Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam  UB AMSTERDAM  vèrIandeling. OVER HET D A M S P E L, Waar in deszélfs aart'en grondregels, midsgaden yerfchülendeïoop, zamenfehikkingénen werkingen; pratticaal aangetoond worden i Verrykt met omtrent 200 Proeven van konstige Pofitiën en Slagen, welke daar in voorgefteld en opgelost worden. OORSPRONGELYK ZAAMGESTELD DOOR EPHRAIM van EMBDEN, VAN A M S T Ë L D. A M. Uitgegecven te AM STEL DAM, By J. A. CR A JEN SC HOT, Boekverkoper, . Voor Reekening van den AUTEUR. Met Privilegie, A*. 1735.   CO P Y E » TAN DE PRIVILEGIE. D e Sr.iai.tn van Holland en Westvriesland doen te weeten : Alzo ons te kennen is gegeeven by Ephraim van Embden, woonende te Amfteldatn. nat de Suppliant met veele moeite had opgelleld en voorneemehi was te doen drukken een Weikje , tot timl zullende voeren : „ Verhandeling over het Damspel, waar in deszélfs aart en grondregels, midsstidcsvcr. fchïUende loup, zammfchikkingen en werkingen, praSicael eang-toond :vordeii: Dat de Suppliant beducht was dat baatzuchtige mentenen het gemelde Werkje zouden naardrukkèn, of, elders naargèdfukt, herwaarts invoeren, verhandelen, en verknopen, tot merkelyke fthade van den Suppliant. Weshalven de Suppliant zich keerde tot ons, ootmoediglyk verzoekende, ten naame van den Supplianten voor zyne Erven of recht verkrygende, ons Oetroi om geduurendc den tyd van wftien eerstkomende en acntereca volgende Jaaren het voorsz. Werkje, genrtituleefd als hier vooren ftaat gemeld, inet uitfiuiting.van alle anderen in deeze provincie, te mogen drukken uitgeeven en verkoopen in zodanige Taal, formaat, papier en letter, aR den Suppliant of zyn recht verkrygende zouden te raaden worden, mee verbod aan alle en een iegelyk het zelve geheel of ten deele, ofte ook ver^ kort naar te drukken, te vertaaien, of elders naar gedrukt, of vertaald in deeze provincie te verkoopen, of te verhandelen, op wat voorwendzel het zoude mogen weezen, op zodanige poene als wy gewoon zyn tegen de Contraventeure te ftatueren , en voorts in ordinaria forraa. ZOO IS 'T dat wy de zaake en het voorsz. verzoek ovewemerkt hebbende, ende geneegen weezende ter bede van den Suppliant, uit Onze regte weetenichap, fou'veraine magt en audioriteit, denzelven Suppliant, zyne Erven of rechtverkrygcnde,geconfentcetd,geaccordeerd en gcoctroyeerd hebben, confenteren, accorderen en octroyeren hem by dezen dat by geduurende den tyd van vyftien eerst agtereen volgende Jaaren, het v'obrfebreve Werkje, mdiervoegen als zulks by den Suppliant is verzogt , eti Jner vooreni uitgedrukt ftaat. binnen den vóorfchréven onzen Landen alleen zal mogen drukken, doen drukken, uitgeeven en verkoopen, mids de uk* j;aave getehiede door een Boekverkooper; verbiedende daaiommc allen endeeen ïegelyken hetzelve Werije in het geheel ofte ten deelcn te dl ukken , naai te drukken, te doen naardrukkèn, te verhandelen of te verkoopen , ofte elders naar gedrukt binnen denzelven onzen Lande te brengen, uit te geven ot te verhandelen en veikoopen, op verbeurte van aile de naarjeurukte, mg-bragte , verhandelde, ofte verkogte Exemplaarcn , en een boete- van Drie duizend.Guldens daar en boven te verbcureu, te applicercn ceu derde part voor den Officier die de calange doen zal, een derdepart voor den armen der pbatze daar het Cafus voorvallen zal, ende her resterende derde part voor den Suppliant, ende dit telkens, zo menigmaal als flezelveti zullen werden ragterhaald: alles in dien verltande, dat Wy den MpfU&flt inet deezen onzen Octroye ailjfe willende Gratificeren tot wrfcoeding van zyne lchaade doorliet ■,;i^j!t!%y::-.; het vooitehreve Werkje daar door 111 geemgen deele verftaan dlfcliilMfcl .v: ^ dien te Authoriferen o.te t^aavoucre* ende veel min hexW^gH^Azt protectie ende be~ *«lve toe zynen laste zti g^denl^^T^SÊ^iesirt^Ê^m^  «el expre«felyk begeerende dat by aldien by dezen onzen Oftroy voor het zelve" Werkje zal willen ftellen, daarvan gecne geabrevieerde ot gecontraheerde mentie zal mogen maaken , nemaar gehouden wezen het zelve Ocrov in 't geheel, en zonder ecnige omisfie Jaar voor te drukken , of te doen drukken, ende dat by gehouden zal zyn een Exemplaar van het voorsz. Werkie ot> aroot papier gebonden en wel geconditioneerd te brengen in de Bibliotheecq van onzen Üniverfiteit te Leyden, binnen de tyd van zes weeken na dat Suppliant het zelve Werkje zal hebben beginnen uit te geeven, oo een boete van zeshonderd Guldens, naa expiratie der voorsz. zes.weeVen bv den Suppliant te verbeuren, ten behoeven van de ISederduitlche Armen van de plaats alwaar de Suppliant,woont, en voorts op poene van met'er daad verfteeken te zyn van het Effect van dezen oaroye. Dat ook den Suppliant fchoon by het ingaan van dit Oftroy een Exemplaar geleeverd Hebbende aan de voorsz. onze Bibliotheecq, by zo verre by geduurende den tvd van dit Oiftroy het zelve Werkje zouden willen hérdrukken met eenigeObfervatien, noten, vermeerderingen, veranderingen , Correftien» of anders hoe genaamd of ook in een ander formaat, gehouden zal zyn wederom een ander Exemplaar van het zelve Werkje, geconditioncert als vooïeu te brengen in de voorsz. Bibliotheecq binnen, denzclven tyd en op de boe e en penaliteit als voorfchreve; Ende ten einde de Sppphant dezen onzen Confente en Oftroye moge genieten als naar behooren , lasten wy a en ende "enen iegelyken dien het aangaan mag , dat zy den Suppliant vaadeninhondenvln-deezen doen, laaten en gedogen rustelyk, vredelyk en voteomentlyk genieten ende gebruiken , ceSérende alle belet ter Con- "oeaeeven in den Haage ondet onzen grooten Zegele hiev aan doen fa*ngen denfveerrienScn O&ober in 't Jaar onzes Hém en Zahgmaakers dmzend zeven honderd vyf en tachtig. (was geteekent) Pr. van BLEISWÏ K. (onderftond) ' Ter ordonnantie dan dezelve Staateu • (was getekent) C. CLOTTERBOOKE. (Lagerftond) Aan den Suppliant zyn nevens dit Octroy ter hand gefield by Etraft Authenticq. Haar Ed: Groot Mog: Refolutic van den 28: Jnny «715. <-» 30 April 17*8, ten einde om zich daar naar te reguleren.  NAAMLYST DER. PERSOONEN, Die met hunne inteekening dit Werk hebben gelieven te vereeren. Adami (Hs.) Ahrens (A. H.) Alle (Wm.) Amehmg (Carel) Barbanfon Johz. (Gerrit de) Barbereau (J. B.) Barreveld (Eduard) Bastert (Huibert) Banduin (E.) Beek (J. v.) Beekman (Francois) Beeldfnyder (G. A.) Berk (P. C.) Berkhoff (N. M.) Bernhoff (Jacobus) Bertarelli (J. B.) Betmer (Jn.) Bilderdyk (Joh.) ' Blaauwpot (Matth,) * . ' Bod»  Naamlyst der Perfoonen. Boelhouwer (CF.) Boer (Jn. Wm.) Böhm (-...) Eöttmer (M. H.) Bousquet (Iic. Jacq.) Brandts (Jan Wiilem ^) Brave (^d'Erve F. de KruyfF, en W.) Broekman (Chr.) Broes (Pr.) Bruhn (C. H.) Bruine (C. J. de) Bruyn (G.) Bruyn (J. Th.) Buckhöver (Wm.) Bunel (P. B.) Bufè (Pr. } Cafius (N.) Caftaing (J.) Cate Jr. (L. ten) Changuion Jr. (Di.) 2. Candron (F.) ClercQ. E. Ie) Cocq (L. J. Ie) Cohen ( Benjamin ) Cohen (Eph. B.) Colpaar (H. E.) Comman (B.) Cor-  Naanilyst dér Perféarieri. Cortenberg (F. H. van) Coudré (L. la) Coux (J. A. du) Cramer Ffz. (Mr. O. Petrus) $.. • i a m Dekker (E.) Dickelman (J. H ) Dicmont (A.) Dingelhoeff (A. T.) Driei' (C'. v.) Dutil'h (Jacob) Dutilli (J. F.) Dezelve voor J. E. Völcker. Duyn (Corns.) Dyk p. (Dirk) Dyk (L. L. van) E. . . . (P.) Effen (Theod. van) Effen J'. (Theod. van) Ekels (J.) Elderbeek (Ns.) Engel (J. C.) Engert (Di:. VR) ' i; Dezelve voor Steph. de Clereq. Deielve voor Syderveld. ( ) Dezelve voor Willem Janzen. Ephraim (Achard) • * F..:  • Naamlyst der 'Perfoonen. F (A. C.) Famars ( ) Febvre (L. D. 1c) Feldman (J. A.) Fockink (W. P.) Fraiffinet p. (P.) Frescarode (D.) Friderici (F. W.) Frowyn (H.) G. . . . (D.) 'Gante (Pr.) Gebhard p. (M.) Gemmeningk (F.) Göbel (H. L.) Secretaris en Notaris te Westzaandam. Goglin (D.) Goor (J. W. van) %, Dezelve voor ... Pieterfen ► Dezelve voor A. Reefcn Guaita (. L) H. . , . . . (M.) Haentjens (G. A.; Hageman (H.) Hagens (P.) Harencasper (J. A. van ) Has-  Naamlyst der Perfoonen. Hasfelaar (M1'. H. N.) Secretaris dezer Stad, Heintzens (G. Wm.) Herbft CJ.L.) Hespe (Mr. J. C.) Heyde CA. G. van der) Heyman (M. J.) Heyst Jr. (David van) ■ Heyst (M. van) Heremiet (Hidde) Henrichfon (J. L. ) Hödenpyl (Pr.) Hoemann (Carel Wra.) 2, Högg (Ph.) Hollard (Jacc-b) Holst (K. van) Hoog (Harm. de) Hoogcnbergh (Benjamin) Hoop (Joh.) Hoop (Leendert) Humbert (J. E. J.) J (voor) J CB.) Jacobs Willemsz. (Pieter) Jacobfon (Harm.) Jeflurun (J. da Cofta) * 3 . Imbert  Naamlyst der Perfoonen. Imbert (Carel) , Imbert (Jacob) Jong (E. L. de) Jong (Ifaac de) voor Francois Beeldfnyder Gerardsz. Jonas (S.) Joosten (S. P.) Jourdany (J: A:) K. . . . (A. J.) k: ... (w.) Kantelaar (Pieter) Klingefpoor (F. L.) Klipping (d'Erve) Koeltgen ( ) Kool (Jacob) Kooy (Anthony) Kooy (Barend) kooy Jr. (M. ) Koppers (Jan) Kops Phz: (Will: Phls;) Kogmans (H.) Kramp (F.) Krumpelman (E.) Med: D": guypér (C. ) Laag  Naamlyst der Perfmien. Laag (J. v. d.) Laasbye (L. J.) La grange (La Cofte de) Lambers (N.) Langerhans (Richard) Laun (H. A. van) Lewis (Williara) Lima (D. de) Dezelve voor H. A. Visch. Lima (S. de) 2. Lingen (F. Spliethoff van) 2. Lodewyks J1. (Ifaac) Loos (Anth: de) Dezelve voor N: Becldfnyder. Loosjes (A.) Luderus CW"i.) Lugt C Cornelis) 2. Lugt Dirksz. (Jan) Luymes (Henricus) M. . . . (M. J.) Maire (F. Ie) Med: D': Matthieu Jr. ( J. ) 2. Matthes (G. H.) Matthes ( J. G.) Maurik ( Jan van ) Maurik (Adriaan van) Maurik Jz. (M. van) * 4 Mau-  \ 'Naamlyst der Per/panen. Maurik (Willem van) Maurik Jr. (M: van) Menkens (H.) Menfing (J. Thiery,) en Comp. js. Meyer (Carel) Meyer (F.) Meyer Gertz. (Jan) Meyer Visflngh (J. H.) Meyer Casparusz: (J. H.) a Meynsma ( Mr. H. T.) Mierop (D1. Cuyk van) Moll (...) Monvelt ( G.) Morterre (CF.) Muis (J. A.) Muller (J. D.) Muller (J. G. F.) 0 Karaat (Gerrit) Neufville Abramsz. ( W. de ) Nieuwenhuys ( A.) Nisfen (Ch: Ad:) Nooi'weegen (Pieter) Noi-mant (E. F. Ie) Omeyer (Jan) Oven (J= H. von) Petera  Naamlyst der Per/oenen, Peters J-'. (D*0 Pré ( j. E. Mangeot du) R (J. D.) Raguin (Carel) Raket (Casparus) voor R. Beckel. Reinhard ^...) Rems (Jan van) Remmers (Hendk.) Remmers (J: A:) Retemeyer (J.) Rey (J.) 2. Rcinaud (J.) Rhyn (Jan van ) Riviere (Bruteldela) Rode (G: HO Rustige (Hendrik) Dezelve voor .... TiedzeL Rutgers (Arend) Ryke (Ab™.) S CM.) . Sanderus CPieter) Sch'agen C^. van) Schauer CXavier) Schildrup (Pieter') Schiling CJ-) * 5 Schol.  Naamlyst der .Perfooncn. Schollcvanger (H. L.) Schollen (Swarten) Schwykhart Jr. (J. G. ) Schumann (J.) Seest (C.) Selke (F.; Sehn (Jan van) Sera (Gaas) Sernc (P. J.) Serrurier ( O.) Slaap (T.) Slebcs ^HenüX) Son (Matthys van) Dezelve voor Casparus Raket. Dezelve voor A. de Waal Malefyt. 3- Speciaal (J. A:) Stadniski (Pieter) Siad (Pieker van dc ) 2. Stanhoffius ( Andries ) Steenberg (M. J.) Stein CL. F.) Stokentrieft (Hend">.) Stoltz (Mr. P. R.) Straaten (A. v. der) T (W.) Tayfpil p. (Jan) Tem-  Naamlyst der Pcfjaoneti. Temmink (E.) Texier Jr. (P. B.) Teuter (J. C.) Teuwfen £ Hendk.) Thönen (J. A.) Tiedeman ( B.) Toü (Nicolaas) Trip (Jan) Twisk Corns. (Gerrit) Dezelve voor .... Ritter. Udink ( Nicolaas ) Ulrich le jeune (Samuel) V (H:'w:van) Vatebinder (R. L.) I . Veeling (E. ) ,2. Veen (A. A. van ) Visch Jr. (A. de) Vloten CAbtn. van) • Vos (Jacob de) Vos (Jan H:) Vreedenberg (M.) Walree (Pieter van; Werfing ( G: Ai) Wefel (G.R. van) Wcs-  VOOR. Naamlyst der Perfoonen. Westerbaan (C. W.) Weydeman (J. L.1) Wayhuyzen Jr. (Dirk) Weyl (J.C.) Willink (H.) Wishoff (Pieter) Wit(A.E. de) 5, Witte (J. G. de) Ziefenis (Anthony) Dezelve voor R. Zubli ( Ambrofius Justus) Zweerts (Bruno) Zweerts (Henrik)  VOORBERICHT. J)at het Damfpel, onder de fpellen hedcndaagsch in zwang , geen geringe plaats bekleed, en niét weinig tot een verlustiging .diend , geloof ik daar aan te moeten toefchryven dat het een dier fpellen. is , die alleen van het beleid en vernuft des fpeelers afhangen , en waar aan het lot of los geval geenerlei deel heeft. Dit  VOORBERICHT. Dit ook mag wel de reden zyn dat eenige Heeren liefhebberen van het zelve, my goedgunstiglyk verëerende met de betuiging dat ik de beoefferiing van. het zelve tot een trap van volkoomenheid gebracht heb, welke hen nog nimmer te vooren gekoomen is , my voorgemeld hebben , of het niet doenlyk waare 'dat ik over het zelve fpel iets op papier ter .nederftelde en by wyze van inteekening uitgaf, ten einde hunne kunde in het zelve meerder lichts by te zetten , en tefFens anderen, van minder bekwaamheid daar in , in hunne lief hebberye verder aantekweeken. Dit zo heusch voorllel niet onbeantwoord hebbende willen laaten, heb ik my de moeite  VOORBERICHT. moeite niet ontzien eenige uuren , ter voldoeninge aan het zelve , te befteeden , en deeze Verhandeling over het Damfpel, ivaar in deszelfs Aart, Oogmerk , Uitgebreidheid t algemeene en by zonder e Grondregels, midsgaders verfilmde kunstige pófóïin enjlageu, door eeni' ge proeven aangetoond worden, zaamtcftelleni Zie daar , Myne Heeren , de gelèegenheid waar by het toegeköomen is dat ik dit werkje vervaardigt heb , 't geen ik thans de vryheid neeme u aantebiedën. Öntfangt het met die goedgunstigheid als waar meede gy my tot de onderneeming van het zelve aangemoedigt hebt. En wilt, fjdaar myne pen zich nimmer zou hebben durven ver-  VOORBERICHT. verftouten uit eigen beweeging iets van dien aart ter drukpersfe overtegeeven ) het onvolkoomene dat 'er in gevonden mogt' worden voor alle berisping , die verder als ter f verBeetering gaat, beveiligen. E: v: EMBDEN. INHOUD  1 N H O Ü D DER HOOFDSTUKKEN. EERSTE HOOFDSTUK. Over den aart > het oogmerk, en eenige algemeens . grondbeginzelen , midsgaders gebrnikelykheden van let Bamfpel. . \ bladz- 1 TWEEDE HOOFDSTUK. Over de uitgebreidheid van het Damfpeh 2c DERDE HOOFDSTUK. Over de byzonders grondregels en vereischtens van het JDamfpd. 28 VIERDE HOOFDSTUK. Beredeneerde proeve van een geheel fpel waar in aan. getoond word dat het zelve, naar de voorenftaan- 4*  INHOUDder de grondregels gefpeeld, Remise eindigt. Bladz. 49 VYFDE HOOFDSTUK. Over drie dammen tegens één dam, beneevens twaalf proeven, waarvan de oplos fingen in het Negende Hoofdstuk te vinden zyn'. . 83 ZESDE HOOFDSTUK. Over vyf dammen tegens twee dammen, beneevenf twee proeven desweegens, waar van de aanwyziu. gen in het Tiende Hoofdstuk te vinden zyn; ZEVENDE HOOFDSTUK. Proeve of voorftel van Vïftig partyen of Dam. zeiten waar van de aanwyzingen in het Elfd^ Hoofdstuk, ieder op hun cvereenkomfligenommer, gevonden'worden. , , ACHT.  HOOFDSTUKKEN. ACHTSTE HOOFDSTUK. Voorfiel van honderd partyen of zetten, waar van de aanwyzingen in het Twaalfde Hoofdstuk, mede op hun ovèreenhomftige nommer gevonden worden- - - Bladz. 114 NEGENDE HOOFDSTUK. Wanwyzing der twaalf proeven van drie dammen tegens een dam , voorgejteld in het vyfde Hoofdstuk. 158 TIENDE HOOFDSTUK. 'Aanwyzing der twee proeven van vyf dammen tegens twee dammen , voor gefield in het Zesde Hoofdstuk. 163 ELFDE HOOFDSTUK. Aanwyzing der vyftig partyen of Damzetten, votrgejield in /^zevende Hoofdstuk! TWAALFDE HOOFDSTUK. 'Aanwyzing der honderd partyen of zetten, voor. gefield in het Achtste Hoofdstuk, jps  SUPPLEMENT VAN DE NAAML YST DER PERSOONEN Die met hunne Inteekening dit Werk hebben gelieven te vereeren. Barneveld (Thomas van) Berkman (Hendrik) Bosch (Bernardus de) Jeronimusz., Crayenfchot (J. A.) Embden (Joachim van) Mei. Dr. Es (Lodewyk van) Hovius (Jacobus) Med. Dr. Jungius (Mr. Willem) Koppiers (P. H.) Leis (Jofeph) Stoltz ( M1'. P. R.) % Sluytman (J.) van der Meer Son (M. van Hendriksz. Procureur in 's Hage. Vlierden (M. van) Wittelaar (BJ voor Gerrit Corver, in 's Hags. VER-  VERHANDELING Over Het DAMSPEL EERSTE HOOFDSTUK. Over den aart , het oogmerk , en eenige algemeens grondbeginzden, midsgaders gebruikely Beden van hetzehei A angaande de oorfprong en vinding van het Een  tn vastgeftelde regelsvanhet Damfpel I. Hoofdft. 13 Een dam tusfchen twee ongedekte fchyven van 2yn party ftaandc, vermag een derzei ven te flaan. b. v. A heeft een dam op 23 en J3 twee fchy^ ven op 14 en 32. A moetende fpeelen mag mi, naar verkiezing-,, of 14, of 32 wegflaan. Zo hy nu 14 verkies-c weg te neemen , dan moet hy 32 laaten flaan. Want hoewel die fchyf mede ongedekt is, en op zyn'lyn ftaat, zo zou hy, wilde hy om die reden 32 ook flaan, naa het flaan van 14 wederom als een nieuwe loop moeten beginnen, daar door zo veel als een dubbele beurt van fpeelen krygen, en ook over 14 wederom te rug moeten flaan, 't geen a!angetoont is niet te moogen gefchieden. Nochtans zo wy aan B nog twee fchyven op 15 en 38 toevoegen, als dan kan de dam van A, niet alleen 14,maar ook, behcffens 15 en 38, de fchyf 32 weg flaan , om dat hy dan zulks uit krach te van de buiging der lynen,die Zyn loop doen volgen, doet. Een dam , op verfchillende wyze, een gelyk getal van fchyven kunnende flaan , kan daarin naar verkiezing gehandelt worden. b. v. A heeft een dam op 1 en B drie fchyven op 17? 18, en 36. A kan nu naar welgevallen öf 17 en 18, of 17 en 36 weg flaan. Een dam in de geleegenheid zynde om cerï meerder of minder getal fchyven te flaan , heeft aan den eenen kant het recht om de meerdere fchyven  Ï4 I. Hoofdft. Over den aart, hei oogmerk, Ven te moogen flaan, doch kan ook aan den anderen kant, zo hy om beter voordeel daar van wilde afzien, daartoe gedwongen worden. b. v. In het eerfle geval A heeft een dam op •No. i, enB vier fchyven op 17, 24, 25, en 32 A zal-hier ongetwyffeld verkiezen zich van zyn recht te bedienen, om de drie fchyven 17, 24 en' 25 te flaan, 't geen hem ook niet kan betwist worden. In het andere geval. A heeft een dam op No. 1, en B vier fchyven: öp 17, 18, 32 en 42. Hier zou A gaarne van zyn recht om de meerdere fchy ven, dat is 17, 32, en 42 te mogen flaan, willen afzien, en liever verkiezen zich met de twee fchyven 17 en 18 te vergenoegen oir alzo het fpel te winnen. Doch B kan nu hem zulks betwisten, hem verplichten de drie fchyven' te moeten flaan, en hem daar door de winst van het fpel beletten. Wyders heeft een'dam dit te lyden, en is daar in' met een fchyf gemeen , dat hy door een gedekte fchyf van zyn party, als hy voor dezelve komt te flaan , kan geflagen en weggenoomen worden. Hier meede meen ik de loop en voorrechten van éen dam aangetoont te hebben. Thans zal ik nog iets van eenige benaamingen in het fpel aangenoomen, en van eenige gebruikelykheden daar by, aanroeren.- Men1  en vast gefielde regels van het Damfpel. I. HoofdfL 15" Men noemt op de pof He fpeelen , als .men de' vrye marsch of gang van zyn's party's fpel weet te belemmeren en aftefnyden, of als men door middel van een minder getal fchyven een meerder getal van zyn party weet in bedwang en beflootcn te houden, in diervoegen dat-decz' geen vry fpef Wederom bekoomen kan zonder genoodzaakt te zyn, een of meerdere fchyven optcofferen. Moorden, een woord in het fpel gebruikelyk 9> heeft plaats wanneer men een of meerdere fchyven afgeeft, es door zyn party laat flaan, met oog. merk om daar door even veel fchyven, van zyn party te flaan. I Blaafen, een benaaming in het fpel-, welke ïfe alhier eeniglyk aanhaal met. oogmerk om dezelve nit het fpel te verbannen, betcekent dat men een fchyf of dam van zyn party die daar meede moet flaan, maar zulks verzuimt, om zulk een verzuim van het bord wegneemt. Dit is een loopje of konstgreep in 't geheel niet aan de geaartheid van het fpel voegende. " Het damfpel een fpel van overlég en beleid zynde, mag men met het verkeerd beleid en de fauten van zyn party wel zyn eigen voordeel doen, doch de winst van het fpel te zoeken , niet door mistastingen die uit onkunde of een verkeerde manier van fpeelen voortkoomen, maar door een verzuim dat alleen door een oogcnblikkelyke afleiding van gedachten ontftaan kan, is iets, zo 't my voorkomt, dat  l6* I. Hoofdfl'. Over den aart, het óógmerk9 dat aan een rechtgeaard liefhebber van het dam» fpel weinig genoegen of voldoening geeVen moet. Is het geen voordeel genoeg, wanneer onze party vergeet te flaan, voor eerst dat men hem daar toe noodzaaken kan als men zulks goedvind, of, ten anderen, dat men de fchyf óf dam, dien hy had behooren te flaan, elders fchuiven, of wel door een andere fchyf of dam, dekken en dus bewaaren kan. 'T zou my daarom niet onaangenaam zyn' te zieri dat deeze reedenen zo veel ingang mogten vinden^ dat ik die, hervorminge in het damfpel mogt tö weeg brengen van het blaafen daar in voor altoos in onbruik .en vergéetenheid gebracht te hebben. k Aangaande het gebruik en de bepaalingen dér woorden fchut en' rest) zal het volgende tot een verklaaring dienen.' Ondcrftellende dat men overeerigekóómen is op zodanig- een voet te fpeelen' dat hy die een bepaald getal poinften, honneurs of oogen het eerst telt', erkend word een party te winnen, zo gefchied die' telling op de volgende wyze. Hy die een fpel wint, zonder gefchut of gerest te hebben , telt een, als de verliezer dam gehad heeft;- heeft die geen dam gehad, de winnaar telt twee.' Wanneer een def fpeelers zulk een gunstig be« grip van de .gefteltenisfe van zyn eigen fpel heeft v' dat hy onder het fpeelen het zelve fchut, (dat isV dat  in vastgeftelde regels van het Damfpel. I. Hoofdft. dat hy een wedding op de winst van zyn fpel tegens zyn party aangaat-,) en de party zulks houd, dan zet hy daar meede drie tegens één. Namelyk s zo hy het wint, dan telt hy één voor het fchut i behalven nog één voor het fpel, en nog één als de party geen dam gehad heeft; dus 3. Doch komthy het zelve te verliezen dan verliest hy aan zyn party, zo die het fchut gehouden heeft, drie voor het fchut, behalven nog een voor het fpel, en nog een zo hy geen dam gehad heeft; dus 5. Loopt het fpel remife, dan verliest hy diegefchut heeft, drie, en zulks alleen ómdathy gefchut, dat is te zeggen, drie op de winst van zyn fpel gezet heeft. Voegt een fpeeler bovendien het woord rest 'er by, en houd de party zulks, dan zethy op de winst van zyn fpel, behalven het bovengemelde fchut, nog twaalf tegens een. Wint hy als dan het fpel, zo telt hy één voor het fchut, één voor het rest, één voor het fpel, en noch één zo zyn party geen dam gehad heeft j dus 4. Verliest hy het fpel, zo verliest hy drie voor het fchut, twaalf voor het rest, één voor het fpel, en nog één zo hy geen dam gehad heeft, dus 17. Eindigt het fpel remife, als dan verliest hy die gefchut en gerest heeft, drie voor het fchut en twaalf voor het fpel: dus 15. Doch word een fchut door de party niet gehotïB den  i8 I. Hoofdft. Over den aart, het oogmerk, den, maar *t fpel voor gewonnen gegeeven, dan telt hy die 't zelve gedran heeft, één voor 'tfpel, en nog één zo de party geen dam gehad heeft; dus 2. En word een rest door de party niet gehouden, naa dat hy het fchut heeft gehouden gehad, alsdan telt hy die gefchut en gerest heeft, één voor het fchut, één voor het fpel, en één zo zyn party geen Dam gehad heeft; dus 3. Een herfchut tegens het fchut gedaan, is, zo het remife loopt, ook wederzyds remife in de telling der poin&en. Een gewonnen of verlooren herfchut verliest of wint niet meer dan een. Een hei-rest tegen rest gedaan, is meede zo het remife word, wederzydsch remife in de telling; en word het gewonnen of verlooren, zo telt het ook niet meer dan een. Het woord Va-tout, hoewel tegenwoordig weinig in gebruik, behelsd honderd tegens een. Men kan een fpel niet resten, zonder alvoorens het zelve gefchut te hebben, gelyk ook een fpel, wanneer een der partyen het zelve gefchut heeft, door de andere party niet kan gerest worden, zonder bevoorens het herfchut gedaan te hebben. Dus ook met het Va-tout. Geene van de twee fpeelers vermag" zyn fpel te fchutten en te resten, of te herfchutten enherresten, als wanneer het op zyn beurt van te fpeelen valt. Ik  en vastgeftelie regelsvanhctDamfpel. I. Hoofdft 19 Ik voor ray vind de manier van met fchut en rest te fpeelen, niet zeer eigenaartig aan hec damfpel, ten minften keure ik dezelve af voor hen die nog weinig vorderingen in het zelve gemaakt hebben. Een fpel in 't midden van deszelfs loop, door 't geeven van een fchut of rest, geftaakt wordende, beneemt men zich de geleegenheid om de loop en keer, waar mede het zelve eindigen , en waar in veeltyds zich onverwachte, aartige, en leerzaame voorvallen zou kunnen opdoen, waar te neemen. Dit Hoofdftuk voor 't meerendeel zaaken behelzende die aangeweezen en ter neder gefteld zyn, voornamelyk ten gevalle van zodanige liefhebbers van het damfpel, die in het zelve of nog geheel onervaren zyn, of weinig beleid van wel te fpeelen, laaten blyken, zal ik hen by het einde van het zelve, nog deeze aanmerking hen mede te deelen. Namelyk, dat zy, om eenige vorderingen in hec zelve te maaken, niet beter kunnen doen, als hunne misflagen op de aanwyzingen van kundiger fpeelers, zo 't hen fomtyds gebcure onder hun oog te fpeelen, te verbeetcren , en zich des niet te belgen. Immers hy die in.een onbekend gewest zich be\Tind, en de aanwyzing van een kundigen leidsman daar in te baat neemt, (men fta my hier deeze vergelykingtoe,) zal fpoediger en gemakkelykerop hec rechte fpoor geraaken, als hy die van denzelven ontbloot is. B 2 TWEE.  2o II. Hoofdft. Over de Uitgebreidheid TWEEDE HOOFDSTUK. Over de Uitgebreid van liet -Damfpel, en de bepaald* ' held der aamvy zingen van de by zonder e Grondregels van het zelve. Naa het een en ander van de eerfte algemeene beginzelen, den aart en het oogmerk, rechten en gebruikelykheden van het damfpel verhandelt en aangetoond te hebben , gaa ik thans een fchrcde verder, en zal over de uitgebreidheid van het damfpel, en de beperktheid, der aanwyzingen van de byzondere grondregels van het zelve iets ter neder ftcllen ; Grondregels die niet benodigt zyn gekcnt te worden, wanneer men het damfpel Hechts als een uitwendige bezigheid befchouwd en behandelt, maar die, vcrtrouwe ik, van niet weinig nut erkent zullen worden by hen, voor wien het dammen een fpeelende werkzaamheid van den geest is, en die de lust voeden om het zelve wél te fpeelen. Maar welke zyn die grondregels , en waar uit moeten wy dezelve ontleenen ? Meenigmaalcn is my te vooren gekoomen of niet dezelve in een wiskundige bereekening zouden kunnen gezocht worden. Dan , naa dat uk by een aandachtige overweeging, en meer dan eens myne gedachten daarover, en over den aart. van het fpel heb laaten gaan, zo ben ik ten laatften , zonder te aarzelen, tot het  van het Damfpel. 11. Hoofdft ar het befluit overgaan van ronduit te beweeren van neen, en dat zulks onmoogelyk is. Om een juiste opgave dier bereckening te doen, zou men de uitterfte'grenzen, en het laatflc getal van aile de onnoemelyke verzettingen en t'zaamenfchikkingen der 40 fpeelende fchyven, der mindere cn meerdere gedecltens van dien, en van alle hunne moogelyke betrekkingen met elkander, moeten bcpaalen kunnen. Immers, zo Hechts een dier bepaalingen ontbrak, dan zou, kwam zulks in .het fpeelen te vooren, terftond de onvolkoomcnheid dier opgave blyker. Niet dat ik van gevoelen ben dat de onmoogelykheid dier bereekening uit de natuur van het damfpel zelve voortvloeit. Neen. Want daar door alleen dat men zeggen kan, het dambord beftaat uit 50 ruiten, waar op gefpeeid, en uit 40 fchyven waar meede gefpeclt word, bewyst men dat men iets bepaald, iets eindigs noemt, iets dak zyn non plus ultra heeft, en dierhalven dat het damfpel zelve voor een becyffering van het getal der moogelyke t'zaamenfchikkingen daarin, vatbaar is. De onmoogelykheid dier bereekening moet dierhalven in den mensch gezocht worden, "die, laat hy een Euclides zyn, nimmer zyne denkbeelden tot zo verre in het Ryk der uitgebreidheid, en t'zaamenfchikkingen der getallen leiden kan, als zyne reden hem leert dat met den aart der getallen be. Itaanbaar is. Ja men weet immers (om dit met een B 3 voor- ,  22 II, Hoofdft. Over de Uitgebreidheid voorbeeld te Haven) dat, als het vermeerderde getal, 2 maal 2 is 4," tot een bcginzel gelegt word om die vermeerdering, telkens met zich zelve gemdtipliceert of vermeerdert zynde , niet verder als tot 16 maaien toe op dien voet te hervatten, zulks reeds een getal uitmaakt, 't geen nog nooit iemand gelukt is te kunnen bepaalen, en waar voor alle verbeelding, of ftellig denkbeeld van het zelve, zwjehten moet. Maar ondërilelt eens dat een mensch , naa een onbegrypelyke tyd'en arbeid hefteed, en naar zich" zelve nieuwe woorden gevormt te hebben,om een uitgebreidheid der getallen van alle moogelyke zaamenftellen in het damfpel zich duidelyk en onderfcheiden voor den geest te kunnen brengen; onderftclt, zeg ik dat een mensch zulks bereikte, wie anders als hy zou eenig gebruik daar van kunnen maaken, zo een ander niet dezelve moeite daar toe befteeden ging? Gebeurde het eindelyk dat het fpel door twee fpeelers gefpeeld en behandelt wierd, die beide alle de moogelyke bepaalingen daar in kenden, dan zou het fpel ophouden een fpel, dat is, een'werkzaamheid van den geest, van het vernuft te zyn. Al het voordeel dat men 'er by gewinnen zoude\is, dat het fpel, als fpel, daar door zou vernietigd worden. Alle de fpellen zouden niets anders als de geftadige herhaaling van een fom zyn die nooit eenige verandering ondergaan zou. Doch ik durve gerust verzeekeren dat het fpel nimmer die out-  van het Damfpel. II. Hoofdft. 23 ontaerdinge ondergaan zal, of kan. Gaat eens naa. Een fchyf alleen op het bord , kan zich op elk der ruiten, een voor een geplaatst, telkens in 50 verfchillende betrekkingen met de overige ruiten bevinden. Waar zal dit heen als men telkens een fchyf 'tot twintig toe, tegens een fchyf vermeerdert , en de vermeerdering van het vierkant der getallen by het vermeerderen van ieder fchyf in acht neemt? En waar daneindelyk geblecven met alle de moogelyke t'zamenfchikkingen, die uit de verfchillende Handen van 20 fchyven tegens 20 voortvloeijen kunnen.. Hier vertoond zich een veld waar van men, met alle moeite, niet dan het geringde gedeelte der uiterfte afftand bekoomen kan. Ik voor my acht het dierhaven cnmogelyk, en vind ook geen fpoor in eenige der menfchelyke wcetenfchappen of zaaken die my tot het omhelzen van een tegenovergefleld gevoelen zou doen befluiten kunnen. De Reken- en Wiskunde hebben ons de kennis der Sterrekunde te weeg gebragt en ons in ftaat gefield om de afftanden en loop der Hemelfche Lig. chaamen te bereekenen. Doch zo die lichaamenaan geen orde of maat in hunne ftand en loop gebonden waaren, maar zich in alle verfchillende kringen, en langs alle verfchillende lynen, 't zy door zich zelve aan het blind geval overgelaaten , of door een wille keurig, uitwendig beftuur,dan hier dan elders, door alle tyden en ftanden heen, plaatzen en bewecgen B 4 kon-  aj. II. Hoofdft. Over de Uitgebreidheid konden, zo .vereenig dan vry de Cyfferkunde van alle de voortreffelykfte Reekenkundigen in een mensch , en nimmer zal hy u alle de moogelyke ftanden en beweegingen dier lichaamen in het uitfpanzel, becyfferen kunnen. Men fta my nog een voorbeeld toe. De wetten der beweeging leeren ons dat een lichaam , op de plaats daar het zich bevind, in beweeging geraakt, de naaste weg, dat is een rechte lyn volgen zal, zo lang het geen tegenftand ontmoet. Dit verfchynzel in de Natuur ftandvastig plaats grypende, zo heeft men die werking tot een grondregel gemaakt om de bepaalde werkin* gen der lichaamen in hunne voortgang aan te wy, zen. Maar wie zal het getal bepaalen kunnen der moogelyke lynen die uit een middenpunt, laat ons by voorbeeld hier toe een fchip op zee onderftellen, voortvloeijen en zich uitftrekken kunnen totop ieder deel of ftip van den geheelen omtrek of kring der Horizont, en langs welke lynen het fchip zyn cours zou kunnen neemen V Ik heb hier mede willen doen zien dat de menfchelyke weetenfehappen wel een aanwyzing weeten te doen van de bepaalde werkingen die eenmaal vastgefteld, en daarom door ons tot grondregels aangenoomen zyn, maar niet van de willekeurige moogelyke werkingen waar voor zy vatbaar, zyn, of zouden kunnen gemaakt worden. Langs welke weg moeten wy dan zoeken, omn eenige der byzondere grondregels van het .damfpel «a  Over het Damfpel. II, Hoofdft. 25 na te fpooren? Langs den weg'der prattyk, en dooide beoeffening van het fpel zelve. Dit wederom ftemt overeen met het gewoone fpoor dat men verflandiglyk volgt in alle zaaken,' wier geaartheid niet mee de brengt dar. men alle derzclver zaam gefielde werkingen van vooren bepaalen of bereekenen kan. Ik ben niet onkundig van het algemeen en bondig gevoelen dat een goede teorie, of goede grondregels, de beste hulpmiddelen voor een goede prac tyk of beoeffening zyn- Dan , deeze onbetwist baare waarheid toegefraan zyndc, zo blyft het niet te min zeker dat de eerfte herkomst der teorie of grondregels in alle weetenfehappen en oeffeningen gebooren is uit de verfchynzelen en werkingen, welke men in den aart en geftcldhcid der dingen heeft weeten op te merken en gade te flaan. De gefteldheid en werkingen der dingen zyn niet het geene dat zy zyn, uit kragte der grondregels welke wy daar van maaken , maar wy bepaalen» tot ons nut of gebruik, de grondregels welke wy uit de verfchillende werkingen en verfchynzelen der zaaken afleiden. Een fraai Muzyk of Dichtwerk, by voorbeeld, is niet fraay om dat véele van de eigenfehappén en hoedanigheden daar in voorkoomende door ons tot grondregels aangenoomen zyn. Maar wy, na de on. dervinding van dat geen waar in de fraaiheid van een Dichtftuk of Muzykwerkdoorflraalt, bepaalen die eigenfehappén en hoedanigheden voor gronJreB 5 SeIs>  2.6 II. Hoofdft. Over de Uitgebreidheid gels, en richten dezelve in om 'er naar te werk te gaan. Het damfpel dus meede een werkzaamheid van 's menfchcn geest zynde, wiens leidingen door geenerlei bereekening te bepaalen is , kan men 'er dierhalven geene andere byzondere grondregels van opgeven als die welke uit de ocffening van het fpel gebooren zyn, en die door een herhaalde ondervinding, by de uitkomst blyken het best gefchikt te zyn om aan den aart van het fpel en het oogmerk van den fpeeler te voldoen. Nochtans daar het zelden, ja nooit gebeurt dat 'er twee fpellen voorkoomcn, die op eenerlei wyze zaamgeftcld zyn, en waarom ieder fpel in al zyn deelen en byzonderen handeling en beftuur vereischt, zo kan het niet anders zyn, of de regels, door my in het volgende hoofdftuk aan te wyzen, moeten zeer weinig in getal zyn in vergelyking van alle de overige regels, welke ieder fpel komt te vorderen, en welke ieder fpeeler, naar-zyne begaafdheid, uit de aan te wyzene regels moet zoeken af te leiden. Ook blykt hier nog uit dat de benaaming van byzondere grondregels door my reeds meermaalen gebruikt, aan denzelven in een volftrekte zin niet kan toegevoegd worden , dewyl die alleen plaats kon hebben ingevalle ik by ieder deel van ieder fpel een aanwyzing deed van het geen 'er gefpeeld moet worden; iets het geen wegons de onbereikelyke grenspaalen van het fpel, door my reeds betoogd y  Over Ut Damfpd. II. Hoofdft. 27 toogd , onmogelyk gefchieden kan. Het zy dan genoeg dat ik door de byzondere grondregels verftaan heb, iets dat van de willekeur en vrye verkiezing van een fpeeler af hangt; in tegenftelling _ van' de algemeene en vastgeftelde grondregel?, (door my in het eerfte hoofdftuk befchreven) die onfehendbaar, en onafhangelyk aan den wil van den fpeeler, aan het fpel verknogt zyn. DERDE  28 III. Hoofdft. Over de byzondere grondregels DERDE HOOFDSTUK. Over de byzondere grondregels en vereischtens van het Damfpel. "fret voornaame oogmerk in het terneder/tellen JLJL der volgende byzondere grondregels, is, om een proeve te neemen of zodanige liefhebbers van het damfpül, die reeds eenige vorderingen daar in gemaakt hebben, door middel derzeJven nog grooter trap van bekwaamheid daar in bereiken kunnen; en of zy, die weinig minder dan het hoogfte toppunt daar in bereikt hebben,'het fpoor zullen weeten te ontdekken van die weinige kracht welke hen in hun fpeelen nog ontbreekt. Tot hoe verre het my gebeuren zal den liefhebberen van het fpel daar meede eenigzints te hulp te koomen, zal uit het gebruik van de vol. gende aanwyzingen hen het best blyken kunnen. Mogt ik, by het wegdragen hunner goedkeuring daar in flaagen,het zou my geen kleine voldoening . zyn hen dat genoegen verfchaft te hebben , en my zelve door een bewys overtuigd te vinden, dat ik in myne begrippen over het nut dier byzondere grondregels niet gedoold heb. Laaten wy ons dan verbeelden twee fpeelers die beide alle kracht in het damfpel bezitten, en in beleid  van het Damfpel. III/Hoofdft; 29 beleid en fchranderheid van listen elkander daar in volkoomcn zelve zyn. Elk. hunner vind by den aanvang van het fpel zyn twintig fchyven inecnerlei ftand en betrekkingen, ten aanzien der twintig fchyven van zyn party, en van de tien overige ongedekte ruiten, geplaatst. Het geen de een met een fchyf of dam vermag te doen, is den ander mecde vergunt. Eindelyk' beide hebben, het voorrecht van elkanders fpel voor zich bloot te zien leggen, kunnen daar "door elkanders beweegingen van fchyf tot fchyf gadeflaan , en zyn dus in de volftrekte gelcegenheid om de voordeden welke de een boven den ander daar door zou bekoomen kunnen» te keer te gaan en te verydelen. Wanneer nu een fpel, by den aanvang dus op eenerlei wyze gefield is, en in alles van weerskanten eenerlei rechten heeft, wie ziet dan niet dat het zelve, aan het werken gebracht zynde, in alles van weerskanten eenerlei voordeden behouden» en ook zodanig, dat is remife, eindigen moet; te weeten zo die werking van het fpel beftuurd word door twee fpeelers die beide alles weeten wat tot zulk een beftuur, en om de gelyke voordcelen van het fpel van den beginne af tot het einde toe te bewaaren, vereischt word. Men heeft wel eens de vergelyking hier in te baat genoomen van een veld, alwaar twintig Per< foonen tegens twintig Perfoonen moetende ftryden, waar van de een zo veel kracht bezit als de ander, en  30 III. Hoofdft. Over de byzondere grondregels en wier uitwendige voordeden in alles aan elkan* deren volkoomen gelyk zyn, geen beflisfende overwinning zal voorvallen. Tot hoe verre de graad der juistheid van deeze vergelyking met het damfpel overeenftemt zal ik niet bepaalen. Doch dit is zeker, dat de algemeene en vastgeftelde regel, uit de Natuurkunde ontleend : dat, wa.ar twee tegenov'erftaande krachten van gelyk vermogen , hunne werkingen op één onderwerp beproeven, geen overmacht plaats heeft, ook op het damfpel kan toegepast worden. Maar indien het damfpel in deszelfs natuur, en wederzydfche gefteldheid voor de twee fpeelers, vatbaar is, om tot remife altoos gebracht te kunnen worden, welke is dan de reden dat men zo veele fpellen gewonnen, of liever verlooren ziet? Het is om dat men zelden twee fpeelers met elkander ziet fpeelen die beide al de krachten van het damfpel kennen , en de voordeden van hun fpel, van het begin af tot het einde toe, weeten te bewaaren en ftaande te houden. Zo dra de een al die voordeden , het geheele fpel door , weet ftaande te houden en zyn remife te bewaaren, en de ander, daar eri tegen, maar iets van zyne voordcelen verwaarloost, dan kan het niet anders zyn, of de laatfte moet zyn fpel verliezen. Men ziet bier uit dat de eerfte, om juist te fpreeken, niet zo zeer kan gezegt worden zyn fpel te winnen, als wel de laatfte erkent kan worden zyn fpel te ver. liezen.  van het Damfpel. III. Hoofdft. 31- liezen. Want de eerfte doet niets als zyne voordeden, en het remife dat hy van den aanbeginne van het fpel reeds had, te bewaaren, daar en te. gen de andere zyne voordeden verwaarloost. Maar, (hier keert de vraag om,) indien men twee fpeelers met elkander fpeelen ziet, die geen van beide al de krachten van het fpel bezitten , hoe ' komt het dan dat niet alle fpellen by dezulken meede remife loopen ? Want zo wel als het fpel remife eindigt by twee fpeelers.die al de kracht van het fpel kennen, zo zou men moogen vraagen of dit niet gelyk ftaat met twee fpeelers die' geen van beide al de krachten van het fpel'bezitten, en niet de misflag van den een tot een tegenwigt der misflag van den ander verftrekken, het fpel daar door meede in evenwigt blyven, en. remife loopen moet? Doch neen. Want als de een een misflag begaat-, dan bewyst dit, of fchoon de ander een tegen misflag doet, dat zy beide van de eenige weg, die alleen het fpel noodwendig doet remife zyn , afwyken, en door die misflagen en afwykingen het geheele beloop van het fpel aan omkeeringen en wendingen, nu ten voordeele van den een, en dan ten voordeele van den ander, doen overhevig zyn die het fpel zo wel op verlies, als op remife kunnen doen uitloopen. Dus de reedenen aangetoond hebbende waarom het damfpel in zich zelve voor remife gemaakt is, zo ziet.men daar uit dat de voornaamfte zaak van een  32 III. Hoofdft-. Over de byzondere grondregels een fpeeler daar in beftaat dat hy flechts zyn eigen fpel nloet zoeken te bewaaren, de voordeden welke hy by het begin van het zelve heeft, niet verwaarloozen moet, ert nooit offenfif (aanvallender wyzebehoord te fpeelen. Men moet altoos fpeelen als of men vertrouwde dat de party met wien men fpeelt, ervaren is in alles wat het fpel vereischt. Gebeurt het dan dat hy minder fterk is > zo zal hy van zelve ftruikelen, en u de overhand moeten laaten Al wat -hy goed fpeelt, gefchicd als by toeval, en kan zich niet ftaande houden. Om nu eenige grondregels by te brengen, die fbehalven de ondervinding van het geen men in de beoeffening van het fpel zelve moet gadeflaan,) benoodigt zyn gekent te worden, zo men zich in ftaat wil ftellen om altoos de remife van zyn fpel te kunnen «bewaaren, zal ik my van de volgende bedienen. Men behoord voor eerst op te merken waar in de kracht van een fchyf beftaat. Namelyk, dat'die gclecgen is in rechts en links te kunnen werken; dat hy diend om een andere fchyf te kunnen dekken, onderfteunen en bewaaren; dat hy geleid moet worden om op zyn beurt zo wel te kunnen aanvallen als verdeedigen ; dat hy een andere fchyf, op zyn beurt, mede daar toe behoord in ftaat te ftellen; dat hy moet medewerken, zo wel totverdee. diging van het fpel over het geheel,"als tot het uitvoeren van een aanval, flag*,of zet, of tot het maa-  Wil het Damfpel. lik Hoofdft-. 53 toaakenvan eenbëwer'p tot een flag Of zet'; En dat fcy daaróm nooit als met een waare reden gefpeeld moet worden* Dit alles diend ook Omtrent de 'werking Van èën, dam 'fn acht gehöomo'n te 'worden, die-, om dezeU ve te fcekoomen, het verlies van tweè fchyven weï waard is , zo men ziet dat hy niet terftond verlooren raakt, maar zich dat verlies, door 't voordeeï Van zyn werking', Vergoeden kan. Weet men 'twee dammen te verkrygen, men mag daar voor 'wel 'vyf a zes fchyven opofferen, en drie damm en, naar 'evenredigheid , en gefteltenisfe van het fpel. Nochtans zo men een goed fpel heeft, behoord men ee'n dam 'niet met Veel Verlies te neemen. Want daaf tót, dat men ziet dat de party met wien men fpeelt, een onvoordeeliger fpel heeft, en dat hy boven dien dé geleegenheid tot een damzet geeft, kan men bemerken dat hy zo fterk niet is, en dat hy daarom niet zal weeten te vermyden, u totminder 'nadeel een dam te doen Verkrygen. Om het oogmerk en de aanflagen Van zyn's 'party's fpei te ontdekken, word voornamelyk vereis'cht emop zynvoorfte fchyven, dat is-, die fchyven die een Vrye werking hebben, het geheele fpel door aandachtiglyk te letten. Deeze fchyven die als op de voorhoede en aanval ftaan, en daarom zo veel als voor verloore fchildwachten te houdeh zyn, moeten noodwendig in beweeging gebracht, 'en het £em afgegeeven worden, zo hy met de een of anG üelf  34 UI. Hoofdft. Over de byzondere grondregels der zyner overige fchyven, een flag of zet ter uitvoer brengen zal. Zo men nu geftadig, by ieder beurt van fpeelen, in acht neemt wat hy met die fchyven verrigtenkan, en daar by de ruiten bereekentdie verlooren gaan zo men wyders opmerkt op welke plaats men met zyn eigen fchyven , door het afgeeven der fchyven van zyn party, komt te flaan, en wat 'er op de plaats , alwaar zyn afgegeeven fchyven geftaan hebben, koomen kan; dan zal men daar door het best leeren de inzichten van zyn party , in zyn fpel, te bemerken. Ook is hier toe dienstig dat mcnnict te voorbaarig met een fchyf of dam achter een fchyf van zyn party, dien hy niet dekken kan, loopen moet. Want als men verzuimt de gevolgen daar van in te zien, kan hy, daar gy genoodzaakt zy t te flaan, door het winnen vaneen beurtligtelyk een fchyf aanbrengen , of wel anderzints een fchyf in werking zetten, waar mecde hy, als gy geflagen hebt, een po* fitte winnen, of een flag volvoeren kan , die tot merkelyk gevaar van uw fpel, zo niet tot ecnvolkoomen verlies van het zelve, zou kunnen verftrekken. Wy zullen tot een proeve hier van een voorbeeld aantoonen. A heeft tien fchyven, als: op 3, 7, 12, 13, 14, 16, 20, 23, 28, en 30. B heeft meede tien fchyven op 21, 34, 37, 39, 40, 41, 42, 435 48, en 49. A, onderfleld wordende de beurt te hebben van te  lyan hel Dafrfpel. lil. Hoofdft. 35 'te fpeelen, begrypt, dat zö by, 20 op 25 fpeelt », B ligtelyk uitgelokt zou kunnen.'worden, zo deez' de gevolgen niet nagaat, om eerst met 40 öp 35 te fpeelen, en dan vervolgens met 35 op 29 te gaan, om door die weg die fchyf 25 van A te willen winnen. A teffens ziende dat hy door die misflag van B, of liever -gretigheid om zich een fchyf te willen be voordeden, het fpel winnen zou, fpeelt daarom in die hoop en verwachting met 20 op 25» te meer doet A zulks, om dat hy die fchyf 25 aan geen verlies bloot fielt, zo B, de aaaflag van A bemerkende, afziet dezelve te vervolgen. B, geen aanftaand gevaar vermoedende, fpeelt met40 op 55. A, door dit fpeelen van B, in zyn vooruitzicht vcrfterkt wordende, fpeelt daarom 13 op 18.. B , te onbedacht meenende de fchyf 25 van A nu te kunnen gewinnen, fpeelt daarom met 35 op 29. A, zyn oogmerk bereikt hebbende, gaat nu zyn aanflag volvoeren , en fpeelt met 23 op 27. B moet, in plaats Van met 29 een fchyf te flaan, met 34 twee fchyven flaan tot op 32. A flaat met 25 twee fchyven tot op 45. B flaat met 49 tot op 40. A fpeelt nu 12 op 17. B flaat met 21 twee tot op 23. A flaat met 18 drie fchyven tot op 47, word daar dam, en wint Vervolgens het fpel. Doch vind gy naa alles in acht genoomen te heb-, ben dat 'er, in een ander geval, met het loopen achter een fchyf, die de party niet dekken kan, C ft geeïl  36 III. Hoofdft. Over de byzondere grondregels geen gevaar voor handen is, zo moogt gy vryelyk, met zyn verzuim van een fchyf hulpeloos aan uwe fchyven blootgefteld te hebben, uw voordeel doen en die fchyf winnen. De voorgaande proeve bevestigd mede de les, zo even aangeroerd, dat men, om de inzichten van zyn party naa te fpooren, acht moet geeven op de fchyven dien hy als verloore fchildwachten tot het uitvoeren van een ontwerp, flag of zet, inwerking brengen kan. Had B in de voorige proeve nagegaan't geen A, naa het fpeelen van zyn N°. 13 op 18 , door het afgeeven van 23 uitvoeren kon> hy zou zich zeekerlyk niet vergaapt hebben, om door middel van zyn fchyf 35 op 29 te fpeelen, de fchyf 25 van A zich te willen bevoordcelen. Wat aangaat het eerst afgeeven van een of meerder fchyven, om daar door een gelyk van fchyven weder te flaan; wat aangaat dit moorden gelyk men het noemt, moet ik aanmerken, dat het fpél ingericht zynde, om met 20 tegens 20 fchyven te fpeelen , zulks in 't geheel niet aan de eigenaartigheid van het zelve voldoet, zo lang 'er geen reden of noodzaakelykheid toe is. Wanneer ik twee fpeelers met elkander zie fpeelen, waar van de een of\ ander terftond by de eerfte of tweede fchuif aan 't moorden gaat, dan weet ik geen reden te vinden, waarom de zodanige niet terftond elk met 19 of minder fchyven beginnen te fpeelen. Zegt men hier op dat het damfpel gemaakt is om met 20 fchyven 'er  ? yan het Damfpel. III. Hoofdft. 37 er op te fpeelen zo is dit goed, doch waarom dan niet daar aan beantwoord, en eerst met 20, dan met 19, en dus vervolgens, zó lang gefpeeld tot wanneer de gefteldheid van het fpel het komt te vorderen, om het telkens van fchy ven te doen verminderen. Maar kan men tot zyn voordeel een aanval op zyn's party's fpel doen; of is men nog zo verre niet gevorderd dat men alle de gevolgen van een aanval, welke de party zou kunnen doen, be reekenen of inzien kan; of wel ziet men kans om door een affnyding of list de pofitie van het fpel van zyn party te belemmeren; als dan is het gevoegelyk, en kan het vereischt worden, te moorden, of het eerst een of meerdere fchyven af te geeven. Zonder deeze reedenen beantwoord men geenzints aan het eigenaartige, ja zelfs de fraaiheid van het fpel. Deeze aanmerking, hoewel in 't algemeen voor alle beminnaeren van het fpel ingericht, oordeel ik inzonderheid van dienst te kunnen zyn voor hen die de oeffening van het fpel eerst beginnen, nadien zy, een geflooten fpel fpeelende , daar door meer kans zullen hebben om flagen of zetten, en ontwikkelingen te zien gebeuren, (laat het totnadeel zo wel als voordeel van hun fpel zyn,) die hen3 al leerende, van de kracht en werking van een fchyf, en de loop en pofitie van, het fpel, beter kunde zullen doen verkrygen, dan wanneer zy C 3 ge-  ^8 III, Hoofdft. Over de lyzmJcre grondr-cgcli geftadig, zonder oordeel of inzicht, als blindelings hunne fchyven tegens elkander afgeeven. Betreffende de misfhïgen in het fpeelen, dunkt het my toe (in de onderfteliing dat het damfpel gefchikt is om het zelve meer uit een bloot vermaak, dan wel om eenige waarde van belang te fpeelen} dat men geen gebruik daar van behoord te 'maaken, maar hem die dezelve begaan heeft, vergunnen moet om dezelve in té trekken, en door een andere fchuif te verbeeteren; indien namelyk die mis-, flag door eene afwending van gedachten, een kleine opfchorting van het fpel, of wel een voorval van iets dat buiten het fpel is, ontflaat. Doch erkent hy die de misflag begaat, geen nadeel daar in te zien, als dan behoord hy die vryheid van zyn misflag te veranderen, niet te .behouden , dewyl zulks tot een bewys diend dat hy minder fterk is, en dat daarom het aantoonen en infchikkcn zyner misflagen geftadig zou kunnen zyn j ja ook, om dat hy door het ondervinden der nadeeiige gevolgen, de geleegenheid krygt in het vervolg zich daar voor te leeren behoeden. Laat ik nu , onder anderen bepaald hebbende waar in de kracht en werking van een fchyf geleegen is, en dat dezelve tot behulp van een andere fchyf dient, doen zien dat als een fchyf van de parr ty, met wie men fpeelt, van zulk een byftand ontbloot is, zulks fomtyds de gelegenheid kan geven pm, hem de pas of marsch yan zyn fpel af te fnyden, en  van liet Damfpel III. Hoofdft. 39 en zyn fpel in gevaar te brengen, of voor het minst zich van de remife van zyn eigen fpel te kunnen verzeekeren. Het volgend voorbeeld van één fchyf tegens één fchyf, kan hier van eenige ophelderinge geven. A heeft een fchyf op 3 , en B een fchyf op 48. Hy nu die het eerst fpeelen moet (wy onderftellen dat het A is) wint het fpel. Ik moet hier tusfchen beide aanmerken dat hoe. wel A of B, (daar zy beide nochtans eenerlej gefteldheid van fpel in dit geval hebben) het fpel verliezen moet , zulks daarom niet toegepast kan werden op de gelyke gefteldheid van het fpel wanneer zy met 20 tegens 20 fchyven beginnen te fpeelen , vermits het dan niet noodwendig volgt dat de twee laatfte fchyven van de twee fpeelers d'ecn op N°. 3 , en de ander op N°. 48 , of in zulk een diergelyke ftand of wederzydfche betrek, king, behoeven geplaatst te flaan. Doch, om tot ons voorbeeld wedër te keeren, wat voordeel is 'er uit te trekken ? Dat men niet altoos door het eerst af te geeven, of te moorden, de beurt van het eerst te fchuiven verwaarloozen*, of, (gelyk ik gezegd heb) zyn overige fchyf of fchyven hulpeloos laaten moet. Hoe zulks in veelerlei gevallen tot verlies van een fpel zou kunnen verflrekken, daar van zal ik in het volgende voorbebld een bewys geeven. b. v. A heeft een fchyf op 2, en B meedc een C 4 fchyf  4© III. Hoofdft. Over de byzcndere grondregel fchyf op 47. Dit is ecneriei als met 3 tegens,- 4.$^ Die het eerst fpeelt ( wy .onderftellen wederom dat; bet A is) wint het fpeh Doch wy voegen aan A nu nog twee fchyventoe, op 30 en 35, en aan B ook twee, op 44 en 49. A, ziende dat, zo hy 35 op 40 fpeelt, B.Kgtelyk 44 op. 39 zou kunnen fpeelen, waar door dan A zyne twee fchyven 30 en 35 in bedwang van B zou zien. Uit dit inzicht zou A genoopt kunnen worden, doch te onverhoeds en verkeerdelyk,om. zyn 35 tegens 44 af te geven. Hy dan met- 30 op, £9 het laatst moetende flaan, zo verkrygt B daar door de beurt om het eerst met 47 tegens 2 van A te fchuiven, waar door A het fpel verliest. Doch zo A, in plaats van te moorden, terftond met 2 op 7 fpeelt x (waar door hy zyn beurt tegens 47 van. B niet verwaarloost,.) en de loop met die fchyf vervolgt; of zo hy alvoprens- verkiest 35 op 40 te fpeelen, om vervolgens zyne twee fchyven 30 en 40 met 2 te hulp te koomen, als dan behoeft hy dit nadeel, het verlies van zyn fpel, niet te ondergaan. Dit zy genoeg tot een Haaltje van meenigerlei voorvallen, die , aan het voorgaand voorbeeld overeenkomftig, in het fpel. dagelyks gebeuren. On,s flaat nu te onderzoeken wat 'er is van twee fchyven tegens twee fchyven. b. v. A heeft twee fchyven, als op 1, en op 10. fn B meede twee fchyven op 41 en 50. Dit fpel weder-  van ht B-amfpeh III, Hoofdft. 41 wederom is wederzydsch gelyk. Want het geen I voor A is, is 50 voor B, en hetgeen 10 voor A is, is 41 voor B. Daar het nu uit het voorgaan4 voorbeeld, yan een fchyf tegens één fchyf, blykt dat hy die de ee-rfte fchuif doet het fpel wint, zo zou men ook vragen kunnen, of niet hy , die in dit voorflel van twee fchyven tegens twee fchy ven hét eerst fpeelt, mcede het winnen moet? Doch neen. Hy verliest het. De reden daar van is, dat het fpel, fchoon wederzydsch gelyk ftaande, niet op een gelyke wyze behoeft gefpeclt te worden, h. v. Zo A met 1 fchuift, dan behoeft Bhem daarin niet paar te voigen met 50 te fchuiven, maar B kan 41; tegens 1 van A opbrengen; of indien A met 10, fpeelt, dan behoeft B zyn voorbeeld ook daar in niet te volgen met 41 te fchuiven, maar kan50 tegens 10 van A opbrengen. Langs deeze weg moet A noodwendig het fpel verliezen, om dat zyn fchyf N°. 1 tegens 41 van B, en zyn fchyf 10.tegens 50 van B, in het eerfte uitfehuiven , reeds één zet minder tegens die twee fchyven vanBhebben, dan in het aangeweezen voorbeeld van N». 3 tegens 48, plaats heeft. Doch zo dit gelyke fpel van twee fchyven tegens twee fchyven , ook op. een gelyke wyze gefpeeld wierd, dat is: als A 1 fchuivënde, B 50 fchoof, of als A 10 fchuivënde ,B 4r fchoof» dan zou 'er geen verlies voor geene der partyen plaats hebben. Men heeft dierhalven hier uit op te merken dat C 5 men  4 a III. Hoofdft. Over de byzondere grondregels rnen reeds van den beginne van het fpel af, als alle krachten van het zelve wederzydsch gelyk zyn, zorgen moet om niet in die pofitie te vallen, en zyn twee laatfte fchyven op N°. i en 10 te brengen, als de party in de moogelykheid is om zyn twee laatfte fchyven op 41 en 50 te plaatfen, en de eerfte fchuif als dan niet op zyn beurt vair. Maar zal ik nu voortgaan, en de kracht en werking van ieder fchyf tegens ieder fchyf, in alle de declei en onderfcheidene gefteltenisfen van- het fpel, (van een tegens een fchyf 'tot twintig tegens twintig fchyven opklimmende) aan toonen ? Dit zou niets anders zyn als die onmoogelykheid te onderneemen welke ik in het voorgaande Hoofdftuk be weezen neb; of zal ik veel eer, my hier genoodzaakt vinden van openhartig te 'moeten belyden dat het damfpel een van die fpellen is, waar van in een volftrekte zin gezegd kan worden dat het in zyn volkoomenheid, of in een trap die daar aan grenst, alleen niet door voorfchriften kan geleerd worden, maar behalven de kennis van de benoodigde grondregels daar toe, ook een byzondere bevatbaarheid van geest vereischt. De . waarheid der zaake dwingt my'tot het laatfte. Want even min men aan iemand, die by de kennis van het ABC, ook alle de regds devfyntaxis kent,de begaaftheid fchenken kan, van door die voordeden alleen, vcrftandig te leeren denken en te fpreeken; zo min kan 1 ook iemand, of fchoon hy by de kennis van de vast-  van het Damfpel, III, Hoofdft, 43 vastgcftelde loop cn werking van een fchyf of dam, de kennis der byzondere grondregels van het fpel voegt, door een ander geleerd worden het damfpel in alle deszelfs voorkoomende gelegenheden wel te fpeelen. Het is en blyft een werking van den geest. Niettemin , daar het aan den anderen kant zeker is dat zy, die met eene byzondere begaaftheid van geest tot deeze of geene zaak verryktzyn, met het behulp der grondregels hun geest of vernuft daar in verder weeten te leiden, zal ik in dit werkje over het damfpel trachten zo veel te zeggen en aan te toonen, als-ik oordeel dat met alle moogelykhcid daar over kan gezegden aangetoond worden. Niets zo veel bedoelende als om hen die met een natuurlykc begaaftheid tot de oeffening van het damfpel gefchikt zyn, door de aanwyzinge van fommigc zaaken, daar toe behoorende, verder op te leiden, en om tcfrens alle genoegen te verwerven, zal ik .nog voortgaan in dit Hoofdftuk eenige byzondere grondregels ter neder te ftcllen, waar naa ik in het volgende Hoofdftuk nog een pooging zal doen om die grondregels op te helderen, te verklaaren en toe te pasfen in de proeve van een fpel 't geen ik zal onderftellen door twee fpeelers gefpceld te worden, die daarin die grondregels in acht .neemen, en waar door het fpel remife eindigt. Men hcrinnere zich dan andermaal wat ik van dc kracht van een fchyf gezegd heb, en zie in het geen  44 UI. Hoofdft. Over de byzondere grondregels geen ik nu wegens het uitfchuiven van de een en ander de vyf fchyven waar mede het fpel begonnen word, zeggen zal, hoe verre die grondregels, hier ten deele 'mpraÜyk gebracht, bewaarheid worden en ftand grypcn. Van i tot 20 geeven wy wederom ,aan A, en van 31 tot 50 aan B. De flechtfte fchyf waar meede A een fpel beginnen kan, is N°, 20 op 25 te fpeelen. De reden daar van is dat wy de werking dier fchyf, die wy gezegt hebben in 't vermoogen van rechts en links te kunnen fpeelen geleegen te zyn terftond benoomen zien. Want zo B dan met^5 op 30fchuift, dan houd B door die eenen fchyf 30, reeds twee fchyven van A, namelyk 19 en 25 in bedwang. En daar het zeker is dat een fchyf, door links en rechts te fpeelen twee werkingen kan doen, zo blykt het ten duidelykfte dat A, voor als nu het gebruik van die twee fchyven misfende, vier werkingen met die twee fchyven zich benadeelt. Ja ik houde my verzeekert dat B, zo hy dit voordeel, in den aanvang van het fpel bekoomen, weet te bewaaren, en het fpel vervolgens naar grondregels weet te fpeelen, het zelve zal winnen. Ten minfte, zo A zich uit de ongelegenheid van zyn fpel zal willen redden, zal hy, tegens een goed fpeeler, gevaar loopen van een fchyf daar aan te moeten opofferen. No. 19 0p 25 re fpeelen is niet kwaad, alzo die fchyf het- vermoogen blyft behouden yan links en rechts  van het Damfpel III. Hoofdft. 45 rechts te kunnen werken; maar dezelve op 24 uit te fchuiven , is volftrekt nadeeh'g. B zo hy nu naar de regel van het fpel fpeelde, zou 34 op 29 moeten fchuiven, om daar door 24 van A rechts af zyn marsch, en daar door de helft van zyn werking te beneemen. Doch B moet nu met de misflag van A zyn voordeel doen, en tegens de regel van het fpel fpeelen , nu A hem daar in voorgegaan is. Hy moet daarom 35 op 30 fpeelen. Gaat A dan met 24 reeds aan hét moorden, zulks is reeds een bewys dat hy dit benoodigt heeft, nadien hy anderzints, naar de aangeweezen gronden, zulks niet had behoeven of behooren te doen. En doet hy zulks. Hiel. das sal fty tegens een goed fpeeler niet ontDecfet fpel te krygen. Want B zal dan op zyn beurt, eerst 39 op 35 en 34 op 29 brem1; IfiJyk kan men zien dat het fpel van A daar door onvoordeelig voor hem begint te flaan. In deeze geftelteniffe, als hy 24 niet heeft afgegeeye», ii zyn beste zaak om vervolgens als 9 open is ,• die ruit te dekken, niet met 4, maar met 5. Zelfs in die fpellen die in den beginne naar de regels gefpeeld worden, is het doorgaans niet goed N°. 9 met 4 te dekken; eenig bewys daar van zal blyken in de opgave van het volgende remife fpel. A moet zich ook nu behoeden om op zyn beurt N>. 2 niet te fpeelen; waar van meede in de geftelteniffè van bet volgende remife fpel een reden bygebragt zal worden. . / Wat  4Ö III. Hoofdft» Over de byzondere grondregels Wat aangaat de fchyf op 18, deeze oordeel ik de beste te zyn om een fpel 'er mede te beginnenDoch dcwyl dit in het volgende remife fpel gefchieden zal, zal.ik de reedenen daar van, om dezelve als dan niet te hcrhaalen, tot zo lang befpaaren. N°. 16 op 22 uit te fchuiven kan geen kwaad-. Men kan dit ligtelyk bevatten als men waarneemt dat die fchyf, de meermaalen aangetoonde werking van rechts en links te fpeelen daar door niet verJiest. Maar 16 op 21 te fpeelen, keure ik tenee1nenmaale af. Voor eerst om dat de voorgaande reden van rechts en links te kunnen fpeelen, daar door verwaarloost word. Ten anderen , en wel voornamelyk , om dat; B daar door genoodzaakt word tot moorden te.gaan, en dus die fchyf, reeds in den aanvang van het fpel, van zyne werking in het overig gedeelte van het fpel beroofd word. Want daar wy uit het voorbeeld van A gezien hebben, dat A, zo hy 20 op 25 en ^9 op 24 fpeelt, een fiecht fpel zou kunnen krygcn, zo zou ook B, ingevalle hy tegens 21 van A niet aan 't afgeeven ging, een even gelyk fiecht fpel krygen kunnen te weeten zo hy (B) met 32 op 27 fpeelde, en A dan daar op 12 op 16, en 17 op 22 bragt. B, om deeze pofitie voor te koomen, zou dan tegens 21 aan het afgeeven moeten gaan. Het is dierhalven beter, zo A die fchyf 16 hem niet terftond wil be: noomenzien, noch zyn werking wil misfchen, dat hy 16 op 22 fpeelt. Van  yan het Damfpel. III. Hoofdil. 47 Van N°. 17, is wegens het uitfchuiven derzelve, weinig anders te zeggen, als dat die niet goedgekeurt word. Het brengt een pofitie te weeg, die, zo de party naar regels fpeelt, zonder te moorden, kwalyk kan gehouden worden. Het is niet moo« gelyk zulks in ai zyn deelen aan te toonen, dcwyl het afhangt van een zamenhang van werkingen waar omtrent rrieenigerlei vraagen kunnen gemaakt worden die niet van fchyf tot fchyf op ieder byzondere fchuif, te beantwoorden of op te losfen zyn, maar waar van de ervarenis alleen iemand kan in ftaat Hellen deswegens overreed te worden. Ik moet niet vergeeten hier noch iets van de fchyf N°. 3 te zeggen. Deeze fchyf in 't midden van de achterhoede van het fpel geplaatst, kan daarom als het fteunpunt van de rechter- en linker vleugel van het fpel aangemerkt worden. Men dient dies dezelve zo lang op zyn plaats te bewaaren als immer moogelyk is. Word dezelve reeds in 't midden van het fpel vermist, het fpel kan groot gevaar loopen. Doch behoud hy zyn plaats, dan kan hy, zo wel in 't midden van het fpel, als wanneer het zelve ten einde loopt, de overige fchyven, het zy aan de rechter- of linkerzyde, te hulpkoomen en verfterken. Zie daar eenige aanmerkingen welke de ervarenis my geleerd heeft, voor zo veele grondregels te moeten erkennen en bepaalen , wil men zich eigen maaken het damfpel met die kracht en tot die  4$ III. Hoöfdft. Over dt byzondere grondregels enz% die hoogte te fpeelen als waar tóe het zelve 'kan gebracht worden. Voor het overige hangen de toepasfingen en béoeffenihg dier grondregels van de meerdere of mindere gefchiktheid Van geest af, welke men voor het fpel heeft, en van de begaaftheid om die regels, by alle Voorkoomende gcleegenheden, zich ten nutte te maaken. Niets blyft my dan overig te doen,als hetfpoor tót die beoeffehinge 9 door middel der volgende proeven, verder aan te wyzerh  Proeve van een remife fpel 49 V IE RD E HOOFDSTUK. Beredeneerde Proeve van een geheel fpel waar in aan" getoond word dat het zelve, naar de voorenftaandt grondregels gefpeeld, RÉMISE eindigt. \VTy geeven aan A wederom de twintig fchy* TT ven van N°. i tot 20, en aan B die vaii 31 tot 50. A. 18 op 23. A , het fpel beginnende , fpeelt , als zyn beste fchyf, met 18 OP23. De reden daarvan, (welke wy in ons voorgaand Hoofdftuk beloofd hebben hier te melden) is , dat die fchyf, koomende uitliet midden, terftond zich wederom meester maakt van het midden der ruiten, tusfehen zi en 25, en dus de kracht van het fpel bewaard; teffens het voordeel bekoomende van rechts en links te kunnen werken. B. 33 op 28* B fpeelt 33 op 28, en niet gelyk veelen doen, met 32 op 27. Wy hebben reeds gezegt dat een fpel van gelyke krachten, op remife gemaakt is, en dat men daarom niet het eerfte offenfif, dat is aanvallender wyze fpeelen moet, zo lang'er geen reden of noodzaakelykhcid toe is. ' Nochtans doet B dit wanneer hy, 32 op 27 fpeelende, 23 van A aan. D valt-  50 IV. Hoofdft. Proeve van een remife fpel. valt. Beter fpeelt' hy dierhalven als hy 33 op 28 plaatst. Voor eerst geraakt hy als een middenfchyf, in naarvolging van A, wederom op de middenrait tusfchen 26 en 30. Ten anderen beneemt hy voor als nu ten volle de kracht en werking van 23 van A, die aan de rechter zyde zyn marsch benoomen is en aan delinkerzyde niet fpeelen kan, zonder verlooren te gaan. Ten derde , ftaat het fpel van beide de partyen daar door gelyk, dat is op remife. A. 14 op 18. A, bevindende dat B mede naar den regel gefpeelt heeft, kan nu niet beter doen als zyn fchyf 23 , door middel van 14op 18 te fchuiven, te dekken. s- 37 op 33. B, in naarvolging, oordeelende zyn fchyf 28 te moeten verlterken, fpeelt daarom 37 op 33. A. 9 op 14. A dekt nu 18, door middel van 9 op 14 te fpee. len. Bereids heeft A met zyne drie eerfte fchuiven zich in itaat gefteld om met zyn eerst gefpeelde fchyf (thans op 23) een werking te kunnen doen. • B. 42 op 37. B. bereikt dit zelve vermoogen door middel van 42 op 37 te fchuiven. A. 5-  Proeve van een remife fpel. IV. Hoofdft. 51 A. 5 op 9. A gaat nu voort met zyn gelegde grondflag te verfterken, en fpeelt op 9. Doch zulks doet hy met 5, en niet in naarvolging van veelcn, met 4. Dit laatfte keure ik zeer af, en zal eenige reden daar' Van kort hier naa laaten volgen. Ook heeft my de ondervinding de nadeeligö gevolgen daar van by veele gelegenheden van het fpel, doen waarneemen. P>. 46 op 42. B, meede zyn grondflag noch meerder krach ts Willende byzetten, fpeelt alleens, en fchuift 46 op 42* A. 16 op 22. A fpeelt i<5 op 22 ,en niet op 21 ,om reder] dien wy in het laatfte gedeelte van ons voorgaande Hoofdftuk vermeld hebben- Men zou mogelyk in 't begrip kunnen vallen dat A nu behoord had 18 op 24 te fchuiven, om de marsch van 28 van Baf te fnyden en te verhinderen. Doch dit heb ik nooit goed gevonden, nadien A by goede fpeelers zyn pofitie niet zou kunnen houden, zonder tot zyn eigen nadeel'te moorden, of liever om dat zulks al-voorens de zaak Van B zoude .zyn tot het bewerken van dat nadeel aan A. Dit alles door middel Van alle de verfchillende fchuiven, die gefpeeld en weder gefpeeld kunnen worden, in deszelfs gevolD 2 gen  52 IV. Hoofdft. Proeve van een remife fpel, gen bloot te leggen, is een fchakël te uitgebreid om befchreeven te worden. Genoeg dat de ondervinding het tot een reden en waarfchouwinge doet zyn. B. 32 op 26. B , zyn regel van verdeediging wederom volgende, fpeelt 32 op 26, om 22 vanA voor als nu zyn ^werking te beneemen. A. 12 op 16. A, zyn ongedekte fchyf 22 zoekende te onderfteunen, fpeelt 12 op 16. • B. 26 op 21. r B, fpeelt 26 op 21. Deed hy zulks niet, Azou gewis 16 op 21 fchuiven , waar door hy met die fchyf, (eerst van 12 gekoomen,) twee fchuiven met een fchyf zou verrichten, en dus de volle werking van een fchyf, die in rechts en' links te kunnen fpeelen beftaat, bereiken; nadien twee fchuiven met een fchyf, gelyk flaat met het vermoogen van een fchyf, van rechts en links te kunnen fpeelen. Dit niet alleen. Liet B de geleegenheid aan A om 16 op 21 te fchuiven,en deed A zulks,als dan zou B, wilde hy geen gevaarlyke pofitie krygen, , met 63 moeten moorden waar door hem 26 zou ontnoomen worden, die tot nu toe maar een fchuif, en dus de helft van zyn werking verricht heeft. Zie daar de reden dat B voor de eerfte maal, met een zelf-  Proeve van een remife fpel. IV. HoofdfL 53 zelfde fchyf, twee maaien tot zyn vcrdccdiging fpeelt. ' A, 6 op 12. A, om 16 te dekken, fpeelt 6-op 12. B. 35 op 29. B , tot nu toe verdeedigendër wyze gefpeeld hebbende, om zyne fchyven telkens tegen die van A te dekken, en te verfterken, geraakt nu voor 't eerst buiten die gelegenheid, en komt daar en tegen in 't geval van aanvallender wyze te fpeelen. Van waar ontftaat dit? Om dat hy het voordeel gehad heeft van met een fchyf, namelyk 32, twee maaien gefpeeld te hebben , waar door die fchyf zyn volkoomen werking,tot zo verre als het fpel nu ftaat, verricht heeft. Deeze werking van een fchyf tot nu toe aan geene der fchyven van A gebeurt zynde, zo is zulks de reden dat Bhetevenwigt van het fpel daar door herfteld, en de beurt van aantevallen aan zyne zyde brengt. Is het nu geen groot voordeel voor B dat hy niet alleen tegens A, die uit krachte van het eerst gefpeeld te hebben aanvallender wyze gefpeeld heeft, zich zodanig verdeedigt heeft, dat A hem geen nadeel heeft wecten toete brengen, maar dat hy boven dien nu de macht bekoomt, om aanvallender wyze te kunnen fpeelen, en A te dwingen, zich tegens hem te moeten verdeedigen. Ondanks dit bekoomen voorrecht van B zou men kunnen denken dat A, alvoorens B D 3 mi  54 IV. Hoofdft. Proeve van een remife fpel. met 35 op 29 fpeelt, beter fpel als B heeft, na. dien A met vyf fchyven als 1, 2, 18, 19,en 20, (behalven nog van met 2 2 te kunnen moorden,) fpeelen kan, daar en tegen B, zo hy niet verliezen wil, niet anders fpeelen kan als met 35, en 36. Niet te min lyd B hier geen nadeel door, en fpeelt, in plaats van 36 op 32 zonder oorzaak, met 35 op 29, om A, zo hy naar regels fpeelen zal, te dwingen 19 op 2 j te fpeelen. -d. 19 op 25. A, niet nutteloos willende moorden, volgt de re, gel van het fpel, en fpeelt daarom 19 op 25, , B- 39' op 35. B, zyn fchyf 29 willende .dekken , fpeelt met 39 °P 35- A. 25 op 30. A fpeelt nu met 25 op 30 , waar. door hy die fchyf, mede twee maaien werken laat, en dus het zelve doet het geen B gedaan heeft, (gelyk aangetoond is) toen hy met 26 op 21 fpeelde. ' B. 45 op 39. B, de regel van Avolgende, toen deez' 6 op 13 fpeelde, fpeelt 45 op 39. Ziet nu wederom hoe dat het fpel in een wederzydfche ftand voor beide de fpeelers gelyk, en dus op .remife ftaat. Beide hebben de voordcelen, dien zy in den beginne van het fpel hadden, weeten te fee,  Proeve van een remife fpel. IV. Hoofdft. 55 bewaaren. En had A door middel van de eerfte fchuif te doen, den eerften aanval, wy hebben ook gezien hoe die op B, door zyn goed beleidis overgaan. Thans, daar wederom het fpel volkoomen gelyk ftaat, als in den aanvang, is die beurt van den aanval ook wederom op A gekoomen. A. 22 op 27. A zou nu met 2 op 6 kunnen fpeelen, doch dan floot hy r op en verhinderde die fchyf zyn werking te doen, hoewel voor als nu zulks noch niet ver. eischt word. Aan den'anderen kant: wanneer B in 't vervolg, op zyn beurt, het mogt nodig oordeelen om met zyn fchyf 29 tegens 18 Van A te moorden, als dan zou A, gelyk men zien kan, met zyn fchyf 13 niet kunnen moorden wanneer zulks hem mogt te pasfe koomen. Hier openbaart zich nu tcffens de reden van het geen ik, kort te vooren, gezegd hebben ; namelyk dat A -zyn fchyf 9 niet met 4, maar met 5 moest dekken. Want had A 9 met 4 gedekt, dan zou hy (wanneer B alvoorens met 29 tegens 18 van A gemoord had) even min met 13 kunnen moorden als dat hy nu 2 op 6 fchoof. Wat aangaat de fchyf 1, deeze behoord A .ook niet te fpeelen, om B geen gelegenheid te geeven tot het maaken vaneen bewerp om met 21, dam op 1 te worden. 'Er blyft dan geen andere keuze voor A overig, als te fpeelen, of met 15 op 19 of met 22 op 27. Op 19 met 15 te fpeelen keure ik D 4 • niet  £o IV. Hoofdft Proeve van een remife-fpel f niet goed', dewyl B met^S-op 24 zou kunnen fchuiven, en, door dit middel van te moorden, de fchyf 10 van A van zyn plaats zou kunnen krygen. Dit zou voor A niets anders zyn als het fleunpunt van de rechter vleugel van zyn fpel te verzwakken, dewyl hy , geen fchyf op 5 hebbende, als dan zyn ongedekte ruit 10 niet zou kunnen dekken. Deeze proeve zal zulks nader bevestigen, als wy by het einde van het fpel zien zullen dat A, ook door middel van zyn fchyf 10-, de remife van het zelve volbrengt. Hy bepaalt zich dierhalven om 22 op 27 te fpeelen; te meer nadien hy dit moorden, 't zy nu of dan,niet nalaaten kan, wil hy anderzints zyn fpel niet verwaarloozen. B flaat met 33 op 22. A flaat wederom met 16 op 27, B- 37 op 32. 5 A 43  58 IV. Hoofdft Proeve van een remife fpel. B- 43 op 37. B, daar hy niet verkiest buiten noodzaakelykheid met 29 te moorden, kan nu niet beter fpeelen als met 43 op 37. Immers, fpeelde hy met 42 op 37, als dan geraakte A in de geleegenheid, om, door middel van met 18 te 'moorden, het fpel van B als in zyn bedwang te krygen, vermids.hyA, met 14 op 25 koomende door drie van zyne fchyven, voor als nu zes fchyven van B zou vast en werkeloos houden. A. 18 op 24. A, overweegende dat hy naa verloop van nog vyf fchuiven, dien hy met 1 en 2 zou kunnen doen, genoodzaakt zou zyn te moorden verkiest eerder zulks nu te doen, met 18 op 24 te fpeelen; omdat hy B, (of fchoon die twee fchyven daar toe gebruiken kan,) daar mede noodzaakt dit bepaaldelyk met 29 te doen, dewjd B,met 28 flaandc,zich bloot zou flellen in 't voorgemeld nadeel te geraaken van zes zyner fchyven, voor als nu, door drie van A beflooten te zien.' B. 29 op 18. B, dit alles in 't oog houdende, flaat met 29 op 18. A. 13 op 33. A flaat met 13 , twee fchyven van B, tot op 33- : - s" • . x ' B-  Proeve van een remife fpel. IV. Hoofdft. S9 B flaat met 37 op 28. A. 7 op 13. A, bemerkende dat B met drie zyner fchyven, %\, 26, en sr, niets verrichten kan, begrypt dat de toeleg van B zal zyn, om, volgens beurt, 42 op 32 te brengen, met oogmerk om als dan, (in vergelding van het bedwang waar in A, die zes fchyven van B, ai, 26, 31, 3a, 3.6 <, en 41, voor als nu zou kunnen houden!) door middel van die zes fchyven, ook zes fchyven van A, 1, 12, 17, 22, 23, en 27, werkeloos te zetten. In dit vooruitzicht ontdekt zich nu het geheim, en een nadere reden, van het geen wy in A afgekeurt zoude hebben , zo hy s op 6 gefpeelt had. Want dan zouden 'er, in de onderflelling dat B met 42 op 52 zalgeraaken, niet zes fchyven tegens zes fchyven jn wederzydsch in bedwang flaan, maar B zou met de zes zyner gemelde zeven fchyven van A belemmeren. A, uit krach te van dit vooruitzicht nagelaaten hebbende 2 op 6 te fpeelen, ïpeëlt nu,even om dezelfde reden, 7 op 13. B< 42 op 37, B, zonder zich te bekreunen, of A zyn inzicht gevat heeft, dan niet, fpeelt zyn beste fchyf, name • lyk 42 op 37. A, 2 op 7. A, om zyne twee fchyven, 12 en 13, die hol flaan,  ó~o IV. Hoofdft. Proeve van een remife fpel liaan, te dekken en teonderfteunen, fpeelt 2 op 7. B- 37 op 32. B bereikt zyn oogwit , en plaatst 37 op 32. Ziet hy met deeze fchuif zes zyner fchyven, voor als 'nu, in bedwang van A,hy bekneld ook daar en tegen, voor als nu, van A.zes fchyven. A. 1 op 6. A fpeelt r op 6, om daar mede te verhoeden, in gevalle 'er een aanval van een flag by B voorviel, of zou kunnen voorvallen, dat hy dan geen fchyf door 'een twceflag van 26, zou kunnen verliezen, j B. 35 op 29. B, de reden begreepen hebbende waarom A met ï op 6 gefpeelt heeft, en wyders inziende dat A niet anders fpeelen kan als om de rechter vleugel van zyn fpel te verfterken , fpeelt met 35 op 29, om zich in postuur te ftellcn, zo 'er van dien kant door A iets mogt ondernoomen worden. • A, 15 op 19. A, de waare regel van het fpel volgende, fpeelt met 15 op 19. om daar door de' vrye marsch af te fnyden van 28 van B, en zich tegens 29 van B te verfterken; ook om te kunnen moorden zo 't vereischt wierd. •B 4.7 op 43. B, hoewel in de gelcegenheid zynde van met 39 op 35 te kunnen moorden, moet zulks nog niet doen, zo  Proeve van een remife fpel. IV. Hoofdft. 61 K> hy geen waarfchynelyk gevaar wil loopen van een fchyf te verliezen. Hy behoord daar meede te wachten tot wanneer hy de geleegenheid heeft bekoomen van 47 op 33 te kunnen brengen. Met dit inzicht fpeelt hy 47 op 43. A* 6 op 11. A, in 't begrip dat B zyn fpel op 33 zoekt te verfterken , fpeelt daarom 6 op 11 om vervolgens op 16 te koomen. B. 43 op 37. B, zyn oogmerk vervolgende, fpeelt 43 op 37. A. 11 op 16. A , volvoert zyn bewerp , en fpeelt 11 op 16. B. 37 op 33. . B, door 37 op 33 te fpeelen bereikt meede zyn oogmerk. A. 19 op 25. A, om te beletten dat B voor als nu geen attaque met 29 zal uitvoeren, fpeelt met 19 op 2-5. B. 39 °P 35- B, oordeelcnde dat zyn N°. 48 niet buiten werking zal kunnen blyven, en dat hy naa het fpeelen derzelve met 39 op 35 niet zou kunnen moorden, zo 't vereischt wierd ; ook inziende dat A zyn 13 ■ en 7 in werking zal willen brengen , waarom hy zyn 49 niet op 45 fpeelen, maar daar mede wachten  02 TV. Hoofdft. Proeve van een remife fpel. ten wil tot zolang hy die op 44 fpeelen kan, evei gelyk hy gezien heeft dat A zyn 2 niet op 6, maar op 7 gebracht heeft; befluit, om dit alles, de geleegenheid tot het afgeeven van 39 niet te iaaten verlooren gaan, maar fpeelt ten dien einde dezelve op 35. A. flaat met 30 op 39. B. flaat wederom met 44 op 35. A. 13 op 18. A, om B niet te noodzaaken te moorden, door middel van 25 op 30 te fchuiven, en ook zich zelve, met dit na te Iaaten, nietbenadeelende,fpeelt 13 op 18. B. 49 op 44. B. volvoert zyn oogmerk en fpeelt 49 op 44. A. 7 op 13. A, om zyn fchyf 18 te verfterken fpeelt 7 op 13. B- 35 op 30. B, de toeftand van zyn fpel overweegende, en ziende,'dat hy tot behoud van het zelve, verplicht zal zyn het eerst te moeten moorden, zoekt daarom zulks nu te doen, door 35 op 30 te fpeelen. A. 9 op 15. A, vind zich, van zyn kant gehouden, om aar? het inzicht van B te beantwoorden, en fpeelt9 op 15.;  Proeve van een remife fpel. IV. Hoofdft. 63 B. flaat met 30 op 19. A. flaat met 15 twee tot op 35. B. flaat met 40 op 29. A. 4 op 9. A, ziende dat B wel een aanval kan'doen en een flag volvoeren, doch niet anders als met gelyke kans voor hem (A), bekreund zich des niet, en fpeelt met 4 op 9. B. 50 op 45. B, het moorden willende vertraagen zo lang hy ziet met zyn aanval geen voordeel op Atebekoo men, of zelve door het uitftel daar van, voor als nu geen nadeel te Iyden, fpeelt met 50 op 45 om zyne andere fchyven meer krachts te doen toekoo- ' men. A. 9 op 15. A, meede om zyne fchyven 10 en 20 te verfterken, fpeelt met 9 op 15. B. 45 op 40. B, vervolgt zyn voorgaande oogmerk en fpeelt 45 op 40. Alvoorens ik nu A laat fpeelen, zy het my vergunt een kleine opfchorting in het fpel te maaken. Wy zien het fpel thans tot die hoogte gebracht dat het reeds de zestigfte zet van het fpel zal zyn, wanneer B zo terftond den aanval zal doen * waar  64 IV*. HoofdfL Proeve van 'een remife fpel waar meede hy de weg Wyst óni het zelve remife te doen eindigen. Niet meer dan zes fchyven van elk zien wy het fpel tot nu toe , hoe verre ook gevordert, vermindert; ten bewyze hoe eigenaartig het aan het fpel is, dat zy, die naar de grondregels het zelve weeten te befluuren, niet dan fpaarzaam, en wanneer 't vereischt word, moorden i Ook dat zy wederzydsch een geflooten péfitiè, het gehcele beloop van het fpel door, weeten te bewaaren , zonder by het einde eenig voordeel daar meede te verzuimen, of nadeel te ondergaan. Heeft B, de aanval, nu te doen, al vroeger op A kun-nen beginnen, (gelyk men in het fpel kan waargCnoomen hebben) hy bereckende ook dat 'er van zyn kant geene meerdere voordeelen door dezelve op het fpel van A te behaalen waaren , als welke hy in flaat was, door het uitflellen derzelve, te bewaaren. Vertraagde hy dus met de aanval, 't gefchiede met een inzicht, om zo A een misflag beging, met meerder voordcels dezelve te kunnen volvoeren ; zo niet, (gelyk gebeurt is) hy wist zich flaande te houden. A van zyn kant heeft mede niets onbeproeft gclaaten om B te doen zien, dat hy by een aanval gelyke voordeelen zich wist voor te behouden, dat hy niet fchroomde hem de gelegenheid daar toe te blyven vergunnen, cn het niet nodig, achte om door middel van meerder af. gcgeeven of gemoord te hebben,-het fpel lostemaa- ken,  Proeve van een remife fpel. IV. Hoofdïr.- 6g ken, te breeken , en de eigenaartige ontwikkelih5 ge van het zelve weg te heemeh. Wy vervolgen öhs fpel. A. t4 op 19. A, in overweeging neemende dat B in de hoodzaakelykheid gebracht word om een aanval te moeten doen, en teffens bereekent hebbende dat het fpel, in allen maniere,remife eindigen moet, fpeelt ten dien einde 14 op 19. Wel is waar dat A, zö hy met 15 op 19 fpeelt, een fchyf by den aanval Van B wint. Doch dit baat niet. Het is voor een ogenblik, en het fpel loopt even hetzelfde remife. Hebben wy dan eerder verkoozen hem met 14 op *9 te fpeelen, het is gefchied om het fpei met die juistheid en noodwendigheid remife te doen loopen,welke het best aan myn oogmerk, om van de loop ten kracht van een dam een fchetze en aanwyzingè te geeven, beantwoord; B. 29 op 24; B, niet minder bemerkende dat zyn fpel zonder nitzicht van winst flaat, en dat hy met langer tè Wachten nu niet tot zyn voordeel zou wachten, befluit daarom den aanval te doen, eh fpeelt met 2$. ttp 24. A flaat met 18, een op 29. B flaat met 34, twee op 14, E 4  0$ IV. Hoofdft. Proeve van een remife fpeU A flaat met 23 twee op 43. B flaat, als zyn beste, met 32 een op 23, A flaat met 17 twee op 37. B flaat met '26 twee op 6. A flaat met 8 een op 19. B flaat met 21 een op 12. A. 43 op 47. A, niet wel anders, of liever niets beters feu», nende, fpeelt met 43 op 47, alwaar die fchyf dam word. B. 36 op 32. £, is nu in de gelegenheid om van drie verfchillende fchuiven, een derzelve te kunnen en te moe1, gen verkiezen; dat is, met 6 op 2 te fpeelen; of met 6 op 1 te fpeelen, of wel met 36 op 32 te fpeelen. In 't eerfte geval. Zo hy 6 op 2 gaat fpeelen , en die fchyf dam laat worden , dan begrypt hy dat A 13 op 17 zou kunnen fpeelen, om vervolgens, naa het flaan van B, met 37 op 42 te fpeelen , en dus te zoeken een tweede dam te haaien* Wilde B dit als dan aan A beletten, zo zou B genoodzaakt zyn om 44 op 38 te fpeelen, endaar door zyne twee fchyven, op 23 en 38 gekomen, te moeten misfehen. De remife van het fpel 3ls dan te fchielyk beflist zynde, verkiest hy , die 't niet behoeft dezelve te zoeken, daarom op 2 geen dam te haaien. In 't andere geval. Met 6 op 1 dam te haaien verkiest hy ook niet. Hy begrypt dat A dan met  Proeve 'van een mnïfe fpel. IV. Hoofdft-. 6f met 3 op 7 zou fpeelen, en aan B daar dooreen tweede dam geeven, met oogmerk wederom om 37 op42 te fpeelen, en te zoeken ook een tweede dam te ïcrygen, B> wilde hy dit niet toeïaaten, of, oordeelende dat het geen vereischte van het damfpel is om met twee dammen tegens twee dammen te fpeejen, als het zelve oogmerk met een dam tegens een dam , bereikt kan worden; B, zeg ik, wilde hy aan A niet toeïaaten, als dan een tweede dam te baaien, zon gehouden zyn, om met zyn dam 3, (door A hem gegeevenj de fchyf ip van A te flaan, tot op 25. A met zyn fchyf 20 deeze dam van B moetende flaan, zo zou B daar op 44 op 38 fpeelen. Hoewel B dan , naa dit alles, een fchyf •zich zou bevoordeeld hebben, zou hy nochtans zien dat de gefteltenisfe van zyn fpel ook niet anders als het temife Voor hem zou meede brengen. Tot dit een en ander daarom niet befluitende, behoud hy geen andere gevoegelyke keuze over, als om 36 op 32 te fpeelen, gelyk hy ook doet; zoekende daar mede, of het hem gelukken mogte, twee dammen te bekoomen , zonder A nochtans de geleegenheid te Iaaten van een tweede dam met zyn fchyf 37 te kunnen krygett. Wy hebben deze onderflelling aan Btoegevoegt, om door de volgende aanwyzinge der manier waar mede hy het fpel remife doet eindigen, ons-in de gelegenheid te ftelien om hen, die in het fpeelen met een dam noch niet ver gevordert zyn, een E 3 proe-.  68 IV. Hoofdft. Proeve van een remife fpel. proeve en fchetze te geeven van de kracht en werking eener dam, wanneer hy goed geleid en beftuurd wórd; teffens aantoonende met welke reedenen en uit welke inzichten men met dezelve fpeelen moet. A. 37 op 26. Naa dat B nu 36 op 32 gefpeelt heeft, flaat A met 37 op 26. B flaat wederom mét 3 r op 22. A. 3 op 7. A, het inzicht van B begreepen hebbende om té zoeken twee dammen te bereiken, oordeelt, dat zo hy nu niet terftond op zyn hoede is om het fpel ui een.postuur tot remife te Hellen, hy moógelykkans zou kunnen loopen het zeivete verliezen. Om dierhalven alle gevaar daar toe te voor koomen, fpeelt hy 3 op 7. B. 12 op 3. B flaat met t% op 3, daar die fchyf dam word A.47 op 31. A fpeelt nu met dam 47 °P 31 om te voldoen aan het oogmerk, waarom hy 3 op 7 fpeelde. B flaat met dam 3 op 30. A. 31 op 1. A flaat met dam 31, twee fchyven van B, 22 en 6, tot op 1. Het  Proeve van een remife fpel. IV. Hoofdft. 69 Het komt nu voor dat B, ten deele beter fpel als A fchynt te hebben, dewyl hy de drie fchyven van A, io, 15 en 20, voor als nu met zyn dam in bedwang houd. Doch wy zullen zien hoe A door het goed beleid waar mede hy zyn fpel beftuurd, alle inzichten van B weet te verydelen. B. 30 op 14. B, zich de voordeelige gefteltenifle, waar in zyn fpel zich thans bevind, willende ten nutte maaken , fpeelt, als zyn beste, met zyn dam 30 tot op 14; niet alleen om de drie gemelde fchyven van A in bedwang, maar ook om de fchyf 13 van A, in zyn gang rechts af, te verhinderen, en op de lyn tusfchen 4 en 31 te bepaalen. A. 1 op 34. A, dit inzicht van B bemerkende vind daarom niet goed met 13 op 17 te fpeelen, dewyl zyn dam 1, daar door, voor als nu zeer bepaald in zyn werking zou zyn. Speelt hy met zyn dam 1 op 12 , voornamelyk met oogmerk om daar naa zich op 3 te begeeveh , en langs dien weg te zoeken zyne drie fchyven in vryheid te brengen; of anderzints met inzicht, om , vervolgens op 16 fpeelende, de fchyf 44 van B in zyn loop te bepaalen; zo ziethy dat 'B hem beide deeze oogmerken zou kunnen ver. ydelen, door middel van mat zyn dam 14 op 3 te gaan. Dithalven fpeelt A met zyn dam 1 op 34. om daar meede niet alleen te zoeken de twee fchyE 3 ven  fo IV, Hoofdft, Prwe van een remifè jpek ven van E, 44 en 48 in bedwang te houden, maa? ook om inmiddels de inzichten van B te leeren ken* nen. Ja zelfs, zo B nu op zyn beurt met 40 op 35 fpeelde, zou A, zich op 45 en vervolgens op 40 plaatfende, die fchyf van B vermeesteren, of B, zo hy dan op 30 fpeelde, zou en zyn dam en teffens het fpel kwyt zyn. B. 41 op 36", B, zyn fchyf 41, die ongehinderd werken kan* willende fpeelen, fpeelt dezelve op 30% A- 34 op 12, A, vind nu niets beters voor hem te fpeelen, als met zyn fchyf 13 op 17, of met zyn dam te fpeelen, Met 13, de fchyf 36 van B tegen te gaan, is iets 't geen hy oordeeld ook by volgende beurten iunnen te doen, Eerder verkiest hy dan te zoeken met zyn dam een lyn te krygen, waar door hy zich een weg weet te baanen om zyne drie fchy ven, ioa J5» en 20, in vryheid te brengen. Hy fpeelt daar,,. de fchyf 9 en de dam van B zal meesr ter worden. In dat geval, A een dam tegens de drie fchyyen. van B, 31, 40, en 48 behoudende, E 5 zou  74 IV, Hoofdft. Prceve van een remife fpel. ?ou de remife van het fpel als dan ook onbetwists* baar zyn. Dit alles ingezien zynde, blyft B dan niets overig , daar hy van zyn kant de remife vermyden, en A verplichten wil om het fpel daar toe te dwingen , «Is met zyn dam 3 op 21 te fpeelen, A 5 op 9, A, van zyn kant door de gefteltenisfe van zyn fpel niet genoopt kunnende worden om iets meer als de remife te hegeeren, en niet willende afzien van B te dwingen het zelve te moeten zien en goedgedoogen, fpeelt ten dien einde met zyn dam 5 op 9. B 31 op 26. B ziet uit de gefteldheid zyner drie fchyven 29, 40, en 48, dat geen van dezelve werken kan zonder door A, met wederzydsch voordeel, vermeester d te worden. Wat aangaat om met zyn dam te fpeelen vind hy nergens voordeelig, ivel nadeelig te kunnen zyn, (1) Speelt hy op 3 als dan gaat A wederom op 5, van waar hy kwam. Dit onophoudelyk over en weder fpeelen, door A van 9 op 5, en van 5 op 9, en door B van 21 op 3, en van 5 op 21 zou tot een reden en bewys aan B moeten verftrekken, om de remife van het fpel te moeten erkennen. (2) Op 7 of 32 te fpeelen kan niet ge_ fchieden zonder door A geflaagen te worden, f3) Op 12, of 16, of 37 , of 43 te fpeelen, verbied zkü  Proeve van een remife fpel. IV. Hoofdft. 7$* zich van zelve, nadien A dan eerst zyn fchyf 2 duidelyk doen zien dat het damfpel op remife gemaakt is. Is 'er dierhalven iets in dit werkje, het is de voorigè proeve, welke ik oordeel zeer gefchikt te zyn om hen, die nog weinig vorderin. gen in het damfpel gemaakt hebben, meerder beï kwaamheids te doen verkrygen, wanneer zy eenige oplettenheid aan dezelve befteeden willen. Ge. lukt het hen, niet alleen de loop en werking van het fpel over het geheel, maar ook de inzichten waar meede ieder fchyf gefpeeld is , te bevroeden, en daar uit te leéren om dezelve van tyd tót tyd op de fpellen, welke zy fpeelen mogten, over té brengen , dan hóude ik my verzeekert dat zy daar door het geheimzinnige van het fpel, ten minfteri iets daar van, leeren moeten; zo anderzints het je nefcais quoi, (ik weet niet wat) van het fpel door voorbeelden en proeven te leeren zy. Dit bereikt hebbende moogen zy wyders hunne vinding vcrryken, om, boven de regels heen, tot alle kracht en hoogte in het fpeelen te geraaken, waar door zy, ook met een goede uitkomst, zullen weeten tefpeeJen tegens de zodanige, die, of fchoori een gegrond denkbeeld van het fpel hebbende, nochtans in kracht van vinding en doorzicht by hun te kort fchie. ten. Maar indien het waar is dat twee fpeelers, die beide  78 IV". Hoofdft. Proeve van-etn remife fpel. beide uit de Crvarenis van het fpel geleerd hebbeft zulk een bcftuur en handclwyzehet best te zyn, en daarom zulk een leiding tot een grondflag van hun fpeelen aangenoomen hebben,- indien zy, zeg ik» geftadig naar die grondregels fpeelen, moet hun fpel dan niet altoos eenvormig, en daar door iets van het eentoonige, van het verveelende Verkrygen? Zeker is het dat dit in allen opzichte niette loochenen zy, by aldien men met deeze vraag het beloop van hun fpel over 't geheel, en niet een byzondere en flipte naarvolging van fchuif tot fchuif be* doelt. A en B zyn beide,in het voorgaande fpel, fomtyds in. de geleegenheid geweest de beurt van de eene fchuif voor de beurt van een andere fchuif te hebben kunnen fpeelen. Doch dewyl zy weder^ zydsch daar in mede met gegronde oogmerken zouden te werk gegaan hebben, zou hun fpel, eenige kleine uitzonderingen daar van ter zyde gefield, op eenerlei bewerp berust, en, over 't geheel, wei* nig verandering ondergaan hebben. Dezelve attac , que, of aanval, waar meede B de grond lei om het fpel te ontwikkelen, door middel van de zes fchyven , zo van hem als van A, los te maaken en in Werking te brengen, zal meestal in een'fpel, ('t geen door twee fpeelers gefpeeld word 'die beide de grondregels kennen, en teffens overeenkoomen om naar dezelve te fpeelen,) zo niet volkoomen en in alle deelen, ten minften eenigermaate en van dien aart voorvallen»  Proeve vên een remife fpel. IV. Hoofdft. 79 Men verwachte daarom niet dat twee zulke fpeelers, als wy in A en B onderfteld hebben , altoos die verdrietelyke wyze van fpeelen houden zullen * dat zy u nooit anders als eenerlei fpel vertoonen zullen. Het damfpel, zo als ik reeds elders gezegd heb, is ingericht om tot een fpel, een verlustiging, een Werkzaamheid van den geest te verftrekken. Hoe weinig zou nu aan dit oogmerk , aan de lust van twee fpeelers voldaan zyn, zo zy beide bepaaldclyk en altoos op eenerlei wyze fpeelden; opeen wyze welke ben , door de ondervinding van het fpel, geleerd was de beste grondregel en manier van te fpeeleft te zyn. Hunne beezigheid daar in zou ten laatfte iets van het Automatifche, van het wcrktuigeïyke verkrygen. Dan., daar de kennis van het fpel, Waar van de ondervinding zulke goede fpeelers heeft in ftaat geftelt om een zekere leiding voor de beste te achten, hen wyders kan bekwaam maaken om hun doorzicht en'fchranderhcid in alle voorkoomende gelegenheden en gefteltenisfen van fpellen , verder aan te kweeken en uit te breiden, (indien zynamelykeene byzondere gefchiktheid van geest daar toe hebben) zo zullen zy, om dat werktuigelyke te ver. myden, en om liet damfpel den aart van een fpel te doen behouden, zelden een fpel fpeelen of teneinde brengen, waar in zy niet van hunne bepaalde leiding en regels zullen af wy ken. Ontmoet men nu éeeze öjanjer van fpeelen by twee'fpeelers, die$ aan  8o IV: Hoofdft. Proevi van een remife fpek aan den eenen kant, een grondige kennis van der! loop van het fpel hebben , en aan den anderen kant teftens door hun vernuft in het fpel, boven de regels heen, in alles, wat fchranderheid van bewerpen en vooruitzichten betreft, aan elkander gelyk zyn, dan zullen de zodanige , fchoon tegens de regels fpeelende, het fpel meede doorgaans doen remife eindigen. Laat ons onderftellen dat A en B niet alleen een doorwrochte kennis van het fpel, maar ook de uitterfte bekwaamheid en trap van vernuft daar. in 3 tot het maaken van listige en bedekte beWerpen, bereikt hebben; en datzymetdiebegaaftheden een fpel roet elkander, tegens hunne aahgenoomene eri bepaalde leiding aan , (dien wy de naam van grondregel geeven) fpeelen. A, het eerst vari de regels van zyn fpel afwykendej zal daar op terftond zich voor het nadeel daar van weeten'te behoeden , door middel van de ver vooruitziende bewerpen waar meede hy het fpel van B zal willen lagen leggen j die zekerlyk in zulk een geval zou kunnen te kort fehieten en zyn fpel verliezen, zo hy* by de kennis eener gegronde leiding van het fpel, teftens niet alle doorzicht had om de voorgenoomene aanflagen van A, hoe ingewikkeld ook, te bcfpeuren. Dit wapent B van zyn kant om terftond op zyn hoede te zyn^ en , voor de uitwerkzelen der ontwerpen van A zich beveiligt hebbende, on; derftaat hy op zyn beurt om A, ^zöikmydusmag uitdrukken} een webbe te wee ven. Doch deeze ^ everï  Proeve tm IV-. Hoofdft. Se wen doorzichtig zynde in 't geen zyn party op hem mogt toeleggen, als hy vernuftig was om zyn party op de bedekfte wyze te willen benadeelen, weet meede al den toeleg te voorzien en te verydelen. Wie ziet dus niet dat als een gelyk afwykinge der angenoomene leiding van het fpel , door een Wei derzydsch vermoogen van doorzicht en beleid, vergoed word , het fpel wederom in evenwicht geraakt, en daar door op remife ftaat. Twee fpeelers dierhalven die dit hoogfte toppunt genadert zyn, kunnen altoos het fpel tot remife brengen, of fchöon zy tegens de grondregels fpeelen, mids dat zy die nochtans kennen. Doch dit is dus niet gelegen met hen die 'in alles wat zy fpeelen wel naar de aangeweezene leiding te werk gaan, maar nochtans die begaaftheid en fchranderheid van vooruitzichten derven'. Ge* beurt het dat de zodanige een fpel fpeelen zullen met iemand, die daarenboven die doordringenheïd in het fpel heeft dat hy zich niet by de regels behoeft te bepaalen, zo zullen zy niet beftand zyn» maar hun fpel verliezen moeten. De. laatfte, van de regels afivykende, zal hen daar door dwingen meede van de regels af te gaan, en dus in pajitie» te vervallen, waar in zy die vaardigheid van geest niet hebben om hun fpel te kunnen verdeedigen , als wel de ander heeft om hen te verfchalken» en te verplichten de minderheid hunner krachten te moeten erkennen. F Om  82 IV. Hoofdft.. Proeve van een remife fpel. Om dit vermogen te bereiken weet ik geen beter middel als dat men,naar deaangeweezene gronden, eerst een goede leiding van het fpel tracht te verkrygen, en dat men vervolgens zyn eigen geest te baat neemt om te leeren van die grondregels fcha deloos af te wyken,als de gefteïtenisfe van een fpel zulks komt te vorderen, of als men zich in flaat wil Hellen tegens de zodanige te fpeelen, die, by de kennis van den loop van het fpel, boven de regels heen, op alles gevat zyn, om, door middel van de wydfle vooruitzichten, eenig voordeel te bejaagen. Tot het eerfle heb ik, onder anderen, de voorafgaande proeve van het remife fpel medegedeeld, en tot het andere zal ik het overig gedeelte van dit werk befleeden. FTFDE  Over drie dammen tegens één dam. V. Hoofdft. 83 V Y F D E HOOFDSTUK. Over drie dammen tegens één dam, benevens twaalf ■ proeven, waar van de oplosfingen in het nfgende Hoofdstuk te vinden zyn. Gebeurt het fomtydsin het damfpel dat 'er by het einde van een fpel één dam tegens drie dammen fpeelen moet, zo is het buiten alle aanmerking dat zulk een fpel nochtans niet meer als noodwendig remife is, wanneer de party die met één dam fpeelt dezelve heeft weeten te plaatfen op de overhoekfche of middenlyn van 1 tot 50, en dan geen misflag van den eerften rang begaat. Maar is zodanig een fpel niet meede remife, wanneer hy, die zich met één dam verdeedigt, de middenlyn niet heeft? Ook hier op moet ikjaazeggen. Echter onder deeze bepaaling, dat hy in dat geval de drie volgende zaaken behoord in acht te neemen: Voor eerst, dat hy op een tweede ruft van een lyn moet zoeken te geraaken; ten anderen , dat hy, buiten die geleegenhcid, zich op een ruit plaatfen moet van waar hy dé keuze heeft om op vier onderfcheidene plaatfen te kunnen gaan; en ten derde dat hy daar by de behendige aanflagen, welke de party met drie dammen zou, kunnen doen , zorgvuldig weet te vermyden. Komt hy hier in te kort dan kan het kwalyk anders zyn of hy zal in een der flrikken van zyn party vallen, en het fpel verliezen, zo F 2 als  $4 V. Hoofdfï:. Oysr drie dammen tegens één dam. als men ook forawyl gebeuren ziet by hen die nog niet op alle de treeken van drie dammen tegens een dam gevat Z5m. Om nu eenige van é\Q_pcfitien aan te wyzen waar uit men leeren kan, aan den eenen kant zich voor dezelve te behoeden als men met één dam fpeelt, en aan den anderen kant zich van dezelve te bedienen wanneer men drie dammen heeft, zo heb ik het niet ondienftig geoordeelt, om de volgende twaalf proeven, waar in drie dammen tegens een dam bet fpel winnen, en welke ik meermaalen voor remife heb zien geeven, tot een handleiding bier ccffens te plaatfcr?. Wy zullen aan A de drie dammen, en aan B de eenen dam toevoegen. A, die de beurt beeft van te fpeelen, heeft in alle die proeven de winst van het fpel ia zynen hand. Niet moeijelyk zal zulks te vinden zyn, wanneer men flechts de eerfle fchuif, die tot de winst als van zelve frcenen leid, zal weeten te ontdekken. Dit te onderzoeken kan hen die daar van nog niet onderrigt zyn tot een vermaak , en teffens tot een middel verllrekken om hunne vinding daar in te beproeven; of zo niet, zy kunnen de aanwyziagen daar toe opfïaan die ia het««» gende Hoofdftuk vaa dit werk geplaatst zyn. A heeft drie dammen, j B heeft één dam. (i. proeve.) O? 34 > 39 en 45. Op 2. A  Over drie dammen tegens Ven dam. V. Hoofdft. 85 A heeft drie dammen. J B heeft één dam- (2. proeve.) x Op 4, 7, en 33. I Op 43- (3. proeve.) Op 2, 26 en 4c. | Op.44. (4. proeve.) Op 5s 23, en 25. I Op 42. (5. proeve.) Op 45 5 j en 9. | Op 42. (6. proeve.) Op 14, ^5 en 26. J Op 47. (7. proeve.) Op 6, 39 en 44. | Op 7. ( 8. proeve.) Op 5, 9 en 20. 1 Op 42. (9. proeve.) Op 6, 7 en 12. S Op 44. (10. proeve.) Qp 12, 16 en 49. I Op 35. (11. proeve.) Op 15, 20 en 46. | Op 36. (12. proeve.) Op '10, 15 en 20. j Op 36. F 3 ZESDE  S6 Vl.Hoofdft.Over vyf dammen tegens twee dammen ZESDE HOOFDSTUK. Over vyf dammen tegens twee dammen, benevens twee proeven deswegens, waar van de aanwyzingen in het tiende Hoofdstuk te vinden zyn. XVTat het fpel betreft waar in op het laatst met ▼ T vyf dammen tegens twee dammen gefpeeit word, zo is de volftrektc winst van het zelve , genoegzaam by alle die eenige ervarenis yan het fpel hebben, een bekende zaak, namelyk, wanneer hy die met de vyf dammen fpeelt meester van de middenlyn , van i tot 50, is. Men heeft als dan de keuze om het fpel op verfcheidene wyze te kunnen winnen. Immers zo men flechts van de meenig-vuldige geleegenheden gebruik maakt, om eender ""twee dammen van den party die het fpel verdeedigt op te fluiten, dan kan men, door middel\ran een dam tegens een dam af te geeven , en die over en weder te doen flaan, vier dammen tegens een dam overhouden, in wel£ geval ik het overbodig achte de winst van zulk een fpel, (aan den zwakflen fpeeler bekend,) aan te wyzen. (1. proeve.) Nochtans wanneer hy, die met de twee dammen. zich verdeedigt, de twee lynen van 5 tot 41 en van 10 tot 46 heeft weeten te bekoomen, en beide \ . ; zyne  Over vyf dammen tegens twee damtn.VI.Ylooïdft. 87 zyne dammen, de een op 5 en de ander op 46 geplaatst heeft, dan zou het misfchien gebeuren kunnen dat 'er eenige liefhebbers, van vroege oeffening in het damfpel, gevonden wierden, die, met. de vyf dammen fpeelende, en daar by de midden]yn hebbende, het fpel niet gemakkclyk zouden weeten te winnen, dewyl zulksbepaaldelykflechts van eenerlei pofitie hunner vyf dammen afhangt. Gevalt het den zodanigen te onderzoeken of zy die pofitie ontdekken kunnen, het kan hen, daar in flaa» gende , misfchien te meer genoegen geeven. En gebeurt hen dit niet, zo kunnen zy, om geen vruchtelooze moeite daar toe befteed te hebben, zulks in de aamvyzing der eerfle proeve van het tiende Hoofdftuk ter neer gefield vinden. (2. proeve.") Doch wanneer hy, die mét de twee dammen fpeelt, zich op de twee ruiten der middenlyn, N°. 1 en 50, bevind, zo is het voorheen altoos voor beflist gehouden, dat zulk een fpel, met alle goed beleid verdeedigt wordende, niet anders als remife waare, en door hem, die met de vyf dammen fpeelt, nimmer kon gewonnen worden. Wat men ook aan. gewend heeft om een pofitie te vinden, waar door hy die met de twee dammen fpeelt volflrekt gedwongen word het fpel te moeten verliezen, zo is zulks, voor zo verre my bewust is, vruchteloos geweest. Evenwel is 't my gelukt het fpoor daar F 4 toe  SS VI. Hoofdft, Over vyfdammen tegens- twee- damm* toe gebaand , en een pofitie gevonden te hebben waar door het fpel aan de zyde der vyf dammen noodwendig gewonnen word. Voor hen die dit by overleeveringnoch niet vernoomen hebben kan het iets aangenaams zyn hunne kracht van vinding daar aan te toetfen en ter ontdekking van die pofitie bezig te houden. Is hunne yver daar toe min, zy kunnen zulks in de tweede proeve van het tiende Hoofdfiuk aangeweesen vin-* den. 2E VEN.  Voorftel yan'vyftig* damzetten. 89 ZEVENDE HOOFDSTUK. Proeve of voorftel van.vyf tig partyen of damnetten, waar van de aanwyzingen in het elfde Hoofdstuk , ieder op hun overeenkomftige mmnier, gevonden wor* den, Daar ik thans overga om in dit Hoofdftuk een proeve van vyftig parfyen of damzetten, Cdat rs, tot dam te geraaken als men nog geen dam heeft,) en in het volgende Hoofdftuk een proeve van honderd zetten, waar in zo wel dammen tegens dammen, als fchyven tegens fchyven werken, mede te deelen, acht ik het eenigermaate benoodigt hier te zeggen dat dezelven, ( een klein getal daar van uitgezondert,) niet enkel alsfpeelingenen vindingen van den geest te befchouwen, of ceniglyk verzonnen zyn om den beminnaaren van het damfpel tot een tydverdryf teverftrekken. Weliswaar dat zy dit tweede en zylings voordeel hebben kunnen , wanneer men in een ledig uur buiten de ge. leegenheid is van iemand te ontmoeten met wien men anderzints een fpel zou kunnen verkiezen te. fpeelen. Niet onvermaakelyk kan het dan fomtyds zyn, zo wel voor hep die het daaafpel oeftenen ? als voor de zodanige, die, het fpel niet fpeelende, nochtans eenige kunde daar van bezitten, of eenige neiging gevoelen mogte om daar. van iets te willen kennen; niet onvermaakelyk, zeg ik, kan het F 5 dan  570 VII. Hoofdft.. Voorftel van vyf tig damzetten. dan fomtyds zyn om die voorfïellen ais zo veeïe yaadzels op het dambord ter neer te zetten, en zich met de lust te prikkelen om zelve de oplosfingen daar van te ontdekken, of wel het genoegen te hebben om die oplosfingen onder de aanwyzingen te kunnen opflaan. Dan, het geen ik met het voorfïellen derzelven voornaamelyk bedoelt hebbe, is, datzy, ontleend en zaamgefteld zynde uit bet geen de ondervinding van het fpel my hééft doen opmerken en waarneemcn, ook van nut en tot een handleiding dienen kunnen van het geen in de dageïykfche beoeffening Van hét fpel, zou kunnen voorvallen. Zonderling zou het in de daad zyn:zo 'er niet in ieder fpel iets voorkwam, waar op men niet het een of ander zou kunnen toepasfen, 't geen uit dekennis der volgende zetten ontftaan kan. Dit is zeker dat zy de vindingrykhcid van fommige liefhebbers van het fpel kunnen aankweeken ,. om verfchcidene flagen of zetten dien zy fomwyl in hun fper zouden kunnen uitvoeren , maar nochtans , om hunne verre af fland, over het hoofd zien, te leeren ontdekken. Ja zo eene vaardigheid van geest , om het een of ander uit alle de volgende zetten.te ohtleenen, en naar den eisch en gefteltenisfc van het fpcl dat merj fpeelt, met eenige verandering te buigen en.aan het zelve, overeentebrengen , niet altoos voldoende mogt bevonden worden om een fpel 'er door te winnen, dan kan het ten minften fomtyds geïeegen- heid  Voorftel van vyf dg damzetten. VII.''Hoofdft. 91 heid geeven om een fpel, dat fchynbaar onherftelbaar verlooren ftaat, te redden, en tot remife, of tot dam te brengen. Men denke dierhalven niet dat alle die partyen of zetten, in het fpel byna ongebeurlyk zyn, of zeldzaam voorvallen. Neen. In de gewoonelyke fpellen, door my van tyd tot tyd gefpeeld, zyn my dikwyls diergelyke zetten, of die daaraan grenzen, te vooren gekoomen. Gebeurde het dan fomtyds datmy, in eenige derzelven, de gevolgen en uitkomftcn daar van te ingewikkeld waaren, en teveel overreekening vorderden om derzelver voorhof nadeden op een juiste wyze oogenblikkelyk in te zien, dan was het dit alleen 't geen my by het eerst voorkoomen, in het befluit deed aarzelen of dezelve de volftrekre winst het fpel ten gevolge hadden, dan niet. Doch door middel van'dat alles in geheugenis te bewaaren en de gevolgen daar van by my zelve naderhand te overzien, is het my zelden mislukt het middel en de wyze van fpeelen ontdekt te hebben , waar door zulke fpellen of gewonnen, of voor verlies beveiligd konden worden, of wel waardoor men in een volftrekt onherftelbaar fpel, op een ingewikkelde wyze tot dam geraaken kon. Wanneer nu zy, die eenige vordering in het fpej gemaakt hebben, alle die zetten of eenige derzelve kennen mogten, dan kan het kwalyk anders zyn of zy zullen die kennis in veele fpellen dien zy fpeelen, zich weeten ten nutte te maaken; 't zy door ' 1 mid-  92 VIL Hoofdft. Voorftel van vyftïg damzetten. middel van dezelven in hun geheel na te volgen, wanneer hun fpel in een volkoomen overeenkomst met de een of ander dier 150 zetten geraak en mogte; t zy'de grondflag dier zetten te houden, ea met eenige verandering naar de gefleltenisfe en zaamenfchikkinge van hnn fpel te buigen. Ja, wanneer zy eenmaal die wyze van fpeelen zich eigen zullen hebben weeten te maaken, dan zullen zy, de verrasfende uitwerkzelen dier zetten gadefkande , zeer vruchtbaar van gedachten weegens de leiding van een flag of zet worden. Dit niet alleen-. Het i:al hen kunnen leeren een goed vooruitzicht te maaken om alles, wat 'er voordeeligs in een Hechte pofitie te behaalen is, ter uitvoer te brengen. Ja wanneer twee fpeelers van gelyke krachten het fpel totfommige pofitiën of tot een zeekere hoogte gebracht zullen hebben, zullen zy terftond op een gegronds vooruitzicht, zo wel door middel van de beu-rteu gade te flaan dien zy beide noch te fpeelen hebben ? als door acht te geeven waar hunne fchyven of dammen koomen mogten, de uitkomst van het fpel, ea aan wiens zyde het voor- of nadeel zal zyn, weeten te beffisfen. De moogefykheid of onmoogeïykheid van de winst van een fpel ingezien hebbende s zullen zy in het eerfte geval, zieh van een fraaije zet weeten te bedienen wanneer die als een middel en gelegenheid daar toe voorhanden is, en in het tweede geval zullen zy door een zet van die natuur, (die in weerwil van de onherftelbaare gefield-  Voorftel'van vyf lig damzetten. VII. Hoofdft. 93 fteldheid van het fpel kan plaats hebben,) het verlies van hun fpel met des te meer levendigheid ten einde kunnen brengeu. In alle deeze partyen heeft A de beurt van het eerst te fpeelen. ( r. damzet.) A heeft zeven fchyven, ] B heeft vyf fchyven op op 4, 12,13.20,23, 11, J4j 24, 44 en 45 32 en 37. ,1 en twee dammen op 29 en 35. A kan hier een damzet doen, waar meede hy teffens het fpel wint. f 2. damzet') A heeft zeven fchyven B heeft zes fchyven op op 6,11, .3,15, *4' 14,22,44,45,48 29 en 40, en 49. En drie dam. men op 32,33, en42. Dat A hier dam kan krygen is niet mocijelyk te zien, zo hy Hechts, (dewyl B met 33 twee moet flaan,) 13 op 17 fpeelt. Doch men zoeke naar de damflag welke hy tot winst van zyn fpel kan doen» (3. damzet.) A heeft acht fchyven op I B heeft zes fchyven op 9,14,20,22,24,! 21,32,33,37,42, 26, 28 en 31. | 43. En een dam op 45. A kan hier wederom dam bekoomeii en het fpel daar  Q4 Voorftel van vyftig damzetten. VII. Hoofdft. daar meede winnen. Had B niet gezocht de fchyf 28 te vermeesteren.en alvoorens de gevolgen daar van ingezien, hy had zyn fpel niet behoeven te verhezen. Van deeze zet, hoewel klein zynde, koomen 'er veele yan dien aart in het damfpel voor. (4. damzet.) A heeft acht fchyven op B heeft zeven fchyven op 2, 7, ïi ,14,18, 263 22,25,31,34,43, 33* en 35. 47 en 48. En een dam op 17. Wederom dam voor A, met winst van zyn fpel. (5. damzet.) A heeft acht fchyven op IB heeft veertien fchyven 2, 3? 75 10,13,20? op 11, 16, 18, 22> 29 en 32. - 24, 31, 33, 35, 3§, I 4° 5 47 3 48 3 49 en 50. A, zes fchyven minder dan B, en daar by een allerflechtfte pofitie van fpel hebbende, kan dierhalven het verlies van zyn fpel niet vermyden. Nochtans zo hy zeven fchyven wil opofferen, kan hy met zyn overgebleevene fchyf tot dam geraaken. 6, (dam-  Vowfid van vyftig damzetten. VIL Hoofdft. 95: (<5. damzet.) A heeft negen fchyven op ]B heeft zeven fchyven op 4, 8, 9,14» «8> 29, j 15- 25, 30, 32, 44, 33, 34 en 40* | 49 en S°- En twee 1 dammen op 20 en 42-, B, waanende zyn fpel gewonnen te zyn, en, door middel van zyn dam, van 36 op 42 geplaatst te hebben, aan A alle gelegenheid, om tot dam te geraaken, benoomen te hebben, ziet niet alleen hier in zyn vooruitzicht verydelt, maar ook het fpel door A gewonnen. (7. damzet.) A heeft negen fchyven op B heeft acht fchyven op 3, 4, 5» 13» 14» *5' 22,23,29,34,42, 20, 33, en 36. 44 , 47 - en 48. En twee dammen op 31 en 35- A vind hier gelegenheid om met een fraaije zet dam te krygen, en de winst van het fpel aan zyne zyde te brengen, (8. damzet.) A heeft negen fchyven op B heeft vyf fchyven Op 4, 8,14-, 23,24,30, 33, 38, 44,47en48. 35, 3Ö en 40. En twee dammen op I 11 en 34. Niet moeijelyk valt het te zien dat A op dit fpel dam'  $6 VII. Hoofdft Voorftel van vyf tig damzetten. dam kan krygen. Hy behoeft flechts zyn fchyf 36 daar toe in 't werk te ftellen. Maar het geen minder in het oog valt, is, dat hy een damflag kan doen die hem vervolgens de winst van het fpel te weeg brengt. (9. damzet.) A heeft negen fchyven, B heeft achtien fchyven , op 2, 4, 11,15- i3, op 29,30, 84, 35, 36, 20, 25, 26 en 27. 37, 38' 39, 40, 4i * 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48 en 50. En eea dam op 25. Dusdanig een fpel kan A op niets anders doen hoopen als op de gelegenheid om tot dam te geraaken. Mogt men denken dat hy hier toe geen kans had , men zal zulks anderzints bevinden, nadien hy, (doch alleen door middel van acht zyner negen fchyven op te offeren,) dam bekoomen kan. (10. damzet.) A heeft tien fchyven op B heeft twaalf fchyven, 3> 4* 5- 8, 13,14- op 10, 15, 31, 40* 23, 28, 34 en 36. 41, 42> 44* 45- 47, 48, 49- en. 5o- De damzet, in dit fpel door A te bekoomen, is niet moeijelyk te vinden. Nochtans, om dat dezelve dikwyls kan voorkoomen, heb ik geoordeeld die ook een plaats te moeten geeven. Was het niet zon-  iif uamztïten. VIL Höofiïft. 97 lohdef eenige reden dat B met 46 op 41 fpeelde, om A niet te naa by dam te doen koomen, hy had nochtans zulks nagelaten Zo hy alle de gevolgen daar van ingezien had. Dit verwaarloost hebbende geeft hy aan A de gelegenheid tot een damzet, die misfchien het verlies van het fpel yan B bewerken kan , zo A vervolgens zyn fpel met alle güed beleid weet te beftuuren. Ten allermeeste is het> zo B het remife maakt. # (ïï. damzét.) A heeft tien fchyven op B heeft acht fchyven op 2, 3> 9> !2, 13, 14, 22, 24, 26", 29, 403, 31- 33 > 25 en 39- 43, 46 en48. Eneett dam op 3 2. ïn deeze pofitie doet zich wederom Voor A e@a damzet te vooren, waar door hy het fpel wint* (i2', damzet.) A heeft tien ïchyven, öp |B heeft Vyf fchyvên Op 53 8j 9, ï4,2o,2i!,| 33, 38,43,48 en 50. 23j 29 , 31 en 39, j En twee dammen op? ' en 47, Wederom dam Voor A, die hem vervolgens het fpel doet winnen» G O 3- dam-  oS VII. Hoofdft. Voorftel van vyftig partyen (13. damzet.) A heeft 'tien fchyven op j b heeft zes 'fchyven op 3 , 11 , 15? 19ï 23> 12 - 39 • 4ö, 47> 48 29, 30, 31, 32 en38. en 49. En twee dam' men op 22 en 45. A kan door deeze pofitie, tot winst van zynfpel, dam bekoomen. (14. damzet.) A heeft*tienfchyven,op b heeft vier fchyven, op 4,5,6,10,11,15, 25,40,45,46. En 27, 32, 34, 37. drie dammen op zi» 35» 47- Wederom een damflag voor A, tot winst van zyn fpel. (15. damzet.) A heeft tien fchyven, op 'B heeft zes fchyven op 2, 3, 4, 5? 12, 13-j 10,19,21,35,41 22,34,38,43. | en 47. En drie dammen op 23, 40 en 42. Dat A dam kan krygen door middel van 43 op 48 te fpeelen, is ligtelyk te zien. Doch liever be. diene hy zich van*de damflag dien hy tot winst van zyn fpel kan doen. b heeft zich hier aan bloot gefield door dien hy met zyn dam,, van 36 op 23 is gegaan. Had hy de gevolgen hier van beter ingezien, hy zou zyn dam 42 op 33 afgegeven, en 't fpel gewonnen hebben. (16. dam-  fc/ damzchm. VII. Hoofdfh 7 (16. damzet-.)' A hééft tien fchyven.'óp B heeft zes fchyven op .8, IO , Ï2 , l6, \Q>\ 9, 21 , 2f, 33, 49 j 22, 24 , 25 ^ 29, en 1 en 50. Én drie dammen 35- I op 32, 42. en 43. A kan door een damflag wederom de Winst van het fpel zich bevoordeelem O?- damzet. ) A heeft tien fchyven op B heeft negen fchyven 4*5- ïi- 14,23,26* op 13 j 21-} 24, 05, 34* 35* 38, 40. 29,32,48, 49 en 5o; En drie dammen óp ï§t ' 3- en 37. Hoé onvoordeehg ook dit fpel voör A flaat, zó kan hy niettemin een damzet doen Waar mede hy het fpel wint. Mogt het toefchynen dat deeze zet iets ongebeürlyks in zich heeft, nien kan dit gedwongene Wegneemen door middel van de drie dammen van B, tot fchyven te maakem In dat ge. Val zal A evenwel een zwaar fpel winnen-. .(18. damzet.) A heeft tien fchyven óp B heeft zeven fchyven cp 1 » *5> 22, 23, 24, 7i 8, ri , 32 , 2?i 26 } 28 »j 35* 39- en 49 en 50. Envyfdam- 40 men op m 25- 30, 425 cn43« A is hier niet alléén in de móögeiykheid óm dam )  ioo VII. Hoofdft. Voorftel van vyf tig partyen te krygen, gelyk gemakkelyk te zien is, maar hy kan dam bekoomen op een wyze waar mede hy het fpel wint. Men kan deeze pofitie eigenaartig aan het fpel maaken, wanneer men alle de dammen van B, behalven zyn dam 30, in fchyven verwisfeit C 19. damzet.) A heeft elf fchyven op B heeft twaalf fchyven • IO, 12, 13, 14» 15- op 29 , 31 , 33- 34» 17,20,23,25-3° 35» 37» 39»4°»4«, en 32. 43» 45 en 50. Daar A reeds een fchyf minder dan B heeft, en boven dien nog een tweede fchyf (33) op verlies ziet flaan, kan hy niet beter doen als van de kans gebruik maaken om dam te neemen ,op een wyze dat hydaar doof meer gelegenheid tot winst als verlies van zyn fpel heeft. (20. damzet.) A heeft elf fchyven op B heeft twaalf fchyven 1 , 12, 14, 17» *9» °P 10> 21' 2Ö' 3I' 22, 23, 24, 25, 27,' 32» 33» 34» 36» 37' en 30. 38». 39 en 44- Men kan niet ontkennen dat dit fpel voor A gevaarlyk flaat, nadien hy voor eerst een fchyf ten achteren is, en ten anderen , om dat B met zyn fchyf 10 dus kort by dam is. Nochtans kan A dam bekoomen en het fpel daar meede tot re. mife brengen. Onder de volgende honderd partyen  of damzetten. VII. Hoofdft. ioi tyen zal 'er een pofitie, van diergelyken aart, te vooren koomen- Doch in dezelve word het fpel gewonnen. (21. damzet.) A heeft elf fchyven op B heeft negen fchyven 1, 2, 3, 12, ,5,20, -op 11 , 32 , 37, 42» 23> 3o, 31 » 39 en 43» 47» 48, 49» 5° 4°- En een dam op 24. A weet door de onbehoedzaamheid van B, die met zyn dam van 29 op 24 gegaan was om de fchyf 15 te vermeesteren, dam te krygen, en daar door het fpel te winnen. (22. damzet.) , A heeft elf fchyven op B heeft negen fchyven op 12 , 14, 16, 19, 23, 20, 25, 30, 32, 33, 24 » 29 » 3r» 34» 39 1 40» 43» 49en50. En en 45. I een dam op 42. 't Is niet genoeg dat A hier dam kan krygen; maar dat hy dam kan bekoomen op een manier waar mede hy het fpel wint, is het oogmerk van dit voor Hel. (23. damzet.) A heeft elf fchyven op B heeft tien fchyven op 2,5,8,11,12,23, 22,34,35,38,40, a4» 25» 29, 31 en 41» 43» 45»49en5° 32. En een dam op 47. Dam voor A. met verdere winst van zyn fpel. G 1 ( 24. dam.  \oz VIL Hoofdft. Fwrftel van vyfiïg pavt-yev(24. damzet.) A heeft elf fchyven op B heeft elf fchyven, op 8, 12, 15, 17,, 22, ' 2.r, 25, 35i 38, 41 * 23, 24, 31, 32,- 34 43, 45, 4Ó, 48, 49 en 37. en 50. En een, dam; • - Pp, 47, A kan in dit fpel,, zodanig het gefteld , en daarB hem een dam vóór is,, zyn verlies niet ontgaan. Wel is waar dat de dam van B zou kunnen verlooren gaan, doch niet anders als dat A drie fchyven daar by zou verliezen. Dierhalven baat dit niets. Laat A zich dan zyn verlies niet bekreunen, maar zich voldaan houden met de zet waar meede hy dam bekoomen kan^ . (25. damzet.) A heeft elf fchyven op B heeft zeven fchyven op 1,2,6,7,8,12,16' 18, 21, 41,43, 46» *9j 27, 30 en 33? 47 en 48. En twee dammen op 25 en 45. A wint, door middel van een damflag, het fpel. (26, damzet.) A heeft- elf fchyven op B heeft twaalf fchyven 6, 8,12, 13,143.1^5 ep 23, 27 3 283 32* 22, 25, 26,29en35. 34, 37, 38^ 4r- 48,49en50. Entwee dammen op 33 en 43. 4 kan hier niets vinden o,m aan B de winst van bet  of damzetten- VII. Hoofdft. 103 het fpel te verhinderen. Nochtans kan hy een damzet doen, waar mede hy ook de twee dammen van B wegflaat. De winst blyft inmiddels, (al waaren zyne twee dammen fchyven geweest,) aan de zyde van B. (27. damzet.) A heeft twaalf fchyven B heeft elf fchyven op op %i 14,15, 16,19, 10, 13, 37, 40, 41, 20,il, 28, 29, 31, 43, 46,47,48,49en 35 en 39. 50. En een dam op 4. Daar A zyn fpel onbetwistbaar voor verlooren ziet, kan hy nochtans zyn vinding, in het bereiken van een damzet, te betoonen. (28. damzet.) A heeft twaalf fchyven B heeft zes fchyven op op 2, 3, 9, 10, iz » 20, 31, 39,41, 46en 14, 19, 2i> 22 5.28,1 47. En twee dammen 3061138. op 29 en 45. A brengt hier zyn fpel tot winst, door middel van een damflag. (29. damzet.) A heeft twaalf fchyven J B heeft zeven fchyven op op 2, 3, 4, 7, 9,14' 155 175 34» 4ij 44» 20, 30,32, 33,3,6en | 48 en 50. En twee 37- ' dammen op 45 en 47. Wil A hier dam bekoomen, niet door middel van > G 4 37  504 Vil- Hoofd ft. Voorfiü van ryf'tig pariyc^ 37 op 42 tc fpeelen, maar langs een wyze die hem tot de winst van het fpel geleid, zo heeft hy hier de gelegenheid, van zyn vinding daar toe te beproe-. ven, (30. damzet.) A heeft twaalf fchyven B heeft zeven fchyven op op s- 6, 8, 13, 14, si, 32, 37, 38', 43 „ 38, 24, 26,, 29, 34, 48 en 50. En twee 35 en 40., dammen op 4 en 44, Hoewel B de kracht van het fpel aan zyn kant fohynt te hebben, zal hy nochtans het verlies daar van moeten ondergaan , zo A de damflag ontdekt dien hy in de gelegenheid is , tot winst van zyn fpel, te kunnen doen,. (31. damzet.} A heeft, twaalf' fchyven B heeft acht fchyven op op 2, 4, 9,:i3? Ï4.5 Ï5,) 27, 34? 413 44* i<5, 17, 20, 211 25, 48,49en50. Entwee 30'en 36. dammen op 33 en 43. Uit dit gevaarlyke fpel voor A, weet hy niet al-, leen zich te redden, maar ook tot dam te geraas ken, op een manier die de winst van zyn fpel ten gevelge heefA £ 32. dam?;  of damzetten. VIL Hoofdft. 105 IC32, damzet,) A heeft twaalf fchyven B heeft mede twaalf fchy. op r, 2, 9, 10, 11, ven op 8,12, 21, 27, 15,18,20,24,26, 37-4-i,42- 45, 46, 28 en 34, 47,48en5o. Entwee dammen op 32 en 35. Dat A, twee dammen ten achteren zynde, en daar by een flechte t'zaamenffchikking van fpel heb, bende, dit fpel voor verlooren moet achten, is buiten alle aanmerking. Nochtans kan hy, elf van zyne fchyven opofferende, tot dam geraaken.. (33. damzet.) A heeft twaalf fchyven B heeft achttien fchyven op 2, 8, 9, 10, 12 op 21, 27, 32, 33j *3> 15- 17- 24> 25> 34, 36, 37» 38, 39y 26 en 30. 40, 41, 42, 43,44, 46, 47, 48 en50. En een dam op 45. Dat de winst van dit fpel voor B is, lyd geen bedenking. Evenwel moet hy gedoogen dat Atot dam geraakt. 0 5 (34-dam-  lo5 VII. Hoofdft. Voorftel van vyftig partyen (34. damzet.) A heeft twaalf fchyven B heeft twaalf fchy ven op' op 2, 3, 9, 10, 12» 18,23,28,34-37» 15, 19, 25, 26, 32? 38,39,43,44,47» 35 en 36. 49 en 50. En vier dam¬ men op n, 33, 46en 48. A houd het voor beflist, zyn fpel verlooren tezyn. Nochtans, hoe zeer het fpel van B digt, en bykans ondoordringbaar geflooten ftaat; hoe zeer hy alle zyne twintig fchyven op het bord heeft». ( de kroonfchyven der dammen mede gereekent;) en hoe zeer het toefchynt onmogelyk te zyn dat A hier dam bckoome, zo is dit nochtans zeker-, en word daarom zyn onderzoek aanbevoolen, (35. damzet.) A heeft dertien fchyven B heeft zeven fchyven op op 1, 3, 6, 7, 12, 31, 37, 44, 46, 47,. 20, 21, 22,25,26' 48 en 50. Entwee 28, 29 en 34. dammen op 18 en 45. A kan in dit fpel de damzet die zich aan hem voordoet, en daar door de winst van zyn fpel, aan de gretigheid van B verplicht reekenen, dewyl die met zyn dam van 32 op 18 was gegaan, om eenige fchyven van A te willen vermeesteren. (36. dam..  io5 I2' 2I> 20% 3^3 383 4o> I3> 163 173X8,23,, 41, 43, 44, 45en46, 25, 29 en 35r En twee dammen op 33 en 37. A eindigt als winnaar het fpel door middel van een voorafgaande damflag, waar toe hy, by den; aanvang, een onverwachte fchyf zal fpeelen. (39. dam-  io8 VIL Hoofdft. Voorftel van vyftig partyen (39. damzet.) A heeft dertien fchyven B heeft tien fchyven op op 4, 8, 9, 11, 14- **> **> 34» 35» 39» I5, 17., 22,24,25» 41» 44» 46»48en4927, 30, en 37. En twee dammen op 7 1 en 45, A verfchalkt wederom B, in zyne voorbaangheid van twee fchyven naa te jaagen , met een damzet waar doorrïy zyn nadeelig fpel niet alleen herfleld , maar ook het zelve tof een volkoomen winst geleid, (40, damzet.) A heeft dertien fchyven' B heeft elf fchyven op op 2, 6, 13, 15» 17, 24, 28, 29, 31» 3,3» 18,19,20,21,22, 34» 35 » 39» 44» 48 23, 25 en 30. en 50. En twee dam¬ men op 38 en 45. In dit fpel, dat oppervlakkig zich ten voordeele van B laat aanzien, behoud A nochtans, door middel van een voorafgaande damflag, volkoomen de. overhand, (41. damzet.) A heeft dertien fchyven B heeft zes fchyven op op 3, A, 5>7»9,»12» 27, 30» 44» 46, 48 14, 15, 18, 24» 36» en 50. En drie dam39 en 41. men op 11, 35 en 47, A is wederom de damzet, welke hy thans kan doen>  of damzetten. VIL Hoofdft. 109 doen, en die hem vervolgens het fpel doet winnen, daar aan verfchuldigt, dat B te voorbaarigmetzyn dam van 38 op 47 is gegaan, met oogmerk om A te beletten van naar dam te gaan. Hoe gegrond dit aan B ook voorkwam, hy moest de gevolgen daar van beter ingezien hebben , die hem nu het fpel doen verliezen. (4.2. damzet.^ A heeft dertien fchyven B heeft acht fchyven öp op 8, 13', 14,17,18, 36, 39,41,46,47, 20, 23 , 24, 25, 26, 48, 49 en 50. En drie 28, 30 en 40. dammen op 10, 38 en 44- Zodanig het fpel van B, verflerkt met drie dammen, gefield is, zal men mogelyk denken dat de winst voorzeeker aan zyne zyde is. Nochtans weet A een damflag te doen waar door hy het fpel ten allerminfte tot remife brengen, zo niet winnen kan. (43. damzet.) A heeft veertien fchyven B heeft meede veertien op 2,3,4,7,11,12, fchyven op 27 , 30, 13,14,15,1^,20, 31, 32, 33, 36, 37, 21,22,29. 38, 41, 42,'43, 44- 46 en 50. Hoewel A, geen voordeelig fpel hebbende,dam kan krygen op een wyze gelyk in de aanwyzing te zien is, zo is hem zulks ongeraden, vermidshy daar door  ïïo VII. Hoofdft. Voorftel vanvyf tig partyen door zyn fpe] gewis verliezen zou. Zyn besté fchyf dien hy fpeelen kan, is 29 Op 35 af te geeven, en dan Op zyn beurt met 12 op 17 te fpeelen» Met een goed beleid verder zal hy dan eindelyk, door •middel van 2,1 tegens 31 aftegeeven, kans vinden zyn verlooren fchyf zich vergoed, en zyn fpel hetfteld te zien. . (44. damzet.) A heeft veertien fchyven B heeft twaalf fchyven op op 1, 2, 4, 9, 10, 25, 29, 30, 32,34, i*> 13- i5, 16", 17, 36, 37, 39, 42, 44, 21, 26", 40 en 41. 46 en 48, En een dam op 27. Wat men ook van het Voordeeligfpel vanBhou^ den mogt, men ziet hem nochtans door-Ameteen damflag overrompelen, waar by B vervolgens het fpel verliest. ( 45. damzet.) A heeft veertien fchyven B heeft zes fchyven öp op 1 , 2 , 6 , 9 , 10, 27, 28 , 41, 47 j 49 13, 17, 20, 2r, 29, en 50. En drie dam30, 36, 38 en 42. men op 3, 32, en 45. A houd zich niet voldaan, om, doormiddel van 42 op 46 te fpeelen, dam te haaien, maar vind zich gereed een damflag te doen die hem tot de winst van het fpel geleid. (46. dam*  tf damzetten Vil, Hoofdft, m (46". damzet.) A heeft veertien fchyven [B heeft zes fchyven op i« 3- ö. 7, 10, ij, ' 32, 36, 39, 47, 48, 12, 13, 16, 17,21, 49, En drie dammen 28, 30 en 38. _^ op 5, 20 en 45. (47. damzet.) A heeft zeventien fchy- B heeft mede zeventien ven op 3, 5,7,8,9» fchyven op 21, 28, 29, 10, 12, 13, 15, 17' SI, 33- 34, 38, 3918, 19, 20,22,23' 40, 41, 42, 43;, 44. 2 5 en 30. 47. 48, 49 en 50. Deeze pofitie word fiechts voorgefteld om te doen zien dat A de damzet dien hy, (zo als in de aanwyzing blykt^ zou kunnen doen, moet Iaaten vaa. ren, indien hy niet terftond zyn dam kwyt en tef. fens het fpel, in 't vervolg, verlooren wil zien. • (48. damzet*.) A heeft zeventien fchy- B heeft dertien fchyven ven op 2,5,7,'8,n, op 24 , 28 , 29 , 33, 13? *4» i5j 17- 18, 34, 35, 39, 40, 41, 19, 20, 22, 23, 25, 45, 46, 48en49. En 30 en 37. twee dammen op 1 ,en I 42. A.ziet hier ligCelyk kans tot dam te kunnen go- raakea  U2 Vil. Iloofdft. Voorftel van Vyflig partyeit raaken op 50. Doch hem word voorgéfteld éett damflag te neemen op 47, waar meede hy vervol* gens het fpel wint. (49. damzet.) A heeft achttien fchy- B heeft negentien fchyven op 3 , 5,0 )7 5 8, ven op 24, 28 «.29» 9, 11 , 12, 13, 15' 32* 33- 34* "35* 37* 17, 19, 20,• 21, 22, 38, 39, 41* 4* * 43* 23 , 30, 31.' 44- 45- 4^j 47* 48 en 50. Het is dam voor A- Van deeze damzet- dié dikwyls in het begin van het fpel voorkomt, word zelden , naar my gebleeken is, gebruik gemaakt» Om die reden heb ik niet willen voorby gaan dezelve een plaats te geven. Wel is waar dat 'er in den beginne twee fchyven by verlooren worden, nochtans is 'er ligtelyk gelegenheid te vinden om die in 't vervolg van het fpel zich weder te vergoeden. Daar by krygt'men een beter pofitie, en ook kans om het fpel ten minften remife te maaken, 'C geen zonder de damflag, dewyl men een fchyf min» der heeft, niet te verwachten is. (50. dam»  of damzetten. VII. Hoofdftuk. "3 (50. damzet.) A heeft achttien fchyven B heeft twaalf fchyven op 2, 3, 5, 10, 12, op 21, 23, 26, 27. 13,14,16.17,18" 28,33,39,42-4419, 22, 24, 25, 29, 47, 48 en 49. En vier '30, 31 en 38. dammen op 36, 37, 40 en 45. A kan hier dam bekoomen die hem de winst vari het fpel të weeg brengt. Indiein deeze zet beoórdeelt mogt worden in deszelfs uitgebreidheid te verre te gaan dan dat dezelve in het fpeelen zou kunnen voorkoomen, zo zal men nochtans bevinden dat dezelve , iets verkleind zynde , van een aart is, zo als zich veeltyds onder 't fpeelen vértóönd. 0  U4 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd party in ACHTSTE HOOFDSTUK. Voorftel van honderd pariyen of zetten, waarvan dt aanwyzingen in het twaalfde Hoofdstuk, rae& op hun oveièenkomftige nommer, gevonden worden. In het voorgaande Hoofdftuk een proeve of voor-' ftel van vyftig partyen of damzetten medegc deeld hebbende, is myn yoornaamfte oogmerk daar mede geweest om eenige,vruchtbaarheid, van denkbeelden en vinding in bet dam-fpcclen by den liefhebberen te verwekken, en om een proef te neemen, of zy daar door eenigermaate zouden leeren kunnen om een Hechte of onvoordeelige geftelteniffen van een fpel, door middel van zulke of diergelyke flagen, te herflellen. By dit oogmerk, ter aankweeking van die vindingrykheid, voeg ik, in de proeve der volgende honderd partyen of zetten, noch een ander, en. niet minder nuttig inzicht. Men zal namelyk zien dat een groot aantal dier zetten niet eindigen met de volvoering van de (lag of zet zelve die de eerfte weg baant tot het herftel van een onvoordeelig fpel, of tot de winst van een fpel dat reeds voordeelig ftaat. Neen. Maar men zal boven dien, in veele van die partyen, het fpel tot de laatfte fchuif uitgefpecld zien.-Ik beoog hier meede aan te wyzen dat vecltyds de winst van een fpel alleen van het goed beftuur afhangt der laatfte overgebleevcne fchyf of fchyven waar meede men  of zetten. VIII, Hoofdft. , IXJ men op het laatfte van een fpel fpeelt. Wanneer men dierhalven die voorbeelden van de kragt en werking eener fchyf, om het fpel door middel van de pofitie te dwingen waar heen men het zelve leiden wil, met eenige aandacht overweegt,nafpoort en zich. in 't geheugen prent, dan twyffele ik geenzin ts of men zal by verfcheide voorköomende ge. legcnheden in het fpeelen, Ondervinden veel voor. deel daar yan te hebben kunnen plukken. A heeft wederom in alle de volgende partyen, de beurt van het eerst te fpeelen. C r. zet.) A heeft vier fchyven op j B heeft een fchyf op %i, i, 2, 3 en ii. j en een dam op 14. A heeft hier een fpel waar van hy erkent het verlies niet te kunnen vermyden, ten zy alleen dat B zelve, door een verkeerde manier van fpeelen, de winst van zyn fpel verwaarloozen mogt.' A ziet daarom dat hy, terftond by zyn cerfte beurt, een fchyf kan fpeelen die de winst van- B op hem zou doen kunnen overgaan, ingevalle B daar op te/ftond met zyn dam die fchyf vervolgen mogt.. Welke is nu de fchyf die A in dit vooruitzicht terftond fpeelen moet? Welke is de ruit waar op B fdien wy ondcrfteilen dit vooruitzicht van A niet te bemerken,) met zyn dam, tot vervolging van die fchyf, gaan zal ? En op welk een manier wint A dan het fpel? Of wel, in het andere geval, waar zal B tor h 2 : voi-  n 6" VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen voltooijing van zyn winst fpeelen, zo hy het inzicht van A bemerkt? (2. zet.) A heeft vyf fchyven op B heeft vier fchyven op 2, 7, 10, 18 en 32. 11, 20, 28en 30. En een dam op 1. A wint dit fpel. Hoewel deeze zet niet groot van beftek is , heb ik echter dezelve niet willen voorbygaan , om dat 'er van dien aart, doch met meer uitgebreidheid, veele in 't fpel voorkoomen. Heeft men dierhalven deeze zet zich in 't geheugen geprent, men zal dezelve, in veele andere gevallen van 't fpel, misfchien weeten te pas te brengen, (3- zet.) A heeft zes fchyven op B heeft mede zes fchyven 22,25,26,32,33, op 13, 14,15,21,39 37. En een dam op en 41. En twee dam. 49. men op 23 en 35. A wint hier het fpel niet alleen door middel van een fraaije zet, maar brengt het zelve met zyn laatfte fchyf ten einde op een wyze waar meede een vooruitziende bereekening om een pofitie aftefnyden voorgefteld word. (4. zet.)  of zetten. VIII. Hoofdftuk. 117 (4. zet.) A heeft zes fchyven op j B heeft negen fchyven op 4, 9- 11- 15-25 en 1 22,23,^1,35,36* 38. En een dam op 3- 41, 42, 46 en 47. En twee dammen op 26 I en 32. A wint dit fpel. Indien deeze zet niet ligtelyk kan voorvallen, zo heb ik echter dezelve, om de zonderlinge uitkomst daar van, een plaats willen geeven- ( 5- zet.) A heeft zes fchyven op \ B heeft zeven fchyven op 2» 8» 13» 19» 20 en I 9-23,29,30,39, 26. En een dam op j 4ien44. En drie dam. 48. men op 16, 35 en 45. A vind gelegenheid om door een flag, dit fpel als ftormenderhand te winnen. {6. zet.) A heeft zes fchyven op | B heeft acht fchyven óp 4, 14, 22, 23, 32 en I 12,13, 15,21,41, 36. En twee dammen ' 43, 45 en 47. En drie op 30 en 46. | dammen op 6, ia en I 38. Dit fpel word door A, door middel van een flag gewonnen, die op dezelve wyze als in de 4=. zet ten einde loopt, H 3 O- zet.)  u8 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen (7. zet.) .A heeft zeven fchyven B heeft vyf fchyven op op 2, 7- 15» 22 , 24, 31, 33, 4j, 46 en 47. 26 en 44. En een dam En drie dammen op 34, op 3- ' 3°~ en 45- Dit fpel, voor A gewonnen, bevat een zet gelyk^r fomtyds in het fpeelen eenige van die fmaak voorvallen. (8. zet.) A heeft zeven fchyven |B heeft mede zeven fchyop 5? 7* 9-> 25, ven op 10 , 17 , 18, 29 en 32. En een dam 22, 31, 38 en4i. En op 40. een dam op r. A heeft wederom de winst aan zyn zyde. Meenigmaalen komt 'er iets diergelyks, als deeze pofitie in het fpel te vooren. Ook kan men dezelve zeer gebe,urlyk vinden als men overweegt dat B zyn 23 op 17 had gefpeeld, (alwaar die fchyf thans ftaat,) met oogmerk om dezelve vérvolgens op 13 te fpeelen , en dan te zoeken daar hieede een dam te haaien. Doch alvoorens hy zyn oogmerk bereikt, ziet' hy zyn fpel verlooren. (9. zet.)  " afzetten- VIII. Hoofdft. 119 (9- zet.) A heeft zeven fchyven op B heeft acht fchyven op 15-18.20,22,27, 7-8,30,35,4.1,43, 32 en 36. En twee 4761150. En drie damdammen op 9 en 46. men op 6, 44 en 45. Voor A is de winst van dit fpel. Mogt men in deeze zet iets van het ongebeurlyke vinden, dit behoord voor een wyl voorby gezien te worden^ls men de zonderlinge werking van deeze zet in acht neemt, en dat de winnaar van alle zyne ftukken dien hy op het bord heeft, niet meer als een dam overhoud. (10. zet.) A heeft acht fchyven op j B heeft meede acht fchy. i- 5- 95 225 23- 3°> ven op n , 19, 25, 32 en 34- 31- 33 - 43 5 44 en 50. En een dam op 13. A, zo wel als hy geen dam heeft, weet ook, zonder dam te krygen, dit fpel te winnen. (ir. zet.) A heeft acht fchyven op B heeft vier fchyven op 8,9,11,18,19,24, 12, 37, 41 en 47. En 36 en 38. drie dammen op 35,45 en 48. A heeft, ondanks het fterke tegenfpel van B, da winst aan zyn kant. H 4 (12. zet )  120 VIII. Hoofdfl. Voorftel van honderd partyen (12. zet.) A heeft acht fchyven op IB heeft vyf fchyven op 5, 6, 9, 15, 'ij\ 30, 8, 16, 34, 40 en 41. 31 en 33. En een dam . En drie dammen op 13 a op 48. I 24 en 50. Deeze zet, waar meede A. het fpel wint, loopt teneinde op een wyze zo a's in veele fpellen kan te pasfe koomen, en toont aan, hoe men , door de pofitie van zyn party te dwingen en te bepaalen, een fpel kan meester worden. (13- zet.) A heeft acht fchyven op B heeft zeven fchyven op 2, 3» 5, 9> 25, 27, 18- I9> 28, 34, 36, 30 en 37. En een dam 3 8 en 50. En vier dam°P2*- men op 13, i4,45en 48. A wint deeze party. Oordeelt men deeze-zet, ter oorzaake van het fterker fpel dat B boven A heeft, kwalyk te kunnen zien voorvallen, zo kan men dit ongebeurlyke uit den weg ruimen, wanneer men de twee dammen van B, 13 en 14, ileqhts tot twee fchyven maakt. Men ziet voor •t overige wederom in deeze zet dat B, uit hoofde vap met zyn dam, yan 44 op 48, gefpeeld te hebben met oogmerk om A Se willen verhinde, ren een ^weede dam te haaien, daar in te voor. baarjg  of zetten. VIII. Hoofdft. m baarig is geweest,.en zyn fpel daar door komt te verliezen. (14. zet.) A heeft acht fchyven op| B heeft zeven fchyven op 4,6,8,11,16,29,, 9,28,31,40,45, 35 en 43- En tweej 49 en 50. En vier dammen op 3. en 30. I dammen op 15,22,27 I en 36. De winst van dit fpel is voor A, ( 15. zet.) A heeft acht fchyven op I B heeft mede acht fchyi3 3« 11,14-16,24, ven op 15 , 17, 20j ' 26 en» 31. En twee 27, 30,34, 43 en47. dammen op 2 én 35. En vier dammen op 22, 39- 44 en 45. A doet B wederom het fpel verliezen, of fchoon de laatfte by het einde van fpel zal erkennen moeten boven zyne vier dammen, noch twee dammen bekoomen te hebben. (16. zet.) A heeft acht fchyven op B heeft vyf fchyven op 1, 2, 4, 16, 19, 21, 13, 18, 27, 28eH47. 25 en 38. En twee F,n zJTdammen op 7, dammen op 29 en 40. 8,12, jfr, 39en 42. Deeze pofitie, waar door A het fpel wint, kan, wel is waar, niet ligt voorkoomen. Nochtans kan dezelve tot een modél ,\dxi het geen in andere poftH 5 tien  122 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen tien gebeurlyk is, dienen, en aan wyzen dat men niet te fchielyk zyn fpel voor verlooren moet achten, of fchoon de party met wien men fpeelt, een veel fterker fpel heeft. * ; (17. zet.) A heeft acht fchyven op I B heeft vier fchyven op 1,6,9,10,14, 25,1 17, 41, 48 en 50. En 26, 37. Entweedam I zeven dammen op men op 5 en 20. j 12, 13, 28, 35,44en 45- Begeert men deeze pofitie, die aan A de winst geeft, gebeurlykcr te maaken, men kan alle de dammen van B, behalven de dam 28, tot fchyven maaken. C18. zet.) A heeft negen fchyven I B heeft zeven fchyven op 5» 9-IO> I2,24-1 op 13 , 20 , 23, 33, 26,32,34,36. | 41,43,46. En een | dam op 44. Deeze zet, waar mede A het fpel wint, is my zelve in het fpeelen te vooren gekoomen, juist zo als dezelve hier geftcld is. Myn party met wien ik fpeelde was met zyn dam op 30 geplaatst geweest. Doch toen hy met dezelve op 44. was gegaan, en de beurt van te fpeelen daar op aan my kwam, vond ik my in de gelegenheid gefteld het fpel te winnen. Wel is waar dat de zet niet groot is, nochtans is 'er een  of mlen. VIII. Hoofdft. 123 een loop en werking in, die, ge voegt by gebeurlyke daar van, my heeft doen befluiten dezelve een plaats te gunnen. ( 19, zet.) . . A heeft negen fchyven B heeft acht fchyven op op 2,12, 18,20,31, 22, 43, 44, 45, 4 33 , 34 > 37 en 4°» 48, 49 en 50. En een dam op 42. A wint dit fpel. Veele zetten van dien aart in het fpeelen voorkoomende, doch dikwyls verzuimt wordende, zo heeft my dit bewoogen deeze hier £e plaatfen. (20. zet.) A heeft negen fchyven | B heeft acht fchyven orj oP3>4>6",9, 12,15,; 17> 19- 3°, 33,36, 23 > 24 en 28. I 37, 39 en 44. En een I dam op 38. Winst voor A. (21. zet.) A heeft negen fchyven fB heeft elf fchyven op op 5, 7, 16, 17, i8,| • g, IO, 25, 26, 27, 23, 24, 28 en 38. j 30,40,42,45,48 en 50. En een dam op i- 32. Deeze pofitie die de winst van 't fpel in handen van A bezorgt, verflrekt ten bewys dat men niet 1 * T .' »- v£: te  124 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen té driftig zyn fpel, of fchoon het zwakker is dan dat van zyn party, voor verlooren moet houden. ('22. zet.) A heeft negen fchy ven op B heeft elf fchyven op 12, i4, 23, 24, 29,1 11, 13, 15, 20, 2$y 33 >'34, 39 en 45. 32,36,40,43,49, en 50. En een dam op 26. ' Deeze t'zaamenfchikkinge , waar in A het fpel wint,moet wegens deszelfs zonderlinge uitwerking eenig vrygeleide-vinden, hoewel ik anderzints be-, kenne moet dat dezelve niet ligtelyk kan voorkoomen. (23. zet.) A heeft negen fchyven op IB heeft vier fchyven op 3-5-7- r4> 20, 31,1 6, 23, 24 en 32. En 35- 39 en 43- 1 twee dammen op 22 I en 26. In deeze pofitie heeft A niet alleen het genoegen van het fpel winnen, maar zelfs om die winst, zon* der voor zich zelve dam. te verkrygen, te kunnen volvoeren. (24. zet.)  i. of zetten. VIII. Hoofdft. 125 ( 24. zet.) A heeft negen fchyven j B heeft zes fchyven op op 11 , 15 , 18, 19, | 12, 29,34,39,44 en 20 , 22 , 23 , 27 en | 47. En twee dammen • 37- I op 35 en 45- A wint dit fpel. Is deeze zet niet moeijelyk te ontdekken, men gelieve in 't oog te houden dat ik dezelve voornaamelyk een plaats gegeeven heb, om den zodanigen, die noch niet verre gevorderd zyn, de voordeelen van een dam in deszelfs welbeftuurde loop en werking, aan te toonen. Begeerde men dit fpel eenigermaate van een gelyke kracht op te zetten, zo kan men aan A zyn fchyf 22 ontneemen, en hem een dam in de plaats geeven, die op de lyn van 4 tot 26, overal, behalven op 17,kan geplaatst worden. ( 25. zet.) A heeft negen fchyven op B heeft zeven fchyven 5, 16, 19, 21, 24, op 7,10,17, 20,32, 28, 31, 38 en 40. j 49 en 50. En twee j dammen op 6 en 8. A wint dit fpel. (16. zet.)  125 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd pariyen (26. zet.) A heeft negen fchyven j Bheeft zeven fchyven op °P-4 ■ 7* 9s I2* 22? j 24> 25, 40, 41 v'45, 23 , 26, 31 en 3.8;. 49 en 50. En twee dammen op jo en 35. A weet wederom een kans tot de winst van zyn fpel waar te neemen. (27. zet.) A heeft negen fchyven ' B heeft acht fchyven op op 5 -13, 2 3 ? 28;5 323 10, 14,213 25, 31, 33., 37, 38en39. En 46,4791148. Entwee een dam op 22. dammen op 6 en 15. Het einde van d'it fpel is ten voordeele van A* (28. zet.) A heeft negen fchyven. B heeft acht fchyven op op 9, 16, 25,26,28, 18, 20, 37, 42, 44* 29, 33, 35> ff. En 45,46 en49. Entwee een dam op 3. dammen op 13 en 43, Hoewel dit fpel wederzydsch voor beide de partyen bykans gelyk ftaat, zo ontdekt A niettemin de geleegenheid om een flag te doen, waar meede hy het fpel wint. (29. zet.)  of zetten. VIII. HoofÜft. .127, (29! zet.) A heeft negen fchyven op j B heeft negen fchyven op 9,15,18,19,2a,] 6,7,8,35,39,41, 27, 28, 3201136. Enj 43-47 en50. Entwee een dam op 20. dammen op' 44 en 45. Dc winst van dit fpel'is aan de zyde van A. (30. zet.) A heeft negen fchyven op | B heeft tien fchyven op 10,13,17,19,23,! 6,16,36,37,41, 26,27,28,33. Enj 42, 44, 45, 46 en 50. een dam op 5. | En twee dammen op ! 35 en 43. A bereikt de winst van het fpel. Indien de voorgaande zet beoordeelt mag worden niet waarfchynelyk te kunnen gebeuren, zo behoord deeze dit oordeel te ontgaan. Want hoewel dezelve eenige fchyh van het' ongebeurlyke hebben mogt, zo zal men nochtans zien , wanneer men de wederzydfche pojitien naauwkeuriglyk befchouwd, dat dezelve in het fpeelen zeer wel kan voorvallen. (31. zet.) A heeft negen fchyven B heeft tien fchyven op op 10 , 12, 13,.19, 11,15,21,22, 23, 24-3°- 33,34 en 35. -ó2 , 36 , 43 , 45 en En een dam op' 37. 48. En twee dammen op 9 en 26. Voor A is de winst van 't fpel. Vind men in deeze  128 VIII. Hoofdft.. Voorftel van vyf tig partyen deeze zet wederom iets van hetongebeurlyke,men zal dezelve evenwel om de zonderlinge werkingen uitkomst van dien, wel gelieven te gedbögen. C32. zet.) A beeft negen fchyven op j B heeft tien fchyven op 2 , 8 , 12, 13 , 22>j 11, ii, 33, 36, 38, 27- 29, 34, 39. £n 1 40, 43 , 48, 49 en 50, een dam op 25. En twee dammen op 9 • en 37. Het verlies van B is in dit fpel eenigermaatevry te pleiten, nadien A zyn winst bereikt door middel van een zet waar meede de kundigfte fpeeler onder het fpeelen zou kunnen verfchalt worden; te meer daar B zyn dam, die op 4 ftond, op 9 plaatfle met oogmerk om de fchyf 27 van A te willen winnen , waar in oogfchynelyk geen gevaar zich voor hem opdeed. A niettemin ontdekt zulks, en maakt 'er gebruik van tot winst van zyn fpel. C33. zet.) A heeft negen fchyven op B heeft zes fchyven op 8,9,14, I5i 17^0, 24 , 26", 34, 40, 42 25, 30 en 33. En een en 45. En drie damdam op 3. men op 6, 32 en 50. Wederom verliest B, ter oorzaake van «met zyn dam, die op 2 ftond, op 6 gegaan te hebben, met inzicht van een fchyf zich te willen bevoordeelen, zon-  ofzc-cn, VIII. Hoofdft, |i| 'zonder de nafleep daar van ingezien te hebben , het fpel, .- (34. zet.) A heeft negen fchyven op | B heeft zeven fchyven Op 4> 12 , 13 • 17 , t8, 21,28,36,41,43, '9* 25, 35 en4o. Enj 47 en 50. En vier een dam op 20. dammenopi2,26, 37 en 38. Begeert men deeze zet , ( die door A, na drie beurten gefpeeld te hebben , tot winst van zyn fpel, volvoert word, en daarom niet moeijelyk te ontdekken is,) in een licht te ftellen dat dezelver als zeer gebeurlyk , zich voordoet, dan behoeft men alleen de dammen van B, behalven zyn dam 32, in fchyven te veranderen. (35. zet.) Naa een taamelyk getal van zetten, Waar in né, gen fchyven tegens fpellen van meerder fterkte-, dé' overhand behielden , meede gedeelt te hebben, zal- ik, alvoorens ik tot die van tien fchyven overgaa, nog twee zetten van negen fchyven ter nederftellen, die, fchoon nimmer in k fpeelen kunnende voorkoomen, evenwel om derzelver onk wikkeling, en vermaakshalve, de lust tot het oü» derzoek daar van niet onbeloond Iaaten. I «A heeft  130 VIII. Hoofdft.. Voorftel van honderd partyen, A heeft negen fchyven op B heeft zes fchyven op 1, 2, 3, 8, 11, 13, 17, 22, 26, 29, 49 14, 18 en 38. En een en 50. En acht dam* dam op 9. ,71 men op 7 , 12 , 23, 1 25, 27, 33 , 35en37. Wat men ook denken mooge dat B dit fpel, als zo veel merkelyk fterker dan dat van A zynde, win* nen moet, zo kan men nochtans in de aanwyzinge zien dat de winst aan de zyde van A is. ('36'. zet.) A heeft negen fchyven B heeft tien fchyven op op 3* 5* 9» ï9s29, 10,18,20,21,27, 32- 3°% 3? en44. En 28,40,41, 47 en 50. twee dammen op 1 En vyf dammen op 12, en 6. 16, 17, 23 en 45. Gebeurde het immer dat dusdanig een fpel voorkwam, men zou gewisfelyk, zonder een allerftipfle nafpooringe, het aan de zyde van B houden,die evenwel het fpel verliest, (37. zet.) Wy geeven thans aanA een fchyf meerder, dus tien fchyven op 5, 12 , En aan B elf fchyven op 13, 14, 19, 2}, 24, ió, ii, 21, 22, 26, 25, 32 en 40. 34 , 37 , 41, 43, 44 en 47. Bj. het voordeel van een fchyf meerder dan A hela.  of zetten. Vilt Hoofdft, 131 hebbende, ziet nochtans zyn fpel verlooren. (38. zet. ) A heeft tien fchyven op I B heeft vyf fchyven. op 7 , 8 , 10, 17 , 18, f 6, 10", 27, 43 en 50-. 25 , 3l » 34 » 35 en | En twee dammen op 4°' I 37 en 47. Winst voor A. (39. zet.) A 'heeft tien fchyven op B heeft zes fchyven op 12, 13,15,18,20, u, 3Z, 37,^,^ 25., aó » 28, 34 en 44. En twee dammen 41' • °P 3°" en 45. A weetniet oaaartiglyk een kans te vinden, om > door middel van negen zyner fchyven te doen ver! ïooren gaan, het fpel te winnen, (4c zet.) A heefc t^n fchyven op B heeft m fchyven Op 20'I4'18' ^^^^35,40; 20 > 27, $t en 33. 42. En twee dammen GP 25 en 44. A Wint dit fpel door middel van een zet, die howel metongemakkelyk te ontdekken, nochtanseè. fege oplettenheid verdient, dewyl dezelve zoin loop als werking het fpel van B ten allerfterkflebedwoi «en en bepaalt houd, £ * C4ï. zet)  131 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen (4.1. zet.) A heeft tien fchyven-op | B heeft zeven fchyven op 3, 8, 9, 14- 19- 25> I 10» 17- 38, 39» 4i» 28, 29, 37 en 40. I 46en49. Endriedamj men op 6, 16 en 26. De winst van. dit fpel voor A ontftaat wederom uit de greetigheid van B, die zyn dam, (op 22 ge-ftaan hebbende ,) op 26 plaatfte, met oogmerk om de fchyf 37 van A te willen winnen,zonderde naflbep daar van ingezien te hebben. Ook zelve wint A dit fpel zonder dam te krygen, en zonder zich te ontzien negen van zyne tien fchyven aan-B op te offeren. (42. zet.) Daar wy thans voornee mens zyn om aan A by zyne tien fchyven een dam toe te voegen, zal ik alvoorens deeze alleen nog tot een bloot vermaak, dewyl dezelve niet wel onder het gebeurlyke te Hellen zy, voordragen. A heeft tien fchyven op B heeft zes fchyven op 6,10,18,19,24,27, f i ao, 22, 28, 30 en 31, 39, 41 en45. 33- En vyf dammen op4,i6, 26,37 61138' Winst Voor A. (43. zet.)  of zetten. VIII. Hoofdft. ij3 C43- zet-) A heeft tien fchyven op B heeft elf fchyven op 7,10,17,19,22, 6, 8, 9, 11, 16, 18 > 27-32, ;j4,*3Öen39- 30, 40, 43, 4861149. En een dam op 50. En een dam op 41. A wint dit fpel. Vind men in 't voorftel van dit fpel iets onwaarfchynelyks, dewyl het blykt dat B met 47 op 43 j en met 21 op 16 heeft gefpeclt gehad, 't geen niet'te onderflellen is dat een goed fpeeler in zulk een gefteltenisfe van fpel doen zal, zo' heb ik, ondanks deeze aanmerking dezelve niet willen achterlaaten, dewyl de loop en werking deizet zelve tot een handleiding kan dienen van het geen, of iets diergelyks, meermaalen in het fpel kan voorkoomen. (44- zet.) A heeft tien fchyven op B heeft zeven fchy ven op 5, 14, 18, 19 , 30, 10, 17, 26, 34, 41, 33 , 35,35, 37en40. 47 en 48. En twee En een dam op 9. dammen op 6 en 12. In zo verre dit fpel befchouwd kan worden gelyke voordeelen te hebben, zal men misfchien niets zonderlings in het' voorftel van deeze gefteltenisfe meenen te vinden. Nochtans kan de zet, waar meede A het fpel wint, misfchien eenige voldoening geeven. I 3 C45. zet.)  J34 VILI. Hoofdft. Voorftel van honderd partym (45. zet.) A beeft tien fchyven op B beeft zeven fchyven op. 1 ■> 2 « 3 > 8 , 9 , iq, 11 , !7, 22, 28, 31 ^ 20, 21, 26 en 30. Enj 40 en'50. En twee een dam op 41. | dammen op 37 en 3,8; Winst voor A. (40. zet.) A heeft tien fchyven op B heeft negen fchy ven op 7, 8, ï2, 13,14-18, 15, 2i, 32, 37-43, ?3» 26, 34 en 41 En 45, 46, 47 en50. En, een dam op 6\ drie dammen op 25,. 35 en 36". Hoewel de zet, waar medeA, in wcörwil van het fterke tegenfpel van B , het fpel wint, niefe moeiielyk in 't oog valt, zó heb ik dezelve nochtans niet willen achterhouden, om dat 'er van dien aart fomwylen in het fpel voorvallen. (47. zet.) A, heeft tien fchyven op B" heeft negen fehyvera 3, $9 7> 9* *7> 23, op 10, 2b , 21, 31* 24, 28,32 en 33' En 415 42-43-44 en 47. een dam op 4, I En drie dammen op 6 * l 34 en 39. Bat A bier een tweede dam. kan bekoomen, valt iertond in het oog , maar dat hy een zet weet te dosntot winst van het; fpel,yejreischt eenige meerdere nafpporipge, „ (4&.zet.>  of zetten. VIII. Hoofdft. 135 A heeft tien fchyven op j B heeft vier fchyven op 4, 8, 9, 14> 15> 21 j 6, 17, 27 en 50. En 25- 28, 34 en39. En 1 vier dammen op 7, een dam op 45. 22, 32, 36. A wint dit fpel door middel van een zet, waar in hy niet alleen de vier dammen, maar ook alle ds fchyven van B van het bord flaat, en zelve niet meer dan zyn dam overig behoud. • (49- zet.) A heeft tien fchyven op i B heeft zes fchyven op 4- Si li 8,11,13?, 10, 16, 20, 21, 42 J9i 24- 31 en 39. En en50. En vier dammen een dam op 1. I op 22, 32, 36 en"43, B zal in dit fpel, door de zet waar meede A het fpel wint, zien wat de kracht der vinding daar in vermag, en hoe twee van zyne dammen en vier zyner fchyven door één dam van A zullen opgeflooten worden; gelyk wy in de 56= zet door één fchyf van A , drie fchyven en twee dammen van B zullen opgeflooten zien. (50. zet.) Alvoorens ik de fchyven van A tot het getal van elf vermeerdere, zal deeze en de volgende zet nóg tot een bloote fpeeling van den geest dienen, dcwyl dezelven, in het fpeelen» niet kunnende voorkoomen, tot geen voorbeeld van leering voorgefleld word. i> I 4 A  J3;6) VIII, Hoofdft, Voorftel v-an hondwd pariyen A heeft tien fchyven op B. heeft zes fchyven op. 4, 8,, 9, ip, 15, 16, 13 , 19, 24> 28, 33 17, 22, 26 en 32. En en 41. En zeven dam-, een dam op 5, men op 29, 34, 35, 42, 43 44 en 45. Daar- de winst van dit fpel, aan de zyde van A* door een flag van twaalf fluks uitgewerkt word > ■ziti B met hevreemdinge zyn fpel verlooren., (51* zet,/ A heeft tien fchyven op B heeft meede tien fchy* 3> 4- 5- 12, 19, 23, ven op8, 10,13, i4> 26, 28, 33 en4i. En 21, 30, 32 , 39, 47 een dam op 6* en 50. En zeven dam, men op 25, 35, 36, 37 , 42, 44 en 45. Wat men ook van dit fpel , ten voordeele van B, denken mooge, A wint nochtans het zelve., (52. zet.) A heeft elf fchyven op j B heeft negen fchy ven op 3, 4, 8, 12,13,14-1 15? 20, 21, 26, 42, ïó , 17 , 33 - 34 en 43' 44- 45en47. En 36. ' een dam op 31, Winst voor A« 03-  tf zetten* VIII. Hoofdft, 137 (53- zet.) A heeft elf fchyven op B heeft mede elf fchyven 3-5-9, IO> *3.- 2°, op 12 , 19 , 22 , 24, 21 , 23 , 28 , 35 en 29, 31, 32, 37, 44, 40. 46 en 47. En een daui op 33- Wederom winst voor A. ( 54. zet.) • A heeft elf fchyven op I B heeft mede elf fchyven 7 , 9 , 12 , 15 , ig> op 8, 10,11,20,21, 22,24,28,31,34 35, 41 ,.45 , 46, 47 en 37. en 50. En een dam op I 44. Hoewel deeze zét, waar meede A het fpel wint, niet zeer uitgebreid is, 2=0 kan het einde derzeive nochtans tot eenige leering verftrekken voor hen die nog geen vaste leiding in de loop van het fpel hebben, (55- zet.) A heeft elf fchyven op B heeft zes fchyven op 2, 5, 7, 12,13,14» 3°- 33 i 36, 39 > 44 20 , 21 , 32 , 35 en en 46. En twee dam- 41. | men op 10 en 38. Mogt men dit fpel van B, oordeclen zo fterk als dat van A te zyn, gelyk het-ook is, A weet nochI 5 tans  1^8 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen tans door het bereiken vaneen bedoelt ontwerp, de winst aan zyne zyde te brengen. (56. zet.) A heeft elf fchyven op ! B heeft zeven fchyven opv 1, 2, 6; 13, 14, 18' 9, 15 , 36 , 39, 40,. 25 , 28 , 29, 30 en 41 en 50. En twee 32. dammen op 5, en 10. In dit fpel zulicn wy h. de winst zien behaalen. door middel van een zet, waar van het gevolg is ' dat hy met ëén fchyf, drie fchyven en twee dammen van 3 zal beflooten houden, gelyk hy in "de 49e zet door middel van één dam, vier fchyren en twee dammen van B heeft weeten werkeloos te zet" ten. Evenwel, daar ik voorzie dat men, wegens dee-, ze geftcltenisfe van het fpel,, eenige tegenwerpin-, gen omtrent bet gebeurlyke daar van, zou kunnen maaken, kan ik niet voorbygaan , iets ter oplosfinge deswegens by te brengen. Men zal namelyk zeggen dat het niet eigen is, te onderftellen dat B. met zyn fchyf 42 op 36 kan gefpeeld hebben, (zo, als hier nochtans blykt,} maar dat het veelnatuurlyker te onderftellen is, dat hy met zyn fchyf 9, op 4 een derde dam zou gehaald hebben; in welk geval het voorkomt dat B de winnaar van het fpel 0 zou zyn geweest. Dit lyd in zo verre geen tegen. fpraak. Doch men dient aan te merken dat, zo B een derde dam op 4 gehaald had, en 42 op zyn plaass  ofzetten< VIII. Hoofdfr, 139 plaat-s gebleeven was, A alsdan op 36 zou gefpeelt hebben, waar door B met zyn dam 4, twee fchyven zou hebben moeten flaan tot op 34, en A tot dam geraakt zyn. Dit voortekoomen was het in. zicht waarom B alvoorens met 42 op 36 fpeelen wilde, (gelyk in de opgave onderftelt word dat hy gedaan heeft,) en dan een derde dam haaien. Door deeze uitlegging ontdekt men een gevoegelykc reden dat het bovenftaande voorftel in 't fpeelen zou kunnen plaats hebben Doch , nu het zo^ ftaat, nu B. al de gevolgen, van het geen hy meende met beleid gefpeeld te hebben, niet ten vollen ingezien heeft ^ verkrygt A daar door de geleegcnheid om het fpel $e winnen. (57. zet.) A heeft elf fchyven opjB heeft tien fchyven op 2, 12 , 14 , 17, 19, 21, 26, 31, 32,33, 22 , 23 , 24, 25,27/ 34 , 36 , 38 , 39 cu cn 30. 41. En twee dammen • °P 37 e11 44' Een der voornaamftc redenen waarom ik deeze zet, waar moede A het fpel wint, hier mededeel, is , dat ik dezelve dikwyls by anderen onder het fpeelen heb zien voorkoomen, doch teffens meestentyds verzuimt gezien. Alleen met dit onderfchcid komt dezelve dikwyls voor, dat de dammen van den verliezer flcchts fchyven zyn. (58. zet.)  140 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen (58. zet.) A heeft elf fchyven op B heeft zeven fchyven 9 ; 10, 14, 15, 19, op 16, 20 , 30, 40, 28, 29, 34, 35, 37 46, 4& en50. Endrie en 39. dammen op 7, 26 en 36. B wederom te voorbaarig zynde geweest, om, (door middel.van zyn dam, die op 31 ftond, op 26 te plaatzen,) eenig voordeel te willen bejaagen* moet gedoogen dat A zyn kans daar door waarneemt en het fpel wint. 1 (59. zet.) . A heeft elf fchyven op B heeft negen fchyven 2, 3, 5, 7, 12, i6? op 8 , 14 , 23 , 27y 20 , 21 , 24 , 39 en 30, 46 , 47 , 48 en 40. 50. En drie dammen op 36, 37 en 3*Of fchoon B door tzyn fterker fpel als dat van A, zich voorgcftcld mogt hebben, het fpel te winnen, zo zal hy zich daar in te leur gefteld zien. Wel is waar, had hy zyn fpel niet te lichtzinnig behandelt, noch met zyn dam, die thans op 37 ftaat, gefpeeld, maar in plaats van dien op 4 een vierde dam gaan haaien , hy zou ongetwyffeld de winst van zyn fpel niet vergooid hebben. Want nu zal A naar zyn eigen welgevallen, hem nog een vierde dam geven, die het middel tot zyn verlies, zal zyn. (60. zet.)  4f zetten. VIII. Hoofdft. 14.1 (60. zet.) A heeft elf fchyven op B heeft vyf fchyven op 2«3>4--5'i°« ir52o, 40, 45, 46, 49 en50. ai, 30, 3ien4i. En vier dammen op 38, 44, 47 en 48. Dit fpel ,'door A te winnen, leevert een zet uit', die, hoewel niet moeijelyk te ontdekken, een plaats hier behoord te hebben. (61. zet.) A heeft elf fchyven op 1, j B heeft zes fchyven op 9, •2, 16 , 17 , 22, 26', 15 , 20, 28, 33, .49. 29? 30, 3 r, 32 en 35.1 En vier dammen op 5, J 8, 10, 13. Winst voor A. (62. zet.) A heeft elf fchyven op B heeft tien fchyven op ïj 4> 5> 8, 9, 13, 11,12,19,22,29, 20, 23, 30, 31 en4o. 33, 34, 35, 39 en4i. En vier dammen op 16, . I 26, 37 en 38. Deeze zet, waar mede A het fpel wint, is wel Biet moeijelyk te vinden, nochtans daar dezelve zeer uitgebreid van voorwerp is, ziet B zich niet dan als met weêrzin overwonnen; tè meer daar A zulks weet te doen, zonder dam te krygen, en, in plaats van dien, aan B nog een vyfde dam zal toevoegen. Ook verdiend het eenige oplettenheid hoe  142 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd pariyen hoe a, naa het eindigen der zet, door verfchillende marfchen zich in postuur weet te brengen, ooi het overfchot van bs. fpel machtig te Worden. (63. zet.) Daar wy aan a, geduurende eenige zetten een dam by zyn elf fchyven zullen toevoegen, zal ik in dit voorftel noch een pofitie, alleen van elf fchyven hem geeven, die wel niet kan voorkoomen, maar nochtans, om de zonderlinge werking, een plaats verdiend. a heeft elf fchyven op i b heeft acht fchyven op 2> 3> 5, 7, 10, 15. 8,11,22,-3,40, 20,22,30, 39 en 44. 41, 43 en 50. En zes dammen op 14,16,19j 24 j 27 en 42. Winst voor A. (64. zet.) A heeft elf fchyven op i b heeft negen fchy ven op 5 , 9 • n , 22 , 24 , 10, 12, 33, 37, 38, 26, 27 , 30 , 39, 41 40, 46,49 en50. En en 44. En een dam op drie dammen op 42, 43 en 48. A wint dit fpel. (6j. zet.)  $f zettm. VIII. Hoofdft. 14$ f65. zet.) A heeft elf fchyven op B heeft mede elf fchyven 2,3,5,7,12,14, op 8, 20,23,27, 29, 16, 18, 19, 2ien4ó- 36 , 37 , 41, 46, 47 En een dam op 10. en 48. En drie dam, " men op 34, 38 en 50. Deeze zet, waar mede wy die van elf fchyven Voor A befluiten, is onder-alle de verfchillende Hagen, welke men duidélyk zien kan hier door A te kunnen gefchieden, de eenigfte waar mede hy het fpel wint. B zal wederom een vierde dam verkrygen, die het middel tot het bederf van zyn fpel zal zyn. (66". zet.) A heeft twaalf fchyven B heeft tien fchyven op op 1, 2,5,6,9,11, 10, 20, 21, 22, 27, 13,18, '19, 24, 28, 32, 33, 35, 39en46. 41. En een dam op 37. Deeze zet, de eerfte van twaalf fchyven waar meede A het fpel wint,is wel niet groot, doch van een aart, zo als veeltyds onder het fpeelen voorkomt, en zal misfchien niet voor onvermaakelyk gehouden worden. (67. zet.)  144- VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen ( 67. zet.) A heeft twaalf fchyven B heeft zeven fchyven op op 3, 8, 10, iy, 2i, 6, 18 , 42 , 45- 47, 31- 32- 33j 34, 35' 49 en 5°- En twee 38 en 40. • dammen op 9 en 22. 5 Had B van alle zyne ftukken dien hy op het bord heeft de een of ander gefpeeld, en zich alleen behoed om niet zyn dam. die op 1 r ftond, op 22 te plaatfen, met oogmerk om , te onberaden, een fchyf zich te willen bevoordeelen, hy had gewisfclykhet fpel gewonnen. Doch nu hy dit gedaan heeft zal hy ondervinden hoe listiglyk A hem weet te verfchalken, en het fpel zal winnen. (68. zet.) A heeft twaalf fchyven B heeft acht fchyven op op 1, 8, 9, ro, 12, .6, 20, 26, 30, 33, *3- J4, ló- i'Tt *9>' 36,4101150.'Entwee 23 en 29. dammen op 37 en 38. A maakt wederom tot winst van zyn.fpel gebruik •van de gretigheid waar mede B een fchyf zoekt te vermeesteren Ook brengt A die fpel ten einde zonder behulp van een dam. (69. zet,}  e/ zetten. VIII. Hoofdfh - ,145 ( 69. zet.) A heeft twaalf fchyven B heeft negenfchy ven op op 1, 3 ■ Si 14? 23, 10,12,36,37,40, 26, 27, 28, 29, 30, 41, 42, 48 6114.9. En 31 en 38, twee dammen op 6 en 39- Winst voor A. (70. zet.) A heeft twaalf fchyven [B heeft negen fchyven op. °P 2, 4, 5, 9, 15, 13, 30, 36, 41, 46, 19, 20, 23, 29, 37, 47, 48,49 en 50. En 38 en 40. twee dammen op 7 en 20. Voor A de kans tot winst. (71- zet.) A heeft twaalf fchyven j B heeft tien fchyven op op 10, 12, 13, 22 J 11, 14, 20, 30,40» 24, 27,29^31,33, ' '41,42, 43, 48 en .34, 3901145. ; 49, En twee dammen ' . * °P 9 en 50. Deeze zet, waar meede A het fpel wint, kan kwalyk onder 't fpeelen. voorvallen. Nochtans is het der moeite waardig deszclfs loop en werking ,naa te fpooren» K (72. zet.) v  146 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen C72. zet.) A heeft twaalf fchyven [B heeft zes fchyven op op 2 , 3 , 4, 7, io- 24,27,31,38,40 12, 13, 16, 18, 21, ( en 50. En drie dam. 25, 29. 1 men op 33, 35en42. Omtrent deeze zet, die A het fpel doet winnen, durve ik verwachten dat men dezelve met veel genoegen ontdekken, of opgelost zal zien. C73. zet.) A heeft twaalf fchyven B heeft acht fchyven op op 1, 2, 6, 12, 14? 15, 17, 21, 23, 34, 18, 24, 26, 32,36, ' 35, 38 en-5o. Endrie 37 en 42. ] dammen op 27, 44 en 45. Winst voor A. (74- zet.) A heeft twaalf fchyven B heeft mede twaalf fchy." op 2 , 4 , 5, 6, 16, ven op 10 , 13, 15, 12,24,25,29,30, 20,31,40,41,42, 33 en 39- 4<5,48, 49 en 50. En drie dammen op 8, 14 en 32. Het fterke fpel van B zou gewis hem in de gelegenheid ftellen het zelve te winnen, zo het zyn beurt van te fpeelen waare, doch dewyl die aan A ftaat, zo ontdekt deez' een middel, om, door een vindingryke zet, het fpel te winnen. Ook zal B weder.  of zetten. VIII. Hoofdft. $U wederom een vierde dam krygen , die tot de val van zyn fpel niet weinig zal medewerken. C75-zet.) A heeft twaalf fchyven B heeft vyf fchyven op °P4- 5, 9> ïo , 14, 3ö , 42 , 46 , 49 en 15 • 19, 20 , 30-34- 50. En vier dammen 35 en 40. op 2, 16, 17 en 26. A wint dit fpel. C 76. zet.)'; A heeft twaalf fchyven B heeft zes fchyven op op 4» 5, 7> 13 > 18, 34- 39- 46-, 47- 43 19, 26, 30, 36,37, en 49. Envierdam4° en 45- men op 1, 20, 38 en 50. Winst voor A. C77- zet.) A heeft twaalf fchyven |B heeft zeven fchyven °P 2 , 3 , 4, 7, 9, j op 6,20,22,28, 29, 1-, 15, 18, 19,25,/ 34 en 36. En vier 30 en 40. I dammen op 26. 37 38 en 50. Daar wy in eenige der volgende zetten aan A een dam by zyn twaalf fchyven zullen toevoegen, zal deeze nog alleen de laatfte van twaalf fchy ven zyn, en zonder dat 'er, naa het afloopen der zet, waar K 2 mede  14-S VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen mede A het fpel wint, met overgebleevene fchyven zal behoeven gefpeelt te worden. (78. .zet.) A heeft twaalf fchyven B heeft acht fchyven op op 1, ,3 , 6, 7, ï3? 25, 32, 37, 40, 42* 15,17,18, 21,23' 46, 47 en 49. En drie 26 en 41. En een dam dammen op 34, 36 en op 48. 45Winst voor A. (79. zet.) A heeft twaalf fchyven B heeft zeven fchyven opi,3j4>7-i4-*5, op 12 , 29 , 30 , 36, 18, 19, 20, 38 , 39 ■ 4o, 48 en 50. En zes en 44. En een dam op dammen op 6, 16, 22, 49. 25, 26 en 35. Deeze zet, de laatfte yan twaalf fchyven en een dam zynde, door A te winnen, kan niet wel onder 't fpeelen voorkoomen. Evenwel, daar by het einde derzelve uit de loop der overgebleevene fchyven , noch iets geleerd zou kunnen worden, heb ik dezelve niet willen achterlaaten. (80. zet.)  tf zetten- VIII. Hoofdft. -49 (80. zet.) A heeft dertien fchyven B heeft veertien fchyven op 4, 6, 10, 15, 16, op 7, 9, 14, i7, 19, 24,25,27,28,29, 20,26,37,38,40, 30, 3,9 en 45. 41, 43,40" en 49. En een dam op 36. A zoeke dit fpel te winnen door midde' van een zet, die, in't fpeelen niet kunnende voorkoomen» uitgedacht is om zyne vinding te fcherpen, ^81. zet,) A heeft dertien fchyven B heeft negen fchyven op 4, 5, 11, 13, 16, op io , 31, 36, 41, . 17, 23, 27, 28, 30, 42,43, 46,47 en5o. 32, 33 en 40, En tvvee dammen op 20 en 48. Zo min als de voorgaande zet onder het fpeelen kan voorvallen, zo veel te gebeurelyker is daar en tegen deeze die het fpel ten voordeele van A doet eindigen. (82. zet.) A heeft dertien fchyven B heeft twaalf fchyven op 9,10,14, 18,21, op 7,20,28,38,39, 2^,25,27,29,30, 41, 43, 44,45, 48, 32, 36 en 40. 49 en 50. En twee dammen op $ en 34. Winst voor A, K 3 (83. zet.)  150 VIII. Hoofdfl. Voorftel van honderd partyen (83. zet.) A heeft dertien fchyven B heeft zes fchyven op op 5, 7> 9> r5- 18, 8, 23, 27, 39, 41 en 20, 26, 29, 30, 32, 47. En drie dammen 36, 38 en 42. op 6, 14 en 50. A weet dit fpel door een opmerkenswaardige zet te winnen. (84. zet.) A heeft dertien fchyven B heeft elf fchyven op op 1, 2, 3,4,5,19, 10, 13., 17 , 22, 31, 25» 28, 33, 34» 38' 36.41-42-46 ,47 39 en 45. en48. En drie dammen op 7, 12 en 37. Begeert men deeze zet, waar mede A het fpel wint, in een gebeurlyker houding te Hellen, men verandere de drie dammen van B in fchyven, en dan zal de overige aanmerking, dat beide de fpeelers hun meeste kracht in dit fpel op de rechtervleugel hadden toegelegt, daar mede op te losfen zyn, dat zulks door een verkeerde en avrechtfe wyze van fpeelen zou kunnen gebeuren, (85-zet)  §f zetten. VIII. Hoofdft. i|i (85. zet.) A heeft dertien fchyven B heeft elf fchyven óp op4, 5,6,8,9,10, 19,20,21,23,24, 12,15,16,17,30, .27,34,36,41,47 32 en 43. En een dam en 49. En vier damop 40. men op 18 , 28 , 38* en 42. Wederom kan men, om het gebeurlyke in deeze zet in acht te neemen , voor eenige dammen van B, die het fpel verliest, fchyven in de plaats zetten. (86. zet.) A heeft dertien fchyven J B heeft negen fchyven op 5, 14,15,18,19, | op 7, 27,37,41,46, 23, 28, 29, 35, 36, 47, 48, 49 en 50. En 38, 39 en 40. En een I vyf dammen op 6,16, dam op 10. | 22, 26 en 32. Men zal wat dit fpel belangt, en 't geen A wint, mogelyk vragen hoe het gekoomen kan zyn dat hy een dam heeft, daar alle de vyf damruiten van Bgedekt zyn, en daar het, volgens degefteltenisfe van 5t fpel, niet wel heeft kunnen gebeuren dat B door te rugflaan de damruit alwaar A zyn dam gehaald mogt hebben , wederom heeft weeten te dekken ? Laaten wy dan eerder zeggen dat het fomtyds gebeurt dat een fpeeler ettelyke fchyven by 't begin van een fpel voorgeeft, mids hy daar voor in vergelding terftond een dam ontfange. Wy onderftelK 4 lea  152 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen Jen dan dat A by zulk een gelegenheid aan zyn dam in dit fpelgekoomen is. (87. zet) A heeft dertien fchyven j B heeft tien fchyven op op 2, 4, 6, 10, 11, j 17, 21, 32, 33, 38, 14, 18, 19, 26, 29, 41, 42, 46, 48 en 50. 34, 35en40. Entwee En vier dammen 36, dammen op 5 en 7. 37 , 43 en 44. A geeft, door 't uitvoeren der zet waar meede hy het fpel wint, een blyk dat hy de moeijelykfte t'zaamenfchikkingen weet te doorgronden en te ontwikkelen , en door 't fpeelen van een onverwachte fchyf, (N°. 4.) de grondflag tot de winst van zyn fpel te leggen, (88. zet. ) A heeft veertien fchyven B heeft dertien fchyven op 4, 5, 6, 8, ii> op 10, 15 , 20, 21, >3- !4>17 922«28> 26,32,36,38,41, S95 31i 34 en 35. 42,445 45 en 46. En een dam op 43, Winst voor A. (S9. zet,)  p/ zétten. VIII. Hoofdft. ^3 (89. zet.) A heeft veertien fchy ven B heeft acht fchyven op op 1, 2, 3- 4, 7-9, II» T5, 16, 20, 21, 13, 17, 22, 23,27, 32, 35 en 49. En 33, 38 en 44. twee dammen op 25 | en 36. A maakt wederom gebruik van de gretigheid waar meede B de fchyf 38 zich zocht te bevoordeelen en volvoert een zet welke B het fpel doet kosten. (90. zet.) , A heeft veertien fchyven' B heeft elf fchyven op op 9, 10,13,14-155 11 - 20, 29, 31, 36, 17, 18, 19, 23, 27, 41 , 42, 43- 46, 47 3°- 32- 33 en 4°« en 5°- En twee dammen op 34 en 44. Winst voor A. (91. zet.) A heeft veertien fchyven B heeft twaalf fchyven op 3, 6, 8, 12, 13, op 24 , 27 , 28, 29^ 14- 15- ïfi 18, 19, 31, 32, 34, 36, 38, 20, 21, 23 en 25. ; 41,43 en 45. En twee ^ dammen op 26 en 39. Deeze pofitie, in welke A het fpel wint, komt zeer dikwyls, by goede fpeelers onder 't fpeelen voor, alleen met die verandering dat de dammen van B dan fchyven zyn. Doorgaans zal de verliezer zyn fchyf 27 aldaar van 33 gefpeelt hebben 't K 5 geen  154 VÏÏL Hoofdft.. Voorftel van honderd partyen 't geen, oppervlakkig befchouwd, niet kwaad voorkomt , doch 't geen de party, by nader inzien, in, de gelegenheid fielt om eenige fchyven, en.vervolgens het fpel te winnen. (92. zet.) A heeft veertien fchyven j B heeft negen fchyven op op 4- 7» 8,. 10, 13» 1 24,28,29,30,38» 14,15,17,18,20! 41, 47, 48 en 50. En 22, 26, 37 en 40. drie dammen op 34,. I 36 en 44. Deeze zet, die A het fpel doet winnen, is we\ klein van bcflek, en niet moeijelyk te ontdekken 5 maar nochtans van een aart dat dezelve onder't fpe®len dikwyls voorkomt. (93. zet. ) A heeft veertien fchy ven j B heeft zeven fchy ven op op 1, 3» 5» 6, 7» 8, I 15» 20, 29, 42, 43, 11, 12, 16", 18,22» 46 en 47. En vier 26, 32 en 38. | dammen op 25, 34, I 35 en 3.9-. Winst voor A. (94. Z2t.)  «ƒ zetten. VIII. Hoofdftuk: 155 (94. zet.) 1 A heeft veertien fchyven B heeft zes fchyven op op 2 , 3 , 5', 9, 10, 18 , 31, 36, 43, 46 15, 20, 21, 27, 29» en 47. .En zes dam-. 32, 38, 40 en 41. men op r, 4,17, 23^ 39 en 50. Begeert men deeze zet, waar mede Ajjhet fpel wint een •gebeurlyker voorkoomen te geeven , zo verandere men de vier dammen vanB, 17, 23, 39 en 50, in fchyven. ( 95. zet,) A heeft veertien fchy ven B heeft elf fchyven op op 4 - 7- 8, 9, 10, 15, 20, 22, 23,36 11,12,14,16,19, 41,46,47-48,49 24, 29,30 en 35. En en 50. En zesdammen een dam op 1, op 26, 27 , 33, 27 40 en 44. Deeze zet, waar mede A het fpel wint, verdiend niet zo zeer om het gebeurlyke, als wel om, dc zonderlinge loop daar van, een plaats. (96. zet.) A heeft veertien fchyven] B heeft tien fchyven opS op 2, 3, 4, 5, 8,11 > IO, 28, 31, 33, 34j> 12,.14, 18, 22, 25' 35, 38, 41,47 en49. 3o-35 en 40, Entwee En vier dammen op 19, dammen op 1 en 45. | 26, 37 en 46. Winst voor A, C97. zet)  156 VIII. Hoofdft. Voorftel van honderd partyen f 97. zet.) A heeft vyftien fchyven B heeft elf fchyven op op 5, 7? 8» 9> !3, IO- Ï9, 23, 2?' 28, ' 14, 16, 18, 22, 255 32, 37 - 38, 42, 43 •26,29,30,40,45-, en 47. En twee dammen op 33 en 44. A wint dit fpel. (98. zet.) A heeft vyftieh fchyven B heeft 6*w»» fchyven op op 2, 3, 6, 7, 8, 9, 17,18,22,23,27, 11, 12, 14, 20, 29, 41, 46,47,49 en 5°* 35, 38, 39 en 40. En \4>^dammen op 21, ^, 28, 36 en 37. Wil men het ongebeurlyke van deeze zet, door A tot winst van zyn fpel te volvoeren, uit den weg ruimen, zo kan men voor de dammen van B, behalven dam 28 , fchyven in derzelver plaats zetten. (99. zet.) A heeft vyftien fchyven B heeft acht fchyven op op 4, 6, 7, 8,9,10, 31,36,41,42,46, 13, 14, 15, :2o, 22, 47' 49 cn 5o. En drie 30, 33, 38 en 40. En dammen op 21, 32 en een dam op 3. 4°* ? A zal by het' eindigen dezer zet B naodzaaken om te erkennen, dat hy met acht fchyven en een dam op het bord, niets zal weeten te verrichtent en  of zetten. VIII. Hoofdft, 157 en dat hy, niet meer dan twee ftukken verlooren hebbende, het fpel in zulk een ftaat aan A moet overgeven, (100. zet.) A heeft vyftien fchyven B heeft zes fchyven op op 2, 5, 6,7, 9, 10, 11,20,25,46,47 ia, 14, r5, 2i, 285 en 48. En vyf dam32, 34, 36en37. En men op 1, 4, 39, 45 een dam op 3. en 49. A befluit met de winst van dit fpel, alle de behaalde voordeelen zyner voorgaande proeven. NEGEN.  I5& Aanwyzing der drie dammen NEGENDE HOOFDSTUK. Aanwyzing der twaalf proeven van drie dammen te-, gens een dam, voor gefield in het vyfde Hoofdstuk. (Aanwyzing van de 1. proeve.) Afpeelt met 45 op 40. B kan niet anders als . met 2 op j 1 fpeelen. A fpeelt met 34 op 29. B fpeelt op 49 om nog een fchuif daar naa te kunnen doen. A fpeelt 29 op 2. B, zo hy nu fpeelt op 11, dan fpeelt A met 40 op 49. Of fpeelt B op een der vrye, ruiten tusfehen 11 en 49, als dan fpeelt A zyn dam 39 op 44. B moet flaan tot op 49, waar op A met 2 op 11 fpeelt. In beide gevallen houd A de dam van B opgefloten, en wint het fpel. (Aanwyzing van de]i.proeve.') A fpeelt 7 op 3. B, zo hy fpeelt op 20 of 21 dan behoeft zyn verlies geen verdere aanwyzinge. Speelt hy dan op een der overige ruiten tusfehen 20 en 47, dan geeft A eerst zyn dam 3 op 25, en vervolgens zyn dam 33 op 15 hem te flaan. Speelt B op een der ruiten tusfehen 21 en 48, zo geeft A hem eerst zyn dam 4 op 26, en vervolgens zyn dam 33 op 16 te flaan. A', (Vat B hier van ver* kieze,) wint het fpel. , Aan-  tegéns een Dam. IX. Hoofdft. 159 (_ Aanwyzing van de 3. proeve) A fpeelt 26 op 48. B, zo hy op ir, of 30, of 49 fpeelt, dan blykt zyn verlies terftond. Hy fpeelt dan op een der vrye ruiten tusfehen 11 en 49. A fpeelt 48 op 44. B moet flaan tot op 49, waar naa A met 2 op xi fpeelt en de dam van B houd opgefloten- C Aanwyzing van de 4. proeve.) A fpeelt 25 op 47. B, op46fpeelende, zo fpeelt A vervolgens 5 op 10, waar mede de winst van A terftond in 't oog loopt. Speelt B op 10 of op een der overige ruiten tusfehen 10 en 46, zo laat A hem eerst zyn dam 47 tot op 46 flaan, fpeelt daar naa 5 op io-, en wint by de eerfte fchuif vanB het fpel. (Aanwyzing van de 5. proeve.) A fpeelt 5 op 10. B, om niet op 46 te fpeelen waar meede hy het fpel terftond verliest, fpeelt daarom op 31 of 47. A, waar B ook op een van die plaatfen gegaan is, fpeelt met 9 op 20. Is B nu geplaatst op 31, zo zal hy van daar op 36fpee len. A daar op fpeelt zyn dam 10 op 42. B moet met 36 tot op 47 flaan, waar naa A met 4 op 31 gaat en het fpel wint. Vind B, naa het fpeelcn van A met 9 op 20, zich op 47 geplaatst, als dan zal hy, op 36 gaande, op dezelve manier hetfbei verliezen.  j6o Aanwyzing der drie dammeb Q Aanwyzing van de 6. proeve.) A fpeelt 26 op 4. B, op 20 of een der vrye ruiten tusfehen 20 en 47 fpeelende, geeft terftond het fpel verlooren. Hy fpeelt dan als zyn eenigfte fchuif op 31. A fpeelt 15 op 20. B zal op 42 fpeelen. A geeft daar op zyn dam 14 aan B te flaan op 36, 'en wint daar naa, met 20 op 47 fpeelende , het fpel. (Aanwyzing van de 7. proeve.) A fpeelt 6 op 2. B, om niet terftond het fpel te verliezen, kan niet anders als op 3 of 2 r fpee_ len. A, fpeelt nu met 2 op 29. Speelt B , zo hy op 21 ftaat, nu op 48, dan fpeelt A met 29 op een der ruiten tusfehen 20 en 47. B, op 48 ftaantle, kan niet anders als op een der ruiten tusfehen' 21 en 48 fpeelen. A geeft dan zyn dam die tusfehen 20 en 47 ftaat, op 43 aan B te flaan,en wint vervolgens het fpel. Is B , na het fpeelen van A met 6 op 2, op 21 gegaan, en vervolgens naa het , fpeelen van A met 2 op 29 ,op 3 gegaan, dan geeft A zyn dam 29 op 25 te flaan,en wint daar op mede het fpel. En wanneer B, naa het fpeelen van A met '6 op 2, op 3 zich heeft geplaatst, en naa het fpeelen van A met 2 op 29, op 21 gegaan is, dan geeft A zyn dam 29 op 43 te flaan, en wint düs ook het fpeh Aait*  tegens een dam. IX. Hbofdfh i6i (Aanwyzing van de 8. proeve.) A fpeelt 5 op io. B-fpeelt op 31 of 47. A mee 9 op 4 gefpeeld hebbende, wint vervolgens het fpel naar de manier der vyfdë proeve. (Aanwyzing van de 9.proeve.) A fpeelt 6 op ir. B, zo hy op 49 fpeelt, dan. zal A, met 7 op 40 fpeelende, terftond het fpel winnen. B fpeelt dierhalven op 30, of op 48. A öp welke van die ruiten B ook gegaan is, fpeelt met ii op 22. Gaat B nu van 30 op 48 , zo fpeelt A met 22 op 26; of gaat B van 48 op 30, zö fpeeltA met 22 op 8; En wint, naar die tweederlei manier, vervolgens naa het flaan van B, hef fpel. (Aanwyzing van de 10. proeve.) A fpeelt 49 op 40. B fpeelt wederom of op 30, of op 48. A fpeelt met 40 op 13, en wint, fiasè het fpeelen van B} het fpel naar de manier van de voorige proeve. (Aanwyzing yan de ii. proeve.) A fpeelt 46 op 4r. B kan nu wel op 47 fpeelen, doch dan was het terftond verlooren, ver. mids A in dat geval, volgens beürt, eerst met 41 öp 32, daar naa met 15 op 42, en vervolgens 31 op 43 fpeelen zou. B fpeelt dierhalven met 36' op' 31. A fpeelt met 15 op 4. B fpeelt met 31 op' « 42  i62 IX. Hoofdft. Aanwyzing der drie dammen ejiz. 42. A laat zyn dam 41 op 36 flaan, en vervolgens , met 20 op 47 fpeeleride, wint het fpel. (Aanwyzing van de 12. proeve.) A fpeelt 10 op 5. B fpeelt met 36 op. 31, waar op A, naar de manier der voorgaande proeve, het fpel wint. TIEN DÉ  Aanwyzing der twee proeven enz. X. Hoofdfr. iiïj TIENDE HOOFDSTUK. Aanwyzhig der twee proeven Vdn vyf damm-en tegens twee dammen, voor gefield m het zesde Hoofd, stuit* ■ l '- ■ ' i $h £ i (Aanwyzing van de i. proeve.) ApIfaÉst zyne vyf dammen op i, 2, 11, j v en 22. B, zyne twee dammen op 5 en |'6 geplaatst hebbende , kan nu "nog een vr\c fchuif doen, 't zy 5 op 41, of 46 op io te fpeelen. A, als dan zyn N°. r op 17 gefpeeld hebbende,zo kan B nergens een zyner dammen plaatfen, zonder het fpel op een manier te verliezen, die zich nu als van zelve aanw'yst. (Aanwyzing van de 2. proeve.) A plaatst zyne vyf da~ifnnen op 5, n, iS, 21 en 40, wanneer B zyne twee dammen op 1 en 50 geplaatst heeft. A, de beurt van te fpeelen hebbende, fpeelt met 18 op 14. Nu kan B geen fchuif doen zonder het fpel te verliezen. Voor eerst: Speek hy met zyn dam 50, waar zal hy gaan?' Op 28, 34 of. 39 ? Doch dan laat A hem met 1 zyne twee dammen ir en 14 flaan- Gaat hy met dezelve' ' dam 50 op 17, zo fpeelt A met 21 op 12, en behoud daar door vier dammen tegens een dam. ■ L 2 Ten'  16*4 X. Hoofdft. Aanwyzing der twee proeven enz. Ten anderen. Speelt B met zyn dam i, waar zal die hét fpel voor verlies beveiligen. Op 17 kan hy niet, gelyk duideïyk te zien is. Op 28 of 34, zo geeft A eerst zyn dam 40 op 45 af, vervolgens zyn dam .11 op 6, en dan 21 op 12, waar door hy met 5 de twee dammen van B vermeesterd. Gaat B 1 op 3 9 plaatfen, zo fpeelt A met 11 op 44. B flaat dan met 39 tot op 48. A geeft daar op zyne twee dammen 40 en 14 aan 50 van B te flaan , en flaat daar naa met 5 tot op 32, waar mede A vervolgens het fpel wint ELFDE  Aanwyzing der vyf tig partyen enz. XI. Hoofdft. 165 ELFDE HOOFDSTUK. Aanwyzing der vyf tig partyen of damzetten, voor ge. field in het zevende Hoofdstuk. (Aanwyzing van de r. damzet.) A fpeelt 37 op 43. B fla^t met dam 29 op 47. 12 op i<5. met 11 op 22. 32 op 36. , met 47 op y. 23- pp 27. met 22 op 33. '' 4 op 9. , —met 31 twee tot op 1 5. A flaat met 20 vyf ftuks, en wint vervolgens het fpel. (Aanwyzing van de 2. damzet.) A fpeelt 15 op 19. B flaat met 14, twee tot °P 34> ■ 11 op 10". . met22,tweeop dam 2. 24 op 29, met dam 2, twee °P 35- A flaat met 40 vyf ftuks tot op dam 47, en wint a zo hy de lyn tusfehen 20 en 47 bewaart, het fpel, ■k 8 (Aan*  i66 XI, Hoofdft. Am.wyzuig Vyf&è vartyen (Aanwyzing van de 3. damzet. j A fpeelt 24 op 29. B flaat met 33 twee tot op 35- . 22 op 27. - met 32 op 23. , 9 0p 15. mét 21 op 32. . 14 op 18. met 23 op 14. . 15 op 19. met 14 op 25. A flaat met 20 drie, word dam op 49, en wint daar naa het fpel. (Aanwyzing van de 4. damzetf) A fpeelt met 35 PP 39- B flaat met 34 op 45. . . 33 op 38. met 43 op 34. , 14 op 19. met 25 twee op 23- _ 7 op 12. _ met dam 17, op- flaat met 26 vier, tot 6, of 1. op 5 o, en word dam. Om wyders het fpel te winnen moet men flecht* zorg dragen, zo dra B zyn dam verlooren heeft, cm 11 op 16 te fpeelen; (Jam-  of damzetten. XI. Hoof dit. 167 (Aanwyzing van de 5. damzet.') A fpeelt 32 op 36. B flaat met 31 op 42. —■— 13 °P 17. met 22 op 13. 3 °P 8. met 13 op dam 4. 2 op 6. met ir, en rust op dam 2. 10 op 15. metdam2, opi3. 20 op 25. met dam op 4, op 20. 25 op 30. . metdam 2o,op34. flaat met 30 vier fchy- 1 B fpeelt hier op, 18 op ven van B en word I 14, en wint het fpel. dam op 4<5. I (Aanwyzing van de 6. damzet.) A fpeelt 33 op 38. I B flaat met 44 op 33. 40 op 45. | met 50 twee tot op 28. 8 op 13. — met 2- 0p ^ „ ^ °P T9" ■ met 15 op 24. flaat met 18 vyf, en | word dam op 47. fpeelt vervolgens, naar beurt, 9 op 15 3 en wint voorts het fpel. t 4 \Aan,  IÖS XL Hoefdft. Aanwyzing der vyftig partyen (Aanwyzing van de 7. damzet.) A fpeelt 14 op 18- B flaat met 23 op 14. . ■— 13 op 17. met 22 op 13. 15 op 19. met 14 op 25. • , 33 op 37- met 42 op 33. . 4 op 9. met dam 31 op 42, . 3 op 8, met 13 , en rust op dam 4, - 5 op 10. I met 4 op 15. flaat met 10 zes ftuks en word dam op 46. Om nu voorts het fpel te winnen moet A maar op de lyn tusfehen 10 en 46 blyven, mids hy zich behoede dat B, door het a'fgeven van drie fchyven, zyn dam niet vermcestere. En wanneer B twee fchyven mogte afgeeven om op de lyn tus. fchen 10 en 46 te geraaken, dan moet A op zyn beurt, zich meester maaken van de lyn tusfehen 5 cn 41. De winst van het fpel zal hy dan kwalyk verwaarloozen kunnen. (Aanwyzing van de 8. damzet.) A fpeelt 24 op 28. B flaat met 33 op 24. [, ' ,-' 23 op 27. met dam 11 op 33^ , 14 op 19. met 24 op 15. '. . 4 op 9. met 15 en rust op dam 4. k 35 op 39. met dam 4, twee A flaat met 39 de drie tot op 42, dammen van B, en wint Yeryplgenshet fpel, l (Aatifc  cf aamzetten. XI. Hoofdiï. i6g (Aanwyzing van de 9. damzet.) A fpeelt 26 op 32. B flaat met 37 op 26. ■—;—• 4 op 8, —r met dam 25 op 3, • 11 op 16. met dam 3 op 21. ' 27 op 33. met 38 op 27. flaat met 23 op 32. ■ met 36 op 27. fpeelt 2 op 7. met dam 21 op 3. > 15 op 19. met dam 3 op 25? t ■ 18 op 24. met 29 op i8f flaat met 20, drie tot op dam 49. (Aanwyzing van de 10. damzet.) A fpeelt 28 op 33. B flaat met 41 op 32, . — 33 op 38. met 44 op 33. 23 op 27. met 33 op 21, of 32 op 23. 14 op 19. met ,5 Dp 2^ ;— 13 op 18. —. met 24 op i3s of 23 op 14. flaat met 8 vier fchy-1 yen , en word dam \ op 46. | Wanneer nu A vervolgens op zyn beurt eerst 4 op 9, en dan 9 op 15 fpeelt, zo behoord hy verder met een goed beleid dit fpel te winnen. Ziet hy dat B met 47 of 48 fpeelde, zo behoord A zyn dam 46 op 42 te plaatzen, alvoorens hy met 4 op 9 fpeelt. L 5 (Jan-  iro XI. Hoofdft. Jinp'yzing der vyf tig party en (Aanwyzing van de n. damzet.') A fpeelt 39 op 45. B flaat met 40 op 49. -—' 33 op 37. met 29 op 40. 13 op 18. met 24 op 13. 3 °P 8. met 13 , en rust op dam 4. • 12 op 16". met dam 4, twee flaat met 16 drie fluks, tot op 42. word dam op 47 , en behoord vervolgens, zonder verdere aanwyzing,het fpel te winnen. (Aanwyzing van de 12. damzet.) A fpeelt 29 op 34. |B flaat met 38 op 29. . 22 op 27. j met 33 op 22. 39 °P 44» I met 48 op 39. 31 op 36, ■ met dam 47 op 31. 14 op 18. 1" met dam 7 op 24. -\— 23 °P 27- I met 23 op 33. 5 op 10. j met dam 31, twee flaat met 10 vier fluks ■ op 15. tot op 48. Dewyl B nu ' waarfchynelyk 39 op 34 zal fpeelen , zo heeft A flechts zyn dam op 37 te plaatfen, waar door dc winst van zyn fpel buiten alle tvvyffel flaat. (Jan-  of damzetten, XI. Hoófdft. 17* ( Aanwyzing van de 13. damzet.") A fpeelt 38 op 44. B flaat met 49 op 38. ■ 30 op 35. met 39 op 30. 23 op 27. - metdam22 0p33« 3 op 7. met 12, en rust op dam 3. 32 op 37. met dam 3, twee ftaat met 37 de drie tot op 34- dammen van B tot op 50. De verdere winst van A behoord zonder aanwyzinge volbracht te worden. (Aanwyzing van de 14. damzet.) A fpeelt 5 op 9. B flaat met dam 47 op 29. 11 op 16. ' met dam 21 twee tot op 1. „ 37 op 43. met dam 29 op 47» . 32 op 36. met dam47 OP31. 4 op 8. met dam 31 op4. ( 15 op 20. met dam 4 op 15. A flaat met 1 o, vier fluks tot op dam 50, houd aldaar de dam 1 vanB opgefloten , en wint eindelyk het fpel. | (Aan-  17 % XI. Hoofdft, Aanwyzing der vyf tig partyen (Aanwyzing van de 15. damzet.) A fpeelt 34 op 39. B flaat met 35, twee tot op 33. 22 op 26. ; —! met dam 40, twee op 16. ■ 2 op 7. met 47 op 38. 1 r- 4 op 9. met 21 op 32. Onverfqhilllg is het , welice yan deeze twee beurten het eerst gedaan word. 3 °P 8. flaat met dam 16, twee tot op 14. A flaat met 9, vier fluks tot op dam 47, waar naa de winst van het fpel van A zich als van zelve aanwyst. (Aanwyzing van de 16 damzet.) A fpeelt 10 op 15. B flaat met 9 op 20. -___ 12 op 17. met 21, twee tot op 23. 8 op 14. met 27 op 16. 'i 24 op 28. — met 33, twee tot op 15. 14 op 19. I met 15 op 24. flaat met 29, vier fluks met 20, twee tot tot opdam 47. op 40. flaat met dam 47, twee tot ir. A, zich vervolgens, op zyn beurt, op 38 plaat, fende, en dan de lyn tusfehen 20 en 47 bewaaren. de, heeft het fpel in zyn hand. (Aan,  of damzetten. XL Hoofdft* 173 (Aanwyzing van de 17. damzet.) A fpeelt 23 op 27. B flaat met 32 op 23. 34 op 39. -met 2i op 31. 14 op 18. met 23 op 14. ■ 38 op 44- ■ met 49 op 38. ■ ■ 5 op 9. ( met 14 op 5. 4 op 9. | met dam 5, twee tot op 45. flaat met 40, en rust met 29 op 40. op dam 49. A flaat met 49, zeven fluks, (drie tot 31, en vier tot 18,) waar naa A, eerst de fchyf 32 tot 21 vervolgende, en zich daar naa op de lyn tusfehen 20 en 47 plaatfende, het fpel wint. (Aanwyzing van de 18. damzet.) A fpeelt 39 op 45. ■ B flaat met dam 30, twee tot op 16. 23 op 27. met 32,twee tot op 34- ■ 15 op 20. met 50 op 39. flaat met 20, drie tot met dam 21 op 3 2. Op dam 47. OnverfchilHg is het , welke van deeze twee beurten riet eerst ge- met dam 47, vyf daan w0"1- tot op 21. ' Of fchoon B nu verkoos met zyn fchyf 11 op 6 te fpeelen om vervolgens, (dewyl A inmiddels twee moet flaan) op 2 dam te haaien, zo ziet men dat A, tot op 30 flaande, het fpel terftond wint. Speelt  f74 XI. Hoofdlt, Aanwyzing der vyf tig partyen Speek B anderzints met zyri fchyf 37 op 3^ dan plaats A zyn dam op 32 , en ziet mede overtollige kans om het fpel te winnen. (Aanwyzing van de 19. damzet. 9 A fpeelt 14 op 19. B flaat met 37 op 16, 23 op 2g. met 33 op 24. flaat met 19 op 28. ■ met 34 op 23. ■ met 25 op 34. met 39 op 28. met 30 op 39. met 45 ;op 34. fpeelt 13 op 18. ■ met 23 op 14. 15 op 19. met 14 op 25. flaat met 20, drie tot j» op dam 47. I Wyders is het voor A niet buiten alle gelegenheid om het fpel te winnen. (Aanwyzing van de 20. damzet.) A fpeelt 30 op 35. B flaat met 39 op 30. 25 op 29. j met 34 op 25: ■ 24 op 29 • ■ met 25 op 34. 23 op 28. t met 33 twee tot op 15. r op 6. j : met 22 0p 2„m flaat met 17, drie totl ____ met 26 od ij] op dam 48. met dam 48, vier j x tot op 47. | A behoord nu, uit eigen beleid, zo veel te kunnen fpeelen dat hy zyn fpel tot remife brengt. ( Aan.  cf damzetten. XI. Hoofdft. 175* (Aanwyzing van de 21. damzet.) A fpeelt 3 op 7. B flaat met dam 24 op 10^ 40 op 45. met 49 op 40. , 23 op 28. '■ met dam 10 op 33.- 2 op 6. —-— met 11, en rust op dam 2. . — 31 op 36. flaat met dam 2, twee flaat met 36, drie tot tot op ^ op dam 49- Wanneer nu B met 50 op 45 fpeelt, dan moet A 30 op 35 fpeelen om daar door twee te flaan. Speelt B met een van zyne andere fchyven, dan moet A eerst 12 op 17, en vervolgens, op zyn beurt, 1. op 12 brengen. Gebeurt het dat B zyn fchyf 37 op 26*, en zyn fchyf 42 op 36 zal weeten te brengen, met oogmerk om daar door de dam van A te willen bekoo, men, dan moet A met zyn dam op 27, en van 27, zo 'er niet te flaan valt, wederom op49gaan, wanneer hy dan eindelyk wel de weg zal vinden om'het fpel te winnen. (Aair  lj6 XI. HoofdfL Aanwyzing der vyf tig partyen (Aanwyzing van de 22. damzet.) A fpeelt 23 op 27. B flaat met 33, twee op 11. . *c 12 °P I<5# met 11 op 22. 14 op 18. met 25, twee op 23- 1 '" 34 op 38. met 43, twee op 1 ' 25. 24 Op 29. mct 25 op 34. flaat met 39, vyf .tot met so op ^ op dam 464 1 A, om verder het fpel te winnen, fpeelt, volgens beurt, met 31 op 36 , met 36 op 41, met dam 46 op 42 , en met fchyf 4.1 op dam 46. Mogt B goedvinden, om, inmiddels door 't afgeeven van drie fchyven, een dam van A te vermeesteren, zo zal hy nochtans met zyne overige twee fchyven niet tot dam geraaken kunnen, als A,in dat geval, met. zyn overgebleevene dam , op de lyn tusfehen 10 en 46 blyft post houden. Dus wint A het fpel. (Aan*  of damzetten. XI. Hoofdft. 17? (Aanwyzing van de 23. damzet ) A fpeëlt 31 op 36. i B flaat met dam 47 op 31; ■ 11 op 16. met 22 op 11. —— 5 op io. met dam 31 op 4.' 23 op 28. —— met 34 op 23. ; 12 op x6. 1 —— met 11 op 22. - 32 op 36. met 41 op 32. -—— 10 op 15. met dam 4 op 20, — 25 op 30. —- met dam 20 op? 34- flaat met 30, Zesftüks tot op dam 48. Wanneer B nü met 38 op 34 fpeelt, dan moet A zyn dam op 43 plaatfen, of fpeelt B met 38 op 33, dan moet A zyn fchyf 2 tot öp 12, tegens de gemelde fchyf van B, aanbrengen, waar door de &inst van A duidelyk genoeg te zien is. ÈÈ (Aan-'  17 8 XI. Hoofdft. Aanwyzing van vyf tig partyen (Aanwyzing van de 24. damzet.) A fpeelt 24 op 29. B flaat met 35 op 24. „ 8 op 13 met 38 op 29. 31 op 36. metdam.47 op 31. ( NB. hier heeft A alreeds de gelegenheid om dam te krygen, gelyk te zien is; nochtans verkiest hy een andere wyze daar in.) fpeelt 37 op 42. flaat met 46,tweeop2i5, —-— 23 op 28. 1 met 24 op 33. . 15 op 19. — met 25 op 14. 12 op 16.' met2i,twee 0P23. * 13 op 18. met 26 op 17. flaat met 18 , drie tot op dam 47. A bereikt hier mede zyn oogmerk, en ziet voor 't overige zyn fpel, door een drieflag, terftond verlooren. (Aaiu  of damzetten. XL Hoofdft. 179 f'Aanwyzing van de 25. damzet.) A fpeelt 16 op 22. B flaat metdam-25,:wea ■ 33 op 38. tot op 3, ■ %% op -26". met 43 op 34. 7 op 13. —- met 21, twee op 23. s 2 °P 7- met iS , twee op 16. flaat met 6, vier tot met dam 3 .op 12» op dam 50. Wanneer A nu met 30 een tweede dam gaat haailen, zal hy bevinden zyn fpel te kunnen winnen. (Aanwyzing van de 26. damzet.) ' A fpeelt 13 op 18. B flaat met 32 op 2r. 22 op 26. , met 21 op 32. " 35 op 39. met 34 op 45. * ■ 29 op 34. met 3 8, twee tot op 20. * • 16 op 22. 1 met 27, tweeton flaat met 18 drie op i op 7. dam 47. A bereikt hier mede zyn oogmerk, doch kan, na dat B met 7 op 3 dam gehaald heeft, geen fchuif doen zonder het fpel terftond te verliezer* M i (Aari.  iSo XI. HoofJfl. Aanwyzing der .vyftig partyen (Aajiwyzing van de 27. damzet. ) A fpeelt 39 op 44. B flaat met 48 twee tot op 30. 28 op 33. met 37 op 28. ■ 19 op 25. met 30, twee op 8. ■ 16 op 2.2, met 10 op 19. Onverfchillij! is het , welke van deeze twee beunen liet eerst gefpeelt word. - 2 op 7. Haat met r3 > opdam 2# 22 op 26. —- met dam 2 op 35. 31 op 36. j —— met 4, op 32. ' flaat met 26, twee tot op dam 48, en laat wyders de winst aan Ë over. (Aanwyzing van de 28. damzet.) A fpeelt 10 op 15. Bflaat met dam 29 op 43* 22 op 26. met 31 op 22. 12 op 17. met 22 op 13. t 21 op 26. met dam 43 op 21, . . 3 0p 7. met dam 21 op 3. , 2 op 7. met dam 3, twee tot op 34. ,— 30 op 35. : met 39 op 30. 14 op 18. met 13 op 24. Slaat met x 9, drie tot op dam 50. Wanneer B nu met zyn fchyf 47 op 43 fpeelt' dan  of damzetten. XL Hoofdft. i8r dan moet A, naar beurt, met zyn dam 50, eerst op 34, dan op 38 fpeelen en vervolgens de lyn tusfehen ri en 49 bewaaren. Speelt B met 47 op 42 , dan moet A met zyn dam eerst op 45, dan op 49 , en vervolgens mede zich op de Jyn tusfehen 11 en 49 geplaatst houden, De winst van A zal dan volkoomen blyken, (Aanwyzing van de 29. damzet.) A fpeelt 30 op 35. B flaat met dam 47 op 31. ' 35 op 39. met 44 op 35. " 37 op .42. met dam 31 op . 47- -—1— 33 °P 38« met 34 op 43. 32 op 37. met43op32. 1 20 op 25. • met dam 47 op 20. ■ *r 14 op 19. met 15 op 24. » 4 op 8. > met dam 20 , flaat met 7, vier tot op twee tot op 13. dam 49. Mogt B nu met 32 of 17 fpeelen, dan behoord A met zyn dam op 22 te gaan. En verkiest B met een zyner overige fchyven te fpeelen, dan moetA met zyn dam op 11 , vervolgens met zyn fchyf 2 op 7, en dan met zyn dam van 11 op 2 fpeelen. Zo hy dan voor 't overige geen volftrekt ver-, keerd beleid houd, maar zyn fchyf 3 ook op zyn M 3 pas,  182 XL Hoofdft. Aanwyzing der ryftig partyen pas, laat werken, zal hem de winst van zyn fpel niet ontbeeren. (Aanwyzing van de 30. damzet.) A fpeelt 6 op 12. - B flaat met dam 44 tot op 30. ■ 12 op j6. met 21 op 12. 24 op 28. : ' met 32 op 21. . $4 op 39- met 3° op 44- 29 op 34. met 38 op 29. 5 op 9. met dam 4, twee tot op 33. , 13 op 17, met 12 op.23. flaat met 18, drie tot pp dam 49, en wint vervolgens het fpel, al waaré het ook dat B, tegens verwachting, dam kreeg. (Aanwyzing van de 31. damzet. ) A fpeelt 17 op 22. B flaat met 41 op 32. , 21 op 26. r*—- met 32, twee toC op 12. . 30 op 35. — met 27 op 16. . —— 13 op 17. met 12 óp 23. ■— 14 op 19. met 15 op 24. . — 25 op 29. met 34 op 25. A flaat met 20, vyf ftuks tot op dam 47, en wint g naa verloop, het fpel (Aan<  $f damzetten. XI. Hoofdft. 183 (Aanwyzing van de 32. damzet.) A fpeelt 9 op 14. B flaat met 8 op 19, « 20 op 25. met 19 op 30. - 2 op 7, met 12 tot op dam 3. • — 18 op 23. 1 met 27, drie tot op 38. , _ j.- 0p IQ. met-dam-3 totop ' • ' ffl%ï~ I . • 25.- * 1 ir op 16. met ij op 12. —— 10 op 15. met dam 32 op • . ' 2T. ' - - • 1 op 6. met 12 tot op dam r. 15 op 20. met dam 1 op 39. flaat met 20, drie tot op dam 49. Dit oogmerk bereikt hebbende, geeft hy 't fpel voor verlooren, M 4 (Aan,  iS4 XL Hoofdft, Aanwyzing der vyftig partyen (AanwyZimg yan de 33. damzet.) A fpeelt 12 op 16. 3 flaat met 21 twee op r—-——- 24 op 29. met 32 op21. ——— 29 PP 35. r met 40, twee tot 20. f .', 13. op 17- met 23 op 12. « 2 op 7. met 12 op dam 3; » ■ . 1 30 op 35* ' r met dam3,twee PP5- — 35 pp 40. met 20 op 9» flaat met 40 op 49, v en word dam; doch geeft daar op het fpel.  of damzetten. XI. Hoofdft. 1&5 (Aanwyzing van de 34. damzet.) A fpeelt 36 op 42, 1 3 op 8. -—~— 19 op 24. > 1 ' ■ 12 Op 17. 2 Op 7. t 26 op 31. ; 31 op 36*. r' 1 -"" 36 °P 42. B flaat met 47 twee op 27; met 39 op 30. met 18 twee op 20; —met 23 op 12. met 12 op dam 3^ met dam 3 , twee op 5—— met 20 op 9. : B, wat hy nu ook fpeele, moet met al de kracht van zyn fpel aanzien, dat A onverhinderd op 47 fpeelen , en daar mede dam behaalen zal. B kan voorts zo hy dam 1 r op 22 , en van 22 op 31 fpeelt, terftond de dam van A opfïuiten, en het fpel winnen.  'f 8-6 XL Hoofdft Aanwyzing der vyftig party eis ' (Aanwyzing van de 35. damzet.") A fpeelt 12 op 16. B flaat met dam 18 twee tot dp 1 r. ' 4 34 op 38. met 44 , drie op • 35- i——— 26 op 32. met 37 twee tot . ... ■ 25 op 29. flaat met dam 11, twee tot op 25. flaat met 20, drie tot dam 49. Vervolgens met dam 49 op 11 fpeelende, is de winst van A kennelyk genoeg, zonder verdere aanwyzing te behoeven. (Aanwyzing van de 36.* damzet.) A fpeelt 29 op 35. B flaat met 30 op 39. 1 21 op 26. met dam 43 op 2i, • 12 op 16. ■ met dam 21, drie op 34- ■ 40 op 45. met 49 op 40, ' 14 op 19. . met 15 op 24» flaat met 18, drie tot op dam 49. Om nu wyders het fpel te winnen zal A niet kwalykdoen, zo hy op zyn beurt fpeelt 7 op 12 ? dam  cf damzetten. XI. Hoofdft. tBjt ,dam 49 öp n, van n op 2, van 2 op 7, van 7 op 3, en met 8 op 14. {.Aanwyzing van de 37. damzet.) A fpeelt 26 op 32. B flaat met 37 op 16. 27 op 33. • . met 38 op 27. 15 op 19. met dam 30, twee op 5- i 13 op 18. met dam 5 op 23; 34 op 39. . ■ met 44, drie op- 33- flaat met jj , drie tct op dam 48. | A kan tot voltooijing van zyn winst nu fpeelen met dam 48 op 44 en dan 7 op 13. Of begeert hy met 40 een tweede dam te haaien, zulks kan hy doen, door middel van 48 op 39 te plaatfen, en dan met40 op 45 te gaan, mids dan alvoorens 27 van B van zyn plaats verdreven te hebben. Ofwel, hy kan met 48 op 30 gaan', en op verfcheidene wyze met goed beleid zyn winst volbrengen. (Aan-  ï 8 S XI. Hoofdft, Aanwyzing der vyf tig partyen (Aanwyzing van de 38. damzet.*) A fpeelt 4 op 8. B flaatmetdam 33 op ir» .— 23 op 27. met dam 11 op 33. r—-— 29 op 34. • met 40 twee tot op 20. - 8 op 14» • met 38 op 29. Onvedchillij» is het welke van dee ze twee beurten 't eerst gefpcdd word. ^ 9 op 15, | —: met 20 op 9. i — met 12 op 16. met 21, twee op 23- flaat met 18, drie tot • met 9 twee tot op dam 49. op 7. flaat met dam 49, zes tot op 2. Speelt B nu met 43 op 38, en van 38 op 34.'zo moet A met dam 2 op 11, en van nop 16, vervolgens van 16 op 12 fpeelen, en dan dezelve fchyf van B najaagen tot wanneer die op 20 zal geraakt zyn. Doch fpeelde B met 43 op 37 , of met een zyner andere fchyven, dan moet A zyn dam op de lyn tusfehen 11 en 49 geplaatst houden. Langs deeze weg kan A zyn winst niet verwaarloozen. (Aan-  of damzetten. XL Hoofdft; i$ 14 op 18. met 24 op 13. ■ 9 op 15. met 10 op 19. — 27 op 32. met 37 op 26. ' 11 op 16. met 21 twee tot op 23. flaat met 8 , vier tot -— met 26 op 17. op dam 50. flaat met dam 50 ,.vier tot op 48. Verkiest B nu zyn fchyf 49 aftegeeven, om met 31 op 26 te fpeelen, dan moet A daar op, zich op 44 begeeven, en de lyn tusfehen n en 49 blyven bewaaren. Doch gebruikt B zyri fchyf 49 om 'er meede te fpeelen, dan moet A zyn fchyf 4 daartegens aanbrengen. Wat B ook anderzints mooge fpeelen, A zal gewis zulk een belïisd fpel niet verwaarloozen. 'Aan-  jqo XL Hoofdft, Aanwyzing der vyf tig party cri ( Aanwyzing van de 40. damzet.) A fpeelt 22 op 27. B flaat met 33 op 22; flaat met 17 op 26. met 28, twee toe op 8. *-■ met 19 op 28. met 34 twee töfc op 14. * met 25, twee tot met 48 op 37. op 43- fpeelt 2 op 7. met 31 op 22. 7 op 13. met 8 op 17. •» ■ 21 op 26". met 22 op 31. ——- 15 op 19. met 14 op 25. flaat met 20, drie tot op dam 49', en vervolgens nog twee tot op 4 5 waar naa A het fpel behoord te winnen. (Aanwyzing van de 41. damzet.) A ipeelt 12 op 16. B Haat met dam 47 op 31". > 14 op 19. met dam 11 op 22.' ' 7 °P lZ' mctdam22,twec tot op 25. > 4 op 8. . met dam 31 op 4^ ——— 15 op 20. met dam 4, drie tot op 45. flaat met 20, drie dammen van B, tot op dam 49. De verdere winst behoeft geen aanwyzinge, zo A Hechts de fchyf 44 van B, (wanneer die op 39 en  of damzetten. XI. Hoofdit. igt en 35 mogt fpeelen,) op 45 en 40 vervolgt, eii dan dezelve met 27 vermeesterd. ( Aanwyzing van de 42. damzet.") A fpeelt 40 op 45. B flaat met 49 op 40. 23 op 27. met dam 3 8, twea tot op 31. ■ 17 op 22. metdam3i ,twee tot op 34. - 30 op 35. —- met 39 drie tot op 28. ■ 14 op 19. met dam 10 op 24, flaat met 18, drie dammen tot op 49. Begeert A nu wyders dit fpel te winnen, zo behoord hy met een kundig overleg, de pofitie der fchyven van B zodanig te dwingen, dat hy eindelyk alle dezelve weet te bemachtigen. Komt-A hier in të kort, zo laat hy te vreden zyn van zyn fpel voor 't minst remife te kunnen maken. (Aan'  fgz XL Hoofdft. Janwyzing der vyftig partyen (Aanwyzing van de 43. damzet.") A fpeelt 29 op 34. B flaat met 38 öp 29. i 2r op 26. —— met 32 op 21. f 12 op ij. ' met 21 twee tot' op 23. « 13 op 18. met 27 op 16*. flaat met 18 drie tot op B fpeelt 43 op 38. dam 49. A, wil hy nu aan B niet toeïaaten om, doormiddel van fchyf 30 inet een tweeflag naar dam te gaan , fpeelt daarom met dam 49 op 22. B flaat met 16 de dam van A tot op 22. A, nu twee fchyven minder dan B hebbende, moet alle verwachting om zyn verlies te vermyden, ydel reekenen. Had A zyn dam op 47 genoomen, het was terftond voor hem verlooren, gelyk te zien is. Of wel had A, met zyn dam, op 49 geflagen hebbende , vervolgens de fchyf 43. van B, niet tot aan 22, maar tot op 27 geflagen, het waare mede terftond voor hem kwyt geweest, vermids B dan zyn fchyf 37 op 33 zou fpeelen, waar mede A hetzelve nadeel gebeuren zou als wanneer hy op 47 was gaan dam haaien. In allen maniere blykt deeze damzet voor A ongeraden te zyn. Het behoud van zyn fpel moet hy zoeken gelyk ik in 't voorftel van deeze zet even aangeroerd heb. ( Aan-  bf damzetten. XI. HoofdiL i9§ (Aanwyzing van de 44. damzet.) A fpeelt 2 op 6. B flaat met dam 27 op 5, 40 op 45. met 39 op 50. -— 17 op 23, met dam 5 op 27^ " T5 op 19. met 25 op 14. - 13 op 18; —— met 14 op 23. —- 16 op 22* —_ met dam 27 öp 16. flaat met 21 de dam —^ met 32 op 2r. van B op 12. met 41 twee op — met 48 öp 37. 43- fpeelt 12 op 16. met. ai opia, flaat met 6, vier tot op dam 48. De verdere voltooijinge en winst van het fpel zal A, zonder aanwyzinge , nu wel weeten te vinden, N (Aan.  174 XI. Hoofdft, Aanwyzing der vyf tig partyen (Aanwyzing van de 45- damzet.]) A fpeelt,21 op 2ó\ [B flaat met 32 op 21. 29 op 35. met 41 op 32.' 9 op 14. -— met dam 3, twee 10 op 15. tot 43. ■ 35 op 39« met 47 op 36. 2 op 7. —- met dam 45 op. 34- • 15 op 19. —— met dam 21 op 3. flaat met 20, de drie met dam 3 op 25. dammen van B , en word dam op 47. Het fpel voorts te winnen laat ikterbevlytiging van A over. (Aanwyzing van de 46. damzet.") A fpeelt 17 op 22. B flaat met dam 20, tot op 43- 13 op 18. met dam 5, twee tot op 34. —. 21 op 26. met 32 op 21. 12 op 17. ■ met 21 twee tot op 23. 22 op 25. metdam43op2i. 30 op 35. met 39 op 30. . 11 op 16. met dam 21 tot op flaat met 6, vier ftuks, 12. en word dam op 50. A kan wyders, door middel van  öf damzetten. XI. Hoofdft. 195 Van zyn fchyf r op 1 r te brengen, of wel door fchyf 10 te Iaaten werken, zyn fpel befhmren, zo dat hy het zelve , zonder meerdere aanwyzing, be; hoord te winnen. (Aanwyzing van de 47. damzet. ) A fpeelt 19 op 24. B flaat met 28 op 19. flaat met 15, twee öp met 40 op 29. 35. fpeelt 30 op 35. met 39 twee op 19. — to op 15* met 19 op 10. ■ 9 op 15; *■ met 10 op 19. ——- 23 op 28. —"—1 met 34 twee toë op 14, « 13 op 18, — met i'|4 op 23. flaat met 17 drie tot op dam 46. fpeelt nu i 9 op 14, ■ ■ met 8 op 19, = 29 op 24, - met 19 op 28. ——- 43 op 37, metdam4t5op33- flaat 38 twee tot ió*j en wint vervolgens I het fpeb  196' XI. Hoofdft, Aanwyzing der vyf tig partyen (Aanwyzing van de 48. damzet. ) A fpeelt 37 op 43. B flaat met j 8 op 37. ; 2 op 6. met dam 1,, twee tot op 3. • n op 16. met dam 3 op 21. 22 op 27. met 33 op 22. flaat met 17 op 26. met 28 op 17. (*) ■ —- met 19 op'28. met 34 op 23. ■ « met 13 op 22. | "—■ met dam 21 op 32. ■ met 18, drie tot I op dam 47. Hoe dit fpel door A verder te winnen zy, zal hy zonder aanwyzinge, zekerlyk volvoeren kunnen^ (*) Had B, in plaats van eerst met 28 op 17 te flaan, met dam 21 op 32 geflagen, dan had A inmiddels 5 op 9 gefpeeld, waar door hy dezelve damflag behield. (Aanwyzing van de 49. damzet. 9 A fpeelt 3 r op 36. B Haat met 42 op 31. '20 op 25. - met 29 op 20. 23 op 27. met 32 op 23. • 12 op 16". met 23 twee tot 1 op dam r. . 13 op 17. flaat met dam 1 op 23. 22 op 26. flaat met 31 op flaat met 16 , vyf tot 22op dam 49. Wanneer B nu 37 op 32 mogt fpeelen, met oogmerk  of aanzetten. XI. Hoofdft. 197 merk om te zoeken de dam van A te vermeesteren dan moet A 21 tegens 32 afgeven, vervolgens zyn dam op 40, zyn fchyf 7 op 12, zyn dam 40 op 2, zyn fchyf 8 op 13 , zyn fchyf 3 0p 8, zyn dam 2 op 7, en van 7 op 3 fpeelen. Welverftaande dathy zulks moet waarneemcn in beurten die hem daar door aan geen nadeelen blootftellen. Wanneer de dam, op 3 geplaatst, dus aan weerskanten van het veld zyn werking kan doen, zal A ten minften bchooren het fpel remife te maaken. (Aanwyzing van de 50. damzet.) A fpeelt 38 op 43. B flaat met 47 op j8. 29 op 35. met dam40, twee tot op 20. — 24 op 29. met 2Q Qp ^ 30 op 35. met 39 op 30. 19 op 24. mct 2g twee tot op 8. flaat met 17, drie tot . met26of8, twee op dam 50. op «5. met dam50, tot mct 21 op 12,of °P *• met8of2ó~opi7. met dam 1, vier 0p 17 , 0f op tot 41. 12t met dam 41, twee. I De verdere winst zal A nu wel volbrengen kunnen. N 3 TWAALF-  ipS XII. Haofdft. Aanwyzing van honderd pafiycn TWAALFDE HOOFDSTUK. Aanwyzing van de honderd partyen of zetten, voorgefield in het achtste Hoofdstuk. (Aanwyzing van de i. zet.) A fpeelt i op 6. B fpeelt dam 14. op 23. ~ — 6 op' 12. flaat met dam 23 op l, - n op 16". met 21 op 12. ; 2 op 6. kan niet anders als 12 op 7 fpeelen. . flaat met 3 op 12, houd de dam van B opgefloten, en wint het fpel. Had B met dam 2 3 in plaats van op 1, op 6 ge. flagen, zyn verlies bleek dan nog duidelyker, na? dien A dan n op 16 zou gefpeeld hebben, waa na B met 21 op iz, en A daar op met 2, de dam van B, en vervolgens, naar beurt, de fchyf 12 van B zou geflagen hebben. Men ziet uit deeze eerfte aanwyzinge hoe fchadelyk het kan zyn een fchyf te willen vermeesteren, zo lang men op de gevolgen niet gelet heeft. Maar op welk een wyze had B dan moeten fpee, Jen, zo hy de winst van zyn fpel hem niet had \zzten vergaauwen? Met dam 14. op 36, en van 36  of zetten- XII. Hoofdft. 199 (Aanwyzing van de 2. zet.) A fpeelt 18 op 23. B flaat met 28 op 17. ■■ 7 op 12. —— met 17 op 6. - 32 op 37. s niet anders kunnen¬ de, fpeelt 30 op 25* ——— 37 °P 43- fpeelt 25 op 19. 43 °P dam 47- 19 op 14. 47 °P 3r« 14 op 9. 31 op $6. Waar zal B nu fpeelen ? gaat hy op 4 dam haaien dan fpeelt A met zyn dam op 9. Gaat B op 5 dam haaien dan fpeelt A mct 1 zyn op 41. In beide manieren word het door A gewonnen. A had ook toen hy op 43 ftond, op 48 kunnen dam. haaien, mids hy dan van 48 op 26, en van 26 op 32 fpeelde. In welk geval hy verder zyn fpel naar de voorgaande wyze zou ten einde gebracht hébben. N 4 (Aan.  s-oo XII. HoofcUL Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 3. zet.") A fpeelt 32 op %6, B flaat met 21, twee tot I op 43. 25 op 30. met 41 op 32, Onverfchillig is het, welke van deeze twee beurten het eerst gedaan word. = 33 OP 3 8, flaat met 43 op 34. *~. 1 dam 49 op 45, met 39 de dam van A, op 50, flaat met 30 , zes tot fpeelt nu met 50, op 10. voort, tot dat hy, naar beurt, op 34 zal gekoomen zyn, A fpeelt met 1 o vóórt, tot dat hy, naar beurt, op 24 zal ge. koomen zyn. - B fpeelt 32 op 27, A flaat met 22 op 33-. -— 34 op 28. A fpeelt 24 op 29. ' flaat met 28 op 37. A fpeelt nu met 29 voort tot op 50 daar hy dam word. B inmiddels de middenin overgaande,.zo moet A met zyn dam op 50 op 17, en van 17 op 4 fpeelen, Had B, toen A met zyn fchyf op 24 gekoomen Was, jn plaats van 32 op 27 te fpeelen, eerst 34 pp 28, en dan met 32 op 27 gefpeeld, zo had A in <Üt geval hem Iaaten flaan op 38, en dan met 22  of zetten. XII. Hoofdft. 201 zyn weg vervolgt tot op dam 47. Wanneer A» met die dam op 2 of 3 fpeelende, mede de fchyf van B zou verhindert hebben dam te bereiken. A wint dus naar beider wyze, het fpel. (Aanwyzing van.de 4. zet,) A fpeeit 11 op 16, B flaat met 22 op 11. 4 op 8, met dam 26 op 4, dam 3 op 16. met 11 op 22. ■ 25 op 29. met 35 op 24. •» ■ 15 op 19. flaat met dam 4, twee tot op 43. flaat met 19 , vyf tot op dam 48. B kan nu wel vervolgens, door het afgeven van drie zyner fchyven , eerst op 21, 26 en 32 zich geplaatst vinden, en daar naa door het afgeeven van nog twee dier gemelde fchyven , op de lyn tusfehen 11 en 49 geraaken, Nochtans zo A als. dan zyn dam op de middenlyn houd, ziet men de winst van zyn fpel tot het laatfte toe uitge. yoerd, N $ (Aan-  2©2 XII, Hoofdft. Aanwyzing der honderd partyen (Aanwyzing van de 5. zet.) A fpeelt 13 op 17, B Haat met 23 op 12. . 8 op 14. met 9 op 18. 2 op 7, met 12, en rust op dam 3. 16 op 31. met dam 3 op 25, 31 op 36, met 41 op 32. flaat met dam 48, drie —— met 29 op 18. tot op 24. A flaat met 20, drie tot op dam 49, vervolgens met dam 49, nog twee, en plaatst daar na de dam tusfehen 10 en 46; waar meede het fpel voor A gewonnen is. I(Aanwyzing van de 6. zet.) A fpeelt 36 op 42. I B flaat met 47, vier tot I op 9. . 22 op 26. ■ met 21 op 32, . dam 46 op 19. met 15 op 24. flaat met 4 op 15. raet dam 10 j tot 19. A flaat met dam 30, zeven ftuks van B, als: dam 19, fchyf 12, dam 38, fchyf 45, 24, 13,en dam 6. De overige winst ten einde te brengen behoeft geen verdere aanwyzinge. (Aan.  cf zetten. XII. Hoofdft, 203 (Aanwyzing van de 7. zet.) A fpeelt 2 op 6. B flaat met dam 34 tot op 1, m 24 op 28. 1 met dam 1, drie 1 tot o p 21. dam 3 op 30. j met dam 21 op 3. 22 op 26. I ——— met 31 op 22. 15 op 19. I met dam 3 op 25, flaat met dam 30, vyf I tot op 50. ! Verkiest B*nu met 47 op 43 te fpeelen, dan fpeelt A eerst op 34 en dan op 38. Meermaalen hebben wy reeds in diergelyke pofitien aangetoond hoe het fpel verder te winnen zy, (Aanwyzing van de 8. zet,) A fpeelt 11 op 16. B flaat met 22 op n. 7 op 12. met 17 op 6. ' ' 29 op 34- met 38, twee tot op 20. flaat met dam 40, op 2. B kan nu niet anders fpeelen als met 31 of 41. Speelt hy met 31 op 26 dan moet A met 32flaan, waar naa B zyn fchyf 41 daarop mede door Afchiclyk zal vermeesterd zien. Speelt hy met 41 op 36 dan moet A die fchyf mede met 32 flaan. B zal dan niet anders als meÉ 3* op 26 fpeelen , waar naa A dam gaat haaien op 46,  204 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen 4,5, en met die dam, eerst op 37, en dan op 26 of 21 fpeeJende, vervolgens die fchyf zal weeten meester te worden. Niet meer blyft B dan overig als zyn fchyf 20 te kunnen afgeven. By dit einde vind B zich met een dam en drie fchyven opgefloten; min of meer in de manier als waar meede de zet N°. 2 eindigt. ( Aanwyzing van de 9. zet. 9 A fpeelt 20 op 25. 1B flaat met 30 twee tot op 10. ■ dam 46, op 15. • met 10 op 19- 18 op 24. met 19 op 28. 27 op 33. met 28 drie tot - op 17. metdam9op4. ■ ■ met 41 op 32. flaat nu met dam 4, negen ftuks van B. als: 8, 7> 6, 44> 45? 35) 17, 32 en 43. A komt met deeze flag op 48. Speelt B nu 47 op 42, dan plaatst A zyn dam op 39 en houd zich geftadig op de lyn tusfehen 1 en 39. Doch zo B met 50 fpeelde, dan plaatst A zich op 37, en houd vervolgens de lyn tusfehen 10 en 46, Dus blyft de winst van A verzeekert. (Aan-  of zetten. XIT. Hoofdft 205 CAanwyzing van de 10. zet.) A fpeelt 22 op 26. [ B flaat met 31 op 22. 23 op 28. —— met'33 op 24. 32 op 37. - met 43 op 32. 1 34 °P 38. met 4^ op 33. 9 °P !5- met 19 op 10, flaat met 30, zes fluks tot op 8. B,met 50 fpee. lende, bevind dat hy niet ontgaan kan dezelve aan A te moeten geeven, en het fpel voor verlooren *e erkennen. (Aanwyzing van de ir. zet.') A fpeeltH op 13. B flaat met 41 op 32. ■ ri op i(5. met 12 op 21. 38 op 44. , metdam48op39. - 24 op 28. met dam 39, vier tot op 24. flaat met 18, drie dammen tot op 49. I Wanneer B nu twee fchyven mo^t afgeeven met oogmerk om te zien of hy met zyn fchyf 2r al verder, en tot dam zou geraaken kunnen, dan moet A op zyn hoede zyn om aan B niet de gelegenheid te geeven, (als die naa het flaan van A, met 21 op 16 mogt zyn gegaan, ) dat hy daar op een derde kan afgeeven, om vervolgens mct 16 op 12 te fpeelen, in welk geval het fpel zou kunnen remife loopen. by voorbeeld. Zo B zyne vier fchy. ven zal weeten te plaatzen op 21, 26, 32 en 37 dan  io6 XII. Hoofdft.. Aanwyzing van honderd partyen dan moet A , op 49 ftaande, naa dat B 37 op 33 mogt gefpeeld hebben, niet de twee fchyven33 en 26, maar de twee fchyven 33 en 32 flaan. En wanneer A, op n ftaande, zien mogt dat B, in de gemelde pofitie, 26 op 22 mogt fpeelen, dan moet A niet de twee fchyven 22 en 32, maar de twee fchyven 22 en 37 weg flaan, Wanneer A dit in acht neemt kan hy, naa dat B zyn twee fchyven zal afgegeeven hebben, veilig zich op de midden* lyn plaatzeu, en zyn winst hem niet verhinderd zien. ( Aanwyzing van de 12. zet.) A fpeelt 9 op 14. I B flaat met" 8 , twee tot op 10. ■ 33 °P 38. met 34 op 43. flaat met dam 48, vier I met dam 50 op 1. tot op 29. fpeelt 30 op 35. Speelt B nu op een der losfe ruiten tusfehen 1 en 50, dan trekt A zyn dam op 20, waar meede A* gelyk duidelyk te zien is, het fpel wint. Speelt B met zyn dam van 1 op 50, dan fpeelt A eerst zyn fchyf 31 op 36, waar door B twee moet flaan tot op 23. Vervolgens trekt A dan ook zyn dam op 20, waar door hy in de gelegenheid komt om twee te flaan tot op 1 , 'en om dus , door de dam op 50 optefluiten, meede het fpel te winnen. Bi  cf zetten. XII. Hoofdft. ' 207 B, dit voorziende, zal daarom 41 op 30" fpeelen, waar naa A met 31 op 42 flaat. B, daar op vind geen andere geleegenheid van met zyn dam los te gaan als op 28 te fpeelen. A fpeelt hier op 27 op 1 B flaat met 28 op 46. 32- Waar nu B ook fpeelen mogt, zo zal hy op een der losfe ruiten tusfehen 15 en 46, of tusfehen 9 en 41 moeten koomen, in welk geval A zyn dam» of op 20, of op 47 fpeelen, en daar door insgelyks het fpel winnen zal. (Aanwyzing van de 13. zet.) A fpeelt 3 op 7. B flaat met dam 48, twee tot op 23. 9 op 15. nlet 19 op 10. - 25 op 29. met 34 op 25. flaat met 30, drie tot mec dam23,twee °P 17- tot op 3. fpeelt 2 op 7. met dam 3, op 12 of 16. flaat met dam 21, vyf tot op 40. B kan nu niet anders fpeelen als met 36 op 31 of 32 Speelt hy op 31, dan moet A met zyn dam op 13 , vervolgens op zyn beurt, van 13 op 17 en wederom op 13 fpeelen. Speelt B op 32, dan moet A met zyn dam op 18 fpeelen, en dus die fchyf van B,  2o8 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd pariyen B, tot wanneer dezelve op 21 zal geraakt zyn, najaagen, in welk geval A zich op 7 bevinden zal. B dan niet anders als met 50 op 45 kunnende fpeelen, zo fpeelt A daarop met zyn dam op 12. B geen andere of beter keuze vindende, fpeelt met 45 op 40, waar op A, zich op 7 plaatfende, de gelegenheid bekoomt een der twee gemelde fchyven van B te vermeesteren, en de overgebleevene dan ook vervolgens te winnen, waar meede hy de winst van zyn fpel ten einde brengt. ( Aanwyzing van de 14. zet.) A fpeelt 8 op 14. B Haat met 9 op 18. . 4 op 8. . met dam 22 , op4,, • 16 op 22. met dam 4, twee tot op 48. dam 30 op 8. metdam48op3o, dam 3 op 21. met dam 3Q op ^ 29 op 35. ' met 40 op 29. ' 6 °P I2, 1 met dam 3 op 16. flaat met dam 21, zeven ftuks tot op I 4r- Wanneer B nu met 31 op 26 fpeelt, dan moet A met 11 op 16 fpeelen. Wyders moet A, naa het fpeelen van B , met zyn dam op 46, en dan van 46 op 42, en van 42 op 46 heen en weder fpeelen tot zo lang B zyne drie andere fchyven geplaatst heeft op 29 , 34 en 40. A moet alsdan mct zyn dam V  of zetten. XI. Hoofdft. 209 fep 10 gaan. B, om te zoeken of 't moogelyk waare tot dam te geraaken, zal dan zyn fchyf 34 op 28 fpeelen, waar door A twee fchyven van B tot op 21 zal moeten flaan. B daar op met 29 op 24 * fpeelende,zo moet A,op zyn beurt, terftond zyn dam op 32, en vervolgens op 5 plaatfen. Dan, naa het fpeelen van B,moet A, naar beurt, zyn fchyf 16, totop 2ö,doeh niet Verder brengen. Dit gedaan hebbende fpeelt hy flechts met zyn dam van 5 tot 41 i en van 41 tot 5 heen en weder, tot wanneer B eindelyk gehouden word op 5 dam te haaien, die door middel van de fchyf 26 terftond verlooren gaat, en de winst van A ten einde brengt. Het geen in deeze zet eenige opmerking verdient, is, dat A van alle zyne "flukken niet meer als één dam overhoud. (Aanwyzing van de 15. zet.) A fpeelt dam 35 op 29. B flaat met 34 op 25. • 14 op 19. met 25 op 14. -—1— 24 op 28. mctdam 390P 23; 26 óp 32. met 27 op 36. flaat niet 16, drie tot -— met 15 en word op 9. dam op 4. ' met 31 op 42. met 47 op 35. fpeelt 3 op' 8. —ff met dam 3 op i§i flaat met dam ~2, vyf tot op 31. Speelt B nu met 17 op 12, zo fpeelt A ii op 16 O waar  210 XL Hoofdft, Aanwyzing van honderd party en waar door B tot op 21 moet flaan. A dan met zyn dam op 42 fpeelende, zo kunnen de twee fchyven van B 20 en 30 de lyn van 10 tot 46 niet overkoomen , en de fchyf 21 word door 1 tegengegaan. Doch fpeelt B 17 op 13 dan flaat A met dam-31 tot 4. B kan dan niet anders als 30 op 25 fpeelen, waar op A met de dam op 9 fpeelt. B met 25 op 19 fpeelende, zo fpeelt A met 9 op 5. B nu gewisfelyk zoekende om op 10 dam te haaien j zo heeft A inmiddels tyd om zyn fchyf it op 22 te brengen , en dan het fpel te doen eindigen in de manier ZO als de dertiende zet ten einde gebragt is. (Aanwyzing van de 16. zet.) A fpeelt dam 29 op 24. B flaat met 18, twee tot op 20. » 19 op 24- met 28 op 19. 38 op 43. met 47 op 38. >■ 16 op 22. met 27 op 16. 1 op 6. met dam 12, op 1. flaat met 21 vier -tot met 20 op 29, op 25. . • ■ met dam 40, vyf tot op 50. De dam 1 van B hier meede opgeflooten raaken. de, en B zyn fchyf 13 niet kunnende fpeelen zonder verlooren te doen gaan, zo bewyst zulks de volftrekte winst van A. (Aan<  of zetten. XII. Hoofdft,. 21 i (Aamvyzing van de 17. zet.) . Afpeilt 14 op 19. J B flaat met dam 2 8, twee tot op 4. ; dam 5 op 23. met 17 op 28. flaat met 6 twee tot met dam 4, twee op 8. tot óp 31. fpeelt 37 öp 42. met dam 31 tot op 47. -—;— met dam 20 op 4. , met dam 47 op2o. * 10 op 15. , met dam 20 op 9. flaat met dam 4 , zes tot op 2. Hoe dit fpel verder door A te winnen zy, zal by «en kundig fpeeler geen verdere aanwyzing behoeven. Niettemin om hen, die daar in nog geen vasté behandeling tegens een fterk fpeeler mogte hebben eenigermaate te hulp te koomen,zal ik een der manieren, waar mede A zyn fpel, met overige winst kan ten einde brengen, hief ter neder Hellen. B, naa het flaan van A, zal zckerlyk met 41 op 36 fpeelen. A fpeelt in dat geval met zyn dam op 18. Mogt B nu zyn fchyf 36 Iaaten flaan, erf daar op met een zyner twee andere fchyven 'fpeelen , dan heeft A tyds genoeg om inmiddels zyn fchyf 1 op 17 te brengen, alvoorensB op 5 kan dam haaien; iets hetgeen A niet benobdigt zou zyn O 2 ( z'b  212 XII. Hoofdft.; Aanwyzing van honderd partyert (zo hy namelyk zyn fchyf i op 17 gebragt heeft) aan B te verhinderen. Doch fpeelt B met 36* op 31, dan fpeelt A met zyn dam .18, op 29, en weet vervolgens met fchyf 1 de fchyf 31 van B te keer te gaan. A houd dan wyders, byhet fpeelen der andere fchyven vanB, zich met zyn dam op de lyn tusfehen 29 en 47 geposteerd. Wyders , zo' B de fchyf 41 nog een poos liet liaan , en liever verkoos, om terftond, naa de groote flag van A met 50 op 45 of met 44 op 48 te fpeelen, dan fpeelt A. zyn dam 2 teneerflenop 29; de lyn inmiddels bewaarende tusfehen 2.0 en 47, en met zyn fchyf 1 de fchyf 41 van B te keer gaande. Eindelyk, fpeelde B,onmiddelyk naa de flag van A, met 48 op 43 , dan moet A met zyn dam 2 op 6, vervolgens op 39, en met zyn fchyf 1 tot op ï 1 gaan, en daar op met de dam de lyn van 1 tot 39 bewaaren. Naar alle deeze manieren wint A het fpel. {Aan-  of zetten. XII. Hoófdft. 213 (Aanwyzing van de 18. zet.) A fpeelt 36 op 42. B flaat met 46 op 37. 12 op 17. met 13 twee tot op 31. . 10 op 15. met 37 op 26. 34 op 38. met 43 op 34. 24 op 29. « met 34 op 25. 15 op 19. —- met 25 op 14. flaat met 9 , vier tot op dam 49. Hoe A nu verder dit fpel in zyn handen heeft, behoeft geen meerdere aanwyzing als dat hy met zyn dam geftadig van 49 op 38, en van 38 op 49 fpeelt, tot zo lang het B behaagt twee zyner fchyven aftegeeven, waar naa A zich op den midden» lyn begeeft. 0 3 Aj om  ■214 XII. Hoofdft Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 19. zet.*) A, om het fpel te winnen , fpeelt een onverwachte fchyf, waar van de reden, naa de vyfde beurt van A zich zal ontdekken; name- lyk 20 op 25. B flaat mct 43 op 32, fpeelt 33 op'38. — met 44 op 33. " H op 39. ^— met 45 op 34. mm,— 12 op 16. met 22 op 11. * 2 op 6. —«■ met 11, en word dam op 2. — 25 op 29. ■ met dam 2, twee tot op 35. flaat mot 40, vyf ftuks tot op dam 47. A moet nu wyders, op zyn beurt, met dam 47 pp 20 fpeelen. Speelt B dan 46 op 42, zo plaatst A zyn dam op 15, en wint daarmede die fchy? van B. Mogt B 46 op 41 fpeelen, dan kan A niets beters fpeelen, gelyk reeds in eenige voorgaande zetten aangewcezen is, als op de lyn tusfehen 20 en 47. Doch zo B 46 in 't geheel niet fpeelde, dan behoord A,zo dra hy van 47 öp 20gefpeeld heeft* zyn fchyf 31 te fpeelen, en die, volgens beurt, 9P  ef zetten. XII. Hoofdft. 215 op 41 te brengen. Dit zal genoeg ter aanwyzinge voor A zyn, hoe hy zyn fpel met verdere winst moet doen eindigen. (Aanwyzing van de 20. zet.) ■ A fpeelt 3 op 7. B flaat met 10 °P IO' _ 24 op 29. met 33 twee tot op 35- 1, 4 op 8 met 17 op 28. 9. op 15. met 10 op 19. 8 op 14. met 19 op 8. 7 op 13. I 'met 8 op 17. flaat. met 12 , vyf tot | op 41. j . A moet nu, naa het fpeelen van B, met 41 op 46 dam haaien, doch die dam dan een poos werkeloos houden tot wanneer hy zyn fchyf 6, volgens beurt, op 12, 17, 22, en 26 gebracht heeft; op welke laatfte ruit die fchyf dan rusten blyft. Weet Bmiddelerwyl zyne vier fchyven op 20, 25, 29 en 34 te brengen, waar na hy, door middel van tvee derzelven te Iaaten flaan, met 20 op 15 zal fpeelen, zo moet A daar op terftond zyn dam op de lyn, tusfehen 5 en 41 plaatfen, en geftadig op die lyn van hoek tot hoek heen en weder fpeelen. B kan dan niet op 5 dam haaien, of A moet, door middel van zyn fchyf 26 afcegeeven,, het fpel winnen. 04 (Aan  2i6 XII. Hoofdft. Aanwyzing yan hónderd partyerf (Aanwyzing van de 21. zet.) A fpeelt 38 op 44. B flaat met 48 op 39. 3 24 op 29. met 25 op 34. ■ ■ ~~ 16 op 22. met 27 op 16. f* 7 op 12. met 16 op 7. • 17 op 22. ■ met 16 op 17. flaat met 23, drie tot —— met 34 op 23. op 14. : met 18, drie tot fpeelt 40 op 35. op dam .47. fpeelt 14 op 19. —~~ 45 op 40. 19 op 24. J Zo A nu flechts zorg draagt, cm, naa het fpee, len van B, die fchyf 24 niet verder te brengen, dan zal hy, ook zonder verdere aanwyzinge, met zyn dam de fchyven van B zodanig weeten te bedwingen, dat hy zyn winst zal zeker zien.  ef zetten. XI. Hoofdft. ziy< (Aanwyzing van de 22. zet.~) A fpeelt 14 op 19. B flaat met 25 op 14. .—34 op 38. met43 , twee tot op 25. « 33 OP 37- met 32 op 43. > 12 op 16. —- mct ir op 22.; 23 op 17. met 22 op 33. 24 op 29. met 25 op 34. flaat met 39, drie tot • met 50 op 39* op dam 48. flaat met dam 48, zes tot op 10. A moet vervolgens niet anders fpeelen als van ïo op 46, en van 46 op 10, zo nochtans dat hy, wanneer B zyne drie fchyven op 20, 29 en 40 zal geplaatst hebben, dan op 28 moet gaan. B eindelyk naa 't afgeeven van twee zyner fchyven , met 20 op 15 fpeelende, zo moet A daar op zich terftond meester maaken van de lyn tusfehen 5 en 41, op dat hy, zo dra B van 15 op 10 fpeelt zyn dam. op 5 zal kunnen en moeten plaatzen, teneinde, door het \ ofluiten der fchyf 10, het fpel te win- O 5 (Aan.  ■Cl3 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van Je 23. zet.) A fpeelt 7 op 12. B flaat met 6 op 17. — 31 op 36, met 32 op 41. 3 op 7. met dam 26 op 48. 7 op 13. met 17, twee tot 20 op 25. op 19. met 19 op 30. «—— 35 °P 4°- met dam 48 op I 35- flaat met 40, vier tot J op 16. I B, even gelyk A twee fchyven over behou. dende, moet nochtans zien dat A by de vinding van zyn flag teftens in 't oog heeft gehouden, dat hy met zyne twee fchyven 5 en 16 de overhand op de twee fchyyen van B, 30 en 41, behouden, en hunne vrye loop bedwingen zoude. Want welke van die twee fchyven 3 ook terftond naa de flag van A fpeelen mogt, zo fpeelt A op zyn beurt, .voorzeker eerst 5 op 9 tegens 30 van B aan, en inmiddels wanneer B met 41 fpeelt, zyn fchyf 16 tegens dezelve 41 aan, waar meede A zyn winst voltooid. (Am-  #ƒ zetten. XII. Hoofdft, «19 (_ Aamvyzimg van de 24. zet.) 'A fpeelt 37 op 42. | B flaat met 47 op 36, . 11 op 16. "j met 12 op 21. -—,— 22 op 26. met 21 op 32. . 18 op 24. ' met 29 op 18, flaat met 23 op 14. met 32 op 23. fpeelt 14 op 18. met 23 , twee tot op 25. flaat met 20, een fchyf fpeelt met 36 op 3 r, en twee dammen , en word dam op 49. -*— met dam 49, twee ■ 31 op 26. tot op 29. 1 fpeelt met dam 29 op v 2r5 0p 21, 13- met 13 op 17. | . L, 39 Qp 3J.. Nu weet A door 't beftuur, met zyn dam gehouden, de fchyf 35 door 15 te keer te gaan, en met zyn dam de fchyf 21 magtig te worden. Nochtans, had B, (toen A op 49 tot dam ge. raakte,) met zyn fchyf 44 op 38 gefpeeld, waar door A twee tot op 41 zou hebben moeten flaan, dan zou A op zyn beurt, met zyn dam op 18 zich hebben moeten begeeven, waardoor hy,in dat geval , zich ook van de winst van zyn fpel zou hebben verzeekert gevonden. (Aan-  %tè XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 25. zet.~) A fpeelt 19 op 25. B flaat met 20 twee tot op 18. 38 op 44. met 49 op 38. . 28 op 33. met 38 op 27. . r— 3r op 36. met 32 op 41, - 16 op 22. —— met 17 op 26, of met 27 op 16, 4laat met 21, zes tot op i. B nu niet anders als met 41 kunnende fpeelen ziet wel dra zich genoodzaakt die fchyf, en met die* fchyf het fpel, aan A overtegeven. (Aanwyzing van de 26. zet ) A fpeelt 31 op 36. B flaat met 41, twee tot op ai. 22 op 26. met 21 op 32. . 23 op 27. met 32 op 23. 9 op 15. metdam loop 19. 4 op 8, metdami9op3. . 12 op 17. met dam 3, twee tot op 44. flaat met 17 , vyf ftuks van B tot op dam 48, en houd aldaar vier fchyven van B opgefloten, waar mede B het fpel voor verlooren geeft. (Amu  »f zetten. XII. Hoofdft. asf (Aanwyzing van de 27. ze^) A fpeelt 32 op 36. B flaat met 31 op 42, . 39 op 44. met 48 op 39. . 38 op 43. met 47 , vier tot op 7. met dam 22 op met 42 twee1 tot 11. op 24. flaat met dam 11, zeven ftuks van B, als: dam 6, fchyf 7 , 24 , 25 , dam 15, fchyf 14, en 39, tot op 50; waar mede A de winst van zyn fpel voor voldongen houd. (Aanwyzing van de 28. zet.) A fpeelt 26 op 32. B flaat met 37 op 26. . 16 op 22. —■— met 26 op 17. ' 33 °P 37- met42, twee tof op 24. . 9 op 14. met 18 op 9. flaat met 29 , twee tot met 20, twee tot op 7. op 40. fpeelt 7 op 13. —»— met 17 op 8. flaat met dam 3, vier tot op 5. Wat B nu ook fpeelen mogt, zo moet A, op zyn beurt, met dam 5 op 10 gaan, vervolgens op de lyn van 10 tot 37 heen en weder fpeelen, en wyders een diergelyk beftuur houden als in de aanwyzinge van de 22e. zet aangetoont is. De winst van 't fpel zal A dan niet mislukken. ( Aan-  '2,22 XII. Hooidfl. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 29. zet.) A fpeelt 28 op 34. B flaat met 39 op 28. 19 op 24. met 28, twee tot op 10. 9 op 15; met 10 op 19. 18 op 24; met 19 op 28. 27 op 33. met 28, drie toé op 17. dam 20 op 4- 1 met 41 op 32. flaat met dam 4, negen ftuks van B: als: 8 , 7 y6, dam 44, dam 45, fchyf 35, 17 , 32, en 43 ^ en komt met dit flaan op 48, Speelt B nu met 47 op 42, dan moet A met zyn dam op 39 gaan, en van 39 tot 1 heen en weder' fpeelen. Of zo B niet 50 op 45 fpeelde, dan moet A met zyn dam op 37, en vervolgens op de lyn van 10 tot 46 over en weder fpeelen , wanneer hem de volle winst van 't fpel blyken zal. (Aanwyzing van de 30. zet.) A fpeelt 27 op 32. I B flaat met 36, drie tot 7. • 26 op 32. met 37 op 26. - 17 op 22.- met 16, twee tot op 38. 28 op 34. met 38 op 29. 19 op 25. !• met 29 op 20. | 10 op '5. ' met 20 op 9. flaat met dam 5, negen fluks van B, tot op 17 9 , of tot op 34. Ver-  -*f zetten. XIL Hoofdft. Verkiest A tot op 17 te flaan, dan flaat hy drie fchyven tot op 11, twee fchyven en een dam tot op 29, en nog een dam en twee fchyven, tot 17; maakende te zaamen negen fluks. Verkoos A, met het flaan der negen fluks, op 34 te koomen, dan flaat hy drie tot op 49, drie tot op 13, en drie tot pp 34. Ook zou A nog op een derde manier negen kunnen flaan tot op 31, doch dan zou hy zich aan de remife van het fpel bloot flellen. Dierhalven tot op 17 , of 34 , geflagen hebbende , bewaard hy flechts de lyn tusfehen 1 c" 39 5 ** geen zyn winst voltooid. Men kan in deeze zet opmerken dat alle de fchyven en dammen van B op het bord blyven , tot wanneer A al zyne fchyven heeft afgegeeven , en niet meer als een dam overig houd , die met eenen loop a] zyn voornaamfle tegenftrevers verjaagt, en verVolgens het veld zuivert. (Aan-  224 XÏL Hoofdft. Aanwyzing yan honderd partyen (Aanwyzing yan de 31. ■zet;') A fpeelt 12 op 16. B flaat met 21 op 12. ——- 13 op 17. met 22 op 13. ' 34 OP 39- met 45 op 34. —■ 24 opj29i met 34, twee tot op 14. flaat met 10, vier tot met li, en word op 6. dam op'2. (*) fpeelt dam 37 op 46. met dam 2, op 40, " 3° °P 35- —;— metdam4o, twee flaat .met dam 4.6, drie tot op 42. (**) dammen tot op 31. 32 op 27. — met dam 31, drie fchyven tot op r. Vervolgens word A de winst' Van 't fpel tóegeftaan , dewyl -B met zyne twee overgebleevene fchyven eindelyk op dé lyn, tusfehen 1 en 50 geraakende, zich aan de dam van A moet overgeeven. (*) B, reeds twee dammen hebbende, verkrygt nu nog een derde dam, waar in A de grondflag van zyn Verlies zocht. (** \ Had B met dam 40, tot op 37 geflagen * dan had A, met zynen dam, in een loop, de zes fluks van B weggcfiagen.- ( Aaru  of zetten. XII. Hoofdft. 22$ (Aanwyzing van de 32. zet. ) A fpeelt 39 op 44. B flaat met 48 twee tot op 28. 8 op 14. met dam 9> drie tot op 16. 2 op 6. 1 met 11, en word dam op 2. flaat met 22 op 11. met 33 °P 22. , fpeelt dam 25 op 30. met dam 2 °P 35- OnvciTchillig is het , welke vaa deeze twee beurten het eerst gedaan word. flaat mct dam 30, zes \ fluks tot op 34. NB. B kan hier aan Anietvoor, ftellen dat hy zyn fchyf 43 meede had moeten flaan f nadien het betoogd is dat men niet mag ovcrflaan > 't geen als dan zou plaats gehad hebben. B, naa het flaan van A, zekerlyk zyn fchyf 43 op 37 fpeelende zo vervolgt A dezelve met zyn dam, tot wanneer hy op 26 zal gekoomen zyn,alwaar A dezelve met zyn dam vermeesterd, en met dat flaan op 31 komt. A vervolgens zyn dam op 42 plaatfende, met oogmerk om de lyn tusfehen 10 en 46 te bewaaren, weet daar door de drie overige fchyven van B in zyn bedwang te krygen, en het fpel alzo te winnen, gelyk zulks in de oplosfin ge van verfcheide voorige zetten reeds aangetoond is. F (Aan.  22(5 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 33. zet.) A fpeelt 17 op 22. B flaat met 26 op 17. ■ 33-op 38. met 34 op 43. 25 op 29. —— met 24 op 35. flaat met 30 op 39, met 45 op 34. fpeelt 8 op 13. met 17, drie tót op 10. >— - 9 op 15. ~-— met 10 op 19. flaat met dam 3, zes Ziet zyn dam 50 opge. tot op 1. flooten , en fpeelt daarom 40 op 35. ** fpeelt 20 op 25. j fpeelt, daar toe ge. dwongen, 35 op 30. fpeelt 25 op' 29, waar mede B, zyn fchyf en dam aan Amoetende overleveren, het verlies van zyn fpel erkent. (Aanwyzing van de 34. zet.) A fpeelt 19 op 24. B flaat met 28, drie tot - 39- ——— 12 op ipV met 21 drie tot 14. —— 4 op 9. met dam 22/twee tot op 15. flaat met dam 20, zeven ftuks van B, als: dam 15, dam 26*, fchyf jf5, dam 37, dam 38, fchyf 39 en 14; en komt met dit flaan op 3. Om nu verder het fpel te winnen moet A, naa het fpeelen van B, zyn dam op 12, daar naa op 39,  'of zetten. XII. Höofdïli 227 39, en vervolgens zyn fchyf 40 op 45 plaatfen* Vind A wyders goed om met 45 een tweede dam te haaien , zulks kan hy doen. Dan, dit is niet benoodigt, zo hy, op zyn beurt, zyn dam 39 op 30 trekt, waar door B met 50 op 39 moet flaan, en hy (A) in de gelegenheid komt tweë fchyven van B te flaan, en de overige twee fchyven in bedwang te houden. (Aanwyzing yan de 35. zet.) A fpeelt dam 9 op 5, B flaat met dam 33 op 44, 1 op 6. met dam 12 op i' aflaat met 3 op 12. met 17 op 6. fpeelt ir op 16. —- met 22 óp ït» 13 op ij, met dam 23, op 12. • 18 op 23. —- metdam27,twee tot op 9. flaat met zyn dam 5, zeven fluks vanB, als: dam 9, dam 25, dam 35, dam 44, dam 37, fchyf 26, en dam 12; en komt door middel van dit flaan op 7. B hier op met 29 op 25 fpeelende, zo plaats A* op zyn beurt, zyn dam op 24 , die vervolgens dé lyn bewaard tusfehen 10 en 46, waar naa A, in maniere gelyk meermaalenaangeweezen is, het fpej wint. P » (Adü*  228 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 36. zet.) r4T ■ ■ / ■ ■ ■. A fpeelt 29 op 35. B flaat met 40 op 29. 3 op 7. -— met dam 12, drie j tot op 48. 37 op 42. I met dam 48 , op 26. dam 6, op 11. I- met4iop32. flaat met dam 11, zeven ftuks van B, als: dam 16", dam 17, fchyf 18, 29, dam 45, fchyf 27, en dam 26; en komt door middel van dit flaan op 31- B , wederom moet met 47 °P 36 flaan. A flaat met dam 31, twee B flaat met 10 op 19. tot op 15. met dam 1, twee ook tot op 15. Wanneer B nu met 21 of 32 fpeelen mogt,-dan plaatst A terftond daar op zyn dam op 28, en -behoud de lyn tusfehen 1 en 39, waar door de winst van A ten eerften blykt. Doch zo B met 50 op 45 fpeelen mogt, 't geen van drie flecht geplaatfte fchyven, de beste is, dan fpeelt A insgelyks met zyn dam op 28. B zal dan 45 op 40 fpeelen, waar naa A met zyn dam van 28 op 33 moet gaan, om aldus, op de lyn tusfehen 11 en 49 blyvende, de twee fchyven van B , thans .op 21 en 32, te noodzaaken zich aan de dam van A ein-  ef zetten. XII. Hoofdft. 229 eindelyk te moeten overgeeven. En wat betreft de fchyf van B, die op 40 mogt gekoomen zyn, deeze zal , wanneer A met 9 tegens 20 zal gemoord hebben , niet kunnen vermyden door de fchyf 5 van A, als die op 19 zal gekoomen zyn; vermeesterd te worden. (Aanwyzing van de 37. zet.) A fpeelt 32 op 36. B flaat met 41 op 32. 12 op 16. met 21 op 12. ■ . 13 op 17. met 22 op 13. 23 op 27. met 32 op 23. 14 op 18. met 23 op 14. flaat met 19 drie tot flaat met n, en . op 6. word dam op 2* fpeelt 24 op 29. 1 met dam 2 op 35. flaat met 40, drie tot op dam 49. Begeert A nu wyders, zonder zyn fchyf 25 tot dam te brengen, het fpel te winnen, zo volge hy het beftuur 't geen hy by het einde van de 11 zet heeft waargenoomen , en waar van in de aanwyzinge van dezelve zet opgaave gedaan is. P 3 (Aan-  *g ° XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd pariyen (Aanwyzing van de 38. zet. ) A fpeelt 18 op 23. B flaat met 27 op 18. 17 op 22. met 16 op 27. 31 op 36, —;—met dam 47, twee tot op 4, ' 7 op 12. met 6 op 17. ! 34 op 38. met 43 op 34, - « ?° op 15. met dam 43 twe^ tot op 29. flaat met 35, vyf tot °P 42- Hoe dit fpel voor 't overige door A te winnen; zy, behoeft geen verdere aamvyzingei ' (Aanwyzing van de 39. zet.) A fpeelt 12 op 16. B flaat met 21 op 12, *■ 13 °P 17* met 12, twee tot -. 25 op 29. met 32 op 21, flaat met 41 op 32, met 37 op 26. fpeelt 15 op 19. met 14 op 25. * : 34 °P 3S- ' met 44, drie tot op 35. flaat met 20, drie tot OP dam 49. Zie, om wyders het fpel te winnen, het laatsfgedeelce der aanwyzing van de 11. zet, (Aan*  of zetten XII. Hoofdft. 231 C Aanwyzing van de 40. zet.) A fpeelt 8 op 13. B flaat met 17, twee tot op 19. '6 op 12. met 7 op 16. —- 32 op 36". met 42, twee tot op 22. 18 op 24. — met 19 twee tot op 37- 5 op 10. met 22 op 33. flaat met 10, vier tot op dam 48. B, om niet terftond het fpel op te geeven, fpeelt 16 op 11, waar naa A met zyn dam tot op 32 flaat. Speelde B nu hier op met zyn fchyf 33 op 28, dan zou A, zich op) 18 plaatfende, B terftond dwingen om een fchyf te moeten verliezen, en om 't fpel voor verlooren te verUlaaren. B zal daarom eerder met 40 op 35 fpeelen, in welk geval A zyn dam op 18' plaatfen moet. Dit noodzaakt B om zyn fchyf 35, wil hy die nog een poos bewaaren, op 30 te Ipeelcn. Nu fpeelt A zyn dam op 24 , waar door hy de macht bekoomt om de fchyf 33 van B te kunnen vervolgen, tot wanneer die, op 16 gekoomen , door de dam van A vermeesterd word. Op welk een wyze A dan verder de overige fchyf van B weet meester te worden is boven alle uitleg* ging heen. P4 (Aan-  232 XII. Hoofdft. Aanwyzing der honderd partyen (Aanwyzing van de 41. zet.) A fpeelt 37 op 42. B flaat met 46 op 37. — 28 op 34. met 39 op 28. — 40 op 45. met 49 op 40. - 29 op 35. met 40 twee tot op 20. • i°9 op 24 met 28 op 19. flaat met 14 op 25. met 20 op 29. fpeelt 9 op 15. met 10 op 19. 8 op 13. met 17 op 8. flaat met 3 acht fluks tot op 1. B, hier op met 41 tegens 1 van A moetende fpeelen, kan niet ontgaan dezelve, en met dezelve het fpel aan A overtegeeven. (Aanwyzing van de 42. zet.) A fpeelt 10 op 15. J B flaat met'20 op 9. 18 op 23. ■ met 28 op ij, ■ 6 op. 12. met 17 op 6. —■—• 24 op 28. met 33 twee tot op IJ. 45, en word dam met 22 op 33. op 50. flaat met 31 vier tot met dam 4, twee op 13. tot op 45. flaat met dam 50, viertot op 5. A wyders, naa het fpeelen van B, met 41 op 46  of zetten. XII. Hoofdft. 233 46 dam haaiende,.zal vervolgens, zonder verdere aanwyzinge het fpel wel weeten te winnen. (Aanwyzing van de 43. zet.) A fpeelt 7 op 12. B flaat met 16 op 7. ■ 10 op 15. : met 9 op 20. - 19 op 25. met 20 twee tot op 38. 1 27 op 33. —— met 38 twee tot 16. ■ 17 op 22. met 16 op 27. flaat met 32, vyf tot met dam 41 twee op 1. tot op 45. flaat met dam 50, twee tot op 47. A, om nu verder het fpel te winnen, moet de lyn van 20 tot 47 zo lang bewaaren tot wanneer B , twee van zyne fchyven afgegeeven heeft, waar naa hy, op de lyn tusfehen 10 en 46 heen en weder fpeelende , het fpel in zyn handen zal zien. P 5 (Aan'  234 XII. Hoofdft Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 44. zet.) A fpeelt 37 op 42. ■ I B flaat met 41 op 32. -■• ■■- 4° °P 45- met 47 op 36. 33 °P 38. • met 34 op 43. 18 op 23. met 17 op 28, 19 op 24. mct 28, twee tot op 8. ■ dam 9 op 4. mct dam 12 op 50. flaat met dam 4, vyf , tot op 1. ' Vervolgens , naa 't fpeelen van B, met 35 op 39 fpeelende, ziet A zyn winst voltooid. (_ Aanwyzing van de 45. zet.) A fpeelt dam 41 op 36. B Haat' met 3 r op 42. — '2 op 7. I —— met 22 .op 31. • 30 op 35. —— met 40 op 29. 20 op 25. met 29 op 20. — ■ 9 op 15. met 20 op 9. 8 op 14. - met 9 op 18. 7 op 13. met 17 of 18, op 7 of 8. flaat met 3 vyf fluks tot op 32. Speelt B nu 31 op 26 dan fpeelt A 32 op 36, waar op B met 42 op 31, en A vervolgens met 2T op 32 moet flaan. Dan behoud B niet anders voor een  of zetten. XII. Hoofdft. 235. een vrye fchyf over als 50. Doch met dezelve fpeelende, zal hy genoodzaakt zyn dezelve aan de I"chyf van A, 10 , wanneer die op 24 zal gekoomen zyn, overtege'even. (Aanwyzing van de 46. zet.) A fpeelt 34 op 38. i b, flaat met 43 op 34, — 23 op 28. N— met 34 op 23, flaat met 18 óp 27. met 32 op 23. mct 41, twee tot 1 met 47 op 38, OP 43- . fpeelt dam 6 op ir. met 21 op 32, Ouvei-rcliillig is het, welke vsy rt . , , * deeje twee beurten het eerst ae- iiaat met dam 11 vyf daan word. tot op 4. Hoedanig A wyders met ecn]dam en vyf fchyven tegens de overige vier fchyven van B, het fpelbeftuuren moet om het zelve te winnen, komt my voor geene aanwyzing te behoeven. (Aanwyzing van de 47. zei.) A fpeelt 24 op 29. |b flaat met dam 34 op 25- 32 op 36. met 41 op 32. 33 °P 37» met 42 twee tot op 24. - ' 17 op 22. . met dam 39 twee tot op 26. • 7 op 13. met dam 26 op 8. flaat met dam 4, zeven fluks van b, als: dam 8,  236 XII. Hoofdft. Aanwyzing yan honderd partyen 8, fchyf 32, 43 , 44, dam 25, fchyf 24, en dam 6. En komt met dit flaan op 1. B zal hier op zekerlyk met al op 16, en vervolgens 16 op 11 fpeelen. Inmiddels behoord A zyn fchyf 3 op 7 te brengen, en vervolgens met de dam van 1 tot 50, heen en weder te fpeelen. Geraakt B eindelyk in de gelegenheid om twee zyner fchyven aftegeeven, en daar door 11 op 6 te fpeelen, dan moet A daar op 7 op 12 fpeelen, 't geen B verplichten zal om met 6 op 17 te flaan, waar naa A met zyn dam zich plaatfén moet op de lyn tusfehen 2 en 40. Wanneer nu B daar op met 17 op 12 zal gefpeeld hebben, dan fpeelt A zyn dam op 2, waar mede hy zyn fpel ziet voorgewonnen geeven. (Aan-  of aamzetten. XI. Hoofdft. 237 (Aanwyzing van de 48. zet.) A fpeelt 28 op 33. B flaat met 27,, drie tot op 20. 8 op 13. met 17, drie tot op 10. dam 45 op 49, ■ metdam32op5- flaat met-dam 49, vier fpeelt 20 op 15. tot op 41 fpeelt 21 op 26. 15 op 9 flaat met 4 op 15. flaat met 10 op 19. fpeelt 39 op 45. met 50 op 39. 26 op 32. met dam 5 op 36. flaat met dam 41, drie ftuks , en wint daar I meede liet fpel. ] (Aanwyzing van de 49. zet.) A fpeelt 33 op 37. B flaat met 42 op 33. 24 °P 28. met 33, twee tot op 15. 5 op 9. . met dam 32 op 5. " 7. op 12. met 16 twee tot op 18. 8 °P *4- met 18 op 9. 4 op 8. met dam 22 op 4. ■ 11 op 16. met 21 op 12. flaat met dam 1, drie tot op 3 1, en houd daar meede twee dammen en vier fchyven van B opgeflooten. f Aan-  238 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 50. zet.) A fpeelt 8 op 14. B flaat met 19 op 8. 17 op 23. met 28 op 17. " * 32 °P 3^. met 41 , drie tot op 12. ■ 15 op 20. met 17 op 26". 20 op 25. met dam 29 op 20. 9 op 15- met dam 20 op 9* flaat met dam 5, twaalf ftuks vanB, als: dam 9, fchyf 24 , dam 35, dam 45 , dam 44 , fchyf 33, fchyf 12 , fchyf 8, dam 34, dam 43 , dam 42 , en fchyf 26. En komt met dit flaan op 22. B zal nu 13 op 7 fpeelen, waar naa A zyn dam op 13 plaatst, en dezelve door die fchyf laat flaan* A wyders met 4 op 8 fpeelende, ziet het fpel gewonnen. (Aanwyzing van de 51. zet.) A fpeelt 33 op 38. B flaat met zyn dam 44, drie tot 15. 23 op 27. met 32 op 23. . flaat met 41, twee tot j met 47 op 38. op 43- fpeelt dam 6 op n. j met 21 op 32. i Onverfehilh'g is het welke van deeI ze twee beurten het eerst gefpeeld | word. flaat met dam 11, negen ftuks van B, als: 38, dam 45, 35, 25, 15, fchyf 14, 23, 32,"en dam 42. En komt met dit flaan op 47. Hoe  of zetten. XII. Hoofdft. 239 Hoe A wyders de winst van zyn Tpel heeft ten einde te brengen, behoeft geen verdere aanwyzinge. (Aanwyzing van de 52. zet.) A fpeelt 14 op 19. B flaat met 15 op 24. 34 OP 3?- 43 op 34- 33 °P 37- j mct 42 op 33. ■—1— 17 op 23. —■ ■ met dam 31 op 4*. 23 op 28. r met 34 op 23. ■ 13 op 18. ——— mct 23 of 24 op 13 of 14. flaat met 8 vier fluks tot op dam 46". Speelt B, naa het flaan A, terftond 47 op 42, dan moet A drie flaan tot op 40, waar naa B mec 20 op 15 zal fpeelen. A, dan op zyn beurt de dam op 18 plaatfende, zal naa het fpeelen van B op 10 zich op 5 plaatfen, en daar mede het fpel gewonnen zien. Doch wanneer B, naar de vierflag van A, niet verkoos zyne drie fchyven aftegeeven, maar een derzelve hier of elders fpeelde, zonder dat A behoeft te flaan, dan moet A eerst zyn fchyf 4 op 9, en vervolgens met zyn dam, op de lyn tusfehen 15 en 46, heen en weder fpeelen, wan. neer hem mede de winst van zyn fpel fchielyk bly. ken zal. (Aan-  240 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 53. zet.) ■A fpeelt 35 op 39. 5 flaat met 44 op 35. . 13 op 17. met 22 op 13. 23 op 27. ■ met 32 twee tot op 34- • 21 op 26. met 31 op 22. 10 op 15. met 19 op 10. ■ 20 op 25. met 29 op 20. flaat met 40, zeven tot: op 29. ' Wanneer A nu met zyn fchyf 29 een dam zal gehaalt hebben , zal hy door middel van dezelve» en met behulp van zyn fchyf 3, het fpel wel weeten te winnen. By het volgende beleid, daar in te houden, zal hy zich niet kwalyk bevinden. Zo dra B namelyk, na dat A zyn zevenflag zal uitgevoert hebben, met zyn fchyf 37, eerst op 33 en dan op 28 mogt fpeelen, met oogmerk om dezelve op 23 of 24 vervolgens te brengen, dan moet A zyn fchyf, die inmiddels op 39 .zal gekoomen zyn, aldaar een poos Iaaten flaan, en niet terftond tot dam geleiden. Hy moet als dan alvoorens zyn fchyf 3 op T4 brengen, om de gemelde fchyf van B tegen te gaan, en te verhinderen dat dezelve zich niet by 10 voege, ten einde door die weg te zoe_ ken om tot dam geraaken. Zulk een beftuur houdende zal A de winst van zyn fpel niet verwaarloozen. En mogt B verkiezen een andere wyze van fpeelen te volgen , dan zal hy niets onderneemen kun»  of zetten; XTL Hoofdft. 24'i kunnen of A zal , zonder aanwyzingè , terftond zien op welk een wyze hy hem moet tegengaan. (Aanwyzing van de 54. zei.) A fpeelt 22 op 25. B flaat met 21 twee tot PP 43- 31- op 36. met 4r op 32. 12 op 16. i met 11 op 22. 34 op 39. met 45 twee tot óp 23. « 24 op 29.' ■ met 35 óp 24, flaat met [9 , vyf tot met 10 op 19, op dam 48. met dam 48 , drie tot op 3: e j B, bemerkende dat zyn fpel terftond b'eflist is verlooren te zyn, zo hy 50 op zyn plaats laat flaan , dewyl A~,in dat geval, eerst 7., op .13 , en dan zyn dam 3 óp 12 brengen, en daar meede de middenlyn bewaaren zal; zo zal B daarom zyn fchyf 50 op45 fpeelen, mct oogmerk, hoewel vruchteloos, om te zoeken of 'er ook kans mogte zvn om tot dam te geraaken. A moet als dan insgelyks zyn fchyf 7 op 13, en vervolgens zyn dam op r6 fpeelen. Dus zal hy, door middel van de lyn van 11 tot 49 met zyn dam te bewaaren, de twee fchyven 46 en 47 van B in bedwang houden, en door middel van zyn fchyf 13 op 24 te brengen, de fchyf 45 q in  242 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen in zyn loop te keer gaan, en dus meede het fpcj winnen. ( Aanwyzing van de 55. zet.) A fpeelt 13 op 18. B flaat met 36 op 27. ■ 20 op 25. met 30 twee tot op 8. " 12 op i<5. met 39 op 30. ■ 7 op 13. met 8 op 17. • 18 op 24. metdam ioop 28. • 16 op 22. • inet 17 op 26,of flaat met 21, vier tot met 27 op 16. °P 43- Speelt B nu 44 op 38, dan zal A met zyn fchyf 5, de fchyf 30 van B, en met zyn fehyf 2, de fchyf 33 van B , wel weeten te keer te gaan. En laat B aan A de vryheid om met zyn fchyf 43 dam te haaien, dan zal A meede in geen bedenking be. hoeven te flaan op welk een wyze hy zyn fpel winnen moet. (Aart-  of zetten. XII. Hoofdft. . 243: (Aanwyzing van de 56. zet.) A fpeelt 13 op \7. | B flaat met 36 op 27. ■ 28 op 34. met 39 op 28. -. '• 18 op 24. met 28 twee tot op 8. " " 29 °P 35- met 40 twee tot 1 op 20. ■ 17 op 22. I' met 27 op 15. - - 5 op 12. I met 15 op 7. A flaat met 2 , twee tot op 4, waar door drie fch> ven en1 t*ee dammen vanBopgeflootenftaan. Hoe Wyders door middel van zyne twee fchyven r en 30, de twee fchyven van B 41 en 50 zal nood. zaaken zich aan hem -overtegeeven wyst zich als van zelve aan. Of fchoon B hier op noch een poos zyne overige drie fchyven en twee dammen aan. fchouwen mogt, het baat hem niet, maar vind zich emdelyk genoodzaakt zyn verlies te moeten erkennen.-  144 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd pariyen (Aanwyzing van de 57. zet.) A fpeelt 30 op 35. B flaat met 39 op 30. 25 op 29. met 34 op 25. ■ 24 op 29. met 25 °P 34- ■ 23 op 28. mct 33 twee tot op 15. 1 2 op 6. met 32 op 23. flaat met 17, drie tot met 26 op 17. op dam 48. ■ met dam 48, vier tot op 47. B zal nu zekerlyk, met 36 op 32 fpeelen, waar naa A zyn dam op 38 plaatfen moet. Verkoos B daar op zyn fchyf 30 op 25 te fpeelen, om vervolgens, naa dat A de laatstgèmelde fchyf zal geflagen hebben, met 32 op 27 te fpeelen, dan zal A door middel van wederom zyn dam op 3 8 te plaatfen , en de fchyf 27 van B vervolgens naa te jaagen , welhaast die fchyf vermeesteren. Doch zo B, zyne twee'fchyven 30 en 32 flaan liet, en met 31 op 26 fpeelde, dan behoord A, terwyl zyn dam voor als nu op 38 rusten blyft, met 14 op 19 te fpeelen. A wyders met zyn dam van 38 op 49 en van 49 op 38, heen en wederfpeelende, zal mede het fpel in zyn bedwang hebben. Want zo B dan 26 op 22 wilde fpeelen, met oogmerk, om, zo A daar op, tot op 11 floeg, de twee fchyven 21 en 32 aftegeeven, en dus de dam van  of zetten. XII. Hoofdft. 145 van A te bemachtigen, (het geen aan B noch niets baaten zou,) dan kanA dit inzicht ook terftond verydelen, wanneer hy met zyn dam, fiechts tot op 16 flaat. (Aanwyzing van de 58. z?t.) A fpeelt 37 op 4 5. B flaat met 48 op 37. 19 op 25. —— met 30 twee tot op 8. 9 op 14. met 20, twee tot op 18. • 28 op 33. 1 met 37 op 28. flaat met 34, zeven tot 41, en ziet, ogenblik* kelyk daar naa zyn fpel gewonnen. (.Aanwyzing van de 59. zet.) A fpeelt 20 op 25. B flaat met 30, twee tot op 28. ■ 16 op 22. met 27 op 16. ' —• 12 op 17. ■ met 23 op 12. 7 op 13. j met 8 op 17. ■ 2 op 6. met 12, en word dam op 1. flaat met 2 r zes tot 41. met dam 1 op 45. flaat met 40, en word dam op 49. ' A zal nu wyders, naa het fpeelen van B, zyn dam op 27 plaatfen, en vervolgens de fchyf 14 daar door vermeesteren. Hoe A, voor 't overige, met een dam en twee fchyven , drie fchyven van B Q 3 (want  246" XII. Hoofdft-. Aanwyzing van honderd partyen (want als B 46 fpeelen mogt, dan zou A een tweede dam haaien) zal kunnen tegeLgaan en weeten magtig te worden, heeft geen meerdere aanwyzin. ge benoodigt. (Aanwyzing van de 60. zet.) A fpeelt 11 op 16. B flaat met dam 38 op 11. « . 21 op 26. met dam 480P21. —— 31 op 36. met dam 47 op 31? « ' 4 op 8. met dam 31 op 4. ! 3 op 7, • mét dam 21 op 3., ■ 2 op 6. met dam 11 op 2, 1 5 op 9. j met dam 4 óp 15. flaat met 10 op 19. : met dam 3 op 25. ! met 20 op 29. — met dam 2 op 35^ 11 • met 30 , twee, . en word dam op 48. Dus houd A met dam 48, vier fchyven van B opgefloten. En zo dra B met 46 op 42 fpeelt, dan haalt A met 41 cp 46 een tweede dam,die fpoedig genoeg de laatstgemelde fchyf van B zal weeten meester te worden, en het fpel ten pinde te brengen* (Am-  of zetten. XII. Hoofdft. 447 (Aanwyzing van de 61. zet.) A fpeelt 52 op 37. B flaat met 33 op 42. ' 310^36. —- met 42 op 31. 17 op 23. met 28 op 17. 2 op 7. —- met dam 13 op 2. flaat met 22, twee tot mct 31 twee tot op 4. op II. fpeelt 35 op 40. flaat met dam 2 op 35, A hier op de laatstgemelde dam van B wegflaande, ziet zyn fpel gewonnen. (Aanwyzing van de 62. zet.) A fpeelt 31 op 36". ( B flaat met 41 op 32.' « 23 op 27. — met 32 op 23. ■ 40 op 45. met 39 op 50. flaat met 30 vier tot —- met 11, en word op 6. dam op 2. fpeelt 9 op 14. —- met dam 2, twee tot op 9. flaat met 5, zeven tot fpeelt 33 op 27. op 12. fpeelt 12 op 17 om fchyf voor fchyf te fpeelen. A moet vervolgens met 20 de fchyf 50 van B te keer gaan. Speelde B 33 op 28, dan moet A, mede in dat geval 20 tegens 50 'yan B aanfpeelen. Brengt B anderzints een fchyf op 22, dan moet A 12 op 16 Q 4 en  24 8 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd fartyen i en vervolgens 8 op 13 fpeelen. Of verkoos B een fchyf op 19 te brengen dan fpeelt A 8 op 14. (Aanwyzing van de 63. zet.) A fpeelt 7 op 13. B flaat mct' 8 , twee tot pp 26. - 3° °P 3|? — m t 40 op 29. « 20 op 25. met 29 , twee tot op 9. — ■ 3 °P 8. met dam 14 op 3, flaat mct 5 twee tot op met dam 3 op 30» 25- fpeelt 44 op 48 en -—— met dam 30 op word dam. 44. flaat met dam 48, acht ftuks van B, als: dam 44, dam 24, dan 2j\ fchyf .26, dam 16, fchyf 28, fchyf 43 , en dam 42. En komt met dit flaan op 31. Speelt B nu, naa het flaan van A, 33 op 28, dan plaatst A zyn dam op 17,en vervolgt, op zyn beurt, die fchyf tot zo lang dezelve vermeesterdis. Doch fpeelt B 33 op 27 dan gaat A insgelyks met z;yn dam op ij , en bewaart vervolgens de lyn tusfehen 1 en 39. Ook zelfs zo B me; 50 op 45 fpeelde, moet A zyn dam op 17 brengen, en daar op de lyn tusfehen 1 en 50 bewaaren. Zyn fchyf 10 zal dan 50, en zyn dam de overige twee fchyven van B weeten magtig te worden. (Aan-  df zetten, XII, Hoofdft. 249 (Aanwyzing van' de 64. zet. ) A fpeelt 26 op 32. B flaat met 37 drie tot op 8. » 9 op 14. : met 8 twee tot op 28. • ■ met dam 1 r op 2? f ——— met 33 op 22. flaat met 44, tvvee tot met dam 48, twee op 24, tot op 18, of 13, of 7, 't geen eenerki is, « met dam 2 vyf tot op 6. Naa het fpeelen van B , plaatst A zyn dam op 2 en vervolgens op 29, wanneer hy'daar op, de hn tusfehen 20 en 47 bewaaren.de, zyn fpel'eindelek zal gewonnen zien.- (jAanwyzing van de 65. zet.") A fpeelt 40 op 45 B flaat met dam 50 op 39, 12 op 17. —— met 23 op" ia, — 16 op 22. 27 op 16. 18 op 23. met dam 34 op 17. - - 2 °p 6. — met j 2 , en word dam r>p 1. flaat met 21 twee tot met dam 1, twee • ' °p 23- • tot op 15. - met dam 10, zet ven tot op 4. A behoud wyders keuze genoeg om het fpel op Q. S ver-  25° XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen verfchillende wyze, zonder verdere aanwyzinge^ te kunnen winnen. (Aanwyzing van de 66, zet,) A fpeelt 19 op 25. B flaat met 20 op 29. 13 op 17. met 22 op 13. ilaatmct 18 op 7. —. met 29 op 18. fpeelt 6 op 12. met 33 op 24. 7 op 13- met j8 twee tot op 16. flaat met 11, drie tot met 46 op 37. 4*- fpeelt 41 op 46, en word dam. A, naa het fpeelen van B, wederom ongehindert twee fchyven flaande, zal wyders , zonder verde* re aanwyzinge het fpel wel wee ten te winnen, zo hy voortgaat met nog een der fchyven van B te Vermeesteren, en vervolgens zyne fchyven 1, 2 y en 9 zodanig in postuur brengt, midsgaders zyn dam op 3, of elders, daar 't behoort, weet te plaatfen, dat B zyne overige fchyven fpoedig zal moeten opofferen, en het fpel aan A gewonnen geeven. (Aan-  of zetten- XII. Hoofdit, 25? (Aanwyzing van de 67. zet.) A fpeelt 3 op 7. B flaat met dam 22 op 4, 38 op 43. — met 47 drie tot op 3°"- 7 op 12. met 6 op 17. — 34 op 39/ met 45 op 34. ~- " • 10 op 15. met dam 9 op 20» . 19 op 25. ' met dam 20 op 29. flaat met 35 drie tot met dam 4 op 25, op 22. met 21 twee tot op 41. Bzalnu zekerlyk met 42 OP37 fpeelen, waar naa A dam zal haaien op 45, of fchoon hy ziet dat B, door middel van 49 op 45 te fpeelen, hem twee zal Iaaten flaan tot op 39, ten einde de dam van A te bemachtigen. Doch hoe weinig B dit baaten. kan, zal blyken als A in dat geval, op zyn beurt met '31 een andere dam gaat haaien, die dan de winst wel zal ten einde brengen, door middel van zich op 2, of 3, of 4, naar gelang dat B fpeelen zal, te plaatfen. Verkoos B met een zyner andere fchyven te fpeelen, naa dat A op 46 dam ge haalt zal hebben, zo zal A zien dat het gemakke_ lyk genoeg is, om zonder aanw3?zinge, een manier van fpeelen te houden waar meede hy insgelyks het fpel winnen kan. (Aan-  £52 XII. Hoofdft:. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 68. zet.) A fpeelt 29 op 35. B flaat met 30 op 39. 19 op 25. met 20 op 29. 23 op 28. — met 33 op 24. ■ 13 op 18. met 24, drie tot ' op 11. * • 9 op 15. met 6 op 17. — 8 op 13. f-f— met 17 twee tot op 19, flaat met 15 zeven tot az. A zal wyde s zien hoedanig hy met 22 de fchyf 41 van B,en met 10, de fchyf I 40 op 45. _ met 5Q op 39> 1 J9 °P 25' met 3c,twee tot op 10. « 29 op 34, ' met 39, twee tof v °P -7- 4 op 8, met jg} en rust9 voor een oog. enblik op dam flaat met 2, zes tot op met dam 4 op t 44. met 20 op 9. 1 A behoeft nu ecniglyk met 44 dam te haaien op 49, en dan de lyn tusfehen n en 49 te bewaaren , om voorts zyn fpel te winnen* (Aan-  cf zetten* XII. Hoofdft. 255 (Aanwyzing van de 71. zet. ) A fpeelt 31 op 36. B flaat met 41 twee tot op 23. 34 op 38. met 43 twee tot op 25. —— 22 op 27. met 23 op 32. ■ 12 op 16. met 11 op 22. 13 op j8. —r met 14 op 23. • i 24 op 29. met 25 op 34. flaat met 39, vyf tot met dam 50, twee op dam 46. tot op 37 of 42; flaat met dam 46, twee dammen tot op 4. A vervolgens, op zyn beurt, 10 op 15 fpeelende, en wyders met zyn dam de lyn tusfehen 20 en 47 bevvaarende , zal wel ras zyn fpel gewonnen zien. (Aanwyzing van de 72. zet.) A fpeelt 18 op 23. B flaat met 27 bp 18- 1 21 op 26. : met 31 twee tot 12 op 16. op 11. met 11 op 22. • 13 op 17. met 22 op 13-; ■ 4 op 8. met 13 , en word dam op 4. ■ 1 10 op 15. mee dam 4 op 20. • 25 op 30. — ~ met dam 20 op 34% flaat met 30 vier fluks, en word dam op 46. A, naa het fpeelen van B, zal met zyn dam nog één  256 XIL Hoof Jfr. Aanwyzing van honderdpdriyeii één moeten flaan tot op ro, ten zy B zelve verkoos twee aftegeeveri; vervolgens van rooö5fpee= lende,zal zich de weg wel Iaaten vinden langs welke A het fpel winnen zal. (Aanwyzing van de 73. zet.) A fpeelt 24 op 2). B flaat met 35 twee tot op 13, 1 **•» 37 °P 43* met 3'4 op 47, « — 2 op 7. met 13 , en rust op dam 2. — - 42 op dam 46. — met dam 2opn„ - ■ 12 op 16. I met 11 drie op 42. A flaat met dam 46 zeven ftuks tot op 40, Wanneer B nu, naa deeze flag, met 47 op 4 2 fpeelt, dan moet A mct dam 40 op 7 gaan. En fpeelt B dan 50 op 45, zo plaatfe A als dan zyn dam 7 op 12,. waar meede de winst van A door B zal erkent worden. Doch liet B 50 ftaan, en fpeelde 23 op 17 ,dan moet A zyn fchyf r op 6 brengen, en vervolgens zyn dan, die dan op 7 ftaat, op 2 plaatfen. Waar naa A, de fchyf 6 op 12 fpeelende, wel zien zal hoe 't fpel te winnen zy Doch verkoos B , na de flag van A, niet met 47 op 42, maar terftond 23 op 17 té fpeelen, dan kart A, (mids dat hy alvoortns zyn dam 40 op 2 geplaatst heeft) met 32,- zo't vercischt.wierde, een tweede dam haaien , 't geen als dan gemakkelyk genoeg is oiii te zien dat hy zyn fpel winnen m >-t. (Aan*  of zepen. XIL Hoofdft. 257 ( Aanwyzing van de 74. zet.) A fpeelt 29 op 35. B flaat met 40, twee tot op 18. 33 °P 38. ' met 20 op 29. (Onverfchillig is het welke vandee• ze twee beurten het eerst geflagen word.) 0 0 39 op 44. • j met 48 op 39. 2 op 7. . —— met 13 en rust op dam 2. flaat met 4, vier tot met dam 2 Qp ^ • 44- fpeelt 22 op 27. _ met dam 11, twee , tot op 33. flaat met38totopdam _ flaat met49op38. flaat met dam 47 drie tot op 32, A, wyders met zyn dam tusfehen 21 en 48 heen en weder fpeelende , zal de winst van zyn fpel Ipoedig voltooid zien. (Aan-  aj8 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 75. zet.) A fpeelt 14 op ï8. B flaat met dam 2, twee tot op 38. 40 op 45. ' met 49 twee tot op 29. 20 op 25. met 29 op'20. ——- 9 op 14. • —— met 20 twee totop 18. . 19 op 25. ' met dam 38 op 20. - • . 10 op 15- met dam 20 op 9. flaat met 5, zes tot op 41. Hoe A wyders met zyn fchyf 30 de fchyf 50 van B, en met 4 de fchyf 42 van B zal weeten tegen te gaan, zal zich van zelve aamvyzen. (Aanwyzing van de 76. zet.) A fpeelt 37 op 43. B flaat met 48 op 37. . 36 op 42. met 47 op 36. . 19 op 25. met dam 20 op 29. . jg op 23. ■ met dam 1 op 28* ■ 30oop35. met 39 op 30. 260031. met dam 5oop39» flaat met 31 zes tot op 33- Hoe A thans overvloedige gelegenheid heeft, om het fpel, op verfchillende maniere, teneinde te brengen, zal geen meerd ere aanwyzing behoeven. (M.an-  of zetten. XII. Hoofdft. 259 (Aanwyzing van de 77. zet.) A fpeelt 40 op 45. IB flaat met dam 50 op 39. 7 op 12. met 6 op 17. 11 op 16.' —_ met 22 op ti. 18 op 24. met 29 op 18. 19 op 24. met 28 twee tot op 10. " 3 °P 8. . met 20 op 29. ' 9 op 15. met 10 op 19. 8 op 14. met 18 op 9, of . 19 op 8. flaat met 4, negen ftuks tot op 13. B niet anders als met 34 op 28 of 29 kunnende fpeelen, fpeelt A daar op 13 op 18, waar mede hy de winst van zyn fpel befluit. (Aanwyzing van de 78. zet.) A fpeelt dam 48 op 35. B flaat mct 40 op 2p< ' 18 Op 24. me°t 2p twefi £ot op 27. 17 Op 22. , met 2? op j6> flaat met 21 op 12. _ met 32 op 21. - met 41 twee tot met 47 op 38. °P43- fpeelt 15 op 19. . met 25 op 14. 13 op 18. . met ,4 Qp — 12 op 16. \ . met 21 op 12. flaat met. 6, vier en word dam op 50. Ra.' A  2óo XII. Hoofdft.. Aanwyzing der honderd partyen A zal door de ondervinding der andere zetten, het overige van zyn fpel wel tot winst weeten te brengen. (Aanwyzing van de 79. zet.). A fpeelt 4 op 8:i B flaat mct dam 2 2 op 4. 38 op 43.! me£ 48 op 37. dam 49 op 45. met 40 twee tot . op 38- 2 Cp met dam 4, twee tot op 45- 1 18 op 24. met 29 twee tot ! Op 9, flaat met 20, drie dam, men, tot op dam 40.. met 9 op 20. ■ met dam 49, zes ^. tot op 2. r Speelt B nu 30 op 25, om A met 19 op 30 te Iaaten flaan, en fpeelt hy dan 20 op 15, zo fpeelt A daar op zyn dam 2 opl#, en behoud daar door, naa het flaan der fchyf12, vier tegens twee, en dat wel in een pofitie waar mede A noodwendig het fpel diend te winnen. Doch zo B, na de zesflag van A niet met 30, maar met 50 fpeelde, dan moet A zyn dam2op 24 plaatfen, en daar op, naar beurt, op de lyn tusfehen 33 en 46 heen en weder fpeelen tot wanneer B met zyn fchyf. die van 50 komt, tot .op 29 zal ge-  of zetten. XII. Hoofdft 261 genadert zyn. Dan moet A 19 op 25 fpeelen. B daar op met 30 op 19 flaande, zo flaat A met zyn dam op 10. Mogt B dan 29 op 24 fpeelen, om, m.;at A daar door twee tot op 6 zal geflagen hebben, 20 op 15 te fpeelen, dan fpeelt A van ó op 23. B met 15 op 10 gefpeeld hebbende, zo fpeelt A zyn dam van 23 op 5; waar meede het fpel ten voordeele van A eindigt.' ( Aanwyzing van de 80. zei.) A fpeelt 27 op 33. B flaat met 38 op 27. 16 op 22. 1 met 27 op 16. 6 op 12. met 17 op 6. ■ 4 op 8. — met 14,en word dam op 3. flaat met 25 twee tot met 20 op 9. op 5. « met 5 op 14. ■- ■ ■ met dam 3 , drie tot op 23, of 175 Of 12. fpeelt 30 op 35. met 40 twee tot op 18. ■ 45, en word dam met de laatstge- 50. melde dam op 45. flaat met dam 50, negen fluks van B, als : dam 45, fchyf 37, dam 36, fchyf 2ó, 16, 6, 7, 18, en 43. En komt met dit flaan op 47. R 3 Heeft  262 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen Heeft A zulk een flag weeten uittevoeren, hy 5.al 't overige wel weeten ten einde te brengen. Hy behoeft zyn dam pp 47 Hechts te Iaaten ftaan en met fchyf 10 tegens 49 aan te fpeelen. (Aanwyzing van de 81. zet.) A fpeelt 32 op 37. IB flaat met 43 op 32. 30 op 35. met dam 48 op 30. ■ ' 33 °P 38. ! met dam 20 op 43. . 4 op 8. met dam 30 twee tot op 21. 11 op 16. ——- met dam 21, vier tot op 22, en niet verder ; want mag 'niet overflaan. flaat met 17, drie tót op dam 48, en houd aldaar zes fchyven van B opgefloten. (Aanm  ef zetten. XII Hoofdft. 263 (Aanwyzing van ie 82. zet.) A fpeelt 9 op 15. B flaat met 20 op 9. 18 op 24. met 28 twee tot op 8. ——- 10 op 15. met 9 op 29. 27 op 33- . met 38 twee tot op 16. ftaat met 21, drie tot met dam 5, twee 14. tot 35. . met 40, drie tot met 20 op 29. op dam 47. ■ met dam 47 op 20. A vervolgens op zyn beurt met fchyf 36 een tweede dam haaiende, zal zyn verdere winst fpoe. dig ten einde brengen. ; B-4 (Aan-  264 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 83. zet.) A fpeelt '29 op 34, B flaat met 39 op 28. ■ 7 °P *3« met 8 op 17. ' 15 op 19. met dam 14, twee tot 43. " 9 °P 15- —~ met 23 op 14. flaat met 32 drie tot — met 41 twee tot op r« 21. fpeelt 30 op 35. met 47 op 367 1 35 °P 39* met dam 50 op 15 Op 19. 1 met 0p a£. flaat met 20, drie tot op dam 47. B zal nu zyn fchyF'36 door de dam 47 van A Iaaten flaan tot op 31, waar naa hy met 21 eerst op 16 en dan van 16 op 12 zal gaan. A moet dan inmiddels zyn dam op 13 plaatfen, en blyven tusfehen 2 en 40. Doch als B, 21 op 16 gefpeeld hebbende, liever daar op verkoos 28 op 23 te fpeelen dan moet A 1 op 6 fpeelen. Dit ook moet A doen, als B met 21 niet fpeelde, en eerder verkoos 28 op 18 of 19 , naar beurt te brengen. In dat geval zal A met 1,21 van B, en met zyn fchyf 5 en zyn dam, de fchyf 18 of 19 van B meester worden. Ein-  cf zetten- XII. Hoofdft. 265 Einde]yk, wanneerB, na de drieflag van A,niet verkoos 36 te Iaaten flaan,maar wel om zelve daar meede te fpeelen, dan moet A met de dam 47 op 38 , en vervolgens 5 op 9, en 1 op 6 fpeelen. Wanneer B het dan zo ver brengen mogt dat zyn fchyf 28 op 7 mogt naderen, zo behoord A 6 op 12 te fpeelen. B moet dan flaan met 7 op 16. En A zyn dam op de lyn tusfehen 49 en n geplaatst vindende, flaat dan met dezelve de fchyf van B op 11.. De twee overige fchyven van B, op de lyn tusfehen 11 en 46 koome.nde, moeten zich dan aan de dam van A overgeven. (Aanwyzing van de 84. zet. ) A fpeelt 38 op 43. B flaat met 47 drie tot op 20. 19 op 25. met 20 op 29. „, 28 op 34. met 29 twee tot op 27, 1 op 6. met dam 12 op 1. flaat met 3 , vier tot mct 48 op 37. op 43- fpeelt 45 op dam 50. —— met dam 1 op 45. flaat met dam 50, drie tot op 48. . . Hoe A door de ondervinding van fommige voo. rige zetten, die in dezelve manier ten einde loo. pen, dit fpel verder winne, zal ik niet verder aanwyzen. R 5 (Aan-  266 XIL Hoofdft. Aanwyzing van honderd psrtyen ( Aanwyzing van de 85. zet.) A fpeelt 16 op 22. B flaat met 27 twee tot op 7. 6 op 11. met 36 op 27. 30 op»35> ' met 23 op 12. Onverfchillig is het , welke vso deeze twee beurten liet eerst gsIpeeld word. 35 °P 39' flaat met 34 op 45. flaat met 43 , vier tot met 20 op 29. op 25. fpeelt 8 op 13. met 7 op 18. ■1 f 5 °P 19- met 24 op 15. flaat met dam 40, vyf tot op 46. » Vervolgens naa 't fpeelen van B, met 9 op 20 geflagen hebbende, zal A geen verdere aanwyzing benodigt hebben om zyn fpel tot volkoomen winst te brengen. (Aan*  of zotten. XII. Hoofdft. 267 (Aanwyzing van de 86. zet.) A fpeelt 38 op 44- B flaat met 49 op 38. : 39 0p 44. met 48 twee tot op 30. 29 op 35. met 30 op 39. 28 op 34. met 39 twee tot op 17- 18 op 23. ; met 27, drie tot op 20. flaat met 36 op 27. metdam 22, twee tot op 15. flaat met dam 10, acht ftuks vanB, als: drie tot 21, drie tot 29, en twee tot 11. A vervolgens zyn dam op 44, en van 44 op 39, en daar naa zyn fchyf 40 op 45 fpeelende, kan langs die wyze een tweede dam haaien, en op die manier, verkiest hy zulks, het fpel winnen. (Aan-  26$ XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 87. zet.) A fpeelt 4 op 8. B ftaat met dam 44 op 3°- —— 34 op 39. met dam 30 op 44. 6 op 12. met 17 op 6~. -•1 — dam 7 op 16". met 21 op 12. " - 8 op 13. met 32 op 21. 29 op 34. met 38 0p 29. 13 op 17. I met 12 op 23. flaat met 18, drie tot met dam 37 op op dam 49. f 15. met 10 op j 9. ( met dam 36 op 9. de?r?rehi!"ug * het-' **é va* &lC,.beurtea het eerst^ ■ met dam 5, vier tot op 1. r A vervolgens met 11 op 16 fpeelende, zal naa de overige winst van zyn fpel niet lang behoeven te zoeken. (Aai:»  ■of zetten. XIL Hoofdft. 269 (Aanwyzing van de 88. zet.) A fpeelt 14 op 19. B flaat met 15 twee tot op 33- . . 35 op 39- met 44 twee tot - op 24. , 6 op 12. met 38 °P 20- - 13 op 18. met 24 op 13. 12 op 16. ' met 21 twee tot op 23. flaat met 8 vier tot op — met 26 op 17. dam 48. met dam 48 vier tot 49. A het fpel tot zo verre gebracht hebbende, zal de laatfte hand daar aan wel weeten teleggen, zonder behulp van verdere aanwyzinge. Hy behoeft Hechts mct zyn dam 49 °P 38, en van 38 op 49 heen en weder te fpeelen, tot dat B de twee ruiten "2 en 37 gedekt heeft. A zal dan wel zien» wat hy met zyh fchyf 31 zal kunnen uitvoeren, 't ^y een tweede dam te haaien, of met zyn dam op de een of ander der fchyven van B los te gaan. Hy zorge Hechts dat B, door 't afgeven van twee •fchyven, zyn dam niet vermeestere. (Aan'  2/o XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen {Aanwyzing van de 89. zet.) A fpeelt 33 op 37. I B flaat met 32 twee tot I OP 34- 27 op 32. met dam 36 drie tot op 5. ' 1 op 6 ... met 16 op 27. ■ ■ 6 op 12. • met 49 op 38. Onverfctóffig is het, welke van 13 op 18. metdam5op23. flaat met 17, vyf tot op 10. A vervolgens 10 op 15 fpeelende, brengt daar door 9 op 19; fpeelt B inmiddels met zyne twee fchyven dat zy op 23 en 27 koomen , dan moet A met 19 op 24 fpeelen , waar naa hy het flot van zyn winst duidelyk genoeg zal bemfcrken (Aan-  of zetten. XII. Hoofdft. 271 (Aanwyzing van de 90. zet.) A fpeelt 40 op 45- B flaat mct 50 op 39. 18 op 24. met 29 twee tot op 7. . . 32 op 37. met 43 op 32. 30 op 35, met 39 op 30. I9 0p 25. met 30 twee tot op 8. p 0p 14. met 20 twee tot *op i8- flaat met 23 drie tot met 32 op 23. Op 12. flaat met 17 , drie tot dam 48 , en houd met dit flaan alle de overige fchyven van B opgeflooten. (Aanwyzing van de 91. zet. ~) A fpeelt 17 op 22. |B flaat mct 27 twee tot op 7. flaat met 3 op 12. met 28 op 17. —— met 19 op 28. met 34 op 23. . met 18 op 27. met 32 op 23. • met 21 op 32. met 36" op 27. . met 13 , vyf tot op 24. A, bereids drie fchyven meer als B hebbende, kan nog een vierde fchyf winnen door middel van 8 op 17 of 18 te brengen. Daar naa gelegenheid vindende om met zyn fchyf 24 op 50 tot dam te . - . ge-  272 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen geraaken, waar toe 25 kan behulpzaam zyn, zal A het niet moeijelyk zyn om zyn overige winst te voltooijen. (Aanwyzing van de 92. zet.) A fpeelt 37 op 43. 17 op 23. ——- 26 op 31. flaat met 31, twee tot op 33fpeelt 20 op 25. flaat met 18 , drie tot op dam 49. met dam 49, twee tot op 3 r. B flaat met 48 op 37. =—- met 28 op 17. —— met 17 op 26. met 38 op 27. —met 29 twee tot op 9. — met 9 op 18. Al waare het nu dat A zyn dam verliezen mogt» zo behoud hy overtollige kans om het fpel verder te winnen.  1! «ƒ zetten. XII. Hoofdfl. 273 (Aanwyzing van de 93. zet* ) A fpeelt 33 op 44. . 32 op 37. ■ ■ 18 op 24. 12 op 17. 22 Op 26. ■ II op 16. flaat met 6, zes tot op 10. B flaat met dam 39 op 48. met 43 twee tot op 2r. ■ met 29 op 18. ~ ■ met 21 twee tot op 23. met dam 48 op 21. met dam 21 op 12. Heeft A het fpel tot zo verre gebracht, hy zal» door middel van 10 op 15 te fpeelen, het fpel zonder verdere aanwyzinge wel weeten te winnen. 6 (Aan.  >74 XII. Hoofdft. Aanwyzing van henierd partyen (Aanwyzing van de 94. zet.) A fpeelt 29 op 34. B flaat met dam 39 op 28. 20 op 25. met 43 op 34. 2 op 6. met dam 1 op 12- ■ 40 op 45. ■ met dam 50 op 39- *-» 25 op 29. met 34 op 25. — 3 op 8. ■ metdam4opj3. ' 9 op 14. met 18 twee tot op 20. flaat met 27 drie tot —— 36 op 27. op 16. fpeelt 16 op 22. flaat met 27 op 16, of met dam 17 op • 29. flaat met 21, vier tot op 45. . A wyders dam haaiende op 49, en vervolgens daar meede de lyn tusfehen 11 en 49 bewaarendc, zal daar door de drie fchyven van B, 31, 46 en 47 fpoedig magtig worden. En wanneer B met 25 begint te fpeelen, zo laat A hem daar meede voortgaan tot wanneer die fchyf op 8 zal gekoomen zyn", in welk geval A, door 't fpeelen van 10 op 15, en door 20 tot op 9 te Iaaten flaan, die twee fchyven mede in zyne handen bekoomen zal. (Aan-  of zetten. XII. Hoofdft. 275 (Aanwyzing van de 95. zet.) A fpeelt 29 op 34. B flaat met dam 40,drie tot op 2. ■ 34 op 38. met 15 op 24. 12 op 17. - met 23 twee tot op 21. ■ — 8 op 13. met dam 2 op 18. flaat met 14, drie tot met 48 op 37. op 43- met 38, tweetot met 21 op 12. op 16. flaat met dam 1 zes fluks van B, als: 12, 37, 36, dam 26, fchyf 24, en dam 44. En komt met dit flaan op 48. Te veel verfcheidene manieren zyn 'er voor A nu open door middel van dewelke hy zyn fpel tot ■ verdere winst kan leiden, dan dat ik zulks zou be. hoeven aan te wyzen. S % C4af>  z?6 XII. Hoofdft. Aanwyzing van honderd partyen (Aanwyzing van de 06. zet.) A fpeelt 22 op 27. I B flaat met 33 op 22. 11 op 16. | met 22 op 11. « dam 45 op 39. . I met 34 op 45» 1 ~ 35 °P 39- —• met 45 op 34. ' 25 op 29. met 34 op 2^ ( 40 op 45. . met 49 op 40. 30 op 35. met 4o op 29< 18 op 24. mct 29 twee to£ op 9. flaat met 4, vier tot —- met'dam 46 twee °P 42. tot op 6. -— met dam 1, drie tot op 21. Speelt B nu 25 op 19, dan fpeelt A 8 op r4, en houd wyders, na dat over en wederflaaq, zyn' dam op de lyn tusfehen 2 r en 48. Speelt B 25 op 20, dan moet A 8 op 14 fpeelen. In welk geval B zekerlyk met 20 op 15 zaI gaan, waar op A 3 op 8 moet fpeelen. Speelt B wyders 15 op 9, dan trekt A zyn dam op 3. B geflagen hebbende tot op 18 , Z0 fpeelt A 8 op r3 , wanneer B op 7 flaan moet, en A daar op met dam 3 tot 21 flaat. De winst van A zal dan duidelyk genoeg blyken, (Aan-  of zetten. XII. Hoofdft. 277 (Aanwyzing van de 97. zet.) A fpeelt 7 op 12. B flaat met 32 op 21. . 22 op 26. met 21 op 32. 30 op 35. met 19 drie tot op 50. 40 op 45. • met 50 op 39. 29 op 34. ■ met 38 op 29. ■ 16 op 22. met 27 twee tot op 7- flaat met 18, drie tot met 7 op 18. • .op dam 49. met 14 , drie tot op 45. A naa 't fpeelen van B, op 50 dam haaiende, zal met behulp van zyne twee dammen, geen andere hulp, tot verdere winst van zyn fpel, benoodigt hebben. S 3 (Aa*.  27 8 XII. Hoofdft, Aanwyzing yan honderd partyen (Aamvy^ing van de 98. zet.) A fpeelt 12 op 16. i b flaat met dam 21 twee tot op dam r. 20 op 25. i met dam 28 op45. 11 op 16. met 22 op 11, 7 op 12. 1? op 5> 29 op 34. met dam 45 op 28. 38 op 44. met 49 0p 38. . 9 op 15. _ met i8 , drie tot op 29. flaat met 35, zeven tot j op 44. I Speelt B nu een zyner drie fchyven, 47, 46 en 47, dan moet A mct 44 op 48 dam haaien. Doch fpeelde B, in plaatfe van dien, 23 op 17 dan moet A 8 op 13 fpeelen. B met 23 op 18 fpeelende, zo moet A, als dan ook dam haaien op48. Teveel ondervinding heeft A reeds uit verfchcide voorigc zetten, om niet zonder verdere aanwyzmge, het fpel ten einde, en de winst aan zyne zyde te brengen. (Aan-  of zitten. XIL Hoofdft. 279 (Aanwyzing van de 99, zet.) A fpeelt 38 op 44. B flaat met 49, drie tot op 16. ' 3° op 35. met dam 48 op 30. 14 op 19, ~. met dam 30 twee tot op 5. 7 op 12. met 16 twee tot op 18. — 8 op 14. met 18 op 9. 6 op 12, —'— met dam 21 op 7* flaat met dam 3, twee tot op 48. en houd één dam en acht fchyven van B opgefloten. (Aanwyzing van de 100. zet.) A fpeelt 36 op 42.' B flaat met _ 47 twee tot op 27. 37 °P 42. / - met 46 op 37. ~~. 28 °P 33- met 27 twee tot op 29. > 21 op 16. metdam40p3ï, ' 7 op 13- met dam 31 twee op 19 flaat met 15, drie tot met dam 49 twee op 44 tot op 7. met dam 3 twTee " <. ■ met 1, een op tot op 50. • of 17, of 23. ■ met dam 50 tot op 1. Zo dra nu B 25 op 19 fpeelt, dan fpeelt A 9 S 4 of  ï8o XII. Hoofdfl. Aanwyzing van honderd party ené of 10, op it. Voor 't overige zal A met zyn dam, de drie andere overgebleevene fchyven van B wel weeten te vermeesteren. EINDE.  TAFEL DER VYFTIG DAMZETTEN, voorkoomende in het zevende Hoofdftuk. Damzet. fchyven, tegens fchyven , Dammen. (N°. i) 7 . . 5 ... 2. f2) 7 • • 6 ... 3. (3) 8 . . 6 . . . r, (4) 8 . . 7 . . . i. f5) 8 . . 14 . . . . (6~) 9 • • 7 • * • 2. (7) 9 • • 8 ... 2. (8) 9 • • 5 -.. 2. {.9) 9 . . 18 . . . i. (io; io . . 12 ... . 00 IO • - 8 . . . i. IO • • 5 - • . 2. (13) i° • • 6 ... 2. (14) 10 • • 4 ... 2. (15) 10 • • 6 ... 3. (16") 10 . . 6 ... 3. ('7) i° • • 9 • • • 3- (i83 10 • . 7 ... 5. (19) ii . . 12 ... . f20) 11 . . 12 ... . C21) 11 . . 9 . . . 1. C22) 11 . . 9 • • • 1. (-3) 1* • • 10 . . . r. (24j 11 • . 11 . . . 1. ^5J 11 • . 7 ... 2. (2Ó) 11 . . 12 ... 2. (27) !2 . II •.. I. (28) 12 . . 6 ... 2. S 5 (23)  Tafel der vyftig Damzetten. Damzet. fchyven, tegens fchyven , Dammen. CN°. 2CA i2 . . 7 .... 2. C3°J 12 . . 7 ... 2. (30 12 . . 8 ... 2. (3*) 12 . 12 . . . 2. f33) 12 . . 18 ... I. C34) 12 • - 12 ... 4. r35) 13 • • 7 ... 2. U6) 13 . • 7 ... 2. £37) *3 • • 8 . . , 2. (38) 13 . . 10 ... 2. (39) 13 .. 10 ... 2. (40) 13 • • 11 .... 2. (>i) 13 • • 6 ... 3. (42) 13 ... 8 ... 3. (43) 14 . . 14 ... . (44) 14 12 . . . j (45) 1+ . . 6 . , . O (46) 14 . . 6 . . . i <47) 17 . . 17 . . . . (48) 17 . . 13 ... 2. C49"> 18 . . 19 . - . . 0°) 18 .. 12 ... 4, TAFEL  TAFEL DER HONDERD PARTYEN of ZETTEN, yoorkoomende in het achtjle Hoofdftuk. Zetten, fchyven, damm. ! tegens fchyven, damm. (No. i) 4 . . . . • I . * I, (2) 5 • • • . . 4 • • I. (3) 6 . . 1 . . 6 . . 2. (4) 6 .• . 1 . . 9 . . 2. (5) 6 . . 1 . . 7 • • 3ró) 6 . . 2 . . 8 . 2 3. (7; 7 • • I • • 5 • • 3- .(8) 7 • • I • • 7 • • r. (9) 7 . . 2 . . 8 . . 3, (10) 8 . . . . . 8 . . r. (u) 8 . . . . . 4 • • 3' (12) 8 . . 1 . . 5 • • 3- (13) 8 . . 1 ... 7 • • 4- (14) 8 . . 2 . . 7 • • 4- (15) 8 . , 2 . . 8 . . 4. (16) 8 . . 2 - . 5 • - 6. (17) 8 . . 2 . . 4 . . 7. (18' 9 . • • • • 7 • • 1- (19) 9 8 ■ . . 1. (20) 9 . . . . . 8 . . 1. Kim 9 . . . . . 11 . . 1. (22) 9 . . . . . n . . 1. (23) 9 . . . . . 4 . • 2. (24) 9 . . . . . 6 . . 2. (25) 9 . . . ..7.-2. (26) 9 . . . • - 7 • • 2. (27) 9 8 . . 2. (28) 9 . . 1 • . 8 . . 2. (29)  Tafel der henderd partyen of zetlen. Zetten, fchyven, damm. (N°. 29) 9 . . i (3o) 9 • • 1 (30 9 • • x (3-2) 9 • . 1 (33) 9 • • 1 (34) 9 . . 1 (35) 9 • . I (36) 9 . . j (37) 10 . . . (33) 10 . . . (39) 10 . . . (40) 10 . . . (4U 10 . . . (42) 10 . . . (43) 10 . . 1 (44) 10 . . 1 (45) 10 . . 1 (46) la. .... 1 (47> 10 . . 1 (48) 10 . . 1 (49) 10 . . 1 (50) 10 . . 1 (51) 10 . . 1 (52) 11 . . . (53) 11 . . . (54) n . . . (55) 11 . . . (56) 11 (57) 11 . . . (58) 11 . . . (59) 11 . . . (60) 11 . . . (60 n , , , (62) tegens fchyven , damm. • • 9 • . 2. • • 10 . . 2. • • 10 . . 2. • • 10 . . 2. • • 6 . . 3. • . 7..4. • • 0 . . 8. • . 10 . . 5. - • 11 . . . • • 5 • . 2. • . 6 . . 2. • • 6 . . 2. • . 7 • • 3- • • 6 • • 5- • • 11 . , 1. • • ' 7 ■ . 2. • • 7 • . 2. • • 9 • • 3- • • 9 • • 3- • • 4.-4. • • i - • 4. • • 6 . . 7. ■• • 10 . . 7. • • 9 • • 1. • • 11 • . 1. • • 11 . . 1. • . 6 . . 2. 7 • s 2. • • 10 . . 2. • • 7 • . 3. • • 9 • . 3. • ' 5 • . 4. . • 6 . . 4.  Tafel der honderd partyen of zetten. Zetten, fchyven, damm. (No. 62) 11 . . . (63) n . . . (64) 11 . . . (65) 11 . . 1 (66) 12 . . . (67) 12 . . . (68) 12 . . . (69) 12 . . . (70) 12 . . . (70 12 . . . (72) 12 . . . (73) 12 . . . (74) 12 . . . (75) 12 . . . (76) 12 . . . (77) 12 . . . (78) 12 . . 1 (79) 12 . . 1 (80; 13 . . . (80 13 • • . (82) 13 • . . (83) 13... (84) 13 • . . (85) 13 • • 1 (86) 13 . . 1 (87; 13 . . 2 (88) 14 • . . (89) 14 . . . (9°) H • • . C91) 14 • . . (92) 14 . . . (93) 14 • • . (94) 14 ... I (95) «4 ■ • ■ I (N°. 96) tegens fchyven , damm. . . 10 . . 4. . . 8 , . 6. • • 9 • . 3- • • -1 . . 3. . 10 . .1. • • 7 . . 2. 8 . . 2* - • 9 • . 2. . 9 . . 2. ... 10 . . 2. • • 6 . . 3. 8 . . 3. • 12 . . 3. . • 5 • . 4. • 6 . . 4- • ■ 7 • . 4- . > 8 . , 3- . • 7 • . *« ■ . . 14 . . I. . • 9 • • *• . . 12 . . 2. . 6 . . 3. • 11 . . 3- • 11 . . 4- ; . 9 . . 5. . 10 . . 4. . 13 . . 1. ' . 8 . . 2. • . 11 . . 2. • . 12 . . 2. • . 9 . . 3. • • 7 • . 4. . 6 . . 6. - . 11 . . 6.  Tafel der honderd partyen of zetten. Zetten, fchyven,damm. tegens fchyven , damm. (No. 96.) 14 . . 2. . . 'io . , 4. (97) 15 . . . . . 11 . . 2. (98) 15 10 . ., 5. (99) 15 • • 1. . . 8 . . 3. (100) 15 . . i.1 . . 6 . . 5. Verbeetering der ingejloopene Drukfeilen^ Bladz. 20. regel 3. ftaat Uitgebreid, lees Uitgebreidheid' ■ 44- 12- i]"at': 25 op 30, lees-, 35 op 30. 46". 19. ftaat: en 29 op 24, lees , of 19 op 24. ■ 52- — 4 van onderen, ftaat: 63, lees 36. —'—- 5Ó. — 1, ftaat: met 18 op 24 , lees mee 29 op 24. "o. — 14. ftaat: kunnen te , lees, te .kunnen. « 2 85. (6. proeve.).ftaat: 25, lees 15. 111. onder de 46. damzet , moet ftaan : winst voor A. ■ ' iai. in de jö-zet, moet de dam 32 van B een fchyf zyn. ■ — 156.'in de 98 zet, moet de dam 26 van Been i'cuyfzyn. • *» • 260. regel 9 van onderen ,• flaat: 2 op 6 , le'es 3 op 18 Het .vev.volg dier periode, van drie en. een halve, regel \sabnji-. velyk ter neder gefield.