■ [  Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3261 7051      * ictra me ie! gij KoudtVrdusijpjitvanM.ben wanneer <« mij dit Ueed bedierf: M; maar net zoude unirf kmnenlMu-elen of 0*4 mijn tféWe land ruineerriet . ° ,«   ARTHELLO of de HOFNAR. TONEEL SPEL; NAAK. HET HOOGDUITSCHE VAN DEN hofraad van eckartshausen. TE HAARLEM, ï ]• VAN WALRÉ EN Co MP. VDCCXCIU Zedelijke Tonéelöefening, V'. Deels 3. Stal.  PERSOONEN. De koning. arthello , [gewezen Hofnar bij den voorigen. Koning. Baron van lisper , Minister. Graaf van papillon, -> . ,. {- Hovelingen* Kamerjonker hender, j Doctor zwart , Advocaat.. tur , een Jager. jacob, Knecht van Lisper. Eenige soldaaten.  Bladz. i ARTHELLO of de HOFNAR. TONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. (In den Vooravond.} E E R S T E TONEEL. Het toneel verbeeld een Bosch , op zijde, ag* ter eenige Bóomen , ziet men eene Hut. PAPILLON. T U R. PAPILLON. Dat die vervloekte Jagt toch na dc maan was ! Ik beu zo tnoê als een hond, en dat onweer, ja dat hadden wij nog noodig ! Wij zijn allen verflrooid , de Hemel mag weeten waar de Koning is ! En wist ik toch maar waar de paarden zijn, want ik kan zulk eenen verren weg na de liad onmooglijk te voet afleggen. T U R. Die jaagen wil moet gewend zijn te loopen als een Windhond , en nat te worden als een poedel. ' Gij moet zo niet bibberen , Heer Pa- pillon ! PAPILLON. Ja ! jij hebt gemaklijk praaten. Tij hebt een A huid  2 ARTHELLO of de HOFNAR. Luid zo dik als pergament , en pooten als een beer. Jij wordt nooit koud. t u R. Ja ja, daar hebje nu den hoveling wéér. Wij moeten van ijzer en (laai zijn, en niets gevoelen, om dat wij geen hofjonkers zijn. Even als of de Natuur ons geen menlchengevoel geeeeven had. Maar de koekkoek ! het kan geen kwaad al leert gij ook eens , hoe het 'er in de waereld uitziet. Op jou moeders kamer leer je dat toch niet. papillon. i Houd je bek vent en zeg me gcene lompheeden. t u R. A's men de waarheid zegt, dan is men bij ulieden lomp. En gij kunt ons ondertusfehen voor een heer en diergelijke uitfchelden , en gij z\]i niet lomp. Dat heeft mij de Koning nog noo'.t gezegd, en ik vecle het , bij mijn ziel , ook van jou niet. Daar moet ik van hem hooren dat ik een' poot heb als een beer. p a 1> i l l o n. Wel nu , is 't niet zo ? t u R. Een mensch heeft geen poot , hij heeft een !iatld , en als mijne band wat ruig en hard is , dan is zij het van 't werk, en dat is geene fchande. Het is veel beter, en 't doet der menschheid veel meer eere aan , eene door 't werk hard geworden hand te hebben , dan zull^ een zacht mopspootje als gij hebt. p a-  AIITHELLO ov de HOFNAR. 3 PAPILLON, Kijk nu dien lompcrt eens ! mijne han.l moet een mopspootje zijn. t u r. 't Eénc woord is het andere waard , lieer Papillon ! is mijne hand een' beerenpoot, dan kan de uwe wel een mopspootje zijn. papillon. Een heel groot onderfcheid. t u r. In 't minde niet ! Jij wordt immers op¬ gevoed als een fchoothondje ; je (lobbert druk een potje Coupe op. Voor 't overige geloof je , dat , even als aan je mopsje, jou alles vrij (laat. Je blaft alles aan , wat je niet kent , en als een mensch maar begint te hoesten , dan kruip je al weêr van bangheid onder de dekens. Als 'er een eerlijk man op je kamer komt , daiy befnuffel je hem immers van alle kanten , en 'er ontbreekt nieis meer aan , als dat je hem nog maar in de beenen bijt. Ik heb dus zo heel ver niet eens misgetast , toen ik je hand met eeu mopspootje vergeleek. papillon, ter zijde. De verftandigfle laat los; met dien lompen vent kan men niets uitvoeren. Hij zoude mij eindlijk 'waarachtig nog bij den kop vatten. Ik moet dus anders beginnen. (Tegen Tur.} Welnu, Tbr ! zijn wij weêr goede vrienden '? t u r. O ja ! gij weet hoe ik ben, ik doe geen mensch A 2 leed ,  4- ARTHELLO of de HOFNAR» leed, als men mij maar ongemoeid laat. Dat kan ik maar niet veelen, dat jijlui rijken je inbeeldt, rds of je van beter compofitie en' maakl'el waart , als wij alledaagfche imenfchen. papillon. _ Nu wees maar (lil , goede Tur ! Maar Jiadde ik toch maar eene hut, daar ik van deezen nacht in kon (kapen ! Hoe ver zijn wij nog wel van de ftad af ? tur. Ten minden zes uuren. papillon. God zegene ons ! dan komen wij voor den nacht niet eens t'huis. Toe kom aan, 't is tijd. Weet gij den weg , Tur ? tur. Ja den weg zal ik wel vinden , maar laat ons toch eerst den Koning zoeken. p a p i l l o n. Wat geef ik om den Koning ? die heeft volks genoeg om hem te zoeken. t u r. Daar ziet men nu weêr uwe verkleefdheid. Als elk nu eens zo dacht , dan kon de goede Koning alleen na huis gaan. Aan 't hofdan is 't buigen en dienaars maaken in 't oneindige ; o dan is alles zo ondcrdaanig , zo vol attachement; en ondertusfchen , als 't op de daad aankomt , dan ziet het 'er, God betere het ! bedroefd uit. pa-  ARTMELLO of de HOFNAR. 5" PAPILLON. Nu zoek jij hem dan maar op. Ik zie gints eene nut, daar wil ik deezen nacht blijven. Zoek jij maar, jij word toch betaald. t u r. Wat betaald ? Wat duivel is dat ! denkt gij dan , dat ik den Koning zoek om dat vodfige geld ? Ik zoek den Koning om dat ik hem liefheb , en liefde kan geen Vorst betaalen. Zijt gij niet ook zo goed 'sKoningsdienaar als ik ben? hebt gij niet dezelfde plichten jegens hem? papillon. Wij dienen den Koning uit eere. t u r. Zo en om dat gij den Koning uit eere dient, behoeft gij hem minder lief te hebben ? De Koning geeft de galg van jou eerc. Neen , zo dom ben ik nog niet, Heer Papilion ! geloof dat vrij. Ik weet het heel wel , waarom jelui zorondom den Koning loopt. Hij is als een boom, dien gij nadert om zijne fchaduw : gij verdringt de anderen , en die moeten zich dan den kop laaten verbranden. — Vat je 't , Heer Papillon ? vat je 't ? — Ik groet je , ik gaa den Koning zoeken. A 3 TWEE-  C ARTHELLO of de HOFNAR. T W E E D E TONEEL. papillon, daarnaa arthello, papillon, klopt aan de hut. Doe open ! doe open ! arthello. TTé daar ! wat voor leven is dat ? Slaa mij toch de hut over mijn kop niet aan Hukken. Wie zijt gij ? p a p i l l o n. Ik behoor tot het gevolg van den Koning. arthello. Tot het gevolg van den Koning ? papillon. Ja. arthello. Goed, zoek den Koning dan, en gaa met hem na huis. p a p i l l on. Jou oude knorrepot, maak de deur toch open, ik heb je wat te zeggen. arthello. Wat heb je me te zeggen ? papillon. Houd me niet op, ik ben een Hofjonker. arthello. Zo veel te erger, want ik had je voor wat beters aangezien. (Hij gooit de deur weêr loc.} PA-  ARTHELLO of de HOFNAR. ? papillon. Toe doe toch open ! gij zult het niet voor niet doen. arthello. Zo ! nu merk ik eerst recht dat gij uit de ftad van daan zijt , want daar verkoopt de fledeling voor geld , 't geen de buitenman voor niet doet. Heb je geld V papillon. O ja ! heel veel ! arthello. Zo veel te erger, want gij zult zo veel te min* der moed hebben. p a p i l l o n. Nu , laat mij dan toch binnen. a r t h e l l o. Wel gij hebt immers geld ? papillon. Hou daar , daar hebt gij het. a r t ii e l l 0. Ik heb het niet van nooden. p a p i l l o n. Wel nu wat wilt gij dan, laat 'er mij dan toch in , want ik ben moè. a r t ii e l l 0. Je hebt immers geld ? papillon. Wel nu ja, maar het geld helpt mij immers niet voor de vermoeidheid V toe gaauvv, ik heb dorst ook. A 4- ar-  8 ARTHELLO of de HOFNAR. arthello. Drink dan maar : je hebt immers geld ? papillon. Wonderlijke vent ! Ik kan mijn beurs immers niet inöokken ? arthello. Zo dan zijn'er toch ook omftandigheeden, waar in ook het geld van geen nut is ? Bekend gij dat ? papillon. Nu ja dan ! a r t h e l l o. Zo . dan wil ik voor iV nnm rlnpn. f TJH n-»** na buiten , en beziet Papillon zeer naauwkeurisr ..„,„ I 1 N O uw uuieii tui, unueren, ) papillon. Hoe bekijk je mij dan zo van het hoofd tot de voeten ? arthello. Ik bekijk je zo , om zo wat te calculeeren, hoe vee] je bij de menschheid wel waard zoud zijn, als je geen goudbeurs had ? papillon. Ja mijn goede man ! dan zoude ik van zeer luttel waarde zijn , want in de flad oordeelt men maar naar 't geld ; en mijn vader zegt altijd, dat al wie geen inkomen van io, coo guldens heeft, geen man van eere is. arthello. Heb jij zo veel inkomen al ? pa-  ARTHELLO of de HOFNAR. 9 papillon. Neen ! mijn vader geeft mij jaarlijks nog maar soco guldens. arthello. Dan ben je nog geen vierde part van een man van eer. Laat je toch 5coo guldens geeven, dan nebje toch eene halve eerlijkheid. — Maar hoe gaat het dan met die lui , die ico, 000 guldens inkomen hebben ? dat zijn dan mislchien 10 dubbelde lui van eer ? papillon. "Wel zeker , dat volgt natuurlijk ! arthello. Dan kan ik begrijpen , waarom de rijke lui zo veel kwaad doen, want volgens jou rekening mag iemand, die 100, 000 guld. heeft, negenmaal een fchurk zijn , en evenwel houdt hij iiog genoeg over, om een eerlijk man te blijven. . Maar ik heb 'er toch zo wat een andere cakula op. Ik reken zo : tienmaal nul is nul , en 100 maal nul is nul, en al wie geene deugd noch vcrdieiifte heeft, is ook nul. papillon. Je bent toch een rechte gek. arthello. Je hebt gelijk , je neemt mij het woord uit den mond , ik. meende zo tegen je'te zeggen : je benf een groote gek. papillon. Als jij van jongs op altijd zulke raarc invallen A 5 ge-  io ARTHELLO of de HOFNAR. geliad hebt, moet je hl je jeugd heel verftandig geweest zijn. Maar kinderen , die in hunne jeugd zo heel wijs zijn, worden doorgaands, als zij oud worden , domöoren. arthello. Daar heb je weêr groot gelijk aan ; want je weet dat uit'eigen ondervinding. p a p i l l o n. Stil ! daar komt volk. 't Is de Koning. DERDE TONEEL. De koning met zijn gevolg, papillon, klender, tur, AiiTIlELLU. papillon. 't Is een groot geluk dat uwe Majefteit niet ver. doold is , wij zoeken uwe Majefteit overal. t u i!. Die verdoemde leugenaars ! Miin God ! wat zijn die hovelingen toch voor menfeheu ! k o n i n g , tegen Arthello. Wie zijt gij ? uwe Phyfionomie is mij niet onbekend. art K e l l o. Ik ben ee-.t kind van vijf jaaren , Sire ! papillon. Jij, met je grijzen kop nog maar vijf jaaren oud ? ar-  ARTHELLO of de HOFNAR., u- arthello. Ja Mijnheer! niet meer en niet minder : want mijnen leeftijd reken ik eerst van dien tijd af, dat ik waarlijk begon te leeven , en dan lecvc ik nog maar vijf jaaren , naamlijk , zo lang als ik van 'c hof ben verwijderd geweest. koning. Leg mij dat duidlijker uit. arthello. Als keven niet meer wil zeggen, dan in weezen zijn, even gelijk deeze Heen of die plant, ja, dan kunt gij met recht uit mijne grijze hairen opmaaken , dat ik zo heel jong niet meer ben : maar, naar mijn oordeel, is leeven toch nog iets meer. koning. Gij hebt gelijk. arthello. Ik ben lang aan 't hof geweest , Sire ! doch daar leefde ik niet, maar ik groeide Hechts als eene plant in de itookkas. Ik errinner mij zeer wel dat ik 'er at en dronk, des morgens opdond, en des avonds weêr na bed ging , dat ik fpeelde en gekheid maakte; maar dat is immers niet leeven/ Ik leef dus maar, federt ik hier ben , cn hier de 011fchuldige genoegens van 't landleevcn geniete. KONING. „, Hoe , waart gij aart 't hof ? arthello. Ja^, Sire ! ik was in die groote fcookkas. Ik zag 'er zeer veele en zeldzaame gewasicn, paddeltoe-  ia ARTHELLO of de HOFNAR. ftoelen van menfchen , die in édnen nacht uit de run opgroeiden; en zich evenwel zo veel inbeeldden als de fchoone koninglijke ananas. Ik zag 'er ook veele vreemde en buitenlandfche gewasfen: maar de deugd alleen ■ die vond ik 'er niet , en de Tuinman zeide mij ook , dat die Hechts in de open lucht goed groeijen wilde. Ik heet Arthello , en was uws vaders hofnar. koning. Gij zijt Arthello ? Uw wezen is zeer veranderd. Zk zoude u naauwlijks gekend hebben. ARTHELLO. Ja vSire ! 't is wel te denken dat wij nog al wat veranderen, als de hofnar een kluizenaar wordt. koning. Maar waarom hebt gij dan het hof yerlaaten ? arthello. Sire ! wanneer de dood den Koning de kroon van het hoofd Haat , past het dan zijnen gek wei de narrenkap op te houden V De Koning trok het purper uit, en ik mijn narrenpak. koning. Maar dat hadt gij toch niet moeten doen. a r t h e l l o. Hoe zo, hebt gij mij dan gemist? KONING. Ja Arthello ! Qij hadt mijnen vaderlief, endaarom had ik i.ch.ing voor u'. Ik heb u lang laaten zoeken. A r-  ARTHELLO of ds HOFNAR. 13 arthello. Gij waart zeer goed , mijn Koning ! maar wan. neer gij mijne redenen zult gehoord hebben , dan zal , geloovc ik, ook mijne verwijdering veröntichuldiging verdienen. k o n i n o, Nu , laat hooren dan. arthello. Ik merkte, Sire ! dat heel veel menfchen mij in 't vaarwater zaten , en dat ze mij mijn arme kapje benijdden. De Koning, dacht ik, zal ligt eeneu anderen hofnar weêr vinden , al ben ik 'er ook niet ; doch wil hij in Arthel'o geenen nar , maar cenen getrouwen vriend en onderdaan hebben, dari zal hij hem wel hiaten opzoeken, al heeft hij ook geene bellenkap meer op. koning. ja ! getrouw waart gij zeker, mijn lieve Arthello ! en daarom beminde ik u , en ik heb u ook zeer gemist. arthello. De ééne beleefdheid, mijn Koning! eischtwelde andere , maar ik ben zo weinig gefchikt om complimenten te maakeu. Het kan den Koning wel lief zijn dat hij zijnen nar weêr vondt, maar zijnen nar is het niet lief dat de Koning hem vondt. koning. Hoe zo ? hebt gij mij dan niet lief, Arthello ? a r t ii e l l o. ïk heb u maar al te lief, en daarom wenschte ik wel  14 ARTHELLO of de HOFNAR. wel dat gij mij niet wederge vonden hadt. Gij zijt zeer goed, mijn Koning! en uw hart heeft eenfin vriend noodig , maar gij zijt Koning, en de Koningen hebben zo zeiden vrienden. koning. Gij hebt grootlijks gelijk, Arthello ! maar kom ga met mij, gij zult mijn vriend zijn. arthello. Neen, doe dat niet Sire ! wat zoudt gij aan de vriendfchap van eenen gek hebben ? koning. Ja, Arthello ! ik weet wel dat gij geen gek zijt. arthello. Uwe goedheid misleid u , Sire ! ik ben waarlijk een gek , want ik bemin de waarheid ; en de waarheid te fpreeken , wordt niemand vergeeven dan kinderen eu gekken: dus, mijn lieve Koning! laat mij een gek blijven. koning. Neen toe , gij moet weêr aan 't hof komen , Arthello ! ik beloove het u, gij zult het bij mij niet kwaad hebben. arthello. Maar waarom wilt gij dan dat ik ftcrve ? In paleizen woont immers 'de dood. Ik leeve maar federt ik weêr op 't land ben , en de natuur weêr geniete. (Jch als gij maar niet des Konings zoon waart! K O N I N G. Hoe zo ? a r-  ARTHELLO of de HOFNAR. 15 ARTHELLO. O ! dan zouden de menfchen u behandelen als een ander mensch ; maar nu behandelen zij 11 als koning, dat wil zeggen : zij verplooijen zich geheel en al voor u , zij beliegen en bedriegen u, en zij beminnen uwe grootheid, en niet u zeiven. KONING. Kom, laat dat philofopheeren nu ftaan, Arthello ! en gaa nu maar met mij mede. ARTHELLO. Goed dan , maar beloof mij, dat gij mij vergoeden zult, 't geen ik hier achterlaate. K O N I N G. Heel wel , dat beloove ik u. A R T ii E L L o. Ik verlaat hier: rust, tevredenheid, onfchuld en deugd. Kunt gij mij deeze fchatten aan uw hof ook gceven 'i KONING. O Arthello! gij errinnert mij hoe zwaar en moeilijk het is, eeue kroon te draagen. Neen, deeze fchatten kan ik u waarlijk niet wedjjrgeeven. ARTHELLO. O ! hoe bedelarm zijt gij dan , mijn Koning ! Maar kom, gij gekroonde bedelaar ! kom in mijre hut, en leer van mij met weinig zo rijk te Z'jn als een Koning. (Arthello neemt den Koning bij de hand, en leid hem in de hut. V Gevolg van den Koning wil met hem gaan.} ar-  iS ARTHELLO of de HOFNAR. ARTHELLO. Tllyft te rug ! Mijne hut is maar voor twee menlchen ruim genoeg. Zij is ook maar alleen over mijne kap gemaakt, uwe nieuwmodenfche kappen zouden 'er niet in kunnen. VIERDE TONEEL. FAI' ÏLLON , KLENDER, TUR. Gevolg van den Koning. K L E k D E k. D e Koning vond Arthello weêr? — dat is verdoemd! — dat toch die oude gek nog moest keven ! 't Is te hoopen dat hij maar niet aan 't hof komt , want dan zoude hij ons duivelfche potfen fpeeleu. PAPILLON. Gij hebt gelijk , Graaf! Zijne malle luimen zouden voor onze projeften zeer gevaarlijk kunnen worden. En als 't nog maar een aliedaagfe gek was, dan kon 't nog wel gaan , maar deeze vent heeft verftand, en , dat nog veel flimmcr is, hij heeft ook moed in 't lijf. KLENDER. Ja . dat is het juist. Dat hij verftand heeft, kon 'er nog wel door , maar moed — dien moet hij niet hebben. Maar daar zal , hoop ik , nog wel middel zijn, om het den Koning uit het hoofd te praaten, dat hij hem niet meê na t hof neemt.  ARTHELLO of de HOFNAR. 17 papillon. Ja ! dat moeten wij waarachtig niet laatéri gcfcnieden. t u ft. Wel nu ja ! de Koning zal joului wel om raad vraagen , wat hij doen of hiaten moet , niet waar Heer Hofjonker'? Neen ! Arthello is een braaf kaerel , een best mensch. Hij heeft ons arme lui bij den voorigen Koning veele dienden gedaan. klender. Ja, voor gekken, zijnes gelijken, was hij altijd drok bezig. Maar zeer veele lui van aanzien heelt hij dikwils een beentje geligt, meenig een project omver gefmeeten ; en hij heeft ons meenig lekker hapje, dat wij zo zoet meenden te kluiven, «oor den neus weggekaapt; zo dat wij zouden'er waarachtig bij lijden , als Arthello aan 't hof kwam. V IJ F D E T O N E E L. De Voorigen. arthello treed met den Koning uit de hut. arthello. .Fïet blijft dan dus gearresteerd , Sire ! onder deeze conditie. koning. Nu , goed dan. Ik verwacht u. Adieu ! tot weerziens.' (De Koning gaat heen met zijn Gevolg ; Arthello blijft voor de hut flaan ; de Kamerdienaar Klender keert te rug.) B kl ex-  i8 ARTHELLO of de HOFNAR. klender. Hm ! hm ! pst ! arthello. Meent gij mij , Hofjonker ? klender. Ik geloof ja ! arthello. Wat men gelooft kan men niet zeker weeten , en dus , om dat je het maar gelooft, weet je het nog niet. Ik groet je. k l e n d e r, Neen, neen ! hoor eens hier ! ik meen jou ! a r t ii e l l o. Mij ? keende r. Wel nu ja , jou , des Konings hofnar. arthello. ^ Als je des Konings hofnar meent , dan- fpreek je met je zeiven. Jij bent immers in mijn plaats hofnar geworden ? klender. Toe , geen gekheid , maar luister eens. arthello. Nu ja , ik luister. klender. TIeeft de Koning u niet gezegd , wat tegenwoordig het geheim aan 't hof is V ar-  ARTHELLO of de HOFNAR. 19 arthello. Ja , hij zeide mij wat men aan 'c hof doet. klender. Wel nu , wat doet men dan nu aan 't hof ? zeg het mij ook. arthello. De koks maaken foupen, en de bakkers pasteijen. klender. Och! dat weet ik wel, ik meen wat voor leven 'er tegenwoordig aan 't hof is V arthello. Zo dat is wat anders. Ja dat heeft de Koning mij gezegd. klender. Ei lieve ! zeg het mij dan ook. a r t ii E l l o. 't Meeste leven aan 't hof maakt het rollen der koetfen. k l e n d e r. Loop rondom met je gekheid ! Ik wou eigenlijk wecten wat voor nieuws men aan 't hóf heelt, of liever wat het allernieuwfte is arthello. Wel waarom hebt gij u dan van eerst af aan niet duidlijker uitgedrukt', dan had ik u direcl: kunnen antwoorden. 'Maar weet gij dan niet wat het nieuwfte is ? Is het voor u eeii geheim ? klender. Wel zeker l Ba ar-  2o ARTHELLO of de HOFNAR. ARTHELLO. Heeft de Koning 'er u niets van gezegd ? K L E N D E R. Geen levendige ziel weet 'er iets van. A R T II e L L O. Waarom gelooft gij dan , dat de Koning het mij zoude toevertrouwd hebben ? K L e N D E R. Om dat ik weet, dat de Koning altijd veel van u hield en nu ook zo familiair met u gefprooken heeft. A R T IJ e L L o. Wel wat deukje dan wel dat het allernieuwfte is? K L e x O e 11. Wel ik wil het juist van u hooren. A R T II e L L o. Luister dan ! 't allefnreuwfte aan 't hof zijn —de paddestoelen . die deezen nacht eerst opgekomen zijn, want behalven den tuinman, die in de llookkas geweest is , heeft ze nog geen fterveling gezien. K L E N D E R. Al weêr met Je verdoemde gekheid ! Ik wil weeten wat de Koning u gezegd heeft. ARTHELLO. Was het een geheim ? KLENDER. Waarfchijnlijk. A R T H E L L O. Wel nu , als het een geheim was , dan kan ik het  ARTHELLO of de HOFNAR. 21 het 11 immers niet zeggen , want dan zou het geen geheim meer zijn. k l e n de r. Toe leg niet veel te maaien , en zeg het mij. Hier hebt gij geld. (hijgeeft hem zijn goudbeurs.) a r t n e 1, l o. Hoe veel is 'er wel omtrend in die beurs ? k l E N d e tl. Ik denk omtrend 30 ducaaten. a r t heel 0. Neen , dat kan ik niet aanncjmen. keende r. En waarom niet ? a r t ii e l i. o. Om dat gij u juist voor deeze Tom een compleet zotspak zoudt kunnen laaten maaken. Ook neem ik eigentlijk in 't geheel geen geld aan ; en de Koning heeft mij ook niet belast zijn geheim te verkoopen. k l e n d e r. Arthello ! Arthello ! Gij maakt misbruik van mijn geduld. arthello. Foei hof jonker ! daar moet gij geen misbruik van laaten maaken; bet is een fchoone deugd , en die u, aan't hof vooral, hoogst onontbeerlijk is. keende r. Gij zult mij toornig maaken, Arthello ! B3 ar-  2a ARTHELLO of de HOFNAR. arthello. Daar bewaare mij God voor! Want ik Iicb altijd booren zeggen , dat de toorn van 't vee een verfchriklijke toorn is. Maar wij zijn van de text af; bet geheim, dat ik u zeggen wilde, eischt een bedaard gemoed. klender. Was het zo een liefde-historietje ? a r t h e l l o. Ja , zo iets was het. klender. Ei, ei ' bemint de Koning ? en wien dan ? a r t ii e l l o. Ja, hij bemint. keende r. Dat is goed , maar wien dan ? art h e l l o. Als gij uw verftand gebruiktet , zoudt gij dat wel raae.cn kunnen» Is de Koning goed ? klender. Ja! arthello. _ Nu , om dat de Koning goed is , bemint hij zijne onderdaanen. k l e n d e r. Maar dat is geen geheim. arthello. Neen , een geheim is 't niet. k l e n-  ARTHELLO of de HOFNAR. 23 K l E N d E r. Maar ik wilde liet geheim weeten. Mag ik tt bidden , Arthello ! zeg het mij ; gij zult het geenen onwaardigeu toevertrouwd hebben. A r T II e L L o. Goed dan. Maar hoor eens ! Toen de Koning mij zijn geheim ontdekte, had ik mijn zotspakje aan en mijn kapje op. Bij ontdekte dus zijn geheim aan zijnen nar ! Eu die hofnar kan het aan niemand wéér toevertrouwen , dan aan iemand die ook een nar is. Wilt gij mijn gekskapje opzetten? K L e n d e e. Nu ja dan ! arthello. Ook mijn zotspakje aantrekken ? KLENDER. Ja , ook al ! arthello. Wacht dan maar een oogenblikje. (Uy gaat in de hut.) K L e N ü e r. Ja , wacht maar , jou rekel ! ik zal ie, met je duivelfche ftreeken en al, wel in de knel brengen. Ik kan immers dat zotskapje zacht eens opzetten , en het narrenpakje eens aantrekken, geenmensch ziet mij toch ; en dan zal ik , voor den dit en dat ! toch achter 't geheim zijn, arthello t komt met het narrei?pak. Hier is het kapje, kom aan, zet dat op. klender , zet het kapje op. B 4. ar-  24 ARTHELLO of de HOFNAR. a r t ii f. l l o. Het ftaat u charmant. Uw hoofd lijkt 'er waarachtig wel toe gemaakt te zijn. Maar de mode is zeer veranderd, niet waar? Uwe kapotjes zijn tegenwoordig zonder bellen, maar de tong is hu de bel van den gek , en die verraadt hem. keende R. Toe nu het geheim. arthello. Ho , ho ! mannetje , zo driftig niet. Gij zift nog maar een halve gek , gij moet eerst een volkomen gek zijn. Toe het jakje ook aan. k l e n d i; r , trekt het jakje ook aan. (Ter zijde. ) Verdoemd ! Maar men moet den gekken al wat toegeeven ook. a r t ii e l l o. Zie zo! nu zijt gij compleet uitgedoscht ! Het past u alles zo netjes , als of de'kleermaaker het voor u ze'ven gemaakt had. Maar nu nog etn woordie. Los mij eerst dit raadfel eens op. Welk onderfcheid is 'er nu tusfehen u en mij ? k l e n d e r. Dat is ligt te beantwoorden : ik draag een zotspak , en gij niet. arthello. Neen ! nu bedriegt gij u. Het onderfcheid is : dat gij een gek zijl, al draagt gij geen zotspak ; maar zo is 't niet bij mij , want met mijn pakje en kapje en alles , boude ik toch nog zo'veel gezond raenfehehverfrand over , dat ik weet, dat een geheim nooit beter bewaard is, dan wanneer men  ARTHELLO of de HOFNAR. 25 men liet voor zich houd , en dat men het nooit op de tong van eenen hoveling leggen moet. . . Merk dit wel op , hofjonker ! cn zeg 'er ' manik u bidden, toch geen mensch wat van. 'Maar daar komt volk aan , 't is van des Konings ''evolg. Verberg u. ö k l e n d e R. Ja , de duivel haal'! verbergen. Waar zal ik mi met deeze verdoemde kleeding heen ? En ik heb geen tijd meer om ze uittetrekken. Als ik maar wcgfchuilen koude ! arthello. Daar is een groot hondenhok ! kruin daar in daar zal geen mensch 11 zoeken. KIENDE R. Ja maar , jongen ! zij mogten mij toch daar eens willen zoeken. arthello. Toe toe , wees maar gerust , en kruip 'er maar Mink m: een ezel zoekt men in geen hondenhok. ZESDE TONEEL. arthello. Soldaat en van den Koning. arthello. w. >v jen zoekt gij toch zo in volle uniform ? Een soldaat. Wij zoeken, op order des Ministers, Arthello, die hier omtlrecks woonen moet. B 5 ar.-  26 ARTHELLO of de HOFNAR. a r t h e l e o. Zoekt gij Arthello ? kent gij hem wel ? «soldaat. Wij kennen hem juist niet ; maar naar de befchrijving zal hij wel te bevraagen zijn. a r t h e l l o. Maar zegt mij toch eens, vrienden ! heeft Arthello misfchien heel gewichtige bezigheden aan 'l hof, dat gij hem zo haastig^zoekt ? soldaat. Wij moeten hem in de gevangenis brengen. arthello. Wel zo ! op order van den Koning ? soldaat. Dat weetcn wij niet; ons heeft het de Minister belast. arthello. Zo dat is wat anders ! Ik zal u Arthello helpen opzoeken. soldaat. Kent gij hem dan ? arthello. Of ik hem kenne ? zo goed als mij zclven. Sedert ARTHELLO of de HOFNAR. arthello. Wat dat moet ? Zijt gij dan niet in den hoogden graad eerzuchtig , en draagt gij 'er dus niet alles toe bij, om mijne bellenkap te verdienen? — Hoor , Lisper ! Gij zoudt zo vergenoegd kunnen leeven, als gij maar wilder. Gij bezit groote rijkdommen , en kondet dus veel goed doen , en het geluk der menschheid genieten : maar neen! nu maakt gij , dat gij geen' éénen vergenoegden dag heb ; dag en nacht denkt gij op cabalen en gij wilt op de ruïnen van anderen uw geluk bouwen. Waar toe dient dat alles ? Leeven en het leeven genieten , dat is de waare Philofophie ; houd u daar bij. l i s p e r. Arthello! gij weet de verbindingen en betrekkingen niet, in welke men aan het hof ftaat. arthello. Welke betrekkingen? Herfenfchimmen zijn het; inbeeldingen , die in de natuur der dingen geene plaats hebben. Hoe hooger de mensch opklimt, zo veel laager Hort hij weêr neder , en al (lort hij eens niet neder, wat is hij dan ? Een vuurpijl , die prachtig opgaat en clan verdwijnt. Al hebt gij ook den hoogden top der eere bereikt ; al zijt gij eerde Minifter ; al werkt gij dag en nacht ten nutte en voor 't welzijn der maatfchappij, wie dankt het u ? Gij maakt altijd veel meer ontevredenen , dan tevredenen , al hebt gij ook het beste hart van de wacreld. Zo lang gij leeft, moet gij niet verwachten , dat men u gerechtigheid zal wedervaaren laaten ; maar wanneer gij dood zijt, dan kan 't gebeuren, dat men zeggen zal: hij was een braaf man. l i s-  ARTHELLO of de HOFNAR. 59 i e i s p e r. Waar moet deeze inleiding toe dienen ? arthello. Ik wil u overtuigen dat Arthello uw vriend is. Ik ben lang een onbekend aanfchomver geweest van al die toneelen , die 'er in de Had en aan 't hof gefpeeld zijn, en het heeft mij gefpeeten, dat gij eene zo Hechte rol daar in fpeeldet, mijn lieve Lisper ! Gij hebt den weg der waare eer verhaten, gij wilt, op de ruïnen'van het huis der Graaven van Herzdorf, tot de eerde bedieningen van den Haat klimmen , om u zeiven in ellende te dompelen. l 1 s p e r, Hoe zo ? arthello. Herszdorf is een man die de regeeringszaaken verhaat , en deugd met eerlijkheid te faam voegt. Misgun hem zijn amt niet, 'Lisper ! en denk dat gij er niet bekwaam toe zijt. Denk om het geluk van uwe familie , en bepaal u alleen tot dien kring , dien u de Koning heeft aangeweezen, en wees gelukkig. l i s p e r. Gij fpreekt zeer verfiandig mijn goede Arthello ' maar gij weet niet wat het te zeggen is in eene groote Had te leeven. De familie zit mij altijd op den hals en verwijt mij dat ik zo werkloos ben ; men wil hebben, dat ik mijne kinderen aaa voornaame families uithuwiijke , dat ik hen in groote posten indringe, en zo voorts: en dan laat men er zich al ligt in , men doet meenigen onvoorzichtigen Hap , maar men kan niet weder te rugj  Co ARTHELLO of de HOFNAR. rug ; dus moet men zijne plans uitvoeren , wanneer men begonnen heelt. arthello. Ik begrijp u volkomen , Lisper ! Ik weet , in welke verbindingen gij (Iaat met de families van Klender en Papillon. Ik weet hoe ver gij u met Zwart, den uechtften van alle Hechte menfchen, ingelaaten heb. Maar wat zou dit nu ? Gij kunt nog te rug als gij wilt. l I S P e R. Ik kan waarachtig niet, Arthello ! mijne eer is 'er te veel in betrokken. arthello. Dat moet gij niet gelooven. Wilt gij dan, alleen om die ijdcle eere, uwe kinderen ongelukkig maaken ? Als gij den Graaf Papillon uwe dochter , en aan Klender uwe nicht geeft, hoe ongelukkig maakt gij dan die arme meisjes niet. Het zijn immers de elendiglte fchepfels onder de zon? Lafhartig, trots en dom. Al brengt gij ze ook eens tot de hooglte eeramten , wat voordeel heeft uwe dochter daar van ? De aap blijft toch een aap , al draagt hij een geborduurd jak. L i s P E R. Ik geeve u volkomen gelijk , Arthello ! en ik wensen ook dikwijls , dat ik niet zo ver in datfpel ware ; maar ik ben 'er nu te ver in , en ik kan 'er mij niet meer uit helpen. ARTHELLO. Nu dan zal ik bet doen , en ik zal u, zonder dat 'er uwe eer bij lijde , nog met roem uit alle uwe verlegenheden heipen. Gij zult de overige da-  ARTHELLO of de HOFNAR. 6t dagen ir.vs levens in rust en genoegen doorbrengen , en gij zult niet bet flachtöfFer van uwe bevooroordeelde familie zijn. Gij zijt eigenlijk niet kwaad ; maar de omftandighedén , die u reeds zo ver in 't net flcepten, zouden u nog met den tijd tot den grootften booswicht maaken. Ik weet Lisper ! dat gij mijn gezwooren vijand waart ' terwijl ik bij den voorigen Koning was. Het hadde mij dikwijls maar een woord gekost , om u in eens diep re doen tuimelen. Gij weet hoe glibberig de weg aan de hoven is. Nu achte ik mij zeiven gelukkig, dat ik eene gelegenheid vinde, u te toonen dat ik niet wraakzuchtig ben. L i s p e R. Ik weet niet , Arthello ! wat ik u antwoorden moet. Uwe taal , uwe gevoelens , en — uwe zotskap — hoe rijmt dat te faamen V Ik weet liet niet ! arthello. Dat geloof ik zeerwel, mijn goede Lisper! want gij hebt vergeeten dat het kleed den man niet maakt. Maar tot weerziens! het gaa u wel. ( Hij gaat heen.) TIEN-  6*2 AR.THELLO of de HOFNAR. . TIENDE TONEEL. L I s i> e r , alleen. 't Is een wonderlijk man , die Arthello ! 't Is waarheid wat hij mij zegt, dat is zeker; maar kan men aan 't hof wel altijd naar waarheid en overtuiging handelen ? • Zeker heb ik het mij al dikwijls gewenscht, dat ik in die vervloek, te cabalen mij zo ver niet hadde ingelaaten : maar wanneer men 'er eens mede in is, dan gaat het zo ligt niet 'er weêr uit te komen. De hemel geeve dat de zaak beter gaa , dan ik verwachte. Einde van het Tweede Bedrijf. DER-  ARTHELLO of de HOFNAR. DERDE B E D R IJ F. (Een vertrek in ,sKonings Paleis.) E E R S T E T O N E E L. De koning, arthello. De Koning zit aan eene tafel, en ziet eenige Reqnesten door. .Altijd klagten en verzoeken. Dat is het gewoone lot van de menfchen. Ja ! als ik hun maar allen helpen koude ! — ik wilde gaerne ; maar ik ben een mensch, al draage ik eene kroon. Neen dat ben ik toch niet. Eene kroon is waarlijk eene zwaare last. Zie die tallooze requesicn maar eens. Honderd verzoeken om een amt, dat ik maar aan eenen enkelden geeven kan, en als ik deezen enkelden uit honderd gelukkig maake, dan maake ik q8 ARTHELLO of de HOFNAR. koning. Braave Arthello ! a ii ï ii e l l o. Gaa gij in uw cabinet, Sire! en laat alles maar voor mij over , ik zal zeggen dat gij heden niet te fpreeken zijt. k 0 n 1 n g. Ik verlaat mij geheel op u , Arthello ! Maar vergeef het mij , wanneer ik eene traan ftort , als ik hier mijn purper zie , en daar uw zotspak, waar in des Konings beste vriend woont. Welk een contrast! O waereld! wat zijt gij! arthello. De waereld is dezelfde die zij altijd geweest is, Sire ! Een groot dolhuis vol zotten, waarin de wijze eene eenzaame rol fpeelt. koning , neemt Arthello bij de hand. Adieu , braave Arthello ! tot weerziens. ( Hij gaat heen.) TWEEDE TONEEL. arthello, papillon, klender. Q Arthello zit aan de tafel en fchuurt de fchellen aan zijne kap.') papillon. rm Artbplln ! w.nt dnet pii daar 9 ar-  ARTHELLO of de HOFNAR. C9 art h f. l l o. Ik doe de vlakken uit mijne kap , die de wijsheid der hoflul "er in gemaakt heeft. papillon. Wel zo ! dan ben je kundig. arthello. Dat denk ik ! Ik ben een excellente Vlakkenverdrijver, en ik zal mij daar op toe gaan leggen. Als jijlui de zwarte vlakken uit je ziel weg wilt hebben , komt dan maar bij mij. klender. Dat is weêr een heerlijke inval. Men ziet toch aanltonds wie verdand heeft. , a r t h e l l^o. Gij moet waarachtig goede oogen hebben , dat gij bij mij 't verdand met 't bloote oog ontdekt, al leide ik jelui alle beiden onder 't beste Microscoop , dan zoude ik toch nog geen hairbreed verdand aan jelui ontdekken. klender. Dat kan wel waar zijn, maar beleefd is het niet. arthello. O ho ! op de beleefdheid moet je bij mij seen daat maaken, en gekken fpreeketi alleen naar waarheid Maar apropos; hoe daat het met jelui twist ? heb jelui met malkander braaf heröm gehakt ? & papillon. Neen wij hebben 't bijgelegd. E 3 ar-  ro ARTHELLO of de HOFNAR. arthello. Daar hebt ge wel aan gedaan , daar zou toch niet veel van gekomen zijn. klender. Denk je dan misfehien dat wij geen moeds