64:8  JAC. v. ZOELEN BOEKBINDER KANAALSTRAAT 8 AMSTERDAM-W. TELEFOON 8 3 4 7 0  VERHANDELING over de UITWENDIGE HULPMIDDELEN tegen de BREUKEN, door FRANCOIS JAS, Stads Heelmeester en van den Gerechte der ftad Amfterdam, Te AMSTERDAM, bi/ LODEWYK van ES, M D C C X C V U ter lurroauLMm   ANTWOORD OP DE VRAAG: „Welke zijn de uitwendige hulpmiddelen,die, „ van de vroegfte tijden af, en door alle de „ 'tijdperken van het beoefenen der Heelkunst, „ ter geneezing, tegenhouding en voorkoming „ der Breuken, zijn in het werk gefteld, be,, fchreeven en gemeen gemaakt?" "'HOOR F R.A N C O I S JAS, Stads Heelmeester en van den Gerechte der ftad Amfterdam. WAARAAN DE GOUDEN EEREPENNING IN DEN JA ARE I797 IS TOEGEWEEZEN.  I N "'ff O U D D E E Z E R VERHANDELING. Inleiding . • .. • bladz. i TIJDPERKEN. Eeuw I tot X . . • 4. XI — XV . . . . 12 Eeuw XVI .. .. . — 18 Eeuw XVII . , ... — 33 Eeuw XVIII . . . . - — 59 Bijgehovige uitwendige hulpmiddelen . — 96  VERHANDELING OVER DB UITWENDIGE HULPMIDDELEN TEGEN Dt BREUKEN; DOOR FRANCOIS JAS» INLEIDING. J)at de Ouden vart de vroegitë tijden af de Breuken reeds gekend hebben, zal door niemand * die met derzelver fchriften maar eenigziris bdkend is, in twijffel getrokken worden: maar dat zij van-den waaren aart toen nog onkundig waren, zien wij uit de zo menigvuldige als verfchiilende hulpmiddelen, en zeer zaméngéfteicfe behandeling, door hun daar tegen in "t werk ge*~ fteld. Van meening zijnde , dat het buikvlies feheurde , en aan de deelen , ó iaT in. bevat, 4us een uitgang verleenden, maui.ten zij hnn A groot*  a F. JAS, VERHANDELING OVER DË grootfte werk, om zodaanige middelen aan te wenden, die een zamentrekkende kragt, ofwel een zamenlijmend vermogen bezaten; intiufchen zij derzelver lijders aanraaden , zig voor al dat geen te wachten, dat door eenige fterke ligchaams oeffening daar aan eenig nadeel konóe toebrengen. Dan , toen men, bij bet verfpreiden van meerder licht over de heelkunde, ontwaardde, dat het buikvlies niet fcheurt, maar verflapt, en zig verlengt, ontdekte men opk tefFens, dat veelen deezer middelen als overtollig, ja zelfs voor den lijder fchadelijk, waren, en veranderde de behandeliag in zo verre, dat dezelve meer eenvoudig, en meerder aan het oogmerk voldoende, bevonden wierd. Om echter de wijze van behandeling der Ouden , en der laatere beoelfenaaren der heelkonst» kenbaar te doen worden, hebben de Bezorgers van het Legaat van den lofwaardigen monnik» hoff, niet zonder reden goedgevonden, in het Programma van den iften September 1794, en nu bij herhaaling, ter beantwoording voor te ftellen de volgende vraag: „ Welke zijn de uitwendige „ hulpmiddelen, die van de vroegfïe tijden af, „ en door alle de tijdperken van het beoeffenen „ der heelkonst, ter geneezing, tegenhouding, en voorkoming der Breuken, zijn in het werk » gefield, befchreeven en genieën gemaakt? Hiei  UITWENDIGE HÜLPMIDD. TEGEN DÉ BREUKEN. 3 Hier aan te beantwoorden, heb ik beproefd; en heeft het mij niet ongevoegelijk toegefcheenen, deeze verhandeling dermaate in te richten , dat ik eerst de middelen der Ouden, daar na die der laatere, en eindelijk de zulken* die door de hedendaagfche gebezigd worden, heb opgegeven; zodaanig echter, dat ik uit de verfchillende tijdperken, de voornaamfte en besté Voorfchriften heb uitgekozen, het welk dan de reden is, dat een meenigte van fchrijvers, d^p, zo wel met de door mij geplaatfte, als onderling met elkander overeenkomen, hier voorbij gegaan, en onaangeroerd gebleven zijn: terwijl ik nog die behandeling van fommigen, dewelke alleen öp bijgeloovigheid, maar niet qp eené goedei heelkennis gegrond was, ten befluite 'er heb bijgevoegd* UIT1-  4 F. JAS , VERHANDELINO OVER DE UITWENDIGE HULPMIDDELEN TER GE NEEZING, TEGENHOUDING, EN VOORKOMING DER breuken, IN DE VOLGENDE TIJDPERKEN GEMEEN GEMAAKT. EERSTE TIJDPERK. EEUW I TOT X. D uitwendige hulpmiddelen tegen de Breuken . door celsus aangepreezen, en befchreeven, beft-.'ndeïï in het volgende: hij liet bi] een navelbreuk den lijder buikontïasting bezorgen; plaatfte op den navel dullekervel, fpiegelroet (fuligo') ■ loodwit, lood, eijeren , en het fap van de nachtfchade (Jolanum); hier mede, zegt hij3, moet men lang aanhouden, terwijl men den lijder liggen laat, weinig voed elen laat gebruiken . en alle fpanning van de buik vermeid. Is het gedarmte tot in den balzak afgedaald, beproeft men de geneezing, zulks bij een kind voorva lende, door een verband, eer dat men tot de konstbewerking beOuit : dog bij een gevorderden leeftijd plaats hebbende, zoo, dat het uitgezakt gedarmte, door de daar binnen opge-  uitwendige hulpmidd. tegen de breuken. 5 gehoopte drekftof, pijn en braaking te weeg brengt, is het zeker, dat de konstbewerking met het mes niet zonder gevaar verricht kan worden. Men moet den lijder een ader openen; naar het de krachten van dezelve tnelaaten, moet men hem gebieden te vasten; op de Br. uk moet men een pap bezorgen, beftaande uit lijnzaad , dat in honigwijn of mede (mulfum) vooraf gekookt is , en waarbij men gerllemeei en harst doet; men plaatst hem in een bad van olij en warm water , en laat hem warme en dunne voedzelen gebruiken (ö). Galenus beveelt, dat men op eene uitzetting der navel gebruik zal maaken van gebrande en fijn gewreven galnooten , die men met wierook, en wit van een eij vermengt Ook befchrijft hij nog een middel om de Breuken te geneezen, beftaande uit falpeter, zwavel, het fap van klimop, vioolwortel (iris illijrica ), laurierbesfen, majolijn (fampfuchum ), wiue nieswortel , puimfteen , zwarte everwortel (chamacleon) , bertramkruid (pijrethrutn), mostert, galnooten , verkensvenkel , meel va i foenegriek , wijnfteen, lange en ronde holwortel (aristolochia), narduszaad (gith~), wikken, zwarte peper, wilde- kool, (*). DeMsdieini, lib. VI, cap XVII. tt lib. VU.cap, XX. (&;. De Medicina, vol. W.pag 167- A 3  § F. JAS, VERHANDELING OVER DE kool, cardamom, malrove (marrubium') 9 fpaan» fche vliegen, en het verdikte fap van wilde comcommers Qc~). Oribasius maakt gewag van een middel om de Breuken te geneezen, beftaande uit galnooten, joodenkars (halicacabum) en brandnetelwortel , het welk hij in zuure wijn kookte, en, na dat hij het gedarmte had binnen gebragt, zeven dagen op de Breuk liet leggen Qd) , of rofijnen, comijn, en falpeter. Marcel lus zegt, dat de besfen van de rij* presfenboom, gekneusd, en met oude reusel vermengd, als een pap aangelegd, op verouderde Breuken, zelfs bij hoogbejaarde menfchen, van zeer veel nur zijn Horatïanus genas de Breuken bij kinderen op de volgende wijze; hij lag, even als een pleister,op de Breuk harst, falpeter en comijn, het /welk hij met evengelijke deelen honig vermengde, en het geen hij door een verband ondcrfteunde. Ook bediende hij zig van rofijnen, falpeter en comijn, met evengelijke deelen honig vermengd, terwijl hij den lijder verbood te loopen, fpringen, buikpersfingen en fterk eeten. Be- ( e) l r. d$ Dijnamidüs, pag. jq. Cd) Lib, 3. Synopfeos, pag. 49, (e). De Medicmncut,\s, cap, 33.  UITWENDIGE HÜLPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. ? Behalven deeze maakt hij nog gewag van een ander middel, beftaande uit een granaatappel, galnooten, de wortel van wilde en paaschlelijën {asphocleli, et narcis/?), het welk hij te zamen in wijn liet kooken, en met welk middel hij, onder het aanleggen van een verband, de Breuken bij oude lieden genas. Ook maakte hij nog gebruik van een middel, uit zilverglit, azijn, olij, en heulfap; ook van flakken uiet mijrrhe vermengd, het geen hij in een doekjen onder de Breukband plaatfte. Om de uitgezette navel te doen inkrimpen, bediende hij zig van gebrande en fijn gewreven flakken , van eenen laurierboom bij een verzameld (ƒ). Aetius prijst aan, dat men, om een navelbreuk te geneezen, dezelve befmeeren zal met ammium , vermengd met pekel, het welk men door middel van plukzel, drie dagan op dezelve leggen laat; of op de navel te plaaczen bit:e* re vijgboonen (lupini~) , gebrande ezelsklaauw, en zeker zoort van gebrande erweten; dit echter niet voldoende, gebruik te maaken van rijnfche harst, aluin, en honig, « aarvan hij koekjes bereidde , en dagelijks één op den navel aanlag, over het welk hij verders de bladen van weeg. bree (ƒ ) Res Meikot dt HirnUfis p 15. 25. A 4 *  8 F. JAS, VERHANDELING OVER DE bree en klimop plaatfte; of gebruik te maaken van een fpons, nat gemaakt in een mengfel van aluin, wijnmoer en galnooten (g). Ook befchrijft hij een pleister voor een lieschbreuk, beftaande uit wierook, mijrrhe, geele heul (glaucium) , opoponax, farcocolla, gom dragant, osfenlijm,vischlijm, cinnaber, aardflakken en wijnmoer, die men zeven dagen moest laatea 1 ggen, Behalven dit alles, raad hij nog aan gebruik te maaken van papier, in koud water geweekt, waarvan men een bal maakt, die men op den liesch plaatst, en drie dagen moet laaten leggen (/?). Aegineta geeft tegen de Breuken de volgengende middelen aan de hand: Op een navelbreuk gebruikte hij aluin, moer van roozenwijn (vinum rofaceum^, en onrijpe gal. nooten, Ook raadt hij aan een fpons, nat gemaakt in azijn en water, of r.at gemsakt in water van gekookte fchillen boonen (fabce frefa), galnooten en granaatappelbloeifem , of gefchraapt lood, dullekervel, manna, loodwit, en het fap van de hijpocijstis in wijn ontbonden, op de Breuk te plaatzen. Op een darm- of net-breuk, het Zij die in de liesch of balzak, zig bevinden, prijst n (g) Tm. i. Serm. 4. cap. 26. pag. 1Ö8, £A) Umt Tetr. 4. &rw. 3 cap. 24. pag. 634.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 9 hij aan de volgende middelen, als: de fchil van een granaatappel, onrijpe galnooten, die in zuure wijn gekookt zijn ; of gebruik te maaken van middelen, bij de Grieken «WKoAA^ar* of zamenlij mende genaamd, beftaande uit de fmeerwortel, malrove, bittere amandelen, en gom; of zig te bedienen van terbenthijn, wasch, wierook, mijrteboom, vislijra en huisflakken ; of van berggroen (chrijfocolla), osfenlijm , farcocolla, vislijra, bergwasch (tapis gagates), bloedfteen (h■ierook, aloë3 mijrrhe, maarentak (dabach') , bdellium , fleedoorn , sarcocolla, en zevenboom, die men door een wel fluitend verband onderfïeunen moet (m). TWEEDE TIJDPERK. j EEUW XI TOT XV. Welke de uitwendige hulpmiddelen geweest zijn, die albucasis tegen de Breuken keft aangewend, hier vun vind men bij hem geen gewag gemaakt; alleen befchrijft hij de behandeling Cm) Ibid. lib. 3. tractat. 1, fm. 22. cap. 4. et, cap, 5.  UITWENDIGE HULPMTDD, TEGEN DE BREUKEN. ï$ ling derzelven d >or middel der konstbewerking, die bij op tweederlei wijze voorftelt, namentlijk door het dadelijk brand-ijzer, of het mes (» . Mijrepsus befchrijft een pleister tegen de Breuken, beftaande uit goudglit, wasch, fpiegelharst, ammoniac, galbanum , mijrrhe, b delHum, pijnnarst , mastih , manna , wierook, fpaansch groen, opoponax, lange holwortel , en fcherpe olij CO» benevens een ander, beftaande uit gerst (jzlica"), wierook , lijm, mijrrhe, granaatappelbloeizem, galnooten, aloë en wijn (ƒ>). Voor een net en navelbreuk maakt hij gewag van een middel, beftaande uit lange holwortel, vioolwortel (iris") , camille, vijlzel van koper, huislook, wierook, mijrrhe, aloë, calmijn fteen (cadtnia), ronde holwortel, gebrand koper, koperrood, aluij", gentiaan, duizendgulden kruid (ceneaurium), vi-riool (c/ia/canthus") , fpeerwortel Qdraconiium ) , ainmoniaczout, galnooten, gemeen zout, gecalcineerde vitriool (chalcithis _), en mizij Ac- (ri) Chir Manu«l, pars. I. cap, 47, et pars. 2. cap» 6$. et 67. 'f52. (•) De Emp . cap. 1. Qn L O. cap 21. (g) L, C. cap, 29.  *4 f. jas, verhandeling over dë Actuariüs maakt gewag van een pleister * beftaande uit oude reuzel, olij, gecalcineerde Vitriool, en zilverglit: deeze , zegt hij, moet men na de gedaane konstbewerking terftond op de breuk leggen (V). De cauliaco ftelt de geneezing der Breuken op tweederlei wijze voor: te weeten, door uitwendige hulpmiddelen, en de konstbewerJtkigi De uitwendige hulpmiddelen tegens een navelbreuk, door hem befchreven, beftaah uit wierook, vermengd met het wit van eert eij, het geen men in een linnen lapjen doet, en op den navel aanlegt, benevens eenige anderen, die gelijk zijn' aan die, door rhases opgegeven , terwijl hij de konstbewerking, naar het voorfchrift van avicenna en albugasis verricht wil hebben. Om een liesch- of balzaks-breuk te herftellen * wil hij, dat men dit beproeve door de taxis of inbrengen met de hand, aarsinfpuitingen, baden, het zetten van Jaatkoppen, het aanleggen van weekmaakende pleisters, het ftooven met warme wolle doeken, en door dei: lijder bij dé beenen op te ligten ; door deeze behandeling het ingewand binnen gebragt zijnde, raad hij aan, die plaats te ftooven met in water* wijn i (O Msth. medendi. iih 6. cap. 8* de Empl. &ci  UITWENDIGE HULPMIED. TEGEN' DE BREUKEN, tg wijn, of azijn gekookte galnooten, cijpresfennooten , en aluin; dat men verder op de breuk een pleister moet leggen, die men om de negen dagen verandert, en door een wel pasfende breukband onderfteunt. Nog befchrijft hij een zamentrekkende pleister, die na genoeg overeenkomt met dezelfde door rhase s aangepreezen. De konstbewerking, in zo* daanige Breuken, door hem gemeen gemaakt, beftaat in die door het mes ■"■ " dooi* het dadelijk brancijzer door het aan¬ leggen van vermogende brandmiddelen ■— de binding met naald en draad het weg- neemen der bal ■- of de gulde fleek (Y). Gabelhover befchrijft een menigte hulpmiddelen tegens de Breuken ; onder deezen maakt hij gewag van een matrasjen, uit het moes van witte lleepruimen, en naterkruid (ophioglossum), die in roode wijn gekookt zijn, en men warm aan legt. Is de Breuk verouderd, wil hij, dat men zal gebruik maaken van een pleister, toebereid uit roode boonen, en olij van violen; of van heidensch wondkruid (Jolidago Jarace* nicay, bingelkruid (mercuriaris), valeriaan, lanicul, terbentijn, herten en bokken vet; terwijl (sJ^Ckirurg* magn, traB, 6. cap, 6 et ?.  16 E. JAS, VERHANDELING OVÈR DE wijl men den lijder met beerenvetj in de len* denen moest fmeeren. Behalven dit, befchrijft hij nog een pleister; zamengefteld uit teer, mastik, wierook, hypocistis, fleedoorn, vleeschlijm, draaken-bloed, aloë, vogellijm, waalwortel (fijmphijtum^, galnooten , granaatfchillen , armenifche aarde , holwortel, het zaad van fumach, granaatbloemen , bokkenvet, terbentijn, en wasch: die men onder eenen, door hembefchreven, Breukband aanlegt. Voor kinderen maakt hij gewag van een middel uit lupienenmeel en gebrand linnen, met zuure wijn tot een deeg gemaakt; het geen men, in een doekjen, koud onder een verband aanlegt. Wanneer men, den darm niet binnen kan brengen, wil hij, dat men zig bedienen zal van een afkookzel van kaasjesblaaden, dil, ca. mille, lijnzaad , foenugriek, anijs en comijn, het geen men door middel van een fpons op de Breuk legt. Ook maakt hij nog gewag van een pap, toebereid uit het kruid van deurwas (perfoliata), met honigraat en honig. Tot een breukzalf gebruikte hij een mengsel van bruine waalwortel, en verfche boter: en,  uitwendige hulpmidd. TEGEN de breuken. 17 fen, de breuk herfteld zijnde, plaatste op dezelve een fchoteltje van geel wasch (V). Vidius befchrijft twee pleisters tegen de breuken: de eerfte beftaat uit glit, draakenbloed, bloedfteen, armenifche aarde , opium, mastik, ammoniacgom , mumie , galbanum , wierook, costuswortel, aardwormen, zwart pik , fpiegelharst, rood en wit wasch , fmeerwortelen, roode roozen, myrrhe, aloë, gebrande zeeballen, galnooten, granaatbloeisfem , ronden hol. wortel, eikenmaarennk , terbentijn , menfchenbloed , en het flijm van gekookte ramsvellen: de andere is zamengefteld uit teer, fpiegelhars, wasch, holwortel, aloë, aardwormen, glit, bpoponax,bevergeil (castoreum), mastik, bdellium, fumach, fweerwortel, fagapeen, terpentijn, gal en cypresfennooten , hypocystis, armenifche aarde, mumie , wierook, bloedfteen' (hoematitis'), gips, eikenmaarentak, myrrhe, draakenbloed, en bloei van menfchen (u). De kunstbewerking omtrend de breuken, wil hij met het mes of door het brandijzer verricht; hebben (V). Ü ERCO Medicijnboek, bi. 135. en volgende. («) De Medicamentis extern, torn. 2» pag, 283. Cv) De Chirurg, torn. s. pag. 83,  *8 F. JAS, VERHANDELING OVER DE DERDE TIJDPERK. eeuw XVI. ""k De uitwendige hulpmiddelen tegen de breuken, door vesalius befchreven, beftaan in pleisters: deeze echter komen zo na overeen met die van vidius, zo even opgegeven, dat ik het als overtollig zoude achten dezelve hier te herhaalen (w). - Wanneer de breuk niet binnen gebragt kan worden, oordeelt franco, dat men moet gebruik maaken van baden en ftoovingen, die zamengefteld zijn uit een afkookzel van kaasjesbladen, heemstbladen, camille, lijnzaad, en dat van fenegriek ; hierdoor het uitgezakte ingewand binnen de buikholte terug gebragt zijnde, wil hij ter verdere geneezing. aangelegd hebben een pleister, toebereid uit het empl. contra rupturas, maftik, en magneetfteen, terwijl hij er nog bijvoegt, dat dusdanige behandeling meer voordeeliger voor den lijder is , dan fterk het drukken met de hand het uitgezakt en beknelde ingewand geduurig te beledigen (*). Pa- (w) Chirurgia magn. lib. 6. cap. 6. et cap. 8. (*) Traité des Herwies, chap. XV. pag. 25, 26.  UITWENDIGE HULPMIDD, TEGEN DE BREUKEN. Ip Pa Ré maakt geen het minfte gewag van eenig uitwendig hulpmiddel tegen eene navel, breuk, dan alleen van de kunstbewerking. Op eene balzaksbreuk wil hij hebben aangelegd eene pap, beftaande uit garsten- en boonenmeel, aloë, mastik, heidebeziën (myrtillus), farcocolla , en armenifche aarde ; of een poe der, zamengefteld uit wierook , maftik, aloë, draakenbloed , armenifche en gezegelde aarde, ammoniacgom, vischlijm, granaatappelbloeisfem, cypresfen en galnooten, heidebeziën, hypocystis, en bergroozenharst Qlddanum') , hetwelk men met het wit van een ei vermengt, en eenige dagen op de breuk moet laaten liggen ; of dat men de breuk met honig zal befmeerenj en beftroojen met het vijlzel van ijzer, terwijl men teffens den lijder het poeder van den zeilfteen inwendig laat gebruiken. Is de darm door daarin opgehoopte drekftof bekneld, dan wil hij alle geweld op denzelvert vermijd hebben, maar dat men gebruik zal maaken van eene pap, uit den in water gekooktert heemstwortel en leliën, lijnzaad, fenegriek j kaasjesbladen, vioolen, en glaskruid, daar bij doende verfche boter, en olij van leliën, wel» ke men zo wel op den buik als op de breuk warm aan zal leggen; terwijl men teffens aarsinfpuitingen , uit terbentijnolij, anijsolij , jene» B a vet*  iO F, JAS , VERHANDELING OVER DË verolij , en venkelolij in het werk ftelt. Door deeze middelen niet kunnende- flaagen , moet men, zegt hij, tot de kunstbewerking befluiten, die hij op tweederiei wijze verricht wil hebben, of met het , mes , of door den guldenfteek; welke laatstgenoemde hij op driederlei wijze voorfchrijft. Behalven deeze middelen prijst hij nog aan, dat men den lijder van eenen breukband zal voorzien (x). Forestus liet eene beknelde lieschbreuk met olij van camille, olij van dil en van leliën befmeeren ; hij ftoofde de breuk door middel van eene fpons, die nat gemaakt was in een warm afkookzel van kaasjesbladen , camillen, dil, lijn- en komijnzaad, en dezelve werd hierdoor in ftaat gebragt, de toevallen opteruimen, en het uitgezakte ingewand te herftellen , waar na hij de lijderes van eenen breukband voorzag C» Met het zelfde gewenscht gevolg maakte hij gebruik van eene ftooving, toebereid uit in water gekookte heemswortel , kaasjesbladen , camillebloemen , meliloten, de toppen van dil en lijnzaad; hierdoor bragt hij het gedarmte binnen, (x) Chirurgie, 8fte boek, cap. 13. en volgende, (y) De InUjlintr. offeS. iib. 21. obj, 20.  uitwendige HULPMIDD, tegen DE BREUKEN. 521 nen, terwijl hij verders dagelijks die r.1 ats befmeeren liet met olij van eijeren, myrthe en ft. Janskruid (hypericum), waarna hij de breukpleister of emplastrum ad rupturam , door paró en vesalius befchreven, aanlei, en daarover eenen breukband plaatfte (z). falloppius befchrijft de geneezing der breuken, of door geneesmiddelen en eenen breukband, of door de kunstbewerking. Bij eene navelbreuk, alwaar het gedarmte door lucht is uitgezet, wil hij, dat men den buik befmeeren zal met olij van camille en dil : de darm binnengebragt zijnde , plaatfte hij op den navel gekneusde bladen van de veil en cypresfen, over welke bij een compres , door een verband onderfteund, aanlei, hetgeen hij met zuuren wijn bevochtigde; of lei op denzelven eene pleister, die uit myrrhe, armenifche aarde, terbentijn en wasch beftond. Op eene liesch- of balzaksbreuk , alwaar het gedarmte door lucht was uitgezet, maakte hij gebruik van eene warme ftooving van fterke loog, waarin hij een bundel ruuw garen kookte , welke hij op den balzak aanlei. Dit niet voldoende, plaatfte hij eene fpons, die nat gemaakt was in een afkookzel van laurierbladen, po- Cz) L, C. lib. 27. obferv. II. B 3  21 F. JAS, VERHAKDELING OVER DE poleij (pulegium^ , bergmunt (calamimha)% het zaad van venkel, anijs , komijn, en fene-. griek, en waarbij hij, indien de pijn hevig was, olij van roozen of zoete amandelen deed. Was het uitgezakte ingewand beklemd, dan liet hij de liesch met gemeene olij , hoendervet, olij van zoete amandelen, boter, of olij van dil befmeeren ; of lei eene pleister aan, toebereid uit kaasjesbladen, kruim van brood, vet, heemsflijm, fenegriek, en olij van zoete amandelen; of plaatfte op dezelve eene fpons, die doortrokken was in een afkookzel van den kop van eenen hamel of vetten vogel, heemswortel, kaasjesbladen, het zaad van anijs, lijn en fenegriek,- en wanneer het gedarmte door opgehoopte drekftof bekneld was, plaatfte hij den lijder eenige uuren in een bad van olij. Het gedarmte binnengebregt hebbende, lei hij, bij kinderen, eenen pleister aan, die uit dennenolij, armenifche aarde , aloë, myrrhe en wasch beftond ; doch bij eenen bejaarden maakte hij gebruik van eene pleister, zamengefteld uit aloë, granaatfchillen, wierook, het fap van de hypocystis, osfenlijm, teer, en joodenlijm , welke hij door eenen breukband onderfteunde; terwijl hij, bij het vernieuwen van de pleister , die plaats drie of viermaalen bette met eene fpons , die nat gemaakt was in den in zuuren wijn gekookten fineer»  uitwendige holpmidd. 1egen de breuken» 23 fmeerwortel, gemeene rhaponticum, groote fantorij (centaurea major"), wierook, myrrhe en aloë (a). Fabricius ab aquapendente bediende zig, ter geneezing der breuken , van uitwen» dige hulpmiddelen, en de kunstbewerking. Wanneer het uitgezakte ingewand door lucht of drekftof opgevuld was , plaatfte hij den lij» der in een bad van warm water. Hij ftoofde de breuk met warme wollen doeken , en lei over dezelve eene weekmaakende pap, die toebereid was uit heemstwortel, lijnmeel , boter, olij, en mede. Wanneer dit niet voldeed, liet hij den lijder in eene agteroverliggende geftalte, met het hoofd nederwaards , bij de handen en voeten heen en weder fchudden. Hier mede flaagende in de breuk binnen te brengen, bediende hij zig van opdroogende en zamentrekkende, doch niet door hem genoemde , plaatsmiddelen; ook bediende hij zig nog van een middel, uit terbentijn , wasch, wierook, myrrhe, vischlijm, en flakken; of van harst, ammoniac, wierook, joodenlijm en zwavel. Voor eene netbreuk prijst hij aan een middel, beftaande uit aloë, granaatfchillen, d'.e in roo- 00 De Turn, prat, nat, cap, 30. etfeq, B 4  ?4 F. JAS, VERHANDELING OVER DB rooden wijn gekookt zijn, het fap van de hy-. pocystis , wierook, en houtlijm. Betreffende de kunstbewerking, deeze wil hij door brandmiddelenen hit mes verricht hebben; terwijl hij, na de geneezing, aanbeveelt den lijder van eenen breukband te voorzien (b~). Op eene navelbreuk beveelt hij, dat men plaatzen zal eene zamentrekkende pleister , bereid uit armenifche aarde , draakenbloed, mastik, vleeschlijm, tongeblad, leijen, pijnharst, eiwit , en wasch ; over welke hij eenen navelband, die in het .midden van eene bol voorzien is, aangelegd wil hebben (Y). Arantius plaatfte op eene navelbreuk eene warme ftooving , door middel van eene fpons, nat gemaakt met een afkookzel in wijn , van anijszaad , venkelzaad , dil, camille , lijnzaad, oprechte dictam (dictamnus creticus*). Wanneer het ingewand binnengebragt was , maakte hij gebruik van eene zamentrekkende pleister, uit aloë, mastik, wierook , ladctnum , barnfteen, gomtragant, arabifche gom, naterwortel (bistorta*), kypocystis , fleedoorn, draakenbloed , armenifche aarde, galnooten , wasch, ter- (&1 Opera Chirurg, lib. I. cap, 24, 25 et 26, '10 lf, C, de Oper&fanibus. cap. 52,  Uitwendige hulpmidd. tegen de breuken, ag terbentijn , en teer , over welke hij een kusfentje en eenen breukband plaatfte. Wanneer de breuk met ontfteeking vergezeld gaat, moet men, zegt hij, gebruik maaken van eene pap , zamengefteld uit vioolen , roozen 7 gerstenmeel, het water van weegbree, kaasjesbladen, korentcn, roozen- en amandelolij; welke pap men in den winter warm, doch des zomers koud moet aanleggen. Ook prijst hij aan eene aderlaating op den voet te doen. Om de verfterving te beteugelen , wil hij, dat men doeken , nat gemaakt in aloë en ' wierook , die in wijnazijn ontbonden zijn , op de breuk zal plaatzen () Die kleine Chirurgie, der VI. theil. feite 174. B 5  2.6 F. JAS , VERHANDELING OVER DE Van wat aart de uitwendige hulpmiddelen, om de breuken te geneezen, geweest zijn, die taliacotius gebezigd beeft, vindt men door hem niet befchreeven. Alleen maakt hij gewag van zijne behandeling, betreffende de kunstbewerking, die hij door het wegneemen van den bal verrichtte (ƒ). Hildanus plaatfte op eene balzaksbreuk, na dat hij het uitgezakte ingewand had binnengebragt, een warm matrasje van in rooden wijn gekookte roozen , alfem , de bladen van fleepruimen, paardenftaart, de bladen van de falie, het mosch en de bast van den eikenboom, venkel en anijszaad , of eene zamentrekkende pleister en eenen breukband (g). Om de breuken te geneezen, fchrijft hij eene bijzondere kragt toe aan den grooten fmeerwortel, breukkruid (hermaria), aardwormen, longenkruid, hertenroede (priapus), het zaad van deurwas (perfoliata), en muisoor (pih/èlla'), uitwendig op de breuk geplaatst. Tot eene ftooving wil hij gebruik gemaakt hebben van den grooten fmeerwortel, bifiorta9 tormentilla, fanicul, pyrola, alchimilla, muisoor , paardenftaart ( equifetum ), cypresfen - en galCf) De Curterum Chirurgia, lib. j. pag. 75. (g) Opera mnia, cent. 2. ebf. 8a.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. galnooten, granaatfchillen en bloemen, het zaad van weegbree , dat van deurwas , van anijs, karwij en Jkomijn , in boonenwaccr of rooden wijn gekookt , en waarbij men zout en aluin doet Ook verhaalt hij , dat een man , die geduurende twintig jaaren eene zeer groote darmbreuk gedragen had , wegens ziekte den tijd van zes maanden het bed moest houden , en, door dit geduurig liggen , van dezelve geheel genas; offchoon twee jaaren daar na. w.gens eene ophouding der pis en van den afgang, een half bad uit verzagtende en verflappende kruiden en olijachtige fmeeringen, op den buik en tegen den bilnaad dagelijks aangewend , be-. nevens dergelijke aarsinfpuitingen toegediend werden , bleef echter de lijder volkomen genezen (f). «FiëNus zegt: de geneezing der liesch- of balzaksbreuken gefchiedt door geneesmiddelen en de kunstbewerking. De geneesmiddelen beftaan in zamentrekkende of zamenheelende , die men uit- en inwendig moet toedienen, en door het plaatzen van eenen breukband. De (/;) L. C. cent. 6. obf. 73. (0 C. tent. 5- tif- 54-  28 p. jas, verhandeling over de De kunstbewerking befchrijft hij op drieërlei wijze, door branding, door het wegneemen van den bal en door den guldenfteek. Betreffende de branding, deeze, zegt hij, kan of door 'tdaadelij k brandijzer, of door vermogende brandmiddelen verricht worden; terwijl hij het wegneemen van den bal,naar het voorfchrift van ^gineta, aanprijst , en de guldenfteek op drieërlei wijze bepaalt Sennertus fchrijft, om de breuken te geneezen , een veelvermogende kracht toe aan het kruid herniaria (/). Hiermede ftemt nagenoeg overeen het gevoelen van den hooggeleerden plenck, (in zijn Materies Chirurgica, ifte deel, bl. 164); doch onder die bepaaling, dat men teffens de breuk , door eenen gefchikten breukband, onderfteunen moet. Op eene beknelde liesch- of balzaksbreuk wil hij, dat men zal gebruik maaken van eene fpons., -doortrokken in een afkookzel van den wortel en bladen van de althcea, maha, parietaria, vioolen , beerenklaauw (branca urfi") , camillebloemen, meliloten, lijnzaad, en dat van fenegriek ; of dat men dezelve tot eene pap bereide, of (i) Twaalf Handgreepen der Heelkunst, 10de boek,bi. 199. Rqq (0 °Pera <*mr>fo> tont' !• Mi. 6. cap. 5, cl. 19. pag. iok  UITWENDIGS HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 29 of in een bad doe, of tot aarsinfpuitKgen laac toedienen , en wanneer de darm door lucht is uitgezet , doet men bij dit alles dil, komijn, karvvij en dergelijke windbreekende middelen. Wanneer het uitgezakte ingewand is binnengebragt, wil hij op de opening, dat is, op den ring der buikfpieren , zamentrekkende hulpmiddelen geplaatst hebben , en eindelijk eene heelende pleister, die door eenen breukband onderfteund moet worden. Op een navelbreuk, zo wel bij kinderen, als hoogbejaarde en zwakke menfchen , is het veiliger, zegt hij, eenen breukband, die eene zamentrekkende pleister ondeifteunt, te plaatzen, dan de geneezing door de kunstbewerking te onderneemen; bepaalende deeze alleen bij eenen ouderdom van zeven tot veertien jaaren (m). Wirtzungh befchrijft eene menigte van hulpmiddelen tegen de breuken, uit welke ik flechts eenigen, en wel de voornaamfte, zal opgeeven. Op een navelbreuk bij jongê kinderen prijst hij aan , dat men zal gebruik maaken van den waalwortel , met gefmalten wasch vermengd, hetgeen men op de breuk legt; en, zo het breukgezwel zeer groot is, dat men den geheelen rug (m) L C. de Meftin, prolapjus repojlt. lib 5. parf. 1. [eü. 2. cap. 5.  30 F. JAS, VERHANDELINO OVER DE rug met beerenfmout befmeeren zal. Zo wél bij kinderen als bij bejaarden, raadt hij aan, dat men op den navel leggen zal gekookte bladen en het zaad van de perfoliata; behalven dit, beveelt hij aan een middel , beftaande uit lupijnenmeel, gebrand linnen en wijn (V). Omtrend eene lieschbreuk maakt hij gewag van eene pleister, beftaande uit den wortel en de bloem van de primula veris ,chryfanthemum, fymphytum, mastik , fleefap , granaatbloemen, klein gefneden haazenhair,vogellijm, pek,wasch, en olij van roozen; benevens een ander, uit draakenbloed , myrrhe, farcocolla, opoponax , zwavel, amber, mastik, waalwortel, myrtenzaad, myrobalanen, de fchors van den pijnappelboom , cypresfennooten, tuinflakken, dragant, en vischlijm. Wanneer de darm door lucht is opgefpannen, prijst hij aan , gebruik te maaken van drooge koppen, die men op den buik plaatst. Om de breuken voortekomen, wil hij, dat men tegen de plaats, die men vermoedt, een plaatje van ijvoor zal aanleggen, en dat men den lijder geduurig in een bad van aluin laat zitten (V). •> Severinus maakt geen gewag van uitwendige (ri) Medicijnboelc, 3de Deel, cap. 1. (0) L. C. cap. 3. § 1. 3. 12.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 31 ge middelen tegen de breuken, maar befehrijft de geneezing van eene darm- en netbreuk, door eene kunstbewerking, die hij door naald en draad verrichtte, en welke hij als eene nieuwe behandeling, door hem uitgevonden, opgeeft q>). Dat de cypresfen, als eene pap aangelegd, het uitzakken van het gedarmte beteugelen, is het gevoelen van dioscorides, die ook hetzelfde vermogen toefchrijft aan den fmeerwortel, ab eene zalf gebruikt; terwijl hij de geneezing der darmbreuken bij jonge kinderen aan een fmeerzel van het vlookruid (pfyllium') , en hetzelve, met azijn vermengd, ter geneezing voor eene uitpuiling van den navel aanprijst. Stepha^us atheniensis wil, dat men de bladen van den cypresfenboom in azijn zal kooken, en warm op de breuken leggen; benevens harst en pek, in olij geweekt. Ook beveelt hij , dat men vischlijm en gom , in azijn geweekt, vermengd met flakken en derzelver fchuim, op eene breuk zal aanleggen (V). Scultetus beveelt,dat men op eene lieschIbreuk aan zal leggen een pleister van wasch, onderfteund door een behoorlijken breukband. Wanneer de darm bekneld is, prijst hij aan eene (p) Chirurg, efficax cap. de Paracentefibns, pars 2. cap. 13. (f) casparus woLPHius Alphab. Empirie, pag. 38*  3& F. JAS, VERHANDELING OVER DÈ eene pap, gemaakt uit gerstenmeel, zemelen, roozenolij-en rooden wijn, Om het gefeheurde buikvlies te hereenigen % maakt hij gewag van eene ftooving, uit de in rooden wijn gekookte confolida major, tormentilla, maagdepalm, ferpentina, bislingua, hermar ia, perfoliata, roode roozen, granaatappelbloeisfem en fchillen , eikelfcraal, en het zaad van de fumach (Y). Ferrara befchrijft eene pleister tegen de breuken, beftaande uit vischlijm, galbanum, ammoniac, mastik, wierook, farcocolla, mumie, bloedfteen, goudglit, draakenbloed, armenifche aarde, gecalcineerde vitriool, granaatbloemen, cypresfennooten, fleedoorn, galnooten, terbentijn, fpiegelhars, wit wasch, cn eikenmaarentak (Y); benevens eene andere, die het uitzakken der ingewanden belet, zamengefteld uit het flijm van fmeerwortelen, lijnzaad, het uitgeperste fap van de agrimonie, pijnharst, de gom van de veil (hedera), mastik, wierook, kruidnagelen, kaneel, foelij, draakenbloed, granaatbloemen , roode koraalen, cypresfennooten, roo^ de roozen, de bladen van den myrrheboom, geCO Wapenhuis, ifte D^el, bi. 182 en ij»r. (0 Chirurgia, lib. 2. fag. 183.  UITWENDIGE HÜLPMlDD. TEGEN DE BREUKEN. 3$ mtfchüs dmbra, olij van, denneboomen, en wit wasch (T). Nog' befchrijft,;;hij eene pleister, die hij zege bij zeer vecle lijderen, 'alwaar het gedarmte nog niet was uitgezakt, met vrucht gebruikt te hebben , die , behalven uit de zo even genoemde middelen, nog uit gom elemi, armenifche aarde en nootemuscaat is zamengefteld («). Behalven deeze hulpmiddelen befchrijft hij nog zijne behandeling omtrend de breuken, door de kunstbewerking, die.hij door hetdaadelijk brandijzer verrichtte (V). VIERDE TIJDPERK. •'gis.tz.%isÊkibVi.'.«•rasv iv ■■:.%.qwtivwct'ï. . eeuw XVII. Dat de breuken, door het vormen van een vast lidteeken , na eene voorafgegaane verzweering, volkomen genezen worden, blijkt uit het verhaal van rsneaulme, bij eenen man, die gebroken was, en eene .venerifche lieschbuÜ kreeg, welke tot verettering overgaande, met het me- (t) L. C pag. 1*4. 00 L C. lib. 3- P*g- 370. (r) L. C. lib. I. pag, 55. ^ c . ;  34 F- JAS, VERHANDELING OVER BE mes geopend werd, en waarbij zig, bij de geneezing , het lidteeken zo vast vormde, dat hi} teffens volkomen van zijne breuk genas (V). Van eene dergelijke geneezing , door het vormen van een lidteeken, na een voorafgegaan ettergezwel, vindt men bij iuchter aangetee», kend (V). Nog verhaalt reneaulme, dat een man, wegens eene beknelde toeuk , door onlijdelijke pijnen gefolterd wordende, op dezelve plaatfte een zakjen , met in eene ijzeren pan uitgebrand zeezout, het welk hij geftadig en bij afwisfeling^ zo warm als mogelijk was, vernieuwde; de beklemming week, de breuk ging in, en door het aanhoudend gebruik, geduurende den tijd van drie maanden, genas de lijder volkomen. Echter na verloop van vier jaaren, wanneer hij zig aan een zwaar werk blootftelde , vertoonde zig de breuk andermaal op dezelfde plaats (y.y. Peccettus beveelt, dat men op eene navelbreuk, na dat het ingewand is binnengebragt',. gebruik zal maaken van eene pleister, zamengefteld uit teer, mastik , farcocolla , hypockfis, fleedoorn,. draakenbloed, aloë, bloedfteen, lan- (w) Verhandeling cierScheurfels of Darmbreuken, bi. 148, (*) Verhandeling over de Breuken, 1. Deel, bl. 38Cy) Verhandeling derScheurfels of Darmbreuken ,bl. i6loeisfem, aloë, zeven» blad, mumie, fpiegelharst , armenifche aarde, j^oghout Qxyloaloê') en [pica nardi. ü.erowymus maakte gebruik van. eene .pleister, zamengefteld uit granaatfchillen, armen 1'che aarde, draakenbloed, fijngewreven leijen, .bjslingua, vermengd met eiwit, azijn en fpiegelharst ; terwijl hij den lijder veertig dagen het bed liet houden. Schroderüs befchrijft eene pleister voor de breuken , toebereid uit het lijm van uitgekookte aalsvellen, bloedfteen, loodzuiker, gebrand tin , ammoniacgom, in azijn ontbonden, ■en met olij van myrrhe vermengd. Röslp rus befmeerde , na dat hij eene balzaksbreuk had binnengebragt, de liesch met ólij van balfemappel (momordica), lei op deZelve eene breukpleister en eenen breukband aan. Sitonus bediende zig van eene pleister, die zamengefteld was uit het poeJer van de groote en kleine waalwortels , vermengd met terbentijn, mastik, wierook, gummi elemi en tacamahac. Vekrascha gebruikte eene brcukpleister, doch welker inhoud niet gemeld wordt. TiMjEüs. lei op eene darmbreuk eene pleister  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 4jT rer aan, uit teer, aloë, goudglit, fpiegelharst,1 moedergom , ammoniac, eikenmaarentak, ronden holwortel, myrrhj, wierook, mastik, armenifche aarde, fmeerwortel , aardwormen, galnooten, vleeschlijm, terbentijn en wasch. Rumlerus befchrijft eene breukzalf, zamengefteld uit den fmeerwortel, heidensch wondkruid , leverkruid (agrimonia), nagelen, venkel, den wortel van de poeonie, duizendblad, fleutelbloemen , weegbree , mastik , wierook , eikelfchaal, cypresfen- en galnooten, den wortel van zeven blad Qormentillce~), flangen wortel en boter. Rf.usnerus wil, dat men 'smorgens en 's avonds onder eenen breukband op de breuk zal leggen eene dubbelde lap linnen, nat gemaakt in een aftrekzei van den zeilfteen, mastik, calmijnfteen, draakenbloed, ijzer en armenifche aarde. Cumjeus gebruikte op eene darmbreuk eene zalf, gemaakt uit citroenmoes, mastik, wierook en wit wasch. Rondeletius lei op eene breuk, alwaar het gedarmte door lucht was uitgezet, eëne ftoovingaan, uit loog, komijn, laurierbeziën, fefeliekruid, wijnruit en wrangen wijn. Campanella zegt, zig zeiven van eene darmbreuk genezen te hebben, door het innee- men  48 p. jas, verhandeling over de inen van het vijlzel van ijzer, en het aanleggen] van eene magnetifche pleister (§•). Battus wil, dat men op eene navelbreuk •plaatzen zal eene pleister, toebereid uit het poeder van celtifche[pica nardi. terbentijn, Wasch, en olij van bittere amandelen, over welke men eeh compres en \ een verband moet aanleggen; 'of gebruik maaken van eene pap, van wierook, •-aloë, hët poeder vati galnooten:, granaatfchillen, 'welke men met wit van een ei vermengt, en olij van mastik. Om eene darm - of netbreuk'-, die tot in den balzak afgedaald is, te herltellen, .raadt hij aan, dat men boven de fchaamdee'len eene grodte iaat■ kop plaatzeh zal; ën * wanneer dezelve van pijn vergezeld is , dat men eene ftooving van zoete melk, en olij van roozen aan zal leggen, benevens aarsinfpuitingen in het werk nellen van in zoete melk gekookt lijnzaad, fenegriek, kaasjesbladen en heemswortel met verfche boter. Wanneer men buiten Haat is den darm te kunnen binnen brengen, wil hij, dat men den lijder, met het hoofd neder\vaards, op eene fchuinfche plank zal plaatzen, en bij de billen fchüdden; en bevestigt dit, met te zeggen, dat hij, door deeze be- (g) BiUiothca Chirurgka, tvm. 2. pagt 356. rt /èjj.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 4.9 behandeling , eene breuk, na verloop van agt dagen, herfteld heeft. Wanneer de darm binnengebragt is, prijst hij aan eene pleister , zamengefteld uit mastik , magneetfteen, fteefap, armenifche aarde, vermengd met de olij van kweën, welke men door een behoorlijk verband onderfteunen moet Van meekren bediende zig, bij eene beklemde balzaksbrcuk, van aarsinfpuitingen, toebereid uit een afkookzel van den wortel van lelijen , heemstwortel, de bladen van violen$ kaasjesbladen, glaskruid, camillebloemen, meliloten, dil, lijnzaad, dat van fenegriek, anijs en komijn, waar bij hij deed het eletluarium diacarthami, doojers van eijeren, olij van camille^ van dil, van wolkruid, en van anijs, Op de breuk plaatfte hij eene ftooving, vari in zoete melk gekookte bladen van het glaskruid, van kaasjesbladen, wolkruid, camillebloemen, meliloten, dil, vlier, anijs en venkelzaad: en die hij, na alvoorens den buik en den balzak met warme olij van dil, van meliloten, vari camille en anijs befmeerd te hebben, met wollen lappen aanlei. Ook plaatfte hij op eene dergelijke breuk, die met ontfteeking vergezeld ging, eene pap,' 0i) Handboek der Chirurgie, ifle Deel, cap. 34, 39. D  50 F. JAS, VERHANDELING OVER DE gemaakt uit in rooden wijn gekookt tarwenen gerstenmeel, zemelen, de bloemen van camille en vlier , beneven myrthen- en roozenolij (;). Hqffmann beveelt, dat men, om eene darmbreuk te herftellen, alle a uuren aarsinfpuitingen zal doen. Dat men op dezelve veten olijachtige middelen, waar toe hij eene varkensblaas, half opgevuld met menfchen- of hondenvet, aanprijst, aan zal leggen. Dat men teffens den geheelen buik bedekken zal mee het darmnet van een kalf, of met eene linnen lap, die in warme raap- of lijnolij gedoopt is. Om de toevallen, als hik en braaking, weg* teneemen, wil hij op den bovenbuik geplaatst hebben eene pleister, zamengefteld uit theriaak, olij van nootenmuscaat, van kruifemunt en campher; en dat men den lijder eene ader op den voet zal openen, die men, naar de gefteldheid des lijders, herhaalen moet. Wanneer men buiten ftaat is, het uitgezakt gedarmte weder binnen te brengen, moet men tot de kunstbewerking befluiten, en den lijder, genezen zijnde, van eenen breukband voorzien (&_). Om (j) Heel- en Geneesk. Aanmefkingen, hoofdft, 45,46^ (£) De Dolore et Spasmo Iliaco, torn, 2, fe&, 2. Cap. 4» pag. 278. et fea,  uitwendige hulpmidd, tegen de breuken. §1 Om het toeneemen der breuken voor te komen, moet men, zegt hij, op de liesch het emplastrum de meliloto, vermengd met campher aanleggen (f). Nog befchrijft hij eene pleister voor de breuken, die in allen met die, welke door vidius befchreven is, overeenkomt (rn). Van beverwijck prijst in zijne werken der geneeskunst, ter geneezing voor de breuken, aan tacamahac, caranna, de bladen van den cypresfenboom, de bloemen en fchillen van granaaten, beneffens den waalwortel (n\ Van horne befchrijft eene pleister tegen, de breuken, beftaande uit den waalwortel, cypresfennooten, granaatbloemen, roode roozen, eikenbladen, draakenbloed, fleedoorn, mumie $ pek en fpiegelharst (8 F. JAS, VERHANDELING OVER DE S o li noen befchrijft tegen eene ontfloken navelbreuk eene pap, beftaande uit in wijn gekookte kruifemunt, pieterfelij, fcordium, alfetn, dulle kervel, boelkenskruid (eupatorium) a kervel, bloemen van camille en vlier, den wortel van wilde wijngaard, ezelskomcommers, komijnzaad , laurierbeziën , ammoniaczout, campher en bokkendrek. Voor liesch- en balzaksbreuken maakt hij gewag van pleisters, zalven, ftoovingen en pappen. Tot eene pleister wil hij gebruik gemaakt hebben van fpiegelharst, terbentijn, wasch, de korst van geroosterd brood , nootmuscaatolij , die van mastik, fandrak , wierook, gezegelde en armenifche aarde, gekrulde munt, alst, ronde holwortel, calmus, nagelen, granaatbloeisfem, cypresfennooten , granaatfchillen , galnooten , draakenbloed en olij van kweën. Tot eene zalf befchrijft hij een mengzel van myrthenolij, die van kweën, die van waterroozen, die van ft. Janskruid,van roozen, het fap van weegbree, herderstasch , duizendblad, draakenbloed, ijzerfaffraan (crocus marris), roode aarde, zoete vitrioolaarde, roode koraalen, den wortel van zevenblad, hertstong, roozenhelmp. jes (antherae"), het zaad van weegbree, berberis , en een weinig azijn en wasch: terwijl de  uitwendige hulpmidd. tegen de breuken. 59 de ftoovingen en pappen, die hij op beknelde breuken aanbeveelt, ten eenenmaale overeenkomen met die, door munniks opgegeven. Wanneer de breuk is binnengebragt, wil hij aangelegd hebben eene pleister, zamengefteld uit het poeder van ronden cyperwortel, zevenblad, hertstong, fanicul, den grooten fmeerwortel, deurwas, wintergroen, ft. Janskruid, heideosch wondkruid , eikenbladen, granaatbloeisfem, het zaad van deurwas, cypresfennooten, de toppen van de eikennooten, wierook, vleesch. lijm, draakenbloed, aluin, bloedfteen, wasch, terbentijn , mastik , tacamahac en gom elemi, waar bij hij wil gedaan hebben de balfamus martialis vulnerarius, benevens nog over dezelven een breukband (a). VIJFDE TIJDPERK. Jt e u w XVIII. E ijleman werd in den jaare 1691 geroepen bij eenen lijder, die eene groote darmbreuk in de rechter liesch had. Om (a) Medicinaale en Chirurgie. Werken, hoofdft. 61, 64  6o F. JAS, VERHANDELING OVER DE Om deezen te herftellen, ligtte hij den lijder bij de beenen op; doch de darm door lucht te fterk uitgezet zijnde, flaagde hij met deeze behandeling niet; waarom hij Zig bediende van camille en eenen bundel ruw garen, in zoete melk afgekookt, het welk hij, zo warm het de lijder verdragen konde, op den breuk aanlei: en twee a drie uuren hier mede aangehouden hebbende, gelukte het hem, de breuk te herftellen, wanneer hij als toen eenen breukband op dezelve plaatfte (&). Palfijn zegt, dat het uitgezakt gedarmte fomtijds is herfteld geworden door het opgieten van koud water. Wanneer men buiten ftaat is, om het uitgezakt gedarmte , uit hoofde der ontfteeking van den buikring, te kunnen herftellen, wil hij, dat men zal gebruik maaken van verzagtende en ontbindende ftoovingen, door middel van eene daar in gedoopte wollen lap, maar, wordt de beknelling veroorzaakt door in het uitgezakt gedarmte opgehoopte drekftof, dan beveelt hij dergelijke pappen, en aarsinfpuitingen, en, hier mede niet flaagende, zo ras mogelijk, tot de kunstbewerking te befuiten. Om breuken voortekomen , inzonderheid na de (J>) Heelkundige Aanmerk., A°. 170?. pag. ici.  UITWENDIGE HULPMÏDD. TEGEN DE BREUKEN. 6t de gedaane kunstbewerking, prijst bij aan, als zeer noodzaaklijk, den lijder, geduurende eenen geruimen tijd, van eenen breukband te voorzien. Omtrend de behandeling, bij eene beklemde navelbreuk, zegt hij het volgende : men moet gebruik maaken van ontbindende, windbreekende en verzagtende ftoovingen, pappen, of zalven ; men moet den lijder in een half bad plaatzen, en aarsinfpuitingen toedienen; en hier mede niet flaagende, de kunstbewerking verrichten fV). Benevoli befchrijft de geneezing van eene balzaksdarmbreuk , bij eenen man van 40 jaaren, door het toedienen van verzagtende aarsinfpuitingen, en het aanleggen van ftoovingen op den buik. Even eens, zegt hij, alleen door het draagen van eenen welpasfenden breukband, geduurende den tijd van één jaar, eenen jongen geneezen te hebben van eene aangebooren darmbreuk, die zo aanmerkelijk was, dat dezelve, op den ouderdom van vijf jaaren, de grootte van zijn hoofd evenaarde (\d~). Na her geneezen van eene opengebroken liesch- (c) Handw. der Heelk., ifle Deel, pag, 91, i03 ea 134. Cd) Heelk. Waarn., pag. 133 en 145.  62 F. JAS, VERHANDELING OVER DE lieschbreuk, bediende zig t accon i, ten ein» de het weder uitzakken voortekomen, van compresfen, wier randen met eenen fterkklevenden lijm beftreken waren, en die hij, door middel van banden, op het lidteken bepaalde (V). Woyt befchrijft eene breukpleister, beftaan. de uit het poeder van mastik, mumie, wierook „ barnfteen, arabifche gom, gomdraganth; aloë, granaatbloemen, roozen, draakenbloed, armenifche aarde, crocus mart is reverber. bloedfteen, olij van roozen , van mastik , van myrthen, wasch en harst. De geneezing der breuken, (zegt de voornoemde fchrijver), gefchiedt door de uitgezakte darmen in hunne natuurlijke plaats terug te brengen. Dit wordt verricht, of door eene kunstige handgreep Qaxis), of door het emplastrum magneticum arfenicale op de lendenen te leggen; en te beletten, dat zij niet weder uitzakken, waartoe hij aanbeveelt zamentrekkende pleisters, uit draakenbloed, vleeschlijm, galnooten, cypresfennooten, mastik, wierook, de gom van den kersfenboom en het fap van den grooten fmeerwortel (ƒ). alco Heelk. Waarn., pag. 241. (ƒ) Schatkamer der Genees- en Natuurk, Zaaken, bi. 103, 338.  UITWENDIGE" HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 6j Allen beveelt, dat men het uitgezakte ingewand ftooven zal met verzagtende en windbreekende middelen, benevens brandewijn; dac men dergelijke aarsinipuitingen zal toedienen: en , het gedarmte binnengebragt zijnde, den lijder van eenen breukband voorzien; terwijl hij het liggen op den rug, als een algemeen geneesmiddel van alle breuken, zelfs bij oude lieden, erkent. Wanneer het gedarmte door lucht is uitgezet, prijst hij aan verdeelende ftoovingen, benevens eene pap van boonenmeel, komijnzaad, koejenmist en zwavel (g). Van wijck geraadpleegd wordende over eene doorgebroken darmbreuk, vergezeld gaande met eene zweer in den balzak, waar uit de darmftoffen dagelijks ontlastten, bij een kind van weinig maanden , plaatfte op de opening eene wiek, bedeeld met balfamus arcaei, terwijï hij vervolgends de zweer, door middel van eene veder, beftreek met een mengzel van balfamus arcaei, copaïva, f'amaritanum en tinct. myrrhce; verders alfem, waterlook, poleij, waterkervel (phellandrium), gekrulde munt, kaasjes- bla- Cg) Praftijk der Chirurgie, (agter garekgeot), 3de hoofdlt. pag, 95.  d»4 F. JAS, VERHANDELING OVER DE bladen , camille en vlierbloemen en lijnrneeïa* welke pap hij tweemaal daags warm aanlei. Na deeze middelen eenige dagen gebruikt te hebben, lei hij op de opening gemeenen ho-^ nig, terwijl hij met de voornoemde pap voortging- Dan, vier dagen daar na, werd het uitgezakte en nog open zijnde gedarmte, door eene breukmeesteresfe, buiten zijn weeten, in den buik terug gebragt, en de zweer in den balzak door den honig genezen. Hier door ontftonden echter geene toevallen , maar het lijdertje genas volkomen. Hoe gelukkig ook deeze geneezing geweest zij, des te ongelukkiger was het geval bij eenen man, in den bloei van zijne jaaren. Deeze aan eene balzaksdarmbreuk onderhevig zijnde, kon noch door de taxis, ftoovingen, pappen, noch aarsinfpuitingen gered worden. Over deezen hooploozen toeftand met andere heelkundigen raadplegende, oordeelde men, dat het onmogelijk was, den darm binnen te brengen, en, om des lijders dood niet te verhaasten, de kunstbewerking niet te onderneemen; maar veel liever, onder het gebruik van bederfweerende en verzagtende pappen, de hulp der natuur aftewachten. Eene zogenaamde breukmeesteresfe echter wist,  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 65 wist, door eene gunftige toezegging van geneezing, deezen lijder zo zeer inteneemen, dat zij de breuk binnen bragt, met dat ongelukkig gevolg, dat hij binnen weinige uuren daarna bezweek. „ Deeze fchielijke dood (zegt van wijck) ,, is waarfchijnlijk veroorzaakt, door dat het te„ der, en ten deele verftorven ingewand , bij „ het inbrengen in den buik, verbroken is, en „ de drekflof binnen de buikholte is uitge„ ftort." Eene vrouw j gewoon zwaare lasten te kruijen, bekwam, door het onvoorzichtig afleggen van haaren breukband, eene beklemde lieschbreuk, ter grootte van eene fluiten Van wijck Hoofde deeze breuk met eene gekookte ftreng ruw garen, die telkens bevoch^ tigd werd in warme zoete melk, waar in heemstbladen , de bloemen van camille en meloten, venkel- komijn- en anijszaad gekookt waren: —■ of lei over dezelve eene pap , toebereid uk wolkruid, kaasjesbladen, waterlook , waterkervel . de bloemen van vlier, meloten en camille; terwijl hij de breuk tweemaal daags beitreek met het unguentüm althaece, of de balfamus meliloti; doch deeze lijderes is, onder het toedienen van herhaalde aarsinfpuitingen , en tot de voorgeftelde kunstbewerking niet te E b&  6$ F. JAS-, VERHANDELING OVER DE bevveegen zijnde, op den veertienden dag overleden (h). Belloste bediende zig op eene pijnlijke balzaksdarmbreuk van eene pap, uit koejenmisf, met lijnolij , of die van violen. Wanneer de darm herfteld was, plaatfte hij echter op denzelven een warme ftooving, uit de in bluschwater (eau de la forge), of zamentrekkenden wijn, gekookte granaatbloemen, galnooten, cijpresfennooten, granaatfchillcn, aluin, de bloemen van camillen, van meliloten en gemeen zout: verders lei hij op denzelven eene breukpleister en eénen breukband aan (7). Schouten plaatfte op eene breuk, bij kinderen zo wel, als bij bejaarden, een matrasjen, gevuld met camille en meiilotebloemen , anijs- en komijnzaad, in zoet bier gekookt, en ftijf uitgeperst, zo lang, rot dat dezelve naar binnert ging; verders bediende hij zig bij kinderen nog van eene breukpleister, lei over deezen eert compres , en onderfteunde dit alles door een wellluitend verband. Doch bij bejaarden vergenoegde hij zig met eenen welpasjfenden breukband. Door deeze behandeling, zegt hij,' eene me- nig- (A) Heel- en Geneesk. Aanm., bl. 206-213. CO Hee?k. Verbandh. Meester, 3de Deel, hoofdfL 3,  UITWENDIGE HULPMIDD» TEGEN DE BREUKEN. 6? nigte breuken, bij jonge kinderen, genezen té hebben (T). Titsingh, geroepen wordende bij eenen man van 50 jaaren, die aan de rechter zijde eene beklemde darm- en netbreuk had, plaatfte op denzelven eene in wijn gekookte pap , toebereid uit malrove (marrubium') , kruii'emunt, rnajolein, benevens gerstenmeel, die hij om de drie uuren vernieuwde, terwijl den lijder, bij herlmaling, verzagtende en windbreekende aarsinlpuitingen werden toegediend. Negen dagen daarna, wanneer hij befpeurde uit .de vermindering der toevallen, dat de darm binnen den buik terug geweken was, lei hij over den buik het emplastrum è labdano en dé cumino : doch het nog uitgezakt gedeelte van bet net ging tot verëttering over, het welk * onder eene gepaste behandeling, van het overige affcheidde ; waarna de lijder vjlkomen genas (7). Van der Haar zegt, verfoheide verfchè geworgde of reeds verftorven darmbreuken , met ontlasting van bijna alle de buiksvuiligheid en wormen, langs de liesch, of den balzak, op de (*) Verh. over de tegennat. Gezwellen, ade Deel, bh CO Verdonkerde Heelk., bl. 611 E a  68 F. JAS, VERHANDELING OVER DE ' de volgende eenvoudige wijze volkomen te hel»» ben zien geneezen. „ Na dat het darmkanaal door zagte laxeer„ en klisteermiddelen wel gezuiverd is , raadt hij , aan het uitwendig deel bijna niets té „ doen, dan dikwijls te zuiveren; maar geduu- rig aan de lijders, doch zeer weinig, voedzel „ teffens te geeven van gelei van vleesch, alleen, „ of met water gemengd, zoete melk met raau- we eijeren, of met bier en wijn"; en vol» , ftrekt niets , hetwelk dikke of gebonden „ foeces maaken kan ; want hij heeft dikwijls „ gezien , wanneer na deeze handelwijze , de „ opening des darms flerk inkromp, en eerlang „ fcheen te zullen fluiten, dat zij, na het ge. „ bruik van eene dunne bloempap, dikke cho- colade enz. op éénmaal wat veel gebruikt, „ zig ras verwijdde, en de geneezing vertraag„ de. Intusfchen is het dikwijls noodig, om de „ foeces naar den weg der natuur te lokken, „ lavementen te zetten van water en honig ; „ en zo de darmopening klein zij, zig met het „ net, den buikring, en de bekleedzelen, ge„ lijk meest plaats heeft, fchijnt te vereenigen, „ raadt hij een drukkend verband , en zelfs eenen welfluitenden breukband aan ; en hij „ zegt, te kurnen verzekeren, dat hij, op dee„ ze eenvoudige wijze, verfcheide mannen en „ vrou-  uitwendige hulpmidd, tegen de breuken. 69 „ vrouwen genezen , en dezelve , onder het „ gebruik van eenen goeden breukband , meer dan twintig jaaren heeft zien voortduu„ ren" (m~). Van hoe veel nut de door van der haar hier voorgefchreven behandeling, in foorcgelijke gevallen, door het gebruik maaken van wel aanfluitende verbanden, waarlijk zij, bewijzen, onder anderen, nog de ondervindingen van drie ervaren Nederlandfche Heelkundigen , namelijk morel, boon en van wij («). Vogel zegt: men moet den lijder eene aderlaating doen , welke men naar den ouderdom en de gefteldheid van denzelven inricht. Men moet de breuk zo wel als den onderbuik met warm menfchenvet bermeeren ; men moet herhaalde reizen tegens den buikring plaatzen eene blaas, gevuld met een warm afkookzel van melk en weekmaakende kruiden; of op de breuk zo wel als op den onderbuik aanleggen eene ftooving , toebereid uit olij van roozen , doojers van eijeren, en brandewijn ; of eene pap, zaanengefteld uit weekmaakende kruiden en worcels, met azijn, kalk.vater en olij. Men moet den (w) Genees, en Hee!k. Waarn §. 14a. (tf) Kweekfchool der Heelk. 3de deel bi. 163, 171. en van wij Heelk. MengeJft. ifte deel bl, 206—313. E 3  7O F. jas, verhandeling over de den lijder eenige reizen aarsinfpuiringen, ge», kookt uit verzagtende kruiden, tabak, melk, of dun bier en olij , toedienen ; benevens den rook van tabak door den aars inblaazen. Wanneer de breuk binnengebragt is, wil hij , dat men, voor het aanleggen van eenen breukband, die plaats befmeeren zal met windbreekende olijen , en verders gebruik maaken van eene pleister, beftaande uit zwavelbalzem (gemaakt uit bloem van zwavel en olijfolij), olij van mastik , crocus martis, gezegelde aarde, zoete vitriool en ronden holwortel. Ook geeft hij uit riverius de volgende behandeling op : deeze namelijk, plaatfte den lijder op eene fchuinfche plank, met het hoofd neder-, en de beenen opwaards, lei verders over de breuk heen een vierdubbeld compres, in koud water nat gemaakt, zo lang, tot dat hij de breuk door de taxis konde binnen brengen; door welke behandeling hij zegt, veele lijders gered te bobben (o). Op eene navelbreuk wil platner bij kinderen geplaatst hebben een dopjen van wasch, daar over eene pleister, compresfen, en een rondgaard windzel, terwijl hij bij btjaarden, tot het zelfde einde, meer vermogende werktuigen aanprijst. Wan- (#) Verk. over de Breuken, bl. 130—169.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. ?I Wanneer men het uitgezakte ingewand niet kan binnenbrengen , beveelt hij, op de breuk te leggen eene pap van wittebrood , melk en olij, of van weekmaakende kruiden, als in meik gekookte heemstwortclen , kaasjesbladen , de bloemen van meliloten en vlier , wolkruid en lijnzaad, waarbij men dergelijke olijen doet. Eenigen, zegt hij , plaatzen op de breuk een haazenvel, vlas of garen , het welk in warme melk of olij gedoopt is. Ook beveelt hij den buik te befmeeren met olij van roozen; dikwijls den lijder verzagtende aarsinfpuitingen toetedienen; en , dit alles niet voldoende, de kunstbewerking te verrichten. Om eene nieuwe breuk voortekomen, raadt hij aan , dat de lijders , na de geneezing der kunstbewerking, aanhoudend eenen breukband draagen zullen (j>). Van s wie ten prijst aan, dat men bij beknelde, en door verfterving gedreigd wordende darmbreuken, gebruik zal maaken van fterke aderlaatingen ; dat men op de breuk zal plaatzen weekmaakende ftoovingen , waartoe hij in> zonderheid aanbeveelt een levendig opengefneden dier ; of, bij gebrek van dien , van hauw wa- (p) Handleiding tot de Chirurgie, ade deel bl. 52. en Volg. E4  f& ¥. jas, verhandeling over de water met zoete melk en olij; of van een afkookzel van vet kalfsvleesch; of van weekmaakende kruiden ; dat men den lijder alle uuren verzagtende aarsinfpuitingen zal toedienen , en hier mede niet Hagende, zijne toevlugt tot de kunstbewerking moet neemen (#). Tot een algemeen middel voor de breuken, prijst d'arnaud eene pomade aan, beftaande uit ducatengoud in koningswater opgelost, en met fonteinwater afgewasfchen, daar bij doende brandewijn, die eerst overgehaald, en daarna uitgebrand is, met bijvoeging van orientaalfche paerien, en zuiveren wijngeest, dit doorgezijgd zijnde , doet men 'er bij olij van pistaches en oranjebloeizelwater , benevens maagdenwasch; al het welk, gekookt en koud geworden zijnde, afgewasfchen wordt met gedistilleerd karnemelkwater, waarin de bladen van de kliswortelplant en morellen geweekt zijn, terwijl men verders het fal [edativum en faffraan 'er bij doet. Tegen de aanhoudende toevallen befchrijft hij eene pap uit kruim van brood, zoete melk, doojers van eijeren, faffraanpocder'en camillen- ohj, (?) Commeut,, jpj Hem. Boerhqve Aphor. de cognosc, et cuf, morbis Tom, 1. pag. 528 et 744.  UITWENDIGE HULPMiDD. TEGEN DE BREUKEN. 73 olij, welke hij tusfchen linnen lappen op de breuk liet aanleggen ; benevens nog anderen, die uit weekmakende kruiden, meelen, bloemen , en ammoniacgom bereid worden. Wanneer de breuken uit verflapping voortkomen , prijst hij algemeen voornamelijk aan een mengzel van in rooden wijn gekookt boonenmeel , het poeder van tigchelfteenen , komijn, geirendrek, granaatbloemen en fchillen, en roode roozen, het welk, na dat de breuk is binnen, gebragt , warm tegen dezelve wordt aangelegd f>). Wanneer de lieschbreuk nog inbrengbaar is, „ houden de hedendaagfehen (zegt sharp) „ zig met eenen bekwaamen band te vrede, „ doch ik acht zulks eer, als een raiddel van „ verligting, dan van volkomen geneezing; hoe „ wel men deeze echter (de volkomen genee„ zing namelijk) dikwijls in de jongheid, en „ fomtijds in menfehen van hooger Jaaren. op „ een ftandvastig gebruik, met goed gevolg kan verwachten." Men heeft (vervolgt hij een weinig verder) j, eertijds verfcheiden manieren in het werk gefield, om een volitrekte geneezing te weeg „ te brengen , en, hoewel dezelve tegenwoor- « dig (r) Traité dts Hemies, Tom. 1. pag. 87, 95, 90 «135. E 5  74 *' jas» verhandeling over de ti dig meest afgekeurd zijn, vind ik die allen, „ naar mijne gedachten , nogthands zo onge„ rijmd niet, als men zig wel verbeeldt." Eenige der voornaamfte middelen, die men „ ten dien einde bij de hand nam , waren de „ ontmanning, het brandmiddel, de guldenfteek 9, en de koninglijke fteek." De tweede en derde deezer manieren evenwel verwerpt sharp geheel, terwijl hij over de eerfte en vierde een meerder gunstig oordeel velt (.f). Zeer dikwijls (zegt hij ook) geflaagd te zijn, om de breuken te herftellen , wanneer hij den lijder, na het vruchtloos aanwenden van gepaste hulpmiddelen, met het hoofd neder waards, en de knieën op de fchouders van eenen anderen, hangen liet (*). Eindelijk nog (zegt hij) moet men den lijder, tot bezwijmens toe, aderlaaten, en dan in dien ftaat de hcrftelling beproeven («). Po.uteau wendde tegen eene beklemde lieschbreuk , beneffens de nodige aderlaatingen en verzagtende lavementen enz. gebroken ijs aan, en was hier door, en door het toedienen tef: (O Heelk. Operat, pag. 79—84. CO Loc. Cit. pag. 91. C«; Loc. Cit. pag. 93.  uitwendige hulpmidd. tegen de erecken. 75 teffens van buikontlastende middelen, gelukkig genoeg, de toevallen te zien bedaaren, de beknelling op te losfen, en de breuk geheel binnen te brengen (vj. Monro heeft breuken zien inbrengen, door het aanleggen van kouden rooden wijn, of van fneeuw, na dat het breukgezwel door de middelen tegen de ontfleeking grooter geworden was, en alle de gewoone hulpmiddelen te vergeefs gebruikt waren. Ook vindt men gewag gemaakt van eenen foldaat, die eene beknelde breuk had, waarop men de kunstbewerking ftond te verrichten, doch welke lijder zig, door twee van zijne makkers, met de beenen omhoog, en het hoöfd om laag, liet ophouden , met dat gevolg , dat de breuk , na verloop van een kwartier uurs^ van zelve inging (V). Een jongeling, die, zo in Holland als Duitschland, te vergeefs de beroemdfte geneesheeren geraadpleegd had over een verouderd kolijk, dat hem met levensgevaar dreigde, raadpleegde eindelijk te Parijs den geneeskundigen tronc h i , welke , na alle omflandigheden onderzocht O) Heelk, Mengelw. 2de ftuk bl. 240. (w) Kort Begrip der Verb. van de Koningl. Acad. der Heelk. te Parijs, 3de deel bl. uo en 116,  7 6 F. JAS, VERHANDELING OVER DE zocht te hebben , oordeelde, of niet het darmnet, of de darm zelfs in den buikring bekneld kon zijn , zonder een gezwel naar buiten te maaken. Om deeze reden werd de lijder agt dagen lang in eene horizontaale ligging gehouden , terwijl in den omtrek der liefchen weekmakende en verflappende pappen werden aangelegd. Door deeze middelen, en het vervolgends plaatzen van eenen breukband met twee compresfen, werd hij van zijn ongemak herfteld Monnikhoff geeft, uit veelvuldige ondervindingen , zo van de oude als laatere beöeffenaaren der heelkunde , ter herftelling van beklemde breuken, na dat die door de taxis alleen vruchtloos bevonden is , verfcheide hulp. middelen op. Eene eerfle plaats verdienen, zegt hij , de verzagtende en weekmaakende, als de bloemen van camillen , die van meliloten en vlier , glaskruid, bijvoet (artemifia), kaasjesbladen, witte lelijbolien, heemstwortel enz., waaruit men eenigen naar verkiezing neemt, en daarvan met zoet bier, pensnat, of zoete melk eene ftooving bereidt; of pappen, met bijvoeging van lijnzaad, garsten- fenegriek- of heemstwortelmeel, enz. waarbij alsdan gemengd wordt een weinig var- kens- (x) Loc. Cit. 4de deel bl, ai6.  uitwendige hulpmidd. TfiGEN de, breuken. 7/ kensreuzel, ganzen- of hoendervet, of olij van camillen of van witce lelijen. De ftoovingen, wil hij, met daarin gedoopte wollen lappen, of eenen bundel ruw garen, aangelegd hebben. Bij het gebruik teffens van deeze middelen, moeten eerst bekwaame aarsinfpuitingen , en daarna de tabaksklisteer toegediend worden. De beknelling zo hevig zijnde, dat de genoemde middelen niets helpen, moet men zijne toevlugt neemen tot ruime en herhaalde aderlaatingen, tot zamentrekkende en verfterkende middelen , als de fchillen en bloemen van granaaten, roode roozen , de bladen en nooten van cijpresfen, eikenfchors, galnooten , aluin enz., die met loog van boeken- of eikenhoutasfche , ftaalwater of rooden wijn, en een weinig azijn gekookt, en daarvan ftoovingen bereid worden. Deeze worden , zo wel als het eenvoudig water, het zij enkel, of met falpeter gemengd, volgends fommigen, koud gebezigd. Alle deeze middelen eindelijk niets uitwerkende , is de kunstbewerking, zegt monnikhoff, tot behoud des lijders, de eenige toevlugt (j), Rich- (y) Verh, -over de Scheuize's of Breuken, bl 93—103.  78 F. JAS, VERHANDELING OVER DE Richter plaatfte op eene krampachtige be* knelde balzaksbrcuk, bij eenen jongeling van ao jaaren , na dat hij twee uuren lang te vergeefs getracht had, dezelve te herftellen, eene pap van camillenbloemen en lijnzaadmeel , die hij, zo wel op de break, als voor. ameiijk over den geheelen buik aanlei, met dat gewenscht gevolg, dat hij, na verloop van eenige uuren, de breuk binnen bragt ; en hij voegt 'er bij: ik heb verfcheiden maaien, zedert dien tijd, „ beklemde breuken uit zig zeiven zien ingaan, ,, die men met geene andere middelen, dan al„ leen met zulk eene weekmakende pap behan„ delde." ' Eenen man van 50 jaaren , eene beklemde dijebreuk hebbende , plaatfte hij in een warm half bad; lei op den buik eene fpaanfche vliegpleister , benevens een pap van camillenbloemen en olij aan; fchreef hem een mengzel voor van lijnoHj, water, engelsch zout, en 2 grein heulfap, het welk de lijder in vier uuren, lepelsgewijze, gebruiken moest. Door het gebruik van deeze middelen , en het toedienen van aarsinfpuitingen, werd de breuk klein en zagt, en de lijder herftelde in weinige dagen Volkomen (2). Hard- (x) Verh, over de Breuken, ifie deel bl. 81—83.  UITWENDIGE HOLPWIDD. TEGEN DE BREUKEN. Hardnekkige beklemmingen van het net, heeft Richter tweemaal zeer gelukkig weggenomen, door de lijders beftendig op den rug te doen liggen ; ontfteekingweerende middelen aantewenden , als herhaalde aderlaatingen te doen, omflagen van koud water, azijn en ammoniao zout in 't werk te ftellen, en door het geduurig drukken der breuk met de handen van twee elkander afwisfelende helpers (V). Arnaud tekent aan, uit it t ne a u lme, dat een man van negen en zeventig jaaren, geene hulp vindende bij breukbanden, vooi eene breuk, die hij 14 jaaren lang gehad had, te vrede wa¥, met dezelve, zo dikwijls zij uitging, met de hand in te brengen 5 wrnneer hij waarnam, dat zij gemaklij k er inging, als hij op de, tegen de breuk overgeftelde, zijde lag, gewende hij zig op die zijde te liggen , en liet zijn bed maaken op eene daartoe gefchikte wijze, waardoor hij werd genezen De gorter zegt, de liesch- en balzaksbreuken moeten, zo ras mogelijk, herfteld wor> den; doch zo de breuk door toekniipingen van den buikring, of opvulling van den darm, niet gemaklijk terug gebragt kan worden, moet men de fchaamdeelen befmeeren met een mengzel /- ^ r , van Ca) Loc. Ctt. 2de deel bl. 22. (b) 0 Disjerté on Hernias or Rupturcs, pag. 598.  ÖO F. JAS , VERHANDELINO OVER DE van olij van violen, waterroozen (nijmphaa')^ ongezouten boter, het {lijm van vlooizaad, olij van roozen, campher, of dergelijke ; benevens gebruik maaken van bevochtigende en weekmakende ftovingen : de eerfte zamengefteld uit in zoete melk gekookte bladen van violen en bilfenkruid ; en de laatfte uit in zoete melk gekookt kruim van brood , vermengd met het flijm van lijnzaad, camillen, melilotenbloemen en faffraan , die men laauw moet aanleggen; hier door niet Hagende, moet men de tabaksklisteer •in het werk ftellen ; en dit alies nog niet voldoende , koud water op de breuk aanleggen; het geen echter wel in verfche, zegt hij, maar bij geene verouderde breuken gedaan moet wor•den, uit hoofde, dat de daadlijke koude, bij de laatfte namelijk, verfterving kan te weeg brengen, en dit alles niet voldoende, tot de kunstbewerking befluiten (V). Ook vindt men nog eene menigte hulpmiddelen, tot het genezen der breuken aangepreezen bij elzevier, onder de gedaante van baden, pleisters, fmeeringen en zalven enz. welker bijzondere befcbrijving ik , om derzelver uitgebreidheid, voorbij gaa, hier op te geeven, om redenen, dat de zamenftellende deelen derzelve I in (c) Gezuiverde Heelk. bi. 688.  Uitwendige hülpmiDd, tégen de breuken. Si in het beloop van deeze verhandeling meermaa* len voorkomen (VQ. Heister beveelt, dat men, na het uitgezakte ingewand door de taxis herfteld te heb* ben, op hetzelve plaatzen zal eene breukpleister , compres, en eenen welfluitenden breukband. Is men niet in ftaat het ingewand te kunnen herftellen , dan wil hij , dat men zal gebruik maaken van verzagtende aarsinfpuicingen , e« pappen, uit in melk gekookt wittebrood, met olij van lelijen, lijnzaad en roozen: en deeze, niet voldoende , tabaksklisteeren aanwenden, door welker gebruik- hij zegt zeer veel voor» deel waargenomen te hebben, ja dat een man, wiens breuk drie dagen lang bekneld, en van drekbraaking vergezeld was, herfteld geworden is; terwijl hij het noodzaaklijk acht, om aderlaatingen te doen. Tot het herftellen vart zodanige breuken prijst clasius aan, dat men, bij herhaaling, op dezelve plaatzen zal met koud water doortrokken doeken ; doch hier omtrend oordeelt heister, dat dit inzonderheid in het begin der beknelling raadzaam is. Aangaande het gebruik van het koude water, i merkt | (ji) Apoth. Woordenboek, ifte deel bl. 913—920. F  82 F. JAS , VERHANDELING OVER DE merkt ulhoorn aan, dat het, als het laatfte hulpmiddel, tot behoud van veele lijderen geweest is, en dat men zelfs, wanneer het niet koud genoeg was, falpeter en zout daar in ontbonden heeft; niettegenftaande echter zijne behandeling beftond , in den bovenbuik ïe bedekken met warme wollen doeken, ten einde de toevallen, die hij door het gebruik van koud water te gemoet zag, voor te komen, i Wanneer alle deeze hulpmiddelen niet voldoen, beveelt heister de kunstbewerking te verrichten, en raadt de lijders aan , genezen zijnde, eenen geruimen tijd, ja zelfs geduurende het ganfche leven, zig van eenen breukband te voorzien (er). „ De geneezing eener eenvoudige breuk (zegt peen k) , vereischt herftelling ; bevestiging ,, van het herftelde ; en verfterking der ver„ zwakte deelen. De herftelling verricht men door de taxis, dat is, men doet den lijder „ op den rug liggen, met opgeligte en gebo„ gen knieën, terwijl de Heelmeester, door „ eene zagte en op verfcheide wijzen beftierde „ drukking der handen, de uitgeweken deelen doet naar binnen treden. De bevestiging der „ herftelde deelen moet door eenen bekwaamen „ breukCO Heelk'.^OnderwijziKgen, ade deel bl. 890. en volg.  UITWENDIGE HULPMfDD. TEGEN DE BREUKEN. 83 breukband gefchieden ; en de verfterking der „ verzwakte plaatzen wordt bewerkt door eene „ fmelting van aluin in wijngeest en dergelijke. Wat de geneezing eener beklemde breuk betreft, deeze (zegt hij verder) vordert het „ behendig liggen op den rug, met gebogen „ knieën; herhaalde aderlaatinge'n; menigvuldi, „ ge klisteeren , eerst van gemeene olij of „ vleeschfoupen, en naderhand van het [al Ep„ fonienfe of tabak; laauwe halve baden; ftoo„ vingen met olij , oxycraat, zilverglitwater, koud water, fneeüw, ijs, of dergelijke; het „ gebruik van eenen zagten laXeerdrank of van „ eene oplosfing van het fal Epfon in water; herix haalde doch voorzigtig gedaane proeven tot „ binnenbrenging; en eindelijk, wanneer de toe„ vallen meer toe- dan afneemcn, en de herftel„ ling onmogelijk blijft, de breukfnijding" (ƒ). Omtrend het toedienen van het Opium, in beklemde breuken, zegt hij op eene andere plaats, dat men zulks niet, dan bij krampachtige beknelling moet gebruiken, vermits het, in eenen door drekllof of lucht uitgezetten en beklemden darm, niet dan ten hoogden fchadeJijk is, dewijl hier door de hardlijvigheid vermeerdert, en de ontfteeking toeneemt, zo, dat de* (ƒ) Heelkunde, bl, 175—178. F a  84 f. jas, verhandeling over de dezelve tot verfterving overgaat; van welke uit-* werking hij zegt, meermaalen ooggetuigen geweest te zijn (g). Camper betoogt, dat jonge kinderen, van de geboorte af gebroken zijnde , indien zij flechts één jaar, of iets langer gezwagteld blijven, en eenen goeden breukband aanhebben, genezen worden (/*)> Dit zrjn gezegde bevestigt hij door eene ontleedkundige waarneeming bij een meisjen van 5 jaaren , welke van de geboorte af eenen band, tot het inhouden van eene breuk, gedragen had, en waar door de breuk zo wel genezen was,, dat 'er, aan geene der beide zijden, binnen in den buik eenig overblijfzel té vinden was (f). Een man, oud 45 jaaren, eene zeer groote darm- en netbreuk hebbende, waarbij geene toevallen van beklemming , doeh flechts eene algemeene ontvelling van deszelfs voorfte oppervlakte, aanwezig waren, begaf zig, op den «den September 1776, ter geneezing in het Gasthuis te Am fier dam. Van gesscher, als gewoon Heelmeester aldaar, liet hem be> ften* (£) Heelk. Menjrehv. ifte deel bl. 102. (K) Hollandfche Maatfch. 6de deel ifte ftuk bl. 265. (0 Loc. Cit. 7de deel ifte ftuk bl. 76.  uitwendige hulpmidd. tegen de breuken. 85 ftendig, geduurende drie weeken , het bedde houden , beproefde op verfcheiden reizen de terugbrenging der uitgewekene deelen , doch Slaagde daar in niet verder, dan voor een zeer klein gedeelte van den darmbuis, als zijnde het net in zijn wezen zo entaart, en verhard, dat deszelfs inbrenging hooploos fcheen, en hij beiloot, om van alle verdere proeven af te zien, waarom de lijder het voornoemde huis verliet. Drie maanden daar na, wanneer de lijder zig andermaal tot hem vervoegde, bevond hij de bekleedzelen langs de ganfche voorfte oppervlakte der breuk in verfterving vervallen, gedeeltelijk van den breukzak gefcheiden, en "edeeitelijk nog met denzelven vereenigd. Van gesscher fcheidde het laatfte met het mes van den breukzak af, doch bevond deeze zeer verdikt, lei over dezelve droog plukzel, drukdoeken in warmen witten wijn bevochtigd, en een dubbeld T verband aan, na dat hij alvoorens de oppervlakte van den breukzak me: den geest van terbentijn beftreken had. Na verloop van eenige dagen bevond hij niet alleen de oppervlakte met een rood vleesch bedekt, maar de grootte der breuk van tijd tot tijd afgenomen, en eindelijk geheel ingegaan; zo dat deeze lijder, van eenen breukband F 3 voor-  86* F. JAS, VERHANDELING OVER BE voorzien zijnde, als volkomen genezen, hec Gasthuis verliet (T). Ollrnrot, geroepen wordende bij eenen Geneeskundigen, die zedert dertien jaaren eene darmbreuk onderhevig, doch welke bekneld geworden was, en waar voor aderlaatingen, weekmakende ftoovingen en dergelijke aarsinfpuitingen aanhoudend in het werk gefteld waren, liet op dezelve fneeuw aanleggen, benevens alle drie uuren aarsinfpuitingen uit een afkookzel van tabak en fpaanfche zeep in het werk ftellen, en was gelukkig genoeg, om na verloop van zestien uuren, zonder de kunstbewerking, de breuk binnen te brengen. Even,op dezelfde wijze Haagde hij bij eenen muskettier, die, onder het marschceren, eene beklemde breuk bekwam, door het aanwenden van de voornoemde middelen, behalven dat hij, in plaats van fneeuw, koud water, met ammoniaczout, falpeter, en wijnazijn op de breuk lei, waar door hij den lijder, na verloop van negen uuren, redde. Door het toedienen van aarsinfpuitingen met wijnazijn en koud water, redde hij twee lijders, die eene uitzakking van den endeldarm hadden (7). „ Men (*) Loc, Cit. softe deel sde ftuk bl. 152. (0 j- t. schmucker, Heelkt Meiigelfchriften, *ce deel bl, 75 — 78*  UITWENDIGS HÜLPMIDD. TEGEN DE EREUKEN. 87 Men kan (zegt richter) de koude middelen op tweederlei wijze gebruiken, of men „ giec ijskoud water plotslijk en onverhoeds op „ de breuk, of men legt dikke drukdoeken, daar in natgemaakt, die om het kwartier „ uurs, of zo dikwijls als zij warm beginnen „ te worden, moeten vernieuwd worden, op „ dezelve aan. „ De hevige fchudding van het geheele ligchaam, die 'er onmiddelijk op het plotslijk „ opgieten volgt, en de algemeene ftuipachtige „ beweegingen bewerken, fomtijds op het zeif„ de oogenblik, dat de breuk terftond ingaat." Op deeze wijze genas eene oude vrouw haaren kleinzoon. Men dacht de kunstbewerking te verrichten, toen deeze vrouw zig hardnekkig tegen dezelve aankantte, en verzekerde, dat zij den lijder zou geneezen. Zij liet hem naakt op den grond liggen, met de beenen van eikanderen verwijderd, en ftortte plotslijk en onverwacht eenen geheelen emmervol ijskoud water over de breuk uit; en op het oogenblik ging dezelve in (m). Ac ree befchrijft het geval van eenen man van 56 jaaren - die, uit het bedde opftaande, en van geenen breukband voorzien zijnde, in eene («0 Verhand, over de Breuken, ifte deel bl. 143. F 4  88 F. JAS, VERHANDELING OVER de eene beknelde en van doodlijke kentekenen ver gezelde balzaksdarmbreuk verviel. Na dat alle proeven, om de beknelling weg te neemen, te vergeefs genomen waren, ftelde men hem de kunstbewerking voor: doch de lijder, hier toe niet willende overgaan , was 'er niets anders overig, dan het gebrek aan de Natuur over te laaten, onder het aanleggen van weekmakende en verdeelende pappen. Eenige dagen daarna werd de balzak ontfpannen , doch de beknelling in den buikring bleef aanhouden. Na verloop echter van bijna 4 weeken, ging het uitgezakt en beklemd ingewand op het onverwachtst naar binnen. Men verzorgde den lijder van eenen breukband, en hij verliet, genezen zijnde, het Hospitaal (jf). Deïan zegt, de volkomen gereezing van netbreuken niet zelden verkregen te hebben, door den lijder eenen langen tijd op den rug te doen liggen, en hem, geduurende dien tijd, weinig voedzel te laaten gebruiken (o~). Gesner heeft, door het aanleggen van eene pap, uit de in boter gezoden verfche geneverbezien, eene beklemde breuk fchielijk opgelost (ƒ>> POTT (rï) Heelk. Waarn. bl. 225. (0) Cemm. Lipf. vol, 13. pag, 64a. lf) Loc. Cit. vol, 15. pag. 108,  uitwendige hülpmidd. tegen de breuken. 89 Pott zege „ meenigmaal de nuttigheid van „ prikkelende klisteeren en zetpillen ondervon„ den te hebben, inzonderheid als zij dikwijls „ herhaald, en uit den rook van tabak, of uit „ een mengzel van zout, honig, en aloë, tot „ de behoorlijke dikte van eene zetpil gekookt, „ waren zamengefteld." ,, Door deeze middelen, heb ik (voegt hij „ 'er bij) zeer vreesverwekkende breuken, wel„ ke men dacht, dat de heelkundige operatie „ volftrekt vereischten, zien inbrengen" (<7). Heuermann herftelde gelukkig eene beknelde buikbreuk , bij eene vrouw van 26 jaaren, door het in den omtrek van het breukgezwel plaatzen van drooge koppen (r). Wat de geneezing der breuken aangaat, zegt hiddinga, hieromtrend moet de heelmeester altoos de zagtfte en bekwaamfte geneesmiddelen beproeven, voor dat hij tot de kunstbewerking befluit. Terftond moet hij het verplaatfte deel weder trachten in te brengen; den lijder meer of min dikwijls en overvloedig, naar de krachten van denzelven, en den trap van ontfteeking, die de breuk mogt vergezellen, aderlaaten; op het breukgezwel verfterkende, ontbindende, en za- (f) Verhand, over de Breuken, b!. 165. (r) lentfrinck, Geneesk. Tijdfehr. 2de deel bl. 4. F 5  OO F. JAS, VERHANDELING OVER DE zamentrekkende pappen aanleggen ; terwijl de heelmeester door de taxis het wederingaan der deelen bevordert. Dit echter (zegt hij) moet niet overhaastend gefchieden, vermits het dikwijls veel gefchikter is, eenigen tijd daar toe te befteeden, dan, door al te grooten fpoed te maaken, aan dezelve eene kneuzing te veroorzaaken (r). „ Bij het geneezen der breuken, zegt acrel, komt het na het fnijden voornamelijk daar „ op aan , dat men den ring der buikfpieren „ zo doet fluiten, dat de lijder, in vervolg „ van tijd, niet wederom daaraan blootgefteld „ zij. In Spanjen is men nog gewoon kleine „ ftukjens ijs op den ring te laaten fmelten1' (/). le dran wil, dat men bij beklemde breuken gebruik zal maaken van herhaalde aderlaatingen; dat men op de breuk, en wel voornamelijk op den buikring, bij vernieuwing plaatzen zal weekmakende pappen, inzonderheid uit verzagtende kruiden, waar in men een goed deel heemstzalf doet fmelten (ti). Dus behandelde hij, doch vruchtloos, eene be- (O Heelk. Woordenboek, ifte deel bl. 163. O) e. sandifort, Kat. en Geneesk. Biblioth. 5de deel bl. 14.6. Cu) Handw. der Heelk. bl. 87 — 88.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 91 beknelde dijebreuk bij eenen man van 84 jaaren. Om echter den lijder van de kunstbewerking, ware het mogelijk, te bevrijden, werd door den Geneesheer reneaulme bevolen, dat men den lijder, op knieën en ellcboogen fteunende, bij het vuur, geduurende een vierde van een uur, zoude nederleggen, om te beproeven , of de breuk, geduurende dien tijd, weder binnengebragt zoude kunnen worden. Dan le dran floeg hier weinig geloof aan, te meer, dewijl hem door éénen zijner kunstbroederen verzekerd werd, dat deeze plaatzing door hem zeer dikwijls gebezigd was, en nimmer aan zijne verwachting beantwoord had, en bcfloot tot de kunstbewerking (v). Van escii tekent aan, eene darmbreuk bij eenen man van 60 jaaren, alleen door het aanleggen van eenen welfluitenden breukband, binnen den tijd van één jaar genezen te hebben (w). De geneeskundige des essartz heeft, ter volkomen genezing der breuken, medegedeeld het ftuifmeel van de eikenbast, of de zogenaamde run , dat in de molens, aan de wanden , de balken, en het molenwerk aanhangt. Met dit ftuifmeel (zegt hij) vulc men een klein fv) Heelk. Aanmerk, bl. 232 — 234. Cw) Heelk. Waarneemingen, bl. 32.  92 f. jas, verhandeling over de klein kusfentjen, of zakjen van gebruikt linnen, maar weinig meer dan de helft, op, ten einde het kan uitzwellen, en legt het in heeten rooden wijn, zo, dat het poeder hier mede geheel doortrokken wordt; dan brengt men de breuk in, en legt het op den verflapten buikring', onder de pop van eenen breukband, op de bloote huid. Dit matrasjen wordt telken avond, bij het naar bed gaan, op dezelfde wijze, in den wijn bevochtigd. Richter (in zijne Chir. Biblioth. Vter Band, feite 439) velt over dit middel, om zijne zamentrekkende kracht, een zeer gunftig oordeel (x). De la faye tekent aan, dat dikwijls door herhaalde aderlaatingen, het aanleggen van pijnftillende en verzagtende pappen; de eerfte toebereid uit kruim van brood, zoete melk, doojers van eijeren, poeder van faffraan, Balfamus tranquill. of Opium; de tweede uit heemstwortel, die van witte lelijen , kaasjesbladen, heemstbladen, bingelkruid, wolkruid, glaskruid, violen, de bloemen van camillen en meliloten, waar bij men doet het Unguentum Althaa; benevens door het toedienen van dergelijke aars- 'a) j. g. bernstein, Nieuw Heelk. Woordenboek, ade deel bl. 20, 21.  Uitwendige hulpmidd. tegen breuken. 03 aarsinfpuitingen, en eene goede ligging, bij beklemde breuken, de ontfteeking opgelost, en de beknelling weggenomen wordt. Hier mede niet flaagende, noch de toevallen niet verminderende, moet men (volgends de aantekeningen) de volgende middelen beproeven: i°. Den lijder met het hoofd nederwaards op den fchouder van eenen anderen laaten hangen , terwijl men, in dusdanige houding, de breuk zagtjens drukt. i°. De tabaksklisteer in het werk Hellen. En eindelijk 30. op de breuk plaatzen doeken, nat gemaakt in het koude water van goulard, in koud water en azijn, beneffens ijs of fneeuw, doch welke middelen men niet moet bij de hand neemen, dan in het begin der beknelling, of wanneer alle andere middelen vruchtloos zijn aangewend, eer men tot de kunstbewerking befluit, en wanneer de breuk , door deeze behandeling zo wel, ate door de taxis herfteld is, den lijder van eenen breukband, dien hij eenen geruimen tijd moet draagen, voorzien (y). Een ftrenge eetregel, beftendige horizontaale ligging van het ligchaam, herhaalde ontlastingen door aderlaatingen en buikzuiveringen, hebben , zegt van gesscher, dikmaalen zeer groo» Cy) Beginzelen der Heelk. vertaald door daams ,bl. 426,  94 JAS , VERHANDELING OVER OS groote en verouderde balzaksbreuken, die men voor ongeneezeiijk hield, en waarbij men eene onderlinge vastgroejing aan elkander vermoedde, doen binnengaan. In eene krampachtige beknelling der breuken, (zegt hij) moet men zig bedienen van kleine, doch dikmaals herhaalde giften van het heulfap: terwijl men hetzelve uitwendig, ondef enkel weekmakende pappen, over de breuk en den buik aanlegt, en van kleine, laauwe, en weekmakende darmfpuitingen vergezellen doet. In beklemming, door ophooping en verharding van drekftof in het uitgezakte gedeelte def darmbuis, heeft men dikwijls eene goede uit* werking gezien, van het ruim gebruik van het Engelsch purgeerzout, in water opgelost; terwijl men weekmakende pappen op de breuk aanlegt, en den rook van tabak door den aars laat inblaazen. Wanneer de beknelling veroorzaakt wordt door eene toevallige ontlteking van de breuk of den buikring, zijn herhaalde aderlaatingen, verkoelende en weekmakende aarsinfpuitingen, en dergelijke pappen, op den buik zo wel, als op de breuk aangelegd, het plaatzen van bloedzuigers op de breuk, en den omtrek van den buikring, en het herhaald gebruik van drooge kop-  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DË BREUKEN. 95 koppen, in de lendenen en op het heiligbeen, van zeer veel nut. En eindelijk , wanneer de beklemming afhangt van ijlgemaakte lucht in den uitgeweken darm, moet men vooral (zegt hij) gebruik maaken van dikmaals her.atte befprengingen mee koud water ; van dergelijke omflagen; en van het aanleggen van ijs of fneeuw; terwijl men bij bloedrijke en jeugdige lijders eene enkelde aderlaating verlichten moet,' en zig van herhaalde laauwe, weekmakende aarsinfpuitingen, beneffens een pijnftillend en windbrekend mengzel, uit Aq. Mentha, Laud. Liq. Sydenh. en Liq. Anod min. Hofm. bedienen (z). Balthazaar zegt, dat men bij eene door lucht beknelde darmbreuk veiliger gebruik maakt van warme windbrekende ftoovingen, pappen, en aarsinfpuitingen, dan koud water, of iets dergelijks , op dezelve aan te leggen; dat men, wanneer de beknelling gemaakt wordt, door binnen den darm opgehoopte drekftof, weekmakende pappen en aarsinfpuitingen zal aanwenden; en, wanneer dezelve door krampachtige zamentrekkingen te weeg gebragt wordt, dat men aderlaatingen moet verrichten, beneffens (z) Hedend. Oeff. Heelk. ifte deel §. 985, 1083,1086.  96 F. JAS, VI;RHANDELING OV&R 1)Ë fens pijnftillende krampafweerende middelen, zo wel uit- als inwendig toedienen: ja hij bevestigt dit, met te erkennen, dat hij, meer dan eens, door eene enkele ruime aderlaating, het toedienen van a grein Opium, en het aanleggen van eene weekmakende pap, dergelijke beknelling gered heeft (a). I filJGELOOVIGE UITWENDIGE HULP* MIDDELEN. Het is düs niet alleen door het aanleggen van eene menigte uitwendige hulpmiddelen, dat 'de vroegere heelkunstoeffenaars getracht hebben de breuken te geneezen; maar zelfs, en, hetgeen onze verwondering ten hoogften moet opwekken, door eene menigte, zo verfchilleilde, als omflagtige, en niets beduidende kunstgreepen, waar in de bijgeloovigheid dier vroegere tijden zo kennelijk doordraait, gelijk uit de volgende gevallen blijkt: Marcellus wil, dat men, tot het geneezen der breuken, bij jonge kinderen, zig bedienen zal van eenen jongen kersfeboom , die aard* Cd) Oeff. Heelk. bl. 219—221. en het Kweekfchool der Heelk. 3de deel bl. i —8<  UITWENDIGEHULPMIDD.TEGEN DE BKEUKSN. 97 aardvast is , dat men dien naav de lengte zal doorklieven, en het lijdertjen door de van een gehouwen kloof laaten doorgaan. Voorts dat men daar na de kloof weder bij elkander zal voegen , en met koemist befmeeren, ten einde dezelve gemaklijk te kunnen hereenigen: en hij voegt 'er dit bij, dat, hoe fpoediger de boom zamengroeit, des te fchielijker de breuk genezen wordt (£). Mangetus befchrijft, dat men, om de breuken te geneezen, eenen eikenboom doorboorde, om het breukdraagend lijdertjen , nu en dan, in den uitgeholden boom te plaatzen; of dat 'er fommigen zijn, die een versch en nog warm hoenderei uitzuigen, en de fchaal, opgevuld met het water van den lijder, in den fchoorfleen ophangen. Een jongen, (zegt hij elders) 8 jaaren oud, eene darmbreuk hebbende, waar tegen alles te vergeefs door eenen heelmeester was aangewend , werd, naakt uitgekleed zijnde , door eenen vaneen gefpleten jongen wilgeboom fchielijk driemaal doorgeiloken. Dit gedaan zijnde, werd de boom weder bij' elkander gevoegd met een mengzel van wasch en terbentijn: van tijd tot tijd t groeide de boom weder zamen, en te ge- , fb\ T)e Medicament*! rat. G  98 F. JAS, VERHANDELING OVER DE gelijk genas de jongen, zo dat, toen de boom wederom bladeren begon te krijgen, insgelijks de lijder genezen was. Bergelijk eene geneezing geheugt mij (zegt borrichius) voor weinige jaaren met een gewenscht gevolg, in den Haarlemmer - hout, beproefd te zijn met eenen gefpleten eiken-; boom. Nog befchr jft hij de geneezing van een kind van 4 jaaren, dat aan de eene zijde, door eenen hoogen val, cené breuk bekwam. De ouders, de kunstbewerking, na dat verfcheiden middelen, als pappen , pleisters, en verbanden te vergeefsch gebezigd waren, over? weegende, werden door eenen jaager de geneezing van het kind toegezegd. Ten dien einde bragt men het lijdertjen in een bosch, en haalde het driemaal heen en weder door eenen, met eene houten wig van een gehouwen , jongen eikenboom. Men befmeerde verders den vaneen gefpleten boom met koemist, na alvoorens de kloof door banden naauwkeurig vereenigd te hebben, en begroef de wig onder denzelven in den grond: met dat oogmerk, dat, zo ras de gefpleten boom vereenigd, en de wig vergaan was, de lijder zeker zoude geaszen zijn; het geen de uitkomst ten vollen be-  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 99 bevestigde, want het lijdercjen was, na verloop van een half jaar, volkomen genezen (V). Geiger befchrijft de volgende behandeling: „ Eerstlijk (zegt hij) zal men een versch ge- legd ei, dat eerst van het nest komt, en „ nog warm is , neemen, en daar mede de „ breuk eenige maaien beltrijken; als dan gaat men bij eenen lindeboom , van welks ftam' men den bast gedeeltelijk losmaakt, en op,, ligt, en waar in men verders , met eene „ groote boor, een gat boort , in welk gat „ men het ei fchuift; men fluit dit gat weder„ om , door den losgefchilden bast op zijne „ plaats te voegen, en flrijkt de reeten daar „ van met boomwasch wel toe: wanneer nu 9) de bast weder te zamen groeit, zo vergroeit „ ook teffens de breuk. Dus zal jnen ééne „ maand laaten verloopen, en, zo 'er dan nog „ ingewanden uitzakken, met verfche boomen' „ verder op de volgende wijze voortvaaren." „ Drie dagen voor de nieuwe maan zal men „ in eenen eikenboom een gat booren, door,, gaande tot. in deszelfs hart, het uitgeboorde, verder klein geftooten zijnde , doet men in' een zakjen, en legt het op de breuk aan." j, Na verloop van drie dagen neemt men dit' boor-' ie) Biiliotheca Chirurg. Tom. 2. pag. 359, 395, 408. G 2  ÏOO F. JAS, VERHANDELING OVER DE boorfel weder af, brengt het in het gat des „ booms te rug, flopt dit met eene eiken ke„ gel digt, en fineert het verder met koemist „ wel toe. Hier mede zal men andermaal, ter„ wijl de bast vergroeit, ééne maand vertoe- ven, als dan moet men, wanneer namelijk nog eenig ingewand uitzakt, met eenen der,, den boom dus te werk gaan. De lijder „ moet van zijn hoofd en andere deelen zijns „ ligchaams, waar hair groeit , inzonderheid ,, van de beledigde plaats, de uiterfte punten „ van het hair met eene fchaar laaten afnee» „ men, daar bij voegende de afgefneden nagels „ zijner handen en voeten, al hetwelk men in „ een zakjcn bindt, en vervolgends, even als „ het ei te vooren , in het hart van eenen ei„ kenboom verbergt, en hèt op dezelfde wijze „ wél verzorgt. Zodra dan dit gat des booms ,, vergroeit, vergroeit ook de breuk." „ Voor eene darmbreuk (zegt hij verder) „ neemt men eenen rooden flak, dien men op „ de breuk bindt, zoo, dat hij met den neus „ naar boven, tegen den buik des lijders ge,, keerd ligt. Men laat hem daar op, tot dat „ hij geflorven is, verders neemt men eene „ naald en draad, haalt die door den neus van den flak , en hangt hem daarmede in den „ fchoorfteen boven het vuur op, tot dat hij »> ge-  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 101 „ geheel verfmelt. Met dit verfmelten teffens en verminderen van den flak, neemt (zegt „ hij) ook de breuk af, en verdwijnt geheel. „ Doch, zo het gebrek oud is, moet men dit „ eene reis of drie herhaalen, inzonderheid ten „ tijde , wanneer de maan in het afneemen „ is." (<*> Omtrend het gebruikmaaken van dergelijk eeü flak, maakt ook gewag gabelhover (e). Even eens verhaalt ook eyleman, dat een lijder, die eene breuk had, door eenen Italiaan volkomen genezen is geworden , door het op het vuur plaatzen van des lijders water, en het daarbij doen van een fympathetisch poeder (ƒ> „ In Duitschland (zegt ulhoorn) vindt „ men in het algemeen de lieden bijgeïooviger, „ als hier te lande; niet te min hebben wij „ hier in verfcheiden tijden dergelijke ltroopers „ gehad , die niet alleen het onnozelfte volk, „ maar zelfs lieden van aanzien deeden begrij„ pen, dat zij onfeilbaar alle breuken, enkel „ door inplanting, in minder als één jaar tijd, konden geneezen." Dee- (d) Celegraphia, Jive Herniarum Deicriptio cap. 5. pag. 43 — 45(e; Medicijnboek, bl. 139. (ƒ) Zamaifr/rjak, achter zijne Aaumerk. bl. 418. G 3  102 F. JAS, VERHANDELING OVER DE Deeze flroopers leiden eene pleister op de plaats der breuk, die, maar weinig tijd gebfuikt zijnde, daar werd afgenomen; dan boorden zij een gat in eenen eikenboom, waar in de pleister toegerold gedoken, en het gat door eene houten prop of pen werd toegeflagen; voorts leiden zij eenen breukbard aan, om de breuk inmiddels in te houden, die dan één jaar na dien dag zoude genezen zijn (g). Dat men in tijden, waarin onkunde en bijgeloof de voortgangen van kunften en weetenfchappen, zo al niet te onderhielden, ten minden zeer veel vertraagden, tot deeze en dergelijke handgreepen, beneffens niets beduidende plaatsmiddelen zijne toevlugt nam, zal aan veelen niet zeer vreemd voorkomen: maar, dat men in eene eeuw, als die, welke wij thands beleeven, en waar in onder anderen ook de heelkundige weetenfchap zulke aanmerkelijke vorderingen gemaakt heeft, onder derzelver beöeffenaaren nog dezulken aantreft, die eene beknelde en door eene hooggaande ontfteeking reeds aangegrepen breuk, eerst met een mengzel van Diapompholygos en Ung. Bafilicum dik befmeeren, en daar over heen beftrooijen met garflengraan, en hierin zo veel vertrouwen (g) Aanmerk, op heister Heelk. Onderwijzing, 2de deel bl. 922.  UITWENDIGE HULPMlDD.TEGEN DE BREUKEN. I ®3 wen ftellen, dac zij zulk eenen lijder drie of vier dagen (in welken tijd, door andere meer rechtfchapen mannen, de kunstbewerking verricht, en, helaas! door den ongelukkigen lijder aan de natuur den laatften tol betaald werd) gerustelijk durven verhaten, eer zij er weder naar omzien, zo als, nog niet zeer lang geleden, in de Provincie van Holland gefchied is, moet voorzeker de hoogfte verwondering opwekken van allen, die, bij eene gegronde heelkennis, een gevèèlig en welgeplaatst hart om» draagen. Hier mede dan de uitwendige hulpmiddelen, die, van de vroegfte tijden af, door alle de tijdperken (zo verre, ik dezelve heb- kunnen opfpooren) vttn het beoeffenen der' heelkunst^ter geneezing, voorkoming, en tegenhouding der breuken zijn in het werk gefield, befchreven en gemeen gemaakt, opgegeven hebbende, zie ik mijne voorgenomen taak volbragt, en hoope aan de voorgeflelde vraag te hebben beantwoord: In hoe verre ik hier aan voldaan heb, laat ik aan de Bezorgers van het Legaat van den in de kunst grijs geworden monnikhof f ter beflisfing over; terwijl ik deeze verhandeling befluit, met te zeggen: „Diverfis diverfa placent, quod dispiket unit Alter amat."  DRUKFOUTEN. Bladz. 10 Regel 17 ftaat _i3 - 8 - — 15 — 24 — — 32 onderaan — mercuiralis leest mercurialis mastih — mastik mercuriaris — mercurialis ge —< mo