LEGAAT Mr. P. A. BRUGMANS, OVERLEDEN 1891  81 1067 0858 UB AMSTERDAM  VERHANDELING over de CRIMINEELE ORDONNANTIE van KONING PHILIPS, in GELDERLAND; voorgelezen in gezelschap P3LQBESSE CONAMÜ3R., te ARNHEM den 10 december 1703, Te ARNHEM, bij JACOB NIJHOFF, 1794.   VERHANDELING OVER DE CRIMINEELE ORDONNANTIE VAN KONING PHILIPS. Ter gelegenheid dat ik in een der bovenvertrekken der Griffie van den Hove van Gelderland, de zich aldaar bevindende hoop, deels verfcheurde, deels onleesbare, deels. belangrijke papieren , doorzocht en rangfchikte, viel mij in de hand, een met Hof bedekt perkament Charter, bij form van boek ingenaaid, dien ik dadelijk erkende voor de origineels Crimineele Ordonnantie van Koning Philips, toen wettigen Landfurst van ónze Nederlanden. Dit ftuk is volkomen gaaf en ongefchonden3 gedagtekend den 5 Julij 1570, getekend d'Overlope ; maar van het Koninglijk Zegel,. zijn alleen de twee ftaarten, waar aan het hegte, overgebleeven. Deeze gebeurtenis heeft in mij opgewekt de begeerte, het gefchiedkundige van die Ordonnantie in de Provintie van. Gelderland te onA der-  [2 ] derzoeken. Tk vreeze echter, mijne Heer en! dat dit onderwerp aan verfcheide Uwer niet zeer belangrijk zal voorkomen, daar het maar een enkel point onzer Gefchiedenisfen behandeld, cn in zommige opzigteti thans van weinig gebruik kan fchijnen. Maar ik beken mijn gevoelen over dit ons Genoodfchap te zijn, onze plaatslij.ke gefteldheid, en dus ons Gdderfttnd in alle zijne betrekkingen, het zij Phyfique, het zij Moreele, nooit uit het oogte verliezen-, dus de opheldering van een ftuk van het groodie gewigt, dat tot nu toe zeer duister cn onzeker was, mij zoo niet aangenaam, ten minften nuttig fchijnt. Tot dit mijn oogmerk dient dus geenzints de Jusriciccle of Juridique inhoud van dit ftuky en ik wH alleen melden, dat men 't zelve in zijn geheel afgedrukt vinden kan, in veele Werken, cn namelijk in 't Gr. P. B. II. Deel. p. 1007, en in het Geklerfch Placaatboek I. Deel. eblom. 461, waarbij gevoegd zijn, dé verdere ftukken tot die Ordonnantie gehorende, en door Philips den II. ter gelijkertijd uitgegeven, als de Ordonnantie op den Alcade vaii 't Hof, een ftuk van Keizer Karei den 27 Maart 1548 geëmaneert, en toen hernieuwt; het formulier van Eed, voor de geene die Gecommitteerd zuilen worden tot Staten van judicature van den 9 Julij 1570; de Ordonnantie  r 31 hahrié Op het ftuk van de Cipiers; ëh de Ordonnantie op de manier van procedeeren, beide van dezelfde datum. Deeze Ordonnantie, hoewel op naam van den Koning uitgegeven, is echter een werk van den befaamden Hertog van Alva, en waarlijk men, kan niet ontkennen, dezelve verftandig te zijn ingefteld. Algemeen word Vigliüs van Zuichem ab Aytta, Prefident van den geheimen Raad, als den opftëller genoemd; en hij zelfs in zijn brief aan Hopperus, (V) meld niet onduidelijk» dat de Ordonnantie, door den geheimen Raad ontworpen was j waar in hij als hoofd, het meeste gezag voerde; Hij voegd er echter bij, dat Vargas en andere Leden van den Raad der Beroerten eenige punten in deeze Ordonnantie hadden bijgevoegd $ die met de Privilegiën der Landen niet overeen kwamen, en waarin dezelve begrepen werden verkort te zijn. Alva had reeds in het vorig jaar 1569, zig in veele opzigten door Privilegiën der Steden gedwarsboomd ziende, aan alle Steden der Nederlanden, opgaave van haare Voorrechten en Privilegiën in gefchrift geëifcht; in het bijzonder, liet hij door Stadhouder, Cantzeler erj Raden, 200 wel Bannerherën, Onderheren , als Amptluijden en Stedert in Gelderland bevelen, over te fchrijven, alle zaken Crimineel, de PriA s vilegien, (#) Efm, C7il.fi. fS«. Ep-zt. CX*II. p. «07.  I 4 3 vilegien, Costumen, Gebruiken coneerneerende , buiten gemeene Dispofitien van Rechten, welke brief gedagtekend is den 22 Oclober 1569. Alzoo dezelve verfcheide aanmerkelijke vragen aangaande de form van Crimineele Rechtspleging in dien tijd bevat, heb Ik niet ongefchikt geoordeeld, dezelve hier agter onder Bijiage A. te doen afdrukken, de Misfiven aan de 'Bannerheren, Ampduijden en Steden, zijn van denzelven inhoud, met de verandering alleen der 'Titelature, en noodzakelijke woorden, als UEd: Heerlijkheid,— U L. aanbevolen Ampt,— 'U L. Stad. Of er ecnige 'Raadpleging heeft plaats gehad, en of de onderfcheide Leden der Landkhap aan dat bevel gehoorzaamd hebben, is mij nergens gebleken, dan alleen dat Harderwijk aan Arnhem den 5 Novb. 1569 fchrijft, die brief ontfangen te hebben, en raad vraagd wat hier in te doen , doordien zij zich bezwaard vond. (£) Het ichijnt, dat het oogmerk van die oproeping was, de Ordonnantie die men voorhad, tot een wet te maken, niet te veel van de oude Gewoontens en Landwetten te doem afwijken. Maar hier in heeft men flecht geflaagt. Nochtans is het zeker, dat men er op uit was, ongevoelig eenige verandering in de Crimineele Form van Procedeeren te weeg te ï>rengen, eer men de algemeene Ordonnantie het X&) Arnhem Landzaken, B, j, p. :,r.  C 5 3 'het liehc wilde doen zien ,. want reeds vroeg in 't jaar 15 69 fchreven - de Prefidcnt en Luijden van den geheimen Raad, beveelende dat in deeze Provintie, men niemand in Crimineele zaken, zou laten verburgen. Het Hof antwoorde daarop den 9 Julij, dat die verburgingen gewoonlijk en in de Landbrieven verfchreven waren, en bij alle de Voorvorstcn geleden, uitgenomen zedert de Regeering van. Keizer Karei, in Crïmine lefe Majestads divina; & humame, dat zij vreesde dat die verandering groote misverftand en murmuratie zou verwekken , dewijl de Steden en Officieren zoo wel haar burgeren en de onderdanen van haar Ampten, als zijne Majefteit bij Eede verplicht zijnde, hun da.t zeer bezwaarlijk zou vallen.. Het fchij'nc dat het Hof die brief zeer fchoorvoetende fchreef,. want zij verontfchuldigt zich,, niet eerder geantwoord te hebben, dewijl zij zoo zwak was,; en zij eindige- met te fmeken, dat men haar doch niet ongenadig mogt afnemen, dat zij zoodanig fchreef. De fchrik voor Alva cn zijne onverzettelijke wil was groot! Het was den 22 October 1570, dat de Ordonnantie het eerst in Gelderland het licht zag, door een fchrijvcn van den Stadhouder, Carel de Brimeu Graaf' van Megen, aan alle Amptluiden en Steden, met overzending vart de Ordonnantie,, en alle de daar toe betrekkeA 3 lijke  C 6 ] lijke (tukken, hier boven opgenoemt, (V) beveelende die terfïond en zonder yertreck te doen puhllcieren en uitroepen; dat men die in de Gerichtsftoelen en banken halden en bewaren , und mede in openbaare plaetfen leggen en hangen doet. Voorts dat de Ordonnantiën, Initruétic, Forme van Eed, na haar- Inhoud en zoo veel de ftijl aangaat, veertien dagen na de Publicatie nagelceft en geöbferveert werde, doende procedeeren tegens die 't behoren zal, bij executie van de penen daar toe gefield. Eindelijk dat men behoorlijke Certificatien over zen de van de dag en plaats dat de Publicatie gedaan is, om dezelve aan den Audientier van zijne Majesteit te Brusfel te zenden, ten einde daar mede, te doen wat hij in beveele had. Ilcr komt voor dat die Ordonnantie, zoo, niet alom, ten minsten op de meeste en aanzienlijkfle plaatzen in deeze Provintie is gepubliceert, 't welk de noch voor handen zijnde 'Certificaten bij 't Hof, volkomen bewijzen, die door mij tusfehen verfcheurde en vermolmde Papieren gevonden zijnde, doen gisfen, dat de Certificaten van Ampten, Heerlijkheden en Steden, die niet meer in wezen zijn, echter aldaar ook waren, en door verzuim vergaan zijn. Qd) Dus is het zeker dat de Ordonnantie •("«) Ii'd: p. 110. Hof aan Nybroefc, &c. ed Ar.num. 5 (<0 B'J '* Hof a— de Landfchap bewilligde de Obligatien den 30 November en verzoekt teffens den Stadhouder, de bezwaren aangaande de Ordonnantie aan Alva te willen voorhouden, en een genadig bericht daar van tc doen, ten einde dezelve zoo zeer tegens de Privilegiën, en de door zijne Maj. gedaane beloften aanlopende, in furcheance en ililfiand gehalden werde, en niet geëxecuteert. (k) — Des nademiddags neemt de Stadhouder aan, $e be- (!) Mi. p. ZSf. (k), Mi. ?•  bezwaren aan Alva te zenden, en indien de Landfchap die ook overgeeft zal hij alle vlijt aanwenden, de hand bij zijn Extie. daar aan te houden, voor zoo veel hem eenigzins mogelijk is. (T) Hier op prefenteerde de Landfchap den i December een Memorie van bezwaren aan den Graaf van Megcn, waar in de Crimineele Ordonnantie niet vergeten is, met inftantien, dat dezelve bij Alva afgedaan werden. Indien de Stadhouder zulks niet moge erlangen-, verzoekt de Landfchap dat de Ordonnantiën zoo lange in ftilftand gehouden werde, tot dat zij door haar Gezanten zijn Extic. bij Requeste nadere Remonftrantie zal gedaan hebben, vertrouwende dat de Stadhouder aan dezelve Recommandatie brieven voor Alva en daar het verder van noden zijn zal, wel zal willen medegeven. Waarlijk men moet bekennen, wanneer men deeze (tukken leest, dat niettegenfiaande de Gelderfche openhartigheid, de Leden der Landfchap niet onervaren waren in de draaiwegen der Staatkunde, door de Obligatien, de Renverfaalbrieven en de Bezwaren, dusdanig door een te mengen en zamen te voegen, dat bet Hof fchicr genoodzaakt was daar aan gehoor te geven. De zaak viel redelijk tot haar genoegen uit, de Stadhouder zond de Bezwaren aan Alva, en daar volgde een furcheauce voor drie Maanden. Het (i) nu. P. 2*7.  [ i3 3 Het fchijnt nochtans dat de Stadhouder, voor erger was bedugd geweest, en meerder drift bij de Landfchap verwagt had, want hij meld aan Alva, dat hoewel groote klagten b£ de Staten in 't algemeen en bij die van Nijmegen in 't bijzonder waren voorgekomen, na veele aangewende vlijt, de zaken alzoo gegaan waren, dat na zijne gedagten, de intentie van zijn Exellentie, zou nageleeft worden. (?«) 'T Hof zelve vond eenige zwarigheden in de Ordonnantie die zij onder de oogen van Alva bragt, en wel aangaande de Officien die in Pacht waren uitgedaan, en nu afgefchaft, hoe men met die perfonen handelen zoude? Voorts melde het Hof,(«) dat bij het xxiv. Articul bepaald wierd, dat alle Graden en Remisfien van den Koning of van zijn Gouverneur Generaal moesten komen, 't welk ftreed tegens de Cancelerije Ordonnantiën, waarbij alle Remisfien, alleenlijk van eenige gereferveerde misdaden uitgezonderd , 't Hof was opgedragen. Derhalven dat het te vrezen was, dat de Ingezetenen zeer te onvreden zouden zijn, indien zij voor dusdanige Remisfien zich buiten Lands moeten vervoegen, als contrarieerende het Traftaat van Venlo; daarom verzoekt het Hof interpretatie en zal inmiddels voortvaren Remisfien te verlenen, tot dat zij con- (>?>) Hofbritff Dieb. eiAnn. (»; Brief 9 Dec IJ7°- «* «*»».  [ u 1 contrarie bevel zal ontfangen hebben.— tiet Hof waarfchouwt ook den Hertog * dat het Placaat van den Keizer tegehs de doodflagers van 't jaar 1541 , over de disputen tusfcheri de 'Wereldlijke en Geestlijke Rechters van k jaar 1540, over de Confiscatien der Goéderen van 't jaar 1549, nooit in deeze Provincie zijn gepubliceert, en dat zulks zal moe* ten gefchieden, dewijl in de Crimineele Ordonnantie daar aan word gereferecrc. Op dit een en ander liet Alva aan het Hof weten, dat die geene, die Officien gepagt hadden, daar in zouden blijven, tot dat de tijd van haar Pacht- uit zou zijn, of dat de Koning daar anders op ordineerde. — Aangaande de Remisfien en het publiceeren der drie Placaten, zou ter eerster gelegenheid nader gedelibereert worden. (ö_) , Behalven het geen te doen viel, over de Ordonnantie in zijn geheel, was het poinc van depofitien, of gerichtelijk geconfigneérde Penningen, waar van het xn. Art. melding maakt, noch een bijzonder ftecn des aanfbots. Veel wierd daar over gefchreven, en eindelijk kwam de Ordonn. van den 7 Aug. 1571 in' 't licht; (p) 't Hof fchreef aan den Hertog den 13 Sept. daar aan volgende een brief, in- (0) Brief 30 De:. Hof ad Annum. (p) P. B. lX).p.!67. Hef ad Annttm.  C 15 ] inhoudende alle de zwarigheden tegens de Introductie daar van. Maar doordien dit niet tot ihijn beitek dient, vergenoege ik mij zulks in het voorbij gaan aan te halen, om wederom tot de handelingen der Landfchap te rug te keren. (#) Waar men zich in dien tijd, gedurende de toegeftaane termijn van drie Maanden heeft bezig gehouden, is onbekend, ten minsten, noch Staten, noch Verordente van dezelve zijn bijeengekomen, om zich aangaande de Ordonnantie te befpreken. De tijd naderde dat het uititel verlopen was, zonder dat men met eenige fupplicatie, bij Alva ten voorfchijn kwam. 't Quartier van Arnhem, of zoo als zij zich noemen, de gemeene Ridderfchap, groot eri kleine Steden des Quartiers van Arnhem, Veluwen en Veluwenzoom brak het eerste 't ijs, door in 't begin van Februarij door Gedeputeerdens den Gouverneur Generaal te vertonen, dat de Amptluiden en Officiers, de nieuwe Ordonnantie gehoorzaamlijk hadden doen publiceeren, en dewijl hun daar bij toegelaten wierd (als billijk) haare Statuten, Privilegiën, Ufantien en Costumen ter contrarien, bij manier van doleance, binnen drie maanden over te geven, had men twee of drie Quartierdagen aan- (q) z Dec. 1570. z-f Dec. 1*70. li Aug, IJ7X, IJ Sip. Ifjt» Hof ad Anr.um."  [ 16 ] aapgefteld om daar op te refolveeren; edoch dat vermits hooge wateren, menigvuldigheid van fheeuw, boos weder, en dewijl de Geufen en Rebellen, het Graaffchap Bergh hadden ingenomen , en de ftraten onveilig maakten v weshaiven men alom op de wagt moest zijn, die Vergaderingen geen plaats hadden kunnen' hebben, dat de drie maanden bijna waren geë.v;-'.-e..-rt, dat zij haar Remonftrantie gaarne doen wilden, om niet ongehoord uit . haare rechten gezet te worden; weshaiven zij na expiratie van de drie maanden, nog een ter' var> andere drie maanden verzoeken, ten, einde bij de geheele Landfchap de doleancien mogten geconcipieert werden.— Alva antwoordde daar op bij marginaal appointement den 6 Februarij 1571 , dat hij begeerde, dat met ::e zaak een einde op 't fpoedigst gemaakt werde, derhalve zijne meening was, dat tusfchen dit en den 15 Maart aanflaande, men zich bevlijtige te voldoen aan 't geene de Ordonnantie prefcribeert. — De Gedeputeerdens Wiens namen mij onbekend gebleven zijn, vergenoegden zich niet daar mede, maar vernieuwden bij een tweede Request haar aanzoek, om prolongatie van drie maanden; voor reden gevende, de groote wateren van ftroomen, dat zij langen tijd niet inheiimfch zullen kunnen komen, en dat het niet doenlijk zal zijn - '•* - binneo  t *7 3 binnen zoo een korten tijd te vergaderen; 't Belcheid van Alva was kort en in 't Franfch den 9 Februarij. Les Suppl. fe content ent quand a prefent & feront leurs Diligence icelle faitte, y aura tel regard que de Raifon: dat is, zij moeten zich nu te vreden houden, en zich fpoeden, dat gedaan zijnde, zal men daar op letten als redelijk, (r) Deeze bezending dus half vrugceloos afgelopen zijnde, vergaderde Bannerheren, Ridderfchap en Steden der drie Quartieren uitgenomen Ruremonde binnen Arnhem den 20 Februarij over de bezwaren, (s) Men vroeg aan Veluwe wat zij meende te doen, die antwoorde reeds eene bezending deswegen onlangs gedaan re hebben, echter geneigc te zijn met de eenige Landfchap de Legation te accorderen en de kosten daar van te helpen dragen ; er wierd dan befloten eene bezending namens de Landfchap te doen, en daar toe benoemt Mr. Abraham de Gier der Rechten Licentiaat en Derck Doys Schepen der Stad Zutphen, om uitftel van drie Maanden te verzoeken, en ook om over uitftel van den eersten termijn van de ingewilligde Bede te handelen. Vervolgens zouden de Hoofdlieden, haar fchijn en befcheid, dat (trekken mag tot wederlegging der Ordonnantie, op Nijmegen zenden, om naar B Ceuleo (r) Arr,b. B. f. p. 4+9, 4JI. (i) Mi. /. 311.  C 18 ] Geulen te bezorgen, bij Doctoren Confultatie daar op te halen, quo citius, quo melius, ook zal men eenen Rechtsgeleerden, nyet luspeet, dan der olden Catholifchen Religion toeItcndich, aannemen, mede naar Brusfel te reizen, op kosten der Landfchap, en wanneer de Gedeputeerdens weder gekomen zijn, zullen zij te Nijmegen verflag doen, en de genadige Refolution mededelen; en indien het alsdan nodig mogt zijn een Principaal Legation naar Brusièl te zenden, zal dezelve beftaan uit twee namens de Bannerheren, twee van de Ridderfchap en twee van de Steden uit ieder Quartier, die met een Volmagt, met het fecrect Zegel van Nijmegen gemunicert, zullen voorzien zijn; Gier en Doys ontfingen een Volmagt op naam van Gezanten Bannerheren, Ridderfchap, Burgemeesteren, Schepenen und Radt der Stad Arnhem, fampt Gedeputeerdens ,der hoofd en kleine Sreden des Furstendoms Gelre en Graaffchap Zutphen den 21 Februarij gedagtekend, en bezegeld met het Zegel van Arnhem. Inhoudende last over de twee voornoemde pointen te remonitreeren, en voorts volkome belofte van fchadelooshouding, en zij vertrokken den 22 van Arnhem, kwamen 's anderendaags te Antwerpen aan, en overhandigden aldaar den 24 het Request en een brief van Voorfchrijving van den Stadhouder, . , f^v^v"-^ Lm aan  [ *9 3 aan den Hertog van Alva, welke {tukken door den Secretaris Courteville aan den Trefaurier Schetz en aan Berty gezonden wierden, om aan den Hertog en in den Raad daar van verflag te doen. De Vastenavond vermaken en de afwezenheid van den Prefident Tyfenack, veroorzaakten dat meri weinig acht op de Bezwaren der Gelderfche floeg, en Alva vertrok den 3 Maart naar Brusfel zonder eenig befcheid te geven. De twee Gedeputeerdens gaven zich veel moeite, een ieder, die zij dagten de zaak te kunnen bevorderen, aan te fpreken, en ik twijffele geenzints, daar men de Hoven kend, en daar de denkingswijze van Alva geen raadzel was, dat de Hovelingen, die beide arme Heeren, den nek wel zullen toegedraait hebben. De Stadhouder was ook te Antwerpen aangekomen, en deed zijn best hoewel vruchteloos; de Gezanten werden genoodzaakt naar Brusfel te volgen, werwaards de Stadhouder hun voorfchrijvens mede g.if aan den Prefident Tyfenack en den Raadsheer d'Asfonville, dewijl hij zelve niet daar heen reisde, maar naar Artois. De Heeren fchreeven aan Nijmegen, radende zich ten fpoedigften met de principaale. Remonftrantie vervat te maken. Het Request dat geprefenteert was, hield B 2 in (t) Mi. p. HS- fqn.  [ 2Q 3 in de vorige onmogelijkheid om re vergaderen, wegens fneeuw, hooge wateren, en het Bergfche Gcufen oproer, dus de Landfchap haare doleancien niet had kunnen bijeenbrengen. Eindelijk den 8 Maart bekwamen de Gedeputeerdens antwoord, dat hoe nodig het was, dat de dingen van de Crimmeele Ordonnantie ten einde gebragt werden, zijn Extie. echter, xxit fonderlinge genade, de verlenging van een maand accordeerde, voor alle ende leste uitftelling, waar na de fupplianten zich te rigcen hadden.— Tefl'ens wierd de Atterminatie van den eersten termijn van de Bede, beleefdelijk van de hand gewezen. (u") Inmiddels vergaderden de drie Hoofdlieden, Ruremonde uitgezonderd, den 8 en 9 Maart te Nijmegen, met' oogmerk het laatfte Reces van Arnhem te achtervolgen. (y~) Hoewel Ruremonde beloofd had, haar bewijzen te zullen inzenden, heeft zij zulks niet gedaan, nochtans hebben de andere Hoofdlieden verllaan de bezwaren tegens de Ordonnantie in 't gemeen en niet in fpecie op ieder Artikel der Ordonnantie te vermelden, daar van een Concept in te Hellen, en dat van den Heer Johan "Hardenraid der Rechten Doétor te laten vifiteren en zijn W. te bewilligen de Landfchap te dienen. Nijmegen en Zutphen hebben ieder een (e) lbid.p. 32>, 330, 447. (v) ltid.p. 147,  E « 3 een Concept opgemaakt, en beeft Arnhem in het laatfte toegeftemt ; ook is de Confultatie te Centen ingeftelt, goedgekeurd. Daar wierden Copijen van deeze ftukken gemaakt r en de Steden namen aan alle bewijzen te verzamelen, en te Nijmegen op Zondag Oculi, dat is den 18 Maart, te bezorgen, en dat teffens een Perfoon uit ieder Quartier mede naar Ceulen zou reizen , Dr. Hardenraidt informeren, en een nieuwe beftendige Confultatie bezegeld te begeeren, voor de alinge Landfchap , en daar toe de middelen der Steden te gebruiken, Ruremonde wierd verzogt zig daarna te reguleeren en mede iemand naar Ceulen te zenden, waar in die Stad bij haare Refcriptie aan Nijmegen bewilligde, noemende haar Secretaris Mr. Johan van Campen. De Steden begrepen ook dat de kosten van die bezending beliepen ƒ 330-6"-: en van de Confultatie, tot lasten der Landfchap moesten komen ;fV) hoewel de Steden befloten de bezwaren in 't gemeen en, niet articulatim te remonftreeren, vind men echter noch voorhanden, de bezwaren particulier van Arnhem op alle Articulen, waarvan wegens het vorige befluit geen gebruik zijn gemaakt. De Landfchap vergaderde wederom binnen Arnhem den 26 Maart, en wierd befloten den B 3 eersten {w) Mi. p. 3S8. Ibid. p. J4J.  eersten termijn van ƒ 100,000 te voldoen en uit te zetten, en teffens eene groote Legatie ten principalen naar Brusfel te zenden, over de Ordonnantie en andere Bezwaren. (V) De Stadhouder, die zich toen te Arnhem bevond, wierd bij Request verzogt, ten Hove te willen bewerken, dewijl alom Vacantie is van Zondag Palmarum tot bekken Paasfchen, dat de aankomft der Gedeputeerdens der Landfchap uitgefteld moge blijven, tot Zondag Quafimodo Geniti, dus tot den 22 April, en het antwoord, dat zijn Genade zal ontvangen, aan de Stad Nijmegen te willen communiceeren (jy). Gedurende dien' tijd waren de Gedeputeerdens der Hoofdlieden en wel Johan Porijn uit Nijmegen , Johan van Campen uit Ruremonde, Guert Barner uit Zutphen, en Andries Leijdckker uit Arnhem, naar Keulen gereist, en aldaar den 23 Maart aangekomen, alwaar zij veele Conferentien over de fpecies fafti en Confultatie met Hardenraidt hielden, die verzogt zich ■ daar over ook met Doftor Warner Schenck te befpreeken. (z) Hardenraidt wierd verzogt, dewijl de Landfchap over.deeze zaken te Brusfel te doen zou hebben, onder een erkentlijke eerlijke beloning, de Landfchap aldaar behulplik en voorfiendig te wezen, 't welk hij beleefdelijk affloeg. Dit aanbod ook aan Schenk (x) nu.p. 3S2, (y) ibu.p. Ui. (s) nu. p. 367.  [ *3 ] Schenk gedaan zijnde, te weten nu- de Legation naar Brusfel te doen reizen, heeft hij zulks aangenomen, en van ieder der Gedeputeerdens vier Rijksd. pro Arrha ontfangen. Insgelijks wierd aan Hardenraidt door ieder vijf Daalders i 30 ftuiv. pro Arrha gegeven, cn aan Doctor Steinwijck Facultatis Juridicae Decano twee Daalders van ieder, om dat hij de faéti fpecies en de daarop volgende Confultatie onder het Zegel van de Juridique Faculteit zou expedieeren. Het zou misfehien hier de plaats zijn, die fpecies facli en Confultatie te ontleden , maar dit meer in het Juridique vallende, zou mij van mijn voornemen, alleen het gefchiedkundige te behandelen, te ver afleiden, daarom zal 'ik maar alleen zeggen, dat de middelen in het fpecies fafti beftaan(<%z> Dat men alhier eene form van Crimineele Justitie van ouds heeft gehad,— dat dit herkomen altijd als een wet is befchouwt, — dat de Rechten en Gewoontens door alle Officieren en Justicieren bij Ecde worden bevestigt, dat volgens die forme allom Officieren, Schepenen en Richters zijn,— dat de Voorvorsten die Rechten en Gewoontens altijd ge. -confirmeert hebben,— dat geen verandering in die oude Rechten en Gewoontens kan gemaakt B 4 wor- Ibii.f. 370. fff. Ibid.p. 18+./??.  I *4 ] worden, zonder roefremming van Bannerheren, Riddcrfchap en Steden,— dat dit conform de Rijkswetten is, — ook door Keizer Carel bij het Tractaat van Venlo beloofd,— dat de Confirmatie van dit Tra&aat voor een groote fomrae gelds in 1547 van den Keizer is verkregen,— dat de Koning bij zijn Inhuldiging dit Tractaat heeft bevestigd,— dat de Ordonnantie zonder raad noch toedoen der Staten gemaakt is, en dat daar in ftaat de Claufule niet tegengaande alle Rechten, Costumen etc, — dat die Ordonnantie eene geheele omwenteling in het Crimineele Gericht en Jurisdictie te wege brengt, — dat dit flrijd tegens de afgelegde Eeden , &c. Qby Men kan licht bezeffen dat de Confultatie Van den geleerde Hardenraidt, in een Rijksftad wonende buiten 't bereik van den Nederlandfchen Bevelhebber, de Staten die hem rijkelijk betaalden, groot gelijk gaf. Zijn werk is bont gefpikt met aanhalingen uit alle de geheiligde Boeken van Divus Justinianus , die daar, als overal, gemengeld met onze Vaderlandfche en Germaanfche oorfpronkelijke Rechten en Herkommen, een geheel uitmaakt, dat waarlijk de moeite niet beloond, die men gebruikt, om het te lezen, 't Is genoeg de Staten hadden de Confultatie (ib) De fpecies fa&i is hier achter te vinden, onder de ByI.iage A.  [ *5 3 fultatie die, tot meerder bevestiging, noch door een anderen Legum Doctor, Gothophredus Gropperus, getekend wierd. Het ongelijk wilde, dat Doétor Schenk, die de Gezanten naar Brusfel verzeilen en beleeren moest, te Esfen krank wierd, dus niet mede kon gaan, weshaiven Hardenraidt recommandeerde eenen Doétor Hilgarus Herrman, die echter daar voor ook bedankte, en de Heer Decanus Facultads verklaarde, dat de Juridique Faculteit geen werk zou aannemen, of zij moest eerst betaald worden — (cc). Het Gelderfch crediet ftond toen flecht! — Weshaiven de Gedeputeerdens van Zutphen en Arnhem, te Arnhem vergadert, den 27 April aan de Stad Nijmegen, die hun de brief van Hardenraidt medegedeelt had, antwoorden, niets anders overig te zijn, dan dat zij vertrouwden, dat Nijmegen zich met eenen Doctor, die de Landfchap het bekwaamfte zal kunnen dienen, te Brusfel zoude voorzien; dit gebrek was reeds ten deele geheeld, want het oog der Landfchap, den 6 April te Arnhem vergadert, was reeds gevallen, beneffens Dr. Schenk, op de bij ons zoo beroemden Doétor Elbert die Leuw of Leoninus , toen Profesfor in de Rechtsgeleerdheid te Leuven, en daarna Cantzeler van deeze Provintie, die aan het Land, B 5 in (ec) Uil. p. 4o«.  I ^ 3 in de kort hier na gevolgde omwenteling, zulke wezentlijke diensten, in veele opzichten gedaan heeft, wiens naam over bekend is, cn wiens nagedachtenis, een ieder, het zij in de Raadzaalen, het zij in de geleerde Gezelfchappen, hulde doen moet (del): de Graaf van Bronkhorst recommandeerde Frederic van Boyemer, die namens hem met de Gedeputeerden te Hove reizen zoude; de Landfchap vond zulks goed, dat hij een geleerd perfoon mede zond, die getrouwe raad kon mededeelen, maar zouden niet te min Schenck en de Leuw ook gebruikt worden. Nijmegen fchreef aan Leoninus, en bij zijn antwoord den 30 April, verklaarde hij: dat hij uit affectie die hij altijd gehad had en nog had voor het vaderlicke Landt, gerne zijn beste doen zou, zo altoos gefchied is, en daarom op de beftemde tijd en plaats zou verfchijnen, en bevorderen het geen tot rust en profijt der Lantfchappen in billijkheid zou mogen erlangt worden (ee). — De brief van dien braven Landsgenoot, is zoo onderfcheiden van de brief van dien geleerden Hardenraidt, van den 24 April, dat ik beide met vermaak, maar met zeer tegen overgeftel de gevoelens, gelezen heb. 'T Schijnt dat de Hertog van Alva het uitftel der Legatie goedgekeurd had, want die s vertrok ( 'tal perfonen, te weten: 1 namens de Bannerheren Coenraedt van Mekcren, wegens het Quartier van Nijmegen Gerrit Ingenulant en Adriaan die Cock van Delwijnen Ridderfchappen, Warner van Lennep Burgemeester en Hendrik van Gent Heer tot Gent Erfcamcrlink des Furstendombs Gelre Raadsvriend, Johan van den Have Secretaris, Johan van Diëten die Jonge Rentmeester der Stad Nijmegen, Derick Vaick Burgemeester der Stad Thiel, wegens het Quartier van Ruremonde Johan van Wittenhorst Heer van der Horst, Drost van 't Land van Kesfel en Bertram van den Bijland Heer tot Walbeek Ridderfchappen, Gerrit Kremer, Larribert van Cruchten Raadsvrienden en Mr. Johan van Campen Secretaris der Stad Ruremonde', Mr. Johan te Put Burgemeester der Stad Venlo en Mr. Antonius Ingenhuys der Rechten Licentiaat, wegens het Quartier van Zutphcn, Hendrik van Baer Ridderlchap, Hendrik van der Capcüen en Johan Kreynck Raadsvrienden cn Chnstoffel Dobbelden Secretaris der Stad Zutphcn; wegens het Quartier van Arnhem, Cornelis van Wefe en Gïjsbert van Mekeren Ridderfchappen, Pelgrom van den Grukhuys. en (f) mi. p.  [ 28 3 en Ot Canis Raadsvrienden der Stad Arnhem; Haar eerste werk was, daar zij met verfcheide Bezwaren belast waren, op raad van den Heer van Barlaymont de fupplicatien aangaande de Ordonnantie, volgens opftel van Hardenraidt, in behoorlijke forme te brengen, waar na zij den Heer van Noircarmes, den Prefident Viglius en den Prefident Tijfenack gingen begroeten, en haar verzoeken, de zaken der Landfchap te bevorderen in billijkheid. Den 5 Maij verkregen de Gedeputeerdens gehoor bij den Hertog van Alva, en gaven hem het. verzoekfchrift, over, doende Dr. Elbertus de Leuwe het woord; Z. Extie. antwoorde mondeling, dat hij het zoude examineeren en doen na bevinden van Justitie en equiteit tot welvaren der Landfchap. Dit Request is wederom in algemeene be« woordingen vervat, gefchoeid op het bovengemelte fpecies faéli, zonder van eenig Artikui in 't bijzonder gewag te maken. Is men nieuwsgierig dit nader te befchouwen, men kan het gedrukt vinden onder de Bijlagen van het Advijs van 't Hof, over de Militaire Jurisdictie, CC. i°. Het Request wierd gefield in handen van den fecreten Raad, om het te examineeren, zijnde den Proobst Vonck daar van Rapporteur. Eenige dagen daar na gaf de Secretaris Berty mondelings aan de Gedeputeerdens  [ 29 3 teerdens te kennen, zoo verre zij eenig bcfcheid, dat is bewijs hadden, waar van in het Request mentie word gemaakt, zij het zelve moesten inleveren, waar op Leoninus weder van Leuven ontboden wierd, en hij ftelde eene Memorie in, die door twee Gedepeteerdens den i o Maij aan den Secretaris Berty overhandigd wierd. Bij die Memorie waren gevoegd eenige ftukkcn, als het Traétaat voor Venlo, de Confirmatie des Konings van dit Tractaat in 't Jaar 1556.— De Keizerlijke Conftkutie aangaande het jus Reprafentationis in 1544. De Ordonnantie over de Leenrechten 1547.— Eenige Claufulen van Lradbrieven,— de Refolutie van 1560 over de Apellen. —. Men kan die ook nader vinden agter het bovengemeld Advijs van 't Hof, fub CC. 20. Beide Hukken wierden geleverd aan den Raad van Trouble, of eerder in den fecreeten Raad neffens Vargas, 't welk de Gedeputeerdens bewoog dien Heer te begroeten, doende door monde van Mr. Anthony Ingenhaus volgende aanfpraak: Magnificentisfe Domine Prefes, Status Ducatus Gelria; & Comitatus Zutphaniee exhibuerunt fupplicationem & precantur Expeditionem a Dominatione vestra, waarop hij antwoorde: lm fiet, nos deftderamus vos bene expedire & flus ffurd vos & hens expedire. Ein«  c 30 ] Eindelijk is den 18 Maij hec befluit van den Hertog aan de Gedeputeerdens overhandigt, ook achter het bovengemelde Advijs van 't Hof, onder CC. 30. te vinden: hetzelve behelst in fubfhntie, dat de Staten haar te kennen geven allegata en vermeten niet geverefkecrt noch bewezen hebben, noch daar in den Rechten genoeg gefundeert te zijn, en dat het niet billijk is 's Konings Autoriteit en Jurisdictie door diergelijke Pretenfien te vercleyneren of te verhinderen. Echcer om aan te tonen zijne goede wille en affection,'accordeert hij noch een termijn van zes weken, om particulierlijk te kennen te geven, zulke gravamina en bezwaarnisfen, als zij tegen ieder Punt en Arrikul in 't bijzonder hebben, ook bewijzen haar Land en Stadrechten, ten einde zijn Exne. daar nader over refolveren kan. Deeze Refolutie oncfangen zijnde, hebben de Gedeputeerdens dadelijk een nader Request geprefenteert, vertonende dat zij aan de Landfchap rapport hier van moesten doen, dewijl zij zonder dezelve niets meer konden verrig■tpn ; waarop Alva noch dien zelfden dag appointeerde, den Graaf van Megen te zullen gelasten de Landdag ten fpoedigften uit te fchrijven. Dus, het werk der bezending gedaan zijnde, vertrokken de Gedeputeerdens des anderendaags, te weten den ïq Maij, zijnde over  [ 3t 3 over het algemeen beleefdelijk behandeld, en door Barlaimont, Viglius en Tijfenack ter maaltijd onthaald, alwaar zij vier Daalders in de Keuken gaven. Ook vereerden zij Berty met vier en twintig Guldens en zijn dienaar met twee Guldens,— de Kamerling van Tijfenack bekwam vier Rijksdaalders , om zijn Heer de zaken der Landfchap te recommandeeren. De Rekening van Vragt van Leoninus bedroeg vijftig Guldens, egaal door de vier Quartieren gedragen, en voorts wierd hem aangezegt, dat de Landfchap zijne gedaane en noch te doene arbeid, met dankbaarheid zou erkennen. Voor de Landdag die tegens den 24 Junij uitgefchrevcn was, en wel den 6 en 7 van die Maand, vergaderden de Gedeputeerdens der Landfchap te Arnhem, en vonden goed, ten einde vervat te komen op de Landdag, aanstaande de Crimineele Ordonnantie, aan Ruremonde te fchrijven, iemand naar Ceulen te zenden, Hardenraidt of Schenk te verzoeken, op de Landdag te komen, om nader te refolveeren, of het de Landfchap profijtelijk zijn zal, van niet te verblijven bij de vorige overgegeven fupplicatien; (gg) Hardenraidt antwoorde, dat hij twee dagen voor de Landdag te Nijmegen komen zou, verzoekende dat de Gedeputeerdens, die te Brusfel geweest waren ook  C 32 3 ook aldaar vergaderden, weshaiven de Stad Arnhem dezelve verfchreef (hk). Het eerste werk op de Landdag, te Nijmegen vergadert, was een Request aan Alva, ten einde hem te verzoeken, dat de toegeftaane zes weken niet gerekend wierden, te lopen van de dag der Refolutie, te weten van den 18 Maij, maar van de dag dat de Landfchap bij een kwam, dewijl het haar fchuld niet was, dat de uitfchrijving niet vroeger was gefchied (w). Edoch hier op heeft de Landfchap geen antwoord bekomen: te gelijk is vastgefteld, dat men in de principaal antwoord over de Ordonnantie, zich in genere en niet in fpecie uiten zal. De Staten maakten toen ook gebruik van een Confultatie van Leoninus, waarin waarlijk veel menfchen verftand en gegronde redenen zich bevinden. Zijn gevoelen is, dat de Staten niet berechtigd zijn in hun uVtenue, dat de Landfurst, geene nieuwe Ordonnantie zonder hunne bewilliging kan maken, dat het waar is, dat diergelijke Ordonnantiën, de oude Rechten en Gewoontens niet vermogen te contrarieeren, en wanneer dat gebeurt, zoo als thans plaats heeft, dat de Landfchap zulke Rechten en Gewoontens moet opgeven, welke met het geftatueerde, in de Crimineele Ordonnantie con- (hh) Uid. B. S. p. il. (ii) B, 5. p, fit.  [ 33 ] 'èontrarieeren; het ftuk zelve is hier achter "in de Bijlagen fub B. te vinden. Maar Leoninus vond geen geloof, en de Staten hadden rrieer vertrouwen in den Ceulfchen Hardenraidt die zich te Nijmegen bevindende een opftel maakte, dat door de Quartieren, ieder in den haaren, nagezien zijnde, daarna, Volgens de bijzondere Remarques derzelver, door Gedeputeerdens in order gebragt wierd (M). Die Remonftrantie bevat op vorige gronden, eene algemeene weigering der Ordonnantie, cn inftantien tot ophef van dezelve , met eene protestatie aan 't einde; zij wierd den 27 Junij . aan den Stadhouder geprefenteert, met verzoek die aan den Hertog van Alva te willen zenden, 't welk zijn Gen. heeft aangenomen, maar eenich Confilium daar in te geven zig bezvvaarende; echter 's anderendaags heeft hij zich uitgelaten, dat men de Protestation daar uytgelaten folde hebben, de redenen anzeigende. Deeze Remonftrantie is ook te vinden achter 't Advijs van 't Hof, onder CC. 40. Hardenraidt wierd door Gedeputeerdens namens de Landfchap bedankt, en boven mond en Reiskosten a ƒ 55-1 o-: met ƒ200 vereerd, en zijn Dienaar met een halve Daalder daags en een Joachim Daalder. - daar en boC ven (ik) Uid, p. JÏO.  C 34 ] ven (7/). -Alle die onkosten zoo als ook van de Legatie naar Brusfel, wierden door de Landfchap gedragen, en door de Quartieren verdeeld (jnni). Op die Supplicatie kwam geen antwoord, maar de Hoofdlieden in 't begin van Augustus te, Nijmegen vergaderende, raadpleegden over het aanfchrijven van de Rekenkamer aan de Officiers, om 3e nieuwe Ordonnantie te achtervolgen. Is gefacht dewijl die Ordonnantie alleenlik gepubliceert en niet aangenomen, dan daar tegens gefuppliceert, waarop alsnog eint« lijke Refolution niet gevolgt, noch der aliflgen Lantfchap niet geinfinueert is, dat die Ridderfchappen en Gerichten hoeren tho blijven bi} den alden gebruyck, en ook den Officieren in alle guetlicke billiche manieren tho bewegen bij Land cn Stadtgerichten, fich to ertonen, en contrarie van dien die nyhe Ordonnantie noch ter tijt nyet tho volgen, tot ander bequemer gelegenheit, uyt redenen in de Landfchappen jungst tho have an die Extie. des Hertogen to Alva overgefonden Supplication, vcrmeldet, daarop geen Refolution an die Landfchap noch ter rijt gekomen is.— Dit was de fpraak der Hoofdlieden, maar het kon geen bcfluit der Staten genoemd worden. Wanneer men het beloop van deeze geheele zaak (8) Ibti, p. J39. (mm) Ibii. p, s+4i  t 35 3 zaak befchomvt, is het zeker, dat het eigcntlijke punt van verfchil daar in beflond, of de Staten de geheele Ordonnantie, als zonder haar medewerking gemaakt, verwerpen konden, of in andere woorden, of een Hertog van Gelre de wetgevende macht voor zich in 't afgetrokken van zijne Landftenden bezat en oefFenen kon, dan wel of de Staten de Ordonnantie verplicht waren aan te nemen, en articulatim op te geven, zoodanige pointen in dezelve, die met haar Privilegiën, Rechten en Costumen {treden. Ik wil gaarne ieder onbevooroordeelde, die niet te veel de Hertog van Alva en zijnen Koning Philips, zelfs in goede zaken, als dwingelanden verkrijten wil, hier laten beflisfen, wie in het gelijk of ongelijk was. Men ziet hoe onverzettelijk de Staten bij haar fustenue bleven. De reden, die hier. van was, en die ik twijffele zeer belangeloos geweest te zijn, zullen wij misfehien zoo dadelijk ontdekden, waar uit men zal kunnen oordeelen, wat hier de eigentlijke drijfveer was. Gedurende eenige tijd hoorde men niets van de Ordonnantie, vermoedelijk dewijl Alva, de zwarigheden aan den Koning brengen moest, en deszelfs bevelen afwagten. Eindelijk den 16 November fchreef hij aan den Graaf van Megen, in de Franfche taal, daar bijvoegende eene Refolutie van zijn Exellentie van den C 2 lesten  [ 3 6- ] lesten 0&ober-(«//). De brief behelsde, dar gelet op al het geene de Staten voorgcbragt hadden, men het nevensgaand befluit genomen had, die hij moest de Staten te verllaan geven , donner J eniendre, met bevel zulks te achtervolgen; , en in val .van zwarigheid of tegenkanting, dat hij met Advijs van 't Hof, die Refoludc moest executeeren en doen onderhouden, door de beste middelen en wegen, die men aldaar het bekwaamfle zou oordeelen te zijn, dewijl zulks de wil van zijne Majesteit was. De Rcfolutie was van volgende Inhoud:— Dat hij de Staten den 18 Maij gegeven had een termijn van zes weken, om nader en particulierlijk haar Bezwaren te kunnen voortbrengen regens de Ordonnantie, dat in haar uiterste en laatste antwoord, zij geene bijzondere poiuten voorbrengen, dan alleen bij een nieuw wijdlopig, gebloemd fchrift bij haar vorige pretenfion perustecren, dat hij dat alles gevifireert en overwogen hebbende, zijn Exellentie verklaard niet bevonden te worden, dat de Staten haar voorgeven, den Rechten genoegzaam, bewezen hebben, dat die pretenfion ftrekt tot verkorting van Z. Maj. Landfurstelijke hooge Overheid und Princelijke authoriteijt, weshaiven hij die afïlaat bij dezen-,, gezinuende cn namens Z. M. bevelende, de Staten . fel. i2f.  C 37 ] Staten en een ieder, dat zij aanltonds, en zonder verder uitftel, verhindering, weigering, bezwaarnis of verzoek, die Ordonnantie aannemen, obferveeren en ter executie ftellen, op peenen en breuken daarinne begrepen. Deeze brief en dat bevel fcheen den Stadhouder wat verlegen te maken; hij antwoorde den 8 December, verzoekende, dat zijn Extie. hem liet weten hos- dat te kennen geven, dónncr h entendre .gefchieden moest, of door de alinge Landfchap- te verfchrijven, of Quartiersgewijze, of door brieven; en inval van zwarigheden, waar aan hij nier twijffelde, Bh zijn- Exr!e. hem, uitdrukkelijk wilde bevelen tious commender au pied de la- Lsttre, wat men op ieder Articul doen moest, fmeekenofe eenige- aandagt te willen geven, op het Art. aangaande zijnen Eed, cn hem niets belasten', dat 'daar mede (treed en tégens zijn eer en geweten was, & ne me commender chofe qui 'fóit a Vencontre de men ferment & par ou mon honneur pourroit perictiier &' ma Con'fclence être chargee. Weshaiven hij aan Alva zond Copïe- van zijn Eed , Comroisfie en Iuftructic, bij het aanvaarden van 't Stadboudérfchap ,■ zoo als ook van het Traéhat van Venlo (po). Bij die brief is een- ftuk gevoegd , in de € 3 Fran» fêe) Hef ad Akkux fr dl/tv* : myu Recauil.  C 38 ] Franfche taal, die het grootste licht over de geheele zaak verfpreid, en die ons eigentlijk de geheime drijfveeren en oogmerken van de Staten loert kennen, dus is het nodig zich daar bij een oogenblik op te houden, en het zakelijke daar van te melden. Het is een Verklaring der redenen en zwarigheden, welke de Graaf van Megen denkt te vinden in de Executie der nieuwe Ordonnantie. Op het vin. Art. van de Refidentie der Officieren — dat fchier alle Ampten in Pandfchap uitgedaan zijn, dus bij Erffenis verfcheide twee Ampten bezitten, ook Vrouwen, die door een Verwalter het laten bedienen; alzoo het onmogelijk en onbillijk is * Refidentie te eisfchen, ten waren die Ampten gelost wierden. Op Art. x. de ophef der verpachte Ampten — de Heeren van hooge Heerlijkheden zullen niet willen gehoorzamen, dewijl zij daar door fchade zullen komen te lijden, en het 's Konings zaak niet is; weshaiven zij fchadelooshouding vragen zullen. Op Art. xii. de Depofita en geannoteerde .Goederen, waar mede concordeeren Art. txix. en lxx. van de ftijl van Procedeeren. — Dat hier weinig confignatien dadelijk plaats hebben, en wanneer zulk gefchied, dat die (lante peds onder borgtocht weder opgeheven worden.— Dat dit een voordeel der Officieren zijnde, de Pand-  C 39 1 Pandhouders zieh daar tegens verzetten zullen. Op Art. xin. van niet te componeeren. — dat dit tegens alle de Pandbrieven ftrijd, en namelijk tegens die van 't Scholtampt van Zutphen , toehorende de Wed. van Raesveld, welke uitdrukkelijk inhoud de macht niet alleen om te componeeren, maar ook doodflagen en andere misdaden te remitteeren, dat die brieven zijn contraSius cum principe, etc. Op Art. xvi. en xvn. over het losfen der hooge Justitien, het zij die losbaar zijn of niet— dat met Ampten, losbaar zijnde, zulks gefchieden kan, maar dat de Pandhouders der geene, die niet losbaar zijn, zich tegens de losfing verzetten zullen, dewijl zulks in deeze Landen ongehoord was, en haar Pandbrieven van ouder datum zijnde, als de komst van Keizer Carel tot deeze Landen , dezelve zijn bevestigd, ook dat verfcheide Pandbrieven voor bepaalde jaaren zijn. Op Art. xx. xxi. xxu. xxm. en xxiv. Over het recht' van Gracie — dat de Onderheren alhier in gebruik en posfesiie zijn Remisüen te verlenen, waar van zij misfehien geen ander brief of zegel hebben, dan de Confirmatie bij 't Tradtaat van Venlo.— Dat zij daar door in haar Inkomsten zouden verliezen en deswegens fchadelooshouding begeeren. Op Art- xxvm. de Officieren mogen geeti C 4 gratie  C 40 ] .gratie geven.— Dat van ouds her alhier gewoonlijk is, dat veele Gerichten., de Crimineele Sententien voor de Pronontiatie met de {tukken aan den Hertog van Gelre, Stadhouder of Raden zenden, om te weten of hij Gratie doen wil of nieq— dat men zeer te onvrede zou, zijn, indien diq veranderd wierd.. Op Art. xxix. de affchaffing der Vrijgeleiden.—dat zich daar tegens verzetten zullen de Onderheren cn Pandhouders van Ampten, als ftrijdende met het Traétaat van Venlo. Op Art. xxx. Dat de Piacaaten van i .Nobilitati & Civitatibus filE nl ïl& Comitatus Zutphanie in conlilium non adhibitis, eorumque asfenfu non expectato, cum claufula generali derogatoria. Vos, non: ebjtanttbus qiubuscunque etc. juxta tenorem eiusdem ordmat.onis, in publicum prodierit, iisque iuscipienda mandetur. H »nSUCidedm^ qU0d fane' ü eius™di ordinatio apud eos inftitueretur, totius criminalis judicii jnutationem fien, ac eidem novam prorfus & inufitatam formam indui. Magütratus, judicum, kabinorumque_ cmdihonem onmin variandam esfe, ,0. rurrique ac justitie ministrorum, longt alios jaturos jurmentum cateraqu* omnia, ad judicii crimmalt pro. cesfum  C 57 3 cesfum, delinquentiumqut punitionm fpeBantia, penitüs immutanda esje, meesje fif. Adeo, ut quoad jurisdietionis istius pavtem, quam femper habuerunt Statutaque circa illain libertates, jura, confuetudines, & Privüegia, de amisfione istorum omnium valde eos periclitaii oporteat, ideoque confequenter fupra memoratis pactis conventis, aliisque in Tractatu Venlonerfi & infequutis confirmationibus comprehenfis & promisfis adverfentur. Ufu veniet quoque, quod fufcipiendo ordinationem illam contra juramentum, cujus mentio iupra in tertio articulo facta, venire cogentur. Ita ut nihil addubitent, ii Regia Maj-. de istis admoneatur, fueque Majestati ad animum revocentur, quin eadem fua Ma«. nihil antiquius habebit, quam pacta, femel conventa, hinc inde placita, atque adeo fidem ipfam conftanter fervare. Iccirco ex iure informari efflagitarunt, quibus ex caufis & rationibus potisfimum Regie fue Ma«". ne qulcque quod Tractatui feu concordie Venlonenfi prejudicio esfe queat, ac confequenter ,_ne ordinationem illam in Ducatu Gehïe & Comitatu Zutphanie infiituere velit, fed eos antiquis inftitutis, moribus, legibus, libertatibus, virihus & confuetudinibus fuis, quemadmodum natter us, potius vivere, permittere dignabitur moveri & iaduci posfit? BIJ-  C 58 ] B. CONSULTATIO D°* LEONINI. Alzoe Bannerheren, Ritterfchappe vnd Steeden des Furstendombs Gelre und Graeffchaps Zutphen gefuppliciert hebben in verleeden daegen aen die Excellentie van den Hertogen van Alva als Gouverneur ende Capitein Generaell aver deefe Con: M%% hjct Neederlanden, omb ontledicht vund geexcuiiert to worden, van d'aennheemen vund onderhouden van de nieuwe Crimineele Ordonnantiën onlangx ingeftelt ende overall gepubliceert ende dat die Gedeputierden van waelgemelte Bannerheeren, Ritterfchappen ende Steeden tot Brusfel wefende naer alderhand vlyt, neersticheit ende follicitatien nyet anders en hebben kunnen .erlangen, op die vurfchreeven Supplication, dandat Syn Excellentie naar vifitatie ende rapport van der faecken ende bewvsftucken daer toe gevoecht, by die fchriftlicke Apostille op die vurfchreve Supplication gefielde gcandtwordt heeft gehadt, dat den thoen ende bewvsftucken daer bij gevuecht, nyet gerioichfam bevonden en waeren omb te justificeren d'inhouden van de Vurichreeve Supplication, verlenende noch den tyt van leis weecken, om te mogen in 't particulier de Gravamina van de vurfr.'Landfchappen overgeven ende deducieren; in particuliere de Landrechten ende Privilegiën, die by de vurichreeve nieuwe Ordinantie foude moegen affgefteld, verandert, ofte gederogeert worden; Soe itaet te aenmcrcken dat die vurichreeve Apostille genoich vermeit ende te kennen geeft, dat .Syn Excellentie ende Coninclicher Majefteits Raede neffens haer weefende, verftaet de nieuwe Ordinantiën generalick aver alle deefe Neederlanden te doen onderhouden, fonder te willen te  [ 59 3 te laeten offt admittieren dat defelve in-'t gerieraell in ennighe Landen affgeftelt, opgehalden, ofte veriaeten fullen worden, alleen toelaetende, dat de geene die fich daer inne befweert vinden, in 't particuleer op elck punct befunder hon contrarie Landrechten, Privilegiën ende alde Gebruicken mogen deducieren, te kennen geevea énde bewyfen. Waeromme geraeden is, dat van wegen der vurfchreve Landfchappen de faecke well bedacht, gewoeghen, ende geëxaminiert worde, om 'wyder verloop ende inconvenienten te verhuyden, die daer uyt zouden moegen reyfen, ende einfaemelick te behouden, die voerige Privilegiën en Landtrechten ende alde Gebtuycken in die vurfchreeve Landfchappen geplegen ende geobferveert, want hoewel die Landfchappen hen fchroemende van nieuwicheyt, begeren ende liever hadden to blyven in alles by die vorige alde manieren fonder ennige vernieuwinge, foe moet nochtans bedacht weefen, dat naedemaal Syn Excellentie die vurfchreve nieuwe Ordinantie feer behartigt ende uytterlicke begeert, defelve in allen Landen onderhouden te worden ende voer fulcx over al gepubliciert zyn, myt limitatie van tyden, bynnen denwelcken een yeder fchuldich is, in 't particulier fyn befweernis te kennen te geven, off in gebruyck van dien generalich de vurfchreve Ordinantiën in alle puncten onderworpen te fyn, dat foe verre de vurfchreve Landfchappen hon daer nae nyet en regulieren vund den geprsfigierden tyt waerennheemen om hon particuiaere gebreeken ende befweernisfen te kennen te geeven, dat daer nae perickell fal weefen van die vurfchreve Ordinantiën in alles te moten onderhouden, als bynnen behoerlicke tyden daar tegens die particuliere Gravamina nyet geproponïert hebbende, 't welcke merckelicke fchaedet ende prsjuditie foude meede-  E 60 ] meedebrengen, {onderlinge aengaende die Jonc keren Hoege Heerlicheyden hebbende, tegen welcke fchaede ende inconvenienten qualick by middelen van rechten geremedieert ende verfien foude konnen werden, myts Syn Excie. ofte ennige andere tho khomende Gubernoeren naer die expiratie van den geprafigierden tyt foude willen de vurfr. Ordinantiën fimpelick doen obfervieren ende onderhouden ende afïlaen Contrarie verfuecken propter exclufionem temporis ende onder 't' dexell dat de vurfchreve Landfchappen verfuempe hadden in tydtz hon Gravamina in te brengen ende te bewyfen; naedem Syn Excellentie te verfuecken van generaell afftellinge ende ophaldunge der vurfchreve Ordinantiën nyet aen en neemt, noch en acht, ende dat- (fpreekende onder Correctie ende van den Landfchappe van der waerheid te berichten) het uerlaeren moeiten ende costen follen weefen, myt meerder befwaernisfen daar aff fich aen Con: MaJ: tho beclaegen Supplicieren ende vervolgen, aengefien alle anderen Landen fich fuegen naer d'inholden van de vurfchreve Ordinantiën, ende in 't particulier hon gebreecken te kennen geeven, blyvende in die posfesfien van hon hoechheyden ende rechten, daer fye meynden in gerechticht te fyn, volgenden defelve Ordinantiën. Ende dat Con: Maj^ van alles bericht wefende (foe idt te beduchten is) befinden fall op 't vurf. generael verfueck van afftellen, die geheele Ordinantiën, nyet gefundiert to fyn; Want volgende de dispofitie van rechten ende recht oppe Justitie, vermoich yeder Koningh, Furst, ende Prince in Synen Landen ende Furstendom maecken, publiceren, ende doen onderhouden Generael Ordinantiën, dienende tot weüfaren van de Landen ende administratien van Justitie fonder confent ofte voergaende bewillinghe van de Onderfaeten, ende is fulcke macht 23 1 nu lees met. 23 2 te doen lees te. 25 4 ongelijk /m ongeluk. 2 8 14 de Leuwe lees die Leuw. 29 6 Gedepeteerdens Gedeputeerdens. . 29 —• 23 Magnificentisfe /m Magnifi- centisüme.