PLEIDOOY IN DE ZAKEN VAN MARGAHETHA WEYGE3L'» Over het gefielde in de Utrechtfche Courant van den 30 September 1796.   VOORBERIGT; } Onder de voortreflijkfte voorrechten van een vrij -Volk is ontegenzeglijk de vrijheid van de drukpers he»; voornaamrëe; deeze is de grondzuil van alle anderen,' en zoo die word om verre gerukt, dan kan men be* rekenen, dat de Vrijheid van dat Volk niet lang meec, beftaat, of liever dat het alleen maar den fchijn van Vrijheid nog bezit. Dit is de reden , dat van alle tijden de voorfta»der^ der Volks-Vrijheid voor de Vrijheid van de drukpertf geijverd hebben, maar dit is ook de reden, dat diq Vrijheid ten allen tijden zeer is belaagd. Dan, hij die dit volks-voorrecht zou willen verban^ teren in losbandigheid, en oordeelen , dat het ieder mogt vrij liaan in naamlooze gefchriften de p!aats-heb« bende regeering in een haatlijk daglicht te Hellen „' braave mannen te lasteren, het Volk door bedrog en loogen te misleiden, is ia de daad, in plaats van een voorftander, een belager der Volks-Vrijheid, die door, het zaaijen van tweedracht, het inboezemen van wan fent, ten Principaal dag, en nopens het Provifioneel verzoek, concludeert tot ontzegging van hetzelve, en doende contraverzoek, verzogte dat de gedaagdesfe in perfoon , van de perfoneele comparitie zal worden oriflagen, en haar gepermitteerd, haare zaak per procuratoren! te mogen defendeeren, immers en ten minften bij provifie, en onder handtasting, en belofte van ten allen tijden tot vermaaning wederom te zullen komen, fub pcena confesfi & convitti, ofte anders &c. op alles &c» Harmfen perfifteert voor Replicq als bij zijn verzoek, en nopens het contraverzoek, concludeert tot niet ontfankelijk in zelve, ook cum Expenfis, ofte anders &c. op alles &c. — Partijen perfifteeren voor Replicq en Duplicq resrte£tive. Verzoekende voorts Appoinitement. PLSI-  P LEID 00T van AiU won/, bepleit door PI ETER. VAN DER STAR, Procureur voor dèn Raad van Rechtspleging, BURGERS RAADEN VAN RECHTSPLEGING. A Ivorens de qusestie zelve, welke het onderwerp van Ulieder attentie en decifie zal opleveren, te behandelen, vitid ik mij verpligt tot meerdere Elucidatie en lnftruftie van den Rech'er, het geen aan het (lellen van deeze zaak in handen van den Algemeenen Aanklager voor af is gegaan, kortelijk aanteroeren, ©m ten duidelijkften te doen zien, in welke oniftandigheid de gedaagdesfe in Perfoon reeds voor den aanvang deezer Crimineele Proceduures zich bevonden heeft, en, ten einde, daar uit die rechtmatige en billijke Confequentie afteleiden, dat indien aan haare zijde eenige onvoorzigtigheid of min oplettenheid mogt hebben plaats gehad, waar van het Contrarie dugtig zal worden aangetoond, zij benevens alle, die op het drukken en uitgeven der Stichtfche Courant eenige betrekking hebben, daar voor reeds in eene zeer ruime maate zouden geftraft zijn. Het is dan gebeurd, dat de gedaagdesfe in Perfoonjdes nademiddags den 30 Seprember laatstleden is or.tfcooden , om te verfchijnen voor een Committé, wettrji aan-  ( 12 ) aanweezen niet algemeen bekend is, en ook door haaf wierd geignoreerd, het Committé namentlijk van binnetandfche Correspondentie, wanneer zij tot haare bitterfte droefheid, en met eene grievende aandoening vernam, dat bij Refolutie van dat zelve Committé van dien datum haar wierd geinterdiceerd, de Stichtfe Courant, onder welken naam of tijtul het ook zoude mogen zijn, uittegeeven, doen of laaten drukken, tot tijd en wijlen hier ir.ne nader zoude zijn gedisponeerd; alles nogthans behoudens nadere dispoiitie of actie ten dien opzichten. En wel op fundament, dat in dezelve Courant van den 30 September 1796. een berigt voorkoomt, inhoudende, onder.anderen , uit den mond van Reifigers : „ voorts fcheenen de Franfchen hunne goederen, die zij nog aan den Mijn hebben, agter de Maas te zullen voeren: veelen van dezelve waaren derwaarts op weg, en hunne magazijnen te Nymegen.wierden met der haast ingtjcheept om naar Dordrecht te worden getransporteerd." De gedaagdesfe in Perfoon, de pernicieufe fuïtes van zelfs eene momentarieele ftilftand in het uitgeeven van de gemelde Courant, penetreerende, en daarenboven gewillig om aan de waarheid haare hulde niet te weigeren, vermeende aan haaren plicht te zullen tekort doen, indien zij zich niet dadelijk aan dat Committé addresfeerde, ten einde eenen flag afteweeren, welke haar niet alleen, buiten eenige fchuld, gewisfelijk moest treilen, enorme fchadens doen lijden, maar zelfs een groot aantal huishoudens, die op de drukkerije der Courant hun beilaan vonden, en anderzins ligtelijk tot de arme kasfe zouden vervallen, van dat eeniglijk beftaan ontzetten. Zij  ( 13 ) Zij meende het voorfchreve Committé vsn alle de saaks omftandigheden naauwkeurig te moeten informeeren, en daar op het volgend verzoek te bouwen. Dat het voornoemd Committé mogt behagen, de Refolutie van den 30 September buiten effeft te ftellen, en haar te permitteeren met het uitgeeven van de Stichtfche Courant, als voorheen, voorttevaaren, immers en ten minden, dat hangende de deliberatien over dat Request, wegens de exorbitante fchaade anderzins te lijden, de gemelde furcheance mogt worden opgeheven, en daar van aan het Committé van Algemeen Welzijn der Stad Utrecht kennis gegeeven. Dan de gedaagdesfe moest al wederom tot haare grievende fmert ondervinden, dat dit Request buiten dispofitie wierd gehouden , daar zij in tegendeel quod bene notandum op interrogatorien gehoord, en eerst op den 10 Oftober daar aan volgende een Declinatoir appoinftement op dat Request bekwam, inhoudende, dat dit verzoek van de hand geweezen wierd; Ik zal mij' onthouden van zoodanige aanmerkingen, als welke zich op het hooren van zulke omftandigheden voor den geest vertoonen. Eene zaak evenwel kan ik met ftilzwijgen niet voorbijgaan. Dat de ftrafFe, welke de gedaagdesfe, en haare aanhorigen zedert den 30 September, en dus geduurende meer dan e!f weeken ondergaan hebbe, in derzelver aart en gevolgen zoodanig is, dat offchoon de groot, fte onvoorzigtigheid, ja eene met opzet uitgedagte leugen had plaats gehad, er geene proportie* met die daad, en de ftraffe zoude te vinden zijn. Zo draa de fchuld of onfchuld van de gedaagdesfe gerechtelijk, moest gedemêleerd worden, zoo dra daar door  C 14 ) door zelfs word te kennen gegeerèn, dat die zaak buiten het bereik van Poluique heoor ieeling was, waarom , (en dit mag de gedaagaesfe met res^e vraagen,) aan dat jurieaick onderzoek, een verbod van de Courant, en dus eene wezentlijke ftrsffe , op eene Poiitique wijze, te doen voorafgaan? ïe meer, daar hoe zeer deeze démarche als eene maatregel van Algemeene veiligheid aangezien wordende, hst verbod eigentlijk had kunnen beftaan in het beletten van het verder uitgeeven van de Courant van den 30 September, of in eene aanfchrijving aan de gedaagdesfe , om deeze periode, in de eerstvolgende Courant te herroepen. En is de gedaagdesfe door deeze handelingen niet uit haar geheel gebragr ? is men niet get.oodzïakt geweest tot merkelijk nadeel der Stad Utrecht, de geheele Drukkerije te verleggen? — En dat geduurende eenen tijd, dat haare fchuld of onfchuld nog controvers is, jaa zelfs dat deeze Rechtbank het verzoek tot apprehenfie corporeel niet heeft geaccordeerd. Niemand, zegt het 16 articul van de Rechten van den Mensen, beboert geoordeeld en geflraft te worden; als na wettiglijk, en uic kvagt van een voor het plegen van de misdaad afgekondigde wet, gedagvaard geweest te zijn. Dan ik zal deeze confideratien niet verder intreeden, en mij voor al bepaalen tot de fingulariteit der aftie aan zijde van den Requirant aangevangen. Namentlijk, dat men geen voorbeeld zal kunnen bijbrengen , dat een Nieuwsfchrijver, wegens het plaatfen van zelfs gehazardeerde tijdingen, ook aan Crimineele pioceduures is geëxponeerd geweest, daar in zodaani- gl  ( 15 ) ge gevallen eene Politique mondelinge correftie, of wel het verbod van de uirgaave der Courant, ?eduurende den tijd van 3 of 6 weeken, het eenigst gevolg van zodaanige advertentie of piaatzing van tijdingen is geweest. Daar nu niettemin van wegens den Lande deeze zaak naar den Algemeenen Aanklager gerenvoijeerd , en de gedaagdesfe in Perfoon in de gelukkige gelegenheid gefield is, voor deezen Raad van haare volleedige onfchuld te doen blijken, zal ik bij deezen termijn van antwoord op eene korte en duidelijke wijze tragten te demonftreeren, Dat verzoek tot incarceratie geheel is ongegrond, en het contraverzoek aan zijde van de gedaagdesfe gedaan, behoort te worden ge'adjudiceerd. — Ten dien einde zal ik mij tot de volgende algemeene en veridieke ftelregelen bepaalen, we!ke ik niet geloof, dat in de toepasfing door den Requirant zullen ontkend worden. 10. Mijne eerfte Regel is deeze, zoo lang het niet blij. ke, dat er eenig delict, is begaan, kan tot geene incarceratie geprocedeerd worden. 20. Ten anderen, zoo lang de quasstie eenvouwig beftaat in de toepasfing van de wet op het faétum, en dus over de qualiteit van de daad rouleert, koomt er geene incarceratie te pasfe. 30. Ten derden, zoo lang een publieke aanklaager niet volkomen de dolus malus, de kwaade trouw, eene intentie om tegens de wetten te zondigen bewijst, moet een gedaagde geabfolveerd worden. En het is op deeze gronden, Burgers Raaden vaii Rechts-  ( 1* ) Rechtspleging, dat ik voortbouwende zonder eenige contestatie zal aintoonen, dat de Requirant in geenea deelen bewezen heeft, dat de gedaagdesfe tegens de Publicatie van den 26 February 1795. heeft aangegaan. Men vergelijke ten dien einde, de gewaagde pofitien in dat Request voorkomende, met de eigentlijke nieuwstijding in de Courant van den 30 September, en mea zal bevinden, dat in dezelven niets ligt opgefloten , 't welk zoude kunnen flrekken tot verftooring van de rust der Republiek , en tot oneer der Franiche Natie, of dat de gedaagdesfe die infertie zoude gedaan hebben, met een kwaadaartig opzet, om, volgens den inhoud der voorzeide Publicatie, haare Medeburgers tot alles verwoestende oproeren, plunderingen en bloedftortingen aantezetten. Ten opzichte nu van het Verhaal zelve. Hier toe heerscht waarlijk in de vlugheid des ftijls. waar in de gezegde tijding gefteld is, en die daar en borai nog als geheel onzeker word ppgegeeven, te veel onbezorgdheid. — De gedaagdesfe had anders de woorden zouden en fcheenen geftaadig moeten herhaalen, — ook hadden bij het woord waarin in parenthefi gevoegd moeten worden (volgens het verhaal,) deeze onbezorgdheid toont genoeg aan, dat de Gedaagdesfe, niet vermoeden konde op eenige wijze te pecceeren. Dat zal te meer confteeren, wanneer men de geheef. Ie periode, zo als dezelve onder het articul Utrecht voorkomt, in aanmerking neemt, en befchouwt. «, Of, als op zich zelf ftaande, als zijnde van het . voorige afgefcheiden door het volgend teeken —«n in dit geval is zij niet anders dan een bloot ver- hasj  I i? •) fiaal van eêü geheel onverfchillige zaaik, even als bij voorbeeld , dat het fcheen, dat de Franfchs Troupes te Nymegen , nieuwe tnonteeringen zouden krijgen; «eek kleermakers waaren befproken, ert verfcheidene ftukken 'Laken met der haast wierden gefneeden om kleederen van te maaken. h. Of, als in verband met het geh'eele articul Utrecht j en dan koomt in aanmerking: Dat de gedaagdesfe de voornoemde tijding niet affl.rmatif, als veridiek en ftellig heefc opgegeeven, maar in tegendeel, dit verhaal als uit den mond van Reiiïgers doet, waar van de bevestiging door de ordinaire post wierd afgewagt, cn in *£ welke eene Heilige onzekerheid dooritraalt, zoo als de woorden zouden en fcheenen, als reeds gemeld is, ten duidelijkften aantoonen, en een onwederfpreekbaar bewijs opleveren, dat de gedaagdesfe dit haar verhaal zelve, als iets onzekers opgeeft. Uit dit oogpunt deeze tijding befchouwd zijnde, zal dezelve geanzints or.der de fchrik- of vreesverwekkende logenachtige vernaaien kunnen gerangfehikt worden, maar de gedaagdesfe der zeiver aart, integendeel tot haar faveur kunnen arripieeren. Dewijl de verplaatzing van Magazijnen bij deretraite' eener Armeé , wezentlijk niet anders aanduid $ dan eene gewoone omzichtigheid, en dus niet alleen niets hoonende te kennen geeft, maar in tegendeel de kunde van eenen Bevelhebber aan den dag legt. Het gebeurt immers menigwerf in eene campagne, en ook wel buiten dezelve, dat heeden orders tot het verplaatfen van een Hoofdquartier, Hospitaal of Ma gaz'jn > gegeeven en morgen wederom worden ingettokB ken,  ( 18 ) ken, naardien zodanige manoeuvres aan zeer veele afwisfelingen en veranderingen in de desfeinen onderworpen zijn. Ik zoude hier omtrent breedvoerig kunnen uitweiden, maar zal dit voor den volgenden termijn overlaaten, en mii flegts bepaalen tot het geppfeerde in het Request van den Requirant , dat namentlijk dit valsch, onwaarachtig en fchiïkverwekkend voorgeeven niet alleen de we'denkende Nederlanders heeft neerflagtig gemaakt, en veel fchrik onder dezelve verwekt — maar ook geftrekt heefc tot merkelijk nadeel van de Franfche Natie. Wanneer men het geheele Request van den Requirant inziet, zal men bevinden dat hij zich eenvouwig met algemeene bewoordingen en illatien ophoud, zonder eenige daadzaaken te pofeeren, welke de gedaagdesfe in het minst kunrjen benadeelen. Men fchijnt uit het oog verlooren te hebben, dat een Officier meerder moet prafteeren, dat Hij met duchtige bewijzen de kwaade trouw in de handelingen van hun, die hij meent tegen de wet te zijn aangegaan, moet prouveeren, even als in cas fubjecc zijne indispenfabele verplichting zoude zijn. niet zich te behelpen met de infertie in de Courant, en de Publicatie tegens elkander te vergelijken, en daar uit nadeelige gevolgtrekkingen te formeeren, maar met aantetoonen , in de eerfte plaats, waar en bij wien zodanige fchrik is veroorzaakt, weike fpeci3al nadeeiige gevolgen deeze tijding gehad heeft, al verder waar in het onwaarach'ige van die tijding beftaat, en eindelijk dat het plaatfen van dezelve tijding met eenige handelingen , bij de voorn. Publicatie opgenoemd , in verban d ftaat. Wij '  C *9 ) Wij fo-rmheeren den praótizijn van den Requirant^ om behalven alle vague en onnauwkeurige uitdrukkingen, bij den termijn van Replicq, eenig bewijs hoegenaamd , dien aangaande te produceeren. En zal Hij , zoo als wij op gronden zich daar toe niet in (laat bevinden , dan zal het plaatfen van deeze eenvouwige, ja zelf onzekere tijding, welke voor herroeping vatbaar was, en waar toe de- vrijheid van de drukpers, de Courantiers en nieuwsfchrijvers volkomen quaüficeeft, .eene zeer" indifferente zaak zijn, zonder dat er eenig boosaartig opzet, om tegens da wet aan te gaan, aanweezig-is. 't Welk alies van te meerdere applicatie is, daar ds gedaagdesfe gerust durft aanhaalen, dat de gezegde tijding , geringe gevolgen, ten nadeele van de inwendige -rust dezer Republiek, of eenige inwoonderen var* dezelve, gehad of heeft kunnen hebben. Èn even eens is het gefield met de zoo zeer gewaagde pofitie in het zelve Request voorkoomende, even als of dezelve tijding tot merkelijk nadeel der Franfche Natie zoude geftrekt hebben. Waarlijk , er valt niets gemaküjker dan met de termen nadeel, vilipendie, en oneer te fcherme>n, en irï de toipasfing van zekere voorvallen op de wet, de eene of andere overtreeding te ontdekken. Dan, zoo lang het waaiheid is, dat tot hoen en in* jutien , de daadeiijkheid van eenige aantijging behoort, en dus geenfints denkbeeldig is, zal het ook vast Haan, dat een Hoofdofficier, uit kracht van zekere iijdingen, crimineele a&ien willende beginnen, fpeciaal moet opgeeven, waarin die vilipendie, die hoon ofdat nadeel beftaan. Zoo lange feet onderfcheid ttisfchen eene gegeeven ea Sa $6~  ( 20 ) genomen ergernis, nog in weezen blijft, zal de verplicht tirg vooitduuren , maar dan ook zal Hij zich, voora! in het geval voor handen zeer verleegen moeten vinden, praciefelljk optegeeven, waar in die tijding of aan de Bataaffche Republiek , of voor al aan de Franfche Natie, eenig nadeel heeft toegebragt. Indien dit aldus had plaats gehad, zoude van wegens de Franfche Natie, of het Gouvernement hier teiLande, wel eenige klagten, niet alleen wegens de infertie van dat articul'in de Stichtfe Courant, maar in zoo veele andere Couranten zijn ingebragt, dan het welk al wederom geen plaats gehad heeft. Eindelijk kan ik mij niet pasfeeren mijne verwondering te kennen te geeven, over het geen in het voornoemd Request al verder uit de Publicatie van 26 February 1795, word overgenomen, namentlijk, dat allee wat maar eenigzints tot verflooring der gevestigds rust, en gelukkige omwenteling van zaaken, /trekken kan, in de termen van de voornoemde Publicatie zoude vallen, en dus de enorme ftraffen, daar bij bepaald, incurreeren. Men fchijnt aan zijde van den Requirant, weinig fiducie gefield te hebben , in het quafi bewijs, dat het verhaal in quasstie zoude zijn, een vrees offchrikverwekkend loogenachtig verhaal, gefchikt en uitgedacht om oproer en plunderingen te verwekken , dewijl men deeze geheel onbepaalde uitdrukking der gemelde Publicatie daar op laat volgen, ten einde de gedaagdesfe van alle zijden te befpringen, en de eene Batterij'e niet gelukkende, de andere te laaten fptxlen? • Bij naauwkeurige infpettie van de Publicatie zelve, is het blijkbaar dat zodanige daaden, welke tot verflooring der gevestigde rust zouden flrekken, althans geen min-  ( 21 ) mindere graad van Hechtheid en kvvaadaartig opzet moeten hebben, dan oproerige gefprekken en logen, achtige verhalen zelve, zonder dat daar onder zoude begreepen kunnen worden alle moogelijke handelingen welke aanleiding tot onrust kunnen geeven, en dus zodanig onderfcheiden in derzelver aanleg, voortgang en gevolgen zijn, dat men dikwerf, niet zonder de groot, fte onrechtvaardigheid te plegen, deeze op de voorsz. Publicatie zoude kunnen betrekkelijk maaken. Terwijl eindelijk in aanmerking koomt, de wonderbaarlijke pofitie in den zeiven Request, dat vermits de gedaagdesfe niet zoude heiben kunnen opgeeven wie Haar die tijding had gefuppediteerd, dezelve tijding als valsch en onwaarachtig, — en zij als de Aiaheurfe van dezètze moet gehouden worden. Het is er verre van daan, eensdeels, dat de voornoemde tijding valsch en onwaaragtig geweest is, daar men verfcheiden daadzaaken zoude kunnen te berde brengen, welke dezelve boven allen twijffsl verheffen: immers en ten minften dat het voornoemd gerucht, wegens het transport der Franfche effecten van Nymegen, in dier voegen van alle kanten wierd geconfirmeerd, dat het aan de gedaagdesfe even als aan alle andere menfchen vrij ftond, op grond, daar aan geloof te flaan, en het dus verre af is, dat die tijding in haare meening valsch en onwaarachtig is. Daar nu de wet alleen die gevallen fpe&eert, dat de hosgfte waarfchijnlijkheid , voor het verdichten daar is, zal de gedaagdesfe zelve wegens die redenen , niet jn de termen der wet kunnen vallen. Maar ten anderen zien wij met verlangen te gem'oet, het nietig bewijs, het welk aan zijde van den Reqoirant mogelijk zal te berden gebragt worden, dat B 3 de  ( 22 ) ds gedaagdesfe onder eenige verplichting zoude liggen, de fource te ontdekken, uit welke haar die tijding is opgegeeven, vooral, dat reeds is aangetoond, dat in dezelve niets gevonden word, waar door de voornoemde Publicatie is gecontrarieerd. Behatven , dat de gedaagdesfe geene zwarigheid gemaakt heeft, om ten overr!o,ede en ten eenmaal onge? houden, optegeeven, van wien zij de confirmatie van dat gerucht vernoomen had. Hebben wij nu ten duidelijkften aangetoond, dat er, ien geen delict aanwezig, ook daar van niet gebleeken is, dat de qusestie beftaat in de toepasfing van de w,et op het fa&um, en niet op het fait zelve is geperpetreerd, en eindelijk dat aan zijde van den Reguirant, behalven vague uitdrukkingen, en niets af. doende raifonnementen, niets van de kwaade trouw of de dolus malns der gedaagdesfe is bev/eezen, of kan beweezen worden, zoo vertrouwen wij ook om alle deeze redenen, rechten en motiven, dat deeze Raad van Rechtspleging, reeds voorloopig overtuigd van de' ongefundeerdheid van het verzoek van incarceratie, het zelve, benevens de genomene conc!ufie zal ontzeggen , en het gedaane contraverzoek, adjudiceeren. Cum Expenfis. Nota. Vermits men aan zijde van den Algemeenen Aanklager deezer Stad bij de weigering blijft perfifteeren de pleitmemorie zoo van eisch als van Replicq mede bij deeze gelegenheid aan het Publijk medetedeelen, zal de Leezer, met die ftukken welke tot opheldering der geheele zaake geheel voldoende geoordeeld gorden, zich wel willen vergenoegen. DU-  DUPLICQ bepleit door Mr. PI ETER. JACOB DE £TE, Advocaat te Utrecht. BURGERS RAADEN VAN RECHTSPLEGING"V^anneer ik het geval, 't welk thans het onderwerp van UlieJer oplettendheid, zal opleveren, niet als een treffende fingulariteit befchouwde, wanneer ik niet van de asquiteit van deeze Rechtbank verwagtede, dat dezelve na eene naauwkeurige everweeging van zoo veel» omftandigheden, op welke in deezen te letten ftaat, zonder de minfte twijffeling, het verzoek aan zijde van den Requirant R. O. tot incarceratie gedaan, zal ontzeggen, ik zoude niet ondernomen hebben, eene defenfie voortedragen, welke alle kenmerken van eene juridique gefundeerdheid in zich bevat. Verwagt geene noodelooze verveelende langwijligheid, —■ verwagt geene voordragt door de vercierfelen der Redeneerkunde opgetooijd, maar wel eene eenvouwige, en der waarheid overeenftemmende opgave, en ontwikkeling van zaaken, welke, en daar meede durve ik mij gerust vleijen, eene geheel andere, en dus veel voordeeliger gevolgtrekking nopens de intentie, die de zoo zeer geëxaggereerde en flegts in verbeelB 4 ding  ( 24 ) ding beftaande fchuld van de gedaagdesfe in Perfoon zullen opleveren, als die de requirant heeft kunnen goedvinden, uit een ten uiterften gewaagd narré van omftandigheden afteleiden. Ik zoude alvorens tot het hoofdoogmerk van deeze Pleidooij, het bewijs namentlijk dat het verzoek tot incarceratie, van welken kant ook beichouwd , ten eenemaal is ongefundeerd, te koomen, in het brecde kunnen uitweiden over de wijze, op welke tegens de geidaagdesfe deeze zaak is aangevangen. Ik zoude kunnen onderzoeken in hoe verre eene burgereste deezer Stad, voor een Committé van Correspendentie van s'Lands weegen iogeftcld, kan gedagvaard, up Arjiculen gehoord, jaa provifioneel tot het onder' pan van zekere (haf, tot het niet uitgeeven van een ileeJelijk nieuwr papier gecondenseerd worden, hoe zij zich op de judicatuur van haaren dageiijkfche Rechter, zijnde de Rechtbank, voor welke ik. thans het genoegen, heb de onfchuld te verdedigen, met .effect, had fcunnen beroepen, Ik, zoude kunnen naarfpooren, pf, en in hoe verre de Algemeene Aanklager deezer Stad bevoegd is, in het Request aan deezen Raad tot citatie in Perfoon gepirefcnteerd, zich zijlings op de Refponfleven der gedaagdesfe pp de vraagarticulen haar. bij dat Committé voorgelegd, te appuïeeren, en daar door, het aantal zij. per befchuldigingen te vermeerderen. Maar eensdeels in geene herhalingen willende valjen van het geen bij Antwoord reeds is aangevoerd, en daar en boven den Haat van de zaak befchouwende , zpo als dezelve thans geleejren is. als ee.hr a et t«t .ordeeling en beflisfing van deezen Raad, zal ik al*.  ( 25 ) alle deeze gewigtige vraagen onbeandwoord laaten, ea mij Hechts tot het geen tusfchcn partijen controvers is, bepaalen. .Schoon ik niet'wel kan voorbijgaan aantemerken, hoe fletrisfant het voor de gedaagdesfe moet zijn, in Perfoon geciteerd te worden, daar zij ligtelijk de verdenking niet zoude kunnen ontgaan, van meteen boosaartig opzet iets crimineels tegens de goede orde, te.' gens. de publieke rust, en de veiligheid der Ingezetenen bedreeven, of ondernomen te hebben. Men houde hier den eerften regel eener verhevener ' Zedekunde onder het oog, welke van de eerfte ontluikende Rechtsgeleerdheid af den grond tot zoo veele decifien heeft opgeleverd, dat in niemand kwaade of zijlingfche oogmerken moeten geprefumeerd worden, ten zij daar toe zoodanige preuves voorhanden zijn , welke den geest noodzaken daarontrent, geene gunfti. ger denkbeelden te vormen. En op deeze' wijze heeft elk eerlijk man altijd ge- tragt te denken , en te handelen overtuigd van de waa-heid van het verftandigite aller gezegdena — wij zijn daarom flaaven der wet om waarlijk rrij te kunnen zijn, is er geene handeling, tegens welke hijhetmaintien der wet met meerder gevöel van genoegen ziet inroepen, dan waar door de rust het geluk, en dc welvaart der Maatfchappij zoude ondermijnd worden. Maar het is te gelijk in deeze betrekking, het is met deeze denkbeelden bezield, dat ik geene zwarigheid maak de gedaagdesfe in Perfoon tegens het overdreevene, en ik fctiroom niet te zeggen, het wederregtelijke 't welk in de voordragt, aan zijde van den Requirant R. O. en het daar op gebouwd verzoek ligt ppgefloten, te verdedigen. B s Om  ( 26 ) Om nu tot dat oogmerk te koomen, zal ik de attentie van deezen Rechtbank op de volgende voor, naame pointen imploreeren. Uit welke zonder eenige referve zal volgen, dat het verzoek tot incarceratie behoort te worden ontzegd, cum Expenfis. A. Voor eerst zal ik onderzoeken, op welke gronden zulk een verzoek tot incarceratie volgens Rechten gefundeerd is. B Ten anderen zal ik detnonftreeren, dat het geval 't welk de gedaagdesfe word te lasten gelegd, alle deeze gronden uitfluit. C fin eindelijk zal klaarblijk worden aangetoond, dat uit welk oogpunt, die zaak word befchouwd, er geene termen voor crimineele, maar wel voor eiviele Proceduures zouden aanweezig zijn. Ad primum. Wat nu het eerfte point betreft de grtnden op welke een verzoek tot incarceratie is gebafeerd. Hij aan wien hét vorderen, en vervolgen der condigne ftraffen competeert, informatie wegens het feit hem aangebragt genoomen hebbende, moet vooral onderzoeken. Io. 0f hef zelve naar waarheid is gecommitteerd. Ilo. 0f door het feit zoo als het in de genoomene informatie is gecircumflantieerd, naar Rechten, Placaaten of Costumen van den Lande eenige ftrafFe Haat, of eenige andere mindere correctie of geldboete is geincurreerd. Ulo; zoo het feit al flrafbaar zoude kunnen gerekend worden, of het zelve weegens zekere particuliere of favorabele reeden wel crimineel moet worden vervolgd. IVo. Eindelijk of als het faétum al ftrafbaar is, of de geneomene informatien ook in fpe- cié  ( *7 ) cié liggen ten lasten van die geene, die daar over is aangebragt, Cf. Bort in Tr. crim. I. i. 5. t. No. 1—8. Koomen nu alle deeze gronden ten opzichte van eene citatie in perfoon minder van nabij in aanmerking, dient dezelve mede om aan partijen gelegenheid te geeven over die gronden nader te discutieeren, hoe veel waarfchijnlijkheids, ja welk eene graad van moreële zekerheid zal men dan niet behoeven, wanneer een beklaagde van het genot zijner Vrijheid beroofd, in de gevangenis opgeflooten, en aan de altijd wisfelvallige uitkomst van crimineele Proceduures zonder eene geregelde defenfie kan worden geëxponeerd. Ik zal ten opzichten van de gronden tot de incar» ceratie in deezen de wet, de eenige rigtfnoer onzer daaden volgen, en de Requirant R. O. zal mij moeten toegeeven, dat dezelve 3 in getal zijn. io- Dat et confteere, dat er waarlijk eene misdaad is begaan —— dat er van het corpus deliUi volledig blijke. fo> Dat er genoegzame preuve, in voorige tijd genoemd eene halve preuve, tegens den beklaagden aanweezig zij. 30. Dat het delict van dien aart zij, dat er eene Lijf' ftraffe is geincurreerd. I. Ten opzigte van het Eerfte. Volgens BoëHMER ai Conjiit. Cr. Car. Art. II. § 2. word door het corpus dfli&i een dadelijk aanweezen van de misdaad zonder eenige relatie op den misdaadiger verftaan. Deeze evertuiging, dat er waarlijk een delict, be« gaan,  ( 28 ) gaan is, is van zoo veel gewigt, dat op eene ongeclausuleerde confesfie alleen geene fententie kan gefla, gen worden; jaa zelfs, dat uit de eenvouwige infpectie van een gewond lijk niet dadelijk het denkbeeld, veel min het bewijs van moord volgt, in dier voegen, er nog verder moet beweezen worden, dat iemand aan de gevolgen van moorddadig bekomene wonden is geftorven. Zoo kan een Officier uitgezonderd de precedentein. formatien niets ex officio onderneemen, ten zij daar van confteere. Cf. MichaSlis de Inquifit. crimin, c. c. p. 254. Leiserus , in medit ad. Pandeiï. fpecim. 561. med. 7 p. 483. Edit in 40. En welke zijn de esfentieele vereischténs van zulk eene dadelijkheid van eenig delict. Io. Een faüum, 't welk met de befchreevene wetten ftrijdig is. IIo. Een opzettelijk voorneemen, een dolus malus, om eene bepaalde wet te overtreeden. Wanneer nu noch zulk eene daad, noch eenig doleus opzet aanweezig is, dan kan er aan geen corpus deliüi gedagt worden. Zoo zegt Livius c. 1 wanneer eene doleufe aanleg niet gevonden word, houd de fchuld op En Cicero pro Milone: niet de uitkomst der zaken, maar de overleggingen der menfchen worden gefiraft. In de misdaaden word de wil en niet de uitkomst beoordeeld, volgens de L. 14 D. ad L. Corn. de Sicariis. En wie, die eenigzins gewoon is, de uitleggers van het crimineel Recht te doorbladeren, kan onkundig zijn, dat 4. Matthïus, geenzins bekend door eene zag-  ( Ü ) üagte denkwijze In Prokg. C, 1 de criinin: ten duidélijkften heeft beweezen , dat zelfs de verregaandfie oüvoorzigtigheid geene misdaad is. En hebben reeds de eerwaardigfte voorgangers in dé toepasfing van het recht door alle Eeuwen heen daaf over op geene andere wijze gedagt, namen zij de menfchelijke natuur tot den leidraad van deeze gevoelens , hoe min overeenkornftïg met het gevoel van die waarde, van eer en plicht zal het dan zijn, op alle wijze de kwaade trouw, het bedrog, een kwaadaartig tumultueus opzet in iemand te veronderstellen, en-eene daad, welkg op het hoogst genomen met meerder naauwkeurigheid en omzigtigheid had kunnen verrigt worden, als tot eene misdaad te verneederen. II. In de tweede plaats hebben wij geavanceerd dat tot een verzosk van incarceratie eene genoegzame preuve" tegens den beklaagden behoort voor handen te zijn. Het bewijs van 't'welk een Officier moet voorzien zijn, fchoon geene volle preuve uitmakende — noem£ Boet /. c. No. 15 & 16. conform de crimineel* Ordonnantie van den Jaare 1570 Art. 30 ten minften eene halve preuve (of liever) groote, en verhemente Suspicie, eene waarfchijnlijkheid die bijna aan de zekerheid accedeert, wanneer de moreele overtuiging, wie als deiicjuant moet worden aangemerkt, aanweezig is, fchoon het juriediek bewijs nog niet in volköomen orde bevonden word, 111°. Eindelijk in de derde plaats is geen verzoeK tot incarceratie gefundeerd, ten zij dat feit ofdeli&aan den lijve {irafbaar is. Wanneer iemand in Perfoon gedagvaard is, blijkt voor eerst, dat de aangebragte bewijzen te zwak waren om hem dadelijk te Apprehendeeren, maar. ook ten  ( 3o ) ten anderen, dat wanneer een Officier concludeerts dat de gedaagde in hegtenis zal gefteld worden, in dat geval des^elfs perfoon nodig is , om de ftraf door zeeker delict geincurreerd, te ondergaan', en dus dat die ilraf zonder hem in handen te hebben, niet kan worden uitgevoerd. Maar kan dit niettemin gefchieden , is de daad of voor geene ftraf, of voor geene hjfftraf, maar wel voor eene geldboete of bannisfement gefchikt, dan is het bij alie befchaafde volken voor eene onregtvaardigheid gehouden,. iemand zonder een eenig nuttig oogmerk hoegenaamd te vervolgen, en in eene gevangenis op te fluiten. —— Wat nu word in Rechten door IijfftrafFen verftaan? punitie aan den Lijve, Leeden, openbaare fchavotteering, geesfeling, allebloedftorting, eeuwige gevangenis, eindelijk eenig bannïsfement niet in het algemeen maar 't welk vergezeld gaat, met de poene van in cas van overtreeding aan het leeven geftraft te zullen worden. Cf. Bort /. c. t. 8 No. i p. 98. Ja, dat eenvouwig Bannisfement niet onder de Lijf ftraffen behoort, is zoo duidelijk door Mattheus de Crim. I. 48 t. 20. De Inquif. c. 3. n. 3. fqq En Bort /. c. No. 8- geleerd, dat ik het onnodig agt bij dit axioma iets te voegen. De algemeene regel, welke uit zoo veele authoriteiten, en wetten getrokken word, is kortheidshalve de volgende. Dat, wanneer na het verleenen van eene apprehenfie corporeel het in hegtenis fteilen gevolgd is, of wanneer er een verzoek tot incarceratie word gedaan, In het eerfte geval de concluile om uit de detentie te worden ontflagen, en in het laatste om zich per Pro- cu-  C 3r ) «uratorcm te laaten defendeeïen, flegts is deunende op het voorlopig bewijs, dat de daad wezentlijk tegens de wet aanloopt, en eene LijfftrafFe verdient. Cf. Eort c. n. +. 5- en Matthaeus. /. c. Ja wat meer is, dan zelfs kan een verzoek tot incarceratie niet beftaan. Wanneer het delict, zoodanig is, dat daaromtrent eenige Lijfftraf zoude kunnen worden geincurreerd maar dat ten lasten van den gedaagden alleen is fuspi. cie , en men te vooren weet, dat er geen meerder bewijs kan bekomen worden. Cf. Bort l. c. n. jz. Ad Secundum. Tot dus verre heb ik de gronden tot ten verzoek van incarceratie noodzakelijk opgegeven. Dat ik overgaa tot derzelver applicatie, ten einde •p de volledigfte wijze te demonftreeren : Dat het geval, 't welk de gedaagdesfe in Perfoon te psten gelegd word, alle deeze gronden uitfluit, en dat al het geen aan zijde van den Requirant R. O. is aangevoerd, volgens de wet zelve niets ten nadeele van de gedaigdesfe kan opereereu. Ik zal alhier mijne voorige gedemonftreerde pointea wederom opneemen. c. Is hier de dadelijkheid van eenig deliét, deexiftentie van eenige daad, welke door de wetten Jlrafbaart en met een deleus opzet geperpetreerd is. 4<*. Dit geeft mij aanleiding om eerst over dc bevoegdheid eens Courantiers of Nieuwsfchrijvers tot het plaatfen van tijdingen, en de bepalingen daaromtrent eenige oogenblikken te fpreeken. En d*n het verhaal zelve in betrekking tot de Publicatie van den 26 February 1795. te befchouwen. Hij die met eene gezette opmerkzaamheid gadeflaat, fcoe onderfcheiden de fources zijn, -uit welke de hifto- li-  rieelë waarheid of waaifchijnlijkheid gedetineerd wördj hoe diep dezelve onder, gerugten, opinien, en wijzir> gen van gedagten ligt verborgen, en met hoe veel moeite en verlies van tijd deeze waarheid, en dan- nog dikwerf zeer verminkt, word voor den dag gcbragr. — Hij die dus met de eigentlijke aart der naarvorfchingen naar dezelve bekend is, zal greetig toeftemmeni dat in het opgeeven en aan het publijk meededeelen van tijdingen, deeze of foortgelijke Regel kan gevolgd worden. Dat, wanneer onderfcheiden omftandigheden de waarfehijnlijkheid van zekere gebeurenis aankondigen, wanneer dezelve op aanhoudende geruchten fteunt, en daarenboven door het een of ander berigt van gelijken aart word opgehelderd, een Nieuwsfchrijver niet kan gezegd worden tegen de zedelijke waarheid, dat is, tegens zijne overtuiging, zodanige gebeurenisfen verdigt te hebben. En offchoon het bij, aanhoudendheid opgeven van tijdingen, welke daarna onwaar bevonde-n worden, bet crediet van het Nieuwsblad moet verminderen, zoude het de onredelijkheid, ja de onrechtvaardigheid zelve zijn, den Schrijver zonder eenig onderfcheid als een veragtelijken leugenaar aantemerken, of indien dit zelve het geval mogt zijn, crimineel te actioneeren. En moet eene Courant niet anders befchouwd woïden dan als eene opgaave van Ioopende tijdingen en geruchten, omtrent welke de tijd niet toeliet eenige bevestiging aftewagten, doch geenfins als zulk een gefchiedkundig' verhaal, op 't welk de nakomelingfchap met > grond kan aangaan, dan zal een Courantier zoo veel minder in het oog van het denkend publiek eenig verwijt verdienen, wanneer hij zijne tijdingen niet als waar-  ( 33 ) waarheden, aan.welke niemand moet twijffelen,maai ala geruchten , waaromtrend de nadere bevestiging word afgewagt opeenenzeer dubieufen fchrijftrant medegedeeld. Dit ftelde de mogelijkheid daar, dezelve onverwijld te herroepen, en heeft, ten anderen, dit belangrijk effeft, dat de gevolgen van foortgelljke tijdingen, dat de denkbeelden , uit dezelve geboren en afgeleid den Schrijver geenfins kunnen wordep geimpuieerd. Ja dat dit zelfde beginfel hem in zijne zeer hachhjke pofitie, vooral in de laatstafgeloope jaaren, en nog heden tegens alle vervolgingen of onaangenaamheden moet bewaren en vrijftellen. Ik zal, ora dit nader te betoogen , mij niet dadeluK behoeven te beroepen op een onderwerp, over 't welk zoo veel gedagt, gefchreeven, gefprooken en getwist is, de Vrijheid van de Drukpers namentlijk ; Dan in zoo verre, door de gronden uit dezelve afgeleid, en welke te dikwerf uit het oog verlooren zijn, zal kunnen beweezen worden, dat een Nieuwsfchrijver van geen minder recht moet jouisfeeren, dan het geen aan hem , die zijne begrippen nopens voorkomende zaken aan het publiek bekend maakt, word toegekend. Tot dit laatfte immers kan en moet de Vrijheid van de Drukpers gebragt worden , Dat het elk vrij ftaat zijne gedagten en meeningen over zaaken en voorvallen van allerlei aart aan het Publiek medetedeelen. De onderfcheidene verklaringen van de Rechten van den Mensch en Burger koomen ontrend dat beginfel overeen. Het 10 Art. van deeze Rechten op den 27 April 1795alhier ven den Stadhuize gepubliceerd, zegt: C  C 34 ) Elk Menseh en Burger heeft vrijheid om zijn gevoelen aan anderen bekend te. maken, 't zij bij monde, het zij lij gefchrifte , hef zij bij den druk. En in die door de Maatfchappije tot Nut van 't Algemeen zijn rondgezonden Art. 7. Het recht om zijne gedachten en meeningen bekend te maken , het zij door den druk, of op eenige andere wijsje — de noodzakelijkheid om zulke rechten bekend te maken, onder field of' de aanwezigheid of het versch geheugen van dwhglandij. Eveneens sis in dezelve Rechten op den 31 January 1795. *n Heiland gepubliceerd Art. 4. voorkoomr.' Dat het ieder geoorloofd is zijne gedagten en gevoelens aan anderen te openbaaren, het zij door de drukpers of op eenige andere wijze. Ja, in hoe verre deze beginfelen nog dagelijks van emploi gemaakt, en dcor de Gcconftitueerde Magten erkend worden, ook naar dezelve hunne opinien en deciïien zijn ingerigt, blijkt, ten einde flegts één voorbeeld aantehalen, uit een gedeelte van het Advijs door den Reprefentan't R. J. Schimmclpenninck, in de Nationale Vergadering gegeeven, wegens de zaak van Swsrt en Comp., in hoe verre zij door het doen copiëren der Conititutioneele Acte konden gerekend worden dezelve nagedrukt, en eene boete van / 5000 Gis. geincurreerd te hebben. Hij zegt: Daarenboven vermeen ik, dat het zoude kunnen aangemerkt worden, als eene entrave op de Vrijheid der Drukpersfe, welke ik voor mij van gevoelen ben, dat in allen opzichten heilig moet zijn, en door niets in haaren loop gejiremd worden; die Vrijheid, geloove ik , dat zich zoo verre moet uitftrekken, dat zelfs, zoo nog heden iets te-  C 3S ) ïtgeii's de Rtgeeringswijze in het licht vevfcheen, meri dit in zijnen loop niet zoude moeten fluiten. En dit beginfel is bij dezelve Nationale Vergadering in het nemen van een favorabel decreet ten dien op. zichten geadopteerd en bevestigd. Welk is nu het gevolg, 't welk'de Gedaagdesfe bif dit betoog kan trekken ? Dit en geen ander — dat zoo wel de beoordeeiing over het gedrag en beilier der Regeering, als over buitenlandfche en andere betrekkingen, ook over Gods* dienttige en andere onderwerpen, dikwerf zeer onge* grond , gewaagd, en niet vrij van zijlingfche oogmerken kan zijn, en niettemin bij de wet aan elk word gert^r» veerd, het even zoozeer een Courantier of Msdedeelef van Nieuwstijdingen moet worden toegedaan de gerug« ten te raadpleegen, en aaa onzekere tijdingen de infertie in zijn dagMad niet te weigeren, vooral wanneer het verhaal niet Heilig gefchied, en dus voor herroe. ping vatbaar is. Tot nog toe heb ik mij bepaa/d tot de Courantiers, en geen gewag gemaakt van zoodanige Nieuwspapieren t welke met beoordelingen over publieke zaken zijn opgevuld, even als er in deze Republiek in groote menigte aanwezig zijn, en waaromtrent de exieniie vafl het beginfel, nopens de Vrijheid van de Drukpers, zoa zeer word in agt gehouden, dat men na de b.-iile om* wenteling hier te Lande fleg:^ één voorbeeld zal kunnen bijbrengen van zodanig Nieuwspapier, wiens uitgeever wegens licentieufe uitdrukkingen omtrent de Geconilitueerde Magten, zoomen zeide, (dit was het point vafl befchuldiging). is geaclioneerd geworden, namcntiijk, dat van de Groot en Zoenen in den Haage, wegens het C a de-  ( 3« ) debiet der Courant toegewijd aan waarheid en gezond verftand. En was het noodzakelijk uit den gang der zaaken in de Eranfche Republiek voorbeelden en argumenten optezamelen, ik zoude aan deze taak in ruimte kunnen voldoen, en onder anderen aanvoeren, hoe op deklagten van den Engelfchen Ambasfadeur thans te Parys zich bevindende, dat hij in onderfcheiden Nieuwspapieren op eene zeer indiscreete wijze was behandeld, het Directoire Executief zich daaromtrent verontfchuldigd heeft, met te zeggen, dat dit op hunne ordres niet gefchied was, zonder dat de Nieuwsfchrijver daar over op eenige wijze is aangefprooken of vervolgd. En zal nu de Gedaagdesfe in perfoon, wegens het infereeren van eene hoogstwaarfcbijnlijke, zoo niet zekere gebeurenis, in haare Courant, zonder de minfte haatelijke of kwaadaartige aanmerking, door het opgeeven van eene hiftorieele waarheid, ten minften waarfchijnlijkheid, gezegd kunnen worden eenigzints de grenspaalen , welke een Courantier moet in agt nemen, overfchreeden te hebben , om met recht niet alleen aan Crimireele Procedures geëxponeerd, maar zelfs hangende het onderzoek over derzelver regtmatigheid, tot het niet uitgeven der Stichtfche Courant, tot haare enorme prtejudice veroordeeld te worden ? bb. Dan, ik maakte ook gewag van de befchouwing van de daad in quajlie, in verband met, en in betrekking tot de Publicatie zelve, ten einde daaruit middagklaar te doen blijken, dat de infertie van het gemelde Articul in geenen deele in de termen van die Publicatie vallen kan. De eerfte vraag, welke de Rechter, een Officier cri- mi-  ( 37 ) mineel, een Rechtsgeleerde zich zelf moet doen, wanneer de applicatie van eenige poenale wet in aanmerking koomt, is deze: a. Wat beveelt, wat verbied de wet? p. En dus, op welke daaden reguardeert-de wet niet? welke daaden worden als indifferent befchouwd? aa. Wat het eerfle betrefc. Hier is evident, dat het oogmerk geweest is, om alle daaden en gefprekken voortekomen, welke daarom werden gepleegd en gehouden, ten einde, zoo als de Reprefentanten zich uitdrukken, de gevestigde rust en omwenteling tefteoren, die op de verwaarloozing van het algemeen welzijn zouden uitloopen. . • Daaden en handelingen, welke met een doleus en kwaadaartig opzet in dier' voegen zijn geëiTeïtueerd om anderen tot oproerige beweegingen overtehalen, aantemoedigen, optezetten; en die dus Juridiek befchouwd, even oproerig en nadeelig zijn, als de beweegingen en derzelver funefte gevolgen. Daaden en handelingen, welke coincideeren, in verband en betrekking ftaan, met en tot zodanige pogingen van, volgens de teneur van die Publicatie, rustyéf Jloorende perfoonen, die, zoo door bijzondere gefprekken, in heimelijke bijeenkomfien, door verdichte vreesverwekkende verhaalen, en fchandelijke bedagte loogen- en lastertaal, de orde van zaaken zouden omverwerpen, ja hunne medeburgers tot allesverwoestende oproeren, plunderingen en bloedftortingen aanzetten. Gefprekken en verhaalen dus, om nader tot ons oogmerk te komen, welke 1. geheel verdicht en van alle waarheid ontbloot zijn, 2. met zoodanig oogmerk, als gezegd isv gebauden, en gedaan zijn, C 3 3'- we>-  ( 31 ) g. welke fchrikverwekkende gevolgen gehad hebben , 4. of, eindelijk, lasterlijke uitdrukkingen tegens de Franfche Natie behelzen. fi,e. En hieruit zal ligtelijk zijn afteleiden, welke handelingen, als indifferent geenfints in de terman van dezelve'Publicatie kunnen vallen. Bij eene meer nauwkeurige infpectie van dezelve kan ik mij niet beletten aantemerken, dat, offchoon de Pu blicatie geenfints door eene nadere is geabrogeerd en puiten c-fT^£c gefield, hoe zeer de daar in omfchreeve handelingen, (taande eene gevestigde orde van zaken, ■niet ongellraft zouden kunnen worden gepasfeerd,. het •niettemin uit den tijd wanneer ,* en de omftandigheden, jn weke dezelve gedaan is, zeer plaufibel voorkoamt," dat hiermede in den eerflen Revolutionairen tijd moesten] belet en voorgekomen worden , zoodanige gefprekkan, yerhaalen en lasterlijke uitdrukkingen, weike tot declin pf verguifihg van het tegenswoordig Beftuur ftrekken, welke dienden tot hoon en verachting ook der Franfche, Reprefentanten , die in dien tijd eenen merkelijken invloed op de Regeering des Lands hadden; eindelijk, welke eene als toen door geene Alliantie geappuïeerde Revolutic konden tegenftaan en benadeelen, en ten dien opzichte vreesverwekkende geruchten doen gebooren worden. Dan, hoe zeer ook werd gefuftineerd, dat de rigueur der voornoemde Publicatie, als nog plaats had kunnen onder dezelve geenzints begreepen zijn: ZooJaniga gefprekken en verhaalen, tot welke de vertering met menfchen aanleiding geeft, die, noch tot dadelijk nadeel van den Lande, noch van particulieren uitloppen, fchoon in zich bevattende geruchten of aangaande evenementen, welke eenige ongerustheid in het publiek zouden kunnen veroorzaken. Ge-  ( 39 ) Gerprekken en verhalen, uit welke vooringenoomenheid of list bij de duizendfte gevolgtrekking eenig nadeel zoude kunnen afleiden. Van dien aart zijn alle beoordeelingen over den politieken ffcaat van Europa; Als mede de verhaalen van loopende zaken, dieflegts toevallig hiflorieel, zoo in het civiel als in het militaire vak der gebeurenisfen te huis behooren , het zij die verhaalen mondeling of fchriftelijk, opentlijk of in bijzondere bijeenkomftcn zijn gedaan, het zij die met meerdere of mindere gemeeiie of gewoone gegrondheid in de Couranten of elders worden aangetroffen. Indien, uit hoofde van dat oneindig getal van gebeurenisfen. alle verhaalen van dien aart, indien alles, wat ten nadeele of ter beoordeeling van het Gouvernement op plaatzen van onderfchefdene benaaming, en wijzing onophoudelijk verhandeld word, een object, van gerechtelijke cognitie was, indien in dit alles iets crimineels gelegen was, dan waren er meer crimineele actiën aanwezig dan minuuten in de tijdrekening. Ja, wie zal durven ontkennen, dat, indien zoodanige periodes in de dagelijkfche Nieuwspapieren, aan een geftreng onderzoek onderworpen waaren , ja zelfs aanleiding tot proceduüres konden geven, er geen dag zoude voorbi'gaan, geen nieuwstijding het licht zoude zien, of dezelve zoude eene ruime floffe tot de ongefundeerdfte afticn kunnen opleveren, tot groot nadeel en merkel! ke veragtering der Burgerlijke Vrijheid , en de faveurs welke aan eene onbelemmerde drukpers geacrocheerd zijn. Ik zal mij bij deze gelegenheid niet beroepen op de woorden van de Publicatie zelve, en in hoe verre eene behoorlijke Vrijheid van de Drukpers daar in fchijnt C 4 be*  C 40 ) bewaard te zijn, als wordende alk oproerige gejprekken fchrik- of vreesverwekkende verhaalen , zonder eenige zinfneede in dier voege bij elkander opgeteld, dat dezelve meer op eigentlijkgezegde discoursfen, dan wei op verhaalen in geaccrediteerde Nieuwspapieren voorkomende, en van welke, of de oorfprong niet geheel onbekend is , of die twijfelachtig worden voorgefteld, konden toegepast worden. Dan hoe dit ook mooge zijn, zal de Advertentie of nieuwstijding in queftie niet onder de termen der wet kunnen vallen. I. Want in de eerfte plaats, hoe zal men dezelve met eenige mogelijkheid onde^r de clasfe van geheel verdigte, en van alle waarheid ontbloote tijdingen kunnen rangfchikken? Offchoon het verhaal van eene zaak geen waarheid boe genaamd behelst, levert dit geen bewijs op , dat dezelve door den verfpreider, die door valfche berigten kan misleid zijn , is verdigt. Dan geheel anders is het in het cas fubjeft geleegen. Het is er verre van daan, dat de gedaagdesfe deeze tijding fchandelijk, veel min met eenig detestabel oog. merk zoude uitgevonden hebben. Wij fommeeren den Praaizijn aan zijde van den Requirant daarontrent eenige fchaduuw van bewijs bij te brengen. Maar behalven dat zoodanig berigt geenzins bij die Publicatie word bedoeld , en vermits de ftraf daar bi bepaald zich geenzins tot leugens van allerlei aart en bedoeling uititrekt, het al of niet verdigten in geen aanmerking behoefde te koomen, is het aldus met de z»ak geleegeo, dat de Gedaagdesfe in Perfoon door de Sticht-  ( 41 ) Stichtte Courant van den 30 September, geenzins dat gerucht heeft doen gebooren worden, maar dat het zelve reeds te vooren eene dugtige realiteit in ziel» bevattede, en de plaatzing in de Courant is voorafgegaan. De Gedaagdesfe in Perfoon den gewoonen gang in het naarvorfchen van nieuwstijdingen volgende, maakte geene zwarigheid, dit Articul bij de overige berigten in het door haar uitgegeeven, weekblad voorkoomende te voegen. Deeze tijding nopens het vervoeren der Magazijnen wterd in Gelderland , en het Sticht opentlijk verfpreid , ja de pofitie in welke het Franfche Sambre- en MaasLeger zich als toen bevond, maakte eene Helling agter de Maas geenzins onwaarfchijnlijk, het zelve had als toen wezentlijk nadeel en onfpoed geleden. Ja dat er aan de zedelijke waarheid aan dc zijde der gedaagdesfe niet kan getwijffeld worden, is blijkbaar uit de gelijkluidende gerugten en tijdingen , welke de fchrijvers van andere Couranten vernoomen, en ontfangen hebben, 't welk aanleiding heeft gegeeven tot de infertie van deeze, en zoortgelijke berigten in bijna alle de nieuwspapieren binnen deeze Republiek. Om fleg's een voorbeeld uit zoo veele anderen aantehalen, verledige men zich intezien de Nationaale Courant van den 1 October, alwaar onder andere tijdingen, bij welke de min gunftige Helling van zommige Franfche Troupe's ook van den Generaal Moreau wierd opgegeeven , het volgende voorkoomt. Det-  ( 43 ) Deezen morgen ontvangen wij den volgenden Brief. WAARDE VRIEND! V Emmerik 28 September. Met hartelijk leedweezen zende ik u hiernevens een berigt, heeden alhier Officieel ingekomen ; gij kunt U niet voorftellen welke vreugde er hier bij de Oranjeklanten is, de Franfche presfen tn Nymeegen vaartuigen, om de Magazijn goederen na Dord, tn vervolgens naar Braband te vervoeren ; ik was heden morgen Ui Cleef, alwaar ik een menigte karren met monteeringen van de Franfchen naar Nytr.eegen zag vertrekhen, — in 't kort mijn vriend', het ziet er deerlijk uit; de Keizerlijken zijn nog niet in Dusjeldorp , maar flaan te Siegburg- over Bonn , en de Franfchen te Duyts over Keulen; gisteren waaren er nog 10000 man Franfchen in Dusfeldorp , doch zij zullen de Stad niet verdedigen , zelfs hebben zij er bijna geen gefchut; ondertusfehen rukt Prins FredeiiY,, met een flerk 'Corps vooruit, en daar Hij ft geen twijfel over, of de Franfchen zijn binnen kort achter de Maas, de Officieren in Dusfeldorp zeggen, dat zij in korten tijd wel 50000 man verhoren hebbon , zij waren voorneemen's nog een laatfte Bataille te waagen, tusfehen Bamberg en Proz; gisteren heeft men geweldig hoeren Canonneeren , doch van den uitflag is nog niets hier lekend, indien dezelve ten voordeden van de Republikeinen mogt uitvallen, dat men wel denkt, om dat zij daar in een goede pofitie zijn, zoude zulks mogelijk nog een goede keer van zaaken geeven. En even eens is het gefteld met de egtheid der tijding zelve. • Want hoe zeer der waarheid overeenkomftig zoude kunnen zijn, dat de Franfche Troupes geene Magazijnen  ( 4? ) jjen in den eigentlijken zin te Nymegen gehad hebben, en de Requirant daar naar het zoogenaamd onwaaragtige van die tijding zoude willen afmeeten, dit alles op eene vergezogte captie moet neerkomen , dat namentlijk alle verzamelingen van noodwendigheden voor de Legers niet onder de benaaming van Magazijnen kunnen gebragt worden; maar hoe onhepaald is de definitie van een Magazijn ? hoe bedriegelijk is het gevolg uit het niet aanweezen van een eigentlijk gezegd Ma» gaeijn tot het niet vervoeren van goederen, en Effets van zekere plaats getrokken? hoe dikwerf ziet men vooral in de Steden de giootfche opfchriften van Ma. Bufaéïuuren-Magazijn, en zoortgelijke pronken , fchoon het zeive van nabij befchouwd ontrent zoo veele goe. deren, als ut eene gewoone winkel benodigd zijn, agrer. dat veelbeduidend opfchrift bevat? hoe dikWerf daar cn tegen word eene aanzienelijke menigte koopwaaien met den nederigen fitul van winkel of asforteinent beftempeld.' Het zal in deezen laatften zin zijn, dat men ontrent de Nymeegfche Magazijnen moet oordeeien, er>, zoude door den Requirant wel kunnen worden tegengefproken, dat geduurende den tijd welken de gedaagdesfe in de Courant van den 30 September op het oog had, ondei fcheiden goederen en Effets aan de Franfche Troepes toebehoqrende, van Nymegen vervoerd , ja zelfs dat ten dien einde de wagens der Landlieden in requifitie gefield zijn? L Tot (laaving van welke (telling de Gedaagdesfe zich met zeer veel vertrouwen meent te kunnen beroepen op de Gazstte Francoife van den 13 Oüober 1706. al» waar uit den Hage het volgende word gemeld. Les bagages, $ue les Francais avoienf encore fur le Rhin} Je transportent derrière la Msufe — les magazins des  ( 44 ) des Francais & Nimegue font embarques en toute diligence pour être tranfportes a Donrecht. Dat is, het legertuig, m de goederen welke de Tranfchen nog aan den Rhijn hadden, worden agter de Maas vervoerd — de Magazijnen der Franfchen te Nymegen zijn in grooten haast ingefcheept om naar Donrecht ver* voerd te worden. In welk nieuwspapier de Gedaagdesfe zoo veel te meer appuï zal kunnen vinden, daar het zelve teParys, en onder het oog van het Fransch Gouvernement word gedrukt, en uitgegeeven, en van zoodanig crediet bijden Minister der Franfche Republiek Noëll jouisfeert, dat hij geene zwarigheid maakt, om bij gebrek van Officieele tijdingen zich op den inhoud van dat Dagblad te beroepen, even als zulks op den 24 November 179$- is gefchied. Na het betoog van dit alles zoude ik mij bijna kunnen ontflaagen oordeelen, .mij tot de zonderlinge redeneering in het Request tot citatie in perfoon voorkomende te bepaalen , of daar van de volftrekte ongerijmdheid aantetoonen. Namentlijk, dat vermits de Gedaagdesfe niet heeft kunnen opgeeven, wie haar die valfche, en onwaaragtige tijding heeft gefuppediteerd, zij voor de autheurfe van die valfche en onwaaragtige tijding moet gehouden worden. Indien ik niet tot eene meerdere, ja volledige overtuiging van den Rechter, nopens de nietigheid van de aangevangen Proceduures mij verplicht oordeelde de volgende aanmerkingen in het midden te brengen. Het geen in deeze redeneering word veronderfleld, en aangenomen, is tweeleedig. i- Dat de tijding zelve valsch en onwaaragtig is. 2. Dat het plaatfen van dezelve in de termen van de Pu-  ( 45 ) Publicatie vald; of met andere woorden gezegd, dat op alle tijdingen nopens voorvallen van' allerleien aart, welke geene waarheid behelzen , de ftraf bij die Publicatie opgegeeven applicabel is. Dan het zoude de ongerijmdheid zelve zijn, dit ftaande te houden — beide bypothefen worden deezer zijds ontkend, en deeze ontkentenis wettig beweezen, moet de ongegrondheid van de opgegeevene ftelling boven allen twijffel verheffen. Wat men ontrent het voorgeeven nopens de valschheid van de tijding zelve moet denken, is reeds vooraf betoogd, en hoe weinig de Publicatie zelve op tijdingen van dien aart kan betrekkelijk gemaakt worden, zal zonder eenige hefitatie volgen uit de bepalingen der daaden en handelingen , uit die Publicatie opgezameld, en bij dezelve aan zekere ftraffe onderheevig gefteld. Had nu de gedaagdesfe in Perfoon die gebeurenisfen verzonnen, en verdigt, dit zoude flegts eene kwetzing van haar zedelijk charafter opleeveren, zonder dat zij op eenige wijze de woorden of den geest der wet konde overtreeden hebben. Maar al verder, —■ indien het argument door den Requirant in dat request gebezigd, omgekeerd den toets der waarheid niet kan doorftaan , indien de Gedaagdesfe door optegeeven, wie haar de tijding der. queftie had gefuppediteerd, geenzins van alle fchuld zoude kunnen worden vrijgekend, zoodraa een doleus opzet haare handelingen vergezelde, zal het te gelijk beweezen zijn, dat de toepasfing der gezegde Publicatie, en öp den aart van de tijding, en op de intentie van den fchrijver ter neder koomt. Maar daarenboven, waar uit leid de Requirant de verplichting van de Gedaagdesfe af, om opgaave te doen  ( 4« ) doen van wien zij dezelve nieuwstijding zoude vernö* men hebben? Geen eenig woord der Publicatie zelve wettigt dit meer dan gewaagd voorgeven — Erubefcendum eft Ja* risconfulto fine lege hquenti — is het belangrijk gezegde, *t welk men op uitvindingen, zonder eenig gezag, even als in het geval voorhanden, met grond Kan toepas fen. Ik zal niet aanhaalen hoe zeer de delicatesfe dikwerf den Courantier gebied den opgeever van zetkere tijding geet:iins te noemen. Ik zal niet aanvoeren, hoe hij door een tegengefteld gedrag op eenmaal en voor altijd v.n aile correspondentie, en dus van zijne kostwinning verftooken, en het flagtoiTer der gegeevene ouvertures zoude worden. Geene vreeze, dat dikwerf het ontdekken van eene ongeoorloofde onderhandeling het gevolg van eene naauwkeuvige naarvorfching zoude zijn, geene onwilligheid om de wetten te gehoorzaamen, deed de Gedaagdesfe den fchijn aanneemen deeze tiiding uit de gerugten opgemaakt en met de bevestiging van reifigers gecoloreerd te hebben. Nooit zal men haar kunnen imputeeren, dat hij, V3ti Wien zij de bevestiging van dat gerugt mondeling h«d vernoomen, heeft kunnen goedvinden bij zijne ontkentenis te volharden, terwijl aan de Gedaagdesfe geen ander middel ter bevestiging der waarheid zoude overblijven , dan het geen buiten de tegenwoordigheid van getuigen is voorgevallen, op de plechtigfte wijze met eede te bevestigen. Eindelijk moet de Gedaagdesfe in perfoon bij herhaalirig vraagen. welke wet, costume of rechts begin fel maakt den Requirant bevoegd van de Gedaagdesfe afte- eie-  C u ) eisfchen, dat zij de eigentlijke bron, uit welke deze tijding geput is, zoude ontdekken; en haar reeds voor af zonder eenig bewijs of onderzoek de autheurfe van eene valfche en onwaaragtige tijding te noemen ? Ik herinner mij wel, dat bij het Placaat van ,de Staaten dezer Provincie in dato 4 July 1781. is geinterdiceerd en verboden, het maaken, drukken en verkoopen van eenigerhande fchandaleufe of fameufe libellen, gedigten of prenten, onder wat naam of titul zulks zoude mogen weezen, ftrekkende tot nadeel en vilipendie van de Hooge Overheid, den Hertog van Brunswyk , en andere hooge en laage ftandsperfoonen. Ik herinner mij tevens, dat eenige Boekverkopers, bedugt voor de onbepaalde uitlegging der woorden nadeel en vilipendie, en de ongelukkige gevolgen , welke uit onzekere opvattingen zouden kunnen voortvloeijen zich ten fine van eene nadere uitlegging en redres aan de gezegde Staaten geaddresfeerd , en het volgende Appoinctement op de ingediende Requeste bekomen hebben. De Staten van den Lande van Utrecht, hier op ingenomen en gezien hebbende de confideratien, en het advis. van de Heeren hunner Ed. Mog, Ord. Gedeputeerden, onverminderd, en blijvende het Placaat den 4 July deèjes Jaars 1781. geëmaneerd in zijn volle kragt, permitteeren de fupplianten bij provifie den verkoop van alle zoodanige Boeken en Gefchriften , van welke of de autheur of de drukker dadelijk bij den 'verkooper bekend, mitsgaders effeiïive binnen eene der zeven Provinciën of het resfort van de Generaliteit woonagtig is, mits dat de fupplianten van dit hunner Ed, Mog. appointtement behoorlijke kennisfe gesven aan den Heer Horfl-Officier deezer jlad, en zich in 't overige naar hunner Ed, Mog. Placaaten in dit  C 43 ) dit reguard exa&elijk komen te reguleeren: gedaan te Utrecht den 12 Ottober i78r. (cnderjiend) ter Otdonn. als boven, abf. Sec. ord. (-was geteekend) H. A. Laan. Hoe zeer ik niet kan gelooven, dat dit appoinfte. ment, 't welk bij den Praflizijn van den Requirant niet bekend fchijnt geweest te zijn, tot het invoegen van de bovengemelde redeneering in het request tot citatie .jn perfoon eenige aanleiding gegeeven heeft, kan ik niettemin mijne verwondering niet ontveinfen, hoe het mogelijk geweest is, dat mea deeze zonderlinge rechtsdoétrine in het publicq heeft durven voorftellen. Want hoe zeer dat appoinclement op het geval voor handen toepasfelijk zoude kunnen gemaakt worden, ligt vooreerst In deszelfs aart, als in betrekking met het gezegde Placaat, befchouwd, niet opgeflooten, dat wanneer de Uitgave van zeker werk of gefchrift onverfchillig en dosr geene wet verbooden is, het opgeven van den autheur mede even onverfchillig is, en dus van den Uitgever niet kan gevergd worden. Ten anderen, dat wanneer tegens een boekverkoper of uitgeever gegronde informatien en bewijzen nopens oogmerken , bij de Publicatie van den 16 February 1795afgekeurd, voorhanden zijn , het noemen van den autheur van zulk werk of gefchrift hem geenfints van de opgegevene ftrafte zoude bevrijden; zonder dat ik ten derden zal, behoeven aantemerken, dat dit appoincte* ment flegts op het request van vijf Boekverkopers en dus zonder eenige verbindende kragt voor anderen die s^elve tot dat gild niet behooren, gegaan is. Of eindelijk, zonder te zeggen, dat het Placaat van den 4 July 1781. -alleen met een temporair oogmerk, vooral ten faveure van den toenmaligen Hertog van Brunswyk is geëmaneerd, en dat dus zoo wel het Piacaat zei-  selve als het opgevolgd appoinétement, hoe zeer óok het plaatzen der in dier voege bedilde tijding niet overeenkomftig bet voorfchrift de wet mogt gerekend wof. den, in het geval voorhanden van geen applicatie zoude zijn. Er beftaat dus geene wet, uit welke de Requirarit immer zal kunnen bewijzen, dat hoe zeer dc auteur van zekere tijding zoude kunnen wofden opgegeven^ vooral wanneer dezelve geenfins met eenig rustverftoo* rend oogmerk word gedebiteerd , de Verpligting aanweezig is om de fource van die tijding te ontdekken. 2. Dat er zulk een oogmerk aan de zijde van de Gé' daagdesfe niet gevonden word, was het tweede pointe aan welks betoog ik mij in geenen deelen kan ont* trekken. Zoo lang de béginfeleti èener gezonde régtsgeleèrdheid vast ftaan, zoo lang zal een aanlegger, vooral in cas crimineel moeten bewijzen, dat de daad, üit welke hij eene actie formeerd, eene misdaad.is, dog eene genoegzame preuve nopens liet doleus opzet ontbreekende, behoord hem zijn als dan geheel ongegronde eisch te worden ontzegd. En in dier voegen is de Requirant R. O. gehouden op de dugtigite wijze boven alle twijffel te verheffen * dat de Gedaagdesfe deeze tijding ter kwaader trouw, en Wel tegens den inhoud der Publicatie in de Courant van den 30 September laastleeden heeft doen plaatfeöi Dan waar toe men zich aan zijne zijde neoit in ftaat zal bevinden. Te meer daar ik niet behoef te fchroomen, opentlijk te verklaaren, dat alle bronnen uit welke de Re-; quirant zulk een bewijs, theoreticè befch.ouw.d, zoude kunnen afleiden in cas fubject geenzins voor handen1 aijn. D öae«  Geen met de wet A-rijdend oogmerk kan beweezen worden. •. Uit het charader, en handelwijze van de Gedaag. desfe. *. Uit het verhaal in de Courant zelve. *. Uit de minfte fuspicie, dat het zelve met eenige woelingen of zijlingfe oogmerken in verband Haat. A. Zoude men de waarheid haare hulde niet moeten weigeren met iets ten nadeele van de Gedaagdesfe aantevoeren? Is haar gedrag, van welke kant befchouwd, niet boven alle reproches verheeven? heeft zij niet altijd op de ongeveinsde achting van haare Stadgenooten, en alle haare bekende een veiligen aanfpraak gemaakt? Zal men flegts een geval kunnen bijbrengen, dat zij lich immer, in welke betrekking ook in het minfte tegens s'Lands .wetten heeft verzet? zoude er ooit iemand in perfoon gedagvaard zijn, ontrent wien men met meerdere fiducie heeft kunnen zeggen, dat zij ten opzichten van zulke wederregtelijke desfeinen weegens de minfte fchuld behoefd te bloozen. Is er iemand mijner zoo talrijke Toehoorderen wiens gereede toeftemming niet reeds mijne aanmerking is vooraf gegaan, ja die niet met verlangen te gemoet heeft gezien, dat de verdeediging der Gedaagdesfe ook in dat opzicht een voornaam fteunfe! zoude aantreffen. B. Evenmin ligt in hst verhaal zelve eenig kwaadaartig opzet opgeflooten. Zeeker is het, en zal door niemand in twijffel getrokken kunnen worden dat een verhaal in diervoege op eene bijtende, en bednegelijke toon kan icgefteld en opgemaakt zijn,' dat de opzettelijke list uit de eenvoudige leezing blijke. Maar  ( 5* ) Maar hoe weinig is het verhaal der questie .aan zulfee trekken te kennen! Neemen wij eerftelijk, de wijze van voorfiellen i» aanmerking. Dit articul kan als op zich zelf ftaande worden bafchouwd, zoo dat een nieuwe zin bij de woorden voorts fcheenen de Franfchen begonnen word , en dan behelst het zelve niet anders, dan een bloot verhaal van eene geheel onverichillige zaak, dan ftaat het wegvoeren van Magazijnen geheel gelijk met de minfte kleinigheeden in eene Armeé voorvallende zonder eenig verband met den krijg zelve. Of word de opgeleezene periode verftaan als in vet» band met'de voorgaande, dan is het zonder eenige bedenking blijkbaar, dat de Gedaagdesfe deeze tijding ■iet als der waarheid overeenkomftig of Helling heeft opgegeevenhet verhaal gefchied uit den mond van Reizigers waar van de bevestiging nog word afgewagt. Er heeft dus eene flellige onzekerheid plaats, i. Door de bijvoeging van nadere bevestiging of tij« ding te verwagten. t. Door den twijffelagtigen ftijl det Courant zelve, die dit verhaal van Reizigers als onzeker kenmerkt door de woorden zouden geleeden, en fcheenen aan te duiden. En het zijn juist foortgelijke tijdingen, welke dage.; lijks in de geaccrèditeerdfte nieuwspapieren voorkoomen, dog onwaar of niet naauwkeurig genoeg gefteld bevonden bij de eerfte geleegenheid worden herroepen of veranderd, even als de Gedaagdesfe had kunnen doen, indien door het dadelijk verbod der Courant, en wel dien zelfden dag daar toe de gelegenheid niet was benomen. Da &h  ( 52 ) Al verder . de tijdlsg zelve hield niet anders ia zich, dan op het hoogst genoomen een lofwaardig ooricgsbeleid, waar door het Franfche Jaeger bij eene verdere terugtogt, eene gedugte ftélling agter de Maas konde genomen hebben om zich aldaar wederom te verzamelen, en in ftaat te geraaken met meerder vertrouwen voortterukken. Terwijl daar en boven het verplaatzen van een Hoofdkwartier Hospitaal of Magazijn, dikwerf meenig beduidende tekenen zijn , en in geenen deelen, ten opzichten van de vrees, daar uit met eenige mogelijkheid af. teleiden gelijk ftaan met • tijdingen weegens veldflaagen en manoeuvres, welke, offchoon in afgelegene oorden geleeverd en gedaan op den algemeenen ftaat van zaaken, van oneindig meer gewigt en invloed kunnen zijn, dan het vervoeren van eenige effeéïen of Magazijnen van Nymegen; fchoon eene Stad zijnde aan de grenzen deezer Republijk, en dus niet verre af gefitueerd, zoodat uit de nabijheid van de plaats der gebeurenisfen dikwerf geen nadeelig gevolg vooral ten opzichten tot de meening eens Nieuwsfchrijvers kan getrokken worden. C En zal ik nog geleegënheid hebben aantetooncn, dat in dat zelve berigt niets tot nadeel of oneer der Franfche Troepes geleegen is, dan zal het bijna onnoodig zijn aantoonen. Dat de Requirant geen bewijs hoegenaamd uit de mrnüe fuspide, dat dit verhaal met eenige zijlingfe poogmgen in verband zoude ftaan, kan produceeren. Daat dit aan zijde van de Gedaagdesfe eene negatieve is, en door den Requirant nooit in eene pofitieve zal kunnen veranderd worden. 3- Maar ik :heb ten derden aangemerkt, dat vooral zoo-  ( 53 ) zoodanige verhaalen onder de termen der wet vallen welke fchrikverwekkende gevolgen gehad heihen. Dan gevolgen van dien aart zijn in het geval voor handen niet te vinden. Ik heb niet gehoord dat zulk een gevolg aan zijde van den Requirant is opgegeeven, en ik maak geen zwarigheid te verzeekeren, dat men daar toe buiten ftaat zal zijn, niettegenftaande met zoo veel vertrouwen in het Request is 'gepofeerd. Dat dit valsch en onwaaragtig fchrikverwekkend voorgeeven de weldenkende Nederlanders heeft neerflagtig gemaakt, en veel fchrik onder dezelve verwekt. Het is niet genoeg zaaken in het midden te brengen, te exclameeren, het bewijs is het geen van eenen Officieren met rede gevergd word. Waar zijn die neerflagtig gemaakte Nederlanders? — waar is de fchrik, die onder hen is verwekt? De Requirant had zich behooren te herrinneren alvoorens op last van een Politiek Collegie Crimineels Proceduures tegens eene Rurgeresfe deezer Stad aantevangen, dat hij niet kan volftaan niet voortegeeven, dat zekere tyding fchrik en vrees heeft verwekt-•— het zelfde zoude plaats hebben bij de voorzegging of aankondiging van zeeker buiten gewoon verfchijnfel, inde Natuur, eene Aardbeeving, doorbraak van Dijken als anderfins — integendeel de wet vereischt, r. eene valfche, 2. eene opzettelijk uitgedagte tijding, 3. met oogmerk om oproer, en beweegingen aantehitzen of tebevorderen. Maar worden deze drie onaffcheidelijke vereischtens in het geval voorhanden niet gevonden, dan zal het gezegd verhaal, welke fchrik of vrees het verplaaïzen van een magazijn of van zoodanige goederen, uit welke Dj lich  ( 54 ) lichtelijk een magazijn kan worden te famen gefield, ook mag verwekt hebben, fchoon dit laatfte voor geen -bewijs vatbaar is, geenzints onder de termen der wet kunnen gebragt worden: Zulk een fchrik en vrees word bij de voorfz. Publicatie niet bedoeld. Ja, is het niet dikwerf als eene regel van gezonde ftaatkunde befchouwd en gevolgd, nadelige en fenfatieverwekkende berichten, niet alleen niet te verbergen, maar op de naauwkeurigfte wijze bekend te maken, ten einde alle zijlingfche indrukfelen te verminderen of weg te nemen. En heeft het Committé van Buitenlandfche Correspondentie der Nationale Vergadering , voor de aankondiging der tijding wegens het nemen dergeheele Nederlandfche Oostindifche Vloot, bij de Kaap de Goede Hoop, van dit beginfel niet gebruik gemaakt, en als eene inleiding tot dezelve doen dienen? Integendeel zullen de volgende aanmerkingen, dezen Rechtbank van het onwaarachtige van zulk eene Helling ïnoeten overtuigen. I. Schoon ik niet gewoon ben, uit de ftraffeloosheid van.zekere daden, gunftige gevolgen tot derzei ver zedelijke goedheid te trekken, zal ik niettemin als een cardinaal point moeten aanmerken, dat, hoe veele Nieuwsfchrijvers deze tijding hebben geplaatst, ja in veel fterker zelf in ontrustender daglicht ge' fteld, niemand hunner zelf aan eenige politicque correctie is onderworpen geworden. Ten bewijze, dat, of door deze tijding ook op alle andere plaatzen geene fenfatie is' verwekt, of dat de Geconftitueerde Machten van alle die plaatzen zich te gelijk aan verregaand plichtverzuim zouden fchuldig gefóaakt hebben. Wel-  ( 55 ) Welke veronderftelling en toepasfing ik voor den Requirant overlaat. Men voere hier tegens niet.aan, zoo als niettemin bij den termijn van Replicq is gelchied, de aanfchrijving door let Committé van Binnenlandfche Correspondentie der Nationaale Vergadering aan het Committé van ge* lijke benaaming te Utrecht, over de ptaaifing van de gezegde tijding in de Utrechtfe Courant van den 3° September laatstleden gedaan; om uit dezelve die icbnkverwekkende gevolgen te bewijzen. Bij eene naauwkeurige lezing immers van deze brief koomt geene fchaduuw van bewijs ten dien opzichte» voor. ■ _ Behalven dat in de Misfive zelve, welkers extraft aan zijde van den Requirant is overgelegd, over geheel andere onderwerpen is gehandeld, en dus de .tijding in queftie zelf geene dadelijke aanleiding tot dat fchrijven heeft gegeven, behalven dat, na het eindigen van die brief, bij wijze van postfcriptum van dat berigt word gewag gemaakt, behelzen de aanmerkingen van dit Committé niets verder dan dat bij hetzelve met ongenoegen die tijding is geleezen. Het Committé noemt die tijding niet valsch en onwaarachtig, maar meend daarontrend Hechts eenige bedenking te kunnen maken, uit hoofde dat dit. bericht m geene andere Nieuwspapieren (voorzichtig word er bijgevoegd aan ons bekend) wierd gevonden. Nota. Wat moet men zeggen, dat ^^fj^ zeer is overtuigd geweest dat d e tijdng geene de minfte fenfatie verwekt heeft, dat hi, nu* noodig oordeelde het verkoop» en. «^P»'deB_ der Couranten , in welke dat bericht me levendiger koleuren voorkoomt, te doen verbieden. D 4  Ift zal te„,e gekomeó zfe ™WIMI*» i "W* «ronderthlladn »ijze, dat d"S ma ,; t its' "J'lns'n nnUiuhutijt ,„ Z ,I T "T"m 'ttn 'nydadig zoude wezen. lercL^v" tegengefprokea* Committé maakt dus «lf. ^m.w bieden , SJïJ** ^ * 'e ^ desweger b^'J 5 r*"0** of onwilligheid haar hXI * JDam Juftitl'e tC d0en be^kken. kingen optezeven Z r & ^ t,jd'ng beden' Corre^onS e' U^"^™ B'"—dfche dien het mo^zi, „a3 °Pme'kzaai11 te fa, bekomen de zaak !n'de o h ^'^^ tunnendc «*• -d^vtrrs-rtebren' ae aart zaak te onder- zoe-  C 37 ) Eo»ken, of hij plichtmatig eenige criminele demarches tegens de alhier Gedaagdesfe konde doen. En hoe zal men dan aan zijne zijde eenigfints kunnen goedmaken , dat het Committé van Binnelandfche Correspondentie te Utrecht, eenige aanfchrijving heeft bekomen, om , niettegenftaande door de Gedaagdesfe dadelijk is opgegeven, van wien zij de bevestiging van die lijding had vernomen, om, zonder dat de zaak hij de ordinaris Juftitie is onderzogt, de Gedaagdesfe de uitgave der Stichtfe Courant te verbieden. Waar word deze maatregel in de gemelde Misfive aanbevoolen ? Om niet aantehaaten, dat de misfive van het Committé in den Hage op den i Oftober, en dus één dag na dat de Gedaagdesfe reeds was ontboden, en haar de uitgave der Courant was geinterdiceerd, eerst naar Utrecht is afgezonden. 2. Dan mijne aanmerkingeri nopens het in het geheel, niet verwekken van fchrik of vrees door deze tijding vervolgende, zal, in de tweede plaats, in antetssfum als bewezen kunnen aangenomen, dat bij de Troupes der Franfche Republiek, en het verhaal zelf, of die zoo in bet breede opgegeven uitwerkfelen geheel onbekend geweest zijn. 3. Dat tusfchen het uitgeven der Stichtfche Courant, en het verbod op dezelve door het voornoemd Committé flegts eenige uuren verlopen zijn, binnen •welke korte tijd niemand over reeds plaats hebbende gevolgen heeft kunnen oordeelen. 4. En eindelijk ten vierde, kan deeze tijding op het hoogst genoomen, niet anders veroorzaakt, hebben, dan zulke voorbijgaande twijffelingen van een of twee daagen, welke onder het leezen van Couran- D 5 ten  ( 58 ) ten bij elk opkoomen, en zelden gewoon zijn eenige fpooren a'gter zig te laaten. Terwijl niemand, die op eene eerlijke en cordaate wijze gewoon is te denken, immer een Courantier of Uitgeefiter van eene Courant, die zich vooral in tijden van burgerlijke tweefpalt, in de critiekfte politie be■vind, zal kunnen verantwoordelijk (lellen, voor de onderfcheide wijzingen van denkbeelden, die de onfchuldigfte handelingen als fufpecl; en gevaarlijk kunnen doen voorkomen, te meer daar de meeste lieden niet dan in zeer algemeene punten overeenftemmen, en meer 2innen dan hoofden gevonden worden. Men zoude dus zijne overtuiging te kort doen, en het gevoel van menschlijkheid moeten uitfchudden, om, wanneer in zulke gevallen van de naauwkeurigfte oplettenheid een ' haairbreed is geglisfeerd, door het plaatzen van eene gerugtmakende tijding zulk een (lap dadelijk aan eene opzettelijke boosheid en kwaade trouw toetefchrijven. Ik kan dus niet geloven, dat aan zijde van den Requirant beoogd worden alle mogelijke gevolgen van deze en foortgelijke tijdingen, indien zulk eene mogelijkheid de grond tot befchuldiging of vonnisvelling konde opleveren, zoude er aan een aantal inquifitoire procesfen, ja ongehoordfte vexatien geen einde te vinden zijn. 4. En zal het, Burgers Raaden van Rechtspleging! niet even eerrs gefteld zijn met de gehazardeerde politie van den Requirant R. O. Dat dit zelfde verhaal ook geftrekt heeft tot merkelijk tneer en nadeel van de Franfche Natie. Hoe zeer ik betiiige niet te kunnen befeffen, hoe het met eenige mogelijkheid tot oneer van een volk of  ( 59 ) of deszelfs verdedigers zoude (trekken, hunne pogingen niet altijd met eenen gelijke voordeelige uitkomst bekroond te zien, (en dit is immers de inhoud der geheele periode) zal het al wederom nader bepaald ei» opgegeven moeten worden , waar in dat nadeel voor de Franfche Natie beftaan heeft, en dit zelfde nadeel zal de Requirant R. O. even als zijne andere politien ad fuffioientiam juris moeten bewijzen. Dan in hoe verre de Requirant zich daar toe in (laat bevind , heeft reeds uit het Pleidooij van Repliecq kunnen blijken, als zijnde daar omtrent een diep (lilzwijgen in agt genomen. Had de Gedaagdesfe van plunder en roof, vrouwen» fchennis, weerfpannigheid aan de bevelen der bevelhebbers , en foortgelijke als door de Franfche Troupes bedreven, gewag gemaakt, men zoude zig niet hebben behoeven te fchaamen, deze befchuldiging tot een onderwerp van gerechtelijke cognitie te (lellen, fchoon ongehouden eene ontkentenis te bewijzen, zal ik de onwaarheid en het beufelagtige van zulk eene aantijging zonder eenige twijffeling kunnen betoogen. War moet men zeggen» wanneer men in eene brief van den Generaal De Jean in qualiteit als provifioneel Commandant van het Noordelijk Leger aan de Gedaagdesfe gefchreven, hoe zeer het plaatzen van zoodanige tijdingen afkeurende, met zoo vele woorden leest. Dat hij direB of indireü geene klagten heeft ingebragt iver een onderwerp, 't welk hij niet kende. Wat meet men zeggen, wanneer word opgemerkt, dat de fchrijver van een Fransch Nieuwspapier, L* Gazette Franpife, die men veronderilellen moet bi] het Gouvernement geenfins onbekend te zijn, geen RWi;  ( 60 ) zwarigheid maakt de opgeleze tijding in het in Frankryk zoo zeer geacht weekblad te plaatfen. . Zulk een geaccrediteerd fchrijver zoude zich wei wagten van logenagtige injurieufe, en ten nadele der Franfche Troupes (ïroupes van de Natie tot welke hij behoord) «rekkende tijdingen te verfpreiden, indien deze tijding lasterlijke uitdrukkingen tegens het Franfche Volk behelsde. En moet het dan flegts den Requirant R. O. zijn, die uit een geheel anderf gezigtpunt deze zaak befchouwde, dan in 't welks duizenden menfchen zich geplaatst hadden. ■ Trouwens, ik meen genoegzaam overtuigd te zijn, dat alle pogingen om zulk een voorgeven met de minfte fchijn van waarheid te coioreeren, bij dezen Raad geen ander of voor den Requirant ongunftiger uittrekzei zullen bebben, dan de publieke mening dezelve ten voordeele van de Gedaagdesfe geftadig heeft vergezeld. En zal men nu zelf een oogenblik kunnen twijfFelen, dat alle aangevoerde redenen elk afzonderlijk en alle te zamen elkander als de hand geven om onwederfpre, kelijk te overtuigen, dat er bij de Gedaagdesfe in perfoon geene fchaduuw van de dolus malus, of het minfte opzet, om, het geen bij de voornoemde Publicatie word afgekeurd, te bedrijven, 'gevonden word. En waar is dus dat corpus deliSi, 't welk de eenige bafis der Procedures aan zijde van den Requirant moet opleveren. Na dit alles, zoo als ik mij vleie, in eene behoorlijke orde betoogd te hebben, zai ik ontrend de applicatie der overige vereischtens tot een ferzoek van in. carceratie, dan welke zelf in het cas fubjeét niet g, ne Magazijnen te Nymagen wierden met er haast in- » ge-  ( ?i ) gefcheept om naar Dortrecht te worden getranspor. ,.teerd;" ■— is gerefolveert, Margaretlia Weygel, ais uitgevende de Stichtfche Courant, aftevragen, wie haar die tijdingen had gefuppediteerd, en dezelve, birmenftaande, heeft verklaard, dat zij zulks aan haar Neef, die de Schrijver der Courant was, moest vragen, en nader, dat zij ook van het vervoeren der Magazijnen van Nytnegen naar Dordrecht van anderen had gehoord, doch zwaarigheid makende die perfoonen te noemen. En daar over nader gedelibereerd zijnde, is gerefolvesrd de uitgave der Stichtfche Courant provifioneel te furcheeren, en dezelve Margaretlia Weygel te interdiceeren, omme eenige Courant, onder welke naam öf tijtel het ook zoude mogen zijn, uittegeeven, ofte doen uitgeeven, doen pf laten drukken, tot tijd en wijlen hier inne nader zal zijn gedifponeerd — alles nochtans, behoudens nadere difpofitie -of actie üen de« zen opzichte. En zal hier van bij Misfive aan het Committé va» Algemeen Welzijn dezer Stad, en bij Extradt-Refolutie aan Margaretlia Weygel worden kennis gegeeven. Accordeert met voorts. Refolutien. (fVas gfitikend) 1 A; L. HEYSTEK.  Word uitgegeven te Utrecht bij J. Mulder.