01 1233 5336 UB AMSTERDAM  W I L S O N; TOONEELSPEL.   WILS ON, Zie dazcr ruyai redder.   W I L S O N; TOONEELS PEL. gevolgd naar LE FABR1CANT DE LONDRES, van den heere FENOUILLOT de FALBAIRE. Te iiISr£LD^|f, J. HELDERS en A. MARS, in de Nes. 1784. Mei Privilegie.   FOORREDEN. De Heer hts, falbaireJchetst in dit Tooneelftuk, een gelukkig huisgezin, dat onverwagt, door eert famenloop van daagelykfche voorvallen, in de grootfte behoeftigheid gedompeld word. Dit tafereel is derhalven zeer gefchikt, om een teder medelyden te verwekken, op 't gezicht der onheilen die braave menfchen, in dit leven, fomtyds te beurt vallen; en het Jlrekt tot bewys van die verheven waarheid, door de ondervinding geleerd, dat in de treurigfte lotgevallen deezcr waereld, dikwyls, op het onverwachtst, eene blyde uitkomst gevonden word, en dat het ten uiterfie verkeerd is zich ooit aan de wanhoop over te geeven. Be ongemeenheid van het onderwerp, en de aandoenlyke trekken, waarmede het gefchetst is, hebben my doen bejluiten, om dit Tooneelfluk in vaerzen na te volgen, en ten fchouwburge te voeren. * 3 Di  VOORREDEN. De veranderingen die ik gewaagd heb, op de aanraading van myne kunstvrienden in hetzelve te maaken , zullen aan kundige leezers genoeg in het oog loopen , en zo ik vertrouwe aan hun oordeel voldoen. Intusfchen hoop ik, dat deeze geringe kunstgaave, tot vermaak en nut van veelen zal ftrekken. T. De  De Gecommitteerden tot de zaken van den Schouwburg hebben, volgens O&roy door de Heeren Staten van Holland en Westvriesland, den sden November, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van WILS ON Tooneelfpel, vergund aan j. helders en a. maks. Geene Exemplaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der gemelde Gecommitteerden onderteekend zyn. Amfleldam , den 15 Juni, 1784, VER-  VERTOONERS. w i t, s o n , een Lakenfabriekeur. e Mi li a« fanny, Dochter van Emilia. falkland, een voornaam Schotsch Edelman, barton, Vriend van Wilfon. ju li a, •> {Kinderen van Wilfon. henry, j milk, een Koopman. davidson, Boekhouder van Wilfon. betsy, Kindermeid. c, eorge, Bediende van Wilfon. een knecht van den Pennypost. een knecht van Lord Falkland. een knecht van Lord Orfey. werklieden van Wilfon. een deurwaarder. Gerechtsdienaars. Het tooneel is te Londen. W I L-  W I L S O N; TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld een vertrek, het geen, mtt eene dubbelde deur, toegang heeft tot een winkelkamer, in dit vertrek ziet men eene tafel, waarop eenig fchryfgereedfchap en boeken geplaatst zyn. EERSTE TOONEEL. WILSON, DAVIDSON. (Wilfon komt in eer? nachtrok, van de linkerzyde op het Too~\ neel, ziet in de winkelkamer, en roept Davidfon.~) WILSON, ter zyde op het Tooneel komende. ^^aarzvt sv. Davidfon ?... Wat zon? en wat beleid Verzeilen my n beroep! Hoe kan de afwezigheid, (ten ? Schoon flechts voor éénen dag,de moeilykheên vergrooIk heb den gantfchen nacht byna geen oog gefloten.... (Tegen Davidfon, die uit de winkelkamer komt.) Is al het volk reeds aan den arbeid ? DAVIDSON. Ja, Mynheer, Meer d an een uur geleên.. .In 't laatft' der week, ligt eer, Kunt gy aan Sidney all' zyn lakens nog bezorgen. A 5 WIL-  2 WILSON; WILSON. 't is wel; bericht het hem; en liefstnog deezen morgen. Wy moeten heden veel betaalen, zo ik meen. DAVIDSON. De Verwer kwam hier ook op gistren, en hy fcheen Om geld verlegen. WILSON. Goed, betaal hem, 'k ben te vreden; 'kHad reeds by Sudmer veel te goed,een maand geleden, Toen wy zyn reekening opnamen, en daarby Kwam nog 't geheel beloop der lakenen, die wy Aanjofeph Peterfon, verzonden vóór agt dagen. Myn kas moet dus by hem een groote fom bedraagen. Zyn u meer Wisfels nog vertoond ? DAVIDSON. Ja,twee,Mynheer. WILSON. Wy zullen die voldoen : ik wacht 'er zelfs nog meer. Gy moet daartoe het geld by Sudmer laaten haaien. DAVIDSON. 'k Zond George reeds daar heen. WILSON. . Wykonnen dan betaalen. Gy hebt nog geen bericht, hoe 't met de brieven is, Die ik op N orwich nam van hem ? DAVIDSON. Zy zyn gewis Alreevoldaan;zo niet,had Arthur'tu gefchreven. 'k Zou,dunkt my,u daarvan verzeekring durven geeven: Hy is te oplettend; bovendien is Sudmer ryk, En blyft des noods uw borg. WILSON. '"tls zo, gyhebtgelyk; De  TOONEELSPEL. 3 De fom is nochtans groot, dan dit zal zich wel fchikken. Een andre zorg ontrust myn hart alle oogenblikken; Myn liefde ,die gy kent,maakt niy op 't hoogst bevreesd. Is Fannygistren met haar moeder uit geweest V davidson. öNeen,Mynheer;maar'k hebLordOrfeyhier zien komen, wilson. Wart zegt gy!.. .Orfey hierldit doet op nieuw my fchroomen. Maar weet ge ook, Davidfon, wat hy hier heeft gedaan ? Mydunkt,zy moesten hem niet meer ten antwoord (taan. Zy hadden 't my beloofd,... Ach ! 't is gewis; zy beiden Zyn 't met elkandren eens, en willen my misleiden !... Wat dubbelhartigheid die ik te laat ontdek! Zy hebben, 'k zie 't nuklaar, gewagt naar myn vertrek, En op het oogenblik aan Orfey dit doen weeten. Is 't mooglyk konden zy zo ras haar woord vergeeten! Ach! waarde Davidfon, verberg my niets; wanneer Kwam hier die Lord? zeg my, wat uur vertrok hy weer ? Hebt gy ook iets uit haar gedrag of taal vernomen ? davidson. Mevrouw deed hem terftond inhaare kamer komen ; 't Was voordenmiddag; en zo veel ik weet, bleef hy 'Er langer dan een uur. wil s on. Maar was'erFannyby? davidson. Neen, maar men riep haar; doch zy is 'er kort gebleven, En kwam geheel ontroerd te rug. wilson. Dit doet mybeeven, Het oogmerk van dien Lord heb ik met recht gevreesd; Zyn rang werkt fterker dan myn liefde op haaren geest. da-  4 WILSON; DAVIDSON. > Dien zelfden avond is zyn knecht nog hier gekomen; Hy bragt Mevrouw een' brief. WILSON. Ik zie, 'k moet alles fchroomen. 'k Heb haar verlooren. Ach! men heeft myn min ver't Beken het; Fanny is den luisterryken (laat, (fmaad! Die haar door 't huwlyk met dien Lord word opgedraagen, Wel dubbelwaardig. Maar,zo'khaarniet kon behaagen, Waarom my dan zo lang door valfche tederheid, En zo veel teekens van oprechte trouw misleid! Zou't mooglyk kunnen zyn dat Fanny my verraadde! 'k Vergat om haar te ras myn teêrgeliefde gade , En 't geen ik fchuldig was aan haar gedachtenis. Al 't geen ik ly'; vernieuwt de fmart van haar gemis. Waarom, ö Hemel! na een zestal blyde jaaren , Die als een oogenblik ons oog ontvloden waren, Ons echtgeluk zo ras en onverwacht geftoord! Gy, myn Clarisfe! hebt, door vriendfchap aangefpoord, Deez' beide vrouwen in ons huis zo gul ontfangen; Hoe fterk betoonde ge op uw lterf bed uw verlangen , Dat ik altoos voor haar zou zorgen na uw dood! Gy fchikte Fanny toen voor my tot echtgenoot; Opdat zy by ons kroost mogt uwe plaats bekleeden. DAVIDSON. Gy kwelt u zelv' te veel en mooglyk zonder reden, Als ge alles onderzoekt, Mynheer! zult gy misfchien... WILSON. Laat myne kinderen, hier komen. Hen te zien. Zal myne fmart gewis verzachten, daar de trekken Van 't kinderlyk gelaat de moeder my ontdekken, Wier ongeveinsde liefde DAVIDSON Ontrust uw hart niet meer, Daar zyn ze met Mevrouw. TWEE-  TOONEELSPEL. 5 TWEEDE TOONEEL. Emilia, in morgengewaad, wilson, jülia, ongekapt; HENRï, geheel gekleed; davidson. emilia, de kinderen aan de hand houdende. Zyt wellekom, Mynheer. Zie hier uw kindren, die verlangen u te groeten, En teêr te omhelzen. wilson, omhelst zyne kinderen, zonder Emilia aan te zien. 't Is my lief hen weêr te ontmoeten; Zy zyn my dierbaar: zy herinren my 't gelaat... EMILIA, terwyl Wilfon de kinderen liefkoost. Wy maakten gistren op uw wederkomst wel ftaat; Maar toen men 's avonds laat niets van u had vernomen , jDcnoteu wy aai gy van aaag eerst weer zoud Komen. WILSON, ziet haar met een donker gelaat aan, en zich met moeite inhoudende. Myn komst isvroeg genoeg,Me vrouw,want naar ik zie... (Zyne kinderen nogmaals omhelzende.) Myn waarde kinderen, wy hebben alle drie, Dit word ik nu gewaar, een zwaar verlies geleden. EMILIA. Gy ziet my dag aan dng myn grootfte zorgbeftreden, Om't denkbeeld van die fmart te wisfen uit hnnn'zin; En wat uw' ftaat betreft, 'k hoop dat uw hartvriendin , Myn Fanny... wilson, hevig aangedaan, en Emilia fterk aanziende. Fanny! EMI-  6 WILSON; EMILIA. _ , , Ja, ik heb u veel te ontdekken, En t geen voorzeker u verwondring zal verwekken. (Tegen Julia.) Zeg Retzy, dat ze ukappe, en netjes op moet kleên ; Doch zonder halslhoer. Gaat met Davidfon nu heen. (Davidfon, die, geduarende dit Tooneel, zich bezig heeft gehouden met het fchryfgoed gereed te maaken, pennen te fnyden , enz. neemt de kinderen met zich in de •winkelkamer.') DERDE TOONEEL. EMILIA, WILSON. T EMILIA. J^ord Orfey, dien gykent, is gistren hier gekomen; Zyn onverwacht bezoek... WILSON. Ik heb dit reeds vernomen. EMILIA. Doch 't is u niet bekend, dat hy daarna nog heeft Aan ons gefchreven. WILSON. Ei! die Lord fchynt zeer beleefd. Maar ligtlyk dathy dacht u veel verpligt te weezen Voor 't morgen onderhoud. EMILIA, eer? brief aan Wilfon overgeevende. Gy in oogt zyn' brief wel leezen. WILSON, met ontroering kezende. Hoe ook uwfiaatzy, of men Fanny 'ï levenslicht Verfchuldigd is, 't geen gy my weigert te openbaaren, Myn  TOONEELSPEL. 7 Myn liefde vergt voortaan daar van geen meer bericht; 'k Aanbid uw dochter; 'k durf myn hart u vry verklaaren; Ik leg myn' rang en Jlaat voor haare voeten néér ; Ik zal haar huwen. Nu 't befluit u is gebleken. Waartoe ik my bepaal, denk ik, dat gy niet meer Van Wil/ons voorflag, hoe oprecht die zy,zult fpreeken; Maar dat hy zelf haar hand, myn liefde ten gevaW, Vry willig af zal fiaan. 'k Zal op myn landgoed blyven, Van waar ik morgen om uw antwoord zenden zal. 'k Maak Jlaat dat gy my zult voldoen en gunstig fchryven; Want zo de hoop op dat geluk my wierd ontzeid, Zo Fanny... Ja, Mevrouw, 'k laat haar my niet ontrooven: Denk dat verfmaade min tot buitenfpoorigheid Kon overflaan: haar kracht gaat uw begrip te boven. O RS ET. (Wilfon geeft op eene bedaarde, doch bedroefde wyze, den brief weder aan Emilia , zonder haar aan te zien.) En uw befluit? EMILIA, nauwkeurig op Wilfon lettende. 't Is reeds genomen: zulk een brief Bepaalde my terflond. WILSON. 't Was Fanny zeker lief, En t koste haar niet veel zich naar dien eisch te voegen. EMILIA. Gy kunt verzekerd zyn: ik zal haar' wensch vernoegen , Zy zal gelukkig zyn. (Wilfon ziet haar met verontwaardiging aan, terwyl. Emilia op een tederder wyze vervolgt.) Ja,  8 WILSON; Ja, Wilfon, Fanny zag. U lang als minnaar,maar ik wil datzeopdeez'rlag, En dit voldoet haar hart, haar hand uop zaldraagen. WI LSON. Hoe! ik haar echtgenoot? EMILIA, teder. Kunt gy my dit nog vraagen ? Gyzelf, zo gy haar hand aanvaarden wilt? WILSON, de hand van Emilia in een vervoering van liefde en dankbaarheid kusfende. r .. . Mevrouw! Of ik dit wil! ik ken geen wenfchelyker trouw. Maar waarom liet gy my zo lang aan myne fmarte Ten prooy! die twyfeling was fchriklyk voor myn harte. Neen, niemant kent het leed, dat ik heb uitgedaan. EMILIA. Het ftrekte u tot een ftraf,om datgeuitydlen waan, Myn dochters liefde en myne erkentenis mistrouwde. Is 't mooglyk dat gy ons zo laag, zo zwak befchouwde , Dat ge ons een ongelyk kost aandoen van dien aart ? WILSON. Vergeef mynwantrouw.-liefde is (leeds met zorg gepaard. Mevrouw, op welk een' grond zou 'k hebben durven denken, (fchenken? Dat ge, ondanks Orfey's liefde,uw dochter my zoud Dat Fanny weigren zou.. .? EMILIA. ' , _ Hoe groot die weigring fchyn'. Zy zal voor Fanny shart, noch't myne fmartlyk zyn. ö Neen, myn vriend; 'k heb dooreen droevige ondervinding Maar al te veel geleerd, dan dat ik door verblinding Alleen myne eerzucht volge, of op de vleijery Der  TOONEELSPEL. o Der grooten meerbetrouwe : ik weethoe valsch die zy. 't Is eindlyk tyd, Mynheer, u onzen ftaat te ontvouwen; 'k llegecr niet dat gy zult met myne Fanny trouwen , Voor dat gy 't diep geheim van haar geboorte weet, En al de rampen kent die haare moeder leed. Bewust van de edelheid uws harte , durf ik denken, Dat myn bekendtenis uw liefde niet zal krenken; 'k Heb ook myn kind te lief, dandatiktoeftaanzou, Dat gy, zo myn verhaal 11 noopte tot berouw. Met haar, ondanks u zelv', dit huwlyk zoud voltrekken. WILSON. Vrees daar niet voor,Mcvrouw! wat gy ook moogt ontMyn liefde en achting zyn u al te wel bewust: (dekken, 't Verbind my alles, u... EMILIA. 'k Ben daaromtrent gerust. Laat ons gaan zitten. (Zy gaat zitten by de tafel, en Wilfon plaatst zich tegen over haar.) 't Geen ik zal te kennen geeven , Zal myne fmart, door nieuwe ontroering, doen herleeVemeem de redenen van myn droefgeestigheid , (ven. Die my, tot dat de dood in 't graf my rust bereid, Verzeilen zal. Gy zult, terwyl gy die zult hooren, Myn traanen billyken. 'k Ben in Dublin gebooren: Myn vader die aldaar zyn' handel vestte, had Een uitgebreid kantoor, doch al wat hy bezat Verloor hy fchielyk door een reeks van ongelukken. Ik zag hem door de dood my in myn jeugd ontrukken, 'k Had reeds geen moeder meer. In deez' bedroefden Bleef ik ontbloot van goed en ouderlyken raad. ((laat, Ik had een' oom tot voogd, die me, eer ik zestien jaaren Bereikt had, met zyn' vriend, een' koopman, wilde paaDoch weinig dagen eer dit huwlyk zou gefchiên, (ren; B ZaS  io WILSON; Zag ik Lord Falkland. Ach ! had ik hem nooit gezien! Hy trok elks aandacht door een prachtige vertooning , En kwam in onze ftad by Ierlands onderkoning, Zyn' bloedverwant, 't Gebeurde op zekren tyd, dat hy Zich in een wandelplaats bevond niet verr' van my; Hy zag me; en myn gelaat kon hem in liefde ontfteeken, Ik wierd zyn min gewaar :hy vond om my tefpreekeu Welhaast geleegendheid, en meldde my zyn' gloed. Hne ftreelend is de taal vaneen verliefd gemoed ! ( de, 'kDacht daar de oprechtheid zich op zyn gelaat vertoonDat ook dezelfde deugd in zynen boezem woonde. Terwyl drong vast myn oom tot d'echt zyns vriends my aan; En ik, die Falkland's min niet langer kost wecrflaan , Liet my, door zyne taal, en onophoudlyk vleijen V erwonnen,te onbedacht met hem naarSchotland leién. VIERDE TOONEEL. EMILIA, WILSON, DAVIDSON. DAVIDSON, met een' wisfelbrief in de hand binnen \J komende. erfchoon my. 'k Breng u hier een' wisfelbrief, MynHy is niet eer vertoout,doch lyd geen uitftel meer.(heer! WILSON, den wisfelbrief inziende. Een duizend guinies: goed; wy moeten dit betaalen. Voldoe dien man terftond; waartoe hiermeê te draalen ? DAVIDSON. Mynheer! bedenkt ge u wel: daar is geen geld in kas. Wl LSON. Maar hoe ! ik dagt dat George al weêr gekomen was. Waarom by Sudmer toch niet eer om geld gezonden ? DA.  TOONEELSPEL. Ir DAVIDSON. Hy woont,gelyk gy weet,aan 't ander eind' van Londen. Daar zal nog wel een uur verloopen , naar ik gis, Eer George liier kan zyn. WILSON. Als 't dan niet anders is, Kan ik hem niet voldoen ; maar laat hem hier vertoeven ; Of dat hy wederkoom'. EMILIA, trekt Wilfon ter zyde, en bied hem eenige briefjes aan, die zy uit een brievetasje neemt. Neen, dat zal niet behoeven. Zie hier in briefjes op de bank de zelfde fom. Aanvaard die van myn hand: zy zyn uw eigendom. Het is wel alles wat my ovrig is gebleven; (ven. Maar 'k dacht myn dochter die ten huwlyksgoed te geeBetaal dien wisfelbrief; men kan, zo ik vertrouw , 't Geld tot geen beter eind' gebruiken. WILSON, tegen Emilia , zonder de bankbriefjes aan te neemen. Neen, Mevrouw! Gy hoeft,by Fanny's hand,geene andre gift te fchenken; Haar hart is my genoeg;'k wil aan haar goed niet denken. EMILIA. Wat vreemd befluit! zyn wy niet flraks één huisgezin ? Ons goed is reeds uw goed : wat kwaad vind gy hierin ? Bedien u van dit geld, en laat dien vriend niet wachten , Voldoe zyn' wisfelbrief. WILSON, de bankbriefjes aanneemende. Hoe hoog moet ik u achten! Gy dringt zo fterk, dat ik uw gift niet wcigren kan. (De bankbriefjes aan Davidfon geevende.) Daar, Davidfon! hier hebt gy geld: betaal hem dan. B 2 V Y F-  12 WILSON; VYFDE TOONEEL emilia, wilson. (Zy zetten zich weder aan de tafel; en Emilia vervolgt haar verhaal.') Te m i l i a. (ken; oen Falkland my met hem uit Ierland had doen wyGaf hy my dag aan dag de oprechtite liefde blyken, En zwoer dat, by zyn komst in Schotland, onze trouw, Naar onzer beider wensen, terltond gefchieden zou. Terwyl zyn liefde my geftadig dit herhaalde, En zelfs den blyden dag tot onzen echt bepaalde, Bezweek myn teder hart, en bood geen weerftand meer; 'k Vertrouwde in't einde aan hem myn leven en myn eer. Hoe weinig dacht ik welk een lot hy my bereidde! Wy waaren naauwelyks in Schotland, of hy leidde My naar een landgoed in een afgelegen oord; Hier drong ik hem, op 't fterkst,tot ilaaving van zyn woord; (ren; Maar, na veel uitftels , dorst die wreedaartmy verklaaDat hy zyn' vader eerst zyn min moest openbaaren ; Dat dees dit huwelyk niet licht hem toe zou ftaan, Ten zy hy tyd had om hem zachtlyk te ondergaan! In deez' bedrukten ftaat ontfing myn Fanny't leven; Dat pand fcheen aan zyn liefde een nieuwe kracht te geeven; En fchoon hy zyn bezoek by my bedektlyk deed, Zwoer hy getrouw te zyn aan zyn belofte en eed, (te. Waar door zyn vreemd gedrag in my geen argwaan wekDoch wat gevoelde ik, toen ik onverwacht ontdekte , Dat hy, wiens hart ik dacht dat ik alleen bezat, Met Lady Rutland zich in d'echt verbonden had, Hy zelf zond my een' brief, en dorst zyn fchuld verbloemen , Zyn»  TOONEELSPEL. 13 Zyn' vader de oorzaak van zyn woordverbreeking noeDie niet alleen aan hem zyn bede had ontzegd, (men, Maar op zyn flerfbed, zo hy voorgaf, hem dien echt Had opgedrongen, daar geen weerlïand iets mogt baaten; # (laaten. Dus hy, hoe zeer't hem fmarte, in 't eind' my moest vcr'k Vernam fints door 't gerucht, dat hy niet lang daarna, Zich naar Jamaica had begeeven met zyn gaö , Waar hy tot Landvoogd was benoemd. Denk hoe 't my griefde! Hy zond my naderhand, ten blyk van zyne liefde, Drie duizend pond, en bood nog door een'brief my aan Te zorgen dat ik ruim en deftig kon beftaan, En tevens aan ons kind een 's vaders hart te toonen ; Hy bad my, dat ik fteeds zou op zyn landgoed woonen: Maar een verblyf, het geen geduurig myne fmart En zyn trouwloos gedrag herinnerde aan myn hart, Wierd haatlyk in myn oog, en moest my affchrik baaren. *k Vertrok naar Edenburg, alwaar ik, dertien jaaren , Een ftil verblyf had by een' koopman, die weleer Een vriend was van myn' oom: wilson. Maar hebt gy dan niets meer Vernomen van dien Lord ? deed hy u hulp erlangen ? emilia. (gen. Ik vond nu goed van hem geen brieven meer te ontfanHy fchreef nogthans daarna geftadig aan myn' vrind , En vroeg zorgvuldig naar myn' fiaat en naar myn kind. Ik wilde in 'f eind' van daar te rug naar Ierland ftreeven, En zou te Bristol my met Fanny 't fcheep begeeven; Maar, zy wierd ziek; dus kon die reis toen nietgefchiön. Ik moest,fchoon tot mynfmart,hetfchip vertrekken zien, Dat, zo ik heb gehoord , door 't woeden van de baaren, Op de Icrfche kust verging. B 3 wil-  14 WILSON; WILSON. . De Hemel wilde u fpaaren. Hy wist wat droevig lot eerlang my treffen zou, En zond me u beiden tot vertroosting in myn' rouw. Wat wondeiiyk geval! 'k moet my gelukkig achten, Dat myne zaaken my toen juist te Bristol bragten. EMILIA. Uw vriendfchap was niet min my nuttig op dien tyd; Want ik vernam den dood myns ooms, die my, uit fpyt, Zo k denk, om myn gedrag, onterfd had. Deeze tyding Wierp myn ontwerp om verre, en drong my tot vermv- v di"S , (fmart. Van myn geboorteplaats, waar 'k niets voorzag dan De gulle vnendlykheid.waarmêe 't meedoogend hart Van uwe gade, en 't uwe ons dag bv dag vereerden , Was oorzaak dat wy ook met u naar Londen keerden. Ons lot is verder u bekend tot op deez' dag. 3t Is nu twee jaar geleên, dat door een'zelfden (lag, Gy uwe gade, en ik een hartvriendin moest derven. Hoe treft my nog haar dood! Zy deed my by haar derven Belooven dat ik nooit uw huis verlaaten zou, En wenschte dat myn kind zich eenmaal door de trouw Met u verbinden mogt. Het gaf my veel genoegen, Dat Fanny 's hart zich naar die wenfchen fcheen te voegen. 'k Had evenwel,fchoon my uw beider keur behaagt, Dien echt om haare jeugd nos gaarne wat vertraagd • MaarOrfeys liefde , die zo ongeduimig blaakte, S ' En my door deezen brief nog meer verlegen maakte, Bepaalde my wel ras. 't Lyd nu geen uitdel meer; Voltrek nog deezen dag met baar uw' echt, mynheer' Ten waare ons lot, dat ik u ongeveinsd ontdekte, In 't einde « afkeer voor dit huwelyk verwekte. WILSON, opflaande tevens met Emilia. De rampfpoed dien gy leed, Mevrouw, geloof me vry, Maakt  TOONEELSPEL. ij Maakt u en Fanny nog veel waardiger voor my. Mogt u myn vriendfchap al't voorleedne doen vergeeten! Ik vlieg naar Fanny: ik zal yllings haar doen weeten... emilia. Zy kleed zich: laaten we ook tot deeze plegtigheid Ons vaardig maaken, zonder uitftel. wilson. 'k Ben bereid. (Hy geeft de hand aan Emilia om haar uit te leiden, doch word door Davidfon, die uit de winkelkamer komt, ontmoet.') (Tegen Davidfon.) 'k Laat in myn afzyn u de zorg voor myne zaaken. davidson. Ik zal de reekening van 't werkvolk op gaan maaken, Zy hebben loon gevraagd voor veertien dagen. wilson, vertrekkende met Emilia. Goed. ZESDE TOONEEL. dav idson, alleen, den betaalden wisfelbrief Vinziende. an George Kiston ? Ik beken, het is met fpoed Getrokken: 'k moet nochtans weêr wol van hem ontbieden. (Hy gaat aan de tafel zitten, neemt papier en begint een' brief te fchryven.) „ L7)i' traité"... B 4 ZE-  I* W I L S O N; ZEVENDE T O O N E E L. HENRY, MILK, DAVIDSON, fchryvende; EEN KNECHT VAN LORD FALKLAND. HENRY, naar Davidfon toetreedende, en naast hem T\ _ blyvende Jiaan. X^avidfon, daar zyti verfcheiden lieden. Zy vraagen naar papa! DAVIDSON, opziende , doch wéér voortgaande met fchryven. Wel nu, myn kind, wat is'l? (Henry neemt een pen, en krygt een ft uk papier uit zyn zak, plaatzende zich aan een' hoek van de tafel.y DE KNECHT VAN FALKLAND. Lord Falkland zend my hier , om dat hy gaarne wist... DAVIDSON, voortfchryvende zonder naar den knecht van Falkland te luisteren. Ei, Henry! houd u ftil;gy hindert my in'tfchryven Ln nooren. DE KNECHT VAN FALKLAND. Of uw heer deez' morgen t'huis zal blyven ?.. DAVIDSON, tegen den knecht vm Falkland. Waarfchynlyk ja... (Voortfchryvende.') „ Dewol. die gy ons onlangs zemel"... M I L K, vertoont Davidfon een' wisfelbrief. 'k Heb hier een wisfel, groot, vierhonderd zestig pond. DAVIDSON, tegen Milk. De knecht is uit om geld; hy zal naar myn gedachten Haast komen; wees zo goed een oogenblik te wachten • Of, zo gy 't fchikken kunt, kom hier eens weder aan' Want  TOONEE LSPEL. i7 WantSudmer,weet gy,\voont hier taamlyk ver van daan: Doch, zo als 't u gelieft. (By zich zeiven.) 'k Heb waarlyk nog vergeeten De reekening van 't volk... de knecht van falkland. Mylord wenschte ook te weeten.. milk, ter zy de, met verwondering. Hoe! wachten zy dit geld van Sudmer!.. davidson, tegen den Knecht. Wel! ga voort! Hou my niet op! zegmy uwboodfchap met een woord ! Wie is Mylord? of woont 'er maar een Lord in Londen? (Hy fchryh weder voort.) (De knecht van Falkland willende antwoorden word daarin verhinderd door Mi.k, die naar Davidfon toetreed.) M il k. By Sudmer, zegt gy? hebt gy daar om geld gezonden ? davidson, voonfchryvende. Ja zeker; baart u dit zo veel verwondering? (Hy vouwt den brief, en fluit dien vervolgens.) milk, ter zyde. 't Bericht, dat ik zo ftraks van Sudmers ftaatontfing, Kan dan niet waar zyn: 't zou hier reeds gebleken weezen, (zen! Maar, hoe dit ook moog' zyn , ik ben niet buiten vree- (Tegen Davidfon.) Kunt gy 't niet fchikken 't my te gee ven; want, ik moet, Den heer Barton, van daag die' fom... davidson, het opfchrift op den brieffchryvende. Wel ,-datkomt goed : B 5 Hy  18 WILSON; Hy is myn meesters vriend, en komt hier zelf nog heden. Geef hem uw wisfel in betaaling. milk, 'k Ben te vreden. (Ter zy de, heetten gaande.) De heer Barton zal dit wel redden; en hoe 't zy, Ik denk toch dat dees weg de veiligfte is voor my. (Hy vertrekt.) , ACHTSTE T OONEEL. henry, davidson, een knecht van lord falkland. davidson, aan de reekening van 't werkvolk be- Lginnende. aat ons dees reekening nu afdoen: veertien dagen... En zes maal veertien maakt... de knecht van falkland. .„ . , Mynheerl't geen ik moest vraagen, Was,ot een koopman van... hy heet... ik weet zoras Zyn' naam niet... Ja... of hy reeds hier gekomen was ? davidson, tegen den knecht. 't Is niet zeer duidlyk, maar bedenk u... (Voortgaande met reekenen by zich zeiven.) Eén gehouè'n, En negen... ° * N E-  TOONEELSPEL. 19 NEGENDE TOONEEL. JULIA, geheel gekleed; HENRY, DAVIDSON, EEN KNECHT VAN LORD FALKLAND. JULIA, binnenkomende. Heintje.. hoor! Papa zal heden trouwen. DAVIDSON, met verwondering het kind aanziende. Papa zal trouwen! wel wie heeft u dat gezeid? JULIA. Myn lieve ISetfy, en die heeft my nooit misleid. Ze is naar den predikant geweest, en om die reden Heb ik my ook van daag zo netjes moeten kleeden. DAVIDSON, tegen den knecht van Falkland. Gy hoort het. Zeg Mylord dat myn Patroon niet eer Dan morgen zyn bezoek ontfangen kan. (Hy zet ziek weêr aan 't fchryven.) DE KNECHT VAN FALKLAND. Mynheer! Gy kent myn meester niet;hy is naargeestig,daagen En nachten doet hy niets dan zuchten, kermen, klaagen. Zo ras hem iets in 't minst niet naar den zin is, word Hy oogenbliklyk in zwaarmoedigheid geltort; Hy is gantsch rusteloos, en wilde zelfs deez' morgen , Eer 't dag was, dat ik hier zyn boodfehap zou bezorgen. Zo 'k nu dit antwoord breng, zal hy in zyn verdriet... DAVIDSON. Hy koom' dan als hy wil; maar ik begryp u niet; Hy zelf zal klaarder, zo ik hoop, te kennen geeven Wat hy begeert. (De knecht van Falkland vertrekt.) Zie zo; dat is weêr afgefchreven. (Hy  20 W I L -S O N; (Hy bergt zyn boek en papieren; terwyl de twee kinderen rondom de tafel fpeelenf) Uw Vader trouwt! dit ftaat u zekerlyk wel aan; Zyt gy niet bly ? JULIA en HENRY. Ja, ja, zeer bly. DAVIDSON. Komt, laat ons gaan. Einde van het eerjie bedryf. TWEE-  TOONEELSPEL. 21 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. fanny, wilson, julia. (Fanny en Wilfon komen gelyk op liet Tooneel, eikanderen by de hand houdende. Zy zyn heiden gekleed om de huwlyksplegtigheid te voltrekken. Julia komt van eene andere zyde op het Tooneel, eenig zins neêrflagtig voor zich ziende.) Wfan N y. at deert u, Tulia? Hoor hier: (Haar by de hand vattende, en een halsfnoer uit haar zak haaiende.) Gy moet niet denken, Dat ik uw broertje alleen iets fraais heb willen fchenken; Zie daar; dit is voor u. julia, met drift het halsfnoer aanneemende. Wat is dat mooi! Zie eens Papa! wat ik daar kryg! wilson, tegen Julia. Het is wat ongemeens. Maar wat zult gy nu doen? julia, de hand van Fanny kusfende. U honderd kusjes geeven. 'k Heb u zó lief, zó lief, ik zal dit al myn leven Erkennen; maar ik moet terftond dit mooije fnoer, Mevrouw Emilia , myn Betfy, en myn'broêr, Ja, aan elkeen' doen zien. (Zy vertrekt zeer vrolyk, het halsfnoer in haare hand houdende. TWEE-  22 W I L S O N; TWEEDE TOONEEL. fanny, wi lson. wils on. My„ lief! mag ik u vraagen, Is niet die gift te groot voor 't kind ? fanny. Zy kan 't nog draagen, Al is zy groot, en 't is zo veel niet van waardy. wilson. *k Zie dan 't gelukkig uur gekomen, waarin gy Myn'wensch bekroonen zult; myn Fanny! korts te vooren. Had ik nog zelfs geen hoop op 't heil my nu befchoren. fanny. (aard', Dees dag,myn Wilfon! word voor ons de blydfteop Indien uw liefdegloed myn teerheid evenaart. wilson. Myn tederheid! ach ! denk, hoe duur ge my verplichtte! En oordeel dan van myne liefde. Wat verrichtte Ik ooit voor u,myn lief?gy hebt den rang en Maat, Die Orfey,door zyn' echt u aanbood,grootsch verfmaad, Alleen om my. fanny. ö Neen, 'k voldoe alleen, myn waarde! De wenfchen van myn hart, nu ik uw hand aanvaarde. Hoe ongelukkig waar ik thans geweest, myn vrind! Indien Lord Orfeys rang myn moeder had verblind! Maar neen, zy wist te wel,hoezeer,doorfchandlyk vleijen, De grooten meenigwerf de onnozelheid misleiên. wil-  TOONEEL SPEL. 23 WILSON. Ik weet dit uit haar mond, myn lief! FANNY. Op gïstren heeft Zy my haar lot ontdekt, waar van my 't hart nog beeft • 'kHeb eer 'c geheim van myn geboorte niet geweeten! Ach! wat heeft Falkland fnood zyn'eed en trouw vergeeten! Ik fchaam my dat ik van dien lord het licht genoot: Zo hem de traanen, die myn moeder reeds vergoot... Helaas! haar tederheid is hem genoeg gebleken. wi LSON. Ik heb in vroeger tyd van hem veel hooren fpreeken, Toen hy tot Landvoogd van Jamaica wierd benoemd. Men prees zyn edel hart, hy wierd van elk geroemd: Maar, ach! die hooffche deugd gaat al te ligt verloren. DERDE TOONEEL. FANNY, WILSON, DAVIDSON. MD A v I D S O N, uit de werkplaats komende. ynheer! al de arbeidsliên verheugd uw'echt te hooren, Verzoeken vryheid, u en uwe aanftaande vrouw , Geluk te wenfchen. WILSON, tegen Davidfon. 't Is my aangenaam, hun trouw En gulle hartlykheid uit zulk een blyk te merken; Maar wyl de lakenen , waaraan zy heden werken, Nog niet gereed zyn, en dit werk geen ixïtftel lyd , Zal ik zelf komen zien hoe ieder zich verblyd Om myn geluk ;'k zal hen het loon van veertien dagen Verdubblen;zeg my eens hoe veel hetzalbedraagen? D A-  24 WILSON; DAVIDSON. Tien guinies. WILSON. _ _ Wel! 't is goed; gy zult hen deezen keer Dan twintig geeven. Maar,kwam Georgenog niet weer? DAVIDSON. Neen,en 't verwondert my;ik heb hem vroeg gezonden't Kan zyn dat hy veel volk by Sudmer heeft gevonden' En lang moest wachten. WILSON. Dit kan weezen. FANNY, tegen Davidfon. , Zeg voor my, /van t volk, Heer Davidfon ! dat ik my ook verbly' In hun genegenheid; gy moet dit niet vergeeten; Zy moeten allen hier deez' avond blyven eeten ; Dan is de werktyd uit, en 't feest, voor hen bereid, Zal dus geen hinder doen aan hunne bezigheid. Zyt gy te vreén, dat ik het werkvolk dit laat vraasen . Myn lieve Wilfon ? w ' WILSON, tegen Fanny. Ja, ikfchepop'thoogstbehaagen, In zulk een edel blyk van goedheid, die in my, Waar' 't mooglyk, myne min verdubblen zou. Weet gy, Of uwe moeder al gereed is? FANNY. 'k Zie haar komen. DAVIDSON. Ik ga weêr naar het volk: niets zal hun vreugd betoomen. (Hy gaat weer naar de werkplaats.) VIER-  TOONEELSPEL. 25 VIERDE TOONEEL. EMILIA, FANNY, WILSON, JULIA. EMILIA, houdende Julia aan de eene hand, en het JVom ,Julia! 'k zal met dit fnocr, wyl gy 't begeert, U fleren, hebt gy haar, die u dit heeft vereerd, Niet lief? JULIA, de hand van Fanny kusfchende. Ja, zekerlyk; 'k min haar met al myn harte. WIL S 0 N , zyne dochter , met een gelaat van genoegen befchouwende, en zich naar Fanny keerende. Hoe minlyk is 't gelaat der jeugd ;zykentgeenfmarte; Natuur vertoont zich 't fchoonst in die onnozelheid! EMILIA, FANNY, WILSON, JULIA, HENRY. HENRY, uit de winkelkamer komende, en naar Wil- PJon hopende. apa! gy word gewagt. WILSON. Myn lief! zyt gy bereid? EMILIA , opjlaande tegen Fanny en Wilfon. Komt, kindren! laat ons uw geluk dan niet vertraagen. WILSON, leid Fanny hy de hand, en vertrekt door de winkelkamer. Wat dierbaar oogenblik! hoe veele blyde dagen Voorfpelt my deeze dag! JULIA , willende met haar'' broeder Emilia volgen. Ei; laat ons mede gaan? halsfnoer in de andere. VYFDE TOONEEL. C EMI-  26 W I L S O N; EMILIA, haar wenkende te bly ven. Neen, kindren! blyft nu hier; 'k beloof het u; voortaan: Zult gy ons ieder' dag gezelfchap moogen houên. (De kinderen zien misnoegd haar na , en blyven eenigt oogenblikken zonder te fpreeken.) ZESDE TOONEEL. JULIA, HENRY, DAVIDSON. KJ U LIA, met haar' broeder voor op 't Tooneel komende. om, Henry! laat ik uw gefchenk nog eens befchouwen: (Henry vertoont eene fraaije brievetasch aan zyne Zuster.") DAVIDSON, uit de winkelkamer komende, en al mymerende heen en weder gaande. 'k Word waarlyk ongerust; zou Sudmer..? Hoe het zy, Daar hapert vast iets aan. Zo even vroeg men my Of ik van hem niets had gehoord; dit doet my vreezen. Ik kan nogthans niet zien , wat dit zou kunnen weezen... Doch George komt ook niet weêrom. (Terwyl Davidfon de deur van de winkelkamer nadert, word die door Betfy geopend voor Mylord Falkland, die binnen komt, en door haar gevolgd word, Falkland is zeer kostbaar gekleed, en draagt een ridderteeken.) ZEVENDE TOONEEL. MYLORD FALKLAND, JULIA, HENRY, DAVIDSON, BETSY. EE TSY, tegen Falkland. Mylord! zie daar, Spreek,  TOONEELSPEL. 27 Spreek, zo't u blieft, dien heer; hy neemt zyn zaaken En geeft misfchien u licht. (waar, (Zy leid de kinderen naar de rechterzyde van het Tooneel; dezelve plaat/en zich by een klein tafeltje, fpeelende met eenig kinderfpeeltuig. Betfy gaat by hen zitten.') JULIA. Wat zyn dat fraaije kleêren! FALKLAND, tegen Davidfon op een' Zwaarmoedigen toon. 'k Hoor Wilfon is niet'c huis; hy zou,naar myn begeeren, My echter wachten op dit uur: dat vind ik vreemd. DAVIDSON. 'k Verzoek, Mylord! dat gy dit nu nietkwalyk neemt; Mynheer trouwt op deez' dag; nogthans, naar myn geZal hy haast weêr zyn. (dachten, FALKLAND, tegen Davidfon. Wel;'k zal op zyn weêrkomst wachten. (Davidfon, brengt op een eerbiedige wys een' armfloel by Falkland, plaatfende dien by de fchryftafel, aan de linkerzyde van het Tooneel. Falkland ,in een peinzende en bedrukte houding, werpt zich in denzelven, zonder Davidfon aan te zien, of een woord te fpreeken.) DAVIDSON, naar de winkelkamer gaande, ziet geduurig om naar Falkland. Die man is fchrikkelyk droefgeestig; 'k zie het nu, Zyn knecht had wel gelyk. (Hy vertrekt.) Ca ACHT- ACHT.  28 WILSON; ACHTSTE TOONEEL. MYLORD FALKLAND, JULIA, HENRY, BETSY. Falkland zit ter linkerzyde van het Tooneel leunende met Zyn' arm op de tafel; aan de andere zyde van het Tooneel zit Betfy met de kinderen aan hun fpeeltafeitje. Henry opent zyn brievetasehje, en teekent met een potlootje, 't geen hy daaruit neemt.) BETSY, tegen de kinderen. zo! wie gaf dit u ? Mejuffrouw Fanny? dat is lief: hoort, na het trouwen Word zy uw moeder; gy moet beiden dit onthouêu. JULIA. Wy zullen haar ook wel zo noemen. (.Betfy houd zich bezig met breijen , terwyl Henry vly* ■ tig voortteekent, en Julia eenig fpeelgoed uit een mandje neemt.) FALKLAND. Myne fmart Groeit aan,en word in't einde ondraaglyk voor myn hart. 'k Moet my daarvan ontdaan. HENRY. 'k Heb myn papa naar 't leven Geteekend; kyk; ik heb zyn naam'er by gefchreven: Nu ga ik weer aan 't werk. JULIA, de fchouders ophaalende. Wat zyt gy nog een kind! FALKLAND , in een hevige aandoening. 'k Verdien myn ongeluk j ik minde, en wierd bemind, Maar  TOONEEL SPEL. 29 Maar brak ontmenscht dien band. Ik moet myzelven haaten... (ten. 'k Heb haar verleid... vervoerd... en fchandelyk verlaa- (Hy jlaat op met vervoering van drift, en doet eenige fchreeden heen en weder.) Rampzaalge minnares! beklaagenswaarde vrouw! Hoe wreekt de Hemel u van myn gefchonde trouw!... Kon ik wel met een hart, verfcheurctdoor felle wroeging, De minfte fchaduvv van geluk of vergenoeging, Genieten, in een' echt, meineedig aangegaan ? Volgde oit des hemels gunst op zo veele euveldaên ?... Mogt eenmaal nog myn hart...Maar,achI'khebhaar JULIA, Falkland aanziende. (verloren. Die Heer fpreekt in zichzelv'. BETSY. Weest ftil; hy mogt u hooren. (De kinderen fpeelen weêr voort met hun fpeelgoed.) FALKLAND. Nu, nu myn ega's dood deeze opgedrongen trouw Verbroken heeft; nu ik, geperst door naberouw, Haar hoon en fmart,door my veroorzaakt, wilde boeten; N u ik weer herwaarts vlieg , in hoop van haar te ontmoeOpdatik, voor elks oog, de moeder myne hand (ten, Zou fchenken ; en myn kind ontheffen van haar fchand'; Vind ik haar niet. Geen hoop, geen pooging kon my baaZy hebben voor drie jaar reedsEdenburg verlaaten. (ten. (Hy haalt een' brief uit den zak, dien hy opent en herleest.) BETSY, Falkland met opmerking aanziende. Die Lord fchynt inderdaad al zeer bedroefd. FALKLAND, den brief weder overleezende. 't Heeft fchyn, Dat reeds de vriend, by wien zy woonde, hier kon zyn, C 3 En  3° WILSON; En ligt weet Wilfon zyn verblyf, of wel iets nader. (Hy Jlaat op, en, over het Tooneel wandelende, (leekt hy den brief in zyn zak.~) betsy, tegen de kinderen. Ei, kinderen! wees ftil! falkland, Jlilftaande en de kinderen met nadruk befchouwende. Helaas! ik was ook vader. Maar 'k was dien naam onwaard', want ik verwierp den troost, Dien de ouderliefde fmaakt in 't voeden van het kroost. Indien myn kind nog leeft, bereikt zy thans die jaaren , Waarin zig, in haar' bloei, de jeugd en fchoonheid paaDen zelfden ouderdom, waarin haar moeder my ren; In liefde ontflak. Helaas ! had zy myn vleiery Toen min gehoor verleend, zy waar' heur ramp ontweken. JULIA, bemerkende dat Falkland haar aanziet. Ei, Betfy! zie, die Heer fchynt tegen my te fpreeken. betsy, tegen Julia. Wel nu; fta op, en groet Mylord. (Julia, eenige treeden voortgaande tiaar Falkland,neigt eerbiediglyk voor hem.") FALKLAND, haar op eene tedere wyze by de hand neemende, en haar kusfende. Beminlyk kind! (Hy wend het hoofd ter zyde, met een droevig gelaat.) Ach! waar of heden zich myn dierbre telg bevind? Mogt ik op de eigenwyz' haar in myn armen fluiten; Mogt ik haar moeder myn verdriet,myn wroeging uiten; Haar mede omhelzen! (Hy  TOONEELSPEL. 31 (Hy werpt zich wanhoopig weder in den armftoel, vermydende de kinderen aan te zien, door zyn aangezicht met de handen te bedekken.) Ach! myne ega! ach! myn kroost! Zo ik u derf... dan zy de dood alleen myn troost! 15 E T S Y, gaat met de kinderen in eene andere kamer. Komt, kindren! gaat met my; gy zoud Mylord verveelen; Gy kunt meer naar uw'zin in de andre kamer fpeelen. NEGENDE TOONEEL. FALKLAND, DAVIDSON. (Davidfon, komt uit de winkelkamer op het Tooneel, terwyl Betfy met de kinderen vertrekt.) FALKLAND, opziende wanneer Davidfon inkomt. U w Heer blyft zeer lang uit. DAVIDSON, Falkland naderende. Mylord! hy komt gewis Terftond. FALKLAND, opflaande. Weet ge ook, of hier reeds zekre Norton is V Een koopman te Edenburg, die deezen dag zou komen By uw' patroon? DAVIDSON. Mylord ! 'kheb niets van hem vernomen; Zelfs weet ik niet dat ik dien naam oit heb gehoord; En wy verwachten ook geen koopman uit dat oord: Wy hebben op die plaats briefwisfeling noch vrinden, 'k Verzeker u, Mylord! gy zult hem hier niet vinden. C 4 F AL-  3« WILSON; FALKLAND. 'k Bedrieg my echter niet... Hoe of dit weezen mag? (Hy haalt den brief weder uit zyn zak.) 'k Moet nog eens zien. (Hy leest.) Gy hoort van hem het best verjlag By Robbert Wilfon, wyl dees weet, waar hy in Londen Zyn intrek neemen zal; ligt word hy wel gevonden By Wilfon zelv\ Is dit dan hier niet ? DAVIDSON. } Neen, Mylord! t Is_Charles Wilfon die hier woont, en dikwylsword Hierin gedwaald , door de overeenkomst van de naamen. FALKLAN D, driftig en misnoegd. Hoe! is myn knecht dan zot?... 't Zyn lomperts toch te famen... Maar Robbert Wilfon dan, waar woont hy? zeg het my. DAVIDSON. Digt aan Black Friars brug; 't is maar één huis voorby Lord Orfey. FALKLAND, heengaande. 'k Raas van fpyt. Wat eindelooze wegen! Twee Wilfons... Waarom my dit toch zo lang verzweLigt is die ander nu ook weêr van huis. (gen. (Falkland vertrekt gramfloorig, zonder acht te geeven op Davidfon, die hem tot aan de deur uitlaat.) TIEN-  TOONEEL SPEL. 33 TIENDE TOONEEL. DAVIDSON, GEORGE. DAVIDSON, Falkland naziende. v " oorwaar, t Gedrag van deezen Lord is dunkt my wonderbaar: Hy fchynt te mymren door zwaarmoedige gedachten. Maar, daar is George. (Tegen George, die binnen komt.) Wel; gy hebt ons lang doen wachten. Hebt gy nu geld gebragt van Sudmer? GEORGE, met een bedrukt gelaat. „ . . „ . Och.'Mynheer! Ik heb flegt nieuws. DAVIDSON. Vaar voort. GEORGE. .v a _ Die man betaalt niet meer; Hy is bankroet. DAVIDSON, zeer ontfteld. Bankroet! hoe kan dit mooglyk weezen ? GEORGE. Hyzelf is reeds gevlugt. DAVIDSON. Wat flag! GEORGE. fc,- ., . En 't is te vreezen, Dat niets daar van te regt zal komen. C 5 DA¬ DA-  WILSON; 34 WILSON; DAVIDSON. 't Is gewis; Myn arme meester zal door die gebeurdtenis Geheel bedorven zyn: 'k heb redenomtefchroomen, Dat ook de wisfels, die op Norwich zyn genomen... Maar, 't fchynt dat iemant komt:ga,George!zorg vooral Intusfchen, dat het volk niets hoor' van dit geval. (George vertrekt.') ELFDE TOONEEL. MDAVIDSON, alleen. yn goede meester! ach! moest u die ramp weêrvaaIk beef! hoe zal ik hem dit onheil openbaaren? (ren? Helaas! in welk een' tyd treft hem zo groot een druk! Daar komt hyzelf. TWAALFDE TOONEEL. EMILIA, FANNY, WILSON, JULIA, HENRY, DAVIDSON, BETSY. (Emilia, Fanny en Wilfon, komende op het Tooneel, terwyl van de andere zyde de kinderen door Betfy geleid , hen te gemoet treeden.) JULIA en HENRY. Papa, mama, geluk, geluk! JULIA. Ja, ja; gy zytgetrouwd;wyhebben'twelgeweeten. Ik zal u nii altoos, myn lieve moeder, heetcn. FAN-  TOONEELSPEL. 35 FANNY, de kinderen Hefkoozende. Ja, lieve kindren! kust uw moeder; 'k min u teér. JULIA, naar Wilfon gaande. Papa! zo even was hier nog een heel groot heer; Hy was zo mooy, en had een lint om met juwcelen ■ Hy zag gedurig naar ons beiden onder 't fpeelen, ' En heeft my zelfs gekust! WILSON, tegen Davidfon. Wie was het Davidfon ? DAVIDSON. Een Lord, Mynheer, die zich in uw adres verzon En Robbert Wilfon zocht; meer is my niet gebleken.' EMILIA, een teken aan de kinderen geevende om haar te volgen. Komt kindren! gaat met ons. (Wilfon, neemt de hand van Fanny, gereed zynde om te vertrekken.") DAVIDSON, trekt bedektlyk Wilfon aan zyn kleed, en zegt met eene zagte Jlcm. Mynheer! 'k wenschte u te fpreeken ; Het is noodzaakelyk. WILSON. Doe alles naar uw'zin. Ik ken uw zorg en vlyt, en ben gerust daarin. Ik wil voor deezen dag myn bezigheden ftaaken , En, vry van zorg, al't heil dat my te beurt valt fmaaken. DAVIDSON. Ik moet u fpreeken; flechts één woord , mynheer! WILSON. Wel nu? FANNY, ziende de verlegenheid van Davidfon, Myn tegenwoordigheid, zo 't fchynt, belemmert u. Ver-  3« WILSON; Verklaar nogthaus wat u op 't hart legt zonder vreezen; Want ons belang moet op het naauwst' vereenigd weedavidson, verlegen. (zen. Dat is my wel bewust: maar inderdaad; Mevrouw? Het is zo iets... dat u misfchien verveelen zou. emilia, tegen haare dochter. . Kom, Dochter! gaan wy dan, met onze lieve kindren. wilson, de hand van Fanny loslaatende. Ik zal ftraks by u zyn. fanny. Laat ik u niet verhindren: Tot wederziens. wilson. Myn lief! 'k hoop niet dat gy vergeet, Dat onze vriend Barton deez' middag by ons eet, Hy was, gelyk gy weet, de beste myner vrinden : Gy zult in zyn gefprek altoos behaagen vinden. fanny. Hy die uw vriend is, is my welkom, 't allen tyd'. (Emilia, Fanny, en dt beide kinderen vertrekken.) DERTIENDE TOONEEL. wilson, davidson. "\Y7 wilson, eenigzins te onvreden. W el nu? wat zaak is 't, die zo weinig uitftel lyd? Hebt gy de wisfels niet?... davidson, verlegen. Mynheer! wilson. Wat doet u fchroomen? Is  TOONEELSPEL. 37 Is George dan nog niet van Sudmer weêrgekomen? davidson, op eene bedrukte wyze. 6 Ja j maar, zonder geld. wilson. Hoe! zonder geld!... Gy zucht... davidson. Mynheer!... ach! Sudmer is bankroet, en reeds gevlugt! wilson. Wat zegt ge,is hy gevlugt?... 6 Hemel! 'k ben verloren. Maar zou 't wel zeker zyn ? Wie heeft het u doen hoodavidson. (ren? Ik heb 't van George by zyn weêrkomst zelf verftaan: Hy zegt,dat Sudmer heeft een fchelms bankroet gedaan, 't Is alles weg; op wien zult gy uw fchac verh aaien? Mevrouw Emilia heeft waarlyk, door 't betaalen Der laaste wisfel u veel dienst gedaan, Mynheer. wilson. Zo 't huis te Norwich breekt, is dit een ramp re meer... Maar, houden wy,kan 't zyn,'t geval vóórhaar verborgen. 'k Zal tot myn redding ligt nog middelen bezorgen. Dan, zo de brieven die ik nam niet zyn voldaan... Ik hoop, en beef; nogthans, 'k moet alles onderdaan. Einde van het tweede bedryf. DER-  38 WILSON; DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. EMILIA, FANNY, DAVIDSON. (Emilia en Fanny komen van de linkerzyde op liet Tooneel; een oogenblik daar na komt Davidfon uit de werkplaats; hy peinst, laat het hoofd hangen, en gaat met langzaame fchreeden naar de winkelkamer , doch, Emilia en Fanny gewaar wordende, fchynt hy te rug te willen keeren.) TV7 FANNY, by't inkomen. W aarheen of Wilfon dna?ach!watftaatmvtevreezen? Hy fprak met Davidfon alleen; het moet iets weezen Van veel gewigt, dat hy zo fpoedig ons verliet. EMILIA. 'k Zie Davidfon; hy kan 't ons zeggen. FANNY, ziende Davidfon te rug keeren. Merkt gy niet Dat hy ons byzyn fchuwt. (Tegen Davidfon.) Waarom wilt ge ons begeeven ? Jk bid u, zeg ons toch, waar Wilfon is gebleven ? Wat is 'er gaans ? ach! red me uit deeze onzekerheid. DAVIDSON, verlegen. Mevrouw, 't is... niets... FANNY. Hoe! niets! 'k vrees dat gy my misleid: Gy veinst voor ons ;gy ftelt zo ligt my niet tevreden. Hy fcheen by zyn vertrek vol zorg. Om welke reden, Ging hy zo fchielyk uit? 't geen gy hem hebt gemeld, Heeft  TOONEEL SPEL. 39 Heeft zekerlyk zyn hart ontrust. davidson. , Mevrouw! ge ontftelt U inderdaad te ligt; t was wegens het bereiden Van lakens. fanny. Neen; gy zult hiermeê my niet misleiden Myn hart fpelt my niets goeds, verberg my langer niet..! davidson. 't Is waarlyk zo, Mevrouw! emilia. Ach! maatig uw verdriet: Gy moet, myn kind!u niet zo ras verlegen maaken. Daar is de Heer Barton. davidson, ter zyde. Zo hy van Sudmers zaaken Maar niets vertelt: 't waar best dat ik hier bleef. TWEEDE TOONEEL. emilia, fanny, barton, julia, henry, davidson. (Barton komt op het Tooneel, de lelde kinderen aan de hand houdende.} julia. yr Hier is Mynheer Barton; n u hoop ik dat papa Ook fpoedig komen zal. barton. Mevrouw! des Hemels zegen Ruste op uw'echtlal't heil,ooit door de trouwverkregen, Wenscht u myn hart, dat zich in uw geluk verblyd, En  40 WILSON; Eu in uw vriendfchap zich beveelt! fanny. Mynheer! gyzyt De vriend myns echtgenoots;'Ic zal my gelukkig achten, Indien ik ook voor my uw vriendfchap moog'verwachMaar,mag ik vraagen,hebt gy Wilfon ook ontmoet?(ten. Ik maak my ongerust: hy heeft met zeer veel fpoed, En gantsch ontroerd ons ftraks verlaaten. 't Doet my barton. (vreezen... Mevrouw! uw tederheid doet u te zorglyk weezen. Hy zal, naar allen fchyn, by deez' of geenenvrind Van Sudmer zyn gegaan; misfchien... d a v idsoN, verlegen, en Barton in de reden vallende , leid Julia aan de hand by Barton. Kom hier,myn kind! Indien gy wist, Mynheer! wat vordring zy in'tleeren Gemaakt heeft. barton. Dat is braaf; dus zal u ieder eeren. JULIA. Ik deel den armen ook, van 't geld dat ik befpaar. Met al myn hart iets meê. (Fanny omhelst Julia.") barton. Wat zegt gy; is dat waar ? Wel dit verheugd my. Wie zou zulks van u verwachten? En gy, myn Henry! zyt gy ook van die gedachten ? Gelooft my , kinderen ! geen blydfchap is "zo groot, Als een verlegen mensen te redden uit den nood. 't Is 't loflykst dat men hierop aarde kan verrichten. emilia. Natuur zelve eischt van ons dien besten allerpligten. fan-  TOONEELSPEL. 41 fanny, in eene verlegene houding, tegen Julia en Henry. Hoort gy wel, kindren! wat die braave heer u leert ? julia. Ja, zeker wel, mama! fanny, ter zyde. Wat of myn Wilfon deert ? 't Is vreemd dat hy niet komt. SARTON. Ik durf gerust vertrouwen , Dat zy die lesfen wel in waarde zullen houön. Zou't anders kunnen zyn,daar gy hen't voorbeeld geeft? Gelukkig is het kroost dat zulk een moeder heeft, 'k Verheug me in d'echt myns vriends: hy is uw liefde waardig. fdig, Zyn deugd en minzaamheid , zyn hart tot weldoen vaarVerbonden bem voor lang op 't allernaauwfte aan my. 'k Waardeer dien braaven man. HadSudmer zich als hy... davidson, den vinger op den mond leggende, om Barton bedektelyk een teken tot zwygen te geeven; het geen door hem niet begrepen , maar door Fanny alleen word opgemerkt. Mynheer... fanny, Davidfon flerk aanziende. Ik bid u zwyg. barton. Zo hy zich had gedraagen, Gelyk myn vriend, men zou hem zeker nu beklaagenHy vond dan hulp by elk, en in zyn' tegenfpoed ' Zou hy... emilia, met drift. Wat is hem dan gebeurd ? d bar-  42 W I L S O N; barton. Hy is bankroet. emilia, ten uiterfie ontroerd. Bankroet! ö Hemel! hy... (Fanny, ziet Davidfon fierk aan die veel verlegendheld betoont.) barton. 'k Voorzag zyn tegenfpoeden. 'k Heb onlangs voor een' vriend, wiens val hy kon verhoeden , Aan hem om hulp verzogt; maar zyn onbuigzaam hart, Bleef voor de vriendfchap doof. Nulyd hy zelf die fmart. 't Gaat vast, wie nooit den ramp zyns naasten wil verzagten, Heeft zeker vroeg of laat zyn' eigen' val te wachten. fanny. Ach! Wilfon deed met hem. emilia, tegen Davidfon. Wie had dit ooit verwagt ? Heeft George dan het geld van hem niet meêgebragt? barton. Dat kan niet zyn, mevrouw! hy heeft voorzeker heden Niets meer betaald: hy is deez' nacht gevlugt. fanny. De reden Van uw verlegenheid, begryp ik nu. d avid son. 't Is waar: Ik zogt het ongeluk voor u te heelen; maar, 't Is vrugteloos: dit is 't, mevrouw! waarom, zo even, Mynheer u zo ontfteld en fpoedig heeft begeeven. fanny, Barton by de hand neemende. Welk een geluk, mynheer! dat gy u hier bevind! Uw  TOONEELSPEL. 43 Uw byzyn ftrekke een troost voor uw' bedrukten vrind! Hy zal voorzeker naar uw rede 't meeste hooren. barton, peinzende by zichzelven. Waarfchynlyk heeft hy veel by dit bankroet verlooren. Ik vrees voor Wilfon ook. (Hy haalt een' wifelbrief uit de zak, en beziet denzelven met aandagt; terwyl Fanny vervolgt.) fanny. Mynheer! de fchade zal Niet onherftelbaar zyn; maar 'k weet, dat dit geval Myn Wilfon fterker treft, om 't geen ik daar door lyde: Doch zeg hem bid ik u, dat hy die zorg vermyde; Dat hy in al zyn' ramp my even dierbaar is; Ja, zelfs, dat ik my nog, in dees gefteldtenis, Met hem gelukkig acht; gy zult hem tot betooning Der vriendfchap die uw hart... bar ton, den wisfelbrief in de hand blyvende houden. Mevrouw... 'k verzoek verfchooning; Maarik...ikkan,hoe zeer'tmyfpyt, deez' middagniet 1 lier blyven,.. Zekre zaak, die my te binnen fchiet Dwingt myterftond te gaan; ik durfniet langer wachten.' Noodzaaklyk... emilia Kunt gy iets noodzaakelyker achten, Mynheer! dan met uw' troost een' ongelukkig' vrind Te dienen? barton. Ach! Mevrouw! myn hart is reeds gezind, Om alles tot zyn hulp... aan my zal't niet ontbreeken. 'k Belooft u;'k ga terftond een' vriend'er over fpreeken, Die hem vervolgen mogt. 'k Zal uw omftandigheid D 2 Zo  44 WILSON; Zo treffend... Maar, zo by myn bede my ontzeid, Danhoopik datgemy... 'k Betuig dat nooit voordeezen Myn hart zo wierd beflreên. FANNY. Wat ftryd ? wat doet u vreezen? BARTON, den wisfelbrief beziende. Dees wisfel, die myzelf niet toebehoort, mevrouw... k Wierd van een'vriend verzocht dat ik't beloop hier zou Voor hem ontfangen, en, ik heb dit aangenomen! 'k Vrees dat hy nog van daag om't geld by my zal komen. (Den wisfelbrief kezende.) Vier honderd zestig pond. Misfchien neemt hy geduld. Maar, zo uw echtgenoot eens door een andrel'chuld, Wierd overvallen, dan... Wanneer dit was te vreezen , Zou 't uitftel op myn beê hem ligt nadeelig weezen. Zo die bedenking ook mogt in myn vriend ontftaan, En hy uw goed , om zich te dekken , deed beflaan... Weet echter, dat ik dit met alle kracht zal weeren: Maar, wyt het my toch niet, indien ik 't niet kan keeren. Ik moet myn' pligt voldoen ! vaarwel! FANNY, tegen Barton. Ach! wees zogoed, En blyf tot Wilfon komt. BARTON, beweeging maakende om te vertrekken. Ik kan niet... myn gemoed... FANNY, hem weêrhoudende. Wel nu!mynheer!'k weet raad;ftel uw gemoed te vreden. (Zy neemt de knoppen uit haare ooren. Zo dra Barton dit ziet,geleid hy haar ter zyde van het tooneel, zich plaatfende voor haar, trachtende hier door te we ge te brengen, dat de andere perfoonmdjen dit niet bemerken.') DA-  TOONEEL SPEL. 45 davidson, ter zyde tegen Emilia. Wat laage huichelaar, die uit belang zyn reden Op 't oogenblik weêrlpreekt door zyn gedrag! fanny, alle haare juweelen aan Barton geevende. Zie daar; Neem dees juweelen , 'k weet, zy zullen by elkaêr Nog meerder dan 't beloop uws wisfelbriefs bcdraagen, En kunnen hem , voorwien gy 't ons thans afkomt vraaTot pand verftrekken. (gen> barton, de juweelen aanneemende, en den wisfelbrief aan Fanny ter hand Jlellende. 'k Neem dit aan met tegenzin. Ach! zo 't den hemel had behaagd, dat ik hierin Alleen belang had, 'k zou dan anders handlen kunnen... Ik zou uw' echtgenoot volkomen tyd vergunnen: Maar hy, die houder is van deezen brief, is ftreng: Hy zal nochtans, als ik hem die juweelen breng, Op zulk een pand gerust, u niet meer lastig weezen... De wisfel fraat voldaan, dus hebt gy niets te vreezen. Elk die my kent weet dat ik 't goed vertrouwen... fanny, met een zwakke ftem. Ja; Ik leer u kennen. Maar, mynheer! ik bid u ga: Wy zyn nu liefst alleen. {Barton vertrekt, de juweelen heimelyk by zichjlcekende, en Emilia groetende, zonder haar aan te zien: terwyl de andere perfoonen hem een poos op eene verachtende wyze en met verbaasdheid naöogen.') D 3 DER¬ DER-  46 W I L S O N; DERDE TOONEEL. emilia, fanny, julia, davidson. emilia. Myn dochter! wees te vreden: Bedaar. julia, naar Fanny gaande, en haar liefkoozende. Ach! Moederlief, zeg toch, om welke reden Nam hy uw knoppen meê ? brengt hy die niet weêrom ? emilia, tegen Fanny. Wie had dit ooit van hem verwacht ?sMyn kind! ei kom Bedwing uw zorg; men moet terftond het ergst niet vreezen: Defchaê van Wilfon zal misfchien zo groot niet weezen. 't Geen hy by Sudmer lyd, heb ik, zo k denk, voldaan, Door hem met duizend pond deez' morgen byte ftaan. Was hy hier meê gered, wat zou 't meeenblydfchap baaren! (ren. Voor't minst zal deeze fchuld hem nu niet meer bezwaa- fanny, tegen haare moeder. Die edle weldaad wekt meer blydfchap in myn ziel, Dan of me op 't onverwachtst'een fchat te beurte viel. Maar ach! als ik bezef wat Wilfon's hart moet lyden, Daar hy , by al het leed waarmeê hy heeft te ftryden, Nog fnood en trouwloos van een' vriend... davidson, met drift uitroepende. Was u bekend, Wat vlyt myn goeden heer voorheen heeft aangewend, Om dien ondankbren dienst te doen! emilia, Fanny by de hand neemende. Ach ! kom, myn waarde; Herftel u van den fchrik dien u dit toeval baarde. Traeht  TOONEELSPEL. 47 Tracht naar een weinig rust. (Tegen Davidfon.) 'k Verzoek dat gymy wacht; Als ik myn dochter in haar kamer heb gebragt, Kom ik hier weder; 'k moet u fpreeken. (Emilia vertrekt met Fanny, die zy met den eenen arm onderfteunt, terwyl Julia haare andere hand vasthoud.) VIERDE TOONEEL. DAVIDSON, alleen. H oe verheven, Hoe groot is 't edel hart dier vrouwen nog gebleven, In zulk een'ramp!...helaas!haardreigt nog zwaarder (lag. Hoe blinkt hun deugd te meer, by't eereloos gedrag Eens huigchelaars,die zich doorbaatzucht laat regeeren! (Hy gaat ter zyde van het tooneel, ziende naar de winkelkamer.) Maar boe! van waar dit volk!... wat zouden zy begeeren? (Zo als hy naar de winkelkamer wil gaan, treed uit dezelve een deurwaarder, verzeld van eenige gerechtsdienaars op het tooneel.) VYFDE TOONEEL. DAVIDSON, EEN DEURWAARDER, EN GE- K Ji U H T S D IE N A A R S. DE DEURWAARDER, tegen Davidfon. "V^oont Charles Wilfon hier: en is h\j 't finic 2 D 4 DA-  48 WILSON; DAVIDSON. ó Neen: Hy gmg zo even uit. DE DEURWAARDER. Dat kunstje is vry gemeen. Hy wagtte my. DAVIDSON. Hoe zo! wat is dan uw believen ? DE DEURWAARDER, eenige papieren uk zyn zak haaiende. Ik ben gewettigd, om voor deeze wisfelbrieven, Waar op te Norwich geen betaaling is gefchied Vergoeding te eisfchen... DAVIDSON, met de hevigfte verbaasdheid. Hoe! wat zegt gy ? zyn die niet Betaald geworden? DE DEURWAARDER. Neen; uw heer moet die betaalen: Hy kon met recht zyn fchaê op Sudmer weêr verhaalen; Maar die is weg, en al zyn goed is 't zoek gemaakt, 't Bankroet te Norwich heeft ook Sudmer gantsch ik ooit ryk word zal bet alles voor u weezen. WILSON, op de Jlerkfte wyze aangedaan, en het halsfnoer van zyne dochte'r het werkvolk aanbiedende. Ziet daar, myn vrienden ! al wat my nog overfcbiet: Het eenigst' dat ik u kan geeven. 'k Twyfel niet, Of dit kleinood zal ruim uw arbeidsloon bedraagen. (Al de werklieden wenden het hoofd ter zyde; en zyn zeer ontroerd-') EEN WERK M AN. Neeh;braave meester! neen,kunt gyons dit nog vraagen? Wy neemen niets van u; zelfs zouden wy veeleer U alles geeven wat wy hebben. Ja; mynheer! Gy kent ons hart voor u... Maar wy zyn onvermoogend j Slechts arme menfchen: ach ! (Zy vertrekken langzaam en weenen.) TWAALFDE TOONEEL. WILSON , JULIA. (Wilfon, het werkvolk ziende vertrekken leunt in eene droefgeestige houding > met de eene hand op de tafel, en legt het halsfnoer uit de andere hand daarop.) JULIA , het halsfnoer te rug neemcnde. 2iy zyn zo onrneedoogend E Niet  58 WILSON; Niet als mynheer Barton. Neen, zeker; hy zou 't ras Geborgen hebben; want toen hy hier daadlyk was, Heeft hy de knoppen van myn moeder meêgenomen. WILSON, opjiaande, en geheel ontroerd over het tooneel wandelende. Daar fchietme een middel in... ója; dit kan volkomen Haar redden... Ik befluit... JULIA, Wilfon volgende en vasthoudende. Ach! vader! 'k biduga. By myne moeder, by mevrouw Emilia. Zy fchreijen beide: kom met my; ik durf wel hopen Dat gy haar troosten zult. WILSON, gefiadig voortgaande. Ik zie geene uitkomst open, Myn noodlot... Zorgen wy, dat myne ontroerenis Geen achterdocht verwekk'. Zo dra het duister is, Zal ik... Kom Julia! (Hy neemt zyne dochter by de hand, en by tusfchenpoozen flilflaande, vertrekt hy met waggelende fchreden.) ü Hemel! myne voeten Bezwyken... Welk een angst!... Hoe zal ik haar ontmoeten! ... Ach! onze fmart zal, door elkandren weêr te zien, Ons beider ziel op nieuw...Hoe 't zy; het moet gefchiên. Einde van het derde bedryf. VIER-  T O O N E E L S P E L. 59 VIERDE BEDRYF. Het is avond en het tooneel is duister. EERSTE TOONEEL. WILSON, alleen. (Wilfon komt van de linkerzyde op het tooneel, houdende een kaars in de hand, die hy op eenJchryftafel nederzet. Hy wandelt vervolgens al mymerende, en in de dlepfte zwaarmoedigheid.) TT WILSON. X J-et uur genaakt !...Ik kan myn traanen naauw weêrhouên. (ichouwen. Het is reeds nacht... Ik zal den dag nooit weêr aanMyn droevig leven zou voortaan alleen de fmart En 't leed vermeerderen , van al wat aan myn hart Het dierbaarlle is; hen licht nog zwaarder ramp verwekken... (trekken. Myn waarde Fanny... Ach !.. myn dood zal haar ontAan 't aaklig lot, waarin myn echt haar heeft geftort... Myn lieve kindren... Zo zy Orfeys ega word... Ik ken haarhart,dat (leeds in't weldoen fchept behaagen: Zy zal voorzeker zorg voor myne kindren draagen; Die weezen naar myn dood tot moeder (vrekken...Maar, 't Is noodig dat ik haar myn oogmerk openbaar. Hy moet ook weeten...'k zal aan haar en Orfey fchryven. (Hy gaat aan de tafel zitten, z:ch gereed maakende om te fchryven.) Dees brief, myn laatfte wil, zal fteeds haar dierbaar bly ven, (Hy fchryft.) Vaarwel, myn Fannyl E a (Op  Co WILSON; (Ophoudende en droevig uitroepende.) Hoe! vaarwel! wat ommekeer ï (Na eenige regels voortgefchreven te hebben, /preekt hy een der regels van den brief uit, met een diepe zucht.) By 't leezen van deez' brief hebt gy geen ega meer. 6 Hemel! dat uw gunst myn' zwakken moed verfterke! Ikfterf... Ach dat myn dood, in'teind'haar heil bewerke! (Hy fchryft voort.) 'k Beveel myn kindren aan uw moederlyk beleid; U zy, met hen , in 'f einde, een beter lot bereid; ~k Weet dat Lord Orfey, die voorlang u teêr beminde Uw hand begeert; dat hy in u een gade vinde l Dit wenscht u Wilfon, die u mint, maar willig Jlerft, Opdat ge in Orfeys echt een beter lot verwerft l Nu aan Mylord... Helaas! het uur zal dan genaaken, Waarin hy aan 't bezit van Fanny zal geraaken ! Verfchriklyk denkbeeld !..hy... Maar ach! 'tmoetzyn: 't is tyd. 'k Heb al myn'moed van doen in deezen wreeden ftryd. (Hy begint weder te fchryven, en leest hetzelve vervolgens overluid,) Uw min tot Fanny, thans myn gade, is my gebleken. 'jfc Verbreek door myne dood een' band, deez' dag gelegd. Zy wierd rampzalig door myn liefde, 'k Durf ufmeeken, Dat gy myn egas lot herfielt door uwen echt. Ach l fchenk tot loon van 't heil dat ik u doe verwerven, Aan myne kindren uw befcherming na myn flerven. (Hy vouwt en verzegelt de brieven.) TWEE.  tooneelspel. <5ï tweede tooneel. wilson, julia, henry, betsy. (Betfy, met Julia en Henry op het tooneel koomende t terwyl Wilfon de brieven verzegelt.) betsy, aan het einde van het tooneel tegen de ~T7~ kinderen. JVomtJieve kindren! wenscht uw' vader goeden nacht. {Tegen Wilfon hem naderende.) Mynheer! ik breng hen by myn nicht; uw gade dacht Dit beter, dan dat zy hier in deeze onrust bleven. (De twee kinderen naderen Wilfon, die Jlerk ontroert, zo dra hy hen gewaar word, en voor over gebogen, in wanhoop, op de tafel, zyn aangezicht met zyne handen bedekt.) julia. Kom, vader lief! gy moet ons nog een nachtkus geevenl (Wilfon zich oprechtende omhelst zyne kinderen beurtelings , met vervoering vtsii tederheid; verlaat hen oogenbliklyk, en wend ziek In wanhoop van hen af; terwyl Betfy hem nadert om de kinderen weg te brengen.) wilson, met een bedrukt gelaat zich naar Betfy keerende. Neen Betfy, laat hen hier; dat nog een oogenblik, Hun lieve omhelzing in myn' rampfpoed my verkwikk'! Ach ongelukkigen! wat doet uw lot my fchroomen! (Tegen Betfy.) (men. Kom ftraks... Neen; laat veeleer myn Fanny zelve ko- E 3 bet»  6"2 WILS O N; BETSY. Maar waar is Davidfon , zond gy hem ergens heen, Mynheer? het is nu reeds omtrent een uur geleên Dat hy is uitgegaan , zyn droefheid doet ons vreezen... WILSON. Ik weet het niet; ligt dat hy zal vertrokken weezen, En in eens anders dienst... Hy weet dat ik hem nu Niet meer beloonen kan. E E T s Y , op een' fmeekenden toon. Ik heb een bede aan u, Mynheer! zo t weezen kan, laat myu nooit begeeven. Ik dien u, zonder loon, gewillig al myn leven. Ik kan onmooglyk van u fcheiden. WILSON, Betfy op een aandoenelyke wyze aanfpreekende. Betfy... neen. Gy zult myn kindren niet verlaaten... Wees te vreön. 'k Verzoek zelfs dat gy blyft...Ik weet gy mint hen teder! Verlaat my nu. (Betfy vertrekt aan de linkerzyde van het tooneel.) DERDE TOONEEL. WILSON, JULIA, HENRY. JULIA, een' der brieven die Wilfon gefehreven heeft van de tafel noemende, en naast haar' broeder Jlaan- ' de, het opfchrift daarvan beginnende te leezen. Me. .. vrouw... WILSON, met drift den brief haar uit de hand neemende. Wat doet gy ?... geef dat weder (.Hy  TOONEELSPEL. Ö3 (Hy Jlaat op, de brieven in de hand houdende, en het opfchrift van een derzelven kezende,} Jan Fanny Wilfon. Dat zy voor dien naam eerlang, Een'ander', die haar meer geluk beloove ontfang'! Zo dra ik 't huis verlaat, zal ik deez' brief bezorgen, En tevens dat men dien niet eer beftelP dan morgen. HENRY, naar zyn vader gaande. Hoor, vader! WILSON, zyra' anderen brief beziende. 'k Moet dan nog naar 't huis van Orfey gaan, Met deezen brief; dan is myn oogmerk gantsch voldaan. Zo dra ik heimlyk dien aldaar heb afgegceven, Vind ik den Teemsjen't eind' van myn noodlottig leven. JULIA, neemt haar" broeder by den arm ; zy plaatfen zich by eikanderen aan een tafeltje, ter rechter zyde van het tooneel. Ei Henry! houd u flil! laat vader toch met vreên. Gy ziet hy is bedroefd. WILSON, zyne kinderen met tederheid en fmart aanziende. Ik ga... dan ach! waar heen!.. Ik ga voor eeuwig hen verlaaten: wat gedachten! Zyfbltren my: 't is wreed... maar'k moet myn pligt betrachten! Heb deernis, Hemel! met myn ongelukkig kroost! Geef hen een beter lot op aard'dan't myne, en troost Die tedre weezen, die de zorg huns vaders derven, ln zulk een vroege jeugd. (Fanny welke binnen komt gewaar wordende.) Maar, 'k laat hen, na myn fterven, Een lieve moeder. E4 VIER-  H WILSON; VIERDE TOONEEL, fanny, wilson, julia, henry, (Fanny komt van de linkerzyde op het tooneel, bhvende eemge oogenblikken flaan voor de deur van de winkel kamer, waar zy met fmart inziet; en vervolgens ,WilJon ziende, naar hem toetreed.) fanny. m * ti, -A-cl?! -myn Wilfon! fterk uw hart Met meer kloekmoedigheid, indien ge ook myne fmart Vermindren wiIt...Bedenk,gcentraanen kunnen baaten Wy worden arm; 't is waanligt zal men ons niets laaten; Maar wy behouden, in zo wreed een' tegenfpoed Nog onze liefde en deugd; kom , voegen wy den moed Hier by, zo kan ons lot niet gantsch rampzalig wezen. wilson, haar tederlyk in zyne armen drukkende. Myn waarde Fanny! ach! fanny. _ Waartoe het ergst te vreezen! Wy zyn m s levensbloei; laat ons, door werkzaamheid Den ramp braveeren, dien 't geval ons heeft bereid Eene onvermoeide vlyt zal onzen druk vermindren Ons voeden... en met een myn moeder en uw kindren. wilson, fterk aangedaan. Ach! noem hen de uwe. fanny. ™ T,r-,^ . Ja ? met vreugd ; zy zyn voortaan De myne, Wilfon ! Hoe ! gy twyfelt'daar nog aanT Zou ik om u met als een moeder hen beminnen ?(nen. ky tcnreit„.|q s hemels naamjgy moet uwfmart verwin- Ik  TOONEEL SPE L. cs Ik kan u langer niet befchouwen dan met fchrik! Hoe dus verwilderd V fpreek. w i l s o n. Ik ben het Fanny, ik, Door wien uw ramp tot zulk een toppunt is geiteden i Wat ysfelyke dag! wat huwlyk! s 3 " fanny. Neen; ik zegen Deeze echtverbindtenis; ja, eeuwig zal myn hart Die zegenen, myn vriend! Hoe weereik best uw fmart' Maargy bemint my niet; 'k had anders meer Vermogen ' Om door myn tederheid uw traanen op te droogen.' Myn waarde Wilfon! is het mogelyk, dat gy & Nu zo wanhoopig zyt! denk dat ik met u ly'; Ja, my gelukkig acht door in uw lot te deelen. (De droefheid van Wilfon word nog heviger.) Maar, 'k zie uw fmart groeit aan, hoe zeer gy dit wilt heelen: Ontveins het niet! Wat wil dat fnikken , dat geween ? Myn... Wilfon! ach! gy fcheurt myn teder hart van een*! (Zy zet z'ch neder in een' armftoel, leunende op de tafel,) wilson, eenige treeden in een diep flilzwygen, en Jlerke vervoering van droefheid gedaan hebbende, vestigt ds oogen, nu op zyn kinderen, dan op zyne vrouw, by welke hy gaat zitten: hy neemt haar hand en drukt die op eene tedere wyze met de zyne. Zult gy my dan altoos beminnen? Fanny. _ , Kuntgy'tvmagen? Gy hoont myn hart; ik kan die twyfling niet verdraagen De alziende hemel zy getuige , dat ik nu , Nu zelfs, geen andre ga£ verkiezen zou dan u. E 5 wil.  66 WILSON; wilson, haar wyzende op zyne kinderen, welke bezig zyn mee fpeelen. Zie deeze kinderen ! hun lot treft my het harte. Helaas zy hebben nog geen denkbeeld van hun fmarte : Hen blyft niets ovrig dan alleen uw tedre zorg. fanny. Wees daar getuige van : myn liefde zy u borg. wilson, opjlaande. Ach! neem hen aan voor de uwe. (De kinderen naar Fanny geleidende.) Omhelst haar,lieve kindren! Smeekt dat haar tederheid voor u nooit moog' vermindren. (De kinderen omhelzen Fanny, die hen kust, en haare traanen afwischt.) En gy, gy zult in hen hunn' droeven vader nog Waardeeren , fchoon... helaas... fanny, in haare traanen /nikkende. Ach ! Wilfon! waarom toch Ontroert gyu zo fterk ?...Wat Maat ons meerte vreezen? Ja, Henry, Julia, ik zal uw moeder weezen; Zo vinde uw vader in zyn' ramp by ons zyn'troost, Opdat zyn hoop herleev'! (Zy blyft Wil/on teder en droevig aanzien-) wilson, zyne kinderen opheffende, en hen beurtelings in vervoering van drift omhelzende. Beklagenswaardig kroost! (Op Fanny wyzende.) Z\ blyft uw toevlugt in de rampen van dit leven. Myn Julia 't voegt u haar voorbeeld naar te itreeven. Draag zorg.dat gy deez' dag, zo aaklig nooit vergeet; Herinner Henry dat zyn vader, door al 't leed Ver-  TOONEELSPEL. 97 Verdrukt, verwonnen... (Hy verlaat de kinderen, en gaat met rasfe fchreden heen en weder; fpreekende op eene zachte, en lelkens afgebroken wyze.) Ach! wat zegge ik..welke banden... Zich af tc fcbeuren van de teergeliefde panden; Van gade en kindren; neen, dit grieft my 't hartule dood Is min verfchrikkelyk. (Treedende naar Fanny die opftaat.) Ach .' dierbaarc echtgenoot!... Dienaam zal 11 nogthans geen onheil meer verwekken. fanny, tederlyk. Geen onheil!.. Wilfon! kan die my tot onheil (trekken ? wilson, in een hevige vervoering. Neen; neen; gy zult eerlang het eind' zien van uw' rouw Gy zult gelukkig zyn, myn Fanny! VYFDE TOONEEL. emilia, fanny, wilson, julia, henry. (Zo dra Wilfon Emilia ziet binnen komen, verlaat hy Fanny, en geleid de kinderen naar Emilia. Fanny ziet Wilfon aan, en gaat vervolgens, in eene bedrukte houding weder zitten.) wilson, tegen Emilia. Ach ! Mevrouw! Laat my myn kinderen uw liefde ook aanbeveelen. Gy zult, dit hoop ik, in de tedre zorgen deelen, Die myne Fanny hen zo ftraks heeft toegezeid. emi»  (58 W I L S O N; EMILIA, eenigzins verwonderd. Gewis; hun ongeluk vergroot myn tederheid. Stel u gerust, de hoop doe uwen moed herleeven. WILSON. Myn moed! neenjhoe 't ook zy,die zal my niet begeeven. EMILIA. Maar kunt gy dit aan ons niet beter toonen. WILSON. Ja: Gelei myn kindren heen... Het word reeds laat; ik ga. (Zyne kinderen omhelzende, terwyl hy zyn droefheid tracht te verbergen.) Vaart wel, myn kinderen. (Ter zyde.") 6 Hemel! wat gedachten! EMILIA, de kinderen by de hand neemende. 'k Breng hen by Betfy. Komt;zy zal reeds op u wachten. WILSON, naar Emilia toetreedende. Ja, Betfy blyv' by hen; zy heeft hen opgevoed; Zy mint hen teêr. EMILIA. Gewis; haar hart iswaarlykgoed: Zy deelt in onzen ramp... Maar'k heb nog niets vernomen Van Davidfon... 't Is vreemd; hy is niet weêrgekomen. (Zy vertrekt ter linkerzyde van het tooneel, de kinderen medenemende.) ZES-  TOONEELSPEL. 69 ZESDE TOONEEL. wilson, fanny. wilson, tegen Emilia, terwyl zy heenen gaat. .Ach! keer toch fpoedig by myn Fanny weêr... (Naar de deur treedende, om door de winkelkamer te vertrekken.) Wel aan. Volvoeren we ons bcfluit... 't is meer dan tyd : 'k moet gaan. (Hy opent de deur van de winkelkamer, blyft een 00genblik fiilftaan , en haalt de brieven uit zyn zak , waarvan hy de opfchriften naziet.) Dees aan Lord Orfey,die aanFanny.. .'k zal die beiden... (Hy ziet Fanny tederlyk aan , terwyl zy aoor droefheid overwonnen fchynt.') Maar,kan ik,zonder haar te omhelzen, van haar fcheiden! (Hy fleekt de brieven in zyn zak, treed naar Fanny, en omhelst haar zonder te fpreeken.) fanny, met een tedre droefheid. Myn lieve Wilfon! wilson, haar in zyne armen houdende. Ach! myn dierbaare echtgenoot! (Hy verlaat haar, doch treed op 't oogenblik te rug, om haar op nieuw te omhelzen, vervolgens zich met drift uit haare armen rukkende, vertrekt hymetfpoed; zeggende ter zyde.) Myn Fanny! dit vaarwel is wreeder dan de dood. ZE-  WILSON; 70 WILSON; ZEVENDE TOONEEL. emilia, fanny» (Terwyl Wilfon door de winkelkamer vertrekt, komt Emilia van de linktrzyde op het tooneel, naar Fanny toetreedende.) He m i l i a. oe! zyt ge alleen? Waar is uw echtgenoot gebleven? fanny, opjlaande. 't Is me onbewust: hy heeft me op't oogenblik begeeven. emilia. Myn waarde Dochter! kom; vermeester uwe fmart; Herneem uw' moed, opdat uw voorbeeld Wilfons hart Met nieuwen moed beziel'. Wat baat het nutloos klaaMen moet het ongeval kloekmoedig leeren draagen.( gen? 't Is niet onmooglyk dat ons 't lot nog uitkomst geeft, 'k Zal daadlyk fchryven aanLord Falkland.Falkland heeft Ontaard en trouwloos my verhaten, my bedrogen, Maar u, die fchuldloos lyd... Neen; by zal niet gedogen Dat zyne dochter door de elende word verteerd. Zo ik van Falkland niets dan fchatten had begeerd, 'k Waar ruim voldaan geweest; maar 'k dachtzyn hart te winnen; (nen. Dan 't was vergeefs; ik moest hem bannen uit myn zin'k Zal echter thans om u hem fchryven. Ach! dat hy U fpoedig redde uit uw verdriet!... fanny, liaar moeder omhelzende, en haar de handen drukkende. Gy zyt voor my De braaffte moeder;'k zal uw goedheid eeuwig roemen. Helaas; kan hy ,wien ik niet durf myn'vader noemen , Zo waard een gade.. Maar, laat ons by Wilfon gaan. Zyn  TOO'NEELSPEL. 71 Zyn fmart treft hem te fterk; hy kan die niet weêrttaan. EMILIA, Davidfon, die binnen komt, gewaarwordende. Hoe, Davidfon! van waar die vreugd ? ACHTSTE TOONEEL. EMILIA, FANNY, DAVIDSON. DAVIDSON, met drift op het tooneel komende. rf 'k Zval 't u doen hooren. Droog uwe traanen af; zie uw geluk herboren: Al 't onheil is voorby. EMILIA. Wat meent gy met die reen? 'k Begryp u niet. DAVIDSON, verrukt van blydfchap. Gy ziet, hoe ik van blydfchap ween. Dit 's 't heuchlykfte oogenblik van myn geheele leven, 'k Moet m\ n' Patroon terftond dit nieuws te kennen geeMevrouw! zeg bid ik u, waar ik hem vinden kan ? (ven. FA\:NY, hem tegenhoudende. Blyf; meld ons de oorzaak van uw blydfchap. DAVIDSON. Luister dan. Lord Orfey... Welk een mensch... Ik ben op't hoogst verwonderd Om zyn rnenschlie venheid. Myn'meester uitgezouderd, Geloof ik, dat 'er vast geen braaver echtgenoot, Voor u had kunnen zyn. FANNY. Lord Orfey... Gy vergroot Myn ongerustheid. Ach! wat heeft hy dan bedreven? DA-  WILSON; 72 W I L S O N; DAVIDSON. Dank zy den Hemel! Ja; die heeft my ingegeeven j *t Geen ik gelukkig tut uw redding heb beftaan. 'k Ben, toen ik u verliet, naar Orfeys huis gegaan, Waar ik zyn weerkomst wachtte. .. Ik had hem naauw vernomen, (men: Of werp myaan zyn kniën.Nu ftond my't ergst te fchrooDe vrees weerhield myn tong, en pynigde myn hart* Hy vroeg my minzaam naar de reden van myn fmart. 'k Meld eindlyk, fchreijend, hem de rampen die ons drukken, En hoe ge onfchuldig deelde in al die ongelukken, Nadien u de echt deez' dag aan Wilfons lot verbond,; Hy wierd verftomd van fchrik:'k bedien my van dien ftond Om verder voort te gaan... Ik merk dat zyn ontroering Vergroot op myn verhaal.. Verfchoon myn driftvervoe* ring, (Zo fprak ik,) ach ! Mylord! verbeeld u hunnen nood; Zy zyn elendig, arm, van alle hulp ontbloot; Denk echter niet, dat ik 11 ophunn'lastkom ftneeken: Het is hen onbekend... 'k Verftout me 11 aan te fpreeken , Bemoedigd door 't gerucht van uw menschlievenheid , Die de onfchuld in den nood haar' byftand nooit ontzeir. Hy fcheen hoe langs hoe meer getroffen door myn rederij En zag my ftaarendeaan. 'k Verdubbel myn gebeden: Neen , riep ik, neen, Mylord! 'k verlaat uw kniën niet, Ten zy ge aan Fanny en haar'gade uw' byftand bied, Ik zag op 't hooren vau uw' naam hem heimlyk zuchten. Zyn peinzend zwygen deed me een weigrend antwoord dugten , Maar,neen;hy hief my op. 'k Prys, fprak hy, uw beftaan; 'kNeem uw vertrouwen op myn goedheid dankbaar aan: 't Zal ook niet vruchtloos zyn! Straks heeft by dit gcfchreven, (Aan  TOONEELSPEL. 73 (Aan Emiiia een papier vertoonende.) Verheug u vry, mevrouw! dit zal u uitkomst geeven. Het is een last op zyu' bankier, om't noodig geld... FANNY. Genoeg, getrouwe vriend! 't geen gy my hebt gemeld Ontroert my: 'k acht uw deugd en zorg voor myn belangen » Maar, van Lord Orfey kan ik nooit een gift ontfangen. 'k Moet hem niets zyn verpligt. Hy minde my weleer : 'Op Wilfons cga heeft hy geen betrekking meer. Gy echter hebt u als een waaren vriend gekweten, 'k Belooft 11, Davidfon , 'k zal nooit dien dienst vergeeIk ga naar Wilfon! maar, ik bid u, zorg vooral (ten. Dat nooit myn ega iets ontdekk' van dit geval. (Zy vertrekt aan de linker zyde van het tooneel.') NEGENDE TOONEEL. EMILIA, DAVIDSON. ÉMILIA, tegen Davidfon, welke in Ae grootfte verwondering als 011! ewceglyk Haan blyft. Ja, Davidfon!zy heeft gelyk,*t zou nietbetaamen, Dat we iets van hem... D A VI n SON. Mevrouw!..kan 'tzynlzoud ge u ditfehaamen? Indien ik 't zeggen mag, uw toeftand raad u aan, .Het aanbod van een' Lord zo ryk niet af te liaan. Zyn oogmerk was oprecht. De Hemel zelf beloonde, Zo 't fcheen, terftoud de hulp die hy aan u betoonde, Hem wierd bericht, dat hy, door Falklands echtgenoot Tot erfgenaam... EMILIA, ontroerd en verbaasd. Wat zegt ge ? is Lady Falkland dood ? DAVIDSON. Zy ftierf en zonder kroost, 'k Heb verder nog vernomen F Dat  74 W I L S O N; Dat Falkland word verwacht of reeds hier is gekomen. Lord Orfey ging naar't Land.'k Vlieg naar myn meester; Wien't zelf betreft, is ligt min naauwgezet dan gy. (hy, (Hy vertrekt.) TIENDE TOONEEL Hemilia, alleen. oeis zy dood!.. Zy,om wie Falkland my verraadde. Ach! zo de ondankbre nu... ELFDE TOONEEL. emilia, fanny, davidson, en een wem'g daarna betsï. fanny, met Davidfon op het tooneel komende. 'k .Zoek vruchtloos naar myn gade: Ik vind hem nergens. Ach ! welk een ontroerents! Myn goede Davidfon! weet gy niet waar hy is? davidson. Ach!neen;maarBetfy kan misfchien ons oopning geeven. (De deur van de winkelkamer openende.) Zaagt gy uw heer niet ? betsy, op het tooneel komende. Neen; ik zoek hem; want zo even Kwam al het werkvolk hier byeen om in zyn'rouw Hem hunne hulp te biên, TWAALF.  T O O NE El SP EL 75 TWAALFDE TOONEEL. EMILIA, FANNY, DAVIDSON, BETSY, EEN KNECHT VAN DEN PENNYPOST. EEN KNECHT VAN DEN PENNYPOST. hier een' brief, mevrouw. Ik had bevel om dien te brengen niet voor morgen, Dan hy die my hier meê belastte was vol zorgen En angst: zyn drift;zyn tael;'t gaf me alles achterdocht; Ik vreesde of hier fomtyds iets agterfchuileu mogt. FANNY, den brief aanneemende. Geef hier. 't Is Wilfons hand. (De knecht vertrekt.) DERTIENDE TOONEEL. EMILIA, FANNY, DAVIDSON, BETSY. EMILIA, te/ren Fanny. oe! heeft hy u gefchreven ? Breek fchielyk op. (Fanny opent den brief, om dien by 't licht dat op de tafel Jlaat te ieezen: zy is geheel ontroerd; haar handen beeven ; zy fpreekt met een beklemde fiem Schrikkende by het uitfpreeken van ieder woord. Emilia, Davidfon en Betfy voegen zich by haar, luisterende met eene angstvallige oplettenheid.) FANNY, kezende. Vaarwel! Ach! al myn leden beeven. Vaarwel myn Fanny! zyt bedaard ; behoud uw' moed. 't Viltrekken onzer trouw, zo Jireelend voer ons beiden, Wierd doodclyk voor u, door al myn tegenifpoed: F 2 Die  WILSON; 76 VV I l, ö u in; Dj'e is losgerukt : 'f ff uit wy moesten Scheiden. Dit eischtte zelf de pligt van deugd, van liefde en eer» By 't leezen van deez" brief hebt gy geen' êga meer. Ik fterf. CZy geeven alle te gelyk een' kreet van verbaazing en ontjleldtenis. Fanny bezwymt; Emilia en Betfy onderjleunen en geleiden haar , met hulp van Davidfon ineen'' armftoel, welke by de taf el (laat. Emilia werpt zich als geheel buiten zich zeiven op een' floel, en blyft, door droefheid overmand, onbeweeglyk zitten.' Betfy ligt geknield voor Fanny , tragtende haar te doen bekomen. Davidfon leunt aan de andere zyde, met het hoofd tegen den muur , in eene zeer treurige houding. De werklieden, op het hooren van denkreet uit de winkel gekomen zynde, treeden op het tooneel, doch Myven, op het gezigt van dit aandoenlykfchouwfpel, achterwaarts Jlaan. Het tooneel is dus e enige oogenllikken in de diepfle Jlilte.) EMILIA, haare dogter omhelzende. Myn Fanny, ach! FANNY, by haar zeiven komende en verbysterd omziende , Jlaat met vervoering op. Myn Moeder* (Het werkvolk ziende.) Gy, myn vrinden! Verlaat myniet... Wat angst! Waar zal ik uitkomst vinMyn gade, uw braave heer... (den? (Betfy onderfleunt haar.) EEN WERKMAN. Wel nu! DAVIDSON. Ach! hy is dood! (Hy raapt den brief op, welke Fanny heeft laaten vallen, denzelven fpoedig doorkezende.) EEN  TOONEELSPEL., 77 EEN WERKMAN. Hy, hemel! _ . FANNY, een buitengewoone pooging doende om zich ie herfiellen. Davidfon! laat ons in deezen nood. Hem ylings zoeken; vlieg; verdubblen we onze fchreden. Hy is gewis niet ver. 't Is nog te kort geleden, Dat hy vertrok. DAVIDSON, den brief nog eens inziende. 't Kon zyn... Verdeelen we ons: welaan» Hy meld van Orfey. Komt wy moeten derwaards gaan. Geleid ons, Hemel! zie op onzen toeftand neder: Geef ons, op onze beê, myn' braaven meester weder. (Zygaan alle driftig door de winkelkamer van het tooneel.) Einde van het vierde bedryf. F 3 V Y F-  7S WILS O N; VYFDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld eeneflraat, welke naar de Black Friars brug over den Teems leid. Het is nacht De maan geeft eene ftaauwe fchemering. EERSTE TOONEEL. {Mylord Falkland treed langzaam, in eene mymerev.de houding, op het tooneel.) mylord falkland, een knecht van lord falkland. V . 7 F„rLKLAN*>i tegen zyn'knecht. ▼ ertrek...AfgryslykIot!..WatniaarhebikTernonien. tv S»f ZF mCt- meer! myn ramPrPoed is volkomen. ÏL„in dien "iet<" 15eIeedigde echtgenoot'! Myn kind! myn Fanny! ach! wie weet.of ge"in uw dood Ten S ,eSfb00Srchts »iet Senoemd hgebt,die u beide T ;