648  01 2071 4456 UB AMSTERDAM JAC. v. ZOELEN BOEKBINDER KANAALSTRAAT 8 AMSTERDAM-W. TELEFOON 8 3 4 7 0  VE1HANDELIMG OVER DE ZIEKTENS DER O O G E N.   VERHANDELING OVER DE ONGEMAKKEN en ZIEKTENS DER O O G E N; EN OVER DE CATARACT A. DOOR EEN VOORNAAM HEELMEESTER. met gekleurde afeeeldingen. Te AMSTERDAM, B v J. B. E L W E, M D C C I «.   OPDRAGT Aan den Wel Edelen Geftrengen en Hoog Geleerden Heere den HEERE THOMAS SCHWENCKE. s Lands eerfte gewoone Geneesheer. Hoogleeraar in de Ontleed- en Heelkunde. Raad in de Vroedfchap van 's Graavenhaage, enz. enz. enz. .Wel Edele Geftrenge en Hoog Geleerde Heer. V rjYn niet alleen de uitmuntende Gaaven van Geleerdheid in Ontleed* -* en  iv O P D R A G T. en Heelkundige Weetenfchappen, welker luifter Uw Hooghei aarfchap met eenen onver-welke!)ken Glans verciert; noch de voortrefelyke Talenten van Kundigheid en Ervaarenheid in de Geneeskunde; dewelken Uwe Hoog-Ge eerde Per Joon van zo veel dienfl doen zyn voor den Lande; die my hebben aangefpoord om Uw Wel Ed. Geftrenge in de diep/Ie eerbiedigheid een blyk te geeven van myne hoogagtinge. 't Is eene byzondere verpligtinge voor de groot e Weldaaden van Uw Wel Ed. genoot'en, en nog onlangs zo duidelyk ondervonden , die my de Vryheid doet neemen , van dit kleine Traktaatje, over de Catara&a, aan Uw Wel Ed. Gejlr. met alle onderdaanigheid op te draagen. Een Traktaatje, waarlyt, als men deszdfs Onderwerp bejchouwt'jen hoogjl en gewigtig , doch anderszins uit zig zelve geenszins de gun/Ie waardig,.om van Uw Wel Ed. te worden aangenomen. Het eenige, dat my in deezen op een goeden uitjlag doet hopen Js de genegenheid die Uw Wel Ed Ge/lr. altops ten duiddykflen betoond heeft toe te draagen aan de genen, die zig bevlytigen om de daadehke oefening der Heelkunde te bevorderen. Mag ik my, Hóóg Geleerde Heer, ook tellen onder de zulken3 ik zal my in deezen  OPDRAGT. v zen zin kunnen toeeigenen het gun/lig berigt, 't welk Uw Wel Ed. voor vyf jaaren, wegens myne Terjoon en Bekwaamheden, geliefde te ge even aan hunne Ed. Gr. Agtb. de Heeren Regeerders deezer Stad. Hier door, en door V behulp van den Ervaaren Heer, Lottor Velfen, werdt toen ter tyd myne Verdrukkinge in het Jluk der Vroedkunde geëindigd, zulks ik niet kan nalaaten Uw Wel Ed. daar voor de aanbiedinge te doen van een ten hoogjten dankbaar harte. Thans heb ik my op nieuws zo diep in de gunJle van hunne Edelmogenden bevonden, van door dezelven tot Chirurgyn der Admiraliteit, in deeze Stad, aangefield te zyn Gelyk het nu voor de grootfle onagtzaamheid zou moeten gerekend worden, wanneer ik myne .erkentenis over deeze Gunjtbewyzingen niet tragtte te betoonen, met eene onvermoeide bevlytiging in het waarneemen der Zaaken van myn Beroep ; niet meer verfchoonelyk zou het zyn ah ik de Heelkunde, in V algemeen, niet zó veel my mogelyk was poogde te bevorderen. Met dit oogmerk, Hooggeleerde Heer , geef ik dit Traktaatje uit, om naamelyk zo wel de nieuw/te Ontdekkingen omtrent dit foort der Gebreken van °t Gezigt, als de nieuwe Manier om de* 3 zei-  vi O P D R A G T. zeiven volgens myne Ondervindinge met een goeden uitjlag te behandelen, weereldkundig te maaken* Bchalven dat, doen my de Afbeeldingen naar V leeven gemaakt, en zodanig als zy in geene Werken van dit foort gevonden worden, hope hebben dat de Geleerde Weereld deezen mynen arbeid niet ten kwaadjlen duiden zal. *t Is nu reeds drie jaar en geleeden, dat ik het Algemeen met de Ontdekkinge van het Geheim der Vroedkunde > V welk van de Roonhuiflaanen zo lang bedekt gehouden was, getragt heb te ver* pligten. Dat myne pooging in deezen niet onvrugtbaar is geweefl, bewyfi niet alleen het groot getal der Elendigen die alhier door hetzelve nu dagelyks geholpen worden , maar V blykt ook uit het gebruik V welk thans by kundige Lieden in andere Frovintien gemaakt wordt, van dit zo nuttig Werktuig voor het Menfchelyk Geflagte. Ik kan by deeze gelegenheid niet nahaten Uwe pryswaardige voorzigtigheid, Heer Meza, beroemd Doclor in deeze Stad te gedenken. V Was U Ed. die my in den eerften opflag, nog van myne ervaarenheid onbewujl zynde , Uwe aanbeveeling weigerde. Maar V was pok UEd. die gezien hebbende, hoe ik my in  OPDRAGT. vu in flaat bevondt , om Kinderen welker Hoofd geklemd was, uit de Geboorte te verloffen , my aanfionds gelegenheid ver* fchafte om de Kon/1 te oeffenen aan een groot getal Elendigen, de welken een bedreeven hand uit het onvermydelyke gevaar des Doods verloft. UEd. is niet alleen in zodanige, maar ook in menigvuldige andere Gevallen, en voornaamelyk by myne Operatien op de Gebreken van het Gezigt tegenwoordig geweefl: zo dat ik UEd. met regt erkennende als een Man van bekwaamheid om Getuige te zyn van de Waarheid der Gevallen in dit Traktaatje vootgefield, het Uwer Gun/Ie aanbeveele: hopende hier door ook een blyk te geeven van myne Hoogagtinge, en van de dankbaarheid die ik UEd. verfchuldigd ben. Ik zal niet meer Geleerde Heer en noch Er vaar ene Praktizyns, gelyk den fchr anderen Heere David de Meza Junior, of de Beroemde Dodoren van Embden, C. E: Muller of anderen, die my menigmaal in de Operatien met raad en daad hebben bygefiaan, te hoop haaien om myn gezegde te bevefligen. Ik ben reeds verre genoeg van den weg afgedwaald om U, Wel Ed. Gejlr. Hoog Geleerde Heer, te betuigen, met hoe veel Eerbiedigheid en * 4 fchul-  vin opdragt: fchuldige Onderdaanigheid ik ben en bly*> ve Van U, Wel Edele Geftrenge Heer m Zeer Geleerde Hoogleeraar. De zeer genegen en verpligte Dienaar. j. p. rathlauw. voor-  VOORREDEN OVER 't SAMENSTEL van 't OOG, de EIGENSCHAPPEN van 't GEZIGT, en DERZELVER GEBREKEN. DE menigvuldige Kwaaien, aan welken 't Oog is bloot gefteld, hebben aan fommigen gelegenheid gegeven, om zig in k byzonder op derzelver Kenniffe en Geneezinge toe te leggen. Hier om zyn 'er van den aanvang der Geneeskunde, tot nu toe, Oogmeefters geweeft ; om de zelfde reden naamelyk , om welke 'er byzondere ClaflTen van Tandmeefters, Ledezetters, enz. waren. Maar de weinige geregeldheid die men tot nog toe onder dezelven vindt, en de onvolkomenheid nog hedendaags in dit gedeelte der Geneeskunde plaats hebbende, vorderen dat men dezelve op eene meer geregelde wyze, en die meer naar de Ondervindinge en de Praktyk gefchikt is, behandele. Dat dit gedeelte der Praktyk nog zo onvolmaakt is , komt hier uit voort, iDat dezelve, van de alleroudfte tyden af,  2 OOGMERK van af, ge weeft is in de handen van Kwakzalvers , die zonder eenigen Regel en zonder eenige Kundigheid, niets gebruikten dan zekere fpecifike Middelen, dewelken zy in byna alle de Gebreken der Oogen voor onfeilbaar opgaven ; gelyk in 't byzonder die koftbaare Oogwatertjes, daar zy zo veel gelds van maakten. 2. Dat zy hunne Kundigheden niet uit de algemeene Beginzelen der Geneeskunde haalden. 3. En eindelyk; dat het eenige oogmerk van hunne Praktyk niet de Geneezing was maar de Geldwinninge. Men kan zelfs zeggen , dat de Geneeskundigen, die zig een weinig op de Geneezinge der Ooggebreken hebben toegelegd , zeer weinig toegebragt hebben tot de Volmaakinge der Kenniüe, die wy 'er tegenwoordig van moeften hebben. Sommigen heeft het aan Kundigheid in de Gezigtkunde en Natuurkunde ontbroken, ten minften aan zo veel Kundigheid , als 'er noodig was , om te begrypen waarin eigenlyk het Gezigt beftondt, en welke deszelfs Gebreken waren. Anderen hebben zo veele duifterheden over de Befchryvinge van derzelver Uitwerkingen en Toevallen verfpreid, dat zy dus de Kwaaien, die zeer wel tot eenige Claflen gebragt konden wor-  den SCHRYVER. 3 worden, in 't oneindige vermenigvuldigd hebben. Dit werdt veroorzaakt, doordien fommigen zig zeer naauwkeurig bepaalden aan de fchikkinge der Deelen, die door de Ontleedkunde bekend is geworden, zonder te onderfcheiden, of de zelfde Kwaal, in byzondere Deelen van 't Oog, niet gevoeglyk op eene zelfde wyze behandeld kon worden. Anderen , eindelyk, die al te bygeloovig waren omtrent zeker foort van fpecifike Middelen, hebben zo wel de Kentekenen als de bekwaame Behandelinge deezer Gebreken verwaarlooft. Om derhalven deeze ftoffe met meerder klaarheid te verhandelen, zullen wy niet alleen de Uitwerkingen voorftellen, welken het Ligt op onze Oogen heeft, maar ook derzelver famenftelling volgens de Ontdekkingen der Ontleedkundigen, en eene algemeene fchets geeven van de Kwaaien, die zo uit als inwendig in het Oog kunnen plaats hebben. En dewyl tot dit laatfte meer Ondervindinge vereilcht wordt, dan men mogelyk van myne Jaaren zou verwagten , meen ik vryheid te hebben , om (behoudens de Regelen van Betaamelykheid en zonder my zelve tonregte te beroemen) den Leezer te verzekeren, dat ik in eene dertien-Jaarige Praktyk, bin-  4 OOGMERK van binnen deeze Stad Amfteldam en elders, zo veel Lieden van aanzien,zo wel als Gemeenen, en van allerlei foort, tot Getuigen kan bybrengen, dat ik niet twvfel of de redelykheid zal hen allen, de gelukkige Gevolgen van myne Behandeling doen beveiligen. En wat de Gebreken der Oogen betreft, daar omtrent heb ik geduurende dien tyd eene naauwkeurige Aantekening gehouden van alle (die ik dagelyks behandelde, en dik wils in 't byzyn van voornaame Doétoren, waarvan'de meesten met my, als braave Lieden hebben omgegaan; doch anderen, door afgunfl: gedreeven, my ook wel eens met veragtinge hebben bejegend, my noemende een Vreemdeling, die op kollen van anderen , en wel van een' der Doorlugtiglte Vorsten, teParys gefludeerd hadde. 'tls waar, ik fchaame my in deezen geenszins de Milddaadigheid te erkennen van onzen Dierbaaren Prins den Doorlugtigen Erfstadhouder deezer Vereenigde Provintien , nog die van haar Koninglyke Hoogheid, deszelfs Doorlugtige Gemaalinne; van wien ik zo veele weldaaden ontvangen heb, en welker gunftige befcherminge het my leed is om eene beuzeling te hebben verlaaten, hoewel anderen  den SCHRYVER 5 ren hebben voorgegeven, dat het om kwaade ftukkenof bedryven ware; maar dat zy ongelyk hebben kan ik de geheele Weereld aantoonen; en tevens dat ik niet ondankbaar ben, om myne verpligtinge aan hunne Doorlugtige Hoogheden te betuigen. Wat Rampen en Verdrukkingen heeft my eene diergelyke afgunftigheid niet doorgaans, en wel inzonderheid in het ftuk der Vroedkunde toegebragt, voor en al eer ik het geluk hadde van aan de geheele Weereld te doen blyken, dat ik een Geheim gelyk aan dat van Roonbuizcn tot Verloiïinge der Baarenden bezat en wel wift te gebruiken. Heeft het Algemeen het aan my te danken,dat hetzelve thans niet langer een Woekeraars Inftrument, maar voor alle kundigen op alle plaatfen tot een bekwaam middel om zo veele elendigen van de Dood te bevryden, geworden is O). Ik dank den Gee- (a) Het komt 'er juift niet op aan, of dit Inftrument in alle zyne deelen van de zelfde gedaante zy als 'r geene men zo geheim gehouden heeft, en voor welks dienft men de Lieden zo veel gelds aiperfte. Doch dac het van even zo veel gebruik en dknft, zo niet gemakkelyker en zekerder is dan dat van Koonkuizen, leert de Ondervindins, en het is nu ook door den Geleerden Heere Doctor de Wmd, in zyne Verhandeling over de Reddtnge vm t Geklemde Hoofd, beveftigd.  6 OOGMERK van Gcever van alles, dat Hy my deeze ongeftuime Zee zo gelukkig heeft doen paüeeren, zonder fchipbreuk te lyden, en doen aanlanden in een behouden en geruite Haven, alwaar ik hope myn leven verder in meer genoegen tot dienft der Noodlydenden te mogen verflyten lk zal my dan niet ophouden met liaatelyke Voorvallen en onbeleefde Bejegeningen op te haaien; maar my keeren tot myn tegenwoordig oogmerk om de Gebreken der Oogen, en derzelver Geneezing, te befchryven. Ik heb te vooren gezegd, dat ik, geduurende myne demenjaarige Praktyk, aantekening gehouden heb van alle Oogkwaaien die my voorgekomen zyn: naamelyk zodanigen die eenigszins aanmerkelyk of van be ang waren. Dit niet alleen , ik heb wLf ULll'e,nde -den ^ van dertien Maanden dien ik by den Heer Saint Tves te Parys heb doorgebragt, dagelyks aanmerkelyke Gevallen bygewoond' van de behandclinge van Menfchen, die' Gebreken aan hunne Oogen hadden. Van alle deeze Kwaaien heb ik naauwkeunge Aantekeningen gehouden, en te v/rtrek heeft Ed. my de Voorfchnften van alle zyne Geneesmiddelen vereerd. Verder heb ik binnen Londen, en in een groot gedeelte van  den SCHRYVER. 7 van Duitfchland, ook veele merkwaardige Voorvallen gezien, en van alle dezelven aangetekend, wat my voorkwam van eenige nuttigheid te kunnen zyn. Na dat ik hier ter plaatfe, en in deeze Stad, den Vroedkundigen twift geëindigd hadde, zyn myne gedagten hier op gevallen, om naamelyk de duifterheid der Behandelinge van de Oogkwaaien , was 't mogelyk, op te helderen. Eenigen tyd werd ik 'er in opgehouden , door het herdenken aan de heevige Verbitteringen en Tweeipaltigheden, welken myne Ontdekkinge van het Geheim der Verloffinge, waar mede ik het Algemeen zo veel dienft meende te doen, in deeze Stad heeft veroorzaakt onder de Bezitters van het zo genaamde Geheim van Roonhuizen: die eindelyk, ziende dat men zonder in hun Complot te zyn , de Elendigen immer zo wel, indien niet veiliger kon verloflen, dan met hun zo dierbaar Geheim , uit fchaamte hebben moeten ftille zwygen. Ik derhalven, dit ziende, en befpeurende dat hunne Nydigheid voor alle Ervaarene Praktizyns ten toon was gefield , befloot eindelyk dit Werk zonder fchroom uit te geeven. Ik was reeds,  8 OOGMERK van reeds, in 't Jaar 1748, met een Boekverkooper daar óver in Onderhandeling, wanneer ik uit de Engelfche Niéuws-Papieren vernam, dat 'er herwaards zeker Oculifl op weg was, dien men den naam gaf van den Heer Hofraad Hilmer. Niet lang daar na kwam ook het gerugt van de bekwaamheid van den Heer Taylor tot ons over, en dat men denzelveh alhier flondt te verwagten. Ik befloot derhalven de Uitgaave van dit Werk zo lang uit te flellen, tot dat ik de ervaarenheid dier Mannen nagegaan , hunne Kuuren bygewoond , en my hier door in de Geneezinge der Gebreken van het Oog nog meer zou geoeffend hebben. De eerftgenoemde dan alhier gekomen zynde , begaf ik my by denzelven, om van zyne handigheid overtuigd te worden, doch bevond weihaalt , dat hy niets verftondt dan met de Cat ar aften te fpeelen, 't zy dezelven wel of kwaalyk gefield waren; als ook dat hy gantich* niet behendig in de Operatie was; en dat zyne kennis in de verdere Ongemakken, zo van 't Oog als de andere Deelen niet wyd flrekte; gelyk alhier in 't fluk der Doofheid en der Vallende Ziekte ook ten duidelykllen gebleeken is. Hy hadt nogthans al-  dek S C H R Y V Ë R. S> alhier dagelyks een grooten toeloop van Oog-Patiënten; en zo verre 'er iets in zyne Behandeling was, dat ik goedkeurde, heb ik 'er my zo in 't algemeen als in 't byzonder van bediend. Belangende den Heer Taylor, wiens roem in alle de Niéuws-Papieren met geweld werdt uitgebazuind , en die in deeze Provintien in den eerften opflag hemelhoog verheeven werdt; verwierp ik ook alle vooroordeel en na zyne Voortgangen in den Haag vernomen te hebben, dewelken zeer breed werden opgegeven, zag ik hem eindelyk alhier aankomen. Hy hadt hier niet lang geweeft , of ik werd door verfcheidene voornaame Doétoren aangelpoord, om by hem te gaan en zyne Bekwaamheid te onderzoeken. Ik deed zulks, en na my niet zonder merkelyke Koften by hem bekend gemaakt te hebben, kreeg ik gelegenheid om alles wat hy uitvoerde van naby te befchouwen. Op den eerften dag, dien ik by hem doorbragt, heb ik een getal van 170 Menfchen , die altemaal verfchillende Oogkwaaien hadden , aangetekend ; 't welk een getal is zo groot, als fommige Oog-Meesters geduurende hunnen geheelen Leeftyd niet gebeuren mag te zien. * * Ver-  io OOGMERK van Verder geraakte ik, door de aanbeveeling van ten Goed Vrind, den Heer Corrovond, Chirurgyn-Major onder het Regiment van Villattes (*j, nader en op eene vertrouwelyke wyze met den Heer Taylor bekend , 20 dat ik hem niet alleen alle openbaare maar ook particuliere Operatien zag verrigten. Zelfs maakte deeze Heer geene zwaarigheid, om my , voor zyn vertrek , de Voorfchriften van alle zyne Geneesmiddelen te doen magtig worden. Hy heeft naauwlyks eene Operatie in deeze Stad gedaan, welke ik niet bygewoond hebbe ; en behalven dat heb ik 2,1 Dagen en Nagten agter malkander doorgebragt, en veele Onkoften gemaakt, om alles wat aanmerkelyk was van hem te bekomen. Ik bragt geduurende dien tyd den dag fteeds door , met het Waarneemen en Befchryven der Gebreken, en de Nagt met het laaten Aftekenen van 't gene my nog verfch (*) Ik kan alhier niet nalaaten deezen Heer Corro* •vond aan het Algemeen te recommandeeren, als een Man die niet alleen eene uitmuntende kennifle in zyne Kond bezit, maar ook een groot Kenner der Oogkwaalen is. Om deeze reden had ik te meer vertrouwen om my met den Heer Taylor in te laaten, dewyl zyn Ed. by hem was met een Heer die een Gebrek aan zyn Oog hadt.  den S C H R Y V E R. rr verfch in geheugen lag , en van de Tekeningen zyner Verzameling, in zo verre dezelven niet klaar genoeg belchreeven konden worden. Doch niettegenftaande 'er zeer ervaarene Chirurgyns , als de Heeren Corrovond en Perotet, met my , geduurende dien tyd , by den Heer Taylor verkeerd hebben, en alle Operatien mede bygewoond ; en dat 'er ook andere braave Mannen zig met hem hebben ingelaaten ; werdt dit nogthans een nieuwe bronader van lafteringen tegens my , als of ik een volkomen Aanhanger van Taylor geworden ware en niet dan door zyne Oogen meende te zien. Dus dwaalen de menfchen, die eens anders doelwit naar den uitwendigen fchyn willen afmeeten, en niet begrypen hoe veel ervaarenheid 'er vereifcht wordt om een bekwaam Oculifi: te zyn. Zelfs durf ik ten dien opzigte den Leezer wel wyzen, tot liet gene 'er dien aangaande in de Vertaaling der Heelkunde van den Heer ProfelTor Hei/ter door UIhoorn, en in den Laatften Druk deezer Heelkunde door den Heer Heijler zelf is voorgedragen ; hoewel het mogelyk niet geheel en al van partydigheid ontbloot is. Men ziet daar dat de Heer Taylor, reeds voor twintig Jaaren, door ** 2 de  ia OOGMERK van de Geneesheeren van dien tyd als een Orakel is nageloopen ; 20 dat ik niets meer gedaan heb dan het voorbeeld dier Heeren te volgen , waar toe ik my verbeelde nog meer reden te hebben , dewyl ik vaftftelde, dat iemand die voor twintig jaaren reeds 20 vermaard was, geduurende dien tuffchentyd merkelyk toegenomen ten minften niet minder kundig moeft geworden zyn. "Wat nu myn eigen oordeel betreft, moet ik 2eggen hem ook bevonden te hebben een Ervaaren Man te zyn , doch die by 2yne Kundigheid een gebrek hadt, 't welk de Menfchen die van eene Omzwervende Natuur 2yn , dikwils aankleeft; waar van ik hier ter plaatfe niet meer 2al fpreeken, maar wel in 't vervolg van dit Werk over de Oogkwaaien, en in de Befchryvinge van de Gebreken 2elve, daar het te pas 2al komen. In 't byzonder zal ik in de Verhandeling van de Zwarte Staar (Gutta Serena j tragten aan te toonen , dat fchoon Taylor wyze Mannen en zelfs beroemde Profeflbren heeft weeten te blinddoeken ; als of hy met de gewaande Zilveren Ralp Stuiptrekking gen in 't Oog maakte, en dus het gemelde Ongemak, de Gutta Serena, herftelde; zulks niet alleen onwaar maar ook onmogelyk is. Ik heb dit den Ervaaren  den SCHRYVER: 13 ren Heere Doélor Lo ... . en meer anderen ten mynen huize aangetoond , en zelfs zonder fchroom den Heer Taylor aangeweezen , dat het bedrog was; het gene ik nog bereid ben te doen aan alle de genen , der Zaaken Kundig , die my zulks zouden willen vergen , of aan de waarheid van 't gezegde twyfelen. Doch gelyk de eene Zwarte Staar zo veel van de andere verfchilt als de dag van de nagt, even onwederlprekelyk is het, dat 'er in de Konft Middelen en Manieren van Behandeling bekend zyn , Waar door men in Haat is het eene dier Gebreken tot herftellinge te brengen, terwyl men het andere voor ongeneeilyk moet verklaaren. Sommige Praktizyns , deeze Uitwerkingen ziende, hebben ook de reeds gevormde Beginzels van eene weezenlyke Cataraffa met Kwik-Middelen willen geneezen. Doch dit is ten uiterften verwerpelyk en in 't geheel te verfoeien; en heeft zyn oorlprong uit geen anderen grond , dan dat onze Voorouders ons dit hebben nagelaaten. 't is waar wy zyn hun voor veele Uitvindingen verpligt, maar van de CataraBa hadden zy geen regt denkbeeld, 't welk genoegzaam blykt uit de moeite die men thans nog heeft, om veelen te overtui** 3 • Sen  14 OOGMERK van gen wat de Catara&a zy , nu men 'er eene zekere kundigheid van heeft. Ik heb nu reeds gefproken van een Werk over de Gebreken der Oogen, zo dat het den Leezer miffchien vreemd zal voorkomen, alhier niets anders dan eene Befchryvinge der Cataratla en de Afbeeldinge van derzelver byzondere foorten, met nog een of twee Afbeeldingen van het Glaucoma, en van eene zwaare OogOntfteekinge , Chemofis genaamd, te vinden. Doch ik verzoek den Geeerden Leezer, dat hy gelieve aan te merken, dat •wat myn Oogmerk in deezen belangt, ik voorneemens ben een diergelyk Werk over de Gebreken der Oogen te laaten drukken , edoch niet dan ftukswyze ; eensdeels om de nieuwsgierigheid der genen, die van myn Oogmerk bewuft zyn te kunnen voldoen , en andersdeels, om my niet te verhaaften met het uitgeeven van ftukken , die nog door nader Waarneemingen kunnen opgehelderd worden. En dewyl my dagelyks veele Voorbeelden van allerhande foort voorkomen, meen ik gelegenheid te zullen hebben, om den Leezer in 't vervolg veele Zaaken, die zyne opmerkinge waardig zyn , voor te Hellen. Ik heb my in dit Stukje hoofdzaakelyk aan de Catarada bepaald, om dat dezelve  den SCHRYVERi 15 ve eene der voornaamfte Gebreken van het Gezigt is, en door welker goede of kwaade Behandeling zeer veel voordeel of nadeel aan den Patiënt kan toegebragt worden. Ik heb derzelver byzondere foorten tot meer klaarheid, op eene manier , die myns weetens nog in geene Gedrukte Werken over de Heelkunde gebruikt is, naamelyk met leevendige Koleuren, laaten aftekenen ,en geene moeite nog koften ontzien , om zulks wel te laaten uitvoeren. Dus meen ik ook met de andere Stukken die in 't vervolg zullen uitkomen te werk te gaan, en dezelven zodanig te laaten drukken, dat zy zeer bekwaamelyk in eenen Band by den anderen gebonden kunnen worden en te famen een redelyk Deel uitmaaken. Dat ik hier agter eene Afbeeldinge en Befchryvinge van eene by uititek zwaare en gevaarlyke Oog - Ontlteekinge gevoegd heb, is gefchied om derzelver aanmerkelyklieid en het groot belang dat 'er fteekt in dezelve wel of kwaalyk te behandelen. Ik heb aldaar iets van myne Manier van Behandelinge gemeld, en zal vervolgens in het Stukje dat van de OogOntfteekingen zal handelen (zo God my 't leeven guntj aantoonen, welke de veiligfte Manieren zyn om deeze Gebreken met een goed gevolg te behandelen. Men zal 4 daar  16 OOGMERK daar onder dingen vinden die vreemd zyn^ doch niet en nuffen , indien iemand maar in ilaat is om eene Veneriale Ophtalmie van de anderen te onderfcheiden. Ik heb in 't Jaar 174,9 veertien gevallen gehad van verfcheiden zwaare Oog-Ontiteekingen, die door my altemaal met een goeden uitllag behandeld zyn. Om nu deeze Voorreden van een algemeen gebruik te maaken voor alle de Stukken over de Gebreken der Oogen, zo in als uitwendigen, die ik in 't gevolg meen uit te geeven, zo wel als tot een Inleiding voor dit tegenswoordige Stukje over de Cataraffa, zal ik volgens myne beloften. 1. Eene Befchryving geeven van het famenitel des Oogs. 2. Zal ik de Verfchynzelen van 't Gezigt op eene korte en duidelyke manier tragten te verklaaren. En ten 3. Eene algemeene fchets geeven van de Ziekten der Qogen, derzelver Onder» fcheidinge en Verdeelinge. Ik zal in dit alles de Gevoelens der befte en nieuwfte Untleedkundigen, zo veel 'er tot myne kennilTe gekomen zyn , benevens 't geen ik uit lömmige Geleerden mondeling of by gefchrifte verflaan heb, en in 't byzonder de gedagten van den Heer Ferrein% vermaard Oculift te Parys, volgen.  17 Over 't SAMENSTEL van 't OOG. De uitwendige plaatzing en gedaante van het Oog is al te bekend dan dat ik my zou ophouden met dezelven te befchryven , gelyk men ook, omtrent deszelfs beweeginge en belluitinge binnen de Oogleeden, de Ontleedkundige Schryvers kan nazien. Ik zal voornaamelyk agt geeven op de famenftelling van den Oogbol of het eigenlyke Oog. 't Is een ieder bekend dat hetzelve in Menfchen byna volkomen rond is , ik zegge byna volkomen om dat 'er aan 't voorfte gedeelte zekere uitpuiling plaats heeft , die ronder is dan het overige. Anderszins is de Oogbol volkomen rond en glad, als hy ontbloot is van de Spieren die hem beweegen. De Oogbol wordt omkleed van drie voornaame Vliezen; welker buitenfte genoemd wordt de Sclerotica of het Harde Vlies; het middelfte de Cboroides ; en het binnenfte de Retina of het Netvlies. Het eerftgenoemde of buitenfte Vlies omvangt het geheele Oog, en beilaat den omtrek van deszelfs Bol geheel en al; maar deszelfs voorlykfte gedeelte is door** 5 fchy-  18 Over V SAMENSTEL1 fchynende , en omkleedt de gemelde uït2 puiling, die een gedeelte is van een kleiner Kloot; en door de doorlchynendheid van dit gedeelte van het Vlies , onderfcheiden wordt van het overige gedeelte, 't welk van eene gryze koleur is. Dit laatfte gedeelte behoudt zynen naam van Sclerotka , en het andere doorfchynende noemt men Cornea of Hoornvlies , hoewel het eerfte ook fomtyds het Ondoorfchynende Hoornvlies , en dan het andere, tot onderfcheidinge, het Doorfchynende Hoornvlies genoemd wordt. Het tweede of middelfte Vlies, 't welk Choroides genoemd wordt, breidt zig van de Gezigt-Zenuw tot aan den rand van het Doorfchynende Hoornvlies uit, alwaar het redelyk vaft aangehegt wordt door een Ring van kleine witte Vezeltjes, die den Ooghairigen Band (Ligamentum Ciliare) uitmaaken. Vervolgens breidt zig dit Vlies nog verder agter 't Hoornvlies uit, langs eene ronde loodregte Vlakte , die in 't middelfte eene ronde Opening heeft, en het Druivenvlies, ( Uvea) of de Iris genoemd wordt. Deeze Opening in 't midden van het Druivenvlies is de Oogappel; en de cirkelronde vlakte, waar in dezelve plaats heeft , beftaat uit ftraalswyze Vezelen bekwaam om den Oogappel te verwyden, en uit cirkelrond loo- pen-  v ï n V OOG, 19 pende Vezelen, die denzelven doen inkrimpen of famentrekken. Behalven dat wordt dit Vlies verdeeld in. twee byzondere Vliezen , waar van het buitenfte den naam van Cboroides behoudt, en het binnenfte dien van Fuifcbiana , om dat het door den Heer Profeflör Ruifcb ontdekt is, verkreegen heeft. Het Druivenvlies of de Iris is aan de binnenzyde bedekt met een zeker zwart Kleurzel, *t welk men Pigmentum Atrum noemt, en 't welk geplaatft is tiifTchen de Vezeltjes waar uit hetzelve beftaat, en die dit Vlies doen uitfpreiden of inkrimpen. Het Netvlies {Retina) is dat ilymagtige Vlies, 't welk zig van den ftam der Gezigt-Zenuwe uitbreidt tot aan den rand van 't Kryftallyn. Hier uit blykt, dat hetzelve een groot gedeelte van den inwendigen Oogbol beilaat; maar de Heer Ferrein heeft ontdekt dat dit Vlies de oppervlakte van een volkomen Bol bekleedt, zynde over het Kryftallyn van vooren en van agteren uitgefpreid, en hetzelve in zyne verdubbeling omvangende; 't welk ik geduurende deezen Wintertyd in verfcheiden geprepareerde Oogen ook aldus heb bevonden. De zelfftandigheid van het Netvlies, welke over den omtrek van het Cboroides ilymagtig , week, witagtig en rede- lyk  ao Over *t SAMENSTEL Jyk dik is, verdeelt zig , aan den rand van 't Kryftallyn komende, in twee dunne , doorfchynende en Veeragtige Vliesjes , welker een de voorfte en het ander de agterfte oppervlakte van 't Kryftallyn bedekt. Deeze twee Vliesjes, of Klootronde Plaatjes, die in den omtrek van 't Kryftallyn aan elkander vaft zyn , maaken te famen een foort van Beursje of Huisje (Capjula Crijlallini) genaamd, waar in het Kryftallyn rondom beilooten legt. Dit wordt klaar beweezen in opgevulde Oogen , die men in eenig Zuur Vogt te weeken heeft gelegd. Dus is dan het Netvlies onderfcheiden in twee byzondere deelen, het eene Mergagtig 't welk het binnenfte van den Oogbol bedekt , en van overlange is bekend geweeft; en het andere Vliesagtig , over 't Kryftallyn uitgefpreid , en nu eerft ontdekt. Dit geheele Vliesje wordt doorreegen van zeer kleine Bloedvaatjes, 't welk ons zo wel de inlpuitingen met Was, in de Oogen van Kinderen gedaan , als de geweldige inwendige Oog-Ontfteekingen, die dit Vliesje zig rood doen vertoonen, aanwyzen. Be halven deeze uitbreidinge van het Netvlies over het Kryftallyn, zyn 'er nog een foort van Vezelen, die van den omkring van 't Choroïdes naar 't Kryftallyn loo  VAN 'T O O G. 21 ïoopen, en Proceffus Ciliares , of, om dat zy te famen genomen een foort van Ring of Kraag uitmaaken , de Ooghairige Vezelkring genoemd worden. De eene omtrek van dien Ring is vaftgehegt aan de inwendige vlakte van het Choroldes en de andere,. die de kleinfte is, kleeft aan den rand van de Capjula Cristallini. Men kan dit eerfte beginzel van deezen Vezelkring, 't welk aan 't Choroïdes valt is, deszelfs Wortel noemen , en het einde, aan den rand van 't Krystallyn, de Franges. De buitenzyde van deezen Vezelkring wordt, even als de binnenzyde van 't Druivenvlies, met een zwart Kleurzel overdekt; 't welk de Ligtftraalen belet aldaar eenige aandoeninge te maaken. Uit het geene tot dus verre gezegd is volgt, dat men de drie voornaame Vliezen van het Oog , de Sclerotica , Choroïdes en Retina kan aanmerken als de oppervlakten van drie eenmiddelpuntige Klootenaan elkander raakende in het grootfte en agterfte gedeelte, maar van een geicheiden in het voorfte gedeelte, 't welk het kleinfte is. De van een feheidinge deezer Vliezen maakt drie Holligheden in 't Oog, welker eerfte, van vooren naar agteren gerekend, het voorfte Oog- Kamertje genoemd  22 Over 't SAMENSTEL noemd wordt. Dit wordt van vooren bepaald door de Klootronde Vlakte van het Doorfchynende Hoornvlies, en van agteren door de vlakte der Iris, doch niet geheel geflooten, wegens de ronde Opening in derzelver midden, waar door het de Ligtftraalen doorlaat en gemeenfchap heeft met het andere'Kamertje. Dit is de tweede Holligheid , die het agterfte Oogkamertje genoemd wordt. Het wordt van vooren bepaald door de gemelde vlakte der Iris, en van agteren bellooten door 't Kryftallyn , of eigenlyk door het voorfte gedeelte van desZelfs Huisje of van de Capfula. Dit Kamertje heeft eene Ringswyze driehoekige ruimte , om dat de voorfte oppervlakte van 't Kryftallyn van eene klootronde gedaante is, en de vlakte der Iris plat, en in 't midden, aan den rand van den Oogappel , zeer naby het midden van 't Krystallyn komende en fomtyds aan deszelfs Huisje raakende. Verbeeld u, dat deeze Letters IC, byna aan elkander raakende, de rondheid van 't Kryftallyn en de vlakte der Iris betekenen, en dat zy boven en onder geflooten zyn ; en dewyl zulks in den geheelen omtrek plaats heeft, zo blykt dat dit Kamertje van eene Ringswyze driehoekige gedaante is. De derde Holligheid is de ruimte die het  van 't OOG. 23 het Kryftallyn bevat; zy wordt het Kasje of de Capfula genoemd , en maakt een foort van Beursje of Huisje. Behalven deeze blyft 'er nog eene groote ruimte in het agterfte deel des Oogs over , die van alle de drie Vliezen byna omvangen wordt; doch deeze is met het Glasagtige Vogt t1 eenemaal opgevuld ; gelyk de twee Oogkamertjes door 't Waterige Vogt en het Beursje van 't Kryftallyn door het Vogt van Morgagni. De drie zo genaamde Vogten van het Oog, die deszelfs geheelen Bol opvullen, en oorzaak zyn van de Breekinge der Ligtftraalen, en van de vorming der Beelteniflen van de Voorwerpen op het Netvlies; zyn het Waterige, het Kryftallyne en het Glasagtige Vogt. Het Waterige Vogt van het Oog is zeer dun, vloeibaar en doorfchynende in Menfchen, doch in fommige Beeften, gelyk by voorbeeld in een Karper, heeft het een weinig meer ftyvigheid. Dit Vogt beilaat en vervult de twee Oogkamertjes. Het Kryftallyn gelykt zeer veel naar een ftukje Glas of Kryftal, waar van het Zyn naam heeft : deszelfs digtheid wordt naar het middelpunt geduurig grooter. Het fatzoen van dit lighaam is gelyk dat van «en Vergrootglas, dewyl het beftaat uit twee  2+ Over 't SAMENSTEL twee Bolronde oppervlakten, tegen elkander aangevoegd en loodregt in 't Oog geplaatft. De inwendige famenftelling is gelyk aan die van een Uyen , dewyl zy uit verfcheidene Schilfertjes of Plaatjes beftaat. Het is geplaatft tuflchen de verlangingen van het Netvlies, in het Beursje, datwy zo even befchreeven hebben; rondom los en byna dryvende in eene zeer fyne Vogtigheid, binnen dat Beursje bellooten , die de Vogtigheid van Morgagni geheeten wordt. Men noemt dit Lighaam doorgaans 't Kryftallyn, of wel 't Krystallyne Lighaam, om dat het eigenlyk meer de gedaante heeft van een vall Lighaam, dan van een Vogt. Het Glasagtige Vogt, dus genaamd om dat het de gedaante heeft van buigzaam Glas, en om dat het in Straalbreekend vermogen zeer naby aan het Glas komt, is die Doorfchynende Klomp, welke het agterfte en voornaamfte Deel van den Oogbol vervult. Het is famengefteld uit eene oneindige menigte kleine Celletjes of Blaasjes, die eene zeer vloeibaare en doorfchynende Vogtigheid bevatten. Doch dewyl deeze Blaasjes zeer klein , geheel doorfchynende, en hier door in een Leevendig Oog onzigtbaar zyn, worden zy door een Wonde, die by toeval of door Konft in de Rokken van 't Oog gemaakt is, . me-  VAN *T OOG- <£f mede uitgeftort en veroorzaaken, dat het nitloopende zig flymagtig en taai vertoont. Dit geheele Lighaam wordt van een zeer dun Vliesje, 't welk aan 'c zelve eigen is omvangen. Het ftrekt zig van agter het Kryftallyn en van rondfomme tot aan den bodem of het agterfte des Oogs uit. Het ontfangt het Kryftallyn van vooren in een foort van Kas, of ingedrukte Holte, met het gemelde Vliesje overtoogen; welke dus twee Vliesjes heeft het eene van 't Glasagtige Vogt zelf, en het andere van 't Kryftallyn , zynde het agterfte van deszelfs Capfula. Behalven dat wordt het Glasagtige Vogt, rondfomme, daar het buiten den rand van 't Kryftallyn uitpuilt, nog bepaald door den Ooghairigen Vezelkring, te vooren befchreeven. Men ziet hier uit den misilag der Ontleedkundigen, die gemeend hebben dat het Kryftallyn van agteren alleenlyk bekleed werdt met het Vliesje van 't Glasagtige Vogt. Wy komen nu tot de befchryvinge der Vliezen, die bet voorfte en buitenfte gedeelte van liet Oog bekleeden. Daar heeft men voor eerft de Conjmtfiva, anders ook Adnata of 't Aangewaifen Oogvlies genaamd, om dat het van buiten aan den Oogbol wordt gehegt, en niet tot deszelfs eigenlyke Vliezen behoort. Dit is . een  36 Over 't SAMENSTEL een los beweeglyk Vlies , 't welk van het inwendige en agterfte gedeelte der Oogleden ontfpringt, en van daar eerfl: uitgefpreid wordt over het Ondoorfchynende, en vervolgens ook overliet Doorfchynende Hoornvlies, waar aan het vaftkleeft, doch door kokend Water kan afgefcheiden worden. Hier op volgt de Tunica Cellularis, die het Wit van het Oog eigenlyk uitmaakt ; en zig over de Sclerotica tot aan den rand van 't Hoornvlies uitfpreidt. In derzelver Celletjes Horten de Bloedvaatjes van de Conjuncliva, die in de OogOntlteekingen zigtbaar zyn, fomtyds hunne Vogten uit, dewelken aldaar in Etterige en Scherpe ftoffen kunnen veranderen. Eindelyk hebben wy den derden of inwendigen Rok, die naauwlyks den naam van Rok of Vlies verdient, om dat dezelve zeer weinig plaats bedekt, en enkel uit de uitbreidingen van de Peezen der Spieren, die in de Sclerotica eindigen , en dienen om het Oog te beweegen , gemaakt wordt. Deeze Peezen worden'op eenigen afftand van den rand van \ Hoornvlies in de Sclerotica ingeplant, en als volkomen met dezelve vereenigd, breidende zig verder tot aan den gemelden Rand van 't Doorfchynende Hoorn-  VAN 'T OOG. 2? Hoornvlies uit. Dewyl dit laatlie Vlies onder de twee voorigen gelegen is, en om de gezegde reden, komt het weinig inaanmerkinge, doch kan mogelykdoordeuitftorting der Scherpe Vogten op hetzelve, de zitplaats zyn van die allergeweldigfte Pyn in de Oog-Ontfteekingen plaats hebbende. Dus de deelen die den Oogbol famenftellen befchreeven hebbende zal ik het overige alleen kortelyk doorloopen. De Oogbol beeft zes Spieren , die hem beweegen , uit en in liet Ooghol trekken en naar alle kanten draaien en wenden. Vier deezer Spieren worden Regte genaamd , om dat zy aan vier zyden van den Oogbol uit de Beenige Holte voortkomende , en regt voortgaande , in de Sclerotica geplant worden , gelyk ik zo even meldde. Deeze zyn in Haat om het Oog naar alle kanten te beweegen 9 doch tot geweldige zydelingfe beweegingen worden zy geholpen van twee andere Spieren , die de Schuinfe genoemd zyn , om dat zy, ook uit het Ooghol gefprooten , Ichuins voortgaan, en bezyden de voorigen , de een om laag en de ander om hoog , in den Bol geplant worden. Deez,e laatfte loopt over een foort van Schyf of door een Ringetje , 't welk aan den bovenkant van 't Ooghol, naar de Neus toe, vaft is, * x en  28 Over 't SAMENSTEL en dus eene zonderlinge bekwaamheid heeft om het Oog om te wentelen. Verder komt bier nog in aanmerkinge de zagte Vettigheid, in welke de Oogbol gelegen is , en die voornaamelyk" onder denzelven en in liet agterfte gedeelte naar de Gezigt-Zenuw geplaatft is, en welker gebrek eene Onbeweeglykheid kan veroorzaaken. Eindelyk zal ik nog een woord zeggen van de Oogleden. Dit zyn twee Vliesagtige dunne zelfftandigheden, bekwaam om in 't ronde over het Oog uit gefpannen te worden, en wederom , in een gevouwen zynde , hetzelve geheel bloot te laaten. Zy worden van buiten bedekt door de gemeene Bekleedzelen, en van binnen zyn zy met een zeer teer, gevoelig Vlies overtoogen , 't welk vol is van Zenuw-Tepeltjes. Haare zelfftandigheid komt van de Huid des Aangezigts, die verdunt en omgellagen zynde dezelven uitmaakt, Ieder Ooglid heeft eenen Kraakbeenigen Rand, die 't zelve uitIpant en Veeragtig. maakt, en met kleine boogswyze Hairtjes voorzien is, die het Oog befchermen. In deezen rand zyn meer dan dertig kleine holligheden , "de Smeer-Kliertjes van Mtiboomius genaamd, die eene zagte, lymige vogtigheid uitgeeven. Behalven dat zyn 'er nog de Traan- pun-  van 't OOG. 2p punten, of openingen van de Traan, buizen , in ieder Ooglid aan den inwendigenHoek' één, en de Oorfprongen deezer Uitwendige Vogtigheden van het Oog, die wy thans niet zullen befchryven. Over de EIGENSCHAPPEN van 't GEZIGT. Het Gezigt beftaat in die Aandoening, welke het Ligt in onze Oogen veroorzaakt, om onze Ziel de Voorwerpen te doen gewaar worden , die ons omringen. Want dat onze Ziel de Voorwerpen niet onmiddelyk en niet dan door behulp van eenige Lighaamelyke Werkingen befchouwt, leert ons de Ondervinding. Wy moeten dan eerft overweegen wat het Ligt zy , en verder op welke manier het zelve in ftaat is ons de Voorwerpen te vertegenswoordigen. Het Ligt is een verzameling van Straalen , die beftaan uit oneindige zeer kleine en Veeragtige deeltjes. Dit leeren wy voor eerft, hier uit; dat veele Ligtftraalen elkander in een oneindig klein punt kunnen fnyden zonder zig te verwarren. Ten *** 3  3o Over de EIGENSCHAPPEN 2. Dat de Ligtftraalen teruggekaatft worden is een bewys van de Veeragtigbeid deezer Deeltjes. En ten 3. Haare Te* rugkaatzing met gelykc hoeken van Invallinge en Afftootinge, is een eigenfchap welke zy gemeen hebben met de Lighaamen die volkomen Veeragtig zyn. Om dat nu het Ligt zig op alle plaatfen veritrooit, moeten wy befluiten, dat het in de StofFe die ons omringt alom verfpreid is; en om dat het zig op fommige tyden niet vertoont, zoblykt dathetde beweeging der Ligtende Lighaamen noodig heeft om werkzaam te worden. De Koleuren beftaan in zekere mengelinge of fchiftinge van het Ligt , die onze Ziel gewaar wordt en zy zyn de voornaamfte oorzaak van de byzonderheden, waardoor wy de Lighaamen onderfcheiden. Volgens 't Gevoelen van Bes Cart es worden de Koleuren der Lighaamen veroorzaakt, door het vermogen dat fommige Deeltjes der Lighaamen hebben , om de Ligtftraalen op deeze of gene manier te breeken of aftekaatzen. Maar Newton heeft door veele keurige Proeven aangetoond , dat het verfchil der Koleuren voortkomt uit den aart der Ligtftraalen, van welken fommigen deeze, en anderen wederom een andere aandoening in ons verwekken dfe wy Koleur noemen. Dus heeft  van 't G E Z I G T. 31 heeft hy beweezen dat wanneer het Ligt, by voorbeeld, valt op een rood Lighaam, daar van alleen de Roode Ligtftraalen naar ons Oog teruggekaatft worden. Men onderfcheid de Koleuren in tweederlei foorten , naamelyk in Hoofdkoleuren , waar uit een witte Ligtftraal famengefteld wordt, en verder in alle andere Koleuren , uit derzelver famenvoeging beftaande, die gemengelde Koleuren genoemd worden. Eer wy nu verder overgaan tot het verklaaren van de manier, op welke de Ziel de Voorwerpen door het Ligt gewaar wordt, zal het beft zyn te onderzoeken, wat het onmiddelbaare Werktuig zy van het Gezigt. Daar zyn onlangs twee verfchillende Gevoelens over dit ftuk geweeft. Want de Heer Mariotte Helde zig tegen het gemeene Denkbeeld , dat het Netvlies de Indrnkfelen van 't Ligt ontfangt , en meende dat dezelven op het Choroïdes gefchiedden. Hy bragt ten bewyze by. 1. Dat wanneer de Tekening van een Voorwerp op 't middelpunt van de Gezigt - Zenuw'valt, op welke plaats geen Choroïdes legt , men niets van een Voorwerp gewaar wordt. 2. Dat het Netvlies Doorfchynende is en het Choroïdes daar en tegen duifter , weshalven het eerfte geene zo fterke aandoening kan %* 4 ont-  52 Over de EIGENSCHAPPEN ontfangen als het laatfte. Men kan zelfs door eene Proefneeming de Doorfchynendheid van het Netvlies betoogen : want als men een Kat levendig onder Water dompelt, zal op het Oogenblik dat het Water over zyne Oogen heen gaat, dit Dier zyne Oogappels zo fterk verwyden, dat men het Choroïdes klaar kan zien en niets van het Netvlies gewaar wordt, dan de Bloedvaten , die 'er zig door heen verfpreiden ; zo dat het volkomen Doorfchynende moet zyn. Wy zullen egter het gemeene Gevoelen niet verhaten , maar houden 't Netvlies voor het onmiddelyke Werktuig des Gezigts ; want als de Gezigt-Zenuw, of iets 't welk van dezelve afhangt eenig leed gefchiedt, befpeurt men hier van onmiddelyk de uitwerking in 't Gezigt , daar hetzelve plaats hebbende in het Choroïdes , 't welk zyne Zenuwen van het Derde Paar heeft, ' hier door de GezigtZenuw geenszins moeft aangedaan worden. De Aandoening , die het Ligt op dit onmiddelbaare Werktuig des Gezigts maakt, hangt af van de Eigenfchappen der Vogten die het binnenfte van den Oogbol vol maaken , en van derzelver vermogen om de Ligtftraalen te breeken, en te doen famenloopen in de Gezigtpunten en  van 't GEZIGT. 33 en op den grond des Oogs de Beelteniflen der Voorwerpen te maaken. Gm zulks klaar te verftaan v/ordt eene Kundigheid van de Beginzelen der Gczigtkunde vereifcht , en menigvuldige Afbeeldingen ; doch wy zullen 'er zonder dezelven een Schets vart tragten te geeven. Alle Zigtbaare Lighaamen werpen Straalen uit, die zig van alle de punten deezer Lighaamen geduurig meer en meer uicfpreiden, tot in het oneindige. Want hoe grooter de omtrek is , in welken Zy verfpreid worden, hoe meer de Straalen van elkander afwyken. Dus is het ook met het Ligt, 't welk van alle punten der zigtbaare Lighaamen of Voorwerpen wordt afgekaatft. Dit noemt men de Verfpreiding der Straalen. Zodanige Straalen zyn niet in ftaat om BeeltenhTen te maaken, om dat zy dus nooit wederom in punten, gelyk waar uit zy voortgekomen waren, lamenloopen. Tot deeze Samenloopinge worden zy niet gebragt, dan door de tulTchenkomlte van een ander Lighaam. . Neem by voorbeeld een Brandglas, dit Zal de Straalen van een Kaars , die eerlt, yerfpreidende waren , doen fimenlóopen in haare punten, en op een Papier, dat pldaar gehouden wordt, de beeltenis van * * s de  34 Over de EIGENSCHAPPEN" de Kaars maaken; maar omgekeerd 3 om dat de Straalen , die van boven komen naar om laag fchieten door het Glas, en die van onderen komen naar om hoog. Vergelyk hier mede het Kryftallyn van 't Menfchelyk Oog, en men zal begrypen hoe* de Beelteniflen op deszelfs bodem gemaakt worden. En dat dit weezenlyk plaats heeft, is ten allerduidelykfte door menigvuldige Proefneemingen op de uitgenomene Oogen van Beeften, die men van agteren van de buitenfte Rokken ontbloot hadde, beweezen. Maar dit is de eenige uitwerking van het Oog niet. Dit zo zynde zou 'er eene te groote afftand vereifcht worden , om de Voorwerpen te zien. Het Oog zou te diep hebben moeten zyn. Hierom zyn 'er nog twee andere Vogten in het Oog , die door hunne Eigenlchappen de Beelteniflen tot een bekwaamen affland van 't Hoornvlies brengen. Alle Verfpreidende Straalen, die op eene Bolronde Oppervlakte \7an een digter Stof dan waar uit zy komen, vallen, worden na elkander geboogen, Dit doet voor eerft de Oppervlakte van 't Waterige Vogt door het Hoornvlies bepaald , om dat het Water veel digter is dan de Lugt buiten 't Oog. Dus loopen de Straalen byna evenwydig door den Oog- ap-  van 't GEZIGT, 37 appel naar t Kryltallyn en dan worden Zy aan deszelfs voorfte Oppervlakte omtrent famenloopende gemaakt, dat zy naar een punt {trekken. Doch dit punt is nog te verafgelegen; weshalven zy, vallende op de Holronde Oppervlakte van 't Glasagtige Vogt, 't welk dunner van zelfftandigheid is dan 't Kryftallyn ; even als op Bolronde Oppervlakten van digter zelfftandigheid ; nog meer naar elkander geboogen worden; zo dat zy in 't Glasagtige Vogt elkander kruilfen, die van byzondere punten des Voorwerps komen ; en die van enkele punten komen , in hunne punten op het Netvlies verzameld worden , en aldaar een Beeltenis van 't Voorwerp maaken. Deeze Punten op het Netvlies, waar de Straalen van des Voorwerps byzondere Punten zig verzamelen, noemt men de Gezigtpunten van het Oog. Alle de Straalen die door den Oogappel gaan en in één Punt op het Netvlies -Mndigen , maaken het Gezigtpenfeel uit, ,vaar van de middelile Straal, of de lyn welke door het midden van alle de Vogten des Oogs paflèert en in het middelfte Gezigtpunt eindigt, de Gezigt's-As genoemd wordt. En de Gezigtshoek is die hoek , onder welken een Voorwerp van het Oog gezien  3<5 Over de EIGENSCHAPPEN" zien wordt; en welken twee lynen, vai de uiterfte einden des Voorwerps op he Oog getoogen, bepaalen. Men kan ook het Oog vergelyken met een donkere Kamer , waar in men een kleine ronde Opening maakende, en in dezelve een bekwaam Vergrootglas plaatzende, zo worden de Straalen, die uit de enkele Punten der Voorwerpen" komen, ook op zekeren afftand in hunne Punten verzameld , en maaken aldaar de Beelteniflen der Voorwerpen, doch omgekeerd (ten zy men meer Glazen dan één gebruikt} om dat de bovenlte Straalen naar om laag loopen , en de onderfle naar om hoog. Dit bewyft dan wederom dat het Gezigt aldus in 't Oog gelchiedt. Want het Oog is weezenlyk een donkere Kamer, waar van de Oogappel als de Opening kan aangemerkt worden, en het Kryftallyn als het Glas, terwyl de Straalbreeiung der overige Vogten alleenlyk dient, om den afftand der Gezigtpunten van 't Hoornvlies te verkorten. Men merkt hier uit, wat 'er vereifcht wordt om wel te zien. i. Moet de Opening des Oogappels niet geflooten zyn; want zy is het die het Ligt in de donkere Kamer , die anderszins van rond- fom-  , van 't GEZIGT. 37 fomme geflooten is, doorlaat, en zonder Ligt kunnen wy de Voorwerpen niet gewaar worden. 2. Wordt hier toe eene volkomene doorfchynendheid van het Hoornvlies, van het Waterige Vogt, van het Kryftallyne en deszelfs Vliezen, en van het Glasagtige vereifcht. Indien één derzelven troebel of vlekkig is kunnen wy het Ligt wel gewaar worden, maar hebben geen duidelyk Gezigt der Voorwerpen , om dat de Straalen van alle derzelver Punten niet op het Netvlies verzameld worden, 3. Moet de gedaante des Oogs wel gefteld zyn. Wanneer een der Vogten niet bepaald wordt door de vereifchte Oppervlakte , zo zullen de Straalen niet naar behooren geboogen , nog in de Gezigtpunten, verzameld worden. Dit gebeurt wanneer het Waterige Vogt door uitdrooging of uitftorting een platter gedaante aan 't Hoornvlies geelt, of wanneer het Glasagtige door het wegneemen van 't Kryftallyn, en 't breeken van deszelfs Vliezen, zig met het Waterige vermengt. 4,. Moeten 'er alle de Vogten tegenwoordig zyn om een volmaakt Gezigt hebben. Dit is de natuurelyke Gefteld- heid,  38 Over de EIGENSCHAPPEN heid, en deeze weggenomen of veranderd Zynde, heeft 'er eene Gebreklykheid plaats. Evenwel is 't een groot verfchil, welk een Vogt er gemifl wordt. Indien het Waterige ontbreekt is het Gezigt geheel benomen, om dat dus de Straalen herwaards en derwaards verflrooid worden door de rimpeligheid van het Hoornvlies. Indien het Kryftallyn weg is of nedergedrukt, heeft'er eene onvolkomenheid in 't Gezigt plaats maar geen gemis van hetzelve; indien naamelyk het voorfte Vliesje geheel gebleeven is, om dat het Glasagtige dan de plaats van 't Kryftallyn vervult, en door dit Vliesje eene Bolronde Oppervlakte verkrygt. Doch het Glasagtige Vogt uitgeftort of bedorven zynde ontbreekt het Gezigt t'eenemaal. 5. Moet het Netvlies welgefteld zyn, niet gevoelloos noch al te aandoenelyk voor het Ligt, In het eerfte geval ontbreekt het Gezigt t'eenemaal, zonder dat 'er iets van buiten zigtbaar zy; en in het andere geval is men niet in ilaat om de Voorwerpen duidelyk genoeg te befchouwen. Indien de Oogappel onbeweeglyk was, zouden wy 'ieder oogenbhk dan te veel en dan wederom te weinig Ligts hebben , om de Voorwerpen duidelyk te zien. Doch de Natuur heeft hier  van *t GEZIGT. 39 hier in voorzien, door middel van de Iris, welke zig naar de meer of minder hoeveelheid van het Ligt intrekt of verwydt. Men befpeurt dit in den duifter , alwaar de Oogappel vreeffelyk uitgefpannen wordt om meer Ligts te ontvangen ; en in een fterk Ligt, alwaar zy inkrimpt, om 't Netvlies voor de te groote aandoening te befchermen. Om nu te verftaan, wat de onmiddelyke oorzaak deezer veranderinge van den Oogappel zy, moet men aanmerken , dat dezelve in de Zwarte Staar, in welke 't Netvlies geene de minfte aandoening heeft, het allerwydfte is. Zo ook in de Duilternis waar het Netvlies weinig aandoening ontvangt. Hierom is 't waarfchynelyk, dat de Verwyding haar Natuurlyk eigen zy ; en dewyl de cirkelrond loopende Vezels van de Iris alleen in ftaat zyn om den Oogappel te vernaauwen, zo zullen wy beiluiten dat dezelven door eene Spieragtige kragt werken, en de Straalswyze Vezels alleenlyk door eene Veeragtigheid, en dat de eerfte hunne aandoening van de Zenuwen ontvangen, om zig famen te trekken, waar van de onmiddelbaare oorzaak mogelyk in 't Choroïdes gelegen is. Deeze famentrekking van den Oogappel  40 Over de OÖGKWAALEN pel door het Ligt is een zeer groot hulpmiddel , om ons te doen weeten, of 'er by eene Verduiftering van 't Gezigt, die uitwendig zigtbaar is, ook eene Gebreklykheid in het onmiddelbaare Werktuig plaats heeft , gelyk ik in 't vervolg Zal aantoonen. OVER D E OÖGK WAALEN IN 'T ALGEMEEN. Wy komen dus tot de Gebreken der Oogen ; de welken ik verdeelen zal in twee Generaale ClaiTen. I. In de genen die van het Gezigt afhangen, en eigenlyk Gebreken van \ Gezigt genoemd worden : en II. In de genen die plaats hebben in de deelen welken 't Oog famenftellen , op zig zelf genomen. Hier uit komen twee foorten van Oogkwaaien voort, waarvan het i. beftaat in eene ge* breklykheid van "t Gezigt, fchoon dezelve veroorzaakt zy door Toevallen op 't onmiddelbaare Werktuig aandoening heb* bende. En het 2. plaats heeft in eene gebreklykheid der Deelen in 't byzonder. - De Gebreklykheid van 't Gezigt kan ge-  in st ALGEMEE N. 41 gebragt worden tot eene Vermindering, eene Bederving of eene Vernietiging van hetzelve. De Vermindering van 't Gezigt is weezenlyk of fchynbaar. Weezenlyk , wanneer zy in alle Gevallen en Omftandigheden plaats heeft; en Schynbaar, wanneer zy geen plaats heelt dan in zekere byzondere Gevallen. Dus mag het eene Schynbaare Vermindering genoemd worden ; 1. Die plaats heeft in den afftand op welken de Voorwerpen moeten zyn om gezien te worden, gelyk in het Gebrek der Byzienden en Verzienden. 2. Ten aanzien van den tyd op welken men de Voorwerpen ziet; gelyk 'er by voorbeeld fommigen zyn, die wel by nagt kunnen zien en niet over dag: welk Gebrek Dagblindheid, en het tegenoverftaande Nagtblindheid genoemd wordt. 3. Ten opzigt van den tyd, dien men noodig heeft om de Voorwerpen te befchouwen. Dus kunnen fommigen niet lang op een klein of helder Voorwerp ftaroogen, zonder dat hun Gezigt beneveld wordt. Dit noemt men eene Zwakheid des Gezigts, De weezenlyke Vermindering van 't Gezigt heeft plaats, wanneer het Gezigt in alle Gelegenheden minder is dan 't be, hoorde te zyn. Dit kan veroorzaakt wor*#** den  4a Oter de OÖGKWAALEN een door iets, 't welk men gewaar worde in de Vogten en Vliezen van het Oog , die geheel onzigtbaar en dooifchynende moeiten zyn; of' door eene Verzwakkinge van het onmiddelbaare Werktuig des Gezigts. Zo dat de Zitplaatfen van dit Gebrek of in 't Hoornvlies , de Vliezen van \ Kryftallyn , of in de Vogten van 't Oog, of in het Netvlies, te zoeken zyn, "Men noemt het eene Verdervinge van 't Gezigt, wanneer men, i. Niet alleen de Voorwerpen ziet die 'er zyn , maar ook zodanig', n die ?er met en zyn , en ten 2. De eerften in eene andere gedaante dan waar in zy zig weezenlyk bevinden. Tot het eerfte foort van Bedorven Gezigt, kan men brengen dat men de Voorwerpen dubbel ziet of omgekeerd. of met ven'cheidene Koleuren, met openingen, midden door gebroken, of in eene geduurige beweeging. Tot het tweede foort behooren. i. Het onnatuurlyke Ligt dat men aan de Voorwerpen gewaar wordt; gelyk daar zyn de gekoleurde boogen , de Glanfen , de vonkende ftippen , en de Vonken die uit de Oogen fchynen te ipringen. 2. De zwarte fchaduwen die zig voor 't Gezigt vertoonen, als of zy iets weezenlyks waren; gelyk Vliegen, Pooten van Spinne- kop-  in T ALGE M EEN. *| koppen, enz. 't welk men in den aanvang van een Staar voor 't Oog ziet zweeven, en waardoor de Voorwerpen zig bevlekt vertonnen. Laatftelyk; daar heeft eene Vernietiging van 't Gezigt plaats, wanneer ons Oog de aandoeningen der Voorwerpen, of die van het Ligt, op een bekwaamentyd en op een behoorlyken afftand , waar op men anders de Voorwerpen ziet , niet meer ontfangt. Dit kan veroorzaakt worden ; of doordien het Ligt belet wordt tot aan het Netvlies door te dringen, gelyk door eene Ondoorfchynendheid van 't Kryftallyn , eene Uitilorting van 't Waterige Vogt, eene Vliezige Cataratta, , of iets diergelyks; of door een Glatkoma, eene Verdikkinge der Vogten van het Oog , of eene Lammigheid der Gezigt-Zcnuwe, en wat dies meer is. Deeze Vernietiging heeft drie Trappen. In de eerfte ziet men de Voorwerpen nog, maar onduidelyk, en zonder eenige onderfcheidinge van derzelver deelen. Dus wanneer men by voorbeeld een Menfèll op zekeren afftand befebouwt, heeft men wel het Gezigt van zyn Poftuur maar niet van zyn'gelaat, zyn Aangezigt, Mond, Oogen of andere deelen des Lighaams. De tweede trap der Vernietiging is, wanneer men de Voorwerpen in 't geheel niet en V* 2 z^t,  44 Over de 00GKWA.ALEN ziet, maar wel een zeker foort van bleek Ligt, als men naar den helderen dag kykt. In de derde Trap ziet men zelfs op 't midden van den dag geen het minfte Ligt, even of men zig in deakeiigite Duifternis bevondt. De Gebreken die plaats hebben in de Deelen van het Oog, op zig zelf aangemerkt, worden verdeeld in Algemeeneen Byzondere. De Algemeene Gebreken zyn de zodanigen, die het Oog zo wel met alle zyne deelen als met alle de overige Deelen des Lighaams gemeen heeft. Hoedanigen zyn de Zwellingen, de Ontbindinge van Geheelheid, de Lammigheden, de Stuiptrekkingen en de Verrottingen. De Zwellingen verdeelt men in VogtGezwellen , in Uitwalfende Gezwellen , en in Gezw ellen door Verplaatzinge. Tot de Vogt-Gezwellen brengen wy , vooreerft, de Ophoopingen van Bloed; gelyk de Oog-Ontfteekingen, de Roos, de Vuurigheid, de Aderfpatten, enz. Ten tweeden, de Verzamelingen van Weiagtige Vogten; als het Oedema, de Waterzugtigheid van 't Oog, de Hydatis en PblyHana. Ten derden de Vergaderingen van Etter; als in de Abjceffen, het Hypopyon, enz. Ten vierden, de Verftoppingen van de Lympha; als in de Scïrrhus, Grando, Hor- deo-  tn 't A L G E M E E N.' 45 deolum, de Vetagtige Blaasjes en de Zweiletjes die in haar eigen Rok beilooten zyn. Tot de Uk wallende Gezwellen behoort het Pterygium, de Encantbis, de Wratjes, Puiftjes, enz. En tot de Gezwellen door verplaatzinge zullen wy brengen, de Verplaatzing van 't Kryftallyn, van het Druivenvlies, van den Oogbol, enz. De Ontbindingen der Geheelheid in het Oog hebben plaats in de Wonden der Oogen. De Lammigheden in de Scheeloogigheid, enz. De Stuiptrekkingen in de Oogdraaiingen. De Verrottingen in de Verftervinge. Tot de famengeftelde Kwaaien brengen wy de Verbrandinge, de Peftkool, benevens de Kanker, en wat dies meer is. De Byzondere Gebreken. der Deelen van het Oog zyn de zodanigen, die lïegts plaats hebben in zekere byzondere Deelen en dezelven volkomen en onaffcheidelyk eigen zyn: gelyk in de Oogleden, derzelver Omkeenng, Nederzakking of Aaneengroeiing; als ook de omkeering van derzelver Hairtjes naar het Oog, 't welk men Edropium of Trkhiafis noemt. Op het Hoornvlies, het Wolkje, Wiekje of Vlekje, 't welk men Nubecula, Pterygium of Jllbugo noemt. In het Waterige Vogt, deszelfs Verdikkinge , enz. In de Tm, deszelfs Toeiluiting, Verlamming of Aan3 groei-  4 om dezelve weg te neemen , en nog zyn 'er veele Omftandigheden van dit Gebrek , waar in dezelve van geenen dienft is. Men heeft gezien, dat de Staar door eene geweldige Oog-Ontfteekinge verdreeven werdt, maar dit is een zeer buitengewoon Geval, door den, Heer ferrein waargenomen. De Gevallen in welken de gewoonlyke Operatie weinig te betrouwen is, zyn. r In onvolkomene onrype Cataracten. 2 In de Cataracta > an 't Kryftallyn en de Vliezige te zamen , op den zelfden tyd, en wannner 'er eenige Aankleeving is aan de Iris. 3. In de Kaasagtige, Melkagtige, Vezelagtige , Beevende , Vliezige en Etterige Staaren. 4. In de zodanigen, die uit eene Zinkingagtige Gefteldheid komen, of uit zekere Befmetting, of uit een geweldigen Stoot waar door het binnenfte des Oogs buiten orde gebragt zy. 5. In Menfchen die oud van dagen zyn. 6 Inde Cataracten, die zwart zyn , of van een donkergeele koleur; evenwel gelukt de Operatie fomtyds in deeze zo wel als inde anderen. 7. Eindelyk k^n 't gebeuren , dat de Operatie het Oog ont-  over de CATARACTA. 23 ontftelle, met het Choroïdes van een te fcheuren, waar door eene geweldige Ontfteeking veroorzaakt wordt, en door dezelve komt dikwils eene Gutta Serena. Ook valt het wel eens voor, dat de Staar na het doen der Operatie wederom voor 'c Oog fchiet, en men dus eene tweede Operatie moet doen. Men heeft ook gezien, dat fchoon de Staar bekwaam was om geftreeken te worden, nogthans de gewoonlyke Operatie van geen gevolg was en fomwylen van een zeer kwaaden nafleep. GENEEZING. De Geneezinge der Cataracta is van tweederlei foort. Voor eerft die men door Geneesmiddelen erlangt, en ten tweeden, die men door de Operatie te weeg brengt. De eerftgemelde manier van Geneezing is algemeen of byzonder , maar geene van beiden heeft plaats dan in eene beginnende Cataracta, en zeer zelden in eene die verouderd is. Algemeene Manter. 't Oogmerk is alhier de Lympha te ontbinden, te verdunnen en te verfpreiden; en de Middelen, die men hier toe gebruikt, zyn inwendigen of uitwendigen. ' De Inwendige Middelen,hier toe dienfiig, zyn de Openende, Mercuriale , Zweetdryvende, en in 't byzonder de Mülepedes; om kort te gaan, alle Middelen die bekwaam zyn om de Lympha te ontbinden. Volgens Plato moet men, om't Oog te helpen, het Hoofd geneezen, en, om het Hoofd te geneezen, het geheele Lighaam zuiveren. B 4 De  n VERHANDELING De Uitwendige of Plaatfelyke Middelen zyn van weinig dienft, en volg ns de Woorden van Plato hebben wy ze reeds te kennen gegeven. Men gebruikt nog wel de Zuiverende Middelen, als by voorbeeld het Venkel-Water, het Zap van Chelidonia, of Snoeken-Gal; maar dewyl de Cataracta zig agter de Kamertjes van 't Oog bevindt , zyn deeze Middelen ook om deeze Reden van weinig dienft. Byzondere Man;er. De byzondere behandeling is naar de Gefteldheid des Lighaams verfchillende. Zo het Lighaam met Scrophuleufe, Venerialeof diergelyke Kwaaien bezet is, moet men de Ontbindende Middelen en die tot deeze Kwaaien in 't byzonder behooren, met aanhoudinge gebruiken ; en geenszins uit het oog verliezen, dat men de Lympha verdunne Is de Patiënt van een heet Temperament, zo moet men het zoeken met Verkoelende Middelen , en de Zuuragtige Mineraale Wateren : doch als hy van eene vogtige Gefteldheid is, zullende Zweetoryvende en warme Openende Middelen van diemt zvn ; en als zyne Gefteldheid Scherp, Zoutig of Jichtig is , moet men Melkvogten en andere Verzagtende Middelen gebruiken; vooral wanneer de Cataracta nog in haar beginzel is. OPERATIE op de CATARACTA Wanneer de Geneezing door Geneesmiddelen niet gelukken wil, is de Operatie de eenigftetoevlugt, en deeze is zelfs in veele foorten van Cataracta geenszins raadzaam, gelyk wy ftraks zullen aantoonen: en in 't byzonder, als de Patiënt ee-  over de CATARACTA. 25 eene Jichtige Gefteldheid heeft of eene befmetting van P kkige of Scrofuleufe Natuur. Als 'er eene Gutta Serena nevens gait; of als de Perfoon ver op zyne uagen is, m et men de- ze Operatie niet onderneemen. Daar zyn zelfs Operateurs die ze niet in 't werk Rellen , wanneer de Staar van eene geele of zwarte koleur is, maar dezelve gelukt dikwils in deeze twee Gevallen beft. Wanneer men onderzogt heeft of de Cataracta ryp zy , en meteen gewaar wordt, dat 'er voordeel van de Operatie te verwagten is, moet men den Patiënt tot dezelve bereiden door Aderlatingen, Purgeermiddelen of Koeldranken , en dan doet men gemeenlyk de Operatie op de volgende wyze. ALGEMEENE MANIER Om de Operatie te doen. Men plaatft den Patiënt op een Stoel, met zyne Oogen naar een fterk Ligt gekeerd, het Hoofd een weinig agter over en ruitende tegen den Borft van een Knegt ,die'er agterftaande hetzelve vafthoudt;en bedekt verder het welgeftelde Oog met een Drukdoekje. Dan neemt de Operateur, die voor den Patiënt geplaatft is,het kwalykgeftelde Oog met de eene hand in zyn bedwang, en in de andere houdt hy eene Staarnaalde, die met een Handvatzei voorzien is , en brengt dezelve aan den kleinen Hoek van 't Oog , op twee en een halve Lynen afitands van '1 doorfchynende Hoornvlies, binnenwaards. Hy fteektze dus een weinig fchuins in het Oog, en maakt met de punt eene beweeging van agteren naar vooren, en als hy de punt in 't oog krygt, tilt hy dezelve op, B 5 en  26 VERHANDELING en brengtfe aan den bovenden kant van de Staar; drukkende dezelve verder naar beneden tot dat de Staar los fchiet; en als dezelve nu geheel nedergedrukt fchynt te zyn , houdt hyze met de INaalde nog eenigen tyd om laag. Vervolgens de Naaide uit het Oog gehaald hebbende, legt hy op hetzelve een Bewaarmiddel (Defenfiv) gemaakt uic het Wit van een Ei, met Roofen- of WeegbreeWater ondereen geklopt. Hier over heen legt men een Drukdoek op het Oog, en bezorgt het met een Verband, ten einde de beweeging van deszelfs Bol de Cataracta niet wederom doe opftygen. Indien hier op eene Ontfteeking aan 't Ooge komt, moet men den Patiënt Aderlaaten, en hem, in 't algemeen, geduurende den tyd van 15of 20 Dagen een Verkoelenden Levensregel voorfchryven. Dus vcrdwynt eindelyk de Ontfteeking, Men brengt hem verder eenige Voorwerpen voor de Oogen , gelyk een Glas met Wyn ,'t welk hy fomwylen ziet en dikwils wederom niet wel en ziet; en als hy 'er maar een fiaauw Gezigt van heeft, laat men hem een Bolronde Bril gebruiken. Dit is de gewoonlyke Manier der Operatie op de Cataracta, van welke men de verdere Byzonderheden in de Schryvers kan nazien. Dezelve heeft veele Gebreken , waar van ik eerft de genen, die op de Cataracta in 't algemeen betrekkelyk zyn , en dan , die tot de Vliezige Cataracten in 't byzonder behooren, zal voorftellen. CE-  over de CATARACTA, S7 GEBREKLTKHEJD der GEWOONLYKE OPERATIE, Op de Cataracta in 't algemeen. t, Wanneer men de Cataracta nederdrukt, gebeurt het dikwils dat ze wederom naar boven ftygt en fomtyds meer dan eens; weshalven men zeer veel beweeginge in 't Oog moet maaken, om dezelve onder te houden; 't welk dikwils van kwade gevolgen is. 2. Na de Operatie is de Cataracta, insgelyks, het weder opftygen onderheevig, 't welk ons noodzaakt van nieuws op te beginnen. 3. Dikwils breekt men de Vaatjes van het Choroïdes, door de menigvuldige beweegingen, welken men maakt; en dan wordt het Bloed in hec Waterige Vogt uitgeftort , maakt hetzelve troebel en belet dus het Gezigt der Naaide; zodanig dat men van de Operatie moet afïrappen. 4. Als de Cataracta veel tegenftands biedt , en men daarom veele beweegingen moet maaken omze onder te houden , fcheurt men de inwendige Vliezen des Oogs vaneen; waar door gevaarlyke Ontfteekingen veroorzaakt worden, die zeer kwaade gevolgen te weeg brengen, enzelfsfomtyds eene Gutta Serena maaken, of eene Verettering in het Oog, enz, 5. De Cataracta glipt fomtyds tot in het voorfte Oogkamertje over ; 't welk ons noodzaakt door de Opening des Oogappels heen te fteeken om dezelve wederom in het agterfte Kamertje te brengen: en deeze bewerking kan men niet ligt uitvoeren, zonder veele beweegingen te maaken, door welken het Druivenvlies vaneen gefcheurd wordt;  28 VERHANDELING wordt; en laat men de Cataracta in het voorde Kamertje blyven, zo veroorzaakt zy, door op de Bloedvaten te drukken, eene Verftoppinge en Ontfteekinge, die niet gemaklyk te verdry ven zyn. 6. Dikwils gebeurt het, dat wel de geheele Cataracta niet in het voorfte Oogkamertje overgaat, maar eenige Brokken derzelve, die men niet wederom terugbrengen kan , en deeze kunnen het Waterige Vogt troebel maaken, met zig aldaar te ontbinden ; waar door derhalven 't Gezigt verhinderd wordt. 7. Als de Cataracta aangezet is moet men veel gewelds op de deelen doen en alles van zyn plaats helpen. De Aankleevende Cataracten zyn dikwils droog en zeer verouderd; zo dat zy ligtelyk in ftukken breeken ; zulks de Operatie op dezelven zelden van een gelukkigen uitflag is. GEBREKLYKHEID DER GEWOONLYKE OPERATIE, Op Vliezige Cataracten. Dewyl wv om de voorgemelde redenen en bewyzen vaftftetlen , dat'er Vliezige Cataracten zyn, zo zullen wy de nadeeligheid der gewoonlyke Operatie op dezelven in 't byzonder overweegem De Vraag is dan in dezen, of men, wanneer men gegronde redenen heeft om te onderftellen dat de Cataracta van eene Vliezige Natuure zy, de Operatie werkftellig maaken mag of niet. In de eerfte plaats komt alhier de Natuurelyke Gefteldheid der Deelen in aanmerkinge, dewelke zodanig is, dat men op de gewoonelvke plaats de Naald in het Oog fteekende, dezelve niet tot aan het gemelde Vlies voor hetKryftallyn brengen kan, zonder  over de CATARACTA. 29 der dit lighaam zelf te kwetzen. Wil iemand hier van een bewvs hebben, hy hoore den verftandigen Heere Petit, welke waargenomen heefr, dat als men met de Punt van een Lancet, omtrent een derde van een Lyn beneden den rand van het doorfchynende Hoornvlies, ter wederzyden, eene Opening maakt, en eene Naaide dwars door het Oog henen fteekt ,zo dat zy wederzyds buiten het zelve komt, dezelve dan niet voor maar agter het Kryftallyn gelegen is. Immers hy opende dit Oog, en alles weggenomen hebbende moefthy ook het Kryftallyn met deszelfs Vlies uit hunne plaatfcn rukken om de Naaide te vinden Dit alles wyft aan, dat de gewoonelyke Operatie niet op de Vliezige Cataracten in 't werk gefield kan worden, ten minften niet met de gebruikelyke Naalden , zonder de deelen die het Kryftallyn vaft houden , en deszelfs Lighaam zelf, te kwetzen, en vaneen te fcheuren, weshalven de Operatie met eene half ronde en niet fnydende Naaide veel beter kan gefchieden. NIEUWE MANIER Van Operatie op de Cataracta. Wy hebben dus langwylig genoeg geweeft omtrent de Onvolkomenheden van eene Operatie, die den Kwakzalveren zo veel eere en voordeels toebrengt. Want zy die eene Cataracta hebben worden wysgemaakt met eene Gutta Serena bezet te zyn, en als de Operatie van een gelukkig gevolg is, roept men 't aanftonds als een Wonder uit. Nu hebben ons de nadeeligheden deezer Operatie gebragt tot goedkeuringe van een andere Manier, welker Uitvindinge men aan den Heer  3o VERHANDELING Heer Ferrein verfcbuldigd is. Dog voor en al* eer wy dezelve befcliryven, zullen wy agt geeven op eenige weezenlyke Punten; als i. Op eenige Ontleedkundige Ontdekkingen. 2. Op eenige Zaaken de Cataracta zelve betreffende, en teö 3. Op eenige Aanmerkingen omtrent de gewoonelyke Operatie. Ontleedkundige Ontdekkingen. 1. Het Vliesje van 't Kryftallyn is in den Natuurelyken ftaat ten uiterften doorfchynende. 2. Het zelve is niet zo dun als men zig wel verbeeldt, en biedt veel meer tegenftands dan men denken zou : dewyl hetzelve doorgaans by eene Spinnewebbe vergeleeken wordt en onderfteld, dat het door de minfte drukkinge aan ftuk* ken breeke. 3. Het Vliesje van't Kryftallyn, waar van wy fpreeken, is geenszins aan dit Lighaam vaftgehegt; maar men vindt eene ruimte tuffchen dit Vliesje en het Kryftallyn, welke vervuld is met eene zeer heldere Vogt, door den Heer Morgagni waargenomen ; noghtans kan het voorvallen , dat dit Vliesje, in eene door ouderdom verdroogde Cataracta , aan het Kryftallyn vaftgehegt gevonden worde. 4. Het Kryftallyn legt half dryvende in dit Vliesje beflooten; en men wordt zelfs in eenige Viffen een groote hoeveelheid van Vogt daar in gewaar; en aldaar kan het Kryftallyn, 't welk 'er los in dryft,zig ligtelyk omdraaien. 5. Dit Vliesje is eene verlanging van het Netvlies , gelyk wy reeds aangemerkt hebben. 6. Het zelve is van eene Veeragtige natuur , het kan uitgerekt worden en herftelt zig in zy* ne plaats, na 'er uitgedrongen te zyn. 7. Wan-  over de CATARACTA. 31 7. Wanneer men 'er in fteekt en'er een weinig opening in maakt, breekt het verder voort open, dewyl het gefpannen ftaat. 8. Het Glasagtige Vogt heeft byna een zo fterk Straalbreekend vermogen, als het Kryftallyn. 9. Het agterfte Kamertje is ongelykveel kleinder dan men zig verbeeld. Men zou in den eerften opflag meenen, dat de rand van de ira,die de Opening van den Oogappel maakt, ver van het Kryftallyn afgelegen ware, maar hy raakt fomtyds aan hetzelve , zo dat daar tuffchen geene andere ruimte overblyft, dan die tuffchen de verdunninge van 't Kryftallyn, aan deszelfs omtrek, en de vlakte der Iris begreepen is, welke ruimte het agterfte»Kamertje uitmaakt. Zaaken de Cataracta zelve betreffende. • 1. In de meeft voorkomende Cataracta is de omtrek van het Kryftallyn niet verhard, en zy heeft geene hardigheid dan aan het midden. Men vindt geenen dan verouderde , en aan de Iris vaftkleevende Cataracten die in den omtrek verhard zyn. 2. De Ondoorfchynendheid van 't Kryftallyn is van veel belang, om dat hetzelve famengefteld is uit veele op eikanderen gevoegde Vlakten , die verduifterd zyn. 3. Het Vlies vau 't Kryftallyn is in dit geval van meer fterkte en dikte, dan in deszelfs Natuurelyken ftaat. 4. Het zelve Vliesje is met een foort van Vlekkigheid bezoedeld; 't is niet meer zo helder als te vooren, en een weinig minder doorfchynende ; evenwel nog meer dan in een ftokoud Menfch. 5. Men  S2. VERHANDELING 5. Men kan de Cataracta in haaren Kok doen omdraaien , door middel van een Naaide, als men daar mede op derzelver Randen drukt. AANMERKINGEN, Omtrent de gewoonelyke Operatie. 1. De genen die deeze Operatie doen hebben een oogmerk om de Cataracta in het agterfte Oogkamertje weg te ftuuwen ; doch dit is onmogelyk, dewyl men alhier te weinig ruimte heeft, aangemerkt de voorfte vlakte van 't Kryftallyn byna geheel aan de agterfte vlakte van de Iris raakt. 2. Anderen geven voor, dat zy de Cataracta tuffchen het Glasagtige Vogt en het Choroïdes doen infchieten ; maar alhier is 't ook nietmogelyk dezelve te plaatzen; en de Ondervinding leert het tegendeel: dewyl men dezelve nooit aldaar, maar in het Glasagtige Vogt zelf, gevonden heeft. 3. Wanneer men de Cataracta ftrykt, brengt men ze nooit regtnaar omlaag, nog naar 'tvoorfte gedeelte der Holte, maar naar agteren toe nederwaards, en men drukt ze in het Lighaam van 't Glazen Vogt zelf, en wel tot eene taamelyke diepte. Dit wordt beweezen 'uit de Ontleeding van Oogen, welker Staaren geftreeken zyn; en men kan nooit de Cataracta nederdrukken met dezelve regt naar om laag te ftryken, want haare vlakte ftaat Loodregt op het Choroides, en dit Vlies wordt onderfchraagd van de Sclerotica, welke zo ligt niet medegeeft. 4. De Ervaarendheid kan den Operateur de handeling eigen gemaakt hebben, van regt anders te doen dan hy zig voorftelde. 5- Alü  over de CATARACTA. 33 5. Als men de Cataracta ffcrykt , fchiet zy nier, tegelyk met het Vliesje naar beneden: ik wil zeggen ; dat het Huisje van 't Kryftallyn zyne plaats behoudt. De Heer Ferrein is de eerfte die deeze waarheid ontdekt heeft, en dezelve betoogd door Proefneemingen, en door het openen van Oogen, die met Cataracten bezet waren geweeft: daar in tegendeel de Heer Petit van gevoelen was , dat het Kryftallyn geene-Vliezen hadt. 6. Ónder het ftryken der Cataracta brengt men de Naaide agter het voorfte Vliesje van 't Krystallyn en niet in het Agterkamertje van 't Oog. Dit blykt uit de plaats waar men ze infteekt, en 't is de Doorfchynendheid van dat Vliesje, wel • ke den Operateur misleidt. 7. Het Kryftallyn breekt uit zyn Huisje door het laagfte gedeelte, naar agteren toe gelegen, wanneer de Operatie gelukt. 8. Indien het onder het ftryken der Cataracta gebeurt, dat dezelve eerft weggeweeken zynde onder of na de Operatie , wederom naar boven ftygt, dit is een teken dat zy nog niet uit haar Huisje gebroken zy. Het Vliesje moet zig hebben laaten uitrekken, en uit zyn plaats geweeken zyn; en zig door*-zyne Veeragtigheid herftellende, brengt het de Cataracta wederom op zyne plaats. Eene Cataracta die wederom opftygr, isderhalven in een hoek van haar Huisje geplaatft geweeft, en niet geftreeken of ten minften niet buiten het Huisje gebragt geworden. 9. Het is de wederftand van het Vliesje van 'c Kryftallyn, waar door de Cataracta belet wordt uit haat Huisje te fchieten. Men verbeeldt zig gemeenlyk dat het aangroeiingen zyn, dieze beletten daar uit te gaan, maar het is de gemelde "Wederftand van het Beursje j't welk men dus door C Proe-  34 VERHANDELING Proeven bewyzen kan. Neem twee Oogen , en het voorfte gedeelte van de Sclerotica, en van het Hoornvlies, uit het eene Oog weggenomen hebbende , druk op hetzelve, dan zal het Kryftallyn met weinig drukkens binnen het Glasagtige Vogt fchieten; terwyl men in het andere Oog, in welk het agterfte Vliesje geheel is gebleeven, het Krystallyn door deeze drukking niet uit zyn Huisje zal krygen. Dit dus vaftgefteld zynde, zo zie hier verder de manier om de Operatie te doen, gelyk zy van den Heer Ferrein is voorgefteld. OPERATIE van den Heer FERREIN. Eerft fteekt men de Naald op omtrent twee en een halve Lyne afftands van het Doorfchynende Hoornvlies regt naar binnen,waar door men dezelve tuffchen het Kryftallyn en deszelfs agterfte Vliesje brengt. Dan fteekt men ze nog zo veel dieper, dat de punt regt tegenover den Oogap. pel is, om dezelve te kunnen zien, en dus het werk in 't gewis te neemen. Hier op moet men de punt nederwaards drukken, met dezelve fchuins naar agteren te brengen, om dus het agterfte Vliesje van't Kryftallyn, in zyn laagfte gedeelte, door te breeken. Eindelyk brengt men wederom de punt der Naaide naar vooren toe en een weinig naar om hoog, en drukt verder het Kryftallyn naar agteren, doende hetzelve door de gemaakte Opening in het Glasagtige Vogt fchieten. VOORDEELIGHEID van deeze MANIER. i. Zy is op de Ondervindinge gegrondveft , en alles wat wy 'er tot hier toe van gezegd hebben  over de CATARACTA. 5$ ben , toont haare zekerheid ten duidelykften aan. 2. Daar zyn ia dezelve maar twee drukkingen van de Naaide noodig om de Staar weg te krygen; welker eerfte een opening in het agterfte Vliesje maakt, om ze door te laaten , en de andere dit Lighaam uit zyne plaats ftoot, door het van vooren naar agteren te drukken. 3. Men is niet verpligtden Patiënt lang'te vermoeien , met de Naaide een poos al drukkende in het Oog te beweegen om de Cataracta onder te houden, gelyk men anders gewoon is te doen. 4. Men loopt geen gevaar om de deelen uit hunne plaats te heipen of de Vaatjes van het Druivenvlies vaneen te fcheuren; 't welk anders zo dikwils tot eene uitftortinge van Bloed in 't Waterige Vogt gelegenheid geeft, waar door men verhinderd wordt de Operatie te volvoeren ; en 't welk ook zwaare Ontfteekingen verwekt, die den Patiënt fomtyds zyn Gezigt geheel en al doen verliezen. 5. De Cataracta is het overgaan in het voorfte Kamertje niet onderheevig, 't zy in 't geheel of by brokken;'t zy dezelve Melkagtig zy of Kaasagtig; om dat men 't voorfte Vliesje van 't Kryftallyn in zyn 'geheel houdt; waar tegen zy in de gewoonlyke Operatie 'er fomtyds in overgaat. 6. _Na de gewoonlyke Operatie gebeurt het dikwils dat de Patiënt met dat Oog evenwel geen Gezigt heeft, om dat het Glasagtige Vogt door het voorfte Vliesje niet tegengehouden wordt, en, geene verheevenrondheid hebbende, niet in ftaat is om het Gezigt-penfeel te maaken, ten minften niet zo naauwkeurig als 't behoort. In beide de Operatien vervult dit Vogt de plaats van 't Kryftallyn, maar in de laatfte maakt het over- C 2 ge-  Stf VERHANDELING geblevene Vliesje aan hetzelve eene Verheevenrondheid, die byna een zo fterk Straalbreekend vermogen heeft, als het Kryftallyn te vooren hadt. En deeze Verheevenrondheid dus van veel belang zynde, is het een weezenlyk punt, om de Operatie van een goed gevolg te doenzyn, dat het voorfte Vliesje van 't Kryftallyn niet moet gebroken worden; dewyl hetzelve 't Glasagtige Vogt moet tegenhouden , om de vereifchte Verheevenrondheid tot de Straalbreekingen te maaken , en dus de Straalen in de Gezigtpunten te doen famenloopen. Men moet derhalven dit Vliesje, wanneer het welgefteld is, met al zyn vermogen tragten te behouden, want dat het in de Vliezige Cataracten fomtyds gebroken moet worden , is ons door Ondervindinge gebleeken, gelyk wy te vooren gezien hebben. Wy fpreeken alhier van de eigenlyke Cataracta van 't Kryftallyn, die ver uit de gemeenfte is, en in dezelve moet dit Vliesje zo veel mogelyk gefpaard en in zyn geheel behouden worden. Derhalven moet men in deeze de Punt der Naaide naar 't midden van den Oogappel en niet naar vooren brengen, gelyk de Operateurs doorgaans onbefchroomdelyk doen , om dat zy zig verbeelden dat de Naald in 't agterfte Kamertje is, en niet agter het voorfte Vliesje van 't Kryftallyn tufTchen deszelfs Vliesje en deszelfs Lighaam in de Vogtigheid van Morgagni. Om deeze onvolkomenheid te vermyden, moet men het handvatzei van de Naaide niet te fterk naar den Slaap van 't Hoofd , of naar den kleinen Hoek drukken: want op deeze manier zal de Punt der Naaide, zig niet zo fchuins ten opzigt van 't Druivenvlies geplaatft bevindende, minder gevaar loopen van 't gedagte Vliesje tebreeken; zo dat het zeer gemaklyk is zig hier voor te  over de CATARACTA. 37 te wagten, wanneer men 't handvatzei der Naaide altoos op eenen bekwaamen afftand van den kleinen Ooghoek houdt, en minder fchuins dan gewoonlyk. 7. In de gewoonlyke Manier van Opereeren, is men genoodzaakt de Rypheid der Cataracta af te wagten, om dat dezelve als dan van een ftyvere zelfftandigheid zynde, meer tegenftands biedt aan de poogingen die men moet aanwenden om ze naar beneden te krygen , en niet zo ligtelyk aan ftukken breekt ; gelyk gebeurt wanneer zy onryp of week is. In tegendeel heeft men in de Operatie van den Heer Ferrein het Vliesje , 't welk de nederdrukkingevan 't Kryftallyn zou verhinderen , vooraf gebroken ; waar door 't gebeurt , dat de minfte drukkinge het Kryftallyn daar uit doet fchieten; v/eshalven deeze Operatie ook op onvolkomene , onrype en weeke Cataracten gedaan kan worden. Zelfs toont de Ondervindinge, dat men dezelve dus aan Kryftallynen, die niet verduifterd zyn , in 't werk kan ftellen; waar van de Proef genomen kan worden, met de Operatie aan Beeften te verrigten. 8. Men is met reden in de gewoonlyke Operatie befchroomd , dezelve te doen aan Menfchen die met Zinkingen gekweld zyn ; om dat de beweegingen , die men genoodzaakt is in 't Oog te maaken , oorzaak zyn van Prikkelingen , dewelken , gepaard met deeze Gefteldheid der Oogen,eene aanmerkelyke Ontfteeking verwekken ; doch naar de Manier van den Heer Ferrein kan de Operatie ook aan de zodanigen gedaan worden, dewyl tot dezelve weinig beweeging noodig is. 9. In de gewoonlyke Operatie is men dikwils verpligt verfcheidene Jaaren te wagten , tot dat de Cataracta ryp zy, 't welk veel Onvolkomenhe- C 3 den  38 VERHAND.over de CATARACTA. deo in zig heeft: dewyl hier uit eene Aanzetting of een geheel verlies van het Gezigt kan gebooren worden. De Iris niet bewoogen wordende kan aan het Kryftallyn vaftkleeven,en hierdoor worden derzelver Vezels onbuigzaam, en buiten ftaat gebragt van zig te kunnen famentrekken. Daar kan ook eene Gutta Serena uit gebooren worden, om dat de Vezels van het Netvlies niet meer bewoogen en aangedaan wordende van het Ligt, haare Spanning en Aandoenlykheid verliezen, en zelfs geheel Lam worden; om even de zelfde reden, om welke de deelen die weinig werkzaam zyn , hoe langer hoe traager worden om zigjte beweegen, en hier door zelfs dikwils onbeweegelyk worden. Dit zyn derhalven ook Onvolkomenheden , dewelken men in de Operatie van den Heer Ferrein niet te vreezen heeft, om dat men in dezelve naar de rypheid der Cataracta niet behoeft te wagten. Nu zou men mogen verwagten dat ik een Befchryving en Af beelding gave van de Inftrumenten die men op deeze Manier tot het ftryken der Cataracta gebruikt. Men weet dat de Naalden die men Staar naalden noemt, van zeer verfchillende Gedaante opgegeven worden;weshalven ik ook oneindig veel moeke gehad heb om 'er te vinden, die volkomen tot myn oogmerk dienftig waren. Eindelyk heb ik ontdekt, dat de Naald hoe dunner hoe beter is; dat zy niet plat moet zyn en aan de punt niet fcherp of fnydende, maar van eene ftompe agtkante gedaante:met welke Naalden de Operatie het allerbeft verrigt kan worden. De Steel, of 't Handvatzei , neemt ieder naar zyn believen , zo kort of lang als hy begeert, mids dat de Naaide handelbaar zy. BY-  39 BYZONDERE WAARNEEMING Benevens de BESCHRYVING en AFBEELDING Van de OOG-ONTSTEEKINGE genaamd C H E M O S I S. WAnneer ik in dit Jaar 1751 den 19 Mey gehaald werd by zeker Perfoon genaamd Markus Magn. Heymans, bevond ik beide zyne OogenJjn dien ftaat, gelyk zy op de volgende Plaat, in de Figuuren K, K, afgebeeld worden ; zynde het eene van vooren te zien, zodanig als het zig toen bevondt, en het andere van ter zyden, om de verheevenheid der Zweliinge in den Witten Rok van 't Oog klaar te verbeelden. Beiden zyn zy gelyk de overigen met natuurelyke Koleuren getekend. Dit Gebrek behoort eigenlyk onder de negende foort van Oog-Ontfteekingen; alzo in 't zelve de Witte Rok van 't Oog, of de {Conjunftiva), vervaarlyk en byna tot eens Vingers dikte was opgezwollen; d$ Doorfchynendheid van 't Hoornvlies is in hetzelve naauwlyks zigtbaar, en wanneer den Lyder geene fpoedige hulpe toegebragt wordt, verandert hetzelve in eene Verftikkinge of Verftervinge, gelyk alhier te zien is aan de Figuur K*, by de Lettèrs a , a, a; alwaar het duidelyk vertoond wordt, hoe verre de VerftikC 4 king  40 Van de OOG-ONTSTéEKINGE king reeds gevorderd was. Deeze Verftikking niet gefluit wordende, gaat tot aan het Hoorn-: vlies voort, en als zy dan niet fchielyk verdreeven wordt, begint het Hoornvlies zig af te fchei-r den van de Sclerotica , en valt eindelyk door Veretteringe geheelenal van dezelve af. Door deeze Opening loopt het Waterige Vogt buiten 't Oog, en vervolgens ook het Glasagtige, 't welk het Kryflallyn mede naar buiten dryft, en dus wordt het Oog in weinige dagen geheel vernietigd. Deeze Oog-Ontfteekinge is vergezeld van de allerafgryzelykfle Pynen, die iemand hebben kan, in het Hoofd en de Oogen , zo dat men de grootfle deernis moet hebben met zodanige Patienten ; en bovendien hebben zy het gevoel van zekere zwaarte, op den Oogbol drukkende, door welke, benevens de zwaare Koorts, en de Kloppingen in het Hoofd en de Oogen, hun alle Slaap benomen wordt. Dit foort van Oog-Ontfteekinge wordt dikwils veroorzaakt door een Slag op het Oog of de omleggende deelen ; doch zy ontftaat ook fomtyds zonder zodanige Toevallen, en zonder dat hun eenig uiterlyk geweld aangedaan zy. Ook kan zy voortkomen uit eene plaatfelyke Verzameling van zekere Vogtigheden , die uit het Lighaam naar het Oogfchieten, en dikwils op het einde van eene Kwaadaardige Koorts (FeIris Malïgna). Somtyds zyn deez% Vogtigheden met de fcherpte van een Pokkig Venyn befmet, en van dat foort zyn my verfcheidene Voorbeelden , die zeer merkwaardig waren, voorgekomen, en deeze zullen van my , in 't vervolg, onder het Geflagt der Oog Ontfleekingen verhandeld worden. Zodanige Voorbeelden zoude ik, W"  GENAAMD CHEMOSIS.. 41 indien 't my geoorlofd ware , meer dan dertig met naam en toenaam kunnen bybrengen; en onder dezelven veele gewigtigen; welker Befchryvinge en Af beeldinge van veel dienft zal kunnen zyn, om aan het Algemeen een klaar denkbeeld te geeven van dit Gebrek , en hoe hetdezelve kan onderfcheiden worden van de enkelvoudige Oog-Ontfteekingen , alzo by de genen die uit eene Venerifche befmetting fpruiten, altoos iets gepaard gaat; 't welk in de anderen niet gevonden wordt. De Heer Saint Tves haalt in zyn Tradtaat over de Oog-Ziekten (pag. 185 in den Franfchen Druk) een Voorbeeld aan van een diergelyk Gebrek, Chemofis genaamd. Zyne Befchryving komt hier op uit. „ Hy zegt een Dame onder handen „ gehad te hebben, welke onder het te Paard „ ryden fchielyk van een Slagregen overvallen, „ hier door de Pleuris kreeg, en niet Aderge„ laaten zynde, bezet werdt met deeze Oog-Ont„ fteeking en van de Pleuris verloft. Hieruit „ befluit hy dat de Ontfteeking uit de Zyde per „ metaflafin op de Oogen is gevallen, en dat de„ zelve bybly vende en met eene geduurige Koorts „ gepaard in Verettering overgegaan zy, Den „ twintigften Dag daar na werdt ook het ande„ re Oog aangetaft, weshalven zy eindelyk by „ Saint Tves kwam; die bevondt, dat het eerfte „ Oog volkomen verlooren was, en het andere '„ reeds meteen Cicatrix bedekt. Dit laatftekwam „ evenwel door het gebruik zyner Middelen „ (zynde de Lapis Divinus enz. Ziet den Franfchen 3, Druk over de Aïbugo) in zo verre tot herftel„ linge dat deeze Vrouw zig voor Vuur en Water kon wagten , enz. Hoewel nu de Heer Saint Tves myn Leermeer C 5 fter  4-» Van de OOG-ONTSTEEKINGE fter is geweeft, en ik aan hem veel Verplig. tmg nebbe, moet ik egter betuigen, dat al wie dit gebrek op de ordinaire manier wil helpen ze den of nooit daar in flaagen zal. Byna altoos zal men zien, als de Oogen die zo ontftoken en Gezwollen zyn met Oogwatertjes , Pappen of Pleifters behandeld worden, dat 'er de Blindheid fchielyk op volgt. Waarom volgt men danindeezen niet het Voorbeeld der ErvaarenePraktizyns, die immers een zwaare Pleuris met verfcheidene rykelyke Aderlaatingen , en fomtyds wel twee drie 0f vier maaien op eenen Dag zullen behandelen; waardoor meeft altoos de Patiënten gered worden. In dit Gebrek (>t welk in de Kg?uren K, K, met leevendige Koleuren afgebeeld wordt) verzuimd men dit alles, en fielt op zyn hoogft maar eene Laatiug in 't werk, en dan apphceert men Middelen op het Oog, die niet by t Ongemak kunnen komen: maar dit is de weg nier om het te geneezen. Myne manier is in deeze Oog. Ontfteekinge geheel anders. Ik doe eene rykelyke Aderlaating Sp den Arm, en in den omtrek van het Oog zelve open ik vêrfcheide. ne Aders te gelyk, door een byzonder Werktuig, om de opgevulde Bloedvaten te ontlaften Dan geef ik een zeer zagt Olietje, zonder eenigê Poeders daar in, t welk ik alk KwartierenUuï in t Oog laat ftryken om de Zwelling te doen bedaaren, en de Spanning te verminderen Ook moet men de Pynftillende Middelen niet venree ten. Dus gelukt het, gemeenlyk , binnen vier ofvyf dagen zo wel, dat ik my'durf beroemen ^A^, j3ar meer dan 10 z°da"ige Pat S ■ gehad hebbende, dat zy allen gelukkig gered zvn zonder eenige de minfle GebrtklykheM aan S Gezigt te behouden: waar van men zig by den voor-  GENAAMD CHEMOSIS. 43 voornoemden Marcus Magn. Heimans, thans in de Jorde Houttuinen alhier woonagtig, en by Mr. fVoejlhooven , vvoonende in de Laurierfiraat , zal kunnen laaten onderrigten. By deezen laatften hebben twee voornaame Heeren myne manier van Operatie bygewoond. Wat de overige Behandeling van dit Ongemak aangaat, die ben ik voorneemens in het Stukje, 't welk over de Oog-Ontfteekingen handelen zal, aan te wyzen. Ik zal onder dezelven ook fpreeken van een Ongemak , 't welk nog weinig bekend is : naamelyk dat Kinderen die met gezonde Oog-appels gebooren zyn, binnen twee Etmaal na hunne Geboorte, in de binnenzyde der Oogleden een Ontfteeking krygen, die zo geweldig is, dat 'er de Oogappel door inkt i rpc en zo klein wordt, dat men hem onmogelyk kan vinden. Er vloeit zo veel Etteragtigheid uit het Oog, dat men byna zou denken, dat alles van binnen verzwooren ware, en dat men twyfelen zoude of het Gezigt wel te herftellen zy. Hoe onbekend nu dit Ongemak nog indeKonft is, laat ik aan iedereen, die de zaaken naauwkeurig en onpartydig onderzoeken wil, over te oordeelen; en betuige dat hoe fchroomelyk my ook hetzelve in fommige Kinderen is voorgekomen, ik nogthansdezelven met Gods hulpe altoos, zonder verlies van 't Gezigt,heb kunnen redden.Het eerfte Kind, hier in Amfierdam, waarin ik deeze Ontfteeking behandelde, was een Zoontje van Abraham de Veer. Naderhand zyn my wel 10 andere Voorbeelden , van dit flag , voorgekomen , en nu nog tegenwoordig heb ik twee aanmerkelyke Voorvallen, hier toe behoorende, ineen zeer fatzoenlyk Huis, alwaar de Oogen van zeker Kind door 't gebruik van de bekende Schulp-  44 Van de OOG-ONTSTEEKINGE Schulp-Zal ve zo weinig gebeterd waren, dat ik in het Slinker het Hoornvlies door dezelve geheel verbeeten vond , en byna van zyne Doorfchynendheid beroofd;doch door Gods goedheid heb ik dezelven mogen herftellen en tot volkomenheid brengen. Ik hoop de Leezer voor tegenwoordig genoegen zal neemen met deeze eene Afbeelding der Oog Ontfteekinge by K, K, naar 't leeven getekend , tot dat ik ook de andere foorten in print gebragt en uitgegeven zal hebben. UIT-  45 UITLEGGING der FIGUUREN Die op de volgende Plaat verbeeld worden. EEn iegelyk die de volgende Figuur en met aandagt befchouwt, zal uit dezelven ligtelyk begrypen, dat my daar mede niets anders bedoelen, dan de byzondere foorten van Cataracten in zulker voegen te verbeelden, dat men 'er door het Gezigt een duidelyk denkbeeld van hebben kan. Om dat nu derzelver Kentekenen voornaamelyk in de verfcheide Koleuren bejlaan, beeft zulks niet dan onvolkomelyk op eene andere manier kunnen gefchieden dan met levendige Koleuren, waar aan ik geen moeite nog koften gefpaard hebbe, om zulks wel te laaten uitvoeren. Ik bekenne, wel is waar, tot deeze gedagten gekomen te zyn, door het zien van de keurlyke Verzameling van Gefchilderde Ooggebreken, door den Heer Taylor byeen gebragt , en die ik magtig geworden zynde , door myn eigene Ondervindinge meen te ver' groot en, en dus'er den Leezerin vervolg van tyd mede te dienen. Maar ik heb zelfs nog verder reden om te hopen, door de vajle verzekering van den Heer Taylor aan my gegeven , dat hy zyne geheele Verzameling zal laaten nafchilderen en even als de volgende Figuren getekend zyn in Print brengen; waar door ik meen dat de Geleerde Weereld nog meer ligts zal ontvangen. Het was te wenfchen dat zyn Ed. zo veel kennis hadde aan de Manier van Geneezinge, als hy aan de Gebreken der Oogen beeft; en dat zyn Geeft meer luji hadde om zig aan één Plaats te bepaalen; als wanneer ik my verbeelde dat zyne Ongelukken niet zo me'  , 4<5 UITLEGGING der FIGUUREN. menigvuldig zouden zyn. Dog *t is hier de plaats niet om ons verder over dit ftuk uit te breiden, weshalven wy thans tot de Verklaar inge van de Figuur en overgaan. Wy behoeven naauwlyks in 't algemeen vooraf te zeggen dat wy altoos twee Figuur en by den anderen gevoegd hebben, naamelyk die met de zelfde Letters getekend zyn; en meeflal dezelfde betekenis hebben, behalven dat in eene derzelven de uitwendige gedaante van het geheele Oog van vooren en in de andere dikwils alleenlyk die van 't Doorfchynende Hoornvlies wordt afgebeeld; om dat deeze dingen van zelve blyken. FIGUUR, A, A. Het Gebrek, 't welk in deeze twee eerfte Figuuren verbeeld wordt, heeft plaats wanneer het Kryftallyn zyne Doorfchynendheid verliefi , en kleiner van omtrek wordt. Men zou van dit foort wel tien onderfcheidene Afbeeldingen kunnen opgeeven, maar deeze genoegzaam geagt hebbende hoop ik dat 'er de Lezer zig mede vergenoegen zal. Deeze Aftekening is gemaakt naar een Oog, op 't welke ik in den Jaare 1746 de Operatie gedaan heb aan zekeren Kruidleezer van de Ooftindifche Compagnie in deeze Stad; by welke Operatie de Heeren DoEtorcn Meza, Dias, en meer anderen, tegenwoordig zyn geweeft. Deeze Catarafta, in Fig. A,A, verbeeld, hadt reeds eenige Jaaren geduurd, en vertoonde zig redelyk wel van Meur; maar wanneer ik de Operatie ver* rigtte bevond ik dat zy in haar onderfte gedeelte aan de Iris vaftkleefde; en wanneer zy los raakte hadt ik veel moeite om ze geheelenal weg te drukken; dog het gelukte emdelyk en de Patiënt bevondt zig zeer wel. Na verloop van 8 dagen merkte ik dat een klein ftukje van de Staar, de gedaante hebbende van Wit Papier, aan dm bovenkant der inwendige zyde van de Iris zig aan- ge-  UITLEGGING der FIGUUREN. 47 gezet hadt; weshalven ik de Naaide voor de tweedemaal binnen 't Oog bragt om dit weg te neemen. Dit gelukte my ook, en ik bevond, dat het inderdaad zo dun was als Papier, zo dat het zekerlyk een Jlukje van het Vliesje des Kryflallyns zal geweeft zyn. Deeze Man leeft nog, is zeer welvaarende en omtrent 65 Jaaren oud. Men moet wel opletten, dat in dit foort van Cataracta het Kryftallyn zo klein is, dat de doorgang der Ligtftraalen door den Oogappel van het zelve niet verhinderd kan worden. Zy is byna rond van omtrek, en fchynt, door de geduurige verandering van den As des Gezigts, in eene geduurige beweeginge te zyn. Men noemt dit Gebrek Kataftatïa & Opacitas movensvel Cataracta, of Witte heweegende Cataraóta. . FIGUUR, B, B. Dit is een ander foort van deeze tegennatuurlyke veranderinge des Kryflallyns, waar in hetzelve ten opzigt van zyne grootte zeer verminderd bevonden wordt, dog het Huisje behoudt zyne natuurlyke doorfchynendheid, en het Kryftallyn, fchoon veel verkleind zynde behoudt zyne legging agter het onderfie deel van den Oogappel. In dit Gebrek is het Oog ongevoelig voor het Ligt: men noemt hetzelve Atrophia alba & Opacitas vel Cataracta , of eerfte foort vau Uitgedroogde Cataracta. FIGUUR, C, C. Dit Gebrek ts een foort van Melkagtige Cataracta, in welke het Vlies ook ondoorfchynende is, en wanneer men 't zelve breekt wordt den Lyder aanftonds het Gezigt wederom gegeven. Zulks is van my waargenomen onder  48 UITLEGGING der FIGUUREN. der de Operatie op het eene Oog van den Heer Abraham Aflebi Cardofo , welk Oog by Figuur C naar 't leven is afgetekend, eer ik de Operatie ondernam, welker Omjtandigheden hier voor op bladz. i o befchreeven zyn. De andere Figuur C* verbeeldt het andere Oog van denzelven, waar in men reeds duidelyk de beginzels befpeurt van de Verduifleringe van het Vlies, gelyk het zig toen ter tyd, naamelyk den 30 April van dit Jaar, wanneer ik de Operatie aan 't andere verrigtte, bevondt. Sedert is de Cataracta in dit Oog reeds volkomen gevormd en ryp geworden, zo dat 'er eerfldaags de Operatie op gedaan zal worden. Men kan dit Gebrek daarom met regt noemen Cataraéta Membranofa Ladtinofa, prima fpecies, of eerfte foort van Vliezige Melkagti* ge Cataracta. FIGUUR, D, D. Dit Gebrek verfchilt hier in voornaametyk van het eerfte foort der Uitgedroogde Cataraóta, dat in deeze het Kryftallyn nog veel meer ingekrompen, veel harder en ondoorfchynender is, dan in die der Figuuren B, B; hoewel 'er nog een derde foort is waar in de Staar nog veel harder en ondoorfchynender bevonden wordt. In dit Gebrek is het Huisje of Capfula van 't Kryftallyn ook ondoorfchynende, en hier of daar zonder eenigen vaflen Regel aan den Oogappel vaftgehegt. Op dit Oog is in de Maand September laatftleden de Operatie door my gedaan aan de Weduwe Bont, woonende in de KromElleboogfteeg. Het wordt genoemd Atrophias altera fpecies & Opacitas Lapidofa vel Catarafta, of tweede foort van Uitgedroogde, of Steenagtige Cataraóta. FI<  UITLEGGING der FIGUÖREN. 49 FIGUUR, E, E. Het tweede foort van Melkagtige Staaren heb ik laaten afbeelden in deeze Figuuren, gelyk het door my in den Jaare 1748, aan een Arm Man, Dirk Sanders genaamd, geopereerd is. In dit Gebrek, waar in de omtrek van 't Kryftallyn ook verminderd wordt, maar niet zo veel als in de voorigen, vindt men behalvën dat eene ontbindinge van den famenhang in eenige of alle deszelfs deelen. In dit tweede foort behoudt het Huisje van 't Kryftallyn zyne Doorfchynendheid, met weinig of geene verandering in Gedaante en Grootte. De voornaamfte verandering beftaat derhalven in de Koleur, ivelke naar die van geflremde Melk gelykt, en in de Operatie ook van zodanige zelfftandigheid bevonden wordt. Dit niettegmftaande behoudt het Oog in dif Gebrek zyne Aandoening van de Ligtftraalen en de OogAppel zyne beweeging. Men noemt het Aichicinos prima fpecies, & Opacitas Lapidofa vel Cataracta , of tweede foort van Melkagtige Cataracta. FIGUUR, F, F. Dit andere foort van 't zelfde Ongemak, waarop door my de Operatie gedaan is aan zeker Man, genaamd Dirk Goude Leeuw , in de Roofenflraat woonagtig, gelyk hetzelve in deeze Figuuren, F, F, naar 't heven is afgetekend, heeft ook meeft al de zelfde Eigenfchappen als het naafivoor gaande; naamelyk weinig vermindering in Grootte en weinig verandering van Gedaante, D hi.  50 UITLEGGING der FIGUUREN. dan dat de Koleur naar die van Melk gelykt. Ook be-. houdt de Oogappel in deeze Staar zyne natuurelyke be-. weeging, en de aandoenelykheid voor het Ligt blyft in volkomenheid gelyk in de voorige. Ik heb de zelfftandigheid van deeze Cataracta ook ah gejlremde Melk bevonden, wanneer ik derzelver Huisje opende; en in het andere Oog was even een zodanig beginzel van eene Melkagtige Cataraéta als in de Figuur C *, verbeeld wordt, welke laatfte federt ryp geworden is , zo dat zy in 't korte fiaat geopereerd te worden. Het voornaamjle verfchil, tuffchen dit foort en het voorige, beftaat in de meer volkomenheid en ondoorfchynendheid van dit laatfte. Het wordt genoemd Aichicinos, altera fpecies, & Opacitas Laftinofa vel Cataraóta, of derde foort van Melkagtige Cataratla. FIGUUR, G, G. Deeze Figuuren, verbeelden het zevende foort van dit Gebrek, Cataracta genaamd, waarin het Kryftallyn kleiner van nuddellyn wordt. Deszelfs Kentekenen zyn, dat het onmiddelyke Werktuig van 't Gezigt de aandoening van het Ligt gevoelt, en de Oogappel zyne beweeginge behoudt, gelyk te vooren: ma.ar de Koleur van de Cataracta is; niet Wit gelyk de voor gaanden, maar Geel en Etteragtig. Het Kryftallyn is in dezelve zelden veel in Grootte verminderd, maar deszelfs Huisje of Capfula ij- altoos ondoorfchynende. In fommige Gevallen is de zelfftandigheid van dit Lighaam zodanig bedorven , dat menze by de opening van het Huisje als harde Vuiligheid van eene donker geeh Verwe bevindt. By de toeneeming van dit Gebrek vertoont zig de Oogappel, tot den tyd der Rypwordinge toe, altoos onbeweeglyk , dih  UITLEGGING der FIGUUREN. 52 dikwils ook famengetrokken; fomtyds bevindt men een deel en fomtyds den geheelen omtrek der Cataracta aan de Iris vajlgegroeid. Het wordt genoemd Empyofis & Opacitas flava, vel Cataraétae feptima fpe« cies, of Geele Cataratla. FIGUUR, H, H. Dit foort van Cataracta , eigenlyk tot de Vliezigen behoorende, in de Figuuren, H, H, naar''t keven afgetekend, is het gene zig thans bevindt in het eene Oog van zeker Jongetje, zynde bet Zoontje van Mr. HefTeling, woonagtig op de Princen-Graft over de Tapytmaakery, waar van ik hier voor, op bladz. 8 «19, gefproken heb. Ik zal 'er daarom niet meer van zeggen, dan dat men zeer voorzigtig moet zyn in dit Gebrek te behandelen : want my is door Ondervindinge bekend, dat hetzelve dikwils van de Kinderen mede ter weereld wordt gebragt. Alsdan vertoont het zig onder de gedaante van een Blaauwagtigen Ring of Schyf, die den Oogappel fchynt toe te fluiten en het Gezigt te verhinderen. In tegendeel blykt het uit dit Voorbeeld, dat de Verdaiflering van het Gezigt geen weezenlyk gevolg is van dit Gebrek; 1 welk men wel moet onderzoeken voor en aleer men tot de Operatie overgaa; dewyl men anderszins door dezelve dikwils meer nadeel dan hulpe toe zal brengen. Wat de Kentekenen van dit Gebrek belangt : het Kryftallyn wordt in hetzelve weinig of niet, in Grootte of Gedaante, verminderd of veranderd; deszelfs Huisje behoudt zyne Doorfchynendheid, en het onmiddtlyke Werktuig van 't Gezigt zyne volkomenheid, gelyk ook de Oogappel zyne bewe'eginge. De grootfte D 2 ver-  52 UITLEGGING der FIGUUREN: verandering beftaat derhalven in de Koleur van den Oogappel, die zig niet zwart, gelyk natuurelyk maar witagtlg vertoont, en men befpeurt dikwils verfcheidene, kleine , ongelyke . graauwc of afchverwige Vlakjes op diïwitagtige 'Veld; waar van de Naam van dit Gebrek is afgeleid. Men noemt het Biapolis & (-pacitas alba cu n Maculis Glaucis, vel Cataracta tranfparens Membranofa , of Vliezige Doorfchynende Cataracta. FIGUUR, I, L Dit Gebrek Glaucoma genoemd, 't welk in de Figuu* ren ,1,1, afgebeeld is, wordt door een duidelyk Kenteken van de agt voorige Gebreken of van de Cataracta in 't algemeen onderfcheiden; dat in hetzelve de middellyn en ömtrek van het Kryftallyn vergroot wordt, daar hetzelve in de anderen verminderde. Ook heeft in hetzelve eene Verzoeting en Ondoorfchynendheid van het Huisje des Kryflallyns , zo wel als van dit Lig. haam zelve plaats , en door alle derzelver deelen in, volkomenheid. Anderszins befpeurt men in dezelven gec e verandering van zelfftandigheid , dan dat de Koleur naar maate der meer of mindere Ondoorjchynendheid ook verfchiller.de is. In den hoogften trap van het GJaucpma is het onmiddelbaare Werktuig des Gczigts ook ongevoelig voor bet Ligt. In 't algemeen vei wydt zig de Oogappel in dit Gebrek gelyk de Figuuren, 1,1, aanwyzen, en blyft onbeweegelyk jlaan. In dit eerfte foort van Glaucoma is het Kryftallyn zo zeer vergroot , dat het de agterfte Kamer van het Waterige Vogt geheel opvult, en zig van rondjumme a..n 't Druivenvlies vafthegt; de  UITLEGGING der FIGUUREN. 53 oppervlakte is glad en van eene Hemelfchblaauwe Koleur ; de Oogappel is onbeweeglyk en zeer verwyd, en het Oog heeft geene aandoening van het Ligt. Het wordt genaamd, Glaucoma prima fpecies, of eerfte foort van Glaucoma. Het tweede foort van dit Gebrek, Figuur , I *, is my hier te Amfieldam in veele Menfchen voorgekomen. Behalven de Kentekenen van het voorige foort , vindt men daar in eene zo aanmerkelyke Vergrooting van bet Kryftallyn , dat het niet alleen het agterfte Oogkamertje geheel en al opvult , maar zelfs het Druivenvlies naar 't Hoornvlies drukt ; en fomtyds baant het zig een weg door den Oogappel heen en vervult het geheele voor/te Oogkamertje. In den voortgang en de toeneeminge van dit Gebrek , 't zy het Kryftallyn meer of minder uitgezwollen zy , heeft eene befiendige Hemelfchblaauwe Koleur ' plaats ; evenwel is deeze Koleur naar den teefland van het Ongemak meer of minder helder. In het ergfte foort is de Koleur graauw of Barnfteenverwig , en fomtyds doch zeer zelden Dunkerblaauw ; maar heel dikwils uit eene vermenging deezer Koleuren beflaande. Dit laatfte foort wordt onder het getal der Gebreken van het onmiddelyke Werktuig des Gezigts geteld, of onder de Kwaaien van het Netvlies; die ik voornemens ben op haare tyd en plaats te verhandelen. Men noemt dit Gebrek, Glaucoma altera fpecies, of tweede foort van Glaucoma. I1GUUR, K, K, Dseze figuuren, K, K, die eene zwaare OogP 3 Ont-  54 UITLEGGING der FIGUUREN. Ontfteeking Chemofis genaamd afbeelden zyn van my hier voor op bladz. 39 , enz. verklaard , zo dat ik voor tegenwoordig eindige, hopende dat de Geregene Lcezer zig voor dit maal met het gene ik gezegt heb vergenoegen zal.