HHHIS 01 1178 1977 UB AMSTERDAM   ^um cle j 4 cinq cent! ,ude et el -^nt aurai aanufaö 1    R E I Z E DOOR SICILIË en MALT HA,   R E I Z E DOOR SICILIË enMALTHA, VAN DEN GRAAF de BORCHj LID VAN VERSCHEIDE AKADEMIEN DER WEETENSCHAPPEN. UIT HET FRANSCH VERTAALD. Te AMSTERDAM, Sy Y N T E M A en T I E B O E L MDCCLXXXIII,   VOORBERICHT. menigvuldige opmerkelyke voorwerpen, welken de Heer brydone myin zyne bekoorlyke Brieven over Sicilië en Maltha onder het oog hadt gebracht, maakten my, zodra ik die van den Graaf de eorch, over deze zelfde Eilanden, op 't einde van 't voorleden Jaar, onmiddelyk na de uitgave, in handen kreeg, nieuwsgierig om dezelve insgelyks te lezen. Ik' bemerkte wel ras, dat men een gedeelte daar van , zonder merkelyk verlies, konde misfen ; doch dat 'er ook zeer veele andere byzonderheden in waren, die men, 't zy ter meerdere volmaking, 't zy ter bevestiging , 't zy ter verbetering van de Brieven des Engelfchcn Reizigers , niet' behoorde te ontbceren; en de achting zelve voor dien bevalligen Schryver deedt my toen reeds neigen, om deze Brieven van den Graaf de borch, met uitlating van eenige dingen van minder aanbelang , in fnipperuurtjes te vertaaien, en by die van brydone te voegen. De rampen, zedert op Sicilië en in Kalabrie voorgevallen, haalden 'er my niet Oegts geheel toe * 4 over;  VOORBERICHT. over; maar deden 'er my ook meer fpoed mede maaken, om dat deze ongelukken het belang in het zo gunftig bevoordeeld, fteeds zo gedreigd , en dikwils zo zwaar bezocht, Sicilië, natuurlyker wyze, moest vermeerderen. Het tegenwoordige Werkje moet dan als eene foort van Aanhangzel op dat van brydone, vooral in 't geen Maltha betreft, worden aangemerkt; en het een is zonder het ander min volkomen ; gelyk deze Brieven door den Franfchen Reiziger zeiven, dan ook, op den tytcl, als een Supplement van die van brydone worden opgegeeven. Hoe het zy, ik heb myn oogmerk , een leerzaam vermaak, in de Vertaaling bereikt; en zo myn kleine arbeid een gelykfoortig uitwerkzel by myne Landgenooten voortbrengen moge, zal ik my dubbeld voldaan achten, REL  R E I Z E DOOR SIGILIE en MALT HA* EERSTE BkIEF. napels, 20 November, I7?6; Ik heb lang lii beraad geftaan, om uw verzoek in te willigen, ïriyn waarde C, en ü myne waarnemingen te doen toekomen, naarmaate ik gelegenheid mogt vinden, om myne Brieven veilig af te zenden. De bedenking , dat ik denzelfden weg ftond te bewandelen, Waar op zulk een fcherpzichtig en kundig Reiziger, als de Heer brydone, reeds alle de opmerkelyke byzonderheden moest hebben waargenomen, fchrikte my grootelyks af; dewyl echter het Jaargetyde, waarin die Heer zyne reis gedaan heeft, juist het tegengeftelde is van het geen ik voor de myne gefchikt heb, begreep ik, dat verfcheiden voorwerpen zig aan myn oog zouden kunnen vertoonen , welken de voortreffelyke Engelfche Reiziger, of nfc* kon gezien hebben, of die zig aan zyn gezic' ïene andere gedaante konden hebben voorgedrag in welke beide gevallen myne waarnemingen , vou u de bevalA  * I. BRIEF. ligheid van nieuw, ten minften voor een goed sedeelte, konden hebben. Dog daar vertoonde zig eene andere zwaarigheid, welke ik moest waagen te beproeven, of ze wezenlyk ware zo als zy zig vertoont? Zo men op de berichten der bewooneren van het vaste Land van Italië wil afgaan, moet Sicilië een woest, onbeteeld, Land zyn, zonder Regeering, onveilig voor de Reizigers, aan alles, dikwyls aan den wezenlyken nooddruft, gebrek hebbende, en niets vertoonende, dat eene verftandige nieuwsgierigheid waardig is. Ik kan op dit oogenblik nog gecne dier aantygingen beantwoorden; maar ik konde my, toen ik het befluit nam, van u myne Brieven toe' te zenden, niet verbeelden, dat dit Land, voormaals zo beroemd, tot zulk een uiterst elendigen Haat gebracht zou zyn. De Heer brydone zelf, wien men befchuldigt , dat hetzelve wat te flreng behandeld heeft, befchouwt het echter niet op dien voet; zo zyne hand wat zwaar wordt in de zwarte fchilderyen, welke hy van dit vermaard Eiland maalt, zo hy zomtyds wat gal moge mengen onder den lieffelyken honing van den Berg Hiblon, daar hy zo veel werks van maakt, verzacht zig echter geduurig zyne verbeelding, worden zyne befcbryvingen vrolyker, en verlaat hy homerus en de Cyclopen, om de Herderinnen van theokritus op te zoeken. Ik meen dan zyne ongunffige berichten voor een goed gedeelte te mogen toefchryven aan eene, mag ik het zo noemen, aangeboren afkeerigheid, welke de twee Volkeren tegen mal-  I. B R I E F, 3 « malkanderen hebben, en die door de Regeering gemaklyk zoude weggenomen kunnen worden, zo zy wat meer omgang en betrekking tusfchen de beide Natiën invoerde, Men weet, dat het , van alle tyden her , de Koophandel geweest is , die de Mentenen belchaafd heeft; en daar is geen twyffel aan, of dezelve zou dat zelfde uitwerkzel ook hier voortbrengen, en de gemeene voordeden zouden eerlang de harten verbinden, de zeden zouden zig naar malkanderen fehikken, en de heusheid zou over de nationaale vooroordeelen zegepraaien. Wy hebben een Maltheefche Spéronare voor onzen overtocht gehuurd. Dit is een klein Vaartuig met zes riemen, yan grootte ten naasten by als een halve Feloek. Met is niet dubbeld gevloerd, en behoudt dus geen water tusfchen deks, 't welk die walgelyke lucht in de Vaartuigen brengt, waardoor men Zeeziek wordt , gelyk men het noemt, zodra men daar inftapt , en voor dat het Schip nog eeuige beweging gemaakt heeft, De bekwaamheid dezer Schippers is zo groot, dat zy met hun klein Vaartuig de grootfte Zeeën fchynen te tarten, en de moeijelykffe reizen zonder gevaar volbrengen; zy zyn zo bekend met Zee en Lucht, dat zy ydere verandering van weder, een aanmerkclyken tyd te vooren, voorzien en voorfpellen, en daar hun voordeel mede doende, in opkomende, of zelfs maar twyffelachtige , onweders, de ruime Zee verlaten, en langs de Kusten zeilen, Dewyl deze Vaartuigen zeer klein, ligt, en plat zyn * zet A a *nert  4 I. BRIE F, • men hen , by yder toeval van belang, op ftraïid aan, en men windt hen dan door middel van een fchroef met twee blokken op het Land. De vaardigheid, waarmede zy de golven klieven, verkort de reizen zeer veel, en doet hen boven alle andere Vaartuigen verkiezen voor de bezendingen. die fpoed vereifchen ; en naardien zy dus veel gebruikt worden, zyn zy vry fchikkelyk in den prys, welken zy voor ydere reis vorderen. De overtocht van Napels naar Maltha kost veertig, of zestig, Napelfche Dukaaten (a) naar het Jaargetyde, en naar de menigte goederen, welken zy overvoeren. Ons Vaartuig is zes- en dertig voet lang, van den voor- tot den achterneven, en men zegt ons, dat dit het langde van deze foort is, Binnen drie of vier dagen, hoopen wy van hier te vertrekken, wy wachten de nadere bepaaling alleenlyk van het weder, dat wat veranderlyk fchynt te worden. Ons Schip is meer gevuld met mondbehoeften dan met reistuig; want men beduidt ons, dat wy wel genoodzaakt zonden kunnen zyn, om in de eene, of andere, onbewoonde plaats van Kalabrie te landen, daar wy bezwaarlyk een (luk broods zouden krygen. Uit de Brieven van Voorfchryving te oordeelen , moeten wy een zeer goed onthaal op Sicilië aantrefFen; ik heb myn Reiskofrertje bytia vol daarvan, en ik bewaar hen zo zorgvuldig als myn Wisfelbrief; want wegens de gereedheid , waarmede men (<0 aoo of 300 Franfch* Livres.  I. BRIEF. 5 men die Aanpryzings-brieven hier aan ydcr een geeft, zouden wy een allerverachtlyklte figuur maaken, zo wy niet een half douzyn voor ydere voornaame Stad van. Sicilië hadden. De Italiaanen, inzonderheid de Grooten van dat Land , vooral de Napolitaanen, zyn, in weerwil van alles , wat zommige Reizigers, uit welke beweegredenen dan ook, het tegendeel mogen gefchreven hebben, ten uiterften vriendelyk en verplichtende voor de Vreemdelingen. Niet voldaan met hun alle mogelyke oplettendheden geduurende derzelver verblyf te toonen, verlangen zy die zelfde vriendelykhcid ook buiten hun Land uit te flrekken, en 't is met uit verpligtend oogmerk, dat zy zo vcele Brieven van Voorfebryving geeven aan de Vreemdelingen, welken zy maar eenigzins hebben leeren kennen. Maar dit gebruik is in een nadeelig, en zelfs belagchelyk, misbruik veranderd, door de al te groote gereedheid, waarmede zy deze brieven afgeven, zomtyds zonder zelfs den perfoon te kennen, die hen daar om verzoekt. Ik heb, ten dezen opzichte, te Napels een gevalletje gehad, 't welk u dit misbruik duidelykcr zal vertoonen , dan alles wat ik daar over zoude kunnen zeggen. My op zekeren dag bevindende in een huis, alwaar men my niet kende dan by myn naam , dien ik daarenboven zelf, zonder eenigen Recommandatiebrief, had bekend gemaakt, fprak ik van de reis, welke ik voorhad naar Sicilië te' doen , en van het vermaak, 't welk ik my voorftelde, om in dat zelfde tochtje , ook het Eiland Maltha te zien. A 3 Een  6 I. BRIEF. Een Heer, die zig in dat gezelfchap bevondt, zeide my, dat hy byzonderlyk met den Grootmeester bekend was, en beloofde my een Recommandatiebrief aan dien Prins te zullen medegeven. Hy hieldt zyn woord, en myn naam gevraagd hebbende, zondt hy my dien eigen avond den beloofden Brief. Dewyl dezelve een vliegend Cachet hadt, meende ik myne nieuwsgierigheid vryelyk te mogen voldoen, met te zien, wat iemand, die my geheel niet kende, en flegts weinige minuuten met my in gezelfchap geweest was, van my zou kunnen vertellen. Oordeel, hoe groot myne verwondering moest zyn, toen ik vernam, dat deze Heer in denzelfden Brief, my en den Schipper van het Vaartuig, dat ik had afgehuurd, aan den Grootmeester aanprees, als twee Heeren van zulke onderfcheidene verdienden , dat zy de hooge bercherming van zyne Eminentie byzonder waardig waren, Die gemaklykheid om Rrieven van Aanbeveling aan allerhande lieden mede te geven, moet natuurlykerwyze ten gevolge hebben, dat dezelve allengs alle hunne waarde en uitwerking verliezen. Voormaals verftrekten zy als tot een Pasport voor Verdienden ; thans zyn zy niets anders dan eene verfchuldigde beleefdheid, welke ieder man, van eenigen rang, zig verplicht oordeelt op het eerde verzoek, dat hem deswegen gedaan wordt, in te willigen; want in den daat , waar in thans de zaaken zyn , zoude het als eene onheusheid aangemerkt worden dit verzoek te weigeren. De Italiaanen , vooral in den mlddeldaat, zyn waa-  L BRIEF. 7 waare Aapen van hunne Meesters; en ziende hoe gereed deze met hunne Aanpryzings-brieven zyn , volgen zy dit ook in hunnen rang getrouwelyk na. De Bedienden geven aan andere Bedienden even gemaklyk zodanige Brieven mede, als hunneHeerendie aan andere Heeren vergunnen; dus gaf een Cameriere te Rome aan myn kamerdienaar een Recommandatie-brief voor Napels , waarin hy hem zeer mildelyk alle mogelyke kundigheden en goede hoedanigheden toefchreef ,hem een onvergclykelyk man (Senza paragone) noemde , en floot met zyn Vriend , (den kok van den Kardinaal conti) te verzoeken van hem zyne byzondere befcherming wel te willen vergunnen. Oordeel uit dezen trek over vyftig anderen, even belagchelyk,die in gelyke gevallen dagelyks moeten voorvallen ; ondertusfchen kunt gy hier uit zien , met welk eene gulheid de Italiaanfche Grooten de Vreemdelingen behandelen. Het is, inderdaad, uit dit beginzel van goedhartigheid, waar in zy malkanderen poogen te overtreffen , en veele Natiën overtreffen, dat het gemelde misbruik zyn ooriprong heeft. Gy zoudt met dit alles echter wel wenfchen , dat het zelve geene plaats had; en ik wensch dat met u. Dog myn Brief is reeds te lang. Ook moet ik orders geven Voor 't geen onze reis betreft. Vaar wel. Aa TWEE-  i II. BRIEF, TWEEDE BRIEF. VAN KAAP MINERVA, 24 Novemb. IffÖ. J^indelyk hebben wy gisteren onze reis aangevangen; ik twyffel, of wy ons dezelve wel als gelukkig mogen voortellen, daar het begin van zo veele Ünweêrs-Vogels is vergezeld geweest. Den geheelen morgen hebben wy niets dan Tolbedienden gezien , regte roof harpyen , die den armen Reiziger met eene onverzaadelyke gretigheid plukken , en die voor eenige Carlins den Koning zei ven, met zyn geheele Gezin, zouden laten wegvoeren. Het geen inzonderheid aanflootelyk in hun gedras voorkomt, is, dat zy zig door de Vreemdelingen zelfs doen betaalen voor eene zoort van befcheidenheid, waar mede zy hunne goederen behandelen, terwyl zy hen echter een zeer langen tyd in de haven ophouden, om in geene verdenking te vallen van hunnen plicht niet wel te betrachten. Dus weeten zy hun mes, gelyk het fpreekwoord zegt, aan twee kanten te laten fnyden, en trekken geld voor dat zy hun plicht fchynen te doen, en voor dat zy denzelven verwaarloozen. Dog laat ons die elendigen daar laten,en van een voorwerp van meer belang fpreken. Vóór dat wy Napels veiiaten , zc.ude ik het oog nog wel eens willen laten gaan over die fchoone Baai , aan welker oever deze groote Stad gebouwd is; dog de Heer brydone heeft daar zulk eene prachtige, en tevens waare, fchilde-  1% BRIEF. q ry van gegeven, dat liet vermetelheid zoude zyn met een nadere befehryving te voorfchyn te komen. Ik wys u derhalvcn ten dezen opzichte naar het Werk van dien bekvvaamen Reiziger, en ik zal u, alleenlyk {preken , van het geen hy overgeflagen heeft. Indien de rykheid van gezichten , indien de oneindige uitgeftrektheid lands, daar het oog zig in verliest, indien, eindelyk,de grootheid van Napels, en de fchoonheid van derzelver omtrek , de fcbilderachtigfte en verrukkelykfte toneelen aan den verwonderden Reiziger vertoonen; verwekken zy tevens een zeer verfchillend gevoelen, in de ziel yan elk, die de gevaaren , aan den ingang van de Golf, by ondervinding kent. Inzonderheid dreigt het Voorgebergte van Palinuur , verre in zee uitfpringende, en fteeds met een fchuimende branding bedekt , elk onvoorzichtig Zeeman , die zig aan deszelfs kusten, met eene ry van klippen, en brokken van het voorgebergte zeiven , bezet, te veel mogt waagen. Tegen over het Eiland Caprea , meer beroemd door de gruwzaame wreedheden van tiberiüs, dan door het verblyf van augustus, niet verre van die vreesfelyke Kaap, vernauwt de Zee zodanig , dat zy niet dan een fmallcn en gevaarlyken doortocht aan den Zeeman overlaat; dank hebbe echter de bedrevenheid van ons Volk, en hunne kennis van deze geheele Kust ; wy hebben de Kaap , zonder toeval, omgeftevend : en zyn, na dertig mylen (de lengte van deze Golf,) afgelegd A 5 le  io IL BRIE F. te hebben, te land geflapt,by een armelyk plaatsje , Don Overa geheten , en dienende tot eene wykplaats voor eenige elendige lieden, die zig met de Tonynvisfchery, den eenigen rykdom van deze Kust , geneeren. Deze Visfchery gefchiedt daar iederen Zomer, onder de hooge befcherming der Monniken van Saint Martin van Napels , de Leenheeren van de plaats. Gy verbeeldt u echter hoop ik niet, dat het om het vermaak van de plaats was , dat wy te Land gingen , niets minder dan dat; 't was het vooruitzicht van onzen Scheeps-Kapitein , die, een nabyzynd onweder aan den hemel lezende , ons hier gebannen heeft. Dat dit woord u niet te hard voorkome ; wy bevinden ons hier in eene wezenlyke Woestyn, zonder brood, zonder vleescb, zonder bruikbaaren wyn, zonder bed; zo dat wy genoodzaakt zyn in de Spéronare te gaan flapen; ik heb 'er den nacht van gisteren reeds doorgebracht, en 't zal heden , denk ik , het eigen geval zyn. Gelukkig hebben wy elk onze matras en deken; want buiten deze voorzorg , zouden wy als honden by malkanderen moeten kruipen. De voorfpelling van onzen Kapitein is vervuld geworden. Wy hebben den geheelen nacht eenen afgryslyken ftorm gehad; dezelve was om middernacht zo geweldig, en de golven liepen zo hoog, dat onze Zeelieden verplicht waren het Schip acht of negen voeten hooger op het ftrand te haaien. Byaldien ik het vermaak niet had van u over myn toeftand te onderhouden, zoude ik my doo- de-  II. BRIEF. II delyk verveelen in dit land , in fchyn van god vervloekt, en, inderdaad , van de Mentenen verwaarloosd. Maar deze bezigheid geeft my eene wezenlyke verkwikking en vertroosting. Ik \ erbeeld my, u te zien, met u te fpreken; ik verbeeld my u uw medelyden te hooren betuigen; en ik vergeet myn verdriet. Daar blyft my evenwel ééne kwelling over, waar in die ftreelende verbeelding geene verligting kan toebrengen : een geweldige honger belet my langer voort te fchryven, en de reuk van eenige Grondelingen, welken ons Volk het geluk gehad heeft op te fpooren , en welken men bezig is in Olie te bakken, doet my derwaards ylen. Vaar wel. DERDE BRIEF. VAN KAAP MINERVA, 25. Novemb. IJtfÖ, Dewyl eene geweldige hoofdpyn my gisteren, den geheelen dag, niet toeliet, om een pen in de hand te nemen, moest ik, fchoon met tegenzin, tot des anderen daags uitftellen, u de waarnemingen , welke ik over dit Land gemaakt heb , mede te deelen. Maar de Schiroc, die thans Merk waait , verllapt de vezelen dermaate, dat 'er een algemeene tegenzin , tegen alle infpanning, onvermydelyk uit geboren wordt. Dit is misfchien een voordeel voor u, om dat gy dus voor geen langen Brief behoeft te vreezen; ik beloof u, ik zal bekorten, maar gy moet my vergunnen, dat ik, in weer-  \% TIL BRIEF. weerwil van den gemelden tegenzin, een proef ne. me, of ik de kwaade uitvverkzels van den Schiroc kan verdryven, door u te fchryven. Uit het Bericht van den Heer brydone had ik opgemaakt , dat die vernielende Wind niet dan in de Zomer-hitte regeerde; maar in deze ftreeken voelt men deszelfs verdrietige uitvverkzels in alle jaargetyden. Het onaangenaame zelfs van deze Zeeën is, dat men door dezen ftroom vair lucht in den winter niet flegts plotzelyk overvallen wordt, maar dat hy zelfs veertien dagen, of drie weken,' met de grootfte geweldigheid blyft aanhouden, en den ongelukkigen Reiziger , al dien tyd, aaa eene onbeteelde kust gekluisterd houdt. Zie daar reeds drie dagen dat hy ons hier boeit: en de Hemel weet, hoe lang die gevangenis nog duuren moer. Om de verveeling te verdryven, die ons allen in dezen eenzaamen oord begint te vermeesteren , heb ik dezen morgen een weinig landvvaards in gewandeld, en ik kan u niet genoeg myne verwondering mededeelen, van te zien, hoe een Land,zo vruchtbaar als van deze kusten, zo geheellyk aan zig zelvcn wordt overgelaten , zonder dat eenige nyvere hand, door een behoorlyken arbeid, die inderdaad niet zwaar behoefde te zyn, het zelve'uitlokke om zyne milde gunften te fchenken. De Olyfboom is de eenigfïe vrucht des lands waar voor men hier eenige zorg draagt; alle andere voortbrengzels worden verwaarloosd ; en alle deze heuvels , die met zo veel voordeel tot Wyngaarden aangelegd konden worden , verliezen hunne voordeelige fappen , of ver-  III. BRIEF 13 verfpillen dezelve alleen aan eenige distels , en andere wilde planten, waarvan men zelfs niet eens de deugden kent. Droevig uitwerkzel van de onkunde en woestheid der Bewoonderen van dit land, daar de Natuur weder in haar eerften Chaos fchynt te ftorten. Een land zonder teelt, is als een menfchen-ziel, aan haarzelye overgelaten. Duizend nuttige voortbrengzels , welken een weinig zorg 3011de hebben doen ontwikkelen, verflikken in den boezem van het eerlte; duizend verlaagende vooroordeelen verdonkeren in de laatfte het licht van de Rede , die zig met een gepast onderwys zo heerlyk zoude hebben kunnen vertoonen. Dit is waar , dat de Bewooners dezer kusten meer naar Beeren dan Menfchen zweemen ; eene barbaarfche taal , een verfchrikkend voorkomen , een (linksen en boosaartig gezicht , een walglyk voedzel, zie "daar : de hoofdtrekken van de tegenwoordige Kalabriers; elendige Afftammelingen van de voormaalige Wereld-dwingers. Het is niet noodig , dat wy met de beroemdlte Reizigers de Bosfchen van Amerika , of de gezengde Landen van Afrika, gaan bezoeken, om Wilden te zien; wy kunnen hen op de kusten van Kalabrie vinden. De geheelc kust langs, op den afiland van een myl van malkand«r$n * zyn gemetzelde Torens opgetrokken , waarvan elk vier Invalides met een Sergeant bevat, die gefchikt zyn om de Landingen, welke de Turken mogten doen, waar te nemen , en daar van door Signaalen van die Torens aan de naastby zynde bezettingen bericht te geven. Het  H III. BRIEF. Het is zonderling, dat de gemeenfchap met deze oude Krygslieden de Zeden dezer Kust-bewooneren niet heeft kunnen verzachten. D;t is ondertusfchen zo weinig het geval, dat ik verfcheidenen dezer Invalides heb hooren zeggen , dat zy zig liever met de helft hunner wedde vergenoegen zouden , mits dat zy dezelve onder Menfchen verteeren mochten, dan met het geheel onder deze Dieren te leeven. De geheele kust van Kalabrie is niet dan een achtervolging van kalkachtige bergen, door dewelken men, van affland tot afftand, koppen van oorfpronkelyke rotfen bemerkt, in de eerstgemelden bekorst, en overdekt door de baaren der Zee, die geduurig daar over vloeijende, en, zig tegen dezelve verbryzelende, haaf eigen werk op veele plaatzen verbryzeld hebben. Het bovenfte dezer Bergen is bedekt met zand, en met eene uitmuntende pootaarde, uit de verdelging en verrotting van de wijde Planten, die daar groeijen,geformeerd. Het weinige Koorn, dat ik in dit Land gezien heb, is ongemeen fchoon; Haver is 'er onbekend; de Moes-planten, in het open Veld gezaaid , hebben 'er ten minden de dubbelde grootte van die van andere Landen in Europa; de Alöes groeijen 'er op den kouden grond, en bloeijen; de Olyfboelmen bereiken de hoogte van onze kleine Eyken , de Salfeparil, het Bingelkruid , de Scammonium, de Agrimonie of het Leverkruid, de Angelica of Engelwortel, de Betony, het Wal-droo, het Saffraan, gfoeijen daar gewillig; maar zy worden verdikt door Vaafen, Brem,  III. BRIEF. 15 Brem, de Tragacanth, de Wolfsklauw, de Heide, enz. Welke rykdommen voor de Kruidkunde, mag men billyk onderftellen, dat een Land in de binnen deelen, moet voortbrengen, daar de Zeeoevers en eenige kleine hoogten alle de Planten vertoo» nen, welken ik u genoemd heb. Hoe wenfchelyk ware het derhalven voor de belangen van het Menschdom, en de uitbreiding onzer kundigheden, dat een bekwaam Botanist dit Land, 't welk ik befchouw, als nog minder bekend dan de Pyreneen, door den Heer gilibert onlangs met zo veel vrucht doorkruist, eens kwame opnemen. Tot morgen myn Vriend want de Schiroc over* mant my. VIERDE BRIEF. van raap minerva, c8 Novemb. 1776. Tk heb u al zo veel van kaap Minerva gefchre■*ven , dat ik niet langer moet uitltellen , u iets van haaren oorfprong te melden. Die kaap, oudtyds bekend onder den naam van kaap der Syreenen, waarvan de Fabel u al te bekend is om 'er van te reppen, heeft den naam van Palinurus gekregen na den dood van den Stuurman van ene as , die daar verdronk, en wierdt eindelyk kaap Minerva genoemd , wegens de overblyfzels van een ouden Tempel aan die Godin gewyd, waar van men nog eenige voetfpooren ziet. Deze go  16 IV; BRIEF. geheele fixeek is bedekt met Oudheden ; en dit moet u geenzins vreemd voorkomen , want dit gantfche land, gelyk de oude Historiefchryvers ons berichten , was door Keizer nero verkozen om daar een aangenaam Lusthuis aan te leggen, waar van de overgeblevene brokken de kleine Stad Neraunum geformeerd hebben , die nog beltaat , en alwaar men eene menigte Penningen , met het afbeeldzei van dien Vorst, aantreft. De Inwooners van dit Land , zo bedriegelyk , als dom en laag , nu en dan gehoord hebbende , dat de Vreemdelingen de oude Penningen duur betaalen, brachten my een oude gefleten Franfche Ecu, en een zilver ftuk van Spaanfche munt; zeggende : dat het twee oude penningen van groote waarde waren, nieuwelings onder de brokken van den Tempel van Minerva gevonden. Byal- dien deze lieden , in plaats van hun weinigje verHands met deze lompe bedriegeryen bezig te houden , zig toeleiden , om de weZenlyke Oudheden van hun Land te leeren kennen , en de Vreemdelingen daar in te regt te helpen , zouden zv wézenlyk nut doen, en hun eigen voordeel zaakelyk bevorderen ; maar daar zyn zy te lui en te. dom toe; en ik heb 'er niet één onder gevonden, die my den weg naar deze Oudheden wyzen kondé. Gelukkig heeft een Priester uit de nabuurfchap dit gebrek vervuld. Deze Heer, m el lino geheten , zo geleerd, als men in deze breek zyn kan , is de Schryver van eene Verhandeling, te Napels gedrukt 5 over de Oudheden van Lucaüie, en e van t  IV. BRIEF. i7 van al het omliggende Land. Ik heb aantekening gehouden van al het opmerkelyke, dat ik uit zyne verkeering geleerd heb, en ik hoop u zyne ophelderingen by myne te rug komst in Frankryk mede te deelen. Het is verwonderlyk, hoe veele kundige lieden in allerhande zoort van byzondere zaaken Italië bevat, en hoe arm het zelve tevens is in wezenlyk geleerde Mannen. Ik meen deze zo zichtbaare tegenftrydigheid aan twee oorzaaken te mogen toefchryven, welke eenen Vreemdeling eer in 't oog vallen dan een Inboorling , aan deze ftrydigheid gewoon. Te weeten, de menigte fchoone modéllen * de dierbaare overblyfzels van de verhevenheid der Ouden , de naaryver der nabuurige Volkeren om deze modéllen te komen zien en te copiëeren , het geld-belang , door de edelmoedigheid dier Vreemdelingen gaande gemaakt; eindelyk de natuurlyke zucht voor 't geen waarlyk fchoon is, zo eigen aan elk, die tot eenigen trap van befchaafdheid is gevorderd ; dit alles verwekt in de ziel der Italiaanen , gelyk als in die van alle andere Menfchen , een fteeds vernieuwd wordend verlangen , om den nauwen kring hunner kundigheden uit te breiden. De Edele, de Burger, de Militair , de Geestelyke , elk wydt in Italië de eerlte jaaren van zyne jengd aan de Studiën % maar welhaast verflappen zy door de weinige aanmoediging , en offeren zy alle andere kennis op aan eene algemeene en uitgeplozen Politique. By dit gebrek in der Italiaanen Staatsgelleldbeid, komt B een  18 IV. BRIEF. een ander uit het klimaat zelf voortvloeijende. Eene geweldige hitte, eene ongezonde lucht in de fchoonde jaargetyden, verflappen de zenuwen, benemen de vezelen haaren toom, en brengen de dierlyke werking des lichaams , zo noodig voor de verdandelyke werkingen der ziel, in Je war. Voeg hier by , dat de natuurlyke aangenaamheden en gemakken van een Land, 't welk men inderdaad als een Paradys kan befchouwen, den mensch uit eigener aart , log en werkeloos maaken. De Italiaan is meer met zig zeiven ingenomen , dan de bewooner van de Noordfchc dreeken; en terwyl hy op alle andere Volkeren wat te zeggen heeft, terwyl hy de levendigheid der Franfchen, de ernsthaftigheid der Duitfchers , de dilzwygenheid der Engelfchen, veroordeelt, is hy over zigzelven ten uiterflen voldaan; befchouwt zig als het modél voor andere Volkeren; laat zyn verwaand oog van de hoogte des Kapitools, met eene zoort van medelyden, over dezelve weiden; doet, van zyne meerderheid boven dezelve verzeekerd, niets om dezelve waarlyk te verkrygen, en werkt alleenlyk naar evenredigheid van de belooning , welke hy daar van verwacht. Waren de levensbehoeften nog gemeener in zyn Land, de eigenliefde , en het genot der dille onkostbaare vermaaken, zouden zelfs de eerde beginzelen der kundigheden in hem verdikken. Dit alles is zo waar, dat de Italiaanen het zelve erkennen. Maar zo de Vreemdeling zig met reden doot aan het gebrek van yver en aanmoediging, 't welk in de Steden plaata  IV. B R. I E F. 19 plaats heeft, het is op het Land, het is in de Huizen van Panikulieren , gelyk dit in de meeste andere landen insgelyks het geval is, dat men de waare Wysgeerte wedervindt; en zo de Heer brydone dezelve in die ftille en kleine gezelfchappen gezocïit hadt, hy zou veel minder ten nadcele van deze Natie gezegd hebben; eene Natie voormaals boven alle andere beroemd , en nog zo eerbiedwaardig in onze dagen. Ik zoude u meer over dit onderwerp te zeggen hebben , maar de wind is veranderd ; een frisfche ftooker uit den Noorden roept ons tot een fpoedig vertrek, en belooft ons dezen nacht een korten en gemaklyken overtocht. Onze Zeelieden hebben ons aangekondigd, dat wy te middernacht gereed moeten zyn ; dus gaa ik orde op myne zaakeu Hellen, en moet myn Brief fluiten» Vaar wel. VYFDE BPvIEF. op de reede van messina, 5. Dec. 1776. ~\Y7y zyn verplicht geweest , ons vyf dagen te Donna Overa op te houden; eindelyk zyn wy met een gunftigen wind vertrokken , die ons in korten tyd de Golf van Salerno heeft doorgevoerd, welke men anders als zeer gevaarlyk befchouwd , wegens de Itroomen die daar gaan , en die ons klein Vaartuig ligtelyk zouden hebben kunnetl overmannen. Ten agt uurert des Avonds van den solten NoB 2 Vëm>  zo V. BRIEF. veniber, wierdt de wind zo fterk, dat wy genoodzaakt waren van ftreek te veranderen , en ons te Garoufle , het oude Agropolis , te bergen. Dit plaatsje, van al zyn ouden luister geheel beroofd, is tegenwoordig niet dan een elendig gehugt, met een Hot, aan den Hertog san felice de la tril eana , Heer van het gehugt en van eenige mylen rondom, toebehoorende. De droevige vertooning van dit nieuw verblyf fmertte ons dubbeld, toen onze Schipper ons des Avonds kwam berichten , dat wy in eenige dagen nog geen zee zouden kunnen kiezen; dog wy troostten ons over dezen tegenfpoed, toen wy vernamen, dat, flegts vier mylen van Agropolis, de vermaarde Tempels van Pestum waren, waarvan men ons te Napels zo veel gefproken hadt, en welken wy voorhadden in onze te rug reize naar die Hoofdftad te gaan zien. Wy huurden Muilezels tegen 's anderen daags , en wy begaven ons op marsch, uitgerust en opgezeten niet als andere St. Jorisfen, maar als de aanzienlyken van het Land ; dat is te zeggen zeer morsfig, en met weinig gemak. Na drie uuren op onze beesten voortgereisd te zyn, kwamen wy aan eene zeer uitgefirekte Vlakte , in het midden waarvan die drie Tempels geheel alleen llaande gevonden worden. Met den eerden opflag van het oog , bemerkt men de grootsheid van den Griekfchen flyl , en bepaaldelyk van de Dorifche bouworde , die daar in haaren eerden vorm fcbittert, Dog , fchoon deze Tempels alle drie in dezelfde orde gebouwd zyn , heeft men echter in elk derzei-  V. BRIEF. «i zeiver eene verfchillende evenredigheid gevolgd. Ik zal de byzonderheden daar van niet voordragen, dewyl ik u dan door een grooten omflag van bouwkundige kunst-termen zou moeten voeren , die, in weerwil van alle de moeite, welke gy daar aan bededen mogt , u nog weinig nut of vermaak zouden geven , zo myne befchryving van geeue aftekening vergezeld ging. De Oostelyke ftand der deuren, van alle drie de Tempels, toont duidelyk, dat zy aan geene helfche Godheden waren toegewyd ;integendeel, mag men, uit de pragt der bouworde, en de wyze van plaatzing, gisfeu, dat de middenfte Tempel, als de heerlykfte, aan Jupiter, die aan deszelfs regter zyde aan Juno, en de derde, die daar veel verder afftaat, maar insgelyks op denzelfden regel is geplaatst, aan Venus, Mars, Minerva, Neptunus, of aan eenig andere Godheid van den eerften rang behoorde. In het maakzel dezer Tempels bemerkt men tweederlei fteenen van verfchillende natuur; de eeri is wezenlyk rots , eeniglyk gefchikt voor den voet en het bovenfte der muuren , als hebbende beide deze gedeelten eene barder zelfltaudigheid noodig. De andere foort is niet dan eene foort van Tuffteen, geformeerd door het flib der Zee, of van eenige Rivieren; welker water met flibbige en zoutige deeltjes beladen was. Dit gevoelen is des te zeekerer, om dat alle de muuren van affcheiding der Weilanden in den omtrek, niet dan uit fteenen van deze foort bcftaan , hier omftrceks opgenomen B 3 uit  22 V. B R I E F. uit den grond, die iSet déze zoort van bekorfliug, of overgefpoelde fteenftof, geheel bedekt is. Dit werpt het gevoelen omver van den Baron antonini, die, in een Werk over de Oudheden van Lucanie , bericht , dat deze Tempels gebouwd zyn met fteen , gehouwen uit den berg Capace , die uit oorfpronkelyken rotsfleen beflaat, en alleenlyk van afftand tot afftand met kalkfteen bedekt is, gelyk alle de bergen hier omftreeks. Om zig van deze waarheid te overtuigen, behoeft men flegts een brok van deze verbaazende gebouwen te vergelyken met de bekortingen , welke men nog tegenswoordig vindt in de Rivier, die niet verre van daar vloeit. Het is dezelfde flibachtige korrel , het zyn dezelfde houtachtige deeltjes, als die zig in de blokken fteen, aan deze Tempels gebruikt, doen opmerken; en beiden hebben zy dezelfde zoutdeelen , die tot ciment voor deze flibachtige bolletjes verflrekkende , en het geheele lichaam tot fteen maakende, in de gantfche nabuurfchap eene foort van uitwaasfeming verfpreiden, die voor alle vergiftige Dieren doodelyk is, volgens het gevoelen van plinius in het XVIIde Boek, het 4de Hoofdd. zyner Natuurlyte Historie. Deze Tuffteen is ten uiterflen poreus; men zou zelfs in den eerften opflag zeggen , dat het een Puirofleen is met klei overdekt, zo de zwaarte dit niet tegenfprak , en zo men van tyd tot tyd van pinnen geene houtachtige zelfftandigheden bemerk-  V. B R ' I E F. 23 re, met deze flibdeeltjcs overdekt, en als tot eene foort van zamengroeijingen geformeerd. De overlevering van het Land meldt, dat deze geheele grond oudtyds door de Zee befpoeld wierdt , en dat de Inwooners van de Stad, om zig voor de nadeelen van 't water te beveiligen , verplicht waren hetzelve door een muur rondom af te fluiten. Die muur beflaat nog gedeeltelyk, en zelfs is hy aan de Oostelyke zyde nog byna in zyn geheel , met eene groote Poort, waarvan de boog nog gansch onverzeerd is. Maar het een en ander fchynt van veel laater maakzel dan de Tempels. De fteenen, daar toe gebruikt, zyn ook van die zelfde zamengroeijingen als daar wy ftraks van fpraken , maar blanker van kleur, en meer gefloten van korrel. Behalven de drie Tempels, en den muur met de Poort , ontdekt men nog in het groote vierkant, 't welk voormaals den omtrek der Stad formeerde, en zelfs, buiten om, de voetfpooren van haaien ouden luister, gelyk als (lompen van kolommen, gebroken kapiteelen, waterleidingen van den berg Capace, enz. De Wyngaardeniers vinden hier veele Romeinfche penningen, waarvan de meesten zyn van augustus, marcus aurelius, en nerva; het geen niet veel licht over de Historie dezer Stad verfpreiden kan, even weinig als eenige kleine koperen Stukjes , met Griekfche koppen , maar waar van de munten voor de helft zyn uitgefleeten. Het gemeen gevoelen fchryft, echter, de (lichting B 4 de-  24 V. BRIEF. dezer Stad , voor het oude Posfidonium herkend, aan de Sybariten toe , volgens het getuigenis van eenige plaatzen in strabo. Zecker is het, dat deze Tempels van een Grieksch maakzel zyn; want, behalven de Dorifche bouworde, waarmede zy alle drie verrykt zyn , bewyst ook het getuigenis van plinius, in het safte Kapittel .des XXXVIfie Boeks, ten voordeele van dit gevoelen. Ik ftap,met weerzin, van deze Tempels af, (want ik ben inderdaad verrukt over dcrzelver fchoonheid) om u eene Natuurkundige byzonderheid, welke ik flegts even heb aangeroerd, nog nader te doen opmerken. De Zoutdeeltjes, waar van ik gewag gemaakt heb , door dezen geheelen omtrek verfpreid , moeten inderdaad eene verbaazende vruchtbaarheid aan den grond in dit oord byzetten ; het is anders niet mogelyk te verklaaren, waarom alle de voortbrengzels van den grond, zonder zorg of teelt,zig zo fchoon en kragtig vertoonen zouden. Nooit heb ik in myn leven zulke vette weiden gezien. In de algemeene verwaarloozing', waar toe hier alles, wat de Landteelt betreft, by gebrek van aanmoediging,, veroordeeld is , heeft een Partikulier in deze ftreeken , door zyne nyverheid , daar evenwel eenig voordeel mede weten te doen. Meer dan zevenhonderd wyfjes Buffels in den omtrek vanPestum vet geweid, verfchaffen aan Napels, en zelfs aan den Vreemdeling, eene verbaazende hoeveelheid vleesch, boter, en kleine kaasjes , welke men Provatture en Musfarelle noemt, die zeer goed zyn , en die groote voordeden aan den Eigenaar dezer Beesten opbrengen, Wa*  V. BRIE F. as Wat zoude men niet kunnen doen met zulk een vruchtbaaren grond , en die zelfs niets van zyne eerde kracht fchynt verloren te hebben ; men vindt daar nog in de tuinen van eenige Partikulieren die vermaarde Roozen van Pestum, die tweemaal 's jaars bloemen, en waar van ovidius in zyne Mttamorphofes fpreekt, in 't XVde Boek: Tepidique rofaria Fasti. De Ouden befchouwden deze Heester met reden, als eene zeer groote pyzondcrheid van het klimaat dezer Provintie , om dat deze bloemen nergens gedaagd hebben, niettegenftaaiide men alle mogelyke voorzorgen in derzelver verplanting gebruik heeft ; dus hebben deze Roozen, kiefcher dan de Cacao, de Kaneel, het Suikerriet, de Koffy, en zo veele andere uitheemfche Planten, de verzekering van titus i,ivius bewaarheid; Generofum in fua quidquid natura gigni,tur , initum aliene terra, in id quo alitur natura vertente ,fe degenerat. Lib. XXXVIII. Deze Roozen hebben twee vasteJaargetyden, waar in zy. beginnen te bloemen, de maand van May en die van Oétober; ik heb zelf knoppen, gereed om op den dam te verwelken , in de maand van November gezien. Behalven dit wonder, hier alleen te vinden , heb ik ook in den omtrek van Pestum eene verbaazende verfcheidenheid van Speceryachtige Planten opgemerkt, gelyk als de Convallaria folüs alterius floribus ex aliis van l in neus; de Nardus fpica ereSta van denzelfden ; de . NarcisJus filvestrü van den Pinax van bauhin; de Mentha floribus verticellatis yan linneus ; de B 5 Ca-  *« V. BRIEF. Caryophyllus barbatus filvestris, enz. Maar het is vooral de berg Capace, die duizend welriekende en balfamieke Planten aanbiedt. Daar is 'er onder anderen eene , welke het my zeer fpyt niet te hebben kunnen zien , om haar te herkennen , waaraan de Inwooners des Lands niet minder toefchryven dan de kragt om de metaalen, daar zy aanraakt, in goud te veranderen. Dit zoude een fchoon geheim zyn ; het is jammer dat het niet beter bekend is. Men vertelt hieromtrent malkanderen het volgende geval. Een vermaard Bandiet in dit Land , week , óm zig de vervolgingen van 't Gerecht te onttrekken, naar de bosfchen van den berg Capace. Op zekeren dag in de open lugt liggende te flaapen, werdt hy door eenig geluid plotzelyk ontwaakt; hy hadt zyn Snaphaan naast zig , en grypt terftond na denzelven; maar hoe groot was zyne verwondering , toen hy bemerkte, dat het geheele garnituur in goud veranderd was. Over dit wonder verbaasd, zoekt hy met drift naar de oorzaak, en ontdekt dezelve eerlang; hy bemerkt, namelyk, dat zyn roer op een zeker onbekend kruid hadt gelegen; hy gist, dat dit kruid het wonder hadt uitgewerkt ; hy neemt daar nieuwe proeven van, en wordt overtuigd, dat het zelve de eigenfchap heeft om de metaalen, daar het aanraakt, in goud te veranderen. Hy doet daar zyn voordeel mede, koopt zyne genade van zyne Regters, gaat het overige zyner dagen eerlyk en ftü in zyn' gehugt doorbrengen, en wacht tot op zyn uiterile om aan den  V. BRIEF. £7 den Priester, die hem bediende, zyn dierbaar geheim bekend te maaken. De boetvaardige Bandiet fterft , en het geheim lekt uit; maar dewyl hy geen ftaal of monfter van de plant gegeven hadt, diende deze ontdekking by de Ingezetenen alleenlyk om hunne levendige fpyt gaande te maaken , dat zy, als andere Tantalusfen, met het water aan de lippen, niet drinken konden, en het goud , of het goudmaakend kruid, met hunne voeten vertrapten , zonder daar hun voordeel mede te kunnen doen. Zodanig is de vertelling; zie hier wat de meestverlichte perfoonen des Lands daar van maaken: zy zeggen , dat het garnituur van den Snaphaan koper was, en dat deze plant waarfchynlyk eenige deeltjes van ontbonden Zinc bevattede , die het gemelde metaal in geel koper veranderd, of liever aan het zelve het voorkomen en de vertooning daar van'gegeven hebbe , het welk den Soldaat tot de dwaaling, dat alles in goud veranderd ware , gebragt heeft. Gy moogt zelf oordeelen; ik wil u echter wél bekennen, dat deze verklaaring even weinig met myne fcheikundige denkbeelden, als de vertelling zelve met de historifche waarheid, ftrookt. De Chimisten van dit Land fchynen zo Hout in hunne verzeekeringen, en zo los over hunne verklaaringen heen te Happen , als de Oudheidkundigen langwylig zyn in hunne gisfmgen en aanhaalingen, over iedere kleine Infcriptie, daar zy geheele verhandelingen over fchryven. Ik breng echter alle de Italiaanfche An-  s8 V. BRIE F. tiquarii geenzins tot die klasfe van vitters of beuzelaars. Daar zyn in dit Land wezenlyk veele geleerde en verRandige Mannen , in dezen tak van Studie ; Agropolis zelve heeft een zeer vermaard Oudheidkundigen verloren , die een beklaagelyk flachtoffer, van den laagfïen nyd en allerhaatelykfte wraakzucht, geworden is. Ik fpreek van den Abt pasq.uai,e magnoni, Schryver van verfcheiden geachte Werken ; onder anderen , van eene Verhandeling over de Oudheden van Pestum, onder den tytel : De veris Posfidonix et Pcesti originibus; en van een Brief aan den Baron antonini, over het zelfde onderwerp. De jonge Literator, ongelukkig te doen hebbende met Antagonisten, niet zo edelmoedig als de gemelde achtenswaardige Baron, wierdt, in den bloei zyner jaaren, verge-: ven. Onder de Planten die hier gemeen voorkomen, heb ik opgemerkt, dat de Indiaailfche Vygeboom, de Ficus opuntia , weligst tiert; ik denk niet, dat gy ooit ergens zulk eene groote menigte by malkanderen hebt gezien ; alle de rotzen zyn 'er mede bedekt ; de meeste heggen van affcheiding worden gemaakt van deze Plant, die hier de volle kragt van een boom heeft : want door den tyd worden zyne bladeren hard, krygen alle de houtachtige vastigheid van een gewoonen boom , en maaken Hammen van een zeer grooten omtrek. Deze Heester zoude, dunkt my, met recht, als een zinnebeeld voor de gierigheid kunnen dienen; want niet flegts vergenoegt zy zig met het armfte Land, maar zy ftrekt  V. BRIEF. feest haare fpaarzaamheid, in haar groei en leven, ook zo verre uit, dat hetzelfde lichaam haar dient voor ftam, takken, Heel, peul en bladeren. Het is de knegt van den gierigaart van molière,die tevens Intendant, Kok, Koetfier, en Kamerdienaar was. Maar eene nog gemeener Plant in Kalabrie, en vooral in den omtrek van Pestum, is de Asphodelus van linneus , in Italië onder den naam van Porazzo bekend ; het is eene foort van wilde prey, alle velden zyn 'er mede bedekt. Onzen tocht naar Pestum volbracht hebbende, begaven, wy ons den sden December weder fcheep; Wy hadden zwaare winden, die des te onaangenaamer waren , om dat zy altyd vergezeld gingen van kleine fteentjes : die, in de lucht opgevoerd, als hagel voortfnelden en nedervielen , en ons het aangezicht en de handen overal prikten en fneden. Eindelyk , na ririemaalen aan land geflapt te zyn , namelyk te Corillo, te Frascata, en te San Lucitra , zyn wy heden op de Ree van Mesfina gekomen ; maar dewyl het reeds avond was toen wy aankwamen, moeten wy den dag afwachten, en 't zal niet voor morgen zyn , dat wy de haven zullen mogen invaren, lifc heb onderwyl van dezen tyd gebruik willen maaken,om u dezen Brief,zo goed of zo kwaad als hy wezen mogt, te fchryven. Ik fchryf niet op den bodem van een wynvat, gelyk de Heer brydone, maar in onze Spéronare, die onophoudelyk onder myne' voeten danst : en dewyl ik nog twee goede uuren tyds heb, vóór dat onze Schipper en zyn Volk hun gebed en lofzang  io V. ' B R I ■ E F. zang .aan de H. Maagd beginnen, zal ik een gedeelte daar van befteeden, om u nog eenige byzon~ derheden te melden , welke ik door myne onverduldigheid , om u zo ras mogelyk öp dit geliefd Eiland te brengen, heb overgeüagen. De berg Etna, de Noordftar in deze zeeën, gelyk de Heer brydone zegt, is zo verheven, dat wy, op de hoogte van Sainte Euphemie reeds zyn kruin door de wolken zagen doordeken. Ter rechter zyde vertoonden de Liparifche Eilanden en Strambolo, terwyl zy van tyd tot tyd roodachtige vlammen uitwierpen , ons hunne rotzige oevers ; maar alles in 't klein , want wy waren 'er nog tachtig mylen af. Ik zal u thans niets van den Etna zeggen ; want ik hoop 'er u naderhand breeder over te onderhouden. Ik kom dan maar aanftonds tot die vermaarde Kolk, door de Ouden zo dikwyls bezongen, door de laateren met zo veel ophef gemeld, en nauwelyks waardig om 'er van te fpreekcn ; gy begrypt dat ik de Scylla bedoel. Het is eene barre Rots , tot op zekere hoogte , boven welke de kleine Stad Scylla gebouwd is, met een fterk Kasteel. De golven, die 'er zig tegen verbryzelen , maaken een dof geluid, gelyk aan dat, 't welk wy dikwils gehoord hebben, als zy tegen klippen aanflaan. Dit is derhalven geene groote vreemdigheid, en niets is natuurlyker; maar dat 'er een grondelooze kolk, een afgrond onder aan deze rots zoude zyn, gelyk de Griekfche en Latynfche Schryvers voorgegeven hebben, is geheel valsch , en wy zouden 'er zelfs over heen  V. BRIEF- 3t gevaren zyn zonder het te bemerken , zo onze Schipper het ons niet gezegd hadt. Zo gaat het met duizend dwaalingen, die als waarheden geloofd worden; om dat de een den ander zonder onderzoek nagelooft; en in de meeste gevallen is het genoeg, dat een man van naam iets ftellig verzeekerd, om eeuwen lang een vooroordeel van het eene geflagt tot het ander voort te planten. Het is waar, dat de Kalabriërs en de Siciliaanen in de ftraat van Mesfina , alle zes uuren, een geregelden Stroom waarnemen, die, naar hun zeggen, zo geweldig is, dat een Schip, byaldien het in den tyd van de Ebbe de ftraat wilde doorzeilen, door denzelven, onweerftaanbaar tegen de Scylla zou geworpen, en buiten alle bedenking verbryzeld worden; zy noemen dezen ftroom Rheuma, en dit is het wezenlyk gevaar, waarvan homerus en virgilius de oorzaak niet kenden , en 't welk zy goedfchiks aan de Scylla toefchreveu , om dat deze Rots fteeds het toneel was van de Schipbreuken, door de onbehendigheid der Zeelieden van hunnen tyd veroorzaakt. Ik hoop welhaast de Charybdis te zien , die misleiden niet vreesfelyker is dan de Scylla ; dit zy zo .'t wil; 't is beter, dat een Reiziger tien voorwerpen van minder belang gaat bekyken, dan dat hy zig een laat ontflippen, dat zyne kundigheden hadt kunnen vermeerderen, of ten minften hem van eenig vooroordeel bevryden. Eer ik mynen Brief fluite, moet ik u nog een woord zeggen van een verfchynzel, 't welk, fchoon niet  32 V. BRIEF. niet ongemeen, echter treffend is voor 't oog, en dé nadere opheldering van eenen Natuurkundigen wel verdienen zoude. Wy hebben gister avond gelegenheid gehad om het op ons gemak te zien. Ik bedoel die breek van vlammen, geformeerd uit eene oneindige menigte tintelende Starren over den weg , indien ik my zo mag uitdrukken , welken het Schip doorloopt , als gezaaid: wanneer men het oog daar eerst op werpt, denkt men , dat het Hechts eene weerkaatfing is van de fchitterende lichaamen des Firmaments; maar zodra men nauwkeuriger onderzoekt, ziet men deze kleine vuutige deeltjes zig van boven de baaren los maaken, de riemen of den ftok, waarmede men in 't water flaat, volgen, zelfs door de luiken in het Vaartuig dringen , en daar een paar minuuten in een fchitterenden of lichtenden ftaat blyven. De te rug kaatfing kan derhalven de oorzaak van. dit verfchynzel niet zyn ; want het is zeeker dat deze vlam uit den boezem van het water zelf te voorfchyn komt. Dit fchynt eerst vreemd, dog als men bedenkt, dat, met het water der Zee, twee vreemde ftoffen vermengd zyn, welke het tot Zee-water maaken: namelyk ontbonden zout , fteeds geneigd om te kryftallizeeren, zodra het een oogenblik rust heeft, en 't welk men dus gemaklyk van het water kan affcheiden , gelyk de machine van den Heerpoissonnier, door den Heer bougainville gebezigd, bewyst; de andere vreemde ftof in 't Zeewater, is een bitumen, 't welk zo taai, zo vast met hetzelve verbonden, is, dat men nog geen middel kent  V. B R- I E F* S3 kent om dien fmaak, welken men brak noemt daar van af te fcheiden. In de ftrydige werking dier zout-deeltjes, en van het bitumen, is de oorzaak van dit verl'chynzel te zoeken. Het bitumen, gelyk ik in myne Memorie, by de Academie van Siëime ingeleverd, meen bewezen te hebben, is een dierlyke Phosphorus , herkomftig van. de lichtende en phosphorike Meden , in eindelooze menigten , door de Zee verfpreid$ en het lichten van dezen phosphorus wordt door de beginnende kleine krystalletjes van het zout , in deze taaije Holle hangende , en door de beweging van het Schip, van de riemen of den ftok geroerd wor* dende, in meerdere werking gebracht. Ik heb even weinig zin om deze hoogvliegende befpiegelingeu , die met al dezen phosphorus mis* fchien nog zeer duister zyn , verder te vervolgen, als gy om een langer gefchryf van dezen aart te lezen. Ik kan niet meer, ik ben gerabraakt dooide fchokken van het Schip. Dit moet ik hier alleen nog maar tot myne verfchooning byvoegen, dat myn flaap-kusfen my voor lesfenaar in 't fchryven heeft verftrekt ; en zo myn Brief u in flaap doet vallen, zal ik' dit ten miuften tot myne verontfchuldiging kunnen bybrengen, boven veelen onzer Schryveren , die zig op hun gemak voor hunne lesfenaar nederzetten om ons te gaan vcrvïelejfc Adieu.  34 VI. BRIEF. ZESDE BRIEF. MEssiNA, S Decemb. 1776. Jk heb het, zedert myne aankomst in deze Stad, zo druk, en ik heb zo veel te zien gehad, dat het my onmogelyk is geweest u in die eerde dagen te fchryven ; gelukkig heeft het heden wat geregend ; en ik twyffel , of wy wel zullen uitgaan , vóór den avond, wanneer wy voorhebben om naar den Schouwburg te gaan. Ik zal dezen tyd waarnemen om u te fchryven. Men rekent twaalf mylen van den Pharos van Mesfina, gefchikt om den ingang van die ftraat te verlichten, tot aan de plaats daar de Zee die fchoone haven begint te maaken, die de eenigfte in zyne foort , en de eerde van Europa zoude zyn , zo die van Maltha, gelyk men my verzcekèrt , haar niet overtrof. Verbeeldt u de uitgellrektde en gemaklykde Rcó, de veiligde haven die men zien kan , in zo verre, dat de Zee, in deze verbaazende kom , altyd dil en bedaard , eene eiï'ene oppervlakte behoudt , terwyl haare grimmige golven , zig met een fchroomelyk geraas tegen de Rotzeil en tegen malkanderen verbryzclende, de echo's van rondom door een honderdmaal herhaald geloei doen weergalmen. Dit yerfchillend gezicht van de Zee treft des te meer , om dat men hier, in plaats van de naakte Rotzen, of van een weinigje groen, van de Kalabrifche kust, eene heerlyke Stad als uit  VI. BRIE F. SS Uit de Zee ziet opgerezen , die als tot den zetel voor liet gebied over dit Element gefchikt fchynt te zyn. Eene trotfche Kaai,met groote platte fteenen geplaveid, biedt den voetgangeren eene aan* genaame en gemaklyke wandeling, bykans altyd in , de fchaduw, aan, en verfchaft de grootlle gerieflykheid in het ontlaaden der Koopwaaren. Groote Gebouwen , uit hardlteen opgetrokken, en meest al naar het zelfde modél gefchikt, zonder andere afbreking dan die van eenige groote Poorten daar de voornaamde ltraaten der Stad op uitloopen, maaken een der trotlte gezichten, die men zig verbeelden kan. De ftraaten van Mesfina beantwoorden wel niet aan de fraaiheid van de haven, dog zy zyn breed, meestal al wél getrokken, en zeer wel geplaveid. Een der eerde dingen, welken men aan alle Vreemdelingen, die te Mesfina aankomen , vertoont, is een beeld van Neptunus, de monders Scylla en Charybdis geketend houdende. De Heer brydone is zo toegevend geweest van het voor fchoon te houden. Ik verfchü ten eenemaal van hem, en zoude 'er, zonder zyn getuigenis, niet eens melding van gemaakt hebben. Het Standbeeld van den Koning van Spanje, niet verre van daar geplaatst, komt my voor, veel meer regt op de oplettenheid van een waarnemend Reiziger te hebben. Schoon geen ft uk van groote kragt, vereenigt het, echter , de juistheid der omtrekken met veel' bevalligheid. Mesfina heeft nog andere beelden Van verfcheidene Meesters , maar zy zyn niet fchoon genoeg C 3 on*  3<* VI. B II I E F. om met byzondere loffpraaken aangehaald te worden. Men moet evenwel een koper Beeld van philippus V niet ongedacht voorby gaan ; gelyk ook niet een ander Stuk, zynde vier Zee-paarden door kleine Genies getemd, alles uit één blok marmer gehouwen, en zeer zacht van beitel. Het Geflagt van den Prins de la scaletta mag, in alle opzichten, als het eerfle van de Stad befchouwd worden; 't zy ten opzichte van de geboorte , de rykdommen , en de achting welken het heeft, 't zy wegens het vermaak,'t welk de Vreemdelingen , die daar toegang krygen, door de vriendelykheid dier familie genieten. Twee Zoons en eene Dochter zyn even zeer fieraaden onder hunne Stadsgenooten , als zy de wellust hunner eerbiedwaardige Ouderen uitmaaken. De Prins zelf heeft veel gereisd , en zyn verblyf in vreemde Landen heeft hem de zeldzaame kunst geleerd om de Fraufche levendigheid met de hartclyke herbergzaamheid der Siciliaanen te paaren. Zo gy ooit in Sicilië komt, gelyk gy voorhebt, moet gy eene Recommandatie-brief voor dit Huis zien te krygen, het zelve alleen kan veele andere te zamen opwegen. Deze Prins bezit in zyn Paleis eene zeer fchoone verzameling van Schilderycn, van verfchillende Meesters; eene byzonderheid, daar toe betrekkelyk, verdient opgemerkt te worden: namentlyk, dat de Voorouders van den Prins deze Schilderyen met een Fidei-C-mmis bezwaard hebben, waardoor derzelver vervreemding voor altyd wordt afgefneden. De eerfle Eigenaar dier Stukken moet daar onein-  VI. BRIEF- 37 dig veel werk van gemaakt hebben, dewyl hy op geene andere zyner bezittingen zulk eene bczwaaring gelegd , en derhalven zyne Nakomelingen ia de mogelykheid gefteld , of gelaten heeft, om hunne tytels , en hunne geheele erfenis, te verkopen, en , ten dien opzichte , alleen voor deze Quadri rispettabiü heeft gezorgd. Het Gasthuis van Mesfina is zeer groot, en is zynen oorfprong voor een goed gedeelte verfchuldigd aan de Pest, die gy weet, dat, in i743>zo vreesfelyk in deze ongelukkige Stad heeft gewoed, dat zy 'er byna geheel door ontvolkt wierdt. De inkomften van dit Huis worden met zeer veel wysheid en zuinigheid beftierd , buiten welke zodanige Gedichten zig niet lang kunnen daande houden. De meeste Ziekten , die het menschdom, zcdert eenige Eeuwen , wel met minder hevigheid, maar gemecner drukten , en die zeer gewoon zyn ouder de Siciliaanen , hebben de uitgaven van dit Huis grootelyks vermeerderd, en buiten den liefddaadigen onderfland van dcszelfs Bedierdcren , ■ en byzonderlyk dien van den Prins de la scaletta, zou deze dichting reeds lang onvermogende geweest zyn, om de helft haarer inkömden goed te maaken. ^ De Hoofdkerk van Mesfina, nog door de Normannen, op de fundamenten van een ouden Heideufchen Tempel, zo men wil, gebouwd, vertoont een groot Schip , met twee laage zyden , maar zonder den minden fmaak. Men ziet 'er de veranderingen aan , die in verfchillende Eeuwen van C 3 vcr"  3§ VI. BRIEF. verfcheidene deden dezer Kerk gemaakt zyn; en men kan uit dezelve de verbetering of het verval van den fmaak in die Eeuwen opinaaken. Byaldien dit met voordacht en goed overleg gefchied ware, zou het van veel belang zyn voor de Historie der Bouwkunde; maar dewyl het een louter uitwerkzel is van toeval en wanorde, brengen die ftrydende Stukken niets dan eene onaangenaame gewaarwording van het Geheel voort. Ik befpaar u de melding van andere geestelyke Gebouwen , om dat- die Befchryvingen , met weinig nut, meestal lastig cn verveelende zyn. Gelyk Palermo haar Rofalia-feest heeft, zo heeft Mesfina insgelyks een groot Feest, waar voor die Stad alle haarc pracht befpaart; maar wy zyn 'er nog verre af , en het fpyt my, dat ik 'er u geene Befchryving van geven kan. Al wat ik 'er van weet, is, dat men het zelve viert op den dag, wanneer de Mesfineezen een Brief ontvingen, dooide Heilige Maagd aan hunne Stad gezonden. Ik heb dien Brief willen zien, dog dat heeft my niet mogen gebeuren. In vergoeding ben ik by het Feest van de onbevlekte Ontvangenis tegenwoordig geweest. Eene onmiddelyk op malkanderen losfing van vyftig Stukjes Kanon kondigde ons dit Feest l reeds vroeg in den morgen, aan; maar, behalven het geraas dier kanonnade, en van de fpringbusfeu in de ftraaten, waar door de Pasfanren ligtelyk gekwetst konden worden, ging alles met veel orde, en eene zedige Godsdienffigheid, toe. Gister avond hebben wy een bezoek afgelegd by den  VI. BRIEF. " 39 den Heer cortado, Gouverneur van Mesfina, een oud Officier, een zeer ver.'tandig , achtenswaardig Man; hy heeft ons vryheid gegecven vai liet Kasteel, het Lazaret, en de Salvador, te gaan bezichtigen. Het laatfte is een uitfpringend, afgezonderd Werk , gebouwd aan het einde van de Land-Tong, die de haven van Mesfina maakt. Het Kasteel, door de Spanjaarden gebouwd , draagt allerwegen de merktekenen van hunnen fmaak , en van hunne wyzc van bouwen ; een hechte ftevigte , veel grootheid in de ondernceming, eene verbaazende kostbaarheid, zie daar de eerfte Aanmerkingen, die men maakt, en die eénen oplettenden Reiziger inderdaad in 't oog fpringen. In de volgende ontleding komen hem verfcheide anderen voor den geest, die zig niet wel laten fchryven, en welken ik u by myne te rug komst zal mededeelen. Het Lazaret is in volle Zee , voor een goed gedeelte op paaien gebouwd. Het is groot, ruim , vry gemaklyk, en beantwoordt wel aan zyne verordening. De Salvador, eene aanmerkelyke Fortres, fchoon van weinig voorkomen, beftrykt de haven en de ftraat, en heeft de voordeeligfte plaatfing voor de verdediging6 van dien post. Men vertoont daar een Slang-ftuk, 't welk men vertelt twaalf mylen verre te dragen ; een fraaijc afftand ! dog ik herinner my, dat een Duitsch Officier my, in goeden ernst, verzeekerde, dat 'er te Olmutz in Moravie een Stuk was, 't welk zes Duitfche mylen droeg; C 4 k"  4° VI. BRIEF. iedere Stad heeft gemeenlyk haare Wonderen, of, zo u dit woord hindert, haare Fabelen. De Pharos, of Vuurtoren, gefchikt om den doortocht in de ftraat te verlichten, is in alles gelyk aan die, welke op Kaap Pelofe, tegen over de Scylla , gezet is. Het is eene Toren met eene foort van lantaarn, waarin eene groote lamp brandt, dia vry weinig licht geeft ; want de Wacht wil de Oly liever by de fpyze gebruiken, dan nutteloos, gelyk zy het begrypen, te laten verbranden. Men heeft my in het Lazaret eene kamer laten zien, welke, niet lang geleden, betrokken was geweest door eene nieuwe Aankomelinge, die , door een Wonderwerk van de Voorzienigheid, zo als men beweert, in den fchoot der Kerke was gebracht. In Dalmatie, van Turkfche Ouders geboren, was deze Dame met een man van denzelfden Godsdienst getrouwd, in weerwil van de heimelyke neiging welke zy tot den Christelyken Godsdienst hadt. Na eenige jaaren in dit huwelyk gelleten te hebben , kwam haar man te fterven. De Weduwe , van deze omftandigheid gebruik willende maaken om haare roeping te volgen, maakte eene fchikking om naar Frankryk te trekken, en zig daar te laten doopen; dog haare Ouders, hier van de lucht gekregen hebbende, deden haar, met haar Zoon en haare bezittingen , door geweldige middelen, op eeivTurksch vaartuig gaan, om haar, onder goede wacht , naar Conllantinopel te voeren. De fchoone hadt nu geen ander vertrouwen dan op des Hemels byltand, en deze ontbrak haar niet,  VI. BRIEF. 4X niet. Een ftevk onweder voerde het Schip, tegen wil en dank des Stuurmans, uit de iöuifche Zee naar de ftraat van Mesfina , tegen over de haven van die Stad. De jonge Weduwe, van binnen wil het Schip de kruifen der Kerken gewaar wor lende., kogt een haarer Wachters om, en haalde hem over om haarent wegen een Briefje aan den Franfchen Conful te brengen. Deze gaf van het bericht kennis aan de Magiftraat, die den Turkfchen Kapitein ordonneerde, de Vrouw, welke hy aan zyn boord hadt, aan land te zetten. Die1 Kapitein, bang wordende , gehoorzaamde, en de Weduwe, gedoopt zynde , wierdt als Burgeres van Mesfina aangenomen, en vestigde haar verblyf in die Stad. Dit is voor van daag genoeg. Ik gaa naar den Schouwburg; zo ik, na myne te rug komst, nog een vry oogenblik heb, zal ik het, als naar gewoonte , voor u fchikken. Den oden December. Ik ben in de Opera geweest , daar het my fchrikkelyk verveeld zoude hebben, had ik niet het geluk gehad van my in de Loge van den Prins de la scaletta,by zyne bekoorlyke Familie, te vinden. De Troep is elenüig liegt; de Akteurs fpelen zonder oordeel of fmaak; de Adrices zyn lelyk ; en het Stuk , de kleine Theaters van Napels waardig. De Zaal is niet fraai, maar gemaklyk; en de Loges zyn niet als kamers gemaakt, gelyk men in byna alle de ItaüV aanfehc Schouwburgen ziet. In myne wandelingen van gisteren en heden, heb C 5 il:  42 VI. B R I E F. ik gelegenheid gehad eenige byzondere Planten op te merken. Ik zal u eenigen noemen, die best in dezen grond fchynen te tieren. De Heer brydone fpreekt van eene byzondere Vrucht, welke hy Goud-appel heet; Pomma d' cro is inderdaad de naam, waarmede men dezelve hier benoemt; dog het is geen gewas, dat vreemd is in onze klimaaten; het is de Solanum melongena. Deze Plant is zeer menigvuldig, en de geheele kust is 'er mede bedekt. Men ziet hier ook in de vlakte, aan den kant der Kapucynen, de Gallium, de Delphinium, de Hedyfarum , de Staphylodendron , de Acctofa , de Anagallis, de Crocus Sylvestris, de Tytymale, de Oxyacantha, verfchillende Orchys, de Harum, de witte Heüeborus , de Cicuta Virofa, de Barba Jovis , de Artemifia nivea, en veele andere Planten der weiden. Men zegt dat de Herba Turca daar ook is , maar ik heb 'er die Plant nooit gevonden. De Land-Tong , waarop de Citadel gebouwd is , overgaande, heb ik het vermaak genoten van het fchoonfte gezicht, dat men zig verbeelden kan. De Zee, ter dezer plaatfe door Sicilië en Italië befloten, fchynt eene heerlyke en majedieufe Rivier te zyn, uit eene oneindig groote kom voortkomende, om haare wateren met pracht in den boezem deiZee te voeren , welke men als in 't verfchiet bemerkt. De droom van deze ftraat is zo zichtbaar, dat de begocheling daar door, inzonderheid wanneer hy van 't Noorden naar 't Zuiden vloeit , nog derk vermeerderd wordt; en men voelt eene le-  VI. BRIE F. 43 levendige fpyt, dat zulk eene trotfche Rivier, die eene breedte van vier mylen vertoont , zulk een korten weg afloopt, of zo weinig afftand tusfchen haar begin en haar einde heeft. Twee mylen van Mesfina is eene Myn van Steen-kool , waar van men hier te lande gebruik maakt; dog na verfcheidene ontbindingen heb ik bemerkt, dat deze dclfftof niet geheel ryp is, en dat de groeijende zelfftandigheden, die 'er de baiis van zyn, fchoon fterk met zwavel bezwangerd , geen phlogiston genoeg hebben , om eene goede brandftof te zyn, gelyk die, welke men in Engeland , Holland, Frankryk, enz. uit den grond haalt. Het is niet dan een graafbaar hout, in git veranderd, met overvloed van Naphta en Steen-olie. Op een uithoek, die de haven van Mesfina formeert, en waarop de Citadel, het Lazaret, en het Fort San Salvador ftaan, op dien uithoek, zeg ik, Braccio di San Raynero genaamd, maaken de Mesfineczen Konst- Slyp-en Molen-fteenen, die in deugd niet behoeven te wyken voor die welken zy uit andere ' Steengroeven van hun Eiland haaien. Men gaat op deze\vyze te werk: eerst begint men met de eerfle laag,die geheel uit een Quartzachtig zand van eene vry groote korrel beflaat , weg te neemen ; vervolgens graaft men ter diepte van drie of vierdehalf voeten, en men maakt, met een fchop, een ronde vorm, van omtrek en dikte zo als men den Steen wil .hebben; men maakt in het midden eene opening, gefchikt om het middelpunt van den Steen te maaken , en het vierkant hout of yzer door  44 VI. BRIE F. door te Heken , waarmede dezelve gedraaid zal worden. Vervolgens klopt men alles om de oppervlakte glad te maaken, en alle de deeltjes wel te vereenigen. Dan laat men deze weeke zelfflandighcid, dus bereid, in dien Haat voor de aanraaking of fpeling der lucht blootgefteld ; en na verloop van een jaar verbindt het lteenm aakend fap deze deelen, fchoon meestal ongelykflachtig , en geeft dezelve alle de . vastheid, die tot de bedoelde oogmerken ' noodig is. Herinner u , myn Vriend , dat ik, in myne Memorie over de Iteenmaakende fappen, deze methode byna gegist heb , toen ik aan die Volkeren , die geene groeven van hardfteen hadden, raadde, om door de kunst het gebrek der Natuur te vervullen , en zig, 't geen deze hun geweigerd hadt , door eigen vinding te verfchaffen. Mesiina, dat door haaren luister, haaren Koophandel, en haare Volkrykheid , den voorrang aan Palermo betwistte, is zedert 1743, byna geheel ontvolkt, door eene wreede Pest, van eene doodelyke Kinderziekte gevolgd, waardoor, in den tyd van zes maanden, zeventig duizend Perfoonen wierden weggefleept. Tegenwoordig kan men nauwelyks dertig duizend Inwoonercn binnen haare muuren tellen. De Handel is, na dat de gemeenfchap met de Levant afgebroken is geworden , geheel vervallen, en deze Stad is verplicht alleenlyk gebruik te maaken van de weinige goederen die haar van Marfeille , Livorno en Genua worden aangebracht. Alle die fraaijc huizen, die het Heraad  VI. BRIEF. 45 raad van de haven maaken, zyn meestal verlaten, en Mesfina vertoont zig in dezen ftaat van kwyning , als een fchoon lighaam van zyn levenwekkenden adem beroofd. Morgen ochtend , heel vroeg, moeten wy de Stad verlaten. Dus zal ik hier myn Brief eindigen ; fchreef ik voort, ik zoude aan het philofopheeren raaken. De onheilen van -Mesfina zouden my eene menigte aanmerkingen voor den geest brengen , over de omwentelingen der waereldfche zaaken ; en den weinigen ftaat , welken men op derzelver duurzaamheid maaken kan. Maar waartoe zou dit alles dienen? Ik zou my zeiven dus van een noodigen flaap berooven , misfchien om u in flaap te preeken. Dit is zeer onnoodig. Daar zyn Predikaties, of zo gy daar geen zin in hebt, zogenaamde Gedichten, genoeg voor handen , die dit kunnen uitwerken; neem dezelve in de hand, en flaap gerust. Adieu. ZEVENDE BRIEF. catania, 12 December, 1776. Den ioden dezer van Mesfina vertrekkende, bedoelden wy te Tarmina, het oude Tauromenium, aan wal te flappen, om de Oudheden des Lands te bezichtigen ; maar de wind was , gedüürende onze overvaart, zo geweldig, dat onze Kapitein , uit vrees van zyn Schip tegen de klippen, die deze kusten boorden, te zien verbryze- len,  f6 Vil. BRIEF. len, ons overhaalde om ruime Zee te houden, en van het vermaak af te Haan van deze Stad te gaan bezien. Het fpyt my voor my zeiven, maar gy verliest 'er niet by; want ik denk niet, dat ik iets zoude kunnen voegen by het geen de Heeren d'orvillf., de Baron van riedesel, en brydone, daar van reeds gezégd hebbeni Den drang van. een vry hevigen Noordwesten wind dcrhalven volgende, kwamen wy des avonds in de haven van Catania; dog wy waren weder verplicht aan boord te blyven tot den volgenden dag. Toen vergunde men ons des morgens ten zeven uuren aan land te Happen, na onzen Kapitein alle mógelyke vraagen gedaan, en onze Paspoorten zeer nauwkeurig onderzocht te hebben. De haven van Catania , of liever de kleine kreek, die in deze Stad is , kan niet dienen om Schepen van eene zekere grootte te bergen ; dog de yreesfelyke onkosten , welken het vcrgrooten van deze haven zoude veroorzaaken , heeft de Stad tot nu toe van deze onderneming afgefchrikt. Korten tyd vóór den verfchriklyken brand van 1693 , hadt Catania eene zeer gemaklyke haven; maar eene fchielyke uitvloeijing van den Etna heeft 'er deze Stad voor altyd van beroofd, door in het midden een oneindig groot Voorgebergte te maaken. Ik Hap fpoedig van dit Artikel af; want dewyl ik u wat omftandigcr over den Etna , en de verbaazende uitwerkzelen door de llortingen van dezen vermaarden Berg voortgebracht, wil onderhouden, zal ik my vergenoegen om in dezen Brief niet  VII. BRIEF. 4.7 niet te fpreken dan van voorwerpen tot de Stad Catania zelve betreklyk. Het gezicht van de Stad , aan den kant der haven, is zeer fraai; eene geniaklyke haven; Gebouwen van eene groote vertooning ; het Kasteel in 't verfcbiet; het Paleis van den Prins van biscaris; de Kerk en het Klooster der Benedictynen; dit alles by malkanderen, maakt een gezicht, dat door zyne fterkte en verfcheidenheid belang verwekt. Schoon verfcheidenmaalen door Aardbevingen omgekeerd , en door de Lavas van den Etna verbrand, vertoont Catania, in haar openbaare Gebouwen en byzondere Huizen s geen gevoel van de wreede rampen , welken het ondergaan heeft. Integendeel fchynt die Stad de Fabel van den Phenix te bewaarheden , en luisterryker uit haare asch , prachtiger uit haare vernieling, te voorfchyn gekomen te zyn. Haare Straaten zyn lynrecht; haare Plaatfen ruim en regelmaatig; bykans alle de Huizen zyn met eene zedige , dog tevens edele, eenvoudigheid gebouwd. Onder allen kan het'Paleis van den Prins van biscaris den eerften rang vorderen, zo deszelfs uitwendig voorkomen niet zeer prachtig is, vergoedt het inwendige overvloedig het gebrek van uitwendigen luister , door de fchoonheden welken het bevat. Ongetwyfeld heeft de achtenswaardige bezitter, het zelve bouwende , aan het Publiek een Haaltje van deszelfs gevoelens willen geven. Vecle zedigheid , met de groo'tfte rykdonn\icn in de ziel, gepaard, is het Portrait van den Prins van biscaris; en elk, die het geluk heeft  48 VII. BRIE F. heeft hem te lecren kennen , zal hem daar in ontdekken. De denkvvyze van dezen Prins heeft haaren invloed gehad op elk die hem nadert of tot hem behoort. De Princes, zyne Gemalin, zyn Huisgezin, het Gezelfchap daar hy mede verkeert, alles heeft gevoel van zyne befchaafdheid , van zyne vriendelykheid, en deugden. Het fpyt my, dat de kortheid van een Brief my niet toelaat my over dit onderwerp langer uit te breiden; dog ik beloof myn eigen hart, en het uwe, by myne wederkomst, ten miuften die voldoening te zullen geven , van u eenige voortretTelyke bedryven té vernaaien van dezen Prins , die inderdaad verdient de Afgod te zyn van de Inwoouers van Catania, die hem allen , tot aanbidding toe , lief hebben. Met de fchoonllc hoedanigheden van geest, zo wel als van hart ,,befchonkcn , vereenigt de Prins van biscaris, in zyn aangenaam verblyf, de vermaaken van jeugd en ouderdom, en rykdommen van de beide werelden. Eene achtervolging van de ditrbaarite Overblyfzelen der Oudheid, en van de volmaaktCre Stukken der Modernen. Eene zeldzaame verzameling van de uitgezochtfte Boekery; eene trotfche en talryke verzameling van,Penningen; een kabinet van Natuurlyke Historie, zo belangverwekkende door de voorwerpen welken het bevat, als door de netteen bevallige orde, waarin zich alles, zelfs op het eerfte gezicht, vertoont ; eene aanmerkelyke reeks van E&üsfifche en Siciliaanfche Vaazen en Unies ; eene verzameling van oude Wapenen , om voor de Historie van den voort-  VIL BRIEF. 49 voortgang der kunflen te dienen; eene verbaazende meuigte van Stukken, die in de oude Godsdienstoeffeningen gediend hebben , en van kleederen door de eerfle Siciliaanen gebruikt ; de nuttigfle Gezicht- Natuur- en Wiskundige Werktuigen; een zeer ryk en fchoon Juweel-kistje ; gegraveerde 0nixen en Schelpen, of Camejos, van eene onfchatbaare waarde; zo veele voorwerpen by malkande* ren verzameld , moeten, zoude men natuurlyk ver* wachten , ook veele middelmaatige of gemeene Stukken bevatten: maar de kundigheid van dien Prins is zo groot, en zyn fmaak zo zuiver, dat men 'er niets dan waarlyk voortreffelyke Stukken ziet , waarop het oordeel der Kenneren het zegel eener algemeene goedkeuring drukt. Ik zou gaarne tot de byzondere befchryving van ejnigen der voornaamfle Voorwerpen van deze verbaazende Verzameling overgaan , maar een gedrukte Catalogus, dien ik bezit, zal u , by myne terugkomst, betere voldoening geven. De Prins heeft tot Antiquarius den Abt s extin i, een jongen Florentyner, met veele kundigheden en een goed oordeel begaafd ; ook is zyn fmaak niet tot de Oudheden alleen bepaald ; hy is ook een liefhebber van de Botanie ; en heeft, Sicilië doorzwervende, zo wel het een als het ander in 't oog gehouden; hy heeft eenige waarlyk zeldzaame en opmerkelyke Staalen medegebracht , van Planten , welken men niet dacht dat in Europa groeiden, gelyk de Papyrus der Ouden, de Ver.ter , of de Pfeudo-Cynamonum , de Herba D Tuf'  50 VII. BRIEF. Turca, enz. Hy is zelfs de eenigfte Man, geloof ik, op Sicilië, die hieromtrent alle de noodige onderrichtingen geven kan. De Prins van biscaris, want ik kan of moet nog niet van hem affcheiden, door eene heerfchende neiging tot de Oudheid-kennis aangefpoord, heeft zeer aanmerkelyke fommen gefchikt voor de ontdekking der oude Gedenkllukken , die voormaals de Stad van Catania verfraeiden. Het is aan zyne zorgen, dat men die van het oude Theater, van het Amphitheater, van de Baden y en van de oude Naumachiën, verfchuldigd is. Ik zal u niets van alle deze Gedenkftukken zeggen ; want de Prins heeft 'er zelf de Befchryving van ondernomen , en binnen korten zal het Publiek met dit gewichtig Werk begunlh'gd worden. Dit Werk is niet het eenigfte, waar aan de Prins zyne vermogens befteedt. Een oneindig groot ftuk gronds , door de Lava overdekt, kwynde in eene volftrekte werkeloosheid, en door eene akelige onvruchtbaarheid ; de vertooning van het verfchriklyk onheil , waardoor dezelve was veroorzaakt , nog fmartelyker maakende, verfpreidde het fteeds in den geest van den Inwooner, zo wel als van den Reiziger, het verdriet, het afgryzen, de moedeloosheid, en den angst voor herhaalde overftortingen. De Prins is bezig met de Natuur te dezer plaats haaren vorigen luister wéér te geven. De Lava, verbryzeld en met kunst gebezigd , verandert haar vreesfelyk voorkomen , opent een vruchtbaaren boezem voor duizend verfcheidcne Planten, voedt veeIer-  Vit. BRIEF. 51 lerhande Moeskruiden en Vruchten met haare ryke fappen, verlevendigt dezelve door haare overvloedige zouten, en welhaast fchynt de Natuur fterker dan zy te voren was, van onder haare doodelyke Hagen te zullen opkomen, en eene fchooner gedaante te verkrygen, dan waaronder zy zig ooit te Voren hadt vertoond. Het toneel dezer nieuwe Gedaante-wisfeling heet Schiarre; de Prins-zet daar een Lusthuis, daar men nog aan werkt, en dat ten eenigen dage misfchien een ander wonder in zyne foort zal zyn. Niet voldaan met zelf de Kimften ■ en Wetenfchappen* te beoeffenen, heeft by ook zyn groot vermaak om dezelve in zyn Vaderland aan te moedigen. Het is door zyne vermogende aanmoediging, dat die doorluchtige Vergadering, ouder den naam van de Alademie van den Etna bekend, geformeerd is. De Heer bryiïone heeft waarfchynlyk den tyd, en misfehien ook de gelegenheid of lust, niet gehad , om dit eerwaardig lighaam te leeren kennen;-het ware anders onmogelyk, dat hy 'er zulk een even weinig gunftig als juist oordeel over geveld zoude hebben. Het zal, denk ik, genoeg zyn, om u van het tegendeel, van 't geen hy deswegen zegt , te overtuigen , dat de Prins de biscaris 'er Prefident , en dat de Kanunnik recui'ero 'er Secretaris, van is. Deze laatfle , die , door zyne zeldzaame kundigheden , misfehien het grootfte gedeelte van het Werk vari deri Heer brydone verfchaft heeft, wordt iii het zelve niet vertoond , gelyk een Man van zulk eéne D 2. hoo-  5* VIL BRIEF. hooge waarde verdiende. De Engelfche Reiziger fchynt in den geleerden Cataniër niet dan de gezellige hoedanigheden, eene groote levendigheid van geest, eenige kundigheden uit waarnemingen van de voortbrengzelen en veranderingen, van den berg Etna verkregen , te hebben opgemerkt; voor het overige leent hy hem zomtyds zyne eigen denkbeelden , maakt gefprekken , die, in een vrolyken vriendenkout, en in vertrouwen van geheim, gehouden zyn, openbaar; of geeft loutere gistingen en invallende gedachten van den Geestelyken, met het glas in de hand gewaagd, voor aangenomen Systemas op , en fielt een Man , van de grootfte verdienlten, bloot voor de onaangenaame gevolgen, die uit de gemeenmaaking van vrolyke , fchoon wysgeerige, gefprekken kunnen voortfpruiten. De Fleer recupero is gewisfelyk een Man, die de achting , welke het weldenkende gedeelte van geheel Sicilië voor hem heeft, ten vollen waardig is; een Man, over 'wien een kundig en oplettend Ministerie des Konings gunften, reeds van overlang, hadt behooren uit te ftrekken; en tot wiens nederig verblyf elk zig hartelyk verheugt, dat de Marquis de la sambucca zig fchynt te willen wenden, om den toettand van dezen, misfchien al te zedigen, Geleerden, zynen Landgenoot, derwyzc te verbeteren , dat hy in ftaat geraake om zyn Vaderland alle die dienllen te doen, welken hetzelve als dan veilig van hem mag verwachten. Het geen ik u thans zegge, is alleen om den Man te lee-  VII. BRIEF. 53 leeren kennen; ik zal u naderhand blyken van zyne diepe kundigheden geven. Wy hebben gisteren met den Prins van biscaris het Klooster der Benedictynen, en alles wat het zelve opmerkelyk bevat , gaan zien. Ik moet 'er u, met weinige woorden , eenig bericht van geven. Het cerfte verblyf dezer Geestelyken was op het hellen van een heuvel van den berg Etna ; maar de onvruchtbaarheid van den grond, de koude van de luchtltreek , heeft hun, toen hunne inkomften genoeg vermeerderd waren , doen befluiten om zig binnen de Stad Catania zelve neer te zetten. Het huis , dat zy daar bouwden , was , naar men my gezegd heeft, zeer fraai; maar niet boven die edele eenvoudigheid, die een der voornaamfte fieraaden van hunnen ftaat behooren te zyn. Eene geweldige Aardbeving, en daar op gevolgde noodlottige uitbraaking van den berg , begroef dat gebouw , en dit ongeluk verwarmde den Godsdienfb'gen iever der Cataniërs derwyze , dat deze Vaders welhaast in het bezit van zeer aanmerkelyke fomroen geraakten , welken zy gebruikten om een nieuw Gebouw te flichten, het welk, zo het niet zeer fraai is , ten minden het gemak met de fterkte vereenigt. liet gemis van het eerfte , moet aan gebrek van fmaak dezer Geestelyken worden toegefchreven, die, meer verplicht zig met nuttige dan louter aangenaame voorwerpen bezig te houden , zonder misdaad , min bedreven in de fraaije kunften kunnen zyn. D 3 De  54 VII. BRIEF, De Kerk dezer Geestelyken naar een zeer ryk en fchoon bcwerp gedicht , heeft eenige verzakking gekregen, maar dit is noch aan de zwakheid der Fondamenten , noch aan de onvastheid van den Lava-deen , tot dezelve gebezigd, gelyk veelei) gelooven , te wyten; het is de weinige kundigheid van een tweeden Architekt , die het veroorzaakt heeft , als die in het formeeren van de gewelven of boogen geene regelmaatige kromming heeft waargenomen, De huizen zyn daar door te zwak geworden voor den last dien zy draagen moesten , en zyn bezweken ; dog het kwaad is terdond verholpen , ten minden geduit, en men kan deze Kerk, inderdaad, als eene der fchoonde Kerken van Italië befchouwen. Men vindt daar eene byzonderheid, waarvan ik weinige voorbeelden gezien heb , namelyk , dat het Orgel in 't hart is gezet op de plaats van het groot Autaar, \ welk uitfpringt, en op zig zeiven daat op zyn Romeinsch. Dit maakt eene fchoone vertooning, en weert die kleine fieraaden, welken de Proteftanten met reden aan de Katholyken verwyten. De Heer brydone heeft gelyk, in dit Orgel de voorkeur boven dat van Haarlem te geven, Het is edeler van ontwerp, en veel ryker, en, fchoon zeer eenvoudig in deszelfs aanleg en fchikking, verfchaft het echter wind of lucht genoeg, voor vyf- en vyftig Registers, die de moeijelykde en kieschfte Indrumenten volmaakt wel nabootzen, en de begocheling zelfs zo verre brengen , dat men zig vastelyk verbeeldt eene zeer aangenaame men-  VII. BRIE F. 55 meiifchenftem te hooren. Voeg hier by eene Echo, die ongemeen wel gevat is, en die, met de grootfte juistheid, de zachtfte zo wel als de fterkfte geluiden, de eenvoudigfte trillingen, en de zo geliefde grilligheden van het Contrepoint, of den Tegenzang, te rug kaatst. Het Mufeum der Benedictyners is zeer groot, en bevat fchoone Stukken in allerhande foort, en byzonderlyk in de klasfe der Oudheden, en van de Natuurlyke Historie. Vier groote zaaien, met glazen kasfen , bevatten, met veel Symmetrie, de verfchillende voorwerpen; en alles is zo wél, en tevens zo bevallig, gefchikt, dat de orde het getal der Stukken, om zo te (preken, verdubbelt. Dit heeft het oog van meer dan eenen waarnemer begocheld , en ik verwonder my geenzins , dat men dit Kabinet als veel grooter dan het waarlyk is , en dus grooter dan dat van den Prins van biscaris, heeft voorgedragen, dewyl ik het zelf in 't eerst geloofde; maar, dewyl ik gelegenheid gehad heb , om het een en ander op myn gemak te befchouwen , meen ik 'er op goeden grond van te kunnen oordeelen, en durf ik aan dat van den Prins gerustelyk de voorkeur geven, niet flegts ten opzichte van de fchoonheid en de keus , maar ook ten opzichte van het getal der Stukken. Deze foort van beflisfing moet by u evenwel het gunftig denkbeeld niet verminderen, het welk gy van dat der Geestelyken moogt hebben opgevat. De beide Kabinetten zyn fraai en ryk, in een hoogen trap; dit moet men alleenlyk D 4 er"  56 VII. BRIEF. erkennen , dat het Kabinet van den Prins verzameld is door een kenner, door een man van fmaak. en groote middelen, tervvyl het ander blyken draagt van faamgebragt te zyn door eene Maatfchappy van Menfchen, waarvan zy, die de meeste beftiering hebben, niet altyd de grootfle kenners zyn ; en waarvan de meeste Leden, gelyk dit de algemeene eigenfchap van het Menschdom is, meer werk van den fchyn dan van het wezen maaken. Ik maak deze Aanmerking niet met betrekking tot de tegenwoordige beftierders ; integendeel , ik verlang by alle gelegenheden recht te doen, niet flegts aan de gezellige hoedanigheden, maar ook aan de geleerdheid en kundigheden van den Prior, die thans beftiert , en wien ik inderdaad ken voor een Man zo aangenaam in de wereld, als achtenswaardig en geliefd in den boezem van zyne Orde. De Boekery dezer* Geestelyken , even ruim en uitgebreid als hun Mufeum , biedt geen minder keus in de Werken, en nog meer fraaiheid in de Zaal aan; en alles is daar met veel fmaak gewerkt. De Heer brydone , zyne fpyt te kennen gevende , dat hy de hoogte van den Etna niet dan door middel van den Barometer bepaalen , of gisfen , konde, by gebrek van de nodige werktuigen, om eene Geometrifche meeting te doen , zegt, dat hy in de geheele Stad Catania niet éénen Graadboog hadt kunnen vinden. Hy moet dan niet veel acht geflagen hebben op eene d'er fraaifte kasfen der Bcnedictynen, waar in 'er vier, alle in zeer goeden ftaat, voor handen zyn. Uit dit ééne ftaaltje zou-  VII. BRIEF. 57 t!e ik gaarne het gevolg trekken, hoe voorzichtig men moet zyn omtrent de berichten, welke ons van verre Landen gegeven worden; dog de eerbied voor den Engelfchen Reiziger weerhoudt my om deze Aanmerking te maaken , althans om 'er op aan te dringen. Onder alle de byzonderheden, welken de Vreemdelingen in het Klooster der Benedictynen opmerken , is 'er eene , welke wel verdient, dat ik u daar eenige melding van maake; hunne tuin namelyk. Dewyl eene ftroom van Lava dien, welken zy voormaals hadden , heeft vernield, hebben zy die zelfde Lava tot een fundament, indien ik my zo mag uitdrukken , van een nieuwen tuin gebezigd ; zy hebben dezelve laten bewerken, zy hebben haar op eene zeer bevallige wyze aan onderl'cheidene ftukken verdeeld, met goede aarde overdekt, en 'er dus een nieuwen tuin van gemaakt, gelyks gronds met de derde verdieping van het Klooster; en dewyl de wandelpaden op dezen Volcano-grond niet anders dan dor en ongelyk konden zyn , hebben zy dezelve met kleine (teentjes laten plaveijen, het welk een aangenaam gezicht en gemaklyken gang maakt. Morgen ochtend gaan wy onze opwachting aan den berg Etna maaken. Ik weet niet al te wel, hoe hy ons in dit jaargetyde zal ontvangen , dog zo gy wist, wat men ons zints drie dagen al gczegd heeft om ons dit bezoek te ontraden, zoint gy u zekeityk over onze ftandvastigheid verwon.'eren. Maar eindelyk , wy hebben onze party geD 5 ne-  58 VII. BRIEF. nomen , en ik zou voor geen Keizerryk beroofd willen zyn van het vermaak , 't welk ik my voorftel in het zien van dezen eerwaardigen Berg, misfchien zo oud als de wereld , en die, naar myn gedachten, de hoogde berg van Europa is; den Mont-Blanc in Zwitzerland alleen uitgezonderd (*). Ik heb alles medegenomen wat ik noodig oordeelde , om die hoogte wat nader te bepaalen , en ik hoop u door myne nauwkeurigheid ten minden te voldoen. Uit onze heiberg zien wy dezen Berg zyne kruin boven de wolken optieken, en zig daar mede, als 't ware, door zyne uiterde witheid vermengen ; maar geene flikkering kondigt, gelyk by den Vefuvius, een inwendigen brand aan , en 't is flegts weinige oogenblikken vóór de uitbarfting dat men eene zwavelachtige vlam boven den Cfater ziet. Men ziet echter gedadig een zwarten en dik- * ken rook zig verheffen , en in vlokken nedervallen op het zuidelyk gedeelte des bergs. Adieu. Gy zult 'er, hoop ik, eerlang meer van hooren. CO In de Rcize na de iSbergtn van Savoye, door den Heer M. t, IODRrit (hy de Drukkers deezes onlangs uWcyea/)» ^ hoogte van deezen Berg, volgens de Meeting van denbeer DB luc, 23913 Franfche Roeden, boven de oppervlakte der Zee. AG T-  VIII. BRIEF. 59 AGTSTE BRIEF. catania, 16. Dec. 1776. Des daags te voren, al het geen wy voor onze Bergreis noodig hadden in gereedheid gebragt hebbende , begaven wy ons, den i3den des morgens ten 7 uuren op weg , op Muilezels gezeten, en daarenboven nog een dezer dieren, met mondbehoeften geladen, medenemende. Uit vrees dat het fchokken myn Barometer ontftellen mogt, belloot ik denzelven gedadig zelf te houden. Dus geleek ik , op myn Muilezel gezeten, niet kwalyk naar een Spot-Jupiter, met zyn krachtloozen blikfem, in de hand, Nauwelyks waren wy buiten de muuren van Catania , of wy bevonden ons in 't midden der Lavas, door de bekende uitbarfting van 1669 veroorzaakt. Welk een vreesfelyk gezicht ! welk eene akelige vertooning ! Ik geloof niet' dat 'er in de geheele wereld eene dergelyke te zien is. De Vefuvius heeft niets dat daar naar gelykt , en de groote Puinhoopen van Herculaneum, van Stabia ,en Pompeji, t'eenigen dage by die van Portici gevoegd , zouden zig in dezen ongemeeten llroom verliezen. En wat is het tegenwoordige nog in vergelyking van het geen het moet geweest zyn, toen deze vloed van vuur, door de Monte Rosfo uitgebraakt , in zyn eerden droom, alles wat het aanraakte, wat hy zeifs van vene naderde, verteerde ,  óo VIII. BRIEF. de , en de lucht zelve met zynen zwaveldamp befmette ; toen hy, met eene allerfchriklykde majedeit langzaam naar het rampzalig Catania voortdromende, de muuren dezer Stad onder een doodelyk gegil van derzelver Invvooneren overvloeide , en over de opgedapelde lyken der ontzielden , door de draaten en huizen voortgaande, eindelyk in Zee ftortte, en dezelve meer , dan tagtig voeten van den oever te rug ftiet ! Tegenwoordig nog , nu de uitgedoofde Lava niet meer dat vreesfelyk aanfchouwen heeft, kan men, zonder eenige trilling, dien Steen-oceaan niet aanfchouwen , die vyftien mylen langte meer dan dertig mylen breedte , en zomtyds meer dan veertig duimen diepte, heeft ; en rust op eene bedding van Lavas , die nog veel dikker, veel harder is, en waarvan het tydperk zig in het geheugen der eeuwen verliest. Het is niet _yreemd , dat de oude Griekfche en Latynfche Dichters hunne denkbeelden van de ysfelykbeden van den Tartarus uit deze verfchrikkelyke voorwerpen gehaald hebben; en ik kan het de weinig verlichte Bewooneren van Sicilië ligtelyk ten goede houden , dat zy, op dit gezicht, de verblyfplaats der Gedoemden in den boezem van hunnen berg gefield hebben. Gy moet u evenwel niet verbeelden dat deze alvernielende doffe der Lava zelve onverwinlyk zy voor de beurtwisfelingen , waar aan alles in 't Heelal onderworpen is. Na verloop van tyd , fchoon zeer lang, zegepraalt de lucht, en vooral de brandende adem van den Schirok , over derzel- ver-  VIII. BRIEF. 61 ver hardheid , en maakt in haare oppervlakte duizend kleine openingen, onmerkbaar voor het oog, dog groot genoeg om een oneindig getal zaaden van Mos , en verfchillende foorten van Lichens, te ontvangen, die, met weinig voedzel te vreden, eenigen tyd blyven groeijen , en, allengs vervallende , deze poren met haare eigen zelfftandigheid vullen. De gerotte deeltjes keeren in de eerfte orde der Natuur te rug , worden aarde , maar groeibaare aarde , dat is te zeggen, met loogzouten en vruchtbaare fappen bezwangerd, en bieden de volgende zaaden , door den wind omgevoerd , een vrugtbaarer boezem aan. Gy begrypt ligtelyk , dat deze gedaantewisfeling een zeer langen tyd vordert; het is echter even zeeker, dat deze werking onafgebroken voortgaat; en het is de Lava zelfs van 1669 , die deze waarneming reeds bevestigt. Die van 1766 is nog geheel naakt : de eerde heeft zig niet, dan federt twintig jaaren , met een ten uiterften ligt fteenkruid beginnen te bedekken. Men behoort hier by echter ook in aanmerking te nemen , dat de Lava zelve , na verloop van eeuwen , aan haare oppervlakte door de lucht en de zouten der planten verteerd wordt , en door haare verteerde zelfftandigheid de masfa der groeizaame aarde vermeerdert. Ik heb daaromtrent eene proefneeming gedaan , welke ik u moet mededeelen. Ik heb een brok Lava genomen, en dezelve in eene fchoone aarden pot, met een weinig waters, en omtrent een honderdfte gedeelte zwavelig Am-  & VIII. B R I E P. Ammoniak-zout gelegd. Het eene en ander op een zeer ftcrk vuur gezet hebbende, zag ik, na Terloop van vier of vyf uuren , myn brok Lava Van alle kanten aangegrepen , en aan den buitenkant van zyne zwarte kleur en hardheid beroofd, zynde daarentegen geelachtig en bros geworden, gelyk het meeste gedeelte van de Scoria of-me! taalfchuimen. Eenige Hukken die de grootfte verandering ondergaan hadden , daar van afgebroken hebbende, verbryzelde ik dezelve tusfchen de vingers, en ik zag, dat het ftof, 't welk daar van kwam , van de gewoone groei-aarde niet verfchilde , dan dat het wat meer van de pottebakkers klie fcheen te hebben. Dewyl de Lavas van zeer verfchillenden ouderdom' zyn, verfchaffen zy niet dezelfde hoeveelheid plant-aarde ; maar , om ten dezen opzichte eenige zeekerheid te hebben, heb ik den grond der jong* fte Lavas onderzocht, en zie hier de uitkomst van dat onderzoek. duim. linies* De Lava van 1157 heeft een grond van . . -. , . . I2 Die van 1329. .... 8 Die van 1444. $ Die van 1536. . . ' . . 4 Die van 1669. * . . 1 ij Die van 1766. . 0 0 Alle de Lavas , fchoon door dezelfde oorzaak voortgebragt , bevatten niet dezelfde lighaamen , noch volgen denzelfden aandrang. Ik zal het na- der  VIII. BRIEF. C3 der onderzoek van het eerlte gedeelte dezer waarneming voor tegenwoordig daar laten ; ik bepaal my tot het tweede. In den omtrek van Catania fchynt de Lava eene zee te zyn, op het oogenblik haarer grootfte gisting bevangen, als ik my zo mag uitdrukken , en door eene plotfelyke kracht verfteend; men ziet 'er nog onderfcheidenlyk de baaren door de beweging van het vertoornd element geformeerd ; men ziet 'er de golven, over malkanderen heen gerold, eene fchielyke nederftorting dreigen. Aan den kant van Nicolofi heeft de Lava een minder verfchriklyk aanzien, dog bevestigt daarom myne aanmerking op geen minder opmerkelyke wyze. Eene volmaakte ftilte fchynt hier eensklaps op een ftorm gevolgd , en het woedend element fchynt in eene volkomen rust geraakt te zyn. Vlakke baanen van eene verbaazende uitgeftrektheid hebben hier de plaats der oneffene baaren ingenomen , en alles vertoont zig als een ffil bevroozen meir van bruinachtig water. In de ftreek der Lavas , integendeel , is alles verward ; de Natuur fchynt eerst uit den Chaos voort te komen , of daar in te willen wederkeeren. Geene orde , geen geregeld ontwerp ; men onderfcheidt 'er noch laagen , noch achtervolging van masfa; groote bobbels van brandende ftolfe, door de inwendige lucht uitgezet , en van binnen hol, liggen by verwarde hoopen op malkanderen gefiapeld ; vullen de Valeien, verhoogen de Bergen , verwarren alle de verdeelingen der Natuur, en  aat nemen. £ 5 hoog-  74 VUL BRIEF. HOOGTEN VAN DEN BAROMETER. duim. linies. Den iaden Dec. aan Zee. . . 27 8| Den i3cien Dec. te Catania , 27 ■ ■ te Masca Lucia 27 3 te Prati . 27 oj ■ te Montpeilleri , 26 7 ■ in het Dorp Piedmonte 26 a 1 — te Nicolofi . 26 ij gelyks gronds met Monte Rosfo . . 26 i ■ by de Benedictynen 25 3 in het Klipgeiten hol 24 6 Den i4den Dec. op halverwegen van den Berg, waar alle groei ophoudt. 20 7 Aan den voet des Bergs waar de Toren van den Philofoof is . 18 2 Aan den voet des kegels van den Crater 18 i| Aan den kruin van den Etna . 17 1 Hoogte of verfchil - — van de zee tot den kruin. 10 7! De levendigheid en fynheid van de lucht op dezen Berg is zeer gevoelig, en maakt die vloeiftof bykans onvermogende voor de ademhaaling. Behalven de proef, welke ik daar van op my zeiven heb genomen, heb ik ook de verfchillende hoogten van myn Thermometer waargenomen, om my en u met eenen opflag een tafel van de veranderingen van het klimaat van Sicilië, en byzonderlyk van Catania, onder het oog te brengen; veranderingen, welke aldaar iederen dag vry geregeld toegaan. HOOG- VIII. BRIEF.  VIII. BRIEF. 75 HOOGTEN VAN DEN THERMOMETER. Fahrenh* Den isden Dec- aan Zee . . 57 i . i3den te Catania . 56 § te Masca Lucia , 58 5§ _ . te Montpeilleri, 10 uuren 's morgens ?7 . te Nicolofi, op den middag. 63 6ï , , Benedictynen, 3 uur. nam. 61 2. , . Het begin van de Sneeuw. 55 2I Het Klipgeiten hol, 5 uur. 49 il . Aldaar ten 6 uur. 's avonds. 43 6f Den i3den 's nagts aldaar . 36 2! Den i4den 4 uur. 's morgens aldaar . 40 aï , . De Toren van den Phi- lofoof . • • 27 11 De voet van den Crater. 27 l De kruin van den Etna. 21 6i Het verfchil in de graaden van warmte op den Berg Etna is zeer natuurlyk, wegens de verfchillende hoogten: maar daar is eene byzonderheid,die de opmerking der Natuurkundigen verdient , het klimaat namelyk van Catania zelve met de veranderingen , waaraan het eiken dag onderhevig fchynt. Geduurende al den tyd, welken ik my in die Stad heb opgehouden,was de Thermometer van Fahrenheit des morgens ten 8 uuren op 56 graaden; des middags op 65; ten vyf uuren na den middag op 58; ten agt uuren 's avonds, op 5i;en des nacllts op  76 VIII. BRIEF. op 48. Op den i8dcn alleen, toen het een zee? warme dag was, tekende de kwik ten agt uuren 58I-, en des middags 68|, dog des avonds ten vyf uuren viel dezelve weder tot de gewoone hoogte van dit jaargetyde, namelyk 58, gelyk zy des middernachts ook 48 tekende. De Waarnemers van dit land hebben my gezegd dat het aan de Itroomen luchts uit de (treek der Lava is, dat men deze fchielyke verkouding hebbe toe te fchryven, om dat het juist tusfchen vyf en agt uuren na den middag is, dat zy zig met de meeste geweldigheid verheffen. Dit is ook het gevoelen van den Kanunnik recupero; en ik ben te meer geneigd om het zelve aan te nemen, omdat ik juist op dat uur in die ftreek geweest ben , en niet alleen daar eene nypende koude gevoeld heb ; maar ook myn Thermometer aan dien ftroom van lucht hebbende bloot gefield, denzelven, in minder dan een vierde deel yan een minuut, over de dertig graaden heb zien vallen. Verbaazende verandering van warmte, volgens welke men des morgens een lakenfche rok , des middags een zyden gewaad moet aantrekken, en zig des avonds in een goeden mantel bewinden, Veele Bergen beklommen hebbende, beloofde ik my op den Etna een dier fchoone Berggezichten, daar ik zo veel werks van maak; dog ik moet erkennen , dat dit gezicht alle befchryving niet alleen, maar zelfs alle verbeelding, te boven gaat; en verre , zeer verre, zo wel in de oneindige uitgefcrektheid lands , welke het bevat, als in de ver- fchei-  VIII. BRIEF. 77 fcheidenheid en fchoonheid der voorwerpen en oogpunten , alle andere Bergen overtreft. Denk niet, dat ik als Dichter fpreek ; denk niet dat ik vergroot. Neen, hoe verrukkend de Heer brydone dit toneel gefchilderd heeft, hy heeft naar waarheid gefchilderd ; en zyne fchoone Schildery is nog maar eene flaauwe copy van een ouuitdrufc» baar Origineel. Geheel Sicilië voor des Waarnemers oogen als eene oneindig groote, als eene levende, landkaart neergelegd. De Zee van Sicilië, de Liparifche Eilanden van Calabrie , de Zee van Afrika, Maltha zelfs, dit alles in een allerfchoonst en nauwkeurig miniatuur onder zyn gezigt gebragt! zie daar met twee woorden de voorwerpen, die zig op den top van den Etna als verdringen, om door den Waarnemer, die geen tyd, geene vermogens, heeft, om alles ie zien, opgemerkt té worden , en zig door zyne oogen een weg naar zynen geest te maaken. De Pyramidaale fchaduw van den Berg bedekt, vol majefteit, een gedeelte dezer voorwerpen met een dun en doorfchyiiend floers, terwyl ontneetbaare wolken, met de verfchriklykfle vernevelingen bezwangerd , onder des verrukten Reizigers voeten zwerven, en rollen, en ryzen, en daalen; en de benedenwaereld een-onweder bereiden, Waar van zy alleen den fchrik en het gevaar zullen hebben , en hy het vermaak en de verwondering genieten zal. Dit weinige verwarmt reeds tiwe verbeelding, en gy verlangt misfchien om uzelven dit vermaak ten eenigen tvde ook eens te gaan verfchaffen ! Maar  78 VIII. BRIEF. Maar zal uwe drift ook bekoelen , als ik u zeg ^ dat gy,om op den kruin des Bergs te komen, dertig mylen te paard, en tien te voet moet afleggen over Lavas, Metaal-fchuimen, Sneeuw en Ys. Deze wandeling is niet van de aangenaamfte , vooral niet in de maand December. Zo dit ü niet affchrikt, welaan dan : Matte animo, Jic itur ad astra. Vaar wel. Zo ik tyd heb, zal ik u een woord van eenige voortbrengzelen van den Etna zeggen» NEGENDE BRIEF. catania, 18 Decemb. 1/76. TV/Ten kan twee foorten van voortbrengzelen van -1 -'■den Etna opmerken ; de natuurlyke , en die welke uitvverkzels zyn der uitbarftingen. Myn voornemen was eerst om u dezelve alle en afgezonderd te vertoonen, maar zy zyn zo veele, en zodanig met den anderen verbonden , dat ik de eene en andere zal voordragen, naar maate zy zig aan myn gezicht vertoond hebben ; en my flegts tot eenige bepaalen. De Etna bevat allerhande foorten van Metaalen en Mineraalen. De Lood- en Koper-mynen zyn de rykfte. Het yzer fchynt daar niet dan in een ftaat van fmelting te zyn, maar alles ontdekt deszelfs tegenwoordigheid , en de yzerachtige bolusfen en okers zyn daar zeer gemeen» De keyftee- sen  IX. BRIEF. 79 aen van de rivier Nifo zyn u te wél bekend , dan dat ik daar van behoef te fpreeken; ik heb 'er zelfs, waar in de blaadjes Goud zeer onderfcheiden zyn. Wat het Zilver betreft, het is 'er zeldzaam ; ik heb het echter in het Lood gevonden. De Koning van Sardinië wilde in den tyd, toen dit Eiland onder zyne heerfchappy was, zyne Bergfchatten laten onderzoeken ; maar de verandering van Meester heeft het oog der Burgeren van dezen voordeeligen tak van handel afgewend ; vooral in een land , daar de Natuur zelve duizend voorwerpen aanbiedt, die, wél aangekweekt, het gemis, of het wisfelvallig voordeel, van de Mynen, rykelyk vergoeden kunnen. Het is echter te hoopen, dat de Regeering eindelyk eens zal begrypen, dat zy, door eene welgeplaatfte edelmoedigheid den iever der Ingezetenen opwakkerende, haare eigen belangen bevordere ; terwyl zy het Eiland, door het ontdekken van thans onbekende fchatten, verryke. Het Vitriool , 't welk men uit den Etna haalt, is zeer fchoon, en heeft evenveel van het yzer als het koper, waardoor het eene bruine en zwartachtige fchaduwing heeft. Dewyl deze banken zeer aanmerkelyk zyn , zo bezwangeren zig veele kleine bronnen , die daar over vloeien, met de deeltjes welke zy in de fchuuring mede voeren, en maaken vitriool-wateren, die, wegens de vermenging van het yzer, minder nadeelig zyn. De Zwavel-aderen liggen niet bloot , maar haare tegenwoordigheid is onbetwistbaar door de menigte zwavelachtige wateren , die van alle kanten van den Berg afvloeijen. Men  •Sc IX. B R. I E F, Men kan liet zelfde zeggen van de yzerachtige, de Selenites-wateren , en anderen , welken men daar ontdekt. De laagen van Gyps zyn 'er zeer gemeen ; ik heb 'er zulke fchoone Gyps gezien als die welke men ons uit China aanbrengt. Aan den kant der ftreeken, door de Lava verbrand, vindt men zeer vaste aluinachtige Schistus, zo glad als ley. Aan den kant van Cataldo vindt men, op eene groote diepte, gekriftallizeerde Maagdezwavel; welke men wil dat door het Arfenicum tot Mine* raai is gebragt, enz. Ik heb de Natuur van den fteen des Bergs onderzogt, op eene plaats, welke de Lava gefpaard had; en ik heb bemerkt, dat dezelve oorfpronkelyke rotsfteen is, met verfchillende Jaspis en Granaten vermengd. Men heeft my gezegd, dat men 'er zeer fchoone Marmer-aderen vindt , maar ik heb die niet gezien; behalven eenige blokken van eene foort van vuil wit Marmer, ten naasten by gelyk dat, 't welk men onlangs in Savoije ontdekt heeft. De Etna heeft ook byzonderlyk zeer veel Petreolum , Asphalt, bitumineufe Steenen , Zwavel-Steenen, enz. Schoon de zee-kanten van den Etna geen overvloed hebben van Amber , gelyk de ftreeken van Catania, Gurgenti, Terra nova, en LiCata, vindt men het daar echter vry veel , en wel van de drie bekende hoedanigheden. De witte is 'er zeer zeldzaam , maar de geele en zwarte zyn 'er gemeen genoeg. De Git van dezen Berg is een zeer fchoon zwart, maaf'  X. BRIEF. 8t maar heeft niet de hardheid van de Engelfche , Zelfs niet van die der Pyreneen , zedert eenige jaaren door den Heer buisaison, van Touloufe , ontdekt. De Amyanth, die bekende draadachtige krystallifatie, wordt hier op de aarde door de Lava gebrand, en op de Lava zelve gevonden. Men ontdekt op dezen Berg eenige (tukken van uitgegraven Beenderen en Hout, maar zy zyn zeer zeldzaam. Ik gaa eene menigte andere inwendige voortbrengzels van den Etna voorby, om dat ik een Brief fchryf, en geene Mineralogifche Verhandeling, en, om dat ik u op den voet van vriendenkout wil onderhouden, niet door geleerde lysten van min bekende voorwerpen verveelen; ik zal op dezelfde wyze , ten opzichte van de .Planten, te werk gaan; inderdaad zo het binnenst van onzen Berg zo veele verfchillende zelfftandigheden bevat, deszelfs oppervlakte prykt niet minder met een groot aantal van allerhande Planten. In den omtrek van Catania , en vooral in den bekoorlykeii oord van Montpeilleri, ziet men zeer gemeen de Ceratonia , den Pistacia , en den Wyfjesboom van die foort, Scornabecco geheten, den Amandelboom, Oranjeboom , Citroenboom , Kastanjes , Olyven , Vygen , den Vernisboom of Teda, den Manna* boom, die eene foort van Esch is, den Moerbezieboom , en een groot aantal andere gewasfen. De Eiken , de zogenaamde groene Eiken , de Pynboomen, de Esfchen, de Elzen, de Beuken, F de  82 IX. B II I E F. de zwarte Vygen, en eene menigte mindere Boomen, en Bloem- of Vrucht-heesters, zyn in het Boschgewest voorhanden. Op de Velden ziet men Rogge, Tarwe, Garst, Haver, Vjas, Boonen, Erten, Kool, met één woord, alle moogelyke Tuinen Land-vruchten, in een trap van volmaaktheid en fchoonheid, zo als men haar zelden aantreft. De Weiden zyn even voortreffelyk, en het is dus' geen wonder, dat het Rundvee hier vet en lustig is, en de Koeijen veel melk geven. Ook is de Boter , de Kaas , en al wat onder het zuivel kan betrokken worden, uitmuntend in den omtrek van Catania. Het Rundvee valt 'er echter niet groot, en is veelal vaalrood van kleur, vooral de Geiten. De Schaapen zyn 'er groot, zy moeten echter fterk verbasterd zyn van het ras van die, welke ulysses en zyne Reismakkers, in de grot van Poliphemus opgefloten, onder den buik gedragen hebben. De Meiren rondom, en byzonderlyk dat van Lentini, zyn vol groote en lekkere Visch. Het Land heeft overvloed van allerhande fóort van Wild; in de Bosfchen heeft men Vosfen , en nog eenige weinige Wolven, maar in zeer kleinen getale. De Velden zyn des Zomers vol Infeclen en Vlinders, dog zy doen weinig nadeel aan de Graanen, en beftaan geheel van de Balfamieke Planten, die het Veld in den omtrek bedekken. Het is hier de plaats, om u iets van de Castagno di cento Ca^alli, of den grooteu Kastanjeboom van honderd Paarden, te zeggen. Het is inderdaad een zeer opmerkelyk voorwerp. Ik moest meer dan  IX. BRIEF» 83 dan 28 mylen afleggen, om dezen Boom te zien 5 dog ik heb 'er geen berouw van gehad. Onderweg merkte ik verfcheiden Kastanjeboomen, van eene monflerachtige grootte, op, maar myn geleider antwoordde my by yderen Boom, daar ik my over verwonderde , Bagatelle non é quejla : eindelyk kwam ik, na eene verfchriklyke vermoeienis, by den zo lang gewenschten Boom; dewyl myne verbeelding al te hoog was opgewonden, was ik op het eerfle gezicht niet al te wel voldaan; maat alles nader onderzoekende, en, met den duimltok in de hand, meetende, veranderde ik welhaast, eri flond verbaasd. Deze Boom , onder de jaaren bezwykende , heeft zig in vyf deelen, die zo veel onderfcheiden Stammen formeeren, gefcheiden: dus fchynen het in den eerften opflag vyf boomen, maar wél toeziende,bemerkt men welhaast, dat dit onmaatig groot lichaam, wezenlyk , maar één Boom is , en alle twyffel is daaromtrent weggenomen, federt de Kanunnik recupero, de wortels hebbende laten bloot graaven, bevonden heeft, dat zy allen famenlopen in een enkele moederwortel van eené verbaazende dikte. De groote middellyn van dezen Boom, is van 51 Konings voeten, en de omtrek van 178 voeten. De hoogte van den voornaam» ften ftam is van 25, en die der takken van omtrent 80 voeten. De dikte van de houtachtigé zelfftandigheid, die nog over is, met den bast te famen, is van anderhalve Konings voet. Zyn Vrucht is van grootte, als gewoone Kastanjes. Irt de ruimte , die in 't middelpunt van den Bootü Fa is,  ?4 IX. BRIE Ft is, heeft men een klein huisje gebouwd, om de oneindige menigte Vruchten , welken deze Boom jaarlyks geeft, in te bergen. Zyn naam, van Kastanjeboom van honderd Paarden, heeft hy gekregen , omdat men vyftig van die Dieren in den Boom, en vyftig rondom onder zyne takken, zou kunnen plaatfen. Eer ik den Etna verlaat, moet ik u myne gedachten over de lichaamsgefteldheid, en het karakter van deszelfs bewooneren melden. De Engelfche Reiziger heeft hen gewisfelyk te ongunftig , en niet naar waarheid, befchreven. De Jonge lieden zyn in hunne vroege jaaren fchoon, gezond, en lustig; die üaat van zuiverheid des bloeds, indien ik het zo noemen mag, duurt tot den ouderdom van 9, io, n, 12 jaaren; maar na dat tydperk verminderen, door de fterke veranderingen van het klimaat, door de hitte eener brandende zon, door den overmaatigen arbeid, door een al te ligt voedzel, met één woord, door te veel te lyden, de krachten en bevalligheden der jeugd; het levbndig inkarnaat wykt, eene doffe taankleur neemt deszelfs plaats in, de trekken van 't gelaat verliezen haare regelmaatigheid, en, in den tyd des huwelyks , poogt de God der liefde, dikwils vrugtloos, die tedere gevoelens te verlevendigen, welken de meisjes in vroegere jaaren begonden in te boezemen. Eene flerkere gefteldheid laat in het mannelyk geflacht zulke grootesveranderingen niet toe; een wel gefpierd lichaam, eene verbrande kleur, maar die niet mishaagt, omdat zy met het geheele voorkomen  IX. BRIEF. 85 men ftrookt , eene blykbaare vertooning van gezondheid en fterkte, en veel levendigheid, zie daar het uitwendige der Cataniërs. Wat hun karakter betreft, wel verre van woest te zyn; het doet zig yder oogenblik in woorden en kleine bedryven, die juist het tegendeel aanduiden, bemerken. De Catanier, gefpraakzaam, herbergzaam, beleefd, is 'er geftadig op uit, om de verlangens van den Vreemdeling voor te komen. Het is waar, dat deze gevoelens hier niet heerfchen dan onder de Landlieden, door de Natuur zelve, als 't ware, opgevoed, en van deze tedere Moeder, door middel van het zuiver gevoel, onderricht in 't geen hun eigen genoegen en aller geluk bevordert; en dat de Stedelingen, van der jeugd af geleerd, het geld als de bron van alle geluk te befchouwen, en aan deszelfs bejaaging alle andere gevoelens te onderwerpen , het gemeld beminnelyk karakter minder vertoonen : dog is dat niet overal het geval ? 't Zyn de wel opgevoede , de befchaafde , lieden , alleen , van welken men de uitoefening der gezellige deugden, cu dan nog dikwils flegts den fchyn derzelve, in de Steden kan verwachten. De verkeering van Catania, (want ik keer derwaards weder) is zeer zacht, en komt nader aan de Franfche, dan in de andere Steden van Sicilië. Het Gezin van den Prins van Biscaris maakt 'er de wellust van, en brengt, even als de Prins zelf, niet weinig toe, om het verblyt, in deze Stad, zeer aangenaam te maaken, voor alle Vreemdelingen, die toegang tot die Familie hebben. Gelyk  IX. BRIEF. het vermaak van dezen Prins is, om het algemeen vermaak te bevorderen, heeft hy, in zyn Paleis, een Theaterzaal gebouwd, daar men byna dagelyks Italiaanfche Operas vertoont. De Acteurs zyn vry bekwaam, de ftemmen aangenaam, en de troep yan de danzers, die, tusfchen de Bedryven in, te voorfchyn komen, is al vry goed. Catania, door de voortbrengzelen van den Etna verrykt, zoude zeer veele takken van Koophandel kunnen hebben, indien het verbod van verfcheidene dingen, buiten het Eiland te mogen voeren, de drift der Ingezetenen niet ter nederfloeg, en den Vreemdeling allen lust benam, om Handel aan te vangen.- Misfchien zal de aandacht van de tegenwoordige, meer verlichte, Staatsdienaars zig derwaards wenden, en eene wyze verandering in dezen maaken; en dan zouden zy even zeer bevinden, dat die verandering guuftig ware, voor de belangen van de Natie, als de Vreemdelingen daar door bevoordeeld zouden worden , wegens den minderen prys, welken verfcheiden nuttige Koop- waaren alsdan zouden behoeven te kosten. Zoude het in de Staatkundige Wereld niet meest altyd waar zyn, dat men, met den Vreemdeling voordeel te bezorgen, het belang van zyne eigene Natie bevordert? Vaar wel. TIEN-  X. BRIEF. 8? TIENDE BRIEF. syrakuse, 18 December, 1776. Met vriendelykheden van de beminlyke Familie van Biscaris overladen , vertrokken wy * den 16 December met fpyt van Catania. Wy zouden ons daar langer opgehouden hebben, maar dewyl het Jaargetyde vorderde, drong onze Schipper op het vertrek aan , vreezende dat de tegenwinden ons anders verhinderen mogten, in den overtocht naar Maltha, die in den Winter niet gemakkelyk is. Vóór dat wy te Augusta kwamen, deeden wy Melilli aan ; dit is eene kleine wél gebouwde Stad, die voormaals een byzonderen Handel hadt in Suiker, door de Siciliaanen zelve gemaakt; maar de kosten van de Arbeidsloonen zyn onder de hand zo zwaar geworden, dat zy dien nuttigen handel hebben'moeten ftaaken; dit is een gewoon gebrek in die Landen, alwaar de groote vruchtbaarheid van den grond den Landbouwer vadzig maakt, in zo verre, dat men hem tot den arbeid niet kan opwekken, dan door hem zeer lïerke loonen aan te bieden: door deze oorzaak is men genoodzaakt geweest, de teelt van het Suikerriet te laten vaaren, en de luiheid heeft dus, gelyk het altyd gaat, haar zelve het brood uit den mond genomen, om dat de Ingezetenen beter hunne rekening vinden, by de Franfche Suiker te gebruiken, F 4 fchoon  63 X. B IV I E P fchoon dezelve een once op het Cantaro van inkomende regten, of belasting, moet betaaleu. Onzen tocht voortzettende, voeren wy den mond van de Rivier Symetus voorby, thans onder den naam van de Rivier van St. Paulus bekend. De oude Siciliaanfche Schryvers vertoonen deze Rivier als bevaarbaar, maar het gebrek van water, en de vernauwing van bed, maaken alle vaart op dezelve thans volftrckt onmogelyk. Een nieuw voordeel fchynt het gemis van het vorige in deze Rivier, ten minften voor eenig gedeelte , te vergoeden. Haare gemeenfchap met de Zwavelachtige, en andere, Oliën van den Etna met de Vitriolieke wateren, en de Naphta en Petreolum, en de gemaklykheid om dit, nog vloeibaar , bitumen in de Zee te doen verdikken , brengt aan haaren mond , by aanhoudendheid, veel Amber voort, welke de Landlieden verzamelen , en daar men te Catania allerhande kleine aartigheden van maakt. Des middags van denzelfden dag, kwamen wy te Augusta; eene kleine Stad, gefticht op een klein Eiland, 't welk men, door middel van een houten brug, met Sicilië vereenigd heeft, onder welke kleine Vaartuigen doorvaaren kunnen. Augusta is vry regelmaatig gebouwd, en dus niet ongevallig; maar dewyl het zelden gebeurt, dat daar Vreemdelingen komen, is 'er geen herberg; zodat wy onze eenvoudige maaltyd niet dan in onze Speronare konden houden. Van hier fpoedig vertrekkende , kwamen wy des avonds te Syrakufe. Dê gedachtenis der vaormaaligc grootheid van  X. BRIEF. 89 deze beroemde Republiek , de mededingttcr van Rome, boezemde my den dieplten eerbied in voor de droevige overblyfzelen van haaren ouden luister. Toen ik my in die groote haven bevond, door vinciliüs, onder den naam van Sicanie Sinum, bezongen, verbeeldde ik my de Schepen der Romeinen , door de brandfpiegels van archimedes verbrand, of door de verwonderlyke werktuigen van dien vermaarden Wiskundigen opgenomen, en tegen de Rotfen verbryzeld; maar die begocheling verdween welhaast, toen ik, in plaats van die ontzagchelyke Schepen, niet dan elendige V'isfchersfchuiten bemerkte, en, in plaats dier edelmoedige Krygshelden, die hier de eer en Vryheid van hun Vaderland tegen de Romeinen verdedigd hadden, allerwegen niets dan bedelaars aantrof, met lompen bedekt, en door de fchurft geknaagd; zo groot is de akelige omwenteling dier trotfche Stad! Welk een gebied kan zig na deze gebeurtenis beveiligd achten voor de wisfelvalligheden der Fortuin, die met Rykcn cn Wereld-Steden , met Vorften en Grooten , even als met Partikulieren fchynt te fpeelen, en vermaak fchynt te fcheppen, om grootere elende en verwoesting over voormaals bloeiende Staaten uit te ftrekken, naarmaate daar meerdere overvloed, eer en luister, in derzelver gelukkige dagen heerschten. De Heer brydone van Syrakufe fprekende, noemt dezelve Ftntapolü , een woord voor alle Steden gefchikt, die uit vyf Steden faamgefmolten waren, hy telt flegts vier Steden op, waaruit SyF 5 i a'  9° X. BRIEF. rakufe oudtyds beftondt, namelyk, Ortygia, Tycha of Typhe, Acradina, en Neapolis; hy vergeet de fterkte Plemirium, die, 't zy wegens de grootte van haaren omtrek, volgens diodorüssiculus, 't zy wegens haare bevolking, wel verdient als eene afzonderlyke Stad befchouwd te worden. Van alle de Steden van het oude Syrakufe, is 'er geene, dan Ortygia nog overig; maar hoe verre is zy beneden haaren ouden luister vervallen ! In plaats dier trotfche Paleizen, die het oude Syrakufe aan dezen kant verfierden, ontluisteren flegt gebouwde , vervallen huizen, en onregelmaatige flraaten, alle de vroegere grootheid. De morfigheid heerscht hier algemeen, en de fchurft, haare getrouwe gezellin, tast eveneens de Ryken en de behoeftigen aan. Men befchuldigt het klimaat van eene byzondere eigenfchap, om deze ziekte voort te brengen, en te onderhouden; dog ik denk niet, dat men de oorzaak daarvan zo hoog behoeft te zoeken. Behalven de morfigheid, moet het flegt voedzel, dat men hier gebruikt, veel deel aan die walgelyke en lastige ziekte hebben. De Syrakuzers eeten zeer veel Varkens-vleesch, de Ragouts der Ryken beftaan daar meestal uit, en dit voedzel met de gemelde geaartbeid, met een heet klimaat en algemeene vadzigheid, medewerkende, is genoeg in ftaat, om dit kwaad voort te brengen. Voeg hier hunne verdere leveuswyze by , die gansch niet gefchikt is om de masfa van hun bloed en vochten te verzachten. Het tegenwoordig Syrakufe is in zulk een ólcp ver.  X. BRIEF. 91 verval, en verwacht zo weinig Vreemdelingen, dat •er weder niet eene Herberg in de geheele Stad te vinden is. Na veel lopens en vragens kreeg ons Volk eindelyk een kamer aan de hand , zonder bed, zonder ftoelen , en zonder tafel , waar voor men zig echter niet fchaamde , twee oneen , dat is, twee- en dertig FranfcheLivres en agt Sous,daags, ° te vragen, zonder daar het voedzel onder te betrekken. Wy gingen aan het looven en dingen, en wy kregen eindelyk dit fchoon verblyf voor zes Carlynen , dat is, drie Livres en zes Sous, voor iederen dag. Vcrfchoon my , dat ik u met deze beuzeling heb opgehouden; ik heb u door dezelve willen doen voelen , dat, zo gebrek aan ny verheid, door welke oorzaaken ook voortgebragt, de welvaart uit eene Stad of Natie verbant en alles doet vervallen , die verbannen welvaart, dat verval op zyne beurt, de nyverheid, zo 'er nog eenige mogt zyn , geheel vernietigt; te Syrakufe, begrypt gy ligtelyk, heeft het geld, uit hoofde van de armoede , oneindig meer waarde dan in welvaarende plaatzen ; voeg die meerdere waarde by den prys dien wy betaalen moesten , en zie hoe verre de ongevoeligheid , de logheid, hier gaa , in vergelyking van groote Steden,daar het geld veel minder waarde moet hebben, om dat 'er meer is en meer ver' teerd wordt; en hoe veel geld, op die wyze berekend, men ons hier afvorderde voor die geringen omflag, van ons een ledige kamer in te ruimen. De groote haven van Syrakufe, door virgilius, wegens deszelfs groote uitgeftrektbeid, Sicaniis Si-  92 X. BRIEF. Sinum geheeten, mag zes mylen in de lengte hebben, van het Eiland Ortygia tot aan den overliggenden kant. Het was op dit groot toneel, dat die merkwaardige ftryden voorvielen, welken de Syrakuzers tegen de Romeinfche vlooten moesten voeren. Men toont hier nog de puinhoopen van den Toren , waar op arc himedes zyne brandfpiegels plaatfte ; maar ik vertrouw even weinig op deze Oudheid als op zo veele andere overblyfzelen van even weinig gezag , door eene verwaande onkunde met eerwaardige naamen gedoopt, en door het Gemeen, altyd geneigd om te gelooven en na te praaten , zonder grond , gehouden voor het geen zy niet zyn. Het is op denzelfden grond van blind geloof, dat men my het Paleis van den Tyran dionysius, en zelfs zyn Wapen, aanwees, fchoon hetzelve, zo klaar als "t licht, bleek , zeer veele Eeuwen laater gemaakt te zyn. De kleine haven, of de oude Marmoreus , beroofd van alle de heerlykheid, waarmede dionysius dezelve hadt verfierd, toen hy haar deed herbouwen, en geheel met fyn marmer bevloeren, is echter nog zeer gunftig voor de Vaartuigen, die daar een fchuilplaats zoeken. Ook is het de eenige plaats daar de Felouken , Tartaanen, Polaks , Pinken, Barken, enz. die te Syrakufe komen , inlopen. Ik heb my met een Schuitje de rivier Anapus, tot aan haaren oorfprong , die twaalf mylen landwaards in is, laten oproeijen. Die oorfprong vertoont  X. BRIEF. 93 toont een lang vierkant; en de wateren, die dezen kom geduurig vol houden, komen met eene ligte kooking van onder den grond op. Deze plaats is zeer vischryk ; de boorden van de rivier Anapus zyn geheel bedekt met biezen en riet , en men heeft 'er dus laag Land en veel moerasfen. Daar is eene verbazende menigte Wild, en byzonderlyk zyn 'er byster veel Endvogels en Taelingen. Twee mylen van den oorfprong af, groeit de vermaarde Papier-plant, oudtyds onder den naam van Papyrus bekend , en waarvan het Papier in meest alle Europifche taaien zyn naam ontleent. Gy weet, dat men zig , vóór de uitvinding van het Parkement , alleen van deze plant tot Papier bediende, en dat de lieden van dit Land haar nog tot dat zelfde gebruik bezigen. De wyze hoe zy daar papier van maaken is tevens vernuftig en eenvoudig; zie hier hunne methode. De Papyrus is een riet, het welk ter hoogte van 7, 8, en zomtyds 10 voeten opfchiet ; het weefzel zyner vezelen is celachtig , en van buiten bedekt met een dubbeld vliesje ; het eene witachtig en zeer teder , het andere groen en dikker. De top van dit riet is gekroond met een uitfpreidenden kruin van zeer dunne takjes , dat aan hetzelve het voorkomen van loshangend hair geeft. Dit riet groeit uit een bol gelyk aan dien van de Tuberoos , die zo vruchtbaar is , dat hy fteeds van verfcheiden kinderen of jonge fpruiten omvangen wordt ; welke, als vvaare Polypen, nauwelyks zyn uitgelopen , of zy teekn insgelyks voort , en maaken , fchoon  94 X. BRIEF. fchoon nog aan den moeder-bol vast, reeds nieuwe bollen» Ter plaatze, waar de Ham uit den bol opfchiet, bedekt deze zig, gelyk alle de bolplanten, met een ligt, draadachtig , en geel vliesje. Het is dit vliesje, 't welk men gebruikt : men neemt het van den bol af, men legt het een op het ander, en men maakt dus hoopjes van twee, of ten hoogften drie, duimen; waarnamen deze hoopjes met een plat, en vry zwaar, hout, eenigen tyd, klopt. Deze bewerking dryft het water , daar de velletjes mede doortrokken waren, daar uit, maakt dezelve plat, ftevigt de vezels, maakt het papier vaster, en dus wordt het, door een natuurlyk gevolg , gedroogd zynde , witter. Het is in dezen ftaat dat men het gebruikt ; maar de Syrakuzers zyn zo vadzig , dat van duizend, die dit werk verdaan , nauwelyks tien gevonden Worden, die daar hun voordeel mede doen. De Papyrus is eene Water-plant, welke men tot heden geloofde niet dan in Egypte aan de oevers van den Nyl te groeijen. Dog Sicilië, door de Natuur met de voortbrengzelen van alle klimaaten begunftigd, bezit ook dit nuttig gewas in vry groote menigte. Het zelve teelt niet alleen door uitwasfen van de bollen, zo als ik gezegd heb, maar ook door zaad, voort ; de eerfte zyn moeijelyk te vervoeren, en ik heb my daarom tot de andere voortteeling, door zaad naamlyk, bepaald. Ik hoop die plant in' myn tuin door dit middel voort te zetten. De roem van de vermaarde Fontein van Aretbu- fa  X. BRIEF. 95 fa bewoog my om dezelve te gaan zien , vóór dat ik het eiland Ortygia verliet; maar, in plaats van eene kleine heldere en viscbryke rivier, heb ik niets dan een modderpoel van troebel en brak water gevonden. Eene even ongunliige verandering vertoont zig in de Nymphen, die daar woonen. Die Nymphen leiden my, om u een woord te zeggen van de rivier Alpheus, dien driftigen en onverfaagden Minnaar, die eene Nymf, welke hem ontvluchtte, nazettende , de Jonifche zee onder water doortrok, en haar in Sicilië eindelyk bemagtigde. Hoe zeer deze rivier zedert verbasterd is, men geeft echter fteeds denzelfden naam aan eene kleine fprong zoet water in de groote haven opborrelende. Dit is den naam van de rivier misbruiken : dog alle de beeken, die in Zee Horten, krygen dezen naam ; zy hebben haaren grootfchen tytel gemeen met de Hovelingen , die al hunnen luister ontkenen van den Vorst, in wiens nabyheid zy zig bevinden. De Latomies van Syrakufe zyn niet minder opmerkelyk dan de Catacombes van Rome en Napels; maar, dewyl de eerfle geen eenpaarig of achtervolgd maakzcl hebben , zyn 'er verfchillende gisfingen over haaren oorfprong. Het waarfchynlykst gevoelen, naar myne gedagten, is, dat het begraafplaatzen zyn geweest voor de ongelukkige Syrakuzers, welken dionysius in de gevangenisfen, daar aan verbonden, hadt opgefloten. Men vindt daar nog Lykbusfen; men vindt 'er Hompen van Eiken,in de rots ingezet ; en , 't geen ik als eene derde waar-  96 X. BRIE F. waarfchynlykheid van myn gevoelen durf opgeven , het Oor van dionysius is daar niet verre af. De plaats.,dus genaamd , is eene groote Grot,die juist het maakzel van een Oor heeft. Men ziet 'er nog de blyken, dat deze uitholing door men* fchen handen verrigt is ; en men kan dezelve gewisfelyk niet als eene fpeling der Natuur befchouwen. Maar nu zulk een kostbaar ftuk werks, door een fchrander en tevens gierig Vorst ondernomen , konde niet dan eene zeer groote bedoeling hebben ; en het wreed en geveinsd karakter van dien Tyran , en zyne listigheid , waarmede hy zyne verborgenfte vyanden wist te ontdekken, in aanmerking nemende, mag men billyk vermoeden , dat dit gehecle werkftuk gefchikt was om de zulken op te fluiten, welken deze Prins voor gevaarlyk aanzag. Eene opening, in het bovenfle gedeelte van dit gebouw gemaakt , waarin waarfchynlyk een zyner meest vertrouwde fpionnen geplaatst wierdt , diende om alle de gefprekken der gevangenen ter zyner kennis te doen komen, dewyl alle geluiden door het byzonder maakzel van deze foort van zaal tot den hoek van den top door weeromkaatzing wierden overgebragt. En 't was op deze wyze, dat die Tyran het middel vondt , om zig ftaandê te houden op een tlrroon die gefladig wankelde. Behalven het Oor van dionysius, 't welk men fchynt geëerbiedigd te hebben , worden alle de andere Latomies tot verfchillende gebruiken gebezigd. De eene is eene zeer groote Lynbaan, de  X. B R I E ft 91 de andere dient om de Salpeter te zuiveren j en al* leiij welken de tyd ontbloot heeft, of die voormaals eene foort van open Plaatfen of Pleinen maakten, heeft men aangeleid tot tuinen, die inzonderheid uitmunten , in Indiaanfche Vygeboomeu van eene monlterachtige grootte. In den omtrek dezer Latomies zyn andere aan welke men den naam van Katakombes heeft gegeven, en die ik denk dat het even weinig zyn als de andere» Het Amphitheater, in de rots zelve uitgehouwen , geeft, in weerwil der nadcelen, welken het groot verloop van tyd daar- aan tocgebragt heeft, nog een groot denkbeeld van deszelfs ouden luister. De Baron ried es el heeft daar zulk een omftandig bericht van gegeven , dat ik daar niets heb by te voegen. Alleenlyk vergist zig die Schryver hiei> in, dat hy dit gebouw fteTt, beneden den grond gemaakt te zyn; dit is zekerlyk niet waar; maat de omliggende grond is door de brokken en puinhoopen van het gedicht merkelyk verhoogd, zo veel is 'er ondertusfehen nog van overig, dat men dit oneindig groot fluk werks, dit verbaazend geheel, in de rots uitgehouwen, niet zonder eerbied kan befchouwen. Het zogenaamd Theater, 't welk ik meer geneigd ben voor eene Naumachie te houden , ter oorzaake van de trotfehc waterleiding, die het water derwaards voerde, en van het gemis van Toneel, waar van het geringde voetfpoor niet voor handen is; het zogenaamd Theater, zeg ik, insgelvks in de rots uitgehouwen, vertoont thans llegts drie vierde gedeelten van zyn Ovaal. De gemelde G wa-  98 X. BRIEF. waterleiding, waarvan de eene tak, of arm, diende om de gevangenen die in de nabuurige Latomies opgefloten waren, te drenken , en de andere, om, aan de fpelen of fpiegelgevechten der Schepen, eene genoegzaame hoeveelheid waters te verfchaffen ; niettegenltaande dezelve ten grooten deele door den tyd vernietigd is, houdt echter, door het water, 't welk zy van de Bergen afvoert, nog drie molens , op de overblyfzels van dat oude gedenkftuk gezet, in beweging. Na het opnemen van deze Oudheden, terug keerende , toonde men ons de voetfpooren van den Tempel van den Olympifchen Jupiter , daar de Athenienzers de wyk in namen , na den fchok , dien zy van de Syrakuzers leden; maar daar is zo weinig van over, dat men 'er niets van maaken kan. De Hoofdkerk van Syrakufe is gedicht, ten koste van een ouden Tempel van Minerva, welken men tot dat oogmerk lelyk verminkt en bedorven heeft. In een partikulier huis, niet verre van deze Kerk, vertoont men de overblyfzels van den Tempel van Diana; maar het geen daar van overig is, verdient nauwelyks de moeite dat men het gaa zien. Na zo veel van het oude Syrakufe gezegd te hebben, moet ik nog een woord van het hedendaagfche melden. Sainte Lucie is de Patrones dezer Stad; en men bewyst haar , in dit karakter , ook alle eer, die zy billyk kan verlangen, want giften heeft zy niet meer van nooden; wy kwamen juist te Syrakufe in den tyd, als het feest van deze Heilige gevierd wierd. Niettegenltaande het  X. B Pv I E F. 90 liet Stads-patroonfchap, meet gy u niet verbeeldeii, dat men hier zo veel geld voor zyne Lucie, a!S men te Palermo voor zyne Rofalia, verfpilt. De fatzoenlyke lieden, onder de Syrakuzers , vergenoegen zig met te dezer tyd wat meer gebeden , dan anders, aan haare Patrones te doen; het gemeené Volk, dat overal hetzelfde is, verfpilt zyne weinige penningen in Buskruid, en put zyne krachteli en gezondheid uit, door allerhande wringingen en draaijingen, die meer naar bezetenheid of razeruy, dan verrichtingen van Godsdienst,gelyken. Honderd deugnieten lopen al huilende en bulkende door dé ftraaten der Stad, en nellen zig aan als waare bezetenen, en men heeft de vriendelykheid om heil daar voor met wy-water te befprengen. Dit is inderdaad flegts eene palliative Cure ; men zoude beter doen met hen in den grond te genezen, dat is te zeggen, de bezetenheid door middel van ftokflagen te verdryven; de duivels zouden daar ongetwyfteld meer en aanhoudender vrees voor hebben, dan voor het wy-water. Dank zy de vroegere Godsdienftigheid der Syrakuzers , de Sainte is zeer ryk*$ zy heeft verfcheiden gewaaden , met Paarlen en edele Gefteenten , naar de wyze der groote Dames, verrykt. Onder andere kostbaarheden, heeft zy een Camejo, van groote waarde; welke men haar alleenlyk vergunt op haar feest tot den agtften dag te dragen. Deze Camejo is waarlyk fchoon , en kan als een antiek be= fchouwd worden. Eene byzonderheid , daar de kunltenaar een zeer behendig gebruik van heeft G 2 we-  ioo X. BRIE F. weten te maaken , vermeerdert 'er grootelyks de waarde van. Daar waren drie aders van verfchillende kleuren in dezen Sardonikfteen; de graveerder heeft elk derzelver voor een afzonderlyk hoofd gefchikt, en (naar veeier verklaaring) het llomeinfché Driemanfchap tot zyn onderwerp genomen hebbende , heeft hy het hoofd van Augustus, wit; dat van Antonius , olyfkleurig ; en , dat van Lepidus, zwart gemaakt. Het graveerzel kan niet fyner of volmaakter zyn, maar de Kunltenaar heeft in zyn Werk het coftume en het karakter van de drie Perfoonaadjes s onderfteld dat het die Romeinfche Grooten waren, niet wel bewaard; om welke reden ik eer zou denken , dat het de drie Koningen of Wyzen zyn, die den Zaiigmaaker kwamen aanbidden, welken hy heeft willen vertoonen; dog dan zou de beflisfing wegens de oudheid van dezen Camejo vallen, ten voordeele van hun, die dezelve als van laateren tyd befchouwen. De Kerk van Sainte Lucie is, wat haare architectuur betreft , zeer eenvoudig van binnen , en fchittert niet dan door de lichten en de vodderyen, daar men haar op het feest van de Heilige mede verfiert. Haar graf is een ander agtkantig gebouw, dat op zigzclven ftaat, waarin een koepel is met eene kleine kapél, half onder den grond. Boven het Autaar is eene groote zilveren Reliquic-kas, met krydallen zydftukken, om een zeer fchoon Beeld van wit marmer, de ftervende Heilige vertoonende, te kannen zien. De Syrakuzers beklaagtn zig op eene deerlyke wyze, dat zy maar eene Si  X. BRIEF. 101 nen vinger van deze haare Heilige bezitten, wier geheele lighaam te Venetië is. Eene der voornaamfte rykdommen van Syrakufe, en een der grootfte takken van haaren Koophandel, zyn de uitmuntende Wynen, die in haaren grond groeijen. Een liefelyke geur, een zoete fmaak zonder lafheid , eene heldere goudgeele kleur, eene heilzaame uitwerking op de maag, maaken de Syrakuzer Malvoifie den aangenaamften en besten Wyn , dien men drinken kan. Men zuivert hier de Salpeter zeer wel tot de twee eerde ziedingen, maar de derde is niet zo goed. De handel in dit Zout is zeer fterk te Syrakufe , en voedt eene oneindige menigte arme lieden. . Terwyl Syrakufe van binnen het akeligst verval, en eene algemeene armoede, vertoont, verandert het tooneel geheel, zodra men zyne -oogen op de omliggende Landen vestigt. Het gezicht verliest zig als dan in de ongemeten uitgeftrekthcid der vruchtbaarfte Velden. Het zyn de Elifeefche Velden, het is de Valey van tempé, het zyn de Tuinen van alcinous, die de Natuur hier byna van zelf aanbiedt, en dit fchoon is des te waardiger, om dat het een gefchenk van de Natuur is. De Mensch kan zig een oogenblik aan prachtvertoonihgen vergaapen , maar, aan zigzelven overgelaten, keert hy altyd tot het natuurlyke weder, en verkiest de wezenlyke fchatten van den grond, boven eene voorbygaande begocheling van de Kunftén der weelde. G 3 Wy  BRIE F. Wy gaan van avond fcheep, om naar kaap Pasfaro te (Tevenen, van waar wy naar Maltha denken over te (leken. Zo de Turken ons niet wegnemen , zal ik u welhaast nader fchryven; dog zo myn ftilzwygen u eenigen ramp doet vermoeden, zo zorg voor myn rantfoen; tervvyl ik, met de fpade in de hand, in den tuin van het Serail van den eenen of anderen Afrikaanfchen Vorst, (la te werken. Ik verlaat my op uwe vriendfchap. Vaar wel. ELFDE BRIEF. van maltha, 28 Decemb. 1776. *C7ol verwondering over de fchoonheden van het oude Syrakufe, en vermoeid door het gezicht van de armoede, en het uiterfte verval van het tegenwoordige, verlieten wy, met een gunftigen wind, die Stad op den 23(len December; welhaast wierdt die gunftige koelte door eene verdrietige ftilte gevolgd. Om van dat verdriet minder te voelen, zette ik my tot eene oplettender befchouwing , van de fchoone Planten, die deze oevers verfieren, en die waarlyk een bekoorlyk gezicht maaken. Onder andere Planten en Heesters, bemerkte ik ook de Palmeta, waarvan de Heer brydone fpreekt, en die inderdaad niet anders ÏS dan de Palma minor van Matthiolus, welke hier zonder eenige teelt in 't wild groeit, en waarvan het  XI. BRIEF. 103 het zaad juist in December wordt ingezameld. Ik zag ook de vallche Palma Christ. of de Satirium, regium van Matthiolus , de Ricinus Americanus van Tournefort ; den wilden en den waaren Kapperboom, die 'er in groote menigte is, enz. Eindelyk kwamen wy, door kracht van roeijen, aan Kaap Pasfaro, de oude Kaap Pachinus, en het Eiland Gifent, alwaar het Fort is, daar de Heer brydone van fpreekt, aan onze linkerhand latende liggen, kwamen wy in eene kleine baai, tusfchen Kaap Pasfaro , en Kaap Masfa ; eene andere , maar min zuidelyke , punt van Sicilië. De zekerheid, welke de Turken hebben, van in deze baai eenige gemaklyke verovering te kunnen doen, gelyk van Napelfche Pelouken, of Maltheefche Speronaros, maakt deze post zeer gevaarlyk; maar dewyl dezelve de gunlligfte is voor den overtocht, van en naar Sicilië, is men verplicht den nacht daar door te brengen. Om zig tevens te beveiligen voor de Bandieten, die de Kusten van Sicilië ontrusten, en buiten het bereik der Turkfche Zeefchuimers te zyn , kiezen de Maltheezers laage gronden, die, terwyl zy diepte genoeg voor hunne kleine Vaartuigen hebben , de Roovers geene gelegenheid geven, om hen te naderen. Wy hadden thanjs nog eene andere reden van gerustheid; kort voor dat wy in deze baai kwamen, ontmoetten wy een Maltheesch Fregat ; deze zyn de fchrik voor de roovers in deze Zeën; en verdryven, even als het gezicht .van, het weldaadig geftarnte der Menfchen geest verheugt, alle G 4 wol-  Ï04 XI. BRIEF. wolken van zorg en angst uit het hart van den be« vreesden Reiziger. Ons Volk juichte luidkeels op het zien van dit Schip, en vervolgde hunnen arbeid met nieuwen lust en kracht. "Des middernachts, volgens gebruik der Zeelieden, voeren wy van hier, en, door zeilen en roeijen, raakten wy in zeventien uuren , door dit kanaal, dat meer dan zestig mylen lang is. Daar is niets in de Natuur, 't welk de macht van deszelfs maaker, en de grootheid zyner Werken, heerlyker vertoont dan de Zee,wanneer men, het Land van rondom uit het ,gezicht verloren hebbende , niets dan de golven en het gewelf des hemels ziet. Het is niet in den tyd van ftorm, dat men de proef hiervan moet nemen; dan wordt de ziel te fterk geroerd, om voor bedaarde gewaarwordingen vatbaar te zyn, de verwarring der Elementen verwart onze denkbeelden , de fchok der baaren verwart ons oordeel, en de vrees fluit 0113 hart voor de tedere aandoeningen van een Godsdienftig gevoel; maar, in de gewyde ftilte van een bedaard weder, terwyl onze ziel alle haare vermogens vryelyk gebruiken kan , terwyl zy de verfchriklyke bewegingen van het onftuimig Element-, in welks boezem, (.mi zo te fpreken, zy zig bevindt , vergelykt met de tegenwoordige kalmte , waarvan zy al het vermaak ongefloord geniet, in die oogenblikken, met dén woord, waarin wy gelukkig zyn, is het gezicht van de onmeetbaare uitgeflrekthcid der wateren , is de befchouwing Van die foort van oneindigheid, door Gods hand ge.  XI. BRIEF. jo$ gewrocht, beflierd, beteugeld, en onder zyn bellier aan onze heerfchappy onderworpen , verwonderiyk gefchikt om den geest op te voeren, en ons aan den eenen kant ons Niet, aan den anderen onze Grootheid, te doen voelen. Op den afftand van vyftien mylen ontdekt men uit Zee, Maltha, met de Eilanden Gozzo en Cumino ; maar het Land is zo vlak en laag , dat men bet nauwlyks kan onderfcheiden. Het eerfte voorwerp, dat het gezicht,by 't naderen dezer kusten, op eene aangenaame wyze, treft, is la Valette, de nieuwe Hoofdftad van het Eiland, en de verbly.fi plaats des Grootmeesters, zedert dat een Prins van dien naam dezelve , na het aftrekken van soliman, gedicht heeft. Haare Haven, welke men in alle opzichten als de veiliglle en fraaide des werelds mag noemen, fchynt eer een meesterduk van de kunst , dan een uitwerkzel van de grillige verkiezing der Natuur te zyn. Haar inkomen is zeer gemaklyk voor alle Schepen , die daar als vrienden komen ; maar een Schip, dat 'er met geweld wilde indringen, zoude aan fplinters gefchoten zyn eer het de eerde nauwte door was. Twee fterke Kasteden bewaaken de intrede, het Kasteel St. Elme, en het Fort Ricafoli. Het binnenfte van de Haven krielt, om zo te fpreken, van Batteryen, en maakt het onmogclyk haar ter Zee te genaaken. Deze Haven ftrekt zig tot diep landwaards uit , en maakt tegen over la Valette vier Reeën , de eene gemaklykcr dan de andere , en waar van die, tusfchen het Dorp en de Stad Senglca,als de diepde, G 5 voor  jo6 XI. E R I E F. voor eene Haven van de Galeien en Oorlogfchepen dient. Men verdeelt deze Stad gerneenlyk in negen verfcheidene kwartieren of deelen, waarvan de meeste den naam van Steden dragen. Dezelve zyn de overwinnende Stad, liet Kasteel St. Ange, de Stad Senglea, Burmola, Cottouère, het Fort Ricafoli, de Stad la Valette, het Kasteel St. Elme, en Floriana. De eerfte wordt overwinnende genaamd , om dat zy het toneel was van de laatfte vruchtlooze poogingen der Turken, en van de onverzaagdheid der Ridders, die, na het veroveren van het Kasteel St. Elme, niets dan dit eenige bolwerk tegen hunne Vyanden over hadden. Het Kasteel St. Ange is het Fort, 't welk haar befchermt. De Stad Senglea is de tweede dichting, welke de Ridders op dit Eiland hebben aangelegd. Burmola kan als de derde befchouwd worden; het is de grootfte der oude dichtingen, en bevat de Hoofdkerk van de Stad ; maar alle drie, door de hand der noodzaaklykheid gebouwd , hebben eene zeer onaangenaame plaatzing ; geduurige hoogten en laagten misvormen alle de draaten; en het eerde gezicht, dat men daar op daat, vertoont eer het beeld van een duk gronds, dat in wanorde ligt , dan dat van eene Hoofddad. Cottonëre, een verbazend duk werks, uit tien bastions bedaande, zig agter het werk van St. Margaretha, waarmede Burmola omvangen is , uitdrekkende ; en in zyn tweeden bastion het Fort St. Salvador bevattende , is gemaakt door den Grootmeester cotton-ère, een mach-  XI. BRIEF. lo¬ machtig ryk man. Ik durf het byna een nutteloos werk noemen,'dewyl alle de Ingezetenen van Maltha en Gozzo te zamen niet genoeg zyn om het te verdedigen. Het is echter meest in de rots uitgehouwen , gelyk byna alle de Vestingwerken van Maltha. Het Fort Ricafoli, tegen over het Kasteel van St. Elme, befchermt den ingang van de Haven. La Valette, met alle mogelyke kunst gebouwd , is een werk van den Grootmeester van dien naam , die, door de ondervinding overtuigd van de noodzaaklykheid van meer tegenweer, na dat sol iman de belegering van Maltha hadt opgebroken, deze fraaije Stad deedt bouwen en daar zyn naam aan gaf. Het Kasteel St. Elme , de oudfte Fortres van de Orde op dit Eiland, befchermt de Noordelykftc punt van la Valette. Dit Kasteel was het eerftc , waar tegen de Turken hunne aanvallen richtten ; en fchoon zy hetzelve vermeesterden, waren echter hunne moed en krachten door den edelen wederftand der Ridderen zodanig verzwakt , dat zy het hoofd ftieten voor het Kasteel St. Ange, met het welke te veroveren het met de Orde gedaan ware geweest. Het is zeeker genoeg , dat zy zig van hetzelve ten laatften ook meester zouden hebben kunnen maaken, zo de Oorlogs-werkingen wél beftierd, en door de macht van 't Ryk onderfteund waren geworden. Dog de Turken waren toen, ten naasten by , zo als zy nog zyn; een onhandelbaar Volk, door dweepery en vooroordeelen beftierd , uitgelaten woest in hunnen voorlpoed, en by een dapperen te-  10S XI. BRIEF. tegenfhind verbysterd door eene laffe vrees , die hen hunne voordeelen doet verwaarloozen. Floriana is een nieuw kwartier, gefchikt ter verdediging van la Valette, aan de landzyde , en tot gemak der Inwooneren , welker getal, inzonderheid onder de tegenwoordige regeering , dagelyks vermeerdert. Alle deze verfcheidene kwartieren zyn met werken omringd, en fchynen een geheel te,maaken, dat ten uiterften treffend voor het gezicht is, en eene zeer aangenaame wandeling verfchaft. Op een klein Eiland, in 't midden van de tweede Haven, is het Fort Emanuël, gefticht op kosten van den Grootmeester emakuêl vilhen a , die daar te boven een Fonds naliet, waaruit tachtig man bezetting onderhouden, en om de drie jaaren een Huk kanon gegoten, konde worden. De eenigfte voorwaarde, welke deze Prins hier by voorfchreef, was , dat altyd een Portugees het kommando over deze bezetting hebben moest. 'Niet verre van dit Fort is het Lazaret. De Wapenzaal van de Orde is zeer ruim , wél voorzien, en in zeer goede orde. Men telt daar tegenwoordig dertig duizend Snaphaanen, met het geen verder tot iedere wapenrusting noodig is. Daar is een zeer zonderling fhik gefchuts , dog dat geen dienst zou kunnen doen. Ik moet hier by aanmerken , dat men te Maltha, ik weet niet waarom , nog verkiest de kanonnen met dubbele vormen gegoten, in plaats van de geboorde , welken geheel Europa heeft aangenomen naar de proeven ,  XI. BRIEF. 109 ven , door den Heer maritz de labaralLièRE, in Frankryk en Spanje, gedaan. Ik fprak daar over met een Officier, die de oude methode verdedigen wilde; dog zyne bewyzen zelve werkten tegen hem. Het Arfenaal'van de Orde bevat, zonder die beuzelachtige vertooning, van niets waarde voorwerpen, die men in de meeste Tuighuizen aantreft, in overvloed alles wat de Orde noodig moge hebben om haare Schepen te wapenen, en haare Vestingwerken te voorzien. Eene wyze en zuinige beftiering onderhoudt alles in den besten ftaat. In de Italiaanfche barakken bewaart men,onder veele (tukken kanon van een goed kaliber, een, dat zes- en tachtig ponden yzer moet fchieten; Het is opgegraven uit de linies van circonvallatie, door de Turken om het kasteel van St. Elme, ten tyde der belegering, opgeworpen. La Valette, gebouwd met alle de regelmaatigheid welke haare plaatfelyke gefieldheid toeliet, vertoont aan den verwonderden Vreemdeling eene aangenaams en fraaije Stad , op den top van eene barre rots; en, het bevallige by het gemaklyke voegende , vereenigt zy in 't klein alle de voordeden der gelukkigfte liggingen. Haare kaai, met platte fteenen geplaveid, verfchaft eveneens gemak voor den Handel , en vermaak voor den Voetganger. De (traaten, lynrecht aangelegd, zyn meestal van eene fchoone lengte, en vertoonen dikwyls gezichten, die men nauwelyks elders vindt, omdat men tusfchen twee ryen fraaije Huizen , regelmaatig gebouwd,  Ho XI. BRIEF. bouwd, telkens hooge bergen opklimt, of in diepe valeien nederdaalt. Zommige Autheuren fchryven de oog-kwaaien; waarvan de Malthezers gemeenlyk worden aangetast , toe; aan de witheid van den fteen, daar alle de Huizen van Maltha van gebouwd zyn, waardoor de zonneltraalen, te fteirk te rug gekaatst, i het Netvlies kwetzen of verlammen , enz. Het kwaad komt inderdaad van den fteen, maar niet op dié wyze zo als men het verklaart. Dit geelachtig wit dier fteenen verzwelgt eene menigte lichtftraalen , en Ituit dezelve niet met die' kracht te rug, als onze muuren met kalk en pleister belegd, alwaar geen enkele llraal verloren gaat; en evenwel de Franfchen, de Duitfchers, en zo veele andere Volkeren , klaagen niet dat zy daar blind van worden. Daar is derhalvcn eene andere oorzaak , en die vertoont zig vry gereedelyk. De Maltheefche fteen is een Schelp - tuffteen , die zeer vryfbaar is; de minfte vryving of fchaaving neemt 'er derhalven eene zeer dunne oppervlakte, tot een onmerkbaar ftof gebragt, van af. In droog , aanhoudend droog , weder, wanneer de Zee-winden de ftraaten van Maltha geweldig veegen, worden zy, die dezelve gebruiken, met wolkjes van zeer fyn ftof bedekt, waarvan een gedeelte in de oogen komt. Men beeft, om dit kwaad te verhelpen , begonnen de ftraaten van la Valette met groote Iteenen van Lava, welken men van Catania deedt komen, te beleggen; maar men heeft bevonden , dat de kosten te hoog zouden lopen. De  XL BRIEF. ui De kleur der Maltheefcher fteenen, ondertusfchen, de zorg, waarmede de ftraaten onderhouden worden , en de gelykheid van hoogte, welke men in het leggen der fteenen, op de nauwkeuriglte wyze, in acht neemt, maaken, dat geene ftraaten in Europa tegen die van Maltha op kunnen. Het Paleis van den Grootmeester is een zeer aanmerkelyk gebouw, in de gedaante van een langwerpig vierkant. Het uitwendige is vry eenvoudig, maar het binnenst is zeer wel gebouwd en vertierd. Een opmerkzaam Vreemdeling beziet den grooten trap met verwondering. Dezelve klimt als een wendeltrap, maar op een ovaal rond; de treden zyn breed en laag, 't welk het klimmen zo gemaklyk maakt, dat men nauwelyks voelt, dat men ryst of daalt; het is de fraaifte trap, welken ik ooit in die foort gezien heb, en hy is hier juist op zyn plaats; want, dewyl alle de Matadors van de Orde oude lieden, of ten minden Heeren van gevorderde jaaren zyn, en die veelal door de Jigt gekweld worden, zou het hun zeer ongemaklyk vallen, hun hof by den Grootmeester te komen maaken, zo zy zwaar klimmen moesten. Ydere Natie heeft hier eene taal op haar zelve, en zy heeft voor haar gemak een huis, dat haar toekomt, en 't welk men herberg noemt, om dat het in deze huizen is, dat de Ridders, die geene kommandery hebben, op kosten der Orde onderhouden worden. De meesters van deze herbergen, of j zo als men hen noemt , van die taal , genieten gror>  m XI. B Pv I E F, groote voorrechten, aan deze bediening verknochti de gebouwen zelve zyn zeer ruim, meer of min verfierd met Historiefche Schilderyen, die allen gedenkflukken zyn van de erkentenis der Ridders , jegens dezulken , die gewichtige dienften aan de Orde bewezen hebben. Üe huizen der partikulieren hebben meest allen eene edele eenvoudigheid; eenige ryk* lieden zyn daarvan afgeweken ; maar hunne huizen zyn gewisfelyk noch de fraaifte voör het gezicht, noch de gemaklykfte voor 't gebruik. De Kerk van St. Jan, die de Parochie van het Paleis, of, zo als men 't gewoon is te, noemen, van 't Kasteel, is, zonder daarom de Kathedraale Kerk van de Hoofdllad te zyn, is zeer eenvoudig van buiten, maar van binnen ongemeen ryk en prachtig. Men heeft daar agt Kapéllen in gebouwd , naar het getal der taaien , daar de Orde uit beftondt; maar, na de fcheiding van Engeland van de Roomfche Kerk, en het verlies van alle de Kommanderyen, welken de Orde daar hadt, zyn 'er flegts zeven verfierd. De Grootmeester c o t t o n ère, deze Kerk nog luisterryker willende maaken, was op 't punt van dezelve neêr te werpen ; dog de Orde Helde zig daar tegen. In zyne grootfche ontwerpen gefluit, en zyn voornemen niet in deszelfs geheel kunnende volbrengen , wilde hy ten minften uitwerken, dat niemand zyner opvolgeren ligtelyk den roem zou hebben van het te volbrengen. Hy verzamelde derhalven de geachtfte Kunflenaars , van allerhande foort, te Maltha, liet de Pi-  XI. BRIEF. ffj Pilasters, en alle de muuren der Kerke, keurlyk beeldhouwen, het gewelf fchilderen, de graveerzels met fyn goud beleggen; hy verfierde de Kerk verder met marmer, met mofaïkwerk,en maakte daar, met één woord , zulk een kostelyk juweel van , dat geen Grootmeester na hem daar aan heeft durven raaken. In iedere Kapél is een ryk verfierd Autaar, en aan de zyden heeft men prachtige Gedenkgraven van verfcheidene Grootmeesters, aan web ken hunne vrienden of bloedverwanten deze eerete* kenen na hunnen dood hebben opgerigt. Dus ziet men hier de graven der Grootmeesters la valette, vil hen a, carafea, de beide cottonéres, viliancourt, lascaris, enz. en laatftelyk dat van den Prins pikto. Dewyl ieder Groot-kruisdrager van de Orde het regt heeft van zyn Lyk in deze Kerk te laten begraven, hebben zy allen gepoogd malkanderen in prachtige zarkeu op hunne graven te overtreffen, waardoor de vloer dezer Kerke allengs de ryklte en kostbaarfte is geworden die men ergens aantreft. Voormaals was men verpligt, die fteenen, geheel bewerkt, van Sicilië te laten komen; maar deze foort van Mofaïk is tegenwoordig den Maltheezers zo gemeenzaam geworden, dat zy de fteenen thans zo goed bewerken als eenigen, welken ik te Mesfina in deze foort gezien heb. Omtrent op een derde van het midden, hangt in deze Kerk een Luster, geheel van Zilver , door den Grootmeester pikto aan dezelve gefchonken. Dit is een zwaar ftuk, met1 weinig fmaak ■ H be-  ii4 XI. BRIE F. bewerkt, zeer veele duizenden waardig; daar is eene uitgaaf van twaalfhonderd Livres noodig om dezelve te verlichten, en dewyl deze onkoste zo zwaar is, en de Schenker geen fonds heeft gegeven , waar uit zy kan gevonden worden, zo is deze Luster tot eene altydduurende duisternis veroordeeld; en het was niet dan op het Kersfeest van LJ76, dat dezelve eens, door eene edelmoedige hand, van Waschkaarfen voorzien wicrdt. De fchatten dezer Kerk zyn zeer aanmerkelyk. Men ziet 'er de fchoonfte Juweelen en de kostbaarfte Priesterlyke fieraaden, uit de verfchriklyke belegering van Rhodus geborgen. Veele Kruifen en Banier-ftokken in goud- en zilver-draad gewerkt , en verrykt met edele gefteenten, die bykans allen gebezigd zyn in den bruten ftaat,waarin men dezelve heeft opgedolven. Twaalf Beelden der twaalf Apostelen van masfief Zilver , veele voorfte gedeelten van Autaaren van dezelfde (toffe , kunftig gewerkt , gouden en zilveren Bekers , met eene oneindige kunst gegraveerd , en met diamanten, en andere edele gefteenten van groote waarde, omzet, enz. En dus, fchoon deze Kerk die van Lorette, van Einfidelen , en van Czestochow niet evenaart, mag men echter letterlyk zeggen , dat zy onwaardeerbaare fchatten bevat. Men moet niet verzuimen, daar eene afbeelding van den Zaligmaaker, naar de oude methode der Grieken gefchilderd, te gaan bezichtigen. Ik heb de Kerkelyke plegtigheden, welke men de gewoonte, heeft op Kersmis en Nieuw-Jaar te vie-  XI. BRIE ft iiè Vieren, bygewoond, maar ik ben verre af van het geen de Heer brydone ten dezen opzichte zegt, toe te (temmen. Wel verre dat het Kapittel van St. Jan te Maltha die gemaaktheid in de verrichting van den openbaaren Godsdienst zoude hebben;» waarvan hy het zelve befchuldigt, heeft het dien integendeel van eene menigte kleinigheden gezuiverd , die den Dienst noodeloos verlengen. Wat het gezicht van de Kerk zelve betreft , zo het grootfcher is dan alles wat men van dien aart elders zien kan ; het is niet aan eene ydele vertooning van het Ceremonieel, maar aan de menigte van Vreemdelingen, die zig derwaards begeven, aart de vereeniging van allerhande Natiën, aan de verfcheidenheid der uniformen van alle de Mogendheden , en van alle de Regimenten, om zo te fpreken , aan de luisterryke verzameling eindelyk van den hoogen Adel, die het Hof van den Grootmeester uitmaakt, en den Godsdienst in deze Kerk bywoont; dat men dit grootsch gezicht, de treffende vertooning van deze Kerk, wanneer 'er Dienst in gedaan wordt, eigenlyk moet toefchryven. De Krygsmacht van de Orde beflaat: i. In een Regiment van twee Bataillons, elk van 600 Man, maakende in alles tien Compagnien Musquettiers en twee Grenadiers. 2. in een Bataillon Mariniers, beflaande uit 600 man, waarvan een gedeelte op de Schepen gezet wordt , en het ander de Landposten bewaart. 3. In een Bataillon voor de Galeijen van 350 koppen. 4. In de Garde van den Grootmeester, uit 200 man beflaande. 5. In de bezettingen H 2 der  n6 XI. BRIEF. der Forten, die men te zamen ook op 200 man mag (lellen. 6. In de Burger-militie. Alle Mansperfoonen van het Eiland, boven de 16 tot 60 jaar, worden opgefchreven, en formeeren tien Regimenten , die meerder of minder talryk zyn naar de bevolking der dorpen , daar zy uit beftaan. Men mag deze Regimenten elk op 800 of 900 man fchatten. 7. Uit een Regiment Jaagers van 800 man, gefchikt om de kusten te bewaaren. De Grootmeester heeft de begeving van alle de Krygsampten. De Inwooners van het Eiland Gozzo kunnen drie of vier duizend man ter hunner verdediging zamen brengen. De Eskaders beftaan uit drie Linie-Schepen van 64 (tukken, één Fregat van 36, vier Galeijen, en twee Galiotten, die de haven bewaaren. Het getal der Matroozen beloopt omtrent 2400, zonder de Zee-Soldaaten mede te rekenen. Boven dit alles is 'er nog een Corps Artillerie, uit 200 man beftaande, gefchikt om de batteryen van de Stad en Haven te bellieren. Ook hebben de Torens , die de kusten van Maltha en van Gozzo befchermen, haare byzondere wachters. Uit dezen (laat der krygsmacht ziet gy , dat de Orde, in geval van nood, tot 16000 man op de been kan brengen ; maar door een welbegrepene zuinigheid houdt zy niet meer in werkelyken dienst dan zy noodig heeft , om zig voqi- de aanvallen der Barbaresken te beveiligen, en zig van binnen te doen eerbieden. De wedden der Officieren zyn niet groot; dog dewyl zy allen de vrye-tafel op kos-  XI. BRIEF. n7 kosten van de Orde hebben , kunnen zy daar rykelyk mede toe, en daarenboven zyn 'er weinigen die in hunne verteering alleen bepaald zyn tot het geen zy van de Orde ontvangen. De Inkomften van den Grootmeester mogen tot driemaal honderd duizend Maltheezer Ecus , of 720000 Franfche Livres belopen; dog fchoon hy niet, dan zyn eigen huis behoeft te betaalen, is deze fom nauwelyks toereikende voor hem. Het gezag van dezen Prins is volftrekt, en fchoon hy,in den eerften opflag,aan hetAlgemcene Kapittel onderworpen fchynt, kan hy echter zo veelen gelukkig maaken, als hy wil, (onderfteld dat fortuin en rykdommen het geluk vermeerderen) om dat hy doet wat hy wil; en zo hy eenige tegenkanting in zyne ontwerpen vindt, is het niet dan in den vermogenden invloed, welken de Hoven van Verfailles, Madrid en Weenen, hebben; maar dewyl deze invloed zig niet dan in zaaken van groot belang vertoont, zoude men des Grootmeesters gezag, voor meer dan Monarchaal kunnen bcfchouwen, zo eene andere macht zig niet geduurig tegen hem verzette, en zyne nuttigde ontwerpen, zo wel als de beüiering van het Regt, onuitvoerlyk maakte; Ik fpreek van het Kerkelyk gezach, dat veel te groot is op dit Eiland, en dikwils op dat van den Souverain inpalmt. Het is genoeg, in de eerfte geestelyke Orde aangenomen te zyn, om niets van den wereldlyken arm te vreezen te hebben; dit is te vreemder in een Land, alwaar de Souverain zelf als Geestelyke befchouwd kan worden; II 3 • on-  ïjS xi. BRIEF. oudertusfchen vloeijen, uit dezen fchnk van gezag, duizend ongeregeldheden voort, en 't was hier door, onder anderen, dat het verfchriklyk komplot, van 1775, op het punt was, van het geheele Eiland tot een bloedbad te maaken: de zaak is van genoeg belang, om 'er u wat meer van te zeggen. Men was reeds langen tyd werkzaam geweest, om dit fnood verraad te fmeeden; maar de waakzaamheid van hun, die de zaaken onder den Grootmeester pinto beftierden, gaf al te nauwkeurig acht op alles, dan dat het tot rypheid konde koomen, De zwakheid der laatfte Regeering fcheen den misnoegden een gunftig Tydperk voor hunne bedoelingen , daar zy gebruik van wilden maaken. Zy bepaalden dan den nacht van den isden April, 1775. De Galeyen en de Schepen waren thans in Zee, de krachten verdeeld, en de Burgers en Ridders, zig op de algemeene tróuw verlatende, lagen, in hunne afgezonderde kwartieren, in een gerusten flaap, toen eene bende booswichten, door twee Priesters geleid, door dweepery bezield, door ongeregeldheden verhit, door byzondere belangen geprikkeld, en gepaeid met de hoop van fpoedigen onderftand van eene Mogendheid, die zelfs in deze Zeeën getoond beeft, dat zy het verraad beneden zig rekende , dewyl zy het nooit gebruikt heeft; toen eene bende booswichten, zeg ik, de Schildwachten van het Kasteel St. Elme, onvoorziens, onder beguniliging van den donker, overvallende, maakte zy zig van dat Kasteel, en van een Schietpoort van La Valette, meester, plantte  XI. BRIEF. 119 daar een onbekende Vlag op, en deed eenige kanonfchooten tegen het Paleis van den Grootmeester. Deze onderricht van 't geen 'er omging, deedt alle de Poorten fluiten, met last, om, zonder zyne bepaalde orders, niemand te laten uitof ingaan; en zig aan 't hoofd van veertig Ridders , de eenige macht, welke de Orde op dit 00genblik byeen konde brengen, gefield hebbende, wilde hy de verloren posten, ftormenderhand, gaan hernemen. De Ridders prezen het ontwerp van dien plotfelykcn aanval, maar baden hem, zig zeiven te fpaaren, om de Orde met zyn raad te kunnen dienen, en aan hunne dapperheid den florm te betrouwen. Zig daarop in twee benden verdeeld hebbende, trokken zy, van een klein getal bykomende helpers onderfleund, met den degen in de vuist, tegen de oproerigen aan, hernamen de Schietpoort , met verlies alleenlyk van eenen Ridder, die in de graft, door de fchoot van een Falkonet gedood , en een Sergeant van de Galeven, die zwaar gekwetst wierdt, en namen eenige rampzaligen, die zig in het Fort bevonden, gevangen. Zig vervolgens met hunne Medebroeders vereenigd hebbende, omfingelden zy het Kasteel St. Elme, met oogmerk om de muuren te beklimmen. De misnoegden , dien toeftel ziende, en door hunne houding, en het gelukken der vorige onderneming bevreesd geworden, verzochten in onderhandeling te treden; men weigerde hun dit,'en men eischte overgave op befcheidenheid. De vrees verbysterde, de verdeeldheid van gevoelens verII 4 zwak-  lap XI. BRIEF. zwakte, de Oproerigen, die , na een kort beraad , de Poort van het Kasteel openden. De Ridders drongen 'er ylings in; een Priester, de voornaame werkoorzaak van dezen opftand , en thans in het Kasteel , aan zyne genade wanhoopende , Hortte geweldig op de Veroveraars in ; dog men velde hem welhaast met een pistoolfchoot ter neder, men verdreef de overigen eerlang uit alle de werken , en men nam de belhamers gevangen. Men maakte hun proces op, de overgebleven Priester, het tweede hoofd dezer onderneming, wierdt voor zyn leven in het Fort Emmanuel opgefloten, en drie rampzaligen moesten, met hunnen hals, een misdaad boeten, waarvan zy flegts werktuigen geweest waren; zy wierden opgehangen. Deze aanflag tegen de Orde verwekte den Grootmeester ximenes, onder wiens Regeering dit voorviel, zo veel verdriet, dat hy 'er, kort daarna, van ftierf. De bailli rohan, zyn Opvolger, hadt den roem van dit geweldig onweder, 't welk door eene geflrenge wraak niet was te ftillen, door zachte middelen, tot bedaaren te brengen; hy deedt eene algemeene Amnestie afkondigen; dit was een heilzaame balfem in de verbitterde gemoederen der beide partyen, herftelde de rust, en deedt allengs het vertrouwen herleeven; daar eene aanhoudende, fchoon regtmaatige, geftrengheid, dit oogmerk of niet, of ten minften niet dan na aanhoudende en gevaarlyke fchokken, bereikt zoude hebben. Dit voorval, en het verlangen, dat de Orde hadt, om  XI. BRIEF. I2£ om de misbruiken, in de beftiering der geldmiddelen ingeflopen, te verbeteren, waren de beweegredenen , die een Algemeen Kapittel deeden famen roepen. Deze opperde Raad, uit den Grootmeester, de Pilaaren der Orde, de Groot-Kruisdragers, en de Afgevaardigden der Provinciën beflaande, heeft het regt, om oude Wetten af te fchaffen, nieuwe in te voeren, en den ftaat van het Krygswezen zelf te verfchikken. Geduurende den tyd, dat deze Vergadering zit, wordt de Standaard der Orde voor de zaal van dezelve geplant; na het fcheiden herneemt dezelve haare gewoone plaats, voor het Paleis van den Grootmeester, als aan wien de uitvoering van haare bevelen dan weder wordt toevertrouwd. Men onderfcheidt drie klasfen in de Orde; die der Ridders, die der Aangenomene, en die der Commandeurs. De eerlte klasfe bevat de Nieuwelingen, de Caravanisten, en in 't algemeen allen, die hunne Geloften nog niet gedaan hebben. De tweede bevat dezulken, die deze geloften gedaan, en door dezelve plegtig in de Orde zyn aangenomen; maar die daar in nog niet lang genoeg geweest zyn , om Commanderyen te hebben. De derde beftaat uit Commandeurs, Prieurs, Baillis, Groot-kruisdragers, enz. en eindelyk uit allen dezulken , die, reeds genoeg begiftigd zynde door de Orde, niet meer door dezelve behoeven onderhouden te worden. Zodanig is de Conftitutie dezer Orde, in alle haare kracht behouden,van het oogenblik af,dat zy H 5 door  122 XI. BRIEF. door gerard, haaren eerden bedierder te Jerufalem , vyftien jaaren vóór die der Tempeliers, wierd ingedeld, tot onze dagen; in plaats van haare herbergzaamheid, gelyk in haare eerfte inftelling bedoeld wierdt , jegens de gekwetften van een Christen-leger te oeffenen, waar toe zy thans geene gelegenheid meer heeft, ftrekt-zy haare gunden uit, tot eene menigte jonger Zoonen van aanzienlyke gedachten, die , by den luister hunner geboorte, door de Natuur met onderfcheiden verdienden zyn begiftigd; dog aan welken tle blinde fortuin haare voordeden heeft geweigerd. De Orde , genoodzaakt Jerufalem en Rhodus , door de Ongelovigen veroverd, te verlaten, is met Maltha en de omliggende Eilanden, door Keizer ka rel V, op zekere voorwaarden, in 1530 begiftigd., en alle de vestigingen op dezelve zyn, of op zyne kosten, of onder zyne begundiging, gefchied. De regel der Ridders is die der Augustyner Monniken; maar dewyl zy zig daar niet altyd aan verbinden kunnen, heeft de Orde goedgevonden , die Wetten wat te verzachten. De levenswyze der Ridderen te Maltha is aangenaam; de plichten van hun beroep, de fraaije kunden, de verkeering, verdeden hunnen tyd; en dewyl zy allen dezelfde bedoeling hebben, en die bedoeling niet dan door de algemeene achting en genegenheid bereiken kunnen , zo wyst het zig zeiven, dat men de verfchillende jaaren, de naaryverige Volkeren , de drydige karakters, nergens minder dan hier tegen malkanderen ziet aangekant, er.  XI. BRIE F. 123 en dat zy daarentegen, door eene algemeene heusheid en befchaafdheid, op eene vriendelyke wyze leeven moeten. De wederkeerige toon tusfchen de Ridders, fchoon gemeenzaam, is zeer befcheiden , en wanneer, ongelukkig, eenige onbedachtheid, of eenig onbedoeld verzuim, de beginzelen van tweedracht doet geboren worden, voorkomt de vriendfchap van gelyken , welhaast, de gevolgen daarvan, of het gezag der Superieuren beflisf het gefchil, zonder verder beroep, en alle gevoeligheid wordt vergeten. Ik kan niet begrypen , hoe de Heer brydone daar toe gekomen is, om zulke ongerymdc vertellingen , ten dezen aanzien, op te disfchen, en de onkundigen, en ligtgeloovigen, daar een tyd lang mede te paaien. De Historie van den Ridder, die in de gevangenis wierdt gezet, omdat hy geweigerd hadt te duëlleeren, is volftrekt valsch. Niet flegts belast de Orde het tweegevecht niet, maar ftraft het zelfs geftrengelyk. Nauwkeurige en gegronde denkbeelden, hier omtrent willende hebben, heb ik de Wetten zelve van de Orde geraadpleegd, en gevonden, dat zy in het agt- en dertigfte Statuut van den agttienden Tytel haarer Inftellingen, de verfchriklykfte ftraffen uitblikfemt, tegen allen, die een tweegevecht zullen durven voordellen, aannemen, raaden , of op eenigerhande wyze begunftigeu. Alle de mogelyke gevallen worden daar opgenoemd en veroordeeld, en om nog verder allen twyffel af te fnyden, of het de Orde ernst ware oin dit kwaad tegen te gaan, heeft  124 XI. B R I E F. heeft men elk dier gevallen, met de grootfte voorzigtigheid, poogen te voorkomen. Het geen de Engelfche Schryver zegt van de bevoorrechte ftraat, om te mogen duëlleeren, en van het regt, dat de Ridders hebben om de partyen hunne degens te doen opfteken , gelyk ook het geen hy meldt wegens de kruifen, die op de muuren gefchilderd zyn , is niet geheel zonder grond; maar'op die wyze, als hy het voorftelt, is 'er zeer veel op aan te merken. Zie hier wat eigenlyk van de zaak zy. De algemeen aangenomen , fchoon barbaarfche , beginzels , hadden in den geest der eerfte Ridders het denkbeeld ingedrukt , dat het Tweegevecht een Goddelyk vonnis, eene beflisfing van den Hemel, uitleverde, om dat de Godheid , door het ongelyk van eene der Partyen beledigd, de onfchuld voorltondt , en het onrecht wilde ftraffen. De Orde , fchoon deze grove dwaaling geenzins aannemende, moest echter de dwaaling vieren , en konde dus alle haare wetten niet altyd, naar alle gcftrengheid, ter uitvoer brengen; dewyl het getal der flacbtoffers dan al te groot zou geweest zyn. Om derhalven de ftraffen te verminderen zonder de wetten af te fchaffen, ftelde zy vast, dat alle Tweegevechten , die te Maltha, om welke reden ook , voorvielen, als misdaaden van gekwetftc Goddelyke en Menfchelyke Majefteit befchouwd, en als zodanig geftraft zouden worden ; dog dat zy, die in de ftraat Stretta, of de Nauwe, zouden duëlleeren, alleenlyk zouden aangemerkt worden als fchuldig aan gebrek van  XI. B R I E F. 125 Van gehoorzaamheid en onderwerping. Door deze wet, zo voorzichtig als fchrander , verzamelde de Orde, terwyl zy haare geftrengheid tegen de tweegevechten op eene bepaalde voorwaarde, en in een bepaald geval, fcheen te verzachten, alle de Duëllisten van het Eiland, in de Hoofdftad, bragt dezelve als onder het oog van den Grootmeester, die hen dus van nader by bewaaken, en alle wanordes te gereeder voorkomen konde , in eene ftraat, die niet flegts naby zyn Paleis was; maar die daarenboven ook fterk betreden wierdt , en alwaar dus, voor iederen voorbyganger, met een wenk, kennis gegeven konde worden , aan de wacht van het Kasteel , die terftond de beide fchuldigen vastzette. Wat het regt der Vrouwen , der Priesters, en der Ridderen betreft, oin het Tweegevegt te fluiten: het zyn de laatften alleen, die het zelve naar de wetten der oude Ridderfchap genieten. De twee andere kunnen en mogen hunne overreeding gebruiken, om de partyen hun bloedig voornemen te doen ftaaken , en zy gebruiken dat hier, gelyk overal elders gefchieden zoude; maar zy hebben in dezen geen byzonder gezach. Het Volk van Maltha is, vóór dat zy het gezach der Ridderen van St. Jan van Jerufalem erkend hebben , aan verfcheiden Natiën onderworpen geweest, en heeft een gedeelte van derzelver vooroordeelen en gebruiken behouden. Dus is het onder de burgerye van Maltha eene • vaste gewoonte , dat de buuren malkanderen een wederkeerig getuigenis van hun  126 XI. BRIEF* hun gedrag geven ; en op dat elk van deze getuigenisfen onderrigt zoude kunnen worden , legt men op den drempel van ieder voordeur witte kalk, of zwarte houtskool; zynde het eerst een zinnebeeld van een goed, het ander van een kwaad, getuigenis» Maar, gelyk de fchyn of vertooning fteeds hetgrootfte gedeelte der verdienden in de waereld uitmaakt, en de buuren te Maltha even weinig goede vrienden zyn als overal elders, zo draagt ,elk , zig op het gunftig getuigenis van zyn buurman niet durvende verlaten, zorg , om des nachts zyn drempel met kalk te beftryken, en een Vreemdeling, den volgenden dag dit algemeen beftrykzel ziende, zoude ligtelyk belluiten, dat 'er nergens meer braave lieden in de waereld zyn dan te Maltha; want elk komt dien dag met een goed getuigenis te voorfchyn; en zo dit gebruik door het misbruik t'eenigen dage ophoudt, en men dan, in eenig oud Maltheezer Schryvcr, als den grootften lof van iemand vindt aangetekend , „ dat hy nooit zyn eigen drempel „ met kalk hadt befmeerd," (om dat hy zig, we* gens het goed getuigenis van zyn gedrag, op zyne buuren hadt durven verlaten,) zal men vreemde ophelderingen wegens deze uitdrukking door de Commentatores zien te voorfchyn komen» Daar is te Maltha veel Adel. De voornaamfieri onder dezelve voeren den tytel van Baron, en hebben een goed inkomen ; maar 't zyn deze lieden niet, welker gezelfchap meest gezogt wordt» Eene zeer bepaalde opvoeding , een geest met vooroordeelen opgepropt , een ongemanierd voor-» ko-  XI. B R I E F. 127 komen , een koel onthaal, een geveinsd gedrag; zie daar het getrouw afbeeldzel dat men van dit Corps geven kan, waar in echter lieden van verdienden zyn, en die zuchten over de verblindheid van huns gelyken. Het leven der Vrouwen is ten uiterften afgezonderd ; dat der Mannen beantwoordt daar vry wel aan ; fchoon zy tot eenige uiterlyke welvoegelykheden verplicht zyn. Hunne huizen zyn fterke floten voor de Vreemdelingen en de Ridders. Twintig jaaren kennis zyn nauwclyks genoeg om de poorten te doen openen. Ik zocht de reden dier achterhoudenheid te ontdekken, en men berichtte my, dat de galante denkwyze der eerfle Ridders , de wanorders in de huisgezinnen vermeerderende, den Maltheefchen Adel tot deze behoedzaamheid bewogen hadt. De gevoeligheid der Orde is hier door zo getroffen geworden, dat 'er eene vastflelling uit voortgekomen is, dat nooit een Malthces in de Orde als Ridder kan aangenomen worden. De tegenwoordige Grootmeester, die de kunst heeft van de harten te winnen, poogt deze verwydering weg te nemen; en 't is te hoopeu dat hy daar In flaagen zal. De voornaame handel der Maltheezers beflaat in het verkopen van katoen , dat zy tcelen, en dat hun veel opbrengt. De nyverheid heeft daar een anderen , niet min voordeeligen, tak bygevoegd; het wisfelen van vreemd geld, 't welk de toevloed van Vreemdelingen daar in menigte aanbrengt. Zy doen die verwisfeling met zo veele behendigheid, dat  tog XI. B 11 I E F". dat men zig verbeeldt daar by te winnen, terwyl zy merkelyk voordeel hebben. Het is in uitwis* feling van het katoen, of van het geld , dat daai' van komt , dat Sicilië aan Maltha al het noodige verfghaft. Onder de Kantten,'die te Maltha zyn ingevoerd, mag men, met onderfcheiding, noemen, de Schilder* kunst , de Goudfmedery , en het Juweelzetten ; waar aan de weelde der Ridders een geduurig voedzël verfchaft, om dat de voornaame pracht der Commandeurs beflaat in ryke gefchenken aan de Kerk te doen; waarin de gemelde Kunften te pas komen; in trotfche Diamanten kruifen te dragen, en een aangenaam Landverblyf te hebben, fteeds met het portret van den Grootmeester verfierd, waarvan misfchien duizend copyen te Maltha zyn. De openbaare Boekery dezer Stad is zeer talryk; maar daar zyn veele Boeken dubbeld, en het ware te wenfchen, dat de hoedanigheid der Boeken het getal evenaarde. Daar zyn echter zeer goede Werken, in alle foorten, onder* Het is in dit gebouw, dat men een gedeelte der- Oudheden van Maltha en Gozzo bewaart. Het Penning-kabinet is zeer voorzien; maar de meeste penningen zyn valsch , hetwelk de echte een gedeelte van haar aanzien beneemt. Een opmerkzaam Reiziger moet niet verzuimen , het kabinet van den Heer ba rbara te gaan zien; een liefhebber, die in zyne Reizen alles heeft verzameld , wat onder zyn bereik viel. Men ziet daarin, eene kostbaare verzameling, van 't geen de Natuurlyke Historie van Mal-  XI. BRIEF. 129, Maltha betreft; eene achtervolging van Oudheden, van Cameos , enz. Het ware alleenlyk te wenfchen, dat de Heer barbara niet eene menigte vreemde voortbrengzels onder die van Maltha vermengde. Dit bedriegt de Reizigers, en heeft my zeiven in grove dwaalingcn doen vallen. De Galen ry van Schilderyeu van den Grootmeester bevat eenige voortrefl'elyke Stukken; men ziet daar ook eenige Oudheden , op Gozzo gevonden, gelyk als de Wolvin , die r0mul os en remus zoogde , van Albast; eene Flora, een klein kind 'op den arm houdende, van dezelfde ftoiïe, enz. De Schouwburg, gefticht door den Grootmeester EMMANüëL, die zeer veel vermaak hadt in het Richten van openbaare Gebouwen, is zeer fchoon. De Ridders vermaaken zig om daar Italiaanfche en Franfche Komedies te vertoonen, en voeren dit ongemeen wel uit; en daar men zig byzonderlyk over verwonderen moet, zy fpelen de rollen van Vrouwen zeer wel. De Maltheefche Baronesfen hebben in dezen Schouwburg het voorrecht , '6 welk de Adel in meer Landen geniet, dat de Loges voor haar gefchikt zyn. De Rydtuigen van het Land zyn Kabriolets , of eene foort van Koetskarren , met een raam daar voor; zy worden gedragen en getrokken door fterke Muilezels, van grootte als de fraaifte Napelfche Paarden, en beftierd door Maltheefche loopers, die zeer vaardig zyn. Dewyl de ftraaten zeer effen zyn , fpoeden deze Rydtuigen veel wegs, en men voelt niet den minften fchok. I Ds  i5o XI. BRIEF. De Velden van Maltha zyn in het algemeen zeer vruchtbaar; maar zy hebben een voorkomen van dorheid, dat zeer onaangenaam is voor hun, die dezelve voor de eerde reize zien. Dit voorkomen wordt veroorzaakt door die kleine muuren van affcheiding, gemaakt door drooge fteenen,die de landeryen op ieder oogenblik afzonderen, en daar een akelig aanzien over verfpreiden. De Grootmeester heeft twee Lusthuizen, Bosquetto en St. Antonio, alwaar hy nu en dan gaat rusten, van de geduurige lastigheden van zynen ftaat. Dezelve zyn met fmaak gebouwd, maar de meubelen zyn wat oud. Verfcheiden amptelooze Perfoonen hebben insgelyks gepoogd zig eene aangenaame wykplaats te verfchaffen; en ik heb 'er gezien, die het aangenaame met het nuttige gelukkig paarden. In het kwartier van Floriana is een heerlyke Maliebaan , daar de Ridders dikwils wat ligchaamsbeweging gaan maaken. De oude Hoofdftad, thans Citta notabile geheten , zoude eene vry goede Stad zyn, zo de nabuurfchap van la Valette haare bevalligheid niet verdoofde. Haare Straaten zyn breed; de Huizen wel gebouwd ; en haare Hoofdkerk, fchoon naar een eenvoudig ontwerp gemaakt, is zo wel deftig en behaagelyk als regelmaatig. De Katakomben dezer Stad zyn volftrekt gelyk aan die van Napels en van Pvome, en fchynen het verblyf der eerfte Bewooneren van dit Eiland geweest te zyn ; fchoon men volftrekt beweert, dat het wykpjaatzen der vervolgde, en herwaards gevluchte, Christenen zyn ge-  XL BRIEF. 131 geweest. De Grot van den H. paulüs is daar van wat verwyderd. Het was in deze Grot, dat de Apostel , volgens de overlevering , gevangen wierdt gezet. Indien deze overlevering waar zy, heeft hy het daar zeer ongemaklyk gehad , want het is eene vochtige ongezonde plaats. ~£)eze Grot bevat thans een zeer fchoon beeld van dien Apostel ; en men heeft hier die vermaarde koortsverdryvende Aarde, waar van de deugd op Maltha, op Sicilië, en in geheel Italië, zo geroemd wordt, en die geene verlteende Aarde is , gelyk de Heer brydone zegt , maar eene foort van Bolus-aarde , eene witte potte-klei, vervuld van kalkachtige, opflurpende , deeltjes , en die, door het beginzel van Vitriool-zuur, 't welk zy bevatten, zeer greetig zyn naar de alkaline of loogzoutige , en phlogistique, deelen , welken zy in de masfa van hel bloed vinden. Dit is de reden, waarom dit water , inwendig gebruikt, zig met deszelfs deelen verbindt , en de oorzaak wegnemende , het uitwerkzel de koorts verdelgt. Maar het fterk ge bruik van deze aarde kan niet dan fchadclyk zyn; want zy laat , het zy in de melkvaten , 't zy in de blaas, begïnzels of overblyfzels achter, die met den tyd gevaarlyk kunnen worden. Daar is, in deze oude Iloofdftad van het Eiland, een vermaard Geneesmeester , die de Scheikunde met de Kruidkunde, en de befchouwing met de ondervinding, paarende, wonderen, naar men zegt, gedaan heeft. Alles wat ik daar met zeekerheui van weet, is, dat de Heer zamit, (dit is des I 2 Doe-  i3i XI. BRIEF. Doftors naam,) zeer wel redeneert; groote kennis aan de oude en hedendaagfche Autheuren heeft; en, zonder allerhande vreemde denkbeelden aan te nemen , de nieuwe ontdekkingen ten nutte zyner Landgenooten zoekt te bezigen. De Maltheefche taal is zeer zacht ; de wyze, waar op zy de h gebruiken, brengt daar vry wat aan toe. Eenige Schryvers , en byzonderlyk de Kanunnik agios, een GoZzitaner, beweeren dat deze taal van het oude Punisch herkomftig, en een mengzel van plat Punisch en Arabisch is. 't Is hierom dat de laatstgemelde Schryver, in zyne twee Verhandelingen over dit onderwerp, aan deze taal den naam van Punico-malthcefche geeft. Hy heeft eene Maltheefche Grammatika , en een Maltheesch Dictionarium gemaakt ; het eerfte dezer Werken is gedrukt, maar hy is door den dood verhinderd het ander uit te geven, en het wordt in de Bibliotheek bewaard , tot dat een ander bekwaam Man de uitgave bezorge. Ik heb heden een proef van het bloedftillend water van den Abt grimaldi bygewoond, die allerongelukkigst is uitgevallen. Men ontdekt dagelyks eenige Oudheden op Maltha, maar zy zyn van geringe waarde; inzonderheid eene groote menigte traanvaten, kleine urnes, en aarden potjes, waarvan ik niet weet, welk het gebruik heeft mogen zyn. De Medailles zyn 'er zeldzaam , en byna alle Griekfchc of Carthaagfche; weinige Romeinfche. Maar ik geloof niet, dat 'cr, in eenig Land, zulk een overvloed van allerhande ver.  XI. BRIEF. 133 verfteeningen is als op Maltha. De Glosfopetren , gemeenlyk Slangen-tongen geheten , worden hier in groote menigte gevonden, en men heeft 'er van de grootte van twee linies af, tot zulken , die vyf en een half duim lang zyn. Het zyn niet anders dan verfteende tanden van Requins ; maar het zonder* lingfte is , dat men dezelve in zulk eene groote menigte vindt , op een Eiland gelegen in Zeeën, waar in men deze foort van Visfchen thans niet verneemt. De fteenen , welken men hier Slangen-oogen noemt, zyn eene andere byzonderheid van de Natuurlyke Historie van dit Eiland; gy zult misfchien verlangen, dat ik 'er u een eukcld woord van zegge. Men vindt dezelve van twee foorten, weeke en harde; de eerfle, die meest gevonden worden, zyn in weinig achting; maar de andere, waarvan de korrel naar die van Agaathen gelykt, zyn zeer gezocht. De duurfte onder de Slangen-oogen zyn die, welke in den kleinen omtrek van een grein of korrel, of van anderhalve korrel, vier kleuren vereenigen, het bruin, het wit, olyfkleur en zwart; tekenende elk een afzonderlyken gordel, en formeerende in 't middelpunt een klein ovaal flip. Deze fteenen kunnen gefchikt worden in de klasfe der Kattcn-oogen, der Spinnekops-lighaamen , der Zebra-fteenen, en andere fpeeiingen der Natuur. Men heeft in het graven der fundamenten van Floriana, eenige Yzerachtige Vuurfteenen, en eenige kleine Rukjes Yzer, als Mineraal, gevonden; maar men weet nog niets met eenige zeekerheid, daê 1 3 'ei'  134 XI. B R I E F. 'er Mynen van dit Metaal op Maltha zyn. Men heeft ook zeer fchoone Alabastriten , of valfche Marmers , en een doorfchynend en gekleurd Albast gevonden. Het eerfle dezer voortbrengzelen komt niet dan hier en daar voor , en fchynt eer eene fteenachtige doorzweeting, eene foort van Stalactites, of Samengroeijing, te zyn, dan een bezinkzel langzaamerhand door de wateren gemaakt. Wat het ander betreft, de voortgaande Beddingen, die de tusfchenbochten tusfchen de Rotfen, daar dit Albast in gevonden worden, volgen, toonen duidelyk aan, dat het door de Zee geformeerd is. In weerwil van de weinige Aarde, die de oppervlakte van den grond op het Eiland Maltha bedekt , komt alles, wat men daar zaeit, uitnemend wel voort, om dat het ftof zelf van de Rots zig met de Leem-aarde, dat de gemeenfte grond is, vermengende, dezelve verdeelt, en de uitbotting en voeding der Planten zonderling bevordert. Overal waar zulke laagen grond zyn, is de teelt zeer gemaklyk, en de fpade is dikwils alleen genoeg; maar een gedeelte van het Eiland is geheel van grond ontbloot, en vertoont niet dan eene dorre oppervlakte van een porieufen en dorren Tuftteen. Het is hier, dat de Maltheefche nyverheid zig treftelyk vertoont; zy gaan de Aarde, die hun ontbreekt, op Sicilië zoeken, en Iteeken honderdmaal het Kanaal over, om het leven te verfchaffen aan een dooden grond, die, onder hunne handen vruchtbaar wordende, den laaten Naneef, nog ruime vergoeding zal geven, voor den arbeid, waar-  xi. brief. i35 waarmede zy denzelven verwerkt, en het zweet, waarmede zy hem oefproeid hebben. Toen ik den Zwitfer zyn mand met Aarde zag vullen, die op zyne fchouders zetten, en drie of vier mylen verre naar den top van een Berg zag dragen, om die Aarde op eene fchuinte, van waar zy door den regen was afgefpoeld, te rug te brengen, meende ik met geheel Europa te mogen zeggen, dat de Zwitfers het arbeidzaamfte Volk van de wereld zyn; maar nu ik den Maltheezer tegen de baaren der Zee, en de winden,-zie worftelen, en zig duizendmaal aan de genade van een zwak Vaartuig betrouwen, om ftoffe van een ander Eiland te gaan haaien , waarmede zy eene barre Rots bedekken en vruchtbaar maaken mogen, ben ik genoodzaakt van gevoelen te veranderen, en ik houde my verzekerd, dat elk, die de zaak van naby gezien en onderzocht heeft, met my de voorkeur aan den Maltheezer boven den Zwitfer geven zal. Het is om deze zo dierbaare Aarde te bewaaren, dat men op het Land alle die dwarfche fteenen fchuttingen of muuren opregt , om te beletten dat de winden of de regens dezelve niet in Zee voeren, Niettegenltaande de vruchtbaarheid van den grond , daar dezelve tot eenige hoogte voor handen is , vindt men echter geene groote verfcheidenheid van Planten op dit Eiland , en ik meen dezelve tot een vyftigtal te kunnen bepaalen. De menigte welriekende kruiden , welken men op Maltha vindt, en byzonderlyk de menigvuldige i 4 Oran--  136 XI. B R I 'E F. Oranjebloesfem , die daar voor handen is , maakt dat de Byen een allerlekkerfte honig voortbrengen , die niet de witheid noch de zoetheid van die van klein Hybla heeft; maar die oneindig aangenaamer is door haare verkwikkelyke geur. De beste is die, welke men bekomt van eene plaats van 't Eiland Melleha genaamd , en daar worden groote partyen van verzonden. Schoon het Eiland aan deszelfs Bewooneren alle behoeften des levens niet verfchaft , vindt men echter , door hunne Hyverheid, alles op de markten zaamgebracht wat men noodig heeft, of verlangt; en de Politie heeft zulke goede inrichtingen op dezelve gemaakt, dat alles in de beste orde toegaat. Het Wild is fchaarsch op Maltha, behalven in zekere ftizoenen , waar in het Kwartels , en andere Trekvogels , fchynt te regenen. De Zee-visch is 'er zeer lekker, en maakt eene voordeelige vergoeding voor het volftrekt gebrek aan Zoetwater-visch. Het water, 't welk men te Valette drinkt , is uitmuntend en zeer helder; maar , dewyl men het van verre moet laten komen , wordt het warm in het vervoeren. De Sneeuw van den Etna , waar van men hier een verbazende hoeveelheid gebruikt , verhelpt dit ongemak. Dewyl 'er geene goede bronnen om Valette zyn , zyn de oude Grootmeesters verplicht geweest eene zeer lange waterleiding te laten maaken , die dit onontbeerlyke element afvoert van den berg daar de oude Hoofdftad op gebouwd is. De fterkte van het Eiland , of de middelen van be-  XI. B R I E F. 137 befcherming , is meestal het Werk der Natuur. Een deile kust, niet ligt door'eenig mensch te beklimmen , beveiligt het voor het grootfie gedeelte; en in de laage plaatzcn zyn allerhande Vestingwerken , met Gefchut bezet, en door de Kustbewaarders bewaakt. Dewyl Valette de voornaamfte borstweering van de Orde is , maakt ieder Grootmeester het zig een plicht om iets by haare Vestingwerken te voegen. Het is in dit denkbeeld, dat de Prins pinto aanmerkelyke lommen heeft te koste gelegd, om verfcheiden ftukken, tot gemak en veiligheid, by deze Fortres te bouwen. Het is eenigen tyd geleden, dat een Fransch Ingenieur aan de Orde voordekte, om in de Rots zelve van de fteile kusten ronde gaten te doen uithakkén , die. naar zyne denkbeelden als eene foort van groote Mortieren gebruikt zouden kunnen worden, en, met eene zwaare hoeveelheid buskruid, fteenen en fchroot. beladen , eene vreesfelyke uitwerking zouden doen. De Orde,—bekoord van een nieuw middel van verdediging te zullen verkrygen , nam het voordel van den Ingenieur aan, en gaf hem last om het werkdellig te maaken; maar men was welhaast verplicht van deze kinderachtige onderneming af te zien; eene onderneming, die inderdaad gevaarlyke gevolgen konde hebben; want, met den eerden fchoot, bardeden deze mortieren, en veroorzaakten verbazende breuken en fplytingen in den deen van de rots, die men weet dat niet dan een fchelpachtige Tufdeen is. Deze fpleeien , en de I 5 fchok-  ï3S XI. BRIE F. fchokken, door de uitfpanning der lucht in deze holten veroorzaakt , deden de borstweringen trillen , en dus wel verre, dat de nieuwe gewaande verdedigings-middclen de fterkte van het Eiland vermeerderd zouden hebben , fielden zy het in gevaar van haare oude voor een goed gedeelte te verliezen. De Heer brydone heeft de byzonderheden, die by de verkiezing van een Grootmeester plaats hebben, zo juist befchreven, dat ik daar niets heb by te voegen ; maar ik kan my niet weerhouden van u eene trelfende gelykheid, tusfchen de Regeering van Maltha en die van Tripoli te doen opmerken ; zy fchynen inderdaad naar het zelfde model gevormd, en verfchillen llegts in weinige zaaken. De Grootmeester wordt gekoren door een Committé van 21 Ridderen; de Bey door een bepaald getal , 't welk ik niet nauwkeurig weet s van de eerften onder de Turkfche Grooten , welken men Kiezers mag noemen, en die in de Levant uit de fterkfte en dapperlte lieden genomen worden. De Grootmeester heeft zyn Raad; de Bey zyn Divan. De vriendfchap en de kuipery benoemen den Souverain van Maltha ; dezelfde beweegredenen werken eveneens te Tripoli. De invloed van eenige gekroonde hoofden van Europa bepaalen dikwils de ftemmen der leden van de Orde; het gezach van het Ottomannisch Hof belust dikwils de keus der Turkfche Kiezers. Geen geboren Maltheezer kan Ridder worden ; geen Tripolitaan kan onder de Verkiezers aangenomen worden» De verkiezing van den  XI. BRIEF. 139 den Grootmeester moet in drie dagen aflopen; die van den Bey, in twee. Het is waar, dat de eerfle met alle mogelyke heusheid en befcheidenheid gefchiedt, en dat de mislukkende mededingers geen ander nadeel lyden , dan de fpyt , van in hunne hoop en poogingen te leur gefteld te zyn, terwyl de zaaken te Tripoli wat ernftiger toegaan; en wel op deze wyze. Men ziet in 't open yeld een leuningftoel, met een ryk verhemelte daar boven , op eene hoogte, die men met trappen opgaat. Tegen over dit geftoelte is eene kleine verhevenheid, in de gedaante van eene battery, waar op een fluk gefchut wordt geplant, wel geladen, en met het brandend lont ter zyde. Het is op deze plaats, dat alle de Verkiezers, of liever Toezieners, over de opvolging vergaderen; en, om alle langwyiigheden voor te komen, brengen zy hunne fabels en piftoolen mede. Men verkondigt in 't openbaar, dat de zetel ledig is. Het ftaat als dan aan elk, die zig wil waagen, vry, om zig in den Leuningfloel te plaatzen. Dit is het teken , dat men zig tot opvolger van den overleden Bey aanbiedt. Byaldien deze Candidaat naar 't oppergezag behaagt, is een diep ftilzvvygen het blyk van algemeene goedkeuring, en dan fnelt een vriend van den Candidaat naar het lont, en fteckt het kanon af. Nauwelyks is dit gefchiedt, of de Kiesheeren zyn al hun gezag , in het regelen der opvolging, voor ditmaal, kwyt ; en hy , die zig op den ftoel geplaatst heeft , wordt voor Bey erkend , zonder dat iemand zig hier tegen mag ver-  i4o XI. BRIE F. verzetten. Maar zo de Candidaat mishaagt, is hy nauwelyks de treden naar den ftoel opgeklommen, of een piltoolfchoot werpt hem neder, gelyk ook den vriend , die voor hem het kanon gelost zoude hebben. Men zou vermoeden dat de vrees,van, in plaats van het opperst gezag, den dood te vinden, ten teugel voor de ftaatzucht verftrekken zoude ; en dat weinigen zig tot dezen prys zouden aanbieden om den vorigen Bey op te volgen. Dit is ganfchelyk het geval niet. By iedere verkiezing droomt het bloed van drie of vier flachtolfers langs de treden van dit Altaar van den hoogmoed, en het is op derzelver lillende ligchaamen, dat de begunfligde Candidaat de toejuichingen zyner verkiezercn, en de eerde hulde van zyn gezach , ontvangt. Gy zult my mogelyk vragen , waar toe dient zulk een barbaarsch Ceremonieel ? Het is barbaarsch , ik erken het; maar by eene Natie, gelyk de Tripolitaanen, zwak in haar zelve, en niet dan door de vaste vereeniging van alle haare deelen beftaaude, is het onontbeerlyk. Deze Regeering heeft een onverzaagd Hoofd noodig, dat.de achting van de aanzienlykflen van den Staat heeft weten te winnen. Welk oogenblik kan dat karakter van ©nverzaagdheid fterker bewyzen , en zyne achting by de Grooten beter doen blyken, dan het tegenwoordige ? en de dood van eenige Staatzuchtigen, die ia geene achting waren , is eene nuttige aderlating, die het ligchaam van de Republiek verlost van een gedeelte bedorven of gistend bloed , het welk het ove-  XI. BRIEF. 141 overig gedeelte zou kunnen aandeken, of de aderen doen barden. Het Hof van den Grootmeester, uit den voornaamden Adel van meest alle Natiën bedaande, is zeer fchitterende ; en de avond-gezelfchappen, fchoon niet bezield met die vrolykheid, die befchaafde bekoorlykheden, welken de tegenwoordigheid der Dames in de verkeering verfpreidt , zyn echter zeer aangenaam , door de verfcheidenheid der voorwerpen, welken men daar in aantreft; en het minder vrolyke , wegens het gemis der Sexe, wordt misfchien door wezenlyker vermaak en nut rykelyk opgewogen. De thans regeerende Grootmeester, 57 jaaren Oud , is de jongde van allen, aan welken de Orde, zedert haare oprechting, het oppergezach heeft toevertrouwd. Overal elders is de opvolging of verkiezing van een jonger, of ouder, Hoofd het uitwerkzel van het geval; maar te Maltha is een jaar meer of min een hinderpaal voor de verkiezing; want dit verwydert de hoop en vooruitzichten van hun , die hunne dem aan hun's gelyken niet geven , dan om zelve een dap nader tot het oppergezach te komen. Men moet, om hen dit uit het oog te doen verliezen, de kunst bezitten, gelyk de Heer bailli de roiian, om alle de harten te winnen , en de demmen dus eenpaarig te maaken. Een gul gelaat, een hart zonder veinzery , de wezenlykde deugden van het gemoed met de voortreffelykde talenten van den geest vereenigd, en 't geen een-natuurlyk gevolg daar van is ,  142 XI. BRIEF. is, veele Vrienden; dit waren de voordeden , die den thans regeerenden Prins tot de opperite macht geleid hebben; en 't is daar aan alleen , dat men de tegenwoordige gerustheid van den Staat moet toefchryven. Op het oogenblik zyner verkiezing juichte al het Volk de keuze der Ridderen toe ; en in de eerfte dagen, na dezelve, fcheen geheel Maltha niet dan een talryk en teder huisgezin , dat een geliefden Vader weder vindt; en deze gevoelens , fchoon nu wat bedaarder, blyven nog ftand houden. De Regeering van Maltha leidt my van zelf, om een oog op de Staat-wisfelingen van dit Eiland te werpen. De oorfprong van de eerfte Inwooners van Maltha, gelyk ook van deszelfs naam, is niet bekend. Vast gaat het, dat Maltha oudtyds Nationaale Koningen heeft gehad. Een hunner, volgens niodorussiculus, cattus genaamd, ontving, op eene waardige wyze, de ongelukkige dido, uit Tyrus vluchtende , en liet haar, na haar met gefchenken overlaaden te hebben, naar de kust van Barbarye vertrekken , alwaar zy kort daarna de fterkte Birfa en Carthago ftichtte. Men onderftelt, dat deze Koningen Grieken waren , wegens den naam Melita, die een byenkorf in 't Grieksch betekent ; en men weet dat Maltha zeer ryk is in byen en honig. Welhaast maakten de Carthaginenzers zig van het Eiland meester. Rome,naaryverig over de grootheid van hun gebied, betwiste het hun lang , en verkreeg het eindelyk door de  XI. BRIEF. i43 de kracht haarer zegepraalende wapenen. Na den val van het Roomfche Ryk, onderwierpen de Saraceenen, verfcheiden Provintiën van het Ryk t'ondergebragt , 011 zig van Sicilië meester gemaakt hebbende , Maltha aan hun gebied. Maar de driftige moedigheid der Normannen , veelvuldige doodelyke flag en aan dit barbaarsch volk hebbende toegebragt, ontrukte het ook Sicilië en alle de nabuurige Eilanden, Maltha daar onder begrepen. Toen eindelyk Sicilië onder de heerfchappy der Spanjaarden verviel , volgde Maltha deszelfs lot , en bleef onder de Spaanfche macht tot in 1530, toen kare l d e V het aan de Orde der Ridders van St. Jan van Jerufalem afftondt. Terwyl hét belang van deze post de 'Romeinen, zo lang zy meester van het Eiland waren , verplichtte , daar fteeds een zeker getal troepen te houden, beroofde de Pretor verres, zyn macht ais bevelhebber misbruikende, den fchoonen Tempel van Juno , door de Grieken aldaar gebouwd, en in deze Zeeën zo geëerbiedigd, dat de Zeerovers zelve daar aan niet dorften raaken, van haare verfierzelen en rykdommen. Dit bewoog cicero om verres in den vollen Raad te befchuldigen, en tegen hem te oreeren. Men kan tegenwoordig den minden voetftap van dezen Tempel niet vinden , even weinig als dien van Herkules, oudtyds Alexiocos geheten. De vermaarde Maltheefche Honden, door varro en plinius zo geroemd, beftaan nog; maar de eerfle foort begint te ontbreken. De kunst vervult  i44 XI. BRIEF. vult tegenwoordig, door eene valfche vertooning, de fynheid van het eerfte ras. Dit is niet de eenigfte kunftenary, waarvan de Maltheezers zig in hunnen handel met Vreemdelingen bedienen. Daar is misfchien geen Volk, dat meer winzucht met meer foberheid, en meer werkzaamheid met meer vernuft, vereenigt, dan deze Eilanders. De Vrouwen zyn zeer fchoon op Maltha ; eene fyne geleding , een wel geformeerd been, een bevallige gang , een fyn en zeer blank vel, een fchoone boezem , en eene ongemeene levendigheid in haare gefprekken en in alle haare verrichtingen, maaken haar ten uiterften behaagelyk. De laatfte hoedanigheid blyft haar zelfs in een gevorderden leeftyd by , en fchynt eene onverzeerde veerkracht in alle haare werktuigen van geest en lichaam aan te duiden. Zo veele bevalligheden kunnen niet misfen, indruk op jonge Vreemdelingen te maaken. Geen wonder, derhalven,dat de Mans hier minyverig zyn, en dat deze drift zomtyds noodlottige gevolgen heeft gehad voor Avanttiriers, die derzélver vriendfehap en vertrouwen misbruikten. Dit Eiland ligt op 38 gr. 45 m. lengte, en 34 gr. 40 m. breedte. Deszelfs omtrek is van 60 Italiaanfche mylen; de lengte 20, de breedte 12. Het ligt 190 mylen van de Barbaryfche kusten; en 60 van Capo Pasfero, dat de zuidelykfte punt van Sicilië is. In deze gunftige plaatfing, befchermt de Orde den Koophandel van deze Zeeën; en, om haare krachten des te geduchtcr te maaken, fielt zy op ieder Galei een zeker getal Ridders , welker  XI. B R I E F. 145 ker moed de Orde , zedert haare vestiging op Maltha , meest altyd met een gelukkigen uitflag, gediend heeft. Het is ook met dit, zo nuttig, oogmerk, dat de Ridder-karavaanen zyn ingefteld. Ieder nieuw aankomend Ridder , na zyne proef gedaan te hebben , is tot drie Caravaane-jaaren verplicht. Deze tochten brengen den Staat dikwils merkelyke voordeden aan , door de pryzen, welke men op de Turken maakt; dog het gebeurt ook, dat de moed onder de overmacht bezwykt, en dat de Maltheefche Schepen door de Turken genomen worden. In dit geval verliest de Staat het Schip en het Volk ; dog de Ridders zyn verplicht hun eigen losgeld te betaalen. Door deze voorzigtige wet befpaart de Orde ontzagchelyke fommen, welken men haar in zulk een geval afvillen zoude; en ieder Ridder krygt een nieuwen prikkel, om liever roetnryk te fneeven, dan zig door zyne vrykooping te bederven, of, daartoe de noodige middelen niet hebbende, voor altyd in flaverny te zuchten. Ieder Ridder, die zyne gelofte gedaan heeft, erkent de Orde voor zyn natuurlyken erfgenaam, en dewyl de meeste Ridders ten minften veele roerende goederen bezitten, heeft de Orde eene afzonderlyke bewaarplaats voor dezelve, tot dat zy geheel of gedeeltelyk verkocht worden ; wanneer het geld, dat 'er van komt, in de fchatkist van de Orde wordt gebragt. Daar zyn voordeelige posten op Maltha; maar daar zyn ook die enkel eer geven , en die zelfs tot groote onkosten verplichten: zodanige zyn die van K Ge-  14Ó XI. BRIEF. Generaal, en van Galey-kapitein. Om dezelve met luister te bekleeden, moet men voor de eerfle ten minften honderd duizend Maltheefcher Ecus, en zestig duizend voor de tweede, inbrokken. Het is waar, dat men deze bedieningen, na verloop van twee jaaren, nederlegt, en dat het nooit mist, of zy, die dezelve bekleed hebben, krygen, in wisfeling daar van, eene kommandery; maar, dewyl 'er weinige ryke Ridders zyn, en men aan dezelve niet gaarne geld opfchiet, om dat het verdrag, zo zy vóór de betaaling kwamen te fterven, nietig en van geener waarde zoude zyn , zo is het niet gemakkelyk , lieden voor deze bedieningen te vinden. De Grootmeester pinto, vol yver voor het belang der Orde , en den welvaart der Maltheezeren, heeft den Koophandel van dit Eiland, zo veel mogelyk, poogen op te wakkeren, en tevens verfcheiden Manufadtuuren op het zelve,en op Gozzo, opgerecht , byzonderlyk het fabriceeren van Zyde Koufen en Zyde Stoffen. Dit fcheen eerst een goeden uitflag te belooven; maar dewyl men de Zyde van buiten invoeren moest, wierden alle deze Manufacluuren byster duur. Men begon dan Moerbezjëboomen te planten , men teelde Zywormen ; maar dewyl de droogte van den grond die Boomen belette hunne wortels uit te fpreiden, kwynden dezelven; dus misten de Wormen hun voedzel, de leek verviel, en de Weeveryen verliepen. In den tyd van bosius, telde men, op Maltha, fiegts 25,000 zielen, en op Gozzo 8,000. De be- vol-  XI. BRIEF. . 14? Volking is, federt twee eeuwen, zo fierk vermeer» derd, dat men thans op Maltha, en de omliggende Eilanden, tusfchen de 150 en 160 duizend zielen telt. tiet. Eiland verfchaft, niettegenltaande da groote vruchtbaarheid van den grond, op die plaatfen daar grond of aarde is, niet dan voor zes maanden in 't jaar voedzel aan de Inwooneren, en Sicilië is eigenlyk de voedfler van deze Natie. Gelyk het Eiland Maltha altyd gedeeld heeft in alle de Staatsomwentelingen van Sicilië, en de Orde onderfchei* dene dienften aan hetzelve heeft bewezen, zo heeft het aan Maltha verfcheiden voorrechten tot erkentenis vergund; onder anderen, dat van als het vyfde kwartier van Palermo, de Hoofdftad van Sicilië, befchouwd te worden, en in de uitdeeling van het Graan, die alle jaar gefchiedt, wordt Maltha altyd vóór alle de Steden van het Koningryk bediend. De bewaarplaatfen der Graanen, op Maltha, zyn voortreffelyk: gelyk de aart van den Steen, waar uit de Rotfen vau dit Eiland beftaan, toelaat van op plaatfen, die maar een weinig verheven en voor het Water veilig zyn, zeer diep uitgehold te kunnen worden, zo heeft men in de oppervlakte van de Rots rolronde gaten, en, onder dezelve, kamers of kelders, uitgehakt; men ftort het Koorn door deze gaten in die kamers, en men bewaart het daar een geheel jaar in; na verloop van hetzelve, ledigt men de voorraadfchuuren, en men vult dezelve weder met nieuw Koorn van dat jaar; dat van 's jaars te voren word: als dan gebezigd. Op die wyze is Maltha altyd voor een geheel jaar van K a Koorn  148 XI. BRIEF* Koorn voorzien, en het zelve wordt zo wel be» waard, en is in zulk een goeden ftaat als het wezen kan. Men maakt 'er een brood van, dat uitmuntend lekker is, en dat voor het beste brood in Frankryk of Duitschland niet behoeft te wyken. Het klimaat van Maltha is ten uiterften onbeften» dig, wegens de nabyheid der Zee, waarvan deze rots aan alle kanten omringd wordt, die derhalven veel invloed op haaren dampkring heeft, en daar aan alle de veranderingen mededeelt, waar aan zy zelve onderhevig is. Dan eens zet een brandende Schiroc, uit de woestynen van Sara aanwaaijende, de lucht zo vervaarlyk uit, dat de longen der Inwooneren van haare natuurlyke veerkracht beroofd fchynen; dan wederom brengt een geweldige Noordenwind u binnen weinige oogenblikken in den Winter over, fchynt fneeuw en ys te zullen aanvoeren, en verwekt, terwyl hy dit dreigt, wezenlyke verkouwdheden, zinkingen, hoesten, enz. Ik moet echter erkennen , dat die nadeelen aan de fchielyke verandering alleen zyn toe te fchryven, en dat de koude van den Noordenwind flegts betrekkelyk is tot de voorgaande hitte; want, dewyl hy veele beletzelen in zyn weg aantreft, is zyne oorfpronkelyke kracht vry wat verflapt, en zyne onvriendelykheid veel verminderd, eer hy hier aankomt. In den Zomer is de hitte hier, naar men zegt, onverdraaglyk, en ik wil dit gaarne gelooven, dewyl , fints myne aankomst tot heden , zynde den iften January, 1777, de kwik in den Thermometer  XI. BRIEF, 143 ter van fahkenheit, altyd het laagst op 59, verder op 60 , 61, 61, 63, 64, enz. tot68graadett toe geftaan heeft. Gy weet, dat de 68fte graad van fahrenheiï beantwoordt aan den iSden van de reaumur; en dat 18J de zachtfte graad van Frankryk., in 1716, geweest is. Zommige Waarnemers hebben my verzekerd, dat, des Zomers, de kwik zomtyds tot 33 graaden van de reaumur klom, ja dat men haar, in oogenblikken van den Schiroc, tot op 39 graaden gezien hadt,'t welk aan den iio'cn graad van fa hre nh e it beantwoordt. Eene hitte fterker dan die van Senegal; welke herhaalde Waarnemingen op 382, of 109 van fahkenheit, bepaald hebben. Maar een nadeel, dat hier als eene geesfel mag aangemerkt worden , en nog veel meer ongemak veroorzaakt, dan die verflikkende hitte, is die oneindige menigte kleine grauwe Vliegen, die maar eenen dag leeven; maar die, van het eerfle oogenblik van haar beftaan af, alle haare vermogens om den mensch te plaagen in volkomenheid bezitten, die op alles wat zy ontmoeten , maar byzonderlyk op de vleefchige deelen des lichaams aanvallende, geen oogenblik rust vergunnen. Elk haarer fteeken, verwekt eene zeer fterke aandoening, en wordt van eene aanmerkelyke zwelling gevolgd; op ftraat is het onmogelyk zig daar voor te beveiligen, en in de vertrekken zelfs kan men dat niet doen,of men moet Zwavel of Suiker branden. K 3 Ik  tS° XI. BRIEF. Ik erken , myn waarde C. dat, federt dat 'er Brieven in de Wereld geichreven zyn, men dat woord nooit erger misbruikt heeft, dan ik thans doe, met dien naam te geven aan zulk een lang gefcribbel als dit tegenwoordige. Ik heb zekerlyk uw geduld misbruikt, en wat zal ik ter myner verfchooning inbrengen? Ik heb niet kunnen wederftaan aan den lust om u de dingen mede te deelen, welke ik gezien had, en die my uwer kennisfe, zo wel als de myne, waardig voorkwamen. Had ik uwe pen gehad, myne berichten zouden een geheel ander aanzien gekregen hebben; die pen ontbreekt my; mogt ik flegts hoopen, dat de zaaken het gebrek van bevalligheid in de voordragt vergoeden. De Post vertrekt van daag; gelukkig voor u: myn Brief ware anders mogelyk nog langer geworden. Ik denk hier nog een dag of twee te blyven, om dat het weder liegt is: dan vertrekken wy naar Caap San Dimitre, de Noordelykfte punt van 't Eiland Gozzo; daar denken wy ons maar eenen dag op te houden, om weder naar 'Sicilië over te fleeken; van waar ik niet weet of ik u nader fchryven zal. Vaar intusfchen wel. ï N-  INHOUD dezer BRIEVEN, EERSTE BRIEF. Bedenkingen, welke by den Schryver opkwamen, tegen het fchryven dezer Brieven. De Siciliaanen verdienen de ongunfüge befchryvingen niet, die van hun gemaakt worden. Brydone. Maltheefche Speronare. ■ Vriendelykheid der Italiaanen, vooral der Napolitaanen, voor de Vreem. delingen. ■ Recommandatie-brieven; en misbruik daar van. . • • BI. i. TWEEDE BRIEF. Tolbedienden van Napels. Vertrek des Schry- vers. Baai van Napels. Haare ge- vaaren, en lengte. • ■ Kaap PaHnuur. » Eiland Caprea. Gehugt van Don o v e r a. Nachtverblyf in de Speronare. Storm. BI. 8* . DERDE BRIE F. Schiroc. Onaangenaamheden op Zee in dit jaargetyde. Natvurlyke vruchtbaarheid van Kalabrie. Deszelfs tegenwoordige ftaat. » Woestheid der Bewconeren. ■ Bewaaring van de kust tegen de Turken. Grond , en des¬ zelfs voortbrengzelen. . • BI. n. L VIER.»  INHOUD, VIERDE BRIEF. Naams-oorfprong van Kaap Minerva. Neratt' num, een gedeelte van 't Paleis van nero. ■ Overblyfzels van den Tempel van Minerva. Penningen, welken men daar vindt. Bedriegeryen der Ingezetenen. Moeite , om deze Oudheden te ontdekken. Wi.arom men zo veele kundige lieden , en zo weinig waare Geleerden, in Italië vindt. . . BI. ij. VYFDE BRIEF. Golf van Salerno. Agropolis. ■ . Pcejlum en deszelfs Tempels. ■ De natuur van den Steen. ■ Veel oude Penningen. ■ Vrucht- baare grond. Roozen, die tweemaal bloeijen. ' Aromatieke Kruiden , op ' den be> g Capace. — Plant, die goud fchynt te maaken, en een geval daar toe behorende. —— Gewaande verklaaring van het een en ander. - . Dood'van den Abt pasq_uale mag none. De Ficus Opuntin, een Zinnebeeld van de gierigheid. ■ Kleine Jlee?itjes, door den wind aangevoerd, en het aanzicht fnydende. Gezicht van den Etna , de Liparifche Eilanden, en Strambolo. ■ Bericht, wegens de Scylla. Zonderlinge vuu- rige, of lichtende, vertooning, van het Zee-water\ BI. 19. ZESDE BRIEF. De Haven van Mesfina is ongemeen groot , veilig, en heerlyk. Eenige opmerkelyke beelden te Mes-  INHOUD. Mesfina. —■— Het Paleis en het Gezin van den Prins de la scaletta. ■ Verzameling van Schilderyen in dat Paleis , alleen mei fidei commis bezwaard. Het Gasthuis der S:ad. ■ De Hoofdkerk- • Feest , ter gedachtenis van een Brief van de H. Maagd, aan de Mefx- neezen. ■ Een ander Feest van de onbevlekts ontvangenis. De Gouverneur cortado. Het Kasteel. Het Lazaret De Salvador. De Pharos. Wonderdaadige bekeering van eene Turkfcle Dame. De Opera. Verfilmden Planten buiten Mesfina. ■ Schoon gezicht van de Straat. Steenkool myn onderzocht. Kunst.flypfleenen, hoe gemaakt worden. ■ Pest te Mefma , in 1743; en tegenwoordige gefieldheid van de Stad. 131. 3^. ZEVENDE BRIEF. Aankomst te Catania. Haven. ■ Lava. Voorgebergte. ■ Stad. ■ Paleis van den Prins van Biscaris, en zyn Gezin. ■ Zyn Mufeum , en de Abt sextini. Werken van'dien Prins, ten opzicht van de Oudheden van Catania. La Sciarra. • Academie van den Etna. ■ De Kanunnik re cup er o, en berispelyke handelwyze van den Heer brydone. BenediEtynen. Hunne Kerk. Het Orgel. Het Mufeum dier Vaderen. Hunne Boekery. —1— Verzinning van den Heer crybon e. Tuinen der Benediclyners. Schikking tot de reis naai¬ den Etna. ... BI. 45. L 3 A G T-  INHOUD. AGTSTE BRIEF. Tocht naar den berg Etna. ■ Lava van i6<5o. Verfcheidenhe den der Lavas in derzelver vertooningen. Vreemde vermengingen in dezelve. ■ Monte Rosfo. Monte Saldo. . Hoe de Bergen op den Etna geformeerd worden. Hoe de Grotten in wezen zyn gekomen. Klipgeiten-hol. Verfchillende Gewesten van den Etna. Moeijelyk khmimn. • Monte Frumento , en Moniariello. ■ ■ Toren van den Philofoof. - Verdeeling van den Crater des Bergs. Smook en Damp. Tskorst. • Berekeningen, hoe de hoogte der Bergen, door middel van den Barometer, te bepaalen. De werking met den Barometer is des Zomers min gunflig dan des Winters. Het tegendeel heeft met het kompas plaats. Hoogte van den Etna. . Fynheid van de Lucht. ■ — Hoogten van den Thermometer. , Aanmerkingen daar over. Verwondcrlyk gezicht op den Etna. - Langte van den tocht. VA. j9. NEGENDE B R I*E F. Voortbrengzels van den Etna. Vitriool-mynen; Vitriool wateren .,• Zw av el-water en, enz. Laa* gen van Gyps. ■ De Steen van den Berg. Ambla. Git. ■ Anyanth. . Gegraven Beenderen. Planten. De weiden en het Vee. Wild. lnfekten. Cas- tagno di Cento Cavallo. Lighaatni-gefteldheid en karakter der 'Bewoojiere'n van den Etna. ■ ■ Hst  T N H O U D. Het karakter der Catanienzeren in 't byzonder. • Catania zoude een voordeeligen handel kunnen voeren. • ' • • • BI. 78. TIENDE BRIEF. Be kleine Stad Melilli. Rivier Symetus. De Stad Augusta. Syrakufe, en kleine verzinning van den Heer euydone. Morfvg- heid en Schurft der Syrakuzaanen. Geen Her. berg in-de Stad. Aanmerking over de welvaar t der Steden. De groote Haven van Syrakufe. ■ De kleine Haven. De rivier Anapus. Papyrus, en hoe daar Papier van gemaakt wordt. ■ Fontein van Arethufa. De Rivier Alpheus. De Latomies van Syraku. fe zyn waarfchynlyk gevangenisfen geweest. — Het Oor van dionysiks. De Latomies in Werkplaatzen en Tuinen veranderd. Groote Indiaanfche Vygeboomen. Het Amphitheater en Theater. Waterleiding en Molens op dezelve. Tempel van Jupiter Olympus. Hoofdkerk van Syrakufe, van een ouden Tempel van Minerva gemaakt. Sainte Lucie de Patrones van Syrakufe; haar Feest; haar Opfchik; Camejo van groote waarde. De Kerk van. Sainte Lucie. Uitmuntende Wynen te Syrakufe. ■ Salpeter. Ziederyen aldaar. ■ Vrucht¬ baarheid van den grond rondom de Stad. BI. 87. ELFDE BRIEF. Vertrek van Syrakufe. Vruchtbaar e Oevers. —— Kaap Pasfaro. Gevaar voor de Tur- L 3 ken  INHOUD. ken en Bandieten. • Hoe de Speronares zig daar voor zoeken te beveiligen. —- Violyke ver- fchyning van een Maltheesch F egat. Lang- te van het Kanaal. Treffend gezicht van de Zee. —— Gezicht van Maltha en Gozzo. ■ . La Valette. Haare Haven-is verwonderlyk. •—™— Verdeeling der Stad. De overwinnende. ■ Kasteel St. Ange. ■ Senglea. • Burmola. Cottonére. Rka- Joli. Kasteel St. Elme. ■ . De Turken afgeftagen, en aanmerking daar over. ■ — Fhriana. • Fort Emmanuè'l. — Wapen. zaal. Arfenaal. Ligging van La Valette. - Kaai. Straaten. Qn. gemak aan de oogen. ■ ■ Bejlraating der Stad. • Paleis van den Grootmeester. Herbergen. ■ Kerk van St. Jan. Haare verfierfelen en fchatten. Zih er.n Luster van groote waarde De Godsdienstverrichting is daar zeer ftichtelyk. — Onbillyke befchuldiging van den Heer brydone deswegen. Krygs- macht van de Orde. Wedden der Officie- ren. Gezach van den Grootmeester. — . Komplot 'an 1775 tegen de Regeering. > Wys gedrag van den Grootmeester rohan. Algemeen kapittel zamengeroepen. De Conftitutie ran de Orde. —>—■ Haare regel en wetten. Zwaare ftraffen op het Duëllee¬ ren , en dwaaling ran den Heer brydone, ten dezen opzichte. Oorfp'ong en bedoeling voor de geprivilegieerde ftraat voor de Tweegevechten-  INHOUD. ten< . Nieuwe-jaars - getuigenis van goed gê* dra? , door middel van de drempels met Kalk te befmeeren. Maltheefche Adel. Afgezonderde levenswyze der Vrouwen. Handel der Ma'theezerén , en Geldwisfeling. De k njlen op Maltha. —■—• De Boeken. — Veizaneling van den Heer har ra ra. • De S houwburgen. De Rydtuigen. Lusthuizen van den Grootmeester en van Parti- kulieien. ■ Maliebaan. • 1 - Citta Notabili. * ■ Katakomben. - Grot van den Apostel paüi. os. Koortsver dryvende Aarde , en verzinning van den Heer brydone. ■ Dottor zamit. De Maltheefche taal. Oudheden en Medailles op Maltha. Slangen-tongen. Slangen-oogen. Mineraalen en Steenen. Vruchtbaarheid van den grond. — Aarde uit Sicilië gehaald. Weinige foorten van Planten. Voortreffely- ke Honig. — Levensmiddelen. ■ Zee Viscji. Water. De kusten en fterk- te. Byzonder ran La Valetta. • Mortieren, in de rots uitgehouwen, zyn niet'bruikbaar. . . Gelykheid van de Regeering ran Maltha met die ran Tripoli. Zonderlinge verkiezing van een Bey te Tripoli. ■ Aanmerkingen daar over. Het Hof van den Grootmeester. Lof van den thans regeerenden Grootmeester. Staatwi'felingen van Maltha. { Maltheefche Honden. S hoon- heid der Vrouwen op dit Eiland. Deszelfs lig-  INHOUD. ligging. Ridder-karavaanen. Be Ridders moeten zig zeiven los/en. - De Qr. de is hunne erfgenaam. Aanzienlyke posten die fchadelyk zyn. Mislukte Manvfactuuren in Zyde. Bevolking van Maltha, fterk toe- genomen. Beszelfs voorrechten by de Sici- liaanen. Zonderlinge bewaaring van de Graa- nen. Het klimdat van Maltha. ■ Groote hitte. Lastige Infetten. Bes Schry- vers verfchoofiing over zyn langen Brief, en fchryfwyze. Zyn hertred naar Sicilië. BI. 102.