HEDENDAAGSCHE HISTORIE O F TEGENWOORDIGE STAAT VAN ALLE VOLKEREN; XXXIfflte DEEL. Behelzende de Befchryving der VEREENIGDE NEDERLANDEN, En wel in 't byzonder van DRENTHE. Met eene Kaart en twee Printverbeeldingen veifierd. 7c lAMSTERDjtM, LEIDEN, VOÜD. en H^iRLWGEN, By J. de Groot, G. Warnaks, S. en J. Luchtmans, A. en P. BLussé, en V. van der Plaats. M D C C X C V. Met Privilegie   TEGENWOORDIGE STAAT VAN HET LANDSCHAP DRENTHE, Met Printverbeeldingen verfierd. INLEIDING. Ti tAMSTERD^iM, LEIDEN, DDRD. en HARLIKGEN, By J. de Groot , G. Warnars, S. en J. Luchtmans, A. en P. Bujssé, en V. van der Plaats. JIDCCXCV. Biet Privilegie.   TEGENWOORDIGE STAAT VAN > DRENTHE. INLEIDING. Naams Oorjprong, Gelegenheid, Grootte, Bevolking, Lands- en Lugtsgefleldheid, Rivieren, Middelen van Be/laan, Aart en Zeden der Jnwuneren van 't Land? fcbap. den Staat der Vereenïgde Nederlanden behoort mede het Landfchap Drenthe, Ichoon i in eene andere betrekking, dan de andere Provinciën , Steden en Landen, die wy tot hier toe befèhouwd hebben. Het verdient derhalven ook hier, volgens zynen rang, befchreven te worden. Drenthe is een vry Landfchap, 't welk op zig zelf bedaar, en nog aan 't gehele Bondgenootfchap, nog aan eene der byzondere Provinciën, onderworpen is : maar door zyn eigen Souve. rein, Regeeringe en Wetten beftierd wordt; en hoewel van de Vergadering der Algemene Susen en andere Generaliteits Collegien uic* gé* \.LGE« ilBENB 3ESCHK¥i-  Aloe» ailEENE Bescurt. ving. Naams- oor- fprong. ft Tegenwoordige Staat gefloten, echter der voordelen van het Bondgenootfchap mede deelagüg is, en ook in de gemene lasten van hetzelve, een zeker aandeel, naar gelang van zyn vermogen, draagt. De naam van dit Landfchap werd van oads, in de Landtale, Thrente of Drenthe, in "t Latyn Trenta of Trentonia genoemd. Met den n^am Thrente was het reeds voor het midden der tiende Eeuwe bekend: doch omtrent diens oorfprong heerscht eenige duisterheid, welke aanleiding gegeven heeft, tot verfchillende gevoelens, onder de Geleerden, die van dit Landfchap gefchreveri hebben. Eenige menen denzelven gevonden te hebben in dien der Tenctheren, welke zy willen, dat hier hunne woonplaats zouden gehad hebben. Doch dewyl dit volk, door de Oude Schryvers, verder opwaards, en in de nabyheid van den Rhynftroom, geplaatit wordt, vervalt dat gevoelen van zelfs. Andere menen, met eenige meerdere waar* fchynlykheid, dat de naam van Drenthe herkomftig zy uit Schandinavie of Noorwegen, en dat de Noormannen, wanneerze deze Landen overftroomden, dit Landfchap aldus naar hun Dront, of Dronthen, thans Drontheim, zouden genoemd hebben. Doch , boven allen, komt ons aannemelyk voor het gevoelen van die genen, welken dezen naam afleiden van het telwoordje Drie, en vastftellen, dat dit Landfchap aldus genoemd zy met betrekking tot het naburig Twenthe, welk dus van het woordje Twee, zynert naam zoude bekomen hebben. De eenige zwa*  van DRENTHE. 3 zwarigheid is, aan welk Land of Landfchap men hier, als het eerfis te denken hebbe, met opzigt tot welk, Twenthe en Drenthe als het twede en derde kunnen aangemerkt worden. Men neemt daar voor gemeenlyk Zalland, als een gedeelte van 't Overftigc aangemerkt, en trekt daar na Drenthe onder Overysfel; welk men dan in deze drie delen verdeelt, Zalland, Twenthe en Drenthe. Doch, behalven dat niet Drenthe, maar hec Land van Vollenhove, ten allen tyde, als het derde gedeelte van Overysfel is aangemerkt geworden, zo blykt ook de ongegrondheid van dat gevoelen; om dat Drenthe dezen zynen naam reeds droeg, eer het nog eeni» ge betrekking op het Overftigt gekregen had. Men moet derhalven , in de plaats van Zalland, aan eene andere Landftreek hier denken, en wel bepaaldelyk, naar het ons voorkomt, aan dat gedeelte van het tegenwoordig Munfterland, welk naast aan Twenthe grenst ,• en dan kan men, zeer gevoegelyk, de namen van Twenthe en Drenthe afleiden van derzelver ligging langs de derde zogenaamde Vrye Landftraat der aloude Friezen, welke zïg uitftrekte van Keulen tot Stavoren; en langs welke deze twee Landfchappen een zekere betrekking, tot het naaste gedeelte van Munfterland fchy» nen gehad te hebben: het zy dan als Landfchappen van het aloude Friesland, zo als het, voor de tyden van Karei den Groten beftond; het zy, uit hoofde van een verband, door dezen Keizer allereerst tusfchen dezelven gelegd; en waartoe, in 't kbyzonder, eenige * » aan- Algh« MEEN£ BESCHaSV ving»  4 Tegenwoordige Staat Alge- meene Beschrt- aanleiding kan gegeven hebben het geestlyk Gebied van den Bisfchop van Munfter en het Kerkbeftier, dat de Abt van Werde, eene Abdy, in het tegenwoordig Graaffchap Mark, aan de rivier de Roer, na het invoeren van het Christendom, over Drenthe, en de naburige Landftreken geoefend heeft (i ). Alzó deze zyn kerk «bezoek noordwaards voortZettende, eerst een gedeelte van Munfterland (2), voorts Twenthe en, in de derde plaats, (T ) Ludger, eerde Bisfchop van Munfter ea Stigter der Abdy Werde aan de Roer, fchynt na het herftellen van den Christelyken Godsdienst, in Jeze oorden, het geesteiyk Gebied en Kerkbeftier over Drenthe en een gedeelte van de Groninger Om. melanden waargenomen, en tot zyne Opvolgers over gebragt te hebben: gelyk wy vervolgens zullen tonen. Vergel. Altiög. Not. Germ. Mer. p. H. p0l. 2 Ten aanzien van Twenthe is zulks niet even zekér- doch hetaanzienlyk deel, welk Ludger in de bekerine van de inwoneren dezer Landftreek gehad heeft, maakt ten hoogften waarfchynlyk, dat hy dezelve ook te ge yk, met de eerstgemelden, onder zyn bewind gehad hebbe: tot dat eindelyk, na dat de invallen der Noormannen h!er een einde hadden genomen, het gebied daar over aan de Bishoppen van Utrecht is opgedragen. (2; Hoe het Gedeelte van Munfterland, waaraan men hier, het naast, te denken hebbe' oudtvds genoemd zy geweest, is niet ten vollen zeker In 't leven van Ludger, doorAlfrid, derde Bisfchop van Munfter, befchreven, vindt men, onder anderen, dne Landfibappen (Pagi) gemeld, die hier wel! het meest, m aanmerking fchynen te komen: Paeus Riporum; waarin de Abdy Werde gelegen was: Pagus Sudergo, waarin Mimigerneforde of Munfter; en Pagus Nordgo, waarfchynlyk het naastgelegene, «aa Twenthe, ea dus, hier toe, de naaste betrekking  van DRENTHE; jf plaats, Drenthe op zynen weg ontmoette: 't welk eene genoegzame reden ter benoeming dezer Landfchappen kan geweest zyn. En dit zy genoeg, voor zo verre de naamsoorfprong van Drenthe betreft. Van gedaante is dit Landfchap driehoekig, het grenst ten Noorden , en Noordoosten aan Groningen of liever het Stadsgebied, en de Heerlykheid Westwoldingerland: ten Oosten en Zuidoos* ten aan het Bisdom Munfter, en, voor een gedeelte aan het Graaffchap Bentheim: ten Zuiden aan Overysfel: ten Westen aan dezelfde Provincie, en, voor het grootfte gedeelte, aan Friesland; tot daar het aan de Noordwestelyke zyde, door het gebied van Vredewold, behorende tot de Groninger Ommelanden, afgeperkt wordt. Over de juiste bepaling deaer grenzen zyn, tusfchen dit Landfchap en de naburige gewesten, meermalen verfchillen ontftaan, welke, vooral in zo verre zy de Provincie van Groningen en de Ommelanden mede betreffen, kiag hebbende. Zie Vita Ludgeri apud Leibnic* Scriptor. Brunsvic. Tom. I. pag. 8f. & feqq. Mem kan hier tevens by opmerken, dat men, ten tyde; van Ludger, en kort daarna, allereerst de namen van Thuenti, Northmanti (Twenthe, Noord-twenthe ) en Threant ( Drenth ) gemeld vindt. En het moet niemand in den weg zyn, dat het woord Pagus niet een kerkelyk, maar een wereldlyk gebied zouie aanduiden: Zie Racer Overysf. Gedenkftuk. II Stuk. 2de Hoofdtt. § J. Dewyl het hier niet aankomt op de benaming van Pagus; maar op die van Twee en Drie, welke zeer wel aan een wereldlyk gebied, uit hoofde van eene zekere betrekking in het kerkelyke, kan gegeven zyn. * 5 Algk- meene beschrï' ving. Gelegenj heid.  6 Tegenwoordige Staat AtCEMEENE Bi'ScuRy. treffen, tot nog toe niet volkomenlyk vereffend zyn. Dus is reeds van overlang, aan de Noordwestelyke zyde, daar dit Landfchap aan het gebied van Vredewold paalt, over de grensfcheiding een verfchil geweest, welk, tot groot nadeel der naastgelegen Landfchaps ingezetenen, tot nog toe niet heeft kunnen afgedaan worden. Nader by Groningen zyn, tusfchen die van Drenthe en het Gorecht, insgelyks verfchillen over de grenzen gere* zen: doch welken, doordien de eigendom der byzondere perfonen 'er minder onzeker door wordt, van weiniger belang mogen gerekend worden. Dan, van meer aangelegenheid was het verfchil over de Noordoostlyke grensfcheiding, tusichen de Eigenaren der Oostermeerfche Venen en de Ingezetenen van het Sappemeer en den Old Ampte; welk reeds in den jare 1615 aanleiding gaf" tot het maken van eene fcheidgruppel, die van de Wolfsbergen , naby het Zuidlarer Meer, haren aanvang nemende, van daar, in eene regte linie, voorby de Buinerhorn zig uititrekte. Doch, alzo men, by vervolg van tyd, zig hieraan niet hield, is eindelyk, by overeenkomst, tusfchen wederzydfchs Afgevaardigden, vastgefteld geworden; dat deze fcheidgruppel, welke reeds te voren, naar den Landmeter Jan Sems, die 'er de eerfte rojing van gemaakt had, den naam van Sems Linie droeg, voortaan tot eene vaste en altoosdurende grensfcheiding zou vertrekken. Gelyk men dezelve thans ook, als zodanig, in de nieuwe Kaart van Gro»  van DRENTHE. J* Groningen en de Ommelanden afgetekend vindt. Tot dus verre waren ook de Grenzen van Drenthe, aan de zyde van het Bisdom Munfter, niet naaukeurig genoeg bepaald geweest. Doch wanneer, in den jaare 1764, de grensfcheiding tusfchen den Staat der Vereenigde Nederlanden en het gemelde Bisdom, door wederzydfche Gevolmagtigden, geregeld werd, zyn daar door ook tevens, de grenzen van dit Landfchap, aan die zyde, in zekerheid gefteld. Doch hier uit ontfronden eerlang nieuwe verfchillen, over den byzonderen eigendom der landeryen, ter wederzyden van deze fchsiding gelegen , tusfchen de ingezetenen der naastgelegen Munfterfche en Drentfche Buurfchappen, welken geduurd hebben tot den jare 1785; wanneer, met den tegenwoordigen Bisfchop van Munfter, eene nadere overeenkomst is getroffen , by welke eene menigte landeryen binnen de palen van Drenthe, aan de Munfterfchen, is afgeftaan. Waarop, kort daar na, gevolgd is eene Refolutie van hun Hoog Mogenden, ter fchadeloosftelling van die ingezetenen van Drenthe, welke den eigendom dezer Landeryen aan de Munfterfchen hebben moeten overlaten, en waar mede dus ook deze verfchillen een einde genomen hebben. Thans is 'er ook nog eenig verfchil over de grensfcheiding van dit Landfchap en de Provincie van Overysfel, aan de zyde des Schoucampts van den Hardenberg, waarvan * 4 in &I.GS- MEENE Beschrï* ving..  ï Tegenwoordige Staat Aus-> meene BbschkY- V1HG. Grootte. in de Befchryving van die Provincie melding gemaakt is; doch hetzelve is van wetniger belang. Met Friesland, in tegendeel, fchoon nergens door eene natuurlyke fcheiding van Drenthe afgezonderd, is de grensfcheiding thans, aan alle kanten, zeker; zynde de laarfte verfchillen , daar over gevallen , by verdrag weggenomen op den 3 van Wynmaand des jaars 1737. De Lengte van Drenthe, langs de Zuidlyke grenzen, genomen, ten noorden van het punt, alwaar het GraafTchap Bentheim, mee het Munfterfche gebied, aan den Zuidoostlyken hoek van dit Landfchap, zamenlopenj tot aan de Westlyke grenspalen van hetzelve, omtrent het dorp Kolderveen, mag men begrooten op ruim zeventien uren gaans: en even zo veel diergelyke uren mag men oolc rekenen van het eerstgemelde punt, tot aan den Noordlyken hoek omtrent het Zulte of Leekfter Meer. Doch van daar tot aan het punt by Kolderveen, heefc men fiegts elf uren gaans. Egter is de gehele omtrek van Drenthe hieruit niet op te maken,- maar dezelve mag, door dien het, hier en daar, met hoeken en punten, buiten de gemelde bepalingen uitfpringt, eenigzins hoger, en wel ten naasten by op vyftig uren begroot worden. Terwyl de driehoekige gedaante van dit Landfchap, van zelfs, medebrengt, dat deszelfs lengte zo wel als de breette, naar dat die midden door, of over de hoeken genomen wordt, verfchillende zy. Drenthe    van DRENTHE. 9 Drenthe wierd van ouds en wordt nog ten dezen dage in zes Dingfpillen of Rechter Ampten afgedeeld; welke, volgens hunne in* ftelling, eenige overeenkomst fchynen gehad te hebben met de Grietenyen in Friesland, 't Vervolg dezer Befchryving zal ons gelegenheid aan de hand geven om over den oorfprong des woords Dingfpil, en de byzondere inrigting dezer Regter - Ampten, die famen genomen 't Staatkundig ligchaam van dit Landfchap uitmaken, uitvoeriger te fpreken. Thans zy het genoeg met een woord aangemerkt te hebben, dat dezelven, door de volgende namen van eikanderen onderfcheiden worden, 't Dingfpil Zuideveld, Beiier Dingfpil, Dieverder Dingfpil, Rolder Dingfpil, 't Dingfpil Noordeveld, en 't Dingfpil Oostermaer. Indien op eene aantekening, die men by Revius in zyn Historie van Deventer ge boekt vindt, ftaat te maken was, zou men daaruit moeten befluiten, dat Drenthe voorheen meer bebouwd en veel Volkryker geweest zy dan tegenwoordig. 'Er zouden namelyk, in dit Landfchap, oudtyds, drie honderd m veertig Parochie Kerken, en negenentwintigduizend Ploegen, geweest zyn; en, te gelyk met Twenthe, zou hetzelve drie duizend gewapende Mannen ten Oorloge hebben moeten leveren; daar het tegenwoordig, ten aanzien van 't getal der Kerken, nog geen twee zeventiende gedeelten daar van, dat is veertig, halen kan; en misfchien even weinig, ten aanzien der Ploegen: terwyl ook tevens het getal der Manfchap, even zeer, het tegenf 5 woor- MEBNE /ING. Bevolking.  meenk Beschry- VIKG. tó Tegenwoordige Staat woordige fchynt te overtreffen. Doch hoewel die opgave van Revius, door eenige vermaarde Mannen, als merkwaardig, overgenomen is, twyfelen wy egter zeer of aan dezelve eenig geloof te geven zy. Ook kanze niec anders dan verdagt voorkomen aan elk, die dit Landfchap flegcs een weinig meer van naby kent, of gezien heeft. Terwyl het ook, aan den anderen kant, niet ontbreekt aan aantekeningen, waarby het getal der Kerken en Ploegen, in Drenthe, even zeer, beneden de waarfchynlykheid, verkleind wordt. Gelyk men dus, by voorbeeld, in 's Lands Notelen van den 17 December 1617 vindt aangetekend : dat dit Landfchap in duizend Ploegen of volle Erven, befiaan hebbe; zo als zulks, ( dus wordt 'er bygevoegd ), uit de oude Zettingen, en Registers volkomenlyk te bewyzen ware. Doch dewyl deze Zettingen en Registers niet meer voor handen zyn, kan men ook hierop niet ten vollen zeker gaan (3): en wy zouden hierom, meest met de (3 ) Men behoeft egter de egtheid van de opgave, inde Lands Notelen, niet in twyfel te trekken. Dezelve wordt, onder anderen, bevestigd, door een Pergaraenten Notel, die nog, onder de Landfchaps Stukken bewaard wordt en tot opfchrift heeft: Settinge van een dufent guld: daarna de Alings Landfchap van Drenthe die nitfettinge und bede van •wegen Con. Mat. den eerjlen termyn op Meije 1565 heeft betaalt. Het verfchil, tusfchen deze en andere aantekeningen, kan ligtelyk veroorzaakt zyn door de onderfcheidene betekenis, die men aan het woord Ploeg gehegt heeft. Ploeg betekent in de boven aangehaalde Notel, gelyk 'er uitdruklyk wordt bygevoegd, een vol erve. Doch in de andere aau-  van DRENTHE. 13 de waarheid overeenkomftig houden zekere ■ aantekening, van den jare X447 j volgens welke Drenthe drie en twintig kerfpelkerken, en negen en twintig honderd ploegen zouden gehad hebben. Doch dan zou men ook in deze aantekening, voor drie en twintig, veertig, of drie en veertig, kerken, in de plaats moeten ftellen. Kn dus zouden wy hieruit de overmatiglyk vergrootte opgave van Revius verbeteren, door van het getal der kerken drie honderd af te trekken; en het getal der ploegen van negen en twintig duizend, op negen en twintig honderd, te verminderen, 't Welk naast met den tegenwoordigen ftaat van Drenthe zoude overeenkomen, alzo men tegenwoordig, wan» neer men het Kerfpel de Wyk, welk zyne kerk in Overysfel heeft, 'er mede onder rekent , negen en dertig Kerjpelen in dit Landfchap tellen kanj welke allen, ook meest, in de oude Hukken bekend zyn. Terwyl ook het getal der ploegen, indien men 'er halve erven door verfta, hier onder, naar evenredigheid, verdeeld, niet te groot zoude zyn: wanneer men, namelyk, ieder kerfpel, het een door het ander berekend, op twee of drie en zeventig ploegen begroote. Ten aanzien van het getal der Manfchap, vinden wy niets in de oude ftukken, dat. hier eenig ligt kan byzetten. Doch wat de te-" genwoordige volkrykheid van Drenthe betreft, blykt aantekeningen zal dat woord waarfchynlyk voor een half erve genomen zyn; 't welk terftond een zeer aanmerkelyk verfchil, in 'c getal der Ploegen, heeft kunnen te wege brengen. Alge* meene Beschut: ving.  li Tegenwoordige Staat Alge. meene Beschby VING. blykt uit eene 'naaukeurige berekening, irt den jare 1773 opgemaakt, dat dit Landfchap, ten dien tyde, weinig boven vyf en dertig duizend en zes honderd inwoners gehad hebbe. Egter mag men, tegenwoordig, het getal derzelven een weinig hoger Hellen; ter oor* zake van de aanwinst, die het federd gedaan heeft, by de nieuws - aangelegde Veenplaats op de Smilde- en Kloostervenen, welke ver« fcheiden inwoners, van elders, herwaards lokt. Doch, met dit alles, zal hetzelve, naar gisfing , nog weinig boven zes en dertig duizend menfchen mogen halen, 't Welk , zeker, een zeer gering getal is, in evenredigheid tot de wyduitgeftrekte plek gronds, die zy bewonen. Maar men moet aanmerken, dat dezelve ook niet overal ter bewoning gefchikt is: alzo ze, voor een groot gedeelte, beftaat uit ontoeganbare venen en moerasfen; die alleen dienen kunnen om tot Turf vergraven te worden, en zelfs, hiertoe, by gebrek van bekwaams afvaarten, op de meeste plaatfen, nog niet verbruikt worden. Waarby men, als eene twede reden der fchaarfche bevolking van dit Landfchap, voegen mag de dorheid van den overigen grond, welke gene genoegfame middelen van beftaan voor een groot getal van inwoneren kan opleveren. Waarom men ook ziet, dat meest alle Dorpen en Buurfchappen alhier, voorbedagtelyk, op zulke plaatfen, zyn aangelegd, waar eene lager foort van grond, die, doorgaans, braekagtig valt, en door de menigvuldige beekjes, die overal, uit de Venen affypelen, bewaterd zynde, een tamelyk goed weide, en hooiland  mn DRENTHE. '3 !and uitlevert, de vroegfte ingezetenen uitge* jokt heeft, om zig daaromtrent, met hun vee, neer te flaan. Terwyl ook zulke plaatzen, die hier aan het meest gebrek hebben, van tyd tot tyd verarmen. Thans egter vindt men nog eene goede menigte van grote en fraie dorpen in dit Landfchap; en verfcheiden fchone Huizen en Landhoeven, die vooral door hare uitgeftrektheid,hoge en ruime Bosfchaadjen, waar mede zy omringd zyn, enr zuivere en gezonde lugt, die men 'er gedurig inademt, een ruim verfchot van Landvermaak, voor een Beminnaar van een ftil en eenzaam Buitenleven, verfchaffen. —' 'c Welk daarenboven nog veraangenaamd wordt door een' vrydom van drukkende lasten, dien men hier, meer dan elders, geniet. De grond van Drenthe is, voor het grootst gedeelte, hoog en zandig, en door j gaans dor en fchraal; zo dat hy, uit zynen aart, niets dan heide voortbrengt. Doch wel gemest zynde geeft hy een bekwaam Korenland, inzonderheid, om Rogge en Boekweit voort te brengen. Het eerstge» melde Koren wordt hier wel het meest verbouwd, en is uitnemend goed in zyne zoort; waarin het de beste buitenlandfche Rogge evenaart, of misfchien overtreft. Al van ouds, werd dit Landfchap, hierom, als de gemene Korenfchuur voor de Had Groningen aangemerkt. Werwaards de ingezete. nen, ook rm nog, hunne meeste Granen ter Markt brengen, langs eenen hogen en zandigen weg, die, ten allen tyde, bruikbaar is; AtGEMEENE Beschry: riNS. Landsgefteld?heid.  Alge. meene Beschrï ving. !4 Tegenwoordige Staat is; en van waarze ook de meesre waren, tot ' hun dagelyksch gebruik, te rug bekomen. De Korenlanden, die men hier meest in de nabyheid der Dorpen ziet, en die hier Esfen genaamd worden, zyn doorgaans, onder de Landlieden, by Akkers, verdeeld; welken meestendeels, door eikanderen, verfpreid liggen. En hier aan is toe te fchryven, dat in de meeste Dorpen de dag, waarop, Jaarlyks, de Oogst zyn begin zul nemen, door de gezamelyke Dorpgenoten, vooraf bepaald moet worden: ten einde de één des anders koren, door ontydig majen of invoeren van het zyne, niet bederve; en op dat de akkers, daar na, des te bekwamer, tot eene gemene weide, voor het vee, zouden kunnen gebruikt worden. Het Vlas komt hier ook in eene tamelyke hoeveelheid voort; zelfs wordt 'er, in 't Westlyk gedeelte van Drenthe, eenige han« cel mede gedreven: en men mag, als iets byzonders, aanmerken, dat op eenige Jaarmerkten aldaar, eene zekere prya op het Vlas bepaald is, die altyd dezelfde blyft, en waar voor men, naar mate her Vlas duur of goedkoop is, hetzelve in eene mindere of meerdere hoeveelheid bedingt. De Koper vraagt, by voorbeeld; niet hoeveel zekere ponden Vlas moeten kosten: maar, integendeel, hoeveel Vlas men voor den bepaalden prys geven wil. En op deze wyze wordt, met loven en bieden, de koop getroffen. Ook weigerd de grond, wel gemest en bearbeid zynde, gene moeskruiden, wortelen , peulen en andere Tuinvrugten voort te brengen»  van DRENT H E. 15 gen. Doch inzonderheid, worden Aardappelen hier in eene zeer grote menigte verbouwd; en verftrekken den Landlieden, voor een groot gedeelte , tot hun gewoon Wintervoedfel. De Veengronden, die, gelyk wy, in 't voorbygaan reeds gezien hebben, mede een goed gedeelte van dit Landfchap beflaan, liggen gedeeltelyk door hetzelve verfpreid, en bezomen deszelfs Oostelyke zyde byna geheel. Op eenige plaatfen wordt uit dezelven Turf gegraven, om naar buiten verzonden te worden: waarvan men in het Zuidlyk gedeeltevan Drenthe, reeds voorlang, zyn werk gemaakt heeft. De Echtenfche Wetering, welke, in het jaar 1623 en vervolgens, toe eene afvaart voor de naastgelegene hoge Venen, gegraven wierd* gaf hiertoe de eerfte bekwame gelegenheid aan de hand; en federt heeft men, op de nieuws• aangeleide Veenplaats aldaar, met de Turfgraveryën geftadig aangehouden; gelyk men, ten dezen tyde, nog doet. Egter is de Turf, die hier gegraven wordt, geenzins de beste; maar valt doorgaans ligt en los: waarom hy ook fpoediger, door het vuur, veri teerd wordt. Van beter hoedanigheid is de Turf, die uit de Smilde- en Kloostervenen gehaald wordt, als zynde veel zwaarder en digter; en hierom ook hoger in prys geitegen, federt men dien, langs de nieuwsgegraven vaart, wyd en zyd, heeft begonnen te verzenden. Dan boven allen munt, in deze twe hoedanigheden, uit de Turf, dien zommigen der Oostermaerfche Venen uitleve« ren/ Alg«- meenb Beschry, ving.  1$ Tegenwoordige Staat AlgemeensBescury- ving. ren, welke te Groningen, waarheen men denzei ven, in de eerlle plaats, affcheept, onder den naam van Drenthfche harde bekend is; eene brandftoffe, die in gloed en duurzaamheid op den haard, hier omftreeks, haars gelyke niet heeft. Doch behalven deze venen , die, tot buitenlandsch vertier , vergraven worden, zyn 'er nog verfcheidene, ja verre de meeste, venen, in dit Landfchap, die men, by gebrek van bekwame afvaarten, tot nog toe, tot diergelyke eindens, niet heeft kunnen aanleggen, en die hierom onaangeroerd zyn gebleven: uitgenomen alleen, daarze, door de naastgelegen Dorpelingen, tot hun byzonder gebruik, in eene kleine hoeveelheid, vergraven worden, liggende, voor 't overige, den meesten tyd van 't jaar, plasch en met water overdekt. Op zulke plaatzen egter, daar deze venen naast aan de Buurfchappen gelegen zyn, en door het leggen van afwateringen droog en eenigzins vaster hebben kunnen gemaakt worden, heeft men dezelven, al zedert jaren herwaards, tot de Boekweitenteelt zoeken aan te leggen. Ten welken einde dezelven, eerst met gruppelen doorfneden, en vervolgens omgehakt worden, om in 't Voorjaar, omtrent het einde van Bloeimaand, of in 't begin van Zomermaand, zo dra zy de vereischte droogte bekomen hebben, in brand geftoken te worden. Waarna in de asch, die op de oppervlakte liggen blyft, en, in de plaats van mest, tot vetmaking van den Veengrond dienen moet, de boekweit geworpen wordt, die dan welig opgaat, en dikwyls  van DRENTHE. 17 dikwyls eenen goeden Oogst voor den Boer en Arbeidsman, oplevert. Stukken lands, van uuren gaans in den omtrek, op deze wyze, tot den Boekweitenteeld bekwaam gemaakt, kunnen ten bewyze verftrekken, dat het niet aan de luiheid der inwoneren te wyten zy, dat zo vele gronden alhier, tot nog toe, onbebouwd liggen. Egter duurt de vrugtbaarheid dezer, aldus toebereide , Veengronden, maar eenige weinige jaren, die, op zyn best genomen, op zeven of agt kunnen begroot worden: waarna zy, de korst en bewasfen bovengrond allengskens verteerd zynde, tot het voortbrengen van boekweit, ten eenemaal onbekwaam worden, en geheel raauw blyven liggen: zo dat 'er eene lange reeks van jaren nodig is, eerze wederom genoegzaam bewasfen zyn, om op nieuw, tot hun vorig gebruik , aangelegd te kunnen worden. De onbebouwde Veldgronden, die men wyders overal in dit Landfchap ontmoet, dienen voornamelyk tot weide voor de Schapen, die aan de heide, welke 'er op groeit, zo wel des Winters als des Zomers, een bekwaam en gezond voedzel vinden. De meeste Dorpen en Buurfchappen zyn 'er doorgaans rykelyk genoeg van voorzien, en de Ingezete • nen gebruiken dezelven meest al in gemeenfchap, en als onverdeeld: ook zyn zy 'er, in der daad, de eenige en volftrekte eigenaren van. Het verdient, namelyk, hier ter plaats onze opmerking, dat dit Landfchap, even gelyk de Provincie van Overysfel, meest pveral, in Marken of Markten, afgedeeld is. * ♦ Doch Alge- meene beschrï" vihg,  Alge- meene Besciiry. ving.' 1% Tegenwoordige Staat Doch men onderfcheidt dezelven hier, in gemene of ongefcheiden en in gefcheiden Marken; naar datze verdeelde of onverdeelde landeryen in zig bevatten. In beiden lige hier de grond ten verfchryving ten Landdage: doch de befchikking over de gemene gronden komt alleen toe aan de eigenaren der ongefcheiden Marken, waarin dezelven gelegen zyn; die, naar gelang zy daar aandeel aan hebben, gezegd worden, in de Markte gewaardeeld te zyn: terwyl een vol deel in dezelve eene Ware genoemd wordt. Deze Gewaardeelden berigten dus alleen de gemene Marke, maken daarover wilkeuren, met byvoeging van de nodige boeten, tegen de overtreedinge, en regelen voorts, in alles, het gebruik derzelve: waarin de minsten de meesten moeten volgen; zonder dat iemand regt heeft om zyn aandeel 'er af te fcheiden: ten zy hy of alleen, of met anderen veree. nigd, twee volle Waren, in dezelfde Marke, konde uitmaken. Want, in dit geval wordt hem regt van fcheidinge, by de wet, toegeftaan. De Boeten en Breuken, by Buur wilkeur, gefield, worden door de Markgenoten zeiven, zonder byftand van 't Gerigte, ingevorderd , en de onwilligen , door eene eigenregtige pandneming, ter voldoening van dezelven genoodzaakt. Doch deze, daarin niet willende berusten, zyn gehouden hunne zaak voor den gewonen Regtbank te brengen.' Waar voor ook moeten' afgedaan worden alle verfchillen over den eigendom of het bezitregt in de gemene Marken, zonder dat  van DRENTHE. '9 de Markgenoten hierin iets te zeggen hebben. Deze inrigting, hoewel op zig zelve befchouwd, niet geheel van nuttigheid ontbloot, en wegens de gefteldheid van dit Landfchap, hier ten eenemaal noodzakelyk , brengt egter tevens, als een fchadelyk gevolg , met zig, dat de ve'dcn hier, niet overal, tot hun voordeligst gebruik, aangelegd worden , nog ook, ter verbetering van den grond, alles gedaan wordt, wat anders, by eene geregelde verdeling van denzelven, wel zou kunnen gefchieden. 't Wtlk de Staten van dit Landfchap wel eens bewogen heeft, om, daar tegen , van hun Overeigendoms - regt gebruik te maken; gelyk wy, daarvan, ftraks een voorbeeld ontmoeten zullen. Voorts vindt men nog, behalven de opge." noemde gronden, hier en daar barre duinen en Zandheuvelen, in dit Landfchap, die niet zelden door het verftuiven, waar tegen men hier, door het planten van Helm en andere ruigte, geen genoegzame zorg fchynt te dragen, groot nadeel aan de Korenlanden en andere Vrugtdragende gronden toebrengen. Hoewel ik ook plaatzen gezien heb, daarze, vooral in de valeiën, met berkenhout beplant, eenig voordeel fchenen te kunnen toebrengen. Onder de Delfftoffen, die hier onder de oppervlakte des gronds verborgen liggen, komt het Oer, om deszelfs menigvuldigheid, de eerfte plaats toe. Men vindt hetzelve op hoge en zandige plaatzen, gemeenlyk twee of drie voeten onder de bovenkorst der aar* * 2. de, HEENE BïSCBRÏJ  ad Tegenwoordige Staat Ar.CE' MKENE Beschet. VING. de, in lagen op elkander: doch deszelfs? dikte is ongelyk. Men maakt 'er hier nergens enig gebruik van, en houdt het, in tegendeel, voor fchadelyk, als niet weinig toebrengende tot de dorheid onzer hoge zandgronden. Op lagere plaatzen heeft men eene zoort van Leem, welke de Boeren alhier, even gelyk in 't naburig Overysfel, tot het bepleisteren van de wanden hunner huizen, en inzonderheid tot het maken van dorschvloeren, gebruiken. Omtrent de grenzen der Provincie van Groningen en de Ommelanden, onder de kerfpelen Peyze en Rhoderwolde, wordt ook zeer goede Potklei gedolven. Doch, by gebrek van Pottebakkerycn, wordt dezelve hier, binnen 's lands3 niet gebruikt, ook is de verzending daar van , naar buiten, thans zeer gering. De zware Keiftenen of Vlinten, die gedeeltelyk onder de aarde, gedeeltelyk boven dezelve, liggen, verdienen hier ook met een woord aangeroerd te worden. Men vindt 'er eenige zoorten van befchreven door den Heer Vosmaer in zyne aan. tekeningen op des Heren van Lier oudheidkundige Brieven. Ook fchynt men het, onder de Natuurkundigen, tegenwoordig, genoegfaam eens te zyn, dat deze Stenen hier niet gegroeid, maar door de kragt der golven van de Noordfche klippen afgefcheurd, en aan deze kusten opgeworpen zyn. Volgens de onderfteiling van dezen, moet men den grond van dit Landfchap, by deszelfs oorfprong, zig voorftellen als eenen uitftekenden hoek in Zee, of Zantplaat, door de Noordzee, uit haren boezem opgeworpen, die met Zand, Schelpen,  van DRENTHE. '»r Schelpen, Slyk en Klei; ja gehele hrokken van Roeien , en vaste ftukken gronds, met bomen, gras en planten, uit het Noorden aangedreven , opgehoogd en verbreed zynde , thans dien ryken voorraad van zeldfaamheden in zig bevat, die hier meest alom, mee verwondering befpeurd wordt. Gelyk daar» van, onder anderen , de verfteende fchelpen en andere Zeegewasfen, hier, by menigten , opgedolven , ten bewyze verftrekken. Terwyl men ook aan deze oorzaak wil toegefchreven hebben den oorfprong der Venen, met de daar onder begraven leggende (lammen van bomen , die ook hier, gelyk elders, gevonden worden. Hoewel anderen liever geloven, dat deeze bomen hier zelfs gegroeid , en door onweren , en overftromingen van latere tyden , omvergeworpen, en met de Veenftof, dat is verrotte kruiden en planten, overdekt zyn geworden. De Lugtsgefteldbeid van Drenthe heeft, buiten twyrfel, veel boven die van den grond vooruit, en is in der daad zeer voordeelig. De Hoge en Zandige gronden van dit Landfchap, die geene zoute en fchadelyke dampen uitwafemen , deszelfs verre afgelegenheid van de Zee , waardoor het ook die, van buiten, niet te vrezen haeft, en de menigte van vloeijende heekjes , die geduuriglyk de lugt verfrisfehen, benevens de overvloed van zoet en zuiver welwater, dat hier, meest alom , te bekomen is , kunnen niet misfen dien heil. zamen invloed op den Dampkring en de gezondheid der inwoneren te bewaren, welke * * 3 hiei Alge- * mkene BiïSCHRÏr ving» LuchtsgeJ fteldheid,  Alse. BiSCHRY ViHC. str. Tegenwoordige Staat hier door de dagelykfche ondervinding befpeurd wordt. Zelden heeft men hier befmettende of algemeen heerfchende ziekten : zelfs in de jaaren Ï780 en 1781 , wanneer eene buitengewoone menigte van Koortsziekten de naburige Provinciën befmet had , genoot men hier eene ongeftoorde gezondheid , niet minder dan in andere jaaren. Ook zyn de Landlieden hier doorgaans fterk van geitel, en beleven gemeenlyk eenen hogen ouderdom. Doch hier van moet de reden ook, voor een gedeelte, gezogt worden in de gematigde levenswyze, welke zy, van hunne Jeugd af, onderhouden, zonder zig aan buitenfporigbeden fchuldig te maken ; uitgezonderd in het gebrmk der KofFy, dat maar al te veel, tot bederf der gezondheid , onder de Landlieden, in zwang begint te komen. Want, voor 'c overige, beftaat hun gewoon voedzel, bthalven fchapen en verkensvleesch, meest uit aardappelen, boekweiten pmnekoeken, boekweiten- en roggenbry, benevens zwart roggen brood, dat, door dien het meel zelden gezift, of uitgebuideid wordt, uitnemend goed in zyne zoort is, en een zekere zoort van roggen wittebrood, by hen Stuite of Stoete genoemd , welk door de Landlieden zelren, doch zelden anders dan op hoogtyden,gebakken, en, by velen, voor zeer fmakelyk gehouden wordt. Doch, om tot den dampkring weder te keren, men oordeelt gemeenlyk, dat deszelfs gelukkige gefteldheid niet weinig benadeeld wordt, door de menigvuldige uitwafemingen en dampen, die hier uit de venen opftygen, gelyk men daar:  van DRENTH E. 23 daaraan, inzonderheid, fchadelyk oordeelt de dikke en Hinkende veenrook, welke, in de Voorzomers, uit het branden der boekwei tenvenen ontftaat, en die vooral zeer nadelig gehouden wordt voor de vrugtbomen, die gemeenlyk als dan in bloei ftaan. Doch hoewel wy niet ontkennen willen, dat de vogtige uitwafemingen der venen, voor een groot gedeelte, oorzaak zyn van de wateragtige nevelen, die hier, voornamelyk in den Hetfst» tyd, befpeurd worden; nog ook het onaangename van dtn veenrook, geduurende den tyd dat hy in de benedenlugt blyft omdryven, zoeken te verfchonen: moeten wy egter, ten .aanzien van het nadeel, dat zy verder veroniderfteld worden aan den dampkring toe te brengen, hier aanmerken, dat zulks door de dagelykfche ondervinding alhier tegengefpro« ken wordt. Behalven eenige ligte verkoudheden, welke de vogtige nevels zomtyds fchynen te veroorzaken, befpeurt men 'er genen fchadelyken invloed van op de gezond, heid der inwoneren: en wat de veenrook in 't byzonder betreft, heeft de ondervinding geleerd, dat onze vrugtbomen ruim zo ryk «n wel geladen zyn, wanneer hun bloei met het branden der venen op eenen en denzelfden tyd invalt, als wanneerze, voor of na dien tyd gebloeid hebben. De reden van het zomwylen voorvallend misgewas, in onze boomvrugten, fchynt veeleer toegefchreven te moeten worden, aan de menigte van zwarte vliegen, die zig, omtrent den bloeityd, door onze boomgaarden verfpreidt, en aan den ryp , die ook dan gemeenlyk valt, en * * 4. teffens meene Beschry» VING.  24 Tegenwoordige Staat Alge- M£ENE Beschry. VING, tërfens veel nadeel doet aan de jonge boekweit, en het ander, te velde ftaand, koren« gewas. Oudtyds plagt dit Landfchap zeer boschryk te zyn: waarvan, behalven verfcheiden gemene Bosfchen, die thans nog in wezen zyn, en omtrent weiken men nog de duid» lykfte blyken befpeurt, dat zy voormials eenen veel groteren omtrek, en uitgeftrektheid gehad hebben, ook nog de overblyffelen te vinden zyn in de menigte van kreupelbosfchen en eiken ftrobben, die men, hier en daar op de velden, ontmoet; ten blyke, dac daar eertyds bomen geftaan hebben. Doch in latere tyden zynze merkelyk afgenomen. De weinige voorraad, die de Landlieden 'er tot hun dagelyksch gebruik van nodig hadden, en het gering voordeel, welk zy 'er, daarenboven, van trokken, waren oorzaak, dat men het hout, dat 'er was, verwaarloosde, en de moeite niet wilde nemen van nieuw aan te poten: 't welk noodzakelyk eene vermindering van dit nuttig gewas ten gevolg moest hebben. En hieraan is toe te fchryven, dat de Staten van die Landfchap, in den jare 1609, ter bewaring van het houtgewas, by openbaar Placaat, verboden: dat niemand eiken disfelbomen, koeklaven, beugels nog zweepftokken zoude gebruiken , onder eene zekere boete daarop gefield: gelyk dezelven ook in 't jaar 1637 ter aanmoediging en bevordering der Houtplantagien een befluit namen; dat een ieder, die in de gemene bosfchen gewaardeeld was, vryheid zoude heb. ben  van DRENTHE. aj ben om ledige en verhouwen plaatzen , in dezelven, van voren af te beplanten, en te bevredigen: gelyk mede, die in de gemene' Buurmarkten gewaardeeld was, hetzelfde zoude mogen doen op de gemene Heidevelden: en het aldus geplante • houtgewas in vollen en altoosdurenden eigendom en gebruik hebben en behouden, om hetzelve te mogen houwen, en daarmede handelen naar welgevallen. Doch, met dit alles, befpeurt men tegenwoordig nog weing aanwas en vermeerdering in onze houtplantagien: zelfs heeft de duurte van het eikenhout, federt eenige jaren, eene menigte van zware Stambomen, naar buiten dit Landfchap, doen vervoeren; waardoor onze Bosfchen, aan verfcheiden oorden , merkelyk zyn verdund geworden. Wenfchelyk waar het, dat het voorbeeld van de zulken, die, wegens de ligging hunner Bosfchen, aan, of in de nabyheid van bevaarbare Stromen het voordeel van het houtgewas reeds hebben leren kennen, en daar door nu zorgvuldiger geworden zyn in hetzelve te onderhouden en aan te kweken, ook de verder afgelegenen mogt opwekken, om, in dit opzigt, beter op hun voordeel bedagt te zyn: vooral, daar de ontworpen' en reeds gegraven' vaarten hoop geven, dat eerlang dezelfde bekwame gelegenheid, ter verzending van het hout, hier veel algemener zal worden. Hier door zouden verfcheiden velden, die thans van weinig gebruik zyn, in Bosfchen veranderd zynde, hunnen eigenaren welhaast een aanmerklyk voordeel toebrengen, en den arbeidsman, gedurende den winter, aanwerk helpen. t 9 $ Onder Algen f MEI-NE BÉSCfUY-ving. I 1  Ï6 Tegenwoordige Staat AlgemeensBescheT- tjno. Rivieren. Onder het Houtgewas, dat hier van oudV plagt te groeijen, en tegenwoordig ook nog het meest gevoaden wordt, munt de Eikenboom uit. Berken, Ypen en Linden groeijen hier mede, doch worden, wegens hun* ne mindere waarde, minder gezogt en aangekweekt. Sedert eenige jaren heeft men hier ook Dennen en Vuren begonnnen te poten, die hier tamelyk wel tieren, en de weinige moeite, die ter hunner aankweking bedeed wordt, op den duur, overvloediglyk fchynen te zullen vergoeden: terwylze tevens niet weinig fieraad aan onze Landwoningen byzetten. Voor 't overige heeft men hier allerieie zoort van week hout, 't welk voornamelyk aan de laagfts oorden groeit; doch, behalven op zulke plaatzen, daar de Scheepvaart gelegenheid geeft om 'er handel mede te dryven , door de ingezetenen weinig aangekweekt wordt. Inzonderheid heeft Drenthe gebrek aan bevaarbare ftromen; waardoor het ook de voornaamfte voordelen van den Koophandel misfen moet. Onze twe Landftromen, de Hunfe en Aa, die thans binnen Groningen zamenvloejen, en dus vereenigd, onder den naar» van het Reitdiep, eene bekwame vaart naar Zee, voor die Stad uitleveren, delen, flechts voor een klein gedeelte, dat voorregt aan die Landfchap mede. De eerstgemelde Stroom, van welken de Heer Alting meent dat reeds by Tacitus melding gemaakt zy, raeemt zynen oorfprong wit een diep moeras,omtrent ter plaatze, daar men wil dat eertyds de Stad Hemzouw zoude  van DRENTHE. 27 de geftaan hebben, en van daar, eerst een klein en onaanzienelyk Stroompje , noord waards vloeijende , tot voorby Buinen, alwaar hy zig met een' anderen Stroom, het Drouwer Diep genaamd, vereenigd, begint hy allengskens, voor kleine Scheepjes, bevaarbaar te worden; en nu den naam van het Drentfche diep, of Oostermaerfche Vaart,aangenomen hebbende, vloeit hy met eenen mid. delmatigen Stroom voorby eenige Veenplaat» zen, die aan zynen toevoer en gefchiktheid der Scheepvaart, grotendeels, haar opkomst en aanwas verfchuldigd zyn; tot dat hy, by het Buurfchap de Gioeve, zig in het Zuidlarer Meer begeeft, en hetzelve doorgelopen hebbende , in eene ruimere kil, door het Groninger Stadsgebied, zynen loop vervolgd, hier ook en benedenwaards, tot aan die Stad zynen naam met dien van het Schuitendiep verwisfelende. De Aa,ook wel de Drentfche Aa genoemd, doch tegenwoordig meest onder den naam van het Hoornfche Diep ( 4) bekend, heeft ( 4 ; Oudtyds, en nog in de 16de Eeuwe , (toni aan de Aa, niet verre van Groningen, het Klooster ten Hoorn C z'e S. Beninga Chronickel enz. , op verfcheiden plaatzen. Jr. IVI van der Houve Hantvest Chronyk J D. 2. B. cap. 13. bladz. 169.) Men zou dernali/en kunnen vermoeden, dat onze ftroom van dit Klooster zynen naam ontleend had. Doch alzo uit ander' (tukken blykt, dat de fmalle (treek lands, welke Zuid waards van Groningen, tusfchen de grenzen van Drenthe en de Aa, zig uitltrekt, reeds vroeger den naam van Home droeg (Dominiutn Horna juxta Gronigge}, komt hst ons waarfchynly- Alge* UEENU Blschry- ving.  AlgemeensBeschry- vjno. 28 Tegenwoordige Staat heeft haren oorfprong niet verre ten westen van de Hanfe, met welke zy ook doorgaans dezelfde ftreek houdt. Zy ontftaat uit eenen zandigen grond, een weinig ten Oosten van het Buurfchap Schooclo, en vloeit van daar, met eenen zagten ftroom , Noordwestwaards voort, tusfchen de Dorpen Gieten en Rolde door, en ten Westen voorby ^Gasteren; alwaar zy een aanmerkelyken toevoer van water bekomt uit het Taarlofche Diep, welk derwaards, uit de lage landen, van omtrent Asfen, Halen en Wkten, langs de Buurfchappen Duurfe, Loon en Taarlo afvliet. Hier mede vermeerderd ftroomt zy met meer kragt, langs de oude Meulen, en de Buurfchappen Zeegfe en Schipborg, telkens' haren naam, naar dien der plaatzen, welken zy bezoekt, veranderende: tot dat zy, na nog eene menigte van lage Hooilanden, in haren loop, bewaterd te hebben, omtrent de oude vervallen Schans Blanckeweer, het GroEinger gebied aandoet, en tusfchen hetzelve* en dit Landfchap nog een fr.uk weegs ter fcheidinge verftrekt, beginnende hier af een weinig eerder, met kleine Schuitjes bevaarbaar ce worden. Doch welhaast verlaat zy den Drentfchen grond geheel, en houdt dien van het Gorecht, tot aan Groningen toe. Behalven deze twee meest vermaarde Aromen, ker voor, dat beide, het Klooster ten Hoorn en het Hoornfche Diep, van deze ftreek lands hunne namen ontleend hebben. V. d. Chart. Joannis Electi Trajectenfis M. S. incerti antü. Reken va* Precaiien over Drenth M. S. Ai 159G.  van DRENTH Ë. 3? rnen, heeft men nog eene menigte van kleinere Beekjes in dit Landfchap, die meest allen uit de venen afvlieten, en tot de grasrykheid onzer wei - en hooilanden, niet weinig toebrengen, doch nergens byna bevaarbaar zyn. Als eender voornaamfren verdient hier nog gemeld te worden de Havelter Aa, die in 'c Westlyk gedeelte van Drenthe vloeit. Deze ontftaat, in het Beiier Dingfpil, uit een zamenloop van verfcheiden beekjes, een weinig ten Oosfen van het Dorp Beilen, zakt eerst Westwaards af, en doorloopt een gedeelte van dat en het Dieverder Dingfpil, tot omtrent Dwingelo; van waar zy zig Zuidwaards wendt, en, hier en daar eenigen toevoer van water bekomen hebbende , eene menigte graslanden , ter wederzyde van haren ftroom, befproeit: tot dat zy, omtrent Meppel genaderd, de Wold * Aa ontvangt; met welke zy door een gedeelte van dat vlek heen ftroomt, makende, ten Zuidwesten van hetzelve, in gemeenfchap met de Reest, die derwaards langs de grenzen van Overysfel afvliet, het Meppeler diep, tot eene bekwaame vaart naar Zee, voor die neringryke plaats, en zig vervolgens, door hetzelve, by Zwart - Sluis , in het Zwarte Water, ontlastende. Het gebrek aan bevaarbare Aromen heeft men ondertusfchen, aan eenige oorden van dit Landfchap, getragt te vergoeden, door het graven van vaarten, waartoe 's Lands Staten, door 't verlenen van verfcheiden voorregten, ook mede het hunne hebben toegebragt. Behalven de mindere graften, tot geryf van eenige Dorpen op de grenzen, ftrekc Al.OE« MEENE Beschby-. vimj.  3 o Tegenwoordige Staat Alge- mkfne BfSCflBY- ftrekt hiervan ten bewyze de Echtenfche Wetering, die in 't begin der voorgaande Eeuwe, onder het beftier en den veelvermogenden invloed des Huizes van Echten, gegraven is, en zedert aanleiding gegeven heeft ter ftig • ting van het aanzienlyke Vlek 't Hoge Veeo. Deze vaart neemt haren oorfprong uit het Meppeler Diep, doorloopt een gedeelte van Meppel, en ftrekt zig vervolgens inde Egterfche Hoge Venen uit, ter lengte van meer dan vyf uren gaans, en brengt niet alleen den ingezetenen van die plaats, maar ook de aangelanden langs hare boorden, veel gemak en voordeel toe. Een gelyk oogmerk had het graven der Smilder Vaart, waar toe de Staren van dit Landfchap, in 't jaar 1613, vryheid verleen» den. Deze vaart nam eertyds haren aanvang uit de Havelter Aa, omtrent het Dorp Dwingelo, en ftrekte zig uit, tot in de venen, onder de Heerlykheid Hogefmilde behorende. Doch de Staten van dit Landfchap, in den jare 1767, 'er eigenaren van geworden zynde, deden dezelve zedert, op eene nieuwe, en veel gevoeglyker, plaats graven: en dus neemt zy thans haren oorfprong uit het Meppeler Diep, en loopt een ftukje weegs bewesten Meppel, van daar, meest in eene regte linie voort, omtrent Diever, alwaar zy zig met de oude vaart vereenigd, en met dezelve de Heerlykheid Hogerfmilde door* loopt: waarna zy vervangen wordt door de nieuwe vaart, die van daar, door de Klooster Venen, tot Asfen toe, voortgezet is en nu reeds, behalven andere voordelen van de febeep'  van DRENTHE. 31 fcheepvaart, aan de ingezetenen der naastgelegen Dorpen, 't gemak verfchafc van midden in hun Land, met geringe moeite en kosten, te kunnen bekomen, 't geen zy voorheen, op lange en moeilyke togten, met hunne wagens, van Groningen of elders moesten aanvoeren. Waar door men ook grond heeft om te verwagten, dat welhaast de Koophandel zig meer en meer, in 't midden van dit Landfchap vestigen zal. De voornaamfte Hoofdtak voor het beftaan der ingezetenen is de Landbouw, inzonderheid de korenteeld van Rogge en Boekweit. Tot de Veefokkery is het Land meestendeels, minder bekwaam, ter oorzake van de fchaarschheid der wei - en hooilanden, die men hier meest alom befpeurt; uitgezonderd alleen langs de boorden der Provincie van Groningen en de Ommelanden, en daar dit Landfchap, met zyn Zuidwestlyk gedeelte, aan de Provincie van Overysfel grenst, en hier en daar binnenwaards, op de Veenplaatzen: alwaar men de meeste en rykiTe Graslanden heeft, op welken een goed aantal Melk • koeien grazen. Men houdt hier egter ook Paarden, niet flegts tot eigen gebruik, maar deels ook om daar mede handel te dry ven ( 5 ). Ook was men ( S ) Voor twee Eeuwen, fchynen de paarden Wer veel zeldzamer geweest te zyn dan tegenwoordig. Althans uit het Boek van Corn, Kem« pius de Origine, fitu, quantitate et qualitate Frifi» , welk Alge. mee ns Beschrï- vinc. Middelen van beftaan.  3* Tegenwoordige Stétat Aloë- MEENE BESCHIiY' men reeds voorlang op het aanfokken van goede Veulens bedagt: ten welken einde de Staten van dit Landfchap, door den Stadhouder aangefpoord, reeds indenjare 1663, een befluit namen, dat elk, die zyn werk maakte van Hengften of Dekpaarden te houden, vermaand zoude worden, om zig van zodanige goede Paarden te voorzien, waaruit een goed Ras of goede Lsge, kon-de verwagt worden, tot dat hierop nader ordre zoude zyn gefield: 't Welk ook in 'c begin van deeze Eeuw gefchiedde door een Staatsbefiuit, dat 'er voortaan Keurhengften zouden gehouden worden, volgens een Re* glement, daar van op te maken. Thans egter heeft zulks geen plaats meer, zynde de laatfte Keurhengften afgefchaft by een Staatsbefiuit van den jare 1726. Ook mag men met reden oordelen, dat het belang, dat elk voor zig zeiven heeft om zig van goede Paarden te voorzien, deze voorzorg onnodig maakt. Men vindt hier dan ook nu nog zeer fchone Paarden, die inzonderheid hoog gefchat worden by de Friezen, die dezel» ven jaarlyks hier , in eene grote menigte, op de Jaarmarkten , en langs de huizen opkopen , enze naderhand, tot zeer hoge pryzen, wederom verkopen aan de Hollanderen, by welken zë, onder den naam ■welk in't jaar 1588 het ligt zag, blykt (\\h. 2. cap. 8.) dat de Drenthers, ten dien tyde, hunne landen met Osfen bebouwden, en dikwyls vier of vyf paar Osfen, nevens twee Paarden, voor de ploeg fpanden. 't Welk nu hier met reden, iets yreemds zoude fchynen.  van DRENTHE. 35 naam van Friefche Paarden, den hoogteen roem dragen. Doch boven al zyn de ingezetenen ryke» lyk voorzien van Schapen , welker mest zy, ter bemesting hunner korenlanden, hoog noodzakelyk hebben. Da zoort die men van dezelven hier heeft, is de Friefche in gootte geenzins gelyk , ook valt de wol minder fyn en goed: doch het vleesch, in tegendeel, is malfcher en aangenamer van fmaak: ook willen hier gene andere Schapen zo wel aarcen , fchynende de gewone zoort alleen gehard, om by het weinig onderhoud van raapkoeken, hooi en ftro , dat men haar des Winters geven kan , van de heide te kunnen beftaati. De Wol worde gedeeltelyk, door de ingezeten, tot hun dagelyksch gebruik, verbezigd , die daarvan , behalven andere meest bekende geweven wollen ftoffen, een zekere zoort van ruw Pywaat reeden, welk hier de gewone dragt der Landlieden uitmaakt. De overige wol wordt, by gebrek van inlandfche Fabrieken, waarinze, met voordeel, zoude kunnen ver» arbeid worden, meest door buitenlandfche Kooplieden opgekogt , en vervolgens naar Leiden en Kampen , ter bearbeiding in de Deken • fabrieken , en zelfs buiten de Provinciën , naar Frankryk en elders, verzonden. Men maakt hier ook werk van Byen te houden , die, in den Nazomer, op de boekweiten - en heidebloemen , die hier de wyduitgeftrekte venen en velden opleveren , eenen ryken voorraad van honig vergaren. * 9 * Her Alge-" üieenz BescMOf. vin»-  34 Tegenwoordige Staat Alge- STKEVE Beschby tihg, Het voordeel, dat deze Infekten den Inge» zetenen aanbrengen, fcheen al voorlang de Staten van dit Landfchap aanmerkclyk genoeg, om daarop eene zekere belasting van Vier ftuivers voor ieder Korf mee Byen in te voeren: welke, ( doordien, uit de naburige Provinciën, waar onder voornamelyk Friesland, jaarlyks eene grote menigte van de zei ven herwaards, ter honigwinst, overgebragt worden; die allen mede deze belasting onderworpen zyn ), by de jaarlykfche verpagting alhier gewoonlyk, tusfchen zes en zevenduizend gulden, voor het Land , kan Opbrengen. De Koophandel verdient naauwelyks, als een middel van beftaan voor de Ingezetenen van dit Landfchap, hier gemeld te worden. Behalven den kleinen Sluikhandel, die hier en daar op de grenzen gedreven wordt, heeft Meppel alleen genoegzaam alles, wac eenigzins den naam van Koophandel dragen kan. Ook zyn onder de Fabrieken daar al-, leen de Weveryen in bloei. Meer als een voorwerp van uitfpanning en vermaak, dan van nut en voordeel, moer. inzonderheid hier de Jagt aangemerkt worden, welke aan een ieder, die flegts een matig gedeelte fchatbaar land in eigendom bezit, vry en geoorlofd is: mids hy zig onder Eede verbinde geen Wild te zullen verkopen. Al van ouds fchynt men den grond en de gelegenheid van dit Landfchap, als byzonder gefchikt tot de Jagt te hebben aangemerkt. Toen het nog aan het  van DRENTHE. 35 het Dultfche Ryk onderhorig was, en door zyne Graven geregeerd werdt , was hier reeds een vry Jagtveld opgerigt, waar in de Keizers, als Landheren, zig een uitfluitend regt tot de Jagt voorbehouden hadden; welk door Keizer Otto den Grooten, in den jare 943, aan den Bisfchoplyken Staat van Utrecht gefchonken werd, by eenen Gift. brief, die nog voor handen is. Men vond hier toen velerlei zoort van grof Wild, en zelfs verfcheurende wilde Beesten; waar onder, in den gemelden Giftbrief, genoemd worden Harten, Beren, Boschgeiten, Wilde Zivynen, en in 't gemeen de Beesten, in de Duitfche taal Elo en Schelo ( 6 ) genoemd, welken in de Bosfchen, die hier, ten dien tyde, zeer menigvuldig waren , overvloedige fchuilplaatzen vonden. Doch zy fchynen federt, met dezelven, ten eenemaal uitgeroeid en verdwenen te zyn; ten minften zynze tegenwoordig niet meer aan dit Landfchap eigen: maar de Harten en Wilde Zwynen, die hier nog zomtyds gevonr den worden, komen herwaards over uit Munfterland , (6) Welke de elgenlyke betekenis dezer woorden zy, is niet ten vollen zeker. Zonder onj mee derzelver afleiding te bemoeien, zeggen wy alleen, dat wy ze houden voor eene gemene benaming der reeds opgenoemde dieren, en anderen, die nevens dezelven onder den Ban begrepen waren: even alt of men nu zeide; Edel en Heren Wild. Confer. ïuchel. ad Hedam, p. 89. & feq» *•* fl Aloë; MEENE Beschry, vims.  3* Tegenwoordige Staat ALCE.' WKFNE ÏJiSCHRY VU»G, Herland, het Graaffchap Bentheim, of van elders. Het ander meest gewoone Wild vale hier ook niet overvloedig, maar wordt, by uitnemendheid, fmakelyk gehou* den. Behalven het Wild, dat de andere Provinciën met dit Landfchap gemeen heb» ben, als Hazen, Patryzen, Snippen enz. heeft men hier ook, meer byzonder, da Korhoenderen, die zig meest by en omtrent de Boekweiten venen onthouden, aldaar hunne jongen uitbroeden, en zig vervolgens , door dit Landfchap , en zelfs, tot buiten hetzelve, verfpreiden. Voorheen was ter bewaring van de Wildbane alhier, het fchieten van Wild, door 's Lands Staten verboden; ook mogt men, om hetzelve te vangen , geen Jagtgereedfchap gebruiken ; maar meest, volgens een' aangenomen regel, bair met hair en pluim met pluim gevangen worden. Thans egter is het fchieten van allerlei Wild geoorloofd , uitgenomen alleen de Hazen, die nog, ^ fchoon thans genoegzaam maar alleen in naam ), het oude voorregt genieten: doch daarentegen, ook wederom, zo veel te langer, voor de vervolgingen der Jagers bloot ftaan: alzo de Jagt, die ten aanzien van het ander wild, flegts van half Herfstmaand tot den eerften van Louwmaand duurt, met opzigt tot de Hazen , tot het einde van Sprokkelmaand blyft aanhouden. De Jagt op de Korhoenderen is hier om 't vierde jaar verboden, op de boete van honderd goud gulden op ieder hoen, dat tegen dit verbod gefchoten of gevangen wordt. Dit is zedert veranderd, zyndc  vm DRENTHE. gj/ zynde de Korhoendervangst om het vierde jaar niet meer verboden. Ook begint thans de Jagt eerst op primo October. Doch onaangezien deze voorzorgen, neemt hier de menigte van het Wild nog jaarlyks af: waarvan , voor een groot gedeelte, de reden moet gezogt worden in de menigte der Jageren , die hier, ter vernieling van het Wild, als te famenfpannen. Tot de Visfchery geven de menigvuldige Stromen en beekjes alom gelegenheid aan de hand. Onze Landftromen, die wy boven befchreven hebben, zyn hier in de voornaamften, en leveren, meest overal, zeer goede Visch op. Inzonderheid wordt dezelve, in en omtrent het Zuidlarer Meer, in eene zeer grote menigte gevangen; en deze wordt ook doorgaans voor de fmakelykfte gehouden. De Aart en Zeden der Inwoneren van dit Landfchap zyn, misfchien meer dan in eenig ander gewest van de Nederlanden , overal zig zeiven gelyk: fchoon nogtans niet zo volkomenlyk, of men befpeurt, datze, hier en daar op de grenzen, eenigzins naar die hunner Naburen trekken: 't welk inzonder» heid in hunne taal waar te nemen is, die anders, over 't geheel, zeer ruw en onbefchaafd luidt. In *t gemeen mag men tot lof der Drenthenaren zeggen, dat zy in matigheid, zedigheid en fpaarfaamheid, boven velen hunner Naburen uitmunten. Hunne kleding ftemt met hunne levenswys overeen en is zeer eenvoudig , beftaande, voor 't grootst gedeelte, uit eigengereedde ftoffen. Eerlykheid, in 'tbyzonder, is het hoofdken* * * 3 merk AlgemeensBkschrï* viho.  Tegenwoordige Staat 'Alob- Beschryfins* merk van een' regtfchapen Drenthenaar, en afwykingen in dit opzigt worden niet ligtelyk onder hen vergeten. Hun afkeer van overheerfching, en daaruit te meermalen voortgevloeide opftanden tegen de Utrechtfche Bisfchoppen, hunne Landheren, die hen door de Stigtfche Schryvers, als kenmerken van een oproerigen aart, zyn te laste gelegd, worden door anderen, als blyken van dapperheid en vryheid liefde verfchoond en gepreezen; terwyl de zekerfte bewyzen van hunne neiging in dit ftuk te halen zyn uit hunne aloude regten en vryheden, welken zy tegen die overheerfching bewaard, en meest, ongefchonden, tot hunne Nakomelingen overgebragt hebben. Hunne verkleefdheid aan de oude gebruiken, zelfs in onverfchillige zaken, is. zo groot, datze veeltyds fchier tot bygelovigheid overflaat: ook zyn zy, in andere opzigten, van dit laatstgemelde gebrek, geenzins geheel vry te fpreken. Spoken en nagtverfchynzels worden, by den gemenen man, volgens overlevering, geloofd, en, gelyk zy voorgeven, noch dagelyksch gezien; en hun geloof aan Toverhekfen en Weerwolven enz. heeft tot nog toe, door gene wetten kunnen uitgeroeid worden. Om nu, van ineer andere dwaasheden van deze zoort, niet te fpreken. De vroegfte Inwoners van dit Landfchap, van welken men, by de Ouden, gewag gemaakt vindt, waren Friezen; en .wel, in. dien men op de onderfcheiding van'dit volk in Grote en Klem Friezen, let, van dat ge;  van DRENTHE. 39 gedeelte diens landaarts afkomfrig, welk men de Grote Friezen noemde, die hier, volgens *t gevoelen van den Heer Alting, aan de Brukteren grensden; wordende, van dezelven, alleen door hunne Oostlyke moerasfen afgefcheiden. Hoewel andere zelfs een gedeelte van dit Landfchap tot de landen der Brukteren betrekken. De Naam der Friezen is, in dit Landfchap, nog bewaard gebleven in het Dorp Vries; 't welk wy hier alleen met een woord aantekenen. Doch de gedenktekenen hunner daden zyn hier zeer menigvuldig: indien men, nameïyk, daar voor houden mag de overblyfzelen der Oudheid, die hier nog in een veel grooter' menigte, dan in de naburige gewesten gevonden worden ; en die wy ook hierom, eenigzins breedvoeriger be* fchryven zullen. Men kan dezelven in drie onderfcheiden* zoorten verdelen ; zogenaamde Legerplaat' zen , rondopgeworpen Grafheuveltjes, en zware ftenen gevaarten , onder den naam van Hunnebedden bekend: welken , ieder op zig zelf, onze aanmerking verdienen. Wat vooreerst de zogenaamde Legerplaatzen betreft, men vindt dezelven hier zeer menigvuldig: doch in gedaante zynze niet overal eikanderen gelyk. De meesten beftaan uit eene reeks van vierkante plekken, door opgeworpen aarden wallen van eikanderen gefcheiden, en door een gemeften wal van buiten befloten. Deze zoart ■ * * '4 & Alge* MEENE B SCtiRÏVING.  Ai.eE. «EENE 3SSCHRY' rare. 40 Tegenwoordige Staat is door Picardt befchreven, en hy vcrgelyktze niet kwalyk by een venfterraam, mee vierkante ruiten : hoewel deze ruiten, of perken juist niet altyd volkomen vierkant zyn; maar in zommigen, die ik gezien heb, eenigzins langwerpig waren. De grootte dezer Legerplaatzen is zeer verfchillende: men vindt 'er, die eene vry grote uitgellrektheid hebben. Eenigen , door Picardt omgetreden , hadden wel vier duizend treden, in den omtrek, en waren in tienmaal tien kleinere perken, ieder perk van twe honderd treden, in den omtrek, afgedeeld. Anderen zyn veel kleiner, en beiluiten een minder getal van perken in zig. De perken zelve, fchoon in de eene legerplaats groter dan in de andere, hebben egter, in ieder legerplaats op zig zelve, eene zekere evenredigheid tot malkanderen. En dit heeft niet alleen plaats in de legerplaatzen door Picardt befchreven,1 maar ook in de anderen, die van eene verfchillende zoort zyn. Doch deze laatile onderfcheiden zig voornaamelyk hier in, dat de perkjes, in dezelven, niet ruitswyze en met doorgaande wallen, van een gefcheiden zyn; maar op eene byzondere wyze verdeeld , en nevens eikanderen gefchakeerd leggen. Men vindt dezelve op eene woeste heide, wat meer, dan een vierendeels uurs van de naastgelegen Buurfchappen afgefcheiden: zy heeft ten Noordwesten een menigte Heuveltjes, van die zoort , welke wy fbraks feefchryven zullen. De wallen zyn hier en daar  van D R E N T H E. 4* dair befchadigd, doch op de meeste plaatzen / nog zigtbaar. Men ziet ligtelyk, dat dezel-] ven, uit het midden der perkjes, zyn opge-, worpen: alzo de grond daar merkelyk lager is, dan aan de kanten: terwyl ook nergens eenig teken van eene gragt of omgravinge te befpeuren is. Voorts zyn de doorgangen, waardoor de perkjes gemeenfchap met malkanderen gehad hebben, thans nergens meer te ontdekken. De andere zoort van Legerplaatzen verfchilt van deze laatfte door de verdeling der perkjes, gelyk wy zo even gezien hebben, en dus onnoodig agten hier breder uit te halen. Wat nu aangaat den aanleg en het gebruik dezer zogenaamde Legerplaatzen; hieromtrent is men 't niet volkomen eens. Men houdtze gemeenlyk voor Legerplaatzen der Romeinen. Doch Picardt verwerpt dit gevoelen, en wilze, daarentegen, voor verblyfplaatzen der aloude Sueven doen doorgaan. Ook moet men , aan den eenen kant, bekennen , datze van de Romeinfche Legerplaatzen, die men by Lipfius en anderen befchreven vindt, in vele opzigten, verfchillen. Men vindt 'er namelyk ( om dit verfchil flegts in eenige weinige ftukken aan te wyzen ), gene afdeling in, die tot een Hoofdkwartier ( Prastorium ) kan gediend hebben , gene doorgaande wegen , waar door de perken van eikanderen zyn gefcheiden , gene tusfchen - ruimte tusfchen den buitenwal en de binnenfte afperkingen; ook geene gragt, waaruit de buitenwal is *♦♦< op- Vlos1 iIESNE 3 ESCHRTf" .'ING.  41 Tegenwoordige Staat AlgemeensB;;schry ving. opgehaald : welk alles aan de Romemfche. , Legerplaaczen eigen was. Doch datze daarom verblyfplaatzen der oude Sueven zouden geweest zyn , is nog veel o^waarfchynlyker. Want behalven dat by de Ouden gene , genoeg zekere , berigten , aangaande het verblyf dier volken in deze Landllreken , gevonden worden , waarop men zulk eene onderftelling zoude kunnen bouwen; zo is ook de nette afdeling der perkjes, welke, volgens Picardt, zo regelmatig is, als ofze, door Landmeters, waren afgeltooken, veel eer een bewys , datze tot Legerplaatzen , dan tot woonplaatzen van eenig volk zouden gediend hebben, 't Welk daarenboven ook nog waarfchynlyk gemaakt wordt door ae menigte der Grafheuveltjes, die men, op vele plaatzen, naby dezelven ontmoet Wy houdenze dan voor Legerplaatzen: doch om de zwarigheid , uit derzelver gedaante ontleend, uit den weg te ruimen, zou men moeten aannemen, of datze door de inlandfche volken zelve, tot hun eigen gebruik vervaardigd en opgeworpen zyn ( 7 )> of"dat de Romeinen, ( inJien m.;nze voor ( 7 ) Dat de Germanen zig van Legerplaatzert bediend hebben, is niet ten eenemaa.1 te ontkennen; nog ook dat zy dezelven eenigzins met wallen voorzien hebben. Zie Cluverii Germ. Antiq, !ib. i. cap. 50. 't Zy dan datze dit gedaan hebben, volgens hun eigen gebruik; 't zy datze ook hierin, «ven gelyk in het aanvallen, en in de maniere va» ftryden Czie Tacit. Annal. lib. 2, cap. 45 e» 46). d»  van DRENTHE. 43 voor een maakzel van die volk houden wil), > in hunne legerbouw, niet altyd en overal,] dezelfde orde in agt genomen hebben ( 8 )., Waartoe, misfehien in deze landftreek , de hardigheid des benedengronds, waaromniet, dan met grote moeite, gragten kunnen gegraven worden, en meer andere oorzaken, aanleiding kunnen gegeven hebben. Ook ftrydt niet tegen dit gevoelen de menigte derzelver, welke zo groot is, dat het onwaarfchynlyk zoude kunnen fchynen, dat de Romeinen hunne Legerplaatfen, in zo groot een aantal, zo digt by eikanderen, zouden opgerigt hebben. Want zo men in aanmerking neemt de ligging van dit landfchap, waar door het, aan de oostzyden byna de eenig- de wyze der Romeinen eenigzins gevolgd hebben. Dat egter hunne legerplaatfen niet, gelyk die der Romeinen, met wal en gragt omringd ; maar, tegen den aanval der vyanden , met legerwagens en andera oorlogs toerustingen, gedekt waren, is aan den air. deren kant niet minder zeker. Zie Cluv. loc. cit. (8) Ten tyde der eerde Keizeren werden dfi Legerplaatfen der Romeinen , zelfs in deze Land. (treken, altyd op dezelfde wyze gemaakt, en, volgens een ftandvastig gebruik, met wallen en gragten: omringd. De Legerplaats van Cecina, in zynen togt langs de grenzen van Drenthe, opgerigt, kan hier van, onder anderen, ten bewyze (hekken. Dezel. ve, fehoon in alle haast, en, zonder behulp van d Ook zou het met reden vreemd , (*) Zie van Lier Oudheidkundige Brieven bladz. j8(J eii volg. ( o ) Bekend zyn vooral de flenen bylan en zogenaamde Donderbeitels, in den jare 1756, uit de Eexter Grafkelder opgegraven, waar van eene uitvoerige befchryving te vinden is in van Lier Oudheidkundige Brieven. Deze Grafkelder, van Veldvlinten faraen gezet, en met een heuveltje overdekt, is, zo veel ik weet, de eenigfle in zyne foort, die hier ooit gevonden is. Men heeft, in eenige andere heuveltjes, wel eene ftraac van kleine itenen ontdekt, waarop de lykbusfen waren neer gezet, met eene gelyke ftraat, die dezelven van boven befchutte; hoedanigen ook in den ftraks«emelden grafkelder geweest zyn : doch nergens met  tan DRENTHE. 4> mogen fcbynen, dat 'er geene overblyfzels van diergelyke Begraafplaatfen der oude Inwoneren gevonden wierden , daar het zeker js, dat de gewoonte om hunne doden, onder heuveltjes te begraaven, onder deze Volken zelfs, tot op de invoering van hec Christendom, voortgeduurd heeft (f). Nu is nog overig, dat wy kortelyk van de zware ftenen Grafgevaarten, of zogenaamde Hunnebedden, fpreken , welke mede in dit Landfchap, boven andere omliggende ge- wes- Atca- meenb Beschrï. vijse. zulk een gevaarte, als deze kelder, 'er boven. Het fchynt ons met den Heer van Lier, genoegfaamzeker, dat deze grafkelder voor geen Romeinsch, maar voor een inlandsch, of, gelyk het ons voorkomt, voor een Noordsch gebouw moer gehouden worden, waar. fchynlyk van denzelfden oorfprong , als de Hunne* bedden in dit Landfchap. Doch dat ook de ftraten van kleine ftenen, die onder eenige andere lykheuveltjes gevonden worden, een genoegfaam kenmerk zouden opleveren, om de inlandfche van de Romeinfche begraafplaatfen te onderfcheiden, zo dat gene anderen, dan waarin deze ftraten gevonden worden, van Inlanders zouden zyn, komt ons niet aanneemlylc voor Voor zekerer bewyzen houden wy de ftenen Bylen, Beitels en andere werktuigen, in de Eexter Grafkelder en elders gevonden. Doch van welk gebruik deze werktuigen geweest zyn, blyft ons, na *t geen van Lier en anderen 'er over gefchreven hebben. tot nog toe een raadfel, Zo men naar den uiterlyken vorm mag oordelen, kunnen ze naaulyks anders, dan om hout te klieven, of tot eenig ander ligt werk, gediend hebben. Ook zynze , mogelyk, daartoe, by het toeftellen van den Lyk brandftapel, of tot het doen van offeranden, of eenige andere bygelovige plegtigheden, alleen gebruikt geweest. (f) Vid. Keisler. Antiquit. Septentr. & Celtic, p.' 103. & feqq. Inprimis p. 108. Loccen. Antiq. Sue, Goth. lib. ». cap. 25.  4* Tegenwoordige Staaf AtOE- M HENK Beschry vim. westen , in groten getale gevonden worden, en die inzonderheid waardig zyn , door een liefhebber der Oudheid , met opmerking, befchouwd te worden : terwyl de befchryving , die wy 'er van geven zullen , den Lezer alleen dienen kan , om 'er zig een flaauw denkbeeld van te maken. Men ziet «ian gemeenlyk twee ryen digt aaneengevoegde ftenen, zig (trekkende Oost en West, ter lengte van zestien of meer treden, en dienen, de ter onderfteuning van geweldig zware , ruwe en onbehouwen Steenklompen, die, op de eerften rustende , eene tusfchenruimte van twee of drie treden, in de breette, overdekken , makende aan de oostzyde van het gebouw eene opening van omtrent de drie voeten hoog, waar langs men, bukkende, onder hetzelve kan kruipen : terwyl nog eene andere ry van ftenen , op eenigen afftand van de eerften, doorgaans twee of drie treden van eikanderen, overeind ftaande, het gehele gevaarte omringt, en aan hetzelve tot een affchutzel van buiten ver» ftrekt. Hoewel deze ftenen nu niet overal meer, op die wyze, gevonden worden , zynde dezelven , op vele plaatzen, door de Landlieden weggehaald, en, tot hun byzonder gebruik j naar elders vervoerd geworden. Een lot, dat waarfchynlyk de meesten dezer grafgevaarten zelve reeds zouden ondergaan hebben; indien de zwaarte der bovenfte ftenen, gene vervoering toelatende , en eindelyk een Befiuit van de Staten van dit Landfchap, waarby bet fchenden dezer gedenktekenen verboden is, zulks niet ver-  ■van DRENTHE. 4$ verhinderd, en ze tot een ftoffe van verwon, dering en nadenking voor de Nakomelingfchap hadden bewaard. Wat nu den oorfprong en de eerlte opftapelaars dezer woeste gedenkftukken betreft; niet zonder reden heeft men al voorlang in de oudheid hier onderzoek naar gedaan. Eenigen, by Tacitus gelezen hebbende dat, volgens een gerugt, in 't Noorden nog gedenkzuilen van Hercules zouden overig zyn, en niet wetende, wat denkbeeld van onze Steenhopen te maken, hebben ze daarvoor willen gehouden hebben. Doch. Picardt, die, wat den perzoon van Hercules, als oprigter dezer gedenktekenen, aangaat , dit beuzelpraat noemt, onwaardig om te wederleggen, houdtze daarentegen voor begraafplaatzen van Huinen, dat is, Reuzen, die, volgens zyn gevoelen, uit Gotland, Zweden , Noorwegen , Denemarken en andere Noordfche Landen herwaard zouden zyn overgekomen. De redenen van zyn gevoelen zyn de grootte der ftenen, waaruit deze grafgevaarten beftaan, die door gene gewone kragten van menfchen fchynen op een geftapeld te hebben kunnen worden; en dat 'er ook in de Noordfche Landen diergelyke opeenftapelingen van ftenen gevonden worden, welke door de Reuzen, waarvan, volgens het getuigenis der oude Landhistorien , Vaarzen en Liederen, die landen gekrield hebben, zouden opgerege zyn. Anderen, hoe weinig moeite het hun ook koste, deze gevoelens te wederleggen, fcebben egter, in den waren oorfprong 'ec £ * * * van Alge* mkenb; Beschrt-. ving.  So Tegenwoordige Staal AtOE- MEFNE Beschry» Vllfü. van te ontdekken, niet minder verlegen ge» ftaan. Datze tot bewaarplaatzen voor de asch van overledenen zyn gebruikt geweest, was, ter oorzake van de Lykbusfen, die 'er onder opgegraven zyn, wel gene twyfeling onderhevig; doch, aan welk volk zy daartoe gediend hadden, bleef even onzeker. Dieze voor werken der Romeinen aanzagen, vonden nog in de historiën, nog in de gewoonten van dat volk, eenigen fteun voor hun gevoelen ; en dieze, daarentegen, voor begraafplaatzen der Inboorlingen hielden, ontmoetten in het getuigenis van Tacitus, fchryvende, dat pragtige graven, en daar veel werks aan vast was, by de Germanen als lastig voor de doden, verfmaad wierden, eene zwarigheid , die niet gemaklyk uit den weg te ruimen was. Men viel derhalven natuurlyk wederom in 't gevoelen, dat de opftapelaars dezer ftenen uit verder opgelegen Noordfche Landen moesten afgekomen zyn. Tacitus had, in vele andere opzigten, het verfchil tusfchen de gewoonten dezer Noordfche Volken en der overige Germanen reeds aangewezen, en uit de Landhistorien van latere tyden, zo Wel als uit de overblyfzelen der oudheid, blykt, in 't byzonder, dat de gewoonte om zware ftenen grafgevaarten voor de aanzienlykften onder hen op te rigten daartoe mede moet gebragt worden; de overeenkomst wyders, tusfchen de Noordfche en onze Inlandièhe gedenktekenen, zet aan dat gevoelen al het nodige gewigt by. Alleen blyft 'er nog eenige twyfel over, tot welk eenen trap van oudheid men de eer- fc  van DRENTHE; 51 fte oprigting dezer gevaarten te brengen hebbe. En hïerby komen ons voornamelyk twee tydperken in aanmerking. Men vindt vooreerst van eenen overtogt gewaagd, die door eenige Noordfche Volken, onder den naam van Cimbren en Teutonen, in het zeshonderd en veertigfte jaar, na de ftigting van Rome, dat is, naar onze tydrekening, omtrent honderd en veertien jaren voor de Geboorte van Christus, over deze landen ondernomen is. Ook fchynen zommigen, vooral Picardt, die overal het oude en won» derbare zoekt, niet vreemd geweest te zyn, van den oorfprong onzer grafgevaarten in zo vroeg een tydperk te zoeken. Doch het verblyf dier volken, in deze oorden, fchync te kort van duur geweest te zyn, om daaraan de oprigting dezer gedenktekenen toe te fchryven. Ook vindt men, behalven het gerugt aangaande de Pilaren van Hercules, 'c welk onzes oordeels op geheel iets anders ziet, en die ook hier niw kunnen gezogc worden, niets by de Ouden ,dat, met eenigen fchyn, daartoe kan getrokken worden. Veel waarfchynlyker is derhalven het gevoelen van die geenen, welke de oprigting onzer gedenktekenen tot latere tyden brengen; en, wel inzonderheid, de invallen der Noormannen, onder Karei den Groten en zyne Opvolgeren, hier op het oog hebben (§). Men vindc (§) Via*. Cl. de Rhoer Orat. de Fructu, qui ex ftntiq. patr. Studio in omne Doctrinarum genus redit. pag. 17. & feq. Coliat. Keysler Anüq. Sept. ft Celt. Sect. II. C 8. p. 230. & fe Dus werd dit Landfchap, door eene reekg van Keizerlyke Giftbrieven, die, gedurende eene geheele Eeuw, ten aanzien van hetzelve ver- (t) Zie Idfinga Staatsr. I D. bladz. 43. En de Schryvers, aangehaald by Conring. de Finibuslmp. Ger. lib. i'. cap. 7. p. Mihi 57. & feq. ( § ) De in den Giftbrief genoemde goederen ware» Uphelte, Withelte, Pithilo. Thans Uffeite, Wittelte en Peels, zynde de beide eerften gelegen in het Dieverder Dingfpil, en het laatfte in het DiagfpM Rolde»  van DRENTH E/ 65 verleend zyn, geheel en al aan den Bisfchoplyken Stoel van Utrecht onderworpen, zonder dat het ooit gelegenheid gehad heeft om tot den Friefchen Staat, waar van het afgefcheurd was , weder te keren. Het behield egter zyne meeste Voorregten, waar door het niet alleen , voor het uitwendige , als een afzonderlyk Landfchap, van de andere Bisfchoplyke Landen onderfcheiden bleef, maar ook zyne inwendige regten, die het uit den Friefchen Staat overgehouden had, voor het grootfte gedeelte bewaarde. Zelfs fchynen de Bisfchoppen in het eerfie ook de regeeringsvorm genoegzaam op den zelfden voet gelaten te hebben. Want men vindt van hun aangetekend, dat zy, voor de tyden van Herbert, die in het jaar n 38 de Bisfchoplyke waardigheid bekwam, het Gewest door hunne Schouten regeren lieten, en dat zy, of zeiven in perfoon, of door hunne afgezondenen, daarop toevazigt namen : het welk ten naasten by overeen komt met de regerïngswyze, die hier te voren door de Frankifche Koningen ingevoerd, en tot dus verre door de Keizers des Duitfchen Ryks onderhouden was. En hier aan is ook waarfchynlyk toe te fchryven, dat de Drenthers, dus, gelyk van ouds, by hunne Regten en Vryheden gehandhaafd wordende, zig gedurende de eerlle jaren der Bisfchoplyke regering, altoos ftil en vreedzaam onder het bellier van hunne nieuwe Landheren gedragen hebben, zo dat men, voor de tyden van den even gemelden Herbert, van gene Inlandfche beroerte of ***** twee- riiiTo. ÏHJ. 113».  HlSTO. «ie. ïï43. 66 Tegenwoordige Staat tweedragt, tusfchen hen en de Bisfchoppen, het minfte gewag gemaakt vindt. Doch zedert Bisfchop Herben, het belang der Kerke ter zyde treilende, en alleen toeleggende op de verheffing van zyn Geflagt, zyne twee Broeders Leffert en Ludolph, den eerften tot Stedevoogd van Groningen, en den tweeden tot Landvoogd over Drenthe, had aangefteld, met magt voor hun en hunne nakomelingen, om deze ampten ftedevast, en onwederroepelyk van het Sticht ter leen te behouden, is daar uit, by vervolg van tyd, een bron van twist ontdaan, welke de Bisfchoppen met hunne Amptmannen verdeeld, en daar door het Landfchap in gedurige oorlogen ingewikkeld heeft. 'Er fchynt egter al voor dien tyd eenige twist gefmeuld te hebben, welke den Bisfchop tot het maken van die verandering, de eerfte aanleiding gaf. Groningen, ten dezen tyde nog een open Vlek, of Stedeke zonder muren, was thans in twee hoofdpartyen verdeeld j de eene, die de Bisfchoplyke regering toegedaan was , had aan het hoofd den Stedevoogd Egbert van Groenenberg, Heer van een Kasteel, van den zelfden naam, ten oosten van Groningen gelegen, en Regter van het Gorecht: doch de andere had haren aanhang ïn Drenthe, en werd door den Coevordfchen Slotvoogd Rudolph aangevoerd. Deze, de gelegenheid waarnemende , dat Bisfchop Herbert om eenige zaken van gewigt naar Rome gereisd was, beftond met zyne partysluiden, in het jaar 1143, of getyk andere willen, eenige jaren later, de Kerk van Sinc  van DRENTHE. 6> Sint Walburg te Groningen in te nemen, en dezelve, op de wyze van een Kasteel, tegen hunne Vyanden te verfterken, dezel. ven ondertusfchen met gedurige overvallen, roof en plondering befchadigende , met oogmerk om hen daar door tot inwilliging, van het geen zy begeerden , te noodzaken. Egbert van Groenen berg, om dit te beletten, floeg terftond het beleg voor de Kerk, dog onmagtig zynde dezelve met geweld te winnen , was hy genoodzaakt de komst van den Bisfchop af te wagten; weike, op zyn te rugreis van den toeftand der zaken verwittig zynde,. met Volk en Stormtuig den zynen eerlang te hulp kwam, en de belegerden kort daarna tot overgave dwong. De oproerige menigte moest hierop terftond den Eed van getrouwheid aan den Bisfchop afleggen, en beloven nog de Kerk, nog de Stad immer met muren te zullen verfterken; doch welk het lot van de hoofden des oproers geweest zy, word nergens gemeld; zeker is het niet te min, dat Rudolph, die de voornaamfte aanvoerder van den hoop geweest was, in zyne voorige waardigheid van Slotvoogd van Coevorden niet herfteld is geworden, maar daar in is opgevolgd door des Bisfchops Broeder Ludolph, aan welken de Bisfchop die waardigheid van toen af ten erflyken Leen op gedragen heeft. Doch de rust fcheen hier door naauwlyks herfteld te zyn, toen een zwarer oorlogsbui uit het Bentheimfche tegen Drenthe •••*♦* op- HlSTt» RIE.  Histo» $8 Tegenwoordigs Staat opkwam. Otto, Graaf van Sentheim, wiens Zuster aan Dirk den Vierden, Graaf van Holland, gehuwd was, door dezen zynen Schoonbroeder, of gelyk andere meenen ,door den gewezen Coevordfchen Slotvoogd en deszelfs aanhang aangehitst, had omtrent dezen tyd een magtig leger by een verzameld, met oogmerk om Drenthe af te lopen, zelfs was hy reeds in Twente gevallen, toen de Bisfchop, door zig zeiven onmagtig om hena weerftand te bieden, met hulp van Hugo van Boteren, een Ridder van ongemeene dap» perheid, gefproten uit den Huize van Arkel, hem een leger tegen zond, waar over Hugo zelf het gebied voerde; welk niet dat van den Graaf omtrent het ftedeke Ootmarfum, op eene plaats Walftad genaamd, flaags geraakt zynde, eene aanzienlyke Overwinning bevogt, waar in Graaf Otto zelve gevangen genomen werd. 't Welk niet alleen hec gevaar, dat Drenthe zo zeer van naby fcheen te dreigen, voor een tyd afwendde, maar zelfs, door het middelen van een verdrag , dat de Graaf van Holland zedert, tusfchen zynen Schoonbroeder Otto van Bentheim en den Bisfchop, wist te bewerken, eenen vasten vrede in deze oorden te weegbragt, die des Bisfchops broeders zedert gelegenheid gaf om zig in hunne nieuw verkregene waardigheden te vestigen; welken zy ook gedurende hun leven onder dezen Bisfchop en deszelfs opvolger, Herman van Hoorne, ongeftoord bezeten hebben. Doch Lef» ferd, de oudfte der twee Broederen, onder Hermans opvolger, Godefried vari Re-  van DRENT H E. Renen, zonder manlyk Oir overleden zynde, ontftond over de opvolging in de Stedevoogdy van Groningen verfchil tusfchen des overleden Stedevoogds Klein - Zoonen, uit zyne eenige Dogter by eenen Westfaalfchen Edelman, Godefchalk van Sepperothe , verwekt, met name Rudolph, Menfo en Her* bert, die als de naasten in de afdalende Linie, daar toe regt meenden te hebben, en derzelver Oud - Oom van Moeders zyde, Lamberc van Peize genaamd, die uit den aart van het leen, een gelyk regt ter opvolging van zynen Broeder voorwendde: terwyl de Bisfchop, van zynen kant, tegen beide partyen ftaande hield , dat de Steevoogdy als een regt leen ( § )> aan het Sticht vervallen was, en ter zyner hertelling ftond. De Klein - Zoonen van LefTardus, Rudolph en zyne Broeders, wisten egter door gunst der Groningers, zig in het bezit der Steevoogdy te ftellen ; dog vernemende, dat de Bisfchop zig tegen hen ten ftryde toerustte, zogten zy hulp by Hendrik, Graave van Gelder, waar door zy eerlang in ftaat gefield werden, om den Bisfchop het hoofd te kunnen bieden , wanneer, door tusfchenkomst van Reinolt, Aartsbisfchop van Keulen, die door Keizer Frederik ten dezen einde herwaarts gezonden was, een verdrag getroffen werd: volgens welk de Klein. Zoonen van Lefferd de Steevoogdy van den Bisfchop ter leen zouden behouden, mits daar voor beCS) Zie de Groot Holl. RegMg. II B. 41 D. W, 9, b. ea 43 Deel. bl. og. a. * * * • * 5 HisTOue.  WE. «ja. 7& Tegenwoordige Staat betalende driehondert Mark ■ Zilvers; waar door die Heerlykheid onder de af (lammelingen van Sepperothe in drie delen verdeelt werd. Lambert van Peiz* had waarfchynlyk, reeds voor het verdrag, van zyn regt daarop afgezien, of was misfchien toen reeds overleden. Ludolph, die Slotvoogd van Coevorden geweest was, fchynt reeds voor zyn Broeder LefFert overleden geweest te zyn, en het blykt niet dat zyne Zoonen, Kudoiph en Volkert, eenige aanfpraak op de Steevoogdy van Groningen gemaakt hebben , fchoon dit door eenige laatere Schryvers aldus is voorgedragen. De Zonen van Lam. bert, Menfo en Rudolph genaamd , onder* werpen zig ook federt aan des Bisfchops taftelling • en met de eendragt tusfchen deeze bloedverwanten werd ook de Vrede in Groningen en Drenthe herfteld , welke geduurd heeft zo lang Bisfchop Godefried leefde. " Na het overlyden van Godefried, 'c welk . ft hec V™. "78 voorviel, werd Boudewyn II tot Bisfchop verkoren. Hy was een Broeder van Floris III, Graaf van Holïand, en Otto Graaf van Bentheim, en had zyne Zuster gehuwd aan Didrik Graaf van Ueer, welke aanzienlyke maagfchap, gevoeed by zyn eigene loflyke hoedanigheden In zagte geaartheid, hem alom geagt en ontzien maakte, terwyl hy meest door den Raad van de zynen zig bellieren liet. De Vrede, onder zynen Voorzaat met die van Groningen en Drenthe gefloten , werd, gedurende de «srite jaaren van zyn bewind, getrouwlyk ou-  -van DRENTHE. 71 onderhouden, en gaf hem gelegenheid, de Bisfchoplyke regten, welke, volgens het Regeringsbelïel van Bisfchop Herbert, aan het Sticht gebleven waren, onverhinderd te oeffenen. — De ongenoemde Schryver der Utrechtfche zaken deelt ons by deeze gelegenheid daar van eene fchets mede, die waardig is hier ingelascht te worden: Wanneer de Bisfchop ( dus fchryft hy ) ter waarneming van zyn Wereldlyk rechtsgebied over Drenthe, goedvond dit Landfchap te bezoeken , werd zyne komst den Slotvoogd vooraf aangezegd, die dan zynen Heer eerbiediglyk ontving, en hem de fleutels, en de bewaaring van het Kasteel te Coevorden, overgaf, die terftond wederom door den Bisfchop aan eenigen zyner Vafaallen in handen gefteld werden. Waarop de Bisfchop, na flegts eenen ragt op het Slot vertoefd te hebben , zig tot het houden van Rechtdagen, Dingen genaamt, in de onderfcheidene gedeelten van Drenthe begaf, wordende door den Slotvoogd, en deszelfs geheele gevolg, verzeld, en door de Drenthers van paarden en al het nodige voertuig voorzien, en in de huizen, daar het Ding gehouden werd,, op kosten der ingezetenen , rykelyk onthaald. Het welk dus zes agtereen volgende weken duurde; in welken tyd de Bisfchop zyn Regtsgebied over Drenthe uitoeffende,en dikwyls een meenigte Gelds, van die zulks verbeurd hadden, afperste. Waarna hy zig naar Groningen begaf; en, aldaar insgelyks zyn rechtsgebied waargenomen hebbende, vervolgens over Drenthe, naar ***** 4 Coe- Historie»  Htsïo, MIE, " 7» Tegenwoordigs Staat Coevorden te rug keerde, gevende by zyne terugkomst de lleutels en de bewaring van het Kasteel wederom in handen van den Slotvoogd over. Doch hoewel de Bisfchop dus genoegzaam in zyn magt en gezag over Drenthe erkend wierd, vond hy eerlang ftofFe tot ongenoegen, welk welhaast toe een openbaren oorlog uitborst. De oorzaak hiertoe werd genomen uit de menigvuldige inlegeringen en afperfingen , die de Graaf van Bentheim in zyne goederen, omtrent Coevorden gelegen, van den flotvoogd te iyden had; en uit het verzwaren der tollen, die dezelve van de Waren , die over Coevorden naar het Bentheimfche gevoerd werden , vorderen deed. De Graaf klaagde hier over meermalen aan den Bisfchop, zynen Broeder; en bragt daar door te wege, dat de Bisfchop, na den Slotvoogd dikwyls vergeefsch van zyn ■bedryf afgemaand te hebben, hem eindelyk, by uitfprake, van alle zyne Lenen vervallen verklaarde, en niet lang daarna op zyn Slot te Coevorden belegerde; wordende daar in bygeftaan door die van Groningen en Peize, die teffens met de gehele magt van Drenthe zig in het leger van den Bisfchop bevonden. Floris van Vorenborg, die, na het overlyden van den Slotvoogd Ludolph, desfelfs weduwe, die een Suster was van Ludolf, Advocaat van Gore, ten huwlyk genomen had, en thans voor zyn Styfzoonen de Slotvoogdy waarnam, verdedigde met hulp van Volleert zynen jongden Styfzoon, zig dapperlyk tegen de  van DRENTHE. j>3 fle Vyandelyke aanvallen, terwyl Rudolf, Volkerts oudfte Broeder, door het onder, fcheppen van toevoer, omtrent Steenvoort en elders, het Bisfchoppelyke leger alle mogelyke hindernisfen toebragt. Doch alles werd vrugteloos gemaakt door de grote overmagt des Bisfchops, en Floris vond zig welhaast genoodzaakt het Slot en zynen Styfzoon Volkert in handen des overwin* naars over te geven. De Bisfchop liet deze hierop op het flot ter Horst in bewaring brengen, en ftelde toen, in plaats van Flo° ris, tot Slotvoogd van Coevorden en Landdrost van Drenthe aan Gyzelbert Postekyn, een Hollandsch Edelman, van welken ge» tuigd wordt dat hy het land loflvk en mee grote voorzigtigheid beftierde. Doch enige jaren later werd het gebied over Coevorden en Drenthe opgedragen aan Graaf Otte van Bentheim, die langen tyd naar deze waardigheid geftaan had, en zig terftond hierop naar Coevorden met der woon begaf, daar hy zig etlyke jaren in dat bewind wist te handhaven (§). Ondertusfchen had Volkert, die na de verovering van Coevorden op het flot ter Horst in bewaring gebragt was, in die gevangenis eene Edele en Ryke Juffer, Dogter van Albert de Leeuw, tot zynen wil weten te krygen; en, vervolgens met dezelve getrouwd zynde, was hy, op voorfpraak harer vrienden, in vryheid gefteld, en woonde thans op zyn ouderlyk Erfgoed te Anzen; daar hy de ( S ) Vad. Hist. 3. D. bl. 317. * * * * * ^ Hisforie.  HlSTO. RI£. ' 74 Tegenwoordige Staat de Drenthers gedurig tegen den Bisfchop en den Graaf van Bentheim ophitfte: terwyl zyn Broeder Rudolf, die zig insgelyks op zyn Landgoed , omtrent de Rievieren de Vecht en Regge gelegen, onthield, niet naliet, door zyne vrienden, by den Bisfchop aanzoek te doen, om in de Slotvoogdy van Coevorden herfteld te worden. Doch waar toe deeze, te zeer voor zynen broeder den Graaf van Bentheim ingeno.nen, geene oren had. Hier door getergd nemen zy eindelyk het befluit om zig met geweld daar van meester te maken, en, hunne Bloedverwanten, van Peize en de Gebroeders van Groningen op hunne zyde genomen hebbende, vallen zy met vereenigde magt , waar by zig de Groningers, toen insgelyks met den Bisfchop overhoop liggende, teffens gevoegd hadden, in Drenthe, pionderen en beroven des Bisfchops goederen het geheele Landfchap door, en flaan den Graaf van Bentheim, die hun met een Leger tegen getrokken was, omtrent Rolde op de vlugt. Waarna zy naar Coevorden optrekken , en , hetzelve met geweld ingenomen hebbende, het Stedeke met den Voorburg van het^ Slot, geheel plat branden. De Bisfchop , middelerwyl twee legers by een gebragt hebbende, zond een derzei ver, onder bevel van de Graaf van Bentheim, over Coevorden op Drenthe af, terwyl hy zelf met een ander over Steenwyk in 'c land valt, dat terftond uit weerwraak deerlyk beroofd en geplondert word. Doch Otto, Graaf van Gelder, die mede tot hulp van den Bis- fchop  van DRENTHE. 75 fchop opgekomen was, kwam toen tusfchen beiden, en wist te bewerken, dat men over een verdrag in onderhandeling kwam. Die van Groningen en Drenthe moesten vooraf beloven zig wegens hunne uitwykingen aan het oordeel des Bisfchops te zullen onderwerpen, en denzelven tot onderpand zestien Gyzelaars in handen te ftellen; te we. ten vier uit Groningen, en twaalf uit Drenthe, onder welken begrepen waren Rudolf van Coevorden, deszelfs Neef Rudolt van Peize, en Herbert de Stedevoogd van Groningen, welke allen, met het leger des Graven van Gelder , dat toen afgedankt werd, zig naar Deventer begaven. Hier werd de onderhandeling begonnen, waar in de Graaf uiterlyk zyn best deed, om den overmoed der tegenparty te beteugelen; doch zo weinig vorderde, dat de Bisfchop, daar uit argwaan opvattende, plotfelyk de onderhandeling afbrak, en de Gyfelaars, ten fpyt des Graven, in de Gevangenis deed werpen. Waarop de Graaf geheel verftoord ter Stad uittrok, voorgevende, dat men terweder zyden de verfchillen aan zyne uitfpraak verbleven had, hoewel dit van des Bisfchops zyde tegengesproken werd. Volkert van Coevorden , zig ten dezen tyde nog in Drenthe onthoudende, had zo dra van 't geen 'er gebeurd was geen ken* nis gekregen, of rukt in der yl eene menigte volks by een, en tast daar meede het Slot te Coevorden aan, het welk niet genoegzaam verfterkt, en wegens de afwezigheid des Graren van Bentheim kwalyk yer- HlSTO* SUE.  Histo, aan- 76 Tegenwoordigs Staat verdedigd, korc daarna veroverd werd. De Gravin met hare gehele hofftoet op het olot haar verblyf houdende, viel den veroveraar irj handen : doch werd eerlang door den Bisfchop gelost, en tegen de Gy[elaars , uitgewisfeld, Waarop de oorlog heviger dan te voren ontftak. De Bisfchop , andermaal met zyn leger in Drenthe gevallen , verbrandde eene menigte Dorpen en floeg het beleg voor Coevorden ; 'c welk terftond nevig beftormd werd. Doch Filips Aarasbisfchop van Keulen, en Koenraad Aardsbisfchop van Mentz, bedugt dat de Graaf van Gelder zig de zaak der Coevordfchen zoude aantrekken, boden, terwyl het beleg nog duurde, hunne bemiddeling aan, en begaven zig daarop naar Deventer. alwaar zy over de onderlinge verfchillen uitfpraak deden in dezer voege; dat Rudolf, als de regte erfgenaam van den overleden Slotvoogd, in de Slotvoogdy van Coevorden en het regcsgebied over gansch Drenthe, herfteld zoude worden, mits hy den Bisfchop hulde deed, volgens den inhoud der oude en nieuwe Leenbrieven en voorts aan den zeiven ter vergoeding der toegebragte fchade betaalde duizend MirkZilvers. Doch dit Vrede . verdrag werd terftond door den Grave van Bentheim, die Vr zyne langbegeerde Slotvoogdy by verloor, tegen gefproken, en de Vyandelykheden werden, terftond na het vertrek der bemiddelaars, van 's Bisfchops zyde op nieuw aangevangen. De Bisfchop zelve floeg zi> met een msgtig leger omtrent Coevorden seer, voornemens zynde, terftond met het  MW DRENTHE. 77 aanbreken van den volgenden dag, den Vyand flag te leveren , en daarna het beleg voor het Slot te flaan. Ook zou hem die raar alle waarfchynlykheid zyn gelukt, dog eenige jonge Krygslieden, onbedagtelyk mee de Drenthers, die op hen lagen te loeren, een Schutgevegt aangevangen hebbende, raakte men nog dien avond handgemeen. De Drenthers gingen hunne befpringers met Werpfpiefen te keer, dreven ze in den eerften aanval op de vlugt, en vervolgdenze tot aan derzei ver Legerplaatze; hier raak-r te terftond alles in beweging. De fchrik, door het gefchreeuw der Vlugtelingen veroorzaakt , werd welhaast algemeen, niemand greep in het eerst naar de Wapenen: Wagens, Paarden, Tenten, en verdere Krygsbehoeften werden agter gelaten. De bisfchop, eindelyk een gedeelte van zyn Volk tot ftaan gekregen hebbende, drong daar mede op den Vyand in. Toen werd 'er een tyd lang hevig gevogten. Doch de Drenthers in getal aangroeiende, terwyl het Bisfchoplyke Leger afnam, was het onmogelyk te houden; de Bisfchop zelf werd eindelyk genoodzaakt op zyn behoud te denken, en ontkwam het ter naauwer nood met de vlucht. Omtrent dertig uit de dapperfte /Van zyn volk bleven op het Slagveld. Ruim honderd Ridders, en een zeer grote meenigte Gemeenen, werden gevangen genomen. De Bisfchop trok van hier met het overfchot van zyn leger, dat hy uit de vlucht by een verzameld had, naar de Velue, welke hy, ora zig op den Graaf van Gelder te wrej Histat RiE.  ?8 Tegenwoordige Staat Hkto R1E. wreken, deerlyk afliep. Doch de Graaf hlpof Vlam r_L..l .11 T-» IIOS. 1. V miuiaig. ue urenthers tot zyn hulp opontboden hebbende, viel hy in Twente, en verbrandde het ftedeke Ootmarfum, en verfcheidene Sterkten aan het Sticht behorende: waarna hy het beleg voor Deventer floeg, en die Stad elf dagen agter een hevig befbrmen deed. Doch terwyl dit beleg nog duurde, werd door tusfchenkomst des Hertogen van Braband een Wapensftilftand bewerkt. De Drenthers trokken toen at, doch oordeelden zig daar aan zo weinig gehouden, dat zy alle Bisfchoplyke opkomften in hun Landfchap den Graaf van Gelder toewezen. De Bisfchop dus op nieuw genoodzaakt zynde de Wapenen op te vatten, bevond zig zo zeer ontbloot van middelen, dat hy, op den raad zyner Prelaten, naar Mentz vertrok, om hulp by den Keizer te verzoeken. Dog hier gekomen werd hy fchielyk ziek, en overleed op den vyfden dag na zyne aankomst , in het jaar 1106. Na zynen dood ontftond er verfchil over de opvolging in het Bisdom , tusfchen Dirk , Broeder van den overleden Bisfchop, en Arnold van Yfenburg. Domproost van Deventer. De Graaf van Gelder , die de zyde van den laatften hield, maakte zig toen meester van het Overfticht, waar door de Drenthers, die hem altyd ten Vriend gehad hadden, de handen ruim kregen , en Rudolf in de Slotvoogdy van Coevorden, die hy zig tegen wil van den Bisfchop , had aangema.' ugd, bevestigd werd. Het verfchil over het Bis.  van DRENTHE. 79 Bisdom bleef ondertusfchen duren, en eindigde niet, dan na verloop van twee jaaren, De twee Mededingers, naar Rome ver« trokken, werden door den Paus, de een na den ander ingewyd; dog geen van bei« den kwam ooit in 't bewind. Arnold overleed te Rome en Dirk, die hem opvolgde, op zyne te rugreis te Pavie. Na hen werd Diedrik of Dirk II, anders genaamt Dirk van der Are, tot Bisfchop verkoren. Hy vond het Bisdom, by zyne komst op den Stoel, zo zwaar met fchulden beladen (§), dat hy naauwlyks middel wist om zig te redden. En dit maakte hem te handelbaarder in het verfchil met de Dren« thers en die van Coevorden, met welken hy, terwyl zyne zaken nog verward Honden, een verdrag floot, volgens welk hem voor de fchaden, onder Bisfchop Boudewyn aan het Sticht toegebragt, eene vergoeding gedaan werd van negenhonderd ponden. De Heren van Coevorden werden hier door op nieuw inde Slotvoogdy bevestigd, en de Bisfchop behield daar over de regten, die zyne voor* zaten gehad hadden. Ook werd dit verdrag federt getrouwlyk na gekomen, en de Drenthers genoten onder hen een ongeftoorden Vrede; terwyl de Slotvoogdy van Coevorden op des Overleden Slotvoogds twee Zoonen , Rudolf en Fredrik, by erfenis overging. De Bisfchop zelve overleed in het jaar 121a. Zyn opvolger was Otto, de eerfte van dien naam onder de Utrechtfche Bisfchoppen, een (§) Vad. Hlsc. 2. JD. bladz. a88. Histo-] RIB, I2Ï2.  HISTORIE. 1215. So Tegenwoordige Staat . een Jongeling van uitnemende hoedanigheden. Deze vond, by zyne komst aan de Regering, het Bisdom in voorfpoed en rust. De goede verftandhouding, die hy met de ftraks gemelde Heren van Coevorden onderhield, en waar door hy geheel Drenthe als op zynen wenk beftierde, gaf alle hoop, dat de Vrede in dit Landfchap van langen duur zoude zyn. Doch deze hoop verviel door zyn ontydigen dood. Hy overleed in het jaar 1215, na eene ' regering van derdehalf jaren , in den bloei van zyn leven, eer hy nog zyn ontflag van de kerkelyke inftelling , volgens welke niemand, voor zyn dertigfte jaar, hetgeestelyk bewind mogt aanvaarden, van den Paus bekomen had. De regering van zyn opvolger, ook Otto genaamd, en af komftig uit den huize van der Lippe, was minder voórfpoedig voor dit Lanichap. Al ras na zyne te rugkomst uit het Heilige Land, werwaards hy,kort na zyne aanflelling tot Bisfchop, Keizer Fredrik op eenen kruistogt gevolgd was, raakte hy in verfchil met den Coevordfchen Slotvoogd Rudolf, en deszelfs Broeder Fredrik. Dezen waarfchynlyk op den Bisfchop misnoegd, om dat hy hen van de Steevoogdy van Groningen, waarop zy,als naaste Erfgenamen van de Sepperothen, regt meenden te hebben, verfteken liet, hadden hem in de oorlogen , waar in hy zedert met zyne Naburen gewikkeld werd, die getrouwheid niet bewezen, welke hy van hun als zyne Vafallen verlangde; zelfs hadden zy een en andermaal zyne Goederen beroofd en verbrand. Doch de  van DRENTHE. 8i de naaste oorzaak tot den oorlog, die kort hier na uitborst, gaven de partyfchappen, te Groningen ontdaan, waarin de Slotvoogd Rudolf zig mede gemengd had. De Stedevoogdy dier Stad was, onder de vorige Bisfchoppen, tot den dam der Groenenbergen wedergekeerd, en werd thans bekleed door Egbert van Groenen» berg, wiens Grootvader, ook Egbert genaamd , door Bisfchop Herbert daar van ontzet was geworden. Met hem lagen de Gelekingen , een voornaan geflagt onder de Groningers, overhoop, dog waren in een gevegt binnen de Stad overwonnen: zy zogten toen hulp by Rudolf, die, het oog hebbende op de Steevoogdy, zig ligtelyk bewegen liet. Egbert werd vervolgens door hem op zyn Slot belegerd. Dog de Bisfchop, op de eerde tyding hier van te Groningen gekomen , deed het beleg opbreken, en bewoog de hoofden, ter wederzyden, om zig aan zyne uitfpraak te onder < werpen. Alleen Rudolf had de doutheid van zig 'er tegen te kanten, en bragt te wege, dat ook de Gelekingen hun woord introkken. De Bisfchop , dus genoodzaakt onverrigter zaake te vertrekken, fchreef hun egter een Bedand voor , dat tot zyn wederkomst duren zou, en dat hy hen op levensdraf gebood te onderhouden. Doch ook dit werd kwalyk nagekomen. Egbert ondernam, kort na des Bisfchops vertrek, te Glimmen, een plaats onder het Stads gebied gelegen, een Slot te ftigten; en Rudolf, oordelende dat zulks mee * $ 3fï ?jC % J£ HlSTOi ME.  Hjsto. ma. 8« Tegenwoordige Staat het beftand ftreed, vatte de wapenen op, en overweldigde hetzelve, nemende by die ge. legenheid Egberts geheele maagfchap gevangen. Egbert, zig binnen Groningen niet veilig agtende, nam de wyk naar Friesland. De Stad werd toen ligtelyk door de Coevordfchen veroverd, waarin Rudolf zig een tyd lang als Stedevoogd gedroeg. Doch Egbert, met hulp zyner Vrienden, in Fries, land, een leger op de been gebragt hebbende, kwam eerlang te rug, en kreeg, na eene hevige belegering , de Stad met geweld wederom in, die terftond, op eenige huizen na, in asfche gelegd werd. Rudolf, zig dapperlyk verdedigd hebbende, was niet zonder levensgevaar ontkomen ; een deel van zynen aanhang, by die gelegenheid gevangen genomen, werd federd door hem gelost, en tegen Egberts maagfchap uitgewisfeld; waarna hy zig, fterker dan te voren, ren oorloge toerustte. De Drenthers, reeds by het veroveren van het Kasteel te Glimmen tegenwoordig geweest zynde, vielen nu den Slotvoogd in eene grotere menigte toe: terwyl de Bisfchop openlyk de zyde van den Stedevoogd Egbert koos, Groningen, daar men den eerften aanval verwagtte werd door den Stedevoogd met allen mogelyken fpoed verfterkt, en St. Walburgs Kerk met Vestingwerken omgeven. De Bisfchop zond een gedeelte van zyn volk derwaard, en gaf last aan een ander gedeelte, dat hy in Zalland geworven had, om zig te Ommen te legeren; deels om zig aan die zyde voor dm inval der Coevord. fchen  van DRENTHE. SS fchen te dekken, deels om hen daar door van hun toeleg op Groningen af te fchrikken. Doch Rudolf, met een hoop van de zynen naar Ommen opgetrokken, overviel deze bezettelingen met zulk een gelukkigen uitflag, dat ze allen verflagen, of op de vlugt gedreven wierden, winnende door die zege zo veel vertrouwen onder de Drenthers, dat zy van toen af als om ftryd dienst onder hem namen. Waarop hy met een aan-> zienlyk leger, gedeeltelyk binnen 's Lands, uit de Dorpen Dalen en Loon, gedeeltelyk 'er buiten, te Steen voort, Goor en elders, aangeworven , naar Groningen optrok, wordende onderweege nog verfterkt met eene talryke bende Friefen, die door de Gelekingen ter zyner hulp aangevoerd werd. Groningen werd terftond aan alle zyden in gefloten, en heviglyk beftormd ,• doch Egbere verdedigde de Stad zo dapperlyk, dat de Bisfchop tyd had om naar hulp ter ontzetting om te zien. Gerard, Grave van Gelder, bood zig daar toe in perfoon aan. De Graven van Holland en Kleve zonden eene grote menigte Krygsvolk over. Uit de Bisdommen van Keulen en Munfter kwamen verfcheiden aanzienlyke Ridders opdagen, onder welken de voornaamften waren Heer Bernard van Horstmar en Reinoud van Reze, by welken zig gevoegd had Graaf Bodekyn van Bentheim. Andere Edelen van minderen rang waren ook in zeer groten getale opgekomen. Deze allen werden door den Bisfchop te Ommen , werwaard by, met ****** 2 eerj HrsTo^ RIB.  Hrs?o 8 IE. 12*7. H Tegenwoordige Staat een magrig léger van de zynen, vooruit getrokken was, met blydfchap ontvangen, en van daar, eerst naar Nyenftede, alwaar zedert door Bisfchop Willebrand het Slot Hardenberg geftigt werd, voorts naar Bergen , nu Gramsbergen , en eindelyk naar Anen gevoerd, alwaar zy zig nederfloegen; wordende leeftogt, ftormgereedfchap en verdere krygsbehoeften, hun te fcheep langs de Vegt na gevoerd. Rudolf merkende, waarop de Bisfchop het gemunt had, brak hetbeleg voor Groningen op, en begaf zig in alleryl naar Coevorden, nemende zyne legerplaats, tusfchen die des Bisfchops en h.»t ftedeke in, zo dat flegts een diep en week Moeras,ter wydtevan een halve myl, de legers van eikanderen fcheidde. De Bisfchop bragt het grootfte gedeelte van den dag met de zynen in vrolykheid door. Men handelde over de vrede, dog 'er werd niets gefloten. Rudolf en zyne vrienden werden hier op door den Bisfchop in den Ban gedaan, en hunne goederen verbeurd verklaard. Doch hier door niet verfchrikt, kwamen zy nu openlyk den Bisfchop ten ftrvde uitdagen. Die eindelyk op Sc. Pantaleons dag, zynde de zeven en twintigfle van Hooi. maand, des jaars 1227 (*), bevel tot den - ftryd gaf. Het leger des Bisfchops, door het vergunnen van Aflaten aangemoedigd en door het uitfpreken van den zegen in 'zyne hoop op de overwinning geflerkt, werd door «9I*,LAn°n5[mT»abet m5- vide Mathaei notas J»g- 185, en ;„ Wageaaaj; Vad. Hist. II D. p.™  •au D R E N T H E. 3£ «loor Rudolf van Goor, die den Standaard van Sc Marten droeg,aangevoerd, en door den Bisfchop, de Graven van Gelder en , Bentheim, en andere Heren in de agterhoede gevolgd, terwyl het gros,op geen gevaar bedagt,wyd en zyd door het Moeras verfpreid, naauwlyks op zyne Gelederen past*. De aanval gefchiede vervolgens op den weken Grond, alwaar de Bisfchoplyken, die den voortogt hadden, door het gewigt hunner Wapenen welhaast begonnen te zinken , en door de Drenthers, die ligter gewapend waren , van verre met fchigten en werpfpietfen, van nar by met Zwaarden, by menigten afgemaakt werden, 'c Welk zulk een fchrik onder de overigen bragt, dat het geheele Leger eerlang de vlucht koos, die hier ten hoogden bezwaarlyk en voor veelen dodelyk was. Alzo de Drenthers met hunne gehele magt, zelfs de vrouwen niet uitgezonderd, daarop toefchietende, de Vlugtelingen, die in 't Moeras deken bleven, meestal onmeedogenlyk ombragten; terwyl anderen, die dieper gezonken waren, van zelfs verfmoorden; an» deren door de hitte van dien dag, welke feller dan naar gewoonte was, onder het vlugten verdikten en omkwamen, veelen ook door Rudolf, die, na het eindigen van den dryd, hen met een hoop Ruiteren na. getogen was, verflagen, of gevangen genomen werden. Het getal der gefneuvelden van het Bisfchoplyke leger word op meer dan vierhonderd man begroot. De Bisfchop zelve fchoot 'er het leven by in. Men had hem wredelyk mishandeld, met een Zwaard ETisTC' RIE.  HrsTOf AIS. '%6 Tegenwoordige Staat de Piiesterlyke Kroon van het hoofd, mee vel en vleesch, afgefchoren, de Keel met Mesfen doorkerfd, en daar en boven nog verfcheiden wonden toegebragt; waarnamen *t Lyk in de modder getrapt en verborgen had. Zyn Broeder Dirk, Proost van Deventer en Oldenzaal, eene zwaare wonde in 't hoofd ontfangen hebbende, overleed kort daarna. De woede had zig vooral tegen de Edelen uirgeftrekt. In eene lyst der gefneuvelden, die nog voorhanden is, vindt men over de honderd en veertig Ridderen by name genoemd. Onder welken, wegens zyne moed en dapperheid, meest beklaagd werd Heer Bernard van Horstmar, die, na zig een tyd lang op zyn Schild boven gehouden en dapperlyk verdedigd te hebben, hier mede het leven liet. De Graaf van Gelder, Heer Gysbrecht van Amftel en vele anderen, zwaar gewond zynde, waren door Rudolf gevangen genomen, en naar zyne Legerplaats te rug gebragt; ook waren alle Voorraad» fchepen, die in de Vecht lagen, hem in handen gevallen. Het Sticht leed, inzonderheid, veel door deze nederlage. Het gering overfchot van vermogen, welk het, federt de vorige Oorlogen, nog behouden had, werd 'er byna geheel door verllonden. Ook veroorzaakte het omkomen van den Bisfchop, met den bloem des Stichtfchen Adels, eene algemeene rouwe, die welhaast door eene felle wraakzugc, tegen Rudolf en de D:emhars, gevolgd werd, De Geestlykheid te Utrecht, ter verkiezing van een nieuwen Bisichop by een gekomen, bragt de eerlfe twee-  van DRENTHE» 87 twee dagen met kermen en klagen door. De Graaf van Gelder en Heer Gysbrecht van Amflel, voor eenen korten tyd uk hunne Gevangenis oncflagen, en nog van hunne wonden niet genezen zynde, lieten zig op hunne draagbedden in het Kapittel brengen, alwaar zy door ernstig fmeken, en het vertonen hunner wonden, te wege bragten, dat, met eenparigheid van Hemmen, de keuze viel op Willebrand , Broeder des Graven van Oldenburg, en destyds Bisfchop van Paterborn , een man van beproefde moed en dapperheid, en van weiken men daarom verwagtte, dat hy de vervallen zaken van het Sticht herftellen, en eene genoegfame wraak op de Drenthers verfcbaffen zou. Graaf Floris van Holland, die een bloedverwant van den nieuw verkoren Bisfchop was, en verfcheiden andere Heren en Groten, by die verkiezing tegenwoordig zynde, zwoeren ten zeiven dage, daar toe de hand te zullen bieden. Ook werden terftond gemagtigden naar Rome afgezonden, om het ontflag van den Bisfchop, en 's Paufen goedkeuring op zyne verkiezing, te bewerken : doch 'er verliep ruim een jaar eer hy in zyn Bisdom te Utrecht kwam. Ondertusfchen had Rudolf, de zynen met de wapenen der verflagen vyanden toegerust hebbende , het beleg voor Groningen gefiagen: doch was met verlies afgewezen. Hy ondernam federt een inval in Twente j doch flaagde niet beter Veelen van de zynen, onder welken twee Ridders, Zweder van Gravensdorp en Bertram van * * * * * * 4 Ho- HlSTO» RIS.  Histo. tos. Ï228. 8*» Tegenwoordige Staat Hoven, raakten hier gevangen, en werden: hoewel zy een groot losgeld aanboden, terftond gedood, en hunne lichaamen op raden gelegd. Die een en ander deed den moed der Stichtenaren dermate ryzen , dat zy nu aan alle zyden zig tegen de invallen der Drenthers verded'gen durfden. Zelfs zonden die van Utrecht veertig welgewapende Ridders , tot byftand van den Stedevoogd Egbert, na Groningen over: die eerlang eenen inval in Drenthe deden ; daar zy het Slot by Peize, de voornaamfte fterkte en wykplaats der Gelekingen, innamen, en verfcheiden aanzienlyken van dat geflagt, nevens de Zonen van den Schout Bertold, gevangen kregen; van welken eenigen terftond gedood, anderen in harde boeien gezet, en in Sr. Walburgs Kerk ter bewaring gebragt werden. Waarna men zig ter wederzyden jn ruste hield. De Bisfchop kwam eindelyk omtrent het midden van Oogstmaand des jaars 1220, ' onder eenen groten toevloed van menfcheni te Utrecht. Zyne huldiging gefchiedde met grote pragt, en werd, volgens gewoonte , met eenen maaltyd befloten : na het eindigen van welken , de Stichtfche Leenmannen van tafel oprezen, en, met uitgetogen Zwaarden , eene yslyke wapenkreet tegen Rudolf en de Drenthers aanhieven. De Graaf van Gelder, en de andere gevangene Heren, werden vervolgens in eene daartoe belegde Vergadering van hunne verpligting, om zig weder in ban-  van DRENTHE. 89 handen van Rudolf te Hellen, ontflagen; ook werd hier het befluit tot den Krygstogt genomen, waartoe men het volk alom in het Sticht en in Friesland , door het verkondigen van Pauslyke Aflaten , wist uit te nodigen ; en het leed niet lang of de Bisfchop had eene genoegzame magt by een, om zynen toeleg tegen de Drenthers met nadruk voort te zetten. Drenthe werd eerlang op zes plaatzen te gelyk aangetast. Een talryke bende door den Bisfchop, onder bevel van Graaf Bodekyn van Bentheim , en Heer Otto van Horstmar, wiens Oom mede in het Moeras omgekomen was, naar Groningen voor uitgezonden, en door den Stedevoogd Egbert, met de Burgery dier Stad, en verfcheiden Ommelanders verfterkt, trok over Mitzpete, nu Midlaren genaamd tegen de Drenthers op ; doch werd zo dapperlyk ontvangen, dat zy met verlies te rug keren moest. Een tweede hoop,meest Friefen, uit Westergo, Haagde gelukkiger. Over Bakke • Veen in het Land gevallen, frak dezelve den brand in eenige Huizen, dog keerde vervolgens zonder verder iets te ondernemen, met den buit terug. De derde hoop, mede uit Friezen, van den kant van Stavoren en Lemfterland , beftaande,viel,over Brokope, in Drenth,en bragt zulk een fchrik onder de naast gelegen Inwoners,dat zy,met overgave van Gyzeiaren , aanboden den Bisfchop en der Kerke van Utrecht voldoening te zullen geven. Noch waren 'er twee legers van den kant van Overysfel in aantogt. Het een uit ****** 5 Twentsch HlSTORIE.  jpo Tegenwoordige Staat Hl STO> RI£. Twentsch Krygsvolk beftaande, trok voorby Coevorden, Landwaard in, en verbrandde het Dorp Emmen met eenige omliggende Gehugten. Het ander uit Zalland, Deventer, en de landen langs de Vecht, af gekomen, nam den weg door Ommen, over het Moe. ras, en trok vervolgens, over de Reest, in Drenthe; daar het den brand ftak in eenige Plaatfen en gehugten, tegen over Ruinen ge. legen. De Bisfchop zelf, niet verre de aanzienelykfte legermagt, zig 0p de Gren/en van Drenthe, tusfchen Steenwyk en Cflvlte, neergeflagen hebbende, zag zo dra den rook van dien brand niet opgaan, of gaf ook den zynen bevel tot den aanval, die terllond met zo veel hevigheid gefchiedde, dat de Drenthers, verre te kort fchietende, al ras hunne post verlieten, en landwaard in vlugtten; wordende op de hielen gevolgd door de Bisfchoplyken, die terftond den brand ftaken in het naast gelegen Anzen welk geheel afbrandde. Waarop het leger voorttrok, met voornemen om zig met dat van Ommen te verenigen, dog de tusfchenkomende nagt verhinderde dit. De Drenthers dus met alle hunne magt, die zy om de Bisfchoplyken tegen te gaan, insgelyks mzes hopen verdeeld hadden, niet hebbende kunnen beletten, dat dezelven in hun land gevallen waren, gaven den moed nu geheel en al op. Waarom zy reeds op den tienden van Wynmaand, in den vroegen morgen, zig aan den Bisfchop overgaven, op voorwaarden: dat zy binnen zekeren bepaalden tyd, ter vergoeding van fchade en kosten, aan hen be-  van DRENTHE. betalen zouden drie duizend Keulfche Marken, en aan zyne Raadsvrienden vierhon derd: voorts tot boete voor de Zielen der gefneuvelden, na 't einde van her jaar, naar Lyfland zenden honderd Wapentuirs ; om daar op eigen kosten tegen de Ongelovigen te dienen : en eindelyk, dat zy, uit hunne Landeryen, zo veelen zouden üitwyzen, als genoegzaam waren, om, ter plaatze daar Bisfchop Otto met de zynen omgekomen was, een Klooster te ftichten van 25 Praebenden. Waarby Rudolf en zyne Broeders nog voegden den afftand van het huis te Laar, en het Slot in Coevorden, met alle deszelfs toebehoren, benevens het Regtsgebied over Drenthe: welk terftond door den Bisfchop, te gelyk met de Slotvoogdy, aan zekeren Eilard van Bentheim opgedragen werd. Terwyl de Drenthers, voor het nakomen der overige voorwaarden, veertig Gyzelaren, wel geboeid, ter bewaring, op het Slot te Vollenhove leverden. De Bisfchop, dezen Oorlog dus gelukkiglyk ten einde gebragt hebbende, begaf zig, na het afdanken zyner zes legers , naar Friesland, doch keerde eerlang over Groningen te rug. De Drenthers, hem by zyne te rugkomst, met alle tekenen van berouw, te voet gevailen zynde, werden toen van den ban ontheven. Hy vertrok vervolgens naar Coevorden, waar van hy in hunner tegenwoordigheid bezit nam. Rudolf en zyne Broeders bevestigden hier op nieuw hunnen afftand, en namen zelfs aan, Eilard van Bentheim voor hunnen Landdrost te 91 HlST«' EUE,  HfSTO. ME. 99 Tegenvjoordlge Staat te zullen erkennen: gefchiedende dit alles uqa Sr te rug gaf. Terwyl hy hier vertoef- IlSTOIE. 1220.  94 Tegenwoordige Staat Histo toefde, begon het op nieuw te vriezen, waarom hy, kans ziende om nog iets met voordeel tegen die van Coevorden te ondernemen , terftond naar Friesland vertrok ; daar hy de trouwloosheid en verradery zyner Vyanden zo breed wist uit te meeten, dat de Friezen nu in groten getale hem hunne hulp toezeiden. Doch het weer fchielyk omflaande en een geweldige florm het ys doende fcheuren, was hy andermaal genoodzaakt van zyn toeleg op Coevorden af te zien. Hy begaf zig van daar naar Vollenhove, en bragt het Sticht aan die zyde alom in de wapenen. Het vlek Steenwyk met desfelfs Sterkte werd vooral rykelyk van voorraad voorzien, en ter bewaring van eenige Ridders, en Amptluiden der kerke, overgegeven. Doch Rudolf, met een hoop van de zynen derwaard getrokken, wist de bezettelingen looslyk tot het doen van eenen uitval uit te lokken, overviel hen daarop, met zulk een gelukkigen uitilag, dat ze meest allen verflagen werden of gevangen raakten; waar door de geheele Landftreek voor hem open bleef (*},en de Drenthers, die reeds te voren naar zyne zyde geheld hadden, hem geheel en al toevielen. De Bisfchop herftelde egter met allen mogelyken fpoed dit verlies, en bragt de plaatzen langs de Grenfen, die meest voor den vyandelyken aanval bloot lagen, in een behoorlyken ftaat van tegenweer; terwyl hy het voortzetten van den oorlog tot den vast aan- ( * ) J. Wagenaar Vad. fitst. II, D. bl 22*.  van DRENTHE. 9 5 aannaderenden Zomertyd uitftelde; en men verwagtte dien nu feller, dan te voren. Doch de Drenthers en die van Coevorden, thans wederom met elkander vereenigd, dit ziende, en vooral bedugt zynde voor de magt der Friefen, die in de Landftreken van Stavoren, Oostergo en Westergo, tot hulp van den Bisfchop gereed ftond, befloten nu het drei* gend gevaar door eene tydige onderwerping voor te komen. Zy zonden ten dien einde verfcheiden malen aan de Friefen, om derzelver bemiddeling te verzoeken, met aanbod van zig omtrent alles, wat zy misdreven hadden, aan derzelver uitfpraak te zul. ien onderwerpen: ook bragten zy 't, mee veel moeite, door derzelver tusfehenfpraak, zo verre, dat de zaak aan eenige Abten uic Friesland verbleven wierd; die vervolgens uitfpraak deden: dat de Gevangenen ter wederzyden, eerst en vooraf ontflagen, en op vrye voeten gefield zouden worden; 't welk ook terftond, en zonder eenige tegenfpraak, gefchiedde: dat voorts,behalven het geen by het voorige Vredes - Verdrag reeds beloofd was, drie duizend ponden op nieuw zouden opgebragt worden; dan hier van hielden de Drenthers meer dan duizend ponden in: 'c welk oorzaak was, dat de Scheidslieden hee overige van de uitfpraak weigerden openbaar te maaken. Dit gefchiedde eerst een geruime tyd daarna, en kwam dat gedeelte hier op uit: De Bisfchop zou op zekere plaatze, rus' fchen Hardenberg en Coevorden, met de Drenthers en die van Coevorden zig neder zet; Hist8- jüe.  96 Tegenwoordige Staat HlSTOSIE. zetten, hier zouden de Coevordfchen alle hunne Erfgoederen , ter waarde van twee duizend Marken, hem en der Kerke in eigendom opdragen; ook zouden zy een geheel jaar , als ballingen, buiten 's Lands blyven: waarna zy met honderd en vyftig gewapende mannen den Bisfchop en der Kerke ten dienfte zouden Haan, op alle plaatzen, waarheen zy, wegens hunne byzondere vyandfchappen, veilig konden optrekken. Daarenboven zouden zy der Kerke twaalf Vafaallen met derzelver Leengoederen opdragen, en, met duizend van de hunnen, eene myl weegs ( *) buiten Coevorden, een voetval voor den Bisfchop doen: voorts, by opene brieven beloven, zig, om gener zaken wille, aan de gehoorzaamheid der Kerke te onttrekken, en zelfs tegen de Drenthers, zo dezelven weigerden aan deze uitfpraak te voldoen, of by vervolg van tyd iets vyandigs tegen hunne Landheren ondernemen mogten , den Bisfchop byftand te zullen bieden. Dit alles werd door die van Coevorden aangenomen, en met Ede bevestigd; ook, in zo verre nodig, naar gekomen. Waarop de Bisfchop met bewilliging der Kerke, en volgens byzondere magt hem door den Paus verleend , hen van den ban ontfloeg, en op nieuw met de Slotvoogdy van Coevorden en alle de goederen, die zy te voren bezeten hadden, beleende, om die te bezitten met gelyk (*)Den Bisfchop, knielende om vergiffenis ko» men fmeken. Teg. Staat van Utrecht bladz. p0.  van DRENTHE. p; Iyk regt, als hunne voorzaten, ten tyde van Bisfchop Diederik, daar op geleid hadden. Noch hadden de Scheidslieden by hunne uitfprake gevoegd, dat de Drenthers voor de fchaden aan het Sticht toegebragt, op zekere bepaalde tyden, aan den Bisfchop betalen zouden twee duizend en zes honderd Mark Zilvers. Dan hier aan weigerden dezen te voldoen ; waar door het gehele Verdrag eerlang te niet liep. Ook fpanden die van Coevorden wederom met de Drenthers te zamen : 't welk de Scheidslieden dermate verbitterde, dat zy, toen hunne vermaningen niet hielpen, eindelyk beide, de Drenthers en die van Coevorden, voor eerloos, meineedig en met de daad van de gemeenfchap der Kerke vervallen, verklaarden. Doch die had geen andere uitwerking op hen, dan dat zy, dit als een Oorlogs - verklaaring aanmerkende, nu de eerften tot den aanval gereed waren. Ook vielen zy met de daad, in het vlek Steenwyk, en bragten hetzelve onder hunnen Eed; waarop zy naar Gieteren voortrukten, met voornemen om dat Dorp, en het gehele land van Vollenhove, insgelyks onder hunne magt te brengen. Doch de Bisfchop, van Zwol, tot hulp der zynen, toegefchoten, trok hen derwaard met een hoop volks tegen. Hy ontmoette hen op een moerasfig Veld, daar het gevegt onvermydelyk fcheen. Doch eenige Scheidslieden, tusfchen beiden gekomen, floegen op nieuw een verdrag voor. Men bewilligde by voorraad in een Wapenftilfiand van vyftien dagen, terwyl men over de voorwaarden ******* fm- HlSTOi BIC.  HfSTO. mis. 98 Tegenwoordige Staat handelen zou. Rudolf, om de zaak heter te bevorderen, en misfchien gerust op de trouwe van het Beftand, begaf zig, terwyl hetzelve nog duurde, flegts van één Trawant vergezeld, tot den bisfchop op het Sloc Hardenberg , om met denzelven in eigen perfoon te fpreken. Doch hier werd hy door deBisfchoppelyken verraderlykgegrepen, en, na eenige dagen gevangen gezeten te hebben, wreedaardiglyk van kant geholpen: zonder dat men zeker weet of zulks met of tegen wil van den Bisfchop gefchied zy. Alle Stichtfche Schryvers doen hun best om hunnen Kerkvoogd van deze fchenddaad vry te pleiten. In 't byzonder verhaalt de ongenoemde Schryver der Utrechtfche zaken, die ten dezen tyde leefde, dat de Bisfchop, ziende de woede der zynen om hunne wraakzugt aan R.udolf te koelen, den zeiven deed wapenen, en alle middelen tot deszelfs redding aanwendde, doch dat de razende menigte zo weinig te beteugelen was, dat ze, tegen wil van den Bisfchop, ter kamer in brak, en Rudolf met geweld daar uit haalde. Dat de Bisfchop, hier over ten hoogflen misnoegd en verftoord , de bewaarders van het Kasteel, en allen die aan het ( * ) feit handdadig waren, zyne gunst en vriendfchap opzeide, zig in der yl naar Utrecht begaf, en by de Geestelykheid ter verlosiing van Rudolf aanhield. Doch dat deze daar toe even weinig te bewegen was. Dat vervolgens Rudolf op den agtften dag zyner gevan- ge- C * ) J. Wagenaar Vad. Hist. IJl. D. bladz. 117.  van DRENTHE. 97 genis, nevens zynen Trawant Hendrik van Gravesdorp , voornamelyk onder aanvoering van den Schultes Weneman, en den gewezen Slotvoogd Eilard van Bentheim, on« der eenen groten toevloed van Edelen en Gemenen, gerabraakt is , en hunne lichamen op raden ten toon gefield zyn geworden ; tot grote blydfchap van alle Stichtenaren, uitgenomen de Bisfchop, die over het gevangen nemen van Rudolf al even geftoord bleef. Doch het blykt uit denzelven ongenoemden Schryver, dat de Bisfchop met dit alles, al ten dien tyde, de blaam niet heeft kunnen ontgaan, van de oorzaak van Rudolfs dood geweest te zyn. Anderen verhalen zelfs, dat het volk van Utrecht daar over zo misnoegd was, dat het alom aan 't muiten floeg, en de Bisfchop, om een openbaren opftand voor te komen, zig genoodzaakt vond , ten aanhoren van allen, openlyk betuigingen van zyne onfchuld te doen; ja dat niet, dan door tusfchenkomst des Graven van Holland, de eendragt onder de Amptluiden der Kerke herfteld werd. Ook is het zeker, dat die van Utrecht geweigerd hebben, zig met den oorlog te bemoeien. Ondertusfchen de hoop op een verdrag, door den dood van Rudolf, te eenemaal afgefneden zynde, zogt de Bisfchop, ter voortzetting van den oorlog, op nieuw hulp by de Friefen, die hy zelf in perzoon ging bezoeken, en, door het verkondigen van Aflaten, by menigten, tot zynen dienst overhaalde. De Drenthers daar en tegen ****♦*♦» fterk- Hmto» bik*  Hwtc* BIS. ieo Tegenwoordige Staat fterkten zig met die van Langewold, Vredewold en Fivelingo, met welken zy ook een verbond van onderlinge verdediging aangingen. Terwyl de Groningers die van Hunfingo en andere hunner Naburen in hunne belangen wisten in te wikkelen. Waartoe te beter gelegenheid was, alzo dezen, destyds met de Fivelingoërs in oorlog waren, waarin zy der Stedelingen hulp behoefden. De dag tot den optogt bepaald zynde , kwamen de Friefen in zulk eene menigte opdagen, dat de Bisfchop goedvond dezelven in twee legers te verdelen. Van welken hy een, onder de Dekens van Staveren en Westergo, over Bakkeveen zond; terwyl hy zelf, met het andere, over Groningen op den Vyand aftrok. Drie legers met grote kosten in het Overfticht aangeworven, waren daar en boven gelast de Drenthers op drie onderfcheidene plaatzen aan te tasten. Doch met alle deze toerustingen werd niets van enig belang uitgevoerd. De drie legers uit het Overfticht hielden zig op met den voor* raad der Drenthers, en de Veldvrugten, die toen juist ingezameld waren, te verteren en lieten alles op de Friefen aankomen! Dezen Haagden ook ongelukkig in hunne" ondernemingen. Het leger by Bakkeveen, door eenigen van de zynen verraden zynde' werdt, daags, voor dat het in de wapenen zoude komen, door de Drenthers onverwagt overvallen, en met agterlatïng van 50 doden te eenemaal verfïrooid. Het ander leger , waarover de Bisfchop zelf fiet bevel voerde, op den bellemden dag,  van DRENTH E. ioi dag, omtrent Mitzpete, in fiagorde gefteid zynde, werd , door eenen zwaren regen, belet tot het gevegt te komen. Ook was de magt der Drenthers, door die van Fivelingo en derzelver medeftanders , federt de overwinning by Bakkeveen, den vorigen dag behaald , hier zodanig aangegroeid en vermeerderd , dat men, met reden, ongeraden oordeelde hen aan te tasten. De vyf legers trokken dan af, zonder verder iets te ondernemen, latende de ftad Groningen, in het uiterfte gevaar van, door de vyanden, overvallen te worden, en niec minder den Bisfchop, voor wien naauwlyks een weg open fcheen , om, zonder levens» gevaar , hunne handen te ontkomen. Hy zelf liet egter den moed geenzins vallen ; maar een hoop volks, in den barren winter, te fcheep, uit Overysfel, opontboden hebbende, voorzag hy niet alleen de ftad Groningen van manfchap, maar joeg ook den Drenthers daar door zulk eenen fchrik aan 9 dat zy , om hun eigen land te beveiligen, nodig oordeelden, omtrent Mitzpete een nieuw Slot op te werpen, en daarin eene aanzienlyke bezetting te leggen; waartoe de kosten gevonden werden uit de opkomften der Bisfchoplyke goederen, die zy , volgens gewoonte, wederom aangeflagen hadden. Ondertusfchen vielen 'er, gedurende den winter, met deze bezetting, gedurige fchermutzelingen voor, waarin de Groningers, doorgaans, de overhand behielden. In een derzelver , werd het Slot zelve door hen veroverd ; by welke gelegenheid, eenigen *******$ der H'STO» RIB.  HlSTOMg, I33*- ioï Tegenwoordige Staat der bezettelingen om 't leven, en eenigen gevangen, raakten. De Fivelingoërs hadden ook, den meesten tyd, ongelukkiglyk geoorloogd: t welk de Bisfchop , om de zynen te bemoedigen, niet naliet, met vergroting, naar Utrecht en elders, over te fchryven. Hy zelf onthield zig, ten dezen tyde, m Friesland, alwaar hy, door hec verkondigen van Aflaten, wederom eene grote menigte bewoog, om, op zyn eerfte opontbod, m de wapenen te verfchynen. _ Het hep egter aan tot in Sprokkelmaand des volgenden jaars, eer hy gelegenheid vond, om iets, tegen de Drenthers, te ondernemen. Thans fcheen een vorst die omtrent Lichtmis inviel, en waardoor de moerasfen nu hard en toegangbaar geworden waren, hem hiertoe gunftig. Ook kwamen de friefen, en andere hulpbenden, van zyn voornemen verflendigd, terftond in de wapenen 5 en troffen de Drenthers met zo diep een fchnk , dat zy, hoewel een fchielyke dooi het gevaar, voor een tyd, afwendde, egter het befluit namen om zig, op alle mogelyke wyzen, met den Bisfchop ie verzoenen. Het verfchil werd, na veel handelens over en weder, verbleven aan alle de Abten uit Friesland, nevens eenige andere goede mannen, die door den Bisfchop, en Friefen en Groningers, zouden verkoren worden. Doch alzo deze menigte het niet eens konde worden, werd eindelyk befloten de gehele zaak aan den Abt van Ludingakerk, en twee andere Geestlyken,te begeven; die dan ook vervolgens, in eene byeenkomst, by  van DRENTHE. 103 by Mitzpete, ten aanhoren van de partyen, over de onderlinge verfchillen, eene uitfpraak deden, waar van de inhoud hierop uitkwam. De Gevangenen ter wederzyden zouden terftond omflagen, en op vrye voeten gefteld worden. Een ieder zou herfteld worden in 't geen hy voor den oorlog bezeten had : de Bisfchop zou in het gerust bezit blyven van het flot den Hardenberg: Coevorden zou aan Fredrik, broeder van Rudolf, ter leen gegeven worden, met gelyk regt, als zyne Voorzaten, ten tyde van Bisfchop Diederik, daarop hadden gehad. De Bisfchop zou in zyne Regtsoeffening en Landgebied, over Drenthe , door niemand, gehinderd mogen worden: hy en zyne Afgevaardigden zouden veilig af en aan mogen reizen, en hun in alles de behoorlyke eer moeten bewezen worden. Tot boete voor de ge. fneuvelden en verder geleden fchaden, zouden aan den Bisfchop en de Friefen , op onderfcheiden tyden, betaald worden tien duizend ponden Groninger munt; en hier mede zouden alle verfchillen dood en gefleten zyn. Aan alle deze punten, uitgezonderd alleen de betaling der Boet-Penningen, werd terftond voldaan, en voorts, voor 't onderhouden van het verdrag, door het ftellen van verfcheiden boeten, de nodige zorg gedragen. Ook werd de oude twist, tusfchen die van Coevorden, en den Stedevoogd Egbert, met de zynen, by deze gelegenheid, plegtig verzoend: zo dat 'er hoop fcheen, dat de oorlog, die nu reeds vyf volle jaren geduurd had, hier mede, op eenmaal, zoude ten ein- HtlTO- Mg. r  Histo POE, Ï04, Tegenwoordige Staat ■ de gebragt: zyn. Alleen was nog in den weg hec verfchil, tusfchen die van Hunfingo enFtvehngo.tot welks beflisfingdeZegsluidenniet gemagtigd geweest waren, en 'er was alleen een wapenftilftand , voor eenige maanden, getroffen. Doch de Stedevoogd Egbert, en Frederik van Coevorden, beloofden nu hun best te zullen doen, om te bewerken, dac ook de vrede, tusfchen dezen, herfteld werd. Dm hierin hielden zy, naderhand, kwalyk hun woord , 'c welk oorzaak was, dac ook het gefloten verdrag , tusfchen hen beiden, eerlang, geheel en al, wederom verbroken wierd. Het Beftand was zo dra niet ten einde gelopen, of de Hunfingoërs vatteden de wapenen wederom op , en bragten, door de Groningers bygeftaan, den Fivelingoërs eene zware nederlage toe. Dezen zogten, daarentegen , op nieuw, hulp by de Drenthers, die terftond hierop, hun Slot by Mitzpete weder opwierpen, en met bezetting voorzagen , dezelve wederom, als te voren uic de opkomsten der Bisfchoppelyke goederen onderhoudende. Ook weigerden zy nu de Bisfchoppelyke afgevaardigden te ontvangen, en bleven, daarenboven, in gebreke, het gedeelte der boete, welk reeds verfchenen was, te betalen, 'c Welk eerlang gevolgd werd door een daadelyken byftand der Fivelingoers, met welken zy , in het volgende jaar, de ftad Groningen belegerden : die zy egter, na verloop van drie dagen, wederom verheten, tot groot nadeel der Bondgenoten die daarop, door de Stedelingen en Hunfingoërs  aan DRENTHE. ioS goërs overvallen zynde, andermaal eene zware nederlage leden. Zy zeiven werden ook, niet lang daarna, op hun Slot by Mitzpete, aangetast door de Groningers, van welken eenigen, tot Zuidlaren voortgerukt, alle de huizen van dat Dorp, te gelyk met de Kerk, aan kolen leiden, en, by die gelegenheid, alzo 'er toen juist Jaarmarkt was, eenen ryken buit van Paarden en ander Vee, welk derwaard , door de Landlieden , te koop gebragt was, bekwamen. Het Slot zelve viel hun, op hunnen te rugtogt, in handen, waarin zy eenige gevangenen bekwamen, en voorts alles, wat zy vonden, aan den brand opofferden. Dit alles werd, onder bevel van den Stedevoogd Lgbert en zyne Zonen uitgevoerd,, zonder dat de Bisfchop, of de Friefen 'er eenig deel in hadden. De Scheidslieden, nog fteeds hopende, dat de verfchillen, in der minne , zouden kunnen worden bygelegd, hadden, tot nog toe, den Drenthers het verbreken van de uitfpraak niet openlylc te laste gelegd, nog den Bisfchop en de zynen van den Eed , daarop gedaan, ontflagen. Men oordeelde derhalven te moeten wagten, tot dat dit gefchied zoude zyn. Ook gefchiedde het, niet lang hier na, en de Drenthers werden, daarby, tevens voor trouwloos, meineedig en eerloos verklaard. De Bisfchop, dus van zynen Eed ontflagen, werd toen door de Groningers en Friefen aangezogt, om, nevens hen , zyn geleden ongelyk op de Drenthers te wreken. Ook begaf hy zig, terftond hierop, naar Fries♦ • * • * ♦ * 5 land: HfSTOLUE.  HlSTO' ME. 106 Tegenwoordige Staat land; alwaar op eene byeenkomsc teWyns, waarop de Groninger en Hunfingoër Afgevaardigden zig mede lieren vinden, met eenpa* rige Hemmen, befloten werd, zo ras moge* lyk den Drenthers den oorlog aan te doen; en, ten dien einde, wederom, aan onderfcheïden oorden, in hun land te vallen. Reeds, in de volgende week, werd dit voornemen ter uitvoer gebragt. Drie Legers kwamen, op den zelfden dag, zynde die van Sr. Lambert, den 17 van Herfstmaand, in de wapenen. Het een, beftaande uit ruim vierduizend ligtgewapende Friefen, trok, over Brokope, in Drenthe; doch voerde niets werkwaardigs uit. Het ander, aan den kant van Steenwyk, was minder in getal, en zou alleen dienen om dien oord te bewaren, en den Vyand eenigen fchrik aan te jagen. Het derde, waarover de Bisfchop zelf het bevel voerde, beftond uit zeshonderd Ruiters en vierduizend Voetknegten, allen uitgelezen manfchap, welke dienen zouden om Coevorden aan te tasten. De Bisfchop deed dezen, voorby Anen, aanrukken, over het moeras, waarin voorheen zyn voorzaat Otto, met ruim vierhonderd van de zynen, was omgekomen; zynde hetzelve, in den vorigen Zomer, geheel opge« droogd, zo dat men 'er nu, zonder gevaar, over trekken kon. Het Steedje werd niet voor het vallen van den avond aangetast: alzo men den gehelen dag had moeten wagten, naar de te rugkomst van vierhonderd mannen, die uit geweest waren om zeker Dorp, in Drenthe, af te branden. Doch het gelukte den  van DRENTHE. 107 den Bisfchop hetzelve, met de Voorftad, in den eerften aanval, te overweldigen. Eene menigte van paarden , wapens , kleederen en voorraad van leeftogt, werd, by deze gelegenheid, buit gemaakt: doch alle menfchen, die men vond, gewapend en ongewapend, zelfs Vrouwen en Zuigelingen niet uitgezonderd, werden om 't leven gebragt; waarna men al het overige in brand ftak. Men twyfelde naauwelyks, of ook het Slot zou tot de overgave genoodzaakt geworden zyn; indien men den gehelen nagt met Stormen aangehouden had. Doch het volk, door honger en het werk van dien dag , afgemat zynde , befloot men, naar Anen at te trekken , en den nagt in de legerplaats door te brengen, 't Welk het behoud van het Slot was. Want de Drenthers , den toegang, tot hetzelve , geopend vindende, bedienden zig van die gelegenheid , om de bezetting , met een menigte volks , te verfterken : ook hadden zy , gedurende den nagt, zulk eene aanzienelyke magt by een gebragt, omtrent Hulsvorde, dat de Bisfchop, met het aanbreken van den dag, te rug kerende, om de belegering te hervatten, geen kans zag om het Slot te veroveren , en , om niet door den Vyand ingefloten te worden , met hec vailen van den avond, zonder iets ondernomen te hebben, naar Anen te rug trok. Al zyne hoop was nu gevestigd op 'c geen zyne twee legers, uit Friesland, waar van het een, by Bakkeveen, en het ander te Groningen by een getrokken was, zou» Historie.  Historie. «08 Tegenwoordige Staat zouden verrïgc hebben; waarvan men, ieder ogenblik, eene aangename tyding te gemoet zag. Doch. APn ADrAan j.„ u:„. na , verftond men , tegen alle verwaaiing „ ujr jjaiiivcvcen, aoor de Drenthers, verflagen , en op de vlugt gedreven was, en dat, fchoon 'er weinig doden gebleven waren, de vyand egter een' aanzienIyken buit bekomen had. Ook kwamen de vi«ut«*, are cie overwinning behaald hadden, den volgenden dag, in zulk eene menigte opdagen, omtrent Coevorden, dat de Bisfchop, om niet door hen overvallen te worden , zig genoodzaakt vond, naar den Hardenberg af te trekken ; alwaar hy zyn leger afdankte. Het leger te Groningen, dat het talrykfte van allen was, en mede uit de hu'pbenden der Hunfingoê'rs en andere Bondgenoten belfond, was ook grotendeels ongelukkig geflaagd. Ten beftemden dage, den 15 ?an Herfstmaand, te Mitzpete aangekomen, had het, in den beginne , het geluk gehad de vyandelyke verfchanfingen aldaar te veroveren waarop reeds eenige honderden over de grenzen getrokken waren, met voornemen om het geheele land af te lopen, en nog vrouwen nog kinderen in 't leven te fparen. Doch hier werden zy, des daags daar aan, zo dapperlyk ontvangen door de Drenthers, dat, na een hevig gevegt , waarin ter wederzyden een menigte volks fneuvelde , zy eindelyk de vlugc namen, en met groot verlies over de grenzen te rug trekken moesten. De volgende dag werd befteed om eenen  9an DRENTHE. tm eenen inval in Fivelingo te doen. De Hun* fingoërs.met de Groningers en eenige Friefen verfterkt, reeds in den morgen op weg geflagen zynde, behaalden, in den beginne, eenige voordelen, en waren, hier door aangemoedigd, diep in 't land voortgerukt. Doch een dikke mist, die omtrent den avond viel, en het luiden der klokken, om het Landvolk tegen hen op de been te brengen, joeg hun hier zulk een fchrik aan, dat zy, met agterlating van al den buit, behalven eene grote menigte van gevangenen, doden en gekwetften, aan het vlugten floegen. Dit alles belette hen egter niet, om, op den derden dag daar na, wederom in de wapenen te verfchynen, by Mitzpete. Doch de Drenthers, na de overwinning by Bakkeveen , hier, uit alle oorden zaamgevloeid, en daarenboven nog verfterkt met de gehele magt van Fivelingo, Langewold en Vredewold; behalven eene grote menigte van versch Krygsvolk uit Westfalen, dat, door Hendrik van Borkulo, die, door zyn huwelyk met de Dogter van den Slotvoogd Rudolf, de Slotvoogdy van Coevorden en het Regtsgebied over Drenthe, bekomen had, tot derzelver hulp, aangevoerd was , kwamen hun hier, in zulk eene dikke wolk, onder de ogen, dat zy op het eerfte gezigt 'er van, hals over hoofd, aan 't vlugten floegen. 'c Welk de Drenthers ziende, 'er terftond op invielen, doodflaande en vangende allen, die zy agterhalen konden; terwyl de overigen, die 't, ter naauvvernood, met de vlugt ontkwamen, zig binnen Groningen bergden. Het getal der HlSTdRIS.  ito Tegenwoordige Staat HlSTO. Ris. der gefneuvelden wordt egter op niet meer dan zestig man begroot. Doch het is waarfchyniyk , dat men alleen de voornaamften opgeteld hebbe, onder welken, aan de zyde der Friefen, in 't byzonder genoemd wordt Hesfel van Leeuwarden, Deken van geheel Oostergo , die met elf Priesters , van de zynen, hier ongelukkiglyk het leven liet. Met den uitllag van dit gevegt, eindigt de ongenoemde Schryver der Utrechtfche zaken zyn verhaal, waar uit wy de Gefchiedenis van Drenthe, van den jare 1138 af, tot op dezen tyd , grotendeels ontleend hebben. Hy was, van geboorte een Fries, en had den oorlog, dien hy befchryft, onder Bisfchop Willebrand , voor een gedeelte, zelf in perfoon bygewoond, en van 't geen voor zynen tyd gebeurd was, uit de verhalen van deskundigen , eene genoegzame kennis bekomen; gelyk hy zelf aan 't hoofd van zyn werk te kennen geeft. Doch, waarom hy den draad der gefchiedenis hier afbreekt, is onzeker: want de vrede met de Drenthers was, door dezen laatften togt, geenzins bevorderd. Doch het k waarfchynlyk, dat de Bisfchop, zedert, van zyne pogingen, om hen tot onderwerping te brengen, heeft moeten afzien. De Graven van Holland en Gelder hadden reeds, van den beginne, fchoon tegen hunne beloften, zig aan den oorlog onttrokken. Het beneden Stigt weigerde ook zedert zig langer daarmede te bemoeien. De Twentenaren rekenden zi°ongehouden, op eigen kosten, te dienen* en waren daarom reeds, in den laatften togt, te  van DRENTHE. ui te huis gelaten. De Friefen waren 'er, buiten ] allen twyfel, niet toe verpligt, en hadden," tot dus verre, alleen ter liefde van de Kerk, de wapenen aangefchoten. Doch zy hadden ook, in de twee laatfte togten, zo veel geleden, dat 'er weinig kans fcheen om hen, op nieuw, tot het opvatten der wapenen te bewegen. Al de last des oorlogs moest derhalven op de ftad Deventer, de Ingezetenen van Zalland, en de landen langs de Yegt, aankomen. Waardoor 'er weinig hoop was, dat veel van belang zoude kunnen worden uitgevoerd. De Bisfchop was derhalven wel genoodzaakt de Drenthers in rust te laten. Ook leefde hy niet lang hier na, maar overleed, in 't volgende jaar, te Zwol, op den 24 van Hooimaand. Zynen opvolger Otto, den derden van dien naam, zoude waarfchynlyk de oorlog beter gelukt zyn, zo hy dien had moeten ondernemen. Hy was Broeder van Floris den IV, Grave van Holland, zelf ryk in vermogen, en had daarenboven den Hertog van Braband, en de Graven van Gelder en Kleve, te eenemaal op zyne zyde; zo dat het hem nog aan eigen middelen, nog aan nodigen byftand daartoe, zoude ontbroken hebben. Maar de Drenthers den oorlog moede, en ligtelyk voorziende wat hun te wagten ftond, kwamen nu van zelfs aan de hand, en boden, by herhaalde bezendingen, zulke ruime voorwaarden aan, dat hy, zonder het geluk der wapenen te beproeven, zig met hun verzoenen liet. Onder de voorwaarden van den zoen, wierd door den Bisfchop nu mede be* HlSTO. RIS.  Hrsro» ItlE. Ï241. 1 ( trt Tegenwoordige Slaat bedongen, dat de ftigting van het Klooster, waar van, reeds in het Vrede-Verdrag met zynen Voorzaat, melding gemaakt was, nu, met der daad, werkftellig zoude gemaakt worden ; gelyk ook zedert gefchied is: zynde dit Klooster eerst by Coevorden begonnen, doch van daar naar Duirze, on» der het Kerfpel Rolde, en eindelyk naar Asfen verplaatst, alwaar het ten laatften voltooid is. De overige punten van den Zoen vind ik nergens aangetekend. Men mag egter vermoeden dat, by die gelegenheid, de naaste erfgenaam van den vorigen Slotvoogd, op nieuw, met de Slotvoogdy van Coevorden, en het Regtsgebied over Drenthe, is beleend geworden : alzo men nog , jaren hier na, afftammelingen van dat geflagt, in 't bezit daar van, ontmoet. Na dezen tyd fchynt Drenthe, gedurende eene reeks van jaren, eene tamelyke rust genoten te hebben ,• welke egter zomvvylen, op de grenzen, eenigzins geitoord werd, door de Partyfchappen der Groningers, die hier haren aanhang hadden, en waardoor de Ingezetenen van dit Landfchap zomtyds mede in 't verderf gefleept werden. Van dezen aart waren de onlusten, die hier,in den jare 1241 ;n vervolgens, voorvielen. De Stedevoogd Egbert van Groenenberg, )mtrent dezen tyd overleden zynde (f), nalaten* (t) Eram. Hist. Rer. Fr. fbl. i4~ Menco ia .hron. ad annum 1241, apud Matihaum Analecc. .om. e. p. 137.  van DRENTHE. Ï13 latende drie Zonen, van welken deoudfte, Rudolf genaamd, zyn'Vader in de Stevoogdy opgevolgd was, begonden zyne vyanden, de Gelekingen, die zig nu een tyd lang ftil gehouden hadden, het hoofd wederom op te lteken. Hun aanhang werd thans, onder de Stedelingen, voornamelyk gefterkt door de Papingen, in Drenthe door den Schout Rutger van Eelde, en deszelfs broeders; en had tot zyne aanvoerders zekeren Ridder, Thetze genaamd , en Rudolf, Neef van den overleden Stedevoogd , die voor hadden deszelfs Zonen van kant te helpen. Rudolf de jonge Stedevoogd , werd ook, met der daad, door hen overvallen, en ongelukkiglyk van 't leven beroofd : doch zyne Broeders , Egbert en Godefchalk, ontkwamen het met de vlugt, en kregen eerlang zo veel onderftand van hunne Neven Rudolf van Norgh, en Menzo ter Aa, die zig, onder anderen^ verbonden hadden met de Ridders van Peize, dat zy zig in ftaat bevonden om hunne tegenparty het hoofd te bieden. Thetze en de zynen zagen zig eerlang genoodzaakt de Stad te ruimen. Hunne huizen werden hierop overweldigd, en om ver gehaald, of door den brand vernield, waar van de vlam, tot andere huizen overflaande, het grootst ge» deelte der Stad aan kolen lei. Het Slot Denerdewinkel, de voornaamfte wykplaats der Gelekingen, werd vervolgens aangetast, ingenomen , en tot den grond toe afgebroken. Rutger, en zyne medepligtigen, werden ook niet verfchoond. Het Dorp Eelde, welks Ingezetenen waarfchynlyk, onder hun* HtSTtt. Rit.  fïrsro ais. 1248. 1250. i 14 Tegenwoordige Staat nen Schout, tot byftand der Gelekingen, opgetrokken waren, werd overvallen en ge. hee plat gebrand ( § ). Doch de Groenenbergers, met de hunnen, leden niets minder van hunne Tegenparty. Hun Slot Groenenberg, 'c welk een Schryver, die ten dezen tyde leefde, de oorzaak van al den twedragt noemt ( f ), werd door Thetze en de zynen overweldigd en ten gronde toe vernield. Het huis der Ridderen van Peize dat met eenen fterken ftenen Toren voorzien was, met nog een ander huis, derzelver JNeven toebehorende , onderging hetzelfde lot. Ook werd een menigte van huizen en erven, daaromtrent gelegen, uicgeplonderd en door den brand vernield. Dit alles viel voor in het jaar 1241; waarna men zig eenigen tyd, in rust hield. 6* Doch in het jaar 1248 begon de twist ■wederom heviger te ontbranden. Rudolf van Peize, die de Groenenberger party toegedaan was, overviel, tegen 't einde van Wynmaand dezes jaars, den Ridder Thetze en bragt hem om 't leven (ff) Hy' zyn Broeder Adolf, en Koenraad van Groenenberg , pleegden zedert zo veel moedwil tegen de Landlieden, die zy, onder andel ren, in 't jaar 1250, van hun Vee en Waren, welken dezen, naar Groningen ter Markt bragten, beroofden, dat de Ommelanders, der. C§> Emin. loc. cit. Ct; Menco ad Annuro 1241. t xïo - ï255.01' 1S°' MeDC0 3d AnnUm «48.'  'van DRENT H E. 115 der kwelling moede, eindelyk het befluit namen om hen hunne roofzugt betaald te zetten. Die van Hunfingo en Fivelingo, kort te voren hunne onderlinge verfchillen bygelegd hebbende, kwamen nu met vereenigde magt tegen den gemenen vyand op. Hun eerfte werk was het belegeren van het Slot Groenenberg, dat, nog naauwlyks uit zyne puinhopen herbouwd, nu andermaal veroverd, en ten gronde toe geflegt werd. Toen werd de ftad Groningen aangetast, doch eerlang wederom verlaten, en niet eerder, dan in 't volgende jaar, na eene her. haalde belegering, by verdrag ingenomen. Waarop de Steen huizen, tot op de Kelders toe, afgebroken, en de muren der Stad om ver gehaald werden : terwyl de Groenenberger Aanhang, volgens het verdrag, de Stad ruimen moest. Een gedeelte van het leger trok van hier naar Peize, en veroverde het Ridderlyk Slot aldaar , welk, op gelyke wyze als het Slot Groenenberg, ten gronde toe afgebroken werd. Het verdrag, by deze gelegenheid, met de Stad ingegaan, moest volgens een byzonder pand, mede door den Bisfchop van Utrecht, die, ten dezen tyde Hendrik van Vianden was , goedgekeurd worden : ook liet dees zig hiertoe ligtelyk bewegen, en bragt zelfs te wege, dat het met eede bevestigd werd : waardoor de Groenenberger Aanhang nu wettiglyk verbannen zynde, de party der Gelekingen alom boven dreef, en ook de rust te Groningen en op de grenzen van Drenthe herfteld werd. HrsTO»  Hisw jue. Tegenwoordige Staat wamdfLn38 geen lafigen te I Cl u ut& i53160 van dic Landfchap ont« houden hebbende, kwamen in den Herfst des volgenden jaars, wederom binnen Gro. rnngen, en overvieJen de Hoofd ro Tegenparty, van welken zy eenen HenrS Bucel genaamd in den eerften aanval, va„ c leven beroofden; en voorts de GelekTngen, m hunne perfonen en goederen allen moedw.1 aandeden, k Welk zo hoog l ep opvatten \dg£n0ten de -aP-en wfdS ; ï"' eenen ^dermaal,bedwongen, en tot het aannemen van harde voorwaarden noodzaakten; die zy egteTteta wederom verbraken, en de StadSe he om hggende land, nog jaren agter een, in eene CZ,m7n hidf!: CP: t0^'atin het jaar 1255 door tusfchenkomst vaneenigen u»t den „aburigen Adel, wanneer de Om£ landers al wederom ter wapenen gereed waren op redelyke voorwaarden, ee^Zoen™ Verdrag gefloten werd : waarby , na eene algemene vergiffenis van het geleden ongelyk, t£ KV" hunneg°e<*ren en waardig! heden herfteld werden. Dit had eindelyk1ft gewenscht gevolg, ter herftelling van de ge- deer F* uEibeft Vm Groenenberg, % deze gelegenheid, in de Steevoogdy van Groningen herfteld, fchynt zedert diefde gunst van den Bisfchop geftaan, en die ook foor zynen aanhang gewonnen te hebben. Hoe. wei dees Kerkvoogd, zig ook tevens zeer rx. r, . wel, (f, Emmius Hist. Jib. 10. fol. jSS,  van DRENTHE. ïi? wel* van de hulp der Drenthers wist te bedienen, wanneer zyne belangen zulks fchenen te vereifchen: gelyk onder anderen, uit de volgende gebeurtenis, hier in het jaar 1259 voorgevallen, afgenomen kan worden. Die van Drentherwolde, een Landfchapje, van ouds , onder Drenthe , gerekend , doch vervolgens daarvan afgefcheurd; en federt meest onder den naam van het Gorecht bekend (*),fchynen, ten dezen tyde, gelyk nog lang hierna, hunne fchattingen, inzonderheid de zogenaamde Beden , aan den Landheer, te gelyk met de Drenthenaren , betaald te hebben ( § ). Deze beden, by haren oorfprong, alleen eene buitengewone belasting zynde, beftaande in vrywillige Giften, welken, op verzoek van den Landheer, opgebragt werden , is het niet vreemd, dat 'er zelfs in latere tyden, wanneerze, onder den naam van gewone beden, allengs de gedaante van eene vaste fchatting hadden aangenomen , twyffeling ontdaan kon , hoe dikwyls ze, door den Landheer mogten ingevorderd worden. En van dezen aart fchynt het verfchil geweest te zyn, waarin de Bisfchop, ten dezen tyde, de Drenthers, "tegen zyne onderdanen in Drentherwolde ingewikkeld had. Hoewel niet alle deze omftandigheden naauwkeurig aangetekend zyn; dit alleen vindt men 'er van , dat de Bisfchop, ter invordering van zekere buiten* ge- (*) Alting Not. Germ. Inf. p. II pag. 183 & t84> (§) Reken van Pracarien van 't Landfchap Drenthe vaodeajare 1596. M. S. ■ - «1 Histo* KIS.  Hxsra, «ie. *i8 Tegenwoordige Staat gewone belasting, de Drenthers bewoog on* vier Kerfpels van Drentherwolde, die, zo 't ichynt, de betaling daarvan geweigerd hadden, yyandiglyk aan te tasten: dat de Drenthers hierop , met een hoop gewapenden, m t Land vielen, en, zig van de toegangen van hetzelve meester gemaakt hebbende, den brand ftaken in vier der naastgelegen huizen; niet anders, dan of ze reeds de overwinning m hunne handen hadden. Doch dat de naburige Friefen, tot hulp der Drenther. woldfters toefchietende, hen zo onverhoeds op t iyf vielen, dat 'er twintig van hun, in den eerften aanval, fneuvelden, en honderd, die zlg met de vlugt zogten te bergen, in de Hunze verdronken: terwyl nog velen van de overigen gewond, ontwapend en uitgelcnud, of gevangen genomen werden. Voorts vindt men niet, welke verdere gevolgen dit verfchil gehad hebbe; hoewel uk het ftüzwygen des Schryvers, die hetzelve verhaalt met veel waarfchynlykheid te vermoeden is , dat de Bisfchop zyne zaak niet verder verl volgd zal hebben. Wy hebben, hier boven, onder de voornaamfte aanhangers der Gelekingen, in Drenthe gezien den Schout Rutger van Eelde, en deszelfs Broeders. Hunne kinderen, nog dezelfde party toegedaan, hadden, omtrent lTVyt' i? humer bevei%ing> te Eelde, een kerk Slot begonnen te ftigten. Doch bisfchop Hendrik van Utrecht, 't zy hv die tegen zyae regcen hield te ftryden, 't zy hy de ^roenenbergers meer genegen was, noodlaakto hen, dit werk te ftaken, en deed in het  van DRENTHE. 119 het jaar 1266 (f), door de Zonen van Adolf van Peize , en Gerard Kling , die van de Groenenberger party waren, de fterkce omver terpen. De Zonen van Rutger, tegen de overmagt des Bisfchops niet beftand, verhaalden hun leed op zyne medeftanders, die allen , niet lang hier na, door hun toedoen,vankanc geholpen werden. Bisfchop Hendrik van Vianden overleed in 'c volgende jaar, fchoon eenige Schryvers verkeerdeiyk zyn overlyden eenige jaren vroeger ftellen ( §). Onder zynen Opvolger, Jan van Nasfau," fchynt, in dit Landfchap, weinig byzonders voorgevallen te zyn. Alleen vindt men aangetekend, dat, in het jaar 127a, hier en in de naburige gewesten, een zeer grote fchaarsheid van koorn, en andere levensmiddelen, heerschte, voornamelyk veroorzaakt, dooreen al te overvloedigen regen; waardoor hier, in vier agtereenvolgende jaren , weinig koorn geoogst en ingezameld was. In de Woud* ftreken, waar anders overvloed plag te zyn, inzonderheid ook in Drenthe, was defchaarsheid nu groter dan elders: zo dat vele Ingezetenen , die te voren hun eigen land bebouwden , nu langs de ftraten gingen bedelen, of alleen om de kost dienden; velen ook hun Vaderland verlieten, om elders een beter onderhoud te zoeken. Deze fchaarsheid werd, gelyk meermalen, nog in den Herfst des zelfden jaars gevolgd door eene buitengewone fterfT (t > Menco ad Annum 1266. Emraius Hist. lib.' II. fol. 165. (5) Vid. Rachel, in notis ad Bekaai, p. 02. & ad Jtledam. p. 216. Historie.1266. 1272;  Historie. 1288. 1311. (t) Bachel. ad Bekam in Johaune r. p. (ft) Wfinga Staatsr. I D. Warfz. 36*. kao Tegcnwoord. Staat van drbnthe. fterfte onder de menfchen, waardoor velen, door eenen fchielyken dood , uit hec leven werden weggerukt. Bisfchop Jan, 's Paufen bevestiging, op zyne aanftelling, niet kunnende bekomen,be. hield den naam van Elect, of verkoren Bisfchop, tot het jaar 1288, wanneer hy van deze waardigheid afftand deed (f). Men heeft nog eenen brief, waarby het Klooster te Asfen, in alle deszelfs goederen en bezittingen, bevestigd wordt, welke waarfchynlyk door hem is afgegeven; doch het flot, nevens de jaar-en dag - tekening, ontbreekt 'er aan. De regering der vyf volgende Bisfchoppen levert geheel gene ftof voor de Gefchiedenis van dit Landfchap op; en het blykt niet, dat de Drenthers, in den oorlog, welke in den jare 1311 tusfchen Bisfchop Guy en de Stel. lingwerffche Friefen ontftohd, en naby hunne grenzen gevoerd werd, eenig deel genomen hebben. Ook fchynen de Bisfchoppen, over 'c geheel genomen, zig, ten dezen tyde, weinig met de zaken van Drentheen Groningen gemoeid te hebben (ff). Het gewigtigfte van onze taak dus hebbende volbragt, om naamelyk de Historie der vroegfle dagen op te delven , maaken wy hiervan by dit tydperk een gevoegelyk einde.  TQUDJS oï STAATEI MlEl te ASSEK.   DE VERNIEUWDE ÏEM te MEPPEL T„   BERIGT van de UITGEEVERS. Om de befchryving der Vereenigde Nederlanden den Vaderlandfchen Leezer aan te bieden , in zulk eene gedaante, als wy best gefchikt oordeelen , om hem een gegrond', en op ware berigten fteunend denkbeeld van de tegenwoordige gefteldheid der onderfcheidene, doch naauw verbondene, Gewesten te doen vormen, hebben wy gepne moeite gefpaard, om des kundigen optezoeken, die tyd en gelegenheid hadden, om ons, ter voldoeninge aan ons verlangen , behulpzaam te zyn. Wy verheugden ons, dat, ten opzigce van het Landfchap Drenthe, de Heer en Mr„ j. tonrens die taak wel op zig wilde neemen. Dan, helaas! door een ontydigen dood werd hy der geleerde waereld, en zyn Vaderland, ontrukt, enwy daar door in onze bedoeling te leur gefteld. In de hoop op een goeden uitflag, vervoegden wy ons hier op by den * 3 Heer,  vi BERIGT van deÜITGEEVERS. Heer en Mr. j. H. p. van her, toen Rentmeester van 's Landichaps Domeinen, tans Raadsheer by den Hove van Jufiitie in gemelde Landfchap. Het behaagde zyn Ed. Geftr. deeze befchryving , vóór eenige jaaren, door een kundig Ingezeten aldaar, tot een byzonder oogmerk ontworpen, met eenige veranderingen , ophelderende aanmerkingen , en byvoegzelen van zyne kundige penne vermeerderd, aan ons goedgunstig medetedeelen. Wy vertrouwen, hier mede den Leezer geen kleinen dienst te hebben gedaan, als zynde, tot nog toe, niets nauwkeurigs of volledigs, betreffende dit zeer weinig bekend, hoewel zeer merkwaardig Gewest, in het lichtgegeeven. VOOR.-  VOORREDE. Van dwaasheid zal men iemand bezwaarlyk vry pieken, wanneer hy zynen tyd be. fteedt, om de gewoonten , zeden en oefeningen van andere, dikwerf verre afgelegene, Volkeren , te leeren kennen, en intusfchen, omtrent deeze kundigheden, zyn eigen Vaderland betreffende , geheel onweetend blyft. Menigvuldige voorbeelden van deeze foort van dwaasheid zyn overal voorhanden; men ontmoet ze ook by onze Medeburgeren. Niets tog is zekerder, dan dat zommige gedeelten van ons klein Gemeenebest zo weinig bekend zyn, dat de meeste Inwooners van andere Provintiën zelfs geene kennis draagen, of dezelve met 'er daad aanwezig zyn , immers niet hoe verre ze tot de Republiek behoren, en nog veel minder van derzelver Betrekkingen, Regering , Wetten, Gebruikelykheden en Voortbrengzelen eenige kundigheid bezitten. Niet zelden is men eeniglyk bedagt op de * 4 vol-  vin VOORREDE. voldoening eener blootc nieuwsgierigheid, met geheel of ten deele verdichte vernaaien, die geen het geringde nut kunnen uitwerken, of voorbeelden ter navolging aan de hand geven. Hoe 't ook hier mede gelegen zy, niemand zal de poging kunnen afkeuren, dat men, ter verfpreidinge eener meer algemeene en naauwkeuriger kennisfe van ons Gewen, iets helpe bydragen , en den wcergragen Vaderlander eene Befchryving in de hand geve , van dac gedeelte der Republiek, hec welk den naam draagt Van hec landschap of graafschap drenthe; Deeze Befchryving tog zal, onder andere, voldoende bewyzen opleveren, hoe een wel ingerigte Regeeringsvorm, geichraagd doorbih> ke Wetten,de Ingezetenen van dit Graaffchap, voor allen overlast beveiligd, v'ry en gelukkig kan doen leven- Tevens zal zy verflag doen van veele byzonderheden, die riet alleen de nieuwsgierigheid voldoening kunnen verfchaffen , maar ook te gelyk nuttig en leerzaam zyrf. De Ingezetenen van dat Landfchap , die van alles, hec geen hun Gewest betreft, nog met gen egaa'ro onderrigt mogtén zyn, kun. «en van deeze befchryving ge6rpTk maken, en zullen daar in voldoende redenen vinden, niet al- I V li  VOORREDE. IX alleen om met hunne gelukkige omflaodigheden volkomen te vreden te zyn; maar ook om hunne pogingen te verdubbelen , en door gehoorzaamheid aan de billykfte wetten, door eensgezinde vrede en liefde, en door yverige waarneeming hunner beroepen , tot bevordering van 's Lands wezenlyke welvaart mede te werken. Het bevorderen dezer gewigtige oogmerken, was de hoofdbedoeling van den Schryver. Niemand mispryze de aantekening van zommige zaken, die men voor kleinigheden zoude kunnen aanzien.. Allen gezamentlyk zyn min of meer belangryk voor den onkundigen, en voor den alles-wetenden hebben wy niet gefchreven. Hadden de Schryvers van vroegere en latere Eeuwen niet in hec ongelukkig begrip ver. keerd , om zogenaamde kleinigheden hunne pennen onwaardig te agten, of, door onoplettendheid , veele zaaken, die men voor algemeen bekend aanzag, voor de vergetelheid te beveiligen, de Konsten en Wetenfchappen zouden hedendaags toe nog hoger coppunc gedegen zyn, en veele oude en nuttige kundigheden, handgrepen en werktuigen, nu niet ontbroken hebben. Wat den ftyl dezer Befchryvlnge aanbelangt, men heeft getragt, denzei ven kort, onopge# ^ tooiJ  x VOORREDE. tooiden verftaanbaar temaken; met oogmerk om den eenvoudiger, te gemoet te komen, en den kundigen door ontleende fieraden geenen afkeer inteboezemen. De bedoeling om nuttig te zyn is tog meer verkiesbaar, dan de poging om, door toeiui. ching, ydelen roem te bejagen : Mglorié % ^ fadmiS > fik* eft KOR-  KORTE INHOUD. De gelegenheid, Grenzen en omtrek van het*Landfchap of Graaffchap Drenthe. — Bladz. i Verdeling in Dïngfpillen. — ald. Verdeling der Dingfpülen in Karfpekn. a Verdeling in Scholtampten. — — 4 Legging en Grenzen dcrDingfpillen. 5 Oude ïnwoonders. —- 6 Naamreden. — — Oude Lands ■ Hoeren. — —9 De St'aaten, Ridderfchap en Eïgènè'rfden genaamd. — — l^ Derzelver Vergadering. — — ald. Getal en wyze van flemmen. — *7 'Vereischten der Riddermatigen. — 18 Havezaten. — — ~" üU' Verfchreve Ridders. —- 20 Toorregten der Edelen. — — ad. Vereischten en Voorregten der Eigemrfden.^ Kar-  xii KORTE INHOUD. Karfpelenjie ten Landsdage nfthyneni ~~ — BJadz. oft Zitting op den Landsda* _ ö — ij- Vergadering in Grollerhout, en over de Hagen] pr aken. — _, 2,6 Bedienden der Ver ga der in*. _ 0 o SP Collegie van Brosje en Gedeputeerde Staten. — — 3i Et {loei, Lotting en Etten. Aloude benaaminn. . /■ 0 — 36 Criminele Vergadering — 0 0 39 i Zitting der Dingfpillen in den Etfloel. 45 f Goorfpraken. Wapen van het Landfchap. _ 4p | Landregt, Wettenen Reglementen. 51 privilégiën, ~, Y% I Erfftadhcuderfchap. _ _ „^7 •'o stampt. — , .) y Asfcsforaat. — ^ Ministeriale en andere Ampten en Bedieningen, m en buiten het Ljnèfctiap, — 67 Schultesfen. — _ _ ?$ Keu /•-  KORTE INHOUD. xiu K.eurnoten. ~ — Bladz- 81 4dvocaten. — — — ald. Zommifen ter Admiraliteit, en Conducteur ' Militair. — — -~ ald- dccynfen en Pagten. — — 82 Haardfledegeld. — — ' — 87 jrondfchatting. — — 89 Omjlagen. — — — ald- Collateraal en 40/le penning. — 9° Militie op de repartitie van het Landfchap. Begroting van het getal der Ingezetenen, to __ — 92 Standsverdeling der Ingezetenen. — 93 Algemeene befchryving der Dorpen. — ald. Van de Heerlykheden en eenige Dorpen in het byzonder; gegraven Vaarten, — 96 Naamreden van Koevorden, Asfen en Dik* keningen. — — 109 Producten. — — """ 112 Mapen en Gewigten. — — 115 Jacht. — — »»6 Vis-  xiv KORTE INHOUD. mf*h*p$ _ „ Bk(k> u8 Leenen. - ^ 2*f<*** - - - Of het Landfchap minder bewoond worde dan eertyds. j — 120 Tegenwoordige legging niet voordelig. I23 Aantal der inwoonders tegen de uit ge ftrektheid des Landfchap vergeleken. _! I24 Kerkelyke gefleltenis. — _ Iog Wetten en Gewoonten. ^ Kosters en Schoolmeesters., _ ,3/{_ Orgels, T; 135 Kerkhoven. • ,, ~ — ald. Oudheden y Befchryving der Hunnebedden. _ ald. Oude Strydhamers, Beytels en Urn 172 St eenen. — — — 175 Ge-  m KORTE INHOUD. Geluk der Landzaaten. . Bladz. \yf B y v o e g z e l s. Oprichting van het Hof van juftitie, in plaatfe van den Et ft oei, volbragt den 30 September 1791. _ ^  drentfche Landrecht, binnen de Stad en Heerlykheid Koevorden, byRefolutie van den 22 Maart 1791. ^ Inftructie voor het Collegie der Gedeputeerden van het Landfchap Drenthe, waar by hetzelve bejlaan, en waar na dat die Gedeputeerden hun fullen hebben te regulee* ren, in faken die Landtfchap aangaande, ten meesteeeren. dienst, eenigheyt, oorbaat' en profyt van defelve Landtfchap. a24 Inftructie voor de Drosten van Coevorden en de Landfchap Drenthe door de Heeren Ridderfchap en Eygenërfden, gearrefteert op een L ndsdag , gehouden tot Asfen ■ den 13 Mar til 1671. ' " ö & t E-  TEGENWOORDIGE STAAT VAN DRENTHE. EERSTE HOOFDSTUK. Staats-, Burgerïyke-, Kerkelyke- en Natuurkjke - Gefteltenis van het Landfchap DRENTHE. Het Landfchap , of, zo als men eertyds fchreef, het Graaffchap Drenthe is geleegen, tusfchen de Provinciën van Overysfel, Vriesland, Stad en Lande of Groningen , Westwoldingerland, het Stift Munfter en het Graaffchap Bentheim. Het heeft de eerstgenoemde Provintie , meerendeels , ten Zuiden ; Vriesland , doorgaans , ten Westen ; Stad en Lande, en Westwoldingerland, meest ten Noorden; Munfterland en Bentheim, ten Oosten. De omtrek wordt, ten naasten by, op vyftig uuren gaans gerekend. Men verdeelt het Land- of Graaffchap in zes deelen, die Ding/pillen (2) genoemd werden; (O Meermalen leest men, aan het hoofd der vroegere Staatsbefluiten: „ Wy Ridderfchap en Eygenè'rf„ den , reprefenterende de Graaffchap Drente." (2) Het woord Dingfpil wil zo veel uitdrukken a!9 Dingspaal, of een bepaald Rechtsgebied, 't geen men A el- STAAtSOB- steltr- nis , enz. Gelegenheid, grenzen en grootte van Drenthe. Verdeeling in Dingfpillen.  Stmtsgk- STELTE- Nis, enz. Verdeeling der Dingfpillen in Ka'lpelem < § t h A v fi gi pi tl Of g* da 00 k ] In * 2 Tegenwoordige Staat den; zyzyn, in naam en rang, de volgendeZuidenveld, Bey Ier dingfpil, Diever der dingJpü, Rolder dingfpil, Noordenveld en Owtermoer. Ieder Dingfpil worde vervolgens in zo genaamde Kar/pelen gefmaldeeld. Het eerfte Dingfpil heeft onder zig agt Karfpelen (3), als Emmen, Odoren, Roswinkel, bchonebctk, Dalen, Oosterhesfel, Zwelo en Steen. Het tweede Dingfpil bevat drieKarfpelen : Beylen, ZuidWolden en Westerbork. Onder het derde Dingfpil behoren negen Karfpelenals Diever, IVapfterveen, Vledder, Dwingelo, Coekange, Plaveit e, Meppel, Kolderveen en ISyveen; behalven het Karfpel van Pesfen Echten en Anfen ; welke drie plaatfen nie't meer dan gehugten zyn, en, in zo verre het ierkelyke betreft, onder Ruinen behoren. Dit Men Banne, Gerichtsban C*), Goe, Gotie of Goecht , Landgericht, Jurisdictie enz. noemt. In vroaere eeuwen fchynt ieder Dingfpil een byzonderen Rich- ad te hebben" ^ G°°Sraaf $ genoemd' 2e' C3) Het woord Karfpel betekent een Parochie, oner welke een zeker getal gehugten of afgezonderde omngen behoort; of eigentlyk een Doopvond, Bap- C*) Hier vm daan Banmyhn, lapis primus, miliare circuL ■tptum tmttorio Jive jurismione. Vid. kil, aanEmmlö bhea tntra termwos jumdidiwms; kiliaanop ban m o'b'an JunsdiSiio, auclorïtas judicialis. Kiliaan, Ct) Judex qui plano pede judicat, neque tribunal habet. Eli. >atur autem apud.yeteres Saxoncs ad vim illalam illico judkan. n, eodem r.empe die, quo ywlentia fOU erat. Zy wierden * « ouuty's, Judex palancus five pedarius judex genaaid : zie LIAAN .OpGOGRAVE,enPITrsCUS Op FESTINUS&C. onderfcheidrng van deze wierd de Opperrechter alleen Graaf, iex, prafes, prafeïïus genoemd. J '  van DRENTHE. 3 Dit heeft ook plaats omtrent liet foo'rtgelyke Karfpel van delVyk, onder de Thorst, in Overysfel, behorende. Het vierde Dingfpil bevat ilegts één Karfpel, Rolde genaamd, behalven Asfen* den zetel der Regering; 't welk, echter , in het burgerlyke , geene Karfpelrechten heeft. In het vyfde Dingfpil telt men zes Karfpels: namentlyk, Vries , Eelde, Norch, Rhoden, Rhoderwolde en Pey/è. In het zesde Dingfpil heeft men zes Kaïfpelen : Zuidla-> ren, Anlo, Gieten, Gas feit, Borger en Gasfelter Nyveen. Behalven de opgemelde Karfpelen, leggen nog, in het Landfchap, de Stad en Heerlyk. heid Koevorden , in Zuidenveld. De beide Karfpelen Ruinen en Ruinerwold, in de Heerlykheid van dien naam ; Echtens Hogeveen, in de Jurisdiclie van Echten, en de Heerlykheid Hogerfniilde, zonder Kerk, en, ten dien opzichte, onder Diever behorende , zyn alle in het Dingfpil van Dieveren gelegen. De nieuwe Kolonie, het Kloosterenveen (4) genaamd , met een fraye en ruime Kerk , behoort gedeeltelyk onder Bey Ier, en anderdeels onder Rolder Dingfpil. Ieder dezer Karfpelen bevat wederom een meerder of minder getal tisterium, de plaats alwaar gedoopt word} zie pitis cus Lex. Antiq. op dit woord. Andere leiden iüi woord af van Keer en Paal, wanneer het zal bete. kenen een byzonder regtsgebied. (4) Deze naam is aan die plaats gegeven, om dai de geheele uitgeftrektheid van derzelver gronden, in Veenen beftaande, oorfpronkelyk tot de goederen vat] de Kloosters Asfen en Dikkeningen heeft behoord. In het jaar 1771 wierd aldaar het eerfte huis gebouwd, A 3 STAAT? GEsteltenis , enz.  Staatsoe- STELTENIS , enz. Verdceüng in Sclioltampten. 1 a j i ii ji E o n v e ir, 4 Tegenwoordige Staat tal gebugten , welke de Landlieden Loeien noemen (5). b Volgens nog eene andere onderfcheiding, kan die Landfchap ook in Schuit of Scholtambten(6) verdeeld worden ; ieder van welke uit een of meerder Karfpelen belfaat. Deze verdeling wordt in dezer voege fagerigt: 1. Het Scnult- arrpt van Koevorden en Scftoonebcek- 2. Dalen en Oosterhes/el; 3. Sleen- ti tt /i°;,5' Emmn' Odoren ^ Roswmkel; 6. Beylen, met een gedeelte van 't Kloos- JünLoi:*vr„;udzfealIïIrr.rd'betekenen- 'fit hu e ' r ll0> Sc/l00t1^, ten Arlo, Banlo en l'thlo, (vvaar/ebynlyk Bidlo; dat is, een hooete ? daf is ^-f; yk me" e,d1CrS een dorP' mt' fl,/> ' genaamd, aantreft; zie e. rop , Befchryving van Cleve , bladz. iSO ■) te«m•oordip Peelo Taart,, Tinaaho, enz H« vvolrd fPnH ^ 1 h-erft' in de oude wee geheeTflrv. lende betekenisfen. Het drukt uit, ets, befceen aar »f nederig is; kiliaan vertaalt het doorde woor mtt'k ^' Van den anderen ant betekent het iets, het welk verheven , en ten »B2ien van andere plaatfen, hoog is, J.oculaltus ' 17 iaan opLoo. De eerfle betekenis van dit woord op de leggmg dezer plaatfen niet toepasfelyk: verts dezelve overeenkomftig de tweede beteken s of n lage moerige landen,hier en daar /W« genoemd f aan uitgeftrekte moerasfen gelegen zyn. Om deze oer oW" laatftC DingfPil den ™™ van rvèenTn SaS." *"* *™ ™ ™ — (6} Over de Richters, Schutteren genoemd z*l t vervolg, breder gehandeld worden. * "  van DRENTHE. 5 Kloosterenveen; 7. Westerhork \ 8. Zuider- ! wolde; 9. Diever en Wapflerveen; 10. //is;- * velte en Vledder; 11. Dwingelo; 12. Koekange, de IFyk, Pesfe, Echten en Arjen; 13. Meppel, Kolderveen en Nyveen; 14. Rolde, Asfen, en hec grootfte gedeelte van het Kloosterenveen; 15. ^rt. Marlen, te Utrecht, heefc gefchonken (c,. Deze giften zyn vervolgens, door koenraad den II en hendrik den III, iq:-de jaren 1025 en 1046,bevestigd geworden (d); hoewel, in volgende tyden, ditgefchenk,verfcheidenmalen, tot bloedige Oorlogen en verwoestingen aanleiding heefc gegeven, zo als, in het historisch gedeelte dezer befchryvmge, nader zal verhaald worden. Of willebordtjs, de eerfte ütrechtfche Bisfchop, met toelating van karel den grooten, reeds het Geestelyk gezag in deze Landftreek geoefend hebbe, fchynt niet zo zeker, als dat Keizer otto, in den jare 949 ■> a;in Bisfchop baldricus, met uufluiüng van een ïegelyk, hec recht om op Herten, Beeren, wilde J A 5 ^e» SfAATSGE. STELTEN15, enz. Cu) Arnor II. 16. Oude Landshee» reu. Cc") h eda. WH, Epifc.Ultr. pag. 112 Se13 en Mrt'FT H. ad Anon. dé Rcb. Ultr, pag. 70. (dj H Eda, Utf,  Staatsgb- stelte- ms, enz. GD In °e" Vergunbrief, by heda te vinden leest men deze woorden: Cervos, Urfos, Capefa?,APrOS *fuper & Best,as,.qUaTe.utonica Lingua £10 & SCELO appdlantur. Welke byzondere betekenS de vreemde woorden Elo & Scelo hebben , i5 o" bekend; zeker ,s het, dat men daar door , n 7alge meen, w:ide dieren ver/laan moet. g Cio) Dit woord betekent zo veel als Ridder K,. haan omfchryfc hetzelve aldus: ƒ£« equestris. ^quorum aan de Drosten, amptshalven, behoort V ' ' C13) Ambtman , eigenrlyk Am-man, iernand bezitten verkoos; om welke reden de Hoofden 'der Gilden, m Groningen en elder? nn» nu dat is O// Ah „f rx 7 ' nog Obermannen, C14) Drost, Dro'sfaerd, is een verbastering van h-r meen W*« e» ^SSJT-fi ïï™? . "** c"»;'»*»- Intusfchen bezit de Iker : Dros-aet van Drenthe een hoger gezag' gelvk in 't vtr i volg zal gemeld worden. & if , IMKjJ&iSR ook 10 Tegenwoordige Staat Geiten, wilde Zwynen en andere dieren (gV m de Drentfche Bosfchadiën , te mogen jagen, gegeven heeft: welke gifte, dooMatJre Keizers, bevestigd is geworden. De Bisfchoopen vertrouwden het beftuur , over dit £. west, aan een voornaam Perfoon dfon ™Pn Maarfchalk Cro), Kastelein^ tfBuïcl graaf M te Koevorden , 'daar' Z Ambtman (13) , en Drost of Drostfaerd (14), en  van DRENTHE. n en Landdrost genoemd vind. Deze aanzienlyke Amptenaar vervulde alleen de plaats van de voormaals zogenaamde Graven en Goograven, over de onderfcheiden Dingfpillen (e). De Bisfchoplyke regering geëindigd zynde , in den jaare 1521, na omtrent een tyd van vyf eeuwen, niet zonder raerkelyke onlusten., geduurd te hebben, namen de Stenden, in dat •zelfde jaar, Hertog karel van Gelder voor hunnen Heer aan (f); doch deze regering duurde niet langer, dan tot in den jare 1536, wanneer Keizer karel de V. tot Heer over dit Landfchap wierd ingehuldigd. Het is, uit de gefchiedenisfen, overvloedig bekend , hoe, onder de regering van dezen Keizer, en van deszelfs Zoon philip,Koning van Spanje, de onderdanen, door geweldenaryen getergd, zich van dit juk hebben vrygevochten; en dat, na de afzwering van thilip, in *den jare 1581 , aanvanglyk, en na de Vrede van Munfter, in den jare 1648, ten vollen, de regering en Souvereiniteit ook aan de Staten dezes Landfchaps is overgegaan en gebleven. Drenthe komt, onder de Bisfchoppelyke en Burgundifche Regering, in oude Staats- ftuk- ook Satrapes of Prafe&us provintia. Het woord aet betekent, in de oude «al , zo veel als Pater,dis, ingevolge van zyn ampt, als huisbezorger, den naam 'Van OeConomus voert. Dit zelfde is ook de Dros-aet ;ten opzichte van zyne onderhorigen, en word daarom -ook Tricünarches genoemd, in het Hoogduits Turcaes, 'OpfchalTer,iemand die voor eten zorgt. En het Min dezen Staatkundigen zin, dat men, dikwils, by oude ■'Schryveis, de Ovetheden Patres en Patres pairs* genoemd vind. Staats om. stklth- k li, enz. CO Zie p ic art, Chron. bladz. 264 Cf) Zie b r o u sri us van nidëk, Ann. Med. JEv. i p. pag. 361.  STAATSGE. STPLTE- kis, enz. gedaaelïndl bfj^vm Frederik van Baden, gedagtekend 8 Aug. J498 ter Secretarye van het Land fchap leest men: onfe gemeineRidderfchap onfes La d Zalland Twenthe, Vollenhove, Drenthe"&c Fn Me'tT^tr T het ^ deePderOv^sfel fche gedenk/lukken, door den Heer racer uitg ge. Salland ^fnTw^''7^ Landen Tm „ ialland , van Vollenhove , van Twenthe en van ?mïeAAe &<\VwS h'^r alleen nog hy het beJn : door Kevz« ï dö ^0rreChtM va.fhe^andfchaêp! ., openen bnef lullen fien faUut. AlfS de van de fi „derfchap en de gemeine ingezetenen van onfen " kTf T Drenche' rije een tyth van jaaren van on" „ fen Landen van Overysfel (Nu.) ge cheiden e.HP vervremdt fyn geweest" &c. Deze Afte berust ter Secretarye van het Landfchap. Hier uit bTykt tevens dat het geen hier voor in de aant. (7) bl. 6 teZa Zl ^StZ **** » ■ ™ * SehS 12 Tegenwoordige Staat ftukken meermalen voor, als een vierde gedeelte C,5) van Overysfel, descyds een gedeel. te van het O/erftifc, doch 'c geen, als een af,onderlyk Staatslichaam aangfmerkt Zyne eigen onderfcheidene Voorregcen „Regeringen Rechtsoeffenmgen hadt. Vermoedelyk rSoS de reden dezer vereeniginge alleen gezocht worden, in het vermogen, ? geen deze beide gewescen daar door verkregen? om "oelaï allen ftroperyen en geweldige beledigingen, eertlfV °% ds ^%le oorzaL zeer in gebruik, afrevveeren, hunne rechten en belangen met vereende magt te verdedigen ïo de kosten, ten dien einde hefteed, ofdè ?eledene fchaden, te zamen te dragen \Z ners leest men in den aangehaalden brief van Bis-  van D R fc, N T H* ff. *3 Bisfchop Frederik van Baden (g). „ Alfoe Henrick Zoon toe Wysth, onver» „ waert an ons fine eere, en buite enige oer„ fake tot ons, onfe Landfchappen, Steden „ ende onderfaten te hebben, fich mit egaarde „ in onfen Lande alhyr gelegert heeft, onfe „ Onderfaten daer mede uyt zene name brand, „ ende brandfehattinge overvallende, en toe „ merkelyken ende onverwinnelyken fchade „ dringende, omme dan zulks to wederilaane „ merkelyk geld behoevich was en derhalven „ by ons , onze gemeine Ridderfchap onzer „ Lands Zalland , Twenthe , Vollenhove , „ Drenthe ende onze Heerlykheid van de kuen„ re, ende de Gedeputeerde Raadsvorwanten „ onfer Steden, Deventer, Campen en Zwol„ le eendrechtelyk een gemeene fchatting of „ uithfettinge in onfe Lande Voerfch: uithge„ fadt en overgegeven is nae lude eenre cedee„ le daer af gemaikt dat vermits deze fchattinge „ ofte uithzettinge onfe Landfchappen, onder„ faten en heerlykheden Voerfch: in alle hoe„ re rechtigheden Olde privilegiën en heerco„ men onverbroken blyven en daar by vaste„ lyke onderholden fullen worden ende fulks „ in toecomende tyden nyt voorrecht geholden „ fal worden verder dan onfe Landen en on„ derfaten Voerfch: dat fchuldig fyn te doene." Gelyk nu het Landfchap Drenthe, al van ouds, een byzonder gewest heeft uitgemaakt, zo heeft het ook zyne eigene Regering, Jura Majeflatis (16), Hoogheden, Gerechtigheden, Hoo« O 6) Onder anderen is de Wetgevende Magt deeze! Land- öTAATSGE* STELTENIS, enz. S (g) Zie Aan'ekening C15)  STA AT'CESTEL TENIS, enz. oen, geiyK het dan ook, als zodani- een ee west, zo wd by de Bisfchoppen van Utrecht' als door het Huis van Bourgonje, erkend en gehouden is. Dit blykt overvloedig 2 jelke de L^pi^, ^ Sn' den, ingewilligd of affefiagen , TepS of verminderd heeft ; alsmede u t dTdTfcbl 2* -daar voor ge<^n. Van hoe veel £wigr , ffl de belanfrykfte zaken , de me dewerkmg en toefremtfing dezes Landfchaps Sr u ï EêUW' geoordeeld wierdt, blykt nu de brieven, aan hetzelve gefchreven en waaf by het zeer ernstig verzotSt' advtren k°me" b^onen , en mede te " a°VIleren •> en refolveren op het fluk van * den oorlog, opdat NB. de vergïde Jns Tn» derzints door gebrek harer advys en S. „ de, by een Aéte van Y,7 g KAREI- GWafer, berustende. Men kan 7.V n;tf„„ 537' ter Secretane ft 'SWSrafc ,vr • "■X'W r4 Tegenwoordige Staat Jen00,? r ^3ge ^'«^, Schatkist, Wee. ten en CoOumen, Naam, Wapen en Zegel ^anden e» Provintien onderfile!  van DRENTHE. 15 tie, niet genoodzaakt zoude worden zon" der afdoening van zaken te vertrekken." Daarenboven is het Landfchap, op herhaalde aanzoeken en ernftig aanhouden van de Heeren Staten Generaal, op den n April 1580, tot de Unie toegetreden, en heeft dezelve, door zyne afgezondenen, doen tekenen, ter vergadering van Hun Hoog Mogenden; welke afgezondenen het, vervolgens, zitting heeft doen nemen. Onafgebroken heefc dit ftand gehouden , tot den tyd toe , dat , ongelukkiglyk , dit gewesc , benevens de Provintie van Stad en Lande, door de Spanjaards wierdt overheerd. Waar uit, derhal ven, volgt, dat het Landfchap Drenthe, voor een wezenlyk lid van de Republiek , aan het welk het Jus Provincies cif Sufragii toebehoort, is erkend, en, folem~ niter aquo Jure, als Bondgenoot in de Unie is aangenomen. Maar behalven dat aan het Landfchap die regc, jure proprio & Sociëtatis, onwederfprekelyk coebehoorc, is ook heczelve,exContractu, of volgens verdrag, daar roe ten vollen geregtigt. Immers men leest, in het derde Art. der Pacificatie van Gent, deze byzondere bepaling: „Dat de conventie der algemeene Staten „ gefchieden moeste in zulker manieren en ,, forma als wanneer Keyzer Karei de overdragt „ dezer Landen aan zynen zoon Koning Phi„ lippus hadde gedaan"; by welke gelegenheid, by brieven van den 4 February 1550, de Staten dezes Landfchaps mede zyn genodigd, en ook daar by tegenwoordig geweest zyn. Voeg hier nog by dat Drenthe, zo wel als de andere Provintien, voor een vryen en Sou. VQ. STAATSCÉ' STELTE-" Nis, enz.  Staat^ge S i elte- Ml>, enz. W 7Je hugo, gkotius, de Jure Bell. ac. />üc. Ub. 3- Cap. 9. hoitowannus , in qua/1, ill. 5. en bynkers- WOEK , fa Jar. £. i.C. 16. ; De Staten, ^ Ridderfcliap en ^ 16* Tegenwoordige Staat ■ vereinen Staat, by de Munfterfchë Vrede m 1648 , door Spanje erkend is geworden * In weerwil van dit alles, is het Landfchap, ze* dert voorgemelde overheerfching, tot heden toe-verftoken gebleeven, van hef geen aan he" zelve jure proprio & Societatis^hehoon, terwyl, intusfchen , Groningen en andere ge! ISJeuTJt Umïni^ >e" overeenkomftig de billykheid, wederom zyn aangenomen. Daar evenwel dit gewest, in de aller hacheIykire en kommervolle tyden en omftandighe* den en wanneer het gantfche Landfchap %an alle hulp ontbloot, door Spaanfche of door Munsterfche kr3-gsbenden, wierd afgelopen en uitgeplunderd, nimmer, egter,de sWn,van het zelve, noch expres/é, noch tacité, iets van hun regt afgeftaan of hunnen pligt, als bondgenoot, verzuimd of verwaarloosd hebben zo is het dan ook niet vreemd, dat de grote' """T0" .^g daar over verwonderd toont „ Neseto tgttur Czyn 's mans woorden ) „ qmd obftet,quo minus Drenthanis jus poli » hmmu fueru fahum." Voeg hier noe bv dat twee Stadhouders, Prins Luki??^ braaf willem van n a ss a u, van de 0 Dit vind men ruimfchotig betoogd, en door ver[chülende voorbeelden ontwikkeld, in een zogenaamd Tegenbetoog over de Staats-Stemming in Drenthe, §> tS en 26. B STAATS CE» STELTE-. NIS , enz. Eigen-erfden genaamd. Vergade» ring der Stapten.  18 SlTUTSG STELTE- nxs3 enz Vereischten der Riddcrmatigcn. Havezaten. I i 1 j i d 1 Tegenwoordige Staat - welke het Lid van de Ridderfchap drie ondeel, baare ftemmen en de Eigenërfden zes itemmen, 0f ieder Dingfpil eene ftem heeft. W zo by de Ridderfcnap , als by de Ëigenërfden of in ieder Dingfpil afzonderiyk.^dr de ftem van zulk een Lid of Dingfpil 'nfr*?m een Lid of Dingfpil, 't weJk zi ö & d y gadenng, niet tegenwoordig bevind Om voor Ridder erkend te worden, zvn deze vereischten nodig: het bewys van eSe goede, Adelyke geboorte, zo van Vaders als Moeders zyde; het bezit van een der aiien Havezaten; de betalmg van twee gulden? £ jeder Pay GrondfchattiSg, van goedlen inéS Karfpel gelegen; de ouderdom van Vyfentwfntig jaaren; het Lidmaatfchap van de GerefnK* * -woning'binnenhe^rarS: l ichap de goedkeuring door den Heer Erfftadhouder • d« iemand geen Kry^Tof Po itieke bediening , buiten het Landfchap bekieede, en, een Vreemdeling zynde 2' ren te zyn in een Gewest, alwaar de DremfchJ ' Rïddermatigen insgelyks worden toegelaten Het getal der Havezaten CioJ, in Lt Land- fchap (io) Havezaat, of Hovezate ,n ii.'u vordt uitgedrukt, door SEKS/, Ridderz/e 52 Ier Hofirad, Ridderfiede. ƒƒ,,« n// fT , ' Kld" ; '.leis of aanzienelyke ïjX5.;%ËtoS:« SvSSfti^^^^ ; Wo- ' I  van DRENTHE. 19 fchap Drenthe, bepaalt zig tot agtien. Derzelver naamen, volgens Staatsbefluit van den 8 Maart 1698, zyn, in maniere als volgt, ten Pror.hocolle aangetekend. De Klencke. Echten. Ansfen. Rhebruggen. Havixhorst. Oldengaarden. Batinge. Entinge. 'c Huis te Ruinen of den OldenhofF. Peyfe. Menfinge tot Roden. D'Helle. Oosterbroek. Eelde, (nu Vennebroek.} ■ Ter Borgh. Westrup. Vleddinge, (nu Laarwour.) Dunninge. By het gemelde Staatsbefluit wierd tevens verftaan, „ dat geen meerdere Havezaten „ zullen worden gemaakt of aangenomen, dan ,, de hier boven gefpecificeerde, zonder dat „ ook de eene of andere Havezate van de „ eene plaatfe in of op een andere plaats zal „ mogen worden verlegt." Intusfchen is , van het verbod, om Havezaten te mogen verleggen , op verzoek der Eigenaren, meermaalen , ontflag verleend; onder voorwaarde dac zulks ge- Woning of Standplaats van een gegoed Heer; den Zetel van een Ridder, of een Kafteel. B 2 0 . StaatsgU? stelte- | nis , enz.  4 Staats gesteltenis , enz. Veifclirrvene Ridders. Vonrregten der li delen, f ao Tegenwoordige Staat gefchieden moest, buiten nadeel der Karfpel* Jen of gehuchten, waar in de Havezate word overgebragt of verlegt; dat is, zonder de vrydommen, die genoten worden door Havezabehorer)1" plaatfe' alwaar dezelve oorfpronkelyk t Vermits het Landfchap, thans, door koop, eigenaar is geworden van de Heerlykheid en »„,S te Ruineni den Oidenhof, ook wel Bellmkhaven genoemd , kan het aantal van verfchrevene Jonkers niet hooger dan op zeventien gefteld worden. Voor zo veel, daarenboven , eenigen dier Havezaten aanVriefche Overysfellche , Groninger en andere Edellieden behooren, of meer dan ééne Havezate bv eenen enden zelfden Eigenaar, of ook wel by Krygsheden of andere onbevoegde perfonen, bezeeten worden,gebeurt het,veeltyds,dat men, in Drenthe, niet meer dan zes of zeven verfchrevene Edelen aantreft. Tegenwoordig, n den jaare i79o, zyn alleen de nagenoemde hleeren, m de Ridderfchap, befchreven. S. P. A. GRAVE VAN HEYDEN, wegens Laarwout. Z. C. BARON VAN SCHWARTZ, wegens Anzen. R. BARON VAN ECHTEN wegens Echten. F. O. BARON VAN DÖRNBÜRG, wegens ter Borch. j. BARON VAN DONGEN, wegens Westdorp. De byzondere Voorregten der verfchreven Jdders, zyn de navolgende: voorrang en eer. e ftemmrag op de Lands- en Rekendagen; het I  m van DRENTHE. ai het regt om Belyingen in te nemen en met bun voorouderlyk Adelyk Zegel te bekragtigen : dat i*s, Testamenten, Procuratien, Contiaften en diergelyke Aclen te pasferen en wettig te maken: waar by men, evenwel, heeft aan te merken, dat het regt, om Belyingen intenemen en te verzegelen, insgelyks bezeten word by drie Eigenërfde familien , te weeten , die van de hiddings, schuterup en selbach C2°)> en voor nH ove"ge bYde Schultesfen. Wyders behoort nog tot de Ridderlyke voorregten, de begeeving van eene Prebende, ten voordeele van eene Juffer, wegens de Havezaten, van welke zy befchreven zyn; zulk eene Prebende geeft een jaarlyksch inkomen van honderd en vyftig guldens, te betalen uit de inkomsten van het Stift Dikkeningen, zo lange de benoemde ongehuwd blyfc. Indien het gebeurt, zo als dikmaals hec geval zyn zal, dat, ten tyde als een Jonker verfchreven wordt, de Prebende, uit hoofde eener vorige benoeming , wegens zyne Havezate, nog getrokken word , kan 'er , over zulk eene Prebende, geene befchikking gemaakc worden, zo lang, roe dat de benoemde in den echc creed, van de Prebende afftand doec, of den algemeenen Tol aan de natuur betaalt. Voot (20) Het is waarfchynlyk, dat, oudtyds, alle ingf vui (Vrygeborenen) bezitters van Erfgoederen zynde, dit regt geoefend hebben ; dog dat alleen de genoem de familien het zelve hebben in waarde gehouden, gelyk zulks blykt uit een kort begrip van 's Landfchaps Privilégiën; aan den Hertog van alba overgegeven Pan het zoude vry bedenkelyk zyn, of min thans d( Zegels van deeze Familien behoore in waarde te houdea B 3 Staat.'ge STliLTE- Nis, cn«  Staatsge STELÏEIf'S, lllz;. ] i I J » c c d u b jci de Tc 'de; 22 Tegenwoordige Slaat ■ Voor 't overige kan een verfchreven Jonker over de Prebende befchikken, zo dikmaals % dezelve openvalt. Behalven deze perfóneele' Voorregren, genieten de Edelen,'t zy dezelve verfchreven zyn of niet, wegens hunne Havezaten, den vrydom van Boerlasten r2I), Van Inquartiermg van Krygsvolk en vari Schattin, gen, voor eene bepaalde hoeveelheid Landerven, onder de Havezate behorende (n2) In tuslchen moeten deze Vrydom men Vis duiver* Landhoong befchouwd worden , overmits dezelve insgelyks door een Eigenërfden , bezitter van een Havezate zynde, genoten worden. Zommigen dezer Havezaten zvn Leenhong: en onder dezen zyö 'er, die weerom Onderkenen, zo binnen als buiten het Landfchap, hebben. Te voren hebben wy reeds aangetekend, dat m Landfchap Drenthe , in overoude Staat? cnrüten, als een gedeelte van Overysfel voor. :omt. Immers leest men in dezelve, 'meerma" u gfmeene Ridderfcbap van Salland, , iwenthe, Vollenhoven en Drenthe", zorl er dat men daar by iets van de Eigenërfden ezes Landfchaps gemeld vind, terwyl de Steen, en fommige Heerlykbeden in Overysfel itdrukkelyk genoemd worden. Hier uit te guiten dat de Ridderfcbap van dit Gewest, ch , afeonderlyk, met de Ridderfchap van Over- fan Boerlasten beltaan in bet maken en onderhou» van Wegen, Stegen, Waterlozingen en diergelyke. fil vlrdeX ^ * a"eS ' * * 5$8 ln Grond^üatting en Omflagen bepaalt zfe e V;yh,eid tot dertig mudden Zaaylsnd, P *  van DRENTHE. 23 Overysfel hadt verbonden, en niet het geheele Landfchap, of dat de Ridderfchap alleen, des cyds, de Regering zoude hebben uitgemaakt, zoude tegen de waarheid aanlopen. Want, betreffende het eerlte, leest men, onder anderen , in de te voren aangehaalde Afte van k aelel den V, deze woorden : „ Alfo de „ van de Ridderfchap en de Gemeine Ingeze„ tenen van onfen Lande Drenthe, de een „ tyth van jaren van onfe Lande van Over„ ysfel gefcheyde en vervreemd zyn." Uit welke woorden duidelyk genoeg blykt, dat het geheele Land aan de affcheiding heeft deel genomen; als mede, op dat ik 'er dit ter loops by voege, dat het Landfchap Drenthe, in deze Oirconde, als een afzonderlyk Land of Gewest vermeld wordt. Wat het tweede aanbelangt , als of, namelyk , de Ridderfchap alleen de Regering zoude hebben uitgemaakt, men vind, veelmalen , in oude Staatsftukken, Ridderfchap m Eigenërfden , als de Staten des Lands genoemd. Inzonderheid begint de Volmagtsbrief, van den 20 Maart 158©, ter tekening van de Unie afgegeven , met deze woorden: „ Wy „ Ridderfchap en Eigenërfden , reprefente„ rende de Staten des Graaffchaps Drenthe." De reden, om welke men de Ridderfchap, fomtyds, alleen en afzonderlyk, genoemd vindt, kan dan geweest zyn, derzelver voorrang , of ook wel de, 't zy dan met regt of onregt onderftelde, meerdere kundigheden, door opvoeding en oeffening verkregen, die men aan de Edelen toekende. Uit welken hoofde men dan ook zal gedoogd hebben, dat B 4 de Staatsge ws, enz.  STEITB- N > enz. Vereisclitcn der EijenërfJen. l j 54 Tegenwoordige Staat £R^rrCuhaphetvoornaamfte b™d, over de Ridderfchap het voomaamfte bewind, over des landfchaps aangelegenheden , in handen hadt buitenlands het Gewest verbeeldde, en deszelfs belangen zal hebben voorgeftaan. Im votrrtt r êl ,RidderfchaP > van zulk een vooiregt, door verloop van tyd, een misbruik gemaakt tc hebben; 'c welk men mag afleiden g Uvkt11' S'/Ögnr,rbanden (2S) waar uit blykt, dat de Dingfpillen van Rolde Oostermoer en Noordeveld zich daar tegen aan'd'e" R°^S rf"* hebben» »daC ™" v aan de Riddeifchap en EigerërfJen niets „ buiten Wille of Weten van dfn ande en zou5» den befluiten. Om als Eigenërfde te worden aangemerkt wordt mets anders vereischt, dan alleen het iSLr^r0 vee,e,goeder^' °nder ederï pl? E^J" -"^ ^ ' °m ' in iedere i ay Grondfchatting , twee guldens te betalen; zynde de tweehonderdfte penning van dewaarfy dier goederen , 0f liever van den prys , op welken zy , in de Cohieren , gewaardeerd zyn: hoewel, uit hoofde der ZcZT5?' Vf tyd t0C tvd' aan de^lve ge chied als mede om de tegenwoordige mindere waarde van het geld, dl bedoelde eigen- foTmen ' ,h6den ten daSe' voor ee" groter fommo verkogc worden. In de zelfde uitgeftrektheiu als de verfchrevene en onverfchrevene Edelen, kunnen alle de Eigenerfden gebruik maken van de Rechten en Vryheden, aan hun- ho2nl?" fjlUk !s/eda^ekend den 8 January 1579.  van DRENTHE. 25 hunne goederen verknocht; hoedanige zyn : hTrei van de Jagt, door het geheele LandfctaP , de Heerlykneden van Ruinen en RuiISwold en de Hogerfmilden uitgezonderd, a s lan welker tleerel dit Regt in byzonderen eigendom toekomt. Daarenboven zyn nog , van dit Recht van vrye Jacht, uitgefloten de Predikanten O4), mitsgaders de Eigenaars van Goederen" buiten het Landfchap wonende ing va zy zich niet in perfoon op hunne Goederen bevinden. Wyders behoren, tot de v^ooiSen der Eigenërfden, de Visfcherye in de Markten (25), in welke hunne Goederen geWen zyn; de Stemming in Karfpels aan ge egegnhedeyn en benoeming van eenen Volmag L Landsdage. Om als zodanig een_ Vol mazt te kunnen verkozen worden, en, in dit Ddanlgheid, op den Landsdag te ^ogi^ fchynen, word vereischt, met alleen de voor gemelde betaling van twee guldens, in^lede Pay Grondfcbatting; maar ook de blyken va, vyfëntwintigjarigen ouderdom, van bet Lid maatfcbap der Gereformeerde Kerk, en a v^steInwoning binnen het Landfchap; behal ven nog dat dezelven geene KerJtelyke Krygsbedieningen mogen bekleden, noch Stnul tesfen, Pandefs of Pagters zyn. Insgelyks knj ne„ geene Eigenërfden, op Geoctrcneerd Koloniën wonende, ten Landsdage Bv Refolutie van den 22 Maart 1791» is : defp&&5ïï!?gegoed zynde, vryneld gegeeve twee dagen ter Week te mogen J»Se|'. , (^Markten worden genoemd, al het Land, c ge onder ieder Dorp of Gehugt behoort. B 5 Stmtsce» steltismis , enz» ,i r 1 f » ■\n n, en  STAATS GE ÏTELTE- K'Sl enz. Ksifpetcn , riie ten Landsdage veifdiyr,eu. ftn Ech.en en Anzen, ;H.veI«" E' Oosrtoer (,„, Ko.*r en «Wff&JÏ locnIGS.DiDêfpii'Ilote.A-ceP,B211. Uit (26") Meppel en hpt Gehnrtu n , r indedaad, ieder, één VotaS*^ÏZJ^' zamen, niet meer dan éé,1P tom ■ y bren8'en, te Pel § en oSö? £ heeft ^ Va" MeP' ««n^^^^^r éenen Vol- van het rei ?om ^ede eevi,C"de Zy' Vryw^ «and «daan ' n,'n f fr een Volmagt te zenden, af- -oe JSS uit ewbnen0" YÓ, £ Sft daar 2<* Tegenwoordige Staat Schonebeek, Dalen, Ocerhe^Twet  van DRENTHE. 27 Uic het Dingfpil Noordeveld, Vries, Eelde, Norch, Rhoden, Rhoderwolde, Peyfe. Uit het Dingfpil Oostermoer, Zuidlaren , Anlo, Gieten Borger, Gasfelte. - Wanneer men nu de gezamentlyke Karfpelen , in het Landfchap gelegen , te vooren, by naamen, opgeteld, met de zo evengemelde vergelykt, zal men bevinden , dat, van het regt van verfchyning en ftemming op de Landsdagen,zyn uitgefloten, de Karfpelen,in de Heerlykheid Ruinen en Ruinerwold, de Heerlykheid Koevorden , mede tot het Landfchap behorende, de Heerlykheid Hogerfmilde, de Koloniën Echtens Hogeveen, Gasfelter Nyveen, Kloosterenveen en Asfen; onder welke laatstgenoemde plaats alle Goederen , door het Landfchap, in Erfpagt zyn uitgegeven, en die, jaarlyks, een zeker Canon betalen. Tegen eiken gewonen Landsdag, word, in elk beregtigt Karfpel, een Gemagtigde gekozen; en deeze alleen heeft het regt van Stemming op den Landsdag, wegens zyn Karfpel, in het Dingfpil, waarin het gelegen is. Intusfchen kunnen ook de overige ten Landsdage bevoegde Eigenërfden, ad Audiendum & Vïdendum , dat is , om te hooren en te zien , in de Staatsvergadering tegenwoordig zyn; in dewelke ook het volle Kollegie van Drost en Gedeputeerde Staten zitting neemt, en verflag doet van alles, 't geen 'sLands aangelegenheden vorderen,en ter kennis der Staten behoort gebragt te worden. Het gemelde Kollegie neemt zitting aan zyne gewone Tafel, midden in de Vergaderplaats, aan welker boven einde het Stadhou- der- Stmtsg» stülte- nis, enz. Zitting op den Lands. dag.  Staats oi STKLTE- ms, enz, Vergüdering in Grollerhout, en over de Hagen. fpukerj. 2§ Tegenwoordige Staat ■ derlyfc Geftoelte, ter rechterzyde, naast dac van 1?« A LSnddrosc> geplaatst is. Aan de zelfde tafel zitten insgelyks de Secretaris van het Kollegie, en de Landfchryver, die by det S.™ V°SC Van Griffier of Secre«"s waar. S ^ ruR°mS0m 2itten de Heeren van de; Ridderfchap en de Dingfpillen , ieder by de^ hunnen, en m rang, reeds boven gemeld. In het algemeen worden de Buitengewone* Landsdagen , door de zelfde Gemagtigden J waargenomen die tot den voorgaanden Ge!, wonen Landsdag, door de byzondere Karfpelen,, zyn verkozen. De Heer Erfiladhouder,zulks goedvindende, kan de Staatsvergaderingen by.: wonen. De Heer Landdrost blkleed op dezelve de plaats van Prefident, of Voorzittend I ^id. In gevalle van afwezigheid, wordt hy vervangen door den Prefident van de Heeren i Urost en Gedeputeerde Staten, het zy deze', ve een Ridder, of een Eigenërfde is. Weleer plagt deze Vergadering, op onder- , lcheidene plaatfen, in Kerken of Bosfchen , gehouden te worden. En , vermoedelyk, isV •erngeer,Gewest' aIwaar de gewoonte, om' m Bosfchen, of onder den blauwen Hemel, de Staatsvergaderingen te houden , zo lang heeft ftand gehouden, als in het Landfchap Drenthe. De Staatsregisters zyn getuigen, dat, nog in de zeventiende Eeuw meermalen, s Lands Staten in bet Grollerhout, . by hec Gehuchc Grollo, onder Kolder Ding! : fpil gelegen, vergaderden. Dezelfde aloude ge. woonte had insgelyks in de Dingfpillen en Karipelen plaats, wanneer derzelver Ingezete-I nen, om over zaken, het Gemeene Land be- J tref-1  van DRENTHE. **> TefTende, of over byzondere belangen , in jet berichten hunner Markten, het maken van Wegen, Bruggen, Waterleidingen , of over ie verkiezing van Gemagtigden ten Landsdage m derzelver verrigtingen, en om over meer mdere aangelegenheden te raadplegen en te befluiten, afzonderlyke byeenkomften htelden. Aan deze byzondere Vergaderingen gaf men den naam van Hagenfpraken (28) , om dat dezelve agter of cusfchen Hagen, Struiken oi in Bosfchen gehouden wierden (ao> Niet zelden gebeurde het,dat, tot deze Landsdagen en Hagenfpraken, alle Inwoonders, Geestelyken niet uitgezonderd, te zamen vloeiden, en hunne gevoelens, over de verhandelde zaken, door woorden of tekenen (30), te ken' nen f-28") In het oude Landrecht van Drenthe, door Bisfchop frederik van blankenheim bektagtlgd , leest men. „Dat, indien het Gemeene Land met elkan. „ deren te fpreken had van zaken die het Land raakten, ,, het Gemeene Land verwillekeuren mag , op een» zekere boete, by malkanderen te komen en Haag* " %raak te houden : zo als ook elk Dingfp 1, Karfpel ! en Buurfchap onderling mogten te zamen komen om hunne Zaken te betellen, als by voorbeeldden Esch, fdus word het algemeen Zayland genoemd ,) ende Zaad en Hooi ende Hout te bereyden en alles te doen, wat Lands en der Marken nood vereyschte. " Cao) In den Taare 1579, den 8 Januap, verbonden zich de Dinafp'illen Oostermoer, Rolde en Noordeveld, om zekere Pnncten onverbreeklyk te houden; zy waren, ten dien einde, naar luid dier Acte, welke ter Secretarye berust; „ tho Older-Moellen under de " ctfMenTesffn de Vaderlandfche Gefchriften , dat het, in de Vergaderingen der Oude Batavieren, de gewoonte was, door een algemeen gemor de Voortellen ff te keuren, en, door aet fchudden der Speeren, toe te temmen. 5taatsce« 3telte- nis, enz.  Staats STELTJÏ nis, en der Verga, deringe. 30 Tegenwoordige Staat * nen gaven; aan welke gevoelens, dikwyls, meer u uit eerbied voor den ouderdom, verdienllen, kunne of ondervinding, gehoor wierdr. gege! ven, dan uit erkentenis van hun gezag. En, voor zo veel men, in die onbefchaafde ty* den, en in nooddringende omftandigheden, zich dikwerf genoodzaakt vond, veel toegevendheid te gebruiken, kan men daar uit de reden afleiden , om welke, meermalen , de oude Staatsgefchriften met deze woorden be81 p6L: H Wy Gemei°e Ingezetenen ; Wy „ Ridderfchap , Gevolmagtigde Eigenërf„ den, en Gemeine Ingezetenen "; of ook wel: de Geestelykheid, de Etten,de Schul„ tesfen." enz. h3fnAmjader rufïver^end tydsgewricht, heeft, door geregelder fchikkingen en inrich- ëeife^rdf di V°°r een >™> *  van DRENTHE.. 33 Finantien, met al het geen daar toe betrekking heeft, toevertrouwd. Het oeffent rechtfprake over Diaconie-, Kerkelyke , Finantiële, Domein- en andere openbaare zaken. Met dit alles, kan, van de uitfpraken van dit Kollegie , aan de Staten geappelleerd worden. De Pleydoijën gefchieden, voor dit Kollegie, in 't openbaar en by monde, door Advokaten voor de Balie. Nadat dezelven zyn afgeloopen, word, op ftaanden voet, zittende Vergadering, by nonconparitie, met effect, als naar Rechten, twee aan eenvolgende Rechtdagen, default verleend, of Vonnis gefproken. Het Kollegie befchikt , wyders, over de Vacante Pastoryën , van welke het jus patronatus aan hec Landfchap behoort, en heeft het Recht van goedkeuringe van alle beroepene Predikanten , door het geheele Landfchap. Het begeeft de Deurwaarders- en Bodenplaatfen , als mede die der beide Executeurs, of Panders, Com' misfarisfen der Veeren van Meppel en elders: voorts de bediening van Landmeeter, van Op zigters der Veenen, Vaarten, Sluizen en Bos fchen; van Kapitein Geweldiger en van zynei Dienaar, van Cipier, en meer andere derge lyke. Het neemt de Bevelhebbers van he Krygsvolk , op de Repartitie van het Land fchap ftaande, en de andere Amptenaren, d Schultesfen uitgezonderd, in den Eed. Wy ders behoort tot de verrigtingen van dit Kol legie, de Landsdagen, de Rekendagen , d Verpagtingen en de Synoden uittefchryven e bytewoonen; bet doet de vereischte Rappoi ten en Voorftellen op de Landsdagen, en kan ten behoeve van die het goedvind, jaarlyks C öv« Staatsgs- stelte- nis, enz. I t 1 > fr  STAATS( stel tbvis, en; Etftoel, Lotcing en Etten. ft*} Het woord Etten word verfehillende verklaardpicart w , 'er dezelfde kracht aan geheet hebbe.ta aan het Griekfche woord Atta VarW r-» LDDen 'a,ï dat de woorden ^&™%n ZTel^ S tets betekenen. Anderen zyn van gedagten, dat zoo veel zoude uitdrukken ais beëdigden en du, ow? Remmen met het woord Ge^TfZ^ n J' de Rtchters van het aangrenzende Goe of Gootrecht in v oeger tyd\ Drentelden genaamd, tl^ns nog dragen Het h geen twyffd onderhevig, of SR 0T,us heef den wwen zin van dit woord opgegeven w gelyks vind men daar in de betekenis vadwoorden Aztngedhoem, dat is, Richterlyke Uitfpraak Vnnn£ mm Doemen, Dhoemen, i, cLS^JS»! «B 34 • Tegenwoordige Staat over drie honderd Guldens hertelling maken . Eindelyk berust nog op dit Kollegie, het aanneemen en fluiten der Rekeningen van de Rendanten van het Landfchap, Met meer genoemde Kollegie, welk, gemeenlyk-, vergadert! m de maanden December of January is te! zamen gefield, uit Drost en Gedeputeerde Staten, benevens twee Leden van de Ridderfchap en, uit ieder Dingfpil, twee Leden van de' Eigenërfden, welke, op den Landsdag, door de Staten, voor den tyd van zes jaren! uit de Volrnagten, worden gekozen. Het heefc den Landfchryver en Secretaris tot Ministers, en de voorgemelde Landsbedienden tot Oppasfery. Aan de Vergadering word de naam van Rekendag gegeven. Het Kollegie, welk het hoogfle resfort, of de uitoefening der Lyfftraffelyke en Burgerlyke Rechtsplegmge, wegens de Hoogheid van den Lande, onafhangelyk, waarneemt, voert den naam vm Lofelyke» Etftoel. Deszelfs Leden worden Etten (32) , en de zitting van he" Kol»  van DRENTHE. 35 Kollegie Lotting (33) genoemd. De Leden voeren den titel van Edel Mogende Heeren\ het heeft den Raad en Landfchryver tot Griffier en twee afzonderlyke Deurwaarders, die den en van Etigethoge, CActus judicialis) of Ettetuigen. Zo leest men ook van Boeretuigen. En zulke oirkonden der Oude Rechtspleging zyn nog voorhanden. In zommige Streken van Noordholtand plagten de Richters Azen , en elders Schepenen genoemd te worden. Hier van daan het Acesdoms en Schependoms verfterfrecht j zynde dat Recht, 't geen, ingevolge de Oude Aes en Schepensdoemen , Oordelen of Gewysdens .genoemd wierd , en nog in Holland ftand grypt. Men kan, over het verfchil dezer Rechten, onder 1anderen, raadplegen, s. van leeuwen, in Jur. NoVtS . P. UI. Ca., Voeg hier by kiliaan, welke leert, dat Aete een oud Germanisch woord is, en zo veel betekent als Teite, Tata, Vader. Het woord wil dus uitdrukken den Gerichisitoel cf den Rechtbank. Het kan aan dezulken, wedte eenige oplettendheid omtrend de taal oefenen, niet onbekend zyn, hoe, ook in de Nederlanden, onderfcheide fpraakuitingen of tongvallen (dialecten) al van ouds, in gebtuik geweest zyn en nog zyn. Men zegt, in zomm.ge Gewesten of gedeelten van dezelven, by voorbeeld, Pool,Hwk, dortig, in anderen, Peel, Heek dar tig of diert.g} waar voor men, met eene bdchaafder Uitfpraak, zoude zeggen Paal, Haak en dertig. Het gebru.k maken van verfchillende Vocalen is de eenige oorzaak van deze verfcheidenheid. Deze opmerkmg leid^ons op den weg, om zommige woorden , in oude Schriften voorkomende, te kunnen verdaan. Op het woord Lottink, of Lening mogen wy deze aanmerk.ng toepssfen; als zynde dezelve eene verbastering van de woorden Luiing of Loding, ge,yk men die, dus gefchreven in oude Oirkonden aantreft. Eerst zyn deze in Lutding en Lutting, en vervolgens in Lottink en Lotting verwandeld. Het woord Luim zegt zo veel -als Luiden , Lieden, het Folk, de Ingezetenen, (Populus, Sufrectt). Immers was het eene gewoonte der oude Landsheeren,aan hunne Onderdanen tefchryven „Onze Ca »> Ga< Staatsoï- steltr- nis, enz.  Staatsge STELTE- nis, enz.. Aloude benaming. 36 Tegenwoordige Staat den naam van Landspanders f34) dragen, benevens vier Boden, den Kapitein Geweldiger en zynen Dienaar, tot Bedienden. De Heerfchap van Koevorden en de Wysheid van den Lande, betekenende het eerfte den Heer Landdrost, en het andere de Etten, is de benaming, onder welke men dezen Rechtbank vind aangewezen, in oude Stukken ; alwaar tevens eenige van deszelfs gewysden voorhanden zyn. De oorfprong of reden dezer benaminge is niet moeilyk te raden. Immers is de Heer Landdrost , wegens het „ Gude, lieve Lude van Braband, van Gelderland, „ enz. ' In de oude Friefche Wetten van den Upflalboom treft men insgelyks het woord Lude in denzelfden zin aan ; men leest aldaar van Lude ding , dat is het Landgericht; van Lude kusch, dat is, 's Lands of Volks willekeur ; Lude Frede , dat is, Landvrede ; (wat hier door verdaan worde, zal hier agter nader bly ken.) Zie puffendorf, Obferv. Juris Univers, Tom. III.Append. pag. 56, 58. &e. Verkiest men, ongeagt de voortgebragte bewyzen, liever het woord Lottitig, van ouds ook wel Loding gefpeld, van de woorden Lo en ding afteleiden, de betekenis zal op hetzelide nederkomen. Lo betekent, volgens u. a lting, in Not. Germ. infer , en volgens kiliaan, "ts dat hoog en verheven is; en Ding een Gerigt, Regtbank : en dus, te zamengevoegd , het hoge of hoogfte Gerigt. Zo dat deze betekenis, met de zaak, die zy uitdrukt, ook volkomen overeeaftemr. (34) Landspanders, in onderfcheiding van de Gerichtsdienaars der Scbultesfen, welke Panders genoemd worden. Het oude woord Pander betekent eigenaarde iemand, die Pand afhaalt, en wel voornamelyk voor verfchuldigde boeten of breuken QPignerator, qui pig. rus accipitj-.eea manier by de oude Rechtspleging ia gebruik. Deze Landspanders zyn ook tevens Executeurs, Nomine Fisci, der boeten en breuken, welke nu by den Heer Landdrost genoten worden.  van DRENTHE. 37 het Landfchap , Heer of Heerfchap van de Heerlykheid Koevorden, en ontvangt, ter dier Plaatfe , de eerbewyzingen , die anders aan den Souverein toekomen. f De Wysheid van den Lande, een eernaam, welken men ook, zomtyds, aan de Edelen plagt te geven, chv derftelt de kunde en voorzigtigheid , welke by 's Lands Opperrichters behoort gevonden te worden. Waarfchynlyk is het , uit ^dien hoofde , dat zy ook , meermaalen , 't zy alleen Collegialiter, of benevens de Geestelykheid, vermoedelyk na voorafgaand verzoek, ten Landsdage zyn verfchenen, om de Staten, in gewigtige zaken, met hunnen goeden raad te dienen. Ik zeg Collegialiter: om dat ieder Ette, als Eigenërfde, het recht heeft, in eigen perfoon , den Landsdag by te woonen , en zelfs tot Volmagt kan verkozen worden. Volgens picart, in zyn Chronyk, zoude deze Rechtbank, door karel den GROO' te, in de agfte Eeuw aangefteld zyn, mei oogmerk om alle Heidenfche bygelovigheder en gebruiken, als mede om alle, zo heimely ke als openbare aanflagen, tegen den Christe lyken Godsdienst en deszelfs Dienaars, te kee: te gaan; uit welken hoofde deze Rechtbanl Loof-dingh, of Geloofs - gerichte genoemd en de oorfpronklyke benaming in Lottin zoude verbasterd zyn; gelyk dan ook, vervol gens, de Rechtbank zelve, in een wereldly gericht, veranderd was geworden. Strydi; met dit gevoelen, leest men in eene De duétie, waarfchynlyk in het begin der zestier de Eeuwe gefchreven, en ter Secretarye va het Landfchap berustende, dat deze Rech Q g bant 5TAATSGEiTELTE- sis, enz. I > f £ r y - tï Ga ■»  Staatsge S I IÏLTE- *u», enz. i { e ^S^^S^zySa,s Oo^^> of LoMngs ProthocoL Yl tZ A me" hier' het Saxifche herkomst en hètn S JE?0? °ra'e/> is vatl eiders in gebru ik !l ^ beiek^is, a|s ht£ noem, dat is, S/l*^ W00rd Ohoem of 20 al tot geenXfnoe? ",den ter on&rrigring, is het immers dardeSe ' ï«» Kicb«»i »*« «feelte wierden by «n eS/meMM V°°f een srüot 6*rechten of Wetboeken te IT™ ' de oudfle La«d- (36) Een Kapel die ÏT,*fteIJenPlagt gevonden fe worden e i Tu- VM geagt wierd. wo™en, en als buitengewoon heilig «iS^VS^*4"^"van ditLa"d- »7* celegen. bS?iT 'rt?Diet verre van ■»««« Landfchap e„ Jfc*3"Ppe" ,ietea «W>. «oor het ftuMgen, hier en te Huhvoordti 38 Tegenwoordige Staat Dan wat ^00^ handen zyn ; en dat InZfr ^f™.6' VOor in den inre t«o/ va~blankenheim» de,en ReehttÏÏT betreSk 7 Wt »«0g voor dien rvH « y aIs Van zaken > Jen;  van DRENTHE. 39 len: als mede, dat zy op geene buitenlandfche Vorften , in eenige manieren, zig beroepen konden. In den volftrektften zin genomen , heefc dit alles nog heden ten dage plaats : alleeniyk met deze uitzondering, dat ten iegelyk Ingezeten, welke door den Heer Drost, amptshalven, gerechtelyk vervolgd wordt, het recht heeft om zich of op de uitipraalc van de Staten van het Landfchap, of op die van den Etftoel te mogen beroepen. Van de gewysden diens hogen Rechtbanks, kan of mag niet geappelleerd, maar alleen revifie of herziening verzogt worden: evenwel door geenen anderen Rechtbank dan aan dien zelfden Etftoel, en alleen in geval van zaken, één honderd Goud-Guldens of meer bedraagende; mids vooraf in zekerheid gefield worde eene fomme van vyfeig Goud-Guldens C38), welke, indien het vonnis bekrachtigd worde, ten behoeve van den Landfchryver verbeurd zyn (39). In ieder Dingfpil zyn zes, en, derhalven, in allen te zamen genomen, zes-en-dertig Etten. Vier-en-twintig van dezelve hebben te gelyk zitting. Alle jaren, met het eindigen der Winter - Lotting, gaan twaalf van f38) De Goud-Gulden word tegen agt-en-twintig (luivers gerekend. C39) De bepaling van eenhonderd Goud-Guldens, betreft, ongetwyffeld, voornamelyk, penningfchulden; vermits veele andere in gefchil hangende zaken, of fchoon gering fchynende, niet wel op een zekeren bepaalden prys pefchat kunnen worden. Ook kan van geene zaken, die pro deo bediend worden, in geen criminele zaken, in civile, geen vim definitivam hebbende, gerevideerd worden. c4 Staatsgb. stelte- nis , enz.  STEf.TK- Ws; enz. j • ] 1 ( ( ( t I l'l I V h Cl v< 4° Tegenwoordigs Staat alvorens, de twaalf Ledef d"°g,;„ °'^n' eed is Door dte S,' jaren in d™ cesfen, o^e V S/? "Ch-rS .W01'den de P™" van herziening MZ> °f in fïaac té», bZveJsd Jt^T/ nieu^Rech- "terpretatie, hie"f eider l'n T*** °f 'elyke bUlingen der^lwen ^ °"herroerenc gemaakt ?vn tydPerken> die daarom- weg van hememnge" uitZlknSs aan wnr^n r» i 9 .'. uulPraak moet se- nalT blyken^l S2' Z° a,S bier *V 4aarc of inAriP ^ ^r' gemeenlyk, fn ' ■flantie val' n '/" de„UI^^k ter eerfter i uoè vS'g v,d^ rrJo* S ?£ T Worde^of, ten dien einde «orin n dienden te gefchieden, hoedan?|e pofn-" gen  van DRENTHE. 41 sen aan Commisfarisfen uit den Etftoel worïL, «no-pdratren. en zulks, veeltyds, met de magt, om, zonder deswegen bengt aan ae Vergadering te doen, by mangel van vereenidng,parthyen door hunne uitfpraak te ontfcheiden; in welk geval het den verweezenen geöorlofd is, van zulk een uitfpr^k, zich op de volgende Lotring te beroepen, gefchiedende zulks tegen de Zomer-Lottmg. Voor zo veel, evenwel, deze uitfpraak, zo als boven is gemeld, wederom in herziening kan getrokken worden, moet, in dit geval, het Pleidoy een jaar langer duuren. In zaken, die, zonder infpeórie of onderzoek, op de plaats zelve, by den zitten den Etftoel, niet kunnen worden afgedaan heeft het gebruik plaats, dat 'er, op de Lottmg, Gelastigden worden benoemd, om Parthyen ter gelegener tyd en plaats, by gebrek van minnelyke vergelyking,door vonnis cum plena te ontfcheiden: van welke gewysden alleen kan worden gerevideerd. Ingevalle men eenige verwylende uitzonderingen wil aanvoeren, moeten dezelve alle te felyk voortgebragt, en by afwyzmg van dezflve, een nieuw Ordel gewonnen of betaald worden. Ook veroorzaaken de verfchillende wyzen van procederen, in panding en naarkoop als mede differenten in contradicrien, of ook zaken van den Heer Drost ratiotie officii, geene verandering omtrent de duuring van een Proces. _ Ten einde de twistgedingen, m allen opzigte, in den kortst mogelyken tyd zouden ailoonens een voorregt, dat, waarlyk, niet f q ^ hoog Staatsge- STEI.TENI3, e«2-  Staatsgestel tenis, enz. zegging van gehuurde goederen betreffende en die de Richterlyke ontfcheiding vorderen De reden hiervan is, om dat, tulfcfaen den' tvd huufd i*n5Kgging' d00r huurde o/Sl Deze hoge Rechtbank, namelyk , vernadert, op uitfchry ving van den HeereLandS gewoonlyk , tweemaalen in het ïaar 7, ^ ' eens in den Zomer, en andermaal if den^t ter. Alle zaken, welke, zedert de voorcwndè i°Ctlt)g,' twlsf ang'"g gemaakt zyn! f oeten naar de beste rechten, redenen en Z^Td] zon- C40) In oude Landrechten leest mPn J«. „ ,1 j • maal gefchieden moest e» . M ,ulIt! d,,e- „ verbastering ook BIfo Tenoemd"vV" *°a ban,° „ dags na Paesfchen;datandere'U'S**"? Maan' „ Pinxteren toe Rolde dat dSf-q ' D'™cdageS na „ toe Anloe." By Banlo it ST\M^US d^e Karfpel behorende hS veen gehucht toc bm™ Plaats,eenevMtevanLnélHf' ? eene verheve"e Ier Cule plagt £noemP?e"nde S^aante, die men Balkeren , nog de ondeSl J"ou^ lieden verze- 42 Tegenwoordige Staat hoog genoeg gewaardeerd kan worden is ^„ den Heere Drosfaard alleen overgelaten de eindelyke uitfpraak over alle gefchifien£ 1  yan DRENTHE. 43 zonder zich aan voorige gefcysde* re verbinden, j een vonnis te vellen. Voorts moeten alle an- ; de?e! tot deze Vergadering behorende .aken, Sr worden afgedaan: als daar zynde Ctmihetverleenen van Veniam *tau? -f het echt van Meerderjarigheid ; ^oeftem. rning of goedkeuring oP de Contr^u van van Grasvellige boedels f40 Bogende TbeShngvan fchen de Lottingen voorvallende ^»™"a"a» heeft de W^«^J^^J£ eindigen van ieder Lottmg, word door eenen E te uit ieder Dingfpil, benevens deDros , A«fesfor en Laudfcnryver , de gemewe LlmMkt Om de Cnmmaha af te ToènS "ra ?a ; door den Landfchryver, farigVn°rg^ vvn en dus de zaak in ftaat van wyzen «bragt is 'worde, door den Drost, uit ieder Dingfpil Ü Frte b'nevens den Asfesfcr en Landfchryve by op^e brieven, opgeroepen om %TUn^Jhe^n dag.met den Drost, £de of v* tS In 1- oude Oostvriefc, gelegentheid van Vechteryen gen-c aj «Hen en ouberftelbaar is. TAATSGB" Tl LT E- :lb , enx.  Staatsge» STFLTii-j nis, enz. I ] i I 44 Tegenwoordige Staat te Asfen, in Collegio , te vergaderen, en in de zaak recht te doen. In deze Vergadering * t^L^05^ V00rzitter' e" heeftgd. eerfte ftem. Na hem volgen de Etten in rang, als by den Etftoel plaats heef Dfc niettegenftaande, word het vonnis, alleen op S/3e" er11^' «T££ lening egter, van deze woorden: Na ingenomen advys van geconvoceerde Etten. De dadelyke uitvoering van het vonnis gefchied, door d sLand chaps Scherprechter, 0êp de algemee' ne Genchtsp aats, buiten Jsfen; in welk Vlek hm"enagthn ^ fr^™> ^ Sevangen- ÏSwkkffl /r°nd' meestal ]uchtiSe vertrekken, gevonden worden. De Heer Drosfaard is Prefident van den Etftoel of by de zaak belang hebbe, de Heer Asfesfor Indien zy beide te gelyk zich in een der op! genoemde gevallen bevinden, word het VoorX gens, op ieder zitting, in rang, by de andere Dmgfpdlen waargenomen. In tusfchen heeft noch ?ech?varnianddr0St' n°Ch de Asfesfor> «« nlfen nn gCVing '"^"^nfiaande de vonnislen, op naam van Drost of Asfesfor en van vier-en-twintig Etten, worden SpZ a]leCS in geval de ^mmePn mog! de beflisfende ftem toekomt. Ieder Dingfpil leeft eene ftem; zo dat 'er met zes ftemmen >f derzelver meerderheid, de ftem wordhSSl ?ragr. Dit laaste heeft insgelyks in de DingPdlen plaats. De Etten, ten ware zy wet «ge reaenen van verhinderinge kunnen voort- bren-  yan DRENTHE. 45 brengen, moeten, op den bepaalden tyd, in j den Etftoel verfchynen, op verbeurte van dertig Goud-Guldens, de eene helft voor den Heer Landdrost, de andere voor den Etftoel, en casfatie. Ook mogen zy niet vóór het einteen der Vergadering vertrekken ; niets van deÖraadplegingen rugtbaar maken; geene gefchenken aannemen, of over zaken van bloedverwanten, tot halve neven en nichten ingelloten , oordeelen ; voorts malkander met beftaan in de op- en nedergaande Linie, en in de zydlinie, tot in den derden graad, en mhet Zwagerfchap, in den tweeden graad, zo lang het Zwagerfchap duurr. leder Dingfpil is, afzonderlyk, aan eene tafel geplaatst; alle welke tafels ftaan rondom de grote tafel, die midden in de Vergaderplaats ftaat, en aan welke de Heer Drost, zyn Asfesfor en de Landfchryver zitten. De rangfchikking der Dingfpillen, ij deze Vergadering, verfchilt eenigzins van die, welke op de Landsdagen wordt in agt genomen; zy is m dezer voegen ingerigt: Zuideveld, BeylerDingfpil, Rolder - Dingfpil, Noordeveld, Diever- Dingfpil en Oostermoer. Aanzienlyke geboorte, of hooge waardigheden, geven, in deze Vergadering, genen voorrang, ongeagt de Leden dezer Vergadering zo wel Edelen als Eigenërfden zyn. De posten van gedeputeerde Staten, van Raad en Secretaris, van Ontfanger-Generaal, van Rentmeester, o: Ontfanger van het Collateraal, en eerftei Klerk, beletten niet, dat de genen, die daa mede bekleed zyn, ook tevens Etten zyn kun nen; indien flechts dezelven tot den Landsda: ' at iTAATSGB- 1telte- jis , enz. t 5  Staatsge- STELTH- ws, enz. i < d G 46" Tegenwoordige Staat bevoegde Eigenërfden zyn: gelyk inderdaad alle de Etten deze bevoegdheid moeten bezitten. Uitgenomen de Zondagen, Feest- en Bededagen, vergadert deze Rechtbank tweemaal des daags: des morgens van tien tot twaalf of eenuuren,en des avonds van vyf tot agt uuren; waar na nog de Commisfien, die, ftaande Lotring, benoemd zyn, afzonderlyk byeen komen. De eene helft van alle Ettensplaatfen, welke een getal van agttien uitmaken, wanneer in dezelve eene plaats open valt, wordt op eene benoeming van denHeere Drost, en de andere helft op die der Etten, ieder in hun Dingfpil, door den Etftoel aangeleid en in den eed genomen. Voor deze aanftellingen, wordt, of aan den Heere Drost, of aan de Etten, gewoonlyk, eene erkentenis betaald. Gering zyn de voordeden der Leden dezes Rechtbanks. Voor ieder Lotting, die, gemeenlyk, veertien dagen of drie weeken duurt, genieten de Asfesfor en de Heeren van de Keuring en Minister, (uitgezonderd den Heer □rost, die niets geniet,) gerekend tegen vyfïntwmtig dagen vacatie, gefchat op vyf guldens laags, ieder een honderd vyfëatwintig guldens. Je overige Etten, voor gelyke vyfëntwintig agen, gefchat op drie guldens daags, ontangen dk vyfënzeventig guldens. Waar oven de Asfesfor en de Landfchryver :der twee, en de Etten ieder een Ordei, dat : OordeeJgeld, tegen vier en een halven ulderi, en een Ryksdaler, voor zogenaam. ; Belleciere of Verteergeld, genieten. De ecommitteerden ter moderatie, of beraming vaa  van DRENTHE. 4? van kosten, genieten daar voor, tien en zes guldens en voor de criminele Vergadering, gemeenlyk tien en vyftien guldens ieder. ö Eenige weken vóór de Vergadering van den Etftoel, wordt, in ieder DingfPel,op uitfchryS van den HeereDrost, eenRegtdag gehouden , dien men Goorfpraak U) noemt. In Sezezamenkomst gefchied de LMContttoe der zaken, die, by een klagte, of kj^gtóel» geinftituëerd worden. Ook moeten de SchulIsfen, ieder uit het Dingfpil, waar toe zy behoren in deze Vergadering verfchynen. Wyden moeten hier de afgezondenen, uit ieder dorp en gehucht, fchriftelyke opgave doen, van alle vtchteryen, in dezelve voorgevallen; als mede van de fcheldingen, het misbruiken van Zondagen, Feest- en Bededagen Blasfemie, onwettige zamenleving, het kramen van ongehuwde Vrouwsperfonen, en het te Vroeg kramen na het trouwen; onvoorz.gtige behandeling van vuur en licht; het tabak roken op ongeöorlofde plaatfen; het jagen en SfcheS in geQotene tyden, en door daar to ono-erechtigde perfonen; wyders van al he Sn, waar aan de Juftitie gelegen legt, oi laar'voor eenige Heerenbreuken of boeter Ut) Naar de oude oorfpronkelyke uitfpraak, eigent ivk Go-of Goefpraak, dat is, zamenkomst va y * AlL-et hier Dingfpil genoemd, waar over va een d.ftnft, n,£ ^f/„ asls Rechters, fchynen g( ouds, Go- ot wegravcn,™ betekent ee fl.nij to, yvn eeweesr. Goe, t*« en^. Staatsge» 5TELTE- nis , enz. Cootfpraaken. I i 1 n ;r S  Staatsgb STIÏLTB- ms, en;*. 48 Tegenwoordige Slaat betaald moeten worden. In gevalle van dit alles iets voorbedagtelyk, of door onoplettenheid, mogt worden verzweegen, moet ieder huis, van zodanig een dorp of gehucht, een Goud-Gulden boete betalen; voorbehoudens, daarenboven het verhaal op de zuimagtigen: alzo een ieder der Ingezetenen verpligf is, al het geen in hunne behuizing voorvak, waar op eenige boeten zyn gefield, op de Boerenzamenkomst,vóór de Goorfpraakaantebrengen. , feds Semdde> hebben nog drie byzonderheden, met betrekking tot de Vergadering van den Etftoel, plaats. De eerlte is, dat, des avonds vóór het begin der Vergadennge na het kleppen der Kefkklok, de Landvrede (43), door den Landfchryver, openlyk, voor den buitenften ingang van het Kollegie, moet worden afgekondigd. Deze al kondigmg behelst eene ernftige waarfchuwing, dat alle vechteryen, fcheldingen, en andere foortgelyke onbetaamelykheden, geduurende de Lottmg voorvallende, met dubbele boeten zullen geftraft worden. Deze gewoonte ftrekt tot eene plegtige herinnering van eene welverordende Landwet, waar by alle vechterven en andere misdaden, welke op Goorfpraken, Rechten dat wl zeggen, Rechtdagen de Nedergenchten, Lottingen, Lands en Rechtdagen van Drost en Gedeputeerden Staten voorts op vrye jaarmarkten , aan perfonen in hunnen arbeid zynde, op algemeene wolven- jag- (43)Ouii„gS Ludevrede. Zie boven, Aantekening rJ' eië^lyks uitdrukking diens woords is ■ '^de.Dingvrede, nu Lottings.rïede.  van- DRENTHE. 49 jachten, of om Lands nood opontboden, gepleegd worden, alle welke met betaling van boete kunne afgemaakt worden, nu met dubbelde boeten zuilen worden geftraft. De tweede byzonderheid is, dat, des morgens, vóór de eerfte zitting, alle Leden van den Etftoel, benevens de Advokaten, in de Kerk vergaderen, om aldaar eene toepasfelyke Predikatie, Gebeden en Aanfpraken aantehoren; tot welker uitvoering de Predikant van AsJ'en verbonden is. De derde en laatfte byzonderheid is hier in gelegen, dat, voor en aleer eene zaak mag voorgedragen en gehoord worden, door den Aanlegger , of door denContradicent, ofPandweerder, een Ordel, tot vier guldens en tien ftuivers, moet gewonnen, dat is, een Oordeelgeld, betaald worden. Welke Ordels, invoegen reeds gemeld is, gedeeltelyk by de Leden der Vergadering genoten, gedeeltelyk ten voordeele van het Land verrekend worden. Van de betaling dezer Ordels zyn, echter,uitgezonderd, de zaken, die door den Heer Drost, ex officie-, aangeleid worden; als mede de verzoekfchriften van Minderjarigen. Daarenboven worden de zulken, die toegelaten zyn pro Dso te mogen pleiten, gelyk ook de zodanigen, die zulks uit hoofde van onvermogen verzoeken, door den Etftoel, van deze betaling ontheven. Meest altoos worden de füccu moerende Gerequireerden, de Gecontradiceerden en de Pandwinners, tot de vergoeding van het Ordelgeld verweezen. Alle de voorfchrevene Landsvergaderingen gebruiken tot een Zegel, het Wapen van her, D Land- 8telte- nis> enzi Wfipcri van het Lanttfehap»  Staatshk- STC7.TE- f«s, enz. wuks nooia met ïtraien omringd is, op de rechter knie. Ter wederzyden wordt 'het Wapen t welk met een Kroon gedekt is, van twee ihande Leeuwen vastgehouden. Alle deze Sieraden, benevens het Schild of Veld, zyn verguld. Beneden, op den voorgrond, ziet men de Letters C. T. D. Indien dit Wapen, oorfpronkelyk,dat van het Landfchap zy, zullen de gemelde Letters, uit vergelyking van oude oirconden, deze woorden te kennen geven : Communitas Terra Drentia. Intusfchen is het niet onwaarfchynlyk, dat dit Wapen, door het Landfchap, is overgenomen van het Stift Bikkeningen. Immers men vind onder de Zegels, aan oude perkamenten hangende, dit zelfde Wapen, by den Abt of Overfte van dit Stift, wegens het zelve gebruikt. Ook fchynt 'er meerder reden te zyn om te vermoeden, dat .dusdanig een Wapen* door oude Roomsch - Katholyke Landheeren of Bisfchoppen, aan een Geestelyk geftigt, dan aan een Politiek Staatslichaam, zal gegeven zyn. De Letters C. T. D. kunnen tot geene tegenwerping dienen , om deze onderftelling te wettigen, vermits deze Letters ook kunnen uitdrukken: Sigillum Terra Dikkeninga. Want het is bekend, dat men, meermalen, in oude Latynfche boeken, het woord Sigillum rnet een C ziet beginnen; en zeer ligt kunnen de Affcbryvers verzuimd hebben, dén circumflex, onder de C daar by te voegen. De 50 Tegenwoordige Staat Landfchap. Het zelve bedaar in een gekroond Mariabeeld, in het blaauw gekleed, zittende tusfchen twee Zuilen, met een naakt Kind  van DRENTHE. 51 De verzameling van Wetten, die voor de Rechters, in hunne hoedanigheid, en voor alle de Ingezetenen,tot een richtfnoer verftrekken, en hen tot gehoorzaamheid verbinden, wordt het Landrecht genoemd. De eerfte bekende verzameling van zulk een Wetboek, in dit Landfchap, gefchiede inden iare i De veranderingen, in zommige omltandig- f44") Bisfchop fredrik van blankënheim, wierd, in 1394, door het Gemeene Land van Drenthe, tot Landheer aangenomen en gehuldigd, na dat hy alvorens, voor Hem en Zyne Opvolgers, beloofd hadt- „ Dat fie de Drenthenaars iönder verkorten, fullen holden ende befchermen in all ore olde Landrechten, Wylkoren, Vryheiden ende Gewoonten ' als fie van oldes heyr gehad hadden". Aan t hoofd van de naderhand daar bygevoegde ftrafdreigende Wetten, van Bisfchop roelof van diepholt, leest men , „ dat zulks gefchiede met willen des Gemene Landes van Drenthe." Volgens de Schryvers der Groninger Oudheden, zouden deze Landrechten, aan dé Drenthenaars zelve, niet zyn bekend geweest, voor dat dezelve, door matth^us, uitgegeven waren. Doch dit is ongegrond, vermits het öorfpronklyke daar van ter Secretarie van het Landfchap berust, en vele oude Affchriften van hetzelve, zommigen op perkament gefchreven, in onderfcheidene handen zich bevinden. D s Staatscb» stelte- nis, enz: Landrecht, Wetten en Reglementen.  Staatsge StelteKis, enz. 1 1 < I c ] l b v V h Si ke 52 Tegenwoordige Staat heden, in zeden, in gebruiken, in betrekkin- fvd oV" Sf.beTUrte??fen» door verloop va„ yd, ook in dit Landfchap, voorgevallen, waren oorzaak, dat, van tyd tot tyd, eènii nieuwe Wetten by de oude gevoegd, of de Jaatfte veranderd wierden. DezeTyvoeefe! ten en veranderingen bewoogen de Staten,gm verloop van ruim twee eeu4n, in de? ™ 1641, alle dezelven m één Wetboek, gemakshalven, te verzamelen, in welke, vervSs De Inwoonders van het Landfchap verbasterden van de aloude voorvaderlyke eenvoudigheid. Sedert de jongfie vezameJiW gierden van tyd tot tyd/eefige nLuwe fenl innStinSen v^tgefteld. Redenen, drin- Z STg- Wa,en d£Ze' Voor deR4eeng7 in den jare 1712, om tot eene nieuwe aaTurSmi:n,het ^ndrecht te hefiuiten,Tn laar uit met de vereischte verbeteringen een ieuw Wetboek te doen zamenftSfn ' S ^ gevolg, dat het opftel daar va^in 't aa oek'ooangemeen S°edSekenrd, als een Wet- et zelvegenren,' teVeriS b^oten wierd, et zelve, door den druk, voor een iegelvk srkrygbaar te doen worden (4^ g Y* Het laastgemelde Landrecht is in vier Boeken ^rdeeld: het eerfte Boek wederom in tSg" het  van DRENTHE. 53 het tweede in negen en zeventig, het derde in honderd en negen, en het vierde in zeven *»n zeventig Artikelen gefmaldeeld. Het eer¬ fte Boek behelst eene korte befchryving der vereischten en Amptsbezïgheden van den Heet Landdrost, den Landfchryver, de Etten, Schultesfen, Keurnoten (46), Advokaten en Volmagten, mitsgaders van het geen de Goorfpraken en Lottingen betreft. Daarenboven bevat het de Reglementen op de Salarisfen en Jura der Schultesfen en Advokaten. Het tweede Boek bepaalt den form en de manier van regtspleegen in Burgerlyke zaken, zo in het vorderen van Penningfchulden (47), als in perfoneele en reëele Aótien; en insgelyks het Recht van Preferentie. Het derde Boek bevat de Burgerlyke Wetten , waar van de voorwerpen zyn: het Huwelyk; Momber- of Voogdyfchappen; een Kindfchappen; het Recht van Verfterf en Erföpvolginge ab inteftato (48)-, Uiterfte Willen^ C46) Keurnoten, zyn de Gerigts-Asfesforen van de Schultesfen, en moeten ten Landsdage gequahhceerde Eigenërfden zyn. (47) Op den Landsdag, in den jare 1772, is, by Ridderfchap en Eigenërfden, een nieuw Reglement vastgefteld, en voorts afgekondigd, om in Pandingen en Contrad'nften te procederen. (4OJ Over vaste goederen kan, by uiterlten wille, geene befchikking gemaakt worden, dan alleen over de opkomften, by wyze van Lyfrecht,en insgelyks overeen gedeelte, by wyze van ecapura donatio inter vtyos; het Erfgoed bltft by de Zoons, en niet by de Dochters, welke daar van, door Vader of Moeder, by hun leven, afgeboedeld mogen worden. Het zelfde kan ook, na den dood der Ouders, door de Broeders, by Da staatsgb," STELTE- nis, enz.  StaatsgesTeltekïs, enz. Het wyze JM afkoop, gefchieden. Welk recht zig insgelyks tot de Broeders Zoons uitflrekt. (49) Oulings plagt men Oevelgang te fchrvven. Het betekent een overdragtzyner goederen ,ofvan een gedeelte van dezelve, om daar voor, geduurende zyn lieven. w,Tper te Worden- Tot het ««nneemen daar van, heeft de Erfgewaw, ab inteftato, de voorkeur. (5.cf) fi.eromtrent heeft deze regel plaats, dat Sibbe, dat u vervvantfchap, gaat voor mandeeligheid; man' deehgheid voor zwette, dat is aangeland; z wette voor binnenbuur of boer; en binnenbuur voor buitenbuur De Oosterzwette heeft den voorrang; welke rang, vervolgens, met den loop der Zonne omgaat. „ rC^De, serichtelyke overdragt van vaste goederen frefclned, door op den Srond eenen ftok te leggen door dtn Vcikoper, wetee door den Aankoper wfde,' ril?'t,r0Pfn0me,:- °nl deze 6ew°o^ draagt' die handeling den naam van Stokleggitg. Om die zelfde ^ receii wordt de tegenkanting of het weeren van vernopmgen van zulke goederen, Stokftraffinggenoemd gelyk ook de zwarigheden, welke ingebrjt wden teoffcwr?' ^^c^.r°^gangen en Testamenten, olfuoon, by het belyen van uiterfle willen, geene Stok eggipg behoeve te gefchieden. By het n.eken van Schultbncven, of DbligarJea, wordt ook de Stok ge. legt en bt komen dezelve daar door den voorrang, {jmtfewuey ooven de zodanige, waar van de Stok niet gelegd is. Ook kan men geene renten vorderen, ten ^Sfïf«««-;Wisi daarenboven, dat ,vn c, •fg'ngSbneven binnens J'a«ds gemaakt zyn. Stokieggmgs- mannen worden genoemd, de Keur- itaf^lf T. den SchuItes» by dezeplegtigeyetritf. ung, de hand lecncn. %■ 54 Tegenwoordige Staat Lyftocht; Overgang (49); Koop; Naarkoop , oi naasting van Vaste Goederen (50),- Stoklegging of O verdragten C5 O; Huur; Dienstboden; Recht van Prescriptie; van Mandeelig-heid of Gemeenfchap ,• Landfcheiding ; het Recht om op de gemeene Markten tepoten,en om Boere-Willekeuren te maken, en al het geen ppzichtelyk de Byën plaats heeft.  van DRENTHE. 55 Het vierde Boek handelt over de LyfftraffeitftP Misdaaden en Straffen; insgelyks over de Geldboeten en mindere overtreedingen; het nepaalt de wyze van Rechtspleging, die de Heer Landdrost, by het invorderen der Boeten en 't nemen der informatien, volgen moet; wyders, hoedanig de Landspanders, by het doen van Executie, zich te gedragen hebben. Eindelyk doet het aanwyzing van de manier van procedeeren, in zaken, ftraffen aan den Ly ve medebrengende-, en hoe men tegen eenen Voort- , vluchtigen zal handelen. Men kan hier nog by- , voegen, dat, opzichtelyk het Civile, m het einde van het derde, en betrekkelyk tot het Criminele, in het einde van het vierde Boek, aan de Rechters overgelaten wordt, om in gevallen, op welke geene gefchreevene Wetten van het Landfchap kunnen toegepast worden, naar reden en billykheid, zonder zich aan vorige gewysden te binden, te oordeelen en te richten. Ook wordt, in den Eed der Etten, alleen gevorderd, dat zy naar Landrechten en volgens hunne beste kennis. Sententie zullen helpen vinden. Agter dit Landrecht vind men thans eenige Befluiten, welke of nieuwe Wetten,, of verr anderingen van voorgaande behelzen. Onder de afronderlyke Reglementen, het algemeen betreffende, zyn de volgende de voornaamfte: de Kerkenorder, waar van, hier agter, in de Befchryving der Kerkelyke beftiering, iets nader zal gezegd worden. Het Reglement op de Jagt en Visfcheryen, van den 22 Maart 1791. Het Reglement op het vatten ©n in verzekering neemen van Misdadigen. D 4 He£ STAATSGtt' STELTE- kis, enz.  St.aatsge- f.IELTF. kis, enz. eindelyk zal ik hier byvoegen, de Poinften van verbeteringe (Redres,) &door Wylen Zyne Doorluchtige Hoogheid, den Heere wille m karel hendrik fr,so, Prins Van £ï,en Nasfau' als Erflladhouder dezes jf* overgegeven, en door de Staten, op den 4 November des jaars 1740, aangel nomen om als eene fundamenteeleStaatslet onderhouden en naargekomen te worden. Deze Poinclen ftrekken, hoofdzakelyk, tot wel neming van eenigmisbruiken, in zaken van de Regering de Juftide, de Politie, 'c Fiöafifïï ^nnC53).Kerkelyke' VÖÓf De OpT Huur gaat in het Landfchap voor Koon »it«> i7of3Jwil°re k hiek-by- de Refo'utie van den 22 Maart waen, tiet ü, entfche Landrecht, met ecriae uitzon Sb Ëifcer nf ir aden'tI!i.den wenmaajs vennde£ S* Tegenwoordige Slaat Het Reglement op de Executoriale, of de Pan, ding. Het Reglement op den ontfang der zyd* Jy-ige Erfopvo gingen (Collaterale Succesfien), en vrywillige Verkopingen r5a). Het Reglement op den Yk. De Ordinantie op en over de Gemeene Middelen, bevattende ééae algemeene en zestien byzondere Ordonnantiën; benevens de order van pleiten in pagten andere zaken, welke voor het Kollegie van de Heeren Drost en Gedeputeerde Staten moet waargenomen worden.  van DRENTHE. 57 De Buitenlandfche Rechten of Privilegiën der » Landfchaps-Ingezetenen, behalven het Recht , de non evocando, zyn deze; dat de Drenthe- I naars, binnen Grö«*«g-?In^,HooSheid kan in de Vergadering van Ridderfchap en Eigenërfden verfchynen, en in het Kollegie van Drost en Gedeputeerden mede ftemmen, zo dikwyls dezelve zulks zal geraden vinden Voor het overige kan zyne Hoogheid alle Vergaderingen bywonen De Heer Erfftadhouder heefc de begeving van alle Politieke Ampten: namentlyk, de aanitelling van den Landdrost, wanneer de beurt ian het Landfchap, en de verkiezing, wanneer de benoeming aan de Provincie van Overysjel ftaat; wyders van den Byzitter (Asfes'or), Gedeputeerden, Landfchryver, Secreta;is, Ontfanger-Generaal, Rentmeesters en schultesfen (54), welke laastgenoemden hunnen A°'genS d! nleJ?we inricnt!t>S van het Hof van uftme_, ftaat aan den Erfftadhouder de keuze der Raaea, uit een Nominatie van drie perfonen, by de Kol£.en van Drosten Gedeputeerde Staten, en Drost en .den, gezamentlyk gemaakt,- zynde de post vaa dfesfor daar door vernietigd.  van DRENTHE. 59 nen Amptsëed in handen van zyne Hoogheid moeten afleggen; de aggreane of bewdligiog ™Z hefchrvving der Edelen, en de befchik- w over alle Militaire bedieningen^ ter wr mnitie van het Landfchap ftaande; eindelyk, de beflisfing, in gevalle van oneenigheid onder de Leden van Staat, in het gemeen, of van ieder Lid in het byzonder. . De Jaarwedde van den Erfftadhouder s tweeduizend guldens, en, voor deszelfs Helbaardiers, tweehonderd en vyfug guldens,jaar- 17 De Heer Landdrost is,na den Heer Erfftad-: houder,de aanzienlykfte en vermogendfte Amptenaar in het geheele Landfchap. Hy heeft Stting in alle lollcgiën van Politie, Juftitie en Finantie, en is Voordoet ten Landdame en van den Etftoel; als mede Hoofdeer J de Criminele en Civile Juftitie Hy moet een Landzaat, dat is gebooren Drenthenaar, of een Sallandfche Edelman zyn (55), De Heeren Drosten moeten binnen het Land. fchap hun fixum domicilium, of vaste woonplaats houden; zy mogen geene Krygsampten be- f<^ Ingevolge van een verdrag, tusfchen het Landft-hSVnrelThe tt de Provimie van Overysfel, na lang&f e'nevige gefchillen, ut U«*V .^ft Sm eL einde aan den twist te maken, den 18 Oftober desjaars 1ÓÓ8 genoten, moeten, "ra ö g Drosten, twee Sallandfche g^he, Landzaten zyn. Ingeyolgen dit verdrag, verk«»t w Landfchap, of ,zo als thans plaats heef, de ^er wntaa houder, dèn derden en den zevenden Drost, mt eene Nominatie van twee SallandfchejEde en, die door Provuuie van Overysfel geformeerd worclt. Staatsgs« STELTE- KUi enz» Jrostampü.  Staatsoe stelte- sjj, enz. dienen, noch van hec Landfchap eenige Jurïsdiftien. Cn .itpn T-r„.,„„ Juua 0 0— ^v.„. lc UUCI1 vveaervaren. Zv mogen geene. Vonnisfen van veröordeelinge of kwvtfche riincA , . & U1 60 Tegenwoordige Staat dienen, noch van hec Landfchap eenige Turisdiftien1, Colladen, Havezaten, Oftroyen en diergelyke, verzoeken of aannemen. Zy zvn gehouden des Landsfchaps Rechten, Privilegiën en Vryheden te handhaven, en aan een legelyk goed Recht te doen wedervaren. Zv mogen geene Vonnisfen van veröordeelinge of kwytfcheldtnge verlenen, zonder, alvofenf daar over de Ecten te hebben beroep 1 Zi met, by Apposdllen of anders, beftelling maken over eenige zaken, die by manier val aan- ren Tl rS' r°f ^^"S' of met klagten op de Goorfpraken, of by volle Rechten, moeten dienen; en insgelyks niet over Geestel yke Pagten en andere zaken, die tot het Kol- aSLVS F'™ 6n GedeP^erden behoren. Alleenlyk kunnen en mogen zy noodwendige voorzieningen (provi/Jen) verlenen, in geil van handhouding Qnaintenue) of in /ummaris* fimts posfesforus, mits pathyen, ten fummair pnjesfotr, verzendende aan het gewone Land, de^nlt? t h" df * Van den Drosfaard, de volvoennge van Lotdngs-vonnisfen te helpen bevorderen, zonder dezelve wederom in gefchil te mogen trekken, of ruggefpraken f!S terloeutten) daaromtrent te verton. Voorts de verontfchüldigingen van aangeitelde Mombers of Voormombers te horen, en daarover uitfpraak te doen; gelyk ook over Arresten, de hoofdzaken m haar geheel latende. Voorts verkent de Drost Decreten van Grasvelligheid, in Infolvente Boedels; als mede Lastgeevmgen (authorifatien) op Schultesfen, in geval van vacaturen, ziekten, of indien 'er wet,  van DRENTHE. Ct tige redenen van vermoeden of weigeringe op den Schultes plaats hadden: insgelyks ter zake van Lichaamsongefteldheid van den Landfchryver, en daar uit ontftaane onmagt, om wegen en waterleidingen te fchouwen. Hy verleent conftringente en poenale Ordres, in fchriftelyke Procesfen, om termynen te waren, getuigenisfen te geven, en meer andere zaken, die geen uitftel kunnen lyden; vërwyzende, voor het overige, de beöordeeling en rechtfpraak van alle andere gefchillen , tot de gewone Rechtbanken, waar aan dezelven behoren. De Heer Drost doet eene beflisfende uitfpraak in de Pleitgedingen by Verbalen, (dus worden de Schriftuuren, in deze Pleitgedingen ingeleverd, genoemd;) als mede in geval van opzegging van Huis- en Landhuuren; gelyk ook ter zake van beroepinge van denSchultenbonk te Koevorden: doch van deze uitfpraak kan herziening door de Staten verzocht worden (56). Aan een Doodflager, van buiten het Landfchap inkomende, kan de Heer Landdrost., voor den tyd van zes weeken, vrygeleide verleenen. Daarentegen geeft hy de nodige bevelen, tot het vatten van de Misdadigen, en tot het nemen van Criminele informatien. Ook moet hy goede toeverzigt dragen, dat de Schultesfen en Landpanders hunne Ampten zonder eenige partydigheid, omkoping en kneve- ki' (5<5) Sedert de invoering van het Drentfche Landrecht te Keevorden, kan dit appèl nu geene plaats hebben. STAATSO&' stf.ltk- nis , enz.  Staatsgi. STELTK- ttt», enz. De Drosfiard is gehouden, alle jaren tweew maal,eene Goorfprake in ieder Dingfpil uittefchryven, en door den Landfchryver te doen houden; behoudende voor zich zeiven de vryheid, om daar by tegenwoordig te zyn: en verleenende wyders last en magt, tot het houden van buitengewone Goorfpraken Behalven de gewoonlyke Goorfpraken, moet de Heer Drost, met zynen Byzitter en vierëntwintig Etten, twee Lottingen houden: de eene in den Zomer, en de andere in den Winter. Deze Vergaderingen moeten door den Drost beleid worden; gelyk ook de Vergaderingen, over Lyfftraffelyke zaken, Vonnisfen op zynen naam uitgeven, doch die door hem moeten getekend worden. Hoewel dit een en ander reeds te voren is aangetekend, vonden wy, echter, geraden, hetzel.e hier te herhalen, om alles, 't geen tot het Drostampt behoort, onafgebroken aan een te fchakeien. Vervolgens heefc de Drosfaard het recht cm de maten gewichten , wagenfporen,' Smederyen, Bakkeryën, Brouweryën, Geneverftokeryen en Mouteryën te laten onderzoeken 5 ^.^Buitengewone «Goorfpraken , worden zulke Rechtdagen genoemd, op welke de PMdoyen aangevangen worden, die na de gewone Goorfpraken X 6*3 Tegenwoordige Staat laryen bedienen; en inzonderheid, dat dezelven, gelyk ook alle andere perfonen , tegen de goede Ingezetenen, geeaerhanden overlast, dreigementen of geweld pleeen.  van DRENTHE. 63 ken; ontflag, om zekere Artikelen, door Moeders van orTëchte Kinderen, by den Doop te beantwoorden, te verkenen, en 't geen vertier, door byzondere Staatsbefluiten, aan hem opgedragen en toevertrouwd mogt wezen. Deeze hooge Amptenaar rmg geene byzonaere briefwisfeling met eenige Dingfpillen of Karfpellen houden, noch eenige giften, by Keizerlijke rechten verboden, genieten. Insïelyks mag hy geene boeten, by panding, invorderen , dan na dat dezelve by den Etftoel gewezen en op de Goorfpraken, of anderzins, genoegzaam beweezen zyn; gelyk ook niet, wanneer zich iemand op den Landsdag of eene Lotting heeft beroepen, en van dezelve vonnis, begeert. De Heer Drosfaard vertegenwoordigt het Landfchap , als Heer, in de Heerlykheden van Koevorden en Ruinen. Ten aanzien van de laatstgenoemde Heerlykheid, is hij, by de Provincie van Overysfel, als Leendrager beleend , en oeffent aldaar,even als m het Landfchap Drenthe, de civile en criminele Juftitie, en de onderhorige Leenkamer. Ook geniet hy in deze zelfde Heerlykheid het uitfluitend recht om te mogen jagen. Te Koevorden ftelt hy de Regering, den Secretaris en den Ontfanger aan; herziet de Stads rekeningen; en wordt, by zyne aankomst en vertrek, in en uit die Stad, met het losfen van het kanon begroet: geeft voorts het Wagtwoord, en ontvangt, by zyne aankomst, de Sleutels van het Stadhuis en de Archiven. Ingeval de Heeren Drosten niet m de Kiddeifchap van het Landfchap befchreven zyn, r kun- Staatsg» STBLTB' e van Heiden. ' okllJrTiêh/rdrV™ den Heere Landdrost, ekleed de Asfesfor, of Byzitter, den pos an Voorzitter m den Etftoel, gelyk ook in e Crimineele Vergaderingen. Ook geeft hv evelen uit, het LyfftrafFelyke (Crimineele) etreffende, wanneer de Heer Drost zich bui■n het Landfchap bevind; in welk geval ook de  van DRENTHE. 67 ie Asfesfor, op de Verzoekfchrifcen,antwoord 1 geeft (aposülleerf). Voorts word deze Amptenaar, door den Heer Drost,tot de Vergaderingen van den Etftoel, als mede tot de Crimineele Vergaderingen,befchreven,ongeacht hy zelve daar by tegenwoordig zy. Van ieder Lottiug geniet hy vyfentwintig dagen Vacatiegeld, bedragende eenhonderd vyfentwintig guldens; «roorts, tien guldens voor de Moderatie - befoignes; twee Ordels en Delleciere: zonder iets anders, wat naam het ook zoude mogen hebben, te kunnen in rekening brengen, behalven alleen vyftien Huivers voor het uitgeven van ieder Verzoekfchrift. Ook van deze bediening wordt geen Amptgeld betaald (60). De Raad- en Landfchryver is Minister van de Heeren Staten. Op de Landsdagen bekleed hy den post van Secretaris, gelyk ook in die Vergaderingen, waar by eenige Gecommitteerden van dezelven tegenwoordig zyn. Dan deze Amptenaar heeft, ais Minister, byzonder tot zyn Departement, de civile en crimineele Juftitie. Als zodanig is hy gehouden, op de Goorfpraken en Lotringen te'verfchynen, en aldaar naauwkeurije aantekeningen te houden van alle zaken, welke in deze Vergaderingen voorkomen en verhandeld worden; en van welke hy, buiten last en voorkennis van den Etftoel, niets aan anderen mag openbaren. De Landfchryver neemt den post waar van Cura- (66) Vóór het jaar 1748, wierd de AsfeTAATSGS« iTELT P.NIS, UIU; I» ,  Staatsgi STELTE- ms, enz. i 74 Tegenwoordige Staat • thoritate, of op eigen gezag, en naar eigen goedvinden, te mogen behandelen: ten ware zulks, by voorraad, gefchieden moest, om alle nadeehge uitkomften te verhoeden/die propter moram, of door verwyling, het Land! fchap totmerkelyk nadeel zouden kunnen vertrekken; in welk geval hy het gevoelen van kundige en het Landfchap toegedane perfonen zal moeten innemen. In hoedanigheid als Commis, moet hy den Staat van Oorlog en de Petitiën, het Landfchap rakende, naauwkeurig bezorgen, en deBefluiten van Hun Hoog Moeenden, mitsgaders de Nouvelles, overzenden? De Groninger Postmeester trekt, 's jaariyks. van het Landfchap, honderd Ryksdaalders. Hier voor moet dezelve alle Landfchaps narigten, of die het Kollegie van Drosten Gedeputeerden betreffen, vice verfa, of heen en weder verzenden, als mede de brieven van en aan dè Heeren van Regering, en van en aan de Ministers, voor zo verre de posteryen van V Plage en Groningen aanbelangt. In het Landfchap heeft men thans twintig Schuiten, of Schultesfen (6a), behalven die iS de .oem? ?H,geIa' derSch"Jt«fen, ook Scholtesfen ge* oZ „'li n 'Wne minder dan de Schultampten, hier es vanPff / feden hier vanis' d» de Schil! n die Z / °°k te^ee,yk Schu,tes va" Koevorden, °lt Z ner en c«/^> «et met een van Gaschuf7reen?- ^eze Schuiten wierden, by oud/, eei betekent afe Schuldrichters, of zulke Beampten e de twistgedingen, over fchulden, berichtten of dulden, door gerechtelyke middelen, tavoSen. In  van DRENTHE. 75 de afzonderlyke Rechtsgebieden van Ruinen, Ruinerwold, Hogerfmilden en Echtens-Hogeveen zich bevinden. Hec eene Schulcampc heeft een grooter getal van dorpen, onder zich, dan hec andere, invoegen, zo als hier voren reeds meer byzonderlyk is opgegeven. Ook zyn de ïnkomiten op verre na niet even groot. Hec Schultampt van Anlo, Gieten en Zuidlaren, is, naast dat van Meppd, het voordeeligfte. ÖHet Ampt en de Bedienig der Schultesfen, welke, welëer, door de Heeren Stadhouders , met de F.ïefche Grieislieden (63) vergeleken zyn, brengt, hoofdzakelyk, mede, om, op verzoek van parthyen, alle Ge- In oude Uitlandfehe Archiven leest men het woord Schiolding, dat is, Schulte of Schoutegeachten. Dit woord is, blykbaar, van Noordfche herkomst. Immers Schiült en Schiult betekent, in de Noordfche taal, een Richter, een Regeerder. In andere Provinciën zegt men Schout, Richter enz Kiliaan verMaart de woorden Schulhteis en Schoutheet, m dezer voegen: Prator noxia debitive exaclor,qui poenas trrosat & mulctas exposdt ab iis qui ddtquerunt. Voortyds waren hier ook Onderfchulten. In latere tyden leest men van Verwalten, dat is, Subftnuiten. fóO Het onderfcheid tusfchen een Grietman, en een Schultes.is waarlyk van weinig belang,als zynde,voornaamelyk, daar in gelegen dat de Gr.etslmden ten Provmtiaien Landdage, als Gemagtigden, verfchynen, inirevalle zy de ftemmen der Grietenyen daar toe hebben, en van deze zyn zy, meestal, meester, wegens hunne eigene goederen, of door die hunner vrienden. Hierdoor hebben zy veel invloed op de Provintiale Roering en het begtevtm der Staatscommisüen, op de Urtetenyen, by beurten, vallende, of aan zich zelve oi aan anderen. Kihaan noemt ecu Grietman Prxfectus Pagorum, Pretor rufticus. Staatsgb- stelte- nu , enz» i,  Sr/IATSGE5TËLTE- (W, enz. krv^n7^°k genoemd woE , ver- «Rer teken,of door woorden plagt tè gefchieden wel ke te kennen gaven, dat het Richt glhechl of]het' fit ricnte in bewind getreden was. Deze Roeien moe ?,n\ChU t6S ^.vredigen. by dubbelde boeten. Zv m'S b? h" Wmn*n der Zonne, «.«IrSrt lt -s vöór het middagmaal, gehegen worden. * • 76 Tegenwoordige Staat GerichtSe>loi F™«-n derzelver rekeningen. Over de maten 3 **2± ^. k—^.nni^n u ppnRisfchoppeWkeMunr .. ^X^ZZL „.'o.^n- m.n irpeh daar asn den naam Sn .Hversftufc Aan de eene zyde is dezelve»* eene Bisfchoppelyk Beeltenis, en, aan de andere zyde, met een dubbelden Arend, het Wapen der Stad Gr,. pingen, beftempeld. °n gewigten moeten zy goede toezigr. nouuen, ten einde, daaromtrent, geene bedriegeiyke handelingen gepleegd worden. Zy zyn verniet, met den Heer Landdrost, goede briefwieling te houden, en bericht te geven van al het geene 'er mogt voorvallen, waaraan x de Tuftkie, of eenige Heerebreuken, gelegen legt, en van al wat, deswegen, by de Buren of Boeren verzwegen mogt worden. Zy moeten, by eede, beloven, eenen 1egelvk, in zyn recht, te zullen voorftaan, de wanden van den Staat te helpen weeren en geene Vergaderingen van gereprobeerde betten en Ketterden te zullen gedogen. Alle fchulden, beneden de fomme van tien Arendsguldens(65), tot zeven ftuiyers enagt renningen gerekend, moeten, zonder PandkeJing te mogen doen ^bySchults-en Keurnoten, bv Keur en Tol, volgens Landrechten, afgedaan worden; dat is, dat de Schuldenaar de aaofpraak by eede ontgaan, of de Schuldeifcher die bevestigen kan. Doch wy moeten hier aanmerken, dat, volgens befluit van den iare 1772, dit Rechtsgebied groter uitgebreidheid heeft ontfangen, en daar by vastgdteld is dat alle Uitpandingen, voor een lomme van tien guldens, door Schults- en Keurnoten, StaatsgsS 6TELTH- nis, enz.  78 Tegenwoordige Staat Staatsoe. STELTEKIS, CH3. < J 2 C C e e A C h ze va ingevolge Landrechten, by Keur en Tol, of w zaken, waar in zulks /een plaats kan Lh bT',°n,ïf,deJyk en befltfende, naar de rt ge s der billykheid, ten dage der UitpandU zullen worden afgedaan. uicpanding, wr?«, fchuitesi?n grieten, van de vrywillige verkopingen, die door hen gehouden wori f éenen ftuiver van eiken daafder derEpen' goederen. Doch zy zyn daar voor gehouden dere„°TorSen' hUmen ,a**> ^ aeren. Voorts moeten zy de Misdadigers en Landlopers doen in verzekering neemen Waïï Wyders doen de Schultesfen, ingeval van n ^°rfrZigheid vw ^nlandfh -ver >P fchnftelyken last van den Drosfard den chouw oVer de Wegen en Waterloo w'n Zy gebruiken,als een klein en erort ïl, egel hun eigen Familie - w peS°°zf Sn er In *2 ^ Heere ™£ er, en d en tot handhaavinge der Conftitutie *en luidt aldus: IkNN^m ^ verheid, SchuUel tin enz ^ ■e^hfnt^rfT m°eten Lede™ van de 'r! £ - «Kwk Zytii doch de bevoegdheid f2ffde ^rdt, rot het bekleden de. s Ampts, niet vereischt. vier van deze Schultesfen voeren d™ »r«i van  van DRENTHE. 79 van Sleen is Banner- Schulces van het Dingfpil Zuideveld; die van Diever, is Banner - Schultes van Diever ■ Dingfpil, en, waarfchynlyk, ook van Beyler-Dingfpil; die van Fries, is Banner-Schultes over het Dingfpil van Noorderveld; en die van Ank, Gieten en Zuidlaren, is Banner-Schultes van de Dingfpillen Oostermoer en Rolde. Alle deze genieten eenige zogenaamde Banner garven, uit de genoemde Dingfpillen. De oorfpronkelyke hoedanigheid van deze Banner- Schuiten is thans niet meer bekend. Niet onwaarfchynlyjc is het, dat zy een zeker oppergezag, in de Dingfpillen, hebben uitgeöeffend, en de plaatsvervullers der oude, zogenaamde,Go- of Goe- Graven geweest zyn (66). De Amptgelden, voor de Schuliampten, (gelyk mede die voor alle andere Staats- en Krygsampten, uitgezonderd die van Etten) worden, ingevolge der daar op gefielde fchatting, ten behoeve van het Landfchap betaald, naar de volgende evenredigheid : Emmen, betaalt negenhonderd guldens: Sleen, vyf honderd en vyftig guldens; Da- (66) Banner, Bander, betekende, in vorige tyden, Richter. In het Specul: Saxon. worden zy Banniti, dat is, Scabini, Senator es, genoemd. Ooi heeft men Bander- of Baner - Heeren. Hier door ver Hond men, Satrapes, Baronnes, Dynafles, welkt men ook Banderolrfen, Banrots-heeren, Bandophon genoemd vind. Dcsgelyks plagt men, by ouds, dei algemenen Banier-(Signum Militare) drager, Ban der of Banner te noemen. Daarenboven betekende he oude woord Bander of Banner, zo veel als Nunctu publicus, wiens post het was, de bevelen en vonnis fen van den Rechter aftekondigen, en openbaar beken te maken. Staatsgestel-te- . mis , enz. i t s i  St.mtsoe- STSI/1 E. W:t enz. i So . Tegenwoordige Staat Dalen, negenhonderd guldens; Zvelo, vier; f /CnS; 0&t*rhrk, zeshonderd ffi h? ^ nf§enh^^rd guldens;^^ achthonderd guldens; Diever, negen- %E!^lk*f%9 neSenho^erd guldens; ffi elfhonderd guldens; Havette, zevenSSf. T g Suldensj*^, negenhonderd aIT' f' f vfnhond«d vyftfg guldens; h \\ \ v,fJrhonderd guldens; Peyt, vyfÏSÊJ.6"^' d^^nderd'vyftig guldens; Anlo negenhonderd guldens. Gal Me, vterhonderd guldens; Gasfelter-Nieuwveen, mets; Ruinen, driehonderd guldens; Rumerwolt, vierhonderd guldens bUU1U]b» het^T^ °Prf n°Tdc denaren, heefc I rl UP een Archiater; een l,Unrgyni 'wee Executeurs van de Kendanten; twee Ykers: om niet te fpreeken iZr^r 3ndere miHdere bedienden! Elk llarfpel moeteen gewapend Karfpel-Soldaat,lf 4rmj*ger genoemd, ren dienlte der Ju! rnl' ,ond^ho.uden. Alle deze Soldaten ftaan onderden Kapitein-Geweldiger dId\JZfS in Drmhe ^en'e bed2]^ ge- hoofde % nrtZfen- verdl'yve": uit welken hooide zy ook Armjagers worden genoemd n geval eemge bedelaars of vreemde aLenS P.l ' .fUnne re,ze>door ziekte of onmagt, laardllede-gelden en ömllagen; zy genieten éé-  van DRENTHE. 8x (éénen Huiver van ieder gulden, of vyf ten honderd, van 't geen zy ontfangen. Öm deze befolding te vinden, wordt de gulden, aan het Land, met eenëntwintig Huivers betaald. Daar voor is hy ook gehouden, de ontfangene penningen , op de uitgefchrevene termynen * aan de Comptoiren van den Ontfanger - Generaal en van den Secretaris te bezorgen. Deeze Schatbeurders, ten Landsdage verfchynende,moeten buiten ftaan, wanneer over zaaken van Finantie gehandeld wordt. De Keurnoten en Zetteren (67)+ die, door de Schultesfen, als Byzitters in het Gericht gebruikt worden, en, in ieder zaak, ter zyner keuze ftaan, moeten ten Landsdage gequalificeerde Eigenërfden zyn, uit het Karspel of de Markte, daar het Gericht werkzaam is, en lofwaardige mannen, in de zaak onpartydig, en niet verwant. De Advokaten moéten perfonen zyn, in Rechten ervaren, en zonder opfpraak ten aanzien van hbnne eere of goeden naam. Omtrent het berekenen van hun Salaris, moeten zy zich naar het Reglement,daar op gemaakt, gedragen. Zy doen den eed voor het Kollegie van Drost en Gedeputeerde Staten. Wegens de Admiraliteit, onthouden zich, te Dalen en Koevorden, als mede te Meppel, Commifen ter recherge. Ook heeft men 'er eenen Condutleur-Militair, die óp den Staai van (67) Zetteren zyn de Asfesforen of Byzitters, di< by hec inwianen van Erfgoed moeten tegenwoordiÉ F StaatsbS iTELTE- ms, enz* Keurnoten^ Advokaten* Commiftri ter Admiraliteit , cri Conducteur-Militair.  Staatsoe- STtLTE- Mis, enz. Accynren cnPacIuen. i j 1 e t ir 82 Tegenwoordige Staat van Oorlog en ter repartitie van het Landfchap ftaat. De algemene lasten, welke de Ingezetenen verpligt zyn, ten behoeve van 's Lands Kas, op te brengen, beftaan, hoofdzakelvk, in de betaling van Accynfen, op zommige koopwaren en benodigheden gefield; in Haardfredegeld; in Grondfchatting, of Verponding,, en in Omflagen. Voor Accyns , Pacht of Impost, moet betaald worden, van een Anker Brandewyn, by het inkomen, 't geen men Havencyns noemt. . . . ƒ 1 - 10 - o By verzending buiten hec Landfchap wordt deze Impost, gelyk ook omtrent den Wyn plaats heeft, wederom ifgefchreven. De Tappers betalen, daarmboven , van ieder anker 3randewyn . . * 4 - o - o En van Voorloop . 55.5.0 Een anker Havenpacht . $ \ . 0 . o De Tappers, van een oxhooft 5 14 - 8-0 Voor ieder Geneverffookersetel, een Aam houdende, tarlyks, en de groter naar venredigheid . . s 1© . o - o Voor een Ketelcyns ieder >nnc Bier , . s o - 12 - o Ieder ton Bier, van buiten ikomende . . s o - 18 - o Tappers Biercyns, de ton * 1 - 4-0 Tabak ieder pond , ? o - a • o Voor  van DREN THE. 83 Voor Beestiaal of Slagtpacht, van ieder Schaap . • • f 0 - » " j Van een Lam . . 50-1-0 Van Osfen, Koeijen, Kalveren en Varkens, word de 12de penning der waarde betaald. Wegens Hoorngeld, van ieder beest, drie jaren oud in de maand . • 50-1-0 De tweejarigen . . 50-0-8 Voor den uitdrift buiten het Landfchap, van tweejarige Osfen . • • s o - 15 - o Voor ieder Varken,jong of oud . • • * 0 • 3 " 0 leder Mars- of Pakkendrager, wiens koopwaren meer dan veertig guldens waardig zyn, betaalt 's jaars . 58-0-0 Dog in gevalle hoofd- cf Haarftede-geld betalen . 56-0-0 De Impost op het Gemaal, welke alleen te Koevorden, om het afwisfelend Garnifoen, plaats heefc, wordt betaald op den volgenden voet. Van een mudde Tarwe, tegen drieëndertig op een last gerekend . • • 50-9-0 Voor Boekweit, Garst, en Bonen, als boven . t o - 3 - O Van Rogge . . 50-4.» Het inkomende Brood en Eifcuu de I3de penning. f t Dé STAATSOïi stelte- nis, enzt  Staatsc». STELTE- kis , enz. i ] 3 i ?4 Tegenwoordigs Staan De Tarwe, die tot brouwen gebruikt De Rogge, Garst of Boekweit . . s o • ia • De Havermolt , s o - 6 - o Van buiten ingebragte Boek- * weitemeel, het mud . s Q. . Tarwe « . « n - »T n _°gge. • . s o - 4 ■ o Van dit alles wordt de ze» vende penning gekort, om reden , dat, in het overige van het Landfchap, by Re. demtie, het Gemaal, by wyze van Hoofdgeld, betaald j wordt; en daar van zyn vry gefteïd, de kinderen beneden de twaalf jaaren oud, welke by raming, op het zevende deel der lnwoonders gerekend zyn; voor welke Redemtie ieder Perfoon moet betalen in m jaar . . # ■ J ^?ani'Van,deze 6etali'DS W 'nog, behalve* ge kinderen beneden de twaalf jaaren oud.oTeven, de trekkende Leden 'der Diaconiën; ie Bewoonders yan de nieuwe Coloruen, of ^rt^ Plaatfen' 'Ruirers, Soldaen Van m i-atynfche rtrf,; doch duidde ook Beer byzonder.  van DRENTHE. 8? Van ieder korf met Byën in het $ jaar . • • / En insgelyks van uitheemfche Byën, geduurende den tyd, dat dezelve in het Landfchap zyn, de korf . f ° " 4 ° Wyders, Turftollen, zwygende Tollen, naar de lysten daar van zynde. Boven de pachtpenningen, moeten, door de Pachters, van ieder gulden, tien duiten Rantfoenpenningen betaald worden. Van deze worden acht duiten aan het Land verrekend, en de twee overige, Oortjesgeld genoemd, aan de Diaconiën der byzondere Karspelen uitgekeerd. Oer de Slagtpacht en Tabakpacht, en over de Tap- en Ketelcyns, mogen de Pachters accorderen, doch over geene andere pach en. Geene Amptenaars, in dienst van het Landfchap Jvk aan, het Signum Jufliti*, Een rode Roede wa? het zinnebeeld der waardigheid van eenen Rechter over Lyfltoffelyke zaken, waar door het Woe°e''cnen« Strafgeiigt wierd voorgefteld. VertnoeJelyk hebben des Landfchaps Rode Roeden of D enaars van het Ger.gte, Dutings, dit teken voor de Richt rs gedragen, en, uit dien hóófde, dezen naam bekomen. In Gromden heeft nog de gewoonte plaats, dat de Heer Piajfidenc van den Hove, en de Heer Prsfident Burgemeester, naar en uit de Vergadering, wordt voorgegaan van eer» Bode, welke een zilveren Scepter draagt, Vogens kiliaan betekent het woord Roede ook Sceptrum imperii. ' Het is ook genoeg bekend, om geene andere vootbeelden aantevoeren, dat zekere Gerichtsdienaars, jn het oude Rome, Liaores genoemd, dragende een Byl, met Roeden omwonden, de voornaamfte Qvernfe den overal plagten te verzeilen. F 3 TAATSCfc TELTEiJS» tut.  STAAT5 GESTELTENIS, erft. men in zulke pachten, die eenigzints betrekking hebben met de neering, welke zy doen., Ook mogen de Pachters zich niet verbinden,, de pachten tot zekere bepaalde prjzen te laten ! lopen. Dit alles moet, na ieder verpachting,, door alle de Pachters, onder eede, worden be- ■ vestigd. Ieder Pachter is gehouden, voor zodanige fomme, als het Kollegie van Drost en Gedeputeerden, benevens den Ontfanger - Generaal, genoegzaam keuren, borg te moeten Hellen; zonder dat het nodig is, ten aanzien der Borgtogten, door Vrouwen afgegeven, van vrouwelyke beneficiën, Senatus Confulci FeUejam &> Authentieks Si qua Muitervee» mg gewag te maken. De Pachters kunnen, by wanbetaling, de pachtpennmgen , by fofinuatje of aanzegging van executie, of by zogenaamde paratfexecutie invorderen. Dit zelfde recht heefc de Untlanger - Generaal, ten opzichte van de Pach- tenaren. • Alle deze pachten worden,alie jaren tweemaal, (eenige weinigen uitgezon- tl Krf °Ver eeH g£heel j^r lopen,ƒ door het Kollegie van Drost en Gedeputeerde Staten , in hec Kollegie te As/en verpacht. Geene E& n in het Landfchap Dr™tfo Na het aflopen van iedere Landfchaps-verpachting, volgt die over de Heerlykheid van Koevorden ten overman van den Ontfanrer van Wedde ^WenvcHingcrland, wegens den Raad van State der Verenigde Nederlanden, S6 Tegenwoordige Staat [chap Haande, insgelyks geene Kooplieden of i^abnkeurs, mogen Pachters zvn - nf TAATSO£» ITELTE- rnz. 1 Haardftetegcld.  sïelte|f«»i enz. : j . garden tor hun werk nodig hebber7 op d„e guldens, en die met twee paarden ar' beiden, op twee guldens gefchat! ZtïehU r,rde" a,J^An]P^aren/Amb gtsled?nl Fabnkeurs (welke laatften ook brode? paaXrnt^T f"^ voThtne' «Sdd AW betaJenOop twee guldens fceitew. AJIeen worden de PredikanTen de'n °fC°lmeeS^ °f Kosters nie<^ogerTn m« den Keutergulden bezwaard. 6 . Intus{chen wierd, reeds zints verfcheiden peld. invoegen 'er, zo als boven is cenieM acht, zes, vier en twee guldens val ieder huisgezin gevorderd worden? ' eder Alle tien jaren worden, door Heeren Drrvr voordagteiyk beëdigd, nieuwe Registers en Cohieren gemaakt, naar welke dl Se^dS^ ^ * C-P-ir.g^S fte£alfeenmerkt de mecfcheJyke zaken, door üllr lf n\marming of verbetering van n 'tvden di6rgf,J'ke ^beurtenVe^ Van tyd tot tyd, aan veele vciinderingen on'. tnZTi^ 2yn,' hebben' ^nsvolS, «ïe onderrcherdene Karspelen devryheid,omallet ren n de hunne, doch overëenkomftig'sLands Lak n e"'f eCnrUW Haardftede.Rfgisternï t ZOdamge andere fchikkingen te heramen, als zy zuJJen 00fdeel€n dien*.g £ zyn. 83 Tegenwoordige Staat een vol boeren bedryf hebben, of met vier P arden ter Esch varen, zyn op vier «ffj?  van DRENTHE. 80 „ mlr« echter, dat de fomme, volgens's te Ccpcoir beraald *De'reële lasten dragen den naam van Gr«f ^GfondrS&ebe.asdng.weftemen elders gewoon is Verponding te noemen, £y wordt betaald van Landeryen , Waardelen (to), en vanGebouwen,tegen den negenhonderden Penning van derzelver waarde; zo als dezelve fn dengjare 1654, en die, welke na dien tyd zyn bebouwd en aangetimmerd, ui t jaar f gemeten en gewaardeerd zyn. Invoe1T, L een ftuk Land, of een Gebouw, \ welk achtien honderd guldens waardig gekeurd is, twee guldens, in ieder pay der dezeGrondfchatting worden, gemeenlyk, drie ^'Sffl^ ****** Omflagen genoemd, is een Schatting,welke van de gezaaide Landervën wordt gevorderd: in dien zin, dat ieder mudde Lands, honderd en zestig vierkante Roeden groot, J^\kpsVin pav Omflagen,drie Huivers moet betalen. Dne Ldanige jfayen worden 'er, zedert eenige jaren. uitgefchreven. . Te Meppel, alwaar de Ingezetenen gele eenheid hebben, om door Burgerneringen Icheepvaart en Koophandel, hun beftaan t. vinden, en zich met de Graanteelt niet ophou (7o) Voordelen zyn zekere, aandelen in het nog 01 gefcheiden Veld en Landeryen, .welke,, in het geruee. fey ieder, naar zyn recht, gebruikt worden. F 5 StaatsghS 5te li e- tus, enz. Orondfchacüiig. Omflagen 1- I,  Staatsgi ïteltekis, enz. Collateraal en veertigfte Penning. i i J po Tegenwoordige Staat - den, worden, om eene biiiyke gelvkheid \n het dragen der lasten, onde/'s StwooS ders m agt te nemen, van de Huizen mede Omflagen betaald Zy worden op de helft der Grondfchamng berekend; 't geen me 1 betaling dezer belasting, L andfre Kar 'pe en door malkanderen genomen, na genoV"„ evenredigheid ftaat. è>™oeö ia Van deze belasting zyn, echter, ontheven SzaIiïewoerdrM°raSrenJ W3ar °P Boek^ KoTonL Tn5L|S m£de' de geöclroieerde Kolomen. Insgelyks genieten de nieuws aangewonnene Landen en Akkers een vrydom vm twintig jaren. Van de aangelegde BoTchen wordt mets betaald, ten warf, c|t de grond waar op men plant, reeds te voren in de Co- SeJde vngefl?êT -°0k de Si ? Xfen"kolonièn' voor e^ige bepaalde jaren , bevoorrecht met den vrydom van Schattingen Omflagen,Haardftedegeld,HoofS en Hoorngeld ;en deze Ocïroiën worden veelJ?*'verlengd, of, by voorfpoedige omftan- t'n Erl" Kf°l0n!Ste, ' °P *e S* gelid Van Lrifemsfen, in de Collaterale of zylin-fche Lime wordt de dertigfte, en vanVrv willige Verkopingen van vaste Goederen de veertigfte penning gevorderd. ' Behalven deze openbaare inkomften, geniet het Landfchap de opkomften zyner Domeinen en insgelyks van de goederen, tot het Srift Djkkentngen en het Convent behoreae; voorts Amptgelden van de Krygsampten n van de bedieningen in den Stm, hier horen befchreven; en dan nog de helft der lmoosten van de Lula, eet Vfen-Kolonie, op de  van DRENTHE. 91 de grensfcheiding van het Landfchap Drenthe en de Provincie Groningen gelegen: volgens eene overéénkomst, voormaais geüpten, oeifentde gemelde Provincie aldaar Rechtsgeoied, geniet de wederhelft der Accynfen, en laat dezelven invorderen. _ By dit alles voege ik nog, eindelyk, dac het geftempelde papier, in het Landfchap, buiten gebruik is; ais mede, dat geene, uit mout of molt gebrande wateren, van buiten het Landfchap, mogen ingebragt woroen. Uit de voorheen gemelde Inkomften, moet het Landfchap, tot de algemeene Uitgaven van de Republiek, betalen, één ten honderd, en, in de buitengewoone Petitiën, éen gulden boven de honderd guldens (71). Op den Staat van Oorlog is, ter Repartitie van het Landfchap Drenthe, gebragt, een Bataillon Voetvolk, waar van Zyne Hoogaeid, de Heer Prins Erfihdhouder, Colonel is; t welk, uit dien hoofde, den naam van Orange Drenthe draagt, en een der Vaandelen met deszelfs Wapen heeft befchUderdj op het andere ftaat het Wapen van het Landfcnap. _ _ Wvders ftaan nog, ter gemelde Repartitie, J eene (7iS Derhalven betaalt, in de algemene behoeften van het Gemenebest, dit Landfchap, na genoeg, zo veel als het Graaffchap Zutphen, Wik, by de Provinciale verdeeling, ruim een vyfde deel, or eenentwin gguldens vin de honderd, inde generale Qume van Gelderland, moet opbrengen. DeQuo« nn dc Provintie, in de lasten der Unie, bedraagt fs - iy 3 waar toe het Graaffchap Zutphen ruim een vyfde dce,, zynde iets meer dan één gulden, betaalt; ig«en»e£ de Quota dezes Landfdraps, na genoeg, flaa£' ÜTAATSGGUKLTISU> , enz. - Militie opr du repartitie veii liet Lauclltuap.  Staatsgi- BTELTE- tus,enz. Begrooting van liet getal der Ingezetenen. 9» Tegenwoordige Staat eene Compagnie Artilleristen, en verfcheidene andere hoger en lager Militaire Traktementen, Pennoenen en Gagementen. Voor het overige beftaan de gewoonlyke Binnenlandfche lasten, in het betilen van de Los- en Lyfrenten van Genegotiëerde pennin£erVVan de. Polidke» Finantiëele en Judicieele Kollegien; van de Tracïementen en Sublidien aan de Amptenaren, Bedienden en Kerkelyke perfonen, benevens de kosten , aan 's Landfchaps goederen vereischt wordende. m Het getal der Ingezetenen, van beide Sexen jong en oud, kan men niet hooger dan op agEI endertig duizend begroten. Waarlyk, een zeer gering getal, in vergelyking van de uitgeurektheid der Landftreek. Het toelaten van andere Gezindheden f72) zoude, onder meer anderen huishoudelyke fchikkingen, dit aantal zeer aanmerkelyk doen toeneemen (73). Men (72) Men vind, in het Landfchap, geene andere Kerken dan de zulke, waar in de Hervormde Leere gepred.kt wordt. Alleen heeft men te Koevorder« onlangs ten behoeve van 't Garnifoen. de oefening van den Roomsch Catholyken Godsdienst toegeftaan. Ook ^\;Uoityia die Stad'en te (73) Dm maar één voorbeeld van de mogelvkheid daar van op te geven, dient de volgende Gebeurtenis! Ruim een halve Eeuw geleden, wierden eenige En t granten, die men gemeenlyk Paltfers noemt" in het voortzetten hunner reize naar Noord-Amertca, door onvoorz.ene omftandigheden, op den Rhyn verhindertwaar door deze, meestal behoeftige menithen, "7°l. ne geringe verlegenheid wierden gebragt. D.te.f aanleiding dat de Reuring van het Hertogdom C/Jve am deze Vre^deln^en , een uitgeftrekt Heideveld,' SE Penen GeeA en Cieve gelegen, ter bebouwing en bewoning  van DRENTHE. 93 Men kan de Ingezetenen, over het algemeen, in vier hoofdfoorten verdelen; te weeten: Edellieden, Eigenërfden, MeyèrsQO* en Keuters (75)* . j In eene afzonderlyke befchryving van ieder Dorp of Gehugt, zal het meerendeel der Lezeren, geen zeer groot belang ftellen. In t algemeen mogen wy dit aanmerken, dat de ning aamvees, én hun, ten d.en einde, van de vereischte noodwendigheden voorzag. Het geen tenge- . volge heeft gehad, dat, tegenwoordig, die gantiche ■flreek bewoond, en, met een goeden uitdag, bezaaid wordt. Ook heeft men aldaar eene Gereformeerde en eene Lutherfche Kerk. Het Dorp, alwaar deze Kerken ftaan, voert den naam van Paltsdorp. Dan, vermits de onhandigheden dezer StigtinffS tot een nuttig en leerzaam voorbeeld kunnen vertrekken, voor zodanige Provintiën en Landfchappeni, alwaar nog veele woeste en onbebouwde He2d^Ldn? gevonden worden, zal men hier agter, m het Aanhangsel , eene meer nauwkeurige befchryving van deze Volkplanting laten volgen. ™„y * (74) Meyërs, volgens kiliaan, Colonus, Vtlh* tus,agricola qui agrum collt, frugum tarnenpartem domino dit; dat is, „ een Hoevenaar Land„ bouwer, die het Land bebouwt, doch aar, den Eigenaar een gedeelte der vruchten levert . EUer» noemt men dezelve, Pachters, Huur^. Zomm» een dezer Mefërs bearbeiden volle, andere drie vierde feelen én eenigen (leg-s halve Plaatzen of Boerderyerf. (7<) Keuteren zoute, volgens kiliaan, beteKeV^Fodicare, dat is, knypen kwellen Mei,, kan met tegenfpreken,dat dit woord ook deze betekenis heett.-— Dan het betekent ook Fodere, dat is, delven, grayen Dienvolgens zegt het woord Keuter zo veel ais Graver, Delver, Arbeider; en dit is juist', lö talgemeen , het werk der Keuters. Hunne woningen worden KeutenH genoemd, dat is Arbeiders huisjes Onder deze Klasfe behoren, in't algemeen, ook de Ambachtslieden. STAATSCal stelte-, nis , enz. Standverdeeling der Ingezetenen. Algemeens Befchryving det Dorpen..  91 Tegenwoordige Staat STELTE- Kis, eaii I ! i i i huizen , naar het boerenbedryf meest al ingericht, eenvoudig en niet aan een gehecht, maar, min of meer, verftrooid Zyn; dat in ieder Dorp, uitgezonderd de Hoger* [milde, eene Kerk is, zommigen van welke met Orgels voorzien zyn: voorts eene Pastory, eene Kostery en een Schoolhuis. Ook mogen in de Gehugten, die afgelegen zyn, Byfcholen gehouden worden. By zommige Dorpen ontmoet men een Eek- of Run-windmolen , welke ook, te gelyk, hec eigen gerede Py-hken, als ook Dekens en andere Stoffen vult. Wyders heefc elk Dorp, en ook zommige Gehuchten, een of meer Windkoornmolcns; geen van welke, echter, het dwangxecht heeft: een iegelyk kan koorn laten malen, alwaar hy goed vind (76). Opgaande hoge bomen mogen, binnen den afdand van veertig roeden van deze Molens, niet geplant worden. In het midden der meeste Dorpen en Gehuchten legt een ruime plek gronds, met gras bewasfen, en, langs de huizen, met bomen beplant. Deze opene ruimten of Pief* nen noemt men de Brink: gemeenlyk worden op dezelve de jaarmarkten gehouden. In meest alle Dorpen, en in eenige Gehuchten, brouwt men Bier (77), en ftookc men Genever. By ee- (76) Het maalloon, op de meeste van deze Moens, wordt, met een zekere hoevet-lheid koorn, beaald; dit gebruik noemt men huchten. Elders zegt nen fcheppen, om dat het koorn, het geen voor maal. oon dienen moet, met een zeker maatvat, uit den zak jefcriept wordt. (7^) De Bieren, die te Meppel en op het Hogeveen ;ebrouwen worden, zyn, wegen* derzelver deugd ,beJeind, byzonder het jopenbier van hec Hogeveen.  van DRENTHE. 95 lenige dezer Dorpen leggen aanzienlyke Ridler-Hoflieden en Landhuizen. De meeste van leze zyn, min of meer, met Bosch beplant, >n hebben een goed Jagtveld en Visfchery. londöm de Dorpen leggen de Zaailanden, die nen Esfen oïEsfchen ex\Eschlandnocmi(y8). J Een (7%) Deze Esfen, of Zaailanden, zyn aan elkander ■eieren. Een Steen of Ploeg dient ter aanwyzinge ran°eens ieders aandeel of eigendom. De Heer van 1 asselt fchynt de betekenis van het woord Es of ïsch niet geweten te hebben. Immers, hy begaatgeen reringen feil,wanneer hy door dit woord (in het oude Landrecht door hem gevonden} zyn gevoelen meent >evestigd te vinden, dat, namentlyk, de betekenis van, fit woord, per excellentiam pro cujuscunque generis ïrhoribus moest gehouden worden. Zie 's Mans aanekfningen op kiliaan, by het woord Esch. Omtrent deze Eschlanden heeft de volgende byzon« lerheid plaats; dat namentlyk dezelve niet worden ge. naait of het gewas daar van t'huis gehaald, voor en al'er het geheele Boerfchap, tot deze verrichting, den |d bepaald heeft. Na dat men het, omtrent den tyd, >ens is geworden, heeft men de gewoonte, den Mai. ers en Vervoerders, dagelyk, geduurende den Oogst, wanneer het weêr tot dit werk gunstig is, door het bla?en op een hoorn, den aanvang en het eindigen van dezen arbeid aantekondigen; dit alles noemt men den Esch berichten, (adminiflrare, gubernare^c. vid kiliaan, op Berechten.') Volgens du gedeelte van hét Landrecht, door Bisfchop f. van blankenHEiM bevestigd, is, in de volgende Landrechten deZes Landfthaps, aan de Boerlieden vergund, over deze berichting te zamen te komen en te willekeuren. Zeer noodzakelyk is deze inrichring, vermits veele Akkers, in het midden der Esfen gelegen, niet te naderen zijn, dan over andere, daar voor of rondom liggende Akkers Het onde woord Efen, het Hoogduitfche Esfen, het Latynfche Esca, welker klanken met het woord Es/en of Esfchen veele overeenkomst hebben, betekenen STAATSC&jj 5TELTE- Niüj en&,  Staatsge- 5tkl+e- Ms, enz. Befchry. ving van eenige Heerlykheden, Dorpen enVee. ten. 5>£ Tegenwoordige Staat Een weinig verder ontmoet men de Groenland i den; zommigen van welke, gemeenfchappelyk,, naar eens ieders aandeel, met Paarden en Runderen worden beflagen. Dit zelfde gebruik heeft, opzichtelyk de Heidevelden, met Schapen, en, in de gemeene Bosfchen, met Zwynen, plaats. De grensfcheidingen van ieder Dorp en Gehucht, als mede die der byzondere Karspelen, zyn kenbaar aan zekere Steenen, of ook wel aan Gruppels of kleine Slootjes. Op de Wegen zyn, daar zulks vereischt wordt, Handwyzers geplaatst, ten dienfte vad den onbekenden Reiziger. Koevorden is eene Heerlykheid, gelyk reeds gemeld is, aan het Landfchap toebehorende; zy bellaar in eene kleine, welbevestigde Stad, ongeveer een kwartier uur gaans van de grenzen Foedfel, Jas. Vermids nu de vooraaamfte fpyze of voedzel der Landlieden, uit de voortbrengzelen van den Akker, dat is, uit Koorn, bereid wordt, geeft, over zulks, het woord Es o?Esch zeer eigenaartig dusdanige Landeryen te kennen, waarop het voornaamite voed- ÏJJ r k rn ,het woiord C^> he'S^n oorfprongelyk Gras betekent, doch heden ten dage dient ter aanwyzinge van een zeker Aandeel in zulk Land, het geen gras voortbrengt en voedfel aan het Vee bezor-t Deze verkorte benamingen vind men meermaalen"gebruikt: by voorbeeld; door Brood verftaat men ook alle levens-noodwendigheden; door Mudde, Schepel, Wa"neer het V00r eeDe bepaalde hoel veelheid Lands genomen wordt, zodanig eene uiteetoektheid, waar in zo veel Koorn kan gezaaid worden als rnen nodig heeft om deze Maatvaten to vullen. By dit alles zal ik alleen noch voegen het woord Rodè RQde'nTJ?°0T men <)0k wil te kennen gevet» een Elode-Roededrager, gelyk boven reeds getoond is.  vm DRENTHE. 9? Ln van het Graaffchap Benthem, op een Zand, baar gelegen. Weleer had deze Vesting drie ÏWen. de Twentfche, de Zwolfche en de Drentfche Poort. Tnans zyn er üegts twee; zy dragen den naam van de Prje/che en de Benthemer Poort. In de zestiende .Eeuw ftonden, in deze Stad, twee Kerken, de Oude en de Nieuwe Kerk. Thans is er met meer dan één ; zy is ruim en luchtig, van een goed Orgd voorzien, en in ,64i gebouwd. De Straten zouden aldaar van de zelfde fteenen gemaakt zyn, die welëer in de oude Stad Xlunfe gelegen hebben;gelyk,door' picart, in zyn Kronyxken der Siad en Heerpkhetd van Koevorden, wordt aangetekend. In deze cewigtige Vesting telt men, behaiven twes nieuwe en ruime Brakken, flegts honderd zesennegentig Huizen en tweeënnegentig Kamers, welke door tusfchen de negenhonderd en duizend Menfchen bewoond worden. Buiten de Stad is een Wind Oliemolen. De Stad wordt omringd van lage Landeryën,welke, door het fluiten der Sluizen , onder water kunnen gezet worden. Niet verre van deze plaats ftroomt de Rivier de Vecht, welke, by Zwol, in het Zwarte IVater valt, 't geen zich in de Zuiaer Zee ontlast. Deze Vesting heefc een Gouverneur, Commandeur en Groot Major, en 19 van een goed Arfenaal voorzien. He Heer Landdrost van Drenthe is reprefenterend Heer dezer Heerlykheid. Ais zodanig heeft hy de aanftelling van de Wethouderfchap; beftaande uit vier Burgemeesters en agt Gemeenslieden, benevens een Secretaris; als mede den Stads Ontfanger, Gasthuis- en G Kerk* Staatsgf.» STEL'l'E- nis , enïi  Staatsge. SIH.TI1- njs, enz. i 1 I 98 Tegenwoordige Staat Kerkvoogden. Alle gemeene Rekeningen vvor# den door hem nagezien en gefloten. De Heerlykheid Koevorden heefc haaren eigen Schultes of Richter, welke, in Burgerlyke zaken, ten eerlten aanleg, na ingenomen Advys van Rechtsgeleerden, overeenkomftig het Landrecht van Overysfel, uitfpraak doet; van welke uitfpraken , echter, aan den Heere Landdrost, en van dezen wederom aan de Heeren Ridderfchap en Eigenërfden, revifie wordt verleend. De Lyfftraffelyke zaaken worden door den loffeiyken Etftoel, naar 's Landfchaps wetten, behandeld. Wanneer de Heer Landdrost in Koevorden vernacht, wordt, aan denzei ven, de gewoone Krygseere bewezen. By zyne aankomst, zo wel als by zyn vertrek, wordt hy uit het grof gefchut begroet, en geeft, geduurende zyn verblyf, het Wachtwoord. De Magiftraat geeft, in dat geval, de fleutels van het Stadshuis aan hem over, en worde dezelve, vervolgens, benevens de Gasthuisen Kerkvoogden, uit den Eed ontflagen, en van andere perfonen opgevolgd, of, van nieuws, in den eed genomen. By dit alles, gelyk mede by het nazien der Stads Rekeningen, bekleed de Landfchryver den post van Minister. In deze Stad heeft de Heer Drosfard eene ivooning, op het zogenaamde Kasteel; een buis, ftaande naast hetzelve, wierd, eertyds, loor den Landfchryver bewoond; doch is, zelert, verkogt. Het Slot of Kasteel te Koevorden was, in vroegere eeuwen, zeer aanzienlyk en gewigig; doch de overblyffelen daar van zyn zees  van DRENT H E. 99 zeer gering. In den jare 1402 wierd dit Slot, ■ door reynier van koevorden, aani Bisfchop fredrik van blank enheim, voor vyfcien duizend oude Frankifche Schilden, verkogc (79). Deze en andere overdrachten en gebeurtenisfen, gelyk uit de Nederlandfche gefchiedenisfen genoeg bekend is, hebben deze Stad, in de Bisfchoppelyke, .Spaanfche, Gelderfche, Munfterfche en andere Oorlogen, tot een noodlottigen twist'ippel doen fr.rekken, met veelvuldige plunderingen geteisterd, cn aan deerlyke verwoestingen blootgefteld. De Heerlykheid Ruinen en Ruinerwold beftaat uit twee Kerkdorpen, die deze zelfde namen dragen. Zy is in 'c Westen van het Landfchap, in Diverder 'Dingfpil, gelegen. Haare lengte is drie uuren, de doorgaande breedte by na één uur. Deze Heerlykheid is aan de Provintie van Overysfel leenroerig, en heeft eene onderhorige Leenkamer van veertien Onderkenen; de voornaamfte derzelven is de Havezaat ïVelvelden, in het Overysfelfche kwartier van Twente gelegen. De Heerlykheid heeft hoog, middelbaar en Jaag Rechtsgebied. Ieder Dorp heeft eenen byzonderen Schultes, nevens een Rechtbank, uit den Heer en twaalf Ingezeetenen beftaande; welke Rechtbank, naar dit getal, Twaalven wordt genaamd; benevens eenen Gerechttchryver of Griffier. Van de (70) Zia schrassert, in Cod. Gelr. Zntph, fub Voce Drenthe. P r c a r t, «'» Annalibus Dre-nthix, TaS- 3C5' in 8vo. heeft deze overeenkomst geplaatst; doch zy is getekend 14 Mey 1397. G 2 iTAATSGE' TELTE- ni, enz.  ico Tegenwoordige Stctit ST/lATSGESTh-LTR" Kis, enz. de vonnisfen, in Burgerij ke zaken , docr dien Rechtbank gereld, kan herziening verzogc worden aan de Staaren van hec Landfchap, mits vyftig Goud-Guldens in borgtogt Hellende; welke fomme, in geval van bekraehtiginge van het vonnis van den Rechtbank, aan den Heer verbeurd wordt. Deze Vergadering, Landrecht genaamd, wordt, na voorafgaande Goorfpraak en uitfchryving, eens of twee maal in het jaar gehouden. Het Drentfche Landrecht ver ftrekt thans, in deze Heerlykheid, tot een Wetboek. Ook hebben de Placaten en Refolutiën van de Staten, voor zo verre zy deinkomften niet betreffen, eere verbindende krachr. 'Eertyds had deze Heerlykheid een byzonder Wetboek, het geen gedrukt is, en den titel van Landrecht van Haakswolden, een gehucht in die Heerlykheid, voerde. Het oorfpronkelyke, op een groot, blad perkament gefchreven, en door den Heer, met uithangende Zegels, bevestigd, i< nog heden voorhanden. De Heer Landdrost van Drenthe vertegenwoordigt, van wegens het Landfchap, den Heer dezer Heerlykheid, en is daar mede, als Leendrager, beleend. Hy bezit het uitfluitend Recht van de Jacht, en heeft het gebruik van het Huis van Ruinen. Tot de Kerk van Ruinen behoren nog oude Vicaryën, over welke de Predikant dezer Gemeente, by vacature, befchikking heeft. Zy beftaan in zekere jaarlykfe Inkomsten, eertyds ten behoeve van Roomsen Catholyke Student ten beftemd. Deze Heerlykheid, met haare Regalien, is, in den jaare 1768, de eigendom van hec Land-  van DRENTHE. ior iandfchap geworden, door aankoop uit han. len van eenige byzondere Eigenaaren, welke iezelve, niet lang te voeren, van den Heer Vlarquis van en tot hansbroek, gesogc hadden. De Heerlykheid Hogerfmilden, langs de Friefche Landweer, oflcheiding, in Dteverier-Dingfpil gelegen, heeft, insgelyks, hore, middelbare en lage jurisdictie, welke ioor den Heer alleen geoefend wordt ; doch illes onder beroep op het Hof van Juftitie des Landfchaps. Hec Drentfche Landrecht verftrekt de Ingezetenen tot een Wetboek. Zy heefc haren eigen Schultes, die door den Heer aangefteld wordt. In deze Heerlykheid is geen Kerkdorp; zy behoort, in dat opzigt, onder de Gemeente van Diever. Midaen door deze Heerlykheid loopt een gegraven Vaart, die de Smilawger* Vaart genoemd wordt. Zy neemt eenen aanvang te As/en, en eindigt by Meppel, alwaar dezelve in het Meppelder Diep of Vaarwater ^Deze Heerlykheid, benevens het uitfluitend Tachtrecht,is, door het Landfchap, in den jare i6-u> ten Stichtfchen Leenrechte, aan den Raad Penfionaris en Ridder adriaanpauw opgedragen. Tegenswoordig behoort dezelve aan de Familie van cliffort. De Heer van Echten tot Echten oeiïent. onder appél aan het Hof, de Rechtfpraak ter eerften aanleg, in Burgerlyke zaken, op he Echtem- Hogeveen, 't welk een gedeelte uit maakt van het aanzienlyk Dorp, het Hogeveet G 3 §e jTAATSGB» iTELTK- ais, enz. 1 l  s rA.vrsfiESTEI.TE- ms , enz. 101 Tegenwoordigs Staat genaamd. Hy ftelc aldaar den Gerichtfchryver en den Schultes aan. Deze Heerlykheid is, door het Landfchap, in den jare 1626, aan den Heer van echten, als aanlegger dier Kolonie, opgedragen. Binnen den omvang van dezelve ftaat een ruim Kerkgebouw; waar toe de Gemeente, welke onder het Rechtsgebied van het Landfchap woont, insgelyks behoort. De Vaart, oorfpronklyk gegraven, om langs denzei ven de Turf te vervoeren, dient tevens tot eene grensfcheiding der twee Rechtsgebieden. Vermits men , in de gemelde Kerk, zo min als elders, in dezen oord, geene Klokken aantreft, heeft men 'er een zonderling, en elders ongewoon , gebruik ingevoerd, om de Gemeente van het aanvangen der Godsdienst-oefeninge te verwit, tigen. Men onderhoud, namentlyk, een Tamboer, die, door het flaan van de eene of andere Marsch, deze waarfchouwing doet. In de beide Rechtsgebieden van het Hogeveen, telt men, na genoeg, achthonderd en vyfug huizen. Wanneer men nu ieder huisgezin op vyf Perfonen berekent, beloopt het aantal der Ingezetenen van dit Dorp, vierduizend tweehonderd en vyftig menfehen. Intusfchen meent men goede redenen te hebben, om dit getal op niet minder dan vyfduizend te bepalen : om teden, dat veele arme menfehen , in afgelegen Hutten, op het Veen , wonen; welke Hutten onder de Kuizen niet zyn geteld. Onder de Ingezetenen bevinden zich ook eenige Joden. Volgens OcTxoy, is dit Dorp van de betaling der volle Lasten ontheven. In den om-  van DRENTHE. 103 omtrek ontmoet men goede Weilanden; waar roe de ondergronden der vergravene Veenen bekwaam gemaakt worden. Meppel » een aanzienlyk Vlek. Men telt 'er na genoeg, achthonderd Huizen, benevens eene ruime Kerk, een Karspel-huis en Latynfche School. Het is in de gedaante van eene Stad gebouwd, heeft veel Scheepvaart, en dryft fterken Koophandel. Men reed er Kanefas, een foort van licht Zeildoek, Beddebuur of Tyk, en andere Stoffen. Voorts heeft men 'er Berlynsblaauw-Fabnken, Oarenblekeryen, Olie-, Pel-, Run- en Zaagmolens; Brouweryen en Jeneverftokeryen, eene Azynmakery, Scheepstimmerwerven1, Lynbaan en Zeepziedery. Ook zyn 'er eenige Gilden, van welke die der Groot- en Klein-Schippers, en dat der Wevers, de voornaamite zyn. In den omtrek heefc men zeer goede Weilanden. Het «tal der Inwoonders wordt op omtrent vierduizend menfehen begroot. Men heeft er laar- en Week - markten ; 's Woensdags en Zaïurdags vaart 'er een Veerfchip naar Amjlerdam. Ook heeft men 'er Veerfchepen, die op andere plaatzen vaaren. De Post, uit Holland en van elders, naar Friesland en Groningen, ryd door deze plaat?. Diever, Norch en Zuidlaren zyn tamelyk grote, doch niet zeer geregeldaangeleide Dorpen ; derzelver ongemeen groote Paardemarkten en Kermisfen zyn alom zeer beroemd, benige andere Dorpen hebben insgelyks bevoorrechte Jaarmarkten, op welke Paarden, Runderen, Schapen en Zwynen te koop gebragt. worden. G 4 Te Staatscz- stelte- kis, enz.  Stwtsc.e- ST'iï.TE- uis, enz. J 104 Tegenwoordige Staat Te Bsvingelo, een niet onaangenaam Dorp wordt, op de Jaarmarkt, meest Vlas verhandeld; omtrent welke nuttige Koopwaar eene zonderlinge gewoonte plaats heeft:eene zekere Qnveranderlyke geldwaarde of muntüV is eens voa;a! bepaald, en de kooplustigen vraagen alleen, hos veel ponden?'het geen betekent, hoe veele ponden men, by voorbeeld, voor een daalder, of voor den vast bepaalden en bekenden prys, bekomen kan? de hoeveelheid van welke minder of meerder bedraagt, naar maate de Vlasbouw gelukkig of ongelukkig is uitgevallen, of, om andere oorzaken, de prys daar van gevallen of gedegen is. Te Khoden, Belden, maar voornaamentiyk te Peyzsn, wordt veel Hop verbouwd, A-Jen is een Vlek, van ruim vyf honderd menfehen bewoond. Een fraay beplante Cinge! omringt het zelve; een uitgeftrekt Bosch waarin men' veele en welonderhoudene wandelpad:;! aantreft, is 'er onmiddelyk aan gelegen De gegravene Vaart, die, door de SmÜde, gaar Meppel loopt, neemt aldaar een aanvang Behalven het overgebleven gedeelte van een Klooster, waar in de Lands Vergaderingen gehouden worden, en \ welk, wyders, tot eene W^ing voor d p S er , ris, rot eene bewaarplaats di;r iucfaiven, en tot andere gebruiken dient, ftaat, in dit Vlek,een aanzieftly'k Huis by een Heer DrOSt in gebruik, als mede de Wöotilpgen van den Ontfanger-'Generaal en van den eerften Klerk; voorts, 's tërjfós Gezangen huizen, en verfcheidene niet onatn<ïenlyke Woonhuizén van onderlcheidene Regee. ings-perfonen, » Hec  van DRENTHE. 105 Het gemelde gewezen Klooster was, weleer een Korivent of Nonnen-Klooster, van de Cirjlercienfer Orde. Het wierd eerst te Schonebeek gefticht. Wanneer men hetzelve, om deze of gene reden, naar Duurfe, niet verre van Asfen, wilde verleggen, doch daar in beletzelen ontmoette, wierdt men, eindelyk, in de dertiende Eeuw, te raade, hetzelve ter dezer plaatze te vestigen (80). Het Gefticht was met goede inkomsten voorzien. Onder deszelfs bezittingen behoorde eene groote uitgeftrektheid Veenen, die niet verre van Asten hun begin namen. Het een en ander is, bv de Reformatie,aan het Landfchap vervallen. Niet verre van Asfen, aan de Vaart, ftaat een Pel- en Zaagmolen. Door de Plaats loopt de algemeene Postweg, van Groningen ïmt Zwol, Meppel en meer andere Steden en Dorpen. Ook vaart, alle weeken, een Beurtfchip, van Meppel, naar dit Vlek en te rug. Het Stift Dikkeninge is gelegen aan het Riviertje de Kees, 't geen aldaar de fcheidmg tusfchen het Landfchap en de Provincie van Overysfel uitmaakt. Rondom hetzelve ziet men veel Houtgewas en Groenlanden. Het Stift was, weleer, een Mannen-Klooster, in Ruinen gevestigd. Naderhand is hetzelve met alleen verplaatst, maar te gelyk in een Stift van Kanunnikesfen veranderd, welker Aot, w oude oirkonden, als een zeer aanzicnlyke Perfonaadje voorkomt. Hy voerde het zelfde Wapen, 't welk nog tegenwoordig by het Land f*-' fcnaj (8q) Zie picart, Ckrotiyk, in 4to. bladz. 198. G 5 Staats o». iTELTR- mis , enz. I  io6 Tegenwoordige Staat STA ATS GESTELTENIS, enz. fchap gebruikt wordt, en, voorheen, reeds befchreven is. Uit de inkomsten der goederen, wence nu ook aan het Landfchap behoren, worden, aan ieder der juffers, door verfchreven Jonkers benoemd, alle jaren, honderd en vyftig guldens betaald, onder beding als te voren is aangetekend. .Die Stift heeft hec Recht van de Jacht in de Provintie van Overysfel. Benevens het Boerfchap de Wyk, waar onder Dikkeninge behoort, ftaat het, in 't Kerkelyke, onder de Gemeente van de Ihorst, een Dorp in zo even gemelde Provintie gelegen (81). Vande oude Stifts-gebouwen, ziet men, tegenwoordig, geen ander overblyfzel, dan eenen nog zeer wel onderhouden fraaijen Toren, met een ftuk van den Kerkmuur, benevens het Brouwhuis, het geen thans tot een bekwame Wooning voor den Rentmeester ingericht is. Even als tot hetKonvent teAsfen, behoren ook tot dit Stift eenige Veenen, welke zy beiden, als Grond - Éigenaresfen der Boerfchap» pen Witten en Halen, bezitten, en door wel.ke de Vaart, meermaalen gemeld, tot den afvoer van Turf, gegraven is. Langs deeze Vaart wordt een geheel nieuw Dorp aangelegd, Kloosterveen genaamd, om dat het, op den Eigendom der gewezene Kloosters gebouwd is. In den jare 1772, wierd aldaar, door het Landfchap, een Steenen Wind-Koornmolen, en,in 1780,eene fraaije ruime Kerk en Pafto- rie (81) Deze zelfde fchikkiog heeft, omgekeerd, mede plaats, te Kolderveen, een Dorp in het Landfchap, tot welks Gemeente behoort Dinkfterveen, een Boerfchap in Overysfel.  van DRENTHE. 107 rie geftigr. Deze en verfcheide aangetimmerde Huizen, welker getal, jaariyks, vermeerdert, vermits de Kopers der Veenplaatzen verpligt zyn, op ieder derzei ven eene Wooning te bouwen, geven reeds aan deze nog jeugdige Kolonie, het aanzien van geen gering Dorp. Ter wederzyden der Kerke vind men fraaye Woonhuizen voor den Predikant en den Koster. De Inwyding van dit Gebouw is, ten overltaan van de Regeering, met eene keurige Reden voering, door den Heer h. krull, destyds Predikant te As/en, gefchied, en aldaar, in 1788, tot eerften Predikant,bevestigd de Heer j. a. e r k e n s w y k , Gil. Fil. Behalven de Hoofd vaart, wordt deze aanleg van vele Dwarsvaarten doorfneden, over welke Ophaal-Bruggen gelegd zyn. Langs de Hoofdvaart lopen, ter wederzyden, breede Wegen, die, aan den binnenkant, met een dubbelde ry Bomen moeten beplant worden. Ook is men werkelyk bezig, uit deeze Kolonie, een Kanaal naar de Provintie Vriesland te vervaardigen, terwyl een Dwars vaart, naar het Dorp Beylen, reeds in 1790 is voltooid. Aan deze Kolonie is, by Oétroy, de ontheffing van 's Lands Lasten vergund. Ik voeg hier eindelyk by, dat, voor weinige jaren, door byzondere Perfonen, een Vaan gegraven is, die een begin neemt niet verre var de Oostermoerfche Vaart, of Hunfe (8a), b} de Spykerboor, onder het Karspel van AnU be (82) Deze Stroom wordt ook Hunfe A genoemd Veele Riviertjes, binnen en buiten het Landfchap,dn gen den toenaam van A. STELTR- nis , enz.  Staatsgestel ^ emis, enz. Naamre- dcn van Kotvorden. 108 Tegenwoordige Staat behorende; en welke Vaart, door de SemsLinie (b'3), in de Kylfter Veen vaart loopt (84). Dan, binnen de Sems-Link, fchiet, uit deze nieuwe.Vaart, rechtsaf, een D\varsvaart,door de Veenen, om den afvoer der Turf te bevorderen. Langs deze Kanalen zyn reeds eenige Huizen gebouwd, die als het beginzel van eene nieuwe Kolonie kunnen worden aangemerkt. Zy draagt den naam van Annerveenfche Heeren Compagnie. De Naamiedenen van alle de on'derfcheiden Dorpen en Gehuchten, tot hec Landfchap Drenthe behorende, op te fpcuren, zoude, vei moedelyk, eene ydeie poging zyn. Intusfchen is die van fommigen, ais by voorbeeld hei Hogeveen, Ny- oï Nieuwveen, Zuidwolde en andere, niet moeilyk te ontdekken. Van andere is de Naamsoorfprong meer ingewik. keil, en van de overige zeer duister. Men veröorlove my, den üeminnaaren hunner Vaderlandfche oorfpronkelykheden een fpoorflag te geven, en hen op te wekken om hunne naarvorfchingen, ook met betrekking tot deze veeltyds omzwa„>relde naamgevingen, meer yverig werkzaam te doen zyn. Ik verkieze, tot dit oogmerk, de benamingen van Koevorden, As/èn en Dikkeningen (85), en (83) Deze Linie is een Scheidlinie tusfchen het Landfchap en Groningerland, en aldus genoemd, om dat dezelve door een Landmeter, sem genaamd, getrokken is. (U) Deze Vaart behoort tot de Provintie van Stad ;n Lande, en loopt, uit de Veenen, naar de Stad Groningen. n 2 de Naamrcden Van Banh, in de Oudheidkundige Loeven van j. van lier , bladz. 55.  vdn DRENTHE. 109 en vleie my, dat men myne oplosfingen ten mioften niet geheel on waarfchynlyk zal keuren. Koevorden vind men, volgens eene veranderde taaluiting, ook Koevoorde en Koevoerde gefpeld. Onnodig is het, de betekenis van 'c woord Koe toe te ligten. Het woord Ford, Fcord of Foerd, betekent, volgens kiliaan, Alveus & Fadum, dat is, eene Waadbare plaats. Nog heden ten dage gebruikt men, in het Landlchap, het woord Foord, ter aan'duidinge van eenen weg, welke in diervoegen 'door water bedekt is, dat de doortocht van Wagens, Paarden of Koeijen, daar door niet wordt belemmerd. En juist zulk een Weg plagt, weleerv van Koevorden, naar het Loo, een hoger gelegen grond, 't geen het oude Woord Loo ook uitdrukt, te loopen; dezelve 'wierd ook gebruikt, om de Koebeesten, langs denzelven, naar het Weiland te dryven. Het is, derhalven, te vermoeden, dat de benaming ' van Koevorden daar van herkomfüg is. Dat men 't woord Koevorden ook met een C gefpeld vind, kan gene bedenking tegen mvne oplosfing aan de hand geven, als zynde -dit gebruik veroorzaakt, door den verlatynden naam Coevordia, welken men, in oude La'tynfche oirkonden, aantreft. Immers weet *men dat de Letter C, by onze Voorouders, 'even zo wel in gebruik was om de K uitte•drukken, als de Letter K, by de Latynen, voor de Letter C gebruikt wierd. H f. 0 a noemt Koevorden Facca Forum, dat is. Koemarkt. Doch picart berispt dezen Utrechtfchen Kanunik deswegens,en is terecht van oordeel, dat hy beter door Facca- Travee- 5taatsce stelte- n.s, enz.  Sta ats ge sh-:ltemis , enz. no Tegenwoordige Staat • Mtm* zo veel als Koetrecht, overtocht of Voord van Koeijen, zou vertaald hebben. Mee dit alles is hy van meening, dat Koevorden de Villa Cruptoricis, waar van tacitus, in Annalium Lik 5. melding maakt, zoude geweest zyn, en waar van hy, zeer gezogt en met groten omflag, de benaming van Koevorden afleid; niettegenflaande by zelve tevens erkent, dat het fluitwoord Voord aanduid, dat aldaar zulk een Weg, als wy boven vermeld hebben,eertyds geweest is. Wyders kan men, met betrekking tot het woord Voord, nog aanmerken, dat, van voeren en varen, elders door ryden uitgedrukt, afkomftig zyn de zamengeftelde woorden Voerman , Voertuin, Voer- en Vaarweg, en, met opzicht tot de Scheepvaart, Veerman, Veer/chip, Veergeld, Vaarglas (Kompas) en meer anderen: om dat, door alle deze benamingen, de middelen worden uitgedrukt, om Menfehen , Vee en Goederen, van de eene plaats naar de andere, ginds en herwaarts te vervoeren. v AAn, oorrProrikeiyk, een Roomsch Katholyk Geestelyk Geftigt; hoedanige Stigtmgen, veelal, den naam van zekere Heiligen of ook van plegtige Hoogtyden, ontleend hebc'z .by. de vierinS van w^ke deze Fundatiën or Stigtmgen, meestal, plagten ingewyd, en, om my dus uit te drukken, met een naam gedoopt te worden. Nu is het bekend, dat onder de plegtige Kerkdagen der Pausgezinden , de As of Aschdag geen geringe plaats bekleed; als zynde dezelve, oorfpronkelyk, een dag van Boete en Vernedering, op welken de Kerkleden, ieder, met een Kruis van nat- ge-  van DRENTHE. xu gemaakten asch, door den Priester, aan het voorhoofd getekend worden. Deze dag valt, jaariyks, in op den eerften dag van den Befloten tyd of Vasten, zynde zeven weeken vóór Paafchen. Wie zal, derhalven, de onderftelling geheel vreemd vinden, dat dit Konvent of Klooster, op dien plegtigen dag, is ingewyd, en, uit dien hoofde, den naam van Asjen heefc bekomen? Picart, m zyne Antiquiu oiaaz. 4. ïeia de benaming van Asfen af, van askenazeen, Kleinzoon van j a ph e t ; naar welker» ook een oudeVriefchePrins azinga ascon zoude genoemd zyn geweest. Dan, in zyn Kronyck, bladz. 298, fchryft hy, dat Asfen, voortyds, alleen een Klooster der Zusteren van de Cisterfiönfer Orde geweest is , 't welk, ingevolge eener overeenkomst, met Bisfchop otto, om een Kryg te vermyden, in den jare 1214, door de Stenden, gebouwd en met goederen begiftigd was. Heeft nu Asfen, m -den aanvang, maar alleen in een Klooster beftaan, om het welke, van tyd tot tyd, Huizen gebouwd wierden, zo is het buiten alle bedenking, dat, vóór deze Stichting, deze Kloostergrond geen byzonderen naam zal gehad hebben. Het woord Azinga, 't geen picart "0or een eigen naam houd , betekent een Richter; en over zulks drukt Azinga de hoedanigheid van ascon uit. Betreffende den oorfprong van den naam Dikkeningen; het oude woord Dikken betekent, volgens kiliaan, Crasfescere, DenJare, zo veel als aanwasfen, dikker, grooter en uitgebreider worden. Nyghen, inclinare, Staatsge» 5TELTE- Ni5, enz,  112 Tegenwoordige Staat STAATSGESTEL-I É- His, enz. Protluften, betekent voor iets vatbaar zyn, overhellen, neigen. De zamenftelling Dikkenyghen, hoedanig men den naam van dit Stik, in oude Giftbrieven van het Huis Oldenhaven, wel eens gefpeld vindt, zal dus re kennen geven, iets het geen vatbaar, gefchikc en geneigd is om zich uittebreiden en in vermogen toe te neemen. En dit plagt, inderdaad, het groote doelwit van veele Kloosterlingen te zyn. De middelen, waar uit de Ingezetenen dezes Landfchaps hun beftaan vinden, zyn, hoofd- ' zakelyk, de Akkerbouw en de Veeteek, waar onder Paarden, Osfen, Koeijen, Schapenen Zwvntn begrepen worden ; als mede de Turf* gravery, zo van lange of gegravene Turf, als zogenaamde Spon- en Baggedturf, het houden van By't-n, en het poten en bewerken van Branahoud. Tc Meppel, alwaar men van geene der opgemefje middelen eenig gebruik l m maken, wordt dit gemis wederom vergoed, door de voordelen, die de Scheepvaart, ae Koophandel en de Fabriken kunntn opleveren. Koevorden worai, hieromtrent, fchadel oos gefield, door de winsten, welke de verteeringen van het Garniftnn, eenige Handel en Burgernering aanbrengen. Hoe weinig bebouwd en onvruchtbaar dit Gewest, over het geheel genomen, in vergeJyking van anderen, ook zyn moge, het kan , echter, uit zynen overvloed eenige Koopwaren en noodwendigheden buiten het Landfchap verzenden. i -eze verzendingen beftaan in Paarden, Osfen, .Ktijen, Schapen, Zwynen, Hoender», Bon-r, Éijeren, Wol, Vlasch, Honing, Rogge, Boekweit, Hop, Brand-, Scheeps»  van DRENTHE. 113 Scheeps- en ander Hout, verfchillende foorten van Turf, Heide, Steenen om de glooijing der Zeedyken te dekken, Canefas, Beddetyken , Berlyns - blaauw en meer andere van minder belang; j De gebruiklyke Maten verfchillen van malkander. Die in het Westlyk gedeelte van het Landfchap gebruikt worden, zyn groter, dan die, waar mede de bewooners van de Oost-, Zuid- en Noordzyde in- en uitmeten. Op eenige plaatzen bedient men zich van den Groninger Zak of Mudde, waar van 'er drieëndertig op een Last gaan; op eenige andere van den Steenwyker, welke maar vierentwintig Zakken, of zesennegentig Schepels, in een Last heeft; elders wederom van de Zvolfche Maat, van welke een Last vyfentwintig Zakken, of honderd Schepels houd. 't Geen men,in de Steenwyker en Zwolfche Maat, Schepels noemt, draagt, in de Groninger Maat, den naam van Schatten. De oude Drentfche Mm:, waar mede nog heden zommige Tienden en Koornpachten ontfangen worden, bevat flegis veertien Groninger Spinten, daar de Mudde anders zestien Spinten houd- In de Kronyk van picart, bladz. 354, leest men van Molder Rogge. Welk eene Maat die geweest zy, is my onbekend. In Cleefsland wordt een Molder genoemd, een Zak, veertien van welke een lasc Koorn uitmaaken. De gewone Roede houd, volgens de bepaling van het Landrecht, veertien voeten Groninger Maat. Dan hier omtrent moet een misflag ingeftopen zyn, overmits de yzeren Maat. die tot een Richtfnoer dient, en in den Inganü H sas Staatsg» stklte- nis, enz. Maten en Gewichten. f  SfAATSOE- STEI.TB- 1»js, enz. nog eene Veenmaac, die men Stok noemt; dezelve is negen Voeten lang. Veertig zulke Stokken maken een Dagwerk. Op eenige plaatzen wordt de Groninger Voetmaat, op andedere de Amflerdamjche gebruikt. Èn op de zelfde wyze is het met de Ellen gelegen. In zommige Dorpen maakt men gebruik van de Groninger, en elders van de Meppelder Elle. Na genoeg heeft, hieromtrent, deze evenredigheid plaats, dat achtennegentig Amflerdamjche Ellen, honderd Ellen te Meppel, en honderd en twee Ellen te Groningen uitmaken. De natte Waaren worden gemeeten met Kroezen, van de welken honderd en twintig, of met Westerfche Kannen, waar van negentig op een Ton of Aam gaan. Een Morgen Land houd zeshonderd vierkante Roeden. Een Dagwerk, de gewoone Maat, waar in men de Hooi- en Weilanden verdeelt, boud vierhonderd vierkante Roeden. Op eenige plaatzen geeft men aan eene uitgeftrektheid Lands van tweehonderd en veertig vierkante Roeden, den naam van Grafe, eertyds ook Groefe, 't welk kiliaan vertaalt door Zespes Gramineus. Een Mudde, zynde de naam van de Maar, waar mede deZaaylanden gemeten en afgedeeld worden, bedraagt, aan de Westzyde van het Landfchap, tweehonderd twaalf en een derde vierkante Roeden, en elders honderd en zestig : zo dat de laatfte een vierendeel kleiner is. Schaaren en Waardeelen hebben geene bepaal» 114 Tegenwoordige Staat naar de Vergaderplaats, te Asfen, hangt, iets groter is. De Veen-Roeden worden op zestien Voeten gerekend. Behalven deze is 'er  van DRENTHE. 115 paalde Maat. Schaar wordt genoemd een zeker aandeel in gemeenfchappelyke Landen of Bosfchen. Met opzigt tot de Landeryen, is ieder aandeel zo groot, dat op het zelve een Koe kan geweid worden; waarom 'het, op eenige plaatzen, den naam van Koe- of Paardeweide draagt. De meerdere of mindere vruchtbaarheid kan, derhalven, in de grootte van zulk een Schaar, geen gering verfchil veroorzaken. Naar mate nu iemand meer of weininiger Scharen, in eenig gemeenfchappelyk Land, heeft, kan hy ook Koeijen of Paarden op het zelve weiden. Betreffende de Bosfchen; hier wordt een Schaar genoemd, niet alleen de evenredige Eigendom aan het Houtgewas en grond, maar insgelyks het recht, oni daar in Zwynen, met Akers of Eikels, te voeden ; naar de mindere of meerdere veelvuldigheid van dit gewas, wordt ook het getal derzelven meer of minder op een Schaar bepaald. * PFaardeel wordt genaamd , eene zekere bepaalde hoeveelheid van een gehele Markt, of het recht van eigendom aan zekere Aandeelen van een Markt, welke, in de Grondfchatting - Registers, op de waarde van 1500 guldens zyn berekend. Naaf mate deze Waardeelen onder meer of minder onderfcheideGroenlanden, Veenen of gemeene Bosfchen behoren, hebben dezelve ook minder of meerder uitgeftrektbeid, vermits de Heide-Velden minder waardig zyn dan Weide-Landen, Veenen of Bosfchen. De Houtvaam houd zes voeten * in dë hoogte en breedte, zynde één hout diep. H 2 Dë 5TAAT5GB- iTELTE- :us, enz. t  116* Tegenwoordige Staat Staatsge- STfcLTE- nis, enz. De Jacht. De Steen houd zes ponden. Een Stieg, of, zo als men weleer fchreef, eenStyche, is een twintigtal. De Gewichten betreffende; daar omtrent is geen onderfcheid, met de geene, die elders in gebruik zyn.' De JVagenfporen hebben, ingevolge eener algemene overeenkomst of verdrag, de zelfde wyte of breete, als in de andere Provintien. Tot de Jacht is, in het Landfchap, een iegelyk gerechtigt, dewelke,naar 's Lands Quotifatie, voor achttien honderd guldens aan vaste goederen, in een Karspel gelegen, bezit; of, in iedere Pay Grondfchatdng van dezelven, twee guldens jaariyks betaalt. Doch van dit Voorrecht mogen de uitheemfchen, wanneer dezelven zich niet op hunne goederen, binnen het Landfchap gelegen, bevinden, en de Predikanten, niettegenflaande dezelven, anderfints, Gequalificeerde Eigenërfden mogten wezenleen gebruik maken (86). Ook zyn de Eigenërfden , op Geoclroijeerde plaatzen wonende, daar van uitgefloten, ten ware dezelven, van de Vrydommen, by het Odroy vergund, voor hunne huisgezinnen, geen gebruik maakten, en alle de Lasten, gelyk de Ingezetenen van het Landfchap, op zulke plaatzen niet wonen- (86) lo het Jaar 1701 is eene geheele nieuwe order op de Jacht en Visfchery gearresteert, waar by, onder andere, het aan de Predikanten, geregtigd zynde, veroorloofd is, twee dagen ter week te jagen; en daar dit Reglement op eene geheel andere wyze is ingerigt, als in eenige andere Provintie, is het zelve,in zyn geheel, hier achter bygevoegd.  van DRENTHE. 117 nende, betaalden. De Woonplaats veroorzaakt, in dat geval, omtrent het genot van deze of andere voorrechten, gene beletzelen. Voor en alëer iemand gebruik van de Jacht maken mag, is by verplicht, zyne bevoegd, heid, door het Kolegie van Heeren Drosten Gedeputeerden, te laten onderzoeken. By het Jacht-Reglement wordt de Jacht op Hazen, van den eerften September tot den laatften February, en de Jacht op de Korhoenderen en Patryzen, van den vyftienden September tot den laatften December, vrygefteld. Doch de Jacht op de Korhoenderen is, om het vierde jaar, geheel verboden of gefloten. Op het vernielen en vangen van Wolven, Otters, Vosfen, Valken en Musfchen, zyn Premiën gefield. Voor een Wolf betaalt het Landfchap honderd guldens; voor een ouden Otter drie guldens; voor eene oude Moervos drie guldens, en voor een Rekel twee guldens; voor een jongen Otter een gulden en tien Huivers; voor een jongen Vos een gulden; voor ieder Valk zes fluivers; en voor een Musch twee duiten.- De Nesten van Kraaijen en andere fchadelykè Vogelen moeten, op verbeurte van zekere boeten, vernield worden. Jachtgeweer, Jachthonden en Duiven, mogen alleen by de Gequalificeerden gehouden worden. Hazen moeten met Honden gevangen, en mogen niet gefchoten worden. Het gebruik van het Schild (87), en van ander Jacht- tuig, (87) Het Schild is een foort van Scherm, een Koe »f Paard verbeeldende, van Papier of Doek zamenge. H 3 fleld> Staatsge» STELTE- nis , enz.  Stmt<;ce- STFLTF.- ms, f.az. Visfcliery. Lecncn. Tienden. 118 Tegenwoordige Staat tuig, om op Patryzen en Korhoenders te jagen, is verboden. Niemand mag meer dan éénen Jager houden, aan welken men huisvesting, kost en loon geeft. De Visfchery, die zich binnen de grenzen van ieder Markte, in welke de bevoorrechte goederen gelegen zyn, bepaalt, en alleen aan de Eigenërfden behoort, is, alle jaren, zes weken, namentlyk drie weken vóór en drie weken na den eerften Mey, gefloten. In het Landfchap Drenthe bevinden zich verfcheide Vastigheden, dewelke Leenhoorig zyn. Zy zyn, meestal, de Stichtfche Leenrechten onderworpen. In zommigen van dezelve heeft men wederom eene ondergefchikte Leenkamer. Onder andere behooren tot het huis te Ruinen, Oldenhof, ook wel Aldenkavcn genoemd, veertien Onderkenen. Eenige Landeryën zyn met Tentpacht, Tienden en Tintzen bezwaard; welke met Koorn, Boter, Hoenders of Eijeren betaald moeten worden. Deze belastingen behoren, of aan byzondere Perfonen, of aan Genootfchappen, Kerken en foortgelyken. Hec Kapittel van Sint Marten, te Utrecht, bezit wei de meesten,- het onderhoudt, in het Landfchap, een Rentmeester , die den naam van Amptman draagt, om dezelven intewinnen en te ontfangen. Het is bekend, dat deze Tienden en Tint- field, en zo ligt gemaakt, dat men hetzelve, gemrkkelyk, met éêne hand kan bellieren. Achter zulk een Schild verbergt zich de Jager, om het Wild, 't geen tiaar voor niet bevreesd is, te kunnen naderen cn fchieren.  van DRENTHE. 119 Tintzen, meestal, herkomftig zyn van Giften, vóór de Reformatie, aan Geestelyke Geftichten, Kloosters, Kapellen en Altaren gedaan; waar van veelvuldige oude Giftbrieven en verzegelde Overdragten, als zo veele bewyzen, nog heden, voorhanden zyn. Eenige Landeryen, io het Dingfpil Noor' develd gelegen, moeten, daarënboven, tot onderhoud der Buiten-Sluizen, in de Provintie van Stad en Lande, Zylfchot (88; betalen, om reden dat derzelver Wateren, door deze Sluizen, zich ontlasten. Deze belasting beloopt twee ftuivers voor ieder Graze. De goederen, die, in het Landfchap, voor immobel, of onreppelyk en onroerlyk, worden gehouden, „ zyn", om de woorden van het Landrecht te volgen, „ Land, Zand, Hof, Huis op eigen grond ftaande, alle verzegelde „ en onverzegelde Stokleggins-brieven; van „ gelyken, verzegelde Brieven over de Land„ fchap, fchoon daar van geen Stok gelegt of „ gerenuntiëert is; als ook Tinfen, Tenden, „ Meulens, Schepen ter Zee varende, Bomen op „ haare Stammen ftaande, ende Koorn onge„ maait wezende; mitsgaders de Veenen, waar „ van (88) Het woord Zyl, ja den bovenftaanden zin genomen, wierd, oulings, Sfk of Sille gefpeld, en betekent, incile, equagium\ Cataracla; zie kiliaan; en in het Nederduitfche een Grift, een Waterlozing, Uitwatering, Schotdeuren of SluizeD. Schot is zo veel als Cenftis, Vectigal, Tributum &c. dat is, Tol, Cros, Schatting, Belasting. Ztyfckot drukt, over zulks, uit, eene belasting, die tot onderhoud der Waterlozingen en Sluizen geheven wordt. H 4 Staatsoe STBLTE- nis, en» .Zylfchot.  St.mtsie- stbi.tè- Nis, eitó. Of .'et tii ms miii' der Inwoiiers. cfan eertyds , zy;i. co /?hb. Lib. iv. Cap. 72. 120 Tegenwoordigs Staat „ van een ander de Ondergrond toebehoord, „ zo lange de Veenen niet vergraven zyn, en » voorts alle reële Servituten, ook zyn de Huizen en Kampen te Asfen, ongeacht de „ Gronden aan de Landfchap behoren, voor „ vast goed verklaard". De reden, waarom zich, in het Landfchap, thans minder menfehen zouden bevinden, dan eertyds, is niet moeijelyk te ontdekken, in gevalle het met de waarheid imlemt, dit dit Gewest, niet alleen in overoude tyden, maar zelfs nog onder de Bisfchoppelyke regering, meerder uitgebreidheid heefc gehad, dan tegenswoordig. De voorifanders van dit gevoelen, om het zelve te ftaven, bedienen zich van de volgende bewyzen. 1. Dat drusus, volgens tacitus C*), de Friefen t ondergebracht hebbende, zich met eemge Schepen naar het Land der Chauc quers, nu. de Oon-Friezen, begaf, en, by die gelegenheid de BruSteren, welke men voor de Drenthers (89) houd, in den Mond der Eems, m een Scheepftryd, had overwonnen. Doch deze gebeurtenis kan op het Landfchap Drenthe, binnen 'c welk men, tegenwoordig, geene Rivieren aantreft, niet toepasielyk gemaakt worden. 2. Dat in den Giftbrief, waar by het Jus ïoreftenfe, door Keizer otto, in den jare 943. j.^9lC^VVfmnv,s' in zvne Verhandeling van de  van DRENTHE. 121 943, aan Bisfchop baldrich of wjAi> RicH XV gefchonken wordt (90),het Woud Tulnaho, het welke de oude naam van Vollenhoven, nu in Overysfel gelegen, zyn zoude, als onder het Landfchap Drenthe behorende, gemeld wordt. 3. Dat uit oude oirkonden, als daar zyn de gulde Bullen van Keizer henricus en der Koningen coenraad en hendrik .III; als mede uit een Zoenbrief, tusfchen Bisfchop fredrik van blankenheim en de Stad Groningen, gedagtekend 15 Mey 1419, blyken zoude, dat een aanzienlyk gedeelte van die Landftreek, en zelfs de Stad Groningen, onder Drenthe behoord heeft (91). 4. Dat de Landftreek, welke hedendaags den naam draagt van het Go- of Goorrecht, en een gedeelte van de Provintie van Groningen uitmaakt, eertyds Drentherwolden, dat is, het Drentfche Bosch, genoemd wierd, en welker Wetten en Gebruiken geene geringe overéénkomst met die van het Landfchap zouden hebben. 5. Dat, by de oude Aardryksbefchryvers, Steenwyk, Vollenhoven, Blokziel en ZwarteSluis, als onder Drenthe behorende, gefteld worden (92). An- (90) Dezen Giftbrief vind men by w. heda, in Hiftor. Episcoporum Ultraiecïenfium, onder de Afdeeling, Regale Preceptum Ottonis de Forejlo in Trentt [ub Balderico. (91) Deze Zoenbrief is, onder anderen, te vinden by a. matthsüs, in zyn Werk de Rebus Ultrajeöinis ad Anonymum not. pag. 59. (92) Zie, onder anderen, de la croix, Geogra- H 5 Phie Staats ca- STELTEN1S , enz.  Staatsge- STELTB- n, enz. < j ( I / 1 122 ' Tegenwoordige Staat Anderen, daarentegen, willen de reden der verminderinge, van Inwoonders toegefchreven hebben: 1. Aan de Veenwording, als welke ver* eeuwde gebeurtenis een groot gedeelte van het Landfchap onbewoonbaar heefc gemaakt. 2. Aan de Verwoestingen, welke de moordzucht, wraak, ftrydende belangen en onrechtvaardige afvorderingen, door geweld en wapenen onderfteund, veroorzaakt hebben, en waar door de Ingezetenen van dit Gewest, verfcheiden malen, in de kommerlykfte omHandigheden gebracht, en genoodzaakt wierden, elders hun beftaan en veiligheid te zoeken. Voegt hier nevens, de rampzalige uitwerking van pest en hongersnood, die de moedeloze Ingezetenen, meermalen, aan den akebgen oever hunner vernietiginge en ondergang gebracht hebben. Men kan niet tegenfpreken, dat de rampen, welke de Oorlog met zich fleept,zommigen der Ingezetenen, meer dan eens, genoopt zullen hebben, naar andere minder ontruste Oorden zich te begeven. Doch deze wonden fchylen, door tydsverloop en gunstiger omilandigleden, herfteld te zyn, vermits men geene jnbebouwde Zaailanden van belang aantreft, :n de onbebouwde Heidevelden niet alleen ;eene de geringfte tekenen doen befpeuren, lat dezélve eertyds zyn bewoond en bebouwd ;ewéest, maar door hunne Oer- en Leemban- ken, hie, en de Aanickcningen van dtjellius en de Hïs, /. Deel, bladz, oo en OJ,  van DRENTHE. 123 ken, of natüurlyke ongerepte Grondlagen, zelfs het tegendeel bewyzen. Alleen is het , niet onwaarfchynlyk, dat, in de duistere oudheid , vóór de Veenwording, de Veens - ondergronden zyn bewoond geweest. Voor Liet overige kan ook niet tegengefproken worden, dat het Landfchap, wel eens, in latere tyden, eenige Gronden, welke het als zynen 21'gendom aanmerkte, als de zwakfte zynde, genoodzaakt is geworden, afteftaan, en aan mderen over te laten. Intusfchen is het zeker, dat, door het toenemen van Meppel, 't geen, eertyds, flegts uit weinige Boerenhuizen of Erven beftorid, en door het aanleggen van nieuwe Koloniën , ook het getal der Inwoonders van dit Gewest, zedert, merkelyk is vermeerderd. De zwarigheid, dat zulk een gering aantal van weerbare Ingezetenen, als men thans in het Landfchap telt, niet genoegzaam in ftaat zoude geweest zyn, om, gedurende zo veele Oorlogen, zich te doen gelden, gelyk uit de gefchiedenisfen kenbaar is, kan men, grotendeels, uit den weg ruimen, door de overweging, dat men, destyds, hier te Lande, zulke machtige Heirlegers niet te Velde bracht, als heden ten dage; en, diensvolgens, 'er ook een minder aantal van menfehen nodig was, om deze Legers aanvallender of verweerender wyze te bevechten. I De tegenwoordige legging van het Landfchap , tusfchen de Provintiën van Friesland, Overysfel en Stad en Lande, belet den Inwoonderen den vryen doortocht naar de Buitenwateren en Zcën. Dit plagt, nu en dan, de ou- jTAATSGE» itelte- »is, enz. De tegenwoordigelegging niet voördcclig.  Staatsge- STELTE- Nis, enz. Aantal der Inwoners met de uitgetlrektheid des Lands vergeleken. 124 Tegenwoordige Staat ongelukkige gelegentheid te zyn van onaangeü naarae verfchillen, van welke men, onder Bontgenoten, geene voorbeelden behoorde tei ontmoeten. Meermalen is, in het beloop dezer Befchryvinge, aangemerkt, dat het aantal van Inwoonders, in vergelyking van de uirgeftrektheid dess Landfchaps, gering is. Ik zal, ter gemoedkoming van de zodanigen, die zulks nog niet berekend mochten hebben, het berigt, wegens de Staats- en Burgerlyke gefteltenis van dit Gewest, eindigen, met de berekening der: hoegrootheid van dit getal, en in welke evenredigheid die tegen het getal der Inwoondersi Haat: waarop ik, na iets, de Geflachtnamen: betreffende, aangemerkt te hebben, eene Befchryving van het geen het Kerkelyke betreft, en wyders eenig verflag wegens de Oudheden,, en eene Schets der Natuurlyke Hiftorie, zall laten volgen. De waarfchynelykfte beraming tot een grondflag gelegd zynde, is dit Gewest zestien uu-. ren lang, en, dooreen genomen, acht uuren 1 breed; en heeft, over zulks, achtenveertig; uuren in den omtrek. Indien men nu de breedte door delengte vermenigvuldigt,bevind men, dat de oppervlakte dezes Landfchaps, honderd acht en twintig vierkante of quadraatuuren beflaat. Daar nu ieder uur, by de Aardrykskundigen, op 150© Rhynlandfche Roeden in de lengte en even zo veele in de breedte ivordt gerekend, zo bevat ieder vierkant uur 2250000, dat is, twee millioen twee maal honderd en yyftig duizend vierkante Rhynlandfche  van DRENTHE. 125 fehe Roeden; en, gevolglyk, honderd achtentwintig quadraat- uuren, 288000000 vier kante Rhynlandfche Roeden, welke 48-000 vierkante Morgens uitmaken; zynde 720000 Dagwerken of 1800000 Mudden Lands. Wanneer men nu twee honderd achtëntachtig millioenen vierkante Rhynlandfche Roeden, zynde den inhoud van het Landfchap, over veertig duizend Menfehen, waarop, na genoeg, het getal der Inwoonders begroot wordt, verdeelt, dan ftaat het getal der Menfehen tot de vierkante Rhynlandfche Roeden, als één tot zeven duizend twee honderd; of, om my eenvoudiger uit te drukken, dan bevinden zich in dit Gewest zeven duizend twee honderd vierkante 'Rhynlandfche Roeden tegen maar één Mensch; en het gemelde getal Roeden bedraagt twaalf Morgens, of achtien Dagwerken: 't geen overeenkomt met vyfenveertig Oosterfche Mudden Lands. Waarlyk, een verbazend onderfcheid! En vermits althans zommige Heidevelden voor verbetering vatbaar zyn (93)ï 20 vólgt ook, dat het Landfchap vatbaar is, om een aanmerkelyk groter getal van Menfehen aan een beftaan te kunnen helpen. Aanmoedigende middelen Hagen, veelal, gelukkig boven verwagting, en kunnen verwon derenswaardige zaken uitwerken. Ge (93) Men herrinnere zich het geen hier voren, in de Aantekening (73),van de Cleverheide gemeld is;en insgelyks dat al het Zaayland, in het Landfchap, 't geen men Esfen noemt, oorfpronkelyk Heid-Velden geweest zyn. ÏTAATSCE" STELTE- ■us, enz.  Staatsge. STELTE- Nis, enz. 126" Tegenwoordige Staat Gelyk vele oude Friefche namen op de Letter * uitgaan, even zo eindigen de oude Drenthfche Geflachtnamen op ing. Doch hier omtrent heeft nog deze byzonderheid plaats, dat ze alle uit maar twee Lettergrepen of Syllaben beftaan. Picart wil, dat de uitgang hg, eigentlyk, inch gefpeld moet worden. Doch, myns achtens,moet men inch fchryven. Voor eerst, om dat, in de oude Teutonifche Schriften, doorgaans, ch voor een g, welker klank, in de uitfpraak, met malkander overeenftemr, gebruikt wordt; en ten andere, om dat hedendaags die oude Geflachtnamen met een g gefpeld worden. Vermoedelyk zyn deze oude Familienamen, oorfpronglyk, Huisnamen. Immers die vermoeden kan, door 't gebruik van latere tyden , en door hedendaagfche voorbeelden, bevestigd worden. Men noemt, by voorbeeld, de Eigenaars van de Wetering, Schiphorst, Schoonvelde, Robaard, enz. naar de namen dezer Erven. De volgende Geflacht- of Huisnamen, die men, m oude Landsdags-Prothocollen, als Eigenërfden, vind aangetekend, verftrekken tot een proeve myner opmerking. Aaldring. Bebing. Abbing. Bierling. Abbring. Boeling. All"g. Boeting. £J«ng. Bolding. Banning. Bronsting. Baving. Bucing. CIu-  van DRENTHE. 127 Cluving. Meyring. Denting. Mosfing. Dilling. Nering. Dunning. Nietring. Ebbing. ISyfing. Eefting. Oosting. EIting. Octing. Epling. Paping, Epping. Peiing. Eflng. Roeling. Fryling. Rofing. Gelling.. Santing. Greving. Scheuning. Hamming. Schokking. Heling. Schuling. Hemfing. Schuring. Hidding. Seubring. Hilbing. Sikking. Homming. Sinning. Hoving. Sifing. Huiring. Sisfing. Huizing. Strating. Humling. Tabing. Jobing. Tamming. Joling. Teding. Jülfing. Teling. Koenring. Tefing. Koning. Titfing. Kruiming. Uding. Lenfing. Uerflng. Luning. Volkring. Luniing. Willing. Lunting. Winfing. Manting. Woldring. Meurfing. Zeegring. Staatsgesteltenis, enz. 1  Staatsge- STELTE" Kerkenordeningen. 128 Tegenwoordige Staat Wy gaan over toe een berigt wegens de Kefkelyke gefteltenis van het Landfchap Drenthe* In dezen opzichte is het verdeeld in Klasfen, welke den naam dragen naar de plaatzen, in welke dezelve, eértyds, gehouden wierden; namentlyk, het Klasfis van Emmen, van Meppel en van Rolden. Het eerfte heefc het Geloof, het tweede de Hoop, en het derde de Liefde tot eene Zinfpreuk, en voert de beelte-N nisfen dezer gemoedsgefteldheden in hunne Klasficale Zegels. Tot het Klasfis van Emmen behoren tien Kerken:als die van Koevorden, Dalen, Sleen, Schonebeek,, Emmen, Odoren, Oosterhesfel',■ Roswinkel, Zwelofm het Dingfpil Zuideveld, en Burger, in het Dingfpil Oostermoer. Tot het Klasfis van Meppel, behoren vyftien Kerken: als die van Meppel, Diever, Dwingelo, IVapfterveen, Vledder, Havelte, Kolderveen, Nyveen, Koekange, Ruinen, Ruinerwold, in Diever-Dingfpil, Beylen, Westerbork, Zuidwolden, en.van het Hogeveen,' in Beyler- Dingfpil. Tot het Klasfls van Rolde behoren veertien Kerken: als, van Rolde, Asfen, het Klootte» renveen, in Rolder Dingfpil, Fries, Eelde,: Norch, Koden, Roden, Roderwolde, Peyfe,in bet Dingfpil Noordevela, Anlo. Gieten, Zuidlaren, Gasfelt, en Gasfelter* Nyveen, in het Dingfpil Oostermoer. Deze negenendertig Kerken worden bediend door tweeënveertig Predikanten, vermits men te Koevorden, Meppel en op het Hogeveen twee Leeraars, heefc. De Synodale Vergadering wordt, om de drie  van DRENTHE. 129 drie jaren, op uitfchryving van den Heere Drost en Gedeputeerde Staten, te Asfen, in de gewone vergaderzaal der Regering gehouden; Zy beftaat uit drie Predikanten, benevens den Viïitacor, of Beputatus Synodi, van ieder Klasfis, en; derhalven, uit twaalf Predikanten. De Synoden worden bygewoond door een Reprefentant van den Heer Erfftadhouder, en het volle Kollegie van de Heeren Drost en Gedeputeerden Staten, als Commisfarisfen Politiek , benevens den Raad en Landfchryver en den Raad en Secretaris. In buitengewoone gevallen , die eene fpoedige afdoening vereifchen, wordt een, dus genoemd, Synodus Contracla uitgefchreven; het betlaat uit de drie Deputaten Synodi, den Reprefentant zyner Doorluchtige Hoogheid, en Gecommitteerden uit het Kollegie van Drost en Gedeputeerden, benevens den Secretaris en Landfchryver. , De Beputaten Synodi blyven, van het eenê Synode tot het volgende, en alzo drie jaren, in 't bewind. Zy worden, door de Commisfarisfen Politiek, uit de Leden der Synodale Vergadering , benoemd. Eén der afgaande Deputaten bekleed den post van Prefes, in deze hoge Kerkvergadering, een ander dien van Asfesfor, en een derde dien van Scriba. De Deputaten Synodi, worden ook Vifitatoren genoemd: om dat de Kerkelyke vifitatie, door het geheele Landfchap, op byzonderen last van de Heeren Drost en Gedeputeerde Staten, alle twee jaren , door hen verricht wordt^ vool dezen dienst wordt een honorarium, uit te\ Lands Gomptoir, betaald. ^ Staatsgestel tknis, enz.  StAATSGE" steltr- ws, enz. IS° Tegenwoordige Staat De Klasfen hebben, onderling, geenen voorrang. Om, dienswegens, zelfs allen fchyn te weeren , veranderen de Leden, ieder zitting der Synodale Vergadering, van plaats. De Drenthfche Synode heefc, even als die der Kerken in de Provintie Zeeland, met geefie andere Kerkvergadering eenige gemeenfchap. Alleenlyk zend zy, benevens de Synoden van alle de overige verëenigde Gewesten, alle drie jaren, een Deputatus ad Authographa , naar '5 Hage en Leiden; welke Commisfie insgelyks door H. H. Drost en Gedeputeerde Staten benoemd wordt, en voor 't waarnemen van welke de afgezondene een gefchenk van tweehonderd guldens geniet. Ook heeft een Leeraar van de Drenthfche Kerk de zamenkomst, tot verbetering der Pfalmberyming, in den jare 1773, in 'j Hage gehouden, niet zonder roem, bygewoond. De Synode wordt, door een der Leden, uit de Klasfis, waar onder hij behoort, verkoren, met een Predikatie geopend en gefloten. Deze Predikbeurten gaan by de Klasfen rond. Voor *t overige mogen alle Landfchaps - Predikanten, ad audiendum & videndum, „ te zien en te horen", deze Vergadering by wonen. Alle nieuwe Predikanten, zedert de laatrte Synode bevestigd, moeten, voor de Vergader ng, in de Asfer-Kerk, over een Schriftuurtext, by hen zelve verkozen, als Novitii prediken, en na deze verrichting de Kerkelyke Formulieren van eenigheid ondertekenen, en beloven , alle gevoelens, niet met de Gereformeerde Leer inftemmende, te zullen tegengaan. Alle beroepene Predikanten moeten, door het  van DRENTHE* 131 het Kollegie van Drost en Gedeputeerde Staten, worden goedgekeurd. Op eenige Dorpen worden , by de Begrafenisfen, nog Lykpreken gedaan: eene gewoonte , die, vermoedelyk, van de Zielmisfen der Roomsch - Catholyken afkomftig is. De Kerkenorde, thans in gebruik, is in den jare 1730 vastgefteld, en voorts door den druk gemeen gemaakt. Dezelve beftaat uit vier Hoofdftukken; die wederom in vyfennegentig Artikelen verdeeld zyn. Het eerfte Hoofdftuk handelt over de Kerkelyke Bedieningen; het tweede, over de Kerkelyke Vergaderingen; het derde, over de Leere des Woords, de Bedien fting der Sacramenten, de Confesfiën, Ceremoniën, enz. het vierde, eindelyk, over de Kerkelyke Tucht, Vermaningen en diergelyke onderwerpen. Het Jus Patronatus, of het recht der begeevinge van opengevallen Beroepen, wordt, ten opzichte van eenige Kerken, uitgeoeffend door het Kollegie der Heeren Drost en Gedeputeerden Staten, van anderen, door' byzondere Heeren, en van de overigen doof de Eigenërfden van het Karfpel. De Beroepen, die door het Landfchap begeeven worden, zyn die van Koevorden, Zwelo, Schonenbeek, Beylen, Westerbork, Hogeveen , ten opzigte van éénen der Predikanten; Meppel gelyk; vóórts, Ruinen, Ruinerwolt, Asfen, Kloosterenveen en Borger. De plaatzen, alwaar de vervulling van het Leeraarampr; aan byzondere Heeren ftaat, zyn Dalen, Emmen , Odoren, Oos ter hes fel, Zuidwolde, Dwin* gehi Koekange en Eelde. De Karspels- Ei* I a gent StaatscÈ* stei.te- nis , enz.  Staatsge- STELTE- HI5, enz. 132 Tegenwoordige Staat genërfden, eindelyk, hebben de beftelling over de Beroepen van Roswinkel, Sleen, Diever,' Wapfter veen, Fleddtr, Duvelt e, Meppel, één der Predikanten, Kolderveen, Nyveen, Hogeveen, één der Predikanten, Rolde, Fries, Norch, Peifen, Roderwolde, Roden, Anlo, Gieten, Zuidlaren, Gasjtlte en GasfelterNyveen. Ingevalle de vervulling van het Leeraaiampt aan eenen Heer ftaat, die van den RoomfchenGodsdienstbelydenis doet,gefchied de beroeping van eenen Leeraar door de Heeren Drost en Gedeputeerde Staten. Alle Predikanten hebben eene vrye Woning, of Pastorie, die men den naam van Weeme geeft (94), uitgezonderd de tweede Predikanten van Koevorden en Meppel; doch deze worden, op eene andere wyze, hier omtrent,fchadeloos gefteld. By de meeste ^Paltoriën behoren insgelyks eenige Landeryen, welker opkomften een gedeelte , of het geheele Traétement der Predikanten uitmaken. Anderen bekomen het zelve van de renten der Capitalen, uit den opbrengst der voorbeen verkogte Pastory-goederen gefproten. Veelen genieten, van het Landfchap, fubfidiën. De beide Predikanten van Koevorden worden, ieder met drie honderd guldens, op den Haat van Oorloge, ter repartitie van het Landfchap, gebragt. Deze verfchiiiende wyzcn,op welke de Kerkleeraars hun Traétement bekoomen, veröorzaaken een mer- ke- f94) Weeme is een oud Saxisch woord, en betekent het zelfde als Priefteratie, dat is, Domus Paro± Ieder Dorp heeft eenen Schoolmeester, die tevens den Kerkdienst, als Voorlezer en Voorzanger, moet waarnemen; zy zyn verplicht, eer zy worden aangefteld, zich door de Kiasficale Vergadering, aangaande hunne Godsr dienllige gezintheiden begrippen, te laten ondervragen. Behalven dezen, mogen, in de Gehuchten, een vierde uur van een Dorp gelegen, Byfchool- mees«! (06") Ontrent den jare 1530, begon men, in het Landfchap Drenthe, eenen grooten tegenzin, zelfs by Geestelykm, te befpenren, tegen de Mis, en andere BOtKflieiiftige gebruiker] en gevoelens der Roomfehe ierk. In den jare 1566, hoorde men den Gereformeerden Godsdienst, door Roomsch-Katholyke Prieters, verkondigen. (97) L. F. kraijenhof, in zyne Geographie, >ladz. 372. geeft deze overlevering op, ais ware het :en Heilige wu.  van DRENTHE. 135 meesters, ten kosten van dezelven, gehouden worden. . De gewone Schoolmeesters, m de Dorpen, hebben, in het algemeen, by de Kostery, eenig Land, welks opkomften een gedeelte van hunne Wedde uitmaken. Bykans overal, alwaar men een Orgel in de Kerk heeft, zyn zy tevens Organisten (98). • De Kerken, welke thans van Orgels zyn voorzien, zyn die van Koevorden, Meppel, Dwingelo, Khoden, Eelde, Zuidlaren en Ank. \ Over het algemeen worden, in Drenthe, weinige Lyken in de Kerken begraven. De Kerkhoven zyn, overal, rondom of naast de Kerken geplaatst, behalven te Asfen, alwaar men hetzelve, in den jare 1760, buiten het Vlek heeft overgebracht. De Oudheden, die men, in het Landfchap Drenthe, aantreft, zyn van een vreemden en byzonderen aart. De Beitel, door de afgerichte hand en 't kloek vernuft eens Kunftenaars beftuurd, heeft 'er geen het minite deel in gehad;geene Corintbifche bouwpracht heeft 'er haare regelmatigheden of fieraaden aan geleend. Oude Beekemsfen, Opfchriften, of gegroefde Zuilen zoude men, in dit Gewest, te vergeefs zoeken. In myn berigt, wegens de Gedenkftukken van vroegere dagen, make ik een begin met de Befchryving der overblyfzelen van d2 gry- ze " (98") Uït's Lands Kas worden, ten behoeve van ieder Organist, jaariyks, zestig guldens betaalt. I 4 Staatsce-» STELTE- nis , enz. Orgels. Kerkhoven. Oudheden».  STAAT5GESTELTENis, enz. Hunnebed(len, Strydhanïers en Lykbusfen. (*) Moïlius GerMatierunt,Cap. vi. C) Satyr. L. 1. Sat. 3- vs. 9!,. I 136 Tegenwoordige Staat ze Oudheid, aan welke men den naam van Hwmebedden geeft (99). De zamenftelling of bouwing der oude Grafftedtm, die dezen naam dragen, behoort tot hec tydvak, waar in de Bewoonders dezer Landftreek het gebruik van yzeren gereedfchappen of werktuigen nog niet kenden, immers zulke gereedfchappen ontbraken. Dit tydvak moet, onbetwistbaar, een geruimen tyd vóór den leeftyd van julius cesar, en, diensvolgens, nog vroeger dan de aanvang van de jaartelling der Christenen gefteld worden. Deze doorluchtige Romein maakt, in zyne Krygsverhalen , geen het mirifte gewag van eenig fteenen Wapentuig, by de hierlandfche Volkeren in gebruik; en tacitus fchryft uicdrukkelyk, dat dezelve Wapenen, met gefcherpt yzer voorzien, gebruikten (*). Hoedanig de mensch, allengskens, de middelen , om andere menfehen of dieren re beledigen of zich te verdedigen, heeft uitgevonden, wordt niet onbevallig door horatius en Lucretius befchreven. Cum prorepferunt primis amimalia terris, Mutum ö? turpe pecus, g/andem atque cubiliapropt er Unguibus &pugms, dein fu/libus atque ita porro , ' Pugnabant armis, qua post fabricaverat u/us (*)' Wel- (99) Mogelyk is het woord Hunnebedden eene ver. aascermg of veranderde taaluiting van Heenebedden Jat is, Lykbedden of Begr.iafplaatzen. Zie T G* ceisler, Antiquitates felecïa feptentriorales &c' S Hamconii Frifia'y  van DRENTHE. !37 Welke Vaarzen, door den Heer huideko- • I?er, dus zyn overgezet: \ Wanneer het menfchelyk gedacht, Een (lom en plomp gedierte.eerst vers was voortgebracht, Uit's Aardryks vruchtb're fchoot, op eene nieuwe wyze, Befchermden zy hun hol, en de Eikels hunne ïpyze, Terftond met Nagels, voorts met Vuisten, naderhand Met Stokken , eindelyk met Wapens, die 't verftand, Door oudervindiuge gefcherpt, hun leerde maken. De befchryving van den Wysgerigen Dichter lucretius is nog naauwkeuriger; dus luid dezelve: /Irma antiqua, manus, ungues, dentesque fuetunt, Et lapt des & idem , filvarum fragmina , ramt : Etflammae,atque ignes ,poftquam funt cognitaprimum, Pofterius firri vis eft , arisque reperta: Et prior «ris erat, quam ferri, cognitus it/us. (*) Dat is: ,, De Oudfte Wapenen waren de handen, ,„ nagels, tanden, fisenen, knodzen of takken „ van de bomen afgerukt, en vlam en vuur: „ na dat deze alle lang bekend waren geweest, „ heefc men de kragt van het yzer en koper „ ontdekt: doch het koper is eerder, dan het „ yzer, in gebruik geweest. Hoedanig de Volkeren, na verloop van zo veele Eeuwen,van yzer ontbloot,'of van 'tbearbeiden daar van onkundig, echter Wapenen en ander werktuigen, van Heen gemaakt, gewoon waren te gebruiken, vinden wy by de I 5 Schry- iTAATSGK» TELTE- ut ,euü tiet. Lib. v. vs.  Stmtjge- S1ELTE- Nis, enz. j i i t 4 *38 Tegenwoordige Staat Schryvers, die de Zeden en Gewoonten van On. langs ontdekte Landen hebben aangetekend. Zie hier over, onder anderen, de Reisbefchryvingen van dampier, fresisr, cook en f o r s t e r. Alvorens wy dit bewys, voor den hogen ouderdom der Hunnebedden, doen gelden, zullen wy, van deze oude Begraafplaatfen, en van het geen in en by dezelve gevonden is, eene korte befchryving mededeelen. Eenige groote en zwaare fteenbrokken fj oo), naast eikanderen geplaatst, vormen een langwerpig rond; zodanig dar de binnenfte ruimte acht en meer Voeten breedte heeft. Deze Grondfteenen, vier of vyf Voeten (101) boven den grond uitrekende, (trekken tot zo veele fteunzels, om andere nog grooter fteenen, die dwars over dezelve heen liggen, te onderfchragen; en deze ftrekken, eenigermate, tot een dekzel voor deze gevaarten. Zommigen zyn (100) Zommigen dezer fteenen zyn meer dan veertig ktzend ponden zwaar. Immers de middelfte dekftee-en van het groote Hunnebed, by Eext, zyn dertkn roeten lang, negen breed en vyf dik; en dus is by 'isfing, aangemerkt derzelver onregelmaatige gedaante, ie inhoud vierhonderd cubicq voeten: de fteenfoort, :ot welke deze fteenen behooren, en die veelvuldig in' iet Landfchap gevonden worden, noemt men Saxum implex, grifeum mixtum, en vermengde Granit, en chynen (lukken van Rotzen tezyn. Picart fchryfr, lat men in Drenthe weinig fteenen vind, of ze zyn ot de Hunnebedden gebruikt. Vid. Antiq. bladz. 48 « 8vö. Dan dit is volllrekt onwaarheid. (101) Het gewicht dezer fteenen heeft dezelven ;ene aanmerkelyke zakking, in den grond, doen ou» lergaan.  va» DRENTHE. 139 zyn, op een zekeren afftand, nog van een rye * andere fteenen omringd. f Deze bouworde heeft een zeer woest, doch tevens oogtreffende voorkomen, en verdient bewonderd te worden, van wegens de manier, op welke deze onhandelbare groote fteenbrokken, zonder genoegzame werktuigen, (want deze kan men, by zulke onbefchaafde Bouwers , niet vermoeden ,) op den anderen hebben kunnen geftapeld worden. 0:n nu niet aan te merken, dat men deze bouwftoffen, ten minften nog tot op eenigen afftand, heeft moeten vervoeren. Daar is 'er, die, om alle zwarigheden, hier omtrent, gemakkelyk weg te ruimen, de oude Inwoonders van dit Gewest in dusdanige Reuzen herfcheppen, welker krachten toereikende genoeg waren, om deze fteenklompen op hunne fchouders te kunnen vervoeren (*). By deze algemeene, zal ik de byzondere befchryving van het Hunnsbed, niet verre van den Eextermolen gelegen, kortelyk voegen. Zie de Afbeelding hier tegen over ingevoegd. Deze Begraafplaats beftaat uit zeven Dek* fteenen, die op tweeëndertig anderen rusten, en bevat eene lengte van achtenzestig voeten. De middelfte bovenfteenen zyn dertien voeten lang, negen breed en vyf dik, en zyn van onderen platachtig (102). De grootfte uitge- ftrekt- (102) Om aan deze fteenen eene platte oppervlakte te geven, en dezelve kantig te houwen, befchouwc men thans, in het Landfchap, als byna ondoenlyk, onge« acht de;Kerkmuur van Odoren, in het Dingfpel Zuidenveld, van dusdanige fteenen is opgetrokken. Te Hamburg taatsgb» rEUTE- t3, enz. '«) Zie n:art Ant. dU.Iz. 46. a Svo.  Staatsge- stelte- Nts, enz. 140 Tegenwoordige Staat ftrektheid van dit Hunnebed is van het Oosten naar het Westen. Meestal zyn deze Hunnebedden op eenen eenigermate verhevenen grond,of kleine Ht'iveltjes geplaatst. Het eene is uitgebreider dan het andere. De fteenbrokken, die dezelven uitmaken, zyn ook van ongelyke zwaarte. Die van het Hunnebed by Bunen, onder Borger behorende, gelegen, houdt men voor de grootfte. Men vind deze oude Gedenktekens op gene andere plaatfen in de Republiek , dan alleen in het Landfchap Drenthe, en derzelver byleggende-plaatzen, by eenige Dorpen of Gehuchten. En, vermoedelyk, zouden 'er geene meer voor handen zyn, ware niet het vernielen derzelven,by de Staten van dit Gewest, onder bedreiging van ftraffe aan de Schenders, by tyds verboden geworden. Intusfchen hebben het eigenbelang ende onkunde eenigen dezer overblyffelen vernietigd (103), en naar de Zee- burg zyn de Wallen, die de Stad omringen, met plat en kantig gemaakte foortgelyke fteenen bezet t Vïr uh°e Veel ,nut de bewerking dezer fteenen , in dit Landfchap, zoude kunnen zyn, is niet moeijelyk te bevroeden. Immers konden dezelve tot onvergankelvke Fundamenten geregelde affchutzelen , en tot wanden van Huizen gebruikt worden. Dat het werkloon niet zeer bezvvaarende zyn kan, blykt genoegzaam uit het gebruik, bet geen men elders daar van maakt. Om het gemis oer vereisende werktuigen, (waar van men dikwijs het beftaan niet kent) om zekere dingen te bearbeiden, plagten, meermalen, anders nuttige voorwerpen , verwaarloosd te worden. C103; Men laat door hulp van Buskruid, waar mede men een gemaskt gat vult, de groote fteenen van sen ïpringen, cn maakt ze door die middel vervoerbaar  van DRENTHE. 141 Keedyken vervoerd, om, door middel van degelven, het woedende geweld der watergolven, door Orkanen aangezweept, aftekeeren. Diergelyk foort van oude Graflieden worden ook in Engeland, Saxen, Noorwegen, en in Mekelenburg gevonden; in welk laatstgenoemde Gewest dezelven den naam van der Wenden Kerkhoven dragen. Onder het Dekzel dezer Hunnebedden, in de ruimte, hier voor gemeld, en ook wel rondom dezelven, heeft men, niet zeer diep onder den grond, Lykbusfen, met nog half verbrande Beenderen gevuld, benevens fteenen Strydhamers en Beitels, gevonden; welke veel gelykheids hebben, met die door Kapitein cook en andere Reizigers, op de ontdekte Eilanden, in de Zuidzee en elders, by Volkeren, die geene yzeren Werktuigen bezaten, gevonden zyn. Aan den Wysgeer verfchaft deze gelykformigheid ftofte tot vele overdenkingen. De Lykbusfen (urna*) zyn ongelykvan groote, uit zandachtig Leem gevormd, en door de Zon of Wind gedroogd; eenigen zyn met een Dekzel voorzien. . De Strydhamers of Bylen zyn van eenbuitengewoone harde fteenfoort (104), en de Beitels, uit de gemeene foort van Vuurfteer (füex}, onbetwistbaar, met veel geduld er moeite gemaakt (105)* He| fio4.~) Het verdient opmerking, dat men deze zwart achtige gekleurde fteenfoort in hec Landfchap met vmd ten ware men dezelve voor een foort van Bafalt w.ld houden, van welken men foorten in het Landfchap on dekt heefc. •> (105) De befchryving der Oudheden, en c geenw; StAATSCBSTELTE- nis , enZ. ; 2 ri  STAATSGE' STELTE- nis , enz. Oude Graf. kelder. • i ] J 142 Tegenwoordige Staat Het zal niet nodig zyn, omfiagtig te bewyzen, hoe het vinden dezer fteenen Wapenen, in de gemelde Graflieden, zonder eenig yzeren Werktuig daar by te ontdekken, als een genoegzaam blyk van den hogen ouderdom der Hunnebedden moet aangemerkt worden. Dat de gevondene fteenen Bylen en Beitels tot Krygswapenen gediend hebben, lyd geen twyfel, a]s wy het getuigenjs van TACIÏUS Q106) voor waarheid aanneemen, dat, namentlyk , de oude Germanen niets anders aan de Lyken mede gaven , dan alleen hunne Wapenen, en by zommigen het Paard. Eene Begraafplaats, van.geene minder oudbeid dan de Hunnebedden, doch van een verfchillenden Bouwiiart, wierd,in den jare 1756, by het Boerfchap Eext, onder Anloër Karspel gelegen, gevallig ontdekt. Zv befraat in een Kelder, van welken acht platte, en voor t overige ruwe fteenen, de vier Zydwanden uitmaken. Tusfchen twee dezer fteenen is een Ingang, in de gedaante van een Trap,uit kleine Keifteenen te zamen gefteld. In dezen Kelder lag, ten tyde der ontdekkinge, een dubbelde Vloer, de een boven den anderen, met eenige tusfchenwydten, beide van kleine Kei- ftee- 3ers volgen zal is, by verkorting, ontleend uit de Oudheidkundige Brieven van j. va n Lier , in 's Hase Ao. i76o, by p. van tol gedrukt; in we ke BrievS nen veelvuldige ophelderingen, bedenkingen en ver. Pe2'K? de Drffche °udheden betrerTende, en ie afbeeldingen van dezelve, vinden kan. (106) Be Moribus Germtitwrum, Cap. 27 7;„ ÏÏm^3? aanêehaa'de 0udb^i'BrU.  van DRENTHE. 143 fteenen gemaakt. Tusfchen dezen dubbelden * Vloer vond men eenige Lykbusfen en fteenen S Beitels, nevens een fteenen Pylpunt. Deze Grafkelder was met drie groote platte fteenen bedekt. De binnenruimte was van twaalf voeten in de lengte, van het Oosten naar het Westen, zeven voeten in de breedte, en vyf voeten diep. De opening van den Trap of Ingang is tegen het Zuiden. Rondom dezen Kelder is een Heuvel opge- ) worpen, die, rechtftandig, agt voeten hoog is, en op den grond een omtrek van tweehonderd voeten beeft; zynde, voorts, uitwendig aan de Grafheuvels (Tumuli) gelyk in gedaante. Deze Heuvel legt niet verre van het befchreven Eexter Hunnebed (107). Op veele gemeene Heidevelden, in het Landf.hap Drenthe , ziet men een aantal cirkelronde opgeworpene Heuvels, van verfchillende hoogte en omtrek. Een groot aantal van dezelve, by eikanderen gelegen, ontmoet men in het BanUër-Veld, tusfchen Asfen en Rolde. . De oude Romeinen noemden deze Heuvels Tumuli, dat is, Lyk- of Grafheuvels. Uit het midden dezer Heuvels, omtrent met den ondergrond gelyk, heeft men Urn* of Lykbusfen, als die in den Grafkelder en in de Hunnebedden gevonden zyn, opgedolven; benevens fmalle yzeren Spiespunten, ftukken van Borstwapenen, met yzeren Kettingjes, en ko- pe- (107) Deze Grafkelder, en het daar in gevondene, is In plaat afgebeeld, agter de opgemelde Oudheidkundige Brieven. TAATSCZ. TELTE- ns, enz. .ykheir. els. 4 Wapen-1 fchyvea»  144 Tegenwoordige Slaat Staatscje STELTE- •Nis. enz. " C*) De Mor. Germ Cap. 6. Oude Penningen. ' peren Armringen (ioS); doch in zommigen alleen Houtskolen, waarfchynlyk de overblvffels van den Brandftapel; doch, in geen van allen, eenig Werktuig of Wapenen, uit fteen gemaakt; alle 't welk niet duister bewysr, dat deze Tumuli tot jonger tydvak behoren, dan de Hunnebedden en de Grafkelder. Vermoedelyk zyn dezelve opgeworpen in die Eeuw, van welke tacitus (*) fchryfc, dat de Germanen zo weinig yzer hadden, dat hen Zwaarden ontbraken, en zy alleen Speeren gebruikten, met een korte fmalle, doch fcherpe yzeren punt voorzien. En dit was de Eeuw, in welke tacitus leefde. Behalven het gevondene, in de nu befchrcvene Begraafplaatzen, heeft men , hier en daar uit den Grond opgegraven, zelfs uit de Ondergronden der Veenen^ ronde fteenen Schyvenzommige van welke met een kruisje, andere met twee en meer ronde gaatjes gemerkt zyn. Deze fteenen zyn van hard gedroogd, en, mogelyk, van gebakken Leem gemaakt, en hebben, vermoedelyk, tot Speeltuigen en Wapenen, in de onbefchaafde Eeuwen, gediend O 09). iuhw renningen worden zeldzaam m het Landfchap Drenthe gevonden. Niet meer dan twee van dezelve zyn ter myner kennis eekomen : een van den Drieman antonics met het Randfchrift ANTONIUS AUGUil' de andere van den derden gordiaan. Wy- *£S?£w aI,e afgebeeld achter de 0uMJ^&tSSf**** Brieven'm-ln-m  van DRENTHE. 145 Wyders kan men, in de befchryving der Drenthfche Oudheden, geene plaats weigeren aan de Banloër Kule, in welke eertyds, gelyk reeds aangetekend is (110), de Richters vergaderden en Vonnis fpraken; en ook niet aan het Grolkrhout, waar in de Staten van het Landfchap plagten te zamen te komen, om over 's Lands aangelegenheden te raadplegen, en de verëischte befluiten te nemen. Waarfchynlyk is dit Hout (m) een der Bosfchen geweest, welke de Romeinen gewoon waren Lucus te noemen, en die nimmer mochten omgehouwen worden. Die uit Eikenhout beftonden, wierden voor de heiligfte gehouden , en dienden, by de Heidenfche Duitfchers, Baviers en andere Volkeren, om daar in over Vrede en Oorlog te handelen, doch voornamelyk, om 'er de geheimfte plechtigheden van hunnen Godsdienst te verrichten (112). Het is, uit dien hoofde, dat wy by serviüs (*_) lezen, Nunquam efl Lucus fine religione „ dat 'er, oudtyds, geen Bosch zon„ der Godsdienst was." Plinius, van deze Bosfchen fprekende, zegt: Htec fuëre NumU num fiio) Zie hier voor in de Aantekening (33). (110 Men zegt doorgaans Grollerholt; en door Holt wordt ook een Wold of Woud en Bosch verfiaan, (112) Zie tacitus,^ Morib. German. Cap. IX, in fine; en p, corinitus, de Honejl. Diciplina. Lib; XIf. Cap. 8. herodotus Hifi. Lib. IV. welke verzekeren , dat, noch de Scythen, noch de oude Duit* fchers, Beelden of Tempels hadden, om dat de Godheid tusfchen geene muuren be-floten, noch door gelykgJ' Bisten konde afgebeeld worden. K Staatsge» steltenis , enz. Banloër Kule. Grollerhoub CO tri /lcntid.Vki ix.  Staatsgi stel te* «is, enz. (*~) Ilijlar Nat. r.ib. XII. C;,p. X, (9 Genef, Cap. XX, vs. 33. ft) neut. XXVI. vs. si. f-IO Deut. Cap. V». vs. 5. en Cap. XII. vs. 2. Romein-' fclie Legerplaatfen. 146 Tegenwoordige Stmt ' num Tempïa, „ deze waren de Tempels der „ Goden". En hy voegt 'er nog by, dat men geen meerder Godsdïenftigheid bewees, aan de rykile Beelden, „ quam Lucos & in „ iis jilentia ipfa", dan avun de gewyde Bos. fchen en de gefladige ftilte in dezelve. (*) Dusdanige foorten van Bosfchen had men reeds in de Aardsvaderlyke tyden. Abraham plante een Bosch in Ber-fèba, en riep daar in den naam des HEEREN aan (§). Dan, het misbruik, t geen de Heidenfche volkeren daar van makten, was de reden, waarom'', in dé Mofaïfche Wetten (f), aan de Israëliërs, niet alleen wierd verboden, diergelyke Bosfchen te planten, maar ook geboden, om waar ze die aantroffen, dezelve te verbranden, of om verre te houwen (|). By eenige der Hunne, bedden ziet men ook Eikenbomen, of ftruiken en wortels. ■ Niemant, echter, zal zo dwaas zyn, om aan deze bomen, ftruiken of wortels, een gelyken ouderdom toetefchryven, met dien der Hunnebedden. Evenwel zal niemant het vreemd oordeelen, wanneer men onderdek, dat dezelve afllammelingen zyn van die Eikebomen, welke men, ten tyde van de bouwing der Hunnebedden, rondom dezelve gj plant beeft, gemerkt foortgelyke voortbrengfels der Natuur daaromtrent anders niét gevonden worden, en by de Graflieden, van ouds, ook Godsdienftige verrigtingen gepleegd wierden. Men toont, hier en daar, op de Heidevelden, eenige overblyffekn, dewelke tot Legerplaatzen fchynen gediend te hebben, waar van  van DRENT II E. 147 van men de afbeelding in de Antiquiteiten van picart (*) zien kan (113). Men houd dezelve voor overblyffels van Romeinfche Legerplaatfen, of zogenaamde Cajira Romanorum, of Verblyfplaatfen der Sneven, eene zeer oude en woeste Natie. Doch deze mening heeft geen anderen grond, dan eene algemeene overlevering. Even eens is het gelegen met een uitfpringend gedeelte van den zogenaamden Hondsrugge (114), by het Gehucht Falte, in het Zuidevelder Dingfpil, welke men voor de plaats houd, waarop, in vroeger tyd, eene Stad, Hunfow genaamd, zoude gebouwd zyn geweest, langs welke de bevaarbare Rivier Hunfe of Huns A ftroomde, dewelke, in dien omtrek, door de Veenwording «oude verdwenen zyn. Dit zoude blyk- baar (113) Men vind dezelve hierzeer menigvuldig;doch in gedaante zyn ze niet overal naauwkeurig gelyk. De meesten beftaan uit een reeks van vierkante plekken, door opgeworpene aarden Wailen van eikanderen gefcheiden , en door een gemeenen Wal van buiten beüotcn. De grootte dezer Legerplaatfen is zeer verfchillende; men viud 'er, die wel vierduizend treden in den omtrek hebben: anderen zyn veel kleiner. (114) De zogenaamde Hondsrugge is een verheven ftuk gronds', die door het Oosrergedeelte van Drenthe loopt, en in de Stad Groninger, eindigt, alwaar men zegt dat, op den Staart daar van, de voortreffelyke en hooge Toren, by &?, Martinus /toe behorende, gebouwd is. Langs over deze Hondsrugge, ziet men Veelvuldig, naast een gelegen, oude en diepe Wagenfporen, waarfchynlyk, veroorzaakt door het overvoeren van zware Oorlogstuigen, tot de Belegering van Groningen, door den Munfterfchen Bisfchop b. van gaalen, met geen triumphanten uitilag ondernomen, gebruikt. K a Staatsgb stelte- nis, enz. (*) Bladz.. 42. van den druk in 4to. Stad Hun-  sta ATS GESTELTENIS, enz. &) De Ren Natur: Lib. y. yt. 312. Schets eener NattunlykeWillurie. 148 Tegenwoordige Staat baar zyn, uit de overblyffelen van Schepen,, die men aldaar, volgens picart, gevondeni heeft. De Stad Hunfow zoude, in den jare 808, dooreen Deenfchen Prins, olaum ge-, naamt, geheel verwoest zyn, en, gelyk reeds: te voren aangetekend is, de Keiftenen tot heti beftraten van Koevorden gediend hebben. Dam deze omlïandigheid fchynt met de waarheid: niet in te ftemmen, overmits diergelyke fte-. nen, die men hier Veldflinten noemt, veel na-1 der by Koevorden te bekomen zyn. Ingeval! deze overlevering eenigen grond mochte heb-' ben, dan is 'er van die Stad, even eens als; van zo veele andere Steden, niets dan alleen\ de plaats, waarop dezelve geftaan heeft, em de naam overgebleven. En dit algemeen ver-1 fchynfel heeft LucRETiusal doen zeggen: Denique non monumenta Virum dilapfa vide»' mus Eindelyk zoude men hier kunnen byvoegen,, de kenbare overblyffelen der Bosfchen, dïe; men onder de meeste hooge Veenen aantreft,, in 't byzonder onder die van het Oostermoer.. Een uitvoeriger bericht, wegens deze overblyffelen, befparen wy tot de beknopte Schets: van de Natuurlyke Hiftorie dezes Landfchaps,: waar toe wy thans overgaan. De Geographifche legging of Poolshoogte! van het Landfchap Drenthe, wordt, na genoeg, bepaald op drieënvyftig graden Noorder breedte, en drieëntwintig graden Westen lengte. Het behoort derhalven tot die Gewesten, dewelke fub Zona temper ata feptentrio- na-  van DRENTHE. 149 nali, „onder de getemperde noorderlykeLucht„ ftreek", gelegen zyn. De oppervlakte (ƒ«• perfides) die, aan alle kanten,mee eene flaauwe glooijing oploopt, is hier en daar met kleine Heuvels bezet, doch, over het geheel befchouwd, vlak; beftaande, voor het grootfte gedeelte, uit Zand, met Steenen gemengd, of uit Veengronden. Langs de Grenzen heeft men meest al Groenlanden, die zich ongelyk breed landwaarts in uitltrekken. Ook ontmoet men diergelyke Landeryën binnens Lands, ter wederzyden van de Stroompjes of Beken, insgelyks ongelyk breed. Zommigen derzelven zyn moerig; anderen daarentegen van meerder vastigheid, en de eene grasryker dan de anderen : 't geen, veeltyds, afhangt van het vlytiger fchoon houden, of het veronachtzamen der Gruppen, Sloten en Waterleidingen. De Kamp- en Zaaylanden zyn, oorfpronglyk, Heidegronden, doch, door bearbeiding en bemesting, tot vruchtbaar Land gemaakt. Onderwylen befpeurt men, tusfchen deze Gronden, geen gering verfchil, gedeeltelyk door de natuurlyke gefteltenis dezer Gronden zelve, en gedeeltelyk door beter bemesting en wyze vars bewerking. Voor het overige zyn de Gronden, de Bosfchen uitgezonderd, met Heide bewaslen. Het uitgeftrektfle der Heidevelden draagt den naam van Elders- (115) en Dieverderveld. De Ci 15) Eldersveld heeft, volgens eene overlevering, de2en naam bekomen van eenen Struikrover, ellert geheten, die, met een Medemakker, krammer genaamd,op dit Veld zouden geftroopt en geroofd, en zich K 3 op» Staatsge-' STELTE- nis, enz.  Staatsgi stelte- nis, enz. opgehouden {hebben in een Heuvel, die hedendaags Dog Brammersberg genoemd wordt. Dit Veld is meer dan drie uuren lang, en ruim zo breed. (116) Op de Smildingcr en de Hogeveenfche Vaarten heeft men de eerfte, en op de Oostermoerfche Vaart, om dat deze een dromende Rivier is, de laatfte foort. In de oude Gefchriften worden driedcrlei namen aan deze beide foonen van Waterkeringen gegeven,namentlyk, die van S/ufen, van Spuyen, of Spryen, en van Verlaten; wordende de laatfte, waarfchynlyk, dus genoemd , om dat men Vr zig op verlaat. In lege Sa. lica Francorum, leest men, Slufa claufula. Oorfprongelyk betekent het woord Sluis, een Hinder- of Eindpaal; en uit dien hoofde wordt een Sluis, in 'r Latyn, Comma, Claufula genoemd. Ook wordt dit woord uitgedrukt door Catharaüa, emiffarium, Obex Aquarius: by plautus leest men: Commorandum *5° Tegenwoordige Staat - De uitgebreidfle der hooge Moerasfen of Veenen zyn die van het Oostermoer en Zuideveld , palende tegen die van het Oltampt, onder Groningen behorende, en- tegen JVestwoldinger- en Munfterland'; voorts de Velden achter het Hogeveen , welke aan Overysfel grenzen; en, eindelyk, die by Asfen, welke door de Vriefche Veenen bepaald worden. Hier en daar ontmoet men ook nog kleindere Veenftreken en lager gelegene Veenige Landeryen, die met gras bewasfen zyn. Het hooglle gedeelte van dit Gewest zal, meer of min, vyftig voeten boven het gemiddelde Waterpas der Zuider-Zee rechtfkmdig verheven zyn. Ook zonder het gebruik van kunftiger Werktuigen, is dit niet moeijelyk te berekenen , uit het aflopen van het Water in de Vaarten, 't geen, door verfcheide dubbelde Deurfluizen, of door enkelde Valdeuren (i 16), ter  van DRENTHE. 151 ter bevordering van den Scheepvaart, gekeerd en in zynen afloop tnoec gefluit worden. By de Landpalen van de Provintie Stad en Lande, is het Landfchap om de zeven uuren, in een rechten lyn, van de Noordzee, en by die van Overysfel, vier uuren van de Zuiderzee gelegen. Van het Noordwesten tot het Zuidoosten, bellaat het, nagenoeg, zestien uuren in de lengte, en, door een genomen, ruim agt uuren in de breedte. Geene Rivieren of Beeken, uit andere Gewesten oorfprongelyk, Aromen door het Landfchap ; allen, die men in hetzelve aantreft, worden op of by de verhevenfte plaatfen des Landfchaps zelve geboren, en wateren, in verfchillende richtingen, aan alle zyden uir. De voórnaamfte van deze Riviertjes zyn de volgende. De Hunfe A, in het Dingfpil Oos» termoer, en daarom het Oostermoerfche Diep of Vaart genoemd. Dezelve heeft haaren oorfprong in de Veenen , boven Gasfelter Nyveenftroomt vervolgens door het Zuidiaardsr Meer,mar Groningen,en die Stad,onder verfcheidene konflig gewelfde Bogen, doorlopen hebbende, ontlast zy zich in het Reiddiep,het welk in de Noordzee valt. Deze Stroom is, van Gasfelter Nyveen af, bevaarbaar; doch,in dien Scheepvaart, ontmoet men veele kromten en bochten. Het Anreper Diep (117), ook hei efl mini apud hanc Obicem, dat is; „ ik moet by de„ zen Hinderpaal blyven ftaan." (117) Het woord Diep, meer dan ééns genoemd, betekent, in het Landfchap en in Groningen, een Stroom of Vaart. K4 Staatsce- stf.ute- kis, enz.  Sta.itsgb- steltk- 152 Tegenwoordige Staat het Duurfer Schipburger en Hoornfe Diep genoemd, naar de Markten, langs of door welke het loopt, en in Rolder-Dingfpil een begin neemt, firoomt mede door de Stad Groningen, en vak insgelyks in het Reiddiep. Hec Roder-. Peyfer- en Kelder-Diep, lopen, te famen verëenigd, uit Noordeveld, mede door Groningen, in hec Reiddiep. De Beylerftroom, in Beyler - Dingfpil, Valc in de dwgervaart. De #Ki»er ^ heeft haare uitwatering by Meppel. Het Water, uit het Dingfpil Zuideveld, vloeit naar Koevorden, en van daar door de kleine en groote Vecht, door Overysfel, in het Zwarte Water, 'c geen in de Zuiderzee uitloopt. De Rees, een Riviertje uit Overysfel komende, en 't welk langs de Grenzen van Beyler- en Diever - Dingfpil ftroomt, valt by Meppel in hec Vaarwater naar de Zwarte Sluis, In alle deze Stromen ontlasten zich veele Beken, die wederom uit de Slooten het water omfangen. Allen te famen hebben hunnen oorfprong in Regen- en Sneeuwwater, 'c geen van de hoogten afloopt, of, in den gronddetrokken zynde, ginds en elders beneden eenen uittogt zoekt. Geene reden is 'er, om eenigen anderen oorfprong aan dezelve toe te fchryven. De Oevers en de Gronden, langs en over welke dezevloeiftoffe loopt, veroorzaakt eenig onderfcheid in de hoedanigheid van het water. In eenige Slooten en Beken is de grond of aodern oeng leem en donker geel of rosachtig /an kleur; aan deze geeft men daar van den naam van  van DRENTHE. 153 van Roodölmig. Het water, deze kleur aanneemende, heeft een yzerachtigen fmaak. Het water, 't geen uit de Veenen oorfpronglyk is, heefc eene bruine kleur, en bevat geene geringe hoeveelheid oncbrandbare lucht. De inwoonders der Veen - Koloniën, geen ander water hebbende, bedienen zich van het zelve tot dagelyksch gebruik, en zyn, in het algemeen, gezonde en fterke menfehen. Opgevangen regenwater wordt zeldzaam, en alleen van de meest vermogende Inwoonders van b^t Landfchap gebruikt. Wyders heeft men ook Meiren, die ot geheel of ten deele in het Landfchap gelegen zyn ; de voornaamften zyn het Zuidlaarder en het Leek/Ier Meir. Zommigen der binnenlandfche Meiren hebben geene uitwatering, en worden rondom ingeflocen van hogere gronden, van welke hec regenwater afloopende , deze laagten aanvult. In alle Dorpen en Gehuchten ontmoet men meer of minder Putten, naar mate het graven van dezelve minder of meerder moeite kost, ol de grond hoger of lager gelegen is. Eenige dezer Putten, fchoon in hec zelfde Dorp oi Gehuchc gelegen, zyn merkelyk dieper dan anderen. Men vind ze van vyf tot veertig voeten diep. Het water dezer Putten is zeei verfchillende in fmaak en helderheid. Het ee' ne water doet de zeep fch'.iimen, en is tot hei wasfehen van lynwaat gebruikbaar; het andei ontbind de zeep niet. Nevelen worden in dit Gewest, mindei dan in zommige ande.e Provinciën, waargeno K 5 m«! Staatje» STELTS- 1 nis, euz. I  Sta ats gestelteïus, enz, I < 1 154 Tegenwoordige Staat men (118). Jaariyks, in de Lente, of in het begin van den Zomer, naar mate het faifoen droger o* vochtiger is, befpeurt men hier een yerfchynfel, over welks oorzaak en uitwerking men elders in geene geringe dwaline ver. keert; iets, 't welk te meer te bewonderen is, vermits de waare oorzaak niet verre behoeft gezogt te worden. Ik heb het oog op dien Rook of Damp, welke, naar dat de windftreek zich uicftrekc, meer dan zestig uuren verre (uo) zich verfpreid, en, in 't algemeen, elders by den naam van Meer- of Moerdamp bekendis, om dat men onderdek, dac dezelve uit de Zee, of uk Moerasfen opftyec (120 V zynde men voorts van begrip, dat dezelve aan de gezontheid der menfehen groot nadeel toe. brengt. Dan, men dwaalt omtrent het een en ander. Geenen ondank zal ik, hierom ,by den waarheidzoekenden Leezer, behaalen, indien ik hier de oorzaak van dit verfchynfel, overeenkomftig met de waarheid, voordrage AUe voorjaren wordt een groot aantal Morgens Veenland (121;, in de Provinciën van Vries* befchryving van een zonderlingen Nevel, en diens uit! tverkfelen in het Landfchap, vinden Slïl HetJS Zeker' dat men deze» Damp of Rook og veelI verder waarneemt. Doch hier wordt alleen v^fenotr6^' Welke" ik ZelVÊ «5Ü?S Sr??? Me-er* ™Maar betekent, in de oude, en f & ? f H°^d"»^he taal,' de Zee; ZkoTr *Moe,as, m het byzonder, de hooge Veenen. ieS^2nÏM,?Wi,aLfchyn,lyk' ma« ««zelve wel op ïerdmzend Morgens bepaald worden.  van DRENTHE. 155 Friesland, Groningen en Overysfel, als mede in het Landfchap Drenthe en in Munfterland, tot de Boekweitteelt, op de volgende wyze, toebereid. De hooge Veenen, om het overtollige water, 't geen deze fpongieufe gronden influrpen, afteleiden, worden, in 't gemelde faifoen, begrupt; waar door de oppervlakte eene genoegzame droogte bekoomt, om met een Hak (122) te kunnen omgefpit cn in kluiten verdeeld worden, 'c Zyn deze kluiten, welke, na eenigen tyd, wanneer ze droog genoeg zyn, in brand gelloken worden. De dikke rook, welken deze verbranding doet opryzen, en die zich door den wind verfpreid, veroorzaakt dien Moer- of Mecrdamp, waar omtrent men zich zulk een verkeerd denkbeeld gevormd heeft. En dat deze rook geene nadelige uitwerking op de gezontheid te weeg brengt, leert de ondervinding in deze Gewesten, alwaar die Rookdamp het eerfte en dikfle wordt waargenomen. Deze Damp is, veeltyds, zo dik, dat men, in eenige dagen, de Zon daar door niet kan ontdekken, of dat dezelve zich bloedrood vertoont ; en dezelve is van langer of korter duurzaamheid, naar mate de Veennerf droger, het faifoen gunfiiger of de wind fterker is. Op« merkelyk is het, dat gedurende den tyd, waar in deze Veenrook plaats heeft, zeer zeldzaam onweder befpeurd wordt. Intusfchen fchryft men (122) De Hak is een puntige Schop of Spade, die naar binnen krom omgebogen is. Men flaat dezelve ia den Grond, en haak ze dan naar zich, met een kluit van den Veengrond. Staatsgb- STJU.TE- nis, enz.  Staatsge- STIvUTE kis, enz. Tegenwoordige Staat men aan dezen rook toe, dat dezelve veele Infeélen, welke den bloemknop of bloezem der Vruchtbomen befchadigen, zoude veroorzaken , en alzo de hoop op eene ryke inzameling te leur fielt. Na de verbranding der Veennerf wordt de asch ingeëgt, en de Boekweit gezaaid, waar van veeltyds een goede Oogst wordt ingezameld. Volgens eene doorgaande gewoonte, moet de Bearbeider een vierde gedeelte, aan den Eigenaar der Veenen, voor het gebruik daar van , betaalen. Deze verbranding van de oppervlakte der Moerasfen heeft een tweederlei nut; eerftelyk, om de Veenen, die tot de Turfgravery zullen dienen, van de ruwe Veennerf of Bonkaarde te ontbloten; en ten anderen, om door de Boekweitteelt geen gering voordeel te genieten. Met dit laatfte oogmerk alleen worden Jook Veenen gebrand, die tot het graven van Turf, by gebrek aan Vaarten om deze brandfloffe aftevoeren, niet gebruikt kunnen worden. Na dat deze verbranding twee: of drie jaren achter een gefchied is, wordeni eenige jaren verëischr, om de Veennerf, an-> dermaal, de verëischte vastigheid te doen veikrygen, om deze bewerking te hervatten. In-! tusfchen ontbreekt het nimmer aan gronden,, waarop dezelve gefchieden kan. Hier en elders vind men, op de Heidevelden, Zandftuivingen, welke, in weinige ja-' ren, eene wyde uitgeflrektheid gronds met: zand bedekken. Het beginfel daar van is,, dikwyls, niets meer dan een klein gat of holle weg, waar uit, door den wind, het zand! gedreven, verfpreid en van tyd tot tyd op een i ger :  van DRENT H E. 157 gehoopt wordt; 't en zy men in tyds den verderfelyken voortgang, door de belegging met Plaggen of Zoden, te keer gaa en belette, en vooral Schapen daar in of over dryve. Het beplanten met Dennen, en hier en daar eene betuining door te vlegten, is insgelyks een beproefd middel, om dit kwaad voortekomen. „ De legging of het Klimaat dezes Land„ fchaps", om de woorden van den Hoogleeraar en Artz van doeveren (*} te gebruiken, „ is doorgaans aan geene bovenmatige „ hitte of koude blootgefteld, en wordt zeer „ nuttig voor de gezontheid gekeurd. Even„ wel helt de Luchtgefteltenis meer naar kou„ de dan naar hitte over; en over zulks nade„ ren ook de Drenthenaars aan de Noordfche „ Volkeren ; van dewelken" (vervolgt de Hoogleeraar) „ ik u niet behoeve te betogen, „ hoe veele voordelen zy voor hunne gezont„ heid, kloekheid en langen leeftyd van de „ koude hebben afteleiden". Meer andere voordelige getuigenisfen, des Landfchaps Klimaai betreffende, leest men in de Redevoering var dien kundigen Geneesheer: als by voorbeeld, ex falüberrima Drenthina regione, „ de zeej „ gezonde Drenthfche lucht"; en ficcum & puris/imum aërem ex Drenthia ad nos dela bentem (133), », de drooge en zeer zuivert „ lucht, welke uit Drenthe herwaards vloeit" Eindelyk leest men, by den Hoogleeraar, d< volgende merkwaardige woorden. „ Indiei „hip (123") Men zal hier achter, in het Aanhnngfel, e< nige Geboorte- en Sterfiysten byvoegen, waar door de ze getuigenisfen bewysbaar bevestigd worden. Staatsge- 5TELTE- tas, enz. (*~) Serms "Academicus de Sa- ' ttitate Groning. I 1  Staatsge- stelte- Mis, enz. 1 ( 1 1 i i I 5 < ( T g v tc II v; ei di g< Ï58 Tegenwoordige Staat „ hi pp o en a te s te recht gefchreven hebbe, „ dat de geftalre, zo wel als de inborst der ,, menfehen, zich gemeenlyk naar den aart „ van het Land fchikken, en dat de lucht aan „ het herfengeftel de gefchiktheid van denken „ verfchafc, en dat het geheele lichaam hier „ aan deel heeft, voor zo verre het gemeen„ fchap met de lucht hebbe, dan moet men „ befluiten, dac de Inwoonders dezes Land„ fchaps gefchikt genoeg zyn, om uitmun„ rende mannen te kunnen worden." En, a*a;>rlyk, de Drenthenaars zyn vatbaar gedroeg, mids behoorlyk onderwys genietende, WH in de Wetenfchappen en Kunsten uit ce nuncen. Hunnen moed en heldendeugd heb>en zy meermalen doen blyken. Eerlykheid en fpaarzaamheid zyn, in hec algemeen, hoofdcrekken van hec Karakter der Drenthenaaren (124). Beminnaars zynde van ïun vry Vaderland, zyn ze, mogelyk, al te >eel gehecht aan oude gewoonten, niet zeer ;enegen tot nieuwe ondernemingen, en al te eer vooringenomen tegen belyders van andere jodsdienften, buiten den Hervormden. Laten leze weinige hoofdtrekken hier genoeg zyn. Wien Cl24") Voor eenige jaren had, ter gelegentheid van ruiloften en Begravenisfen, hier nog het overdadig ïbruik plaats, om, dikwils eenige dagen, aan menig" ïldige Verwanten en Mede-Karspellieden, maaltyden geven, waarop niet minder dan een geheele Os of oe, twee of drie Kalveren en Schapen, eene menigte m Hammen, Stokvis, Ryst, Erwten, Melk, Bier 1 zomwylen Wyn, ten beste geseéven wierden. Dan :ze uitfpatting is thans, wyslyk, door een ftrafdreind verbod, door de Regering afgefchaft.  van DRENTHE. 159 Wien is onbekend, hoe moeijelyk het zy, den juisten omtrek van een Volks • karakter aftemalen Ci25)? De geftalte der Landzaaten is middelmatig, welgeipierd en fterk. Weinige gebrekkigen virid men onder dezelven; in het algemeen hebben zy fraaije en witte tanden 26); en veelen bereiken een hogen ouderdom. Hunne levenswyze is eenvoudig; men legt zich vroeg te flapen en ftaat wederom vroeg 's morgens op. Hun voedfel beftaat meest uit Meel- en Melkfpyzen, Aardappelen en veel eigen gebakken Roggenbrood. Hun drank is, door- f125) De Volkeren hebben zo wel hun byzonder Karakter, als de byzondere Perlbnen. Men ontdekt manieren van denken en werken, heerfchende beweegredenen van gedrag, die, over het geheel, aangenomen zyn door eene geheele Natie, terwyl dezelven elders verworpen worden. Om reden van deze verfcheidenheid te geven, moet men alles gade liaan, wat op dezelve invloed kan hebben; by voorbeeld ,op de gedaante der Regering, de vooroordelen der opvoeding, den Godsdienst, de Luchtftreek, de bezigheden, verfchillende behoeften, minder of meerder omgang meten betrekking tot andere Volkeren, en diergelyke. Alle de. ze omftandigheden moeten in het oog gehouden worden, om een Nationaal Karakter aftemalen. Zie carrard over de kunst van Waarnemen, in de Verhandelingen der Holl. Maatfch. der Wetenfch. D. XII. hl. 132. Men kan hier nog byvoegen, dat men met de gebruiken zyner eigen Natie niet moet vooringenomen zyn. Veele voorbeelden leren tog, dat men alles naar dien maatftok goed of kwaad keurt. O26) Daar is 'er, die het veelvuldig gebruik van Roggenbrood voor de oorzaak van dit natuurlyk fieraad houden. Immers de ondervinding leert, dat geroosten fyn geftooten Roggenbrood, met beter gevolg en onfchadelyker tot een tandpoeder gebruikt wordt, dan de meeste kunflig bereide Opiaten. Staatsce- STELTE- nis , enz.  if)0 Tegenwoordige Staat Staatsgesteltenis, enz. doorgaans, Putwater of gekarnde Melk. Nog» thars wordt thans de Koffy zeer misbruikt, en ftrekt, waarfchynlyk, tot even zo veel nadeel voor het lichaam als voor de belangen van de huishouding (127). Immers oude lieden vermoe» (127) Weinigen, vermoédelyk, zullen berekend hebben, welk eene verbazende verkwisting het misbruik der Koffy zy, voor een Gewest, het geen wel zeer uitgebreid „ doch weinig bevolkt is, en alleen uit zyne eigen voortbrengzelen zyn byzonder beffaan en nodige kosten vinden moet. Men vergunne ons, de Rekening eens optemaken, om te tonen dat dit misbruik, niet zonder reden, eene verbazende verkwisting genoemd kan worden. Men begrote het getal der Inwoonders, om de Rekening gcmskkelyk te maken, op veertig duizend menfthen. Hier van zal men agt duizend , voor kleine kinderen en die geen Koffy drinken, aftrekken; dus blyven dan nog tweeëndertig duizend over. Wanneer men deze, door een genomen, des daags ieder op drie vierde loot gebrande Koffy, 't geen met een loot ongebrande overeenkomt, fielt, dan gebruiken deze tweeëndertig duizend perfonen, ieder dag, tweeëndertig duizend looden ongebrande Koffy, 't geen duizend ponden bedraagt. Laat nu ieder pond tien ftuivers kosten, dan kosten deze duizend ponden vyfhonderd guldens dagelyks; en, gevolglyk, in het geheele jaar, of in driehonderd vyfenzestig dagen, honderd tweeëntachtig duizend en vyfhonderd guldens. Voegt men hier nu nog by, het tydverzuim, de Zuiker, de Thee en den hoger prys der Koffy, dan wy dien gefield hebben, wie zal dan een oogenblik twyffelen, of de algemeene fomme moet verre over de tweemaal honderd duizend guldens, alle jaren, belopen? Laat ons vervolgens ondernellen, dat men altoos ieder mudde Rogge tegen vier guldens verkopen kan; dan zullen 'er vyftig duizend mudden Rogge moeten verkogt en uitgevoerd worden, om de benodigde Koffy te betalen. Ik weet wel dat 'er, in de Artzenywinkels, geene middelen, om dezen kanker te genezen, te koop zyn. Doch, mogelyk, zoude de Regering huishoudelyke fchlkkingerr; kun* -  van ÜRENTHË, i6t rrioeden, dat teringachtige ziekten, bloedfpuwingen, zenuwtrekkingen en Rheumaticque pynen, die men hedendaags meer dan te voorén zoüde befpeuren, aan dit misbruik zyn toe te fchryven. De kleding is warm en beftaac meest uit grove wollen ftoffen, die men van de wolle van eigen Schapen bereid (128). Zeldzaam dragen de Vrouivsperfonen keurslyven. Hunne Huizen zyn eenvoudig, en naar hun Boeren bedryf ingericht (120). Meestal zyn kunnen maken, oni ten minften dit kwaad eenigermate te verminderen. Althans, ieder Huisvader mo;t tot vermindering van deze verkwisting medewerken, en vaa een gunstig oogenblik, by zyne Eclugenoote, gebruik maken , om haar van de fchadelykheid dezes dranks,voor lichaam en beurs, te overtuigon; waar toe deze berekening van dienst kan zyn. (128) Men begrypt lichtelyk, dat, in deze befchryving, alleen van degebruiken van het gros aer Ingezetenen melding wordt gemaakt. (129) De oude Boerenhuizen zyn gelyk aan een Schuur g'bouwd, en bevatten maar een enkel ruim, zonder Schoorfteen. Van binnen, langs de Wanden, die meest van leem gemaakt zyn, ziet men de Koeijtnen Paardenftallen, uitgezonJert illeeri de plaats, dié de Bed- of Slaaplieden beflaan. Midden in deze Gébouwen, ziet men de Haardftede, waarop men altous een turf- of houtvuur gewoon is te ftoken, zonder dat de rook veel hinder veroorzaakt. Op de Balken, dié om de agt of negen voeten van den grond af zyn, leggen dwarshouten, die men Sleten noemt; op dezelven is het nog onuitgedorste koorn gevaat, dat is, op een gepakt. Men moet zich verwonderen, dat, in deze' foort van Huizen, het graan den rookfmaak niet aanneemt. Integendeel wordt het, om deszelfs volmaakte droogte, altoos duurder dan ander graan vetkogt. tob tusfchen bouwt men hedendaags, aan de meeste Boerenhuizen, een afzonderlyke kamer, met een Schoorfieen ^voorzien. Nogthans viud men ook Huizen vaa L Lrtnidy Staatsgb- 5TEL1E- H\i, en*;  Ifj2 Tegenwoordige Staat Staatsge- STELTE- PJ», enz. zyn de Landlieden hunne eigen Genees- en Heelmeesters, vermits men fiegts, op weinige Dorpen, een Wondheeler, en, Meppel uitgezonden, 'er in 'c geheel geen Doctor (130) heeft. Men gebruikt eenvoudige middelen , die de ondervinding geleerd heeft, een goede uitwerking te doen; immers men fcbryft de genezing aan dezelve toe: als, by voorbeeld, voor Borstkwalen, het Longerach,Mucuspul* inonarius, als thee gedronken; voor de Geel» zugt, hennepzaat ir, afgeroomde melk gekookt; voor de Koorts, het kruid Zonnedauw, Ros Solis, in de Zon gedroogd en met gebrande Oester- of Mosfellchelpen, en, indien deze ontbreken, met zuiver Zand gemengd; voor de Vyt, Hazegarven,* voor bet Bloeden, uijen of Zwam, het geen men aan den Schors van Eikenbomen vind, en ook wel Spinnerag. Men is over de opvoeding der Kinderen, in 't alg2meen, niet zeer bezorgt. Zy kruipen veel in het zand of op het gras, en leren dc^rg:ans zonder Leideband lopen. Ouder geworden zynde,laat men hun lezen en fchryven leren en in den Godsdienst onderwyzen. Zy moeten al vroeg, naar mate hunne kragten .oeiaten, het boerenwerk helpen verrichten. Ook bekommert men zich niet veel over den toeftand van Zwangere- en Kraamvrouwen, die, meestal, weinige dagen na de Verlosfing haar dagelyksch werk wederom waarnemen. Ik kan, Landlieden, die beter en ruimer zyn, dan de voorgemelde. (130) Te fioevorden gebruikt men den Doctor vaa bet Regiment, aldaar garniiöen houdende.  van DRENTHE. 163 kan, zo van de opvoeding der Kinderen, als van de zorgeloosheid der Vrouwen , geen volmaakter afbeeldfel fchilderen, dan 't geen men vind by tissot en bicker, in de Raadgeving voor de Gezontheid der Groote en Ryke lieden, en verwyze, uit dien hoofde, den Lezer tot dit nuttig boek. In 't algemeen gebruikt men zeldzaam Paarden, zelfs om een geruimen weg afteleggen. Niettegenfraaude eenige Gehugten een of twee buren gaans van de Kerk af gelegen zyn, verzuimt men, echter, zeldzaam, immers des voordemiddags, den Godsdienst by te wonen, en naar en van denzelven, den weg te voet af te leggen (131). De Paarden, die in dit Gewest vallen, zyn doorgaans zwart van kleur, van middelmatige grootte; flerk en van goede leden voorzien. De Boerelieden moeten verfcheiden dezer nuttige dieren tot hun Akkerwerk houden, doch gebruiken zelden andere dan Merriën, om daar uit Veulens te kunnen trekken. Nog jong tvorden deze op de binnenlandfche Markten verkogt, en naar Vriesland en Groningerland'. vervoerd; alwaar men dezelve, tot ze drie of vier jaren oud zyn, opvoed, om Ze vervolgens wederom te verkopen. Doch daar is 'er ook ■in het Landfchap, die hun werk daar van maken, en drie en vierjarige Paarden afleveren. Op eenige Dorpen onderhoud men Springhengs- ten. O31) De reden, waarom ik de levenswyze der Drenihenaren in deze Schets heb ingelascht,is geen andeJ re, dan om dat dezelve betrekking tor de gezondheid, «en voorwerp dezer weten fchappen, heeft. L 2 'TAATSGÉSTRLTE- Nis, enz.  Staatsge. STELTE- m», enz. 164 Tegenwoordige Staat ten. Des Zomers laat men de Paarden in de Weide lopen, en des Winters voert men dezelve op de Stallen, meest met onuitgedorste Garven, die men tot hakfei fnyd. Men geefc dezelven Putwater te drinken. De Koenen zyn 'er ongelyk van grootte, doch, over het geheel genomen, fynder dan in andere vetter Landsdouwen. Zy worden even eens als de Paarden gevoed. Aan beiden geeft men ook eenig Hooi, naar mate men daar van voorzien is. De Schapen zyn kleinder van foort dan elders in de Republiek. De Rammen hebben feberp gefpitste hoorns, die, met twee of drie bogten, binnenwaards omgekrult zyn. Zy worden éins, en zomwylen tweemaal in het jaar, gefchoren; doch de Wolle is grover dan die van andere Gewesten, alwaar men beter voedfel voor deze dieren heefc. Men zoude, ongetwyfeld, de hoedanigheid der Vachten kunnen verbeteren, indien men, alle jaren, Rammen uit andere Oorden komen liet. Intusfchen houdt men derzelver Vleesch, en byzonder dat der Lammeren, voor fmakelyker dan van elders. Opzichtelyk het Rundvleesch en Wildbraad, heeft ook dit zelfde plaats, Deze Dieren worden , in alle faifoenen, door Schaapherders, op de Heidevelden, om hun voedfel te zoeken gedurende den dag, geweid, en des nachts in Schuren, Schapefchotten genoemd, opgefloten , waar in Heideplaggen leggen, om de Mest te vermeerderen. De Zwynen worden 'er zwaar, wanneer ze behoorlyk gemest en opgepast worden. Men heefc 'er tweederlei foorten; zommigen hebber»  van DRENTHE. 165 ben recht opftaande Ooren: en aan deze geeft men den naam van Staggen ; de andere laten de Ooren nederhangen, en worden Vlodöoren genaamd. De Wind- en andere Jachthonden, zyn, in het Landfchap, van verfchillende foorten;doorgaans vlug en afgericht, en elders zeer be. roemd. , In vroegere Eeuwen heeft het, in dit Gewest, niet ontbroken aan Beeren, Herten, Wilde Zwynen, Wilde Geiten en veele andere foortgelyke wilde Dieren (132); nog heden ziet men 'er, nu en dan, Wilde Zwynen, Rheën en Wolven (133). Niet lang, nog. thans, (132) Zie den reeds, inde Aantekening (9), aangehaalden Giftbrief van Keizer otto I, in den jare 943 afgegeven, door de Koningen hendrik den II en coenraad den II, in 1025 bevestigd, en by heda, in Hijtor. Episc. Ultr. pag. 33, 101 en 113, te vinden. 033) Omtrent de algemene Wolvenjachten is eene afzonderlyke gedrukte Orttonantie voorhanden; eu uien aangaande heeft het volgende gebruik plaats. Wanneer de Regering onderricht wordt, dat zich een Wolf binnen het Landfchap ophoud, wordt een algemeene Jacht afgekondigd; waar by aan verfcheiden Dorpen en Gehuchten wordt bevolen, om op t en zekeren bepaal» den dag en uur, met Schietgeweer, Spkzen, Hooivorken, Greppen en ander tuig gewapend, en met Trommelen voorzien, behoor'yk verdeeld, naar een bepaald Heidenveld, alwaar, tot een kenteken, ee.i lange paal is opgerigt, op te trekken, en, rnidlerwyl, de Struwellen en Bosfchen te doorzoeken en aftejagon. Hier door gebeurt bet, dat, op zekere hoogte, de jagende Karspelen aan eikanderen fluiten, en eindelyk een uitge» Itrekten kring formeeren; welke kring , onder het optrekken, hoe langer hoe kleinder eu verdubbelt wordt, m waar van de opgericht paal het middenpunt is. InL 3 ge- STAATSoestelte- nis, enz. «  166* Tegenwoordige Staat ÜTAATFCESTELTtï- kis, enz. thans, laat men 'er deze fchadelyke fchepfelen ongemoeid. Zo ras men ze ontdekt rut ft, wordt 'er Jacht op gemaakt, en men velt ze neder. Nu en dan, doch echter zeldzaam, treft men 'er Dasfen en Marters aan. Het gemeen? zaamfte Wild, het geen 'er zich altoos ophoud, zyn Vosfen, Hazen, hier en daar Konynen , Korhoenders (Tetrices feu urogalli minores), Patryzen, Hout en Waterfneppen, Hout- en Tortelduiven, Wilde Ganzen , Eendvogels, Zwanen, Arenden, Valken, Reigers, Uilen, Oijevaars, Kieviten, Ravens, Kraaijen, Spechten, nu en dan een enkelde Trapgans, en meer ander Gevogelte. Onder het kleindere foort ontbreekt geen fin ts de vrolyke Leeuwrik, de flaande Quartel, de fmakelyke Lyster, de fraai gekleurde Goudvink en Putter, en de oorftrelende Nachtegaal. Wyders vind men 'er Otters," Bonfems,ook Ulken genoemd, Wezds, Eekhorens, Egels en foortgelyken ; voorts drie foorten van Slangen, den Ringflang, den Adder en den Hazelworm (134;; als mede Hagedisfen, Mollen, Wa- feval nu de Wolf opgejaagt is, en zich in den kring bevind, wordt dezelve gcmeen'yk gefchoten. Die zo gelukkig is van het Dier te treffen, brengt het naar zyne Woonplaats, en hangt het aan een paal ten toon;en deze triurapli is a! het loon, het geen hy 'er voor onr. fangt. Gedurende dezen Wolvenjacht, is het volftrekt verboden, eenig ander Wild te dooden. (134) Zie over deze Dieren j. van lier, Ferhan. deling over de Drenthfche Slangen ; met gekleurde af beeldingen, in 't Fransch en Nederduitsch gedrukt, by hüising, te Groningen, en by houttuin, te Amjterd&m. 17 81.  van DRENTHE. 167 Water- en Huisrotten en meer anderen. Doch den Veenmol vind men in dit Gewest met. Inf-ften zyn 'er van veele foorten, d;e meestal ook in de andere Provintien worden aangetroffen. Onder dezelven is, buiten tegenfpraak, de Bye, hier Tme genoemd, de nutugfte; tot welker kunftigen arbeid en voedfel,, de Bloes fem der Heide en Boekweit de hoofaftoffis ^De^Viscbfoorten zyn insgelyks niet onderfcheiden, van die men in andere Oorden der Nederlanden vind. De Snoek is er by uitftek goed en fmakelyk; dan, men keurt de Baars% Holland gevanger« beter. In de Riviertjes wordt zomwylenZahn , ook wel eens Steur «evangen. In het Zmdlaarder Meir heeft men hooge Zeevloeden, Schelvisch en Bot £evangen; van de laatstgenoemde heelt men 'e'aUoos, doch die klein vallen. Voor eenige jaren heeft men by Meppel een Zeehond doodgeflagen. De Kwabaal wordt, m het winteifaifoen, zeer veel in ftromende Beeken gevangen. Dezelve wordt voor een zeer goede fpyze, doch byzonder derzelver krat, hom en lever, voor een lekkerny gehouden. Merkwaardig is het, dat men, in eenige Meirtjes, welke geene de minfte gemeenfchap met andere Wateren hebben, en tusfchen hoogten gelegen en ingeiloten zyn, Snoek Baars, Aal Paling en andere foorten van Visch vangt. Beuken- , Ypen-en Esfchenbomen, ontbreken in het Landfchap niet; evenwel fchynen dezelven, in het algemeen, een anderen grond* aart te verkiezen. Daarëntegen groenen er de Eiken-, en alle foorten van Sparre- of DenneLi o0r Staatso»* stelte- Nis, enz.  Staatsce. srKLTKfai, ene. ï68 Tegenwoordige Staat bomen zeer goed. De onvruchtbaarlte Gronden, wanneer ze behoorlyk bearbeid, en de nodige voorzorgen omtrent het Piantfoen genomen worden , hinderen den wasdom met. De oude Bosfchen fchvnen, in bet wilde, uit de afgevallen Eikels of Akers, opgegroeid te zyn. Het Eikenhout is fterk en taai gevefeld, en wordt, in het bvzonder, tot zwaare Werken, als Sluizen, Bruggen en diergelyke, boven het vreemde verkozen. In den jare 1783, vond men, in het Anreper Bosch onder eenige omgehouwen lange en zware Boomen, éénen Eikenboom, welke vier voeten over het kruis dik, en byde zestig voeten lang was. Het Sparre- of Dennenhout is hier mede goed in zyn foort. Voorts vind men 'er den Larix, of Larkenboom ; de Pinaster of Noordfche Ceder; de Wymouts Pinus,'of Stobus; de Noordfche Pyn; de gewone en grove Denne, of het Greynenhout; de fyne Denne, of het Vuurenhout; en meer andere foorten. De Italiaanfche en andere Populieren groeijen 'er welig genoeg; doch zyn in veel minder waarde en achting, dan de Berk en den Eist, waarvan men Brandhout klooft; 't geen ook, hier en daar, van Eike Akkermaal of Kaphout gemaakt wordt. Willigenhour wordt er in geen groote hoeveelheid gevonden. De JJriodendron Tulipifera, of zogenaamde Tulpenboom, en de witte en geele Acacia, zyn insgelyks hier en daar geplant, en groeiien tamelyk voordelig. Vrucht- of Ooftbomen heeft men 'er van alle foorten; insgelyks Heestergewasfen: waar gnder de Jumperus communis, of Jeneverbes-. fen  van DRENTfHE. 109 fen-Struik, de Juniperus Sabina of Zevenboom , Arbor vitce, de Minus Brabantia en andere behoren. De Tuin-, Kruid en Bloemgewasfen, die men elders aantreft, ontberen hier niet. Van de Geneeskrachtige Gewasfen, die men hier vinden kan, eene nauwkeurige Iyst op te maken, zoude deze Schets onnodig doen uitdyen: vermits dezelve allen in de Gelder fche en Friefche Flora's, van de Heeren gorter enMEESE, zyn opgeteld. Ik hang myn zegel aan het getuigenis van den Natuurkundigen Arts van doeveren, in zyne reeds aangetogen Redenvoering, aangaande de Geneeskruiden, die in Groningerland groeijen, als zynde op die van het Landfchap Drenthe niet minder toepasfelyk. „ De Artzen", zegt de Hoogleeraar, ,, zouden hier den geheelen „ voorraad van uitheemfche Geneesmiddelen „ kunnen ontberen, indien wy het Heulzap, „ Opium, het Kwikzilver, Argentum Fivmn , „ en den roemwaardigen Bast van Peru, Cor» „ tex Peruvianus, uitzonderen." Behalven deze, groeijen ook in het Landfchap veele andere, tot nuttige gebruiken,dienftige Plantgewasfen: als daar zyn, by voorbeeld, behalven Rogge, Haver en Boekweit, het Vlas, de Hennip, Biezen, Hop, Riet, Twieg, Heide, en meer anderen. Men verwondere zig niet, dat wyde Heide onder de nuttige Plantgewasfen rangfchikken. Immers dient dezelve tot voedfel voor menigvuldige Schapen, welker Vachten klederen en dekfel aan den Mensch verfchaffen, welker Vleesch tot eene aangename en voedende fpyae verftrekt, en welker Mest de vruchtbaarL 5 heid StaatscB-, STELTE-  170 Tegenwoordige Staat ÏTAATSGESTELTE- nis, enz.' heid van den Graanakker bevordert. Eene ontelbare menigte van Byen verzamelt, uit den Heide - bloefem, Honing en Wasch. Geen geringe hoeveelheid wordt 'er, tot het vervaardigen van Bezems en Boenders, raar elders uitgevoerd. Zy dient, om, by gebrek van Stroo of Riet, voor de Hutten der fchamele gemeente, tot een Dak te verftrekken. By onftentenis van andere brandftotfe, gebruiken het, op veele plaatfen, de Bakkers om de Ovens te ftooken. Het plukken dezer Heide vermindert, des Winters, den behoeftigen toeftand der noodlydenden. De Heidezoden verfchaffen, aan den nyveren Landman, den Haardbrand,waarby hy zich buiten zorge verwarmt; terwyl diens vlam, door een ftuk Kienhout gevoed, in eenige huisgezinnen, het Kaars- of Lamplicht vervangt, en aan de Boerin, by het Spinrad, een genoegzaam licht verfchaft. Van deze Plant vind men twee hoofdfoorten in deze Landftreek: de Rygheide, Erica Vulgaris, en de Dopheide, Erica Scoporia; van de laatstgenoemde foort worden de Bezems en Boenders gemaakt. Wanneer de Heide te oud en re houtagtig is geworden, om tot fpyze voor de Schapen te kunnen dienen, heeft men de gewoonte om dezelve aftebranden; en deze verbranding fchynt geen nadeel aan de Wortels te veroorzaken, vermits dezelve wederom uitfpruiien; welke uitfpruitfels, aan deze Dieren, gen nieuw en malsch voedfel aanbieden. De Hoofdftorfe, die de oppervlakte dezes Landfchaps bedekt, is, gelyk reeds aangetekend is, overëenkomftig met het grootfte geieelce van den Aardkloot, Zand; onder of be*  van DRENTHE. 171 # beneden 'c welk men, op ongelyke diepten, s een Leem- of Oerbank, van verfchillende dik- * te, en daar beneden het Welzand, aantreft. Hier en daar vind men den Oer- en Leembank op elkander; doch de Leem is alcoos de onderfte. In het algemeen is dit Zand met zeer veele Steenen, in foort en grootte verfchillende, vermengd. In zynen natuurlyken toeftand is het met Hejde bewasfen, welker verrotte overblyffels in zwartachtige Aarde verwandelen; die echter maaralleen den groei der Heide bevordert. De Bosch-, Koorn-, de Weide- en Hooilanden , als mede de Hofgronden, zyn, ongelyk hoog, met zwarte vruchtbare aarde bedekt; welker wording aan de jaarlykfche verrotting der daarop groeijende Planten, en aan de daarop gebrachte Mest, wordt toegefchreven. Het Zand, 't geen men hier aantreft, laat zich in onderfcheidene foorten verdelen: namentlyk, in Stuifzand, Kezeligzand, Oerzand, Leemrigzand, Glimmerzand en Welzand. Deze Zandfoorten verfchillen in kleuren, als daar zyn, wit, graauw, zwartachtig, geel rosachtig eu blaauw leemrig Zand; welk laatlle eenig Aluin bevat. De Leemen zyn ongelyk vet en aanëenhangende. Zommigen kunnen tot Potten en Steenvorming gebruikt worden, en zyn graauw, vuilgroen en blaauwachtig gekleurd. Men maakt 'er goede Dorsvloeren van. De Oer, (Oehra ferri, of Minera ferri fubaquofa, of Terrum argilla Mineralifatum, Minera intrinfece, colore ferreo vel fusca) is insgelyks onderfcheiden. Zommige foorten zyn zeer hard, TAATSOE. T3LTK- iis ..er.z.  Staatsgi stklte- nis, enz. 172 Tegenwoordige Staat • hard, en bevatten tamelyk veel%:er. Dè meesten, echter, zyn ligcer en zandiger. De kleur is van licht geel tot donker bruiu. Te Deventer gebruikt men de zwaarfte Oerfoort m de Yzergietery, om daar van Piaten, Potten en Kachels te gieten, Het zoude overtollig zyn, eene befchryving der onderfcheidene eigenfehappen van ieder foort dezer Zanden, Aarden, Leemen en Oeren hier by te voegen; veelvuldige Mineralogisten hebben deze Delfftoffen reeds omftandig genoeg befchreven en gekenmerkt. Een aanmerklyk gedeelte der zandige oppervlakte, van dit Gewest, wordt ook door Veenftoffe bedekt, welker klomp zeer veel in dikte, zelfs op geringe afftanden, verfchilr. Men treft eenige plaatfen aan, alwaar men tot een diepte van byna twintig voeten deze ftorfe gepeild heeft; doch door de begrupping cn waterafleidingen zakt dezelve aanmerklyk. Gemeenlyk zyn de bezakte, en ter graving bereide Veenen, door een genomen, by de acht voeten hoog boven de Ondergronden. De oppervlakte der Veengronden is overal vlak, en met Planten, doch hoofdzakelyk met Heiden, bewasfen. De mindere of meerdere diepte der Veenftoffe wordt alleen door de ongelykheid der heuvelachtige ondergronden veroorzaakt. Zo lang als het Veen moer in deszelfs natuurlyken ftaat en onbegrupc blyft, en zonder eenige afwatering, neemt, het zelve in hoogte toe, door hec jaarlyksch byvoegfel van een nieuw vlies, 't geen door de verdorring der Plaqtdeelen, ieder faifoen, als geboren wordt, en,  van DRENTHE. 173 eti, by de befchouwing van de bladswyze lagen der ligtlte Turf, zeer overtuigend zichtbaar is. Dan deeze aanwas wordt belet of eindigt, zo ras het moer begrupt, en het water uit den fponsachtigen klomp afgeleid wordt; door welke bewerking tevens de bezakking en opdroging wordt veroorzaakt, die 'er nodig is om de Turf te graven. Deze Turf wordt nooit, zo als elders deze brandfioffe bereid wordt, gebaggerd en getreden; maar alleen van 't Veen afgeftoken, zonder eenige verdere vermenging of bearbeiding, dan het op elkander jftapelen, om dezelve te doen drogen. Naar mate deze Turf dieper in den grond wordt afgeftoken, hoe zy ook harder en beter is. Behalven deze foort van hooge Veenen, heeft men, in hec Landfchap , ook lagere Landen , die met Gras, Rusfen en Gagel bewasfen zyn, waar uit men de Turf baggert, treed en vermengt, gelyk zulks in Holland en in andere Oorden gefchied. Deze Turf wordt tot den haardbrand beter gekeurd. De Natuurbefchryvers noemen de laacfte foort Turfa Solida, en die der hooge Veenen Turfa Foliata, om dat derzelver masfa, even als graauwpapiere bladen , laags wyze op een legt. In het Dingfpil Oostermoer heeft men ftree* ken, in de hooge Veenen, die een buitengemeen harde, zware en zwart gekleurde Turf geven, zodanig dat dezelve in .het water als een fteen zinkc. Deze foorc laat, na de verbranding, een roode Asch over, welke veele yzerdelen bevat,- daar anders de Turf, van de hooge Veenen geftoken, meest ligt in gewicht Staatsok- STELTE- nis, eas, ;  174 Tegenwobrdige Staat STAAT.0 GESTELTENIS ,;enz. wicht en bruin van kleur is, en , verbrand zynde , ren witte of graauwe Asch nalaat. Omtrent Vredeveld, niet verre van Asfen, wordt een foort van Turf gegraven, die zeef zwavelachtig is, en, door haare glanzige zwarte verf, aan Pik niet ongelyk fchynt. De beftanddeelen dezer Turf zyn niets anders, dari zeer fyne wortels, met eenige grovere houtdelen vermengt. Deze geeft, by de verbranding, een dikke en vette rook. In het gemelde Veen worden ook nog overblyffels van Denrebcmen gevonden. De Turf, uit de hooge Veenen gegraven, is zeer zeldzaam zwavelachtig; doch die uit lager Landen bereid, en Spon-of Baggelturf^ naar dat zy platachtig of vierkant is, genoemd wordt, geeft veehyds, by de verbranding,een zwavelreuk van zich. Na de vergraving der hooge Veenen, leggen de Ondergronden nog verre boven het Water verheven: zo dat men genootzaakt is, om, door veele Sluizen, het aflopen van het water te beletten. Deze Ondergronden worden, door vermenging van eenige Ton kaarde en Mest met Zand, tot Koorn- en Weilanden toebereid: waardoor men, in de plaats van de bruine Heide en byna onroegan^lvke Moerasfen, de goudgeele Koornairen ziet golven, en zuivelgevend Vee op grasryke Weiden grazen. De Zandgronden, waarop deze wyduicge[trekte Veenen, van tyd tot tyd,ontftaan zyn, t geen niet dan in den afloop van veelvuldige tydkringen heeft kunnen gebeuren, vertonen -Sch,even als de andere oppervlakte des Landfchaps j  van DRENTHE. 175 knaps, rp eenige plaatfen, heuvelachtig, en fchynen, in vroeger Eeuwen, vóór de Veenwording, zeer Boschryk, en door Vee en Menfehen bewoond te zyn geweest. Want, van waar anders zo veele overblyffelen? als, by voorbeeld, lederen Kolders, ruigeMutzen, Schoenen, Potten, geplaveide Vuurfteden, Heggen, Sloten, Wegen, Hoorns van Osfen en Herten, Tanden van Dieren en andere zaaken, welke men onder de Veenen vind. Ook vind men, ginds en elders, geheele of ge. deelten van bomen, en dtewyls eene menig' te van Stronken, één , twee of drie voeten hoog, en met de wortels in den grond, zo als dezelve aldaar gegroeid zyn. Deze Bomen behoren, meest allen, tot de Abiës en Pinus; men noemt het hier Keen- of Kienhout. Het brand zeer luchtig, geeft veel licht, doch een zwarte en vette rook (135). In het Landfchap Drenthe, gelyk in veele andere Landen, worden verfchillende rborten van Steenen, onder en boven de oppervlakte, gevonden; meest evenwel op den Leembank of Oerlaag. Op eenige plaatzen zyn zy talrykerdan op andere. Zy zyn ongelyk van grootte. Zommigen behoren tot het Gruis; en hier van heeft men uitgeftrekte lagen, veeltyds een voet en meer dik. Andere Steenen wegen eenige duizenden, ja zelfs meer dan honderd duizend ponden. De f135) Men zal in het Aanhangfel nog eenige Bydr* gen, tot de Natuurlyke Hiftorie der Veenen, hier by. voegen, welke in deze Schets nies gevoeglyk kondet iagelascht worden. Staatscb.' STEL. TENIS , enz. ;  STMTSC3 STELTE. Nis, enz. 176 Tegenwoordige Staat De foorten van Steenen die men hier aantreft,dragen, by de Mineralogisten.de volgende namen: Mica, Glimmer; Silex, Vuur-of Hoornfteen; Spatum , Spaat; Quarjüm, Quarz; Lapis arenarius, Zandfteen; Saxum Simplex & Mixtum, Kei- ofKlipfteen; Jaspis rudis, ruwe jaspis; Porphyrites rudes, basten Porphyren; Lapides Aggregati, zamengevoegde Steenen: als de zogenaamde Poddingfteen en andere; qua Partibus Lapideis diverfi Generis nuda aggregatione componuntur, „ uit de deelen van verfchillende Steenfoorten, door „ blote zamenvoeging, gevormd"; Bafaltes, Zuilileen en andere. Alle deze verfchillende Steenen kunnen tot deze drie hoofdfoorren gebragt worden : Lapides Gafclie opgemaakt, door alk Leden afgefcrireven, en gedurende eenige weken in overweging genomen zynde, eindelyk is geboren een geheel,'t geen wy thans voor U EL Mog. nader zullen openloggen ; flegts nog premheerende, dat wy ter volledige beandwoordinge van de vraag, of, en welke gebreken 'er ten opzichte van hec Juftitie-Wezen,in deze Landfchap,plaats hebben? onderlcheidentlyk hebben nagegaan; de gefteldheid van de hoogde en lage Rechtbanken dezer Landfchap, en de manier vau Procederen, daar by gebruikelyk. „ En hier mede nader ter zaak toetredende , zullen wy, om met fundamenc te kunnen befluiten, in hoe verre de Eciloel, de opperlte Vierfchaar dezer Landfchap, vour het JuflitieWezen gelchikt of ongefchikt moet geoordeeld worden, in de eerfte plaats bepalen de voornaamite en noodzakelykfte verè'ischtens in een Rechtbank, gefchikt om de Juftitie in een Gewest te oefenen. Voor eerst en wel voornamentlyk, worde in de perfoon des Richcers verëischc kunde van de Wee, en ervaring om hec ware van hec valfche behoorlyk te kunnen ondeifcheiden» Het Vonnis des Richters is niet anders, dan de toepasfing van den Text der Wet, of den wil van de Wetgever op een byzondere zaak. Hy moet, derhalven, in ftaat zyn, om de ware mening der Wetten, uit derzelver aart». M 3 ea Staatscï* STELTK- Nis, enz.  jSTELTE- nis, enz. 18a Tegenwoordige Staat en de Analogie van het Recht natefporen, en door onderzoek en ondervindinge geleerd hebben, zyn van fchyn nauwkeurig te onderfcheiden, de zaken van alle zyden van naby te befchouwen, ten einde ook de ware mening der Wet, daar 't behoort, te appliceren. —Weinig baat het immers goede Wetten te hebben, als de Tolken daar van vreemdelingen zyn in de taal die ze fpreken; dat is, als' de Richters niet kundig genoeg zyn, om zenaar vereischten te verdaan: gevolgelyk zal niemand in twyfel kunnen trekken, dat in de keuze des Richters, boven alles, moet worden gelet op kunde en ervaring, buiten welke alle andere by verëischtens nutteloos worden. — Wat kan het toch baten, dat een Richter eerlyk en onpartydig is, als hy, uit onkunde, verkeerdelyk vonnist; hem, die daar by lyd, wiens bezitting of perfoon, daar door in gevaar komt, is het om het even , of hy onrecht lyd uit onkunde, of uit een beginzel van opzettelyke en voorbedagte onrechtvaardigheid, de oorzaak is wel verfchillende, doch het uitwerkfel is, in beide gevallen, voor den Lyder even fchadelyk en onrechtvaardig. „ Ten tweede is het Richterampt, in zyn eigen aart, Achtbaar als Gods Dienaresfe op Aarde, die het Zwaard der gerechtigheid, tot befcherming der goeden, en ltraffing der kwaden is aanbevolen, gevolgelyk moeten de perfonen een Rechtbank componerende, in zodanige omftaodigheden gefield zyn, dat hunne Achtbaarheid bewaren kunnen, en geen gevaar (open, van door ongepaste gemeenzaamheid, net de twistende parcyën, of derzelver Advo- ca-  van DRENT I I E. 183 caten, te vervallen in fchadelyke vooröordelen, en ongeoorloofde partydigheid. — Ja, vooral wordt de Achtbaarheid in de Richcers vereischt, op dat hunne uitfpraken, met eer* bied worden goedgekeurt en opgevolgt. „ Ten derden is het,door de ondervinding, in alle tyden en Landen uitgemaakt, hoe nadelig het is voor de perfonele veiligheid, en vryheid der Ingezetenen , en de Richters zelve, wanneer de Politie en de Juflirie niet nauwkeurig uit elkander worden gehouden. De Politie handeld, veeltyds, naar Convenientie, en naar mate der Conjunéture van tyden: de Juftitie, daarëntegen, moet altyd op dezelfde voet te werk gaan, dat heden recht is, dat zelfde is het ook morgen en altyd, zo dat, de Wet dezelve blyvende, eenige omftandigheden buiten de Zaak in Questie, in het geven van Vonnis, geen de minfte verandering kunnen veroorzaken; de perfonen derhalven, de hoogfte Rechtbank uitmakende, moeten niet zyn Leden der wetgevende of uitvoerende Migt, op dat de billykheid niet opruime voor Staatkundige inzigten. ,, Ten vierden moet in een welgemelde Rechtbank het getal der Leden gefchikt zyn, naar de hoeveelheid der bezigheden, en naar evenredigheid van de mogelykheid, om kundige voorwerpen daar toe te kunnen bekomen, zo dat hier in geen vaste bepaling te maken is; nogthans zyn wy op goede-gronden van oordeel, dat men het hooglte getal op twaalf, en het kleinfte op zes, buiten de Voorzitter, mag begroten, aangezien een groter getal de Deliberatien min vruchtbaar zoude maken, en een M 4 klein- staatsge' stelte- nis , enz.  STAATfGE- 5 rei.TR- i;rs, ena. 18+ Tegenwoordige Staat kleinder, by ziekte of verwandfehap, telkens incompleetheid veroorzaken. „ Ten vyfde ,daar veele goede zaken bedorven worden, wanneer de zelve met overhaasting worden behandelt, zo is het zeker, dat met de beste Wetten, de uitvoering jammerlyk zyn kan, als, namentlyk, de perfoon des Richters, uit hoofJe van geringe bezolding, of dat met andere beroepsbezigheden te veel bezwairt is, zig geen genoegzame behoorlyke tyd vergunt, om de zaak, bem voorgefteld, aan alls zyden en uit alle oogpunten te befchouwen; het fchynbare van het ware genoegzaam te onderfcheiden, en zelfs op de kleinfte omftandigheden acht te geven, het welk veel nadeeliger is in de Richter, als in de Wetgever: om dat de laatfte verrast zynde, zyne misverk kring dagelyks kan veranderen, maar de eerfte eenmaal verkeert gevonnist hebbende, kan het zelve ziiet herfteld worden. Hoe zeer nodig is het derhalven, dat voornamelyk de vonnisvellende Magt in een Land zodanig is ingericht, dat ze gene reden en hebbe, om zichin°'t vvigtigfte van alle ziken, waar van het geluk en voorfpoed, ja zelfs de eer en het leven hunner Medemenfchen afhangt, te overylen. „ Ten zesden moeten in de hoogfte Vierfchaar all« Poliuke inrichtingen vermyd worden, dus moet de rang en bezolding van alk Leden , de Prefident uitgenomen, gelyk zyn, en de Stemming by hoofden gefchieden, en niet by corpora; eene zodanige inrichting is nrisfehien onfchadelyk in de wetgevende, maar geheel abfürd in de rechterlyke Magt,. alwaar geen feekngerjs van byzondere corpora, maar alleen.  van DRENTHE. 185 leen het verband tusfchen de Wet en de voorgefielde zaak, het byzondere onderwerp der Deliheratien uitmaakt. „ Ten zevenden wordt in de Leden van de boogde Rech'bank niet alleen verëischt, bet nodige verftand der datuaire Wetten, maar dezelve zullen ze in alle hare relatiën voldoen, dienen, daarënboven, ten minden Hidoriele kunde te bezitten, van het Keizerlyke, en de Rechten der naburige Landen, immers van de zulken, waar mede 's Lands Ingezetenen Commercie dry ven, of andere betrekkingen hebben. „ Deze verëischtens, Ed. Mog. Heeren! in den perfoon des Richters, de hoogde Vierfchaar bekledende, waar aan alle mindere ReQiifuen ondergefchikt zyn, zullen, zo wy vertrouwen, door niemand worden ontkent, wy kunnen, derhalven, de hoogde Rechtbank dezer Landfchap, de Etdoel namentlyk, hier by als een onfeilbare toetdeen beproeven, om te ervaren, of 'er ten dien opzichte gebreken nopens het Juftitie- Wezen plaats hebben. „ Wy bepalen ons ten dien einde, „ 10. Dy de beweegredenen van de Keure van een nieuw Lid by afdand of vacature en de gevolgen daar uit voortvloeijende; dezelve gefchied voor de eene helft by de Heer Drost, en de andere helfte by de Leden der Etdoel, uit de perfonen genoegzaam gegoed, en wonende in het Dingfpil alwaar de vacature is, niet naar mate van de kunde en gefchiktheid, maar naar mafe van het hoogde bod, zo dat hy, die het meeste geld bied, offchoon anders nog zo ongefchikt, de voorkeur heeft, boven zodanig een, die meer Kunde en erM 5 va- Staatsce» STELTE- NlS, enz.  STAATSOH' STELTE- »»j enz. 1 i8t> Tegenwoordige Staat varenheid bezit, doch het niet convenieert zo veel te betalen: zy die de aanftelling heb* ben , geven alleenlyk acht, of de aanteftellene perfoon is meerderjarig, Eigenërfde , onbefproken, Lidmaat der Kerke, kunnende kezen en fchryven; bezit hy deze qualiteiten en daar en boven geld om te betalen, dan is hy ehgibel, offchoon gene dezer vereischtens, hoe nuttig ook en goed in het afgetrokkene, m zig fluit de hoogstnodige kennis van de wet, veel min de kundigheid, om dezelve overeenkomftig haar aart en oogmerk behoorlyk toe te pasfen. „ In hoe verre het kopen en verkopen der; Ampten in 't algemeen voor of nadeelig is,, behoeven wy hier niet angstvallig te onder-zoeken, nademaal het nadelige, ja fchandelyke; in dezen van zelfs in de oogen ftraalt, en i ieder onbevooroordeelde zal erkennen, dat ■ deze handel nergens minder te pas komt, als i m de keuze des hoogften Rigters, van wiens oordeel en befluit de bezittingen, de Eer en het leven der Ingezetenen afhangen. Immers zien wy niet den alhoewel eerlyken, nochtans eenvoudigen Landman, dienimmer gelegendheid gehad heefc, zig in de wetenfchappen te oefenen , zonder welke men de aart der Wetten, en de ware betrekking, waar in ze tot de daden en handelingen der Ingezetenen liaan, onmogelyk kan opfporen en beoordelen , van agter de ploeg weggenomen en geplaatst in de Rigterftoel, om te beoordelen voorbeeld, of en in hoe verre een mutueel testament na regten revocabel is? Of en in 10e verre een aangegaan Contract van koop of  van DRENTHE. 187 of andere handelingen kan vernietigd worden, en of hec geen iemand, titulo iegati, aut donationis vervreemd is geworden , onder aangewonnen goed behoort , en wac diergelyke veelal incricatè, en problematique quajstien telkens meer voorkomen? en zoude het nu niet ten hoogden onredelyk zyn, om van zo iemand te eifchen, zelfs maar de fpreekwyzen en kunsttermen in die zaken gebruikelyk in hare ware betekenis te verdaan? En kan hy dat! hoe gegrond zal dan het oordeel over de zaak zelve zyn? Niets anders, dan het raden van een blinde na de koleur, en evenwel hangt dikwils van dit ongewis en ongegrond oordeel de welvaart van een geheel geflagt, het bedaan van Weduwen en Weezen, de Eer en het leven der Ingezetenen af. Het fchynt ons niet te derk uit de overweging hier van te befluiten, dat de keuze by het hoogde bod, het naar de gewone loop der zaken, niet alleen bezwaarlyk maar zelfs onmogelyk maakt, om den Etdoel met Leden te voorzien , die de nodige kunde bezitten: Trouwens Ed. Mog. Heeren! leert dit de gedurige ondervinding, de beste leermeesteresfe, maar al te zeer, en hebben wy niet meenigvuldige bewyzen daar van gegier,! om ze te byzonderen, zoude min of meer hatelyk kunnen fchynen. Hoe kan het dan anders zyn, Df het moet, buiten wonderwerk, veelcydigen beuren, dat 'er verkeerdeiyk gevonnist wordt, en byna altoos, zonder genoegzame grond, wanneer het toevallig rechtmatig zyn kan. Zodanig Richter oordeelt niet ex A8is & Proka* StaatsoeW STIvLTE- mis, euz. \  Staats gesteltenis, enz. 18S Tegenwoordige Staat batis, maar naar dat hy voor zich zelve over voorkomende zaken en Feiten gevoelt. Uit allen dezen, zal het door U Ed. Mog. worden toegeftemc, dat, ten opzichte der Keure der Leden in den Etftoel, een fchadelyk gebrek plaats heeft. J 6 „ Belangende het tweede vereischte, te weten de hoogstnodige Achtbaarheid des Richters, houden Raportanten zich verzekert, dac het gebrekkige, c geen ten dezen plaats heeft, voor iemand welke de gefteldheid van den Etdoel gade flaat, niet kan verborgen zyn, en zouden het derhalven overtollig achten de attentie van U Ed. Mog. op dac poinc nader te bepalen; du defeft meerendeels een gevolg van hec eerfte zynde, zal met diens verbetering te gelyk verdwynen; het Redres,hier omtrent, befchouwen wy als een zaak gantsch niet onverfchiltig, wyl daar door ongeoorloofde verbintenis met de twistende partvcn wordt voorgekomen, die chans, uic hoofde van de ftand der meeste Leden, maar al cegemakkelyk kan plaats hebben. Wy hebben in de derde plaats, als nadelig befchouwt dat ftrydig niet de reeds van gezonde Staatkunde, het beftier der" Politie en de Juftitie, in de zelfde perfonen verëenigc is, hoe is hec hier mede, ten opzichte der bedoel, ge egen? De voornaamite Leden , door welkers kunde en beleid aan de onkunde van hec merendeel, nog eenigzints kan worden te gemoet gekomen, zyn immers byna alle Le. den, met alleen van de Wetgevende magt, maar ook de zmken, aan wien het beduur der Politie  ya.n DRENTHE. 189 tie is toevertrouwt, een gebrek in de Etftoel waar van een ieder, by indenking, de nade¬ lige gevolgen moet bezetten. „ Ten vierden zouden wy van oordeel zyn, dat het getal der Leden van een Coüegie, meer in evenredigheid behoorde te ftaan, tot de bfti kwame voorwerpen, hier toe eligibel. De Etftoel bertaat behalven den Drost, Adfesfur en | Ministers, uit 36 Leden; een getal, gcfchiede anders de keuze naar behoren, veel te groot voor deze Landfchap, waar in men zo veel bekwamen perfonen, aan elkandeten niet te na verwand, en met de verdere qualiteiten voorzien, niet zal kunnen vinden, veel min, de mogelykheid hier van gefupponeert,dezelve overhalen, om zig op dien voet ten dienfte der Juftitie te verbinden, behalven dat ook het getal van 26 zittende Leden te fterk zoude voorkomen, om behoorlyk te Delibereren, en eikanderen de redenen en gronden van Advys mede te deelen, ten einde met rypen berade, en na de zaak nauwkeurig overwogen van alle zyden befchouwt te hebben, een befluit te kunnen opmaken; derhalven moeten wy hier uit vastftellen, dat de Inrichting der Etftoel, uit aanmerking van het getal der Leden, gebrekkig is. „ Daar, ten vvfden,de bezolding der Leden zo hoog behoorde te zyn, dat dezelve zich geheel aan de Juftitie kunnen toewyën, zonder door finantiele redenen tot overhaasting, of tot het waarnemen van een ander Beroep te worden bepaalt, zyn de vacatiën voor den Ecftoel nauwelyks toereikende, om de verteringen e» reiskosten goed te maken, 't welk 0 voor Staatsob» 8tei.te- • mis, enz..  Staatsgestel! e. mis, enz. „ Terwyl, daarenboven, in de zesde plaats nog ook een hatelyk onderfcheid in de betaling der Etftoel-Leden, op den tegenswoordigen voet, plaats heeft, 't geen ors toefchynt te zeer na Politike inrichtinge re fmaaken, om in een Rechtbank, alwaar de Leden, de Prefident exempt, van gelyke rang moeten zyn, en zonder onderfcheid alle tot een en de zelfde verrichtingen worden geroepen, verder gedulc te worden; even zo als wy zouden meenen, dat het ftemmen in den Etftoel, by Corpora of Dingfpillen, en niet by hoofden, plaats hebbende, in een Rechtbank de ongerymdheid zelve is, en de nadeligfte gevolgen na zich üeept; daar het immers gebeurlyk is, dat by abfentie van zommige Leden, het minder getal het meerdere overftemme, behalven dat hier door de invloed wordt vermindert, welke anderzints de kundigfte hebben kunnen, terwyl het ook nu zeer mogelyk wordt, dat in eén Dingfpil de bekwaamfte Leden by elkander zyn, en in een ander Dingfpil minder bekwamen, daar de eerfte waren zy verfpreid, en ftemde men by hoofden, van uirgeftrekter nuttigheid zyn; U Ed. Mog. zullen derhalven met haefiteren, of ten dezen opzichte Redres vereischt wordt. „ Wy hadden ten zevenden vastgefteld, dat net niet genoeg is, kundig te zyn in de fta- ta- 190 Tegenwoordige Staat voor geen der minde redenen kan gehouden worden, waarom anderzints bekwame voorwerpen, by voorbeeld Advocaten, die lange gepraétifeert hebben, en weina eenige meerdere ruste zouden verlangen, zich thans onttrekken den Etftoel te bekleden.  van DRENTHE. 191 tuaire Wet, maar dat een Richter ten minften een Hiftoriele kunde van hetKeizerlykeRecht, zo wel als van de Rechten der naburige Landen , en der zulken , waar mede de Ingezetenen veel omgang hebben moeten, bezitte; en nogthans is het zeker, dat volgens de thans plaats hebbende inrichting der Etftoel, dezelve in maar weinige Leden met grond kan worden verönderfteld: wy zouden derhalven ook, in dit opzicht, de Etftoel als gebrekkig befchouwen. „ Het gevolg van alle deze defecten, is een nafleep van meer andere gebreken, als by voorbeeld, dat by de Advyzen geen redenen of gronden worden opgegeven; dat de Richter zich overhaast, en geen genoegzame tyd van overweging gunt; dat in het geval, wanneer een zaak commisforiaal wordt gemaakt, en de Minister der Vergadering, om redenen, de Commisfie declineert, het veelligt gebeuren kan, dat de deciiie alleen afhangt van de onbekwaamfte, om dat in de benoeming der Gecommitteerdens eerst op het Dingfpil, en dan op de' tourbeurt in het zelve, uit hoofde van het voordeel daar aan gehegt, en niet op de gefchiktheid der perfonen wordt gelet. Eete inrichting, die men ook wederom met alle grond, als ftrydig met de ware belangens van een goede Juftitie mag befchouwen. „ Dit zy genoeg, Ed. Mog. Heeren lom aan te tonen, dat 'er, ja waarlyk,ten opzichte der Etftoel, zeer aanmerkelyke gebreken plaats hebben, en dat het, over zulks, voor den Lande wenfchelyk zyn zoude, dat daar in verbetering gefchiede. ,, Men heeft, wel is Waar, van tyd tot tyd ge- STF.LTB- tus, euz.  Staatsge- STELTE- Nis, enz. •19 a Tegenwoordige Staat getragt aan zommige der opgegevene gebreken ie remediëren, docb de kwaal niec in de grond aangetast, blykbaar uit de fuccesfive inrichtingen, waar door, aan de Conftitutie der Etftoel, wel eenige verandering is toegebragt, doch, welke by de uitkomst, aan het oogmerk niet hebben beandwoord, of een nafleep van nieuwe gebreken ten gevolge gehad enz." Hier op, door Heeren Gecommitteerden, een voorflag tot het oprichten van een nieuw Hof, en fchadeloosftelling der tegenwoordige Leden gedaan, en, op approbatie van zyn Hoogheid, den Erfftadhouder der Landfchap, zynde goedgekeurt, is dien conform, na dac dezelve,met eenige weinige verandering, door zyn Hoogheid was geagreëert, de oprichting van dat nieuwe Collegie werkelyk daar gefield, op een Ordonnantie en Inftructie, van: dezen inhoud: Generale Ordonamie en InflruSlie-, voor den Etfloel der Landje'aap Drenthe. Are 1. De Etftoel zal, buiten den Heer Drost, beftaan uit agt Raden, en Minister onden den naam van Raad en Landfchryver, waarvan.! de oudfte der agt Raden, by abfentie van deni Drost, als Prafident zal fungeren, onder den 1 titul van Dros/drd en Raden in den Etfloel (2). Zul.. C2) By de A&e van aanftelling is deze titule ver-, anderd in dien van Drosfard en Kaden in de Hove van 1 Juftitie; welke ook alleen door dit Collegie wordsi gebruikt.  van DRENTHE. m Zullende de Heer Erfftadhouder in der tyd, praïfent zynde, zo als in alle de Hoven van Juditie binnen de Provinciën plaatfe heefc, ia dk Collegie kunnen prsfideren. 2. Deze Raden en Minister zullen nloeten zyn ingeboorne Landfaten, of door dadelyke admisfie ten Landage genaturalifeerde Ingezetenen dezer Landfchap, zynde gepromoveerde Rechts Doftoren, (aan welk laatstgemelde requific men nogthans by de eerde oprichting rriec zal zyn verbonden) zonder onderfcheid van Adel of Onadel, boven de 25 jaren oud, Ledematen der Hervormde Kerk, welke noch in noch buiten de Landfchap, eenig ander Ampt mogen bekleden, of ten Landsdage verfchynen. 3- In den Etdoel zullen geen Raden mogen Verkoren worden, die in de op en neergaande linie in infinitum, in de zydlinie tot in den derden graad, in de zwagerfchap coc in den twee* den graad, inclufive, eikanderen beftaan, zo lange de zwagerfchap concinueerc. 4- De Raden zullen voor de eerdemaal door den Heere Erfttadhouder worden aangedclc, en vervolgens by vacacure door afftand of fterfgeval mede by Hoogstdezelve, uit een nominatie vaa drie perfonen, door de Collegien N van STAATSOISt STELTB»  194 Tegenwoordige Staat Staatsge- STBUTE- tus, enz. van Drost en Gedeputeerde Staten en den Etftoel conjunclhn, binnen zes weken na de vacature, op uitfchryving van Drost en Gedeputeerden , te formeren en ovenezenden in volgende manier: „ Doorluchtigfte, Hoog Geboren Vorst en Heer! „ De Ordinaris Raad in den Etftoel Mr. „ N. N, op den , dezes jaars zynde „ overleden, (afftand gedaan hebbende) zo „ hebben wy ons verpligt gevonden Uwe „ Doorluchtigfte Hoogheid kennisfe te geven, „ dat wy ingevolge Art. 4. der Ordonnantie „ op den Etftoel vergadert zynde, na rype en „ ernftige overweging, op onzen Ampt Eed, „ zonder in aanmerkinge te nemen eenige re„ commandatien, follicitatie, betrekkinge van „ vriendfehap en gunfte, of eenige andere be„ weegreden, alleenlyk de gefchiktheid der „ perfonen voor oogen houdende, tot vervul„ linge dezer vacature hebben genomineert, „ Mr. - - „ Die wy, als tot dezen post de bekwaamfte, „ en van de nodige qualiteiten voorzien, de „ Eer hebben Uwe Doorl. Hoogheid te pre„ fenteren, met gedienftig verzoek daar uit, „ ten dienfte der juftitie, ten ipoedigften keur „ ze te willen doen. „ Waar mede &c." 5- De Raden door den Heere Erfftadhouder, in-  van DRENTHE. 195 invoegen voorfchr., zynde aangefteld, zullen hunne Aclen van aanftelling aan de Heeren Scaten, of Drost en Gedeputeerden, moeten exhiberen, omme aldaar geregilireert te worden, en voorts aan handen van dezelven, de Eed van zuivering en getrouwheid moeten afleggen en ondertekenen. Forma van de Eed der Raden in de Etfloel. „ Gy looft en zweert, dat gy als Raad in „ den Etftoel, over alle zaken en procesfen, „ die aldaar zullen dienen, recht oordelen en ,, Sententien zult helpen vinden, en wyzen „ na des Landfchaps wetten en Uwe besteken„ nisfe, altoos God en de Juftitie voor oogen „ hebbende, en zulks niet te laten om lief of „ leet, giften of gaven, vriendfchap of vyand* „ fchap, of om eenige zaken wille, dat gy ,, verders, U in allen deelen, raar de Ordou„ nantie en Inftruclte op den Etftoel gearres* „ fteert, of nog te arresteren, zult gedragen, „ en in 't byzonder, U niet zult bemoeijen er» I, aantrekken, zaken de Politieke Regering „ dezer Landfchap betreffende, of de Judica* „ ture over dezelve, en andere geprivilifeerde „ zaken, maar zulks overlaten, en des voorko„ mende, te renvojeeren, daar het behoord; „ dat gy ook met alle yver en riaaritigheid, I zult helpen voorltaan en befchermen, de „ Ware Christelyke Gereformeerde Religie, „ dewelke in deze Landfchap, als in de andere „ verëenigde Provinciën zal onderhouden wor,, den; Zweere voorts, de Souverainkek van „ de Scaten in de tegenswoordige Regcrings* N a j, foim, STAATSCB« STKLVKNU, etlZ»  196 Tegenwoordige Staat s.TAATSOB* STELTS. NIS, enz. „ form, onder het Stadhouderlyke beftter, zo „ als het zelve in de Poinften van Redres, en „ verdere plechtige opdragr., aan Zyne Hoog» „ heid willem oe vierde, in het jaar „ 1749, eenparig is gedaan, en nader in 176Ó, „ aan Prins willem de vyfde, op den., zeiven voet is gedefereerc, in alle hare delen „ te zullen helpen conferveren en maintine„ ren, en zo U mogte voorkomen, dac daar regens opzettelyk iets ondernomen wierde, ,, daar van aan de Heeren Scaten, den Heere „ Erfftadhouder of Vrouwe Gou^ernate in der ,, cyd, of aan den cydigen Heere Drosfard, ten „ eerften kennisfe zullen geven". Zo waarlyk helpe my God Almagtig. 6. Vervolgens zullen de Aften van Aanftelling, en Eedftaving aan den Etftoel worden vertoond, om daarop, na regiltratie derzeive,, Sesfie te nemen. 7- De Ordinaris Vergaderingen van dit Colle- ■ gie, onder den naam van Lotcingen, zullen, tweemaal des jaars gehouden worden, als de 1 laatfte Dingsdag in Juny, en de derde Dings-' dag in November. 8. De Raden zullen over de aldaar voorkomende zaken hunne vota, met goede redenen be-kleed, uitbrengen, en zal in cas van egalitefö ,m. . . djr *  van DRENTHE. lod¬ der ftemmen den Heer Drost, en by abfemie de Minister, concluderen, zo evenywel dat, in gevallen van geen eenftemmigheid , de Landfchryver andermaal omvrage zal moeten doen, ten einde, zo veel mogelyk, eendragtelyk en op goede gronden befloten werde. 9- Ingevalle 'er Criminele gevangenen zyn, fcvaar over de informatien volledig zyn ingewonnen , zullen dezelve het eerst worden geexpedieert, en vervolgens, naar order van het Landrecht, de ter Rolle gebragte procedures; wel verftaande, dat, om een definityf vonnis te vellen, niet minder dan vyf Ordinaris Ra» den moeten prafent zyn. 10. De Raden zullen niet vermogen hunne functien waaitenemen of adviferen, in zaken waarin bevorents als Advocaten gedient, of eenig confult gegeven hebben, nog ook in zaken van hunne Bloedverwanten in de op- en neer gaande linie, nog ook over hunnen Broeder of Zuster, derzelver Kinderen , Omen of Moeijen, volle Nichten of Neven, 't zy van volle of halve Sibbe, aangehuwlykt of aangeboren. En zal om verdere verwandfchap, niemand mogen gefufpecleert worden. iiè In 't vervolg zullen alle Requesten des DonN 3 des- Staatsgr- STKLTF-N1S , enz.  198 Tegenwoordige Staat Staatsgf. STFLTE- 1 ws, enz. \ derdags avonds, in de eerfte week der Lotting, moeten zyn ingelevert, om op een byzondere Rolie gebragt, in de Collegie - gang opgehangen, en in order, naar vervolg, te worden afgedaan, ten ware de aanleiding tot het prefenteren van eenige andere Requesten, na die tyd, ftaande de Lotting, mpgte gehoren zyn. 12. Op deze Vergaderingen, die tweemaal dea daags, 's morgens van 10 tot 12, en 's avonds van 5 tot 8 uur, na voorafgaand Gebed, moeten gehouden worden, zullen zo veel immers inogelyk, alle zaken worden getermineert. In cas 'er noodzakelyk eenige Commisfien vereischt worden, zuilen de Gecommitteerdens, ten laste van parthyen, niet meer mogen declareren, dan agt Guldens vacatie des daags, en vier Guldens voor vertering, en dus twaalf Guldens des daags, voor de heen en terugreize mede te rekenen; zonder dat hoe genaamt eenige vertering, ten koste van parthyen, zal mogen gebragt worden; zullende de Advocaten , by gelegenheid van zodanige Commisfien , hunne eigene vertering moeten betalen, en daar voor vier Guldens des daags, op dezelve wyze als van de Gecommitteerdens gezegt is, en daarenboven reftitutie van de uitgeichotene vertering, op de heen en terug reize, als van oud.-., in rekening mogen brengen. Welverr|aaride dat voor de Commisfien, welke ftaande  van DRENTHE. io£ de Lotting in loco gehouden worden, zo als • vanouds,niet meer zal mogen worden gedecia- , reen,dan vöor ieder Commisfaris één Gulden, en dat ook ieder Advocaat, dienswegens, niet meer dan één Gulden zal mogen declareren. 14. Het zal evenswei den Etftoel niet vryftaan, eenige commisfien cum plena te decreteren, wordende dezelve ten eenemaal by deze verboden. Zo het mogte voorvallen, dat, buiten de Ordinaris Vergadering, eenige misdadigers, op order van den Heere Drost, ofte by Deszelfs abfentie van den prsfiderendèn Raad, wierden gedetineert, zo zal de Drost, of by abfentie de praBfiderende, na dat de informatien zyn ingewonnen, de Raden buitengewoon befchryven, welke als dan op den Eed zullen moeten compareren. ^ Insgelyks zal het verlenen van nodige provifien, in zaken van civiie Juftitie, by ontftentenis van Vergadering, en abfentie van den Heer Drost, gefchieden door ééne der Leden of Minister, op voorftel van den Heer Drost, daartoe door de Heeren Staten fpeciaal te authprifertn. N 4 l7- ITAATSGE» 1 KLTK- us, enz.  STAAT5fifi« STELTE- nis , en?. *oo Tegenwoordige Staat 17. van r e v y s e n. Indien parthyen by Sententien (in civilibus) zich bezwaart bevinden, zullen dezelve daar van, ex iisdem aïïis, revifie comform Landrecht by Heeren Ridderfchap en Eigenërfdens, of hy ontftentem's van Staatsvergadering, by Drost en Gedeputeerden, met opgave van de Advocaten hm inde in de zaak gediend hebbende, mogen verzoeken, welke als dan drie Inlandfche onpartydige Rechtsgeleerden, dezelve qualiteiten hebbende als van de Raden gezegd is, uitgenomen dat mede uit de Amptenaren worden gekoren, zullen benoemen, om op verfchryving van den Raad, de zaak, met en nevens drie Gecommitteerdens uit derzelver midden, te refumeren, en eindelyk te terminereö. Zullende de Raad gehouden zyn, ingeval ter cerfter inftantie, dispariteit van ftemmen mogte hebben plaats gehad, tot de revifie te committeren twee Leden welke voor, en één Lid welke tegen de Sententie a qua gevoteert hebben; teu welken einde ter eerfter inftantie, in alle zaken revifibel zynde, van de uitgebrag** te vota een fecreet prothocol zal moeten won den gehouden, ter kennisfe des Raafs, i.8. By abfentie van den Heere Drost, zal de? ©udfie der Ordinaris Raden, tot de rivifie Gecommitteert, aldaar rer Vergadering pradue- ign,  van DRENTHE. 201 ren, doch zuHen de toegevoegde Revifeurs, naar rang van jaren hunne Advifen het eerst voor de Ordinaris Raden, en mede met goeda redenen bekleed moeten uitbrengen, en zal in gevallen van evenwicht van ftemmen, by abiènrie van den Drost, overeen kom (lig het Ad. vys van de .Minister geconcludeert worden. 19. De Pvevifeurs van hunne benoeming, door aanfchryving van de Heeren Staten, of bet Collegie van Drost en Gedeputeerden, verwittigt zynde, zullen gehouden zyn, wanneer bevorends in de zaak geadvifeert of geconfuleert hebben, of uit eenigen andere hoofde die commisfie mogten willen declineren, als dan daarvan, ten fpoedigften, ter Secretarie kennis te geven; ten einde anderen in derzelver plaats zo vroegtydig kunnen worden benoemt, dat van die benoeming, in den beginne van den Lotting, aan den Etftoel kennis kan worden gegeven. 20. Voor en aleer tot de revifie van eenige procedure wordt getreden, zullen de toegevoegde Revifeurs gehouden zyn, aan banden van de Gecommitteerde Ordinaris Raden, deze navolgende Eed te ftaven en ondertekenen: Forma van de Eed der toegevoegde Revifeurs. „ Gy looft en zweert, dat gy in de zaak N 5 van 'TAATSOB- TFLTK- •iis, enï.  202 Tegenwoordige Staat Staatsce» stf.lte- nis, enz. ,, van N. N., die voor U Lieden als toege- „ voegde Revifeurs zal dienen , bevorents niet „ hebt geadvifeert, en in dezelve rechte oor„ delen en Sententien zult helpen vinden en „ wyzen , naar des Landfchaps Wetten en „ Uwe beste kennis, altoos God en de Juftitie „ voor oogen hebbende, én zulks niet te la„ ten om lief of leed, giften of gaven, vriend„ fchap of vyandfchap, of om eenige zaken „ wille. ,, Zo waar helpe U God Almachtig. 21. Aan ieder toegevoegde Revifeur zal voor ieder revifie door de Landfchap worden betaald veertig Guldens, zonder iets ten laste van par* thyen te mogen brengen. 22. Het zal in 't byzonder dèn Etftoel incumberen nauwkeurige toezicht te nemen, dat de pupillaire zaken, conform Landrechte, en het belang der minderjarigen, worden behartigd, en de orders daar op gefteld, of nog te ftellen , exaclelyk worden nagekomen. Zal ook goede opzicht hebben op de Officieren der Juftitie, en derzelver Suppoosten, voor zo verre de Juftitie betreft, en dat de gevangenen, conform Landfchaps orders, worden getraétcert. 24.  van DRENTHE. 203 24. En generalyk zich nauwkeurig moeten gedragen , naar den inhoud der Inftrudtie hier na geinfereert. 25- Voor het waarnemen dezer funclien zal ieder Raad een jaariyks Traclcment genieten van Een Duizend Guldens, en daarenboven ieder, nevens de Minister, ééne Gulden prsfentie geld t'elken Sesfie. 2t5. En zal, boven dien, niets ten laste van de Landfchap mogen worden gebragt, als alleen in gevalle van buitengewone Criminele Vergadering , wanneer des daags vyf Guldens zullen mogen declareren, zonder eenig prtefentie geld. 27. By inkomftige vacature van het Landfchryvers-ampt, zal de Minister van den Etftoel, tot een jaariyks Traftemenc genieten, Twaalf Honderd Guldens, en de gewone emolumenten, uitgenomen, nogthans, die gene, welke aan de tegensvvoordige Raad en Landfchryver, Mr. W. H. Erkenswyk, Speciaal,by Refolutie van heden, zyn toegelegd, welke in 't vervolg zullen cesferen. 23. Waarë'ntegens Raden en Minister, ten behoeve van 't Comptoir-Generaal dezer Land« fchap. 1 STAATfP.K-" stelte- nis, enz.  StiATSor-. stelte- mü , enz. INSTRUCTIE. Art. i. Drosfard en Raden zullen, in name van Heeren Ridderfchap en Eigenëi fdens, en dus van wegens de hoge Overigheid dezer Landfchaps, de Criminele en Civile Juftitie, in het hooglte resfort, uitoefenen, naar Landrechte en zodanige Wetten en Ordonnantiën, als thans existeren, ofte door de Heeren Staten naderhand 2.04. Tegenwoordige Staat fchap, ieder zullen moeten betalen een equivalent van Een Duizend en vyfhonderd Guldens, in drie jaren, telkens een derde te voldoen. 29. De Minister der Vergadering zal gehouden zyn , telken halve jaar een exacte notul der gehoudene Sesfien, en ontfangene Ordels (die ten voordele der Landfchap zullen komen) ter Secretarie te bezorgen, ten einde, ter betalinge der prafentie gelden, Ordonnantie kan worden geflagen. 30. Insgelyks zal de Minister, telken jare, mede opgeven de Criminele Vergaderingen, zo in dat jaar gehouden zyn, met expresfie hoe veel vacatiën voor de Raden, Mini.scer en Lands? panders zyn gedeclareeit, ten einde, voor het beloop dier fummen, by Drost en Gedeputeerden Ordonnantie kan worden gedepecheerr.  van DRENTHE. 205 hand mogten worden gemaakt, beraamt en vastgefteld. 2. Alle Sententien zullen op naam van Dros» fard en Raden, doch in cas van Revys, op naam van Drosfard en Revifeurs, gepronuntieert, en de depêches ter Ordonnantie van dezelve getekend worden. 3- Vermits voor de acht Raden en Minister, boven derzelver vaste Tractementen, ieder Sesr fie, voor prsefencie geld, betaald wordt negen Guldens, om dezelve te verdelen, als by de Generale Ordonnantie is bepaald, zo zal door den Minister annotitie worden gehouden van de Leden, welke van 10 tot 12, en van 5 tot 8 uur, in den Raad tegenswoordig zyn, waar uit hy vervolgens een notul zal opmaken, en nevens de Prsfident vertekenen, houdende hec getal der Sesfien, welke ten laste van den Lande kunnen gebragt worden, ten fine Art. 29» van de Ordonnantie vermeld. 4- By abfentie van den Heere Drost, zal in dit Collegie telkens de oudfte in bediening zynde Raad prasfideren. 5- De Raad en Landlchryver zal de Leden der Vergadering, naar rang, hunne ftemmen afvra* gen, Staatsge. stklte-  2o6 Tegenwoordige Staat Staatsge STELTE- wis, enz. ■ gen, die dezelve, in Civile en Criminele za* ken, met goede redenen bekleed zullen moe* ten uitbrengen. 6. Wanneer de Advyien niet eenftemming mog* ten vallen, zal de Minister andermaal de zaak in omvraag moeten brengen, doch zal als dan by de meerderheid geconcludeert worden. 7- Edoch wanneer evenwicht van Hemmen plaats mogte hebben, zal met die van den Drosfard, en by deszelfs abfentie, met de ftemme van den Minister worden geconcludeert. 8* De Drosfard, Raden en Minister, zullen by hunne Ampts-eed zyn verbqnden, ten aanzien hunner eigene Advyfen, en die van hunne Medeleden, de nauwkeurigfte geheimhouding ia agt te nemen. 9- Gelyk mede, om zich te onthouden van het buiten de Vergadering adviferen, in zaken reedsaanhangig, of die, waarfchynlyk, eerlang in questie komen, en voor hun een onderwerp van decifie worden kunnen, direct of indirect. 10. Alle Rauwaftien, Pandingen ,Contradiöien, en  van DRENTHE. 207 en zodanige verdere zaken, als naar Landrecht daartoe behoren, zullen ter decifie van den Etftqel (laan, doch, in allen opzichce, onvermindert biyven de Judicature van de Heeren Drost en Gedeputeerde Staten, hun Edele Mogende, volgens Order van Regeringen Inftructie van den 13 Sept. 1603, of eenige nadere Scaatsrefolutien competerende. 11. En op dat hieromtrent, langzamerhand, geen inbreuk moge gefchieden, is de Etftoel verpligc alle zaken tot derzelver forum niet behorende, direct te renvojeren, of van de hand te wyzen. 12. Generalyk zal de Etftoel in genen opzichte aan zich trekken, nog de Leden zich bemoeien en inwikkelen, in zaken de Politie of Fi. nantien van het Landfchap rakende, doch niet te min gehouden zyn, om zo veel hunne Rechterlyke qnaliceit betreft, zorge te dragen, dat de tegenswoordige vastgeftelde Conftitutie van Regering blyve geconferveert, en, ten dien einde, de ondernemingen daar tegens ter hunner Judicature wordende gebragt, ftiptelyk, conform de Placaten, worden gecorrigeerc, zonder eenige conniventie, disfimulatie of nalatigheid. 13- En ten einde aan het grote oogmerk van den Souverein des te beter werde voldaan , zal de Et- STAATfGE. STSLTE- N  aio Tegenwoordige Staat STAATSGESTELTE- iïis, enz. hoogde Gerechtshof, dat binnen het Landfchap Drenthe, zedert Eeuwen heeft geëx» reerd, en dac zulks zo zeef de ware belangens der goede Ingezetenen interesfeerde, dat wy daar niet op aan Uwe Ed. Mog. ons Advys behoorden ce doen toekomen j alvorens op alles, waar op in dezen te reflecteren was, acht te geven, en waar toe ons tot hier toe de tyd ontbroken heeft;thans vinden wy ons in ftaat, om onbezwaard, aan Uwe Ed. Mog. te adviferen, dat, volgens ons begrip, de voorgeflagene veianderinge van den, tot hier toe in wezen geweest zynde; Etftoel in een Hof van Juftitie, om redenen by bet bovengem: Rapport gealleguëert, voor het Landfchap nuttig zal zyn, en dienen tot betere adminiftratie der Juftitie binnen het zelve, waar door het welzyn der goede Ingezetenen merkelyk zal zyn bevordert; dan wat aangaat de articulen van de Concept - Ordonnantie, zouden wy oordelen, dat by het eerfte artieul van de generale Ordonnantie zoude behoren te worden gevoegt, de Heer Erfftadhouder in den tyd prefent zynde, zal, zo als in alle de Hoven van Ju/li* tie, binnen de Provintien plaatfe heeft, in dit Collegie kunnen prafideren. En by het iode artieul, als mede dat gene Commisfarisfen zullen mogen zyn, of advifèren in zaken waar in bevorens als Advocaten gedient, of eenig confult gegeven hebben. Dat het nde artieul in dezer voege werde geamplieert, ten ware de aanleidingen tot het pr af enteren van eenige andere Requesten na die tyd, flaahde de Lotting, geboren mogten zyn. Dat nog by het 13de artieul zoude behoren te worden by gevoegd*  van DRENTHE. 211 •voegd: wel verflaande, dat voor deCommis•fien, welke, (laande Lotting, in loco gehouden worden, zo als van ouds, niet meer zal mogen worden gedeclareert, dan één Gulden daags voor ieder Commisfaris, en dat ook ieder Advocaat niet meer dan één Gulden daags 'Zal mogen declareren, en dat, eindelyk, het 25fte artieul op de volgende wyze zoude behoren te worden geamplieerc. Zullende der 'afwezende portie, in het prefentiegeld aan de aanwezende accresceren, zonder dat eenige redenen van abfentie, hoe wettig die ook anders mogten zyn; hier omtrent zullen worden "aangenomen. Voorts amplecleren wy volkomen de by» voegfelen, gemaakt omtrent de voorz. Ordonnantie , by de Refolutie der Heeren Staten des Landfchaps, van den 22 Maart jongstleden, en welke de Heer Drost, aan Hunne Ed. Mog.; uit onzen naam heeft voorgedragen, terwyl Wy begrypen, dat de intentie van. Hunne Ed. Mog. is, om alvorens eene finale Refolutie te nemen, zo over de veranderingen, die in de nu gearrelteerde Ordonnantie, door het aanteftellene Hof van Juftitie, zouden kunnen worden voorgedragen, als over de veranderingen in het Landrecht te maken, de ConfiJeratien eti het Advys van den Heere Erfftadhouder, in der tyd re vragen, gp Wy geven Uwe Ed, Mog, in bedenking, Om,nopens de rangfehikkinge der articulen van de Concept - fnftrucfie en generale Ordonnatt* de, de ge 'oeglykfte ordre m hec oog te houden, en wat betreft bet changement omtrent den Landfchryver, Mr. IV, H. Erkenswyk, O & plaat* Staatscb- steltb- nis, enz.  Staatsgk- STEI.TE- nis, enz. 212 Tegenwoordige Staat plaatfe zullende hebben, zo nopens zyn Tractemenc als verdere dedomagementen, tot gemis zyner emolumenten, verwagten wy, dat daaromtrent de billykfte fchikkingen phatfe zullen hebben, en wyl de Heer Drost, hieromtrent van onze Intentie by zonder is geinformeert, kunnen wy met te meer gerustheid aan Uwe Ed. Mog., mitsgaders aan de Heeren Gecomm., door Hunne Edele Mog. de Heeren Staten, benoemt, by derzelver Refolutie van den 22 Maart, jongstleden, overlaten, om met fpeciaal overleg van den Heere Drost, deze zaken finaal te reguleren. Eindelyk hebben wy niet willen nfzyn, aan Uwe Ed.*Mog. te communiceren, dac wy hebben aangeffeld, ingevolge de deiarie van de Heeren Staten des Landfchaps, om, voor deze reize, van die plaatfen zonder Nominatie te disponeren, den Raad en Landfchryver, Mr. IV. H. Erkenswyk, tot eerfte Raad in den Hove van Juftitie of Etftoel van het Landfchap Drenthe, met behoud van den Titul van Raad en Landfchryver honorair, zullende hy m die qualiteit de Politieke Functien van het Land-fchryvers-ampt, zo ter Staatsvergaderinge, als elders in den Landfchappe blyven bekleden , en verders tot Raden, Mr. J. H. P. van Lier, Mr. IV. Keymmel, Mr. H. Vos, Mr. M. Das/en, Mr. E. J. Witzenburg, Mr. L, Oortwyn en Mr. M. Alting, en dat wy toti Raad en Landfchryver, doch, om alleen in die qualiteir in Juftitiëele zaken te fungeren, en als Minister by het Hof van Juftitie of Etftoel te dienen, hebben aangefteld, Mr. J. L> Homan, en verzoeken Uwe Ed. Mog., dezelve  van DRENTHE. 213 ve de daar toe ftaande Eeden aftenemen, en de nodige arrangementen temaken, teneinde dat Gerechtshof in functie kan treden , terwyl wy de nodige Actens voor alle bovengem. Raden cn Minister, hebben doen expediceren^ Waar mede, Edele Mogende Heeren! Byzondere goede Vrienden, Wy Uwe Ed. Mog. bevelen in Gods heilige Protectie. Uwer Ed. Mog. Dienstwillige goede Vriend, Groningen den (get0 24 September 1791. W. Pr. v. Orangs. Ter Ordonn. van Zyne Hoogheid. By abfentie van den geheim Secretaris. (get.) J. W. BOEJENK. O 2 P U- Staatsgs- SJ'ELTi:- nis , enz.  Staatsge. STKLTE- lus, enz. S14 Tegenwoordige Staat PUBLICATIE. Drost en Gedeputeerden, mitsgaders verdere Gecommitteerdens van de Heeren Ridderfchap en Eigenërfdens, Staten der Laudfchap Drenthe, doen te weten: Dat nademaal de Heeren Staten dezer Landfchap, by Refolutie van den 21 Maart 1791, onder de nadere aggreatie van Zyne Doorluchtigfte Hoogheid, den Heere Prince Erfstadhouder,, ten aanzien van de uitoefening van de Juftitie, in het hoogde resfort, tot dus lange door het Collegie van Drosfard en vierentwin* tig Etten, in name van de Heeren Ridderfchap en Eigenërfdens geëxerceert, dienilig gevonden hebben, eenige verandering te introduceren , en, in plaats van het voormelde, een Collegie van Drosfard en acht Raden, in den Etftoel te erigeren en conftituëren, om, inkomlïig van wegens de hoge Overigheid dezer Landfchap, de Criminele en Civile Juftitie, in het hoogfte resfort, op een daar toe vastgeifclde of nog vast te itellene Ordonnantie en liftruaie, uit te oefenen; en vervolgens ons gecommitteert hebbende, om na ingekomene aggreatie van Zyne Doorluchtiglle Hoogheid, deze Refolutie, zo fpoedig doenlyk, en op de convenabelfte wyze, ter effect te ftellen. Zo is het, dat wy als nu, uit kracht van de voorfchr. Commisfie, en ter voldoening van de meer fpeciale autborifatie van de Heeren Staten, alle de Heeren Leden, tot dusverre den Etftoel dezer Landfchap hebbende bekleed, m 't Generaal, fn ieder; van dezelven in 't by- son-  van DRENTHE. 215 zonder, in naam en wegens de Heeren Ridderfchap en Eigenërfdens,voor den yver en moeite, ten dienfte der Juftitie aangewend, hier mede, by het ontflag van derzelver funélien, openbaren dank betuigen, met by gevoegde verklaring , dac deze ingevoerde verandering niets zal verminderen, aan den titel en rang hun compecerende, en dat ook fpeciaal, ten aanzien der Zitting in de Kerk binnen Asfen, alles zal blyven op den ouden voet, terwyl de bepaalde Perfioenen, welke ter fchadclooshouding aan dezelven, ingevolge Staats• Refolu?. tie van den 22 Maart 1791, jaariyks zullen worden betaald, gerekent zullen worden, te wezen ingegaan, met den 12 September 1790. ■ Zullende deze Refolutie aan ieder der Le« den, van den vorigen Etftoel, worden ter hand gefield, en voorts toe ieders naricht, door den druk gemeen gemaakt zynde, alomme gepubliceerc en geaffigeerc worden, eer plaatfe alwaar men gewoon is., zodanige Publicatie en Affixie te doen. Accordeert &c. De namen van de Edel Mogende Heeren Drosfard en Raden zyn deze: gismond Pierre Alexander, Grave van Heiden , Heer van Laarwoud, Èntinge en Reineftein, Drosfard van Coevorden en de Landfchap Drenthe x enz. enz. enz. Mr. Warner Hendrik Erkenswyk, eerfte Raad Mr. Johannes Henricus Petrus^ van Lier. Mr. Wolter Kymmell. O 4 Wl, Staatscs» STP.I.TEH'13, CBZ.  Staatsge^ 3TELTE- enz. B. By voeg fel betrekkelyk de invoering van het Drenthfche Landrecht, binnen de Stad en Heerlykheid Koevorden. Of fchoon de Stad en Heerlykheid Koevorden ftaat onder de Souverainiteit des Landfchaps Drenthe, had men aldaar, volgens een oude gewoonte, ten opzichte der Rechispleging in civile zaken, zich te gedragen naar het Landrecht van Overysfel, zo wel ten opzichte van de form als manier van procedeien, tot aanmerkclyk nadeel van de Ingezetenen, alzo de Pleitmanier in Overys/el, volgens ondervinding en het getuigenis van voorname Rechtsgeleerden dier Provintie, geheel niet gefchikt is, om aan de pleitcnden onvertogen en min kostbaar Recht te doen wedervaren. Reeds meer dan eens had men hier om getragt, daar in verandering te erlangen; dan telkens met kwaden uitflag, tot dat door de directie en invloed van den vermaarden Overys/eljchen Rechtsgeleerde Racee, de invoering van hetDrenthJehe Landrecht, by Refolutie van den 22 Maart J791 ,op eenltcmmig verzoek der Ingezetenen,, dadelyk is vastgefteld, by Staats-Refolutie vaa dezen inhoud: Ex- 2.16 Tegenwoordige Staat Mr. Hendrik Vos. Mr. Michiel Das fen. Mr. Even Jan JVitfenborg. Mr. Lambertus Oortwyn. Mr. Menfo Alting. Mr. Jan Linthorst Homan, Raad en Landfchryver.  van DRENTHE. 317 Extraiï uit het Register der Re/blutien van de Ed. H^e ren Ridderfchap en Eigenërfdens, Staten der Landfchap Drenthe, genomen op den Landsdag, den 22 Maart »7°L De Heeren Drost en Gedeputeerden, mitsgaders verdere Gecommitteerdens, uic Ridderfchap en Eigenëifdens , ftaande deze Landsdag gefteld, tot de examinatie van de Requesten van Burgemeestcren en Gemeentslieden der Stad Koevorden, houdende verzoek, dat, om redenen in het breede ter Requeste vermeld, het Landrecht van Drenthe, onder zekere voorbehoudingen en bepalingen, te Koevorden mogte worden ingevoerd, en, om voortaan aldaar te obferveren, vastgefteld; en om de Heeren Staten by Rapport van derzelver Conlideratien en Advis te dienen; hebben ter Vergadering het navolgende Rapport en Advis uitgebragt, dat van gedagten waren, dac thans alhier diende te worden befloten. Dat in 't vervolg alle zaken van Juftitie, binnen de Stad en Heerlykheid Koevorden voorvallende , na Drenthfche Landrechte zullen worden aangevangen en vervolgt. Uitgezonden, nogthans, dat de Magiftraat aldaar zal blyven in haar oud bezit, van zodane zaken de plano kennis ie nemen, en daar in te decideren, als waar van tot heden toe in bezie is; gelyk mede zal gefchieden in alle overige zaken, die hec huishoudelyk beltier der voorfchr. Stad betreffen, en waar van door de Magiftraat O 5 kea- Staatscb- stelte- nis > eua»  siS Tegenwoordige Staat STAATSGE' STELTE- ilis, enz. kennis wordt genomen, en de plano gedecldeert, waar van als van ouds, binnen tien dagen by den Heer Drost reformatie zal mogen worden verzogt. Dat, ten opzichte van het recht der zaken, zelve insgelyks het voorf. Drenthfche Landrechte alleen zal worden gevolgt en geobferveerd, cn raar het zelve gevonnist worden, echter met deze uitzondering en bepaling. Dac, in het gemeen, alle de goederen bin«> nen de Stad en Heerlykheid van Koevorden zich bevindende, zonder onderfcheid van vaste of tilbare, Erfgoed of aangewonnen, ten opzichte van de Succesfie ab inteftato, en de vryheid van daar over by Uiterfte Wille en onder de levende te disponeren, in allen delen gelyk zullen ftaan met tilbare goederen,zo en in dier voegen als by Landrechte van Drenthe de Succesfie in dezelve gefchied, en daar over vryelyk gedisponeert wordt, met dien verftande, nogthans, dat, hoe genaamt, geen recht van afkoop aldaar zal plaats hebben, maar de opvolging gefchieden, zonder onderfcheid van mannelyke of vrouwelyke Erfgenamen. — En, zal wyders, overëenkomftig dit vastgeftelde in de Heerlykheid Koevorden, tot de form van Huwelykfche Voorwaarden, in plaatfe van by Art. 5.313. Landrechtens, gerequireerde Bloedvrienden alleen vereischt worden, asfiftentie en ondertekening van vier eerlyke Getuigen , waar, toe, echter, ook Naverwanten mogen dienen , by wederzydfe Contrahenten van ieder zyde, twee daar toe te verzoeken, en in cas van. overgang, alleen de verklaring voor de Magiftraat of Schultes en Keurnoten. — Terwyl in, al»  van DRENTHE, 219 alle andere dispofiden van Uiterfte Wille, Do* natie of andere befchikking onder de levende, de form by Drenthfche Landrechte vo >rgefchreven, zal worden opgevolgt, zullende, echter, het recht van Naarkoop, als van ouds, aldaar geen plaats grypen. Dat wyders, ten opzichte van de ftem ten Landsdage, de Staten zulks behoorden te houden in Ad>/is, en ten Regarde van het eerfte, het Collegie te worden geauthorifeert, bet bezit van de Magiltraat nauwkeurig na te gaan, de verdere nodige fchikkingen te beramen, alles met fpeciaal overleg van den Heer Drost, en daar van ter eerstkomftige Landdag Rapport te doen. Authoriferende niet te min de Bur. gemeesteren van Koevorden, om, hangende deze deliberatien, de plano kennis te nemen en te decideren, in zodane zaken, als waar van dezelve in behoorlyk bezit bevonden worden (4), voorbehoudens aan parthyen, het recht om van die plenaire Vonnisfen der gezeide Burgemeesteren, naar Landrechte dezer Landfchap, te mogen appelleren aan den Etftoel ; zullende in alle overige zaken, die het huishoudelyk bellier betreffen, van de decifie der Burgemeesteren, by klagte aan den Heer Drosfard, binnen tien dagen na uitfpraak mogen worden geprovoceert. Alles .onder expresfe Referve, om in cas in \ vervolg mogte geblyken, dat door de introductie van het Drenthfche Landrecht, in de Stad en Heerlykheid van Koevorden, by deze .- of C4) De Conftitutïe-brief, waar in het recht der Ma« |ifliaat gegrond is, kan men hier achter nazien. sxrr.TFnis, en?.  22o Tegenwoordigs Staat Staatsoe- stkltems, cuz. Copia, Frederic van blanckenheim , bi der genaden Goits bisfcop to Utrecht, maken> kond allen luden, dac ons mit fekere konden aangecomen ende bygebracht is, van onfen Vrienden ende van onfen lieven Borgere» ende Onderfaten onfer Stat van Coevorden, dat diefelve onfe Borgeren ende Onderfaten bynnen onfe Stat van Coevorden, van older alfulke Viyheid, Recht ende Privilegyen gebad hebben als hier na befcreven ftaen, daer fii hoere Brieve, die fy daer op gehadt hebben, verloren hebben. In den ierilen, wie den anderen bynnen on-" fer Stat van Coevorden doic fleyc, dac is lyfFl omme lyff off des Heren genade. Item, wie; den anderen daer bynnen wondet ledes diep», dac is die hant, daer dat mede gedaen is^ off des Heren genade. Item, wie den anderen daer bynnen wondet dat gheens ledes: diep en is, dat is drie pond. Deiè voorsf. dri$i pun-' of gene eenig pecuniëel nadeel wierde geleden, de Requestranten mede met een geëvenredigd dedomagement, naar billykheid te bezwaren. Waar over gedelibereert zynde, hebben de Heeren Ridderfchap en Eigenërfdens zich eenparig, met het voorfchr. Kapport en Advis, in alle delen geconformeert, en het zelve in een Staats-Refolutie gecon verteert , en de Heeren Drost en Gedeputeerden, invoegen » aldaar gemeld, geauthonfcert. Accordeert &c.  van DRENTHE. 221 punten ende broeken lal die Droffate berichten , van onier wegen. lr/jm, off yemant den anderen floege myt ftaeken off mit anderen dingen, ende niet en wonde dat waer twe pont tot onfer vooriï. Stat behoeft*. Item, off yemant den anderen floege mit vuyften, off een mifle toege offte lochende, die breke een pont der Stat. Item, off yemant daer bynnen wapen gerucht makede, die breke vyf pont der Stat. Item, wie fcheide woirde hodde, breke een pont der Stat. Voert fo fulien die Scepene die waeke befetten, by des Amptmans Rade, nadien dat, dat gelegen is, ende die broken daer van mede, mer die broeken foelen wefen ter Stat behoeft". Item, fo moegen die Scepene die Broitwage ende Byermate be« letten, by des üroflïten Rade, ende die broeken foelen wefen ter Stat behoeff. Item, fo moegen die Scepene die Marcke befetten, by des Droflaten Rade, ende die broeken ter Srat behoeff wefen , wanneer dat die Borgers gaen totten meynen wercke, die boeten fal die Stat .berichten, voert enighe redelyke Bode, die die Scepen Boden by der DroÏTuren Rade, by eine boette die breecket, die fal die Stat berichten. Item, weert dat die Scepene in defen faken eenig dryfachtig lieten, ende niet en berichten bynnen achte dagen daer na,dat hem die Amptman des vermaenden, foo folde dat tot der tyt onfe Droffate berichten. | Ende want wy frederik Biscop to Utrecht voerge aengefien hebben, ende aenfien menigen truwen dienft den uns onfe lieve getruwen Borgers ende Onderfaten, bynnen onfen Stat van Staatsie» STEI.TENK, enz.  • Staats ge . STEI.TE- i-us, enz. 222 Tegenwoordige Staat van Coevorden gedaen hebben, ende off Got wil hernamails meer doen lullen, ende mede aenfien fwaren laft ende arbeit, den onfe Borgers ende Onderfaten van Coevorden voeril. hebben, die wége die daer toe gaen to maken. So hebben wy voer ons ende voer onfe Nacomelingen^Biffcopen to Utrecht, defe voerff punten voer een Recht ende voer hoer Privilegyen ende Fryheit derfelver onfer Stat van Coevorden, gegeven gevest ende confirmert geven vellen ende confirmeren tot ewelike dagen toe, vallende ftede teblyven, beholdelic denfelven onfen Borgeren van Coevorden, off fy enige ander olde Privilegyen ende Vryheiden, van ons ende van onfen gefticht hadden, die in defen Brieff niet begrepen ftaan, dat die mit defen Brieve niet gekrencket mer geveftiget fullen wefen, in hore volcomene macht erveifc te blyven, fonder argelilt. Ende hebben des tot tnen orkonde vur uns ende voer onfe iNacomelingen, Biffcopen to Utrecht, onfe Segel mit onfen rechten wetenheid doen hangen. Gegeven tot Vollenho, daer over ende an waeren onfe Vrienden ende lieve getruwen van onfen Rade ^ die eerbaren Her Willem van Konen, Proift onfer Kercken tot Embric, onfe Vicarius Her Godert, Deken onfer Kerken Sent Johan to Utrecht, Rutger van Doornick, onfe Hoiffmeyfter, Johan van Buchorft, onfe Droffate onfer Lande van Coevorden ende van Drenthe, Steven vanRoir^ orfe Maerfcalc. Herman StaiL Coenman van Furbach, Gysbert van Loe, onfe Kokemeyller, Wilhem van Wye, onfe Secretarius, en» an-  van DRENTHE. 223 andere goeder lude genoech. Gegeven in jaer ons Heren, dufent vierhonderc en acht op Sente Sylvefters avont. (Onder ftont) S. P. M. WILHEM de WYE, Secretarium. ?SLnA h£?t,het Dio traje&em de ipfiut iegel van den Bisfchop > » // lan eenFrancyne ftaarr, mandato Jpeciall. waar op de originele Jok gefchreven was. Pro vera Copia. H. SLANGENBERG. Secret» 't StaatsóS* stelte- ■> nis, ene»  224 Tegenwoordige Staat STAATSfiE- C. STELTE- Nis, enz. ExtraEt uit het Prothocot van InjlrutJien en Eeden. ïnflruüie voor het Collegie der Gedeputeerden van de Landfchap Drenthe, waar by het zelve beftaan, en waar na dat die Gedeputeerden hun /uilen lf ebben te reguleren, in faken die Landt/chap aangaande, ter meeste eer en, dienst, eenigheyt, oorbaar en profyt van defelve Landtfchap. Art. i. Sal voor eerst het Collegie geforraeert worden, en beftaan in Conformire van de Refolutie van de Heeren Staten Generaal, genomen op heden den 13 September 1603, er)de fullen de Gedeputeerden in hec Collegie beloven ende fweeren., d'Heeren Staten Generaal der Verëenigde Nederlanden, ende die voorfeyde Landtfchap Drenthe, houw en getrouw te wefen, ende hen volgende defe Inftructie te zullen reguleren, naar haar luyder uycerlte vermogen. 2. In 't voorfchr. Collegie fal d'Heer Stadthouder van de Drenthe mogen compareren , ende Sesfie nemen, fo dickmaals als Synen E. fal gelieven, ende zullen die voorfchr. Gedeputeerden met denfelven Heer Stadthouder, en in  van DRENTHE. 225 in Syner L. abfentie, moeten houden alle goede Correspondentie. 3- Irt voorfchr. Collegie zullen, by provifie, dienen als Secretarisfen, de Landtfchryver ende Hubertus IVsinigman, die beyde tot alle Befoignen prefent zullen mogen compareren, wel verftaande j dat die Landtfchryver blyvende evenwel by zyne bedieninge, fal wefen den principalen Secretaris, ende hebbende de fignature van Aften ende depefchen, ende fal een tweeden Secretaris alleene teeckenen en fignature hebben, in de abfentie van den voorfchreven Landtfchryver. 4- De Gedeputeerden fullen Hellen en eommir^ teren mogen, tot dienst van 't voorfchr. Collegie, eenen Deurwaarder, die mede zal zyn Exploifteur van Executien, die by het Collegie fullen Worden gedecerneert, tegens de Pachters van de Gemeene Middelen , en andere des Gemeene Landts Contributien, ende twee Boden , mits dat die zullen dienen fonder Ordinaris Gagie, maar hen moeten contenteren met Reys- ofte Daghgelden, die hen, Reyfende* fullen worden toegeleght, wel verftaande, dat ger.eralyk al de oude Officieren van de Landtfchap, als, namentlyk,den ontfanger van Con^ tributien, ende Domainen in haar luyder bedieninge fullen blyven. ï» 5 Staatsób- STELTR- rus, etiti  22t> Tegenwoordige Staat Staatscb. STELTE- nm , enz. 5- De Convocatie ende Befchryvinge van Landtsdagen, fal gefchieden in Conformite van voorfchreven Refolutie. C. De Gedeputeerden fullen alle veerthyn dagen drie dagen feeckerlyk moeten vergaderen, en voorts meer foo dickwyls als des Landfchaps faaken dat zullen vereyfchen, te weeten, by provifie tot Asfen, en voorts tot fulcken plaatfen, als die Gedeputeerden, met de meeste ftemmen, ten dienst van de Ingezetenen, bequaamst zullen achten, ofte daar dat by de Landtfchap anders geordonneert fal worden, daar van de Ingezetenen van d'Lande, ende de Pachters van de Gemeene Middelen, fullen worden verwittigt. 7- 'T voorfchr. Collegie zal, voor eerst, forge dragen, dat de waare Christelyke Religie ende geen andere, vooral in de Landtfchap, ingevoert ende geëxerceert werde, ende dat tot dien einde in de Carspelen, daar dien dienst ledigh ftaat, bequame goede Mannen tot Pre* dicanten, Schoolmeefters ende Costers beroepen ende geftelt worden. 8. Sullen voorts bezorgen, dat de voorfchr. Predikanten, Schoolmeefters en Costers, verlien worden ende moogen genieten, nootdruf- tigh  van DRENTHE. 227 tigh onderholt, ende toe dien einde vorderen, foo dikwyls nodigh weefen fal, de Rekeninge van Kerkvoogden, voor foo veele als aangaat de goederen,gedestineert tot onderholt van defelve Predicanten, Schoolmeefters ende Costers, nemende voorts ook opfichte dat de Geestelyke goederen, tot Godtfalige faaken, ende geenlints tot private nut misbruikt werden, behoudende nochtans, in beyde voorfchr. poincten, een iegelyk fyn recht van Collatie, ende,' wel vergaande, dat beyde Jufferen Stiften fullen blyven, ende gehouden werden, in weefen , ende dat uyt die voorfchr. Geeftelyke goederen betaalt fullen moeten worden, de Alimentatie van die Convencualen. °- Sullen, voorts, met alle mogelyke vlyt ende neerftigheid hanthaven en onderholden, dé olde Privilegiën, Ordonnantiën, Conftumen, Rechten ende Gerechtigheden der Landtfchap Drenthe, fonder hen te bemoeijen met de Civile ende Criminele Juftitie, maar zullen dié felve Adminiftreeren na older gewoonte. to. Sullen ook alle goede Correspondentie hoüden met d' Mog. Heeren Staten Generaal en Raadt van State, ten einde derfelver Refolütiën, Placcaten en Ordonnantiën geachtervolgé mogen werden naar behooren, ende vooral forge dragen, dat de Contributien van de Landtfchap, tot behoefte van de Generaliteit, tydeP 2 lyk Staatsg*. STELTE- Nü, enz.  228 Tegenwoordige Staat STAVT5GESTÏLTB- ms, enz. lyk opgebracht, ende in handen van den Ontfanger - Generaal der Verëenigde Nederlanden, ofce desfelvs Commyfen, van tyc tot tyt, betaalt werden. ii. Ende dat, tot dien einde, de Generale Middelen, van tyt tot tyt, behoorlyk (naar voorgaande affixie van Bilietten, inhoudende den dagh van de aanltaande verpachtinge), ten hoochften verpacht ende gebeneliceerc werden. 12. Sullen, ten felven einde, de voorfchr. Gedeputeerden , alle quefiien, die tusfchen d' Ingezetenen ende Pachtenaars, der voorfchr. Generale Middelen , gerifen, in goeder Confcientie, nae den teneur van de Placcaten, Ordonnantiën ende Conditiën, van die verpachtinge deciderende, hellichten, fonder gunst ofte faveur, ende fullen haere Sententiën, by provifie, forteren effect: ende geëxecuteert worden, is t' noot referveert partye, die haar befwaart vint, haar beklach aan de Landlchap, conform die voorfchr. Refolutie. .3- De voorfchr. Gedeputeerden fullen hebben 't beleit, directie ende dispofitie over de Penningen, die by de Landfchap Drenthe, foo tot de goede Regieringe ende welftant van defelve, als ook tot fluer van Oorloge, ende de befcherminge van de Verëenigde Provintiën by  van DRENTHE. 229 by Generale Middelen van Confumtiën, Ommeflagen, ende anderfin ts airede geaccordeerr zyn, ende voortaan, van tydt toe tydt, noch geconfenteert fullen worden; mitsgaders van de Domainen, Geeffelyke goederen, ende andere Inkomften van de Landfchap, mits dat de Rekeningen daar van gedaan fullen werden van jaar tot jaar, voor zulke Gedeputeerden als de Landfchap daar toe fal Committeren, ende fal d'Ontfanger van de Gemeene Middelen, beneevens de principale Penningen van de verpachtinge van die felve Middelen, oock gehouden fyn te verantwoorden, van de Rantfoenpenningen, 14. Sullen ook alle Refolutiën,by de Landfchap genomen, ende noch te nemen,'t zyvan Confenten, Generale Middelen, Contributiën, ofte anderfints, de gemeene Regeringe ende welftant van de Landtfchap betreffende, in 't werk ftellen, effectuéren ende doen executeren. 15- Zullen ook fonderlinge daar op Ietten, dat de nodige doortochten van het Krygsvolk, met de minfte quetfinge der Onderfaten mogen gefchieden , ende daar in foo veel mogelyk gelykheyt gehouden werde, fonder hec eene Carspel meer te befwaren als het ander, en dat de Patenten ende Nachtrusten daar na nu hier en daar geleyt worden. P S i Sal ook de Etten, volgens Landtrecht, over de beftraffinge van capital» Delicten by- een  van DRENTHE. 235 een roepen, fonder in fulcken cas, buyten toe doen van defelve Etten, eenige Condemnatie ofte Abfolutie te mogen doen, verblyvende deefe kosten en vacatiën der Etten, tot laste van het Landt, 8. Sal hem ook niet ondernemen aan fich te trecken ofte te disponeren, by Apoltillen ofte inderiïnts, over enige faecken die, volgents Landrechte, by manier van An- en Uytpandin5e, ofte Stockftraffinge, ofte met klachten op ïeGofpraecke, ofte by Vuile Rochten, ofte anierfints behoren te dienen, als mede niet over Geestelycke Pachten, ende andere faecken, He volgens uitfpraecke ende Landts Refolutien, voor de Heeren Drost en Gedeputeerden gebracht moeten worden. 9- Maar fal allene nootwendige Provifien mogen verleenen in cas van maintenue, ofte in fummarisfimis posfesforüs, mits partyen ten Cummair posfesfoir ranvojerende aen 't ordinaris Landtrecht op de Gofpraecken, in 't ftuck van de Executien van Sententien, by den Et[toel uytgefproocken, fonder defelve wederom in dispuyt te mogen trecken, of interlocutien jaar over te verleenen, item nopende het Hellen , ende Excuifen van Voormomberen en Momberen, in cas van Arresten, exempt de faecken ten Principale, in 't ftuck van Opleggingen , Verkopingen van Grasvelljge goederen by Staatsce» stelte- nis, enz.  Staatsce. STELTE- nis, enz. i 236 Tegenwoordige Staat by Decrete, volgens de Reformatie van den 16 February 1629. 10. Item, fal mogen verlienen authorifatien van Schuiten, als wanneer wetlycke redenen van fuspicie, ofte recufatie op de Schuiten ter plaetfen komen te vallen, Conftridtien onder Poenen in fchriftelycke Procesfen, om terminen te waren, ende andere diergelycke fummaire faecken, die geen uytftal konnen lyden, ranvojerende de Judicature van alle andere queftien als boven verhaelt, aen de ordinarisfche Banquen van Juftitie daar defelve geboren. 11. Dat, dienvolgens, alleAppoinctementendefen ter contrarie afgegeven, van faecken by Sententie van den loffelyken Etftoel afgedaan, of waar op partyen niet fyn gehoort, nul ende van geender weerden fullen fyn, oock van partyen niet behoeven gepareert te worden. 12. De Schouwinge van publycke Hèeren-, Kerck- ende Rie - wegen, item gemeene Heeren Dycken, Dammen, Tillen, Bruggen, Kerck-Tuynen ende Putten op de Buyrmarcken, fal gedaen worden door de Landtfchry/er, met asfumptie van twee Eygenërfden, volgens den olden voet, mits dat de Breucke laer van komende, half by den Drost, en half  van DRENTHE. 237 half by de Landtfchryver fal werden genoten. *3- Sullen evenswei de refpe&ive Carspelen ende Buyrfchappen, volgens older gewoonte ende gemaeckte Willekeuren, malkanderen mogen breucken, mits dat de gene, die hem daarbybevint benadeelt, fich aan de Heeren Ridderfchap snde Eygenërfden fal mogen adresferen. 14. Sal oock in 't generaal geene Executie van Breuken mogen laten doen, als van de Delicten, die by Sententie van den Etftoel verklaert, ofte op de Gofpraeken overtuyght, ofte andeifints genoegfaam bewefen fyn. Ende by aldien fich yemant, aangaande de gevorderde Breucken, te rechte mochte psefenteren, ende na fyn believen Pantkeringe doen, beroepende fich op den Lantsdag, of op den Lottingh tot des Pantkeerders optie en keur, fal met de Executie moeten opgehouden ende gefuperfedeert worden , tot den eerften Landtsdag of Lotting, fonder dat in fuiken cas de Pantkeerder gehouden fal fyn, eenig falaris aen de Landtspanders te betalen, voor en aleer defelve by Sententie gecondemneert, ofte met den Drosfardt veraccordeert is. 15. Sal oock op Landtsdagen of Lottingen, niemant ter oorfake van eenige breucke mogen worden gecondemneert, die uyt fyn befchul- din- staats8e." stbltb- nis , ene.  Staatsce* STELTE- t«6, enz. / 238 Tegenwoordige Staat dinge ende de genomene informatie, drie weeM ken te bevoorens geen Copie heeft genoten. 16". Sullen ook de Landtspanders niet mogen ey-' fchen, veel min executeren, den derden Penningh van de overgegevene breucken, maef hun moeten contenteren met de derde Penninphi tot thien Goltgulden, en van 'c jürplus dat boven tien Goltgulden is,de thiende Penningh.i -7- Dat inkomftig tot alle vacerende Schultaitipi ten, tydtlycks by de Heeren Drost ende Gedeputeerden, drie perfonen fullen werden genomineert, ende daar uit by de Heeren Ridderfchap en Eigenërfden, ééne worden geëli-i geert, en een Carspelman, gelyck bequaam fynde voor een ander geprafereert, 18. Sal insgelycken den Asfesfor in den Etftoel 1 foo wanneer die plaatfe vacant mochte fyn,, by de Heeren Ridderfchap ende Eigenërfden: worden verkoren, na dat alvoren daar toe drie: peifonen, te weeten eene uyt de Ridderfchap 1 ende twee uvt de Eygenerfden, by de Heeren 1 Drost en Gedeputeerden fullen fyn eenomi- • neert. 19. En fullen tydtlyks d'beyde nieuwe Etten, in' 1 plaat- ■  van DRENT H E. 239 plaatfe van de afgaande, uyt yeder Dingfpil waar in defelve woonachtigh fyn, (uitgenomen de Secretarisfen in der tydt de welcke ratione officü tot Asfen woonen) op de Lottingen gekoren worden, in fulker voegen, als hier in 't volgende Arde. van de Landtspanders wordt gefeght. 20. De Landtspanders-Ampten fullen, by de Heeren Drost en vierëntwintigh Etten, op den Lotting vergeven worden, in fulker voegen, dat den Drost daar in zal hebben de Vooritem" me, ende die refpeclive Etten, van yeder Dinghfpil, elck een ftemme. 21. Dat uyt de Ordelen op de Lottingen, by partyen gewonnen, de Ordelen aan de Asfes for, Etten , Landfchryver ende Landspanders fullen worden betaalt, ende de overige aan den Drost, blyvende de armen Ordelen onverkortet, fulx na den ouden voet, fonder daer toe yets uyt des Landts Cantoyr te mogen neemen. 22. Dat ook de Lottingen en anders de Drosten haar vacatiën treckende, fullen moeten betaalen de onkosten en verteringen by haar Dienaren' gedaan,fonder eenig befwaervan de Landtfchap. 23. Staaïsge* stelte- nis, enz.  240 Tegenwoordige Staat Staatsgb STELTE- Nis, enz. 24. Sullen oock geen Procesfen mogen worden verzonden, als alleen van die geene die van den Etftoel fpeciaal daartoe fullen zyn geauthorifeert, en die ter Contrarye gefchepce Advyfen , niet worden geaccep teert. 25- Sal de Rekeninge van de Breucken ïaerlyks moeten gefchieden, en zullen in 't byfonder de Armen thaere daer van hebben te genieten. 25. Sullen meede de Drosten geen Propynen moogen verfoecken ofte ontfangen, veel min in t aanvanck van haar Ampt eennige Schenkagie of dona gratuita, \ fy van de Landtfchap m t generaal, ofte van de Carfpelen en Cluften in 't particulier. 27. Den Drost fal oock van de Landtfchap niet vermogen te bedienen, foilicireren of accepte. ren, eenigh Militair employ, neffens fyn Drost- 28. 23. Dat ook de Lotingen nergens fullen worden geholden, als op fulke plaatfen, als op de Landtsdagen tydtlyks fal worden goetgevonden*  Van DRENTHE. $41 28. Sal niemant, 't fy den Drost of iemant anders, op Landtsdagen geheele Dinckfpillen by fich mogen ontbieden, of ontboden fynde, Compareren, by verlies van haar ftemme, geduyrende defelve Landts - Vergaderinge. Sullen de Collatien tot de vacerende Pastoryen, die door de Drosten, als Drosten, een tydt lanck fyn vergeven geweest, inkompftigh by de Heeren Ridderfchap ende Eygenërfderi worden vergeven, 30. Ende fullen generalyck tot alle Officien d'lngeboorne Landtfaten , gelyck gequalificeert fynde, voor anderen worden geprsefereert. 31- Oock fullen geen Officieren mogen worden gedeporteert, fonder groote en fufficiante reden, tot kennisfe van de Landtfchap, ofte van den Etftoel, in 't ftuck van die Ampten, dié by den Etftoel worden vergeven. 3*- Den Drosfardt fal ook nauwe ende goedé toelicht draegen, dat de Officieren, ende met een de Schuiten, Onderfchulten en de LandtsQ pan» Staatss»* stelt b- tus, «nz.  Staatsgb STKLTB- Kis', enz. 33. De Itigefetenen fullen oock met geene Wagenvrachten mogen befvaart worden, als alleerie die ten dienlte van de Landfchap worden gerequireert. 34- Dat binnen Coevorden alle faecken eerst-voor 5t Schuiten - Gerichte fullen moeten dienen, ende daer nae, in cas d' Appél, voor den Heer Drost, ende voorts van faecken over de vyftien Gulden, van des Heeren Drosten Sententie, mogen worden gerevideert aen de Heeren Ridderfchap en Eygeeërfden, mits binnen drie weecken na Pronuntiatie van de Sententie, \ Revys van de Heeren Drósr ende Gedeputeerden fal worden verfocht, en ten dien line tot ^portelen geconligncert twaelf Caroligulden, in 24a Tegenwoordige Staat panders, haar Ampten getrouwelyk, fonder eenige partydigheyt, corruptien ende onbehoorlycke Exactien, bedienen, ende infonderheydt dat defelve, gelyck ook alle andere Private perfonen, tegens de goede Ingefetenen niet en plegen eenige Concusfien, denfelven met dreygementen, onder pratext van haar Bedieninge ofte anderfints vreefe aanjaegende, om hun door fodanigh middel yets afteperfen. ofte anderfints tot haren wille te krygen, die» reételyk of indireéttelyk, ende dac hier en tegens doen, na voorgaande informatien op de klachten van de geledeerden, by de Landtfchap , na gelegentheyt van faecken fullen worden gecorrigeert ende geftraft.  pan DRENTHE. 243 in fulker voegen als van Sententien van de Heeren Drost en Gedeputeerden gefchiet. 35- Laaftelyk fal de Drosfardt gehouden wefen, te achtervolgen ende natekomen, fodaene naedere Ioltructie, als van tydt tot tydt, aangaande het Drosdimpt, ende de bedieninge van dien, by Ridderfchap ende Eygenërfden fal worden geformeert, fonder dat den Drosfardt over het formeren van fodane nadere Inftructie fal vermogen te ftaan,oock in fulcker voegen, dat fodane nadere Inftructie of veranderinge, in dele niet fal mogen gefchieden of gemaeckt worden, als met eenparigheyt van Stemmen, foo dat een Dingfpil, of een Riddermatige perfoon, fulks fal konnen beletten. Alfoo voormaal; by £ Landtfchap meede waer opgejlelt feker Artykel, inhoudende: Als wanneer de Drost een Riddermatigh perfoon is, die van de Ridderfchap drie ftemmen, in het Collegie van Drost ende Gedeputeerden, tegen de Eygenërfden twee foude hebben, ende mitsdien de Eygenërfden konnen Dverftemmen, dat daaromme fodane overflemninge geen plaatfe fal konnen grypen, in faeccen van enige importantie, maar dat defelve :ot den naeften Landtsdagh fullen worden geliffereert, foo is 't felve alhier fodanig geinèreert. Accordeert &c. Stmtsor- stf.ltb- nis, enz.   TEGENWOORDIGE STAAT VAN DRENTHE. DERDE HOOFDSTUK. EERSTE AFDEELING. Befchryving van Gocherheyie% tot een voordbeeld voor zulke Gewesten, byzonder voor het Landfchap dren the, waar in nog Heydevelden of Ongehavende Gronden gevonden vorder* Elders hebben wy reeds een kort en algemeen denkbeeld van de Gocherheyde gegeven; ingevolge der belofce, daar by gedaan , zullen wy thans, in deze Afdeeling, een meer uitgebreid en nauwkeuriger bericht van de Volkplanting', op die Heyde gelUcht* mededelen. En wie zal eene pooging wraken , welke dienftig kan zyn, niet alleen, om de befchouwende kundigheden der Oeconomisten nieuwe ftoffe tot ernftige overweging te verfchaffen , maar tevens ook om de yverzucht aantevuuren, door het voordragen van treffende voorbeelden, hunner navolging overwaardig ? 't Landfchap Drenthe ontbreekt het aan gene gronden, om proeven ter verbetering te nemers natüus; LYKE HIS' TORiE.enw Van ongéhaVendé . Landen of Heydevelden.  246 Tegenwoordige Staat NXtuur« iyi;e historie, enzi In den jare 1741 kwam, uit het hoger gelegen Duitsch/and, gelyk destyds veelmalen gebeurde, een groot getal Emigranten , met vaartuigen, den Rhynitroom afzakken. IVlen gaf hun, in het algemeen, den haam' van Paltzers. Hun oogmerk was, om zich te Rotter* nam aan boord van Engelfche Schepen te begeven, om door dezelven naar Penfilvaniën* in Noord- America, overgevoerd te worden: in de vleijende hoop om hunnen huishoudely» ken toeftand te verbeteren, en een minder zorglyk leven te leiden. Want behoeftige oreHandigheden , in hun Vaderland, waren de beweegredenen hunner verhuizinge. Tot aan Schenhrikans (tf) genaderd zynde , vermits de Engelfche Schepen in Holland nog niet waren aangekomen , wierdt aan deze nooddruftige gelukzoekers verbóden, zich op het grondgebied der Republiek te begeven: ongetwyfëld om het onzeker vooruitzicht, of en wanneer de Engelfche vaartuigen zouden binnen lopen, en uit voorzorge, indien zy nog lang of wel geheel mogten agterblyven, (welk laatfte inderdaad gebeurde,) om met het onderhoud van zo vele vreemdelingen niet belast te worden. Dit verbod veroorzaakte eene teleurftelling, die deze Reizigers in gene geringe verlegenheid wikkelde ; te meer, omdat op het Cleeffche grondgebied, de uitreiking van aalmoezen, en derzelver dryfveer, het medelyden , door de aan- , OO Dezs weleer beroemde, doch thans gefloopte flerkte is gelegen op de uiterfte grenzen van de Provintie Gelderland, tusfchen den ouden en nieuwen Rhynitroom, niet verre vaa de Cisefiche Steden Cleve ea Emmerick.  van DRENTHE. s4? aanhoudende aanfpraken dezer elendigen, be» gon te verflappen, en men ook aldaar op maatregelen fcheen bedacht te zyn , om zich van zo vele ongenodigde gasten te ontilaan. In deze akelige omftandigheden, zonder eenig uitzicht op menfchelyke hulp, eh geheel hopeloos , naderde, aan de eene zyde; het gebrek met verhaaste fchreden; terwyl, aan den anderen kant, de jammerklachten dezer ongelukkigen, door de liefderyke fpoorflagen der Voorzienigheid voortgenoopt , den Pruififchen throon bereikten , en het welgeplaatfte hart Van den groten frrdrik , die denzelven zö waardig bezat, troffen. Dit ogenblik befliste het lot van een twintigtal noodlydende huisgezinnen , gedeeltelyk het leerftelzel van kalvyn, gedeeltelyk dat van luther toegedaan, liet vaagde hunne tranen af, en zy wierden gered. Een gedeelte van een Heydeveld , gelegen tusfchen de Steden Goch en C/eve, betlaande eene uitgeftrektheid van twee uuren in dei lengte , v. n het Zuidoosten naar het Noordwesten , en van ongelyke breedte, j wierdt niet alleen deze Lieden ter bewoning en bearbeiding aangewezen, maar te gelyk de behoeften tot den akkerbouw, tot huisvesting en andere benodigdheden vereischt wordende , gepaard met aanmoedigende vryheden, aan hun uitgereikt. Welk Koninglyk voorbeeld de ingezetenen dezes Hertogdoms vervolgens opwekte, om, door het bydragen van liefdegiften, deri toeftand dezer nieuwe inwoonders te verbeteren. De gelukkige gevolgen, die den arbeid en Vlyt dezer menfehen bekroonden, en de yryR 2 h e* Natuur- LYKE HlSr TORtE, enSi  Natuur» ltice hisTORIE, enz. ( 1 i 348 Tegenwoordige Staat; heden en voorrechten , die dezelve genoten, waren uitlokkende genoeg, voor meer andere bovenlander; , welke in hun Vaderland een kommervol en behoeftig leven leidden , om het land hunner geboorte te verlaten, en de nieuwe Volkplanting uittebreiden. Thans telt men aldaar negentienhonderd en vyftig afflammelingen, zo der eerfte als van latere Emigranten , die, juist eene halve Eeuw, fints den eerften aanleg, het werk, door hunne vaderen begonnen , voltooid, over de geheele Heydeftreek drieduizend Rynlandfche Morgentallen gronds in vruchtbare graanakkers herfchapen, en daarop driehonderd zevenendertig huizen gebouwd hebben. Weinige jaren, na de geboorte dezer Volkplan tinge, waren 'er verlopen, of de bewoonders beraamden dienltige middelen , om een gefchikt gebouw aan den openbaren Godsdienst toe te wyden, en zich van bekwame Leeraren te voorzien. Daarenboven fcheen men zich te willen vereenigen, om voor beide gezindheden eene gemeenfchappelyke kerk te doen bouwen. Doch alzo dit broederlyk voornemen , door zekere tusfchen beide komende zwarigheden , verydeld wierdt, verliepen 'er nog tien jaren, eer de gemeente der Hervormden zich van een Leeraar kon voorzien. Deze /errichte, een tyd lang, den openbaren Eerlienst in een Schuur, die by zyne woning ftondr. Intusfchen verzuimde men niet, om in dit hertogdom, en in de naburige Nederlandfche gewesten , liefdegaven , tot het ftigten van :en ftatiger Godshuis, intezamelen. Door dit niddel wierdt de nieuwe Gemeente allengskens n itaat gefield, om haar oogmerk te bereiken. In  van DRENTHE. 249 In den jaare 1772 was men reeds zo verre gevorderd, dar, op den twintigften van Wintermaand, de eerfte Leerrede daar in konde gedaan worden. Nogthans wierdt deze Kerk eerst na de gehele volbouwing, op den eerften van Wynmaand des jaars 1775 , plechtig ingezegend , geenzins zonder gevoel van Godverheerlykende aandoeningen by de toehoorders, door hunnen kundigen Leeraar, den eerwaardigen Heer janszen, met toepasfing der weluitgekozene woorden van den Profeet jesaias, Hoofdft. XXXII. vs. 15—18. ingefloten. De Gemeente, de Godsdienftige begrippen van den moedigen luther toegedaan, bleef insgelyks niet in gebreke, oni het Euangelium in de plaats hunner woninge te doen verkondigen. Reeds in den jare 1752 , wierdt daar mede een aanvang gemaakt. Ook voor deze Chriftenen verftrekte , in den aanvang, een Schuur tot eene Godsdienftige vergaderplaatfe. Intusfchen wierden zy , door het gebruik der zelfde middelen, als hunne Gereformeerde medebroeders, na verloop van eenige jaaren , in ftaat gefteld, om een voegzamer Heiligdom te doen bouwen , waar in , door een Orgel, het gezang geregeld wordt. En wierdt, op den vierentwintigften van Wynmaand des jaars 1779 , het gewyde gefticht, door wy. len den achtingswaardigen hessen , Prediker te Geve, met eene redenvoering over den honderdften Pfalm , ftatelyk ingewyd. Eene verftandige overdenking deedt den Redenaar de gepaste aanleiding vinden, om op dankbare erkentenis niet alleen ernftig aantedringen, maar tevens te doen opmerken, dat alle tyde- r 3 *y- Natuur." lyke Historie, eai  Natuur- ï.yke His- TORrE3 enz. 250 Tegenwoordige Staat lyke weldaden aan genen voorraad van kundig» heden , vernuftige pogingen of nyvere arbeid? ■ zaamheid moeten worden toegefchreven, maar 1 alleen aan den zegen, welken het aan 't Opperwezen behaagt, daar mede te doen gepaard ! gaan. DebefoldigingderLeeraars,Kosters enSchooI- ■ houders wordt uit de inkoraften van eenige vrye : Morgens Lands gevonden. Dan deze middel» . matige beloning is, wat aangaat den Gerefor- ■ meerden Predikant, door de giften van byzon- ■ dere perfonen , merkelyk vergroot. Het onderzoek en de uitfpraak der gefchil- ■ len, en de verdere uitvoering der gerichtelyke macht, deze Volkplanting betreffende, is aan 1 het Landgericht, in de Stad Cleve gevestigd, aanbevolen. Het Maalgebied, en diensvolgens i ook het elders zogenaamde wind of waterrecht, behoort aan de Molens te Goch. De Buurt, alwaar de Kerken en Pailoryen niet verre van . malkander gebouwd zyn, beftaat uit twee hon- ■ derd en twaalf huizen, ter wederzyden van een ; ruime Landftraat getimmerd. Aan deze Buurt ; heeft men den naam van Pfalzdorf gegeven. Het overige dezer Volkplaminge, over welke de boerewoningen en landeryen vcrfpreid zyn, heeft den naam van Gocherhsyde behouden : : een naam , die in vroeger tyd , eigenaartiger dan tegenwoordig, aan deze Landftreek voegde. De Stad Goch is 'er eigenares van. In het begin, en ook in 't vervolg, wierden zo veele Morgens gronds, van deze oorfpronglyke Heyde, aan iedere familie of perfonen uitgegeven , als dezelve begeerden Op den ver- (£) De bezittingen der Koloniflen zyn thans zeer on-  van DRENTHE. *5- verkregen eigendom wierden hutten gebouwd, ] welke van tyd tot tyd in betere woningen veranderd wierden. De verdeling is in diervoegen ïnn-ericht, dat verfcheide recht uitlopende en zeer brede wegen (O» eenige van welke men % het vervolg beplant heeft, deze Landftreek doorfnyden. De akkers zyn door aarden wallen van de wegen afgefcheiden , en met hakhout beplant. Hoewel gene verfrissende beken door dezen Oord vloeijen , noch de vlakten door boomryke heuvels afgewisfeld worden , hebben , ■ nogthans , deze welberadene fchikkingen de Gocherheyde tot gene onaangename Landftreek gevormd. Nadat de Kolonisten aldus in ftaat gelield waren , om op een vreemden grond , dooi welbeftuurdc arbeidzaamheid, m hun levensonderhoud te kunnen voorzien , en door eene verftandige fpaarzaamheid hunnen to#et toeftand te verbeteren, was ook mets billyker. dan dat zy bedagt wierden op. eene matige icha Seloosftelling van de Eigenaresfe dezer gron d^n , als die , door hunne inrichting, van d< voordeden der Schaapshoederyc , Schapen weide en andere gerieflykheden, nu verftoke, eelvk, en geven zelfs een verfchil van twee tot veert! Mofêns; ieder van dezelve mag, by verkoop, var. twa SoSderd tol dde honderd Cleeffche Ryksdaalders, va dertiff ftuivers Hollands, gelden. f Zedert eenigen tyd heefc men begonnen eenig dezerweSi te «.U, en de afgefnedenftukken to „ euweakkersaantelesgen. Dochdeze anders O,conom, fche fchikking is, onbetwistbaar.overhetalgemeen n voordeelia , overmits daar door de gronden, die tc plaggen fteken nodig zyn, zeer bekrompen, en de wege liegt worden. l\ 4 tfATUDft.YttE lltS- 1 r 1 | t t a  Natuurlyke Historie, eu* 252 Tegenwoordige Staat was. Diensvolgens maakte men eene bepalingvolgens welke, na een vyfjarig vry gebruik der ' akkers , van ieder Morgen , Rhvnlandfche maat, jaariyks, aan de Kamery te "Goch, tot erfpacht zoude betaald worden, een , en van fommige een en een vierde Berlynfche Ryks» daalder, (een LSerlynfche Ryksdaalder is zesendertig hollandfche ftuivers;) en vervolgens, na een tienjarig gebruik, twee, of twee en 'een halve Ryksdaalder. Van deze belasting zouden evenwel vry zyn zulke akkers, welke, in den aanvang, tegen vyfentwintig en dertig Berlynfche Ryksdaalders waren aangekogt. Deze zouden alleen verplicht zyn, jaariyks, aan voorgenoemde Kamery , twintig Berlynfche ftuivers, (zynde twaalf Hollandfche.) als een Canon te voldoen. Behalven deze erf- of grondpacht, wordt, van 's Lands wegen, van de inwoonders dezer Kolonie gevorderd, even als van de elders wonende ingezetenen dezer Landen , het Recruut en Tabaksgeld, en wel naar de grootte en den omflag van ieders boerenbedryf; belopende het eerfte, jaariyks, van tien tot dertig ftuivers Hollands, en het laatfte van een tot vyf Berlynfche Ryksdaalders, voor ieder huisgezin. Doch van deze belasting is de Volkplanting, gedurende de vyf eerfte jaaren, geheel, en in de vyf volgende jaaren voor de helft vry geweesr. Voor het overige worden , van de Landeryen dezer nieuwe Kolonie , gene verpondingen , fchatting, cynzen , omflagen of andere belastingen, voor het Land of den Koning, opgebracht of geheven. Vorderen nu genotene weldaden en menschlievende behandelingen dadelyke blyken van Erkentenis en dankbaarheid , deze Kolonisten m  van DRENTHE. 253 zyn ook, overeenkomftig hun vermogen, in her Uitoefenen van dezen plicht niet nalatig gebleven. De gelegenheid daar toe wierdt geboren , door den rampvollen watervloed, die hec gebeurde, in den jare 1784, niet ligt in vergetenheid zal ftellen ; als door welken, in het Hertogdom Geve, en in de Provintie van Celderland, zo vele dyken geteifterd , zo vele gebouwen mede gefleepc, zo vele menfehen en beesten verdronken, en zo vele onzer Landzaten in kommerlyke omftandigheden gebragt zyn ; en welke ramp in het byzonder ook die Landftreek trof, wier bewoond ers aan deze Koloniften, in hunnen noodlydenden coeftand, de eerfte en meefte hulp bewezen hadden. Het was in dit kommerlyk tydgewrichc, dac die van Gocherheyde en Pfalzdorf, door hec bydragen van gene geringe hoeveelheid broods-, in der> algemenen nood , hulpe en byftand booden. Maar op welk eene wyze konden deze, nog veelal onvermogende landbouwers, een blyk dezer plichtsbetrachting, met betrekking tot den edelmoedigen Landsheer , daar ftellen ? Waarlyk, door gene gefchikter middelen, dan dezelven ten dien einde te werk ftelden. Onbezweken moed en onvermoeide arbeid , die alle zwarigheden en beletzelen te boven Itreefden ; die een dorre Woeftyn, drie duizend Morgens groot, in weinige jaarkringen, in vruchtbare akkers herfchepten, en daar door den onontbeerbaren graanteelc, micsgaders den voorraad van andere noodwendigheden, vermenigvuldigden : deze waren de wezeniyke blyken van ware dankbaarheid , die men aan den Vo;st bewees. Over noefte en vergenoegde R 5 OÓ- ' Natl'ur. LYKE HtsTPiUE, CUZ,  Natuür- lykr IJlStorib, tt)Z s54 Tegenwoordige Staat Onderdanen te regeeren, is tog harttretlender, dan de ftrelendfte toejuiching , en biart meer ware vergenoeging, dan de fchitterende glans, die van Kroon en Scepter üraalt. Eenige weinige hoofdtrekken van het zedelyk karakter en de neigingen der bewoonders van Gecherheyde zullen, in deze korte befchryving , tot ons oogmerk genoeg zyn. Zy zyn vlytig, fpaarzaam , eenvoudig , in hun vak niet onvernuftig. De jeugd is in 't algemeen ingetogen. In hunne huwelyken gedragen zy zich eerbaar ; en hunne gezondheid , door overvloed noch weelde verzwakt, bevordert aanmerkefyk de voorplanting hunner gedachten. De Geographifche legging van Gocherheyde wordt bepaald op drieëntwintig graaden lengte, en tweeënvyftig graaden en eenige weinige minuten breedte. De grond is boven her gemiddelde waterpas van den Rhyn en de Maas aanmerkelyk verheven; van welke rivieren de eerfte Noordooftelyk, en de tweede Westzuidwest, beide op een afftand van drie uuren , links en rechts van Pfalzdorf ftrorren. De oorfpronglyke oppervlakte is , in den hoogften graad , dor en onvruchtbaar. Zy beftaat, ter dikte van ruim een halvcn voet, uit zwartachtige aarde, waarin, over het algemeen, gene andere gewasfen dan de fchrale heydeplant groeide. Onder deze bovenfte grondlaag vind men een geelachtig gekleurde koude leem Q(T)t van drie tot zes voeten diep. Daarop volgt een Oerbank, met grind of kezel van ver- fV) Men heeft van deze leem ftenen gebakken , die wel niet van de beste foort, doch echter bruikbaar zyn.  van DRENT H E. 255 verfchillende foorten gemengd, en die ongelyk hard en dik is. Dezen bank doorgegraven zynde, laat zich alleen Zand uitdelven, tot dat men de Welle aantreft, die van veertig tot negentig voeten diep gelegen is. Intusfchen wordt deze zure arbeid overal met eene ryke bron van keurlyk goed water beloond. Over het algemeen is deze veldftreek vlak en effen. Van hier dar de voorbefchrevene grondflagen, of op malkander leggende beddingen, zich met een aan den gezichteinder evenwydlge richting uitftrekken. En deze legging bewyst niet alleen , dat het water dezelve bewerkt heeft ; maar ook de oer- Ce) eh kezel laag is daar van een onwraakbaare getuige. Intusfchen is het der opmerkinge waardig, dat men gene verfteende voortbrengzelen , uit het plant- en dierenryk, elders byna overal te vinden , in dezen grond aantreft (ƒ> Zeld- 00 Oer of Ochra, word, bv de Mineralogiften, Minera ferri Subaquofa. of, Ferrxim argilla Minera, lifatum, &c. genaamd; zie walleiuus en onderen, By Deventer vindt men zeer veel van deze ftolTe; zy wordt aldaar verarbeid, en daaruit platen, kaggels, enz. gegoten. Wyders zal ook het vuur, tot de zamenftelling van dezen grond, het zyne hebben bygedragen. Het is tog deze boofdftoffe, die de leem doet ontdaan. De Heer ha wilton fchryfe in zyn kostbaar werk over de Vulcaans in beide Sicilien , dat de kegelvormige uitdampingen van Salva Terre in Argilla veranderen ; Tom. II. Explic. van de 43 plaat. (f) Men heeft zich meermalen verwonderd, dac omltreeks Cleve, alwaar men anders buitengemeen veel kezeling ziet , gene verfteningen , van eertyds geörganifeerde lichamen , worden gevonden. Daarentegen fchynt het hier voormaals aan geen Bajaltes, .(deze beaaraing heefc men gegeven aan de kantzuili^e Lava vaa Maïuurlïke Historie, enz.  Natuur- lykr HlS- iüiiiB,er)Z ] 256 Tegenwoordige Staat Zeldzaam ziec men in deze Landftreek grote fteenklompen, insgelyks zeer weinig gemene vuurftenen (Pyrromachus), en op de Go. therheyde gene de geringd© veenmollen, hoewel deze den akkerbouweren niet geheel ten onpas zouden komen. Het is toch elders door herhaalde proeven bewezen, dat een mengzel van lichte veenmollem, of zogenaamde bonkaarde (g), met zand of aarde, tot de Rogge-, Boekweit- en Haverteelt bevorderlyk is De oorfpronglykegefleltenis van deze fchrale grondplek fchynt genen twyfel over te laten , of de Natuur dezelve meer tot een woonplaats voor wilde dieren , dan voor menfehen verordend van uitgedoofde vuurbergen; zie de aantekeningen van den Abt c1raüd soulavie, achter hamilton over de vuurbergen, bladz. 440.) ontbr. ken te hebben , vermits de Zuidwe»telyke mtmr van het oude kasteel in de Stad Cleve, reclu tegen over de Franfche kerk, van Kolommen dezer zuillteenen is opgemetzeld, waarvan de meesten een voet roiddellyus hebb»n. en vier, vyf en meer kantig zyn; en dus juist gelykvorm.g aan die, welke, in verfcheide lieden aan in INederrhyn , tot verfchillende gebruiken verwerkt en te zien zyn; zie hamilton over de ui,gebluste vuwbergen , omjlreeks den Rhyn. De beruchte Giants Caufeway , in Ierland, in twee fraai gefneden platen uitgegeven, is yan dezelfde foort. Alleen heefc de Bafalt aldaar regelmatige geledingen. PliNIUS noemt grauwe marmerileen , Bafaltes. Zie wyders hier achter, in /Ifdeeling V. y (g) Bonkaarde word, in de Veengraveryen.de Veennerf genaamd, welke afgeftoken of afgebonkt wordt, om S" tZr V°wf Tn "og te «« is' Ik gelove'niet d.c de Gocherheyfche boeren immer de proeve van dit mengzel genomen hebben; 't geen echter hen niet moeiyk zoude vallen, overmits de Gennipfche veengraverv net op te groten afÏÏand is gelegen, om eenke karren net bonkaarde van daar te halen. g *  van DRENTHE. 257 tiend hebbe. Doch vlyt en arbeid, door voorrechten en beloningen aangemoedigd, fielt meermalen de oorfpronglyke oogmerken der Natuure te leur, overweldigt derzelver heerfchappy, en dwingt den ftugften grond tot vruchtbaarheid. Cato op zekeren tyd gevraagd zynde, door welke middelen een Landbouwer het fpoediglTe ryk konde worden , gaf tot antwoord: door vee te houden. Waarfchynlyk wilde de Wysgeer, met dit antwoord, inzonderheid te kennen geven , de noodzaaklykheid om den akker behoorlyk te bemesten , indien men, door ryke oogften, zyne bezittingen wenfche te vermeerderen. Hoe waarachtig dit in 't algemeen ook zyn moge, de ondervinding echter leert, dat, zelfs by gebrek aan vee, dorre woeltenyërt," door het gebruik van andere middelen, in vruchtbare graan- en teellanden kunnen veranderd worden. Behalven het onderwerp myner befchryvinge, de Gocherheyde, ontmoet men in de KoningJyke Pruififche heerfchappyen meer voorbeelden van foortgelyke verbazende herfcheppingen. Meer dan zestig welbewoonde dorpen, in het midden van vruchtbare akkers gelegen, beflaan tegenwoordig, in Pommeren, dengrond eener uirgeftrekte Landftreek, welke, voor eene halve eeuw, niets dan eene akelige wildernis en ongehavende vlakte was. Aanmoedigende voorrechten waren de vermogende oorzaak der gelukkige uitkomfte. De groote fredrik verkreeg, door dit bedryf alleen, het ftrelende recht van aanfpraak op den eernaam van een wys Koning (hy De (h) Zie johnson Levensbericht van Koning Fredrik II Natuur, «kb His. T01UE,eilZ  «55 Tegenwoordige Staat Natuurlyke Historie, enz. De bewerking, door wtlke in 't eerst de Göcherheyde tot den graanteelt wierdt bekwaam gemaakt, gefchiedde in dezer voegen. De nerf, met de daarop gegroeide heyde, wierdc plagsgevvyze, of in dunne zoden, afgeftoken; welke zoden , na dat zy door de zon gedroogd waren, verbrand wierden. Men beploegde vervolgens de overgebleven asch in den grond, en bezaaide de toebereide akkers. Vermits echter de afplagging en verbranding flechts eenmaal kon gefchieden, was men genoodzaakt, baardasch ter bemesting te gebruiken; dia, in den beginne, inderdaad voor een matigen prys konde gekocht, doch, evenwel, vyf en meer uuren verre, met karren moest gebaald worden (f'). De hoeveelheid van asch , die men bekomen konde, niet toereikende zynde , om de jaariyks vermeerderende akkers behoorlyk te bemesten , ontftondt hieruit niet alleen nayver onder de opkopers, die deze benodigde mestftoffe in prys deedt flygen, maar men vondt zich ook genoodzaakt, andere middelen te beproeven De fY) Op iedere kar, door malkander genomen, wordt een viercle van een lasc vervoerd , of drie of vier Malders, waar van veertien een Isst uitmaaken. Voor ieder Malder droge asch betaalt men drieëntwintig, vier, en ook wel vyfentwintig Hollandfche Huivers, en dus ten. naasten by zeventien guldens voor het last. (7') Vette Stalmest is, buiten tegenfprask, altoos boven andere verkiesbaar. Doch deze was, voor de Go* cherheyfehe hoefbewoonders, by hunne nabuuren met geen mogciykheid te bekomen. Vsn elders dezelve te ontbieden, viel te kostbaar. De haard- en buikasch, (men geeft dezen n?am san zulke houtasch, die tot hét maken van loog by de IVffnënbKkefi gediend heeft;) ins-  van DRENTHE. z$9 De Mergel (/), die msti aan de Maas bekomen konde, bleek van weinig nut ce zyn, en wierdt, uit dien hoofde , zelden gebruikt. De kalk, daarentegen, die van Maaftrkht deze rivier wordt afgevoerd, voldeedt meer aan het oogmerk Qn). Nogthans is de uitwerking van dezelve minder fpoedig, dan die der asch. Van hier dat men haar mét asch of plagaarde vermengr. Stromest zoude tot deze vermenging nógdienftiger zyn; dan vermits men, by gebrek aan 'c nodige voedzel , weinig meer koeijen én paarden gewoon is te houden , dan tot eigen huishoudelyke behoeften, en tot den akkerbouw nodig zyn, is de voorraad dezer mest niet zeer overvloedig, immers niet in hec voorjaar: omdat men dan dezelve toe den aardappelteelt nodig heeft, met welke vrucht men zo vele akkers beplant, als 'er bemest kunnen worden ; en meestal word het Haverland daar toe gebruikt. Wil ins-relyks de asch uit de Seepfiederyën, doet, naast de Voorgemelde , de béste uitwerking. Intusfchen geeft men aan de asch van hout en lichte turfde voorkeur, boven die van zware turf en die der Seepfiederen. Da asch van verbrande bonkaarde zoude uitnemend zyn. ■ GO Mergel Qmargae) is een delfftoffe, die uit zanden kalkaarde of potaarde, door de Natuur, onder malkander gemengd is. Men heeft van dezelve verfchillende foorten. Zommigen worden met veel vrucht ter bemesting van natte en koude gronden gebruikt, en men kan daar van de uitwerkzelen een aantal jaren blykbaar befpeuren. Zie r. a. vogel, Pra&IJches Mineral Syflem, blade. 60, £ 1 tot na genoeg 52, en tot dat der geborenen, als 1 tot 38. 5°. Dat, in de eerfte 20 jaren van dit tydvak de overledenen omtrent gelyk ftaan met die der laatfte 20 jaaren. De landeryen, over welke de boerenwonin* gen van dit Dorp verfpreid leggen, zyn laag en 1 moerig, en aan de kanten met hakhout bepoot. Het legt ten ooften van Ruinerwold. De ingezetenen zyn Landbouwers.  van DRENTHE. 289 hoek van het Landfchap, tegen de Provincie van Overyzel, waar van het door de Rivier de Rees gefcheiden word ; aan de andere zyde loopt de Hogeveenfche vaart. De grond is zandig. Men poot 'er veel hakhout. De inwoonders zyn akkerlieden en dagloners. §. 19. De Lyst, welke ik, onder letter Q, hier eindelyk zal nevens voegen, bevat eene opgave der geborenen en overledenen te Meppel, in het tydverloop van twaalf jaren. In dit aanzienlyk Vlek telt men ruim 800 huisgezinnen. Het gemiddeld getal der geborenen bedraagt, over de jaren 1780 tot 1791 ingefloten, ioij jaariyks, en dat der overledenen, ten naasten by, 109. Wanneer men ieder dezer 800 huisgezinnen , even als in andere volkryke Vlekken plaats heeft, op 5 perfonen begroot, dan bedraagt het getal der inwoonders 4000. Indien men nu deze fomme, door het gemiddelde getal der jaarlykfche fterfgevallen, zynde 109, deele, dan zal men bevinden , dat het getal der jaariyks overledenen tot dat der levenden ftaat, als 1 tot ruim 36J, en dat der jaariyks geborenen, als 1 tot ruim 391;. Wyders blykt uit deze Lyst: 1°. Dat 'er, in dit tydvak, 67 jongens meer dan meisjes zyn geboren. 20. Dat 'er 47 meer mannen dan vrouwen zyn geftorven. Men moet hier by opmerken, dat het geflacht der kinderen niet uitgedrukt is. 30. Dat Natuur.' 1 LYKE HIS" TORiE,en&  Natuur- LYKE 11 IS- 'lOiiihjCnz I ?po Tegenwoordige Staat * 3°. Dac pnder het gecal der overledenen, bedragende 1304, 563 kinderen geteld zyn, die nog zo jong waren, dac zy door een en*, kelen mansperfoon ten grave kot,den gedraagen worden: en welke dus ruim twee vyf-den van het geheele getal uitmaakten. 40. Dat 'er, in deze twaalf jaren, 89, en dus,, volgens een gemiddeld getal, jaariyks ?l meer; menfehen geftorven dan geboren zyn. 50. Dat in de jaren 1788 en 1789 de meeste,, en in 1787 de minfte menfehen geltorven 1 zyn. Wyders is men onderricht, dat in de jaren 1785, 1788, 1789 en 1791, de kinderziekte te Meppel heeft geheerscht. Betreffende deze Lyst kunnen wy nog doen opmerken, dat wanneer men dezelve vergelykc reet die van het Hogeveen [gemerkt L] onaangezien deze beide Vlekken in getal van bewooners omtrent gelyk ftaan, een wydgapend verfchil zal worden waargenomen. Op het Hogeveen zyn, in de laatite 12 jaren, 15«7 kinderen geboren, en te Meppel 'flegts 1215; 'c geen een onderfcheid van 342 kinderen uit' leverc. Hier tegen, zyn te Meppel, in dit tydvak , 1304 IVÏenfcben geftorven , en op het Hogeveen flechts 1087; makende een verfchil van 217. Zo dat op het tlogeveen aanmerk elyk meer geboorten dan fterfgevallen , en te Meppel meer fterfgevallen dan geboorten heb3en plaats gehad. Uit dit verfchynzel, dus n het afgetrokkene befchouwd, zoude men mogen befluiten, dac hec getal der bewoners ran het Hogeveen aanmerklyk moest toenemen, m dat van Meppel daar en tegen verminderen, ntusfehen zoude zulk een befluit met de waarheid  van DRENTHE. 291 beid niet inftemmen. Met opzicht tot het Hogeveen , hebben wy reeds in §. 14. aangetekend, dat 'er zeer veie dienstboden en fchippers van daar na elders vertrekken, die, vedal, niet wederkeeren; waardoor de evenredigheid, die anderzints, meer of min , tusfchen de geboorten en de fterfgevallen word waargenomen, niet weinig verbroken wordt. Te Meppel, daar en tegen, komen van elders veelvuldige dienstboden, f.hippers, wevers en Fabrikeursknegten wonen, en veroorzaken natuurlyk, dat het getal der jaarlykfehe fterfgevallen groter moet zyn, dan dat der geborenen. Eene omgekeerde reden fchynt dus de oorzaak te zyn van het plaats hebbende verfchil in deze beide Vlekken. Dan, of deze reden alleen genoegzaam moet gekeurd worden, om dit verfchynzel te verklaren, wil ik niet beoordeelen. Het is meermalen opgemerkt, dat nieuwe Koloniën, onder weike het Hogeveen nog geteld kan worden , buitengewoon vruchtbaar zyn, omtrent de voortplanting van het menfchelyk gellacht: misfchien , om dat men 'er vroeger , en meer algemeen zich door den echt verbind. Meppel is aan het laagfte gedeelte, en aan den Zuidwesthoek van het Landfchap, tegen de Provintie van Overyzel, ruim drie uuren, in een rechte lyn, van de Zuiderzee gelegen. Door en langs dit Vlek lopen de Hogeveenfche en Smiklinger vaarten. Het wordt van goede wey- en hooilanden omringd. Voorts is het Vlek naauw betimmerd, en in de gedaante van eene ftad aangeleid. Men heeft 'er weinig bosch. De meeste inwoonders zyn fa- S'atwr- - .YliE 11(S- roiuE.enz.  Natuuriykk Historie, enz. $• 20. Niemand, denk ik, zal durven tegenfpreken dat zulk een gewest den naam van gezond verdient, alwaar het getal der jaarlykfche fterfgevallen, vergeleken met dat der levenn den, over eenige achtereenvolgende jaren door elkander berekend, kleiner wordt bevonden, dan m het algemeen elders plaats heeft. De £5 HALLERr m°ge onze gewesten Batavia, tnfa ubm et brevtsavi, dat is, het ongezond; en kort leevend Batavie, en een Franschman, dezelve «» Pais fier ik et mal fain, of, een onvruchtbaar en ongezond land noemen. Dei hier bygevoegde Lysten zullen genoegzaam kunnen befjisfen, welk eenen naam hetlandichap, m dit opzicht, verdiene. §• 21. Intusfchen ontbreekt het, onder de inwoon-, ders van het Landfchap Drenthe, even mini als onder de zulken, die in andere Landen wonen, aan gene menigvuldige kwade gefteldheden en verfchillende ziekten, het rampjahg erfgoed der ftervelingen. Doch, gelukkig, zyn de meefte dier ziekten, in hare lbort, met kwaadaartig, noch moeijelyk door sel paste hulpmiddelen te genezen. De ondergdeerd heCfC d" kUndig£ Geneesheeren S- 22. 292 Tegenwoordige Staat fabrikeurs , wevers, fchippers , winkeliers er dagloners.  van DRENTHE. 203 Si 22. Ik heb §. 5. reeds aangetekend , dat men veele oude menfehen in het Landfchap aantreft. Nogthans is, volgens het eenparig getuigenis van bejaarde lieden , hun getal niet meer zo groot, als voor vyftig of zestig jaren. S- 23. Eene andere aanmerking, van veel belang, kan ik by de voorgaande voegen , dat namelyk uit de vergelyking van voorhanden zynde oude lysten, met die van lateren tyd, my gebleeken is, dat ook de voortteeling minder is, dan eertyds. Laat één voorbeeld ten bewyze ftrekken. Volgens het Doopboek van Asfen, zyn aldaar , van het jaar 1712 tot het jaar 1738 , beiden ingefloten, en dus in 27 jaren , gedoopt 374 kinderen, en in de daarop volgende 27 jaren, eindigende met den laatften dag van I7^'a» 376 kinderen: invoegen dat deze beide tydvakken, ten naasten by, gelyk ftaan. Intus* fchen is het waarachtig, dat dit Vlek zedert het eerfte tydperk, van tyd tot tyd, in bevolking heeft toegenomen. Van diergelyke aanwin ften konde ik meer voorbeelden opgeeven. Uit deeze waarneemingen zoude men oogenfchynlyk moeten afleiden, dat 'er meer kinderen moesten geboren worden; 't geen echter blykt, niet gefchied te zyn. Maar welke redenen dan zouden dit verfchynzel veroorzaa. ken? Zoude het veelvuldig misbruik van warme dranken, 't geen verzwakking veroorzaakt, ook in dit geval , zyne fchadelyke gevolgen doen gevoelen? Immers, dat het drinken van koffy V en. Natuurlyke Historie, en*.  Natuur- LYKE KlS- TORJE, enz. 294 Tegenwoordige Staat en thee zo overdadig niet gefchiedde, in het: eerfte als in hec laatfte tydvak, lydc geen tegen- ■ fptaak. ft* Dat op de eene plaats, naar evenredigheid ! der bewoners , meer fterfgevallen voorvallen , of minder kinderen geboren worden, dan op andere , niettegenftaande dezelve op geen 1 grooten afftand van elkander leggen, en in an« \ dere omftandigheden overeenkomen , kan uit; de vergelyking der Lysten overtuigende blyken. Veelligt zoude men de natuurlyke redenen van dit verfchynzel, door plaatzelyke opmerkingen , , die ons oncglippen, meer of min kunnen ont» | dekken. §• 25- Het verfchil, ten aanzien van het getal der kinderen, die, jaar tegen jaar vergeleken, in het zelfde Karfpel geboren worden, is dikwils : opmerkelyk. Zoude dit verfchynzel ook uit de 1 gefteltenis van den Dampkring kunnen worden 1 afgeleid ? Met betrekking tot de fterfgevallen 1 fchynt dit te kunnen gefchieden. Immers Epi. > demifche en aanftekende krankheden veroorzaken hier omtrent geen gering onderfcheid. §. 26. De mindere of meerdere boscbrykheid; veel of weinig water; de uitwazeming der verrotte 1 planten in de moerasfen, en in laag gelegene landeryën, en meer andere plaatzelyke omftandigheden : dit alles fchynt, in het Landfchap , geene byzondere veranderingen omtrent de ge?  van DRENTHE. 295 gezondheid uittewerken. De gewoonte zal, onbetwistbaar, ten dezen opzichte, zeer veel toebrengen. $• 27. De waarneeming, dat 'er, in het algemeen, meer jongens dan meisjes worden geboren , word ook door myne Lysten bevestigd. Doch hier uit fchynt te moeten volgen, dat 'er ook meer Mannen dan Vrouwen in leven zyn, en fterven. En evenwel is, over het algemeen, het tegengeftelde waarachtig. Laaten wy onze eerfte en tweede Lyst (Letter A en B) ten voorbedde gebruiken; uit dezelve blykt: i°. Dat in Koevorden, gedurende 20 jaren, geboren zyn , 260 jongens , en flechts 249 meisjes ; welk verfchil , in andere plaatzen , nog veel groter is. 2°. Dat 'er, onder de inwoonders, 49 weduwen, en flechts 22 weduwenaren; 24 jonge dochters, en niet meer dan 11 jongmans; 34 dienstmeiden, en flechts 14 knegten geteld worden, en dus 55 meer vrouwen dan mansperfonen. 30. Dat 'er 72 oude vrouwen, en flechts 46 oude mannen (5), 89 gehuwde vrouwen, en. alCs") Hier uit ziet men, dat 'er te Koevorden meer vrouwen dan mansperfonen oud worden, zo als elders mede plaats heeft; zie Verhandelingen van het Zweedfche Genootjchap, ///. Deel bladz. Suszmilch, Godd: Ord: §. 477. leidt zulks ook af uit de Lysten tan den kundigen struik; zie insgelyks Verzameling van Haagfche Lysten over XIX jaren, bladz. 24, §. 67 i uit welke mede blykt dat 'er meer vrouwen dan, mannen fterven; zie §. 70. En hier uit fchynt te moeten volgen, dat 'er meer vrouwen dan mannen leven, V 2 Natuur- LYK h His. TORis, enz.  Natburlïke Historie, enz. 096 Tegenwoordige Slaat alleen 61 mansperfonen, 18 jonge dochters en flechts 13 jongmans, en dus 59 meer vrouwen dan mannen overleden zyn. $. 28. Om de wonderfpreuk, in de voorgaande §. vermeld, optehelderen, moet men gadeflaan, dat 'er veel meer jongens dan meisjes in de kindsheid fterven. In meest alle voorhanden zynde Lysten vindt men inderdaad geene aantekening van de Sexe der overledene kinderen. Intusfchen mangelt het aan geene bewyzen voor deze waarheid ; zie ,. by voorbeeld, de : Lyst van V Bosch (6). Volgens de berichten,, in de Verhandelingen van het Zweedsch Genootjchap te vinden, fterven 1292 jongens te-' gens 1000 meisjes, in het eerfte jaar van hun-' nen leeftyd (7). §• 29- Myn oogmerk in deze Afdeeling zich alleen bepalende, om de Lysten der fterfgevallen, en die: der geboorten, in het Landfchap Drenthe, raadte plegen, en geenzins om de onderftellinge en: geleerde berekeningen van anderen, die dik-: wyls, by vergelyking , in het algemeen, van: weinig toepasfing gevonden worden (8), toe grond- (6) Zie Verhandelingen der Haagfche Correfpond.t Societ. 1. Deel III. Stuk. (7) Verhandel, van het Zweedsch Genootfchap, III} Heel bladz, 374. (8) Ik zoude het bellek van dit Vertoog uit het oog verliezen , indien ik de onderftellingen en regels, door de Heeren struik, kerzebqqm, halley, en  van DRENTHE. 297 grondflag myner berekeningen aantenemen, zal ik, om de evenredigheid tusfchen de fterfgevallen en de levende inwoonders, over het algemeen in dit Landfchap plaats hebbende, te vinden, eerst het getal der levende inwoonders , en vervolgens het gemiddelde getal der fterf- en vele andere vernuftige rekenaars voorgedragen , om het getal der levende menfehen, door vergelyking met het gemiddeld getal der jaarlykfche fterfgevallen , te ontdekken , aan onze Sterflysten wilde toetzen , en daar uit aantonen, dat dezelven overal van geen toepasfing zyn. En dit kan niemand vreemd dunken, daar men, tusfchen het een en ander gewest, zulk een aanmerkelyk verfchil waarneemt. Het zy my alleen vergund aantetonen, dat de berekening van den Heer suszmilch , welke aan den Heere di erke ns als aauneemelyk is voorgekomen, om dat de uitkomst zyner berekeninge van de Haagfche Lysten, toevallig, daar mede, ten naasten by , overeenftemde, in dit Gewest niet doorgaar. Hy wil, namelyk , dat men het gemiddelde getal der overledenen met 36, en dat der geborenen met 27 moet vermenigvuldigen ; voorts de producten dier beide getallen by elkander optellen , en eindelyk deeze hooftfomme halveeren : wanneer de uitkomst het getal der inwoonderen, ten naasten by, zoude aanwyzen. Laten wy, by voorbeeld, dezen reneJ op Koevorden toepasfen, alwaar het gemiddelde getal der fterfgevallen is 21, en dat der geborenen 25^: en de uitkomst zal met de waarheid niet overeeuftemmen; zie hier de berekening 21 X 3« = 756". 25% * 27 = 688j-. Te zamen 1444^. Waar van de helft is 722J. Dus zouden de levende inwoonders een getal van 722 jerfonen moeten uitmaken. Nu bevinden zich binnen Koevorden 927 menfehen, en, derhalven, 305 meer, Jan het product vaa dezen regel uitlevert. V3 Natuur-" LYKft Historie, enz.  298 Tegenwoordige Staat N.vturR lykr Historie, enz. fterfgevallen, uit de Lysten, welke byzonderlyk door telling by hoofden zyn opgemaakt, nafpeuren ; en eindelyk dezelve vergelvken met de aan my best voorkomende Lysten, van eenige plaatzen, in andere Nederiandfche Provirciën gelegen: ten einde om aldus een iegelyk in ftaat te ftellen, om te beoordelen , welke Lysten , in dit opzicht, den voorrang verdienen. §• 3°« Eene Lyst der levende perfonen, die in elf Karfpelen , hoofd voor hoofd , geteld zyn ; insgelyks eene Lyst van het gemiddelde getal der overledenen en van dat der geborenen, uit de byzondere Lysten der Karfpelen getrokken ; mitsgaders de berekening , hoedanig het getal der afgeftorvenen en dat der geborenen, jaariyks , ftaat tot dat der levende inwoonders van het Landfchap, zyn, onder Letter R, hier achter bygevoegd. Uit deze Lyst zal blyken, dat het getal der jaarlykfche fterfgevallen tot het getal der levenden, door een genomen , ftaat, als , na genoeg, i tot 41 i : zodat van ieder duizend inwoonders , door malkander , over het geheele Landfchap genomen , jaariyks , ten naasten by, flechts 24 fterven; en het getal der jaarlykfche geboorten zal men, over deze elf Karfpelen, door malkander berekend , tot dat der bewoonders vinden te ftaan, als 1 tot 38 §• 31- Dat ik van flechts elf der zestien hier bygevocüde Lysten gebruik heb gemaakt, om de be-  van DRENTHE. 299 berekening, in de vorige §. nedergefteld, optemaken, daar van is alleen de reden, om dat ik geene andere Lysten van Karfpelen bekomen heb, waar in de bewoonders hoofd voor hoofd geteld waren, dan alleen die ik tot myn oogmerk gebruikt heb. Men moet hier by opmerken , dat deze elf Karfpelen , van het eene einde tot het tegenovergeftelde, en in het midden van het Landfchap, en over zulks over de gehele uitgeftrektheid van dit Gewest, gelegen zyn. Ook mag de Lezer zich verzekerd houden, dat eene algemene berekening, over alle de Karfpelen, die zich in het Landfchap bevinden , de uitkomst niet minder gunftig zoude doen uitvallen. §• 32- De Karfpelen , die hieromtrent eenig verfchil zouden kunnen doen vermoeden, gemerkt derzelver onderfcheid in omftandigheden , met opzicht tot andere dorpen, zyn Meppel en het Hogeveen. Doch laten wy beproeven , welke uitkomlten de berekening over deze beide Vlekken zal uitleveren. Men begroot het aantal der inwoonders van deze beide plaatfen op 4000. Nu zyn , volgens §. 14, de gemiddelde jaarlykfche fterfgevallen, op het Hogeveen, 90^. Derhalven iterven aldaar, van iedere 1000 inwoonders, nog geen 23. Te Meppel beloopen de gemiddelde jaarlykfche fterfgevallen, volgens §. 19, ïoo; en, overzulks, fterven aldaar, jaariyks, van ieder 1000, ten naasten by, 16 menfehen. Wanneer men nu beide deze Vlekken door malkander berekent, dan bekomen wy, na genoeg, 24 fterfgevalV 4 len, Natuoh- lyke HlS- roRiE, enz.  Natuür- iykp. MisTURIE,t'IlZ. (o) /. Deel, 3 Stuk, lladz. 548, 554. S°o Tegenwoordige Staat len, van ieder 1000 ingezetenen; 't geen met de berekening, over elf Karfpelen, in §. y>. voorgedragen, overeenftemt. S- 33- Eer ik verder gaa, moet ik , omtrent de Lyst O, over het Karfpel Koekangen , doen opmerken, dat, volgens & 17, de fterfgevallen aldaar tot de levenden ftaan, als 1 tot 52; zodat in die plaats, nog geen 20 van de 1000 jaariyks fterven: een verfchynzel, waar van men weinige voorbeelden zal vinden. Ik zelve vermoedde , by de eerde lezing der opgave, eenen misflag: waarom ik eene herhaalde telling verzocht. Na dat deze gefchied was, is madrjeIve' door geregteIyke ondertekening geftaafd, toegezonden, en volkomen overeenkomftig de vorige bevonden ; invoegen, ten dien opzichte , alle twyfeling wierd weggenomen. S- 34- Laten wy nu nog kortelyk nafporen , boedanig het, omtrent deze evenredigheid, elders in ons Vaderland gelegen zy. Ik zal, ten dien einde, gebruik «maken van eenige verfterflysten, die men vinden kan in de Verhandelingen der Natuur- en Geneeskundige Correspondentie in y Hage, en beginnen met die van Elburg op de Feluwe, alwaar de fterfgevallen, volgens eene achtjarige aantekening, tot de levenden ftaan, als 1 tot 46. (9). Does-  van DRENTHE. 301 Doesburg, volgens eene Lyst over twee jaren, als 1 tot 43 (10). Gouda, volgens een twintigjarige Lyst, als 1 tot na genoeg 28 (11). Schiedam, volgens een achttienjarige Lyst," als 1 tot 34 (12). Ter Veere, ingevolge eener tienjarige Lyst, als 1 tot 25 03)- Ter Goes, volgens een Lyst over tien jaren, als 1 tot 2Ö| (14). Sommelsdyk, als 1 tot 26 CJ5)- Sneek, volgens een Lyst over twintig jaren, als 1 tot 29 (16). Utrecht, volgens een Lyst over twintig jaren, als 1 tot 27 (17). Amersfoort, als 1 tot 27 (18). Appingadam, in Groningerland, uit een tienjarige Lyst, als 1 tot 32 (19). 's Bosch , als 1 tot 34 (20). Bergen op den Zoom, volgens een tienjarige Lyst, als 1 tot 21$ (21). Sluis in Vlaanderen, in gevolge eener tienjarige Lyst der Burgeren, als 1 tot 24 (22); welk (10) Verhandelingen, enz. bladz. 335. OO Bladz, 540. O29 I. Deel,4 Stuk, bladz. 577. (139 /. Deel, 2 Stuk, bladz. 143. (14) Bladz. 150. (15) Bladz. 236. (16J Bladz. 869. (17) 1. Deel, 3 Stuk, bladz. 503. (n!) Bladz. 531, 35. O 9) Bladz. 540. (20) /. Deel, 3 Stuk, bladz. 288. C21J r- Deil, 2 Stuk, bladz. 180. («J /. Deel, 1 Stuk, bladz. 30. V 5 Natuorw LVKE IllS-' TOiuE,enz»  n/tTUUR- iyke Historie, enz. blaiz. 3Ï, (20 %• wxxyt. 30 a Tegenwoordige Staat welk laatfte met Haarlem , Leeuwarden en eenige Vlekken in Noord - Holland, enz. over een zoude komen (23). Ingevolgen der negentienjarige Lysten van wylen den Heere Burgemeester dierkens, ftaat het getal der fteifgevallen tot dat der h> woonders in Hage, als 1 tot 32 (24). §• 35- Wanneer men het getelde getal van menfehen, over de elf Karfpelen , op Lyst R gemeld, door een genomen, berekent, dan zal men bevinden , dat ieder huisgezin ten minften vyf perfonen bevat; zie hier het bewys daar van. Te Koevorden zyn door een genomen , in ieder huisgezin , volgens § 5 ruim 41 perfoon. Te Schonenbeek § 6 ruim j\ — Te Roswinkel § 7 ruim 5} —. Te Emmen § 8 ruim 41 . Te Norch § 11 ruim 5 Te Asfen f 12 ruim 4J Te Deylen § 13 ruim 5 Te Ruinen § 15 by kans 5 Te Ruinerwold § 16 by kans 5 Te Koekangen § 17 ruim 5 Te Indewyk § 18 bykans 41 Dus in deze elf Karfpellen '56 perfonen. Zynde dus, over het geheel, nog één meer dan 5 menfehen in ieder huisgezin; welke uitkomst myne onderftelling, betreffende het waar-  van DRENTHE. 303 waarfchynlyk getal der inwoonders van Gieten, Zuidlaren, Hogeveen en Meppel, wettigt. Eindelyk worden wy, door deze Lysten , onderricht, dat, over het algemeen, in het Landfchap meer menfehen geboren worden dan fterven; ten opzichte waarvan de evenredigheid, over de Karfpels, in de Lyst R uitgedrukt, en in §. go. berekend , ftaat als 213 tot 230. Zo dat 'er , in deze elf Karfpelen , door een genomen , jaariyks , na genoeg, 17 meer geboren worden dan fterven; 't geen, voor ieder Karfpel, door malkander genomen , ll geboorten meer dan fterfgevallen geeft. Wanneer nu dit produét op de 40 Karfpelen, welke in het Landfchap zich bevinden, over het algemeen toegepast word, dan zal, alle jaren, een aanwas van 60 menfehen daar in plaats hebben (25)- Niemand, intusfchen, vermoede ik, zal dit getal als toereikende befchouwen, om een aanmerkelyken aanwinst, omtrent de bevolking , waar voor het Landfchap vatbaar is, fpoedig te bevorderen. Uitlokkende maatregelen kunnen, om dit oogmerk te bereiken, meer uitwerken, dan men,veelligt, in 't algemeen zal vermoeden. S« 37- (25) Wy bouwen hier onze berekening alleen op het getal der geboorten onder de Landzaten, zonder daar onder de vreemdelingen, die zich inde nieuwe Kolonie het Kloofterenveen , en elders nederzetten , te bevatten. Wyders hebben wy de onderftelling gemaakt, dat het getal der na buitenslands vertrekkende perfonen, met het getal der inkomenden, gelyk ftaat. Natuur- lyke HlS« TOKlEjeilZ.  Natuurlyke Historie, enz. 3°4 Tegenwoordige Staat §• 37- Indien ik my niet bedriege, zal de Lezer, uit de gemaakte aanmerkingen en berekende gevolgen, van de nuttigheid der vervaardiginge en ontzyferinge van Sterf- en Geboortelysten ten vollen overtuigd zyn. Van hier dan ook, dat elk Regent, elk Bedienaar van het Hei» ligdom, elk Geneesheer en elk Wysgeer, het niet beneden zyne waardigheid behoorde te fchatten, om dienaangaande onderrichtingen te zoeken en zich yverig onledig te houden. Intusfchen kan het niet ontkend worden, dat de graad van volkomenheid, die aan den vorm dezer Lysten gegeven kan worden, gelyk ftaat met het nut, 't geen zy kunnen te weeg brengen. Vergunt my, derhalven , dat ik, ten beiluite dezer Afdeeling, een algemeen voorfchrift fchetze, hoedanig volledige Sterf- en Geboortelysten behoorden ingericht te worden, en wat men in het byzonder daaromtrent diene in acht te nemen, ten einde daar van zo veel gebruik te kunnen maken, als de omftandigheden der plaatzen en der opftellers zullen gedogen, Voorfchrift van Geboorte- en Sterfloten, die, na verloop van eenige achtereenvolgende jaarlykfche waarnemingen, het bedoelde nut zouden kunnen uitleveren. De Geboortelysten behoorden nauwkeurig te behelzen: io. De Sexe der geborenen. 2°. Den tyd en de plaats hunner geboorte. 3C. Of de kinderen voldragen zyn geweest. 4°. Den S- 38.  van DRENTHE. 305 40. Den ouderdom der ouderen, en hoe vele kinderen dezelven gehad hebben. 50. Handtering, of amptbediening der ouderen. 6°. Tydelyke omftandigheden der ouderen. 70. De levenswyze der ouderen. 8°. Gezondheidsgefteltenis der ouderen. 90. De Religie der ouderen. io°. Hoe lange dezelven zyn gehuwd geweest. Hoe dikwyls de Moeder gekraamd hebbe. ia0. Of zy ook miskramen hebbe gehad. 130. Of de Vader of Moeder vele Zusters en: Broeders hebbe. 14°. De legging, luchtsgefteldheid, grootteen voornaamite omftandigheden der plaats, alwaar de ouders wonen. In de Sterflysten dienden aangetekend te worden: i°. De Sexe der overledenen. 20. De ouderdom der overledenen. 3°. De ouderdom der kinderen beneden één jaar oud, by den dag , en vervolgens van één tot tien jaren, by de maand. 40, De ziekte , waaraan de geltorvenen over* leden zyn. 50. De tyd en plaats van 't fterfgeval. 6°. Of zy gehuwd zyn geweest, en hoe veele malen. 70. Indien een vrouw, of zy kinderen heeft gehad. 8°. Of, en hoe vele miskramen. 90. De tydelyke omftandigheden van de overledenen. io°. De handtering of amptsverrichting. 11°. Het temperament. 120. Of zy wanftallig zyn geweest. 13». D< Natuur» LYKE Hl». TOKiE,enz  3cf5 Tegenwoordige Staat Natuur. lyke Hi.'i- iorie., enz. S- 39- De vergelyking , die wy, door hulp dezer Lysten, zouden kunnen maken, en het nut, dat dezelven konden aanbrengen, vallen kundigen gemakkelyk en overtuigende in het oog. Laten wy echter, ter handleiding van minkundigen, en om dezelve op den weg te brengen, hier het een en ander fraai byvoegen. §. 40. Men vraagt, misfchien, om welke reden men den juisten dag des ouderdoms,. by verfterf van kinderen, beneden her jaar oud, naauwkeurig wil aangetekend hebben? De reden is deze, om dat het eerfte jaar des levens van een mensen hec hagchelykfte is, en wel in mik eenen graad, dat, ten naasten by, het vierde gedeelte van alle kinderen , vóór hun- 13°. De leverswyze, in 't byzonder of zy vele warme , of iterke dranken gewoon waren te gebrniken. 14°. Of zy ruim of bekrompen, in kelders of boven in huis, en met vele of weinige menfehen gewoond hebben, en in welk gedeelte van de flad of dorp. 150. Of zy aanmerklyke ongelukken of ziekten in hun leven gehad hebben. 160. De wyze van hunne opvoeding. De ligging, luchtsgefteltenis, grootteen voornaamfte bedryf der ingezetenen van de ftad of het dorp , waar in de overledenen woonachtig zyn geweest.  van DRENTHE. 307 hunnen twaalfrrmndigen ouderdom , den tol aan de natuur betalen (269 ; zo dat reeds het fteifverfchi!, tusfchen het eerfte en het tweede jaar des ouderdoms, ftaat als 5 tot 1, en tusfchen kinderen beneden één jaar tot die van negen of tien jaren, trapswyze vermeerderende, als 50 tot 1 (27;. Welk een ontzachlyk tydperk is dan het eerfte levensjaar! Doch men zal, door nauwkeuriger aantekeningen van den juiften ouderdom der kinderen, welke binnen het eerfte jaar overlyden, bepaalder het tydftip kunnen leren kennen, wanneer het leven der menfehen het gevaarlykfte moet geacht worden. §• 4i- Wyders zullen wy insgelyks, uit nauwkeuriger Lysten, kunnen leren, dat niet het drieënzestiglte, of het eenëntachtigfte jaar des ouderdoms gevaarlyker kunnen geagt worden, dan, by voorbeeld, het tweeënzestigfte of vierënzestigfte, of het tweeëntachtigfte of vierëntachtigfte jaar, gelyk veelal vermoed word ; maar dat juist in de Trapjaren {Anni climaclerici), zynde het dertigfte, veertigfte, vyftigfte, tot het honderdfte toe, verre de meefte menfehen fterven; eene byzonderheid, die door den Heer dierken s opzettelyk nagefpeurd, en by de ftukken aangewezen is (28). §. 42. (26) Volgens de negentienjarige lysten, ftierven, in dien tyd, in 's Hage, plus minus, 25000 menfehen; en onder deze waren ruim 6000 kinderen beneden het jaar oud. Zie §. XVIII. en §. XXIV. van die Lysten. (n7^ Zie negentienjarige Haagjche Lysten. §. XXIV» (atf Aldaar. §. XXVI. enz. Natuur.' lyke Historie, enz.  Nattjur- J.YKK HlS- Tosii, enz. VIER- 308 Tegenwoordige Staat §. 42. Vraagt men naar de reden, waarom de Re» ligie moet aangetekend worden? Het is, omdat de eene Godsdienst meer zielsrust, een andere meer werkzaamheid of meerder zorgen vordert dan een derde; omftandigheden, welke invloed op de gezondheid kunnen hebben. S- 43- Ten aanzien van de Geboortelysten, zoude ik verlangen, eene nauwkeurige aantekening van de tydelyke omftandigheden , de levenswyze, de handtering, het temperament en verdere byzonderheden, de Ouderen betreffende : om reden, dat indien men van dezelven, over een aantal jaren, toereikende voorbeelden verzameld heeft, men daar door zoude kunnen opmaken, of een minder of meerder werkzaame, een matige of onmatige, een bekrompene of zorgvolle levenswyze, de een of andere hantering, en meerandere omftandigheden, omtrent de voortteeling eenige verandering veroorzaaken. Eindelyk zou een nauwkeurig verflag, aangaande de hoeveelheid der zusters en broeders der ouderen, eenig licht verfpreiden over het vermoeden van zommigen, als of de zulken, welker ouders een talryk kroost geteeld hadden, minder vruchtbaar zyn dan anderen.  van DRENT H E. 309 VIERDE AFDEELING. Over dé Veemvord'wg. Dac de bovenfte oppervlakte van onzen aardbol, zedert dezelve gevormd wierd, Veele en verbazende veranderingen ondergaan heefci is eene waarheid, die by alle geoefende wereldbefchouwers erkend word. Het is hierom onnodig, en het zoude ook met myn oogmerk, in deze Afdeeling,geenfints liroken, om de verfchynzelen; die deze waarheid middagklaar bewyzen, by malkander te zamelen. Pythagoras, door ovtoius fprekende ingevoerd, drukt zich, over deze herfchepping y op de volgende wyze uit (#). Vidi ego , quod fuerat qüondam folidiffïma tellus, Ejj'e f return : vidi fa&as ex aquore terras : Et procul a pelago concha jacuè're marirne : Et vetus inventa ejl in montibus anchora fümmtsi Qjioclque fuit campus, vallem decurfus aquarum tecit: et elUvte mans eft deduitus in iequor; Eque patudofa jiccis humus ar et arenis; Quoeque fitim tulerant, ftaguuta puludibus nutriënti Hic fontei Ndtura novos emifit, at illic Claufit; et antiquis tam malta tretimribus orbis Flutnina proftliunt; aut exficcata rejidunti Onze Nedërlandfche ovidius heefc, iri zyne taal, den Romein dus nagezongen. jj,'K zag dikwyls 't vaste land verkeerd in baare zee;„De zee in 't vaste land; en verre van de reé „ Ebt' £0 Ovidius. Metamorph. Lib. 15. vs. 262—5.72* 4k NatuuK- LYKP. itlS- tukiu» efli?»  3io Tegenwoordige Staat Natüur- J.yke HlS- touie, enz» „En 'twater, fchulpen;en men vond, zo veele zeggen, „ Oude ankers op de kruin van hoge bergen leggen. „ De Waterval verneert de Velden tot een dal; ,,De berg van 't water en den fterken waterval „ Befpoeld, werd vlak. De poel verdroogd in zinden gronden, „ De grond verkeerde in moer, van eenen poel verllonden. „ Hier teelt Natuur een bron , en ginder ftoptze een aar. „Van oudsher (proten zo veel ftromen, door gevaar „ Van een Aardbeving, of hun loop van groot vermogen „ Verging allenks zo dra de kil begon te drogen fy% Ik zal my, in deze Afdeeling, alleen tot de Veenwording bepalen. Welk eene verbazende omkeering, en verandering van natuurlyke vei* fchynzelen, heefc deze Veenwording niet al te weeg gebragt! Weleer vruchtbare koornakkers, fchaduwryke bosfchen en veeryke weiden, zyn in akelige en ontoegangbare moerasfen veranderd. De bruine beyde beeft de plaats van de goudgeele koornairen ingenomen. Hec ftreelendegeluid dernagtegaalenis dooreen treurige ftilte afgewisfeld, en de woelende gezelligheid I van menfehen en beeften door een fombere eenzaamheid opgevolgd. Van den Tanaïs toe aan den Euphraat J worden Veenen gevonden; ook ontbreekt heci de nieuwe wereld aan deze delfftoffe niet. Ini Europa ontmoet men dezelve, in grote menig-' te, in Italiën, Zwitzerland, Vrankryk, Groot- ■ Brittannïèn. de Noordfche Vorftendommen, ini Germaniën, doch byzonder ook in onze Nederlanden , en voornaamelyk in het daartoe: behorende Landfchap Drenthe. De laatstge-' noemde zullen, in deze Verhandeling, het onderwerp myner bedenkingen uitmaken. Dati (b) Vondel, Herfchepp. Boek XV. Vs. 350-61.  van DRENTHE. 311 Dat aan de Veenen geene evengelyktydige Wording mee onzen Aardbol kan worden toegefchreven, hoewel m. schokius (Y) en anderen het tegengeftelde gevoelen beweeren, is reeds in vorige eeuwen, als een onlochenbare waarheid , aangemerkt. Vroegere en latere Schryvers, die aan de verhalen van dryvende Eilanden (d), of van zwemmende Bosfchen (V), geen geloof geven , of de zulken, die zich , door foortgelyke verdichtzelen , niet hebben laten misleiden (f), zyn van oordeel, dat geweldige watervloeden en flormwinden alleen voor de ware middeloorzaken der Veenwordinge moeten gehouden worden. Intusfchen is 'er ook geene reden voorhanden, om, met zommigen, aan den algemenen zondvloed, of aan eene der beruchte Cimberfche overftromingen , den oorfprong der Veenen bepaaldelyk toetefchryven; naardien men, ten aanzien van veele plaatfen , het tegenovergeftelde kan aantonen. Men kan inderdaad niet ontkennen, dat eer nog het verwoeftende geweld der zeebaren * door hoge dyken , of andere waterkeringen, beteugeld wierd, de laag gelegene landftreken dikmaals aan overftromingen bloot gefield geweest zyn. SCHOOKj GABBEMA en OUDENHOVEN hebben een aantal van ruim vyftig overftromingen opgeteld, die de Nederlandfche Gewesten in het byzonder getroffen en geteisterd hebben* tra% CO tu Belgio Foederato, Lib. VUL Cap* 13. 00 Seneca Qjt.ell. Nat. Lib. ///.'Cap4 25. (V) Plinius Hifi. Natur. Lib. XVI. Cap, u C/J Schotanus Chromk. Cap.///. X a Natuur- lyke Hrs- TORIE, «1»  3i.2 Tegenwoordige Staat Natuur- E-YKB HISTORIE, eilZ. Immers befchouwt men de Boomflortingefl, of de verwoesting der wyd uitgeltrekte bosfehadien, de verftopping van den middelden Rhynmond, en de inlcheuring van den Dollart, (om van meer diergelyke noodlottige voorvallen niet te fpreeken,) als zichtbare overblyfzels van deze treffende gebi ut tenisfen (g). Het is ook , inderdaad , onwaar, dat de veelvuldige Denne- , Sparre- en andere boomfoorten , die men , onder het Veen , in dit Landfchap en elders, met eene legging, van het noordwesten naar het zuidoosten ftrekkende , aantreft , niet in deze Landftreek , uit hoofde van derzelver lage en natte gefteltenis, maar op hoger landen, in Duiischlatid of Noorwegen , zouden gegroeid, en, door geweldige ftormwinden om verre geflagen of uit den grond gerukt zynde, door daarop volgende watervloeden herwaards overgedreven, en vervolgens , door het dunne moer, tot op den vasten bodem nedergezonken zyn (A). Zommigen fchryven deze Boomftorting en vervoering toe, aan den Cimberfchen vloed, die, volgens f lo rus (Y), in het honderd en- tien- O) Men kan, over deze (toffe, de Chronyk- en Jaarboekfehryvers , gabbema, schook, meru'la , wachtendorp, sligtenhorst , oudenho. ven, boxhorn, vossius en s j o e r t s nalezen. Ik teken alleen uit de Friefche Jaarboeken van den laatstgenoemden aan, dat 'er, door een van deze vloeden, alleen in Friesland honderd duizend menfehen verdronken zyn; zie Deel I. Hoofdft. 10. §. 26. Voeg hier by, 't geen oudenhoven uit schafnaburgen-. sis aantekent, dat 'er, door een anderen vloed, aldaar tachtig duizend menfehen zyn omgekomen. Fid. Anti* quit. CimbriCie renov. pag. 94. (h) Antiquitates Belgica, pag. 19. iO i-ib. 111. Cap. 3.  van DRENTHE. 313 tiende jaar, doch volgens p. me rul a en Dionisius mutzarda, in het achthonderd• zeven• en• vyftigfte jaar voor christus geboorte zoude gebeurd zyn; 't welk van den hoogen vloed, welken de Schryvers op het jaar 860 brengen, weinig verfchilt INiet minder onbeibanbaar met de waarheid is het gevoelen, dat deze Bomen, in die horifontale legging, onder de Veenftoffe, waardoor ze bedekt worden, zouden gegroeid zyn; even als of de fpeelende INatuur de geftalte en be(tanddelen dezer bomen [gelyk zommigen omtrent de verfleningen orderltellen] beneden de oppervlakte of in den veengrond, nagebootst: zou hebben. De vlytige onderzoeker van Neerlands Oudheden, a. mattheus f/), de kundige e 1 n d 1 u s (m~), en de beroemde Groninger Hoogleeraar m. schokius (n) , waren dit fpoorbyfter gevoelen toegedaan. Het zou, buiten twyfel, moeite en tydverpilling wezen, indien ik ondernam, deze onTerymde begrippen wydlopig te wederleggen, ienieder, die onze Veengraveryen der bezichiginge waardig keurt, zal, ogenblikkelyk, van ie regelmatige en gewone natuurlyke groeijing lezer bomen, op den grond, in welken men lezelve aantreft, overtuigd worden , vermits nen, op verfcheiden plaatzen, in de ontblote noergronden, behalven de leggende flammen, :en menigte afgebrokene en nog in den grond rast gewortelde Hammen, drie en meer voeten hoog f» Nederl. Oudhed. bl. 18. (0 De Ndbilitate, Lib. /. Cap. 12. (nt) Chron. Zelandiie, Lib. /. Cap. 3. (n) De Turfis, feu Gefpifibut bi:uminofis, Cap. ia. X s Natuurlyke Hm. toiüe. enz.  314 Tegenwoordige Staat Hatuurlyke Historie, ena hoog en rechtftandig flaande, aantreft. In \ . byzonder vindt men veele dezer ingewortelde ftammen in de Ooflermoerfche en de daar aan grenzende Groningerlandfche Veenen. Het hout, welk uit de voorgenoemde Veenen gegraven wordt, heeft een bruine kleur, en is van een harst- ofpikachtige olie doordrongen; men geeft het den naam van Kienhout (o). Eenige JVJineralogisten achten de zwarte Barnfteen, of Git, waarvan men in het Landfchap een foort gevonden heeft, van deze delfifofhouten afkomftig te wezen. De boeren en werkluiden, die omftreeks de Veenen wonen, gebruiken veelal dit Kienhout voor haardbrand. De vlam daarvan verfpreid zo veel lichts, dat men geen kaars of lamp nodig heeft; doch de rook is zeer vet en dik. Eindius, boxhoen , pars en meer anderen, hebben aangetekend, hoe onzebygelovige voorouders in het begrip ftonden , alsof deze Boomftortingen, op het gebed van Bisfchop wille br okd , gefchied waren, ten einde daar door deze heidenfche bedeplaatzen vernield mogten worden. Doch dit begrip, 'c welk aan dezen Bisfchop meer onbezonnen yver dan Chriftelyke bedaardheid toefchryft, verdient geene wederlegging. Joann. bapt. gramaye noemt het Veen Ma/fa fub terra e marcidis putridisque lignis coaEla. Johann. gorocopius be« canus geeft daar aan den naam van Sylva> rum farraginem. Volgens de büffon, zyn de (/) Kierbonm , Kienliour. Germ. Sex. Stcamb. PiwuSi Teda Kienrook ger. Sex. Sic. Swarteei. Fuligo. Zie Ki li aam op deze woorden.  van DRENTHE. 315 de Veenlagen voortgekomen, door eene {leeds toenemende opeenhoping van half verrotte boombladeren, en andere gewasfen, alleenlyk bewaard gebleven door de zwavelachtigheid van den grond, die de volkomene verrotting verhinderde. Ik wil geenzins ontkennen, dat 'er, onder zommige Veenen , eenige deelen van verrotte bladeren en andere lichamen vermengd zyn; doch dit kan, in het algemeen, niet tot een grondllag dienen van dusdanig eene befchryving ; die, daarenboven, over het geheel genomen, onwaarachtig is. Immers, in eenigzins opgedroogde en weeke moeren, kunnen geene bomen groeien , om bladeren, tot het vormen van veenftofte, te verfchaffen. Ook is de grond , op welken zich de Veenen geplaatst hebben, niet zwavelachtig; en konde , derhalven , de volkomene verrotting der bladeren niet verhinderen. Intusfchen is het eene gisfing, welke het aan geene waarfchynlykheid ontbreekt, dat de takken en het loof der nedergellorte bomen , met verfchillende foorten van plantgewasfen vermengd , en door verrotting ontbonden , op veele plaatfen, de eerfte laag der Veenftoffe hebben uitgeleverd; welke laag wederom tot een grond gediend heefc, waar uit andere planten zyn voortgefproten ; die, op haare beurt, nadat deze gronden, door het gevallen regenwater, 'c geen , door verftopping der waterleidingen, belet wierd zich te ontlasten, dras en vochtig geworden waren, ontbonden zyn. In dezer voegen is, door eene geftadige afwisfeling van bevochtiging en opdroging der oppervlakte , en de daar door te weeg gebragte groeiiing en verrotting der planten, de VeenX 4 ftof Natuur- LYKE HtS. TORis,enz.  Natour- LYKE HlS- 316 Tegenwoordige Staat doffe, op eenige plaatfen in het Landfchap, tot de hoogte van byrm twintig voeten gerezen. Nog janrlyks ryst dezelve, wanneer het Veen dras en vochtig genoeg kan blyven leggen , en door geene afleidingen van het water droger word; terwyl in het tegengellelde geval, hetzelve merkelyk nederzakt, en, door uitdroging en ineerpakking , hoe langer hoe meer vastigheid verkrygt ; welke vastigheid of ineenpakking, trapswyze, naar beneden, door de drukking toeneemt : invoegen de Veenfloffe, naast aan den vasten bodem, (die meestal uit zand alleen, of uit zand met leem vermengd, bedaar,) veel zwarter en zwaarder is, en, allerg.Kens , raar boven , ligt in gewicht en bleüer van kleur word. Zo verre gaat dit, dat de bovtmle veennerf zeer fponsachtig, hol en vaal grauw of vuilgeel zich vertoont, gelyk de turf, die men in de Kalkbranderyën gewoon is te gebruiken, uitwyst. Dit verfchil van meerder of minder vastigheid word alleen veroorzaakt, door de meerdere of mindere verrottin"-, welke de planten, die de grondlloffe der moeren hebben uitgeleverd, ondergaan hebben, of min of meer in de beginzelen der Veeniloffe veranderd zyn. De ondervinding leert , dat de week- en fjymachtige planten , die veelal in uitgedampte, en verdikte poelen eroeii'en , door verrotting, ligt in Veendoffr verwandelen; 'c geen voornamelyk ook de reden is, waarom de Veenen,^ 't begin van hunne wording, fpo.edi-er toenemen, (gelyk de weleer uitgegravene, en wederom toegroeiende kuilen en greppen in 2e moerasfen , middagklaar betogen,) dan wanneer de Veenen, door den tyd, <"?n meerde-  van DRENTHE. 317 Sere hoogte verkregen hebben, en overzulks mindere vochtigheid bevatten, die teffens de verrotting en de vruchtbaarheid begunftigt. Onder de planten, door my bedoeld, en die, op drasfe gronden, ligt in Veenftoffe veranderen, bellaan voornamelyk de eerfte plaats, de Conferva palujhis , Bombyctna , Mufcus paluflris, of Mufcus aquaticus, enAlga viridis; maar wel in 't byzonder, het zogenaamde Flap of Dekenvlag; zynde het Conferva van plinius; waarvan men dit bericht by hem vind: Peculiaris tfl Alpinis maxime fluminibus conjerva, appellata a conferruminando, Spongia aquarum dulcium verius, quam mufcus aut herba , villojte denfitatis atque fistulofce (ƒ>). By linneus word deze plant genaamd Conferva filamentis fimplicijfimis aqualibus longis(imis Menigvuldig vindt men deze plant, hier te lande, in ftilftaande wateren en elders. Men kan er de Flora Belgica van den Heer de gorter, en de Flora Frifica van den Heer meese , over nazien: de laatstgenoemde Kruidkenner heeft eenige nuttige hoedanigheden en voordelige gebruiken van dit gewas ontdekt en algemeen gemaakt (V). De heyde en mosch, waarmede men thans in het algemeen de oppervlakte van onze hoge moerasfen bedekt vind, en die aldaar niet eerder begonnen zyn te groeijen, dan nadat het zaad dezer gewasfen, van de nabygelegene zandheuvels door den wind vervoerd , de opgeef Hiflor. Natur. Lib. XXVII. Cap. 8. in fine. (q) Specim. Plant. Spec. 1633. No. 1. (r) Verhand, der Holl Maatfch. der fVetenfchappen, Deel X. Stuk 2. bladz- 158. X5 Natuur*yke HisVURiE, enz,  Natuuc- LYKB HlS- Iurie, enz. 318 Tegenwoordige Staat gerezene Veenfloffe beftaanbaar en vast genoeg heefc bevonden , om zyne wortels daar in te kunnen vast hechten en verfpreiden ; deze planten , zeg ik, zyn van een droge en niet ligt tot verrotting neigende natuur: zy ontbinden zich , op droge gronden, in een zwart zand of aarde. De veelvuldige uitgeftrekte heyde - velden, die hier en elders gevonden worden, en op welke men geene Veeniloffe befpeurc, kunnen dit genoeg bewyzen. Maar deze aarde is veel minder vruchtbaar, dan die van verrotte boombladeren overblyft. Derhalven levert noch de heyde, noch de mosch, zo min als andere planten, op zich zeiven aangemerkt , door ontbinding , geene eigenlyke Veenaarde uit. Van hier ook, dat de bovenffe Veennerf, die met de meer of minder ontbondene deel en dezer planten vermengd is , of daar uit geheel geboren word, minder vet en meer aardachtig word bevonden , dan de laagst gelegene Veenlagen , welker klomp altoos fmeriger en meer zamenhangende is. Met dit alles is het zeker, dat de heydewortels, welke, door hunne houtachtige zelfflandigheid, ligtelyk vuur vatten, van de lage heydevelden zynde afgeplagd , aan veele landlieden hunne gewone en nodige brandfloffen verfchaffen , welker asch de vruchtbaarheid van de daarmede bemeste akkers bevordert. Uit het geen reeds gezegd is, valt niet moeyelyk optemaken , dat, tot de formering van Veenaarde, iets anders dan alleen de ontbinding sn verrotting van gewasfen vereischt word : Dvermrts, in 't algemeen, op de landeryen, in ie bosfchen en in de hoven, de beflanddeelen ier Vegetabilia in onverbrandbare teelaarde {Hu-  van DRENTHE. 319 (Humus atra of Terra fertilis nigra , terra ruralis) verwandelen (s). Ook is het eene waarneeming, die gereedelyk in 't oog valt, dat zekere ptoatfelyke geftelcenis tot de Veenwording medewerkt. Niet in dien zin evenwel, alsof de hoedanigheid der gronden, waarop zich de Veenen zetten, andejrs dan die van andere gronden zoude moeten gefield zyn: want dit begrip zoude met de ondervinding geenzins inftemmen; maar zulk eene geftelcenis , die het ontfangen water geheel of ten deele belet , zich behoorlyk te ontlasten ; waar door de grond, gedurende natte faifoenen, dras word, en dus een fpoediger verrotting der planten bevordert. Eene waarfchynlyke oorzaak, wyders, van de verfchillende bewerking , of wording der aardfoorcen, is , dac de wortels en ftengels der gewasfen, op natte gronden groeyende, fpoediger coc verrotcing en giscing overgaan , de ontbinding der harstachtige en olieachtige deelen, die dezelven bevatten, verhaast, en de bitumineufe eigenfchap aan de Veenftoffe wordt medegedeeld; terwyl, op droger gronden , de gisting en ontbinding van de harst- en oliedelen der gewasfen, door de droogce, meer tegenftand oncmoec; waardoor dezelven, vermoedelyk, langzamer in den dampkring opftygen, en vervliegen. Intusfchen kan, na de eerfte Veenzetting , het water , met Veenftoffen bezwangerd , het geen veel brandbare luchi r%) Wallerius, Minerologia Genus i.Sp. i. in not. wum. 1. en vogel, Mineraal Syflem. bl. 95. fchryven dat deze aarde op ongeroerde plaatfen , nergens meei dan een halven voet dikte heeft. Natuur* lykb historie, enZi  Natuur- LYKE IliS- toris, enz S*9 Tegenwoordige Staag lucht bevat, naderhand tot eene fpoediger , Veenwording medegewerkt hebben. B a u m e r fchryfc: „ Der Torf ift eine vege„ tabilifche erde, die zumtheil mie einen Erd„ hardze durchdrungen ift (/)". Lechman noemt ze ; „ ein mit Erdolh durchdrungenes „ gemenge von gemeiner garterer erde, und „ wurzeln verfcheidener krauter" 'u). „ Der „ Pflanzantorf (volgens cancrin) is ein „ mit einer bergölig und bergpechigten Erde „ mineralifirtes gewurzel von grafern , und „ fumph gewachfen (v)." Vogel meent dac men alle Turf niet onder de bitumiueufe lichamen rekenen moec ^w) ; en degner (x) onikenc hec bicumineufe van alle VeenltofFe. Wyders verzekeren ook andere Scheikundig gen, dac de Turf geen zuren geesc, maar een alcalinum bevac; daar , integendeel , andere , niecminder kundige mannen, verklaren, daarin een acidum gevonden te hebben. Merkwaardig is het, ondertusfehen, dat de empvreumatifche olie der Turf in de koude niet ftremt of verdikt (y). De verklaring , die ik van de gewone wyze der Veenwording gegeven heb , is zo blykbaar in 't oog lopende, dat by eene oppervlakkige belchouwing , gepaard met een behoorlyk onderzoek, daaromtrent geene de ge- ring- (0 Naturgefchlchte der Mineralreich. i Th i r. 2. §. 20. (a) Mineralogie, §. 20. (y) slbhandlung von Torf. §. 7. (w) Praü. Mineral System, bl. 76S, Lx) Differi. Phyf de Turfis. (y) Vogel, Praél. Mineral Syfiem. bl, 350.  van DRENTHE. 321 rihgfte twyfelachtige bedenking kan overblyven. Trouwens , reeds voof twee eeuwen heeft men niet verzuimd , dezelve aantetekenen; i-emmius (z) j' piccart (/?), en meer anderen zyn myne getuigen. De beroemde Dichter dirk smits laat ook zyne Stroomnymph deze Veenwording, in zoetvloeyënde verzen, opzingen (b). De gewone werking der Natuur, teri aanzien der Veenwordinge , door eenige nieuwe aanmerkingen hebbende toegelicht , moet ik wyders verllag doen van een en andere afwykin*ge, die deze vruchtbare moeder onzer befchouwinge aanbiedt, en van welke de oorzaken niet zo gemakkelyk kunnen ontdekt worden. Te weten, op zommige plaatzen in onze Veenen, vindt men tusfchen de benedenfte zwarte lagen of beddingen der VeenltofFe, een grauwe of vale laag, golfswyze doorlopen. Dit verfchynzel , aan de onderfcheidene foorten van planten, wier verrottedeelen deze verfchillende VeenflolFen voortgebragt zouden hebben, toetefchryven, gelyk door zommige Veenkundigen gefchied, kan ik van my zeiven niet ver» krygen. Gaarne befchouwe ik het getuigenis ed de opmerkzaamheid dezer lieden als van alle verdenking van dwaling ontheven, wanneer zy verzekeren, dat een zekere plant, die hier en elders in moerige gronden veelvuldig groeit, na derzelver verrotting, een veel zwarter VeenltofFe , dan andere planten , uitlevert. Doch dit (2) De occultis natur* miraculis. Lib. /. Cap. 17. Ea. 1573. (a) Drentfche Antiquiteiten, bladz. 36, Edit. in \*.t (b) Rotteft'room, bladz. 59. tot 61. Natuur* lyke iiisTORiE.enx.  Natuur. lyke HISTORIE, enz. (c) Zie de gorter, Flora Belgica, pag< 15 en Suppl. I. pag. 10. linneus /. c. Spec. 76. N. 2. Insgelyks d. meese, Flora Frifica pag. 4. Ik kan niet nalaten, omtrent dit gewas , by deze gelegenheid iets wetenswaardigs te herinneren ; dat namelyk de Heer meese reeds voor eenige jaren , door proefnemingen ondervonden heeft , dat de wollige pluisjes dezer plant op zich zelve wel te bros zyn, om 'er eert draad van te fpinnen; doch dat zuiks gelukt, wanneer men er eemg vlas ondermengt. Tot vulzels in dekens, kusfens, rokken en diergelyke zaken, welke droog ge» houden kunnen worden , zyn ze van dienst, en zvn zacht en warm. Papier van deze plant gemaakt/is aan cat ,^ t geen van katoen bereid word, niet ongelyk; doen vvanneer het met linnen of wollen lompen gemengd word, levert het een bekwaam pakpapier uit. 322 Tegenwoordige Staat dit dunkt my niet genoeg te zyn, om dit verfchynzel volledig te verklaren. Men moest het ten minlten waarfchynlyk kunnen maken, dat, in een reeks van veele aaneenvolgende jaren, geen andere dan alleen deze planten, en daar. na, gedurende insgelyks een aantal van achtereenvolgende jaren , geene andere dan alleen een andere foort, ter dezer plaatze, gegroeid waren, en deze onderfcheidene lagen, in zommige veenlireken, voortgebragt hadden; iets, 't geen my toefchynt, zelfs tegen de waarfchynlykheid aan te lopen. De plantfoort, door my beoogd, word in het Kruidboek van lob el , Juncus Bombycinus of Zyde biezen, en by d o d o n f. u s, Gramen Eriophorum, of de IVclledrager genoemd i waarfchynlyk, om dat dezelve wollige pluisjes draagt, die veele overeenkomst met het katoen hebben. In het Nederduitsch draagt deze plant den naam van Wollegras, Mattevlas, Katoen, bloem, Veenhamels en Woldrager (c). Maar  van DRENTHE. 3*3 Maar , veelligt, heefc een buitengewone vruchtbaarheid van planten, gedurende eenige jaarkringen, de Veeniloffe menigvuldiger gemaakt. Deze en andere oorzaken , by voorbeeld, eene opvolging van droge zomers, kunnen de benedenile lage van hec nodige vochc, en van den onmiddelyken invloed van de dampkringsluchc, eer verrotting nodig , beroofd , en dezelve alzo ontydig verfmoord hebben. Meermalen vind men mosch, of andere planten , onder in de zwarte Veengronden , die geene of weinig verrotting hebben ondergaan. De beroving van den invloed der lucht befchouw ik hier van als de oorzaak. De golfswyze beddingen kunnen door ongelykmatige zakking, op heuvelachtige ondergronden, veroorzaakt worden. De zwarte kleur, als mede de meerdere hardigheid en zwaarte der turf, uit de lage landen gelloken , moet, ongetwyfeld, aan den hoger ouderdom, en, misfehien, ook aan de meerdere yzerdelen ', befloten in de planten , uit welke deze Turf geboren is, worden toegefchreven; en de zwavelachtige reuk , welke deze turffoort, by de verbranding, doet bemerken , als mede haare brakke eigenfehap , doen vermoeden, dat het zeewater, waardoor ze, ten eenigen tyde, zyn overftroomdgeworden, dezelve aan de moerfloffe heefc mede» gedeeld. Daar is 'er, die de fleenkoolbedden voor aloude Veenlagen houden. Dac, in de eene Veenilreek , de bovenile grauwe en lichte Veenlaag veel dikker, dan elders, gevonden word , kan, of door een meerdere vruchtbaarheid, of dooreen andere foort van plantgewasfen, die de plaats der TO- N.vrtiUR- I.YKE HlS> TOkiB, tn«.  Natuur- IYKE HlSÏÖRIÏ, enz. 324 Tegenwoordige Staat vorige j natuurlyk of toevallig, hebben ingéno» men, of door een natter of droger legging van het moer, veroorzaakt zyn. Eene langdurige oplettendheid j en veelvuldige waarnemingen, zouden nauwkeuriger , dan myne gistingen dit ftuk kunnen bepalen. Nog een ander verfchynzel is 'er, 't geen opmerking verdient. Men ziet, in zommige onzer Veenftreken, eeni/e voeten boven de on* dergronden , in eene horizontale ftrekking , een zogenaamde brandlage, die, op eenige plaatfen, omen by de twee duimen dikte heelt, en hier en daar golfachtig voortloopt. Deze brandlage beftaat uit een harde vaste (toffe, die het naast fchynt overeen te komen met de overblyfzelen van verbrand hout, voordat hetzelve tot asch is overgegaan, en hetwelk vergruist en ineengepakt is. Maar, van waar zuik een grote hoeveelheid van houtskolen, in dezê moerasfen? Het komt niy zeer waarfchynlyk voor, dat de uirgeftrekte en zeer dichte bosfchadiën, van Denne-, Sparre- en foorrgelyke bomen, die weleer deze ftreken bedekten ; nadat het natte en meer of min verdikte moer, door verftopping der afwatering , eenige voeten hoog opgerezen was j en de ltammen omringde, eindelyk geftorven zyn ; en dat de verdorde kruinen dezer bomen, boven het moer uitftekende, vervolgens door den blixem of eenig ander toeval, in brand zyn gezet; waardoor het vuur* alomme eene harftige ftoffe aantreffende, wyd en zyd gewoed en eene algemene verbranding te weeg gebracht heeft. Dat wyders de brandende takken op het moer nedergevallen, en zonder tot asch overtegaan , daar in als ver- fmeukf  van DRENTHE. 325 fmeuld zyn , en in dezervoegen eene floffe, aan onze brandlage gelyk, nagelaten hebben : op welke lage wederom, door de gemeene wyze van wordinge , het Veen , welk men thans daar boven ontmoet , ontftnan is. Deze gedachte ontvangt > myns oordeels *, zeer veel krtchts, wanneer men in aanmerking neemt, dat op veele plaatfen, onder deze Veenen , nog heden zeer vele Dennen- en Sparrebomen gevonden worden, die aan de afgebrokene einden, en zomwylen langs den geheelen ftam, als zwart verbrand zich vertonen. Op Vredeveld, een Landgoed niet verre van Jsfen gelegen , word een foort van Turf gegraven , die van onze andere foorten onderfcheiden is. Dezelve heefc een glanzige en naar pik gelykende kleur, en fchynt uit niets anders te beftaan of zamen^elteld te zyn , dan uit eenige dooreengegroeide fyne wortels met: dennenhout vermengd; van welke boomfoorc veele overblyfzels, min of meer vergaan ,. in dac Veen gevonden worden. De rook van dezen Turf is vee en dik. Blumenbach noemc deze Turffoorc Turva Fafca , radkulofa tenax. Ik heb reeds met een woord aangetekend, hoe de uitgegraven greppen, laagten en kuilen, in het Veen, door de verrotting van de daar op groeijendeplantgewasfen, met moer, fchoon in het begin van geringe vastigheid, wederom aangevuld worden. IVJaar deze aanwas gefchied fpoediger, dan op de hoge en minder vochtige Veenen. Intusfchen levert dezelve een klemmend bewys uic, tegen den wyd uirgeftrekten ouderdom, welken zommigen aan alle Veenen in 't gemeen toefchryven ; hoewel het tevens Y z«. Natihtr- L.YKE HlS- roRiE,enz.  •326 Tegenwoordige Staat Natudrlyke Historie, enz. i I J zeker is, dat deze aanwas zo fpoedig niet ge*' beurt , als anderen fchynen te onderdellen. Men moet, ook in deze, tusfchen Scilla eni Charybdis doorzeilen. . Immers de proefondervinding van den Heen le francq van berkhsy (d) kan geen-, zins als een algemeene waarheid, welke op de: Veenwording in het algemeen toepa>felyk is,, aangenomen worden; althans de ondervinding; leert ons hier niets, 't geen zelfs een zweem 1 van overeenkomst met die proeven heeft. Ik; behoeve van geen Helkundige betoging gebruik : te maken, om een ieder, die het der moeite; waardig keurt, om hier en ginds de diepte on- • zet moerasfen te peilen, van de waarheid myns 1 zeggens te overtuigen. Men zal tog zeer wei- ■ nige plaatfen aantreffen, daar de diepte twintig voeten haalt. De gemelde Schryver bepaalt den aanwas der Veenen op zes duimen in vochtige, en op vier duimen , in droge plaatfen, in den tyd van vyf jaren; welke bepaling, door malkander genomen , een gemiddeld getal van vyf duimen in vyf jaren, of alle jaren één duim aanwas uitlevert. Voorts verzekert hy, dat het aangegroeide Veen, in dien tyd, tot zulk eene vastigheid gekomen was, dat men 'er NB. droog over gaan konde. Hoewel nu , volgens deze berekening, onze diepfte en hoogde Veenen in tweehonderd jaren zouden hebben kunnen ontdaan zyn, houde ik het echter voor onbetwistbaar, dat dezelve ;en veel hoger ouderdom kunnen berekenen. En (V) Zie zyne bekroonde Prysverhandeling, in de 'Verhandelingen der Hall. Maatfch. der IVetenfchap. •en, Deel VIII. Stuk 2. bladz. 48.  van DRENTHE. 327 En dit, meen ik, kan door vereeüwde getuigenis fen , waarfchynh kneden en gebeurcenisfen bewezen worden. Eer ik evenwel deze bewyzen te berde brenge, moet ik, omtrent de proefondervindingen van den Heere berkhey, nog aanmerken: Vooreerst* hoe uit dezelve volgt, dac dezelfde jfhiddeloorzaaken , pok omtrent het onderwerp myner overweging , zeer verfchillende uitwerkzels voortbrengen. Want in onze bosfchen ^ gelyk zyn wel Ed. verhaalt, in de Hollandfche ondervonden te hebben, word geene VeenWording befpeürd , en ook aldaar, op droge plaatzen, geen moer geboren, vermits daar toe een fpoedige verrotting vereischt word, die op een drasfen grond alleen plagt plaats re hebben. De Natuur Werkt inderdaad, meermalen, door verfchillende middelen, dezelfde $ en door' één enkel middel onderfcheiderte uitkomften. Nogthans vermoede ik een dwaling, om dac, (en deze is myne andere aanmerking) de gevolgen, die men rechtlïfeeks en onbelchroömd nic deze proefneming kan afleiden, volftrekt aantonen, dac dezelve mee de vereischte nauwkeurigheid niec genomen zyn. Want ingevalle hec zeker ware, dac door hec afgevallen en verrotte loof, alle jaren, een duim dik Veenaarde in de bosfchen geboren wierd, dan moesten dö Hammen der bomen, die honderd jaaren oud *.yn, hoedanigen hier geene zeldzaamheden zyn, honderd duimen, of ruim achc voeten, boven de wortels , rondom in hec moer ftaan; iers^ Waar van geen voorbeeld zal kunnen aangewezen worden: om thans te zwygen van de onrnogelykheid , dac eenig geboomten, in zulte een toeftand, in hec leven zouden kunnen blyY 2. ven, Naw><** lykk historie, CtlZi  Katuur- LVKE HlS- imiE, enz. 328 Tegenwoordige Staat ven. En wien is onbekend , dat de wortels der bomen, zelfs in onze allerlaagfre bosfchen, flechts met zeer weinig aarde bedekt zyn? Ik heb reeds, uit geachte Mineralogisten, aargetekend, dat, over den gehelen .aardbodem , op ongerepte gronden , de niet brandende teelaarde nauwlyks een halven voet dik gevonden word. En, waarlyk, uit hetgeen in onze bosfchen daaromtrent plaats heeft, blykt zeer duidelyk, dat de jaarlykfche verhoging , door het overblyfzel van afwisfelende piuntgewasfèn ontdaan, zeer gering zyn moet. ïk wil echter htt gevoelen van eenigen onzer landlieden niet op my nemen te verdedigen, als of "er, namelyk, eene evenredigheid zoude plaats hebben, tusfchen de zakking der gronden in de bosfchen, veroorzaakt door het veelvuldige voedzel, 't geen de bomen en planten door hunne wortels influrpen, en tot hun bellaan en tot de voortbrenging van hout, bladeren en viuchten, nodig hebben, en tusfchen de verhoging, die door de ontbinding van loof, hout en planten gefchied: en wel in diervoegen, dat de aanwinst der nieuwe aardftoffen alleenlyk het verlies of de vermindering der ouden herftellen zoude. Ondertusfchen blyft het, in allen gevalle, zeker genoeg, dat al onderftelde men, in de boslchen, eenen aanwinst, met dien der Veenen overeenkomfiig, echter niet minder dan een geheele eeuw zal nodig zyn, om den grond flechts éénen voet op te hogen. Of de Schryver van de boeken der Machfc leen (Y), door het woord, 't geen in de Ne- der- CO Lte- I. Cap. 9. vs. 45.  van DRENT H E. 329 derduitfche overzetting Moeras, en in de Vulgata , of gemeene Latynfche overzetting, Paludes vertaald is , eigeniyke Veenen bedoeld hebbe, gelyk zommigen van begrip zyn, wil ik niet op my nemen te beflisfen. Maar dat tacitus (J), daar hy van de Brucleren fpreekt, waar door p. cluverius {\g) de bewoonders van het thans genoemde Overyzelen Drenthe, doch neuwal,dus de Westphalingsrs, welker Veenen aan die van Drenthe grenzen , verHaat, met de woorden BruSteros fua urentes heeft willen zeggen, dat zy hunnen grond verbranden, fchynt my regelrecht tegen het oogmerk van dien Schryver, ter dezer plaatfe, aan te lopen. Als meer toepasfelyk komen my twee andere gezegden van dezen Hiftoriefchryver voor. In de eerst bedoelde plaats fpreekt hy in dezer voegen van het Eiland der Batavieren : Cum interim flexu autvmni, & crebris pluvialibus imbribus, fuperfu/us amnis, paluftrem humi~ lemque infulam in facicm ftagni applevit (i), aldus door hooft vertaald: „ Alsdaarentusfen, „ met den keer van den herfst, en het dikwyl „ vallen van flaghreegen , d'overfpoelende „ ftroom hec poeligh, en laagh Eilandt vervul,, de, in fchyn eener ftange fineer of poele)." Op de andere plaats verhaald hebbende, hoe gkrmanicus de lust bekroop, om het onbegraven gebeente van v a r u s en der verflagene keurbenden, in het Land der Brutjeren, op te fpeuren, fchryfe hy aldus: pramiffb Ca- cU (fi Annal. Lib. I. §. 60. (g) IntroduSliq in UntverfamGeogr. Lib.//. Cap. i3. (it) De Antiquis TVedphaVie Cotonis, Cap. ü. ij) Hifior. Lib. F. §• 23. Y 3 Natuur. lvke Hl«- TOrie, enz.  Natuur- I.ykk HISTORIE, enz. 330 Tegenwoordigs Staat cipa, ut occulta Saltuum fcrutaretur , pon* tesque & aggeres humido paludum & fallacibus campis imponeret (k) ; volgens de taal des Ridderlyken Drosfaarts: „ Csecipa vooruit „ gezonden zynde , om 't verborghenfte der „ bosfchen te dootvorfchen, ook bruggen eu „ dykeniu devochte moerasfen, en bedrieghe„ lyke Velden, te leggen." Julius caesar fpreekt van de Paludes Morinorum (/); en de Morini, zegt schrikius, /ünt paludani & antiquisjimi Belgarurn populi, nu Vlaanderen en Artoh (m); welk volk by virgilius den naam draagt van Extremiqtte hominum Morini (»), even als bewoonden deze het uiterile gedeelte van den Aardbol. Siüonius apollinaris noemt de Gel* derjehen, Paludiculae Sicambri fV). Ik zoude een aantal plaatlen , uit j u u 1 u s caesar, tacitus, cicero, vitruvius en andere oude Schryvers, hier kunnen byvoegen J waarin de woorden Palus, Palufter en Paluflris locus voorkomen ; welke woorden , by de Etymologisten, alsiciHAAN (p), wach-, ter us (q) , en anderen, dezelfde betekenis, hebben, als onze woorden Veen of Veenen,, Doch 'er is , zo als het my toefchynt, eene; plaats by plinius, welke hier zeer veel bel Wj st e zie hier 's mans woorden , fprekende: van; f*) Anna!. Lib. /. §. 61. (!) De Bell. Galt. Lib. W. §. 38. (m) Originum réfuMqué Celticarmn & Be/gic. Ind^tt\ 1. .& II. Sub voce Morini. (n) Aïneid. Lib. HU. vs. 72.7. (0) Lib. IV. Ep. /. (p) titymolog. Sub. voc. Ven £r? Torf. (f) Glojjur. Germ. op Fen.  van DRENTHE. 33i van deChauchen: Ulva et paluftri junco fitnes ne&unt ad pratexenda piscibus retia: captumque manibus lutum ventis magis quam Jale ficcantes, terra cibos et rigentia Septentrhne vifcera fua urunt Cr). Wie twyfeJt, of'deze gedroogde aarde, waarop zy hunne fpyzen braadden, een foort van Turf of Venige aarde was? Want teelaarde brand niet. Ik moet hier doen opmerken , dat het gebruik van Turf reeds voor bykans zeventien eeuwen heeft plaats gehad: want plinius leefde omtrent tachtig jaren na christus geboorte, onder den Keizer titus vespasianus. Hoewel deze oude getuigenisfen, myns achtens , genoegzaam en overtuigende zyn , zal ik echter nog een poging doen, om de oudheid van zommige Veenen in de oude landtaal ©ptefpeuren. Tacitus verhaalt, dat de Krygsknegten van germanicus een befaamden Tempel van de Marei, die in het naburig Twente woonden, aan eene Godheid , tanfana genaamd, toegewyd, geheel vetwoest hebben (j). De geleerde m e n s o alting, bu c hana an volgende, onderricht ons, dat de Celtifche woorden Tan of Than , zo veel als Heer, en Fana, Fen, Feen (f), het by ons genoemde Veen betekenen; zo dat tanfana een Veengod, of Heer over de Veenen zou te kennen geeven Cu). Harkenroth beweert me. CA Hiftor. Natur. Lib. XVI. Cap. I. (.) Annal, Lib. /. §. 51. \j) Laag gelegen en broekige Wey- en Hooilanden woruen in het Landfchap, nog hedendaags, Fennen of Vennen genaamd. (v) Nottt. Germ, inferior. Tom, I, Sub voc, Nehalen. Y 4 Natuurlyi;e Historie-, inz.  Natucr- I YKE HlS- TpRiEj enz, 33 a Tegenwoordige Staat mede dit gevoelen (V). Outhof evenwel fpreekt' hec tegen, die 'er , door vergelyking van eenige Griekfche woorden , doch al ce verre gezocht, dia na van gemaakt heeft fV). Men kan hier over verder loccenius en fënacolius, in de aantekeningen op de aangehaalde plaats van tachus , als mede a. schrikius O), nazien. Als een tweede voorbeeld verkieze ik het gryze woord Tarvanna, als zynde, myns oordeels , in die geval , van zeer veel gewigc. Vooraf moec ik aanmerken, dac Tarvanna, T*gif«W, volgens ptol ome us, is geweest Mvrmenfis civitas vel oppidum. Men weet, dac die de naam is van die ongelukkige Stad in Artois , welke thans den naam van Terouenne voert, en die zo deerlyk door karel den V verwoest wierdt; voorts, dat het oude woord tar mee hec onze ter of te (y) , en va mee ons woord water (z) overeenftemt. Nu meen ik met een letterkundige zekerheid te mogen vastfteilen , dat het woord vanna van hec woord va affiamt, en zo veel als ons woord Peen betekent, en dus, even als de berekende zaak, namelyk water, ook als de middeloorzaak van het Veen gcachc word: behal-ven dat het woord vanna, met hec woord ven QÏvenne, gelyk men hier in later tyd iprakfV), en (v) Ooufriefche Oorfpronkelykheden, Deel. U.bl. 574, fV) Watervloeden, bladz. 150. ) /» Origin. Celt.&Belg. Index /. & II. fub voc. Tanfana. Cv) Schrikius Introduit, pag. 2. fa) Idem in Origin. Celt. & Belg. LiS. /. §. so. (a) Mevers IVoordenfch. op Ven. kiliaan ea ivachterus op Ven en Fen.  van D R E N THE. 333 en nu met hec tegenwoordig in gebruik zynde woord Veen, in klank volkomen overeenftemt: vooral wanneer men hier by in aanmerking neemc, dac de letter a by de oude Celten of Belgen in de plaats van onze? gebezigd wierd; gelyk dit uit de oude weo den waldan, geweld, haban, hebben, greipan, grypen, en veele anderen, middagklaar blyken kan. Wyders komt my niet onwaarfchynlyk voor, dat het woord tarvanna , of, zo als wy zouden fpreken, ter Veen, by de Morinen of Moerasbewoonders , een krygsleuze tot den aftocht, of vlucht zal geweest zyn , wanneer zy voor een grorer aantal vyanden moesten wyken , of in een gevecht te kort fchoten. Ik verbeelde my deze oorlogzuchtige volkeren, met een groven toon te horen fchreuwen, Tarvanna\ Tarvanna! dat is: Ter Veen! Ter Veen! een fpreekwyze, naar de gewoonte der Krygslieden, kort en nadrukkelyk , en zo veel te kennen gevende, als of men geroepen hadde, vlucht naar het Veen, myne Krygsgenoten! of, wykt Veemvaards, myne Spitsbroederen ! Nu was 'er immers geen gevoeglyker naam , dan deze Krygsleuze, voor eene Stad of plaats, die zo menigmalen tot een veilige fchuilplaats verftrekc hadt, en midden in het Veen of moeras gelegen was. In deze zamengeftelde woorden mogen wy dus de naamreden van deze Stad nadrukkelyk opmerken. Dat myne mening, omtrent het gebruik van het woord Tarvanna, niet zo verre gezocht is, als eenige lezers, misfchien, zullen vermoeden , is blykbaar, wanneer men zich herinnert , hoe, niet alleen andere Volkeren, in den omtrek dezer Landen wonende , maar de Y 5 Mo- Natuur» LY(iK HlS» tori e,enz.  Natuur- lykk HlS- auRiEjCnz. i i 334 Tegenwoordige Staat Morinen zelve, de gewoonte hadden , om j wanneer de nood zulks vorderde, in het Veen of Moeras, een veilige fchuilplaats te zoeken. Van het een en ander, kunnen wy by juli us caesar de bewyzen vinden. Het eerde blykt uit zyn verhaal, hoe de Nerviën, naburen der Morinen , hunne vrouwen , kinderen en die door ouderdom toe den ftryd onbekwaam geoordeeld wierden , in de voor de Romeinen ongenaakbaare Moerasfen verzonden f»; het laatfte, uit het berigt diens zelfden Schryvers , verhalende, hoe hy laGiëNus, met de keurbenden, die uit Brit* tarnden waren te rug gekomen, tegen de muitende Morinen zond, Oui quum propterficci* tatem paludum, quo Je reciperent, non haberent , (quo perfugio juperiore anno fuerant uji) omnes fere in potefiatem Labiëni venerunt. Van welke woorden de zin hier op neder komt. „ De welken, als zy, om de droogte „ der Moerasfen, geene wykplaats vonden , „ (van weike toevlucht zy zich 's jaars te voo„ ren bediend hadden,) genoegzaam alle in „ de macht van labicnus zyn gevallen." Uit deze laaifte aantekening kan men insgelyks ifnemen , welk een geringe hoogte of diepte de Veenen der Morinen, ten dien tyde, moe:en gehad hebben. Want anderszins konde jeene zomerdroogte dezelven, voor een krygs. ïeir, toeganglyk gemaakt hebben. Dit weinige heb ik gemeend, over het woord varvanna, te moeten opmerken. Intusfchen chryft schrikius dat dit woord zo veel zoude O) Be Be Ito Gallico, Lib. //. Cap. 16. « (e) Flotsbergm worden by de Bergwerkers de zulken genaamd, welker lagen of beddingen honfontaai of min of meer waterpas leggen. (h) Men vind den Zandfteen, zo wel los en ver fpreid, als in Bergfchichten. Zie vogel, Minera, Syflem, bl. 136. Natüurlykr Historie, enz.' r * e il  354 Tegenwoordige Staat Natuur- I-vke Ml- toste, enz. De Saxa, of eigenlyke Keifteenen , van de grootte, als die men tot het bevloeren van ftraten gebruikt, zyn in grote menigte in hec Landfchap te vinden. De zogenaamde Poddingfteen, QSilices concreti,) is te zamengefteld uic verfchillende foorcen van gekleurde, ronde en ovale Kezelfteenen, die in een fteengruis, 'c geen by uicftekendheid hard en zeer vasc vereenigd is, als ingekasc zyn. Op eene plaats in het Landfchap, alwaar het Stuifzand was weggewaaid, heb ik een ftuk, 't welk een voet lang , zes duimen breed, en vier duimen dik was, gevonden. Dit ftuk is buitengemeen zwaar; de ingevatte kezels zyn van een halven tot een geheelen duim lang, en geel, rood en wit gekleurd. Het cement, of de tusfchenftoffe, is bruinachtig, met wittekwarzdeeltjes vermengd* Indien deze fteen afgenepen en gepolyst werd, zoude dezelve eene allerfraailte mengeling van kleü- (0 Tydwimt in ledige Uuren, bl. 211. De Heef eurtin verzekert, door de ondervinding geleerd te hebben, dac oerachtige zandfleenen wederom aangroeien. Zie VIII Stuk van teilers Tweede Genootfc hap. By den uitmuntenden Dichter trip, ontmoet men de volgende poëdlche befchryving van de vorming dezer fteenen: Honderd millioene zandjes , Fyn geaderd, fchcrp getakt, Sluitende in malkander! tandjes, Op hun broeynest, V oer gezakt, Lymen zich in jtille gronden, Talryke eeuwen agter een, Tot een kei, een grove fteen Fan onnoemelyke ponden (J),  van DRENTHE. 3S5 kleuren, niet ongelyk aan de kunstbewerking, die men Mofaïck noemt, vertonen (è). In Engeland word deze fteenfoort veelvuldig gevonden ; en in den omtrek van Parys heeft men eene uitgeftrekte bank daarvan ontdekt. My komt het waarfchynlyk voor, dat de bodem van een verlopene Rivier, of de lagen, door overftromingen achtergelaten, door verloop van tyd, door middel van eene fteenvormende ftoffe , deze kezeling aaneengehecht, en de beddingen veroorzaakt hebben. Van de Ca/pi/che Zee tot aan de Pilaren van Hercules; dat is, volgens het denkbeeld, het welk de Ouden aan deze fpreekwyze hegtten, over de geheele aarde, worden Gr anken gevonden, hoewel op de eene plaats meer dan op de andere. In het Landfchap Drenthe vindt men ze in groote menigte. Waarfchynlyk zyn dezelve gedeelten van Beddingen of Rotzen, welke beiden elders nog in hun geheel gevonden worden. Eenige Schryvers houden de Grani* ten voor primitive of oorfprongelyke gewrochten der eerfte fchepping. Doch hier tegen ftrydt, dat ze te zamen gefield zyn uit Kwarz, Sphath en Mica , die , zomwylen, met nog andere delfftoffelyke deelen vermengd zyn. Deze beftanddeelen zyn, zonder blykbare tusfchenlloffe of eenig cement, als in een gefmolten en vereenigd. Veelen dezer Granitbrokken zyn verbazend groot en zwaar (/_), en behoren tot 00 la China maakt men gepolyfte platen van dezen fteen, die tegen zilver Worden opgewogen. Cl) De oud- Monumenten, Hunaebedden genoemd, zyn van deze fteenfoort gebouwd ; zie van lier , Oudheidkundig brieven. Ook is het beruchte voetttuk, ° waar Natöijri.yke Historie, enz.  Katudr. lyke his- torie.etlZ. 356 tegenwoordige Staat tot de grove foort , aan welke zommige Schry-i vers den naam van Breccia geven. Men vind dezelven op verfchillende diepten; eenigen leggen boven op den grond. Langen tyd ben ik huiverig geweest, om te durven bepalen, of ook in dit gewest Zuiliteenen (Bazaltes) gevonden worden. De reden myner twyfelinge was, om dat de kenmerken van zulke ftukken, die ik meende daar voor te moeten houden, aan te veele tegenfpraak fcheenen onderhevig te zyn. Doch myne onzekerheid verdween, fints ik een zeer duidelvk trecharaéterifeerd ftuk heb gevonden, het geen volkomen vyfkantig gecriftallifeerd is, en in gedaante zeer naby overeenkomt met de afbeelding eener Bafalc, by F au jas de sa int fond te vinden (?n). Op zeer vele plaatzen, in alle werelddeelen ontmoet men Rotzen en verfpreide overblyfze* len van deze iteenfoort; byzonder op de Noordkust van krland f», 0p het Schotfche Eiland Staf* waar op men te Peiershurg het Beeltenis van Czaar peter den grooten geplaatst heeft, en 't welk d e Milhoenen ponden weegt, een brok foortgelyk Graait ïemge?P{femulteenm0t;ras' ^ deD Finni-hl zeeböe' zem, gehaald, en met ongelooflyke moeite en ko«en vervoerd heeft: waarlyk, een Gedenkteken aan S een grooten Vorst waardig; en het weH tevens een ve Srhneernfehappen' ■Jtó Recherches fur les volcans eteints &c. Tab. 1. mi?' M0d'm univerW Üritish Traveler, P. m  vah DRÉNTHË. 357 Staffd, ih Frankryk (0), in DuitschldndCP), en elders. De Glimrtier ([Mica) wbrd, in het Landfchap, in kworz en granit, fchubswyze of ingefprengd, en insgelyks op zich zelve, in brokken gevortden, die zwart + geel of wit gekleurd zyn. Deze aanmerkingen zullen genoeg zyn, ter voldoeninge aan myn oogmerk. Wat nu aangaat de herkomst, de plaatzelyke Omftandigheden, en de betrekkelyke verfchynzelen van deze natuurlyke voortbrengzelen -: hier omtrent iets met volkomen zekerheid te willen bepalen, zoude ontwyfelbaar een ydele poging zyn. Intusfchen is het niet ongeoörlofd, daar de zekerheid ontbreekt, met waarfchyiïlykheden raad te plegen , en zyne gistingen ,• tot nader onderzoek, voortedragen; mits dezelve geene overdrevene en tegen wel bevestigde getuigenisfen ftrydende onderftellingen behelzen. Schreeve ik in een minder verlicht tydperkj waar in de nieuwsgierigheid en onkunde door fabelen konden bevredigd worden , ik zoude van s t r a b o kunnen gebruik maken , welke aantekent, hoe j u pit er, ter gunde van hercules, wanneer dien Meld Schichten ontbraken , fteenen deed regenen, om met dezelve het Ligurifche leger te beltryden. Met terzydeltelling van zulke tastbaare verdichtzelen , wil ik liever eenige verfchillende be- (0) Faujas dè saint fond, Recherches, j&c: (p) Vogel, Mineral Syflem, bl. 212 en bui- MEnbachs Handbuch der Natttrgefchichte , bi'.' 212. Ed. 2. Aa NaTUOR- lvke Historie, en?.  358 Tegenwoordige Staat Natuur- tYüE HlS- TOBiis,enz. i begrippen van beroemde geleerden, over deze verfchvnzelen , byëenzamelen , en , nevens myne ingevlochtene aanmerkingen en verdere bedenkingen , aan het oordeel van kundigen onderwerpen. In 't algemeen merk ik vooraf aan, dat elk aardryksbefchouwer,als een onlochenbare waarheid , moet toeftemmen , dat de oppervlakte C^) der Aarde, (want van het inwendige dezes kloots weeten wy volitrekt niets) zedert derzelver wording, verbazende veranderingen ondergaan heeft, gelyk zulks overtuigende blykt, zo uit de befchouwing van dezelve, als uit gewyde en ongewyde gefchiedenisfen. is dit nu zo, dan kunnen ook gene gevolgen, die eenige zekerheid hebben, uit de tegenwoordige gefteltenis van des Aardkloots oppervlakte afgeleid, op deszelfs oorlprongelyken toeftand worden toegepast. Scheucher (/), den Engelsman w o o dw a r i) (s~) volgende, onderftelt, dat alle vaste aardfche lichamen, door den algemenen Zondvloed ,• (q~) Ik noem alleen de oppervlakte, om dat de diepfte plaatzen, tot welke men gegraven heelt, in vergelyking der afgelegenheid van het middelpunt der Aarde, zeer weinig van belang zyn. Immers daar de omtrek der Aarde 7200 uuren in de lengte beflaat, tegen twintig op een graad berekend, zo volgt, dat de halve Diameter, dat is, van de oppervlakte tot aan het middelpunt, omtrent 1200 uuren lang is. Maar het is bekend , dat de rechtftandige diepte der verst gevorderde JMynen , nog s-een vierde gedeelte van een uur diep zyr.' Blümenbach verzekert , dat de dieplte beu erking der Mynen zich nog geen ~~ gedeelte van des Aardkloots halve diameter uitftrekc. f» Zie Tejies Diluvii. (s) An EJJdy towardi the naturalhifiory ofthe Earth.-  van DRENTHE. 359 vloed , min of meer ontbonden en week geworden zynde, onder eikanderen vermengd zyn, en dat dezelve vervolgens, in zo verre dusdanig eene wonderbare verwarring toeliet, overeenkomftig de wetten der zwaarte (7) , laagswyze zyn nedergezakr. Deze onderftelling tot een grondflag gelegd hebbende, viel hec dien geleerden Man niet zeer moeijelyk, om de oorzaken der fteenvorming, byzonder der verfteende lichamen uic de andere Natuurrykcn, en hec geen daar op betrekking heefc, te ontdekken, en de zwarigheden, daar tegen ingebracht , zonder veel ornllag op te losfen. Bur.net, wiens fierlyke en deftige fchryffcyl, en het vertrouwen , 't geen hy in zicli zeiven fchynt te ftellen , den Lezer ligtelyk kan medefiepen , leid de verandering van de oppervlakte der aarde uit eene andere onderftelling af. Hy verbeeldt zich de gefteltenis van den Aardkloot, vóór den Zondvloed, als êen groot gewelf, welks oppervlakte eenvormig , zonder bergen of valeyën , en zonder zeeën of rivieren was, in zich beduitende eend grote hoeveelheid van water; welke oppervlakte, vervolgens, door aardbevingen en andere oorzaken van een gereten, en aan brokken en ftukken gefcheurd werd. „ In dezervoegeh „ (zegt hy) ontbond de Voorzienigheid, mee „ ccnen flag , de oudé wereld , eu maakte, .;, van de overgebleven brokken, eene nieu* „ we, die wy tegenwoordig bewonen («)." Leib- (7) Dit ftryd tegen de ondervinding ; dikwerf ayn Jigter ftoifen onder zwaardere gelegen. («) Ttilürh Theor. Sacra, Lib. J. Cap. 6. Aa £ Natuur-. LYKE HlS- TORiB,enz.  Natuur- LYKÊ HlS- tokie, enz. 36*0 Tegenwoordige Staat Leibnitz (v), het gevoelen van bur* net verwerpende, onderftelt dat de Aardkloot eene uitgebrande vaste Star geweest is , wvlker uitwazemende vochtige deelen , in zware regens nedergevallen zynde, een'wa* tervloed over de geheele oppervlakte zouden gebragt hebben ; dit gevoelen meent hy uit de verfteende zeegewasfen, die men op hoge bergen vind, te kunnen betoogd worden. Doch van waar zo veele uitwazemende dampen, uit een uitgebrand lichaam, 't geen , vol«ens deze theorie, uit glas en bimfteen zou beftaan hebben, ontltaan konden , valt inderdaad niet gemakkelyk te begrypen. Whiston (w) meent, dat de Aardbol te voren een Komeet geweest is, die, door de al te grote nabyheid aan de Zon , in brand geraakt, en vervolgens op een verren aflland geweken zynde, wederom uirgebluschc, en verkoeld is geworden; door welk etn en ander een gisting, beweging en vermenging der beftanddeelen van dit lichaam zou zyn uitgewerkt , waar uit een chaos ontftondt, welke diende om den Aardkloot te vormen. Voorts zoude de Zondvloed ten deele door de uitvloeizeis van eenen Komeet, en gedeeltelyk door het verbryzelen van den Aardkorst, veroorzaakt zyn. B u f f o n f», na de gevoelens van w o 0 dward (j) en anderen wederlegd ce hebben, (hoe (v-) In Protogae. (w) A tiew fheory of the Earth. (x^ Ui flor. Nat. Tom. I. Secotid difcours conctr. ■nant l Htfloire et la Theorie de la Terre. 00 Woodwarb, is ook wederlegt geworden door1 CA>- ■  van DRENTHE. 361 (hoe kan eene verhitte verbeeldingskracht, an» ders kundige Mannen buitenfporige itelzels doen omhelzen, en anderen opdringen!} is van gevoelen , dat, door den floot van eenen Komeet tegen de Zon , eenige ftukken van dat lichaam zyn afgebrokkeld, welke door dien geweldigen fchok in beweging gebracht zynde, nadat ze waren uitgebrand, onze Aarde en de Planeten zouden veroorzaakt hebben. Wyders beweert hy, dat de Aardkloot, veele eeuwen vóór de fchepping der Menfehen, met water bedekc was, en dac dezelve geene andere fchepzelen, dan alleen waterdieren, en wel in het byzonder fchaaldieren, of fchelpvisfchen, roe inwoonders gehad heefc ; veele van welke verfteend, of in fteen zouden veranderd zyn: invoegen, dat deze woningen van zeedieren, als de overblyfzels van ontelbare achtereenvolgende generatiën dezer fchepzelen , moeiten aangemeikt worden. Naar zyne gewoonte , kleedt deze Schryverzyne wereldwording in een bevallig gewaat; 'c geen aan zyne Theorie het voorkomen van een haaien Roman geefc. Doctor wricht heefc de moeite genomen, omdit gevoelen opzertelyk te wederleggen (z). De Heer petrus picot, na alvorens de oorzaken van den Zondvloed, zo als die door woodward, burnet, whiston en an- de- camer.ar.ius; zie Aanmerkungen uber des Herrn woodwards verfuch einer Nat. Hifi. des Erdbod. en hallaway's Einleitung zu des Herrn woodward beantwortung ; ais mede holman in Comvteia. Soctët Reg. Gott. Tom. III. pag. 183. Qz) Philof. TranfaSl. for 1750. Vol. 49- p> 2. zie mede de Uitgezochte Perhand. van den Heer houttuin, Deel Vil. bl. 101. Aa 3 Natuuri.yke Historie, enz.  362 Tegenwoordige Staat Natucr- LYKli Hl<10rie, enz. deren zyn opgegeeven, nauwkeurig nagefpeurd, en de ongenoegzaamheid daar van aangetoond te hebben, beweert de mogelykheid dat deze vloed zoude kunnen ontdaan zyn , door een zeer fchieiyk ltillhan der dagelykfche beweging der Aarde , of van de dagelykfche omwenteling des Aardkloots om zynen As. Met geene geringe blyken van vernuft en geleerdheid tracht hy voorts de tegenwoordige in- en uitwendige gedaante en gefteltenis van dezen aarden waserbol daar uit afceleiden (aa). Wydlopiger dan andere Schryvers, heefc de Heer bkrtrand , in zyne Memoiresfur ia flruïïure de la Terre, trachten te betogen, dac de lichamen, die wy VerÜeeningen noemen, door den Schepper, reeds by de vorming van de Aarde, in hunne tegenwoordige geftalte geformeerd zyn , en zedert een aanwezen gekregen hebben; zo dat zy een even hogen ouderdom mee onzen Aardbol bereiken. Onder de overige Schryvers, welke die gevoelen verdedigd hebben , verkoos ik van den Heere bertrand met name gewag ce maken, om dac deze Natuurkundige zyn lrelzel naderhand verworpen , en aan de waarheid edelmoedig hulde gedaan heeft. Zie hier 's Mans woorden, waarmede by zyne dwaling belyd: favois cru autrejois, que quelques uns avoieni originairement éié formés par le Crèateur , & placés a la création dans la terre mémel pour mettre de l"analogie entre les divers regnes, & de la variété dans les ceuvres de fa main puiffante. Mats il me paroit aujourd'hui que (a) Fii. Dijfertat. dc Diluvio, in 1763, te Geneve verdédigd.  van DRENTHE. 363 que ce font torn de foffiles accidentelsqui de la mer , eu de la furface de la terre , om paffe" dans firn Jein, & ont été enjevetts aans les couches qui Je font formées par divers accidens, & durcies avec le temps, dat is:„ Voor„ heen ben ik in 'c gevoelen geweest,-dat zom„ mige (verlteeningen) door den Schepper oorlpronglyk geformeerd, en by de fchep„ ping in de Aarde zelve geplaatst waren , ten einde om overeenftemming tusfchen de on' derfcheiden Ryken (der Natuure) , en ver„ fcheidenheid in de werken zyner handen „ daar te Hellen. Doch tegenwoordig komt het my voor , dat alle dezelve toevallige bergftoffen zyn , welke uit de Zee, of van „ de oppervlakte der Aarde in haren fchoot zyn overgegaan, en vervolgens begraven in de beddingen, door verfchillende toevallen " ontftaan , en door den tyd verhard gewor- „ den , „ , Sommige Geleerden zoeken in den Zondvloed de oorzaak der vervoering van veele fchepzelen, uic de afgronden , op de toppen der bergen en andere verhevene plaatzen; terwyl anderen de kortftondigheid van den vloed» tot zulke verbazende uitwerkzelen , niet genoegzaam oordeelen. Eenigen zyn van gedachten, dat eertyds de zee de plaats daar men nu land, en het land,, daar men nu zee vind, zoude beflagen hebben. Ook ontbreekt het niet aan de zulken, die verfchillende oorzaken van des Aardkloots verandering te zamenvoegende , Orkanen , Was ter> (bb~) Diüionairè univerfel de Fofliles propres & Fo files accident els, Tom. II. pag. 113. Aa 4 NatuurLYivE Historie, enz»  NaTUURLYKE HlS- ür is er ook , welken het niet ongerymd voorkomt, de oorzaak dezer verbazende verf.hynzelen uit de floping van eenen vorigen Aardbol afceleiden, en dus derzelver oorfpronogelyktydig met de fchepping, ofmet de verandering van den tegenwoordigen aardbol te hellen; een gevoelen, 't welk men voorts met het verhaal van m o zes, de Schepping der eeheele wereld betreffende, tracht te doen initemmen , immers te beweeren, dat hetzelve daar tegen geenzins irrydig is (dd). De Heer buutin tracht, in zyn, door Teylers 'Jweede Gcnoodfchap , bekroond Antwoord Qee), met allen mogelyken yver, die ■ r ^aat" (cc) z,e, over deze gevoelens, j. RAY, Redénv over de gevolgen van den Zundvloed; LULoKS MeU, tot de bejehouwmg des Aardkloots. Hoofdlh XVIII ' 5-;423. collonne, Hifl. tfdtur. _ (_dd) Mengelwerk der faderl. Letleroef. Deel Ili. der 5föT „ Xr\ 1"Sgelyii? B L UME N 3 a c H , Handbuck aer Mat. gejchicntc, bi. 4:7. tyJPK ArMvoord bevat hn VIII. Stuk van te y**** Genootfcnap. De vraag w ar op" uk KT jf • ,uid du?; - Hoe verre * - * « „ uit den bekenden aart der uit de lieeina „ waarin dezelven gevonden worden en uit hetLeerï " ft^r-;a,n de VOürled<^ eu tegenswoordigeÖge„ fteldhe.d der oppervlakte v.n den Aardkloot bekend „ is , volgens onbetwistbare grondbeginsels afleiden " rfr5b|Verande"ngen °f' a,gem'nt: o-nwentelingen, ie' ~ hni00t'i"n Zy"e. °PPe"»a>«e ondergaan hebbe, ,'' lopïn zynT eeU'Vea ef Z£derd d^lven'moeten ver- 3($4 Tegenwoordige Staat tervloeden, Vuurbrakingen , Aardbevingen en diergelyke geweldige pogingen der Natuur, vereenigen en te hulp roepen , om verfchvnzeis te verklaren , die , gelyk veele andere , vpor den fterveling, mee een dikke duifrernis omzwagteld zyn (cc).  van DRENTHE. s*5 laatfte gevoelen aannemelyk te maken; hy fielt zo veel vertrouwen in zich zeiven, dat hy kan goedvinden , andersdenkende Natuuronderzoekers mee den naam van onkundigen en ftyfzin^ nigen te beftempelen. De zulken, intusfchen, die zich in Haat bevinden om Hypothefen van Demonflratïën (Onder/lellingen van Betoogen') te kunnen onderfcheiden, en door vooroordeelen noch gezag zich laten verbyfteren, zullen, buiten cwyfel, de gewaande bewyzen van dien anders kundigen Schryver van te weinig gewigt keuren, om het ftelzel eener PrEeadamidfche Aarde, als door onbetwistbare grondbeginzelen bewezen , aantenemen , en zyne Theölogifche uitlegkunde, ten opzichte van het begin der Bybelb.oeken, v6or Orthodox te erkennen. Voor dat ik myne bedenkingen over dit Steizel, en vervolgens myn eigen gevoelen mededeele, moet ik nog eene gisfing aantekenen en overwegen , welke meer bepaaldelyk op de herkomst der fteenen , die in het Landfchap Drenthe gevonden worden, betrekking heefc. Volgens de bedoelde gisfing, namelyk , zouden onze fteenbrokken en verfteeningen, porfprongelyk, Hukken van Noordfche Rotzen en Beddingen zyn, die, ten eenigen tyde, door de tusfchen gelegen Noordzee , herwaards zouden overgevoerd zyn geworden. Om dit te bewyzen, geeft men als eene voldoende reden op , dat juist alleen zulke fteenfoorten, die aan het Noorden byzonder eigen zyn, hier gevonden worden, en dat 'er, daartegen, zo als men voorgeeft, de zulken ontbreken, welke in Janden , zuidwaards van ons gelegen, haren oorfprong hebben. Onder de laatften Aa 5 telt Natüur- LYKE HlS« 'ipRlEjGnZ.  Natucrlyke Historie, enz. 366" Tegenwoordige Staat telt men de Marmers en Gipzen; welke, ze^t men , niet in de Noordfche gewesten , en uit dien hoofde , ook niet by ons gevon» den weden; waarby men nog verder voegt, dat de fcherpe hoeken van onze fteenen, min of meer, rond afgefleten zyn; 't geen alleen, dus befluit men, door de voortrolling in water konde veroorzaakt worden (ff"). Myns oordeels ftryd dit gevoelen tecren alle natuurlyke mogelykheid; om nu te zwygen , dat , vermpedelyk, de Rotzen in de Noordfche landen, ja de Noordzee zelve, geen hoger ouderdom kunnen berekenen, dan die gebeurtenisfen. door welke deze fteenen ook hier geplaatst wierden. ; Befchouwen wy de tegenwoordige gefteltenis van des Aardryks oppervlakte, met opzicht tot het gedeelte, welk dit Landfchap daarop bellaar, wie zal dan aan het water van de Noordzee, 't welk in de uitgeftrektheid byna onbepaald, en daarom, in dit opzicht, minder vermogende is (gg), deltracht kunnen roe. khryven, om fteenbrokken, van meer dan honderd duizend ponden gewichts , honderd en vyftig uuren verre, over een oneffenen en diep gelegen zeebodem, en tegen hoge oevers op, in een Land te vervoeren, 'c geen eenige uuren van de zee verwyderd, en hier en elders veertig voeten hoog, boven het gemiddelde wa- . C/J> N'ar myvoorfhat, heefc de Heer brugmans, in ZJfce Verhandeling de IftMlogia Groningana, dit 'geÜ voelen insgelyks als aanuemelyk voorgedragen. (gg) Stromend water , tusfchen engten bepaald en ioov lopende , oefent, geiyk bekend is, veel meerder ieeneli'vioeit/311112^ ^ & eD Zyd' onbePerkt>  van DRENTHE. 3^7 waterpas van dezelve, verheven ligt; terwyl in veel lager gelegen eewescen, die onmiddelyk of zeer naby aan de Noordzee grenzen, by voorbeeld , Holland en Vriesland, zulke fteenklompen niet gevonden worden (M)? Geweldige ftormwinden, fchuimende brandingen en vliegende ftromen, kunnen misfchien zulke zware lichamen, langs hellende vlakten , doen kantelen , en nederwaarts voortrollen. Doch, daar uit volgt geenzins , dat dezelfde kracht genoegzaam is , om diergelyke Ü-enbrokken , door en uit onpeilbare diepten en kolken, opwaards te verheffen , en over zulk eene aanmerkelyke uitgebreidheid voort te ftuwen; waar by nog komt, dat de ftormwinden het water tot geene aanmerkelyke diepte beroeren Qï); als mede, dat de ftrekking ofrichting van de ilromende beweging dezer zee, ieder ebbe en vloed, verandert,en, derhalven, zo veel te rug als voorwaards werkt. Trouwens, de moeder der kundigheden, de ondervinding, leert ons nog dagelyks, hoe het tegengeftelclevan de opgemelde onderllelling met er daad plaats heeft. Immers, hoe veele duizenden lasten van foortgelyke fteenen rollen , jaariyks, van de glooijing der dyken naar de diepten, zonder dat ooic een eenige derzelven, door de geweldigfte orkanen, wordt te rug gevoerd. En wac Loch kan men als een bewys by- C*A) De Heer Kapitein Ingenieur c. j. KRAYëNHo FF bepaalt, in zyn Report, betrettende den Waterlfaat in Drenthe en 't Drostampt vaoxVolknhoven aan de Heeren Staten van Overyszel >n den pre 1774 gedaan, de oppervlakte va» het water by ^« zeven In dertig voeten hoger dan by de Zwarte Sluis. (ii) Zie boyle, de Fundo Marts, Stcï. 0. Natuurlvke Historie, enz.  Natuürlyke Historie, euj ! < meer J2 Tc^s^tium Septentri- van(/27?eiHkftukken-aH den Eexter Grafkelder waren SÖ8 Tegenwoordige Staat bybrengen , waarom deze fleenvervoering al. leen m vroegere eeuwen heefc kunnen gebeuren? Dezelfde roezen, en dezelfde zee? leggen nog op dezelfde plaats. Geweldige orkanen oefenen nog heden, van tyd coc tyd, hun vermogen ; en , echter, gebeurt 'er niets, 'c geen met deze gisfing flrookr. Dat onze fteenen, meestal, rondachtige en afgefchuurde hoeken hebben , en dac een Wduunge yoortrolling of affchurirg zulk eene gedaante kon veroorzaken , lydc geen cegenfpraak. Doch die bewysc geenzins de herkomsc dter fteenen uit hec noordlyk gedeelce dezer Aarde. De afftand van die gewesc fchynt ook mee toereikende genoeg, om, door rolling, den ronden vorm aan zulke harde fteenen te geeven. Maar in Noorwegen zelve worden veele ronde fteenen gevonden Qk) ; en van waar dan zouden deeze herkomltig zyn ? Intusfchen ontbreekt het ook aan gene fteenen, die fcherpe hoeken hebben , en tafelvormig plat zyn (//), en, gevolglyk , van eene gedaante, die tot eene rollende beweeging geheel ongefchikt moet gekeurd worden. Nog eene andere reden kan men hier nevens voegen, om welke dit verfchynzel in 'c geheel ?een bewys, voor de vervoering dezer fteenen ioor de zee, oplevere. De zulken , die ooic ttenroczen of klippen gezien hebben, weten, lat derzelver fcherpe kanten en hoeken min of  van DRENTHE. 36*9 meer afgerond zyn ; 't geen zeker door gene voortrolling veroorzaakt is. Ook vind men geronde fteenbrokken, boven op , en rondom de kraters van brandende bergen, gelyk men in het fraije werk van faujas de saint fond* fur les Vulcanis eteints de Vïvarais & du Velay, zien kan. De geweldige bewegingen, die een uitbarlting van een brandenden berg voorafgaan en verzeilen (mm), kunnen ligtelyk deze afflyting veroorzaken. Voorts zullen de regens, en de vochtige legging , gedurende zo veele eeuwen, den korst der fteenen eenigermate opgelost en gefloopt hebben ; en voor zulk een ontbinding der deelen zyn de fcherpfte kanten het eerste blootgelteld. Althans kan men de vernielende kracht van den Dampkring aan deze kanten eerst en duide* lykst ontdekken; en de ondervinding leert ons* hoe een geltadig vallende waterdrup de harde fteenen kan afflyten en uitholen. Cutta cavat lapidem, non vi, fed fiepe cadendo. Verder is het onder de Bergwerkers niet onbekend, hoe, door de onmiddelyke aanraking der dampkringslucht, de Mineralen en Steenen gefloopt worden; 't geen zy in hunne taal Verwittern noemen. „ Die mancherley faaren , (zegt bldmenbach) die uberal in allen „ Elementen, in Luft und PVasfer &c. ver- „ brei~ (inm) De Auiheur van de ttiftory and Philofophy óf earthquakes, heeft grote fteenbrokken gezien. welke de Vulkaan Catopaxi in Peru tot meer dan drie mylen afftands heeft weggelmeten zie surtin, Aritw.bl- 357' Natuur- LYKE HlSTORIEjCnZ,  Natuur, lykb Historie, enz 1 ( l C 370 Tegenwoordige Staat „ breitet fint, lofen mit der zeit die feftes„ ten Mineralicn auf, und fo verrosten die „ Ertze und die harte/ie Felfen verfallen „ in murbe Erde und fiaub &c. inn). Ook werken gloeijende vuuiftoffen , volgens ham 1 l t ó n , op de gedaante der fteenen. Intusfchen zyn 'er ook fteenen, oorfprongelyk, van eene ronde gedaante: onder anderen, de Arend- of Klapper fteenen, de zogenaamde Meloenen van den berg Kannel, zommige Agaten en andere; welker inwendig maakzel , of eenmiddelpuntige korften , waar uit ze beftaan , genoegzaam doen zien, dat zy rondach. tig zyn gegroeid. Doch deeze vind men zeldzaam buiten de plaatzen hunner geboorte, zo als de Heer 13ürun, in zyn bekroond antwoord, door teylers tweede Genootfchap ([bladz. 319.) heeft aangetekend. Wat nü aanbelangt het bewy.s, ontleend uit het niet vinden van Marmers en Gipfen, en dat deze delfftoffen ook aan de Noordfche Gewesten zouden ontbreeken; hieromtrent moet men aanmerken, dat het voorgewende gebrek lezer ilèenfoortén , in ce Nocrdlyke landen; volftrekt bezyden de waarheid is. Indien wy dit kunnen aantonen, zo vervallen niet alleen de gevolgen, daar uit afgeleid, maar juist het' tegengeftelde zal daar door bewezen worden. Pontoppidan, een ooggetuige, verzekert, dat Noorwegen zo ryk in marmers is, lat 'er geheel Europa door voorzien zoude unnen worden (po). Hy wyst nauwkeurig aan, de (t:n) Handluch der Naturgefchichte , bladz. 482. O) VerfucheinerNaturlichen Hifi. van Norwèeen, ap. FII. %. z.  van DRENTHE. 371 de plaatzen, alwaar witte, blauwe, groene, rode, grauwe, zwarte, gevlekte of geaderde , Marmers worden uitgegraven. Baurjer fpreekt insgelyks van geheele bergen van Marmer in Noorwegen (pp). In Denemarken worden ook verfchillende foorten gevonden (qq); voorts in Zweeden (rr); Lapland (ss), Groenland en in Tsland (tt). Even weinig ontbreekt het de genoemde Gewesten aan Gips en Albaster. Brünnich (au) getuigt, dat de Noordfche Landen ryk Iti deze fteen fdorteh zyn ; gelyk ook Zweeden (vv) , en by zon der Noorwegen (ww) , volgens bromell en baumer, 'er genoegzaam van voorzien zyn. Voorts merken wy aan, dat alle fteenfoorten, die by Groningen gevonden worden, en met de Drentfche overeenkomen , welke men voor Noordjche VOOrtbrengfp/i) Naturgefchichte des Mineral reichs, Cap. //. §. ó. Buch //. en fabricius, Reize naar Noorw. bl. i+5- (qq) Pontoppidan, Naturgefch. van Dannemark, bl. 45. enz. (rr) Onder anderen vind men in Zweden hec beruchte Marmer, Ver de antico genoemd, by Norkoping , en de Phmgites in Schonen ; zie baumer, Naturgefch, Buch /. Cap. 2. §. 10 bromell, Mineralogia & Lithograp. Suecana. Cap. F. §. 3. (ss) Til as, Entwurf einer Schwedifche min. hifi. bl. 97. («) Anbeuson, Befchryv. van Island, &c. § XI. Men kan wyders, over de Noordfche Marmers, naflaan linneüs , Syft. Nat. wallerius, Mineralogie , en veele andere Mineralogisten. (»») Mineralogie, Klaf I. Abdeil. /. §. 2. &c. (vv) Bromell, Mineralogia & Lithogr. Cap. V. §. 34. en baumer, Naturgefchichte &c. B. /. Cap. 3. §. 4. &c. Magnalia Dei in hels fubterraneis. Natuur- ,YKE HlS.  Natuurlykr His-" tori», enz, Sfs Tegenwoordige Staat brengzels wil doen doorgaan, als dsar zyri, dë Spat hen , Quarzen , Saxa , Graniten, Dazaken en andere, in alle vier werelddeelen4 in bergen en dalen voorkomen. Uit alle Sreenbefchryvers is dit zó overvloedig bekend, en! de verzamelingen van BergftofFen leveren 'er zó veele ftalen van op, dat het alleen is ten dienfte van minkundigen; dat ik my beroepe op BttUCKMAN, (tfx) , BAUMER (jy) , F A UJASDE SAINT FOND (ZZ), enGEUTTART (aaa). Intusfchen is het zeer opmerkelyk, dat de Hoornfteen (Pyrromachus,) welke men in de plaats van vuurftenen gewoon is te gebruiken $ en in het Landfchap Drenthe zeer menigvuldig zyn; in Noorwegen in het geheel niet gevonden worden (bbb). Eindelyk voeg ik nog by her reeds gemelde< dat men in dit Landfchap ook verfteeningen vind, van fchepzelen, die, in bunnen natuurlyken of oorfprongelyken ftaat, alleen aan dé andere zyde van den Evennachtslyn , by onze Tegenvoeters, gevonden worden; alsmede, dac foortgelyke verfteeningen en inwikkelingen, in Noorwegen en andere Noordfche gewesten j zelfs op hoge Rotzen, niet zelden voorkomen (bbb): een blyk, dat ook deze koude Landftreken aan eene geweldige omwenteling def Aarde haar deel gehad hebbem De (xx) Naturgefchichte &c. Buch. /. & II. (yy) Recherches fur les volcains. (zz) Memoires de fAcadem. des Sciences, fAtiHéi g£'èp?0r%§P7.IDAN' Nat' m' van ***** Men £nd zulke Ro£zen afgebeeld in de Na* tur. thlU vmNorwege; van pontoppidan.-  ¥an DRENTHE» 373 De cosmogonifche verfchynzels , die door i den Heer burtin, als zo vele bewyzen \ voor Praïadamitifche Aardkloten, worden op* gegeeven , en die tevens zouden kunnen be. wyzen, dat de Zondvloed voor de oorzaak daar' van niet kan of moet gehouden worden, zyn, boofdzakelyk, de volgende: I. Dat de korte tyd, welken deze vloed ge. duurd heeft, volftrekt niet toereikende zoudé zyn geweest, om zulke dikke banken van verlleende oesters, en andere fchaaldieren , als ook van Planten, natelaten, en dat dezelve de generatiën van veel meer eeuwen zouden aanwyzen, dan 'er zedert de fchepping, door wozes befchreven, tot aan den Zondvloed, verlopen zyn. II. .Dat de uitwerkzels der watervloeden niets anders dan verwarring en ongeregeldheden hebben kunnen veroorzaken; terwyl echter, veeltyds, geene wanorder of eene ongeregeld werkende oorzaak, by de plaatzing der delfftoffen, zich doet opmerken. III. Dat niet zeldzaam beddingen van zware delfftoffen boven minder zware geplaatst zyn; 't geen door geene watervloeden konde gebeuren , overmits zulks tegen de wecten der zwaarte Itrydig is. IV. Dat men, op ongelyke diepten, boven eikanderen gelegen Bedden van zeefchepzelen, met tusfchen beiden leggende zand- of fteenlagen, aantreft, die van lagen van foortgelyke of andere fchaaldieren bedekt zyn; welke wederom onderfcheidene delfftoffen boven zich hebben, die, op deze wyze , by verwisfeling onder gedolven zyn : verfchynzels, die ons zouden noodzaken, herhaalde omwentelingen Bb van ^ATUURYKE IllS- :okib, enz.  Natuur. lyke his- ToRiE.enz, 374 Tegenwoordige Staat van zee in land, en van land in zee, te moe-i ten onderftellen. . V. Dat de gevondene verfteende fchepzelen, in allen opzichte, aan de levende weinig of in 't geheel niet gelykformig zyn; en dat de zodanige , tusfchen welke men de meeste overeenkomst befpeurt, voornaamlyk alleen by onze tegenvoeters gevonden worden. VI. Dat men geene delfïtoffelyke, door de oudheid, geftaafde overblyfzels van Vogelen of van Menfehen , die vóór den Zondvloed geleefd hebben , aantreft; waar uit zou moeten volgen , dat, ten tyde der grote Kataftrophe, de Aarde nog van geene Vogelen of Menfehen: bewoond is geweest. VII. Dat men, overbyna de gantfche Aarde, diep gelegen bedden van fteenkolen ontdekt heeft, die , onder zeer uitgebreide Landftre-i ken , onafgebroken voortlopen , en welke f meesttyds , door lagen van andere delfftofFen en fchaaldieren , by afwisfeling, van een gefcheiden en bedekt worden: welke Steenkoolbedden men voor Prceadamitifche Veengronden houdt, immers voor overblyfzels van het groeiende Ryk : om reden dat men in dezelve vele kenmerken van kruiden en bladen vind, byzonder in den korst, waarmede ze bedekt worden. VIII. Dat de zogenaamde Primitive, of oor» fpronglyke Rotzen en Beddingen (ccc), blyk- baar Qccc) Men vertaalt hier door Primitive, een ouderdom, gelyk aan dien van onzen aardkloot; anderzints betekend dit woord oorfpronkelyk; 't geen van de Granit, als uit anderen fteenen te zamengefteld, in denftrik-i ften zin, niet gezegd kan worden.  van DRENTHE. 375 baar, uit andere bekende fteenfoorten te zamengefteld zyn ; welke fteenfoorten, alvorens, op zich zelve zouden hebben moeten beftaan, ën, derhalven, tot een ouder tydperk, dan de IVJozaïfche Schepping, gebracht worden; als mede , dat onder deze Prlmllive fieenlagen, brandbare ftoffen zich bevinden, die insgelyks" een vroeger beftaan zullen gehad hebben. IX. Dat de Primiiive Roizen of Beddingen, waarin geene verfteeningen, of toevallige delfftoffen gevonden worden, door de uitwerking van vuur moeten veroorzaakt zyn. X. Dat de uitdrukking van mozes, „ In „ den beginne fchiep God den Hamel en de „ Aarde " met de onderftelde Prteadamitifche wereld niet ftrydt, vermits het Hebreuwfche woord Barak ook vertaald kan worden, had gefchapen; en dat het veel natuurlyker, en met Gods Majefteit overeenkomftiger moet geacht worden, Ah begin, het allereerfte tydperk, dac vallen konde, te doen betekenen, dan het zelve niet hoger te doen opklimmen, dan een tydverloop van omtrent agt-en-vyftig eeuwen, die Hechts een ftip ïn de eeuwigheid uitmaken. Behalven deze opgerr,eevene, en meer andere óndergefchikte verichynzelen, die men tracht dienstbaar te maken, om Pr£eadamitifche Aardkloten te bewyzen, bedient zich de Heer tüRtin van nog een ander verfchynzel , waar in hy een groot vertrouwen fchynt te ftellen. Intusfchen beklaagc hy zich over de éénheid diers getuige,- en erkent, dat,- hoe veel lichts het ook zoude verfpreiden, het niet onderfteund tvordc van andere , om zo veel onderrichting aan te brengen , als het NB. wel fchync te B b a kun» Natuur» lykë Historie, enz.  Natuurlyke Historie, enz. 376 Tegenwoordige Staat kunnen doen uitwerken (ddd) , hoewel het, by een Mensen, die denkt (eee), veel zou kunnen afdoen. Het bedoelde verfchynzel heiraat in een fteenen Byl, gevonden te Loo, by Brusjèl, in de benedenfte deelen van eene ongeroerde laag kalkaartigen Blokfteen, die door andere bedden, welke met vreemde verfteende lichaamen vermengd zyn, bedekt is. Ik kan niet ontkennen, dat eenige dezer verfchynzelen bezwaarlyk , en, misfchien, in het geheel niet, door de aan ons bekende Natuurwetten kunnen verklaard worden. Niettemin ben ik van oordeel, dat ze geene genoegzame reden aan de hand geeven, om de veel gewaagde hypothefe, dat, namelyk, deze Aarde , uit de rudera of puinhopen van vorige Aardbollen, fuccepTive, of allengskens, zoude gevormd zyn, als een onbetwistbaar bewezen grondregel aantenemen. Voordat ik evenwel het gewicht der geopperde fchynbewyzen ter toerze brenge , zal ik eenige algemene aanmerkingen laten voorafgaan , die deze beoordeeling merkelyk kunnen bekorten. Myne aanmerkingen zyn deze: I. Dat 'er geene echte getuigenisfen , de hiftorie der Schepping en van den Zondvloed betreffende , ergens anders dan in de gewyde boeken, te vinden zyn. Alle andere, behalven onze gewyde Schryvers, die eenig bericht van deze gebeurtenisfen geven, hebben de verhalen van mozes overgenomen, verminkt en met tastbare verdichtzelen bekleed. Derhalven kunnen de eerfte ons alleen van dienst zyn. ü. (ddd) Bladzyde 258. (eee) Bladzyde 351.  van DRENTHE. 377 II. Dat wanneer men eenige gebeurtenis eener nauwkeurige overweeginge waardig keurr, om uit dezelve oordeelkundig wettige gevolgen afteleiden , dusdanig eene gebeurtenis alsdan met de flriktfte onzydigheid, van alle zyden en in alle omltandigheden, die 'er betrekking op hebben , moet befchouwd worden. INu is het eene ontegenfpreekelyke waarheid , dat vele verfchynzels den Zondvloed verzeld hebben, welke met geene mogelykheid door de bewerking van een eenige der aan ons bekende Natuurwetten kunnen verklaard worden ; en dat wy , diensvolgens, tot buitengewone werkingen de toevlucht moeten neemen. 1IL Dat de zogenaamde wonderen , en de buitengewone verfchynzelen , niet altoos onmiddelyk , of zonder tusfchenkomst van natuurlyke oorzaken, gewrocht worden , onaangezien deze bewerking, meestal, voor ons onbegrypelyk is: vermits die oorzaken te verre van ons verwyderd zyn, en op een te afgelegenen afftand zich bevinden. De gewyde Boeken leveren hier van zo veele voorbeelden op, dat het melden van eenigen voor onnodig mag gehouden worden. IV. Dat het algemeen werkvermogen , 't geen de Voorzienigheid aan de Natuur gefchonken heeft, en waar door dezelve gewoon is, regelmatig werkzaam te zyn, onderfcheiden moet worden van het byzonder gebruik dezer vermogens. V. Dat het willekeurig gebruik maken van Hypothefen of Onderltellingen , even weinig het veritand verlicht, en de wetenfchappen en de waarheid bevordert, als het, zonder Bb 3 drir> Natuur- LYKB HlS- torib, enz.  37 S Tegenwoordige Staat Natuurlykb Historie, enz. dringende redenen, te hulp roepen van wonderwerken, de Nacuurlyke yerfchynzelen kan verklaren. VI. Dat het werkvermogen der Natuur, byzonder in het groot, en binnen in de ingewanden der Aarde, weinig bekend is; en dat, overzu!ks, de poging, om dit vermogen met den maatllok van onze bevatiing en bepaalde kundigheden aftemeten , veelal, alleen onze or kunde or verwaandheid verraadt. Vil. Dac uit de Ru der a eener Praadami~ tifche Aarde eenen anderen Aardbol te vormen, en uit dezelve een geheel nieuw genacht van fchepzelen te fcheppen , inderdaad geen minder wonderwerk zoude zyn , dan een geheel nieuwen Aardkloot voorttebrengen , of dien door een Zondvloed te veranderen. • Vill. Dat, vermits men genoodzaakt is, te moeten erkennen, dat zichtbare wonderen de gebeurtenis van noachs vloed verzeld hebben , ons niets kan beletten te geloven, dat insgelyks, door buitengewone natuurlyke bewerkingen , vóór en gedurende dien vloed, indesAardryksondoorzichtbare ingewanden een verbazende omwenteling zal zyn voorgevallen, waardoor eene verbryzeling , vermenging en vêrplaatzing der deelen, waar uit dezelve beftam, heeft kunnen gebeuren. Mozes teken c aan , dac de grote afgrond wierd opengebroken (ff). IX. Dac de verfpreiding van verfteende zeedieren , over de geheele Aarde, niet alleen de algemeenheid eener omwentelirge , maar byzonder ook de verandering van den puden zee- bo- Cff) Zie Boek I. vers n.  van DRENTHE. 379 bodem in het tegenwoordige bewoonde Land, 1 fchynt te bewyzen. Ware het dus niet met de zaak gelegen, de wondervolle middelen en voorzorgen, om een overblyfzel van het menfchelyk en dierlyk gedacht te behouden, zouden nodeloos geweest zyn. Ook beneemt mozes hieromtrent alle twyfeling, door de uitdrukking de ganfche of Ac gehele Aarde (ggg), gelyk ook door zyne Heilige verzekering, dac alle hoge Bergen , die onder den ganfehen Hemel zyn, door het water van den Zondvloed bedekt wierden (hhh). Plato («0 en andere aloude Schryvers gewagen insgelyks van algemene overftromingen. Maar , behalven dit alles, is hec niec moeijelyk te berekenen, dat, in aanmerking genomen zynde de buitengewone vruchtbaarheid der Menfehen , in die oude tyden, het Aardryk, in een tydverloop van bykans zeventien eeuwen , wyd en zyd genoegzaam heeft kunnen bevolkt worden. X. Dat'er, niet een eenig betoog, welk proef kan houden, uit Cosmologijche, of Wereldkundige waarnemingen afgeleid, voor een Praa» damitifchen Aardkloot kan worden geopperd, of het kan, door een onbevooroordeeld Mensch, op de gebeurtenisfen vóór, gedurende, en na den Zondvloed , insgelyks toepasfelyk gemaakt worden; terwyl het, intusfchen, onbetwistbaar is, dat, ten aanzien der meeste natuurlyke verfchynzelen, eene aan ons onbekende bewerking (ggg) Boek I. Cap. VIII. vs. 3. (hhh) Boek ï. Cap. VII. »s. 9> hit) De Legib. Cap. ///. De Heer burtin verdedigd insgelyks de algemeenheid van den Zondvloed, W. 334» „. Bb 4 SATiwa- LYKE HIS- roRiE,enz»  Natuur. t-ykr .historie, enz. te zamenhangen. De meesten zyn zo vele knopen , welker ingewikkelde ftrikken zich voor hec oog der ftervelingen verbergen. XI. Dat , eindelyk , een alvermogend Opperwezen geene Komeeten, Planeecen, Hukken van de Zon gefloten, uitgebrande Scarren, noch Praadamittfche Aardbollen nodig beeft, en aan geenerlei Natuurwetten gebonden is, om middelen werkzaam te maken, welke, aan onze kortziende ogen , verfcbynzelen voorftellen , wier dryfveren en onmiddelyke oorzaken wy vruchteloos crachten te ontdekken. Laaten wy nu de geopperde zwarigheden toetzen, en beproeven, of dezelve zo gewigtig zyn, dat ze door geen tegenwigt kunnen worden opgewogen. Betreffende dan de eerfte zwarigheid, moet ik doen opmerken , dat de voortplanting derzeefchepzelen verbazend groot is , en dat gedurende het tydverloop van byna zeventien eeuwen, die 'er vóór den Zondvloed zyn verlopen , eene onnoemelyke menigte dezer dieren geboren en geftorven is: waardoor zulke dikke bonken van Oesters, Ammanshoorns en andere Schaaldieren , zeer gemaklyk hebben kunnen ontftaan zyn. En wat aanbelangt de planten , welker afdrukzels, byzonder die van het Vaarenkruid, zeer. dikmaals in Leyfteenen gevonden worden; vermoedelyk zyn deze, van tyd tot tyd, van het land afgefpoeld, in het water nedergezonken , en vervolgens in flymige aardftoffen , die naderhand verfteend zyn, 380 Tegenwoordige Staat king moet te hulp geroepen worden, om dezelve eenigzins te kunnen verklaren. Wy kennen flechts eenige fchakels van den keten, door middel van welken de natuurlyke dintren  van DRENTHE. 381 2yn , ingewikkeld geworden. Dat de oude : zeeën , gedurende veele eeuwen, meermalen , het vaste Land gedeeltelyk overftroomd, hetzelve wederom verlaten, en vele van deszelfs beftanddeelen en voortbrengzelen medegevoerd zullen hebben , is meer dan waarfchynlyk. Hetzelfde gebeurt nog heden ten dage , en zoude meer gebeuren, indien men, door kunst en arbeid, aan het verflindend geweld der wa. tergolven geene palen ftelde. Het vinden van verfteende Rivier- of Zoet-water-visfchen , waarmede men niet weinig verlegen fchynt, kan hierdoor insgelyks opgehelderd worden. Immers kunnen deze, even als bomen en andere plantgewasfen, door het water medegevoerd , hier en daar op den zeebodem nedergezonken, en in denzelven bedolven zyn geworden. Hoe vele delfttoffelyke delen worden , door de Rivieren , in de zee gevoerd, onder welke, zekerlyk * doode en levende visfchen zich zullen vermengen. Met opzicht tot de tweede zwarigheid, kan men vragen, of de onderftelde Kataftrophen, of Omkeeringen , in gevolge van welke de Vrxadamiüfche Aardbollen, van tyd tot tyd, in deze tegenwoordige zouden zyn verwandeld, meer regelmatig zouden zyn toegegaan, dan die by en vóór den Zondvloed hebben kunnen gebeuren ,• zulk eene onderftelling ftryd tegen de waarfchynlykheid. Daarenboven is het een bekende regel, dat, wanneer men te veel bewyst, men in het geheel niets bewyst. Op de derde zwarigheid , dat, namelyk , veeltyds, zwaardere ftoffen boven de ligtere geplaatst zyn , kan men in bedenking geven, Bb 5 of Natuur- f lyke Historie, enz.  Natuur- jlyke Bi!' TORIE, enz 382 Tegenwoordige Staat of zulk een verfchynzel niet zeer natuurlyk, en zonder inbreuk op de gewone wetten der zwaarte, vóór en by den Zondvloed heeft kunnen plaats grypen. De reden is « dac de delfftoffelyke lagen , by afwisfeling van het land afgefpoeld, in het cydverloop van eenige jaren of eeuwen , van een andere foorc, dan gedurende den afloop van eenige andere jaren .of eeuwen zullen geweesc zyn; en dac het zakzel of bezinkzel dezer afgefpoelde lagen, in de ruscende tusfchenpozen, ineengepakt en verdikt is geworden, en in dezer voegen bekwaam gemaakt, om zwaarder ftoffen te kunnen dragen, en alzo het doorzakken derzelven te beletten. Maar moet diergelyk eene bewerking , in het plaatzen der delfftoffen , by de onderftelde verandering van Prseadamitifche Aardbollen, insgelyks niet onderfteld worden? 't Geen men, ten vierden, inbrengt, dat men bedden van fchaaldieren vind , die door tusfchen beiden leggende lagen van andere delfftoffen gefcheiden worden ; dit bewysc niecs meer , dan dac eenige generatiën dier fchepzelen , door het zakzel van afgefpoelde delfftoffen , gedurende jaaren of eeuwen, zyn ondergedolven, en dac daarop wederom nieuwe generatiën van foortgelyke of andere dieren, by afwisfeling, zich geplaatst hebben, die, van tyd tot tyd, verfteend zyn geworden. Doch dit heeft even zo wel op den tegenwoordig gen , als op een Praaüdamitifchen Aardkloot kunnen gefchieden , en gefchied ongetwyfeld nog heden ten dage. Ten vyfden , meent men een krachtig beé wys, om zyne onderftelling te ftaven, daar in gevonden te hebben, dat de Origineelen van de  van DRENTHE. 383 , 4e meefte verfteende dieren en planten thans niet zouden te vinden, zyn; waar uit men afleid , dat dezelve tot vorige Aardbollen moeten behoord hebben, or dat er eenige loorten van planten en dieren vernietigd zyn. Want wie kan ons Heilig berichten , welke fchepzelen onder de eeuwige ysvelden, by de beide Polen, in de nog weinig bevarene zeeën, en in derzelver afgronden, als mede in luttel bekende en pndoorzochte Landltreken en Woeftynen, zich niet al bevinden ? Enkele en geringe afwykingen kunnen tot geene getuigen ftrekken. Hoe vele van dusdanige afwykingen ontmoet men niet onder de levende dieren? en hoe vele foortgelyke plantgewasfen zyn aan malkander ongelyk ? ja, hoe vele misdrachten vind men onder dezelven , en hoe vele fchepzelen zyn door de verdeening niet misvormd geworden? Voorts kan de vernietiging van eenige fchepzelfoorten, myns achtens, met des Scheppers onbepaalde wysheid niet gemakkelyk over een gebracht worden. Immers, daar de Almagtige, in de voortbrenging van alles, een bepaald doelwit moet gehad hebben, zo moet ook ieder gefchapen wezen eene zekere beftemming hebben ; overeenkomftig met welke beftemming de lichaamen der onderfcheidene wezens te zamengefteld en gevormd zyn : waar benevens aan den Mensch'het Verftand, en aan de andere dieren het Inftincl gefchonken is. De nuttigde planten groeijen het voordeligst, en zyn de vruchtbaarden. De dieren , die het meest aan de vernieling door andere dieren bloorgefteld zyn, vermeerderen , om hunnen onder* ■ gang te beletten, het veelvuldigde. Al het gefchapenen daat, over en weder, in een regel- Natuur- lyke HlS. ToiuE;enz»  Natüüri.yke Historie, enz. afgebrokene ichakels, zodanig aan malkander gehecht zyn, dat 'er een byna onzichtbare zamenhang of overeenkomst, van het uiterfte der eene foort met het uiterfte van een andere foort, beftaan zoude. Zulke befpiegelingen laat ik gaarne aan anderen over. De aaneenfchakeling, welke ik bedoele, moet noch in eene lichamelyke overeenkomst, noch in de trapswyze afwyking tot een andere foort van Wezens5 gezocht worden; maar in de eigenaartige vermogens of eigenfchappen der fchepzelen, welke, overeenkomftig derzei ver beftemming, even als raderen in een uurwerk, in en op malkanderen- werken , het geen, by het misfen van het geringite rad , volftrekt werkeloos word, en blyft ililftaan. De Heer burtin fchryfc in zyn Antwoord, (bladz. 270.) dat offchoon de uitgegravene fchaaldieren, voor het grootfte gedeelte, in gedaante van de levende verfchillen , dezelven, nochtans, eenige algemeene kenmerken met malkander gemeen hebben. Insgelyks erkent hy, dat'er ook, van verfcheidene foorten, de Origineelen, ofoorfpronglyken kunnen getoond worden (bladz 287.J Deze beide omftandigheden bewyzen genoegzaam, dat de uitgegravene fchepzelen, met die nog tegenwoordig beftaan, geheel of ten deele overeenkomende, onder de bewoonders van dezen, en niet onder die van een Prteadamitifchen Aardkloot moeten geteld worden. Dat de afwykingen, die men onder eenfoortige fchepzelen veelvuldig kan opmer-' ken , en meestal in nuances en kleine veran- de- 384 Tegenwoordige Staat gelmatig verband. Hier mede, egter, wil ik geenzins beweeren , dat alle fchepzelen, van de verhevenfte af tot de Atomi toe, door on-  van DRENTHE. 385 [leringen, beftaan, kunnen afwisfelen en geheel verloren gaan , blykt uit de ondervinding. Doch, dan blyft de oorfprongelyke hoofd- foorc in wezen, en word, ontwyieibaar, hier rjf elders op den Aardbodem, of in de zeeën, gevondea Immers, het niet beftaan derzelven kan nimmer bewezen worden. Trouwens, is het waarachtig, dat de Natuur altoos langs de kortfte wegen werkt, zo moet even zo waarachtig zyn , dat de Schepper der Natuur niets nodeloos of overtolligs geformeerd heefc. Ingeval 'er nu niets nodeloos of overtolligs beftaan kan, dan kan ook niets uit het geheele wereldltelzel worden weggenomen, zonder dat geitel te verminken. Dat de levende dieren, die overeenkomen met de zulke, welke hier te lande in eene veriteende gedaante worden uitgedolven , alleen aan de andere zyde van den Evennachtslyn gevonden worden, bewyst niet, dac foorcgdyke levende (chepzelen, in de diepfte plaatzen van eene nabygelegene zee , thans geen beftaan hebben. Doch, genomen , dit beftaan had elders gene plaats, zo blyft de verklaring van dit verfchynzel, voor de Prseadamitifche Aardboldry vers, niet minder onoplosbaar, dan voor die genen, welke dit ftelzel als ongegrond befchouwen. Of heeft, op hunne vorige Aardbollen , een en het zelfde climaat, in alle gewesten, plaatsgehad? Dit fchynt onmogelyk. Of hebben onze gewesten, met betrekking tot den ftand der Zon, in die vroegere tyden zuidelyker of ooftelyker gelegen 1 Maar dit kan even zo weinig waar zyn: om dat, in zulk een geval, tfgengeftelde verfchynzelen moesten plaats hebb' n , en by onze tegenvoeters verfteeningen Natuur- LYKE HlSTOlUEjtUZ.  386 Tegenwoordige Saai Natüurlyke Historie, enz» gen van by ons tlrns alleen thuis behorende; , fchepzelen gevonden worden ; iets, 't welk insgelyks onwaarachtig is. Dat eenige foorten van dieren en planten óp dezelfde plaatzen niet meer leven en groeien als in vroegere eeuwen, kan door verfchillende; natuurlyke en andere omftandigheden veroor-' zaakt zyn; de ondervinding heefc deze waar^ beid meermalen geleerd. En , behalven dit; alles, was het even zo onnodig, by de verandering van eene Prteadamicifchè Aarde, nieuwe; zeedieren te fcheppen, als by den Zondvloed I voor derzelver behoudenisfe zorge te dragen., Water zal 'er toch ook niet ontbroken hebben., Op de zesde bedenking, welke men tegeni den Zondvloed inbrengt, te weeten, dat mem gene overblyfzelen of verfteeningen van Men- ■ fchen of Vogelen vind, 'c geen evenwel, ingé-, valle deze vloed de omwenteling der Aarde; veroorzaakt hadde , zoude moeten plaats: hebben, zo wel als dat men Landdieren vind; hier op kan men antwoorden, dat de ontkenning van het beftaan van Menfehen op Pra?adamitifche Aardbollen volftrekc willekeurig gefchied : naardien , om dezelfde reden , aan vele andere fchepzelen , een beftaan op die Aardbollen moet ontzegd worden. Want, hoe gering is het getal van Sehepzelfoorten' die men in eene verfteende gedaante aantreft f en alle deze behoren, vermoedeiyk, alleen rot de Waterdieren. Dan dit gemis fchynt, onvermydelyk, als een gevolg der verwisfeling van Land in Zee, die door onzen regenfehryver word erkend, te moeten befchouwd worden. Alle fchepzelèri, die het land bewonen, uitgezonderd alleen de zulke, die zich in de Ark be-  van DRENTHE. 387 bevonden, zyn te gelyk met het zelve verzwolgen. Konde men den bodem der zee onderzoeken, misfchien zoude het aldaar aan gene overblyfzelen van Menfehen en Dieren ontbreeken. En wat aanbelangt de delfftoffelyke overblyfzelen van Landdieren ; deze zyn , voor eerst, aan zeer vele twyfeling onderhevig, en ten anderen, meer dan waarfchynlyk, door latere Katafïrophen of toevallige gebeurtenisfen, ondergedolven. De zevende zwarigheid word ontleend van de uitgeftrekte en diep gelegene Koolmynen. Dan, ik geve in bedenking, of het niet mogelyk zy, dat deze onderftelde oude Veenftoffen, even als andere delfllofTen, met de daar op gegroeide planten , door overftromingen , tusfchen de Schepping en den Zondvloed voorgevallen, van het land zeewaards kunnen medegefleept zyn, voorts in den afgrond neder» gezonken, en beurtelings, of by afwisfeling , met fchaaldieren en planten hebben kunnen bedekt worden? Op de achtfte zwarigheid, dat de Primitive Granitbeddingen en Rotzen, blykbaar, uit verfchillende enkelvoudige fteenfoorten zyn te zamengefteld; welke fteenfoorten alvorens op zich zelve hebben moeten beftaan, en derhalven ouder zyn dan de zesdaagfche Schepping, door m o ze s befchreven; hierop merke ik aan, dat de hooge of vroegfte oudheid dezer Beddingen al eens zynde toegeftaan, dezelve dan nog geenzins bewyzen , dat ze uit de rudera of puinhopen van Praadamitifche Aardbollen gevormd zyn. Want, zyn 'er ook geene andere voorbeelden voorhanden, dat het alvermogend - Op- NatuuRlyke Historie, enz.  Natuur- tYKl HISTORIE» enz. 388 Tegenwoordige Staat Opperwezen, in de zesdaagfche (kkkj Schepping, eersc.de ftc-ffe of beftanddeeien, waarlik de fchepzelen zyn te zamengefteld, en vervolgens de fchepzelen zelve gevormd heeft? Is niet het water eerst gefchapen, waar uit de visfchen en vogelen, en daarna de aardftoffen, uit welke de planten, dieren en menfehen,en, waarfchynlyk, ook de mineralen, oorfprongelyk, het beftaan ontvingen? Doch, voor zo Veel alle fchepzelen onbeftendig zyn, en tot llof moeten wederkeren, wierd, aan hetgeen wy de Natuur noemen , het vermogen medegedeeld, om, door daartoe verordende middelen , foortgelyke fchepzelen, van tyd tot tyd, op nieuw te kunnen voortbrengen; waardoor , by afwisfeling en opvolging, alle het gefchapene verjongd en in ftand gehouden word. Dat beneden de oorfprongelyke Granicbedden geweldig werkende vuuren zich bevinden, waar door verbrande en gefmolcene ftoiTen uicgeworpen , en deze bedden verbryzeld worden, ftemt met de ondervinding volkomen overeen. Volgens faujas de saint fond, ontmoet men, by en op oude Vulcanen, grote Granicbrokken , die nevens de Lava uitgeworpen zyn ; waar uic onbetwistbaar fchynt te (kkk) Door deze Dagen kunnen , gelyk zommigen menen, gene uitgeftrekter tydperken verftaan worden; want men leest in de Scheppingsgefchiedenis uitdrukkeyit, dat het avond en morgen was geweest; en hoe kan een natuurlyke dag duidelyker omfchreven worden , die toch by God even als duizend jaren is. De Schepper heefc geen langdurig tydverloop nodig, om ontelbare wonderen te weiken. Hy, gebied, en Aet ts er, '  vaa DRENTHE. 389 fcévolgeri, dat'er ftoffen binnen onzen Aardkloot zich bevinden, die hec vuur voedzel verfchaffen; maar wat bewys is daanlic, ten voordeele van eene Praadamitifche Aarde , afteleiden ? of zoude een oorfprohglyke Aardkorst van binnen geheel ledig, of noodzaaklyk mee andere ftoffen aangevuld moeten zyn? Dac, ten negende, de zogenaamde Primitive of oorfprohglyke llotzen en Beddingen , in welke men gene toevallige delftloffen vind, door de uitwerking van vuur veroorzaakc zouden zyn, is zeer waarfchynlyk; alleenlyk zoude ik hec wacer, als een medéhélpende oorzaak i daarvan hiec uicduiten (fff): Doch die heefc zo wel na de Schepping, door mözes befchreeven, als by de omwenteling van een Prasa Jamitifchen Aardbol kunnen gebeuren. Wat natuurkundige is 'er, die hiec gelooft, dac deze elementen geen geringeh rol gefpeeld hebben, by de omkeeringen , die vóór en gedurende den Zondvloed hebben plaats gehad ? En dat zulks ook in latere tyden gebeurd is, daar van leveren de Gefchiedenisfen verfcheide voorbeelden op. De Berg Monte nuovo genaamd, by Puzzuolo, in de nabuurfchap van Napels, verhefte zich, in den jare 1538 * binnen den tyd van achtenveertig uuren, door de werking van onderaardseh vuur, vierëntwintig honderd voeten hoog boven de oppervlakte (mmiiï). En wien is onbekend. CUV) Daar is 'er orider de Mirier'alögisten , die de tdfming der Granit alleen aan het Water toefchryven: zie j. g. lenz, Mineralagifches Handbuch, bl. 26^ en gerhard, Beobachtungen und Mutkmajfunget, uber den Granit, enz. (mmm) Zie hamiltons Campi Phlegriei, Tab1, XXVI. XXViL en XXVIII. pag. 60; Cc NATtmnlyRf. HtsföKiE, enzi I p  390 Tegenwoordige Staat Natuurlyke Historie, enz. i X kend, hoe vele Eilanden , door de kragt vati het vuur, uit den bodem der zee, boven derzelver oppervlakte, en zommigen tot een aanmerkelyke hoogte opgedreven, en hoe, daarentegen, anderen onder de golven verzonken zyn? Het zy my geoorlofd , met de woorden van den Graave ippolito, hier eene gebeurtenis te fchetzen, die in onzen eigen leeftyd is voorgevallen. Van de aardbevingen, op den achtëntwintigften van Lentemaand des jaars 1783, in Calabriën voorgevallen, aan den Ridder ha* bult on een bericht gegeven hebbende, laat hy daarop volgen: „ Deze fchuddingen heb,, ben verfcheide grote uitwerkzelen voortge„ bracht: Steden en Dorpen vernield, Bergen „ effen gemaakt; overgrote fcheuren in het „ aardryk en nieuwe verzamelplaatsen van wa„ ter veroorzaakt, oude Beeken in de aarde „ doen verzinken en verfpreid; Rivieren in „ haren loop gefluit; gronden vlak gemaakt; „ kleine Bergen, die te voren niet beftonden, „ gevormd; Plantzoenen met de wortels uit„ gerukt en var» hunne vorige plaatzen tot mer„ kelyke afibnden vervoerd; grote aardklom„ pen largs aanzienlyke ftreken lands voortge„ rold; en Dieren en Menfehen door de aarde , doen inzwelgen." Door diergelyke ftuip:rekkingen der Aarde, zyn die zelfde LandIreken , meermalen, geteifterd en byna geheel omgekeerd, onder anderen in de jaren 1638, 1659 en 1743 en 1744. innri). Wat de tiende zwarigheid betreft, het is van veinig aanbelang , of men het woord barak ver- (nnn) Zie Brief aan den Heer hamilton, achsr h4milt0n, over de Fuurbergen, bJ. 530. enz.  van DRENTHE. 391 vértale , Hy fchiep , of Hy had gejchapen. Want, het zy men het begin bepaale tot den eerften dag der Mozaïfche Schepping, of hetzelve een geruimen tyd achteruit fchuive, men kan tog geen het geringfte fpoor ontdekken, 't geen ter overtuiging leid, dat de Chaos immer eèrï vroegere Planeet , door levende Schepzelen bewoond, geweest zy. Intusfchen dunkt het my waarfchynlyk, dat dé woorden, „ ln den beginne fchiep God Hemel en Aar„ de," moeten aangemerkt worden , als een korte algemene befchryving, of als een inleiding tot de Hiftorie der Schepping, die ver» volgens in byzonderheden word uitgebreid; welke inleiding , of algemene korte befchryving,- tevens konde dienen , om de Joden te onderrichten , dat ons Planeetlïelzel ten eenigen tyde een begin genomen heeft, en niet, als van eeuwigheid een beltaan gehad hebbende, moet worden aangemerkt. Wat verder aanbelangt de ftelling, dat het mét Góds Majefteit meer overeenkomftig moet gekeurd worden, het allereerfte tydperk, dac vallen könde, ('t geen zeggen wil, dat mogelyk is door dit begin te verftaan , dan het zelve niet hoger dan omtrent agt- en- vyftig eeuwen te doen opklimmen , die flechts een ftip in de eeuwigheid uitmaken : wie voelt niet; hoe weinig krachts deze fchoonfchynende bedenkelykheid bevatte ? Immers, hoe vele eeuwen men dit begin ook verkieze rugwaards te fchuiven, men zal, by deze berekening i hiets winnen ; het Facit zal altoos op het zelfde' uitkomen, namelyk ,' op èeri enkele ftip in de eeuwigheid. Het getal van 58 ftaat Gó a tót Natuuq- lykk HlSr tok(Et,eUZ.  Natuur. iyke BisTORiE,eni 392 ( Tegenwoordige Staat rot de eeuwigheid in de zelfde evenredigheid» als dat van 100,000. Eindelyk zyn wy genaderd tot het verfchynzel, waarin de HeerBURTiN zeer veel krachts ftelt, om zyn ftelzel te onderfteunen : het bellaar, namelyk, in het vinden van een fteenen fiyl, in een Bedding van Blokfteen, aan welke Bedding men eene Primitiviteit, of evengelyken ouderdom met onze Aarde toefchryfe. Want anders zou uic dit verfchynzel geen fchyn van bewys, voor een Pijeadamitifchen Aardbol, kunnen ontleend worden. Om alle befchuldiging van een verminkt voorftel te vermyden, als mede om de vreemdigheid van dit zogenaamd bewys , zal ik 's Mans eigen woorden, uit de vertaling van zyn Antwoord, geheel affchryven, en daarop myne aanmerkingen laten volgen. „ Te Zoo, (dus leest men, bladz. 285.) by „ Brusfel, in de onderfte deelen van een laag „ kalkachtigen blokfteen , bedekt met twee „ andere dergelyke lagen en verfcheide zand„ beddingen, volkomen gaaf en niet geroerd, „ heeft men op twintig voeten diepte een ftee„ nen byl gevonden, gantsch onbefchadigd, „ waar van de ftoffe een echte graveelfteen is, „ (lapis naphtiticus). De lagen van blok„ (teen, en die van zand, welke dezelven in„ fluiten , tonen verfteeningen van zeefchep„ zeis, volkomen ongefchonden; van fommi„ gen van welken men de Origineelen vind, „ onder de verzengde luchtitreek; van ande„ ren zyn ze tot heden nog onbekend; maar „ geenen gelyken naar eenig fchepzel, dat in „ de Europifche wateren huisvest." Hier by word  van DRENTHE. 393 word aangehaald, burtin Oryclographie de Bruxelles, p. 66. pl. 13. Lett. A. „ Die delfftoffelyk verfchynzel (aldus ver„ volgt de HeerBURTiN,) is, buiten tegen» ,, fpraak, een der rreffendfte van de Aardryks„ kunde. Ook heb ik in myne OryElographie „ de Bruxelles niets verzuimd, noch ten opzig„ te van de bevestiging daar van, noch van de ,, befchryving dezer byl, de IfofTe daar zy uit „ beftaat en de vergezellende omftandigheden. „ By ongeluk is dit pluk, hoe veel licht het „ ook geeve, te eenzaam om ons zo veel te „ onderrichten, als het wel fchynt te kunnen ,, doen."" Wyders leest men, bladz. 351, het volgen» de: ,, De afwezendheid van alle menfehelyke „ verfteeningen en van alle overblyfzelen van „ gebouwen, onder de toevallige delfftoffen, „ bewyst dan, dat op 't ogenblik der grote „ omwenteling , de aardbodem nog niet be„ woond werd door Menfehen. De nagels „ van Nice en de fleutel van Montmartre (000), ,, behoren tot omwentelingen, die in andere ,, tydperken zyn voorgevallen : maar de Byl „ van Graveelfteen hy Brusfel gevonden, zegt ,, daar van zo veel aan een mensch, die denkt,. „ gelyk ik in myne OryStographie heb aange„ merkt, dat ik niet dan grootelyks kan be„ jammeren, dat dezelve het eenige gedenkte„ ken zy van deze foort, met genoegzame op- „ let- (000) Van hec vinden van deze en andere dingen , in fteengroeven, maakc de Heer burtin melding, bl. 257. Blumenbach zegt dat hy een Zegelring bezie, die in een vast yzer mineraal verertst is; zie zyn Hand* buch der Natur. Gefchichte, bl. 483. Edit. 2. Cc 3 Natuur^ lyke Historie, enz.'  Tegenwoordigs Staat Natdorlyi;k Hi?. TSRiE. enz, „ Iettendheid ontdekt, 't welk de delfftoffer^ „ ons tot nog toe hebben uitgeleverd. Zo ,, men 'er van 't zelfde flag komt aantetreffen, ,, die insgelyks onder de voortbrengzels der „ Indien, of onder onbekende zaken geplaatst „ zyn, zonder menfchelyke gebeente daar by te ontdekken, zal daar uit een wel gegrond „ vermoeden ontftaan, ten voordeele van de „ geene, die met den Heer engel beweren, „ dat vóór het beftaan der Menfehen de aard,, bodem is bevolkt geweest, met verftandige „ wezens, en die zelfs handiger moeten ge,, weest zyn dan onze hedendaagfche Wilden , ,, wier fteenen bylen, op verre na, de vol„ maaktheid niet hebben van deze." Dat de Heer burtin onder de genen behoort, die met den Heer engel inltemmen, blykt uit de volgende woorden, op bladz. 352. van zyn Antwoord, alwaar hy fchryft, ,, dat „ zo de byl van Brus/èl haar beftaan verfchul„ digd is aan de dieren, waarvan wy de been„ ders delfltoffelyk vinden , dezelven niet zo onvoornuftig moeten geweest zyn, als hun. „ ne beenders ons voorkomen." Eenige regels verder onderdek hy, „ dat 'er verftandi„ ge wezens vóór de Schepping van Adam ge,, weest zyn." Ik twyfel geen ogenblik, of 'er zal een goed aantal denkende Menfehen gevonden worden, die over dit verfchynzel geheel anders zullen oordeelen , als de Heer burtin; genomen zelfs, dat men over de eenzaamheid van dit getuigenis zich niet te beklagen hadde. Het is bekend, zo wel aan de Oudheidkundigen , als aan dc Reizigers door onbefchaafde Gewesten , hoe men , niet alleen by de Ouden,  van DRENTHE. 395 den, maar ook by hedendaagfche volkeren , die geen yzer of koper hadden, wapenen en werktuigen, van fteen gemaakt, gebruikt hebbe , hoedanige Wapenen of Werktuigen, op verfcheide plaatzen van Europa, en in andere werelddeelen , tusfchen het zand en andere delfftoffen , op ongelyke diepten, van tyd tot tyd gevonden worden. In het Landfchap Drenthe vind men dezelven by de Urna, of Lykbusfchen, die met menfehen beenderen gevuld zyn, in de oude graflieden, die by den naam van Hunne bedden zeer vermaard zy nQpp) ; welke bylen , meestal, volmaakt overeenkomen met die door den Heer burtin befchreven zyn. Robertzon getuigt, dat onder de Peruvianen, by gebrek van yzer , fteenen bylen gebruikt wierden. In Nieuw - Zeeland vond Kapitein cook fteenen wapenen in gebruik, welke uit een groenen jafpis, Talkfteen , Serpentyn- of Nierenfteen, door der Heer forster Bazalt genoemd , gewerkt waren. De zelfde Reizigers vonden , op verfcheide Eilanden in de Zuidzee , Axen oi Bylen , van fteen of been , en Zaagen van hayëntanden gemaakt. In de Reisbefchryving van scheloocke word gewag gemaakt var pylpunten , van getakten Vuur- of Agaatfteen; als by de Califórnianen. in gebruik. In het Kabinet van Natuurlyke en andere zeld (PPP) z'e over deze Hunnebedden, en over de ftee, nen Wapenen en Werktuigen , benevens derzelver afbeeldingen, van lier , Oudheidk. Brieven* Met taerke hier by op, dat by de oude bewoonders dezei manden het gebruik, om hunne lyken te verbranden. en de wapens der overledenen in de graven te werpen plaats had; zie de gemelde Oudh. Briever,. Cc 4 Natuurlyke His. ToRiE,enz. i  Katuurlykè Historie, enz. 39,6 Tegenwoordige Staat zeldzaamheden, van zyne Doorluchtige Hoogheid, den Heere Prinfe van Oranje, bewaartmen eenige fteenen bylen , beitels en een disfel , zommige van welke verwonderlyk net in fraye houten lleelen zyn ingevat. Maar de Heer bu rtin getuigt zelve, dat, pp verfcheide plaatzen in Engeland, dergelyke Ileenen bylen gevonden worden, die men onderftelt, welëer van de Druïden gebruikt te zyn geweest (qqq). Wanneer men nu in opmerking neemt, het algemeen gebruik dezer fteenen werktuigen , zo by oude als nog heden beftaande volksftammen, op dezen Aardkloot, dan dunkt my, zal de fteenen byl van den Heere burtin een veel jeugdiger aanzien verkrygen, en van de zp genoemde getuigenisfen voor een Pra:adamitifchen Aardkloot, uitgemonfterd moeten worden. Intusfchen kan dezelve tot een aannemelyk bewys of voorbeeld verftrekken , hoe verre men zich, omtrent de Primitiviteit of den waren ouderdom van delfftoffelyke lagen pf bedden , kan vergisfen : pm thans te zwygen, dat alle kalkaartige fteenbedden , benevens de zulke, waarin men toevallige delfftoffen vind , deze Helling niet begunftigen. Hoe vele overftromingen , veranderingen en verwoestingen , die deze lagen kunnen achter gelaten en nedergelegd hebben, zyn 'er niet, in latere tyden , voorgevallen (rrr) , waardoor de. (w) Bladz. 258. van het Antwoord, enz. frrrj Zie, onder de Ouden, aristoteles, Me. ieorol. Lib. II, Cap. 8. diodorussiculus. Lib. v. Cap. 55. pliNIÜS } Lib. iL Cap# 8g< e„ 8y> ï-lütarciius, in Lib. de PythU oracuhs; justi- nus,  van DRENTHE. 397 de koperen nagelen , Romeinfche gedenkpenningen , in diep gelegene kalkaartige bedden, en de Sleutel, tachtig voeten diep in Gipsfteen gevonden, insgelyks ongetwyfeld zullen begraven zyn, gelyk de Heer burtin zelve erkent (mj)? Het vermoeden, dat de Prceadamitifche Aard-? bol is bevolkt geweest met vernuftiger wezens dan onze hedendaagfche Wilden , om dat de Byl, te Loo gevonden, netter zoude bearbeid zyn, dan die der laatst genoemden, loopt regelrecht aan tegen de onderftelling , volgens welke 'er geene Menfehen op de voorgaande Aarde zouden beftaan hebben ; welke laatfte ftelling men hieruit afleid, dat 'er, namelyk, gene overblyfzels van dezelven onder de Pra;adamitifche verfteende fchepzelen gevonden worden. Want, waar toch worden verfteende overblyfzels van fchepzelen gevonden , die eenig werktuiglyk zamenftel vertonen , met welke deze net bewerkte bylen hebben kunnen bearbeid worden? En zyn 'er de zulken niet te vinden, dan hebben, volgens de betoging van den Heere burtin zeiven, deze vernuftiger wezens insgelyks geen beftaan gehad. De bedenking van den ftraks genoemden Schryver, dat de Druïden de fteenen bylen, die men in Engeland vind, niet kunnen bearbeid nus, Hift. L,ib. XXX. Cap. 4 en 5. Hierby kan men ovidius, Metamorph. Lib. XV. vs. 206 voegen. Onder de latere kan men hier over, behalven de Chronyk- en Jaarboekfchryvers, naflaan , r. e. raspe, in Specim. Hiflor. Natur. Globi Terraq. &c. holman, in Comment. Soc. Reg. Sc Gott. Tom. III. pag. 185, enz. collonne, Hiftor. Natur. en meerandere. (sss) Bladz. 351. van het Antwoord. Cc 5 Vatuur- .yke HlS. roRiE, anz.  Natuur? 'j'URlE,enZ. 398 Tegenwoordige Staat beid hebben, omdat ons werelddeel de Heen; foort, waar uit zy gemaakc zyn , niet uitlevert , kan met 's Mans eigen woorden om verre geltoten worden. Men hoore hem redekavelen , op bladz. 351. van het meergemelde Antwoord: „ De natuur zelfs van den fteen, „ zo verfchillende van alle bekende fteenen „ van Europa , heeft my NB. billyke reden „ gegeven om te vermoeden, dat de onderfte „ beddingen van onzen grond, voor en aleer zy „ bedekt waren, door die, welke de zee en „ rivieren aldaar hebben afgelegd, aan de in„ woonders fteenen hebben kunnen verfchaf» ,, fen, naar die der Indien gelykende." Doch wat hier van zy , niemand zal ge» loven , dat de oude Inwoonders van het Landfchap Drenthe, de fteenen , uit welke zy hunne Bylen maakten, uit de Indien zullen bekomen hebben ; en, gevolglyk, moeten dezelve ergens in den omtrek voorhanden geweest zyn. Maar men vind aldaar ook bylen van fteenen, die hier te lande niet vreemd zyn, en Beitels, van vuurfteen (Pyrrhomachus) gemaakt. By het bovenftaande voege ik nog een ander voorbeeld der manier van betoogen, van welke de Heer burtin, in zyn bekroond Ant* woord, zich bediend heeft. „ Wat (fchryft Hy) die onbarmhartige „ beoordeelluars aangaat, die het my tot een „ misdaad willen toerekenen, dat ik met de „ meeste hedendaagfche natuurkundigen, durf „ onderftellen, dat 'er verflandige wezens vóór „ de Schepping van Adam zyn geweest; kan „ ik niet dan hunne berisping aan 't oordeel „ van de nakomelingfchap overlaten : welke » zo  van DRENTHE. 399 , zo veel te ongepaster zal zyn, dewyl zy met > ?' alle hunne drogredenen nooit zullen kunnen \ " ontkennen , dat 'er een aardbodem geweest ■ zy, met talryke wezens bevolkt, vóór de 11 zevendaagfche Schepping van Gene fis (tttj. „ Immers ik heb onbetwistlyk, eene grotere , omwenteling, verfchillende van den Zond» " vloed van noach, en bevestigd door alle de delfitorfen, betoogd. Deze omwenteling „ nu, is, volgens de Heilige Schrift, niet voorgevallen "tusfchen den leeftyd van Adam en Mozes, en wy zyn verzekerd, dat dezel„ ve naderhand niet zy gebeurd : dierhalven „ moet zy plaats gehad hebben vóór de Schepping van Adam: zo dat vóór hem reeds levendige fchepzels beftonden, waar van de omwenteling ons de overblyfzels heeft be„ waard (uuu)" Moet men zich niet verwonderen, dat men ons foortgelyke redeneringen, voor goede Munt, of voor onbetwistbare grondbeginzelen, wil in de hand floppen? Of de meefte Natuurkenners het met den Heer burtin eens zyn, dat 'er, namelyk, vóór adams Schepping, verftandige wezens beftaan hebben, is by my zeer twyfelagcig. Doch, dit al eens zynde toegeftaan , zoude hetzelve niets meer bewyzen, dan dat deze Natuurkenners, omtrent de bewyzen voor deze geloofsbelydenis, veel rekkelyker zich betonen, dan omtrent de geloofsartikelen van een andere natuur. Intusfchen zyn 'er niet weinige geoefende Na- tuur- (ttt) Nimmer las ik van een zevendaagfche Schepping, noch ook van een fchepping van Genefis. (uuu) Antwoord, bladz. 352. Iatuor.v«è HisrqniE, enz*  Natuur- i.ykr HlS- tokik, enz 400 Tegenwoordige Staat tuurkenners, die zich mee die geloof niet kun, nen vereenigen. En , waarlyk, deze hebben minder droggronden [Sop/iismes] nodig, dan de andersdenkenden , om hun geloof te verdedigen. De Heer burtin verwerpt ftellig het gevoelen , rakende het beftaan van Prteadamitifche menfehen (vvv\ Maar ik begryp nier, waarom men alleen aan menfehelyke wezens het beftaan, op de onderftelde Pra?adamitifehe Aardbollen, zou ontzeggen. Immers de Openbaring geeft even weinig aanleiding, om het beftaan van Prasadamitifche verftandige dieren, als dat van menfehen te geloven. Voor het overige zal het, vermoedelyk, by ons nageflacht, ook aan gene menfehen ontbreken, die zich met Prseadamitifche vernuftelingen, en meer andere harfenfehimmen, zullen trachten te vermaken. De bedenkingen , tegen de gebeurtenisfen, die men, in het onbepaalde, vóór de Schepping, door ïviozes befchreven,, doet te rug wyken, zouden met eenige anderen kunnen vermeerderd worden. Doch vermits het beftek van dit Vertoog geen wyder uitgebreidheid toelaat, en het zelve , zo wy meenen, toereikende middelen aan de hand geeft, om de proefhoudende waardy van andere ondergefchikte onderftellingen te toetzen, en te onderzoeken, of dezelve onbetwistbare grondbeginzelen behelzen, zal ik overgaan, om myne vermoedens, reeds hier en daar verfpreid, kortelyk by malkanderen te voegen. Het komt my dan als waarfchynlykst, en meest (yvv) Antwoord, bl« 352.  van DRENTHE. 401 meest aatmeemelyk voor, dat het onderaardfche vuur en water, van de zesdaagfche Schepping af aan , gedurende den Zondvloed, binnen den aardkorst, op de nog vericne en ongeconjotideerde of niet zamengepakte beftanddeelen van denzelven , met grote kracht zullen gewerkt hebben; en dat, derhalven, deze hoofdftoffen moeten aangemerkt worden , als middelen , welke aan de altoos wyze oogmerken der Voorzienigheid dienstbaar gemaakt zyn , om het destyds beftaande Land van onderen uitteholen, en achtervolgens hetzelve te doen nederzinken; en daarëntegen den zeebodem, met bergen en dalen, zo als die zich ten dien tyde bevond, met al hetgeen, waarmede dezelve» gedurende het tydverloop van byna zeventien eeuwen allengs bedekt was geworden, gedeeltelyk geheel te doen opryzen, en tot bewoonbaar land bekwaam te maken. En uic deze gebeurtenis moeten , naar myn begrip, hoofdzakelyk, de algemeene Cosmogonifche verfchynzels toegelicht worden; zonder dat evenwel vele veranderingen beneden onze oppervlakte , die in latere tyden zyn voorgevallen, moeten ontkend worden. De redenen, die my dit gevoelen doen omhelzen , zyn, behalven de reeds te voren bygebrachte aanmerkingen, de volgende: Dat men niet kan ontkennen, dat het vuur en het water, beneden den opperkorst der Aarde en van den Zeebodem, ontzachelyke veranderingen en verwoestingen, ten allen tyde, hebben kunnen veroorzaken , en met 'er daad veroorzaakt hebben ; vroegere en latere eeuwen leveren hier van een aantal Voorbeelden op. Dat Natuur* "> LYKE IllSTORlE,enZ*  ■ NAtuur- IYKR HlS. TORiE,enz. oeien, om deze grote omwenteling te bewerken. Overeenkomftig met de waarheid der zaake en de natuur der dingen, heeft de Heer burtin zelve aangemerkt, dat wanneer de uitgang of ontlasting van onderaardfchë vuurftoffen, of de vrye gemeenfchap met den Dampkring, niet geëvenredigd is aan de veelheid der voortgebragte lucht en dampen , de veerkrachtige vloeiftoffe zich alsdan een weg zal banen , door het oplichten van den klomp , [of grond], welke zich tegen de uitfpanning aankant (WWW). Dat, gedurende den tyd van byna zeventien eeuwen , de meefte delfftoffelyke beddingen , die wy thans beneden onzen aardkorst vinden, door afwisfelende overftromingen , aflpoeling, medeVOering en nëderzakking op den ouden zeebodem, met tüsfchënbeiden leggende lagen van fchaaldieren, natuurlyk hebben kunnen geboren , en veelen derzelven vervolgens ver» kalkt of verfteend worden. De Heer burtin maakt ook melding van door het water overgevoerde Myniloffen, én erkent, dat deze hoofdftoffe bedden gevormd heeft uit fteenftoffen, die reeds voorheen een beftaan hadden (xxx); Het verfchynzel, volgens *t welk de gebergten Van den tweeden rang, waarin men verfteeningen aantreft, veelal gelegen zyn in den omtrek der zogenaamde oorfpronglyke bergen, die uit Granit beftaan, en gene toevallige delfftoffen' be- (www) Antwoord, bladz. 321. (\xxxj Antwoord, bladz.' 317 en 31 ï. 40a tegenwoordige Staat Dat wy, door die gebeurtenisfen , verzekerd worden van de mogelykheid en natuurlyke genoegzaamheid der te werk geftelde mid-  van DREN THE. 403 bevatten: dit verfchynzel fchynt zeer natuurlyk uit dezelfde beginzelen te kunnen verklaard worden. De medegefleepte delflfoffelyke dee len, tegen deze Granitrotzen aangedreven, ert de daar op van tyd tot tyd voortgekomene generatiën van fchaaldieren, moesten noodwendig deze ftoffen, meer dan elders, opeenftapelen, en tot aanmerkelyke hoogten doen ryzen. Dat de menigte van delfftoffelyke zeefchepzelen, die men overal op den Aardkloot aantreft, alle twyfeling, tegen de verandering van den ouden zeebodem in vast land, uit den weg ruimt, en dat, zonder het erkennen van zulk een omwenteling , 'er geene mogelykheid overblyft om de Cofmogonifche verfchynzelen voor onbevooroordeelden eenigzins begrypelyk te maken. Dat, in de gewyde Schriften, de Aarde gezegd word, om het verbasterd Menschdom, ten tyde van noachs geboorte, vervloekt te zyn geweest (yyy~), en vervolgens verdelgd te zyn geworden (zzz). Waarby men nog kan voegen het getuigenis van jos, dat, namelyk, de Regeerder van het Heelal de Bergen verzet en omkeert, en de Aarde beweegt uit haare plaatze (aaad) ; en dat van den Profeet AMOSj dat jehovah de wateren der zee roept, en ze uitgiet op den Aardbodem, en dat ze verdronken word (bbbF). In 't byzonder egter is van veel nadruk, het geen de Apostel ïetrus aanmerkt, dat het Land, 't geen vóór (yyy) Genejts, Kap. V\ vs. 2p.(22-;) Genejis, Kap. VI. vs. 13. (aaaa) Kap. IX. vs. 5 en 6. (bbbb) Kap. IX, vs. 5. Natuór- LYIvE H/5-  Natuurlyke Historie, enz. 404 Tegenwoordige Staat vóór den Zondvloed beltond, met water be* dekt en vergaan is (cccc). Ook kan het zeggen van m o z e s , dat de grote afgronden wierden opengebroken (dddd), zeer gevoeglyk de geweldige omwenteling der Aarde , ten tyde van den Zondvloed, betekenen. Dat, in alle gewesten der Aarde, eën groot aantal oude uitgebrande Vuurbergen gevonden worden, en byzonder dezulke, die uit een menig* Ccccc) Briéf U.. Kap Tll.vs. 6. In den oorfpronglykeri text word het woord «ïïoAaupw door den Apostel gebruikt; het betekent aldaar, zo veel als onherftelbaar verderven of verdelgen, en is derhalven eenSynonimum met xupepxóncii, 't geen in den Brief van den Apostel 3aconus, Kap. I. vs. lo, by de Euangelisten mattheus, Kap.XXIV. vs. 35, en lucas , Kap. XXI. vs. 33; en by Apostel petrus , Brief II. Kap. 111. vs. 10. voorkomt, en in alle deze plaatzen de betekenis heefc Van zodanig eène verandering eener zaak, die, hoewel de grondftoffe van het veranderde in wezen blyve, echter, ten onzen opzichte, als geheel vernietigd, verdelgd en onzichtbaar word. En zulk een verandering is juist het geval, 't geen, met opzicht van den Ouden Aardbodem , myns acbtens , gebeurd is, wanneer hy in den afgrond is nedergezonken, en met water is bedekt geworden. Voeg hier nog by, 't geen men Pfalm XL VI. vs. 3. leest.,, Daarom zullen wy niet vreezen, „ al veranderde de Aarde [hare plaatze] en al wier,, den de Bergen verzet in 't harte der zeeën"; en vers 7. „ God verhief zyne ftemme, en de Aarde verfmolt." Welke zinnebeeldige uitleggingen deze uitdrukkingen ook mogen lyden, het fchynt my zeer duidelyk, dat de Dichter van dien Pfalm gezinfpeeld heefc op de gebeurtenis van den Zondvloed, en op de verbazende veranderingen, daar by voorgevallen. De zulken, die hec gebruik van gewyde getuigenisfen, in het verklaren van Natuurlyke verfchynzelen , afkeuren , mogen andere' bronnen aanwyzen, op welke men zich beter kan verlaaten. (dddd) Boek I. Kap. VII. vs. n.  van DRENTHE. 405 nigte kantzuilvormige lava \Bazalt\ beftaan (eeee). Maar geen Natuurkenner, zegt de Heer len z, een nieuw Oryclhographist, twyfelt meer, of de gemengde beftanddeelen dezer fteenfoort, welke ten eenigen tyde, door de kracht van 't vuur, uit den grond zyn uitgedreven , door water verkoeld , gecriltallifeerd en tot zuilen gevormd zyn gewor* den ({F/F}. Nu kennen wy gene gebeurtenis, die dit verfchynzel zo algemeen heeft kunnen nalaten j als de omwenteling, gedurende den Zondvloed voorgevallen. Hier by kan nog gevoegd worden , dat in de nabyheid van, en boven op deze Zuilfteen - Rotzen, vele losfe fteenen, en in 't by- zon- (eeeé) Zie bLtjmenbach, Uandbuch der Na* turgejchichte, bladz. 512. Edit. 2- en zyne Beytiage zur Naturgefchichte, bl. 21. Hiftoire Naturelle de la France Meridionale, Tom. II. pag. 26- gir/.ud soulavie, Aantekeningen op hamilton over de Fuurbergén; hamilton, over de Fuurbergen om. ftreeks den Rhyn; hamilton, de Campis Phlegrxis; faujas de saint fond. Recherches fur les vol' cans eteins du Ftvarais &c. In dit boek en insgelyk in de Natur. Cuiios. Fol. X. Vind men etlykfï geheele bergftreken, van deze fleenloort , afgebeeld. Ook geeft een ongenoemd Schryver, in de Hibernia Curiofa , een uitvoerig bericht van de Ciant's Caufeway, welke mtde in twee Platen is afgebeeld. Wyders kan men hier over nog na liaan , vogel, Mineral Syftew., bl. 212. en van humboldt, Mi* veralogifche bcobachtungen uber eir.ige Bajatte am Rhein. (fff) Lenz, Miner. Uandbuch, bl. 82. van veltheim, Ge danken uber die bilding des Bafalts, Bergm. Journal Ao. 1788. bl. 32*1. en 513, Ac. 1789. bl. 346; werners , Ferjuch einer erklarung der ertfteung der vulcanen, in hofners Magaz, B. lï. bl* 20. Dd NATDOTtLYKE HISTORIE, VSIÏè  40 6 Tegenwoordige Staat Natuuriyke Bis. tüüie, enz JUat deze, zogenaamde, Primitive beddingen , ongelyk hoog met fchaaldieren en verfchillende delfftoffen bedekt, gedeeltelyk door geweldige uitbarftingen verbryzeld , en de brokken over den bodem der zee verfpreid, en met denzelven gelyktydig opgerezen zyn; de mogelykheid hier van is reeds te voren aangetoond. En aan deze omkeering moet, naar myn gevoelen, de herkomst van vele fteenen, benevens die der zeefchepzelen, die men iti het Landfchap Drenthe verfteend vind , worden toegefchreven. Dat vuur en water, ook in den aardkorst van dit gewest, eertyds werkzaam geweest zyn, word , behalven door de Zeefchepzelen en de Bazalt (iiii) , daarenboven Qggg) Zie het fraaije werk van faujas de sa ini tond, Recherches fur les Vulcans. (hhhh) Gerhard, Beohachtungen und Muthmasfungen uber den Granit und uber den Gneis, en l a n z , Uandbuch, bl. 265. Zie wyders, over de Steen wording, vogel, Mineral Sjftem, bl. 104; blumenbach, Uandbuch der Nat. gefchichte, bl. 483 , alwaar gezegd word, dat wanneer de Natuur ongefloord in haren arbeid gelaten word, zy minder tyd nodig heefc, dan in 't algemeen geloofd word, om Steenen en Ertzen voorttebrengen,^//tf/J>. Tranfaêt.for 1756. Tom. XLIX, part. 2. (iiii) Men leest , in de fVaarneemingen over de Vuurbergen van den Heer hamilton (bladz. 9.) dat men niet twyfelen kan, of overal, waar menBazal- ti« zonder grote Granitbrokken , worden gevon.den (gggg), de beddingen van welke, door zommige Schryvers, de Fundamenten en Ribben der Aarde genoemd worden. Met dit alles houd men hunne zamenftelling voor een fmeltzel en coagulatie , door vuur en water bewerkt Chhhli).  van DRENTHE. 407 ven door de Leem, Oer en andere delffioffen, die men aldaar veelvuldig aantreft, bevestigd (kkkk). Maar tifche kolommen vind, ook Vuurbergen geweest zyn* én, volgens den Abc giuaud soulavie, fchynt, tot het ontbranden der Vuurbergen, het water noodsaaklyk té zyn; zie 18de Aanteken, op het genoemde werk van hamilton. Indé vierde Aantekening fchryfc hy, dat de vOrm, wélken deze Lava [Bazalf], in het koud worden, aanneemt, kantzuilig is, zo dikmaals de wetten, die tot het voortbrengen van deze gedaante noodzaaklyk zyn, gelegenheid gehad hebben, om té kunnen werken; en verder: „Dat deze Lava f Bazalc], „ wanneer ze uit den ftaat van gloeijing tot dien van ,, koud worden of verkoeling overgaat, hare ver„ deeling in kantzuilige kolommen verfchuldigt is aan „ inkrimping der deeleh ; welke verkoeling buiteri ,", twyfel meest door water, 't gèen de Lava van ,, dit foort omringt, of daar langs nedervloeit, ver„ oprzaakc word." (kkkk) De Oer, Oehra Ferri, ivord insgelyks Mi. «era Ferri fubaquofa ; Ferrum argilla mineralifaturn, enz. genoemd; zie wallerius in zyne Mineralogie; en het is by de Cosmologisten een onfeilbaar kenmerk , dat de gronden, waar in rrien deze delflloffö vmdI, (en men vind ze in 't algemeen over 't gantfché Aardryk.) ten eenigen tyde onder de Zee zyn bedolven geweest. De Leem CArgilla) die meest uit het flyin van gedi(Tolveerde of ontböndene fteenen geboren is, is insgelyks een voortbrengzel, door vuur en water ontItaan. De Heer hamilton zegt, in zyn kostbaar tfoek, over de Fulcaanen der beide Sicilië», Tom. IV. Lxplic. van de XLIII. Plaat, dat de Kegelvormige uitdampingen van Salva Terre in Argilla veranderen ^ie ook faujas de saint fond, Lettre a Mi. WiuiiiLTON, in zyne Recherches fttr les Fulcans, pag. 190 De Heer sage, in zyne FAemens de Mine. ralogtei Tom. I. pag. 64. zegt, dat de Leem de bafls »an de Aluin is; waar van ter bevestiginge kan dienen, dat men in hec Landfchap Drenthe een blaauw leemzand gevonden heeft, waar uit men aluin heeft getrokken. Volgens favjas de saint fond, Re. D d 2 thtïi Natüi'r- LYKK HlStor.ie,èllZ;  Natuurlyke Historie, enz. 408 Tegenwoordige Staat Maar dat ook fteen (bonen, in de. gronden, alwaar men die aantreft, uit water, met zoute , zuure , kalk of leemaartige deelen bezwangerd, enindengrondingezypeld, gevormd kunnen worden, heb ik reeds mee opzicht tot den Zandfteen (Ml) aangemerkt. Hier voege ik 'er nevens, dac ten aan/.ien van den Poddingfteen en Vuurfteen \Pyrrhomachui\ , die de Matrix onzer verfteeningen is, en van andere foorten, het zelfde plaats heeft (mmmm). Doch hoewel my de voorgeftelde wederzydfche omwenteling van Land en Zee, als het aannemelvkfte van alle ftelzels voorkomt, om 'de Comógonifche verfchynzels te verklaren, kan ik echter niet ontkennen, dat 'er zwarigheden , die van fchyn niet ontbloot zyn, daar tegen kunnen ingebracht worden. Van dien aarc is hec verhaal, volgens 'c welk de Duive , door moach uit de Ark gelaten, met een Olyf- cherches, pag. 245- word uit de Leem ook de Serpemenueen, de Arduin, Mica, enz. voortgebracht. (Uil) De Heer burtin CAntw. bl. H%.) zegt itel» Hf' en de ondervinding heefc het my geleerd, dac de Oeiachrig* Zandfteenen wederom aangroeijen. f mmmm) De Abt giraud soulavie noemt den Poddh-efleen , een door het water gevormd Marmer. De Kwartz , de Granit , de Bikfteen , de Jafpis, de lade de Kêiën, de Kleifoorten, de Schelpfteenen en eenU'e andere DelfflofFen , worden , naar zyn begrip, door" deze zelfde hoofdftoffe voortgebracht; zie 's Mans Aantekening LP- ^hamiltons Waarnemingen over de vuurbergen in Italiën , Sicilië en om/treeks den Rhyn, enz. Met opzicht tot de Pyrromachus blykt zulks uit de daarin verfteende Zeefchepzelen; maar byxonder uit de Natuurfpeling, die men Adelaar or Klap. perft»enen [Aetites] noemt; welke zeldzaam van de plaats hunner geboorte verwyderd gevonden worden ; aie burtih, Antw. bl. 3li>»  van DRENTHE. 409 Qhfblad wederkeerde; welk blad men in 't algemeen onderftek, van eenen boom, na den Aftocht der wateren, geplukt te zyn. Doch bier omtrent kan men aanmerken, dat net oorfpronglyk woord, by de Nederlanders door blad vertaald, insgelyks een fprmt of takje betekent; en dit takje heelt , waarfchynlyk, tot een Olyfboom der vorige narde behoord , 't welk, gedurende den vloed, op het water gedreven hebbende, op eene boven water gerezen plaats was blyven leggen: hoedanig iets zonder wonderwerk konde gefchieden. Maar waarom zoude men, ook omtrent dit geval, eene byzondere voorzorge der Voorzienigheid mogen onderftellen ? Het is waarlyk geheel onwaarfchynlyk, dat, op een vervloekten en gansch verdorvenen Aardbodem, eenig kruid of boomgewas is overgebleven. Maar plinius (nmn) en thuophrastus Qoooo) verhalen, dat een Olyfboom, in het water, met alleen het leven behouden, maar daar m kan groeijen en bloeijen. Doch hier tegen geld, in dit geval, insgelyks de vervloeking en verdelging der geheele Aarde. Ook ftryd het teeen alle waarfchvnlykheid, dat een boom, zo diep, en gedurende zulk een geruimen tyd, m een losgeweekten en door geweldige overftromingen en verwoestende plasregens omgewoelden grond, zoude hebben kunnen ftand houden en in het leven blyven; offchoon het anderzins met de waarheid kan overëenftemmen, dat een Olyfboom, in het water fraande, of voor een gedeelte daar van omringd zynde, - ee- Obh) lib. XIII. Cap. 25. en ?.ib. XXVII. Cap, 30. (oooq) Lib. IV. Cap. 8. V Dd 3 Natixjr- LYKE HISTOEIE.enZ»  LY.KE HtSÏOfüE, enz. 410 Tegenwoordige Si aai, eenigen tyd het leven kan behouden. Maar tte genoemde twee Schryvers zyn, meermaièn, door verkeerde narichten misleid geworden. Dat de boven het water gereezen zeebodem niet kan onderfteld worden in den toeftand geweest te zyn, om zo fpoedig eenige kruiden of boomen voorttebrengen, en te doen groeijen, als ter bevrediging yan de behoeften der overgeblevene Menfehen en Dieren vereischt wierd, kan als een tweede zwarigheid tegen myne gedachten worden aangevoerd. Maar zoude de oude verdorvene oppervlakte der Aarde, na den Zondvloed , zich in een vruchtbaarder toeftand Bevonden hebben ? Wie kan zich overreeden, dat de plantgewasfen , of derzelver zaden , na' byna een jaar lang aanmerkelyk diep verdronken geweest te zyn in eenen Aardkorst , die doorweekt en verdorven was, in leven konden blyven, en niet in de algemeene vernieling gedeeld zouden hebben ? Mogelyk is de voorraad van voeder , in de Ark geborgen , voor de bewoppders van dit watergebouw, nog eenigen tyd na de opdroging der oppervlakte, toereikende genoeg, tot hun onderhoud, geweest. Voor het overige, hoedanig eene ftelling men ookaanneme, omtrent deze omftandigheid, zal men altoos moeten inroepen een" werkvermogen , het welk den groei- der gewasfen, op den nieuwen Aardbodem, pp een buitengewone wyze bevorderd heeft. ' " Dat het gebergte , waarop, de Ark rustte , reeds te voren onder den naam van Ararath bekend geweest was, kan met geene mogelykoeid bewezen worden. Mo zes geeft aan lezen. Bergftreek den naam, welken zy ten tyde (an het opft-ellen zyner Gefchiedepisfe droeg. Dat  van DRENTHE. 411 Dac men, vóór den Zondvloed , Rivieren genoemd vind Qpppj, zommige van welke nog heden ten dage onder dezelfde naamen bekend zyn , fchynt, in den eerflen opflag , eene gewigtige tegenwerping. Doch de gelykheid der oude aan de nieuwe namen bewyst niet, dat zy plaatzelyk dezelfde Rivieren zyn. Eenige fchynbare overëenkomften hebben , meermalen , dezelfde namen aan verfchillende dingen gegeven. Daarënboven kan ik op deze tegenwerping antwoorden , dat ingevalle de oude Aardbodem wederom was bovengekomen, eene zo geweldige en langdurige overftroming, als die van den Zondvloed geweest is, zeer waarichynlvk de vorige Rivieren en Stromen onkenbaar gemaakt, dezelven met flyk en afgefpoelde delfltoffen aangevuld , en alzo zou hebben doen verdwynen. De beroemde Bybelcolk po lus tekent over deze Rivieren aan, „ dat her geenzins te bewonderen is, dat „ de oorfprong en de ftrekking dezer Rivieren „ met geen zekerheid bekend zyn, wyl in zo „ lang een tydverloop, deels door Aardbevin„ gen , en voornamelyk door den algemenen „ Zondvloed , waarfchynlyk groote verande„ ringen omtrent deze en andere Rivieren zyn. „ voorgevallen." Zy, die zich met de oplosfing der opgetelde, zwarigheden kunnen vereenigen, zullen andere foortgelyke, uic dezelfde beginzelen, kunnen, beantwoorden. Andersdenkenden zullen, naar ik vermoede, de onbeftaanbaarheid der voorgefielde Theorie niet kunnen aanwyzen, zonder nieuwe of nog onbekende waarheden te one-: (PPPPJ Genefis Cap. II. vs. 10-14. Dd 4 Natuur- lyke hisTORiE,enzt  Natuur- lyke HlS- T9srE3enz. 412 Tegenwoordige Staat ontdekken. —- Ik gaa nu over tot het laatfte gedeelte myner voorgeftelde taak, de fehetswyze opgave der verfteeningen , die men in het Landfchap Drenthe ontmoet. De verfteende foorten van Schaaldieren, die men in het Landfchap Drenthe het menigvul? digst aantreft, zyn de Zee -Egels[Eehinipetrificati marinï] , hier en elders , voornamelyk by de landbewoonders, onder den naam van Donder fteenen bekend: om dat men gelooft, dat dezelve, ten tyde van zware onweders, uit de wolken geworpen worden. Deze Eehini zyn, meestal, in gemenen vuurlteen, \_Pyrro» machus, welke, by zommigen, den naam van Silex igniarius draagt] overgegaan. De grootfte hebben, aan de benedenzyde, drie duimen , en de kleinfte omtrent een hal ven duim middellyn. Zommigen zyn twee duim kegelvormig hoog, anderen plat van gedaante. Eenigen zyn cirkelrond of ovaalvormig. Veelen hebben van onderen de gedaante van een langwerpige halve ruit, en zyn fchubswyze, door ingroeving, of op en neder lopende ingekartelde ftreepen , getekend. By Je Mmeralogisten dragen zy den naam van Eehini Globulares; fibulares; Eehini pileati; Echino-coni» tes ,* Eehini cordiformes ; Eehini elypeati ; Eehini galeati; Eehini mammillares, enz. De kleur is bruinachtig, grauw, vuilgroen, of geel; niet altoos even helder, doch meestal geheel ondoorfchynende. Eenige weinige zyn in ondoorfchynende witte kwarts veranderd» Men vind ze ongefchonden, of ook wel meer of minder befchadigd, los boven op den grond; fomtyds ook, by hec graven van putten, graf?en. lïooten of vyvers, op ongelyke diepten in her  van DRENTHE. 4*3 hei Zand of in Kezellagen. Eenigen zyn ge- i heel of ten deele ingewikkeld in hukken ge- . Jykfoortigen vuurfteen; in welke brokken men ook, veeltyds, de afdrukken [Echinotypolilhi'] yan dezelven vind* Het is nodig, hier aan te merken , dat de meeste der dus genaamde Zee - Egels inderdaad niet anders zyn dan Echinorum nuclei of kerns dezer Egels, van welke de natuurlyke fchaal gedoopt en vernietigd is, na dat de fteenftoffe, daar in geboren, de gedaante en tekening derzeiven had aangenomen. Intusfchen vind men 'er ook nog, aan welke gedeelten der natuurlyke fchaal, in een verfteenden ftaat, gevonden worden. Pennen van de Zee-Egels \Echinorum aculei , Radiolf] , zyn my hier nooit voorgekomen. Linw^us rar^fchikt de Eehini onder de Mouljca oïZoöphyten, anderen plaatzeu ze onder de weekfchalïgé Schdpvisfchen \cruflacea\. Aldrovandus geeft hun den naam van Car~ duus marïnus. Mercatus noemt ze Sculopendrites , en wormius, Aurantium marinum. Reeds zo vroeg, als by den Romeinfchen Dichter horatius, vind men ze Echu nmmarinus genoemd (qqqq). Niet minder dan bykans zestig foorten , hebben de Schryvers opgeteld (rrrrj. De Heer reaumur heeft het dier, 't geen deze fchaal bewoont, nauwkeurig befchreven (ssssy By rumphius, onder anderen, vind men (qqqq) Epod. V. VS. 28. (rrrr) Bertrand, Dittion. des Fojfil. Tom. II> pag. ior. (ssss~) Dans les Memoires de i'Acad. Royale de Sc de'CAnn. 1712. Pd 5 Natuurlyke tiis- TQlUE.ejlZ.  K.NTUUR. i.yke Historie, enz, 414 Tegenwoordige Staat men eenige onverfteenden afgebeeld (ttttX De afbeeldingen der verfteenden kan men , behalven in het grote werk van knorr (»««»), vinden by scilla (vvvv), bromell (wwww), j. a. melle (_XXXX) , BAUMER (wot) ei5 pontoppidan (2282). In 'c byzonder echter kan men dezelven breedvoerig befchre-? ven vinden, in eene Verhandeling van den vermaarden j. f. klein (aaaaa). 'c Zal nies ondienftig zyn , hier by aantemerken , hoe rumphius, ennahemsiMON schynvoet, die eenige aanmerkingen by de Amboinfche Rartiat-kamer gevoegd heeft, zich aan een grove dwaling fchuldig maken, wanneer deze Natuuronderzoekers de verfteende Zee-Egels voorfteüen en befchryven, als waren het lichamen , die, door den donder , uit de wolken zouden neêrgeflagen zyn. En deze dwaling is te onverfchonelyker, om dat zy zeiven de ZeeEgels, in derzelver natuurlyken ftaat, niet alleen in plaat afgebeeld, maar nevens dezelve eene befchryving gevoegd hebben. Zo feilt dikwijs het oordeel, wanneer de geest, door by- ft'ttl) Amb. Rariteith. PdaatXlll, XIV, L. en LIX. (uuuu) Lapides Diluvii Univerf. teftes. v$Ï?tVVIJ)J CorP°r-m<*r™> lapidescentib. Tab. XIII s A.aiv , XXV, XXVI. (wwww) Mineralogia et Lithographia Suecana , ?ag- 50. 5ï- ' (xxxx) De EchinitU PFagricis, pag t< (.OTjO Naturge/chichten des Mineral rèic/ts, Fig 37a. en 37^. ' 6' (zzzz) Natur/. Hiff. von Norwege, Tab. IX (aaaaa) Naturalis Difpof. Echinodermatum , en in t transch met vermeerderingen, te Parys , 17 —h o 3 - E 3' < „ g CfqT ^ ES- S g 0 ^ ^ ET* &■ O fS O -f» I—I 3 W Ja D< vo o _ S 5 - rv • P_ 2 crq l-> o 1 i l ^ I* s co o 1-1 E3 g oó' C2 aa. ° Ü. ° § ?d S £ %. B' Geboor- GeflorJ"ren- ven. 1760 9 11 1761 14 6 1762 19 10 1763 14 10 1764 19 18 "1765 8 J3 1766 23 11 1767 14 10 1768 16 14 1769 12 9 I1770 J5 Ljg, 1771 14 1 14 1772 12 1 11 1773 17 8_ }774 15 5 1775 14 6 | 1776 12 10 1777 _____ J_L 1778 9 10 ^779 Ji __ 1780 12 13 1781 4 15 1782 9_ 4_ "^3 '3 5 1=4 Jaar. 32O 244   • s. _ s ^ r-t C3 >-! p_ f_D r-f £L 3/ o _ 2 _ g R *3 o j_* ^ i-l g pj O rt f__> cj CS 3 Cfq CO i—- TT Cj fD r-h ca — « « y &_ § §. p^j Q O* 2 5 £> o c_ cu £±, cu j_ rV ra ►cjp* o cs i=f p _ *2 <ï ' o W g g CS pu I £5 K " & K 3. S. ^ c ^ i* II' n. ° ^ n 3' ?=) n 5' 0 n> a 2 Cfq < ra 0 n> a 1 o VJ Geftor- Jaaren. Geboren. y 1776 11 34 i?7? 23 35 1778 19 17 1779 20 15 1780 12 18 1781 17 20 1782 25 18 7.aar. 127 157   Cu K> S sa 3 r- O TO O T3 r-t < OQ _ - 3 s- 3 * o" 3 g. Cfq M _ f» -f*- 3 S O _ 5" _ 2 2 o 3 3 TO K' O rr ra ra w O O i-s 3 ra ö fa t=* ra r* te! j» M _» ra O ra ra 3 O <: O Jaaren. Jongens. Meysjes. Totaal. I757 8 io 18 i"58 10 __4_ 14 1759 IQ II 21 1760 12 II 23 1761 12 6 18 £762 13 8 21 1763 IO IO 20 1764 10 16 26 1765 14 8 22 1766 11 11 22 1767 11 13 24 1768 7 11 18 £769 14 10 24 !_7_7_i_£4_ __3_ 27 !i77ij 10 10 20 .1773117 8 25 '1774I, J3 8 21 H775j 10 16 26 j 17761 4_ 8 12 ^777 10 8_ ~Ï8~ i7_7_ J3 i4_ _27_ 1779 _7 8 15 £780 18 8_ 26 1781 6_ 6 T_~ 1782 _8 t_ 15 = 5 Jaar. 285 248 533   Cu O rt R* _. < ö 2 2. cr=j er* r_ re pi. g. Cu Cu ^ 3 JU E ö. N f2. 2 3* 3 w O I I N O 3 3 3 V» re N 3 & R s v* O % Jaartal, Jongens, ƒ Meysjes. Totaal. 1764 17 9 26 1765 15 IO 25 1766 12 II 23 1767 14 13 27 1768 II 9 20 1769 16 8 24 1770 16 12 28 I77f_ 3 4 7 1772 11 14 25 1773 II 8 19 1774 12 13 25 1775 8 8 16 1776 13 6 19 1777 8__ 9_ J__ 1778 11 8 19 1779 10 J6 2<5 1780 11 "8 19 1781 7_ 8 15 1782 11 7 18 1783 4_ 18 22 '0 Jaar. 221 [99 1420   re • & B P-rl 3 O pa a i_ 3 C n 3 % Z _ N O __J 3' S. _ 3 g 8- o < Cn rr> t_ o 3 O 01 O* W O i—i o ra 3 8 3 3 2 ai? i-i O er" e* < _ _ O- Jaartal. Zoons. Dochters. Totaal. 1763 8 10 18 1764 11 8 IQ 1765 10 11 21 1766 7 11 18 1767 11 9 20 1768 9 ""5 _4~ 1769 9_ 9 18 1770 10 15 25 1771 10 12 22 1772 12 8 20 1773 11 10 21 1774 7 10 i7_ J775 10 5 _£5_ 1776 10 6 16 1777 9 6 _i5_ J778 5 9 14 *779 9 5 14 1780 11 6 17 1781 4_ 1 5_ 1782 8 6 14 so Jaar. l8l l62 3^3   3 Bi t"1 ^ Cu - _? re G. 3 Oa ~ trq N f3 o ,_•• 5 m n_ l-i G ? Üf 55" o CTq O re 3 _ CU 5' ° 3 S re v» 3 - O re 3 < fa 3" »-> t-_ tO «—i FJ EO J-t re 3 r-t> I1 ' * CU GESTORVEN. _____ u_^r__il _______ Totaal toon, p0gtft_, To__ajj _75_ J__ __3_ ______ 14 p "ïT i_5T __3 i " io j ï ~y~ "~6 p8" _3___4 5 ^U^F J3 1/59. ______3_ 5 lor4~Ï2~ 16 ______ _4 _1_1J5JTÏ4 I/01 2 3 __7 9; 8~ T7 pï _.3 __5_ ___7_ J5lr~9 ri"6 T763 JL __ _i2_ _2i |?4| 6 10 !764 _____ 4 1 _6|] 55 ^ioj T/65/ J _ 3 8 12jjj:~7~ "12 Ir66i.^j 2 1 _9~ 5~T2 17 jr^r| _6,l 5 5 ___i_5i 1 | e1 I/68! _i_ _5_ _£3 8:__8 161 I769 j JL __3 6_ 15^8 11 I9 1770! __3_ _____ 3 J_ i__i_T_ "15I I771 l' _3_ 8 __5_ j6| ^6J~~^ 9 _77_j _3 3 2 g J^ij 8 19 r^3 1 _5_ ______ ______ ___3 __9l 4 "13 _774 _i g_ 3 _Jg__j 8 15 r775 6 6 17 12] ~ir [776 _7_ 9_ __4_ ___ f_5j~~6~~' Ti ^ —L_£_ —£_ J,1 i,°~T "ï. 778 __? 5 1 _J_5 9 14 779 _4_ 5___5__i4_9 10 T9 780 1 5 3 __9 _5 7 ~I2 781 4 1 9 J4 _4 8 "12 Z__ __L 3 6 _J4^J 9 "16 7Jaar. 97 IIÖ 140 (353! ?8 198 076 a. O O bo _ "_ £5 bn *-> a> 4-> Cu O _o aj 3 ü 'S : — ai I 's .a § a w 3 5 3" » <_ os o *"»; 33 cj i B \4   " K* < _h n pa pa HL © Ou _* < « er «O' O 0\ 3 S 3' 5 ^ Cfq Cu p_ re O m 3 3 O _ N ' f S I O | O 3. Q Cfq Cu 2 o 3 § £a — pj _ 3- 3 ^ 2, f Si I o 2 l o | _ 3' ! §• I" <* r+ PJ fa !-i 3 e I li 3 I * 'n i'vt Jsirf de Kinderziekte. Jaartal. I Gedoop'1 OverI ten. 1 leeden. 1767 44 44 1768 37 37 1769 60 51 1770 46 47 1771 47 40 1772 40 52 1773 52 27 '!774 45 | 43 '1775 48 56 : 1776 42 45 ,1777 45 35 1778 46 48 : I i 1 1*779 38 30 1^80 46 35 i1?81 39 S2 I |I782 44 36 [ii Jaren 7_9 _-g |j   r < crq <•* co td § Si re 3 Cu 3 2 & £ re _ N. ° o' re >_• ö 3' O ^ pp re N g "E. 3 gf "> 8 3 v> ON (O J_ f_ ö' re 3 3 O n_ 3* «T> rt- ffi O Cfq ra n> 3 | GEDOOPTE». GESTORVENEN. J«aml. | Jongens, j Mcysjes. Totaal. Mans. VTöuwen. Kinderen""* Totaal. 178o 68 63 131 28 16 J 26 70 i?Si 54 67 121 30 22 j 36 88 1782 53 62 II5 29 24 69 122 1783 71 63 134 23 27 44 94 1784 62 54 n6 28 33 37 98 ^85 79 7° 149 20 22 43 85 J?86 75 75 150 19 24 29 72 11787 68 61 129 25 20 39 84 1788 69 49 n8 31 28 43 102 1789 70 64 134 29 23 58 110 1790 63 68 131 31 22 27 I 80 1791 66 63 129 21 25 36 82 ja»». 798 759 *557 1314 286 487 1087 A. . 170Ö en 1789 ts de Kinderziekten dit Karfpel geweest, j   i-H h-1 3<^ ^ 2 £ r» ch O rt r-> Cu 3- i^m >-» 3 3-33 Cu _ aH Cu iïï. so ft> n> o P_ N ? ^ 3 2 to P g oo 3 | ff 3 o to 3 3 g & o ro 3 o Q 8 2, * 3i M S GEDO 0 P T EN. l DODEN__ Jaartal. Jongens. Meysjet louai. 1773 l7 *4 3i 24 1774 20 16 36 53 Jgjf- J775 *4 15 29 24 . _ I1776 21 14 35 16 1777 21 37 20 *778 15 17 32 24 1779 11 13 24 33 1780 20 14 34 20 1781 15 10 25 29 1782 17 14 31 57 Sr Jaaren. l66 I48 J3I4 J 300 I   2 & . po 14 f - o3' S. re 2 g* H 3 Cu M * 3 O _ t-ï. Po re re po N ^SS *o 3 2 i_4 re 3 I £ s 3 „ 3 o O re _ g 3 3 5' ér re r* fo >-! _ GEBOORNEN. OVERLEDENEN. I.Kinderen Vrouwen, onder Totaal. is Jaar. !773 9 io 19 16 7 6 29 ! 1774 16 I7 33 20 13 17 50 J775 24 7 31 765-1$ 1776 16 9 25 5 5 11 21 r777 11 19 30 10 7 7 24 'i778 T7 19 36 6 3 12 21 1779 12 17 29 10 7 11 J 28 1780 17 19 36 12 5 3 20 1781 9 13 22 10 8 , 12 30 1782 13 17 30 9 12 3 24 jaa'ren. M4 147 29l l05 73 %7 ^65 A°. 1774 heeft de Kinderziekte in dit Karfpel gewoed.   O co ^ O rt M O __( Cu re te! n "53 p 3 re re O •5 re O 5» 0 o R ^ 1 i i-i ^ Cu re crq 3 re Cu Cu re 3 i-i Cu re o Pu ■-» re i t „ . Overle- T _ , Overle- Jaaren. Geboren. _n Jaartal. Geboren. d£_ 1744 9 6 9 3 i_45 8 6 1765 10 4 1746 7 4 1766 11 5 1747 10 16 1767 12 8 7748 7 4 ! 17Ó8 6 6 1749 _____ 6 ____ 7 5 1750 9 23 1770 5 13 ___ 9 7 ; *77* 7 5 1752 7 16 |1772 13 | 10 £753 10 _____ 1773 6 I 9 1754 13 3 1774 11 j_i4_ ■755 12 3 1775 __7_| 3__ 1756 12 t_ 1776 7J 6 1757 18 _____ _____ 7 1 7 1758 j2 4 I77__ _9_j' 4 1759 8 8 1779 9 1760 13 4 1780 14 5 1761 16 4 1781 5 10 1762 11 9 1782 6 14 1763 13 10 ____!_____ 5_ Jaaren. 2\6 I48 ^ M4 ' JaWen- 2l6 I48 In 40 jaaren Totaal 388 292   3 __'■ ra 3' 3* jaaren. Jongens. Meysjes. Totaal. Jaaren. Jongens. Meysjes. I Totaal. 1744 7 ii 1764 11 10 | 21 __/_45 8 7 _i/T _ij_5 ______ 4 Ht" 1746 11 5 16 1766 7 12 I 19 1747 10 9 19 1767 9 10 19 1748 8 7 15 1768 10 4 14 1749 8 8 16 1769 9 6 | 15 1750 9 9 j 18 1770 13 8 21 1751 13 8 _2i 1771 7 5 12 1752 12 9 21 1772 7 | 9 16 j_753 ~t/ 8"j_5~ '773 " j T 18 J754 I4 8 22^ 1774 9 | 10 1 19 iZ55 ~7~ __7_-Zi_ 12 1 9 2ï 1756 13 6 19 1776 10 | 10 20 _757 _____ ZZ_|E_L j777 ij 1~~7~ 18 £758 __5 9j|__4__ 1778 n | 13 24 I?__9 _Li_9__ i779 10 i 8 18 1760 10 12 22 1780 10 12 22 1761 6 8 "14 1781 11 7 18 1762 11 11 J22 1782 8 11 19 j7°3 5 10 15 1783 10 6 16 Jaaren. 19* _ I^O j6l Jaa^a £99_!_____ 367 191 I7O 36I I • 40^39°" 338" 728" wm» ui uma iiim.ii m ■ _-_t_»______-______;ror .. . | |j_llu-« wii   CL a. v, re 5' O ^ re s5 C" 5 ° CL o < 3 fLre W 3 rt> ^ S* s c* tj 3 S f» ïs 3 _ ^ "CM co re O Cu ° g S_f 3 -ë « N Cu re ö _ 3 !_ n> fo 3 «X 3a o* re

~—- — Koekangen ■ O. 14. — De Wyk P. 15. — Meppel Q. iÖ. over elf Karfpellen—- R»   B LADfYZERfi» Der Voornaamlle Zaaken in de Inleiding en twee volgende Stukken van deri Tegenwoordigen Staat van Drenthe voorkomende. A. A^ardbeevsng, de geweldige aardbeving van 1783, waar door een groot gedeelte van Calabrien en Sicilien wierd onderst boven gekeerd , is de waarfchynelyke oorzaak van den geweldigen neveldamp , die zich in den 7°üiei vuu uui jaar alom heeft verfpreid. 272 'Accynfm. 82-85 jidfesfsr , of Byzitter, bekleed by afwezendheid van den Drost, den post van Voorzitter in den Etftoel. 66. Hy geeft in 't zelfde geval bevelen uit In het lyiïïraffelyke. 66. Voordeden welke hy geniet van de Lottin, gen en Ordels. 67 Asjen, ( Befchryving van ) 104. Klooster van Asfen. 105. Naamsoorfprongen van verfcheidene Drentfche Dorpen en van Coevorden. 108 -112 'Asfen , Drentsch Vlek, Ge« boorte en Sterflysten aldaar, Hjet de gevolgen, 282 en 283 E B. Banner Schuiten, zyn vlet in getal, en genieten boven de overige, de zogenaamde Banner garven. 79 Bedelaars, worden niet geduld in Drenthe. 80 Beilen, Drentsen Karfpel, Ge • boorte en Sterflysten van het zelve, met de gevolgen.283, en 284. Boomen, onder de Veenen behooren meestal tot de Deti« ne en Sparrezoorten, leggen van 't Noordwesten naar 't Zuidoosten 3i_ Eoudewyn II, Bisfchop van Utrecht, regeert Drenthe in vrede, geduurende zes jaaren. 71. Hy verklaart den Slotvoogd van Koevorden vervallen van zyne waardigheid . en belegert hem, meC behulp der Groningers. 72. Het Slot van Koevorden door hem veroverd. 73 De kinderen van Ludolf verzoeken te vergeefsch by den Bisfchop in hunne goedaren herfteld te e won  4_a BLADWYZER worden. 74. Nieuwe oorlog hierop on titaan; wordt door Otto , Graaf van Gelder, bygelegd; doch dit is van korten duur. Inleiding bl.75 Byen, belasting gelegd op de Byekorven, die jaariyks uit de nabuurige Provinciën voor een tyd herwaards komen, inleiding bl. 34 By geloof, fteeds aanmerkelyk onder de Drenthers. Inleiding bl. 38 C. dmlerfcbe Vloed , wordt door veelen voor de oorzaak van de omverwerping der boomen, onder de Veengronden, gerekend. 313 D. D e Paltzers van Gocherheide, helpen hunne voormaalige weldoeners, door denzwaaren watervloed overrompeld, uit den nood. 353 De Drenthen, worden op nieuws door den Utrecht fchen Bisfchop beoorloogd. Hy t«st hen aan met drie Legers. 106. Hy overvalt Koevorden en plonderd het plaatsje uit, doch laat de gelegenheid vnorhy gaan , om het Slot te veroveren J07. Zyne beide overige Legers worden door de Drenthen geflagen en hy tot den aftogc genoodzaakt. 108, De Bisfchop keert weder met nieuwe hulptroepen, doch wordt geheel en al verflagen. Inleiding bl. 109 en 110 De Drentben, met behulp der Friezen, die van Drenther. wolde op het lyf zynde ge» vallen, worden ge!lagen. Inleiding bl. u. Dingfpillen, zyn rechterampten in welke Drenthe wordt afgedeeld, dezelve zyn zes in getal. Inleiding bl. 9 Duik II , Bisfchop van Utrecht vindt by zyn komst tot het gebied de Schatkist uitgeput, maakt hierop vrede met de Drenthers. Inleiding bl. 79 Dorpen, (_ Drentfsb e ) beftaan meerendeels uit verftrooide Gehuchten. Doorgaans is in dezelve eene ruime plek, de Brink genoemd. 94. De ^aaïhnden. Esfen genoemd, leggen rondsom de Dor. pen. _5 Drentben, mogen binnen Groningen niet in verzekering worden genomen. 57. Wanneer zy het groot en klein Burgerrecht hebben gewon» nen gehad, geduurende twee jaaren, worden zy aldaar in de Regeering toegelaaten. 57 Drenthe, is naar den kant van Groningen, zeven uuren van de Noordzee, en, naar den Overysfelfchen kant, vier uuren van de Zuiderzee, gelegen. I5r Drentfche Riviertjes, de voornaarnfte zyn, de Hunze A, die zich door Groningen in 't lietf-  tkr voornaamfte Zaaketu 423 't Reiddiep ontlast, 151. Het Hoornfe Diep, 't geen dien zelfden weg volgt. Voorts verfcheiden Beeken van minder aanbelang. 152 Drentben , htin hoofdkaracter is eerlykheid en fpaarzaamheid. Zy ftaan niet gaarne af van oude gewoonten 158» Hebben doorgaans fraaie tanden, zyn zelden gebrek, kig , leven zeer eenvoudig. 159. Kleeden zich wel. iöi Opvoeding hunner kinderen. 16a Drenthe, geeft fchoon Eiken« hout, welks ftammen zomwylen zeer zwaar zyn. Verdere Boomzoorten aldaar. 168 Drentsch Landrecht, ingevoerd binnen de Stad en Heerlykheid Koevorden. 216-223 Drenthen, hunne ziekten zyn doorgaan» ni«r v«er C^ttfliir- lyk. 29a. Worden dikwyls hoog van jaaren; doch min. der menigvuldig, dan voof deezen. 203 Drenthe, naamsoorfprong. 2. Wordt befchouwd als een derde Landfchap ten opzicht van Zalland en Twenthe, 3. Grenzen en Gelegenheid. 5 en 6. Dikwyls is 'er getwist over de waare Grenzen, iusfchen Munfterland en Drenthe; doch dit alles is beflist in 1785. Inleiding bl. 7 Drenthe , ( Jievolking van ) door Revius ia zyne Historie van Deventer onmaatig vergroot. Inleiding bl. 9 Drenthe, de Korenfchuur van Groningen. 13. Langs een hoogen zandigen Weg die fteeds bruikbaar is, kan alles derwaards worden gevoerd. 13. Jaariyks wordt de dag op welken de Oogst beginnen zal door de Dorpelingen be» paald. Inleiding bl, i^, Drenthe, de oudfte Inwooners van dit Landfchap waren Friezen. De naam derzelve noch bewaard in dien var» het Dorp Vries. Inleiding bl. Drenthe, ( Gefchiedenis van ) in de vroegere tyden zeeC duister. De verandering varl zaaken '» dit deel van iLuros pa in 't midden der derde Eeuw heeft op de Drenthen jjeVpr ook. eenigzins betrek* king gehad. $3. Of dit Landfchap in 628 van hes overige Friesland is afgefcheurd fchynt duister. Ialeiding b!» Drenthe , de invoering van het Christendom aldaar brengt ook verandering te wege in *t wareldlyk beftier. Inleiding bl. 58 Drenthe, vvordt door de Utrechtfche Bisfchoppen in *t begin geregeerd volgens zyne aloude gewoonten. Inleiding bl. 65 Dyken, door de Romeinen in de Drentfche moerasfen gemaakt. Inleiding bl. 44, F.. Ecitens  4n BLAD W YZER E. "Ecbtenfcbe Wetering, was de eerfte Vaart, die de Turf graveryen in 1623 aan den gang bragt. De Smilder Turf is beter dan deeze. r5. Doch de Oostermoerfche Turf is de beste. Inleiding bl 16 Eigenerfden, zy bezitten alle de voordeelen aan den grond door hen bezeten, gehegt, zo wel als de Ridders. 24. Zy worden uit zevenendertig Kerfpelen gefternd. s6 Emmen, Drentsch Karfpel,Geboorte eu Sterflysten van hetzelve; gevolgen daar uit afgeleid. 378 "Etftoel, dezelve is het hoog. fte lyfftraftelyk en burgerlyk Gerechthof. 34- Zyn ndf. fier is de Landfchryver 35. Zyne bedienden zyn twee Deurwaarders of Landspanders, vier Booden, de Kapitein Geweldiger en zyn Dienaar. 36. Dezelve is zeer oud, mogelyk van het midden der elfde Eeuwe. 38. Van zyne gewysdens kan niet worden geappelleerd, maar alleen herziening worden verzogt. 39 Het getal der Etten is zesendertig; doch 'er zitten teffens maar vierentwintig. 39. O» roor hem begonnene twist gedingen loopen weinig langer dan een jaar, of in cafu llevifionis, twee jaaren. 41. SJuelve vergaderd gewoone- lyk twee maaien in het jaar eens in den Zomer, en eens in den Winter, op aanfehryving van den Heer Land. drost. 42. Zyn gewoone Voorzitter is de Drost, doch dezelve heeft geen ftem; 44 Etfluel , gebreken derzelve. 179. Oprichting van een Hof van Justitie in deszelfs plaats. 180 en volg. Inltructie voor dit nieuwe Hof. 192 - 195 Eed voor de Raaden. 195. Vervolg der Ordonnantie en Inftruktie. 19Ö - 209. Publicatie tot inftelling van het nieuwe Hof. 214. Nieuwaangeftelde Raaden. 215 en 216 Ewaldussen , ( de twee ) prediken het Christendom in Drenthe, doch worden aldaar, of in de nabyheid, door de Nederfaxers vermoord. Jm- leiding M ^ F. "Familie nament ( optelling der voornceamfte Drentfche } 126" en 12-r G, Cyelegenbeid van 't Landfchap Drenthe , 't zelve is gePlatst tusfchen Overysfel, Friesland , Groningerland , Westwoldingerland, Munsterland en 't Graaffchap Bentheim. 1. Het heelt de Provinciën der Verëenigde Ge-  der voêrnaamjle Zaaken. 4»5. Gewesten ten Westen, Zuiden en Noorden , doch Munsterland en het Bent teimfche ten Oosten. 1. De omtrek van Drenthe wordt ïen naasten by op vyftig «uren gaans gerekend. 1. Verdeeling van Drenthe in zes Dingfpillen. Zuideveld, Beiier Dingfpil , Dieverder Dingfpil, Rolder Dingfpil, Noordenveld en Oostermoer. £ De Dingfpillen worden verdeeld in Kerfpelen , die eerenveertig in aantal zyn, 3. Drenthe wordt ook verdeeld in Scholtampten, die te zaaien zesentwintig beloopen. 3. De Drenthen behoorden weleer ontwyiFclbaar -onder de Frifii Majores. 6. Naamsoorfprong van 't Landfchap, denkelvk van 't werkwoord Drenfen of Drinten 8. Regeering van Drenthe voor de achtfte Eeuw onzeker. 9. In 1024 wordt Drenthe aan de Utrechtfche Kerk gefchonken. o Het beftuur wordt door de Eisfchopp^n gegeeven aaii een Marfchaik die daarna Drosfaard en Landdrost wierd genoemd. 11, In 1515 gaat Drenthe over onder 't heflier van Hertog Karei van Gelder, en in 1536 onder dat van Karei den Vyfden. 11. Drenthe tekent de Unie van Utrecht in 1580, en weidt in de Algemeene Staatsvergadering toegelaaten. 15. Drenthe fchynt tot die Vergadering volkomen gerechtigd, doch is 'er echter ia Jaater E tyd fteeds buiten geweerd. 16. Staaten van Drenthe. Zy worden verbeeld door Ridderfchap en Eigenerfden. 17. Zy vergaderen gewoonIyk in Maart en voorts zo als 't de noodzaakelykheid vordert, 17. Men voteerd in de Vergadering met negen Stemmen, waar van drie behooren aan de Ridderfchap en zes aan de Eigenerfden. 18. Een Ridder moet behalven zyn Adel enz., bezitter zyn van een der achttien Havezaaten. 18. Dikwyls hebben maar weinige Ridders alle de ïioodige vereischtens. 20 Gedeputeerden, hunne Inftructie. 224 - 23a Geboorte en Sterflysten, behooren tot de volledige befchryving van een Landfchap. 273 Gieten, Drentsen Karfpel , Geboorte en Sterflysten van hetzelve. 273. Gevolgen daar uit afgeleid, 280 Goorfpraak , dezelve is eert Rechtdag in de Dingfpillen, die jaariyks eenige weeken voor de zitting van den Etltoel wordt gehouden, tot het afdoen en boeten van geringere misdaaden. 47 Gocbsrbeide, op dezelve, die voorheen weinig nuts deed, worde eene Volkplanting gerucht. 24? Gocberbeide , derzelver Geographifche ligging. Verhevenheid van den grond boven het gewoone waterpas. Onvruchtbaarheid van dezelJ 3 ve*  4iS BLADWYZER ve. 5«Ï4. Zwaare Leembank en Oerbank, aldaar voortreffelyk Putswater. 255. Aldaar Worden geene Veengronden gevonden, 256 Craanteelt , op Gocherheide het eerst begonnen met afploeging en verbranding der Zooden, daarna met haardasch. 358. De mergel die van de Maas wordt aangevoerd is van weinig vruchtbaare deelen, doch de Maftrichtlche kalk dient daar beter toe. 259. Voordeeligfte manier, op welken alhier de bebouwing des lands wordt in 't welk gefield. 261 Grafkelder, ( oude } by Eext, onder Anloer Kerfpel, bevatte Lykbusfchen en Steenen Wapenen. 143 Grafheuvels, of Tumuli, worden in meenigte in Drenthe gevonden 143. Waarfchynelyk zyn dezelve gelyktydig met de dagen waar in Tacitus leefde. 144 Grafheuveltjes , ( Tumuli ) fteeds In groot aantal naby de Legerplaatzen. 45. Dezelve zyn gedeeltelyk van Romeinfchen, doch ook voor een gedeelte van Duitfchen oorfprong, gelyk uit de daar Jn gevondene verfchillende wapentuigen wordt beweezen. Inleiding hl. 4.5 Grollerhout, Plaats alwaar de Drentfche Rechters weleer onder den blooten Hemel vergaderden, om recht te fpreeken, was denkelyk een Lucus,of heilig Bosch. 145 Groningen , twist over dft Stedevoogdy aldaar, tusfchen deafftammelingen van Lefterd. Inleiding bl. 69 Groningen , wordt door de Drenthen en Friezen met groote woede beftormd, doch door den Stadvoogd dapperJyk verdedigd , en door den Utrechtfchen Bisfchop ontzet. 83- Het Leger der Utrecht»' fchen wordt hierop in 1227 geheel en al verflagen , waar by ds Bisfchop zelve fneuvelt. Inleiding bl. 85 H. Jflaardjledegeld, 't zelve wordt betaald naar maate der huisgezinnen eu vermogens. 88. Thans beloopt het voor leder betnalpnd gezin van twee tot acht guldens. 88 Heide, een zeer nuttig gewas voor Menfehen en Beesten. 170. Te oud zynde wordt zy afgebrand en fchiet weder TTuit- 170 Hendr rit II, Roomsch Keizer, fchenkt het geheele Landfchap van Drenthe aan den Utreckfchen Bisfchop. Inleiding bl. QL Hkkbïrt, Bisfchop vanUtrechr, ftelt zyn Broeder Leffert aan tot Stadvoogd van Gronin. gen , en zyn tweeden Broeder Ludolph , tot Landvoogd over Drenth, Inleiding bl. 6$ Heivelden, zyn de doorgaans voorhandene grondsgefteldheid van Drenthe. De Gras-  ier voornaam/Ie Zaaken. 427 Graslanden worden meest aan de zoom gevonden. De Zaailanden zyn gemeste heidegronden. 149- De uitgeftrekfte heidevelden zyn Elders en Dieverderveld. 149 Hogefmilde, ( Heerlykheid ) behoort aan den Heer van Echten. Men verzamelt aldaar het volk tot den Kerkdienst met behulp van een trom. 102 Hogeveen, Drentsch Kerfpel, Geboorte en Sterflysten van hetzelve. 284 Hollanders, verbieden aan de reizende Paltzers den doortocht. Zy blyven op 't Kleefsch grondgebied, en bezetten een aanmerkelyk heideveld tusfchen Goch en Cleve gelegen. 247 Honingdauw , door veelen wordt de zwaarp nflveldamp van 1783 voor eene zoort daar van gehouden. 271. onwaarfchynelykheid hiervan. 271 Hongersnood, in Drenthe in 1272, door een algemeen misgewas van vier jaaren. Inleiding bl. H9 Houtgewas, weleer zeer overvloedig in Drenthe, doch is allengskens zeer afgenomen. Gebod in 1609 om veele werktuigen, die men anders van eiken hout maakte, van mindere houtzoorten te be reiden. 24. Houtplantagien aangemoedigd doch tot hiertoe, zonder de gewenschte uitwerking. Inleiding bl. 25 Hunnebedden , dezelve zyn Begraafplaatzen van oude Helden. Zy fchynen lang voor den tyd der Romeinen gebouwd te zyn. 336. Zy beftaan uit zameugevoegde fteenen van eene wonderbaar' lyke grootte en zwaarte. 139. Zy ftaan meerendeels op een verheven grond 140, Uinnen dezelve vindt men Lykbus. fchen met halfverbrande beenen, fteenenStrydhamers, en ander fteenen Krysgerecdfchap. 141 Hunfow, een Stad welke men gelooft , dat voorheen in Drenthe beftaan heeft, doch die in 808 door een Deenfchen Prins zoude zyn verwoest. 14® Hunfe, ( de ) en 't Hoornfche Diep naauwkeurig befchreeven. Inleiding bl. 26 en 27 Hunnebedden, door zommige gehouden voor de gedenkzuilen van Herkules. Zy zyn klaarblykelyk van een Noordfchen oorfprong. 50. En denkelyk gemaakt door de Noormannen in hunne geduurige invallen in deeze gewesten, onder Karei den Grooten. Inleiding bl. 51 L J'achtreglemenU 116 - ïtS Ingezetenen, ( het getal der ) vsn Drenthe, wordt gerekend op achtendertigduizend zielen, gx Inftructie , voor den Drost, Ridderen en Eigenerfden , van den jaare 1671. 233 - 543 Jus Patronatus, of recht van Ee 4 bege-  428 BLADWYZER begeving der opengevallene kerkelyke beroepen, is verfchillend voor verfchillende beroepen, wordende zommige begeven door de Overigheid en byzondere lieden, doch de meeste door de Eigenerfden. 131 K. ICamery te Gecb, maakt eene fchikking met de uitgeweeken Paltzers over de wyze, om de Gocherheide te bebouwen, en over de belastingen welke zy daar voor zouden betaalen. 253 Kerfpelfoldaat, ook Armjager genoemd, is verpligt alle vreemde Bedelaars uit zyn Kerfpel te verdryven. 80 Keurbengllen, reglement dien aangaande gemaakt in 1663, doch in 1726 weder vernietigd. Inleiding bl. 32 Kienhout, is het hout 't geen beneden den Veengrond wordt gevonden , 't dient meestal tot brandltofFe, 't geeft een zeer heldere vlam, doch een dikken rook. 314 Kotvorden, heeft twee Poorten, en bevat ongeveer duizend Inwooners. 97 Koevorden , Aldaar fterft jaariyks door elkanderen een van de vierenveertig. De jaariyks geboorenen ftaan aldaar als een tegen zesendertig en een tweede, In twintig jaaren zyn 'er zevenentagtig meer geboo- ren , dan geftorven. 175; De Stad is met hooge vestingwerken en ruime gragten omringd. Het water wordt aangevoerd uit de Drentfche Heidvelden, door middel van eene Sluis in de Vecht. 275 Koeijen , ongelyk van grootte, fynder dan in vetter landsdouwen. Voedzel. 164 Kokangen, Drentsen Kerfpel, Geboorte en Sterflysten daar van, met de gevolgen daar ui: opgemaakt. 287 en 288 Klasfen, zyn drie in getal, te weeten dat van Emmen, van Meppel en van Rolde. 128 Klimaat van Drenthe, zeer gezond wegens de drooge en zuivere lucht. 157 Klapperjieenen of Jdelaarftee* ■nen. zyn dnnraaans kloots. wyze gevormd, en gemaakt uit Vuuifteen, of ook wel uit eene okerachtige ftoffe. 417 en 4.18 Klooster van Asfen, door jan Bisfchop van Utrecht in alle zyne rechten en bezit* tingen bevestigd. Inleiding bl. 120 L. l^anddrost, zyn voorheen zo groot, doch thans uitgediend, gezag in Drenthe. 59 - 66 Landfchryver, hy is de Minister der Staaten, en de Geheimfchryvcr op de Landsdagen. 67- Insgelyks  der voornaam/Ie Zaakeru 429 behoort afzonderlyk tot zyn departement de burgerlyke «n lyfftraffe/yke Rechtspleging. 67. Ten dien einde moet hy lïeeds op de jLottingen en Goorfpraaken verfchynen, alles aantekenen en fteeds de grootfte geheimhouding betragten. 67. Hy is Curator Bouorum in Grasvellige of Infolvente Boedels. 68. Hy heeft het opzicht, benevens twee Eigenerfden , over de Markten, Wegen, Waterleidingen enz. €8. Voordeden die hy geniet van de Lottingen enz 69. Hy kan binnen het Lanfchap woonen waar hy wil j doch heeft tot zyne dienst eenige kamers te Asfen. 69 Lasten , ( Algemeens ) van Drenthe. 82 - 92 Leemaarde »'« Drenthe, vcrfchillend,zomwyltn gefchikt voor de Pottebakkeryen. 171. De oer eene zoort van yzer erts ook zeer ongelyk van aard. 172 Legerplaatfen , ( Romeinfche ) waarfchynlyke overblyfzelen daarvan. 147 Legging der Plaatzen, doet veel tot derzdver meerdere of mindere gezondheid. 294. Legerplaatzen, ( Aloude ) in Drenthe zeer overvloedig, dezelve naauwkeurig befchreeven. 39* 4-4- Dezelve zyn niet altoos op dezelfde wyze ingericht geweest. 4r. Doorgaans worden zy voor Romeinfche Legerplaatzen gehouden, doch dit wordt E door andere verworpen. Inleiding bl. 41 Ludger, Bisfchop van Trier, wordt door Karei den Grooten herwaards gezonden om het Christendom met kragt te prediken. 56. Hy wordt Bisfchop van Munster. Inleiding bl. 57 Lyken , worden in Drenthe zelden in de Kerken begraaven, meest al op de Kerkhoven. 135. In 1760 wieri her Kerkhof te Asfen buiten het vlek verplaatst. 13? Lyst, van 't getal der Wooningen, Burgeren en Inwooners van de ftad Koeverden in 1783 274 Lyst , tot vergelyking der geboorten en fl-prfgevallen in elf Kerfpelen. 298. Verfcheidene algemeene bereekeningen en gevolg, trekkingen daar uit getrokken, 299 - 308 M. JVTanJêfa, of kleine St. Jacohs' fcbelpen, enkel of dubbeld. Ai 5 Makcellinus , predikt het Christendom in Drenthe en, overlydt te Oldenzaal. Inleiding bl. 55 Maten, by de Drenthen zyn voornaamelyk de Overys • felfehe en Groninger maten in gebruik. 113. Verfchillende maten van allerhande zoort. 114 - 116 Meer of Moerdampop veele plaatzen miskend, alhier in e 5 zyn  43£» BL ADWYZER. zyn aard en oorfprong naauwkeurig befcbreeven. i-54 ■ *57 Meiren, de voornaamite zyn het Zuidlaarder en het Leek. fter Meir. 153 Meppel. ( Korte befchryving van ) 103 Meppel, Drentsen Vlek, Geboorte en Sterflysten van hetzelve, met de daar uit opgemaakte gevolgen. 289291 Dit Vlek is aan den Zuidwestelyken hoek van Drenthe ruim drie uuren van de Zuiderzee. Hetzelve heeft goede Weid - en Hooilanden, is wel betimmerd. 291. Men vindt 'er veele Winkels en Fabrieken. 293 Ni van den Zomer van 1783 zeer ongewoon. 263. Proeven van den Heer Brugmans over dezelve, en optelling der gewasfen , welke het meest door dien damp hadden geleden , en dier geene, welke 'er 't minst door waren aangedaan. 274 - 269 Aanmerkelyke vruchtbaarheid na het verdwynen van dien damp. 169. Dezelve fchynt veroorzaakt te zyn door de falpeterige deelen der damp 1 die in het Aardryk zyn gedrongen. 270 Nevels, zyn hier niet zeer ongezond, en verwekken flegts eene lichte verkoud. heid. Inleiding bl. 23) Norcb , Drentsch Kerfpel , Geboorte en Sterflysten van hetzelve, met de daar ui: afgeleide gevolgen. 281 en O. Omjlagen, is eene fchatting op de bezaaide landen. 89 Ontvanger Generaal, hy ont« vangt de Grondsfchattingen in zo verre zy niet worden betaald aan den Secretaris. 71. Hy heeft een Land. febapshuis te pand , en moet hebben een borg van vyf« tigduizend guldens. 72 Ontvanger van 't Collateraal , zyne inkomften. 73 Otto I, geeft als Roomsch Keizer aan den Utrechtfchen Bisfchop Baldrik het uitfluitend recht tot de Jagt in Drenthe. Inleiding bl. 60 Orro , Graaf van Bentheim , valt in Drenthe, doch wordt geflagen en gevangen. Inleiding bl. f58 Dtto, Graaf van Gelder, valt, door de Drenthen geholpen , den Utrechtfchen Bisichop op het lyf, en beftormt elf dagen langde walien van Deventer, doch men komt tot verzoening. Inleiding bl, 78 Dtto II, Bisfchop van Utrecht, krygt verfchil met de Drenthen. 80 Hier toe geeft voornaamelyk aanleiding een geweldige tweefpalt binnen Groningen, in welken zich de  der voornaamjle Zaaken, 431 de Koevordfche Slotvoogd had gemengd. Inleiding bl. 81 Otto III, Bisfchop van Utrecht , hernieuwt den Vrede met de Drentben, waarna het Landfchap eene langduu rige rust geniet- Inleiding bi. "2 P. "Paardemarkten, die van Dieveren , No' ch en Zuidlaien , zyn zeer beroemd. 103 Paarden, zyn in geen zeer algemeen gebruik. Drentfche Veulens worden op de Markten opgekogt en naar de nabnurige Gewesten verzonden. 163. Hun voedzel. 163 Pachters


«"* kjrfrentïien en ontvangt daar voor den honderden penning. 70 Slot, door de Drenthen gebouwd by Mitzpete, door die van Groningen veroverd, iai. 't Zelve wordt vernield en een Vrede tusfchen de partyen gefloten. 10* en 103. Op het ontftaan van nieuwe oneenigheden herbouwen de Drenthen hun Slot by Mitzpete, doch het wordt door den Vyand hernomen. Inleiding bl. jos $mildervaart, komt uit het Meppelfche Diep, en loopt voorby Asfen naar de Smilde. Inleiding bl. 3° 'Staatsvergadering, alle Eigen erfden mogen aldaar komen om te zien en te hooren. 27. In dezelve wordt gevonden een Stoel voor den Stadhouder, en daar naast die van den Landdrost. 28. Wierd voorheen, zelfs noch in de zeventiende Eeuw, onder den blaauwen Hemel gehouden, in het Gr Jlerhout. 28. Derzelver bedienden zyn een Deurwaarder en vier Boden. 30 Staaten, ( Gedeputeerde ) hun. Collegie beftaat uit den Landdrost, twee Edelen en twee Eigenerfden, benevens een Griffier. 31. Zy hebben het bcftuur over de Finantien, benevens den uitipraak over alle Kerkelyke, Diaconie en Domein zaaken. 33. Van hen kan aan de Staaten worden geappelleerd. 33 Sterflyst, geduurende twintig jaaren te Koevorden. 274 Steenen, dezelve worden in veel verfchillende zoorten in de Drentfche gronden gevonden. Steenen of Verfteeningen in Drenthe, uitvoerige verhandeling over dezelve. 348420 SutDBERTüs, een der eerfte Predikers van het Christelyk geloof in Westphalen, is ook denkelyk in dit Landfchap gcwce&t. Inleiding bl. 5? T. banden , van een onbekend Dier  434 BLADWYZER Dier gevonden onder de T'.rflagen van Eelde. 340 Turflaagen, hun onderfcheid. 323. Laagen van halfverteerd Houtskool in dezelve zomwylen aanwezig. 324 Tivsefpalt, tusfchen de Kinderen van Egbert van Groe* nenberg en tusfchen de Gelekingen , verwekt veel onheil in Drenthe. 113 en 314. De Groenenbergers Worden uit Groningen gebannen. 115. Doch keeren weder, en kwellen op hunne beurt, hunne Vyanden. Inleiding bl. 116 U. \J itgebreidbeid van Drentbe, volgens veeier meening voor. heen grooter dan thans. 120 en 121. Tegenwoordig beflaat de oppervlakte des Landfchaps honderd achtentwintig vierkante uuren gaans. 124 Ulfo, en zyne Broederen in den Ryksban gedaan, en hunne goederen aan den Bisfchoppelyken Stoel van Utrecht gefchonken. 61. Het misdryf van deeze lieden onzeker. Inleiding bl. 64 V. ^Veengronden, meest met heide bewasfen. 172. Geeven bag* gelaar en ligte Turf, eene zeer zwaare zoort daar Vjrj in 't Dingfpil Oostermaer, 173 Onder de Veengronden vindt men allerlei overblyfzelen van Gewasfen , Dieren , en Huisgeraaden. 175 Veenwording , verhandeling over dezelve. 309.' Omftandigheden die haar begunstigen. 318 . 320 Veenen, (hooge en laage) hun onderfcheid. 341. Hooge Veenen worden na het afgraven der Turf goede Landeryen. 34a Veenwording, algemeene aanmerkingen over dezelve. 3iS en 446 Veengronden, zyn na het verbranden der oppervlakte zeef gefchikt tot den Boekweits» teelt. Inleiding bl. 16 yeiagrv.rfcr., of Onverdeelde Heidvelden, dienen tot weid, velden voordeSchaapen. De Dorpen zyn 'er meestal rykelyk mede voorzien, 17. Deeze Landen zyn verdeeld in zogenaamde Marken, en zyn van een gemeenfchappelyk gebruik. 18. 't Geen aanleiding geeft dat dezelve niet tot het grootfte miï worden aangelegd. Inleiding bl. !% Viervoetige Dieren, Vogelen, Jnfecten en Visjeben , welk» in Drenthe worden gevonden, ifjö en 1^ Vlinten, of zwaare Keifteenen, zyn dikwyls zeer hoekig en draagen alle kentekenen dat zy van elders hier gekomen zyn.  der voernaamjle Zaaien. 43$ zyn. Inleiding bl. 20 Voottteeling , dezeive fchynt thans minder gezegend in Drenthe dan in vooiige jaaren. 294 "Volkert , Zoon van Ludolph, maakt zich meester van Koe. vorden, 75- Hv krVSc aldaar de Gravin van Bentheim ge. vangen , waarop de Vrede wordt herfteld. Inleiding bl. Vrybeidsliefde, is van alle ty. den onder de Drenthen zeer groot geweest, gelyk onder anderen hunne meenigvuldige opftanden tegen de Utrechtfche Bisfchoppen getuigen. Inleiding bl. 33 Vuur fteenen in Drenthe. 353. Kwartz en Spath Steenen by dezelve, dus ook Zand Steenen. Poddengfteenen ook Zomwylea iu Dtenthe gc« vonden, 354 W. "\rV^ajVfj van 't Landfchap, is een gekroond Mariabeeld, tusfchen twee zuilen» 50 Watervloed , van 1784, door welken eene zeer groote fchade in het Cleeffche en Gelderfche wierd veroorzaakt 253 fValvischbeenderen , Uaajetanden enz. worden overvloedig gevonden by Deiden en by Groningen. 4rö Wetboek van Drenthe, nam een begin in 1394, en wierd in 1447 vervolgd, door Koelof van Diepholt. 51. Na ver. fcheidene herzieningen wierd het op nieuw in order gebragt in 1713. 52 Verdeeling van dit Wetboek (n vier boeken en verdere byzondere Reglementen. 53 55 Wild, ( Grof ) voorheen in Drenth overvloedig , thans genoegzaam uitgeroeid. 35. Gewoon Wild. Reglementen dien aangaande. Inleiding bl. 56 WiLLEBRiND , Bisfchop van Utrecht, maakt een grooten toeftel om de Drenthen op het lyf te vallen. 88. Hy tan hen aan van zeskanten teffens, en brengt onder hen een grooten fchrik. go. Vrede tusfchen hem en de Dren. then op zeer vernederende voorwaarden voor de laatstgenoemde gefloten. Inleiding bi. £ Wyk, Drentsch Kerfpel s Ge. boorte en Sterflysten vart hetzelve, met de daar uit op. gemaakte gevolgen. 288 en 189 Z< Zeeêgels, ( Verfteende ) of Donderfteenen, zeer algemeen in Drenthe. 412 Ziekten in Drenthe , (zelden Juurgaande'yde zo algem ene Koonzen van 1780 en 1781, hebben de Drenthen ver. fchoond. Inleiding bl. in Zuidlaren, door het volk van den UtrechtfehejJ Bisfchop over*  43^ BLADWYZER enz. overrompeld en uitgeplonderd. Inleiding bl. 103 Zuidlaren , Drenrsch Kerfpel , Geboorte en Sterflysten van hetzelve. 280. Gevolgen daar uit afgeleid. zhi Zuilfleenen of Ba/alten , iir Drenthe zeer zeldzaam. 356 Zwynen , alhier verdeeld in Stoggen en Vlodooren. 164 D E PRENTEN MOETEN GEPLAATST WORDEN: 1. De Kaart in de Inleiding tegen over bladz. 8 s. De Vernieuwde Kerk te Meppelt, in het Eerfte Stuk. — jpa 3. 't Oude Landshuis of Staaten Kamer te Asfen, — 104 Deze Bladwyzer moet by let binden agter let Tweede of /aae. Jle Stuk worden gevoegd, en dc Inleiding vooraan geplaatst, waarmede dus de Tegenwoordige Staat van Drenthe compleet is. Ook moet men de beide Tytels, by deze Inleiding gevoegd, laaten blyven, opdat de Bezitters van den Teg. Staat vanille Polkeren, of van de Verëenigde Nederlanden afzonderlyk, van dezelve kunnen affnyden, die bun niet (e pasje kqvtt,