verfcheiden fchuins oplopende zitplaatfcn, ook de deuren, door welke men derwaards ging. <—■, Vooral is een zekere Tempel, die naar den ouden dorifchen fmaak gebouwd is , en waarvan wy reeds by de befchryving van Paeftum gewag gemaakt hebben, allermerkwaardigst. Hy is ge- tione fe ctim populo romano coniunclos esfe arbltranturDit alles echter is geheel onzeker, en 't is hier, gelyk in alle Gefchiedenisfen , die eene waarheid ten gronclllag hebben, maar door verdichtfelen opgecierd zyn, moeilyk, het waare van het verdichte te onderfcheiden. F4  8S reize van palermo geheel onbefchadigd, naardien men in het Jaar 1781. het vervallene herfteld heeft. Deze Tempel beftaat uit zes-en-dcrtig gladde zuilen in een langwerpig vierkant, welke gedaante alle oude dorifche Tempel hebben. — Elke zuil heeft zyn byzonder voetftuk. De Architraaf is voorzien van Trigliphen , cn van vooren is een zeer hooge Gevel. Van binnen vind men nog groote plaatfen, waarmede de grond gevloerd was. Voorts ontdekt men geene overblyfzels yan de Kapel, .of van de tusfehenruimtens tusfehen de zuilen ; ook kan men geen het minst bewys van een dak ontdekken. Men weet uit Nepos , dat zoortgelyke Tempels zonder dak by dc Grieken niet vreemd waren. Pausa.nias was, volgens zyn verhaal, in zulk een Tempel gevlucht, wanneer men de deur van de Kapel toemetfelde, cn hem dus van honger liet fterven , dewyl men hem niet kon dwingen om die plaats te verlaaten. — Riedesel heeft in zyne reisbefchryving de grootte van dezen Tempel opgegceven. Hy is van oordeel, (en op het oordeel yan dien, in de fraaije konden zo ervaren man mag men ' Vry wat ftaat maaken} dat deze Tempel laater gebouwd is, dan die te Pacftum en Girgenti, uit hoofde van het cierlyke 't welk 'er in de bouworder gevonden word. Hy ftond buiten de Stad, op den top van een kleine berg, boven eene diepte, welke tusfehen dien en eenen daartegen overgelegen berg, een 'dal vormt, waardoor de rivier Crimfus, te overbekend by de ouden, vloeit. Deze bergen beftaan uit zoortgelyke weeke kalkfteen, als waarvan de zuilen vervaarciigd zyn. Men zou uit dien hoofde met vry wat grond van waarfchynlykheid mogen veronderftel- len,  na girgent i. 89 ïen, dat dezelve van deze bergen genomen is ; ook zou men hier misfchien zo wel fteen groeven vinden, als in den omtrek van Paeftum en Selinus. . Het is geheel onzeker aan welke Godheid deze • Tempel toegewyd was. Volgens thucydides was 'er te Segefta een vermaarde Tempel , aan de Godin VENüs toegewyd, en cicero geeft in zyne Redevoering tegen verre s, bericht van een Tempel daar ter plaatfe toegewyd aan de Godin diana, uit welken de Karthaginenfen , toen zy Segefta plunderden een gebronsd Afgodsbeeld genomen hadden; dan door den grooten s c i s i o naa de verwoesting van Carthago aan de Segeftaners weder ter hand gefteld, wierd het door v e r r e s hen weder ontnomen. Behalven deze twee Tempels, hadden jesculapius en ^eneas elk insgelyks eenen. Gefchiedkundige bewyzen ontbreeken dus, en men kan onmogelyk iets met zekerheid in dezen vastftellen. Een gezegde intusfehen van vitruvius geeft my aanleiding tot eene niet onwaarfchynlyke gisting. Hy zegt (*) dat de Sieiliaanen gewoon waren den Tempel aan de Godin ceres toegewyd, altoos buiten de Steden tc plaatfen, op dat zo wel dc Godsdienst plechtigheden, als de verborgenheden des te onge- ftoorder zouden kunnen uitgeoefend worden. . Daarenboven weet men dat 'er in geheel Sicilië bykans geene Stad was, die niet de Goelin ceres als de (*) Cerere extra urbem loco, quo non femper homines, nifi per facrificium , necesfe habeant' adire; cum religione «afto, fanfUsque moribus is locus debet tueri Lib. i. c. 7. F 5  $6 reize van palermo de voornaamfte der Godheden van dit Land, zouden vereerd hebben. Zou men dan ook uit dien hoofde mogen veronderftellen, dat deze Tempel aan die Godin toegewyd geweest zy? Dan hier tegen over ftaat, dat vitruvius hetzelve van de Tempelen van andere Godheden, van mars, vulkaan, en venus ook verhaald. — Is het waar dat een zeker opfchrift op een fteen waarin Aphrodita Ourania gevonden Word, en die daar ter plaatfe lag, tot dien Tempel behoord heeft, dan zou dezelve aan de Godin venus toegewyd geweest zyn. — Cicero zegt op feene zekere plaats, dat de Godin diana te Segefta in Jt byzonder wierd gedient (*), en daaruit zou men kunnen befluiten dat deze Tempel aan die Godin toégewyd was, ware niet het algemeen gevoelen , dat deze Tempel buiten de Stad zou geftaan hebben , met het gezegde van dien Romein rechtftreeks ftrydig. Dan in hoe verre dit gevoelen op rede ftcunt, kan ik niet beoordeelen. 'Er zyn nog veele oude Penningen van Segesta voorhanden, die ten bewyze van de oudheid en van den rykdom der Stad verftrekken. — Zy zyn veelal van Zilver, en ten bewyzen van hunnen hoogen ouderdom, zyn niet alleen de Letters volkomen gelyk aan die, welde men op de griekfche Standbeelden vind, maar daarenboven vind men zommige penningen, waarop de Letters, naar den Oosterfchen trant, van (*) Quid tota Sicilia clarius, quam omnes fegeftanas matronas, virgines conveniïTe, cum Diana expoitaretur ex urbe. Cic.  na girgenti. 91 vah achter na vooren moeten gelezen worden. De af beeldzels op deze Penningen zyn onderfcheiden : onder anderen is 'er een, 't welk vry merkwaardig is;'het verbeeld een Jagdhond, en zinfpeeld op de fabel van de rivier Crinifus, die' in de gedaante van een hond by e ge sta, een Trojaansch Meisje, de Stichters van deze Stad zou geteeld hebben.— Se rVius heeft het reeds op die wyze verklaard, in zyne Aanmerkingen op virgilius. —. De geheele landftreek tusfehen Alcamo, Segefta, en Trapani, is onbewoond. Nergens vind men een behoorlyk gebaand pad ; men treft flechts een fmal voetpad, 't welk in 't najaar bykans onwandelbaar is, uit hoofde van den vetten grond, die door het water, 't welk alsdan in overvloed valt, geheel doorweekt word. Deze geheele Landftreek heeft de allervoortreffelykfte Weilanden; en echter maakt men van dezelve geen. gebruik, het zy tot den Landbouw, of tot de Veefokkery. Zeer zelden ontmoet men eene kudde Schaapen of Geiten, en andere Dieren in 't geheel niet.— Ik ontmoette op dien langen weg noch Boom, noch Dorp: hier en daar ftond flechts een enkel Huis op een Heuvel. De Regeering fchynt 'er niet voor te zyn, dat 'er Dorpen aangelegt worden; waarom? weet ik niet; zeker is het, dat dit 'er zonder goedkeuring van den Koning niet gefchieden mag: en dit maakt de zaak ten uiterften moeilyk, niet alleen, om om dat dingen van dien aart lang opgehouden worden in de mindere Kollegien, maar ook, om dat 'er veele hun belang in meenen te vinden, dat dit niet gefchiedde, en uit dien hoofde allerlei hindcrpaalcn in den weg leggen. — Na  93 REIZE VAN PALERMO Naa eene lange en verveelende Reis, kreeg ik eindelyk den vermaarden Berg Eryx in het gezicht ; thans draagt dezelve den Naam van Monte Guiliano; en kort daarnaa befpeurde ik, tot myne groote blydfchap, dat wy de onbewoonde Landftreek verlieten, en eene bewoonde plaats naderden: de betere Wegen, en de Tuinen en Landhoeven , deeden my dit met vry wat zekerheid belluiten. Ik bereikte eindelyk het ftrand; van hier bragt een kleine Dyk, ter lengte van eene Italiaanfche Myl, ons op het Eiland, waarop de Stad Trapani gelegen is. Oudtyds voerde zy den naam van Drepanum ; waarfchynlyk is deze naam ontleend van dc gedaante der Kust, die zeer veel overeenkomst had met een Sikkel. Dit gevoelen komt my althans beter voor, dan wanneer men met de ouden, die overal de leer van hunne Goden in mengden, tot dezer; den toevlucht wil neemen, om .van daar den oorlprongvan dezen naam afteleidcn (*). Dit kunnen wy uit deze mythologifche verklaringen vry zeker opmaaken, dat deze eene der oudfte Steden van Sicilië is. Uit een gezegde van diodorus, in het drieëntwintigfte Boek, zou men echter opmaaken, (*) .Servius zegt in zyne aanmerkingen by Virgilius. — Drepanum civitas eft ante pedem mo.ntis Erycis trans Lilybaeum: difta vel propter curvaturam littoris, in quo fita eft, vel quod Saturnus poft amputata virilia coelo patri, illue falcem projecerit, quae fax»», dicitur graece. Quod veriflmile putatur propter vicmitatem Erycis confecrati Veneri, quae dicitur nata ex coeü cruore et fpuma maris. Quidam Drepanum diftutn vokmt a fake Cereris,quamibi,cum filiara fuain Proferpinam quaereret', proiecit.  na girgenti. 93 ken, dat hamilkar, in het eerfte Jaar van den eerften Punifchen Oorlog, deze Stad vergroot en bevestigd, cn de Inwooners van Eryx derwaards verplaatst hebbe. Fazellunv erhaald, dat de eerfte Inwooners van deze Stad in eene griekfche Volkplanting beftonden , waar tegen de Trojaanen op den Berg Eryx eene Stad bouwden; en dit zou de rede geweest zyn van de geduurige vyandfchap die 'er tusfehen de Inwooners dezer nabuurige plaatfen ftand greep. Ik laat dit gevoelen in zyne waarde; offchoon ik niet weet op wat grond dit verhaal berust: — de afkeerigbeid der Inwooners van elkander is zeker geene genoegzaame rede, want dat vind men veelal by nabuurige Steden. De haven was oudtyds zeer vermaard. Toenmaals was de portus Erjeinortim (dit was deszelfs naam) van veel belang voor de Kartiginenfen en Romeinen in hunne Oorlogen. — Overblyfzels van oudheden vind men hier niet, als alleen eenige oude fondamenten van Huizen, waarop men naderhand nieuwe gebouwen opgericht heeft, en waaruit men duidelyk befpeuren kan, dat verfcheiden ftraaten nog dezelve richting hebben , en even zo naauw zyn, als oudtyds. Offchoon de Stad niet groot is , mag men ze echter onder de rykften in Sicilië ftellen. De rede hiervan is niet flechts dat veele Edelen in deze Stad hun verblyf houden, maar ook en wel voornaamlyk de uitgebreide handel met Zout, 't welk op het Strand toebereid word, en niets behoeft, dan de warmte van dc Zon, om gekookt en wit gemaakt tc worden. — Ook heeft deze Stad veel vertier door de Koraal-Visfchery. De Koraalen worden van de Rotfen, die in de haven en rondom aan het  94 REIZE VAN PALERMO het ftrand zyn, byeen gezameld, en vervolgens tot byzondere cindens bewerkt, als tot roozekranfen , tot huisfelyk gebruik, en vooral ook tot kleine ftandbeelden van heiligen: en hierin zyn zy al vry wel geoefend. Om dat de Koraal en, wanneer de ftukken wat groot vallen, te kostbaar zyn, bedient men zich,, tot deze dingen ook wel eens van Elpenbeen, Barnfteen, (clie op de Kust gevonden word,) gefprenkeld Siciliaansch Marmer of witte Alabaster : en 't zou gewis van veel dienst voor de Inwooners zyn, wanneer de.Regeering volgens hunne begeerte eene tekenfchool oprechte, naardien men dan leeren zou, om meer naauwkeurig en volgens de kunst te werken. _— Dan dit is tot nog toe geheel ter zyde gefteld, hoewel meer dan drie duizend Menfehen langs dezen weg hun beftaan hebben. Deze perfoonen maaken ook Camecn (*), uit een zoort van Schelpen, die aan de Noordzyde van Sicilië op de Kusten gevonden worden, en aan weerskanten eene verfchillende kleur hebben. Dit werk munt niet uit; zy worden echter wyd en zyd verzonden, en zouden nog meer aftrek vinden, indien ze beter bewerkt waren. Men vind in de Kerken verfcheiden ftukken, die de Inwooners vervaardigd hebben ; waaronder vooral het Beeldwerk in Neuteboom of ander hard hout bewerkt, uitmunt. De (*) Ik denk dat de Schryver hiermede bedoeld, het geen de franfehen Camayeu noemen, een fteen met natuurlyke af. beeldzeis van gebouwen, enz. — en die nagebootst wierd. De Vertaaler.  na girgenti. p5 De Wetenfchappen bloeijen hier juist niet; de Stad heeft echter haar illustre School, alwaar in alle Wetenfchappen onderwys word medegedeeld. Men kan echter hier niet gepromoveerd worden; dit is om dezelve rede hier als te Palermo verboden, om namelyk Catania niet te zeer te benadeelert. — Te vooren was dit het Collegie der Jefuiten. Toen deze uit Sicilië verdreeven wierden vertrouwde men het opzicht en onderwys aan andere Geestelyken toe, en deze zullen dit Kweekfchool even min vermaard doen worden als het ten tyde van de Jefuiten belangryk was. De boekery der Jefuiten heeft men , gelyk van andere plaatfen, na Palermo gebragt: en dus vervalt daardoor de uiterfte wil van een burger dezer Stad , die jaarlyks zestig Ryksdaalders vermaakt had, tot vermeerdering van dezelve. De Stad is wel bevestigd, vooral aan den Zeekant; zy heeft eene bezetting van zeven honderd man , en het getal van alle inwooners, foldaaten en matroozen mede geteld, word op vier-en-twintig duizend gefchat. De Koning trekt jaarlyks aanzienlyke fommen van dezelve : men rekent 's Konings inkomften op twintigd duizend kander kon onderfcheiden. 't Is toch. vry algemeen bekend, dat men bykans in alle landen, waar bergen van aanbelang zyn, beenderen vind,die de onkundige yoor beenderen van reuzen houd, en die intusfehep van visfehen of van andere dieren,die wy niet kennen> af komftig zyn. De verhaalen van geheele geraamten , die men gevonden zou hebben, zyn te oud en hebben te weinig grond, dan dat men daaraan geloof zou geeven. En van waar toch, dat men deze geraamten in de  JOS reize van palermo de voorgaande Eeuwen zo dikwerf ontdekte, en geen een in de zeventiende en agttiende Eeuw, waarin men zo veel werk van zoortgelyke ontdekkingen maakt, en reeds zo veele befangryke dingen ontdekt heeft. — Ik heb nog nooit eenige van die beenderen gezien die naar teenderen van menfehen geleken, en nog minder heb ik harfenpannen gezien. Dan zelf by deze kan men, naar myn gedachte mistasten, en de beenderen van de hoofden der dieren, wier hoofd eenige overeenkomst met het onze heeft , voor overblyfzels van menfchelykc hoofden houden. De vermaarde dolomieu heeft op zyne natuurkundige Reizen door Sicilië, 'er veel werk van gemaakt, om dit ftuk na te fpooren,en den oorfprong van die vertellingen te vinden ; dan hy kon niets ontdekken. Daarentegen heeft hy eene menigte oude beenderen in de graflieden; die men in Valk d'Isplca vind, (en waarvan ik in 't vervolg nog nader moet fpreeken,) onderzocht, en vooral dc hoofden nagezien en deze vond hy weinig onderfcheiden van de gewoone menfehen hoofden. De harfenpan was zeer dik, en de naad van het achterhoofd ging zomtyds regt-door, tot aan de neus. Voor het overige heeft by nooit even zo min als ik, beenderen ontdekt van menfehen, die eene buitengewoone grootte zouden gehad hebben, 't Is met dat al aanmerkclyk, dat eene overlevering van de Cyclopen, van de eene Eeuw tot de andere op die wyze voortgeplant is, dat zy aanleiding heeft kunnen geeven, tot die verdichtfelen, welke in laater tyd aangaande de heenderen van Reuzen verfpreid zyn: en dat dit de grondflag van alle deze gewaande ontdekkingen zy, is meer dan waarfchynlyk. Te-  NA GIRGENTI, i0Q Tegen over deze Westkust van Sicilië liggen eenige kleine eilanden, waarvan homerus (*) 'cr cén noemt ; hy befchryft dezelve als geheel onbewoond en onbebouwd, vol bosfehen, waarin zeer veele wilde geiten gevonden wierden. Achter deze eilanden lagen de Schepen van Ulysfes, terwyl hy de Cyclopen kwam opzoeken, en ter naauwernood hunne handen ontkwam. Homerus gewaagt zeker van geene andere, dan van de Egathyfche Eilanden, en wel byzonder van dat Eiland, 't welk naderhand by de Grieken en Romeinen AigoufaoiCapraria genaamd wierd; waarfchynlyk is het dat Eiland, 't welk thans Favignana heet. En dit zy genoeg van Trapani en de omliggende Landftreek. Vergeef my lezer de uitflappen, die ik hier en daar gedaan heb. Echter ben ik van gedachten dat het voor geletterden, die fmaak hebben in het leezen der ouden, aangenaam moet zyn, w anneer zy de aloude befchryvingen,met de nieuwere, die den tegenwoordige toeftand fchetfen, mogen vergelyken. En dit word te meer belangryk, wanneer het die landftreeken betreft, welke door homerus en andere dichters befchreven worden. Deze landen , die meestal op de westelyke Kust van Italië en Sicilië liggen, waren in die dagen nog het land der verdichtfelen, die men niet kende, dan door de losfe berichten van Zeevaarende, welke berichten veel overeenkomst hebben met die van de Portugeezen en Spanjaarden nopens West - Indien en Afrika. Naa een kort verblyf van twee dagen, zette ik den &4 No- (*) Hom. Od. 5. vs. ntf. fq.  ïid Reize van palermo Ü4 November myne reize verder voort na Mazaira * eene Stad in het Zuidelyk gedeelte van Sicilië, dè zetel van een Bisfchop, en van dat aanzien dat zy aaii de geheele Provincie Val di Mazara den naam heeft gegeven. De weg gaat door eene aangenaame vlakte, niet ver van het ftrand. Deze landftreek is beter bebouwd dan die tusfehen Alcano en Trapani: hoewel men geene dorpen aantreft, zo vind men echter hief en daar enkele huizen op dc hoogtens ftaan. Op dezen Weg heeft men een allerverrukkenst gezicht; regt uit en aan myne regterzyde zag ik de Afrikaan^ fche Zee, benevens eenige kleine Eilanden, die in dezelve liggen, ter linke zyde lag de Rey van Bergen die door geheel Sicilië loopt; en van achteren wierd ik door Trapani ingcflooten, terwyl de Berg Eryx met zyn hooge kruin als 't ware den geheelen Hort zont beperkte, 't Was een fchoone dag, het weder alleraangenaamst, ik deed daarom myne middag maaltyd onder den blooten hemel op het veld, naast eene put, die ten dienst van het Vee hier vervaardigd was. — Dan niets kon eenigzins haaien by het vermaak, 't welk ik door het zien van al dat weidende en grazende Vee en door het hooren van verfchillend herders muziek, 't welk van rondfomme my omringde, voor my zelve mogt fcheppen. Ik zag die fraaije gefprenkelde geiten, de rammen met hunne groote hoornen, en de roode koe,waarvan theocritus zo dikwils gewaagd. Ik fmaakte een dubbel genoegen , doordien de denkbeelden uit dien dichter my geheel levendig warén, naardien ik nog onlangs zyne Idyllen gelezen had. • Nooit zou men meer Licht over dezen Dichter kunnen verfpreiden , dan wan»  na girGeNtk lil Wanneer een letterkundig Siciliaan, die tevens in de taal en de zeden van zyn Vaderland en vooral van den gemecnen man genoegzaam bedreven was, deze zyne kunde tot opheldering van zyne gedichten te koste leid1dc, en ons eene oordeelkundige verklaaring daarvan bezorgde. Men zou verfcheiden plaatfen en byzondere gezegden aantreffen, die voor ons nog duister zyn, waarin op deze of geene gewoonten gezinfpeeld word, en waarin men dus alleen eenige opheldering kan vinden: even gelyk men veele plaatfen der oude grieken, die tot byzondere gewoonten en gebruiken betrekkclyk zyn, in laater dagen heeft opgehelderd uit de berichten welke de Reisbefchryvers van de tegenwoordige gebruiken, en vooral van die, van de bewooners der eilanden gegeven hebben (*). <— Ik heb 'er zelv te Syracufe by den Ridder Landolina bewyzen van geZien , hoe veel Licht de naauwkeurige kennis van Sicilië en deszelfs gewoonten over veele moeielyke en en duistere plaatfen van theokritus verlpreid. Men . (*) De Letterkundige Reis van de Guls na Griekenland, maakt den wensch naar zodanig eene Reis en reisbefchryving, die de wezenlyke vereischtens bezit, meer gaande, dan dat ze dien zou kunnen vervullen. Misfchien is de Eer om deze gaping in de Letterkunde aantevullen, voor den Heer villoi. sou befte.nd, die Griekenland, zelf ih deszelvs verborgen fchuilhoeken , ook in de byna ontoegankelyke gebergtens van den Peloponefus doorkroopen is, en even zo zeer ware het te wenfeben , dat een geleerd Siciliaan zich liet overhaalen, om tot dat zelve einde eene Reize door Sicilië te doen, waar. in hy het onderzoek van de gewoonten en zeden der menfehen voornanielyk tot zyn doelwit ftelde. ——  II?, REIZE VAN PALERMO Men zou zelf de Siciliaanfche Taal eene afftammeling van de dorifche kunnen noemen ; want tusfehen dit en het zuiver toskaansch is omtrend hetzelve onderfcheid als tusfehen de attifche cn dorifche tongval; ook zyn 'er in Sicilië veele griekfche en misfchien ook dorifche woorden overgebleven , vooral in het binnenfte gedeelte van het eiland, waar alles uit gebrek aan verkecring met vreemdelingen, meer op den ouden voet is gebleven. Half weg tusfehen Trepani en Mazara ontdekt men in Zee niet verre van het ftrand eenige kleine Eilanden. Op een van dezelve lag het oude Morya, eene der oudfte Karthaginenfifche Volkplantingen. — Thans is 'er niets meer van overgebleven, dan alleen een punisch opfchrift, het welk men voor eenige Jaaren in de aarde heeft gevonden. Marfala,by de ouden Lylybaeum genaamd,liet ik aan myne rechterhand liggen 3 ik zagflechts van eene hoogte af de gelegenheid van deze ih den punifchen Oorlog zo vermaarde landftreek. — Tegen den Avond kwam ik eindelyk te Mazara, 't welk zes mylen van Trapani en één van Marfala ligt. De Stad was oudtyds weinig bekend, 't was toen flechts een Burg die by het aloude Selinus behoorde; men vind voor het eerst van haar gewag gemaakt in den eerften punifchen Oorlog, toen een Veldheer der Karthaginenfen dezelve veroverde. Onder de heerfchappy der Saraceenen wierd zy tot eene Stad verheven. — Echter beweeren de inwooners tegen alle rede en waarfchynlykheid aan , dat het aloude en prachtige Selinus , wiens overblyfzels eenige mylen van daar gevonden worden, op deze plaats zou gelegen hebben. Dan het is het niets vreemds by de Sieiliaanen, dat deze of geo  na girgenti. h$ geene Stad, al is ze zelf van weinig aanbelang, beweerd deze of geene vermaarde mannen oudtyds ge* had te hebben, en deze haare aanmatiging op alle mogelyke wyze zoekt te ftaaven. Men field hierin het grootst belang, naardien alle befchaafde en welopgevoede perfoonen hunne Liefde tot hun Vaderland voomamelyk hierin mcenen aan den dag te leggen» dat zy dit hun gevoelen onwederlegbaar betoogen * tot handhaving van de Eer van hunne plaats. En dit brengt te wege dat veele oude gedenkftukken, opfchriften , en penningen in wezen blyven, die anders verlooren zouden gaan. Misfchien is dit, met eenige verandering, nog een overblyfzel van de Griekfche gewoonten. — Men weet met hoeveel yver en drift zommige Griekfche Steden 'ervoor ftreden, dat deze of geene groote mannen in hunne Stad geboren waren.— Mazara is eene kleine Stad, die naauwlyks agt of negen duizend inwoners heeft. Men kan ze meer of min bevestigd noemen, zynde met eenige vestingwerken voorzien om den eerften aanval van de Roovers af te keeren: voorts heeft zy eenige fraai je gebouwen, boven al munt het Paleis van den Bisfchop uit, ook zyn de Domkerk en het voormalige Kollegie der Jefuiten fchoone gedichten. — Ik heb in de Kerk drie begraafplaatfen gezien met beeldwerk vercierd, en dit zyn ook in deze Stad de eenige overblyfzels der Oudheid, die eenigzins van belang zyn. — Een derzelve is merkwaardig : het verbeeld de komst vart ceres met haar Wagen by de eleufinifche verborgenheden. De twee andere verbeelden de Jagd van Meleager, en een Veldflag met de Amazoonen, deza II. deel. H wor-  114 reize van palermo. worden onder het aloude beeldwerk dikwerf gevonden. De ftukken hebben veel geleden, en dan behoord daarenboven het werk, naar myn oordeel, flechts onder het middelmatige. De opfchriften zyn bykans onleesbaar: dan men vind ze in de Werken van gruterus en van den Prins torrem u z z a. Het hoofd oogmerk van myne Reis na Mazara was, om aldaar in de Domkerk eene aanzienlyke verzameling van oude handfehriften te vinden, die zelf Siciliaanfche geleerden my verzekerd hadden dat aldaar was. Dan naa lang zoeken wierd ik eindelyk ontwaar, dat wel is waar in de zestiende Eeuw hier eene aanzienlyke verzameling van handfehriften geweest was, maaï dat een zeker Bisfchop lomellini dezelve met zich genomen had, toen hy na de Kerkvergadering te Trente ging, alwaar hy geftorvenwas, waardoor ook die handfehriften achter gebleven waren ; dat 'er ook in de geheele Stad geene andere handfehriften te vinden waren, dan eenige Diplomen van den Koning roger; deze wierden bewaard in een Klooster en wel zo naauwkeurig, dat zelf geen Siciliaanfche geleerde toegang tot dezelve had, veel minder dan een vreemdeling. Zo wierd myne hoop, waarmede ik my zo lang gevleid had, eensklaps verydeld. — Ook dit ftrekt ten bewyze hoe weinig kennis de Sieiliaanen van hun eigen Vaderland hebben. Even zo loopt 'er reeds zints twee honderd Jaaren een gerucht, dat 'er ergens in Sicilië een volledig handfehrift van de Werken van diodorus siculus voorhanden is: waar ? weet men niet: ten laatften zal zulk een gerucht  na girgenti» H§ nicht, *t welk van allen grond ontbloot is, nog maaken, dat men het onder de Arabifche handfehriften zoekt, even gelyk de verlooren ftukken van livius. -— Onder alle de Steden op de Westelyke Kust van Sicilië, ligt deze Stad het meest Zuidwaards. , Recht tegen over dezelve liggen de ruïnen van Kar* thago, en de Middellandfche Zee is hier naauwlyks twintig duitfche mylen breed. Indien een ander zoort van menfehen die Landftreeken bewoonde, hoe gemakkelyk en fpoedig zou ik dan derwaards hebben kunnen overfteeken , om die Landftreeken te zien, waar weleer de eenige Mededingfter van het oude Rome gelegen was, en waar men nu niet anders vind dan een Put en de overblyfzels van een oude Romeinfche Waterleiding. Dan hier moest ik een Eindpaal ftellen aan myne reis, en na myn Vaderland wederkeeren. — 't Is waarlyk te verwonderen, dat die roofzuchtige Natiën,die altoos op buit loeren,nooit eene Landing op Sicilië waagen, daar dc fchikkingen ter verdediging alhier zeer flegt zyn, en zy de meeste Siciliaanfche Steden zouden kunnen aantasten, zonder dat ze eenigen tegenftand ontwaar wierden. Men heeft ' in Sicilië om de vier Italiaanfche Mylen een Toorn, waarop doorgaans twee of drie oude Invaliden woo* nen. Deze moeten, zo ras zy een Vaartuig de Kust zien naderen, waarop vermoeden vait, terftond een fein geeven. Tot dat einde zyn zy van twee oude ftukken gefchut voorzien, waarvan by zommige de Lavcttcu reeds ontbreeken , en men wil dat zy door hunne feinen, een bericht van gewicht binnen weinig uuren door het geheele eiland kunnen verfprciden. Volgens het verhaal der Sieiliaanen moet deze fchikH a king  Il6 reize van palermo king reeds door dionysiu s den ouden gemaaktzyn, omdat hy voor eenen inval van de Karthaginenfen beducht was.—■ Dan zy ftaan 'er algemeen voor bekend, dat ze wat voorbaarig zyn, in den alouden oorfprong van zeden en gewoonten op te geeven. Ik laat dit ftuk aan zyn plaats: maar wat de rede betreft, waarom de Zeerovers bykans nooit op dit Eiland eene Landing waagen, ik geloof dat men dezelve minder moet zoeken in de vrees voor de Torens en Wachters , als veeleer in de vrees voor de gevaarlyke Kusten van Sicilië en voor de Sirocco Wind (*) die hen verhinderen zou om naar welgevallen weder te keeren : want zy zwerven dikwerf langs de Kust, en neemen de Schepen, zo als ze naauwlyks de havens verlaaten hebben, bykans onder het bereik van 't gefchut. Voormaals waagden zy het flechts om nu en dan te landen, voomamelyk met oogmerk, om de ■Siciliaanfche Meisjes te rooven, die naderhand in de Harems van de aanzienlyke Turken geplaatst wierdeu. Nu integendeel verfchynen ze in dit gedeelte van Sicilië in 't geheel niet: en men heeft my verzekerd, dat tegenwoordig de alleroudfte Menfehen zich niet kunnen herinneren, niet flechts dat zy 'er zouden geweest zyn, maar 'er ooit iets van gehoord te hebben van anderen, die dit beleefd hadden. Ik bleef flechts één' dag te Mazara, en bezag al het merkwaardige 't geen 'er te zien was , (en ook dit was van weinig of goen belang) waarop ik myne reis vervorderde, om de achtbre overblyfzels van Selinus te (*) Zo nosmt men hier den Zuid-Oosten Wind. De Vertaaler.  NA GIRGENTI. I17 te zien. Ik kwam op den eerden dag niet verder dan Caftel Vetrano, eene aanzienlyke Stad, landwaards in gelegen, in eene aangenaame, vruchtbaare en weibebouwde Landsdouw. Hier word een' aanzienlyken handel gedreven met Olie, die uit de nabuurige Olyf-bosfchen in overvloed verzameld word. Ook valt'er yeel koorn; de wyn die hier geperst word, is van de beste in geheel Sicilië. Uit dien hoofde is hier veel vertier en de Koophandel is in bloei. Dewyl ik hier reeds vroegtydig kwam, had ik gelegenheid,om een en ander te bezigtigen, vooral ook doordien ik van het eene Klooster na het ander moest ioopen, om een nachtvcrblyf te zoeken. Eindelyk trof ik, met myn' Reisgenoot, den Heer gibbs een van de Raadsheeren der Stad, die ons eene verblyfplaats op het Raadhuis aanwees. Dit was intusfehen geen gunstig voorteken, en het overige beantwoorde volkomen aan het begin. Men moest de Bedden met al hun toebehooren bier en daar van de Burgers in de Stad byeenhaalen. Dewyl de venfters niet met glas voorzien waren, wierden dezelve met groote Luiken gefloten: — dit is volgens de Italiaanfche gewoonte; daar vind men nergens ruiten, dan in de groote Steden. Men bragt een groot vat met vuur in de kamer om ons tc warmen. — Zo ver ging alles wel; dan nu kwam nog het grootfte gebrek; men berichte ons, dat het te laat was, om eeten gereed te maaken : eindelyk wierd echter ook hier voor gezorgt ; wy moesten een half lam koopen, 't welk dooreen van de dry vers der Muil-ezelen, die nog iets van het kooken verftond, gereed gemaakt wierd, en 't welk tvy met grooten fmaak gebruikten. Het fpreekwoord H 3 wierd  Ïï8 reize van palermo wierd bewaarheid, honger maakt raauwe boonen zoet y misfchien dat de fterke Wyn van Caftel Vetrano 'er ook iets toe,deed. Geduurende onze maaltyd kreegen wy een bezoek van een' der Raadsheeren, die ons een breedvoerig verhaal mededeelde van den Akkerbouw, van de beenderen der Reuzen, die men in deze Landftreek overal vind, van de overblyfzels van selinus, en van de fchatten die zomtyds opgedolven worden. Des anderendaags maakten wy ons vroegtydig op, om by tyds te Selinus te komen. Wy troffen een alleraangenaamften weg,waar bergen en dalen gedurig verwisfelden, en de geheele ftreek met Olyfboomen beplant, of met koorn bezaaid was, tot dat wy eindelyk den Toren voor de Wachters en eenige zandheuvels die naby het ftrand gelegen waren bereikten. En hier lag oudtyds selinus. Deze Stad wierd, volgens het bericht, 't welk strabo en thucydides daarvan geeven , in de vyf-en-dertigfte Olympiade, of zes honderd cn veertig Jaaren voor Christus geboorte gefticht, door eene Volkplanting van de Megarenfers, die eerst honderd Jaaren te vooren uit Griekenland overgekomen was, onder het beleid van pamilus. Deze Stad nam in grootte en macht zo fpoedig toe, dat ze reeds in de vyftigfte Olympiade en dus zestig Jaaren naa dat ze gefticht was, een'merkwaardigen Oorlog met de Segeftaners, toenmaals eene der magtigfte Volken Van Sicilië kon voeren. Het fchynt als of deze natien geduurig met elkander overhoop gelegen hebben : althans , diodorus zo wel als thucydides verhaalen, dat zy meermaalcn met elkander Oorlog gevoerd hebben: waaruit men met rede kan op.  na girgenti. Il9 epmaaken, dat zy met elkander in 't evenwigt'ftonden, en Selinus dus in weinig tyd zo magtig is geworden, dat het met andere Siciliaanfche Volken gelyk ftond. —— Dan deze grootte en macht was van geen langen duur : want toen het twee honderd en twee-en-veertig Jaaren geftaan had, wierd.het door de Karthaginenfen, onder hannibal ingenomen, die een groot gedeelte van den Muur liet nederwerpen. Veele inwooners, die de wreedheden der Vyanxlen ontkwamen , vlooden na Agrigentum, 't welk toenmaals met Selinus in een verbond ftond, en toen de Karthaginenfen hunne Stad verlaaten hadden, keerden zy derwaards terug. Omtrend twee honderd Jaaren laater wierd de Stad andermaal veroverd en verwoest,, en de inwooners naar Lilibacum overgebragt. Naderhand komt Selinus nog eenmaal in de Gefchiedenis voor: strabo verhaald fei van, dat 'er ten zynen tyde nog huizen ftonden; dan toenmaals fchynt die Stad van weinig betekenis gev, .xst te zyn. Eindelyk wierd dezelve geheel en al door de Saraceenen omgekeerd by den eerften inval in Sicilië. Zie daar in 't kort dc Gefchiedenis van deze Stad. De Naam selinus is ontleend, of van een gewas, Afium filvcflre, in 't grieks Scllnos genaamd , (*) 't welk in deze Landsdouw in menigte gevonden word, of ook , en dit is meer waarfchynlyk, van de (*) Een Gewas, 't welk zeer aangenaam is voor de byen, en oudtyds gebruikt wierd tot kranfen, 't word by ons Eppe genoemd. Plinius telt 'er verfcheiden zoorten van op. Hifi. Nat. 19. 8. — Zie ook Virg, Georg. 3: 121. De Vertaaler. IJ 4  120 reize van balerm0 de rivier Selinus, die misfchien den naam van dit gewas ontleend heeft. - Virgilius geeft haar den toenaam van Palmofa, waarfchynlyk omdat in deze Landftreek een zoort van kleine-wilde Palmboomen groejen, die in Sicilië de naam Gïumarra draagen. Behalven eene groote menigte van zilveren penningen, van allerly zoort en onderfcheide grootte, die 'er nog van deze Stad voorhanden zyn, vind men nog zeer aanzienlyke overblyfzels , die meer dan al het overige ten bewys verftrekken van de grootheid en macht van deze Stad. Zy lag op twee heuvels, die aan Zee paalden; behalven verfcheide oude muuren, die men niet weet waartoe ze behoord hebben, vind men hier de overblyfzels van de haven, van de Stadsmuuren van eene Poort, van eene in fteen uitgehouwen Trap, die van de haven na de zo veel verhevener liggende Stad ging; van putten, van begraafplaatfen0, -die meest alle nog onder de aarde verborgen zyn. — Dan het aanmerklykfte van alles zyn de groote en aanzienlyke overblyfzels van drie gebouwen, die zo zwaar en hegt moeten geweest zyn, dat ze door menfehen handen bykans niet hebben kunnen vernield worden.. Ik wil my niet inlaaten in het gefchil der oudheidkundigen , of deze gebouwen binnen of buiten de Stad geftaan hebben, offchoon het laatfte my het waarfchynlykst voorkomt, omdat ze zeker tot de Stad behoorden, en dezelve ten cieraad verftrekten. Deze gebouwen liggen op een' berg, die fchuins aflopende tot aan het Oever zich uitftrekt. Waarfchynlyk waren het alle drie, ten minften twee clcrzclve, Tempels; en zo het derde geen Tempel geweest is, was het ten minften een openbaar gebouw, b. v. een zoort van  na gïrgentt. lal van Forum of Porticus, waar het Volk byeen kwam. Zy liggen naby elkander, en het eerfte gebouw, van de Landzyde af gerekend, is het aanzienlykfte. Volgens de opgave van riedesel was 'cr geen gedenkftuk der ouden van die grootte cn uitgeftrekheid, uitgezonderd de Tempel van jupiter olympius te Agrigentum. — Deze Tempel was volgens dc oudfte dorifche Order gebouwd, met ftompe gladde pilaaren, die de gedaante van een kegel hadden; hy was honderd en zestig fchreden lang en tagtig breed, met eene dubbele rey pilaaren, de eene die bet vierkant van den Tempel vormde en op een algemeenen verheven grondflag ruste; de andere meer inwaards, wier pilaaren wat kleiner waren, en die den Tempel in drie deelen verdeelde. De buitenfte rey beftond gelyk als in de meeste dorifche Tempels, uit zes-en-dertig pilaaren, waarvan de twee voorften,gcribt waren. Deze pilaaren hadden kleine vierkante voetftukjes, die alle op een algemeenen grondflag ftonden. — Wilde ik alle bouwkundige afmetingen van dezen en de andere Tempels hier plaatfen , ik zou veel te breedvoerig worden. Ook heb ik den Tempel niet zelv gemeten, naardien ik te weinig bedreven ben in de bouwkunde, maar dit alles is my zeer naauwkeurig opgegeven door een Geneesheer te Trapani, die de fchoonfte gelegenheid gehad heeft om naauwkeurig alles opteneemen. Intusfehen komen zyne berichten niet in allen deele overeen met die van den Baron van riedesel, wiens naauwkeurigheid meer dan bekend is; — en wiens befchryving het volftrekt overtollig maakt om hier meer te melden. Dit alleen wil ik hier nog by voegen, ten einde den in de bouwkunde onbedreven Lezer eenig denkbeeld van H 5 de-  122 reize van palermo dezen Tempel te geeven, dat elk van de groote pilaa* ren beneden aan den voet een-en-dertig en een halve Palm of dertien Ellen in zyn omtrek heeft, en dat de groote van de Kapiteelen zes en twee derde Ellen in 't Quadraat is. Waarfchynlyk was deze Tempel als de grootfte aan jupiter toegewyd, die vooralle andere Godheden'te Selinus wierd vereerd. En hier komt dan de vraag of de Tempel buiten of binnen de Stad ftond geheel niet te pas, dewyl men weet, dat andere Tempels aan ju pit er toegewyd, b. v. de vermaarde Olympifche te Syracufe ook buiten de Stadsmuur ftond. De twede Tempel ftaat omtrend veertig fchreden verder, in eene regte linie met de eerfte; hy is veel kleinder dan de eerfte, in den fmaak van de oude dorifche gebouwen, eens zo lang als breed; voorts heeft hy vier-en-dertig Pilaaren, die fpitfer toeloopen,dan die in andere gebouwen gevonden worden , 't geen aanleiding geeft om te denken, dat dit gebouw nieuwer en fraaijer was, dan de overige. Het derde gebouw ligt vyf-en-dertig fchreden van het voorgaande, waarvan het in grootte weinig of niet verfchilt. De Pilaaren zyn met een-en-dertig Ribben voorzien; derzelver Diameter is zeven en een half handbreed, en dus de omtrek bykans drie-entwintig handbreed, of vyf cnecne halve Elle. Riedesel heeft opgemerkt dat deze Pilaaren de gedaante van een ftompe kegel hebben en van kleine vierkante voetftukjes voorzien zyn, waaruit hy befluit, dat de bouwkunde, die in deze gebouwen heerscht, dezelve zy, als in den Tempel te Segefta. — Zie daar het merkwaardigrte van 't geen men hier vind:  NA GIRGENTI. 123 vilid: de lezer kan zich' hierdoor eenig denkbeeld Vormen van deze oudtyds zo ftatelyke en prachtige gebouwen, cn welk een treffend gezicht het voor den reiziger opleverde, -wanneer hy dezelve van den Zee. kant zag. Tegenwoordig is alles verwoest, en men kan duidelyk beipcuren, dat ze noch vervallen,noch door menfehen handen vernield, maar door eene Aardbeving alle te gelyk verwoest zyn. De Pilaaren liggen alle zeer geregeld in de lengte naast elkander: en in het derde gebouw liggen zeven Pilaaren zo digtby een, dat de Kapiteelen elkander raakten; ja men zou by het eerfte aanzien denken, dat ze uit een ftuk vervaardigd waren. Deze zyn"Noordwaards gevallen. Twee andere Pilaaren , die aan den Zuidkant ftonden zyii Zuidwaards, en weer andere die in het Oosten by den ingang ftonden , zyn Oostwaards overgeflagen. De meeste Pilaaren zyn gebroken, dewyl ze uit groote ronde fteenbrokken beftonden, die opgewonden en op den ander geplaatst wierden. Zommige hebben de Aardbeving doorgeftaan , en zyn of geheel of ten deele overgebleven , vooral in den eerften Tempel. Van dc. tweede ftaan nog twee geheele en eenige halve Pilaaren:— de ruimte tusfehen de Pilaaren,is aangevuld met allerlei fteenen,en de ledigeplaatfcnzynmet allerlei ftruiken en gewasfen zo begroeid, dat men in de onmogelykheid is, om van binnen eenige ontdekkingen te maaken. Men zou vry zeker de heerlykfte overblyfzels van de Beeldhouw - konst vinden, naardien de inwooners van Selinus geen tyd zullen gehad hebben om iets te bergen, byaldieu eene Aardbeving deze verwoesting veroorzaakt heeft, 't welk uit alle omftandigheden vry waarfchynlyk is. — Misfchien zou  Ï24 REIZE VAN PALERMA zou men hier nog wel, gelyk by andere Tempels, onderaardfche gewelven vinden: dan de weg hiertoe is geheel afgefneden, doordien men niet dan zeer bezwaarlyk deze overblyfzels, die dezelve bedekken zou kunnen opruimen, en alsdan groot gevaar zou loopen om dezelve geheel te vernielen. Ruim eene myl van deze plaats, die tegenwoordig Pilieri di caflel Vctrano heet, zyn de fteen groeven gelegen, waaruit men de fteenen voor deze gebouwen haalde; ook vind men 'er nog Pilaaren en Kapiteelen die ten deele bewerkt zyn , even gelyk men by de Granit - rotfen van Egypten halve Obilisken (*) heeft gevonden, die onvoltooid gebleven zyn. Men vind in den omtrek van Selinus verfcheide fteengroeven; eene derzelve draagt den naam van Rocca di cujia • wier fteenen van dezelve zoort zyn , als die te Segefta, namelyk een witte kalkfteen. Ook vind men nog eenige tekenen van oude wegen van deze fteengroeven na de Stad, en men kan uit de diepe infny* ding in de fteenen de zwaarte van de Lasten afmeeten, die langs dezen weg vervoerd zyn. Het is echter onzeker of deze wegen reeds in de oudfte tyden, dan of ze eerst door de Romeinen aangelegd zyn, met wier wegen ze zeer veel overeenkomst hebben. Misfchien was dit de Tempel, werwaards de Vrouwen en de Kinderen vluchten , toen hannibal Selinus innam. Hy fchonk hun het leven, niet uit medelyden of menschlievenheid, maar omdat hy bc- dugt (*) Obilisken zyn gedenk- of tyd-pilaaren beneden vierkant en breed, en boven fpits toelopend. De Vertaaler,  NA GIRGENTI. 125 dugt was , dat zy, wanneer hy dit weigerde, den Tempel in brand fteeken , en dus alle die kostbaarheden aan de vlammen opofferen zouden; waardoor hy het beste gedeelte van de buit zou misfen. Hy behandelde haar echter trouwloos , want naauwlyks was het Nacht geworden, of de Karthaginenfen overvielen de Tempels, plunderden dezelve, en maakten de Vrouwen en Kinderen tot flaaven. —< De Inwooners van Syracufe verzochten om de gevangenen te mogen losfen, en tevens vermaanden zy den Veldheer de heiligdommen te ontzien; — dan men gaf hun fpottende ten antwoord, „ dat menfehen die hunne Vry„ heid niet wisten te verdedigen, verdient hadden, dat men hen tot flaaven maakte, en dat de Goden 5, t'onvreden op de inwooners van Selinus, hen ver„ laaten hadden." (*) . Thans vervorderde ik myne reis, nadat ik eenige huren tusfehen deze eerwaardige overblyfzels had gefleten. Myn oog viel dikwerf op de Afrikaanfche Zee: de uiterfte Eilanden van Europa, Coffura en Lampedufa kon ik naauwlyks ontdekken. De geheele Landftreek rondsom is zeer vruchtbaar % men vind 'er de keurigfte weilanden: behalven de Aloë en de wilde Vygenboomen, groejen hier de Giumarra en het Apium Silvcjlrc, zynde een zoort van Peterfelie , in grooten overvloed. ■— Men kan hieruit zien, hoeveel overeenkomst 'er plaats heeft tusfehen de voortbrengzelen der Afrikaanfche Kust, en die van dit Eiland.— Een geruïmen tyd moest ik hier door eene zeer moerasfigeLandftreek reizen, toen ter tyd was ze voormy van (*) Dkckrus Sit. L. XIIL  126 reize van palermo van weinig gewigt. Dan van achteren befpeurde ik, hoe merkwaardig ze was, uit hoofde van eene aloude maar tevens aanmerkelyke gebeurenis. Deze Moeras, thans Jaïici genoemd, was by de ouden bekend onder den naam van Gonufa; gelyk ze tegenwoordig de Lucht zeer befmet door de fchadclyke uitdampingen, zo wierd 'er ook oudtyds eene befmettelyke ziekte uit geboren, die veele inwooners van Selinus het leven koste, en vooral by kraamvrouwen eene allerhevigfte en nadeelige uitwerking had. — Dit gaf aanleiding dat dc Wysgeer empedokles, ten einde dit kwaad te weezen, op zyne eige kosten twee kanaalen liet graven midden door de Moerasfcn, waardoor het ftaande water terftond afgeleid wierd, en de Lucht niet meer befmet kon worden. Al ras zag men 'er de beste uitwerking van: de ziekte hield op, en de inwooners van Selinus bereidden eene groote maaltyd aan den Oever van de Rivier, waar zy den Wysgeer, die onverwacht in hun midden kwam,goddelyke Eere bewezen. Nog dien zelfden avond kwam ik te Sciacca of Xiacca„ by de ouden genoemd Thcrmae Sdinuntiae. Deze Stad ftaat op eene nooge Rots, heeft de gedaante van eén Amphitheater, en is zeer volkryk, indien het waar is, dat'er, gelyk men rekend, agt of negen duizend inwooners in deze plaats woonen zouden. — 'Er is hier geen het minfte overblyfzel der oudheid te vinden, en even zo min is de Stad voorzien van laatere prachtige gebouwen , hoewel zommige van de Kerken zeer veele Pracht vertoonen, doordien zy vereerd zyn met verfcheiden zoortcn van Marmer. Onder den grond vind men bykans overal groote gewelfde bak-  na girgenti. bakken, die in de Rots uitgehouwen zyn, cn tot Magazynen voor de graanenjmoeten dienen, dewyl Sciacca eene is van die Steden in Sicilië, welke men Carricatori noemt, die het Recht hebben om de graanen uit hunne havens uittevoeren, waarvan wy vervolgens by de Stad Agrigentum nog nader moeten fpreeken. Deze Stad is, volgens het gemeene denkbeeld, de geboorte plaats van agathokles, een van de Wreedfte en broeddorstigfte Tirannen van Sicilië. — Zyn Vader was een Pottebakker,een ambacht 't welk hier veele ingezetenen bezig hield, en ook in den tegenwoordigen tyd hier nog fchynt te bloei jen (*). 'Er word althans veel aardewerk vervaardigd; men heeft 'er eene gedaante en fchoonheid aan weeten te geeven, die het aloude griekfche zeer naby komt, alhoewel niemand van deze arbeiders ooit tekenen geleerd heeft, veel minder een denkbeeld van de aloude griekfche konst bezit. — OudCO De Heer landolina in Syracufe bezit een Oor van een Aarde Vaas, waarop de naam van den vervaardiger ftaat: op deze wyze JUWeoKAEZ. 't Is al byzonder dat juist deze naam hier gevonden word, daar dezelve niet algemeen * fchynt geweest te zyn. Zie daar een ftuk, regt gefchikt voor een Italiaansch Geleerde, om een of twee folianten aan te vullen met onderzoekingen, of agathokles deze Vaas vervaardigd, en by de verovering van Syracufe mede derwaards genomen hebbe, en of dezelve misfchien naderhand tot een Aschbus in zyn graf gediend hebbe. Dit werk zou een vervolg kunnen worden op dat ftuk, waarvan klotz. een zeer breedvoerig bericht geeft in zyne Ridiculis litteranis.  ia8 reize van palermo Oudtyds was Sciacca vermaard van wegens dé ïfiitteraale wateren, aquae labrodes genoemd, en waarvan men nog de overblyfzels aan den voet van de Rots, waarop de Stad gebouwd is, ontdekt. — Tegenwoordig zyn 'er heete zwavel - bronnen, waarvan de Sieiliaanen in het voorjaar veel gebruik maaken. Merkwaardiger echter dan deze zyn de Dampbaden, die men regt tegen over de Stad op een hooge fteile Rots vind, en die tegenwoordig aan den heiligen calog erus toegewyd zyn, wien Apostel Petrus na Sciacca zou gezonden hebben , om den duivel uit de inwooners te bannen. Men wil dat deze Pleilig die Dampbaden ten minften ontdekt, zo niet die byzondere kracht aan dezelve medegedeeld hebbe,'dat daardoor wonderwerken kunnen gefchieden. — Want in dit Bad vallen dagelyks groote wonderwerken voor: het word even zo fterk als het zwavel-bad opgezocht door zeer veele vroome bedevaarders en kranken, die hier of in de natuurlyke kracht van het Bad zelve, of in de bovennatuurlyke van den Heilig hunne genezing zoeken naarmate hun geloof fterk of zwak is. Waarfchynlyk vervalt deze geheele gefchiedenis van den ii. c a l o g e r u s in eene fabel, en zyn perfoon is naar alle gedachte niemand anders, dan d^edal u s de eerfte vermaarde konftenaar , van wien de aloude gefchiedenisfen gewaagen. Want volgens het verhaal van diödorus zyn deze Dampbaden vervaardigd en uitgehouwen door d^dalus. — Dit verhaal komt hoofdzakelyk hierop neer. Toen r> zed a l u s met zyne vleugelen van wasch uit zyne gevangenis op Creta ontvloden was, kwam hy by coca l u s, die toen ter tyd over dit gedeelte van Sicilië het  NA GIRGENTI» Iaj het bewind voerde. Deze Vorst fchatté dien man by uitftek hoog, uit hoofde van zyne konstwerken, die nog ten tyde van diodorus voorhanden waren. — Onder deze muntte voor anderen een hol uit, 't welk door hem vervaardigd wierd op de grenzen van het gebied van Selinus. Hier wist hy de warme dampen, die door het onderaardfche vuur na boven gedreven wierden, met zo veel konst byeentczamelen, dat zy, die in het Hol zich bevonden, zo fterk begonden uit te wazemen , dat daardoor hunne krankheden genezen wierden. -— Dit hol is 'er nog, en men bedient 'er zich tot hetzelve einde van, als waartoe djedalus het ingericht heeft. Men kan aan de zyden duidelyk ontdekken, dat dit hol door de konst vergroot is. — Ook vind men hier en daar oude ftoelcn in fteen uitgehouwen , by welke men zomtyds eenige overblyfzels van letters ontdekt. Fazellus verhaald 'er van, dat deze letters van eene geheel onbekende taal * oudtyds zouden hebben aangewezen, welke van deze ftoelen ter genezing van deze of geene ziektens meest gefchikt waren. Men zou 'cr thans niets van kunnen leezen, al was het dat men de letters kon ontcyfe-ren , naardien ze door den tyd uitgeficten zyn: daarenboven begeert men hier niet lang te vcrwylen uit hoofde van dc hitte van dit hol. Aan de eene zyde is hetzelve zeer diep ; het loopt tot geheel onder den Berg en niemand heeft het, zo verre men weet, ooit gewaagt , zich derwaards te begeeven. Behalven deze fpelonk zyn 'er nog;drie andere byzondere holen, in eene van welke de h. calogerüs zou begraven zyn. 'Er is ééne opening in de Rots, waaruit een warme wind waait, waarvan men de. heerlykfte uitII. deel. I wer-  13° reize van palermo werkingen in de ongemakken van het oor gezien heef:. Boven dit hol is een Kerk, een klein Klooster voor twee of drie Monnikken van de Orde van den H. b a sili u s, en verfcheiden vertrekken voor kranken, die in den Zomer in menigte by dit bad komen. De Rots hangt hier geheel over, en op deszelfs kruin heeft men een zeer fchoon gezicht over een groot gedeelte van de Siciliaanfche Kust. Wat de gefchiedenis van den h. calogerus betreft, dezelve is ,'naar alle gedachten, niet anders; dan eene heidenfche gefchiedenis, opgenomen in de roomfche mythologie, en naar eisch veranderd en omgewerkt. Misfchien noemden de Sieiliaanen t>&dalus oudtyds in het gemeene leven, uit hoofde van de nagelatene werken der konst, • »«a«s yij»» [ó kalos geroon], een naam in laater tyd aan de griekfche Monnikken gegeven: welligt dat deze laatfte betekenis dc plaats van de eerfte heeft vervangen, en de menfehen daardoor op het denkbeeld gekomen zyn, als of een Monnik de oorzaak van deze genezende kracht zou geweest zyn. Om de zaak te merkwaardiger te doen voorkomen, moest hy door Apostel Petrus gezonden zyn, om de duivelen uittewerpen, en dus kwam het aloude verhaal in eene geheel andere gedaante te voorfchyn, zo dat men mag zeggen, dat d m d a l u s de Eer heeft van onder een andere naam op de Altaaren der Christenen te pronken. Waarlyk die Eer verdient hy zo wel als franciskus, domi niku s, en andere Heiligen en Wonderdoeners van laater tyd. Intusfehen kan dit voorbeeld ons doen zien, hoe het met de Legenden der heiligen in deze landen gefteld is. —— 't Is meer dan waarfchynlyk , ja  NAGIRGENTI. Jgl fa vry zeker,dat gelyk men oudtyds heidenfche feest» dagen in Christelyke heeft veranderd, alleen door het veranderen van den naam en van eenige plegtigheden, waardoor de heilige dagen zo zeer vermenigvuldigd zyn , men zo ook meer dan eens heidenfche Godhe* den zou kunnen vinden, die flegts als 't ware in een Christelyk gewaad geftoken zyn, en alleen door verandering van den naam en byvoeging van eenige omftandigheden in Heiligen veranderd zyn. De weg van Sciacca is wel gebaand, en loopt langs de Kust. Het Land is in den omtrek der Stad wel bebouwd, zelf vind men zommige ftreeken die romanesk zyn: by Monte Allegro munt de landftreek boven andere uit; deze plaats ligt als in een Amphitheater op een hooge Rots. Op deze reis moest ik over de ri* vier Platani, oudtyds Halycus genoemd , de grootfte rivier in Sicilië; zomtyds, en vooral des winters is het overtrekken over dezelve zeer bezwaarlyk , uit hoofde van het gebrek aan bruggen : dan het water was thans veel laager , dan myne wegwyzers zelve vermoedden, zo dat. wy ongehinderd aan de overzyde komen konden. Deze rivier-is in de aloude fibcllecr zeer vermaard. Minos, dus verhaalt men, hoorende dat D/edalus na Sicilië gevlucht was, vervolgde hem, en landde met eene menigte van Schepen by den mond van deze rivier, waar toen de Stad Maccara ftond. Toen minos in de Stad Camicus door de Dochters van den Koning cocalus omgebragt was, noemden de Cretenfen, genoodzaakt door het verbranden hunner Schepen om in Sicilië te blyven, deze Stad ter gedachtenis van hunnen VeldheerMinoa. Naderhand wierd zy Minoa Heracka genoemd, omdat I a Dok-  13a reize van palermo r> o r l m u s een van de Heracliden, zich hier met der woon begaf, uit kracht van het Verbond door h e rcules met de Siciliaanen naa den dood van eryx gefloten, waarby zy de heerfchappy over Sicilië zouden affiaan aan den eerften zyner aframmelingen, die op Sicilië zou komen. — De Karthaginenfen waren met deze nieuwe Volkplanting uit Sparta niet zeer ingenomen: zy vreesden dat dezelve met dc tyd gevaarlyk voor hun worden kon. Uit dien hoofde belegerden zy de Stad, en verwoesten ze geheel en al. Evenwel wierdt zy weder bevolkt, en bleef een eigendom van Karthago, tot dat zy in het einde van den tweden punifchen Oorlog, door de Romeinen overweldigd, en door eene Romeinfche Volkplanting bevolkt wierd. — De overblyfzels, die men'er thans van vind, beftaan flechts in eenige regenbakken. Ten tyde van fazellus was 'er nog eene water lei. ding, dan ook deze is naderhand verwoest. Toen Karthago en Syracufe ten tyde van dionysius den ouden Vrede met elkander maakten, wierd deze rivier tot eene grensfeheiding gefteld tusfehen de weerkecrige bezittingen. — Niet verre van Girgcnti, op eene hooge Rots naby de Zee ligt de Stad Siculiana, welke voorzien is van een goede haven, en een' aanzienlyken handel in graanen dryft. Zommige Oudheidkundige willen, dat de rivier waaraan zy ligt, oudtyds Ca?nicus genoemd wierd, en deze Stad de Zetel van c o c a l u s Koning der Siciliaanen is geweest, by wien d je d a l u s zyn toevlucht nam, toen hy van Creta vluchtc. — Ook houd men dien konftenaar voor den ftichter van de Stadsmuuren, die aan de zyde van de Rots gebouwd zyn,  na GERGENTI. ïgg zyn, en welke men niet dan langs een' moejelyken eu fteilen weg kan beklimmen. Dan men is het nog niet eens of deze camicus in Siciliana of in Girgenti te huis behoort. Ik durf in dezen niets beflisfen, en acht het ook niet der moeite waardig, hierover breedvoerig te handelen. Dit is zeker deze Stad SkuÜana droeg in de griekfche tyden den naam van Cena welke naam op zommigc penningen gevonden word, die echter geenzins zweemen naar den konstigen arbeid der Grieken. Men zou welhaast hieruit vermoeden, dat de inwooners van Cena eer met de Karthaginenfen, dan met de Grieken in gemeenfehap ftonden. I 3 G IR-  134 G I R G E N T I. By de nafpooringen van de Lotgevallen der oude Volken, is het niet onaangenaam de afwisfelingen die 'er in den bloei, Rykdom en Macht van deze en geene Steden plaats hadden, gade te flaan. De veelvuldige Staatsomwentelingen waren dikwerf, op 't aller onverwagst,'oorzaak, van zulke algemeeneveranderingen. Zo was het ook in Sicilië; Agrigentum was zeer vermogend en in vollen bloei, voor dat Syracufe dien trap van Aanzien en Macht bereikte, waarop het naderhand fteeg. — Een ongelukkige Oorlog met Karthago knakte dit Gemeenebest zo zeer, dat het de Opperheerfchappy over Sicilië aan Syracufe moest overlaaten ; dit duurde zo lang, tot dat ook deze Stad hetzelve Lot trof; de Romeinen overmeesterden dezelve.—'In onze dagen is het Staatkundig gebouw meer gevestigd; twee Staaten offchoon van hetzelve vermogen, kunnen met elkander in Vrede leeven, en zelf met elkander in verbintenis ftaan : oudtyds baarde dit Nyd, Oneenigheid en Oorlogen, die zelden eindigden, dan met de geheele vernieling en ondergang van een van beiden. Jgrigcntum wierd gefticht van dorifche Grieken; zommige willen dat ze vmL'mdus op het Eiland Rlwdus kwamen, volgens andere kwamen ze va.nCreia.Zy hadden eerst Gela gefticht, en waren zo zeer toegenomen 1 in  GIRGBNTT. in den tyd van honderd Jaaren, dat zy zeerwel een Volkplanting konden uitzenden. Dit gefchiedde in de vyftigfte Olympiade vyf honderd en tagtig Jaaren voor de geboorte van Christus, en dus omtrend zestig Jaaren nadat de Megarenfen op dezelve wyze SeIinus gefticht hadden, waarvan wy te vooren gewaagt hebben. Waarfchynlyk waren 'er echter reeds andcra bewooners, het zy Siciliaanen of Grieken, met welke de nieuwe Volkplanting zich vereenigde: ten minften 'er zyn eenige berichten volgens welke Agrigentum veel ouder moet zyn, want men wilde dat DiEbalus de refidentie van den Koning cocalus op den Berg Camicus bevestigd heeft , en volgens het gevoelen van verfcheiden Oudheidkundige, moet men dezelve zoeken, niet in de Stad Siculiana, maar in Stad Agrigentum. — Dan hierby moet men niet vergeten , 't geen ik reeds te vooren heb aangemerkt, dat men gewoon was alle oude onbekende werken aan DiEDALus toetefchryven, en dat men hieruit geen ander gevolg kan trekken dan dit, dat men de eerfte ftichting van Agrigentum moet plaatfen in die vroegere tyden waarvan men niets met zekerheid kan opmaaken, dewyl hier Gefchiedenis en Fabel door elkander gemengd zyn. — De fpoedige opkomst en bloei van deze Stad wierd voornamelyk veroorzaakt door de vruchtbaarheid van de omliggende landftreek en de gelegenheid van die plaats voor den Koophandel. —De Akkerbouw was te dier tyd in Afrika nog onbekend, en 'er ontbraken veele noodwendigheden: waar-' door Sicilië in 't gemeen, en byzondcr Agrigentum gelegenheid had om derwaards Levensmiddelen te zenden, en daarvan gröote voordeden te trekken. — 1 4 Haa-  I3Ö GlRGENTI. Haare burgerlyke inrichting was voortreffelyk : zy had dorifche Wetten, welke , indien de inwooners van Gela oorfpronkclyk Crctenfen waren, waarfchynlyk wetten van Minos, die door zyne wysheid oudtyds zo vermaard was, zullen geweest zyn. Het is uit dien hoofde niet te verwonderen dat Agrigentum eerlang tot die hoogte en macht fteeg. De omtrek dier Stad bedroeg een en een halve myl, en in dezelve en in de voorfteden waren agtmaal honderd duizend inwooners. Van den rykdom en de weelde, die in dezelve plaats had, gewaagt de oude gefchiedenis , maar niet minder van de uitgebrcidfte Gastvryheid der inwooners. — Een natuurlek gevolg van de weelde is verlies van Vryheid. Zo ras de eerftc zo zeer de overhand nam en tot zulke eene hoogte fteeg, dat men 'er alom van gewaagde, moest dit Gemeencbest, 't welk tot dus verre zyne Vryheid gehandhaafd had, onder het Juk van overheerfching bukken. Pu alaris en t 11 er o, zyn onder alle Tirannen die Agrigentum overheerschten, 't meest bekend. De Athenienfen, onder het geleide van alcibiades waren de eerften, die haar veroverden. — Na dat de Oorlogen van dit Volk in Sicilië geëindigd waren, wierd zy door dc Karthaginenfen ingenomen en geheel verwoest. Nooit zou deze Stad dien flag te boven gekomen zyn, indien niet timoleoN) die zo wel Syracufe als het grootfte gedeelte van Sicilië van de overheerfching der Tirannen, zo ingeboorenen als uithcemfchen bevrydde, de alom verftrooide burgers weder byeengebragt, en met eene nieuwe Volkplanting van Grieken uitAchaja verfterkt had. — In den eerften punifchen Oorlog veroverden de  GlRGENTI. 137 de Karthaginenfen andermaal deze Stad,en verfchanften zich in de bovenfhi , zo dat de Romeinen genoodzaakt waren om deze plaats volledig te belegeren. In den tweden punifchen Oorlog, kort naa de verovering van Syracufe, wierden de Karthagiuenfen andermaal uit deze Stad verdreven ; by deze gelegenheid wierd de Stad door de Romeinen geplunderd en zo zeer verwoest, dat men nieuwe&Volkplantingen uit andere plaatfen van Sicilië derwaards zenden, en degevlugte inwooners noodzaaken moest, om weder te keeren. Naderhand bleef zv geduurig onder de Romeinfche heerfchappy, ook was zy eene aanzienlyke Stad, gelyk duidelyk uit de vierde Redevoering van c 1 c er.o tegen verR£S blykt: zy kon echter uit hoofde van de veelvuldige en zo kort op elkander gevolgde verwoestingen, niet weder tot die hoogte komen, dat zy naast Rome, Napels, Antiochie , Alexandrie en zelf naast Syracufe onder de groote Steden kon geplaatst worden. Dit zy o-enoeg van de aloude gefchiedenis van Agrigentum. Thans zal ik bericht geeven van de overblyfcelen dier vermaarde Stad. — De Stad Agrigentum was oudtyds in eene zeer aangenaame en vruchtbaare Landftreek gelegen, die ■zich uitftrekte van de Zee tot aan de Rots waarop thans de Stad Girgenti ligt. Midden door de Stad liep de rivier Jkragas, van waar de Stad by de Grieken den naam ontleend heeft van Jkragas, velgens eene gewoonte die meermalen by hen plaats greep, om de Steden naar de rivieren die in de nabuurfchap' waren, te benoemen. Op gelyke wyze heeft de Stad Selinus waarfchynlyk den naam gekregen van de ri* 5 vier  I38 GlRGENTI. vier Selinus; de Stad Mazara van de rivier van dieri naam; en de Stad Syracufe kreeg zelf den naam van eene nabuurige Moeras Syraca, wiens uitwazemingen, vooral in den Zomer, de Lucht zeer befmetten. De Griekfche dichter pindarus fchynt ook den naam der Stad Agrigentum van de naam der rivier afteleiden(*), en meermalen van deze rivier fprekende, noemt hy haar h*s*y*t} even gelyk hor aj tius van den Tiber fprekende, dezelve flavwn Tibe~ rim noemt, om dat ze geen helder water heeft. De rivier Jkragas loopt in veele bogten door een naauW en diep dal. Langs dezelve vind men hier en daar nog overblyfzels van hooge Muuren, die waarfchynlyk oudtyds tot de Stadsmuuren behoord hebben. De Stad Agrigentum beftond oudtyds uit verfcheiden deelen, die bezwaarlyk met zo veel naauwkeurigheid kunnen befchreven worden, als de overblyfzelen van Syracufe, naardien veele van de berichten, rakende den alouden toeftand dier Stad, zeer onzeker en verward zyn. Uit dien hoofde ben ik in navolging van d'orvule en den prins biscari de verdeeling gevolgd, die Pater pancrazi in zyn breedvoerig werk (f) aangenomen heeft. Hy verdeeld het op de volgende wyze. p Ca- (*j In de twede Olympifche Hymne van de (lichters der Stad fprekendc zegt hy 'ilji» t%Ot HXtlfiti Ct) Ziedde Voorrede voor het eeriïe Deel.  GlRGENTI. I39 1. Camicus, naderhand Akropüs of de boven-ftad genoemd, dit gedeelte was bevestigd, en ftond op. dezelfde plaats, waar tegenwoordig Girgenti ftaat. ■:% De Athcenfche of Minerva-berg; op wiens top de .Tempel van ceres ftond, waarvan nog eenige overblyfzels gevonden worden. Waari'chynlyk was dit gedeelte Weinig bewoond; men vind 'er bchalven de overblyfzels van den Tempel, niet dan eenige fonteinen en vervallen waterleidingen. 3. De Stad zelve, liggende op een heuvel , en omringd van een Muur. 4. ürbs Agrigentina in Camico , is misfehien hetzelfde met Akropolis, of zo het daarvan nog onderfcheiden is, lag het op denzelvcn Berg. 5. Neapolis; dit gedeelte lag op een heuvel tegen over het eigenlyk Agrigentum; 'er is niets meer van te zien,dan eenige losfe ftecnen,die hier en daarverftfooid liggen. Ik begin met de befchryving van het tegenwoordige Girgenti. Het ligt omtrend vier Italiaan- fche Mylen van Zee af, in de gedaante van een Amphitheater rondom den top van eene hoogS en fteile Rots. ■— Van daar dat de ftraaten niet dan ongelyk en daardoor ongemakkelyk zyn kunnen ; de meeste zyn naauw en fteil. De woningen zyn zeer bekrompen en daarenboven niet wel geregeld, waarom ze niet gemakkelyk te bewoonen zyn ; zy zyn meest alle bykans zonder kalk van een zoort van roode fteenen, die op dezen berg, en zomtyds op de plaats, waar het huis zal ftaan, gebroken wordt, opgemetzeld. Alleen de woning van den Bisfchop de Bibliotheek en het Kweekfehool, zyn in een' beteren fmaak gebouwd, en maaken eene fchoone vertooning. —. Schoo-  14° GIRGE NTI. Schooner gezicht kan men zich naauvvlyks verbeelden, dan dat van Girgenti over de met aloude en hier en daar verftrooid liggende overblyfzclen gevulde vlakte tusfchen de Stad en de"Zee. Ik wierd 'er geheel door betoverd, hoewel ik ze niet eens in het regte faifoen gezien heb. Toen ik hier kwam, was het weder zeer ongunstig, en de winter had die Landftreek beroofd van haare grootfte pracht en heerlykheid. 't Geen ik zag was echter toereikende, om een denkbeeld te kunnen vormen, van de hëerlyke toncelen, die hier in een zagter faifeen zich voor de aanfchouwers opdoen. Op de hooge en fteile Rotfen heeft men een onbelemmerd gezicht. — Het oog ontmoet eerst een dal, voorzien van veelvuldige hoven; door hetzelve loopen twee beeken; tusfchen door ontdekt men eenige aloude overblyfzels. — Vervolgens ziet men eene reeks van heuvels, die het zy met Olyf-boomen, of met losfe witte fteenen, of ook met overblyfzels der Stad bedekt zyn. —< Eindelyk komt de Zee; deze fluit alles van rondsom in , terwyl deszelvs einde voor het oog onbereikbaar is. ■— Dit gezicht word zeer verfraaid wanneer zommige wolken zo laag hangen , dat zy den voet van de Rots omgeven (want de Rots ligt 'er hoog genoeg toe) en wanneer weer andere wolken in haare vlucht, haare fchaduwe over een gedeelte van het lommerryke dal verfpreiden. Dit overheerlyk gezicht heb ik van twee kanten gezien ; van den Top des bergs, waar de ingang van de Domkerk is, en van eene Plattcform of bevloerde hoogte midden in de Stad , die tot een kleine markt gebruikt word. 'Er zyn in Girgenti weinig overblyfzels van het al-  ïï i R o Ë N t ï. t4I aloude Agrigentum. De eenige overblyfzels van den vermaarden Tempel van j u p i t e r p o l i e u s (*) zyn eenige deelen van eene groote Zymuur, gebouwd van vierkante fteenen , eenige onderaardfche gewelven , eenige trappen die in fteen gehouwen zyn, en die by de ingang van den Tempel behoorden, dog tegenwoordig tot vuurplaatfen in eenige kleine huizen dienen. De inwooners van Agrigentum bouwden dien Tempel, kort voor cTatr p h al akxs de heerfchappy zich aanmatigde. Deze Tiran bediende zich juist van dit werk, om zyne flinkfche oogmerken ter uitvoer te brengen; hy wist het zo ver te brengen, dat de Burgers hem tot Opziener van dit gebouw aanftelden , en hem het geld toebetrouwden. Dit ftelde hem in ftaat om (haven, Werkvolk en Wapenen te bekomen. Door middel van een voorgewende Diefflal van veel aanbelang wist hy het Volk over te haaien, dat het geredelyke bewilligde in eene fterkere bevestiging van de bovenftad. — Toen hy alles op die wyzc in gereedheid gebragt had , overviel hy met zyne gewapende Manfchap de inwooners van Agrigentum, juist toen zy het Feest van cere-s buiten de Stad vierden; veele wierden 'er omgebragt, de overige ontwapend, en dus verkreeg hy het opper bewind, 't welk hy vervolgens van tyd tot tyd bevestigde, en de burgers (*) J upiter droeg, behalven meer andere naamen, ook den toenaam van polieus, omdat men Hem voor den beveiliger en befchermer der Steden hield. Misfchien is hiervan het denkbeeld van een' plaatfelyken befchermheilig ontleent. De Venaakr.  142 G 1 R G E N t f. gers dier Stad alle de onaangenaamheden en wreedheden van tiranny en willekeurige overheerfching deed ondervinden. Men kan niet naauwkeurig bepaalen wanneer dit gebeurde, waarfchynlyk echter moet dit in dezelve Eeuw, waarin Agrigentum gefticht was, voorgevallen zyn. ■— De Gefchiedenis verhaalt van dezen Tiran, dat hy zich van een' glocjenden Os bediende, om de Misdaadigers van het Leven te beroovcn. 'Er zyn nog honderd agt-en-veertig brieven van cenen p h al ar is, dan waarfchynlyk zyn deze, door een wysgeer van laaier dagen, misfchien uit de twede Eeuw, gefchreven. Op den hoogften top van de Rots ftond een Tempel die aan minerva, en aan jupiter atabyrius geheiligd was;dezegaf aanleiding, volgens het verhaal van p o l y ie n u s , dat t h e k o kort naa den dood van phalaris zich meester maakte van de regeering. Waarfchynlyk kreeg deze top dien naam van Lochos Athaenaios of de Atheenfchc plaats van dezen Tempel (*). — Deze Tempel was wyd en zyd vermaard : de aantekenaar op pindarus noemt hem, den by uitftek heiligen Tempel van minerva. .— De rede waarom jupiter door de inwooners van Agrigentum onder den naam van jupiter atabyr i u s wierd vereerd, was waarfchynlyk om dat de inwooners van Gela, die de Stad gefticht hadden, volgens (*) De Godin minerva droeg in het grieksch den naam van Athaenae — van daar de naam der Stad Athenen, van daar ook dat door dezen Tempel die berg den naam van de Minerva's, of de Atheenfche berg verkreeg. •— De Vertaakr.  g i r g e n t t. 143 gens zommige uit de Stad Lindus op het Eiland Rhodus afkomstig waren, alwaar een Tempel ter eere van jupiter met den bynaam van atabyrius, ontleend van een nabuurige berg, gefticht was. Dat jupiter en minerva denzelven Tempel hadden behoeft niemand te verwonderen ; men kan dit zeer wel ophelderen uit de aloude leer der heidenfche Goden en de geflachtslysten van hunne afdamming; maar alle zwarigheid valt weg, wanneer men in aanmerking neemt, dat de inwooners van de Stad Lindus op het Eiland Rhodus, voornamelyk aan de Godin minerva Goddelyke eer bewezen (*). De Domkerk ftaat tegenwoordig op dezelfde plaats; misfchien is zy op de aloude overblyfzels des Tempels gebouwd, naardien men veele ftukken van de oude Bouwkunde daarin vind. Zy is zeer groot en ruim, en heeft zeerveel licht, daarby is zy zo gebouwd, dat wanneer men achter in de Kerk met het aangezicht naar den wand gekeerd ftaat, men zeer duidelyk verftaan kan wat voor de Kerk gefprooken word. De Biechtftoelen meest alle vooraan in de Kerk zynde, bedienden zommige, die dit wisten, zich hiervan om te hooren, wat 'er in de Biecht verhandeld wierd. 'Er zyn in de Kerk verfcheiden grafnaalden van zommige Bisfchoppen, dan ze zyn van weinig betekenis : — 'er is echter nog eene aloude begraafplaats (f) die men voor een zeer groot konstftuk mag houden. Men weet niet in 't zekere waar dezelve ontdekt is. Waarfchynlyk ftond dezelve in een oude grafkelder van (*) Zie d'OrvilIe Sicula, p. 105. (f) Sarcophage. —«  144 girgentt. van Agrigentum; en is dit waar dan geeft dit geen ■ ongunstig denkbeeld aan de hand nopens de rykdommen van deze Stad, wiens inwooners de fchoonfte werken der konst moeten bezeten hebben, indien zy hunne Lyken zulke kostbaarheden in het Graf konden mede gecven. — De vier zyden van deze Sarcophaag zyn vercierd met Basreliëfs,waarvan de twee voorften echter alleen in aanmerking komen , terwyl de twee andere van eene geheel andere hand en maakfel zyn. Lang hebben de oudheidkundige zich te vergeefsch onledig gehouden met het ophelderen van dezelve. Eens vooral waren zy in een denkbeeld gevallen, dat deze Sarcophaag voor den Tiran PHiNTiASof voor een van zyneZoonen gedient had; uit dien hoofde zochten zy na een onderwerp hierop toepasfelyk. Dan al' hunne moeite was te vergeefsch, naardien men met geene de minfte zekerheid kan bepaalen , voor wien dezelve vervaardigd zy ; — en in 't gemeen bepaalde men zich in de keuze van de ftukken die op de Sarcophaag uitgehouwen wierden, niet zo zeer aan den perfoon voor wien dezelve beftemd was, maar ontleende veeleer het onderwerp uit eene oude griekfche Fabel, of nam ook een Toneel uit een' der vermaardfte dichters. Wie de Sarcophaagen in de romeinfche Konst- kabinetten gezien heeft, zal zich wel kunnen te binnen brengen dat Veldflagen van de Amazoonen, plechtigheden van het feest van b a c c h u s, de Calydonifche Jagt, en andere diergelyke gebeurtcnisfen, waarby veele beelden konden worden afgemaald, doorgaans op dezelve gevonden worden,al had de perfoon, voor wiens lyk dezelve beftemd was, nooit met diergelyke dingen zich bezig gehouden. — Naar alle waarfchyn- lyk-  .girgenti. 145 lykheid is op deze Sarcophaag de oudtyds zo vermaarde gefchiedenis van hippolythus en phaed r a , afgebeeld. De grootfte en fchoonfte zyde verbeeld hippolythus, toen hy, met zyne Vrienden, bedienden, Paarden en Jagthonden van de Jagt weder gekeerd zynde, de voedftervrouw van zyne ftiefmoeder phaedra, ontmoet, die in haar naam haare brandende Liefde jegens hem bekend maakte. — In zyn gelaat leest men duidelyk de trekken van gramfchap en Verbaasdheid over deze boodfchap, en zyne geheele houding en gedaante is eene van de fraaiften, die een konftenaar kan ontwerpen. Eene andere zyde is even zo fraai bewerkt, maar ze is veel kleinder dan de eerfte ; deze fehetst de droefheid van phaedra over het weigerend antwoord van hippolythus. Zy zit op een ftoel in eene zeer droevige houding: op het gelaat van haare flavinnen leest men droefheid en medelyden, twee derzelve zoeken haare fmart door den aangenaamen toon der Lier te verzachten, en a m o r komt van onder den ftoel, waarop v h a e d r a zit, te voorfcbyn in eene houding, die duidelyk genoeg aanduid, dat hy in hetzelve oogenblik een pyl in haaren boezem had gefchooten. By de vervaardiging van dit ftuk heeft de maak er den hippolythus van euriïI" deS bedoelt, naardien de woorden van dien dichter volftrekt met dit afbeeldzel overeenftcmmen. Dit Was niet vreemd in die dagen toen de fraaie konften in zulk een' bloei waren, toen de dichter met den Schilder en Beeldhouwer hand aan hand ging (*), toen phi- (*) Men vind te ftolne meer dan een namaakzel van een II. deel. K ver-  I46 girgenti. phidias het geheele denkbeeld van zynen Olympi fcheri jupiter uit eenige verfen van homerus ontleende, en de ftandbeelden, die voor de overwinnaars in de groote fpelen van Griekenland geplaatst wierden, het hunne toebragten om het Dichtvuur in pindarus geest te ontfteken; of ook virgilius misfchien in zyne Aeneide die overheerlyke fchildery navolgde, die den dood van l a o c o o n en van zyne Zoonen verbeeld. Men fpreekt wel is waar veel van het naauw verband, waarin Dichters en Konftenaars met elkander ftaan. Dan men vind dit in waarheid zelden, en beide verliezen daardoor veel van hunne volmaaktheid , waartoe zy eerder geraakert zouden; indien zy met vereende krachten te werk gingen. Deze vermaard Basreliëf, waaruit men duidelyk kan opmaaken dat de Schilders en Beeldhouwers meermaalen Hukken uitwerkten volgens de opgave van den eenen of anderen dichter. Dit beroemde ftuk verbeeld den dood van jegistus en clytemnestra door de handen van oeestes en r yl ades,daarby de ftraf, die orestes daar voor moest ondergaan, dat hy van de Furiën wierd vervolgd. Het geheele denkbeeld is ontleend uit de Choeplwen en Eumeniden van aeschylus, en de maaker is zelf tot in de aller kleinfte byzonderheden den Dichter gevolgd. Ik haal dit voorbeeld aan, dewyl de Profesfor heeren te Gottingen, die met my tegelyker tyd te Rome was, in eene byzondere verhandeling, de overeenkomst tusfchen den Dichter en den konstminnaar en hunne naauwe betrekking op elkander breedvoerig aangetoond heeft De Verhandeling voert den tytel. — Commentatio in opus caf latum antiquum mufei pio-clementini. Romae. 1786. eene vertaa. ling daarvan vind men in het derde ftuk van de Bibliothck der alten Litterator und fanst C'Ctling 1788.  girgenti. 147 ze twee ftuk ken zyn in een' zeer verheven fmaak bewerkt, en volgens het oordeel van den Baron ried esel, (een Man op wien men in dit geval zeer gerust mag afgaan,) een van de fchoonfte ftukken der oudheid. Zy zyn zeer weinig befchadigd; flegts eenige armen en een paar hoofden van honden hebben wat geleden. De twee andere zyden, die aan den Muur te ftaan kwamen, zyn van eene geheel andere hand, en Hechts van gemeen werk, zonder eenig blyk, van dien edelen en verheven fn;aak, die alomme in de beide èerfte ftukken doorftraald. Het eene verbeeld hippolythus te paard, en zyne Vrienden te voet, terwyl zy een wild zwyn met pieken en groote ileenen aantasten. Het twede verbeeld de bekende gefchicdenis van den dood van hippolythus; na Cprinthen reizende, wierden de paarden door een Monfter,dat neptunus uit Zee liet opkomen, verfchrikt, zo dat hy van zyne hollende paarden dood gefleept wierd. Wie van de eerfte ftukken meer wil wecten, leeze de fchoone en fchilderachtige befchryving, die riedesel 'er van geeft in zyne brieven aan w 1 nk e l m a n (*). Men vind ze afgebeeld in de werken van d'ouville en pancrazi, dan beide tekeningen zyn flegt, en geeven wel eenig denkbeeld Van de wyze van zamenftelling, maar niet van de voortreffelykheid van het werk. In (*) Men vind in de boven aangehaalde Opufcoli di autori Siciliani eene naauwkeurige en uitvoerige befebryving van dezen Sarcophaag, benevens eene vergelyking van denzei ven met de hippolythus van euripides, door een Advokaat te Agrigentum, vinzenzo gaglio genaamd. K a  148 girgenti, In de fchryf kamer van de Domkerk word een Lykbus bewaard, die in den Jaare 1743. in een begraafplaats te Agrigentum gevonden is. Zy is fchoon befchildcrd, de tekening is by uitftek fraai, en verbeeld aan de eene zyde ulysses terwyl hy in Erebus den waarzegger tiresias om raad vraagt: in dit ftuk volgt de fchilder zeer naauwkeurig de befchryving van homerus in het negende boek van de Odysfea. Aan de andere zyde ftaat circe met eenige van de medgezellen van ulysses. Ook van deze twee fehilderftukken vind men eene afbeelding by pancrazi. Zie daar die overblyfzels van het oude Agrigentum, die thans binnen de Muuren van Girgenti gevonden worden. — Over 't gemeen maakt de Stad eene zeer onaanzienlyke vertooning; uitgezonderd het plein, waarop de Domkerk ftaat,en het Paleis van den Bisfchop. Zyis echter vry volkryk;men rekent het getal der inwooners op vierentwintig duizend,hoewel de omtrek der Stad niet groot is. Toen de Saraceencn 't eerst in Sicilië landen, verlieten de inwooners van Agrigentum de bencden-ftad en vluchten alle op den berg die verfterkt was, alwaar zy meer beveiligd waren. Ten tyde van Keizer frederik den tweden wierd de Stad van rondsom met eene muur omtogen. Ik acht het uit dien hoofde verloren arbeid te zyn, om thans nog naar overblyfzels van de aloude Muuren, die door DjEdalus zouden gefticht zyn , te zoeken. Een zeker gezegde van virgilius maakt het vry waarfchynlyk, dat deze Muuren zo wel door hunne hoogte als door hunne byzondcre kleur verre in Zee reeds zichtbaar waren  •GIRGENTI. 14*) ren (*) '■> misfehien beftonden ze uit roode of witte kalkfteen, die in Sicilië zeer veel gebruikt word. —■ Girgenti is de zetel van een Bisfchop, die onder de rykften van Sicilië mag gefteld worden. De jaarlykfche inkomften van dit ftieht bedraagen zestig duizend Scudi. De laatst overleden Bisfchop was de Kardinaal branciforte, die dit Bisdom befchouwde als eene toegift op zyne waardigheid als Kardinaal, en 'er flechts acht op floeg voor zo verre het zyne inkomften betrof. — Hy rekende zich uit dien hoofde ook niet verpligt, om zyne arabts bezigheden waar te neemen, kwam zelden in de Stad, en liet alles door een Generaal Vikaris bezorgen. Niets was in ftaat om hem in deze Bisfchoppelyke Stad zyn verblyf te doen houden, zelf niet eens de ernftigfte vermaningen van het Hof;- daar de Kerkelyke wetten 'er hem echter toe verplichten. Hy kon zich te Palermo beter dan te Girgenti vermaaken. De Stad verloor echter de inkomften van den Bisfchop , die anders in de plaats bleevcn, en nu na Palermo overgemaakt moesten worden: en een gemis van zestig duizend Scudi is niet luttel voor een plaats van middelmatige grootte.' Beter gedroeg zich zyn voorganger, Monfignor LuciiESi. — By zyn dood maakte hy eene fchoone en uitgelezene verzameling van Boeken aan de Kerk, die thans tot algemeen gebruik gefchikt is , voorts een aanzienlyk Kabinet van Penningen, waaronder eenï- (*) Arduus inde Acragas, ojlentat maxima longe, Moenia, magnanimum quondarn generator equorum. K3  I50 GIRGENTI eenige Siciliaanfche Penningen uitmunten. Naast aan het Paleis van den Bisfchop is het Bisfchoppelyk Kweekfchool, waarin drie honderd jongelingen tot den geestelyken ftaat opgeleid,en in de ambtsverrichtingen onderwezen worden, tot dat zy die Jaaren bereikt hebben , die 'er gevorderd worden om de Priesterlyke waardigheid te kunnen erlangen. Zommige betaalen eenig kostgeld , 't welk ruim honderd Gulden be? draagt, andere zyn geheel vry en genieten alles omniet. Elk, wie lust heeft, het zy hy ten oogmerk hebbe om tot den geestelyken ftaat opgeleid te worden of niet, kan de Lesfen, die 'er over onderfcheiden wetenfchappen worden medegedeeld, bywoonen. — By het onderwys , worden dezelve boeken gebruikt als in het vermaarde Kweekfchool te Paduai dit geeft juist geen ongunstig denkbeeld van hetzelve. De Leerlingen zyn in twee rangen verdeeld: de jongften draagen den naam van Kweekfchool, en houden zich bezig met de fraaije Letteren. -— Twee of drie van hun, die by het jaarlyksch onderzoek, 't welk in 't openbaar gefchied, byzonder voor anderen uitmunten, worden alsdan in den bovenften rang verplaatst, waar zy den naam draagen van Conventuaalen, en voornamelyk in de Godgeleerdheid en het Kerkelyk Recht onderwezen worden. Dit geheele onderwys duurt omtrend vyf of zes jaaren. Het ware te wenfehen dat alle Orden van Monnikken overal genoodzaakt wierden, om hunne aankwekelingen in de Kweekfchoolen der Bisfchoppen te moeten zenden, zo als het tegenwoordig in de Oostenrykfche Landen is; dewyl dit de veili^fte kortfte en zekerfte weg is, om de fchoolfche Godgeleerdheid der Kloosters geheel den bodem in te liaan  GIRGENTI. 151 Haan. — Geduurende rriyn verblyf te Girgenti woonde ik in een Klooster , alwaar de Monnikken zelve hunne aankwekelingen en jongere Ordensbroeders onderwezen: hier wierd ik zeer ,veel ontwaar zo wel van hunne Leerftellingen als van hunne wyze van voordragt. Hoewel zy zeer wel weeten dat het ftelzel van copernikus veel aanneemlyker is, dan de andere,leeren zy echter dat de Zon rondom de Aarde loopt, en dat deze ftilftaat; en kunnen niet begrypen dat een Christen zo rechtftreeks tegen de uitfpraak van den bybel aan, iets anders kan geloven, veel min kan ftaande houden. Eenige oude Monnikken, die Vier Jaaren" hefteed hadden als ftudenten in de ftudie der Godgeleerdheid, en de waardigheid van Leeraars verkregen hebbende, reeds jaaren her waards andere onderwezen hadden, wisten niet eens, dat de vertaaling der zeventig van den hebreeuwfchen Tekst afwykt. Langs een' fteilen en moejelyken weg komt men in het Dal, waarin de merkwaardigfte overblyfzels gevonden worden. Deze weg is in de Rots uitgehouwen en loopt in vcrfcheiden bogten nederwaards. Ik weet niet wanneer die weg aangelegd is. Dan zeker is het, dat dit niet de oude weg is ; deze ligt aan de andere zyde van de Stad, en is zeer kenbaar door de menigvuldige Graflieden die 'er aan de zyden uitgehouwen zyn. — Pancrazi meend nog overblyfzels van dien fteilen weg, dien djdalus aanleide, ontdekt te hebben : dan gisfingen en veronderftellingen van dien aart gaa ik met ftilzwygen voorby. — De nieuwe weg, die regt tot aan de haven loopt, is fraai, fchilderachtig, ja zelf betoverend: hy loopt over heuK 4 vel  I5a girgenti. vel en'dal, door Olyf- en Orange-bosfchen, en onverwacht komt men op den Top van een' Berg, waar beneden aan den voet de Zee paalt. Dan deze bekoorlyke weg is deveiligfte niet, de beste Order heeft hier juist niet plaats , de Regeering is te onoplettend, en uit dien hoofde hoort men dikwils van deze en geene plunderingen en moord gewaagen; en dat, daar de weg niet langer is dan eene myl, en onmiddelyk van de Stad na de haven loopt. — Thans gaa ik over tot de befchryving van de overblyfzels buiten Girgenti; ik zal die Order houden waarin ik ze gezien heb. — 'Er zyn nog eenige overblyfzels voorhanden vanvan een oude Tempel, welken men uit hoofde van deszelfs gelegenheid denkt, dat aan ceres was toegewyd. Men vind 'er thans niet meer dan een Muur van vierkante fteenen. Men heeft naderhand op de overblyfzels van denzei ven eene Kerk gefticht, die aan den h. blasitjs toegewyd is. Men houd dezen voor den oudfien Tempel te Agrigentum, en wel voor dien Tempel by welken zy het Peest ter Eere van ceres vierden toen phalaris hen overviel en de Stad en inwooners onder zyne heerfchappy bragt. Dan 't is niet meer dan eene loutere gisfing, en 'er zyn zo weinig overblyfzels van dezen Tempel,dat men niets met zekerheid bepaalen kan.— Deze overblyfzels zyn op een berg gelegen, die regt tegen over de Rots is, waarop thans Girgenti ligt; ook vind men 'er eenige overblyfzels van oude Muuren, die rondom dien berg getrokken waren. Misfchien is dit dezelve Tempel, dien fazeuus voor een' aan proserpina gehciligden Tempel hield '  girgenti, 155 hield; waarfchynlyk t'onrecht, naardien de geleerde Monnik zyn gevoelen, dat p r o s e r p i n a in Agrigentum een Tempel zou gehad hebben alleen bouwd op een gezegde van pindarus, waaruit niets met zekerheid kan worden opgemaakt. — (*). 1 De weg, langs welken ik neêrwaards ging na de oude overblyfzelen, fchynt de oude weg te zyn geweest, langs welke men na de Tempels ging. — Hy is in eene Rots uitgehouwen en aan weêrskanten zyn ontelbaar veele begraafplaatfen, die in een fteen uitgehouwen zyn. Men weet, dat bykans alle oude volken, vooral de Grieken , eenige weinige onder hen, b. v. de Spamanen uitgezonderd,hunne Lyken buiten de Stad begraven. Eene begraafplaats in de Stad was een van ds grootfte Eeretekenen, welke men aan iemand kon bewyzen, en gefchiedde nooit, dan aan perfoonen die uitftekende verdienften van hun Vaderland hadden, en vooral aan hun, die hun leven voor- (*) De Dichter fpreekt de Stad op de volgende wyze aan. An(& al $AayA«s, jc«A —< hit» fl^iTisti nthicit 4>ig» ren — de voortreffclykfte Landsdouw, de geurigfte Bloem-en Moestuinen, het trots geboomte, de oude half ftaande en half liggende Pilaaren, de menigte van andere puinhoopen, het fchoon gezicht op den rand van de hoogte — dit alles vereenigd zich zamen om het keurigst en treffendst gezicht opteleveren, en den Geest met de diepfte indrukken en de fynfte gevoe-t. lens te vervullen. Het dal, waarover deze overblyfzels hangen, is naauw, en aan den anderen kant ligt. een aanzienlyke heuvel, waarop dat gedeelte der Stad, 't welk den naam van Neapolis droeg, gelegen was, waarvan niets meer overgebleven is dan eenige witte fteenen, die hier en daar op den berg verfpreid liggen. ■— Men kan niet met zekerheid bepaalen, aan welke Godheid deze Tempel toegewyd was. Fazellus fchryft ze aan de Godin pudicitia toe, dan dit is flechts eene losfe gisfing, waar voor geen het allcrminfte bewys is. Maar waarfchynlyk is het, dat ze aan de Godin juno toegewyd was, naardien men in 't zekere weet, dat 'er een Tempel van deze' Godin in Agrigentum was: de inwooners van Girgenti houden hem 'er vry algemeen voor, waarfchynlyk op het gezag van pancrazi. Is dit laatfte gevoelen waar , dan zal dit de Tempel geweest zyn , waarin zeuxis de'fchoone fchildery van juno ophing, waarvan p li'niu s in het vyf-en-dertigfte boek zy-  girgenti. I57 zyner natuurlyke Historie gewaagt, en aristo, teles in zyne Dïchtkonst den oorfprong verhaald.'— ZeuXis, namelyk, de Godin juno willende fchilderen, zocht aan dit af beeldzei alle mogelyke volmaaktheid te geeven , en het zo fchoon en majestieus af te maaien als eenigzins doenlyk was. —. Dewyl hy nu van gedachten was dat alle deze fchoonheden niet in één Lichaam vereenigd waren, koos hy, ten einde zyn oogmerk te bereiken, vyf van de fchoonfte Meisjes van Agrigentum ten voorbeeld, waarna hy dan de juno afmaalde, zo dat dit ftuk uit hoofde van deszelfs voortreffelykheid alom vermaard was. — Waarfchynlyk ftond dit fchildery op een van de wanden van de Kapel. En deze is mede ingeftort, zo dat ook dit uitneemend konstftuk der oudheid onder de puinhoopen begraven ligt, indien de Romeinen het niet alvorens weggenomen hebben. De Muur, die naby dezen Tempel is, ftaat nog in zyne volle hoogte: deze kon den tyd verduuren, dewyl ze in de Rots uitgehouwen was. Zy loopt in dezelve richting voort, als de kant van de Rots, in den afftand van bykans agtien ftadien Van Zee; dit ftemt overeen met het verhaal van diodorus. — Terwyl ik langs denzelven wandelde, zag ik hier en daar verfcheiden holligheden in den'Muur, die waarfchynlyk gefchikt waren tot het bewaaren van den Aschbus van hun, die voor het Vaderland gefneuveld waren, en wier Schimmen nog als 't ware zouden medewerken tot verdediging dier Stad, wier Muuren hunne Aschbus befchermde. Met dat zelve oogmerk bouwde men ook wel eens begraafplaatfen onder de Muuren. Ik zag 'er eene, die uit twee kamers beftond, en  I58 girgenti. en met de overige gravan in gemeenfehap ftond. Zy behoorde onder de zogenaamde Columbaria (*),dewyl 'er eene menigte Vakken voor de Aschbusfchen in gevonden wierden; en de grond was tevens wel voorzien van fteenen Zerken, om de Lyken daarin te plaatfen. — Men kan hieruit afleiden, dat beiderly zoort van begraven oudtyds by de Grieken in gebruik was. Het graf van t ii e r o s ontdekte ik op eenigen afftand van den Muur, waar ook de overige begraafplaatfen van de inwooners , meestal aan den Zuidoostkant van de Stad, gelegen waren. Doch hiervan zal ik in 't vervolg nog nader fpreeken. — Drie honderd fchreden van den Tempel van juno af ftaat een andere, die tot nog toe geheel onbefchadigd is gebleven: — de grondflagen, de Vloer, de Trappen, de geribde Pilaaren, de Architraaf, de Voorgevel, het heiligdom , met een woord alles is nog volkomen in Order. 'Er is geen Tempel waaruit men zich een duidelyker denkbeeld zou kunnen vormen van de aloude Tempels, als deze. De kleur is een roodachtig geel, dewyl de fteen, waaruit hy gebouwd is, uit een roode zandfteen gemengd met kalkachtige fchulpen beftaat: deze kleur geeft aan het gebouw eene groote levendigheid. De grootsheid en eerwaardigheid van de oude dorifche gebouwen gaat hier gepaard met fchoonheid en opfmuk, en de on. derlinge overeenftemming die door het geheele werk heerscht, heeft een betoverenden invloed op den aanfchouwer. De geheele Tempel beftaat uit vier-en. dertig pilaaren, die volgens de oude dorifche bouw- kun* (*) Zie I Deel bladz, 48 de aanmerking.  ,© I R G E N T I. 15c; kunde geene voetftukken hadden. Elke pilaar is uit Vier ftukken zamengefteld, waarby nog het Kapiteel of hoofdftuk komt. De ingangen van den Tempel zo wel aan de Oost als Westkant zyn op dezelve wyze gefchikt. Deze Pilaaren maaken zamen den Portkus of den Voorhof, die den Tempel omringde wiens buitenfte Zymuur zo ver van de Pilaaren afftaat,als deze onderling van elkander verwyderd zyn. By de vooren achter - muur integendeel is deze afftand nog eens zo groot. Aan weêrskanten ftaan nog vier Pilaaren die tot de Kapel of het byzonder heiligdom der Godheid behoorden. De Muur van deze Kapel heeft aan eiken kant zes kleine deuren, waaromtrend men het niet eens is of dezelve van ouds by den Tempel be. hoorden, dan of ze in laater tyd eerst gemaakt zyn. De Muur van de Kapel heeft, zo wel als de Voorhof, de Architraaf met Triglyphen, en in den gevel eene vierkante opening. Het geheele gebouw is in den platten grond, honderd en zestien handbreedten lang, en veertig breed: de lengte van de Kapel is tagtig en de breedte agt - en - twintig voet. Aan den Oostkant van dezelve is aan weerszyden eene wenteltrap om het dak te kunnen beklimmen: dan dit dak is ingeftort, en behalven dit is 'er van het geheele gebouw niets ingeftort. — Deze trap heeft zes afdeelingen, elk van vyf trappen; ze is geheel van fteenen vervaardigd , zonder dat 'er kalk by gebruikt is. — Ik klom na boven , daar had ik van de Architraaf der Kapel een allerbekoorlykst gezicht over die geheele Landftreek. Deze trappen loopen ook neerwaards in den grond, alwaar, naar alle gedachten, kamers zyn, die, volgens £et denkbeeld vanD'oRVULE,en niet zonder rede# het  l50 GÏRGENTI. liet ddytum of verborgen heiligdom geweest zyn, waarin de verborgenheden in den dienst der Godheid wierden verricht. d'OrvIlle bevond, dat een gedeelte van den Muur van achteren hol was, hy liet dien doorbreek en, en ontdekte dus de trap. — Ook fchynt het uit een zeker gezegde in zyn aangehaalde werk als of hy in eene van die onderaardfche kamers geweest is. (*) Myn gids verhaalde dat voor omtrend veertig Jaaren een Geestelyke in deze vertrekken was geweest. Naderhand zyn ze toegemuürd, op dat ze niet tot fchuilhoeken voor de roovers zouden dienen. Deze onderaardfche vertrekken geeven d'orville aanleiding om vast te fteilen, dat deze Tempel aan de Godin ceres toegewyd was, en men hier de verborgenheden van den Eerdienst verrichte. Dan men kan dit • volftrekt niet met zekerheid vastftellen, dewyl het aan gefchiedkundige bewyzen ontbreekt. Misfchien kan het tot ftaving van de gisfing van d'orville verftrekken, dat men onlangs naby dezen Tempel een oude vorm gevonden heeft, waarin kleine beeldjes, eene gevleugelde Ifrs verbeeldende, gegooten wier. den. De Grieken verwisfelden in laater tyd dikwils de isis met de ceRes , en zelf in de aloude tyden was 'er vry wat overeenkomst tusfchen deze twee Godinnen. Dit kan men duidelyk ontwaar worden uit de nieuw ontdekte Hymne van homerus ter eere van ceres, waarin de geheele gefchiedenis van isis, volgens de overleveringen der Egyptenaaren, met eehige weinige ver- (*) Hy zégt. Vix per delapfa caèmenta et fragmina lapidum evafimus in concameratum conclaue parvum. Misfchien was dit het portaal tot de Overige vertrekken, waar men den ingang van beide trappen, zo aan de Noord- als Zuidzyde had*  girgenti. i(5l veranderingen hier en daar, op ceres te huis gebragt word. 't Is uit dien hoofde niet onwaarfchynlyk,dat de Priesters zich bedient hebben van zulk eene vorm, om aan de bedevaardgangeren afbecldzels van de Godin,die in dezen Tempel wierd aangebeden, te geeven. Misfchien is daarvan de gewoonte van de Roomschgezinden afkomftig, die hier en daar groo. tere en kleindere beelden van den Heilig, aan wien de Kerk of het Klooster gewyd is, op papier gefchilderd of van wasch vervaardigd, uitdeelen of verkoopen. Althans dit heeft hiermede zeer veel overeenkomst , en daar veele plechtigheden der Roomfche Kerk van den heidenfehen godsdienst ontleend zyn s zou men ook dit laatfte als een waarfchynlyk bewys voor de eerfte veronderftelling kunnen aanhaalen. — Gemeenlyk draagt deze Tempel den naam van den Tempel van concordia, omdat.men in deszelfs nabuurfchap, of ook in den Tempel zelve een opfchrift zou gevonden hebben, waaruit men dit meende te kunnen afleiden. Dit opfchrift, 't welk d'orville geheel verwerpt, luid dus: concordiae agrigentinorum sacrum respublica lilibetanorum dedicantibus m. atterio candido proc et l. cornelio marcello. q. pr. p. Dan dit opfchrift, al ware het echt, zou niet meer bewyzen, dan dat 'er een verbond opgericht is tusfchen Lybybaeum en Agrigentum. Men had meer de gewoonte in Griekenland en Afie om by zodanige gelegenheden penningen te Haan; men vind dit vooral 1L deel. L. Op  163 girgenti. op de gewoone gejdftukken der Steden Ephefen, Sardcs , Smyrna en Pergamus. Ik geloof ook niet dat men zou kunnen bewyzen , dat de conco rd i a door de Grieken voor eene Godheid wierd gehouden ; en nog onwaarfchynlyker is het, dat een Tempel, gebouwd op den ouden dorifchen voet, zo jong zou zyn, dat de toewyding van denzelven aan de Godheid in de latynfche taal zou gefchreven zyn; want dan moest dit eerst plaats gehad hebben, toen de Romeinen dit geheele eiland reeds overmeesterd hadden,naardien de Latynfche taal toen eerst de heerfchende wierd. — 't Kan ook zeer wel plaats gehad hAben, dat men dit opfchrift als een heiligen belangryk gedenkftukin den Tempel bewaard hebbe, temeer dewyl men doorgaans de gewoonte had, om zoortgelyke onderhandelingen en verdragen in de Tempels, als in veilige en gewyde plaatfen te bewaaren. — Men is vry algemeen van denkbeeld dat deze Tempel naa de tyden van diodorus siculus gefticht zy: deze leefde ten tyde van augustus. Ten bewyze hier voor beroept men zich op een gezegde van dezen Gefchiedfchryver ; — fpreekende van den Tempel, aan jupiter toegewyd, te Agrigentum verhaalt hy, dat de inwooners dier Stad by het eindigen van den Oorlog met de Karthaginenfen niet in ftaat waren een dak op denzelven te maaken, en daarop laat hy terftond volgen „ de overige Tcm„ pels waren by de herhaalde veroveringen der Stad „ of verbrand, of tot op den grond toe verwoest." Dan noch ten tyde van augustus, noch ook in laater tyden,waren de inwooners van Agrigentum zo vermogend, dat zy zulk een aanzienlyk en kostbaar ge-  girgenti. 10"3 gebouw hadden kunnen ftichten Daarenboven kan die plaats uit diodorus niet tot een volftrekt bcwys dienen, dat die Tempel toen ter tyd niet belfond. Het dak en het overig houtwerk kan verbrand zyn, zonder dat de Pilaaren of de Muuren eenigzins befchadigd waren. Waarfchynlyk had de Tempel van juno hetzelve lot, terwyl wy in 't vervolg overblyfzels van Tempels zullen zien, die geheel vernield zyn. Dat dit fraai gebouw zo weinig befchadigd is, mag men aan de Godsdienftigheid van de inwooners van Agrigentum toefchryven. Tegenwoordig is het tot eene Kerk gefchikt, toegewyd "aan den h. gregorius, die in de zesde eeuw Bisfchop van Agrigentum was, en wiens griekfche homilien, die tot nog toe onbekend waren, door toedoen van den Abt m o r c e l l i te Rome eerlang te Venetie het licht zullen zien. — De Kerk is klein, naardien flechts een gedeelte van de Kapel daartoe ingericht is; ook komt 'er weinig Volk, dewyl 'er alleen des Zondags ten dienfte van de in den omtrek woonende Landlieden de Mis gelezen word. Deze Tempel ftond onder den Muur der Stad, waarvan men hier en daar nog aanzienlyke overblyfzels vind. Drie honderd fchreden verder liggen de overblyfzels van den Tempel van herkules; waarvan niet meer dan een halve geribde pilaar, twee voetftukken, en eenige trappen voorhanden zyn. De overige ftukken liggen hier en daar verftrooid, zo dat men alleen uit deze losfe ftukken kan opmaaken, dat die Tempel een aanzienlyke omvang moet gehad hebben. Hier ftond het fchoone ftandbeeld van herkules, waarvan cicero getuigd, dat hy nooit L a fraa.  1(54 girgenti. fraaier gezien had. Verres wilde hetzelve wegneemen', dan de Agrigenters, te zeer op dezen Tempel, zo wel als op dit ftandbeeld, gezet, verzetten 'er zich met geweld tegen, en dreeven de gene die afgezonden waren om dit werk uittcvoeren, op de vlucht. Welligt was het deze Tempel,aan welken ze uxis, volgens het verhaal van p l i n i u s , een fraai af beeldzei van a l c m e n e vereerde. Dit is echter onzeker dewyl cicero in zyn boek de Invcntione verhaald, dat hy dit ftuk aan de Crotoniaaten vereerd had; het zy dan, dat Hy het tweemaal uitgewerkt hebben. — Misfchien was het een gefchiedkundig fchilderftuk,' waarop meer perfoonen afgebeeld wierden (*). 'Er is nog eene kleine', zilvere penning van de Crotoniaaten waarop herkules afgebeeld word, liggend op het fchild van zyn en Vader, en bezig om de flangen dood te drukken. 'Er zyn nog edelgefteentens, ja zelf marmeren ftandbcelden die hetzelve verbeelden ; en hieruit befluit men dat dit alles Copié'n zyn van het Vermaarde ftuk van z e u x i s. Een holle weg fcheid dezen Tempel van het Olympiaeum. Dit aanzienlyk gebouw, 't welk in Sicilië zyn wcergaa niet heeft, en misfchien door geen een gebouw in geheel Griekenland in grootte overtroffen word, (*) Hiertoe moet waarfchynlyk het gezegde van pltkids betrokken worden. Magnificus efl Hercules infans dracones jlrangulans , Alcmena matre coram parente et Anphitryo. Hier was alcmena althans ook de hcofdperfoonaadje, van daar dat het geheele ftuk zeer wel den naam van haar kon ontleenen ; vooral omdat de Ouden hunne perfoonen doorgaans in sene zeer belangryke houding plaatften.  g i r g e n Tl. word, is geheel vernield, zo dat 'er geen fteen op den ander gebleven is. — Eene aanzienlyke ftrcek Lands is met verbazende overblyfzels aangevuld: men kan echter niet dan bezwaarlyk uit dezelve zich een denkbeeld vormen van de Bouworder van dit gebouw. Diotjorus, die het zelv gezien heeft, geeft 'er ons eenige berichten van, die met het geen men uit de overblyfzels kan opmaak en, zeer wel overeenftemmen; men kan hieruit met zekerheid afleiden, dat deze aanzienlyke overblyfzels wezenlyk tot den Tempel van den Olympifchen jupiter behoord hebben. De Agrigenters begonnen dit gebouw te ftichten ten tyde van hunnen grootften bloei, toen zy de grootfte rykdommen bezaten. Het gebouw was bykans voltooid, flechts ontbrak het dak nog, toen de Stad door de Karthaginenfen overweldigd wierd; hierdoor verzwakte dezelve zo zeer, dat zy geheel buiten ftaat was, om de nodige penningen ter voltoojing van het gebouw byeen te brengen. — Het bleef dus zonder dak nutteloos ftaan, zonder dat 'er eenig gebruik van gemaakt wierd, en verviel met den tyd. De Bouworder van dezen Tempel was van die der andere zeer onderfcheiden; 'er liep een Muur rondom denzelven, waarin dorifche pilaaren ftonden, die van binnen vierkant, en van buiten rond waren. Volgens het bericht van diodorus, was dit gebouw drie honderd en zestig voeten lang, zestig breed en honderd en twintig voeten hoog. Dan volgens de berichten van riedesel moet deze opgave verkeerd, en du-s die plaats uit dien fchryver vervalscht zyn. Naauwkeui-iger is zyne opgave van de grootte der pilaaren , en hieruit kan men thans nog de grootte van ■ L 3 den  ï66 girgenti. den Tempel opmaaken. — De half ronde pilaaren , waarvan men nog de ftukken hier en daar vind, zyn twintig voeten in den omvang , en hebben elf ribben , waarvan elk zo groot is, dat een man ordentclyk daarin liggen kan. Den omvang van de vierkante pilaaren van binnen geeft diodorus aan, op twaalf voeten. Dus moet de omvang van de pilaaren, uitgezonderd dat gedeelte , 't welk door den Muur bedekt is, twee-en-dertig voeten geweest zyn. Riedesel fchat den omvang op twee-en-veertig napelfche Palmen , 't welk hiermede vry wel overeenkomt. 'Er is van de fchikking des Tempels geen blyk meer over; pilaaren en Kapiteelen liggen in menigte by en over elkander; boomen en gewasfen groeien tusfchen de overblyfzels door, en men zou veeleer op het denkbeeld komen, dat men in een Dal ware, waarin ftukken van Rotfen byeen gerold waren, dan dat men onder de overblyfzels van een grooten Tempel verkeerde. — Diodorus bericht, dat de Voorhof van den Tempel zeer ruim en groot was, dat 'er in 't byzonder twee Basreliëfs van verwonderlyke fchoonheid waren, aan de Oostzyde was de ftryd der Reuzen afgebeeld, naar gelang van de grootte deiwand ; aan den Westkant was de verwoesting van Troja verbeeld; hiertoe behoorden vry wat perfoonen , en elk van die vermaarde helden was Karakteriftiek gefchilderd, zo dat men de perfoonen duidelyk van elkander onderfchciden kon (f). In- (*j Diodorus zegt 'er van Caelatura , magnitudine et elegantia Operis excellens. (*) Ubi lieroum unumquemque eft viders ad habitus fui formant elabcrate fabricatum — Diodor.  g i r g e n t i. 167 Indien men de moeite deed, om eenige van deze overblyfzels te verplaatfen , men zou waarfchynlyk onder dezelve nog overblyfzels van die twee vermaarde ftukken vinden. Omtrend in het Jaar 1783. vond men een hoofd van Marmer, 't welk een jongeling verbeelde;— eene franfcheDame nam dit mede: en volgens eene oude overlevering is 't niet onwaarfchynlyk dat men nog aanzienlyke overblyfzels van de ftandbcelden der Reuzen zou kunnen vinden; nadien tot op het Jaar 1401. een gedeelte van den oostelyken Voorhof ftaan gebleven is. Waarfchynlyk ftonden hierop drie Reuzen, dewyl de Stad drie Reuzen in haar wapen voerde, die een Toren draagen , en het volk lang in een denkbeeld was, dat de geheele Tempel op deze drie Reuzen ruste. Hieruit kan men opmaaken, hoe groot en aanzienlyk dit beeldwerk in levens grootte in den Muur moet geweest zyn, zo dat men met recht kan beweeren, dat dit het grootfte werk is geweest, 't welk de aloude konst opleverde. Deze overblyfzels worden misfchien uit dien hoofde door het Volk Palazzo de Girgenti genoemd. Deze Tempel kan niet wel door menfehen handen vernield zyn ; waarfchynlyk is dit door middel van eene Aardbeving gefchicd, dit gedeelte, 't welk tot het Jaar 1401. nog ftaan gebleven is,verviel insgelyks,omdat 'er door de Agrigcnters niet behoorlyk zorg voor gedragen wierd. Men verhaalt, dat de toenmalige Koning van Sicilië, martyN) een van de Magiftraatsperfoonen uit dien hoofde liet ter dood brengen. Men heeft de fteenen, waaruit de Tempel opgebouwd is, uit de Rots gebroken , waarop thans Girgenti gelegen is. Deze twee Tempels van jupiter zo wel als van iierkuleü L 4 la-  l68 6 i r g e n t i. lagen nabytfe Stadsmuuren; de holle weg, die in de Rots uitgehouwen was , en deze Tempels van een fchciddc, liep na eene begraafenis oord , waarvan niet meer dan één gedenkteken overgebleven is, het graf, namelyk, van Koning hiero; de overigen zyn alle door iiannibal verwoest, toen hy Agrigentum van dezen kant belegerde. — Toen men ook deze begraafplaats, gelyk de overigen wilde verwoesten, voer een blixemftraal in dezelve, waardoormen van dit werk afgefchrikt wierd. Kort daarnaa wierd het Leger der Karthaginenfen door de Pest aangetast; de Soldaaten verhaalden van fpooken , die zy , op fchildwacht ftaande, over de Graven zagen zwecgen; wat de een zag, zag ook de ander; de Pest befchouwde men als eene goddelyke ftraf over de ontheiliging der begraafplaatfen , 't welk oudtyds voor eene zeer groote misdaad gehouden wierd. Misfchien gefchledde het niet Hechts uit noodzakelykhcid, om de belegering op eene behoorlyke wyze te kunnen bewerkftclligen, maar ook uit fchraapzucht en begeerte, om de fchatten, die in dc begraafplaatfen waren, te rooven. Men moet zonder twyfel, by het delven in deze landftreck, een overvloed van Vaafcn, penningen en andere konstftukken vinden. Men heeft reeds in eene begraafplaats vier gouden fchaalen gevonden , die in het bisfchoppelyk konst kabinet bewaard worden: — en nog meer moet 'er onder den grond verborgen zyn. — Dan byzondere perfoonen mogen zonder uitdrukkclyk verlof der Regeering hier niet aan 't zoeken gaan , en deswegen gefchied het of geheel niet, of zo al, echter in 't verborgen, waarby veel verloren gaat. Hier ftaat nog qpn gebouw, "t welk. in  GIRGENTI. 169 in zeer goeden ftaat gehouden word, 't welk de gedaante heeft van eene afgefneden Pyramide van twee verdiepingen, wier onderfte van fteen is; de bovenfte is vercierd met vier jonifche Pilaaren, de eenigen die onder de overblyfzels gevonden worden ; — waarfchynlyk is dit gebouw dus van laater dagen, als da overige. — De oudheidkundige noemen het het Graf van t 11 e r o n ; de gemeeneman verhaalt integendeel, dat piiALARis onder dit gebouw zyn paard liet begraaven: en misfchien is dit niet geheel mis. Agrigentum was in de oudfte tyden zeer vermaard van wegen deszelfs fchoone paarden. Vir.gilius gewaagt 'er van in zyne Werken; (*) en pindar bezingt clikwils in zyne Hymnen,de overwinning, die door de paarden van tiieron en van andere inwooners van Agrigentum in de griekfche fpelen behaald wierd. De Agrigenters fchatten de paarden, die als overwinnaars uit den ftryd gegaan waren , zo hoog, dat zy zelf, volgens het verhaal van diodorus, prachtige gedenktekenen voor dezelve ftichtten. —. De befchryving,die plinius(f)van deze gedenktekens geeft, kan men ook toepasfen op dit gebouw. Zommige willen het voor het Graf van iiiero houden, dan dit is niet waarfchynlyk, dewyl hetzelve, volgens het verhaal van diodorus,van zeergrootenomvang was, daar dit gebouw integendeel klein is. Ook is dit graf zeker in den dorifcheu fmaak gebouwd. Niet (*) Magmnimum quondem generator equoram. Virg. (t) Agrigenti complurium equmim tumuli pyramides habent. Flinius, L5  1?Q girgenti. Niet ver van deze Graven ftaan, in een fraai en Wynberg,nog eenige weinige overblyfzels van een Tempel van «scuiapius; drie fteenen trappen van den ingang, en twee ftaande pilaaren in den Muur; tegenwoordig behoort dit laatfte tot eene boeren woning. In dezen Tempel ftond een vermaard ftandbeeld van apollo, met den naam van den konstenaar myron, die het vervaardigd had , met kleine zilvere Letteren, volgens de aloude hetrurifche gewoonte, ingelegt: en dit maakt dit ftandbeeld te merkwaardiger, dewyl het anderzins niet geoorlooft was , den naam van den maaker op het beeld der Godheid te plaatfen (*)• Cicero verhaalt, dat dit ftandbeeld, 't welk de Karthaginenfen by de verovering van Agrigentum geroofd hadden, naa de verwoesting van Karthago door scipio africanus, met den fticr van Phalaris , terug gezonden wierd na deze Stad, maar dat ver re s hetzelve weder weg nam. — Volgens het bericht van polybius ftond hier in den eerften punifchen Oorlog een gedeelte van het romeinfche Leger. -— Het ander ftond iets verder, op den weg na Heraclea. De Karthaginenfen waren op dien berg gelegerd, die tegenwoordig den naam draagt van Montc Toro,en tusfchen Girgenti en de haven ligt. Men meent nog eenige overblyfzels van deze twee Le- (*) Cicero verbaalt van phidias, dat by een middel bedacht waardoor hy deze wet ontdook. Hy had een fchoon ftandbeeld van minerva vervaardigd, op wier fchild hy in plaats van zyn naam, dien hy niet dorst plaatfen , zyn eigen af beeldzel (telde. Sui fimilem fpeciem inclufi; in elypeo Minervae cum infefibere non lieeres Qjiaefl Tujcul. I, 54.  na girgenti» Legerplaatfen gevonden te hebben. Althans panc r a z i is van gedachte dat de meerdere fteilte van de Rots een werk van deze Veldheeren zou zyn, die zich van de natuurlyke gelegenheid bedienden en dezelve nog meer bewerkten, ter meerdere beveiliging van hun Leger. De Landftreek rondom den Tempel van /esculapius draagt nog gemeenelyk den naam van Campo romano. Naa dat ik alle deze overblyfzels buiten de muuren gezien had, keerde ik weder binnen den omtrek der Stad en zag nog de volgende. Op eene hoogte, naby deStadsmuuren,(diehiervry hoog zyn, dewyl ze op eene Rots ftaan, die aan een diep dal paalt, door het welk de rivier Jkragas loopt,) ftaan de overblyfzels van den Tempel (volgens het algemeen denkbeeld) van c as tor en pollux. Alles ligt hier door elkander, men kan deswegen niets met zekerheid opmaakcn van de gedaante des Tempels. Uit de derde Hymne van pindarus blykt wel dat de DioscoRiDENin deze Stad als Godheden geëerd wierden; dan dit bewyst nog niet dat zy een byzonderen Tempel gehad hebben. Het Gezicht van boven van den Muur in het dal, door 't welk de rivier Jkragas loopt, is fraai en verrukkend, dewyl het geheele dal met Wynbergcn en Olyfboomen beplant is. Hier was de groote en vermaarde Vyver der Agrigcntcrs gelegen, die zeven ftadien in den omtrek had, en twintig Ellen diep was. —-. Het water uit de bronnen en rivieren wierd derwaards geleid , en behalven eene groote menigte Visfen, waren 'er ook zeer veel zwaanen. Ten tyde van diodorus was hy reeds vervallen en begroeid, en tegenwoordig is 'er niet meer dan  173 girgenti. w dan eene laagte die met boomen beplant is, waarin des winters water loopt, maar di'e des zomers weder uitdroogt. In een van de hoven in dit dal is eene bron, waaruit Naphta opwelt, en boven op het water dryft; solinüs en plinius maaken 'er beide reeds gewag van. Van den Tempel van vulkanus zyn twee pilaaren met vier fteenen trappen overgebleven: de eene pilaar ftond op den hoek—. Onder de Stad zyn overal waterbakken en waterleidingen die meestal in de Rotfen gehouwen zyn, en het water van de nabuurige bergen na de benedenfte deelen der Stad leid. Zy draagen den naam van conductus Phaeacü, omdat een zekere piiaeax, een inwoner van deze Stad ze aangelegt heeft. Zommige zyn nog met water gevuld. Deze Kanaal en waren zeer uitgebreid, zo wel in de lengte als diepte; men kan ze zeer wel vergelyken by de romeinfche^kloaken. Eene derzelve heb ik gemeten , ik vond ze meer dan drie ellen diep. —< Men kan nog door eenige overblyfzels befpeuren waar de c 1 r c u s en de heuvel, waarop de gymnaftifchc oefeningen gehouden wierden , gelegen waren. Van den Schouwburg zyn eenige ftukken overgebleven, en op een gedeelte daarvan is een Klooster gebouwd, in wiens Tuin een klein vierkant eenvouwig gebouw ftaat,'t welk de Monnikken tot een bedehuis gebruiken, en de Huis-kapel van piialaris, of de Zonnc-tempel genoemd wierd. Waarfchynlyk behoorde hetby den Schouwburg,in wiens nabuurlchap het ftaat. — Zie daar de merkwaardigftc overblyfzels van Agri- gen-  girgenti. 173 gentum. Wie van dezelve naauwkeuriger wil onderricht zyn, die doorbladere het werk van Vader p anc r a z 1, die elke brok van een ouden Muur met eene verveelende wydlopigheid befchryft, en 'er aftekeningen van mededeeld. Dan van deze zyn veele zo liegt getekend, dat men het oorfpronkelyke moet gezien hebben, om 'er zich een denkbeeld uit te kunnen vormen. En dit raakt vooral ook de grondfchetfen van de oude Stad. Hier moet ik nog iets byvoegen, nopens het byzondere natuur verfchynzel, 't welk in den omtrek van Agrigentum befpeurd Word. Vier meilen van de Stad tegen het Noorden ligt een kleine berg, Macaluba genoemd, die allermerkwaardigst is. Dezelve heeft veel overeenkomst met de vuurbraakende bergen, hy beftaat insgelyks uit verfcheiden holligheden, waaruit, in plaats van Vuur en Lava, koud water, en eene met water gemengde kley uitborreld. . Zomtyds heeft deze berg zelf fterke uitwazemingen: ■— de aarde zet dan uit, men hoort een hevig geraas onder de aarde, cindclyk komen 'er gaten, die ook water en kley uitwerpen. De oppervlakte van den berg is dun, en fchynt hol te zyn: wanneer men 'er op wandelt buigt de grond, even als dun Ys, 't welk niet fterk genoeg is, om het gewicht te draagen. Volgens het denkbeeld van dolomieü is vaste Lucht de oorzaak van dit natuur verfchynzel; deze vaste Lucht word veroorzaakt doordien een bron van zoutwater de potaard- en den kalkfteen ontbind ; waardoor de vaste Lucht genoodzaakt is om een uitweg te zoeken. Het fpyt my dat ik , dezen berg niet gezien heb ; toen ik Girgenti reeds verhaten had* kreeg ik 'er eerst  174 girgenti. eerst kennis aan, uit eene kleine Verhandeling van den Heer dolomieu (*). Naderhand vond ik dat fazellus reeds bericht geeft van dezen byzonderen berg: hy geeft echter geen naauwkeurig bericht van deszelfs verfchynzelen. — Vier Italiaanfche mylen van Girgenti ligt de haven van deze Stad, die voor groote Schepen de beste is van alle de havens op de Zuidelyke Kust van Sicilië ; hy is echter niet geheel veilig voor de Siroc of ZuidOostelyke Wind. Eenigermaate echter worden de Schepen beveiligd door een' langen Dyk of Dam, waarop de eerfte kracht der baaren affluit, waarop tevens eene kleine fchans ligt, om daardoor de Zeerovers aftewecreu. — Deze haven ftaat onder een' Capitano del Porto, die zorge moet draagen , dat 'er behoorlyk Otiarantaine gehouden word, en gcene ongeregeldheden door het Bootsvolk van de hier liggende Schepen gepleegd worden : en dit is dikwils wel nodig. De tegenwoordige Kapitein is d. andrea balbo, een Zee - officier van veel verdienften, een braaf man, wiens Gastvryheid en Vriendfchap ik in eene ruime maate ondervonden heb. —■ Toevallig lagen 'er juist twee deenfche Schepen, toen ik hier was, 't welk myn verblyf aldaar riiet weinig veraangenaamde. De haven van Girgenti is eene van de grootte Carricatori (f) van Sicilië. Toen karel de derde •nog (*) In de Voyages aux Isles de Lipari — Paris 1784. 8°. (|) Carricatori — zyn de havens die een byzonder en uitfluitend voorrecht hebben, om Graanen, en vooral Tarvv, uit te voeren. »»*  NA GIRGENTI. nog Koning van beide Sicilien was, liet hy te Termini, Girgenti, Sciacca, Alicata en Catania koorn Magazynen oprichten, ter meerdere bevordering van den handel in Graanen. 'Er waren wel is waar ook te vooren Magazynen in het Land, dan men maakte 'er zelden gebruik van , en uit dien hoofde was 'er nooit voorraad genoeg, om het koorn uit het ryk te voeren. Volgens de nieuwe inrichting zenden de Adel en de Landlieden hun koorn in deze Magazynen, het welk aldaar, door daartoe beitelde Opzieners,ontvangen word, en in groote onderaardfche bakken, die in fteen uitgehouwen zyn,bewaard word, alwaar ze voor 't bederf beveiligd zyn; ook ftaat de Koning voor dezelve in. Men houd het hier echter niet langer dan twee Jaaren; waar voor de eigenaar eene matige fom betaald; voor ieder Salm omtrend vier en een halve ftuiver in heteerfte Jaar, en naderhand de helft meer veel in het twede Jaar. — Naa dien tyd moet de Eigenaar zyne Graanen in zyn eigen Schuuren bergen. Is de maand van Augustus reeds verftreeken, dan moet hy bovendien nog vier van het honderd in Graanen be; ïlen 1 ' - eene t nzienlyke fom voor den Koning opbrengt. Niemand mag zonder uitdrukkelyk verlof van den Koning zyne Graanen buitenslands verkoopcn. 1— Doch wanneer de uitvoer van Graanen toe3 elk by den Onder-koning, hoeveel hy verzenden wil, op dat deze altoos in ftaat zy, om tt I 1 «1 d » 1 ie\ eel Kooren in het land blyft, en 1 hoeveelheid genoegzaam zyvopr hetiand. Kan ! 1 ' er 1 1 geil lan worden,dan word 'er aan den Opziener der Magazynen bevel gegeven, om aan den Eigenaar de bepaalde hoeveelheid van Graanen aftele- ve-  ij6 na girgenti. veren , waarmede hy alsdan naar welgevallen kan handelen. — De ervaaring heeft het geleerd, zelf iri laater tyd, dat deze fchikking, hoe naauw bepaalend in zekeren zin voor den Koopman, echter ter bevordering van 's Lands welzyn volftrekt noodzaakelyk is, om dus een algemeen gebrek en hongersnood te voorkomen. *— Nog voor weinig Jaaren wierd Sicilië met eene hongersnood gedreigd, en het koste den voorigen Onder - koning, Marchefe carraccioli veel moeite , om de nadeelige gevolgen daarvan te voorkomen (*). In het Kooren - Magazyn te Girgenti is ruimte voor tagtig duizend Salinen: elke Salm heeft zeventien Tornoli, en elke Tornoli weegt zeventien Rotoli of zestien maal twaalf oneen. — In tien Jaaren word 'er door elkander honderd duizend ■Galmen uitgevoerd, dus twintig duizend meer als 'er in het Magazyn te gelyk kan geplaatst worden, 't welk geduurig van nieuws aangevuld word, zo ras 'er ledi- s*- (*) Hy heeft zelve aan het Publiek rekenfehap van zyne handehvys gegeven, in een merkwaardig gefchrift, Reflejftonl fur rEconomie e Vejlrazione de frumenti della Skilia fatte in Occafione della careflia del Indizione terza 1784 a 1785. Palenno 1785. De hongersnood ontffond doordien de Aartsbisfchop van Palermo, in afwezenheid van den Onder-koning in een zeer ongefchikt tydftip, den uitvoer van Graanen bad toegeftaan, daar de. Onder-koning het te vooren verboden had. Deze moest fpoedig na Palermo te rug reizen, om de onheilen voor te komen, wier beginzelen men reeds begon te ont. dekken. — Uitvoeriger berichten van den Koophandel van Sicilië met deszelfs voortbrengzelen vind men in de bnsven van Seftini uit Sicilië en Turkey, 1 en 2de Deel.  girgenti. ge plaats is. -~ Voor de Vryheid van uitvoer trekt de Koning van elke Salm vyftien Tart di Sicilia, 't welk jaarlyks vyftig duizend oneen of honderd en vyftig duizend Ryksdaalders bedraagt. Deze belasting word niet door den verkoopcr, maar door den kooper betaald. — Malta heeft de Vryheid om jaarlyks dertien duizend Salmen uittevoeren, welke Vryheid gefchat word op vyf en zestig honderd oneen, waar tegen deze Orde verplicht is om de haven voor de Zeeroovers te beveiligen. De meeste graanen worden na Genua gebragt, en van daar verder op; 'er word echter ook veel koorn onmiddelyk van hier na Lisfabon, Marfeille en Kadix gevoerd. Behalven de bovengenoemde Koninglyke Carricatori hebben ook eenige Baronnen de Vryheid om graanen uittevoeren: namelyk de Prins van Arragona, als Baron vanCaftel a Mare;de Hertog von Monteleone, als Baron van de Stad Terranuova, en de Prins della Cattolica als Groot - hertog van Siciliana. Het voorrecht van den laatften is echter in zo verre bepaald dat hy flechts vyf duizend Salmen zonder belasting te betaalen mag uitvoeren. Of het voorrecht der overigen op dezelfde wyze bepaald is, weet ik niet. Ik voeg hier ten befluite van dit Artikel nog by eene lyst, van alle de voortbrengzelen van Sicilië, die uitgevoerd worden ; ik ben echter geen borg voor de volledigheid van deze opgave, naardien deze zaak geheel buiten myn' kring ligt, en ik het alleen op het gezag van anderen overneem. ——. Volgens derzelver berichten zyn het de volgende: allerlei zoorten van Graanen, Olie, Mandelen, Pilhzien, Agrumi (hieronder begrypt men alle zoorten II. deee. M van  « IRGENTÏ. van Limoenen, Citroenen, Granaaten, Appelfmen enz.) Caruben, eene vrucht die zoet van fmaak is, Boonen, Erwten, Manna, Honing, Wyn, Kaas, Zout, Zyde, Zwavel, Salpeter, en Marmer. Over veele van deze aangehaalde voortbrengzelen vind men breedvoerige berichten in de te vooren aangehaalde brieven van Seftini. — REIS  REIS VAN GIRGENTI NA SYRACUSE. D e zesde van de Wintermaand des Jaars 1785 trok ik van Girgenti. Zeer gaarn zou ik het oudtyds zo vermaarde Enna thans Cafiro Giovanni genaamd , 't welk genoegzaam het middenpunt van Sicilië is, gezien hebben. Ik kon echter myn oogmerk niet bereiken , omdat de wegen landwaards. in des winters geheel onbruikbaar zyn 3 de hooge bergen zyn met fneeuw bedekt, en de vlakke Velden en dalen met water aangevuld, 't welk veroorzaakt wordt door de rivieren, die buiten haare Oevers treeden. Over dezelve heeft men noch Pont noch Brug, waarom de reiziger dikwerf genoodzaakt word, of om onverrichter zaake te rug te keeren of een' grooten omweg te doen. — Naa dat ik hierover met myne Vrienden te Girgenti geraadpleegd had, moest ik myn plan om eenige plaatfen landwaards in gelegen te bezoeken , geheel opgeeven,en ik bevond myin de noodzakelykheid om langs den gewoonen weg na Syracufe te reizen. — De Landflreek, welke ik .tot dat einde moest doortrekken , was vruchtbaar en welbebouwd , en myne reize uit dien hoofde vermaakelyk. Amandelen enPiftafien vind men hier in overvloed; daar en boven 'zyn 'er rykc zwavel-mynen. Deze liggen in den omM 3 trek  |80 REIS VAN GIRGENTI trek der Stad Palma, eene aanzienlyke en aangenaame plaats, twaalf mylen van Girgenti. Ik vertoefde hier niet langer dan des middags,en zag'er niets merkwaardigs, dan een Palmboom, die midden op den markt ftond, de twede die ik in geheel Sicilië zag. Deze droeg bloesfem en dadels, die zo fmakelyk waren als de Afrikaanfchen. Men behoeft 'er niet aan te twyfelen, of de Palmboom zou in Sicilië zeer wel groeijen, en misfchien zou dezelve ook wel op Italiaanfchen bodem kunnen voortgetecld worden; 't welk een nieuw middel van beftaan zou opleveren , naardien deze vrucht niet Hechts zeer fmakelyk is, maar ook daarenboven, rykelyk uitlevert. — De wilde Palmboom , die veel kleiner is , groeit in Sicilië bykans overal, zy wordGiumarra genoemd, maar blyft doorgaans zo klein, dat zy naauwlyks onder de boomen kan geteld worden. Behalven de Palmboom en de Giumarra zyn'er, volgens het getuigenis van deskundigen, nog meer vruchten, welke Sicilië met deAfrikaanfche kust gemeen heeft; 't welk een natuurlyk gevolg is van de Sirokko Wind,die het zaad zeer wel vandeAfrikaanfche kust na Sicilië kan overbrengen.—• Naa eene korte reis kwam ik van Palma te Alicata, eene van de grootfte Carricatori, (of fteden die een uitfluitend voorregt hebben om Graanen uittevoeren.) Ter eener zyde paalt zy aan Zee, en aan den anderen kant ligt zy aan den voet van een hooge berg. De haven is zeer gevaarlyk, byzonder wanneer de Sirocco waait, waar voor hy geheel open ligt. Weinig weeken geleden was hier nog een holfteinsch Schip in de haven geftrand, ik heb het wrak van het Schip, weinig fclvreden van het Oever, nog zien liggen. De Schip-  na syracu.se. 18, Schipper moest hier in [een vreemd land allerlei onaangenaamheden en moeilykheden lyden, vooral omdat hy volftrekt afhing van de grilligheden van een man tegen wien zelf in Sicilië geen recht te verkrygen was, om dat hy als Vice-conful in zeker opzicht een publiek karakter bekleedde. De oudheidkundige zyn het niet eens, of deze Stad het vermaarde Gcla, dan of zy het oude Phintia is, 't welk de Tiran phintias, naa de verwoesting van Gcla, uit derzclvcr overblyfzels opbouwde en met de inwooners van het oude Gcla bevolkte. Misfchien hebben ze beide eenigermate gelykj't kan zyn dat deze Stad, indien zy al het oude Phintia was, echter ook de naam van Gela voerde, tot gedachtenis dier Stad, wier overblyfzels de grondflagen derzelve waren. In deze Stad is niets merkwaardigs, dan eene groote griekïc\\cinfiripie, welke in dezen omtrek gevonden wierd , en waarvan men zich bedient, ten bewyze, dat dit het oude Gela zou zyn, dewyl in dezelve van het volk van Gela gefproken word. Dan dit bewys doet niets af, naardien verfcheiden toevallige omftandigheden oorzaak konden zyn, dat dit ftuk naby Alicata onder den grond wierd gevonden. Deze inferiptit vind men in alle verzamelingen , maar nergens vind men ze beter, dan inde Stwla van d'orvilte en in de werken van den Prins torremuzza. Men vind op dezelve de naamen van veele jongelingen, die op onderfcheiden tyden in de Gymnaftifche fpelen gezegepraald hebben en gekroond zyn. -4 Zyis opgefteld in den dorifchen Tongval, omdat de Gelenzen Doriers van afkomst waren. , Ook moet dit ftuk zeer oud zyn, wanneer het M 3 waar»  10*3 reis van girgenti waarlyk van het oude Gela afkoraftig is , naardien deze Stad omtrend zestig Jaaren naa de {lichting van Rome, en zes honderd en tagtig Jaaren voor de geboorte van Christus verwoest wierd. Dan de nieuwere gedaante van de Letters fchynt hiermede te ftryden, en dus behoort deze infbriptk eerder in Phintia als in Gela t'huis , vooral dewyl het zeer onwaarfchynlyk is, dat de inwooners van Phintia ook Gelenzen zouden geheeten hebben. Niet verre van Alicata loopt de Fiume falfo, oudtyds -Himcra, in Zee. Deze rivier is vermaard door de zege, welken agathokles aan deszelfs oevers over de Karthaginenfen behaalde. — De Berg, aan wiens voet deze Stad ligt, was de oudtyds zo vermaarde Ecnomos, waarop ïhalaris, volgens het bericht van diodorus een kasteel bouwde, alwaar de yzere Os ftond, die van binnen hol was, en waarvan hy zich tot ftraf voor zyne vyanden bediende, wanneer zy in zyne handen vielen. De ter dood veroordeelde wierd in den hollen buik van dezen Os gelegt die daarop glocjend gemaakt wierd. •—— Zyn bek was zo gevormd, dat het gefchrceüw van den ftervenden volkomen gelyk was aan het gebrul van een Stier. — De beloning voor den konftenaar , die dit werktuig uitgevonden had, beftond hierin, dat hy hem de Eer bewees, vandoor dit middel het eerst van allen na de andere waereld overgevoerd te worden, en dus van de kracht en uitwerking van dit konstftuk op eene proef ondervindelyke wyze overtuigd te worden. Myne reis liep door de vermaarde Campi Gcloi (zo als virgilius ze noemde,) langs het ftrand, en binnen weinig tyd bereikte ik Terranuova, eene niet on-  na syracuse. 183 onaanzienlyke Stad, in eene aangenaame en welbebouwde Landftreek, op eene hoogte, die Zeewaards af held, alwaar de haven dezer Stad is, en de Koornmagazynen gelegen zyn. De Stad is welbebouwd, en in een bloeicnden toeftand, ten deele door den handel met Graanen, ten deele door dien verfcheiden van den gcringcn Adel hier hunne verblyfplaats gekozen hebben. — Zy die de Stad Alicata voor het oude Phintia houden, moeten hier, of ten minden,in dezen omtrek, het oude Gela zoeken. —• Dit ftemt zeer wel overeen met het Diarium van antoninus, waarin de afftand van Gela en Agrigentum word gefield op veertig italiaanfche mylen (*), 't welk juist de afftand is van Girgenti en Terranuova. —■ De rivier Gela loopt niet ver van. daar in Zee. Ten tyde van Strabo noemde de gemcene man dezelve Gaudoon, en dien naam draagt ze ook tegenwoordig nog; een nieuw bewys dat Terranuova op de plaats van het oude Gela ftaat. -— Deze aloude Stad wierd, zo als boven reeds gemeld is, in de alleroudfte tyden door twee Volkplantingen gefticht, die van de cilande Greta en Rhodus kwamen, en zich zamen vereenigden, om aan eene plaats tewoonen. Deze Stad was ryk en zeer vermogend: waarvan men nog de bewyzen vind in de menigte van zilvere penningen , die in den omtrek van Alicata en Terranuova ontdekt zyn, en waarop de Siciliaanfche Godheid, hebon, de gewoone zinneprent van den Ak- (*) AdXLlapidem, -— In Italië waren oudtyds op deftraatwegen Myl-wyzers van fteen, die op een afftand van duizend fchreden ftonden — en zo veel bevatte oudtyds eene Italiaanfche Myl. De Vertaaler. M 4  184 reis van girgenti Akkerbouw,—de grondflagvan den welvaard, van dit Land afgebeeld is. In de eerfte tyden wierden de inwooners van Gcla Gelooi genoemd; die naam ftaat op de penningen, en van daar dat vir gilius de omliggende landftreek Campi Geloi noemt. In laater tyd wierden ze Gelenfes genoemd ;deze naam komt by cicero voor. — Misfchien is de veronderftelling van d'o rville niet geheel ongegrond, dat zy dezen naam aangenomen hebben, naadat zy zich naar Phintia met de woon begeven hadden. Virgilius noemt Gela immanis Gcla, 't welk doorgaans de grootte en de uitgebreidheid der Stad aanduid. — Dan hoewel men niet ontkennen kan, dat Gela eene Stad van aanzien is geweest, zo is 'er echter by de oude Schryvers geen uitdrukkelyk getuigenis van voorhanden. Beter is het dien bynaam, welke virgilius deze Stad bylegt, van de Siciliaanfche Tirannen, Gelo, Thrafybulus enHiero te verklaaren, die alle drie uit Gela afkomstig waren , en zelve aldaar het opperbewind voerden; hoewel geen van alle den naam van Tiran in dien zin verdiende, waarin wy dit woord doorgaans opvatten (*) (f). De (*) d'Orville Sicula ad h. 1. en de aanmerkingen van Heyne, by Virg. Aen. III. 702. (f) 't Is hier dunkt me de plaats om den lezer te erinneren, dat het woord tiran by de ouden gebruikt wierd , in den algemeenen zin van Gebieder en Opperheer. Het hard denkbeeld, 't welk wy aan dit woord hechten, behoort hier geheel niet by. 't Is waar veele waren wreed en hard, maar andere beftierden hun land en hunne onderdaanen op de zachtfte wy ZC Voornamelyk w/erd deze benaming gebezigd van kleine Vor-  na s y r a c u s e. Iö5 De vermaarde Dichter, ^schylus kwam in» Gela ongelukkig om het leven, door een zeer byzonder toeval: een Arend, liet in zyn vlugt een fchilpad vallen, die juist op zyn hoofd nederviel. De Burgers van Gela bezorgden hem eene aanzienlyke begrafenis, en richten voor hem een gedenkteken op, met een opfchrift, het welk p lu tarc h u s heeft opgetekend, en in de fchriftcn van den Prins torremuzza gevonden word. 'Er zyn in Terranuova geene gedenkftukken der oudheid, dan alleen een pilaar , die omgevallen is. Ten tyde van d'orville ftond ze nog, maar ook toen dreigde zy reeds te vallen. Algemeen houd men dezelve voor een overblyfzel van een Tempel van apollo, die in Gela zou geftaan hebben. Fazellus heeft 'er nog meer overblyfzels van gezien: dan men heeft ze van tyd tot tyd weggenomen, om ze by andere gebouwen te gebruiken. In deze Stad word een fterke handel gedreven met haver, als ook met Potasch en Boomwol, die hier in dezen omtrek in overvloed valt. Zy bevat tienduizend inwooners,en is zeer ryk:men kan dit genoegzaam afleiden uit de inkomften, die de Hertog van Monteleone, de tegenwoordige Heer van dezelve, zo van de Stad als van derzei ver grondgebied trekt, en die op veertig duizend Ryksdaalders gefchat worden. — Ongaarn ziet de regeering zulke auuzienlyke inkomften in handen van één perfoon. Uit dien hoofde heeft men een oud diploma van Koning martinus opgezocht, waarin de- Vorften, en byzonder van zodanigen, die in vrye gemeene* besten de Opperheerfchappy zich aangematigd en door overmacht en geweld verkregen hadden. De Vertaaltr. M 5  i86* REIS VAN GIRGENTI deze Stad onder de Koninglyke Domeinen betrokken word, met die uitdrukkelyke verklaaring, dat dezelve nooit, onder welk voorwendzei ook, verpand óf yerkocht mag worden. Dit laatfte is echter gefchied, en wel voor den geringen prys van dertien honderd oneen, waarby de Koning aan zich 'het recht behield, om dezelve weder te kunnen inlosfen. In laater tyden heeft de Regeering de rechten van de Vryheeren van tyd tot tyd verminderd, en tegenwoordig word 'er fterk opgewerkt, om deze Stad.geheel meester te Worden; waarnaar de inwooners en byzonder de Adelyke perfoonen zeer verlangen, dewyl zy het voor zich te laag rekenen, om de Onderdaanen van een' anderen Edelman te zyn. — Van hier word een fterke handel met Malta gedreven; men kan van hier fpoedig op dit eiland komen. Dit deed my het befluit neemen om ook die reis te doen, waartoe ik reeds een vaartuigd gehuurd had, tóen de Sirocco wind my volftrekt belette om myn oogmerk; te bereiken; waarom ik mynereizete land voortzette, in hoop van te Syracufe gelegenheid te zullen vinden. Dan ook hier vond ik hetzelve belctzcl, waarom ik geheel van myn oogmerk moest afzien. —i Op myne reize van Selinus na Terranuava, was ik meestal langs de Kust getrokken. Nu kreeg ik het genoegen van eens landwaards in te trekken, en myne reize voorttezetten door eene zeer aangenaameValley; by deze gelegenheid pasfeerde ik de Stad Biscari, eene kleine plaats voorzien met den tytel van een Vorftendom. In deze landftreek lag oudtyds de vermaarde Stad Camarina, waarvan thans niet meer te zien  NA S Y R A C U S E, l8y zien is, dan een ftuk van den Muur tot de Kapel van den Tempel behorende. | Deze Stad was gelegen aan de rivier Hipparis, die tegenwoordig, zo als ook een Dorp in de nabuurfchap, Camarana genoemd word. Oudtyds wierd zy Hyperia genoemd, (zo als Euftathius ons bericht in zyne verklaring van het zesde Boek der Odysfee,)cn wierd bewoond door de Phaïa- > ciers , die naderhand door de Cyclopen verdreven wierden, en hunne woningen op het eiland Scheria opflocgen, welk eiland in laater tyden Corcyra genoemd werd. Langen tyd daarnaa wierd die plaats weder bevolkt door eene van de eerfte Volkplantingen der Syracufers; dit gebeurde honderd en dertig Jaaren naa de ftichting van Syracufe, en zes honderd Jaaren voor Christus geboorte. Dit was echter niet lang van duur; al ras kwamen 'er onccnigheden tusfchen Syracufe en deze nieuwe Volkplanting; doordien de laatfte al ras in vermogen en aanzien toenemende, zich van de heerfchappy, die de eerstgemelde over haar behouden had, wilde ontdoen, en haarde gehoorzaamheid opzeide , waardoor de burgers van Syracufe genoodzaakt wierden, tegen haare eige Volkplanting optetrekken, die zy dan ook, naa dezelve tc hebben overwonnen, geheel en al verwoesten , flechts zestien Jaaren naa dat zy dezelve gefticht hadden (*). •— Naderhand wierd deze Stad op nieuw bevolkt door de inwooners van Gela; dan 't fcheen bykans als of de Geest van Oproer zich hier gevestigd had.—. Ook deze Volkplanting weigerde gehoorzaamheid aan Gela, waarom de toenmalige opperheer van die (*) Dit is ontleend uit Marcianus Heracleota. —<  t88 reis van girgenti die Stad,gelo, die ook naderhand het bewind over Syracufe in handen kreeg, haar op nieuw overwon en de inwooners verdreef, zendende andere in derzelver plaats. — Spoedig moet het hierop in macht en aanzien zyn toegenomen: want reeds kort daarnaa,by gelegenheid, dat een van de burgers dier Stad in de Olympifche fpelen den prys behaald had,noemt pindarus haar eene groote en uitgebreide Stad, de voedfter van veele inwooners (*). In de punifche Oorlogen was Camarina op de zyde der Karthaginenfen, waarop zy van de Romeinen overwonnen wierd, die ze met andere inwooners bevolkten. Hier houden de berichten van deze Stad op; zy heeft hetzelve lot ondergaan, als alle andere groote Steden, die voormaals op deze Kust gevonden wierden. Misfchien is 'er geen plaats in Europu, waar men op eene meer zigtbaare wyze kan overtuigd worden van de ydelheid van al liet ondermaanfche, dan juist in deze landftreek, waar men van tyd tot tyd nog de overblyfzelen van die oudtyds zo magtige Steden en de plaats waar zy gcftaan hebben, kan ontdekken. Niet verre van Camarina is een Meir, waarvan ook de ouden gewag maaken. De rivier Hipparis loopt door hetzelve , waardoor de aloude bewooners dier Stad gelegenheid hadden, om op eene gemakkclyke wyze de Boomen van de bergen na de Stad te brengen. Dan in den zomer waren de uitwazemingen van hetzelve zeer ongezond,evengelyk die van de moeras by Selinus. ■— Uit dien hoofde vroegen de inwooners by een nabuurig Orakel om raad, of het niet goed ware, dit Meir uittedroogen. — Dan het antwoord was (*) Pïndnr. 01. V.  NA SYRACUSE. 189. was kort en bondig „ laat dit Meir zo als het is." Met dat al gingen de inwooners voort met hun eens gemaakt ontwerp, en droogden dit Meir uit; — ende uitkomst bewees, dat het Orakel toevallig de waarheid gefproken had; want juist van dezen kant kwam de Vyand, die de Stad verwoeste. Offchoon nu de Zee uitgedroogd is , ziet men 'er echter nog eenige blyken van, dat 'er oudtyds zodanig een Meir geweest is. •—■ In den omtrek van Camarina zyn ook veele begraaf, plaatfen, waarin men in laater tyd veele griekfche vaazen en busfen met fraaije tekeningen als ook meer ander aardewerk van belang ontdekt heeft. De overleden Prins biscari, wiens grondgebied hier is, fpaarde noch moeiten, noch kosten om deze fchatten uit de aarde optedelven, waartoe hyzich byzondervan de Kapucynen, wier luiheid en werkeloosheid hem verveelde, bediende. De fraaifte Vaazen, die men in Camarina gevonden heeft, zyn geplaatst onder zyne verzameling van Oudheden te Catania, waarvan ik naderhand nog bericht zal geeven. (*) — Van (*) By de befchryving van de reis van .eneas, door de Middelandfche Zee, noemt virgilius alle door ons be. fchreven plaatfen op. De geheele plaats uit dien Dichter luid dus: Hinc altas cautes projeftaque faxa Pachyni Radimus, & fatis nunquam concesfa moveri. Apparet Camerina proeul, campique geloi, Immanisque Gela, fluvii cognomine difla. Arduus inde Acragas oftentat maxima longe Moen'n, magnanimum quondam generator equonim. T9-  J0,O REIS VAN GIRGENTI' Van Biscari kwam ik te Chiaramónte, eene Stad in dë Graaffchap Modica, liggende op een' hoogen berg, van waar men de geheele Kust, op welke Ca- ïherina, Gela en Phintia liggen, kan overzien. ■ De berg Eknomos, aan wiens voet de Stad Alicata gebouwd is, beperkt dit gezicht. — Den volgenden dag had ik de fchoonfte gelegenheid om de wegen door de gebergtens in Sicilië te leeren kennen : ik moest over een lang, fteil en onbebouwd gebergte trekken, 't welk eer eene woonplaats voor geftorvene, als voor levendige fcheen te zyn. De wegen waren fmal fchuins aflopend, moeilyk en tevens zeer gevaarlyk. In de laagte zag men nu en dan een boom of een huis; en in de Valleijen liepen ongeregelde, door de natuur gevormde, beeken, die het water, 't welk van de bergen met geweld neerftroomde, op naamen. — Tusfchen deze bergen in liggen twee niet onaanzienlyke Steden, Modica en Ragufa. De eene zag ik van verre; dan haare ligging op een fteile kaale Rots kon my niet bekooren, om myne reis door die Stad te neemen, vooral daar myn Muilczeldryver hier woonde, en ik niet zonder rede vreesde, daardoor nog langer te zullen worden opgehouden. Eindelyk kwam ik, naa een halve dag reizens , te Noto, de hoofdftad van de Provincie Val di Noto, eene kleine maar fraaije Stad op eene aangenaame hoogte gelegen, hebbende een bekoorlyk gezicht over de vrucht- baa- Teque dadis linquo ventis, palmofa Selinus, Ët vada dura lego faxis lilybeïa caecis. —. HincDrepani me portus & iltoabilis ora Adcipit. ....  na syracuse. ïgt baare Akkers, en over de naby gelegen Kaap Pas-' faro by de Ouden Pachynum genoemd. — Van het aloude Neetum zyn bykans geene overblyfzelcn voorhanden. Het was op eene fteile Rots, agt italiaanfche mylen van Noto, gelegen; waarfchynlyk wierd het van de Siciliaanen gebouwd, toen de Grieken, wel is waar nóg niet geheel, maar echter ten deele reeds, Sicilië te onder gebragt hadden; altans zy waren reeds in het bezit van Syracufe, en hadden de inwooners landwaards in gedreven, zo dat zy meester van de Kust waren. Koning ducetius was hier geboren, men wil, dat hy de Stad nader aan Noto verplaatst hebbe. Niet ver van deze Stad lagen de overblyfzels eener andere, die niet zeer vermaard was, Elorum genaamd; hier zag men nog ten tyde van cluverius de overblyfzels van eene Schouwburg', van een Vyver (waarvan plinius gewag maakt (*)) en van de Stadsmuur. Tegenwoordig vind men 'er niets meer dan hier of daar verftrooide ftukken. Noch het eene, noch het ander' was merkwaardig genoeg om 'er mynen tyd mede zoek te brengen, en daarenboven verlangde ik te zeer na het vermaarde Syracufe, dan dat ik hier met eenig nut of genoegen een of twee dagen myn verblyf zou hebben kunnen houden. In Noto kreeg ik kennis aan den Baron Asfuto, een man door geheel Sicilië vermaard door zyne kunde en bedrevenheid in de oudheden: hy heeft eene fchoone verzameling' van Penningen en Medailjes. Ik verkreeg niet alleen geredelyk van hem den vryen toegang tot dit Kabinet, maar (*) Plinius heb XXXII. Cap. 2.  f9* reis van girgenti maar hy gaf my daarenboven zeer veele penningen j die hy dubbel bezat, ter vermeerdering van myne kleine verzameling. Ik kan niet naauwkeurig bepaalen, hoe groot zyne verzameling is: dit weet ik, ze ïs bykans volledig, en, behalven die door den Prins torremuzza uitgegeven zyn, en waaronder zommige alleen by hem gevonden worden, heeft hy nog zeer veele onbekende, waarvan Hy ten oogmerk heeft in de bovengenoemde Opufculi di autori Skitiani, eene fcefchryving te geeven. Wanneer men zodanig eene volledige verzameling van oude Siciliaanfche penningen ziet, dan verkrygt men eerst een regt denkbeeld van den rykdom en de befchaving die in dit Land plaats had, toen de vrye griekfche gemeenebesten het onder zich verdeeld hadden. Menigvuldig zyn de verfchillende zoorten van penningen, die elke Stad had, zelf de kleinfte niet uitgezonderd; en de trapsgewyze opklimmende verfcheidenheid van deze penningen, zo wel van de gouden als van de zilveren, bewyst, dat ze in grooten overvloed voorhanden waren. —. Men kan ze gemakkelyk van elkander onderfcheiden. De oudfte penningen zyn duidelyk te kennen aan de egyptifche of hetrurifche form van letters en tekening. 'Er zyn verfcheiden Penningen van Segefta, Mesfina en Syracufe, waarde woorden, even gelyk in het Oosten, van de rechter naar de linkerhand ftaan, en zo wel de gedaante der letters, als de fpelling van de latere gewoonte afwykt. Voorts befpeurt men , hoe de konst van tyd tot tyd meer en meer verbeterd en verfynd is, tot dat ze eindelyk tot zulk een toppunt van volmaaktheid ftygt, 't welk ze naauwlyksten tyde van alexander den grooten be-  na 5 y r a c u s e. io3 bereikte; althans voor zo verre defraaiftegriekfehepenningen van dien tyd hiervan tot proeven kunnen dienen. De fraaiften zyn de Tetradrachmen van Agrigentum, Syracufe enCatania.In 't gemeen munten deSiciliaanfehe en vervolgens die van het benedenst gedeelte van Italië boven alle andere griekfche penningen uit; wanneer men de tekening en het gravcerfcl van dezelve met een oplettend oog befchouwd heeft,vindt men een groot onderfcheid tusfchen deze en de romeinfche penningen van laater dagen, zelf toen deze konst te Rome in den grootften bloei was, van den tyd van a u g u s t u s tot op dien van a n t o n i n u s. Nog in een ander opzicht zyn de Siciliaanfche penningen merkwaardig; zy wyzen namelyk de overeenkomst aan, die 'er plaats heeft tusfchen de nationaale gelaatstrekken der aloude en der hedendaagfche Siciliaanen. In Syracufe zo wel,als op den berg Mtm, heb ik meisjes gezien, die zeer veel overeenkomst hadden in haar gelaat met de fraaifte afbeeldzels op de penningen. Men ziet hieruit den verbazenden invloed van de Natuur en de Luchtilreek op eene natie,zo onderfcheiden van die, welke voor vyf en twintig honderd Jaaren dit Land bewoonde, dewyl Norman en Saraceen, Duitfcher en Spanjaard zich met den Griek heeft vermengd, en het uit dien hoofde een geheel ander Volk geworden is. Aan de andere zyde is het aanmerkelyk, dat onder eene ruwere Luchtftrcek de nationaale gelaatstrekken en Lichaamsgeftalte verandert, zonder dat vreemde volken zich met dit Volk vermengen. In onze dagen is het blonde hak? en de blaauwe oogen geen onderfebeidend kenmerk van den Duitfcher en den Norman , gelyk ten tyde van cesar en Xacixus; maar- JL peel. N wdk  194 beis van girgenti welk eene verandering heeft Duitsland en het Noorden, zo wel ten opzichte van de Luchtftreek als ten opzichte van den Aanbouw van het land en de befchaaviug van de ingezetenen in de laatfte agtien honderd Jaaren ondergaan , daar integendeel in Sicilië alles op denzelven voet gebleven is. — Behalven de voornoemde fchoone verzameling van Siciliaanfche en andere griekfche en romeinfche penningen , bezit de Baron astuto eene niet onaanzienlyke verzameling van Sarcophaagen , kleine en groote ftandbeelden , en inferipticn. De eerstgenoemde komen echter, als werken der konst weinig in aanmerking. Daarenboven heeft hy het grootst gedeelte derzelve in Italië en vooral in Rome verzameld, zo dat ze niet onder de Siciliaanfche oudheden kunnen geteld worden. Eenige opfchriften heeft de Prins torremuzza in zyne verzameling overgenomen. — Des middags zette ik myne reis voord van Noto na Syracufe, welke Stad ik nog dien avond meende te bereiken. Dan naauwlyks waren wy Avola voorby, of een vreeslyk onweder noodzaakte ons , om na deze kleine plaats te rug te keeren. Ons verblyf alhier, hoewel van geen langen duur , was echter zeer onaangenaam, te meer doordien wy het aanbod van den Baron astuto, om den geheelen dag by hem ons verblyf te houden, afgeflagen hadden, alleen om te fpoediger te Syracufe te komen. Een vervcelende avond en eene ongeruste nacht was ons loon. Het weer verhinderde ons om uittegaan: wy ontmoeten dus niemand in de Stad, dan een Raadsheer die met eene verdrietige en ontevrede houding ons eene verblyfplaats aanwees in eene eenzaame woning, 1 r waar-  ka s v r a c u s e. jqj waarin wy niet zonder vrees van door de Roovers te zullen worden overvallen , den nacht doorbragtea. Eindelyk brak de dag aan, en den twaalfden van de Wintermaand maakten wy ons reeds vroegtydig op weg na Syracufe. Op onze reis zagen wy van verre de met fneeuw bedekte kruin van den iEtna, terwyl hy zicri even boven den gezigt einder verhief. Eindelyk kwamen wy binnenliet Stadsgebied,wy lieten Olympiuni ter zyde liggen, gingen over de rivier Anapus, en door Acf adina langs den Oever van de haven kwamen wy op het eiland Ortygia, 'twelk het tegenwoordig Syracufe in zich bevat. — N 2, SY.  io6 SYRACUSE. Onder de aloude en vermaarde Steden van Griekenland is 'er geene, die Syracufe eenigzins kan evenaaren, dan Athene: trouwens men kan zich geen gering denkbeeld vormen van een gemeenebest, het welk over half Sicilië heerfchappy voerde, — den zcgepralenden voortgang der Karthaginenfen op dit eiland ftuitte, aan Athene, in een tydftip, toen geheel Griekenland met fchrik en vreeze voor die Stad vervuld was,het hoofd bood,twee aanzienlyke Vlooten van dit gemeenebest vernielde en twee heirlegers volkomen verfloeg. — Rome alleen vermogt het haar te overwinnen ; en offchoon de overwinnaar van hannibal, de groote marcellus de opperbevelhebber der Romeinen was, zou het hun echter mislukt zyn, indien niet binnenlandfche onlusten en oneenigheden, die de oorzaaken van dien Oorlog waren, dien Veldheer aanleiding gegeven hadden, om met eenige burgers in onderhandeling te treeden, zo dat deze hem gelegenheid gaven, om zich eerst van een gedeelte van de Stad meester maaken. Niet minder was Syracufe de Zetel van waare Geleerdheid, de Voedfter van Konden en Wetenfchappen , waartoe haar groot vermogen, haar uitgebreide Koophandel, haare verbintcnisfen met de aanzienlykfte Gemeenebesten van Griekenland, het langduurig genot van " j Vre-  SYRACUSE. Ï97 Vrede, en de Regeering van braave en verftandige Vorften , als gelo en hiero eene fchoone aanleiding gaven. Men telde Syracufe onder de Griekfche Steden , gelyk de overige Steden in Sicilië en Groot-Grieken-i land, die door Griekfche Volkplantingen aangelegd waren. Hierom kon hiero mede opgenomen worden onder het getal der gecnen, die in de Olympifche fpelen om de overwinning kampten , waartoe geen vreemdeling toegelaten wierd. Ook namen veele edele en aanzienlyke Grieken herwaards de wyk, om den haat en de vervolgingen hunner medeburgers te ontwyken. — Dikwerf dreef de nieuwsgierigheid veele herwaards. Wilde ik hier alle die mannen optellen v welke deze Stad heeft opgeleverd, ik zou te omflagtig worden: dan wie betreurt niet het verlies van de fchriften van den vermaarden p 11 ieistus , den tydgenoot van plat o en xenophon? Wie kent niet de fchoone Idyllen van tiieokritus, waarin de natuurlyke toeftand van Sicilië zo fchoon en zo getrouw tevens gefchilderd word , dat men nog ten huidigen dage, en dus twee duizend Jaaren naa den dood van dien dichter dezelve toneelen ontdekt, zo als ze door hem wierden afgemaald. Syracufe bragt den vermaarden archimedes voort, een man die in de werktuigkunde zulke groote vorderingen, en zo veele nieuwe ontdekkingen maakte, als ooit iemand onder de Ouden. — 't Was Syracufe waar een ILATO, die hier dikwils kwam, een weeldrig en bedorven hof met eerbied voor zyn perfoon wist te vervullen;waar iimoleon, naa dat hy den dwingeland van den Troon gebonsd had, te midden onder N S zy,  iq3 s y r a c u s e, zyne vrye medeburgers als burger leefde, zonder eenige heerfchappy, hoe ligt verkrygbaar voor hem, zich aantematigen. De deugden van hiero, zyne Gastvryheid en zucht voor de wetenfehappen , izyn overvloedig bekend uit de Olympifche Hymnen, van pindarus, en uit de Gefchiedfchryvers, die de gouden Eeuw, welke Syracufe onder zyn bellier beleefde j hebben te boek gefield. — Men kan uit de fraaife gedenkpenningen, die dagelyks gevonden worden,en uit de overblyfzels van den luister en de pracht van het aloude Syracufe zeer wel opmaak en, tot welk eene aanzienlyke hoogte de konden alhier geflegcn zyn, toen deze Stad haaren grootften bloei bereikte. Alhoewel marcellus by het innecmen den onbefuisden Soldaat, verwoed door den langduurigen tegenftand, niet geheel van het plunderen konterug houden,voor al by die gene, welke het met de vyanden der Romeinen gehouden hadden, zo wierd echter de Stad en Tempel bewaard. — Uit de redevoering van cicero tegen verres blykt, hoe veel pracht en rykdom 'er nog voorhanden was in Syracufe eenige honderd Jaaren, nadat zy haare Vryheid verloren had. Een groot gedeelte echter van de oude Stad was toen reeds woest en ledig 5 en de onlusten en oneenigheden in laater dagen, de invallen der Barbaaren, de verwoestingen der Saraceenen, wier naween Sicilië thans nog gevoelt, zyn t'zaamgenomen de oorzaak en van den tegenwoordigen vervallen en verminderden toefland dezer Stad: — Ja men moet 'er zich zelf meer over verwonderen , hoe 'er nog zo. veele overblyfzels dier aloude grootheid en heerlykheid,naazo veele rampfpoedige ontmoetingen voor-  SYR.ACUSE. 199 voorhanden zyn, dan dat men 'er zich over zou behoeven te verwonderen,indien deze Stad hetzelfde lot getroffen had als Selinus, Gela, Kamerina en andere groote en vermaarde Steden van Griekenland, die alle geheel t'onder zyn. — De oudfte verhaalen van Syracufe zyn fabelachtig en onzeker. Men wil dat eene Volkplanting uit Aerolie zich 't allereerst met der woon herwaards begeven heeft, dat deze van de oude inwooners van Sicilië verdreven wierden, maar dat ook deze weder genoodzaakt wierden door de griekfche Volkplantingen, om landwaards integaan, en in het gebergte hun verblyf te zoeken. Dit is altoos het lot geweest van wilde natiën, wanneer zy oorlogen moesten tegen vreemde Volkplantingen, die ze doorgaans eerst als Vrienden opgenomen hadden, maar waaromtrend van achteren bleek,dat zy hunne vyanden en onderdrukkers hadden ingehaald. Hetzelve lot trof den inwoneren van beneden Italië, de Brutiers, en de Lukaniers; zy moesten de wyk neemen in het Apennynsch gebergte, nadat de Tarentyncn , Crotonianen, Metapontiers en andere aanzienlyke griekfche Volkplantingen in hun midden hunne woningen hadden opgeflagen,.en pogingen in 't werk fielden om hen af hankelyk te maaken. Op dezelve wyze weeken veele Indiaanen, die de wreede handen der Spanjaarden ontkwamen, in de bosfchen en gebergtens, en vonden hier eene veilige fchuilplaats, alwaar zy , hoewel armoedig , echter vry en gelukkig leeven, terwyl ze hunne onafhankelykheid weeten te handhaven en te verdedigen , in weerwil van de grootfpraak der Spanjaarden, alsof N 4 zy  20O SY-RACUSE* zy meester waren van alle die Landfchappen waarvanhun Monarch den eernaam draagt. Niet onwaarfchynlyk is het, dat een, tot nog toe bykans geheel onbekend, gedenkftuk in de zogenoemde Valk d'Ifpca, niet verre van Modica , zes of agt mylen van Syracufe, een overblyfzel van deze aloude inwooners van Sicilië is, eer zy door de verkecring met de Grieken tot dien trap van befchaving waren gëftegen. — Deze menfchen koozen dit woest en ontoeganklyk dal, 't welk eene lengte van omtrcnd agt italiaanfche mylen heeft, tot eene woonplaats uit, en groeven hunne woningen in de rotfen aan weerskanten van het dal. Deze woningen duiden genoegzaam aan den gcringen trap van befchaafdheid, dien men beklommen had. Nog tegenwoordig ontdekt men 'er woningen, die in tien of twaalf verdiepingen in de Rotfen uitgehouwen waren, en of tot verblyfplaatfen voor levendige, of tot begraafplaatfen voor de Lykcn dienden ; uit dien hoofde vind men in zommige nog Sarcophaagen, waarin men verfteende beenderen en Vaazen van zeer grove flof vind. De vertrekken zyn op de eene of andere wyze met elkander ver» eenigd; men vind 'er deuren in, waardoor men van de eene kamer in de andere kan gaan, ook trappen, om in de bovenfte vertrekken te komen, of een fchuin voetpad in de Rots uitgehouwen, 't welk van de eene verdieping na de andere loopt. Zommige buitenmuuren of gevels van deze woningen, vooral die aan den Zuidkant liggen, en voor de Zon het meest bloot ftaan, zyn ingevallen, zo dat men de kamers van binnen kan zien. De meeste vertrekken zyn vierkant,  S y r a c u s e, 20i agtien voeten lang, zes breed,en zes hoog: men vind 'er nog overblyfzels van kribben en ringen, waarvan men ten diende van het Vee gebruikt maakte, ook van venfters en banken , die men in de plaats van eene' legerdcde gebruikte. Aan den Muur vond men ins-' gelyks ringen om het huisraad optehangen. In deze vertrekken, waar men zich zelve niet het minde zweem van vorderingen inde fraaije konden kan ontdekken, vind men nog overblyfzels van griekfche Vaazen van buitengewoone fynheid; waarlyk een groot contrast! Veele van deze holen worden tegenwoordig nog bewoond door Landlieden, welke diezelfde ruwheid in hun voorkomen vertoonen, die naar alle waarfclrynlykhcid by de eerde bewooners zal hebben plaats gehad. De aanzienlykde en grootde van deze in de Rotfen uitgehouwen woningen houd men die voor van den Vorst Het dal, waarin deze merkwaardige woonplaatfen gevonden worden, is groot en ruim genoeg,om een talryk Volk te kunnen huisvesten. Hier leefde dit Volk vry en veilig, zonder dat het behoefde te vreezen voor overweldiging. — Behalven dat de toegang tot het dal door de natuur zelve moeilyk gemaakt is, zo kan men daarenboven onmogelyk die woonplaatfen zonder Ladders beklimmen ■— en al waren ze voorhanden, zouden echter de inwooners aan den Vyand den ingang zeer wel kunnen betwisten. De eerde die van deze aloude gedenkdukken van een geheel onbekend volk gewaagt, is de Prins biscari te Catania:hy heeft 'er eene befchryving van , gegeven in zyn werk, genoemd Vïaggio per tutte le antichita della Sicilia. Napoli 1781. Geen reiziger heeft N 5 de-  aoa syracuse. dezelve misfchien te vooren gezien, omdat de wegen dcrwaards, vooral in den winter zeer flegt en gevaarlyk, en deze holen boven dien te zeer afgelegen zyn: — van daar dat 'er geene vroegere befcbryving van voorhanden is. Naderhand echter is 'er nog ééne befchryving van uitgekomen, in de Voyagc piuoresque de Naples et de la Skile ; waarby ook eenige afbeeldingen van deze holen gevoegd zyn. — Ik heb van liet zo wel als van het ander gebruik gemaakt, met byvoeging van het geene ik door mondelyke berichten ontwaar wierd. Indien deze holen de woonplaatfen der Sicanen geweest zyn, dan is dit waarfchynlyk geweest langen tyd voor dat dit volk Syracufe innam, misfchien ten tyde, toen de Leftrigonen, die oudtyds in den omtrek van Leontium woonden, hen noodzaakten,om de wyk landwaards inteneemcn. Het is toch niet waarfchynlyk, dat een volk, 't welk eens in Steden, gewoond heeft, naderhand weder zou belluiten weder te keeren tot de holen en rotfen.. — Naa dat de Sikelioten eenigen tyd, misfchien meer dan twee honderd Jaaren ; in 't bezit van Syracufe geweest waren, kwam 'er omtrend zeven honderd en negen .Jaaren voor de geboorte van Christus, onder het bevel van Archias eene Corinthifehe Volkplanting'op Sicilië, maakte zich meester van Syracufe, en dreef 'er de aloude bezitters uit. Langs dezen weg wierden de Grieken weder meester van dit gedeelte van Sicilië, en van hier af moet men de eigenlyke flichting van Syracufe rekenen. ■— By deze gelegenheid kwamen 'er veele van de oudtyds in de Griekfche Jaar-  SYRACUSE. 203 Jaarboeken zo vermaarde Heracliden (*) op Sicilië, en deze pcloponefifche afkomst der Syracufaanen was oorzaak van die verbintenis, die 'er tusfchen dit Gemeenebest en dat van Sparta plaats greep, welke tevens ten gevolge had', dat deze Stad aan den tweden peloponefifchen Oorlog deel nam; waarin de Land en Zeemagt van Athene in de haven en onder de Muuren van Syracufe zulk eenen gevoeligen knak kreeg. De tegenwoordige Stad Syracufe beflaat de plaats van dat gedeelte der aloude Stad, 't welk het eerst bevolkt wierd. Naderhand noemden de Grieken het Ortygia, of volgens de dorifche Tongval Nqfos, het eiland; 't welk door een kleine dyk en brug, die eerst ten tyde van ka rel den vyf den afgebroken is, met het vasteland vereenigd was. Korten tyd daarnaa ftichte deze Corinthifche Volkplanting eenige gebouwen op het vaste Land, die, hoewel ze niet ver van elkander.afgelegen waren, echter in vier byzonderc kwartieren verdeeld wierden, van welke elk als ccne byzondere Stad wierd aangeiterkt; elk dcrzelve droeg een byzondere naam : — Acradina , Tyche (van den Tempel van fortuna welke het aanzienlykst cn merkwaardigst gebouw was in dit gedeelte der Stad) Epipolae, (beftaande in het hoogst gedeelte van de Stad,zynde met Vestingwerken voorzien) en Neapolis : welke twee laatstgenoemde ge-deelten eerst in laater tyd met Syracufe vereenigd zyn. Hier by komt dan nog'de Stad Olympium, in ï£&lji*Kii!" ■ ■'■•v.v.mito (*; Heracliden waren de nakomelingen van herkules, zy woonden in den Peloponefus. De Vertaaler.  2>o4 syracüse. de nabuurfchap van Syracufe gelegen, die dikwerf mede onder deze Stad, hoewel te onrecht betrokken word, want oudtyds telde men flechts vier kwartieren, het eiland, Acradina, Tyche, enNeapolis; en de kasteelen Labdalon en Euriëlus op de Rots Epipolae wierden als daarvan geheel afgezonderd befchouwd: van daar dat Syracufe oudtyds den naam droeg van Tëtrapolis. — Om alle deze onderfcheiden gedeelten, waaruit de geheele Stad beftond,was, voor zo verre ze op het vaste land gelegen waren, een muur getrokken, die van de twee havens, de groote en de kleine, tot op den hoogften top van Epipolae, de Euriëlus, liep, en honderd tagtig ftadien, of omtrend twee-en-twintig duizend vyf honderd fchreden in den omkring begreep. Daarenboven was elke Stad door eene Muur van de andere afgezonderd ; welke Muuren van tyd tot tyd by de uitbrei. ding der Stad opgericht waren. — Epipolae wierd het laatst van alle verfterkt; want in den Oorlog met de Athenienfen, was zy nog eene open plaats en dikwils het toneel van de hevigfte gevegten tusfchen de twee Legers. Dionysius de eerste voltooide dit werk in den tyd van twintig dagen , uit vreeze voor de Karthaginenfen; hy trok de Muur langs het Oever, zo dat daardoor tevens het Kasteel Labdalon, 't welk de Athenienfen op de hoogte van Tyche gebouwd hadden, befchermd wierd. In dit Kasteel 't welk in dien tyd zeer rterk was, wierden de fchatten van het gemeenebest bewaard. Toen marcellus hetzelve belegerde, bood het zeer lang tegeuftand: — hoewel het klein van omtrek was kon het echter zes duizend man bevatten. Dewyl men dusdoen-  syracuse. 205 doende de geheele Stad met een Muur omringd had, wierd de oude Muur, welke Tyche van Neapolis affcheidde, gedoopt. Maar Acradina behielt alle haare Muuren. — Zo ras men langs den te vooren gemelden dyk op Ortygia kwam, trof men terftond na den kant van Acradina een fterk Kasteel aan, het welk de kleine haven befchermde, en waaromtrend het algemeenc denkbeeld is, dat dit het paleis van de eerde Tirannen geweest zy, dat hier de begraafplaatfen waren van dionysius den eersten, en van nog andere. Dit alles heeft t i m o l e o n tot op den grond toe genoopt, toen hy den jongen dionysius had doen vluchten. Het eiland zelve lag tusfchen de groote en kleine haven. Men kan de grootte van de eerfte genoegzaam afleiden, uit dien merkwaardigen Zeeflag dien de Athenienfen en Syraoufaanen hier elkander leverden, waarin 'omtrend honderd en vyftig Galeijen met elkander in gevecht waren. Daar, waar dezelve het ruimst is, bedraagt de breedte een en een vierde myl: zy verdient dus te recht den naam, welken virgilius haar geeft, de Sicanifche Zeeboezem. By den ingang, op de uiterfte hoek, rcgt tegen over het eiland lag een ander Kasteel, Pkmmyrium genoemd , waardoor men vyandelyke Schepen den ingang in de haven volftrekt kon beletten, doordien de Mond van dezelve niet breed was. Ook hadden de Syracufaanen in den Athenienfifchen Oorlog den ingang door kleine Vaartuigen, die met ketenen aan elkander vastgemaakt waren, bezet, om dus de vyandelyke Galeijen, die in de haven lagen, intefluiten. — De kleine haven, die aan den anderen kant van het eiland gelegen is, diende tot een Scheeps-dok, waar de Sy-  üoö syracuse. Syracufaanfche Vloot lag en de Oorlogfcheepen ge* maakt en uitgerust wierden. De Bolwerken, die de haven beveiligden, waren met Marmer bedekt , ja men verhaalt, dat de fundamenten insgelyks van Marmer waren, waarvan men nog tegenwoordig by laag water de bewyzen zou kunnen ontdekken. Overal Honden ftandbeelden van Marmer, die mar cellus overliet, maar naderhand door verres toen hy Praetor in Sicilië was, weggenomen wierden. —- Deze haven is tegenwoordig van geen dienst, dan alleen voor kleine Schepen: en in de groote haven liet Keizer k arel de vyfde, uit vrees voor de Zeerovers, puin werpen, zo dat ook deze voor groote en zwaarbeladen Schepen te ondiep is. — De berichten van het getal der inwooners van het oude Syracufe zyn bykans ongelooflyk; men wil dat 'er in die Stad zo veele mcnfchen woonden, als tegenwoordig op Sicilië; en dit getal word op een en een halve millioen gefchat. — Al vermindert men deze fom tot op de helft, dan blyven hier nog.zo veel inwooners, als men in London en Parys telt.— Neemt men daarby in aanmerking de toenmalige tyden en gewoonten, en vergelykt die met de tegenwoordige, dan moet men zich van die Stad een nog veel verhevener denkbeeld vormen, als van de grootfte Steden van Europa: naardien elk bykans eigenaar was van eene 'het zy grootere of kleindere landhoeve, en het land doorgaans meer bewoond was, dan de Steden. Dit zy genoeg om den lezer een denkbeeld te geeven van de grootte en het vermogen van het aloude Syracufe. Thans heb ik nog ten oogmerk , om de sanzienlykfte overblyfzels der oudheid, die men tegen-  syracuse. £07 genwoordig nog in Syracufe vind, optegeeven, en by die gelegenheid uit de oude gefchiedenis aantehaalen, wat dienen kan om eenig licht over dezelve te verfpreiden, en dezelve belangryk te maaken. — De naauwkeurigfte tekeningen en gezichten zyn te vinden in de Vöyagc pittoresque du royaum de Napels et de Sicile en in Houels voyage pittoresqu» de la Sicile. De laatfte, een fransen Schilder hield meer dan zes maanden zyn verblyf te Syracufe, met oogmerk om alle gezichten en oude. overblyfzels opteneemen en aftetekenen , waarin hy door de kundigfte der inwooneren, die hem van alles onderrechten, geholpen wierd. Ik heb de afbeeldingen van Syracufe niet gezien; maar door de gezichten van andere Oorden van Sicilië, die ik met hetloorfpronkelyke vergeleken heb, ben ik in 't zekere overtuigd, dat hy de Natuur getrouw affchetst. — Ik zal een begin maaken met het eiland, 't welk tegenwoordig alleen bewoond word, zynde het overig gedeelte , 't geen oudtyds bewoond wierd thans woest en ledig. De twee voornaamfte Tempels waren aan diana en minerva toegewyd. Van beide zyn nog eenige overblyfzels voorhanden. Op zich zelf betekenen die van den Tempel van diana zeer weinig; *t zyn Hechts twee pilaaren, die in eene Muur .vastgemetfeld zyn; zy zyn alleen door hunne oudheid merkwaardig , dewyl dit waarfchynlyk het allcroudfte griekfche Gedenkftuk is, 't welk in Italië gevonden word. Zy zyn in den alleroudften dorifchen fmaak gebouwd , (gelyk alle de aloude griekfche overblyfzels in Italië, die beneden Napels en op Sicilië zyn;) maar ftaan zo digt byeen , dat de groote vierkante platten, die in de dorifche bouw - order de plaats  sos" syracu se. plaats der Kapiteelen bckleeden,tcgen elkander aan ftooten,'t geen men by geen ander gebouw in Italië vind, maar wel by het grootst gedeelte der Egyptifche Gebouwen , van waar de Grieken deze aloude dorifche bouw-order ontleend hebben. Ik heb te weinig van de Bouwkunde om deze twee pilaaren volgens de Regelen derzelve te kunnen befchryvcn; dit alleen kan ik 'er van zeggen, dat deze pilaaren voor het grootst gedeelte diep in den grond ftaan, zo dat ze Hechts vyf of zes ellen boven denzelven uitfteeken: 't welk veroorzaakt is door het geduurig verhoogcn van de Stad door de puin van vernielde gebouwen. — 't Zyn anders de twee grootfte pilaaren in Syracufe, ja misfchien in geheel Sicilië , want volgens het bericht van den Prins biscari zyn de Kapiteelen grooter dan die, welke men in den vermaarden Tempel van jupiter oeympius te Agrigentum vind. Het ftandbeeld der Godin, 't welk waarfchynlyk in dezen Tempel ftond, moet oudtyds zeer vermaard geweest zyn : een oud Scholiast maakt 'er gewag van by de twede pythifche Hymne van pindarus. Men hielt de Godin diana voor de befchermfter van Ortygia; ook wil men dat zy door middel van eene Godfpraak dien naam aan dezelve hebben gegecven : waarom ook pindarus in de aangehaalde plaats haar noemt de zetel van de Godin diana. —i Om deze zaak optecieren, verhaalde men dat de Godin by gelegenheid van een hevig oproer zelve verfcheenen zy, om hetzelve te doen bedaaren; het welk haar gelukt zynde,deri Syracufaneren het befluit deed neemen, om uit dankerkentenis voor die weldaad een feest van drie dagen in de Maand April te ftichten, °P  syracuse. 209 op welk feest, de Landlieden hunne gaven bragten, en ter Eere dezer Godin Lofliederen zongen. Men wil dat dit feest aanleiding gegeven hebbe, tot de herderszangen, die naderhand meer en meer in den fmaak vielen, en waarin zo wel Grieken als Romeinen hebben uitgemunt. Van dit feest bediende marcellus zich om de Stad inteneemen; hy taste dezelve in den nacht aan, toen bykans alle inwooners vermoeid of dronken ter neder lagen, en weinig acht gaven op den vyand. «— Zie daar de gefchicdkundige berichten van dezen Tempel. Bonnanni verhaalt in zyne Antica Siracufa illuftrata, dat 'er te dier tyd nog eene Zymuur Van dezen Tempel ftond, die van hardfteen opgetrokken was , waarop eene Arabifche infiriptie ftond, waaruit hy dan verder wil bewyzen dat de Tempel nog ten tyde der Saraceenen in wezen was. Dan misfchien, bedoelde hy een geheel ander gebouw, naardien hy ;van niet meer dan één Pilaar, die te dien tyd (in het Jaar 1614.) nog ftond, maar tevens afgebroken wierd, fpreekt. Men heeft meer Pilaaren gevonden , toen men de barakken voor de Spaanfehe Soldaaten bouwde. — Misfchien heeft bonanni geene kondfchap gehad van die Pilaaren, welke ik gezien heb, te meer dewyl ze zeer afgelegen en in kleine huisjes als 't ware verborgen zyn; 't kan ook zyn,dat de Tempel, waarvan hy de overblyfzels vond, een Tempel van juno geweest is, aan welke Godin op dit eiland ook een Tempel toegewyd was. — 't Zyn Hechts deze en geene omftandigheden, waaruit de oudheidkundige het waarfchynlyk befluit opmaakt, II. deel. O dat  bio syracuse. dat die Tempel, wiens overblyfzels men thans nog ziet, de Tempel van diana was. — Nog meer vermaard dan deze was de Tempel van Minerva, waarvan nog aanzienlyke overblyfzels Voorhanden zyn. In de twaalfde Eeuw heeft de Aartsbisfchop van Syracufe dezen Tempel in eene Kathedrale Kerk veranderd. — De veelvuldige penningen, op welke het hoofd van minerva afgebeeld is, gelyk ook de berichten van dezen Tempel, ftrekken ten overvloede tot bewys, dat m i n e r v a eene der voornaamfte Godheden van Syracufe was. Deze penningen, waarop aan de eene zyde het hoofd van minerva en aan de andere zyde een vliegende Pegafus ftaat, hebben veel overeenkomst met die van Corinthen, die op dezelfde wyze geflagen zyn, zo dat ze niet dan door eenige geringe kenmerken van elkander te onderfcheiden zyn. Hierdoor word het niet onwaarfchynlyk, dat de Eerdienst van deze Godin reeds door de eerfte Corinthifche Volkplanting op Sicilië gevestigd is. Uit de zesde Redevoering van cicero tegen verres, blykt dat deze Tempel, zo al niet in den beginne, echter naderhand in een zeer groot aanzien ftond, en van veelen bezocht wierd. — Deze Tempel is naar de dorifche orde gebouwd, en heeft veel overeenkomst met de Tempels te Agrigentum en Paeftum. Hy had vier-en-dertig Pilaaren; zes van deze vormden de Facade. Men heeft van binnen de nodige veranderingen om den Roomfchen Eerdienst te kunnen uitoefenen, en ten dien einde van den Muur der Kapel Pilaaren vervaardigd, integendeel de turfchenruimten tusfchen den buitenfte Pilaaren, die het  •syracuse; 21 j tiet geheele vierkant van den Tempel omringden, met Muuren aangevuld ;' dit vond oudtyds geen plaats, 'er liep altoos eene rey Pilaaren rondom de Muur van de Kapel. De platte grond van den Tempel, kan men vinden in het nuttige Werk van d o n vi n c e n z o mirabeela ed aeagona genoemd delle antieke Siracufe. — In dit Werk zyn alle berichten van het aloude Syracufe voor het meerendeel, met zeer veel naauwkeurigheid en geleerdheid byeengezameld; en met de overblyfzels zelve, die 'er ten tyde van den Schryvcr (hy leefde in het begin van de vorige Eeuw) nog voorhanden waren , vergeleken. — Men vind de platte Grond ook in de Sicula van d'o rviele. Zy die de overblyfzels van Paeftum,- Segefta, en Agrigentum gezien hebben, kunnen zich zeer wel een geregeld denkbeeld van den alouden toeftand van dezen Tempel vormen, dewyl dezelve in dienzelfden fmaak gebouwd is als de overige Griekfche Tempels. Miraeella heeft aangemerkt, dat dit gebouw juist naar de hemelsflreeken aangelegd is, zo dat de lengte van het Oosten na het Westen loopt; Dit vind men doorgaans by de oude Griekfche Tempels; en ook by de groote Pyramiden by Memphis(*). In het Jaar noo, viel een gedeelte van het gewelf van (*) Muabïlla geeft de grootte van den Tempel volgens de Italiaanfche maat dus op. Hy is zeventien kannen lang, tien kannen en zeven en eene halve palm breed; de Pilaaren by den ingang zyn een en dertig palmen hoog, de Kapiteelen zyn vier, en het voetftuk twee palmen. De diameter van de pilaar is zeven en een halve palm — zy zyn voorzien van twintig groeven, de Pilaaren ftaan agt en een agtft* palm van elkander. — O 2  fljfc SYRACUSE. van de Kapel in: van het overige zegt men dat het vernield wierd door eene Aardbeving in den Jaare 1542, die zo geweldig was , dat eenige Pilaaren neêr vielen. —— Een gedeelte van het voetftuk waarop de Tempel ftond, is onder den grond, die zo wel hier als in Rome en in andere oude Steden, veel hooger geworden is, zo dat 'er van de vyf of zeven trappen, die Tempel waards gingen, niet meer dan twee zichtbaar zyn. Oudtyds pleegden 'er ook kelders onder zoortgelyke Tempels te zyn,ten dienfte van de Godfpraaken en om de verborgenheden van den Eerdienst der Godheid uitteoefenen. — Zulke kelders vind men te Agrigentum, maar by de Tempels te Syracufe is 'er geen het minfte blyk van voorhanden. Uit de zesde redevoering van cicero tegen v e r r e s kan men zich een denkbeeld vormen, van de pracht en rykdomvan dezen Tempel. De deuren, die by zoortgelyke gebouwen zeer groot waren, dewyl ze bykans de hoogte van het geheele gebouw hadden , waren van fraaije Basreliëfs voorzien, waaronder een hoofd van m eX) u s a in 't byzonder uitmuntte. De Nagels waren van Masfief Goud, zeer zwaar, en menigvuldig in getal. Op den Muur van de Kapel was de Veldflag tusfchen agathokles en de Ruitery van Karthago afgebeeld; deze fchildery was volgens het getuigenis van cicero een uitneemend konstftuk van eene meesterlyke hand vervaardigd. Ook bewaarde men hier de afbeeldingen van de Siciliaanfche Koningen. Dit alles 't welk marcellus ten tyde van Oorlog achter gelaten had, was door verres in Vredens tyd geroofd. Van buiten was deze Tempel met ftandbeelden vercierd, en waarfchynlyk ftond 'er  SYRACUSE. njg 'er op de gevel een gewapend beeld van minerva met haar fchild, waarop het hoofd van Medufa af°ebeeld was. Althans fazellüs verhaalt, dat volgens eene oude overlevering, dit fchild by uitftek groot, en of van Marmer, of ook van Metaal en verguld was. —- Dit beeld diende voor de Schepen tot een baak in Zee. Het bericht aangaande de zeven - en - twintig Siciliaanfche Koningen, wier beeldtenis in den Tempel was opgehangen, gaf aanleiding, dat de Ridder landolina, een myner gemeenzaamfte Vrienden in Italië, een man van uitftekende kunde en bekwaamheid, het groote ledige vak, 't welk in de Registers der Vorften van Sicilië plaats heeft, zocht aantevullen; ten welken einde hy de Siciliaanfche en byzonder de Syracufifche Gefchiedenis, naauwkeurig onderzocht, om daarin zommige van die oude naamen te vinden. Met behulp van zommige plaatfen en gezegdens uit oude Schryvcrs, die tot nog toe niet genoeg gade geflagen en onderzocht zyn, en tevens met behulp van eenige oude gedenkpenningen, heeft hy eenige naamen van dezelve gevonden, en thans is hy bezig om eene verhandeling te fchryven, waarin hy niet alleen bericht van deze maar ook van eenige andere door hem gemaakte ontdekkingen zal geeven. Ik zou dus misbruik maaken van zyne vriendfehap en van het vertrouwen in my gefield, wanneer ik hem in zyn oogmerk vooruitliep, en aan den Lezer bericht mededeelde, van 't geene hy reeds voor vyf Jaaren byeenzamelde, en my ter lezing ter hand ftelde (*), Op (?) Ik kan echter om zekere rede riet nalaaten eene van O 3 V-  £14 SYRACUSE. Op de Kust van dit eiland [Ortygia] ontdekt men nog eenige overblyfzels van de bron Arcthufa die door de aloude Dichters en Gefchiedfchryvers zo vermaard zyne Aanmerkingen hier medetedeelen; dezelve zal kunnen dienen, om den Lezer te doen zien, dat 'er nog gezegdens zyn by oude Schryvers, die algemeen gelezen worden, waar. op men echter geen acht heeft gefiagen, en dus van dezelve dat nut niet heeft getrokken, 't welk men daaruit zou heb. ben kunnen trekken. In de Mencchmis van plautus in de derde Scena van de tweede Attus vind men het volgende Non ego te novi Menechmum , Mofcha prognatum patre, Qui Syracufis perhibere natus ejje in Sicilia, Ubi Rex Agatocles regmtor fuit, et iterum Pinthia , Tertium Liparo, qui in morte regnum Hieroni tradidit. Nunc Hiero eji. De uitleggers van plautus, voornamelyk echter grqkovius hebben deze plaats wel opgemerkt, maar zy hebben 'er zich nooit van bediend, tot aanvulling van het ledig Vak tusfchen phinthias (of wil men dezen niet tellen, omdat hy in de oude gefebiedenis niet anders bekend is , 'dan als Tiran van Agrigentum, tusfchen agathokles) en hiero den eersten. De verfchillende vernaaien, aangaande de Troonbeftyging van hiero , kunnen zeer wel vereenigd worden, dewyl hy de Erfgenaam van liparo geweest is, en. met dat al door eene vrye verkiezing des Volks tot de Koninglyke waardigheid gewettigd wierd: zo vind men insgelyks op, de gedenkpenningen, en by de oude Schryvers, nog eenigzins gewagt gemaakt van eenen lysoh en van pollinus archi vus.die geen van beiden op deLyst der Siciliaanfche Vorften ftaan. —  syra cuse. 215 fflaard is. Men weet, dat de oude Fabel van Haar verhaalt,dat zy eene Nymph was van Elis in den Peloponefus; dat de rivier Alpheus haar zo lang vervolgde, tot dat diana haar in eene bron veranderde, die haaren loop onder de Zee door nam, en op het eiland Ortygia weder te voorfchyn kwam. Deze Fabel, zo als ze dooroviDius in zyne hcrfchepping en door lucianus in zyne gefprckken verhaald word, wierd naderhand van zommigen in zo verre als eene gefchiedkundige waarheid befchouwd, dat namelyk het water van de rivier Arethufa met dat Van den Alpheus, eene rivier die op den Peloponefus "by Olympia zich verliest, vereenigd was door middel van onderaardfche kanaalen. Men wilde zelf befpeurd hebben, dat het water van de rivier Arethufa jaarlyks troubel en onzuiver wierd, en dat wel juist ten tyde van de Olympifche fpelen, wanneer 'er veele offerhanden wierden geofferd, wier bloed en verdere afval in de rivier Alpheus uitgeftort wordende, deze rivier natuurlyk verontreinigden; 't geen men dan ten bewys wilde doen ftrekken van de vereeniging dier twee rivieren. — Zelf heeft het eiland Ortygia hiervan den naam ontleend. Te dien tyd lag deze bron zeer laag, en» moest Èdoor middel van de Muur of Dyk van de Zee worden afgezonderd. —■ Ook had zy veel water en een grooten overvloed van Visfchen. ■— Men hield dit water voor heilig; ook fchreef men aan hetzelve eene zekere kracht toe, die in die geene, welke daarvan dronken, overging. — Zo verhaalt men ook van de bron Aganippe, dat derzelver water het vermogen had, om het dichtvuur te ontftcken. By theodoïeius vind men nog een Fragment van den O 4 dich-  5116' syracuse. dichter archilochus, waarin hy de Syracufaanen by uitftek verheft, als van een uitmuntend karakter; terwyjt hy de rede van deze voortreffelykheid boven andere voornamelyk daarin fchynt te fteilen, dat zy uit de rivier Arethufa drinken. Het water van deze bron was zeer helder en aangenaam van fmaak , dit fchynt te meer te verwonderen, indien het waar was, dat dit water door de Middelandfche Zee zynen loop had, zonder dat dit zoete water met het zoute wierd vermengd. Op dit denkbeeld, 't welk men zich oudtyds van deze bron vormde, rust de wensch van v i rgilius, aan arethusa, dat haare zuivere bron nooit met de wateren der Zee mogten vermengd worden (*). Dan deze wensch van virgilius is niet vervuld. Reeds voor meer dan honderd Jaaren zyn eenige onderaardfche kanaalen, waarfchynlyk door eene Aardbeving geopend, waardoor het Zeewater met het water der bron vermengd is, zo dat deszelfs fmaak thans bitter is. — Dit verhaalt mirabel la volgens hugo falcandus een Siciliaansch Gefchiedkundige uit de zestiende Eeuw. Zelf verzekert men, dat daar, waar oudtyds het Basfin, of de .kom van deze bron was, thans eenige oude gebouwen ftaan. Indien dit echt is, dan moet het water nader aan het Oever van de groote haven, van den welken het flcchts door een fterk bolwerk gefcheiden is, geleid zyn. Ik durf voor de waarheid hiervan echter niet (*) Virgilius zegt in de 10 Eeloge Extremiim hunc, Arethufa, mini concede laborem Sic tibi, ciim flu&us fubterlabere Sicanos, Doris amara fuam non interna üceat undam.  SYRACUSE. ÜI7 niet in ftaan. Dit is vry zeker, dat de mond van de bron met eene Muur in den alouden fmaak omringd is, en dat, volgens de berichten van de oude Schryvers, Arethufa naby de Zee lag. — Buiten het bolwerk, het welk de bron van de Zee affcheid, vind men nog onder het water overblyfzels van een dyk of dam, die van vierkante fteenen opgetrokken is; waarfchynlyk was dit dezelfde dam, van welken de oude Schryvers bericht geeven. 'Er zyn twee openingen, waaruit het water tegenwoordig opwelt, en in eene behoorlyke hoeveelheid zich in de kom uitftort, van waar het in de haven uitvloeit. — Thans bedient zich de gemecne man van deze bron, tot eene algemeene waschplaats: en het levert in de daad eene byzondere vertooning op, wanneer men de vrouwen hunne klederen ziet reinigen in deze bron, daar de Oudheid- en Letterkundige dezelve nooit zal naderen, dan met een zekere eerbied en hoogachting, die hem van jongs af, door het lezen der oude Schryvers, en vooral der Dichteren is ingeboezemd. Omtrend drie honderd fchreden van de bron Arethufa, ziet men by laag water, nog in de haven, eene bron, die zoet water oplevert, zonder dat het zoute water hiermede vermengd is: zy heet Occhio della Zelica- dan aan dit verfchynzel is men hier zo gewend, dat 'er geheel geen wonderwerk meer van gemaakt word; men fpreekt 'er in Syracufe nooit van, ten zy dan dat een vreemdeling 'er opzettelyk na vraagt. •—• De algemeene Magazynen, waarin de graanen voornamelyk bewaard wierden, lagen op den zuidelyken hoek van dit eiland, niet verre van de bron Arethufa, en van dat kleine boschje, waarin ver re s de O 5 groot-  SI 3 SYRACUSE, grootfte fchendaaden uitoefende; zo als c i c e r o dezelve niet de levendigfte kleuren afmaalt. — Op dezelfde plaats, waar voormaals deze Magazynen Honden, wierd inde elfdeeeuw een kasteel gefticht,'t welk nog voorhanden is, en in wiens muuren men zeer veele overblyfzels van de aloude bouwkunst vind. Van andere vermaarde gebouwen die op dit eiland waren, is niets meer voorhanden. Daar waar oudtyds het Koninglyk paleis ftond, 't welk t i m o l e o n tot op den grond toe liet afbreeken, zyn thans vestingwerken aangelegd. Fazeleus maakt gewag van een borstbeeld, 't welk men by zekere gelegenheid in den grond had gevonden, waarop in de griekfche en latynfche Taal gefchreven ftond— eversori tyrannidis [den vernietiger der dwingelandy toegewyd]. Waarfchynlyk is in hetzelve timoleon of marcellus bedoeld; want offchoon de laatfte Syracufe veroverd had, wierd hy echter altoos aangemerkt als de Verlosfer dier Stad. Niemand weet; waar dit ftuk gebleven is; 't is hiermede gelegen, gelyk als met de overige fteenen gedenkftukken, die ook van opfchriften voorzien waren, waarvan men bykans niet eene meer vind, offchoon ze zo menigvuldig in Syracufe waren. De merkwaardigfte van de weinige die 'er nog overgebleven zyn, is de toewyding van eenen Altaar aan de Godin, in den naam van den Koning h i e r o en van het Volk. Men vind ze in het werk van den Prins torremuzza, Stciliac veteres infcriptieiws (*). •— Be- (*) Dit opfchrift luid dus: BASIAEOS ATEsxtrts lErQNOS IEPOKAEOS SïPAKOSIOI ©EOI2 IIAZI.  SYRACtlSE. SI9 Behalven deze aloude overblyfzels op dit eiland, is 'er nog een onderaardsch bad in een vierkant vertrek , wiens dak op vier pilaaren rust. Dit water heeft eene mineraale kracht, en eene zeer heilzaame uitwerking. Misfchien is het een gedeelte van de aloude dafnifche baden. Onder de Kerk is eene oude Laiomic (*) met twee gaanderyen, die zich zeer verre uitftrekken. 't Is echter niet raadzaam, om zich diep in deze gangen te begeeven, zo wel uit hoofde van de fchadelyke dampen, die doorgaans in zulke holen de Lucht befmetten, als uit hoofde van het ongedierte, 't welk hier ter plaatfe zich ophoud. Dat deze gangen eene groote uitgeftrektheid hebben, en met andere, die buiten Syracufe liggen vereenigd zyn, is niet onwaarfchynlyk, doordien de geheele Rots, waarop oudtyds de Stad ftond , ondermynt is. De Syracufaanen houden hetzelfde ftaande van de overige onderaardfche gangen; deze loopen volgens hun denkbeeld na de vestingwerken, op de plaats, waar oudtyds het Koninglyk paleis ftond, en na de overige vestingwerken der aloude Stad. Zo wil men insgelyks dat 'er overblyfzels van onderaardfche waterleidingen voorhanden zyn, die van de hoogfte plaatfen der (*) Latomie. Dit woord heb ik gebruikt, by gebrek van 't beter. Eigenlyk betekend het eene fteengroeve, waarin de fiaven geplaatst wierden om te arbeiden. Plaut. Capt. 3. 5. 05. Van hier is eene tweede betekenis afgeleid— (en zo moet het hier en in 't vervolg opgevat worden) van een in de rots uitgehouwen gevangenis : cicero maakt gewag van die, welke te Syracufe waren — in Fm. I. 5 V. 27. Ds Virtnakr.  ZIO SYRACUSE. der Stad op het vaste land, onder de Zee door, het water na het eiland bragten. — Dan vind men 'er nog eenige Sarcophaagen, waaronder zommige egyptifchezyn, eenige groote Wyn en Oliekannen, wier middellyn tusfchen de twee en drie ellen bedraagt, en die in het benedenfte gedeelte van Italië niet ongewoon zyn *— als ook een of twee overblyfzels van oude marmeren ftandbeelden; zie daar alles wat men op dit eiland nog vind. De Stad Syracufe, zo als ze thans is, ligt alleen op dit eiland, zy is klein, heeft eenige niet aanzienlyke gebouwen, maar die echter niet zeer merkwaardig zyn. Door haare ligging en door de werken , die van tyd tot tyd 'er by gekomen zyn , is deze Stad zo fterk, dat zy, volgens het oordeel van krygsbouwkundige volftrekt onoverwinnelyk is ; — waarom men haar voor den fleutel van geheel Sicilië houd. Zy heeft ook eene fterke bezetting, 't welk te meer nodig is uit hoofde van het oproerig en boosaartig karakter van het volk. — Thans gaa ik over tot dat gedeelte van Syracufe, 't welk op het vaste land gelegen was, en hier begin ik met Acradina, 't welk het naast aan het eiland lag. Waarfchynlyk is dit ook, uitgezonderd Ortygia, het oudfte gedeelte. Acradina omringde zo wel de groote als de kleine haven; toen Syracufe tot het hoogfte toppunt van grootte geftegen was, moet dit gedeelte, in 't byzonder aan den Zeekant, een fchoon gezicht opgeleverd hebben, hetwelk dat van Napels en Genua evenaarde: en niet alleen vertoonde zich Acradina aan dezen kant, maar ook Olympium, 't welk insgelyks aan de haven lag. Van daar tot op de uiterfte hoek van  S V R A C U S E» £21 van het land, alwaar het kasteel PIemmyrium ftaat, was alles bebouwd. Wanneer men zich daarby de uitgebreidheid van deze haven vertegenwoordigt, waarin honderd en vyftig Schepen elkander konden flag leveren, dan kan men zich een levendig denkbeeld van het geheel , en vooral ook van de uitgebreidheid van deze haven vormen. De grond, waarop dat gedeelte van Syracufe gebouwd was, 't welk op het vaste Land lag, is eene Rots die terftond aan den oever van de Zee begint, en van daar zich langzamerhand tot eene aanzienlyke hoogte verheft, terwyl op den kruin derzelve Epipolae oudtyds gelegen was. In Acradina is deze Rots meestal met aarde bedekt — 'er zyn aanzienlyke weilanden , akkers , en hier en daar ook wynbergen : omgekeerd is het in Tyche, Neapolis en Epipolae, hier zyn , uitgezonderd eenige Weilanden , voor 't meerendeel kaale rotfen, en overgebleven puinen, die ongeregeld door elkander liggen. Acradina heeft weinig oude overblyfzels boven den grond. ■— 'Er is een Amphitheater, 't welk bykans half met aarde bedekt is, zo dat het zeer veel gelykt naar een eirond dal t men ziet niet meer dan eenige zitplaatfen, en eenige vomitoria [of deuren, langs welke de aanfehouwersby de zitplaatfen konden komen].— De eironde gedaante van het Amphitheater is nog zeer geregeld. Onder de zitplaatfen zyn zommige in de Rots uitgehouwen. Ook ziet men nog een gedeelte van de Galdery, die van hardfteen vervaardigd is, en rondom het Amphitheater liep , om dus tot alles een vryen toegang te hebben. De geheele Schouwburg fchynt in de Rots uitgehouwen ; daar alleen , waar men van dezelve geen  aaa syracuse. geen gebruik kon maaken,zo als by de Galdery', heeft men eene Muur opgetrokken. Voor 't overige was zy noch groot, noch prachtig; zy kan op geene wyze in aanmerking komen by de Amphitheaters van Rome of Verona. Trouwens dit Amphitheater was niet vervaardigd in de gouden Eeuw van dit Gemeenebest: de Grieken hadden wel Schouwburgen; maar het ftróokte niet met hunne befchaafdheid en zachten aart, dat Zy Amphitheaters zouden hebben aangelegd, waarin zulke bloedige toneelen, als het onderling gevecht,of ook de ftryd met wilde dieren, vertoond wierden: dit kwam beter overeen met de ruwheid der Romeinen, die by alle verandering van tyden en gewoonten, in deze vertooningen tot op den huidigen dag nog fmaak vinden. Waarfchynlyk is dit Amphitheater ten tyde van de Romeinen gebouwd. — Het fchynt als of het aan de zyde van den Muur gelegen heeft, die Acradina van Neapolis fcheidde, want het lagnaby de Latomkn van Dionyfius, en den Schouwburg. Deze liggen beide in Neapolis. Het worftelperk en het Amphitheater is thans in een Moestuin veranderd, waarin zeer veele boomen tusfchen de aloude overblyfzels ftaan, 't welk een fraai gezicht oplevert. De Latomkn of de gevangenisfen te Syracufe zyn zeer vermaard. — De grootfte en aanzienlykfte is die, welke men het oor van dionysius noemt: waarvan wy vervolgens by de overblyfzels van Neapolis moeten handelen. De Latomkn van Acradina zyn boven andere merkwaardig, zy waren geduurende den tyd van agt maanden de verblyfplaats van eenige duizenden Athenienfen,die, nadat zy onder nicias en de most he nes de belegering van Syracufe op-  syrAcuse. 223 opgebroken hadden, en na Gela en Camerina te rug getrokken waren, door het vereenigde Leger van Lacedemon en Syracufe vervolgd wierden, en zich aan hunne woedende vyanden moesten overgeeven. In deze gevangenis leden zy zeer veel gebrek aan de nodige behoeften en geryflykheden; zy wierden gekweld door allerlei zoort van onzuiverheid, byzonder door het bederf van de Lyken. Veele gaven zich uit voor flaven, om zo veel te eerder uit deze onderaardfche kerkers verlost te worden, naardien de flaven Hechts twee maanden in dezelve bewaard wierden. — Deze gevangenisfen beftaan uit verfcheiden holen, die in eene lynrecht neerlopende Rots, zonder eenige orde of evenredigheid, uitgehouwen zyn, op die plaatfen, waar men best en gemakkelykst de fteenen kon uitbreeken.'—Het levert eene akelige vertoning op, wer« waards men ook het oog wende,niets te kunnen zien, dan Hechts deze donkere holen, wier einde men met het oog niet kan bereiken, en die van alle kanten omringd zyn van lynregt neerlopende rotfen, van eene verbazende hoogte, zo dat men uit dien hoofde niet dan flechts een klein gedeelte van de Lucht boven zich kan ontdekken.— Zy beflaan zeer weinig plaats, maar maaken ook uit dien hoofde eene zo veel te akeliger vertooning, doordien de rotfen als 't ware op elkander geftapeld zyn. — Deze Latomie ligt by een Klooster der Kapucynen, die van dezelve een tuin gemaakt hebben; ten dien einde hebben zy alle de openingen met vruchtbaare aarde gevuld, waarin niet alleen wilde,maar ook orange en granaat boomen in overvloed groejen. 't Is in de daad eene byzondere vertoning, een vruchtbaaren Hof te zien ter plaatfe waar  £44 syracuse. waar men dorre rotfen en holen verwachten zou.—Zelf uit neergeftorte rotfen komen boomen te voorfchyn , wier wortels kracht genoeg bezitten, om dezelve van een te fcheuren. Hier ontdekt men eene drievouwige manier, waarop de Ouden dezen holen hebben gedolven. In 't allereerst brak men de fteenen op die wyze, dat de wanden der holen in twee kromme lynen boven in het toppunt zamenliepen; hierdoor belette men het inftorten van deze holen, waarvan melkanders gevaar liep uit hoofde van de zwaarte die op dezelve ruste: — zodanige Latomien zyn ook het langst in wezen gebleven. — Eene andere maniet, die men naderhand by de hand nam, was, dat men de fteenen lynrecht brak, en, tot onderfteuniug van het boven werk hier en daar eenige fteilen liet ftaan, welke te zwak om dien last te draagen, eindelyk daaronder bezweken , zo dat zo wel het een als het ander inftorte. De derde manier, waarvan men zich nog bedient in de fteengroeven, is, dat men, zo veel men kan, in eene kromme of fchuinfche richting breekt, en de oppervlakte van het bovenwerk zo klein maakt als eenigzins mogelyk is. — De Lezer houde myne breedvoerigheid in dit ftuk ten goede; ik zal my van deze aanmerkingen moeten bedienen, wanneer ik van het zogenoemde oor van dionysius eene befchryvingmoet geeven. ■— Daarenboven vind men nog zeer veele overblyfzels van minder belang; waterleidingen ,|kanaalen, rioelen, die bykans alle in de Rots uitgehouwen zyn, regenbakken, putten, en kleine baden; onder de laatften is 'er een in een' byzonderen fmaak, het is vervaardigd van potten, die eene cylindrifche gedaante hebben,  SYRACUSE. :>2.£ ben , en waarin weder andere van dezelfde vorm, ftaan. — Deze overblyfzels maaken den weg onveilig, doordien de regenbakken en putten, zomtyds met losfe fteenen en ftruiken bedekt zyn, zo dat men ze niet kan ziens cn gevaar loopt om 'er in te vallen: waarom men best doet van zich te voorzien van eenen kundigen gids. — Voords vind men nog hier en daar de overblyfzels van de ftraaten, de fpooren van de raderen, de uitgehouwen holligheden voor de voeten der paarden, vooral daar, waar de ftraaten zeer fteil zyn. Men kan uit deze overblyfzels duidelyk zien, dat de burgers van Syracufe zich bedienden van wagens, waarvoor flegts een paard liep.De ftraaten zyn, gelyk meest ih alle oude Steden, doorgaans naauw; overal ontdekt men overblyfzels van den ouden Muur aan den Zeekant, vooral aan de kleine haven en de portas Frogilius; mirabel la, heeft met behulp " van deze overblyfzels, een naauwkeurig plan van de richting der Muur, en van den loop der hoofdftraaten gegeven. Volgens eene overlevering toont men nog de plaats, waar het huis van dion zou geftaan hebben : men geeft het eene plaats tusfchen de vestingwerken, die het eiland Ortygia (zynde het tegenwoordige Syracufe) van Acradina afzonderen. —■ Behalven de regenbakken en onderaardfche baden, zyn 'er in Syracufe nog zeven onderfcherden Catacombes (of onderaardfche begraafplaatfen) van zulk eene uitgebreidheid en ruimte, dat men dezelve nog niet naauwkeurig heeft kunnen opgeeven. Het is niemand aanteraaden, dat hy dezelve doorwandel e; waarfchynlyk zou hy verdwaalen, zonder den ingang weder te kunnen vinden; daarenboven loopt men gevaar, uit II. deel. P hOQf-  112.6 S V ft A C V s B. hoofde van de verdiepingen, die boven elkander zyn, dat de bodem inftorte, zo als reeds op onderfcheiden plaatfen gefchiedis. - Te vooren heb ik reeds breedvoerig over de Catacombes , derzelver oorfprong , fchikking, en gebruik gefproken. Ik kan my hier uit dien hoofde te meer bekorten. — Onder de Catacombes hier ter plaatfe is 'er eene, die boven andere uitmunt, door haare welgeregelde inrichting ; de Heer lan do li na, die in dezelve zeer bekend was, was myn leidsman in de•ze onderaardfche plaats. Zy ontleent haare naam, 'Grotta di St. Giovanni, van eene Kerk, die boven haar gebouwd is. Zy ftrekt zich zeer verre uit; men weet haare grootte niet juist te bepaalen, want niemand heeft zich diep in deze gangen durven begeven , zo wel uit vreeze van te zullen verdwaalen, als uit hoofde van de ongezonde Lucht. Het is echter waarfchynlyk, dat zy in een loopt met andere Syracufaanfche Catacombes, zo dat de geheele Rots waarop de Stad ftaat volftrekt ondermynt is. - Men kan uit dien hoofde niet bepaalen, of deze Grotta di St. Giovanni , grooter of kleiner is , dan de Napelfche; want met deze kan zy alleen wat de grootte betreft vergeleken worden. Even zo onzeker is men omtr'end den tyd , wanneer zy gegraven is; oudheidkundige zyn doorgaans van oordeel, dat zy reeds zeer vroeg , toen Syracufe op het hoogfte Toppunt cht en Rykdom geftegen was, aangelegd zyn. Dit zyn echter louter gisfingen: gefchiedkundige bewyzen zyn 'er niet voorhanden. Men kan uit de infcripfrn, welke hier en daar nog voorhanden zyn, geene opheldering bekomen; en daar bykans alle  SYRACUSE» Ü27 graven, (zo ver namelyk de Catacombe bekend is) reeds geopend zyn , kan men niet verwachten dat *er nog eenige kenmerken zullen voorhanden zyn, waaruit men den tyd van den aanleg derzelve zou kunnen afleiden. — Mirabella wil, wel is waar, by het openen dezer graven, verfcheiden penningen gevonden hebben, maar hy meld niet of het griekfche of romeinfche penningen waren; waarop het hier voornamelyk aankomt. De meeste graven zyn gefchikt voor het geheele lyk, voor de Aschbus» fen zyn hier en daar ook eenige plaatfen gefchikt, die Veel overeenkomst met de Columbaria der Grieken en Romeinen hebben. Niets is echter meer ftrydig met denhoogenouderdom,die men aan deze Catacombe wil toeleggen, dan de putten en waterleidingen die men in dezelve vind: — het komt in 't minst niet overeen met den eerbied, dien de Ouden hadden omtrend de graven hunner Voorouderen en Vrinden, dat zy de waterleidingen tusfchen dezelve zouden aangegelegd hebben. — Daarenboven vind men in Syracufe zeer veele begraafplaatfen boven den grond, waarvan ik naderhand nog moet fpreeken. Waarfchynlyk heeft men dus deze Catacombe eerst vervaardigd , toen de Stad minder bewoond was, dus ten tyde der Romeinen; alhoewel 'er ook toen nog veel vermogen in Syracufe moet geweest zyn , om een werk van dat aanbelang te kunnen ondernee» men. — Aan den ingang van de Catacombe is een gewelf, 't welk geduurig gefloten is,ten einde de ftruikrovers dezelve niet tot hunne fchuilplaats houden mogen» Van dit verwelf komt men eerst in een breede gang, P a die  aaS SYRACUSE. die eene geruime poos recht uit loopt, intusfchen doorfneden word door andere gangen, die al weder haare Zygangen hebben. De kleindere gangen loopen vervolgens krom, en eindelyk in andere te niet, en vereenigen zich alle in eene groote ronde kamer, die zeer veele uit en ingangen heeft, zo dat wie onkundig is van den rechten weg, bykans noodzakelyk moet verdwaalen. Deze ronde kamers zyn gewelfd en zeer hoog, echter nog niet zo hoog als die te Napels, die tot boven aan de oppervlakte van de Rots loopen, en aldaar Luchtgaten hebben, waardoor het licht hier en daar in de Catacombes valt. Aan weerszyde van de gangen, die in de Rots uitgehouwen zyn, vind men een groote menigte van kleine kamertjes, waarin van vyf tot zeven begraafplaatfen, in eene rey, naast elkander in denzelven fteen uitgehouwen zyn. Daarenboven zyn 'er, in de Zymuurcn van deze kamers, Nisfen met eene of twee Sarcophaagen bewerkt. Waarfchynlyk waren dit familie - begraafplaatfen; althans zy zyn van eene verbazende grootte, gefchikt voor kinderen en voor volwasfenen. Doorgaans vind men de Sarcophaagen op die wyze geplaatst. Veele ftaan ook alleen; zommige zyn op den bodem uitgehouwen , waarom men in het loopen zeer voorzigtig moet zyn: — andere zyn in den Muur uitgehouwen; andere vind men hier en daar in byzondere Grafkelders. Zo verre men de Catacombes heeft durven onderzoeken zyn ook de graven geopend. De Heer landolina heeft geheele dagen in dezelve doorgebragt, en niets dan beenderen en eenige lampen gevonden. In laater tyden heeft men veele gewelven met aarde gevuld, en dus ontoegankelyk gemaakt. 'Er  syracüsb. aaj 'Er zyn drie verdiepingen in de Catacombe; ongevoelig komt men van de eene op de andere, door middel van gangen die een weinig fchuins oplopen: flechts bier en daar vind men wenteltrappen. — Op zommige plaatfen zyn opfchriften in de griekfche of latynfche taal, wier inhoud duidelyk doet zien dat ze door Christenen vervaardigd zyn. De openingen , waardoor deze Catacombes van vcrfche Lucht voorzien wierden, heeft men moeten digt maaken, ten diende van het Vee, 't welk hier omftrecks zyn voedzel zoekt. —■ Hierin hebben dus de Napelfche iets vooruit. Daarentegen zyn de laatfte niet zo wel geregeld, als die te Syracufe: de Sarcophaagen in de Napelfche Catacombes zyn boven elkander in de wanden uitgehouwen, of ftaan in kelders, die of naby den gang, of ook in den gang zelve hunnen ingang hebben. Zy hebben veel overeenkomst met eene van de Syracufaanfche Catacombes, die onder een Klooster der Franciskaanen ligt. — Deze laatfte heb ik niet gezien. Myn Leidsman de Heer landolina verzekerde my, dat 'er niets nieuws was, 't welk ik niet reeds of te Syracufe of ook te Napels gezien had. Daarenboven luste het ons niet, om ons nodeloos bloot te fteilen, aan de gevolgen van de inademing dier ongezonde Lucht, die in deze duistere verblyfplaatfen der afgeftorvenen heerscht, waarvan ik de onaangename gewaarwording in de borst reeds befpeurde toen, ik flechts één uur in dezelve omgewandeld had. Acradina was oudtyds verdeeld in twee deelen: één gedeelte lag op eene vlakte langs de Zeekust, het ander ftond, benevens Tyche en een gedeelte van NeatsbÖF, op eene Rots. Het is uit dien hoofde moeilyk P 3 om  $30 SYRACUSE. -om te beflisfen, tot welke van deze drie deelen der Stad, de algemeene begraafplaatfen, waarvan ik thans eene befchryving zal geeven, behoord hebben. Waarfchynlyk hadden zy 'er alle deel aan; te meer daar de Muur, die Acradina van Tyche en Neapolis afzonderde , in laater tyden is neergeworpen. — Dit althans blykt duidelyk uit het vyfde boek van de Tufculaanfche Verhandelingen van cicero, dat 'erbuiten de porta Agragiana (of misfchien beter, volgens de gisfing van potter porta Acradina) door welke men uit Tyche in Neapolis kwam, zeer veele graffteden waren, waaronder ook het graf van archimedes was. Naby deze poort ziet men nog eene in de Rots uitgehouwen trap, langs welken men van den Schouwburg op de Rots fteeg , waarop Tyche gelegen was. — Hier vind men deze in de Rots uitgehouwen begraafplaatfen in menigte. Zommige zyn zeer wel onderhouden en nog in volle orde, andere zyn geheel vervallen. Zy zyn op onderfcheiden wyze ingericht, naarmate zy tot een byzonder einde moesten dienen. Zommige zyn voorzien van Sarcophaagen, die in de Rots uitgehouwen zyn ; in andere vind men Columbaria, om flechts de Aschbus te plaatfen. Veele liggen zonder orde op het veld- verfpreid, zonder dat ze , uit hoofde van den fmaak, waarin ze vervaardigd zyn , eenigzins merkwaardig zyn. Onder dezelve waren 'er, die dit gemeenebest had laaten vervaardigen voor burgers, welke uit hoofde van hunne byzondere verdienften dier eere waardig geoordeeld wierden. De dichters epicharmus, naar wien plautus zich vormde, en  syracuse. 331 en eurymedon wielden, volgens de berichten der Ouden, door theokritus bezongen, en met een graffchrift vereerd. L1 g d a m u s , die in de Olympifche fpelen de overwinning behaalde, mag mede naast deze geplaatst worden; zyn graf wierd eerst ten tyde van mirabella, volgens zyn eigen bericht,door de inwooners der Stad zelve verwoest. Hiervan is tegenwoordig niets meer voorhanden. — Dus zyn. twee zeer lange en breede gangen, die in de Rots uit-, gehouwen zyn , het merkwaardigst. Deze gangen doorfnyden elkander in een regte hoek : in dezelve vind men van wcêrskanten begraafplaatfen, de eene naast de andere. In Europa is van dit oud gedenk- ftuk geen weergaê te vinden : men kan ze uit dien hoofde niet vergelyken dan met eenige begraafplaatfen, die men hier en daar in het Oosten vind,zo als, by voorbeeld, onder de puinhoopen van Telmisfus in Caricn , te Perfepolis , en voornamelyk in Egypten, onder de overblyfzels van Theben, waar* over men pocoke, thevenot en shaw kan nazien. Deze begraafplaatfen zyn van verfchillende grootte,zelden echter meer dan vier tot zes ellen lang en breed. Elke begraafplaats heeft een ingang, die in den gang uitkomt, en die waarfchynlyk in voorgaande tyden met een vierkante fteen, van grootte als de opening, voorzien was. Tegenwoordig zyn ze alle open : ik weet niet, dat ik één fteen gezien heb. Waarfchynlyk zyn ze in laater tyd door de inwooners weggenomen, om'er zich by aanzienlyke gebouwen van te bedienen, waartoe zy zeer dienftig waren. Zommige van deze begraafplaatfen zyn gefchikt, om 'er Aschbusfen, andere om 'er Sarcophaagen in te plaatP 4 fehï  &$Z syracuse, fen: nog andere dienen tot beide eindens. — Dit bewyst al weder te meer, dat de Grieken, zeifin de al-. leroudfte tyden, hunne lyken, dan eens verbranden, en dan eens begroeven: hetwelk ook uit andereverhaaleh van hunne oude Schryvers blykt. Aan de buitenkant der Rots, vooral naast de deuren, is eene ontelbaare menigte van Nisfen, omtrend eene clle in het vierkant, die buitentwyfel oudtyds dienden, om 'er een graffchrift in te plaatfen, vooral daar men in de Latomkn een even zo aanzienlyk aantal holligheden van dezelve grootte vind, waaruit men naar alle waarfchynlykheid den fteen uitgebroken heeft, om dien in deze Nisfen te plaatfen. 't Is aanmerkelyk dat 'er van alle deze gedenkftukken geen een overgebleven is, daar men anders in Italië geen gebrek heeft aan nietsbeduidendc zerken. Waaraan men dit hebbe toetefchryven, of aan de verwoestin-, gen, die Syracufe heeft moeten ondergaan, of aan het verzuim der inwooners, kan men niet met zekerheid bepaalen; alhoewel het laatfte niet oiiwaarfchynlyk is, dewyl ten tyde van cicero, het graf van den zo vermaarden archimedes niet meer bekend was en men hetzelve flechts by toeval ontdekte. Wy hebben zelf in onze tyden voorbeelden genoeg van eene zoortgelyke onachtzaamheid op de begraafplaatfen van mannen, die onder ons een grooten naam gemaakt hebben. Het graf van den vermaarden leibnitz, te Hannover , was nog voor korten tyd weinig bekend, en men is volftrekt niet in ftaat, om met zekerheid de plaats aan te wyzen, waar christiaan i>e eerste Koning van Denemarken, in de Kerk re Rotskild begraven ligt. Zommige van deze begraaf-.  SYRACUSE. £33 graafplaatfen hebben eene fraaije fagade, (voorzyde); twee dcrzelve zyn in 't byzonder vercierd met kleine dorifche pilasters, en met eene fraaije dorifche rand: deze twee ftaan regt tegen elkander over, juist in het midden, waar de twee wegen in elkander loopen; zy gelyken in den eerften opflag meer na kleine Tempels, dan na graven. Waarfchynlyk waren 'er gedenkzuilen boven zommige van deze begraafplaatfen: men kan dit afleiden uit de in fteen uitgehouwen trappen, die van den weg tot op de Terras , die boven het geWelf was, loopen, cn die nog in eenen zeer goeden ftaat zyn. Van de gedenkzuilen zelve is niets meer voorhanden. De eene weg, van het Zuiden na het Noorden , loopt fteil, en eindigt op den kruin van de Rots ; de andere gaat van het Oosten na het Westen , en eindigt niet verre van den voornoemden trap, langs welken men van Tyche na den Nea- politaanfchen Schouwburg gaat. Op zommige plaatfen zyn de zywanden , die door de Rots gevormd worden, zeer hoog. By de graven vind men nog, zo wel boven als onder den grond, de oude waterleidingen , langs welke het water van Epipolae na de andere gedceltens der Stad gevoerd wierd, cn die zich bykans uitftrekken tot op den kruin van Epipolae. Hier zou men een bewys kunnen vinden voor de oudheid, van deze graven. Neapolis, als het laatfte gedeelte der Stad, was by den aanleg derzelve nog niet voorhanden ; 't was toen nog eene algemeene gewoonte om de Lyken buiten de Stad te begraven. Misfchien waren de grensfeheidingen van Acradina toen ook nog niet naauwkeurig bepaald. Deze begraafplaatfen hebben veel overeenkomst met die te ? 5 Agri-  *3* SYRACUSE. Agrigentum: alleenlyk is 'er dit onderfcheid, dat onder de laatften zommige van grooter omvang zyn, en dus Sarcophaagen en Nisfen tot de Aschbus bevatten. •— Intusfchen moeten wy nog dit byzondere by de begraafplaatfen te Agrigentum in aanmerking neemen, dat zommige, by wyze van nisfen of holligheden in den Muur der Stad uitgehouwen waren; het algemeen gevoelen is dat deze voornamelyk beftemd waren voor die geene, welke voor het Vaderlandfneuvelden. Wel is waar, men weet dat men oudtyds de gewoonte had, om mannen van wezenlyke verdienfte, die een byzonder nut aan hun Vaderland toegebragt hadden, binnen de Muuren der Stad of omftreeks de Tempels te begraven: maar ik heb by oude Schryvers geen een bewys kunnen vinden, dat de Aschbusfen van dappere krygshelden in den Muur zelve geplaatst wierden. Vond dit plaats, dan zal de waarfchynlyke rede daarvan geweest zyn, dat men, of naa hunnen dood nog eenigen invloed van hun verwachte in de verdediging der Stad, of misfchien, dat de vyanden door den eerbied voor deze rustplaatfen der afgeftorvenen,zouden worden afgefchrikt om den Muur der Stad om verre te werpen. Wy laaten dit in 't midden. Zeker is het dat de Koningen oudtyds buiten de Stad begraven wierden; zo was het zelf te Syracufe; want toen de Karthaginenfen Syracufe belegerden, verwoesten zy de graven van Gelo en Damarata, die buiten de Stad lagen; toenmaals hield men dit voor dereden, waarom de Karthaginenfen in hunne onderneeming niet gelukkig Haagden. ■ Misfchien was het verval van Acradina, benevens de uitbreiding en volkrykheid van Neapolis, de eerfte aanleidcnde oorzaak, dat men de Ca-  SYRACUSE. 335 Catacombes tot begraafplaatfen fchikte, dewyl de gelegenheid ontbrak,om de verblyfplaatfen der afgeftorvenen onder de woningen van de nog levenden te vejmenigvuldigen. Van de bovengenoemde waterleidingen vereenigen zommige zich in eene zeer aanzienlyke Bak, die niet verre van deze begraafplaats verwyderd is ; zy beftaat uit drie overdekte gangen, die door twee reyen pilasters van elkander afgefcheiden zyn. — Zy is bykans geheel in de Rots uitgehouwen, en heeft eene aanzienlyke grootte; zy is tagtig palmen lang en vyf en dertig breed; daarenboven is zy nog geheel onbefchadigd, behal ven een klein gedeelte van het eene gewelf en van de pilaster waarop hetzelve rust, waarom men dit overblyfzel zeer gemakkelyk weder zou kunnen herftellen. Neapolis was het laatst gebouwd : hier heerschte de meeste pracht. — Ten tyde van ïhucydides wierd het nog Temenites genoemd, zynde deze naam ontleend van den vermaarden Tempel, die aan apoll o toegewyd was.:— Een gedeelte der Stad, 't welk 't naast aan Tyche gelegen was, lag nog op de Rots, het overig gedeelte lag in de vlakte, die rondom Syracufe gelegen was, en door welke de rivier Anapus liep. Men heeft overal lusthoven, olyfbosfehen, en wynbergen aangelegd, zo dat, byaldien de inwooners van Syracufe liefhebbers van het buiten leven waren, dan zouden zy hier in den zomer een aangenaame verblyfplaats hebben. Twee gedenkftukken der oudheid komen hier voornamelyk in aanmerking — de Latt* mien de de Schouwburg. — Ik kan my in de befchryving van de eerfte te eerder be-  £■3" SYRACUSE. bekorten, dewyl ik te vooren reeds gewag gemaakt heb van eenige Latomkn, die in de lusthoven der Kapucynen te Acradina liggen (bl. aaa). Die van Neapolis zyn grooter dan de eerstgenoemden , maar ook op verre na niet zo akelig. De in de Rots uitgeholde gevangcnisfen loopen alle uit op een groot plein, in welks midden eene- Rots ftaat die van rondsom geheel vry is, en waarop men nog de overblyfzels ziet van een oud gebouw, waarvan men niet kan bepaalen, waartoe het gediend hebbe. Misfchien is het een overblyfzel van dealleroudfte gebouwen, die hier ftonden,eer men een begin gemaakt had, in de Latomkn te arbeiden. Zommige zyn van gedachte, dat deze Rots tot eene woning voor dc wachters verftrekte; maar dan zouden deze menfehen hun leven hebben moeten fiyten, in den fmaak van s i m e o n sïylites, en op eene plaats, niet veel groótër van omtrek, dan dc ftyl waarop hy zyn verblyf hield. Het is uit dien hoofde waarfchynlyker, dat deze Rots in het midden is overgebleven , toen dc Latomien wierden uitgehouwen, naardien men zo diep men wjl, kon delven, en dus geen gebrek aan fteenen had. Zommige holen zyn verbazend groot: men gebruikt ze thans tot Lynbaancn en Salpeter -maakeryen. Men kan in elcze holen de drieërlei manier van het breeken der fteenen, waarvan wy te vooren gewaagden, duidelyk ontwaar worden: ook hefpeurt men al ras, dat de allerouulle manier, waarby de holen van boven fpits toeliepen, de duurzaamfte is. — In eene van de hoeken dezer Latomkn, die zeer oneigenlyk ilparadifo genaamd word, ligt het vermaardfte van deze holen : het welk bekend is onder den naam  SYRACUSE. 237 naam van het oor van dionysius. Deze naam heeft eeniglyk aanleiding gegeven tot alle die fprookjes, die men alomme van deze Latomic verhaalt. Was men van deszelfs oorfprong onkuniig, men kon dan eenige reden hebben om te vermoeden dat deze naam welligt uit eene oude overlevering vcortgefprooten ware. — Dan zie hier dezelve! — Michael a ncelo caravagcio, een vermaard italiaansch Schilder uit het begin der vorige Eeuw, gaf, toen hy met mirabella deze Latomkn bezigtigde, aan deze den naam Orecchio, omdat derzelver inrichting zeer veel overeenkomst had, met het binnenst gedeelte van het oor, en 'er ook een fterke weergalm in was. — Men keurde deze benaming algemeen goed, en al ras maakte men elkander in goeden ernst diets, dat dionysius de oude deze Grot met opzet had laaten vervaardigen, naar de naauwkcurigfte regelen der gehooikunde, zodat men elk woord der gevangenen in een klein kamertje, 't welk aan dc eene hoek was, duidelyk kon verftaan. Door dit middel zou hy hier veel dingen gehoord hebben, die hy anders nooit zou zyn ontwaar geworden. Deze Grot heeft de gedaante van eer>e S, zy is in de Rots uitgehouwen, en is bykans vyftig palmen lang en dertig hoog. — De wanden, van deze Grot loopen in eene kromme lyn voort, tot dat ze zich in eene punt vercenigen. Dan men ziet duidelyk, dat het gewelf zeer toevallig zyne tegenwoordige gedaante heeft verkregen. De bogten in de beide wanden zyn niet regelmatig aangelegd, maar zeer ongelyk aan elkander: men ontdekt zeifin de eene hoek, dat men een begin gemaakt heeft, met nog meer fteenen uit het gewelf te breeken , zo dat men  338 SYRACUSE. men op dit gewaand akouftkk konstftuk geen acht genomen heeft. Men kan ook duidelyk zien, dat het kamertje, waarin men dionysius plaatst, om de gefprekken in deze gevangenisfen te hooren in laater dagen vervaardigd zy, en niet gelyktydig met deze Grot: daarenboven is het zo hoog aangelegd, dat men het zonder ladders onmooglyk kan beklimmen. Deze Grot is. in haaren aanleg volftrekt overeenkomstig met alle andere Latomkn, en onder anderen ook met die der Kapucynen, zo dat men geen een kenmerk kan opgeeven, waarom deze, meer dan andere, aanfpraak zou kunnen maaken op die benaming. Dan ook hier voor hebben de Syracufaanen al weder eene nieuwe fabel verdicht. Zy zeggen, dat toen dionysius het befluit genomen had, om eene gevangenis van dien aart te laaten vervaardigen, hy op onderfcheiden plaatfen dit zocht in het werk te fteilen; dan overal mislukte het hem, tot dat hy eindelyk in dit zogenaamde Paradys alles tot zyn oogmerk gefchikt vond. Zodanige vernaaien zyn in 't byzonder leerzaam voor den vvysgeer; deze kan hieruit opmaaken, hoe weinig vertrouwen hy fteilen kan op volksvertelzeltjes, daar men zelf in laater dagen, zodanige valfche berichten heeft weeten te verfpreiden en vry algemeen geloof heeft doen verkrygen.—- Doorgaans houd men diergelyke verhaalen in zommigen opzichte voor waarheid, zo dat de grondflag, waarop ze gebouwd zyn wel eene gefchiedkundige waarheid, maar het verhaal zelve meer eene fabel is. Met dat al echter kan men aan den anderen kant niet ontkennen, dat deze plaats tot eene gevangenis, en misfchien ook tot eene pynbank en tot een fchavot gebruikt is. Men ontdekt nog  SYRACUSE. ajcj nog ten huidigen dage in de Muuren de ringen,waaraan waarfchynlyk de ketenen wierden vastgemaakt. Zommige van deze ringen zyn zo hoog, dat de lyder nooit met zyne voeten den grond kon bereiken, maar veeleer hangen moest, ten zy dan dat men aanneeme, dat deze Grot van tyd tot tyd nog dieper uitgegraven is , naarmate men de fteenen benodigd was. Deze ringen fchynen niet flechts gediend te hebben, om de armen daaraan vasttemaaken, maar dewyl 'er doorgaans drie of vier in een behoorlyken afftand by een zyn, zo is het niet onwaarfchynlyk, dat de gevangenen aan handen en voeten,op een aanzienlyken afftand van de grond wierden vastgemaakt, vooral daar dezelve thans nog opgehoogd is met zand en puin; en 't zou my niet onwaarfchynlyk voorkomen, dat men op deze wyze de punifche manier van kruifigen, die ook ik Sicilië plaats greep, uitoefende. Volgens het bericht van cicero, bediende dionysius zich van deze Latomien by zyne wreede haudelwyze omtrend zyne Onderdaanen, ten welken einde hy zommige in 't byzonder had laaten inrichten — (*). Men kan echter zo gemakkelyk niet bepaalen, of d i o n ysius en verres van deze Latomien in Neapolis, dan of zy van die, welke onder Labdalum in Epipolae, of misfchien van beide gebruik gemaakt hebben. — Volgens het bericht van «lianus (f) heeft de Dich- (*) Dit bericht vind men by c i c e r o. Orat. in Verrem; M. a. L. 5. c. 27. Eene fraaije befcbryving van deze Latomiae (of zo als het volgens grokovtus moet gefchrever» worden Lauiumiae) vind men by denzelven c. 55. De Vertaaler. (t) Var. hift. Libr. XII. c. 44.  2.4O syracuse. Dichter philoxenus, wiens rondborstigheid en Liefde tot de waarheid den Tiran menigwerf gramftorig maakte, zo dat hy hem eindelyk in deze gevangenisfen liet werpen, dat fraaije Dichtftuk, de Cyclopen genaamd (het was een fchimpdicht op dionysius,) in de Latomkn onder Labdalum vervaardigd , van waar eene dier Grotten den naam van dezen dichter ontleend heeft. Dionysius de jo n g e,bediende zich insgelyks van deze Latomien; want naadat dion den Tiran had doen vluchten, verloste hy zeer veele burgers uit deze akelige gevangenisfen, waarin dionysius hen had laaten werpen. Voor het overige zyn de oudheidkundigen het niet eens , of flechts die eene Lntomie in Epipolae, dan of ook de overigen tot gevangenisfen dienden. — Wanneer men met den tcgenwoordigen toeftand derzelve raadpleegt, dan is het zeer waarfchynlyk, dat het vermaarde oor van dionysius (waarvan te vooren gefprooken is) mede hiertoe moet betrokken worden. Misfchien wierden hier, gelyk te Rome, de gevangenisfen van tyd tot tyd vermeerderd of ook veranderd. — De Carcer Tulliams (*) te Rome was in 't be- (*) De Carcer Tullianus anders ook de Carcer publkus (de gevangenis van Staat) genoemd, wierd door ancus mar. cius gebouwd, midden in de Stad Rome. Onder den grond was nog eene alleraffchuwelykfte verblyfplaats, die door Ko. ning tullius was aangelegd, en van daar dat deze gevangenis , en byzonder dit onderaardsch verblyf, Carcer Tullianus genoemd wierd. In dit akelig verblyf was onder anderen eene groeve, van diepte als een Put, en met eene Valdeur voorzien. Deze diende om voornaame Staatsgevangenen te doen  syracuse. ffi4ï begin groot genoeg voor alle misdaadigers; maar naar maate het getal der inwooners, en dus ook der misdaadigers toenam, naar maate van dien wierden ook de gevangenisfen menigvuldiger. — Men verhaalt, dat boven op de Rots, waarin deze onderaardfche gevangenisfen uitgehouwen waren, eenige paleizen van de Tirannen van Syracufe Honden. ■ Eene verborgene trap liep van den top der Rots neerwaards tot midden in deze gevangenisfen; zy was in de Rots uitgehouwen, en door een verwelf bedekt, zo dat ze völftrekt onzichtbaar was. Eene Aardbeving heeft ze bykans geheel vernield: de wanden en het verwelf zyn ingeftort; men ziet echter bier en daar nog eene enkele trap. Deze werken zyn voor den Schilder zeer beïangryk, uit hoofde van het akelig en verfchrikkelyk toneel , 't welk zy opleveren. By eiken tred verandert het gezichtpunt, en 'er zyn zo veele belangryke vertoningen, dat de vermaarde houee, de Schryver van de voyages pittoresques de la Steils, een groot gedeelte van die zes maanden , die hy te Syracufe toebragt, zich alleen bezig hield met de onderfcheiden gezichten in deze onderaardfche werken te tekenen. Men vind in zommige holen zelf begraafplaatfen, 't welk zeker niet overtollig was, doordien de gevangenen hier dikwils zo lang bleeven, tot dat zy trouwden en kinderen teelden. Van deze kinderen verhaalt & l1 a- n us, doen fterven , wannéér men hen niet wilde wurgen ; mei wierp ze in deze groeven , waarin ze op eene ellendig.» wyze om 't leven kwamen. — TT Dt Ftnaalsi', «L deel. Q  »43 5 y r a c u s s. nüs, dat zy, toen ze voor de eerfte keer in de Stad kwamen, zo bevreesd waren voor de wagens en paarden , (dewyl ze hun geheel onbekend waren) dat zy op het eerfte gezicht daarvan de vlucht namen» R i edesel fpreekt in zyne reisbefchryving, van infcriptkn, die hy hier gezien had : ik heb 'er geene kunnen vinden : oudheidkundige hier ter plaats betuigden 'er nooit iets van gezien of gehoord te hebben. Waarfchynelyk heeft hy zich hierin vergist, zo als in het bericht, aangaande dat bad, het welk hy in deze Latomkn zou ontdekt hebben, 't geen niets anders is dan eene groeve ten dienst der Salpetcr-maakery. — De Schouwburg is het twede merkwaardig overblyfzcl in Neapolis. Hy is bykans geheel onbefchadigd , cn voor 't grootftc gedeelte in de Rots uitgehouwen. Men weet, dat de Grieken hunne Schouwburgen niet flechts gebruikten tot toneeloeffeningen, maar dat dezelve ook dikwils de vcrgaderplaatfen van het volk waren , waarin de redenaaren voor het volk hunne Redevoeringen over de bclangens van den Staat hielden, en waarin men onderling beraadflaagde over de regeering van het gemeenebest, over Oorlog en Vrede, en andere diergelyke onderwerpen meer. Het was uit dien hoofde natuurlyk, dat aldaar eene groote menigte by een kwam, en dat men dagen achter een zich bezig hield, zo met de overweging van bclangryke onderwerpen, als met vermaaken en uitbanningen. Men koos uit dien hoofde ook doorgaans tot den Schouwburg zodanig eene plaats uit, die voor alle inwooners het meest gefchikt was. Men richte dien tevens zo in, dat dezelve een aanzienlyk aantal yan  SYRA cuse. 243 Van menfchen kon bergen: altoos waren dezelve in ■een halve cirkel gebouwd, zo dat de zittingen trapswyze boven elkander geplaatst waren , en alle dus even goed konden zien en hooren, zonder dat de een den ander hinderde. — Hier en daar tusfchen de zittingen waren doorgaans breede gangen, waardoor de Schouwburg in drie verdiepingen verdeeld was, terwyl men langs kleine trappen tot de onderfcheiden plaatfen opklom. Het geheele gebouw was met groote en kostbaare Galleryen omringd. Zo vind men het althans by dc Schouwburgen te Herculaneum, Catania en Taormina, en by de Amphitheaters te Rome en Vcrona, die hierin met de Schouwburg eene en dezelve bouworde hadden. Wanneer de Schouwburg in fteen uitgehouwen was, waren zodanige Galleryen overtollig. — Doorgaans had elke byzondere Clasfe van het volk eene byzondere plaats. Zo zal het ook te Syracufe geweest zyn: waarfchynlyk zaten de inwooners van Tyche boven aan ; die van Acradina en Ortygia in het midden,en die van Neapolis beneden. Volgens de berichten van cicero (*) en dionysius was deze Schouwburg de grootfte in Sicilië; ook kon dit niet anders plaats hebben, uit hoofde van de groote menigte des volks , die hier zaani vergaderde. Voor zo verre de Schouwburg zichtbaar is (want de benedenfte verdieping zit onder den grond)kan men de grootte zeer wel berekenen, omdaï dezelve volmaakt een halve cirkel maakte, wiens Biiddellyn zo groot was, als het toneel. Deze halve cir- (*) Orat. in Verrem. A&. 2. L. IV, c. 53. De VeHmltr, Qa  C44 SYRACUSK. cirkel is honderd vier-en-veertig fehreden lang. De middellyn is dus zeven-cn-zestig fehreden : waaruit men de grootte van dit gebouw genoegzaam kan opmaaken. In elke verdieping, die van de andere afgezonderd is door een gang van vier fehreden, zyn agt banken,en dus in 't geheel vier-en-twintig. Wanneer men op elke fchrede voor twee perfoonen plaats rekent, dan zal deze Schouwburg omtrend agt of negen duizend menfchen hebben kunnen bergen, behalven nog eene menigte andere die hier of daar in de gangen ftaan konden. Waar men in den Schouwburg ook ftond, overal kon men de toneelfpelers gemakkelyk verftaan. By den Schouwburg te Syracufe kan men hiervan geene proeve meer neemen: dewyl de benedenfte verdieping geheel bedekt is met aarde, en het toneel uit dien hoofde onzichtbaar is.— Daarenboven maakt het water,'t welk door den Schouwburg loopt, en eenige watermolens, die midden in denzelven ftaan, te veel gedruisch, dan dat men 'er tegenwoordig de proef op zou kunnen neemen. Men kan dit beter waarneemen by den Schouwburg te Taormina, waar alles nog in een beteren ftand is : hier hoort men overal zelf het zachtfte geluid van het Toneel. Van deze Schouwburg te Syracufe heeft men een fchoon gezicht over de geheele vlakte rondom de Stad, door welke de rivier Anapus loopt; ook op de Stad en de haven. Tegenwoordig zyn op het geheele toneel fraaie Lusthoven aangelegd; maar nog weinig eeuwen geleden kon men de fundamenten van den Schouwburg nog ontdekken. Mirabella verhaalt, dat men zeer veel hardfteenen van hier weggenomen heeft, om ae tot het bemuuren der fteden te gebruiken; van daar,  syracuse. -145 daar, dat hier en daar eenige fteenen in de zitplaatfen ontbreeken. — Offchoon dit geheele werk in de Rots uitgehouwen is, heeft men echter nodig geoordeeld, om tot aanvulling., zich op zommige plaatfen van andere fteenen te bedienen, die door den tyd zo hard geworden zyn, dat men ze van de Rots niet onderfcheiden kan. Naby den Schouwburg zyn nog aanzienlyke overblyfzels van eene waterleiding , die geheel vervallen is, hoewel 'er nog drie openingen zyn, waaruit het water ontfpringt, en door den Schouwburg loopt. Hier naast ligt de fteenen trap, langs welken men Tyche beklimt. Dewyl alle deze werken boven de Latomkn liggen, is men op het denkbeeld gevallen , of welligt het zogenoemde oor van dionysius moest dienen ter verfterking van het geluid in den Schouwburg. Men ziet hetongerymde hiervan te eerder, dewyl 'er geene deminfte verbintenis is,tusfchen den Schouwburg en dit hol. — Met weinig moeite en kosten zou men de aarde hier kunnen weg brengen, waardoor men te beter in ftaat zou zyn, om over de wczenlyke gefteldheid van de Schouwburgen der Ouden te kunnen oordeelen. ~ Dit geheele werk moet zeer oud zyn; gelo bragt hier reeds het volk onder de wapenen , en gaf hier zonder eenig gevolg of bedekking rekenfchap van zyne Regering. Nadat agathokles, onderfteund door de Afrikaanfche bezoldelingen, de aanzienlykfte burgers van Syracufe omgebragt had, liet hy het overige volk in dezen Schouwburg zamen komen, om aldaar zyn befluit te hooren. Toen timoleon als een ftil burger in Tyche leefde, cn door ouderdom zyn gezicht reeds verloren had , Q 3 wierd  •40 SYRACUSE. wierd Iry dikwils in den Schouwburg gebragt., onr met het volk te raadplegen over de belangen van dit gemeenebest. —•— Dan eindelyk is men, weinig jaaren geleden, ontwaar geworden, door wien dit gebouw waarfchynlyk gefticht zy. Op den rand van de breede gang, waarmede de twee bovenfte verdiepingen van elkander gefcheiden zyn, ftaat met groote letteren basiaissae oiaiztiaos — benevens nog eenige andere letteren, die te onduidelyk zyn, dan dat men ze met zekerheid zou kunnen bepaalen; maar die waarfchynlyk den naam van den Bouwmeester behelzen. — Hieruit mag men befluiten, dat de Koningin piiilistis, wier naam in de Gefchieder.is niet gemeld word, dezen Schouwburg gebouwd hebbc. Zy moet geleefd hebben voor agathokl.es: in een tyd echter, toen men het in Sicilië met de konst arbeid reeds ver gebragt had; dit blykt niet alleen uit dezen Schouwburg, maar ook uit de groote zilveren penningen, waarop haar naam cn af_ bccldzel gevonden word. — - De zucht der Syracufaancn voor het Toneel was zeer groot, men verhaalt 'er dc volgende Anecdote van. Onder de gevangene Athenienfen waren 'er, die veel bekwaamheid voor het toneel hadden. Zommige wisten langs dien weg hunne Vryheid te verkryg.en. Zy fneden eenige ver!en van euripidesop, waardoor zy de gunst van hunne Meesters, die hen als taöveö gekogt hadden, zo zeer wonnen, dat zy hen ©ntfioegen, en vry na huis lieten wederkeeren. —— Nooit kunnen wy ih 't geheel dat belang gevoelen, 't welk het Toneel oudtyds had voor den vryen (iriek. — Staatkundige of Godsdienftigc onderwerpen  SYRACUSE. 347 pen waren altoos de inhoud van hunne toneelfpelen , en uit dien hoofde waren ze te meer gewichtig en belangryk voor hun, vooral daar de Dichter tevens alle zyne pogingen in het werk ftelde,omook doormiddel van de konst nieuwe kracht aan zyne'werk te geeven, en hetzelve te meer te veraangenaamen. Alles liep hier dus zamen, om de zucht voor het toneel op te wekken en levendig te houden, daar Godsdicnftigheid en Vaderlandsliefde zich met den fmaak in het fchoone en verhevene vereenigden. Elk kwam in de Schouwburg. — De diepzinuigfte wysgcer hield het voor eene zyner gewigtigfte bezigheden, Godsdienst en Vaderland riepen hem op die plaats. — Hier en daar zyn nog eenige ftukken van den ouden Muur van Neapolis. Zy zyn zeer hoog: het fundament is in de Rots uitgehouwen, en hierop heeft men vervolgens den Muur opgebouwd. ■— Voorts is geheel Neapolis met Moestuinen, Wynbergen en Lusthoven beplant. By het omgraven vind men nog van tyd tot tyd kleine overblyfzels der oudheid, door de Italiaanen Antkaglk genoemd ,|als Vaafen en ander aardwerk ; ook zilveren en koperen penningen. De eerfte worden doorgaans aan de Zilverfmeden verkocht, die ze flechts korten tyd te koop laaten hangen, cn alsdan in den fmeltkrocs wierpen. Jaarlyks worden 'er op die wyze eene groote menigte vernietigd, en het is aanmerkelyk, dat 'er des niet te min geen gebrek aan zulke penningen plaats grypt. Een bewys, dat 'er in Syracufe veel gemunt zilver is geweest. —. Deze penningen worden hier voor een geringen piys verkocht; men betaald naauwlyks een derde meer, dan de innerQ 4 ly-  SYRACUSE. lyke waarde, voor dezelve; zo dat men hier voor weinig geld eene aanzienlyke -voorraad kan verzamelen: — en zo is het ook in het Koningryk Napels, daar men integendeel te Rome derzei ver waarde beter kent, en ze uit dien hoofde veel duurder betaalen moet. — De Siciliaanfche penningen in 't gemeen, zyn zeer verfchillendc; men vind allerlei zoorten van beelden en opfchriften op dezelve; Ook zyn 'er veele van èene raeesterlyke hand vervaardigd, zo dat ze zo wel voor den konstminnaar als voor den oudheidkundigen van belang zyn. Ik ontmoete in Syracufe twee geleerden, die oude penningen en andere oudheidkundige ftukken verzamelden. Een van deze is de reeds mcermaalen genoemde Ridder eandolina, aan wiens vricndfchap ik zeer veel verfchuldigd ben; de ander is de Graaf CiE sa re gaËtanidella t o r r e , die eene fraaie verzameling van oudheidkundige ftukken, cn tevens van oude penningen bezit. Men kent hem fri de geleerde waereld door eene fraaie Italiaanfche Vertaling van tiieocritus , bion en moschus : ook heeft hy nog eenige oudheidkundige Verhandelingen uitgegeven, waarvan de meeste in de Opufcoli autvri Siciliani geplaats zyn. Onder deze is 'er eene, die boven andere belangryk is, over de looden zegels pïmbi mcrcamili, waarmede de Ouden hunne waaren verzegelden. Dit ftuk kan als een aanhangzel dienen o-o het werk van figorini,* plumbis amiquis. Tyche, het vierde gedeelte van Syracufe, lag aan de zyde van Neapolis. in de fchuinte van dc Rots; het begon by Acradina cn liep voort tot aan het kasteelLatxlalmn. Een Tempel, aan fortuna toegewyd, en hier gelegen, gaf aanleiding tot dien naam. Waar-  SYRACUSE. 24O Waarfchynlyk is dit echter een andere Tempel, dan die, welken timoleon ter eere van deze Godin (lichte, nadat hy Syracufe cn geheel Sicilië bcvryd had van de overheerfching der dwingelanden. Dit gedeelte der Stad, 't welk tegenwoordig niets anders is, dan eene geheel van aarde ontbloote Rots, heeft veele overblyfzels en onderaardfche gewelven, die alle tot Catacombes, baden, waterleidingen, en rioelen behooren. De geheele Rots is hiermede geheel ondermynd; ook vind men hier en daar boven den grond nog waterleidingen, die geheel onbefchadigd zyn, als ook de fundamenten van oude gebouwen, en de trappen van zommige Tempels en andere aanzienlyke gebouwen. Van veele ftraaten kan men de oude richting ontdekken, zo uit de fundamenten der huizen, als uit de fpooren der raderen. Hierdoor vond m 1 r a b e l l a zich in ftaat, om de voornaamfte ftraaten te kunnen opgeeven. 'Er zyn ook nog overblyfzels van eenige poorten, die na den Zeekant en na de gebouwen, die rondom den Trogilifchc haven Honden, liepen. — Onder alle de overblyfzels van Syracufe is 'er geen merkwaardiger, dan het kasteel Labdalum, de eenige burgt, waarvan men in 't zekere weet, dat dezelve nog voorhanden is. Men kan niet met zekerheid bc ■ paaien, wanneer dit kasteel wierd gefticht. Reeds ten tyde van den Peloponefifchen Oorlog was het eene fterkte. Ni c 1 as de Veldheer der Athenienfen overweldigde hetzelve, leide 'er Magazynen aan, en verfterkte het nog meer. Weinig tyd daarnaa wierden zy weder van daar verdreven door gylippus den Veldheer der Spartanen. Ook dion maakte ziellos 5 mees-  $,$0 SYRACUSE. meester van dezelve, toen hy dionysius zocht te noodzaaken, om de wyk te neemen, ook vermeerderde hy de werken, waarvan men waarfchynlyk tegenwoordig nog de overblyfzels ziet. Toen marcellu s met behulp van eenige Burgers, Syracufe overweldigde, drong hy van dezen kant ter Stad in. — In dit kasteel wierden dc fchatten van dit Gemeenebest bewaard. Men kon 'er eene bezetting van zes duizend Man zo voetvolk als ruitery in bergen. Niet weinig bevorderde de ligging van dit kasteel dcszelfs fterkte, dewyl het op eene hoogte gelegen was, van waar men de geheele Stad kon beftryken, waarom 'er by belegeringen voor Syracufe veel aangelegen lag, dat de burgers van deze fterkte meester waren. Zy beflaat flechts weinig plaats; naar gisfing denk ik niet dat haar omkring meer dan vier honderd Ellen zal bedraagen. Met weinig moeite zou men alle de fteenen weder op haare plaats kunnen brengen , cn dus dit kasteel in dien ftand brengen, waarin het oudtyds was. —• Vergezeld door myne leidslieden en voorgelicht door een genoegzaam aantal flambouwen, fteeg ik nederwaards in de onderaardfche gangen, die onder dit kasteel liggen ; en die een blyvend gedenkteken zyn van de rykdommen, die Syracufe bezat. Men heeft ze ten deele in de Rots, waarop het kasteel ligt, uitgehouwen, en ten deele van hardfteen opgemctfeld; zo dat zy min of meer het vernielend vermogen van den tyd konden weêrftand bieden. Reeds voor lang wist men uit oude overleveringen, dat 'er zulke onderaardfche gangen oneicr dit kasteel waren, dan de puinhoopen verhinderden het onderzoek naar, cn den in-  syracuse. 351 ■ingang tot dezelve; totdat eindelyk mirabella zommige ontdekte. Op zommige plaatfen is het nog zeer moeilyk, om neervvaards te komen; ook zyn'er nog zommige om bovengemelde reden ontoegankelyk. Overal, waar men zonder gevaar kon komen, ben ik geweest, zo dat ik meer dan een halfuur in deze onderaardfche gangen omwandelde. Een is 'er, onder andere, van zulk eene hoogte en breedte , dat vier ruiters daarin gemakkclyk naast elkander te paard kunnen rydcn. Mirabella vond hier en daar ringen in den Muur uitgehouwen, waarfchynlyk om de paarden vast te maaken, wier ftallen onder den grond waren. — Men vind ergens eene zeer gemakkelyke trap, langs welke, volgens het gevoelen van mirabella de paarden naar boven gebragt wierden. Op verfcheiden plaatfen befpeurde ik onder myne voeten een bedompt en dreunend geluid, waaruit ik beüuit, dat onder deze, nog andere verwelven zyn» die welligt ter bcwaaring van de fchatten van dit gemeenebest gediend hebben. Myne wegwyzers waren echter nooit dieper geweest, de ouderdom van het werk, 't welk reeds derde half duizend Jaaren oud is, maakt het ook niet raadzaam om dieper te gaan: en eerlang ftuiten wy, doordien ons pad aangevuld was met ingevallen puin; waarom wy fpoedig het daglicht opzochten. — Midden onder het kasteel was een groote ronde verwelfde zaal, (een van de fchoonfte gebouwen van dien aart in geheel Italië,) waarin alle onderaardfche gangen als in een middenpunt zich veteenigden. Men kan de uitgeftrektheid dier gangen niet bepaalen. Zeer zeker ftrekken zy zich verder Uit, dan liet kasteel. Mirabella, die zo ver ging»  ^5S syracuse. ging, als hy kon , geeft geen naauwkeurig bericht van derzelver uitgeftrcktheid. Fazellus wil,dat ze hier en daar met de Stad gemeenfchap hadden, en dat de Vorften 'er zich van bedienden by oproeren van het volk,om hier in eene veilige fchuilplaats,de wylc te kunnen neemen. — Dan zyn bericht fteunt alleen op overlevering ; want hy zelve heeft deze gangen niet gezien. Ook vermengt hy waarfchynlyk deze onderaardfche gangen, met die, welke onder Tyche liggen. — Het is in de daad byzonder, dat 'er van alle de geene, welke Sicilië zyn doorgereist, bykans geen een is, wiens aandacht op dit aloude overblyfzel is gevallen. — Noch d'orville, noch ook reizigers van laater tyd, brydone, borch en riedese l, welke laatfte in 't byzonder in andere opzichten zo naauwkeurig was, maaken 'er gewag van. Swinburne reed de overblyfzels voor by, maar rekende het niet de moeite waardig, om dezelve naauwkeurig te onderzoeken: althans zyne berichten desaangaande zyn zeer onvolledig. De Schryver van van de Voyage pittoresque de Naples et de la Steile is inslyks zeer kort in zyne berichten. — Ik zou dezelfde fout begaan hebben , indien niet de Heer l a n d olina my het belangryke van deze overblyfzels had onder het oog gebragt. Overal wees hy my den weg, of gaf my zo veel onderricht, dat ik volftrekt niet mistasten kon, en dit verfchafte my dat genoegen, dat ik Labdalum gezien heb, en dus in ftaat ben om my een duidelyk denkbeeld van eene oude fterkte te kunnen vormen. H o u e l heeft van alles de tekeningen geleverd. *~ By hem kan men dus, wanneer  fYRACUSE. 253 hy zo ver gevorderd zal zyn, eene naauwkeurige befchryving van dit werk verwachten. Van den Muur van dionysius, die in dezen omtrek begint, zyn nog aanzienlyke overblyfzels voorhanden. —— Zy is van zoortgelyke hardfteen opgehaald, als de Muuren van Labdalum, en ligt, gelyk als dit kasteel, op den rand van eene hoogte , van waar zy tot aan de Kust voort loopt. Zy blyft een gedenkteken van de aloude macht en rykdom der Syracufaanen; vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat ten tyde van dionysius in twintig dagen door zestig duizend arbeiders deze Muur wierd voltooid, die niet flechts tot bevestiging van Tyche aan den Zeekant diende, maar zelf geheel Syracufe omringde ter lengte van drie honderd ftadien. Hoe onwaarfchynlyk dit in den eerften opflag fchynen moge, men dient het echter te geloven op het getuigenis van diodorus, die 'er in zyn veertiende boek bericht van geeft. — Waarfchynlyk zal men dit verhaal zo moeten uitleggen, dat dionysius zich bediende van den ouden Muur, die reeds voor de belegering der Athenienfen voorhanden was, en dat Hy daar flechts nieuwe werken aanleide, alwaar ze geheel ontbraken, of te zwak waren. Deze Muur van dionysius was zeer hoog, en eene van de grootftc hinderpaalen, die marcellus by de belegering van Syracufe vond. Offchoon ze tegenwoordig niet meer zo hoog is, kan men echter uit het overgeblevene de kostbaarheid van dit werk genoegzaam afmeeten. — By het kasteel Labdalum begint Epipolae, zynde het vyfde gedeelte der Stad, 't welk eerst ten tyde der Romeinen tot Syracufe wierd betrokken. 'Er is geen  S54 * y r A c u s E. geen het minst bewys voorhanden, waaruit men zou kunnen opmaaken, dat een gedeelte van de Stad op deze dorre Rots zou gelegen hebben: men weet integendeel dat hier de legerplaats van marcellus was, en dat de Athenienfen en Syracufaanen elkander hier meermaalen flag geleverd hebben. Hier is nog eene Latomie niet verre van Labdalum, die tot eene gevangenis voor de Athenienfen diende. In deze fchreef de vermaarde dichter piiiloxenus zynen Cyclops. Op den hoogften top van deze Rots lag weleer het kasteel Euryelus, 't welk door nicias aangelegd wierd, nadat hy Labdalum had ingenomen, om dus dit laatfte te beter te kunnen verdedigen. Dan dit baatte hem weinig: gylippus noodzaakte hem om zo wel het kasteel als geheel Epipolae te ontrui-1 men. De opgang na Euryelus , is verbazend fteil: men fchat deszeifs kruin op omtrend honderd fehreden in den omtrek: deszeifs gedaante is driehoekig. Van ■alle de werken is niets ove 'gebleven, dan eenige ftukken van den Muur, die daar opgehaald is, waar men de Rots niet fteil genoeg hield. Deze hoogte levert een fchoon gezicht op over Syracufe, de omliggende landftreek, de haven., de Zee en een groot deel van de Zuid-Oostelyke Kust van Sicilië. In het Noorden ligt een diep en vruchtbaar dal, 't welk met de vermaarde bergen van Hybla eindigt, boven welke de top van den ^Etna zich verheft. •— Ik trof geen heldere dag, waardoor dit gezicht in fraaiheid merklyk verminderde. Van de Stad Olympium is niets meer overgebleven, dan twee halve Pilaaren van den vermaarden Tempel van jupiter, dien Gelo ftichte, en met den buity van  SYRACUSE. 255 van de Karthaginenfen geroofd, vercierde. Het ftandbeeld van jupiter., 't welk met een mantel van masfief goud omhangen was, kan ten bewyze verftrekken van de pracht en den luister, die hier plaats had. Dionysius nam dit beeld uit den Tempel, om 'er zich mede te verryken. Cicero maakt van hetzelve gewag, als van een der vermaardfte ftandbeelden dier Godheid, in Griekenland en Afie zo wel als in Italië. Ten tyde van mirabel-lach b 0 n a n n r waren 'er nog zeven geribde Pilaaren; vyf van deze zullen , waarfchynlyk op last der Regeering, zyn weggenomen, om 'er elders gebruik van te maaken. Zo heeft men nog geene dertig Jaaren geleden, vcrfcheiden fraaie pilaaren, uit den Tempel van Serapis te Puzzuoli, weggenomen, cn 'er by de groote Zaal te Caferta gebruikt van gemaakt. De rivier Anapus,die voor by Olympia loopt, is in de aloude gefchiedenis zeer vermaard. Aan deszeifs oevers zyn niet alleen zeer veele veldfiagen voorgevallen , maar ook wierd hier bykans het geheele leger der Karthaginenfen, door de pest weggefleept. De oorzaak hiervan lag in den fchadelyke dampen, welke uit de Mocrasfen Tyraca en Lyfimelia, die aan den kant van deze rivier liggen, en nog niet uitgedroogd zyn, opftegen. Deze rivier is de eenige in geheel Sicilië, welke voor kleine Schepen nog eenigzins vaarbaar is; dan ook in dit ftuk heerscht zulk eene onverantwoordelykc onachtzaamheid, dat het niet lang zal duuren, of zy is zo vol (lyk en riet, dat men 'er volftrekt geen gebruik meer van zal kunnen maaken. — Zeifis op zommige plaatfen de doortocht nu reeds zeer bezwaarlyk. Veertien Italiaanfche, (of om-  D5D SYK.A CUSE» omtrend drie duitfche) mylen van Syracufe neemt deze rivier een begin , loopt vervolgens onder den grond , en komt vier of vyf mylen van de haven weder ten voorfchyn. Hier vereenigt zy zich met een kleine ftroom, die uit de bron Cyane voortvloeit, in welke bron, die bykans twaalf ellen diep is, en een basfin vormt wiens middellyn bykans dertig ellen is, het allerzuiverst en klaarffe water is. Men kent deze bron uit de aloude fabel van dc Nimph cyane, die weerftand bood aan pluto, toen hy proserpina fchaaktc, en juist te dezer plaatfe de grond opende, om dus na den Tartarus weder te keeren. — Cyane weende zo lang over dit geweld, tot dat zy eindelyk daardoor in eene bron veranderde. Zo luid het verhaal by diodorus in het zesde boek, en by glaudianus in het derde boek, de raptu Proferpinac. — De plaats, waar deze bron zich met de rivier de Anapus vereenigt, word nog op den huidigen dag ie due braccia genoemd. —■— Wanneer men met een fchuitje derwaards vaart, fmaakt men het aangenaame van het lommerryke oever van deze ftroom, 't welk ten uiterften vermakelyk is; maar de bron zelve overtreft alles. Het ftille water van dezelve is zo helder en klaar, dat men zelf de kleinfte fteen op den grond kan ontdekken. — De menigte Visfchen, welke zich hier ophouden , zyn zonder vrees , om dat ze nooit ontrust worden , en zwemmen gerust rondom het boord. De Tempel aan dc Nimph cyane toegewyd, en die op het oever ftond, is geheel verwoest. Men wil dat herkules, toen hy Sicilië doorwandelde , alhier een feest hebbe gefticht, 't welk door  syracuse. Z$V door de inwooners van Syracufe met zeer veele pleg. righeid wierd gevierd. De offer-dieren wierden in de bron geworpen. — Nog in een ander opzicht is deze rivier merkwaardig: de by de Ouden zo vermaarde papierboom, die niet dan in zeer ftil water groeit, en waarvan men tot dus verre meende, alleen dat dezelve in den nyl groeide, word hier in overvloed gevonden. Bykans het geheele oever is vol van dit riet. Te vooren bedienden de Syracufaanen 'er zich van om in den Oogst de fchoven daarmede te binden : insgelyks om by plechtige gelegenheden de Vloer van de Kerk daarmede te beftroojen, waardoor het fterk verminderde. — Dan nadat de Heer landolina onlangs de konst der Ouden om papier te vervaardigen weder ontdekt heeft, mag dit gewas niet meer op zulk eene nuttelooze wyze gebruikt worden. —— Dit papier word op de volgende wyze vervaardigd. In de Maand Augustus, wanneer de plant haare volle rypte heeft, fnyd men de fteel in dunne lange ftreepen, die eerst gedroogd, en dan regt uit naast en over elkander gekleefd, en met het gewoone papicrlym nat gemaakt worden: en dan worden ze eindelyk droog en glad gemaakt. — Het papier, 't welk de Heer landolina op deze wyze vervaardigt, en 't welk ik met de proeven,van het oude papier die 'erin deBoekeryente Rome, Florence, Milaan, Turin en Munchen voorhanden zyn, vergeleken heb, is niet flechts goed in gebruik, maar zo 't my toefchynt beter eri fyner,dan 't geen in Egyptenof Ravenna vervaardigd word (*). 't Is waar wy behoeven dit zoort van papier (*) Men heeft thans te Rome naauwkeurig onderzoek ge. II. deel. R da»a  658 syracuse. pier tegenwoordig niet , daar ons papier veel beter is; echter kan het zyne nuttigheid hebben, dat deze konst, die men voor altoos verloren achte, weder ontdekt is. Langs dien weg krygt men nieuwe hoop, dat andere konften der ouden,die nog verborgen voor ons zyn, ook weder zullen kunnen ontdekt worden, zo als, by voorbeeld, het vervaardigen van de echte purper kleur, de konst om groote ftandbeelden van yvoor in een ftuk te maaken, en meer andere. Misfchien groeit deze papier boom , hoewel onbekend, op meer andere plaatfen van Europa; althans men kan ze ook aan andere oorden overbrengen. — Te Catania heb ik ze in een Basfin gezien, 't welk de Prins biscary in de Lava van den . fchoten is, les geeven over de Kerkelyke gefchiedenis : hy behandelde eenige ftukken van de oudfte his- to-  12. CATANIA. torie met zeer veel fmaak, oordeel, en vrymoedigheid, en noemde de naamen van Mosheim en andere niet, dan met den grootften Eerbied. Het is voor my altoos eene floffe van blydfchap, wanneer ik mag zien, dat het Licht, het welk onder ons fchynt, zich van tyd tot tyd, zelf tot in de afgelegenfte oorden verfpreid; dat mannen, die onder het harde juk der ïnquifitie geboren en opgevoed zyn, echter het pad der waarheid hebben gevonden; ja zelf dat men reeds zo verre gevorderd is, dat men, in weêrwil van het roomfche register van verboden boeken , zodanige werken openlyk kan leezen, en ze verder aan de ftudeerende jeugd kan aanbeveelen. De tegenwoordige Bisfchop is een man,die, uit hoofde van zyn uitmuntend karakter , alle hoogachting verdient; dan in kunde kan hy tegen den voorgaanden Bisfchop op verre na niet opweegen. De Akademie gevoelt zyn gemis maar al te zeer: men ontdekt dien yver niet meer by de ftudeerende jeugd, die 'er ten zynen tyde plaats had. Intusfchen denkt men thans veel opgeklaarder dan te vooren. Het juk der ïnquifitie is verbroken : het napelfche hof is niet zeer bigot; de vryheid van denken neemt van tyd tot tyd de overhand, en word door het leezen van goede boeken, (proteftantfche niet uitgezonderd) zo fterk bevorderd en uitgebreid, als 'er by mogelykheid in een roomsch Land plaats kan hebben. Men behoeft dus niet te vreezen, dat het goede zaad, door ventimaglia gezaaid, geheel verflikt en onderdrukt zal worden, en de voormalige onkunde en domheid aan deze Hooge School weder zullen zegepraalen. Ik moet hier nog verfcheiden aanmerkingen nopens de wyze van ftii-  c a t a n i /•. 13 ftudeeren op deze Akademie achter wege laaten, om dat deze naderhand,in een byzonder Artikel,met betrekking tot alle de Italiaanfche Hooge Schooien, zullen te pas komen. Echter kan ik niet nalaaten hier nog gewag te maaken van eene aanmerking van den Heer barteis in het tweede deel zyner reisbefchryving, dat, namelyk, de Regeering tegenwoordig veel werk maakt van de Hooge School, en verfcheiden ontledigde Leerftoelen heeft vervuld. Onder anderen is 'er ook een Hoogleeraar benoemd voor de moedertaal. Het is echter vreemd, dat men 'er niet op bedacht is geweest, om een Hoogleeraar te beroepen voor de Vaderlandfche Gefchiedenis, waaraan toch elk ingezetenen , en byzonder den geletterden zeer veel gelegen ligt. Welligt is de gisfing van den Heer bartelj niet ongegrond , dat de regeering bevreesd is, van langs dien weg de oogen der Natie te zullen openen, en dezelve op haare wezenlyke en onbetwistbaare rechten opmerkzaam te zullen maaken. Hoewel men hieromtrend veel zou kunnen voorkomen met een man in dit Vak plaatfen, die in zyne denkbeelden met de Regeering overeenftemde. Ook word 'er geen het minfte werk gemaakt van uitlegkundige Lesfen. De Heilige en zedenkundige Godgeleerdheid benevens de Kerkelyke Gefchiedenis zyn het alleen, waarmede men zich bezig houd. Men fchat de jaarlykfche inkomften van deze Hooge School op vyftienduizend fcudi, waarvan onder anderen vyf-en-zestig honderd Ryksdaalders betaald worden aan de Hoogleeraaren. In een van de gebouwen ftaat de bibliotheek, die eene aanzienlyke verzameling van boeken beat, en waarvan de Studenten zeer veel gebruik maa-  14 catania. maaken. De boekery van Monfignor ventimagli a overtreft echter dezelve. Deze verzameling, welke hy by zyn vertrek aan de Hooge School vereerde , moet ten allen tyde van de andere boekery gefcheiden blyven , hoewel ze in hetzelfde gebouw ftaat. — Zy is wel is waar niet groot, maar uitgelezen , en voor den Godgeleerden en Oudheidkundigen zeer belangryk. — Men vind 'er de aanzienlykfte en kostbaarfte werken, zelf die van proteftantfche Godgeleerden niet uitgezonderd. Zy is in de beste Orde, en men mag het voornamelyk aan den Opziener derzeive, den Hoogleeraar de cos mis toefchryven, dat'er zo veel gebruik van gemaakt word. Dezelfde Bisfchop heeft ook aan de Hooge School een Kabinet van penningen vereerd, waarin een aanzienlyke voorraad voorhanden is. Ik kan niet bepaalen of het volledig is, dewyl het niet in order was. —■ Reeds oudtyds was de godsdienst-yver van Catania vermaard, en, gelyk het tegenwoordig met Kerken en Kapellen opgevuld is, zo waren 'er oudtyds ook zeer veele heiligdommen tot een Godsdienftig einde gefticht. — Men vind in de oude Schryvers dikwyls gewag gemaakt van de Tempels in deze Stad: men vind 'er echter geen overblyfzels van,hoewel de Oudheidkundigen te voren veel werk 'er van gemaakt hebben om dezelve te vinden. Tegenwoordig is 'er van de aloude gebouwen niets meer voorhanden, dan een Schouwburg, een Amphitheater, eenige overblyfzels van de Vergaderplaats van het Volk, Baden, waterleidingen, en begraafplaatzen : alle deze overblyfzels zyn een duurzaam gedenkteken van den alouden luister der Stad. —«— Veelal vind men deze over-  catania. 15 overblyfzels onder den grond, en het is niet onwaarfchynlyk , dat zommige van de oude Tempels insgelyks onder de Lava en de Aarde begraven liggen , wagtende op het gelukkig oogenblik, wanneer de een of ander Patriot, door denzelven yver en edelmoedigheid, als de Prins bisc ar.i gedreven, dezefchatten , die eeuwen achter een , verholen zyn gebleven, weder tevoorfchyn doet komen. En wat rede zou 'er zyn om dit als minder waarfchynlyk te befchouwen, dan 't geen de yver van dien Prins heeft weeten uittevoeren, daar men voor vyftig jaaren even zo min en nog minder dacht aan die fchatten, welke hy uit het aardryk beeft opgedolven. Onder de oude gebouwen is de Schouwburg een van de aanzienlykfte. Dit gebouw is niet onder de Lava, maar met dat al zeer onkenbaar: men heeft'er in laater tyden op verfcheidenerlei wyze gebruik van gemaakt, en van bykans alle de gewelven kleine woningen vervaardigd. Om den ingang van de benedenHen gang, die rondom den Schouwburg liep, te vinden, moest men in de grond delven. Van hier kan men langs fteenen trappen, die zeer goed onderhouden waren, op de twee bovenfte1 verdiepingen komen. Deze verdiepingen zyn met een gewelf overdekt, en in een zeer goeden ftaat. Ik heb alles zelve onderzocht. De Schouwburg was zeer aanzienlyk: volgens de opgave van riedesel, was hy grooter dan het TheoHum Marcdli te Rome: men rekent de middellyn op vier honderd palmen. — Van de trapswyze zitplaatfen voor de aanfehouwers, en van de ingangen zyn nog aanzienlyke overblyfzels. De geheele Schouwburg is gebouwd van Lava, die in de form van hard- ftecn  10 CATANIA. fteen gehouwen is, zonder eenige kalk volgens de oude Griekfche bouworde. Het toneel, 't welk by de oude Schouwburgen zo zelden zichtbaar word, is hier gevonden en doorzocht. Ik heb 'er nog den Muur van gezien, dan zy was onherftelbaar, doordien zeer veele huizen op denzelven ftaan, waarom men zich heeft moeten te vreden houden met alles uittemeeten, en alle fraaie pilaaren en bouwkundige cieraaden weg te neemen, waarop men, ten einde men den grond van de huizen niet zou verzwakken de plaats weder met aarde heeft moeten aanvullen. Verfcheiden ftandbeelden, pilaaren, en opfchriften, die men in deze Schouwburg heeft gevonden, zyn onder de verzameling van oudheden van den Prins biscari. Van andere fraaie pilaaren van granitfteen, die voor aan op het toneel ftonden, heeft men zich bediend, ter verciering van de voorgevel der Domkerk. Daar te boven vind men door de geheele Stad overblyfzels van zodanige pilaaren, die alle uit deze overblyfzels genomen zyn. Men vind nog in de gewelven overblyfzels van waterleidingen, die waarfchynlyk zullen gedient hebben, om de aanfchouweren , die den geheelen dag in de Schouwburg doorgebragt hadden, de in deze heete Luchtftreek zo nodige ververfching te bezorgen. Naast deze groote Schouwburg ftaat nog eene kleine, die ook van Lava opgebouwd en met de groote vereenigd is. De buitenfte Muur is nog bykans geheel onbefchadigd, en van de gewelven heeft men zich, gelyk by de groote Schouwburg, bediend tot kleine wooningen en winkeltjes. De middellyn van deze kleine Schouwburg is honderd en twaalf palmen.  catania. 17 Zy ftaat hooger dan de groote, zo dat het fundament van de kleine met de hoogte van de tweede verdieping van de groote Schouwburg gelyk ftaat. — Men kan niet met zekerheid bepaalen, waartoe dit gebouw gediend hebbe. Oudheidkundige noemen het een Odeum [of de Concert-zaal]. Te Pompeji heeft men een zoortgelyk gebouw by den Schouwburg ontdekt ; men heeft 'er echter tot dus verre geen uitvoerig bericht van kunnen bekomen, dewyl het voor het grootfte gedeelte nog met Asch bedekt is. Misfchien bediende men zich van dit gebouw tot voorafgaande oefeningen , eer men zich in den Schouwburg liet hooren, of ook om onder het dak te kunnen fpeelen, wanneer het weder niet gedoogde, om in de open lucht de toneelftukken uit te voeren. — Prins biscari heeft het gewelf en de trap, langs welke men van het toneel op het Odcwn kwam, ontdekt: hy dorst het echter niet waagen, om ze ongevuld te laaten, en dus heeft men 'er de Aarde weder moeten inbrengen. Men kan den geheelen omvang en de grootte zo wei van den Schouwburg als van het Odeum best ontwaar worden, op het balkon van een nabuurig huis, naardien de huizen, die op de Muuren van deze gebouwen ftaan , nog in dezelfde richting voortloopen. Ook heeft men een lange fmalle en gewelfde gang ontdekt, die van den Schouwburg na de Zee loopt: waarfchynlyk wierd daardoor het overvloedige water afgeleid. — Ik heb dezelve niet gezien, en kan dus niet bepaalen, in hoe verre de gisfing van den Heer bartels gegrond is, die dezelve voor een verborgen uitgang van den Schouwburg houd, waarvan men evenwel, zo verre my bewust is? geen voorbeeld op III. deel. B eenig  18 c a t a n ï a. eenige andere plaats ontdekt. Ten tyde van den tweeden Peloponefifchen Oorlog, viel 'er op dezen Schouwburg een zeer aanmerkelyk geval voor, waardoor dezelve is vermaard geworden. Onder de inwooners van Catania waren verfcheiden, die het met de Syracufaanen hielden, en uit dien hoofde de poorten niet wilden openen voor het Atheenfche Leger. Om echter dit oogmerk te bereiken, gebruikte alcibiades , die benevens nicias dit Leger aanvoerde de volgende List. De inwooners van Catania hadden wel is waar geweigerd om troepen inteneemen, maar aan de Veldhecren vryheid gegeven , om in de Stad te komen en hunne belangen voor te draagen. Alcibiades ging dan tot dat einde in de Stad, beklom den Schouwburg, als de plaats , waar de Grieken doorgaands hunne Volkvcrgaderingen hielden, cn hield liet volk, 't welk zonder eenig achterdocht of wantrouwen, van alle kanten hierby een gekomen was, om zyne voordellen te hooren, zo lang op, tot dat een gedeelte van het Leger door eene kleine poort in de Stad gedrongen , en dezelve overmeesterd had ; waarop alle de inwooners, die op de zyde van de Syracufaanen waren, de vlucht namen, en de overige met de Athenienfers een verbond flooten tegen hunne nabuuren, de Syracufaanen , wier aangroeiende macht en rykdom den nyd van alle de overige inwooners van Sicilië had gaande gemaakt.— Dit geval verhaalt ïolybius. Het Amphitheater wierd ten tyde van de Romeinen gebouwd, dan het was niet lang van duur; eerlang geraakte het in verval, waarfchynlyk nadat het Christendom in Sicilië de overhand kreeg, en de zeden  CATANIA. 15 den daardoor meer befchaafd waren, waardoor men een afkeer kreeg van zulke bloedige toneelen. Reeds ten tyde van theodorik was het in verval; de flegte toeftand van dit gebouw gaf aanleiding, dat de burgers van dien Koning de vryheid verzochten, om de fteenen die zy tot herftel van den Muur benodigd waren, van hier te mogen neemen, en van daar dat de bovenfte verdieping geheel nedergeworpen, en alleen de benedenfte ftaan gebleven is, die daar te boven de verwoestende aanvallen van veelvuldige Aardbevingen heeft moeten ondergaan, en daardoor bykans geheel en al met puin en aarde bedekt wierd. Dus was het Amphitheater geheel verdweenen, en men zou naauwlyks de plaats hebben kunnen aantoonen waar het geftaan had, ware het niet, dat de nyvere Prins biscari, door zyne vlytige nafpooringen hetzelve ontdekt had. Hy wist, dat een onderaardsch gewelf, de gevangenis van de heilige Agatha genoemd, te vooren een van de Kerkers voor de wilde dieren geweest was, en dit bragt hem eerlang op het fpoor. Doot aanhoudend delven ontdekte hy eindelyk de buitenfte Galdery, die rondom het Amphitheater liep. — De verbazende Pilasters zyn van Lava, als hardfteen gehouwen, opgetrokken, en de gewelven van gewoone fteenen vervaardigd. Dit gebouw heeft gelyk alle de overige Amphitheaters, eene eironde gedaante. Behalven de buitenfte Galdery heeft men nog eenige verwelfde kamers ontdekt, die tot een verblyf vooï de wilde dieren verftrekten. 'Er zyn in Catania verfcheiden baden. De onderaardfche baden zyn de grootften, men heeft ze, by het wegruimen van de aarde, naby de Domkerk ontB a dekt,  S.O C A T A N I A. dekt. De groote zaal met dikke pilasters, en eenige? kleine kamertjes zyn in een zeer goeden ftaat. De Muuren zyn met fteenkalk bepleisterd, waarop verfcheiden fraaie beelden gewerkt zyn. Het water loopt door middel van eene waterleiding in de baden, die tegenwoordig rykelyk van water voorzien zyn, en van waar het eene onderaardfche beek vormt, wier uitloop onbekend is. — Slechts het kleinfte gedeelte van dit gebouw is zichtbaar; — het grootfte gedeelte ftaat onder de Domkerk, ivicr grondflagen men niet dorst ondermynen of wegneemen. Naderhand heeft men nog eenige gewelven ontdekt, waarvan zommige tot begraafplaatfen in de Kerk, en andere tot kelders in nabuurige huizen dienen: waardoor men eenigermate zich een denkbeeld heeft kunnen vormen van den omvang dier baden. Daar te boven zyn 'er in de Stad nog overblyfzels van andere kleine baden, die waarfchynlyk by byzondere huizen behoord hebben. By zommige ontdekt men nog duidelyke blyken van oude pracht en luister. De wanden zyn met ftukkadoor-werk vereierd, en de grond in Mofaique bevloerd. De meesten zyn onderaardseh, en misfchien zyn 'er meer voorhanden ,' dan men tot dus verre weet; en die by naauwkeurige navorfching ook zeker zullen ontdekt worden, dewyl bykans alle vermogenden in hunne huizen byzondere baden hadden: zulke gebouwen behooren tot die beuzelingen, waarop een reiziger weinig of geen acht ftaat, omdat hy dezelve in zulk eene groote menigte aantreft. Ik maak daarom alleen gewag van een agthoekig gebouw met eene ronde koepel, 't welk insgelyks een gedeelte van een oud bad was, en waarvan men nu eene Kerk gemaakt heeft.  CATANIA. 21 heeft, genaamd St. Maria Rotonda. Misfchien behoorde ze by de groote openbaare badftove. — Van eene andere kamer in dienzelfden fmaak gebouwd, hebben de Franciskaanen eene Kapel gemaakt. Onder de oude overblyfzelen behoort ook de plaats, waar oudtyds de Markt was, hier vind men nog verfcheiden onderaardfche gewelfde Kelders, die voormaals onder de gebouwen, die den Markt omringden, gelegen waren. De begraafplaatfen waren buiten Catania. Men vind 'er nog zeer veele; zo wel boven als onder den grond. <— Voor zo verre deze begraafplaatfen bekend zyn, hebben ze weinig merkwaardigs voor den Oudheidkundigen, doordien ze reeds voor zo langen tyd geopend en geledigd zyn, dat men thans geen bericht kan hebben, van het geene men daarin gevonden heeft. Eene van deze begraafplaatfen ftaat boven den grond , en dient tegenwoordig tot een Kapel voor; een Adelyk huis. In dit gebouw waren verfcheiden verwelfde verdiepingen boven elkander, die elk tot byzondere begraafplaatfen dienden. Oudtyds vertoonde men een ftuk van een oude Muur, 't welk men voor een overblyfzel van het Graf van den dichter stesichorus hield, die hier geftorven en begraven zou zyn. Eene van de poorten'der Stad wierd naar hem genoemd, porta flefichorea; en hieruit leidde men af, dat zyn graf in den omtrek van deze poort gelegen was. Wie zal echter met zekerheid bepaalen, dat een oud overblyfzel van een Muur 9 waaraan men op zich zelve niets ontdekken kan, tot het graf van een vermaard man zou behoord hebben ? ~ By alle pogingen en ernftige navorfchingen B 3 om  32 catania. om het graf van archimedes in Syracufe te vinden, heeft men het echter niet kunnen ontdekken, hoewel volgens het bericht van cicero dit graf zeer wel te ontdekken was aan de Mathematifche figuuren, die 'er op hetzelve uitgehouwen waren. — Van de waterleidingen en regenbakken vind men nog zeer veele overblyfzelen. Midden op het veld ftaan nog twee boogen van eene groote waterleiding, die in den jaar e 1669 door dc Lava van den yEtna overftroomd wierd, en de woedende aanvallen van dien brandenden vloed doorgedaan hebben. Buiten Catania langs den weg,die na den berg /Etna loopt,zyn nog andere niet minder aanzienlyke waterleidingen. Deze bragten het water drie uuren van Licadie af tot aan Catania, de Kanaal en, door welke het water gevoerd wierd, liepen nu eens onder, dan weder boven den grond; en in dit geval veel al over hooge gebouwen, waarvan 'er naby de ftadspoort nog aanzienlyke overblyfzels voorhanden zyn, die tot een blyvend gedenkteken van de aloude pracht en den rykdom der inwooneren van Catania verftrekken. In het jaar 1669 wierden deze waterleidingen door de Lava grootcndeels verwoest, cn 't geen de vlam verfchoonde , wierd naderhand gebezigd tot opbouw van de Muuren van Catania. — Van alle de oude Tempels te Catania wierd die van ceres, die buiten de Stad ftond, en van zwarte Lava gebouwd was, het meest bezocht. Volgens de vierde Redevoering van cicero tegen ve r re s was hy zo vermaard, als die te Rome. In het binnenfte heiligdom (*) waarin geen perfoon van het {*) AJyturo.  catania. 23 liet mannelyke gedacht zyne voeten durfde zetten , ftond een ftandbeeld van de Godin, wiens oorfprong en afkomst alleen bekend was by die vrouwen , die hier de plechtigheden verrichteden (*). Deze vermaarde Tempel is zo geheel en al verwoest, dat men 'er naauwlyks eenige overblyfzels van ontdekken kan. De Prins biscari heeft nog eenige pogingen gedaan, om onder de aarde iets van denzelven te vinden , ter plaatfe, waar de Tempel, volgens het algemeen gevoelen, geftaan had, liet hy onder de puin" hoopen delven, en vond nog het overblyfzel van een groote trap , die waarfchynlyk aan den ingang van den Tempel gelegen heeft; ook vond hy nog een op zich zeiven ftaande pilaster, die misfchien tot den Porticus of de bedekte Galdery behoorde. Eene zekere inferiptie die men in dezen omtrek gevonden heeft, maakt het waarfchynlyk dat hier een Tempel van c eres moet geftaan hebben (f). Dit aloude en vermaarde gebouw wierd een offer van den onverftandigen en onbezuisden Godsdienst-yver der eerfte Christenen te Catania. Een Bisfchop van deze Stad, leode gro 0- (*) C1 c. in verrem IV. In eo facrario fuit fignum c e* r er is perantiquum, quod viri non modo cujusmodi eiTet, et ne esfe quidem fciebant; aditus enim in id facrarium non eit viris; facra per mulieres ac virgines confici folent. (f) Deze inferiptie is dus : ic. AHMHTHPH IEP. . . . t welk best op deze wyze kan worden verklaard; mtrmcuui twt*v)Ttp «ge» of ook ii(ut utilnxt. Nog eene andere inferiptie wil men, dat ook hierop betrekking hebbe, hoewel dit zo zeker niet is : caspomia p. f. maxima sacjïreos popvli. ï.omaki sicüla. — A 4  -4 CATANIA. groote', was zeer vertoornd op de heidenen, dewyl zy den Christenen, door den plechtigen eerdienst in dezen Tempel tot aanftoot waren, en ftookte het volk op, om dit gebouw te verwoesten. Volgens' verhaal der Legende, was zyn gebed zo krachtig geweest, dat de Tempel daardoor in vier deelen zou van een gefprongen zyn. Dan in onze eeuw is men zo ongelovig, dat men deze kracht van het gebed in twyfel trekt, en aan natuurlyke oorzaaken denkt. Op dezelfde wyze wierd ook het voortreffelyke Serapaeum te Alexandrie, en veele andere Tempelen, een prooi van den heiligen yver van zulke dweepzieke wilden. Eene zekere omtrek, Cifali genoemd, houd men voor de plaats, waar weleer een vermaarde Tempel van cybeee ftond; de aanzienlyke overblyfzels, die nog te dier plaatfe liggen , maaken dit ook niet onwaarfchynlyk. Ook is men van denkbeeld, dat een oud gebouw, maar 't welk goed onderhouden is, Lieaiea genoemd, oudtyds een Tempel was, aan de Nimph leucatea ofiNO toegewyd. De naa»ien hebben veel overeenkomst met elkander, gelyk ook de naam van cifale en cybele : en zo lang men tegen over deze waarfchynlykheden geene zekerheden kan fteilen, waardoor de eerften om verre geworpen worden, kan men ze in haare waarde laaten. —- Van dit laatfte gebouw word door de Benediftyner Monnikken tot een Kapel gebruik gemaakt. Het aloude Catana had een vermaarde Circus [of eene groote ronde plaats tot de openbaare fpelen] eene oeffenfchool voor jongelingen die marcellus gefticht heeft, en een dok, waarin men fpiegelge- vcch-  catania. 25 vechten te water hield, en de Zeevarende in den fchecpsftryd geoefend wierden. — Dit alles is door de uitberfting van den /Etna in den jaare 1669 geheel verwoest. Ten tyde van fazellus zag men Jer nog de overblyfzels van. Behalven zeer veele Tempels en Grafplaatfen, waren hier ook de ftandbeelden van amphinomus en anapius, die door hunne ouderliefde vermaard waren. Deze twee broeders droegen hunne reeds hoogbejaarde Ouders op den rug, terwyl een ftroom van Lava regelregt op de Stad aankwam, en haaren geheelen ondergang dreigde. Hierby meld men nog, dat de ftroom, die hun als op de hielen volgde, zich kort achter hen verdeeld hebbe, zo dat zy onbefchadigd en zonder hinder hunnen tocht konden voortzetten. Zy wierden in geheel Sicilië als Helden geëerd, en op de penningen van Catania vind men dikwils hunne liefde daad afgebeeld. Eindelyk moet ik nog gewag maaken van een oud gedenkftuk, 't welk zelf in Italië, Rome uitgezonderd, eene groote zeldzaamheid is; — ik bedoel een egyptifche Obeliskus van roode granitfteen, die op den rug van een Olifant, uit Lava gehouwen, midden op de plaats voor de Domkerk, ftaat. Hy is achthoekig, maar de afbeeldingen zyn op de twee tegenoverftaande zyden dezelfden. Hy is veertien palmen hoog en twee palmen middellyn. Wanneer hy te Catania gekomen is, en hoe, is niet bekend. Men kan echter duidelyk genoeg aan het werk zien, dat hy uit Egypten komt, offchoon zommige Siciliaanfche geleerden uit zuivere vaderlandsliefde eens dien zotten inval kregen , dat hy te Catania vervaardigd B 5 zou  £<5 catania. zou zyn, te meer daar het geheel onzeker is of men wel ooit buiten Egypteri Obelisken heeft vervaardigd, en misfchien de Ludovififche Obeliskus te Rome de eenige is, waarvan men met eenige waarfchynlykhcid zou durven gisfen, dat dezelve niet in Egypten vervaardigd zy. — Deze, hier ter plaatfe, heeft flechts weinig figuuren: ze zyn door d'orville afgetekend. Onder anderen is 'er eenfman, die met gebogen kniën aan den Stier Alix een offer fchynt toetereiken. Ook zyn 'er twee Egyptifche Vogelen waarvan de eene een Ifis fchynt te zyn; voorts nog een Spinx en een zittende Wolf. Dc bovenfte figuuren verbeelden eenige mannen , die naakt overend ftaan. Ten tyde van h'orville lag deze Obeliskus nog op den grond — eerst in den jaare 173Ö wierd dezelve opgericht, en op den te vooren genoemden, Olifant geplaatst. Waarfchynlyk is deze, benevens de Obeliskus, van onder de puinhoopen van den,Circus te Catanic te voorfchyn gekomen, waar hy misfchien op de Spina Cirri, of op de Muur die midden in de renbaan was, rondom welken de wagenen gevoerd wierden, geftaan heeft. Deze Spina Circf kan men te Rome nog zien in den Circus CaracaUae. Waarfchynlyk was deze Obeliskus eene van de pilaaren, die aan elk einde van den Circus (tonden, en dus aan elk lezer van Horalius uit het bekende vers Metaque fervidis evitata rotis. bekend zyn. Voor't overige heeft deze Obeliskus veel overeenkomst met dien, die op de plaats deila Minerva te Rome ftaat; evenwel geloof ik, dat deze nog iets grooter is, dan die te Rome. Dit  CATANIA. 37 Dit zyn de belangrykfte overblyfzelen der oudheid; thans moet ik nog bericht geeven van de aanzienlykfte verzamelingen van oudheidkundige ftukken. d-'Orvii/le kon 'cr weinig van berichten,dewyl hy juist iq Sicilic was in een tydftip, toen dit land nog dieper in onwetenheid gedompeld lag , dan tegenwoordig; toen weinige van deszeifs bewooners dachten , dat zoortgelyke ftukken waardig waren, om bewaard en aan kundige reizigers vertoond te worden. De oudfte verzameling in Catania is die van den Abt amico, de Schryver van het reeds te vooren aangehaalde werk , Catania illuflrata. Hy was toen Abt van het Klooster San Nicola dcW Arena, cnzyne Opvolgers hebben deze verzameling, die in dit Klooster geplaatst wierd, van tyd tot tyd aanzienlyk vergroot en uitgebreid. Zy is geplaatst in glaazcn kasfen , en met dezelve zyn vier' groote zaaien aangevuld. — Zy bepaald zich niet alleen by de oudheidkunde , maar ftrekt zich ook uit tot de natuurlykc voortbrengzelen van Sicilië. By al de uitgebreidheid, en de groote menigte van ftukken, die tot deze verzameling behooren, kan men echter over derzelver volledigheid zo fpoedig niet oordeelen, doordien alles in de grootfte wanorde is. Het belangrykfte is de verzameling van drie honderd oude Siciliaanfche Vaafcn van gebrande leem, van eenen fraaijen vorm en uitmuntende tekening. Eenige kasfen zyn met kleine gebronsde beelden aangevuld, waaronder ik niet veel merkwaardigs vond: 'er is zeer veel nagebootst goed van laater tyden onder. Niet onaardig en tevens nog al belangryk, is eene verzameling van oude offer-gereedfehap- pen  20 catania. pen en huisraad. Wie echter de verzameling te Portici heeft gezien, vind hier niets nieuws; zelf vind men daar een meerder verfchiet, een grooter aantal, en fraaier werk. — Het getal der ftandbeelden is gering: 'er waren üegts twee kleine, die my belangryk voorkwamen; deze verbeelden twee zittende perfoonen. Daar en tegen is deze verzameling zeer ryk aan mfcripticfi, die volgens eene in Italië algemeene,maar laakbaare gewoonte, in den muur ingemetfeld zyn. Ik zal 'er niets byzonders van melden, omdat dezelve niets merkwaardigs behelzen: daar te boven kan een oudheidkundige,indien hy in dien fmaak valt,om deze te leeren kennen, zyne nieuwsgierigheid voldoen in de infcripüones Siciliae van den Prins torrem u z z a , waarin ze alle opgetekend zyn. Van meer belang zyn de Basreliëfs: in 't gemeen zyn deze voor den oudheidkundigen zo belangryk, ja misfchien in zommigen opzichte nog meer belangryk, dan de ftandbeelden. — De rede hiervan is niet verre te zoeken. De ftandbeelden verbeelden doorgaands ééne perfoon in niet meer dan ééne betrekking; zelden vind mtn groupen van twee, en bykans nooit van meer perfoonen : misfchien maaken de Laocoon en de Stier van Dirce te Napels hier alleen eene uitzondering. In de Basreliëfs integendeel worden zo veele perfoonen geplaatst, als 'er by de geheele gefchiedenis te pas komen. Dus kan de konftenaar hier onbepaald het oorfpronkelyke volgen, het zy dat het onderwerp uit een oud dichter of uit de Mythologie ontleend zy. Van daar dat de oude, en vooral de griekfche Basreliëfs voor de uitlegging der dichteren zo belangryk zyn, en dat men omgekeerd deze ftukken dan best ophelderen, tn het  catania. 29 het zekerst derzelver bedoeling treffen kan, wanneer men ze met de dichters kan vergelyken: zomtyds is dit niet doenlyk, dewyl ze wel eens gebeurenisfen affchetfen, die uit deoudfte en onbekendfte gefchiedenis ontleend zyn , waarvan men in appollodor u s en in de Scholiasten flechts eenige ftaaltjes vind. Zommige Basreliëfs in het Mufeum der Benediktyners trokken voornamelyk myne aandacht tot zich , en gaarn had ik gewenscht, daarvan eenige tekeningen te kunnen laaten vervaardigen. Dan in geheel Catania was niemand die dit kon doen, en hy die het alleen zou hebben kunnen verrichten , en in dienst van den Prins biscari was, om het merkwaardige in zyn eigen Mufeum aftetekenen, was toen ter tyd op reis. — Dus moest ik dit oogmerk ftaaken. —Ik zal dan alleen eene befchryving van dezelve mededeelen. 1. Hercules op den berg Oeta. Hy ligt in eene pynelyke houding op de rots uitgeftrekt, met eene Leeuwenhuid om den hals. By hem ftaan vier andere perfoonen, waaronder zich een van de overigen onderfcheid door zyn baard, en door de phrygifche Muts: — deze legt de linkerhand geheel bedrukt neder op de rots. — By het hoofd ftaat nog een ander jong perfoon; en by de voeten twee perfoonen die beide naakt zyn, waarvan de eene iets aanbrengt, 't welk de gedaante van een knods fchynt te hebben. — Misfchien had de konftenaar ten oogmerk, om de laatfte toebereidzelen tot den dood van hercules aftefchetfen , waarby niemand tegenwoordig was,dan zyn fchildknaap,philoktetes, en een of ander van zyne dienstknechten. Het werk kwam  3° CATANIA. kwam my vry wel voor, hoewel het op verre na zo fraai niet is, als de doopvont te Girgenti. — i. Eene Procesöe van vier perfoonen, die een jong meisje geleiden , waarfchynlyk om in de geheimen van de Bachanalien te worden ingewyd. 3 en 4. Verbeelden Amphion op een Dolphyn, en Europa op den Stier; twee fraaie Zeeftukjes, van roode Jaspis, of zogenaamde rosfo antico: om die rede alleen zyn ze merkwaardig genoeg, dewyl men zelden Basreliëfs vind van zulke harde fteen, als de Jaspis (*). By (*) Ten bcwyze hce belangryk de oude Basreliëfs voor de ftudie der griekfche dichters zyn, mag nog het volgend bericht dienen, aangaande zommige Basreliëfs, die in het Mufeum Pio Clementiniim te Rome voorhanden zyn, maar daar ter plaatfe weinig fchynen in aanmerking te komen; waarom 'er zo fpoedig nog geen uitvoerig bericht en tekening van te voorfcbyn zal komen. 1. Paris, die kenbaar is door eene phrygifche Muts, die hy op bet hoofd heeft, knielt voor eene gewapende Amazo. r.e. Achter hem ftaat een man met een fchild op den arm, verbeeldende waarfchynlyk zyn fchildknaap. Dit onderwerp is, naar myn denkbeeld ontleend uit Qiiinti Calabri »£xa«i fat» O^cv X Boek, alwaar de dichter verhaalt, dat paris, door tene vergiftige pyi gewond, zyn toevlugt nam tot zyne perflo Gemalin oenonh, die in de Geneeskunde zeer ervaren was , en die hy trouwloos had verlaaten, toen hy na Griekenland ging om helen a te fchaaken. Zy weigerde hem alle hulp, en eindigde eindelyk haar leven, zo wel uit hoofde van verdriet over zyne wreedheid, al? uit fpyt over zyn dood. Apollodorus verhaalt deze gefchiedenis op  CATANIA. 31 By deze verzameling van oudheden is ook nog een kabinet van penningen. — Ik heb de romeinfehen » die in eene achter een volgende rey geordend waren, nagezien, en onder dezelve verfcheiden zeldzame ftukken gevonden, voornamelyk van Keizerinnen en andere Vrouwen van de Keizerlyke familie. De verzameling van Siciliaanfche zilveren en koperen penningen is aanzienlyk, maar tevens in de grootfte wan- or- op dezelfde wyze, maar beknopter. Ik kan het niet met zekerheid bepaalen of de eene of andere fcholiast deze oeuone onder de Amazoonen telt. Maar al ware dit zo niet, dan zie ik nog geene de minfte zwarigheid in deze opheldering. 2. Een ander ftuk vertoont ULYssEs,aan boord van eene Galey. Hy is kenbaar aan zyn hoed, die de gedaante van eene kegel heeft. Naast hem ftaat e ris cis. Dit toneel is buiten tegenfpraak ontleend uit het eerfte boek derlliade, volgens het welk ulysses haar terug voert tot haaren vader. 3. In een derde ftaat een man op de trap, terwyl hy aan drie vrouwen bevelen geeft, waarvan de eene een offerfchotel, en de andere een waterkruik in de hand heeft. Waarfchynlyk word ulysses hier verbeeld, zo als hy aan de maagden bevel geeft, om de kamer, alwaar hy de mededingers naar de hand van penelope omgebragt had, te reinigen. (Zie het 22de Gezang van de Odysfee.) Deze twee ftukken ftaan beiden op een' kleinen altaar. Nog een ander Basreliëf vervaardigd van terra cotta, ftaat in het kostbaar Mufeum der Jefuiten, "t welk zy te vooren hadden in het Collegium romanum: — het verbeeld eurIxlea, de voedfter van ulysses, hem onder het wasfehen zyner voeten herkennende. Eumaeus ftaat achter ulysses. Dit ftuk is ontleend uit het 19de Gezang der Odysfee.  32 catania. orde; men kan uit dien hoof Je over de volledigheid niet oordeelen: van andere volken, Galliërs, Spanjaarden , Grieken of Afrikaanen waren weinige of geene penningen voorhanden. — By dit kabinet van penningen is nog een Asfarium; of verzameling van romeinfche en andere italiaanfche in koper gegoten asfen en gewichten. Men weet dat dit de oudfte penningen der italiaanfche volken waren. De gefchiedenis der romeinfche asfen is algemeen bekend., wy kunnen het tydftip bepaalen, toen het gewicht en de waardy derzelve van tyd tot tyd verminderde, naarmate de rykdom der Romeinen toenam. Maar van de overige italiaanfche gewichten weeten wy zeer weinig. Offchoon deze verzameling niet onaanzienlyk is, kan zy echter op verre na niet haaien by die van den Kardinaal borgia in zyn kabinet te Velletri, waarin bykans alle byzondere zoorten en ftempels zo van de romeinfche als van de overige italiaanfche Asfen voorhanden zyn. Zelf is 'er een, die tot nog toe de eenige in zyn zoort is, — deze is vierkant, en op dezelve ftaat een Os (van wiens afbeeldzel het woord pecunia afdamt) waarfchynlyk is hy in de alleroudfte tyden onder de regeering der Koningen gegoten. — Ik heb te weinig kennis van de natuurlyke historie, om eene befchryving te kunnen geeven van het kabinet van delfftoffen in dit Klooster, 't Zyn voor 't meerendeel natuurlyke voortbrengzels van Sicilië, voornamelyk van den /Etna. Het is, gelyk het kabinet van oudheden, geheel in wanorde, en dus zou ik de volledigheid van hetzelve niet kunnen beoord celen. Het  CATANIA. Het kabinet van den overledenen Prins biscari overtreft deze verzameling verre, zo wel in grootte als in fraaiheid. Deze eerwaardige grysaard was een van die zeldzaame verfchynzels •> die alles vereenigen, zo wel het vermogen als den wil, om in een uitgebreiden kring van menfchen een uitgebreid nut te kunnen dichten. —. Hy was geboren in eene aanzienlyke en vermogende familie, cn veel beter opgevoed, dan aan de Siciliaanfche Edellieden in de eerfte helft van deze Eeuw doorgaans ten deele viel. Reeds in zyn© eerfte jaaren kreeg hy fmaak aan de wetenfehnppen, en de uitwendige omftandigheden van zyn huis veroorloofden -hem zich daaraan geheel overtegeeven, zonder; dat hy nodig had de gunst van het napelfche hof te zoeken, of die laage en kruipende middelen by de hand te neemen, die bykans de geheele Adel van Si-, cilic, het Zy uit verkiezing het zy uit noodzaakelykheid in 't werk ftelt. Hy fleet zyn geheele leven te Catania, zyne geboorteplaats, en op zyne goederen in Sicilië; een zeer klein gedeelte van hetzelve alleen uitgezonderd, toen hy, tot bevordering van zyne oogmerken, eene reis deed door geheel Italië. Zyn vader had een.kabinet van penningen verzameld, 't welk by zyn dood in eene zeer goede orde was; dit was de grondflag van zyn aanzienlyk Mufeum, het welk zo groot en kostbaar is, dat men het naauwlyks voor eene verzameling van een privaat perfoon zou durven houden. Hy had zeer yeele kunde in de oudheden, voornamelyk was hy zeer bedreven in den alouden toeftand van zyn Vaderland; uit dien hoofde was by ievrig bezig met nafporingen, Hy was de ecrlle, die de oude overblyfzels van Catania liet «opI1L *>££,!,. C dei*  34 CATANIA. delven , en het Hof wist overtehaalen om jaarlyks eene fomme van agt honderd oneen te geeven tot onderhoud en nafpooring van de Siciliaanfche Oudheden. Hoe weinig deze fomme kon toereiken , kan elk gemakkclyk begrypen, te meer daar de helft hiervan gefield wierd onder het beftier van den Prins torremuzza te Palermo, en de Prins biscari alleen over de andere helft kon befchikken. Zyne ondernecmingen waren veel te uitgebreid en te kostbaar, en dus betaalde hy,uit zyn eigen vermogen, de overige onkosten. —> Daar te boven moedigde hy de naarftigheid van de inwooners van Catania aan, hy was de Vader van Weezen, de vriend en toevlucht der armen en behoeftigen, de befchermer en voedfterheer der weetenfehappen, met een woord hy ftelde alles, wat in zyn vermogen was, in het werk, om Catania te doen bloeien. Hy fpaarde geen geld, wanneer hy iets goeds meende te bewerkftelligen. -— Een inftituut, om jonge dogters te onderwyzen en eene behoorlyke opvoeding te geeven , 't welk een zyner Voorvaderen gefticht had, en een Gasthuis voor Kraamvrouwen, 't welk voor weinig Jaaren opgericht is , zyn beide door hem rykelyk begiftigd ; en de bloeiende toeftand van deze beide geftichten mag men vóornamelyk aan zyne Vaderlandlievende gezindheid en edelmoedige pogingen toefchryven. — Op zyn Landgoed Ragona, bouwde hy een brug van een en dertig boogen over de rivier Simathus : hy deed waterleidingen vervaardigen, waardoor hy het water van eene andere rivier afleide en naar zyne rysplantagies voerde, waardoor hy tevens het water van de wegen en laagteris wegtrok,de eerften verbeterde, en het  CATANIA. 25 het landvoorde nadeeligeuitwazemingen bewaarde,— De brug en de waterleidingen waren zo vast en liegt, dat ze meer dan eene eeuwfcheenen te kunnen duuren. Dan een fterke overftrooming, vergezeld van een zwaaré Orkaan, wierp alles onder den voet.— Zonder in aanmerking te neemen het groot verlies, 't welk hy geleden bad, (de brug alleen had hem negentig duizend fcudi gekost) gaf hy terftond last, om het werk op nieuw in orde te brengen. ToenMesfina door devrecslykfte Aardbeving bykans geheel verwoest was, kocht hy terftond een aanzienlyke voorraad van Graanen, zond ze dcrwaards, en liet ze onder de behoeftigften uitdeden. — Dit edelmoedig en onbaatzuchtig beftaan verwierf hem al het geen den braaven en verftandigen man gelukkig kan maaken. Hy wierd van het geheele Volk geëerbiedigd en als een vader bemind ; de Siciliaanen rekenden het zich tot eene eer, dat Hy hun landgenoot was, elk zag, elk erkende, elk eerbiedigde zyne verdienften, behalven alleen de regeering te Napels. Deze was ten zynen aanzien zeer onverfchillig;— het Hof liet zich niets aan hem gelegen leggen. En is dit verfchynzel wel zo vreemd in de waereld? — Intusfchen kreunde hy zich hier. aan zeer weinig ; ook behoefde hy de "gunsten vaii Hof niet. — Was hy in zyn openbaar leven een waar Patriot, en leide hy de edelaartigfte grondbeginzels aan den dag, niet minder was hy, aan dén anderen kant, in zyne huisfelyke verkeering en ih den kring zyner Vrinden , de gezelligfte en beminnenswaardigfte perfoon. — Hy leefde voor zich ze'fven gelukkig in der fchoot zyner famipe1» én altoos was hy vrolyk en opgeruimd van Geest ., vatbaar Voor C 3 ai  3<5 catania. alle geneugten die dc vriendfehag opleverd. De vreemdelingen, die in menigte tc Catania komen, genooten in zyn huis alle de voorrechten, welke degastvryheid kon aanbieden, en welke dan eerstregtinhaare waarde gekend worden, wanneer men dezelve waarlyk behoeft. Ik, voor my, tel het onder de gelukkigfte ontmoetingen mynes levens, dat ik dien braaven man heb leeren kennen. De veertien dagen van myn verblyf in Catania, heb ik meest al gefleeten aan zyn huis en in zyn gezelfchap: en zyn waardige Zoon, Monfignor pater.no capello, had de goedheid van my zelve al het merkwaardige in Catania te toonen. Ik had dus de fchoonfte gelegenheid om alle de antieke byzonderheden, die in het kabinet van den Prins voorhanden waren, naauwkeurig gade tc liaan, daar ik hier op zulk een voet leefde, als of ik een van de huisgenoten geweest ware. De dankbaarheid gebied my, van dezen man met dien nadruk gewag te maaken; maar de taal van myn hart is ook overeenkomstig met dc waarheid ;cn ik twyffel niet, of myne Lezers zullen my gaarn willen geloven, daar dit getuigenis ovcreenftcmt met dat van alle andere reizigers, die wezen!yk gevoel voor eer en braafheid hebben. Zo v«el my bewust j$, ben ik de laatfte vreemdeling geweest, die het geluk had om hem te leeren kennen: toen reeds tekende zyne geduurig toenemende verzwakking , dat de dood van tyd tot tyd met zachte fchreelen naderde, tot dat hy eindelyk, weinig maanden, nadat ik hem ontmoet had, op den i Sept. 1786, te Catania overleed; — te eerder ben ik uit dien hoofde verplicht, zyn naam openlyk tenoemen, op dat, gelyk hy in liet Zuiden van Europa den  catania. den eerlied en de hoogachting van elk deelachtig was , Hy ook nu nog in het Noorden van Europa naa zynen dood met dien eerbied cn hoogachting genoemd worde, die men verfchuldigd is aan den weldoener van zyn Vaderland, en van zyne Medeburgers. — Het Mufeum t 't welk door alle reizigers, die Liefhebbers van Oudheden zyn, bezigtigd word, ftaat in een byzonder gebouw, 't welk dc Prins biscari opzettclyk tot dat einde heeft doen vervaardigen. Het zelve beftaat uit Galleryen en Kamers, welke rondom drie vierkante pleinen loopen, die onderling ver-, eenigd zyn; de toegang tot dezelve loopt door het Mufeum. Op deze pleinen ftaan zeer veele antieke pilaaren, kapiteelen en andere aanzienlyke overblyfzels der aloude Bouwkunde, die te groot waren, dan dat ze in de vertrekken konden geplaatst worden. Daar te boven is hier de vergaderplaats van de ylcademia degli Etrei, die door den Prins gefticht, en door zynen Zoon, den Prelaat Paterno meer uitgebreid en verbeterd is. Dc leden van dit gezelfchap leezen by beurten verhandelingen over onderwerpen uit dc natuurlyke Historie en dc Oudheden. In deze Akademie las de geleerde Kanunnik recupero, van wien wy in 't vervolg nog breedvoeriger gewag moeten maaken, zyne belangryke waarnemingen omtrend den vEtna voor, cn de Prins deelde doorgaans eenige ophelderingen mede over deze of geene merkwaardige oude ftandbeelden en inferipiien die in zyn kabinet voorhanden zyn. De Galdery is vercierd met eenige fraaie zuilen, die by den Schouwburg te Catania behoorden; twee derzelve munten boven anderen C 3 uit;  38 CATANIA, uit; op dezelve rust een fraai bewerkte architraaf, en tevens dienen ze tot fteunpilaarcn voor het gewelf van de Galdery. De groote ftukken , als ftandbeelden, Altaaren,Sarcophaagen, borstbeelden, en andere, zyn aan de eene zyde der Galdery geplaatst ; de inferiptien zyn in den Muur gemetfeld. De overige werken van minder grootte, ftaan in de vertrekken die met de Galdery vereenigd zyn. De Abt FESTiNi, een groot Natuurkundige heeft eene befchryving van deze verzameling uitgegeven , onder den Titel: Dcfcrizione del mtifeo d'Antiquaria e del Gabinetlo di Ifloria 7iaturale del Principe di Biscari. Livoma 1787. Dan hoe bedreven hy ook in de natuurlyke Historie zyn mag, hy weet te weinig van de Oudheden, om alle die overheerlyke werken der konst te kunnen beoordeelen. Het beste, 't welk men uit dit boek kan leeren, is, het aantal der oudheidkundige ftukken , die tot deze verzameling behooren. Volgens zyne opgave zyn 'er in dit kabinet vyftig marmeren ftandbeelden , zeventig borstbeelden, veertig antieke hoofden van vermaarde mannen, drie honderd inferiptien , waaronder veertig Griekfche, die tot de Stad Catania betrekkelyk zyn, agt honderd en veertig etrurifche en Siciliaanfche Vaafen, eene groote menigte van kleinere aardwerken , vyftien honderd Siciliaanfche,en zes duizend griekfche en romeinfche penningen, en boven dat alles nog een onbepaald ge. tal van edelgeftcenten. Het is onbegrypelyk, hoe een byzonder perfoon binnen den tyd van dertig of veertig Jaaren zulk eene verzameling heeft kunnen maaken, dewyl de aanzienlykftc antieke ftukken, als ftand- en borstbeelden^ gelyk men weet, zeer hoog in prys. zyn. — Ik  catania. 39 Ik zal, dewyl deze aanzienlyke verzameling zo weinig bekend is, ten dienfte van Oudheidkundigen en Liefhebberen derzelve, de merkwaardigfte ftukken hier kortelyk opnoemen. — h Standbeelden. l. Een vrouw in een romeinsch gewaad: zy houd de regterhand rcgt uit, en in de linker heeft zy een lauriertak. Waarfchynlyk bekleedde zodanig een ftandbeeld de plaats van de by ons in gebruik zynde afbeeldzels. — Zo ver ik kon zien, was dit ftuk te Rome vervaardigd. a. De ftervende penthesilea. Quintus c alaber verhaalt deze gefchiedenis in zyn eerfte boek. •— Zy was Koningin der Amazoonen: a c h i lles bragt haar om het leven. Het is een zeer fraai ftuk van witte marmer vervaardigd, en heeft omtrend de hoogte van eene halve elle. Penthesilea, gewond zynde, valt van het paard, 't welk insgelyks gewond fchynt te zyn, want het paard ligt op de achterbeenen, en wroet met de voorften in het zand om zich opterichten. De Vorftin had haar byl, het gewoone wapentuig der Amazoonen reeds verlooren, reeds ligt zy met het hoofd enden regter arm op den grond, terwyl zy met haare linkerhand een ligt fchild ter haarer verdeediging vast houd. De voeten liggen nog op den rug van het paard. Het geheele ftuk is fprekend; — men kan duidelyk zien,dat de vervaardiger van dit ftuk 'er veel werk van gemaakt heeft, om de Vorftin op eene ftatigc wyze te doen vallen, en hieruit befpeurt men duidelyk, dat hy het werk van quintus calaber voor zich had, en de daar voorkomende dichterlykc trekken min of meer in zyn C 4 konst-  4® catania. konstftuk zoekt naa te bootfen. In andere ömffandföheden van minder aanbelang vervvydert hy zich wel eens van het verhaal des dichters, de waarfchynlyke rede hiervan is, dat de konftenaar zyne perfoonen Hechts in een enkel tydftip kan vertoonen, daar de dichter integendeel de geheele fchakel van gebeurenisfen cn omftandigheden kan fchilderen. 3. Een Centaurus van de vrouwelyke fexe, in vollen ren. — Dit ftuk is insgelyks van wit marmer, en van dezelfde grootte, als het voorgaande. Ik geloof dat dit het cenigst ftandbeeld van dien aart is. Een Centaurus van de vrouwelyke fexe vind men anders niet, dan op penningen en Basreliëfs. 4. Eenemediceïfche v e n u s, van ongemeene groot, tc, maar op verre na zo fraai niet,als de vermaarde florentynfehe. 5. Een Torfo (*), die te vooren op het Raadhuis lag, cn waarfchynlyk onder de ftandbeelden, die tot verciering van de Schouwburg geplaatst waren, behoordde.— Zyne grootte is wel de helft meer dan na. tuurlyk. 'Er ontbreken aan hetzelve het hoofd, de armen en de beenen ; om de heupen alleen is hy bekleed. Volgens het eenpaarig gevoelen van alle oudheidkundigen, is deze bykans zo fraai als de Torfo in Belvedère. De fpicren en het vleesch zyn fprekend; hy is naar den griekfehen fmaak, en van nogfyncr marmer, dan die te Belvedère, bewerkt. Men is nog in 't onzeker, welke Godheid dit zou verbeelden. Riedesel is van gedachte, dat het bacchus ge- (*) Tarfa is een verminkt fizndbecld, 't welk van eenige  catania. 41 geweest zy, uit hoofde van de zachtheid waarmede alles bewerkt is. — Andere houden 'er jupiter voor: dit is echter niet waarfchynlyk, dewyl jupiter doorgaans met een' zeer grooten baard word afgebeeld, en daarvan-geen het minst overblyfzel op de borst te ontdekken is. Ik waag het niet, om hier te beflisfen ; hoewel het denkbeeld van riedeseE het meest aanneemelyk fchynt te zyn. De vermaarde Profesfor a bil gaard, die dit ftuk zeer naauwkeurig onderzocht heeft, ftond ook in dit denkbeeld. 6. Eene fraaie muse in eengriekschgewaad. Men heeft dit ftuk insgelyks onder de overblyfzels van den Schouwburg gevonden. 7. Eene buitengemeen groote venus anadyomine van witte marmer. 8. Een kleine amor, flaapcnde op den ftam van een boom. Dit ftuk, 't welk omtrend twee palmen lang is, is by uitftek fraai en geheel onbefchaadigd. 9. Een 11 e r k u l e s, met de huid van een leeuw om den hals; dit ftuk is van eene gemeene grootte en van witte marmer vervaardigd. Dit ftandbeeld wierd ontdekt onder de overblyfzels van een Tempel; waarfchynlyk was dit het Afgodsbeeld van denzelven. — II. De volgende borstbeelden en antieke hoofden vond ik het merkwaardigst. — 1. Venus, haar hoofdcieraad heeft veel overeenkomst met dat van de medieeïfehe venus. n. Een fraaie merkurius, met den gevlerkte hoed. 3. Een naakt borstbeeld, met de karakterifeerende trekken der venus. — Waarfchynlyk was dit by C 5 den  4a catania, den eerften aanleg een ftandbeeld, maar befchadigd zynde heeft men 'er een borstbeeld van gemaakt. Ten bewyze daarvan ziet men nog de armen, die men anders nooit by een borstbeeld vind. Aan de armen zyn armbanden van gevlamd marmer. 4- Ce re s, wier hoofd vercierd is met een krans van tarwenairen. Dit ftuk is zeer groot: de boezem die met een fluijer bedekt is, is zeer vol, om daardoor den rykdom der natuur aanteduiden. 5. De Genius der Stad Catania; deze ftond in den Schouwburg op een voetftuk met de volgende inferiptie : virnantibus SAICTJLIS d« d. o. n. n. n. genio Sl'lendidae u r — BIS CAÏINAE facuncus porfurius teUNATIDIUS V. C. cons. eiusdem. Dit ftandbeeld munt niet uit; het werk is gemeen en 'er ftraalt weinig konst in door. Waarfchynlyk is het vervaardigd onder de drie Zoonen van c 0 nstantinus; dit maakt men op uit de driemaal r>. isu 6. Het hoofd van jupiter. Dit hoofd is buitengemeen klein ; baard en hairen zyn fraai. Het hoofdcierfel is zeer breed , en bedekt bykans het geheele voorhoofd. 7. Een zeer groot hoofd van pallas, met den helm. 8. Een zeer fraai hoofd van apollo. — Het ge¬ laat  CATANIA. 45 laat is fpreucnd, met leest 'er duidelyk het diepst gevoel van rampen en wederwaardigheden in. — 'Er is geen zweemfel van kwaadaartigheid of van lichaamelyke pyn ; alles duid een zeer fterke fmart van droefheid, en een wezenlyk zielen lyden aan. Wanneer ik dit Huk moest ophelderen, zou ik voor 't naast denken, dat apollo hier word verbeeld in de eerfte oogenblikkcn van fmart over den ongelukkigen dood van zynen geliefden narcissus. Dit ftuk is over 't gemeen een van de fraaiften. 9. Jupiter ammon. Dit ftuk is merkwaardig door den byzonderen fmaak van den konftenaar, het fchynt, als of de man zeer veele moeite heeft te werk gefteld, om in dit gelaat de wezenstrekken van een bok te brengen; en dus het menfehelyke en het dierlyke onder een te mengen. Dit duid een Hechte fmaak aan , daar hy veeleer de menfehelyke natuur had moeten zoeken te verheffen. De Faunen en Satyrs der ouden hebben wel is waar ook eenige trekken van de dieren in hun gelaat, maar zelden iets het welk hen onaanzienlyk of afzigtelyk maakt. 10. Eene fraaie verzameling van borstbeelden van Keizers, waaronder zommige uitmunten. Hier onder tel ik domitianus, faustina zyne moeder AïLIUS verus(*), markus aurelius ICedS hoog (*) Deze naam is my te onbekend , dan dat ik hier niet een drukfout in het oorfpronkelyke zou vermoeden. Is misfchien lucius verus ook bedoeld, die te gelyk met markus aurelius regeerde, en in het Jaar 169, dus 11 Jaaren voor den laatstgenoemden ftierf? 1 De Vertaakr-  •44 catania. hoog bejaard zynde, of anders didius julianus, want deze twee hebben zomtyds veel overeenkomst met elkander; caracalla, zo fraai als de wydvermaarde op het Capitolium. — 11. Een aller fraaist gebronsd borstbeeld van a ntinous, van een weinig minder dan menfehelyke grootte. Zo fraai als die te Rome en Florence. 12. Eene aanzienlyke Verzameling van antieke hoofden van vermaarde mannen. De merkwaardigften zyn pirrhus, scipio afrikanus, met het lidteken in de flaap van het hoofd, dit ftuk heeft veel overeenkomst met zyn borstbeeld in de herkulaanfche verzameling; hesiodus met een zeer breed hoofdcieraad, karneades en epikurus. 13. Eene groote menigte van antieke hoofden, waarfchynlyk van vermaarde Siciliaanen en Burgers van Catania, zo mannen als vrouwen. 'Er zyn 'er onder die buitengemeen fraai zyn en fterk tekenen. Zy zyn alleen belangryk voor konftenaars, die op de fraaiheid van het werk acht geeven. 14. Twee Jani bijroutes, [Janus met twee aangezichten.] Waarfchynlyk hebben ze gediend tot Dit termini. 15. Een fraai Basreliëf,'t welk uit een graf gehaald is : het verbeeld een jonge naakte Oorlogsheld met een' mantel over den fchouder,en naast hem een Kop van een paard. 16. liet boverule gedeelte van een Obeliskus van roode egytifche Porphyrfteen vervaardigd; ten tyde van d'orville, lag dit ftuk nog onder dc overigen , die thans op de markt ftaan; hy maakt 'er ook reeds  catania, 45 reeds gewag van. Buiten allen twyfel behoorde ook dit ftuk in den Circus. Men vind 'er, naar den fmaak der Egyptenaaren, zeer veel Hieroglyphen opgefchildcrd. De aanzienlykfte derzelve op dit ftuk zyn vier hoofden van Ifis, vercierd met Lotus. Deze ftand en borstbeelden zyn naar myn oordeel de merkwaardigften, die in de Galdery voorhanden zyn. Naast aan dezelve zyn byzondere vertrekken, waarin overblyfzels van minder omflag zo wel van metaal als van aardwerk ftaan. De verzameling van kleine beelden is zeer groot,- en 'er zyn buitengemeen fraaie ftukken onder. Voornamelyk is de verzameling van ftukken van gebrande potaard zeer aanzienlyk, en ontegenzeggelyk de grootfte en fraaifte in geheel Italië. De Prins had de fchoonfte gelegenheid, om zodanig eene verzameling te maaken, door de nabyheid van de plaats, waar oudtyds Camerina gelegen was. Hy bediende zich van de Kapucynen, die aldaar een Klooster hadden, om deze oudheden optedelven, beloonde hen rykelyk voor hunne moeite, en langs dien weg kreeg hy eene aanzienlyke menigte van Vaafen , 'Urnen, Lampen, cn ander huisraad, alle vervaardigd van zeer fyn gebrande potaarde. Ik kan by alle die kleinigheden, die hier in menigte voorhanden zyn niet ftilftaan. — Hierby is 'er ook eene aanzienlyke verzameling van fpeelgoed voor kinde. ren, waarvan de Prins biscari eene byzondere befchryving heeft uitgegeven , en dezelve met eenige plaatfen uit plautus, quintilianus en andere oude fenryverén heeft vergeleken. Onder anderen is 'er een Pop met armen en becnen, die door mid-  4°* catania. middel van een draad op en neder kunnen bewogenwórden. Wy kunnen hieruit opmaaken, niet alleen dat de ouden evengelyk wy, de kinderen door fpeelen zochten te vermaaken, maar ook dat 'er tusfchen het oude en nieuwe fpeelgoed zeer veel overeenkomst is. — Niebühr zag insgelyks de knaapen te Bagdad een fpel fpeelen, 't welk dagelyks in Denemarken op het land gefpeetd word. — Een ander merkwaardig ftuk is een Lamp, die de gedaante van een Kameel heeft, welke twee waterkruiken draagt; zo als de Ezels in Sicilië nog heden ten dage het water na de Stad draagen. Van dit ftuk, waarvan den Prins eene aftekening heeft laaten vervaardigen , heeft hy ook eene befchryving uitgegeven. De befchilderde Vaafen, die onder de Ruinen van Camerina ontdekt zyn, hebbende fraaifte form, zyn zeer ligt, en de tekeningen zyn zeer belangryk en aantrekkend. Zeer veele zinfpeelden op de aloude eleufinifche verborgenheden , en den eerdienst van ceres. Dit is niet te verwonderen, daar deze Godin in Sicilië meer dan in eenig ander Land wierd aangebeden. Veele Vaafen zyn klein, maar alle zo groote als kleine zyn van een zeer fraai alooy, en zeer zuiver. — In 't byzonder had de Prins zeer veel op met een kleine Vaas, welke naar zyne gedachten een Vas murrhimmi (*) was, 't welk op de Tafelen der aloude (*) Vas munhinum ontleende den naam vznmurraof murrlia eene materie, die uit de aarde gedolven wierd. Deze ftoffe had wanneer ze toebereid was, vry wat overeenkomst met het porcelein. De ouden hebben aangaande deze mate-  CATANIA. 47 de Romeinen een der grootfte cieraaden was. — Men wil dat de benaming Vas murrliinum afkomstig zy van het griekfche ^»j»>, omdat de oude uit diergelyke Vaafen de beste en edelfte wynen dronken, die met geurige fpcceryen verfterkt waren. Veele waren daarom van gevoelen, dat niet alle Vafa murrhina van dezelfde fpecie waren , maar dat zommige van edelgefieente vervaardigd waren. — Deze Vaas, waarvan wy hier gewag maaken, en die dc Prins voor een Vas murrliinum hield, is een kleine beker van eene bruinachtig fpecie vervaardigd. Naar myn denkbeeld moet ze van zeer fyne aarde gemaakt zyn, en hierdoor ben ik op het denkbeeld gekomen, of ook welligt de materie , waaruit ze vervaardigd wierden eenige overeenkomst had met die waarvan de Turken zich bedienen in het vervaardigen van hunne Zeefchuime pypekoppen, 't welk eene zeer weeke en fyne aarde is, maar die naderhand in de Lucht hard word. Misfchien kon deze fpecie door het gebruik nog meer verfynd worden, wanneer dezelve de fynfte deelen van de balfemachtige Oliën, die daarin bewaard wierden, na zich trok, en dus de kleur veranderde; van daar dat de Vaafen naar mate van hunne grootte of ook naar mate zy met Olie doortrokken waren, meer of minder kostbaar waren. Deze gisfing, die ik nog by niemand gevonden heb, fchynt zeer wel te ftrooken met het gezegde van PLiNius,'t welk hier onder materie ons weinig onderricht: — zy zelve kenden zeniet naauwkeurig omektt ze dezelve van buiten kreegen. jDs Fertaalsr.  4§ c a * a n ï at jg a»gehaald is gft - De Prins heeft zelve dit g *, eCnC kldne VerhMddi"« bcfchS ven CD, Wttarin hy dk gehede onder ^ veel kunde en oordeel behandeld. Plet ftuk is belangryk voor zo verre het ons een denkbeeld geeft van den hoogen trap; dien de weelde by Romeinen beklommen had. _ Deze eu andere verhandelingen waren het begin van eene breedvoerige en volledige befchryving van deze geheele verzameling, waaraan de Pnns reeds zo veele Jaaren had gearbeid, en waartoe hy reeds verfcheiden afbeeldingen van ftaud- en borstbeelden en Vaafen had hiaten fnyden: Sn zy" dood heeft de voltooijing belet: deze heeft men te verwachten van zynen waardigen Zoon, Monfignor paterno casteelo, die met de vaderlyke fcnatten, ook den geest zyn' vaders en den fmaak in de Ife^stot de wetcnfdiappcn fchynt De meeste infcriptien, die in de wanden van het Mufeum zyn ingemetfeld, heeft de Prins torre. zvn werk geplaatst. Naderhand zyn 'er nog eenige by gekomen, waaronder twee zeer belangRfk zyn. Ik zal 'er nog met een kort woord gewag van maaken. b ö De (*) Oriens murrhina mittit; inveniuntur enim ibi pluribus loas, maxime parthici regni, praecipue tarnen in Carmania Humorem putant fubrerra calore denfan; Amplitudine nus- quam parvos excedunt ahacos Splendor intus fine vin bus mdor^e potius, quam fpiendor. Sed in pretio verietas" coloram, &c. Hift. nat. 1. 37. c. 2. 0 RaS^nameato de Vafi Murrhini, i7g4. 4t0. -  catania. 49 De eerfte is een Pedeftal, waarop een ftandbeeld of Urne geftaan heeft met deze infenpthi aioaqpoc ahoaaonioï Dit voetftuk is in een Grafkelder onder de overblyfzels van het oude Agyra, thans St. Filippo d'Argyrio, ontdekt, 't Is merkwaardig, dat deze Stad de geboorte plaats van diodorus siculus was. Men zou bykans op het denkbeeld komen, dat dit voetftuk tot dezen vermaarden man betrekking hebbe, te meer daar het in een Grafkelder gevonden is, waar men geene ftandbeelden plaatfte , waarom het niet onwaarfchynlyk is, dat de Aschbus van dien vermaarden man hier haare plaats had. Want hoewel diodorus niet in zyn Vaderland, maar te Rome of te Syracufe ftierf, zo is echter die gisfing niet onwaarfchynlyk , dat zyne medeburgers, gaarn in het bezit van zyne Asfche willende zyn, dezelve Van die plaats , waar hy geftorven was, herwaards hebben doen brengen. — Boven den ingang van de badftove te Catania was een gebroken fteen, welke aan de eene zyde eene griekfche inferiptie in zes verfen bevatte, die bykans geheel, onverftaanbaar was, omdat 'er veele woorden aan ont braken, en alleen merkwaardig, omdat ze den naam van den dichter bevatte. Aan de andere zyde ftaat eene latynfche inferiptie, die, om dezelfde redC* niet minder moeilyk is, en uit dien hoofde tot op dezen tyd niet duidelyk opgehelderd wastot dat Prins biscari de oplosfing gelukkig gevonden heeft. Zy geeft zeer veel opheldering omtrehd het 11. deel. D óog»  5© CATANIA. oogmerk waartoe dit gebouw, boven wiens ingang deze fteen geplaatst was, diende. De inferiptie luid dus: UMIN .... IA NUMFEUM .. BE FOEDATUM CUJUS ETIAM AQUA... . .. UO MEATU TAMEN CORRUPTIONE .. MITA FUERAT POLLUTA UT QUANDAM. .. .... M AURIENTIBUS INFERUE VIBERETUR... . ACTARSINI V. C. CONSULARIS P. S... UM ADQUE USUI POPULI SPLENDIDISSIMI ... M REDDITUM REFOUMATUMqUE EST ... ANTE EL AMBROSIO V. P. DD. P. R. J. .. Dit heeft de Prins op volgende wyze aangevuld. — Temporum infufia Nyphaeum labe foedatum, cujus ttiam aqua fluens fuo meatu, tarnen corruptione fordidum ita fuerat polluta , ut quandam pernicicm haurientibus inferre viderctur, duumyirum cura et Arfini virl clarisfimi confularis provinciae Siciliae reflitutum, atque'ufui populi fplendidisfimi ad cultum redditum reformatumque efl, curante F. Ambrofio viro perfeBisfimo decurionum deer eto pecunia reipublicae inflauratum. De grootte van het kabinet van penningen heb ik reeds opgegeven. Deze verzameling is in de beste orde. De verzameling van Siciliaanfche penningen is bykans volledig. — Ik ben echter in 't onzekere of ik aan deze verzameling dan aan die van den Baron d'a s t u t o den voorrang zal geeven; de laatfte was saar myne gedachte nog wel zo volledig. Zi»  CATANIA, gt Zie daar eene breedvoerige befchryving van bet oudheidkundige gedeelte dezer zo aanzienlyke verzameling, als zynde dit dat geene, hetwelk ik waagde te beoordeelen. Daarenboven zyn 'er nog verfcheiden vertrekken met voortbrengzels der natuur, die meest al in Sicilië voortkomen , wier nadere kennis voor den natuuronderzoeker zeer belangryk zou zyn. Dan hieraan durf ik de handen niet flaan; myne kennis in dit vak is te gering, dan dat ik het zou durven waagen deze verzameling te befchryven en te beoordeelen; ik laat dit over aan den geenen,die naa my komt,en ge* legenheid heeft om alle deze fchatten naauwkeurig te onderzoeken. —i Men vergeve my intusfchen myne wydlopigheid in de befchryving dezer merkwaardige verzameling; aan de eene zyde waren de onderwerpen voor my gewigtig eii aangenaam, en aan de andere zyde hield ik my te eerder hiermede bezig , dewyl daardoor de herinnering dier aangenaame uuren, die ik hier in den fchoot der vriendfchap heb doorgebragt, verlevendigd wierd. Alvoorens ik deze afdeeling over Catania eindig, moet ik nog gewag maaken van een zeer eerwaardig man, Don giuseppi gioeni, Ridder van de Malthefer Orde en Hoogleeraar in de Natuurlyke Historie aan deze Hooge School. Hy is de eerfte Siciliaan, die zich geheel alleen aan die wetenfchap heeft toegewyd. —— Hy had 'er de beste aanleiding toe: DOLOMiEü was zyn Vriend en Leermeester. — Hy legt 'er zich met zeer veel viyt op toe, om de natuurlyke voortbrengzels van Sicilië byeen te zamelen, en naauwkeurig te leeren kennen: tot dat einde heeft hy een natuurkundig kabinet aangelegd van alle drie ryD a ken  jft catania. ken der Natuur, *t welk zeer leerzaam en naar den besten fmaak gerangfcliikt is. Geen mensch in geheel Sicilië heeft den /Ëtna zö naauwkeurig onderzocht, als hy; meermaalen beklom hy denzelven aan de zy* de van dolomieü en deze onderzoekingen heeft hy naderhand met yver voortgezet. — De vermaarde kanunnik recupero was, wel is waar, de eerfte Siciliaan, die met ernst aan de bearbeiding van de natuurlyke gefchiedenis van zyn Vaderland dacht, en in 't byzonder zich toeleide, om den Mtns te leeren kennen en zyne onderzoekingen daaromtrend te beredeneeren. Dan het ging hem, gelyk het allen dengeenen gaat, die hun eigen .leermeester zyn willen, of ook zyn moeten. De eerfte grondHagen ontbraken aan zyn gebouw, en dus kon hy alle de zwarigheden niet oplosfen, die zich by een naauwkeurig onderzoek opdeeden. Ook durfde hy, uit vreeze voor de ïnquifitie alle zyne waarnemingen en redenkavelingen daarover niet ontdekken. Omtrend vreemdelingen washy vrymoediger;dande onverantwoordelyke onbefcheidenheid van b r y d o n e had hem bykans de wreedfte vervolgingen van de zyde der ïnquifitie op den hals gehaald: ja hy zou gewis een offer van deze rechtbank zyn geworden, indien hy niet de voorfpraak van den Prins biscari, en de veelvermogende hulp van Monfignor ventimageia had genoten. Zyne kettery beftond hierin; hy geloofde dat 'er op de iEtna wel van twintig duizend Jaaren herwaards Lava voorhanden was. Die bygelovige dagen zyn nu vervlogen. Zints dat de ïnquifitie vernietigd is, mag elk over de natuur denken, onderzoeken en fchryven, zo als hy wil; en de te vooren £e«  catania. 53 genoemde Ridder gioeni zal zeker, door zyn vlyt en onderzoeklust, een man van zeer veel aanbelang voor de natuurlyke historie worden, en misfchien bergwerken en andere bronnen van beftaanontdekken, waaraan niemand tegenwoordig nog denkt, en waardoor Sicilië welligt nog eens het gelukkigst, en srykst gezegende gewest aan de Middelandfche Zee zal worden. »— j) 3 reis  54 REIS NA DEN BERG iTNA, Ik kwam in een zeer ongunstig faifoen te Catania, 't was op den ^ften van den Wintermaand des jaars 1785. Nevel en wolken hadden de Lucht geheel verdikt , zo dat ik den nabygelcgen jEtna niet kon ontdekken ; tot dat eindelyk de dampen opwaards trokken, en de nevel verdween. Nu wierd de Lucht zo helder, dat ik de bovenfte toppen van dien ftatelyken berg , geheel met fneeuw bedekt, kon zien. Daar men hier flechts in het zomerfaifoen , en nooit in de wintermaanden , gewoon was dezen berg tc beklimmen, rade men het vry algemeen my fterk af, om iets van dien aart tc onderneemen. Met dat al kon ik het niet van my verkrygen, om deze gelegenheid , waarfchynlyk de eenige in myn geheele leven, te laaten voorbygaan, zonder ten minften te beproeven, in hoe verre ik myn oogmerk zou kunnen bereiken; te meer daar de noordelyke bewooners van Europa niet zo zeer opzien tegen fneeuw en ys, als de Siciliaanen, die dit nooit dan op de kruinen van den iEtna ontdekken. — Was ik den eerften dag, naa dat de Lucht opgehelderd was, terftond op reis gegaan , ik zou waarfchynlyk myn oogmerk volkomen bereikt hebben. Men kan, uit hoofde van de ftrenge koude, die in den winter op dezen berg door deszeifs hoogte plaats heeft, (hy is een halve myl hooger dan de oppervlakte van de Zee) denzelven  reis na den berg /etna. S5 ven onmogelyk geheel beklimmen: met moeite echter kan men de bosfehen doorwandelen tot aan het bcvenfte gedeelte, 't welk genoegzaam het geheele jaar door met fneeuw bedekt is; en verder wil geen gids de vreemdelingen den weg wyzen. Tot zo verre zou ik het insgelyks hebben knnncn brengen, byaldien ik terftond myne reis had kunnen vervorderen; dan ik wierd door tusfehenkomende omftandigheden belet '•> ik verloor daardoor het gelukkig oogenblik, zo dat ik op verre na zo hoog niet kwam, als ik verwachte.— Den a8ften van de Wintermaand aanvaarden de Heer gibs en ik de reis na den iEtna. Wy waren te paard, voorzien van een zeer kundigen gids, en van alles, wat men tot eene zo moeilyke reis nodig heeft. Zo ras men buiten de poort van Catania komt, is men aan den voet van den berg: men ryd nog eenigen tyd door de voorftad en langs de te vooren genoemde fraaie overblyfzels van kanaalen, langs welke het water van Licatia na Catania geleid wierd. Het benedenfte gedeelte van den berg is dc vrugtbaarfte en bestbebouwde Landftreek van Sicilic. — De natuurlyke vrugtbaarheid van het aardryk word niet weinig vermeerderd, zo door de mineraale deeltjes van de door den tyd in aarde veranderde Lava, als door de geduurige ftoving van het onderaardfche vuur. Ik vond overal wel bebouwde en van rondom omtuinde akkers, en deze maaken, met de harde rots, die men bewandelt, met de zwart verbrande ftreeken, die men verder opwaards ontdekt, met de ontclbaare menigte van vuurbrakende heuveltjes, en met den met fneeuw en en ys bedekten en geduurig rookenden kruin van den berg, een aangenaam contrast. Tyd en vlyt hebben D 4 dc"  $6 REIS NA DEN deze benedenfte deefen van den berg in een allerfraaist Paradys hervormd , 't welk zo wel bekoorlyk als vrugtbaar is: — en in een oogenblik kan alles weder verwoest worden ; eene uitbarsting van den vuurftroom vernielt alles, en verwoest de voortbrengzels der eeuwen. ■— Nadat wy de voorlieden van Catania waren doorgetrokken , kwamen wy door eene lange reeks van Dorpen , waar men de duidelykfte blyken van den welvaard der ingezetenen ontdekte. — Overal Honden fraaie gebouwen, waarvan de burgers van Catania voor een gedeelte eigenaars zyn. Deze hebben doorgaans de gewoonte, om hier hun zomerverblyf te houden, uit hoofde van de gematigder Luchtftreek. — Zelf de boerenwoningen , in welk een byzonderen finaak ook gebouwd, waren zeer wel onderhouden. Alle gebouwen zyn laag, om te beter tegen de Aardbevingen beftand te zyn; ze zyn van Lava gebouwd, en de ftukken fchynen flegts op elkander te liggen zonder eenige kalk of zamenbindende ftof. Dc ingezetenen leeven hier zeer geregeld , zy zyn goed gekleed, en hebben een zedig en opgeruimd voorkomen ; dit alles is een gevolg van hunnen vlyt en nyverheid. Het laatfte dorp, 't welk wy doorreisden , en tevens het hoogfte op den berg, is Nicolofi ; nu troffen wy geen huizen meer aan. Van tyd tot tyd liep de weg hooger, voor uit zagen wy niets dan eene kaale rots , de opening, waar, in den jaare 1669, de Lavaftroom uitvloeide, eene aanzienlyke bosfehaadje, midden aan den berg, en de met fneeuw bedekte top tot aan de vlakte, piano, dclfrumcnta genoemd, (eene benaming die zeer oneigen  BERG JB. T N A. 57 gen is, dewyl hier waarfchynlyk nooit een eenig gras fchcutje groeide) waarop de eigenlyke Cratcr is, dien men niet ontdekken kan, voor dat men aan den voet van denzelven komt, naardien deze vlakte drie italiaanfche mylen lang is. Op den hoogften top van den berg, zo ver myn oog kon reiken, zag ik eene verdieping, waaruit eene kleine witte wolk van damp en rook opfteeg, die van daar na de Zeekant overdreef, en eene lange witte ftreep aan den helderen, blaauwen hemel vormde. — Tot aan Nicolofi levert de iEtna een fraai gezicht op. Zelf daar, waar de natuur en konst de Lava nog niet in aarde hebben kunnen veranderen, heeft zy een fraai voorkomen; zy neemt haaren loop door de aangenaamftc beemden, door 't geboomte en door Lusthoven, en zo wisfelt de donkere kleur van de Lava met het frisfche groen geduurig af, en levert een fraai gezicht op. — Men heeft hier ook reeds een ruim gezicht; Catania en de geheele jonifche Zee fcheencn als 't ware voor ons te liggen. Wy konden de drie Zeeboezems van Catania, Augusta en Syracufe onderfcheiden en duidelyk zien; en ik hou my verzekerd , dat, byaldien de beneden Lucht helder ware geweest, wy zelf de Stad Syracufe, die twaalf mylen van Catania ligt,zouden hebben kunnen ontdekken.— Dan nu zagen wy flechts de naastbygelegen landftreek rondom Catania. — Toen wy Nicolofi waren doorgetrokken, veranderde het toneel geheel en al. — De groene en vrugtbaarc Landsdouwen waren ten eenemaal verdweenen; wy ontdekten niets anders, dan geheele velden met zwarte asch bedekt, kleine heuvels die de Lava en D 5 uit-  5& REIS NA DEN uitgeworpen asch hadden gevormd, diepe kolken , die te vooren de brandftoffen hadden uitgeworpen ; hier en daar zagen wy een boompje, en in een verre afftand de met fneeuw bedekte vlakte. Hoe woest en onvrugtbaar deze grond ook moge fchynen,de natuur vertoont echter, tot elks verwondering, ook hier haare voortbrengende kracht: men ziet op zommige plaatfen den wynftok heerlyk opgroejen, welke voortreffelyken rooden wyn oplevert, zo keurig, hoewel minder vermaard, als de Lacrima Chrijli op den Vefuvius. Eindelyk kwamen wy aan het Klooster der Benediktynen St. Nicola delP arena, een klein donker gebouw, twaalf italiaanfche, of bykans twee en eene halve duitfche myl van Catania, hetwelk, naar het denkbeeld van vermaarde oudheidkundigen, op dezelfde plaats ftaat, waar voormaals de Stad Inesfa gelegen was, waarvan de volkplanting van Campania, door de aloude inwooners uit Catania verdreven zynde, zich meester maakte, en haar ./Etna noemde, als zynde dit de naam, welken Catania eenigen tyd gedraagen had. Hier, in deze eenzaame wooning, (zy is de laatfte die men op den berg vind,) moesten de Benediktyner Monnikken, volgens de eerfte inftelling van den ftichter, hunne dagen flyten, wydende dezelve aan de eenzaamheid en aan Godsdienftige bezigheden. Dan hunne fchatten waren te groot, dan dat zy zich zouden hebben kunnen fchikken naar het oogmerk van den ftichter ; een verblyf in Catania was veel aangenaamer en gemakkelyker, dan hier in deze barre en woeste eenzaamheid, in't midden van de brandende vuurkolken. Eenige Leekebroeders worden van tyd tot tyd na het Klooster gezonden, om alles in  BERGiETNA, 59 in orde te houden , en de overige Kloosterlingen woonen in een prachtig paleis, waarvan wy te vooren reeds melding gemaakt hebben. In de heetfte dagen van den zomer, wanneer de hette hen noodzaakt om de Kust te verlaaten, en geduurende den Wynoogst, houden zy alhier eenige weeken hun verblyf. Wy kwamen hier tegen den middag, en daar wy dien dag niet wel verder konden komen, naardien dit het laatfte huis was,en wy onze gezondheid in de waagfchaal zouden gefteld hebben, indien wy in de Grotta ddk capre, onder den blootcn hemel de nacht hadden doorgebragt, bleeven wy het overige van dien dag hier, om de merkwaardigheden in de omliggende landftreele te bezien , cn dan terftond naa middernacht onze reis te vervolgen, om het opgaan van de Zon te kunnen zien van de hoogfte plek, die wy, uit hoofde van den fneeuw cn van de koude, zouden kunnen bereiken. — Het merkwaardigfte, 't welk ik dezen namiddag gezien heb, was de bovengenoemde Monte rosfo, wiens vuurftroom by de hevige uitbersting van den iEtna, in den Jaare 1669, geheel Catania dreigde te verdelgen , en daadelyk verfcheiden gebouwen omkeerde. Deze uitbersting was voorzeker de hevigfte, waarvan de gefchiedenis gewag maakt; ze evenaart aan die van den berg Hekla in den Jaare 1782.. — Een kort bericht van dezelve zal niet onvoegzaam zyn. In het Jaar 1669 gevoelde men hevigere fchokken by de Aardbeving, dan men tot dus verre ooit befpcurd had: tevens hoorde men, onder den grond, een geluid als van donderflagen, en een algemeen gedruisch, het welk door de onderaardfche holen van die.i  OO REIS NA DEN dien berg als het ware heen rolde. Op verfcheiden plaatfen was zelf de berg van een gefpleeten; voornamelyk was 'er eene fpleet ter lengte van twee en eene halve myl en ter breedte van vyf of zesvoeten Vervolgens wierden 'er vyf nieuwe kolken geopend, waarVan de grootfte, wiens omtrek op vyf honderd fehreden wierd gefchat, met een groot geweld (*) wolken van rook , blikzemftraalen, vuurige klooten, gloeiende rotfen en puimfteenen en zwarte asfche uitwierp tot eene verbaazende hoogte; dit alles ging vergezeld met de ontzachelykfte donderflagen en een fterk onderaardsch gerommel. — Deze kolk wierp zo veele fteenen en asfche op, dat 'er twee nieuwe bergen van gevormd zyn, die twee italiaanfche mylen in haaren omtrek hadden. . Geduurende den tyd van vier maanden wierp de berg vervolgens asfche, zand en rook op , waardoor de Lucht van dag tot dag meer verduisterd wierd, tot dat eindelyk de Zon , zelf te midden op den dag, begon te taanen. -— Eindelyk brak het Licht weder door; maar dit was niet het Licht van de Zon, het was het licht door de vlammen veroorzaakt, die uit dien geopenden kolk opreezen; met dezelve fteeg 'er eene Lavaftroom naar boven ter hoogte van vyf-en-twintig tot dertig ellen ; zyne breedte was van drie tot vier italiaanfche mylen. Deze Lava overftroomde de velden, de eenzaame hutten van de Landbewooners, en de dorpen; vervolgens (*) Met hoeveel geweld de berg toenmaals deze vuurftoffen opwierp , kan men daaruit afneemen, dat eene rots ter lengte van dertig ellen , duizend fehreden van de kolk af» neêrviel en vyftien ellen diep in het aardryk zonk. —  BERG ZE T N A» 6t gens drong deze ftroom door tot in Catania, verwoeste een gedeelte van de Stad, en liep eindelyk in de haven uit, waar hy, naar een' harden kamp, voor de kracht der Golven moest zwichten. Naa dat deze kolk ruim veertien dagen dien Lavaftroom had opgeworpen, hoorde men op nieuw de fterkfte donderflagen van onder den berg voortkomen; eene kolom van dikke rook fteeg van den bovenften top van den /Etna opwaards , vergezeld van een regen van fteenen en asfche, die niet eerder bedaarde, dan naa dat de oude Crater ingeftort was, waardoor deze berg een' geheel nieuwen mond van zes italiaanfche mylen in den omtrek verkreeg, daar de voorige niet grooter was, dan vier mylen. — Eindelyk bedaarden deze uitberstingen in het midden van de maand July 1669, naa dat dezelve ruim vier maanden aangehouden hadden. De Lavaftroom, die tot in Catania doordrong, ontfprong uit de Monte rosfo, een berg,die in zyne uiterlyke gedaante zeer veel overeenkomst heeft met den Vefuvius : hy beftaat uit twee bergen, die één en denzelfden grondftag hebben, hy is ruim half zo hoog als de Vefuvius, wanneer men de hoogte van dezen laatften rekent van den voet van den asch berg, van waar men niet meer te paard kan voorttrekken, maar den weg te voet moet vervolgen. — Wat de wezenlyke hoogte van dezen berg Monte rosfo boven de oppervlakte der Zee betreft, hierin overtreft hy zeker den Vefuvius , naardien hy midden op den iEtna ftaat, en dus ten minften vyf-en-veertig honderd ellen boven de oppervlakte der Zee. De geheele ftreek tusfchen het Klooster der Benediktynen, en de Monte rosfo is met zwart zand, 't welk uit den berg is opge- wor-  6l ' REIS NADEN worpen , aangevuld : het fchynt echter, of dit zand reeds meer veranderd is in aarde, nadien men hier en daar het gras ziet te voorfchyn komen, en juist hier de plaats is ,waar de voortreffelyke roode wyn groeit, waarvan ik te vooren gefproken heb. Misfchien is zelf de plaats, waarop het Klooster ftaat, een oude Crater,die eenige eeuwen geleden ingeftort is. Want behalven dat 'er in de omliggende Landftreek zeer veel asch ligt, heeft de geheele omtrek , van het Klooster, de gedaante van een kom , in wier laagfte plek dit gebouw ftaat. Toen ik aan den voet van de Monte rosfo kwam, zag ik den Crater, waaruit de asch en de Lava in den jaare 1669 uitberste. Het is eene diepe opening in de gedaante van een trechter; aan de zyde ziet men de harde Lava, en meer neêrwaards zwarte en roode asch. In het midden heeft deze Crater twee andere vereliepingen , die door een hooge fcherpe en uit den rots gevormde wand van een gefchciden zyn, en veel overeenkomst hebben met een zoutvat. Aan den voet van den berg, die aan de zyde van den Crater oploopt, is een hol,'t welk dc natuur zelve in eene rots van Lava gevormd heeft; dc ingang van dit hol is omtrend vyf ellen diep en een en een half elle breed. —■ Ik was zeer begeerig om dit hol nader te onderzoeken. Dan hoe gemakkelyk ik ook hetzelve zou hebben kunnen beklimmen, zou ik echter vrugtelooze moeite gedaan hebben, indien ik geen gebruik van fakkelen gemaakt had , en deze in een befloten hol te brengen, het welk met ontvlambaare dampen aangevuld is, zou te veel gewaagd zyn. Daar en boven zou het zeer bezwaarlyk geweest zyn, om dit hol weder te verlaaten, het welk zonder ladders niet  b e r g IS. t n a. 63 niet wel mogelyk was,en deze werktuigen waren hier niet by de hand. i— Wy waren dierhalven genoodzaakt om ons te vreden te fteilen met de uiterlyke gedaante van dit Luchtgat gezien, en uit den mond van onzen wegwyzer gehoord te hebben,dat deze opening de mond was van dat Kanaal, uit het welk de Lavaftroom, die tot' door Catania vloeide (*)? uitberste, en dat dit Kanaal omtrent vyftig fehreden in eene horizontaale lyn voort liep, maar dat, zo verre hem bewust was, nog niemand het gewaagd had, om tot aan die plaats te gaan , waar dit Kanaal eindigde. Niet verre van daar, omtrend honderd en vyftig fehreden van de Monte rosfo, is een ander Kanaal,ook door de Lava gevormd, het welk in eene fchuinte richting neêrwaards loopt. <— Dit Kanaal heeft dolomie u, een man die in het onderzoek van de verborgenheden der natuur de grootfte gevaaren trotfeerde, onderzocht'; en daarby gevonden, dat hetzelve omtrend honderd fehreden in de lengte onder de aarde voort loopt, waar men aan een onpeilbaar diepen, maar lynrecht neeiioopenden afgrond komt, die alle verdere onderzoekingen onmogelyk maakt. Dit heb ik uit zyn eigen mond gehoord, toen wy elkander te Rome ontmoetende , over dezen Monte rosfo fpraken: ten zeiven tyde verhaalde hy my van meer andere onderaardfche Kanaalen op den iEtna, maar die hy niet tot aan het einde had durven onderzoeken. Waarfchynlyk loopt het (*) Het is al byzonder, dat eene Lavaftroom , die in 't begin niet breeder dan anderhalf elle was , in den omtrek van Catania tot de breedte van drie of vier italiaanfche mylen aangroeide.  64 REIS NA DEN het Kanaal, 't welk terftond onder Monte rosfo ligt, ook naar dezelve kolk, en dan zou men hier de bron moeten zoeken, waaruit in den jaare 1669 de vuur en aschftoffen opkwamen. Deze kolk heeft dan gemeenfchap met alle de overige onderaardfche holen 4 waarin die ontvlambaare ftoffen, en al het geen in volgende eeuwen nieuwe uitberstingen, Aardbeving, ja misfchien den geheelen ondergang van Sicilië en Calabrie zal te weeg brengen, verborgen liggen , om hier van tyd tot tyd tot rypte te komen, en dan uit dien onderaardfchen Kerker zich zelve los te fcheuren. Hoe verre deze holen zich uitftrekken kan nooit bepaald worden; 't is echter zeer waarfchynlyk, dat ze zich veel verder dan den voet van den ./Etna uitftrekken, en zelf dat ze onder de Zee doorloopen, ja zelf dat ze misfchien eerst een einde neemen aan den voet van het apennynsch gebergte. — By deze uitbersting van de Lava uit de bovengenoemde Crater , wierd 'er nog een kolk geopend , welke eene groote menigte asch opwierp; deze asch, op dezelve plaats neêrvallende , vormde den berg Monte rosfo. Deze berg, die, zo als ik reeds gezegd ■heb, veel overeenkomst met den Vefuvius heeft, is van twee van elkander afgefcheiden toppen voorzien, tusfchen welke eene diepte is in de gedaante van een trechter; aan het einde van dezelve zyn, op den bodem, twee gaten, die van elkander afgezonderd, en waarfchynlyk het overblyfzel van dien Crater zyn, waaruit deze berg opgeworpen is. Hier en daar zag ik rotfen van Lava; dan voor 't meerendeel waren ze met zand bedekt, 't welk aan de eene zyde van den berg rood en aan de andere zyde zwart was. Ik beklom de  beug/etna. G$ den eenen top van den berg, die veel hooger dan de andere is, en ondervond dat dezelve met minder moeite kan beliegen worden,dan de Vefuvius, zo wel omdat de aschberg niet zo hoog was, als ook omdat het zand vaster is, en de voeten 'er niet zo diep inzinken , als in de asch van den Vefuvius. Tegen den avond, toen de Zon reeds aan het daalen was, bereikten wy den top van den berg: hier bevonden wy ons in het eenzaam : wy ontdekten rondom ons niet het allcrminfte, 't welk leven ontfangen had, en hoewel wy nog verre van den kruin van den yEtnavcrwyderd waren, lagen echter de woonplaatfen der menfchen geheel in de diepte en verre van ons. Hier hadden wy een onbepaald gezicht. Zo verre ons oog kon reiken, befchouwden wy de Kust van Sicilië, tot aan het voorgebergte Pachynum ; Catania en alle andere kleine Steden en Dorpen, die rondom den iEtna liggen , zagen wy beneden ons, even als of ze op eene groote Landkaart getekend waren. Boven dit alles echter wierden wy verrascht door het gezicht van zes-entwintig vuurkolken; deze ontdekten wy rondom ons, van den top van den berg , waarop wy Honden, zo ver ons gezicht niet belemmerd wierd door de fneeuw van den iEtna, en dus in den omtrek van omtrend anderhalf mylen in de lengte. Deze kolken waren op dezelfde wyze geopend, als die waarby wy ons bevonden, en nog bleeven 'er veele voor ons verborgen, die of ingeftort waren, zo als die, waarop het Klooster gebouwd was, ofte ver afgelegen, dan dat wy ze met het bloote oog, of met kleine verrekykers zouden hebben kunnen ontdekken. — Van. den geheelen berg konden wy Hechts een vierde gedeelte ontdek011. deel. E ken,  66 Reis na den ken, en het getal van kleine vuurbergen, die door de uitberstingen gevormd zyn, is meer dan honderd. Wy plaatften ons op den top van den berg, om te beter die kleindere bergen te kunnen waarneemen. Zy hadden alle eene en dezelfde gedaante, hebbende in het midden eene kleine holte of diepte, die grooter of kleinder is, naarmate 'er meer of minder tyd verftreken is, zints ze 't eerst opgeworpen zyn. Zommige zyn nog in dienzelfden ftaat, waarin ze de eerfte dagen naa de uitbersting waren, zwart van kleur,en geheel ontbloot van eenig groen, zo dat 'er geen het minfte blyk van eenige vruchtbaarheid ontdekt word. Andere integendeel waren reeds met gras en boomen begroeid, ja zelf in den Crater ftonden boomen. De vuurberg, waarop wy ftonden fcheen dehoogfte van allen te zyn, naardien wy van deszeifs kruin in verfcheiden Craters van andere vuurbergen konden zien. Nadat ik hier eene genoegzaame tyd verwyld had, om dit verrukkelyk toneel te aanfchouwen, wiens weêrgaa men nergens, zelf niet op den berg Hckla kan vinden, zocht ik eenige Bafalt-kristallen, die onder de asch, die den berg Monte rosfo vormde, gemengd is. De Zon was aan het daalen, en geduurende den tyd, dat wy ons boven op den berg hadden bezig gehouden , waren de wolken beneden ons byeengetrokken, rondom den voet van den berg. Wy moesten dus deze belangryke plaats , die de moeite van onze reis alleen rykelyk beloonde, verlaten, om eer liet nacht wierd weder het Klooster te kunnen bereiken. De Zon was ondër gegaan, en zwaare wolken trokken zamen, die voor den volgenden dag niet veel goeds voorfpeiden. Evenwel was de Lucht over het  BERG /E T N A. 67 het geheel genomen vry helder, zo dat wy nog zeer veele Harren konden ontdekken: ik kon echter niet zien, dat dezelve, gelyk zommige bevveeren, hier helderder dan elders zouden fchynen. Wy hadden ten oogmerk, om eenige uuren voor Zonnen opgang ons weder op weg te begeeven, om te zien hoe verre wy het zouden kunnen brengen. Dan by ons ontwaaken woei 'er een hevigeftorm, vergezeld van de vreesfelykfle regenvlaagen. Den geheelen voormiddag was het Klooster met wolken bezet, en de regen, de mist en de fneeuw verydelden alle onze verwachtingen. —. Wy wierden genoodzaakt, om Hechts het beste tydfiip uit te kiezen, om hoe eerder hoe beter te rug te keeren. Op onze terugreis moesten wy door verfcheiden wolken, die van alle zyden rondom den berg lagen , heenen dringen, waardoor wy het genoegen moesten ontbeeren, 't welk, het gezicht van Catania en de Kust van Sicilië op onze terugreis voor ons zou hebben opgeleverd , indien wy eene heldere lucht getroffen hadden. In flede van dien zagen wy niets dan mist en wolken, wy hoorden niets anders, dan het gedruisch van meer dan duizend beeken, en twee donderflagen, die uit den berg voortkwamen,en die een natuurlyk gevolg van de verandering in de lucht waren. Weinig dagen naa deze mislukte onderneming, verdweenen de wolken weer, zo dat men te Catania den berg zeer goed kon ontdekken. Toen zagen wy niet alleen den berg Monte rosfo, maar zelf de geheele ftreek beneden Nicolofi met fneeuw bedekt, zo dat het volftrekt onmogelyk zou geweest zyn, den berg nog verder te beklimmen, al was het dat wy eenige E a, da-  53 reis NA den dagen in liet Klooster gebleven waren. Ik vertoefde no^agt dagen te Catania, met oogmerk, om, indien her weder bedaarde en zachter wierd, nog eene twede reis te onderneemen. Dan de Louwmaand van het jaar 378Ö was zeer ruw. Ik verliet Catania by zeer ongunstig weder,'t welk meer dan drie weeken duurde, cn dus zou het toch onmogclyk geweest zyn, om eene twede reis te onderneemen. De Heer bartels flaagde gelukkiger: — hy beklom den hoogften top van den /Etna; maar hy trof het ook in een veel gunstiger jaargety, en had dus niet te worstelen met die moeilykheden, die my,in het bereikenmyner oogmerken, volftrekt in den weg waren. Zie daar myne waarneemingen op den berg /Ltna. Ik ben myn dagboek, waarin ik alles daags, naa dat ik van den berg te rug gekeerd was,had opgetekend, bykans woordelyk gevolgd. — Wel is waar dit verhaal zal den Lezer niet zo treffen, als de fchilderachtige befchryving van brydone: maar ze wint het van de laatfte in geloofwaardigheid en echtheid. Ik geef flechts eene befchryving van dingen, die ik gezien heb ; maar hy ook van dingen die hy niet gezien heeft. — De Prins biscari heeft my verzekerd, dat hy niet hooger dan ik den berg beklommen heeft, en dus nooit op deszeifs top geweest is. Het Klooster der Benediktyncn cn de Monte rosfo zyn doorgaands de grensfehcidingen : tot zo verre, en verder niet, komen die reizigers , die niet toevallig in het midden van den zomer den berg beklimmen. Uit de waarneemingen omtrend den tyd , die 'er nodig is, ojn de oppervlakte van de Lava in vrucht- baare  berg-ffiTNA. 6"9 baare aarde te veranderen, kan men duidelyk bewyzen, dat 'er in elke eeuw niet meer dan één of één en een halve duim veranderd worden. Zelfheeft de Lava Van 1669 flechts een halve duim aarde, de Lava van 1536 heefc 4 duimen,die van 1444 heeft zes, die van 1329 heeft agt, en die van n 57 heeft 13 duimen. Komt men in dit onderzoek op plaatfen, waar onderfcheiden Lava op elkander ligt, die telken keer door eene laag vruchtbaare aarde van den ander afgezonderdis, dan komt men natuurlyk op het denkbeeld, dat deze uitbersting reeds van zeer vroege tyden herwaards zyn moet. Zo vind men b. v. een voorgebergte by Catania, waar zeven onderfcheiden laagenLavaop den ander liggen , die alle door drie duimen vruchtbaare aarde van elkander gefcheiden zyn. Dit voorgebergte is ouder dan de gefchiedverhaalen reiken. (*) 'Er moeten dus reeds te vooren uitberstingen plaats gehad hebben, en zonder ons in eenig onderzoek intelaaten, of dc /Etna negen of agt duizend jaaren voor onzen tyd reeds vuurftoffcn hebbe opgeleverd, kunnen wy vry zeker vastftellen, dat deze berg reeds verfcheiden eeuwen vroeger, dan de bekende gefchiedenis begint, vuurftoffen hebbe opgeworpen; dat zyne onwcntelingen misfchien ouder zyn, dan de omwentelingen van den aardbol, waarvan ons bericht gegeven word in het mofaisch gefchiedverhaal, en dat ze mis, fchien nog vroeger moeten gefteld worden, dan de Schepping van den mensch. — Wilde ik hier de waarnemingen van brydone, ha* (*) Boschs, brieven over Sicilië en Malta, J Deel. E 3  70 reis na den hamilton en dolomieu over den aart cn natuur van den berg, en hunne befchryvingen van derzelver byzondere deelen,die ik niet alle kon bereiken, eene plaats verkenen, dan zou het laatfte alleen een byzonder boekdeel kunnen uitleveren. Ik meen uit dien hoofde de vryheid te hebben, om myne Lezers naaide fchriften van deze vermaarde mannen te mogen wyzen , die daar en boven vry zeker in de handen van den onderzoeker der natuur zullen zyn. Dit doe ik te eerder, uit hoofde van myne onbedrevenheid in dc natuurlyke historie, zo dat ik gevaar zou loopen,om het min belangryke en reeds bekende te vermengen met het belangryke en tot dus verre nog onbekende. Ik kan echter niet nalaaten by deze gelegenheid te berichten, dat spallanzani, één der grootfte en ftoutfte natuuronderzoekeren,in den jaare 1788 in Sicilië is geweest ? en den /Etna onderzocht heeft, zynde hy thans bezig om zyne ontdekkingen bycentezamelen cn te rangfchikken.— Al wat uit de hand van spa llanzani komt, draagt het echte kenmerk van den onvermoeiden yver en de allergrootfte gemeenzaamheid met de werken en verfchynzelen der nataur. Met welk een oplettend en navorfcheud oog zal hy de uitwerkzelen en de kracht van het onderaardfche vuur befchouwd hebben? -— Wat kunnen wy dus niet van hem verwachten? — 'Er zyn onder de Siciliaanen flechts weinige, die den iEtna kennen: dewyl zy zo naby zyn, fteilen zy de reis van het eene jaar tot het ander uit, en 'er zyn onder de inwooners van Catania verfcheiden, zelf mannen van uitgebreide kunde en geleerdheid, die den berg nooit beklommen hebben. Men kan dit eenigermaate infchikken uit hoof-  B e R. g X t n a. ,• ?t hoofde van de moeilykheden, die aan deze reis vast zyn. Maar waarmede zal men de ongevoeligheid en traagheid der Napolitaancn verontfchuldigen, daar 'er van de vyf honderd naauwlyks één is, die het der moeite waardig oordeelt, om den Vefuvius te beklimmen, en 'er ontelbaar veele van allerlei rang en ftaat onder deze natie zyn, die nooit op den top van dezen , in vergelyking met den /Etna, nietsbeduidenden , berg geweest zyn? — Gewis dit verfchynzel boezemt den reiziger geen gunstig denkbeeld in omtrend zodanig eene natie, die, terwyl hy uit verren lande komt, om de verbazende uitwerkzelen der natuur te befchouwen, echter zo onkundig en tevens zo onverfchillig is omtrend deze dingen, en'er bykans nooit om denkt, dan ten tyde van 't gevaar , wanneer zy daardoor,als het ware, genoodzaakt worden, om 'er aan te denken. Vreemdelingen hebben de Napolitaanen 't eerst geleerd, om op den Vefuvius, en deszeifs uitwerkzelen en voortbrengzelen te letten; en aan vreemdelingen hebben de Siciliaanen de beste en meeste ophelderingen en berichten van de natuur van den /Etna te danken. — Hoewel ik den top des bergs niet kon beklimmen, veronderftel ik echter, mynen Lezeren 'er eenen dienst mede te zullen doen, wanneer ik hun eene afbeelding van den Crater, waaruit een geduurige rook, en ook wel eens de vlam uitberst, mededeel e. Ik heb deze plaat naauwkeurig laaten teekenen naar eene fchildcry, ivelke ik van Catania heb medegebragt. Wanneer de reiziger de zogenoemde piana del formento, en de overblyfzels van een oud gebouwd, de toren van emïeE 4 do»  reis na den dokles genoemd (*), bereikt, dan moet men op' nieuw een aschberg beklimmen ter hoogte van drie italiaanfche mylen, en die geduurig met ys bedekt is. Deze Crater nam zyn oorfprong in den jaare 1669, toen de oude berg in den mond des Craters inftortte. De gedaante van den Crater is aan veele veranderingen onderhevig. In den jaare 178*1 was 'er eene ftreek , die twaalf voeten dieper was dan de rand, waarin zeer veele gaten waren, waaruit rook en damp opfteeg; even gelyk die te Solfatara by Napels. Zommige, die met den Commandeur d o l o m i e u daar waren , waagden het neerwaards in den Crater te klimmen; eene ftoute onderneming, die waarfchynlyk nooit te vooren uitgevoerd is, of naa dezen zal uitgevoerd worden. — Het is reeds bezwaarlyk en niet dan met groot gevaar vergezeld, om in den Crater van den Vefuvius neer te flygen, 't welk, zo ver men weet, niemand gedaan heeft , dan Pater della t o r r e , in een tydftip, toen de berg niet rookte. —■ In den jaare 1785 heeft men op den yEtna ontdekt, dat op den grond van den Crater, vyf kleine heuveltjes waren, waaruit-vuur en damp naar boven fteeg. Dit kan van jaar tot jaar veranderen , naarmate 'er meer of minder voorraad van brandbaare ftofis. Zo lang deze niet in menigte voorhanden is, berst zy aan de (*) Men verhaalde, dat empedokles zich hier neerwaards geworpen bad, omdat hy de natuur van dezen berg niet kon nafpooren,-waarom men hem dit gedenkteken ftiebte.. Waarfchynlyk is dit een overblyfzel van den Tempel, aan de Godheden des hemels toegewyd, die op den top van dezen berg ftond. ——  DE CHAT ER TAN DEN ET NA 17 & 5 .   b e r o M t n a. ... 7J de zyde van den berg uit, en vormt dc bovengenoemd dc kleine bergjes ; maar vermeerdert die voorraad, dat kookt het, als het ware , over en fchiet in een groote en zwaare vuur kolom tot boven den top van den /Etna, van waar dezelve in de gedaante van een boog neerwaards komt, en daardoor een' nieuwen Crater vormt. Homerus is de oudftevan alle de Schryveren, die gewag maaken van Sicilië; maar hy fpreekt geen woord van dezen berg, hoewel ulysses, volgens zyne befchryving in de Odysfee, denzelven kort voor by gezeild moet zyn, naardien hy by Scilla en Charybdis kwam. Men zou hieruit met eenige zekerheid mogen befluiten, dat deze berg toen nog niet voor een vuurbrakenden berg bekend was ; het is toch niet waarfchynlyk, dat de dichter een onderwerp, waarvan zyne verbeeldingskracht zulk een fchoon gebruik kon maaken , geheel ter zyde zou gefield hebben , zonder 'er zich op eenigerhande wyze van te bedienen. Het eerfte gefchiedkundige bericht, het welk wy van den /Etna, als van een vuurbrakenden berg, hebben, vinden wyby diodorus: deze Gefchiedfchryver verhaalt, dat 'er ten tyde der Sicanen, waarfchynlyk eer de Grieken zich in Sicilië nederzetten, zulk eene geweldige uitbersting hebbe plaatsgehad, dat debewooners van de oost-kust genoodzaakt waren, zich meer westwaards met der woon te bcgeeven. Misfchien landden de Grieken korten tyd naderhand, en vonden die Kust onbewoond, waarom zy hier te beter hunne woningen konden opflaan.—Vervolgens hebben wy een bericht van thucydides: hy verhaalt, dat 'er van dien tyd af, dat de Grieken in Sicilië landE 5 den,  74 reis na den den, tot op zyn' tyd drie uitberstingen hebben plaats gehad: de eerfte ten tyde van pythagoras, en de twede ten tyde van hiero of van gel©. Waarfchynlyk is dit laatfte die uitbersting, waarvan pindarus de oudfte Schryver, die ons eenige berichten van dien berg mededeelt, gewaagt. De derde was ten tyde van t h u c y d i d e s. Naderhand waren 'er twee uitberstingen onder de beide dionySiussen. plato,die toenmaals in Syracufe was , wierd door de inwooners van Catania uitgenodigd, om by hen te komen, ten einde de uitberstingen van den berg naauwkeurig te kunnen befchouwen. Ten tyde der Romeinen waren de uitberstingen van den berg zeer menigvuldig. Voornamelyk meld men van eene uitbersting in den jaare 622 naa de ftichting van Rome,die zo hevig was,dat daarvan de aarde, zelf tot aan Mesfina toe, gefchud en de Zee tot aan de Liparifche Eilanden beweegd wierd, zo dat verfcheiden Schepen in Zee verbrandden. Tweemaal heeft deze berg gebrand geduurende den burgerlyken Oorlog , en zints dien tyd tellen de Siciliaanfche Gefchiedfchryvers de Jaaren 255, 420, 812, n<5o of 1183. onder Keizer frederik den tweden en 1^85,1329,1333,1408,1444,1446,1447,1530% 1603, 1607, 1610, 1614,1619,1634,1669,168e, 1688, 1689, 1702, 1766, 1781. waarin zwaare uitberstingen plaats hadden— 'Er zyn 'er, die gedacht hebben, dat zo wel de /Etna en Vefuvius als de overige Oostelyke Eilanden met elkander onder den grond gemeenfchap hadden: eene veronderftelling die, wel is waar, niet regelregt tegèngefproken en ontkend, maar ook niet bewezen kan worden; even  berg/etna. 75 even zo min als het gevoelen van die gcenen, die beweeren , dat de asch van den /Etna zelf tot in Griekenland zou overgevlogen zyn, ten zy dan dat een fterke Westen Wind dezelve over gevoerd hebbe. Men kan niet ontkennen , dat deze berg met zeer veel geweld zyne asfche opwerpt, zo dat ze over de Zee tot in Calabrie of op Malta ftuift; maar die weg is korter , dan wanneer ze over Calabrie, Apulie, en de Adriatifche Zee tot op de Kust van Griekenland zal vliegen. In een werk, genaamd II Monte Etna efposto in veduta da un Religiojó della com* pagniadi Gefu Palermo 1708. vind ik onder anderen een hoofdftuk,het welk over degemcenfchap die tusfchen den /Etna en de hel plaats zou hebben, handelt. De Schryver zoekt zyn gevoelen op eene tweeledige wyze te ftaaven; vooreerst brengt hy eene geheele reeks van Kerkvaderen te berde,die van dit zelfde gevoelen waren, en vervolgens beroept hy zich op de berichten aangaande verfcheiden Geesten van verdoemde geftorvenen, waarvan men te dier tyd zeker wist dat zyjin den /Etna branden, ©nder de laatften telt hy theodo, rik den grooten, Koning der Gotten, den vermaarden Ridder arthur, hendrik den zesden, Koning van Sicilië,bertulf,Hertog tog van Zahringen, en meer anderen. Het volk viel zeer natuurlyk op dit denkbeeld, naardien dit niets anders was, dan, 't geen het oude bygeloof reeds had opgedischt, in eene andere gedaante weder te voorfchyn brengen. Men hield, namelyk, den /Etna dan eens voor de werkplaats van vul k anus, dan weder voor het gfaf van dcReuzen; en dat de Geestelykheid 'er niet alleen geen werk van maakte, om het volk van dit by-  7.6 reis na den bygelovig denkbeeld te beviyden, maar of in eenvoudigheid des harten ook al zo dagt, of van deze volksdwaling in haare leerredenen gebruik maakte, behoeft niemand te verwonderen. Thans, geloof ik , is men vry algemeen van deze vooroordeelen gezuiverd, behalven eenige weinige van de heffe des volks; en by deze neemen ze ook van tyd tot tyd af, naardien de geest van verlichting, zich ook in Sicilië verfpreid, en de ftem van het gezond menfchen ver* ftand, zo wel by de Geestelyken, als by de Leeken meer en meer ingang krygt. Aelianus meld nog, dat 'er op den /Etna een Tempel was aan vulkanus toegewyd, omringd met een Muur en met een heilig bosch. In den Tempel zo wel als in dit heilig bosch waren, zo als men zeide, honden, die alle de geene, welke met eerbied en zuivere harten daar verfchenen, zeer vrien,delyk ontfingen, maar omgekeerd alle boosdoeners aantastten en verfcheurden. Men heeft geen het minfte blyk van dezen Tempel ontdekt, ten zy dan dat men, met fazeleus en cluverius, den Torrc del filofofo, die aan den voet van den Crater ftaat, voor een overblyfzel daarvan wilde houden. Dan men kan hier tegen met zeer veel grond inbrengen, dat deze overblyfzels veel hooger ftaan, en dat de koude hier te ftreng is, dan dat de menfchen het hier lang zouden hebben kunnen uithouden, daar hier een altoosduurende Winter is. Naar myne gedachten moet men dus dezen Tempel zoeken in die ftreck, die met geboomte bezet is, alwaar men zyne overblyfzels misfchien nog onder de ftruiken zal ontdekken, ter plaat» fe waar nog geen oudheidkundige zyne voeten gehad heeft.  berg /etna. 77 heeft, omdat hy niet vermoedde hier iets merkwaardigs te zullen vinden; ten zy dan dat deze overblyfzels geheel en al onder de Lava begraven liggen. — In den omtrek van Catania liggen verfcheiden kleine plaatfen aan den voet van den /Etna, die oudtyds niet onvermaard waren. Ik had geen tyd, om dezelve optezoeken, waarvan ik te meer te rug gehouden wierd door de flegte wegen,die deze reis niet veraangenaamd zouden hebben, 't Geen ik 'er dus van berichten kan,is uit andere,het zy mondelyke of fchriftelyke berichten, ontleend. — Centorbi wierd oudtydsCmturipae genoemd;thucydides maakt 'er reeds gewag van, hy befchryft het als een door de Siculers gefticht kasteel. Laatere Ge- ■fchied- en Aardryks-fchryvers maaken 'er ook melding ' van; in 't byzonder geeven zy hoog op van deszeifs voortreffelyke gelegenheid op eene hooge en fteile rots— Uit de befchryving, die cicero 'er van geeft, blykt, dat deze plaats onder de aanzienlykfte fteden van- Sicilië geteld wierd, en dat deszeifs ingezetenen ■het grootfte gedeelte van de vrugtbaare Akkers van den /Etna in eigendom hadden : deze Akkers hield men oudtyds voor de vrugtbaarften van dit geheele eiland. Een natuurlyk gevolg hiervan was, dat de inwooners van deze Stad eenen fterken handel in ■ Graanen dreeven ,en daardoor een groot vermogen verwierven. Naarmate zy in rykdom toenamen , naarmate van dien wierden zy meer cn meer befchaafd: zy waren voorftanders van wetenl'chappen , en tegelyk dappere en welbedreven oorlogshelden. In dezen bloeiende toeftand bleeven zy eeuwen achtereen; en men  7° reis na den men mag den ondergang van deze Stad veilig toefchryven aan haare weerbarstigheid tegen frederik den tweden,die, getergd door haaren oproerigen geest, de Stad innam en verwoestte, en van derzelver overblyfzels de Stad Augusta ftichtte: dit gefchiedde in den jaare 1233. — Ten tyde van fazellus heeft men nog aanzienlyke overblyfzels van de Muuren dezer Stad gevonden; men kon 'er uit opmaaken dat ze van hardfteen gebouwd, en zeer hoog en dik geweest waren. — Thans vind men nog hier en daar de verftrooide overblyfzels der Stad, — als ook van deszeifs Muuren, waaruit men den grooten omvang, dien ze oudtyds had, eenigermate kan opmaaken. Ook ontdekt men nog uit de overblyfzels dat deze Stad niet in eene fchuinfche richting tegen den berg aan, waarop zy ftaat, gebouwd was, maar by wyze van terrasfen. In de Stad zyn eenige oude Muuren, eene regenbak , en eenige onderaardfche verwelfde vertrekken, waarvan men zich fchynt bediend te hebben tot ftallingen voor de paarden, de. wyl men nog de overblyfzels van de krebben vind. 'Er zyn ook nog veele overblyfzels van oude pilaaren, en ftukken van zeer aanzienlyke ftandbeelden benevens andere bouwkundige overblyfzels, die hier en daar verftrooid liggen. Buiten den omtrek der Stad vind men eenige overblyfzels van een voortreffelyk bad, en van een brug over de rivier Simathus, waaruit men nog den ouden weg tusfchen Catania en Centorbi kan opmaaken. Tevens zyn 'er nog verfcheiden Siciliaanfche Vaafen van eene keurige compofitie, en fchilderwerk; als ook voortreffelyke edel-  berg /etna. 79 edelgefteentens , en goud en zilverwerk. — Uit dit alles kan men den alouden bloei van deze Stad genoegzaam opmaaken- — Niet verre van Centorbi ligt op eene hooge en fteile rots de Stad San Filippo d'Argironc, oudtyds Argyrimn genoemd, de geboorteplaats van diodorus siculus, Men houd haar vry algemeen voor eene van de oudfte fteden van Sicilië , dewyl men wil, dat herkules hier reeds geweest is; ook behoorde zy onder de rykfte en bloeienfte fteden van dit eiland, ten tyde toen de Grieken hier het opperbewind in handen hadden. By de Romeinen was zy hoog aangefchreven; cicero maakt met zeer veel roem van de inwooners gewag, hy noemt ze Agyrinenfcm populum fidekm & illustrem [het getrouwe en vermaarde volk van Agyrium~\ (*) en de Stad zelve verdient by hem den eernaam van impr'mis honesta cïvitas Siciliae [eene der fraaifte en uitmuntendfte fteden van Sicilië.]— Ook gewaagt hy van denvermaarden Schouwburg dezer Stad: men heeft 'er echter geene overblyfzels van gevonden, en weet zelf niet meer de plaats waar hy voormaals geftaan heeft. De eenige overblyfzels van deze oudtyds zo vermaarde Stad, zyn de fundamenten van groote gebouwen, die onder den grond verborgen liggen, en een en andere onderaardfche waterleiding. — In Adrano, oudtyds Adranum , vertoont men nog een aanzienlyk ftuk van eene Muur, die van hardfteen opgetrokken was, en die men voor een overblyfzel van den vermaarden Tempel van acranus houd [ (*) Cic in Verrem Aet, II, lib. 3. c. 27.]  SO reis na den houd, van waar die Stad haaren naam zou ontleend hebben. Adranus was eene Siciliaanfche Godheid, die voorn amelyk in deze Stad wierd gediend. Vervolgens vind men 'er nog overblyfzels van de oude Muuren der Stad, die opgebouwd waren Van fteenen, uit Lava uitgehouwen, in dc form van hardfteen. Deze Muuren waren agt ellen dik, cn van vierkante torens voorzien. Een oud gebouw, waarvan men naderhand de Kerk gemaakt heeft, en het welk oudtyds misfchien tot een Tempel gediend had; eene begraafplaats, die redclyk wel onderhouden is, -en de overblyfzels van een zeer aanzienlyk bad, zie daar de antieke ftukken, welke men in deze Stad vind. • Niet ver van hier namen de groote waterleidingen eenen aanvang, die na Catania liepen, en waarvan ik buiten de Stad nog overblyfzels gezien heb. — Niet verre van Paterno, eene oude Stad, die door .de Noormannen gefticht is, aan den voet van den berg /Etna, is een hol, wiens ingang bykans geheel en al met ftruiken begroeid is; en welk hol met overblyfzels van oude Muuren omringd is. In dit hol hoort men een geduurig gedruisch, het welk veroorzaakt word door het veele water, 't welk van de gefmolten Xnecuw op den /Etna langs eene beek ncerwaards vloeit, en in dit hol zyne verzamelplaats heeft. Van dit gedruisch heeft dit hol den naam gekregen van la grotta del fracatfo. Dit water loopt vervolgens onder den grond door, maar komt eindelyk, honderd fehreden van dit hol af, weder tevoorfchyn, alwaar het de eerfte, en veertig fehreden verder de twede k'-m formeert. Uit deze twee kommen loopt het water verder, tot aan een kleine moeras, die met de rivier  bergaïtna. 8l Vier Symathus in verband ftaat. Men heeft 'er de proef van genomen , met het een of ander, 't welk op het water dreef,in dit hol te werpen, en het kwam geduurig in ééne van de kommen weder te voorfchyn, waarom men zeker weet, dat deze kommen gemeenfchap hebben met het hol. Men houd dit, niet zonder rede, voor de oudtyds zo vermaarde fontes Palkorum, die door vroegere oudheidkundigen in den omtrek van het oude Menaenum geplaatst zyn. Deze pa Lier waren, volgens den inhoud der fabel, de Zoonen van jupiter en de Nimph jetna of thalia: men verhaalt dat j u p i t e r , uit vreeze voor juno, de zwangere Nimph aan de koesterende en bewarende voorzorge der aarde tocbetrouwd hebbe , die haar in haaren fchoot opgenomen, maar zich ook weder geopend zou hebben, naadat zy die tweelingen geboren had: van waar zy dan ook hunnen algemeenen naam pa li ci, van -/«Ai» en zouden ontleend hebben. — Dit gebeurde aan de rivier Symsethus Deze p a l i c i wierden voornamelyk van de Zeevarenden godsdienstig geëerd, zelf bragt men hun in de alleroudfte tyden menfchen offers. Ter plaatfe, waarzy uit de aarde te voorfchyn zouden gekomen zyn , ftichte men een Tempel ; hier hadden zy ook hunne Godfpraak; en juist daar waren twee kleine diepe waterkommen, waarin het water geduurig opwelde. Deze kregen den naam van Delloi; men hield ze voor de broeders van de p a l i c i. Men befchouwde haar als by uitftek heilig, en fchreef aan den eed, die in de nabuurfchap van deze kommen gefchiedde, eene buitengewoone kracht toe. Hy, die den eed moest doen, ftond digt by het water j was zyn eed III. DEEL. F Op-  8a reis na den berg /etna. opregt, dan wedervoer hem geen kwaad, maar zwoer hy een valfchen eed , dan viel hy in het water en verdronk. — Diodorus, die een zeer naauwkeurig verhaal van deze fabel geeft, meld onder anderen ook, dat men in zyn' tyd in dit hol een fterke zwavel'damp befpeurde. — Men vind ze 'er, wel is waar, tegenwoordig niet, intusfchen zyn 'er in denabyheid genoeg zwavel - bronnen, die deze damp konden veröorzaaken: en het is zeer wel mogelyk, dat een hol voor twee duizend jaaren met zwaveldampen gevuld was, en dezelve nu geheel verloren heeft. Men behoeft uit dien hoofde nog niet te ontkennen, dat deze bron aan de palici toegewyd was, vooral daar alle de omftandigheden zo juist overeenftemmeu, en het getuigenis van s o lini zo duidelyk is (*). Voor het overige is 'er in den omtrek van Paterno niets merkwaardigs, bchalven eenige ftukken van oude waterleidingen en de overblyfzels van eene in twee boogen verwelfde brug over de rivier Symanhus. In den omtrek van Belpasfo, een dorp bykans eene halve myl van Paterno, zyn overblyfzels van muuren en torens en van een vierhoekig langwerpig gebouw, het welk op een heuvel ftond, rondom welken eene Muur is opgetrokken. — Uit deze en andere ftukken heeft men opgemaakt, dat dit de overblyfzels van eene aanzienlyke Stad waren, en wel,zo als men veronderfteld, van het oude Hybla Major. — (*) Solini zegt: Supra Catanam et Centuripas Symaethus fiuvius eft Siciüae. Prope eft fabula Paliconun. REIS  03 REIS VAN CATANIA NA MESSINA. JL/en 6January 1786 verliet ik Catania, ik zette myne reis te paard voort in gezelfchap van een' zeer kundigen gids. Zo ras ik buiten de Stad kwam, reed ik over zwaare Lavaftroomen, die van den /Etna regelrecht zeewaards gevloeid waren. Deze Lava is reeds oud, en op verfcheiden plaatfen genoegzaam met aaide bedekt, om met voordeel bezaaid te kunnen worden; uit dien hoofde is deze geheele landftreek, hoe wild ook in den eerften opflag, echter vrugtbaar, volkryk, en wel bebouwd. — In 't gemeen is 'er geen ftreek in geheel Sicilië volkrykcr, dan die tusfchen JVIesfina en Catania. Men kan geene halve myl reizen of men treft of huizen of ook aanzienlyke dorpen aan. — Geduurende een geruimen tyd heeft men den /Etna aan de linkerzyde, naardien de voet van dien aanzienlyken berg zich zo verre langs de zeekust uitftrekt. Hier zag ik dus dien berg van eene andere zyde , dan ik dien te vooren gezien had, en kon naauwkeurig de voortreffelyke en vruchtbaare akkers, die aan den voet van den berg liggen, befchouwen. Het gezicht op dezen weg is zeer woest: men ziet alomme de duidelykfte bewyzen van de vernieling , door de brandbaare ftof aangericht. Op de Kust ontdekt men verfcheide rotfen van Lava, die of door F a de-  84 reis van catania deze of geene Crater, die by eene uitbersting geopend wierd, uitgeworpen is, of ook door een Lavaftroom medegefleept, en langs den afhellenden berg voortgerold is tot in Zee. 'Er is geen fprekender bewys voor de onweerftaanbaare kracht van dit onderaardfche vuur, en voor de grootte van de Craters , (waaruit zommige althans opgeworpen zyn, even gelyk eene bom uit een mortier ,) dan deze rotfen. De merkwaardigften zyn de zogenoemde Faraglioni, aiScopuh Cyckpum, die tusfchen Caftello di Jaci en Jaci Reak, omtrend twee mylen van Catania liggen. De Commandeur dolomieu heeft deze byzondere voortbrengzelen in zyne Voyage pittorcsque de Naples et de la Steile zeer naauwkeurig belchreeven. - De eerfte van deze die het naast aan den oever ligt,heeft bykans de gedaante van eene Pyramide, en beftaat uit groote, digt by elkander liggende graauwe Bafdt of marmer zuilen van onderfcheiden grootte, die omtrend een gezicht opleveren, als een register pypen in een orgel, en op wier hoeken men, even als langs eene geregelde trap, den Top van den berg kan bereiken. — De grootfte bafalt-zuil ftaat in het midden. — Haare middellyn is van de twee tot drie voeten, ook zyn ze bykans alle vyf hoekig. De hoogften, die tot aan den top loopen, fteeken omtrend zestig voeten boven de Zee uit en zyn met een vaste zwarte Lava overtrokken, waarop eene laag kleyaarde ligt. - De tweede van deze eilanden is kleiner , en beftaat uit bafalt- pilaaren, die niet regt opftaan, maar bykans lynregt met de oppervlakte van het vaste land liggen: — ook zy zvn rast Lava overtogen. - De derde is iets laager, J en  na mes sin a. 85 en heeft meer overeenkomst met de eerfte, ftaande de pilaaren regt overeind; ook deze is met eene laag kleyaarde bedekt. — Men kan gemakkelyk nagaan de wyze, waarop deze drie rotfen ontftaan zyn, wanneer men vooraf aanneemt, dat deze bafalt - pilaaren uit den vuurbrakenden berg voortvloeijen, waaraan zy haare verharding [of cristallifatie] toetefchryven hebben. De meeste natuurkundigen komen hierin met elkander overeen, eenige weinige flechts uitgezonderd, die in de bafaltpilaaren op de Kusten van Schotland en Irland aanleiding meenden te vinden, om deze voor natuurlyke voortbrengzelen te houden , en niet voor eene door vuur te weeg gebragte verharding. Zonder my in dit gefchil in tc laaten, waarover ik toch geen beflisfend oordeel kan vellen, wil ik alleen hier de gisfing mededeelen van de meesten der geene, welke deze Siciliaanfche pilaaren gezien hebben, en die waarlyk veele waarfchynlykheid heeft. Zy zyn van gedachten, dat een ondcraardsch vuur deze, toenmaals gloejende, ftoffe uit den fchoot der aarde hebbe' opgeworpen, dat ze vervolgens nog niet geheel uitgebrand in Zee gerold, en door het water bekoeld zy, en dus gevormd wierd tot bafalt-cryftallen.-. Het overige behielt zyne oorfpronglyke gedaante, en de bovenfte laag aarde is een gedeelte van den bodem der Zee, die door deze Pyramiden losgefcheurd is, en aan dezelve bleef hangen. — De naam, Scopuli Cyclopum of rotfen der c y c l open is met nieuw ; reeds ten tyde der Romeinen droegen zy dien. Virgilius noemt ze Cyclopea p 3 faxa%  u6" reis van catania faxa, en pLinius maakt van de bovengenoemde bcnaaming reeds gebruik. De rede van dezelve heeft men te zoeken in het verdichtfel aangaande de wooningen der cyclopen, die door theok ritus en andere Dichters op den yEtna geplaatst wierden. Van daar ontleende ook de kleine Zeeboezem, waarin deze rotfen liggen, den naam van prtus v l y s s i s [of de haven van ulysses], welke benaaming tot op dezen tyd gebleven is, dewyl men dit voor de plaats hield, waar ulysse s landde, toen hy polyphemus op dezen berg opzocht; en dus is dit de haven waarvan virgilius gewag maakt (*). Men heeft deze drie rotfen door middel Van een dam zoeken te vereenigen, om daardoor de haven te beveiligen cn meer gefchikt te maaken voor de berging van Schepen; dan de geduurige fterke branding vernielde telken reize de aangelegde werken, en verydclde dus dit oogmerk: deze rotfen echter zyn altoos bcfland gebleven tegen de aanvallen van het water, dewyl zy te diep in den grond der Zee geworteld waren. Zy liggen zo digt aan den oever, dat men dezelve met gemak kan ontdekken , zonder dat men tot dat einde nodig heeft derwaards over te fteken. Ook was ik genoodzaakt, om het hierby te laaten berusten , doordien de wind zo fterk was, dat ik my zeiven tusfchen de rotfen in een kleine Visfcherspink niet durfde waagen. Niet ver van hier liggen nog andere kleinere rotfen van Lava, die misfchien ge- f*) Portus ab accesfu ventorum iramotus et ingens. Firg. Aen. UI,  na mes sin a. 87 gclyktydig met de grooten, en op dezelfde wyze opgeworpen zyn, of ook uit een anderen Crater uitgeborsten en nederwaards gerold zyn. — Eene van deze rotfen draagt den naam van Rocca d'Jaci, mis fchien om dat men oudtyds van gedachten was, dat dit de rots ware, waaraan acis, die de Nimph galatee bemindde, door polypiiemus gedood wierd (*). Aan den anderen kant van deze haven ftaat het voorgebergte, waarop het kasteel Jaci gefticht is. Het is een groote vierkante klomp van Lava, die hier en daar aan den oever van eenige Bafalt-criftallen voorzien is. Boven op deze rots ftaat het oude kasteel, t welk door de Noormannen gefticht is, en 't welk, uit hoofde van deszeifs ligging, nooit kan overweldigd worden. Aan den voet van hetzelve ligt een klein maar volkryk dorp. — Omtrend eene myl van hier ligt Jaci Reafe, eene der fchoonfte plaatfen, die ik op myne reis door Sicilië gezien heb. Hier heerscht eene buitengemeene zindelykheid ; de ftraaten, die ruim en breed zyn, ,wor- (*) 'Er is een aartig latynsch puntdicht op deze rots, 't welk by d'o r v 1 l l e gevonden word — het luid dus — Acidis haec cernis montana cacumina bufti, Aquor et ex imis flurninis ire jugis: Ifta Cyclopei durant monumenta furoris; Hic amor, bic dolor eft, candida Nympha tuus. Sed bene, ii periit, jacet hac fub mole fepuitus, Nomen et exfultans unda perenne vehit. —Sic manet ille quidem, nee mortuus effe feretur, Vitaque per liquidas caerula manat aquas. — F 4  83 REIS VAN CATANIA worden van Lava vervaardigd, en in de beste orde gehouden: de Kerken en woningen zyn alle van Lava, in een goeden fmaak gebouwd, en regelmatig aangelegd. De Stad ligt aan den voet van den /Etna, en fteekt verre boven de Zee uit; zy ftaat op negen laagen Lava, waarvan elke laag met aarde bedekt is; waaruit men dus met recht kan afleiden, dat deze uitberstingen reeds zeer oud moeten zyn. Van Jaci reed ik na Taormina, langs een zeer aangenaamen Aveg aan den oever van de Zee: overal trof ik welbebouwde akkers en aanzienlyke dorpen. Hier eindigde eindelyk de voet van den /Etna, dien ik zo lang aan myne linkerzyde gehad had. — Eer ik echter dezen berg geheel verliet, zag ik nog voor't laatst een bewys van de groote kracht van den vuurftroom: de Lava was van boven van den top des bergs neerwaards tot in Zee voortgevloeid, en had daar een dam gemaakt, die, door zyne uitgebreidheid, eene kom vormde, waarvan men zich als een haven kon bedienen , wanneer men op deze Kust landde. Eene kleine rivier is dc grensfeheiding van den /Etna,oudtyds wierd zy «*-<•-{, nu fiumc freddo, genoemd. — De vlakte, door welke deze rivier loopt, word dikwils bewaterd door de ftroomen, die van den /Etna ncerwaards loopen,wanneer het fterk geregend heeft, of wanneer de fneeuw fpocdig fmelt, hetwelk hier binnen korten tyd groote verwoestingen aanregt, die echter zeer fpoedig weder herfteld worden. — In deze vlakte zag ik den /Etna in zyne geheele grootte. De vrugtbaare landsdouwen in de benedenfte ftreeken van dien berg waren verrukkend; ook zag ik nog verfcheiden vuurbergen, die ik in Ca-  n a m e s s i n a.' 89 Catania niet kon zien. Ik was hier veel nader aart den top van den /Etna,dan te Catania, en dus kon ik zo veel te naauwkeuriger den Crater en de rondom liggende vuurbergen ontdekken. — Ik vernachte in een dorp i Giardini genaamd, het welk aan den voet van den aanzienlyken berg Taurus of Monte toro ligt, op welken de Stad Taormina ftaat. In deze Landftreek , op een voorgebergte, 't welk zyne wording aan een Lavaftroom verfchuldigd was, wierd de Stad Naxits gefticht, zevenhonderd jaaren voor de geboorte van Christus, door eene volkplanting van het eiland Naxus in den Archipelagus. 'Er is van haar niet meer overgebleeven, dan de plaats, waar zy geftann heeft; misfchien is de toren lo Schife, die door de Noormannen gefticht is, en op deze plaats ftaat, uit haare overblyfzels opgebouwd. Men vind hier en daar nog penningen, die zeer fraai bewerkt, en hier vervaardigd zyn. Niet ver van hier was de vermaarde Tempel van apollo archagetas; deze was nog ten tyde van Keizer hadrianus in wezen. — Apollo verkreeg dien toenaam, om dat deze volkplanting van het eiland Naxus onder zyne befcherming na Sicilië getrokken was. Ook was in dezen omtrek een vermaarde Tempel van de Godin venus. 'Er zyn van geen van beide Tempels eenige overblyfzels voorhanden, offchoon fazellus, hoewel t'onrecht, de overblyfzels van den Tempel van apollo onder Taormina meent gevonden te hebben. Den volgenden morgen, zynde den zevenden van de Louwmaand, reed ik reeds zeer vroeg den berg op, waarop Taormina ligt. — Deze berg is hoog en F 5 fteil,  90 REIS VAN CATANIA fteil, en levert veele verfchillende toneelen op; na eens ziet men niet dan een kaale rots, dan weder lommerryk geboomte of ook vrugtbaare weilanden. De berg is van den /Etna geheel afgezonderd. Sestini beweerd, in zyne brieven over Sicilië, dat deze berg naar den kant van den /Etna uit een zoort van pleister kalk beftaat, welke een voortbrengzel van den /Etna zou zyn: ik laat dit ftuk in 't midden, zonder 'er my voor of tegen te verklaaren. De voet van den berg begint aan den oever, en een dal, het welk eenige italiaanfche mylen breed is,fcheid dezen berg van den /Etna. Oudtyds wierd ze mom Taurus genoemd, en was zeer vermaard door de aanzienlyke marmergroeven , waaruit de fraaie gefprenkelde • Siciliaanfche marmer gebroken wierd (*). De weg van de Zeekust na de Stad is zeer vermaakelyk, maar tevens fteil en moeilyk: uit hoofde van de veelvuldige bogten is dezelve wel twee mylen langer, dan wanneer hy regt uit liep. Uit hoofde van deze ligging is deze Stad meer dan andere bevryd gebleeven van vyandelyke aanvallen. Zy ligt echter niet op den hoogften top des bergs; nog eens zo hoog als deze Stad, op den bovenften top des bergs, ligt het kasteel Mola, het welk door zyne hoogte voor alle aanvallen beveiligd is; en, naar myne gedachte, een van deonoverwinnelykfte veilingen in geheel Europa moet zyn, ingevalle het van een genoegzaame voorraad van levensmiddelen voorzien kan worden. —• Deoorfprong van Tauromeniümword van eiodorus op verfchillende wyze verhaald. Dit is zeker, dat <*) Juvenal. Sat. V.  na mes sin a« 91 dat deze Stad aan de inwooners van Naxus haar aanwezen verfchuldigd is. Toen dionysius de Stad Naxus verwoest had, trokken derzelver inwooners onder het geleide van hunnen Vorst andromachus, omtrend 366 jaaren voor de geboorte van Christus, na den berg Taurus, en vestigden zich op deze hoogte, alwaar zy zich racer beveiligd rekenden voor vyandelyke aanvallen, en tegelyk een beter Luehtsgeftel aantroffen, dan te vooren, toen zy aan den oever der Zee gewoond hadden. De ftichter van deze Stad, andromachus, was een man van edelen inborst. Hoewel hy de Vorst en Opperheer , of volgens de toenmaals gewoone benaaming, de tyran van dit volk was, was hy echter wars van alle onderdrukking, en geenzins genegen om met de overige Siciliaanfche tyrannen eene gemeene zaak te maaken iii het vernietigen van de vryheid des volks, Hy was op eene wettige wyze in het bewind gekomen, door eene vrye verkiezing van het volk, het welk onder zyn beftier volkomen gelukkig was. Zyn zoon was de vermaarde Gefchiedfchryver t 1 m a e u s , wiens werken niet meer voorhanden zyn. Ten zynen tyde was de Stad niet meer dan eene kleine bevestigde burgt. Toen de Romeinen in Sicilië kwamen, maakten zy met dit volk een verbond. C e s a r dreef de oude inwooners uit de Stad, waarfchynlyk om dat zy op de zyde van de republikeinfche party was, en bragt 'er eene nieuwe Romeinfche volkplanting. Van de navolgende lotgevallen der Stad weeten wy zeer weinig ;haaren alouden luister en aarzien kan men echter genoegzaam afleidden uit de nog voorhanden zynde overblyfzels. — Taor-  92 REIS VAN CATANIA Taormina is thans klein en van weinig aanzien, dc Stad bevat naauwlyks zes duizend inwooners, waaronder nog zeer veele monnikken zyn. By de tegenwoordige gebouwen is niets merkwaardigs, dan eene menigte van pilaaren, fundamenten, en andere oude overblyfzels, waarvan men zich in het oprichten van laatere gebouwen bediend heeft, en die men uit dien hoofde bykans in alle ftraaten en huizen aantreft. — Zo weinig deze Stad, van die zyde feefchouwd, fraai genoemd kan worden, zo verrukkend en bekoorlyk is zy aan den anderen kant, wanneer men haare ligging in aanmerking neemt; overal, waar de huizen en andere gebouwen het niet beletten, is het gezicht van deze Stad grootsch en verheven. Elke verandering van plaats, levert bykans eene nieuwe vertooning op. Ik zou het bykans durven gelyk fteilen , met het gezicht in de Stad Nyon aan het meir van Geneve, waar men van eene hooge fteilte een bekoorlyk uitzicht heeft op die Zee, op de Stad Geneve, en op alle de plaatfen en fteden die aan dit meir liggen, en waar men aan den anderen kant het oog vestigt op den top van den Mont blatic en van de overige Alpifche bergen , die alle met fneeuw bedekt zyn: dit uitgezonderd heb ik nooit zulke fchoone, bekoorlyke en afwisfelende toneelen, door de natuur gevormd, aangetroffen, dan op dezen berg, waarop de Stad Taormina ligt. De oude Stad was van veel grooter uit- omvang , dan de tegenwoordige. 'Er zyn nog -aanzienlyke overblyfzels voorhanden van oude muuren ; deze liepen niet alleen rondom de Stad , maar [ook rondom den nog hooger liggenden Schouwburg. Uit deze overblyfzels kan men nog duidelyker zien, hoe  n a m e s s i n a. 93 hoé klein het tegenwoordig Taormina in vergelyking met het oude is. De belangrykfte overblyfzels der oudheid liggen bykans alle buiten de Stad. De Regenbakken van Taormina zyn de fraaiften en meest vermaarden van geheel Sicilië, ja misfchien van geheel Italië. 'Er zyn tegenwoordig nog vyf voorhanden, waarvan 'er één,de kleinfte namelyk, geheel onbefchadigd is : deze is in denzelfden fmaak gebouwd , als de fifcina mirabilis te Napels; hy is in de rots uitgehouwen, en in het midden ftaat eene rei van agt pilasters, die het verwelf onderfchraagen. Deze bak maakt een langwerpig vierkant, het welk honderd agt-en-twintig palmen lang 4 agt-en-veertig breed en dertig diep is. — Drie andere, die daaraan volgen, zyn wel zo groot, maar ook meer befchadigd; en de vyfde ftoot onmiddelyk aan het oude Scheepsdok. — Alle deze regenbakken ftaan onderling met eikanderen met de overigen, in de rotsuitgehouwene, waterleidingen in gemeenfchap; zy liggen boven elkander, en de grootfte is in het midden. Zommige dier waterleidingen zyn nog voorhanden. Zy waren verbazend uitgebreid, en volgens het bericht van den Prins biscari bragten zy het water veertien mylen ver tot aan Taormina. Waarfchynlyk moet men dit verftaan van de geheele lengte dier kanaal en, die langs omwegen en in kromme bogten loopen, uit hoofde van de gelegenheid van den berg. Men wil dat het oogmerk, waarom alle deze werken met zo veel kosten vervaardigd wierden,alleen de aanvulling van het Scheepsdok was. — Dit merkwaardige dok, 't welk alleen gefchikt was, om een fpiegelgevegt met Schepen te vertoonen, ftrekt ten bewyze van de verfpil- zucht  94 REIS VAN CATANIA zucht der Grieken en Romeinen, in het najaagen van zinnelyke vermaaken: hoe toch zou anders by deze menfchen het denkbeeld opkomen, om zodanig een dok boven op eene rots' aanteleggen , en het water daartoe byeen te brengen door middel van de kostbaarfte regenbakkenen waterleidingen, daar men aan den voet van den berg de Jonifche Zee en de haven van Tauromenium had, die tot zodanige oefeningen zeer gefchikt waren. Van dit Scheepsdok is eene lange Zymuur ftaan gebleeven, waarin men agttien gewelfde boogen, en negentien vierkante Nisfen tusfchen dezelve vind: — zy ftaat in den hof van een Klooster. — De plaats waar dit water Voorheen verzameld wierd, is tegenwoordig eene Orangcrie, en de plaats boven den muur, die ftaan gebleeven is, waarop de aanfchouwers ftonden, en waarfchynlyk op dezelfde wyze geregeld was als in de oude Schouwburgen , is tegenwoordig een moestuin. Het gezicht op den berg /Etna en het kasteel Mola is hier bekoorlyk : als ook het gezicht op de omliggende Landftreek, die, zo wel als rondom Girgenti,met recht een aardsch Paradys mag genaamd worden. — d'Orville hield dit gebouwd voor een Circus; dm hy zelve geeft in zyne befchryving iets op, waaruit men met zekerheid kan befluiten dat zyne gisfing niet den minften grond heeft. Hy heeft ontdekt, dat de grond met breede fteenen gevloerd was, cn dus kan dit nooit een plaats zyn geweest, gefchikt tot den wedloop van paarden. Buiten de muuren der Stad vind men nog overblyfzelen van twee Tempels. Van de eene ftaan nog de trappen benevens eene Zymuur ter hoogte van vyf pal-  na mes sin a. 95 palmen, die met wit marmer belegd is. Kier waren geene pilaaren, en dus fchynt dit flechts eene kleine Kapel geweest te zyn , zo het niet flechts eene begraafplaats geweest is, gelyk de Schryver van de voyage pittoresque dit vermoedde. Tegenwoordig is dit overblyfzel het fundament van een gewoon gebouw , jNiet ver van daar ftaat een Kerk, toegewyd aan den ii. p a n c r a t u s ; de Zymuuren van dezelve zyn van groote vierkante marmer opgetrokken, en buiten allen twyfel is dit oudtyds een Tempel geweest, F az e l l u s wilde van een dezer gebouwen een Tempel van apollo archagetas maaken: — dan hy dwaalt ten opzichte van de plaats, die Tempel ftond niet op den berg, maar beneden aan den voet van denzelven. — In de Stad zyn eenige gewelfde onderaardfche ververtrekken , en buiten dezelve liggen eene groote menigte begraafplaatfen hier en daar op den berg verftrooid, waarvan eenige tot berging van de aschbus en andere voor de Sarcophaagen dienden. — Dan de gezichten zyn hier zo bekoorlyk, dat men dezelve niet kan verlaaten, en liever de fchoonheden der natuur befchouwt, dan in de donkere graffpelonken omwandelt, daar men zoortgclyke begraafplaatfen in de overige Siciliaanfche en Italiaanfche fteden in overvloed vind. De aloude Schouwburg van Tauromenium is een van de merkwaardigfte overblyfzels der oudheid op dit eiland: voormaals, toen de Schouwburgen van Herculanum en Pompeji nog niet ontdekt waren, en men dus geene andere gelegenheid had, om deze aloude gebouwen te leeren kennen, was deze Schouwburg van  0,6 reis VAN CATANIA van nog meer gewicht dan tegenwoordig. Hier ter plaatfc alleen kon de oudheidkundige onderricht worden van de bouworde, die men by de oude Schouwburgen in acht genoomen had, en van daar dat d'orVille's befchryving van dit aanzienlykgefticht eene zeer breedvoerige verhandeling over de Schouwburgen in het gemeen is geworden. Ik zal my zo veel doenlyk bekorten, om dus my Lezeren een klaar en duidlyk denkbeeld te geeven van dit gebouw. De ingezetenen vonden niet verre van de Stad op eene hoogte, die weinig boven dezelve uitftak, eene allergefchikfte plaats tot zodanig een gefticht, welke de natuur zelve tot dat einde fcheen gevormd tc hebben; deze plaats was een half rond, tusfchen twee vooruitftekende rotfen. Hiervan bedienden zy zich by den aanleg van een Schouwburg. — Zy hadden 'er althans dat voordeel van, dat een gedeelte van de zitplaatfen der aanfchouwcren in de rots uitgehouwen waren, en zy dus niet veele gangen en trappen nodig hadden, om tot de zitplaatfen te komen: 'er waren flechts twee trappen, die na de bovenfte zitplaatfen,en geheel buitenom liepen: vervolgens ging men van de bovenfte na de benedenfte zitplaatfen. Rond om de bovenfte liep eene galdery , die , volgens de laatfte uitmecting , met boogen en pilasters van gemeene fteenen omringd was; deze waren gebouwd op den fteilen rand van de rots, wier voet door de Zee befpoeld wierd. Het toneel lag naar den kant van den /Etna; men zag van hetzelve regt op Taormina en de omliggende landftreek, als ook op den berg. Een gedeelte van den bovenften muur, die dengeheelcn Schouwburg omringd, en een gedeelte van de galdery, die met pilaaren ver-»  NA M E S S 3 N Ai 97 vercierd, en waarfchynlyk voor de vrouwen beftemd was, is nog ftaan gebleven. In de eene wand der Galdery zyn zes-en-dertig Nisfen, waarin men misfchien ftandbeelden plaatfte: andere zyn van gedachten , dat hier Vaafen van koper ftonden , om daardoor het geluid te verfterken ; dan dit is niet waarfchynlyk , naardien hier een zeer goede klank moet geweest zyn, en deze moeite dus geheel overbodig was. ——1 Van de zitplaatfen ziet men hier en daar nog overblyfzels ; echter zyn de meesten weggenoomen of met aarde aangevuld. Door middel van laatere nafpooringen heeft men gevonden , dat 'cr drie byzondere afdcelingen waren , elk van negen reijen , en dus in het geheel zeven-en-twintig. In dit opzicht dus was deze Schouwburg aan de overigen gelyk. Dan in een ander opzicht verdient deze Schouwburg voornamclyk in aanmerking genomen te worden : men vind hier iets, het weïk men in geen andere Schouwburg vind, namelyk het podium, of de balkon, waar de aanzienlykfte perfoonen plaats namen: men zou dit kunnen vergelyken niet de bak in de hedendaagfche Schouwburgen. Voords ziet men nog het orchester; dit was tusfchen de boogen- van het balkon , en het 'püïp'itum, waarop de danfers en de ftomme perfoonen fpeelden. Dan volgt dit pulpitum; beftaande iii eenen gang, die in de rots uitgehouwen is, en met het 'toneel op dezelfde hoogte ligt; hief ftonden dc zangers en fpeellieden : daaraan paalde het profccnium , 't welk door een porticus [of gaandery] van de [cena , [of het toneel] afgczondeid was ,en eindelyk het toneel zelve. — Alle deze byzondere deelcn van deZen Schouwburg kan men duidelyk onderfcheiden; naar- III. DÉÉL; G ÓiëÖ  98 reis van catania dien 'er nog verfcheiden muuren van het profcenium, benevens derzelver Decoratien , beftaande in fraaie corintifche pilaaren en nisfen tot ftandbeelden tusfchen beiden, voorhanden zyn. Het profcenium had, volgens de opgave van v 1 t r u v i u drie gewelfde boogen, waarvan de middelfte de grootfte was; van daar had men een voortreffelyk gezicht op den /Etna. Aan beide kanten van het profcenium ftaan twee vierkante gebouwen van twee verdiepingen; in de benedenfte verdieping zyn twee vertrekken, die waarfchynlyk beide Ocka (pi Concertzaalen) waren, waarvan de Toneelfpelcrs zich bedienden, om de proeven te doen; misfchien waren ze ook beftemd voor he' Koor, om zich hier in orde te fchikken. De trappen na de bovenfte verdieping zyn nog voorhanden, en langs twee deuren komt men van daar op het toneel. Het profcenium is niet breeder dan drie ellen; uit dien hoofde is het niet onwaarfchynlyk, dat het toneel, waarop de toneelfpelers ftonden, van hout was, en zich van het profcenium tot aan het pulpitum uitftrektc. De geheele Schouwburg ftaat op eene rots, evenwel zyn hier en daar de grondflagên van gewoone fteenen gelegd, die men, vooral aan dc zyde van hét toneel, duidelyk kan onderfcheiden. — Nog tegenwoordig kan men overal de woorden, die op het toneel gefproken worden, zeer duidelyk hooren; en hieruit blykt, dat de bouwmeester de regelen der gehoorkunde (acouflica) zeer wel in acht genomen heeft: over deze konst moet men zich hier te meer verwonderen, daar deze Schouwburg onder den blooten hemel gebouwd is. Voor het overige kan men uit deze overblyfzelen nog genoegzaam afleiden hoe prachtig dit gefticht geweest zy, en dat de marnier aan dit gebouw  NAMESSÏNA. Qj, bouw niet gefpaard is; dit blykt duidelyk uit de ovcrblyfzclen , die van tyd tot tyd opgedolven worden. Hoewel dit toneel over het geheel genomen vry wel bewaard is , zou het echter nog vollediger zyn, indien de Regeering van Taormina niet zo dwaas geweest was, van aan één burger het aanleggen eener Villa ter dezer plaatfe te veroorlooven, waartoe hy verfcheiden fteenen van den Schouwburg nam; ten minften zou naar alle waarfchynlykheid, het geheele profcenium onbefchadigd gebleven zyn. Ik trof het zeer gelukkig met het weder; de dag Van myn verblyf in deze Stad, was een van de fraaifte en helderfte dagen: ik had uit dien hoofde van alle kanten een vry gezicht— Om aan den noordkant een ruim uitzicht te hebben, ging ik buiten de galdery, die rondom de bovenfte rey van den Schouwburg loopt, en plaatfte my op de buitenfte fpits van de rot die. boven de Zee hangt. Hier had ik een overhcerlyk uitzicht over de geheele Kust van Taormina tot aan Mesfina; ik zag den weg van de eene na de andere Stad ; en tevens de Kust van Calabrie naar Scylla, tot aan Capo Spartivento en de Kaap Gicrace, waar oudtyds Locri ftond. — In 't verfchict zag ik Reggio, 't welk zich als een klein flipje aan myn oog vertoonde, en op een' verren afftand beperkte het apennynsch gebergte myn' gezichteinder. — In Zee ontdekte ik kleine rotsachtige eilanden, die nu eens kaal, dan weder met kleine ftruiken begroeid waren. —Boven den Schouwburg kwam de róts te voorfchyn ^ waarop het kasteel Mola ligt, en waarby de hoogte van Taormina bykans niet betekent. Nog voortreflyker is het gezicht van den Schouwburg. Al wat bekoorlyk in de natuur kan G 2 hee»  ÏOO REIS VAN CATANIA hceten, is hier vereenigd; alles bied zich als 't wa-> re gelyktydig aan, om in één punt des tyds gezien en gevoeld te worden. Van de binnenfte zyde van de galdery zag ik onder my de overblyfzels van het profcenium ; daarop volgden de hier en daar verftrooide huizen, Kerken en Landhoeven van Taormina ; dan de weg, die van het ftrand na de Stad loopt; daarop het vlek i Giardini aan den voet van den berg ; vervolgens de .Lavaftroom, waarop de Stad Naxus gebouwd was ; en eindelyk de geheele Kust van Sicilië, zo verre het oog kan reiken. — Ik heb drie zeeboezems geteld, en, indien ik my niet bedrieg,kon ik met myn oog Syracufe bereiken. Aan de linkerzyde had ik de jonifche Zee, en aan myne regterzyde den iEtna, met alle zyne pracht en heerlykheid. Ik had nergends, zelf niet van den kant van Catania , dezen berg in dien luister aanfehouwd ; want op den afftand van zes mylen kon ik veel beter, dan voorheen, den omtrek van den voet diens bergs overzien. Hier gevoelde ik met nadruk de kracht van het gezegde van den griekfehen dichter pindarus wanneer hy dezen berg de zuil des hemels («mi «u»«»<*) noemt (*). — Ongaarn zeide ik deze plaats vaarwel: dan (*j Hy fpreekt daar ter plaatfe van den Reus typ hon, de tegenparty der Goden, en befchryft zyne gevangenis: tut yt 1**1 1*1 éWi{ xvpus «iAicgxiK SiKlAlM r'*ultv HH%ll A'«u;«»(i» svti%U  NA mes sin A, lol dan de tyd was kort, dewyl ik te Taormina het eerst na den Schouwburg ging, en ik nog meer dingen bezien moest eer het avond wierd. Een officier, aan wien ik brieven van aanbeveling had, verzei de my overal, cn bragt my voornamelyk aan die plaatfen , waar een aloud gedenkftnk of een fraai gezicht was. Tegen den avond verliet ik Taormina: ik ging langs een eng en fteil pad, midden door de marmer groeven en rotfen,tot dat ik eindelyk aan het ftrand kwam ; hier vond ik den gewooncn weg, en kon ook voor 't eerst wederom gebruik maaken van myn paard. Het marmer, hetwelk ik onder weg aantrof, was verfchillend van kleur,voor 'tmeerendeel echter bruin, rood, groen, en bont. Langs de Kust, die ik van nu af moest volgen, liggen allerlei groote ftukken marmer en andere fteenen, die boven van den berg afgerold zyn. De weg loopt zomtyds door het gebergte, voornamelyk in den omtrek van het kasteel van Alesfio, oudtyds fauccs tauromenitanae genoemd, het welk in een hoog en woest gebergte ligt. De nacht en de breede fchaduw, welke deze hooge en fteile rotfen by den helderen maanefchyn vooroorzaakten, maakten dit pad nog akeliger, dan ik het misfchien by den dag zou gevonden hebben. Ik bleef deze nacht twaalf mylen van Taormina, op eene plaats die fiume di Cinifi heet, welke plaats fazellus te te onrecht voor het oude Inesfa heeft gehouden; deze Stad was dezelfde, als de Stad ./Etna, en lag daar, waar thans het Klooster San Nicola d'Arcnc ligt. Den volgenden morgen reed ik zonder eenig gevaar door de rivier fiumara di nifa, waarover men op zommige* G 3 ty-  10» REIS VAN CATANIA NA MESSINA. tyden van het jaar zeer bezvvaarlyk komen kan; ik reisde langs de Zeekust voord, in de fchaduw der hooge Calcidifche en Pelorifche rotfen, die in de oude gefchiedenis zo vermaard zyn; tot dat ik eindelyk de Landgoederen bereikte, die rondom Mesfina liggen,en waarmede de voorftad begint, en naa een weg van bykans zes mylen tusfchen Lusthoven en Buitenplaatfen afgelegd hebbende, kwam ik eindelyk te Mesfina, MES-  M E S S I N A. De oude Schryvers zyn het niet eens, wie de ftichter van deze Stad geweest zy. Waarfchynlyk hebben de Siculers, die reeds in de alleroudfte tyden dit eiland bewoonden, deze Stad gefticht, cnhaar Zankle genoemd, welken naam men nog op de oudfte penningen vind. Deze naam is ontleend van de byzondere gelegenheid van deze Stad, liggende aan eene Aardof Land-tong, die de gedaante heeft van een Seifen, en een voortreffelyke haven vormt. Naderhand wierden zy uit deze Stad verdreven, door de Zeeroovers van Cumae in Campanie. Met deze fchynen de inwooners van Eubcea zich in 't vervolg vereenigd te hebben; ook waren zy van een en dezelfde afkomst, naardien de inwooners van Cumae, eene volkplanting van Calcis, de hoofdftad van Eubcea was, en dus konden zy, volgens de algemeene denkwyze der Ouden, zeer wel met elkander over weg. De griekfche volkplantingen vergaten ook nooit hun Vaderland, zy befchouwden zich zelve als op het naauwst daaraan verbonden , en leefden doorgaans in de beste overeenftemming en onderlinge vriendfehap: Corinthen en Syracufe zyn daarvan een bewys, deze fteden kwamen elkander weerkeerig te hulp. Omtrend vyf honderd Jaaren voor de geboorte van Christus, wierd Zankle door eene volkplanting van het eihnd G 4 Sa-  104 ME S S I M[ A. Samos ingenomen, dan met hulp van den Tiran va» Rhegïum hun fpoedig weder ontnomen door de Mesfeniers, die door de Spamanen gedwongen waren, om hun Vaderland te verbaten: deze bleeven omtrend twee honderd jaaren in het gerust bezit der Stad; dan ten tyde van Koning agatokles wisten de Mamertynen,een volk uit het nabuurig Calabrie, die,zo als men gist, gewoond hebben ter plaatfe, waar Oppido, 't welk thans door de Aardbeving verwoest is, gelegen, was, door verraad meester van de Stad te worden. — De Romeinen, die bondgenooten van de Mesfeniers Waren,ftelden geene pogingen in 't werk,om hen in 't bezit der Stad te herftellen, ja verleenden zelfbcfcher mingaan de verraaders, tegen hiero en de Karthaginenfen; dit gaf aanleiding tot den, eerften punifchen Oorlog, en tot al deszeifs merkwaardige gevolgen. Naderhand maakten dc Romeinen zich ook meester van deze Stad, gelyk van alle de overige fteden van Sicilië, en onder hun bewind begon Mesfina voornamelyk te bloejen. De wetenfehappen en konften namen zo wel toe als de Koophandel, en de Stad pronkte met de fraaifte gebouwen en werken der konst. Ik gaa haare navolgende lotgevallen onder de Romeinen voorby, omdat ik flegts eene algemeene fchets kan geeven. Ten tyde der Saraceenen, Noormannen en andere beheerfchers van Sicilië, deelde deze Stad in het algemeene lot van dit eiland; dan het vuurige karakter der Natie borst meenigmaalen uit in de vreesfelykfte oproeren i, van welke de laatfte, die tevens de hevigfte was , in het jaar 1699 uitbrak. — Veel heeft de Stad gelsden door de Aardbevingen, waarby dikwils geen een gebouw onbefchadigd  M E S S I N A. I05 digd bleef. —— In den jaare 1743 kwamen 'er meer dan zeventig duizend menfchen door de pest om 't leven (*)• — Alle deze rampen, waar voor zo veele andere rieden, die niet minder vermogend en volkryk Waren, zouden hebben moeten zwichten, moesten gewis aan deze Stad eene gevoelige neep geeven, maar konden echter derzelver ondergang niet veroorzaaken. Dc voortreffelyke gelegenheid tot den Koophandel, heef: van tyd tot tyd zeer veele vreemdelingen derwaards gelokt, zo dat de Stad geduurig veel fraaier uit haare puinhoopen te voorfchyn kwam. Thans ligt zy , wel is waar, bykans geheel verwoest, dan de negentiende eeuw zal haar misfchien met nieuwen glans en luister weer zien te voorfchyn komen, zo dat zy de bloejenfte kooplieden van Italië zal kunnen evenaaren, tot dat eindelyk het oogenblik weer daar zal zyn, waarin eene nieuwe Aardbeving haar't onderst boven zal keeren in de diepte der Zee, even gelyk de oude overlevering ons bericht, dat de landengte tusfchen Sicilic en Calabrie door eene Aardbeving weggefcheurd , en daardoor de Jonifche met de Tyrrhenifche Zee vereenigd is. —— Mesfina ligt aan den voet van de pelorifche bergen, een gedeelte daarvan is zelfs in een halfrond op den voet van dezelve gebouwd. De haven, die de natuur gevormd heeft , is de grootfte en diepfle van alle de havens in de Middellandfche Zee. De Schepen zyn daarin volkomen veilig, zelfs zonder dat zy het (*) Men moet het grondgebied der Stad hiermede onder feegrypen , anders was dit onmogelyk. De Fertaaler. G5  lOÖ M e s S I N A. het anker laaten vallen, dewyl ze onmiddelyk aan het ftrand met touwen kunnen vastgemaakt worden. Deze haven word door een zeer fterk kasteel, het welk men voor onoverwinnelyk houd, en door andere, kleinere vestingen, befchermd tegen vyandelyke aanvallen. Het gezicht van de haven over de Zeeë'ngte tusfchen Sicilië en Calabrie is onuitfpreeklyk fraai. De Zee loopt tusfchen de beide oevers door, als eeno breede rivier. De kust van Calabrie, die met huizen, dorpen en lieden als bezaaid is, waar achter terftond de hooge gebergtens beginnen te ryzen , levert een verrukkelyk gezicht op. — Zie hier ook de overblyfzels van Mesfina's heerlykheid en luister, die, door de natuur voordgebragt, door de Aardbeving niet vernield zyn. Al het overige, 't welk menfehelyke konst voordbragt, om de natuur te hulp te komen, is omgekeerd. — Rondom de haven had de Onderkoning philippüs emanuel van Savojen in den jaare 1661 zeer veele paleizen in ééne rey onder één dak laaten bouwen, die alle in denzelfden fmaak waren opgericht. Deze gebouwen vercierden niet flechts de Stad, maar dienden te gelyk, om de haven te beveiligen voor den noord-posten wind, waar voor dezelve anders bloot ftond. Dit gebouw, 't welk de lengte heeft van bykans een vierde van eene italiaanfche myl, maakte eene fraaie vertooning van den Zeekant, hoewel elk gebouw op zichzelven in een flegten fmaak gebouwd, en met zeer veele fieraaden opgefmukt was, waarin niemand fmaak kan hebben, die aan de edele eenvouwigheid der Romeinen gewend is. Dan deze huizen waren van de eerften, die op denvyfden van Sprokkelmaand des Jaars 1783 omver vie-  Jüt E S S ï N A. .I07 vielen, en thans ontdekt men niet anders, dan de overblyfzels der aloude prachtige gebouwen, van wier luister men zelf uit de puinhoopen zich eenigermate een denkbeeld kan vormen. 'Er zyn, by die gelegenheid flegts eenige ftandbeelden ftaan gebleven, waar onder ook een fraaie NEPTUNUsis, die scyll a en char ybdis , aan ketenen geklonken, vast ïioud. Bykans alle gebouwen in de Stad zyn neergeworpen; Kerken, en Kloosters, Paleizen en Woningen , alles is het onderst boven gekeerd. Slechts hier en daar is een enkel huis of klooster over gebleven, omdat het zo vast in zyne muuren ftond; ook ftaat 'er hier en daar nog een enkele muur of grooter gedeelte van een huis ; dan dit dreigt dagelyks te zullen inftorten. Onder de puinhoopen zyn nog eenige ftandbeelden van Spaanfche Koningen, die te Vooren op de markt ftonden. — Van de overblyfzels der oudheid, waarvan Mesfina zo wel voorzien was, is niets overgebleeven, dit alles ligt onder de puinhoopen begraven. In de Domkerk, een aloud gottisch gebouw, door Graaf roger gefticht, waren verfcheiden oude pilaaren van garnitfteen; deze behoorden, volgens het algemeen gevoelen, tot den Tempel , die te vooren op die plaats geftaan had: ook waren 'er eenige Sarcophaagen en andere kleine overblyfzels van minder belang. — Thans is dit alles vernield , de Stad is woest en ledig: zy alleen, die niet in ftaat waren om buiten de Stad houten huizen te bouwen, waren genoodzaakt, om de overblyfzels van hunne ter neergeworpen woningen eenigzins bewoonbaar te maaken. Zommige hebben een begin gemaakt, met de huizen weder optebouwen; terwyl de ove-  Io8 M E S S I N A» overige inwooners alle buiten de Stad de wyk genomen hebben , waar ze in drie kwartieren verdeeld zyn. Naauwlyks kan men zich een akeliger toneel verbeelden, dan de eenzaame ftraaten van het te vooren zo volkryk en thans verwoest Mesfina opleveren: dikwils was ik in de noodzakelykheid,om dezelve te moeten bewandelen, wanneer ik van het eene kwartier buiten de Stad, na bet andere, 't welk aan den anderen kant der Stad lag, wilde gaan. In 't byzonder was dit toneel des nachts zeer akelig, wanneer men by het fchynfel van de Maan niets anders kon ontdekken, dan de verlaten puinhoopen, en geen fterveling ontmoette, dan hier en daar eene wacht die voor de rust en veiligheid zorg moest draagen. Wie nooit een aanfchouwer geweest is van zulk een toneel, kan 'er zich geen denkbeeld van vormen. En met dat al, hoe akelig en betreurenswaardig het gezicht dier verwoeste Stad ook zyn mag, en welken diepen indruk hetzelve ook op onzen geest mag maaken, wanneer men overweegt, hoe veele duizenden als in een punt des tyds door de invallende muuren verpletterd zyn;zo is echter deze verwoesting nog zo groot niet, als die in Calabrie, waar de huizen niet flechts onbruikbaar en onbewoonbaar zyn geworden, maar waar alles ook zo met den grond gelyk gemaakt is, dat men, naa weinig jaaren, wanneer het aardryk begroeid is, niet dan met zeer veel moeite de blyken zal kunnen ontdekken, dat hier ooit menfchen gewoond hebben. — Deze vreeslyke Aardbeving, welke de voormalige treurtoneelen by de verwoesting van Lisfabon weder voor onzen geest verlevendigd heeft, maakte eene te groo-  M E S S I N A. 109 grootere flagting, doordien geene voortekenen,waaraan men doorgaands het naderen van dezelve ontdekt, hier by plaats greep , en 'er dus voor de inwooners geen tyd, om zich door de vlucht te redden, overbleef. Eerst naa den afloop van dit geheele werk herinnerde men zich deze en geene omftandigheden, die men te laat ontdekt had. 't Was op den vyfden van Sprokkelmaand des jaars 178 3 des middags tusfchen twaalf en een uur, volgends de italiaanfche telling ten negentien uur, dat men een onderaardsch gedruisch hoorde , het welk zeer veel overeenkomst had met onderaardfche donderflagen, en drie minuten duurde. In hetzelfde oogenblik begonnen de huizen te waggelen , en zy vielen. Wolken van rook en ftof fteegen opwaards, en verduisterden nog meer de Lucht, die met dikke wolken reeds geheel bedekt was. Men verhaalt, dat honden, paarden en ezels het naderend onweder eenige minuuten te vooren fchynen gevoeld te hebben, en met veel getier het open veld zochten. — Elk kan zich gemakkelyk vertegenwoordigen de wanorde, die hier plaats had, en die voornamelyk veroorzaakt wierd door de invallende huizen. De bewooners derzelve waren meest alle thuis, en zaten aan de maaltyd. Wie niet onder de puinhoopen van zyn eigen huis fneuvel de, zocht zich te redden op ftraat; dan ook hier wa. ren ze niet veilig; veele vonden 'er hun graf. —— Andere namen hun toevlucht na de openbaare plaatfen en markten, die binnen weinig oogenblikken met ontelbaar veele menfchen aangevuld waren Schrik twyfelmoedigheid, angstvallige fchroom voor het toekomende, groote bekommering en vreeze over het  JIO M B S S i N A» het: "ot van echtgenootcn, kinderen, ouders, naastbeft aanden en vrienden, was op elks gelaat te leezen; niemand had toch meer kunnen doen, dan op zyne eigen behoudenis denken. — Daarenboven waren zy hier wel beveiligd voor de neervallende huizen; maar wie verzekerde hun, dat, daar deze Aardbeving zo fterk was, dit niet, gelyk by andere gelegenheden wel eens plaats gehad had, ten gevolge zou hebben, dat de grond, zich opende en hen alle te gelyk verflond. -Elk had dus geene andere verwachting, dan binnen Weinig oogenblikken te zullen fterven, en in dit vooruitzicht ftonden zommige zo fterk, dat zy reeds in het openbaar by een Priester de biecht afleiden. — Te gelyk kwam 'er eene zeer zwaare regenvlaag ; het aardryk, door den eerften fchok reeds gefchud, was den ganfehen dag in geduurige beweging : hier en •daar vielen de overgebleven muuren plotslyk neder.—. Met den naderenden nacht vermeerderde de akeligheid van dit toneel: 't was pik donker en de ftormwinden loeiden met een vreesfelyk geweld. Niemand durfde het waagen, om na zyne woning wedertekceren; of ze waren reeds ingevallen, ofzy dreigdenintevallen;en dc eerfte fterke fchok kon zelf die gebouwen, welke nog vast fchcenen te ftaan, in een oogenblik onderst boven lieeren. Zommige waagden het om den nacht onder dc poorten van hunne huizen door te brengen; om by het eerfte teken van een aanftaande fchok de vlucht te kunnen neemen. Andere die van rytuigen voorzien waren, bragten den nacht in dezelve door; de overigen moesten onder den blooten hemel hun nacht Verblyf houden. Zints eenigen tyd was het aardryk ftil geweest; dan kort naa Middernacht begon dc  M F, S S I N A. III de beweging op nieuw; men gevoelde zeer zwaare fchokken. Deze laatften waren niet geregeld en hadden geene vaste richting : meestal voelde men ze van onderen op , even als of aan de onderkant van een tafel gefloten word. Wat tot dus verre de Aardbeving weer ftaan had, wierd nu ook 't onderst boven geworpen. Een van de torens wierd een en andermaal in zyn geheel opgetild, en in de Lucht geheven, verloor daarnaa het evenwigt, en viel neder: terzelver tyd ftorte een gedeelte van het gewelf in de Domkerk, verfcheiden Klooster en Kerken, het Koninglyk paleis, en de rey van paleizen by de haven, in. — Door de algemeene ontfteltenis kon niemand naauwkeurig achtgeeven op de langduurendheid van deze fchokken: vry algemeen oordeelde men, dat dezelve onderfcheiden geweest ware, zommige van vier lot zes iekonden, andere bykans een halve minuut.— • Naa dat alles door de Aardbeving om verre geworpen was , geraakten de puinhoopen in brand ; het Vtiur op de haardfteden had ftof genoeg gevonden, om, naa dat het eenigen tyd gefmeuld had, in lichten laaje vlam ui^ebarften. Dit vuur verfpreidde zich alom. Men zocht het te ftuiten door de ftaan gebleven muuren met kanon omver te fchieten; dan alle ' pogingen waren te vergeefsch, alles werd door de vlammen aangetast, zo dat zelf het metaalen huisraad 'en het geld in een fmolt. Dit vuur duurde verfcheiden maanden achter een,voor dat het geheel gebluscht wierd. - Meer dan zes honderd menfchen wierden onder de puinhoopen begraven, nog oneindig meer wierden 'er gewond of verloren deze of g eene hunner Ledemaaten. De  tfi M É S S I N A; De rykfte en vermogende burgers wierden in dé grootfte armoede gedompeld: verfcheiden Kooplieden wierden bankbreukig: andere bedienden zich Van die gelegenheid,om een valsch bankroet te maaken; hoewel zy hunne fchuldeifchers zeer wel hadden kunnen voldoen : en menfchen van de laagfte en geringfte zoort, die niets te verliezen hadden, vonden hun heil in fteclen en rooven , onder de puinhoopen der in* geftorte gebouwen. De gierigheid cn fchraapzucht maakte de menfchen ongevoelig voor alle gevaaren, en veele waagden zich alleen uit hebzucht, op plaatfen, waar de minfté fchok hen terftond onder de neervallende muuren zou begraven hebben; De zesde van Sprokkelmaand was een droevige rustdag. Het aardryk was ftil; maar de vrees was nog te groot, dan dat de inwooners hieruit Hechts een ftraaltje van hoop zouden hebben kunnen fcheppen. Den zevenden, namiddags ten 3 uuren begon de Aardbeving op nieuw, en wel met zulk een geweld, dat zo 'er nog iets had kunnen vernield worden , dit zeker in deze oogenblikken zou gefchied zyn. Deze nieuwe Aardbeving Was voor vcelen van eene gewenschte uitwerking. Verfcheiden perfoonen , die levendig onder de puinhoopen begraven waren, wierden door dezen fchok weder gered, en vonden een' uitweg. Zommige waren zederd de eerfte Aardbeving aan de muuren of balken van huizen, die nog overgebleven waren,blyven hangen, en wierden naderhand gered. — Naa deze laatfte hevige fchudding duurde de Aardbeving by afwisfeling nog langer dan een geheel jaar, hoewel de fchokken niet zo fterk waren. — Dc Aardbeving had alle Magazynen vernield; 'eiwas  M e S S ï N A. ii^ was dus geen voorraad van levensmiddelen, en 'er was niemand, die moed genoeg bezat, om het nodige te bezorgen: geduurende den tyd van drie dagen was 'er gebrek, naardien zelfs de ovens in de bakkeryen door de Aardbeving vernield waren. Dan dit wierd fpoedig, althans ten deele, vervuld, door de ondej> fteuning van buiten: — de nabuurige fteden kweekten zich by uitftek. 'Er kwamen verfcheiden vreem* de Schepen in de haven, die zommige inwooners her* bergden. Zo ras de Onder-koning bericht ontfmg van het treurig lot van Mesfina, zond hy een officier van Palermo derwaards, om het nodige te bezorgem Hoewel deze zeer veel fpoed maakte-, Vond hy ech^ ter de Stad reeds voorzien van de noodzakelykfte Levensmiddelen. — 'Er was echter nog genoeg te be* zorgen. Hy begon met de papieren van de Bank', de Archieven, en de boekeryen; hy zocht, zo veel hy kon,hiervan te redden, ten welken einde hy de puinhoopen liet opruimen; tevens wierden verfcheiden ly^ ken opgegraven. De Malthefers zonden vier galleijen met zeven honderd flaaven, om by het opruimen der puinhoopen de behulpzaame hand te bieden: ook zoi> den zy bedden en geneesmiddelen, benevens eene fom. van zestig duizend fcudi. De Regeering wees echter dit gefchenk van de hand , en de Malthefer Ridders mogten flechts aan het Gasthuis eene fom van vier honderd oneen, benevens eenige bedden en geneesmiddelen fchenken: ook hadden hunne genecsheeren de vryheid,om de zieken handreiking te doen; voords konden zy onder de behoeftigen eenige aahnoesfen uitdeelen. Eene van de eerfte bezigheden der Regeering was III. deel. H het  H4 ME S S I N A. het oprichten van houten barakken voor de Gerechtshoven, Kollegien en Gasthuizen, die thans meer dan ooit noodzakelyk waren. De tollen op den uitvoer van Zeep, Garst, Olie en Zyde werden opgeheven: 'er wierden aanzienlyke aalmoesfen uitgedeeld, en de Koning beleide een Parlement, ter bewilliging van veertig duizend fcudi, die alleen bedeed zouden worden tot herflel van Mesfina. Van tyd tot tyd verminderde de vrees voor de Aardbeving : want hoewel men nog eenige bewegingen in het aardryk befpeurde, de fchokken verminderden echter van tyd tot tyd, en men ontdekte duidelyk, dat ze niet meer zo hevig zouden worden, als ze te vooren geweest waren. De inwooners kregen hierop nieuwen moed, en gingen met yver aan 't werk, om, zo veel zy konden, uit de overblyfzelen hunner gebouwen te redden , 't geen door het gemeene volk nog niet geroofd was ; zy bouwden buiten de Stad houten barakken, die hecht en fterk genoeg waren. In plaats van ééne Stad, wierden 'er,in zekeren zin,drie gefticht: elk fchikte zich naar den gang van het werk, en bouwde, naarmate zyn beurs dit kon veelen;de vermogende kon meer tot zyn geryf timmeren,en de arme en behoeftige moest zich behelpen zo goed zy kon. Toen ik, omtrend drie jaaren naa dc Aardbeving, te Mesfina kwam, woonde bykans elk nog in deze houten woningen, men fcheen zelfs niet zeer genegen, om dezelve te verlaaten en met fteenen huizen te verwisfelen, om daardoor niet op nieuw aan grooter levensgevaar blootgefteld te worden. Men begon echter op nieuw Kerken en Kloosters te dichten. Evenwel bleef het groot gebrek in het dichten van gebouwen» het welk te vooren veel tot den onder-  M E S S I N A. I15 dergang der Stad had toegebragt, dat men niet met gebakken, maar voor 't meerendeel met onregelmatige fteenen, zo als velden en rivieren dezelve opleverden, werkte; waardoor de gebouwen minder fteun en vastigheid hadden. Zelf de openbaare gebouwen, Kerken en Kloosters, wierden met overhaasting en zonder eenige kunde opgebouwd, en dikwils zag men nieuwe Muuren, die niet eens lynregt ftonden. De Burgers der Stad waren volftrekt niet te beweegen, om hunne huizen optebouwen ; en de Regeering zou uit dien hoofde, zo als men my verhaalde, ten oogmerk hebben, om de inwooners, door eene nadere bepaaling van het privilegie, uit kracht van hetwelk Mesfina een vry haven is, te noodzaaken om op de oude plaats de Stad weder optebouwen. Ook was 'er reeds bevel gegeven tot den opbouw van de Palazzata, of de rey van paleizen by de haven, en wel tot dezelfde hoogte als te vooren, om dat de haven voor de gevaarlyke Libeccio winden bloot gefteld is, waar voor deze hooge paleizen denzelven befchermen. — Te midden onder deze Treurtoneelen fpeelde het bygeloof ook zyne rol. De inwooners van Mesfina houden ftaande,datzy een ouden brief hebben, welken de H. Moedermaagd, benevens haar af beeldzei door den Euangelist Lucas vervaardigd, aan hun zou gezonden hebben, naa dat een groot gedeelte der inwooneren den Christelyken Godsdienst had aangenomen. Deze twee ftukken wierden, als een heiligdom, in de Domkerk bewaard. Het gemeene volk, het welk al zyne hoop en vertrouwen op de genade en de voorbede van de H. Maagd, gevestigd had, zag deze Reliquien aan als zyne befcherm-engelen, en wilde terftond eene houten Loots H 3 op-  Il6 M E S S I N A. opflaan, 't welk de Kathedraal e Kerk zou verbeelden, waarin dan de brief zo wel als het afbeeldzel bewaard, en het laatfte in 't byzonder ter Godsdienftige vereering ten toon gefteld zou worden. De Aartsbisfchop,een verftandigen braaf man, die alles in 't werk ftelde, wat in zyn vermogen was,om de inwooners in hunnen deerniswaardigen toeftand te hulp te komen, en hunne onheilen te verligten, wist het zo verre te brengen, dat men eerst het befluit der regeering zou afwachten, dewelke eindelyk de begeerte van het volk inwilligde. Hierop ging elk zonder onderfcheid van ftand of rang, of jaaren, aan het werk, om de klokken uit den grend te haaien: dan met het afbeeldzel van Maria waagde men dit niet,uit vrees van hetzelve te zullen befchadigen. Men ftelde dan wachters, en brandde by aanhoudenheid Lampen ter plaatfe waar voormaals het hooge Altaar geftaan had, en onder wiens puinhoopen dit beeld begraven lag: om hetzelve by gelegenheid van daar optedelven. De klokken wierden in de nieuwe Loots geplaatst, en het volk, 't welk fpoedig van het eene uiterfte in het ander valt, was een geheele dag uitgelaten van vreugde. Thans ontdekte men eerst, dat de grootfte klok geborsten, en dus alle aangewende moeite te vergeefs was. Nu begon men aan 't herftellen, van't geen van de Domkerk ftaan gebleven was, en binnen den tyd van negen dagen was dezelve in zo verre tot ftand gebragt, dat men in ftaat was , om 'er de Mis en de overige plechtigheden van den openbaaren Godsdienst te kunnen houden. —- Thans ging men rustig voord in deze heilige bezigheid: men bouwde zo veel houten lootfen, als 'er te  MES SIN A. 11? te vooren Kerken geweest waren, en in elk van deze wierden klokken opgehangen. Dit was het eerfte, waar voor de Priesters en Monnikken zorg droegen, even als of dit, by de algemeene ellende, waarin alles gedompeld was, de hoofdzaak ware. De Regeering moest zich hierin naar het volk fchikken, 't welk op de zyde der geestelyken was, en aan het muiten zou gellagen zyn, byaldien men hen hierin eenige hinderpaalen in den weg gelegd had. Over 't algemeen was niemand 'er fpoediger by,om zyne woning weder op te bouwen, dan de Monnikken. De Nonnen daar en tegen, die in de houten lootfen meer vryheid hadden, dan in de Kloosters, waren met die noodlottige verandering van woonplaats zeer wel te vreden,en wenschten niets vuuriger, dan dat de Kloosters nooit weder opgebouwd wierden. In weêrwil van alle de maatregelen, die ten voordeele van Mesfina genomen zyn, heeft de Stad in haaren Koophandel zeer veel geleden. Dit is echter niet zo zeer veroorzaakt door de Aardbeving, dan wel door de handelwys der Kooplieden, die bykans alle bankroet fpeelden, en dus hun crediet verlooren. De vreemdelingen,die zich hier gevestigd hadden,betaalden integendeel eerlyk, zo veel zy konden, en kwamen daardoor buitenslands in zulke eene groote achting, dat tegenwoordig de Koophandel van Mesfina bykans geheel in hunne handen is. Waren de overige Siciliaanfche havens beter gefchikt voor den Koophandel, dan zouden zy groote voordeden uit deze noodlottige gebeurtenis hebben kunnen trekken. Nu integendeel heeft Genua en Livorno alle de voordeelen na zich gehaald, die Mesfina verlooren heeft. H 3 Een  I ï 8 M E S S I N A, Een gevolg van deze Aardbeving was de verandering van de Regeering in Mesfina. Te vooren had de Stad haare eigen Regeering, die over alles het opzicht had. Dan naa de Aardbeving was de verwarring, de losbandigheid, en de roofzucht zo groot en geweldig, dat 'er eene fpoedige Rechtspleging nodig was, om alles in orde te brengen : en hiertoe had den Regeering te weinig invloed. Uit dien hoofde wierd 'er door den Onder-koning een Gouverneur na Mesfina gezonden, die het Opperbewind zo wel over de Soldaaten, die hier in garnifoen lagen , als dn het burgerlyke had. Hiertoe wierd een oud manhaftig en regtfchapen Ierlander , odea genaamd , uitgekozen ; een man volkomen bekwaam tot dezen post.Hy was een groot voorftande^vande krygstucht en van de militaire ondergefchiktheid ; naarmate van de omftandighedcn en ten regten tyde was hy ftreng of toegevend, en wist langs dien weg de rust in Mesfina veel fpoediger te herftellen, dan in Calabrie gefchied was. — 'Er vielen in deze Stad geene ongeregeldheden voor, als in de allereerfte dagen,toen elk te zeer met eigen rampen te worstelen had, dan dat hy naar anderen zou hebben kunnen omzien,en toen men geene gehoorzaamheid kon verwachten, al was het, dat men tyd en gelegenheid gehad had, om de meest gepaste bevelen te geeven, De Magiftraat te Mesfina moest nu flegts zorg draagen,dat de Stad van Levensmiddelen wierd voorzien; ook had zy zitting in de Commisfie, die door den Koning benoemd was, om een plan te beraamen tot weder opbouw van de Stad. Hierin ftaat de Magiftraat niet onder den On-  m e s s i n a. II9 Onder-koning maar onmiddelyk onder het Napelfche Hof. — Zie daar het geen ik van den tegenwoordigen toeftand der Stad te zeggen heb: ik moet 'er thans nog het een en ander byvoegen, betrekkclyk tot de weten» fchappen in 't gemeen en de oudheden in het byzonder. Ik heb te vooren reeds gezegd, dat 'er van de oude gedenkftukken niets meer voorhanden is. —— De kabinetten van Oudheden,die hier ter plaatfe waren, zyn alle vernield, en de eenige perfoon in Mesfina, die waarlyk den naam van een geleerd oudheidkundige kan draagen,de Hoogleeraar d. andreas gal-lo, was toenmaals te Napels. Deze geleerde man heeft zich door verfcheiden oudheidkundige fchriften, en voornamelyk door eene fraaie befchryving van den Schouwburg te Taormina, die in de Opufcoli di autori Siciliani gevonden word , bekend gemaakt. — De Boekery van het Klooster St. Salvador , toebehoorende aan de Bafiliaanen , is alleen overgebleven, door dien dit gebouw het minst van allen befchadigd is. Deze Monnikken zyn de rykftea in het Val di Demotia , en hebben verfcheiden ryke Kloosters in den omtrek van Mesfina. Zy zyn nog een overblyfzel uit die tyden, toen Mesfina onder de macht van de Griekfche Keizers ftond, en Sicilië uit dien hoofde ondergefchikt was aan den Patriarch van Konftantinopolen. Naderhand zyn zy, wel is waar, vereenigd met de roomfche Kerk, echter op dien voet, dat zy den Godsdienst, volgens de gebruiken der Griekfche Kerk, houden , en zich daarby van de Griekfche taal bedienen. — Dan tegenwoordig leezen en zingen zy grieksch,zonder dat zy het verftaan, H 4 en  J2Q M E S S I N A; en hunne aankomelingen worden zesr flegt onderwe?en. Ik heb dit by eigen ondervinding, dewyl eenige jonge Monnikken, toen ik in het Klooster was, yan my de opheldering van een zeer gemakkelyke plaats uit homerus verzochten. — In alle de Kloosters waren te vooren zeer aanzienlyke verzamelingen van handfchriften. — Dan een van de aanzienlykfte en meestvermaarde Abten,heeft, in de laatfte jaaren van de voorige eeuw, de voornaamfte handfchriften aan de Vatikaanfche Bibliotheek verkocht, in hoop om langs dien weg de waardigheid van Kardinaal te zullen verkrygen, 't welk hem echter mislukte. Naderhand hebben, de overige Kloosters in den omtrek van Mesfina,de andere handfchriften, die zy, om dat het Griekfche Schryvers waren, voor overtollig hielden, aan het Klooster St. Salvador in Meslina gegeven, waardoor dit Klooster in het bezit van eene aanzienlyke verzameling oude hand-, fchriften gekomen is. De Abt van dit Klooster was zeer gereed om my den vrycn toegang tot de Boekery toeteftaan , zo dat ik gelegenheid had om elk boek naauwkeurig te kunnen onderzoeken. Dan onder honderd en vyftig handfchriften was niet van aanbelang, dan alleen eenige van de historifche boeken van het Oude Testament, de Euangelien, en de brieven van paulus. Het overige waren LcStionaria, Aëta, San&prum, Menologia, en voorts Leerredenen van chris o sto mus, gregorius, basilius, en dus Schryvers die reeds van over lang bekend en gedrukt zyn. De handfchriften zyn oud genoeg; ze zyn uit de elfde, twaalfde en dertiende eeuw, maar zo onvolledig, dat men 'er bykans geen één geheel ftuk in, vin-  m e s s i n A. iai vinden kan. De beste handfchriften van het Nieuwe Testament heb ik by de merkwaardigfte plaatfen vergeleken ; daarenboven befteedde ik veel werk aan het affchryven van eene verhandeling van hippolythus portuensis, een vermaard Kerkvader uit de derde eeuw, welke ik meende nog niet gedrukt te zyn. Dan van achteren zag ik, maar te laat,dat ik vergeeffchen arbeid gedaan had: want naauwlyks was myn affchrift gereed, of ik vond diezelfde verhandeling gedrukt in eene verzameling van Anecdota, die ik niet nagezien had. Zulke onaangenaame ontmoetingen vallen doorgaands die geenen te beurt, die in de boekeryen arbeiden , naardien men onmogelyk va» elk voorkomend ftuk kan weeten, of'er reeds gebruik van gemaakt is. Zomtyds kan men 'er geene de minfte blyken vart vinden, men is nog gelukkig, wanneer men flechts de moeite gedaan heeft, van kleine ftukken aftefchryven, of nog geen begin gemaakt heeft met ze uittegeeven, zo als dikwils mannen gebeurd is, die het aan geene kunde in de wetenfehappen ontbrak. Buiten deze griekfche Kloosters te Mesfina zyn 'er ook nog andere zo wel van de vereenigde als van de niet vereenigde [Schismatifche] Grieken. De vercenigden hebben de Griekfche Kerkplechtigheden behouden , offchoon ze voor 't overige tot de RoomschKatholyke Kerk behooren. "Van ouds her hebben zy nog een Archimandriet, die Prelaat en Vryheer van Sicilië is; — ook leezen zy de Mis, en bidden het Officium in de griekfche taal: dit ontflaat hen van dien omflag van laatere Heiligen der Roomfche Kerk, dewyl de Heiligen der griekfche Kerk niet jonger zyn, H 5 dan  123 messina. dan van de agtfte of negende eeuw. De Grieken, die uit Griekenland hier komen, moeten zo lang zy in Sicilië zyn, zich by de Kerk der vereenigde Grieken houden , hoewel zy de Roomfchen in den grond van hun hart haaten. Te Mesfina zynde, maakte ik kennis met een Grieksch Koopman, daar woonachtig, maar in Griekenland opgevoed, een man, zeer kundig in de oude griekfche taal. Deze deelde my verfcheiden merkwaardige berichten mede aangaande den ftaat der letterkunde in Griekenland. Hy beleed openhartig , dat de wetenfchappen aldaar in een diep verval waren, en dat het eenige, 't welk men in de Schooien leerde,de oude griekfche taal was: waarom dan, volgens zyne opgave, de oude Schryvers ook nog redelyk wel verftaan wierden. Dit lyd echter uitzondering , naardien de Geestelyken door het geheele land voor zeer dom en onkundig te boek ftaan, zo zelf, dat 'er op verfcheiden aanzienlyke plaatfen, Bisfchoppen zyn, die het gewoone grieksch, zoals het tegenwoordig uitgefprooken word, naauwlyks verftaan. — Ik won het vertrouwen van deze Grieken doordien ik een proteftant was, dewyl zy zeervyandig tegen de Roomfchen zyn;ook zyn zy van gedachten , dat de proteftanten meer met hun overeenftemmen. Hierdoor kreeg ik gelegenheid om hunne open. baare Godsdienstoefening bytewoonen, waarin zy de Liturgie van chrysostomus en basilius volgen, hoewel de gemeene man den beeldendienst hiermede vermengt. Van de openlyke bibliotheek te Mesfina zyn flegts weinig overblyfzels, die men nog van onder de puinhoopen heeft 'gered , voorhanden. Het voornaamftc is  messina. 123 is verloren geraakt, en het overgeblevene is van weinig belang. Deze Bibliotheek is voornamelyk vermeerderd door de verzameling, die men den Jefuiten heeft ontnomen. Zy bevat eenige handfchriften van Kerkvaders : nieuwe ftukken zyn 'er niet. De Opziener derzelve, DonGAETANO g r a n o, een geleerd en zeer dienstvaardig man, wees my de overblyfzels derzelve,en had zelfs de beleefdheid, van my eenige handfchriften, die hy gevonden had, tot nader onderzoek ter hand te fteilen. Het Klooster der Benediktynen had, voor de Aardbeving, eene zeer fraaie Boekery: derzelver uitmuntendfte fchat beftond in eene verzameling van twee honderd handfchriften van de beste latynfche Schryveren. De Aardbeving heeft het overige gedeelte van het Klooster gefpaard, en juist dat gedeelte waarin de boekery ftond,'tonderst boven gekeerd. Eenige weinige handfchriften zyn flechts gered, dan deze zyn van weinig aanbelang. Daarentegen is 'er een oud papier van veel gewicht overgebleven, hetwelk onder de Archieven van dit Klooster bewaard word, en uit hoofde van hetwelk de geheele orde hun in 't byzonder verplicht is; ik bedoel den brief, waarby een zekere tertullus, een romeinsch Raadsheer, die in het jaar 522 leefde, alle zyne goederen,die hy in Sicilië had aan den h. benediktus maakte. —* De meeste goederen, die zy op Sicilië hebben, bezitten zy uit kracht van deze donatie; hoewel ze ook nog meer andere goederen hebben, waarvan de bewyzen van eigendom onder de overige Archieven bewaard worden: ook hebben zy aan de andere zyde op verre na niet" alles, wat zy uit kracht van deze gifte zou-  Ï24 m e s s I n a. zouden kunnen eisfchen; want, behalven verfcheiden andere dingen, is ook de haven Mesfina hun ontnomen. — Wanneer men de Letters van dezen brief in aanmerking neemt, dan zou men dit ftuk wel voor echt kunnen houden,naar dien het volmaakt het karakterifeerende van dien tyd heeft;maar de inhoud zelve,en de ftyl leggen het bedrog duidelyk genoeg aan den dag. Het is ondertekend door de Confuls symmachuS en boethiüs; de eerfte noemt zich Patricius, en de laatfte bis Conful. Het jaar is volgends de Olympiaden berekent, en onder aan ftaat Olym. 326. Ik kan niet begrypen, hoe een man als mabillon dit Diploma voor echt kon houden, gelyk hy gedaan heeft in de Annalcs Ord. S. Bened. libr. III. no. 11., ten zy dan dat hy 'er min of meer toe genoodzaakt wierd om zo te moeten fchryven (*). Mesfina heeft een illustre School, 't welk den naam draagt van het Collegium Carolinum, en waarfchynlyk door karel den tweden Koning van Spanje, die zeer veel met deze Stad op had, en haar voor anderen zeer bevoorrecht heeft, gefticht is. Het gebouw wierd ook door de Aardbeving vernield, maar terftond wierd het School in eene houten loots verplaatst, tot dat hetzelve weder herfteld was, 't welk tc fpoediger kon gefchieden , doordien het zeer weinig geleden had. Van hier gaan de ftudenten na de Hooge School te Catania. Te vooren ftond dit School, gelyk alle overigen in dit land, onder het (*) Dit document ftaat in de Appendix ad Johannis de Jehanne Cod. diplomat. Siciliae, diploma II. ——.  messina. I25 het opzicht der Jefuiten. Naa de vernietiging van deze Orde, zyn 'er eenige waereldlyke Geestelyken aan gefteld om het opzicht te hebben en de jongelingen te onderwyzen. Ten befluite van dit ftuk nopens Mesfina kan ik niet naalaaten iets te melden van de oudtyds zo vermaarde charybdis. Wiens verbeeldingskracht vooraf door het leezen van de fchriften van virgilius en homerus is gaande geworden, en dan verwacht, hier eene vervaarlyke en fchrikverwekkende vertoning te zullen vinden, zal zich in zyne verwachting te leur gefteld zien. — Men kan zelf regt door dezen draaikolk roejen of zeilen , zonder dat men eenige beweging befpcurt. .— Deze draaikolk werd veroorzaakt, door twee tegen elkander inlopende ftroomen, die zich voor den mond van de haven van Mesfina vereenigden ; en deze oorzaak is nog voorhanden. Dan , of de ftroomen hebben geduurende die reeks van eeuwen haare kracht verlooren, of de Dichters hebben de vryheid gebruikt, van de dingen te vergrooten : want tegenwoordig is deze draaikolk van minder betekenis, dan die op den Donau , welke laatfte alleen gevaarlyk is, wanneer men een onervaaren Stuurman heeft. Deze draaikolk ligt op de hoogte van den Vuurtoren, die op de hoek van de Land-tong ftaat, omtrend twintig ellen van land. Toen ik naby kwam ontdekte ik niets dan twee witte gladde plaatfen, van omtrend twee ellen breed, en eenige draajingen van weinig aanbelang, die zo veel kracht niet hadden, dat zy de boot konden overmeesteren. Men verhaalde my, dat wanneer de Sirocco wind waait, hy het fterkst van allen bruist,  12.6 M E S S I N A.' bruist, gelyk als het water, wanneer het hard kookt: maar ook dan kunnen groote booten zonder eenig gevaar over denzelven vaaren; en de kleine, offchoon zy 'er niet kunnen doorvaaren , loopen echter geen gevaar van 't onderst boven gekeerd te zullen worden. Of men veilig door dezen draaikolk kan zwemmen weet ik niet. Men verhaalt van een zeer bekwaam duiker, die, reeds veele jaaren geleden,het dikwils beproefd had, om hier onder te duiken, en altoos met een gelukkig gevolg; behalven eene keer, toen de ftroom hem overmeesterde en hem eenige twintig mylen van daar dood weder opwierp. —, Ik had ten oogmerk, om flechts eenige dagen tc Mesfina te blyven, van daar na Calabrie te gaan, en te zien, of ik over]het apennynfche gebergte,in Apulien kon komen, om van daar ovcrtefteeken na de griekfche eilanden. Dan dit oogmerk moest ik al ras laaten vaaren, en my vergenoegen met Calabrie, 't welk door de Aardbeving zo deerlyk verwoest was, te hebben gezien. Toen ik na Mesfina te rug gekeerd was (*), vond ik fpoedig eene goede gelegenheid , om na Napels te vaaren. Wy hadden by het uitzeilen uit de haven een voordeelige wind, en leiden met zeer veel fpoed bykans twee derde van de reis af, toen een hevige ftorm, uit het Noord-Oosten ons zo wel als veele andere Schepen noodzaakte, om de haven van Mesfina weder op te zoeken. Van deze reis had ik dus geen ander voordeel, dan dat ik de fraaie Zee-engte van Sicilië, Capo Peloro en de Calabrifche Kust by herhaaling zag, en zommige van de /Eoli- (*) Zie Eerfte Deel bi. 213.  MESSINA. I27 iEolifche eilanden, voornamelyk de eilanden Vulcano en Vulcanello , zeer naauwkeurig kon befchouwen. Van beiden fteeg een dikke en zwaare damp opwaards, en Vulcano wierp zelfs des nachts vuur op. Dus zag ik hier te gelyker tyd drie vuur-braakende bergen; deze twee van naby, en in 't verfchiet den iEtna, die boven de Siciliaanfche bergen zyn ftatige kruin verhief tot in de wolken, en die, hoewel op een afftand van agtien duitfche mylen, (of zes-en-dertig uuren) zich zeer duidelyk voor onze oogen opdeed, 't Was juist op den vyfden van Sprokkelmaand , toen ik te Mesfina te rug kwam, een dag voor den Mesfinees onvergeetelyk, uit hoofde van de Aardbeving van het jaar 1783, welke op dezen dag uitberste. Men hield een algemeenen vastendag; het dof geluid der klokken klonk tot diep in Zee, zo dat wy het reeds hoorden, toen wy nog op een aanmerkelyken afftand waren: 't was waarlyk geene opbeurende begroeting voor reizigers, die deze plaats opzochten, om, naa eene rampfpoedige Zeereize, eenige ververfching te mogen erlangen. Op nieuw moest ik veertien dagen in deze akelige Stad vertoeven, zonder dat ik eenige gelegenheid had om myn tyd hier nuttig te kunnen hefteden. Zelfs durfde ik niet eens de Stad verlaaten, en eenige plaatfen in deszeifs omtrek gelegen opzoeken , naardien de wind elk oogenblik kon veranderen, en alle de Schepen in de haven daarop flechts wachtten, om hunne reis te vervorderen. Uit dien hoofde moest ik vier weeken te Meslina blyven, daar ik flechts op vier of vyf dagen had gerekend, en myn tyd in Syracufe en Catania veel nuttiger had kunnen befteeden. Eindelyk kwam 'er een goede wind, maar de-  128 MESSINA. deze was van geen langen duur. Wy zeilden de haven uit, dan wy moesten agt dagen lang op Zee omdobberen, omdat het Scheepsvolk bet werk niet verftond: hierdoor kwam ik vier dagen laater te Napels, dan andere van myne bekenden, die met my ten zei ven tyd waren afgevaaren. Ik kwam den 25 van Sprokkelmaand 1786. weder te Napels. — OVER  229 OVER DE AANZIENLYKSTE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN, EN OVER DE KERKHERVORMING IN ZOMMIGE LANDEN VAN ITALIË* \y antieer men in de aloude gefchiedenis den obï« fprong en voordgang der wetenfchappen in Europa nafpeurt, waarin men Italië als de groote voortbrengfter en kweekfter derzelve gekenfchetst vind;, dan zou men, indien men hierna uitgaan wilde, verwachten, dat, naarmate de andere landen van ons waerelddeel meer en meer befchaafd zyn; en in de wetenfchappen grootere vorderingen gemaakt hebben, dezelve naarmate van dien ook in Italië moesten toegenomen zyn. Dan de tegenwoordige toeftand van dit land beantwoord aan deze verwaehting, hoe billyk ze ook in den eerften opflag fchynen mag, niet. Ik ben 'er verre af, van te bewceren, dat de Italiaanen vreemdelingen in de wetenfchappen zouden zyn, en dat zy geene andere, dan fchoolfche geleerdheid, die flegts aanjde fchqrs der zaake blyft hangen, en zich met beuzelingen onledig houd* zouden bezitten: veeleer durfikbeweeren, dat 'er in waarheid nog zeer veel kunde in deze en geene wetenfchappen gevonden word. Dit alleen houd ik ftaande, dat Italië, zo in verlichting als befchaving, niet met andere volken in gelyken tred is voordgegaan * ja misfchien bykans eene eeuw ten III. deel, I aefc  Ï30 OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN achter is ; en hierin handel ik overeenkomstig de waarheid, zonder dat ik daardoor deze natie, die in veelen opzichte alle achting verdient, eeniger mate beledige; te meer daar ik met dit gezegde geenzins beweere,dat 'er geene mannen zouden gevonden worden, die in deze of geene wetenfchappen aan andere evenaaren; de gefchiedenis, die de naamen van zo veele groote mannén ons overgeleverd heeft, zou my hier logenftraffen; ik bedoel Hechts den toeftand der wetenfchappen in het algemeen, en dan is het aantal dier geoefende vernuften te klein, en hun invloed te gering, dan dat zy eene algemeene verlichting zouden hebben kunnen te wege brengen. Hoe vreemd ook in den eerften opflag dit verfchynfel zyn mag, dat een land, door de natuur gevormd om de zetel der wetenfchappen te zyn, een land waarin dezelve daarenboven gekoesterd en opgekweekt wierden, nu aan zo veele andere den voorrang moet afftaan, die te vooren, toen alles hier in vollen bloei was, in de diepfte onwetenheid en onkunde gedompeld lagen; men kan 'er echter zeer gemakkelyk rede van geeven. Het harde juk van geestelyke of kerke. Jyke overheerfching, het blind geloof, de volftrekte en blinde onderwerping aan kerkelyke uitfpraaken, waren onbeftaanbaar met eene vryc, ongedwongen en verlichte denkwyze. Uit dien hoofde konden flechts die konften en wetenfchappen in Italië bloeien, waarby de verbeeldingskracht eene hoofdrol fpeelde : en dus wierd dit het vaderland der Dichters, Schilders en Beeldhouwers. De overige wetenfchappen integendeel , die meer den navorfchenden geest van een denkend vernuft vereischten, wierden door de kerkelyke vast-  EN KERK-HERVORM ING. 131 vastitellingen, en de aangenomen geloofsleer aan banden gelegd, dat niemand het waagen durfde, om met zyne befpiegelingen en redekavelingen door te dringen, ten einde eenige nieuwe ontdekkingen te maaken, of zo hy ze gemaakt had, dezelve openlyk aan den dag te leggen. Ik behoef voor dit alles geene bewyzen uit de gefchiedenis by te brengen, daar dezelve zo veele daadzaaken uit de voorige eeuwen oplevert,' die algemeen bekend zyn; ja het is veeleer te verwonderen, hoe Italië, met dat al, niet nog meer gedaald, en in nog dieper onkunde gezonken is, dan dat 'er tegenwoordig niet meer kunde en befchaafdheid plaats heeft (?). Dc- (?) Ik kan niet nalaaten hierby deze korte aanmerking te voegen. Wanneer men de rede van het diep verval der wetenfchappen wil nafpooren, moet men , naar myn gedachte, zich niet alleen by de veertiende, vyftiende, zestiende en zeventiende eeuw bepaalen; vooral niet wanneer men den tegenwoordigen toeftand van de wetenfchappen in Italië vergelykt met den al ouden, ten tyde van cicero cesar, virgtlius , HORATius, seneca en andere meer. De wetenfchappen waren zeker in Italië tot het hoogfte toppunt geftegen , toen deze mannen leefden. Zelf fchynen dezelve ten tyde van seneca niet meer zo te bloeien als te vooren. Het juk van overheerfching en dwingelandy, 't welk met céesar eenen aanvang nam, toen hy de romeinfche vryheid den laatften ilag toebragt, fchynt ook dat edele vuur van tyd tot tyd te hebben uitgedoofd, Evenwel leveren de volgende tyden nog mannen van naam op. Wie kent niet een' suetonius, plinius, tacitus, quinctilianus, celsus.en aelf nog in 't begin der vierde eouw lactantius? —— I a Dan  I32 OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCIIOOLEN Deze willekeurige overheerfching der roomfche geestelykheid had het verval der Hooge Schooien na- tuur- Dan het edele, het fiere,'t welk den vryen man, dien geen juk van overheerfching drukt, kenfchetst,en 't welk wy in de fchriften van cicero zo duidelyk zien doorftraalen, vermindert. Eindelyk krygen de konften en wetenfchappen in Italië een' gevoeligen flag by de komst der Gotten en Vandaalen ; en hier neemt het verval derzelve voornamelyk een begin. Van nu af gaat het met reuzen fehreden voort, genigtteund door eene domme priesterfchaar, door luie kloosterbroeders, door heerschzuchtige geestelyken , en door kerkelyke vastflellingen. De ïnquifitie fcheen Hechts daartoe geboren, om zo 'er hier en daar nog een zweemfel van kennis en onderzoeklust ware overgebleven, dezelve terllond te fmooren. Tot dat eindelyk de verwoesting van het Oosterfche Keizerryk en de zegepraal der Turken de wetenfchappen deeden bloeien. Zo bragt de kans des Oorlogs dezelve weder terug is het oorfpronklyke land,waaruit se door den Gorlog verdreven waren. De Griekfche geleerden namen de Wyk na Italië; hier wierden zy niet flechts aan de hooge- en laage Schooien geplaatst, maar vonden in 't byjonder een' befchermer in cosmo de medicis. Langs dezen weg wierd de wysbegeerte van rato bekend, die veel beminnelyker was, en beter met den aart van den ChristeSyken Godsdienst ftrookte, dan de wysbegeerte van ARIstoteles, die tot dus verre, hoewel zeer onvolmaakt, hier geleeraard was; langs dezen weg begon de letterkunde in Italië weder te bloeijen, waarvan de fchriften van verfcheiden groote mannen als muretüs, mabuTius, majoraoius en andere getuige draagen. En aan dezen ommekeer van zaaken is het toe te fchryven, dat de wetenfchappen , die eerst langen tyd aan 't daalen geraakt, ja geheel en al bykans van dezen grond verplaatst waren, we-  EN E ER K-H E R V O R M I N Gt 133 tuurlyk ten gevolge. Deze biceven op denzelfden voet, als ze in de midden eeuwen geweest waren; 'er greep geene hervorming plaats, die dezelve meer voor de denkwyze en dc verlichting der laatere eeuwen gefchikt konde maaken. Uit dien hoofde kon men van dezelve weinig voordeel verwachten in de uitbreiding van wezenlyke kunde: niemand gaf acht op deze geleerde (richtingen, niemand trok zich derzelver belangen aan, en wat moest hieruit natuurlyker voortvloeien , dan dat zy van tyd tot tyd in verval geraakten , en wel verre van aan het waare oogmerk haarer beftemming te beantwoorden, integendeel ten fteun dienden voor onkunde en domheid. Eindelyk wierden deoogen van zommige Regenten geopend, zy zagen, van hoe veel aanbelang de fchoolen waren, hoe zeer de bloei van den Staat van dezelve afhing, en hoe noodzakelyk de hervorming derzelve was. Zints dien tyd beginnen de italiaanfche Hooge Schooien weder te herleeven, en zyn in de laatfte dertig jaaren merkelyk verbeterd. — De aloude fchoolfche leer- en denkwyze vermindert van tyd tot tyd, en zo men ze al uit hoofde van deze of geene omftaudigheden niet geheel kan affchaffen, word ze echter merkelyk gematigd en bepaald. Ja het fchynt zelf, als of Italië thans eindelyk uit dien diepen flaap, waarin het reeds eeuwen herwaards lag, ontwaaken,cn met de overige na- weder te voorfchyn zyn gekomen,en by alle onderdrukking en tegenkanting, nog zo zeer gebloeid hebben. Want kort na de komst der Griekfche Geleerden was voor de wetenfchappen het gekikkigile tydftip. De Vertaaler, Ï3 >  134 OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCMOOLEN natiën van Europa in het ftrydperk treeden zal, om, ware het mogelyk, haar alle voor by te ftreeven. Daar de bevordering der Godgeleerde wetenfchappen het voornaamfte doelwit van myne reis was, zo kon het niet anders of myne aandacht wierd, by het onderzoek naar den toeftand der Akademien, terftond op deze in het byzonder gevestigd. — Ik zocht uit dien hoofde al ras die mannen aan de Hooge Schooien, die in dit Vak der wetenfchappen gefteld waren, hunne verkeering en gefprekken waren voor my van de meeste aangelegenheid. Myn tyd was te zeer bepaald, dan dat ik my ook met het onderzoek naar den toeftand der andere wetenfchappen zo naauwkeurig zou hebben kunnen bezig houden; ook durf ik my zelve niet vermeeten, van daarover een zo gegrond oordeel te kunnen vellen, dewyl deze buiten den kring myner werkzaamheden en oefeningen liggen. Ik lever hier een getrouw uittrekzcl uit myn dagboek, volledigheid kan hier dus niemand verwachten of begeeren. De bydraagen, die ik zal mededeelen, zyn evenwel, zo 't my voorkomt belangryk genoeg, en leveren zeer veel op, waaruit men den tcgenwoordigen toeftand der wetenfchappen in Italië kan beoordeelen. Men kan daaruit aanvankelyk die hoop koesteren, die waarlyk niet ongegrond is, dat 'er eerlang eene groote omwenteling in het ryk der wetenfchappen plaats zal hebben, die waarfchynlyk den geheelen ondergang der Hiërarchie ten gevolge zal hebben. — De italiaanfche Hooge Schooien zyn op een geheel anderen voet ingericht, dan de onze; de Studenten zyn verpligt, om hunne ftudien voorttezetten volgenseen vast plan, en bepaaldelyk die Kollegien te houden.  EN KERK-HERVORMING. I35 den, die hun worden voc-rgefchrevcn. Zelfs hebben ze niet eens de vryheid, om te kiezen by wien zy die lesfen willen hooren j hierin moeten zy zich, zo wel aan de orde der Akademie, die aan elk voorfchryft welke lesfen zy het eerite, welke het twede jaar en zo vervolgends moeten houden, als aan de fchikking der Hoogleeraaren, die de lesfen onderling verdeden, onderwerpen. Zelden gebeurt het, dat twee Hoogleeraaren in dezelfde wetenfehap te gelyker tyd les geeven; zodat beide.de onderwyzer en de onderwyzelingen aan elkander vast zyn. Treft het, dat de Hoogleeraar een man van bekwaamheid, en yverig in zyn werk is, dan loopt het goed ; maar omgekeerd is een Student geheel aan zich zelve overgelaten ; en daarenboven moeten de Hoogleeraars die aanmoediging ontbeeren, die uit de fchikkingen op onze Hooge Schooien voortvloeit. Het Plan, waarna de ftudien moeten ingericht worden, is op de onderfcheiden Akademien ook verfchillende. — Te Padua moet een Student in de Godgeleerdheid vier jaaren ftudeeren. — Het eerfte jaar begint terftond met de ftellige Godgeleerdheid en Kerkelyke Historie, waarby de bovennatuurkunde en de zedekunde komt. In het twede jaar komt de Gefchiedenis van de Kerkelyke befluiten.in de plaats van de bovennatuurkunde. In het derde jaar blyft alweder Godgeleerdheiden Kerkelyke Gefchiedenis, en hier, komt nog by de Griekfche en Hcbreeuwfche taal, en andermaal de bovennatuurkunde. Dit alles word , behalven het laatfte in het vierde jaar voortgezet, en ten einde gebragt. —In Sicna duurt het onderwys vyf jaaren. In het eerfte word de rede- en bovennatuurI 4 kun-  I36 OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN kunde behandelt,in het twede jaar 'tHebreeuwsch en 't Grieksch cn de Uitlegkunde, in het derde jaar Kerkelyke Gefchiedenis, in het vierde jaar de Heilige, en in het vyfde de Zedekundige Godgeleerdheid. — De lesfen worden insgelyks op een geheel anderen voet gehouden, als op' [de duitfche] Hooge Schooien (*). De toehoorders krygen geen algemeen denkbeeld van den geheelen omvang eener wetenfchap, de lesfen der Hoogleeraaren beftaan meest alle uit breedfpraakige en dikwils fraaie en geleerde latynfche Verhandelingen over deze of geene onderwerpen, die uit de Godgeleerdheid ontleend zyn; deze worden van woord tot woord voorgelezen; en welk nut zullen de Studenten van zodanige lesfen trekken ? —- Hier komt by, dat deze voorlezingen Hechts zelden gehouden worden; dat de vakanticn zeer menigvuldig zyn, en dus de tyd te kort is, om een breedvoerig onderwerp te kunnen afhandelen. — Het dunrt daarin zeer lang, eer het onderwys in eene of andere wetenfchap geheel voltooid is. Zo worden 'er b. v. vier jaaren zoek gebragt met het onderwys in de Kerkelyke Gefchiedenisfen. — Zommige Hoogleeraaren echter houden byzondere Kollegien, en in deze richt men zich meer naar de gewoonte die in Duitschland plaats heeft. —( (*) Ik moet hier het woorcl duitfche plaatfen, voor onze, \ welk de Schryver gebruikt. Men zal toch , indien men eenïgzints met den toeftand van onze Hooge Schooien be. köid is, ras ontdekken, dat het verfchil tusfchen onze en de italiaanfche Hooge Schooien , zo groot niet is als tusfchen de laatfte en de duitfche,  EN KERK-HERVORM ING. I £7 heeft. — Veele wetenfchappen, die men by een Proreftantsch Godgeleerde voor onontbeerlyk zou houden, vind men hier in 't geheel niet. Zo word 'er geen het minfte werk gemaakt van de uitlegkunde van den bybel, bykans geen een bybelsch boek word opgehel* derf 4 dan nog ter naauwer nood voor zo verre dit by de hebreeuwfche en griekfche taal te pas komt: —- of zo het nog eens voor eene enkele keer gefchied, dan zyn zodanige lesfen meer leerftellig als uitlegkundig. Zelf de hebreeuwfche en griekfche taaien worden zeer veronachtzaamd: men behoeft in Italië die kundigheden niet; cn men kan daar voor een vermaard en geleerd Godgeleerde doorgaan, en zelf akademifche waardigheden bekleeden, en zo weinig hebreeuwsch en grieksch verftaan, als 'er [in Duitschland] van een Student in de Godgeleerdheid geeischt word, om Proponent te kunnen worden. Dat men van de uitlegkunde zo weinig werk maakt, is zeer natuurlyk, dewyl de roomfche Kerk zich het recht aanmatigt, om den bybel naar welgevallen uitteleggen , en de Vulgata by hen zo hoog gewaardeerd word, dat elk reeds geleerdheid genoeg meent te bezitten, wanneer hy deze Hechts leezen en verftaan kan: waarom ze ook doorgaands by uitlegkundige lesfen ten grondflag gelegd word. De gefchiedenis der leerftellingen [lüfloria dogmatum] vervalt op eene roomfche Akademie, om dat men daar veronderftelt de leer van Jezus nog onveranderd en onvervalscht tc bezitten. De gefchiedenis der leerftellingen kan dus anders niet in zich bevatten, dan eene optelling van ketterfche gevoelens, en dan behoort ze van zelf tot de wederleggende Godgeleerdheid. De gefchiedenis van den l 5 Ca-  Ï38 0VER DIV ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEPJ Canon is even min by de Italiaanen bekend:zelfs verftaan ze naauwlyks den naam: ik heb 'er verfcheiden ontmoet, die de hifioria Canonis met de historia Canonum verwisfelden, welke laatfte meer by.hen in zwang is, dan onder de Proteftanten. Men zou echter zommige kundige italiaanfche Godgeleerden te kort doen,, wanneer men niet wilde erkennen, dat zy in dit Vak goede kundigheden bezitten. Een zeker Hoogleeraar te Pifa, die eerst een Dominikaan , en daarna een waereldlyk priester was , maar thans overleden is , met naame fassini, heeft een geleerd werk over dit onderwerp uitgegeven, onder den titel: Vincentü Fasfini de apoflolica origine Evangeliorum Ecclefiae Catholicac adyerfus Nic. Freretum. Liburni. 1775. 4. Uit dit een en ander kan men gemakkclyk opmaaken, dat de ftudie der Godgeleerdheid op de italiaanfche Akademien zich enkel en alleen by de ftellige en zedekundige Godgeleerdheid, by de Kerkelyke Gefchiedenis en het Kerkelyke Recht bepaald. Uit dien hoofde vind men algemeen onder de italiaanfche Godgeleerden weinig taal- en uitlegkunde. — De Oosterfche taaien worden bykans in ft geheel niet geoefend, dan alleen in Padua en Palermo (*). Dit geeft geen gunstig denkbeeld van den toeftand der Theologie op deze Hooge Schooien. Met dat al zyn 'er echter op zom- (*) Zou de Heer munter hier de Akademie re Panna niet vergeten hebben'? Een man als deRossv- moet invloed op de ftudie der Oosterfche taaien hebben. Van deze Hooge School geeft Profesfor adler een nauwkeurig bericht ia zyne biblisch-kritijche Reife nach Rom. De Vertaaler.  en k e r k-li e r v o r m i n g. 139 zommige derzelve mannen, door wier geleerdheid, doorzicht en vlyt, in weerwil van alle de hinderpaalen, die uit de inrichting der Akademie voordvloeit, zeer veel goeds gefticht, en de verlichting, voornamelyk onder de Studenten, zeer bevorderd word. De Akademie te Pavia fchynt thans voor Italië hetzelfde te zullen worden , 't geen Wittenberg voor Duitschland was ten tyde van lutherus en melanchton, hier is het licht reeds aanvankelyk doorgebroken. Dez"i Hooge School was in dezelfde omftandigheden , als de overigen, tot dat de Graaf firmian door deKeizerin mari a theresia naar Milaan wierd gezonden, als Stadhouder der Oostenrykfche Lombardey. Deze voortreffelyke man was de Voedfterheer van deze Hooge School, ja men mag hem met recht befchouwen, als deszeifs twede ftichter. Hy lcide de grondflag tot haare geheele hervorming , hy deed ze bloeien , en maakte ze door de meest gepaste middelen tot een Kweekfchool van waare geleerdheid. — Al het nut, 't welk door haar word te wege gebragt, is dus zyn werk. De Godgeleerde Fakulteit wierd door hem voorzien van die voortreffelyke mannen, die hier thans nog met zo veel roem onderwyzen ; en die by elk, die wezenlyke kunde kan en wil waardeeren , voer waardige, geleerde en verlichte mannen te boek ftaan-. hy nam ze in zyne veelvermogende befcherming, toen heerschzuchtige priesters en dweepzieke monnikken hen vervolgden ; hy lokte zeer veele groote Natuurkundigen uit Europa derwaards; bezorgde dat 'er eene aanzienlyke Bibliotheek en een fraai natuurkundig kabinet wierd aangelegd; met een woord, hy deed al wat in ftaat  I40 over de italiaanschè hooge sciioolen ftaat was, om de Akademie te doen bloeien. Hy was zelf een groot minnaar der wetenfchappen; alle Geleerden, die te Milaan kwamen, voornamelyk de Hoogleeraaren te Pavia wierden in zyn huis met de grootfte vriendfchap en gemeenzaamheid ontfangen; zyn naam, die In Italië in de grootfte achting is, word in deze Stad niet dan met meer dan gemeenen eerbied genoemd. Dan hoe gelukkig deze Hooge School ook was, van zulk een verftandigen verlicht mantothaaren hoofdbeftierer te hebben, hy kon echter niet in allen opzichte zyne oogmerken bereiken, uit hoofde van de bygelovigheid van de Keizerin, en haare verkleefdheid aan het alleen zaligmakende geloof der Kerke, waardoor de Monnikken hier ter plaatfe nog zo veel invloed hadden, dat de vrye grondbeginzels, die aan de andere zyde van het alpifche gebergte plaats hadden, en meer naar het Janfenismus zweemden nog niet in 't openbaar konden worden uitgebreid. De voltooijing van dit groote werk der verlichting bleef dus voor Keizer josephus en voor zyne Ministers, van swieten, sper ges, Graaf wil- zeck en den Ridder pecci over: men ziet 'er de heerlyke vrucht van, in de algemeene vryheid van denken, fpreeken en fchryven, over elk onderwerp uit het Vak der wetenfchappen ; welke vryheid zo groot en uitgebreid is, als in een eenig land, waarin de roomfche Godsdienst de heerfchende is, waarvan men van tyd tot tyd de heerlykfte vruchten,ten beste der Maatfchappy, ontdekt. ■ Ik kwam te Pavia op myne terug reize; ik had reeds de voornaamfte Hooge Schooien gezien, waardoor ik den algemeenen toeftand zo wel, als in 't byzonder dien  EN K E R K-H ERV ORMlNG. ï^t dien der Godgeleerde wetenfchappen vry naauwkeurig had leeren kennen. Daarenboven trof ik het zeer gelukkig, dat ik de Hoogleeraaren en andere geleerden daar ter plaatfe bereidwillig vond, om my, zo veel zy konden, van alles te onderrechten, waarna ik onderzoek deed ; ook was myn verblyf hier ter plaatfe van genoegzaamen duur, om veele dingen met eigen oogen te kunnen waarneemen. Ik ben dierhalven in ftaat, om van deze Akademie, waaraan Prote-ftantfche geleerden het meest gelegen ligt, het naauwkeurigst en breedvoerigst bericht te geeven. Geduurende myn verblyf te Pavia heb ik den meesten, en tevens gemeenzaamften omgang gehad met de Hoogleeraaren der Godgeleerde Faculteit, joseph zola (deze is tegelyk Rector van het Kweekfchool voor Duitfchérs en Hongaaren) petrus tamburini; (deze geeft ook onderwys in dit Kweekfchool) Pater alpruni en n. natale. Deze vier zyn zeer verftandige, weldenkende en geleerde mannen, die;verre.af zyn van alle onverdraagzaamheid, en haare nadeelige en verwoestende gevolgen kennen, naardien zy alle blootgefteld geweest zyn, aan de woedende vervolgingen van dweepzieke geestelyken ; en hoewel men hunne perfoonen en denk- en leer - wyze niet dan in gefchrift kon aanranden, door dien de Regeering te Milaan de Monnikken in teugel hield, zo hebben zy echter in dezen de voorfmaak gehad van 't geen hun te wachten ftond, byaldien riyd, boosheid en heerschzucht, die zich achter het masker van Godsdienst-yver fchuil hielden, ruime handen kreegen, om naar welgevallen hunne wraakzucht uitteoefenen, 't welk natuiniyk een' afkeer by hem  142 over. de italiaanschè hooge schoolen hen moet verwekken, tegen alle zodanige maatregelen. De eerfte van deze mannen, j. zola, is bekend door zyne Commentarii de rebus chriflianis ante Conftantinum magnum, waarvan vier deelen reeds het licht zien, en die hy tot op den tegenwoordigen tyd denkt te achtervolgen. — Met dit werk, waarin hy, hoewel zeer omzigtig, veel gebruik maakte van Proieftantfche fchryvers, en voornamelyk van de fchriften van mosheim, heeft hy weinig eer ingelegd by die y veraars, die van fpyt op hunne tanden knerften, omdat hun vermogen tegen hem te klein was; en had hy het in een ander land durven waagen, om eene zo onpartydige en met een wysgeerigen geest zaamgeftelde Kerkgefchiedenis uittegeeven, hy zou deze openhartigheid van achteren hebben moeten bezuuren. Dan zyn karakter, waarin edele vrymoedigheid, gepaste befcheidenheid, en beminnelyke eenvoudigheid de grondtrekken zyn, zette hem aan om de waarheid te fchryven, zo als hy ze vond, al ware zy veele onverdraaglyk; en zyne groote geleerdheid heeft hem zulk eene algemeene achting verworven , dat deze yveraars het niet meer durven waagen, om hem aantetasten. Deze groote man, op wien de Akademie roem mag draagen, ja dien zy als haar grootfte cieraad mag aanmerken, word van alle zyne ambtgenooten bemind, en van de Studenten, als het ware, aangebeden: veele derzelve woonen onder zyn byzonder en onmiddelyk opzicht in het Kweekfchool. Zyn ambtgenoot tamburini is zyn gemeenzaame vriend, die hem gulhartig de hand bied in alle zyne ondernemingen. Deze man is by alle verftandigen in een goeden reuk, voornamelyk door de fchetfen die hy  en kerk-hervorm ing. I43 hy uit de Apologien van justinus martyr, uit het eerfte boek van orige nes tegen celsus en voornamelyk uit het boek van tertullianus de praefcriptionibus heeft getrokken (*); in dit laatfte werk heeft hy verfcheiden dingen gezegd,die tot vernedering van den roomfchen ftoel dienden,en uit dien hoofde in de ooren van zommige onverdragelyk waren , waarom 'er verfcheiden de pen tegen opgevat hebben. — Dan zyn vloeiende ftyl en zyne geestige flagen maakten zyne vyanden zo bevreesd, dat zy het niet durfden waagen om hem weder aanteranden. Van dien kant befchouwd, is hy in Italië de twede lessing; niemand tast hem ongewroken aan. Dit moest voornamelyk de Bisfchop nanivanbrescia ondervinden , die een zeer uitgebreide wederlegging van zyne fchets van tertullianus depraefcriptionibus gefchreven had (f)- Zyn langduurig verblyf in de Academie ecclefiaftica te Rome , gaf hen gelegenheid om naauwkeurig kennis te verkrygen van de grondftellingen van het roomfche hof, en van de ontwerpen der Jefuiten; en dit gaf hem aanleiding, om in een zeker gefchrift (§), eenige waarheden voor te draagen en bekend te maaken, die in Italië nog geheel vreemd (*) Analife delle Apologie de S. Giujlino Martire. Brefcia 178a 8. Analife del libro delle prejcrizione di Teriulliano con alcune ojjervazioni Pavia 1782. Ragionamenti ful primo libro di Origene contra Celfo Pavia 1786". 8. (t) Breve confronto del libro di Tertulliano de Praefcriptionibus eM'Analife fattana in Pavia. Bologna 1784. jpi, {§) Vera idea della Saniumfede. Pavia 1784.  144 over de italiaanschè hooge schoolew Vtcemd en onbekend waren: waarvan het voorriaamfte hierop neer kwam, dat de Kerk, wel is waar, een middenpunt van vereeniging,en dus een hoofd,moest hebben , maar dat deze waardigheid door dien Bisfchop moest bekleed worden, die door de algemeene Kerk daartoe wierd verkooren; en dat dus deze waardigheid geenzins alleen bepaald was aan den roomfchen ftoel. Dit alles droeg hy zo vrymoedig voor, ja meer, dan ooit de gallikaanfche Kerk of hont* heim hadden durven fpreeken of fchryven. — Zulke grondbeginzels, en meer andere, als by voorbeeld over de christelyke verdraagzaamheid, die hy in eene zeer breedvoerige Verhandeling voordroeg, welke onder de naam van den Graave van t r a u tmansdorf het licht zag (*), moesten voor de vrienden der oude conftitutie niet minder onfmaakc* lyk zyn , dan de naauwe vriendfehap cn geduurige briefwisfeling tusfchen de Godgeleerden te Pavia en de Janfenisten te Utrecht (de voornaamfte der Janfeniste Kerken) of ook met den verftandigen en braaven Bisfchop van Piftoja— Men is echter te Rome reeds te verre gevorderd, dan dat men nog heden ten dage die geene , die eene hervorming zoeken te bevorde^ r-en, met de Kerkelyke banblikfems zou vervolgen; en de Janfenisten hebben in Rome reeds zo veele aanhangeren, en worden aldaar door de verftandigfte en braaffte mannen zodanig onderfteund, dat de heinielyke aanflagen en listige treeken der Jefuiten weinig of niet meer afdoen. Wel is waar, dat alle die de (*) TjiaddaeiComitis de Trautmannsdorf de tolerant ïa ecclefuflie* et civili Ticini r?$3.  EN KERK-HERVORMING. I45 de party der Janfenisten toegedaan zyn, het daarom nog niet met hun eens zyn in het leerftuk over de genade: dan zy laaten de byzondere denkbeelden aan de yveraars onder deze fekte over, en liaan flechts de handen met hun in een, voor zo verre zy zich tegen de heerschzuchtige bedoelingen van de jefuiten, en de onbepaalde overheerfching van den roomfchen ftoel verzetten. En waarlyk dit is voor alle verftandige Roomschgezinden een gewigtigwerk, naardien dit het veiligst middel is, om, zonder zich zelve aan eenige ongerechtigheid fchuldig te maaken , de heimelyke aanflagen van deze nog zo uitgebreide Orde te keer te gaan. Men behoeft ook niet te vreezen, dat hieruit eenige nadeelen voor de waarheid zullen voordvloeijen, naardien de dweepachtige gevoelens, door welke veele onder de Janfenisten zich ongevoelig laaten wegfleepen,van tyd tot tyd vervallenen hunne kracht verliezen zullen, naarmate de opklaaring meerder word ; en al ware het, dat zy nog van duur waren, dan zouden zy nog zo veel kwaad niet te weeg brengen, als de leer der Jefuiten, wier zedekunde zeer onzuiver en bedorven is, daar de Janfenisten eene ftrenge zedekunde hadden, en uit dien hoofde zeer naauw gezet waren in de beodfetiing wn deugd. — Uit dien hoofde dan word noch tamhurini noch zola door het joomfchcl lof vervolgd; en de wraak, die men van dezen kont HiCOCfcDt9 beftaat alleen in eene ongunstige heooi 1 -,-rmlc ecclcfeaftico te Rome, van alle dc fchriften, die in de Lombardey en in Toskane worden uitgegeven. De Schryvers, die op deze wyze niiihanJcid worden, trekken zich geen van deze dingen aan, naardien dit geheele tydfchrift getuigenis draagt III. deel. K van  14°" over de italiaanschè hooge schoolen Van de onkunde en domheid der Schryveren,die voor het meerendeel onkundigen zeer bygelovigzyn. Daarentegen word al, wat in dittydfchrift veroordeeld is, door AtAnnalie cclefiaftici diFircnzehemcl hoog verheven, zo dat deze twee een' geduurigen penneftryd hebben. — Dit laatfte is in Italië algemeen zeer geacht, waarom de gunstige beoordeelingen, die men hier ontmoet , meer afdoen dan de ongunstige in het eerfte, waarop men weinig of geen acht geeft, waarom de Schryvers by deze partydige beoordeelingen geen nadeel lyden. Tamburini heeft, naa myn vertrek, het eerfte deel eener zedekunde uitgegeven; ik heb het nog niet gezien,maar in de Algemtine Lütcratur Zeitung, die te Jena uitkomt,is dit werk zeer gunstig beoordeeld. — Deze twee zyn de voornaamfte Godgeleerden te Pavia ; beide zyn ze opgeleid door den Kardinaal quirini, toen hy Bisfchop was van Brecia, hunne geboorte plaats, waardoor deze Kerkvoogd zich in de daad zeer verdiend gemaakt heeft om de roomfche Kerk. Hunne beide ambtgenooten p. alpruni en v. natale zyn van dezelfde denkwyze; zy hebben zulk eene goede opleiding niet gehad, doordien ze beide Monnikken zyn, maar zo veel te meer is het te verwonderen , dat zy zich van zo veele fchadelyke vooroordeelen hebben weeten te ontdoen, waaronder de roomfche Kerk algemeen zucht. P. alpruni is te Rome opgevoed, alwaar hy verfcheiden ambten van zeer veel aanbelang heeft bekleed, en zelf tot de waardigheid van Confultor facrae congregationis rituum is opgeklommen, een post, die regelrecht den weg baant tot de waardigheid van Kardinaal. De andere, een Ordens-broeder van ganganeli bezit  en kerk-hervorming. 147 zit een zeer gezond en fyn oordeel, 't welk hy doof leezen en onderzoeken nog merkelyk opgeklaard heeft. -— Men kan wel begrypen, dat eene Godgeleerde faculteit, die onderling in gevoelens overeenftemd, en met de nodige wyshcid en voorzigheid te werk gaat, groote vorderingen kan maaken. Hier komt nog by, dat eenige andere Hoogleeraaren, wier wetenfchappen met de Godgeleerdheid in een naauw verband ftaan, de handen met hun in één liaan, en op alle mogelyke wyze hunne oogmerken zoeken te bevorderen. — 'Er zyn flechts twee Rechtsgeleerden, die in het Kerkelyke Recht onderwys geeven, en nog vasthouden aan de oude gevoelens. Een van deze (hunne naamen zyn my ontdacht) durfde nog in 't openbaar op den leerftoel ftaande houden, dat hoewel de Kerkvergaderingen van Bafel en van Conftants groote nadeelen gefticht hadden, de eerfte echter nog zo veel goeds had te wege gebragt, dat door haar toedoen en genomen befluiten, de leer van de onbevlekte ontfangenis van Maria, waarvan hy zich volkomen overtuigd hield, tot een geloofspunt gemaakt was. Deze taal klonk dies te vreemder, dewyl Pater n at a l e , daags te vooren, in eene fraaie wysgeerige redevoering over de erfzonde, zeer breedvoerig over de onbevlekte ontfangenis van Maria had gefproken, en dezelve met alle vrymoedigheid openlyk, als eene uitvinding der Monnikken, had verworpen. — De andere Hoogleeraar in het Kerkelyke Recht had insgelyks in 't openbaar op den leerftoel de kruistochten verdedigd, de harde handelwys en de geweldige middelen , waarvan de Paufen zich veelal bediend hadden, zoeken te verontfchuldigen met de toenmalige K 3 denk-  I48 OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN denkwyze; hy had beweerd, dat de valfche beduiten haare nuttigheid gehad hadden, en dat, daar laatere Paufen 'er zich op beroepen hadden, dezelve daardoor gewettigd waren. Dan deze weinige overblyfzels der aloude onkunde en woestheid, die nog in zommige harsfens huisvesten, kunnen geen wezenlyk nadeel te wege brengen, doordien de ftudenten reeds zeer hervormd zyn door de lesfen van de Hoogleeraaren in de Godgeleerdheid, welke lesfen niet alleen belangryk zyn, maar tevens op zich zelve befchouwd uitmunten. — Zulke dweepzieke of bygelovige voorftellen hebben uit dien hoofde geen vat meer op hen. Daarenboven worden deze grondbeginzels geheel en al van de Hooge Schooien geweerd, door een Keizerlyk bevel, waarby alle Klooster ftudien opgeheven zyn, zo dat geen een Monnik in de Kloosters lesfen mag geeven aan zyne medebroeders in eene of andere wetenfchap. Te vooren was het hier in de Kloosters, gelyk in alle andere roomfche landen: elke Provintie had een Klooster, waarin patres leStores woonden , en waarin jongere Monnikken onderwezen wierden. Dit waren de Kweekfchoolen van de Kloosters , waaruit de besten en fnedigften genomen wierden, om tot hoogere einden te dienen. — Zy waren in 't byzonder van nut, om de onkunde en domheid niet geheel en al de overhand te doen neemen in de Kloosters, en langs dezen weg wierd meenig een gevormd tot een nuttig man voor Kerk en Staat. De groote Ganganelli mag hiervan ten bewys verftrekken: zyne groote vermogens ontwikkelden in het Klooster te Bologna,waar hyLeeraar in de Wysbegeerte was; hierdoor baande hy zich den weg tot die  en kerk-hervorm ing. I49 die hooge waardigheden, welke hy in zyne eige Orde heeft bekleed, en daardoor tot de waardigheid van Kardinaal, ja langs dien weg verwierf hy zich de drie dubbele kroon. Dan aan den anderen kant deedeu deze Kweekfchoolen zeer veel nadeel: elke geestelyke Orde had haar afzonderlyk Wysgeerig en Godgeleerd zamenftel. De Augustynen waren vast verkleefd aan de leeringen van a u g u s t i n u s, de Franciskaanen volgden b o naven tura en scotüs, de Dominikaanen hielden het met den hoogheiligen thomas aquino. Langs dien weg was 'er geene de minfte hoop, dat 'er, althans onder de Franciskaanen en Dominikaanen eenig licht zou opgaan. Hun geheele zamenftel bevatte niet anders, dan eenige fchoolfche onderfcheidingen , en de gefchilftukken, die tusfchen de onderfcheiden orden plaats hadden, of die zy met de Jefuiten hadden, waarby nog eene drooge en bygelovige zedekunde kwam. Zou 'er eene betere manier van onderwys , waarby het verftand meer voedzel had, ingevoerd worden, dan moest de oorzaak van dit alles weggenomen worden. De Keizer koos tot dat einde het beste middel; hy liet alle Kweekfchoolen der Kloosters vernietigen, en gaf bevel, dat de Monnikken, die ftudceren wilden, op de Akademie; of van de Priesters, die alle onmiddelyk onder de Bisfchoppen ftaan , onderwezen zouden worden. — Langs dezen weg leeren de Monnikken hetzelfde en worden op denzelfden voet onderweezen als de overige geestelyken; zy leeren van tyd tot tyd het ongereimde van dat denkbeeld, dat de ftand der Monnikken heiliger is, dan die der overige geestelyken ; langs dezen weg komen de gefchillen van de K 3 geeste-  I50 over de italiaanschè hooge schoolen geestelyke Orden onderling in vergetelheid, en geraaken met den tyd geheel uit de mode; met een woord langs dezen weg word dat groot en nuttig ontwerp bereikt, dat alle de jonge Geestelyken,zo waereldlyke als Kloosterbroeders , naar een en hetzelfde plan» bet welk door de wyste en verftandigftc mannen beraamd is, onderwezen worden. Deze Hooge School heeft eene uitmuntende boekery , die zeer veel toebrengt ter bevordering van eene gezuiverde kennis. — De Keizer heeft dezelve aanzienlyk vermeerderd met alle de boeken, die in de boekeryen te Weenen en te Milaan dubbeld waren; waaronder bykans de geheele verzameling is van heelkundige boeken van den beroemden haller. Ook worden alle de boeken derwaards bezorgd, die in de opgeheven Kloosters in de Lombardey gevonden worden. In deze aanzienlyke Bikliotheek kent men geene lyst van verboden boeken; elk kan die werken krygen, die hy begeert: men leest de Proteftantfche Schryvers zo wel alsderoomschgezinden. Zelfs heeft men zederd eenigen tyd een begin gemaakt, met verfcheiden Proteftantfche boeken natedrukken, om ze daardoor voor de ftudeerende Jeugd te meer verkrygbaar te maaken. Reeds in den jaare 1787 wierd bul li dcfcnfio fidei Nicaenac , en eene overzetting van de door mosheim vertaalde boeken van o rig e n e s tegen celsus gedrukt 3' en van tyd tot tyd zullen de uitmuntendfte werken van Proteftantfche Godgeleerden worden uitgegeven. Mosheim en bruckerzyn in elks handen, en zola zoekt de ftudie der Wysbegeerte en Letterkunde aantemoedigen en te bevorderen. -™ Het  en kerk-hervorming. 15! Het Kollegie voor de Duitfchers en Hongaaren is op 't naauwst vereenigd met de Hooge School. De Keizer heeft dit Inftituut rykelyk begiftigd: het gebouw, waarin hetzelve aangelegd is, was voormaals een Klooster der Dominikaanen. Dit gefticht is alleen aangelegd met oogmerk,om eenige Duitfchers en Hongaaren tot den dienst der Kerk bekwaam te maaken. Waarfchynlyk gefchieddc het, om daardoor het duitfche Kollegie te Rome afbreuk te doen;naardien dit Kweekfchool verfcheiden Bisfchoppen en Kerkvoogden heeft uitgeleverd, die; verkleefd aan den roomfchen ftoel, en blinde aanhangers van deszeifs grondbeginzels, de fchadelykfte leeringen in Duitschland verfpreid of ten minften gekoesterd hebben. Zola en tamburini zyn de Opzieners en Onderwyzers in dit Kweekfchool, en de Regeering te Milaan laat zich zeer veel aan hetzelve gelegen leggen. In den jaare 178a wierd het gefticht, en men behoeft 'er niet aan te twyfelen, of hetzelve zal, indien het op dezen voet word voortgezet, en zoortgelyke mannen tot beftuurers en onderwyzers heeft , van eene uitgebreide nuttigheid zyn voor de geheele Lombardy. Andere Kweekfchoolen zullen daardoor tot naaryver opgewakkerd worden ; ja langs dezen weg zal dit gedeelte van de Keizerlyke bezittingen van verftandige en opgeklaarde Kerkleeraaren kunnen worden voorzien, dewyl zeer veele kweekelingen, offchoon geboren Duitfchers en Hongaaren, door hun verblyf, als 't ware, genaturalifeerd, in Italië hunne verdere bevordering zullen zoeken. — Naardien dit voortreffelyk Kweekfchool buiten K 4 Ita-  ï'53 OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN Italië zeer weinig bekend is, zal eene korte befchryving daarvan niet onaangenaam zyn (*). • In dit Kweekfchool kan niemand opgenomen worden, dan die door den Keizer daartoe benoemd is; tevens moet hy van zynen Bisfchop een getuigfchrift inleveren, dat hy van goeden huize tn vaneen goed gedrag is, cn reeds eenige vorderingen in de wetenfchappen heeft gemaakt. Zodanig iemand moet zo wel lust als bekwaamheid hebben voor den geestelyken ftand: hoewel niemand ten dezen aanzien op een eed geeischt word; ook heeft elk het in zyne keuze, om weder van ftand te veranderen, mids behoorlyk borg ftdlende voor de penningen,die zyne opvoeding in het Kweekfchool gekost heeft. De voornaamfte plicht van de kweekelingen is, dat zy zich met yver toeleggen op de wetenfchappen en op een braaf en godsdienftig gedrag. - Alle morgen moet elk eenige tyd hefteden, om in een ftichtelyk boek en voornamelyk in het Nieuwe Testament iets te kezen. De boeken die tot dat einde hun in 't byzonder worden aan bevolen zyn, basilii m. Moralia, AUGUStini confesfwnes, Enchiridion de doBrma ehrifliana, gregoriimagni regula .paftoralis, Bernhardtjs de confideratione, depafiorum officiis de comerfione ad clericos, tiiomas a kempis, en de ï (08 Ik «eb dezelve voor't meerendeel ontleend uit een belicht 't welk de Hoogleeraar zo la met eene meesterlyke pen gefchreven heeft, van dit gefticht , en 't vrak ten titel " voert. Inftitüta Collegii Germanici et Hungarici, quod Jo. fephus II Auguftus juventuti ecclefiafticae Ticini paravit Anno 1782. (Ticini 1784. S;) '  E n k e r k-i-i e r v o r m i n g. I53 de fchriften van nicoee, bossuet en du- guet. Uit hunne Godsdienftige-oefeningen moeten alle zotternyen en beuzclingen geweerd zyn, ze moeten verftandig ingericht zyn, en 'er moet niets inkomen, 't welk niet algemeen door de geheele Kerk aangenomen is. >— De Godsdienst-oefeningen moeten geregeld en aandachtig worden waargenomen. Zy moeten ten minften alle maanden eens het H. Avondmaal gebruiken: wanneer zy diaconi offubdiaconi worden, dan moeten zy het elke maand tweemaal gebruiken. Zo ras een kweekeling Priester word, ftaat het hem vry over het gewoone Euangelie des Zondags te prediken. Alle Zondagen- moet 'er in hunne tegenwoordigheid gecatechifeerd worden, ten' einde zy zich in de manier van onderwys kunnen oefenen. Vervolgends moeten zy geordend worden, naarmate van hun ouderdom en vorderingen. — Voords moeten zy eene geregelde levenswys houden, gemeenzaam met elkander verkeeren, zonder op onderfcheiden afkomst, of op eenigen voorrang te zien. Alle de kweekelingen zullen verdeeld worden, in twee of drie rangen. Elke rang zal onder het opzicht van een braaf en deugdzaam Priester ftaan, die een geduurig toezicht zal hebben over hun gedrag;hunne kleding moet eenvoudig, deftig en zuiver zyn: zy moeten den Keizerlyken Adelaar op hun kleed of over de borst draagen. Voor hun onderhoud en gezondheid moet door den algemeenen beftierder behoorlyk gezorgd worden. Zy moeten buiten het Kweekfchool met niemand verkeeren, dan met voorkennis en goedkeuring van den Beftierder: hunne K 5 ver-  3,54 OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN verkeering moet meestal bepaald blyven binnen het Kweekfchool, maar voornamelyk met de Hoogleeraaren, en met andere geletterden. Ook mogen zy zonder kennis en toeftemming van den beftierder geene briefwisfeling houden. Met dat alles moet 'er vooral zorg gedragen worden, dat zy zig niet gewennen aan het Kloosterleven, dewyl zy geene Monnikken maar waereldlyke Priesters zullen worden, en misfchien met den tyd de eerfte waardigheden, in de Kerk kunnen bekleden. — Daar dan hunne beftemming zo groot en verheven is, zo behoort 'er tyd toe om zich geheel bekwaam te maaken. Uit dien hoofde hebben zy de vryheid, om zeven jaaren in het Kweekfchool te blyven. De twee eerfte jaaren moeten zy zich toeleggen op de Wysbegeerte, en de vyf volgende op Godgeleerdheid. De wysgeerige lesfen moeten voornamelvk dienen om hen voor te bereiden voor de ftudie der Godgeleerdheid. Om dat oogmerk te bereiken, moeten zy de lesfen over de Griekfche en Oosterfche taaien, de Kerkvaderen , en het recht der natuur en der volken bywoonen. Niet minder moeten zy zich toeleggen op de fraaie letteren, en voornamelyk op de natuurlyke Historie, die by die levensvvyze, waartoe zy opgeleid worden,zeer nuttig en aangenaam is. Ten dien einde zyn zy verplicht, om het zy de natuurlyke Historie, of ook eene andere wetenfehap te kiezen, die zy in de volgende vyf jaaren in hunne vrye uuren behandelen, cn waaroyer zy de openbaaren lesfen der Hoogleeraaren kunnen bywoonen. In de Vakantien zal hun gelegenheid gegeven worden , om zich in de KruidNatuur- en Scheikunde te oefenen. — Geduurcnde de  en kerk-hervorming. I55 de vier eerfte jaaren, die voor de Godgeleerdheid beftemd zyn, moeten zy zich bezig houden met de leerftellige en zedekundige waarheden,de Kerkelyke Gefchiedenis^ de uitlegkunde. In het vyfde jaar word het Kerkelyke Recht voorgedragen, en lesfen gegeven over de waarneming van het predikambt; waarby men hen tevens oefent in de duitfche en andere levendige taaien, waarby men voornamelyk op eene zuivere uitfpraak acht geeft. Verder zyn zy verplicht, om zich te oefenen in den geleerden tweeftryd, zo wel over Wysgeerige als over Godgeleerde onderwerpen; waarby echter alle fchoolfche gefchillen en fpitsvinnigheden moeten ter zyde gefteld worden. — En naardien zy beftemd zyn, om ook in andere landen dienst te doen, alwaar de Godsdienst, de Zeden en gewoonten van onderfcheiden aart zyn, zo zoekt men hen met dc wezenlyke leerftellingen der roomfche Kerk, afgefcheiden van de byzondere gevoelens en byvoegzelen van menfchen , bekend en gemeenzaam te maaken: waarby men niet verzuimt, om hen de verfchillende denkwyze der byzondere aanhangen tevens te leeren kennen. Dit laatfte moeten zy voornamelyk uit de Kerkelyke Gefchiedenis, en uit het leezen van goede Schryvers leeren, waarby wallenburg, arnaud, nicola, bossuet en diergelyke hun worden aanbevolen. Door het vlytig leezen en onderzoeken van deze fchriften wil men hen doen zien, dat het onderfchcid tusfchen de leer der roomfche Kerk, en der andere gezintens, zo groot niet is, als het doorgaands door die geestelyke helden word opgedischt,die voor elke, zelfs de minfte afwyking van het oude, al beftaat dc-  SS* over de italiaanschè hooge schoolen dezelve flechts in één enkel woordje, terftond het harnas aantrekken, en zich in de bresfe fteilen. - Voornamelyk zoekt men hun eenen zagtmoedigen geest, en de grondbeginzels eener Christelyke verdraagzaamheid omtrend anders denkende in te boezezemen , en hunne harten meer en meer te bewaaren voor alle bitterheid, haat en vervolgzucht ter zaake van den Godsdienst (*)• Op het Kerkelyke recht moeten zy zich voornamelyk toeleggen, om een behoorlyk onderfcheid te kunnen maaken, tusfchen de waarheden en-plichten van den Godsdiensten tusfchen de uitwendige gebruiken der Kerke, welke laatfte afhangen van de tyden en omftandigheden, en dus naarmate dat deze veranderen, ook veranderd moeten worden; daar de eerften in tegendeel altoos onveranderlyk dezelfden blyven. Vooral moeten zy de grenspaalen van het Kerkelyk gezag, de aloude rechten en voorrechten der Bisfchoppen, de misbruiken en gebreken, die'er in de Kerk zyn ingeflopen, leeren kennen en ten dien einde veel gebruik maaken van de fchriften van sarpi, joh. gerson, en bossuet. De Kerkvaders moeten vlytig gelezen worden , voornamelyk tertullianus de praefcriptiombus, cyprianus de unitate ecclcfiae, augustin u s adverfus Donatistas. In het leerftuk van dc Genade en Verkiezing, moeten zy de fchriften van a u- gustinus, prosper, fulgentius Cll f l o r u s voornamelyk gebruiken. — Onder dc laatere Godgeleerden worden hun voor anderen pe t a- vius, (*) Odium thcolngicum,  en kerk-hervorming. 15" VltTS, morinus, mar anus, bull, tillemont, dupin, norris, mabillon, m a Urinus, estius, jansenius, sacy, cal. met, cn duguet ; cn onder de Schryvers over het Kerkelyke Recht, marca, thomasius, bingham, en van espen aanbevolen. Dit Kweekfchool ftaat onder het opzicht van zes geleerde Priesters: een derzelve is de Opperbestierder,/een ander de twede of plaatsbekledende beftierder — drie andere hebben het geduurig opzicht over de werkzaamheden en de vorderingen der ftudcnten, en de zesde is opziener over het zedelyk beftaan cn gedrag van deze kweekelingen. Daarenboven ftaat elke rang of orde nog onder het byzonder toezicht van een Priester. Het huishoudelyk beftier word door den Opperbeftierder benevens nog twee bezorgers (*), en een Rentmeester waargenomen: deze alle hebben nog verfcheinen mindere bedienden. De rekeningen worden alle jaaren aan de Regeering te Milaan gezonden, die tevens, wanneer het nodig is , voor alles zorge draagt, en het opperbeftier in handen heeft. Wie eenigzins bekend ismetdegrondbeginzelenvan het roomfche Hof, zal terftond kunnen zien, dat de grondflagen, die in dit Kweekfchool gelegd zyn,zeer weinig met dezelve overeenftemmen. — Verfcheiden fchriften die te Rome op de lyst van verboden boeken geplaatst zyn, ja 't welk nog verder gaat, Janfenistifche en Gallikaanfche fchriften (f)? zyn de bronnen waar- (*) Confervatores. (t) Men weet dat de Gallikaanfche of franfche Kerk zich van de grondbeginzels van het hof te Rome zeer verwydert.  I58 over de italiaanschè hooge schoolen Waaruit de ftudecrende jeugd hier wysheid en Godgeleerde en Wysgecrige kennis moet fcheppen , — en de vereeniging van dit gefticht met de Hooge School, waardoor de kweekelingen in de gehoorzaalen van de weldenkende mannen ingeleid worden, doet dit goede zaad te dieper wortelen fchieten. Eerlang zullen de Keizerlyke landen de heerlykfte vrugtcn van deze inrichting kunnen genieten: en 'er moet noodzakelyk eene groote hervorming door te wege gebragt worden, al is het dat dezelve niet terftond in alle haare nuttigheid en uitgebreidheid zichtbaar is. Ik ben hier te breedvoeriger geweest, om dat dit Kweekfchool zo voortreffelyk ingericht, en van zulk eenen uitgebreiden invloed is voor Italië en Duitschland: het overtreft alle italiaanfche Kweekfchoolen, waaronder, wel is waar, zommige op eenen goeden voet ingericht zyn; maar nergens vind men dien gevorderden graad van verlichting, als in dit Kweekfchool plaats heeft. — 'Er is te Pavia nog een gefticht van dicnzelfdcn aart, namelyk het algemeene Kweekfchool voor de Geestelyken in de Lombardey, 't welk onder het opzicht ftaat van den Bisfchop en eenige Priesters, die Oblaten genoemd worden ; deze behooren tot eene Orde, welke de Aartsbisfchop van Milaan, earel eoromeo in de zestiende eeuw ftichtte, cn die zich binnen het Hertogdom Milaan bepaalt. — De tegenwoordige Bisfchop is een grysaard, en tevens vast verkleefd aan de grondbeginzels, die hy in zyne jeugd heeft ingezogen. — De Priesters van deze orde zyn in 't gemeen van eene bygelovige en dwecpach- tige  en kerk-hervorm inc. I59 tige denkwyze. Zo lang zy konden hebben zy z o l a en de zynen vervolgd. Thans,daar men algemeen de nieuwere denkwyze op de Hooge School goedkeurt, en van derzelver nuttigheid en voortreffelykheid overtuigd is, zyn ze eindelyk tot zwygen gebragt; en het is zeer te wenfchen, dat byaldien deze orde niet geheel opgeheven word, het toekomende gedacht verftandiger mag zyn, dan het tegenwoordige. — Men vind weinig mannen van geleerdheid in dezelve: — onder deze tel ik voornamelyk branco en bugati, de twee opzieners der boekery te Milaan. — Naa een' zo langduurige uitflap, keer ik eindelyk weder te rug tot de Akademie te Pavia. Behalven de Godgeleerdheid, worden 'er geene wetenfchappen met meer yver gedreven, dan de Geneeskunde, en de Natuurlyke Historie.— De vermaarde tissot was hier Hoogleeraar; en f r a n k die zich door zyne geneeskundige ftaatsregeling een zo grooten naam heeft verworven , en in Italië zeer veel nut gefticht heeft door de verandering der geneeskundige inrichtingen , is zyn opvolger. Scarpa en rezia twee vermaarde ontleedkundige, zyn Hoogleeraaren aan deze Hooge School: sc 0 po li, die in 't voorleden jaar overleden is,was Hoogleeraar in de Scheikunde;de Ridder alessandro volta,Hoogleeraar in de proefondervindelyke Natuurkunde , en de vermaarde spallanzani in de Natuurlyke Historie. Naauwlyks zal eene Hooge School, een grooter aantal van vermaarde mannen in eene of twee wetenfchappen, en zo te zamen vereenigd, kunnen vertoonen : Genees-en Natuur-kundemoeten op ecneHooge School wel bloeien, wanneer 'er van zulke mannen onderwys ge-  IÓO ovek. de italiaadsche hooge schoolen gegeven word. Dit lokt veele vreemdelingen na Pavia, en het zal ten gevolge hebben, dat, daar men thans aan deze Hooge School geen zwarigheid maakt om Protcftanten in de Geneeskunde te bevorderen, Pavia naderhand zo wel Edinburg door vreemdelingen zal worden opgezocht (*). Deze Akademie bezit een fraai natuurkundig kabinet, het welk wel is waar, eerst voor vyftien jaaren aangelegd is , maar door de milddadigheid des Keizers cn de voorzorge van spallanzani reeds tot eene aanzienlyke verzameling is aangegroeid. Onder de aanzienlykfte ftukken van hetzelve munten voornamelyk uit eene verzameling van Hangen , de verzameling van wormen, die de Heer goetze, Predikant in Quedlinburg aan den Keizer heeft verkocht; de Visfchen uit de Middellandfche en Adriatifche Zee, ten deele gedroogd ten deele in het water ; ook eenige gevulde Amerikaanfche Vogelen. Ook heeft de Keizer zeer veel dingen, die in zyn kabinet te Weenen dubbeld voorhanden waren, en voornamelyk delfftoffen, aan dit kabinet gezonden; waarby jaarlyks nog nieuwe ftukken uit de bergwerken gevoegd worden. — Uit het ryk der dieren vind men hier weinig, 't welk niet anders zyn kan, uit hoofde dat het zo onlangs eerst aangelegd is. —— Evenwel vond (*) DeBisfchop van Pavia, maakte zwarigheid om vryheid tot de promotie van Proteftanten te geeven, 't welk zyn taak is als Kancelier der Hooge School: om deze zwarigheid uit den weg te neemen is het zo gefchikt, dat de Rector Magnitl. cus by de Promotie in den Geneeskunde de vryheid zal verleenen.  en kerk-hervorm ing» lét Vond ik hier, 't geen ik nog nergens, zo verre ik weet, gezien heb, namelyk een gevulde Rhinoceros. De fchikking van het kabinet is zeer fraai. Spallanzani is beftierer van hetzelve ; onder hem ftaat een Custos of Opziener» Toen ik te Pavia was, wierd dit ambt bekleed door een' zekeren volta, (dien men vooral niet vcrwisfelen moet met den Ridder volta). Deze man was zo ondankbaar jegens zynen weldoener en leermeester, dat hy deel nam in een' zeer onwaardigen aanfiag, door eenige Hoogleeraaren uit nyd tegen spallanzani gefmeed , terwyl men hem befchuldigde van zeer veele ftukken van aanbelang uit dit kabinet te hebben geftolen, om 'er zyne eige verzameling mede te verryken. Spallanzani was juist op reis na Turkyen. Toen hy tc rug kwam, wierd hy ter verantwoording geroepen: en deze viel zo gelukkig uit, dat zyne vyanden befchaamd moesten ftaan, en eene ernstige vermaning kreegen; volta wierd van zyn post ontzet. De verzameling van natuurkundige werktuigen is aanzicnlyk, en word van jaar tot jaar vermeerderd. Zy ftaat onder het opzicht van den Ridder volta, die naauwkeurig zorge draagt, dat alle nieuwe werktuigen , zo fpoedig ecnigzins mogelyk is, worden bezorgd. Het nieuwfte werktuig, 't welk ik hier gezien heb, was dat, 't welk zimmerman in Brunswyk heeft uitgevonden, om het water te parfen De ontleedkundige Schouwburg is fraai en groot. Zy is voorzien van eenige watervaten die opgefpoten zyn (*), die de Hoogleeraar rezia tenzclven tyde, (*) Inje&iones vaforum IymphaticóriinV III. deel. L  ï6l over de italiaanschè hooge schoolen tyde, toen mascagni te Siena zyne ontdekkingen maakte,onderzocht en befchreven heeft. — Deze ontleedkundige praeparaaten zyn meest alle door den Hoogleeraar zelf vervaardigd. Langen tyd gaf hy lesfen in de ontleedkunde, naderhand wierd hy Hoogleeraar in dc Phyfiologie. •— Deze Hooge School ftaat onmiddelyk onder de regeering te Milaan. De onlangs overledene geheime Raad pecci, een man van groote geleerdheid en van een braaf karakter, was bezorger en opziener van dezelve: Hy ftelde alles in het werk, om ze te doen bloeijen. De Regeering te Milaan kan echter niet altoos naar wensch flaagen in haare oogmerken: zy maakt flechts een Onder-kollegie uit, en ftaat onder de Commisfie tot de ftudien , te Weenen: hier vinden zomtyds dingen, die in den eerften opflag zeer gemakkelyk fchynen, zeer veel tegcnftand, omdat deze Commisfie dikwils niet goed onderrecht is, ja zelfs meenigmaal door kwalyk geintentioneerden ten eenemaal misleid word. 'Er word echter nog meer ten voordeele van Pavia bewerkt, dan voor veele andere Hooge Schooien. Alle Hoogleeraaren , die hier geplaatst worden, moeten drie jaaren op de proeve dienen: binnen of naa verloop van die tyd kan de Regeering hen van hunnen post ontflaan, zonder dat zy verplicht is, om hun eenig penfioen te geeven. Is men wel met hun te vrede, dan worden zy eerst dadelyk aangefteld tot Hoogleeraaren met een Traftement van agtien honderd tot twee duizend Lire. Te vooren wierden de Hoogleeraaren aangefteld onder beding dat hunne bezolding alle vyf jaaren met vyf honderd Lire zou verhoogd worden, en zy, naa twin-  EN KERK* HERVORMING» I93 twintig jaaren dat ambt bekleed te hebben, hunnen dienst konden nederleggen, met voorbehouding van de helft hunner jaarwedde. Deze helft bedroeg dan doorgaans nog omtrend twee duizend Lire , dus omtrend zo veel als zy aanvankelyk hadden. Dan de Keizer wierp deze inrichting eensklaps omver , zo dat de Hoogleeraaren geene vermeerdering van hunne jaarwedde ontfangen,dan by deze of geene byzondere gelegenheden , en naarmate zy by de Regeering bekend, en in gunst zyn. Hierby kan 't niet anders of zommige vaaren hierby zeer flegt, naardien zy hunne waardigheden, volgens het oude verdrag aanvaard hebben, in de verwachting van alle vyf jaaren te zullen worden verhoogd. De meest begunftigde Hoogleeraaren hebben drie duizend Lire , waarvan zy naauwlyks beftaan kunnen, voornamelyk byaldien ze eene uitgebreide huishouding hebben. Zomtyds krygen deze of geene Hoogleeraaren eenig geld, om daar voor eene reis ter bevordering der wetenfchappen te kunnen doen, dit valt voornamelyk onder de Hoogleeraaren in de Genees- en Natuurkunde. Aan Godgeleerden is dit nog nooit te beurd gevallen: 't is niet waarfchynlyk , dat dit binnen kort zal gebeuren, naardien men zich alhier nog niet fchynt te kunnen overtuigen van het uitgebreide nut, het welk de Godgeleerden te Pavia zouden kunnen trekken van zodanig eene reize, vooral wanneer zy zich eenigen tyd op de Proteftantfche Hooge Schooien van Duitschland en Engeland konden ophouden, en daardoor in verbintenis geraakten met de Duitfche en Engelfche Geleerden. — Wat de uitwendige inrichting betreft, hierin ftaat L 3 de'  IfJ4 over de italiaanschè iio06e schoolen deze Hooge School gelyk met alle de overige italiaanfche Hooge Schooien. De boekery, het Mufeum, de ontleedkundige Schouwburg, en alle de gehoorzaalen der Hoogleeraaren zyn in één gebouw byeen: 't welk rondom een vierkant plein loopt, en waarop drie Galleryen boven elkander zyn, die na de gehoorzaalen loopen. Des zomers vergaderen de ftudenten in deze Galleryen, en 's winters in groote vertrekken , die van haardftedcn voorzien zyn , en wachten aldaar de Hoogleeraaren op. Elke Faculteit heeft haare byzondere gehoorzaal, waarin geene andere , dan de bepaalde lesfen, en op de bepaalde uuren van agt tot twaalf en van drie tot zes uur gehouden worden. De byzondere lesfen houden de Hoogleeraaren aan hunne huizen, op zodanig een tyd als zy goedvinden. 'Er zyn verfchcide dagen, wanneer 'er geene lesfen gegeven worden, daarentegen gefchied dit dikwils op Zondag. Men fchikt dit doorgaans naar den italiaanfchen Almanak die op de onderfcheiden plaatfen zeer van elkander verfchillen: dan in 't gemeen zyn 'er te veele Vakantien. Daarenboven hebben zy twee geheele maanden achtereen groote Vakantie, namelyk in de maanden September en Ocbobcr, en de lesfen beginnen altoos met de maand November. Diezelfde verlichting, welke 'er in de Keizerlyke Landen van Italië door toedoen van de Regeering plaats heeft, vind men ook in Toskanen: de verftandige en weldaadige leopold (*) heeft, van het be- (*) Leopold'was , toen de Schryver dit werk uitgaf, nog Groothertog van Toskane. De Vertaalei%  en kerk-hervorm ing. t6g begin zyner Regeering af, in weerwil van al den tegenftand eener onkundige en aan de belangens van den Pausfelyken ftoel op het naauwst verkleefde geestelykheid,met eenen aanhoudendenen onvermoeiden yver getracht, om door de allernuttigfte inrichtingen de veelvuldige misbruiken en ingeflopen ongeregeldheden uit den weg te ruimen, den invloed en het gezag van het roomfche hof te fnuiken, en de Bisfchoppen weder te herftellen in die rechten, welke, onverminderd het recht der waereldlyke regenten , volgens de oude en wettige Conftitutie der roomfche Kerk, hun toebehoorden. Ten dezen opzichte volgde hy het voetfpoer van zynen Vader, Keizer franciscus den eersten, die aanvankelyk reeds eenige misbruiken affchafte, hoewel het bygeloof, 't welk ten zynen tyde in eenen zo hoogen graad heersch. te, hem dikwils verhinderde, naardien de voorzichtigheid hemmenigwerf raadde, omniet te ver te gaan. Hy had echter de ïnquifitie reeds aanmerkelyk beperkt : dan de geheele vernietiging van dit geestelyk gerechtshof moest hyoverlaaten voor zynen Zoon leopold, die, daarenboven, met eenen heiligen yver en met mannenmoed zeer veele ingekankerde vooroordeelen, en diepgewortelde verkeerdheden aantaste. Door zyn toedoen hielden zeer veele ongeregeldheden, die tot dus verre in de Kloosters geheerscht hadden, geheel op: nuttelooze procesfen en bedevaarten buiten 'sLands, waardoor veel geld na buiten ging, wierden geheel verboden en afgefchaft: de Ex- Jefuiten wierden van alle bedieningen en waardigheden in de Kerken en Schooien ontzet: alle Nonnen-kloosters wierden, zonder eenige uitzondering gefteld onder het opzicht L 3 en  l66 OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN «n het bewind der Bisfchoppen: deze geestelykeHeeren wierden voordaan befchouwd en behandeld als dienaars van den Staat: hun wierd met nadruk aanbevolen , van vooral toetezien, dat zy de geestelyke bedieningen aan geene onwaardige perfoonen toebetrouwden. — Daarenboven wierden zeer veele Kloosters geheel vernietigd, doordien men ze liet uitfterven, en verbood om nieuwelingen aanteneemen: ook wierd den Monnikken verbooden , om iemand als Superieur, [of Klooster-beftierder] aanteneemen, dan een geboren Toskaner, en om buiten weeten der Regeering geld uit het Land te zenden. In de laatfte jaaren heeft hy het aangematigd gezag van den Pausfelyken Nuntius in Toskane geheel vernietigd, en hierdoor, meer nog dan door alle voorgaande inrichtingen , de Kerkelyke macht der Bisfchoppen , maar ook tevens hunne verantwoording, vermeerderd en vergroot; in hunne Bisdommen heeft nu niemand, dan zy alleen, te beveelen; maar daardoor heeft dc Regeering ook het recht om hun alleen rekeufchap afteeisfehen van alles wat 'er in hun Sticht voorvalt.— De Bisfchop van Piftoja , wierd door hem op het krachtigst onderfteund, in die nuttige hervorming, die hy in zyn Bisdom aanvankelyk ondernam j hy verdedigde dien braaven Kerkvoogd tegen alles wat zyne vyanden, uit verkleefdheid aan den Pausfelyken ftoel, tegen hem ondernamen, om ware het mogelyk hem geheel te onder te brengen, of ten minften zyne oog. merken te verydelen; ten dien einde befchermde hy dc Kerkvergadering van Piftoja die in den jaare 1786 wierd gehouden: en men kan het geenzins aan dezen Vorst wyten, dat de Vergadering van Bisfchoppen  en k er K-hervorming. l6jT pen te Tóskane (*), die hy by een geroepen had, om toebereidzelen te maaken tot een Nationaale Kerkvergadering, niet beantwoorde aan de verwachting , die men van haar gehad had. —— Dan ook hierin beantwoorde leopold aan het karakter van een waarlyk verlicht en weldenkend man. Wel verre van de bygelovige , domme, en aan de belangen van het roomfche hof verkleefde Bisfchoppen te dwingen, tot het omhelzen van zyne grondbeginzelen, zo als misfchien de meeste anderen, misfchien zelfs wel Proteftantfche , Vorften zouden gedaan hebben; eerbiedigde hy zelf hunne befluiten, en verkeerde denkwyze ; hy zag, dat de tyd nog niet gebooren was , om eene algemeene hervorming tot ftand te brengen.; en vergenoegde zich met eenige fchikkingen te hebben gemaakt, die alleen van hem afhingen, zonder dat hy daardoor de rechten van de Kerk eenigermate krenkte. — Dit had hy 'er althans mede gewonnen, dat eenige Bisfchoppen in zyn land dezelfde denkwyze omhelsden, als de Bisfchop van Piftoja , en dus de algemeene verlichting in hunne bisdommen zullen bevorderen, tot dat eindelyk de tyd (*) De handelingen van deze Kerkvergadering zyn in'het italiaansch in verfcheiden banden, (ik meen in 8 banden) uitgekomen, en van dezelve word thans te Barabergeene vertaaling gedrukt in vier banden in O&avo. —- Zy ftrekken den meesten Bisfchoppen zeer weinig tot eer. — Profesfor plamck in Goettingen heeft in het eerfte en twede deel van zyne neuejlt Religionsgefchicke, een begin gemaakt, met een zeer fraai en naauwkeurig bericht van dezelve, in verband met de Kerkvergadering te Piftoja, te geeven. Janm, van den Schryver. L 4  168 over se italiaanschè hooge schoolen tyd ter algemeene hervorming geboren word. Men heeft ten minften in Toskana een begin gemaakt met de Kerkhervorming, het denkbeeld van misbruiken en gebreken onder de oude Godsdienftige inrichting, 't welk te voren zo vreemd en onverdragelyk was, word onder het volk meer gemeen; het verftandigfte gedeelte des volks word van tyd tot tyd meer en meer overtuigd van de noodzakelykheid eener hervorming; en de jonge geestelyken, die in dit Kweekfchool te Piftoja, en op de Hooge School te Siena onderwezen worden, ontvangen geregelder onderwys, meer ge* fchikt naar het oogmerk van den Groothertog, en dus zullen 'er met den tyd meer mannen gevormd worden die zyne edelaartige pogingen willen onderfteunen. Monfignor scipionede ricci, Bisfchop van Piftoja en Prato is zeker onder alle de roomfche geestelyken by uitftck vermaard. Hy ftamt af uit eene Adelyke familie in dit Groothertogdom, nog jong zynde verkreeg hy reeds deze aanzienlyke waardigheid door toedoen van den Groothertog. Hoewel hy door de Jefuiten, wien toen ter tyd het onderwys der jeugd toebetrouwd was, wierd onderricht, en de laatfte Generaal van deze Orde zyn bloedverwant was, heeft hy echter nooit hunne grondbeginzels omhelsd ; veeleer was hy hun geflagen vyand, 't welk hy voornamelyk aan den dag leide door zyne 'gemeenzaamheid met de Janfenisten in Italië, Frankryk 'cn Utrecht. By de aanvaarding van zyn ambt, had 'het bygeloof in zyn bisdom geheel en al de overhand. In de Stad Piftoja, waarin bykans negen duizend inl woopers zyn , waren agtien Kloosters "van beiderly fexe4  EN KERK-HERVORMING. ificf fexe, waarvan de Regeering terftond veertien , op zyn aanhouden, introk. De Kerken waren opgevuld met Altaaren, Reliquien, wonderdaadige beelden en andere voorwerpen van bygclovigcn eerbied. — Hy begon dezelve aanvankelyk te verminderen: liet eenige Altaaren wegneemen , of maakte dezelve geheel onbruikbaar door het wegneemen van de gewyde altaarfteencn; en liet in elke Kerk niet meer dan één hoog-altaar. Tevens had hy ten oogmerk, omniet flechts den beeldendienst aftefchaffen, maar ook het misbruik, 't welk van de ziel-misfen gemaakt wierd, zo veel doenlyk was, te weeren. Hoenoodzakelyk dit laatfte in 't byzonder was, kan men gemakkelyk nagaan, wanneer men in aanmerking neemt, dat in de Stad Piftoja jaarlyks zestien duizend zielmisfen moesten gelezen worden, die meest alle door de ingezetenen waren verordend, en waarvan de geestelyken jaarlyks meer dan zestig duizend Ryksdaalders trokken. Deze aanzienlyke fom wierd tot een veel beter einde befteed; de jaarwedden der Priesters op het land wierden daarvan vermeerderd , en de zielmisfen, die 'er voordaan gelezen worden, kosten geen geld, waarmede het volk, gelyk men ligt begrypen kan, zeer wel te vreden is. — Door het wegneemen van de Reliquien wierden zeer veel bedriegeryen ontdekt: men vond onder anderen zogenoemde gebeenten van Heiligen, die van linnen vervaardigd en vernist waren. 'Er bleeven geene andere gebeenten,dan van wier echtheid men eenigermate op gronden van waarfchynlykheid overtuigd was. De overigen wierden alle onder het hoog-altaar in dc Domkerk begraven. De groote menigte Misfcn gaf aanleiding dat L 5 veele  lfö OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN veele geestelyke zich hiermede bezig hielden, en uit dien hoofde de wying tot Priester verzochten en verkregen, al was het dat zy geen ambt hadden: ook dit misbruik fchafte hy af, en verordende, dat voordaan niemand tot Priester zou geordend worden, ten zy dan dat hy dadelyk een ambt had. Hy behandelde de Monnikken als Leeken, en bemoeide zich zeer weinig met hunne huishoudelyke omftandigheden, boetedoeningen, en overigen godsdienftigen omflag in de Kloosters. Maar aan den anderen kant maakte hy ras gebruik van het recht, 't welk hem als Bisfchop volgends de oude wetten van Toskane over de Kloosters toekwam, en waarby geen een Klooster ontfiagen was, hoewel men in voorgaande tyden dit recht had verwaarloosd; en zond, uit kracht van dien, de Monnikken na die plaatfen op het platte land, waar het aan geestelyken ontbrak. In de Stad Prato , waar ontelbaar veele Kloosters en Monnikken waren, liet hy de Klooster-kerken , die het bygeloof te zeer koesterden, fluiten, ten einde ze geen afbreuk zouden doen aan dc Parochie-kerken: de toegang tot dezelve bleef alleen open voor de Kloosterlingen, voor welke ze by haaren eerften aanleg gefchikt waren. — Degeleerde onderwyzingen in de Kloosters kon hy nog nietten eenemaal affchaffen, zo als in de Keizerlyke landen;maar dewyl de Monnikken geheel en al onder zyn opzicht ftonden, onderzocht hy hen dikwils, en had daardoor gelegenheid om de algemeene domheid en onkunde die 'er in de Kloosters heerschte te leeren kennen. — Hierom wilde hy geen Monnik tot Priester ordenen, dan die ten minften zich geoefend had in zyn werk, genoemd Acadania ecclefiajlica, waarvan, ik  EN IC E R K-H E R. V O R M I N G. I~I ik beneden breeder zal handelen. Langs dezen weg deed hy de Monnikken veel meer afbreuk, dan hy anders zou hebben kunnen doen. — Ook wierd hy wel genoodzaakt om de Monnikken in den band te houden , en hunnen fchadelyken invloed te keer te gaan, dewyl zy, en voornamelyk de Bedel-monnikken, en onder deze de Franciskaanen wel in 't byzonder, zyne gezwooren vyanden waren. Wanneer zy het land doorgingen om de giften intezamelen, en by die gelegenheid in de Kerken op het platte land op de biecht zaten, zochten zy het volk tegen den Groothertog en den Bisfchop op te hitfen, en doorgaans was hun antwoord, op de klagten van het volk, dat men de zaak aan God moest opdraagen. Met zeer veel moeite wist hy het eindelyk zo verre te brengen, dat dez'eknaapen niet meer op de biecht mogten zitten, dan alleen in de Kloosters.— Men kan gemakkelyk begrypen, dat het volk, door-de Monnikken opgeruid, niet zeer te vre~ den was met de handelwyze van den Bisfchop,maar aan den anderen kant wierd hy kragtig onderfteund door de waereldlyke Priesters , die nooit zo fterk door vooroordeelen beneveld zyn, dan de Monnikken, en wier belang hen van zelf daartoe bewoog, om de zyde van den Bisfchop te kiezen, dewyl zy door de nieuwe inrichtingen veele van hunne oude rechten weder er. langden, die hun te vooren door de Bisfchoppen en door de Monnikken ontnomen waren. Daarenboven had de Bisfchop de gewoonte, om hen in alle de gewichtige aangelegenheden van zyn bisdom te raadplecgen; ook bezorgde hy hun eene vasté jaarwedde uit dc geestelyke goederen, daar zy te vooren alleen van de giften, en van de inkomften der vaste goederen, die  172 over de italiaanschè hooge schoolen die by de Parochie behoorden hadden moeten beftaan. —• Langs dien weg wist hy het grootfte gedeelte van de waereldlyke geestelyken op zynen zyde te brengen: te meer daar hy door zyn vriendelyke karakter, door zyn' opregten yver voor het goede, en door zyn' afkeer van alle onrechtmatige overheerfching hunne liefde en genegenheid won. 'Er waren zelfs'oude Priesters , die geheel andere denkbeelden omtrend den Godsdienst koesterden, en echter gebruik maakten van zyne onderwyzingen en van hunne verkeerde denkwyze afftand deeden. Op de Kerkvergadering, die hy in den jaare 1786 in zyn Bisdom beleidde, wierden alle zyne voorgeflagcne verbeteringen door de geheele geestelykheid goedgekeurd; voor zeker een fterk bewys, van het nut, het welk hy gefticht heeft, en dat in zyn Bisdom een aanmerkelyke ftap tot verbetering gemaakt is. — Behalven de misbruiken, die geheel zichtbaar waren , uit hoofde van den zeer nadeeligen invloed, dien ze op de goede zeden hadden, waren 'er ook andere, die zeer naauw verbonden waren met het gees. telyke gezag van den roomfchen ftoel. Deze taste hy insgelyks en met eene onvoorbeeldige ftoutmoedigheïd aan. Hy zuiverde den Almanak van eenige Heiligen , die eeuwen herwaards het voorwerp van eerbied en aanbidding by het volk geweest waren. Onder anderen liet hy den naam van gregorius den zevenden, en van eenige andere heiligen , wier levensbefchryvingen vervalscht waren , doorhaalen. Ook wilde hy het breviarium zuiveren, waartoe hy uit kracht van zyne Bisfchoppelyke waardigheid, in zyn Sticht gerechtigd was; maar 't welk  EN KÉRK-HErVORMING. 173 welk voor hem nog niemand ondernomen had: waarom deze ftap, voor alle anderen, het meeste opzien baardde, en in 't byzonder te Rome ten kwaaden geduid wierd. Ik weet niet beter, of hy heeft zyn oogmerk ten minften in zo verre bereikt, dat deze verbeteringen in de bovengenoemde Kerkvergadering zyn aangenomen. Dan in het zekere kan ik hier niets van zeggen, doordien de handelingen van deze Vergadering eerst gedrukt zyn , naadat ik Italië verlaaten heb (*) en te vooren langen tyd bedekt gehouden wierden. — By de Mis heeft hy groote veranderingen gemaakt, waarby deze plechtigheid, die een groot gedeelte van den openbaaren Godsdienst by de Roomschgezinden uitmaakt, veel nuttige voor den gemeenen man geworden is. — Volgens deze inrichting moeten de Priesters in alle de hoofdkerken, naadat de helft van de Mis , en het Euangelie van dien dag gelezen is, dit Euangelie in het italiaansch verklaaren, en daarover eene korte redevoering houden , waarnaa het overige der Mis gelezen word. —. Dit gebruik plagt alleen plaats te hebben op zommige plaatfen op het Land, dan door zyne fchikking is het algemeen gemaakt. Onder anderen heb ik eens eene zeer goede leerrede van dien aangehoord, die zeer naar de vatbaarheid des Volks ingericht was: ik kon duidelyk befpeuren, dat het Volk veel oplettender was, dan het doorgaans by de Mis is; zyn aandacht C) Eindelyk zyn deze handelingen uitgekomen onder den titel : Afta et decreta fynodi diocefanae Piftorienfis anng 1786. — Ticini 1786. 2 deelen in 89. Avim. van dm Schryvir.  174 OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCH00LEN dacht fchynt zich dan alleen te bepaalen by de inzegening (ConfecraUc) en het opheffen van dc hostie. — Ook droeg hy zorg voor het onderwys des Volks door op eiken Zondag morgen eene Güthechifatie vast te fteilen; dit was eene voortreffelyke gelegenheid voor de ftudenten van het Bisfchoppelyk Kweekfchool om zich te oefenen. Ik ontdekte, by gelegenheid dat ik dezelve bywoonde, dat de onderwyzers zeer veel bekwaamheid bezaten, om zich naar de vatbaarheid van hunne toehoorders te kunnen fchikken ; en dat de leerlingen zeer goed onderwezen wierden, en oplettend waren op het onderwys, 't welk 'er gegeven wierd. Boven dit alles heeft deze eerwaardige Kerkvoogd nog van veele andere heerfchende gebreken in de Kerk gewag gemaakt, in zyn voortreffelyke herderlyke brieven, waarvan reeds verfcheiden banden uitgekomen zyn; (*), zy zyn ook buiten Italië zeer bekend, voornamelyk zints de eerwaardige en weldenkende Aartsbisfchop vanSaltsburg, één derzelve ten diende van zyn Aartsbisdom heeft laaten vertaaien en uitgeeven (t> In eene van deze yvert hy zeer fterk tegen de (*) Lettre pqflorali di Monfign. Scipione ds Ricci Vejcoro di Piftoja e Prato Piftoja 1782 en 1784. 8°. Injlruzione generale fulle verita Criftiane in forma di Catechismo ad ufo delle Citta e diocefi di Piftoja e Prato. Venezia 1782. 3 B. in 89. (]) Hirtenbrief dis Bisfchofs von Piftoja und Prato, bey Gelegenheit, wo er feinen unterhabenden Pfarrem elne landsherrlichs Verordnung wegen der Gemeinfammlungen kund macht, und den Pajloral-Unterricht des Erzbisfchofs von Salzburg mittheilt und tmpftett, Saltfnirg 1783.  EN K E R K-H ER VORMING. 175 de aanbidding van het hart van Jezus; welk gebruik eene loutere uitvinding der Jefuiten is, waardoor zy langzaamerhand weder ingang zochten te verkrygen. Dit alles heeft deze braave Kerkvoogd reeds uitgevoerd in den jaare 1785., toen hy naauwlyks drie jaaren Bisfchop was geweest. En zints dien tyd is de hervorming met nog grooter fehreden voortgegaan, in 't byzonder naa de merkwaardige Kerkvergadering te Piftoja, waarin alle de Priesters van zyn Sticht met hem eenftemmig waren. Dan ik kan, om de boven aangehaalde rede hiervan geen naauwkeuriger verflag geeven. Men moet bekennen, dat deze Kerkvergadering een zeer merkwaardig, maar tevens vreemd verfchynzel was, aan den italiaanfchen Kerkhemel; dat de befiuiten van dezelve eene verwonderenswaar- dige onverfchrokkenheid aanduidden. Ja men mag vry zeker vastftellen, dat byaldien Tamburini hier niet tegenwoordig geweest was, de yver van de hier by een gekomen geestelyken nog grooter geweest zou zyn, en zy nog ftouter ftappen zou gewaagd hebben. Deze man kende de waereld beter, dan deze dorpsgeestelyken,die by alle welmeenenheid geen wysheid genoeg bezaten; — en hy onderfteunde den meer bezadigden en verftandigen Bisfchop, zo dat de yver der overigen meer gematigd, en den vyand de gelegenheid benomen wierd, om den fpot te dryven met eene Kerkvergadering, die hoe vreemd ook in veeier ooren, echter in haaren aanleg geheel overeenkomstig was met de befiuiten van de Kerkvergadering van Trente, die de Bisfchoppen niet flechts de vryheid geeft, maar zelf beveelt, om alle drie jaaren byzondere Kerkelyke vergaderingen in huflne Bisdommen te be-  %7& OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN beleggen. — Ik was te Rome toen deze Kerkvergadering wierd gehouden. Noodzaakelyke bezigheden, die ik volftrekt niet uitftellen kon, verhinderden my om na Piftoja te gaan,en my te bedienen van eene gelegenheid, die ik waarfchynlyk nooit weder zal hebben, om eene roomfche Kerkvergadering te zien. Ik heb 'er echter in Rome genoeg van gehoord, en elk was even zeer bezig, om zyne fpotternyen met deze Kerkvergaderingen met de ftoutheid van dien kleinen Bisfchop openlyk uitteventen. Braave en verftandige mannen billykten over hét algemeen de handelwyze van den Bisfchop, dan zy waren met deze en geene handelingen niet te vreden: in 't algemeen oordeelde men, dat daar de befiuiten van eene zo kleine Kerkvergadering, die zich alleen bepaalde by den omtrek van dat Bisdom, ook in hetzelve alleen van verbindende kracht was, men in zommige ftukken tevoorbaarig te werk gegaan was.— En dit oordeel was niet ten eenemaal zonder rede , naardien zodanige befiuiten voor het vervolg te onzeker zyn. — Tot dus verre heb ik flechts melding gedaan van de nuttige inrichtingen, die door den Bisfchop in zyn Sticht worden gemaakt, met oogmerk om eene meerdere verlichting aan het Volk te verfchaffen: dan het groote werk van dezen man, en het uitgebreide nut, hetwelk hy ftichtte, blyft hierby niet bepaald. Zo volvaardig als hy aan den eenen kant is, om aftezien van alle waereldlyke macht, 't welk hy vooral getoond heeft in vrywillig afftand te doen van alle de Leengoederen ■, die het Bisdom bezat, en waaronder ook een onmiddelyk Keizerlyk of Ryks leengoed is, zo yverig is hy aan den anderen kant in de  EN K e R k- H e R V O R m I N g. 177 de verdediging van de oude Bisfchoppelyke rechten. Hoewel de Bisfchop van Piftoja onder den AartsRSsfchop van Florence ftaat, zo heeft deze Kerkvoogd echter zeer weinig invloed op het fticht Piftoja, naardien één van de voorgaande Bisfchoppen, in een pleidooi met den Aartsbisfchop van Florence,zich op de eerfte algemeene Kerkvergadering heeft beroepen, en deze zaak nog niet beflist is. Dan tegen het roomfche hof houd hy manmoedig zyne rechten ftaande ; hy duld geene de minfte inbreuken van die zyde op zyn Bisfchoppelyk gezag: voor het overige houd hy zich ftipt aan de Kerkelyke wetten, en bewyst den Paus allen verfchuldigden eerbied, overeenkomftig het karakter van een man, die in hem den algemeenen Patriarch van Italië, en het middenpunt van de vereeni. ging der Kerke befchouwt. In de hervorming van den Kerkelyken toeftand van zyn fticht volgde hy het denkbeeldig ontwerp der eerfte Christen-kerk, zo als zy in de herfenen van een Katholyk Godgeleerde , die niet verkleefd is aan de grondbeginzelen van den roomfchen ftoel, beftaat. Hierom zoekt hy de groote macht van den Paus te verzwakken, de rechten der Bisfchoppen te herftellen, en de Priesters meer invloed in het Kerkelyk beftier van het bisdom te doen hebben, dan zy te vooren bezaten. Eene zeer merkwaardige gebeurenis, van wier echtheid ik verzekerd ben, toont in 't byzonder hoe kloekmoedig deze Bisfchop is in het handhaaven zyner rechten, en hoe gerust hy op de hulp van zynen Vorst kan ftaat maaken. Eene jonge weduwe te Piftoja wilde met den broeder van haaren overleden Echtgenoot in 't huwelyk treeden, en verzocht ten dien einde III. peel. M den  I78 OVER. DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOEEN den Bisfchop, dat hy haar dit wilde veroorlooven. De. ze Weigert het; waarop dit paar zich by den Groothertog vervoegde, die, op ingekomen bericht van den Bisfchop , de Echtverbindtenis verbood, onder bedreiging, dat zy van geene de minfte kracht zou zyn. — Toen deze twee verliefden hun oogmerk in Piftoja niet be« reiken konden, namen zy hun toevlucht tot den Paus; men was te Rome zeer gereed met deze Dispenfatic, en voor eens vyf honderd fcudi zagen zy zich in de gelegenheid, om te Rome hun huwelyk te kunnen fluiten: zy trouwden en bleeven één jaar te Rome, tot dat hun echt met een zoon gezegend was, waarop zy na Toskane te rug keerden. Hier begaven zy.zich het eerst by den Groothertog, die hun fpoedig vergiffenis verleende van wegen hunne ongehoorzaamheid omtrend zyn bevel, dan, wat hun huwelyk betrof , zond hy hen naar den Bisfchop. Deze beleide over deze zaak eene Confiftorie, waarin hy, in weerwil van de Pausfelyke dispenfatie, het geheele huwelyk vernietigde , en beide perfoonen de Kerkelyke boetedoening opleide. Naa dat dit afgelopen was,, verzochten zy op nieuw van den Bisfchop, verlof om te mogen trouwen, om dat zy te zanten reeds een kind geteeld hadden: op dit verzoek volgde deBisfchoppelyke Approbatie, en zy wierden te Piftoja andermaal getrouwd. — Deze gebeurenis word van veelen aangemerkt als de hoofdoorzaak van den haat der Romeinen tegen den Bisfchop. Denzelfden yver, waarmede deze voortreffelyke man zyne Rechten als Bisfchop in zyn fticht. heeft weeten te handhaaven, tegen de ondermyningen van den roomfchen ftoel, betoont hy ook in het inftand- hou-  E N K E R K> K Ë R V O R M I N G. houden en bevestigen dier nuttige inrichtingen, die hy aanvankelyk gemaakt heeft. Ten dien einde zoekt hy in 't byzonder mannen aantekweeken , die van jongs af zoortgelyke grondbeginzelen hebben ingezogen ; om deze in 't vervolg in de geestelyke ambten te plaatfen. — 'Er zyn in Piftoja twee gedichten, die beide onder het opzicht van den Bisfchop ftaan: het eene is het Bisfchoppelyk Kweekfchool, en het ander is eene door l e ó p o l d in den jaare i -82 Gedichte Hooge School, die naar haaren dichter Acad& mia Leopldina genoemd is. Hu Kweekfchool ligt ia een afgelegen oord der Stad, ter plaatfe wa..r voor heen een Nonnen-klooster dond, en is zo geit-hikt 9 dat de bedierders en opzieners van hetzelve gemakkelyk, al wat in het gebouw zelve voorvalt, kunnen gadeflaan. In dit Kweekfchool worden die geuien , welke zich op de wetenfchappen willen toeleggen Van hun zevende of achtde jaar af onderweezen inde fraaie letteren, zonder dat men hier eenigzins in aanmerking neemt, of zy geestelyken willen worden dan niet. Kie? zen zy in 't vervolg , wanneer zy tot jaaren van enderfcheid gekomen zyn, den geestelyken ftand, dan worden zy in de Academia Leopldina geplaatst, alwaar zy meer vryheid genieten, hoewel zy ook nog onder eenig opzicht daan: 'er moet echter minder bepaaling plaats hebben, om dat 'er verfcheiden zyn, die reeds volwasfen en tot Djaconi of tot Priesters g§wyd zyn. — De Boekery is niet groot maar uitgele« zen; men vind 'er voornamelyk cie werken van ar« nauld en van andere voordanders en verdedigers Van de vryheden en voorrechten der Gallikaanfche Kerk, — Hoe vreemd dit in den eerden opflag mag M a fchy»  l8o over de italiaanfche hooge schooeen fchynen, men zal 'er zich niet over verwonderen, wanneer men weet, dat de roomfche lyst van verboden boeken in dit Bisdom een verboden boek is. De Bisfchop veroorlooft de ftudenten het leezen van zeer veel boeken, die op deze lyst ftaan ; en pryst hun voornamelyk de werken van arnauld, fenrion, bossuet, en andere verdedigers der Gallikaanfche Kerk zeer ernstig aan: zelfs heeft hy zommige van deze boeken in het italiaansch doen vertaaien, en in zyne boekery te Piftoja laaten drukken, om dezelve daardoor meer algemeen te doen bekend worden. — De Hooge School te Pavia heeft voor dit Kweekfchool reeds verfcheiden bekwaame onderwyzers uitgeleverd; zy ftaat ook in goede verftand•houding met de Kerk te Piftoja: en deze, benevens Siëna,mag men als het middenpunt van de Janfenisten in Italië aanmerken. De oogmerken van den braaven Bisfchop zyn echter nog niet geheel bereikt: de menfchen zyn nog niet verlicht genoeg, om zich te wachten voor de dweeperyen van het zamenftel van jan* senius, en om den veiligen middenweg tusfchen het Molinismus (*) en Janfenismus te kunnen vinden. — Zie (*) „ Deze benaming is afkomstig van den Spaanfchen Jeu luit ludovicus moliha, Hoogleeraar in de Godge„ leerdheid te Ebora in Portugal. Door deze worden zoda» nige Roomsch • Katolyke aangewezen, welke fchynen over „ te hellen tot de leerftellingen wegens de genade en den vryen wil, welke beweerd worden in tegenftelling van die « van 4UOWSTINvs" Mosheim Kerkel.Cefchied. 6. d.p. 353.. De Fertaaler.  EN KERK-HER.VGR.MING. l8l Zie daar het belangrykfte en merkwaardigfte van Piftoja Ik heb deze berichten opgedaan op eene reis derwaards, die ik ondernam met oogmerk om den Bisfchop te leeren kennen,en naauwkeurig onderzoek te doen naar den toeftand van zaaken. Deze tocht, dien ik ter bereiking van de oogmerken myner reize volftrekt niet achterwege kon laaten, wierd in Italië als een vreemd verfchynzel befchouwd, en baarde veel opzien. 'Er wierd bericht van gegeven te Rome, en ik vond aldaar veel menfchen, in wier gunst en voorfpraak ik belang had, die tegen my vooringenomen waren, om dat men my voor een vriend van den Bisfchop hield. — Men kon in 't minst niet bevroeden, welk belang een Proteftant 'er by kon hebben, om zo naauwkeurig van den inwendigen toeftand der Katholyke Kerk onderricht te worden. — In 't eerst had ik veel moeite om deze nadeelige indrukken te overwinnen; dan aan den anderen kant had ik van den Bisfchop brieven van voorfchryving, die my den weg baanden tot veele mannen van geleerdheid, door wier invloed ik toegang verkreeg tot verfcheiden geleerde konst- en boekverzamelingen , waartoe ik anderzins zo ligt geen gelegenheid zou gehad hebben. Men kan ligt begrypen, dat men te Rome niet zeer te vreden is met den hervormingen van den Bisfchop van Piftoja. De domme Priesterfchaar, en dweepzieke Monnikken fchreeuwden luidkeels van banblikzems, die hem eerlang zullen treffen: dikwils verhaalt men elkander, dat hy reeds op den Engelsburg gevangen zit. Toen ik te Rome zynde, dit kasteel bezag, wierd my een vertrek aangewezen, 't welk men zeide beftemt te zyn voor een Toskaansch Bisfchop-, M 3 die  l8ü OVER EE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN die willekeurig het breviarium veranderd had. Des Jefuiten, die zyne gezworen vyandcn zyn,zoeken elk een tegen hem optehetzen: daarentegen heeft hy by veele verftandige Romeinen groote achting, men pryst hem uit hoofde van zyne edelaartige bedoelingen, men keurt zynen pogingen goed; alleenlyk word de wyze, waarop hy de dingen behandelt, door verftandigen wel eens afgekeurd : en deze oordeel en in veelen opzichte niet geheel en al verkeerd (*•). Men wil, dat de heilige Vader zeer veel hoogachting voor zyn perfoon hebbe; ook is het zeer waarfchynlyk, dat de Kommisfie van Bisfchoppen en Godgeleerden, die te Rome benoemd is,om alle zyne hervormingen en veranderingen te onderzoeken, hem van alle befchuldi- gin- (*) Men kan niet ontkennen, dat hy dikwils zeer onvoor. 2-ichtig te werk gaat, en zeer onberadene Happen doet, waardoor hy zyne vyanden zeer veele gelegenheid geeft om hem aanteianden ln eene opdragt voor het 7de deel van de kleine ftuk'es, die hy uit het fransch laat vertaa.len en uitgeeft, had Êy onder anderen, beweert „ dat men den menfchen nood„ wendig de waarheid moest leeren, en de onrechtmatige eis. „ fchen van Babel moest ontleeden, waardoor de aart en „ natuur van het Kerkelyk gezag, van de Kerk, en van de „ waereldlyke macht in wanorde gebragt of geheel vernietigd H en opgeheven word; daar toch de Vorften hunne macht j, alleen van God hebben.4' Toen dit ftuk in de Geornale ecclefiatko di Roma beoordeeld wierd, gebruikte de beoordee'.aar de vryheid, van 'er bytevoegen, dat wanneer men dit in een buitenlandsch gefchrift las, elk braaf Katholyk zou denken, dat dit van een heimelyk Proteftant kwam, die in dc hitte zyner razerny fchreef, dat men Babyion, dat is de jfoomfchc Kerk, moest ontvluchten.  en kerk-iiervo r m i n g. 183 gingen, die tegen hem ingebragt zyn, zal vryfpreekan, en de Paus, die altoos met zéér veel achting van hem fpreekt en aan hem fchryft,door eene plechtige uitfpraak alle zyne veranderingen zal bevestigen, en andere Bisfchoppen zal aanmoedigeu om zyn voetfpoor te volgen (*)• Thans dien ik nog wel verflag te doen van den toeftand der twee vermaarde Hooge Schooien in het Groothertogdom Toskane, de eene te Pifa en de andere te Sié'na. Zonder eenig gewag te maaken van derzelver alouden toeftand-, of van die vermaarde mannen, die in de voorgaande en het begin van deze eeuw het cieraad in 't byzonder van de Akademie tc Pifa waren, gaa ik terftond tot den tegenwoordigen toeftand over, om, 1 géén ik daarvan, geduurende myn kort verblyf, heb kunnen byeenzamelen, mede te deelen. Ik begin dan met de eerfte. De Hooge School ftaat onder het opzicht van een Kahcëlier, of Proveditore generale de fludii: deze waardigheid word thans bekleed door Monfignor fabbroni, Prior van de Rid- (*) De braave Bisfchop heeft eindelyk voor zyne vyanden moeten zwichten. Toen leopold de twede isa Keizerlyken Troon beklom, moest hy afftand doen van zyn Bisdom. Zyn opvolger leeft in de beste harmonie met den roomfchen ftoél. Dé Bisfchop ricci hnud zyn verblyf te Milaan. De byzondere omftandigheden van zynen afftand zyn my niet bekend. — Aanin, van den Schryver. M 4  r«4 over de italiaanschè hooge schooeen Ridderorde van den ilstephanus; een man , zeer vermaard door zyne fchriften, waaronder twee in 't byzonder aanmerking verdienen: het eene is getiteld, Vüa laurentia magnifici, waarin verfcheiden onbekende Diphmen zyn, en het ander, yita bominum Üluftriurn; dit laatfte is een werk van veertien deelen. Hyis zeer ver gevorderd in de romeinfche letterkunde, en fchryft zeer fraai latyn. Het lot van meest alle Kancelieren aan de Hooge Schooien is ook het zyne; indien hunne verdienften niet zo uitftekcnd groot zyn, dat hun naam alleen reeds hoogachting en eerbied verwekte; dan worden ze doorgaans weinig geacht van de Hoogleeraaren : en zo gaat het dezen man insgelyks; zy zyn alle tegen hem. Hy heeft een gerechtshof, waarvoor alle Hoogleeraaren en Studenten over allerlei misdaaden, zo burgerlyke als lyfftraffelyke gevonnisd worden. — Het fonds van deze Hooge School is niet onaau-. zienlyk; men rekent dat haare jaarlykfche inkomften zestien duizend fcudi bedraagen: deze penningen ftaan onder het beftier van den Kancelier. Het aantal der Studenten is gering; de meesten zyn uit dit Groothertogdom, en verre het kleinfte gedeelte beftaat uit ingezetenen der overige italiaanfche landen: hoewel verfcheiden natiën hier haare byzondere Kollegien hebben, waarin de Studenten onderhouden worden. De Aartsbisfchop van Pifa heeft daarenboven nog een Kweekfchool, waarin de Geestelyken, die tot zyn Bisdom behooren, opgeleid worden; en ook hierdoor lydt de Hooge School een aanmerkelyk verlies. — - Men fchat het geheele getal van perfoonen, die tot de fchoolen, het Kweekfchool, en dc Akademie behooren,  en k e r k-ii e r v o r m i n g. 185 ren, op duizend, waaronder dan nog de Hoogleeraaren, de overige onderwyzers, en de bedienden geteld worden, en dus zal het getal van ftudenten niet hooger dan drie honderd zyn. —- Deze Hooge School, die te vooren zeer vermaard was, is, gelyk alle de overigen in Italië, in een diep verval geraakt; dan door de waakzaame zorg van den Groothertog [leopold] aanzienlyk gerezen, zo dat men 'er thans de waardigfte en geleerdfte mannen ontmoet. Voornamelyk munt de Rechtsgeleerde Faculteit boven andere uit ; men houd ze voor de bekwaamfte in geheel Italië. Onder anderen is 'er een zeer bekwaam Hoogleeraar, lampredi genaamd; behalven eenige kleine ftukjes over den alouden toeftand van Hetrurie, heeft hy ook een uitgelezen werk gefchreven over het recht der natuur en der volkeren. Hy heeft eene klaare en duidelyke manier van onderwys , ook zyn zyne lesfen meer op den duitfehen leest gefchoeid, als wel die der overige Hoogleeraaren in Italië: hy behandelt de onderwerpen meer beknopt, en aaneengefchakeld, dan zyne ambtgenooten. Ik heb hem verfcheiden keeren gehoord over de tegen, woordige ftaatsgefteldheid van Spanje. — De Hoogleeraar v a n u c h 1, die over het Leenrecht lesfen -houd, onderfcheid zich insgelyks in zyne wyze van voorftel van de overige Hoogleeraaren ; door alles beknopter en naauwkeuriger te behandelen.—Voords is het te Pifa, gelyk als op alle andere Hooge Schooien van Italië; de Hoogleeraars leezen een zeer breedvoerig vertoog, en helderen dit naderhand in hunne byzondere lesfen nader op: en dit laatfte is te meer noodzaakelyk, doordien de ftudenten buiten dien weinig M 5 dienst  l8Ó over de italiaanschè hooge schoolen dienst zouden hebben van deze lesfen, die alle in de latynfche taal gehouden worden. — Daarenboven zyn 'er bepaalde dagen en uuren, waarop dit onderwys gegeven word, zo dat elk Hoogleeraar verplicht is, om jaarlyks zeventig uuren in het openbaar, en honderd uuren in het byzonder, les te geeven: hoewel de meesten het byzonder onderwys geheel achter wege laaten. — In 't gemeen word 'er zeer geklaagd over gebrek aan yver in het ftudeeren: zelden houd men zich bezig met de wetenfchappen, dan voor zo verre ze eene kostwinning zyn;en dan heeft een Geestelyke in de roomfche Kerk en een Rechtsgeleerde weinig nodig. Van daar, dat de fraaie konften en wetenfchappen hier zo weinig aanmoediging vinden, en dat de Wis- en Natuur-kunde de Natuurlyke Historie en diergelyke meer, zo zeer in verval zyn. — De eerfte Hoogleeraar in de Godgeleerdheid is Pater adami, die langen tyd Géneraal van de Orde der Servictcn geweest is, én geduurende al dien tyd te Rome zyn verblyf had: geen wonder dierhalve dat 's mans denkwyze gefchoeid is naar die van het roomfche hof. — Van daar, dat hy op deze Hooge School van weinig dienst is, hoewel hy, voor 't overige een geleerd en achtenswaardig man is. — Zyne denkwyze heeft hem wel eens in eenige zwarigheden ingewikkèld , vooral toen hy in eene openbaare voorlezing beweerde, dat de Conftitutie Unigenitus als eene regelmaat des geloofs moest worden aangemerkt y't geen hem bykans in een penneftryd had ingewikkeld: dc zaak wierd echter in der minne vereffend. Hy bezit eene fraaie böckery, en in zyn Klooster te Florence heeft hy een zeer fraai Munt-kabinet, het welk hy  e n k e r k-h e r V o r m x n g. 187 te Rome aangelegd had. — Twee andere Hoogleeraaren in de Godgeleerdheid, p. matthei, een Minoriet, en p. salvador van Siëna, een Karmeliet, zyn van eene geheel tegenovergeftelde denkwyze: beide zyn geleerde en oordeelkundige mannen. Van den laatften hoorde ik eene voorlezing over de hinderpaalen van het huwelyk, waarin men duidelyk kon befpeuren, dat hy uit fchroom veel dingen achter wege liet, die hy wel zou hebben willen zeggen. Hy befchouwde het huwelyk in twederlei opzicht, als een Sakrament, en als een burgerlyk verdrag. Onder alle de Godgeleerden aan deze Hooge School was, naar myn oordeel, de Hoogleeraar vin centiüs fassini de geleerdfte. Hy is te Turin geboren; eerst was hy een Dominikaaner Monnik, naderhand wist hy zich van deze Orde te ontdaan. - Hy heeft zich voornamelyk toegelegd op de Kerkelyke Gefchiedenis, waarin hy zeer bedreven is: hierom zocht ik hem terftond op. Behalven verfcheiden ftukjes van minder aanbelang, heeft hy een werk uitgegeven de apoflolica euangeliorum origine; ook had hy nog een werk onder handen, onder den titel hiftoria facra Jfricae, waaraan hy reeds jaaren herwaards gearbeid had. Dit ftuk is van veel gewicht, om dat Schelstraaten en leydekkerhier zeer veele gapingen overgelaten hebben. Dan reeds in den jaare 1787 is hy overleden, en het is te vreezen dat zyne papieren niet in de regte handen gekomen zyn. Hy bezat eene fraaie boekery; zyne denkwyze was over 't algemeen opgeklaard, hoewel hy alledevooroordeeleu, die hy m het Klooster had ingezogen, niet kon te  188 over de italiaanschè hooge schoolen te boven komen. Hy kon het echter zeer wel veelen, dat andere niet zo dachten, als hy. — Zyn voordrag op den leerftoel was zeer omflagtig, en 't was vooral noodzaakelyk, dat hy zyne latynfche lesfen in de byzondere Kollegien in het italiaansch herhaalde. — De Hoogleeraar in de hebreeuwfche taal, malais i m a, is in Italië door een werk bekend geworden, waarin hy uit de boeken van moses wilde bewyzen, dat deVorften het recht over leven en dood volgends een goddelyk recht bezitten. Dit werk heeft weinig opgang gemaakt. De Hoogleeraar in de griekfche taal en fraaie letteren, p. antonioli, is een zeer geleerd man, maar op deze Hooge School van weinig dienst, doordien de griekfche taalkunde in Italië geheel verwaarloosd word, en de ftudenten geheel ongeoefend in dezelve op de Hooge Schooien komen, waarom hy verplicht is , om in zyne openbaare lesfen onderwys in de grondbeginzelen van deze taal te geeven : heeft hy eenige weinige leerlingen zo verre gebragt, dan kan hy met deze, in het byzonder onderwys , eerst een oud Schryver behandelen. In de Geneeskunde ben ik geheel onkundig, waarom ik den toeftand dezer wetenfchap op deze Hooge School niet kan beoordeelen. Dan myn reisgenoot, de Hoogleeraar v ahl, fprak met zeer veel achting van de Hoogleeraaren; als ook van den kruidkundigen tuin: deze is de oudfte in geheel Italië, en was oudtyds zeer vermaard, «i—• De tegenwoordige opziener van denzelven is de Hoogleeraar georgius san ti, hy geeft tevens les in de natuurlyke historie. Het natuurkundig kabinet is niet groot; ook was het nog niet geheel in order. Al wat in het kabi-  EN k e r k- V/ e r v o r m i N g. 189 kabinet van den Groothertog te Florence dubbeld is, word herwaards gezonden ; dit en de yver van den Hoogleeraar zal dit kabinet fpoedig doen toeneemen. De Hooglecraar pignotti, vermaard door de fraaie italiaanfche fabelen, geeft ook onderwys in de natuurlyke historie. Deze man is hier echter niet op zyne rechte plaats. — De Hoogleeraar r o s s 1 maakt veel werk van de Entomologie. Het Obfervatorium is zeer vermaard; de Hoogleeraar hop, een man die een grooten naam gemaakt heeft, is opziener over hetzelve. Om de twee jaaren moet 'er een deel met Verhandelingen over de Sterrekunde uitgegeven wor* den: dit houd de Sterrekundigen geduurig bezig.— De Akademie-boekery is klein; zy is in de grootfte wanorder en in verfcheiden kleine vertrekken verftrooid, waar ze niet naar behoren,kan geplaatst worden. Zy beftaat uit bykans twee - en - twintig duizend banden , en heeft naauwlyks honderd fcudi tot jaarlyks onderhoud, zo dat 'er aan geene aanzienlyke vermeerdering te denken is. — Eene andere boekery heeft de oude Kanunnik de albizis, Hoogleeraar in het Kerkelyke recht; waarvan men algemeen gebruik kon maaken. Hier was eene fraaie verzameling van oude Schryvers. Dan of deze boekery nog cp dezelfde wyze en tot hetzelfde einde beftaat, weet ik niet : de eigenaar derzelve was in de jaare 1785 reeds hoog bejaard. — In den jaare 1787 wierd op geene der italiaanfche Hooge Schooien een geleerd-tydfchrift uitgegeven, dan alleen hier (*). Alle drie maanden ziet een ftukje van (*) Op de aanzienlykfte duitfche Hooge Schooien worden ge-  iqo over de italiaadsche hooge sch00len van veertien tot zestien vellen, onder den naam van Geornak leticrario di Pifa het licht; het behelst beoordeelingen en uittrekzels uit italiaanfche en buitenlandfche werken. De verzamelaar van dit werk is Monfignor fobbroni; en de meeste Hoogleeraaren neemen deel in hetzelve. De nieuwfte berichten van deze Hooge School zyn te vinden in de brieven over Italië, die een geleerd Spaansch Exjefuit, d. juan an dres in den jaara 1786 te Madrid- uitgegeven heeft (*). Ik heb den Schryver zelve te Rome en te Napels leeren kennen. In dit werk vind men een brief uit Pifa, nopens de toeftand dezer Hooge School, die waarfchynlyk voordgevloeid is uit de pen van een Hoogleeraar, en in Italië zeer veel opzien gebaard heeft. Voor zo verre ik dit ftuk heb kunnen nagaan, zyn de berichten volkomen echt. -— . , . , De geleerde tydfchriften gefchreven, die het zy om de maand, of ajleweeke», of zelfs alle dagen uitgegeven worden. Een dc* Hoogleeraaren is de verzamelaar der ftukken,hy rsngfchiktze en bezorgd alles ter perfe, veele der overigen leveren beoor* deelingen in. Gewis eene nuttige fchikking. Men kan meer ftaat op de beoordèelingen maaken;en de Hoogleeraaren hebben eene gemakkelyke gelegenheid, om hunne aanmerkingen algemeen te maaken over de werken, die zy leezen, en, uit hoofde van hun ambt verpligt zyn te leezen. De Vertaaler. (*) Cartas familiares del Abate D. Juan Andres a fuo her-, mano U- Carlos Andres dandole noticia del viage, que hizo a varias cindadas de Itaüa en el Anno 1785 publicados per el mismo D. Carlos Madrid 1.710, Tom. 2. 82.  EN K ERK-IIERVOR 'A I N G. 191. De andere Toskaanfche Hooge School is te Siëna; zy is voor de Proteftantfche Godgeleerden van meer belang, dan die te Pifa, om dat zy, de zetel van het Janfenistendorn is:de Bisfchop van Piftoja word door haar in 't byzonder gerugfteund, naardien de Koogleeraaren dezelfde gevoelens omhelzen , en elk die hem in zyne Godsdienftige begrippen aanrand, ook deze mannen tevens aantast. — Men fchat het aantal der Studenten op twee honderd en vyftig; dit zou in Duitschland weinig betekenen, dan in Itaiie word dit reeds voor een annzienlyk aautal gerekend. Dc opziener en bezorger der Hooge School is guido saY.imi, een geleerd man, die tevens een zeer bcrninnelyk karakter heeft. — Ik was hem door den Bisfchop van Piftoja aanbevolen, en wierd zeer vriendelyk ontfangen; hierdoor kreeg ik gelegenheid om van alles , wat tpt deze Hooge School betrekking had,, naauwkeurig onderrecht te worden. ^ Hier kon de Groothertog het best fiaagen in de voorgenomene hervorming ; eene verandering, die van zeer veel gewicht is, verdient hier voor anderen genoemd te worden; beftaande hierin, dat de lesfen der Hoogleeraaren hier niet op den gewoouen italiaanfche voet, by wyze van byzondere uitgewerkte verhandelingen, gehouden worden, maar meer op den duitfehen voet, zo dat alles meer geregeld en als een geheel behandeld word. Elk Hoogleeraar heeft het in zyne keuze of hy zich van de latynfche of van de italiaanfche taal by het onderwys bedienen wil. Meest alle de Hoogleeraaren kiezen de laatfte taal, en men kan niet ontkennen dat'hun voordrag daardoor minder ftyf en ongedwongener is. Onder de Hoogleeraaren in de Godge-  ïo,2 OVER ee italiaanschè hooge SCHOOLtN geleerdheid aan deze Hooge School is de Abt, p a ulus marcel del mare de voornaamfte: deze man is een yverig voorftander van de Janfenisten; hy heeft den Bisfchop van Piftoja viymoedig verdedigd, en zich tegen de aanbidding van het hart van Jezus,hetwelk eene uitvinding der Jefuiten is,opentlyk aangekant: ja zelfs heeft hy de Hooge School te Siëna weeten overtehaalen, om brieven van vrede aan de Kerk der Janfenisten te Utrecht tc zenden, en dus in 't openbaar hunne zyde te kiezen (*). Zyne denkwyze heeft hy in verfcheiden gefchriften vrymoedig, dog zedig, aan den dag gelegd; welke gefchriften voornamelyk belangryk zyn voor die geenen, die kennis hebben aan de gefchillen der Jefuiten en Janfenisten. — Voor 't overige is hy een man van een voortreffelyk karakter en van een' edelaartigen inborst: zyne manier van voorftel op den leerftoel is duidelyk en zeer inneemend. — Zyn Ambtgenoot p. sebastiaan montanari beviel my zo goed niet; ik heb eenige van zyne lesfen over den brief aan de Hebreen bygewoond. By die gelegenheid liep hy het geheele leerftuk der verkiezing door, en wederlegde de gevoelens van wiclef en calvinus, hoewel in alle befcheidenheid; zyn voordragt was daardoor te breedvoerig; ook ontbrak het hem aan eene ge- (*) De Heer le bret in Tubingen, heeft een werk on. derhanden onder den Titel de fpetïro JanJ'enismi in Tlmfcia, waarin hy waarfchynlyk alle deze onderwerpen zal behandelen. Dan byaldien hy denkt, dat dit flechts verfchynfelen zyn, éie fpoedig weder verdwynen zullen, dan dwaalt hy zeer»  en kerk- hervorming. I93 geregelde en gegronde uitlegkunde. — P. thomas buo ninsegni behandelde juist ,toen ik hem hoorde, het leerftuk van de Drieëenheid: hy mengde 'er zeer veele gefchiedkundige aanmerkingen in; voornamelyk gaf hy een breedvoerig bericht van de gevoelens der tegenparty: één zyner discipelen las eene, doorhem zelve uitgewerkte, verhandeling over dit onderwerp voor. Het voornaamfte bewys was de bekende plaats 1 Joh. 5: 7. en 'er fcheen nog geen bericht te Siëna gekomen te zyn, dat deze plaats voor ondergefchoven gehouden word. — Deze lesfen over de leerftellige waarheden werden op een geheel anderen voet gehouden, dan de gewoone lesfen. Eerst wierden 'er korte Hellingen voorgezegd (gediStecrd') en opgehelderd, waarover de Toehoorers vervolgends ondervraagd wierden, en daarna moest één van alle eene zelf opgeftelde verhandeling, overeen opgegeven onderwerp, voorleezen. De Toehoorers trekken veel nut van deze fchikking: de aandacht word meer levendig gehouden, en zy zyn verplicht, om zelve te moeten werken, waardoor zy geduurig geoefend worden. — Het is op deze Hooge School een algemeen gebruik,dat op elk Kollegie terftond herhaald word, het geen 'er in dat uur behandeld is; eene fchikking, die.voornamelyk die nuttigheid heeft, dat een Leermeester terftond kan ontdekken, welke vorderingen zyne discipelen maaken , en of zy zyne voordellen verftaan , het welk hem terftond gelegenheid geeft, om, het geen niet wel begrepen is, te verbeteren en nader op te helderen. Onder de overige Hoogleeraaren in andere weten» fchappen is Mascangi, Hoogleeraar in de GeIII. deel. N nees-  194 over de italiaanschè hooge schooien nccskunde de vermaardfte. Hy is het, die de belangryke ontdekking aangaande de menigvuldige watervaten heeft gemaakt; hy is nog jong, maar maakt groote vorderingen in de wetenfchappen. Een ander Hoogleeraar, Pater s o e d a n i, is ook bekend, hy geeft onderwys in de Wiskunde; hy heeft zeer veele proeven met het Mikroskoop genomen, en veele derzelve in een byzonder werk bekend gemaakt. Zyne ontdekkingen loopen voornamelyk omtrend dc fchilpen. De fchikking op de Hooge School te Siëna is zeer onderfcheiden van die te Pifa. Op de laatstgenoemde zyn vier faculteiten, waarin alleen Hoogleeraaren geplaatst zyn; op de eerfte zyn flechts drie, maakende de geneeskundige en wysgeerige te zamen ééne faculteit uit: deze heeft zo wel Hoogleeraaren (Profes/bres') als Lceraaren (doctores), naardien het hier, gelyk in de Sorbonne, onderfcheid maakt, of een Kandidaat in het Kollegie of buiten hetzelve gepromoveerd word. Deze faculteiten vergaderen, zo dikwils zy het nodig oordeelen; eu byaldien 'er eene uitfpraak (refponfum) van dezelve gevraagd word, worden doorgaands drie Leden der ficulteit belast met het opmaaken van dezelve, die dit dan in aller naam uitvoeren, 't Gebeurt wel.eens dat de uitfpraaken van Siëna en Pifa niet met elkander overeenftemmen ; de jaloersheid tusfchen deze twee Hooge Schooien is niet weinig toegenomen, zints dat Siëna meer bekwaame mannen heeft uitgeleverd, dan Pifa. Een zeer merkwaardig voorbeeld zag men in een geval, 't welk onder d« Godgeleerden in Italië veel opzien baarde, en waartoe een zeker Koopman uit Armenië, te Venetië woon- ach-  en k e r k-h er vorming. 19$ achtig, aanleiding gaf. De vraag was, of de Roomschgezinden, die in Armenië woonachtig waren, onbefchroomd en met een goed geweten den Godsdienst konden bywoonen in de Kerken der niet vereenigde Grieken, dan of zy den openbaaren Godsdienst lievef ïn 't geheel niet moesten bywoonen? serpos, die in het boek voor de vryheid der Roomschgezinden, om in de Kerken der Grieken den Godsdienst by te woonen , pleitte, zond hetzelve aan beide Hooge Schooien, en vroeg van elk derzelve eene byzondere beoordeeling. — De Godgeleerde Faculteit te Siëna ftelde den Schryver in het on gelyk , en wilde den Roomschgezinden die vryheid niet toeftaan, en dat wel eenig en alleen, om dat de Armeniërs Eutychiaanen zyn, en den Paus niet erkennen als Primaat der Kerke. Geheel anders handelde de Godgeleerde Faculteit van Pifa; p. adami was de opfteller van derzelver uitfpraak ; ingevolge van welke het den Roomschgezinden wel degelyk vry ftond, om in die Kerken den Godsdienst bytewoonen. Dit ftuk heeft nog lang gehangen, en'er zyn zeer veel ftukken over hetzelve over en weder gewisfeld: onder anderen heeft del mare de uitfpraak van de Faculteit te Siëna in een byzonder gefchrift verdedigd; de zaak is vervolgends te Rome voor de Propaganda afgedaan, dan hoe de uitflag geweest is weet ik niet; ook is de zaak van weinig belang,dan voor zo verre zy dienftig is» (*) Dit werk draagt den naam van Disfertazione polemico critica del March. Serpos fopra gli Armeni Catolici fuddid del impiro Ottomanno Venez. 1783. fol. N a  I96 OVER. DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN ; is i ora dc Kerkelyke verdraagzaamheid by de Roomschgezinden te leeren kennen. — Langen tyd heeft 'er op de italiaanfche Hooge Schooien een groot misbruik plaats gehad in het verkenen van Akademifche waardigheden : men ging hierin zeer los en onbedachtzaam te werk. Waar men kwam, overal was een geheel register van Leeraaren in de Godgeleerdheid, Rechtsgeleerdheid en Wysbegeerte ; in de Geneeskunde was men omzichtiger. Men kan echter de fchuld hiervan niet flechts aan de Hooge Schooien wyten, dewyl elk algemeen Kweekfchool der geestclyke Orden het recht heeft om deze waardigheden uittedeelen, en 'er zelden een algemeene vergadering der Orde gehouden word, zonder dat de een of ander gepromoveerd word. — Ieder Monnik, die flechts de fchoolen doorgedraaft, en zo verre gevorderd is, dat hy een nietsbetekenend onderzoek doorftaan, en eenige Hellingen verdedigen kan, word met de waardigheid van Leeraar vereerd. Hun aantal is dus zeer groot. Van daar dat de Akademifche waardigheden in Italië weinig in achting waren: men kon verfcheiden Leeraaren in de Godgeleerdheid of Rechtsgeleerdheid ontmoeten, die de grootfte domooren waren: ja zelfs heb ik 'er ontmoet, die in de eerfte gronden der wetenfchappen geheel onkundig waren. — Zeer weinige van hun kunnen den bybel in 't oorfpronkelyke verftaan. — Onder anderen ontmoette ik een Rechtsgeleerde , beide in het Kerkelyke en Waereldlyke recht tot Doftor gepromoveerd, die niet wist, of de Protoftanten gedoopt waren, dan niet. — Om dan alle deze misbruiken te verbannen en op te rui-  * N K E R K-H ERVORMING. Ï97 ruimen, heeft de Groothertog in den jaare 1786 eene nieuwe fchikking voor de Hooge School te Pifa laaten vervaardigen , die waarfchynlyk ook te Siëna is ingevoerd. Uit kracht van dezelve, mag f r. Niemand zich aangeeven om gepromoveerd te worden, dan naa dat hy vier jaaren geftudeerd, en de dugtigfte bewyzen heeft gegeven, dat hy, byaldien hy in de Godgeleerdheid die waardigheid zocht, de leerftellige en zedenkundige Godgeleerdheid , de Kerkelyke Gefchiedenisfen en de Bovennatuurkunde heeft beftudeerd: byaldien hy in de Rechtsgeleerdheid wil bevorderd worden, dan moet hy onderwezen zyn in het Staats, kerkelyke, burgerlyke en lyfftrafFelyk recht; hoewel van het laatfte die geene ontflagen zyn, die tot den geestelyken ftand gefchikt en ingewydzyn; misfchien, om dat het oude fpreekwoord zegt, Ecckfia mn fait fanguineme (*). In de Wysbegeerte en Geneeskunde word dekennis der Ontleed-Schei-en Natuurkunde, benevens de overige deelen der grondleggende en beoefenende Geneeskunde gevorderd. Op de eerstgenoemde wetenfchappen moeten zy zich twee jaaren in de laatfte drie jaaren hebben toegelegd: dan eerst zyn zy gerechtigd tot Akademifche waardigheden: —-mids dat zy hunne kunde in een behoorlyk onderzoek aan den dag leggen, waartoe zy niet worden toegelaten, dan naa alvoorens aan den Kancelier der Hooge School te hebben getoond, dat zy den geftelden tyd zich op de wetenfchappen hebben toegelegd, — 2. Een Kandidaat in de Godgeleerdheid zal door de Hoogleeraaren in deze wetenfchap en in de Griekfche (*) De Kerk oefent geen geweldige ftraf; zy wraakt het bloedvergieten. ■■ N 3  I98 OVER. DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN fche en Oostcrfche Letterkunde worden onderzocht, over de Godgeleerdheid, zo ftellige als zedenkundige ; die in de Rechtsgeleerdheid door de Hoogleeraaren in deze wetenfchap, over het Burgerlyke en Kerkelyke Recht; die in de Geneeskunde, door de Hoogleeraaren in deze Faculteit over de Genees-en Natuurkunde. Dit examen moet met alle ftreugheid gefchieden, en zo lang duuren, tot dat alle de Hoogleeraa¬ren met de blyken van kunde, door den Kandidaat gegeven, voldaan zyn. ■— 3. Wie Hechts tot Leeraar in de Wysbegeerte wil bevorderd worden, moet op de Wis- en Natuur-kunde zich toegelegd, en daarin genoegzaame vorderingen gemaakt hebben. — ■ 4. De Leden van elke Faculteit beflisfen over het al- of niet bevorderen van den Kandidaat, by meerderheid van ftemmen : deze worden door den gcheimfchryver van den Aartsbisfchop opgenomen. Ook moeten de Kurator der Hooge School (Proveditore), cn de Deken der Faculteit (Prior Collegit) hunne toeftemming geeven. — 5. Wie voor de eerfte keer niet beftand is, kan voor de twede én derde keer onderzocht worden, mids binnen den tyd van twee jaaren; indien hy 'er geheel afftapt, ontfangt hy de penningen te rug, die voor de Promotie voor uit betaald waren. <5. Wanneer de Kandidaat aangenomen is, kan hy tot de do&oraale waardigheid verheven worden,nadat hy den Eed van getrouwheid aan den Groothertog, en zyne Geloofsbelydenis heeft afgelegd. — By deze gelegenheid houden de Hoogleeraaren korte redevoeringen; waarvan iemand echter ontflagen kan worden, mids  en kerk-hervorming. 199 mids niet deelende in de voordeden, die zodanig eene promotie aanbrengt: deze bcdraagen in 't geheel vyf zechynen, die onder de Hoogleeraaren verdeeld worden. De Boekery der Hooge School, die onlangs eerst gefticht is, betekend weinig. 'Er zyn eenige handfchriften van aanbelang b. v. de handfchriften van berhardinus ociiiNo, van socinus, van machiavel, en eene Polyglotte over de Pfalmen: dit ftuk is eene navolging van Hexapla van ori gene s, vervaardigt in de vyftiende eeuw door een zekeren monnik,belt ram mingarelli; zy is merkwaardig uit hoofde van 's mans oordeelkunde, die in dit geheele werk in het beoordeelen der verfchillende lezingen duidelyk doordraait. By deze boekery is ook een kabinet van penningen, en eene oudheidkundige verzameling van hetrurifche Vaafen , kleine beeldjes, en andere oudheden, die in den omtrek van Siëna ontdekt zyn. Ook is 'er nog eene boekery in het Klooster der Augustynen, die wel is waar klein, maar uitgelezen is, voornamelyk in deze of geene onderwerpen, by voorbeeld, over de leere van de genade , waarin de boeken volgends de tydorder geplaatst zyn, zo dat de ftukken, waarin de Janfenisten verdedigd worden , naast die boeken ftaan , waarin de befchuldigingen tegen dezelve vervat zyn.^Oude handfchriften zoekt men hier tevergeefs, behalven een blad van een Papierboom, uit de vyfde of zesde eeuw, waarop de naamen van eenige Ouderlingen en Diakenen ftaan. — 'Er is nog een gefticht, 't welk in zekeren opzigte met dc Hooge School verbonden is , namelyk de N 4 Ac*-  200 over de italiaanschè hooge sch0olen Academia ecchfiaflica, waarin zommige jongelingen f (in den jaare 1785 waren 'er tien) tot den Predikdienst opgeleid worden. Dit gefticht is geheel afgefcheiden van het Aartsbisfchoppelyk Kweekfchool. Een Edelman van Siëna is opziender over, en del mare beftierder van hetzelve. Zy, die hier onderwezen worden, worden voornamelyk opgeleid om zelve te werken; ten dien einde moet één van allen des Zondags avonds eene door hem zelf gefchreven verhandeling voorleezen. Eene van deze heb ik gehoord ; 't was eene ichets van het Boek van c y p r i anus de unitate ecclefiae: ik kon duidelyk ontdekken, dat het Janfenistendom aan deze Hooge School geheel de overhand heeft; want, hoewel deAartsbisfchop,die een vyand der Janfenisten is, hier tegenwoordig was, durfde men onbefchroomd hunne gevoelens voordraagen; waaruit men beoordeelen kan, hoe verre men in Siëna reeds in vryheid van denken en fpreeken gevorderd is. — Men ontdekt duidelyk, dat de groote voorftanders van de leerc der Janfenisten in Italië meer dan andere geestelyken 'erop bedagt zyn, om eene vereeniging van Godsdienst-partyen tot ftand te brengen,en het denkbeeld van eene algemeene Christelyke Kerk is hier zeer algemeen. Derhalven werken de Jefuiten niet alleen aan dit groot ontwerp, maar ook de Janfenisten, en dit durf ik verzekeren, niet uit eigenbelang of verkeerde byeinden, maar uit belangftelling in den Godsdienst, en uit eene hartelyke zucht voor de zaligheid der ketteren. Hunne ontwerpen , dit fpreekt van zelfs, zyn van dien aart,dat zy de wederkeering van de Proteftanten tot den fchoot der waare cn alleen zaligmakende Kerk bedoelen; zy zullen ook geen  EN KERK-HERVORMING. 291 geen leerftuk opofferen, hunne infchikkelykheid en toegevendheid heeft alleen betrekking tot de machten het hoog gezag van den Paus, waartoe zy zelve niet alleen gaarn zouden willen medewerken , maar van zelf reeds aan dat werk beginnen. Dikwils ben ik met hun over dit ftuk in gefchil geweest, dan het be_ fluit was altoos hetzelfde, en kwam hierop uit; dat wy den Roomsch-katholyken Godsdienst moesten omhelzen ; en hunne grondbeginzels in aanmerking genomen kan men ligt begrypen, dat zy niet zien hoe weinig voordeel hierin zou liggen opgefloten, al ware het, dat de Roomfchen in ftukken van gewicht meer toegevend waren; zodanig eene vereeniging zou gewis nergends anders toe dienen , dan om op nieuw kluisters voor de gewetens der menfchen te fmeeden; die vroeg of laat aan Rome gelegenheid geeven zouden, ter verkryging der aloude heerfchappy in het Godsdienftige, al wierd 'er ook aan dit bewind een andere naam gegeven. Dit is het merkwaardigfte aangaande de Hooge Schooien in dat gedeelte van Italië, waarin het licht der waarheid aanvankelyk begint door te dringen. De itorte tyd van myn verblyf alhier veroorloofde my niet, om naar alle inrichtingen, tot de opvoeding der jeugd betrekkelyk, onderzoek te doen: ik zou anderszins geene Adelyke- of Ridder - Akademien , geen Bisfchoppelyk Kweekfchool, geen Klooster, waarin ©penlyk onderwys gegeven word , hebben moeten overflaan; ik had intusfchen nog meer bezigheden van grooter aangelegenheid; de boek eryen en oudheidkundige kabinetten waren voornamelyk de hoofdzaak, waarby ik my behoorde te bepaalen, ter bereiking van het N 5 oog-  302 OVER. DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHO0LEM oogmerk myner reize;— ook moest ik kennis maaken met de geleerde mannen, die buiten eenige Akademifche bediening waren. Ik heb echter, zo ver ik weet» het merkwaardigfte aangaande de Hooge Schooien gezegd, waaruit myne lezers,wel is waar,geen in allen opzichte volledig bericht aangaande derzelver toeftand kunnen erlangen, echter is hetzelve genoegzaam, om hen te doen zien, hoe de opklaring van tyd tot tyd de aanmerkelykfte voordgangen gemaakt heeft. —— Thans gaa ik over tot den Kerkelyken ftaat, en hier kan ik my te meer bekorten, daar 'er weinig nieuws van te zeggen is. Myn verblyf te Bologna viel juist in de Kers-vakantie in; had ik de lesfen der Hoogleeraaren willen bywoonen, dan zou ik hier nog eenige weeken langer hebben moeten blyven, dewyl de Vakantien zo lang duurden; en dewyl dit met het plan myner reize geheel ftrydig was, moest ik hiervan afzien. Ik ben dus niet in ftaat om een breedvoerig bericht van deze Hooge School te geeven. — Bologna was, gelyk ieder, die eenigermate in de Kerkelyke Gefchiedenisfen bedreven is, weet, in de midden eeuwen zeer vermaard,voornamelyk uit hoofde van het Kerkelyke Recht, 't welk hier door de geleerdfte en vermaardfte mannen geleeraard wierd. Van daar, dat bykans alle penningen, die te Bologna geflagen wierden, de woordenBononia docct teuzinfpreuk hadden. Naderhand heeft dit zo wel als het woord Berm in het Wapen der Stad, al zyn kracht verloren, naardien de tedere voorzorge van den heiligen Va-  en kerk -hervorm ing. 20$ Vader en van de waakzame ïnquifitie beide de vryheid en de geleerdheid, als de fchadelykftc meubels in de menfehelyke maatfehappy., met eenen heiligen yver van hier verdreven heeft. — De Paufcn maakten zich meester van de Keizerlyke vrye Ryksftad Bologna; zy behielt flechts,de fchaduw van vryheid, hoewel de Regeering over 't gemeen genomen zeer zagt is. — Dan waar de ïnquifitie haaren zetel gevestigd had; daar kon geene vrye denkwyze noch ook eene vrye drukpers plaats grypen. De Dominikaanen zyn in 't bezit van een groot en aanzienlyk Kloo ter in deze Stad, waarin tevens de zittingen van Ui' ■Gerechtshof gehouden worden. Deze is veel ftrenga dan die te Rome; misfchien om dezelfde rede, waarom de Koning k arel de vierde in onze dagen dit geestelyk gerechtshof, h welk in Spanje reeds bykans vergeten was , weder als op nieuw te voorfchyn deed komen; namelyk om elk fmeulend vonkje van zucht naar burgerlyke vryheid terftond uittedoovcn, ten einde 'er geene nadeelige gevolgen uit zouden yoortfpruiten voor Regenten, die hun geluk en hunne veiligheid niet zoeken in de liefde en het vertrouwen van eene verlichte natie, maar veeleer in de domheid, vrees, en blinde onderwerping van flaa_ ven. Van daar, dat de oudtyds zo vermaarde Hooge School te Bologna tegenwoordig van geen het minfte belang, en zo weinig in aanzien is, dat men zelfs in de Stad zich naauwlyks om dezelve bekommerd. Die vermaarde mannen, die te vooren het cieraad dezer Hooge School waren, zyn reeds voor lang geftorven : de Hooge Schooien in de nabuurfchap zyn of vermenigvuldigd, «f hervormd en op een bete-  &04 OVER DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLEN teren voet gebragt, b. v. te Ferrara en op andere plaatfen van den Kerkelyken ftaat; als ook te Pavia» Padua, Modena, Mantua, Pifa en Siëna: daarenboven is 'er nog binnen de muuren van de Stad een byzonder gefticht tot onderwys der jeugd, waarvan wy beneden bericht zullen geeven, en het Aartsbisfehoppelyke Kweekfchool. Daarenboven zyn 'er nog de Kweekfchoolen van de Dominikaanen , Franciskaanen, en andere Orden, en uit dien hoofde behoeft het niemand te bevreemden, dat deze Hooge School in het verval is. in de Stad bemoeit men zich in 't geheel niet met de Hooge School, naardien zymeer dan tachtig duizend inwooners heeft, cn 'er veel vertier is, waardoor zy in een bloeiende toeftand is, en uit dien hoofde 'er zeer weinig belang by heeft of de Hooge School veele of weinige inwooners derwaards lokt. Men rekent,' dat 'er tegenwoordig omtrend zeventig tot tachtig ftudenten in de Rechtsgeleerdheid en Geneeskunde zyn. — Het getal der ftudenten in de Godgeleerdheid kan men niet naauwkeurig bepaalen , om dat men de Akademie - burgers niet wel van de Jongelingen in de Kweekfchoolen kan onderfcheiden. — Het getal van alle de ftudenten te Bologna, (de difcipelen op de zes Kollegien, waarin het eerfte onderwys in de wetenfchappen word medegedeeld, medegerekend) word op vier- of vyf honderd gefchat, waarvan 'er naauwlyks honderd en dertig op de Hooge School zyn. Zy is nog op denzelfden leest gefchoeid als in de voorige eeuwen. De Hoogleeraaren worden verdeeld in drtistm, cn Legistcn. Dan zy alle berusten in de vorderingen hunner voorgangeren, zonder dat zy naar eenige nieuwe ontdekkingen omzien,  en kerk-hervorming. H05 zien, zy achten zich zalig van by het oude te kunnen blyven , en zyn wars van al wat naar nieuwigheid ruikt. Van alle Hoogleeraaren is 'er flechts één buiten den Kerkelyken ftaat bekend, de Abt aloysius mingarelli namelyk, de Generaal van de Canenici regulares, een man vermaard door zyne uitgebraden kunde in de Griekfche en Oosterfche Letterkunde. Hy is de uitgever van het werk van didïmus van Alexandrie, het eerfte griekfche boek welk te Bologna gedrukt is; ook meende hy,dat hy de eerfte was., die een gedeelte van den hebreeuwfchen bybel [hier ter plaatfe] liet drukken, tot dat d e r o s s 1 te Panna naderhand een ander gedeelte te voorfchyn bragt, 't welk reeds in de vyftiende eeuw terzelver plaatfe was gedrukt. —In laater tyd heeft hy verfcheiden koptifche Fragmenten zo van den bybel als van de Kerkvaderen, die in de vermaarde Naniaanfche boekery te Venetië voorhandenwaren, uitgegeven. Hy was een boezemvriend van g a n g a n e l l i, en dit alleen is toereikend, om hem by alle verftandigen achting te verwerven: ook bezit hy eene uitgebreide geleerdheid in alle die wetenfchappen, waar in men redelyker wyze mag veronderftellen, dat een Monnik,die in de eerfte helft van deze eeuw is opgeleid,kan onderwezen zyn. Meer belangryk, dan deze Hooge School, is het gefticht, waarvan ik reeds eenigzints gewag gemaakt heb, en 't welk den luister der Hooge School aanmerkelyk verminderd heeft. Hoewel het oogmerk van den ftichter van hetzelve nog niet in allen opzichte bereikt is, zo is het echter eene zeer nuttige inrichting, die misfchien in 't vervolg nog volledig aan de eer-  2,06' over de italiaanschè hooge sch00len eerfte bedoeling zal beantwoorden. -— Zie hier den oorfprong van dit gefticht. — De Graaf marsigli, een Bolognees Edelman, was in Keizerlyken dienst zeer ongelukkig; dit deed hem befiuiten. om naar zyne Vaderftad weder te keeren , en zyne levensdagen in ftilte doortebrengen , met zich geheel en al aan de wetenfchappen toetewyden. Hier zynde was hy bedagt op den aanleg van dit gefticht, hetwelk in het vervolg van tyd tot tyd meer en meer uitgebreid en vergroot wierd. — Zyn eerst ontwerp was zeer fraai; hy wilde den grondflag leggen tot een gefticht in den fmaak van het Mufeum te Alexandrie. Ten dien einde leide hy 'er zich van tyd tot tyd op toe, om een Natuur- en Konst - kabinet te verzamelen. Hy opende zyn huis voor alle Geleerden en Konftenaarcn, en wierd, even gelyk cosmo de medicis en de eerfte Vorften uit dit huis, de Maecenas der konften en wetenfchappen. — Gelukkig viel dit ontwerp van den Graaf algemeen in de fmaak: van alle kanten ontfing hy aanzienlyke bydraagen voor zyn kabinet; zelfs Vorften vereerden hem met hunne oplettenheid, en vermeerderden zyne verzameling. In 't byzonder beyverden de burgers van Bologna zich, om hun Batriothmc aan den dag te leggen , door dit Mufeum met al hun vermogen te onderfteunen. — De Paus benevens de Raad van Bologna befloten, om dit Mufeum tot een openlyk gefticht te maaken, 't welk onder het byzonder beftier van de Regeering op algemeene kosten zou worden in, ftand gehouden : dit gefchiede in het jaar 1709, en dus heeft het reeds meer dan tachtig jaaren beftaan.— De  EN kerk-hervorming. 20? De Leden zyn tegenwoordig in twee klasfen verdeeld; de eerfte klasfe beftaat uit konftenaaren, die zich alleen met konstwerken bezig houden; en de twede is eene Maatfchappy der Wetenfchappen. Voor de eerften, de konftenaaren namelyk,is een zeer aanzienlyk konstkabinet aangelegd, waarin onder anderen eene fraaie verzameling van afdrukken in gips van de merkwaardigfte konstftukken te Rome en Florence, benevens eene fraaie verzameling van fchilderyen van de eerfte tyden, toen deze konst in Italië opgang begon te maaken, van oorfpronkelyke ftukken van de eerfte mees*ters (deze zyn grootendeels afkomstig van den Venetiaanfchen Prins s a v o r g n a n, die ze aan dit gefticht ten gefchenk gaf) en van prysftukken van de aanko* melingen voorhanden is. — Nog grooter en aanzienlyker is het kabinet van de Maatfchappy der Wetenfchappen. Zeer veele vertrekken van dit gefticht zyn opgevuld met zeldzaamheden uit de drie ryken der natuur. Men heeft de verzameling van den Natuurkundigen ulysses aldro vandu s ten grondflaggelegd, en deze is naderhand van tyd tot tyd aanzienlyk vermeerderd. Eene verzameling van ontleedkundige praparaateriinwasch,door twee vermaarde konftenaaren, evenaarende aan de fraaie verzameling in het kabinet van den Groothertog te Florence; eene aanzienlyke verzameling van Natuurkundige werktuigen , zeer veele chemifche praparaaten , die meest alle vervaardigd zyn in het groote Laboratorium van dit gefticht; eene fraaie verzameling van oudheidkundige ftukken, zie daar eenige van de merkwaardigfte zeldzaamheden,die in dit kabinet voorhanden zyn. De oudheidkundige verzameling munt boven anderen uit: men vind 'er , 1 niet  2o5 over de italiaanschè hooge schoolen niet alleen, ('t geen men in zo veele andere kabinet* ten heeft,)eene volledige en aanzienlyke verzameling van Romeinfche Griekfche en voornamelyk Siciliaanfche penningen, die in eene geregelde orde op elkander volgen, en waaronder de laatfte foort hier voornamelyk uitmunt, zo dat men ze, zelfs in Napels, niet fraaier vind: maar ook zeer veele zeldzaamheden en byzondere gedenkftukken der oudheid; als b. v. kleine afgodsbeelden, vier Mumien, de fraaiften die 'er in geheel Italië zyn , hetrurifche Vaafen , eene tabula Jfiaca van bafalt-fteen, waarop zeer veele figuuren en zinnebeelden, waaruit winkelman wilde bewyzen, dat de Fabel van de Centauren uitEgypten afkomstig zou zyn; deze misvatting had hy aan zyne onoplettenheid te wyten , doordien hy niet gezien had, dat de figuur, waaruit hy zyn gevoelen bewees, in laater tyd herfteld is. — Ook is 'er eene hetrurifche Patera, met figuuren, verbeeldende de geboorte van minerva: en daarenboven eene verzameling van Egyptifche oudheden , die voor geene, dan de borgiafche te Velletri, behoeft te wyken. De boekery is byeengebragtvolgends magl'iabecchiöi den Kardinaal del monte; zy beftaat uit honderd cn dertig duizend banden. Zy is in laater tyden voornamelyk door den onfterfelyken benedictus den veertienden aanzienlyk vermeerderd. — Deze Opper-kerkvoogd was een geboren Bolognees, en en langen tyd Aartsbisfchpp van deze Stad geweest: hy had eene Zo groote genegenheid voor zyne geboorteplaats, dat hy, Paus geworden zynde, nog Aartsbisfehop van Bologna wilde blyven ; en voorzeker niet uit eigenbelang, daar zyne edele ziel te groot en ver-  EN k e r k-h ervorming.' £ö£ verheven was voor zulk eene laagheid. By zyne komst op den heiligen ftoel, wier den alle de boeken, die door de ïnquifitie waren opgehaald en bewaard, ontflagen, en aan deze boekery gegeven; waardoor dezelve niet alleen aanzienlyk vermeerderd, maar ook van zeer veele Proteftantfche werken voorzien wierd. Daarenboven bezit zy eene aanzienlyke verzameling van handfchriften, b. v. die van ulysses aldrovandus, benevens zeer veele Oosterfche handfchriften, die marsigli op zyne krygstochten tegen de Turken zich had weeten eigen te maaken, als ook eenige weinige griekfche handfchriften van laater tyden. — Het Obfcrvatorium is ruim en aanzienlyk, en zeer bekwaam om fterrekundige waarneemingen jte maaken,doordien het in *t byzonder aan de Oostzyde een zeer uitgeftrekte gezichteinder heeft. De waarnemingen , die hier genomen zyn , hebben daarenboven dit Mufeum achting doen verkrygen. Uit dit een en ander kan men gemakkelyk beoordeelen, van welk een uitgebreid nut dit gefticht zy. Men heeft 'er eene zeer breedvoerige befchryving van, door eenen Marchefe angelelli, onder den titel, Notizie dcW origine e progres/ï deW Injlituto delle fcienze di Bologna (Bologna 1780). De Raad heeft dit gefticht nog meer algemeen nuttig willen maaken, en ten dien einde eenige Hoogleeraaren aan hetzelve geplaatst, die om niet onderwys moeten geeven over de Natuur- Wis- Sterre- Zeevaard- Krygsbouw- Scheien Aardrykskunde, de Natuurlyke Historie,de Oudheden de Ontleed- en Vroedkunde. Onder deze Hoogleeraaren munten voornamelyk uit de Marchefe c asali; GAëTANO monti, een zeer groot natuurIII. deel. O kun-  sio over de italiaanschè hooge sch00len kundige, en b i a n c h i n i een zeer ervaren oudheidkundige, en in 't byzonder zeer bedreven in.de penningkunde. De boekery ftaat onder het opzicht van een kundig Rechtsgeleerde, montefani caPRARAdie tevens Hoogleeraar in de Rechten is aan dit gefticht, dan wiens jaaren reeds te hoog geklommen zyn , dan dat hy nog verder met nut in hetzelve zou kunnen arbeiden. — Eene andere niet min aanzienlyke en vermaarde boekery bezitten dc reguliere Kanunnikken van St. Augustinus in het Klooster St. Salvador, wier opziener en beftierder de vermaarde Abt mingarell i is. Het zou overtollig zyn, wanneer ik hier eenige berichten van de ontelbaar veele handfchriften dezer boekery wilde mededeelen, daar dezelve uit de befchryvingen cn uittrekzels van mabillon en montfaucon reeds genoegzaam bekend zyn. — Alleen kan ik niet nalaaten, te melden, dat 'er een I'Actantiüs uit de zesde eeuw, en een bykans even zo oud handfehrift van de werken van basi'xius den grooten voorhanden is. Onder de Geleerden te Bologna, die noch tot de Hooge School, noch ook tot dit Mufeum bchooren, is de Graaf lodovico savioli fontano, •Raadsheer van Bologna gewis de vermaardfte: een man die een uitgebreid en verlicht verftand, een welwikkend oordeel, en een braaf en opregt karakter bezit. Nog jong zynde heeft hy zyne bekwaamheden als dichter reeds aan den dag gelegd. In zyn volgend leven heeft hy zich geheel op de gefchiedkunde toegelegd ; hy is de Schryver van het voortreffelyk wérk, Annali di Bologna genoemd, 't welk niet alleen de gefchiedenis van deze Stad, maar ook van geheel  en kerk-hervorming. 2h heel Italië bevat. Zyn ftyl is zuiver, deftig, duidelyk en daarby kort en beknopt, welk laatfte eene zo zeldzaame deugd by de Italiaanfche Schryvers is , die veelal in eene zekere wydlopigheid vallen, zo dat zy daardoor langwylig worden en verveelen. — Deze ftyl heeft hy zich voornamelyk eigen gemaakt door het lezen van iacitus. Ten bewyze van de waarheid zyner vernaaien, heeft hy by elk deel deibovengemelde jaarboeken de oorfpronkelyke ftukken uitgegeven.— Men vind in hetzelve zeer veele onderwerpen, rakende de midden-eeuwen, die te vooren nog in gefchil waren, volkomen beftist. Onder anderen heeft hy in dit werk bewezen, dat het zogenaamde Calendarium Bononienfe, 't welk in de gefchiedenis van het Kerkelyke recht zo vermaard was, een oudergcfchoven werk, en van alexander maciuovEii vervaardigd is; en dat gratianus, de opfteller van dit befluit, nooit Monnik te Bologna geweest is. — Bykans alle Italiaanfche boekeryen en archiven heeft'hy doorfnuffeld, en by die gelegenheid zeer veele ftukken gevonden , en ontdekkingen gemaakt , die muratori nooit kende; ook heeft hy twee banden met byvoegzelen by het werk, fcriptofes rerum italicarum genoemd, voor de pers gereed liggen. — In het voorleden jaar verloor hy zynen Zoon aurelio savioli; de wetenfchappen verloren in hem niet alleen een groot liefhebber en voorftander, maar ook een man, die eens de bevorderaar der. zelve had kunnen worden. Hy heeft zich eenigen tyd te Manheim opgehouden, was zeer gemeenzaam met en bedreven in de duitfche Letterkunde, 't welk eene zeldzaamheid in Italië is, en bezat daarenboven een O 2 zeer  sis over de italiaanschè hooge schooien zeer goeden fmaak in de konden die hy voornamelyk opgedaan had in de Galdery van fchilderftukken te Manheim. Hy had te Bologna eene Chalcographie , of Plaatfnydery aangelegd, die de Roomfche zou navolgen : zyne ledige uuren befteede hy aan eene levensbefehryving van den Gottifchen Koning theoDorich , waarby hy cocHLiEi vita Theodorici, volgends de uitgave van peringskioeld (Stokholm 1699.) ten grond leide. Hoe ver hy met dit werk gekomen is weetik niet; zyne bezigheden waren zo menigvuldig, dat hy 'er weinig tyd aan kon beftedeu: 't is dus niet waarfchynlyk, dat dit werk voor zyn dood voltooid is. — Van Rome is reeds zo veel door andere reizigers gezegd, dat hy, die niet langer dan een jaar in deze Stad is, en nog daarenboven zyn tyd meestal gefletert heeft in de boekeryen, zeer weinig nieuws van deze hoofdftad der waereld kan mededeelen. Men houde het my dan ten goede, dat ik zo weinig aangaande deze Stad mededeele, naardien dit onderwerp , indien het naar behooren behandeld, en 'er meer, dan men tot nog toe weet, van zal gezegd worden,de aandachtige befchouwing van een opmerkzaam en doorkundig reiziger eenige maanden achter een vordert. — Naardien Rome het middenpunt is van de Roomfche Kerk, kan men hier natuurlyk een groot aantal van Kweekfchoolen verwachten , waarin de jeugd voor. bereid en opgeleid word tot den geestelyken ftand. Zy zyn alle naar hetzelfde plan ingericht; men is 'er boven alles over uit, om de geestelyken van jongs af aan den Roomfchen ftoel en derzelver belangen te ver- biu-  EN KERK-HERVORMING. £13 binden. Uit dit oogpunt moet men de onderfcheiden Kollegien van buitenlanderen befchouwen, als b. v. het Collegium Germanicum, Hungaricum, Hispanicum, Hibcrnicum, Mediolancnfe graecum, en in 't byzonder het Collegium de propaganda fide, waarin jongelingen uit het Oosten, zelfs uit de verstafgelegene gewesten opgevoed worden. In alle deze Kollegien word den kweekelingen eerbied voor den Pausfelyken ftoel en een heiligen en onbezweken yver voor de eer, de macht en de belangen van denzelven ingeboezemd. — Wanneer deze grondbeginzels diep genoeg ingeprent zyn, dan worden deze kweekelingen in hun Vaderland te rug gezonden, om dezelve algemeen te verfpreiden en uittebreiden. Zyn blyven te meer de belangen van het hof van Rome toegedaan, doordien zy doorgaands voor anderen in hun Vaderland van ryke prebenden voorzien worden, en zelfs, byaldien zy wezenlyke bekwaamheden aan den dag leggen, in korten tyd te Rome bevorderd en met aanzienlyke xvaardigheden bekleed worden, zo dat zy zich eerlang onder de grootfte Kerkvoogden geplaatst zien. — Even zo is het met de Oosterlingen gelegen: by hunne wederkomst in het Oosten, breiden zy de grondbeginzelen van de Roomfche Kerk uit, en bedienen het Avondmaal op den Roomfchen voet; hier voor worden zy dan ook rykelyk beloond, naardien men te Rome nooit te ontyd kaarig is geweest, maar altoos zeer mild was in het geeven, wanneer het 'er op aankwam, om het groote ontwerp, eene algemeene heerfchappy, tot ftand te brengen. Ik heb verfcheiden van deze Kollegien bezocht, maar voornamelyk heb ik naauwkeurig .onderzoek gedaan naar het duitfche Kollegie, 't welk O 3 zeer  S14 OVER." BE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCH00LEN zeer veel, en meer dan men vermoedden zou, heeft toegebragt, om de Roomfche Kerk in Duitschland, by alle die groote beroeringen , die 'er in dezelve plaats gehad hebben, getrouw te doen blyven aan den Pausfelyken ftoel. In dit Kweekfchool zyn zeer veele duitfche Kerkvoogden en Geestelyken opgeleid en onderricht; cn elk, die weet, hoe zeer denkbeelden, die ons in onze jeugd ingeboezemd zyn, in onzen geest gevestigd zyn, en welke diepe wortelen zy fchieten, zal het geen oogenblik in twyfel trekken, of het on denvys , het welk deze mannen te vooren genoten hebben, invloed op hunne tegenwoordige denkwyze hebbe, en de indrukken daarvan hun al hun leven by blyven. Alle kweekelingen:, die hier onderwezen worden,doen de reis na Rome op kosten van dit Kollegie, zy worden drie en een half jaaren onderwezen, cn keeren op denzeifden voet te rug. Hier word eene ftrenge order gehouden, cn de kweekelingen ftaan in een zeer mauw verband: want hoewel ze alle bykans twintig jaaren zyn, mag niemand van hun alleen uitgaan, maar altoos in gezelfehap, en dan nog onder het opzicht van een italiaansch Hofmeester: (want alle de onderwyzers en opzieners in dit 'Kweekfchool zyn geboren Italiaanen) zy worden alleen onderwezen , in de ftelligc, zedekundige, en wederleggende Godgeleerdheid: ook leeren zy een wei. nig Hebreeuwsch: Kerkelyke en waereldlyke gefchiedenis , wysbegeerte, en andere wetenfchappen zyn hier geheel vreemd; ook worden zy in eene levende taaien onderwezen. Integendeel oefent men hen dapper in het Kerkelyke recht, en wel op dén allerftrengften voet: men befteed alleen aan  EN KERK-HERVORMING. 215 aan de onfeilbaarheid van den Paus, den tyd van zes vveeken, zo dat 'er over deze drooge onderwerpen tot verveeiends toe gehandeld word, voornamelyk voor hun , die reeds in Duitschland eene andere denkwyze ingezogen hebben, en dus heeft het op deze dikwils weinig invloed; maar omgekeerd heeft het eene betere uitwerking op die geene, die nog zuiver en onvcrvalscht in dit Kweekfchool aanlanden; — Zo ras zy hunne ftudien voltrokken hebben, moeten zy terftond het Kweekfchool verlaten , en thuiswaards keeren, zonder zich te Rome langer optehouden, of na Napels te reizen; en niet, dan'naa verloop van drie jaaren, mogen zy te Rome komen. Voormaals maakte de duitfche natie zeer veel gebruik van dit Kweekfchool, maar in de laatfte jaaren is het fterk verminderd. — Den grootften afbreuk heeft het geleden door het Collegium Germanico - Hungaricum te Pavia, vooral omdat de Keizer alle jongelingen, die in zyne landen geboren waren, van Rome te rug riep; en uit hoofde van dit bevel op eenen dag agtien Oostenrykers dit Kweekfchool moesten verhaten. In den jaare 1786 was het getal der kweekelingen niet meer dan veertig, daar het bepaald getal, 't welk te vooren dikwils vol geweest is, honderd en vyftig is: en onder deze veertig zyn de minften geboren Duitfchers, maar meestal jongelingen uit het italiaansch Tyrol, uit Polen, en uit eenige deelen der Lombardey. Hoewel 'er te Rome zeer veele zyn, die indedaad den naam van Geleerden mogen draagen, voornamelyk in de oudheden, zo draagt echter de Akademie QArchiginnafio della Sapienza) hiertoe niets by. Zy is, gelyk als de Akademie te Bologna in weezen, maar is O 4 van  ftlö" OVER DE italiaadsche hooge schoolen van geen het minfte nut, en naauwlyks bekend. Zy heeft nog eenige weinige geleerde Hoogleeraaren , dan ook deze kunnen, by de inrichting, die 'er aan deze Hooge School plaats heeft, weinig of geen nut doen. Onder de Hoogleeraaren, die by myn tyd aan dezelve waren, muntten d. devoti, Hoogleeraar in het Kerkelyke Reeht, d. martelei, Hoogleeraar in de kruidkunde, en de Abt amaduzzi, boven anderen uit. De laatfte is een zeer geleerd oudheidkundige; daarentegen heeft de eerfte de leerftellingen van het Kerkelyke Recht uitgegeven, die geheel en al in den fmaak van het Roomfche hof zyn. De twede, die te gelyk opziener over den kruidtuin is , die geheel en al in onorde is, heeft eenige fchriften uitgegeven over onderwerpen uit de Natuurlyke Historie, die echter weinig opgang gemaakt hebben. — 'Er waren ook nog verfcheiden Hoogleeraaren buiten dienst, die zich in Europa algemeen achting verworven hebben. Monfignor b 'jm e d e t t o s t a y is een groot Wysgeer en Dichter, hy is de maaker van een fraai latynsch gedicht over de Newtoniaanfche Wysbegeerte (dit is te Venetië gedrukt in het jaar 1744) 't welk met alle de dichtftukken van laater tyd, en zelfs met du cre ti u s naar den prys zou kunnen dingen. Pater g e o r g i is een groot Taalkundige, ik heb by eene andere gelegenheid reeds gewag van hem gemaakt. Monfignor salicetti was Lyfmedicus van zyne Heiligheid; hy is onlangs overleden. De vermaarde p. jacquier een van de grootfte wiskundigen, en de Abt fran, cesco antonio zaccaria, vermaard door zyne werken, betrekkelyk tot de Kerkelyke Gefchiedenis,  en k e r k-h ervorming. «17 denis, waarin men wel den man ziet doorftraalen, die vast verkleefd is aan de grondbeginzelen van het Roomfche hof, maar die tevens een onuitwisbaar getuige van *s mans geleerdheid zullen blyven. De Hooge School ftaat onder het opzicht van het Collegium Advocatorum Confiflorialium, waarin twaalf der aanzienlykfte roomfche Kerkvoogden zitting hebben. Daarenboven is 'er nog een Collegium Do&orum Theologiae, 't welk in de Godgeleerdheiden Wysbegeerte de Doctoraale waardigheid uitdeelt: (NB. het beftaat meestal uit Monnikken) de voorzitter is de beruchte p. mamachi, magister Sacri Palatii et Confultor 's Officii; dit is 's mans titel, en men mag 'er wel by voegen, Aartskettermeester te Rome, naardien hy de geesfel is van al wat flechts een ftroobreedte afwykt van de oude vastgeftelde Leere der Kerke; voornamelyk is hy een groote hinderpaal voor de Schryvers, naardien 'er geen eene regel zonder zyne goedkeuring mag gedrukt worden— De wetenfchappen waarin aan deze Hooge School, onderwys... ? word gegeven, zyn: in de Godgeleerdheid, de Heilige , zedekundige, en wederleggende, benevens de Kerkelyke Gefchiedenis en Uitlegkunde; in de Rechtsgeleerdheid het burgerlyke kerkelyke en lyfftraffelyk Recht, benevens het Decretum Gratiani 't welk een byzondere leerftoel heeft; in de Geneeskunde, de Ontleed- Heel- Kruid- Schei- en Vroedkunde, de grondleggende en beoefenende Geneeskunde ; in de Wysbegeerte de grondleggende en beoefenende Wysbegeerte, de Wis- en Natuurkunde, de Redekunst de Letterkunde, de Romeinfche Gefchiedenis, de Griekfche en Arabifche Taal, O 5 Om  21 o over de italiaanschè hooge schoolen Om den toeftand van deze Hooge School meer van naby te leeren kennen, woonde ik'eenige lesfen by. Ik kwam onder anderen in bet griekfche Kollegie, en verwachte van den Abt a m a d u z z i den een of anderen Griekfchen Schryver te zullen hooren verklaa > ren. Dan hoe zeer ftond ik verbaasd, toen ik dezen geleerden man met vyf of zes ftudenten het werkwoord Tvara, hoorde opzeggen: en deze zyne. toehoorers waren nog naauwlyks zo verre gevorderd, dat zy leezen konden. De Hoogleeraar in de Natuurkunde had eenige toehoorers meer, maar zyn voordrag was te breedvoerig cn omflagtig. Meer dan een half uur ging "er met dicteeren verloren, en in het andere half uur wierd dit nader opgehelderd. Over de Kerkelyke Gefchiedenis wierd geen Kollegie gehouden , naardien de Hoogleeraar Bisfchop geworden was. De Wysbegeerte word voorgedragen volgends a r i s t ote les en Magister Sententiarum. Een byzondere leerftoel is 'er in de Godgeleerdheid van ihomas D'a quino. In de Phyfiolagie word niet volgends ïf aller,maar volgends aristotelesJögeneralione onderwys gegeven. Uit dit een en ander kan men zich genoegzaam een denkbeeld vormen aangaan, de den toeftand dezer Hooge Schoole. Ik ontdekte ras-, dat hier niet veel op te zamelen was, cn zocht •dus andere plaatfen op ,. zonder dezen Tempel der wysheid weder met myne ongewydde voeten te ontheiligen, j— De boekery is oud en van weinig aanbelang ; alles is dus hier naar evenredigheid cn past zeer wel by eikanderen. — Nieuwe boeken ziet men 'er niet, en de ouden worden niet gebruikt. Toen de Orde der Jefuiten opgeheven was, wilde ganga- k e l l i  ' ' e N ' k rr R R-JH e R v o r m i n g. 319 nee li de Hooge School hervormen, een zeer kundig en geleerd Hoogleeraar maakte een ontwerp. Dan ■dit wierd ras ter zyde gelegd en vergeten, enthans is het de tyd niet om aan hervormingen te denken: — deze zullen waarfchynelyk niet gebeuren, voor dat 'er een andere Paus op den Roomfchen ftoel zit. '£r is nog iets merkwaardigs by de uitdeeling van. het Hoógleeraar-ambt, en 't welk zo wel hier, als in de duitfche Landen van den Keizer, en in zommige italiaanfche Staaten plaats grypt. — Zy die een ambt ;als Hoogleeraar begeeren, moeten vooraf onderzocht worden: en dit onderzoek is zeer ftreng. Zy moeten over een bepaald onderwerp les geeven , welk onderwerp daags te vooren word opgegeven, en dan mogen zy niets • op den Leerftoel medenecmen, dan alleen de algemeene inhoud van hunne voordrag :,zy moeten zich dus te huis voorbereiden, en daarop bykans voor de vuist hunne voorlezing houden, in. tegenwoordigheid van de Rechters, die over hunne bekwaamheid moeten oordeel en. • Rome heeft, behalven dcSapknza, nog eene Akademie ; deze is aangelegd in het vermaarde Collegium Tomanum, en in dezelve zyn de hoogere en laagere Clasfen met elkander vereenigd, zo dat hier zo wel in dc eerfte grondbeginzelen der taaien, ajs in de>wetenfchappen onderwys gegeven word. By den eerften aanleg van dit Kollegie, was het onderwys in de grondbeginzelen de hoofdzaak: naderhand heeft het, by de vernietiging van de Orde der Jefuiten, die gedaante gekregen, die het tegenwoordig' heeft. Zo lang deze Orde in weezen was, droeg zy naauwkeurig zorg, dat de geleerdfteen vermaardfte mannen uit  220 OVER. DE ITALIAANSCHÈ HOOGE SCHOOLENf uit haar aan dit Kweekfchool ftonden. 'Er waren toen boscowicii, cunich, zaccaria en lazzeri, benevens meer andere geleerde mannen" De laatstgenoemde is voor weinig maanden geftorven: hy was de grootfte geleerde in de Kerkelyke Gefchiedenis, dien ik in Italië ontmoet heb: hy was ook een werkzaam man, maar gaf zeer weinig uit. Dit Kweekfchool heeft tegenwoordig nog veele onderwyzelingen, en het onderwys is hier op een beteren voet geregeld, dan aan de Hooge School. 'Er zyn verfcheiden van de oude Jefuiten, die hunne ambten behielden, en hun onderwys in de taaien en oude letterkunde is zeer goed. De boekery van dit Kollegie is zeer groot en fraai, men vind 'er voornamelyk zeer veele oude handfchriften betrekkelyk tot de gefchiedenis van Italië en van de Kervergadering van Trente; en hoewel dezelve niet publiek is, zyn echter de Bibliothekarisfcn zeer wilvaardig, orn^ elk den vryen toegang tot dezelve te verleenen. Ik heb by die gelegenheid, dingen van zeer veel belang gevonden , waarvan het hier de plaats niet is te fpreeken. Dit zyn de merkwaardigfte waarnemingen, die ik op eenige der vermaardftc Hooge Schooien van Italië gemaakt heb. Van de Akademie te Napels heb ik te vooren gefproken, zo ook van die te Palermo en Catania. Op andere ben ik te kort geweest, dan dat ik 'er iets belangryks van kan mededeelen; en nog andere heb ik in 't geheel niet bezocht — en dus zy dit genoeg over dit onderwerp. e E N i-  321 EENIGE BERIHTEN BETREFFENDE DE SICILIAANSCHE DICHTKONST. Voor Reizigers, die zich zo lang in Sicilië kunnen ophouden, dat zy ook op andere dingen, dan op de Oudheden hunne aandacht kunnen vestigen , en die daarby eenige kennis hebben van de italiaanfche letterkunde, zyn de Siciliaanfche taal en de boeken die in dezelve gefchreven zyn, zeer belangryk onderwerpen. Ik heb uit dien hoofde ook over dit ftuk een en andere berichten byeengezameld, voor zo verre de tyd van myn verblyf benevens myne overige bezigheden dit gedoogden ; en ik hoop dat deze berichten voor zommige myner lezeren niet onaangenaam zullen zyn, al is het, dat dezelve niet zo algemeen in den fmaak zullen vallen, als de voorgaande berichten. — Het lyd bykans geen tegenfpraak meer,dat de Siciliaanfche taal de algemeene volkstaal der Italiaanen in de middeneeuwen was: zy is van tyd tot tyd gevormd verbeterd en meer en meer befchaafd; evengelyk de la-  eenige berichten betreffende latynfche taal meer en meer bedorven en met de taal van andere volken vermengd is. Byaldien de gedenkftukken uit de aloude gefchiedenis van Sicilië, die men onlangs in Palermo ontdekt heeft, en voornamelyk de brief van Paus marin of martin de twede aan den Groot-Emirvan Sicilievan denjaare 834 echt zyn, dan blykt hier uit, dat de Siciliaanfche Tongval reeds in het midden van de negende eeuw beftond. Dan hoe het met deze gedenkftukken ook mag weezen, zeker is het zo uit de inferiptien., en opene brieven, als uit de italiaanfche Schryvers, en onder deze voornamelyk dante en petrarca, dat deze taal reeds in de twaalfde eeuw-gefproken wierd, en dat de toenmalige italiaanfche taal la fayella volgarc Siciliana genoemd wierd: en hierdoor word de gisfing van zommige geleerden niet onvvaaffthynlyk, dat de italiaanfche taal afkomftig zy van de Siciliaanfche Tongval, welke het latyn met verfcheiden woorden uit andere taaien vermengde. Niet minder zeker is het dat de oudfte italiaanfche dichters Siciliaanen geweest zyn, en in hunne moedertaal gefchreven hebben. Dit verhaalt petrarc a in de voorrede voor zyne brieven. Alleen is het onzeker, of de Siciliaanen dan of de Provencalen de eerfte geweest zyn, die denrym in hunne dichtftukken gebragt hebben. Evenwel fchynt p e t r a r c a dit min of meer te beflisfen, dewyl hy rond uit zegt, dat de gewoone dichtkonst 't eerst een aanvang nam onder de Siciliaanen, cn van hun door de overige volken van Italië is overgenomen: waaruit men eenigermate meent te kunnen afleiden, dat men in Sicilië verfen in de gemeene volks taal gemaakt hebbe, eer men zich van de  BE SICILIA a'nsche flICHTKONST. de Provencal - taal bediende tot de Poë'fie. — Ik meen echter, dat men ten tyde van petrarca nog geene verfi fciolti, of rymlooze gedichten kende en , en het was uit dien hoofde natuurlyk, dat, daar 'ei in de Siciliaanfche taal zeer veele klinkletteren voorkomen , waardoor men zo veel te gereeder de rymende woorden en lettergreepen kan vinden, ja deze zich als van zelve aanboden , elk nu ook als van zelf op het rym viel, zo ras hy eenigermate kennis had aan deze voetmaat; en fpoedig kon men hier aan kennis krygen het zy door de latynfche verfus konitii of fescennini of ook door den omgang met de Noormannen , die, hoewel verwyderd van hun Vaderland, echter in den eerften tyd hunne moedertaal niet geheel vergaten ; en by dezen was het rym zeer gemeen, 't geen duidelyk blykt uit veele yslandfche en oude duitfche gezangenDe oudfte Siciliaanfche gedichten, die uit dc middeneeuwen nog overgebleven zyn, zyn van den jaare 1190, waaruit men echter niet bewyzen kan, dat'er voor dien tyd door de dichters geen gebruik van gemaakt is. Veeleer is het waarfchynlyk, dat de oudfte Siciliaanfche dichtftuken niet voorhanden zyn, omdat ze of niet byeengezameld,of omdat ze naderhand verloren geraakt zyn: naardien men naauwlyks veronderftellen kan, ja het regelrecht ftryd met alle gefchicdkundige waarnemingen, dat eene taal,die eerst in het jaar 1190, en dus in het laatst der iade eeuw wierd gebezigd tot de Poëfie, reeds in de eerfte helft van de volgende eeuw zo zeer befchaafdzou zyn, als de Siciliaanfche taal was, die aan het hof van frederi k ben TWEBENte Palermo wierd gefproken,welke Vorst  sü4 EENIGE BERICHTEN betreffende Vorst dc liefde tot de wetenfchappen van zyne voorvaderen geerft had, en, naar den toeftand van dien tyd,in allerlei wetenfchappen zeer grondig onderricht was. Hy zelf was een groot dichter, ook hebben wy nog zommige van zyne minneliederen in de Siciliaanfche taal. Zyne Zoonen manfred en ezius Koning van Sardinien, waren gelyk hun vader voorftanders en beminnaars van de dichtkonst, en overtroffen hem zelfs als dichters, Behalven deze verfen waren de oudfte Siciliaanfche dichters, waarvan wy bericht hebben, ciullo van alcamio, ja- cob van lentini,guido delle colonne van Mesfina, ruggerone van Palermo, monna nina, eene vrouw, die door haare vriendfchap met dante van majano (dien men niet moet verwisfelen met dante alighteri) en andere zeer vermaard was, en wier gedichten de beroemde Kerkvoogd leo alacci byeengezameld en te Napels in den jaare 1660 heeft uitgegeven. In dezelfde eeuw zyn zeer veele verzamelingen van dichtkundige werken van laateren tyd uitgegeven. Ik heb eenige deelen van eene in den jaare 1647 te Palermo uitgegeven Anthologie, waarin zeer veele dichtftukken van verfcheiden Schryveren voorhanden zyn (*> In laater tyd heeft men meermaalen de werken van deze en geene Siciliaanen in een bundel uitgegeven. De (*) Le Mufe Siciliane racolle du Pier Ghifeppe San Clemente Palermo 1647. — Behalven deze Anthologie zyn 'er nog andere als van caruso, een zeer vermaard Siciliaansch Letterkundige, van pr.,escimoh£ en van bowajuto.  de sicilïaansche d i c ti T K O n S Ti. 2.25 De volledigfte derzelve draagt den volgenden titel: Scielta di diverfe canzoni Siciliani di divcrfi au■tori colle tradizioni (latine) raccohe del Barofie h. pietro de blasii. Palermo 1784; 4. — Daarenboven hebben zommige dichters hunne eigen dichtkundige ftukken, zo wel in de Italiaanfche, als in de Siciliaanfche taal , in een bundel uitgegeven. Het merkwaardigfte van alle is : della Poëfia Siciliana da don giovanni ventimaglia messinese : ik heb dit werk niet meer dan eene keer in eene Siciliaanfche boekery gezien, en naderhand, wat moeite ik ook deed, nooit weder kunnen vinden. Ik kan dus niet meer doen ,dan den titel opgeeven. — Voor ooren, die niet aan de Siciliaanfche tongval gewoon zyn, klinkt dezelve zeer hard. De klinkletteren i en 0 komen by herhaaling en tot verveelens toe Voor, en derzelve klank is op verre na zo aangenaam niet, als de zuivere italiaanfche uitfpraak van a, e en 0. — Men word 'er echter ras aan gewoon; ook is men in de noodzaakelykheid gefteld, om het taaleigen te leeren kennen, naardien dc gemeen e man geen andere tongval kent, en menfchen van meerdere befchaafdheid zich naauwlyks in 't zuiver Italiaansch kunnen uitdrukken, of'er loopt altoos iets onder van het Siciliaansch taaleigen, zo dat men hen niet dan met zeer veel moeite kan verftaan, wanneer men niet eenigermate bedreven is in hunne moedertaal. — Ieder reiziger, die meer wil hooren, dan een algemeen compliment in de frahfene taal, (want ook deze taal is hier zo gemeenzaam niet als in andere landen) is uit dien hoofde genoodzaakt, om zich in deze taal te oefenen, en men word van tyd tot tyd zo zeer aan de- III. deel. P Stal-  2.2ö eenige berichten betreffende zelve gewoon, dat men het harde der taal met den tyd niet meer gevoeld, en veeleer voor dezelve ingenomen word , zo uit hoofde van den rykdom, als uit hoofde van het treffende en gemeenzaame derzelve— Dit vind men doorgaands hy de gemeene volkstaal, hoewel de Siciliaanfche hierin voor de overigen den voorrang toekomt: — 't naast aan dezelve in rang komt, naar myne gedachte, de platduitfche tongval.— In het twede deel van de reisbefchryving van den Heer dartels bi. 465 is een geheel register van Siciliaanfche en Italiaanfche woorden, waaruit men het onderfcheid tusfchen die twee taaien duidelyk kan ontdekken (*). Behalven door het gebruik der klinkletteren c en u, waarvan ik boven reeds gewag gemaakt heb, hebben de Siciliaanen dit byzonder taaleigen, dat zy // in dd, q in cc, ƒ in ch of x veranderen , (dit fchynt een overblyfzel uit de Spaanfche taal te zyn:) en dat ze dikwerf de klinkletteren uit twee woorden wegwerpen en de medeklinkers met elkander vereenigen, b. v. in nmuzzu, nnarrari, nzumma. De Siciliaanfche taal komt het naast by de Napelfche en Calabrifche tongval, hoewel zc niet zo hard en fcherp is dan de laatstgenoemden, — vooral wanneer ze gefproken word door menfchen van eene befchaaf- de (*) Ik heb bet] register, 't welk de Schryver ten deele van den Heer baetels overgenomen, ten deele aangevuld heeft, hier niet geplaatst, om dat het niet te pas komt, dan voor die geenen, weike de Siciliaanfche tongval meer van naby willen kennen. De meesten myner I.ezeren hebben 'er, denk ik, geen belang in, en dus kunnen wy de moeite en de ruimt* befpaaren. De Vertaaler.  de siciliaansche dicht konst. 227 de opvoeding. Volgends het bericht van den Heer dartels heeft d. giovanni meli thans eene Siciliaanfche grammatika onderhanden: hy is 'er ook de bekwaamfte toe. Een ander hulpmiddel tot kennis van deze taal lag reeds by myn vertrek van Palermo voor de drukpers gereed, befhande in een zeer uitgebreid Siciliaansch-italiaansch woordenboek. De voorrede was reeds afzonderlyk uitgegeven. De Schryver van dit werk is d. giuseppe autonio de espinosa alarcqn, een zeer geleerd man: voormaals was hy opziender der publieke fchoolcn in Catania, en thans is hy Beftuurder van dc Koninglyke Bockdrukkery te Palermo. Deze voorrede behelst het Plan, waarna het geheele werk bearbeid is, en eene opgave van alle aangewende pogingen, om dit werk, zo veel mogelyk is, volledig te maaken. — Behalven de Dichtftukken is 'er niets van belang in de Siciliaanfche taal gefchreven. Men heeft Hechts eenige gebedeboeken, en echige werkjes tot vermaak, die in het onrym gefchreven zyn. Mannen van geleerdheid bedienden zich altoos van de italiaanfche taal, dewyl ze by al hun Patriotisme geen kans zagen om de Siciliaanfche tongval aan de vaste Kust fmaakeiyk te maaken. De Toskaanfche tongval, die nog ruw en onbefchaafd was, toen op de Sicilië de wetenfchappen reeds in bloei waren, heeft de Siciliaan. fche den voorrang afgewonnen. Met dat al worden de Siciliaanfche dichters in Italië algemeen zeer hoog gefchat. — Onder de dichters van laater dagen munten voor anderen uit, Mcnfignor r a u AbbaU di Santa P 2 htS-  sa8 eenige berichten betreffende Lucia (*), antonio VeneZiano, pietrö fulione, ventiniglia, spazario Jrcipfete >yrlyks groote Napelfche Oorlogfcheepen, De.ca-^e van de Haven is naauwkeurig bepaald op de Zeekaarten, die voor weinig jaaren te Parys uitgegeven zyn. —- .1 Ö Jd .(I .ü II. D. bl. 208, De 'opgave van het Bericht van den Prins bisca, ri, is hier verkeerd geplaatst: hy vergelykt de Kapiteelen van de Pilaaren in den Tempel van diana, niet met de groote Kapiteelen in den Tempel van jupiter te Agrigentum, maar met die van den Tempel van j u p i t e r te Olympium, naby Syrarufe: waarvan bl. 25 4. bericht gegeven word. IL D. bl. 214. aanm. Zo ver ik weet is 'er tot dus verre flechts een? penning, die men aan pollinus archivus kan  BYVOEGZELSk 237 kan toefchryven; ik heb eene befchryving daarvan doen plaatfen in het negende ftuk van de Bibliothek der alten Litteratur und Kunst, door Profesfor Heeren te Goettingen (1792. p. 40), en 'er eene afbeelding bygevoegd. Het opfchrift is:SYPAKosi caput cereris fpicis coronatumVicloria incitis bigis fupra aftrum in imo n o x. 1. — Volgends gefchiedkundige waarnemingen uit athenm u s, julius po llux, en aelianus, moet hy voor de tyden van aristoTeles voor gel 0'den Koning van Syracufe, en omtrend in de zesde eeuw voor Christus geboorte geleefd, hebben. De penning duid ook zodanig een ouderdom duidelyk aan. II. D. bl. 246. 't Verwondert my, hoe de Heer bartel^ aan dè echtheid dezer Inferiptie kan twyfelen. Zy is niet, zo als hy meent, op eene Tafel gefchreven, maar in de Rots ingehouwen, en 'er is geene de minffe reden om aan dc echtheid van dezelve te twjdèlen. II. D. bl. 253. De Heer landolina meent daar de Euryelus te moeten zoeken, waar ik Labdalum vind, en plaatst Labdalum op den top van den Berg Belvedère, tegen over Epipolae, waar ik de Euryelus plaats. De rede waarom ik my met zyn gevoelen niet kan vereenigen, is, om dat de plaats op dezen top te klein is voor een Kasteel van die grootte, als Labdalum volgends de befchryving, die wy 'er van hebben, moet geweest  238 verbeteringen en zyn; en dat men geene overblyfzels van zulke groote werken vind. Dit alles vind men, wanneer men Labdalum daar plaatst, waar ik het gefteld heb. II. D. bl. 254. Boven op Euryelus zyn eenige Regenbakken tot berging van Water. II. D. bl. 257. In de befchryving van de wyze waarop de Heer landolina de Papyrus toebereid, zyn eenige fouten ingeflopen, die dus verbeterd moeten worden: — de fteel word niet eerst gedroogd, maar de bladen, van den fteel afgefneden zynde, worden naast en over elkander gelegd, en dan eerst gedroogd — en vervolgends gelymd, — en ten laatften met yvoor glad gemaakt. De Heer Bartels is zeer breedvoerig over den Papyrus der Ouden. III. D. bl. 46. Zederd de uitgave van dit werk, heeft de Heer Berg-hoofdman van veetheim te Harbeke by Helmftad, in eene fraaie verhandeling getoond, dat deze va/a murrhina waarfchynlyk van Chineefche Spekfteen vervaardigd zyn, dewyl alle befchryvingen van deze vaafen, 't best van allen toepasfclyk zyn op deze zoort van Steen. Ik  BYVOEGLBES. S39 ÏIÏ. D. bl. 140. Ik heb de rede .gemeld, waarom ik den Torft, in het Kabinet van den Prins biscari, niet voor een ftandbeeld van Jupiter hield. Eene aanmerking van Pro» fe«for abilgaard in het werk van den Heer Bartels, wederlegt myn gevoelen. Hy geeft bewyzen op, waaruit het blykt, dat jupiter meermalen zo word voorgcfteld, dat zyn baard niet op zyn borst kan rusten, maar daarvan afgezonderd is. — Ik neem myne aanmerking dan terug, en omhels ook het gevoelen, dat hier jupiter bedoeld zy. Zinftorende Drukfouten — in de twee eerfte Deelen. I. D. bl. 13 ftaat Iferma lees Ifernia. — 66 caput — capüa, BS ■ FEUT —- FECIT» —— RESTITUS — RESTITUf, —— ANTONIVS — ANTONINUS, II. D. bl. 56 BARDA —- BARBA. —— 167 —- de Girgenti — de' Gigant!, In dit derde Deel bl. 38. en op andere plaatfen word gefproken van den Abt festini; dit is een drukfout in 't oorfpronkelyke, en moet zyn: s e s t 1 .\ i.  INHOUD. Catania. . . - êlad2. t REts na den berg aetna. . 54 reis van catania na messina. 83 Messina. 103 OvÊR de aanzienlykste hooge schoolen, en over de kerkhervorming in zommige landen van italië. . . Eenige berichten betreffende de siciliaansche dichtkonst. . . 23| Verbeteringen en byvoeg- zels. • • . 032 De Piaat van den /Etna. . . 7S