01 1178 1969 UB AMSTERDAM     DAGBOEK BRITSCH MINISTERIE, N. AMERICAANSCHE ONLUSTEN tot op den tegenwoordigen tyd. Met fraaije Koperen Plaaten van de Heercii buïs en vinkeles verfierd. Uit bet Engehcb Vertaald en met Ophelderende Aanmerkingen voorzien. WILLIAM PEN, secundus. te amsterdam, bY JOHANNES ALLART, MDC C LXXXI, VAN HET zedert het begin der door   VOORREDE fjoe verwonderlyk, hoe diep verwonderlyk is de onuitgegeven Voorzegging van den grooten Propheet nostradamus : In die donkere dagen, wanneer het Koningryk zal wezen als een Trekfchuit, in welke de Stuurlieden dromen, en de Pasfagiers /Japen, zullen veels en groote wonderen gebeuren. Onder deeze wonderen, welke volgens die Voorzegging moesten gefchieden, ftel ik mede buiten twyfFel het vinden van het dagboek van het Britsch Minifterie ; want voor eerst; komt het volkoomen met den bepaalden tyd over een; in die donkere dagen zegt Nostradamusy en wanneer toch heeft men gezetter donkere da^en dan even voor en na Kersmis , ter welker tyd dit Dagboek gevonden is ? Ten tweede : om dat het een zeer groot wonder is , immers * 2 dat  iv VOORREDE. dat men een ftuk werk van zulk een. aanbelang , in Engeland te huis behoorende, onder de Boompjes te Rotterdam vindt, is alziük groot wonder, als dat men in een liedendaagsch Britsen Mjnifterie menschlievendbeid , goede Trouw en eerbied voor de geheiligde W&Satfen gewaar wordt. Welligt is de een of ander zeer begëerig om te weten, hoe en door welk toeval dit kostelyfc bock daar ter plaats gekoomen zy ? Hier over wordt verfcheidentlyk gedagt; de meesten egter geloven , dat het door eenen boozen geest weggevoerd zy; doch myn gemoed verëenigt zich volftrekt niet met dit gevoelen, en wel : Voor eerst Om dat dit Manufcript, niettegenftaande het met den gewoonlyken fchryftrant der Staatsministers, dat is te zeggen, aller-  VOORREDE. v allerflegtst gefchreeven zy, egter geen Tovercarafters behelst. Ten tweede. Om dat %, het Carafter en de geneigdheid der Ministers kennende, volkoomen in myn gemoed overtuigd ben , dat zy van het begin der N. Americaanfche Onlusten tot nu toe den Boozen geen éénen ondienst gedaan hebben ; en dan immers , is het . niet te verwagten , dat hy hun zulk een poets zou gefpeeld hebben. Beter kan ik zeggen hoe het gevonden is: Zuster Kwefetia , op Zondag avond den 31 December 1780 uit de eerwaardige vergadering komende, {tiet me* haar voet tegen iets, het welk zy opbeurende bevond een in het Engelsch befchreeven boek te zyn: aanftonds liet zy het geen zy gevonden had, het publiek verwittigen in de Coujanten ? doch niemand zich dat * 3 ' eiSe°  vi VOORREDE. eigenende, verzogt zy my, het onder my te bewaaren. Om baar van de ongerustheid, in welke zy was , te verlosfen, voldeed ik aan haar verzoek , gelyk by eene nadere advertentie berigt is. Niemand opkomende, om zich dat kostclyk boek te eigenen vond ik den grootften aandrang om het te vertalen en in het licht te geven , en wel met aanmerkingen en gedagten van my en anderen geftcffeerd. Het moet veelen wonderlyk voorkoomen, dat ik het laatfte gedeelte van dit weik, naamlyk het Manifest des Konings tegen de Republiek, het eerst uitgeve; doch hier toe was eene byzondere rede. Dewyl volgens 'Nqftraclamus veele en wonderlyke zaken moesten gebeuren in deeze dagen , getuigde myn geest, dat het niet weinig tot  VOORREDE. vir tot de wonderlykheid van dit geval zou toebrengen, wanneer het Dagboek geheel en al van agteren af op begonnen wierd; ik ftelde derhalven den Uitgever voor, om het gantfche Werk op de wys der boeken der Hebreeuwen te beginnen; dat is te zeggen ; dat men niet alleen de paginaas van agteren begint, maar ook de regels en woorden van de regter naar de linkerzyde leest; hier toe wierd ik nog meer aangedrongen, om dat in deeze dagen meer zaken van de verkeerde zyde, of tegen den gewoonen regel, aangevangen worden; dan de Uitgever wilde hier toe niet befluiten ; het eenigfle, dat ik tot genoegdoening van mynen geest van hem verwerven kon , is dat het laatfte deel het eerst in het licht verfchynt; deeze kleine ftrubbeling is oorzaak geweest, dat dit deel zoo  vin VOORREDE* zoo veel laater ten voorfchynt komt; en dit uit den weg geruimd zynde, zullen de volgende deelen lpoedig uitgegeven worden. Schoon wy meenden , dat ieder deel maar agt vellen druks zoude beflaan , is egter tegen onze ver* wagting dit deel meer uitgedyd ; doch onze wel aandagtige lezer zal dit wel willen verfchoonen, dewyl hy weet, dat er op de Engelfche Gefchriften weinig ftaat te maken is» DAG-  DAGBOEK VAN HET ËRITSCH MINISTERIE» 1780. JOingsdag den 19 December. De Ministers op O) aanzegging des Konings een (n) Op aanzegging des Konings. Over de le 2 zing dezer woorden is verfchil; fommigen zeggen , dat men hier leezen moet, op aanzegging aan den Koning, en dat deeze woorden te kennen geven , dat de Ministers den Koning hebben aangezegd, dat zy voorneemens waren en het noodzaaklyk agteden , een weinig naa of omtrent elf uuren in den avond te vergaderen op het Paleis van S : James ; want, zeggen ze , het is immers meer dan waarfchynlyk, dat zy, die befchikken en vastftellen, wat in die Kabinetsvergaderingen verhandeld en beflooten zal worden, ook den tyd beraa* A men,  a DAGBOEK VAN een weinig naa elf uuren des avonds op men, en vastftellen , wanneer liet hun wil is, dat men die raadsvergaderingen houden zal. Anderen houden zich by de leezing, zoo als die in den text ftaat; zeggende , dat de Koning, uit overweeging, dat de Oorlog tegen onze Republiek een onregtvaardigen Oorlog is , en naar de gave des Verftands, waar mede hy befchonken is, zeer wel oordeelende , dat een raadsbefluit om tot zodanigen Oorlog overtegaan een gruwel was , over welke het zonlicht zelve zich fchaamen zou, hy het gevoeglyker oordeelde ,• dat die raadflagen, als werken der duisternis zynde , in de uuren der duisternis genoomen wierden , en dat hy om die rede -zynen Ministers had doen aanzeggen , te elf uuren des avonds op St. James te vergaderen. Zoo dit gevoelen doorgaat, draagt het een zonderling merkteken van de fchaamte des Konings , welke zelfs in . Vorsten een edel fieraad is. Jonas Zebedeus , een Engelsch Zedckundig Heelmeelter , en een groot vriend van de Ministers , dewyl hy, wanneer zy het ongeluk hebben hunne Confcientien te kwetfen , het welk thans dikwyls gebeurt, dezelve  HET BRITSCH MINISTERIE. 3 op St. James vergaderd zynde; ver- toon- zelve (*) gratis geneest, trok uit deze Nagtvergadering eene zoete bedenking; zeggende , dat of fchoon men de handelingen der Ministers als dwaas uitkreet, hy egter in zyn gemoed vryheid vond , om hen gunftelingen der Wysheid te noemen en hea aan haare voeten te plaatfen. „ Waarom, „ vervolgde hy , waarom zou men hen niet „ gelyk mogen {lellen aan dien vogel , die „ aan de voeten van Minerva verbeeld „ wordt, daar hunne taal, hunne daden en „ de tyd hunner gewigtigfte verrigtingen vol„ koomen aan die van dien vogel gelyk „ zyn" ? £*) Lidletsoton , een vermaard Americaameb Geneeskundige , [preekt dit tegen , zeggende \ dat hy ma een naauwkeurig onderzoek van de natuur der Britfcbe Ministers en Admiraliteits Deurwaarders bevonden beeft , dat dezelve van die van andere menfcben zeer verfcbilde; hebbende zy een flegt gezicht, geen gehoor , docb in plaats van dat zeer puntige fcherpe tanden ; ook had by de minfle tekens van Consciëntie by ben niet gevonden ; hebbende zy in derzelver plaat> eene ongemeene groote en opgeblaazen long- Zie Lidlewton , Natuurkundig? Befcbouwing der Britfcbe Roofdieren. A 3  4 dagboek van toonde Lord stormons, zeer oatdaan zynde, in (V) naam van zyn- mees- (ft) Zeer ontdaan zynde. Sommige denken, dat deeze woorden te kennen geven; dat Lord Stormond , by het openen dezer vergadering , door bewustheid aan den gevaarlyken en onregtvaardigen flap , dien hy deed, op zyn gelaat de tekens vertoonde vaneen hart , dat hem- befchuldigde. Doch anderen fpreeken dit tegen; zeggende , dat de Ministers zederd' langen tyd eene vaste en onveranderlyke kleur hebben, en dus geenontroering zich op hun gelaat kan vertoonen ; liefst verftaan zy door deeze woorden y zeer ontdaan zynde , dat hy zich ontdaan y dat hy afgelegd had, alle die aandoeningen van Vilksliefde , goede Trouw , Bondgenoot* Jchap en Vrees voor een Opperweezen, die hem in dezen zouden hinderlyk geweest zyn. (<•) In naam van zyn Meester. Er is wederom, verfchil, wien men hier door zyn meester verftaan moet; eenigen zeggen , dat men daar door den Koning moet verftaan v wiens Secretaris, wiens dienaar hy is. Doch anderen fpreeken dit tegen , dewyl de Koning te regtvaardig is , om zelve en in zynen naai» de onregtvaardigfte befluken te vor»  HET ERITSCH MINISTERIE. 5 meester, deszelfs (d) eysch voor het vorderen, en kragt by te zetten ; dat ky daarenboven te weinig deel heeft aan de regeering , om in zynen naam iets te kunnen eisfchen ; waarom zy liever door den meester van Lord stormond den Boozen verftaan , en wel om dat beüuiten te neemen tot het moedwillig verbreeken van Tractaaten , eeden , verbonden en broedertrouw; het rooven der goederen van unfchuldige Nabuuren, het gruwelyk en ligtvaaïdig plengen van onfchuldig bloed , geen werken van eenen braaven Koning, maar van den Boozen zyn. Ik voor my vind geen ruimte , om deeze verklaaring te omhelzen; het klinkt my wat hard in de ooren; indien ik, naa den aart der liefde hier over zal oordeelen , denk ik dat er in deze woorden by toeval eene verkeerde woordenfehikking plaats heeft , en dat men in plaats van vertoonde Lord stormond in naam van zyn mee ter , moet leezen, vertoonde Lord stormond in zyn mam van meester, dat is te zeggen, uit kragt van zyn meesterfchap; hy vertoonde als' magthebbende , als messter van Groot-Britanie. Hier mede dunkt my zyn de zwarigheden , welke zich anders in deeze woorden «opdoen , uit den weg geruimd. $i) Deszelfs eysch voor het Regt van GrootA 3 Brit-  6 DAGBOEK VAN het Regt van Groot-Britanie, het welk Britanie. Het is bykans onbegryplyk, myne Geliefde ! dat er zoo veele verfchillende gedagten van zoo weinige woorden kunnen zyn! zy die zeggen , dat men door de voorgaande woorden zyn meester , den Koning moet verftaan , oordeelen, dat deeze zin eenvoudig te kennen geeft ; dat Lord stormond aan de vergaderde Ministers vertoonde , dat zyn Meester eyschte , dat aan het Regt van Groot-Britanie , het welk door het Traclaat tusfehen de Regeering van Amfterdam en de Noordamericaanen gefchonden was , voldaan wierd , en wel door eenen Oorlog met Holland. Anderen kanten zich hier tegen aan, en zeggen , dat deeze woorden een volkoomen bewys in zich opfluiten, dat de Oorlogsverklaring van Engeland tegen onze Republiek onbillyk en onregtvaardig is ; want zegen ze, Lord stormond vertoonde den eysch van zyn meester voor of eerder dan het Regt van Groot - Bntannie ; dus moest het heilig Regt hier agter ftaan. Indien er billyke redenen tot het aanvangen van deezen Oorlog geweest waren , moest hy het Regt van Groot-Britannie tot het verbreeken van den Vreede met onze Republiek hebben aan-  HET ERITSCH MINISTERIE. 7 •welk (O hy ze^e gefchonden te zyn aangetoond voor of eerder dan den eysch van zyn meester ; doch , vervolgen zy, dan wist zyn Lordfchap wel, dat hy verbaazend veel te kort zou gefchooten zyn. Zy , die door den meester van Lord stok., mond den Boozen verftaan , houden ftaan- de , dat die Meester door zyne ingevingen, aanfpooringen en groot vermoogen , het welk hy op de Ministers heeft, al voor langen tyd het heilig Regt uit Groot-Britanie verdreeven heeft , en dat dus , dewyl er geen Regt was, om den Oorlog tegen onze Republiek te vorderen , de Lord Secretaris aan zyne medebroederen den eysch van dien boozen Meester voor of in plaats van dat verdreeven Regt vertoonde. Dan uit de volgende Woorden blykt geenfints , dat het Regt verdreeven , maar wel dat het gefchonden is , waarom wy onze gedagten niet met die der laatfte Uitleggeren kunnen vereenigen ; egter willen wy liefst, uit vreeze van den bal te zullen misflaan , hier over ons niet uitlaten , dewyl , onzes bedunkens , in deeze dagen , geen fterveling in ftaat is , om net te zeggen , wat eigenlyk het tegenswoordige Regt van Groot - Britanie is. (0 Het mik hy zeide gefchonden te zyn A 4 door  2 DAGBOEK VAN jsyn door het Tractaat van de Lee- den door het Traclaat , van de Leden der Am> Jlerdamfche Regeering met de Americaanen gesmakt. Er is er , die oordeclen , dat die Minister , dewelke deeze aantekening in het Dagboek heeft ter neder gefield, zelve van de onwaarheid van deeze befchuldiging van Lord stormond., ten opzigte de Regeering van Amfterdam, overtuigd geweest is , om dat er niet ftaat, het welk gefchonden was, maar het welk hy zeidk gefchonden te zyn, latende dus deeze befchuldiging over ter verantwoordiging van den Lord Secretaris. Onze geëerde Uitleggers komen eenparig over een, dat hier een misdag plaats heeft, namelyk dat Lord stormond fielt, dat liet Regt van Groot-Britanie door dat Traélaat zou gefchonden zyn , dewyl het der gantfe-he Waereld kenbaar is , dat *er flegts een plan van een Trafkaat tusfehen de Regeering van Amfterdam en de Noord - Americaanen gemaakt is ; dcrhalven kan iets , dat geen beftaan, geen weezen heeft , geene dadelyke fchending veroorzaken. Edoch in het opgeeven van de oorzaken van deeze mistasting van Lord stormond verfchillen zy, Enigen zeggen , dat de oogen van Lord stormond zoo wel als die der an^. dere  HET BRITSCH MINISTERIE. 9 den der Amfterdamfche Regeering met de dere Ministers , g.00 draa zy in het Kabinet geplaatst wierden , door een Herken Hofwind vol Stofgoud gewaaid zyn , zoo dat die Lord , zoo wel als zyne Medeministers zwak jaa bykans beroofd van gezigt is, dat ieder bewust is , hoe zy reeds Jaarcn agter den anderen, de fchaduw van het Geluk der Britfche Natie voor het Geluk zelve hebben aangezien, en dat men zich derhalven niet behoeft te verwonderen, dat zy, ouk nu, de fchaduw van een TraStaat, voor een Tractaat zelve ; aanzien. Anderen oordeelcn , dat deeze misflag niet aan de zwakheid van 't gezigt der Ministers maar aan hunne onkunde te wyten is, want dat de gantfche Waereld meer dan genoegzame bewyzen heeft , dat het Hof en het Ministerie niet weten , wat Traótaaten of Verbonden zyn , en dat zy dagelyks wezenlyke Tractaaten voor niets beduidende gefchriften , en in tegendeel kragtelooze papieren voor zaaken van het uiterfte aanbelang aanzien. Ik kan , myne wel aandagtigen ï geena van beiden deeze Uitleggeren tegenfpreeken; het is ten minften zeker, dat de Britfche Geregtigheid of het Regt vqtn Groot-B,ritanie A 5 reccls  IO DAGBOEK VAN de Americaanen gemaakt; dat door het reeds lang te vooren deejlyk gehavend en gefchonden was , gelyk gy myne Geliefden! uit den volgenden brief van een Hollandfchen Schipper, welke in Engeland reeds voor het ontwerpen van dat plan van een TracTaat met zyn Schip opgebragt was , zien kunt. Eerwaardigen Eerzaamen Willlam Pen! Zoo groot myne verwondering was over de mishandeling , my op Zee door onze zooge•naamde Bondgenooten aangedaan, en over myne opbrenging , niettegenftaande myne papieren goed waren , en ik geene Contrabande waaren, hoe genaamd, binnen boord had, nog grooter was myne verwondering over het onbillyk vonnis van de Admiraliteit, welke heeft kunnen goedvinden , een gedeelte der Lading te confisqueeren , en het overige tegens een naar hun lelieven geftelden prys , tegen den zin en wil der Reeders, zich aantematigen, en op deeze wys den Koophandel der Hollanders otiherftelbaar te verderven. Alle demonflratien van myn Procureur of van my golden niets ; ik fmeekte, doch vrugteloos; men wees my in den heek van de kamer eene oude ongehavende vrouw  HET BRITSCH MINISTERIE. II het weigeren van een voldoenend antwoord vrouw aan , en zeide , dat men hier volgens haare uitfpraak handelde; doch ik heb zoo min als myn Procureur kunnen bemerken, dat de Regters op haar eenige agt Jloegen, veel min met dezelve raadpleegden. Zoo draa ik hoorde , dat volgens de uitfpraak van die vrouw gehandeld wierd, vraagde ik myn Procureur wie zy was P en hy antwoordde my ; de Geregtigheid van Groot-Britanie. Ik fpoe* de my naa haar toe, hopende by haar eene lefcherming te vinden , die my by de Regters geweigerd wierd; doch myn lieve Wlliam Pen l ik zag in haar eene deerniswaardige Vertooning! haar eene leen was gebrooken en Jlerk omzwagteld, terwyl het ander niets minder dan gaaf was s waar door zy genoodzaakt was onder ieder arm een kruk te hebben; haar linkerarm was insgelyks omwonden , en de evenaar van haare Schaal gebrooken; het zwaard , dat zy in de regterhand hield, wierd, dewyl die arm mede niet weinig gekwetst was, door een Engelsch Kaperkapitein vastgehouden; kortom, zy vertoonde eene gantfche verzameling van gebreken en ellende. Ik fmeekte haar my door haare gunjiige uitfpraak te helpen , doch zy gaf my met de oogen vol traanen hst volgend antwoordt dat ik om des-  1% DAGBOEK VAN woord op het vraagen van Satisfactie , deszelfs merkwaardigheid in Hollandfche Verfert gebragt heb. Geen waarheid voor uw zaak , geen finec- ken kan hier lukken ; De Raaden zyn hier doof en 't Regt gaat hier op krakken. Ik moest my hier mede getroosten , «72 vertrok byna wanhopende. Ik ben naa vriendelyke omhelzinge en groete &fc. P. S. Men zegt , dat hier de Peeders ter Kaapvaart zeer zwaare Gouden Slooten aan het Wetboek der Admiraliteit, op hunne kosten , hebben laten maken, en dat dit de oorzaak is , dat het als een kostelyk Juweel, als een Heiligdom weg geflooten is , en niet meer gebruikt wordt. Naderhand , myne wel aandagtigen ! heb ik van deeze bedroefde gefteldheid der Britfche Geregtigheid nog nadere en met de vorige overeenkomende berigten ontvangen. Volgens het getuigenis der Britten zeiven, is zy door den bykans hollenden Rykswa»  HET BRITSCH MINISTERIE. 13 de, het bleek dat de (ƒ) Republiek gen, door het flegt ftuuren der Ministers, zoo jammerlyk overreeden. Het is zonderling en aanmerkingswaardig, dat zy, federd haar ongeluk , zeer zelden tegen eenen Engelfchcn Kaper of Koningsvaarder , maar meest al tyd tegen de door hun opgebragte Hollanders gefprooken heeft. Men kan daar uit opmaken , hoe boos de Engelfche Geregtigheid is, dat men haatzoo deerlyk heeft mishandeld. (ƒ) Dat de Republiek weinig agt Jloeg op den vreede. Veelen zyn 'er, die rond uit zeggen, dat Lord stormond hier eerloos onwaarheden voortbrengt, als of de behoudenis van den Vreede onze Republiek onverfchillig geweest ware ; dat zy meer dan te veel blyken heeft gegeven , dat zy liever ongelyk en mishandelingen van haare kwaadwillige Bondgeaooten heeft willen veidraagen, dan den Vreede, die haar zoo lief en waard was , in den waagfchaal Hellen. Doch deeze lieden verftaan den waaren zin deezer woorden niet ; Lord stormond wil hier geenfmts te kennen geven , dat het onze Republiek onverfchillig was , of zy in Vreede of in Oorlog was met Engeland; gantsch niet j indien het Ministerie zulks ge- dagt  J4 ÜAGBOEK VAN bliek weinig agt floeg. op den Vreede, dagt had , zou het zich wel gewagt hebben , om op zoodanigen voet , als het nu gedaan heeft , met ons te handelen ; maar met de woorden , dat de Republiek weinig agt Jloeg op den vreede , wil hy te kennen geven , dat zy , weetende , dat de Vreede by haar eene goede en gemaklyke huisvesting had, en vertrouwende', dat haare Nabuuren door de heiligheid van de TracTaaten en Verbonden zouden te . rug gehouden worden , haar dien met geweld te ontneemen, zorgeloos omtrent de middelen tot behouding van den Vreede was; en dat het dus eene goede gelegenheid was voor Engeland , om haar dien met geweld te ontrooven , en haar met een vooruitzigt van een goed gevolg den Oorlog aantedoen. Zeker is het , dat indien onze Republiek voor drie jaaren een goede wagt van festig of zeventig kloeke Oorlogskielen had gefield om op den Vreede te pasfen , geene nabuurige Mogenheid zou hebben durven onderneemen, haar dien fchat te ontweldigen. „ Maar, zeggen de bovengemelde Uitleg„ gers , hoe kan Lord stormond dit hier „ dan voortbrengen als eene befchuldiging „ te-  HET BRIT S CH MINISTERIE. de, en dat het derhalven beter : was tegen onze Republiek , indien die laatfte „ verklaaring ftcek houdt I" Ik antwoord , dat ik voor my geen zweem van befchuldiging in deeze woorden van Lord stormond vinde, gelyk nader blyken zal uit de volgende woorden ; maar indien ik dit al toeftemde , vind ik egter geen zwarigheid om die befchuldiging goed te maken , en wel op deeze wys. Zou een man, welke in het midden van een troep vegtende ftond naast een befaamden beurzefnyder, niet van dwaasheid te befchuldigen zyn , indien hy met de armen kruislings over elkander weinig agt op zyn Goudbeurs floeg , vertrouwende op zyne onfchuld en eerlykheid, niettegenftaande hy meer dan eens bemerkte, dat die hapfchaar hem aan de beurs tornde , en zou hy het niet aan zyne eige onvoorzigtigheid te wyten hebben , indien hy weinig tyds daarnaa bevond , dat die knaap hem de beurs geligt had ? had hy op zyne hoede geweest, had hy by tyds eene gewapende hand op zyn zak gelegd, buiten twyffel zou de rover geen poging gedaan hebben, om hem te mishandelen en te beroven , volgens de guldene waarfchuwingen van Goden van Drenth. pag.  l6 ÜAGBOÈK VAN was (g) openbaar dan heimelyk rriet dezelve in vyandfehap te zyn. Lord pag. 13. en de Schoenmaker zeide tegen Brechtje; indien u de Schoenen pas/en, gy móogt ze vryelyk aantrekken. Cg) Openbaar dan heimelyk met dezelve in vyandfehap te zyn. Niet weinigen zyn 'ei-, die denken, dat Lord störmond met deezé woorden te kennen wil geven, dat hy oordeelde het beter te zyn met onze Republiek eenen Openbaaren Oorlog te voeren , dan langer geduldig de mishandelingen en kwellingen , welke Engeland door onze Republiek aangedaan wierden, te verdragen ; doch deeze uitlegging behaagt my niet , en het is niet waarfchynlyk, dat Lord stormond dit met die woorden heeft willen te kennen geeven. Dat hy het Volk , het Parlement &c. zulke blaauwe bloemen op den mouw heeft willen fpellen , heeft fchyn ; maar dat hy zyn Spitsbroeders , met welken hy dit verraad tegen Holland gefmeed heeft , met zulke grove onwaarheden zou hebben zoeken te paayen, en hen willen overreeden van Zaken, welker tegendeel hun zoo goed als hem zelve békend waren, komt my zeef belagchlyk voor.  het britsch ministerie. 17 Lord sandwich vertoonde daar op den zwakken toeftand van de Republiek ; hebbende hy zich door een der (b) Zee-Officieren eene naauwkeuri- ge (h) Zeeofficieren. Op deeze wys heb ik het woord vertaald , om , naar den aart der liefde , de beste en min aanftootelykfte betekenis te neemen ; doch ik wil niet tegenfpreeken , dat men dit woord ook kan overzetten , Zeerovers ; ook volgens de Gotthifche afkomst van dit woord, kan men het voor Spions neemen; men zou mooglyk my tegenwerpen ; hoe zou het Minifterie zich van Zeerovers bedienen ? dat zou lafnartig, dat zou eerloos zyn ! het is zeker zoo wat , Vrienden ! en eene zaak van eene gewigtige bedenking, maar het is immers geen fchande voor een Schoenmaker, dat de han-den van zyn knegt vol pik zyn , want ze zyn lieden van een en hetzelve ambagt. Gelyk zuster Barbara zegt in haare ftigtelyke bedenkingen over de muuren van Jerafalem, pag. 79. Deze mannen nu waren roofzugtig, en zy hadden veele geleiders en elk van hen was een groot beest! Op de andere oorfpronklyke Gottifche Vertaaling van Spions, zou men my kunnen  l8 DAGBOEK VAN ge lyst van het getal en den Staat van haare Scheepen weeten aantefchaffen. • Verder wierd aangedrongen om ten fpoedigften en geduurende de (T) Va- can- tegenwerpen, tlat het Dagboek niet in de Gotthifche maar in de Engelfche taal gefchreeven is. Zoo is het ook, myne lieve Vrienden! zoo is het ook; maar ge kunt zoo wel als ik ligt opmaken, dat men in eene Gotthifche Vergadering, by het neemen van Gotthifche raadsbefluiten , ook wel voor een oogenblik een Gotthisch taaiwoord gebruikt. Uit de woorden van Lord Sandwich zelve fchynt men te moeten opmaken, dat hy zelve daar niet anders door heeft verftaan , maar ik voor my, , naar den aart der Liefde , gelyk ik gezegd hebbe, willende handelen , heb liefst de vertaling van dit woord, zoo als boven in den text ftaat, willen ter nederftellen ; al was het, dat de vertaling Zeerovers , of Spions juister en eigenaartiger is. (i) Geduurende de Vacantie van het Parlement. De heethoofden zeggen; dat dit eene fchreeuwende onregtvaardigheid en eene verongelyking der geheele Engelfche Natie is»  HET BRITSCH MINISTERIE. 19 cautie van her. Parlement den Oorlog den is , want dewyl het Parlement het Lïgchaam der Natie uitmaakt, en de nodige Subfidien tot het voeren van den Oorlog moet verfchaffen, dat het niet meer dan billyk was , dat men met het zelve over eene zaak van zulk een gewigt , als het aangaan van eenen Oorlog met onze Republiek , had behooren to raadpleegen. Doch anderen zeggen , dat dit een blyk is van de fchranderheid der Ministers , om zich in hun voorneemen niet gefluit te zien ; want niettegenftaande het Hof de magt heeft, om den Oorlog te verklaaren, had het egter ligtelyk kunnen gebeuren, en was ook waarfchynlyk , dat zeer veele leden van het Parlement flerk daar tegen hadden gedebatteerd en geprotesteerd.; dat zy buiten twyffel zouden gevorderd hebben , het gedrag van het Ministerie te onderzoeken , het welk voor het zelve niet aangenaam kon zyn; dat eindelyk deze voorflelling aan het Parlement eenige merkelyke vertraaging zou hebben te weeg gebragt, waar door de Ministers in hun voomcemen, om door eenen onverwagten aanval op onze Scheepen een ryken buit te haaien, grotelyks zouden zyn te leur gefield. B a.  «ZO DAGBOEK VAN den Hollanders te verklaaren, en zoo veel mogelyk was de (k) kennisgeving van (&) De kennisgeving van die ruptuur aan de Republiek te vertraagen. Driftig , jaa bitterlyk driftig , myne wel aandagtigen ! wordt hier van zommigen tegen uitgevaaren ; noemende zy dit godloos, onchristelyk en eer den fnoodften Roover , dan een befchaafd Hof pasfende ; geen voorbeeld , zeggen ze, van zulk eene lafhartige en eerlooze handelwys leveren de gefchiedenisfen op ; niet alleen heeft Spanje, een natuurlyke Vyand van Engeland, de Oorlogsverklaring, tegen dat Ryk, twaalf dagen later binnen Madrid afgekondigd , dan die naar het Hof van Engeland afgezonden was , om dus te beletten , dat het Regt der Volken door een onverwagten aanval gefchonden wierd , maar zelfs zyn de Barbaarfche Natiën billyker in hunne Oorlogs-Verklaringen en het voeren van Oorlogen eerlyker dan de Engelfchen. Het blykt , dat deeze drif¬ tige menfehen, hoe beleezen zy ook zyn, nogtans alle de Waereldgefchiedenisfen niet doorbladerd hebben , want anders zouden zy buiten twyffel' voorbeelden gevonden hebben van Natiën , met welke de Britten ten minften gelyk kunnen ftaan j Niemand oor- dee-  HET BRITS CH MINISTERIE. 1t van die ruptuur aan de Republiek te vertragen, om des te meer voordeel met deeze hunne onbewustheid te kunnen doen, en hunne Scheepen te overrompelen. Hier over elks (/) gevoelen gevraagd zyn- deele , dat ik hier uit partydigheid de Britfche Natie zoek te verfchoonen 1 Neen! om myne wel aandagtige lezeren van myn zeggen volledig te overtuigen , verzoek ik hen nederig, om flegts te leezen den beroemden Jood levi barrabas , Gewoonten en Zeden der oude Schyten en Matfageten. . miïlchior harpax , Levenshefchryving der rovende Arabieren. —— joost van grypestein , de manier van Oorlogen der Cannibaalen en andere Menfcheneeters, en meer anderen. (0 Elks gevoelen, &c. Broeder Eufebius, een zeer groot Staatkundig man , met my over dit raadsbefluit fprekende , zeide , dat dewyl het voorftel ftreed tegen alle menschlievende en eerlyke gevoelens, het niet anders had kunnen zyn , of het moest . met eenparige ftemmen van alle de Ministers goed gekeurd worden , dewyl dusdanige gevoelens in het Tractaat van Entree in het B 3 Mi"  33 DAGBOEK van zynde , is met eenparige Hemmen beflooten den Hollanders den Oorlog aantedoen. Vervolgens las de Lord Secretaris stormond twee gefchriften , zynde het één een Opftel van de Oorlogsdeclaratie , over welk nog nader zou gedelibereerd worden ; het ander een bood- fchap Ministerie onder het Articul van Contrabande gefield zyn. Vervolgens zeide hy my , gaarne te willen weten, of ook een der leden in deeze Vergadering geflapen had ; dat het hem uit het geene zy in. dezelve beflooten hadden , wel toefcheen , dat de meeflen , zoo niet allen gedroomd hadden, maar dat hy gaarn daar van volkomen zekerheid wilde hebben , dewyl hy daar eerlang eene fligr telyke Predicatie over wilde doen , en aantoonen, hoe volkoomen dit Ministerie in deeze zyne handeling overeenkomt met den Néderlandfchen Bloedraad , welke insgelyks tegen zynen Koning , tegen zyn Vaderland, tegen onze goede Ingezetenen , jaa tegen de gantfche menfehelyke natuur confpireerden, „ Had ik, riep myn vroome broe„ der Eufebius, maar eenen Vergas onder „de Britfche Ministers, dan had ik alles."  HET BRIT S CH MINISTERIE. 03 fchap van den Koning aan het Hogerhuis , rakende de oorzaken van deezen Oorlog , naa het eindigen der Vacantie van het Parlement intebrengen; zynde van deezen volgenden inhoud. (ni) Zyne Majefteit heeft het nodig ■ (m~) Myne wel aandagtige en geliefde Lezercn ! ik heb u reeds berigt , dat dit Manufcript bitter flegt gefchreeven is ; gy hebt 'er in de vorige deelen genoegzaams blyken van gehad , maar nergens ben ik zoo mede in het naauw geweest, als met dit gefchrift , waar van het grootfte gedeelte volftrekt onleesbaar was, en waar aan ik geen mouwen wist te zetten ; | gelukkig heeft men ons onlangs die gantfche boodfchap van Lord stormond , in het Hogerhuis gedaan , medegedeeld , warom ik het nodig agt, die in myne aantekening volkoomen te plaatfen , op dat gy daar door gelegenheid zoudt hebben, die tegens den text te vergelyken. Zyne Majefteit heeft het nodig geoordeeld, het Huis der Lords te berigten, dat hy gedurende de vacantie van het Parlement 2ich in de onvemydelyke noodzaaklykheid geB 4 von-  £4 DAGBOEK VAK dig geoordeeld . .a„ • ••• dat hy ....... v .. . . Vacantie van ... de onvermydelyke noodzaaklykheid heeft, om . . De vonden heeft , om brieven van Marqué en algemeene Reprefailles uit te geven tegen de Staaten Generaal der Vcreenigde Provintien en derzelver Onderzaten. De redenen en oorzaken van zyner Majefieits gedrag in dezen , zyn te vinden in deszelfs publieke Declaratie, welke hy bevooien heeft voor dit Huis open te legden. Zyne Majefteit heeft met de uiterfle weerzin , het bejluit genoomen , om vyandelyke maatregels te neemen tegen een Staat , welkers alliantie met dit Koningryk niet alleen gevestigd is op de Trouw der oude verbonden , maar ook op de gezo?idJle Grondbeginzei: eener goede Staatkunde. Zyne Majefteit heeft alle mooglyke middelen in het wirk gefield, om de Staaten Generaal te doen wederkeeren tot een ge. drag ovcreenkomftig deeze grondbeginzelen ■>' tot  HET' BRIT S CH MINISTERIE. 25 De redenen en oorzaken van zyner Majefteits gedrag in dezen .... . . voor dit Huis open te leggen. Zyne Majefteit heeft het befluit genoomen , om vyandelyke maatregels te nemen tegen een Staat , weitot het nakomen van derzelver verbindtcnisfen en tot het onderling en natuurlyk belang van beide Staten , en heeft niets onbeproeft gelaten , om , waar het mogelyk , de" tegenwoordige Ruptuur te voorkomen. Zyne Majefteit is ten vollen overtuigd , dat de regtmatigheid en noodzaaklykheid van de maatregels , welke hy genomen heett, door al de Waereld zullen erkend worden. _— Zich derhalven verlatende op de befcherming der Godlyke Voorzienigheid en de yverige en toegenegen onderftand van zyn Volk , heeft zyne Majefteit het vaste vertrouwen , dat door een yverig gebruik van de middelen dezer Natie , hy in ftaat zal zyn, ter handhaving van de eer van zyne Kroon, het regt en de bejangens van zyn volk, tegen alle zyne B 5 vyan-  -6 DAGBOEK VAN welkers alliantie met dit Koningryk niet alleen gevestigd is op de trouw der oude Verbonden , maar ook op , de gezondfte grondbeginzels eener goede Staatkunde. Zyne Majefteit heeft alle middelen in het werk gefteld , om het nakomen van derzelver verbindtenisfen en .... het onderling en natuurlyk belang van beide Staaten , te voorkomen. Zyne Majefteit is ten vollen overtuigd, vyanden, en hen te brengen tot gehoorge. ving aan billyke Vredes voorfkgen. 'Er zyn niet weinige broeders en zusters van onze Vergadering, welke de bovenftaande lezing van den Text, zoo gebrekkig die ook zy, verkiezen boven die , welke ik in de aantekening gefteld hebbe; of dit nu kortheid- of waarheidshalve zy, weet ik niet.  HET BB.ITSCH MINISTERIE. 27 tuigd, dat al de Wae- reld , • • • • zich * * . . . verlaatende op de befcherming der Godlyke Voorzienigheid .... Zyne Majefteit . . zal . brengen tot gehoorgeving aan billyke Vredes voorhagen- Naa het leezen van deeze boodfchap aan het Hogerhuis , lagchte de Koning luidkeels, het welk door een algemeen gelagch der Ministers gevolgd, en dus deeze Vergadering geflooten wierd. Woensdag den 20 December. De Ministers op het (») Paleis van Sc > (n) liet Paleis van St. James. Ik kan niet voorby, myne Welaandagtigen ! om u hier verflag te doen van eenen wonderly- ken  23 1) A G B O E K VAN James vergaderd zynde ,. wierd hun door eenen Kamerdienaar , berigt , dat de ken droom of nagtgezigt, welke my, daags naa het uitkomen van het Manifest verhaald wierd. Onze waardige Broeder, Jeremias de Croomer kwam by my met het Manifest. in de hand , zeggende; „ heb ik het niet gedagt „ meester William ! heb ik het niet ge„ dagt! Dèezen nagt droomde ik, dat ik „ te Londen was , en het Paleis van St. „ James ging bezigtigen ; in 'het zelve ge„ koomen zynde , zag ik veele fchoone en „ zeer dierbaare zaken , en eindelyk een „ hok, even gelyk men op de jaarmarkten „ de hokken der wilde Dieren ziet; bo„ ven het zelve las ik een Engelsch vers?, je , het welk ik in onze taal heb over-. „ gebragt , en van deezen inhoud was. 't Gediert , dat woedend dol naar zyn vernieling draaft, Wordt hier met Burgerzweet en Vriendenbloed gelaaft. 1 •>■, Gy kunt eens bedenken , myn lieVe „ William ! hoe ik verfchrikt was; voor al „ toen ik door de traliën van dat hok, de „ Mi-  HET BRÏTSCH MINISTERIE. 29 ■de Koning, als naar gewoonte, door kwaa- „ Ministers zag; och dagt ik , waarfchynlyk worden zy op het oogenblik van 't Roof„ gediert vernield , en wat zal dit een gevoelige flag voor gantsch Engeland zyn : „ ik kon my niet bedwingen van hen toegeroepen; Myn Heeren ! ik bid u, vlugt, „ of gylieden wordt terftond verfcheurd! — „ Een klein Engelsclimannetje by het hok „ {taande , zei tegen my ; geen nood , „ Vriend ! geen nood! zy verfcheuren zelfs j5 al 1 Ik had op het oogenblik daar „ ook een overtuigend bewys van , want „ zoo draa zy myne ftem en waarfchuwing „ hoorden, keek een uit dien troep met „ een donker en toornig uitzigt my aan, „ begon fchrikkelyk te grommen , en riep; „ pak aan! pak aan ! 't is een Hollander ■' „ De fchrik deed my ontwaken , en zoo „ naakt als ik was het bed uitfpringen. — „ Is het niet wonderlyk , Meester William! „ Nooit droom ik van wilde Dieren , of „ daar volgen aanftonds kwaade nieuwstydin„ gen op , het zy de dood van een „ Vriènd of een onweer of zoo iets ? en „ zie op deezen droom is dit Manifest my „ ter hand gefteld." ,  '30 DAGBOEK VAN (V) kvvaade oogen belet wierd , by deezen Kabinetsraad tegenwoordig te zyn ; men ging vervolgens over tot deliberatie over het Manifest. Lord North maakte eene reflexie , als dat voor al het eerfle gedeelte van dit Manifest hem zeer dubbelzinnig en als toepasfelyk op het Ministerie voorkwam, waarom hy gaarn eenige verandering in het zelve gemaakt zag; doch deeze 00 Door kwaade oogen belet. Het is zeer te beklaagen , dat die Vorst federd langen tyd met die kwaal is behebt geweest; welke zyne Docloren zeggen, dat uit de' harsfenen voortkomt, en ongeneeslyk is. Men heeft hem geraden zich van eene Engelfche bril te bedienen , doch anderen zeggen, dat zy niet gelooven, dat dit van eenig nut voor den Koning zyn zal, want dat hy van' het begin zyner regering af reeds door de oogen van anderen gekeken heeft , zonder de minste vrugt, en dat zy derhalven oordeelen, dat het kyken door glazen oogen nog minder zal helpen.  HET BRITSCH MINISTERIE. 31 ze zwarigheid gerejetteerd zynde , wierd beflooten het te arrefteeren en den volgenden dag te doen publiceeren. Donderdag den 21 December. Heden is gepubliceerd het volgend Q>) Manifest (p) Manifest. Myne wel aandagtigen ! Onze geleerde Uitleggers zyn het over de betekenis van dit woord gantsch niet eens. Zommigen (en deeze redeneeren by gevolgtrekking) zeggen met de Engelfchen , dat het eene Oorlogsverklaaring te kennen geeft. Doch anderen ontkennen dit; zeggende , dat het oorfpronglyk woord Manifestus een Latynsch woord en Openbaar te zeggen is , en dat dus Manifest, wanneer het voor een publiek gefchrift gebruikt wordt, een zelfftandig woord is, dat eenvoudig eene openbaaring of openbaarmaking te kennen geeft. Dus, gaan ze voort, geeft iemand , welke zynen boezemvriend met een geveinsd hart tragt te benadeelen , of onverwagt op het lyf te vallen en te vernielen , door de Openbaarmaking van het geen in zynen boezem fchuilt , een Manifest van zynen trouwloozen en verraderlyken aart. Het is buiten alle tegenfpraak , dat de laatstgemel- den  3^ DAGBOEK VAN nifest O) des Konings van Groot- Britan- den veel nader komen aan de ware betekenis van het Manifest. (q) Bes Konings van Groot - Britanie. Dow* we Kieke , onze Koster, hield even naa het uitkomen van dit gefchrift llaande , dat hier een drukfout plaats moest hebben, dewyl de tegenwoordige Koning te voorzigtig was, om door een eigen Opflel van het een of ander publiek gefchrift over zyn verftand te laten oordeelen , en dagt dat het moest wezen : Manifest van stormond Lord van Groot - Britanie ; doch Meester Potaard , een zeer kundig man in de taaien der Ouden , zei , dat het Woord Koning in de Sclavonifche taal betekende een Rypaard ; dat in deeze periode waarfchynlyk het woord Ministers was uitgelaten , maar dat men dit meermalen gewoon was , dewyl doorgaansch het Ryk genoomen wordt voor die die het bellieren : gelyk. Vrankryk handelt edelmoedig met Nederland; in jplaats van De Koning van Vrankryk handelt £?c. Engeland handelt trouwloos met zyne Bondgenooten; in plaats van De Ministers van Engeland cjfc. dat men dus niet moest lezen: Manifest des Konings van Groot-  HET BR.ITSCH MINISTERIE. 33 Britanie ; (r) luidende als volgt. GE- Croot-Britanie , maar Manifest van het Rypaard der Ministers van Groot - Britanie. Ik kan het niet helpen , myne wel aandagtigen ! Ik weet wel , dat de liefhebbers gewoon zyn hunne Paarden Koningen te noemen , maar nimmer heb ik Koningen Paarden hooren noemen ; het is wel zoo , dat men in deeze bedroefde dagen veele zaaken eenen anderen naam geeft , dan zy voorheen hadden , jaa zelfs , myne wel aandagtigen ! (wie zou 'er zich niet bykans om te berften moeten lagchen) hoorde ik onderdaagsch een zeer hoog Landofficier, met den naam van Goudvink doopen ; doch met dit al is 'er in de Verklaaring van Meefter Potaard iets ftyfs, waar mede zich myn gemoed niet wel kan vereenigen ; liefst blyf ik voor my by de eenvoudige betekenjs, der woorden. (r) Luidende', dit woord is hier zeer eigenaartig gebruikt, want volgens goede en egte berigten, heeft de klank der woorden van dit Manifest, onder het hooren leezen , aan het verftandigfte gedeelte der Engelanders toegefcheenen, of hunne doodklok luidde. C  '34 DAGBOEK VAN (O GEORGE R. GcC.0 george r. Ik moet nog lagchen, myne wel aandagtigen ! verfchoont bid ik u, myne ydelheid ! Ik maak er zelden of nooit gebruik van ; maar wie kaa zich daar van onthouden, die de eenvoudigheid der Zusteren hoort ? Gistren avond , naa dat ik met veel aandoening van de oude Scythen en de hedendaagfche Britten , en de overeenkomst hunner Zeden gefprooken had, raakte Zuster Everherdina met Zuster Willemyntje aan het disputeeren , wat toch die r agter den naam george te beduiden had ; welke Samenfpraak ik mynen lezeren zal mededeelen , of zy misfchien nog tot nut of ftigting mogt verftrekken. Samenfpraak van Zuster Everherdina en Zuster Willemyntje. Willemyntje. Zuster Everherdina! is de Koning van Engeland een oud man ? Everherdina. Neen Zuster! hy is een man in het beste van zyne jaaren. —— Om welke rede vraagt gy dat Zuster ? Will. Och ! ik dagt , dat hy reeds zoo bejaard was, dat hy de regeering had neergelegd. Everh.  HET BRITSCH MINISTERIE. 35 Geduurende den Everb. Toch niet, Zuster! toch niet ! al wordt de Koning zoo oud als Vader Methufalem , zal hy egter nooit de regeering nederleggen. ——— i Maar Zuster! wat doet u dit denken ? Will, Dat zal ik u zeggen Zuster ! boven het Oorlogs-Manifest van dien Koning ftaat george r. dit dagt ik , gaf George Rustende te kennen. Everh. Ei, ei, ei , Maar Zuster, maar Zuster! hoe komt u dit in het hoofd ? weet ge dan niet, dat de Koning nog zyne Koninglyke Sieraaden en Auctoriteit heeft ? Indien hy geen Koning meer was, zou boven dit Manifest zyn naam ook niet ftaan. Will. Het kan zyn Zuster ! maar ik bid u om verfchooning, dat die bewyzen van 's Konings regeering my niet voldoende fchynen ; ik heb verfcheide Predikanten gekend , welke door ouderdom of zwakheid Emeritus of Rustende gemaakt wierden; egter behielden zy ook na dien tyd hunne ronde hoeden , mantels en beffen , en verrigteden ook zaaken van den Godsdienst, welke alleen Predikanten mogen verrigten. Tot dus verre waren de beide Zusters C a met  36 DAGBOEK VAN (O den loop van onmet hunne Samenfpraak gevorderd, wanneer ik het nodig agtede , om dezelve aftebreeken , dewyl ik zag , dat Zuster Everherdina met de zaak een weinig verleegen raakte ; „ Lieve Zusters ! riep ik, het is een „ latynfche naam! het is Rex of Koning „ te zeggen ! Gelyk uit geringe zaaken groote dingen gebooren worden , zoo ging het ook hier mede : Broeder ! Gofewinus, van wien wy meermaalen melding gemaakt hebben, had dit gcfprek mede aangehoord, en werd door infpraak van zynen Geest gedrongen tot de navolgende leerzaame en nuttige aanmerkingen. „ Geliefde en wel aandagtige hoorderen , „ Broederen en Zusteren ! zei de dierbaare „ man ; wanneer ik dien naam , dien Ko„ ninglyken naam aan het hoofd van dit „ Manifesz befchouw , kan ik niet anders, „ dan dien vergelyken by eenen Haan , die „ op de toppe eenes Toorns ftaat ; immers „ en wel voor eerst; gelyk de Haan geen „ fteen aan den Toorn -gelegd , veel min„ der denzelven gebouwd heeft , en ook „ niets toebrengt tot deszelfs onderhouding ., noch tot de regeering van het minfte ,„ raad-  HET BRITS CII MINISTERIE. 3? onze Regeering is ons „ raadje van deszelfs Uurwerk , egter dien „ tot fieraad verftrekt; zoo verflrekt ook „ deeze Koninglyke naam dit Metnifest tot „ geen gering fieraad , al is het dat die „ Vorst geen jota of tittel van het zelve „ heeft opgefteld. Ten tweeden. (Broeders en veel geliefde Zusters ! ik bid u , verleent my uwen „ aandagt!) Ten tweeden , zeg ik ; gelyk de „ Haan op den Toorn door de winden nu „ Noord- dan Zuidwaard gedreeven wordt ; „ zoo wordt ook de Koning door de Mi„ nisteriaale winden naar hunnen wil nu her„ waard dan derwaard gedreeven." Ten derden. „ Gelyk de Haan op den Toorn „ met den Spil, op welken hy draait, by „ een zwaar onweder in een zeer groot ge„ vaar is om getroffen en ter nedergeveld „ te worden ,• zoo is ook de Koning met „ de Spillen , op welken hy draait , by het ,, tegenswoordig onweder in het uiterfte (och j- Geliefden ! hoe moet ons dit door het hart fnyden !) gevaar , om door dat van „ alle kanten opkomend onweder getroffen te „ worden; gelyk onze dierbaare Duifje in „ haare ftigtelyke vermaaningen zegt , pag. „ 14. en zy -mes/en op en wierden groot, C -3 5> doch  38 DAGBOEK VAN ons («) gedrag jegens de ,j doch hebben zich deerlyk gebrand, dewyl „ zy met vuur fpeelen wilden. Ten vierden , eindelyk ende ten laatflen." Gelyk tot dus verre was Broeder Go- zewinus met zyne ftigtclyke vergelykingen gekuomen , wanneer hy verhinderd wierd om daar mede voorttegaan door het algemeen gefchrey der Zusters , dat zich op zyne bovenftaande vergelyking verhefte. (O Den loop van onze Regeering. De Uitleggers zyn onder elkander over den waaren zin deezer woorden zeer verfchillende. Er is er , en wel voor al die de geheimen der Rabbynfche Schriften 11afpeuren , welke ftaande houden , dat hier geene andere le.ring plaats hebben kan , en dat de Natuur en de aart der zaaken ten kragtigfte door dit woordje loop is uitgedrukt ; het is , zeggen zy , een woord dat afkomftig is van het rennen en hollen der Paarden , en daar ook nog voor gebruikt wordt , gelyk men zegt ; ik heb deezen morgen een wedloop of loop gezien: dit zegt men nooit , als een paard met een bedaarden tred voortgaat , wanneer men het woord gaan of flappen gebruikt; even zoo , zeggen zy , is het met de Regee- rin-  HET BRITSCH MINISTERIE. 39 de Staaten Generaal der Verringen der Vorsten gelegen , welker Ryk men gewoonlyk by een gefpan vergelykt , welks teugels zy in handen hebben ; de eene Vorstelyke Voerman rydt met een deftigen ftap , terwyl de andere onbefuisd vliegt en holt ; indien wy , vervolgen onze geleerde Uitleggers , de Regeering van de Staaten Generaal nagaan , is die altoos een bedaard flappen geweest , waar tegen dat van het Engelfche Hof een rennen jaa hollen geweest is , van het begin dat deeze Koning den Throon of Rykswagen beklommen heeft, vloog zyn Rykswagen, met dien van Vrankryk en Spanje in de war , zoo driftig voort ; dat onze Koopvaardy door het onbefuisd ryden een flip van haar kleed tusfchcn de Asfen van den Koninglyken Wagen verloor; ras daar op lei hy de zweep zoo onzagt op de ribben der Americaanen , dat zy dit kittelen niet kunnende verdraagen de teugels op den nek namen, en doorfloegen , zoo dat zyne Majefteit aan hun geen ftuuren meer heeft ; vervolgens fcbeelde het weinig of de Yren hadden den wagen omgefmeeten; thans gaat het nog met horten en ftooten op zulk eene Phaëtontilche wyze voort, dat zoo wel C 4 vrien-  DAGBOEK VAN Vereenigde Nederlanden geweest, dat vrienden als vyanden overreden worden, en waarfchynlyk zal deeze ongeftuimige loop duuren , tot dat de Koning aan de pleisterplaats van Phaëton halte houden zal. — Dus kan men bemerken , dat hier het woord loop eigenaartig en regt kragtig is , om de Regeering van het Engelfche Hof uittedrukken. Andere Uitleggers zyn van een gantsch tegenftrydig gevoelen, niettegenftaande zy de bovengemelde 'afleiding en betekenis van het woordje loop toeftemmen ; zy zeggen , dat men het hier Ironice namelyk de tegenbetekenis verftaan moet; dewyl het naar hunne gedagten zeker is , dat george III. nimmer de teugels van het Ryk in handen gehad heeft, en dus, volgens hun gevoelen , geven deeze woorden zoo veel te kennen, als ; geduurende het ftilftaan onzer Regeering. Ik voor my zoude my liefst by de gedagten der eerfte Uitleggeren voegen ; niettegenftaande de Koning zelve de teugels niet in handen heeft ; immers wordt iemand gezegd te ryden, al is het dat zyn Koetzier voor op zit, lyst en zweep in handen heeft, en hy zelve agter in den wagen zit.  HET BB-ITSCH MINISTERIE. 41 dat van een opregt vriend en zit. Volgens de getrouwe Vernaaien van onze zuster Clafyntje daar zy Fol. 116 zegt. Ende Abraham reed met zynen wagen, en Jliep, en zyn Voerman was zwaarlyk befchonken, en ftierde den wagen in de Jloot. (m) Ons Gedrag jegens de Staaten &c. Zy , die ftaande houden , dat men door het voorgaande woordje Zoop, een ftilftaan van Regeering verftaan moet , zoeken de kragt van hun bewys in deeze woorden; want, zeggen ze, anders kon de Koning zonder fchaamrood te worden , dit niet zeggen; nimmer heeft hy zich eenen opregten vriend, nimmer zich eenen getrouwen Bondgenoot van ons getoond , daar hy de verregaande beledigingen den Onderdaanen van deeze Republiek , en in hen den Staaten Generaal aangedaan , met oogluyking toegelaten, begunstigd , en op de fterkfte aanzoeken van fatisfaftie en zorge voor het toekomende zich doof gehouden heeft; het is eene Sophistifche manier van fpreeken , gaan ze voort ; want de Koning nimmer een vriend van onze Republiek geweest zynde, kan , zonder de waarheid te fpaaren, zeer wel zeggen , dat hy zoo lang hy geregeerd heeft , ook zoo lang een vriend van onze C 5 Re-  42 DAGBOEK VAN vriend en getrouwe Bondgenoot. InRepubliek geweest is ; de waare zin derhalven van deeze woorden is , dat hy nooit onze vriend of getrouwe Bondgenoot geweest is. Dit gevoelen verwerp ik ; ik hou my altyd liefst aan den duidelyken letter der woorden. Gy weet, dat het woordje vriend thans eene geheel andere betekenis heeft , dan voor tweehonderd jaaren ; iemand , die tegenswoordig voor ons den hoed afneemt, die vraagt hoe wy vaaren , die zegt , dat het hem lief zal zyn , als hy ons eenigen dienst kan doen , niettegenftaande h/ naar gelegenheid verlangt , om ons te bederven, noemt zich onzen vriend; en dat de Koning van Engeland meer dan eens zulke betuigingen van vriendfchap aan onze Staaten Generaal heeft gedaan, is buiten twyffel ; hy £ dus hunne en onze hedendaagfchen vriend. En wie zal tegenfpreeken , dat zyne Majefteit zich ook betoond heeft de Bondgenoot van H. H. Mogende te zyn, daar het openbaar is , gelyk ook in het volgende van het Manifest gezegd wordt , dat hy onzen Staat om Secours verzogt heeft? immers is dit het werk van Bondgenoot  HET BRIT S C H MINISTERIE. 43 Indien (») zy de wyze Grond- be- genooten , anders zou dat vraagen in het geheel niet gevoegd hebben; jaa met regt noemt hy zich een getrouwen , dat is te zeggen , een gedurigen , een aanhoudende Bondgenoot , want , gelyk al mede verder uit het Manifest blyken zal , hy heeft niet ééns maar aanhoudend om Secours verzogt. Het is derhalven , myne wel aandagtigen! by my eene' glad uitgemaakte zaak, dat de Koning van Engeland ook onze getrouw Secours vragende Bondgenoot geweest is. (V) Indien zy de wyze grondbeginfelen, door welke de Republiek plagt beftierd te worden, getrouw -waren gebïeeven. De (*) halve Na- tio- (*) De halve Nationaalen. Myne wel aandcgtige lezers zullen mooglyk denken dat dit volk een zeer boos foort van ketters is; want het is genoeg bekend, dat zy , die met bet woord halve gedoopt worden , de fnoodfte ketters van den aardbodem zyn. Ik weet bet niet: zoo veel my bewust is , zyn zy zulken , welke een Hollandsen lighaam en eene Engelfche ziel hebben i doch anderen fpreeken dit tegen , zeggende dat zoodanig . een wezen geene eigenfebappen bezit, die eene regtaarte ziel hebben moet, en dus geenfints den naam van ziel draagen kan.  44 DAGBOEK VAN beginfelen, door welke de Republiek tionaalen zeggen , dat deeze woorden duidelyk te kennen geven , dat onze Hoog Mogende afgeweeken zyn van het voetfpoor, dat hunne Voorvaderen betreeden hebben, en ftemmen dit volkoomen toe , tot ftaaving van hun gevoelen bybrengende , dat onze Voorvaderen alles voor hunne Geloofsgenooten over- hadden , jaa dat zy zich zeiven van klederen zouden beroofd hebben om eenen Engelschman te dekken dat onze tegenswoordige Staaten Generaal deeze wyze Grondbeginfelen verlaaten hebben , en dat dus de uitroep van den Koning billyk is. (**) De heele Nationaalen ftemmen wel toe, dat onze Republiek in fommige opzigten andere Grondbeginfelen volgt, dan in die tyden , maar zy verfchillen in de leezing der woorden; zy houden ftaande , dat meri hier niet moet leezen , de wyze maar derwyze, dat is te zeggen , op zoodanig een wyr; want , vervolgen ze, de Koning is wel overtuigd, dat onze Republiek geen wys (**) De heele Nationaalen zyn zulken , -welken eene Hollandfche ziel in een Nederlandsen ligchaam hebben.  HET BRIT S C H MINISTERIE. 45 bliek plagt beftierd te worden getrouw wys Systhema had , toen zy meer dan eené zich zelve in het uitterfle gevaar bragt, om Engeland de behulpzaame hand te bieden, en klaar kon bemerken , dat zy , die zich uitputtede , zich in verdrietige en gevaarlyke Oorlogen om Engeland wikkelde, zich op den oever van het verderf bragt, van Engeland zelve om den tuin geleid , befpot, en zoo draa het een weinig adem haalde , niet zelden tot dankbaarheid, voor haare beweezen dienften verraderlyk' aangevallen wierd. Dus befluiten zy, is de zin van deeze periode ; Indien zy (namelyk de Staaten Gene* raai) dervvyze , dat is op zoodanig eene wys als hunne Voorvaderen, grondbeginfelen waren getrouw gebleeven, welke alleen aan Engeland dienftig en vorderlyk waren, &c. En dan , zeggenze, kan men gemakkelyk begrypen , dat deeze uitdrukking de opregte meening van het Engelfche Hof is , en dat het byzonder met het volgen van die Grondbeginfelen in zyn fchik zou geweest zyn. Anderen, en wel zulken , die zich met de fophistifche verklaringen en uitleggingen ophouden , zeggen , dat in plaats, dat deeze zin zoude te kennen geven , dat de Staaten Generaal de wyze Grondbeginfelen hunner  46 DAGBOEK VAN trouw waren gebleeven , dan ner Voorvaderen niet, gevolgd waren , het tegendeel waar is; want de Koning zegt, indien zy die wyze Grondbeginfelen gevolgd waren , dan hadden zy zich moeten begeerig toonen om de vriendfchap te onderhouden ; nn de geheele waerek} weet, dat onze Saaien Generaal de grootfbe begeerte getoond , de grootfte moeite genoomen hebben , om de Vriendfchap te onderhouden , derhalven zyn zy ook de wyze Grondbeginfelen hunner Voorvaderen gevolgd. Sommige Mennonieten omhelzen dit ■ gevoelen , doch ik vind geen ruimte om deeze verklaaring te volgen ,. want dat te veel bewyst, bewyst niets. Ik voor my, myne wel aandagtigen ! denk, dat de opheldering van deeze periode moet gezogt worden in het woordje zy , door het welk men hier, naar myne gedagten , niet verftaan moet de Staaten Generaal maar de Mnisters van den Koning; en dan is er een heerlyk verband ;tusfchen de voorgaande en deeze periode. Let eens wel op, myne aandagtigen ! In de voorgaande periode betuigt de Koning met alle de opregtheid, die men van eenen Engelschman vorderen en verwagten kan. Ik ben altoos ttn opregt vriend en getrouw Bondgenoot van de  HET BRITSCH MINISTERIE. 47 dan hadden zy zich even de Nederlanders geweest; ik heb alles toegebragt wat mooglyk was , om de vriendfchap met hen te onderhouden , welke ook zekerlyk jland zou hebben blyven houden. Indien zy Qiamelyk myne Ministers) niet misdaan had' den tegen de wyze Grondbeginfelen, door welke de Republiek plagt beftierd te worden, en nog beftierd wordt; van die Grondbeginfelen, dewelke haar noodzaken de ondragelyke kwellingen en fïoute taal myner fnoode Ministers te keer te gaan; zy zyn het , die door de fchending van de Traiïaaten en het geheiligd Regt der Volken die vriendfchap verdreeven hebben, en och.' dit Manifest zelve is alleen zyne geboorte aan hunne ontrouwheid aan de wyze Grondbeginfelen der Republiek verfchuldigd. Men werpt my tegen , dat de Koning hier alleenlyk zegt; Indien zy , en men vraagt, wat rede er voor is , dat zyne Majefteit niet zegt; Indien myne Ministers &c. doch ik antwoord, dat zulks, des te fterker het ongenoegen en den haat des Konings uitdrukt , daar hy hunnen boozen aart, hun verradersch hart ontdekt hebbende, en voorziende, welke rampen zy hem hebben berokkend hen niet anders verwaardigt te noemen, dan met eene foort van veragting, zy —— die kwaadwilligen &c.  48 DAGBOEK VAN (tu) even begeerig moeten toonen, om de (#) Vriend- (w) Even , dit woordje even bevestigt myne bovengemelde gedagten , zoo het my toefchynt volkoomen , en ieder kan met een opflag van een oog zien, dat dit woordje even op onze Republiek flaat, de zin is dus ; indien myne Ministers de wyze grondbeginfelen der Republiek waren getrouw gebleeven, dan hadden zy zich, even , (dat is te zeggen) even alzoo , als. de Republiek s begeerig moeten toonen om de vriendfchap te onderhouden. Och ! myne Geliefden ! de traanen rollen my van aandoening over de wangen , als ik uit deeze en andere periodes naagaa, hoe goed de Koning is, en hoe wel hy het met ons meent ; het -is wel régt , gelyk zuster Duifje in haare prophetien zegt, pag. 1169 en in het midden was een hok met wilde Dieren , en de man, wiens hok het was, was zeer goed, en zag lagehende , dat zy zyn rok verfcheurden , zyne kinderen het bloed af zoogen en de omftanders zeer naar en ysfelyk beeten. (x) Vriendfchap. Niet weinige Uitleggers zyn hier zeer in het naauw , wat men hier door dit w00rd vriendfchap verftaan moet. Doch dit zullen wy een wei¬ nig lager zien.  tl E T BRITSCH MINISTERIE. 49 vriendfchap , die zoo lang jfj) tus- fchen '(y~) Tusfchen beide Natten heeft plaats géhad. Myne wel aandagtigen let eens wel op deeze woorden ! ze zyrt wonderlyk eri van eene diepzinnige uitlegging. Mozes Nathan Israël , een zeer geleerd Cabalist , zei tegens my voor eenige dagen. ( * ) „ Myn vriend ! In deeze woorden is het ;i) geheim van dit gantfche Manifest gele,1, 'gen ; immers toch behelst hét Manifest „ eene aanhoudende klagte , zoo wel over de Engclfchen als over de Hollanders , „ en eene befchuldiging van wederzydféhé „ fchending der Traftaaten ; maar wie be„ hoeft zich daar over te verwonderen , i? daar de Koning met deeze woorden dui,, delyk te kerinen geeft , dat de vriend„ fchap zoo mirt by zyne Natie als by „ de Hollanders , maar tufchen beide de Natiën plaats gehad heeft. '* Een goed vriend en broeder van my ïti Engeland , namelyk Jonas Camphell , laa- taarn- (*) Gy kunt bier uit zien lieve Lezer! dat vnzs geleerde Cabalist de uitroepingen van den Koning , zoo wel als ik , als befcbuldtgingen tegen zyn Ministers aanziet. D  50 DAGBOEK VAN fchen beide Natiën ge- taarnopfïeker van St. Jamespark en zeer kundig in de Landmeetkunst, fchreef my, even naa het uitkomen van dit Manifest , den volgenden broederlyken brief , uit welken blykt , dat hy deeze woorden ook aldus begrypt. Jonas Camphell wenscht zynen geliefden broeder William Pen Secundus alle heil. Gy weet myn dierbaare broeder ! hoe menigmaal ik tegens u, gy in Engeland zynde , biiterlyk geklaagd hebbe , dat men by ons zoo zeldzaam eenige fpooren van Natiomale Vriendfchap kon ontdekken , en hoe ik my afgejloofd hebbe , om de Vriendfchap , zonder welke een Ryk eer eene Woesteny vol wilde dieren dan eene goede Maatfchappy gelykt , te vinden ; dan tot nog toe is alle moeite te ver geefsch : Boe verheugde ik my toen ik het Ministerlyk Manifest van den 21 Dec. 1780 las , en ik daar uit ontdekte , dat de Vriendfchap tusfchen beide Natiën , namelyk tusfchen Engeland en Holland , plaats heeft gehouden ; dit deed my lefiuiten , dat zy haare refidentie in het Canaai of op de .Noordzee hield ; en daar niets  HET BRIT SCH MINISTERIE. £ï gefubfiftcerd heeft, niets my dierbaarder is ddn de Vriendfchap, bejloot ik haar op de Wateren optezoeken ; ik heb geen moeite ontzien , maar alles , wat ik aangewend heb , is vrugteloos. Myn broedsr! ik moet het bekennen ; zy was zoo min in het Canaal als op de Noordzee te vinden. Een oud ervaafen man , zei my by myne terugkomst , dat zy zekerlyk op het gezigt van onze Capers en Oorlogfcheepen de vlugt had genoomen ; want dat die alle Deugden en Volmaaktheden verdreeven £ dit heeft my doen denken , of zy mooglyk thans in Holland refideert ; dit zoo zynde , vertrouw ik , dat gy voor uwen broeder Jonas Camphell wel zoo veel moeyte zult willen neemen , om hem dit te meldeni Ik ben, &e< P. S. Een ov.zer Staatsministers heeft getragt my te verzekeren , dat zy zich in Engeland ophoudt; maar gy weet , dat onze Staatsministers , dronke lieden en hoerewaarden een volk is, daar men weinig Jlaat op kan maken. Vlar nogmaals wel , myn lieve broeder William ! D 2 Het  5& DAGBOEK VAN heeft , en die Het is zeker myne wel aandagtigen ! dat zy die door Engeland voor Vriendfchap gekeurd wierd , by de Hollanders dien naam niet voeren kon ; waar tegen zy , die door de Hollanders als Vriendfchap erkend wierd, by de Engelanders flegts als een gemcene liet wierd gefchat ; dit was niet buiten rede , dewyl de Vriendfchap der Engelfchen uit belang haaren oorfprong had , daar in tegendeel die der Hollanderen haare geboorte aan Liefde en genegenheid verfchuldigd was , en dus beide zeer vervreemd van elkander. Dc Vriendfchap der Hollanderen heeft no: lt in Engeland kunnen aarden , niet tegenltaande onze Republiek zich zeer veel moeite gegeven heeft , om eene dergelyke Vriendfchap aldaar te vinden , of voort te kweeken. Naauwlyks was Carel de I. onthoofd , of onze Republiek liet by Cromwel en het Parlement door eenige gezanten vemeemen , of de opregte Vriendfchap ook by hen te vinden was , en niettegenftaande de Engelfchen voorgaven , dat die ook daar vuur en licht hield , bleek het korts daar naa , dat zy er niet geweest was. Grooter verwagting had onze Republiek van haar  HET BRITSCH MINISTERIE 53 die zoo we- haar te zullen vinden by Carel de II. ; dewyl zy niet twyffelde , of Dankbaarheid zou die by hem gebaard hebben , doch tot haar ongeluk vernam zy kort naa dat 'Carel ten troon gefteegen was , dat de Dankbaarheid van dien Vorst aan de teering geftorven was. Eindelyk gaf onze Republiek de Opregte Vriendjbhap als Gezellin aan Willem de III. mede op reis, doch zy kwam weinig tyds daar naa met de kous op het hoofd, gelyk men zegt , weder te huis ; zeggende tegen onze Landsvaderen , dat zy zeer wel kon aarden by dien Vorst , als Stadhouder van deeze Republiek , maar niet als Koning van Engeland ; dat hy , gelyk zyne Voorgangers zieh bediende van eene andere Vriendfchap, welke eene natuur!ykc dogter van het Eigen belang was , en dat zy in het geheel met dat fchepfel niet harmoniëeren kon. Myne aandagtige lezer begrypt nu zonneklaar , dat hier in het Manifest van de Vriendfchap uit belang , ook wel vriendelyke Staatkunde of Staatkundige Vriendfchap genaamd , gefprooken wordt , gelyk een weinig lager al meer zal blyken ; en het is D 3 zeer  :54 DAGBOEK VAN (2) wczentlyk is voor zeer waarfchynelyk , dat de Koning het wel heeft , dat zyne Vriendfchap op die ruime plas tusfchen beide de Natiën refidecrde , om dus te beter het oog op beide te hebben , en uit liefde tot haar Vaderland onze Republiek nu en dan een kans aftckyken. Veelen zullen dit vreemd houden , en gelooven, dat zy dan reeds voor lang zoude verdronken zyn, doch dezulken gelieven te weten , dat de Engelfche vriendfchap nog duizendmaal ligter is dan kurk , en dus als een pluim op het water dryft ; gelyk zuster Bregitta in haare verhevene nagtgezigten zegt, Ende hunne wysheid, en vienschlievendheid en hunne Vriendfchap waren ligter dan de ligtheid zelve , en de Duivel kwam en voerde ze weg. pag. 39. (z) En die zoo wezentlyk is voor de belangen van beiden. Broeder Gofewinus verklaarde in de voorgaande week , in zyne redevoering over de groote Vïsfen, deeze woorden aldus,. „ Het „ woordje wezentlyk myne veel geliefde „ hoorderen ! geeft eigentlyk niets te ken„ nen 5 het is het zelve met in de daad „ of zoo een dergelyk woord ; men moet „ daar  HET B RITS CH MINISTERIE. 55 voor de belangen van „ daar een byvoeglyk woord by plaatfen, „ het zy goed of kwaad , en dewyl dit „ in het Manifest vermyd of vergeeten is, „ moet men het er op .de volgende wys „ by lezen. „ En die zoo wezentlyk goed is voor het „ belang van onze Natie, en wezentlyk kwaad „ voor het belang van de Republiek, En dit is van oude tyden af te bewyzen. „ Toen Engeland een Republiek geworden „ was , door den dood van Carel den I., „ zond zy aan onze Republiek een Ge„ zantfchap , noemende haar haare zuster ; „ dit was eene uitwerking van haare Staat„ kundige Vriendfchap, hier door wierd on„ ze Republiek geblindhokt ; want die zond „ insgelyks een gezantfcbap naar Engeland, „ om eenen beftendigen Vreede tusfchen de „ twee Republieken te helpen maken. De „ Engelfchen hielden de Nedcrlandfche Ge-, „ zanten , volgens de lesfen van haare „ Vriendfchap op met ftaaye woorden , be„ loften en geduurige uitftellen ; ondertus„ fchen zy met rooven en plunderen van „ onze Koopvaarders haar gang gingen, en „ wanneer onze Staaten dit kwalyk naa^, men , en hier over klaagden , verontD 4 „ fchul-  ,56 DAGBOEK VAN van beiden , te on- „ fchuldigde Engeland zieh zeer , en ver„ zekerde niets meer te verlangen dan ee„ ne beftendige vriendfchap met ons ; en „ dus had deeze Engelfche Vriendfchap ten , gevolg , dat zy eene menigte ryke Holirt landfche Schepen bemagttgdcn , waar door ■ zy wezentlyk goed en ■ voordeelig voor het „ belang van Engeland , maar wezentlyk .„ kwaad en fchadelyk voor het belang van „ onze Republiek was ; tot dat het eindelyk in eenen zwaaren Oorlog uitban„ tede. „ Maar myne geliefde en aandagtige Hoor„ deren i Wat behoef ik van oude tyden „ te fpreeken ! Engeland tocnt nog , dat „ het zich zeer wel van zyne Staatkundi.,, ge Vriendfchap heeft weten te bedienen. „ In de maand Oftober 1780 heeft het „ reeds tyding gezonden naar zyne O. I. „ Colonien , van zyn voornecmen om Hol„ land den Oorlog aantedoen , met bevel „ dat zy zich daar toe zouden gereed „ maken ; en in de volgende maand No„ vember laat de Koning H. H. Mogen„ de nog ten fterkfle van zyne Vriend„ fchap verzekeren en dat hy niets meer verlangde , dan eenen beltcndigen Vreed» „ met  HETi: B-RïTSCH MINISTERIE. 57 (aa) onderhouden : maar door den"* „ met hen te onderhouden ; hier wierd „ die Vriendfchap alleen gebruikt , om on„ ze Republiek in flaap te houden , en „ ondertusfehen door eenen onvenvagten aan„ val een groot voordeel op onze Koop,, vaardy te behaalen , en duzelve een „ zwaaren flag toetebrengen. „ Moet ge my niet toeftemmen myne „ wel aandagtigen ! dat het eene zuivere „ waarheid is , het geen de Koning zegt , „ dat die Vriendfchap wezentlyk is voor de „ belangen van beide de Natiën. Mits men „ myne verklaaring van die woorden , in „ het oog houdc. Wel te regt zegt zus„ ter Duifje in hare jafte prophetie : Zy „ zullen arglistiger zyn dan de Slangen , „ ende boozer dan de adderen , en de Bar* „ baaren en woeste Arabieren zullen hen op„ regtheid leeren. (aa) De Vriendfchap te onderhouden. Geen wonder , dat de Koning hier over verdrietig is , en zich over zyne Ministers beklaagt , dat zy zyne Vriendfehap , die. tusfchen de beide Natiën het zy dan in het Canaal of op de Noordzee , (net kan men dat niet bepaalen , dewyl de Koning zelve dat niet gedaan heeft) reüdeerde, niet D s  53 DAGBOEK VAN den invloed van ( eene onderhouden , dat is te zeggen , niet gezorgd hebben , dat dezelve ftand bleef houden , even gelyk de Republiek voor haare Vriendfchap , (welke we gezien hebben , dat van de Engelfche zeer verfchilt) zorg gedragen heeft. En hier in heeft de Koning zeer groot, gelyk ; is het niet raadzaamer , niet veyliger , dat men iets met vriendfchap verkrygt , dan dat men zulks met geweld , waar mede altoos gevaar gemengd is , zoekt te bejagen ? Zeker jaa. De Engelfchen waren onze vrienden vol, gens den aart der Engelfche Vriendfchap ; ze dwarsboomden als vrienden onze ComT mercie ; ze zogten als vrienden ons buiten den voordeeligen Americaanfchen handel te fluiten ; ze plunderden en namen als- vrienden onze Schepen weg ; ze fchonden als vrienden de Traétaaten ; ze verbraken als vrienden op de Kust van Goerée , St. Maltin en elders het Regt der Volken ; En welk gevaar hadden .zy te vreezen ? Niets! de Nederlanders keken wel eens zuur op zyde ; ze klaagden wel om een hoek ; ze toonden wel dat ze beledigd • wierden ; ze baden en fmeekten wel , dat 's Lands Vaderen hun regt met de Wapenen zouden ver-  HET BRITSCH MINISTERIE. £9 eene (bb~) factie , aan Vrankryk toe- ge- verdcdigen ; maar dat was het al; er kwam van geen weerwraak in ; men dagt niet om zich te wapenen , en de Engelfchen waren en bleeven onze Vrienden; maar nu, nu hebben die verbraste Ministers het fpel in de war geholpen; zy hebben die profytelykc Eng. Vriendfchap verjaagd, en willen nu met geweld neemen , dat ze voorheen op hun gemak of met vriendfchap verkreegen: ziet eens myne welaandagtigen ! of myn gevoelen , dat deeze geheele Periode eene klaagrede van den Koning over zyne Ministers is ; niet op vaste fchroevcn ftaat, gelyk ftraks nog al nader blyken zal , en of de Koning zich niet zeer billyk beklaagt , dat zy die vriendfchap niet onderhouden hebben, (bb~) Van eene faEtie &c. Ik heb ia myne hartroerende befpiegeling , zoo ik vertrouw ten vollen aangetoond, dat dit In Engeland te huis hoort ; dus moet myn welaandagtige Lezer hier eene Britfche Factie verftaan. Het is wat te zeggen ! ik geloof dat de goede Koning bitterlyk met zyne Ministeriaale Faélies geplaagd is. « ■ Ik gedenk hier aan de 17 Voorzeg- ginge van onze geliefde zuster Duifje, daar ze  do DAGBOEK VAN gedaan en de Voorfchriften van dat Hof volgende heeft eene (cc) tegen- zc zegt , en ie aanjagen en overleggingen yan die FaClien zullen gevaarlyker zyn dan de aavftagen van den Antichrist ! (cc) Eene tegengeftelde Staatkunde cjrV. Ziet daar myne geliefde en welaandagtigen ! dit bewyst ten vollen , dat de Koning van zyne Vriendfchap fprekcnde , door dezelve niet anders dan eene vriendelyke Staatkunde wil verftaan hebben ; want de Koning zegt niet; „ nu zy (myne Mi„ r.istcrs ,) de Vriendfchap niet onderhou- den hebben, heefc de tegengeftelde haat „ of vyandfehap , (welke zekerlyk tegen „ over de Vriendf hap ftaan) de overhand „ genoomen " ! neen ; hy noemt ze wei uitdrukkelyk eene tegengeftelde Staatkunde , dat is, zulk eene Staatkunde , die de tegengeftelde eigenfehappen bezit van zyne Vriendelyke Sfiatkunde ; en dit is de naakte Waarheid ; daar zyne Vriendfchap of Vriendelyke Staatkunde alles met een lagchend gelaat en zoo veel mogelyk met een ftille trom wegnam , doet deeze tc* gengefttlcle Staatkunde het met geweld ; zy heeft de overhand genoomen , dat is te zeg. . ' ' ' Seni  HET BRITSCII MINISTERIE. fjï gefielde Staatkunde de overhand ge- noo- gen ; zy heeft door opflooking myner boosaartige Ministers , myne Engelfche Vriendfchap verjaagt. Jaa geliefden ! Dit Monster weeten we thans maar al te zeker, dat ook tusfchen beide de Natiën zwerft, naamlyk in het Canaal en zelfs ftroopt en rooft het tot in de Middellandfche Zee op onze arme Koopvaarders , en bedryft zulke mishandelingen , dat wy zugten , wenfehen en bidden , dat onze H. Mogenden fpocdig raad zullen verfchaffen , om deeze tegengeftelde Staatkunde der Ministers daar van daan te verdryven ; volgens de troostelyke vermaningen van zuster Bregtje. Fol. 117. Geeft den hozen niet toe , want hy zal erger worden ; haast u , en verjaagt hem , anders is uw verderf nahy ; laat hem buskruid ruiken en hy zal van u vlieden. Myne welaandagtigen ! Wat kan een gering getal menfehen , indien zy flegts de Magt in handen hebben , niet al kwaad uitwerken 1 ö ! ö ! het is wat te zeggen ! Ik moet hier wel op zingen met onzen geliefden broeder Bartelt Govertfe in zynen Geestelyken Troostzang aan den Tartarifchen Cham. Die  6ü dagboek Van ■noomen. Dus is (dd) onze vriendfchap zederd eenigen tyd alleen (ee) . . beant- Die Landen , die zyn er zoo fnoodelyk boos , Zy zyn er byloo en zoo valscb en zoo loos ; Haar Krygsluy zyn rovers als Turken , Haar Opperhoofd is zoo verfiandig , zoo jent , Gelyk het devoote (*) Papegaayke van Drentb; Zyn Raaden byget zyn maar Schurken. (W) Onze. Merkt ge niet lieve Lezers! dat de Koning zelve door dit woordje onze duidelyk te kennen geeft, dat de Engelfche Vriendfchap eene andere is dan de Hollandfche ? (ee) Beantwoord geworden &c. Veele drh> tigen en heethoofdigen onder onze natuurgenooten , die niet genoeg verlicht zyn , om den waaren zin en het regt verband van deeze woorden met de voorgaanden te be- gry- (*) Deeze Papegaay wordt van de Gelder, fe boeren ook wel een bil genaamd^  HET BRITSCH MINISTERIE. .6$ beantwoord geworden , door eene open- baare grypen, en dus deeze Koninglyke betuiging als eene zwaare befchuldiging tegen onze Hooge Magten aanzien, vaaren zeer bitterlyk tegen het Engelfche Hof uit ! „ Wat „ zeggen ze , wat dolheid benevelt hunne „ hersfenen! durft een Kabinet, welks han„ delingen by het laatfte Nageflagt ver„ foeid , welks leden met den naam van „ Landvernielers en Vriendven-aders door alle „ eeuwen heen beftempeld zullen worden , „ durft zulk een Volk onze Republiek ee„ ne misdaad aantygen , welke alleen door „ hun gepleegd is , en tot welke alleen „ dat volk bekwaam is! dit gaat alle ver- „ wondering te boven! " Myne welaan- dagtigen ! al moest men die woorden in dien zin opvatten , zoo behoefde men zich egter over die Engelfche befchuldiging zoo fterk niet te verwonderen , want het gebeurt meer , dat een beurzefhyder een eerlyk man voor een dief uitkryt ; doch die met aandagt myne ophelderingen en aanmerkingen der voorige woorden heeft nagegaan , kan met een half oog zien , dat de goede Koning deeze zyne befchuldiging tegen zyne Ministers voortbrengt. In de voorgaande woorden heeft de Koning gezegd ,  64 DAGSOEK VAN baare veragting van de plegtigfte verbind- zegd , dat eene (Britfche) Factie door eene tegengeftelde Staatkunde zyne Vriendfchap of vriendelyke Staatkunde heefc verdreeven , en met deeze woorden geeft hy klaar te kennen , dat zyne verjaagde vriendfchap fterke aanzoeken gedaan heeft om in haar oude plaats herfteld te worden , waarfchynlyk met belofte van haar (*) werk op den ouden voet te zullen volvoeren ; want men moet veronderftellen , dat zy dit gefprooken , dit vcrzogt heeft , anders kon men niet zeggen , dat zy beantwoord was. Doch op dit haar verzoek hebben de Ministers in plaats van een toeftemmend antwoord te geven , haar waarfcbynlyk gezegd , dat zy uitgediend had , en dat hunne tegengeftelde Staatkunde nu met geweld zou volvoeren , het geen zy met list deed, en dat , gelyk zy haar werk verrigtede met eene heimelyke , hunne tegengeftelde Staatkunde dat nu met eene openbaare veragting der plegtigfte verbiudtenisfen verrigten zou. (*) Die weeten wil, waar in eigenlyk bet werk der Engelfche Vriendfchap beftaat , dit leze bet ftigtelyke boekje. De praftyk der Dieven.  HET BRITSCH MINISTERIE. 6$ bindtenisfen en eene (ff") herhaalde ver-> (ff) En -ems herhaalde verbreeking van de Publieke Trouw. De Geleerden over het algemeen óordeelen , dat deeze gantfche regel verdigt is , doch de rede , die zy van hunne gedagtert geven , is vah elkander zeer verfchillende. Sommigen volgen het gevoelen van den beroemden Engelsdhman jonas hapscharianus , die in het Jaar 1672 in zyn doorwrogt werk de ritibus Britannorum wilde bewyzeh, dat dé roveryeri der Engelfchen hun niet tot verwyt verfbrekten, als of zy daar door de Publieke Tróuw fchonden , dewyl die by hen eene onbekende Zi."k was; grondende deeze zyne gedagte op de Helling, dat daar geen wet is, daar is ook geen misdaad. Hoe kari men dan , vragen zy , hier van eene herhaalde verbreeking van de Publieke Troüw fpreeken , daar dezelve by de Engelfchen Onbekend is ? Anderen geloven oók , gelyk boven ge* zegd is , dat men deeze gantfche regel er by verdigt heeft, doch de réde , die zy van deeze hunrte gedagte geven is verfchillende met die der vorigen ; „ meri kan $ zeggen ze , Uit het -woord- verbreeking klaar' bemerken, dat de Publieke Trouw eene zeef E broozS  66 DAGBOEK VAN verbreeking van de publieke Trouw. By brooze flof is , en dit hebben de Opperhoofden van Groot-Britanie ten allen tyden ook zoo begreepen ; waarom zy , wetende wat er aan de bewaaring van de Publieke Trouw geleegen was , dezelve zoo zorgvuldig hebben weg gcflooten , dat niemand immer een flipje van dezelve by hen heeft kunnen bemerken; en dus , gaan ze voort, is het niet mogelyk , dat men die heeft kunnen verbreeken. Doch deeze fluit- rede gaat, volgens myn oordeel, niet door ; want zouden de tegenswoordige Ministers , die geheel en al meesters van den Perfoon des Konings zyn , dat ook niet zyn van zyne rariteiten ? Wie kan daar aan twyffelen ? Onzes bedunkens moet men , om hier in regt te kunnen oordeelen eerst en voor al een behcorlyk onderfcheid maken tusfchen de Trouw der Engelfchen en die van andere volken. De Engelfche Trouw is eygenlyk om zoo te fpreeken —— zy is t zy is een — Och ! myn lieve wel aandagtige lezeren I neemt het . my niet kwalyk ! ik weet het waarlyk zelve niet.  tl et bjUtsch Ministerie. 6f By den aanvang van den (gg) defenfiven Oorlog , in welken wy oné door de (bh) Aggresfie van Vrankryk (gg) Dcfenjiven Oorlog. Hier zyn twee verfchillende lezingen; volgens den Engelfchen text ftaat het , gelyk wy het hier lezen , doch in den origineelen Franfchen Text ftaat Offenfiven. Wy zullen dit ftraks een weinig nader zien. (hh) Boor de Aggresfie van Vrankryk &c. Het grootfte gedeelte der Uitleggeren zegt, dat de Koning hier de waarheid fpaart , en dat niet Vrankryk maar Engeland het eerst den aanval gedaan heeft; en dat bcwyzcn zy: Voor eerst uit een brief, dien de Koning van Vrankryk gefchreeven heeft aan zyn Neef, den Hertog van Penthievre , Groot Admiraal van Vrankryk , welken wy hief in zullen voegen. MYN NEEF ! Men heeft my berigt als dat men twyfifeit omtrent het tydftip van den aanvang der vyandlykhedtn, en dat deeze twyffeling voot den Koophandel nadelige gevolgen zou kunnen hebben. Ik heb het nodig geagt, om die voorE :- te*  6% dagboek: van ryk gewikkeld vonden , hebben wy de (U) tederftc omzigtigheid betoond voor tekoomen , u eene nadere verklaring te geven van mynen brief, van den 10. July 1778. derhalven gebiéde ik u allen, over welken gy het bevel hebt , te berigten , dat de belediging , door het Engelsch Esquader, myne vlag op den 17 Jimy 1778 aangedaan, door het aanvallen en vermeesteren van myne Fregatten de Pallas en de Eenhoorn , my gedwongen heeft om fchadeverhdingen te doen; dus is het zeker , dat het begin der vyandelykheden , door de Onderdaanen des Konings van Engeland tegen de mynen gepleegd , bepaald moet worden op dien dag den 17 Juny 1778. Ten tweede. Zoo draa Vrankryk een Commercie TracJaat met de Americaanen gefl'ooten had , befloot het Britseri Ministerie (zoo als ook uit ons dagboek gebleeken is) Vrankryk den Oorl^* aan te doen , en had reeds bevel gegeven om Pondichery aantetasten. Derhalven is het meer dan waarfchynlyk, dat de Koning van Engeland hier eene onwaarheid fpreekt, en dat de Engelfchen de eerfte Aggresfeurs geweest zyn. (jf) De tederfie omzigtigheid betoond voor de belangen van de Staaten Generaal. Op deeze  HET BRITSCH MINISTERIE. 69 voor de belangen van deeze pasfagie wordt wederom verfchrildyk losgebrand : „ De Koning van Engeland „ zeggen de heethoofden , moet of zot „ zyn , of hy moet oordeelen , dat de „ geheele waereld het is , dat hy eene „ betuiging doet , van welks tegendeel hy, „ wy , jaa geheel Europa overtuigd zyr\ „ Waar mee toch heeft het Hof van En„ geland voor de belangen van de Staa„ ten Generaal gewaakt ? Was het met „ alle moeite aantewenden , om hen tot „ zyn eige defènfie maar tot een onher„ ftclbaar verderf van de Republiek in ee„ nen Oorlog met Vrankryk en Spanje in„ tewikkelen ; gelyk het hoofddoeleinde van „ het Ministerie altoos was , en het welk „ te meer blykt uit het zeggen van Lord „ Germain tegen den Hertog van Ricli„ mond ; die misnoegd over de ftoute taal, welke men van en tegen de Republiek „ voerde , deeze Woorden wierden toege,„ duwd : " Wat wy te vreezen hebben , wy behoeven de Republiek niet te ontzien ; de Hollanders zyn zorgeloos en magteloos ; zy moeten of met of tegen hunnen wil alles verduwen en onzen zin volgen. - En waartoe , vraagde de groote wchmond , E 3 waar  70 DAGBOEK VAN van de Staaten Gewaar tos vraagt men hen dan om hulp , •welken byftand hebben wy van hen te wag~ ten , indien zy , gelyk gy zegt , kragteloos zyn ? Wy zullen , antwoordde de Minister., onzen Vyanden een nieuwen Vyand op den hals jagen , en die zullen zich onderling vernielen. Anderen verontfchuldigen den Koning, en zeggen , dat er geen zweem van onwaarheid in te vinden is , indien men flegts den waren en letterlyken zin der woorden ontleedt en nagaat ; de Koning zegt , dat hy de tederjle omzigtigheid voor de belan. gen van de Staaten Generaal betoond heeft; teder, gaan ze voort , is te zeggen, iets dat zwak , dat gering is, zoo zegt men van een klein zwak kindje : het is een teder fchaapje! dus is hier tederjle te zeggen , de kleinjle , de gering/Ie, de min/Ie. En dan zal en moet ieder den Koning in dit opzigt van logentaal vryfpreeken. Andere taalkenners vinden de entknooping van den waaren zin deezer woorden in het woord omzigtigheid; dit woord geeft hier te kennen, volgens hunne gedagten , een aan alle kanten omzien , een loeren ««« roof; zoo is een Struikrover omzigtig, die  HEI BRITSCH MINISTERIE. ?ï Generaal , en die begeerig naar buit op de hoeken der wegen , of agter heggen en ftmiken aan alle kanten loert en omziet , of niet de een of ander reiziger zich ergens opdoet. Zoo is een tyger omzigtig , die dorftende naar bloed , aan alle kanten naar eene ongelukkige prooy omziet ; in dcczen zin , zeggen ze , zal en kan niemand tegenfpreeken , dat de Koning van Engeland en zyne onderdaanen zelfs al te omzigtig voor mze belangen geweest zyn. Nog andere Uitleggers verklaaren het woord omzigtigheid door vrees. Zy zeggen, dat deeze woorden van den Koning , dat hy de tederjle omzigtigheid betoond heeft voor de belangen van de Staaten Generaal, te kennen geven , dat de Koning door de werking van zyne Jlaatkundige vriendfchap , alle de mishandelingen ons aangedaan met een fchyn van Regt of eige defei/jie bedekte , dat hy dit deed uit de tederjle omzigtigheid of vrees voor de belangen van de Staaten Generaal , dat is te zeggen , dat hy vreesde , dat de belangen van de Staaten Generaal, indien die zyn toeleg bemerkten, hen zouden geperst hebben om dat mt geweld te keer te gaan: zoo zeggen E 4 ze ■>  7? DAGBOEK VAN" en eene be- ze, betoont een dief, die ergens zoekt intebreken, de tederjle omzigtigheid voor den bewooner van dat huis, om niet door den zeiven verhinderd of betrapt te worden ; hy nadert met de tederjle of mauw ieurigjle omzigtigheid deuren of venfters ; breekt die met de tederjle omzigtigheid open ; gaat met de tederjle omzigtigheid zagtjes en flap voor flap voort ; opent met de tederjle omzigtigheid kisten en kasten ; en fluipt met de tederjle omzigtigheid met den geroofden buit weg. Er zyn nog anderen , die voor de Sophiflifehe Verklaringen zyn , die de ontknooping van den waaren zin deczer woorden vinden in het woordje voor , dat hier volgens hunne gedagtcn een prys of waardy betekent; gelyk men zegt; ik heb myn wil voor of ten kosten van duizend ■guldens voldaan. Verder zeggenze , dat hier eene uitlating plaats heeft, welke aldus moet ingevuld worden. Wy hebben de tederjle omzigtigheid (of zorge) betoond (omtrent de belangen van onze onderdaanen) voor of ten koste van de belangen der Staaten Generaal. Doch deeze Verklaaring komt my wat gezogt voor, Gistren avond tcrwyl ik in diepe  HET BRITSCH MINISTERIE. 73 begeerte om Hunne diepe gedagten gedompeld was , en bepeinsde welke uitlegging de beste en verkiesbaarfte was , kwam onze geliefde Zuster Brigitta in myne binnekamer, en na dat ik haar myne bepeinzingen geopenbaard had, zeide ze tegen my; „ lieve Broeder! ik „ denk, dat men de ontknooping van den „ waaren zin deezer woorden moet zoeken „ in het woordje aanvang ; de Koning „ zegt; by den aanvang van den Oorlog „ hebben wy de tederjle omzigtigheid voor de „ belangen van de Staaten Generaal betoond. „ Hier mede bepaalt de Koning uitdmkkc,, lyk den tyd , wanneer hy die omzigtig„ heid betoonde ; en naar myn oordeel ligt „ daar zeer klaar in opgeflooten, dat hy „ zelve te kennen geeft, dat hy dat voor „ of naa dien tyd niet gedaan heeft, an„ ders zou hy niet gezegd hebben : By den „ aanvang van den Oorlog, maar by aan„ houdendheid &c. Derhalven jokt immers „ de goede Koning niet, want toen zyn „ esquader op den 17 Juny 1778 de Fran„ fche Fregatten de Pailas en den Eenhoorn „ overmeefterde, en dus de Oorlog tus„ fchen Engeland en Vrankryk een aanf, vang nam, weet ik niet , dat op dien Ej „ dag  74 DAGBOEK VAN Hunne Onderdaanen (kk) vei- „ dag en op dat tydftip Hollandfche Sehe„ pen door de Engelfchen aangetast of geplunderd zyn." Ik maakte Zuster Brigitta eene tegenwerping , zeggende , dat , offchoon men op dat tydftip onze Schepen niet had mishandeld , of dat voldoende was , om tè kunnen zeggen , dat men de tederfte omzigtigheid voor onze belangen betoond had ? Zy antwoordde : „ Jaa Broeder ! en hier toe word ik in myn gemoed overreed door de zilveren Spreuken van Zuster Dina, daar ze pag. 92. zoo dierbaar zege; als een wolf u zonder naar u te byien voorbygaat , dan bewyst hy u eene groUe vriendfchap. (kJC) En eene begeerte om Hunne Onderdaanen veilig te doen genieten alle de voordeelen van den Koophandel , die begaanbaar waren , met het groot en billyk grondhginzel van onze eige defenfie. Het is niet om te zeggen , myne wel aandagtigen ! hoe de Heele Nationaalen hier om hun ftaart fpringen. Ze zeggen maar rond uit, dat het Engelands oogmerk geweest is van het begin , dat onze Republiek den Koophandel aan de hand der lieve Vryheid haa- ren  HET BRITSCH MINISTERIE'. 25 veilig te doen genieten alle ren grond zag betreeden , denzelven te verderven , in plaats van verlangen te betoonen , om dien te bevorderen. Het grootfte oogmerk, zeggen ze, van Engelands aanvaarding van dat ingebeelde meefterfchap op zee , was alleen om Neêrlands Koophandel te dwarsboomen ; en zoo draa de voorfpoed Hollands Koophandel aanlagchte , verbrak Carel de Ifte , 'de wangunftigfte en trouwloofte Vorst van den Aardbodem, niet alleen het Of- en Defenfief Traftaat, met Holland in het jaar 1624 gemaakt , zonder de minne rede , maar hy maakte met Philips de IV Koning van Spanje , onzen en zynen natuurlyken vyand , in het Jaar 1630 eenen vasten vreede , welks voorwaarden niets dan den ondergang van Holland bedoelden. • Gaan we , zeggen ze verder, eens naa , hoe geduurende de regeering van George de III. zoo in den voorgaanden als tegenwoordigen Oorlog, onze Koophandel geftremd en veele Ingezetenen van deeze Republiek geruineerd zyn , door de ongeftrafte baldadigheid zyner onderdaanen , dan durven wy met alle regt zeggen, dat George de III. zoo min als zyne Voorzaaten, nimmer eenige begeerte getoond  76- DAGBOEK VAN alle de voordeden van toond heeft , om Neerland veilig de voordeelen van deszelfs Koophandel te doen genieten ; en dus is deeze onwaarheid wederom een bewys , dat de valschheid en logentaal zoo wel als trouwloosheid en roof/ugt de 4 Hoofdzuilen van de Engelfche Regeering zyn. Er is er , die dit ituk vry gematigder beredeneeren ; ichoon zy de waarheid van de bovengemelde handelwys der Engelfchen tegens onze Republiek toeftemmen , zeggen zy , dat cr niet de minfte valschheid of onwaarheid in deeze woorden opgeflooten legt, want zeggenze verder , (daar zy groot gelyk in hebben) we moeten den gantfchen zin in zyn verband befchouwen ; de Koning zegt, dat hy , van het begin des Oorlogs met Vrankryk , eene begeerte heeft betoond, om de onderdaanen van onze Republiek veilig te doen genieten alle die voordeden, (let toch wel op aandagtigen !) die lejlaanbaar waren met het groot .en billyk gronabeginzel van zyne eige defenjïe ; de woorden , gaan ze voort , het groot en hillyk grondheginfel doen hier niets ter zaak , en dienen maar alleen om de andere woorden een weinig gracie en fieraad  HET BRITSCII MINISTERIE. 77 van den Koophandel, die raad bytezetten ; de zin van deeze woorden is derhalven , dat de Koning geen voordeelen van den Koophandel die tegüi zyne eigen defenfie ftreeden , wilde toehten ; en derhalven kon hy onze Commercie op de Franfche Kusten niet dulden , want alle waaren en koopmanfehappen , die onze Ingezetenen aan Vrankryk toevoerden, offchoon zy duidelyk in het vierde Articul van het Traftaat van Marine in 1674 tusfchen ons en Groot-Britanie gemaakt, geenfints onder Contrabande , maar wel voor vrye waaren , die men in vrye Schepen elkanders vyanden mogt en kon toevoeren , uitgezonderd in geblokkeerde plaatfen , bepaald en gefteld zyn , dienden egtcr om Vrankryk te verfterken ; en dit ftreed immers tegen de defenfie van En-iek'id. Men kan dus het Hof van Engeland, ten hoogften genoomen van eerloosheid , eeden verboudbreuk , maar géenfihts van fnoode logentaal befênufdfgerr. De Heele Nationaalen , die in 't geheel geen voorfpraak of verdediging van de En gelfchen kunnen dulden , vliegen hier ei wederom op als buskruid. Ze zeggen s „ Wat (myne lieve welaandagdgen ! daa v zyn  78 DAGBOEK VAN die beftaanbaar waren met zyn er die er een vloek by doen uit brandende toornigheid) „ wy houden Haan. „ de , dat dit gezegde van den Koning .-, zoo valsch , als deszelfs handelvvys je- gens onze Republiek eerloos is 1 Wierd „ Vrankryk verfterkt door die Koopman„ fchappen , welke onze braave Kooplie- den naar andere Gewesten afzonden , of die van andere Gewesten herwaard wier„ den gezonden , en egter door de En„ gelfclien beroofd en geplunderd zyn ? Zyn „ dit voordeelen , die men den Onderdaanen „ van onze Republiek heeft doen genie„ ten ? of ftreeden die voordeelen , die „ de Hollanders daar mede beoogden tegen „ de defenfie van het Engelfche Hof" ? „ Jaa ! zeggen de anderen , en dit is „ te bevvyzen ; doch om dit duidelyk „ en klaar te doen , vervolgen zy , moe„ ten we drie vraagen voorftellen. . „ Voor eerst. Is Engeland niet een han,, deldryvend Land , welks bloey en voor„ fpoed in den Koophandel geleegen is ? „ Ten tweede. Maaken de bloey en voor„ fpoed van een Land hetzelve niet mag. i) H ? „ Ten  HET BRITSCH MINISTERIE. 79 met het groot en bil- „ Ten derde. Stelt de Magt van een „ Land hetzelve niet in eenen defenfiven „ ftaat ? Deeze drie vraagen zal niemand „ tegenfpreeken of met Neen beantwoorden; „ derhalven is de defenfie van Engeland „ eene uitwerking , een voortbrengfel ! van „ deszelfs commercie , en al wat ftrydt te,, gen ' deszelfs commercie ftrydt te gelyk „ ook tegen deszelfs defenfie. Daar nu En„ geland en Holland de twee voornaamfte „ handeldryvendc Mogendheden zyn , en het „ met hunnen Handel zoo geleegen is, dat „ de toeneemende wasdom van den Handel van de eene Natie dien der andere doet „ kwynen , zoo is het eene ■ waarheid , dat „ geene voordeelen , hoe genaamd , van den „ Hollandfchen Koophandel deftaaniaar zyn „ met de defenfie van Engeland , en dus , „ niettegenftaande Engeland de gantfche Com„ mercie van Holland tragt te ruineeren , „ kan men egter dit zeggen van den Ko„ ning niet ah eene onwaarheid , als val„ fche logentaal. ukkryten." Er zyn Uitleggers, die de ontknooping van den waren zin deczer woorden vinden in het woord grondheginzel ; en daar de bovengemelden zeggen, dat het woord grond- ie-  80 DAGBOEK VAN billyk grondbeginzel van onze beginzel alleen dient om deeze periode eenige fieraad bytezetten , en de kragt in het woord defenfie beftaat; daar zeggen deeze, dat het woord defenfie hier nergens anders toe dient, dan om het woord grondbeginzel licht en klaarheid by te zetten en verItaanbaar te maken. Myne geliefden ! laat ons hunne gedagten een weinig nader inzien en ontleden. Zy vraagen : „ Wat is het Grondbeginzel „ van onze eige defenfie ? buiten tegenfpraak; „ de Liefde tot ons zeiven. Zeker is het , dat deeze de voornaame dryfveer onzer „ daden is, niettegenstaande er groot ver„ fchil is over deeze Liefde tot zich zeiven. „ De Zedemeesters zeggen , dat daden , die „ ondeugend , die eerloos zyn, of fchoon „ zy tot ons vermaak of voordeel vcr„ ftrekken , geenfints kunnen gezegd wor„ den, aan de waare Liefde tot ons zelve 5, haaren oorfprong fchuldig tfc zyn; doch 4, Alexander de Groote , Carel J. Cromwelt „ Carel II, Cartouche , Claas Compaan, en meer andere berugte mannen, hebben ,, hier anders over gedagt; deeze hielden „ ftaande , dat de verkryging van winst, „ het zy op wat wyze het ware , uit „ Liefde  HET BRITSCH MINISTERIE. 8l onze eige defenfie. On- „ Liefde tot zich zeiven voortkwam , en dat „ het dus volftrekt onbegaanbaar was met „ hun groot grondbeginzel, namelyk hunne „ liefde tot zich zeiven, een ander in het „ gerust bezit van deszelfs goederen te la„ ten. „ Wy hebben, vervolgen ze al verder, „ eene menigte onlochenbaare bewyzen , dat „ het Engelfche Hof denkt en handelt even „ gelyk de bovengenoemde berugte mannen; „ en het Hof kan , zonder de waarheid „ te kort te doen, zeggen ; dat het gaam „ ons alle die voordeelen, die met zyn „ grondbeginzel begaanbaar waren , heeft wil„ len laten genieten , om dat geen voor„ deelen van onzen Koophandel, hoe ge„ naamd, met dat (*) Cartouchiaansch grond„ beginzel beftaanbaar zyn; volgens het ze„ vendertigfte Nagtgezigt van Zuster Egi„ dia, da;rr ze zoo waaragtig zegt: Die „ een hand vol wind heeft beloofd , kan „ met een zugt betaalen." De (*) De Lezer wordt ootmoedig verzogt, dit niet te bonden voor hetzelve met bet Carte fiaansch grondbeginfel. F  82 DAGBOEK VAN Onzen Ambasfadeur wierd De Heele Nationaalen , fchoon zy de verklaaring deezer laatften meer omhelzen , dan die der voorgaanden , zyn egter nog niet volkoomen gereed , om het Engelfche Hof in dit opzigt van onwaarheid vry te fpreeken ; want zeggen ze , indien wy al eens toeftemrrren , dat dat Hof in deezen zoo wel als Cartouche en anderen , overeenkomftig zyn grondbeginzel , met ons gehandeld heeft , het kan egter zonder door het onbefchaamde en asfurante heen te zyn , dat geen groot en billyk grondbeginzel noemen. Onze Uitleggers brengen hier tegen in , dat wat het eerfte aangaat , men zekerlyk zulke grondbeginzel! niet alleen groot maarzelfs al te groot noemen kan. Alexanders grondbeginzel was te groot , om dat hy gaarn meer dan eene Waereld wilde vermeesteren , en voor zyn roofzwaard doen bukken ; Cartouches grondbeginzel was te groot, dewyl hy eene menigte menfchen door zyne roof- en moordzugt ongelukkig maakte ; en buiten twyffel zou het aangenaam en gelukkig voor onze Republiek geweest zyn , indien het grondbeginzel van het Eng. Hof, ruim drie vierde kleiner was. Wat ver-  HET BRITSCH MINISTERIE. 83 wierd gelast om eene vrien- verder, zeggen ze, de woorden en billyk aangaat , dit is een. lompe fout van den drukker of letterzetter ; er moet een O in plaats van de E ftaan, dan is de lezing, het groot onhillyk grondbeginzel &c. en dat is de waaragtige en eygenaartige zin der Engelfche woorden. Hoe zeer ik my verheuge , myne wel aandagtigen ! dat de Uitleggers , niettegenstaande zy in de verklaaring der woorden verfchillen , egter daar In overeenkomen , dat de Koning geen logentaal fpreekt; toch vind ik voor my geen ruimte , om deeze verklaaring te omhelzen , en den goeden Koning als Deken van het Engelfche Minifteriaalc beurzefnydcrs gild te declareeren; liefst zou ik de ontknooping van deeze woorden zoeken in het woord begeerte. De Koning zegt immers niet , dat hy de onderdaanen van deeze Republiek veilig heeft doen genieten alle de voordeelen van hunnen koophandel ; maar hy zegt, dat hy begeerte getoond heeft om dat te doen ; het geen nu iemand begeert , dat bezit hy nog niet , dat heeft hy nog niet in zyne magt, anders behoefde hy dat niet te begeeren , en dewyl we gezien hebben, dat F 2. het  ?4 DAGBOEK VAN' (lf) vriendelyke onderhandeling aan te bie- het Ministerie de koetzier is , die den Rykswagen regeert en ftiert , kan men met weinig moeite begrypen , dat de Koning met deeze woorden wil zeggen: „ Ik heb „ by den aanvang van den Oorlog met „ Vrankryk , door de onderdaanen van de „ Staaten Generaal op dien . tyd niet te be„ rooven , getoond, dat ik op dien tyd de „ tederfte omzigtigheid had voor hunne be„ langen ; ik heb aan myne Ministers my„ ne Begeerte getoond, om hen verder' alle „ de • voordeelen van hunnen koophandel , „ die bestaanbaar waren met myne defenfie, „ te doen genieten , maar helaas ! die heb„ ben my myne begeerte niet ingewilligd ; „ en dus is het myn fchuld niet , dat „ zy zederd dien tyd zoo fchreeuwend mis„ handeld zyn." Doch ik laat ieder in zyne keuze van uitlegging vry. (//) Eene vriendelyke onderhandeling. De wel aandagtige lezer gelieve hier onder het oog te houden , het geen ik aangaande de Engelfche vriendfchap gezegd hebbe , en dus moet .men hier verftaan eene Engelfche vriendelyke onderhandeling ; dat is te zeggen, eene onderhandeling uit belang , gelyk uit de volgende woorden naar het zeggen der Uitleggeren blyken zal.  HET BRITSCH MINISTERIE. 85 bieden, óm (mm) alles uit den weg te (mm) Om alles uit den weg te ruimen, dat eenige aanleiding tot onaangenaame verfchillen konde geven. Sommige Uitleggers verftaan hier door het woordje alles, dén koophandel der Hollanders, en wel voor eerst , om dat het meer dan genoeg bekend is , dat de koophandel van onze Republiek , zoo draa dezelve eenig aanzien begon te krygen , een doorn was in het oog der Engelfchen , en zy onophoudelyk aanleiding tot onaangenaame verfchillen in deszelfs toenemende bloey vonden ; men ftrcmde onze visfchery , reeds in den tyd van Carel den eerften een voornaame tak van onze welvaart , en men ley onze groote visfchery den tienden van alle vangst op ; men dwong ons hen als meesters van de zee te eerbiedigen ; men maakte eene uitfluitende Navigatie-ASte, ingerigt om onze Commercie , voor al onze vragtvaart te bederven ; men rokte in de Indien de inboorlingen tegens de Hollanders op , die uitkrytende als eerlooze bedriegers ; jaa zelfs verlochende men den Zaligmaker , om het crediet der ongelovigen te winnen , en de Hollanders, welke men wist tot deeze F 3 gra-  86 DAGBOEK VAN te ruimen , dat eenige aanleidinge , . kon gruweldaad onbekwaam te zyn , uit die gewesten te verbannen. Ten tweede. Om dat de Ridder Jorke, in zyne Memorie aan H. Hoog Mogende , tot verzoek van fecours zelve zegt : Eene Natie (namelyk Holland) gewoon de Jirikjle en letterlyke agtervilging te vorderen van een TraStaat , (hier door moet men verftaan het Traftaat van Commercie en Marine tusfchen onze Republiek en GrootBritanie in het Jaar 1674 gemaakt) het GEEN HAAR WEZKNTLYK TOT LAST IS &C. Uit deeze woorden blykt het ten vollen , dat de Ridder Jorke H. Hoog Mogende heeft willen aantoonen , dat de bedoelde Tak van Commercie hunner Ingezetenen geenfints hunne bcfcherming verdiende , noch deszelfs ftremming H. Hoog Mogenden eenige gegronde ftoffe tot klagten kon geven ; deeze zyne vriendelyke onderhandeling bedoelde den aandagt der Staaten Generaal van het belang der Commercie hunner 011derdaanen aftetrekken , en dus van langfamerhand hunnen Koophandel, die de Jalouzy van Engeland altoos aanleiding geeft , tot onaangenaame verfchillen, uit den weg te ruimen. An-  HET BRIT S C H MINISTERIE. 8? kon geven tot onaangenaame verfchil- len. Andere Uitleggers verftaan hier door het woordje alles onze geheele Republiek; want , zeggen zy , Engeland heeft altoos getragt , of onze Republiek te verderven , of dezelve afhanglyk te maken van zyne wetten ; van den ecrften opkomst onzer vryheid bedoelde Elizabeth niet anders in ons eenige hulp toetcfchikken , dan de vernedering van Spanje en onze afhanglykheid van den Throon van Engeland. Zelfs beloofde Carel de II. aan Lodewyfc den i4den , hem de behulpzaame hand re zullen bieden, in de Ooftenrykfche Nederlanden aan Vrankryk te hegten , onder voorwaarde , dat die hem denzelven dienst zou bewyzen met onze Republiek aan Engeland te onderwerpen. Het was zeggen zy, in dien tyd, en het is nog het-doelwit , de taal van het Engelfche Hof; Delenda est Carthago l Schoon ik, myne welaandagtigen! het gevoelen der bovengemelde Uitleggeren geenfints voor onregtzinnig wil verklaaren, houde ik my egter liefst by de lieve en zuivere eenvoudigheid, en geloof, dat men door dit woordje alles alleen moet verftaan de oplettendheid van H, H. Mogende F 4 op  88 DAGBOEK VAN len. En op deezen aanbod, den i Noop het belang hunner Onderdaanen; dit fchynt my toe uit de volgende woorden te moeten opgemaakt worden. Laat ons dit een weinig nader ontleden. De Koning zegt , dat zyn Ambasfadeur gelast wierd om door eene vriendelyke onderhandeling alles uit den weg te ruimen, dat aanleiding kon geven tot onaangenaame verfchillen; hy zegt niet verfchillen in 't algemeen , maar wel met de onderfcheiding van het woord onaangenaame; dit geeft te kennen , dat er ook aangenaam verfchillen zyn ; en zeker met regt heeft deeze onderfcheiding hier plaats, want zoo lang onze Schepen geplunderd en geconfisqueerd wierden , zoo lang onze Koophandel, tegen dé Traftaaten aan , gedreind wierd, zonder dat er van onzen kant bykans eenigen agt op wierd geflagen, had Engeland wel verfchil met ons , maar het was voor die Natie een aangenaam verfchil, want zy bereikte daar meda ongestoord haar oogmerk ; doch zoo draa de oplettendheid van H. Hoog Mogende hier over begon te klagen , fatisfiiclie te eisfchen, en het befluit nam, om door eene gewapende Neutraliteit met de Noordfche Mo-  HET BRITSCH MINISTERIE. 89 November 1778 plegtig door hem aan de Staaten Generaal gedaan, is geen regard geüaagen. Na dat, door de Aggresfie van Spanje, even (««) ongetergd als die van Mogendheden , onzen koophandel en goederen te befchermen, wierd dit verfchil ook onaangenaam voor Engeland, want het voorzag , dat het niet meer gelyk voorheen zyn gang zou kunnen gaan, en daarom is het geen wonder, dat dat Hof alles heeft in het werk gefteld wat mogelyk was , om die oplettenheid onzer H. Mogende , welke het verfchil onaangenaam maakte , uit den weg te ruimen. (nn) Even ongetergt als Vrankryk, &c. Er zyn Uitleggers, die zeggen , dat de Koning zich hier een weinig vergist, want dat men het Manifest des Konings van Spanje maar heeft in te zien , om aanftonts overtuigd te zyn, dat Spanje wel degelyk door de Engelfchen getergd is ; dat dat Ryk in plaats van den Oorlog met Engeland te zoeken , integendeel zyne mediatie had aangebooden, en alles heeft ingefpannen om tusfchen de Oorlogende Mogendheden den vreede te herftellen. Maar myne geliefden en wel aandagtiF 5 gen!  90 DAGBOEK VAN van Vrankryk, het getal onzer Vyanden was vermeerderd, vonden wy (oo) noodzakelyk om de Staaten ;Ge- . negen ! dat de Manifesten geen Euangelien zyn , wordt in ons Manifest , tot welks verklaaring wy ons verledigd hebben , al te heerlyk en kragtdadig beweezen. Waarom wy het liever houden met hen, die zeggen , dat het roven en plunderen van de Schepen , het mishandelen der Zeelieden &c. geen tergen volgens de Engelfche Grondtaal, maar eene uitwerking van de Engelfche Vriendfchap is. (oo) Noodzakelyk. Zoo er één waar woord in dit Manifest is , myne geliefden 1 zoo is het dit; indedaad het was wel ten hoogflen noodzaaklyk! omringd van vyanden van buiten ; vol verdeeldheden en facïien van binnen ; Ministers, die den Koning bragten, waar heen zy wilden ; overladen met fchulden; zonder vrienden ; kortom geheel ellendig! is dat niet een ftaat, welke het fmeeken om hulp noodzaaklyk maakt ? ■ Men werpt hier tegen ; i. dat den Oorlog met de Americaanen een civielen Oorlog zynde , de Koning geen regt had, om hulp te eis- fchen ;  HET BRITS CH MINISTERIE QI neraal, aan te maanen tot het volbrengen van hunne verbintenisfen. In het vyfde Articul van de (#>) Al- fchen ; dat het in geenen deele be- weezen is, dat Vrankryk of Spanje Engeland het eerst aangetast , of op deszelfs Grondgebied in Europa een aanflag gewaagd hebben ; het welk de Koning eerst had moeten bewyzen , eer hy regt had, om volgens de Traétaaten hulp van ons te eisfchen : Doch deeze tegenwerping beduidt niets , want de Koning zegt immers niet, dat hy daar toe regt had , maar dat hy het noodzaaklyk vond, en dit was de waarheid. Onze Staaten Generaal vonden het aan hunnen kant ook noodzaaklyk den Koning aan te maanen tot het volbrengen van zyne Verbindtenisfen; welke gedeeltelyk beftonden , in den onderdaanen van onze Republiek den vryen koophandel en vaart van die Waaren te laten , welke by het Traftaat van 1674 als vrye Waaren erkend zyn ; en dus kan men dit aanmaanen als een wederzydsch compliment aanmerken. (pp) Jltoosduurende. Dit is een tydperk, waar mede een zeker getal van jaaren by  92 DAGBOEK VAN Altoosduren.de Defenfive Alliantie den 3 Maart 1678 tusfchen onze Kroon en de Staaten Generaal te Westmunfter geflooten, werd Qqq) behalven de algemcene verpligting, om eikanderen te hulp te komen, duidelyk ge- fti- by de Engelfchen te kennen wordt gegeeven, in de voorgaande eeuw betekende het by hen nu eens een tyd van 5 jaaren, dan van 4 jaaren; doch thans heeft het een tyd van ruim honderd jaaren betekend. By de Turken geeft dit woord zoo veel te kennen als eindeloos of eeuwigdurend. (qq) Behalven de algemeene verpligting, om eikanderen te hulp te koomen. Het lydt geen tegenfpraak , of vrienden die verpligt zyn elkander te hulp. te komen in tyd van nood , zyn vooral verpligt elkander niet te benadeelen , of elkanders ondergang te zoeken ; waarom er Uitleggers zyn , die hier door het woord behalven , uitgezonderd . verftaan, en denken, dat de Koning , om geen waarheid te fpaaren , hier de algemeene verpligting tot elkanders hulp uitzondert en alleen fpreekt van de byzondere verpligting der Staaten Generaal.  HET BRITS CH MINISTERIE. 93 ftipuleert, „ dat die van de twee Bondgenooten, die niet geattaqueerd is, verpligt zal zyn, met (rr) den Aggresfeur te breeken, twee maanden na dat de geattaqueerde Party het ge- (rr) Met den Aggresfeur te breeken. Sommige Uitleggers zeggen, gelyk wy boven gezien hebben , dat, indien al de Koning ten onzen opzigt de Trachtten ohgefchonden, en ons als vrienden gehandeld had, hy dan nog dit Articul tot zyn voordeel niet kon allegeeren , dewyl hy eerst moest bewyzen, het eerfte geattaqueerd te zyn. Anderen zeggen, dat volgens de kragt van dit Articul de Koning met zyne Ministers had moeten breeken , want dat die de Aggresfeurs zyn van alle deeze onlusten en attaqueeringen , het zy dan door wie die gefchieden. Nog anderen zeggen, dat volgens den zin van dit Articul, de Koning met alle zyne Zeevarende Onderdaanen verpligt geweest was te breeken , uiterlyk twee maanden, naa dat onze Staaten geklaagd hebben over de attaqueeringen der Engelfche Rovers , en over dezelve fatisfaétie en redres gevraagd hebben.  94 DAGBOEK VAN gcrequireerd zal hebben." — Des niet tegengaande zyn twee Jaaren verloopen, zonder dat • ons de minde hulp is (ss) gegeven , zonder zelfs (#) een letter Antwoord op on- (ss~) Gegeven, Dit woord toont ten duidelykfte , dat de Koning zelve overtuigd is, dat onze Staaten niet verpligt waren , hem hulp bytezetten ; een Schuldeislcher zegt , „ ik heb dat ontvangen"; maar een bedelaar zegt; „ dat is my gegeven", zoo zou ook de Koning hier gezegd hebben ; Wy hebben van hen geen hulp ontvangen, indien hy regt gehad die te eisfehen. Qtt) Een letter Antwoord, &c. Sommige Uitleggers oordeelen , dat de Koning van Engeland in plaats van hier over te klaagen , rede had van zeer vergenoegd te zyn , want dat onze Hooge Magten , op dit Secours vraagen , aan dien Vorst hadden kunnen antwoorden , gelyk een der beroemdfte Markgraven van Brandenburg aan een Krygs-Commisfaris , die op eene enorme wyze den Koning beftoolen had , en egter de ftoutheid had , om dien Vorst aantefpreeken om betaling van eene geringe rekening : „ Wees gerust , zei „ die  HET BRIT S C H MINISTERIE. 95 onze herhaalde verzoeken. (uu) Zoo volftrekt agteloos zyn de Staa- „ die Vorst , ik zal al uwe rekeningen „ naa laten zien , en dan zullen wy te „ famen liquideren." Doch de Krygs-Commisfaris was hier niet zeer mede in zyn Ichik ; vreezende, dat de flrop hem tot betaling zou gefchonken worden. Anderen oordeelen , dat onze Hooge Magten uit wellevendheid met een eenvoudig Neen op dit vraagen hadden kunnen en behooren te antwoorden. (uu) Zoo volftrekt agteloos zyn de Staaten &c. De Cabalisten zeggen , dat de Koning hier de Staaten een bitter verwyt doet , als of zy de Commercie van hunne Onderdaancn , zoo als dezelve dooide Traótaaten heilig en veilig behoorde te zyn , niet naar eisch befchermd hebben ; en verklaaren : Dat de Koning met deeze woorden zegt : „ Gy Staaten weet, dat „ volgens de Traétaaten tusfchen uwe Re„ publiek en myn Ryk gemaakt , de han„ del van die waaren , die geen Contra„ bande zyn , niet behoort gestremd te „ worden ; dit niettegenstaande zyt gy zoo „ agteloos op dezelve geweest , dat gy „ aan onze vyanden , namelyk de vyanden „ van  96 DAGBOEK VAN Staaten geweest op hunne Traclaaten met ons dat zy aan onze vyanden ge- „ van my en van u , zoo Ministers als „ anderen , met fprekende daaden beloofd „ hebt een Neutraliteit te obferveeren , „ (dat is u Uil te houden, u niet te 3> wreeken) gy zaagt daaglyks , dat die „ Traclaaten , door het plunderen en „ fbremmen van de Koopvaart uwer on„ derdaanen , gefchonden wierden ; welke „ uwe inactiviteit ftrydig was met die „ Traclaaten , met die Verbindtenisfen." Dat dus de Koning met deeze woorden te kennen geeft; dat het hem niet verwondert , dat zy het Traétaat van Westmunfler niet gevolgd zyn , by het welk hy thans zeer groot belang had , dewyl zy zelfs die Traclaaten , by welke zy en hunne onderdaanen het grootlle belang hebben , verwaarloosd hadden. Anderen zeggen : dat de woordjes met ons hier eene openhartige belydenis van den goeden Koning behelzen : dat hy zich wel beklaagt , dat de Staaten hem volgens het Traclaat van de Of- en Defenflve Alliantie geen Secours hebben verleend, maar dat hy ook daar by openhartig bekent ,  HET BRIT S C H MINISTERIE. geredelyk beloofd hebben eene Neutraliteit te obferveeren, direcT: ftrydig met kent , dat hy de Traclaaten tusfchen hem en onze Staaten ook niet gehouden heeft. De woordjes met ons geven hier te kennen , zoo wel als wy: zy zyn op de Tractaaten met ons , dat is zoo wel als wy, agteloos geweest. Er zyn nog andere Uitleggers van deeze Periode , en wel de Heele Nationaalen, die zeggen ; dat deeze woorden in zich eene in 't ooglopende Contradictie behelzen ; want dat de Koning zegt: zoo volftrekt agteloos zyn de Staaten op de Tractaten geweest, dat zy beloofd hebben eene Neutraliteit te Obferveeren, direcl ftrydig met deeze Verbindtenisfen : Obferveeren zeggen zy , geeft te kennen in het oog houden ; men obferveert of houdt in het oog een kaerel, dien men vertrouwt een dief te zyn ; men obferveert een nabyzynde vyand, op dat hy ons niet befchadige ; hier van het woord obfervations armee : Dus geeft Obferveeren te kennen, iets in het oog houden; ergens voor op zyne hoede zyn. De zin van die woor¬ den is derhalven ; dat de Scaaten geredelyk beloofd hebben zich te wagten , op G hm<  98 DAGBOEK VAN met deeze Verbindtenisfen; en tervvyl 2y van ons weerhielden de fecoursfen, die zy verbonden waren te fourneeren , wierd (vv) onder de hand (xr) aan den • vy- hunne hoede te zyn tegens een Neutraliteit (dat is tegens eene inaftiviteit, eene wapenloosheid,) direct ftrydig met deeze Verbindtenisfen. ■ Welk eene groote Contradictie is er derhalven in deeze periode van dit Manifest als men dezelve in zyn verband nagaat. De Koning zegt dus : „ Zoo volftrekt agteloos zyn de Staaten geweest op hunne Tratïaten met ons, dat zy aan onze Vyanden gereedelyk beloofd hebben, zich te wagten voor eene wapenloosheld, welke met die Traclaten Jlreed. —> Men moet zeggen ze verder fesfie in het Kabinet van Groot-Britanje gehad hebben , om zoo gek te -kunnen redeneeren. (vv) Hulp onder de hand. Wat voor een foort van hulp dit is weet ik niet, uit deeze woorden blykt egter dat' het een Hollandsch foort is ; de Engelfche hulp gefchiedt in de hand; Men zie hier verder over naa: accipiens proditor , befchryving van den aart van eenige Duitfche Fbrften. ' (xa:) Aan den Vyand alle hulp gegeven. De Heele Nationaalen zeggen, dat uit deeze  HET BRITSCH MINISTERIE. 99 vyand alle hulp gegeeven; en ze en de volgende befchuldigingen ten klaar, ften blykt, dat het Hof van Engeland zich de uitterfte moeite heeft gegeven, om de grootfte valschheden als waarheden te doen voorkoomen ; want niettegenftaande het misfchien kan gebeurd zyn , dat eenige baatzugtige Nederlanders den vyand heimelyke hulp toegezonden hebben, weet de Koning egter zeer wel, dat onze Hooge Magten dat geenfints goedgekeurd, of begunstigd , maar integendeel zoo veel in hun was te keer gegaan hebben ; zelfs hebben de Staaten Generaal, om allen fchyn van hulpgeving aan vreemden te vermyden, den houthandel op Vrankryk, welke volgens de Traótaten geoorloofd was , hunne befcherming geweigerd; dus hebben zy hier in het belang van hunne in dien Tak commercieerende Ingezetenen en de voor ons in deeze tydsomftandigheden noodzakelyke vriendfchap van het Franfche Hof aan de kwellust en het ringelooren van de Britten opgeofferd. Hoe valsch , hoe boosaar- tig, hoe eerloos is het derhalven , vervolgen zy, dat men hier onze Hooge Magten als Schenders van de vriendfchap en de Verbonden wil doen voorkooG a men,  IOO DAGBOEK VAN en binnenlandfche Regten wiermen , als of met hunne voorkennis, door hun bejlel, den vyand alle ongeoorloofde hulp was gegeven , daar men volkoomen weet, dat onze Landsvaderen meer gedaan hebben , om Engeland te believen , dan onze voorouderen zouden gedaan hebben. Maar myne wel aandagtigen ! fchoon ik niet kan tegenfpreeken, dat de Heele Na* tionaalen den fpyker op den kop zouden geflagen hebben , indien dit de meening des Konings was, kan ik egter myn gemoed met deeze verklaaring niet vereenigen. —-— Wat, wat! waar zou dat heen geliefden ! Zou de Koning iets als een oorzaak durven ftellen van twist met ons, van oorlog, het geen hy weet, dat ongelyk fterker in zyne eige Ryk heeft plaats gehad ; jaarlyks zyn er eene menigte Schepen , jaa zelfs geheele Vlootcn van Koopvaarders door de Engelfchen over onze Westind. Colonies naar N. America gezonden ; dat niet alleen , maar men heeft zelfs contanten derwaard gezonden ; zelfs hebben leden van het Parlement de N. Americaanen alle mooglyke hulp toegebragt; dit is den Koning niet onbekend, en dit heeft hy goedaardig ongewrooken gelaten , niet-  HET BRITSCH MINISTERIE. 101 wierden opgeheven, met het niettegenstaande het door zyne on lerdanncn, en wel aan de vyanden des La ïds ge^ fchiedde; en in dit Manifest zou hy als eene befchuldiging van trouwloosheid tfegëö onze Staaten aanvoeren, dat zy hunne Onderdaanen niet geftraft hebben om iets , dat indien het al gebeurd was, hun onbewust ware , ten minfte waar van zy geen volkoomen zekerheid noch berigt aangaande de overtreders hadden ? ——• Dwaasheid, dwaasheid ! dit zou zoo hersfenloos wezen of het door een gering ambagtsman, een Schoenmaker of Knoopmaker was voortgebragt , en zeer wel zou daar op pasfen , de 12 voorzegging van onze geliefde Zuster Duifje ; ende zy zullen hem binden, en met ketenen fluiten, want hy zal nog dwaazer zyn dan Nebucadnezar , dewyl hy zyns buurmans fruit met geweld fchoon gemaakt wilde hebben; terwyl het zyne van binnen en van buiten deerlyk beflikt was. Daarom Geliefden ! laat ons deeze ■ periode eens ter degen nagaan ! de Koning zegt niet : De Staaten hebben myne vyanden hulp gegeven ! Hy zegt ook niet ; hunne Onderdaanen hebben dat gedaan ! ——— Neen maar hy zegt G 3 in  102 DAGBOEK. VAN het (yy) eenige oogmerk om den toevoer in het algemeen ; daar is of daar wierd (dat het zelve is) aan den vyand alle hulp gegeven. En wat heerlyk verband is er dan tusfchen deeze en de voorgaande periode ! in de voorgaande heeft de Koning gezegd, dat hy het noodzaaklyk vond om de Staaten Generaal om Secours te verzoeken, dewyl het er bitter met hem uitzag , en dit bewyst hy in deeze Periode. De zin deezer woorden is dus : Ik heb het noodzakelyk geagt , om de Staaten Generaal aan te maanen om Secours , dewyl ik niet alleen van verfcheiden vyanden wierd aangetast, maar ook aan dezelven onder de hand, te weten, door myne trouwloze onderdaanen, alle hulp gegeven wierd» (yy~) Binnenlandfche Regten wierden opgeheven , met het eenigk oogmerk &c. Zommige Uitleggers zeggen, te geloven , dat de opstellers van dit Manifest , onder het fchryven van deeze woorden gekolderd ten minfte de Maanziekte gehad hebben , want zeggen ze , welke Souverain heeft ooit aan eene andere belet, om lasten en imposten in haar Ryk te verligten of te verzwaaren naar haar goeddunken , mits het haaren handel met dat Ryk niet raakte ? Zou het  HET BRITSCH MINISTERIE. IO3 voer van Scheeps-Ammunitie naar Vrankryk te faciliteeren. in het niet ten uitrerfte belachlyk zyn , indien onze Hoog ! Mogende hun ongenoegen aan den Koning van Engeland verklaarden op een bill , dienende tot heffing of legging van een impost op zyne onderdaanen. Doch Geliefden ! indien de Koning hier al van onze Hoog Mogende fpreekt , het geen niet zeker is, dewyl hy hier zoo min als in de eeven te vooren gemelde woorden niet zegt, Zy hebben , maar enkel , binneland/che Regten wierden opgeheven met het eenige oogmerk , om den toevoer van Scheeps-Ammunitie naar Vrankryk te faciliteeren , dan ligt er naar myne verligting eer eene loffpraak dan eene befchuldiging in ; de / Koning weet , dat op contrabande waaren by ons geen Regten zyn , dewyl derzelver uitvoer ten fterkften vcrbooden is ; daar nu geen uitgaande Regten op ftaan, kunnen dezelve ook niet opgeheven worden ; wy moeten derhalven hier door Scheepsammuniiie, van het welke onze Hoog Mogende , tot voordeel van de Commercie , eene geringe belasting opgeheven hebben , en waar tegen het dubbeld last en vylgeld opgekomen is, alleen verftaan, Mas-, G 4 ten ,  104 DAGBOEK VAN In directe en openbaare verbreeking van het Tractaat, gedoogden zy, dat een (zzj Ameiïcaanfchen Zeerover, verten , &c. het welk volgens articul 4 van het Traétaat 1674 vry goed is. Het woordje eenig is hier zeer tot loffpraak van de Staaten Generaal, en geeft te kennen, dat daar de Engelfchen meerrnaalen Unnenlandjche Regten opgeheven, Commercie- en andere Aclens gemaakt hebben, zoo wel om de Negotie van hunne vrienden en Bondgenooten te bederven, als om den koophandel van den inboorling te doen bloeijen , onze Staaten het eenig gedaan hebben om den geoorloofden handel van hunne Onderdaanen te bevoordeelen ; en deeze loffpraak is des te grooter , dewyl die uit den mond van een vyand wordt voortgebragt. (zz) Een Americaanfchen Zeerover, &c. De Heele Nationaalen zeggen , dat het geenfints beweezen was , dat Paul Jones een Zeerover was , dat hy wel brieven van Marqué, van het N. Americaansch Congres had , doch dat hy hier door maar gelyk ftond met andere Kaapvaarders; dat de Engelfchen zelve de Americaanfche Kapers niet als Zeerovers geconfidereerd hebben, want dat  HET BRITSCH MINISTERIE. I05 verfcheide weeken in een van hunne Havens vertoefde, en permitteerde zy zelfs, dat zy dan derzelver equipafien , die zy bemagtigden , niet Krygsgevangen genoomen, maar volgens de zeewetten opgeknoopt moeiten hebben. Anderen zeggen, dat H. Hoog Mogende Paul Jones in *t geheel niet als een Commisfievaarder van eene vrye Mogenheid hebben aangemerkt, want dat zy hem belast hebben, zoo draa mogelyk was , en zyn Schip in ftaat was om zee te bouwen , met zyne gemaakte pryzen te vertrekken , (welke vryheid zonder tegenfpraak aan ieder hy zy wie hy zy, zelfs door de barbaarfte Mogendheden toegeftaan wordt ,) daar zy in tegendeel hunne havens aan de Oorlogs en Kaperfchepen der andere Oorlogende Mogendheden nimmer ontzeid hebben. Andere Uitleggers zeggen , dat, genoomen Paul Jones was een Zeerover, een zoodanige vyand van Engeland geweest, welke volgens het 16 articul van het Tractaat van 1667 buiten de havens van onze Republiek moest gehouden worden , zoo was egter onze Staat hier toe in geenen deele verpligt , dewyl Engeland alle de Trachtten G 5 tus-  Io6 DAGBOEK VAN zelfs, dat een gedeelte van zyn Equipagie op Tesfel de Wagt in een Fort hield. In de Oostindiën hebben de (aaa) On- tusfchen ons en dat Ryk gemaakt en. gcilooten , lang voorheen gefchonden had. Nog andere Uitleggers geloven, dat hier eene drukfout plaats heeft , of dat deeze gantfche periode , gelyk meermalen gefchiedde , er tusfchen in gevoegd is ; want zeggen ze , zou Engeland begeeren , dat men Zeerovers buiten vrye havens fluiten zou , dan zou het zeer liefdeloos omtrent zyne eige Oorlog- en Kaperfchepen denken. (aaa) De Qnderdaanen van de Staaten Generaal Sc. Verfcheide Uitleggers oordcelen , dat men deeze gantfche Periode als een droom moet aanmerken, dewyl de Koning te verftandig is om eene befchuldiging by te brengen, welke niet alleen niet op den minften grond fteunt, maar welke zelfs ftrydig is tegen het Syftema van onze O. I. Comp., dewyl die altoos getragt heeft , de magt der Indiaanen te beteugelen , en nimmer van dezelve dan in den 'uitterften nood gebruik te maken , om hun geen voet tot overmeeftering der Eu-  HET BRITSCH MINISTERIE. IOf Onderdaanen van di Staaten Generaal , in raadpleging met Vrankryk, ge- Europeaanen te geven. Zy oordeelen, dat deeze Koninglyke droom zynen oorfprong aan eene ontwaakte confcientie fchuldig is, dewyl het Hof ten vollen bewust is, dat deeze befchuldiging geheel en al op de Engelfchen toepasfelyk is : van het oogenblik af, dat onze Handel in de Indien gevestigd wierd , hebben zy geen moeke gefpaard om ons vyanden te berokkenen ; de gefchiedenisfen leveren voorbeelden op van de hatelykfte trouwloosheid der Engelfchen tegen onze O. I. Comp. , zoo door onverwagte aanvallen op hunne bezittingen, als laage uitftrooijingen van het liegt en fnood beftaan der Hollanders by de Japonnezers en andere Oofterfc.e Volken. De Heele Nationaalen zeggen , indien het al bewaarheid konde worden , dat de Onderdaanen van de Staaten Generaal in raadpleging met Vrankryk hadden getragt vyanden tegens Engeland opterokkenen , dat dit egter geen rede tot eene Oorlogsverklaaring geven kon , voor dat het Hof van Engeland zyne befchuldiging aan onze Hoog Mogende deswegens gedaan, die Onderdaanen van onze Republiek genoemd, Satisfactie ge-  108 DAGBOEK VAN getragt , vyanden tegen ons op te rokkenen. In gevraagd, en die niet bekoomen had ; volgens het 23 Articul van het VreedesTraétaat tusfchen Carel de II. en onze Republiek in het jaar 1667 geflooten, het welk volgens den oorfpronglyken text overgezet dus luidt. _ „ hem , indien het fal „ komen te gebeuren, dat geduurende dit „ verbondt , Vriendtfchap en Societeyt , by „ yemandt van de Onderdaanen, of by de Inwoonden van de een of de andere zyde, „ tegens dit verbondt of eenig Ut van dien „ yetwes werde Gedaan of ondernoomen ter „ Zee , te Lande of op de verfche Wate„ ren , foo fal daaromme deeze vriendtfchap, ,, verbondt en focietyt tusfchen deeze Natiën „ niet werden geinterrumpeert of verbrooken; „ maar fullen niet te min in haar geheel „ blyven, en haar volkoomen kracht behou„ den. Dan fullen alleen yeder een van, die „ geene geftraft werden , die tegens het voorfeyde verbondt fullen hebben misdaan , „ en niemant anders." Myne Geliefden ! de Engelfche Wetgeleerden komen hier fterk tegen in oppofitie, 'zeggende , dat volgens eene gezonde redeneerkunde , de maker verheeven is boven  HET BRITSCH MINISTERIE. IOQ In de Westindiën, en in het byzonder op St. (bbb) Euftatius is alle ven zyn maakfel , en eene volftrekte [magt over hetzelve heeft; dat derhalven het Groot-Brittannifche Hof, als dit Tra&aat mede gemaakt hebbende , van hetzelve meester is , en met hetzelve even als met de andere Traclaaten naa zyn welgevallen leven kan , dezelve gebruikende en verwerpende, naa het te pas komt. Dit is niet ongerymd , want het is alzoo onmooglyk om een Engelsch Ministerie tot rede te brengen door den inhoud van de Traclaaten , als een Vrygeest of Atheist door de gewyde bladeren. (bbb~) Op St. Euftatius is alle proteÏÏie en hulp gegeven &c. Sommige heethoofden branden hier wederom op los , zeggende ; dat het den Koning onverfchillig is waarheid of logentaal te fpreeken; dat deeze Periode zoo valsch is , dat het zich zelve fchaamt , dat een gekroond hoofd dit als een hoofdbefchuldiging tegen onze Republiek durft intebrengen: dewyl de Koning zeer wel weet, dat onze Hoog Mogende , in plaats van protectie en hulp aan de Noord-Americaanen te geven , hun ongenoegen getoond hebben , dat men door het  HO DAGBOEK VAN le protectie en hulp gegeven aan on- .::■:"/ :;'( ('3'; qo. Ï3f.ri8tt het Salueeren met grof gefchut der NoordAmericaanen, met eenige Canonfehooten heeft beantwoord, en op de laffe en ongegronde klagten van het Hof van Engeland om die wedergroet , den Gouverneur van St. Euftatius ter verantwoording opontboden hebben. Maar waarlyk deeze lieden zyn te driftig ! De Koning befchuldigt hier niet de Staaten Generaal maar hoofdzakelyk zyne eige Onderdaanen; want hy zegt immers daar is alle hulp gegeven aan onze rebellerende Onderdaanen ; en in waarheid , dat hebben de Engelfchen fterk gedaan ; zy zonden Scheepsammunitie en Viétualy naar St. Euftatius in menigte; wetende dat dit eiland de marktplaats der Noord-Americaanen was ; zelfs heeft een zeker Ridder een monfter van bedrieglyke Staatkunde en geveinsdheid verfcheidenmaalen derwaards voor eige rekening viétualy gezonden , om dat hy wist, dat die waaren aldaar door de Noord-Americaanen ten duurfte gekogt wierden. Dus heeft de Koning geen onwaarheid gezegd, wanneer hy klaagt , dat zyne rebellerende  HET BRITSCH MINISTERIE. III ze rebellerende Onderdaanen. (ccc') Hunne Kapers worden opentlyk ont- van- de Onderdaanen aldaar alle hulp wierd gegeven. Men moet hier onder het oog houden , dat des Konings voornaamfte doelwit in dit Manifest is , het betoogen van de noodzaaklykheid van zyn Secours vragen , het welk hem niet gegeven is; en hoe fraay doet hy dit, met aantetoonen , dat zyne rampen niet alleen veroorzaakt wierden doof zyne vyanden , die hem omringden , maar zelfs door zyne eige Onderdaanen, door wier baatzugt zyn vyand onderfteund en hy verraden wierd. (ccc) Hunne Kapers worden Sc Voor eenige dagen zat onze geliefde Zuster Qjie. felia te fchreijen in onze vergadering , en haar de rede daar van gevraagd zynde , antwoordde zy; dat zy altoos het Hof van Engeland verdedigd, en de party van onze lieve en getrouwe Bondgenooten getrokken had ; maar dat zy geene mogelykheid zag om die befchuldigingen te verdedigen, welke in dit gedeelte, van het Manifest tegen onze Republiek zoo dierbaar wierden uitgeboezemd, dewyl er geene de minfte bewyzen van waren. Broeder Nicolaus Ói Sui-  112 DAGBOEK VAN vangen in HollandTche Havens; vergunt , om zig daar te calefateren; met Wapenen en Ammunitie voorzien; van Scheepsvolk gerecruteert; • hunne Pryzen ingebragt en verkogt; en dit alles in directe verbreeking van zoo (ddd) klaare en plcgtige ftipulatien, als Suikerbakker antwoordde tot haare vertroosting , dat deeze befchuldiging niets ongemeens behelsde , en geoorloofd was , dewyl in eene Oorlogsdeclaratie onmooglyk alle zaaken op gezonde voeten konden liaan ; dat men derhalven dezelve volgens de Rhetorika moest brengen , onder de Kwakzalveriaanfche Declamatie , welke insgelyks permitteerde , dat een Marktfchreeuwer iu zyn Oorlogs-Manifest tegen de ziektens alles zei wat hem voor den mond kwam. (ddd) Klaare en plegtige Stipulatien &c. Er zyn Uitleggers , die oordeelen , dat deeze geheele Periode er tusfchen ingelapt is , buiten weten der opftellers \ van dit Manifest ; en zy geven tot rede van deeze hunne gedagten , dat de Engelfchen in het geheel van geen klaare en plegtige Stipulatien weten, dewyl zelfs de klaarfle en plegtigfte , gelyk die van het Tractaat van  HET BRITSCH MINISTERIE. H3 als met mooglykheid gemaakt kunnen worden. (jee) Dit gedrag, zoo onbestaanbaar met van 1674. door hen onmooglyk gelezen of begrepen kunnen worden ; dat daarenboven, behalven de onwaarheid van deeze gantfche befchuldiging , de Koning en de Ministers zeer wel weten, dat de Engelfche Schepen niet alleen in de Hollandfche havens uit en inliepen , en hunne gemaakte Pryzen in dezelve opbragten, maar zelfs de Schepen hunner vyanden , daar liggende, wegroofden en prys maakten , en dus het gezag en het grondgebied van onze Hoog Mogende trouwloos fchonden , dreigende daar by , dat indien men hun dat wilde beletten , zy orders hadden , om onze bezittingen te vuur en te zwaard te verwoesten , gelyk men daar van een overtuigend bewys tot St. Martin gehad hebbe ; dat dus deeze befchuldiging even welvoeglyk was, als die van een blinden , die een ander voor een fchelm uitkreet, om dat die maar dén oog had. (eee) Dit gedrag &c. onder de Uitleggers ' is over deeze en d/ volgende woorden een aanmerkelyk verfchil, en de verklaaringen zyn zoo verfcheiden, dat ik om H niet  H4 DAGBOEK VAN met alle goede Trouw, zoo niet te wydlopig te zyn, alleen eenige weinige zal aanhaalen. De Heele Nationaalen zeggen, dat onze Republiek van haaren opkomst af, altoos by alle Mogendheden den welverdienden roem gehad heeft, van een gedrag te hebben, dat beftaanbaar met alle goede Trouw was ; doch, vervolgen ze, dewyl de gantfche voorige Periode eene valfche befchuldiging is , en enkel een proef oplevert van de onbefchaamdheid zoo wel als van de bekwaamheid van het Ministerie , om ons in 't openbaar onwaarheden aantewryven , van welker tegendeel , (in zoo verre het door de Traciatcn ongeoorloofd was) ieder bewust is , vervalt deeze befchuldiging, deeze lastertaal, in het begin van deeze Periode vervat, van zelfs. Anderen zeggen , dat uit de woorden zoo onbegaanbaar met alle goede Trouw blykt, dat men hier door de woorden : dit gedrag het gedrag der Engelfchen verftaan moet , als welke altyd zoodanig een gedrag gehouden hebben; dat in dit Manifest iedere Periode op zich zelve ftaat , en dus ook deeze geen verband met de voorgaande heeft. Nog anderen Hemmen wel toe, dat de Ko.  HET BRITSCH MINISTERIE. lig zoo ftrydig met het gevoelen van Koning hier zyne mishandeling aan ons beIydt, en dat men hier door een gedrag , dat onbeftaanbaar met de goede Trouw is , het gedrag der Engelfchen verftaan moet $ maar ze zeggen , dat indien men het verband van deeze Periode met de voorgaande wegneemt, deeze zin dan geheel wauvoeglyk tusfchen invalt ; er is , zeggen ze verder , zelfs een heerlyk verband tusfchen deeze en de voorgaande. De Koning heeft in eenige voorgaande Periodes onze Landshoofden zwaarlyk befchuldigt : „ Gylieden, „ zegt de Vorst, hebt flcgt met my ge„ handeld; gylieden hebt gezondigt; daar* „ om moet ik u ftraffen 1 Dit gedrag * i( (namelyk dat ik nu houde) zoo onbe- ftaanbaar met alle goede Trouw (zoo als „ gylieden zegt, en ik zelve wil beken„ ncn) zoo ftrydig met het gevoelen van het verllandigfte gedeelte van de Holland„ fche Natie , (het welk niet te verwon„ deren is, dewyl een verftandig man be„ lang in het behoud van zyn Vaderland ftelt) most alleenlyk toegefchreeven worden ^ aan den invloed van de dirigeerende leden „ der Amftsrdamfche Regeering £rV. Wyt j, het my niet s wil de Koning te kenH a neö  Il6 DAGBOEK VAN van (fff) het verftandigfte gedeelte van de Hollandfche Natie, moet alleen „ nen geven , dat ik zoodanig een ge„ drag , dat zoo mishandelend , zoo fchreeu„ wend is , met u houde ; gylieden hebt „ het verdiend." Er ontbreekt niets aan , dan de bewyzen aan de voortgebragte befchuldigingen tegen onze Republiek. . (fff) Zoo ftrydig met het verftandigfte gedeelte der Hollandfche Natie. Er zyn Uitleggers , die ftaande houden, dat men door de woorden dit gedrag het gedrag der Hollanders verftaan moet, en dat de Koning, op een {pottende wys , wil te kennen geven , dat dat gedrag van onze Republiek ftrydig was tegen alle goede Trouw, dewyl zy geduldig toeliet dat de Traftaaten (niet door haare onderdaanen , maar door de Engelfchen) gefchonden , en haare ingezetenen mishandeld wierden ; dat het dus ook volkoomen zeker is , dat dat gedrag ftreed met het gevoelen van de verftandigfte Hollanders. Doch zy zeggen daar by, dat het onwaar is , dat dat gedrag moet toegefchreeven worden aan de Regeering van Amfterdam, want dat die juist het tegendeel gedaan eh gezogt heeft. Maar myne welaandagtigen! Ik denk, en  HET BRITSCH MINISTERIE. II? leen toegefchreeven worden aan den invloed van de heerfchende leden van de en ik zou haast in gemoede durven verzekeren , dat de Koning hier door het gedrag van de Republiek, dat hem zoo mishaagde, verstaat; dat zy hem niet met alle magt is bygefprongen, al was het dat zy zich daar door in een onherftelbaar verderf had gestort ; dat zy de Americaanfche en Franfche Kapers in haare Havens toegelaten heeft om intelopen en te calefateren, niettegenstaande dit volgens de Traciaten, volgens Volks en Natuurregt geoorloofd was. Maar zal men hier ligt tegenwerpen ; hoe kan de Koning dan zeggen , dat dat gedrag onbestaanbaar is met alle goede Trouw , en ftrydig tegen het gevoelen van het verftandigfte gedeelte der Hollandfche Natie ? Zeer wel ! myne Geliefden ! zeer wel. Let eens aandagtig op! de Koning zegt met zeer veel nadruk ; onbejlaanbaar met alle goede Trouw; indien het gedrag der Hollanders overeenkomstig was met hunne goede Trouw en niet met die der Engelfchen, dan is het al uitgemaakt, dat hun gedrag niet bestaanbaar is met alle goede Trouw; dat nu H 3 de  II8 DAGBOEK VAN de Magistraat van Amsterdam , wier geheime Correspondentie, met onze rebelieerende Onderdaanen, lang gefuspecteert is geweest, voor dat het aan den dag is gekomen, door de gelukkige de goede Trouw der Engelfchen zeer veriphilt van die der andere Volkeren , blykt onder anderen ook daar uit, dat het fchenden van de verbonden , het mishandelen van hunne bondgenooten , en het ondermynen van het wëlzyn hunner vrienden , zaaken zyn , die niet tegen de Engelfche goede Trouw ftryden; daar dit alles egter onbestaanbaar is met de goede Trouw van alle andere Volkeren. Dat dit gedrag der Hollanders ftrydig is met het gevoelen van het veiftandigfte gedeelte van die Natie is ook eene waarheid , die zeer gemakkelyk te bewyzen is, als men flegts nagaat , wat het woord Verstandig volgens de Staatkundige Engelfche verklaaring te zeggen is. Wy hebben boven gezien , dat volgens fommige Uitleggeren het groote Grondbeginzel der Engelfchen is liefde tot zich zeiven, welke beftaut om zich te verryken, het zy dan op welke wys het zyn moge ; hier door is  HET BRITSCH MINISTERIE HO, kige ontdekking van een Tractaat, waar van het eerfte Articul dus luidt: Daar zal eene vaste, onverbreeklyke en algemeene vreede, en opregte vriend- fchap , is het , dat de fchr■aapkunst by hen de eerfte plaats onder de vrye kunsten beflaat, en die daar in het meest gevorderd is, is de verftandigfte man : verftandig is derhalven ' by hen zoo veel te zeggen , als baatzuchtig , geldzoekend , en wel zoo dat men des noods zynde , om zyn eigen byzonder voordeel, dat van duïzende andere ingezetenen daar aan opoffert; iemand derhalven , die gaarne den Koophandel van de Republiek zou geruinecrd zien, indien hy maar door die toegevendheid een duizend pond Stcrlings voor zich trekken kon , is een verftandig man , en hy, die voor vyftig duizend pond Sterlings het gantfche Land aan de vernieling gaarn opgeofferd zag , is een zeer verftandig man ; volgens deeze vcrklaaring moet men toeftemmen, dat het gedrag van de Republiek , om niet alles aan de oogmerken van het Hof van Engeland ten prooy te geven , ftrydig is met het gevoelen van dit verftandigfte gedeelte der Hollandfche Natie. H4  120 DAGBOEK VAN fchap, plaats hebben tusfchen hun Hoog Mog. de Staaten der zeven Vereenigde Provinciën van -Holland, en de Vereenigde Staaten van Noord-America, en de Onderdaanen en het Volk van de Voorfch. Partyen; en tusfchen de Landen , Eilanden , Steeden en Vlekken , gefitueert onder de Jurisdictie van de Voorfch. Vereenigde Staaten van America , en het Volk en de Inwoonden van dezelve zonder onderfcbeid van Perzoonen of Plaatzen. (ggg) Dit Tractaat is in September (ggg) Dit TraSlaat £fc. Zuster Brigitta was voor eenige dagen hier over zeer in haar gemoed bezwaard , zeggende in onze vergadering : Broeders en zusters! ik weet niet, wat ik hier van moet denken ! de Koning zegt, dat dit Tractaat reeds geflooten en getekend is , de Heeren van Amfterdam daarentegen zeggen: dat het niet eer geflooten zal worden , niet eer ftand zal grypen, dan naa dat; voor eerst de Koning van Engeland zelve de Noordamericaanen onaf hanglyk zal verklaard hebben; en ten tweede hunne onderhandeling door H. Hoog Mo-  HET BRITSCH MINISTERIE. 121 ber 1778 getekend, op expres bevel van den Penfionaris van Amfterdam, en Mogende zal bekragtigd zyn; my dunkt, indien de Heeren van Amfterdam de waarheid gefprooken hebben, dan heeft de Koning geen rede tot klagen hier over , want het zou immers dulligheid zyn , te begeeren , dat wy zyne geweezen onderdaanen , als hy die voor vrye en onafhangelyke lieden verklaard heefc , nog voor Rebellen zouden blyven houden. Bombardus , onze Stoovezetter , een ftyfkoppige Heele Nationaal , viel aanftonds hier op uit: „ Jaa „ zuster ! het is onbefchaamd, dat het „ Hof hier eene befchuldiging durft aanvoeren, welker onegtheid uit de gevon„ dene papieren blykt ; doch om den on„ kundigen zand in de oogen te werpen, „ heeft men alleen het eerfte Articul van „ dit préparatoir TraSlaat geplaatst, uit het „ welk men niet anders kan opmaken , „ dan dat het volledig gemaakt en gefloo„ ten is , het welk het Hof van Enge„ land , tegen beter weeten aan , ook dus „ begreepen wil hebben ; dit is bedrieglyk, „ dit is eerloos; men had ook in dit 3, Oorlogs Manifest die Articuls moeten „ plaatfen, uit welke bleek , dat dit TracH s „ taat  122 DAGBOEK VAN en andere voornaame Magiftraatsperfoonen van die Stad, zy Hemmen nu niet „ taat eerst naa des Konings eige verklaa„ ring van de onafhanglykheid der N. „ Americaanen zou effect bekoomcn ; dan „ had men zyn party niet verongelykt , „ noch het publick getragt te misleiden. — „ Maar wat zal men zeggen ! dan was „ die befchuldiging , die hoofdrede van „ Oorlogsdeclaratie belagchelyk en een niet ,, geweest ; en daar alles moest ingefpan„ nen worden , volgens eene aan het Hof „ gedaane waarfchuwing , toen men zag , „ dat het niet mogelyk was om de toe„ trceding van onze Republiek tot de ge„ wapende Neutraliteit te keeren , om ons „ op het lyf te vallen, eer men die toe„ treeding doen kon , moest men alles „ aangrypen , het zy regt of onregt , waar ,, of valsch , om eenige fchynredenen tot „ eene vreedebreuk met ons te hebben." Onze oude Vader Jonathan beftrafte den driftigen geest , door welken broeder Bomhardus iprak , en zei , dat hy het Hof van Engeland te wel kon , om eenige de minfte bedrieglykheid van het zelve te kunnen verwagten ,• dat het wel waar was , dat het Tractaat tusfchen Amfterdam en N.  HET BRITSCH MINISTERIE. I23 niet alleen die geheele onderhandeling toe, maar zy beroemen er zich ook op , N. America nog maar een wezen zonder ziel was, dat het ook waar was , dat het Hof het als een reeds in volle effect zynde Traótaat wilde doen voorkoomen , maar dat men dit moest toefchryven niet aan geveinsdheid of bedrog, maar aan te weinig Taalkennis ; dat het zeker was , dat de Engelfchen in de onderfcheiding der tyden , het voornaamfte gedeelte der Taalkunde , gelyk wat de tegenwoordige , wat de voorlede:;e, wat de toekomende Tyd is , zeer onbedreven zyn , en dat dit bleek ; dat zy het Tractaat van 1674, het welk by ons , volgens eene gezonde Taalkunde , nog in den tegenwoordigen tyd is , by hen reeds buiten kragt is , en onder den voorledenen tyd gefield wordt ; dat daarentegen dit préparatoir TraEtaat met N. America by ons in den toekomenden Tyd , by de Engelfchen in tegendeel in den tegenwoordigen tyd geplaatst is. Twee zaaken , broeders en zusters ! riep de man , hebben onze vrienden de Engel, fchen voor al nodig te leeren, Taalkennis, om den regten inhoud en de kragt der Tractaaten te leeren , en dan de Landmeet-  124 DAGBOEK VAN óp, en zeggen duidelyk, zelfs aan de Staaten Generaal, dat wat zy gedaan hadden, was, (])hh~) „ het geen „ hun- meetkonst , om te weeten wat hun grondgebied en dat van hunne vrienden is. • Wat is het jammer , myne wel aandagtigen dat eene Natie , welke anders zoo veele bekwaamheid heeft , zoo ver in kunnen en handwerken gevorderd is , nog zulke gemeene vorderingen in de zoo nodige Taalkunde en Landmeetkunst gemaakt heeft ; welke droevige gevolgen fleept dat niet naa zich ! (JihK) Het geen hunne onvermydelyke pligt van hun vorderde. Myne wel aandagtigen ; het geen de Koning, of liever de Ministers hier voortbrengen , is de waarheid ; de Regeering van Amfterdam heeft openlyk betuigd, dat zy tot heil van alle de ingezetenen van Nederland haar best gedaan had, om den flag aftekeeren, met welken de handel van onze Republiek door het Hof van Engeland gedreigd wierd; dat zy volgens haaren eed en haaren onvermydelyken pligt begrepen had , te moeten waken voor dat geen, dat de welvaart , en den luister van haare burgers kon bevorderen. „ Maar , zal men' ligt hier tegenwer- „ pen;  'het britsch ministerie. 125 „ hunne onvermydelyke pligt van hun „ vorderde." On- „ pen ; is dari de Koning of zyn de „ Ministers van zinnen beroofd, dat zy „ het een Regent als eene ftrafwaardige „ misdaad aantygen , dat hy voor den „ welvaart van zyne onderdaanen zorge „ draagt ; daar die zorge niet ftrydt tegen „ Volks- of Natuurwetten ? en verdient het „ hunne verwondering en verontwaardiging , „ wanneer hy zich beroemt , zynen on„ vermydelyken pligt gedaan te hebben ?" Het is zoo , geliefden ! het is zoo ; men zou zekerlyk zeggen , dat zulk een Vorst of zoodanige Ministers in de daad niet wisten , wat de pligt van eenen Vorst of eenen Regent ware ; indien men deeze befchuldiging oppervlakkig befchouwt , maar onze waarde broeder Zedekias vertoonde onlangs in onze Vergadering , dat deeze befchuldiging des Konings niet voortkwam uit krankzinnigheid , maar uit de byzondere begrippen , wat eigenlyk de pligt is van die , die regeeren. De woorden van dien dierbaaren man zyn , naar ik vertrouw , merkwaardig genoeg , om die aan myne welaandagtigen mede te deelen, „ Waarde broeders en zusters! (dus beI « » gon  126 DAGBOEK VAN Ondertusfchen declineerden de Staaten eenig antwoord te geven op de Me- mo- „ gon broeder Zedekiat") de pligt van een „ Regent is van dien van eenen anderen „ Regent zoo zeer verfchillende , dat het „ ons geenfints moet verwonderen , dat daar „ omtrend een groot misverstand tusfchen „ de Regeerders plaats heeft , jaa dat zy „ altyd vertrouwen , dat zy, en die met „ hen de zelve lyn trekken, hunnen pligt „ wel , en anderen , die een ander Syfte» „ ma volgen , hunnen pligt kwalyk doen, „ De eene Vorst oordeelt het zyn pligt te zyn, zelve zyn ryk en zyne Onder„ daanen regt te leeren kennen ; hunne „ belangen te behartigen ; de Wetten , naar welke zyne Onderdaanen moeten „ luisteren , te onderzoeken , en des noods „ te verbeteren ; de Traclaaten en Ver„ bonden , tusfchen zyn ryk en andere „ Natiën plaats hebbende, ftipt te onderhouden „ en te eerbiedigen ; geene Amptenaars of „ Regters aan te stellen , dan zulken , „ die hy daar toe bekwaam en regtvaardig. „ oordeelt. „ Een ander Vorst daarentegen oordeelt „ het zyn pligt te zyn , geenfints zyn „ hoofd met alle deeze zaaken te breken ;  HET BRITSCH MINISTERIE. 12/ morie door onzen Ambasfadeur geprefenteert; en deeze weigering werd ver- „ hy agt zich veel te verheeven , om het belang van zyn Ryk en zyne on„ derdaanen te behartigen , en hy wil zich „ zeiven geen Haaf van zyne onderzaaten „ maken , waarom hy deezen post , hoe „ gewigtig , aan Ministers toevertrouwd , „ die hy niet verkiest , om dat zy be„ kwaam en opregt zyn , maar om dat „ ze hem hebben weeten te behaagen; en „ zoo lang zy hem blyven behaagen , volgt „ hy hen blindelings , fchoon zyne onder„ daancn over hunne onregtvaardigheid fchreeuwen ; hy weet genoeg , als hy weet , hoe veele Landen of Provinciën hy on„ der zyne Heerlchappy heeft , en hy even „ zyn naam onder de befluiten van zyne „ Ministers zetten kan ; men kan van hem „ zeggen , dat hy geflapen heeft van dat „ hy den Throon beklom , tot dat hy „ ftierf. Deeze Vorften zyn doorgaans „ groot van hoofd doch klein van hars„ fens. „ De eene Regent rekent het zyn pligt „ te zyn , dat hy getrouw aan zynen „ eed , niet alleen zorge , dat de misda„ digers geftraft worden , maar dat het ook  is8 DAGBOEK VAN verzwaard door Hun overgaan tot andere zaaken , ja zelfs tot (iit) de over- „ ook zynen onderdaan wel gaa: hy ziet „ met aarendsoogen rond , of ook het een „ of ander den luister van zyn gebied , den bloey van zyne ingezetenen zoekt „ te ondermynen , en waakt daar tegen met alle magt ; hy ontziet tot dat ein„ de vriend rioch vyand ; daar voor waagt „ hy alles, de gunst van 's Lands hate„ ren; het tydelyk geluk van zich en zy„ ne kinderen , zyne eer, zyn leven. „ Een ander Regent acht het zyn pligt „ te zyn , zyn eige belang verre boven „ het algemeene welzyn te {tellen ; hy „ wikt en weegt het algemeene welzyn „ met eene huishoudelyke fchaal ; en één „ pond eige belang haalt duizende ponden „ belang zyner onderdaanen over." Volgens deeze redevoering van broeder Zedekias behoeft men zich over deeze befchuldiging , in het Manifest vervat, niet te verwonderen. (iiï) Ja zelfs tot de overweging van deeze zaak , voor zoo ver het binnenlandsch betrof. Sommige Uitleggers zeggen , ' dat dit ook het eenigfte in de onderhandeling der Amfterdammers met de • Noord-Americaanen was ,  HET BRITSCH MINISTER. IE. 120 overweging van deeze zaak, voor zoo ver het binnenlands betrof: (kkk) en fchoon was , dat in overweging kón genoomen worden ; want wat Engeland aanging , dat dat Ryk in geenen deele benadeeld of beledigd was, dewyl hunne onderhandeling eerst effect hebben zou , als Engeland zelve N. America onafhanglyk verklaard had. (kkk) En fchoon zy het onmooglyk vonden Sc De Heele Nationaalen vinden in deeze Periode wederom Mof tot verbittering : „ Wat zeggen zy , wat was het on„ mooglyk , dat onze Staaten Generaal het „ gedrag der Amfterdamfche Heeren konden „ goedkeuren ! Zy wilden zulks niet doen , „ om aan de Steden geen voet te ge„ ven , om verder te gaan, en misfchien „ buiten hen daadlyke Traclaaten met an„ dere Mogendheden te maken ; ten ande., re ; zy hadden reeds , door Engelands „ fchendthg van de Traclaaten, en hun „ vrugteloos aanhouden om die aan hun „ verfchuldigde Satisfactie , bemerkt , dat de „ Engelfchen niets minder dan onze vriend„ fchap zogten : Indien zy eene Vloot van „ een tagtig Oorlog - Scheepen in Zee ge„ had hadden , zouden zy het misfchien I „ zoo  I30 DAGBOEK VAN fchoon zy het onmogelyk vonden, om het gedrag van hunne Onderdaanen te approbeeren, ontweeken zy egter voorbedagtelyk aan ons eene (///) ver- fchul- „ zoo onmooglyk niet gevonden hebben , „ om het gedrag van de Amfterdamfche „ Regeering goedtekeuren. De gematigde taalkundige Uitleggers zeggen , dat hier , volgens den waaren zin deezer Periode eene andere lezing plaats moet hebben ; namelyk in plaats van te lezen , gelyk in den Text ftaat : en fchoon zy het onmogelyk vonden, om het gedrag van hunne onderdaanen te approbeeren , ontweken zy egter voorbedagtelyk aan ons eene verfchuldigde Satisfactie te geven; moet men volgens hunne Uitlegging lezen : en fchoon zy voorbedagtelyk ontweeken het gedrag van hunne onderdaanen te approbeeren, vonden zy het egter onmooglyk aan ons eene verfchuldigde Satisfactie te geven. (lil) Verfchuldigde Satisfactie. Dit is waarfchynlyk een fout van den copiïst of drukker van dit Manifest, want niet alleen , dat onze Hooge Magten deeze Satisfactie niet verfchuldigd waren , dewyl er geene belediging plaats had, maar men mag aan het Hof  HET BRITSCH MINISTERIE. I31 fchuldigde Satisfactie te geven. (mmrri) Wy hadden alle regt om te verwagten, dat een zoodanige ontdekking hen zoude opgewekt hebben 5 tot (iinrï) eene regtmatige Verontwaar- di- Hof van Groot-Brittanie van eene verfchuldigde Satisfactie noch zien , noch hooren ; die is daar eene geheel onbekende zaak. Men leeze cajetanus over het fchenden der Traclaaten en andere Britfche Manufaciuuren. (mmtn) Wy hadden alle regt om te verwagten , Sc Er zyn Uitleggers, die deeze woorden zeer gepast vinden , want na dat de Engelfchen gezien hadden , dat wy hunne kwellingen en mishandelingen verdroegen ; dat wy geduldig zagen , dat zy met onze klagten den (pot dreeven , hadden zy zeker alle regt om te verwagten, dat wy ook in dit opzigt naar hunne pypen zouden dansfen , en zonder er tegen te durven kikken, al doen , het geen zy van ons eischten. (nnn) Eene regtmatige verontwaardiging , Sc. Üeeze woorden fchynen duidelyk te kennen te geven , dat de Koning bewustheid heeft , dat onze Hoog Mogende meerI a ma-  I3Ü DAGBOEK VAN diging over de infulte, ons en hun zeiven aangedaan; en dat zy bereidwillig geweest zouden zyn, om ons volkome en toereikende Satisfactie voor de belediging te geven, en de ftrengfte ftraf over de beledigers te oeffenen. Het gewigt der zaake vereischte een oomalen opgewekt waren tot verontwaardiging door de infulte , hunne Vlag en hunne onderdaanen aangedaan , maar dat hy die verontwaardiging zonder grond oordeelde ; doch dat zy nu voldoende rede tot eene regtmaatige verontwaardiging hadden. Men kan hier tegen inbrengen , dat wanneer George oordeelde, dat onze Staaten rede tot eene regtmatige verontwaardiging hadden over hen , die hun Land , die den handel hunner onderdaanen tragteden te verbeteren , maar dat zy geen rede tot verontwaardiging hadden over hen, die dit alles vernielden, hy een weinig minder gezond oordeel zou hebben , dan een eerstgebooren kind. —- Doch wy wyzen onze welaandagtigen naa de redenvoering van broeder Zedekias over den pligt van een Regent.  HET BRITSCH MINISTERIE. I33 (000) oogcnbliklyk antwoord voor de eer en veiligheid van dit Land. De vor- (000) Een oogenbliklyk antwoord vonr de eer &c. dit is te zeggen , een antwoord zonder van te vooren de zaak wel overvvoogen en overdagt te hebben. Sommigen zeggen , dat het eene fchande is voor een gekroond hoofd aantedringen op eene onbedagte en onverhoorde vonnisveliing; dat dit een bewys is , dat hy de hoogde plaats onder' de onregtvaardige Rigters verdient. Anderen zeggen ; dat de eer en veiligheid van een Land bestaan in deszelfs luister en sterkte , welke de Engelfchen altyd in het verderf van onze Republiek gezogt hebben , en dewyl door een onmiddelyk antwoord van onze Hoog Mogende (het welk men veronderstellen moet , toestemmende in den eisch van Groot-Brittanie te zijn) zonder twyffel een binnenlandfche tweedragt , oproer en fcheuring zouden verwekt zyn , welke den gewisfen ondergang van onze Republiek zouden naar zich gefleept hebben, is het zeker dat Engelands oogmerk een oogenbliklyk antwoord vereischte. Andere Uitleggers zeggen , dat een oogenbliklyk antwoord vereischt wierd , dewyl de Koning onderrigt van het toetrceden van I 3 on-  134 DAGBOEK VAN vordering wierd derhalven door onzen Ambasfadeur, in herhaalde Conferentien met de Ministers , en in eene tweede Memorie aangedrongen. Daar wierd op aangedrongen met alle de ernst die de oude vriendfchap en de gevoeligheid van verfche beledigingen daar aan konden geven ; en het antwoord nu gegeven op eene Memorie over zoo een zaak, meer dan vyf weeken gelecdcn geprefenteert , is : (Pppj Dat de Staaten het hebben over- onze Republiek tot de gewapende Neutraliteit , aangezet wierd om dat te beletten , en haar den Oorlog te verklaaren , eer haare toetrecding volkoomen en bekragtigd ware ; dat hy , indien hy geduldig had afgewagt, wat onze Hoog Mogende in deeze zaak doen zouden , hen niet had op het lyf kunnen vallen ; derhalven moest deeze eisch, welke men wist, dat ongegrond was , en dus niet voldaan zoude worden , ten flerkfle worden aangedrongen , om by weigering eene fchynrede tot den Oorlog te hebben. (J>pp) Dat de Staaten het hebben overge- no-  HET BRITSCH MINISTERIE. 135» mergenoomen: Een zodanig antwoord op eene zoodanige gelegenheid kon alleen gedicteerd worden, door het vast voornemen van eene van de Staaten voorbedagte en reeds gerefolveerde vyandfehap , daar toe overgehaald door de Qqqq) beledigende Raad- ge- nomen : De Heele Nationaalen zeggen , niet te kunnen begrypen, dat het Hof van Engeland zich hier over beklaagt, want dat het niets meer begeerd heeft , dewyl deszelfs Ambasfadeur in zyn laatfte Memorie zelve te kennen geeft, dat de Koning van Engeland de Satisfaétie , die hy vraagde , in handen van de Staaten Generaal ftelde ; en dus volgden zy zyn zin ; zy namen het over , dat is te zeggen , zy beloofden , die zaak te overweegen, en den Koning eene zodanige Satisfactie te geven , als de natuur der zaak vorderde. (qqq) Door de beledigende Raadgevingen van Amfterdam , Be Er zyn Uitleggers , die hier wederom een groot Contrast vinden , en 'zeggen : „ De Koning geeft hier „ en vervolgens te kennen , dat Amfter„ dam alleen het woord voert ; dat de „ Gecommitteerden der overige fteden van I 4 » Hol-  l$6 DAGBOEK VAN gevingen van Amfterdam, (rrr) om dus te begunfHgen de vyandelyke aggresüe, welke de Magiftraat van die Stad, in naam van de Republiek , gedaan had. OO Daar is een einde aan de Trouw „ Holland en die der andere Provintien „ alleen luisteren naai" het geen Amfterdam „ zegt , en dat volgen; maar hoe ftrookt - „ dit met het geen de Koning boven ge„ zegd heeft, dat de Staaten het gehou„ den gedrag van Amfterdam niet goedge„ keurd hebben ? Volgens zyne ftelling moet „ de ftad van Amfterdam zelve haar ge„ houden gedrag afgekeurd hebben , en dat „ is niet waarfchynlyk." (rrr) Om dus te begunjligen de vyandelyke Aggresfie Sc Wederom een Contraft zeggen de bovengemelde Uitleggers, want indien het al waar was, dat de Magiftraat van Amfterdam eene vyandelyke aggresfie gedaan had, dat dan de Staaten om die te begunftigen , de onderhandeling dier ftad niet af- maar goedgekeurd zouden hebben. («i) Daar is een einde aan de Trouw yan alle Tra&aaten met hen. Zuster £li- Ja-  MET BRITSCH MINISTERIE. 137 Trouw van alle Tractaten met hen, indien Amfterdam zig de Souveraine magt fabeth vraagde onlangs of dit niet een misdag was , en of men hier in plaats van : Daar is een einde, niet moest leezen : Daar is geen einde ? Want dat zy gezien had; dat altyd het eerfte Articul van die Traétaaten behelsde deeze nadruklyke woorden. Daar zal eene vaste en cnverbreeklyke Vreede , Vereeniging en Vriendfchap plaats hebben &c. Zy befloot haar vraagen met te zeggen ; dat indien hier geen drukfout plaats had , zy haar gemoed over deeze woorden zeer bezwaard vond; dewyl zy zich dan gedrongen zag, om te geloven , dat hier eene onwaarheid gefprooken was. Een onzer broederen antwoordde , dat er geen zweem van onwaarheid in deeze woorden te vinden was, want dat men wel moest letten op de woorden: met hen. Dat de Engelfche Regeering van het begin van onze Republiek met er daad getoond had, dat zy van de Traótaaten, welke zy met onze Republiek floot , zeer fpoedig een einde maakte. Zuster Elifabeth wierp hem zediglyk tegen; dat men in dat geval de Engelfche Regeering niet vry kon pleiten van onregtvaardigheid, dewyl de I 5 Trac-  I38 DAGBOEK VAN magt kan aanmatigen, om deeze Tractaten ongeftraft te verbreeken , door ( v den Traclaaten eeuwigduurend zynde , niemand van dezelve een einde kon maken zonder onregtvaardig te zyn. Broeder Zebedeus antwoordde, dat de Traclaaten wel eeuwigdurend waren , maar dat derzelver trouw zeer bros was , en ligtelyk verbrooken wierd ; dat, niettegenftaande de Koning van Engeland (misfchien door al te groote drift) in het voorgaande jaar , de Trouw van alle Traclaaten met onze Republiek vernietigd had; hy egter verzekerd was , dat zoo draa de vreede gemaakt wierd , diezeive Traclaaten wederom een nieuwe Trouw zouden bekoomen. Er zyn Uitleggers, welke zeggen , dat deeze woorden eigenlyk niets beduiden; dat de Koning met dezelven geenfints te kennen geeft, dat hy een einde van de Trouw der Traclaaten maakt, om dat Amfterdam zich de Souveraine macht aanmatigt , om dezelve ongeftraft te verbreeken : maar hy (preekt by veronderstelling : er is een einde aan de Trouw &c. Indien Amfterdam &c. Dewyl nu Amfterdam zich zodanige macht niet kan aanmatigen, noch zich  HET BRITSCH MINISTERIE. I 39; jen ftaat in verbindtenisfen te brengen , direct: ftrydig met dezelven , en door de Republiek te doen famcnfparrnen , met de gerebelleerde onderdaanen van een Souverain , aan welke zy met de naauwfte banden verbonden is. (w) Een inbreuk op de wet der zich ook dezelve aangematigd heeft , volgt uit des Konings ftelling , dat er ook geen einde aan de Trouw der Traftaaten met ons is. (ttt) Een inbreuk op de Wet der Volken &c. Veele Uitleggers, die het met de Heele Nationaalen houden, zeggen, dat het zeer wonderlyk is , dat de Koning den inhoud van deeze Periode eerst by het opftellen van dit Manifest fchynt begreepen te hebben , want dat hy anders gehoor en Satisfactie op de klagten en het eisfehen van Regt aan de Hollanders zou gegeven hebben , welke door zyne onderdaanen by aanhoudenheïd beroofd en geplunderd zyn, en dat hy aanzienelyken en geringen van zyn Volk als inbreekers op de wet der Volken moest geftraft hebben. 1 Doch geliefden ! de drift doet veele lieden  t^O DAGBOEK VAN der Volken , door een der geringfte leden van eenig Land begaan, geeft den beledigden ftaat het regt, om Satisfactie en ftraf te eisfchen : Hoe veel te meer derhalven, wanneer de beleediging , waar over geklaagd wordt, is een openbaare inbreuk op de Publieque Trouw, begaan door voorzittende en predominerende Leeden in den Staat ? Nademaal dan, dat de Satisfactie, die wy gevraagd hebben , niet gegeeven is , moeten wy, Qtuu) fchoon met groo- ten den den waaren inhoud der woorden uit het oog verliezen. De Koning zegt niet: Een inbreuk £rV. geeft het regt om Satisfactie te eisfchen , en die Mogenheid, door welker onderdaan die inbreuk gefchied is , is verpligt om die Satisfactie aan de beledigde Mogenheid te geven. Hier van siaakt immers de Koning de minfte melding niet ; en wat het eerfte aangaat, het is zeker , dat de Koning onze Hoog Migende nimmer het klagen betwist heeft. (uuu) Schoon met grooten tegenzin. De Heele Nationaalen brengen deeze woorden  HE-C BRITSCH MINISTERIE. I4I ten teegenzin, aan ons zeiven dat Regt bezorgen , dat wy niet a iders kun- by, om ten fterkfte aantetoonen , dat het Manifest een famenftelfel van onwaa-heid en geveinsdheid is. „ Want zeggen ze , de„ wyl het alleen het doelwit van het , Engelfche Hof is geweest, om onze Re„ publiek te bederven , daar wy niec al, leen de bewyzen van hebben , in het „ ongeftraft vernielen van onze Koopvaart, „ maar ook dat Hof lang voor de ver„ klaaring van den Oorlog aan ons , reeds n geheime orders naar West-indien gezon„ den heeft, om onze bezittingen aldaar , „ tegen den duidelyken letter der Traótaaten „ aan , verraderlyk aantetasten, is het der„ halven onlochenbaar , dat deeze woorden „ bewyzen zyn van eenen laagen, geveins» „ den geest." Doch myne welaandagtigen ! dit kan ik er niet in vinden ; myns bedunkens fpreckt hier het Hof de waarheid , want , gelyk we boven gezien hebben , de Koning , die zeer goed is , had liever alles door behulp van zyne Engelfche Frien/fchap bèkoomen ; ik geloof in waarheid , dat het hem aangenaamer zou geweest zyn , met een ftille trom onze Zeevaart en Koop- han*  142 DAGBOEK VAN kunnen bekoomen : Wy moeten de Staaten Generaal aanzien , als Partyen in de belediging, welke zy niet willen repareeren, als Deelnemers in de Aggresfie, die zy weigeren te ftraffen, ; en onze maatregulen daar naa inrigten. Wy hebben derhalven (vvv) onzen Ambasfadeur belast, den Haaghandel tc bederven, en eene fcheuring in de Republiek te maken, waar door zy door binnéntaodfche Onlusten en Oproeren , door Stad tegen Stad, Provintie tegen Provinüe in het harnas te jagen , zich zelve den dolk in den boezem geftooken had ; het welk uit eene volgende Periode volkoomen blykt; dan dit niet wel gelukkende , doordien aan zynen eisch niet voldaan wierd, zag hy zich genoodzaakt , om dat zelve einde , namelyk het verderf van onze Republiek te bereiken, de Wapenen fchoon met tegenzin tegen haar op te vatten. (vvv) Onze Ambasfadeur bevoolen , den Haag te verlaaten. Broeder Jeremias de Droomer verhaalde my gistren nog met veel aandoening, dat wanneer hy het vertrek van dien Eng. Minister verftond, hy zoodanig  HET BRITSCH MINISTERIE. 143 Haag te verlaaten , en zullen zonder tydverzuim zoodanige Vigoureuze me- fures danig ontroerd en vcrfchrikt was , dat hy den volgenden nagt een zeer naaren en ysfelyken droom hadde gehad , welken hy my mededeelde , en welken ik oordeel dat mynen welaandagtigen nog tot ongemeene ftigting zal zyn. „ Ik droomde , (ik zal broeder Jeremias „ zelve laaten fpreeken ,) dat ik in een „ zeer groot en aangenaam veld was , „ welks uitgeftrektheid met het oog niet „ kon afgezien worden : In het midden „ van dit veld ftond een marmeren pe„ deftal en op dezelven een groot metaal „ beeld , het welk, naar de infcriptie , „ op den pedeftal gegraveerd , luidde , het „ Regt der Volken genaamd wierd; dit „ aangenaame veld was vol met wande■„ laars , van allerhanden ftand en ouder„ dom , welke den grootften eerbied voor „ dit beeld betoonden ; niemand ging het '„ zelve voorby of mydde met de uitterfte „ zorgvuldigheid het zelve , en groette het „ zeer beleefd en eerbiedig. Onderwyl „ hoorde ik van verre een gefchreeuw van: „ Uit den weg daar! uit den weg daar I „ en  144 DAGBOEK VAN fures by de hand neemen, als de gelegenheid ten vollen regtvaardigt, en onze „ en bemerkte wel draa , dat het door „ een kruijer veroorzaakt wierd." „ Ik fpoedde my ■ derwaard gelyk ook „ zeer veelen van de daar zynde wandes, laars , om te zien , waar door dit ge„ ragt veroorzaakt wierd , en zag eene „ aardige vertocning; namelyk een voornaam „ Vorstelyk perfoon , welke my toefcheen „ Koninglyke fieraaden aantehebben , zitten„ de , half in flaap zynde, op een kruy„ wagen , welke door een ander aanzien„ lyk perfoon , welken men zeyde zyn Se„ cretaris te zyn gekrooijen wierd , en ag„ ter welken een ander aanzienlyk man , „ dien men den naam van Ambasfadeur „ gaf, volgde , welke den kruijer met een „ zweep aandreef. De Vorst had eene heer„ lyke Kroon op het Hoofü, onder welker „ Juweelen groote en luisterryke Paarlen „ uitblonken ; in zyn eene haad had hy „ een grooten Cristallynen Scepter, dien men „ den Waterfcepter noemde , en in de an„ dere eenige gouden banden , welken men „ den naam van Vriendfchaps en Bondge„ nootfchapsbanden gaf. „ De  HET BRITS CH MINISTERIE. I45 onze waardigheid, en de weezentlyke belangen van ons volk vereisfchen. Wy „ De Kruijer krooy den Vorst zoo on„ befuisd, en zonder iemand re wyken , „ dat veelen daar door tegen het lyf ge,, reden wierden; onder anderen trof dit lot veelen onzer Landgenooten, voorna„ mentlyk door het aandryven van den „ Zweepvoerder. Een Philofooph , ziende , „ dat dit regt toe regt aan op het ge,, hciligd Standbeeld ging , fchreeuwde uit „ al zyn magt. Zagt Secretaris ! zagt! Waar heen toch met uw wagen ? Dit kruyen zal uw Vorst misfchien te laat beklaagen ! „ Doch deeze waarfchouwing was van geen de minfte vrugt , dewyl de kruy„ wagen zoo onzagt tegen den pedeftal „ gekrooyen wierd, dat het Metaalen beeld „ daar af en op het hoofd van den Vorst „ viel ; de paarlen vlogen van de Kroon „ af; de Cristallynen Scepter was in ftuk„ ken gebroken; de gouden banden waren „ van één gereeten , en de Vorst zelve „ zoodanig bezeerd , dat men niet zien kon of hy in zwym dan of hy dood was. „ Ik fchrikte zoodanig door dien val, s, dat ik in myn bed overend vloog, en K „ zeer  146 DAGBOEK VAN Wy wenscheen (xxx) uit agting voör de Hollandfche Natie in het algemeen, dat het mooglyk waare geweest deeze maatregulen tegens (yyy) Am- „ zeer verbaasd wakker wierd; wat is het „ dierbaar , broeders ! dat het maar een „ droom is ! " (xxx) Uit agting voïr de Hollandfche Natie &c. Het is byna onbegryplyk, zeggen de Heele Nationaalen , dat het Eng. Ministerie zoo onbefchaamd kan zyn , om nog van eenige agting voor de Hollandfche Natie te fpreeken; welke agting heeft Engeland ooit voor onze Republiek getoond ? of zyn het berooven van haare onderdaanen, en het verderven van rftaren Koophandel blyken van agting ? Anderen zeggen , dat men hier door het woord agting moet verftaan waardeering, op prys Jlelling ; en dat onze Republiek zoo hoog van den Koning van Engeland geagt of gewaardeerd wordt , dat hy om dezelve of haaren ryken Koophandel in zyne magt te krygen, de kosten van eenen gewapenden aanval hem niet te duur waren. (m) Tegens Amfterdam alleen in te rig' ten. Men vindt Uitleggers , die ftaande houden , dat deeze woorden den minften zweem van geveinsdheid niet hebben en opregt zyn, want, dat de Koning zeker- lyk  HET BRIT S CH MINISTERIE. 147 Amfterdam alleen in te rigten; doch dit kan niet gedaan worden, ten zy de lyk gaarn gezien had, dat de Staaten Generaal Amfterdam aan zyne plunderzugt overgelaaten hadden , waar door hy gemakkelyk die handeldryvende Stad benaauwd en derzelver Koophandel zonder wederftand vernield had ; dat hy daar door zeer gemaklyk zich van het overig gedeelte van* de Republiek zou meefter gemaakt hebben , dewyl de Koning zelve te kennen geeft , dat Amfterdam als het Hoofd , als het voornaamfte lid van de Republiek moet befchouwd worden ; maar , gaan ze voort, fchoon die eisch van het Engelfche Hof niet geveinsd was , hy was egter verfchrikkelyk zot ; hoe wonderlyk zou het luyden , wanneer men tegen iemand zei : Uw Hoofd heeft my beledigd ; ik vraag van die belediging Satisfactie , maar ik wil u daar voor niet flraffen; ik wil met u in vriendfchap Myven , indien gy maar uw Hoofd aan zyn eigen noodlot wilt overlaten , en my toeflaan , dat ik het afkap. Anderen- zeggen , dat deeze woorden wel degelyk geveinsd zyn, want al hadden de Staaten Generaal aan dien onredelyken eisch voldaan , (welke Engeland overtuigd was, dat geweigerd zou worden,) de Republiek egter door de wapenen van dat K 2 Ryk /  143 DAGBOEK VAN de Staaten Generaal onmiddelyk willen verklaaren , dat Amfterdam, in dit geval, geen hulp van Hun zal ontvangen , en overgelaten zal worden, aan de gevolgen van deszelfs aggresfie. Zoo lang Amfterdam toegeftaan word, (zzz) de overhand te hebben in de Algemeene Raadflaagen ,• en onderfteund word door de Magt van den Staat, (aaad) is het onmogelyk de aggres- fie Ryk zou zyn aangevallen, het welk, zeggen ze , volkoomen blykt, uit de verovering van St. Euftatius , waar toe voor de Oorlogsdeclaratie reeds orders afgevaardigd zyn. (zzz) De overhand te hebben &c. Sommige Uitleggers fpreeken dit zeer tegen ; zeggende , dat dit een misflag is, want indien Amfterdam in de algemeene Raadsvergadering de overhand had gehad, Engeland zich wel zoude gewagt hebben , om onze Republiek op dusdanigen toon aantefpreeken , dewyl die ftad alle pogingen heeft aangewend , om onze Marine bytyds in een ontzaggelyken ftaat te brengen. (aaaa) Is het onmogelyk de aggresjte tegen te gaan van zoo een confiderubel gedeelte van het geheel, zonder dat geheel zelfs  HET BÜ.1TSCH MINISTERIE. I49 fie tegen te gaan, van zoo een confiderabel gedeelte van het geheel, zonder dat geheel zelfs iri den ftryd te trekken. Doch wy zyn al te veel overtuigd van de gemeene belangen van beide Landen om ons niet te herinneren , in het midden van deczen twist, dat het eenigfte point, dat Wy beoogen, is, om in de Raadsvergaderingen van de Republiek een geneigdheid op te wekken, om zelfs in den ftryd te trekken : Zuster Barbara vraagde my, of de Koning met deeze woorden niet te kennen gaf; dat het belang van Amfterdam , aan dat van de geheele Republiek verknogt was ? En hoe of dit was overeentebrengen met den voorgemelden eisch des Konings , dat de Republiek , dit confiderabel gedeelte van haar geheel aan de vernieling zou overgeven ? Misfchien zei ze , denkt de goede Koning , dat de Hollandfche Maagd even als zyne oude Vriendfchap door ouderdom fufr. Volgens de voortreffelyke Spreuk van Zuster Duifje Folio 149. Ende de zotten waren zotter dan de zotheid zelve , en zy verbeeldden zich zottelyk , dat hunne zotheid ook andere volken tot zotheid nopen zou. K 3  I50 DAGBOEK VAN QbbV) om tot de oude vriendfchap wedertekecren, door ons die Satisfactie voor het gepasfeerde, en die (cccc) Securiteit voor het toekomende te (bhbb) Om tot de oude vriendfchap wedertekeeren. Onze welaandagtigen, die boven gezien hebben , dat de oude Engelfche Vriendfchap met eene ftille trom ons kaal plukte , zullen zeer wel willen geloven , dat de Koning de zuivere waarheid fpreekt, dat hy wenlcht , dat onze Republiek tot die oude Vriendfchap wederkeerde , en de zaaken op den ouden voet gingen, mits dat wy nu een weinig meer booden , om op zulk een ftille wys uitgekleed te worden, namentlyk hem Satisfactie te geven. (cccc) Securiteit voor het toekomende. De Uitleggers zeggen, dat wanneer de Koning het één had verkreegen , het ander wel van zelfs zou gevolgd zyn, en dat wanneer men hem met Amfterdam naar zyn zin had laaten omfpriugen, onze Republiek , of liever het reftantje van de Republiek alle magt benoomen was , om zich immer tegen de pogingen van Engeland té durven of te kunnen verzetten , en da: hy dus in ons onvormoogen genoeg Securiteit had. Anderen oordeelen , dat de Koning hier door deeze woorden ; Securiteit voor het toe-  HET BRITSCII MINISTERIE. 151 te geven, welke wy niet minder bereid zuilen zyn te ontfangen, als zy lieden kunnen zyn, om ons dezelve aan te bicden, en tot welkers bckoming Wy alle onze operatien zullen inrigten. Ons voorneemen is aUeerflyk om voor onze eige veiligheid te zorgen, door het verydelen van de gevaarlykc aanflagen, die tegen ons gefmeed zyn. (jlddd) Wy zullen altyd geneegen worden bevonden, om de vriendfchap met de Staaten Generaal te vernieuwen, toekomende , de gehecle Republiek verftaat , welke hy gaarn af hanglyk van zich zag, om het verlies van N. America te vergoeden, en dat het, dus begrcepen, eene waarheid is , dat by zoo , of liever , nog meer bereid zou zyn , om die te ontfangen , dan wy kunnen zyn , om hem dezelve aantebieden. (dddd) Wy zullen altyd Sc Wanneer men nagaat , dat het Syftema van onze Vaderen was , geweld met geweld te keer te gaan , en hunne Vryheid met Leeuwetanden te verdedigen , geloven wy gerede* lyk , dat de Koning aanfbonds tot vernieuwing van den Vreede zal geneigd zyn, zoo draa onze Republiek met alle kragt dat Syftema zoekt te volgen.  152 DAGBOEK VAN wen , wanneer zy opregtelyk zullen wederkeeren tot dat Syftema, dat door de wysheid van hunne Voorvaderen geftigt is , en dat nu is om ver geftooten door een veel vermogende Factie, die met (ecee) Frankryk famen is gefpannen, tegens de waare belangen van de Republiek, niet minder als tegens die van GrootBrittannien. (eeee) Die met Vrankryk famen is gefpannen. Hier van zyn tweederley lezingen , welke in onze Republiek haare Voorftanders hebben ; in fommige affchriften leest men , gelyk hier in den Text : met Vrankryk : doch in de meeste ftaat : met Engeland : welke laatfte lezing het meest omhelsd wordt. Wy fluiten onze Aanmerkingen , myne welaandagtigen ! met de woorden van den groottn Philofooph crato neronianus. Ende Philippus had eenen grooten Ezel , die moedwillig op het ys liep , viel , en zyn been brak , en zeer bitterlyk kreet en kermde, en alle de omftanders lelyk aan* zag , «Is of dit hem geftooten hadden. EINDE.      DAGBOEK van het BRITSCH MINISTERIE 3 Zederï bet begin der N. AMERICAANSCHE ONLUSTEN Tot op den tegenwoordigen tyd Met fraaye Koperen Plaaten van de Heeren Buis en Vinkeles verfierd. Uit het Engehch Vertaald en met Ophslde-rende Aanmerkingen voorzien. Dook WILLIAM PEN, Secundus. Te AMSTERDAM, By JOANNES ALLART. MDCCLXXXI.  I  DAGBOEK V A N 11 E T BRITSCH MINISTERIE. 1780. Jlfaandag den 3- January. De Edele Lord Secretaris heeft tyding ontvangen van wegen de Admiraliteit van de opbrenging der HoUandfche Koopvaardyvloöt onder het (tf) Convooy van den HöllandfV) Onder het Convooy van den Hollandfchen Admiraal &c. Hier over is onder de Uitleggers zeer groot verfchil ; fommigen houden ftaande , dat men dit over moet zetten : in het gezelfchap van den Hollandfchcn Admiraal ; want zeggen ze , indien de Miniflxrs toeftemden , dat de Hollandfche Oorlogfchepen de Koopvaarders g«eonvoyeerd hadden , dan zouden zy te kennen gceven , dat zy door het aantasten én A ver-  * Dagboek vam landfchen Admiraal den Grave van Byland met een Esquader van 5 Schepen en Fregatten van Oorlog. . Dat veroveren van iets , het welk de Sonverain van onze Republiek onder zyne befcherming had genoomen , het Regt der Volkeren gefchonden en onze Republiek een onvergeeflyken hoon hadden aangedaan ; niet al. leen me* het fchenden der Hollandfche Vlag , maar in die behandeling ley dan ook een ftilzwygende befchuld ging opgefloo'en , als dat onze Hooge Magten medehelpers en begunftigers van eenen ongeoorloofden handel waren ; want het is zeker , dat de Engelfchen die Hollandfche Koopvaardyvloot dus befchouwden , of dat zy wilden , dat men die als zoodanig moest aanmerken. Verder , zeggen ze , indien deeze woorden wilden te kennen geven onder de befchermi.g , dan zou men onze Republiek zeer grootelyks beledigen ; want men had hier zekere tyding , dat de Eng: Admiraal Fieiding volftrekt order had , om rret zyn Esquader op de Hollandfche Koopvaardyvloot te pasfen , en dezelve het zy met goed- of met kwaadwilligheid te vifiteeren; «en  het BritSCH MlNISTERIt j Dat de Kaptein Fielding , naar het Weigeren van verlof om de Koopvaardyfchepen te viliteeren , en naa dat door den men wist, hoe talryk dat Esquader was , en dat hoe fterk het Hollandsen Esquader ook ware , de Engelfchen , overvloed van Schepen hebbende , het zelve rasch zouden weten , jaa veel eer onze Schepefl konden uitlopen , en hun Esquader naa rato verfterken ; dus wist men te gelyk , dat het Esquadertje van den Graaf van Byland te gering , te zwak was" , om die Koopvaardyvloot de nodige befcherming te verkenen , en het geweld der Engelfchen aftekeeren i en dat wanneer het tot Convooy gefchikt was , men het moest aanmerken , als of men iemand , welke men vreesde , dat op zyn weg door eea bende Struikrovers zou overvallen worden , een kind tot verdediging medegaf. Anderen verftaan hier door Convooy, geleide : niet in die uitgeftrektheid van zin * dat men daar onder eenige befcherming wil begrepen hebben , maar alleen dienende tot gezelfchap , en om eene uiterlyke vertooning van magt te maken» A a  4 Daóboekvam den Hollandfchen Admiraal op een vaa hem daar toe uitgezonden boot (F) gefchooten was , hy insgelyks een fchoot op Er zyn nog andere gedagten over de verklaring deezer woorden ; doch dezelve behagen my zoo mh als de bovenltaande ; men kan uit allen ligtelyk opmaken , dat men het niet ter deeg verhaat , en dat men tegenswoordig in Holland niet meer weet , wat Convooy is. (P) Gefchooten ivas &c. Onkundigen zeggen , dat die geheele actie zeer wel te vcrgelyken is by die uit een marionnette fpel ; want , zeggen ze , zoo draa de Hollandfche Admiraal zag , dat het de» , Engelfchen ernst was , om met die vifitatie voort te gaan , kon hy zeer wel begrypen , dat zyn afvuuren van ééne laag hen daar niet van zou te rug houden , en zoo hy voornemens was geweest , het ( hoe zwak hy ook ware ) tegen hen vol te houden , dan moe^t hy het met die eene laag niet hebben laten zitten. Doch die zoo fpreeken en denken , zyn lieden ruim zoo "kettersch als de Sociniaanen , want men moet aanmerken , dat. die gantfche actie niet meer  met Brïtsch Ministerie. 5 op den Holl: Admiraal gedaan had , die hem daar op de volle laag had gegeeven, het welk door den Engelfchen Admiraal op ge. meer dan een Compliment is geweest , gelyk men niet alleen kan opmaken , dewyl er noch fcheepsvo'.k gedood of gekwetst is , maar voor al uit de daar op gevolgde vriendelyke ceremoniën. Om u myne wel aandagtigen ! een goed en naauwkeurig denkbeeld van de krygscomplimenten te geven , zal ik dezelve met de uitlegging of verklaring daar tegen overgefteld in twee colommen plaatfen. De Admiraal Fielding zendt op hooge orde een boot naaide Hollandfche koopvaarders om hen te vifiteeren. IN. B. dit was maar voor de leus , om quafie een forme van regt door dit on dsrzoek te volgen , want men wist in Engeland reeds, welke fcheepen met Byland De Admiraal Fielding [laat zyn Compliment maken aan den Hollandfchen Admiraal uit naam van zyne meesters , en zegt hooge orde te hebben , om hem van de raoeyte te ontdaan , van de Hollandfche koopvaarders verder te verzei len. A 3  6 Dagboek vah gelyke wys wierd beantwoord , dat daar op de Hollandfche fehepen geftreeken hebbende , en de koopvaarders genoomen zyn- de, land zouden vertrekken , en waar msde zy geladen waren , zoo als ftraks uii den brief in den text blyken zal ; waarlyk een overheerlyk teken , dat de Engelfchen zoo veel eerbied voor het heilig Regt hebben , dat zy zelfs in de onregtvaardigjl» handelingen , deszelfs uit erlyks plegtigheden in agt nemen. De Admiraal Byland lost daar op een Canon kogel op de boot. De Admisaal By* land geeft daar op ta kennen , dat de Heef Fielding zich te veel moeyte gaf, en hy onwellevend zou zyn , in-  het Britsch Ministerie. jr de , de Heer Fielding aan den Hollandfchen Admiraal had laten aanzeggen , dat hy zyne Vlag wederom kon doen opheisfchen en De Admiraal Fielding fchiet weder op Byland. De Admiraal Byland geeft daar op aan Fielding de volle laag. De Admiraal Fielding indien hy van die aanbieding gebruik maakte. De Admiraal Fielding betuigt wederom, d t het hem tot eer zal verllrekkm , en dat zyne meesters het hem kwalyk zouden neemen , indien hy den Hollandfchen Admiraal niet van die moeyte ontilaagen had. De Admiraal Byland excufeert zich wederom, en geeft ten fteikften te kennen dat hy nooit zal toeftaan , dat een ander zich met zyne commiffies bezwaare. De Admiraal FielA 4 ding  8 Dagboek van De Admiraal By. land ft-ykt danr op terftond de vlag en geelt zich over. en zyne reis vervorderen , maar dat diex Admiraal het eerfte aangenoóraen , en geweigerd had , de fchepen onder "zyn Con- 4 vooy ding bèandwoordt dit i ding verzekert By. wederom met eene land ten fterkfte , volle laag. dat hy hem van die moeyte ontflaan zal , en verzoekt hem geene Complimenten deswegens te maken. De Admiraal By- land hecnn daar op zeer onderdaning den hoed af, en betuigt dat hy verlegen is met de aanbieding van Fielding, en d.it hy zyn ootmoedige dienaar is. De Admiraal Fielding verzoekt Byland zyn hoed wederom optezetten , en zich toch om zynent wil niet langer optehouden. De De Admiraal Fiel&ng zeüt , dat Byland zyn vlag weer kan bphéysfchën en zyn reis vervorderen.  het Britsch Ministerie. . ....... non , Mortieren , . . . Verarden , Stinkpot- ten , Forquetjlokken , . • ♦ Bandeliers , Salpe- . . ter , Koers , Mus- . quetten , Helmen , Doch zullen hief Harnas/en , Curas- van uitgeflooten zyn * fen i en diergelyke Casquetten , Helmen , foort van wapentuig, Harnasfen , Curas- Soldaat-en ; Paarden , yê« , mits die tot en alles wat tot het geen ander gebruik . toerusten van Paarden dat om de lykborden nodig is , Holfters , en wapens der over- Draagbanden en al- ledene officieren te lefley krygsgereed- verfieren , zullea fchap. verftrekken. Art. IV. Art. IV. ■Onder -de verboo Onder de verbooden goederen zullen den goederen zullen deeze volgende waaren alle de volgende waaGEENS1NTS wer- ren AL MEDE werden gerekent ; te den gereekend ; te  «ut BRiTsea MtwistËRtÉ. ïf welk wy ü aafibeveelen üwe vonnisfen te re* weeten * alle foorten weten , alle foorten van Lakênen , en al- van Lakenen &c, . » le andere TVolIe Ltn . tie Zyde of Catoene . Manufaêtuuren , van * . , wat zoorte , die ook , . . « Voort al- zoudefl rnoogen wee- lerley flag van klee- zen : Voort allerley ding , boe genaamd, flag van kledinge , tot de plunje dcf met het geene daar Matroozen en fcfteeps* van zy werden ge- lieden incluis ; als maakt, Goud en Zil- mede het geen , dalf ver , zoo gemunt van die wordt ge« als ongemunt , Tin maakt &c. . . . . Tzer , Loot , Koo- . ....... per , Kooien , Tariv Gerst en allerhanden . ....... zoorten van Koorn of . . ...... Graan , Tabak , als . ....... mede allerley zoort . ....... van Speceryen , ge- . ....... zouten en gerookt . ...... « Vleesch gezouten en gedroogde Visch , kaas * Boter, Bier , Oly Wyn , Zuiktr en al . .....»„ B •  sc Dagboek van regiüeeren. Dit doende &c. Op allerley, zoort van Zout , ook generalyk alle Provifien , welke tot fpyze der Menfchen en onderhoud des leevens van nooden zyn , vdorts allerley flig van Catoen, Hennip , Vlas en Pik , Kabels , Zeilen en Ankers , ook Masten , Planken , Deelen en Balken van allerhande boomen , ook alle andere dingen om Scheepen van te bouwen en te repareeren ; zullen meede onder vrye waaren gerekend worden allerhande andere waaren , die in het naast voorgaande Articul niet en zyn begreepen T zoo dat die van 'de Zullen meede onder Contrabande waaren gerekend worden allerhande waaren , welke in dit noch in het voorgaande Articul niet en zyn uitgedrukt , zoo datze van de onderdaanen van de Heeren Staaten geenfints in die plaatzen met dewelke zyne Majefteit in vyandfehap is zullen mogen ingebragt worden -• edog behoudt zyne Majefteit voor zich het regt om hief in naa tydsomftandigheden zulke verande* ringen te maken , als het hem zal goeddunken.  HET BRITSCH MI NI S TERIE. 11 Op dato den 4 January , 'sna- de onderdaanen van Hoogstgedagte zyne Majefteit ook in die plaatfen, met dewelke de Heeren Sta?ten in vyandfehap zyn , zoo ook wederom van de onderdaanen der Heeren Staaten , in de plaatzen , welke de vyanden des Heeren Konings onderworpen zyn , vryelyk overgevoerd en ingebragt moogen worden , uitgenomen alleen die Steeden en Plaatzen , we ke belegerd , omringt of bezet zyn , in het Fransch , Blocquées ou investies. Indien myne geliefde lezeren dit nieuw Traflaat met aandagt nagaan , zullen zy zich niet verwonderen , dat de Engelfchen zoo aazen op de Hollandfche fchepen, en dat het ■B 3 ne-  ts Dagboek yam 's namiddags omvier uuren het nemen derzelven , en bet confisqueeren der Ladingen zeer wei met hunne billykheid befhan kan ; jaa zy moeten overtuigd zyn , dat de Admiraliteit van Engeland al zeer genadig met onze kooplieden handelt , waaneer zy hun de lading dier opgebragte fchepen paar haar goeddunken betaak 4 't is waar ; de correspondentie onzer kooplieden wordt daar door wel afgebrooken , en de Koophandel geruineerd en verleid , maar die is thans ook een zaak , w-dke in Holland zelve weinig geteld wordt. Wat fcheelt het een edelman of de koopman te grond gaa , daar hy gerust in weelde leeft , en in alle vermaaken zwemt ? Een Phüofooph zal misfchien beweeren , dat de koophandel van orj. ze Republiek te grond gaande , de Republiek zelve en dus zoo wel de adel als de burger in het verderf wordt geftort ; maar die Phüofooph denke , dat de edelman tot nog toe ëeen ryd n°eb lust heeft, om zoo ver te denken , en dat hy die befpiegelingen aan zyne kinderen overlaat. Maar fommige Uitleggers zeggen en vraagen; Wie geeft het Hof van Engeland  het Britsch Ministerie. 23 het Ministerie heeft een * magt tot deeze verandering ? Is het geoor„ loofd dat een Auteur het werk , dat hij niet „ geheel en alleen heeft gemaakt, geheel en alleen verandere , en dus zyn mede Au„ teur daar buiten fluit ?" Dit heeft zoo wat fchyn ; maar geliefden de Engelfchen zelve begeeren dit niet; och neen ; zy verlangen, zelfs, dat onze Natie iets tot de verandering en verbetering van dat werkje , of iets daar toe behoorende , toebrenge , gelyk wederom uit de volgende misfive zonneklaar blykt. Lord .Zebedeus wenscht zynen Broederen en Zusteren in Holland alle heil l Eerwaardige Mannen ! Dierbaare BROEDtREN ! Het is ons zeer lief, dat de Hollandfche regeering niets heeft tegen de zerandering door ons in het Tractaat van Marine gemaakt alleen verflaan wy , dat fommigtn oordeden, dat dewyl dat werk en door Engeland en door Holland ie zamen is opgcfield , het billyk en regtmatig was , wanneer daar eenige verandering in moest gemaakt worden , dat beide de partyen daar toe de behulpzaame hand leenden. Deeze aanmerking is zeer gepast ; en dewyi B 4 ott*  ~4 Dagboek van een omftandig verhaal van onze Ministers van eerlyke en regtmatige denkbeelden tot overlopens vol zyn , zal het hun aangenaam -wezen , indien de Phllandfche re* geering mede tets tot verbetering van het zelve wilde toebrengen , dewyl die buiten tegenspraak als mede Auteur dat regt heeft ; .het zou ons ten uitterjlen aangenaam zyn , indien gy dezelve op de eene of andere wys konde bewegen om by provifie het Formulier van hunnen zeebrief naar het nevensgaande voorfchrift te veranderen. Wy wenjchen u hier over zeegen en voorfpoed. Uwen hulzoekende Broeder. Lord ZèB'T}"vs. Formulier van de- OUDEN ZEtBRIFF, Volgens de dispofi tie van het vyfde Ar tieul van het TraStaat van Marine , zoo als dezelve aan de uitvarende fchepen en vaartuigen wordt verleend. Deorlugiïgfle Dooreg* Formulier van den Zfir B8IEF. Zoo ais het ons Ministerie zeer aangenaam zou zyn , indien de Heeren Staaten van Holland konden goedvinden denzelven daar naa te veranderen en interigten» Door-  het' Britsch Ministerie. 25 van die gevvigcig voorval lugtige ckc. Regenten van alle Steden en' Plaatzen , zoo "geestelyke als wereldlyke , die deeze tegenwoordige zullen zien of leezen : wy Burgermeesters en Regeerders der ftad. . . doen te weeten dat. . fchipper van het fchip voor ons gecompareerd is , en met folemneelen eede verklaard heeft , dat het fchip genaamd. .... groot omtrent. . . . .... lasten min of meer. . , . . . . . waar van hy tegenwoordig Schipper is , de ingezetenen dezer vereenig- doen DooHugtigfte Doorlag' tige &c. Regenten van alle Steden en Plaatzen , héhnorende onder het gebied van zyne Majefteit den Koning van Groot - Bn'ttanien , die deezen zullen zien of leezen Sc. • ••••••» *5  «6* Dagboek van mede doen deelen aan dea .... Dat hy mag binnen komen en aldaar verblyven ia UEd. Havenen of Ri- nigde Frovintien is toebehorende , &. En nadien ons ten hoogden aangenaam zoude zyn , dat den voorfcheiden fchipper in alles wierde voort geho'pen , het welk hy eerlyk en regtvaar dig zal ondernemen , al waar de gezeide Meester of fchipper met zyn fchip , en inhebbende waaren mag belanden en aankomen , dat men hem gunfteiyk gelieve te ontvangen, be leefdelyk te onthalen en naa de wettige betaling der ordinaristollen , en andere dingen, in te laten ko¬ men , dat hy mag binnen komen , verbly- vieren tot in Eeuwigheid.  HET BRITSCH MINISTERIE. %f den (ƒ) Extraordinaris Ambasfadeur der Heeren Staaten Generaal, den Grave van Weideren, met aanzegging, dat het zich zeer beledigd' vond door de refistentie , welke de blyven in UEd: Havenen , Rivieren en Domeinen , weder uitvaaren , en allerley regt van Zeezaaken , Koopmanfchappen en Commercien gebruiken in alle Plaatzen daar het hem best en geradenst dunken zal &c. (ƒ_) Extraordinaris Ambasfadeur. Myne wel aandagtigen gelieven hier voor al het woord extraordinaris niet te verftaan , gelyk men het in de daaglykfche verkering gebruikt , voor iets , dat niet is gelyk de gewoonlyke natuur der zake het vereischt, en mede brengt ; gelyk men zegt van iets dat grooter, kleiner, dikker of dunner is dan gewuonlyk * het is extraordinair groot ; en dat men hier dus door dit woord extraordinarii zou verftaan , dat zyne excellentie meer of min-  8 Dagboek van dc Hollandfche Admiraal aan zynen Commandeur gedaan hadj Woensdag den 5 January. De Heer Graaf van Weideren heeft in eene conferentie , heden met de Lords Staatsfecretarisfen gehouden *, ernftiglyk egter met alle befoheidenheid geëischt , dat dc opgebragte fchepen volgens (g) de wetten der Natie , en minder gedaan had , dan zyn pligt vereifchte, geenzints ; myne geliefden moeten hier door verftaan , een buitengewoon Afgezant; gelyk het zeer gemeen is , deezen tytel aan de Afgezanten te geven. 00 Volgens de wetten der Natie Sc. Broeder Jonathan zeide laast in de vergadering, dat dit bygebragte duidelyk aantoonde, dat niettegenftaande de Graaf van Weideren veele jaaren in Engeland gewoond en met de Ministers verkeerd had , hy hier egter, behoudens a"en eerbied en agting , toonde , dat hy het waar caracter van het Engelsch Hof nog niet had leeren kennen, dewyl hy dan zekerlyk zou begreepen hebben , dat zy , die met de Traétaten naar hun zin omfpringen , geenzints zich aan de wetten der Natien  het Britsch Ministerie. 29 en het ;Rcgt der Volken- terftond zouden worden ontflagen , en dat Holland een vrye Republiek zynde ook een vryen koophandel moest genieten. Doch de Ministers toonden, zyne Excellentie ten duidelykfte aan , dat zy in de (h) noodzaaklykheid waren , om op die tien ftooren , maar dat hun wil by hen de opperde wet is : hy befloot dit met te zeggen dat misfchien de Ridder Jorke beter in de geheimen , in het waar Systema en caracïer van ons Hof en onze Ministers ervaren was , dan de Graaf van Weldcren in die der Engelfchen. (h) In de noodzaaklykheid waren. De noodzaaklykheid is een der hoofdarticuls van het Jingelfche wetboek , het welk ook alleen maar door het Ministerie en deszelfs onderdajaen geëerbiedigd wordt ; en met regt, want dit articul is alleen genoegzaam om den fchuldigen van den eisch van alle wetten hoegenaamd vry te fpreeken. Een ftruikrover berooft iemand op de publieke wegen van alles, hy wordt gevat en over openbaaren roof en afzetting befchuldigd ; doch hy beroept zich op de noodzaaklykheid, in welke hy was door ge-  $6 Dagboek vak die wys te handelen ; doch om deti Ambasfadeur te vreede te nellen , beloofde men hem, dat de Reders der fchepen in allen opzigte fchadeloos zouden gefield worden. Eodem die. Het Ministerie heeft de Procla made des Konings goedgekeurd, in welke zyne Majefteit toont (of liever zyne Secreta» rigfen in zyn naam ) dat er zeer veel rede is om te vermoeden , dat ( i) zyne ongebrek aan geld , en terftond fpreekt die volgens het Ministeriaale codex hem vry. Een Minister offert aan zyn belang en Staatzugt een gantsch koningryk en milioenen onderdaanen op ; volgens de Goddeiyke en menfchelyke wetten moet hy als een landverrader geftraft worden ; maar hy verantwoordt zich met de twodzaakelykbeid , in we ke hy was , om zyn gezag ftaande te houden, en zyne kinderen en Familie te verryken ; en daar door ontduikt hy den byl of ftrop. Ziet ge nu wel myne geliefden ! dat de Ministers zeer wyslyk handelen , wanneer zy zich in alle gevallen en alleen op de wet der noodzaaklykheid beroepen ? Ken heerlyke en profytelyke wet ! (0 Zyne onderdaanen. Veele driftige lieden, die  het Britsch Ministerie. 31 onderdaanen zyne vyanden met Geweer, Oorlogs en fcheepsbehoeftens en levensmiddelen voor hunne krygslieden onderfteunen , het zy direkt, het zy indirekt door dezelve naar Neutraale Mogendheden te doen vervoeren , van waar dezelve door de vyanden van Groot - die onze Bondgenooten een kwaad hart toedragen , zeggen , dat George of zyne Ministers in het aantasten en opbrengen der Hollandfche koopvaardyfchepen niets dan , gelyk men zegt , lpykers op laag water hebben gezogt, want zeggen ze, wat is de rede, welke het Ministerie voorgeeft , als de oorzaak , dat zy de Hollandfche koopvaarders laten nemen , opbrengen , mishandelen confisqueeren , 0? tot bederving van onze correspondentie , quafi met een fchyn van regtvaardigheid zich toeëygenen en dezelve betalen ? Alleen het vermoeden , dat dezelve met Geweer , Oorlogs en Scheepfbehocftens geladen zyn ; maar vragen deeze driftige lieden verder , warom hoort men niet, dat George in plaats van op onze fchepen , op die van zyne eige onderdaanen laat pasfen> dezelve neemen , opbrengen en vifiteeren , daar ley hem het eerst en vter al aan gelegen?  3£ Dagboek van Groot - Brittanie worden afgehaald , warom zyne Majefteit een Premie van 300 ponden fterlings belooft aan die geenen , die zoodanige perfoonen zullen ontdekken. . Donderdag den 6 dito. Deezen morgen was 'er een hevig debat onder de .Ministers over hec opflel van eenen nieuwen eed , welken de Ministers by hunne aanftelling zouden moeten afleggen. Lord ISf., een zeer gemoedelyk man , wilde dien geheel hebben afgefchaft , als zynde maar een beuzeling , op welke" in het geheel geen agt meer wierd geflagen , dewyl het niet mogelyk! was , dat .een tegenwoordig Minister dien. niet verbrak.--— Lord G. ftemde dit toe,, doch zeide , dat het ook eene waarheid was dat men niemand in het tegenwoordig* Ministerie plaatfte , dan van welken men wist , dat over alles heen kon flappen ; en dat dus het doen van een Ministerlyken eed weinig zwarigheid in had ; dat niemand tot het Cabinet wierd toegelaten , dan die bekwaamheid genoeg had , om de vingers om hoog te fleken , en eenige woorden te prevelen , en dat 'er tot het doen  het Britsch Ministerie. 33 doen van een Ministerlyken eed niet meer Wierd vereischt. Lord H gaf in bedenking , al was het alleen uit welftaanshalve , of het niet beter ware , om den eed te doen en te kunnen onderhouden , dat men uit de wetten , zoo heilige als politieke , eenige periodes en articuls uitdeed ? Eindelyk wierden alle zwarigheden uit den weg geruimd door den Edelen Lord. S. welke traande hield , dat de eed afhanglyk was van het ampt , maar niet het ampt van den eed ; dat mert een eed nu fus dan zoo moest verklaaren , en dat men naa die verklaaring te werk gaande , nimmer zwarigheid had , van zich aan eene eedbreuk fchuldig te maken. Dit eenparig goedgekeurd zynde , wierd beflooten eenige verklaaringen van KoningsMinisteriale - en Parlementaire eeden opteHellen. Koninglyke eed heeft alleen plaats by het aanvaarden van de kroon , wanneet? de Vorst plegtig zweert het heil zyner onderdaanen , waar hy kan , op eene billyke wys te berorderen , hen by hunne regC tèti,  34 Dagboek van ten en Privilegiën ongefchonden te bewaren , cn hen tegen alle geweld te verdedigen. Deeze oed heeft dezelve kragt en is van dezelve waarde als een wisfelbrief, en kan op gelykc wys op de flaatsdienaars gcëndosfeerd worden. Eed der Ministers van getrouwheid aan den Koning ; deeze eed moet alleen (trekken , om den Koning in het volvoeren van den Koninglyken eed behulpzaam te zyn , en daar toe medetewerken ; dewyl de Koning heeft gezwooren , het heil zyner onderdaanen te bevorderen , moeten de Ministers als de eerste en voornaamfte onderdaanen des Konings ook het eeist voor hun eige heil en dat hunner familien zorgen en daar de Koninglyke op hen geëndosfeerden eed ook behelst , de onderdaanen by hunne regten en Privilegiën te bewaren , en hen tegen alle geweld te verdedigen , zyn de Ministers verpligt , als de eerfte onderdaanen , hunne eigen regten en Priviligien , welke zy naar hun goedvinden kunnen maken en Hellen , zorgvuldig te bewaaren , cn zich tegen alle  het Britsch Ministerie 35 alle geweld , tegen alle beknibbeling vr.n hun gezag , tegen alle volksbefchuldigingen te verdedigen. Eed van geheimhouding ; volgens dezelven agten de Ministers zich verpligt voor den Koning de waare gefteldheid van het Ryk , hunne kuiperyen en hunne oogmerken geheim te houden ; voor al moeten zy zorg dragen , dat de onderdaanen niets van dit alles weten , en daar toe mogen zy gebruik maken van valfche berigten en uitfbrooyingen. Eed van de leden van het Parlement; deeze verpligt de leden van het Parlement om den Koning getrouw te zyn , cn dewyl de Koning zyn gezag en Regeering op zyne Ministers getransporteerd heeft , zyn de Parlements leden verpligt hun getrouw te zyn , en in alles zich naar het goedvinden der Ministers te fchikken. Eodem die heeft het Ministerie beflooten eenige Nieuwstydingfchryvcrs door een geheim prefent verder aantemoedigen , om de handelingen der Ministers ten Hemel te verheffen , en daardoor het ongenoegen van het morrende gemeen te doen bedaaren. C a DingS"  36* Dagboek van Dingsdag den iS Jannuary. Deezen morgen is door een Engelsen liefhebber van het Ryk overgeleverd de volgende misfive. Aan de Hoog Edele Lords Secretarisfen en verdere Ministers van onzen (Jt) roemwaardigen Koning , George de IHdc Mylords ! Ik weet ulieder verlegendheid , om uw tegenswoordig Systema van Regeering volte- hou- (&) Roemwaardigen Koning. Veele , die gelyk de kinderen der Waereld denken , Vragen » « Welke daad heeft George de III „ gedaan , die roemwaardig is ? heeft hy , 4, zoo lang hy den naam van aan de regeering „ te zyn , heeft gehad , wel eene daad ge,,'daan, die roemwaardig is ? is het roem„ waardig , dat hy de Privilegiën der Noord„ Americaanen heeft gefchonden ? is het roemwaardig , dat hy het Regt der „ volkeren onophoudelyk fchendt , en „ de Traclaaten , met zyne Nabuuren „ gemaakt , verbreekt ? " Myne wel aandagtigen ! indien het gemoed niet bedaard is , kan de driftige mensch , uit alles , even gelyk de fpin , vergift zuigen ; het  HET BRITSCH MINISTERIE. 3*7 houden ; gylieden Mylords ! hebt niets verzuimd om Engeland over de Waereld te doen heerfchen , ten minsten, moet men die het is zoo , zoo veel de regeering aangaat, kan geen één mensch met een ruim gemoed zeggen , dat de regeering van deezen tegenwoordigen Koning roemwaardig is , het kan niet ontkend worden, dat Engeland nimmer zoo verarmd , en in alle deszelfs Takken zoodanig verminderd is, dan onder de regeering van deezen Koning ; maar behalven dat de Regeering van het Britfche Ryk op de Ministers geëndosfeerd is, neemt dit ook niet weg , dat hy daarom in andere opzigten roemwaardig kan genaamd worden; en dit is te bewyzen. Wordt niet altyd de populatie van een Land voor een bron van deszelfs geluk aangezien ? dit kan niet ontkend worden ; tot bewys daar van verftrekt' dat zoo veele Vorften , de heerlykfte voorregten en beloften hebben vastgefteld voor die geenen , die zich in hun gebied kwamen ter nederzetten , alleen om daar door de vreemdelingen tot zich te lokken ; fommigen heb* C 3 beu  g8 Dagboek van dit uit ulieder manier van regeeren , uit uwe handelwyzen opmaken. Ongelukkig , dat uwe desfeinen niet wel geflaagd zyn , en dat andere volkeren , jaa zelve die , welke voor eenigen tyd afhanglyk van ons waren , zich tegen deeze uwe pogingen hebben gekant ; nog meer ! uwe onder- daa- ben zelfs op de voortteling groote premien gefteld , en de hnderpaalen , die de huwelyken dwarsboomden , uit den weg geruimd ; het is derhalven zeker , dat een Vorst roemwaardig is , wanneer hy zyne onderdaanen daar in voorgaat , en te meer , daar zyn kroost zoo veel waardiger en dierbaarder is dan dat van andere gemeene burgeren. Wie - is nu onder de Vorsten hier in George den liiden gelyk ? jaar op iaar fchenkt hy zyne onderdaanen , met die gulheid , die een Koning voegt, een vorstelyke telg, en eens gefield , dat zyne onderdaanen over het geheel genoomen jaarlyks eenige milioenen lterli.-igs verarmen , zy worden daar en tegen jaarjyks een Prins of Prinfes ryker. —- Het is derhalven zeker dat Geor* ^e vjoral in dit opzigt de roemwaardigfte Vorst van allen is, •»  het Britsch Ministerie. 39 daancn zelve begrimmen ulieden ,• men zngt onder 'sLands fchulden en het verval van onzen voorfpoed ,• er zyn leden van het Parlement , die ftout genoeg zyn , om rekening te eisfehen van de lommen , gedurende eenige jaaren bedeed en verfpild,welk eene onbefchaamdheid Mylords ! zy, die misfchien voor hun vermaak duizenden ponden aan wildbaanen , aan paarden en jagthonden verfpillen , zy zouden ulieden bedillen dergelyke verkillingen , al zyn die een weinig grootcr , aan uwe kinderen ert Familien te kosten te leggen ! het is waar, men kan zeggen , dat die byzondere perfooncn , hunne verteringen, hunne vermaken uit hunne eige beurs , en niet ten koste van de onderdaanen doen , maar men. kan hier op ook met alle regt antwoorden , dat, de onderdaan verpligt is 'sLands overheid (7) met goed en bloed bytefpringen en (/) Met goed en bloed bytefpringen» Myne wel aandagtigen ! niets is gemeener ■> - dan dat 'veele Engelfchen en andere Volkeren de Ministers van eene kwaade regeering en eeC 4 n®  ao Dagboek va n en te helpen , en dewyl gylieden de • verheid onzes Konings en zyner onderdaa* »en zyt , zyn zy buiten twyflel verpligt de kosten , welke gylièden tot grootmaking van u zeiven en uw gefiagt nodig hebt , met blydfchap goed te maken. Het is onverantwoordelyk , dat eene roemjiugtige Natie , gelyk wy de eer hebben te zyn , tegen ulieden mort, en ulieden al «e flegte huishouding befchuldigcn , en bet is de waarheid , dat veele parlementsleden , die men de Tegenparty noemt , hen tot het doen van rekening hebben willen dwingen , om te weten , waar die onnoemelyke fommen aan te kosten zyn gelegd ; maar is er tot nog toe wel één geweest , die hen rekening heeft willen afvergen , warom zy zoo veel onfchuldig bloed hebben vergooten , , gelyk zy in den onregtvaardigen Noord - Americaanfchen oorlog hebhen gedaan , daar niemand zal tegenfpreeken , dat het bloed der onderdaanen verre boven hunne goederen te fchatten is ? Is dit niet een vast bewys , dat men hun dit ten goede houdt , en dat zy volftrekt aisester daar van zyn ?  het Britsch Mi n i s t £■ r i e. 4* al de fchuld wyt van de akelige ómftandigheden , in welke wy gedompeld zyn, van de duizend Engelfchen , Mylords 1 is er immers geen één , die eenige agting of liefde voor eene andere Natie heeft , en wy zouden u vergen , deezen onzen aange» •booren aart te verzaken ? wy zouden gaarr ne zien , dat gylieden meer toegevendheid { meer billykheid , meer agting voor onze nabuuren haddet dan - wy zelve ? Loutere dwaasheid ! Voor al moet men het alleen aan den nyd toefchryven , dat men ulie? den voor, valfche huichelaars uitkryt ; om dat gylieden gedurig betuigt , dat gy niet baatzugtig \ zyt , en alle uwe pogingen alleen uit eene waare genegendheid voor de IVatie voorkoomen : ik geloof dit zoo min . als eenig ander Engelfchman , Myj lords ! maar'ik zal my egter wel wagten van ulieden op zulke eene onbetamelyke \vys • met die befchuldiging te beledigen ; hoe ! weet men niet , dat elke ftand van inenfchen zyne byzondcre en gewoone fpreekr wyzen heeft ? en zou men ulieden eene uitdrukking , eene verzekering ten kwade C 5 . dui-  4* Dagboek van duiden , welke men zonder de minste moeylykhejd uit den mond van een kwakzalver hoort , niettegenftaande zyne betuiging dat hy geenfints om winst of voordeel, maar alleen om de arme zieken te helpen , in het publiek op het Theater verfchynt , geen haairbreedte opregtcr is dan de uwe? Het is onregtvaardig , het is fchreeuwend onregtvaardig. Indien de Natie begreep , dat her hedendaagfche Ministerie een Toneel was , op het welk de Koning voor ftomme en gylieden Myiords ! voor de 'Helden van het Rtik fpeelt , zou zy u niets kwalyk nemen ; de Natie Myiords ! de Natie zelve fpeelt ook mede , ■ en zal buiten twyffel de ongelukkige Prinfes van het Treurfpel zyn , die fheuvelen zal ; maar dit alles ftrydt niets tegen de Toneelwetten , en daaröm moet niemand ulieden in het ipeelen van uwe rollen hinderlyk zyn ; intusfchen zult gylieden zeer voorzigtig handelen , indien gy de Prinfes van het ftuk, die fterven moet , de 'oogen zoo het mogeIyk is , fluit en toebindc ; zy mogt misfchien  het Britsch Ministerie. 45 fchien uw doelwit te klaar bemerken , eer gylieden aan het laatfte Bedryf waart ; dit zou een oorzaak kunnen zyn , dat men u tot kaarsfefnuiters promoveerde ; houdt mynen raad ten goede , Myiords ! ik weet , dat een ftaatsdienaar , die kloekmoedig genoeg ■ is om zyn Vorst en het Ryk aan zyne ftaat-en gewinzugnge oogmerken opteofferen , met Arg»is oogen moet rond zien ; derhalven is de geveinsdheid voor al noodzaaklyk , niet alleen , met voor het uitterlyke te veinzen het belang van het Ryk te zullen behartigen , maar de Godsvrugt zelve moet ulieden daar in de behulpzaame hand bieden ; deeze is de beste fluyer om de oogen van het gemeen toetebinden ; deeze is de beste dekmantel, om uwe waare inzigten te bedekken ,* by iedere Memorie , bekendmaking en andere publieke gefchriften , moet ge niet vergeeten dezelve rykelyk te dooripekken , met yast vertrouwen op 'i Hemels by/land ; Goddelyken zegen ; billykheid van uwe zaak , het waare belang van Land en Kerk ; onregtvaardige vyanden ; en derge-  44 Dagboek van gelyken ; voor ai moer. gylieden u gedurig beroepen op uw vry geweeten. ■ • Gy zult zelve zeggen , dat dit geveinsd handelen is met uwe onderdaanen ; het is zoo ; maar handelen de beste vrienden van u en het Hof anders met ulieden ? kunnen zy ooit geveinsder fpreeken , dan Wanneer zy den Koning verftandig en ulie den eerlyk noemen ? Eene zaak is er Myiords ! welke ulieden dit weet ik , in groote verlegenheid brengt , namelyk de vinding van de gedurige en aanhoudende klimmende lasten , die uit de vermeerdering der fchuldcn moeten volgen gy vreest niet ten onregt ; dat het Volk, eindclyk weigeren zal u uwe begeerten intewüiigen ; het is derhalven de .pligt van uwe vrienden , om met en voor ulieden te denken , welke .lasten het minst drukkende Yoor het algemeen zullen zyn , ,en egter important veel zullen opbrengen zou het niet beter wezen , Myiords ! op misdaden imposten te ftellen , dan op de Producten van ons Land ? dit zal ongeSyk meer opbrengen. Men heeft reeds voor lang  het Britsch Ministerie. 45 lang op middelen van menage bedagc geweest , maar Myiords ! waar wilde dat been ? Men wou de jaarwedden der Amptsbedienaars befnoeycn ; men begreep dat een jaarlyks inkoomen van iaooo pond fterlings te veel was voor een Secretaris van Staat ; die volgens het tegenwoordig Systema , ten minsten nog een dergelyk fommetie van 's Lands inkomsten jaarlyks voor zich bezuinigt ; hoe ongelukkig voor ulieden , indien men op deeze wys de jaarlykfche uitgaven wilde verminderen ! Ik wil als ulieder vriend openhartig myne vinding omtrent de te makene kosten van dit lopend jaar mededcelen. Indien gylieden aan alle uwe onderdaaden vergundet , dat zy uwe handelwys 0pentlyk mogcen vervloeken ; dat zy ulie¬den in het aangezigt mogten zeggen , dat gy bedervers en vernielers van het Ryk waart , dat gy den Koning eerloos om den min leiddet, mids dat zy voor die vryheid jaarlyks betaalden naar hun vermoogen ; die zeer ryk waren , tien ponden fterlings ; en dus naa rato tot de geringde bedelaar een  45 Dagboek van een fchelling ; want geloof my , My lords .' dat er genoeg van uwe onderdaanen zyn , die om deeze vryheid te hebben , en de kosten daar toe te dragen , non.ger zouden wüicn Iyden. Dit zou al een importante fom uitrnaa- ken ; laat ons die eens op de me- nageuste wys berekenen. Engeland heeft omtent zeven milioen:n Menfchen , van welken men gerust zes milioenen kan dellen, die geneigd zyn u voor fchelmen uittekryten. (want Myiords ! tot de kinderen incluis vervloeken ulieden heimelyk op het voetfpoor van hunne ouders) Veronderdellen wy , dat van de honderd en twintig deezer misnoegde onderdaanen maar één ryk genoeg is , om voor de vryheid van ulieden open te mogen fchelden , tien ponden te betalen , dan bedraagt deeze post pd: fii - fik. - p. 500,000 -0-0. Laat ons voor de tweede Clasiè dellen honderd en vyftig duizend , die vyf ponden jaarlyks voor <&e  het Britsch Ministerie. 47 die vryheid overig hebben ; dan maakt deeze post eene forame van - - - 750,000 -0-0 Zonder vergrooting kan men veronderftellcn , dat het dubbeld getal , namelyk driemaal ., • honderd duizend inwooners het openbaaren van hunne denkwyze ten opzigt der Ministers met twee ponden fterlings zal willen betalen. Dit maakt - - - - 600, 000 - o • o» Op den zeiven voet kan men niet minder dan vyfmaal honderd duizend zielen Hellen , die J één pond fterlings voor die openhartigheid kunnen misfen ; makende dus - - 500,000 -0-0 • Om alles op zyn zuinigst te berekenen , nemen we flegts een milioen landsgenooten , die voor dezelve vryheid jaarlyks 10 fchelljngen opbrengen, - - 500,000 - o - O Voor  *f$ D A C «' O £ K VA Sf Voor een en een halfmilioen dier tegenftrevers van het Ministerie , (tellen wy ieder maar op vyf fchellingen , maakt - - - 375,000 - o - • De overige twee rnilioenen , en vyfinaal honderd duizend onderdaanen , die reikhalzen om u lieden de grootfte onheilen toetewenfchen , rekenen wy flegts per man één fchelling , maakt 125,000 - o - # Somma totalis ƒ 3, 350,000 -0-0 Ziet daar Myiords ! dit eenige , hoe gering ook , dit eenige brengt ten minsten jaarlyks eene Somme van drie Milioenen driemaalhonderd en vyftig duizend ponden fterlings op ; indien gylieden kost befiuiten om een dergelyke belasting op de eedbreuken , op verraderyen 9 &c. te ftéllen , zoudt gy bevinden , dat dit meede niet weinig zou opbrengen ; ik bid u , te geloven , dat ik geenfints ulieden onder die belasting wil trekken , dewyl de wet-  het Britsch Ministerie, Wetgevers verbazend ver boven de toetten verheven zyn. Welk een rykdom voor 'sLands fchackist en den uwen , wanneer gy volgens myn hier boven gelteld plan kost goedvinden om ook aan de Schotten maar voor al aan de Jëren dit zelve voorregt . te vergunnen! ik twyffel geen oogenblik of gy zoude de onkosten van dit lopende jaar kunnen goed maken , zonder eenige andere belasting op wyn , rum , zout &e. te leggen ; en myn voordel is naar myne gedagte des te meer verkiesbaar , om dat dan alleen uwe vyanden de lasten moeten dragen ; gylieden hadt het genoegen dat gy hen heimelyk , hoewel met hun vryen wil , ïtrafte , terwyl zy met hunne vyandfehap aan uwe bedoeling gelukkig medewerkten. Denkt niet , Myiords ! dat ik dit project heb opgeftcld , om dat ik ulieder vriend ben , en my dus gaam wilde onttiekken , om den last van 'sLands inkomsten mede te helpen dragen ; neen ; ik beloof u , dat ik my aanftonds , indien ge kunt goedvinden myn voorftel gehoor te geven , in de D twee-  50 Dagboek va"* tweede Clasfe zal laten infchryven , «1 ulieden uit al myn hart , door een zugt voor ons Koningryk en liefde tot de waarheid , zoo fterk , zoo openbaar zal fchelden als een myner Landgenooten doen kan. Gylieden zult mogelyk eene zwarigheid maken , dat veele , die u nu volmondig verdervers en verraders van het Koningryk noemen , zulks zullen laten , wanneet daar op eene belasting wordt gelegd. Wel aan Myiords ! het zy zoo ! dan verzeker ik u , dat die belasting vry meer zal opbrengen , mits gylieden eene, aan anderen nuikhandel gelyk zynde , boete op de overtreding fielt, en daar op laat pasfen ; want het is onmogelyk , dat een Engelfchman die zyn Vaderland bemint, die wel denkt, zich over eenige Landszaken kan uiten , zonder kwaad van ulieden te fpreeken , en u alles kwaads toetewenfchen. Ik heb nog een ander project van Finantie in het hoofd , doch daar van zal ik nog niet fpreeken ; dat is tyds genoeg als gylieden het Ryk nog een ruim aantal mi-  hét" Britsch Ministerie. 51 rriilioencn fterlings zult armer gemaakt hebben ; ik ben uw vriend , Myiords ! ik bén uw vriend , en zal nagt en dagt myn geest vermoeyen , om middelen uittevinden , door welke gy uw gewoon Systema zult kunnen volhouden op de best mogelyke wys. Nog een woord onder ons ; fchoon gylieden in ftaat zyt , om de nodige geldmiddelen volgens myn project te bekomen , rade ik u egter een goede fom volgens gewoonte in Holland te negotiëeren ; dit kan nooit kwaad , al gebruikte gylieden dit geld enkel om u zei ven en uwe FamiIien goed te doen , want het Ryk draagt daar de last niet van , dewyl gylieden zeer wyslyk gewoon zyt jaarlyks meer geld in dat Land te negotiëeren , dan gy aan intresten moet betaalen , en dus altyd een vaste winst overhoudt ; gylieden betaalt dc goede , de zeer goede Hollanders met hun eigen geld en houdt nog een goede fomme over ; het is zoo ; de fchuld van het Ryk wordt daar door grooter ,' maar gylieden weet , zoo wel als Da ik,  ga Dagboek van ik , dat die fchuld nooit kan afbetaald worden ; beginnen de Hollanders te aarfelen om deel te nemen in onze Fondfen , belooft ben nog al meer intrest ; de begeerte naar hooge intresten zal hunne beurfen voor ons ontfluiten ; en zoo eindelyk niets meer in ftaat is , om hen uittelokken ; zoo zy eindelyk wys genoeg worden , om te bemerken , dat ons Ryk niet in ftaat kan blyven om zyne fchulden te betalen , en zy weigeren ulieden hun geld in handen te ftellen , dan kunt gylieden ook ophouden met het betaalen der intresten , dan kunt gylieden hen volkoomen van hunne blindheid geneezen ; en dan is al , wat gylieden uit dat Land hebt weten te liepen , eene zuivere winst. Ik vertrouw Myiords ! dat gylieden verpligt zyt om dit concept te volgen , volgens de regels van eene goede Engelfche Staatkunde , want het is immers van oude tyden af het Systema van ons Ryk geweest de magt , den rykdom , den luister van die met ons in bondgenootfchap zynde Republiek te verminderen ; en wanneer gy- lie-  het Britsch Ministerie. 53 lieden volhoudt haar van haaren rykdom te beroven , werkt gy volkoomen om het doelwit van ons Systems, te bereiken. Ik ben met alle dienstvaardigheid. &c. Eodem die. Het Ministerie heeft dit gemelde project terftond van de hand geweezen , dewyl men het zelve bevond (m) ongeoorloofd , als fchendende het goed" en eerlyk Caraéter der eerste Staatsdienaars. Frydag den 21 Jamiary. Het Minifte- rie (tn) Ongeoorloofd. Er zyn Uitleggers , welke deeze aantekening in het Dagboek verdagt houden ; dewyl , naar hunne gedagten, by de tegenswoordige Britfche Regeering niets ongeoorloofd is , en men maar het oog heatte flaan op haare handelwyze , en de toelating , welke zy voor haare onderdaanen' heeft , om overtuigd te zyn, dat alles in dat Ryk geoorloofd is, „ Zou men zeggen, „ zy , den onderdaan veroorloven , om te roven , zyne ffabuuren te bplteelen , on,, wettig gevangenen te mishandelen , het Regt der volkeren te fchenden , en tegen „ het Regt des Oorlog zelve te branden .en „ te moorden , en zou men hen niet veroorD 3 plaats  54 Dagboek van rie heeft van een Engelsch ingezetenen eene befchryving ontvangen van de zeemagt der Hollanders , dewyl het door de tegenwoordige handelwys , welke de Ministers omtrent de Hollanders houden , zeer waarfchynlyk is , dat Engeland met de vereenigde Nederlanden in Oorlog zal geraken. Volgens deeze befchryving -, hebben de be- ,, loven , om de waarheid te fpreeken ?" Maar myne wel aandagtigen ! dit alles kan plaats hebben , en egter niet geoorloofd zyn, om de bewerkers van die onheilen als de oorzaken van dit kwaad te noemen ; geen dief zoo groot , geen fchelm zoo kwaad , die geen prys ftelt om een eerlyken naam te hebben , jaa zelfs zyn zoodanigen ligter geraakt, wanneer men hen van oneerlykheid betigt , dan eerlyke lieden ; dewyl het onfchuldig en eerlyk geweeten der laastgenoemden hen van allen laster vryfpreekt , en hen overtuigt , dat de logen wel draa zich zelve fluiten en openbaaren zal ; van dit voorregt zyn eerlooze fchepfels verftooken , en derhalven is het geen wonder , dat zy alles ia  met Britsch Ministerie. 55 Hollanders werkelyk in dienst , twee fchepen van 84 Hukken vyf van 70 tot 74 , dertien van 70 , tien van 68, 66, 64, en 61 Hukken , negen van 60 , en dertien van 58 , tot 50 Hukken, in het geheel 52 Oorlogfchepen ; van welke 35 fchepen behooren gerepareerd te worden; doch dat de Hollanders altyd in hunne Magazynen een («) voorraad hebben , om 50 fchepen van Linie te bouwen en uitterusten , en wel in het werk Hellen , om ten n insten den naam van eerlyke lieden te behouden. (n) Hunne Magazynen een Voorraad hebben $m 50 fchepen van linie te bouwen en uit te rusten. &c. Myne wel aandagtigen 1 wie moet niet lagchen om de onbefchaamde logentaal van dien Engelfchen ingezetenen ! Onze Republiek zou een voorraad voor go nieuwe fchepen van Linie in haare Magazynen gehad hebben ? en nu , zoo veele maanden daarna , is er naauwlyks een fchip drie vier getimmerd , nu , nu wy in Oorlog zyn ; dit toont immers ten duidelykfte dat de man niet gewecten heeft , wat hy zeide. D 4  56 D A ï! O E E VAN wel binnen 10 of elf maanden op 'sLandswerven. Dezelve goede ingezetenen Berigtte ook , dat men in Holland met het bouwen van nieuwe fchepen van Linie zeer fterk voortging > 00 cn er eertsdaags 20 nieuwe en zwaa- <*0 ■£« er eertsdaags 20 nieuwe en tivèa're Oorïogs/chepèh in gereedheid zouden gebragt zyn &c. Wel verfchriklyk myne wel aandagtigen ! die man kan opfnyen als een flager's imjs; hy moest i maar zagpj laten we ons daar niet over vertoornen ; hy Is een Lrgeifchman , en dat is rede genoeg om hem het pogchen te verfchoonen ; maar fcèfc'er , hy heeft geen goede Correspondentie gehad , of hy zou andere tasl hebben gefpioken , het is zoo , men ziet wel hier of daar een enkele romp op dè Werven op ftapel ftaan , maar hun getal is zoo gering , én hunne vordering zoo weinig , dat wy wel op ons gemoed durven verklaaren , haa t te moeten geloven , dat zy eerst ten dienst van de 19de eeuw gefchikt zyn men hoert wel een fchriklyk rumoer van hak- kat  het Britsch Ministerie. 1% «-waare Oorlogfchepen in gereedheid zouden geken , ' kloppen , fpykeren • men ziet wel van verre fleepen , fiouwen en hysfen , maar geliefden ; onze oude Oorlogfchepen, die waarfchynlyk al geloofden , dat zy in de dokken , voor al hun leven , genadebrood hadden , hebben buiten den waard gerekend , en moeten noodzaaklyk van het hoofd tot de voeten verfchoond worden ; en daar die door rype jaaren tot hun verftand gekomen zynde fchepen zoo veel handen tot hunne verbetering nodig hebben, is dit al mede eene rede, dat het bouwen van nieuwe fchepen zoo flapjes kan voortgaan. Broeder Jonathan de Droomer had onlangs een aardigen Droom, die hy de wel aandagtige vergadering mededeelde. Ik droomde , zei: de vroome , goede man , dat er een Oorlogfchip uit een van 'sLands dokken wierd gehaald, het welk met een van die gasten , die hem naar de Werf fleepte , de volgende famenfpraak had. Oorlogfchip. . Welk een verandering , Hemel ! welk een menigte van water ! is dit water zoo wyd , en zoo ver lopende ? > Hoe ver loopt dit water wel vriend ? D 5 Werf-  ■ 58 Dagboek van gebragt zyn , om in zee te kunnen gaan. Het Wcrfgast. Hoe ver 1 wel wat vraag is dat ! ■ Dat weet gy beter als ik. Oorlog/chip. Ik ! Droomt ge ? Ik heb nooit meer water gezien , dan zoo ver myn oog aan deeze of geene zyde van myn dek kon afzien , maar nu ik hier kom , bemeik ik , dat het ook nog om dien gindfen hoek heen loopt , tegen welken ik dagt dat het ltuite. H'erfgeat. Ei ei ; ik geloof , dat gy my hier zuo wat voor den gek zoekt te houden ; maar ik zal u ftraks dat wel verleeren , als ik u met den byl en hamer agter her kom. Qorlogfchip. Met een byl en hamer zegt ge ; wat zyn dat voor dingen ? Wet/gast. Ik bid breek myn hoofd niet met gekke vraagen ! Gy zoudt niet weten , wat byl en hamer voor dingen waren , daar er niets aan u is , dat niet door byl en hamer en ander gereedfehap zyn gedaante en fatfoen heeft gekreegen. Oorlogfchip. Neem het my niet kwalyk , het is zoo lang geleden , dat ik myn gedaante en fatfoen heb gekreegen , dat my daar  Het Britsch Ministerie. 59 Het Ministerie befloot den brenger van dat bedaar niets meer van voorftaat ; cn ik kan u als een eerlyk Oorlogfehip verklaaren , dat ik die dingen , daar gy van fpreekt, in geen dertig en meer jaaren gezien hebt ; maar zeg me , warom hebt gylieden my uit myn rustplaats gehaald ? Werfgast. Om u weer toetetakelen. Oorlogfehip. Toetakelen , zegt ge ? Wat is dat voor een ding P Werfgast. De jaaren hebben u of geheel gek gemaakt of ten minsten is uwe geheugenis weg; weet ge niet , wat het is , als men masten , zeilen , ftaande en lopend want op u brengt ? Oorlsgsfchip. Ach ! daar fchiet me iets van te binnen ,• gy meent door die masten, zeilen &c. die dingen , die ik op de fchepen , die by aanhoudenheid voor by myn logement vaaren , zie ftaan en flodderen , niet waar ? Werfgast. Regt zoo maatje ; die kleeren gaan we u nu ook eens aanpasfen. Oorlogfehip. My ? Hoor vr'ndje , gy moogt die moeite wel fpaaren , want dat wambuis zou my niet pasfen; ik heb nooit zulk  6o Dagboek van berigt tot belooning de vryheid te geven , om zulk tuig op of »an myn lyf gehad , en ik zou niet weeten , wat ik daar mee doen moest. Werjgast. Gy nooit zulk tuig op of aan het lyf gehad ! Wel te Does ! nu be¬ gint ge eerst regt flag van het liegen te krygen! — Gy hebt , dat alles tien maal beter gevoerd dan er nu één fchip is , van allen , die gy hier ziet ; gy (levende toen aan alle kanten met yzeren keelen voorzien , mede dat wyde water , dat gy daar voor u ziet , op , en deed de inwoonders van het groote Eiland , dat aan den overkant van dit wyde water ligt , Adderen van vrees 'voor den donder , dien gy met uwe metgezellen uit die yzeren keelen liet rollen'; toen de wakkere Held de Ruiter. —j— • Oorlogfehip.. Wien noemt gy daar ! de Ruiter ? — Wagt, dien naam ken ik nog ?— Gy meent buiten twyllel dien zeeheld ? Werfgast. Jaa Jaa , de Ruiter , wiens roem en naam nooit zullen fterven. Oorlogfehip. Wat ' my ook door langheid van tyd door het hooiü s gegaan , dien' naam  Het Britsch Ministerie. 6ï om behoudens den naam vaii een eerlyk man , naam heb ik nooit vergeeten ; nu herinner ik my alles ; gy hebt "gelyk ; toen heb ik meer dan eens op zyn bevel de vyanden deerlyk gehavend ; wy hadden toen te doen met de uydigfte en trouwlooste Natie van den Aardbodem. Ei, de naam ontfehiet my « hoe die rovers genaamd wierden. Werfgast. Engelfchen ! Oorlogfehip. Regt zoo , regt zoo ; Engelfchen waren het. Maar hoe vaart toch die braave de Ruiter ; de tyd heugt my niet , dat ik hem gezien heb ? Werfgast. Hoe hy vaart ? De goe¬ de man is al meer dan honderd jaar dood geweest. Oorlogfehip. Dood zegt ge ! Dood ! Daar verfchrik ik zoodanig van , dat de fchimmel en drek my van de ribben fpringen ! En wat is dan de rede , dat gylieden myne langdurige rust afbreekt ? waarom laat ge my dan niet ftil in myn Hospitaal liggen ? Werfgast. Wel om dat wy u weer in ftaat willen ftetlen die zelve rovers , die het  pal ftaat en des vyands flagen niet ontwykt , maar afkeert ; die by dit alles menfchlievend tegen werenloozen en overwonnenen is , en wiens boezem , fchoon gehard  het Britsch Ministerie. 65 het verhaal Van een Zeegevegt , voorgevallen tusfchen dien vlootvoogd , by zich hebbende 21 Oorlogfchepen en Fregatten , en den Spaanfchen Admiraal Langara , die het bevel voerde over 8 fchepen van Oorlog ; dat dit gevégt 13 uuren heeft geduurd , en een fchip hard tegen het ftaal der gewapende vyanden, egter te zwak is , om de traanen der ellendigen aftekeeren ; maar geheel anders is het met de waardeering van dapperheid by de Engelfche Natie. Het zal mogelyk tot ftigting verftrekken geliefden ! ' indien ik u de byzondere graaden van haare laf» beid en dapperheid mededeel. Een laffe Ziel is zoodanig een , die een affchrik heeft van onfchuldig of onnoozel bloed te vergieten ; die medelyden heeft met elleadigen en wereloozen ; die ontzag heeft voor de hooge jaaren , en wiens vuist niet fterk genoeg is , om den afgeleefden ouderdom by de gryze haairen langs den grond te fleuren. Zulk een wordt ook wel by de hedendaagfche Engelfche krygslieden , een veragtclyke bloodaart genoemd. Een kcelzinnige , een mensch zonder bloed, E i*  66 Dagboek van fchip der Spaanfchen in de lugc % gevloogen , waar naa zy genoodzaakt geweest zyn , in Kadix binnen te lopen. Het Ministerie heeft beflooten den Admiraal Rodney voor deezen zynen aan 't Vaderland beweezen dienst en betoonde bravoure te bedanken. Sais by hen zoodanig een , die het brandftigten en het folteren van ellendigen door zyne^ medemakkers aanziet zonder mede daar toe de hand te leenen. Een moedige is hy , die met fterke over-r magt zoo wel vriend als vyand aanvalt , en de overwonnenen de kragt van zyne vuist dan eerst doet gevoelen , wanneer zy gekluisterd , of geheel wereloos gemaakt zyn. Een dapper man , is zodanig een die de overwonnene foltert en pynigt , en in koelen bloede de onnozelheid aan zyne dapperheid opoffert en verplettert. Een zeer dapper man , een Held, is zulk een als de onvergelykelyke Rodney ; die wereloozen van alles berooft , hen tot op het hembd uitfehudt , de kinderen , van honger ker-  HET BRITSCH MINISTERIE, ëf Saturdag den 6 February. Zyne Majefteit: in den kabinetsraad verfcheenen zynde , las de edele Lord S aan de verga¬ derde Ministers eene verklaaring voor, welke zyne Majefteit aan de Heeren Staaten Generaal wilde doen ter hand ftellen. „ Zyne Majefteit (n) verzekert ten fterk- kermende , het brood uit den mond rukt , onfchuldigen op de gruwelykfte wyze mishandelt , vernielt of in ballinglchap zendt, gcfcnciden van hun Vaderland , van hunne vrouwen , hunne kinderen , hunne vrienden , die eindelyk niets dan verwoesting , niets dan brand en moord ademt. («) Verzekert ten Jïerkfte zyne vriendfchap, Myne geliefden ! deeze woorden lyden ook zeer veel aanfloot ; er zyn Philofophen , lieden van de wonderlykfte naauwgezetheid , die over deeze koninglyke verklaring fchrikkelyk ftruikelen ; zy zeggen zonder eenige bewimpeling , dat de opftellers van zoodanig eene verzekering of zelve zot moeten zyn , of geloven , dat de Hollanders het zyn , en dat men die op den mouw kan fpellen wat meri wil. De Staten Generaal, zeggen zy verder E & heb-  68 Dagboek van fterkfte zyne vriendfchap voor H. Hoog Mo- hebben geene andere blyken van het Hof van Èogelarid gehad , dan van een ingewortelden haat, knevelary en geweld ; was het vriend' fcbap , dat men den koophandel hunner ingezetenen zogt te ruineeren ? Was het vriendfchap , dat men hun grondgebied fchond ? was het vriendfchap , dat men hunne Oorlogfchepen vyandelyk aantastede en hunne vlag voor het oog van de geheele Waereld fchond ? Deeze verklaar in g zelve , zeg¬ gen ze verder , draagt de kentekenen , wat men van de Engelfche vriendfchap te denken hebbe , daar zyne Majefteit twee zaken van de Staaten Generaal op verbeurte van zyne vriendfchap eischt , welke volftrekt met hun belang onbeftaanbaar waren , en tot welke zy volgens de Tractaaten in het geheel niet waren verbonden , namelyk het geven van feaurs aan Groot - Brittanien - dat ons eensklaps in een zeer verderffelyken Oorlog met Vrankryk moest wikkelen ; en het ftremmen van het verzenden van fcheepsbehoeftens naar Vrankryk , dat onzen koophandel kluisterde. Het is , gaan zy al verder voort , of men tegen iemand zeide ; ik verklaar u met al-  het Britsch Ministerie. 6q Mogende , en zyne geneigdheid toe tet-f alle Opregtheid , dat ik uw vriend ben en zal blyven , mids gy u ontdoet van uwen koophandel , en uw huis in brand /leekt. Niemand kan twyffelen , of zoodanig een© verklaaring van vriendfchap zou voor volllaageti razerny worden aangezien. Myne wel aandagtigen ! indien men over de verklaaring deezer woorden los heen loopt , dan hebben de bovengemelde uitleggers zeer vael in hun voordeel ; en dan kan men niet ontkennen , dat die Vriendfchapsverklaaring geveinsd en zot is ! maar om tot den waaren zin der woorden te komen , moet men dezelve wat nader ontledigen. Verzekering van Vriendfchap voor H. Hoog Mogende geeft hier geentfints te kennen , dat de Koning voor onze Staten en Republiek Vriendfchap over had , maar net het tegendeel ; het woord verzekering geeft hier te kennen. Arresteering , opf uiting Sc. Zoo zegt men van een misdadigen , zyn perfoon is in verzekering genomen ; dus willen deeze woorden te kennen geven , dat de Koning de vriendfchap welke hy voor onze Staten heeft gehad uit den weg heeft doen ruimen , en E 3 zoo  70 Dagboek van (0 agtervolging der Trapten ; maar de: wyl zoo nauw doen opfluiten dat men er niet meer van hooren, geen blyk m^r van verneemenzou. En welk een heerlyk verband is er dan niet in de gantfche koninglyke verklaaring , dewyl er geen jota of tittul in is te vinden dat naar vrindfchsp zweemt ? CO Agtervolgmg der Tractaten ; &c. Hier is wederom over de uitlegging deezer woorden een aanmerkelyk verfchil; veele zeggen , dat het eene eigenfchap van 's Konings memorien en verklaaringen fchynt te zyn , dat die enkel uit' contradictien beftaan. De Koning zeggen zy , betuigt hier , dat hy genegen is de Trachten te agtervolgen , en daar hy zelve verklaart , dat die agtervolging der Tractaten afhangt van eene flipte in het ocg houding der2elven , moet men zich verwonderen , dat zyne Majefteit in het zelve oogenblik > in die zelve verklaaring hemelsbrcedte van de Tractaten afwykt , en begeert te beletten het vervoeren van fcheepsbehoeftens naar Vrankryk , het wdk volgens den duidelyken letter van het Tractaat van 1674 volkomen is toegeftaan. Indien men hier door agtervolging der TraC'  het Britsch Ministerie. 71 wyl die agtervolging afhangt van eene flipte- Tractaten , het eerbiedigen en gehoorzaamen aan derzelver inhoud moest verftaan , dan hadden deeze Uitleggers volkoomen gelyk , maar myne aandagtigen ! het is gelyk Zuster Barbara in haare zielroerende verrukkingen zegt , pag. 1017. Beziet bet beest ter degen ! misfchien zal onder de fchapevagl een Wolf fchuilen ! Zoo is het ook de waarheid, dat men de woorden des Konhgs nauwkeurig moet nagaan , ontleden en uitpluizen , om den waaren zin derzclven te ontdekken , dewyl dezelve doorgaans gelyk de buitenfte fehil van een noot zyn , en hy die zich daar aan vergaapt , zich ellendig bedroogen vindt. Men moet hier door agtervolging der Traclaaten dan geenfints dezelver onderhouding verftaan , maar dat de Koning de Tractaten en voor al dat van 1674 aanziet als zyne vyanden , die zyn tegenswoordig Systema tegenftadn en derhalven wil hy die ook agtervolgen gelyk men een vyand agtervolgt , op dat hy gelegeheid hebbe , dezelve aan zyne wraak opteofferen en te vernielen, en dit blykt. Voor eerst. Om dat zyne Majefteit daar zeer gepast op laat volgen , dat die agtervolging E 4. a&  7& Dagboek tan re in het ooghouding derzelven , betuigt zyne Majesteit, in gevallen de Heeren Staaten Generaal 3 na de vriendelyke en herhaalde vertoogen „ den geeischten (ƒ>) onder- ftand afhangt van eene flipte in het ooghouding van de Traéhaten. Dit is zeker, hy die een vyand agtervolgt , moet, wil hy daar in gelukkig flagen, den zeiven flipt in het oog. houden ; dit doet de Koning ook hier, want direct toont hy dat hy het op het 4de Articul van het Tractaat van Marine gemunt heeft. Ten tweede. Wy hebben zoo veel bewyzen , dat de Koning een geflaagen vyand van de Tracraaten is , dat wy het overtollig en overbodig agten die by te brengen. (ƒ>) Den geëifchten onderfland met leverden. Er zyn Uitleggers , welke ftaande houden , dat onze Staaten verpligt waaren, om Engeland het gevraagd fecours of onderftand volgens het Tractaat van Westmunfter te geven , en vooral om dat Engeland in zulk een hoogen nood was , dewyl dat Ryk , indien het zich zelfs maar eenigfjnts had kunnen redden , dat fecours niet zou hebben gevorderd. Andere Uitleggers zeggen , dat de Koning dien  het Britsch Ministerie. 73 derftand niet leverden , en voortgingen om dien onderftand niet kon eisfehen ; want dat hy eerst moest ten duidelykfte hebben aangetoond , dat hy regt had volgens het géftipuleerde van dat Tractaat om dien onderftand te vorderen. Doch met geen van beide deeze gevoelens kan ik my vereenigen , want wat het eerfte aangaat *. het is zeker , dat Engeland zoo hoog om onderftand niet benodigd was , want als men den Koning veronderftelt in nood geweest te zyn , en dat hy uit benaauwdheid en nood Secours heeft verzogt , dan moet men te gelyk veronderftellen , dat hy en zyne Ministers geheel van verftand beroofd zyn , dat zy Holland den oorlog hebben aangedaan , en zich een nieuwen vyand op den hals hebben gehaald , want dit moest natuurlyker wys in plaats van hulp hen nog meer benaauwen ; zou men n'et moeten oordeelen , dat een mensch razend was die zyn eene been gebrand hebbende, en ziende , dat men daar geen plaasters op lei , uit wraak daar over zyn andere been ook in het vuur ftak ? Wat nu aangaat het geen de andere Uit* E 5 leg  Dagboek van (g) om het zenden van fcheepsbehoeftens joaar den vyand te begunstigen , zich volftrekt leggers zeggen , dat de Koning dien onderftand niet kon eisfchen , omdat hy niet klaar had aangetoond , dat hy in het geval was , zoo als het Tradtaat van We-tmunter duidelyk bepaalt ; dit gaat eok , onzes bedunkens niet door , Want wy hebben boven , naar ons vermoogen , aangetoond , dat de Engelfchen zich aan geen 'lraétaaten houden; ten minften dat zy met dezelven leven als de Grooten op hunne gastmalen met de opgedischte fpyzen ; dat is te Zeggen , dat zy daar uit pikken , wat hun aanftaat , en het overige laten liggen. — En dit was te bewyzen. Wy laten derhalven de uitlegging hier van tusfchen beiden. (jf) Om het zenden van fcheepsbehoeftens naar den vyand te begunstigen. Hier is wederom geen kleintje verfchil onder de geleerde Uitleggers. De Engelfchgezinde Hollanders (a) houden met alle magt ftaande , dat het wel waar is , dat het 4de Articul van het (0) Deeze zyn een nieuw Jlag van Militairen welke in plaats van mtt de gewomlyke krygswapene» te Jlryden ai.  het Britsch Ministerie. 75 flrekt genoodzaakt te zien tot zyne cU gen Traétaat van Marine wel uitdruklyk den uitvoer van fcheepsthnmerhout naar den vyand van den Bondgenoot toeftaat , maar dat het belang van Engeland dien uitvoer tegeuswoordig niet kon dulden , en dat onze Republiek zeer wysfelyk zou gedaan hebben , indien zy het belang van 15 of 16 Fransfche Huy zen , welke dien houthandel dreeven , aan het belang van de geheele Republiek , aarhet behoud van den Vreede had opgeofferd ; dat zy in deezen zoo veel toegevendheid voor haaren ouden Bondgenoot moest hebben gebruikt , om dat zy overtuigd moest en kon zyn , dat Vrankryk daar door van het nodigfte tot verfterking zyner Zeemagt voorzien wierd. Anderen zyn yan een tegengefteld gevoelen , zeggende, dat onze Republiek al laag genoeg voor Engeland gebukt was , en zichal reeds meer dan te veel den naam van laf- alken met de tong of (Se pen vsgten; men onderfcheidt die in twee Clasfen , nmnentlyk in vrywilügers en loontrekkende ; dn eerste Clasfe bejlazt uit dwepers cn onkundigen , onder de laatfte Clasfe vindt me» Zeer veele kundige lieden.  76" Dagboek van gen verdediging , en tot handhaving der even; lafhartig had op den hals gehaald, door het toelaten van het fchreeuwendfte geweld, en als zy thans deezè toegevendheid gebruikt had , zou zy niet alleen het regt haarer ingezetenen hebben verwaarloosd, niet alleen zich verder ten fpot van de geheele Waereld hebben gefteld , om dat zy zich van eene van alle kanten befprongen Mogendheid liet ringelooren , maar zy zou , door haaren nek gewillig onder het juk der Britfche dwirg andy te buigen , die naar regt noch rede luisterende Kegeering voet hebben gegeven , om op dien trant voorttegaan , en de onbetaraelykfte eisfchen en knevelaryen aan ons te plegen. Dareriboven dat Vrankryk op den zeiven voet dan het regt had , om van ons dergelyke zaken te eisfchen , en dat die Mogendheid , op dien zeiven voet kon vorderen , dat onze Stapten den uitvoer van graanen naar Engeland , het welk zoo fterk en nog fterker in zwang ging dan de houthandel , zouden beletten. Spanje kon op die zelve wys te werk gaan , en onze Republiek was dus een voetwis van ie- de  HET BRITSCH MlNITERIE 77 evenredigheid , de vereenigde Provinciën , ge- dere Mogendheid , die haar daar toe geliefde te gebruiken. Men kan hier tegen inbrengen , zeggen ze verder , dat er groot onderfcheid is tusfchen fcheepstimmerhout en graanen ; maar die tegenwerping heeft niets om 't lyf; eensdeels , om dat in het Tractaat geen onderfcheid tusfchen dezelve gemaakt is , maar beide voor vrye waaren erkend zyn ; andersdeels om dat de graanen zoo wel dienen tot onderfteuning van de Engelfchen , en zy dezelven zoo min kunnen mt'sfen » als de Franfchen het fcheepstimmerhout. Maar geliefden ! indien wy een naauwkeurig oog liaan op de handelingen van de Britfche Kroon met onze Republiek ; dan fchynt het ons toe dat onze Republiek van ftyfhoofdigheid , waar van de Engelfche Hollanders haar befchuldigen , zoo wel als de Britfche Regeering van dwinglandy, tegen den letter der Tractaaten, is vry te fpreken. Het beletten van die houtverzendingen naar Vrankryk wierd van Engeland niet aangedrongen , om de Franfchen van die materiaalen te beroven , maar om ons in een ©or*  Dagboek van gedurende den tegenwoordigen oorlog niet an- oorlog met Vrankryk te wikkelen ; Engeland was overtuigd , dat zyn vyand het onmogelyk mee goede oogen zou hebben aangezien , dat onze Staaten den uitvoer naar Vrankryk van vrye waaren hadden verhoeden ; en die ons met regt van fchending der Neutraliteit zou hebben befchuldigd , en daar van wraak genoomen ; dit bh/kt klaar , om dat Engeland over het vervoeren van pik , teer , yzer, hout , henmp , &c. alle gelyke fcheepsmateriaalen , welke door de Noordfe Volken naar Vrankryk en elders gevoerd zyn , zoo veel water niet heeft vuil gemaakt , noch die Mogendheden , gelyk men zegt , den degen om dien handel heeft op de borst gezet. Dit bemerkten onze fchranderfte Staatsmannen zeer wel , en dat indien Engeland dit articul werd ingewilligd , het aanftonds weder iets anders zou hebben opgezogt , om ons op de eene of andere wys met Vrankryk overhoop te helpen ; Engeland zeker had geen gegronde rede om onze Landsvaderen te befchuldigen dat zy den houthandel te veel begunstigden , en die daar van overtuigd wil  MET BRITSCH MINISTERIE. f$ anders dan als eene (Y) Neutraale Mogendheid wil zyn * leeze het onlangs uitgekoomen boekje van Meester jfordanus; traanen ge* Jlort by het weigeren van Convooy aan den Houthandel, pag. 97. (r) He Anti ■ Anglicanen en andere leden van de Patriottifehe kerk zeggen ; dat onze Republiek dit aanbod of bedreiging of welken naam het ook voeren mogt , moest om? helsd hebben ; en daar op hebben geandwoord ; „ wy willen u den geeischten on„ derftand niet leveren , en wy zullen de „ verzending van fcheepsbehoeftens naar „ Vrankryk , zoo veel wy kunnen , be„ gunstigen." Want zeggen zy , „ dan zou onze Republiek en derzelver handeldryvende ingezetenen groote voorregten hebben genooten. JNu wierden wy , dus gaan zy voort , als Bondgenooten van Engeland , op last van dat Hof, zwaarlyk gekastyd , het merkte onze Republiek aan als een pupil , over welke de Britfche regeering door Bondgenootfchap het regt van voogdyfchap gekraegen had, en dus naa haare wetten moest luisteren en haaren wil eerbiedigen , en by foute va» „ dien  So Dagboek van heid aanmerken , en gevolgelyk , ten op- zigt dien moeiten onze ingezetenen de geesfelflagen der Britfche regeering verdraagen , welke niettegenftaande zy ons verzekerde , dat tot ons beste waren , egter allerpynelykst en onverdragelykst waren. — Indien nu op deezen voogdelyken eisch van Engeland onze Republiek manmoedig en (volgens de Engelfche verklaaring) wederIpannig had geantwoord , dan zou die Regeering de hand van ons hebben afgetrokken , zy zou ons aan ons zeiven hebben overgelaten; en daar wy niet naar haar wil en zin ons fchikten , zou zy ons niet meer als een onnoozel kind , als een pupil getugtigd hebben , maar ons hebben behandeld als eene Neutraale Mogendheid , volgens het Kegt der Volken , gelyk de Koning een weinig lager zelve zegt. En wat hebben wy meer van • hem begeerd , wat hebben wy meer van de Britsdie Regering verzogt ? Maar myne geliefden ! de Anti - Anglicanen zyn zekeilyk vergeeten , dat de Engelfche Regeering zich nooit aan haar woord verbindt. Eu dit was te bewyzen.  Het Britsch Ministerie. 8i zigt van Ncderlandfchc ingezetenen , . by voorraad (V) op tc fchorten , alle dc bedingen van het Tracraat van 1674 en zich voortaan allecnlyk te houden aan het Recht der volkeren , het welk voor Neutrale fchepen ten regel moet verflrekken. Donderdag den' 24 February. Het Ministerie heeft berigt ontvangen , dat door N. Prediker te D. . . in Yrland eene redevoering is gedaan , welke zeer aanftoorelyk zynde , de volgende voor de Ministers beledigende Periode bevattede. Na dat die prediker had kunnen goedvinden eene Itoffe ter verklaaring uittekiezen , welke hem (7) aanleiding gaf tot ha- Q) Of) te fchorten alle de bedingen van het Tra&aat van 1674. De Koning noemt hier niet zonder rede alle de bedingen van dat Tractaat , want het 4de had hy reeds voor lang opgefchort. CO Aanleiding gaf tot haatelyke uitdruk, langen tegen den Koning en zyne Ministers. Deeze woorden , myne geliefden ; komen niy zeer wonderlyk voor ; want naar myn F zwak  Dagboek van hateiyke uitdrukkingen tegen den Koning en zyne Ministers , heeft hy zich niet ontzien , om daar tcnftcrkfte zich van te bedienen , cn (V) het Mof. N. B.- Het fpyt my waarlyk , myne wel aandagtigen , dat het volgende wederom zoo gebrekkig en byna onleesbaar geweest is , doch ik wil het liever gebrekkig mededeelen , dan het geheel agterlaten. H... zwak ve^rtand , zóu ik beflu'fen , dat niets aanleiding geeft tot hateiyke aar.merkingen op iemand ten zy in dien man dezelve hateiyke eigenfehappen gevonden worden; de befchryving van het leven van den Koning ó'aul geeft immers de minste aanleiding niet tot hateiyke aanmerkingen op den roemrugiigen Jofephus den tweeden , en men kan den laatften zoo min by den eerften vergelyken als de handelwys en Regeering van het tegenwoordig Britfche Hof by. dat .van den Koning Salomon. Qii) tiet Hof Sc. Wat is het jammer, geliefden i dat het onmogelyk voor my is geweest , de tusfchen beide komende woorden te leezen , want ik vinde my overtuigd, dat  het Britsch Ministerie. S3 Hof. gefchetst. , • . . . ris trouwloos. . , cn als. . . . ." . de . . . . duistere . . . , . t wooning van liefdeloosheid. . . i . . ondankbaarheid. ....... verbondsbreuk welker muuren. . . . . belpat. met het. . . • • bloed van . . onfchuldigen. .... en misleide. ". . . . . . vrienden eerlang dreigden. ....... & te ftorten. . , . . . en zyne bewoonders. • • • * • .' , . . . te verpletteren. , , . Naa dat die haare betrekking op het Ministerie moeten hebben , gelyk niet alleen uit den volgenden inhoud van die Yrfche redevoering blykt , maar de geheele Waereld weet, hoe weinig fchuld hét Hof heeft aan de F 2 ver-  84 Dagboek van Naa eene optelling van rampen , waar mede de andere Koningryken en Natiën ,van de. vier Waerelddeelen bezogt waren , maakte h.y eene hateiyke vergelyking tusfchen dezelve en die van Engeland , Schotland en Yrland , en deed zyn uitterfle best om te betoogen ., dat de rampen der drie laatstgenoemde Ryken, die der andere Natiën ver te boven gingen , zelfs van die Lan- ver warring der publieke zaken , en hoe weinig het zich die ook aantrekt ; en in waarheid , in eene talryke huis - en Hofhouding is bezigheid "genoeg te vinden , om zich met geene andere zaken , dan uitterlyk en voor het oog van het gemeen met die van het Ryk te bemoeyen. Veele wonderlyk denkende menfchen zullen ftaande houden , dat een Koning verpligt is zyn Ryk te regeeren , maar ik vinde my verpligt aan zulken te antwoorden , dat men huisgezinnen van tien of twaalf menfchen vindt; in welke een huisvader , wiens verfland voor al niet kleinder is beperkt dan dat van een, Britfch Koning , werk ge- noegi, vindt ; om het met behoorlyke order te  het Britsch Ministerie. 85 Landen , welke door heirlegers van 'fprinkhaanen en ander ongediert hunne veldvrugren zagen vernielen , dewyl volgens zyn zeggen , (V) de hedendaagfche Mi?; te bellieren ; en zou men dan deezen Koning kunnen vergen , zoo veele milioenen menfchen met behoorlyke order te regeeren ! dit was zeer onregtvaardig. («> (v) De hedcndaagfche Ministers Gfc. voorleeden zondag wierd ik zullende fpreeken in de groote vergadering , in myn gerroed gedrongen , om myn geest een weinig over deeze woorden uittelaaten ; ik kon met geen mogelykheid eenig gezond oordeel vinden in de laatfte woorden van dien Yrfchen Prediker , • namelyk in de vergelyking der Ministers by fpringbaanen. Dat men zulke Regeerders zeer wel kan vergelyken by Wolven in fchapevagten , daar hunne klederen , gelyk die van andere menfchen («) 't is waar , men zegt wel en hst wordt bswaarheid , dut die een ampt of bediening ontvangt, daar toe t»k het nodige verjland van den Hemel verkrygt maar naar hst fchynt is er geen regel zonder exceptie. Zie hier verder over JONATHAN in\ zyn Engelfch Woordenboek op het woord Koning. F 3  86 Dagboek van 'Ministers van het Hof van Groot Britanie meer waren te vreezen dan ■ een gantsch heir van fpringhaanen , met welke zy , naar zyne gedagten , zeer veel overeenkomst hadden. &c. Maan- fchen uit de wol der laatstgenoemde dieren doorgaans en grotendeels bereid zyn , cn hunne geaardheid met het eerstgenoemde foort veel overeenkomst heeft , kan beftaan , maar ik vond geene gelyke eigenfehappen tusfchen fpringhaanen en de hedendaagfche Ministers ; want niet alleen dat zy uiterlyk van eene zeer verfchillende gedaante zyn, maar ook hun manier van beftaan is zeer van die dier diertjes verfchillende , dewyl die geenfints onder de vlecfchvreetende en bloedzuipende dieren behooren. Doch in het midden van deeze myne verlegenheid , wierd ik daar uit zeer wonderlyk gered, door zuster Elizabeth. Deeze ftond op cn fprak de volgende woorden. j, Wanneer ik , eerwaardige broeder ! de „ geftalte en aart dier beide foorten van „ fchepfelen , namelyk der \ hedendaagfche „ Britfche Ministers en der fpringhaanen naa„ gaa , vind ik tusfchen beide eene wonder- s> ly-  Het Britsch Ministerie. 87 Maandag den 6 Maan. De Ministers hebben herige ontvangen , dat hec Admi- ra- „ lyke overeer.ftemm'ng , indien wy agt „ (laan op de (terke gefpierdheid , de langheid „ der bcenen van de laatstgenoemden dieren „ vinden wy het zelve in de Britfche Minis„ ters en fchoon wy het uitterlyk aan haar „ niet kunnen bemerken, de ondervinding toont „ het ons ten duidelykfte en bevestigt dee„ ze overeenkomst , want er is geen diertje „ dat zoo vlug ever alles heen fpringt , „ als een fpringhaan , en geen fchepfeï » , dat zoo gemakke'yk over afes heen ftapt, als „ een Britsch Minister ; hoe 1'gt (lappen zy „ over het belang van Groot Brittinie , dat „ zich tot in Noord Americi uitftrekte ; en wy „ allen hebben gezien , hoe gemakke^ zy „ over den verbondsband die zich van Groot „ Brittanie tot onze Repub'iek uitftrekte , ge- ftapt hebben ; om niet te fp eken van „ Tra&aaten , die meer dan honderd jaaren „ lang waren, en den voorfpoed van hunne ,, onderdaanen , welke zich uitbreidde tot de uitterfte deelen der bekende Waereld l „ Wat nu den aart d?r beide foorten van „ dieren , namelyk Britfche Ministers en F 4 n fpring-  88 Dagboek van raliteits Hof omtrend de lading van het Hollandsch fchip de Sibillina ffillegonda , van Amfterdam naar Breit gedestineerd \ en geladen met Hennip , Vlas en Tzer , gevonnisd had volgens het (V) Tractaat en dus i., fpringhaanen , aangaat , dan vinde ik zei „ kerlyk eenig onderfcheid , want de fpringhaanen verflinden alleen dc vrügten „ en gewasfen , die op het land ftaan, maar „ die Ministers verflinden het land , met „ deszelfs vrugteö , huyzen , vee en Men»f fchen ; en dus zegt broeder Zacbeüs in zyn „ hedendaagfche beeldenfpraak zeer wel; dat « zy veel flimmer zyn dan het verfcheurend „ wild gedierte folio u6. maar des al niet te ^ min , is het eene onwrikbaare waar„ heid , dat zy beide overeenkoomen in „ een zeer verflindenden aart ; en dat de >, een zoo wel als de ander het grootfte m vermaak fchept in vernielen. " O) Volgens het Travaat &c. Deeze zin of laat ons liever zeggen , deeze woorden zyn zeer duister , welk een Tractaat daar door moet verftaan worden ; volgens het oude Tractaat van Marine kan het niet wel zyn , want dewyl dat de bovengemelde goede  het Britsch Ministerie. §9 dus die Lading had verbeurd verklaard. Dingsdag den 14 Maart, De Lord G. . , . . . 1 deed een breedvoerig verhaal aan den kabinetsraad van den ellendigcn t ooiland van den koophandel in versheide deelen van het Ryk. Waarom hy begeerde alle mogelyke middelen tot herftel van denzelven in het werk te Hellen 9 voor al (V) dewyl. . zy . . zelven "> ■ 0, deren als vrye waaren erkent, zou dit vonnis geheel onregtvaardig zyn ; het moet derhalven zyn volgens het door het Ministerie veranderde Tractaat van Marine, zoo als ik dat in het begin van dit boeksken heb opgegeven ; ten zy men wilde ftellen , dat er tusfchen de Ministers en de leden van de Admiraliteit een nieuw Tractaat van deeling gemaakt was , volgens welke dit vonnis geveld was, en veelen zyn niet vreemd van dit laatfte gevoelen. O) Dewyl. . . . Hier is het handfchrift wederom volftrekt onleesbaar , dat zeer fpytig is. Broeder Nicodcmus heeft goedheid gehad van zich tot het nafpcureii dezer woorden te verledigen , en daar t F 5  po Dagboek van . . . „ . koophandel . in hy zeer ervaaren is in de JVlinisteriaale zaken dagt hem , dat dit onleesbaar fchrift zyne betrekking had op de Negotie , welke die Ministets zelve dreeven , want geliefden • gy moet weten , dat hoe groot die lieden , hoe verheeven zy zyn , zy egter zwaaren koophandel dryven in zaken , aan welke het meest geleegen is ,• fchoon die fomtyds niet veel geagt worden , het zal zeker niet onaangenaam zyn , indien ik ulieden de byzondere waaren van hunnen inkoop en verkoop mededeel ; en hier door zal het gebrekkige van den text veel worden toegelicht. Zy kopen Menfchen of derzelver ledematen buiten 'sLands voor de volgende pryzcn. Voor een Duif.ch lighaam , ter grootte van ten minden vyf voeten , en voorzien van alle de nodige ledematen , betalen zy voetftoots tien pond fterlings. Voor de ziel van dat ligchaam betaalen zy niets , dewyl die een begatel is en by hen niets geteld wordt. Voor de voeten van een vyande yk officier betaalen zy naar hy hoog van rang is ,  het Britsch Ministerie. 91 in menfchen. . . of derzelver ledemaaten dreeven. . . en. . . • • 9 is, van honderd tot vyfduizend ponden. N. 'B. van deeze koopmanfehap hebben zy eene ongemeene nuttigheid , want daar door Staat of loopt zulk e:n 'officier met zyn onderhebbend volk , naar het goedvinden van hen , die zyne voeten gekogt hebben. Voor de annen va:i een vyandelyk Admiraal naa dezelve iang zyn , en kragt hebben om de onder zyn bevel ftaande vloot naar het goedvinden van de Ministers links of regts , voor of agterwaarts te ftuuren. Voor de pen van een vyandelyk fchryver betaalen zy van honderd tot twee duizend ponden fterlings om die tegen zyn Vaderland te gebruiken , het zy door het verontfchuldigen van de mishandelingen der Engelfche Regeering , of door haaren onregtvaardigen aanval met de wapenen te billyken , en de fchuld daar van op deeze of geene regte Vaderlanders te leggen , om op dergelyke wys dt gemoederen van het gemeen  9* Dagboek van • • * .... •••••«« onregtvaardig eigen volk. , ter %ting verkoopen. , . . •••«.. Edom die. Heeft het Ministerie beflooten , liever alles in den waagfchaal te {tellen dan de (y) afhanglykheid van Noord - Ame- meen tegen dezelve aan te hitfen , tweedragt en fcheuring te verwekken , en door oproer dat Volk omtekeeren. Wat de waaren rakende is , welke zy verkoopen ; deeze beftaan in Provinciën en Colonien , met alle derzelver ap-en dependentiën ; in geheele legers van ongelukkige ingezetenen , die zy tot op 'svyands flagtbank brengen , van welke zy voor zich en hunne kinderen het onfchuldig bloed behouden ; en meer andere foortgelyke koopmanfchappen» (j) De afhangelykheid. Myne geliefden ; dit woord is een zeer dierbaar woord , en van het uitterfte gewigt ; en dit zult gylieden my wel willen toeftaan , wanneer gy flegts het oog vestigt op den tegenswoordi- gen  het Britsch Ministerie 93 America te laten vaaren ; en dat om de no. gen oorlog , want om dit woord ftaande te houden , waagt het Engelfche Ministerie het geheele Ryk en put zich dodelyk uit. Broeder Jtremias deed om de gewigtigheid van dat woord aantetoonen , onlangs eene zeer gepaste verkltaring van het zelve in onze groote Vergadering ; na dat hy te regt had aangemerkt , dat het tweederley betekenisfen had , namelyk eene afhangelykheid van Landen , Colonies &c. en eene afhanglykheid van Perfoonen. Omtrent het laatfte verhaalde hy de vergadering een zeer ftigtelyken en wonderlyken droom. „ Broeders, zei de vroome man ; onlangs „ zeer diepzinnig over deeze dierbaare woor„ den gedagt hebbende , droomde ik in „ den volgenden nagt , dat ik op een ver„ fchrikkelyke fteile hoogte een zeer aanzie„ lyk perfoon zag , welke uit de kroon , die hy droeg , als een Koning gekend ,, wierd ; aan ieder vinger van deeze ver„ heeven Perfonagie hing een ander vorste„ lyk perfoon , met een hand zich aan de„ zelve vasthoudende ,• welke zulks deden uit » ver-  94 Dagboek van nodige kosten daar toe te tinden men de on- „ verfchillende inzigten ; de een , om het „ geluk en de eer te hebben van aan des „ Konings hand te hangen ; een ander , „ om zich daar aan vast te houden en niet „ van boven neder te tuimelen een der „ de , om door den tyd by dat Koning& lyk windaas zyne kinderen naar boven te „ hysfen , en die een verheeven plaats te « bezorgen , en zoo al verder. „ Aa» de vingers van de andere hand dier vorstelyke afhangelingen , hing we„ derom een groot aantal aanzienelyke ManW nen , als Parlements Leden , Admirali„ teitsleden &c. welke die allen vasthielden „ om dat die aan den Koning gehegt waa„ ren , en zy daar door ook groote voor„ deelen voor zich en hunne familien mede „ beoogden ; hoewel egter eenigen zulks „ onwjllig fcheenen te doen ; maar door dc „ dreigementen van die vorstelyke mannen , „ welken zy vasthielden , namelyk dat zy -,, hen anders van boven neder zouden fchopv> pen, volgden zy de rest. „ Wederom aan de vingers van de laatstM genoemden hingen zeer veele Magistraats- ■» per-  HEf Britsch Ministerie. 95 onderdaanen van een goed gedeelte van hun vennoogen behoorde te ontblooten , dewyl het noodzakelyk was , dat men om het Ryk zyne grootte te doen behou- ' dén , rcv e zz'JT ys "oooTg sori . oynow c öaoij t! „ perfoonen en andere aanzïeneiyke Ampte„ na'aren , aan welker voeten een gantfche „ heirfchaar van minderen Amptehaareril KoojJ„ en Werklieden hing , als Cruidenkrs, „ Bakkers , Schoenmakers &c. onder welk „ meest allen daar toe gedwongen wierdèti „ doodde perfoonen , van welker voeten zy afhingen. „ Gylieden Eerwaardige broeders ! kunt „ nagam , welk eene aardige Pyramide dit „ maakte ; de beweeging van alle deeze „ Perfoonen was dezelve , en hing af van „ den eersten Perfoon , den Koning ; zöo ,, draa die zyne handen naar de linkerzyde „ keerde , dan zwaaide terftond de gant„ fche drom afhangelingen , van den Vorst af tot den fchoenmaker incluis , ook Haar 4, de linkerzyde ; zwaaide de Koning zyne handen naar de regterzyde , aanftonds „ had de gantfche Pyramide , tot onder toe , dezelve rigting. „ Dit was eene natuurlyke beweeging , 3, de-  $6* Dagboek vaï* den , deszelfs inwoonders klein maakte. Woensdag den 15 Mnart. Heden heeft de „ dewyl men kon zeggen , dat die gantfche troep , welke , hoe groot zy was , van „ eene hand des Konings afhing , en dus „'zich naa derzelver beweging rigten moest, „ maar het geenmy wonderbaarlykst toefeheen, „ was dat ook deeze uitwerking in het ge„ luid van alle deeze lieden plaats iiadt ; „ want riep de hoofdperfonagie Jaa ! dan „ fchreeuwden alle de af hangelingea tot de „ onderfle of laagste toe alle gelyk jaMaaaaa .' s» fchreeuwde de Koning Neen 1 aanftonds n hoorde men Neeeeeeeeen ! „ Een oud man , welke aan myne regter„ hand ftond , myne verwondering ziende , „ zeide tot my , dat deeze gehecle Pyrami„ de de afbanglykbeid wierd genaamd , en „ dat alle die lieden , hoe groot zy ook „ van aanzien waren , egter tot de geringfle „ clasfe der ftervelingen behoorden ,• dewyl „ zy al te famen leden van het veragtelyke „ fchoenpaetfers gild waren. „ Ik zeide tegen hem , dat ik ten uiterfle i, verbaasd en verwonderd daar over was , „ dewyl ik nimmer zulk een ding had gezien ;  het BjutscS Ministerie. $f de Lord N. * . . . in het Hüis der Gemeente , het welk irt eommitté vergadeid was, om te raadplegen over het leggen van nieuwe belasjtigen * om uit dezelve de intrest te betalen van eene nieuwe negotiatie van twaalf Milioenen fterlings (z) , Verklaard, dat gezién ; dan zult gy , hervatte de man , j, waarfchynlylc een Hollander zyn , want iti ,i dat Land weet men daar niet van. Op i, deeze woorden zugtte de geheele Vergade» i, ring en fcheide. (z) Verklaard, Er zyn Uitleggers , die ftaande houden , dat men hier gezegd moét leezen , want zeggen zy , dé Ministers zyn altyd doodvyanden geWeest Van ver klaar eri $ nimmer hebben zy hun gehouden gedrag , de denkwys van bun haft willen verklaarch\ en fidderden van vrees als anderen het deden; Zy hadden niets liever dan dat dit alles verdonkerd wierd ; Voor al hadden zy eene on>overwinbaare tegenheid om te ve'rklaaren , Wat zy met de dnnoemelyke binnen korten tyd genegotieerde geldfommen gedaan hadden 5 doch dewyl Zy liefhebbers Van verdonkeren zyn , kan de Natie gemaklyk'opmaken, da£ er niet weinig van dat geld het zelve Jót zal ondergaan hebben, ' fsl  fS Dagboek va tj- dat hy r. immer met 'zulk eene (aa) tegenheid was opgerezen als thans , dewyl hy gereed ftond om nieuwe lasten op zyn Vaderland te leggen dat de moeyelykheid om (aa") £ene tegenheid was opgerezen &c. Over de uitlegging van deeze en de voegende woorden is een zeer aanmerkelyk verfchil , want fommigen houden Maande , dat deeze woorden op Lord N. . . . flaan , en te kennen geven , dat hy nimmer met zulk een tegenzin eenig voorftel gedaan had , welke tegenzin fproot om dat hy nieuwe lasten op zyn Vaderland moest leggen. Anderen zeggen , dat deeze verklaaring geen fteek kan houden, dewyl Lord N. . . . de man niet is , om met tegenzin zyn Vaderland te verderven ; dat zulks uit zyn geheel beftuur zoo klaar als het licht is optemaken. Zy zeggen dat men hier door eene tegenheid de tegenparty der Ministers verftaan moet , en dat Lord N.,. . . dus met deeze woorden wil te kennen geven , dat hy nimmer iets had voorgefteld , waar tegen zich zoo veele verzetteden , om dat zy zagen , dat hy gereed ftond nieuwe lasten op het Vaderland te leggen , Cn het zelve al verder te gronde te helpen. (b) Dc  hét Britsch Ministerie. 99 om te bepeinzen , welke de (bb) minst gevoeli* ge wys van belasting ware , zoo groot was (cc) als de noodzaaklykheid die er was, om de fommen tot den oorlog goed te maaken ; dat de onderdaanen van zyn Vaderland met meerdere fchauingeö te bezwaarcn inhem(dW) ee- (bb) De minst gevoelige &c> Myne geliefden ! dit is waarlyk een teken , dat Lord N. . . . nog medelyden met de onderdaanen van Groot - Èrictanie had ; want dewyl die toch moesten gekneepen worden , wilde hy zulks op de mimt gevoelige wys doen ; het is een teken van menschlievendheid Wanneer men een patiënt, die den dood moet ondergaan,, dien op de minst pynelyke wys aandoet , of hem het gevoel van denzelven beneemt. (cc) Als de noodzaaklykheid &c* Zeer vee^ len zeggen , dat als de moeyclykheid van Lord N. ... om dit te bepeinzen niet grooter was dan de noodzaaklykheid, offi de fom ■ men tot den Oorlog te vinden , zy niet groot geweest is , want het gantsch niet noodzaaklyk was een dollen Oorlog te voeren , en dus die ophoudende waren ook deszelfs ko#> ten vernietigd. (dd) Eens Jlerke aandoening Over deeze G s  ioo Dagboek v a n «ene Kerke aandoening verze woorden, geliefden ; is mede een zeer aanmerkelyk verfchil , want men is in het onzekere wat men door deeze aandoening te begrypen hebbe. De vrienden van het Engelsch Ministerie verftaan daar eene groore droefheid door , welke de Edelen Lord gevoelde , om dat hy in de noodzaaklykheid was de onderdaanen van de Kroon met nieuwe belastingen te faezwaaren ; maar hier komen de aanhangers van de tegenparty tegen op ; zeggende , dat dewyl hy een mede- een hoofdoorzaak van de algemeene rampen was , en nog mede volhardde om tegen wind en frroom het Ryk van dag tot dag rampzaliger te maken , hy in tegendeel toonde , dat hy zyn vermaak fchepte in de algemeene ellende ; en dat het zeker is , dat niemand droefheid kan gevoelen over eene willekeurige daad , om welke ter uitvoer te brengen, hy al zyne kragten infpant; ten zy het eene droefheid zy , welke in hem wordt verwekt , door den tegenlland , dien andere weldenkende hem doen , en hy daar door vreest zyn oogmerk niet te zullen bereiken.  HET BRITSCH MlNITERIE l©t verwekte , doch dewyl o> Zy verftaan dus liever door de fterke aandoening van den Edelen Lord eene fterke begeerte om een goed gedeelte van die fchattingen voor zich te bekoomen , gelyk een hebzugtige op het hooren noemen van geld , of het zien van een gevulde goudbeurs, eens flerke aandoening of'trek in zich gevoelt, om zoo niet geheel ten minsten van een groot gedeelte van dezelve meester te zyn. Ik voor my , wel aandagtigen ; verftaa liefst door deeze woorden eene fterke aandoening van berouw ; veroorzaakt door éle prikkeling van zyn gewisfe , dewyl dit voorftel , het welk diende om de rampen, des Volks te vermeerderen, hem zyn gehouden beftuur levendig moet voor oogen gefteld en te meer overtuigd hebben , dat hymede oorzaak van al dit kwaad was , in het welk hy zodanig verwerd was , dat hy , zonder zich zeiven in het uiterst gevaar te bresgen , niet kon te rug kruipen , en daarom zyn ftreng moest vol houden , gelyk uit de volgende woorden genoegzaam blykt Er zyn Uitlegger» , die deeze gedagte verwerpen , om dat zy ten fterkften ontkennen, G 3 dat  k>2 Dagboek van (ee) de ftaat der zaken het geheel onver» my- dat de hedendaagfche Britfche Ministers vatbaar zouden zyn VGOr aandoeningen van berouw. Doch deeze tegenwerping houdt geen fteek , en er zyn genoeg voorbeelden van berugte mannen , die geen haair beter waren en egter door een zeker zoon van berouw geprikkeld zyn ,.' gelyk Judas Iscariotb en meer anderen. (ee) De Staat der zaken. Het is zeer bedenkel\ k by fomm gen wat men door deeze woorden eigentlyk te verftaan hebbe ; eenigen oordeelen , dat de Edele Lord hier fpreekt van den ftaat zyner eigen zaken j en dat die het onvermydelyk maakten, om het Volk hoe langer hoe meer te bezwaaren ; zy zeggen verder , dat wanneer de, yoorfteller bier zyne eige huisfeiyke ómftandigheden niet had bedoeld , hy buiten twyffel niet zonder onderfchcidmg van den fiaai der zaken , maar , gelyk het betaamde , van den ftaat der publieke zaken zou geIproken hebben. Wuar myn oordeel , zou ik egter liefst begryi-en , dat Lr,rd. N. . . , van de ah genzee;^ zaken fpreekt, want die, waren , gelyk  het Britsch Ministerie. 103 mydelyk maakte , om het Volk nog zwaarder lasten op te leggen , had hy hec van zyn pligt geagt, zulke belastingen (f) voor te ftellen , welke het minst partydig waren, Dè lyk ik boven gezegd heb , in zulk een akeligen toeftand , dat hy om dezelve zoo veel mogelyk op te houden , zyn toevlugt tot wanhopige middelen nemen moest ; het is , om zoo te fpreeken , als of iemand zyn huis in brand geftooken hebbende , het zelve te gelyk afbreekt , om de vlam te keeren. Cf) Voor te ftellen. Dit woord;e voor is hier van een diepen nadruk ; men moet hier door het zelve verftaan eerder ; en dus geeft het te kennen , dat Lord N. . . . het van zyn pligt oordeelde , zulke belastingen , welke algemeen zouden gedraagen worden , te ftellen voor of eerder dan anderen , die meer partydig zouden zyn , en welke hy voorzag , wel ras te zullen moeten uitvin' den wegens den akeligen toeftand van het Ryk. Dit was zeer verftandig , dewyl hy ligt ftaat kon maken , dat het Volk eer ia die , dan in anderen bewilligen zou. G 4  ï©4 Dagboek van De £dele Lord (gg) verzögt vervolgen* de (gg) De Edele Lord verzogt &e. Er zyn Uit;. iJeggers, dit uit deeze woorden opmaken, dat het geweetenvan den Edelen Lord ontwaakte , onder dit zyn fpreeken, en derhalven vreezende, dat hem, zyne fnoode regeering Wederom op een fcherpen toon zou onder het oog gebragt worden, wis hy hier '\n de voorbaat , gelyk de kinderen , die iets kwaads gedaan hebbende en voor ftraf vreezende , door hun voorbaarig fmeeken om van ftraf beyryd te zyn , zich zeiven en hun ongerust geweeten verklappen. , Anderen fpreeken dit tegen ; ?eggende. dat de Britfche Regeering in het geheel geen ge. weeten heeft , het welk zy met fes of zeven duizend fchreeuwende onregtvaardigheden , weikè optetellen een werk van eenige banden dikte beflaan zou , tragten te bewyzen en jrpedtemaken. Ik kan daar niets 2ekers van zeggen geliefden ; indien wy aandagtiglyk de ontleedkunde der hedendaagfche Engelfche men-, fchen van den beroemden Lutlethon nagaan , dan vinclen wy het uit en inwendig maakfel derzelveh zeer wonderjyk en van andere Chris*  KÉT JRÏTSCH MINISTERIE. Ió£ Leden van het Huis der Gemeente hem thans Christenraenfchen zeer verfchillende. Het zal onzen wel aandagtigen niet onaangenaam zyn de eige woorden van dien beroemden natuurkundigen te hooren. „ Wat de Engelfche Natie betreft ; men „ onderfchcidt dezelven in 3 Clasfen , name- lyk in Welgesmden , Ministeriaakn en „ Zeelieden. I, De eerste Clasfe beftaat uit menfchen „ gelyk aan andere Europifche menfchen ; zy „ hebben dezelve redelyke bewegingen enge- fchikte ledemaaten; hunne oogen zyn leven* „ dig en fcherpziende; zy dragen het hoofd op* ,<, geregt en hebben gezonde hersfenen; hun tong „ isfcherp, met welke zy zonder ophouden de Minhteriaaien* welken zy een dodelyken haat „ toedraagen , fteken , doch zonder dat die >, eenige tekens van pyn betoonen ; hunne fchouders zyn breed , omwelke rede zy door „ de Ministeriaakn, die fterkerzyn, zwaar be„ last worden » en zelfs zoo zwaar, dat hun op „ ieder voetftap de traanen uit de oogen lo„ pen , alleen hunne armen zyn. zeer zwafc „ en fchier lam , zoo dat zy buiten ftaat zyn 9 orn den bykansondragelyken last aftewerpen, C 5 „en  §oé Dagboek van thans niet, gelyk fommigc-n voorheen hadtien gedaan , te befchuldigen als eene oorzaak ■y en hunne vyanden de Miniueriaalen met n kragt aantegrypen en te keer te gaan ; hmr> ne huid is zeer zagt en verwarmend , hetwelk „ oorzaak is , dat zy van de Mwkteriaaien „ gevild worden , van welke huid die zich „ bedienen , om zich. te verwannen , en „ hunne naaktheid mede te bedekken ; 'hun„ ne boezem is zeer week , zoo dat hun hart „ zeer ligt getroffen wordt ; om kort te gaan , „ zy zyn volkoomen gelyk aan de Weigezin. n den - van andere Natiën , welke de zelve „ gefteldheid hebben , en ook het zelve lot M ondergaan. De Minhteriaalen zyn geheel verfchil»' lende van de voorbaande Clasfe ; deeze w hebben een yzerhard hoofd , doch zonder r> herstenen ; hunne oogen zyn groot, maar „ zeer duister en fchier blmd , want zy kunnen „ naauwlyks het licht van de duisternis onderM fcheiden ; hunne mond is ongemeen wyd „ en voorzien met zeer fcherpe tanden , „ waar door zy alles vermaalen en verflinden ; » hunne armen zyn verbazend lang en fterk , n zoo  bit Britsch Ministerie, io? «aak van ajle die onheilen , welke deeze - ; bef. „ zoo dat zy daar mede vau het eene einde », van het Ryk tot aan h^t andere kunnen „ reiken , en het roer van Staat bellieren „ naar hunnen wil; hunne .boezem is harder dan „ marmer en ondoordringbaarhunne buik ver„ bazend groot, iö welken zy hunne hers„ fenen dragen ; hunne beenen zyn zeer. lang , „ 't geen hun gelegenheid, geeft , om qt „ ver alles heen te kunnen flappen. „ De Zeelieden zyn de grootfte Zeemotfe ,, fters ; alle de voorwerpen , die zy voor „ het oog krygen , zien zy verkeerd , „ het welk de oorzaak is , dat zy het; „ geen aan anderen wettiglyk toebehoort , „ als het hunne aanmerken ; hunne handen, „ zyn met roofklaauwen voorzien , aan alle „ kanten bezet met weerhaken , zoo dat zy „ alles , het welk zy aanraken , naar zich „ toefleepen ; zy maken een wonderlyk ge„ luid , het welk , van verre gehoord „ „ zweemt naar het gebrul van eenen Leeuw ^ „ doch naderby kan men duidelyk bemerken,, « dat het fle&u ^en czslsgelchreeuw is ; zy, m hebv  i«8 Dagboek van belastingen noodzaaklyk maakten ; dat hy (hk) op zyn tyd zich van alle die be' v .: , .. . fchul- hebben een vertaalden boezem doch geen •> har : in deszelfs plaats hebben zy een „ zeer groote en overlopende gal , het welk ,, hen woedende reaakt tegen de zulken r, die te zwak voor hun zyn. Wat zyn dit'niet een fchadelyk en wonderlyk foort van Zeemonfters geliefden ! Ik hoop dat onze Oorlogsvisfchers veel van dit ontuig Zuilen doodflaan tot heil van het menfchelyk geflagt , en er eene menigte vangen. — Ik heb meer dan eens een wisfewasje aan het een of ander roofdier verkeeken , maar op myne agtbaarheid betuig ik ; wel gaarn een douzyn dukaten te willen verzien aan een honderd douzyn van die door ons Volk gevangen ondieren. (hh; Op zyn tyd &c. De vyanden van het Ministerie zeggen, dat dit eene zeer zotte uitvlugt van den Edelen Lord is ; dat hy verpligt was , om zich te verdedigen tegen die befchuldigingen , zoo draa dezelve tegen hem wierden voortgebragt , want dat hy op dee ze wys zich altyd van ,eene verantwoording kon  het Br,i-tsch Ministerie. 109 fchuldigingen (ii) zou zuiveren , en dat hy verzekerd was , dat er geen Regtbank in het kon bevryden , met te zeggen , dat het nog zyn tyd niet was , om zich van die befchuldigingen te zuiveren. Het is zoo , geliefden 5 maar met dit al kan men niet ontkennen , dat Lord N. . . . hier de voorzichtigfte party koos , Want zoo lang hy met die verzekering , van op zyn tyd zich te zullen verantwoorden , een geregtelyk onderzoek ontweek , had hy geen zwarigheid om geregtelyk overtuigd te worden het fchynt my toe , dat indien dit by alle Regtbanken practicabel was , en een misdadiger zich op de tegen hem ingebragte befchuldigingen mogt bedienen van de dierbaare woorden ; dat hy zich niet op den eisch van den befchuldiger , maar op zyn tyd van die befehuldi' ging zou zuiveren , en daar op antwoorden; er veele zeer gelukkig van galg en rad zouden bevryd blyveo. Wat is het jammer voor de leden van het kleine beurfefnyders gild , dat dit voorregt alleen voor die van het groote of publieke beurfefnyders gild gefchikt is. (ii) Zou zuiveren. Het woordje zuiveren, is «en zeer dierbaar woordje s m behoort 4-  Ho Dagboek var Bet gantfche Land zou zyn , welke zya ge- eigentlyk tot de flookkunde. Het zuiveren ge. fchiedt op veelerley wyze by de chymisten door Oliën , door fierkere Wateren , door Aardens, door Zouten , door Metalleri &c. maar liet sulveren van zwartgemaakte Ministers gefchiedt door befchreeven papier, het welk men Memorien noemt , ook door Jclens van het een of ander aanzienlyk ampt , en door Goudzalf. Wanneer de zuivering der Ministers doot .papier gefchiedt ; dan zorgen zy, dat zy eerst de oogen van hunnen Regter door een Amptsatle voor hem , vcor zyne kinderen of familie digt toegebonden hebben , op dat de Rraalen der waarheid deszelfs gezigt niet zouden befchadigen ; vervolgens geven zy hem het ander papier Memorie genaamd in handen , welks inhoud zy hem op zulk een treurigen en hartbreekende wys voorzingen,dat het hart van den geblindden Regter week wordt , en hy aanftonds half fchreyende van medelyden uitroept onfchuldig ! op welk geroep de Minister gezuiverd is. Maar de eenvoudigfte manier van de Ministers tffi zuiveren gefchiedt door Goudzalf. Met  het RRfTsCtf Ministerie, rif gehouden beftuur niet als (kk) betaamlyk zott Met deezen kostelyken balfem fmeeren en ftryken de befchuldigden zoo lang de handen van den Regter , tot dat die geheel doof en glad zyn , waar door die het zwaard der Juftitie en den evenaar van het Regt onmooglyk kunnen aangrypen of vasthouden. (kk) Betaamlyk &c. Veele Uitleggers zyn over deeze woorden zeer verbitterd' , zeggende , dat het onbefchaamde logentaal is , dat er een eenige Regtbank in het gantfche Land kan gevonden worden, die het gedrag van dien Lord zoü kunnen regtvaardigen , of als betaamlyk oordeelen ; maar deeze lieden ken-r nen in de daad de Regtbanken van dat Land niet; want als men de gevelde Admirali» teits vonnisfen nagaat, en daar uit tot de overige Regtbanken befluit , dan wordt het gemoed overreed , dat voor zulke Regtbanken geen zaak zoo eerlyk en opregt is , die niet het gevaar van Veraordeeïtng te vreezen heeft , en geen fchelmftuk zoo groot en verfoeyelyk is , het welk op geen Vrjfpreeking kan hoopen. Sommigen zeggen , dat de Edele Lord hier zeer regtzinnig fpreekt , dewyl er by dé  fin Dagboek y a jp cordeelen , dewyl hy den Staat (//) vér* dedigd had tegen. ..... de wettige regten van het Parlement , , Hy had , zei hy verder , zorg gedra de Engelfche Natie in de "tegenswoordige ty 'en een wonderlyk denkbeeld van het be. t/iamlyke gemaakt wordt ; er is by hen thans een nieuw woordenboek in het licht gekomen , het welk men daar over nader kan inzien in het zelve ftaan de woorden roofzugtig , moorddadig , eerloos , meine* dig &c , alle in dezelve betekenis met let woord betaamlyk. (II) Den Staat verdedigd bad &c. Hier is wederom gedeeltelyk het fchrift onleesbaar of geheel uit ; fommigen zeggen , dat de zin , zoo als die nu in den text geleezen wordt , zoo moet blyven , en dezelve volkoorcen dus naar waarheid is. Anderen nemen juist deeze rede , om ftaande te houden , dat er eenige woorden uitgelaaten en vermist zyn, dewyl het volgens hun gevoelen onmogelyk is , dat een Britsch Minister dewaarheid kan fpreken. Geliefden ! gelukkig heb ik in een En- gelsch  het Britsch Ministerie. 113 dragen , om (mm) eene grondige kennis te kry* gelsch papier gedeeltelyk het gebrekkige gevonden ; de volkoomen zin moet zyn , dat hy den Staat verdedigd had tegen bmtenlandfche vyanden , en de wettige regten van het Parlement gehandhaaft. \ Is waar op deeze wys fchynt het , dat de Edele Lord grove leugentaal fpreekt ; ik zeg , hat fchynt zoo , want in dedaad is het zoo niet ; men moet hier het oog Haart op het woord Verdedigen , het welk by de Britten dezelve betekenis niet heeft als by ons. —— Men zie hier over naa het nieuw' Engelsen woordenboek , en men zal bevinden , dat dit woord by hen dezelve betekenis heeft met Aanbitzen , mishandelen , trouwbreeken , aanvallen en wat dies meer is. (mm) Om eene grondige kennis te krygen &ct Geliefden ! dit is zeer billyk gefprooken ,, en daar door toont de Minister dat hy het betaamlyke wist , van eerst eene goede en op beenen ftaande rekening temaken , eer men eene zaak aanvat, en dat dat vooral nodig is in het leggen van belastingen, om daar uit H v3ö  ii4 Dagboek aan krygen van den aart en de natuur der belastingen , van welke hy reden had om te gede benodigde penningen goed te maken. Het is waar, datindien deeze berekening van de Ministers op gezonde voeten ftond, het zeker de eerfte zou zyn-, dewyl doorgaans dezelve voorheen verkeerd zyn uitgekomen , doch de beste fchutter kan wel eens mis fchieten , en dat is genoeg tot hunne verdediging in dit opzigt. Er zyn fommige lieden, die de beste vrienden van het Ministerie niet zyn , welke wel goedkeuren , dat de Edele Loid hier fpreekt van eene juiste berekening der belastingen , nodig tot het voeren van den Oorlog ; maar, zeggen ze , het was veel heilzamer voor het Ryk en voor gantsch Europa geweest , indien de Ministers , eer zy de wapenen hadden opgevat , berekend hadden dat Groot Brittanie daar door zyne beste Colonies zou verliezen ; dat de fchatkisten van het Ryk daar door zouden worden uitgeput ; dat het Kyk [daar door in fchulden zou geraken , welke het nooit kan betalen , en onvermydelyk zou geruineerd worden ; eindelyk dat daar door het Hot en de Ministers niet alleen in  het Britsch Ministerie. 115 geloven , dat hy (nn) zich in zyne berekening niet zou bedroogen vinden. Dat hy oin die rede (oo)' » * * * ï Vrydag den 25 Maart. Heden morgen omring het Ministerie een brief van derj Volgenden inhoud. Myiords ! Ik had gehoopt , dat myn laatst voorge- fteld in veragting by hunne eige Natie ■> maar zelfs by alle Volkeren zouden geraken. Deeze aanmerking is niet van waarheid ontbloot. (nn) Zïch in zyne berekening niet zou bedroogen zinden. Hier is verfchil , wat men door die berekening te verftaan hebbe ; doch indien de Edele Lord in het ligten dier belastingen den ftaat zyner eige zaken bedoeld heeft , dan is het zeer waarfchynlyk , dat die berekening hem niet onvoordeelig ge> weest zy. (00) Hier en vervolgens is deeze geheele aantekening onleesbaar . het geen niet is teverworideren; want dezelve behelst de naauwkeuH a ri-  ii6 Dagboek van fteld project Ulieden zou hebben behaagd; ik had gaarn rryn uitterst best gedaan om Ulieden ,• omtrent het uitkiezen van belastingen in de hand te werken , maar ik heb met leedwezen bemerkt , dat myn welmeenende raad geen ingang heeft gevonden ; Uwjieder voortelling heeft liever de mout, de gefabriceerde wyneti , flerke dranken , rum , brandewyn , benevens den uitvoer van fteenkolen willen belasten. - Het fpyt my: zeker Myiords ! gylieden zoudt gezien hebben , dat myne berekening waarfchynlyk beter zoude uitgekomen zyn , dan de Uwe ,• nu dat is tot daar toe. Ik heb egter het voorneemen , om myn Vaderland van dienst te zyn , en dit is de rede dat ik my andermaal aanbiede. Gylieden Myiords! wilt met geweid oorlog voeren , dit is een vast teken , dat Gylieden door een zugt bezield zyt , om te benadeclcn ; niet dat ik hier door verftaa , dat Gylieden geneegen zyt uwe eige onderzaten rige uitrekening van de belastingen, en die zyn altyd ten uitterte duister.  het Britsch Ministerie. 117 ten te vernielen ; neen Myiords ! daar van behoef ik niet te reppen , dewyl het gantfche Ryk bewust is j hoe Gylieden met dc onderdaanen van de Ks< on handelt. • Hoofdzakelyk bedoel ik hier mede de vyanden van het Ryk , gelyk N. America , Vrankryk , Spanje en Holland. ■— Holland , zult Gylieden' zeggen , voert geen oorlog tegen ons : ■ tot nog toe niet Myiords .' maar Gylieden voert alreeds Oorlog tegen Holland , cn doet het reeds alle de rampen des Oorl^gs onder den dekmantel van vriendfchap gevoelen ,■ en niet zonder rede ,. dewyl die Republiek voorfpocdig in den, Koophandel is , cn dit Myiords ! is rede genccg om uit nyd deiielve te kwellen , aantevallen , cn was het mogelyk te vernielen , want indien men de eerfte oorzaak van deezen geheelcn Oorlog nagaa , zoo is dezelve de voorfpoed der Noord - Americaanen geweest ; dien kost Gylieden niet verdragen , niettegenftaande zy in onze Regeering waren ingelyfd , niettegenftaande zy mede onderdaanen van Grooc Brittanie waren; hoe veel te minder dan H 3 dien  Ii8 Dagboek van dien van Holland , daar deszelfs inwo-ndew , flegts onze Bondgonooten zyn. Daar ik niet nuttig kan zyn , om de nodige kosten van den Oorlog te vinden Myiords ! wil ik ten minsten doen wat ik kan, en Ulieden eenige middelen voordellen , die U het voorregt der wapenen boven uwe vyanden zullen verfchaffen. Ik heb my van myne jongheid af op uitrekende kunsten toegelegd , met welke ik myn Vaderland zoo wel in tyd van Oorlo^ als van Vreede van eenigen dienst zou kunnen zyn , en ik agt my verpligt , het geringe myner kundigheden aan Uwliedcr fchrarjdcr oordeel voortedragen. Gylieden zult buiten twyffel van ongeduld branden , om die middelen , die ik tot het gelukkig voeren van Oorlog , heb uitgedagt , ce weeten ; wel aan Myiords .' ik verftaa my by uitïlck op het vergiftigen van kogels , waar door ieder gekwetfïen een gewisfen dood moet ondergaan. Geen is er in het gantfche Koningryk , die beter cardoezen met gebrooken glas , porcelyn , mikken Van roestige gefchaarde mesfen , fchaaren.  Het Britsch Ministerie. 119 &c. kan maken dan ik ; het is onbegryplyk Myiords ! hoe groot dit voerdeel is , dewyl de wonden door dit ontuig veroorzaakt niet alleen veelal dodelyk , maar ook uitermaaten pynelyk , en grootendeels nimmer zuiver geneesbaar zyn. Misfchien zullen uwe vyanden (want Gylieden Myiords ! zyt te verftandig om zoo naauw te denken) ik zeg, misfchien zullen uwe vyanden , uwe tegenpartyders die middelen verfoeyen , en die met den naam van eerloos en onregtvaardig beftempclen ; maar deezen kan men terftond den mond -floppen met hun voor oogen te houden , dat deeze Oorlog, door ons aangevangen , zelve geheel onregtvaardig is , en het is dus zeer wel voegende , dat de wapenen overeenkomen met den Oorlog ; dat men , daar men er geen geweetenszaak van heeft gemaakt om dien onwettig aantevangen , zich ook niet bedenke , hoedanig de middelen zyn om dien voorttezetten , en zich ook van onwettige wapenen bediene ; dat men, daar men geen zwarigheid heeft gemaakt , om orfchuldig bloed te vergieten , nu ook geen zwarigH 4 beid  ito Dagboek van held make , op wat wyze en door hoedanige middelen die volbragt worde. Mogelyk zal de eene of andere vitter hier tegen inbrengen , dat het verbooden wapenen zyn ; doch by hen , dte geen wetten eerbiedigen , is niets verbooden, en derhalven gaat dit Ulieden in het geheel niet aan. Anderen zullen hier ten overvloede nog tegenwerpen , dat het gebruiken van dergeiyke wapenen by befchaafde Volkeren in verfoeyinois : regt zoo Myiords ! dat willen wy die ncuswyze bedillers gaarn toeftemmen , maar wie zou zoo vermeetel durven zyn , om ons thans eene (pp) befchaafde Natie te noemen ? dat befchaafde • ik weet niet het ftuit my zeer ; er is iets popagtigs „ , jets lafs in, dat geen Engelfchman voegt! Lie- (pp) Befchaafde Natie. Men kan zekerlyk zeggen , dat de Engelfchen bsfehaafd zyn "en van dag tot dag nog meer befchaafd worden door hunne Ministers ; volgens het getuigenis van den Heer Burcke zyn er reeds een ze^r groot gedeelte door de Mini. ters tot op het gebeente toe befchaafd * en moeten nog by aanh.gudenlieid die fmenelyke cuur doorftaau,  het Britsch Ministerie, isï Liever fchikken wy ons naar de mannelyke woestheid der wilde Volkeren , die opwasfen in den Oorlog en geen vermakelyker tafereelen zien dan bloed en moord. Die ons dezelve heldhaftigheid wil betwisten , vestige zyn oog flegts op cns Oorlog voeren in Noord - America , op dc handelwys onzer zeelieden , cn hy zal moeten toeftem' men , dat wy de Americaanfche en Afrikaanfche Wilden in die bekoorlyke wreedheid , in die mannelyke woestheid reeds bykans voorby ftreeven. Die zelve Wilden Myiords ! zyn de eerfte uitvinders van het vergiftigen der pylen ; welke eer voor onze Natie , indien wy de uitvinders van het vergiftigen der kogels zyn ! —— Ten minsten daar wy navolgers van hunne zeden zyn , daar wy in het moorden en brandftigten hunne voetftappen drukken , past het ons ook hun gelyk te zyn in het gebruiken van zoodanige Oorlogswapenen , welke het meest vernielend en onzen vyand het meest pyn cn ellendige gevolgen verwekkende Z3rn. My dunkt Myiords ! dat ik de vernoegdH 5 heid  tas Dagboek van heid en blydfchap over deeze myne gelukkige uitvinding reeds op uw gelaat zie blinken ; het kan ook niet anders zyn, u. we geheele denkwyze , (dit weet ik) ftemt voikoomen over een met het geen ik boven onderdanigst Ulieden heb voorgedragen. Verfchoont my egter , dat ik de vryheid gebruik , om Uiieden de nodige omzigtigheid , in U te bedienen van myne zeer nuttige uitvinding , aanrade. Om myne dodelyke wapenen te gebruiken tegen de Noord - Americaanen , Franfchen of Spanjaarden , dunkt my niet raadzaam , dewyl die Volkeren ons buiten twyffel met gelyke munt zouden betaalen ; en fchoon zy mogelyk zoo gelukkig niet zouden zyn , om het vergiftigen der kogels fpoedig uittevindcn , zy zouden dit gebrek door het een of ander weten te vergoeden; en dus zou de kans gelyk zyn , het welk nimmer ons doelwit is, Gylieden zult my tegenwerpen en vraagen , tegen wien Gy dan myne dodelyke yitvinding zult in het werk ftellen ? ■ Te-  feÉT Britsch Ministerie. 123 Tegen de Hollanders, Myiords ! tegen de Hollanders. . Maar tegen dezelven voeren wy geen Oorlog, Het is zoo , voor het uitterlyke voeren wy tot nog toe geen Oorlog tegen hen , maar dat zal wel draa gefchieden. —— Gylieden zult oordeelen , dat ik deeze myne gedagten gronde , op de aanhoudende plageryen en mishandelingen , welke zy van ons geleden hebben en nog lyden , op het flremmen en plunderen van hunne koopvaardyfchepen door onze Zeelieden ; dat zy dit alles moede hun geduld zullen verliezen , en het geweld met geweld te keer gaan : neen Myiords ! hier op zyn myne gedagten wegens een aanltaanden Oorlog met de Hollanders geenfints gegrond ; zy zyn zoo goed , zoo onbegrypelyk , onbegrypelyk goed , dat hoe uitgeftrekt men hun geduld ook moge oordeelen , men egter van het zelve nog veels te bekrompen denkt. Maar Gylieden zelve , Myiords J Gylieden zelve zult hun den Oorlog aandoen, Dit verwondert Ulieden ; Gy vraagt om 'welke redenen dat zou kunnen gefchieden ? Om  124 Dagboek van Om niets —- om -— wagt daar fchiet my eene gewigtige rede in: om dat zy zoo vreeflyk geduldig zyn ; om dat zy de beledigingen hun aangedaan met flilzwygen verdragen , en ons niet te keer gaan ; en daaj het Ulieden bekend is , dat het de ftantvastige gewoonte van onze Natie is , zulken , die zich voor ons bevreesd toonen , meer en meer voor ons te doen bukken , . en de zwakken hoe langer hoe meer onder het juk te knellen , zult Gylieden ook van flap tot flap voortgaan met haar te onderdrukken , cn dit is bettamlyk , want die zich geduldig tot een ezel laat maken , moet niet zuur zien , als men hem ook pakken oplegt. Gylieden en de gantfche Waereld zult door hun verwonderingswaardig geduld in het denkbeeld komen , dat zy geheel ontaard zyn van het geen zy voorheen waren ; dat zy nu flaphartig en verwyfd zyn , en het dus de regte tyd is , om hen geheel in flaaffche ketenen te flaan. Maar voorzigtig Myiords ! het ontbreekt hun geenfints aan moed ; indien zy aan den gang ko-  het Britsch Ministerie. 125 komen ; wee dien , die dan hun onder de oogen moet zien ! Laat u dit egter niet affchrikken hunne inwendige gefteldheid , de verkleefdheid van fommige ingezetenen aan ons en hunne byzondere belangen , welke , gelyk uwe handelwys daar van de merktekens draagt , volgens de hedendaagfche gewoonte verre te fchatten zyn boven de algemeene belangen der Natie ; zullen twist, tvveedragt , lasteringen &c. voortbrengen; die zullen Ulicdcr voomeemen begunfligen; Gy zult bykans ongeftoord uwen gang kunnen gaan ; en hier van hebt Gy reeds de overtuigendste bewyzen in hunne toelating van Ulieder menigvuldige kwellingen. Hunne voorfpoed Myiords ! hunne voorfpoed zal Ulieden een zekeren weg tot hun verderf openen ; dewyl die by hen in plaats van lust om zich ontzaggclyk en gevreesd te maken , niets dan wellust en nyd heeft gebaard. De Koopman leeft door zyne ruime winsten als een kleine Koning , en de Edelman , die zich ver boven hem verheeven agt , jaloers en nydig over dien voorfpoed en de levenswys van den Koopman , vloekt  120* Dagboek vaï* vloekt en lastert hem ; hy verheugt zich als hy ziet , dat onze zeelieden zich de moeyte wel willen geven , om dien voorfpoed van den gelukkigen Koopman te vernietigen. Deeze aan alle kanten beroofd wordende vloekt zyne tegenpartyders , en grypt alle gelegenheden aan , om hun , daar 't mogelyk is , te wederftreven en in den algemeenen haat te brengen. Hunne verdeeldheid en de tedere verknogtbeid aan ons geven Ulieden de fchoonfte gelegenheid aan de hand, om hen uittepucren , en met hunne ontzaggelyke rykdonïmen Zult Gylieden in ftaat worden gefteld , om nog eenigen tyd aan uwe andere vyanden het hoofd te bieden. Derhalven Myiords ! is het eene uitgemaakte zaak, dat Gy, het gaa hoe het gaa , hen op de eene of andere wys in deezen Oorlog moet en zult wikkelen ; hunne wapenloosheid , hunne oude vriendfchap en genegenheid voor ons , hunne verdeeldheid, alles zal en moec tot ons geluk medewerken ; die Oorlog zal een bron van fchatten voor ons zyn. Aan  Het Britsch Ministerie. ïv? Aan hun is her. , Myiords ! daar Gy myne kunst moet beproeven ; Gy zult het zonder het minste gevaar kunnen doen , dewyl zy wanneer gy hen aanvalt met die heerlyke vernielende wapenen , die ik de eer heb aan Ulieden voorteftellen , zich daar over wel zullen beklaagen , maar nimmer ons met dezelve munt zullen betaalen , dewyl zy te veel agting voor de oude vriendfchap hebben , cn te menfchlievend zyn , om ons met gelyke dodelyke wapenen te keer te gaan. Ik weet, dat hier tegen geene zwarigheid by Ulieden kan opkomen , als of deeze wys van Oorlog voeren onchristelyk en onbetaamlyk ware , voor al om zulks tegen de Hollanders , onze oude Bondgenoo* ten te doen ; indien iemand , w;e hy ook zy , dwaas genoeg ware , om zulke haairkloveryen voort te brengen , dan moeten wy hem flegts wyzen op onze handelingen , die wy tot nu toe, gedurende deezen Oorlog , met de Hollanders gehouden hebben , en indien hy ,dan één aas gezond oordeel heeft , zal hy terftond moeten toeftemmen , dat  'la 8 Dagboek vam dat het gebruiken van de zoogenaamde ver-* booden Oorlogswapenen , dat het vertreedcn der krygswettcn , by de Furopeaanen gebruiklyk, net zoo christelyk , zoo menfchelyk , zoo betaamlyk is , als de handelwys » door ons tot nog toe met de Hollanders gehouden. Ik ftaa geen oogenblik in twyffel Myiords ! dewyl ik het geluk heb Uwlieder geaartheid en denkwyze grondig te kennen of myn voorflag zal U behaagen, en ik vervvagt van uwe edelmoedigheid eene gunftige belooning, dvereenkomftig den dienst , dien ik met deeze uitvinding aan myn Vaderland bewys. Ik heb de eer hier nevens eenige door myne kunst bewerkte kogels te voegen ; indien het Ulieden behaagt, derzelver kragt op eenig dier te doen beproeven , Gy zult bevinden , dat zy volmaakt aan Uwe verwagting zullen beantwoorden , en ogenbliklyk den dood veroorzaaken. Indien ik het geluk heb , door eene of andere nuttige uitvinding myn Vaderland van dienst te kunnen zyn , zal ik my zeer v erblyden. Ik ben &c. P. S,  het Britsch Ministerie. 129 P. S. ik hoor , dat 'er verfcheide HolZandfche bootsgezellen gevangen zitten ; dat was excellent om de uitwerking van myne kogels aan hen te beproeven. Het zyn toch maar Hollanders. Eodem die. Het Ministerie heeft met veel genoegen deeze aanbieding ontvangen , en order gegeven om daar van de proef by provifie op eenige te neemen , en indien de uitwerking aan de beloften van den Uitvinder beantwoorde , denzelven honderd ponden fterlings tot een gefchenk te geven. Vrydag den j April. Het Ministerie door den Edelen Lord N. . . . berigt ontvangen hebbende , dat de Heer Dunning in het Huis der Gemeentens zich zeer fterk had uitgelaten (qq) over den fterken en gevaarleken invloed van de Kroon , en dat de- (qq) Over den Jlerkcn en gevaarleken invloed van de Kroon. Zuster Everherdina liet zich over deeze woorden zeer fterk uit, zeggende , dat de Heer Dunning hier ellendig abuis had , en toonde , dat niettegenftaande hy 1 een  130 Dagboek van dezelve behoorde beperkt te •worden ; als mede dat het Huis der Gemeentens had beilooten , dat deszelfs leden bevoegd waren om te onderzoeken tot wat eindens de inkomsten der Civile lysten hefteed wayén ; heeft geoordeeld dat het nodig ware , om zulke en dergelyke gevaarlyke voortellingen , welke ftrekten om het gezag des Konings en der Ministers te befnoeyen , te keer te gaan op de best mogelyke wys , en voor al te verhinderen , dat geene volledige rekening van de uitgaven , tot de Civile lyst , behorende , wierde gedaan , als welke van te een lid van de Hooge Regeering was, hy egter den Koning in het minste niet kende , want dat men door de Kroon den Koning moest verftaan , en het hemelsklaar was , dat de Koning geen invloed op de Regeering had. Broeder Gofeivinus wederleide haar met broederlyke zagtmoedigheid , zeggende , dat mén hier door Kroon niet den Koning maar zyn Kabinet moest verftaan , als zynde dé Kroon (hoe wonderlyk dit ook moge fchyrréh) zoo grcot als het genoemde Kabinet, zoo dat dezelve het hoofd \an alle de Ministers bedekt.  Het Britsch Ministerie. 131 te fVr) gcwigtige gevolgen konde zyn. Derhalven is gerefolveerd de openftaande ampten van optedragen aan de zoonen van de Heeren S , V. . , H. ., M. . . i i . . * . fterke voorftanders van het fentiraent van den Heer Banning; als ook een geheim prefent van duizend ponden aan ieder dër Heeren V , V. . , G. . . ,B. ■. . , T. . . . , om daar door die Heeren en hunne aanhangelingen te overtuigen, als dat het geenfints hunne zaak is, de Tegen- (rr) Gewigtige gevolgen &c Geen wonder, myne wel aandagtigen ! dat het onderzoek waar 's Lands inkomsten allen toe gebezigd worden voor de Ministers gewigtige gevolgen zoude hebben , want er is niets dat hun zwaarder vallen zou als het doen van rekening; ten zy men hun vergunde het op hunne wyze te doen, want dan is er de minste zwarigheid nog gewigtige gevolgen tevreezen , Zyn myne wel aandagtigen eens begeerig een ftaaltie van eene Ministeriaale 'rekening te zien, wel aan; ik zal er eene geven van flegts een bagatelletie volgens de handleiding van den Heer Fox ; myne geliefden zullen er I a met  i3a Dagboek vaw Tegenparty iu de hand te werken, en hierdoor met een opflag van het oog uit kunnen opmaken, hoedanig de Ministers hedendaagsch rekenen. MlNISTERlAALE RfcKENING. Van Uitgaaf. Op den .... . aan in koop van buitenlandfch goud. Pft: i, 700,00a Op den - aan dito 1,500,000 Op den -aan dito - 400,000 Op den-zan dito- 400,000 MlNISTKRIAAL E Rs K E NING Van Ontvang. Op den ..... ont vangen volgens Noti tie. Op den Pil: 3 5 000,000 1, 000, 000 Somma 4,000,000 Somma 4,000,000 . Zie daar myne aandagtigen ; hebt gy vier Milioenen fterlings , zeer accuraat verrekend, en de uitgaaf volmaakt overeenkomende met den ontvang. Volgens deezen trant van reke nen zyn de Ministers alle uuren van den dagin ftaat en ook gereed om rekening te doen. 't Is waar , er zyn vitters , die met dit foort van,, rekening te doen niet te vreeden nen  het Britsch Ministerie 133 door (w) hen van fentimenten te doen veranderen. zyn , en die vragen ; „ waar is dat bui„ lemds goud gebleeven ? wat is daar mede „ gedaan .? " Doch men kan ligt bemerken , dat dit vitteryen zyn , we'ke ligt te beantwoorden waren; en waarlchynlyk zouden de Ministers daar wederomop antwoorden , dat zy daar voor inlandscb Zilver gekogt hadden , en zoo was het goud al wederom verregend; en wilde men verder gaan (want dit is tot in het oneindige uit te rekken) zoo zouden de Ministers egrer altyd in ftaat zyn , om het of. ander in Uitgaaf te brengen. Zie verder Charles Fox, Kekentxiys der hedendaagfche Ministers. Qss~) Hunne fentimenten te doen veranderen. Hier uu ziet men, dat het vermogen der Ministers ongelyk grooter is dan dat der grootfte Philofophen ; want d.eze laatften zyn doorgaans niet in ftaat, om met duizende betoogen , op weiken zy jaaren agter den anderen,, hunne hersfens hebben uitgeput , hunne tegenpartyen tot het omhelzen van hunne denkbeelden en ftellige waarheden overtehalen , daar de Ministers zulks in een oogenblik I 3 door  $34 Dagboek van Eodem die. Heeft het Ministerie bcHoocen, om het nieuw uitgekomen Engelsch woordenboek te doen verbieden; als behelzende veele Nationaale uitleggingen en veiklaaringen van woorden (tt) tegen den zin der Ministers. sf;'r' ""; r ; ;/ / 'f In- door een hand vol goud of eene ambtsbediening kunnen verrigten. Hét is een zeker bewysj, dat de beloonende, Staatkunde in deeze tegenwoordige dagen meer vermag dan de befpiegelende ivysbegéerte en dat daar er meer gelegenheid is om volgens de regels der laatfte een eerlyk man tc blyven, men door de eerfte meer fchatten kan bejagen. ('0 Tegen den zin der Ministersi Dit is de Voornaamfte doodzonde , volgens de hedendaagfche ftaatkundige wetten ; men mag doen wat men wil , men mag het waragtig belang van zyn Vaderland aan zyn eigen belang opofferen ; men mag loffelyke Regeerders als verdervers van hun Vaderland in den algemeenen haat tngten te brengen ; men mag met de vyanden van het zelve aanfpannen ; dit alles hoe rampzalig , hoe ftrafwaardig , is niets , indien het maar overeenftemt met den zin der Ministers. Maar indien men het belang van het Ryk wil behartigen ; indien men zich aftobt,  HET BRITSCH MlNISTERI E. 135 Inzonderheid zyn de volgende verklaaringen van woorden en vergelykingen zeer aanftotelyk en ten eenemaal onverdragelyk. (uii) Aanbeeld. Is het zelve met Hofraad^ en beide zyn overeenkomende in ey- gen- tobt , om deszelfs rampen te weeren ; indien men de listige aanflagen van den vyand tragt te verydelen , en alle deeze pogingen ftryden tegen den zin der Ministers ! O ! O ! O ! Wee ! Wee J dan , jaa dan heeft men bitterlyk gezondigd ! zie hier over Gofewinus. De voortreflykhcid van den fioel van Lucifer boven dien der booze Ministers, fok 117. (uu) Aanbeeld. Hoe zonderling dit ook mogp fchynen, geliefden! hoe vreemd ook.de vergelyr king van een Aanbeeld met een Hofraad moge zyn, zy is egter, naa ons zwak begrip naauwkeurig; want gelyk er bykans niets harder is dan een Aanbeeld , en ,, zonder dat het daar van eenigen hinder lydt , alles op het zelve wordt verbrysfeld ; zoo is het ook met den Hofraad ; hoe zeer zyne tegenpartyders op hem toellaan , het hindert hem niet , en al wat zy van deeze hunne moeyte erlangen is , I 4 dat  i$6 Dagboek van genfchappen, egter is de eerste Machine van veel nuttiger gebruik dan de laatfte , welke laatfte om die rede veeltyds Lucifers Aanbeeld wordt genaamd. Blanketzel. Is het zelfde met (yv) Hofcou- rant dat zy zich afmatten zonder een haairbreedte te vorderen ; en het is zeker , gelyk onze Auteur met zoo veel nadruk zegt , dat het Aambeeld van veel nuttiger gebruik is dan een Hofraad , fchoon beide dezelve eigenfchappen bezittende , want 'gelyk het eerfte dient om veele nuttige zaken aan een te fmaeden , zoo dient de laastgenoemde machine om veele nuttige raadgevingen tot heil van het Vaderland uitgedagt, te verbreken. Zie hier verder over Patriophilus. Verzameling van graffebriften op de hedendaagfche Ministers fol: 39. Enda hunne raadgevingen waren boozer dan die der Duivelen. (vv") Hofcourant. Hoe wonderlyk is dit wederom geliefden! en egter in de daad waar; want gelyk de vrouwen , die ongedaan van kleur of gerimpeld , zwak &c zyn , en gaarne nog voor fchoonheden willen doorgaan ■> zich van het Blanketzel bedienen , om hunne gebree- ken  het Britsch Ministerie. 137 rant zynde het eerfte ten dienste' der galante vrouwen , en de laatfte tot behulp der zwakke Hovelingen. Cyferkunst. Deeze fraaye kunst is zeer verbasterd , of liever bykans geheel vergeeten ; de Engelfche Regeering heeft federd jaaren daar niets meer van verftaan ; het eenigfte gedeelte dat zy nog van dezelve magtig is is de berekening van Ontvang , welk gedeelte ook fchraapzugt genaamd wordt. Beurfefnyders. Dit is een zeer gevaarlyk foort van ..... volk ken te verbergen ; zoo bedienen de Ministers zich van de Hof courant, om daar mede hunne misflagen en de toenemende zwakheid van het Ryk te verbergen. Darenboven bedienen zy zich van dezelve als een fcbild , agter het welk zy zonder eenige de minste fchaamte , de groffte leugentaal, die hun tegen het hoofd werom fluit, mogen .voortbrengen. In dit zelve woordenboek wordt het woord Hofcourant ook overeenkomstig gefteld met het woord plaaster , om dat men die ook gebruikt om de Nationaale wonden te verbinden, 1 5  138 Dagboek van volk , en tot dezelve behoort ver het grootile gedeelte der Engelfche Natie. Er is een wonderlyke gewoonte in Engeland van een Gaauwdief , welke maar ééne beurs geligt heeft , openbaar als een dief te ftraffen , terwyl hy , die kunftig genoeg is om op eene keer alle de beurfen van alle de onderdaanen van de Kroon te gelyk te ligten , met een groot jaarlyks inkoomen' en de aanzienelykfte eerampten begiftigd wordt. Zie verder over de oorzaak van deeze wet op het woord Subfidie. Doorzigtig. Dit woord heeft fomtyds eene goede en fomtyds eene kwaade be^ duidenis. By de Engelfche Natie geeft het zoo veel te kennen als gevoel van Rampzaligheid , door dien de meeste onderdaanen zoo ongemeen doorzigtig zyn, dat zy niet alleen tot op den grond van hunne geldkisten en beurfèn maar zelfs tot op den bodem van 'sLands welvaaren zien kunnen. ' Het wonderlykfte van deeze  het Britsch Ministerie. 139 doorzigtigheid der Engelfche Natie is daar in geleegen , dat dezelve is ontftaan door dien de Koning geen doorzigt had. Serlyk. Is een byyoeglyk woord , doch 1 kan niet by alle zelfftandige woorden gevoegd worden ; in het geheel kan men het bcdendaagsch niet ftellen by het woord armoede , in tegendeel is het onaffcheidbaar van het woord Rykdo?n , en er is geen Staatsdienaar, die het zich niet toeeigent , nicttegenftaande die veeltyds niets bezit, het welk naa eer lyk zweemt,, en dat woordje zoo wel op hem pasï a}s een zaal op een dood paard» Eerlyk. De groote letterkundige B, - « heeft zeer kragtig beweezen , dat fchoon het woord eerlyk zeer veel . overeenkomst in klank etf lettergreepen heeft , ; en bykans uit dezelve' letters beftaat, als het woord heerlyk', het egter van veel minder kragt is  140 Dagboek van is dan het laatftgenoemde woord ; en dat men (ww) van eerlyk geen heer. lyk maken kan , als zynde daar toe te gebrekkig ; in tegendeel in heerlyk is altyd eerlyk opgeflooten. Eerlyk man is zoo veel te zeggen als een ryk man. De Mathematicus G. . . . heeft zeer accuraat de graaden van eerlykheid by ponden fterlings en Hollandfche ducaten gerekend. Eerlykheid (xx) is onaffcheidbaar van gezag; fww) Dit myn geliefden ! is zeer wel te begrypen , want het woordje eerlyk heeft inmers een letter te kort naamlyk de h. O*) Eerlykheid. Dit isvolftrekt waar, geliefden! wy zi n immers, dat zoo draaiemani, die (om 200 te fpreeken;) zoo vriendelyk met burgers heeft omgegaan , dat hy. nederig genoeg is geweest em hen opteligten , en tot zyne eeuwige fchu'deisfches te makenwaar tegen zy zoo familiair met hem geworden zyn > dat zy hem zonder eenige bewimpeling in het aangezigt zeggen , dat hy een ichurk en een be-  het Britsch Mi nisterie. 141 zag ; het een wordt om die rede dikwyls voor het ander genoomen. Godsdienst. Wordt in twyffel getrokken ofwel beftaat; hyis by eene Regeering veeltyds van dezelve betekenis en kragt als het woord dekkleed , dewyl die met dat dekkleed haare misdagen voor het oog van het volk zoekt te verbergen , of haare byzondere oogmerken te bedekken, om dus zonder de gunst de volks te verliezen ongehinderd volgens haare denkwyze voorttegaan. Ministers. Is het zelve met het woord (yy) fny bedrieger is , ik zeg , zoo draa zulk een opligter en bedrieger tot gezag komt , aanftonds wordt hy een eerlyk man ; een ieder groet hem , een ieder eerbiedigt hem ; en die brutaale fchuldeisfcher , die hem veertien dagen van te Vooren voor een fchurk uitkreet, noemt hem nu al mede zyn Wel Edele Hooggeboorne , geftrenge &c. zie Rabener. (jy) Snyder. Hier over is verfchil , wat men door dit woord eigenlyk te verftaan hebbe ; de Engelfche Cabalisten zeggen , dat men het eenvoudig voor een perfoon die klederen maakt ,  £'4» Ö AG BOEK TAN fnyders, en heeft ook dezelve beteke* nis als het woord (zz) Mineur. Mi* maakt , of een kledermaker neemen moet , want zeggen ze, dit Itemt zeer wel over één met het ambagt der Minnisters, welken, zoo draa het volk zyne naaktheid begint te bemerken , het zelve knaphandig met een kleed van nieu heid zou willen hebben om haar dien te wy„ zen ? Ik antwoorde jaa , en vraagde haar op „ myn beurt , wie zy was , en of zy eene „ vreemdeling in dit Land was ? zy antwoor„ de my weder , dat zy Regtvaardigheid „ hiette , en dat zy nu en dan in dit Land „ wel eens in de kleine fteden en dorpen was „ geweest , maar nimmer in deeze Koningly„ ke Hoofdftad ; dat zy zoo veel van dezel„ ve had hooren fpreeken , dat zy ten uitter>', fte begerig was geworden om dezelve te zien „ en eenigen tyd daar in door te brengen; myn „ voorneemen zei ze is te logeer en in het Ko„ ninglyk Paleis ; ik twyffei niet of de Vorst „ zal met myne komst verheugd zyn". ii Terwyl zy nog fprak kwam een Pagie des  MET BRITSCH MlNITERIE 149 Gerigtshoven. Reg^ „ Konings, haar verzoekende uit naam van den „ Vorst in zyn Hof te willen haar intrek nee„ men ; dat hy haare komst in zyne Hoofdw ftad met de groorfte blydfchap vernoomen „ had , maar dat, wanneer zy aan zyn ver„ zoek voldeed , zyne vreugd volmaakt zyn „ zoude. „ Aanftonds nam zy deeze vriendelyke aan„ bieding en verzoek aan , en volgde den „ i'agie ; dewyl ik myn hart niet kon ver„ zadigen met haar te aanfchouwen , v/>lg„ de ik haar ; zoo draa wy aan het Hof ge„ koomen waren, wierd de Ho poort voor haar „ geopend , en aan weer-zyde van dezelve ,, ftond een rei Koninglyke Ministers ; dit „ was oorzaak dat dezelve te eng wierd om „ er de Regtvaardigheid door te laten ; en w wat moeite dit Hemelsch vrouwenbeeld deed „ om er door te geraken , het was te ver„ geefsch; van buiten ftonden ook verfehei„ den mannen om haar door te dringen , on„ der anderen de Hollandfche Afgezant ; dee- ze weerde zich , dat hem het zweet van „ het aangezicht afliep , en fpande alle zyne „ kragten in , om haar doortedringen, doch K 3 n te  tso Dagboek van Kegtv aardigheid van den onregtvaardigen Ko, te vergeefsch. Eenige welgezinde en verftan„ dige lieden riepen uit al hun raagt dat meu „ de Ministers des Konings maar uit den weg „ moest ruimen , dat dan de Hofpoort ruim„ te genoeg zou hebben om de Regtvaardig. heid doortelaaten ; doch deeze raad wierd „ door de Ligtvaardigheid gehoord , welke „ vreezende , dat zy haare vrinden en hapd„ havers verliezen zou, voor den dag fprong, zeggende ; dat het niet aan de ruimte van », de Hofpoort haperde , maar aan de grootte van bet vrouwsperfoon , en dat men der„ halven haar zoo wat van alle kanten moesl „ bedisfelen en faefnoeyen. „ Zoo dra de Regtvaardigheid de taal „ van die Hofpop hoorde , en zag wie zy » was , keerde zy zich om , zeggende; „ dat zy met die Dame onder geen één dafe „ kon logeeren , en vertrok. „ Zy vraagde my of er geen meer voornaa„ me publieke huizen waren , in welke zy „ kon logeeren? ik bragt haar naar de zaal van „ Westmunfter , maar dewyl zy haar eve„ naar en zwaard by zich had , zeide men « tot haar , dat men haar wel wilde inlaten, - . „ tot  het Britsch Ministerie. 151 Koning Cambyfes in het Itraffen van eenen on« „ doch dewyl niemand gewapend daar binnen „ mogt komen , zy eerst haar zwaard buiten" „ de zaal af moest le.: gen ; dit weigerde de „ Regtvaardigheid , zeggende dat zy , zoo „ draa zy haar zwaard afleide , aanftonds „ den geest zou geven. „ Hier van daan flapten wy naar de geregts„ kamer der Admiraliteit ; buiten zagen wy „ aan de deuren verfcheide papieren aange„ plakt,- zy vraagde my , wat dit beduidde? „ ikantwoorde , dat ik dat niet zeker wist, maar „ dat ik dagt , dat het hier kermis geweest „ was of nog was, en dat die papieren bekend„ makingen van g»cbelaan waren , om dat ik wist, dat er geen plaats is , daar zoo veel gochelaars ea zakkerolders te famen koomen als daar ; doch nader by gekoomen, zagen wy dat het aangeflagen verkoopbilletten waren van fchepen en derzelver ladingen , „ die door de Admiralit it prys waren ver„ klaard „ Zoo draa de Rechtvaardigheid die zag , „ verbleekte zy ; laat ons gaau , riep zy „ my toe, laat ons gaan ; in dat huis moet s, ik niet wezen $ daar leggen zy het op myn K 4 „ le-  «52 Dagboek van onregtvaardigen" ' Reg< j, leven toe; ieder billet van die , die- gy 8, daar aan geflagen ziet , bevat eene famen„ zweering tegen .ray. Laat ons gaan, bid ik u, want bet is hier voor my zeer 9, gevaarlyk. „ Zy flapte zoo driftig voort; dat ik groot s, werk had haar by te houden ; en het „ zy of de vrees voor flegt onthaal, of de „ fchrik voor het Admirahteits Collegie haar i, noopte , om niet meer naar publieke ge„ bouwen om te zien , althans zy flapte.. „ met een verhaasten tred in een niet onaan„ ziealyk huis ; en daar deszelfs voordeur of poort ongelyk kleiner was dan die van „ het Hof, verwonderde het my zeer , dat „ zy daar binnen geraakte , doch er ftonden „ geen Ministers of andere huurlingen haar in den weg; ik vernam dat de bewooner „ van dat huis , welke haar met open ar- men ontving en tedprlyk omhelsde , Bur„ cke genaamd was. . „ Naar my verhaald is , heeft zy met dien >, heer en zyne voornaamfte vrienden , als „ de Heeren Hertog R en anderen 55 eene zeer naauwe vriendfchap .en verbindte- „ nis ,  HET BRITSCH MINISTERIE. 153 Regter (ccc)> va> „ nis , en de taal, die die Heeren in de „ Parlementshuyzen fpreeken , wordt hun „ van te vooren door de Regtvaardlgheid in „ den mond gelegd ; doch, dewyl zy zel„ ve buiten die vergaderplaatfen moet blyven, „ heeft haar taal in den mond van haare vrien„ den weinig ingang by het grootfte ge- deelte van de leden dier Huizen, en dient nergens anders toe , dan om te toonen , „ dat zy by die Heeren - gehuisvest is. (ccc) Deeze gefchiedenis van" Cambyfes was zeer opmerkingswaardig ; dewyl die Vorst , niettegenftaande hy zelve een onregtvaardig Koning was, egter geene onregtvaardigheid in anderen kon dulden , en om die rede een onregtvaardigen Regter levende liet villen , met welke huid hy den Regterftoel liet bekleeden , op welken hy den zoon des gevilden Regters plaatfte. Wat is het een voorregt geliefden ! dat deeze regtspleging in Engeland geen plaats heeft! dewyl dan het Fluweel en zyde, waar mede de Engelfche Regterftoelen nu bekleed zyn , zeer in prys zouden dalen » want buiten twyffel waren dan alle de Admiraliteits. K 5 ftoe-  #54 Dasboe* van. Vaderland. Dit woord heeft tegenwoordig dezelve betekenis met het woord huisgezin of Famielie. In vroeger tydcn begreep men door het Vaderland die gantfche uitgcftrektheid van gebied , over het welk de Vorst , onder wiens heerfchappy men was gebooren , den fchepver zwaaide ; doch thans ftrekt het zich niet verder uit by de ftaatsministers dan zoo verre hun huisgezin of Famielie ftrekt, en dit blykt zoo aanftonds nader. Vaderlandsliefde. Is die liefde , welke een ftaatsminister of Regent voor zyne byzondere welvaart , of die zyner kinderen of Famielje heeft. Invloed op 'sLands Regeering hebbende , of ;zelve aan het roer der Regeering zittende , gaan alleen alle zyne zorgen hoe hy voor zich zeiven of voor zyne kinderen of nabeftaanden voordeelige amp- ftoelen , het grootfte gedeelte der Parlementszittingen en andere Regtbanken met menfchenvel bekleed.  Ui et Britsch Ministerie. 155: ampten , of fchatten zal verkrygqn ; daar aan olFer: hy de belangen van die gantfche uitgcftrektheid van gebied, welke voorheen het Vaderland wierd genaamd , op ; egter gelyk hy zelve betuigt, komt alles wat hy doet, voort wit liefde tot het Vaderland'; dus gelyk als boven gezegd is , blykt het, dat Jiet Vaderland en deszelfs belangen by hem niet verder gaan , dan zyne byzondere byjangen zich uitftrekken , en deeze zynebyzondere inzigten kunnen volgens die verklaaring zeer wel den naam draagen van pogingen tot welzyn van het Vaderland. Vaders. Dit woord verfchilt maar drie letters van het woord verraders , cn heeft tegenswoordig in Engeland vry algemeen dezelve betekenis , wanneer er van Ministers wordt gefproken. zie op Vader van het Volk. Vader van het Volk. (ddd) Wanneer men het (ddd) Vader van het Volk. Dit woord geliefden.*1 moet in Engeland zoo veel kragt niet hebben,' als  15^ Dagboek van het klein verfchilletie der drie letters, waar van boven gefproken is , wegneemt , verdienen de Ministers by uitftek dien naam. Verdiensten. Dit woord heeft zomtyds eene goede en nuttige , fomtyds eene kwaade en fchadelyke betekenis. (eee) Ministers die te veel verdiensten hebben zyn tls in voorgaande tyden , want uitgezonderd de kastydingen , welke kinderen van hunne vaders ontvangen , kan men aan die hedendaagfche Vaders van het Volk weinig vinden, dat daar naa zweemt. Wanneer er die tedere zorge , dat waaken vcor het volks belang, dat voor hen in de bogt fpringen , daar het vereischt wordt , dat behirrigen van hun welzyn, nodig is , dan zien de kindereu veel al dat die vaders niet te huis zyn. 't Zyn Vaders, die door 'i fchailinggeven Van hunne kin..ren vrolyk teven. Zie nader hier over Gryvhard. Engelfche be-> zoekingen* {eee) Ministers die te veel verdansten hebben. Dit woord kwam my zeer onnatuurlyk en zeer oneigen voor ; Jaa het fchee;de zeer wei-  het Britsch Ministerie. 157? Zyn zeei fchadelyk voor het volk. Vreem* weing of ik zou- den fchryver hier van verftandeioosheid befchuldigd hebben ; ik begreep , dat er te weinig Ministeis van verdiensten zyn , mannen die nagt en dagt arbeidden.om het Ryk dienst te doen , en voor de belangen van het volk te zorgen ; grootendee^ beftaaa zy uit ellendige flaaven , oogendienaars, laffe vleyers , die alleen hun eygen betang beoogen , en in plaats van voor het volk te zorgen , alleen zorgen , hoe zy in de gunst van hunne Vorsten zullen blyven , en. dus voor zich. .fchatten en een. gemaklyk leeven verkrygen ; daar toe leggen* zy zich toe om de ongeregelde driften van hunne Vorsten te gemoet te komen , al gaat daar door het Ryk te gronde. Hoe gelukkig is het derhalven voor een volk , dat er aan het roer der Regeering Ministers gevonden worden , die verdiensten hebbenMaar broeder Euzcbius verklaarde my den zin van onzen Auteui nader ; zeggende dat men hier door verdiensten moest verftaan hunne magtige groote falarisfen en jaarlykile -inkomsten , voor welke het volk beroofd en geplunderd wordt.  *$8 Dagboek van Vreemdeling, (fff) Zie op het woord Rover* Frf- (#) Vreemdeling. Het fchynt dat onze Auteur de vreemdelingen by Rovers wil vergeleken hebben , dit fchynt wat hard te zyn, egter is het niet ongegrond ; want gelyk een Rover ergens invalt of inbreekt , alleen om zich met den buit te verryken; zoo verlaac ook een vreemdeling zyn land en trekt naar een ander land , alleen om zich ten koste van. de ingezetenen aldaar fchatten te verkrygen. : Men onderfcheidt de Rovers in twee clasfen , namelyk kleine en groote Rovers ; kleine zyn zulken die alleen in een huis in. breken , en dat plunderen ; groote zyn zulken , die een gantsch land vernielen ; op dezelve wys kan men ook de vreemdelingen in twee clasfen onderfcheiden ; als in zulken , die door laffe vleyingen en laage diensten , zich meester maken van de gunst hunner Heeren, en daar door ampten bekomen , tot welken een burger alleen het Regt heeft. De grooter foort zyn zulken , die door hun rang of geboorte , niettegenstaande zy vreemdelingen zyn, of zelve de Regeering in handen kryXen of invloed op .dezelve bekoomen ; want dewyl zy even | als de kleine en groote Rovers alleen maar naa buit haken en voor zich  het Britsch Ministerie. 159 Vryheid. Dit woord is zeer algemeen , en zeer verfchillende zyn de denkbeelden, welke van het zelve gemadct worden: doorgaans is dit woord by het volk en de Ministers zeer onderfcheiden ; dewyl de eersten daar door de algemeene vryheid der Natie verftaan ; terwyl de Ministers er alleen door begrypen vryheid ten hunnen opzigten , om zonder genoodzaakt te zyn van zich te verantwoorden , het volk tot flaaven te maken. Vryheid moet wederkerig zyn. (hhfc) zich zeiven zorgen, kan men het Land , het welk zy rcgeeren op welks Regeering zy invloed hebben , niet anders aanmerken dan aan hunne plunderingen de vernieling overgegeven. (bbh) Vryheid moet wederkeering zyn , dat is te zeggen , wanneer een Minister de vryheid heeft om een fchelm te zyn , dan moet het volk de vryheid hebben, om het opentlyk te zeggen , of het is geheel en al met hunne Vryheid gedaan. EINDE,   DAGBOEK VAN HET BRITSCH MINISTERIE \ Zederï het begin der N. AMEPJCAANSCIIE ONLUSTEN Tot op den tegenswoordigen tïd; Mee fraaye Koperen Plaatcri van de Heeren Buis en Vinkeles verfierd. Vit het Engelsch Vertaald en met Ophelder rende Aanmerkingen voorzien* Door WILLIAM PEN 5 Secundus, Te AMSTERDAM, By JOANKES ALLART, MDCCLXXXIt   DAGBOEK VAN HET BRITSCH MINISTERIE. 1780. JMaandag den 10 April. Heden mofgen het Ministerie vergaderd zynde , heeft hetzelve rapport ontvangen van (a) hunne be- (a) Hunne bedie?iden in het Parlement. Myne geliefden! dit fchynt wonder vreemd, dat de dienaars der Ministers fesfie hebben in het Parlement , in zulk eene aanzïenlyke vergadering , welke in het Hogerhuis de voornaamste Brittannifche Edellieden , en in het Huis der Gemeente de aanzienlykfte Magistraatsperfoonen bevat. Het is egter zoo myne wel aandagtigen ; hoe was het anders mogelyk ,- dat de Ministers alles wat zy begeeren , naar hunnen zin en begeerte verkregen , hoe verkeerd en hoe nadelig het ook zyn moge P ten zy men veronstelde , dat alle de aanklevers van de Ministeriaale party zotA ten  s Dagboek vam bedienden in het Parlement , dat zy op hun ten waren , die niet wisten , wat zy deden, of welken het onverfchillig was , of het Ryk te gronde ging of niet ,• zy ftellen allen belang in de welvaart van he t Ryk , ten zy hun eigen be'ang , hun voordeel , ben overhaalt om die welvaart daar aan op te offeren ; en dit is immers in de tegenswoordige dagen geene ongewoonte ; kan men verwagten , dat hy die de allerlaagfte kruiper van een Hof wordt, die als een arme bedelaar aan de Hofpoort blyft liggen , en onophoudelyk fmeekt , dat de Vorst op hem het oog zal liaan , om hem in eenig Landsbewind te ftellen , die daar toe de allerflinkfte wegen in het werk ftelt , den Vorst , offchoon hy een Dwingeland of een zot is, toejuicht en hem verftandig en genadig noemt ; kan men, zeg ik myne wel aandagtigen ; van zulk een verwagten , dat hy zich zoo-danig vernedert , om alleen zyn Vaderland te dienen ? JNeen , hy, dien een ampt wordt opgedragen , in het welk hy raagt heeft , om 'sLands zaken te beftieren, neemt zulks fchoorvoetende aan , wanneer hy zyn eigen belang niet beoogt ; hy ziet welk een  het Britsch Ministerie. 3 hun bevel den berugten Droomer of Ziender een zwaare last het is , zulk een gewigtige post op zyne fchouderen te neemen , en hoe bezwaarlyk hy aan zyn eed en pligt zal kunnen voldoen : het is dus zeker , dat zeer veelen zich met alle mogelyke moeyte in ampten dringen , om groot of ryk te worden , en doorgaans ftryden deeze twee doeleindens tegen het belang van den Staat : maar wat zal men zeggen ,• het hembd is cns immers nader dan de rok ; en om zich zeiven te doen verhoogen , kan het immers geen kwaad dat men zich eerst wat vernedert ; al is het dat men zich als een bediende van een fnood Minister of een misleid Vorst tot allerhande fiinkfche handelingen laat gebruiken. Zie verder hier over Iscoeog orinus (*) Befchrfmg der flaven. ("'■') Dit hoekske is zeer nuttig om doerleczen te worden , en zeer vermaakelyk ; men vindt daar in Bene omftandige befchryving der oude en bedendaagfeke Jla-jen van alle de byzondere Natiën der wiereld , als daar zyn de Turkfcbe flaven , de Cbineefcbe flaven , de Africaanfcbe flaven , de Americaanfcbe flaven , de Engelfche flaven , de Hollandfche flaven &c. &c. Snen moet zich verwonderen , dat men zoo veele voor' naams en aanzienelyke jast vmtelyke perfoonen ondir sfssteh* vindt. A 2 /  % Dagboek van" (F) derJoHN Str.homtig.hly hadden doea gevangen nemen , en by denzelven hadden ge- (V) De Ziender. Ei , ei , wel dit is wonderlyk , regt wonderlyk geliefden ! zulk een man gevangen te neemen , als een Itwaaddoender! Myns bedunkens moest inen hem eersten Minister aan het Vorftelyk Hof gemaakt hebben. Een Ziender ! waarlyk myne aandagtigen ; deeze man was een onbekende fchat voor den Koning , want daar alle zyne Ministers blind of ftikziende zyn , en zyn gezigt mede het fcherpfte niet is , zou een Ziender hem veele zaaken doen opmerken , welke nu verwaarloosd worden. Hy zou niet alleen zyn eigen balang en dat van zyne onderdaanen leeren kennen , maar hy zou alles wat in: de verhandelingen over het Regt der Volkeren , de banden van vriendfchap en Verbonden en de Tractaaten befchreeven is , duidelyk kunnen leezen ; zulk een Ziender zou aan den Vorst klaar kunnen aantoonen 0 dat als hy op zulk een wys voortging te regeeren , hy niet alleen alle zyne agting maar ook zyn voorfpoed en dien van zyn Ryk zou verliezen. Maas  het Britsch Ministerie. 5 gevonden de nevensgaande befchryving zyner Droomen of Gezigtcn. Eerste Gezigt. Op zekeren nagt zag ik John Strhomtighly een zeer wonderlyk gezigte , het welk myn geest bitterlyk ontftelde ; ik zag in een zeer groote ftad een zeer wonderlyke wagen , welks onderftel geleek naar het onderftel van een asch- of vuilniskar ; de bak van den wagen had de gedaante van een geldkist , en was van agteren met een Wapen befchilderd , zynde een fcheermes en een nyptang aan een gebonden met een ftrop ; het devies hier onder ftaande was. Voor de Noordamericaanen. } Deeze wonderlyke wagen wierd voort- geMaar geliefden ! wat zal men zeggen ; in vroeger tyd was in het ryk der blinden' éénoog Koning ; maar nu is in een Ryk der blinden een ziende , zelfs hy die maar één oog heeft, een ,zeer hatelyk fchepfel, A 3  6 Dagboek van getrokken door twee gieren , welke door honger fcheenen afgemarteld zyn ; in den wagen zelve zaten de Lord-. N en den Thefaurier des Konings , welke de lyst in handen kreeg van zyn Medgezel agter op ftond een lyfkncgt, die een Kroon op het hoofd had , en die de uiterste eindens van de lyst in handen had , en door zyne gebaarden fcheen te kennen te geven , dat dit reisje naar zyn zin en genoegen was. Het volk van de flad fcheen verdeeld ; fommigen geleeken zeer in hun fchik te zyn met dien optogt , doch anderen verwagteden niet veel goeds van die reis , wilden gaarn de Ministers daar van affchrikken , en haalden daarom eenige papieren voor den dag , op welke ftond Burgerregt , Broederliefde, Verbond , &c. om die aan die. hooge reisgezellen voor oogen te houden , het welk men zeide dat een excellente remedie tegen de razcrny was , doch het had geen effect , want naauwlyks zagen de gieren , die den wagen trokken , die papieren , of zy verfloaden dezelven door hunnen razenden honger. Ee-  het Britsch Ministerie. 70 Eenigen tyd voordgereden hebbende , zag ik eenige zagtmoedige en vreedzaame jongelingen, kinderen van den Koninglyken lyf. knegt , die eenige aangenaame versnaperingen , welke zy verzameld hadden , nuttigden ; aanstonds vielen de gieren daar op , rukten die hun uit de handen , en vertraden zelfs die onfchuldigen ; en dat my het meest verwonderde , was, dat niet alleen hun agter op den wagen slaande Vader op hun jammergefchreeuw niet toefchoot om hen te helpen en te redden , maar in tegendeel uit al zyn magt riep ; „ „ rydt toe ! rydt toe ! laat de wagen „ voortgaan , al kost het hun allen den „ hals ! " Op dit geweld sprongen zy met een billyke verontwaardiging op , en een uit hen een kloek en fterk jongeling trok een grootcn Americaanfchen fabel uit , terwyl hy zich onder het uiten van de volgende woorden in postuur ftelde om zich te verdedigen tegen hunnen Vader. Sluit gy uw oog en oor voor ons belang en fmeken. A 4 Dan  Dagboek vaj* Dan zal myn degen voor ons Regt en Vryheid [preken. De Lords fpreiden zeer fchielyk een roozekleuren zyden fluyer over het hoofd van hunnen Lyfdienaar; op dat hy zyn gevaar niet zien zou noch ook door eenigmedelyden of kinderliefde bewogen worden , welke de kragt had van hem agter op den wagen in flaap te doen vallen. — Terwyl ik door het glinltren van den fabel en het groot gevaar , in het welk de arme agter op den wagen flapende man was verfchriktc en ontwaakte. Korten tyd daar naa viel ik wederom in een diepen flaap en zag andermaal een zeer/ wonderlyk gezigte. Ik zag dezelve perfoonen en rytuig , die ik in myn eerste nagtgezigt gezien hadde , egter met dit volgende onderfcheid. De wagen dier hooge perfonagies had nu eene andere gedaante ; in plaats van naar een geldkist te gelyken , had hy de juiste form van een doodkist , en in plaats van Gieren zag men nu twee Uylen yoor dezelven in \ Gareel geflagen ; de Lords, die  het Britsch Ministerie 9 gfe jn deezen dodelyken wagen zaten waren zoo mager als een geraamte cn hadden een krans van mos en brandnetels om 't hoofd geflingerd , welke in een getinkt waren met een band , op welken met zwarte letters ftond : het Loon der ondeugd ! Dc lyfknegt was ook zeer ont-daan van zyne koninglyke fieraden ; in plaats van een Kroon had hy nu een bedelaarsnapje op het hoofd ; hy had een' papieren gordel om het lyf, zynde eene ridderorder , op welke gefchreveq ftond. Te lang gewagt , Te laat bedagl , Heeft my in dit verdriet gebragt f De wagen zelve was befchilderd met een foort van wapen; op de eene zyde zag men op een zwart veld de gefchiedenis van fantalus'm een medajjon, onder welke ftond; Helaas ! ik ben te frood misleid Door onregt , list en gierigheid ! Aan de andere zyde zag men een troon, in A5  fo Dagboek van in de gedaante van een draagftoel , wordende gedraagen door een Ezel en een Lui paard ; onder het welk ftond: Ach ik ben al dit [epen moê, (c) Breng my maar naar het gasthuis toe l Op deeze wys keerde dit rytuig wederom te rug ; en naauwlyks was het wederom in de ftad te rug gekomen , of eene gantfche menigte van ingezetenen vergaderde romtom hetzelve ; dit Volk was in- plaats (O Ik ben van deezen Wönderlyken droom of nagtgezigt zeer ontdaan geweest , geliefden ! Ach! fchoon het maar een nagtgezigt is , het is egter eene akelige voorfpelling , welk een droeve ramp , welke eene ellende zulke Vorsten boven het hoofd hangt , die zich door boosdoenders laten regeerenenmisfleiden; die zich om eene ingebeelde grootheid of voordeel te bejagen laten vervoeren, om het belang van hun Land te verwaarloozen ! 6 Mogten alle Vorsten regt beden¬ ken , dat hunne grootheid , hun aanzien alleen in de grootheid , in den luister van hun-  het Britsch Ministerie, ii plaats van zyne vorige gedaante te hebben, nu ysfelyk om aan te zien ; zy waren alle jammerlyk gevild , en zy kregen zoo dra* den wagen niet in het oog , of zy fchooten op denzelven toe met alle razerny ; verweeten hunne ellenden aan de rampzalige beftuurders van dien wagen , en geesfeldcn hen met taaye , fcherpe doornen en diste hunne burgeren gelegen is , en dat zy met dezelve ryzen en dalen ; en zeker , wanneer zy hunne grootheid zoeken in de vernedering van hun Volk , wanneer zy zich waanen te zullen verheffen op de puinhopen van het geluk en de vryheidhunner burgeren , en meerder magt en aanzien denken te verkrygen door het verminderen van 's Volks magt, begaan zy de buitenfporigfte dwaasheid. ; zy rukken de fteunpylaaren van hunnen Vorstclyken zetel om, maken dien bouwvallig , en ieder trap , dien zy op denzelven hoogér klimmen , vermeerdert- hun gevaar en vermindert hunne kragt , dewyl zy , hoe hooger zy op dien zwakken zetel fleigeren , des te meer waggelen , tot dat zy eindelyk door hunne eige zwaarte met hunnen zetel ter neder florten en rampzalig onder den zelven verpletterd worden.  f2 Dagboek van telen , zoo hard cn aanhoudend , dar het akelig gefchreeuw der geteisterden my in de ooren klonk en deed ontwaken. Tweede Gezigt. Op zekeren avond in het St. James Park gewandeld en met eenige burgeren over de menigvuldige mishandelingen, welke onze goede vrienden de Hollanders van ons ondergingen , gefprookcn hebbende , raakte ik , te huis gekoomen zynde , in een zeer diepen flaap , en zag in mynen droom bet volgende Gezigt. Ik kwam in een zeer groote Woesteny , welke Waereld wierd genaamd , en vol was met holen en fpelonken , in welken of wilde of tamme dieren huisvesteden. Deeze Dieren hadden de eigenfchap van te kunnen fpreeken , en malkander te verftaan , niettegenftaande elk naar zyn aar? de woorden uitbromde. Naauwlyks was ik eenige treeden ver in deeze Woesteny voortgewandeld , of ik gag een Luipaard , het welk doodm?ger was .  het Britsch Ministerie. j$ was en verzeld wierd van een Vos , die het tot leidsman verftrekte. Het Luipaard zag nu en dan den Vos grimmende aan , en verweet hem , dat hy zyne ellende alleen aan hem te wyten had, dewyl hy hem geraden had zyn beste koe, die hem met haare kostelyke melk daaglyks gelaafd en gevoed had , de keel af te byten , waar door dat vreedzaame dier verfchrikt de vlugt had genoomen , en nu weigerde meer melk aan te brengen. De Vos verontfchuldigde zich met te zeggen , dat hy dit ongeluk niet voorzien had ; dat die koe te vet wierd , en hy dus vreesde , dat zy van zelve eerlang zou ophouden met melk geven ; warom hy geoordeeld had het best te zyn , dat het Luipaard haar den hals by tyds afbeet , en zich met haar vleesch en bloed vet mestede ; en fchoon hy nu door dit ongeluk gebrek leed , dat hy egter den moed niet moest verlooren geven , dewyl hy hem in eene vette weide zou brengen , daav veel roof Voor hem zyn zou. Zy flapten langzaam voort, en ik volg-  14 Dagboek van de hen op hunne voetfrappen ; eindelyk kwaamen zy aan. eene vlakte , zynde eene groene en aangenaame weide , in welke veele vette fchaapen gingen graazen, en in welks midden een groote Leeuw , zoo het fcheen, flapende lei. Deeze Leeuw fcheen my toe zeer vet te zyn , en geen wonder ; want een vlugge welgedaane jonge dogter , welke koophandel wierd genaamd , melkte ter bckwaamer tyd de graazende fchapen , en voedede den Leeuw met die vette melk. Deeze weide was omringd met een tuin, in welks midden eene opening was, maar die bewaakt en beveiligd wierd door een gryfaard , die ver over de honderd jaaren oud was , en die Traclaat , Verbond of wel Bondgenootschap genaamd wierd. Zoo draa het Luipaard en de Vos aan; deeze weide waren gekoomen , zei de Vos „ zie daar Mynheer ! hier is het , dat „ gy uwe rampen kunt eindigen ; hier kunt „ gy u met het vleesch en bloed van dee„ ze vette fchaapen verzadigen ,. en nimmer „ kunt gy een beteren roof vinden. Het  het Britsch Ministerie. 15 Het Luipaard fcheen op het zien van die vette fchapen nieuwe kragten te krygen , het vlamde van begeerte , om zich met dien roof te verzadigen ; maar het fcheen , door nog een overgebleven vonkske van opregtheid , den gryfaard , die aan den ingang van deeze weide ftond , te ontzien , en nog meer fcheen het den Leeuw te vree* zen , die in het midden van de weide als flapende lag. „ Hoe zullen wy, zeide het „ tot den Vos , in de weide komen , daar „ die deugdzaame gryfaard den ingang be„ waart : en wat- hebben wy niet van dien „ fterken Leeuw te vreezen ? ö Hernam de „ Vos ; Mynheer ! hoe kan zulk eene lafhartige gedagte in u opkomen ! ■ „ Wat die gryfaard betreft ,• gy moet „ zekerlyk uw geheugen verlooren hebben ! „ gy hebt dien nimmer gevreesd of eenig „ ontzag of eerbied toegedragen ; is er „ wel eenig tydperk , dat gy hem niet „ vertreeden , of deerlyk gehavend hebt ? „ en nu zoudt gy hem ontzien! r» Laat „ deeze naauwgezetheid u niet te rug houden M om uwen raazenden honger te voldoen ! ——*  *i5 Dagboëkvan „ doen / en wat dien Leeuw aangaat, „ oeh dat is de muitte zwarigheid ; hy rs „ zoo mak cn zoo tam als gy hem zoudt „ kunnen wenfehen ; en ik ben niet be. „ vreesd , om hem zoo mak te houden ; „ och die Leeuw is goedaardig , en s, daarenboven bemint hy u zoo , dat „ maar laaten wy daar niet meer van fpre* „ ken ; wat den Leeuw betreft , dat neem „ ik voor myne rekening , als gy maar „ dien oude knibbelaar vermeestert , dan zal „ alles wel gaan. „ Naauwlyks had de Vos dit gezegd , of v> ZY gingen °P den ouden poortwagter aan „ cn zeide hem , dat zy binnen den tuin „ moesten zyn. „ De gryfaard keek wonder vreemd op ; „ gy vergist u , zei hy tegen het Luipaard, „ of gy fpot met my hebt gy zelve met „ onzen Tuinbaas my niet aangefteld tot wag„ ter , op dat deeze tuin niet overrom„ peld of de ingang overmeesterd worde ? „ In dien tyd was het wel , hernam het „ Luipaard, maar nu zyn de tyden zoo niet „ meer ; de gefteldheid, in welke ik thans» ben  Het Britsch Ministerie. 17 „ beri hebben my van gedagten doen veran„ deren; de vraag is maar kort cn goed, of „ gy uit den weg wilt gaan of niet ? ziet „ voor u wat gy doet antwoorde de gry„ faard ; myne befcherming is heilig jaa „ Goddelyk! De Vos begon te lagchen; „ ziet ge nu wel zei hy tegen het Lui„ paard, dat deeze oude paay reeds zuft ? „ hy fpreekt tegen ons van heilig , van „ Godlyk , en ik weet niet van al wat „ zaken , die by ons nimmer geteld zyn , ,, of eenige waarde gehad hebben. „ Uit den weg , hernam het Luipaard „ nogmaals ; ik agt u en uwe praatjes ., van heilig en Godlyk minder dan niet ; „ dat alles moet voor my wyken. „ Geduld , zei de Gryfaard ,• maar ik ben „ niet van voornecmen, deezen tuin te laten „ verkragten , of de vette weide ten prooy „ aan u over te laten , al zou het my het „ leven kosten. Dit zeggende , zettede hy zich dwars in den weg van die twee vreemde geweldenaars , en betwistede hun den ingang. „ Gy hebt gelyk , antwoorde het LuiB paard 9  i8 Dagboek van „ paard , dat gy naar uw dood verlangt, „ want gy zyc reeds zoo oud , dat weinig „ van uwe voorouders zulke hooge jaaren „ bereikt hebben. " Hier op greep hy den ouden eerlyken man by de lurven, rukte hem uit den weg , en draaide hem den hals om. Ik verfchrikte zeer over deezen godloozen moedwil en ik verwagte , dat de Dieren die ik voor aan in de weide zag , en inzonderheid de Leeuw dit hoog zouden opneemen ; en zeker de zagtzinnige Schapen gaven met een jammerlyk geblèr hun ongenoegen hier over te kennen, en Schoenen daar mede te eisfchen , dat de Leeuw die tuinverkragting zou wreeken ; doch de flimmc Vos liep fchlelyk naar den Leeuw , die , op het geblct en gekerm van zyne Schapen , een weinig uit den flaap gefchooten was , en begon tegen dezelven op een jammerherdgen toon cn half krytende aldus te klagen. „ Genadige Heer ! myn goede Meesrer , „ uw beste vriend , het vriendfehaphouden„ de, opregte en u hoogfehattende Luipaard n is van zyne en uwe boosaardige vyanden OBï  Het Britsch Ministerie, „ onfchuldig en deerlyk vervolgd, en daaï r> g7 zyn allerbeste vriend zyt , wist hy „ geen beter toevlugt tot redding te neemen „ dan tot u 5 hoe grooc wa* zVac cn „ myne verwondering , toen hy zag , dat „ die oude tuinoppasfer Tractaat hem den toe„ gang tot den tuin weigerde, en in tegendeel „ voor zyne en uwe vyanden dczelven ont■■„ floot ; cn dit deed hy alleen op aanra„ ding cn aanhitfïng van die gindfe voorfte „ dikke , vette Schapen. Maar ge- nadige Heer ! dit is het niet alles ; gc„ loof my ; het is uw pligt uw oog op „ die Schapen te houden \ zy zyn te vet „ cn daar door te dertel geworden , cn „ fpanncn met uwe en onze vyanden aan , ., om uwe magt deerlyk te befnoeyen ; zy , zyn te trots op het voordeel, dat zy u aan„ brengen ; en dit is de rede , dat zy „ u en ons willen ringelooren. Ik verwagtte , dat de Leeuw als kennende zyne zagtmoedige Schapen de list en kwaaddaartigheid van den Vos zoude ontdekt en hem en het Luipaard als bedriegers en geB 9. wdb  ad Dagboek van Weldenaars zou aangetast hebben ; maar niets dit alles ; integendeel , hy fcheen zeer te onvreeden op die Schapen , in welk kwaad vermoeden hy door eenige Ezels cn Aapen gefterkt wierd , die by den Leeuw waren , hem de pooten likten , andere flaafagtige dienden deden , en met een zilvren ketting by zyne legerplaatsvast geflooren waren. De Vos ziende , dat het zoo voorspoedig met hem en zyn meester ftond , begon den Leeuw te ftrcelen , en onder geveinsde vriendfehaps verzekeringen hem al wat hy wilde op den mouw te fpellen ; terwyl hy hem met behulp van de Ezels en Aapen hoe langer hoe meer tegen de vette Schapen als fnoode twistzieken en wederfpannelingen ophitste ; wel draa viel de Leeuw wederom in flaap , en zoo draa de Vos zag , dat hy- vast in flaap was , maakte hy met behulp van zyne vrienden de Ezels en Aapen, aan welken hy heimelyk het voorneemen van zyn meester omtrent de vette fchapen ontdekte , belovende hun een goed gedeelte  het Britsch Ministerie. m te van den buit en dat hunne zilveren ketting in een gouden zou verwisfeld worden, een zeer groote wieg , welke zy vlogten van verfcheidenerley zoorten van biezen en takken , welke genaamd wierden ; wraakzugt over het voor heen gebeurde ; mainteneering van gezag ; vernedering van tegenftreevers ; &c. en nog meer ander foort van vreemd hout. Zoo draa zy deeze wieg gereed gemaakt hadden , beurden zy den flapenden Leeuw zagtjes op , en lagen hem in de wieg. Dit was naauwlyks gedaan of de Vos vervoegde zich by het Luipaard ., zeggende , dat de baan nu klaar was , en hy zich nu heerlyk kon vergasten. Aanftonds viel het Luipaard op de onnozele melkfter Koophandel aan ; dewyl hy wist dat de vette Schapen hunne wagstcr en oppasferesfe verlooren hebbende , geheel wereloos zouden zyn ,• hy fcheurde en fleurde dezelve tegen den grond ; rukte met zyne roofklaauwcn haar de klederen van het ligchaam , en kwetfte haar zoo ofr\'erwagt en jammerlyk , dat tusfchen kur en B 3 wat hoor ik ? \—- Dc ,, Koophandel ? ftcl u gerust Mynhcer" zci„ den de Pootlikkcrs ; het is niet anders dan „ een luidrugcig gefchrèeuw van de .twistzieke „ cn wederfpannige Schapen , het wcik niets „ te beduiden heeft. Aanfïonds wiegden zy hem wederom zoo hard , dat hy ras jn flaap'viel. • Het Luipaard ging nu onvcihinderd. zyn gang, grypende het eene Schaap voor en het ander naa , en beet dezelve den keel af/,* zoog hun het bloed uit , en verfchcurde Jien. Een deerlyk moordgefchrceuw vervulde het gantfche veld ; waar by kwam dat die  het Britsch Ministerie. 23 die kwaadaardige Rover ysfelyk brulde , en die onfchuldige , vette Schapen uitkreet voor verraders cn fchenders van dc vriendfchap; voorwendende dat zy op eene oneerlyke wyze het kosrclykirc gras uit zyne beste wey gcftoolen cn afgeweid hadden. Door dit vrccilyk geweid ontwaakte de Leeuw wederom een weinig ; rigte het hoofd op , en ziende wat er omging , riep hy;.— „ n°e •' wac ^hcid is dit ? mishandelt men myne- Scha^ pC11 1 " Ontrust u niet Mynhcer ! hemaamen de Pootiikkers die twistmakers maken een groot gefchrèeuw van het geen weinig te beduiden heeft ; ook is het „ niet meer dan verdiende ftraf, want zy hebben onzen waaidigcn vriend het Lui; „ paard fchrikkclyk beledigd. Waarlyk wy hebben een zeer groote verpligting „ aan onzen vriend , dat hy iets voor u „ zal uitwerken , het welk gy nog uwe voorouders immer hebt kunt bereiken. — Die vette , die gulfige , die alles naar „ zich flepende Schapen ! Och Myn- 8, heer , het is een ondeugend en asfuraut B 4 ge*  24 Dagboek van gefpuis , het welk zich ora den melk j „ die het geeft , fchandelyk veel inbeeldt \ „ en zich niet alleen boven ons , maar „ ook boven u , onzen waardigen , 5, en dierbaaren Heer zoekt te verheffen, — „ Och onze dierbaare vriend het Luipaard „ zal die twistzugtigen , die trotfchen wel „ voor ons vernederen , en tot rede bren„ gen , indien gy hem flegts in dit voor„ treffelyk werk niet tegengaat, ö Myn„ heer gy zult een geheel ander en vry„ magtiger gebied hebben dan voorheen ! „ die vette , die welige Schapen zyn het „ die u zoeken te vernederen , maar met „ behulp van onzen vriend het Luipaard „ zullen zy vernederd . worden , en uw „ geluk zal daar uit voortfpruiten ; gy zult •„ van hunne zagte wol een gemaklyken en „ hoogen zetel voor u maken; zy zullen K ,, geltraft voor hunne trotschheid en weder„ rpanm'gheid, in het toekomende op uw oog„ wenk beven en fidderende uw ftoel nade- ., ren. Die vermetelen i zy zullen », dan niet meer tot de andere dieren van „ deeze weide zeggen : „ Warom zouden . » wy  pet 'Britsch Ministerie. t$ „ „ wy voor den Leeuw ter neder vallen*? „ „ warom zouden wy voor hem kruipen , „ „ en hem de pooten likken '? wy zyn „ „ het die hem voeden , die hem met „ „ onze vette melk groot en Merk maken." '? Rust maar Mynheer ! Leg uw hoofd „ maar wederom neder ! uw vriend zal uw w geluk en onze rust bewerken. " „ In„ dien het maar niet te ver gaat, zei de Leeuw, het zyn toch myne Schapen." —. Hier op brulde hy eens , om zyne item te laaten hooren , en aan het Luipaard te toonen , dat hy er ook was ; lei zyn hoofd wederom neder , floot zyne oogen , en fliep als Vöoren. Intusfchen ging het verraderlyke Luipaard zyn gang met vernielen , van een ryten en bloedzuigen ; terwyl de onnozel vervolgde ■Schapen , die zyne roofzugtige klaauwen ontfnapten, in hunne hokken vlugteden, en dewyl zy uit dezelve door vrees niet durfden komen , vergingen zy daar in wel draa van honger en dorst. De Ezels en Aapen , Pootlikkers en Wiegtrekkers van den Leeuw, kreegen nu B 5 co  2,6 Dagboek van cn dan ook een gedeelte van den buit , als het eerloos loon van hunnen haat en nyd jegens hunne vettere medgezellen , en de trouwloosheid jegens hunnen mfleid wordende meester ; voor welke brokken zy ook aan het Luipaard zoo gedienftig waren , om zoo draa de Leeuw zich maar fcheen te verroeren , of wakker te zullen worden , hem met alle magt te wiegen, en met bedrieglyke en valfche woorden in flaap te fusfen. Op den hoek van den Tuin ftond een groote Haan , welke met het Luipaard fomtyds deerlyk vogt, en het fcheen , dat zy voor elkanders nagels barg waren zy hielden egter elkander in het oog ; en fchoon een Haan tegen een Luipaard een. ongelyke party is , was dit zulk een groot en fterk dier , dat ik nimmer zyns gelyk gezien .heb. Hy fcheen zeer groot medelyden met de > ongelukkige verfcheurd wordende Schapen te hebben , en kraayde uit al zyn magt om v den Leeuw regt wakker te maken ; doch vergeefsch ; want naauwlyks deed hy zyne cogen even open , of de Poodikkers weezen  het Britsch Ministerie. 27 zen hem den trouwen Haan met veragting:,, „ Zie eens Heer ! zeiden zy ; welke cndeugende en verraderlyke dieren uwe dcrte„ le cn uit den band fpringende Schapen zyn ; „ zy fpannen met dien godloozen Haan aan , ., die zo menigmaal een gat in onzen Tuin „ heeft gebrooken ! cn zeker zoeken zy „ niets dan hem hier wederom in en u er „ uit te krygen ; maar dat zal hun niet lukken , zoo lang wy nog adem in ons „ ligchaam en kragt. in onze pooten heb- ben. - - Rust gy maar Heer! de flaap 9, zal u verkwikken ! Oudcrwyl de Leeuw fliep , wierd fchier de gantfche . kudde heerlyke Schapen , hét .puikfieraad van die vette weide vernield ; cn fchoon die arme dieren - jammcrlyk -fchrecuwden en om hulp riepen , hoorde de Leeuw zulks niet , door dien zyne 00ren dat gefchrèeuw reeds gewend waren. De Poodikkers voeren voort met wiegen, •cn zagen met blydfchap , dat de verwoesting ongeHoord haren gang ging ; en tcrwyl zy mede van den buit deelden , beloofde de Vos hun eene onge- lyk  28 Dagboek van lyk hoogeren cn verbeterden ftaat. — Ora kort te gaan alles fpande famen om don Leeuw tot een Vorst zonder onderdaanen , en den nu net beweiden en. wel gehavenden • grond tot eene onvrugtbaare , verwaarloosde woesteny te maken ; en ik kon niet zeker zeggen , weike de veiraderlykfte fchepfclen van beiden waren , of het Luipaard met zyn medgezel , of de eerlooze Poodikkers , die den Leeuw omringden. ■ Naa eenigen tyd wierd de Leeuw door den honger gewekt , zyftcfe het de gewoone tyd van zyne maal tyd ; hy riep uit al zyn magt , dat men hem verfche melk zou brengen ; maar niemand gehoorzaamde hem, om dat er geen melk te vinden was , dewyl de melkgevende fonte nen of vernield of opgedroogd waren. —- De Leeuw begon zynen rampzaligen ftaat te bemerken ; hy fparde zyne oogen wyd op , en riep •mei. een brullende (tem : „ Waarom brengt „ men my geen venfehc melk ? — Waar „ zyn myne vette veel melkgevende Scha- „ pen? " Hy floeg een oog , vuu- riger  het Britsch Ministerie. 25 figer en fneller dan den blikfem op de eer- looze Poodikkers. Zy verftomden en floegen hunne inzinkende oogen naar den grond , even als of zy den afgrond fmeekten , dat die hun in zynen fchoot een fchuilpiaats zou vergunnen , ^ welke de waereld hun langer weigerde. ,> Vervloekten! bulderde de Leeuw , geeft my myne onnozele „ Schapen weder! is dit myne grootheid, „ is dit de vermeerdering van myne magt , „ rampzaligen ! Gy zult myne Wraak niet „ ontfnappen. " Terftond krulde hy zyne maanen en ftaart, gereed om hen van een te ryten ; doch op dit oogenblik borst de Wanhoop uit den afgrond op ; Hou „ op , zei ze tegen den Leeuw ; zy zyn „ onwaardig om door uwe tanden vernield „ te worden ; zulke vervloekten zyn de „ regte prooy voor de Wanhoop ! " Op dit oogenblik floot zy die eereloozen in haare gloejende ketenen ; opende door het ftampen met baren voet den ysfclykften afgrond , van welken zy allen verflonden wierden. „ Ach wie geeft my , rampzalig mifleid- „ de ,  go Dagboek vat* „ de , myne kostelyke Schapen weder ? " kermde de hongerige Leeuw zoo lang, toe hy döor vermoeying cn gebrek aan voedzel van onmagt ter ncderzeeg. Op dit oogenblik fchooten de verraderlyke Vos en Luipaard toe ; en wrongen hem een gebit in den muil-onder de honendfte, veragtelykfle en gricvendlle beledigingen , en maakten toebereidzelen om hem als een lastdragend dier in het gareel te flaan en het juk op te leggen; vergeefsch was het, dat de rampzalige Leeuw de hooge Goden te hulp riep ; die de Mem der voorzigtigheid en wysheid veragt en verwaarloost , verfmt-digt hunne beste gefchenken , en fcherpc hunnen toorn ! • Vergeefsch was het dat hy den wakenden en wanttouwden Haan om byitand fmeekte ; dezelve befpottede hem nu , dewyl hy zyne waarfchuwingen in* den wind had gefiagen : „ Ik heb te veel „ agting voor de vriendfchap , zei die , „ dan dat ik Vrienden van malkanderen zou „ fcheiden , gy hebt op het Luipaard ver„ trouw , als op uwen besten vriend , ,, gy hebt zelfs uwe vetfte Schapen voor zy- » ne  het Britsch Miniterie 3* ,, né fcherpe tanden niet beveiligt ; wel nu „ beproef nu ter deeg op wat grond gy „ my , die uw waar geluk en welzyn „ zogt , gewantrouwd , en hem die u en „ uwen eigendom voor uwe oogen verniel„ de , vertrouwd hebt ; en zeker ; in„ dien gy geen rede badt , om hem als „ uwen vyand te befchouwen , toen hy u„ we onfchuldige Schapen vernielde en van „ één reet , hebt gy het nu ook niet, 1 nu hy u van een aanzienelyken Leeuw „ tot een lastdragend Dier gemaakt heeft. Derde Gezigt. Op zekeren tyd zag ik in mynen flaap een gezigte ; ik ftond voor een groote Poort, cn met my een zeer groote menigte, welke om het zeerst elkander verdrongen , om door die Poort te geraken, en geen wonder, boven dezelve las ik de volgende woorden. De weg tot Geluk. Naauwlyks bad ik dit geleczen , of ik fpan-;  -pi Dagboek y*n fpande alle myne kragten in , om er door te geraken , en myne pogingen waren niet vrugteloos, ik kwam er met geweld door. Doch ik zag wonder vreemd op , wanneer ik bemerkte , dat hier eene ontelbaare menigte wegen begonden 7 welke zich hoe langer hoe meer verwyderden , en dat ieder , ten hoogfte verblyd , dat hy door de Poort geraakt was , en als verzekerd van zyn geluk , naar zyn eigen zin een byzonderen weg tot het zelve in floeg. Ik ftond een oogenblik ftil , niet wetende, welken w-g ik zoude inflaan , want ik had verftands genoeg , om te begrypen , dat alle deeze wegen , zonder onderfcheid my niet tot het geluk konden brengen ; en ieder dien ik naa den besten en naasten weg daar toe ondervraagde , wees my dien, welken hy dagt te bewandelen. Eindelyk zag ik eenige , naar het my toefcheen , voornaame Vorften , welke ccn gemakkelyken en aangenaam en weg verkoozen hadden , en van veele ftaatsdienaars omringd waren deeze weg , zeide ik by my zei-  het Britsch Ministerie. 33 zclven zal buiten twyffel de regte zyn , want Vorsten , die omringd worden van kundige en wyze ftaatsdienaaren , kan men niet anders denken , of zy zyn volkoomen onderrigt van den regten weg tot het Geluk. Op deezen weg was een vrouw , welke zich Vernuft noemde , en zoo wel aan my als myne aanzienelyke reisgenooten ten gids verftrektc ; zy had by zich een gewapend man , die men Sterkte noemde , en verzekerde ons , dat wy op den regten weg waren ,• zy wees ons dc middelen aan , door welke wy ons meester maakten van veele aangenaame zaken , die wy aan onzen weg vonden; egter met dit onderfcheid, dat ik, te rekenen tegen het geen myne aanzienelyke metgezellen bemagtigden , maar bagatellen kreeg. De voorste Vorftelyke perfonaadjes maakten zich meester van een gedeelte van een Koningryk , het welk zy begreepen , dat door hun beter dan door desfelfs wettigen Koning zou beftierd worden ; eenige volgende Vorsten , die zulk een grooten buit niet konden maken , vergenoegden zich C met  34 Dagboek van met de bezittingen van hunne eige onderdaanen ; niemand was er , die niet het een of ander zich toeeigende , en ik verbeelde my al hemelsvast , dat dit de beste de naaste weg tot het Geluk was ; ik rekende al by my zeiven binnen hoe weinig tyds ik ryk zoude zyn. Doch eenige kromme paden ten einde zynde , zag ik van verre ter zyde van den weg opgerigtc galgen en raden ; eene menigte van Justitiedicnaars , bezig met de bewandelaars van dien weg optevangen , etj ter ftraf overteleveren , dit gezigt deed my beven ; doch ziende dat niet alleen myne reisgenooten , (welke ik uit vree3 een weinig voor uit lrad laten wandelen) voor by die akelige fteifplaats veilig geraakten , maar ook door die haplchaeren met alle tekens van eerbied en ontzag geëerbiedigd wierden, wandelde ik nog eenige trceden voort , doch rasch zag ik dat die Vorsten zelve of hunne aanzienlyke metgezellen last gaven aan die dienaars der Juiritie om de reizigers op deezen weg op te vatten , en het fcheelde weinig of ik was ook in de klem geraakt j  het Britsch Ministerie. gelukkig ontfnapte ik dit gevaar , en vlugte zoo gaauw ik kon te rug toen ontdekte ik , dat de Gids , die ons ver* zeld had , benevens den geharnastcn man? andere waren , dan zy my van vooren hadden toegefeheenen ,* ik ontdekte dat bet Vernuft in de daad Bedrog ,■ en de $terktQ niets dan het Geweld was. Ik Was uitermatcn treurig , dat al fnyfr hoop op het Geluk yerdweenen was, en da<: het my zoo wel niet geoorloofd was als myne aanzienelyke reisgezellen langs deezen weg tot het Geluk te komen ; doch terwyl ik treurig rugwaards keerde , zag ik ter zyde van den weg eene ongehavende cn zeer mishandelde vrouw welke veel naa het afbeeldzel der Regtvaardigheid zweemde ; deeze riep my met een zwakke ftem toe : Vlugt , eer ge w euveldaad moet met den dood bekappen ! Schoon gy de Forsten roven ziet, U voegt dat heerlyk voorbeeld niet; Men hangt den kleenen dief, dm £f'06* ten laat men hopen» Ca öa  36 Dagboek van Dit fpoorde my op nieuw aan om my te haasten ; en binnen weinig oegenblikken was ik wederom aan de Poort , door welke ik ingekoomen was. Ik zag naar de andere wegen , maar dezelve waren my allen even vreemd , en ik was niet verzekerd, dat ik my in niet even groot zoo nog niet grooter gevaar zoude steken. Het fchynt , dat ik dwaas genoeg was , om te geloven , dat Koningen en Vorsten de verstandigste en weldenkendfte menfchen van den aardbodem zyn , en zeker zy dienden het te zyn hierom wierd ik op nieuw overgehaald om een anderen weg in te flaan , op welken ik Vorsten , verzcld van hunne Ministers, zag voortgaan. Op deezen weg kreegen wyj de Eerzugt tot Gids , en ik kan verklaaren nimmer aangenamer weg gewandeld te hebben , dan deeze zich in het begin' opdeed ; aan weerskanten was hy beplant met groenende lauwrierboomen en andere welriekende Eruyden , • die. wy ongestoord plukten ; de aangenaamste zonneltraalen fcheencn deezen weg  *et Britsch Ministerie. 37 weg een eeuwigdurende zomer re beloven , en ieder , die naast denzelven wandelende ons zag , fcheen zich over onzen vooripoed te verwonderen , en dien te benyden. Egter zag ik dat ook deeze niet vry was van moeilykheden ; allengskens moesten wy door doornen en distelen heen breeken ; daar myne aanzienelyke reisgenoten het duizendje gedeelte van ongemak niet leden , dat ik moest doorftaan , dewyl zy van hunne vorstelyke en adelyke wapens een foort van fcheenharnasfen maakten , die hen voor het Heken der doornen beveyligden ; maar deeze moeyelykheden waren niet te vergelyken by die , welke zich al verder op deeden. Een zekere fchans was gebouwd aan den kant van den weg by eene valley , die Vermeerdering van aanzien wierd genaamd; hier ley eene bezetting in van fnoode monfters, als Haat, Jolouzy , Nyd, Wangunst , &c. welke bemerkende , dat wy die valley wilden intreeden , ons den ingang betwisteden , en ons hevig met pylen befchooten , doch die op de Vorsten aftuitenden ; alleen wierden eenige ftaatsdienaafs* , C 3 die  §8 Daöboek van die die Vorsten verzelden \ ter neder geveil , en ik in myn regterbeen gekwetst , het welk my het gaan niet alleen zeer moei? lyk maakte , maar ook deed vrcezen , of neczs weg in plaats van tot het Geluk te leiden , my niet ellendig zou ihaken. Ik beflodt egter , zoo veel het myne kragen toelieten , voomegaan , dewyl aan dep eenen kant de hoop my niet ten eenemaal had begeven , noch de gelceden Ongemakken my hadden kunnen affchrikken ; hier by voorzag ik , dat ik wederom kerende de fpot van anderen zyn zou •> en aan de Poort komende , niet verder was, dan toen ik het Gehik had beginnen optefpoorer) , en eveti onzeker een anderen weg zoude moeten inflaan , die misfchien nog geyaarlyker , jaa wel geheel douelyk voor my zyn kon. Naauwlyks duizend tfedert voortgewandeld pf liever voortgekroopen zynde , was ds weg afgefneedeti door een breed Water , het weik van foramigen Volhsrcgt , van anderen Billykheid , en nog vin een derde foort ILed en Pligt genaamd wierd ,*  het Britsch Ministerie. 39 wierd ; eenige van myne aanzienelyke reisgezellen ftonden verbaasd , en in beraad om te rug te keeren , doch hunne ftaatsdienaars of Ministers hadden , terwyl zy als tusfchen beide {tonden wat te doen , den Veerman gehaald , die met behulp van dio staatsdienaars hen overrededen om zich door hem te laten overzetten r, egter eer zy in bet vaartuig (tapten , kwam fchielyk eene aangenaame jonge dogtcr , die den naam van het Belang der onderdaanen voerde , voor den dag , en viel bitter kermende en fchreyende op haare knieën voor die Vorsten neder , die gereed ftonden , om over te vaaren ; zy vertoonde hun , dat deeze weg zoo wel tot hun verderf als tot verderf hunner onderdaanen ftrekte, en dat zy, in plaats van het Geluk de Rampzaligheid zouden vinden zy fmeckte hen , eenen anderen weg in te Haan , cn hield hun met de liefderykfte woorden hunne hooge verpligting voor oogen; en hoe zy haar met duure eeden hadden gezwooren te zullen befcherrnen. Doch de Ministers wierden op die taal woedende ; zy kreeten haar uit als eene C 4 we-  40 Dagboek van wederfpannige , die haaren Vorsten het Geluk en de Magt benydde , en zich verheugde , wanneer zy de gelegenheid had , om hun te wederstreven ; zy noemde haar een veelhoofdig Monfter , dat men moest temmen of vernielen. De jonge beminlyke dogter floeg een verontwaardigend oog op dien veragtelyken hoop ; zy verweet hun hunne onverzadelyke gierigheid en ontoombaare heerfchzugt; die hen tot fchelmen , tot bedriegers , tot bedervers van het Volk en verleiders hunner Vorsten maakten ; en zy bad de misleide Vorsten toch eindelyk het oor aan haare klagten te leenen , en te bemerken , werwaard zy door hunne booze Ministers wierden heen gevoerd. Maar in plaats dat haare raad ingang vond, wierpen de meesten der Vorften een vergramd oop op haar ; en op het bevel der Ministers floeg de Veerman , die een geweldig , wreed man was , en Verdrukking heette , haar met zyn riemfpaan op het hoofd , zoodanig , dat zy in bezwym en als levenloos ter aarde nederflortte , en waar-  het Britsch Ministerie. 41 waarfchynlyk zou men het geheel met haar gedaam gemaakt hebben j indien niet twee Europifche Vorsten haar opgebeurd en ber fchermd hadden ; deeze omhelsden haar , en hielden haar in hunne armen geflooten. Enige Vorsten dan , zonder zich aan het fmeeken van het Belang der onderdaanen te ftooren , lieten zich overzetten , uitgezonderd die , die de mishandelde in hunne befcherming hadden genoomen , welke haaren goeden raad gehoor gaven , en beflooten aan deezen kant van die Rivier te blyven ; wat my aangaat, de veerman had my reeds zulk een feilen floot gegeven, dat ik eenige treden ver te rug ftoof, en den miniton lust niet had overig gehouden, om my aan hem toetevertrouwen;. en geen wonder , hy ftond maar alleen aan Vorsten en hooge Staatsperfoonen ten dienst. De weg aan geene zyne van het Water was onzigtbaar voor ons door een zwaaren damp of nevel ; doch terwyl wy op het overvaarender Vorsten tuurden, klaarde die nevel op , en wy zagen den weg duidelyk ; dezelve was ysfelyk om aan te zien ; geC 5 - du-  42 Dagboek van durïg al fteiler en fteiler over puntige klippen langs verfchrikkelyke afgronden heenlopende , ongelyk , fmal, vol doornen , fcheen het ons toe , ("en niet ten onregt) dat dezelve geheel onbruikbaar was , en wy waren zeer verblyd , dat wy die gevarelyke reis niet hadden ondernoomen ; vooral verheugden zich de jonge Vorsten , dat zy zich niet hadden laten overhalen , om langs dien weg hun Geluk te zoeken. Terwyl wy hier eenige oogenblikken befluyteloos ftonden , onzeker , of wy te rug zouden keeren , dan of wy een der wegen, welke langs de Rivier heen liepen, zouden inflaan , kwam eene ftatelyke vrouw by ons ; haar gelaat was vrolyk gelyk de Dageraad, haare oogen levendig , haare gang ftatig , haare kleding eenvoudig en deftig ; om kort te gaan , zy was vol bekoorlykheden , en haare komst fcheen iets goeds te voorlpellen Zoo draa zy de Vorsten genaderd was , zei ze met eene lieifelyke ftem : „ Myne „ kinderen ! hoe zeer verblyde ik my , „ dat gy myne lesfen eerbiedigt , dat gy  HET Britsch Ministerie. 43 pj jny, die de tFysheid ben, hoogagting toe „ draaft! Gylieden zült door my gelukkig zyn.— „ Ach hoe wordt een groot gedeelte van „ Europa , waar voorheen myn zetel „ naast de- mecsten der Vorstelyke „ Throonen geplaatst was , nu deer „ lyk gefolterd ! hocwordt het gefchokt „ en vernederd door onrust ! en dit }, alles is het gevolg van de onbezon„ nenheid der Vorsten , die myn zetel „ verfchopt hebben ; of liever van hunne „ ligtgelovigheid , dewyl zy het oor ftop„ pende voor myne lesfen , dat geo„ pend hebben voor ondeugendcn , die alles aan hunne gierigheid , aan hun„ ne hateiyke oogmerken opofferen , en „ hunne Vorsten , welken zy tot raads„ lieden verflrckken » ten verderf lei„ den. „ Gylieden hebt de agting , die my „ toekomt, voor my behouden , en verdient ., geheel de myne ; en hoe zeldzamer ulie„ der voorbeeld is , hoe meer gy de verwon„ dering van de geheele Waereld , en de „ hefde van uwe onderdaanen waardig zyt ; ik  44 Dagboek van ik zal u niet verhaten , maar u op den „ regten weg rot het waar Geluk* leiden ; „ maar eerft moet gy zien , hoe ongel uk- kig die Vorflen zyn , die den raad van „ fnoodaarts of dwaazen voor den mynen „ trekken , dit zal ulieden nog vaster aan „ my verbinden. „ De weg aan de overzyde van die Ri„ vier is de gevaarlykfte van den aardbodem; „ dezelve wordt alleen- gezogt van Vorsten „ of aanzieaelyke flaatsperfoonen , die „ tot ongeluk en ramp hunner onderdaanen „ gebooren zyn , veeltyds op denzelven , „ eer zy hun doelwit bereikt hebben , om-v „ komen , en in ftede van beklaagd , „ vervloekt worden. „ Die gevaarlyke weg wordt Dwinglandy. „ genaamd , en ftrekt tot dat Kasteel , „ dat gy op dien hoogen heuvel ziet leg„ gen , en het welk onbepaalde magt ge„ naamd wordt : ftaat uwe oogen op de „ roekelooze reyzigers , en wat het einde „ van hunnen togt wezen zal!" Ik hield myne oogen op dien weg en dat Kasteel gevestigd ; en verlicht door de  het Britsch Ministerie. 45 de taal der. losheid , fcheen het my byna een onbegryplyk wonder , dat menfchen ftoutmoedig, of om beter te zeggen , dol genoeg waren om zich aan zulk een verfchrikkelyk gevaar en bykans zeker verderf bloot te ftellen. De weg was vol klipftukken en hobbelige kronkelpaadjes , die op den kant van een over 'een diepen afgrond hangenden berg naar het Kasteel liep. Het kasteel zelve fcheen ons ongenaakbaar, en was omringd met zwarte wolken, welke aan alle kanten blikfemftraalen uitfchoten ; ook zei de JVysheid ons , dat het in voorige Eeuwen op verre naa zoo ongenaakbaar niet geweest was. De wandelaars op dien gevaarlyken weg fcheenen ons toe , niet het minste van hun gevaar te weeten , maar integendeel uittermate vrolyk te zyn ; men hoorde hun van verre triomf- en andere liederen zingen , en wanneer er eenige ongemakken in den weg waren , die de Vorsten een weinig de-  46 Dagboêkvaï* deden aarfelen , wierden zy voongeftuwd door hunne Ministers. „ Die weg , zei de JVysheid , wordü „ hoe langer hoe gevaarlyker , want uit „ dien berg flygc een zeer fyne , vergiftige „ damp , welke Begeerte genaamd wordt , „ en uittermaate fchadelyk is voor het ge „ zigt zoo dat de reyzigers daar door „ binnen korten tyd geheel blind zyn * „ en van den weg afdvvaalen of ter nedef „ ftorten. Dit konden wy ook klaar bemerken , Want in plaats , dat zy , gelyk zy in het eerst deden * de ongemaklyklïe en hobbeligfte hoeken vermeeden , en nu eens naar het Kaftcel , dan wederom naar hunne voeten zagen , om zich in geen ongemak te ftorten , hielden zy nu onverzetÜnt het oog op het Kasteel gevestigd 5 fchoon zy gelyk ons de Wysheïd verzekerde , niet anders dan een flaauwe fchets van het zelve zien konden door het bederf van hun gezigt , en gingen daar regt op aau , zonder naar hunne voeten te zien * of iets te vermyden. Men  het Britsch Ministerie. 47 Men kan ligt begrypen , hoe die Vorsten begonden te ftruikelen ; te meer daar zy onophoudelyk door hunne Ministers voortgeduwd wierden egter , fchoon zy niet vielen , verboren zy door dit ftruikelen veele van hunne Vorstelyke Geraden , al* figthig \ volksliefde , eer , 'woordhouding, geweeten , magt, &c. Naa korten tyd zagen wy een der voorfte Vorsten , zynde een kloek en fterk man, welke reeds fpoo? byster met zyne Ministers van boven neder tuimelde ; wy waren zeer ontfteld , en hadden gelegenheid om gedeeltelyk den uitkomst van deeze rampzalige gebeurtenis te zien ; de Ministers waren hals over kop in den afgrond getuimeld, in den welken zy zeker tot ftof verpletterd zyn ; een naare jammerkreet , in hun nederftorten , uitgegild , was al wat van die rampzaligen gehoord of gezien kon worden. De Vorst was op een uitftekende fcherpe klip Volksgeweld gevallen , en had door dien val zyne beide armen gebrooken , en alle zyne ledematen gekneusd, egter was er by dit ongeluk nog een geluk , dat name» l  '48 Dagboek van rnelyk de fchillen door dien dreun van zyne oogen waren gefprongen , en hy nu dé gevaarlykheid van den weg , dien hy gewandeld had , zag ; hy fidderde daar voc r , en zoo vol pyn hy was , kroop hy zoo goed hy kon , langs een fmal paadje , dat naar beneden liep , vol brandnetels ftond , en Berouw wierd genaamd , te rug. Men kon met regt verwagten , dat de andere Vorstelyke reizigers door dit jammerlyk ongeluk zouden afgefchrikt zyn , en deezen gevaarlyken weg zouden hebben verlaaten; ten minsten , dat hunne geleiders, hunne Ministers , wyzer zouden geworden zyn , en afgelaten hebben om hunne Meesters voorteftuwen ; maar in tegendeel , zy vervolgden hunnen weg met des te meer yver , tot dat z^y allen of op dezelve wys met hunne geleiders ter nederftorteden , of van den weg afdwaalende , langs een modderig pad , dat Veragting genaamd wierd , naar de zwarte valey des doods , door fmert en droefheid voortgezweept , voortkropen ; kortom niet één hunner was er , die den ïngang van het Kasteel bereikte. Wel  het Britsch Ministerie. 49 „ Wel nu , zy de Wysheid, tegen de twee 'jonge Vorsten , die verbaasd en zeer aangedaan waren over het rampzalig ongeval den verdwaasden en misleiden Vorsten overgekomen : „. wel nu , zei ze , heb „ gylieden geen berouw , dat gy naar my„ ne lesfen geluifterd hebt ? Spvt het u „ niet, dat gy ook dien weg tot Dwing- „ landy niet hebt ingeflagen ? " Ach , hernam een der Vorsten , tcrwyl hy haar met traanen van Dankbaarheid omhelsde, cn aan zyn boezem drukte ; ,, aan u al,', leen , aan uwe Godlyke lesfen zyn wy „ ons behoud fchuldig ; wy zouden zonder „ u ook in ons verderf geloopen hebben ! „ maar , indien gy ons nu woudt verlaa„ ten , zou welligt een ander rampzalig on„ geval ons bejegenen ; wy weten , hoe ,, gevaarlyk hoe ongemaklyk de wegen zyn, ,, die Vorftcn bewandelen ! Ach! ,, Godlyke Deugd ! zonder u durven wy „ geen voetftap meer voortzetten ; wys ons „ den weg , dien wy moeten gaan , en „ verzei ons op onze voctftappen ! „ Ik heb u , antwoorde de Wysheid, D „ tor'  5o Dagboek van „ tot nog toe niet verhaten , om dat gy „ my bemindet , en fchoon onzigtbaar , „ ben ik ulieden op uwe voetftappen ge, volgd wanneer gy uwen voet bezyden „ het regte pad tot het Geluk zettedet , „ dan fchoorde ik u , op dat gy niet ftrui- „ kelen noch vallen zoudt. Ik zal u- „ lieden onzigtbaar verder verzeilen , en „ wanneer gy mynen byftand nodig hebt, „ en uwe ooren fluit voor het valsch gezang „ der valfche Wellust en Trotfchheid , die „ vcrderfelyke monsters , die zich aan uwen „ weg zullen laten vinden , zal ik u nooit „ verlaaten. , Deeze (wyzende op het Belang der on„ derdaanen) deeze moet alleen en geheel de „ meeftrefle van uw hart zyn ; wie haar " zoekt te beledigen zy u ten vyand ; „ wie haar bemint , zy uw vriend ; zy „ zal u voorgaan ; en draagt zorge , dat „ gy naauwkeurig agt op haar Haat , dat „ gy haar nimmer uit het oog verliest , „ want zy alleen zal u den weg tot Geluk „ wyzen , zy alleen zal u waarlyk groot „ maken. Indien gy haar verwaarloost , ver- „ waar*  het Britsch Minisieriï. §i „ waarloost gy my % indien gy haar uit „ het oog verliest , zult gy my nimmer „ weder vinden , en uwe nagedagtenis zel„ ve zou der Waereld een affchrik een „ grouwel worden. Naauwlyks had de IVysheid dit gezegd , of zy kuste de beide jonge Vorsten aan het voorhoofd , en onttrok zich aan onze oogen. De Vorsten beloofden plegtig aan het Belang der onderdaanen , dat zy nimmer eenig^ gebruik zouden maken van hunne magt , dan tot haar best en voordeel ; dat zy haar eeuwig zouden beminnen , en naar haaren raad luisteren zy verzogten haar hun vcortegaan , roet verzekering , dat zy haare voetftappen zouden drukken , en zoo het een of ander haaren en hunnen voortgang tot het Geluk mogt hinderiyk zyn , zwoeren zy beiden , niets te zullen fpaaren om dat uit den weg, te ruimen. De jonge fchoonheid neeg zeer eerbiedig, noemende de beide Vorsten haare Befchermengels , en verzekerde hun , dat zy nimmer een weg zou inflaan , die niet zoo D 2 weJ  52 I5"a oboekvan wel tot het Geluk der. Vorsten als tot haar Geluk uitliep ; dat zy dit ook niet kon doen , want dat zy. door de Wysheid zoo naauw aan een verbonden waren , dat hun lot onderling gemeen was. Hier op floeg zy een weg in, welke waare Staatkunde wierd genaamd en dien men kon zien dat zeldzaam door zulke hooge Perfonaadjes bewandeld wierd, want hy was geheeldigt bewasfen,egter met laage, aangenaame, zagtekruyden, die meer voorderlyk dan nadeelig waren, want die verftrekten als tot een zagt tapeit, dat de hardheid van den weg en de ongemakken , die anders daar door aan de voeten der reizigers veroorzaakt worden , benam ; hier by kwam nog een andere veraangenaming , namelyk de lekkere geur dier bloemen en kruyden , welke door het drukken daar uit waasfemde. Ik volgde van verre , als die Doorlugtige Perfonaadjes te verheeven rekenende, dan dat ik hunne fchaduwe zelve zou raken , met al dien eerbied die zulke groote , ver. heven zielen toekomt. Een eind wegs ver gegaan zynde , zag ik  het Britsch Ministerie. 53 ïk eene buitengemeene fcboone vrouw aan den weg {taande , die al haare bekoorlykheden ten toon fpreide , en niets verzuimde , om het hart der jonge Doorlugtige Reizigers te winnen ; zy flrooide versch geplukte Roozen voor hunne voeten , en zong met eene lieffelykc item de aangenaamheden van dit leven , en hoe het den Vorften toekomt , zich in haare omhelzingen te vermaken ; doch ftraks. vertoonde zich de Wysheid weder rj die rukte haar haare valfche {ieraden af , en vertoonde den Vorsten de voeten van dit monster ; zeker zy verdiende dien naam , want zy was van onderen eene vergiftige Bafiliscus , en na dat de Wysheid haare lievelingen vermaand had , zich aan geen fchyn van die Valfche,Wellust te vergapen , maar de ooren te floppen vöor haar fireengezang , vervorderden zy hunnen weg zonder zich aan dat fchynfehoon te vergapen -. noch het Belang der onderdaanen uit het oog te verliezen j en ik hield my zoo digt by hen als de eerbied , dien ik voor hun had , toeliet. Naauwlyks honderd treden verdor, fcheett D 3 de  g4 Dagboek van de fchoone gelcidfter der Vorilen verfchrikt; zy bleef pal ftaan , cn keerde zich om naa haare hooge reisgezellen ; fmekende , dat die haar toch niet zouden'ten prooy laten aan een reus , die aan den weg ftond, en die het meer dan eens op haar eer had toegelegd,- deeze reus .was. Trotsheid genaamd ; hy had een magtig groot hoofd , een paar kleine diep ingezonken oogen , een wyden mond , een opgezwollen borst, fmalle heupen en een paar dunne beenen , die niet gefchikt fchcenen om dit groote gevaart te draagen : zoo draa de Vorften hem zagen , namen zy de verfchrikte voorgangfter in den eenen arm , en trokken met den anderen hun zwaard , Oordeel genaamd , het geen hun door de Wysheid gefchonken was , en hieuwen hem met den eerften ilag ter neder , want hy was niettegenstaande zyne lompe grootheid zoo zwak om zich ftaande te houden , door de dunheid zyner beenen , dat hy den minsten weerfiand niet kon bieden. Thans reisden zy voorfpoedig doch zeer pmzigtig voort ; en naa weinig tyds kwa> men  het Britsch Ministerie. 55 men wy aan, een aangenaam gehugt , alwaar alle de vermakelykheden der Waereld fcheenen faam gekomen te zyn. Een jongeling , 'sLands Welvaart genaamd , kwam ons te gemoet , houdende de bevallige Maagd , het Vergenoegen , aan de hand ; zy ftrooiden versch geplukte bloemen voor de voeten der Vorften ; en de jongeling zettede hun een groenen Lauwerkrans op het hoofd , en een gouden Kroon op het hoofd van het Belang der onderdaanen ; zy geleidden ons in het Dorp , alwaar een groot feest was. Wy gingen door eene Eerepoort , rondom opgefierd met de beeldtenisfen van de yoorftanders der volksvryheid , welke beeldtenisfen iederen aanfchouwer een eerbiedigen aandagt en ftille liefde inboezemden ; zoo draa wy in het Dorp waren , zagen wy voor een Tempel , zoo ongemeen pragtig, dat het oog in deszelfs pragtige fieraden verwarde , een rey jonge Maagden , welke de Bevalligheden zelve fcheenen; zy dansten by beurten , cn verhieven met heer- d 4 iy-  5<5 Dagboek vat* lyke veldliederen den lóf der" jonge Vorfren» haare Doorlugcige gasfëfi , weiken zy alle beleefdheden en yriendeïykheden •bew'eèzen ; ik hield my uit eerbied' een weinig agter af ; en "vreesde - deezen pragrigen • toeftel te naderen , doch ' een der jonge Maagden kwam naa my toe , vr.ttede my' by de band , en zeide, ziende myne befchröoradheid : „ Wees niet bevreesd , om u by „ onze beminde Vorsten te vervoegen ! „ zulke Helden van het Mènschdom zyn, v' vaders , by wie da minste hunner on;, derdaanen een veilige fchurlplaats , een zekere hulp vindt ; het is hun grootile „ verrfaak aan hunne burgeren wel te doen, „ en de héerlykste belooning , die hun „ kan vergolden worden , is , dat groo„ ten en kleinen hen beminnen en zege„ nen. " ' Naa eenige oogenblikkcn kwam eene ftatelyke deftige vrouw voor den dag , die Vryheid genaamd was \ deeze omhelsde de jonge Vorften , en noemde hunne geleidfler , het Belang der onderdaanen namelyk \ haare zuster ; zy bedankte hen, voor  ket Britsch Ministerie. 57 voor de Vaderlyke en tedere befcherming , welke zy aan haare zuster hadden beweezen j cn zei tot hen , dat zy daar door hadden getoond waarlyk ook liefde voor de Vryheid te hebben , want dat maar alleen die gecnen , die haare zuster beminden en befchermden , ook agting cn eerbied voor haar hadden. „ Hier , vervolgde zy, viert men thans een „ zeer hoogen Feestdag ter myner eer , „ en onze blydfchap zou niet volmaakt zyn „ geweest , indien wy uwe hooge tegen„ woordigheid hadden moeten mislen 5 thans „ zult gylieden in onze vermaken en in „ de eerbewyzingen , die my worden aan,, gedaan , deelen. Laat ik ü in den „ Tempel der Eere leiden. Zy vatte de Vorsten by de hand , terwyl de deuren van dien pragtigen Tempel geopend wierden , en trad met hen langs een rei ongemeen fraay bewerkte trappen naar binnen ; ik volgde hen , dewyl door de bemoediging van die jonge fchoonc Maagd myn vrees verdweenen was , niettegenstaande myn eerbeid aanwakkerde , D 5 want  58 Dagboek van want hoe digter men die Vorften naderde , hoe meer eerbied en liefde men voor hun kreeg , door dien men hunne beminnelyke eigenfchappen nader leerde kennen. Zoo draa wy binnen waren , wierden wy verrukt en als geheel buiten ons zeiven getoogen door al het aangenaame en pragtige dat wy hier ontwaar wierden ; het keurigfte Muzyk,, dat immer gehoord kan worden , deed een der jonge Vorften opgetogen uitroepen : „ Waarlyk hier zyn Engelen! „ Het is zoo , antwoorde de Vryheid, „ waar gylieden zyt , daar zyn Engelen ! Zy toonde ons al het pragtige van deezen Tempel ; deszelfs zydmuuren waren bedekt met groene zyden gordynen , met gouden bloemen doorwerkt , en zwaar met goud belegd : die aan de regterzyde fchoof zy weg ; en wy zagen daar eenige weinige egterheerlykeftandbeelden.„Dee„ ze , zei ze , zyn onze Heiligen van de „ twee voorgaande Eeuwen , die my , „ of verdedigd , of daar ik verftooten was , „ herfleld of den grondflag van myn zetel „ in het ciment van hun bloed gelegd heb- „ ben.  het Britsch Ministerie 59 „ ben. Heden vertoonen wy die aan al „ het volk , her. welk met eerbied en .i, liefde dan aan hun nagedagtenis traanen „ van dankbaarheid cfferr. De Vorften zagen met een diepen eerbied op die kundige beelden zy herinnerden zich de Helden , tot wier eer zy daar geplaatst waren , met eene tedere aandoening , en riepen , vol drift hunne oogen en handen ten Hemel (bekkende: „ „ Driewerf gelukkigen ! wier naam hier „ der onfterfiykheid en dankbaarheid geweid „ is! " „ Aan de andere zyde , zei de „ Vryheid, is reeds een enkeld ftandbeeld van „ de Vorften en Voiftinnen deezer Eeuw ge„ plaatst ; ook van de nog levende , wel„ ke door hunne Regeering toonen in de „ daad Vorften te zyn ; maar het is niet „ geoorloofd hen aan iemand te laten zien ; „ die gordyn blyft tot naa hunnen doodtoe„ gefchoven. " Ik die agter aan volgde , was egter zoo nieuwsgierig , dat ik in het rondgaan van den Tempel ftil een hoek van dat gordyn opligtede en zag ter (luik een uit-  <5b D a g c o e k van uitftekend" fraay ftandbeeld , onder het welk ftond niet gouden letters Josepiius de tyd liet my niet toe , om myne nieuwsgierigheid hier omtrent verder te voldoen. INaa dat de Vryheid haar Hooge gasten al het fraaye van deezen Tempel getoond had , leide zy hen weder naar buiten. . ■— Maar Hemel ! hoe groot wüs onze verbaasdheid , wanneer wy dit gantsch gehugt zoo onbegryplyk veranderd zagen \ de weg was in plaats van met fleenen nu niet goud geplaveid ; de huizen waren alle pronkllukkcn van bouwkunde cn pragtig ; om kort te gaan, %1 wat het vernuft fraay cn kostbaar kon bedenken , was hier te vinden. De Vryheid de verbaasdheid der Vorften ziende , vatte met een vriendelyke grimlagch hen by de hand : „ Gylieden fchynt „ verwonderd zei- ze , -om dat gy thans „ hier zoo veel pragt cn fraayheden ziet „ maar gy zult hét niet meer zyn , wan„ neer ik u zeg ,- dat hier de zetel van. „ hei Geluk gevestigd is -; gy zyt ge„ koomen , daar gy wilder, wezen ; en » die  het Britsch Ministerie 6*i „ die .Vorften » die my en myne zuster, „ welke zoo naauw aan één verknogt zyn, „ handhaven en befchermen , zyn hier wel„ kom , en vinden hier dat geen , waar „ zeer veelen te vergeefsch naa zoeken. '. Thans kwam de Blydfchap verzeld van het Vergenoegen huppelende aan ; zy omhelsde de Vorften , en zei, dan zy het zich tot eerc rekende , hen te kunnen onthaalen. . Het Belang der onderdaanen naderde intusfchen met eenige fchoone vrouwen welke Landbouw , Koophandel , Kunsten , JVeienjchappen &c. genaamd wierden , alle beladen met de lekkerfte en aangenaamfte fpyzen , en vrugten , die zy den Vorften voorzetteden. „ Deeze zei het Belang der „ onderdaanen , wyzende op die fchoone „ vrouwen , zyn myne beste Vriendinnen ; „ wy woonen altyd by elkander by, onze „ oudfte zuster Vryheid ; en wanneer uwe „ zorg en liefde voor my , braave en „ deugdzaame Vorften ! my niet beveiligd „ hadden , my niet in uwe befcherming ., cn zorge genoomen hadden , zou ik be-  6i Dagboek van „ bezweeken zyn , en deeze myne vrien„ dinnen zouden met my vernield zyn ge,, worden. Laat ons nu toe , dat wy u , Doorlugtige Helden ! onze dank„ baarheid bewyzen ; gylieden moet met „ ons deelen in die voordeelen , die „ wy door uwe befcherming genieten , „ gy moet met ons het voortreffelykfte , dat het Geluk voortbrengt , fmaken. De Vorften , geftreeld door het beminlyk Vergenoegen , aten van die kostelyke fpyzen, zittende op yvooren met goud ingelegde Throonen , welke daar voor hun geplaatst waren ; men kon hunne vreugd uit hunne oogen leezen , terwyl traanen van blydfchap langs hunne wangen rolden. De gelukkige ingezetenen waren van alle kanten toegevloeid , en konden zich niet genoeg verzadigen met hen aantefchouwen ; zy yverden om ftryd om de aangenaamfte en welriekendlte bloemen en kruiden te plukken , en van dezelve kransfen te vlegten , welke door de Dankbaarheid , die de aenvoerlter dier ingezetenen was , en hen tot aan den voet der Throonen ge- bragt  Het Britsch Ministerie. 63- bragt bad , op de hoofden der van vreugd buiten zich zeiven vervoerde Vorften gezet wierden. „ Dit zyn , zei ze tot hen , de waare , de regte Eerekroonen, fchoon zy „ niet uit goud gefmeed , en met flik„ kerende diamanten bezet zyn ; zulke zyn , „ hoe pragtig , te gering voor ulieden , „ en goed voor Vorften , die geene ande„ re verdienften dan zoodanig eene gouden „ Kroon hebben , en welker glans té „ gelyk met hunnen dood vernietigd is ; „ maar deeze zyn de heerlykfte tekenen „ van uwe wezenlyke Vorftelyke waarde ; „ deeze , die u door 's Volks Dankbaar„ heid worden opgezet , zyn onverganglyk , „ en zullen uwen naam tot aan het laatfte nageflagt vereeuwigen. " Op deeze aanfpraak bogen zich de Vorften , en betuigden, dat al wat zy gedaan hadden alleen door het befluur der Wysheid. was , en dat zy met zouden aflaten , om altyd naar derzelver lesfen te luisteren ; dat zy zich meer vereerd vonden , met de eerbewyzingen en de lofpraak van de Dank-  $ 4 Dagboek t a rr Dankbaarheid der ingezetenen , dan mee den trotfehen tytel van overwinnaars der Waereld , welke doorgaan?ch alleen aan Dwingelanden gefchonkert wierd , en dat 200 er iets ware , het geen hun eenige fmert kon veroorzaaken , het alleen was, dat zy hun leven te kort agteden , om aan het Belang der onderdaanen hunnen pligt volkoomcn te doen. Straks weergalmde het gantfche gehugt van het vreugdgefchreeuw der gelukkigen , die zich mogten vermaaken met het aanfehouwen van de grootfte Vorften van den Aardbodem. „ Ach ! riep ik, vervoerd door myne pogingen , om tot het] Geluk te komen , met zulk eene gewenfehte uitkomst bekroond te zien , want ik deelde mede in alle de vermaken en den voorfpoed der ingezetenen ; „ Ach ! het is den onderdaan „ onmogelyk het Geluk te bereiken , wan„ neer de Vorst des Lands hun zelve den „ regten weg daar toe niet aanwyst , wan„ neer die door zyn voorbeeld , door zyne „ befcherming, door het wegruimen der moey-  het Britsch Ministerie. 6*5 „ moeylykheden en der gevaaren , die hem „ zouden doen te rug deinzen, en doen vree„ zen , hem niet aanfpoort om ftandvastig ,, op dien weg vooittegaan Ach „ warom zyn myne broeders , myne vrien„ den, niet onder het geleyde deezer Vor„ Men met my denzelven voorfpoed delag„ tig ! — Rampzalig volk ! het welk door „ uwe Vorften van den weg des Geluks te „ rug wordt gehouden door hunne Dwing„ landy ! Ach gy zyt ellendig om dat uwe „ verblindde Meesters hunne grootheid in „ uwe vernedering tragtcn te vinden. Vervolg der papieren gevonden by John. Strhomtigly. Op zekeren tyd een reis door het Graaf fchap L. . . doende, en een der aanzienelykfte tempels van dien oort bezigtigendc , had ik een Phüofooph tot mynen onderrigter en wegwyzer ,• de wanden van dit gebouw waren opgefchikt met pragtige gedenktekens van geftorvenen ; geen pylaar was 'er die niet van onder tot boven toe pronkte met de fmertelyke vernaaien van mannen , welke voorbeelden van alle deugden waren ; „ o riep ik , vervoerd door dit gezigt , „ o E „ ge-.  66 Dagboek van „ gelukkig Land , waar dc deugd den adel„ dom verzelt ; waar men geen fchaduvve, „ geen voctftap der booswigten vindt . -„ daar alles weergalmt van den lof der „ vroomen ! " ö „ Rampzalig land , riep -„ myn wysgeerigen geleider , waar de „ muuren en pylaaren der Tempels de ta„ fereelen van de onbefchaamdfte logentaal ^ zyn ! —- Vestigt uwe oogen , „ vervolgde hy „ op die marmoren grafnaald , ,, en lees wat daar in gegraveerd is. " Ik las daar op het volgende. Voor den zeer Edelen , wydberoemden man , den Heer N. N. welke zich door zyne liefde jegens zyne medeburgeren, door zyne milddadigheid jegens behoeftigen en vriendelykheid jegens allen, welke in zyne tegenwoordigheid kwamen , zeer bemind gemaakt heeft. Veels te vroeg geftorven zynde op den tot leedwezen van alle zyne braave ftadsgenooten , verwagt hy hier eene zalige verryzing, Zyne zeer bedroefde kinderen hebben dit gedenkteken uit liefde doen ftellen. „ Zoudt ge wel denken , zei myn geleider 7  HET ËRITSCH MlttlSTÉRlE. 6/ der , dat die zeer edele , wydberoemde , „ milddadige , vriendelyke man, de grootfte fchurk van den aardbodem is geweest „ die 1 door een eerloos bankroet ver,, fcheidc brave lieden geheel bedor,, ven heeft , en daar door zich meester „ heeft gemaakt van een zeer aanzienlyk ca„ pitaal , waar mede hy hier een groot fi„ guur heeft gemaakt, „ Wanneer men dc waarheid niet ellendig „ mishandelde , moest men die logcntaal dus „ verbeteren. Voor den onedelen , ftegtberugtcn man , N. N. welke zich door zyn oneerlykeu toeleg op de bezittingen zyner medeburgeren zoodanig heeft verrykt , dat hy in ftaat was om door verkwistingen zich eenige [hurken tot vrienden te maken. Veels te laat geftorven zynde op den tot vreugd van alle zyne braave medeburgeren verwagt hy hier eene onzalige yerryzing. Zyne öm zynen dood en het geroofde geld zeer verblyde kinderen hebben dit gedenkteken uit trotfchheid doen ftellen. „ ik zou niet rasch gedaan krygen, zei hy, Es „ in-  68 Dagboek v * tsi „ indien ik op deeze wys alle die wapens „ en grafgedenktekens voor u verklaarde; zeer „ veelen van die gestorvenen , tot welker eer „ zy opgeregt zyn , zyn door hunne on„ deugden nog zwarter dan de wapen„ borden zelve , jaa fomrhigen zyn 'er „ onder , welker naaraen beter aan de „ strafplaats der Juititïe , dan aan den wand „ des Tempels voegen. „ Het eenigst , waar mede men dit een weinig kan verfchoonen , is het roe„ delyden :, namelyk, dat men zulken , „ van welke men alle regt heeft om te verwagten , dat de Hemel door hunne ondeug„ den voor hun geflooten is , ten minften „ een kortstondig verblyf in het voorportaal „ des Hemels verleent. " (O Ik (c~) Dit moet een zeer groot ongeluk in zodanige Ryken zyn , myne Geliefden \ zulke booswigten niet alleen in dekerkente begraven , en daar door niet alleen te veroorzaken , dat men zoo wel naa hunnen dood , als by hun leven door hen geplaagd wordt, maar ook ter hunner gedagtenis en eer graftombes op»  HET BRITSCH MINISTERIE. 6p Ik bepeinsde het geen ik gezien en gehoord had , en ik twyffelde niet meer of by veele aanziendyke Vorften , Staatsdienaars en Edelen vervulden hunne geboorte , rang en vermoogen dc jpfeats der Deugd. Hoe opterigten ! ■ Dit is e»n fchrikkelyk kwaad ; wat nadeel, wat groot nideel baart dit niet voor den Godsdienst zelve ! wanneer een werkman zyne oogen op die graftekens flaat , en daar met groote gouden letters den naafto van dien Heer leest , die hem in zyn Hoog Edel leven zyn zuur verdiend loon woekeragtig heeft afgeknibbdd en óhVhotw den ; of hem en zyn k»ramerlyk huisgezinjaaren agter den anderen heeft doen zugten om en fnakken naar liet geld , voor het welk hy zyn zweet en moeyte aan dien edelen fchuldenaar heeft opgeofferd ; hoe most het hert van zulk een werkman op dit gezigt gaande en verwyderd worden van alle Godsdienstige pligten , die een aandagtig gemoed vereisfchen ! Wanneer het oog van een koopman getroffen wordt door het kostbaar grafsieraad van dien Doorlugtigen Heer, welE 3 kc  90 Dagboek van Hoe veelen , zeide ik by my zeiven > die nu geëerd cn aangebeden worden , die nu verftandig , groot , regtvaardig en opregt genaamd worden , zoude men deeze beminnclyke hoedanigheden , cn met regt , wei- ke hem in zyn leven door eene pragtige StaatVüering boven vermogen , een groot gedeelte van zyne bezitting heelt afhandig gemaakt , en hem daar door heeft belet , om zynen handel te voeren , gelyk hy doen moest , wLde hy zyne huishouding Maande houden , kan het niet anders , of hy moet, in plaats van Gcd bidden , het itof en het grafteken van [dien adelyken Rover vervloeken ; in .plaats van Godtdieuftig , wtyrdt hy wraakzugtig. Maar is het fchandclyk voor zulk ccn gewydde plaats als de Tempel is , is het onlhgtelyk en fchade yk voor de '. odseiienlbeffening van deezen oi' geenen werkman of koopmjn, hoe veel te ichandelyker , hoe veel ie fchadclyker, is het wanneer die heilige plaats ontheiligd wordt , coor het gebeente de afbeeldftls of graftekens van Staatsperfoonen , Welke door hun flegt beftuur de gantfche  met Britsch Ministerie yi weigeren , indien zy in laage hutten waren gebooren , en tot het gemeende foort van Volk of tot den Burgcrftand behoorden ! Hoe veelen , welken die loffelyke cigenrchapp.cn, die hun worden toegekend , niet alleen niet bezitten , maar die door dc tegengeftelde ondeugden of gebreken bcheerscht worden ; welke in plaats van verftandig te dwaas zyn om den post , dien zy bekleeden , waar te nemen , dien op anderen moeten laten berusten , of denzelven tot algemeen nadeel verwaaiioozen ! Hoe veelen , welker grootheid of dapperheid alleen geweld en roofzugt is , en welke door die grootheid, indien hunne geboorte hen niet befchermde, zich fche Natie in ongeluk en rampen hebben gedompeld ; die , om zich zeiven of hunne kinderen in amptcn , in de gunst van het Hof te dringen , vyanden van hun Vaderland en dus ook in waarheid vyanden van hunnen Vorst waren , of fchoon zy zich zyne vrienden veinsden ; zodanigen , die fchaamteloos genoeg waren, om opentlyk tot nadeel van de gemeene zaak in de Raads en Cabinetsvergaderin- gen.  7a Dagboek van zich de wraak der Geregtigheid zouden ten prooy maken ! Hoe veelen , welker regtvaardigheid en opregtheid louter bedrog en geveinsdheid zyn ! Hier op had ik in mynen Droom het volgende Gezigte. Vierde Gezigt e. Een man van een zeer aanzicnclyk , deftig gelaat kwam by my , en riep my toe met gen tc fpreken of te handelen ! Is de geheele Natie door hen beledigd en benadeeld , dan kan het niet anders of al het Volk moet op het gezigt van de graftekens van de zoodanigen verbitterd , toornig en onbekwaam worden , om met eenige ftigting of nut den openbaaren Godsdienst bytcwoonen. Het is even ongerymd , als of men een fchandelyken kwaaddcender in plaats van aan den genieenen weg , in den Tempel tot afichrik van anderen ophong Wat is het een geluk voor Nederland , dat dat gebrek , van gedenktekens of wapenborden van onwaardigen in hunne kerken ten toon te fteilen , daar niet heerscht.  het Britsch Ministerie. 73 met eene harde en doordringende ftem : „ Sthromtigly ! gy moet met my gaan „ om eene andere Waereld te bezigtigen \ „ gy moet zien wat in het Ryk der Dooden „ omgaat ; daar zult gy de menfchen lcc„ ren kennen , en hen zien , zoo als zy „ in de daad zyn ,• daar zal geen Kroon „ het onverftand kunnen bedekken daar „ zal geen harnas een verwyfd of ondeugend „ hart kunnen bcfluiten , noch een boos„ wigt zyn fnoode aanflagen met een „ floers van onfchuld kunnen omzwagte., len. Ik had weinig lust , om die reis met myn geleider te ondemeeinen ; doch zyn ftraf gezigt, het dreigend oog , dat hy op my wierp , deed my befluitcn , om met hem , zonder eenige tegenfporrcling , die vreemde reis te doen. (d) Wy (d) Dit is niet vreemd , myne Geliefden fioe nieuwsgierig het menfehdom doorgaans is, om zaken, hun te voren onbekend, te onderzoeken , hoe begeerig fommige Vorften zyn , om zich meester te maken van nieuwe geE 5 wes-  74 Dagboek van Wy daalden door een groote Poort , welke zwart en rondom met doodshoofden opgefierd was, in een onderasrdfehen gang, welke ons bragt aan eene uitgeltrektc ruimte , die met het oog niet kon afgezien worden , en zeer juist geleek naar het denkbeeld , het welk ons de oude fchilders en dichters van den toekomenden Staat des levens hebben gegeven. Eene menigte van reizigers , die naar de woning van den zwarten Phito den weg namen , kwamen- met ons aan den oever van een rivier , daar de bootsman Caron gereed ftond , om ons over te voeren. Nimmer heb ik minder onderfcheid van perfoonen gezien dan hier; Koningen enbe- dc- westcn , egter vindt men zeer weinige» , of bykans geenen , die verlangen by ondervinding te weten wat er in het Ryk der eeuwigheden omgaat , en of zy daar een grooteren rol zouden kunnen fpelen , dan in deeze Waereld ; en dit niet zonder rede , dewyl aldaar geen geweld , geen - overheerfching , eenige raagt , eenig vermogen beeft.  het Britsch Ministerie. 75 .delaars waren onder en by een 5 niemand was er , die den voorrang aan een ander betwistede, noch zich fchaamde denzelven aan zyne zyde te zien ; aanmerkelyk was het egter , dat 'er zulk een verfchillendheid van hartstogten op hun gelaat te bemerken was , en wel , dat zy , die anders de deftigde cn Vordelykfle houding hadden , ,vcel droefgecstiger waren , dan anderen , die minder aanzien hadden, Waarfchynlyk, zeide ik tot myn geleider ; zyn die deftige mannen in diepe droef„ heid gedompeld , om dat zy meer van „ het genot der Wacreldfche vermaken mis- „ fen , dan die anderen. " * „ Dit is „ het niet alleen , antwoorde hy ; maar ,, de meesten dcrzelvcn zyn Vorllen en Staats„ dienaars , welke meer tot hunne verant„ woording hebben , dan amptelooze per„ foonen ; zy zyn bewust , dat daar an^ „ deren niet anders dan van hun eigen gedrag , ,-, of ten hoogden van het beduur van hun huis,, gezin zullen moeten rekenfehap geven , „ zy dat van de Regeering van hun gantfche „ Volk , over het welk zy het gebied had-. „ den  76 Dagboek van „ den , zullen moeten doen ,• de Staats„ dienaars zullen voor dezen regtbank hunne ,, geheime listen niet kunnen verbergen ■> „ noch zich kunnen verontfchuldigen van „ hunne misdagen , hunne verkeerde uitzig„ ten , hunne bedoelingen op eigen voor„ deel tot nadeel van hunnen .Vorst en des„ zelfs onderdaanen , gc lyk zy op de bo,, venwaereld gedaan hebben hun ge„ zag , hunne grootheid , zal hen „ niet kunnen bedekken tegen het ge„ tuigenis der waarheid , noch met ge„ weid den mond fluiten van de Natie, wel„ kcr belang zy verzuimd hebben , of tot „ welker verderf zy derzelver Vorften heb„ ben weten optcruyen; endaar de evenaar der „ geregtigheid zich hier noch door beloften, „ noch door omkopingen noch door amptcn laat tegenhouden , hebben zy reeds een voor„ gevoel van de hun naderende flraf. " Zoo draa wy aan den overkant van die rivier waren , zag ik ter linkerhand van my een groot meir , of moeras , voor het welk een gekroond Hoofd ftond , bibberende van koude en vrees , en op een fme- ken-  het Britsch Ministerie. 77 kenden toon onzen veerman verzoekende, om hem daar over te zetten , op dat hy zyne reize naar de zalige gewesten zou kunnen vervorderen ; doch deeze verontfchuldigde zich daar van , zeggende , dat dit buiten zyn post cn last was. „ Gy zelve , zeide hy , zyt oorzaak „ van dit bcletzei ; weet , dat dit meir „ enkel beftaat uit traanen , die uwe on„ derdaanen geftorc hebben , om dat gy „ hun waar belang verwaarloosd hebt ; hoe „ zeer gy hunne traanen , hunne klagten i, veragt hebt , dezelve zyn hier opgeza,, meld , en deeze beletten u , een deel„ genoot te worden van dat geluk, van die „ zaligheid , die den braaven den welrege,, renden toekomt. „Hoe , hernam de Koning ; traanen „ van myne onderdaanen ? dit is onmoog„ lyk ; nimmer heb ik onderdaanen voor „ mynen Throon gezien , die fchreyden. " „ Het zy zoo; antwoorde Caron ; doch gy hebt gelegenheid genoeg gehad om „ die te kunnen zien ; hunne open„ baare klagten zyn voor 11 niet verborgen » ge-  'fó Dagboek vaï* ,, gebleven ; met mond en pen hebben zy „ die geuit. „ Zagt, viel hem de Vorst in de rede , „ dat waren rwistmakers , „ fcheurzieken , nydigaarts , lasteraars , „ pasquilfchryvers" ,, Ik bid u , hou „ op , riep Caron ; hou op ; hebt gy „ wel ooit u zclven de moeite gegeeven , om „ te onderzoeken , of zy de zodanigen waren „ dan of zy de waarheid getuigden ? hebt „ gy wel ooit onpartydig onderzogt, of hun„ ne klagten gegrond waren of nie t? —„ Die moeite was zeker onnodig; antwoorde „ de Vorst; dit deden myne Staatsdienaars voor „ my en hun getuigenis was" „ zeker valsch, „ viel Caron hem driftig in ; om dat zy „ belang hadden , dat die klagten of voor „ u verborgen bleven , of als valsch , als „ kwaadfprekingen, als lasteringen u wierden „ voorgedragen ; zy begrepen , dat die „ ldagten u de oogen zouden openen , en „ u doen zien , door welke monfters gy „ omringd wierdt ; maar het was uwe zaak, „ dewyl gy den fceptcr niet in handen ge„ kregen hadt, om uwe vermaaken te koes„ teren , maar om den voorfpoed , het „ be-  het Britsch Ministerie. 79 „ belang van uwe onderdaanen te behartigen; „ ik zeg , het was uwe zaak , op alles, „ wat hen betrof, naauwkeurig agt te (laan ; „ zelve hunne klagten , hunne opcnbaare „ en heimeiyke twistingen , in de fchaal „ der billykheid en regt gade te flaan , die onzydig , wie zy ook mogten betreffen , „ te wikken en te weegen , en indien gy „ bevondt , dat die gegrond waren , was ,, het uw pligt , aan derzelver eisch te vol„ doen ; dit was de weg, om hunne traa„ nen aftewisfehen, hun voorspoed te bevor„ deren, en uwen naam en gedagtenis te doen „ zegenen. „ Gy zufc , oude paay , hernam de „ Koning ; zeker gy zuft ! zou ik aan al„ le die klagten , die befchuldigingen te„ gen myne oudite en voornaamfle Staats„ dienaars het oor hebben geleend , dan „ mogt ik die wel den fchop hebben gegc„ ven , en dit zou eene flegte beloning „ voor hunne getrouwe diensten geweest zyn" „ Al liet gy het woord getrouwe daar af , zei Caron weder , „ gy zoudt de waarheid „ niet kwetfenj het Volk kan fomtyds door » op-  8o Dagboek van „ ophitfing in ccne doling geraken , en ee„ nen' onfchuldigen lasteren , doch die do„ ling kan niet lang duuren ; het ziet rasch „ dat het den bal heeft misgeflagen , en „ het fchaamt zich over zyne onbezonnen„ heid ; maar wanneer het by aanhouden„ heid rede heeft om over het flegt beftuirr „ van een Minider te klagen , wanneer die ,, rede zonneklaar is , wanneer de Vorst „ zelve daar van overtuigd kan zyn, dan begaat „ hy den grootllen misflag , wanneer hy ,, aan hunne klagt geen gehoor geeft , en „ het beduur der zaken verbetert ; hy maakt zich in zulk een geval fchuldig aan „ alle de misdagen , de verkeerdheden van zyne dienaars ; hy laadt vrywillig hunne „ traanen en vervloekingen op zich ; en hy „ zelve verbreekt dien naauwen band van „ liefde , die tusfchen een Vorst en zyne ,, onderdaanen moet dand grypen. " „ Kon ik , vervolgde de Koning , op „ de klagten van myne onderdaanen , myne „ Miniders van my vervvyderen ? kon ik „ ondankbaar voor hun aankleven aan my , „ hun belang" „ Zvvyg bid ik u," viel  met Britsch Ministerie. BjL% viel Caron zeer driftig hem ,in de redd , , zwyg bid ik u van het belang van uwe Ministers ! uw belang , uw byzonder be„ lang zelve , moest ondergefchikt zyn ge„ weest aan dat van de Natie. Gy hadd. „ geen onderdaanen alleen om uwe zinlykhew den , om uwe vermaken en die van u* „ we Minifters te bevorderen ;4 maar. „ uwe onderdaanen hadden een Vorst , om. „ hun belang te behartigen ...om aan hunj, ne rust de zyne opteoffcrcnr, om hen te „ verdedigen , om alle zyne kragten tot. „ hun geluk aantewendcn. „ Gy hebt een wonderlyk denkbeeld vaa^, Regeeren , zei de Koning ; naar uwe „ denkvvyze zou een Koning niet meer dan j, een ftaaf, van zyne onderdaanen wezen. ". Gantsch niet ,. hernam de ander ; hy is „ niet meer ftaaf , dan. een braaf. Vader, „ van een huisgezin dat is, die het beste van zyne. „ kinderen behartigt , en zich bezig houdc „ met aanhoudend voor hun welzyn te zor,j gen ; en gewis is dit geen flaaffche be„ zigheid , dewyl hy dit niet uit dwang n doet. ,. maar uit liefde tot zyn. F „ kroost,  8a Dagboek van „ kroost , dewyl hy niets tot zyn geluk „ rekent , dan het geen ook hun geluk » bevordert ; voor deeze zyne moeite ziet „ hy zich van zyne huisgenooten eeren , „ teder beminnen en gehoorzamen. „ Regt zoo , hernam de Koning driftig , „ regt zoo ; een Koning is als een Vader „ des huisgezins ; maar zal een Vader de» „ huisgezins zyne kinderen geven al war zy „ vragen ? zal hy , door in alles hun zin „ te voldoen , zich een regten huisvader „ betoonen?" „ Neen , antwoorde Caron, „ maar hy zal het geen zy van hem ver„ zoeken , met oordeel toetzen , of het „ hun fchadelyk of vorderlyk zyn zou , of „ het toeftaan van hun verzoek tegen de „ goede order des huisgezins al of niet „ ftrydt ; en wanneer hy dit onderzogt „ heeft, zal hy hun het geen hun dienftig is, „ niet onthouden ; zelfs , wanneer het „ eene onverfchillige zaak is die noch goed „ noch kwaad kan baaren , zal hy naar de „ ftem der liefde luifteren, en aan hun ver„ zoek voldoen ; maar het is geen werk „ van een braaf huisvader , zonder eenig » on-  het Britsch Ministerie. 83 „ onderzoek de fmeekbede van zyne kinde„ ren van de hand te wyzen, om hun ver„ driet aan te doen , of hun te onthou,, den , het geen hun nodig is ; of om „ een dienstbode , een huurling van zyn „ huisgezin te behagen : dit zou liefdeloos, „ ontaart en tegen zyn pligt zyn , even „ als de liefdclooze Regeering van een Vorst, „ die zyne ooren flopt voor de klagten , „ voor het fineeken van 's Lands ingezetenen, „ en het zich der moeyte niet waardig oor„ deelt die te onderzoeken. " De Koning wierd , zoo het fcheen , driftig ; „ wy zullen het niet eens worden „ paay ; hernam hy. Gy zyt een oude „ philofophifche fleiloor ,• ik blyf er by , dat „ een Vorst een Vorst moet wezen, en zich van „ geenen , die onder hem zyn , laten „ ringelooren." „ Arme man, viel de ander hem in;" hoe weinig hebt gy uw „ pligt geweten ; hoe weinig weet ge zel„ ve , wat ge zegt ; gy hebt u van uwé „ Staatsministers , van fchurken, laten ringe„ looren , laten leiden naar hun gceddun ken ; zy hebben u uw pligt doen verF a „ waar-  typ Dagboek van „ w^rloozen , - -en u , door het rirt„■giloorer van de gantfche Natie tot een „ onverftandigen Dwingeland henchapen." „ Al genoeg , . hernam de Koning , al * gon>>eg; indien gy myn onderdaan waart , „ zou ik u voor uwe stoutheid Uraffen. — „ Zeg my maar alleen , indien gy zelve my ^,-over dit rampzalig meir niet kunt voeren , op wat wys en wanneer ik daar kan „ overkomen" ? *;% zyt teverlran- „ dig of te ïrotsch , antwoorde Caron . „ om onderrigt van my te ontvangen ; al„ leen zy u dit genoeg , dat gy 'er over „ zult geraken , cn die traanen opgedroogd „ zullen worden , wanneer uw naam op de „ bovenwaereld niet- meer zal vervloekt wor„ den. Wy veii'eten dien rampzaligen Vorst , cn kwamen, naa een korten weg afgelegd te hebben , aan de ■ wooning van Plulo, om welke het grimmelde, van reizigers , die voor den onderaardlchcn Regtbank moesten verfchyncn., Myn leidsman nam my by de hand, en drong .met my door tot voor den regterftoel , docb  het Britsch Ministerie. 85? doch etr wy tot denzelven genaderd waren , zagen wy een hevig verfchil tusfchen twee perfoonen , welke, naar wy zien kondenzeer ver van eikanderen in aanzien , rang en jaaren verfchilden; hy die de aanzienelykfte en met de grootfte krygstckcncn was opgefierd, zag den anderen , die een liegt zeemanspakje aan had , cn van den regterarm beroofd was, verwoed en met een dreigend gelaat aan : „ Hoe ; zei hy-, gy „ durft zoo ftout zyn van u by my te voe„ gen ! gy durft u aan myne zydc ftellen" l „ Ach genadige Heer ! hernam de at* „ me , gebrekkige Zeeman , vergeef het „ my ; ik deed zulks niet , om my „ eenigfints by u te vergelyken ! Ach neen; „ dit zou eene onvergeeflyke misdaad te» „ gen U zyn geweest ; maar ik deed zulks, „ om dat ik zag, dat gy een krygsman waart, „ en naar het my toefcheen met my dezelve Mo* ,j gendheid hebt gediend ; ik oordeelde , dat „ ik my niet veiliger dan onder uwe be* „ fcherming en voorfpraak kon begeven , en dat gy my die niet zoudt weigeren, „ om dat ik ook tot den krygsdienst heb „ behoord. " F 3 „ Myn  66 Dagboek van „ Myn befcherming ! . Myn voor- „ fpraak ! riep de driftig geworden „ Generaal ; „ Kaerel gy beledigt my op „ eene onvergeeflyke wyze ; daar ik een „ Landofficier ben , zou ik my de zaak „ van een naakten zeemeeuw aantrekken ! — „ Weet gy niet , welk een hemelsbreed „ verfchil er is tusfchen een Landfoldaat en » een Zeefoldaat , dat gy oordeelt, dat „ de eerfte zich de zaak van den laatften „ zou aantrekken" ? „ Ach genadige Heer! fmeekte de Zeeman ; „ vergeef het my ! „ ik wist niet beter of zy waren beide krygs„ lieden , en beide van een en het zelve „ beroep , om namen tlyk hun meester en „ deszelfs Staten met de wapenen te verde„ digen ; maar ik ben een dom onwetend „ mensch. " „ Dat zyt gy ook , hernam de p gramftorige Generaal 5 gy zyt , gelyk „ meest al uw foort , het domfte en nut„ teloofte fchepfel van den aardbodem ,• en ,„ uit inzige , dat deeze uwe belediging, „ my aangedaan , niet uit kwaadaartigheid „ maar uit domheid voorfpruit , zal „ ik my weerhouden u te ftraffen , gelyk „ gy verdiend hebt. " De  het Britsch Ministerie. 8/ De driftige Generaal had zulk een geraas gemaakt , dat het oog van elk en ook dat der Regters op hem gevallen was. „ Wie maakt daar zulk een geraas ? riep „ een derzelven , die , zoo als myn gelei„ der my berigtte , Minos genaamd was. — „ Een lompe Zeeman , een niets waar„ dige kaerel heeft de ftouthcid zich aan „ myne zyde te voegen \ die fchande is „ onvergeeflyk antwoorde de Generaal. Gy „ zyt dan al een heel waardig en voor„ naam perfoon , naar het fchynt, " hernam Minos ? — „ Jaa zoo wasrdig en „ zoo voornaam , graauwde de krygsman „ hem weder toe ; dat het u niet kwa „ lyk zou voegen , met wat meer eerbied „ en ontzag tegen hem te fpreeken. „ ö Maakt daar eens wat ruimte ! riep de „ Regter; op dat die waardige en voor„ naame man met dien, die hem zoo bele„ digd heeft , tot den regterftocl nade„ re.! " Zoo draa hoorde de Generaal dit niet, of ©ordeelende , dat men hem uit inzigt voor eyn hooge perfoon voortrok voor anderen , di« F 4  83 Dagboek van die daar reeds voor hem waren gekomen ^ of hy ftiet ieder uit den weg , om voor zynen Regter te komen , terwyl de Zeeman hem in eene nederige houding volgde. Hy keek zyne Regters aan met al die trotfchheid , die men van een Generaal kan wagten ; en zonder hun de minste eerbewyzing te toonen , vraagde hy bun naar de bewyzen , dat zy zyne wettige Regters waren , en van wien zy de magt hadden ontvangen , om hem zoo wel als dat laage canailie , dat hy rondom hunnen Regtbank zag , te ondervraagen ? Doch zy antwoorden hem , dat het op de bovenwaereld reeds buiten gebruik was, een regtzaak voor den wettigen Regter te brengen , en die door denzelven te doen beoordeelen ; en dat hy , indien zyn geheugen nog kragt had , zich daar van wel bet een of ander voorbeeld zou kunnen te binnen brengen ; warom zy het onnodig oordeelden , om hier den tyd daar mede te verfpillen , en hem bedsteden om ?onder uic - of omwegen te antwoorden op het geen hem zou gevraagd' worden , ten zy  het 'Britsch Ministerie. 89. hy zich de grootfte onheilen op den hals wilde haaien. Minos. Gy zege ,* een waardig perfoon te zyn ,• waar in beftaat deeze uwe waardigheid ? Generaal. Hoe ! ben ik by ulieden onbekend ! Laten dan myne krygftekenen , cn die myner geboorte van myne waardigheid getuigen ! Minos. Dat de krygstekencn op de bovcnwaereld agting en waardigheid , zoo wel als fchrik , kunnen voortbrengen , is ons niet onbekend ; dat eene hooge geboorte eerbied en hoogagting kan inboezemen , zoo wel als de ftrafwaardigfte misdaden voor het zwaard derRegtvaardighcid verbergen, weten wy; maar dit heefthier geen plaats ; hier is de donderende item van een Legerhoofd nie ; meer fchrikverwekkende dan 't gefchrey van een kind : • cn de hooge geboorte zet hier zoo wel affchuwlykheid aan do misdaden als luister aan dc voortreifelyk11e gemoedsgaven by. Deugd alleen maakt hier den waardigen, den voornaaF 5 men  po Dagboek van men man uit. . Noem ons die edele daden op , die gy als krygsman , als bevelhebber over anderen hebt bedreeven ! Generaal» lk ben geen Phüofooph .' Ook is myn geheugen veels te kort, om alle myne groote daden my te binnen te brengen. Minos. Schoon het de aart van den mensch medebrengt , dat geene , dat hem den roem , agting en liefde zyner medemenfehen waardig heeft gemaakt , altyd in geheugen te houden , willen - wy egter u verfchoonen om ons alles, wat gy groot noemt, te verhaalen: eenige weinige van die groote daden zullen genoeg zyn , om ons te doen zien, dat gy een waardig perfoon zyt. Generaal. Ik heb bykans gedurende myn gantfehen levenstyd de wapenen voor myn Meester gedragen. Minos. Dat is te zeggen ; uw Meester heeft de goedheid gehad , om u gedurende bykans uw gantfehen levenstyd het brood te geven , en u met eene krygs-  het Britsch Ministerie. 91 krygsbediening begiftigd ; maar welke dienden hebt gy daar voor weder aan hem beweezen ? wat nut hebben zyne Staaten van uwen dienst genooten , op dat de onderdanen van uw Meester konden zeggen , dat hun geld , dat zy tot uwe onderhouding moesten opbrengen , met vrugt aan u wierd befteed ? Hebt gy door dapperheid en getrouwheid , met in gevaarftelling van goed en bloed u tegen hunne vyanden aangekant , en hun belang behartigd ? Hebt gy zoo veel de post, u aan vcitrouwd , vereischte , bet welzyn , het waar belang , de waare grootheid van uw Meeftcr gezogt ? of hebt gy alleen uw eigenbelang cn vermaak beoogt , en u over al het andere niet bekommerd ? Wees voorzigtig van geene onwaarheden voorttcbrengen , want wy hebben bewustheid van alles ! Generaal, Om eene zaak voor allen te noemen ; myne foldatcn heb ik alle ouderwetfe handgreepen afgeleerd , en hen in alkrhande nieuwe krygsverrigtin- gen  92 Dagboek van gen met de uitterfte moeite doen onderwyzcn ; zoodanig dat geen Koning of Mogendheid ter waereld zyne foldaten beter kon afrigten , dan ik die van myn Meefter. Minos. En waren deeze nieuwe krygsverrigtirigen zoo veel beter dan de ouden ? Waren zy volftrekt noodzaaklyk "tot het behoud van het gebied en de onderdaanen van uw Meefter? Generaal. Dit kan ik juist niet zeggen ; maar voor eerst daar door wierd de foldaat van ledigheid te rug gehouden , en Minos. Zwyg het tweede maar ; dat doeleinde weten wy ; daar door fcheent gy zelve ook onledig ; daar door geleekt gy een krygsman; daar door gaaft gy een fchyn, dat gy op de verdediging van uw Meefter en zyne onderdaanen bedagt waart. —— Indien alle uwe groote daden aan deeze gelyk zyn, zult gy wel doen ons het verdriet te fparen, van die aantehooren. Hier op wende Minos zich* naar den Zeeman ;  het Britsch Ministerie, 93 man, wien de Generaal zoo ruw behandeld had , cm dat die zich vcrrcoutte , zich naaït hem te voegen. Minos.. En • gy \ hebt gy ook uw Vorft en Vaderland gedurende uw gantfche le* venstyd gediend? Zeeman. Ach neen , myn Meer ! Ik heb maar eenige weinige weken den kryg gevolgd. Minos. Hebt gy ook groote daden uitgevoerd ? Zeeman. Neen wat zou ik arme Zeeman voor groote daden hebben kunnen doen ? Geen bewind in Staatzaken , geen gebied over eenige Land- of Zeemagt hebbende , was my de magt daar toe ontnoomen. Minos. Gy bedriegt u ; buiten Staats- of Krygsbeftuur kunnen ook andere daden het fiieraad van het menschdom , en waarlyk groot zyn. —-— Welke was .de rede , dat gy verkoost den kryg te volgen ? hadt gy broodsgebrek , of deed brooddronkenheid u eene gemakryke levenswys voor de ongemakken van den Oorlog verruilen ? Zee*  94 Dagboek van Zeeman. Geen van beiden. Het Oorlogsvuur deed myn Vaderland elk tot hulp en byftand oproepen : ik hoorde de wapenkreet , en ik gevoelde den algemeenen nood ; ik verliet myne vrienden en bekenden ; ik verliet myn handwerk , dat my rykelyk voeden kon, cn vloog tot den kryg , om , hoe weinig het ook mogt wezen , het myne tot verdediging van myn Vaderland toetcbrengen ; en in een gevegt heb ik , gelyk gy ziet , myn arm verlooren. Minos. Straks zeide gy, dat gy geene groote daden hebt uitgevoerd , doch uit dit Uw verhaal blykt het tegendeel. Zeeman. Ik kan niet zien , dat dit dien naam verdient ; dat ik tot hulp van myn Vaderland toefchoot was myn pligt, en dat ik myn arm in den ftryd verloor was toevallig. Minos. Dit is zoo ; maar er is geen eene edelmoedige, deugdzaamc, groote daad , die ook niet te gelyk de pligc van den mensch is ; hy , die zyn  het Britsch Ministerie. 95 zyn eige belang , zyn byzonder voordeel , genoegen , vermaaken , gezondheid of leven aan het welvaaren zyner medeburgeren opoffert , doet niets meer~dan zyn pligt, maar hy dcet te gelyk een groote daad , welker voorbeelden zeldzaam zyn. Hier op wendde Minos zich tot de uitvoerders der bevelen van deezen regtbank , en belaste hen , dat zy den armen Zeeman zonder tydverzuim naar de gewesten der gelukzaligheid zouden voeren , om daar de vermaken te genieten , welke de Helden , die voor hun Vaderland zich ten besten hadden gegeeven , eeuwig genooten.,, Gy , vervolgde Minos , zich tot den gramflorigen Generaal wendende ,• „ gy ziet wat wy „ hier gewoon zyn groot en deugdzaam te „ noemen ; gy hebt geen ongelyk gehad in ,, te oordeelen , dat deeze arme Zeeman „ nietby u voegde, want hy is zoover boven „ u verheven in waare grootheid, als gy hem „ overtreft in waereldlyk aanzien. Dat men „ deezen, " zei de Regter vervolgens tegen de dienaars , „ wederom te rug brenge naar de  96 Dagboek van „ den ingang ! dewyl} al zyne kunst' be„ ftaat in het dresfeeren, en geen menfchen „ dit hier benodigd hebben , zy by provi„ fie zyne bezigheid , het dresfeeren , het „ afrigten van den ongeftuimigen Helhond ü Cerberus ; dit zal waarfchynijk meernut„ tig zyn , dan al het geen hy in zyn lee„ ven voor en in den dienst van zyn Mee„ fter gedaas heeft. De Krygsraan voer hier geweldig tegen uit: hy fchold de Reders voor lasteraars , die hem in zyn ccr tasteden , en fchreeuwde , dat hy zich aan Pluto zou addresfeeren en eene eclatante fatisfaétie verzoeken van die belediging , welke een man van zyn aanzien en geboorte wierd aangedaan : Hy beriep zich op het getuigenis van allen die hem kenden ; doch dewyl hier niemand door eigen belang was genoopt , tegen de gevoelens van zyn hart verklaringen te geven, g*. lyk het op de bo^enwaereld niet zelden toegaat , was. er ook niemand , die den mond opdeed , om hem te regtvaardigen ,• cn .niettegenflaande het fchreeuwen en klagen van •den Generaal , wierd het vonnis \vkaus zoo  Het B'RïTscri Ministerie. 97 zoo ras uitgevoerd als uitgefproken. Naauwlyks was de krygsman, volgens het vonnis hem opgelegd, naar zyne plaats gebragt, of 'er verfcheen een zeer deftig man voor den Regtbank • hy had een zeer diep denkend gelaat , ingetrokken wenkbraauwen , een toegekneepen mond , en houdende zyne eene hand geflooten op den rug , terwyl hy dep voorften vinger van de andere hand tegen het voorhoofd hield; dit is buiten twyffeleen geleerden, dagt ik, enwaarfchynlyk zal ik hier een Orakel hooren. „ Wie zyt gy , vraagde Minos hem te vergeefsch , wyl de andere het niet fcheen te hooren , of 'er ten miniten geen agt op te flaan ; „ is het u de moeyte niet „ waardig , my te antwoorden ? " dit riep Minos driftig en met zulk een harde item , dat de gedaagde daar door fchielyk opkeek ; hy boog zich , keek met verbaasdheid rond, en vraagde Minos, wat 'er van zyn dienst was ? „ Dat gy my, antwoorde de ander nog even driftig „ terftond zegt wie gy zyt ; „ wat uwe bezigheid op de bovenwaereld „ geweest is, en hoe gy u daar in gekweeten * hebt ? " G „ Myn  98 Dagboek van „ Myn Heer , hernam de gedaagde \ „ gy ziet in my een van de grootfte Staats,, mannen van den geheelen Aardbodem ,• en „ ik geloof, dat gy hier geene nieuws„ papieren noch andere gefchriften leest , „ anders zoudt gy wel weten , dat gy in „ my den Hoog Edelen Welgebooren „ Heer S. voor had ; wiens leeven geheel „ tot dienst van zyn Vorst was , en wiens „ dood algemeen betreurd is. " „ Gy zyt dan een Staatsman, " hernam de ander ; „ en welk ampt hebt gy in uw „ Vaderland bekleed ? ,, Het komt op geen één ampt aan : riep de ander met een blyde drift,- „ neen myn „ Heer ; ik heb 'er verfcheiden bekleed, en „ met roem $ en niet alleen het een „ naa het ander , niet alleen in eene en „ dezelve ftad, maar verfcheiden te gelyk en „ op denzelven tyd in verfcheiden plaatzen. „ Geen wonder, dat men naa myn dood me: „ de door my bekleede bedieningen verfcheï„ de perfoonen heeft moeten voorzien. „ Gy verbaast my " , riep Minos; „ gy „ verbaast my ! Hoe is dit mogelyk ? Hebbes  het Britsch Ministerie 99, ben de ftervelingen dan meer vermogen , „ dan wy onftcrffelyke Rigters ? Wy zyn „ niet in ftaat , om twee byzondere zaken „ te gelyker tyd te verrigtcn ; wy zyn niet „ in ftaat om te gelyker tyd op twee byzondere „ en van elkander verfchillende zaken door-. „ te denken ,• veel minder , om op twee „ byzondere plaatzen gelyktydig iets te ver- ., rigten. ■ Gy moet een wonder van „ het Menfchdom zyn ! —■—■ Dat men „ hem aanftonds het hoofd en de borst „ opene ! vervolgde de Rigter ; „ ik „ ben begeerig om het hart cn de hersfe„ nen van deezen man te zien ; die moc„ ten zonderling zyn ; zyn verftand , zyne „ deugd moeten zonder weergaê wezen, in., dien hy zoo veele verfchillende bedieningen, „ en op verfcheide plaatfen te gelyk wel en „ tot nut van zyn Vaderland heeft kunnen „ waarnecmen. " Op het oogenblik wierd deeze last uitgevoerd : maar hoe wonder keken de Rigters op en wy allen , wanneer wy zagen , dat deeze groote Hoogberoemde man noch herslens noch een hart had. G 2 Ter-  ioo Dagboek van Terwyl hier elk over verbaasd ftond , es als by zich zeiven de oorzaken van dit verfchynfel fcheen te onderzoeken , kwam 'er een eenvoudig man voor den dag , welke dus de Rigters aanfprak. „ Myn Heeren ! die is niet vreemd by „ onze landaart zyn meer zulke amptenaars ; „ wlke m et verfcheide bedieningen begiftigd „ zyn , of liever , welke zy kopen , „ want daar voor geven zy aan hunne be„ vorderaars hun hart en verftand ; zoo ]„ dat zy volkoomen afhangen van den wil „ en den oogwenk hunner patrooncn , en „ dezelve in alles als flaven eerbiedigen." „ Maar hoe is het mogelyk, vraagde Minos „ dat die bevorderde flaven zoo veele „ ampten wel kunnen waarneemen ? daar „ door moet immers de gemeene zaak ver„ waarloosd worden ?" „ Dit' is zoo; hernam de ander ; „ maar de gemeene zaak , „ het algemeen belang , is in de tegens„ woordige dagen by veelen een wisjewasje, „ en daarom hebben die amptenaars ook dee„ ze gunst van hunne patroonen , dat zy „ met dezelve mogen handelen als de Halmee-  het Britsch Ministerie, ioi „ meefters met hunne paarden ; dat zy zel„ ve namelyk het nut , het voordeel daar ., van trekken , en voor het overige die „ door anderen , zoo wel ftalknegts als jon„ gens laten beryden ; alleen is 'er dit ver„ fchil , dat de ftalmeefters nu en dan het „ oog op hunne paarden nog liaan , om te „ zien , of die door hunne huurlingen wel „ worden behandeld ; doch zoo ver ftrekt „ zich de zorg van foortgelyke Staatsmannen „ over hunne veelvuldige bedieningen niet „ uit, " De Regters onderzogten den grooten Staatsman , of hy nog ergens toe gefcbikt ware; doch wat moeite zy deden , zy vonden niets , warom zy hem by provific in een hok met vodden en andere prullen lieten werpen. Orize aandagt wierd getrokken door een jongen knaap , die huppelende en zingende aan kwam ftuiven, naast hem hebbende een deftig oud man ; hy was net geka' zong ongemeen wel , en had voor he overige eene lugtige houding. „ Gy zyt zekerlyk een Franscr JansmeeG 3 fter  '102 Dagboek van ■„ fier Monficur " vraagde Minos ? „ Een „ dansmecfrer ! f' —i hernam de jonge knaap, zeer geraakt over dit compliment? „ een dansmeeiter ! ■ wat let my „ dat ik u " — met een floeg hy de hand op zyn zyde , als naar zyn degen grypcnde , ' doch die niet vindende , riep hy ; „ Ha ! dat is uw geluk ; had „ ik myn kling by my , gy zoude van ,, den Duivel droomen. " De Regters deden hem fpoedig begrypen , waar hy was , en dat hy voor hun Hond, om op hunne -vraagen te antwoöïden , en niet om gasconnades te maken. Na dat Minos hem gevraagd had , wie by , en wat zyimc bezigheid geweest ware , orderwyl orze jonker een airtie binnensmonds floot ; antwoorde hy : ,, Ik ben „ een perfoon Heerfcbsp / welke een der „ gewigtigile ampten van ons Ryk heeft waar„ genoomen , als die gccharchecrd ben ge„ wcest met het opzigt'cn. beduur van myn „■ Meeiters'ZeemagtJ " ,, ö Goede Goden! fchrecuwde Minos , oncerwyl hy zoo wel als de andere Regters zyne handen zamen floeg :  het Britsch Ministerie. 103 „ Is het mooglyk ! Gy , gy gecharchecrd „ met eene bediening van zulk een groot „ aanbelang voor uw Vorst en zyne onder- „ daanen ! Hadc gy de nodige be- „ kwaamheid , om het nas behooren waar„ teneemen ? Bezat gy de kunde , die 'er „ toe vereischt wierd ? " „ Noch het een „ noch het ander ; antwoorde de lugtige Staatsman ; „ Ik kan u op myn eer verkiaa„ ren , dat 'er aan een gantfeh Oorlogfehip „ geen touw is , het welk ik weet te „ noemen ; geen ftuk hout , het welk ik „ zyn behoorlyke plaats weet aan te wyzen, „ of deszelfs aart en deugd kan onderfchei„ den : Jaa naauwlyks kende ik de by„ zondere foorten van fchepen , welke de „ Zeemagt uitmaken ". „ Hou op ! riep Minos , „ Hou op ! dus onbekwaam „ waart gy egter in zulk een gewigtigen pose „ gefteld ! " Zoo als ik u f gezegd heb , antwoorde de ander; „ maar waar toe was „ dit alles nodig ? dit was immers de oor„ zaak niet oai welke ik daar mede wierd m begiftigd 1 " m En welke was die oorzaak dan , vraagG 4 de  io4 Dagboek van de de Regter ? " „ Dat zal deeze om. „ de man , hernam de Staatsman , die naast „ my ftaat , en myn bloedverwant is, u „ best konnen zeggen ; hy heeft my dat „ ampt opgedragen , en om die rede heb „ ik hem hier mede voor u getrokken , op „ dat hy voor my zou kunnen verantwoor„ den , want waaragtig , ik weet van het „ een zoo min als het ander." „ Gy oude, hernam Minos driftig, „zyt „ gy een bloedverwant van deezen jongen „ knaap ? „ Jaa Myn heer , " hernam de oude man , bevende van vrees of van ouderdom. „ Wist gy niet vraagde de Rigter verder, „ dat hy de nodige vereischtens „ tot dit ampt niet had , of oordeelde gy hem daar toe bekwaam " ? „ Ach Myn „ heer ! antwoorde de ander ; „ zeker ik was overtuigd van zyne onkunde en onbekwaamheid , maar dit was eene rede te „ meer , om voor hem te zorgen ,• ik „ had het opzigt over hem ; ik voorzag , „ dat hy door zich zeiven nimmer voort „ zou raken , en daarom agte ik het myn pligt , hem , wanneer ik daartoe de gele- » gen-  het Britsch Ministerie. 105 5^ genheid , verkreeg , voorttehelpen , en in „ het bewind te ftellen." „ Gy toont , hernam Minos, „ dat gy nog „ onbekwamer tot uw pligt geweest zyt , „ dan hy tot den zynen ; gy waart verbon„ den tot dienst van uw Meefter en van „ de gchecle Natie ; dit moest uw hoofdM doeleinde geweest zyn ; hier toe moest „ gy alle uwe kragten hebben ingefpanncn , „ zonder zelfs uw eigen belang in het ge„ ringfte voor dat van uw Meefter te trek„ ken. " „ Ik deed het om voor dien jongeling w te zorgen , zei de gryfaard ; zyne fchouders optrekkende, „ Hy was myn bloed„ verwant." „ Al ware hy uw zoon- geweest viel de Rigter hem driftig in , " begingt gy „ nog een onvergeeflyken misflag , wanneer „ gy hem in eenig landbeftuur drong , tot het welk hy onbekwaam was. Om voor „ één jongeling te zorgen , by welks on„ dergang of welvaart de Maatfchappy wci„ nig verloor of won , waagde gy uw „ Meefter en de gantfche Natie ; en wie „ weet , .welke nadeelen die 'door u en an„ deren op deeze wys hebben geleden ! —w G 5 „ De  io5 Dagboek van „ De jongeling is onfchuldig , want die y. had zoo min gevoel van zyne eige onbe„ kwaamheid , als van her gewigt van dien „ post , in welken hy wierd gefteld ; hy „ bedoelde niets dan eer en voordeel; maar ï» gy > gy hebt trouweloos met uw Mee- „ fter en uwe Natie gehandeld. Dat ,', men dien jongen knaap , vervolgde de Regter ; „ by de kinderen brenge , en het hem „ aan geen fpeelgoed ontbreeke! en dat men deezen ouden in handen ftelle van die zy„ ner Natie , welke hier mogten zyn , en door zyne loshoofdigheid en zorgeloosheid „ fchade hebben geleden , om met hem „ naar hun goeddunken te handelen. Naauwlyks had de Rigter dit gezegd , of eene menigte van ftemmen lieten zich hooren : „ Hier zoo! Hier zoo ! " Terwyl racer dan vyftig handen te gelyk den ouden aangrepen , en hem in een oogenblik van een rukten. Een paar fnaaken verfcheenen ftraks voor den Regtbank, welker gelaat iets wreeds en verfchrikkelyks vertoonde. „ Waarfchynlyk „ zyt gylieden Dragonders , zei Minos ; die ,» in deezen Oorlog op de bovenwaereld door ro-  het Britsch Ministerie. 107 „ roven en plunderen hebt getragt uw for„ tuin te maken , en in plaats van dat uw „ dood gevonden hebt ? " „ Wy zyn gebooren Vorften, antwoorde de een ; " fchoon het waar is , dat wy „ door den Oorlog onze beurzen hebben „ gefpekt ; en 'er zullen hier ge„ noeg van onze onderdaanen zyn , die „ dit zouden kunnen bevestigen ; wy twyf„ felen dus niet , of gylieden zult ons „ met die agting en eerbied behandelen , „ die toekomt aan lieden van zulk eene hoo„ ge geboorte als wy zyn. " „ Gylieden Vorften ? riep Minos vol verwondering ; „ gylieden ziet 'cr zoo fchraal cn zoo hongerig uit , dat ik aan uwe „ woorden , zonder nadere bevestiging, geen „ geloof kan flaan. Hoe zyn de naamen „ van uwe Vorftendommen ? Zoo draa zy die gezegd hadden , riep Mi' nos uit al zyn magt : „ Zyn hier ook onder„ daanen van de Vorften van Aanftonds verfcheenen 'er eenige honderden , welke er zeer ellendig uitzagen , en druiplen van bloed en etter. Zoo  - i.o8 Dagboek van Zoo draa deeze rampzaligen hunne Vorften herkenden , heften zy een akelig jammergeichrey aan , en fmeekten de helfche Rigters ,. dac zy hen toch niet zouden overgeven in handen van hunne voormalige gebieders, en dat , zoo zy ftrafwaardig waren, zy lie • ver aan de helfche pynigers, dan aan hunne eige Vorften, wilden overgegeven zyn. Na dat WLinos een hunner had gevraagd , wat de reede van deeze vrees en afkeer van hunne Vorften was ? antwoorden zy , dat zy alle door hen , zonder de minfte misdaad begaan te hebben , uit hun Vaderland verftooten , van vrouwen en kinderen afgerukt , en vermoord waren, „ Dit is niet mooglyk! fchreeuwdede Rigteruit,, dit is niet mooglyk.' De waercld „ heeft nimmer zulke barbaaren voortge„ bragt ! geene waereldftreeken , hoe „ woest derzelven inwooners , hoe wreed „ hunne Vorften waren, hoe willekeurig zy „ regeerden , hebben voorbeelden opgele. „ verd , dat een Vorsts op zulk eene „ wys tegen zyne eige onderdaau woedde ,; « hoe  HET ÉRITSCH MINISTERIE. 10^ „ hoe veel te min is dit mooglyk in het „ befchaafd Europa ! Buiten, twyffel zyt „ gylieden lasteraars of uitzinnigen." „ Het zyn uitzinnigen , riepen de beide Vorften uit 'alle hun magt •, „ betwistere „ van onze fouverainiteit; die niet zoo „ zeer een tegenzin hadden in het geen, „ waar toe zy door ons gefchikt waren, dan ,,-wel in onze Oppermagt, die hen daar toe „ noodzaakte." „ En waar toe, vraagde Minos, „hadtgy; „ lieden hen gefchikt ?" „ Tot den krygsdienst , antwoorde een Vorst; „ zy zyn alle waarfchynlyk op het „ flagveld gebleven." Minos zich hier op tot dien rampzaligen hoop wendende , zag hen met een fiuursch gelaat aan , zeggende : „ Naa ik kan bemer„ ken , zyt gylieden of laf hartigen of vyan„ den van uw Vaderland geweest. Weet „ gy niet , dat ieder burger verpligt is , „ om voor zyn Vorst en Vaderland de wan penen optevatten, en die zelfs ten kosten „ van zyn eige leven te verdedigen ? " „ Dit is zoo , antwoorde een hunner , „ maar  iio Dagboek van „ maar dit is ons geval niet ,• noch onze „ Vorften , noch ons Vaderland wierden „ beledigd of eenig geweld en onregt aangc„ daan ,• maar een ander in een oorlog ge„ raakt zynde , en gebrek hebbende aan „ krygslieden , voegde zich by onze Vorften, „ en twyffelde niet, of zy zouden het goud „ hoger agten , dan het belang , het geluk „ cn het leven hunner onderdaanen ; m „ hunne vervvagting was niet ongegrond ; want onze Vorften verkogtcn ons tot een „ bepaalden prys aan den vrager ,• fcheur„ den ons uit de armen van onze lieve huis„ genooten , zond ons uit ons Vaderland „ naar verre en afgelegen gewesten , en „ leverde ons aan het gebrek en de ftagting „ over. " „ Tegen uwen wil ulieden uit zugt naar „ goud uit uw Vaderland gevoerd , om „ te ftryden voor een Vorst , aan welken „ gy niet verbonden, noch gehouden waart, riep dc Rigter vol verwondering uit , „ „ tegen uwen wil ! — En gylieden, zeide hy , zich naar de Vorften keerende > » zegt my , welke de misdaad van „ dee-  het Britsch Ministerie, ju „ deeze ongelukkiger! is geweest , om wel„ kc zy hun Vaderland hebben moeten ver„ laten , ora welke , gy hen ter flagtbank „ hebt geleverd '? " „ Hoe , riep een der Vorften, gy weet dan niet , dat wy fouveraine Vorften wa„ ren , die eene volftrekte magt hadden , ., om met onze onderdaanen te handelen „ naar ons goeddunken ?" „ Ellendigen ! fchreeuwde Minos uit al zyn magt ; „ welk een denkbeeld hebt gy „ u van uwe Souverainiteit gemaakt ? . „ oordeelde gylieden, dat gy over uwe on» „ derdaanen de magt hadt , gelyk een flag„ ter over zyn flagtvee , het welk hy naar „ zyn goeddunken verkoopt , of zelve den „ hals affteekt ? Neen ; uwe on- „ derdaanen waren uwe kinderen , en gy „ waart hunne fouverainen , om niets an„ ders, dan om met eene onbepaalde magt ., hun geluk, hunnen langdurigen voorfpoed, „ hun behoud te bevorderen daar toe zyt „ gy van den Algebieder tot hunne fouve„ rainen gefteld daar toe hebt gy van hem „ het oppergebied over de heerlykfte zyner „ fchep-  {ia Dagboek van „ fchepfelen in handen gekregen en wee" „ ulieden , indien gy , gelyk door dee„ ze befchuldiging en uwe toeftemming „ blykr , hier in agterlyk gebleven zyt 1 „ Is hy, die zich fchuldig maakt aan het j, ontzielen van één mensch den aardbodem „ onwaardig ; eischt de Godlyke wraak „ deszelfs bloed ; hoe veel te meer ont„ vlamt des Hemels gramfchap tegen een i, Vorst , die niet flegts het leven van één „ maar van duizende fchepfelen , rukeloos, zonder noodzaak , aan zyne goudzugt op„ offert , daar hy verbonden is voor hun „ welzyn te waken ? " „ Ach Heer , fchreyde een der Vorften, uit voorgevoel van de hun naderende ftraf; „ Ach , wy oordeelden , dat zy onze „ onderdaanen waren." . „ Dat waren zy ook , heivatte Minos driftig ; „ maar dit gaf u geen regt om u „ tot hunne beulen optewerpen. ■ , " „ Dat men deezen , vervolgde hy tegen de geregtsdienaars , en wyzende op de Vorften ; „ aan die mishandelde onderdaanen „ terftond overgeve ; op dat die zich met o het  ïiet -Britsch Ministerie. 113 5, het bloed van hunne Vorften verzadigen , „ in wedervergelding van het geen die ramp„ zaligen hebben ondergaan ? Een piepend gezang , dat wy ageer ons hoorden , deed ons het hoofd naar dien kant wenden ; wy vernaamen twee opgefinukte Jonkers , welker houding vry zonderling was ; de een deed niet dan grimlagchen tegen den ander, terwyl hunne hoofden in eene eeuwigdurende bewecging waren , werpende zy die dan in den nek , dan wederom met het zelve gemeenzaam tegen dezen en geenen knikkende ; even alzoo waren ook hunne handen cn voeten altyd bezig , wordende de Aria's , welke zy binnensmonds neurieden , geaccompagneerd door het knippen hunner duimen en vingeren , cn het huppelen hunner voeten. Zoo draa zy voor den Regterftoel genaderd waren, maakten zy een drievoudig compliment tegen de Regters , zich bykans ter aarde buigende , dan het welk , naar het my toefcheen , niet minder dan ernftig was , dewyl zy agter hunne hand en met hoesten een opkomenden lagch trageten te verbergen. II On-  Ii4 Dagboek van Ongetwyfeld , zei ik tegen myn leidsman , zyn dit beurfefnyders of Hovelingen ,• en de Regters erkenden hen voor het laatfte. „ Gylieden komt waarfchynlyk van het Hof ? vraagde Minos. „ Om u te dienen „ Hoog Edel Heer ! " antwoorden zy, zich wederom tot den grond buigende. „ Com„ plimenten zyn hier van weinig aanbelang, zei Minos , „ en dar^m zoudt ge die wel „ kunnen fpaaren. " Gy fpreekt als een En„ gel , riep een der Hovelingen , „ hebt „ gy ooit grooter verfland in zoo weinig „ woorden zien doorflraalen ? " vraagde hy zyn medgezel , welke met eemge eeden bevestigde , dat hy nimmer zoo veel wysheid in eene uitdrukking had befpeurd. „ Laat ons den tyd niet nutteloos verfpillen ? riep Minos , drftig wordende , „ het is „ hier niet , gelyk op de bovenwaereld „ veeltyds plaats heeft , dat een Regter , „ in plaats van zich op de wet.en afterigten, „ de Gerigtszaken te behartigen , en zy", ne onderhorige burgers tegen inbrekers te „ befchermen , de wetten verkragt en zyne „ burgers verdrukt , om dezen of geenen , » van  het Britsch MinisIerie, 115 }, van wien hy voordeel verhoopt te verkry„ gen , of dien dien hy vreest , dat hem „ den voet dwars kan en zal zetten , te „ behaagen ; derhalven zullen uwe loftui„ gingen den mmften invloed op ons heb- „ ben. " ■ „ Ik befchouw u met verwon- „ dering, Myn heer ! antwoorde een der Hovelingen ; „ gy zyt een wonder in uw foort ! zoo veel billykheid , regtvaardigheid, goed„ heid , gepaard met een verftand , het „ welk geen weergaê heeft , hebben wy nim„ mcr gezien ; het is ons onmogelyk uit„ tedrukken wat overgroote blydfchap ons „ bezielt, dat wy ons in uwe tegenwoordig„ heid bevinden ; laat ons toe , dat wy „ om onze vreugde , onze dankbaarheid te „ toonen , u de handen kusfen. " Hier op drongen zy met alle kragt op Minos aan , en wilden hem omhelzen ; doch deeze fcheen dit als de pest te vreezen , roepende uit al zyn magt : „ ik zeg u, „ dat ge my van 't lyf blyft! Ik „ begeer geen complimenten maar wel kort en „ goed antwoord.!" Vergunt ons genadige Heer! fchreeuwden de Hovelingen, onderwyl zy H 3 o»  n6 Dagboek van op Minos bleven aandringen ; „ Ver„ gunt ons , dat wy u omhelzende onze „ blydfchap, onze liefde jegensu toonen ■ „ Die is geveinsd , fchurkeh .' viel de driftige Regter hutl in de rede ; „ op de boven„ waereld heeft zulk eene vervloekte eerbe„ wyzing wel plaats , maar hier niet ,• daar is het gebruik , dat de lippen dien gce„ nen kusfen , welken het hart geheim ver„ vloekt , om voor de Waereld dc ge„ varélykfte oogmerken, den fchandelykften „ haat te verbergen. " „ ö Schreeuw¬ de een der Hovelingen uit al zyn magt i „ myn waarde medgezel ! wy zyn in onze „ verwagting niet bedroogen ; deeze dier„ baare man is buiten twyffel ook een Ho„ veling geweest ; hy weet , hoe het „ daar omgaat ; nu is hy des te beminly„ ker in onze oogen ; hy is nu nog des „ te waardiger. Laat ons hem op „ de handen dragen " „ Ik zeg, „ dat gy my van 't lyf blyft .' fchreeuwde Minos , die al vry beteuterd begon te worden ; „ ik waarfchuw u voor het laatst „ kort en fpoedig te antwoorden , of wy „ zul-  het Britsch Ministerie, ii? „ zullen u toonen , hoe wy hier met „ zulke valfche cn asfurante fchchncn we„ ten omtefpringeu. " „ Myn heer ! hernam een eer Hovelingen met een gemaakt vriendelyk gelaat , „ elk woord , dat uit „ uw bcminlyken mond voorkomt , is zoo „ verftandig , zou juist van oordeel , zoo „ doorkneed , zoo vol biüykhcid cn menfeh„ lievendheid , dat gy my het grootfte „ vermaak, het welk ik immer kan genieten , „ zoudt ontneemen , indien ge my niet toe„ liet ten minilen u de voeten te kusfen." Hier op viel hy driftig voor de voeten van Minos neder , en wilde die omhelzen j doch die hier mede gantsch niet gediend , fchreemvde uit al zyn magt om zyne lyfwagten ; waar op twee zeer verfchriklyke knapen voor den dag fprongen , ieder met een yfren geesfel gewapend , op welk gezigt dc twee Hovelingen al hunnen moed en welfprekendheid verloren. „ Zult gy antwoorden „ of niet op het geen ik u vragen zal; zult „ gy vrywillig de waarheid fpreken , of zal „ ik u met geweld daar toe moeten dvvin„ gen ? " vraagde de vertoornde Rigtcr. „ Ach H 3 » Myn  !i8 Dagboek tan „ Myn heer ; antwoorde een der verknrikte gantsch ter neder geflagen vleyers ; ,, wy zullen antwooorden , maar wy bidden „ u , verfchoon ons van het laatfte ? ze„ derd wy aan het Hof zyn geweest heb„ ben wy het waarheid fpreken zoo afge„ leerd , dat zoo het u niet behaagd had, „ haar te noemen , wy niet meer van haar „ zouden geweten hebben. " ,, Ten min„ ften fpreekt gy die nu, hc rnam Minos; „ en „ gylieden zult die hier wederom leeren her„ kennen ; hier zult gy geen zinlykheden „ van Vorften behoeven gade te liaan , en om u in hunne gunst te wikkelen , hunne „ Ichandelykfte daden of verzuimen met lof„ tuitingen behoeven te overladen ; hier „ zult gy om het beoogen van een aanzien„ lyk ampt , om u in het bewind van za~ „ ken te dringen , uw hart niet behoeven „ op den mond te kloppen , het onverliand „ wysheid en euveldaden vermaken te noe„ men ,* geen blinkend goud zal u hier „ verlokken om den waaren toeftand van het „ ryksgebied van uwen Vorst , en het al„ gemeen belang zorgvuldig voor hem te „ vem  het Britsch Ministerie. 119 t„ verbergen , en hem met duizenden zyner „ onderdaanen aan uwe vuile baatzugt op „ te offeren. „ Wy zeiden noch deden niets dan het geen „ wy wisten , dat onzen Vorst behagen zou;" zei de een. „ En warom vraagde Minos, hield „ gylieden hem zyn waar belang niet voor „ oogen ? warom zeidet gylieden hem niet , het geen gy wist dat dagclyks en „ in het algemeen door zyne onderdaanen „ van hem gezegd wierd ? warom bragt „ gylieden hunne regtmatige klagten niet aan „ zyn oor, (lelde hem die gedurig en aanhou„ dende , zoo dikwyls daar toe bekwaame 9, gelegenheid was , voor oogen ? warom „ vertoonde gy hem niet met zoo veel eer„ bied als vrymoedigheid , dat 'er niets „ dierbaarder voor hem was , dan de lief„ de van zyn volk, en dat een Vorst ramp„ zalig is, die die verliest?" „ Dit is geen gewoonte aan het Hof, hernam een der Hovelingen : „ Op zulk „ een wys zou men zyn Meefter gcmelyk en „ droefgeestig maken , en zich zclven het voorwerp van de befpotting en den haat H 4 zy-  iso Dagboek van „ zyner medehovelingen]: niets ftreelt fommig* „ Vorften meer , dan dat men hun eerzugt „ tot vermeerdei ing van hunne magt en vergroting van hun gezag inboezemt; wy deden ons „ be^t om op die wys ons in zyne gunst te „ dringen ; de klagten der Natie fchilder., den wy me: de hatelykfte koleuren af, „ als eene fchending van dc gehoorzaamheid „ die zy aan hem fchuidig was ; aan elk „ woord, dat zyne misnoegde onderdaanen fpra„ ken, gaven wy hateiyke uitleggingen, die hem „ verbitterden , en hier door hadden wy „ het ftreelend genoegen , dat wy en onze „ aanhangers als zyne grootfte , als zyne „ getrouwde vrienden van hem bemind , en „ beloond wierden : En wie weet „ niet dat dit de grootfte bedoeling van een „ Hoveling is ? \ Dc Regter keek hen met verontwaardiging aan , cv zei , dat zy verraders van hunnen Vorft en zyn gebied waren , en dat zy , fchoon zy op de bovenwaereld door hunne valfche vleyingen zich ten top van eer en aanzien hadden weten te vyzelen, zy hier hunne ftraf zouden ontvangen. ZOQ  het Britsch Ministerie. 121 Zoo draa zy van ftraf hoorden fpreken onta zonk hun de moed geheel; zy wierpen zich tegen den grond , kermden , en fmcekten om genade op zulk eene erbarmelyke wyze , dat elks medelyden met hen gaande wierd. „ Laffe zielen ! zei Minos , „ eerlooze „ vleyers ! hoe lafhartig betoont gy u ; „ zoo begeerig gy geweest zyt om u ten „ kosten van uwe garitfche Natie ten top „ van voorfpoed te verheffen , zoo kleinmoedig „ en bevreesd zyt gy , om den tegenfpoeé „ te draagen , om uw welverdiende ftraf „ te ontfangen ! " De Regters waren zeer verlegen , wat zy met dit volk zouden aanrigten , en waar zy hen zouden plaatzen , dewyl zy over^ tuigd waren , dat 'er geen erger pesten waren dan vleyende Hovelingen , die de grootfte tweedragt , verkeerdheid en vernieling veroorzaakten : eindelyk wierden zy aan de pynigers van Ixion overgegeven , pm op dergelyke wys geftraft te worden. Eene ltaliaanfche Aria, door een lugtigen kwant opgezongen , deed ons en ook den Regter het oog naar dien kant wenden; H 5 „ Wie  ja* Dagboek van „ Wie zyt gy , vraagde Minos, „ die t, u zoo lustig Iaat hooren ? gy fchynt door „ geen pynelyke zorgen vervolgd , of door p een knagend berouw geneepen te worden." „ Ganrsch niet , hernam de zanger ; want ■>i ik ben zoo min een onderdrukt en geplun„ derd onderdaan , als een kwalyk regee„ rend Vorst ; ik ben een mufikant , om 5, u te dienen , Heer chap ! " „ Gy hebt >, een onverbeterlyke ftem , zei Minos. ^, Indien gy van een hellere ftem geliefde r> ce (preken , antwoorde hy , zoudt gy gelyk „ hebben ,maar onverbeterlyk — ö Myn heer! „ daar fcheelt zeer vee' aan , hoewel het „ waar is, dat 'er nu of vooiheen op de bo„ venwaereld een groot onderfcheid is in het „ oordcel over de Hemmen. „ Ik heb weinig kennis van de Muzyk , zei Minos , „ en daarom zullen wy hier maar „ aftrappen , en " „ roet uw welneemen, „ viel hem de mufikant in ; de Hemmen hebben „ op meer zaken invloed , dan op de Mu„ zyk ; jaa niet zelden hangt daar de wel„ vaart van Koningryken , Vorftendommen ft en Republieken van af! „ Schoon  het Britsch Ministerie, iag „ Schoon ik,hernam Minos;overtuigd ben, „ dat de zangkunde veel invloed heeft op „ de menfchelyke . hartstogten , egter wil „ ik gaarne bekennen , nimmer te hebben „ geweten, dat dezelve van zulk een aan„ belang was : gy fpreekt van onderfcheïden „ en verfchillende ftemmen , en derzelver ver„ wonderlyke kragt ; gy zult my vermaak 9 doen van eenige derzelve te noemen , „ en haare eigenfehappen en uitwerking te „ zeggen. „ Tot uw dienst , Myn heer , hernam de Mufikant ; " tot uw dienst ! De meest „ geagtfte ftem wordt des Konings -of Fv„ fien jlem genaamd ; dezelve is doorgaansch „ zeer ftérk en doordringende , maar dit is „ ook de rede , dat zy zeer onaangenaam v voor het gehoor is , hebbende veel o„ vereenkomst met het geluid van den Don„ der. „ Maar ongelyk verfchriklyker en fchade„ lyker is die ftem , wanneer de Vorften „ door kwaade raadslieden zyn opgebla„ zen , want dan is die verzeld met zulk een „ vergiftigea wind , dat veele onderdaanen „ daar  Ï24 Dagboek van vs daar van derven , en anderen hunne ver„ mpgens verliezen , terwyl de Vorften ,> zelve eindelyk op deezen opgeblaazen, », toon zich tcberften zingen." „ Gelukkig is bet voor de onderdaanen „ en voor de Vorften , wanneer deeze „ laatfte het gevaar kennen , het welk uit v de kragt van hunne item ontdaan kan , „ en dezelve zoo bedwingen , dat die zagc „ en lieffelyk is ; dan is 'er geen aangena„ mcr geluid ter waereld dan de Vorften„ ftem , en deeze maakt het hart der on„ derdaanen vrolyk. „ Op deeze volgt de Raadsheer en ftem ; „ deeze,is zeer verfchillende, by fommigen is „ zy helder van geluid, en hoewel fcherp eg„ ter iieflelyk ; de ingezetenen hooien die „ zeer gaarn , maai- dezelve is onverdrage» lyk in de ooren van zulke Vorften, als „ ik ftraks fprak, welker fiem zoo onaange» naam als verderffelyk is , en deeze fpaa„ ren niets, om die in hunne ooren on„ verdragelyke Raadiheerlyke ftem te .ver„ dooven , of dezelve naar de hunne te n vormen. „ Wan:  het Britsch ' Ministerie 125 „ Wanneer zy die willen verdooven , ne„ men zy het kusfen weg , op welk zoo„ danig een Raadsheer zit ; en aanitonds „ heeft zyn ftem alle kragt verboren ; men „ kan nog wel de beweging zyner lippen „ zien ; men hoert nog wel een fyn en „ zeer zagt geluid, maar het heeft de min„ ftc kragt niet ; waarfchynlyk heeft het „ kusfen op de Raadsheeren denzelven ia? „ vloed als de 'blaasbalg op het orgel , „ zonder welk dat fpeeituig zonder kragt „ en een dood ligchaam is.. „ Wanneer de Vorften de Raadsheerlyke „ fiem van toon willen doen veranderen , „ en met de hunne over een doen ftem„ men , dan leggen ?y hun eene aanmer„ kelyke zwaarte , het zy een gewigrig „ ampt , of eene zekere hoeveelheid gou„ den plaaten op de fchouders , waar door „ het ligchaam zeer in een gedrukt wordt, ,, de borst zeer voor uit zet , en de ion,, gen zoodanig opzwellen , dat zy eenfehor„ re en zwaare ftem voortbrengen , volko„ men ovcreenftemmende met die der Vor„ ften en fchoon dezelve zoo fterk noch » zoo  i2c» Dagboek van „ zoo doordringende niet is als die der „ Vorften , egter is zy nog veel onaange„ namer ; en geen wonder , want zy is „ onnatuurlyk en nagemaakt. „ Zoo is het ook gelegen met geringere „ Magiftraatsperfbonen en andere amptcnaa„ ren , wanneer zy hunne natuurlyke item s, laten verwringen , want fchoon zy min„ der kragt hebben dan de Raadsheeren , >, fchoon hunne ftem zoo doordringende niet „ is, egter is die onverdraagiyk, dewyl die vol„ maakt gelyk is aan die der aapen. „ De ftem , die thans het minst geteld „ wordt is de Volks ftem ; voor heen was „ die om haare zuiverheid en aangenaam„ heid zeer hoog geagt : de oude Romeinen „ fielden die boven alles , om dat zy za„ gen , dat dezelve geene valfche toonen „ voortbragt, en dat de Rykszaken , even „ als het redenloos gedierte door Orpheus „ Ier bedwongen wierd , in een juisten „ maat zich naar het geluid van de Volksftem „ fchikten ; en zoo draa dezelve by hen „ verkragt en gefmoord wierd, namen hunne » welvaart en vryheid , die alleen het » oor  het Britsch Ministerie. 12? „ oor aan die ftem wilden leenen , de „ wyk uit hun gebied , en lie en die fcep„ tervoerfter van het grootfte gedeelte der „ Waereld tot een prooy van flaverny ea „ vernieling over. „ Niettegenitaande zy thans in minagring „ is , is zy egter niet alleen de zuiverfte „ en aangenaamfte , maar zy houdt haar toon volmaakt ,* alle andere ftemmen la„ ten zich verwringen en verbuigen , maar „ deeze niet; en hoe meer men dezelve trage „ te verdooven , en te onderdrukken , hoe „ doordringender zy wordt : jaa het is eene „ zeer wondtrlyke eigenfehap van dezelve , „ dat men het oor voor haar niet kan „ floppen , en zy door alle beletzelen „ heen dringt. " „ Niet minder verftrekt het haar tot roem, „ dat zy de onaangename ftem der Vorften „ kan lenigen , zuiver en aangenaam ma* ,, ken, wanneer die haare deugd leeren ken„ nen. " „ En wat is de rede , vraagde Minos , „ dat die Volksftem in zulk een minagting „ is? warom wordt die van de Vorikn „ niet als goed en zuiver erkend ? " " Al-  128 Dagboek vah „ Alleen de vleizugt en het eigenbelang „ der Ministers , antwoorde de Mufikant ; 9, deeze overreedén hunne Meelters , dat „ hunne ftem zuiver en lieffelyk , en daar„ entegen die varr hunne onderdaanen valsch „ en ondragelyk is ; zy begrypen , dat de „ Volks ftem het contrast van de hunne is , „ en dat wanneer de Vorften naar dezelve „ luisterden , cn de hunne daar naar bo„ gen , die der Ministers ondragelyk in „ hunne ooren zou worden." Naa deezen verfcheen er een aanzienlyk jongeling voor den Regtbank , welke een levendig en doortrapt gezigt had : gevraagd zynde , wat zyne profesfie geweest ware ? antwoorde hy ; „ Ik ben een der „ kundigftc lieden van alle eeuwen geweest en heb dc Alchymie geoeffend". „ Gy zult , zei Minos , in die dode„ lyke kunst voorzeker niet meer gevorderd „ zyn , dan iemand uwer voorgangeren , „ cn waarfchynlyk hebt gy die nog by tyds „ laten varen , want uw gelaat en kleding „ zyn niet in dien ftaat , in welke de „ Alchymie die doorgaans brengt?" Gy  het Britsch Ministerie. 129 £ Gy bedriegt u zeer , hernam de jongeling , met een gemaakcen grimlagch ; ik ben daar zeer ver in gevorderd , en „ heb de kunst meesterlyk verdaan , om », goud uit byna niets waardige zaaken te „ halen." De Regter ftond verbaasd : „ Hoe f zei hy , „ zou het dan mogelyk zyn , om „ tot zulk eene wetenfchap te geraken ? —— „ Dewyl uwe kunst hier nutteloos is1 , en ü gy van dezelve geen geheim behoeft te ma„ ken , verlang ik zeer te horen , ui: „ welke geringe zaken en op wat wys gy in „ ftaat zyt geweest , om u tot zulk een „ toppunt van aardsch geluk te verheffen?" „ Zeer gaarn , antwoorde de jongeling ; ,-, kunnen' er geringer zaken zyn, dan papier „ en inkt , en onkostbaarder werktuigen ,-, dan fchryfpennen ? deeze zyn my een „ goudmyn geweest. Myn Vaderland was „ in Oorlog geraakt , en wanneer ik gele„ genheid had , (en die ontbrak my niet) „ dan ontdekte ik deszelfs geheimen , des„ zelfs ftaat en gelegenheid aan den vyand, „ die my voor deeze myne moeite zoo veel 1 » go« zy hebben gelegenheid om ■„ op hem een nieuwe proef te doen , die -„ misfchien van beter gevolg zal zyn , dan „ hunnen arbeid , dien zy aan de metallen „ heb-  het Britsch • Ministerie. 13* j, hebben te kost gelegd ; zy kunnen hem „ pulverifecren en ftoken naar hun goedvin» den. '1 Twee perfoonen , welke er zeer wonderlyk uitzagen , . verfcheenen vervolgens voor den Regtbauk ; zy hadden beide dubbelde of gefpleeten tongen , waar door zy ook een onaangenaam geluid maakten , het welk fomtyds onverftaanbaar was , en zeer wel zweemde naar het gefchuifïel der {langen ,• hunne kleding deed hen herkennen voor twee geestclyken uit twee voornaame koopfteden : een van deeze twee was als een vastcnavonds gek met allerhande wilde bloemen , die hy den naam van Vorftelyke bloemen gaf , opgefchikt ; derzelver reuk was ondragelyk , en verwekte hartpyn. Zoo draa deeze naderde , bemerkten wy , dat hy met zich een fterken wind voerde , die hem en ons byna deed fuifelen ; hy boog zich met zulke eene diepe buiging voor Minos , als of hy het ftof van den grond wilde lekken. „ Doorlngtigfte Vorst ! dus begon hy zyne aanfpraak aan Minos : „ Pronkpaerel I 2 „der  Ï3* Dagbo'ek; van „ der Geregtigheid! van wiens beniinlyke lip„ pen woorden vloeyen lieffelyker dan de „ gloeyende draaien der gouden Zon op een „ verkwikkelyken Lentemorgen ! " Ach • Schreeuwde Minos , *„ hou op ! uwe woorden verdikken my! zeg my , wie „ gy zyt ? " „ Het Orakel van onze Eeuw, „ de welfprekendde Redenaar antwoorde de bloemzieke geedelyke ; „ wiens „ grootde bezigheid en bemoeying het was, „ om onder de zynen als een fneeuwwitte „ Lely uitteblinken ! Ik heb gedurende „ dien zaligen tyd , dat de honingzoete vreede ons haare roozekleurde lippen te „ kusfen gaf, zoo wel als in dien , dat de bloeddordige Oorlogsgod ons voor zyn zwaard deed fiddercn , niet dan Honing „ en Olie op het hoofd van mynen Vorst „ uitgedort onophoudelyk zwaaide ik hem „ mildelyk den wierook toe die anderen „ hem weigerden , en verhefte hem tot de „ derren: Ik ben het die aan het volk „ vertoonde , wat zy aan hunnen Vorst fchui„ dig waren. " „ Dit is «e pryzen , zei Minos'; „,maar „ tOOll'  met Britsch Ministerie. 133 „ toonde gy ook aan uwen Vorst , wat hy „ aan zyn Volk fchuldig was ? " Wat zegt „ gy hernam de ander zeer verwonderd ; „ denkt gy , dat ik my wilde voegen by „ de Pasquilmakers ? dat ik my vermeeten „ en verflout zou hebben , om die Hemel„ fche Zon van myn Vaderland met zulk „ een ftinkenden nevel van verwaande les„ zen te bezwalken ?" „ Indien gy uw Vorst waarlyk had lief „ gehad , antwoorde Minos , '„ dan zoudt „ gy in hem ook zyn Volk hebben be„ mind ; gy zoudt hebben geoordeeld , „ zoo als betaamlyk was , dat het geluk „ van een Vorst beftaat in het geluk zyner „ onderdaanen ; en het was uw pligt , „ voor al dewyl gy een geeflelyke Rede„ naar waart , om hem , niet als een „ Meefter , maar als een opregte Raads„ man voor oogen te houden , waar in „ het geluk van zyn Volk was gelegen. „ Gy waart geen vriend van uw Vorst , „ maar van u zeiven , en door uwe be„ bevingen , door uwe laffe welfprekcnd„ heid befteedde gy uwe uftterfte moeyte om I 3 »♦ «  '34 Dagboek van „ u in de blakende gunst van het Hof „ te dringen ; gy zyt als een Hofftede , „ die niet ryk is van vrngtbaar en nuttig „ Land , maar van velden vol vvaterlies „ en wilde onaangenaame bloemen : gy verdient een geflrenge flraf, en wel van die hand , „ die gy tot deszelfs verderf gekust hebt. „ Dat men deezen gecficlyken , riep Minos tot te geregtsdienaars „ by provifie in „ het Hof van Pluto opfluke , tot dat „ zyn Vorst hier venchynt , en hy aan „ den zeiven worde overgeleverd ; die „ zal, zyne misleiding en de daar uit voortge„ vloeid zynde bittere gevolgen ondervon- den hebbende , hem buiten twyffel naar „ verdienden ilraffen. Dat hy ondertusfehen „ om niet ledig te zyn , de fchoenen van „ den Koning en de Hovelingen poetfe/ „ dit verüaat hy het beste. " Intusfchen was de medgezcl van deezen uit het oog geraakt , cn had zich onder het Volk begeven , alwaar hy een papier uitdeelde , en ieder verzogt het te lezen , zeggende dat het een brief Van hem gefchreven was , cn wanneer de  het Britsch Ministerie. 135 de een of ander weigerde het aantenesmen , raasde en tierde hy als een onzinnige , en fchold dien voor een Landverrader. Eindelyk ontdekte men eensklaps, waar hy zich bevond , door een erbarmelyk gefchrèeuw dat hy ophefte : een zeker inwooner van die Stad , waar die geedelyke had gewoond , had hem in plaats van het papier te willen leezen , by de kraag gevat , en floeg hem jammerlyk onder een hagelbuy van de bitterde fcheldwoordcn. „ Wie maakt u zoo dout, " fchreeuwde Minos , zoo draa hy de beide kampvegters gewaar wierd , tegen hem , dia hoe harder de geedelyke fchreeuwde , des te harder hem aftouwde ; „ dezen man „ zoo te mishandelen ? denkt gy hier in „ een kroeg te zyn ? " „ Jaa , Jaa , „ fchreeuwde de ander , een kroegduivcl „ is het; daar heeft hy ook zyn vergiftver„ fpreid; een oude overgegeven fchurk !"„ Na„ dert beide , hernam Minos , dat ik de „ oorzaak van deeze uwe boosaardigheid ont„ dekke.'! I 4 Zoo  136" Dagboek van Zoo draa zy beiden voor den Regtbank ftonden, terwyl de geeftelyke fidderdevan vrees, vraagde Minos den afklopper , welke de rede van zyne kwaadaartigheid en mishandeling ware ? of hy niet wist dat zyne regenparty een geeftélyké was, welks ftaat en gewigtig ampt ieders agting verdiende ? „ Jaa , „ jaa Ichreeuwde de ander , „ dat weet ik zoo „ goed als iemand; ik heb zeer groote ge„ negenheid voor braave geeftelyken , en „ hun beroep is by my van groot gewïgr; ,, daarom ben ik ook niet op zyn ampt aan „ gevallen , (dat is het werk van vrygee,, ften ,) maar op den perfoon zelfs, die „ een groote deugniet is. " „ Denk niet, Myn heer , dat ik u hier „ met vertellinkjes de kap vul ; ik ken „ hem door en door ; hy was prediker ,, in diezelve koopftad, daar ik burger was, v en duizenden met my kennen hem voor „ een ondankbaaren , voor een 'twistzaayer „ en een oproermaker." „ Ziet wat ge zegt , riep Minos driftig ; , indien gy met valfche befchuldïgin„ gen voor den dag komt , zult gy als een las-  het Britsch Ministerie. 137 „ lasteraar geftraft worden. " „ Myn heer ; hernam de ander . doe my de wreedfte „ pyniging aan , die gy kunt bedenken , „ indien het niet nog erger is , dan ik u „ kan verhaalen." ,, Gy moet dan weten , dat hy het aan „ de genegenheid van eenige zeer aanzien„ lyke mannen van onze Stad heeft te dan„ ken , dat hy tot onze Prediker bevor„ derd wierd ,• deeze beweezen hem bo* ?, ven deeze weldaad nog veele anderen „ hun huis , hunne tafel waren tot zyn „ dienst , en voor deeze hunne goedheid „ beloonde hy hen met den grootften on„ dank ; hy verzuimde geene gelegenheid „ om in het gemeen hen als vyanden van het algemeene welzyn uittekrytcn , en „ vooral hunne braave voorouders als oor„ zaaken van 'sLands ellenden aftcfchilde„ ren ; hier door maakte hy zich bemind ., by het gemeen , dat gaarne zyne aan„ zienelykften hoort laderen , hoewel hy „ daar door de veragting van zyne helpers, „ weldoeners en alle braave lieden wierd. „ Gun middel was hem te laag , om I 5 „ zich  138 Dagboek van ,, zich in de gunst van het Hof te drin„ gen ; en d aar hy zyn eerloos Caraéter met „ een fchyn van Godvrugt met eene opgeblaazen geleerdheid , als ook met eene uiterly,> ke houding van eene hartelyke liefde en gemaakte vriendelykheid tegens dc Jaagde „ burgeren bedekte , won hy wel draa hun„ ne hartelyke genegenheid , en hy raakte „ daar door in daat , om hen wys te „ maken , wat hy wilde." „ Grooter zou zyn invloed zyn geweest , „ ten minden van gevaarlyker gevolg , in„ dien hy by zyne muitzickte niet met eene «, onovervvinnclyke luiheid was bezield ge„ weest , welke hem alle pogingen deed „ in het werk dellen , om onder fchyn „ van onvermogen van zyn werk ontflagen „ te worden , mids hy zyn geedclyk inko- men behield : het gelukte hem ; cn „ fchoon veele van het laagde foort zich „ beklaagden , dat zy zyne lesfen niet meer „ in het openbaar hoorden, egter, verblydden zich de meeste en wcldenkendde , dat „ hem nu ook te gelyk het vermogen was „ benomen , om op eene bedekte wys van „ den  het Britsch Ministerie 139 w den kanfcl kwaad zaad te zaayen. " „ Zoo draa de vreede ons verliet, kwam „ zyne begeerte , om muitzucht te kwee„ ken , om het Volk tegen de welden„ kende optehitfen weer boven dryven , „ en over zyne jaaren cn luiheid „ zegepraalen : hy begeerde wederom „ op den kanfel zyn mond te roeren , cn „ onder fchyn van Godsvrugt den moed „ zyner hoorderen te verdoovcn, en uitteblus„ fchen ; doch gelukkig wierd daar tegen 7, gewaakt , het welk hem tot een uitter„ fte deed overflaan , zoo fchandclyk als „ onbetaamlyk voor elk wclnenkcnden , en „ inzonderheid voor een geeflelyken : hy „ maakte een famenzweering met eenige fiel„ ten , welke zederd eenigen tyd door „ den vyand waren omgekogt, om de twee* dragt aanteftoken , en het Volk wapen„ loos te houden , en die daar toe in pu„ blieke pasquillen niets fpaarden om het „ fnoodile vergift te verfpreiden , op dat „ de goede ingezetenen zouden te rug worden „ gehouden van dien yver , dien moed , „ die zoo noodzaaklyk is tot verdediging va«  ï4o Dagboek van „ van eene gefchonde vryheid : daar toe „ verheften zy den vyand als hunnen vriend , „ daar toe wierpen zy de fnoodfte en verw vloekfte lasreringen uit tegen hunne eige Landgenooten , en „ Wat , fchreeuwde Minos driftig , en zich zeiven nier langer meefter zynde ; „ zou een geeftelyke , wiens ampt het is , ,, om de waarheid te fpreeken , een mede„ helper , een vriend van zulke vervloekten zyn ? Zeker gy lastert .' " ■ . „ Neen Heer ! hernam de ander ; „ het is maar al te waar ! hy verzuimde „ in het begin geene gelegenheid , om „ dit vuilaartig cn lasterlyk gefchrift hemel„ hoog te verheffen, om dat hy wist, dat „ het zeer veelen Grooten , die onder „ fchyn van hunnen Vorst te beminnen , „ heimelyke vrienden van den vyand waren „ behaagde , van welke huurlingen hy „ 's Vorften gunst bedelde ; doch naderhand „ ftouter en ftouter wordende , was hy „ onbefchaamd genoeg , om zyne pen tot „ dat werk te leenen , en het in kroegen p en andere plaatfen , daar het gemeenfte „ cn  het Britsch Ministeriè. iit „ en muitzugtigfte volk vergadert , voor „ niet rond te doen deeen."" De arme geeiïelyke keek zoo benaauwd en verlegen , dat elk , uitgezonderd zya befchuldiger en Rigters, medelyden met hem hadden , en haalde een papier uit zyn zak, het welk ik , over zyn fchouder kykende, zag dat een weekblaadje was. „ Genadige Heer ! riep hy fchreiende * „ bet is niets dan een gemeenzaamen brief, „ zoo gy zelve zien kunt ! " Minos rukte hem die uit de hand , zeggende ; „ het is „ de eerfte maal niet dat de oproermakers „ hun vergift by wyze van brieven hebben ,, verfpreid" l Na dat hy zich door den befchuldiger zoo van de oorzaken van den Oorlog , in welken zyn Vaderland was gewikkeld geweest als van 's Lands gefteldheid en rampzalige verdeeldheid , als mede van den gantfehen inhoud van datgehaatte werkje , waar toe de geeftelykede hand had geleend, had laten onderrigten, las hy den brief van den geeftelyken en het fcheelde weinig, of die deed op hem dezelve uitwerking als die op den befchuldiger gedaan had : knersfetandende fmeet hy hem  34* Dagboek var hem her eerloos gefchrift in het aangezigt ? ^ „ Eerlooze J nep hy , „ eerlooze guit ! „ gy zyt het grootfte monfter van den aard,, bodem ! daar gy wist, wat uw pligt was, om namelyk de waarheid te bemfnnen , „ en Vryheid zoo wel als Godsdienst), wel?, ke beide onaffeheidenlyk verbonden zyn , >, hoog te fchatten , verkragte gy de eerfte, „ en misbruikte gy de laatste om de Vryheid „ den doodfteek te geven !" „ Uwe ondankbaarheid jegens uwe weldoe„ ners , hoe verfoeyelyk , is niets by dee„ ze uwe laatfte misdaad ; daar door hebt „ gy getoond , dat gy een eervergeetene ,, zyt , die de grootfte ftraf hebt ver„ diend. „ Het betaamt geen geeftelyken , de „ Staatszaken op den kanfel te brengen, en 9, daar over uittebazuinen , daar over een „ ligtvaardig vonnis te vellen , fchoon het „ zyn pligt is in gevaarlyke tydfomfandig„ heden het Volk ftandvastigheid en moed „ in te boezemen ; maar hoe veel meer is », by te verfoeyen , die zyne kragten in- lpanfi  Het Britsch Ministerie. 14$ „ fpanc om het Volk kwalykgezind tegen „ hunne eigen Landsgenooten te maken ; „ en den Godsdienst tot een dekmantel ge • „ bruikt , om zyne fnoode practyken daar mede te ómzwagtelen. " „ Maar hoe is het mogelyk , vraagde Minos verder den befchuldiger, „ dat de Re „ geering van uwe Stad dien roervink niet „ beteugelde en ftrafte ! wist zy niet dat „ zy zulk een adder in haaren boezem kweek„ te ? " ' „ Jaa , Myn heer ; hernam de ander ; „ gaarn , jaa zeer gaarn zou zy zich van „ dat geeftelyk monfter hebben ontdaan •, „ en niets fpeet haar meer , dan dat hy „ geen meer vat op zich had ge„ geven ; zy zou niet geaarfeld „ hebben , om hem ten ftrengfte te „ vervolgen , en veelen hadden om die re„ de gaarn gezien , dat men hem wederom „ vergund had den kan fel te beklimmen , „ niet twyffelende , of zyne geveinsdheid , „ zyne verilaafdheid aan de vyandelyke huur„ lingen , zyne muitzugt , zouden hem „ wel rasch zich zeiven hebben doen verge» „ ten  *44 Dagboek van „ ten en hem in de handen der wreekende' „ Geregtigheid doen vallen. " Hier op velden de Rigters zulk een verfchriklyk vonnis over hem , dat my de haairen daar van te bergen rezen ; doch tot zyn geluk waren in de gantfche Hel geen pynigers te vinden , die wreed en boosaaftig genoeg waren om dit vonnis aan hem uittevoeren ; warom zy bevel gaven , dat hy by voorraad Syfyphus in zyn moeyelyken arbeid zou aflosfen , niet twyifelende ,, of dit was eene regtmatige ftraf voor zyne geefïelyke luiheid ; tot dat 'er nog een party dergelyke booswigten zouden in de benedenwaereld gearriveerd zyn ; want de Regter oordeelde, dat dat volk, dat wreed en boosaartig genoeg geweest was , om hunne verdrukte Landsgenooten te befpotten, en hen tot het voorwerp van den algemeenen haat te willen maken , regt gefchikt was om elkander de wreedftetormenten aan te doen , warom hy dan befloot dien gceftelyken pasquilmaker ter ftraf aan zyne mede Landverraders overteleveren. „ Is 'er nog meer volk van dat complot „ hier,"  het Britsch Ministerie. 145 „ hier riep Minos.?" Hier op verfcbecncen lang man met een ernftig en ftiak gelaat ,rydcn. de op een Olyphant, welke rontom metallerhande ftoffbn en Manufacturen behangen was; by maakte een vry deftig figuur, en fchreeuwde uit al zyn magt ; uit den weg daar op„ roermakers ! infame _churken , die u „ afgeflojfd hebt , om uw Vaderland het „ vernielend zwaard in de vuist te geven. " Op deeze taal zag ieder op ; en daar zeer veelen vreesden , dat zy door den Oiyphant onder de voc: zouden worden getreeden , weken zy, zoo fpoedig zy konden, te rug : eenigen waren er , die ftaan bleeven ,• terwyl een derzelven den Olyphant by den fnuit grypende , op een fcherpen toon tot deszelfs ruiter zey : „ Voor u uit den weg „ gaan , voor u, verrader van uwe mede- „ burgers ! halfwasfe koopman ! ■ ik „ rukte u liever van uw beest, het geen „ nog veel redelyker denkt dan gy gy „ fcheldt ons voor oproermakers , voor „ infame fchurken , wy die met traanen in „ de oogen moeiten aanzien , hoe onwaar„ dig onze Burgervaders door u en ander „ gefpuis, u gelyk, mishandeld wierden, teiK „ wyl  I4G* Dagboek van „ wyl gy hunne ingezetenen tegen hen op„ ruidde." „ Gy bcoswigt hebt met andere Landver„ raders al uwe kragten -te koste gelegd „ om den vyand van ons Vaderland te on„ derfteara» , te verfchoónen , en was „ het mogelyk , hem op uwe mc„ deburgers de Overwinning te bezorgen ; ., gy hebt in alle byeenkomften en gezel-i „ fchappèn getoond , wat een verraderiyk „ hart gy hadt ; bedroefd over geringe voor„ deelen , die ' wy door de wapenen op „ onzen vyand behaalden , verzuimde gy „ niets om dezelve te verkleinen en den „ roem van uwe medeburgers te verduiste„ ren : gy zyt zulk een nietswaardige kae„ rel , dat de verblyfplaats der rampzaligen „ zelve bylans nog te goed voor u is : eg„ ter vorMy^en wy ons , dat gy zoo net ,. van nas komt om uw gcföréè 'M-f te '>nr„ vahgéfi; de Regter is juK be-,,> nie, ]iet „ oordeelöfl en vennisfen van onze Londver* ,. raders." ** °y fPlv::kr ran ftra'flèn , " hermin de Olynhantsruirer ; „ -r, - i . jk gg ^ u „ maar vast een begin maken ; gy. Mc nbyn haa-  het Britsch Ministerie. 147 „ handen niet ontfnanpen ; gy zyt een „ van die vcrdoemely'-e Faftic , die zon„ der 'op het be'ai* ¥\ti den Godsdienst „ tc rekenen , het Lan I zoudt hebben wil. „ len verdedigen ten k «te van het bloed „ uwer gelóofsgehoorefi. Goed ; ik „ zal het maar met u gedaan maken. " Hier op haalde hy een boek in Folio voor den dag , het welk hoewel dun , nogfeuïs zeer net gebonden was , cn aan alle kanten blonk van het daar op gelegde goud; en beufttc het zoo hoog hy fcofl op , om zyn tegendrever er mede een gev icligen (lag toe te brengen : dóch deeze hem wat te gaaüw zynde , greep zyn arm , en rukte hein ter aarde , tcrwyl hy hem het boek met geweld ontweldigde; „hier, " fchreeuwde hy uitgelaten van blydfchap , „ hier hebben „ wy het al ! Dat verdoemde boek „ Mynhecr Minos ! hier hebben wy het „ klaarfle bewys in handen van het öfideu„ gend verraad , dat die fchürken hebben „ gefmeed tegen ons Vaderland ! De maker „ heeft het alleen gemaakt , om, was 't moog» „ lyk , de braafde mannen van de Waereld , „ leien van de hooge Regeering, onder K a wei-  148 Dagboek van „ welke hy ftond , her hoofd daar medetever„ pletteren ; ik bid u zie het eens , lees „ deeze pasfigies eens : " Aanftonds vertoonde hy die aan Minos ; welke naa alle gedagten niet veel goeds moeten behelsd hebben , want in het eerst wierd Minos bleek , vervolgens bloedrood en floeg een paar grimmige oogen op den gevallen Olyphantsruiter , die alle zyne deftigheid had verlooren. „ Spreek kacrel! " zey hy , wat heeft u „ bewoogen , om zulk een lasterlyk boek „ tot nadeel van uw Vaderland te fchry„ ven. ? " „ Gj flaat, " hernam de ander, „ den „ bal in het een zoo wel als in het ander „ mis ik heb nog dat boek gefcfareven , „ nog het is myn Vaderland , tegen welk „ het gefchreven is." Minos zag den befchuldiger ftrak aan als of hy den zeiven met de oogen wilde vraagen of hy den regten man wel voor had ; doch die nam terftond het woord op : „ Het is zco , " riep hy , „ maar die ,, kacrel Mynhcer , heeft 'er niet alleen de „ hand m gehad , en het zyne daar toe ge.  het Britsch Ministerie. 149 s, gedaan , maar hy heeft ook , waar hy „ kon , het aangeprezen als een godlyk „ werk ; hy heeft zelfs de ftoutheid gehad „ om dat zelve boek , zoo als ge 't daar „ ziet, tot een gefchenk te zenden aan een „ vyand van ons Vaderland , die ons de „ mecfle rampen heeft gebrouwd , en zelfs „ in den Vreede onzen val bewerkte, „ En wat ons Land aangaat,* het is waar dat „ dat zyn Vaderland niet is , maar hy is 'er op ,, een ftroowis komen aandryven : een naak„ te fprecuw zynde , moest hy zich mee „ een fober en lastig beroep behelpen , „ tot dat de fortuin hem eindelyk bcgun„ ftigde, en hein een beter ftaat in ons Va» „ derïand bezorgde : maar neemt dit zyn „ verpligting omtrent dat Land , omtrent „ zyne medeburgers weg, daar hy zyn „ fortuin by gemaakt heeft , en daar zyne „ medeburgers hem door hunne begunfti„ ging en liefde tot dien top van voorfpoed „ hebben gebragt, dien hy heeft bczeeten? „ Was hy niet verbonden , om dat Land ,„ het welk hem met open armen had ont„ vangen , om die burgers , die hem „ als hunnen medebroeder hadden- aangenoK 3 „ men  150 Dagboek van „ men , zyne liefde te fchenkep ? en kon „ men wel anders van hem verwagten , „ dan dat hy uit dankbaarheid voor die „ weldadigheden doelen zou in de algcmee„ ne rampen , en de vyanden cn verdruk„ kers van dat Land als zyre vyanden zou „ haten , in plaats dat hy zfch*voegde by „ de vyanden en verraders van ons Vader„ land ? „ Hy is fchuldig. " riep Minos driftig; „ hy is fch.iidig , indien dit de waarheid „ is ; fpreek kacrel ! " „ vervolgde hy, „ fpreek ; zeg , wat gy hier tegen hebt „ intebrenger/! „ Mynheer , " hernam de befchuldigde , „ ik beweer onfcjiuldig te zyn ; fchoon „, ik het alles niet kan ontkennen , wat die „ kaerel heelt gezegd ; maar dewyl ik vast„ Hel , dat men hier regt doet , en niet „ onverhoord oordeelt, verzoek ik , dat „ het my toegedaan worde, een advocaat ,, te gebruiken tot myne verdediging , want „ ik ben in de Regten niet ervaaren ; dewyl de „ koophandel myn zaak was ; indien gy het „ my belieft toeteilaan , zal ik een advo- «aat gaan halen." » Gaa,  het Britsch Ministerie. 151 , 4 " riep Minos, » maar draag „ zorge op het oogenblik hier weder voor „ den Regtbank te verfchyncn ! Aanllonds deeg de befchuldigde op zyn Olyphant ; en naa een korten tyd verfcheen hy weder met zyn advocaat, welken men al van ver kon hooren aankomen door het ratelend gefnap , dat hy met zyn cliënt hield : „ Ik zal u verdedigen , Mya„ heer , " fchreeuwde hy , „ ik zal u ver, -dedigen tegen alle uwe befchuldigers , jaa „ tegen de gantfche Hel ; gelukkig dat „ ik myne brieven by my heb : Ha , ik zal „ dat gek den ftaat van geheel Europa moest zien ; doch boven dit gebrek brengt het nog een ander mede , namentiyk ; dat hy niet kan zien , dat zyne Minifters hem aldaar onder den fchyn van hem met meerdere fieraden optefchikken, van A zy-  Dagboek van welvaart aan het belang van Engeland en ■ aan zyne bétte komnglyke Menden beroven, hfer by werkt het ooic wonderlyk op het gehoor van dien Vorft ; want hoe zagt een Minifter ook moge fpreken hy verftaat het alles ; doch otfchoon *èr millioenen onderdaanen dit vertrek naderen en uit alle hunne magt fchreeuwen , kryten en kermen , het is verg :efsch , de Koning kan niets horen. Dit laatfte zegt men is niet vreemd nog een boven natuurlyk verfchynfel , want men verzekert , dat de Minifters , zoo draa zy zien , dat de onderdaanen hunnen mond openen , om te fpreken , hunne handen aan het hoofd des Konings flaan om quafi de kroon te onderfteunen ; doch indedaad met honne vingers zyne coren floppen. De onderdaanen van de kroon zyn over dit vertrek , dit Kabinet , gantseh niet te vreden, en zeggen dat het dien naam niet verdient , want dat het meer overeenkomst heeft met een roofhol ; warom zy gaarne zouden zien , dat men het in de daad tot een Kabinet maakte , door alle de Minifters 'er voor eeuwig in op te fluiten ; en zeker wy geloven niet , dat 'er dan in gantseh Europa of in een der vier Waerelddeelen zulk eene net-  het Britsch Ministerie. 3 aan deszelfs heerschlust langer op te offeren (b) nette verzameling van de grootfte Roofmonfters zou te vinden zyn. Er is onlangs een versje op dat Kabinet in het licht gebragt , het welk wy tot ftichting der Nederlandicke b'ngelfche broeders getrouw hebben vertaald , en dus luidt. Spelonk , waar in men rnadsbefluiten Ten val van Groot-Brittanie klinkt! Gy fchaal , die door 't beftel van guiten Om hoog ryft, wyl gantseh England zinkt! Gy zyt het , die de fcherpe tanden Des Oorlogs wet , en nimmer bukt! Gy zyt een moeder , die de banden Der kindermin aan (tukken rukt ! Gy , ongewoon naar regt te hooren , Veragt Verbonden en Tractaat , Schoon gy door ieders ruft te ftooren Uw klaauw in eigen welvaart flaat. Men hoort u fteeds van voorfpeed zingen, Doch rasch ziet gy door onze vuist Uw trotfche klaauw in ketens wringen , En 't roofgebit tot ftof vergruist. (£) Hunne welvaart aan het belang van Engeland op te offeren. Hier Geliefden! trapt A a het  4 Dagboek v v h ren (F) devolgende Declaratie te het Ministerie g^ad buiten de plank , ten minften de uitdrukking van Hóllanden is hier te algemeen ; want het is zoo klaar als het licht , dat 'er in onze Republiek nog eene menigte , een gantseh legio van zulken zvn , die alles voor de Engelfchen over hadden niet alleen in vreede , maar zelfs nu in den oarlog ,• die niets liever verlangen, dan dat het koopryk Amfterdam en andere lieden van aanbelang tot zulk eene laagte gebragt wierden, dat zy niet meer in ftaat waren , om de kostelyke Vaderlandfche vryheid in ftand te houden, en de vervloekfte-DwinglandyenHeerschzugt , die niets ontz.en om haar doelwit te bereiken , te keer te gaan ; waar tegen zy zich altyd boven andere ftede hebben gefteld. Er zyn uitleggers, welke ftaande houden , dat het Minifterie hier zeer wel zegt , dat de Hollanders hunne welvaart aan ingeland niet willen opofferen ; want zeggen ze , fchoon 'er verbaazend veel Engelfchgezinden in Neerland zyn , die den vyand van hun Vaderland alles goeds gunnen , en hunne Republiek verraden , egter is het zeker , dat zy zulks niet doen , om hunne eige welvaart vaar wel te zeggen , maar dat die booswig» ten  het Britsch Ministerie. 5. te arrcltecren. f>) zyne ten de welvaart van hunne broeden , hunne medeburgers opofferen door verraderlyke trouweloosheid , om daar door hunne eige welvaart , naar hunne gedagten -i te vergrooteft ; het zy om de gunst van den eenen of anderen zeer aanzienelyken man te verkrygen , en daar door een profitabel ampt , het zy voor zich zeiven , of voor hunne kinderen of bloedverwanten te bekomen ; terwyl fommigen van die , welke hun gel.i gedeeltelyk in de ÈhgeHehe Fondfen hebben , uit vree-' van het zelve door de vernedering van Engeland te zullen verliezen , reikhalzen , dat GrootBrhtanïe triumpheere , en liever begeeren , dat hun Vaderland daale , dat hunnen medeburgers milioenen ontroofd worden , dan dat zy het geringe , dat fomtyds zeer weinig tot hun nodig befhan toebrengt , zouden verliezen. (c) Zyne koninglyke Majefteit in den raad tegenwoordig zynde. Geliefden ! 'er zyn zominigen, welke hier door verftaan , dat de Koning in deeze kabinetsvergadering tegenwoordig geweeft zy, doch anderen zeggen»; dit gaat niet vast, want men moet hier de woorden niet naar den genieenen zin opvatten , dewyl het niet A 3 niQ-  6 Dagboek van (/) Zyne Koninglyke Ma- mogclyk is dat George III. zulk eene Declaratie in het licht zou kunnen geven , daar hy onze Republiek lang te voren alreeds niet alleen op dien voet had behandeld , en haar had gepriveerd van die voorregten , welke hy haar by deeze Declaratie ontzegt; maar ook haar die niet had laten genieten welke hy in deeze Declaratie toeftemt. Het zou waarlyk kinderagtig en zot zyn, zeggen zy, wanneer iemand aan eenen anderen uit wraakluft zei ; ik zal u die goedheden niet meer bewyzen, welke wy aan elkander verpligt zyn , om „ dat gy myn zin niet opvolgt," terwyl hy reeds lang van te voren zich aan die verpligting fchandelyk had onttrokken , en tegens dezelve tallelooze fchendaden e:i ontrouwheden had gepleegd. Men moet hier , zeggen zy , door zyne koninglyke. Majefteh verdaan , die geenen , die den perfoon des Konings verbeelden , die op des Konings naam alles uitvoeren wat zy Willen , die regeeren en de grootfte misflagen , de fchandelykfte trouwloosheden begaan , en die met de kroon bedekken ; en cat men dus door die Majefteit niet anders moet verftaan dan de protectie , welke eene hoop  het Britsch Ministeri 7 Majefteit in den raad tegenwoordig zynde. Nademaal zederd het begin van den Oorlog , in welken Groot - Brittanie door den (d) onhoop onwaardigen geniet , om hunr.c gevaavelyke , eerlooze en verraderlyke desfeinen doortezetten. Zeker is het dat de kabinetsminifters altyd met dien tytel pronken , en dat die alleen het, is , welke hen of van de woede van de weldenkende gemeente , of van het fchavot bevrydt, want zoo lang zy onder den Koninlyken manid fchuilplaats vinden , zyn zy voor alle gevaaren gedekt, en kunnen de fnoodftc desfeinen uitvoeren ,• doch zoo draa de ko, ninglyke mantel hun wordt ontrukt dan ziet men de Regtvaardigheid het zwaard tr^cken , om hen te treffen , en ter neder te vellen, want een Vorjlelyke mantel is voor het ftaal der Regtvaardigheid in deeze dagen ondoordringbaar. (V) Onver dienden aanval van Vrankryk & Myne Geliefden ! fommigen onderftellen; en naar hunne gedagten met grond , dat het woord door den onverdienden aanval 'er is tusfchen gevoegd ; want zeggen ze , de Engelfchen weeten van geen verdiend of onverA 4 diend;  s Dagboek van (d) onverdienden aanval van Vrankryk en Spanje is ingewikkeld , herhaalde memoricn door zyne Majefteits Ambasfadeur aan de Staaten Ge- dicnd ; alles is by hen geoorloofd , indien her. maar met hun byzonder belang overeenkomt , indien zy daar by zich kunnen bevoordeelen : of zouden zy , vragen zy • gek genoeg zyn om zich te verbeelden , dat het hun alleen geoorloofd is, om alle onregt en geweld te plegen , en dat zy met uitfhntmg Van alle andere volkeren mogen iteclen en plunderen zoo als zy willen ? Uit het vervolg van deeze Declaratie fchynt het zoo te blyken , dewyl de Miniftei lyke Koning ■ ► ik wil zeggen , de Koninglyke Mimiiers daar in fpreken van het niet houden der Tractaten door de Hollandc-s cn van andere fraayighedvn , waar mede zy zelve ten fterkfte en aileen te befchuidigen zyn. tloe v-ecmd dit or-k moge fchynen , Geliefden ! het Is egter niet alleen niet onmooglyk , niet alleen niet onwaarfchynlyk , maar het is een mtuuilyk gevolg van een ingeworteld kwaad , in het welk iemand door langdurige gewoonte zoodamg wordt verhard , dat hy daar het minfte kwaad niet meer in befpeurt , maar  het Britsch Ministerie. 9 Generaal der ( gelukkig gemaakt worden. Zulke lieden worden 'er gevonden ^ doch den Heere zy dank , zoo als zufter Erigitta verzekert, zyn zulke in Holland niet. (e) Vereenigde. Dit woord had in vroegere tyden by de volkeren eene andere betekenis dan tegenwoordig Geliefden! want voor een paarhonderd jaaren betekende het , dat men aan elkander verbon len was , en elkanders belang behartigde 'y dat men voor het algemeene welzya te zamen dc handen in een floeg , en met voorbyzien van alle eigen belang te famen alle kragten infpande tot behoudenis van vryheid en godsdienst. Doch thans betekent dit woord het zelfde als Geallieerde , en wat kragt dit woord beeft kan men opmaken uit het werkje De Engelfche Tieranny. Men vindt derhalvenniet alleen vereenigde Bondgenooten , welke den anderen allen afbreuk tragten [te doen » maar ook byzondere Regeeringen , welke als droog  het Britsch Ministerie. |{ het fecours, hec welk (ƒ) door de Trachtten ' bedroog zand met elkander vereenigd of verbonden zyn. Hoe jamraerlyk moet het derhalve» met de Regeeringen van onze Nabuuren gefteld zyn ! (ƒ) Door de TracMen bepaald is: Sommige uitleggers , Geliefden ! maken hier een vreeflyk geweld over ; zeggende , dat Engeland wel een groot gefchrèeuw heeft gemaakt , over een fecours by de Trachten bepaald , maar nimmer eenig dugtig bewys heeft bygebragt , waar by bleek , dat het regt had , om dit fecours te vorderen , het welfc had moeten beftaan niet in een bloot gezegde zonder bewys , maar in een overtuigend bewys , dat het door Vrankryk bet eerfi was aangevallen, en in zyn eigen gebied was aangetast , en dat het dus dc Declaratie van den Koning van Vrankryk omtrent den eerften aanval meest bondig hebben wederlegd , als ook beweezen , dat het op zyn eigen grondgebied was aangevallen. Doch anderen zeggen , dat men nimmer het onmooglyke moet eisfchen , cn dat het niet edelmoedig is , dat n en van iemand , die in nood rs en uit nood vraagt , vordert dat hy niet doen kan ; Engelaai vraagde zeker  té Dagboek van bepaald is , vorderende. Op welke requifitie , fchoon in de memo. ker uit nood alleen fecours , en niet om dat het regt had , om dat te eisfchen , of dat het bewyzen kon, dat die eifch billyk en op de Tractaten gegrond was , want indien het dat had kunnen doen , zou het zoo lang niet gewagt hebben , om dat fecours te vragen ; voor eerst heeft het zoo veel infehiklykheid nooit voor de Republiek gehad , om haar buiten den Oorlog te willen houden , en om zoo te fpreken , haar niet om zich zelfs in het vuur te willen brengen; in tegendeel het heeft niets gefpaard , om haar aan zyn eigen belang opteofferen ; en indien het edelmoedig genoeg ware geweest , om haar zoo lang het kon te fpaaren , dan was het grootlyks te verwonderen , dat het egter al dien tyd heeft voortgevaren , met haar te kwellen en te mishandelen ; ook heeft Engeland zoo lang naa het in oorlog met Vrankryk was geraakt niet gezwegen van fecours , om dat het ons volk niet nodig had , neen , het had gebrek aan Volk , en dat blykt volkomen uit deszelfs gretigheid om in alle hoeken van Duitschland menfchen op te kopen ; het is derhalven alleen uit hoogen nood geweest , dat Engeland fe-  het Britsch Ministerie. 13 morie op den 21 Maart overgclevrd op het (g) fterkst geeischt , H. Hoog Mo- fecours heeft gevorderd ; en om zulks met eenigen fchyn van regt te doen , heeft het dien eisch quafi on de Trafratcn gegrond ; fpytig was het voor die Mogendheid, dat onze Lands Vaderen haar niet blindelings geloofden. GjD het fterkst geeischt. Het woordje fterk Geliefden ! wordt hier op verfchillende wyzen uitgelegd; fommige veiftaan hier doordikwyls, gedurig , aanhoudend, doch dit is niet kragtig genoeg; warom ik my voege by hen, die het door onbefchoft, brutaal, verklaar en , en zeker dit blykt ten vollen, wanneer men die memorien maar nagaat en doorleest. Want dan is al wat onbefcheiden kan genaamd worden daar in te vinden. Het is zoo , dat het geen andere Mogendheden en volkeren onbefchofd zouden noemen , cn niet nalaten zich daar over te wreek en, die kragt by veëien der hedendaagfche Hollanders heeft verlooren ; zy zien aangedaane impertinenties in het ftaatkimdig weezen over het hooid, voorgevende , dat het hunne zaak is by den vreede te blyven ; doch anderen die  ijl Dagboek van Mogende (k) geen antwoord gegeven hebben die mede niet gek zyn , zeggen, dat men om den vreede te behouden , a'tyd de hand aan den degen moet hebben. De uitkomft helaas .' heeft dit bewaarheid. Geliefden ! had onze Republiek op de eerde onbefchoftheid der Engelfchen , li en met dezelve munt betaald , zy zouden zich wel gewagt hebben ons aantetasten. (#) Geen antwoord gegeven lebben. Over deeze woorden is mede éen aanmerkelyk verfchil ; fommigen oordeelen dat H. H. Mogende gezweegen hebben uit vrees voor Engeland , oordeelende, dat het best ware, zonder zich uittelaten over dien eisch , zonder dezelve toeteftemmen of afteflaan , het op het fleeptouw te houden. Doch fommige zeggen hier tegen : „ Hoe ! zou eene Mogendheid „ als Holland bevreesd zyn om haar eige „ regt te handhaven , om niet alleen dat „fecours eisfchen, als ongegrond, afteihan , „ maar ook al ware het gegrond Engeland j, voor het hoofd te werpen , dat het door ,-, zyne mishandelingen , aan onze Nederlanders zelve alle verpligting alle verbindte„ nisfen verbrak , en dat men derhalven daar  het ' Britsch Ministerie. ï$ ben, noch hun voorneemen hebben verklaard om er aan te voldoen: En nademaal door het naarkomen van de duidelyklte verbonden (7) zy daar niet aan zoude voldoen voor en al eer „ Engeland de ons aangedaane fraaadenfchade ,, vergoed had. En" zeggen ze , vervolgens , wat rede zou H. Hoog Mogende „ bewoogen hebben , om zulk eene hartely„ ke taal niet te fpreeken ? wat zou hen hebben doen vreezen ? zyn zy niet meer „ dat zy voorheen waren ? en in tegendeel „ was Engeland niet veel minder dun het „ voorheen was , toen onze Republiek alleen ,s niet alleen tegen Engeland , maar ook te- gen Vrankryk & de wapenen voerde.?. " Het is derhalven niet uit vrees voor Engeland geweest maar uit nihzagting voor deszelfs onbefchoftheid , als of zy daar mede wilden te kennen geven , dat die^ eisch niet waardig was , daar op iets te antwoorden. (O Zy. Hier is volgens het gevoelen van fumm'gen een zeer groote misflag ingeflopen door het plaatfen van eene enkele verkeerde letter namelyk door het gebruiken van een Z in plaats van een W , dewyl dan de zin volkomen goed en overeenkomflig de waarheid is ; anderen zeggen in tegendeel , dat de ke-  i6 Dagboek van zy de verbindcenis verla.en, welke zoo lang tusfchen de kroon Groot - Brittanie en de Nederlanden heeft plaats gehad , en zy zich zeiven plaatfen (k) in den ftand van eene neutraale magt , aan dit Koningryk door geen Tra&aat verbonden ; zoo vorderen leezing moet zyn , zoo als die thans in den text ftaat, want dat het zeker is , dat Engelands Regeering in haare Declaratien altyd zorgvuldig de waarheid vermydt. (£) In den /land van eene neutraal" magt. Hier uit zeggen fommigen , blykt het volkomen , dat Engeland in zyne Declaratien gewoon is , de waarheid te f^airen ; want het is eene grove logentaal , dat Nederland zich in deeze troebelen geplaatst heeft in den ftand van eene Neutraale magt ; dat hebben Kusland , Zweeden en Denemarken , dat hebben de Keizer en de Koning van Pruisfen gedaan , maar Nederland niet ; dat 'heeft ^ich geplaatst in den ftand van eene aan Engeland onderworpen m;gt ; anders zou het zyne neutraale fcheepvaart en koopvaardy hebben befchermd , w iker mishandelingen en berovingen het nu geduldig heeft verdragen. ' "i Zeker Geliefden ! hoe geluk- ge-  het Britsch Ministerie. 17 ren alle de (7) beginfelen van wysheid en biÜykheid , dat zyne Majefteit van (tii\ nn af aan haar alleen moet confidereeren in die verjog zou het voor ons zyn geweest , als Engeland ons niet als zyn voetwis , als een lafhartig volk, maar als eene Neutraale Mogendheid had behandeld. (7) Beginfelen van Wysheid en billykheid': Sommigen vaaren hier wederom verfchriklyk tegen uit zeggende , hoe kan de onbefchaamdheid zelve voortbrengen , dat het wysheid is een ouden vriend en bondgenoot te mishandelen en voor het hoofd te ftooten, terwyl men in de uiterfte verlegenheid is gebragt , en men zyn ondergang zonder verrekyker kan te gemoet zien ? Doch men moet hier wel op de woorden letten : er wordt hier niet gefproken van wysheid en billykheid, maar van de beginfelen derzelven , en het is ieder bekend , hoe ver de beginfelen zyn van dat geen , hetwelk de volmaaktheid, dè waare eigenfehap van eene zaak is. (7/2) Van nu af aan ï Hier zyn verfchillende lezingen ; fommigen zeggen dat de woorden , zco als die in den text ftaan, moeten gëleezen worden ; doch anderen houden ftaanB de,  t8 Dagboek van verafftaande (n) betrekking , in welke zy zich geplaatst hebben. Zy- de , dat dit niet kan zyn , dewyl de Koning zeer wel weet , dat hy gelyk ook zyne voorzaaten de Hollanders altyd in eene [zeer verre betrekking heeft geconfidereerd , en dat hier derhalven voor deeze woorden moet geleezen worden ; gelyk voor heen. Cn) Betrekking. Niet minder Geliefden ! is 'er onder de uitleggers , over dit woord verfchil .• eenigen verftaan daar door dien naauwen band , welke tusfchen vrienden , bloedverwanten en bondgenooten plaats moet hebben , dat dus deeze woorden te kennen geven , dat de Koning van Engeland onze Republiek niet meer zou aanzien als eene aan hem velknogte en verbonden Mogendheid. Anderen twisten hier tegen ; zeggende , dat dit wel zoo is ten opzigt van onze Repuphek, welke altyd die banden van vriendfchap en bontgenootfehap heeft geëerbiedigd , maar dat dit volftrekt onwaarheid is aan den kant van Engeland , welke nimmer getoond heeft eenigen eerbied voor die heilige banden te hebben. Hoe zullen wy het dan hier ftellen ? Iaat ons eens zien wat onze Engelfche broeder Nort-  Het Britsch Ministerie. x$ Zyne Maiefteitderhalven dit (o) in zyne Koning. ly. hcanus in zyn Groot rovers woordenboek van de betekenis van dit woord zégt. Betrekken zegt hy is eene zagte en poliete manier van fpreeken , het welk roven , plunderen 3 fteelen of bedriegen te kennen geeft ; iemand betrekken is. iemand befteelen , bedriegen. Volgens deeze verklaring Geliefden ! zou dit woord dan te kennen geven, dat de Koningom bovengemelde redenen onze Republiek befchouwde in eene verafftaande betrekking , dat is te zeggen , dat hy een zvyd uidgeftrekt regt oordeelde te hebben om haar te berooven ; gevende tot reede van deeze zyne woorden , dat zy zelve zich daar in had geplaatst. (p) In zyne Koninghkc overweging. Men is het wederom niet eens , wat men door het woord overweging hier te veidaan hebbe ? fommigen verkiaaren het door beraad, deliberatie &c. doch men werpt tegen , dat deeze verklaaring geen fteek houden kan , om dat in Engeland dus geen Koninglyke overweging plaats Heeft. Deeze laatfte verkiaaren het door overtuigt , Despoticke magt etc. en dan willen deeze woorden hier zeggen ; dat de Koning ziende de verafftaande betrekking, in welke Ba da  Dagboek vyn lyke overweeging met en benevens het advies van zynen (J>~) geheimen raad genomen hebbende , oordeek het dienftig; die voorneemens in (jf) onmiddelyke uitwerking te brengen, welke in de memorie, den 21 Maart laatftleden door zynen Ambasfadeur geprefenteerd , formeel en de Repukliek ftaat , (dat is het wyd uitgefirekte regt het welk hy oordeelt te hebben , om haar te beroven en te plunderen) door zyne Koninglyke overmagt zich dat regt aanmatigt. (/>) Geheimen raad. Het woordje geheim geeft hier niet te kennen , dat al wat in zoodanig een raad beflooten is , geheim en ver* borgen blyft, het tegendeel blykt al te klaar, dewyl men doorgaansch de geheime befluiten van die geheime raaden binnen weinig oogenblikken in de openbaare Nieuwspapieren kan vinden. (jl) In onmiddelyke uitwerking te brengen. Dit is een wonderlyke zin Geliefden , en ik gelove voor het naafte, dat hier een drukfeil is ingelloopen , want eene onmiddelyke uitwerking is bovennatuurlyk , en de Engelfchen hebben of' weten niets dan van middelyke uitwerkingen ; zoo is by voorbeeld de N. Americaanfche oorlog een middelyke uitwerking van hun-  het Britsch Ministerie» üi genotificeerd zynen reeds te vooren mondelyk door den Lord Stormont, een zyner Majefteits eerfte fecretarisfen van ftaat , aan den' graaf van Weideren , extraordinaris envoye en plenipotentiaris der Republiek byna twee maanden voor het overgeven der gezegde memorie bekend gemaakt. (r) Om deeze reedenen verklaart zyne Mahunne Dwinglandy ; de oorlog met onze Republiek is eene middelyke uitwerking van hunne verbondsbreuk en meinedigheid ; het verderf van zoo veele ongelukkige kooplieden , welker rykdom door rovers is weggefleept , is eene middelyke uitwerking van hunnen trouweloozen en onverwagten aanval tegen den duidelyken letter van de oorlogswetten zelve. (f) Om deeze redenen : De uitleggers Geliefden , verfchillen hier wederom zeer ; fornuizen en wel de guinies trekkende Nederlanders , welke een boos en erg foort van ketters zyn , zeggen , dat de Koning met deeze woorden wil te kennen geven , dat hy , om dat de Staaten Generaal hem geen fecours hebben gegeven , en volgens zyn zeggen de duidelykfte verbonden en alliantie verlaaten hebben , hen en hunne onderdaanen priveert van B 3 de  Dagboek van Majefteit , met en benevens het advies van zynen geheimen raad , dat de onderdaanen der de voorregten eener geallieerde Mogendheid, en alle andere Traclaaten , met hen gemaakt, opl'chort. Doch anderen z^gge i hier op •• dat dit geen fleek houdt , want dat dan des Konings redenen niet met allen om het lyf hadden , dewyl de Staaten generaal nimmer de gemaakte Verbonden' of Alliantie gefchonden of verbrooken hebben , en dat het dan mtferabel zot van zu'k eene vèrftandigè Regeering zou gezegd en gehandeld zyn : zy zeggen derhalven , dat de Koning door deeze redenen verlraat en te kennen geeft , het geen even van te vuoren gezegd is , te weten ; dat zyne "Maf-flcit in zyne Koninglyke overweging genomen heeft , CJde Hollanders te mishandelen.) do-.r cauhitzing of advies van zyn geheirnen raad beflooten heeft , het geen zyn ambasfadeur in eene memorie aan 'j Lands vaderen overgeleverd, bedreigd had , in het zverk te flellen , en het geen Lord Stormond hyna 2 maanden voor het overleveren dier memorie aan den Grave van Weideren mondeling had bekend gemaakt. Dus zoude men door de woorden om deez-e redenen moeten ver-  HET BRITSCH MINISTERIE. 23 c'er vereenigde" Provinciën 0) van nu af aan moeten aangezien worden op den zei ven voet als die van andere Neuteraale magten , wel- ke verftaan : om dat ik Koning van Engeland willekeurig en op hei advies van myn raad befloot en heb , de Hollanders valjchelyk te befchuldlgen en te mishandelen , daarom verklaar ik Sc. zoo ais deeze Declaratie verder in den text volgt. Q) Van nu af aan moeten aangezien worden op "cn zeiven voet als die van andere Neutrale Magten. Zie daar zeggen fo'mniigen , een klaar bewys dat de tegenswoordige Engelfche Regering nie: veel minder dan volflaagen krankzinnig is ! Zy befcnuldlgt de Hollanders van verbondsbréuk en fchénding der Traftaaten , en tot ftraf daar van , wil zyhunvoorregten vereunnen , welke zy hun voorheen treweigerd heeft , want zeker is het , dat de Hollanders door de Engelfchen voor heen niet' als vrienden , als Bondgenooten, niet als eerie wjuttftüe Mogendheid , maar als flaaven , als veragtelyk fchuim > het welk men tragt uitteroejen, behandeld zyn ; waar tegen de koopvaaidy - en ande.e ichepen der neutraale magten door hen ontzien en van hunne vervloekte roveryen zyn bevryd gebleeven. B 4 Som-  .14 Dagboek van ke door geene verbonden (t) bevoorregt Sommigen zeggen , dat dit geen bewys van de krankzinnigheid der Engelfche Regeering oplevert, dewyl zy aan de neutraale Mogend: heden geene voorregten vergund heeft, en dezelve niet ontzien heeft boven de Hollanders , uit eige bcu'ceghg , maar om dat die moeds genoeg bezaten om zelve door mannetaal en den ontblooten degen die voorregten zich te bezorgen , en de Engelfche rovers aftefchrikken om met de goederen hunner onderdaanen omtefpringen , gelyk het hun genadiglyk behaagde met de goede , met de doorgoede , met de door en door goede Hollanders te doen. CO Bevoorregt zyn. Welke gedagten , •welke verwaande denkbeelden vormt de trotfthe Britfche Regeering van zich zelve ? roepen fommige driftige menfchen; oordeelt zy dat andere Mogendheden door Verbonden , met haar gemaakt, bevoorregt zyn ? Oordeelt zy dat de Hollanders door de Verbonden en Tractaaten met haar bevoorregt zyn? Neen; zy is zonder twyffel overtuigd , dat zy altyd alleen by de Traftaaten en Verbonden bevoorregt is , en dat de Hollanders niet anders  het Britsch Ministerie. t$ en zyne Majefteit ichort hier mede provifioneel en tot nader order op («) alle de dcrs dan fchade en nadeel daar by hebben geleden. (u) Alle de byzondere bedingen &c. Dit woordje alle Geliefden ! is hier van een ongemeenen grooten nadruk •> want het is zeker , dat de Koning de meeflc byzondere bedingen , rakende de Commercie en Navigatie der Hollanders, reeds had verbrooken , zuo als ftraks nog nader zal blyken uit des Koningi woorden zelve. Onze eerwaardige broeder Gillis had zyne byzondere bedenking over deeze periode ; hy zeide , dat het hier uit ten vollen bleek , dat de Engelfchen het bitter hadden geladen op den Koophandel der Hollanders > cn dat zy dien , het koste wat het koste , wilden vernielen ; dat zy dien eerst ter fluik cn onder fchyn van vriendfchap deerlyk havenden , maar naa dat zy zagen ,• dat dc Hollanders Jat niet langer goedwillig waden verdragen , dat zy nu onder een fchyn van Regt egter in haare zondige handelwys tegen hunne oude Bond- en Gelqofsgenooten wilden voortvaren , en hier toe was deeze Koninglyke Declaratie regt gefchikt en dienilig. B5 aar»  n6 Dagboek van de byzondeie bedingen , rakende de Commercie en Navigatie van de Staaten Generaal Jaa myne Geliefden ! wat zullen wy zeggen ! liet woordje Geloefsgcnooien och wat is dat dierbaar , voor al Engelfche Geloofsgenoot en ! Wat doen die al niet voor ons , en tot ons beste , want als het Wiar en zeker is, gelyk het is,dat men door kruis en onderdrukking' tot bekeerihg geleid wordt , en dat de verdrukten zalig worden , och wie is er dan, die zoo zyn meerite best doet om ons te bekéeren, en tot de zaligheid te brengen , als de Engelfche Natie 'i Ik weet wel wat on ankbaare fpotters hier zullen tegenwerpen ; die zullen zeker zeggen , dat onze Geloofsgenooten ons niet onderdrukken om ons te bekéeren , manr tot hun eigen voordeel en tot ons tydelyk verderf j anderen zullen vragen , of de Engelfchen zoo veele wreedheden gepleegd , en zoo veele Hollanders om het leven gebragt hebben om hen te bekeeren ? dit is niet geheel onmogelyk , want de gefchicdenisfen verhaalen ons zelfs van een i rins , tegen welken zyne beulen , onderwyl hy geworgd wierd , zeiden : „ Stel „ u gerust , Vorst, het gefchiedt tot uw beste".  het Britsch Ministerie. 27 raai (V) in tydcn van oorlog, bevat in verfcheide (w) nog ftand grypende Trajiaaten tusfchen zyne Majefteit cn de Republiek , cn in het. byzonder die,' welke bevat zyn in het Tractaat van (v~) In tyden van oorlog. Hier door aandagtigen ! moet mén verftaan oorlog tusfchen Engeland en andere Mogendheden , buiten deeze Republiek. Het kan uit de gefcniedeoisféh zeer klaar beweezen worden , dat Engeland , met Vrankryk in oorlog zynde , altyd de byzondere bedingen van koophandel en zeevaart , f isfchen dat Ryk en onze Republiek by Traclaaten beflootén ,' heeft verbroken , doch in tegendeel , wanneer de Hollanders met Vrankryk oorlog voerden , dezelve ftiptelyke heeft gemaintineerd. Qiv) Nog. Dit woon" je nog is hier van eenen ongemeenen nadruk , want de Koning geeft hier mede te kennen , dat de Tractaaten , byzonder dat van Marine van het Jaar 1674 niet was verbrooken , fommige uitleggers komen hier tegen op , en zeggen , dat deeze taal den Koning van fchaamte moest hebben doen bloozen , dewyl het hem moest hebben herinnerd , hoe ichandelyk hy de  a8 Dagboek van van Marine tusfchen de kroon van Groot Brittannie en de vereenigde provinciën geflooten binnen Londen , (se) op den elfden December 1674. Uit dat had gefchonden , door aan de Hollanders de navigatie cn koophandel te betwisten van goederen , die by het gemelde Tractaat als vrye goederen erkend en vastgefteld waren. Schoon wy dit niet alles willen ontkennen, is het egter zeker , .dat de Engelfchen dat Tractaat niet hebben verbrooken , dat het nog ftand grypt ; zy hebben het allecnj maar wat befnoeid , en het geen 'er hun niet van aanftoiad , weggeworpen. O) Op den &c. Broeder Gofewinas heeft van deeze periode met zeer veel ftigting onlangs treilelyk gepredikt, en met kragt van zeggen uit deeze woorden bewezen , dat het lastertaal is van de vyanden van de Engelfchen , namelyk , dat zy naauwiyks Traclaaten hebben gemaakt , of die even fpoedig vergee- ten. Het is zeker uit deeze woorden klaar optemaken , dat zy ten minften de nette dagtekening van dezelve onthouden, de  het Britsch Ministerie. 29 Uit een (y) menfchlievend (2) inzicht(tf£)voor het (j) Menfchlievend. Hier zyn verfchillende gevoelens over de leezing van dit woord , de meede uitleggers komen over een , dat men menschgrievend moet lezen , makende dan met het volgende , naar hun zeggen, een zeer goeden Engelfchen zin. Zy befluiten hier toe , om dat volgens hun zeggen het woord menschlievend by de Engelfche Regeering nimmer is bekend geweest ten minden nimmer gebruikt. Anderen , die voor de leezing zyn , zoo als die in den text ftaat ; komen hier tegen op , en zeggen , dat het woord menschlievend zeer wel en veel by de Engelfchen wordt gebruikt , doch dat het by hen eene geheele andere betekenis heeft , dan by andere befchaafde volkeren; by voorbeeld; wanneer zy de goederen van anderen roven en plunderen, doch hun het leven laten , noemen zy dit eene genade en menfchlievend, om dat zy zich daar over een onbetwiftbaar regt toefchryven ; dus ook wanneer zy arme gevangenen , wevelooze vyanden van honger en gebrek in ftinkende gevangenisfen laten liggen , oordeelen zy menfchlievend met die rampzaligen 'te handelen , dewyl zy hen niet terftond hebben dood geflagen.  30 Dagboek van het interest van (hV)byzondere perfoonen, en (cc) een verlangen om het nadeel, dat zy door verrasfing zouden lyden, voontekomen , verklaart zyne Majefteit met en benevens het ad- Inzicht. Dit woord is van geen minder nadruk dan de vorigen. Fr zyn zeer veele uitleggingen van dit woord; fommigen verftaan 'er door een oogmerk een voOrneemen , doch deeze verklaring kan hier volgens anderen geen plaats hebben , welke liefst door dit woord verftaan een bering een heimclykc loering , gelyk een beurzefnyder of ander foortgelyk kunftenaar een inzigl zo-kt in een anders zaïi, of huis om daar een goeden buit te bejagen ; een van die, welke de laatfte ftellingvafthouden, heeft zuiks in een uitgebreid werk Kweeit, en tot ftaving van zyn gevoelen de voorbeelden bygebragt van zeven Engelfche Koningen , agthonderd Minifters , festigduizend Parlementsleden , en ruim twaalf Millioenen gemeenen , welke alle met zoodanig een inzicht op de bezittingen van anderen zyn bezield geweest ; doch dewyl het wat wydlopig zou vallen , die allen hier aanteha'en , zal onze wel aandagtige lezer ons die wel tegoed willen houden. (aa) Voor. Volgens de bovengemelde uitlegging moet men hier van leezen.'  het Britsch Ministerie. 31 advies van zyn geheimen raad , dat het uitwcrkfel van die bevel van zyne Majefteit plaats zal hebben , op de volgende termynen. Als in het Kanaal en in de Noordzee twaalf dagen na dato deezes. Van het Kanaal , de (cc) Britfche zeeën en (bb) Byzond.re perfecten. Zy, die hun gemoed met de bovenftaande verklaaring der uitleggers niet kunnen vereenigen , en egter niet kunnen ontkennen , dat menschlicvende inzichten by de Engelfchen zeldzaameverfchynfels zyn , zoeken hun fte'zei uit dit woordje byzonder cptelielderen , ze gende ; dat ichoon het zeker is , dat de Engelfche Regeering geene of weinige menschlicvende inziebtenheeft voor het belang van anderen , en nog minder voor de Hollanders , het egter niet min zeker is , dat zy voor fommige , voor byzondere perfoonen eene genegenheid voedt , die onder een der Clasfen van de menfchlievende inzichten kunnen geplaatst worden. Zoo by voorbeeld voedt zy die In de eerfte plaats ■ voor zich zelve , om zich , ten koste van het algemeene welzyn , in aanzien te handhaven ; in de tweede plaats voor  3^ Dagboek van en Noordzee tot aan de Kanarifche Eylanden incluis , het zy in den oceaan of de Middelandfche Zee * zal de teimyn zyn zes weeken naa het bovengemelden tydflip. Drie maanden van de gemelde Kanarifche Eylanden af tot aan de linie Equinoctiaal. En laatftelyk zes maanden aan de andere zyde der linie , en in alle andere deden der Waereld , zonder uitzondering of nader befclrryving van tyden of plaatfen. &e. Manvoor die byzondere perfoonen onder haare vyanden , welke zy als haare gouaflaaven in dienst heeft ; welk veragtelyk foort van volk zy ook onder de Hollanders heeft; en welke voor goud of ffchoone beloften ten behoeve van de Engelfchen. Landverraders enLandvernielers zyn. (cc) En een verlangen om het nadeel , dat zy door verras/sng zouden lyden , voortekomen. Wat monfter zeggen fommigen , is het, wiens mond ftout genseg is , om zulke logentaal , zulk eene vervloekte en verfoeyelyke geveinsdheid onbefchaamd voorttebrengen! Hoedurft eene Regeering, die den nnniten eerbied of ontzag voor Goddeiyke of menfckelyke regten heeft, fpre-  het Britsch Ministerie. 33 Maandag den 1 Mny; fpreken van een verlangen om het nadeel van ongelukkigen te verhoeden ! Onbegrypelyke onbefchaamdheid ! daar alle derzelver daden het tegendeel ten zigtbaarfte aantoonen , en zy voor al de Hollanders , waar zy konden , verdrukt , en dezelve op wat wys het ook ware, het zy dan by verrasfing of niet, geplunderd en b .nadeeld hebben. Het begin dezes oorlogs zelve toont dat het een werk vanmonfters geweest is; waar;m anders den onfchuldige Hollanders dit krygsregt, het welk geen menschlievende vergunning van de Engelfche regeering , maar een plegtig verband van het Tractaat van Breda is , niet vergund ? Dus wel aandagtigen ! fpreken de menfchen, welke door eene uitftckende drift voor het belang van hun Vaderland worden vervoerd. Doch zy, die bedaarder redeneeren, zeggen, dat men den zin niet aldus moet begrypen, maar dat men de kragt van denzelven moet zoeken in het woordje voortekomen ; het welk niet altyd betekent iets beletten , verhinderen ; maar ook dikwyls iets verhaaflen , iemand den loef afwinnen ; zoo zegt men , by voorbeeld ; ik en myn broeder hebben het C moL  Dagboek van i May. Heden is zelve voorneemen , maar ik zal hem tragten voortekomen , dit is , bet eerder te dien dan hy. Dus ook hiel. De Koning wil niet deeze woorden dan zeggen : „ het ver„ langen van myne onderdaanen , om zich „ met de fchade der Hollanders te verryken , ?> door hunne fchepen en goederen ftraffeloos „ te plunderen . is wel zeer gro ot ; ■ „ maar ik zal dat verlangen , die begeerte „ van myne onderdaanen voorkomen '■> ik zal „ zelve de Hollanders by verrasöng tegen eed en verbond op het lyf vallen, en maken „ dat ik den beften buit daar van haal." Hoe trouw heeft die edelmoedige geloofsgenootige Koning zyn woord g houden , in het begin van deezen oorlog ! Dus is deeze periode niets minder dan valsch. Qdd} De Britfche Zeeën. De oude vader Jeronimus, eene eenvoudige ziel,, keek verbaasd op het leezen dezer woorden , zeggende , dat hy in de gewyde bladeren nmmer van een Britfche Zee had gcleezen ; en vraagde al verder, hoe Engeland toch aan die Zeeën kwam , van wie het die gekogt of gekregen had ? en warneer daar op wierd geand« woord , dat dat Ryk zich die Zeeën had toegeëigend , vraagde hy al verder, waar dan de Franfche  het Britsch Ministerie. 35. is wegens de O) Franfche en Hollandfche Zeeën Waren , dewyl het niet meer dan billyk was , dat zy ook een lepelt-e van de foep voor zich hadden? en zoo 'er die niet waren , en dat Engeland zich het meefterfchap over die Zeeën , die tusfchen die Mogendheden waren , had aangematigd , dagt hy het billyk , dat men dat trotfche Ryk van die watervoogdyfehap hoe eer hoe beter ontzettede. Algemeene aanmerkingen op deeze Declaratie* Ten eerfte: Dat het een waarlyk groot geluk voor de Hollanders zou zyn geweest , indien deeze Koninglyke Declaratie ftiptwasagtervolgd geworden , want daar da Engelfchen voor deeze Declaratie de Hollanders niet als Bondgenooten maar als vyanden handelden, zouden zy nu als neutraalen van alle mishandelingen ontheven zyn geweest. Ten tweede : Volgens het gevoelen van fommigen, is deeze Declaratie alleen gefchied, om de Hollanders in flaap te wiegen , en hen in de troebelfte tyden 0vertehalen , om hunne fchatten op zee te wagen , in vast vertrouwen , dat de Koning hen niet onverhoeds op het lyf zoude vallen. C a (ee)  36" Dagboek van [ee) gedurige twisten over de opgebragte chepen , door den Lord C : aan de Minders voorgeflagen of het niet goed ware , om (ee) Gedurige tvjis'en: ö Wel 'aandagtigen! Gy zoudt niet geloven , hoe druk de Hoog Edele, wydverlichte en zeer regtvaardige AdÈrrifa'ltteitsvërgadi ringen het hebben gehad met alle de opgebragte fchepen ! geen wonder ! naauwlyks zagen de Engelfche Oorlogschepen of kapers een zeil in zee blinken , of zy vervloekten zich reeds by voorraad , dat dat fchip met contrabande gelaaden , en derhalven een zeer goeden prys voor hun was; daar zy dus uit puure liefde tot hun Vaderland en hunnen Koning zelfs al te getrouw in hunne verigtingen waren , (want men moet niet geloven dat zy dit deden om [te, fteelen of te plunderen, foey ! zulke flegte denkbeelden moet m;n van zyne dierbaare Geloof genooten niet hebben) was het daarentegen niet meer dan billyk , dat de Admiraliteitsleden ook iets toegaven * en alles wat hun voor kwam, en flegts met een fcbyn van regt kost bekleed worden, prys verklaarden ten behoeve van de opbi engers; en om hier van overtuigd te zyn , behoeft men maar de vonnisfen der Admiraliteiten naategaan. Qh)  het Britsch Ministerie. 37 omtrent dezelve by de Admiraliteiten eene nadere fchikking te doen plaats hebben , en voor Cf) contrabande te houden die waaren, welker Cf) Voor contrabande ie houden die waa> ren , -welker vervoering naar de vyanden van het Ryk flreed tegen deszelfs belang. Dit voordel myne geliefden ! is ongemeen verftandig ; daar door wierd de weg tot lastige en aanhoudelyke procesfen in eensafgefneeden, en men kon maar aandonds met uecoide nneering en prysverklaaring der opgebragte fchepen voortgaan. Veelen zullen zeggen, dat dit cenefchreeu^ wende onregtvaardigheid is, daar zuiksftrecd met den duidelyken letter van het Tractaat van Marine van 1674 , daar wel duidelyk by articuls gedeld was , met bewilliging van beide de partyen , wat contrabande zou zyn , en wat niet , doch wien is het onbekend , dat by de Engelfchen het eigen belang ver boven de Traclaaten wordt gelchat ? Het eenigst, waar men hier op zou kunnen vitten , is, dat de Engelfchen by het fluiten van dat Tract .at van Manne volgens hunnen grondregel er by moesten geplaatft hebben : Zoo lang zulks ons goeddunkt ! deeze tveinige C 3 woordjes  38 Dagboek van ■welker vervoering naar de vyanden van het Ryk ftreed tegen deszelfs belang. Woens- woordjes zouden eene ongemeene kragt aan hun gewoonlyk fyftema hebben hygezet , en den grond tot klaagen aan alle de Hollanders hebben benoomen , welke nu aanhoudelyk waren; en zeker dan waren de Admiraliteits Regters zoo wel als de Practifyns niet genoodzaakt geweest , om zich in allerhande bogten te wringen , tot het befchuldigen en veroordeelen oer opgebragte Hollandfche goederen. Het zal onzen geliefden niet onaangenaam zyn , dat wy hier eens een brokje van een Kngelsch proces, gehouden over de Hollandfche fchepen , door den Commodore Fielding opgebragt , plaats gunnen. Naa een verbaastlen omilag van woorden zonder zaaken volgens den gewoonen flenter , zei de Praciifyn onder anderen zeer wel : dat offchoon fommige waaren als vrye waaren in het TracTraat van Marine van 1674 waren uitgedrukt ; men egter moest letten of uit dezelve geen contrabande goederen konden gefrabiceerd worden , wanneer raen dezelve ook a's contrabande moes-t agten. „ Wat dunkt, U hiervan geliefden! is dat niet eene  het Britsch Mi nis tri e. 39 Woensdag den 3 May. Heden, is op het gedaane „ eene onverheerlyke Ergelfcbe ftelregel en in„ terpretitie van den verborgen zin van dat „ Tractaat? Derhalvn , gina; hy voort , is hennep , hout tn yzer contrabande , want van de hennep worden lonten en pekkransfen gedraaid;v n het hout fab.iceert men affuiten vooorde kanon» nen , ook (lokken voor Pieken, Lanfen , Hdbaarden&c. van het yzer maak: men het beledigend gedeeite van de zoo evengenoemd e wapenen , ook Kanonnen en andere dodelyke werktuigen. Ook is het buiten dit kragf g bewys zeker , dat hennep en vlas contrabanden zyn . dewyl die altyd by vorige gefchiilen in voorgaande oorlogen aldus zyn aangemerkt. „ Wel nu aandagtigen ! Wat zegt gy hier „ van ? is dit laats.e bewys niet m fe"abel „ kragtig , en zyn de redenen , door „ deezen Fhenix bygebragt niet zoo klaar „ als chocolade ? Men zou er tegen in „ kunnen brengen, dat op deeze wys en met het zelve regt , een dief zou kunnen „ zeggen ; „ ,, het heeft geen bewys nodig, „ „ dat een anders goed het myne is, want „ „ van myn jeugd af aan, het ik dat reeds „ „ als zoodanig aangemerkt." C 4 Hier  4 o Dagboek van gedaane voordel van den Lord C. door de ver- Hier naa maakte de fcbrandere practiryn zich zeiven de volgende tegenwerping.- „indien dee„ ze ftelling doorgaat, waarom ""heeft dit Ge„ rig'.shof nu en dan verklaard , dat vlas en „ hennip'geencontrabande waren; en de goed„ heid gehad , om te beveelen dat aan de „ fcheepscommisfarisfen te verkopen?" Doch hier op_ antwoorde ik, dat zu>ks dan kleine party ties en van eene geringe waarde waren , doch wanneer de partyen groot zyn , kan men conCdereeren , dat de verwerking, die de vyand daar door verkrygt , ook des te gevaarlyker is , en dus die misdaad zwaarder zynde, ook des te fcherper correctie en ftraffe .verdient. „ D.t is een daaltie van de Engelfche „ regtsgeleerdhéid geliefden! dat dat geen, het „ welk in kleine partyen vrye waar is , „ in groote partyen onder contrabande „ wordt begrepen : eenigen oordeelen, dat „ da Admiraliteiten den buit van kleine par„ tyties te gering agtende , alle n op de „ grooten aasden y gelyk een ftruykróver, „ weike by een armen reiziger flegts één „ duiver Vindende , hem dien , als niets waardig  het Britsch Ministerie. 41 vergaderde Minifters beflootcn , dat vooi- taan „ waardig laat behouden , doch een an„ deten met de grootste brutaalheid een „ gevulde goudbeurs afneemt. Dit zy eg„ ter gezegd , zonder . vergelykhig Van „ de Bntlche Admiraliteit by ftruykrovers. Vervolgens bragt de plyter de zaak van het insgelyks opgebragt Zvveedsch Convooy by ; het welk egter kort daar aan wederom met vergoeding van alle kosten was ontfl jgen ; doch zeide , dat dat geval in het geheel by dit niet te pas kwam, noch met het opbrengen der Hollandfche Schepen kon vergeleken worden. „ Dit za! misfchien aan veelen onzer „ wel aandagtigen zeer vreemd voorko„ men , die misfchien zullen oordeelen , „ dat niet alleen het opbrengen van beide Convooyen geheel en al overeenkomt met „ elkander, maar dat zelfs de Hollandfche „ Natie ongelyk meer beledigd is , dan de „ Zweedfche Kroon , dewyl de Vlag van „ de eerstgemelde ichandeiyk was gefclionn den. „ Het is zoo ; wat de zaak als zaak C 5 „ aan-  4* Dagboek van taan op deeze wys omtrent de fchepen der „ aangaat , die hebben een naauwe over„ eenkomst met elkander , doch de ge„ volgen waren hemelsbreedte van elkander verfchillende , want Zweeden liet ,„ aanftonds met fterke be Jreygingen , welke van eene prompte uitvoering ftonden „ gevolgd te worden , op het kost en ich^adeloos he geven van het Convooy „ by de ËBgelfch» Keg tering aandringen; daar en tegen wierd zulks door onze Kepubhek op eene ongemeene vriende„ lyke wys verzogt , en daar voor is een w Engelfchman zoo vatbaar als een keyHeen voor de Mufiek , weshalven die Regiering , ziende , dat zy van ons niets had te dugten , haar gang en zin deed ,, met ons te tysrren en te berooven: en dus had die Britfche PraCthyn groot gelyk . dat er tuslchen de geva'len van „ het Zweedsch opgebragt Convooy en dat „ der Hollanders groot onderfcheid was." Vervolgens kwam de Prachfyn op de gewoonlyke uitvlugt der Engelichen, waar medezy de grootste trouweloosheden en onregtvaardighedenzeey; wyslyk weten te bedekken,namelyk De NOOD*  het britsch Ministerie. 43 der Hollanders, welke men zal bevinden dat met NOODZAAKLYKHEID , zeggende*, dat de noodzaaklykheid een REGT wordt, om te doen, hetgeen anders niet is geoorloofd; dat of fchoon in het f raciaal van Marine van ï674. Vlas , Hennip , Masten &c. niet als contrabanden maar als vrye waaren waren geftipulecrd , egter daar door den vyand «ene vertlerkende toevoer wierd gedaan, welke ftreed tegen het belang van Groot Brittann e- ,. Sommigen, wel aandagtigen ! oordeelen „ dat deeze (telling zoo onecrlyk als ver„ foeyelyk is , en dat volgens deezen re„ gel van noodzaaklykheid , gegrond op „ eigen voordeel, de grootfte en (chandeiykfte ,', misdaden als moord , roof ftci geoorloofd „ en verfchoonbaar zyn. „ Anderen vraagen, hoe onze Republiek „ zoo verblind kan zyn , om met zulk eene „ üodvergeeten Regeering Immer een Trao „ taat of Verbond aan te gaan , by wel„ ke zy alleen de nadien en Engeland „ de voordeelen te wagten heeft , want „ zoo draa Engeland begrypt , dat het „ door het een of ander Tractaat , hoe heilig  44 Dagboek van met Vlas, Hennip, hout &c. „ heilig ook bezwooren , eenig nadeel lydt, „ verbreekt het die willekeurig , en in te„ gendeel , zoo draa de Republiek er na»> deel of gevaar by lydt , dringt het op „ de volbrenging derzelven aan met den de„ gen in de vuist. Eindelyk haalde hy tot (laving van zyne gezegdens en tot volmaking van zya, pleydooy by , dat het Tractaat van Marine van 1674. wel en duidelyk zegt ; dat men geen' toevoèr aan plaatlen , welke; geblokkeerd zyn, brengen mag ; en dewyl Groot Brittanme in zulk eene vsordeelige fituatie Hgt, door deszelfs natuurlyke ligging , dat het op a'le havens van Vrankryk en Spanje fluit , kan men zeer wel zeggen, dat alle derzelver havenen door Groot Brittannie geblokkeerd zyn. „ Ziet daar geliefden I deeze laatste hoe„ pel bindt alles ! het is waar, dat het „ een weinig ver uitgeflrekt is , maar de „ Engelfche Regstgeleerdheid is net als het „ Engelsch zeemleer, dat inkrimpt en uit„ gerekt wordt naar weggevallen; wat is „ het bitterlyk en jammer , dat onze Re* „ publiek  het Britsch Ministerie. 45 &c. galaden zyn, zonder eenige (gg) ooglui- ki"SVer. „ publiek ook niet zodanige uitleggingen heeft „ kunnen geven aan het Tractaat van Ma„ nne ! onze Republiek moet zelfs in te„ gendeel hebben geoordeeld in deezen oor„ log , d t alle Zeëen en havens een on„ fchendbaare eigendom van de Engelfchen „ waren , want anders zou men naar my „ ne eenvoudige gedagten , zelfs in deezen „ oorlog , geen Schepen met Dukfche „ troepen voor by onze havens naar „ de Engelfche havens hebben laten pasfeeren , daar die met weinig moeite waren }, te onderfeheppen, „ Veelen zyn er , die zeggen , dat het „ een blyk is van de trouwloosheid der „ Engelfche Regeering , dat zy fommige „ Articuls van het Tractaat van Marine, met verwringing van den waaren zin tot „ haar byzonder voordeel doet gelden, ter„ wyf zy dezulken , die duidelyk fpreken , „ geheel en al verwerpt en buiten kragt „ fteit." (.gg) Oogluiking Geliefden! welk een lpyt, dat het origineel Dagboek hier we* deromvolftrekt onleesbaar is; wy kunnen egter uit  45 Dagboek van Vervolgens is beflooten , op de Ruskeizerlyke verklaaring her volgend antwoord ta geven. Gedurende den geheelen loop des Oor. logs , in welken de Koning van GrootBrittannie door de Hoven van Vrankryk en Spanje is ingewikkeld ; heeft hy (Jih) de Hit de handelingen der Engelfche Regeering opmaken, welke woorden hier op hebben moeten volgen , namelyk, dat het Minifterie oordeelde, dat alle de Hollandfche Schepen , welke Vlas , Hennip , &c. geladen hadden , zonder oogluiking moesten aangehouden , mishandeld cn geconfisqueerd worden , niettegenftaaande zulks tegen het Bondgenootfchap, op de Tractaaten gegrond, ftrydig ware. (M) De gevoelens van Regtvaardigheid & e. Hier tegens , wel aandagtigen ! vaaren de yveraars wederom fchrikkelyk uit: w Wat zeggen zy, heeft de Engelfche Re„ geering niet geduurende deezen geheelen ,, Oorlog de grootste onregtvaardigheid, en „ woestheid getoond aan haare eige on- derdaanen , aan haare vrienden , zoo dat  Het Britsch Ministerie. 47 de gevoelens van Regtvaardigheid , gema- tigheid „ dit men daar van by de woeste bar„ baaren zelve geen voorbeeld zou vinden? „ En du. ft zulk eene Regeering zich op „ haare Kegtvaardigheid openlyk beroepen, „ voor het oog van de geheele waereld , „ welke van het tegendeel overtuigd is? Welke een oplopende drift ! geliefden; om nu hier niet te zeggen , dat wy meermaalen hebben gezegd , nameljfk , dat doorgaans de ondeugden met er tyd door asfurantie en onbefchaamdheid gevolgd woiden, en dat een dief. een rover (zonder comparatie) een logenaar, hoe zeer befchaamd zy in het eerst zyn , egter zoq rasch daar aan gewennen , dat zy zulks niet meer als ondeugden erkennen : het zal vuldoen, wan. neer wy den waaren zin van d.-eze woorden , eens een weinigje aandagfglyk nagaan. De Onderdaanen van de Keizerin van Rusland waren door de Engelfchen meer dan eens beledigd ; dit noodzaakte die Vorstin op eene fcherpe wys by de Engelfche Regeering te klagen , en die te waarfchouwen. Wat  48 Dagboek van tigheid en billykheid , die alle zyne handelingen bellieren, aan „den dag gelegd. Zyne Majefteit heeft zyn gedrag jegens de Magten zoo vrienden als neutraalen, («) naar Wat antwoordt nu de Engelfche Regeering bier op ? ontfchuldigt zy zich ? gmtsch niet .• zy zegt , dat zy zoo veel Regtvaardigheid, gematigheid en billykheid heeft getoond., als door welke alle haare handelingen befliard -worden ; dewyl nu in de beste der» zeiven flegts een klein greintie van die deugden te vinden is ; geeft zy' met deeze woorden opregtelyk te kennen, dat zy maar met een gering graande van die deugden bezield is , en dat men zeer kwalyk zou handelen , met van haar in dit opz'gt meer te vorderen , dan zy in ftaat is te doen , door haare natuurlyke en aangebooren verdorvenheid : het is met haar even eens gelegen als met een zekeren dief, C zonder comparitie) welke ten derdenmale gevat zynde , zynen reg;er wilde overreden , dat hy meer medelyden dan ftrafte verdiende, dewyl het fteelen hem een aangebooren gebrek was. ( //) ,Naar  tlET Britsch Ministerie. 49 («) naar het geen zy ten zynen opzigte hielden , geordend , fchikkende het zelve Naar het geen zy ten zynen opzigte hielden. Deeze woorden , geliefden! zyn hier van eenen ongemeenen nadruk , fchooö cr van de Nederlandfche en andere yveraars bitter tegen wordt uitgevaaren, die wederom met vuurige drift zeggen , dat dit eene onbefchaamde logen is , want dat de Engelfche Regeering gewoon is , kwaad voor goed te vergelden, en dat zy ook dit in deezen Oorlog byzonder aan de Hollanders , die hun zoo veel menigvuldige diensten hebben beweezen , hebben betoond. Doch wy moeten hier met aandagt de woorden nagaan! De Koning zegt niet: Ik heb met vrien„ den en neutraakn gehandeld zoo als die r, met my handelden;''neen ; hy zegt, „ik „ heb met hen omgefprongen , zoo als zy „ my zulks afnamen , zoo als zy zich ten „ mynen opzichte hielden ; te weten ; zy t, die my hunne tanden toonden, en in plaats van met den hoed , met den degen in de „ hand , klaagden over myne mishandelin„ gen , heb ik verder ongemoeid gelaten; „ maar zy die met beleefde termen, in welD ke  %o Dagboek van Zelve naar C Uk) de duidlykfie en meëst aangenoomen grondbeginfels van het regt der „ ke zoo wel vrees als verkleefdheid aan myn -, belang doo; draalde, myom redres verzogteh, heb ik by aanhoudendheid mishandeld, om „ dat ik zag, dat zy te laf of te llaaffch waren, om zich tegen my te verzetten, dus heb ik „ my gedragen jegens de Mogendheden van ,, £uro; a , zoo als zy zich ten mynen op,, zigte hielden. " ' (kk) Naar de duidelykste &c. Hier op zou wederom van vitters wel iets vallen aantemerken ; namentlyk, dat de Engelf he Reg-iering in het geheel haar gedrag niit heeft geregeid naar de duidelyk:-te en meest aangenoomen grondbeginfels van het regt der volken , indien men niet bedagt was , om onderfcheid te maken tusfchen het geen zy duidelyk en ^niet duidclyk gelieft te noemen : by voorbeeld ; het geen woordelyk in de Traclaaten vermeld ftaat , is by de Engelfche Regeering niet duidelyk, wanneer het in haar kraam niet te pas komt; daar in tegendeel het geen niet dan zeer onzeker en duister in dezelven is , by haar allerduidelykst is , indien zy van zoodanige uitlegging  het Britsch Ministerie. 51' ■der Volken, (//) 'welk de eenigste wei is tusfchen Natiën die geen Traclaaten hebben legging zich met vrugt zou kunnen bedienen. (//) Welk de eenigste wet is Sc. Ziet daar geliefden ! uit deze woorden kan men klaar befpeuren, waar aan wy alle de mishandelingen en folteringen , die ons door de Engelfchen zyn aangedaan > hebben te wytcn ; namelyk, dat wy met hen Traclaaten hebben gemaakt ! ö Die Tractaaten! d;e Tractaaten ! zyn altyd rampzalig en nadeelig geweest voor onze Republiek , dewyl er altyd', of fehoon de voorwaarden derzelven aan beide zyden der Contracteerende partyen overeenkwamen, er egter een aanmerkelyk verfchil was tusfchen de Opregtheid en goede Trouw der beide Natien , namentlyk Engeland en Nederland; want die der Engelfchen zyn uit wafcb geboetfeerd, daar die der Nederlanders uit het beste llaal gefmeed zyn ; dat maakt , dat die der laastgenoemden onwrikbaar en onbuigbaar zyn ; daar integendeel die der Engelfchen zich laaten Wringen , buigen en draajen , zoo als men 'begeert. D a Oam)  $a Dagboek van hebben , en naar den inhoud zyner onderfcheidene verbindtenisfen, met an* dere Mogendheden , weike (mm) verbind- (mm ) Welke verbindtenisfen die oorffran* fprongelyke wet door onderlinge bedingen veranderd hebben. De meeste der Engel* fche tegenpartyders zeggen, dat deeze woorden onwaarheid zyn , want dat het regt der Volken , van het welk de Koning fpreekt , de bafis van alle verbindtenisfen is, en dat zoo draa dezelve daar niet op gegrondvest is , alle verbindtenisfen niet anders zyn dan ftrikken , om de eenvoudigste of gocdhartigfte te vangen. Het kan zyn geliefden l dat by andere Natien wordt geoordeeld - dat alle verbindtenisfen , ' welke niet op hst regt der Volken zyn gegrond, fchandelyk en fchadelyk zyn ; maar dit heeft by de Engelfchen geen zwarigheid , want hunne verbindtenisfen zyn alleen op hun eigen belang gegrond., het welk verfchriklyk veel verfchilt van het regt der Volken : en dus is het eene naakte waarheid , wanneer de Koning zegt, dat verbindtenisfen die oorfpronglyke Wet , dat Regt, door onderlinge bedingen hebben veranderd-'  met Britsch Ministerie. 55. bindtenisfen die oorfprongelyke wet door ^nny anderd : en hoe zonneklaar blykt dit uit de behandeling , die onze Republiek van die Regeering , gedurende die verbindtenisfen i doch voor al voor en in deezen oorlog theeft ondergaan ! men heeft haar geplaagd , fchreeuvvend mishandeld en haar beroofd van het regt der volken, het welk de andere Neuteraale Mogendheden wisten te doen gelden en dit alles is het gevolg geweest van die Engelfche verbindtenisfen, waar mede onze Republiek de handen op den rug gekluisterd of verbonden waren. Wat firaalt er in deeze periode niet eene ongemeene opregtigheid des Konings door! daar hy zoo edelmoedig de waarheid, hoewel tot zyne eigene fchande belydt ; namenlyk , dat zyne verbindtenisfen het regt der Volken , die oorfpronglyke en heifge Wet , door bedingen hebben veranderd : het is Zeker , dat de bedingen der Engelfchen , fchoon tegens billykheid , eerlykheid en goede trouw ftrydende , ons heilig volksregt deerlyk verdraaid cn gemarteld hebben. D 3 0*0 Oth  £4 Dagboek v v nl (nn) onderlinge bedingen hebben veranderd , (oo) en waar in , volgens den wil (nn) Onderlinge bedingen. Hier gelieft den ! moet abfoluut een drukfout plaats hebben * want by de Hollanders hebben geen bedingen , ciie tegen het regt der Volken Ih-yden, plaats ; dit vindt men alleen by de Engelfchen ; en dewyl het woordje onderlinge beide de contracteerende partyen aanduidt, zou het volgens de leezing van den text eene onverded.gbaare onwaarheid behelzen ; het is dus zeker dat men in plaats van onderlinge , zonderlinge moet leezen. (oo ) En -waar in , &c. Geliefden ! deeze woorden behelzen een aller duidelykst bewys van de zekerheid van 's Konings woorden , nan.enlyk , dat er tusfchen de verbindt.nhfcn van het Engelfche Ryk en het Regt der Volken een groot onderfcheid is, want het laatfte wordt noot op willekeurige nog op onderfcheiden wyzen veranderd. Zy behelzen tevens eene openhartige belydenis van den Koning , dat verbindtenisfen, hoe p'egtig bezwoo-en , hoe duur beëeiigd , bagateiien zyn , mgt. welke men om kan fpringea  het. Britsch • Ministerie. 55 wil en het gemak der Contracterende, partyen op onderfcheiden wyzen veel veranderd is. Dc Koning , door de Qfj banden van fpringen naar zyn witi en naar het best met de tydsomfland'igheden en het zelfebelang overeenkomt. Sommigen zeggen , dat' deeze woorden zeer ergerlyk zyn , want dat ceden met gedaan worden aan menfeheiyke fchepfelen , maar aan een Alweetend Oprerweezen , by het welk de Vorsten der Aarde zelve als geringe wormpjes te agten zyn i en dat derhalven de Koning van Engeland , daar hy tegen den wil van zyne mede contracteer.nde party » naar zyn -wil veranderingen maakt inplctig bezwooien Tractaaten en verbindtenisfen3, zekerlyk geen oog moet herben op de woorden , $ de gewyde bladeren te vinden I Gy denkt , dat ik ben als gj; ^aar ik zal u firafen , en W u erdentlyk voor oogen felkn l Doch het is my onbewust, of deeze nadrukkelyke woorden wel m den Engelfchen Hofbybel te vinden zyn. (pp) Door de banden van onderlinge vriendfchap &c. Het is niet volkoo* D 4 mea JJC lVOUUlg , "w^i — vu s  0 Dagboek van van onderlinge vriendfchap en gemeen belang aan haare Majefteit de Keizerin van Rusland verknogt , heeft van den aan- men zeker , wat men door deeze banden hebbe te verdaan : fommigen oordeelen, dat men daar door moet begrypen het Commercieel belang der beide Natiën ; doch dit wordt door anderen tegengefprooken , die ftaande houden , dat Engeland zoodanige onderlinge vriendfehapsbanden niet refpecteert , brengende tot bewys by de mishandelingen , die onze Republiek van die Kegeering heeft ondergaan , zederd die me: EDgeland banden van vriendfchap heelt gemaakt. • Zy verftaan hier dus liever door landen van vriendfchap ; de vriendelyke doeh 'fcherpc betuigingen , welke Rusland aan her Engelfche Hof heeft laten doen , en welke buiten twyffel de fteïkfre banden zyn, om het in teugel en bedwang te houden. Geliefden ! ik voeg my by de laatsfte uitleggers , en beklaag hartelyk de lafheid van onze Republiek , dat zy geen zorge heeft gedraag en , om zich van diergelyke fterke  het Britsch Ministrie. 5f aanvang dezer onlusten af de (rr) fterke en fcherpe banden te bedienen, om de kwaadaartigheid van een razcnden D og te beteugelen. (qq) Onlusten, Dit woord is hier zeer eigenaartig gebruikt , en fchynt aanteduiden, dat dc Koning zelve overtuigd is , een dvvaazen en voor hem fchadelyken rol gefpeeld te hebben ; want het woord onlusten geeft te kennen een ongevocgclyke lust , eene onbet-iamelyke begeerte tot iets ; en zeker, het doelwit des Konings , om zyne Noord Americaanen tot llaaven te maken , was een inlast ; zyne duurende geneigdheid om hen door de wapenen weder onder het juk te brengen is een groote onlust ; zyne begeerte , om Vrankryk in deeze troebelen aantetasten, was een bclagcbelyke onlust ; en dat hy de Hollanders , zyne vrienden en Bondgenooten langdurig mishandelde , en den vreede met hen verbrak , van welke daad hy niet anders dan den ondergang van zyn Ryk kon voorfpellen, was een tivuwelooze en verdoemelyke onlust. Men vindt in dc oude en nieuwe gefchiedenisfen meer voorbeelden , dat menD 5 fchen ,  58 Dagboek van (rr~) fb'pste orders gegeven , om de Vlag van haare Ruskeizerlyke Majefteit en de commercie haarer onderdaanen te re- fchen , die van monsters zwanger gingen , met wonderlyke onlusten zyn geplaagd geweest. (rr) De Jlipfle orders. Er zyn fommige heethoofdigen , die deeze woorden voor vaisch en onwaar uitkryten , en zeggen, dat lief allefints blykt , dat aan de Britfche onderdaanen vryheid zy gegeven , om de zeeën onveilig te maken door hunne roveryen en mishandelingen , dewyl, hoe groot derzelver misdaad ook ware door het opbrengen der n-utraale fchepen , het plunderen derzelven , het mishandelen en 1'oL teren vin het fcheepsvolk , door al het welk d e fielten den fchandelyksten dood hadden verdiend , zy nogtans daar voor naauwlyks over fchouder zyn aangekeken, of fchoon de zwaarste klagten tegen hen waren ingebragt ; en wanneer al de fterkste inftanties om fatisfaétie tegen die rovers gedaan wierden, was de zwaarste ftraf hu.i opgelegd , dat zy in de kosten der rroce* dures, daar over gehouden , en tot vergoeding  HET V BRITSCH. MI HI STE K I E. 59 reftvcteeren , volgens het Regt der.Natiën cn den inhoud der verbindtenis. fen , ding van fcliade aan de opgebragte en mishandelde fcheepslieden gecondenseerd wierden , doch waar van egter mets kwam. Mynes bedunkens egter, geliefden ; kan ik in deeze woorden geen fchaduwe van vahbheid vinden , waar over men den Koning, in deeze woorden befchuldigt ; wy zuüen zelfs daar in eene klaare ontdekking eene, duidelyke , hoe wel heimelyke bekentenis van dien Vorst vinden,,, dat hy ivginig heeft intebrengen , en dat de orders , die hy omtrent het refpeöeeren van Neutraale Vlaggen geeft , zeer van den anderen verfchillen : dit alles geliefden ! is te vinden in dat eene woordje flipsie; laat ons dit eens een weinigie onderzoeken. ■ Het is voor eerst eene heimelyke hoer wel openhartige belydenis van den Koning van zyne Qivnagt ; want anders behoefde hy het woordje ftipfle niet te gebruiken : een Vorst , die van zyne onderdaanen , geëerbied;gd en gehoorzaamd wordt, heeft maar alleen te zeggen ; ik heb er. 4ers gegeven : zyn wenk alleen moet genoeg  6& Dagboek van fen , welke hy in zyn tractaat van commercie met haar heeft gemaakt , en met noeg zyn , om hera te doen gehoorzaamen ; het is met deezen Koning geleegen , als met een Vader , die al zyn ontzag onder zyne Kinderen heeft verlooren , welke hy wel berispt , en gedurig al zwaarder en zwaarder bedreigt, zonder dat zy er den minsten agt opflaan. Het bewyst ten tweede , dat hy omtrent het refpedleeren der Neutraale Vlaggen onderfeheiden foort van orders heeft gegeven; dit blykt uit den hoogften trap van vergelykrg *, dien hy gebruikt ; hy zal zekerlyk dus zeer onnaauw-keurige, onnaauwkcurigere , flipte, fliptere, en zeer flipte ore ders geven , en buiten twyffel die verdeden , naar hy het raadzaam vindt, en naar die volkeren , met welke hy te doen heeft , denken : dus is het ligt te begrypen , dat hy aan die roofvogels omtrent de fchepen en goederen der Hollanders zeer onnaatavkeurige orders heeft gegeven , kunnende zy volgens dezelve met hen leeven , zoo als zy wilden , om dat de  Het . Britsch Ministerie. 6i, roet de uiterfte naauwkeurigheid (w) zal vervullen. (tt) De bevelen hier omtrent zyn verde goede Hollanders alles wilden verdragen, en dat hy in tegendeel omtrent de Zweedfehe en Rusfifche onderdaanen zeer flipte orderi heeft gegeven , om dezelve te refpedteeren en ongemoeid te laten , dewyl derzelver opperhoofdén aanftonds gereed waren , met geweld het geweld te keer te gaan. (w) Zal vervullen. Ziet daar geliefden ; het goede hart' des Konings ; hy bekent hier opentlyk zyn misflag , en belooft beterfchap aan de R. Vorjtin ; want hy zegt niet , dat hy zyne beloften vervuld heeft, maar dat hy die zal vervullen'; waarlyk eene openhartige belydenis van voorgaande zonden , en eene belofte van beterfchap ; en dat van een gekroond Hoofd l Die goede Koning ! (#) De bevelen hier omtrent zyn verf nieuwd. Aandagtigen ! dit bevestigt volkoomen, het geen ik zoo even gezegd heb : natuelyk dat de onderdaanen , die hua  £è • Dagboek vam vernieuwd ; en men zal met alle (vv) ftrengheid een wakend oog op derzelver uitvoering houden. • \ Is te denken (my) , dat zy alle hun geluk in de Zeerovery zogten * zich niet veel Hoorden aan de orders van hunnen Koning ; en dat hy derhalven , gelyk een vader, die geeft ontzag onder 'zyne huisgenooten en kinderen heeft, zich Verpligt zag ; om zyne flipte orders te hefhaa'en , en te vernieuwen. (vu) Met alle ftrengheid.' Hoe zeggen hier fommigen , met alle ftrengheid een w■ kend oog op derzelver uitvoering houden ,* wel dat lykt nergens naa ; dat is de 'Engelfche Regeering niet gewoon ; maar, "om hier geen onderfcheid te maken tus'fchen heioven en doen , zoo is het zeker, dat er een aanmerkelyk onderfcheid is "tusfchen het flrafcn van een misdaad of een wakend oog op dezelve te houden , want het baat niet of men het kwaad ',ziét , als men het niet ftraft. (vjw~) t Is te denken Sc. Sommigen lagchen over deeze periode , dat hun de lever  het" Britsch Ministerie. 6*3 le ongeregeldheden zullen beletten; maar by aldien het gebeurde , dat er de geringste fchending dezer herhaalde orders plaats had , zouden de Admirali- teits lever fchudt , en zeggen , dat hier uit blykt , dat de Orders van den Koning van zyne onderdaanen weinig worden geteld , en dat hy niets heeft te zeggen. Zoo denk ik er niet over , geliefden; integendeel ik zou eer oordeelen , dat hier uit blykt , dat de Koning Veel heeft te zeggen , want om veel en gedurig te verbieden , behoeven veel meer woorden dan anders ; het is maar jammer , dat dat gedurig verbieden van den Koning zoo weinig ingang by zyne onderdaanen heeft gevonden , dat zy daar geen agt op floegen : jaa de Koning zelve geeft niet onduidelyk met deeze woorden te kennen dat hy wederom vreest, dat zyne laatste orders , hoe geftreng , hoe flipt , wederom als vooren niet zullen geteld worden , hoe wel hy het tegendeel fchynt te hopen , dcor de woorden 't is te den. jcen : maar by aldien &c. Men ziet er  6*4 Dagboek vam teits Collegien , (xx~) welke in dit Land , gelyk in alle andere Landen zyn op- 'cr toch het goede hart des Konings uit. Sommigen , die wat meer willen weeten , zeggen , dat de Koning welligt het geven van gedurige orders tot het refpecteeren van Neutraale Vlaggen heeft gedroomd , want dat men in Engeland zelve daar . niets van wist. (xx~) Welke in dit Land , gelyk in alle andere Landen zyn opgeregt &c. Sommige uitleggers zeggen , dat de Ko* ning hier by uiutekendheid weldoet , om er deeze woorden by te . voegen , want dat men ander niet zou weten , dat er in Engeland zulke Collegies waren , die gefchikt zyn om van de Zeezaken kennis te neemen, en daar over vonnis) te vellen. Doch deeze gedagten fchynen my een weinigie ongegrond t en wat voorbaarig , immers zyn er naauwlyks Zeelieden, of zy wceten van Engelfche Admiraliteiten te fpreeken ; jaa een gantfeh legioen Hollandfche fchipp:rs zullen , wanneer men naar de waarheid van myn gezegde vraagt, met  het Britsch Ministerie Cs opgeregt ,. (yy) om van dergclyke zaa. ken kennis te neemen , en in alle de gevallen met bittere traanen bevestigen , dat er Admiraliteits Collegien in Engeland zyn. O.)0 Om van dergelyke zaaken kennis te neemen. Over deeze woorden roepen fommige driftige menfchen een Wec\ uit; zeggende , dat dit onverfchoonbaare logentaal is , want zoo ergens , onregtvaardigheid plaats heeft , dat het zekerlyk by de Britfche Admiraliteiten is. Ziet geliefden ! zoo ver kan de drift een menfeh vervoeren , dat hy de klaarste waarheid als logentaal durft uitkryten. ■ Het is zoo helder als de Zon, dac eiie Collegien kennis van zaaken neemen , want heefc men niet onophoudelyk in de Engel, che Nieuwspapieren geleezen, dat de Admiraliteit nu zat over de zaak van dat opg' bragte fchip , dan weder over die van een ander ; dit behoeft immers geenfints ten gevolge te hebben , d at de vonnisfen dier Collegien billyk zyn ! J een Regter kan toch zeer wel kennis van een zaak en een gefchil neeEt men a  $6 Dagboek van gevallen alleen (zz) naar het algemeen regt men , en egter een - onregtvaarcV'g vonnis "vellen ; men 'verhaalt zelfs ( egter zonder coraparatie ) dat Cartouche gewoon was van 'zyne onder hem {taande bende naauwkeurige kennis van zaaken te neemen ; waar zy dit en dat geroofd en geplunderd hadden ; het is dierhalven waar en waaragttg, dat de Britfche Admiraliteiten kennis van zaaken neemen, (zz) Naar het algemeen regt der Volken. &c. Hier zou eene bedenking op vallen , dat namelyk die collegien weinig gevoel hebben van het algemeen regt 'der Volken , want dat hunne vonnisfea 'meesttyds regtftreeks daar tegen hebben aangeloopen ; maar men moet hier onder het oog houden , dat de Engelfchen een geheel ander denkbeeld vormen van het algemeen regt der volken , dan andere Natiën. —— Zy oordeelen , dat alle andere Natien , inzonderheid die van Europa , aan hun ondergefchikt zyn , en dat hun regt alleen moet gewoogen worden in een Engelfche fchaal , welker evenaar juist de zui-  het Britsch Ministerie. 6? regt der Volken , cn de (\aaa~) by* zondere bedingen der onderfchcidene Tractaaten te vonnisfen , de beledigingen op eene zoo billyke wys (bhb) verhelpen zuiverste niet is. Dit blykt volkomen uit de volgende nadrukkelyke woorden.' Qnaa) Byzondere bedingen &c. Het is volkoomen klaar , dat de Britfche Ad« miraiiteiten vonnisfen volgens de byzondere bedingen der TraBaaten. Men moet hier door de byzondere bedingen verftaan , des gewoonlyke uitvlugten der Britfche Natie, om het een of ander Articul van een Tractaat , dat zy met eene andere Natie heeft gemaakt , te ontduiken , en te leur te ftellen ; het voornaamfte byzonder beding , daar de Engelfchen zich van bedienen , is , dat zy oordeeleu , niet langer aan zulk een Articul veibonden te zyn , dan het hun te pas komt ; dit byzonder boofebeding noemen zy de Noodzaaklykheid. Men leeze hier verder over ; de levens, befchryving der Engelfche /pions der 'Europifche Staaten ; op het woord RIDDER. JORKE. (bbb~) De beledigingen verhelpen* Ovet E a deeze  <58 Dagboek van pen , dat haare Keizerlyke Majefteit over hunne uitfpraak geheel en al ( ccc~) deeze woord m zyn wederom verfchillende -gedigtcn : fommigen oordeelen dat hier wederom een logengeest doordraait, want dat alle de vomiisfen van de Admiralitèitêa in- Engeland niet ftrekten, om de ■ftoutheid der Britfche Zeerovers te be■teug den en in dwang te houdenmaar om- die meer en meer voet tot geweldenarven te geven ; en daarom oordeelen zy " dat men hier in ■ plaats van verhelpen, moet leezen helpen, dat is de behulpzaame hand bieden. . Anderen denken , dat men hier door de woorden beledigingen verhelpen , moet verftaan , die op eenen anderen boeg wenden ; die tegen eene andere Mogendheid heeren , zoo als men door het woord verhelpen verftaat, iets van de eene naar eene andere plaats beuren , wenden of vervoeren ; en dat de Koning dus met deeze wo 'rden te kennen wil geven , dat de Admiraliteit collegien .zouden zorgen , dat de beledigingen , die haare onderdaanen waren aangedaan , niet meer tegen haare maar  het Britsch Ministerie. 69 (ccc) zou voldaan zyn , en (ddd) daar maar tegen andere Natiën, zoo als by voorbeeld Holland, zouden worden aan-ewend. (ccc) Dat haare Keizerlyke Mcjcflcit ever hunne (der Admiraliteiten) uitjpraken geheel en al zou voldaan zyn Sc Sommige uitleggers maken over deeze woorden eenen verbazenden ophef ; zeggende, dat dezelve eene groote en zeer groote belediging der Ruskeizerlyke Majefteit behelzen ; want d.-t het de grootfte verongelyking is , wanneer een dief zyne eerlykheid .gelyk fielt met de eerlykheid van dien, met wien hy fpreekt, ( egter zonder comparitie) Doch geliefden i anderen oordeelen gantseh anders over deeze woorden ; en zeggen elat Engeland overtuigd was , dat Rusbnd zeer wel voldaan zyn zou , ten minsten dat het haare koude kleeren niet zou raken , wanneer die Vorstinne zag , dat men de beledigingen en mishandelingen niet meer tegen haare onderdaanen , maar tegen de Holanders en andere Natiën in het werk (telde , dewyl ieder gaam in troebel waater vifchti (ddd) En daarin dien zeiven geeit van regtvaardigheid, welke haar bezielt, zal erkenE 3 ««*  jrö Dagboek van daar in dien zeiven geest van regtvsardighcid , welke haar bezielt , zal erkennen. Vrjdag den 11 May. Het Minifterie beef; heden gedelibereerd over eene Memorie , gisteren door den Zweedlchen gezant overgeleverd uit naam van zyn Koning , inhoudende klagten , cn eisfchende vergoeding wegens het verraderlyk aanvallen van een Engelfchen kaper op het Zwecösch fregat Jüerim , waar by te gelyk die Minister kennis gaf van het bcfluit van zyn I lof , om de Neutraliteit met de Wapenen te handhaven , en diverfe Convooycn aan de Zweedfche koopvaardyfehopen te leenen, Is hier op bcflootcn gunstig te antwoorden , en cp het verzoek des Konings nen. Sommigen oordcelen , dat deeze even als de voorgaande woorden ; zeer beledigend voor haare Ruskeizerlyke Majefteit zyn \ doch ik kan er zulks niet wel in vin Jen, dewyl men niet weet, wit de Engelfchen door een Geest van Regtvaardigheid verllaan.  het Britsch Ministerie. ?i nings denzelven alle (eee) genoegen te geven. Vrydag den 2. Juny. De Edele Lord Stormont deed heden aan het vergaderde Minilterie rapport van het geen den voorgaanden dag in het Hogerhuis was voorgevallen ; by welk remarkabel debat dc Lord Schelburne een voorftel deed , het welk hy reeds voor eenige dagen beloofd had te zullen doen, betreffende het gedrag van Engeland jegens Holland; en in welk hy de Ministers (eee) Alle genoegen te geven. Sommigen zeggen ; „ welk een wonderlyke re„ veering ! dat zy op de fterke taal der „ Zweeden zoo vriendelyk antwoordt , daar „ zy op het vriendelyk fmeeken van haare „ Bondgenooten, de Hollanders, niet alleen „ geen agt fiaat , maar dezelve met bru„ laliteit afwyst." Doch zy ; die den aart en het Ca acter der iingelfche Regeering kennen , verwonderen zich daar geenfints over , als wetende dat die met dezelve naar zyn zin wil omfpringen , haar met geen fluweelen maar met ysren ndichoenen moet aantasten. E4  72 Dagboek van nisters van pligcverzuim had befchuldigd, hier in beftaandc , dat zy (fff) met geene der Noordfche Magten eene alliantie hadden gemaakt , door weik verzuim (fff) Met geene der Noerdjche magten eene alliantie hadden gemaakt : Sommigen oordeelen , dat deeze woorden van Lord Shclburne overbodig waren, want dat het meer dan zeker is , dat geen Mogendheid met Engeland eene alliantie zoude hebben willen aangaan voor eerst , om dat Engeland in zulke critieqlie ómftandigheden en aan alle kanten van vyanden omringd zynde, die Mogendheid die , met dat Kyk een alliantie zoude hebben willen aangaan , zich moetwillig in een gevaarelyken Oorlog zou hebben gewikkeld , van weiken zy geene voordeelen, maar wel fchade te wagten had : ten tweede , dat er geene Mogendheid is , die niet uit het! voorbeeld der arme Hollanders de fchadelykheid der verbenden met Engeland had bunnen beipeuren , en derhalven uit de fchade van die mishandelde ■Bondgcncoten .had kunnen leeren , datj ah liantie  i HET BRITSCH MINISTERIE, 7%. jftiïm die Mogendheden onder elkander (ggg) eene gemeene alliantie tegen Enland hebben gemaakt. Ver- lianties met Regeeringen , die met trouwloosheid en meinedigheid zyn bezield, altyd fehadelyk en gevaajlyk zyn. (ogo) Eene gemeene alliantie tegen Engeland hebben gemaakt. Veele uitleggers fpreeken dit kragtig tegen , zeggende, dat die xMogendheden wel eene onderlinge verbindtenis met elkander hebben aangegaan tot befcherming van hunne Koopvar.rdyfchepen , maar geenfints tegen Engeland ; dat integendeel onder dezelve zyn, welke toonen, dat zy onder fchyn van onzydigheid zeer party trekken voor Engeland, en wat dies meer is. Het fchynt uiterlyk geliefden'; dat deeze menfchen het grootste gelyk hebben ; egter wanneer men de zaak een weinig dieper ondertast , dan bevindt men , dat de woorden van den braaven Lord Sbtlburne op goede gronden deunen* Is het ipreekwoord niet zeker, dat die de fchoenen pas/en , dat die zi aantrekt ; is E 5 het  74 Dagboek van Vervolgens dat (hhh ) voornoemde Lord beweerd had , dat de' handelwys der het niet zeker , dat wanneer in een vol gezelfchap liegen en ftgelen als fchande"yke misdaaden worden uitgekreeten , een lewgenaar of dief met regt aanftonds kan zeggen , dat dit tegen hem wordt aangevoerd ? Kan een Huisbreker , wanneer hy een venster, met diefyzers verzekerd, voorbygaat, niet zeer gegrond zeggen , dat die voorzorg tegen hem ingerigt is, vooral wanneer hy het Non plus ultra van de gaauwdieven is ? zeker jaa ; en dus kon« nen de Engelfchen zeer wel zeggen , dat die alliantie der Noordfchc Mogendheden tegen hen was gemaakt. ( hhh ) Dat voornoemde Lord beweerd had, dat de handelwys der Engelfchen t§c. Ei, ei geliefden ! wel dat is wonderlyk, dat een Engelschman , zulk een fehrander en weldenkend Ëngelfchtnan , hier taal fpreekt, welke Nederlanders zelve ontkennen ; hoe is het mogelyk , dat een gebooren Engelschman in de aanzienlykste ftaatsverga» dering durft beweeren , dat de Hollanders onregtvaardig mishandeld worden van de Britten,  het Britsch Ministerie. yS der Engelfchen ten vollen {treed tegen hei regt der Volken , en een algemeen ongenoegen had gegeven. Het Britten, daar er Hollanders zelve gevonden worden , die hem tegenfpreken , die de Engelfchen vry verkiaaren , en hunnen landgenoten allen den Schuld op'eggen ! Wie zal men hier geloof geven ? de moesten zeggen , dat Lord Shdburne boven die Engelschgezinde Nederlanders geloof verdient ; voor eerst, omdat Lord SMburné niet nodig had , nog wilde, een flikflooyer vnh een Hef zyn , en praaten zou als dat Wiidé , dat men zou praaten , om een ampt of andere begunttiging, ten tweede , om dat Lord Schelburne in het openbaar daar voor uitkwam ; en dus ieder , die zich daar door beledigd ag:te , zynen man kon vinden ; Shdburne kwam openlyk voo- het oog van de Natie , voor het regt der Hollanders uit , maar de Engelfche Nederlanders fchuilen in het donker weg , cn zouden fiddercn', wanneer men hunne naapicn openbaarde : ten derde , SMbürnc bewyst  7ó" Dagboek v v n Het grondbeginfel van het regt der Volken was ; vry fchip maakt vryegoe- deren bewyst zyne openbaare gezegden met dien onverzettelyken regel , vry fchip maakt vry goed ; daar de Engelfche Nederlanders tegen hun beter weten alle kunft moeten te baat neemen om de waarheid te verdraayen, en hunne eige medebroeders te befchuldigen. Ik weet het niet myne wel aandagtigen ! De zeer hoog geleerde Polittekvertoogfehryver is evenwel zulk een verftandige vryer , en zouden hy en zyne medecomplicen het is waarlyk zco wat ; maar het verwondert my zeer, dat daar de Britten, om verraders van hun Vaderland in vreemde landen te maken , geen geld ontzien , zy zulks niet eerst en vooral in hun eigen Ryk en in hun« ne eige raadsvergaderingen praöifeeren. Ik gaf voor eenige dagen hier over myne hartsverwondering aan onzen geliefde broeder Hillebrandus te kennen : ik zey hem , dat het my aan den eenen kant zeer verwonderde , dat Lord Shelbume zulke taal durfde voeren in, het open- / / I  het. Britsch Ministerie. 77 ■deren. Dus was onze aanval op de Hollandfche fchepen onregtvaardig. Datver- openbaar; dat ik als gedwongen wierd om daar aan geloof te flaan , dewyl hy daar over niet was geattaqueerd, nog hoogyk aangeklaagd , daar het immers zeker was, dat men hem niet zou ontzien hebben, als hy logentaal had- gefprooken , want dat men hier te land zelfs een lid van de Souverainiteit durfde aanklagen en ter ftrat vorderen , wanneer het eene waarheid had gefprokeo , die met zeer fmaakte. Dat indien het waarheid was , dat een PoJtiekvertoogfchryver een omgekogte fchurk was , die voor zekere lommen , welke zelve van zeer veelen naauwkeung konden begroot worden , was omgekogt tot verderf van zyn Vaderland , het voor zeer geloofbaar was , dat de Engelfche Ministers eerst en vooral zouden getragt hebben , Shdburw en dergelyke voorvegters voor het regt der Volken door goud of hooge bedieningen den mond te ftop: en ; dat ik derhalven zeer twyffelde , of Mynheer de Pohtiekvertoogfchryver - • * . . Hoor broeder ! hoor lieve,  ?S Dagboek vajï vervolgens zyn Lordfchap vertoonde , dat alle de Tractaaten met Holland hunnen koop. ve , dïerbaare broeder , viel my broeder Hillebrandus in ; er is een zeer groot, een zeer , jaa verbaazend groot onderfcheid tusfchen Z,ord Scbelburne en een füb eet , zoo als ik veronderftel dat een menfeh moet zyn , die de Hooge Magten gruwelyk lastert , zyne eige Landgenooten befchu'digt, cn den openbaaren Landsvyand verdedigt. indien Lord ' Shelburne reeds in zyne kindsheid een flikfiooyer zyner leermeesters en een verklikker van zyne fchoolmakkers geweeft was, zou hy mooglyk nu anders denken. Item. Ind ien Lord Shelburyie op twee byzondere Academies het zich tot eere bad gerekend by gelegenheid met den Godsdienst te fpotten , en waar hy kon of mogt in alle gczelfchappen de zoogenaamde aardigheden der Deistiiche fchryvers ten Hemel heffen , in tegenftelling der Nederlandfche zedekundige wysgeeren , zou hy mooglyk nu zoo veel onderfcheid tusfchen goed en kwaad niet weten. Item.  het Britsch Ministerie. 7$ koophandel en zeevaart volkoomen dekten ; en na verfcheidene andere zaaken ge- Item. Indien Lord Scbelburne in zyne Academiejeugd over al met monden vol Grieksch had gepronkt , en een quafis geleerd werkje met behulp van eenige. Schoolvosfen had gemaakt en uitgegeven , zou hy mogelyk een weinig verwaander zyn geweest dan nu , en met geweld tegen de waarheid hebben willen dwarsdryven. Item. Indien Lord Schelhurne reeds in zyne kindsheid tot hoerery was ceneegen geweest , en by het ontluiken zyner jonge! ngfchap reeds zoo ver op den weg der ondeugd was -gevorderd , dat het overfpel zyne vermaaklykste tydkortmg was geworden , en hy den fchoot eener gehuuwde vrouw door vuile en geile lusten had bevlekt , en by aanhoudendheid zich in die {tinkende bron van vuilheid vermaakte, zou hy als een memch , dat God'yke en burgeryke wetten vertrapte , voor al'e ondeugden , dus ook voor omkoping, vatbaar zyn. Item. Indien Lord Schelburne , niettegenftaande zyne inkomsten als Magiftraatsperibon, zich  Dagboek van geopperd te hebbea , voorftelde , een onderdanig adres aan den Koning te pre- zich zoo ver in överrpèl verliep , dat hy zich ten behoeve van een hoer mar ligchaam en beurs uitputtède , zich in fcliul, den Hak , in zoo ver , dat hy van den eenen of anderen Zwendelaar een Capitaal van ten minsten tienduizend guldens had op. genomen , en naderhand om dien Zwendelaar te voldoen het grootfte gedeelte Zyner boeken had moeten publiek verkopen , zou hy waar'chynlyk zeer' ge eed geweest zyn , om voor een aanzienelyk fommetie , tegen zyn hart en beter weten, de Godlooste logentaal tot nadeel van zyn Vaderh.nd famenteftansfen. Item. Indien Lord Schelburne zulk een ondankbaare booswigt was geweest , dat hy zyne helpers , die tegen zyne verdienften hem'niet alleen van een gewis en verdiend verderfd hadden gered, maar hem ook bevorderlyk waren geweest om een aanmerkelyken hogeren trap van eer te beklimmen, agter hunnen rug als Vyanden van hunnen Vorst, en deszelfs pogingen , had zoeken zwart te maken , en hen den voet te ligten, zou  . het Britsch Ministerie. 8i prefemeeren , met verzoek dat het hem' behaagen mogt , bevel te geven , om de zou hy nu waarfchynlyk zoo mauw van gemoed niet zyn geweest, om de waarheid hulde te doen. hem. Indien Lord Shelburne , uit haat en zugt tot verradery , zyne Burgers had zoeken te verleiden tot overtreeden van de wetten , alleen om daar door gelegenheid te hebben , hen als misdadigers te ftraffen , zou hy waarfchynlyk ook nu gantseh geen zwaarigheid hebben gemaakt, om voor geld zyn geheele Vaderland te verraden. Item. Indien Lord Shelburne ondeugend genoeg ware geweest , om een braaven vader , welke hem zyne ondeugden en den daar uit voortgevloeiden haat des Volks had voor oogen gehouden, te lasteren, te fchelden en te vervloeken , zou hy g^wis en zeker ook ondeugend genoeg zyn geweest , om de Vaderen des Lands te lasteren en te vervloeken. Gy bem rkt , dus voer broed r Hillebrandus voort ; dat er een aanmerkeiyk groot onderfcheid is tusfi hen een Lord , by wien geene van deeze ondeugden te F vin-  Sa Dagboek van de declaratie van den 18. April laast» leeden , met betrekking tot de veree- nig- vind.rnzyn, en een deugniet, die daar mede bezwalkt is. t——t Jaa. wat zegge ik broeder William ! ik hoop , dat ik my d.ior drift niet zal bezondigen , maar zulk een booswigt zon beter aan de kaak dan'op een k-Bsfen pa-ien. / Maar broeder, viel ik hem, in de rede , om hem van text te doen veranderen , vvaörom beminde Skelburns de Hollanders zoo , en fprak zyne eigene Regeering tegen ? Dit d.ed hy niet, antwoorde hy, om den Koning naar den monl te praaten ; d:t dead hy niet om dat hy zag dat de Koning 'zyne Vyanden boven zyne eige burgers ,;agtede , en gaarn zyn eige Land zou hebben zien vernederen , om dat van den Vyand te verhoogen : neen broeder William ! Zoo gek is de Koning niet , maar Shelburne deed net het tegendeel ; hy fprak den Koning tegen om dat die zyne goede nabuuren te zeer •wilde verdrukken , en tegen alle r?gt mishandelen ; cn. daarom is dit te verwon-  het Brit-sch Ministerie. §3 Bigde' Nederlanden , en alle de andere papieren , daar toe behoorende voor het Hogerhuis re doen openleggen. Dat wonderlyker en te meer in dien man te pryzen , dat hy met agteritelling van 'sKomngs gunst , met voorbyzien van zyn eigen belang', getrouw voor waarheid en regt uitkomt. ö Eroeder ! het gaat er zeldzaam zoo toe , want doorgaans is des Vorsten Wil de Spil , daar de mindere Regenten als een weerhaan op dra .yen , of het tot voerdeel of nadeel van het Lard is daar wordt niet naagezien ; een vriendelyk oog, een woord , een gunftig grimlagehie van den Vorst heeft meer verinojgen op het hart van zulke vleyers , dan de traanen • van een Millioen geruineerd wordende burgers,- als het hun maar wet gaat , als zy of hunne kinderen maar Vette bedieningen krygen , en zy maar vrölyk en groot kunnen zyn van het zweet en het bloed der burgers , o dan is 'alles wel , dan heeft men niets meer nodig 5 het mag dan met de rest gaan zoo het wil , cf het F a Land  81 Dagboek van Dat Lord Stormont hier op (Ui') hoofdzakelyk had aangemerkt , dat, (\kkk~) indien land geruïneerd word en verzinkt , d^ar ig niets aangeleegen : nu broedir, Lord Sbelburns is zulk een man nier. (til) Hoofdzakelyk. Dit woordje geliefden ! wordt zeer veel van de Ministers en an leren , die niet in ftaat zyn volkoomen hunne party te wederleggen, gebruikt; en dient tot aanwyzing, dat zy op het geen zy . van het door hunne party vooagebragte, niet kunnen antwoorden , of dat gevoegelyk verdraayen, met ftilzwygen moeten vooibygaan , terwyl zy hier en daar iets uitkippen om tegentefpreken , beftempelende dat met het woordje hoofdzakc lyk , als of dat genoeg was om alles te wederleggen. (kkk) Indien al niet het regt der Volken de Ministers tic. Veele zeggen , dat de Ministers weinig verpligting aan Lord Stormont hadden , om dat hy met d. eze woorden hen voorftelde als lieden zonder eer of gewisfe, die het heilig Regt der Volken, het fummum Jus met de voeten traden. Doch  het Britsch Ministerie. 85 dien al niet het regt der Volken de Ministers Regtvaardigde in hun gedrag jegens Doch geliefden ! anderen, waar by ik my voege , oordeelen, dat Lord Stormont hier waarlyk eenvoudig en opregt handelt met de waarheid te fpreeken , dat dit ook het raadzaamste voor hem ware, dewyl Shelburm en andere voorvegters der waarheid zoo ligt de oogen niet konden verblind , en met wi^fewasjes en onwaarheden gepaaid worden , gelyk men de goede Nederlanders kan doen ; dat die , zoo draa Stormnt Van beledigingen , trouwlooM>eden, verbondsbreuken &c. der Nederlanders had beginnen te fpreken , hem fchielyk den mond zouden hebben geflopt , en hem m t gegronde red .-nen zouden hebben beweezen , dat hy een logenagtigc fchurk cn valfaris was. Len ding geliefden ! is hier egter zeer opmerkelyk ; namentlyk dat dit gezegde van Lord Stormont de heerlykste wederlegging van de Koninglyke Declaratie is, op den iC. April van 't jaar 1780 tegen de Nederlanders uitgefproken, die men op de waereld kón F 3 vinden.  156 Dagboek van jegens de Republiek der Vereenigde Nederlanden , (lil) de wee van nood- zaakvinden. Want in dezelve zegt de Koning, dat de Nederlanders hunne verbindtenisfen met en jegens tGroot Brittannie niet naar kwaamen ; dat zy derhalven het Regt van Groot Brittannie ten hoogste fchonden , en volgens het Regt der Volhn , het welk wel inzonderheid behelst , de fchenders der verbindreniff n te ftraifen , ftraf baar waren ; daar nu in tegendeel Lord Stormont zegt , dat de Nederlanders volgens bet P^egt der Volken onfchuldig waren, behelst dit in zich een zeer groot contrast , doch de Engelfche Rcgtsgeleerden, byzonder die* die voor het Hof zyn , weten alles een aardigen draay te geven , en van blaauw en zwart eene koleur te maken, die in het oog nes Konings zuiver wit is. (///) De Wet van nQ.od%aaklykb.eid Sc. Er is geliefden; buiteq tegenfpraak een Wet van nood'aaklykheid , die ver choonbair is; zoo is by voorbeeld , de Wet van zelfverdediging , by welke iemand , wanneer hy wordt aangevallen , en het gevaar niet kan  het 'Britsch Ministerie. §7 Jaaklykheid hunne gehouden handchvys handhaafde. Zaturdag den 3. Juny. Het Mini* nifterie heeft (mmm) met de grootfte kan ontvlugten zynen aanvaller mag ter neder vellen , zonder dat hy daar over kan geftraft worden „• doch veele oordee'en , dat hier de Wet- van neodzaaklylheid van de Engelfchen zeer kwalyk is bygebragt, want dat onze Republiek , maar niet Engeland , verraderlyk is geattaqueerd , en wat de Tractaaten aangaat , dat daar omtrent ' geen Wet van noodzaaklykheid. verandering kan maken , dewyl al het geen by dezelve is bepaald, aan beide zyden met onderling gen egen en wetenfehap van ai het geen deswegens zou kunnen gebeuren, is vastgejteld. (_mhm) Met de grootfte Mtgeïteniu Hier over geliefden ; zyn wederom verfchiilende gc 'agten, fchoon het geenfmtr. ia twyffeJ wordt getrokken , dat de Mmisters zoo wel als, de Koning ten uiterste ontfteld zyn geweest. Sommigen oordecclcn , dat de ontftehenis van de Ministens is ontdaan , door F 4 vrees  88 Dagboek van fte ontfteltenis vcrnoomen , de ' woede van een dolzinnig en losbandig gepeupel , onder het aanvoer van Lord Gorden, de vernietiging eisfehende van de bill vrees voor den geheelen ondergang van de Britfche hoof'ftad , en dus uit een billyk deel neemen in het belang hunner burgeren; doch anderen fpreeken dit tegen, zeggende : „ Hoe kan het in een verftandig „ men;ch opkomen te denken , dat de JVJi„ nisters zich den ondergang van ééne Stad „ zoo zeer zouden hebben ter harte ge„ noomen, daar zy zich onophoudelyk hebben „ beyverd , om het gehcele llyk te ver,■, derven ? Zou het gevaar van eene Stad „ hen zoo hebben ontftcld , daar zy zel„ ven in koelen bloede berokkenaars wa„ ren van den ondergang van een geheel „ Land ? dit is in het geheel niet waar„ lrhynTyk , en derhalven moet men be„ fluiten , dat hunne onftehenis is ontftaan „ uit een kwaad gewisfe , uit overtui„ ging, dat zy .ie inwooners en burgers „ grouwelyk hadden mishandeld , cn dat „ die vveliigt deeze gclegendiieid zouden waar-  HET BRITSCH MINISTERIE. 89 bill , welke ren voordeele der Britfche Roomschgezinden was vaftgefteld. Dat door deeze gewapende oproerige gemeente de grootfte baldadigheden, zoo aan „ waarneemen , om zich op hen te wree„ ken , hunne goederen te plunderen en te „ vernielen , en hen den hals te breeken. Dit gevoelen komt my niet onwaarlchynlyk voor, aandagtigen ; want geen boosdoener hoe groot, geen moordenaars, geen huisbrekers, geen dieven van het ergfte foort , kunnen zoo zeer geplaagd zyn met een beangstigd en ontrust bevreesd geweeten als een Regent , die *s Hands zaaken kwalyk beftiert , want indien hy maar één aasje flegts bezit Van dat ding , het welk geweeten wordt genaamd , is het onmooglyk, dat zulk een nagt of dag een oogenblik ontftagen is van deszelfs pynigmg. Kan er verfchriklyker denkbeeld in een ftervelir.g opkomen , dan dit : „ Dit volle „ beftaat uit een byna ontebaare menigte „ menfchen , welker leven, bezittingen, en „viyheden gefchenken zyn, die zy van „ hunnen fchepp.r hebben ontvangen; voor F 5 m welke  oo Dagboek van aan de leden van het Parlement ielve als aan de inwooners van Londen waren gepleegd. Vervolgens las men het adres , door het „ welke dat alziende weezen tot bier heeft » gezorgd , en wanneer die aangetast wier* den , zyn die gefchenken, ten koste van „het bioed van ontehjaare duizenden, ge- handhaaft en bevestigd geworden : 5, ik ben als een Rentmeester daar over » aargeftcld , om ten beste van dezeive ^ te zorgen , en tiie te handhaven ; en „ m plaats van dat, verzuin ik niet alleen „ derzei.l7 handhaving , my zoo duur aan*> bcvoolen , maar in tegendeel ik fpaar „ niets wat dezelve onherftelbaar kan ver- „ derven ! en waarom doe ik dit ? ï> om myn eigen belang , om myn byzon-.-> der voordeel , om in de gunft van een „ Vorst te ftaan , die even min als ik „ eenig belang (lelt in het behoud van „ zoo . veele mülioeaen menkhen ! om het a» éene familie , zoo als de myne, wel te „ doen gaan , verwaarloos ik honderd » duizende familieu! ö wee my! „ Doch  het Britsch Ministerie. 91 het Hogerhuis, op voordel van den prefidcnt van den raad ontworpen, aan den Koning gedaan , behelzende 1 Doch behartig ik in de daad wel het welzyn van myn huisgezin en " van myne kinderen ? Gaat het hun wel, " wanneer zy met eerampten worden be" kleed , welke qcen fchaduwe van eer " voor hun hebben, om dat die de bcloo""" hingen van gruweldaden zyn ? Kunnen zy " vermaak in dezelve fcheppen , kunnen ' zy de eer , anders aan die ampten verZ knogt, finaaken , daar zy van ieder vergat, gelasterd cn vervloekt zullen worden? " ö God ! welk ysfelyk , welk ver" fchrikkelyk denkbeeld doonnydt myn zielJ ; royne onfchuldige kinderen vervloekt te „zullen worden, om mynentfwïl, ornaat h„n vader een huichelaar, een draayer, ; een fiikflooyer , een booswigt geweeft is 1 Kan het een weldaad heten, dat ik hen tot voorwerpen van fchande " cn akemeene veragting maak! 6 my ramp„ zalige l dat ik myn roem , myn eer jaa „ myne zaligheid met voeten trcede , met «, om  P2 Dagboek van de een verzoek , 0m maatregulen te „om myne kmderen waarlyk gelukkig, „maar om hen het doelwit van een „ bdlyken volkshaat te maken , om hen " tC d°en vervloeken , gelyk ik nu reeds * vervIoekt worde ! ö wee m , i»-my ! " Vervl°ekirgen op myne arme , ramp. „ zahge kinderen, op myn graf, op myn " kouJ «ebeente te laden, om een guns» tig oog van myn Vorst , om goud , om „ eerampren , welke al haar eer en luis„ ter verhezen om dat ik of myne kin- „ deren die bekleeden • ö wee my.' wee 3-, my ! " Verv;°ekingen ! . Wie W£et hofi „ veele vervloekingen van rampzalige, van " ^ende ingezeetenen er op dit uur » zelfs tegen my worden uitgedonderd , «terwyl dui,ende benaauwde zugren van „ellendigen om myn verrradersca land«beftuur ten Hemel klimmen en de " 0ntz:ggelykste wraak over my eisfchen i » wee my! wee my.' - " », Ver--  het Britsch Ministerie. 93 te neemen , om de aanvangers van dat oproer te ontdekken , (nnn) „ Vervloekingen ! o Waar berg ik „ my ; de Heer van Hemel en aarde zelve „ vervloekt my , om dat ik het behoud van duizende ongelukkigen vervloeke!^— o „ wee! wee, wee, wee, wee my 1" Zoo geliefden ; moet het geweeten, hoe klein het is , van een Regent , die het heil van het Land , over het welk hy re* geert , aan zyn eigen baatzugt opoffert , hem in het aangezigt vliegen , befchuldigen en verdoemen ; het geritfel van een blad moe^ hem als het geuid des donders verfchrikken ; e'k opflag van een oog, die op hem w»rdt geworpen , moet als een blixemftraal zyn, die zyne ziel doorboort en vergruist. Doch de meeste kwaade Regenten of Ministers zyn van de^ze bedenkingen en pynigingen van een geweeten bevryd , om dat zy geen geweeten hebben , en het zelve waarfchynelyk niet eer zullen bekoomen, dan naa dat zy deeze waereld en met dezelve hunne verkeerde inzigten hebben verlaten. , -  94 Dagboek van (mm) op dat die voorbeeldig mogten worden geurafc. Die adres is door den Koning gunstig aangenomen. Maandag (nnn) Om ds aanvangers van dat oproer (e ontdekken. Hier toe zeggen foamigen , was dit adres onnodig , dewyl men wist, dat Lord Gordon4 alleen de aanvanger van dit oproer was , cn dat men met weinig moeyrc •hem kon ontdekken. Doch geliefden ; men moet in het oog houdtn , dat er een zeer groot onderfcheid is tu:fchen een gemeenen oproermaaker en een van een hooge geboorte! o dit fcheeit veel , dat fcheeit veel ! en geliefden! wat zou het er wonderlyk uitzien , w.mueer die met gelyke ftraf wierden beloond! hoe menig land zou dan van Koning , Vorst , ttaatsperfoon , Stadsregent &c. beroofd worden i hoe menig militair weezen zou dan zyn Veldmaarschalk , of een ander Generaal &c. door beuls handen zien fterven ! Ja geliefden! hoe onwaarlchynJyk myne Helling fchynt , het is. egter de waarheid ; er zyn groote oproermakers ! C«mO Is  HET B-RITSCH MINISTERIE. 95 . Maandag den 5 Juny.. Op die adres is terftond beflooten e,ene proclamatie uitte vaardigen , inhoudende een belofte van eene belooning van 50 ponden fterliüg aan hem, die iemand konde ontdekken, welke de voornoemde roomfche kapellen open? Is een mensch geen infaame , groote, ftralwaardige oproermaker , wanneer zyne regeering den val van een geheel volk , of den endergang van hunne Vryheid bedoelt? > is hy geen oproermaker, wanneer hy met geweld of list de conftitutie van haare Kegeering min of meer tot algemeen nadeel zoekt te veranderen ? Is hy geen oproermaker h wanneer hy door min of meer de volksregten te verkragten , daar, door zyn eed , trouw en pligt verzaakt, en de noodzaaklyke rust des Lands verftoort ? Is hy geen oproermaker , wanneer hy op de eene of andere wys cabalen maakt om zyne oogmerken , alleen het vermeerderen van zyne magt , of het vergroten zyner inkomsten , bedoelende , te doen begunstigen, en dus verdeeldheid, en verwaarloozing in het landbeftier te weeg brengt?  S>6 Dagboek v as opengebrooken , en aan de vlammen opgeofferd hebben , . belovende re gelyk kvvjtfchelding van ftraf aan den aanbrenger, ingevaile hy medepligtig mcgt wezen ; uitgezonderd zy , die het eerst de hand tot deeze violatien hadden geleend. Dingsdag brengt ? Is hy geen oproermaker , wanneer hy de ingezetenen des Lands , in plaats van die,als een Vader te beschermen , ten prooy van verwoesting en ellende laat , en zich hunnes gekerms niet kreunt of aantrekt ? Is hy geen oproermaker , wanneer hy den goeden, getrouwen raad van braave mannen , alleen tot herftelling van s' Land rust en welzyn ftrekkerde , in den wind flaat ? Nog eens, is zulk een Vorst niet aantemerken als een dwingeland, als een oproermaker , als een verhoorder van de publieke rust? jaa wel, jawel, geiiefden! en waneer een particulier burger met het honderdfte gedeelte van de misdaden Van zoommeerder was bezwaard, Z0U eenfchande, lyke doodftraf zyn zeker loon zyn. Wat  het Britsch Ministerie. 97 Dingsdag den 6 Jutiy , Het Minifterie heeft (00O mec fmerc deezen morgen ver" noó- Wat moet rtitrï derhalven van die kwaade Minifters , van die verkeerde Britfche regeering denken. Wat moet hun geweeten hun niet in het aangezigt hebben gevlogen, dat zy andere oproermakers , welke , hoe fchul* dig die waren, nogtans minder ftrafbaar waren dan zy , moeften vervolgen. (000) Met fmert vernoomen. Deeze woorden geliefden ! zyn van geene geringe bedenking * en er is ook eenig verfchil over derzelver waare mening. Sommigen oordeelen, dat de woordjes met fmert er niet by behooren, maar door eenvanhunnc gunftelingen er tusfchen gevoegd zyn , om dat het geen eigenfehap dier Minifters is fmert te gevoelen over de rampen des volks, want indien zy daar mede waren begaan geweest , indien zy in ftaat waren geweest , om medelyden met de onderdainen vaé het Koningryk te hebben, dat zy dan zulke uitfpoorige daaden, die tot verderf van het gantfche koningryk -ftrekten , niet zouden hebben aangevangen en nog veel minder ais zoo doldriftig voortzetten, gelyk zy tot nu toe gedaan hebben. G Maar  Dagboek van noomen , dat de Koninglyke proclamatie van den voorgaanden dag, van geen de minde goede gevolgen was geweest, maar dat het muitende graauw in deszelfs woede voortging , plunderende en vernielende al wat hun voorkwam. Vervolgens befloot men een boodfehap van wegen den Koning aan het huis der Lords te zenden, inhoudende dat zyne Maiesteit het proces zoude doen opmaken van die muite-makers , die de huizen en capellen der vreemde Minifters hadden geplunderd. Donderdag den 8 Juny. Het Minifterie heeft Maar anderen houden ftaande. dat die woordjes er wel dcugdelyk by behooren, want zoo iemand met fmert moest zyn aangedaan over het niet tellen van een Kabinets proclamatie , zoo iemand rede had om te klaagen , dat het grauw den fpot dreef met de koninglyke of Minifteriaale bevelen en bedreigingen , zoo waren het buiten tegenfpraak de Minifters , want daar zy door hunne rampzalige regeering de Liefde des volks hadden verboren , moest alleen vrees en fchrik voor hun gezag de regtmatige woede van het volk  het Britsch Ministerie. 99 beeft met zeer groote (ppp), verwondering en ontroering berigt ontvangen , dat het gepeupel nog by aanhoudendheid in desfelfs woede voortging; en den voorgaande dag volk in teugel houden ; dat niet gelukkende , dan was er niets , dat het gepeupel in toom kon houden , en de Minifters , die zy met regt als hunne flirofte Landpcsten konden aanmerken , hadden alles kwaads van hen ta wagten. (pfp) Met zeer groote verwondering: Hier zeggen fommige uitleggers is wederom een fchryflbut het woord verwondering is er naar hunne gedagten tusfchengeiast, dewyl het onmooglyk waar kan zyn, dat de Minifters zich verwonderden , dat het gepeupel flegts eenige weinige dagen in zyn woede en razerny voortging, daar zy zelve niet alleen eenige dagen, weeken , maanden , maar gantfche jaaren in hunne razerny voortgingen , welken , gelyk wy gezien hebben , en al de waere'd weet, duizendmaal flimmer duizendmaal ruineuslyker was dan de woede , de razerny des volks , hebbende het laatfte flegts G 2 voor  loo Dagboek van dag hethuis van den (qqq) Welgebooren Graave van Mansfield opengebrooken, -en alle deszelfs kostbaar huisraad van alle kanvoor een gedeelte, een klein gedeelte van een fc'tad te verderven; de Minifters daaren tegen een gantseh Koningryk. (qqq) Wel gebooren: Dit woord myne geliefden is van een zeer grooten nadruk, en betekent eigentlyk zoo veel als een rok met goud geborduurd of belegd, ook wel een of ander ridderlyk teken, en anders niet. Men kan niet ontkennen dat eigentlyk Welgebooren moest betekenen een man gebooren tot welzyn van zyn vaderland, maar waar zou dit heen, als men deeze betekenis aan dit woord wilde geeven ! hoe menig Welgebooren man zou dan van deezen tytel worden beroofd 1 hoe menig Graaf, Hertog, Prins of diergelyken zou dien aan een fchoenlapper of kruyer moeten afftaan! die hoe arm, hoe gering, dikwyls duizendmaal nuttiger is voor zyne medeburgers , dan die groote Hanfen, welker voornaamfte wetenf.hap dikwyls beftaat in het, over-  het Britsch Ministerie. ior kanten uit de venfters gefmeeten , vcr> brooken en verbrand hadden , gelyk ook deszelfs (rrr~) heerlyke Bibliotheek, fchilderyen en kleederen. Dat overdadig pleegen van wellusten, in het onderdrukken van arme ingezetenen. Het is dus eene uitgemaakte zaak, dat men door welgebooren niet anders moet verftaan , dan een wel gegalonneerd kleed, een ixelgepluimden hoed, een welgefchikt ridder, teken , een -welgeplaatste Jler op de borst cn dergelyke tekenen van ivelgeboorenen. (rrr) Deszelfs beerlyke Bibliotheek'. Dit was voor al te bejammeren volgens het zeggen van veele uitleggers, om dat die de fchoonfte was, die ergens by een liefhebber te vinden was, en onder welke een magnifieque collectie van Manufcripten was. Anderen ftellen er zulk een uitftekend belang niet in, doch deeze laatste zyn ongeleerden: „ Het is , zeggen die, met „ veele Bibliotheeken geleegen , als met „ de Bibliotheeken en kunstkabinetten , van „ veele Vorften, welke nimmer worden aangeraakt, dan warneer zy worden fchoon G 3 « ge*  ï02 Dagboek van Dat behalven de nog by tyds gelukkig aigekeerden aanval op het huis van den edelen Lord North , het gepeupel zich niet had ontzien om vericheide leden van het Parlement aanteranden, en ook „ gemaakt , en van welke niemand nut „ heeft , dan de oppasfers , die dezelve „ aan vreemdelingen en nieuwsgierigen voor „ een vereering laaten zien en bewonde„ ren. „ Zoo is het gelegen , zeggen ze vers, der , met die Manufcripten , die in „ deeze en geene Bibliotheek als eene „ uirfteckende kostbaarheid worden bewon„ derd , en welke , als nimmer voor 't „ licht komende , aan de Maatfchappy ,, niets nut aanbrengen ; alleen de motten „ die dezelve doorknagen , hebben rede, „ om zich met die kostbaare Manufcrip„ ten geluk te wenfehen. Warom, indien „ dezelve zoo heerlyk en vooitreflyk zyn, „ die niet in het licht gebragt , op dat het algemeen, ten minfte de geleerde „ waereld daar van dienst mogt hebben ? „ üpgcflooten, bewaard en in Cabinetten  het Britsch Ministerie. 103 ook onder deeze den Heer Burke te omringen, en zich over hem te beklagen, terwyl hy de Bill , ten voordeele van de Roomschgezinden ingeleverd , had onderfteund. Dat de Heer Burke (jm) de kloek" moe- „ geplaatst , kan men dezelve van min„ der waardy agten , dan een oud ftal„meefters paard, het welk ten minden „ nog ergens toe dienftig is. Schoon de Bibliotheek , de kostbaare Bibliotheek van Lord Mansfield dus ongelukkig een prooy van de vlammen geworden is , verzekert men egter , dat er geen één boek over de regten der voL ken , over het waare intreft van Grootbrittanie en deszelfs Geallieerden verbrand is, dewyl Lord Mansfield, zoo men verzekert , zich zoo fterk in dezelve heeft geoeffend , en die zoo by aanhoudendheid heeft gebruikt, dat dezelve reeds voor dit oproer geheel verfleeten waren. O) De kloekmoedigheid had gehad om aan zwe oproerige efc Hier uit ziet men, geliefden 1 wat een onfchuldig en G 4 OP"  ic-4 Dagboek van moedigheid had gehad, .om aan zyne op. roerige omringeas te zeggen; „ dat hy „ dat gedaan had uit overtuiging van zyn „ gewisfe, en dat hy oordeelde , daar „ toe vryheid te hebben ; en dat zoo zy cor- opregt geweeten durft beftaan ; dat ftaat ais een rots in het midden der ontzaggelykfte gevaaren, en zoo min het kan geboogen worden door vleyende beloften, zoo min vreest het de dreigende blikken van een vergramd Vorst , of eene onftuimige , woedende gemeente. Wat is Engeland niet veel verfchuldigd aan den grooten Burke , en andere zyns gelyke voorftanders van Regt en billykheid ! Wat zou een Nortb , Sandwich , Stormont en anderen met gesidderd hehbjen in het midden van deezen onttuimigen hoop, daar zy hunnen veroordeelenden regter niet in het gepeupel, maar i|i hunnen eigen boezem zouden gevonden nebben ! Zulke mannen als Burke zyn onfterfiyk ; bunr.e naam, hunne gedagtenis is der eeu^ vy^hddgewyd! — Ons Nederland mag cok op - ■ zulke  HET BRITSCH MINISTERIE. IOj „ oordeelden, daar zich over te moeten „ wreekch, zy zulks konden doen ,• dat „ hy onbevreesd door het midden van hen „ was aangegaan , gerust zynde , dat hy „ niets had verrigt, dat enigfints hunne „berisping verdiende; («O dat ieder „ hun- zulke Helden roemen, op Landregeerders, die onwrikbaar pal ftaan tegen beloften en bedreigingen , en die des noods hunne welvaart, hunne bezittingen en hun leven voor 'sLands welvaaren zouden opofferen. o Mogten toch alle braave Nederlanders die Helden in een eeuwig aandenken houden , en met pen en mond , tot befchaaming van fnoode Landverraders, derzelver roem gedurig trompetten! (ttt) Dat ieder hunner tuist , dat hy altyd een voprft'ander -van het -volk en deszelfs belang geweest ware &c Hoe aangenaam , hoe verkwiklyk is het voor groote verhevene zielen, wanneer zy in tegenwoordigheid van al het volk kunnen en mogen zeggen: „ Gylieden allen weet dat „ wy uw belang hebben behartigd! " welk een veilig lchild is dit voor hun in de G 5 aller-  tv6 Dagboek van „ hunner wist, dat hy altyd een voor. „ flander van het volk en deszelfs be* lang geweest ware, en dat hy zulks „ altyd meende te blyven. Dat het woedende gepeupel voornoemden Heer Burke hier op veilig had laEen vertrekken, maar was aangevallen op verfcheiden pairs , die naar het Hogerhuis reden, en onder anderen, de (urn) koets van allergrootste gevaaren, waar in de onfchuld als in een dierenperk geflooten , de wreedheid temt; geen Prins , fchoon omringd van duizende lyftrauwanten is zoo veilig, als een Regent, die zich op het volbrengen van zyn eed en pligt, op het handhaven van het belang der Ingezetenen kan beroepen ; wanneer een Vorst door flegt beftier de gunst van 'sLands ingezetenen verliest, waggelt zyn gebied en zyn leven hangt aan een zyden draad; ea in tegendeel wanneer een regtfehapen Landsvader met de ongenade met den haat of nyd zyner tegenpartyders gedreigd wordt , zyn duizende monden en pennen , ja des noods zwaarden tot zyne befcherming gereed. (j*uu~) De koels van Lord Sandwich &c. Welk  het Britsch Ministerie. 107 van Lord Sandwich aan fplinters hadden geflasen , zynde voornoemde Lord, zeer in hec aangezigt gekwest , naauwlyks met gevaar van zyn leven hunne woede ontfnapt. Vrydag den 9 Juny: Dezen morgen is ten huize van Lord Stormont eene raads- Welk een hemelsbreed onderfcheid in de behandeling , geliefden ! de Heer Burke de grootste voorftander , de fterkfte verdediger van de Bill, om welke te vernietigen het gepeupel de wapenen had opgevat , wordt aangerand , en het vo'k beklaagt zich over deeze zyn daad; hy fpreekt met dien moed, die den braaven Landsvaderen is ingefchapen; zyne woorden vinden ingang ; en het gepeupel befchaamd en overtuigd van derzelver waarheid laat hem gaan ! Sandwich in tegendeel wordt fchriklyk mishandeld ; wat of de rede ware, dat Sandwich zich ook niet beriep op zyne op; egtheid, op zyne verkleefdheid aan 's Volks belang? Ik zal het u zeggen, ge'iefUenl om dat hy overtuigd was, dat het Volk hem dan terftond als een logenaar  io3 Dagboek van raadvergadering gehouden, om (yyPy met enr-t te beraadilagen , wat er in deezen angs:valligen tyd moest ter hand genoomen worden. Eq, genaar cn verrader den hals zou hebben gebrooken. (w) Oot met crntt te èeraadlagen. Sommige uitleggers oordeelen, dat deeze Raadsvergadering gehouden is over den al • gemeenen benaauwden toeftand van het Koningryk , want dat de woo-den angjlvalUgen tyd te algemeen zyn, om dezelve alleen op het onheil der Stai Londen toerepasfen. Dit wordt van anderen zeer tegengefproken , die ftaande houden , dat Stormont en zyne complicen geen lieden waren , om over den toeftand van het Ryk met ernst te beraadflagen ; dat de baitengewoone nvoeging deezer twee woordjes duidelyk aanduidt, dat in de gewoonc Raadsvergaderingen der Minifters geen crnjlige beraadslagingen tot behoudenis van het Koningryk plaats hadden ; dat het derhalven buiten kyf was, dat het oogenfthynlyk gevaar , in het welk zy ver-  het Britsch Ministerie. 309 Eodem die': is ten twee uuren naa middag een kabinetsvergadering gehouden te 'st James, in welke wierd overwoogen , welke de beste middelen waren, om de aanvoerders van dat verfchriklyk tumult in banden te krygen : ingevolge van welke er een volmagt wierd getekend, (xxx) om verreerden, hen dwong tot ernfllge beraadslagingen , zoo tot behoudenis van de Stad, als van zich zeiven. Qxxx) Om Lord Gordon in hegtenis te brengen. Hoe wonderlyk gaan de zaaken in deeze bedroefde waereld geliefden! er is een Latynfch fpreekwoord of versje dat aldus luidt; Dat Veniam Corvis, Vexat Ccnfura Columbasl het welk in onze moedertaal , naa de vertaling van broeder Hillebrandus das luidt. * Zyt * Zie Hillebrandus hvens befchryving der zoogenaamde Regters.  iio Dagsoek van om Lord Gordon in hegtem's te brengen , wordende aanftonds twee van '3 Konings bodens belasc zich cot dat einde naar het huis van Lord Gordon te begeeven. Zyt gy uit laagen ftam gefprooten En hebt gy hier of daar misdaên, Hoe klein 't ook zy, 't geweld derGrooten Zal u tot ftraf ter ncderflaan. Maar kunt gy u van adel roemen, Of fchoon ge een dief of moorder zyt, Of fchoon het Regt u moet verdoemen, Gy blyft gerust van ftraf bevryd. Het is in de daad zoo geliefden! Och jaa , en het is ook met deezen Gordon ook zoo gebieeken ,• hy wordt het eerst als het hoofd van het complot , als de eerfte opfteiler en famenroeper van dit losbandig gepeupel in hegtenis genoomen: hy was het ook in de daad ; alle die rampen, die de Stad zyn overgekomen, waren uit zyne dolzinnigheid en wra.kzugt tegen zyne mede Stad-en Landgenooten, die eenen anderen Godsdienst dan hy beleden, uit een  het Britsch Ministerie, ui Vry dag den 16 Juny: Heden morgen is in een Cabinetsraad beftooten , dat men op maandag den 19 dezer uit 's Konings naam een fchandelyk opftaan tegen zyne wettge overheden voor gefprooten , en dus was hy ten hoogste ftrafwaardig; men liet hem lang zitten ; maakte zyn Proces op , en , o wonder , boven wonder ! zonder den Lord Gordon ten roinften voor gek te verklaaren , word hy onfchuldig verklaard, en op vrye voeten gefteld ! Misfchien heeft men begreepen , dat zyne muitemakery , een yver voor bet Geloof was, of fchoon het een vrrwoestenden , dolzinnigcn , dweepzieken yver was; en hem om die rede van ftraf verfchoont; Maar hoe is het mogelyk, dat eene Regeering , welke door haare flegte handelwys met haare eige orderdaanen en nabuuren toonde, dat de hoofdarticuls van het Geloof haar zeer vreemd waren, zoo veel aan zulk een dolzinnigen yver voor het Getoof kon toegeven , om den ftrafwaardigften van alle de misdadigers vry te laten! Trou-  112 Dagboek van naam een boodfchap aan het huis der Gemeente zal doen mee berigt , dar zyne Ma- Trouwens , geliefden ! men maakt thans van het Geloof een fluijer of dekkleed, waar mede men de fnoodïle boosheden , oproermakingen, lasteringen etc. zoekt te bedekken ; en dit is zoo vreemd niet, dewyl het dom gemeen zich veel al door zulk een dekkleed laat ve-biinden, om niet door te zien op die gruwelen , die onder of agter hef zelve verborgen zyn. Zulk foort van volk vindt men met al. leen in Engeland, maar ook in Holland; daar mede de grootste guiten de fchandelykite veraderyen , het voorfpreken en verontfchuldigen van 'sLands opënbaareq vyand bekleden met dat kostelyk dekkleed, G sloofsgenootcn. Doch zoo zagtzinnig als men met het hoofd van deeze muyters heeft gehandeld, zoo hard heeft men aan den anderen kant geleefd met fommige van de in hegtenis gebragt zynde oproermakers , welke door dien Aroom onfchuldig waren medegefieept; zoo dat zelfs kinderen van veertien jaaren opgehangen zyn. Het  het Britsch Ministerie. 113 Majesteit (yyy") één hunner leden in hcgtenis had doen brengen , met byvoeging van de befchuldigingcn tegen hem ingebragr. Vervolgens is bcflooten , dat men (zzz) tQi- Het boven aangehaalde versje is derhalven in deeze regtspleging ten vollen bekragtigt; en leefde die Philofcoph nog, Welke zeyde , dat de deugd het beste befchermfchild tegen alle onheilen was, hy zou zyn woord in den hals halen, en voor deugd, adeldom zetten. (yyy) Een hunner leden. Het zou niet ondienftig zyn geweest , dat men onderzoek gedaan had , of er onder deeze aanzienlyke vergadering ook nog meer muitemaker? waren, en het is meer dan zeker, dat het er op geen één zou hebben aangekomen. (322) Terftond. Dit is een zeer naadrukkelyk en nutr'g woordje , doch het welk in het hedendaagfeh ftaatkundig fystema van Europa eene ge'aeeïe andere betekenis heeft dan voorheen. H Dit  U4 Dagboek van terftond een Comnvsfic zal benoemen f cm den ftaatsgevangcnen te regt te ftellen. (aaaa) Ook is ten zelve dage befloeren Dit blykt ook in het gevat van Lord Gordon : men zou icrjlond eene commisfie tot zyne te regtftelling benoemen, hem terjlor.d zyn proces doen opmaken &c: en nogthans is er een ongemeen langen tyd verlopen, eer het zoo ver gekcomen is. Het bl)kt n.-g zekerder uit den oorlog, die thans wordt geveerd ; men wordt op het lyf gevallen en geplunderd ; wat was er dus natuurlyker, dan dat men terftond die gepaste middelen by de hand nam , waar door men zich zeiven verdedigen en den vyand allen afbreuk d'en kon? Men fprak er ook dadelyk van ; men befloot terftmd de heilzaamfte belluiten te beraaruen, en terftond zich met alle magt te wapenen ; maar helaas ! daar is tot nog toe weinig of niets van gekoomen. De woordeboekmakers zouden derhalven zeer wel doen, indien zy in plaats van het woordje terftond ^ langfaam of nooit gebruikten. (aaaa) Ook ts ten zelve dage bcfloten de ri-  Het Britsch Ministerie. 115 ten de rigoureuste (tranen uitteoeffenen, zonder eenig aanzien van perfoonen, kunne rigoureuste ftraffen uitteoeffenen , &c dit is wysfelyk , zeer wysfelyk, want er zyn geen fchadelyker pesten in een Maatfchappy, dan de voorfhnders der gemeene rust, en fchenders van het geluk van een volk; en dan zulke verfchrikkelyke oproermakers, die meer dan honderd huizen vernield • en een milüoen ponden ftcdings fchade gedaan hebben het vereischt geen bedenking; zulk volk moet ten rigoureuste geftraft, worden. Maar onze geliefde broeder Hillebrandus had hier eene zeer ftigtelyke bedenking 0.3, en zeide met zeer veel aandoening van zyn gemoed in de laatste vergadering de volgende woorden. „ Broeders en zust rs! wat maakt het oproer , dat te Londen is voorgevallen, een verbazend gerugt door de gantfche „ waereld ; en geen wonder , gelief ie vrien„ den en vriendinnen ! daar tr zulk eene „ lchrikkelyke vernieling heeft plaats gehad, „ en zulk eene conüderable fchade g.fchied is ; zulke booswigten zyn met regt mannen en kinderen des doods. "/Ha v Maai  ïió Dagboe van ne of jaaren , J aan de bewerkers van dat vcrfchrikkelyk tumult, door het welk ruim „ Maar geliefden! het is meer te ver„ wonderen •> dat men in andere koningry„ ken en Landfchappen dat voorbeeld niet volgt, en de oproermakers en zulke, „ die door verraad of trouweloosheid niet ,, alleen een halve ftad ruineeren, niet al- leen honderd duizenden aan fchade „ veroorzaken , maar zelfs een Koningryk „ of Landfchap tragten te verderven , des„ gelyks eenen ichandelyken dood aanj, doet. Zyn het geen verfchrikke- lyke oproermakers , die tegen den wil „ van de Hooge overheden aandruifchen , .,, en derzelver pogingen tot welftand en „ behoud van Land en volk verydelen ? „ die , wanneer het Land door een aan- val van de vyanden , of anderünts , in den uiterften nood is, om geld of om „ eige grootheid , niet alleen dien vyand „ nier met alle kragt weerftreven, maar „ ook heimelyk en openbaar in de hand „ werken, hem vooiftaan en verontfchuldi„ gen, en daar door den moed der bur- » ge-  het Brïtsch Ministerie. 11^ ruim honderd huizen verbrand, of geplunderd zyn ; en een millioen ponden fterlings fchade gefchied is. Maan. „ geren fchandelyk uitblusfen ? 6 Ja , broe}l ders ! zy zyn des ' doods fchuldig! „ Zyn het geen overgegeven oproerma„ kers, die alle middelen in het werk „ ftellen , om te verhinderen, dat men „ door de wapenen die aangenaame rust, 5, welke door een godloozen vyand ver„ brooken is , herftelle, en niet alies in „ het werk ftellen , dat mogelyk is , „ om- dien vyand te beteugelen , terwyl „ die , (leunende op die verraderlyke op„ roermakers , ongeftoord zyn gang gaat „ met plunderen , verwoesten en land en „ volk te vernielen ? o Jaa , ge- „ liefde broeders en zusters ! Zy zyn ver„ fchriklyke , boosaardige , Godvergeeten „ oproermakers , die men tot hunne ftraf, „ met zoo veele paarden van een moest „ laten rukken, als zy voor hunne prag- tige koetfen gebruiken. „ Er is door het oproer te Londen een 9, millioen ponden fterlings fchade gcfohicd; H 3 „ dit  ïi8 Dagboek van Maandag den i1 July is heilboten, dat Lord Stormont aan den grave van Wel- „ dit is groot, dit is zeer groot, ik moet „ het bekennen, en verdient eene zwaare „ ftraf, maar ik weet niet broeders en „ zusters ! waarom men zulke Minifters ook „ niet zwaarlyk ftraft, die ongelyk veel „ fchaden en bloedftortingen of veroorzaakt, „ nf dezelve niet verhinderd hebben , door „ die magt, welke hun tot dat einde ge„ geven was ? " „ Het is zoo als gy zegt, broeder, zei zuster Brigitta ; doch gy moet on» „ derfcheid maksn tusfchen groote en klei„ ne oproermakers ; de eerfte zyn zeer „ voornaame , aanzienlyke lieden , onder „ welke men Koningen, Prinsfen , Hertogen „ &c telt, en die onftrafbaar zyn, om „ dat hunne magt die der wetten te bo„ ven gaat; ten minden zy oordeelen zoo, „ en doorgaans zyn de handhavers der bur„ gerlyke wetten, hoofd voor hoofd verre „ beneden hen, warom die, om zich in „ de gunst van die Hooge oproermakers „ te dringen , alle hunne daden , hoe „ boos ,  het Britsch Ministerie. Welderen , als ambasfadeur van H. H* Mogende, de Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden, zal verkiaaren uit naam des Konings («) > dat zyne Ma- „ boos , hoe godvergeeten , toejuichen. „ De andere oproermakers zyn doorgaans T, van het , geringde gemeene volk ; en „ om dat de Regter van deeze laatfte „ geene belooningen of bevorderingen voor '„ zich of zyne nabeflaanden kan verwag" ten , oordeelt hy hem zeer fchuldig en Z ftrafwaardig, warom ook de galg alleen 4, voor dit laatfte foort van oproermakers , hoewel op verre naa zoo fchuldig niet als het eerfte foort, gefchikt „ is. " '\bbbb~) Dat zyne Majesteit &c Hier uit geliefden ! zouden zommige oordeelen, dat de mishandelingen, die de Hollanders van de Engelfchen hebben moeten dulden, door toelating van zyne Majesteit hadden plaats gehad ; doen zy die weten, hoe weinig deel die vorst aan de RegeerinR heeft, zullen hem daar gaarn van verontfchuldigi houden; de naam van Majesteit bf KaH 4 ninS  f20 Dagboek van Majesteit (ccccj voortaan de vlag der Republiek zal doen respectceren , en daarom aan zyne Oorlogfchepen had doen beveelen, van voortaan den koophandel en fchecpvaan van de verenigde Neder, landen nk: meer te ontrusten , 0f te mis- ning is maar zoo iets pro furma, en om de handelingen van de Minders eenige aucton'teit bytezetten. {cccc) Voortaan, dit kleine woordje is hier van eene ongemeene kragt en nadruk ; het bewyst voor cent , da: de Britten tot hier toe de vlag der RepuWiek r.let hebben gerespecteerd , en dat zy den koophandel en fcheepvaart der Hol. landers tot hier toe ontrust cn mishandeld' hebben; dat zy zelve daar van overtuigd waren , en daarom voor het toekomende beterfchap beloofden, ten ïauden dar d" Engel.'cht Nederlanders een magtig groot abuis begaan, wanneer zy, zoo" als zy doen , met ftyve kaaken bewecren, dat En^e'and de imvoenders van de I\'ederlati 'en niet heeft mishandeld , ten zy men wi.de varaoertteltei , dat zy het beter wiiten  h3t Britsch Ministerie. ïai mishandelen , ten zy in geval , dat hunne fcheepen beladen waren met contrabande goederen of fcïaeeps ammunitie, gedcsthecrd voor de vyanden van de Britfche kroon ; willende zyne Majes. teit; dat deeze bevelen naauwkeurig gade worden gellagen. Maandag den 11 Augustus. Het Minifterie heeft beflootcn , op het raport, dat de Britfche oorlogfloepen de Race* hor~ wisten dan de Engelfche Regeering zelve. Wanneer men deeze zoogenaamde Koninglyke verklaaring nagaat , en dan daar by vergelykt , wat er van geworden is, en hoe de Britten naa deeze Declaratie de Hollanders nog erger hebben mishandeld dan voorheen , dan krygt men een klaar denkbeeld van de Engelfche trouw , en hoe veel er ftaat te maken is, op de verzekeringen en beloften van die Natie, of fchoon zy beftempeld zyn met koning- lyk merktekens. Dit zou alle andere Natiën zonder twyffel de oogen hebbeu U $ geoï  i22 Dagboek van horfe en de Antigua een Zweeds convooy hebbende willen vifiteeren , door een Zweeds oorlogfehip, dat het zelve geleidde, deerlyk zyn gehavend ; het bewuste geval , zoo als onder volgt, in hun dagboek te infereeren , en het zelve te houden Pro Metnoria, (dddd) De geopend , en haar doen zien , dat zy zich op zulk een Volk niet moesten verlaten : doch wat zal men zeggen, geliefden ! het fchynt, dat de Hollanders thans gefchikt zyn, om willens en weetens blind te wezen. (ddad) Pro Memoria. Deeze woordjes geliefden ! geven te kennen, dat die zaak daar mede aan den fpyker wierd gehangen, en dat men die zou laten zoo als die was. Het is eigentlyk een term van een boek-of comptoirhouder , die een post, van we ke niet ste halen is, op dusdanige wys in rekening brengt. Als men dit zoo befchouwt, moet men toch zeggen, dat de Engelfchen zeer wel weten , wat hun te doen ftaat, en dat zy weten te geven en te nemen ; zy hebben daar  het Britsch Ministerie. 123 De Schepen de Racehorfe en Jntl«ua in het kanaal een Zweedfch convooy ontmoetende , uit 25 of 16 fchepen beftaande , cn flegts begeleid door een Zweedfch oorlogfehip van 50 Hukken daar in veel van de eigenfehappen van den berugten agtkanten boer, zoo wel als zy met deszelfs caracter en aart doortrokken zyn. Zy bemerkten , dat de Zweeden geen katjes waren om zonder handfehoenen aantetasten ; dat hunne oorlogfcheepen met Toede gezonde orders waren voorzien , om geweld met geweld te keer te gaan, en dat het derhalven raadzamer was. om de handen van zulk een ongemaklyk volk aftehouden , het welk geen Engelfch kortswyl verflaan wilde. Maar de Hollanders , ö dat is een ander volk, die lieten zich lollen, zoo als men begeerde , en derhalven duizendmaal beter met deeze laatfte te doen hebben ; van deeze was wat te halen zonder het minfte gevaar , cn het geen men dus by den gewaanden buit der Zweeden moest verliezen, tvas ryke-  ï-4- Dagboek van ken , befloöten het zelve te (eeee) viffteeren. De Antigua liep een galjoot aan rykelyfc met de bezittingen der Hollanders te vergoeden. Arme Hollanders! 0*0 Vifiteeren. Dit woordje geliefden! heeft zeer veele en verfchillende bei tekenïsfen ; by des onkundigen zou het enkel doorgaan voor het onderzoeken, ofde fcheepeq van de fouverainen van hun-4 ne Natiën voorzien waren van de nodb ge documenten, om derzelver ladingen en destÏBatie te certificeeren ; of wel uiterlyk, om dadelyk te onderzoeken waar in derzelver ladingen beftaan , fchoon ten ftrikfte genomen , de dadelyke uitoefening van dit laatfte niet overeenkomftig zy met het zeeregt. Maar by de Engelfchen , geliefden! heeft dit woord eene veel uitgebreider beteke. nis. 6 De Engelfchen zyn ongemeen vernuftig , en weten uit vermolfemd hout goud te fineden, Het zal uw aandagt wel waardig zyn, eens naauwkeurig te ontleden, op wat wys de Engelfchen dit woord verftaan , en hoe zy dat in het werk ftellen. Tm  het Britsch Ministerie, isy uun boord , en tragte het zelve mede te voeren , doch het Zweeds oorlogfehip maak- Ten eerfte wanneer een Engelsen oorlogfehip of kaper een neutraalen koopvaarder ontmoet, waarfchuwt hy hem met eenige fcherpe fchooten , of met een volle laag om by te draayen. Ten tweede by gedraaid zynde komt een Engelfch officier met eenige manfehappen. welgewapend en met de bloote fabel in de vuist , aan boord van het neutraale fchip , en groet den Kapitein van het zelve met eenige God dem's. Ten derde verzoekt hy den Kapitein met een ruim aantal fcheepsvlocken en dreigementen , om zyne fcheepspapieren te vertoonen. Ten vierde wanneer de Kapitein die vertoont , neemt de Engelfche officier die genadig aan , doorziet dezelve, en die in order bevindende , fcheurt hy die in (tukken , fmyt ze in zee, of fteekt ze in zyn zak, en vervloekt zich op een zeer honette wyze , dat ze niet deugen, en dat de Kapitein een fmokkelaar, een fchurk &c. is.  ïs5 Dagboek v a h maakte terftond jagt daar op en gaf het de laag. De Commandant der Ra. celen vyfde verzekert hy den Kapitein op zyne eerlykheid , dat zyn fchip een goeden prys is, en dat hy zich in de P0cdzaakJykheid vindt van hem op te brengen. Ten zesde wanneer de Kapitein daar tegen protesteert, epbewem, dat zyn lading vrye waar is , niet gedestineerd naar eenige vyandelyke geblokkeerde haven, dan onderrigt hem de Engelfche offi.ier , met eenige zwaare fabelflagen , dat hy onge!yk heeft , cn dat het zyn pligt is te gehoorzaamen. Ten zevende gaat onderwyl het Enge^ch fcheepsvolk aan het vifiteeren op hun manier , dat is te zeggen , dat zy kisten cic. met geweld openbreeken , en aan «ukken flaan , en daar uit fteelen het geen hun aanftaat , de rest of vernielende of in zee fmytende- Ten agfie word de Kapitein aan boord gevoerd van het vyandelyk fchip* daar hy door den Engelfchen Kapitein als een hondsvot wordt verwelkomd —, terwyl er een party  het Britsch Ministerie. i»7 ' cehorfe in de (ƒƒƒƒ) zekere verbeelding, dat alle deeze fcheepen met contrabande goederen geladen waren , naderde ook het party Engelfche matroozen op den zoogenoemden prss worden gefteld, die aldaar leven , als - dragonders , die op executie liggen. Ten negende voert men dit gevifiteerde neutraale fchip naar de naast by gelegen Engelfche haven, alwaar het in de handen der Admiraliteit wordt overgeleverd, welke men moet confidereren als de waere'dlyke rigter , in welks handen een ketter van wegen de inquifme wordt overgeleverd, en weiks taal terftond is: Ten vuure\ (ffff) Zekere verbeelding. Het is wonderlyk geliefden ! dat de Engelfchen zoo veel dvereerlkt»m«t in de verbeelding hebben met dien berugten Cartouche : deeze verbeelde zich ook , dat al wat hy zag , zyn eigendom was. Zoo is het met de Engelfchen ook i zy hebben eene wondere verbeelding. Hier dient wederom eenige uitlegging van de Engelfche verbeelding. Het is buiten tegenzeggen, dat verbeel- ding  ia3 Dagboek van het convooy , en nam twee fchepetf van het zelve , zynde het één geladen met duigen en Noordfche deelen , gedes- ding verfchilt met de waarheid der zauke zelve. Zy verbeelden z\ch ten eerfte; dat de Europifche zeeën hun alleen toebehooren, en dat zy dus daar op de wet aan alle andere Mogendheden mogen ftellen. Dit is zotheid. Ten tweede verbeelden zy zich, dat zy regt hebben, om alle fchepen van andere Mogendheden te vifiteeren. Dit 'is heerschzugt. Ten derde verbeelden zy zich, dat zy de Tractaaten, naar hunnen zin mogen veranderen. . Dit is meineed. Ten vierde verbeelacn zy zich, dat zy den koophandel van andere Mogendheden mogen den bodem inflaan. Dit is onregtvaardigheid. Ten vyfde verbeelden zy zich , dat zy onder betuigingen en aanroepingen van Gods heiligen naam hunne Geallieerden op het lyf mogen vallen en plunderen. Dit is  het Britsch Ministerie. 139 destineerd (gggg) naar Lisbon , en het; ander met yzer en aluin naar Bour- deaux. is roofzugt en diefftal , geconfyt met de allervergaanfte geveinsdheid en godloosheid. Ten zesden: verbeelden zy zich , dat zy , wanneer het hun goeddunkt , en zy hunne vrienden , naar hun genoegen , mishandeld , beroofd en geplunderd hebben , dezelve verpligt zyn , hunne aanbieding van herftelling van vreede en vriendfchap aanteneemen, zonder vergoeding van fchade- Dit is wederom zotheid. Derhalven ziet men klaar , dat de Engelfche Verbeeldingen met zotheid beginnen , en met zotheid eindigen. (gggg) Naar Lisbon. Dit is iets wonders , dat de Engelfchen iets met geweld wiilen vermeesteren , dat naar Lisbon ge- destineerd is ! Het is zeldzaam , dat een vader zyn zoon van toevoer en onderhoud wil vevfteeken ! —- En men kan Lisbon ten minften als een Pupil van Engeland aanmerken ; het is zoo ; Lisbon is maar een onwettig kind van Engeland , maar die Hoven maken geen onderfcheid tusfchen wettig of onwettig ; 1 men  136 Dagboek van deaux. Dat het Zweedsch Oor'ogfchip dit bemerkende terftond het op de booten van de Racehorfe aanhield • daar op uit 21 ftukken fchoot , en ( hhhh) niettegenftaande zy de Engelfche men kan ten minften verzekerd zyn , dat Lisbon , hoe oud het ook zy , tot nog toe aan de leiband van Engeland loopt. ( bhhh) Niet tegengaande zy de Engelfche vlaggen lieten ivaayen. Hier uit geliefden ! ziet men de grootheid der Engelfche verbeelding , welke zy van hunne magt en gebied over de Zee vormen : het woordje niettegenftaande geeft hier te kennen , dat de misdag van het Zweedsch Oorlogfehip des te grooter was , om dat het zich durfde onderwinden, zyne onderhebbende Koopvaardyfchepen te befchermen tegen ëngelschen , die Meesters van de Zee zyn ! waar van de Zweed niet onkundig kon zyn , dewyl zy hunne vlaggen toonden , en daar mede even als de tekenen , met welke de dienaars der Juftitie uitgemonderd zyn, een volftrekte magt hadden, om alles te doen wat zy wilden. Naar  het Britsch Ministerie. 131 fche vlaggen lieten waayen , die itt den grond tragtede te booren , waarom het de floepen ( Uit ) raadzaam oordeelNaar myne gedagten heeft het toonen van hunne vlaggen hun meer nadeel dan voordeel aangebragt , dewyl de Zweed daar door aanftonds kon bemerken , dat hy met rovers te doen had , en dat het zyn za.k was op zulk volk te paéfén , en hen met fcherp te begroeten. (iiii ) Handzaam oordeelden aftehouden9' Wonderlyk , regt wonderlyk , geliefden ! is het , dat de Engelfchen , hoe zeer by hen een verbastering van woorden en betekeflisfefl plaats heeft, wanneer die Ver* honden , Tractaten , Regten , Vriendjchap en dergelyken aangaan, egter omtrent hun Meesterfchap van de Zee het woordje raadzaam in zyn k;agt fchynen te kennen. By: voorbeeld; zy oordeelden het raadzaam, om de Schepen van de Keyzerin van Rusland aantehouden en moeyelykhej'd aante•doen , maar zoodraa die Vorstin hier over klaagde , en de tanden toonde , vonden zy het raadzaam palm in het vuur te 1 a leg-  132 Dagboek v a »i deelden aftehouden , en alle zeilen by te zetten , om hen te ontvlugten. En dat leggen , en net een ik verzoek excus , en met belofte van beterfchap voor het, toekomende , de onderdaanen en fchepen van het Rusfisch Keyzerryk ongemoeid te laten. Deeze Algierfehe , ik wil zeggen , Engelfche Rooffchepen oordeelden het raadzaam de Zweeden volgens hunnen gewoonen trant aantehouden en te mishandelen ; doch toen zy zagen , dat de Zweeden het raadzaam cordeelden , om hun het hoofd te bieden, en op hen lostebranden, oordeelden zy het raadzaam , aftehouden ; en het Miniflerie, anders zoo zeer gewend om hun gewaand Zeegezag (taande te houden , oordeelde het raadzaam , om daar van ten opzigt van Zweeds aflrand te doen, en geen gloeyend yzer met de blocte hand aantetasten. Doch daar zy z:en , dat de goede Hollanders , uit puure liefde tot hunne Engelfche Gelo fsgenooten het raadzaam oordeelen , zich te laten mishandelen , hunne Koopvaardy te laten (hemmen, hunne vlag te laten fchenden 4 hunnen goeden naam  het Britsch Ministerie. 133 dat het Zweeds Oorlogfehip (kkkk) in het geheel 84 en de andere Schepen ieder omtrent 30 fchooten op de onze gedaan hadden. Ten naam en dapperen roem te laten vertreden , oordeelen de Engelfchen het raadzaam , om zich daar van te bedienen , en met hunne droomende Bondgenooten om- telpringen , als de kat met de. muis. Zy hebben waatlyk geen groot ongelyk ; want die zich zeiven tot een ezel maakt, heeft het ook alleen zich zeiven te wyten als hy pakken moet dragen- (kkkk) In het geheel 84 &c. Dat is wat anders geliefden ! dan zoo maar één fchootje in het honderd te doen ! trouwens , men moet dit ook niet aan een Vlootvoogd wyten , want zyn veel of Weinig fchieten hangt alleen af van de orders , die hy krygt ; maar geliefden ! bedroeft 'er u toch niet over , dat de Zweeden , door hunne cordaatheid en moed die Koopvaardyfchepen uit de Britfche klaauwen hebben gerukt , en dat die van onze arme Nederlanders zoo maar als vuil linnen door de Engelfchen zonder flag of l 3 ÜQQÏ  S34 Dagboek van Ten zeiven dage (UU) heeft het Minifterie beflooten dat men het convooy , ftoot zyn by een gepakt en wegge- fleept ! Wy zullen ook wel eens een beurt krygen ! 6 Wagt maar , als wy eens met Vrankryk in oorlog raken , dan zal het eens anders van het houtje g:an , dan zullen onze Officiers mogen vegten als baa:lyke duivels , jaa wel dat durf ik u belooven , al was het maar om üngeland dienst te doen ; want dat zyn tcch onze Geloofsgenooten, en dat woordje och dat is zoo dierbaar; het is zulk een troost vcor iemand, die liever wyn als bloed ftort , dat men zulk foort van volk tot zyn Geloofsgenooten , vrienden en maagen hetft. ( UU) Heeft hst Minifterie Sc Sommige uitleggers wel aandagtigen ! oordeelen , dat deeze Christelyke , betamelyke Reftlutie van het Minifterie haaren oorfprong verfchuldigd is , aan de geneigdheid óm Rusland in de belangen van Groot - Brittannie overtehalen , en vooral zich te wagt en , om dat Ryk door bete  het Britsch Ministerie. 135 vooy , dat onder de befcherming van eenige Rusfifche Oorlogfchepen , naar Vrankryk cours zettede, niet zoude vifiteeren. Maan- ledigingen ten onvriend te maken : het was zeker zeer voorzigtig en wys ; maar in dat geval zou men oordeelen , dat het even voorzigtig en wys zou gehandeld hebben , met zich te wagten , om de Hollanders te viüteeren , want aan derzelver vriendfchap was hun meer gelegen dan aan die der Rusfen , ten zy men wilde veronderftellen , dat de Engelfchen , op dien tyd , zoo zeer niet met hunne omkopingen konden ftaagen m Rusland als in Holland , waar door zy zich voor de Hollanders zoo niet behoefden te wagten. Doch ik voege my liever by hen, die oordeelen , dat deeze ongewoone vriendelykheid van het Minifterie fproot uit eene niet ongegronde vrees , dat de Rusfen voor hunne vifiteerders dezelve foupe zouden gekookt hebben, op welke de dappere Zweeden hea hadden getrac teerd. H  '$$6 Dagboek van Maandag den (nimmnt) . . , jje£ Ministerie vergaderd zynde is befloeren, order te zenden naar Porcsmouth , om de gereed leggende Schepen Zee ce doen kiezen , met herhaalde bevelen om de Schepen der Hollanders met of zonder Convooy (nnnn ) op te brengen. (oooo) fmmmm) Maandag den ... Het jS toch jammer geliefden ! hier is wederom het origineel onleesbaar , en men kan niet zien , of 'er de dagtekening by hebbe geftaan of niet : Broeder Hillebrandus oordeelt , dat uit dit befiuit van het Minifterie blykt, dat het zeIve door zulk een onmatlgen overloop van gal tegen de Hollanders is verhit geweest , dar het door drift vergeten heeft die dagtekening 'er bv te zetten. 3 (nnnn) Met of zonder Convooy, Bit woordje geliefden ! is van een ■ weinig meer nadruk , dan wy in dergelyke bevelen van het Kneelsch Ministerie voor heen hebben gezien. , Het gino- met hen als met de dieven Cegter zonder Comparatief, die met een kleinigheid te ftee-  het Brit ch Ministerie. 137 ( 0000 ) Vervolgens is beflooten om niets tefpaaren dat ftrekken kon, om Spanje jn fteelen beginnen , en daar in ongehoord voortgaande , eindelyk zoo gerust de grootfte diefftallen begaan , als of alles wat zy zien , hunne wettige eigendom was< Eerst gaven zy orders, dat men de (Hollandfche Schepen moest vifiteeren ; vervolgens dat men die moest vifiteeren , al ware 'er Convooy by ; nu dat men die moest opbrengen met of zonder Con- ypy. Geen wonder , zy zagen , dat men hun alles toegaf, en dus dagten zy als de jood , die een Roomfchen Heilig voor drie groot verkogt , zeggende : „ met „ goede luiden is het goed handelen," Qoooo') Vervolgens is beflooten Sc. Deeze geheele pasfage komt by veelen als verdigt voor, en tusfchen gelast , dewyl niettegenftaande het Minifterie den Heer Cumberland tot dat einde naar Spanje fcheen gezonden te hebben , het egter volgens hunne gedagten ' geenfints ftroekt met. de tot hier toe gehouden handelwys van de Engelfche Regeering, om namelyk nergens bot te vieren , of iemand te ont' I 3 zien j  138 Dagboek van in het belang van Engeland overtehaïen , dewyl het in deeze tydsoraftandigheden raadzaam was zich vrienden te Zien ; ,, indien , zeggen deeze lieden , het „ Engeland ernst ware geweest , om zoo „ min mogclyk vyanden op den hals te hebben , dan zou het zich vooral heb„ ben gewagt , om de Hollanders door 3, fchreeuwende mishandelingen in het harnas te iaagen , en die eindelyk , niette„ genllaande derzelver onbegryplyk geduld „ onregtvaardig aantevallen. " Doch ande» ren gelooven, dat dit niet ingevuld en onegt zy , maar dat Engeland zeker niets heeft gefpaard , om Spanje in zyn belang oven. haaien ; „ 'er is zeggen die een aanmeikelyk onderfcheid tusfchen Spanje en Holland; op Spanje was voor eerst niet veel te haaien ; daar by had men in dat Ryk geen aanklevende veel vermo„ gende lieden : daar men in Holland wist , „ dat men een magtigeu aanhang had , ,, die, om de Engelfchen in de hand „ te arbeiden , graag alles zouden wa-  het Britsch Ministerie, 139 ïe maken ten koste van de belangen* der Britfche vyanden. Eindelyk heeft het Minifterie niet- rpppp) Eindelyk heeft het Minifterie &C Een onzer broeders gehefden ! een zeer «oot vrind der Engelfchen, bewees onlangs uit deeze woorden zeer klaar en kragtig, dat men het Ministerie de mishandelingen, die zy tegen de Hollanders pleegden, met zoo zeer als eene 01 regtvaardigheid , als eene trouweloosheid moest toekennen , maar als ,een natuurgebrek , en dus meer te verfchoonen. „ Schoon , zei de man , fchoon het „ waar is geliefden ! dat kwaad altyd „ kwaad blyft, dat een misdaad een mis„ daad is , waar en in wat land die bedreeven wordt , bet is egter zeer on" derfcheiden door wien zy wordt bedrel ven , en men kan aan den een ^ die fater vergeven dan aan den ander. " °Het roven en fteelen is hatelyk en ,i verfoeyeiyk : doch die misdaad is eeraer te verfchoonen in een rovende Arab;er, l dan in een Europeer : de ee>fte is van „ zyne jeugd daar by opgevoed ; hy ver- ,, beelqt  *4° Dagboek van niettegenftaande de wanorders, de bevelen tot presfing en Iigting van Man- fchap- » beeldt 2ich de minfte betrekking op «zynen natuurgenoot, die eene andere » lugtftreek bewoont , niet te hebben „ en hy agt het geoorloofd, hem van al* " 'e z>'ne ^zittingen , jaa van het leven te mogen beroven : niets anders «heeft hy van zyne eerfte jeugd af ge» leerd , gehoord of gezien j de vo*r. „ beefden van zyne ouders doen hem " ZOnder de« nftnften fchroom dezelve u voetftappen drukken ; cn wanneer hy » een daad begaat, voor welke de mensch" moet gruwen > agt hy zich daar „ door boven zyne landgenooten te meer 5, verheven. ? Een Europeer daar en tegen leert van " <°ngS f de" PUgt van een mensch , ,>den phgt van een Christen.- en wan» ^er hy dien verzaakt , vertrapt hy „moedwillig die wet, die hem als zyn " §rootfte voorregt is gefchonken ; hy be», dryft een daad , van welke zyn ge. -weten hem zegt, dat zy misdadig, dat * zy verfoeyelyk , en hy om dezelve " ÜIafb™ »• „ Laat  het Britsch Ministerie. 141 fchappen tot equipering van de Vloot vernieuwd; moetende zonder eenige ooglui- „ Laat ons hier nu eens een geringe „ toepasfing op de Britten in het alge„ meen , en op het Ministerie in het „ byzonder maken , en wy zullen bevin„ den wel aandagtigen ! dat hunne rais„ handelingen en geweldenaryen niet zoo „ opzetlyk en boosaartig zyn , gelyk die „ zyn zouden , wanneer die door eenige „ andere Christen Natie gepleegd waren." „ Men behoeft flegts hunne fchouwfpe„ len te doorfnuffelen , om te zien , dat „ ongevoeligheid en wreedheid hunne waa„ re eigenrchappen zyn ; dat 'er geen „ behaaglyker kleur voor hunne oogen is, '„ dan menfchenbioed : Dit is ten minften „ over het algemeen genoomen waar i 'er „ is maar een klein gedeelte dier Na„ tie , het welk over de rampen hun„ ner natuurgenooten traanen kan ftorten. „ Kunnen zy de onnatuurlykheid zelve „ zyn tegen hunne landsgenooten ? is dit ,, hunne geaartheid ? is het dan niet on„ regtmatig hen van natuurverkragting te „ belchuldigen, wanneer zy tegen vreem- de-  142 Dagboek van luiking werden in het werk gefteld. Vry dag den 16 Oclober. Het Minifte. rie „ delingen wreed zyn ? medelyden te heb„ ban , traanen te ftorten , en lafhartig „ en verwyfd te bsyn , zyn by hen de„ zelve misdaden. Wie kan de Britfche Regeering van „ fchandelyke trouweloosheid tegen ; haare „ B.mdgenooten en vrienden befchuloigen , wie kan zich over dezelve verwonderen, „ die nagaat , die overweegt, hoe zy met haare eyge onderdaanen omfpringt , hoe „ zy derzelvsr vryheid vertrapt en verkragt , niet geliefden dat ik hier „ wil fpreeken van haare handelwys met „ de N. Americaanen of léren ; neen : „ vestigt flegts uwen aandagt op de wree„ de manier , op welke zy haare kamp. „ vegters zoekt. „ Daar zy overtuigd is, dat de Koop. ., vaardy de fteunpylaar van haar Ryk is, „ nogthans vindt dezelve geene de minfte „ verfchooning: een hoop barbaaren wordt by „ den donkeren nagt in een ruim aantal „ ligte vaartuigen , met de ftrikfte beve» len om om'chuldige vrygebooren burgers  het Britsch Ministerie. 143 rie vergaderd zynde , zyn 'er wederom klagten ingekomen van wegen de Hol- lan- „ gers als boosdoenders met geweld op„ teligten , en van de vaartuigen , op „ welke zy vrywillig dienst hadden ge„ nomen , afttflepen , het welk zoo bui„ ten maten geweldig toeging , dat in „ eenen nagt, volgens de berigten, meer „ dan driehonderd fchepen van manfchap „ wierden beroofd. „ De ftraaten der Stad grimmelden van „ deeze wreede jagers , die als ftruikro„ vers loerden , waar zy eenige jonge„ lingen en mannen konden opügten : alle „ drinkhuyzen wierden op het fcherpst s, doorzogt , en zonder op gefchrèeuw of traanen agt te geven wierden honder„ den uit de armen hunner vrouwen en „ kinderen gescheurd , welke pas den „ we!komokus van hunne mannen en vaders , naa een langdurigen en gevaarlyken togt , hadden ontvangen ,• honderden wierden weggefleept, zonder dat het hun „ vergund wierd hunne ouders , vrouwen of kinderen het laatst vaarwel te zeggen! n daar men zoo met eige onderdaanen , ; ?j met  144 Dagboek van landers , over de geweldenaryen en mis* han- „ met eigen vry gebooren burgers leeft , „ behoeft men zich daar wel te Verwonde„ ren , dat de minfte regtvaardigheid en .., trouw tegen Nabuuren en Bondgenooten j, met -huisvest. „ Wen moest dus geliefden ! het kwaad , oris door die B.itfche Regeering aange* :, daan , niet zoo zeer aanmerken als eene 3, opzettelyke boosaardigheid , maar wel als een ingeworteid natuurgebrek ; egter laat ik hier omtrent ieders gemoed en gedag,, ten vry. „ Hoe het ook zyn moge, het is voor „ ons een geluk dat wy aan zulk eene „ woeste, regt en vryheid fchendende Na„ tie niet meer verbonden zyn. En het is har„ telyk te bidden en te hopen , dat wy „ daar aan nimmer meer mogen verbonden „ worden, het zy op de eene 'of andere wyze : Doch ik twyffel niet , cf „ onze oudften zullen daar voor gelyk bil„ lyk is , wel zorge dragen ; zy hebben „ de gevolgen gezien van de verbindtenis„ fen , om welke zy zich en al het volk zoo ydelyk verheugd hebben: va plaats 5, van  het Britsch Ministerie. 145 dadige listen (qqqq) der Engelfche Ka-pers en is hier op als vooren gerefolveerd , dit voor genotificeerd te houden* IVoens* van dat volk door de naauwfte banden „ tot hunne vrienden te maken , hadden „ zy zich haters op den hals gehaald; en 4, in plaats van helpers verkregen zy mees- ters , in plaats van voorftanders , heersen. „ zugtige verderversl" Qqqqq) misdadige listen &c. Wy hebben geliefden ! meer malen met een klein letterde de mishandelingen der Engelfche Kapers tegen de Hollanders aangeflipt, maar nu zullen wy ook met een woordje gewag maken van hunne listen om hunne mishandelingen voor alle vervolgingen en ftraffen te bedekken. Men moet begrypen , dat de Engelfche Kapers elkander verftaan , als twee dieven op een kermis, en dat zy dikwyis, wanneer zy een prooy zien, op Welke zy geen regt hebben , en om welke hen egter de onweerftaanbaare lust bekruipt s te famen raadüagen , hoe die best en zonder gevaar in hun geweld te krygen. K Eesa  146" Dagboek van Woensdag den ki. September. Het Ministerie heeft uit Ierland de onaangenaame (rrrr) bengten ontvangen , dat de gemoederen zeer aan het gisten , en gantseh niet te Een hunner gemeenfte listen is , dat de eene Kaper een hoek uit den weg zeilt, wanneer de ander op den Hollander' toevaart , welkers papieren hy terftond aan zyn boord eischt ,• die hebbende zeilt hy met dezelven weg , wanneer de andere Kaper opkomt , den armen Hollander aanhoudt , en dien zonder papieren vindende , brengt hy ' hem gerust op als een Smokkelaar , en zoodanig wordt hy, wat hy ook hier tegen mag inbrengen , als een wettige prys verbeurd verklaard. (rrrr) Onaangenaame ? Dit woordje wordt van veele uitleggers voor Apocrypb gehouden , die denken dat het 'er door anderen is ingelapt , om dat het Minifterie nimmer het woord onaangenaam gebruikt , en hunne berigten altyd boter tot op den bodem zyn. Doch Geliefden ? het is hier wat anders dan met bóute popjes te f^eelen; de INoord - Americaanen dagten zy , o dat zyn wis-  het Britsch Ministerie. 147. te vreeden waren , met de veranderingen welke het Hof van Londen in de twee Ierfche bills, de eene wegens het leggen eener belasting op den invoer van bewerkte fuyker , en de andere wegens het ftraffen van oproer en defertie der troepen in Ierland , had willen maken. Dat niettegenftaande de meerderheid van het wisjewasjes , die zullen wy haast op den ezel zetten , met de Haard in de hand, en de Hollanders, die zyn, die zyn ...» waarlyk, dat weet geen fterveling in geheel Europa , wat zy tegenwoordig zyn; ten m'nften het Minifterie was voor die goedhalzen niet bang. Maar de Ieren , de booze Ieren , daar waren zy verfchrikkelyk bang voor , want die lieten zich niet paayen , noch in flaap wiegen , en die lachten wat met alle die mooye titels van Bloedverwantfchap , Geloofgenootfchap en wat dies meer is ,• die zagen maar alleen op hunne regten en vryheden en op de algemeene welvaart ,• daar van wilden zy zich niet laten verleyden door goud of door mooye beloften , maar begeer ien volftrekt van de teugels der flaverny ontK 2 flagen  ï48 Dagboek van het Ierfche Parlement ( ssss ) aan het Hof verknocht was , en de inflellingen van het flagen te zyn. Die koppige , die booze Ieren ! ■ {ssss) aan het Hof verknogt was. Dit is eene ziekte , geliefden ! en wordt de broodziekte genaamd : zulke regenten of Parlementsleden, die met die kwaal behebt zyn, zyn net als de honden, die met een ketting aan het hok gekluisterd zyn , en die onophoudelyk den meester de handen likken om een ftuk brood. Zy laaten zich tot alles gebruiken , en blaffen, ( ik wil ze<™en ) fpreken, zoo als hun broodgever het hun voordoet J of het met het algemeene belang overeenkomt of niet , dat is het zelfde; zy zien daar niet op, want hun eene oog (taart ilegts op hun beurs en het ander op het Hof, en zoo als de klok van het Hof hun voorbromt, baauwen zy na!U Dit is een jammerlyke ziekte : en het is wonder , dat in die landen , daar dezelve heerscht , 'er niet meer open'yk in de Kerken voor gebeden wordt , want zy is nog tien maal erger dan de Pest. _ Als zulke Regenten kinderen hebben , dan  het Britsch Ministerie. 149 het Britfche Minifterie gewillig omhelsde , egter verfcheide Leden daar tegen hevig hadden geprotesteerd , en onder anderen Sir Newenham de raadkamer had verhaten , driftig uitroepende ; (««««) dat hy niet meer in een vergadering wilde verfchynen , waar zyn Vaderland verraden wierd. Dat dan is zy volftrekt cngeneeslyk; en ieder kind, dat zy krygen, m een nieuwe nagel aan de doodkist der volksvryheid. (««) gewillig. Jaa geliefden ! de Regenten , van welke ik zoo aanftonds gewag maakte , keuren gewillig alles goed, wat hun wordt voorgehouden , wel te verftaan als het van het Hof komt; zegt het Hof; het is wit, dan zweeren zy hoog en laag, dat het wit is ; integendeel wordt het wit door het Hot voor zwart uitgekreeten , dan bevestigen zy wederom, dat 'er niets zwarter kan zyn. Het is wel jammer, dat een mensch door honger zoo ftekeblind kan worden ! dat hy niet meer &c. Wel, wel, wel waar wil dat heen ! die Newenham moet K3 een  15° Dagboek vak Dat de denkbeelden van deeze Prótesteerende Leden (vvvv) volmaakt overeenftemden met die van^ verre het grootfte gedeelte der Ierfche Natie, waar door de een raar flag van een man zyn geweest ■! Zulke taal te voeren , en dat om dat zyne broodzieke confraters de geringe misdaad begingen, van hunnen eed te verbreeken , hunnen pligt te verzuimen , en zich zeiven ten genoegen van het Hof ten prooy te geven aan den haat van het volk en de wraak van God ! -— We!, wel, waar wil dat heen ! die man is voorzeker geen Ridder geweest , of fchoon hy Sir hiette. (wvv) volmaakt overeenftemmende met die van de Natie. Het is ze¬ ker , geliefden ! dat eene Natie , of het grootfte gedeelte van dezelve wel eens deer, lyk van het fpoor kan dwaalen uit onwetenheid , maar wanneer het op de behoudenis van haare regten en vryheden aankomt, en zy door welmcenende Vaderlanders onderrigt is , wat die zyn , en wat belang zy daar by heeft ; dan is zy altoos zeer legtzimng , dan ftemt zy voimaakt over een niet  het Britsch Ministerie. 151 de Burgers van Déjylin den 14 dezer maand openlyk" by refolutie hadden verklaard : dat de veranderingen door de met de denkbeelden der braave Patriottifche Regenten, die voor de behoudenis haarer voorregten in de bres fpringen! Wat moet men derhalven oordeelen van zulk volk , die opentlyk morren, klaagen en fchelden op braave Vaderlanders , die aan hunne Natie haar waar belang leeren kennen ? Dat zy Landverraders zyn, die om hun byzonder belang het Hof aankleven , en die alle kragt infpannen, om deszelfs diebvit te helpen uitvoeren tot verderf der Natie ; want als zy de Natie niet wilden bedriegen, maar derzelver belang met hart en ziel behartigden , dan behoefden zy met te klaagen , dat men de Natie te wys maakte, integendeel, dan moeften zy zich daar. over verheugen. Wat is het jammer voor het Hof geweest , dat het geen Politiekvcrtoog ■ fcbryver in Ierland ha(l : Doch dit zou hem mogelyk daar zoo wel niet bekoomen zyn ; hy zou zeker daar voor naar verdiende zyn ontK 4 haald  r52 Dagboek vak Britfche Regeering in' de voornoemde. Bils gemaakt , voor den Koophandel fchadedelyk , en voor de vryheid van Ierland verderflelyk waren , en dat elk , die lafhartig en verraderlyk genoeg was , om de begeerte van de Britfche regeering in te willigen, (Vwww) het vertrouwen en de agting der Ierfche Natie onwaardig was. Hebben- haald geworden •> zoo als de dolle honden ïn Holland. (awwic) Het vertrouwen en de agting der Ierfche Natie onwaardig wat* Zie daar geliefden eene Burgerlyke dedaratie , die de onfterifdykheid waardig is. Het is veelal verdeiflyk voor een Land , wanneer het gemeen oproerig wordt, en mee de wapens in de hand de overigheid op een brutale wys bejegent en dwingt: maar wanneer vuig belang of verraad de Zielen van het grootfte getal der Regenten heeft vermeesterd , en daar door de burger zyne regten, vryheden 'en geheele welvaart door een hoop fchurken ziet ten prooy geven , of verwaarloozen , dan is het zeer prysfelyk , dat hy manmoedig voor den dag komt , en met dien eerbied , die onderdanen voegt, en teffens met die cordaat- hcid j  MET Britsch Mi* iste*ie. 153 Hebbende verders de kamer der gemeenJs by eene pende (xxxx) ernftiglyk verdeeze vorderingen van de Britfche regeering van de hand te wyzen. ^ heid, die den booswigt doet Adderen, voor hef behouden zynet dierbaarfte panden fpreekt d "s doorgaans de voortrede: remedi , om het kwaad by tyd^-^^ frhrikt de booswigten af, en boezemt u ^ffzXc W der Regenten meuwen ^tx^) ernsü^k verzop fff Dit is niet mSr eene zeer nadruklyke wyze van fpreeUe ^wordtgebruikt, wanneer men de zulke aan welke men zoodamg verzoek doet, iets ïeerdfdan een**;'f M W Het Tmet d^ alles zeer betamelyk, da.: men aan een hogeren in rang, niettegenftaande hy een D enaar van het algemeen is,een verzoekt doe^wannecrn-enbemerkt, dat hy m het waar ne men van zyn pligt wat agterlyk, en daar by "atdoofis, m^^^'^Z laanmaanen nietverftaat; zulk een/r«^ %rzock der burgeren is zeer doordringend '«en wonder; het is het geluid van veele duizenden ; en hoe meer dat wordt we, derftaanen afgekeerd, hoe fterker het wordt  15^ Dagboek van Maandag den 26. September. Het Mlnilterie ( yyyy ) vergaderd zynde, is van Port Mahon ontvangen een herige of klagten van eenige Hollandfche Schippers over de mishandelingen wet alleen door de Engelfche Kapers in tot dat het eindelyk als een donder losbreekt , wanneer het ysielyk tn meer vermeiende is , dan al wat fchadelyk lan bedagt worden. .■(JW) Ministerie vergaderd zynde Cfo Wie moet niet lagchen geliefden ! over de onnozelheid van deeze arme Schippers , dat zy over mishandelingen, aan hun gepleegd te Port Maten, teLondcn gingen klagen ? die lieden kwaden by den Duivel te bïegte , en het ^as even min te verwonderen , dat hunui Schepen en Ladingen geconfisqueerd *nerden , als dat zy nutteloos hunne kiagfcn te Londen verfpilden. Want ten eerfte de Admiralteis regter, wel te verftaan, de Echetub , het hoofd der andere Regters , was zelve een der voornaamfte Reders in de Kapen* de ye aldaar ; en de andere Regters waren ia.gelyk Reders; hier by waren de mee-  het Britsch Ministerie. 157 in de Middelandfche Zee aan hun gepleegd , maar ook door de onregtmaL Vonnisten over hunne Schepen en derzelver ladingen, door den AdmiraUteits Regter geveld wordende , hebbende zy niemand die hunne zaak durft aan- meede Advocaten of Procureurs hier ook by geintresfeerd, dus de beledigde en opgebragte Schippers eerst by hunne dreven moeften komen om raad te vragen en hu.» te zoeken, en vervolgens in de handen van hunne' dieven vielen , om hut* Vonnis te hooren : « dat met een fraay , Christelyk gelovig Land geliefden ? daar de regter , die over de roveryen van een bende ftruikrovers moet vonnnisfen , het hoofd, de opperfte van die plunderende bende is? Ook was het gantseh 'onnozel zich by de Lord'n^che Regtbanken te vervoegen , by h**t MiHltÈtie of zulk zoort van Volk, want dewyl het die te doen was , om te roven op de Hollanders , konden zy met beter naar hun zin bediend worden , dan door een party gaudieven. Geliefden ! nog één woordje ! gaarn Ook  J58 Dagboek van aanvatten en voor hen bepleiten , de;. wyl de zoodanige , die hun eenige hulp betoonden , het Land ontzegd wierd ; waar by nog een ongemak was, dat namelyk , niemand aldaar de Hollandfche fpraake magtig was. ' Dus niettegenftaande zy met eeden de deugdelykheid van hunne ladingen wilden en konden bewyzen , egter alles prys verklaard wierd. zou ik u het overige van dit onwaardeerbaar Dagboek van het Britsch Minifterie medeelen , want het wordt zekerlyk hoe langer hoe fraayer ; maar en dit is een ysfelyke groote maar , het wordt hoe langer hoe meer ten eenemaal onleesbaar, het welk komt , om dat de handelingen van het Minifterie hoe langer hoe meer werken der duisternis geworden zyn. EINDE.