01 1125 0742 UB AMSTERDAM  2. VERHANDELING over DE INLANDSCHE PLANTGEWASSEN, ■ j se o , •"*>•• i'iy*B 30,c'ubbi' ■jn!)f)(t.*prti mua' omtrent welker. nuttige eigenschappen men met grond verwaoten kan , da i , ten nutte van het vaderland , verdere naspqringen kunnen worden gedaan, dan welke de Hollandfche Maatfchappy der Wee■ tenfchappen , in hare algemeene vergadering den aa. Mey 1788. de ,goude medaille heeft toegeweezen ; door STEVEN JAN VAN GEUNS, Matth.Z. iWeJ. & Pbihf. Stud. HAARLEM m. D. cc. l. x, xxix.  ff U 1W n 3 V ft H O 8 O ft A J MI Mihi igitur in nnimo el. pémmbulationem doflrinarum & lultrationem fitelem aggredi, praecipue cum inquilitione fedula & accurara , quaenam earum panes neijleétaj inculf*que jaceant, hominum induitria nondum fubacte & ad ufum converfe , ut hujusmjdi delineatio & publicis defignationibus & privacorum (pontaneis laboribus fa- cem accendat Quam quidem ad rem cum me comparo & accingor, non fum nefcius, quantum opus- moveam , quamque difficilem provinciam fuftinearri , etiam quam fint vires minime voluntati pares. Baco Verulamius , de dign. # augm. fcient. L. II.  Bladz. 3 ANTWOORD op de V R A A G : Welken zyn de onderwerpen , betrefende de Natuurde historie onzss Vaderlands , waar van men met gegronde reden , te verwachten hebbe , dat eene verdere-nafporing ten nutte van het Vaderland vertrekken zal ? D(e grondflagen. ter volmaking en verdere uitbreiding van nuttige wetenfchappen worden , naar de ukfptaak van den onvergelykelyken Ba co, best gelegd, indien kundige en bevoegde mannen , van tyd tot tyd , eene juiste opgave doen van zulke onderwerpen, die den aandacht en het onderzoek der geleerden vooral waardig zyn. Op deze wyze ging hy zelf voor , met een groot aantal van onderwerpen , uit het geheele veld der wetenfchappen , ' ter verdeie nafporing , op te geven , in zyn A i . ' uit-  4 Over de Onderwerpen , betreffende de uitmuntend werk over de voortreftykheid en de uitbreiding der wetenfchappen. Op dezelfde wyze zyn, naderhand, veele geleerde mannen, veele aanzienlyke genootfehappen , dikwyls , niet zonder het gelukkigst gevolg , te werk gegaan. En dezen zelfden weg floeg ook de edele Hoüandfche Maatfchappy der Wetenfchappen in , met opzicht tot de natuurlyke historie onzes vaderlands , wanneer zy de vraag , aan het hoofd dezer verhandeling geplaatst, ter beantwoording voorftelde : eene vraag , die , wanneer zy my , by toeval , in de laatst afgelopene maand September , onder het oog kwam , my reeds aanftonds ernftig deed bedacht zyn , of ik niet in ftaat zoude zyn , om iets, tot bevordering van het heilzaam oogmerk der maatIchappy , toe te brengen : en aangemoedigd door het bélang , welk dezelve maadchappy met recht toonde te ftellen , in deze vraag wel beantwoord te zien , befloot ik wel haast, niet tegenftaande veele my voorkomende zwaiigheden , en vooral niet tegenftaande de korte tyd, die my nog maar tot het opftellen dezer verhandeling overfchoot Qa~) , om het te wagen, en de beantwoording derzelve op my te neemen Ik trachtte dus het voetfpoor van den zoo even aangehaalden B a c o van verre , en voor ( a) Moetende dezthe vcor den eerlten November iugeic- veicl ward'eiiè  Natuurltxe IIistouie onzes Vaderlands- 5 voor zoo veel het vak der natuurlyke historie onzes vaderlands betreft, te volgen : een vak, welks beoeffening , vooral met betrekking tot het plantenryk , van myne vroegfte jeugd af , eene myner meest geliefde bezigheden , eene niyner aangenaamfte uitfpanningen, uitgemaakt heeft; doch een vak tevens , van eene uitgeftrektheid, om welke geheel te bevatten, kundigheden en jaren vereischt worden , die verre boven de myne zyn. Zoo is dan de verhandeling geboren , welke ik thans , met fchroom, aan de Maatfchappy , ter beoordeeüng , aanbiede. Ik ben in dezelve , volgens de uitgedrukte begeerte der Maatfchappy , „ welker heilzaam oogmerk altyd gc„ wee?t is, de natuurlyke historie onzes Jands, „ in 't byzonder, ten nutte van het vaderland „ zelve , te bevorderen", alle die onderwerpen , welke zich anders menigvuldig opdeden, ftilzwygend voorbygegaan , welker verdere nafporing , wel tot meerdere volmaking en luister der natuurlyke historie in het algemeen, zoude kunnen ftrekken, doch echter geen byzonder nut voor ons land of deszelfs inwoners zoude opleveren ; hebbende my dus alleen bepaald tot de opgave van zulke onderwerpen, van welke eene meer volledige nafporing wezenlyk nuttig konde zyn , en van zulke natuurlyke voortbrengfelen onzes lands, van welker nuttige eiA 3 gen-  6 O ier de Onderwerpen , betreffende do genfchapperj het verder onderzoek tot merklyk voordeel voor het zelve zoude kunnen (trekken. Jn de behandeling van welke Hukken , ik, de gewoone verdeeling der voorwerpen van de natuurlyke historie , in drie zoo genoemde ryken , volgende , eerst zal handelen over de delfftofen onzes vaderlands , vervolgens over de inlandfche plamgewasfen , en eindelyk over de dieren, die in onj land gevonden worden. [ Daar de Maatfchappy myne verhandeling , vooinamelyk wegens dat gedeelte d rzelve, het welk het ryk der gewasfen betreft , den prys heeft waardig gekeurd, en reeds, omtrent een der andere gedeeltens , eene nieuwe prysvraag heeft voorgefteld , heb ik ook , met goeddunken der Maatfchappy , liefst dit bekroond gedeelte alleen , met agterlating van het overige, in hare werken willen geplaatst zien. ] Oyer  Natuurlyke- Historie onzes Vaderlands. 7 Over de Plantgewasfen van ons vaderland. I. De plnntgewasfen , welke natuurlyk in ons vaderland groeien, zuilerj*bns eene ruime ftofre ter verhandeling opleveren , dewyl zy dat gedeelte der natuurlyke historie van het zelve uitmaken , omtrent welks nuttige eigenfchappen men zich, tot hier toe, minst bekommerd, en waar van men dus ook het minst voordeel* getrokken heeft. Onze landgenoten , immers hebben zich altyd meer, met het kweeken van uitlandfche bloenen en vreemde gewasfen, bezig gehouden, dan met de veel belangryker en niet minder aangename nafporing van zulke planten, welke zy daaglyks, overal en overvloedig, voor zich zien groeijen. „ Ik weet niet " \ mag ik wel met Linmteus zeggen ,. „ weet niet , wat myne landslieden betoverd „ heeft , dat zy zich zoo geheel en al met de „ vreemde planten bezig houden , terwyl zy „ die genen, welke zy daaglyks met voeten tre„ den, geheel verwaarlozen." — Dan, het is hier de plaats niet van klagen; te minder vooral, (&) » Nefclo , quid fafcinaverit noflros , ut tota mens tmbttur „ peregrinat plantas ; Ma vsro , quas pedibus conculcamus omw nim relinquantur.'' Fundam. Rotan. pag. 24.  3 Over de Onderw; rêön , betreffinie de vooral3 daar ik meen reden te hebben, van my met de hoop te vleien, dat myne landgenoten, op het , zoo veel by hun vermogend , voorbeeld , van andere naburige natiën , vooral der Franfchen en Duitfchers , en op de aanfporing van verfcheidene vaderland - lievendc mannen (c), zich wel haast , met meer ernst, op de kennis hunner inlandfche plantgewasfen , en op de nafporing der fchatten van hun eigen vaderland, zullen toeleggen. I I. Het eerde dan, dat ik, wegens dit gedeelte der natuurlyke historie onzes vaderlands , nog zoude verlangen, is eene volledige en ten algemeenen gebruike gefchikte opgave van alle de plantgewasfen , die in ons vaderland natuurlyk voorkomen : dewyl zulk eene opgave tot eenen voornamen grondflag moet dienen voor alle verdere nafporing. Het is waar, wy hebben van onze inland' fche planten reeds meer volledige lysten , dan wel (O By voorbeeld, van den .eerwaarden heer Martin et, op veele plaatfen van zynen Katecbismus der natuur, en van den hooggeleerden beer S j. B r u g m a n s , in zyne Oratio inauguralis de plantannn indigsnarum accuratiori notitia maxime commendanda ; om van de aanmosdigingen van veele inlandfche genootfchappen , en, onder dezen, voornamelyk van den Oeconomifchen Tak dezer mautfshappye, niet te fpreeken.  Natuurlyke Historie onzes Vaderlands. t> wel van de producten onzes lands, in de beide andere natuurryken. Verfcheidene verdienstlyke mannen hebben zich bey verd, om de planten, die om de ftad of in de provincie hunner inwoning groeiden , op te fporen en bekend te maken. Zoo heeft Pelletier die van Walcheren (d), de Koker die van Haarlem CO, V"or! stius (ƒ), Sim. Paulli (g), en Schuyl die van Leyden (£) , Knyf die van Gooi. land (/), Bruman die van Zwolle'Ck^ Commelik van Holland (/), DE Gorter van Gelderland (w) en het Graaffchap Zutphen en eindelyk Meese van Fries¬ land (o), opgegeven. En onder dezen heeft de heer David de Gortkr alle deze byzondere lysten , waar van de meeste , door de geheele verandering in de kruidkundige wetenfchap , door Lijnn^us te weeg gebragt on. (i) Smonymia plantarum in Valacbria nafcentium. Met i^10 (e) Catalogus plant «rum Horti Harkmenfis. Harl. 1702 J^i&S^Sff.'!B" prope Lugaunum 'n^cw' (g~) Catalogus plantarum prope Lugdunum. Hafn. 16.52. (Zi) Index plavtarum prope Lugdunum Hc'dtlo. 1Ó72 [(i) Goylandia &C. Accedit Emmeratio plantarum. Amfl 162 I. (fc) Index plantarum prope Zwollam crescentium. Zwol]. 1660' (O Catalogusplantarum indigenarium HMandiè, Amfl. 108? * («O VoraGelro-Zutpbanka Hard. 1745. cum AppswL ' Qn) Flora Zutpbanica. Zutph. 1782. (e) FhraFrifiea. fran. 17Ó0.  io O oer de Onderwerpen' , betreffen le de onbruikbaar waren geworden , vereem'gd , tot eene algemeene Flora Belgtca , welke hy federt , vooral ook door de bydragen van veelen onzer hedendaagfche kruidkundigen , met verfcheidene planten vermeerderd , en, nog voor • weinige jaren, weder uitgegeven heeft /onder den titel van Hora VU. Provïnciarum Belgii foederati indigena. Dan , het is 'er nog verre af, dat deze lysten, en, in het byzonder, dat zelfs de laatstgenoemde Flora Jepttm provïnciarum , een volledig famenftel zouden uitmaken van alle de plantgewasfen, die aan ons vaderland natuurlyk eigen zyn. Alleen in den omtrek van Harder* wyk , by voorbeeld , heb ik 270 foorten gevonden , die de heer de Gorter in zyne Flora Gelro-Zutphanica, en ruim 90, diehyin zyne Flora VilProvïnciarum, niet heeft opgeteld. En , zo men vervolgens in acht neemt, dat ik, alleen by die zelfde ftad, byna 800 in het wild groejende plantfoorten in 't geheel, waargenomen heb , zal het van zelf zeer onwaarfchynlyk voorkomen, dat in onze zeven provinciën te famen niet meer dan 1067 foorten, gelyk dit getal door den heer de Gorter wordt opgegeven , zouden voorkomen. Ik vind, daarenboven, verfcheidene planten, als in Nederland groejende, in de fchriften van Lin-  Natuürlykf Histoiïie onzes Vaderlands. n 'Linnteus (/>) , Boerhaave (#), en zelfs nog van Clüsius (>) en-SciiEUCHzer Qs), gelyk ook in de werken dezer maatfchappy (t) , aangetekend , waar van ik geheel geen gewag gemaakt zie in de Flora van de Gorter. En móet het, eindlyk , onzen kruidkundigen iever niet een fcherpen fpoorflag geven , wanneer wy , na de menigvuldige nafpeuringen van zoo veele vaderlandfche kruidkundigen , eenen Duitfchen reiziger zich horen beroemen , van , in den tyd van flechts drie weeken , en wel in een voor de kruidkunde reeds zeer ongunftig faeifoen , meer dan zestig foorten van planren in ons land gevonden te hebben , die nog niemand, ook niet de heer de Gorter, als inlandfche gewasfen, had aangetekend Ver- (p') Gelyk Afarum eurnpceum, Hnrtus Cliffort. p 178; Pijum piaritimum, aldaar pag 369 ; Inula Hrlenium , aldaar p^g 407. & Syflema plantarum torn. III. pag. 8?4 ; Cbryfosplcnüm oppofitifcïium , Syft. plant, turn. II. pag 308 ; Mentba kirjuta , aldaar tom. IÜ. pag 43 ; Hypnum rugojum , aldaar torn. IV. pag. 486. , en met-r anderen. (q) Gelyk Hypnum filifolium, Index alter plantarum horti Lugd» Bat. tom. '1. pag 22 ; Hypnum compresfum Nècki, aldaar pag. 20; Licben aculeatus & pullus Sch ree., aldaar pag. 16 & io, en meer anderen. Cr) Gelyk Orebis batavica fexta , Hiftor. plant, rarior, p. 268. (r) By voorb. Hordeum maritimum, Agroftograpbia p 18. (t) By voorbeeld, de Weede of Ifatis tiniïoria, in het VII). Deel bi. 116 , en XIX. Deel 1. ftuk bl. 271., en de Gram* lémaritima in het XIX. Deel 3 ftuk bl 31. («) Ik bedoel den onverrnociden en fcherpzieriden Ëhr- B HAIlf 4  12 Over do Onderwérp;n, betreffende de Vervolgens zoude deze Flora ook , in het opgeven van de groeiplaatfen der byzondere inlandfche planten , meer volledig moeten zyn. Immers, men vindt 'er van verfcheidene planr ten, even als of zy zeer zeldzaam waren, Hechts eene groeiplaats aangetekend, terwyl zy, intusfchen, vry gemeen zyn, of althans in verfcheidene onzer provinciën gevonden worden (» Ja hart , gepenfioneerd Botanicus des Konings van Engeland ie Hannover , die, in 't laatst van September, cn 'i be^in van Oöober, 1782 , by wyze van uitflap, van zyne reis naar het graaflchap Benthem , ook eene reis te voer, door fomini ge fheeken van ons land , gedaan heeft. [Een man , nan wien ik , by deze gelegenheid , myne verp/ienting openlvk moet erkennen, daar hy, ook den Harderwyker tuin en tav. nen Vader een bezoek brengende , en voorts de omliggende ftreeken der ftad naaukeurig doorfnuffelende , my hierin tot zynen gezet maakt, en zoo myn lusten oplettendheid op onze inlandfche planten recht aan den gang gebragt heeft 1 Men kan deze zyne reisbefchry ving en de lyst der door hem ontdekte inlandfche planten vinden in de Nieuwe Genees-Natuur- en Huishoudkundige Jaarb. 111. deel bl. 97. IV deel bl 53 enz. ; of liever oorfpronglyk in het Hannovcrïfcbes Ma**L n\l7,b^ W ^9 ifk'> C/,lso°k in Ehrhart Beitragezur Naturkunde II. band f. 73 folgg.] 6 (■y) By voorbeeld : de heer de Gorter geeft van de Veronica triphyllos gene andere groeiplaats od , dan te DIeze in Ouerysfel . daar zy in Gelderland op de bouwlanden gemeen is. Het Crajiium Jemidecandrum en de Prunus Padus heeft hy alleen by Harderwyk aangetekend , daar de eerfte overal op zand.ge plaatfen , vry menigvuldig groeit, en de andere ook ni Holland en Overysfei voorkomt. Het zelfde geldt ook van van de Scirpus fetaceus en mucronatus , Aira carynpbyllea , CwoJuru- criftatus, Filago arvenf.s, Pbascum accuion en Aearicus mus* aar.us, die allen, niet op één of twee, maar op honderd p'aatien m ons land gevonden worden. Van de P'inguicula vulgar.is en wmjta pilofa geeft de Gorter gecne andere groëiplaatl?tt op , dan in het graaffchap Zutphen , en hy zegt zelfs in de  Natuur; yke Historie onzes Vaderlands 13 Ja men vindt 'er zelfs byna geene groeiplaatfen op de Zeeuwfche en overige tot ons land behorende eilanden , zeer weinige in Noord-Holland en Groningen , en volftrekt- geene In onze Generaliteits landen en het landlchap Drenthe , aangetekend. Nog minder voldoen onze inlandfche Flora's aan een ander zeer noodzaaklyk vereischte , dat zy , naamlyk , ten algemeenen nutte gefchikt moesten zyn. Immers , de Flora VH provïnciarum, om van de overige plant -lysten niet te fpreeken , leert ons alleen, en wel mee behulp van de Genera plantarum van Linnjeus* de byzondere foortéö van inlandfche planten onderfcheiden , en geeft ons op , uit' de Species plantarum van den zelfden groten kruidkundigen, hoe dezelve by de Bauhi mussen, by DoDONiEus, by ïVl o rison en andere kruidkundigen , vooral van de vorige eeuw , genoemd worden ; terwyl zy ^ niet Hechts, in het opgeven van de verlchillende vaderlandfche benamingen der byzondere planten , hier en daar, onnaaukeurig, en, over het geheel, nog gantsch niet volledig is ; maar van de nuttige of fchadelyke eigenfehappen en krachten onzer gewasfen volftrekt geene opgave doet. En, zon-» der de voprrede van zyne Flora Zutpbanica , dar men deze planten vergeefse!) elders in ons vaderland zoude zoeken. Beide heb ik echter ook op de Vel uwe , en de laatlte mede op de hside van Gooiland en Utrecht gevonden. B 3  H Over de Onderwerpen: , betreff.ehdè de dei zulk eene opgave, is ons al het overige vm% weinig of geene nattigheid. Hierom hebben ook de meeste nieuwere kruidkundigen de Flora's ' van hunne gewesten zoo ingericht , dat zy , by de botanifche geflachts en foorts bepaling , de verfchillende benamingen en de befchryving der byzondere gewasfen , altyd derzeiver voornaamfte bekende eigenfehappen, nuttig gebruik of nadcelen, kortlyk, hebben opgegeven ; gelyk hier van de Flijhria flirpium .helvetice van van Maller, da Flora Norvegixa van Gunner, de Stvpes horti & agri heidelbergenfis van Gattenhoff, en anderen , tot voorbeelden kunnen verftrekken , die ook. door onze Nederlandfche kruidkundigen wel verdienden nagevolgd te worden. En, zoo men oordeele , dat , door het byvoegen van zulk eene opgave , hoe beknopt zy ook gedaan mogt worden, eene inlandfche Flora te groot zoude worden, om tot een bekwaam handboek te dienen ; men late dan liever allen omflag weg van geleerde en verfchillende benamingen ( Synonyma ) van iedere plant, by onderfcheidene fchryvers, welke benamingen doch voor eerst beginnenden , en zulken, die hunne hoofdftudie niet van de kruidkunde maken , meer verwarring, dan opheldering'geven; terwyl meer gevorderden dezelve vollediger in het Syftemaplantarum van Linn^eus, een werk, welk zy doch niet kunnen ontbeeren , zullen kunnen vinden.  NAtuuRiYKE Historie onzes Vaderlands. 15 lil 9 Behalven zulk eene algemeene Flora Belgica , zoude ik nog vervolgens , in 't byzonder , ten nutte van den Landbouw , verlangen eene volledige historie der fchadelyke planren , of onkruiden , onzer bouw- en wei-'anden : eene historie , die voldoende antwoorden op de volgende vragen moest behelzen : welke onzer inlandfche planten , die op bouw- of wei-landen groejen , worden doorgaans onkruiden genoemd ? welke van dezen groejen op. fchr.de, en welke op vruchtbare gronden? welke zyn in ons land de gemeenften , en welke aan hetzelve meer byzonder eigen , dan aan andere landen ? welke zyn derzelver verfchillende benamingen , zoo wel by de kruidkundigen , als voornamelyk by onze landgenoten , op verfchillende plaatfen onzes lands ? — welke zyn , onder dezen , de meest fchadelyken , en die , op welker uitroejing men vooral behoort bedacht te zyn ? welke zyn , " in tegendeel , minder fchadelyk ; en zyn 'er zelfs niet fommigen onder dezen , die meer tot bevordering van den goeden groei der gezaaide planten toebrengen , dan dien nadeelig zyn ? —— welke zyn de , voor weilanden , fchadelyke' grasfoorten; en welke overige planten, behalven de grasfen , mag men , naar den verB 3 fchil-  iö Over de Onderwerpen , betredende de fchillenden aart der gronden , als nadeelig , en welke , als nuttig , aanmerken ? —- met welke inlandfche boomen of heesters kan men weilanden met voordeel beplanten, zonder aan het gras fchade te doen ; en welke bevorderen, in tegendeel , den grpei van fchadelyk mos , of zyn , op andere wyzen , aan de weilanden nadeelig? —r welke fchadelyke planten d^r weilanden zyn , in het byzonder , nadeelig voor het vee, en welke geven oorzaak tot byzondere ziekten van het zelve ? — welke onkruiden zyn byzonder fchadelyk voor byzondere granen of gewasfen , en hoe doen zy dezelven nadeel ? doen zy dit , by voorbeeld , door eenerlei voedfel met zekere gewasfen , of granen, uit den grond te trekken , en dezen dus van genoegzaam onderhoud te beroven ; of doen anderen dit , door de zaaigewasfen te verdikken , met hare kruipende of (lingerende wortels of ftengels , enz. ? welke onkruiden kunnen eenig nuttig oeconomisch of medicinaal gebruik opleveren , het welk aanmerklyk genoeg zy , om het nadeel , welk zy anders doen , te kunnen opweegen, en op welker uitroejing men hierom niet behoeft bedacht te zyn ? en welke zyn eindlyk de verfchillende en beste wyzen, op onderfcheidene plaatfen onzes lands gebruiklyk , ter uitroejing en vermindering der onkruiden , zoo in 't algemeen , als van Vommigen, derzelve in 't byzonder ; en welke zyn de  Natuui lykf. Historie onzes Vadeflanes. 17 de aanmerklyke vermeerderingen en verbeteringen , die nog omtrent dit ftuk ie doe.n z-j n ? Om, in korten tyd, verfcheidene dezer vragen beantwoord te zien, en dus eene vry volledige historie der onkruiden onzes vaderlands te hebben, was , waarlyk, niets gefchikter, dan het plan van den oeconomifchen tak der Hollandfche maatfehappy , welke, by hare refolutie in het jaar 1783 ? hare respeérive departementen verzocht, zulk eene opgave van de onkruiden, ieder van zyn byzonder district , te doen , om dus hier uit een algemeen register te kunnen formeren van de verfchillende foorten , die in ons land voorkomen. Het is te hopen , dat men eens eindlyk dit nuttig plan moge ter uitvoer brengen , en hier in niet flechts op het getal , de benamingen en groeiplaatfen der onkruiden , maar ook op de beantwoording der overige , zoo even door ons opgegevene, vragen , zynen aandacht vestige. Ondertusfchen zyn 'er, over fommige derzelve vragen, reeds eenige nafporingen gedaan, en verfcheidene nuttige gefchriften in 't licht gekomen , die , meest allen , in vreemde talen gefchreeven , wel verdienden aan onze landgenoten , in hunne moedertaal, bekend gemaakt te worden. Onder dezen verdient de verhandeling van den heer Gmelin, over de onkruiB 4 den  iS Over de Onderwerpen, betreffende de den der bouwlanden van Swaben eene voorname, plaats, als vooral uitmuntende in ee- ! ne naaukeurige befchryving van elke foort, ee- ! ne opgave der beste middelen tot ui roejing van ; fommigen , en eene opnoeming van derzelver ! nuttige eigenfchappen en veele* lei oeconomisch en medicinaal gebruik ; hoewel hy dlkwyls van dit nut te hoog, of, ten minlten, niet genoeg in tegenoverltelling van het groter nadeel, opgeeft. Hier toe zal zekerlyk ook behoren de verhandeling over de onkruiden van den hooggeléérden heer Brügm ans, welke, niet lang geleden , by de Berlynfche Academie der Wetenfchappen , den prys behaald heeft , doch welke ik , tot hier toe , nog niet heb kunnen bekomen. Wy hebben ook van denzelfden beroemden kruidkundigen eene prysverhandeling over de fchadelyke planten der weiden (x) , die , hoe zeer zy meer volledig en naaukeurig konde gemaakt worden in het opgeven van deze foort van onkruiden , echter zeer veele nuttige yaken. en waarnemingen behelst, die, door eene ne- ("W ) Abhandhmg von den aten des unltrauts auf den ackern in $rhw.\ben, te vinden in der Naturfor/cher, [. ftuck f 90 feqq III. ft. f. 103 feqq., IV. ft. f. 80 feqq. V. ft f. 70 feqq , & VI. ft. f. 132 feqq ; en naderhand, met verfcheiden- nuttige byvoegfels , de ujtroejing van onkruiden en de yerb. tering Tan bouwlanden betreflende , byzonder uitgegeven te Lubeck \779- ( x ) Disf. ad quafi. Acad. Divion. : qucennm. funt pkhtce inutü \sx £7 iwsaiit, auaprata inficjunt &c, Lugd. Bat. 1787.  Natuurlyke Historie onzis Vaderlands. 19 nederduitfche vertaling , wel verdienden , aan onze landgenoten medegedeeld te worden. Eindlyk , om andere fchriften van minder belang voorby te gaan , behoren hier toe ook eenige fraaje piysverhandelingen door het Bataafsch genootfchap der proefondervindelyke wysbegeerte te Rotterdam uitgegeven, over.de bomen, die men , met voordeel, aan den kant van weilanden kan planten (j) , welke echter , myns bedunkens , dit ftuk geenszins afdoen, daar de waarnemingen en het gevoelen, in de eene verhandeling opgegeven , zeer weinig ftroken met die van de anderen , en in dezelve ook maar met weinige bomen proeven gedaan zyn ; zoo dat ik hier in nog zoude wenfehen onderzogt te zien , vooreerst , of niet de volgende bomen , zonder nadeel voor het gras , op weilanden kunnen geplant worden : de Yp en Olm, Kwalfter of Lysterbefieboom , Els , Linde , Hazelaar , en Vuilboom QRhamnus Frangala') ; vervolgens, of niet volftrekt fchadelyk zyn de Beuk, Berk , Eik , Abeel , Taxus , en allé foorten van Dennen en Populieren ; en eindlyk , of men de verlchillende foorten van vruchtbomen, "Wilgen,'Esch, Eschdoorn, Vlier, en de overige inlandfche bomen, tot de nuttige, dan tot de fchadelyke , behoort te brengen. IV. Na. (y~) 7Aa dezelve in het V. deel der Fcrhandeliiigen van bib Bataafsch genoofjehap.  £0 Over de Onderwérpen, betreffende de I V. Na het behandelen van deeze meer rlgemee• ne onderwerpen , ga ik over , om van die byzondere inlandfche plantgewasfen te fpreeken omtrent welker nuttige eigenfchappen ik meen , dat , met zeer veel nut voor het vaderland , verdere nafporingen zouden kunnen gedaan worden. Hier toe behoren , in de eerfte plaats , verfcheidene planten , op onze barfte heide - en zand-gronden groejende, welke tot aanmerklyke verbetering van die zelfde gronden zouden kunnen dienen, indien men dezelve eenige zorg en culture waardig keurde ; daar men , door middel van dezelve , waarfchynlyk , veele onzer grote onvruchtbare velden in weelige landsdouwen , fchrale geestgronden en dorre heiden in goede wei- of bouwlanden , zouden kunnen veranderen. De duinen van Holland , en de zandwoestynen van fommige land-provinciën , yverig met dezelve bezaaid , zouden , niet alleen , niet meer verftuiven , maar zy zouden kunnen dienen , om beesten, en dus ook, om menfchen , voedfel te geven ( z }. Zie (z) De heer dï Ldc, van onze woe>te heide- en duingronden fpreekende , ztgt : „ Dès qu'cn la voudra fcrs^n nt, „ le Jable le plus aridefera naitre des hommes- " Zie z\ne Le'trts fbyfaues mtrgdetjur l'biftoirt ds h urn &c. t. III. p. 440.'  I\'A1 UURLYKE HlSTORIE 071ZCS VADERLANDS. tl 'Zie hier eene Iyst dier planten , welke ik , tot dat einde, vooral aan den verderen aandacht en beproeving myner landgenoten aanbeveel. Zand -rietgras of Helm - draad , ( Carex arenaria Linn. ). Deze plant , die niet ongemeen is in de duinen , op de zandige heivelden, en langs de ftranden onzes lands, fchynt, tot nog toe , den aandacht onzer natuurkundigen byna geheel ontfnapt te zyn ; zoo dat men haar zelfs eerst voor weinige jaren onder de inlandfche planten heeft geplaatst gezien ( a ). Zy had zekerlyk eene voorname plaats verdiend onder de planten , welke door de heeren van Berkhey , Dentan en Meerburg aan deze maatfchappy zyn opgegeven, om, nevens' de helm en fleedoorn de zandverftuivingen der duinen voor te komen ; en echter maakt geen dier fchryvers van dezelve eenig gewag. Zy kruipt met hare wortels zeer fterk voort , ook door het droogfte ftuifzand , en laat zich , op dezelfde wyze , vermenigvuldigen , als de helm, boven welke zy nog uitmunt, door digter te groejen , en dus den grond meer te bezetten, liet loof der plant is wel wat hard , s doch Ca) Naamlyk in de Flora VII provimamm van de Gorter , num. 760. (2>) Zie het XIX. Deel der verhandelingen, door de Hol- Iandieiie ipaaifctaappy uitgegeven,  22 Over de Onderwerp bn , hetreffende de doch kan , niet te min , gedroogd , en onder ander hooi gemengd, tot een vry goed voedfel voor het vee dienen , of ook als ftroo kort gefneeden en dus toegediend worden. Eene andere , niet minder nuttige , eigenfchap , om welke zich deeze plant aanbeveelt , beftaat in de uitmuntende medicinale kracht der wortels , welke de mtheemfche en kostbare Sarfaparilwortel zoo niet overtreft, gelyk fommigen willen , ten minften evenaart , weshalven "zy ook in fommige ftreeken van Duitschland en Pruisfen de plaats van die wortel bekleed' (c). Zee-rogge of Zee-haver {Elymus arenarins Linn.). Deze had insgelyks verdiend , meer byzonder behandeld te worden, onder de planten , die het zand by een houden, dan wel door voornoemde Schryvers gefchied is. Immers zy ftaat in deze eigenfchap volkomen gelyk met de gewone helm , en kan even zoo goed, of althans, waar deze niet voor de hand is , tot het beplanten der losfe ftuifzanden gebruikt (c") Zie over de gemelde eigenfchappen dezer plant breder by Gleditsch Differt. pbyf. aronom. fur les moyem de. diminuer let fonds Jablonneus de la Sdarcbe; & Differt. pbyj. mcon fur la manier? utile , dont on peut 'emplnyer quelques especes de la plante dite Riedgras , in Hi[loire de l'Academie roy. des fciences belles lettres , Anti 1768. pag 29 feqq. en Vermiscbtepbyficaliscb- botanisch - oecmomifcbe abhandiungen , III. band., en by Rv. uss de yiribut Caricis arenatice radicis farfnparillce vires fere fuperantibus in Nnv. a£t pbyf. med. Acad. natur curios. vol. VII. Ann. 1785* p. I feqq. & zyne Oratio %naV;guralis Tubingre 1771,  Natuurlyke Historie onzes Vaderlands 33 Drinkt worden , gelyk zy , niet alleen in de duinen van Holland , maar ook op de verwaaide zandbergen van de Veiuwe natuurlykgroeit, en dezelve , op fommige plaatfen , voor verdere verftuivingen beveiligt ( d~). Gierstgras (Panicum fanguinak Linn.). Dit is een klein kruipend gras , welk mede op onze zandige bebouwde en onbebouwde gronden zeer gemeen is , en in de onvruchtbaarlte gronden, zelfs in het ftuifzand, zeer wel voort wil , tot welks bevestiging het ook door den heer Schrrbrr en anderen is aangepreezen. Ook wordt de plant , in de d.tad , op diergelyke plaatfen in Duitschland gezaaid , niet alleen tegen de zandverftui vingen, maar ook, om het zaad , welk een zeer goed voedfel oplevert (hoe zeer het verkeerdelyk van fommigen voor de oosterfche Manna wordt gehouden ) te verzamelen (tf). Kweek- of Honds - gras Qlriticum repens Linn.). Dit zeer bekend gras , het welk , niet alleen in de tuinen en bouwlanden , maar ook aan de zeeftranden van Gelderland , Zeeland (d~) Zie Colk&ion Academique, part etrang. tom. XI. p 410' &• LinnjÈüs Amoen Acad vol. i. pag. 258. CO Zie S c.hr eb er befcbreibung der Ord'er , I rh f • & Sammiung verfcbiedener fcbriften , wekbe in'die poKcey t mcral, tmd andere wiffenjchaften einlcblaaen VI ban J tgïh Natiurl. tiftorir, II. D. xju. ft, bl. 170.  24 Over de Onderwerpen , betreffende de land en Friesland , menigvuldig groeit , zoude mede tot het gemelde gebruik kunnen dienen , en , met voerdeel, in de voorduinen en aan de {branden van Holland , kunnen geplant worden. Het is reeds , voor langen tyd , door den heer Schreber , ten fterkften aangepreezen , om het ftuifzand te bevestigen , en dorre zandvelden in weiden te veranderen ( ƒ ); en deze lof is nog onlangs herhaald door den heer Blom, die hetzelve aanpryst, wegens zyne eigenfchap, van veel hooi op te leveren, en op fiechte gronden zonder eenige mest te willen groejen Qg). Van het bekend nuttig gebruik der wortels in de geneeskunst , en tot voedfel voor allerlei vee , behoef ik niet te fpreeken. Het is te verwonderen , dat men nog geene proeven met deze gemeene plant in ons land genomen heeft, en dat ook de bovengemelde fchryvers van dezelve geen gewag maken. Klein Duin-gras ( Tkleum arenariunï). Dit gras wordt door den heer van Berkhey met regt, en meer naar waarheid dan veele andere gewasfen £A) , opgenoemd onder de planten , die C ƒ) Zie D. G. S c h r e n e it , wie der jtugfand jlebcnd , mi dürre jandfeider su wiefen ztt macben ; als ook Gmelin uber dis Vnkraute von Schvuaben , n. i i. (£) Zie Këngl. Vetensk. Acad. Ilandling. 178a. p, 244. ('i) Gelyk , by voorbeeld , de kleine Waterhanevoet Ra. vunculus bederaceus , kale Jonker {Carduus palujtris'), geeie Hj- nekam  Natuurlyke Historie onzes 'Vaderlands. 25 die in onze voorduinen groeijen, doch waar op men , wat , voor 't overige , deszelfs gebruik betreft, weinig acht gegeven heeft. Daar hec intusfchen eene plant is , die byna alleen aan Hollands zeèduinen eigen is, en, volgens LinNiEus , in weinige andere landen , en althans nergens in zulk eene menigte , voorkomt (<), mag men het zelve wel als een gefchenk, welk de natuur niet te vergeefsch aan ons land gedaan heeft, aanmerken. In de daad, men zier ,■ op veele plaatfen , de hoogite toppen der duinen alleen met dit gras zeer digt begroeid , en het doet daar dezelfde uitwerking, als de Helm op andere plaatfen. Het zaad, welke zich gemaklyk laat verzamelen , zoude dus ook op andere duinen , waar het niet groeit , het zy alleen , het zy met andere planten of heesters, kunnen gezaaid worden. Wollig Zand-gras (Holcus lanati/s') , mede een gemeen inlandsch gras , op hoge zandige velden en wegen menigvuldig vooikomende, het nekam ( Rbinantbus Crifla galli), verfcheide (bonen van St mdelkruid (Onbus), en anderen, die gewoon zyri op vochtige moerashge gronden , en geenszins in de drooge voorduinen , te groejen. Zie de Verhandel, van de Holl. Maatjch. x'x. Deel 2. ft. bl. 18 feqq. CO Zie LinnjEus Hort. Cliffort. p. 24. als ook ScheuchZek. sfn-0[ïograpbia pag. 64. & Ehrhart Reife nacb Holland sin Hunnv. Ma^as. 1. c.  &6 Over de Onderwerpen , betreffende de het geen wel verdiende aan onze landgenoten meer bekend te zyn. Het heeft zachte en fappige fteelen en bladen , en is voor het vee een zeer goed en aangenaam voedfel. De Ichapeu zyn 'er , inzonderheid , zeer greetig naar, en vreeten het , waar zy het op onze heivelden vinden, het eerst af; het maakt ook, door zyne voortkruipende wortels , de losfe zandgronden ftevig en vast ; weshalve men zulke onvruchtbaare gronden, door dezelve met dit gras te bezaajen , in zeer goede weilanden , althans voor fchapen, zoude kunnen veranderen (£). Eene andere foort van dit geflacht , de Holcus mollis , groeit insgelyks weelig in het losfe zand, en houdt het zelve , door hare fterkvoortkruipende wortels zeer wel by een ; doch is, wegens hare taajere of hardere fteelen, minder aangenaam voor het vee. Halm-gras ( Phkum pratenfe') , in Engeland limothee-gras genoemd, én ook, onder dien naam , in andere landen , zeer aangepreezen , wegens deszelfs fchielyken groei , grote bladen , gemaklyke kweeking , groei op allerlei flegte gronden r langdurig leven , en aangenaame fmaak voor het vee , vooral voor varkens (fc) Zie Schreber. befcbsib. dsr Grafer I B. f. 143. |  Natucrl^ke Historie nnzes Va.oe-lan^s, 57 Jcens en paarden ( /}. En hoewel men tegenwoordig niet meer zoo veel met dit gras fchyne op te hebben, dan wel voor eenige jaien (_m)9 zoude het echter'der moeite wel waard zyn, te onderzoeken , of het niet, op de barre duinen , en andere dorre zandgronden , waar de natuur het, op fómmige plaatfen, van zelf doec voorkomen, met veel voordeel, zoude kunnen gezaaid en aangekweekt worden. Zïtgte Dravik QBromm mollis'}, een gras, welk niet alleen by Amfterdam , gelyk de heei' de Gorïbr aantekent (n~) , maar ook menigvuldig op andere plaatfen , vooral aan zandige wegen en bouwlanden , voortkomt. Het wordt door den heer Schreber insgelyks gepreezen , als een zeer aangenaam voedlel voor de fchapen , het welk , zeer gemaklyk , door het zaad , zoude kunnen voortgeplant worden, op droge zandige gronden , tot welker verbetering en vruchtbaarmaking hy de cultuur van het zelve zeer aanraadt ( 0 Rogge- Cl) Zie Mufceuw msticum & commercials vut. f pig. 233. & Vol. II. pag. 61, KoQ'jt; A en co be pra^icai treatife.on cultivating Lticetne grajs , \'iu\ain.-iU.si>N Haustittter 1* tJieïl , & StHRKBEU bejebrei >ung der Grajer I b.in 1 f. 103. m ) Zie v. Halleu de plantis pahularibus nnperorutti J. J. in Nov Cummentar S'iciet. Reg. Scient. Gö:ting. toiD. 1. ( n) ftora V\l Hrovinciarum nurii. 102. Co) Bcfcbreibuiig dir Grajur f. 6o< c  28 Over de Onderwerpen , betreffende de Rogge-gras QLoIium per enne} , mede eei ne zeer gemeene-inlandfche plant, welke, voor eenige jaren , onder den Engelfchen naam van Rie-oï Ray-gras, zeer beroemd geweest, en ook in ons land zeer fterk ter culture is aangepreezen Qp). Ik behoef daarom niet meer van dezelve te zeggen , dan, dat zy , federt dien tyd, veel van haren lof verloren heeft Wyl het echter voor de fchapen een goed voedfel geeft, en op droge fchrale gronden wel voort wil, zoude men het, met de vorigen, als ook met het bekende Schape-gras onzer heidevelden QFestuca ovina} , tot het aanleggen van weiden , voor fchapen , op dorre heidevelden en andere zandgronden, kunnen gebruiken. Men vindt , hier en daar , by fomrmVe fchryvers , nog van eenige andere foorten van gras gewag gemaakt , die mede op droge onvruchtbare plaatfen groejen , en een tamelyk voedfel voor het vee zouden opleveren , gelyk eenige foorten van Feftuca , Agroflis ,'Aira , Nardus enz. Doch ik oordele de reeds door ons opgenoemde grasfen het meest gefchikc, en, met andere meer bekende foorten, genoegzaam , tot de gezegde eindens Dan 'er z-yir ^ behai- C p ) Zie de Nieuwe wyze van landbouwin IV. dee! bladz. 63 feqq. (i) Zie v. Haller de pjnm pdbM. tmpefi §. 7.  Nat0buï.yke Historie ohz) Zie Mufcewn ritsticum vol. 1. pag. 230 & 206 vol V lPV62Se"r°P alUlete plaatfen ' en ^alj.er de plant, pabul. nnper'. (c) Flura Lapptmica n. 240. (<0 Zie d& Go.iter Fhra VII ProvimUmn b. 517, C 5  30 Oo«" ^ OSDteftypEKfEK-j betreffende de niet meer gebruik van maakt, daar zy doch op de heigronden , en zelfs in de bosfchen, waarichynlyk , met veel voordeel, zoude kunnen voortgeplant worden, en zelfs, op veele plaatfen , haar zelve zoo wel voortplant, dat zy daar geene verdere culture zoude behoeven. i Gerwe of Duizend'-blad (Jchillea Millefo. Hum ). Deze wordt ook , als een aangenaam voedfel voor het vee , en vooral voor de fchapen , aangepreezen , tot het aanleggen van kunstweiden , op fteenachtige , zandige en onvruchtbare plaatfen. ; Kleine kruipende Brem ( Genifla pilofa ). Dit klein onaanzienlyk gewas fchynt ook , tot nog toe, den aandacht der Nederlandfche kruidkundigen ontfnapt te zyn, daar het eerst, voor weinige jaren, alleen by de ftad Zurphen, door den heer de Gorter, gevonden is ( e}. Ondertusfchen is het zelve , op de gantfche Veluwe, en op veele plaatfen in het Sticht van Utrecht en Gooiland, vry gemeen, groeit daar op de droogde en onvruchtbaarfte heidevelden, en ftrekt op die plaatfen tot een aangenaam voedfel voor de fchapen. Het kruipt , met zyne wortels en fteelen , vry fterk door en over den grond , en,zoude dus ook tot binding van losfe zand¬ en O Flora Zutpbwka p. 26. & Firn VU Proxkr. n. J067.  Natuurlyks Historie onzes Vaderland?. 37 zandgronden kunnen dienen, waar toe het zelve mede onlangs, door zekeren Schryver (/), is aangepreezen. Gemeene Akker - Brem ( Genifla tin&ona ). Deze meer bekende plant, die in ons land, op fommige fchrale velden , in de duinen , en op de heide , groeit, wordt in Zweden, op diergelyke gronden , gekweekt, tot voeder voor de fchapen (g) , het geen misfehien , met voordeel , in ons land , vooral ook , wegens het nuttig gebruik der bloemen , tot eene geele verfftoife ( h~) , zoude kunnen nagevolgd worden. De Wee of Weede QJjfatu tifj&oria') verdient ook vooral, onder de nuttige inlandfche planten , die op de meergemelde gronden wel willen groejen , opgenoemd te worden , daar zy eene zeer goede en bekende verfltof oplevert , die , even zoo wel in ons vaderland , als in andere landen, van waar zy, tot hier toe, altyd ingevoerd wordt , zoude kunnen bereid worden. Met veel regt. is daarom ook hare aankweeking, door de fchrandcre vaderlandfche natuur- Cf) Marter Veizeicbnifs der Ostreicbicben Bauwt undjlraucbjr f. 208. (g) Zie LinnjKüs Flora ceconomica in Amoen. acai. d. 1. ïag- 373- (.b) Zie onder andere Link/eus Platöe tinSoriK d.l. n- 6a,  3$ Over de Onderwerpen , betreffende de natuurkundigen B a s t e r (j ) , le Francq van Berkmey (£) en van Hazen (/_) aan onze landgenoten aangepreezen. De cultuur en beieiding dezer plant is , vooral dooiden heer Schrkbrr, naaukcurig en breedvoerig, befchreeven (m). De Wouw , die, wegens haar gebruik in de verfkunst , ook zeer bekend is, kan insgelyks op fchrale zandige gronden zeer wel groejen. De heer van Hazen heeft ook de aankweeking van deze , in zyne aangehaalde verhandeling , te regt aangepreezen (n) ; en ik behoef hier niets meer, van de nuttigheid dier culture, by te voegen., daar ook reeds de Oeconomifche tak dezer maatfchappy dezelve , door het uitloven van een aanzienlyken prys , heeft aangemoedigd. Wilde (i) Antwoord op de 'vrage der Holl. maatjehappy. „ welke bos, men of planten, ons nop by aankweeking onbekend, zou„ dejnen kunnen invoeren" enz. in de Verhandelingen derzelvs maatjeh. XIX. D. i. ft.'bl. 216. (fc) Zie zyne aangehaalde verhandel, by de Holl. maatfeb. VIII. D. bladz. 116. J (i) Verhandelingen van de Holl. maatjehappy XIX. D. l. üük bladz. 233. ( m ) Hifiorisch - phyf.\ and oecon. befchreihung des Waidtes. Zie ook Marggraf Hifi de l'Acad. Roy. de Berlin tom. XX. p 30. Han,er Hifi.fiirp. Helvet, n. 523. & Mortimer agriculture I. d. pEg. 221. O) L.d. bl. 269. Zie verder over deze plant Po er ne Ri Verjuche und bemerkungen zum mitzen der farbekonst III band f. 'I! feqq. en Mortimer agrieultWn d- 1. pag. 224 feqq.  NATHt'rt VKE HlSTCKIE OVZCS VaDLEL\ND9. 3 Wilde Rozen. Het verwondert my , dat de meergemelde fchryvers over de gewasfen , die het veriluiven van het zand der duinen zouden kunnen beletten, geene byzondere melding maken van de inlandfche Rozebomen , daar doch deze niet alleen bekend zyn , van het best, onder alle bomen en heesters , de zeewinden te kunnen verdragen , maar ook in de daad van zelf in ons land , zoo wel in de duinen , gelyk de fteik gedoomde QRo/a fplnefisfima} , als aan het zeeftrand zelve , gelyke de wilde Eglantier- en Honds-roos ( Rofa rubiginoja en caninay, voorkomen. Zoude men dezelve dan niet met, of in plaats van, de Sleedoorn , ter beplanting van onze voorduinen en ftranden^ kunnen gebruiken V De Jeneverboom ( Juniperus communis ) , verdient zekerlyk ook eene verdere cultuur op onze fchrale heide - en geest - gronden , waar op hy in Gelderland en Utrecht , op fommige plaatfen , van zelf voorkomt. Ten onregte , echter , fchynen my fommigen denzelven aan te pryzen , om , in plaats van de Sleedoorn , tot binding van het zand der duinen te dienen * dewyl zyne wortels niet kruipen , gelyk daar toe vereischt wordt, en de boom, wel op een fchrale , magere, doch tevens ecnigzins vaste, grond , en dus niet in het losfe duinzand , wil groejen. De  40 Over de Onderwerpen' , betreffende de De grote Brem ( Spartium fcoparumi) zoude met meer regt hier toe kunnen aangepreezen worden , en , wegens haai menigvuldig nut , met voordeel , op de duinen en andere fchrale gronden , kunnen gezaaid worden. Immers, niet alleen kunnen de bloemknoppen (o) , even als kappers , in azyn , tot een fmakelyk zuur , ingemaakt , en de zaden gebrand , en , in plaats van koffy , gebruikt worden ; niet alleen kan men de bomen, door dezelve met een aftrekfel dezer plant te befproejen , voor rupfen beveiligen ; de takken tot bezems, en de ftruiken zelve tot brandhout gebruiken Qp) ; maar men heeft ook bevonden, dat de bast gtfchikt is, om het leder te loojen, en zelfs even goed , als met de eikenbast (-7) Nog eene * andere aanmerklyke en nuttige eigenfchap heeft men in dezen bast ontdekt, naamlyk, dat men 'er zeer goed touw en grof linnen van bereiden kan , gelyk dit te Pifa in de daad veel gedaan wordt f>). Co) Niet de zaden , gelyk de heer de Gorter opgeeft, Flora VII Prt>v. n. 591. C?) Zie deze nuttige eigenfehappen by Gattewioff en MuaRAY , in hunne aangehaalde werken (ij) Zie v. Hallf.r Hifi. flirp Helvet vol I n 354 en de door hem aangehaalde Göitingifcbe anzeigen 1755. f. 1304. (r) Zis Hijl. de l'Academie roy. desfeiences, A, 1763. p 52, ëi Halles. /. /. V. Deze  Natucrlyke Historie onzes V/.dekxanDs. 41; Deze laatfte nuttige eigenfchap van de Brem geeft my eene gefchikte aanleiding , tot de opgave van eenige andere inlandfche planten, van welke men reden heeft, om te verwagten, dat zy, tot het maken van touw, linnen of papier, met voordeel zouden kunnen gebruikt worden ' en welke ik daarom aan myne landgenoten, ter verdere proefondervindclyke nafporing, tenerniiigften aanbeveele. Onder dezen verdient de , reeds tot andere eindens gepreezene , gemeene grote Brandnetel ( Urtica dioica) , in de eerile plaats , "enoemd te worden , daar zy , volgens het eenparig oordeel van veele kundige mannen , in gefchiktheid , van tot draden , touw, linnen , enz. bereid te worden, geenszins voor de hennep , en zelfs , volgens fommigen , niet voor het vlas, behoeft te wyken. Ik heb 'er zelfs in ons land garen vin gefponnen gezien , het welk dat van de hennep , in fynheid , witheid en taaiheid, overtrof. Ook heeft zy dit voordeel boven de hennep , dat zy veel gemaklyker, en met minder kosten , kan gecultiveerd worden , daar zy Hechts eens, in verfcheidene jaren, behoeft gezaaid te worden, en meteenen flegten , weinig gemesten , grond te vrede is. Het  42 Over de On d e r wrcnpf-n , betreffende de Het is waar , zy groeit hier te lande zoo hoo^ niet, en zoude dus zulke lange draden niet geven , als de hennep ; doch het is waarfchynlyk , dat zy , door de- cultuur , de laatfte in grootte , zoo niet overtreffen , althans evenaren zal , daar zy, in Kamfchatka, en fommige plaatfen van Rusland , tot zes en acht voeten hoog groeit. Geen wonder dan, dat men 'er in fommige landen , tot dit oogmerk, byzonder gebruik van maakt. In Rusland gebruikt men zoowel deze foort, als eene andere , aan deze vry gelyk , (de Urtica cannabina~) , om 'er allerharde jinnen of touw-werken, en zelfs klederen, van temaken. En de Chineefen verkopen dikwyls zyde ftoiTen, waarvan de eerfte fcheering van brandnetel-garen gemaakt is. Ook heeft de noeste Schaeffer vry goed papier* van dezelve gemaakt. In Duitsland en Frankryk begint men dezelve ook meer te cultiveeren en te onderzoeken jfVl). Jammer, dat ook deze nuttige eigenfchap eener zoo gemeene plant aan onze Nederlanders zoo weinig bekend, en hierom geheel verwaarloosd is. De (O Zie van Rohr Godleeretide ptantkunde bl. 193., LinNjïüs Flota occo'iomica in Amoen acrtdem. d l. pag 378., v. tl aller Hifi. flirp. Heivee vol. II n ! (514 , Hannov rifsbes Magazin 1775 f 31. & 1785 f 3^6 [MlüRUAY Apparatus nnatcamtnsoru.ni vol. IV. pag. 588 feqq.], en de Jooruezén aangehaalde fchrvvers.  "Natuurlyke His-foniË nr.zcs Vaderlands. 43, De fteelen van eene andere , in ons land menigvuldig groejende plant, de gemeene Flop ( Bumulüs Lupulus ) , kunnen ook , op dezelfde wyze , en met het zelfde fucces, als de hennep en brandnetel , tot touw , en zelfs tot even fyne ftbften , als het vlas, gebruikt worden Grote flmkende Dove-netel QStachys fy.vatica}. Deze heeft veel overeenkomst met dö grote brandnetel , en uit hare fteelen kan men , even als uit deze , touw en grof linnen bereiden. Ook eeten de koejen deze plant gretig , en geven hier door overvloedig melk Men kan ook van fommige biczen , vooral van die looit , welker fteelen aan het eind omgebogen zyn QJiincus ïhftexus} , touw en ander werk maken (v) Dat men het pit , in plaats van katoen, in lampen kan gebruiken, is bekend. Dat ook de Mekte (tHfolium Helilotus officinalis) tot dit oogmerk dienen kan , heb ik boven (IV) reeds gemeld. Flap (t) Zie-1, i n n <£u s Flora oeconom. woonlyk Zweedsch katoen of boomwol Qd}. Ook kan het pluis der zaden van verfcheidene andere gewasfen , by voorbeeld , van de Populier- (e~) en Wilgen - bomen (ƒ) , van de Onopordon acanthium , Serrulata arvenfls ^ Carduus lanceolatus , en fommige andere distels (g), als mede verfchillende foorten van het Aard-mos (Jiypnum) {h), tot de boven gemelde eindens , het maken , naamlyk , van verfchillende doffen en papier , en het vullen van kusfens , matrasfen en klederen , gebruikt worden. Zie Gunner Flora Norvegica n. 57, en v.Halleü Stirp. Hclv. tom. I. pag. 426. (O Zie Sciiaeffei d. I. env. Haller Hijt. ftirp. Hdv. tom. 11. n. 1632. (ƒ) Deze foort van pluis , welke reeds lang , onder den naam van Silelifche en Thuringifche boomwol, bekend zoude geweest zyn, is door LinnjEus in Zweden , en Pallas in Rusland, aangepreezen, om in plaats van, of ten minden onder , het katoen te gebruiken. Zie v. Haller /. d. n. 1055 & 1639. & Martlr Verztichnijs der Oitreicbifcben baume f. 5.-7. (£) Zie Gleditsch, Schaeffer en Gattenhoff op de aangenaaide plaatfen. (b) Zie onder anderen Mund vom Uakrauts f. 93 feqq. VJ. Gelyk ,  Naiü£.r:yke HiSTouiE onzes Vaderlands. 47 V I. Gelyk, uit het geen wy boven gezegd hebben, overvloedig gebleeken is, dat'er nog een goed aantal van inlandfche planten te vinden is, die, waarfchynlyk, onze droge en fchrale zandgronden met voordeel zonden kunnen bedekken ; zoo levert ons ook het vaderland verkheidene , tot hier toe verwaarloosde of ongeachte, gewasfen op, die, op lage enmoerasfige landen , of ook in het water , met geen minder vrucht, zouden aan te kweeken zyn. Zoo zouden niet alleen zulke landen , welke doch voor hunne eigenaars van weinig of geen nut zyn , maar ook wateren , plasfen en flooten , die thans niets, dan water-fcheerling, water-kervel, water-eppe, water weegbree, ferpentstongen , Myriophyllam , Ceratophylh/m , en diergelyke , zeer fchadelyke , of althans geerug voordeel aanbrengende, planten opleveren , door middel van zulke gewasfen , voor mensen en vee , voedfel verfchaffen , en haren vlytitigen bebouwer merkïyk voordeel aanbrengen kunnen. Ik zal hier dan die planten , -die ik , tot dit oogmerk , meest dienlb'g acht , ter beproeving en verdere nafporing , opgeven. I> 3 Water-  43 Over de Okdcrwfui>£\' , betreffende de Water - nooten C Trapa naians ). Deze planr, die , op fommige plaatfen van ons vaderland , in de flooten, voorkomt, geeft eene foort van nooten , die , in grootte , fmaak en voedende kragt, zeer veel overeenkomst hebben met de amandelen , en die daarom te Venetien C /_), te Jena Ck), en op andere plaatfen van Duitschland (kk)t vly tig verzameld , en, als eene aangename fpys , verk'ogt , en genuttigd worden Zelfs maken zy , in eenige ftreeken Van Zwitferland , een aanmerklyk gedeelte van den leeftocht der ingezetenen uit., die dezelve, zoo wel raauw , als tot brood gebakken, gelyk ook tot biy gekookt, nuttigen (/). Geen wonder dan, dat LiNNiEus zyne landgenoten aanraadde , deze plant , die zich ook nog , door hare gemaklyke voortkweeking , aanpryst , in menigte , in en aan de flooten , rivieren , en ineiren', aan te kweeken ; gelyk ook de cultuur derzelve in ons land , onlangs?, door den (i*> Zie Ltn N/Seus DiJJ. de plantis esculentis in Amoen. acai, Vo!. 111. pag. 81. ( fc) Zie Kufp Flora Jenenfis pag. 50. (M) Zie Mumchhausen Hausvater III. theil. (l) Zie v. Maller Hift.ftirp. Helvet, tom. I. q. £27. (m ) Op de zoo'even aangeh. plaats. [Te Kastel wordt dit gewas thans in de vyvers. , met fucce» , gecultiveerd. Zje MV8RA.y Apparat, mdicam. tom. IV. pag. 80].  Natucrlvke Histokie onzes Vaderlands. 49 den heer Brugmans , met veel regt, is aanbevolen. Vlot-gras (Festuca fluitans). Het zaad van dit gewas , kan, zo men 'er flegrs eenige moeite om wil nemen, mede een zeer goed en overvloedig voedfel opleveren ; daar het niets minder is, dan de Oosterfche of Poolfche. Manna zelve, die, terwyl zy menigvuldig in ons eigen land van zelf voortkomt , jaarlyks , uit Polen , en elders uit de Oostzee , ingevoerd , en , tot een vry hogen prys , verkogt wordt. Ik voeg dan myne aanpryzing by die van den , zoo even aangehaalden, hoogleeraar (0), om, van dit ons inlandsch voortbrengfel , meer gebruik te maken , en het zelve , op de opgenoemde , of diergelyke, plaatfen onzes lands te zaajen , waar toe het zelve zig ook nog daarenboven aanbeveelt , door het aangenaam en gezond voedfel , welk de bladen voor paarden , •zwynen en koejen opleveren (ƒ>). Nier- 00 Orat. de plantar. indig. not. cemmend. pag. 31. (») Ibid. pag. a8. 00 Zie over de befchryving , aankweeking en nuttig gepruik , zoo van de bladen , als voornamelyk'van het zaad , en de verfchillende wyze , waarop dit in Zweden , Hongarye en Polen verzameld wordt , Bruz Dijf. de gramine Manna: in \v AssiRiiERG Opp. minor, Di[Jen. med. Fase. 111 p. 90 feqq. en Houttütn Nmurlyks bifttrie 11 Deels xni. Huk bladz. 303 envolgg. D 4  5o Over Je Onderwerpen, httrr.ffcnAt &9 Nier-gras (Jlriglochin paluflre"). Gelyk alle planten , welke eenigzins zout van fmaak Zyn , een fmakelyk en gezond voedfel voor allerlei vee verfchaffen , zoo mant vooral dit gras, Welk op lage vochtige plaatfen , en in fommige lage weilanden , van ons land, niet zeldzaam is, daarin uit. Hier vin worden , volgens het getuigenis van van Hall f. r (q) , de fchapen in Zwitferland, op de weiden aan den oorfprong der Rhöne , waar dit gras overvloedig groeit , binnen korten tyd , zeer vet. Eene andere foort van dit geflagt, het Zeevier - gras ( trïglochih maritimum ) , welke aan onze zee-ftranden niet ongemeen is , is niet minder nuttig voor het vee. Te Harderwyk , waar hetzelve menigvuldig in de weiden langs de zee groeit , wordt het , door de voerlieden , voor het fmaakiykfte en gezondfte gras voor de paarden gehouden, waarom deze lieden ook , op hunne reizen , doorgaans eenige zak» ken met dit gras , voor hunne paarden , medevoeren. \_qq~\ Linn.eus en Schrrber pryzen hierom de cultuur van deze en de voorgaande plant (O Hifl.Jlirp. H-elvet. tom. II. n. Ijc8. C Het wordt, op fommige p'aatfeu van Duitschland , ïn 't voorjaar , door de raenfehen , als groente gekookt, ge-» geuten, gie Ehrhart Biitrcège zur naturk, 111. b, f. 29.1  Natuurlyke Historie onzes Vaderlands. 51 plant aan , op moerasfige gronden , vooral zulken , die aan de zee gelegen zyn Blaauwe water-wikken ( Lathyrus pain ft > is), eene inlandfche plant, die mede een uitmuntend voeder voor het vee geeft , en waar van derhalve Linnteus, met veel regt, de cultuur, op lage , dikwyls onder water ftaande , weilanden heeft aangepreezen (sj. Standel-kruid (Orchis). De Salep wortels , die , tot medicinaal gebruik , uit Perfien komen , en dus vry kostbaar zyn , zyn niets anders , dan de bolletjes van eene foort van dit geOagt, met welke de bolletjes der inlandfche foorten , volgens menigvuldige proeven , daar mede in Engeland , Zweden en Rusland genomen (/), zoo wel in kragt, als figuur, overeen komen. Hier toe p.yst Percival de Orchis mascula en latijolla, Bergius de bifoha:, mono en latifolia , en Pallas vooral de bijolia aan ; zoo dat meest alle de inlandfche foorten , en althans de gemeenften , hier toe O) Zie v. Haller d. Gattenhoff StirP. Hcidelberg. r (ï) Flora ceconomica d. 1. pag. 374, m Zie Perc vae FJJays medical and experimental pag. 37 JSFAiG us Mat mei. e regno veqetab. tom. II, p 711 v r-iA'' xilHift.fiirp. Helvet, t, II. 11. ia8a. & PAllAS „fi iwdj febied. provin-ter. des RuJJ. rticbs II b. f. j5o. J 9 J D 5  52 Over de Onderwerken , betreffende de toe gefchikt zyn. Zy groejen by ons op fchrale, vochtige, koude gronden, nevens verfchillende foorten van biezen , en diergelyke ondienftige planten , en zouden dus misfchien , met voordeel, aldaar kunnen aangekweekt worden ; vooral ook , indien het waar is , dat de gemelde bolletjes , niet alleen tot een geneesmiddel, maar ook, gelyk de heer Perci val 'beweert, tot een zeer goed voedfel voor menfchen , zouden kunnen gebruikt worden. Geeïe en witte Plompen (Nymphaa lutea en tilba). Men kan , van de wortels en bladen dezer algemeen bekende planten , gebruik maken , tot het mesten van zwynen ( u ), en voeden van ander vee (?) ; gelyk ook voornamelyk , tot het loojen van het'leder, waar toe zy, in de plaats van de eikenbast, zouden kunnen gebruikt worden , volgens de proeven van Gleditsch en Schreber (jj>_) , die, tot dit oogmerk , de cultuur dezer plant , in meiren en andere ftilftaande zoete wateren , hebben aangeraden (.r). VII. En, Zie LinNjEus Flora oeconom. d. I. pag. 369. (u) Zie y. Haller Hift. JlWp. Helvet, t. II. n. 1067. (iü) Zie Gleditsch Cbsmifcbe abbandl. 1 theii f. 21 , & Cattinhoïf l.l. (s) £Ik moet hier ook nog van twee onzer allergemeenftc , en , tot hier toe } gc-hsel onnutte, waterplanten, gewag risken ,  Natuurlyks Hjstqrk onza Vaderlands. 53 v 1 r. En , waarlyk, het zoude van een wezenlyk nut voor het vaderland kunnen zyn , dat men een genoegzamen voorraad konde verfchaifen, van zulke of andere inlandfche voortbrengfelen uit het planten ryk, welke, in de plaais van de eikenbast, tot het bereiden van het leder, zouden kunnen gebruikt worden. Zoo zouden ons hout en bosfchen aanmerklyk befpaard worden, welker behoud en aanwas van des te meer belang zyn , naar mate onze veengronden allengs zoo zeer verminderen , dat zy ons , eerlang', geene genoegzame veelheid van brandltoffe meer zullen opleveren, en wy dus genoodzaakt zullen zyn , het hout en de fteenkolen , van elders, tot de duurfte pryzen , te kopen, vooral, daar men tnaken, niet om derzelver verd're voortplanting «interaden, mvAT om het gebruik , welk van d.zeive in anJere InnHen gemaakt .wordt , op te tzeven , en, ter nsvolcjing , aan te bevelen. De eerde is de IFater- banexoet (_ Rznunudus aquatil"'), die op veele plnatfen onzes lanós de llooten en beeken ver/uit , en i!i:, op fommige plaatfen van Duitschland , tot een gezond . en veel melk gevend voedfel voor de ko;jen , vlytigverzimeld en gedr.>og ' wordt De andere is de W&ter-AhS (Strattetes AlëÜes) , eene niet minder gemeene plant, die , ■vooral op fimmige plaatfen aan den Ysfel , zeer overvloedig groeit , en die mede in Duitschland vergaderd, en kort gehakt, aan de zwynen wordt ten eeten gegeven. Z~;e Eüs.hast Üdtrage &c. 111. b. f. 27, 28 1,  54 Over de Onderwérpen , betreffende de men ook , in andere landen , over de ichaarsheid van het hout begint te klagen (j). Te regt heeft men dus, federt eenige jaren, bedacht geweest , om , zonder de eikenbast , in de behoeftens der leerlooiers te voorzien. 'De koninglyke maatfchappy der wetenfchappen te Göttingen bood , in het ja;tr 1753 , eenen prys aan dien genen aan , die eene andere gefchikte ftoffe , tot het bereiden van het leder , wist aan te wyzen , dan de bast van bomen ; en , fchoon de antwoorden , hierop ingekomen, niet voldoende gekeurd wierden , fchynt dit echter aanleiding gegeven te hebben tot de proeven , federt dien tyd , door Glkditsch en anderen, in het werk gefteld , waar uit. gebleeken is , dat 'er , in de daad , verfcheidene inlandfche planten zyn, die hier toe, met vrugt, zouden kunnen gebruikt worden , en zelfs dit boven de eikenbast vooruit hebben , dat men , by (y) „ Ileft'b craindre, zegt de heer re la Lande, dt* „ voir enfin nvinquer le bois en Europe , a caufe.de l' étonnante dé„ ftruüion , qu'on ne ceffe d'en faire, puur les b&timens, le cbauffei~ v> ge Ö3 les arts, ü pourroit venir un temps, ou des nations mêvie „ policées retomberoient dans l'ancien état de pauvreté &p d' ignoran„ ce par la difette de bois , qui entraineroit la pene des arts utiles." Zie Defcriptien des arts c? metiers tom. IV , Art du tanneur p.25. Diergelyke klagtcn worden ook gedaan door Gleditsch J;zJlructions neceffaires pour la connoiffance de diverfes plantes du païs >. dont l'ufage peut fervir a epargner les cbênes dans la tannerie des culrs. in Hifi. de l'acad, royale des fciences belles lettres A. 1754  Natuurlyke Historie onzes V'ADBfffcAUD». 55 by derzei ver gebruik , de kostbare run-molens kan ontbeeren , daar die planten flegts grof gefnceden of geftampt behoeven te zyn. Ik zal, dewyl men in ons land hier over nog niet gefchreeven , veel min proeven in 't werk gefteld , heeft, hier eene korte opgave doen van zulke inlandfche gewasfen, als, tot dat oogmerk , best bevonden zyn , en tevens , in de grootfte veelheid , in ons land, zouden te vergaderen , of aan te kweeken zyn; op dat myne landgenoten , omtrent dezelve , verdere proeven en nafpeuringen zouden kunnen doen. In het noordlykst gedeelte van Europa, waar de eikeboinen minder weelig groejen , bedient men^ zich , zeer algemeen en met het zelfde fuccès , tot het loojen van het leder , van de Beer en-druif ('Arbutus' uv&.urpT)een heestertje, welk daar op deallerzandigfte en droogfte gronden groeit (z), en ook in ons land, hier en daar , hoewel zeldzaam , gevonden wordt, en welk ook , waarfchynlyk, op onze onvrugtbaarfte heidevelden, weelig zoude groejen, indien men hetzelve daar wilde aanku eeken. Overvloediger groeit in de bosfchen van Gelderland , en andere llreeken onzes vaderlands, de (a) Zie LlNNyEUS FLta oecomm. d. !. pag. 365. & Pallas A.i/e ving dis fUaJifehe rtub 2 tb, t". li,  5ö Over de Onderwerpen, betreffende 'e de Blaauw- besfe- firn ik {Vaceininm myrtiU lus ) , welke , door den heer Gleditsch , word' gefield in kragt met de voorgaande overeen te komen Q a }. Zelfs zegt van Haller dat het le¬ der met de gemeene heide ( Erica valgaris), even als met de eikenbast , zoude kunnen bereid worden , iets , het geen vooral , door nadere proeven, verdiende onderzogt te worden. Dat dezelfde kragt ook aan de gemeene grote Brem QSpartium fcopatium) toegefchreeven wordt, heb ik boven (\\Y) gezegd. Ook komt het my zeer waarfchynlyk voor , dat de bast en bladen van verfchillende inlandfche Wilg- foorten , wegens hare uitnemende famentrekkende kragt, hier toe dienftig zouden kunnen zyn \ gelyk hier toe ook fommige foorten , vooral de Salix caprea , in Denemarken, veel gebruikt worden (c}. De (a) Alba-id'.ungen d 1. f. x'. & Hijl. de l'acai. de Berlin 1. d. pag. 124 Zie ook de i".a Lande Art iutanneitr pa^. 26 en, in het algemeen over 1rze planten, Du«am>r jur'jcs plantend» Jlringentes indiger.es inNouv. mem.de l'acad. de Üyon Anii. 1783. prg 85 feqq (6) Hift tlirp. Helvet, tom. I. n. löli (c~) Zie 'Re ti ss) Kentnip dererjepiger pftantn, diefarbern tlnd mablem £fc. zum nutzen gertichen kinnen f. 743,  Natuuri.vke Historie onzêt Vadekmxds. 57 De inwoners van de Orcadifche en Fero's eilanden gebruiken , tot het zelfde einde , de wortel van de lormentille of Zevenblad ( 7ormentïila erecta) , welke , wegens hare by uitftek famencrekkende kragt, ook in de geneeskonst , wel bekend is. Men heeft door nieuwere proeven, in Engeland, de eigenfchap dezer wortels tot het leer-loojen zoo wel bevestigd gevonden , dat het leder, daar door bereid, zelfs Heviger bevonden is, dan dat, welk, op de gewone wy ze, gehard wordt (d). Men zoude, zo dit ook hier te lande dus bevonden wierd , deze plant met voordeel op onze heidevelden en duinvalleien, waar zy van zelve reeds vry overvloedig groeit, kunnen aankweeken. Hier toe behoren verder de inlandfche foorten van Na gel kruid ( Ge urn urbanum en rivale) ( e ) , welke, misfchien des te beter, hier toe gefchikt zyn, naar mate zy meer in beftanddeelen fchvnen overeen te komen met de eikenbast (/). Ver-. (d) Zie Mufasum ruft. ctmmerc. yol UI. part. 3. pag. ijr Gleditsch Abbandlung. f 19, & v. H aller Stirp Helvet. tom 11. n- 1117. C«) Gleditsch Abhandl, f. 18 , & Hijl. da l'acad. royale di Berlin l. d. (ƒ) Zie Durande d. 1. pag. 93. ,t  5':] Over de Onderwerpen, betreffen .e de Vervolgens heeft ook de heer Gleditsch hier toe aangepreezen de wortels van het geel of yalsch Lisch QJrls Pfeud-acorus) (g), eene plant , die zeer gemeen is in ons vaderland , aan de kant van flooten , vaarten en graften , en waar van dus de zware dikke wortels , in menigte , zouden kunnen vergaderd worden. Tot de gemeende planten , welke nog verder hier toe dienftig bevonden zyn , behoren de verfchillende fooiten van Varen , vooral de Po/ypodium Filix mas en F'uix jemina , en Pt er is aquilina, de Heer moes en Paardeflaait ( Kquifetum aryenfe en palullre ) , de Boks* baard (Spircea ulmarla)^ Muizen-oor Cfimracium pilofella ) , de foorten van Vy• f vinger kruid ( Potentilla en Comarum) , van Batig of Zuring ( Rumex ), van Bramen (Rubus), en meer anderen , over welke men de aangehaalde fchryvers kan nazien. Doch , onder deZen , maakt zich de grote Bosch - varen ( Pteris aquilma ) , wegens hare nuttige eigenfehappen, onzen byzonderen aan" dacht nog waardig. Het leder kan, door middel dcrzelve , zeer wel bereid worden ; in het byzonder, worden de fchape - en geite huiden daar ig) dbbandt. f. 23. & Hifi. de l'a.ad. de Beriin 1. d. Zife ock Durande /. d. pag. oi.  Natuurlyke. Historie onzes Vaderlands* 59 daar door tot dat foort van leder bereid j welk men korduaan noemt (h). De boeren kunnen dezelve gebruiken , in de plaats van hun koornftroo , welk zy voordeeliger kunnen verkopen , en winnen ook nog daar door in da veelheid van mesr. De asch van de gedroogde en verbrande plant zoude vooral , tot verfchillende gebruiken , nuttig kunnen zyn ; daar zy meer loogzout bevat , dan eenig hout (/) , welke ook van eene geheel andere aart is, dan die van andere planten ( k ). In Engeland maakt men 'er .ballen van , die aldaar , in de plaats van zeep of ander loogzout , in linnenbleekeryen gebruikt worden (/); en in Frankryk , gebruikt men dezelfde asch , in de plaats van de foda of potasch , tot het maken van zeer fchoon glas (w). Het zoude dus te wenfchen zyn , dat hier toe , ook in ons vaderland , waar dese plant overvloedig in de bosr fchen groeit, proeven genomen wierden , om dus j (ft) Zie Gleditsch Abbandl. f. 33. & Itift de l'academ, de Berlin Arm. 1778. pag. 41. (i) Zie Leonhardi Anmerk. aaf Macquer Chymifch/ aoSrterbucb. ( k ) Zie Gmelin de falibus alcalibus fixis plantarum in Comment. acad. jcient. Petropolit. vol. V. pag. 292 (») Zie Colïeiïion academique^ part. etrang t. XI. p. 424. (w) Zie Gerha*rd fur une nouvelle fabrication de verre iri Nouvelles memoires de l'academie royale des fciencis cjf belles lettrei Ann. J783. pag. 114. È .  Co Over de Onderwerpen , betreffende de dus , in gevalle , dat deze eigenfehappen bevestigd wierden , eene grote menigte hout, welke jaarlyks tot potasch gebrand wordt, te fparen, en ook het gebruik der uitlandfche kostbare foda minder noodzaaklyk te maken. VIII. Doch 'er is misfehien nog een ander middel, 6m de foda voor de fabrieken tot een minderen prys te bezorgen, wanneer men, naamiyk, dezelve, even als in Spanje en andere landen , uit onze inlandfche zee-planten, die men, hier toe , in lage, moerasfige gronden, aan de zeeftranden , in menigte zoude kunnen zaajen , wilde branden. Ik weet wel, dat men hier toe in ons land reeds eenige proeven met de Zee-grappe (Saücornia herbacea) , genomen heeft , die niet aan het oogmerk hebben beantwoord , en dat men, uit de gebrande asch dier plant , wel gemeen keuken-zout , maar geen mynftoffelyk loogzout, welk doch het wezenlyk deel der foda uitmaakt, heeft kunnen bekomen ( ») : dan , het komt my niet onwaarfchynlyk voor , dat het min gelukkig fucces dier proefnemingen toe te fchryven zy aan de byzon- («) Zie Ba ster Natuurkundige uitfpamzingsn II. tf. vi.ftuk Mada. iai en vojgg.  Natüürxyke Historie onzes Vadsrlanes. fit byzondere wyze van bewerking en branding , daar toe gebezigd , en das , dat dit ons den moed niet moet doen verliezen , van nog eens goede foda uit onze zee-planten te kunnen bekomen. Immers , om deze te verkrygen , moeten de planten niet versch en groen gebruikt worden; maar zy moeten eerst volkomen droog zyn , gevende zy anders , gelyk men ook in Frankryk heeft waargenomen ( o ) , zeer weinig goed loogzout. Ook moeten zy niet in ee • ne opene kroes, maar in een digt gefloten oven , door een zeer fterk vuur , waar door hec keukenzout, in deze planten bevat, meer ontbonden , en deszelfs zuur uitgedreeven wordt, verbrand en verteerd worden. En ik weet dan geene reden, waarom men niet, hier te lande, even zoo wel goede foda , uit de gemelde en diergelyke planten , zoude kunnen krygen , als in andere landen , in Syrien , Languedoc , of ten minften a!s in Zweden Qpy Doch , bevindt men , niet te min, by herhaalde proefnemingen , dat uit deze of andera foor- (o) Zie MazÉas Obfervations fur 1'alkali des plantes marines , é? lts moyens de le rendre propre] aux meutes ujages que la faude, in Mem. de matbem & pbyj. préjentés ü l'academie roy. des fcitv.ces tom. V, pag. %6§. (|0 Linn^üs zegt rari des Zes-grappe : » NoftratibU; .„ nulla aptior in bunc ujum planta , quam diQa." Maitr. mtdica cdts, uit, pag. 36", , EU  6i Over de Oxderwfupev , betreffende de fooiten van inlandfche zee-planten geene zuivere foda te bekomen is , men zal 'er echter een gemeener foort van mynltoffelvk loogzout I uit kunnen bereiden , het welk , fchoon het al minder dienftig mogt bevonden worden, tot linnen- bleekeryen , of tot het maken van zeep , ten minden van een zeer goed gebruik zal kunnen zyn in de glas • fabrieken. Op de kusten van Frankryk , vooral van Normandië , maakt men dus eene foort van foda , uit allerlei zee planten onder een gemengd, vooral uit het Wier QZostera), en Zee rui (Fucus), welke foda, onder den naam van Varech, bekend is, en wel in andere opzichten, minder deugdzaam is, doch voor de glas - fabrieken , even goed is , als de foda van Alicanten (q) , aan welke zy ook , tot andere gebruiken, door het bydoen van eenig falpeter , geheel gelyk kan gemaakt worden (V). In Engeland wordt, desgelyks, uit het Zee wier, Zee-rui, en andere planten, eene diergelyke foda gebrand , die daar Kelp genoemd, en tot het maken van zeer goed glas, aluin en zeep , gebezigd wordt. De heer Bas ter , te regt begrypende , dat dit ook , met voordeel, in ons land zoude kunnen nagevolgd worden , heeft ons daar toe eene breed- voe- \ ■ Ü "> 'Mt C A D* T, AmA1ïe de k f™*' & Vancb, in Memoires at i academie roy. des jetences Ann. 1767. pag. 492. (r) Zie Mazèas op Jeaangeh. plaats, pag.-504.  Natüurlvke Historie onzes Varlrlands. 63 voerige befcjhryving gegeven van de wyze, waar op die planten ingezameld , gedroogd , en tot help gebrand worden Qs~). Zo eindlyk ook dit niet bevonden wierd, der moeite en kosten waard te zyn , zoude ik voordellen , of men niet nog een ander nuttig gebruik van onze zee**- planten , en vooral van het gemelde zee rui en zee-wier, zoude kunnen maken, naamlyk tot het bemesten van-zandige, digt aan zee gelegene, gronden, by voorbeeld', die der duinen, welke zy, wegens hare fiymige zoutheid , eene byzondere vrugtbaarheid zouden kunnen geven , en waar toe dezelve ook , op de eilanden van Scilly, en in Frankryk, met veel fuccès, gebruikt worden (t). Eindlyk kunnen ook de gemelde planten een uitnemend gebruik hebben , in de geneeskunst C u) , in de verf kunst ( v") , en tot voedfel voor het vee ( w ) , waar omtrent men de aangehaalde fchryvers kan nazien. IX. On- (,r) Op de aangehaalde plaats zyner Natuurkundige uitfpann. bladz. 138 en volgg. (O Zie Raster d. I. pag. 141, & Buciioü Lettres periodiques fur la culture des végétaux £?c. t. IV. p 305 f<-'qq. («) Zie onder anderen Baster l. c. pag. 134 & 135. (u) Zie LinnjEüs iter Gotbicum & Ruchoz d.l. (w) Zie LinnjEus Flora oectnom. d.l. pag. 387, RasTSR i.cvj en Gun neb. Flora Norvegica pag. 10. E 3 .-,.... -- >"  ■fi4- Over de Omverwerpen , betreffende de I X. Onder de inlandfche planten , welker nuttige eigenfehappen , tot hier toe , in ons vaderland weinig onderzogt zyn, behoren ook de Mosfen geplaatst te worden : en , geen wonder, daar ook zelfs de botanifche kennis van dezen byna geheel onder ons verwaarloosd is Qx). Dat ondertusfehen van veelen derzelven, vooral uit het geflagt van de Lick-en , een voordelig gebruik kan gemaakt worden , is gemaklyk op te maken , uit de waarnemingen , vooral buiten 's lands, met dezelve gedaan, van welke ik hier, om tot verdere nafporing aan te moedigen , kortlyk eenig verflag zal geven Qxx"). Lichen rangiferinus. Dit is een mos , dat \\\ de dennebosfehen, en vooral op de heide- (x) „In muscis nihil valet Belga ullus ; hos totos cepit 4> exoticarum plantarum amor." Zoo fchreef LinkjEus ■uit Holland aan v. Haller. Zie Epift. erudvir. ad Hallekum vol. I, pag. 292. (xx) £De academie der wetenfchappen te Lyons oordeelde hei nuttig gebruik dezer mosfen, zoo wel in de fabrieken als in de geneeskonst , van zoo veel belang , dat zy, hieromtrent, onlangs, eene prysvraag voorftelde , waarop de antwoorden van de heeren Hoffmann, Amoihcux en "Willemet, welke allen, door hunne proefnemingen engefchrifcen over de Lichens en andere inlandfche planten , met ■veel lof bekend zyn , den pryg behaald hebben , onder welke vooral dat van den ecrstgemelden veele nieuwe gewigtige ürogven omaent dit onderwerp behelst, j  Natuurlyke Historie onzes Vaderlands. 65 velden, van ons vaderland , zoo menigvuldig groeit, dat deze 'er, op fommige plaatfen, geheel wit van fchynen ; zoo dat het wel der moeite waardig fchyne , hier van eenig nuttig gebruik te maken. In het noordelyk gedeelte van Europa is dit mos niet alleen het gewoon voedfel der rendieren , maar het wordt daar ook , op fommige plaatfen , zorgvuldig vergaderd , tot een herfst-of winter-voeder voor het rundvee , het welk daar van vetter wordt, en meer melk en boter geeft, dan van hooi of ander voedfel Qy). In Canada kookt men zelfs eene foupe van dit mos , welke veel de fpys is der aldaar wonende Franfchen (s). Het laat zich best in het najaar, wanneer de grond nog, na gevallene regen, nat is, door harken of voiken verzamelen. Inzonderheid zouden onze Lichen's tot de verf kunst dienftig kunnen zyn De bekende örfeiiïè , die zulk eene fchone rode of purpere kleur geeft, is niet anders dan een foort van deze Lichen (L. Rocella LiNNiEus) , welke zelfs, door Boerhaave, onder de inlandfche gewasfen , wordt aangetekend (0) ; hoewel (7) Zie Collettion academïque, part.étrang. tom. XI. p. 400, & tlaiiEï Hift.fiirp. Helvet, tom. III. a. 1957- (2) Zie Kalm Reize naar Noord-America II. d. bi. 134. (a) Coralhides a. 3. Zie zynen Index altsr plajitwnm ^rt} Lughmo-ffatctvi tom, I. pag. jo. E 4  C'6 Over de Onderwerpen , betreffende de wel deze grote man hier in misfehien , door de gelykheid van andere fooiten van dit geflagt, misleid is , daar de Orfeille , tot nog toe, byna nergens anders , dan op de Canarifche eilanden, en op die van de Levant, gevonden is. Doch, behalven deze, zyn 'er zeer vele anderen , die, behoorlyk bereid, wegens hare fraai" iieid en vastheid van kleur , niet voor de Orfeille behoeven te vvyken; gelyk dit, onder anderen , mede kan blyken uit de proefnemingen met verfcheidene inlandfche foorten , hier toe, door den heer van Berkhey, in het werk gefield O) : dan , het is jammer, dat men nog uit de namen , welke hy aan die mosfen geeft, nog uit zyne aanhalingen van Dillenius , kan opmaken , welke foorten hy daartoe gebezigd en best bevonden heeft (c). Dit alleen kan men 'er uit opmaken, dat de Lichen c.iHcarls , welken hy het mos der beukebomen noemt, Cf) Zie zyne Verhandel, over de beste middelen om onze landen ten meesten voordeelt aan te leggenl, in het VIII. deel der Verband, van de Holl. maatfeh. der wetenfchappen bl, 114. (O By voorbeeld het mos , door hem in de.duinen gebonden , het welk volmaakt de Orfeille geleek , is, volgens zyne aanhaling van Dillenius, eene Ulva oïTremella, het •welk geheel onwaarfchynlyk is; gelyk ook het leedwee moncb tvt ons duin met geene waarfchynlykheid eene foort van Flap (Conferva) kan zyn. Of het mos, door hem, eenvoudiV Koraalmorscb genoemd , welk eene heldere rode kleur gaf ' %\Q Lichen parietinus zy , gehk v. Haller. QHifi. fiirp. Helvet. tom. III. n, 2021.) meent komt my ook zeer twvffeiaeha t'g Vim  Natuurlyke Historie onzes Vaderlands. 67 noemt , de hoogde rode kleur geeft. Doch ons gezegde kan overvloediger blyken , uit de proeven , met deze Lichens , in andere landen genomen ; volgens welke, de volgende mosfen vooral dienftïg bevonden zyn, om eeue rode of roodachtige verfftof te geven : Lichen pntnaftri. Deze groeit menigvuldig aan de takken en Hammen van oude bomen , en wordt gezegd, tor het gemelde gebruik even diehftig te zyn, als de Orfeille zelve ( d\ Lichen faxatilis. Deze wordt ook zeer veel, aan allerlei bomen en fteenen , gevonden, en <. zoude , daar zy onder de grootfte foorten van dit geflagt behoort , zelfs in groter veelheid te verzamelen zyn , dan de meeste anderen. De Gothlanders en Oelanders verwen hier. mede eene rode en purperachtige kleur , volgens L1 n n je u s (e) ; en een later reiziger verhaalt , dat 'er in Engeland , by Leith , eene fabriek Zie de Necker Delicice Gallobelg. fylvejïr. tom. II. pag. £15 , We|s Planten rrypto^am. Flora Gctttingenjis pag. 74. , a|g ook D AM «OBRNCï Recueü de procédés d' experiences fur les teintures falides, que mis végétaux indigenes communiquens auxlaines, Paris 178CV pag. 244. Het is jammer, dat deze uitmuntend© fchryver , die , in dit werk , verflag doettvan zeer veele belangde proefnemingen over het nuttig gebruik van inlandfche eewasfen in de verf kunst , byna geene proeven met Lichensjheeft in 't v/erk gefield. Ce) lier oeland. pag. 35, Plantae tinttoriae 11.98. in Amienit. ecqd. vol. V ; zie ookSGüNNER Flora Norveg n. 210, Hallür E 5 $RVg,  6g Over de Onderwerpen » betreffende de fabriek is, waar men eene 'fchone rode kleur uit dit mos bereidt , tot het vergaderen en gereed maken van welk alleen, zich tweehonderd menfchen bezig houden (ƒ). Lichen omphalodes Deze , by ons minder gemeen , wordt mede in Engeland en in Zweden , vooral door den gemeenen man, tot eene diergelyke verfltof gebruikt Qg). Lichen calicaris Qh"). , - Lichen farinaceus (Q„s Lichen calcareus Lichen puftulatus (/). Lichen pertufus. Misfchien zoude deze foort , die , in ons land , vooral op de beukebomen , gevonden wordt, als verfftofeven goed Stirp. Helvet, tom. III. n. ion , & R eusï Kemmfs dererjetiiger pflanzen , die mahlern undfarbem zum nutzen gereicbe» kannen Leipz. 1776. f 768. (ƒ) Ferber Beitriige zur mineralgefehicbte verfcbiedener [Snder, I theil f. 455. (g~) Zie Dilleniüs Hiftoria mufcorum XXIV. 80. p. 186., & Linnïüs DiJJ. cuibono §. 7 , in Amoenit. acad. vol III. pag- 24- Qb) Zie ue Neccer op de aangeh. plaats f. 514. (i) Aldaar, (fe) Zie Dilleniüs op de aangeh. plaats XVIII. 8. p„ J2?„ (O Zie Rebss aangehaalde werk f, 770. Zie ook Gukh er Flora Norvegica n. 542.  Natuuulyks Bistörïe onzes Vaderlands. 69 goed zyn , als de bekende , en ook in ons vaderland gebruikt wordende (_m), Par tik iï/iuyergne ( Lichen parellus), aan welke het zoo gelyk is, dat men deze beiden te voren in foort niet onderfcheidde. Eindlyk gebruikt het gemeen volk in Zweden , ten zelfden einde, meest alle foorten van korstachtige boom - en fteen- Lichens, ondereen gemengd Tot eene geele verfftof worden de volgenden aangepreezen , of ook op fommige plaatfen , vooral in Zweden , gebruikt : Lichen parietinus (0). Deze is byna de allergemeenfte foort van dit geflagt in ons land. Lichen candelarlus (j>). Ook deze is aan bomen , en vooral op oude muren en daken , zeer gemeen. Lichen juniperimss (^), Lichen fm) Althans volgens Fe rb er , die zegt hier van een fabriek te Amfteriam gezien te hfcbheE ; zie zyn aangehaald^ •werk , 1 theil f. 378. O) Zie Reuss d. 1. pag 768. (0) Zie Linn. Plantm tinftoria; n. 94. & Reuss f. 772. (p) Zie I-in njEüs it.Oeland. pag. 36, Plant- tinS. n. 95". & Reuss f. 766. C qj Zie Linn, Plant, tinei. p. otft & Rebss. f. 770.  70 Over de Onderwerpen, betreffende de Lichen croceus (V). Lichen vulpinus (\s~). Lichen plicatus Het zoude inisfehien der moeite wel waard zyn , met deze , of ook andere , in ons land voorkomende , foorten , proeven in 't werk te Hellen , waar toe fommigen in onze duinen , heidevelden en bosfehen , in genoegzame voorraad , zouden kunnen verzameld worden ; zoo dat het niet nodig zoude zyn , al ware het ook mooglyk , het plan van den heer van Berichey te volgen , om de hiertoe best dienende foorten aan te kweeken , of wel het zaad yan de Orfeii/e , tot dit oogmerk , te ontbieden (u) ! X. Behalven de gemelde mosfen , levert ons land nog eene menigte van andere gewasfen op, welke , tot hier toe, by ons, in geen gebruik, in (r) Linn. ibid' n. 97. (j) Dezelfde in DiJJ. cui bono l. d. O) v- Hau» Stlrp. Helvet, n. 1971. (w) Zie Verhandelingen van de Holl, Matffcbtippy Vlll. deej bktdz. 116.  Natvurlykk Historie onzes Vaderlands, yi in de verf kunst echter zeer dienftig zouden kunnen zyn, en, gemaklyker dan de mosfen, zouden kunnen verzameld en aangekweekt worden , waar van dus een verder onderzoek voor het vaderland zeer nuttig zoude kunnen zyn. Ik zal ook van de voornaamlten van dezen hier eene korte optelling doen , en de fchryvers opgeven , die , over de befchryving en wyze van bereiding, breder hebben gehandeld; terwyl men de plaatfen , waar dezelve in ons vaderland groejen , voor het grootst gedeelte „ opgegeven kan vinden in de flora VIIprovïnciarum van de Gorter. i Tot Zwart verwen , worden, voornamelyk, de volgende planten aangepreezen, om , het zy alleen , het zy met by voeging van eenig yzer, gebruikt te worden : Water - Jndoorn ( Lycopus europaus ) , de geheele plant ( Wirft (Sakx caprea), de bast (w). Lyster- (ai) Zie Hill Hl/lor y ef plants pa?. 15, Linn^e Planttz tinBoHce n. 3, Haller Hi[t. Jiirp. Heivtt. t. 1. n. 22, Reuss Kentnifs Jfec. f. J2. (w) Revss d. 1. f. 743.  72 Over de Ondkhwehpen , betrejfcr.de de Lysterleften-boom QSorbus aucuparia"), de bast (x). Elfen - boom ( Betula alnus ) , de bast en fpruiten (j). Note-boom Qjuglans regia) , de fchil der nooten Qz). Esfchen - hoorn Q Fraxinus exceljlor ) , de bast (ö> Zilverkleurig Vyf-vinger-kruid {Potenfrfla argentea), de geheele plant (Z>). Tot eene geele kleur , zyn inzonderheid de volgende planten best bevonden: Groot Baviks - kruid ( Heracium umbella* tnm) , de plant zelve ( c ). Wilde Kamille ( Matrtcaria Chamomilla ) , de plant met de bloemen Qd)> . Duive- (x) Raster in Verhandelingen van de Hollandjche maatfebappy XIX. deel i. ftuk bladz. 183. (y) Reuss f. 704, Dambourney Recueil d'experiences &c. pag 57. (2) Reuss f. 732, Dambourney pag. 117. (a) Reuss f. 763, Dambournby pag. i%6. (fc) Creel Cbemifche annalen II band, f. 113. (c) LinnjDus Plant, tintt. n. 65, Reuss C 590* f/i) Reüss f. 664.  Nat'CüRT.YKb Historie onzet Vaderland?. 73 Duivekervel {Fumaria officinalis') , de geheele plant (e). Water- Boelkens- kruid (_Bldens tripartita en cemua) , de plant zelve (ƒ). Knoopkruid (Centaurca Jacea") , de geheele plant (g). Kleine Rh's/en (Xanthium ftrumarium), de geheele plant ( h ). Grote Brandnetel (_ Unica dioica), de wortel en de bladen ( i ). Eene foort van Distel (Carduus heteiophyllus ) , de bladen ( k ). Vuilboom (\RhamnusFrangula*), de bast en onrype besfen (l). Wegdoorn CRhamnus catkarclicus'), de bast (jri) Poel- (ff) Zie voorn! Damsourngy pag. 187. (ƒ) Pallas Reije durcb verfibiedene Provinzen des Rufs reichs 1 th. f. 61, LiNNfim Plant, tinei. n. 68, Heuss pag 6*7 Dambourney pag 85. *' (f) Linn^eus d 1. n 71, Reuss f. 993. (ê) Linn^us n 21, Reuss f. 711. (i) Reuss f. 70!. (fc) Pallas op dezelfde, even aangehaalde, plaats. Ciy Linmbs n. 19, Baster op de aangehaalde plaats bladz. 181, Marter Ostreijcbkbsn bilume f.136, en vooral Dambourney pag. 95. (m) Linn^ws n. 20, Haii.br. H0./lirp. Helv. n.824, « es;«8 £ 257. ^'  74 Over de Onderwerpen , betreffende de Poelruit Cflhalitlrum flavum) , de wortel en het loof (»). Agrimonk QAgrimonia eupatoria), de geheele plant ( o ). Wilde Angelica ( Angelica Sylveftris) , de wortel en de geheele plant Qp ). Gemeene Heide (Erica vulgaris) , de geheele plant Sarazyns - kruid ( Ariftolochia clematitis ) , het loof (r). Schel-kruid QChelidonium majus ), de wortel en het geheele kruid ( j ). Berberis (Berberis yulgarïs) , de wortel en de bast Zwarte Peppel of Populier (Populus nigra), de jonge takken en de bast , gelyk ook die der andere foorten van dit geflagt Berke* (»") LinnjEüs n. 53, Reuss f. 456. Co) Dambournet pag. 68. (p) Dezelfde pag- 78. (g) Dezelfde pag. 121. (r) Dezelfde pag 71. (O Reuss f. 434. (t) LiNNiEus n. 27, Reuss n. 27, Marter f. 163. («; DAMBouiiNEr pag. 287.  Natuurlyke Historie onzes Vaderlands 75 Berke-boom {\Betula alba~), de bladen (V), Laurier- b/adige Wilge-boom ( Salix pentan* dra ), de bladen (w ). Gagel QMyrica Gak), de bladen Haag-beuk (Carpinus Betulus~), de bast Q). Duivels-beet (Scabiofa Succlfa), de geheele plant (2). Spring • stfrf/r/ (" Impatiens Noli tangere ), de geheele plant /^o^ ^/org iVie/e/ ( Stachys Jylvatlca) , da bladen (£> Water peper en P Geel of yalsch Liseh (Iris Pfeud-acorus') , de bloemen (hy Ganze-bloem (Chryfamhemum fegetuni), de bloemen (*/). , Gal- of Pink fier- bloem (Caltha paluflris}, de. bloemen (ky Patlg (Rumex acutusj , de wortel (/). En eindlyk het loof van meest alle planten, die eene geele bloefem hebben (my Tot (e) Reuiï f. 377. (ƒ) Dezelfde f. 238. (jO LinmjKus p. 11,, V. Halleu Stirp. HiId. tom. I. n. 711., R e cjss f. '303. ( b ) R e 5 s s f. 24. (i) Linn mu,t n. 70. (i) Dezelfde n. 54. (/) Reuss f. 2Ï8 , Gmblin Unkrüuti n. 69. € C?w) Hellot Tbeorit cbymique de la ttinture des éteffes ?B Mem. de l'acad. rty. dis fcitqftc Anu. 1731. pag. 70.  Natuur f,v kg Historie onzes Vaderlands. 77 Tot eene rode , paarfche , of bruinachtige kleur , kunnen de volgende plancen gebruikt: worden : Water- vvf- vinger- kruid ( Comarum paluflre ) , de wortel ( n ). lormentille ( Tormentilla ereUa j , de wortel (0). Smeer - wortel (Symphytum officinale) , de wortel (p). Steen - zaad ( Lithospermum arvenfe ) , de wortel Geel Wal - Hroo ( Gaiium verum ), de wortel (r). . Wit Wal- flroo Q Galium Mollugo ), de wortel ; en voorts die van meest alle planten , .welker bladen ftarvormig om den fteel geplaatst zyn (plantatum & quadrang'ilare') , de bloejende plant (i). Vlier (Sambucus nigia) , de besfen (X'). Zonne- Damhobinet pag. 69. C'i) Reuss pag 391., Majtei pag. 201., Dambour. Sey p»g 76. (O Dambourney pag. 71. 'j Dezelfde pag. 320. (£) LiRitxQ! n. 3., y. Haller n. 530., en vooral Reuss f. 4. (i) Gbjelin Utikraute n. 26, Reuss f. 460. (i) Reuss f. 578, Murray ^pfar. meimia, vol. II* (ft) t. Haller n. 670. F 3  8o Over de Onderwerpen , betreffende de Zonmwendend Wolfsmelk ( Euphotbla heliofcopia ) , de plant ( /). Tot blaauw verwen, zouden dtenftig kunnen zyn : jPatig (Rumex acutus) , de wortel (m.y Rood-geaderde Zuring KRumex fariguineus), de 'wortel Water - vyf - vlnge f- kruid (Comarum pa* hfire ) ,' de wortel ( o ). Lage Vlier (Sambucus Ebulus) , de besfen (p> IBingel kruid ( Mcrcurialls annua ), de geheele plant ( q ), Koorn- (/) Wiegleb Uandhuch dér allgem. Chemie §■ 1510. f_ By gelegenheid der melding van deze plant , zouae ik. nog voorftelïen , of 'er niet een misfehien meer aanmeiklyk gebruik ■van deze en andert foorten van Wolfsmelk , 'als oolc van andere inlindfche melkgevende planten , zoude te maken zyn, door 'er , naamlyk , eene geiykfoonige ItorTe ,.als de Caout€boucq , of zoogenoemde Gomme clqjlique de Cayenne , uit te bereiden - gelyk dit eenige nieuwer» waarnemingen vaarfchynlyk maken. Zie Muur.at Jpparat. medicam. Vol. IV. pag. J72., en de aldaar door hem aangehaalde fchryvcrs.J (uz) G mei in Unkraute n. 69. (n) Wiegleb d.l. §. fgli, (U) v» Haller. n. na8. (/-.) Wiegleb d.l. §. 1511. fj§} Dezelfde aldaar»  Natuurlyke Historie onzes Vaderlands. 8i Koom bloemen (Centaurea Cyanus), de bloemen (; ). Gehoornde Klaver ( Lotus corniculatus ), de plant en bloe-ncn (j). Varkens-gras QPolyganum aylcularej, (7). Eindlyk worden, tot groen verwen, de volgende gewasfen aangepreezen : Weg-doorn (Rhamnus catharcllcus')^ de bast, en vooral de besfen («).. Vuil boom {RhamnusFranguld), de bast en besfen (v). St. Jakobs kruid (Senecio Jacobaa') , de bladen (w), Lelie der dalen QConvallaria majalls") , de bladen ( Cr) Reuss f. 6?g. Zie ook Dambournet pag. 65. (r) Z e boven biadz. 33 (t) Zie her geen Thunüerg, zoo van deze foort, als van iet Po!ygtmwn cbinenft, verhaalt, Flora Japonica pag. 168. (u) Du Hamel Traité dis arbres t. II pag. 215. Linn. n. 20. Reuss f. 257. (*) Linnjüus n. 19, R.euss f. 26a, Marter, f. 137. (w) Li nnjEus n. 69. o) v, Hailés. n. 1241. F 4  8a Over de Onderwerpen , betreffende de Duivels beet QScabiofa Succifa), de geheele plant (j). Stinkende Melde (Uienopodium Vulvaria) s de geheele plant (s). Water-drieblad ( Menyanthes trifoliata'), deplant Riet (y^/undophragmltes) , ). Kamillen ( Matricaria Chamomilla ) , de plant (V). Rynvaar ( lanacetum vulgare ) , dè bladen (óQ. i^o/^ A7 Althaea officinalis. . . 220 f A,truthium. ... 77 Marum Syriacum. . 17° Oxalis acetofella. . . 1,35 Matricaria Chamomilla. 265 Oxalis corniculata, . 130 Matricaria. . . . 266 Panicuin miliacium. . . 17 Matrifylva 26 Papaver album. . . 157 Melampodiüm. ... 169 * Papaver argemone. . 150 Melilotus 236 * Papaver dubium. . . 150 f Melisfa Calamintha. . 192 Papaver erraticum. . 156 MeUsTa officinalis. . . 191 Papaver oriëntale. . . 158 Melisfa Tunica. . . 193 Pf-paver Rhoeas. . . 156 Mentha crispa. . . . 179 Papaver fommfemm. . 157 Mentha piperita. . . 180 t Parietnria officinalis. 300 Mentha Pulegium. . . 181 t Pamasfia palustris. . 95 f Mentha fyivestris. . 178 Pastinaca fativa. ... 85 * Mentha viridis. . . 180 Perfoliata 74 Menyanthes trifoliata. . 40 Petrofelinum. . . • h7 t Mercurialis artnua. . 295 Perficaria 1 22 Mefembryanthem. cryftall. 147 t Phafeolus vulgaris. . 230 f Mespilus Geroiaiiica. 145 Phellandrium aquaticum. 82 Mezereum. . . 119,120 t Phyfalis alkekengi. . 52 Millefolium. . . . 270 Piuipir.eila anifum. • • 9° Piai'  Index v o c a b u l o n t m. 39 PimpineHa Italica. . . 31 Ribes rubrum. . . . 59 f Pi.npinella faxifraga. . 89 Ricinus communis. . 283 Piper Hispanicum. . . 56 Rofa centifolia. . . 148 Piper In licum. ... 56 Rofa Gallica. . . . 149 t Pifum fativum. . . 231 Rofa pallida. . . . 148 Plantago major. ... 29 Rofa rubra. . . . 149 Plantago pfyllium. . . 30 Rosmirinus officinalis. . 8 7 Plumbago Europaea. . 42 Ros folis 99 Poma terrae. ... 55 Rubia tinctorum. . . 28 f Poeonia officinalif. . 160 f Rubus arcticus. . . 151 f Polygonum aviculare. 123 Rubus Idaeué. . . . 150 Polygonum bistorta. . 121 Rumex acetofa. . . 114. t Polygonum fagopyrum. 124 Rumex acutus. . . 111 f Polygonum bydropiper. 122 j- Rumex Alpinus. . . 113 Polypooium Filix mns. 307 Rumex aquaticus. . . 112 f Pblypodium vulgare. 306 Ruscus aculeatus. . . 298 f Pbrtulaca oleracea. . 138 Ruscus 298 Porrutn 100 Ruta graveolens. . . 130 f Primula veris officin. . 39 Ruta mui aria. . . . 305 f Prutiella vulgaris. . 195 Sabina 297 Prunus laurocerafus. . 143 Sa/eb 276 + Prunus fpitiofa. . . 144 Salicaria 139 Pfyllium 30 * Sslicornia fruticofa. . 1 P< ar mica f69 Saücomia herbacea. . . 1 Pulcgium 181 Salix laurina. . . . 290 Puhnouaria arborea. . 311 f Salvia hormkiura. . 10 f Pulmonaria officinalis. 35 Salvia officinalis. ... 9 Pulfatilla nigricans. . 165 f Salvia fclarea. ... n Pyrethrum parthenium. 266 Salix alba 289 Pyrethrum 268 Salix pentandra. . . 290 Pyrus cydonia. ... 146 Snmbucus nigra, ... 93 Ranunculus albus. . . 166 f Sanguiforba officinalis. 31 f Ranunculus Ficaria. . 168 { Smicula Europaea. . 73 Raphanus rusticanus. . 206 Saponaria officinalis. . 133 Raphanus fativus. . . 217 Satureja hortenfis. . . 174 Rapa 213 f Saxifraga granulata. . 132 Rhabarbarum . . . 125 Saxifraga alba. . . 132 Rh.ibarb. monachorum. 113 f Scabiola arvenfis. . . 25 t Rhamnus catharticus. 57 f Scabiofa fuccifa. . . 24 f Rhamnus frangula. . 58 Scabiofa 25 Rheum compactum. . 127 Scandix cerefolium. . . 84 Rheum palmatum. . . 125 Scilla maritima. . . . 105 t Rheum rhaponticuro. 128 f Scorzonera hümilis. . 241 Rheum undulatum. . 126 Scolopendria. . . . 304 Ribes nigrum. ... 60 Scordium 172 t Scro-  4» Index vocabuloru mj f Scrophularia aquatic.i. 199 Trifolium fibrinum. . . 40 Scrophularia foetida. . 200 Trifolium Melilotus officin. 23Ö f Scrophularia nodola. 200 Trifolium odoratum. . 237 Sedum acre. . . . 134 Trigonella Foenum graec. 238 S?dum majus. . . . 142 Triticum aestivum. . . 22 Sedum minus. . . . 134 Triticum hybernum. . 21 Scmprrvivum tectorum. 142 Triticum repeus. . . 23 t Senecio fsraceuicus. 261 * Trollius Europaeus. . 169 Serpyllum 189 f Tropaeolum majus. . 11 f5 Sinapis.nigra. . . . 216 t Tu-filago Farfara. . 257 Sigillum Salomonis. . 108 f Tusfilago Petafites. . 258 Silymbrium Nasturtinm. 208 {Urtica dioica. . . 280 Solanum du)camara, . 53 Urtica jnajor. . . . 280 f Solanum nigrum. . . 54 | Urtica ptlulifera. . 281 f Solanum tuberofum. . 55 Urtica romana. . . 281 Solanum 54 Uva urfi. . . . . 131 Soldanella 43 f Vaccinium myrtillus. 117 Solidago faracenica. . 261 f Vaccinium vi.is Idaea. 118 Spartium fcoparium. . 226 * Valeriana dioecia. 12 p. 32 Spinacia oleracea. . . 292 Valei iana major. 12 Spina cervina. ... 57 Valeriana minima. 12 f Staiice limonium. . . 96 Valeriana officinalis. . 12 Staphysagria. . . . 161 * Valeriana Phu. 12 p. 32 Stramonium. ... 47 Valeriana fylvcstris. . 12 Symphytum officinale. . 37 Veratrum album. . . 299 Tabacum 49 Veratrum 299 Tamariscus 94 f Verbascum nigrum. . ^46 Tamarix Germanica. . 94 Verbascum thapfus. . . 4^ Tanacetum vulgare. . 250 f Verbena officinalis. . 7 Taraxacum. . . . 244 Veronica beccabunga. . 4 Teucrium Chamaedrys. 171 Veronica chamaedrys fpuria. 5 Teucrium Marum . . 170 Veronica officinalis. . . 3 Teucrium Scordium. . 172 f Vicia Faba. . . . 233 f Thlaspi burfii pastoris. 204 f Vinca minor. . . . 63, Thymus Serpyllum. . 189 Vinca pervinca. ... 63 Thymus vulgaris. . . 190 Vincetoxicum. ... 64 Tormentilla erecta. . 153 Viola odorata. . . . 274 t Tragopogon pratenfe. 240 Viola tricolor. . . . 275 f Trapa natans. ... 32 Vitis idaea 11S Tribulus 32 Vitis vinifera. ... 62 Trifolium aquaticum. . 40 Zea mays 279 \ Trifolium coeruleum. 237  KRUIDKUNDIG AANHANGSEL OP DEN VOORGAANDEN PLANTARUM INDIGENARUM SELECTARUM INDEX SYSTEMATICUS, TEN GE13RUIKE VAN MIN-GELEERDEN.   KRUIDKUNDIG AANHANGSEL., TEN GEBRUIKE VAN MIN-GELEERDEN. Aanleiding tot dit Aanhangfel, en Inhoud deszelfs. D e hier voorgaande fyflematifche Index plantarum indigenarum felectarum, of bocanifche rangfchikking van een uitgekozen aantal inlandfche Plantgewasfen, met derzelver verfchillende ook Nederlandfche namen en eene aanwijzing der deelen welke van die planten meest in gebruik zijn, is wel in het Latijn en met konsttermen voorgedragen, die onder onze Landgenooten vrij gemeenzaam , en bijzonderlijk bij Artfenijbereideren gebruikt worden; maar het gene ik nu, ten nutte van min-geleerden, hier dacht bij te voegen wil ik, om meer algemeen verdaan te worden, liever in onze Landstale fchrijven, mij vleijende dat meer geoefenden, indien dit aanhangfel, fchoon voor deezen nier aangelegd, ook onder hun oog mogt komen, deeze fchikking niet geheel af zullen keuren. D 2 Mij-  44 KRUIDKUNDIG AANHANGSEL, Mijne voorname aanleiding toch tot dit niet akademisch bij-werkje, was de lust om, zoo veel tijd en krachten konden toelaten, nog eenigzins te voldoen aan eenen, dikwijls bij mij herhaalden aandrang om, bij mijn gewoon akademisch werk en onderwijs in onzen Hortus, ook nog iets te willen bijbrengen ten nutte van mingeleerden, bijzonderlijk onder onze Utrechtfche beoefenaren der artfenijkonst, door ook aan deezen eene meer gepaste opleiding tot eene geregelde Plantekennis voor te leggen, dan zij'tot nu toe hadden in eenen zoogenaamden Catalogus plantarum in ufum collegii pharmaceutici etc. De lust ondertusfehen, om zulk een, wel gering maar doch wat omflagtig, bedrijf, op mijne hooge jaren nog ter uittevoer te brengen, kon bij mij geen voedfel vinden dan alleenlijk in de overtuiging van, ook hier mede voor het algemeen nog wel iets nuttigs mede te kunnen werken. En zoo heb ik dan, onder mijne vele bezigheden, ook dit bijwerk nog op mij genomen, hopende dat het grjnftigÜjk zal worden ontvangen. Vooraf moer ik doch, wegens den onbepaalden titel van dien zoo even genoemden ouden Utrechtfchen Catalogus, hier doen opmerken, dat het Tuintje, weleer aan het Stads Collegium pharmaceuticum alhier, ten nutte van leeroefe- ning,  TEN {JEBRUIKE VAN MIN-GELEERDEN. 45 ning, op zekere voorwaarden, onder opzigt van den Hortulanus, vergund, een gedeelte gronds is, van den Utrechtfchen Hortus academicus geheel afgefcheiden, hetwelk om zijn bellek niet wel alle groote boomen kan bevatten, en dus ook eenigen derzulken, b. v. de Ulmi, -JEsculi, Qjiercus, Pint, Salices, in zijnen omtrek niet even goed nahouden; daar doch ook zulke boomen buiten dit tuintje genoeg te vinden of bekend zijn, en niemand ook deeze weinige boomen hier onder de gebruikelijke gewasfen zal misfen; terwijl het verder blijken zal, dat het aantal van inlandfche gebruikelijke Gewasfen, hier voorhanden, inderdaad nu reeds veel grooter is, dan het geheel aantal van zulke inlandfche planten, welke in de voortreffelijke Pharmacopoea batava voormaals zijn opgenomen. Maar gaan wij, met deeze Inleiding, nu over tot het geene ik geineend had, ten nutte van Leerlingen, te deezer plaatfe kortelijk voor te dragen. En dit zoude het volgende zijn: i0 iets te zeggen, van de bedoeling en het bepaalde oogmerk deezer kleine Plantenverzameling; 20 van het kruidkundig gebruik der Pharmacopoea\ batava daar bij; 3° eene eenvoudige aanwijzing te geven tot een algemeen begrip van het botanisch fyllenia of de klasfjgn van L i n n c u s enz. D 3 I.  KRUIDKUNDIG AANHANGSEL , I. Van het bepaald befïek en oogmerk deezer afgezonderde Verzameling van Planten. Wat ik aangaande deeze Plantenverzameling en haren Index voorloopig reeds aangeftipt heb, en wat ook het opfchrift of de Titel boven de eerHe bladzijde van dien Index moet uitdrukken, dat geeft den oplettenden genoeg te kennen, welk foort van planren er voor onze kleine Verzameling zijn uitgekozen; namelijk alleen zulke, die in eenïg gebruik, vooral wel in geneeskonfig, maar doch ook in huishoudelijk en verder konstgebruik zijn. In deeze gebruikelijke planten toch met zekerheid te onderkennen en te keuren, heeft elk het meest belang, bijzonderlijk een Artfenijbereider om daarin wel geoefend te zijn. Uit het gezegde völgt ook, dat onze Verzameling zich nog naauwer moest of kon bepalen tot zulke onder die gebruikelijke Planten, welke teffens inlandfche zijn, dat wil hier zeggen, die in ons Vaderland en luchtftreek of van zelve voordkojnen, pf die in onze velden en hoven voordgekweekt of gevonden kunnen worden. Deeze toch zijn het, waarin elk een het meest belang neemt, en die vooral de Artfenijbereider, em ze te  TEN GSBRUIKE VAN MIN-GELEERDEN. 47 te kunnen opzoeken en vinden, ook kruidkundig of botanisch moet kennen; veeleer althans, dan uitheemfche en warme kas-gewasfen, welke wel, ook in onzen Akademie-tuin, ten nutte van hoogeren weetlust, worden opgekweekt, maar die, niet als verfche planten, of derzelver vruchten, in gebruik zijn, ten minften die in ons Land niet van zelve voortkomende, geene noodige voorwerpen zijn kunnen der aangeprezene kruidkundige oefening en opfporing eens artfenijbereiders, daar deeze toch volftaan kan, met van zulke warme gewasfen die gedeelten, welke flechts als Droogerijen en Winkelwaren in onze Apotheeken bewaard en gebruikt worden, als. zoodanige wel te kennen en te kunnen onderfcheiden. Maar dewijl dan deeze onze Plantenverzameling zich uitftrekt niet flechts tot oorfpronglijk inlandfche, maar ook tot van buiten 's Iands bij ons ingekomen, doch bij ons geburgerde en ten gebruike onder de onzen voortgekweekte Plantgewasfen : zoo ziet men ook ligtelijk in, waarom onze Index ook zulke planten onder den naam van inlandfche bevat, welker namen men te vergeefs zoeken zoude in onze nieuwfte inlandfche Flora, van de Gorter, Kops, of in de Spicilegia van mijnen onvergetelijken S. J. M. Van Geuns, en daarna van den fcherpzienden J.L. G. D 4 de  4-8 KRUIDKUNDIG AANHANGSEL, de Geer, enz. Voor zoo verre namelijk die Flora en Spicilegia bijna alleen oorfpronglijke vaderlandfche inboorlingen, geene van buiten 's lands vroeger of later ingebragte gasten opgeven; daar ons plan was, om ook bij ons geburgerde buitenlanders aan te wijzen, aan wier inwoning wij gewoon en die ons nuttig zijn: hoedanige doch zeer vele onzer Graan-Keuken- en verfcheidene fpecerijachtige Veld-gewasfen zijn. Iets dat ik hier ook moet doen opmerken, om niet mogelijk verdagt te worden, van ook planten bij gebragt te hebben die er niet t'huis hooren; en 't geene ik te meer aangeftippe, op dat een min-oplettende de zoo verdienflelijke Schrijvers der gemelde Flora en Spicilegia niet verdenke, van daar eenige ware inlandfche planten te hebben overgeflagen. En nu moge tot verder berigt dienen, dat onze Verzameling van zulke inlandfche gebruikelijke Planten uitgeloopen is op een aantal van iets meer dan Driehonderd foorten, alle naar ons bepaald bellek uitgekozen, en in het Tuintje, zoo wel als op onzen Index, met doorloopende Nommers aangewezen; waarvan, voor onervarenen, het volgende nog ter opheldering kan dienen. Bij eiken Nommer op den Index Haat eerst de botanifche Latijnfche Naam der Plant, meestal met  TEN GEBRUIKE VAN MIN-GELEERDEN. 49 met de Nederduitfche inlandfche benoeming daar neffens. In den tweeden regel vindt men de meest gewone Winkelnamen en Synonyma, zoo vele die ons melding waardig fchenen. 't Gene verder tusfchen twee ( ) ftaat geeft de Gedeelten van de plant te kennen die daarvan meest in gebruik zijn. De fchikking of op eenvolging deezer Planten en Namen is volgens het doorgaans gewoon fyftema van Linneus, van 24 Klasfen, ingerigt, van welk fyftema ik eene korte uitlegging hier achter meen te laten volgen. In de keuze zelve der Plantfoortcn onzer Verzameling, heb ik niet getwijfeld, vooreerst hier te plaatfen alle zulke als Inlanders door ons gerekende, welke, ook uit de inlandfche gekozen en te vinden zijn in de algemeen bekende Pharmacopoea batava. Deeze Pharmacopoea toch biedt eenen keurigen voorraad aan, van in- en uitlandfche, enkelvoudige zoo wel als zamengeftelde, Geneesmiddelen, door zeer kundige beroemde Mannen, nu voor tien jaren bijeengebragt en, op hoog gezag, in alle de Artfenijwinkels onzes Lands ten gebruike ingevoerd. Dit werk moest dan immers ook eenen wel uitgekozenen voorraad bevatten van Planten, welke, voor alle, in geneeskonftig gebruik verdicD 5 nen  5° KRUIDKUNDIG AANHANGSEL, nen te zijn, en alzoo door den Artfenijbereider ook vooral gekend moesten worden. En zoo heb ik dan uit de Pharmacopoea batava alle zulke geneeskrachtige Planten in onze Verzameling in de eerlte plaats opgenomen, welke in de opene lucht onder de onzen gevonden en nagehouden kunnen worden. Maar toch heb ik gemeend, buiten deeze uit de Pharmacopoea batava overgcnomene, nog zulke inlandfche planten hier bij te moeten voegen, welke, of uit ouden flender, of uit nieuvvzucht, of ook uit meer beraden wetenfehap, bij fommige Artfen mede in gebruik gebleven of gekomen zijn; vooral indien zulke hier bij te voegen planten ook in eenige latere , Duitfche, Engelfche, of andere nieuwere Dispenfatorïa mede waren opgenomen, en deeze ook daarom door een Artfenijbereider gekend behooren te worden, om ze, des vereischt, ten gebruike ook te kennen en te kunnen afleveren. Maar het onzijdig uitkiezen en daarftellen van zulk eene, tot ons oogmerk dienftige, aanvulling van Planten, wilde ik zelf, na mijn aanhoudend praktijkbedrijf van wel ruim vijftig jaren lang, nu mogelijk wat in zekeren plooi van doen gevallen zijnde, op mij alleen niet nemen, maar ik heb hier liever de herinnering en medebeoordeeiing te bate genomen van eenen jongeren kruid- kun-  TEN GEBRUIKE VAN MIN-GE LEERDEN. 51 kundigen Vriend en Geneesheer, Dr. IJ. de Koek, mijnen Schoonzoon;.door wiens vriendelijke hulp dan ook deeze keuze en aanvulling haar beflag heeft gekregen, uitgedijd zijnde tot het voorgenoemd vrij'aanzienlijk aantal van Plantfoorten. Een aantal, ik beken het, van gebruikelijke en alleen inlandfche, planten, bijna zoo groot, of nog wel iets grooter, dan het geheel aantal bedraagt, van de inlandfche teffens met de uitlandfche planten, welke in de Pharmacopoea batava voor genéeskonftig gebruik uit het plantenrijk zijn uitgekozen (a). De reden deezer meerdere grootheid van ons getal is uit mijn reeds gezegde op te maken, terwijl het doch eene andere vrage blijft, of vele dus door ons hier bij gevoegde planten wel zoo noodig zijn voor 't gebruik van den oordcelkundi- gen (a) Het aantal nsmelijk van alle de in de Pharm, bat. bijgebragte geneeskrachtige, zoo uit- als inlandfche, Plantgewasfen (Vegetabilia), kan men gemakkelijk nazien, in den fyflematifchen Catalogus dier planten, door den Hoogleeraar G. Vrolik ten botanifchen gebruike, in het Latijn, herhaalde keeren, te Amfterdam, federt eenige jaren , uitgegeven. Dus vindt men in die Pharm. bat. een geheel van zpó foorten, zoo inlandfche als uitlandfche Apotheek-planten; doch onze Index telt 314 zulke Nommers, en die alleen van.binnenlandfche gebruikelijke gewasfen.  52 KRUIDKUNDIG AANHANGSEL , gen Arts, als wel nuttig of bruikbaar voor den Artfenijbereider? Om dan ook deeze, door ons bijgevoegde, Planten van de andere gemakkelijk te kunnen ónderfcheiden, ziet men, op den Index, de door ons bijgevoegde namen geteekend met een kruisje f, (dat doch toevallig voor No. i, 2, 5, en mogelijk nog voor een enkele andere der bijgevoegde Namen, verzuimd is uittedrukken); zoo dat onze ongeteekende Planten als uit de Pharmacopoea batava genomcne te houden zijn en zich kenmerken, aan welke ik dan ook gaarne meer gezag toeken, dan aan onze gekruiste nommers. Op den Index ziet men nog eenige weinige namen zonder eenigen nommer doch met een jlerretje * geteekend, gevende, op voorgang van andéren (£), alleen zulke planten te kennen, die wel eens, (ook wel te onregr) in de plaatfe gebruikt worden van die, welker regte namen op onzen daar voorgaanden nommer te vinden zijn. Wat Laatst van den Heer Vrolik, in zijnen zoo even genoemden Cata/egus, waarbij ingezien verdient te worden Ebermayers vergkichend befchreibung, en 't gene mijn oude Vriend Tieboel uit deezen heeft overgenomen in G. Roman, Cata/og. plantar. itfualiuK qua in horlo acad. coluntur. Groning. A. 1801.  TEN GftBRÜlkÉ VAN MIN-GELEERDEN. 53 Wat eindelijk de Groeiplaatfen betreft, waar elk der Planten deezer verzameling in ons Vaderland gevonden kunnen worden, deeze heb ik hier kortheidshalve niet aangewezen, onderftellende ook die plaatfen niet onbekend, bijzonderlijk voor hun die gebruik kunnen maken van de genoemde Flora, Spicilegia en Catalogi van Inlandfche gewasfen. I F. Van het kruidkundig gebruik der Pharmacopoea batava, bij onzen Index. Voor de Leerlingen, zal ik, omtrent de kennis en het gebruik der voor hun zoo noodzakelijke Pharmacopoea batava, nog iets hier bijvoegen. Namelijk, men vindt vooraan in de Lattjnfche oorfpronglijke uitgave van 1805 van die Pharmacopoea, ook, onder den titel vmMateria pharmaceutica, eene keurig bewerkte opgave van gebruikelijke Planten, onder den titel van Corpora ex Regno Vegetabili, beflaande van bladz. 30 tot 121, met derzelver zoo gewone als botanifche Latijnfche namen; doch deeze zijn alleenlijk naar opeenvolging der letteren, volgens hetA, B, C, voorgedragen. Indezelfde, naderhand in het Nederduitsch uitgegevene, Bataaffche Apo-  54 KRUIDKUNDIG AANHANGSEL, Apotheek, vindt men insgelijks dezelfde voorfteïling van gebruikelijke Planten; doch ook hier alleenlijk mee hare Nederduitfche namen, en naar volgorde van'tA, B, C. De Hoogl. Vrolik, een der opftellers der Pharmacopoea batava, deed dan een nuttig werk, met, in zijnen reeds genoemden Catalogus, dezelfde Planten in een fyftematifche order botanisch te rangfehikken, die vollediger te doen kennen, en voorts eene inleiding in de Kruidkunde daar bij te voegen. Zoo dat ook deeze Catalogus hier hare aanprijzing verdient. Terwijl ik verder meen den Artfenijbereideren het gebruik te moeten aanraden van de geheele Latijnfche Pharmacopoea batava, boven de vertaalde Bataaffche Apotheek, als waarin alleen de Nederduitfche namen der planten gevonden worden, bij welke doch de planten minder zeker bekend zijn: maar ook omdat de Nederduitfche vertaling der Compofita en der wijzen van Bereiding veelal iets donkers of onzekers heeft. Om welke reden dan een Apotheeker het Latijnfche werk behoort te leeren verdaan en gebruiken, te meer indien hij van Vroliks, in 't Latijn gefchreven, Catalogus ook nut wil hebben. Onze Index eindelijk, die geene uitgewerkte Catalogus is, is dan eigenlijk eene beknopte aanwijzing, en dat, zoo als gezegd is, alleen van zulke  TEN GE3RUIKE VAN MIN-GELEERDEN. 55 gebruikelijke Planten die teffens Inlandsch mogen heten, zijnde een weinig meer in aantal dan die, van deeze bepaling, in de Pharmacopoea batava waren opgenomen. Men vindt dus, op deeze onze Lijst, de meest gewone, met de botanifche, en ook de Nederduitfche namen deezer planten, met de aanwijzing van derzelver meer in gebruik zijnde Gedeelten; verder voorzien met een achteraan gevoegd Woorden-register van de Latijnfche, oude en nieuwe, Namen, ook om min bedrevenen te regt te helpen, gelijk in de vooraffpraak van deezen Index vocabularis daarvan nog iets meer gezegd is. En zoo hoop ik zal ook onze Index nog een nuttig einde kunnen bereiken; mogelijk ook wat verder dan mijn eerfte bedoeling was. Gaan wij nu over tot het laatst gedeelte van dit ons Aanhangfel, waar in ik nog een algemeen en eenvoudig denkbeeld van het botanisch fyftema van Linneus voor had te geven. I I I. Kort ver/lag van het botanisch Syflema van L i nneus, bijzonderlijk van zijne Klasfen enz. Ten befluite.dan van dit ons Kruidkundig onderrigt voor  KRUIDKUNDIG AANHANGSEL, voor min-ervarenen, wilde ik nog iets hier bijvoegen ter uitlegging van het onder de onzen doorgaans gebruikelijk Syftema van Linneus, volgens welk ook deeze kleine Plantenverzameling en onze Index Syftematicus zijn gerangfchikt. Deeze uitlegging geef ik dan nu zoo beknopt en eenvoudig als ik kan, latende alleenlijk eenige algemeene kundigheden voorafgaan, welke de volgende zijn. De naam van Plant wordt gegeven, zoo wel aan alle houtige, harde Boomen en Heesters, als aan weeke, fappige kruiden en gewasfen, even veel of zij groot of klein van geftalte, kort of lang van duur zijn; of zij maar éénen dag, een faizoen of vele jaren leven; het zij zij door zaaijing, of door planting voortgebragt, of wel toevallig ontdaan fchijnen te zijn. Zoo dat een zware, eeuwen oude boom zoo wel een Plant of groeigewas (yegetabile) heet, als het kleinfte mosje of fpruitje, dat ergens zijn zitplaats heeft. En nu ter zake. Het botanisch leerftelfel of Plantenfyftema van Linneus, wordt eerst en hoofdzakelijk doorgaans verdeeld in XXIV Klasfen, deeze klasfen weer in Rangen (ordines~), de Rangen verder in Geflagten (genera), deeze voorts in Soorten (fpecies~) en derzelver Verfcheidenheden (yarietates). De kennis dan der  TEN GEBRUIKE VAN MIN-GELEERDEN. 57 der Klasfen zal hier de eerfte grondflag zijn der botanifche kundigheid, zoo dat wij van de Klasfen vooral eenig denkbeeld zullen trachten te geven , zonder veel verder te gaan, om niet uitvoerig te worden. Doch vooraf merkë men hier in 't algemeen nog op, dat in elke deezer Afdeelingen van planten zoo wel Boomen als Heesters en Kruiden voorkomen "kunnen, en dat verder het wezenlijk kenmerkend onderfcheid der Planten, niet gezocht moet worden in derzelver bladeren of in eenige uitwendige gedaante van het gewas, maar alleenlijk in dat zijn gedeelte, 't welk, boven andere gedeelten meest beftendig en minst aan toevallige verandering onderhevig is. En dit minst veranderlijk deel is de Bloem der plant. Zoo is het dan ook de Bloem, naar welks wezenlijk onderfcheid, de onderfcheiding der afdeelingen en vooral der Klasfen door Linneus is opgemaakt; terwijl de meest wezenlijke onderfcheiding der bloemen zelve verder gezocht moet worden in hare meest beflendige gedeelten, en alzoo niet in den uitvvendigen vorm, gedaante of verfcheidenhcid van den bloem of bloemkrans ^ waar aan het oog der bloem-liefhebbers zich pleegt te hechten; maar het wezenlijk onderfcheid der bloem is meer bepaaldelijk te zoeken in die E min  5* KRUIDKUNDIG AANHANGSEL, min aanzienlijke, kleinere, meer inwendige deeltjes, die veelal bevat zijn binnen de kelk of diepte van de bloem, welke bij het gemeen niet veel opgemerkt, of ook wel overtollig geacht, doch die bij kundigcn erkend worden als de allerwezenlijkfte en minst veranderlijke deelen der bloem; welke deeltjes bij de Botanisten genoemd worden Starnen en Pistillum (in onze taal Helm/lijkjes of Meeldraadjes, en Stampertjes.') En deeze zoo onaanzienlijke deeltjes zijn ook inderdaad de meest beftendige deelen der bloemen, dus door Linneus ook de meest gefchikte geacht, om voor eene wezenlijke verdeeling der planten ten kenmerk te dienen. Ook zijn deeze deeltjes van zeer groote noodzakelijkheid in de bloemen, daar zij de werktuigen zijn der eerfte bevruchting en der zaadwording in de bloemen. Het Stamen namelijk (bij de onzen Meeldraadje, of draadvefel en bij de meesten Helmftijltje genoemd) is draad- of itijlachtig van gedaante , eindigende in een foort van knopje (ook Helmtje genoemd) hetwelk, rijp wordende, een bijzonder fijn ftuifmeel uitwerpt, dat het rijpe zaad bevrucht. Dit zaad is in een zaadhuisje of vruchtje bevat, waarop het Pistillum zit (bij ons Stampertje, van zijne gedaante, genoemd,) dat aan zijn  TEN GEBRUIKE VAN M tN-GELEERDEN. 59 zijn top of uiteinde wat dikker en met zijn Stigma of Merk gevormd is, om het ftuifmeel te ontvangen; welk ftampertje dan, dus ontvangen hebbende, met het vruchtje en zaad, meer en meer in grootte toeneemt, tot volkomen rijp worden der deelen toe. Om deeze bijzondere werking nu worden ook de Stamens, of Meeldraadjes, de mannelijke, en de Pistillums, Stampertjes, de vrouwelijks bloemdeelen genoemd. Men kan van deeze verfcheidene geflachts-deelen, in de bloem van Leliën of Tulpen wel het gemakkelijkst een denkbeeld krijgen, omdat die deelen in deeze bloemen vrij groot en zeer kenbaar zijn. Doch in meer biizonderheden, deezen aangaande, kunnen wij hier ter plaatfe niet treden, het overige aan nadere beoefening en verder onderwijs, oflesfen, over laten moetende. Linneus nu (op dat wij van de voorgemelde XXIV Klasfen het meest noodige ook nog kortcliik hier doen opmerken) heeft de algemeene kenmerken, en de teekenen van onderfcheiding dier Klasfen bijna alleen in die Stamens der bloemen gezocht, en wel voornamelijk in derzelver verfchillend aantal, doch ook in eenige andere bijzonderheden van gedaante, of van plaatfing derzelfde Stamens. E 2 Na-  60 KRUIDKUNDIG AANHANGSEL, Namelijk de dertien eerfte Klasfen, dat is ruim de helfc van alle de Klasfen, worden bij Linneus onderfcheiden alleen naar het verfchillend aantal der Stamens, in elke gewone volkomene bloem, zonder daarbij in aanmerking te nemen welke gedaante, grootte of plaatfing die Stamens in de bloem hebben. Naar dit onderfcheiden aantal der Stamens, of mannelijke deelen, hebben dan ook de 13 eerfte Klasfen, en elke plant dier Klasfen, haren naam, van Monandria (Eenmannige) tot Polyandria (Veclmannige) ingefioten, naar de onderftaande volgreeks. L Klasfe. Monandria, of Eenmannige; hebbende in eene gewone bloem 1 Stamen. II. Klasfe. Diandria, of Twcemannigc; in eene bloem 2 Stamens. HL KI. Triandria, of Driemannige; in eene bloem 3 Stamens. IV. KI. Tetandria, of Viermannige; in eene bloem 4, even lange, Stamens. V. KI. Pentandria, of Vijfmannige; in eene bloem 5 Stamens. VI. KI. Hexandria, of Zesmannige; in eene bloem6, even lange, Stamens. VIL  TEN GEBRUIKE VAN MIN-GELEERDEN. 6l VII. KI. Heptandria, of Zevenmannige; hebbende in eene bloem 7 Stamens. VIII. KI. Öctandria, Achtmannige; in eene bloem b1 Stamens hebbende. IX. KI. Enneandria, Negenmanrrige; in eene bloem 9 Stamens hebbende. X. KI. Decandia, Tienmannige; in eene bloem 10 Stamens hebbende. XI. KI. Dodecandria, Twaalfmannige; in eene bloem 12 tot 19 Stamens hcbb. XII. KI. Icofandria, Twintigmannige; in eene bloem 20 en meer Stamens hebbende. XIII. KI. Polyandria of Veelmannige; eene bloem boven de 20, tot 1000, Stamens hebbende. Na deeze bovenftaande dertien eerfte Klasfen, volgen andere afdeelingcn ; en wel eerst, naar een geregeld onderfcheid van lengte der Stamens, op de wijze van eene der twee volgende Klasfen: XVI. KI. Didynamia of Tweemagtige; in eene bloem 2 lange Stamens, tegen 2 korten, wordende de 2 langen gerekend alleen magt te hebben van de bevruchting te doen. E 3 XV.  6:2 KRUIDKUNDIG AANHANGSEL , XV. KI. Tetradynamia of Viermagtige; in eene bloem 4 lange Stamens, tegen 2 korten, de langen alleen voor mcgtig gehouden. Nu volgt eene afdeeling van Klasfen, waar de Stamens, niet, zoo als in de vorige vijftien Klasfen , elk op zich zelf ftaan en los zijn, maar onderling aan een gewasfen of gehegt, en wel op de wijze van eene der volgende vijf Klasfen. XVI. KL Monadelphia. In een ftuk verbroe¬ derde Stamens; hebbende Stamens die met hun onderst deel, of draadvezels, in eene ring of holle kolom zamen gewasfen zijn. XVII. KI. Diadelphia. In twee deelen verbroederde ; hebbende Stamens die met hunne, draadvezels in twee /lukken zamen gewasfen zijn. XVI11. KI. Polyadelphia. In meer deelen ver- 1 broederde; hebbende Stamens die met hunne draadvezels zamen gewasfen zijn in drie of meer (lukken. XIX.  TEN GEBRUIKE VAN MIN-GELEERDEN. 63 XIX. KI. Syngenefia. Zamenteelende; de Stamens met hunne toppen of Helmtjes cijlinder-ringwijze zamen vereenigd. XX. KI. Gynandria. Vrouwen-mannige; de Stamens vereenigd met, of zittend op de pistillums. Volgt nu eene Afdeeling van Klasfen waarin afzonderlijke mannelijke en afzonderlijke vrouwelijke bloemen zijn. XXI. KI. Monoecia. Eenhuizige ; waar de afzonderlijke, zoo mannelijke als vrouwelijke, bloemen in eene en dezelfde plant voorkomen of wonen. XXII. KI. Dioecia. Twcehuizige, waar de afzonderlijke, zoo mannelijke als vrouwelijke, bloemen op geheel onderfcheidene planten voorkomen of wonen. XXIII. KI. Polygamia. Velerlei flachtige; hier komen afzonderlijke mannelijke en afzonderlijke vrouwelijke, tejfens met twee flachtige, bloemen vóór, in dezelfde plant. E 4 XXIV.  64 KRUIDKUNDIG AANHANGSEL, XXIV, KI. Cryptogamia. Bedekt of geheimtee-* lende; hier zijn de ftamens en de pistillums met de geflachts werking niet zigt* haar, en ook veelal een onregelmatigheid van zamenpelfel. Voorbeelden hiervan geven de Varens, Mosfen, Wieren, Zwammen, enz. Zoo veel zij hier dan beknoptelijk gezegd van de XXIV Klasfen van Linneus, derzei ver kenmerkende deelen en benoemingen. Elk van deeze Klasfen is voorts verdeeld in hare Orders of Rangen, van welken de onderscheiding door Linneus in de Stampertjes (Pistillums') of de vrouwelijke deelen, gezocht is, waarvan dan ook de Rangen dan hunne namen hebben, van Monogynia, (Eenwijvige) Digynia, (Tweewijvige) enz. naar het onderfcheidend aantal der Pistillums in de bloemen: zoo als dus de Klasfen naar de Stamens genoemd waren, Monandria, (Eenmannige) Diandria, (Tweemannige) enz. En hier is het nu verder opmerkelijk, dat in dezelfde dertien eerfte Klasfen, waar alleen het getal der Stamens het onderfcheid geeft, ook zoa al*  TEN GEBRUIKE VAN MIN-GELEERDEN. 65 uileen liet getal der Pistillums het onderfcheid kenmerkt der Rangen in dezelfde dertien Klasfen , dragende deeze dus ook de namen van Mono gynia tot Polygynia. Terwijl doch in de Rangen der veertiende en daar op volgende Klasfen ook op andere en foms meer wezenlijke bijzonderheden van onderfcheid te letten valt. Doch dit is te omflachtig om hier breeder uit te leggen, daar ook de geheele onderfcheiding der Rangen doorgaans minder wezenlijk of kenmerkend is voor de planten, dan de onderfcheiding der Klasfen. Doch bij deeze uitlegging der Klasfen en Rangen volgens Linneus, moet ik meteen woord nog te kennen geven, dat onder die twee afdeelingen fommige zijn, die behalven de kenmerken van Linneus, andere meer in 't oog loopende teekens van overeenkomst of van onderfcheid hebben en vertoonen, waardoor zij zich voor meer natuurlijke Klasfen en Afdeelingen doen kennen, en dat wegens meer blijkbare overeenkomst of verfchil in gedaante, maakfel of hoedanigheid van krachten, dan er te vinden is in de meeste Klasfen en Rangen van L i n n e u s, die alleen volgens de Stamens en Pistillums verdeeld zijn. E 5 Men  tb KRUIDKUNDIG AANHANGSEL, Mén mag hier over verder nazien de fchriften van Linneus zelf, vooral die wier titel is Clasfes plantarum i en Genera plantarum. Volgens de Iaatfte uitgaven, vooral die van S c h r e b e r. Maar eenige voorbeelden zullen dit hier beter doen inzien. Dus zal men dan, in de zeer groote vijfde Klasfe van Linneus, welker vele planten alle overeenkomen in vijf Stamens te hebben in hare bloemen '{Pentandria') een zeer groot verfchil vinden in derzelver gedaante en eigenfchappen, terwijl doch een goed deel deezer Vijfmannigen van alle de overige planten deezer Klasfen verfchilt doch onderling blijkbaar overeenkomt, niet alleen in voorname krachten, maar vooral in geftalte en de wijze van -bijeenplaatfing der bloefem, in den vorm van een zonnefcherm (Umbella).. Waarvan men de voorbeelden ziet in de Daucus, Apium, Ligusticum etc. Voorbeelden van geheele Klasfen, die door haar maakfel en vorm van bloem en geftalte natuurlijke mogen hieten, ziet men voorts in de veertiende Klasfe, in de eenbladige grijnsbloemen van alle de Didynamia, gelijk Melisfa, Lamium etc. En dit' natuurlijke ziet men nog meer in de geheele, fchoon kleine, vijftiende Klasfe, daar al-  TEN GEBRUIKE VAN MIN-GELEERDEN. 6j alle Tetradynamia, niet alleen grootendeels in krachten, maar vooral zeer blijkbaar overeenkomen zoo in hare vierbladige kruisbloemen, als in de Haauw-vormige vruchten. Te zien in de Lepidium, Cochlearia, Sinapi enz. De zestiende Klasfe, Monadelphia, laat zich ook voort als natuurlijk kennen, door hare, inden vorm van een uitgeholde kolom zigtbaar verbroederde Stamens, oprijzende in 't midden van elke bloem. De zeventiende Klasfe, Diadelphia, laat aaniTonds zich kennen door hare vierbladige vlinderbloemen, en hare peulvruchten. De groote negentiende Klasfe, Syngenefia, is zeer zigtbaar kennelijk, aan hare bijzondere groote bloemen op den top en de fchijf van éénen fteel, uit een menigte kleine bloemtjes in een vergaderd, en daarom ook famengeftelde bloemen (compoiitae) veelal genoemd wordende, waarvan men gemeene voorbeelden ziet, in de Taraxacum, Scorfonera, Heliantus, etc. En hier mede meen ik nu ook deeze eenvoudige Kruidkundige onderrigting thans te kunnen ein-  <5S KRUIDKUNDIG AANHANGSEL, ENZ. eindigen, in de hope van mijn oogmerk voor min-geoefenden eenigzins bereikt, en hunnen lust tot verdere nuttige oefening ook opgewekt te zullen hebben, terwijl dan het gebrekkige deezer pogingen, op mijnen ouden dag, zijne verbetering vervolgens moge vinden in een-vollediger werk van mijnen waardigen opvolger!