TiiiiiiT' 01 3255 3595  REDEVOERING BROËRIUS BROES over DE BEOEFENING drr HEILIGE SCHRIFT, DE HOOfrDTAEK VAN EENEN GOD GELEERDEN; ópenlyk uitgesproken by het ple6tig aenvaerden van 't hoogleerae rambt in de godgeleerdheid op De hoogè school VAN LEYDEN. JACÖBUS WELDYK, STUDENT IN DE H. G 0 DG ELEE R DIIEID. TE L E Y D Ê N, By S. en j. L Ü C H T M A N S, UDCchxxxir. VAN Den xwden van rriedemaend 1704. In bet JSederduttsca vertaeld d o ö r   Pag. i REDEVOERING OVER DE BEOEFENING DER HEILIGE SCHRIFT, DE HOOFDTAEK VAN EENEN GODGELEERDEN. ndien ik , befcheidene Hoorders ! geen overvloedig vertrouwen in uwe goedgunftigheid ftellen moest, ik zou overdekt met fchaemte, door fchrik verwonnen, den moed verlooren geven, en deze plaets 3 welke A ik  4 REDEVOERING. ik zediglyk beklommen heb, terftond verlaten. De bewustheid myner geringheid, de zwaerte van het ambt , dat ik aenvaerden zn! , het aental en de achtbaarheid myner Toeb oorderen, ontroeren my dermate, dat zy mywi tong zelfs in het volvoeren van iharen pligt fchynen te belemmeren. Gewis ! al in den aenvang myner redevoering zou ik verdommen, indien uw bil- lyk oordeel, waerop ik voor my hopen durve, mynen ter neergevelden moed niet opbeurde : ik mag immers niet vermoeden, dat iemand uwer zulk een ftreng beoordeler van zaken wezen zal, dat hy van ;eenen jongeling bloemen van uitgezogtc geleerdheid eifchen , of keur van gekuischte tael vorderen zal van iemand, die in geen' droom zelfs immer gedagt heeft, dat hy te eeniger tyd in de fpraek der Latynen zou moeten redevoeren. Gerustlyk dan wacht ik gunftige toegevendheid, indien ik, met vermy- ding  REDEVOERING. 3 ding van al te aenftotelyke dorperheid, my der klaerheid bevlytigd en het mangel aen wel zeggen, in eenige mate althands, door de nutheid der (toffe zal vergoed hebben. Naüwtyks echter, M. H. zoudt gy eenen jongeling dulden, die door ydelen trots gedreven , in eene zoo talryke vergadering van de uitmüntendfte Mannen, zich de ontvouwing eenes moeielyken (tuks onderwond, en door eene vertoning van andermans voorraed, ten gebruike van dit uur zamen gebragt, den lof eener diepe geleerdheid, die niet dan door eenen onvermoeiden arbeid van veele jaren te verkrygen is, poogde te bejagen. Veel beter, hoop ik, zal het mynen Hoorderen gevallen , wanneer de (tof, die ik behandelen zal, de maet myner kragten niet te zeer overtreffe, en aen myne jeugdige vrienden dien eenigen weg voor oogen ftelle, langs welken , naer myn inzien, en zy en ik naer het (teilfte toppunt van GodA 2 ge-  g REDEVOERING. geleerde wetenfchap ftreven moeten. Gy bemerkt, denk ik, wat ik in den zin hebbe. Ik aehte het niet kwalyk te ftroken en met myne jaren en met den post , die my opgelegd is, wanneer ik thands kortelyk Ipreek over de beoefening der H. Schrift, de boofdtaek van eenen Godgeleerden* Hoort aendaehtig en oordeelt gunftig. Den voornaemften pligt van eenen Godgeleerden zullende openleggen , ga ik fpreeken over een ftuk , waer by het Christendom ftaen of vallen moet, en ik bedoel niets minder, dan hun, die eerlang gemeenten weiden zullen , de eenige bron van zuiveren Godsdienst en vasten troost aen te wyzen. Gy J Weldadigst, heerlykst Wezen! Gy! die met éénen wenk de ongemeten heiren der ftarren en de tongen der ftervelingen beweegt, wees Gy myn heil en helper! {leunende op uwen byftand , ben ik op deze aenzienlyke plaets verfchenen; aen U alleen  REDEVOERING. 5 leen beveel ik alle myne belangen, ook de gelukkige uitkomst dezer plegtigheid. Wanneer ik de beoefening dier Sehrifc, welke wy als van God ingegeven de heilige noemen, de hoofdtaek van eenen Godgeleerden heete, zeg ik niets, dat afkeer ver* raedt van de overige konden en wetenfehappen , die eenen Godgeleerden voegen, eenen Godgeleerden nodig zyn. Zeer zeldzaem, ik beken het, is het genacht dier menfehen, wien het gegeven is in alles te gelyk uittemunten, en zeer liegt zoude hy zyn belang behartigen , die zich ging toeleggen op wetenfehappen, die van zyn hoofddoel en aengevangen loop in het veld der Letteroefeningen te ver verwyderd zyn; dit echter neemt niet weg, dat hy den naem eenes tragen en lustelozen verdient, die zich binnen zyne grenzen zo bepaelt, dat hy niet zomtyds, naer de wyze der verfpiederen., die van anderen gaet bezoeken. A $ Wat  6 REDEVOERING. Wat zeg ik? zelfs den rang eenes Godgeleerden kan hy niet waerdiglyk bekleden, die met de enkele onderzoeking der gewydie boeken te vrede alle andere geleerdheid onachtzaem verwaerloosd 3 of met den vinger flegts aengeroerd heeft. Een aental immers van de wigtigfte leer? ftukken, van de wigtigfte bevelen onzes Godsdienftes kunnen op geen1 vasten grondflag gebouwd worden, ten zy andere wetenfchappen, de Wysbegeerte voornaenilyk, ons ter hulpe komen. Hoe ellendiglyk zal hy alles onder een mengen en verwarren, die, enkel (leunen? de op eigen fchranderheid 3 alle Syftematifche Godgeleerdheid trotfchelyk veracht en zonder Leidsman dwalen gaet in het wyde veld der Godlyke waerheden! Hoe ongelukkig zal hy de voorname flerkte en ail' de vastigheden van den Godsdienst verdedigen , die der vyanden legerplaets, krag-  REDEVOERING. 7 kragten en bedryf niet befpied en niet geleerd heefc met dezelfde wapenen , waérmede zy vechten, ftryd te voeren! Hoe zal, bezonder in onze eeuw de Godsdienst zynen luifter behouden, indien deszelfs openbare Leeraers in de School der redeneerkunde hun verftand niet gefpitst hebben tot ftrengheid van denken , en, door voorbeelden vooral onderwezen , zich niet gewend hebben aen eeneklaere en juiftewys van fpreeken en fchryven è Hoe zullen zy door ernst van wasrfchuwingen, door klem van opwekkingen, door lieilykheid van vertrooftingen de harten hunner hoorderen roeren, ten zy zy , en dit is eene gaef, die in onzen Calvyn van zyne bedillers zelf zo zeer geprezen wordt , ten zy zy de natuur der menfehen en de verborgene fchuilhoeken hunner harten door en door kennen: ten zy zy, door onderwys van anderen en eigen waerneming geleerd 3 den aert A 4 des  8 REDEVOERING. des menfchelyken bederfs doorkeken hebben? In de daed, B. II. dus. is het met de zaek; gelegen, en het fpreekt van zelfs, dat men eene geleerde en eenen Godgeleerden betae» mende uitlegging der heilige Schrift te vergeefs wachte van hem , die in ongewydde. wetenfchap ten eenemael onbedreven is, Vergeeffchen arbeid buiten allen twyfel bafteedt hy , die , op eene nauwkeurige taelkennis luttel prys gefield hebbende, echter den poll eenes uitleggers op zich neemen wil. Niemand, die door de beoefening der fraie wetenfchappen zyn verftand niet opgefchranderd en tot een juist gevoel van het fchoone, gefcherpt heeft, zal gelukkiglyk flageninhet beoordelen en verklaren van de wendingen, de vervoeringen , de majefteit en de bevalligheden eenes ingewikkelden, vurigen en dichterlyken ftyls. Hoe zullen wy de voorzeggingen niet alleen s  REDEVOERING. 9 leen, maer zelfs de Bybelfche gefehiedenis behoorlyk ophelderen, ten zy de jaerboeken der overige volken, gelyk de groote Schutte nog onlangs door heldere proeven getoond heeft, ons voorlichten? Hoe dikmael zullen wy , alles naer onze begrippen metende, ydele zwarigheden maken, indien noch de zeden der Oosterlingen , noch de plegtigheden en gevoelens der aeloude Joden, Christenen enHeidenen immer de voorwerpen waren onzer nafporende vlyt! De Wysbegeerte zelfs, door veelen verwaerloosd, ja door zommigen veracht, brengt den uitlegger der H. «Schrift voordeélen aen , die niemand betwyfelen kan. Ik zal thands niet ophalen, het geen uit de fchriften der geleerden overvloedig blykt, hoe veel licht de natuurlyke historie , de meet- en ftarrenkunde, en andere wetenfchap.' pen van dien zelfden aert over de Godlyke Schriften verfpreid hebben. A 5 An-  io REDEVOERING. Andere deelen der Wysbegeerte zyn er, welke eenen omzigcigen uitlegger der gewydde boeken en grooter nuttigheid aen» . brengen en te recht zo noodzaeklyk voor hem geoordeeld worden, dat hy in 't gebruik maken van dezelve zonder zyne groote fchade niet kan zien door de oogen van anderen. Hoe nauwkeuriger, om met een woord de zaken aen te roeren: hoe nauwkeuriger kennis wy hebben van den aert der menfcheJyke ziel, zo veel te duidelyker zullen wy de voetftappen eener wonderbare wysheid, in de gefprekken van Christus en de brieven der Apostelen overal ingedrukt, ontdekken , des te meer innerlyke merken van waerheid zullen ons onder 't oog komen, wanneer wy, by het lezen der heilige gefchiedenis 9 begin en eind, woorden en woorden, daden en daden onderling vergelyken. Hoe grooter zorg wy befleed hebben aen het ver-  REDEVOERING. n verbeteren en befchaven pnzes verftands, des te omzigtiger zullen wy zyn in bet vergelyken en uitleggen der Bybelfche fpreekwyzen, in het vermyden der klippen, waer op en het gezag van groote Mannen en eene angstvallige zucht om overal nadruk te vinden zo menigwerf de edeler verdanden zelf heeft doen ftooten. Naer mate iemand meerder vlyt cok aen andere deelen der dadelyke Wysbegeerte heeft te koste gelegd, naer die mate zal hy, in 't beoordelen van daden, goed en kwaed, wysheid en dwaesheid beter onderkennen, en minder bloot liggen voor misdagen in het verklaren van uitdrukkingen , die in den eerden, opflag eenigzlns hard fchynen konden. Kortelyk: hy, wien de Wysbegeerte ge* Ieerd heeft de oorzaken der dingen te kennen, hunne verbanden te doorzien, die en die alleen is in daet om den langzamen, maer zekeren en gedadigen tred eener van groote ont«  i % REDEVOERING. ontwerpen zwangere Voorzienigheid door het gantfche vak der gewydde gefchiedenis met een befpiegelend oog te volgen, en de wys te bewonderen, waerop eene lange reeks van eeuwen aen de uitvoering der Godlyke raedflagen en bezonder aen de verbreiding des waren Godsdienftes door de wyde Waereld gearbeid heeft, Maer opdat ik van myn doel niet te ver afclwale , en den tyd fpille in het behandelen van dingen , die, gelyk zy aen allen bekend genceg zyn , zo ook tot den hoofdinhoud myner redevoering niet rechtftreeksch behooren; uit het gezegde, denk ik, begrypt een iegelyk , dat ik in het aenpryzen der bybeloefening de noodige bepalingen niet overfchryde. —- Dit alleen beweer ik, dat een Godgeleerde zyne meefte vlyt aen deze oefening wyden moet, zich op dezelve toeleggen met zyne gantfche ziel en met alle de feherpte zynes vernufts tn oordeels; ja aen haer,  REDEVOERING. 13 haer, als meefteresfe, alle overige letteroefeningen onderwerpen en dienstbaer maken. Och dat ik nu G. H. meerderen rykdom van welfpreekendheid, grooter kragt van overreeding bezat! och dat ik nu, daer ik myne gezegden met bevvyzen (laven ga, in het hart myner jeugdige metgezellen indrukken verwekken mogt , door geen geweld, door geene konftenary immer uittewisfchen! Laet my beginnen van den naem , den grootfchen naem eenes Godgeleerden: dezen dunkt my verdient hy luttel, die het onderzoek der heilige Schrift niet befchouwt als zyn pligt en vermaek, als zyn arbeid en uitfpanning. Laet iemand beleezen zyn in alles, wat de grootfte Mannen federd veele eeuwen nopens God en Godlyke zaken gefchreven hebben, zyne naerftigheid, ja, zullen wy allen bewonderen, maer geenszins hem eenen Godgeleerden noemen, indien by de orakels yai>  14 REDEVOERING. van God en Christus zeiven, de uitfpraken der Profeeten en Apostelen zich niet gemeenzaem gemaekt heeft. De Ketterhiftorie verfta hy in den grond! hy weete alles, wat eenyds de gantfche drom de Gnostieken, alles 5 wat elke duifterling onder de Monniken in de fomberheid Zynes klooders moge gedroomd hebben, niemand , ik beken het, zal hem den lof eenes veelweters betwisten, maer wie zal hem onder de Godgeleerden tellen, indien hy het optellen der dwalingen beter verftaet , dan het bewyzen der waerheid uit de Godlyke fchriften ? De Jaerboeken der volken dag en nacht doorbladerd, de gefchiedenisfen en al het lotwisfel des menschdoms aendagtig nagegaen, de aenbidlykc deugden van den Opperbeftierder en Heer in dezen fpiegel befchouwd te hebben is zeker geen van de kleinfte verdienden; met geen recht evenwel zal hy zich den naem eenes  REDEVOERING. -5 eenes Godgeleerden eigenen, die niet veel ervarener is in die gebeurtenisfen , by welke God zelf met eene blykbaere tusfchenkomst is tegenwoordig geweest, in welke Hy zelf een onmidlyk en voornaem deel gehad heeft. Laet vry den vlytigen onderzoeker der Kerklyke oudheden eeuw voor eeuw doorwandelen ; laet hem all' de plegtigheden, welke het daeglyks toeneemend bygeloof in de Godsftad heeft ingevoerd, in orde verhalen; laet hem over eene zo uitgebreide wetenfchap zich zei ven toejuigchen! ik heb er niets tegen: hy onthoude zich alleen van den titel eenes Godgeleerden, indien hy van de plegtigheden , door God zeiven ingefleld en in de gewydde bladeren opgeteekend, geene juifte kennis bezit. De Natuurbefchouwing zelf, die fchran-1 dere nafpoorfter van God en de Deugd, is ja een uitneemend hulpmiddel en een groot fieraed vooreenen Godgeleerden; geenszins ech-  té REDEVOERING. echter maekt zy de hoofdzaek en het wezen uit van zyn ambt. Een' naem zo 'eerwaerdig mogen wy alleen geeven aen hem, die met eenen onbezweken yver de kennis van den waren Godsdienst uit de bron der hemelfche orakelen zelve afleidt» Doch , wyl ik gaerne bekennen wil, dat een bewys, enkel van den naem ontleend, tot de ligtere wapens behoort, wel aen! komen wy tot Hukken van meerder gewigt! de beoefening der gewydde bladeren verrykt en de Gods • ftad en de Godgeleerden zelve met zo veele en zo treflyke voordeelen, dat zy met het volkomenst recht hunne hoofdtaek moete genoemd worden; Niemand twyfelt, of eene gegronde kennis en verdediging der Godlyke waerheden is het hoofddoel, naer 't welk een Godgeleerde ftreeven moet: maer, ik bid u, door wat middel zal hy deze kennis, deze verdediging verkrygen ? alleen , voorzeker, door een recht  REDEVOERING. i7 recht verftand en eene juifte uitlegging der H. Schrift. Ik voor my beken gaerne, dat een aenmerklyk deel der Godlyke vvaerheden uit de natuur der dingen zelf, wel befchouwd zynde, kan voldongen worden, en geenszins ben ik die man, die de Rede , dat uitftee* kend gefchenk van God, in verachting brengen wil, — De uitmuntende dienden, welke deze voortreflyke Leerares en Leidsvrouw aen den Godsdienst bewyst, erken ik met de grootfte gewilligheid; in weerwil nogthands hiervan kan ik niet nalaten zulk eenen van de grootfte onvoorzigtigheid te befchuldigen, die, de bewustheid der menfchelyke zwakheid niet kunnende dulden, zich al te fterk ©p haer geleide verlaten durft. Waerlyk, ten zy wy misfchien de Openbaring uit de Openbaring willen wechneemen, wy moeten bekennen, dat zeer veel® en juist de wigtigfte leerftukk*n van onzen B Gods-  18 REDEVOERING. Godsdienst geheel buiten het bereik van 't menfchelyk begrip zyn, ja zelfs in den eer* ften opftag de gezonde Rede fchynen tegen te fpreeken. Niet minder is het getal dier waerheden , Welke, zoo men de Rede alleen raedpleegt, ja wel waarfchynlyk zyn, doch zonder grond voor zeker gehouden worden. Veele leerftukken, eindelyk, worden met zo veel kunst uit de beginzels der Rede afgeleid , dat wy niet zo zeer overtuigd, aft wel gevangen fchynen in een ftrik van vernuftige fpitsvondigheid. Hy alleen, die uit de orakelen van God zelve wysheid geleerd heeft, bezit eene zekere kennis en van de mening en van den wil der Godheid; op Haer gezag zich verlatende verdryft hy alle twyfeling uit zyn hart; met de grootfte gerustheid verduurt hy aenvallen van allerlei zoort en onverfchrokken veracht hy alles, wat de kragt eenes vveeldri-  REDEVOERING. i9 gen vernuftSj wat de kwaedaertige zucht tot verzieren en lasteren den zuiveren Godsdien-. üq durft tegenwerpen. Hoe wenfchelyk ware het, dat allen, dié Zich der Godgeleerdheid gewyd hebben, van deze dingen ten vollen overtuigd waren ! hoe wenfchelyk ware het , dat die Godge* ïeerdheid , die gewoonlyk de Syftematifche genoemd , maer helaes ! door veelen tot hunne eigene fchade fchandelyk verwaarloosd wordt , by de overigen op haren juisten prys gefchat werd , en niemand in den waen geraekte , dat men eene zekere kennis en verdediging der Godlyke waerheden gelukkig fcheppen kan uit beekskens 3 met verachting van de bron! Offchoon niemand minder dan ik aen den arbeid van groote Mannen den verfchuldigden lof onttrekken wil; fchroom ik echter niet te verzekeren, dat eene gegronde kennis der Hemelfche Godsdienst - leer volB % Ikekt  2© REDEVOERING. ftrekt onverkrygbaer is, ten zy men de beoefening van den Bybel met die van het Godgeleerde zamenftel ten nauwften verbinde. Wie durft van de treflykfte ontwerpen zelf des Christelyken Godsdienfles zeggen 5 dat zy vry zyn van alle gebreken ) en men weet, dat het voorzigtiger deel der Godgeleerden , in onze dagen en een wyl te voren , zich wysfelyk onthouden heeft van veele plaetfen, die onze Voorouders tot (laving van leerftukken bezigden. Wat? al had iemand, enkel (leunende op het gezag zynes Meesters, een geheel volmaekt zamenftel der Godgeleerdheid in zyn geheugen geprent , verre nogthands zoude hy afzyn van die kennis, welke eenen edeldenkenden Godgeleerden betaemt , voos 't grootfte deel zoude hy niet op Godlyk maer rrjenfchelyk oordeel afgaen, en vry gemaklyk zal by zich laten bewegen, omde waer-  REDEVOERING. 21 waerheid , welker omhelzing hy enkel aen zyn goed geluk te danken heeft, met der dwaling te verwisfelen, Hy alleen , die uit den Bybel zelf zyne kennis vergaderd heeft, kan op ftevigen voet vastftaen, losverzonnen meningen van rechte begrippen onderfcheiden en met eenen geleerden tegenftrever zo kampen, dat hy de goede zaek , die niet dan met hulp eener juiste uitlegkunde te verdedigen is, gelukkiglyk ftaende houde. Overal, waer eene gegronde kennis der hemelfche waerheden ontbreekt, daer heerfchen noodwendig ligtvaerdig aengenomen gevoelens ï en wyl er nauwlyks een fchreede tusfchen dezen en de dwaling in ligt , 20 fchroom ik niet een' hogeren lofcoon aan te heffen en de beoefening der H. Schrift den eenigen weg te noemen, langs welken de zuivere Godsdienst-leer bewaerd en uitgebreid kan worden. B 3 Nie-  li REDEVOERING. Niemand , denk ik , zal ontkennen willen , dat de H. Schrift den menschdomme gegeven is, om , door haer geleid, wel en zalig te leven. Wanneer wy nu deze leidsvrouw verlaten, of van haer onderricht een verkeerd gebruik maken , wat, meent Ge, dat er van ons, ellendige ftervelingen! worden zal? — Aen ons zeiven overgelaten, zullen wy rechts en linksch , wyd en zyd omdolen; 't fpeelziek vernuft den teugel vierende s Zullen wy met eene vermetele ftoutheid gevolgen trekken tot in het oneindige, en ten langen lesten de geheele leer van geloof en zeden jammerlyk verkeeren. En, B. II. op dat niemand uwer denke, dat dit te hard gezegd zy, leent my, bid ik, nog een korte wyl gehoor, en volgt my in eene aendachtige befpiegeling der verlopene eeuwen. De gefchicdenis, het licht der waerheid, toont ons in eene groote menigte van voorbeelden, hoe te gelyk met de be-  REDEVOERING. 23 beoefening der gewydde bladeren de zuiverheid des Godsdienftes en vervallen en herHeld zy. Wie weet niet, hoe groot eene verbastering van 't geloof der Vaderen, welk eene misvorming der Godlyke Wet, welk eene befmetting van fchandelyk bygeloof reeds in de Joodfche Kerk zelve de overhand genomen heeft, toen, na de wederkering der Natie uit hare balüngfehap , een deel harer V-eeraers meer uit de Wysbegeerte , dan uit de Godlyke Schriften , zyne leerftellingen afleidde, terwyl anderen, meer gehegt aen de overleveringen , Mofes en de Profeeten door dedwaesheid hunner fpelingen verdonkerden? Ja wat meer is , zelfs het Gemeenebest der Christenen heeft, hclaes! niet minder, dan wel eer het Joodfche, ten allen tyde, aen alle plaetfen, overvloedig geleerd, dat, het geen ik zo even zeide, in den volften nadruk waerheid zy. B 4 Reeas  24 REDEVOERING. Reeds in die eeuwen, die er federd den tyd onzes herboorenen heirs tot op den ondergang der befchaefde Letteren verlopen zyn, heeft het onachtzaem of averrechtsch gebruik der Heilige Schrift eene groote dirffierheid over onzen Godsdienst verfpreid. Nimmer althands zouden die over-ongereimde leerftelzeis der Gnostieken en Mantcheen zyn gebouwd geweest, indien derzelver Stichters aen de H. Schrift verfchuldigden eerbied betoond , en haer niet vernederd hadden om de dienares te wezen van eene zinnelofe Wysbegeerte. Veel gelukkiger ook zouden die wangevoelens, die afzigteiyke gedrogten, zyn verflagen geweest, zoo niet de rechtzinniger Kerkleeraren , Plato met Mofes en Christus willende doen over een ftemmen, de allegorifche manier van Schriftverklaren , van de Joden herkomftig, veelal gefteld hadden boven de letterlyke , en , van dit kragdoos wa-  REDEVOERING. .5 wapen zich bedienende , oorlogen gevoerd hadden , niet door de kragt hunner bewyzen , raaer door de wetten der Keizeren , te fiisfen. Langs dezen weg niet alleen, maer ook op eene nog andere wys is de al te groote zucht tot de nieuwere Platonifche Wysbegeerte, terwyl zy de verftandiger Uitleggers zelf ten dwaelfpoore verrukte , voor den Christelyken Godsdienst hoogstverderfiyk geweestDe Oudvaders, toegevende aen deze zucht, zyn allengskens afgeweken van die zedigheid , welke eenen Godgeleerden betaemt, hebben over de heiligde geloofsverborgenheden naer Platonifchenleertrant geredekaveld, en door het maken van ftoute bepalingen , ftoute vergelykingen, eene wyde deur geopend voor de hevigfte twisten. Die zelfde zucht inwilligende , zyn zy menigmael van den rechten weg afgedwaeld en al vroeg hebben zy de grondflagen gelegd, waar op naB 5 der-  REDEVOERING. derhand dat byfler gevaerte van overgeloof is opgetrokken. Zo veel raraps heeft al in de eerfte tyden van het Christendom een onbedagtzaem ge^ bruik der gewydde bladeren veroorzaekt. Tot welk eene hoogte nu deze onheilen in vervolg van tyd geftegen zyn , is aen niemand onbekend 3 en ik yze om er aen te gedenken. In die yzeren eeuwen, waer in alle fierlyke geleerdheid veracht, allerlei zoort van wetenfchappen verwaerloosd en zelfs de letteroefeningen hoogstnadeelig gerekend werden voor de belangen der Kerke en het eeuwig heil der menfchen, in die eeuwen, zeg ik, eeuwen van ruwe onbefchacfdheid, was de gedaente der uitlegkundige Godgeleerdheid allerbeklaeglykst. De weinige uitleggers, die er waren, hielden zig te vrede, wanneer zy de Ouden uitschreven , en er niets van het hunne by- voeg-  REDEVOERING; s? voegden, behalven een deel allerongereimd-» fte fpelingen, ydele hairkloveryen of ontydi* ge uitweidingen over algemeene en bekende dingen. Niet de uitfpraken der Godheid, niet de getuigenisfen der Profeeten en Apostelen $ maer geheel andere dingen behaegden in die tyden. Sprookjes en levens van heiligen te verbaelen, overleveringen en menfchelykè vastftellingen by een te zamelen, uit de Oud* vaders en Ariffcoteles wysheid gezogt te hebben, dit eerst achtte men de ware lof en het waer geluk te zyn van eenen Christen Godgeleerden. Veelen zelfs onder hun, die den Godsdienst bedienden, lazen nimmer de Godlyke Schriften, welke zy waenden geheel en al vervat te zyn in eenige kleine en losfe gedeelten , en eindelyk is het zo ver gekomen, dat men, gelyk wy aengetekend vinden van de Leeraers der Sorbonne, onder de Godge- leer-  REDEVOERING. leerden van den eerden rang lieden vond, die , fchoon ver gevorderd in hunnen leeftyd, echter niet wisten , wat het N. Teftauient ware. Hoe zeer deze zo verregaende verwaerloZing van Gods Woord de beminnelyke leer van onzen Zaligmaker misvormd en bevlekt heeft, gaet bykans alle geloof te hoven. Terwyl de Leeraers met groote drifc de ydelde gefchilvragen behandelden , veel te onbetaamlyk en veel te laf om hier vermeld te worden, maekten zy de heiligde waerheden, gewenteld in dat flyk, niet alleen onkenbaer, maer zelfs belagchelyk. . De Zedenleeraers zelf, geloof en liefde veronachtzamende , beeldden zich in , dat de Godsdienst, die Gode behagen zal, in de waerneming van uiterlyke plegtigheden bedaet , en door eene fchandelyke misvatting hielden zy de bevordermiddelen der deugd voor de deugd zelve. Het  REDEVOERING, Het bygeloof, voordgaende en in kragten toeneeraende , vervulde de geheele Christenwereld met haer zinneloos getier, bande de inftelüngen , van God zelf herkomftig, uit de heiligdommen , en ontzag zich niet, in de dulheid hares woedens, de rechten zelf van onzen Verlosfer en Koning aenteran-. den. De wetten van God in vergetelheid geraekt zynde , omhelsde men greetig zulke leerftellingen , die , terwyl zy den buik en de beurs der Geestelykheid vulden , te gelyk der godloosheid eenen ruimen teugel vierden en de menfchen door hoop van ftraffeloosheid tot allerleie euveldaden verlokten. Met één woord : de verachting der hemelfche Godfpraken heeft voor den Antichrist , die gereed ftond de Kerk te bemeesteren, de poorten geopend - de dwingiandy ten troone gevoerd, en den besten Godsdienst , de telg des Hemels, de Predikfter der  3© REDEVOERING. der liefdé , in een verfcheurend fehrikdier veranderd. In dezen nacht, nacht van helfche donkerheid , zou nog de Christen-Godsdienst bedolven liggen, ten zy God, gelyk een iegelyk onzer weet en dankbaer erkent, in de XVI. eeuw voortreflyke Mannen verwekt had , die door het onderzoek der H. Schrift verlicht , den bygelove het fpits geboden, en met allen ernst gepoogd hebben om de lang verdrevene , en als 't ware in ballingfchap verzondene zuiverheid der EuangeKeleer, ten langen lesten haere oude verblyf» plaets te doen weder vinden. Ik beken , te midden van de barbaérséhheid der middel eeuwen , na dat Carel de Groote zig dapper bevlytigd had om de letteroefeningen te herflellen, heeft het niet ontbroken aen Godgeleerden van verhevener Geest, die , onverduldig over het bederf hunner tyden en het kwaed zoekende te meeste-  REDEVOERING. 3t meesteren, zich om ftryd op de beoefening der H. Schrift toeleiden. Doch de uitkomst heeft niet beantwoord aen den wensch dier Braven en binnen kort zyn die loffeiyke pogingen ten eenemaal vruchteloos geweest. 't Is ook waer, dat in die eeuwen, die de zuivering des Godsdienftes naest Zyn voorgegaen, aen dat zelfde ontwerp vry wat gelukkiger gearbeid is door die uitmuntende Mannen , welke met het hoogfte recht de Voorlopers en Wegwyzers der Hervorraeren mogen genoemd worden. Doch fchoon dezen de gewydde Schriften met eene ongelooflyke vurigheid beminnende , de zaden eener meer gezuiverde leer , daer uit gegaderd , alomme verfpreid hebben, geenszins echter hebben zydoor hunnen arbeid teweeg gebragt, dat de kragt des bygeloofs, te midden van het licht der herryzende letteren woedende , ten eenemael gekrenkt, of de zinneloze wysheid der Schoolgeleerden gebreideld zy. Die  32 REDEVOERING. Die zegen is bewaerd gebleven voor de tyden van Erasmus en Luther. Na dat de verftorvene Bybeloefening als uit de doden verrezen was en men langs dien weg veel licht over de gewydde Boeken had beginnen te verfpreiden, heeft inzonderheid Erasmus, dat onvervvelklyk fieraed des vereenigden Nederlands, met eenen allervoorfpoedigften uitflag zich op de uitlegging der H. Schrift toegelegd , veelen tot het recht verftaen van dezelve en tot de kennis der waerheid voorgelicht , en daer door veel toegebragt. en nog meer aenleiding gegeven tot het verbeteren van den Godsdienst. Wie weet niet, hoe veel voordeels de onvergelyklyke Luther , buiten tegenfpraek de Prins der Hervormeren, in het ontdekken en voordplanten der waerheid getrokken hebbe uit die onvermoeide Bybeloefening, welke hy in 't afgezonderd kloosterleven reeds begonnen , en naderhand by het licht èps  REDEVOERING. 33 der taelkunde dapper voordgezet Heeft. Dien Zelfden weg hebben ook de overige Hervormers , Luthers tydgenoten of nakomelingen, betreden, zich in grooten getale, èenftemmiglyk, op de verklaring der Godlyke Schriften toeleggende: en aen dezen arbeid , allengskens gelukkiger aengêvangengelukkiger volvoerd, hebben #y all' den Iuifter , die tot op den huidigen dag van den Christelyken Godsdienst affchktert dank te" weten'. Hoe tiefiyk zouden de volgende geflachten de belangen des Christendoms bevorderd hebben, indien zy, aïomme en ten alten tyde , Van zo groote voordelen beter gebruik gemaekt, de voétftappen der Hervormerén gedrukt, én in dieft Weg de Heïnelfche leer Van alle fmet gezuiverd, voor alle verbastering geveüigd hadden ! Maer , en van de/.e vlek zyn ook onze dagen niet vry, een groot aental Godgelerr1-  34 REDEVOERING. den in 't Gemeenebesc der Christenen heeft de geneesmiddelen zelve in vergiften veranderd , en de waerheid, welke zy poogden te verhelderen , met nieuwe dnisternisfen om. wonden. Veelen, onverzetlyk gekleefd aen de dwalende begrippen hunner Voorouderen hebben dezelve door middel der H. Schrift trachten op te fieren f en zich niet ontzien de uitleggers zelve aen wetten te verbinden 9 waer door niet de waerheid , maer geliefkoosde meningen begunstigd werden. Anderen, niets duldende, waer voor het menschlyk begrip ftil ftaet , hebben niet alleen de fcherpte hunnes vernufts, maer ook de hulpmiddelen zelf eener gezonde uitlegkunde misbruikt tot het bevestigen van leerftellingen, zo ffcrydig met de Openbaring als met de Rede zelve. , Anderen eindelyk , óe banier der Geestöryveren volgende en de zotternyen eenes / ont-  REDEVOERING. 35 ohtftelden breins voor Godfpraken houdende, hebben zich niet gefchaamd in den Bybel zeiven de verdediging te zoeken van hunne verdichtfelen én fchorre Zedenleer. Alles bedriegt my, of uit deze drieërlei bron zyn bykans alf de twisten voordgefproten:, welke, zederd de herftelling van den Godsdienst tot op onze tyden toe, de gantfche Christenheid en ook onze Kerk op eene jammerlyke wys hebben van één gereten. Och ! dat alle Godgeleerden aen het onderzoek der gewydde Boeken met beftendigè wakkerheid arbeidden 1 de waerheid, daer gevonden ,' zonder drift, Zonder haielykheden, voorzigtig en oprecht verdedigden, en langs dien weg de omhelzing der zuivere leere, zonder welke geen éerlyke en vaste vrede kan getroffen worden,' den tegenfpreekeren zei ven poogden af te dwingen! Ware dit by allen' de hoofdzaek en de ee«ige bedoeling, welk eene blyde hoop zou C a den  36 REDEVOERING.' den Christendomme toefchitteren ! welke luifterryke triomfen zou de waerheid op de doling behalen! zo zou allengskens die gouden eeuw , de eeuw der Apostelkerk, wederkeren , en met éénen mond3 met ééne ziel zouden wy allen den algemeenen Vader en den eenigen Verlosfer des Mensehdoms aenbidden. Mag de Christenwaereld zo veel zegens hopen van eene rechte beoefening der H* Schrift, wat Godgeleerde dan, in wiens boezem edelzinnigheid woont, zal niet gaern® leven en kragten in dezen arbeid fpillen ? en dit zo veel te meer, naermate hier uit meer andere voordelen fpruiten} voordelen, hoogvStuitmuntend , in de daed, en overwaerdig, dat men dezelve breedvoeriger behandele;doch, welke ik, om niet te fchynen uw geduld te misbruiken, flegts kortelyk zal openleggen. Het geen in de voorgaande eeuw van dit zelf-  REDEVOERING. 3«r zelfde geftoelte Herman Wits, die overuitmuntende Godgeleerde , en aen het onderzoek der heilige boeken zo gewoon als iemand, verzekerde, dat zelfde geldt nog ten huidigen dage : zo ver, zeide hy , zyn de goudmynen der Godlyke Schriften nog niet uitgeput , dat er voor den naerfligen onderzoeker geene nieuwe fchatten , zvigtig genoeg om zyne vlyt te belonen, zouden overig wezen. Deze fchatten gelukkiglyk te hebben opgedolven verfchafc niet alleen een onuitfpreeklyk vermaek , maer dient ook by uitneemendheid om de zaek van den Godsdienst te onderfchragen en dikwerf de wigtigfte leerilukken op nieuwe grondflagen te vestigen. Het is er toch zo verre af, dat de Godgeleerden all' de plaetfen, welke met voordeel kunnen aengevoerd worden, in het redentwisten zouden bygebragt hebben , dat zy de besten wel eens onaengeroerd gelatea hebben. C 3 Het  38 REPEVOERING. Het woord redentwisten, waer van ik my bediene, by veelen hatelyk , jage niemand uwer , B. H. eenen fchrik op 't, lyf! trouwens ! fchoon de beoefening des Bybels den 'verdediger der waerheid kragten en wapens verfchaft, niettemin evenwel neigt zy de ziel tot zedigheid en vredelievendheid. Laet anderen de geheimen des hoogen Gods floutelyk doorfnuffelen , en op den beüisfchenden toon der onfeilbaerheid uitfpraek doen, over dingen , die niemand der ftervelingen behalen kan : hy, dje enkel uit de orakelen van God wyshtid geleerd heeft, is ten aenzien van veele (lukken op eene geleerde en God» vrugnge wys onkundig, bedagtzaem onderfcheidthyhet zekere van het onzekere,.en de yryheid van giffen, die hy voor zich zeiven neemt, wil hy geenszins aen anderen benomen hebben. Gelukkige Kerk, welker Leeraers zo denken en handelen ! gelukkige Gemeenten , wel-  REDEVOERING, 39 welker Herders niet flegts voor bedienaren des Godlyken woords gegroet worden, maer ook met de daed zich als de zodans'gen gedragen en betonen J Vrede en Waerheid fluiten daer een duurzaem echtverbond, Daer wordt aen iederen Christen het rechte en voor hem gepaste zielenvoedfel verzorgd : de Herders, Gods beloften en wetten gereed hebbende, weten aen hunne vermaningen gezag by te zetten , en beantwoorden met weinig moeite de zwarigheden van hun, die of over hunne zaligheid of over hunnen pligt drukkenden kommer gevoelen. Geen geraes van brommende woorden doet daer de Godgewydde Tempels weergalmen; daer vermoeit men geene ooren met fpreuken en voorbeelden 3 die , terwyl zy kundige hoorders verftoren ,. onkundigen vervelen : eene geheel andere welfprekendheid heerscht daer op den gewydden leerftoel ; de Redenaers doorwandelen de bekoorlyke beemden C 4 der  j£ REDEVOERING. der heilige bladeren, en , terwyl zy de bloemen , daer geplukt, rapt eene milde hand fpreiden , maken zy den openbaren Godsdienst voor geleerden zo wel als ongeJeerden aengenaem. Gelukkige f onberekenbaer gelukkige Gemeenten' over u fchynt het licht der God: Jyke genade met onbewolkten luifter! u begroeten de Hemellingen niet vrolyk handgeklap ! u dienen de Jegerfcharen der Engelen ! en Jefus zelf gevvaerdigt zich de bewoner te zyn van uwe Tempelen 3 van uwe huizen, yan uwe harten! . Meer ware hier by te voegen; myne jeug^ dige vrienden kon.de ik aanprikkelen met de fporen der eerzucht ; ik kon my heroepen pp het getuigenis der beste tyden, die eenT ftemniiglyk de uitmuntendfte Uitleggers voor de treflykfte Godgeleerden gehouden hebben; de onfteiflyke namen van eenen Coccejus, van Til, Marck, Vitringa en anderen  R E D E V O E R I N ü. 4i rpn konde ik vermelden, en deze inlandfche voorbeelden, die men natuurlyker wyze liever hoort en eerder volgt dan uitheemfchen, ter navolging voordellen. Doch het uur, dat reeds lang verlopen is, en de plegtigheid van dezen dag gebieden my van andere diqgen te fpreeken. En in de eerde plaats wende ik my eerbiedig tot U,Verzorgeren derLeydfche Hooge School j en Burgenieesteren van deze Stadl doorluchtige en Hoogaenzienlyke Mannen ! My verlatende op de hulp des Hemels, aenvaerde ik eenen post, hoogstvereerend voor eiken Man van uitftekende geleerdheid, en hoe vereerend dan voor my, wiens jaren zo weinig ? wiens kundigheden zo bekrompen zyn! Woorden ontbreken my gepast genoeg, om de grootheid mynqr verpligtin^ uit te drukken. Hem 5 die niets minder bejaagde , hebt Gy ten luisterrykften trap van Kerklyke waerdigheid verheven, en iemand ? C 5 • die  4t REDEVOERING. die door den goeden naem zyn's Vadêrs en door de gunst zyner Leermeesteren gelukkiger is, dan door eigen verdienften , hebt Gy waerdig geacht om den wydberoemden Scholten, veel te vroeg aen deze Hooge School ontrukt, op te volgen. Hoe wordt myne ziel met treurigheid , maer ook myn aengezigt met fchaemte overgoten , wanneer ik my dezen zo grooten Man,mynen hartelykgeliefden Leermeester, te binnen brenge! is het mogelyk, dat Gy befluiten kondet my ten plaetsvervanger van eenen zo voortreflyken Godgeleerden te kiezen! hoe vrees ik , dat de leerling gèheel ongelyk aen zynen Meester zal bevonden worden! hoe vrees ik, dat Gy nauwlyks d@ fchaduw van die geleerdheid en die bekwaemheid , die in den Voorganger uitmunteden^ in den opvolger fpeuren zult! Och dat nimmer het gunftig oordeel, over my geveld, U berouwen mogt! ik althands, fchoon  REDEVOERING. 43 fchoon ik myner geringheid my zeer wel bewust ben, zal echter nimmer om die rede den moed laten zinken ; de hoop op vollediger kennis zal mynen leerlust aenvuuren, en met infpanning van alle kragten zal ik my beyveren, om de kleene maet mynes vernufts en voorraeds door aenhoudenden arbeid te vergoeden. Gy, edelraoedigfte Begunftigers! fpoore Gy maer mynen yver aen: en verwaerdigt my beftendig met die zelfde gunst, die ik aenvangelyk genoten heb , en verder door ware dankbaerheid zal trachten te verdienen. God, dit is myn vuurigfte wensch, fchenke U uit den vollen hoorn zynes oneindige» overvloeds eene ruime bedeling van allerlei heil! lang bloeie onder uw opzigt deze wereldberoemde zetel der Geleerdheid! en, wanneer de nakomelingfchap uwe graftomben nadert, noeme zy U met eerbiedige en dank-  44. REDEVOERING. dankbare liefde, Voorftanders van den Godsdienst , Verdedigers der Vryheid , Vaders van het Vaderland! Ik fpoede mytotU, zeer vermaerde Mannen , doorkundige Hoogleeraren! In uwen luisterryken rei ziet Gy eenen jongeling inlyven, die meer door vlyt, dan door overvloed van geleerdheid) zich aen Uf zal aenbevelen. Gewaerdigt U den zodanigen te ontvangen, en hem te vereeren met die genegenheid, waervan hy reeds, veele proeven ondervonden heeft. "Wat my betreft, ik zal het altyd als myns pligt befchouwen uwe vriendfchap door ze» digheid en vredelievendheid te winnen. Ulie-? den inzonderheid, hoogstgeachte Leermee* fiers i door wier handen ik gevormd en geheeld ben; aen wien ik, ?t geen ik van we* tenfchap bezitten mogt, voor het meerde* d:el dank wete , zal ik diezelfde eerbiede* nis 3  REDEVOERING. 45 juis , die ik als Leerling betoond heb, als Ambtgenoot betoonem , ' Allerbezonderst fmeek ik om uwe hulp,om uwen raed, Eerwaerdige Godgeleerden! aen wien ik my , tot myne groote blydfehap , verftrengeld zie, deels door gemeenfchap van ambt ^ deels door banden van verpligting. Tot U neem ik toevlugt^ aen uwe trouw beveel ik my. Bemoedigt eenen zwakken jongeling; onderfchraegt hem, als hy wankelt; richt hem op, wanneer hy valt. Ooren beloof ik U voor beftraffingen zo wel als opwekkingen open ; eene tong afkerig van allen twist; eene ziel eindelyk, die tot allerlei dienden gereed en zonder nyd da naftreeffter wezen zal van uwen Lof. Uliedenzeer gewenschte Jongelingen! Ulieden vooral , die der Godgeleerdheid geheiligd zyt, onbegroet te laten henen gaen zou onbetaemlyk wezen. Ik kome tot U met een hart, bereid om U te  46 REDEVOERING. te dienen en geheel overgegeven aen de bevordering van uwe belangen. — geen1 arbeid , geene hagtwaken zelve zal ik ontzien ; óm, naer de maet myner kragten," voor U en Voor de Kerk van Christus nuttig te zyn. Jk bid U, uitmuntende Jongelingen ! gebruikt ook mynen arbeid, hoe gebrekkig die ook wezen moge. •»— niet als leidsman, 't welk met myne jaren niet ftrookenzou, maer als metgezel en vriend biede ik U myzelvera aen. By den onfterfïyken God, by \ heil der Kerke, die van U eene goede hoop voedt, bidde en betuige ik U , dat gy dien weg' volgt, op welken ook ik Uzal trachten voorte gaen;dat Gy alle uwe zorg, alle uwe vlyt aen de beoefening des Bybels befleedt. Dezen tog in de openbare Vergaderingen' uitteleggen zal het werk zyn van de meeften uwer door geheel hun leven: en gelooft my, tot het wel dragen van eenen zo wigtigen last  REDEVOERING. 47 last zullen U de kragten ontbreken 5 ten zy Gy vroegtydig op het recht verftand der gewydde boeken U toelegt. Wel aen derhalven' en niemand onzer late zich affchrikken door de beletzeis , die vooral op dezen moeielyken weg te overwinnen zyn! 't geen fchoon is, ligt fteil: eri nergens elders wordt de zwaerte des arbeids Zo ruim vergoed door overvloed van vruchten. Maer, wat hebt Gy myne vermaningen' nodig? de Godsdienst zelve, in onze dagen door veelen zo ftoutelyk beftreden, fmeekt om uwe hulp. De gewigtigfte verborgenheden van ons geloof wankelen, de troon van den Godlyken Middelaer waggelt , het rylc der vrye genade trilt op zyne grondflagen; ten zy de Leeraers onzer Kerke zich toeleggen op dé uitlegkunde, en, gewapend met dit zwaerd,de fnedigheidder tegenftreeveren in het verdraién en verkeren van een aen-  48 REDEVOERING. aental Schriftplaetfen getükkiglyk tegengaen. Laet ons, myne jeugdige Metgezellen! fiienschlyk gezag mistrouwende , alles beproeven aen den regel der gewydde bladeren: dan en dan eerst zullen wy de gronden des zuiveren Godsdienftes volkomen kennen, dan en dan eerst zullen wy de hëmelfche Waerheid voor alle fmet beveiligen en onbevlekt aen de Nakomelingfchap overleveren. IK HEB GEZEGD.'