Il020:! TC £  Bibliotheek Universiteit van AmsterrW 01 3290 1067  PETER ALEXOWICZ, czaar van rusland, OF DE ZAMENZWEERÏNG inMOSCOW; TOONEELSPEL, NAAR HET HOOGDUITSCH VAN J. M. B A B O, DOOR A.- BRUGGEMANS. Te dordrecht, bij PIETER van BRAAM, m d c c c.  Vervloekt zij oproer! Duizend onfchuldige offers vallen door hetzelve, eer het nog den tiran Hechts é£n hair krenkt. Muiterij verfchaft den bloeddorftigen Vorft een jubelfeeft, het gerecht een' van bloed druipenden ecrcmaaltijd , den goeden de martelkroon, het volk onvermijdelijk verderf, en den muiter vloek! IV. BEDRIJF II. TOONEEL.  Die Strelizen is de oorfpronglijke titel van dit ftuk: dezelve fcheen mij niet genoeg den inhoud aanteduiden; ik verkoos daarom het den naam van deszelfs Held te geven, als meer overeenkom/lig zoo wel met de behandeling als met den geheelen zamenhang. Eenige kunstvrienden maakten aanmerkingen op de langwijligheid des Hoogduitfchen ftijls. Ik gevoelde de juistheid derzelven , en verkortte dien zoo veel mogelijk , zonder echter daar door, zoo weinig als door eenige veranderingen, welke ik noodzaaklijk oordeelde% het Jiuk te benadeelen. Het moge mijnen lezeren, en , indien het mogt vertoond worden, den aanfchouweren geen minder genoegen geven dan mij de overbrenging, en ik zal mijnen arbeid beloond achten. Dordrecht, Oogstmaand 1800. B. PER-  PERSOONEN. De czaar. Een minister. Een generaal. O ssak of. maria paulona ossakova, zijne gemalin. fedor os sa kof, kuft ZOOtl. suchanin. postoserdof. Een officier. strelitzen. wachten. Hei Tooneel is in Mofcow. PETER  PETER ALEXOWICZ, of de 2AMENZWEERING in MOSCOW. TOONEELSPEL. EERSTE BEDRIJF. Een open plaats, op welke verfcheiden flraaten uitloopen. Het is nagt. » EERSTE T O O N E E L. ossakova en prostoserdof komen uit een der flraaten. ossakova. I; het dan nog zoo vroeg, dat men hier niemand ziet noch hoort? prostoserdof. O ja, het is vroeg en duister. . ossakova. Nagt en duisternis ftrijden tegen het licht, even als de ongerechtigheid tegen de deugd; en hier fchij■nen zij overwonnen te hebben. — Welke drie nagten! één derzclven komt mij langer voor, dan mijn gantfche leeftijd.. prostoserdof. Gij hebt, ook uw eigen tijdrekening.  PETEPv ALEXOWICZ. OSSAKOVA. Ik tel dezelve naar mijne ongerustheid; naar miine vrees en zorg en hb'gend verlangen. Gij ziit een levendig-dood uurwerk, dat zich Hechts werktuiglijk beweegt. PROSTOSERDOF. Des te beter. O S S A K O VA. O, niet altoos. In de dagen van mijn geluk was het niet zoo met u. PROSTOSERDOF. Des te erger. O S S A K O VA. O ja! hadde ik toen behoorlijk tellen geleerd, ik zor.de het thans kennen. Wie nooit gelukkig was, kan nimmer ongelukkig worden. — Prostoferdof! PROSTOSERDOF. Beveel. OSSAKOVA. Denkt gij dat wij hem hier zullen zien? PROSTOSERDOF. Ik kan u niets verzekeren , dan dat deze dezelfde plaats is, ivclke men, mij heeft aangewezen. O S S A K O VA. En dat mijn zoon dagelijks, zeer vroeg, over deze plaats naar de kerk gaat? PROSTOSERDOF. O S S A K O VA. Maar waarom kwam hij dan gisteren en eergisteren niet? PROSTOSERDOF. Vraag hem dit zelf als hij koomt. « s-  TOONEELSPEL. 3 ossakova. Zoo hij echter ook heden niet koomt; zoo hij iiimmer koomt! prostoserdof. Zoo weet ik niet waarom. ossakova. In het gebied der heerschzucht huisvest de pest, en zij woont in het oog van den Despoot! op wiens wenk boei, knoat en bijl in de handen zijuer beulen fchitteren. — prosïoserdof! veelligt wil de Czaar ook mijnen zoon aan zijne majesteit opofferen! prostoserdof. Foei! die onverzadelijke majesteit! ossakova. Of welligt houdt krankheid, de gezellin der armoede, hem aan zijn leger gebonden, en zaligt de laatfte kragt der jeugd uit ziine aderen. Ach,' vriend! waarom wilt gij niet bij hem gaan? prostoserdof. Om dat ik hem daar door zou verraden. Zie, ik cliene u Hechts in het geen u nuttig kan zijn. Gij zijt uit deze ftad verbannen, en moogten moest hier niet zijn. Mij kent men. Indien men mij bij uwen zoon Zag , zou niet terftond de verfpieder: vraagen: „ Wat toch doet Prostoferdof, de Strc„ litz, bij den zoon van Osfakof? wie zendt hem? „ wat brengt hij?" Men zou u naarlpooren, men zou u vinden en 11 ltraffen. o s s a k o va. Wie denkt aan ons? wie kent ons? wie wil ons kennen ? 1'r.ostoserdof. De argwaan. A a os»  PETER ALEXQWICZ. o s s a k o va. Voor den argwaaan des héerfcters zijn wij te klein geworden. prostoserdof. Neen , de argwaan des heerfchers is nog groot genoeg voor ons, veritrooide, vernietigde Strelitzen. Hij verdeelde onze dappere bende, dew'rl zij te magtig voor zijne heerscbzucht, en te gevaarlijk voor zijnen troon fcheen. Geloof mij, ieder' dag deukt hij li 'g aan de Strelitzen. Op de fchouderen van ons dapper corps rustte de glans der Moscovifche kroon; verëenigd was het weleer der Czaaren flut en flelm; en nu, verftrooid, verdelgd, kan geen Strelitz den verdelger onverfchillïg zijn. ossako va. - Stil! ik hoor iemand. prostoserdof. Zoo laat ons ter zijde gaan. TWEEDE TOONEEL. suc1ianin, de voorigen. s u c n a n i n , by zichdelven. V oor de laatstemaal wil ik het dan heden nog beproeven. Vïnde ik in hem denzelfden onverfchilligen, koelen jongeling, z-oo moge het ontwerp blijven fteeken,. indien het anders niet zonder hem tot ftand kan komen. ossakova, zagt tegen Prostoferdof. Ga een weinig'nader, misleiden is hij het. suo  TOONEELSPEL. 5 suchanin. Hoor ik niet iemand ipreeken? ossakova, als voeren. Hoort gij? Ga bij hem; lpreek hem aan. prostoserdof. Dat is gevaarlijk; laat ons nog wat wagten. Indien het een verfpieder is , zal hij zelf wel nader' komen. SüCIIANTN. Wat toch hebben deze lieden hier te doen? (i/j> gaat befchroomd ter zijde.~) o s s a k o va. Nu, dan zal ik hem aanfpreeken. Waarom zou om ons geheel Moscow met verfpieders vervuld zijn? prostoserdof. Voor uwe rekening dan. Ik zal mij intusfehen bereid houden tegen alle ongeval, 't welk uvye praatzuchtige tong hier zou kunnen veröorzaaken. — Is de mensch gevaarli'.k, en herkent hij u, zoo weet ik geen ander middel, dan hem terftond neder te houwen. Dat zult gij dan uwe fpraakzaamheid te danken hebben. (Hij neejnt zynen blooten fabel onder den arm, en houdt zich opmerkzaam naast haar.) o s s a k o va. Goede vriend! gij hebt ons vroeg opgewekt. Wij zijn vreemdelingen, door de armoede genoodzaakt op deze open plaats te veruagtcn. s u c H a N i N. Dat is niets zeldzaams; men heeft hier de Rus-: lïfche gastvrijheid ter deure uitgeftooten. o s s a k o va. Voormaals was een goedhartig jongeling altoos de eerfle, welke in onze herberg kwam. A 3 su-  6 PETER ALEXOWICZ. s u c h a n i n. Dat was Osfakof. ossakova. Osfakof"? kent gij een' mensch, die zo heet? s u c ii a N i x. De verbannen vader lijdt in Siberiën , en de zoon leert hier vergeeten wat hij is. o s s a k o va. Zoo nauwkeurig kent gü hen? — Wie zift gij? s u c ii. a N i N. Deze vrouwlijke ftem fchijnt mij niet geheet onbekend, hoewel dezelve hier in ivioseow zeldzaam klinkt. Ik zal fpoedig zien of gij de geene zijt, voor welke ik u houde. Mijn naam zij de proef, — Ik heet Suchanih. ossakova, hem naderende. Suchaiiin! Welkom, mijn vriend en huisgenoot! prosïoserdof die, tot hier toe, ten hoogflen bezorgd, en ah gereed ftond om toe te Jlaan , fteekt zijnen fabel op> s u c h a N i N. Nu, waarachtig! zoo zijt gij Maria Paulona, de gemalin van mijnen lieven Overften! Laat mij den zoom van nwkleed kusfehen, beste, Weldaadige vrouw! Gij waart fteeds de , goede moeder der Strelitzen, en voorzèker heeft Peters banvloek, welke ons verdelgde, nog uw hart niet voor ons gefloten. Gezegend zij de dag, op welken ik u wederzie , en een woord van vader Osfakof hoor! Hoe leeft hij, mijn waarde Bevelhebber? ossakova. Stil, ftil! vraag niet hoe iemand leeft, dien het Jevcn ter draf gemaakt is. — Indien ik u dit zei' ^ Sevaarh.k .achten , den zoo wreed beledigden „ üslakof weder tot den man te maaken, die zich „ zou küimefi 'wreeken. Ik heb voor niets te „ danken; doch veel, veel aftcrekenen." FEDOR. . Gerechte hemel! nu begrijp ik alles. — Van dezen kant heb ik ons noodlot nimmer befchouwd. ioen de Czaar zich mijner opvoeding aantrok, hield ik  T O O N EELSPE L. 1? ik deze zorg voor een vóórreken vnn ons weóétkeereno geluk, en mijne looze of goedhauiffc geestelijken verderkten mij in dezen waan, — O nu . veifta ik het beter ! Suchanin -heeft gelijk. Mijnkinderacntig hart erkende als wekiaaden, wat decks de gevolgen der dwingelandij waren; — gen ik hem die mij tot wees ,-raaakte, dank fchuldig, dat hij zich mijner aantrok? - Moeder! uwe reden eji Uwe tegenwoordigheid hebben mij in ene nieuwe, wereld Verp aatst. kom!'kom! voord van hier, naar mijn vader! ' OSiAKO VA. Wat wilt gij daar? •FE D OU» O, waarlijk v.w Moederhart kan sesn deel aan ' O S S AK O VA, 1 iW^^m wat wilt gij daar, bij dien man der elende ? ïlor lxu,sfen? ! .21! nis ter. O ja; maar niet de befehermer van eene groote natie, van een magdg volk. GENERAAL. En niet zoo algemeen bewonderd en bemind, door uwe onderdaaircn. czaar. Ei, wat bemind'. Ik weet zélf wel, dat men een' Czaar niet uit hoofde zijner majesteit, of om zijne fehoone oögén beminnen kan. Indien ik algemeen bemind ware , zoo zouden de Strelitzen, en nu Wel reeds ten vierdenmnal, niet hoppen door oproer gelukkig te worden. Ik ohtfla u van foortgelijke' Hof- R complimenten. Het kleinde deel mijner onderdaanen 1 is verlicht genoeg om mijne goede 'oogmerken inte- i zien. De grootde hoop 'is tegen mij, dewijl ik hen j ( uit hunnen ouden geliefden flaap wek , waarin de ( Paa*  T OONEËLSPEL. «3 Paapen en baatzuchtige ambtenaars hen gaarne nog zouden houden. —, (tegen den Generaal.) Breng Osfakova in de voorkamer. (De Generaal vertrekt.) DERDE TOONEEL. DE CZAAR, DE MINISTER. CZAAR. Heb ik u niet gezegd, dat de Strelitzen mij nog lpel zouden maaken? MINISTER. Natuurlijk! van zulk een trotsch, nauwverbonden corps, dat gewoon Was zijn' Czaar wetten voor te fchrijven, liet zich niets anders vervvagten. CZAAR. En juist daaróm behoorde deszelfs'affchaffing Wezenlijk tot mijn plan. — Wat zoude ik toch groots en goeds voor het welzijn mijner Rusten hebben kunnen onderneemen, indien ik, even als een turkfche Pacha, bij eiken Hap, voor deze Janitzaaren had moeten fidderen ? MINISTER. Men hield hen altoos voor de beste troepen des Rijks. CZAAR; Dapper Waren zij, de ontembaaren; doch men kan thans bij een leger eerder den moed, dan de onderwerping ontbeercn. — O, ik zal hun wel meester worden! Het komt 'er flechts op aan hen te tooneii, dat zij met geen' lafaart te doen hebben; met geen' Czaar , die zich voor hun agter zijne lijfwachten of C placaaten  24 PETER. ALEXOWICZ, placaaten verbergt. — Goed zoo! Mijii eerde toornige inval zal wel wederom de beste zijn. minister. Genadigfte Czaar! om 'shemels wil! .... czaar. Wat? minister. Uwe Majesteit zal toch haare allerhoogde perfoon niet zelf in gevaar dellen? czaar. Mijn allerhoogde perfoon.zal den Czaar ontzag verfchaffen. — De Strelitzen hebben moed; mijn moed alléén kan hen dus overweldigen. minister. ' Wat wil echter uwe Majesteit tegen de wraakzucht dezer woedende muiters onderneemen? czaar. Hunne wraakzucht? — Goed gevraagd!. — Nu, dat zal zich wel fchikkcn. Tegen de wraakzucht is een algemeen middel; dat over het geheel zelden feilt. — Doch, wat gij nog niet Weet, — mijne goedhartigheid heeft mij weder een' trek gefpeeïd, die hier hoofdzaaklijk te pas komt. Vóór omtrent' vier weeken heb ik den Overden der Strelitzen, Osfakof, zijne vrijheid gefchonken. minister. Zou die misfchien czaar. Daar denk ik over. — Het fmertte mij van den man; de berichten des Gouverneurs waren hem allen gundig. Hij voedde geen de minde hoop meer, zijne vrijheid immer te zullen herkrijgen; en juist dit bewoog mij dezelve te verhaasten ; want hij hield mij, of voor wreed, of voor vreesachtig, en dit moet niemand van my denken. m i-  TOONEELSPEL. 35 minister. Echter de beweging der Strelitzen, de vrijheid van hunnen geliefden Osfakof, de aankomst zijner vermetele echtgenoote, die deze ftad op doodïtraf verboden was; — alle deze omftandigheden zijn bedenküjk. czaar. Men zou 'er immers op zweercn, dat dit alles zeer nauw te zamen hing; en echter is,het niet zoo. Geen mcnsch hier in Moscow kan weeten, dat Osfakof vrij is. Ik kan heden zelf eerst bericht krijgen werwaards hij gegaan is. — Roep Osfakova iner; en zorg dat aan het Hof en in de ftad niets van de beweging der Strelitzen bekend word; geen woord! minister. Door mij geen woord. (Hij vertrek.') czaar. Daar bevind ik mij wederom in een' toeftand, van welken honderd andere Vorften nimmer zouden droomen. Met enkel beveclen en ondertekenen, dat bij hun difcwÜs zoo toverachtig werkt, ware hier niets uittevoeren. VIERDE TOONEEL. de generaal, die ossakova geleidt'? czaar. .generaal. Hier is Maria Osfakova. czaar, zagt'tegen den Generaal. Op eer en leven verbied ik u een enkel woord van ée beweging der Strelitzen te ontdekken. Houd inC a tusfehea  PETER ALEXOWICZ. tusfchen een waakzaam oog. (De Generaal vertrekt. De Czaar wendt zich naar Maria, die geknield ligt, en befchouwt haar met een fcherpen blik.}— Osfakova! waarom kwaamt gij in Moscow ? OSSAKOVA. Om mijn' zoon te zien. C Z A A P-. Uw' zoon? — Ja, ik herinner mij, hij is hier in de fchool. —■ En daarvoor gaafie gij uw -leven prijs? OSSAKO VA. Uwe Majesteit heeft mijn leven zoo laag gefield, dat ik bij alle mijne armoede niets geringers meer lieb. — Daar boven zal het meerder gelden! CZAAR. Sta op! — Dagt gij verborgen te blijven, of hebt gij op mijne goedheid gezondigd-? OSSAKOVA. Het eerfte, groote Czaar! CZAAR. Hoe kost gij dit hoopen, drum op uwe komst 'm deze Stad doodftraf gefield was? O S S A K O V A. Juist daarom meende ik nog zekerer te zijn. Wanneer uwe Majesteit op zulke geringe , natuurlijke misdagen doodftraf (telt; zoo zal het leven uwer onderdaanen wel goedkoop worden. Men waagt het lifter, en men heeft meer hoop bedekt te blijven, dewijl een mensch zich niet gaarne tot zulk een' prijs met 'menfchenbloed bezoedelt, — Geen-Rus heeft mij hier geleverd. C Z A A 11. Waarom geen Rus? Zie daar uw trotsch en roekloos vertrouwen op uW voormaalig aanzien bij het arauw. Dat was het, wat u zoo vermetel maakte «r ... orn  TOONEELSPEL. 3? om in de ftrafbaarfte uitdrukkingen van uwen Czaar te fpreeken, Stad en Hof met uwe fmaadredenen te vervullen. ossakova. Uwe Majesteit vertrad mijn leven , mijn hart, mijne hoop, — en de worm kromde zich. czaar. Gij allen hieldt mijne handelwijze voor onrechtvaardig. ossakova. En — nog! czaar. Wijf! uwe trotsheid voert u tot den fcherprechter! ossakova. Dien weg weet ik buiten uwe gerechtigheid niet te vinden. Wat zou ik toch vreezen, daar ik niets meer heb te höopen? czaar. Maakt dit u zoq vermetel ? Gij hebt ongelijk deze hoop op te geven; (haar fcherp en doordringend aanziende,) want de Strelitzen zijn mannen , die immers altoos nog raad weeten ? ossakova. Deze fchimp vergroot mijne elende niet. czaar. Waarom wordt in mijnen mond dat geene ten fchimp, wat u anders tot troost is"? o s s a k o v a, O groote Czaar! waarom wilt gij mij toch fïrafbaarer vinden , dan ik reeds ben ? Mijn hoofd behoort immers reeds aan uwen beul! czaar. Dat weet ik, en een ieder zal geworden wat hem behoort. — Doch (als voor en in haare oogen lezende, •■ C 3 zullen  38 PETER ALEXOWICZ. zullen de Strelitzen het mij nier ten kwaaden duiden ? Ik moet mij wel in acht rieemen voor ulieden. os sakova, met zigtbaaren flrijd tegen de uitbarfting van haar ovcrkropt hart. Ach! C z a a r. Wat denkt gij 'er van, Osfakova ? ossakova. Ik moet, ik moet dus de Majesteit van den Gebieder beledigen! Men dwingt mij het vonnis des doods te verdienen! Wel nu; ik fmeek niet om mijn hoofd, en fpreek vrijmoedig de waarheid. (*) Slechts de tiran kan het offer befpotten, dat hem zi',n bloeddorst brengt! — Waarom valt deze onvefzoenlfke haat op den naam Osfakof, bij weiken nog niemand een' flegten bijnaam heeft durven voegen ? — Gij hebt ons huis vernietigd, en oniiiifpreeklijke elende over ons gebragt. De wreedheid zelf zou te rug beeven, *vannecr zij het lijden van mijn' gemaal, en mijne fmerten zag! —- Gij zijt Alléénheerfcher, Gij zijt Rechter. Wij hebben'.tegen uwe wilkeur niets, dan ons menfchenreeht en onze deugd. Hier zijn door Gods hand aan de dwinglandij haare grenzen gefield. Poogt gij ook deze te overfchrijden , zoo doe het met'het moordzwaard in de hand, maar niet in den mantel der gerechtigheid gehuld. Gij worgt, —-■ worg mijn' gemaal, mij, en . . r , QZy barst uit in traanen.) O mijn Fedor! czaar, (*) Gewoonlijk fpreeken de Rusfen hunnen Czaar aan met de woorden: „ Heer! laat mij mijnen kop, en vergun njlf^e waarheid te zeggen," Dit verfchriklijk complimentjpmitond ten ti.de van den Czaar boris gvd&how.  TOONEELSPEL. 39 czaar, getroffen, bij zich zeiven. Hoe wordt het hier plotsiings zoo ilil ? — Osfakova! ossako va. Mijn zoon! mijn arme zoon! czaar. Wat zou hij ? wat deert hem ? ossakova. Ook hij zal het moeten ontgelden, dat ik zijne Moeder ben. — O grootc Czaar! laat mijn dood u genoeg zijn, en fpaar toch den onfchaldigen jongeling! czaar. Haai hem hier; ik wil hem zien. ossako va. Ik? — hem haaien? czaar. Ja ^ breng hem bij mij. ossakova. Ik? — hem brengen? — Moet hij mij zien fterveu? Ha! dit fcbouwfpel, ongehoorde moordenaar! ... O, God! God! czaar. Maak mij niet dol, wijf'! pak u voord! En wilt gij mij den jongen niet brengen , zoo ga met riem waarheen gij wilt. ossakova ft aart hem onbeweeglijk aan. czaar opent" de deur. Ga heen! (Osfakova niet van haare verbaasdheid kunnende bekomen, zoo roept hij in de voorkamer:) Maria Osfakova is vrij! (De Minister en de Generaal verfchijnen aan de deur, door welke men meerdere hovelingen in de voorkamer ziet.) ossakova, zich aan zyne voeten werpende. Vrij! C 4 czaar,  40 PETER. ALEXOWICZ. CZAAR. Men laate haar onverhinderd gaan , waarheen zij wil. ' OSSAKOVA. Ben ik indedaad vrij? CZAAR, Overtuig uzelve, en ga. o s s A K O VA. En ook mijn zoon? CZAAR. Was die het niet a'roos? OSSAKOVA. En ook mijn gemaal? CZAAR. Die is Voor ditmaal is het genoeg, a;a, Paulona! (*) 5 OSSAKOVA. Genoeg voor uwe Majesteit; niet voor mij, wie alles ontbreekt. Doch alvoorens ik een verzoek waage, moet ik eerst hier op mijne knieën een misdaad bekennen, de eenigfte, waar toe ik ooit bekwaam was. CZAAR-, opmerkzaam. Spreek \ os- (*) Dat de Czaar hier Osfakova bij haaren vaderlijken naam, paulonAj noemt, heeft voor haar eene bijzondere, zeer gunItige betekenis. Het geeft eene afftraalende goedheid te kennen, en zij waagt nu vrijmoedig het volgend verzoek. — Het gebruik der vóór-, toe- en gedacht - naamen, heeft bij de Rusten bijzondere eigenfehappen , en het is nooit en nergens hetzelfde , of men zich van den een' of anderen , of vaH meerdere te gelijk bedient,  TOONEELSPEL. 41 ossakova, op den toon eener plegtige belijdenis. Ik hield mijn' Czaar voor wreed, bloeddorftig, onverzoenlijk;'— hij is het niet! czaar, goedaartig. Neen, waarlijk niet! ossako va. Neen, waarlijk niet! Hij fchenkt mij vrijheid, daar ik den dood verdiende. Wat laat zich van deze grootmoedigheid niet hoopen? Ik breng mijn' zoon, ó onze toeverlaat! aan uwe voeten; en zult gij hem den vader wel weigeren , wanneer hij u , 6 vader! om hem fmeekt? czaar. Nu, ga dan, Osfakova! ossakova, bedroefd. Czaar! waar zal ik heen? czaar. Daar gij waart. ossakova, van fmert nattwlijks kunnende fpreeken. Ach! .... ik was .... in elende. (Zij rertrek( weenendef) czaar ziet haar, met deelneeming, na, en roept, nadat zij reeds de deur uit is: Vergeet niet uw' zoon te brengen! (bij zichzelven.') Zoo zij misfchien te hard behandeld wierd, wil ik het aan haaren zoon vergelden. (De hovelingen in de voorkamer beïeveren zich de ■ voordgaande Osfakova het bevel van den Czaar te fierzeggen. Men verliest hen met haar uit het gezigt. Slechts de Minister blijft, als op bevel wagtende, aan de deur ft aan.} C 5 VIJF-  42 PETER ALEXOWICZ. VIJFDE TOONEEL. czaar, minister. czaar. Dat wijf heeft mij warm gemaakt. minister. Zij fchijnt geene traanen gefpaard te hebben. czaar. Hm! waren het Hechts traanen geweest! doch zij heeft mij met eene waarheid verrascht, voor welke ik haar veel fchuldig ben. Het betrof de juftitie. minister, Zoo vermetel? — czaar. Neen, neen! zij heeft gelijk. Onze juftitie heeft zich grootlijks misgrepen, toen zij deze vrouw eene ftad verbood, in welke toch haar zoon was, minister. Ik kan niet vinden czaar. Gevonden had ik het ook niet; doch ik heb het fevoeld. Het leven mijner onderdaanen zal wel goedoop worden, — zoo zeide zij — wanneer men op zulke geringe, misdagen doodftraf fielt. Wordteenmaal zulk een geringe tax voor een' Menfchenkop ingevoerd, zoo zal men koppen genoeg kunnen doen vallen. — Zij wierd te hard behandeld; en welligt ook haar gemaal. minister, verlegen. Uwe Majesteit heeft niets, aangaande de Strelitzen, ontdekt? CZAAR,  TOONEELSPEL. 43 czaar. Niets en alles. Zoo veel naamlijk, dat Osfakova en de haaren niets van een zamenrotting weeten. Echter vertrouwde ik haar niet geheel. Vrouwelist is grenzeloos. Ik verzweeg haar, hoe bezwaarlijk het mij ook viel, de vrijheid van haar' gemaal, op dat niet misfchien dankbaarheid haar te rug hield, indien zij anders reeds aan een complot aandeel had. Ik wil weeten waaraan ik mij met deze lieden houden kan; wij moeten elkander nader lecren kennen. minister. Zoo ik echter, onder verbetering czaar. Dank, dank! ik weet reeds wat gij zeggen wilt; doch dit is geen conferentiezaak. Het gaat mij aan, mij, Peter Alexow'icz. Ik heb, gelijk gij weet, alle ■achting voor uw' wijzen raad; maar 'denken en handelen is, dunkt mij, ook mijn pligt. Tot ja of neen zeggen, wanneer een zaak hairklein voorgekauwd is, ware ook een mijner lakeien goed genoeg. — Gefield ook, ik bega een' misflag, zoo maak ik dien, op mijne rekening, weder goed. Hoewel ik ook denzelven wel kon afrekenen tegen de misdagen, die fomwijlén hier en daar in plano begaan worden. minister, glimplagchend. Verfchopn mij, genadige Czaar! deze behooren ook reeds op uwe rekening, czaar, Helaas, waar! Doch daarom zal ik u ook zoo fcherp mogelijk in de kaart zien; en bij den Opperregeerer zal ik mij dan met een enkel, eenvoudig fpreekwoord rechtveerdigen: Een fchelm doet meer dan hij kan! ZES,  44 PETER ALEXOWICZ. ZESDE TOONEEL. DE VOORIGEN, DE GENERAAL. Cjenadige Czaar! een oude Strelitz verlangt, onder voorwendfel eener zeer gcwigtige ontdekking, gehoor. CZAAR. Laat hem komen. GENERAAL. Het is een Strelitz, uwe Majesteit! MINISTER. Een Strelitz, genadige Czaar! CZAAR. Denkt gij dat ik doof ben? De Strelitz kome, GENERAAL, En hij begeert uwe Majesteit alleen te fpreeken. CZAAR. Alleen? — Nu, dat zal zich wel fchikkcn; hij kome! (De Generaal vertrekt.) Ik wed dat ik raade wat gij denkt. Gij vervvagt zeker in dezen Strelitz een' vertwijfelden iluikmoordenaar, MINISTER. Ik vrees dat het wel mogelijk kon zijn. CZAAR. Dat zou mij toch verwonderen. Doch maak u rnaar niet ongerust, wij zijn drie tegen één'! GENERAAL. ZE-  T O O N E E L S P E L. 4f ZEVENDE TOONEEL. bk generaal, prostoserdof, de voorigen. prostoserdof, ISFu, wie is dan hier de Czaar? czaar. Kent gij mij niet? prostoserdof. Zederd veele jaaren flechts bij naam. Gij zijt het dus? ei, ei! czaar. Zou het u liever zijn, zoo ik het niet ware ? prostoserdof. Hm! waarom? Als het toch één zijn moet, zo» is het evenveel wie. czaar. Zoo! — Nu, ter zaak; wat brengt gij ? prostoserdof. Een misdrijf, of een goede daad, naar het uitvalt. czaar. Spreek duidelijk? prostoserdof. Czaar! laat mij mijn' kop behouden, tot ik de waarheid gezegd heb. — Ik zou u iets kunnen ontdekken , iets, waarvan ieder woord zoo veel waardig, ware, als eene Provintie van uw Rijk: doch daarvoor zoudt gij mij ook iets moeten belooven. czaar. Gi] komt dus om met mij te handelen? prostoserdof. Ja- czaar.  46 PETER ALEXOWICZ. czaar. En gij zoudt zwijgen, zoo ik u niets voor uw geheim gat? prostoserdof. Voorzeker zwijgen. c z a a r. Hetwelk toch, naar uw hoog voorgeven mij, uw' Czaar, en mijri Rijk, uw Vaderland, betreft! prostoserdof. Zoo is het. Beloof mij daarom mijn verzoek te voldoen, en ik zeg alles wat ik weet. — Wat ik verlang is ^geen goud , geen arnpt om te kunnen knevelen of fteelen, geen vergiffenis voor een of ander misdrijf; .flechts iets gerings, waartoe uwe gerechtigheid buiten dat verpligt is. Vindt gij mijn geheim niet gewigtig genoeg, of mijn verzoek onbillijk, zoo zal alles niets gelden. czaar. Nu, de handel is eerlijk. (Tegen den Minister en Generaal.) Dunkt het u ook niet? minister. Maar hoe vermetel, met zijn' Monarch over pligt te handelen! prostoserdof. ' Waaróm vermetel? Handelt ook niet de Czaar met ons? moeten wij hem zelfs niet voor het verlof, van té mogen eeten en drinken, goede munt betaalen? minister. En de handhaving der wetten, de zekerheid van het Rijk, de befehaviiig der Natie, rekent gij dan voor niets? prostoserdof. Gij moogt u bij deze rekening, hier aan het Hof, wél bevinden, maar ik en mijns gelijken czaar.  TOONEELSPEL 47 czaar. Nu, heeft uw geleerde ftrijd haast een einde? minister. Verfchoon mij, genadige Czaar! deze vermetelheid czaar. Toch niet! wij zullen flechts denken, hij zij onze Hofnar. •—- Hoor, Oude! Ik ga den handel aan, en beloof u, op uwe eigene voorwaarden, u verzoek te zullen toeftaan. prostoserdof. Een man, een woord! Doch, Czaar! flechts u alléén kan ik mijn geheim ontdekken. czaar. Waaröm dat? Dit zijn mijne vrienden. prostoserdof. Vrienden! O, laat u toch niets wijs maaken. czaar, ftreng. Spreek > of ga heen! prostoserdof, den Czaar bewogen -aanziende. O , onze toeverlaat! ik zal fpreeken. — God (la mij bij! Ieder woord weegt honderd ponden zwaar op mijne ziel. — 'Er is muiterij gaande. — Muiterij tegen u, Czaar! c z a a r. Is dat alles? prostoserdof. Neen; ik zal woord houden en alles zeggen. — God ontferme zich over den ouden verrader! — Het is eene zamenzweering der Strelitzen. czaar, koel. Zoo ! en -verder ? prostoserdof. Zesduizend gewapende ftaan in de nabijheid der flad 'gereed-, en wagten flechts op het teken. czaar.  48 PETER ALËXOWICZ. \ czaar. En de belhamels? prostose rdof. Zin hier in Moscow. c z a a r. En heeten? prostoserdof. Ach, dat woord is vcrfchriklijk.' — Suchanin* czaar. Wie nog meer? prostoserdof. Slechts dezen weet ik; bij hem verzamelen zich de anderen. czaar. Wanneer ? prostoserdof. Waarfchijnlijk heden. czaar, na eenig bedenken. Kunt gij mij niet in deze vergadering brengen? prostoserdof, verwonderd en ontfleld. Hoe ! ; Neen, liever derven! — Doch — zoo gij misfchien daarheen wilde om de zaak in het vriendelijke af te doen, zoo zal ik u het woord geven , op welk men u terdond zal binnen laaten. De minden kennen u. czaar. Wat is het woord? prostoserdof. Slechts u alléén, Czaar L ik kan niet anders. czaar , tegen den Generaal en Minister. Te rug! ([ Prostoferdof zegt het hein zagtjes.) — Goed. Uw kop is mij borg voor de waarüeid. , Gij blijft hier tot ik wederkom. prostoserdof. Goed; maar niet langer. czaar.  TOONEELSPEL 4-> czaar. Neen, bij mijn terugkomst zijt gij vrij. (Tegen tien Generaal.) Daarvoor zult gij zorgen. PROSTOSERDOF. Nu, mijn verzoek. .... czaar. Gij hebt woord gehouden, man! ik zal het ook doen. prostoserdof, knielende. Ik fmeek nu om het loon mijner verraderij. Ontferm u mijner! Eerlijkheid, dankbaarheid en trouw hebben mij tot een' oneerlijken , ondankbaaren en trouvvloozen fchurk gemaakt. Ontferm u mijner, en geef mij Maria Paulona vrij! czaar. Osfakova? prostoserdof. Ja; mijne goede weldoender, de gemalin van mijnen liefden Overdeft en vriend. Ik beloofde hem bij de hand, haar te zullen befchermcn en onverlet te rug te brengen. Gij echter hebt haar. ... gevangen doen neemen, dat Weet ik zeker. czaar. Is dat uw gantfche verzoek? prostoserdof. O ja; voor het leven van dit, mij aanvertrouwd, duur pand, offer;ik u mijn' kruisbroeder on, en van harten gaarne mijzelven daar b'j. czaar. Verander uw verzoek, vadertje! (*) Gij moogt bij onzen handel het meeste voordeel niet hebben. p r o s- 00 Peter hield veel van de diminntive der naamen. Zoo aoemde hij de erusthaftlle Bojaaren, bo visje, Fedortje &c.  50 PETER ALEXOWICZ. prostoserdof, God ia den hemel zij mij genadig! Ik moet Maria levendig bij den armen edelen Heer brengen. — Aarfel niet, wankel niet! heb medelijden met een' armen ouden man, die geen andere uitkomst wist, dan in meineed, dood en vertwijfeling! CZAAR. Nu, oude man! — Osfakova is ,weg. pro stose'rdof. Weg? — Waarheen V — Hebt gij haar reeds zoo fpoedig. . . . („ter dood haten brengen?'1'' wil hij zeggen, doch hij duidt dit aan door eene beweging, die eenvoudig, edel en duidelijk kan zijn, zonder in het belagchlijke te vallen.) czaar. Zij is voord, levendig en vrij. prostoserdof, zich met beide handen voor V hoofd fiaanSe. Wee mij, elendige! czaar, toornig. Hond! wat berouwt u? prostoserdof. O, arme Suchanin! czaar. Moet ik u voor een' zot, of voor een' booswicht houden ? prostoserdof. Liever voor dat, wat daar tusfehen behoort, — voor een' domkop. — Czaar! gij weet niet hoe zoo iemand als ik te moede is. Ik weet niet of ik droom, dan — of alles zoo zij! (Hij ziet bedroefd den een' na den anderen aan.) czaar. Geef hem aan de wacht over, en kom te rug. n GE-  TÖÖNÈÉLSPEL, Si L generaal. Kom! Prostoserdof. Is Maria Paulona vrij? czaar. Ja, zeg ik u. prostoserdof. God loone ü daarvoor.' — Wanneer gij Suchanin laat ter dood brengen, zoo zeg hem: Het gefchiedt Voor Maria Paulona; en, geef acht, — hij lagcht uwen beul m het aangezigt! (Hij vertrekt met den Generaal.) AGTSTË TOONEEL czaar, minister, daarna de generaal. czaar; INfu , zoo waren wij dan daarövcr bekommerd. ( Na eenig diepdenkend zwijgen.) Het is toch 1'mertlijk, dat mij een gelijk lot treffen moet met den grootden tiran. Miskend>, gehaat van een groot deel mijner onderdaanen, daar ik toch zoo welwillend geheele nagten voor hun welzijn doorwaak, en alle levensvreugde aan mijnen pligt opoffer! Waar is dan de draf der tirannen? waar mijn loon? minister, met warmte. In de verkleefdheid van het beste gedeelte des volks, in het oordeel dat (op zijn hart wijzende) hier geveld wordt, in dat van den eeuwigen Rechter, in den zegen der nakomelingfchap! —- Doch uwe Majesteit weet dat zelf beter, (gelaaten) De beste Monarch vindt altoos meer verhindering, meer D a ' te-  $a PETER ALEXOWICZ. tegenkanting, meer zorg en kommer, dan hij, die Hechts voor zichzelven zorgt. Wie recht, waarheid, verdienden en eerlijkheid wil doen gelden, maakt veel misnoegden; doch hun vloek is; vruchtbaare zegen, en hun tandengekners kan de overëenftemming der beter gezinden nimmer dooren, even als daï.r, waar huigchelarij, onderdrukking en eigenbelang om den troon daan, waar iedere vleiende leugen heete kóolen op het hoofd van den tiran verzamelt, en waar de jubelzang van de daaden des heerfchers bedaan zal in de jammerende vervloeking der nakomclingfchap! czaar. Het verhéugt mij, vriend! dat gij over dit capittel nog in vuur kunt gcraaken. Dagelijks zeg ik dit mij zeiven, en echter . . . . i generaal, met een pak papieren. Een Courier brengt deze depêches. czaar. En de Strelitz? generaal. Spreekt geen woord, en is zeer treurig.' czaar. De zonderlinge grijskop! (Hij opent het pak en beziet verfcheiden papieren, tot hij het rechte vindt.) Ha, ha! uit Siberiën! (Hij leest.) ,, Osfakof heeft, „ terftond na zijne bevrijding, den weg naar Moscow „ genomen „ en wel met zulken ongemeenen fpoed, „ dat hij veelligt mét, 'of mogelijk nog wel vóór „ dit onderdanig bericht aldaar kan zijn aangeko„ mén." — Ongetwijfeld is hij reeds hier, want om een onderdanig ambtsbericht vooruit te komen is geen toverij nodig. — Of wel enkel toeval alle deze menfehen en omftandigheden te zamen brengt? — Nu,  T O O N E E L S P E L, 53 Nu, dat zaj zich ontdekken- — (Tegen den Generaal.) Geef gij terilond in ffilte bevel, dat men aan alle poorten nauwkeurig acht geeft op de uitgaanden, vooral op lieden van die en die geltalte, — de befchrijving laat ik aan u over, ^ naamlijk Strelitzen , Ösfakofs, Suchanins en diergelijken. Komen zulken; men boude hen aan, en brenge hen bij mij. — Zorg ook dat eene Compagnie van de Garde in de wapens kome; doch alle lieden, waarop men ftaat kan maaken. Deze marcheeren, op het uur., dat ik u nader bepaalen zal, naar den omtrek van Suehanins wooning. Nu , vaart wei! (Beidegaan heen,) — Ja, het blijft 'er bij i Men moge het roekeloosheid noemen , "of hoe men wil; het blijft 'er bij! Ik moet hen eindelijk zelf overweldigen. Zij'moeten den Man in mij leeren fchatten, zonder dat verlangt de Majesteit te vergeefsch gehoorzaamheid en eerbied. Einde van het tweede bedrijf. D3 DER-  54 PETER ALEXOWIOZ. DERDE BEDRIJF. Een zaal in het huis van Suchanin. EERSTE TOONEEL. suchanin, eenige z aam gezworen en; daarna ossakova. suchanin. ï_Twe belooning zal de grootheid, van uwen dienst evenriaren: doch alles wat mijn haat en mijne woede vermogen., zal den eerden verrader zeker treffen. Dit is de zaal. Bij hemel en hel mag niemand hierin, dan die het woord geeft. Wie dit geeft, hij moge 'er uitzien zoo hij wil, trede vrij binnen; want ieder dér zaamvérbondenen heeft het van mii zelf. — Wie komt daar? — Gaat heen, en fcherpt uwen moed, door de overdenking van geluk en verderf! (Zij. gaan, aan verfchillende zijden, te gelijk heen.) ossakova, komt haastig op. Suchanin! waar is hij? suchanin. Uw zoon? Dat weet ik niet; ik zag hem zedert heden morgen vroeg niet meer. Doch, Maria Paulona! indien men u ontdekte! ossakova. Indien men . . . .! Ik liep reeds door alle ftraaten der ftad, zogt mijn' zoon, en vond hem niet; zogt Prostoferdof, en vond hem niet. suchanin. Ik bid u, vertoef toch niet. 'Er komen veel menfchen hier, en .... . os-  TOONEELSPEL. 55 ossakova. Laat hen, laat hen! Gij weet nog niet wat heden gebeurd is. Ik werd gevangen, tot den Czaar gebragt; hij fchonk mij vrijheid en leven; hij beval mij mijn' zoon te haaien. suchanin, verfchrikt. Hij ... .? Ha, hoe listig! De zoon had kunnen ontfiiappen; de Moeder moest hem zelfvangen! ossako va, Hoe-! .... suchanin. Gij vondt uw' zoon niet? — Ga flechts naar den Czaar! die zal wel weetcn waar hij is. ossakova, na eenig naar denken. Suchanin ! uw haat geeft u vermoedens in , waarbij geen zamenhang is. Waarom zou mijn zoon ontvlugten ? Waaröm zou ik hem vangen ? Waarom zou de Czaar hem mij onthouden? suchanin. O , om het waaróm bekommert men zich aan het Hof niet veel. ossakova. De Czaar is geen bedrieger. Hij zag met goedheid op mij neder. Hoopgeving ftraakie uit zijne oogen: hoopgeving op de vrijheid mijns gemaals. — Ta, waarlijk! ik zou den Czaar kunnen beminnen, indien ik hem niet moest haaten! suchanin. O, zoo bemin hem, bemin hem hartelijk! Uw arme Man in Siberiën zal het u niet kwalijk neemen; want leven en vrijheid zijn immers een gefchenk, — ó, een gefchenk, dat ... . ossakova. Welligt geen gefchenk ? D 4 suc-  56 PETER ALEXOWICZ. suchanin. Ta toch. Daarom bemint en prijst men den gever, ichoon ook het geen hij fchenkt bet zijne niet is. ossakova. Zeker, Suchanin! zeer zeker. Doch het is eene algemeene zwakheid, die men in de grooten der aarde met zoo nauw neemt. — Dankt ook niet de dapperlte voor het hem opgedraagene Commando? de wijste voor de bekomene Ministersplaat-? ? daar toch de Beheerfcher alléén behoorde te danken — O hoe gaarne, hoe vuurig wilde ik hem danken, wanneer hy mijn Gemaal vrij liet! . Suchanin. ■ Verbaazende omwenteling! één blik herfchept menlchen! In den .morgeiiftond vervloekt men cfe Despoten, — de Czaar lagcht, — en des middags . . . ossako va. Vervloekt men de Despoten nog. suchanin. In Siberiën wel! ossakova. Ook hier. Geloof mij, ik ken u beter, dan gij mij kent. — De tijd verloopt. Gij weet niets van mijn zoon? suchanin. Niets. ossakova. En gij hebt ook geene vermoedens? tv , , , suchanin. Die heb ik u reeds gezegd. — Ik raadde hem, volgens uw verlangen, dat hij zich van hier zou weg maaken. Misfchien dat men iets daarvan bemerkt en hem vastgehouden heeft. — Doch, gelijk ik zeg, flechts gisfingen. 8 J os  TOONEELSPEL. 57 ossako va, En uw raad? • suchanin. Mijn raad. . . . ossakova. Gij fchijnt verlegen. suchanin. Mijn raad zoii zijn, hem niet zoo angflig, zoo openlijk te zoeken. — Het flaat tien! Verfchoon mij, eene dringende bezigheid .... (Hij gaat haastig heen.) o s s a k o va. Wat is dat? — De looze, onderneemende Suchanin heeft het voorkomen van iemand, die uit overmaat van verftand eene dwaasheid, of uit eerlijkheid eene misdaad begaan heeft, of begaan wil. — Zou het ook wel mijn' zoon betreffen? Wist Suchanin zijn noodlot, en verborg het mij ? Heeft veelligt die Officier hem reeds gevonden, hem tot vlugten overreed, en daarna — verraden? — O, ik zottin! Een' vreemdeling het heiligfte toe te vertrouwen! Wie zijn leven om foldij verkoopt, drijft voorzeker ook handel met zijne eerlijkheid. (Zij wil heengaan, doch ontmoet Suchanin, die terug komt,) suchanin. Ja, zoo is het. Mijn raad zou zijn, hem niet; zoo openlijk, zoo angflig te zoeken. ossakova. Zeg liever: te wagten tot hij zelf komt. s u c h a n i n. Dat ware zeker wel het beste. o s s a k o va. Suchanin! Suchanin! gij hebt u wel een Weinig van uwe verlegenheid herfteld, doch ik heb reeds D 5 zoo  58 *PETER ALEXOVVICZ. zoo veele mannen gezien, die met geen leugen of bedrog kunnen te recht komen, dat mij deze armzalige veinzerij niet meer kan misleiden. G j bedriegt mij voorzeker, Het beste is dus^ dat ik het tegendeel van uwen raad volg, en mijn' zoon recht openlijk , recht angib'g zoek. Indien gij mij toch wilt vóórliegen, zoo helpt geen bidden, geen fmeeken, geen weenen; want Suchanin is te zeer een Man, dan dat,hij iets ten halven zou doen, al ware het ook een fchelmftuk! (Zij vertrekt.) TWEEDE TOONEEL. suchanin, alken. G a flechts, goede, fchcrpzigtige Osfakova! De uitflag zal bcflisfen of het een goed of (legt bedrog zij; of men het ding met den naam Schelmfluk, of Heldendaad zal doopen! — Dit bezoek zal ik nog lang gedenken! Een Tartaar, met dolk en werp- fpiets gewapend, ware mij welkomer geweest, Slechts de zoon ontbrak nog! Hoe ligt ware des jongelings vuur uitgebluscht, wanneer hij van deze nieuwe genade des Czaars gehoord had! De hemel verhoede hunne zamenkomstj Hunne zwakheid kon een ontwerp verïedelen, dat ik met het bloed mijner vermoorde vrienden diep in mijn hart gefchrevén heb, en dat daar nimmer, nimmer uitgewischt zal worden! Waar blijft Fedor Osfakof? Het is thans de tijd , dat hij beloofd had te komen. Hèeft misfchien weder een nieuwe twijfeling zijn' iever verkoeld ? O, dat weekge- vormde kinderhart! Nauwlijks laat men het tijd om koud  TOQNE ELSPEL. S9 koud te worden, of het trekt zich in zijn' voorigen plooi te zamen. Welke moeite had ik 'niet, bij het laatite geiprek, om Hechts één vonkje weder te vinden! DERDE TOONEEL. fedor, suchanin; daarna strelitzen. f e d o r. D aar ben ik met klokflag, en met nieuwe kwelling. suchanin. Hoe dat, vriend? f e d o r, Mijne Moeder .... suchanin, fa ZESDE TOONEEL. ï)e open plaats van het eerfie bedrijf. ?edor, alleen, G een Próstöferdof hier ? — Nu, zdo zal ik mi) op het wagten dienen te oefenen. Wie Weet hóé dikwils Wij elkander reeds, doof dat wisfelvallig zoeken, gemist hebben! — Men ffloge het mij bij Suchanin kwalijk neemen; Wat ik hier verzuim is pligt. — (jNa eenig twijgen, j Ontzettend! hier zat mijne goede Moeder nog dezen morgen ; én nu kart ik mij haar dood, verworgd voordellen! — Doof wién? ■waaróm ? — Door een' mensch, dien God geene volmagt, geen' ftcffipel van hoogêre kragf, niets, niets boven mij Vooruit gaf; die alles neemt $ die veelligt mijne Moeder liet doódefl, óm dat Zij tegen zijnen luim, ert tegen Zijn welgevallen, dat, hij tiranniek tot een wet ftemptdt, misdeed; dewijl zij hkr kwam, waar zij tóch Zoó' Veel recht heeft té Zijrr als hij zelf. — Rechtveer dïge God! wanneer de eene mensch zoo alles naar zich trekt, alles neemt vVat hij wil, — waaróm zou dan' dé andete mensch niet zoo veel neemen als hij haft? ZEVENDE T'OONÈEL. czaar, fedor. ^ Jc z a a r. ongman!' waarom hebt* gij ons gezelfcfiap zoo w jedig verhaten ? E 2 fe-  68 PETER ALEXOWICZ. FEDOR. Heeft Suchanin u dan niet gezegd, waarom ik ben heengegaan ? CZAAR. Ik bleef niet lang daar, om u hier te vinden. FEDOR. Ik dank u voor deze bijzondere deelneeming. Vermoedelijk moet ik die op rekening van mijn' Vader ftellen; want ik kan dezelve niet verdiend hebben, daar ik u zelfs niet eens ken. CZAAR. Van verdienen is hier de vraag niét; maar gij hebt mijne deelnéeming" gewonnen. Geloof mij, 'er wordt in de wereld meer gewonnen en gevonden , dan verdiend. — Met uw' Vader ftond ik zoo, zoo; uw iever echter, uw goed, openhartig gelaat, en uwe eenvoudige zinverklaaring hebben mij bevallen. — Wat zoekt gij hier? FEDOR. Ach! ik zoek wat ik nimmer had moeten verliezen: mijne goede, edele Moeder! CZAAR. Waar is die? FEDOR. Ik vrees in handen van den Czaar! CZAAR. Ware zij dan daar zoo kwalijk? FEDOR. Hoe moet ik deze vraag verftaan? CZAAR. In fcherts, vriend! in fcherts. Doch daartoe is de zaak te gewigtig. — Zeg mij eens, Fedor! wat zoudt gij gedaan, gedagt, gewenscht hebben, wanneer de Czaar, Peter Alexowicz, plotslings en on-  TOONEELSPEL. 69 onvoorziens — van bet voornéemen der Strelitzen onderricht — midden onder uwe rede — in onze vergadering bij Suchanin verfchecnen ware? f e d o r. Wanneer hij? ... . 9 O," met die nuttelooze fcherpzinnigheden! CZAAR. Ik wenschte toch uw antwoord te hooren. fedor. . , Mijn openhartigst antwoord 'is — dat ik u er geen geven kan. c z a a p. Dit is wel goed; echter het kon beter zijn. fedor; Evenveel. Het beste is hier zoo goed als in 't geheel geen; want het beste gefnap over onmogelijkheden is zinneloosheid. czaar. Het fchijnt u dus onmogelijk? — jongman! hoed u iets zoo te noemen! In de zedelijke wereld zijn volitrekt geene onmogelijkheden. En waarom fchijnt u dat, wat zoo natuurlijk is, onmogelijk? De Czaar hoort van een complot muitende Strelitzen; hij twijfelt — en met meerder recht — aan de mogelijkheid van het bellaan zulker zedelijke gedrochten. Om zich te overtuigen gaat hij heen, fielt zich in hun midden, en hoort en ziet — «, jongeling! de vaan des oproers zwaaien! fedor. Oproer? — Indedaad zoo noemt bet de Czaar. czaar. : En wanneer hij dan zoo op ééns, alléén en rustig voor u ftond; wat zoudt gij wenfchen, denken, doen ? «ft ü E 3 fe-  ?9 PETER ALEXOWICZ. fedor. Ha! dat beeld ik beken het — is verrasfcherjd 1 c z a a r. Antwoord! f e d o r. Ik zou mijne Ouders, mijne goederen, mijnen Itand van hem vorderen, czaar. Heeft hij die? fedor. Ja, ja, hij heeft die. czaar. En hoe heeft hü die bekomen? fedor. Zoo als alles, door geweld. czaar. En van waar heeft hij dit geweld ? f e d q r , /pottend. Van God misfehien! Waar is de bekragtiging? czaar. Jn de {tem van het volk. fedor. Ha! goed, Wie dus zijn Hem te rug neemt is vrij. czaar. Toch niet, jongman! Daarover moet men eerst het ander gedeelte vraagen , of dat hem ook vrij fielt, of 'er geene. fchulden afterekenen zijn. — Oproermaakers en andere misdaadigers neemen ook hunne (rem terug, dewijl sij het verdrag verbreeken. Zijn zij daarom vrij? fedor. Maar wie is. dan het ander gedeelte, dat «ulk eene nauwe- rekening kan vorderen ? czaar. Pe Natie, en, in haar' naam, dé Czaar. fe?  TOONEELSPEL. 71 FEDOR. En deze Czaar vermag alles? zijne magt heeft geen grenzen, geen richtihoer? CZAAR. Hij vermag meer dan gij en ik ; hij zou echter niet 'meer vermogen dan wij beiden, en hij met een' ander', indien hij onze Czaar alléén , 'en wij zijn gantfche volk waren. FEDOR. Nu, dan ware toch onze welvaart het richtihoer en eenigst doel van zijn geweld? CZAAR. Niets anders. FEDOR. Zoo breng mij dan de verbanning mijner Ouderen, de vernietiging van onzen ftand en geluk, met den welvaart van Rusland overëen , met dit eenigfte, hoogde doel van het algeweld des Czaars! CZAAR. Dat zou de Czaar wel kunnen. FEDOR. Hij móest het ten minden kunnen; indien hij het echter niet kon ? CZAAR. Gij zijt geen Rechter daarover. FEDOR. Wie dan? CZAAR. God. "FEDOR. Ha! daarheen dus, daarheen blijft ons dan de weg open, wanneer onderdrukking, vervolging, heerschzucht en dwinglandij ons het leven tot een hel maaken? Onze verbrijzelde harten mogen flechts E 4 in  72 PETER ALEXOWICZ. in halfluide gebeden hunnen jammer verkroppen ? Ik moei mijn' Vader in elende , mijne Moeder'in beuls handen zien, zonder ve klaagcn, zonder aan redding of wraak te mogen denken ? En wanneer het den Czaar inviel mij', hier, voor uwe o**■  8ó PETER ALEXOWICZ. ossakof geeft Suchanin en de andere Strelitzen de hand. suchanin. God bewaare u bij uw goed vertrouwen, en doe u geen fchadelijk gerucht van het Hof te gemoet waaien! Vaarwel, mijn Overfte Osfakof! (De wacht gaat met de gevangenen in den Toren.) officier., ter zijde. Osfakof! (hij nadert hem.') Zijt gij Osfakof? ossakof. Ja- officier. Vertoef hier eert oogenblik. Jk heb eene boodfchap van belang aan u. ossakof. Aan mij? officier. Zoo gij Osfakof zijt, ja. ossakof. Ik wagt u. (De Officier gaat in den Toren, van welken de deur gefloten wordt.) — Eene boodfchap aan mij?'Hoe,kom ik toch, daar ik, zederd agt jaaren, thans voor de eerftemaal een kwartier-uurs in Moscovv ben, aan boodfchappen met dezen mensch? — Zou hij misfchien mij dat fchadelijk gerucht van het Hof, van dien lagenenden vijand te gemoet brengen ? — Ja, ja, S uchanin! ik denk aan u! DER-  TOONEELSPEL. 18 DERDE TOONEEL. ossakof, prostoserdof. I prostoserdof, buiten adem. [He!— kunt gij mij niet zeggen — of Suchanin — lot de Strelitzen — QHij befchouwt Osfakof.) of— of — C Hij treedt te rug en wrijft zich de oogen.) of ik bij mijne zinnen ben, dan wel of ... . ossakof. Ja, ja, Suchanin werd gevangen hierin gebragt, en Prostoferdof is bij zijne zinnen. prostoserdof. Zijt — zijt gij het? ossakof. Ik zelf. prostoserdof. Nu — (eenig zwijgen.) ossakof. Nu, oude! hoe is het? prostoserdof wenkt'Osfakof om te zwijgen, en ftaart hem lagchend, doch met zigtbaare ontroering, aan. ossakof reikt hem de hand, welke hij, in vervoering, aangrijpt en aan zijn hart drukt. prostoserdof, na een1 zwaar en zugt, — Zoo! nu is het voorbij! ossakof. Wat dan, vriend ? prostoserdof. Hm! wanneer mij iets — zoo geweldig ontroert — ils nu uwe vrijheid en tegenwoordigheid, — ó, Vlijnhter! dan wilde ik liever brullen dan fpreeken; F en  ga PETER ALEXOWICZ. en dewijl het brullen zich dan ook niet fchikt, zwijg ik liever geheel ftil. — Gij hier, en vrij? ossakof. Mag ik mij verheugen hier te zijn? mag ik, Prostoferdof? prostoserdof. O ja, toch; verheug u! ik denk dat alles wél is. Slechts de arme Suchanin ossako f. Beklaag den muiter niet! Wat zogt hij in oproer, de onzinnige? Kon de herinnering aan zijns Vaders ftraf hem niet wijzer maaken? Wat wilde hij toch met een handvol Strelitzen tegen millioenen , die voor den Czaar (laan? Ik zelf, ik, de zoo zeer verdrukte Osfakof. zou het eerfte mijnen fabel tegen den verrader getrokken hebben! prostoserdof. Mij dunkt, ik hoor een' engel fpreeken! En — niet waar, Mijnheer! wanneer een eerlijke oude man naar den Czaar ware gegaan, en had Suchanin ver . . . raden; — verfta mij wél: niet om hem te verraden; maar met een goed oogmerk, om veelligt een' anderen eerlijken man van een groot ongeluk te bevrijden: — niet waar, gij zoudt den ouden eerlijken verrader niet van u ftooten? ossakof. Ik zou hem vricndfchapli'k de hand reiken. — Maar, Prostoferdof! mijne vrouw en mijn zoon, waar zijn zij? prostoserdof. Ach! hoe ligt is het mij! ossakof. Waar zijn zij, oude vriend? p r o s.  TOONÊELSPEL. 83 PROSTOSERDOF. Vermoedelijk zijn zij thans wc! bij elkander. Ik I zal u maar bekennen, dat ik hen zeden drie imren ,| niet meer zag; want ik was bij ... . bij een' °oe- den vriend, en daar liet men mij nu eerst van daan. ! Mijn eerde gang was herwaards , om te zien of Suchanin en zirne makkers. . , . Doch, kom! wij i zullen uwe geliefden zoeken. Kom! (*) VIERDE TOONEEL. DE VOORIGEN, DE OFFICIER. I OFFICIER. , Il/en woord ! — De overeenkomst met dit portrait ff "jet overtuigend genoeg. — Zijt gij indedaad Osfakof? OSSAKOF: Waarom twijfelt gij? Ik verwagt niets goeds, en evenwel ben ik het. Niemand zal zich immers den naam van een' ongelukkigen willen toeëigenen. OFFICIER. Ik zag de Dame wel niet bii het licht; maar zij [ fcbeen mij toch te jong voor zulk een' zoon. Gij moet mij mijne bedenklijkheden vergeven! 10 S S A K O F. ' Des te liever, dewijl ik dezelven geheel niet verfta. OF- I (*) Onder deze reden van Prostoferdof komt de Officier 'uit den 'jToren, en houdt de van Osfakova ontvangene beeldtenis in de ihand, welke hij met de trekken van Osfakof fchijnt te vergelijken.'  g4 PETER ALEXOWICZ. officier, toont hem de beeldtenis'. Verftaat gij dan dit? — Wie bezat dit portrait? ossakof. Maria Paulona! Vanwaar hebt gij het? het behoort mij, mij! officier. Maria Paulona Osfakova, recht; gii zijt het. Ik ben zeer verheugd, dat ik dezen last volvoeren tan. _ Deze Dame is heden .... van hier vertrokken. Zij gaf mi), dewijl ik de cenigfte getuige haarer afreize was, dit waarteken, om u te kunnen zeggen, dat gij haar volgen zoudt, terftond, fpoedig, zonder verwijl. Dat is mijn last. (Hij reikt hem het portrait toe, en wil heengaan.) ossakof. Maar waarheen zal ik haar volgen? Waarheen? officier. Waarheen? — Ach! (verlegen.) Zoo ik het wél heb, naar .... Poolen; - ja, naar de Poolfchc «•renzen. (Schielijk.) Daar hebt gij het portrait. Ik beloofde heilig het te zullen overgeven , en u te ze™en, dat gij haar zoudt volgen, terltond, Ipoedig"^ zonder verwijl. Ik houde woord , en weet verder niets. Gelukkige reis ! VIJFDE TOONEEL. ossakof, prostoserdof. ossakof. — Ook ik weet niets, — niets, dan dat ik het ceene mijne Maria van levenlooze dingen het hoogst fchatte,'hier in mijne hand heb! Zij droeg het als een  TOONEELSPEL. 85 een heiligdom aan haaren boezem, en flechts de do id, of iets dat niet minder is dan de dood, heeft het haar kunnen ontrukken! Suchanin! Suchanin! ik denk aan u! — Hier zijn dingen voorgevallen, die reeds, eer ik dezelven nog weet, mijne verbeeldingskragt geheel hericheppen. Wat kan het niet nog worden L Nu, Prostoferdof! is alles wél? In de drie uuren, welken gij bij uwe goede vrienden hebt doorgebragt, moet hét zich bij de mijne grootlijks veranderd hebben! prostoserdof, diepzinnig. Zoo hoor ik. ossakof. U vertrouwde ik mijne echtgenoote aan. prostoserdof. Dat weet ik. ossakof. AVaar is zij gebleven ? prostoserdof, ah VOOTCll. Zoo ik het wél heb, naar de Poolfche grenzen. ossakof. Oude dwaas! fcherts niet met Osfakof! prostoserdof, wordt bij dezen naam plotsüng opmerkzaam. Wat beveelt mijn Overfle? ossakof. Verfchaf mij mijne Maria weder! prostoserdof. — Hoor dan , hoe het heden ging. Ik moet nu alles zeggen, anders kost gij mij ... . ossakof. Voor een' zWetfer houden. — Ter zaak! prostoserdof. Maria Paulona fcheidde dezen morgen vroeg, toen F 3 zij  86 PETER ALEXOWICZ. zij met haar' zoon fprak, vrijwillig van Prostoferdof. Toen zij naar huis wilde gaan werd zij opgeligt en tot den'Czaar gebragt. OSSAKOF. Tot den Czaar gebragt? PROSTOSERDOF. De oude Prostoferdof vernam het, ging tot den Czaar, en — verkogt hem het geheim der Strelitzen, dat Suchanin hem .... aanvertrouwd had, voor het leven en de vrijheid uwer gemalin. OSSAKOF. Gij? PROSTOSERDOF. Doch de koop was bedorven; want eer de oude Prostoferdof kwam, had de Czaar Maria Paulona reeds vrij laaten gaan. OSSAKOF. Vrij? PROSTOSERDOF. Prostoferdof moest intusfchen in het Kremelin in arrest blijven , en men ontflocg hem flechts vóór weinige oogenblikken: nu kwam hij hier, en vond u. OSSAKOF. En wat intusfchen gebeurde weet gij niet? PROSTOSERDOF. ; Ik hoorde van de gevangenneeming en den dapperen tegenweer der Strelitzen; Suchanin had.eenigen van zijn eigen en van des Czaars volk ncérgefabeld, en was in dezen kerker gebragt. Van u, van uwe vrouw, van uw' zoon vernam ik geen woord. OSSAKOF. Of zij ontvlugtte om gewigtige redenen, of de Czaar beval haar het land te verhaten ; want in plaats van doodftraf, onbedongen vrijheid . . r Suchanm  ÏOONEELSPEL. 8? Suchanin heeft gelijk; die plotslijke veranderingen zijn vcrdagt. — Ik moet voord, oude! prostoserdof. Voorzeker; één van, ons moet haar agter na. os8ahof. Dat moet ik. — Die ongelukkige! Vlugtend dwaalt zij nu rond, zonder troo;t noch hulp! Ach! welk 'een fmertelijk oogenblik moet het geweest zijn, toen zij het laatfte, eenigfte, kostbaarfte pand een' vreemdeling, den eerften den besten, aanvertrouwde! Iets gerings kan haar daanoe niet bewogen hebben. — O Czaar', Czaar! ik kan beter'wreedheid verdraa-gen, dan valschheid! prostoserdof. Maar waarom heeft hij u dan vrij gelaaten? ossakof. Waaröm? — Ook bij dit woord denk ik weder aan Suchanin; die wil van geen waaróm weeten. Is het wonder dat .ik mistrouwend ben tegen hem, die mij alles ontnam ? die mij agt jaaren lang Doch ik wil daar niet aan denken. Veelligt is alles anders dan wij waanen; maar ik moet voord. Met ieder oogenblik, dat wij hiér verfnappen, vlugt mijne arme vrouw een fchrede verder. Vaarwel! * ïrostosêrdof. Mijnheer! ossakof. Wat wilt gij nog, prostoserdof, treurig. En wat zal de oude 'Prostoferdof? ossakof. Vergeef, vriend! Ik vergeet ook zelfs mijn' zoon. Zoek "hem op. Indien hij niet met zijne Moeder mede is, breng hein ons dan na. Zoo dra ik F 4 mijne  88 PETER ALEXOWICZ. mijne Maria ingehaald heb — en ver kan zij niet zijn — wagten wij op u. prostoserdof. En wanneer uw zoon reeds daar is? ossakof. Dan wagten wij op onzen ouden, getrouwen Prostoferdof. ( Hij drukt hem de hand, en ijlt weg.) prostoserdof, levendig. Ga flechts, ga.! Ik vind u toch, al waart gij ook .... God weet waar. — Nu te raade! Waar zal ik het best zekerheid bekomen ? Is hij met züne Moeder mede, of bleef hij hier? Waar vind ik hem? Hoe leg ik het aan, om, bij deze omllandigheden, weg te komen ?. — Dit verèïscht iets, waar toe ik in mijn' geheelen leeftiid niet bekwaam was, — rijpe overweeging. (Hij blijft een poos nadenkend ftaan, en loopt vervolgens, terwijl hij fchielijk wil heengaan, de opkomende Osfakova in de handen.: Hij ziet haar verftomd aan, en wil Osfakof na-ijlen. Zij houdt hem tegen.) ZESDE TOONEEL, ossakova, prostoserdof. OSSAKO VA. Cxod dank, dat ik u vinde! — Houd firand, houd ftand! waarom wilt gij mij ontvlugten? prostoserdof. Laat mij, laat mij om Gods wil! Ddar, daar! (Hij wijst naar de fraat, die Osfakof is ingegaan.) os-  TOONEELSPEL. 89 ossakova. Blijf, oude vriend! Gij vreest mij te zeggen wat ik reeds weet. Ik weet alles. prostoserdof. Alles? ook dat hij hier is? zaagt gij hem? ossakova. Ach, ja! prostoserdof, gerust. Nu, dan is het wel. ossakova. Is hij hier? zaagt gij hem in.dezen kerker brengen? prostoserdof. Wien? ossako va. Hem, mijn' Fedor. prostoserdof. . Wat zou die hier? wat zou uw zoon bij Suchanin? ossakova. Ach, ja! wat deed hij onder oproermaakers, de arme, verblinde jongeling ? Suchanin , die booswicht, heeft hem verleid. prostoserdof. Verleid? uw' zoon? ossakova. Tot zamenzweering. De Czaar zelf vond hem midden onder de rebellen, nam hem zelf gevangen, prostoserdof. Uw' zoon? ossakova. Weet gij dat niet, vriend ? weet gij niet dat hij zal moeten fterven? prostoserdof. Uw' zoon ? F 5 os-  00 PETER. ALEXOWICZ. ossakova. Hij, hij zelf. O, herhaal dien naam niet meer! prostoserdof. Was uw zoon met Suchanin verbonden? ossakova. Hij was het, en — een der eerden! prostoserdof zinkt als zinneloos aan haare voeten. ossakova. Prostoferdof! — God! wat zal de Moeder, wan- j neer de vriend dezen flag niet verdraagen kan! — Prostoferdof! prostoserdof. Vloek! vloek! vloek! ossakova. Prostoferdof! prostoserdof. Ieder droppel van mijn bloed! ieder hair van mijn' grijzen kop! ossakova. Ach'! hij is krankzinnig! Arme oude man! prostoserdof. Verplet zijn' verrader, — zijn' moordenaar! ossakova. Raazende! wat ? prostoserdof. Ik .... ik heb hen bij den Czaar verraden! ossakova. Verraden? O, Duivel! hoe kost gij mij zoo lang met uw eerlijk masker misleiden? prostoserdof. Niet waar ? — O, ik wehschte dit oude hart den honden voor te werpen! os-  TOONEELSPEL. 9Ï OSSAKOVA. Doch .... gii wist niet dat de zoon van uw' vriend, de zoon van Osfakof .... PROSTOSERDOF. Neen , 6 neen! . OSSAKOVA. En al ware dit ook. Men noemt het plïgt, het is pligt wat gij gedaan hebt — U haaten, u vloeken mag ik niet; doch beminnen kan ik u ook niet meer. — Ga, waarheen gij wilt; wij zijn gefcheiden. PROSTOSERDOF. Reken niet zoo alléén met mij af; de Vader behoort 'er ook bij. OSSAKOVA. Zoo ga naar Siberiën, en haal zijnen dank. PROSTOSERDOF. Naar Siberiën? — Waarom daar? Hebt gij hem dan niet hier gezien? OSSAKOVA. Wien? PROSTOSERDOF. Uw' gemaal, hij zelf, hier en vrij! OSSAKOVA. Hier? Gij zijt buiten zinnen. PROSTOSERDOF. Gii hebt hem niet .... weet niet . . . .! Ha! daaröm ijlt h'n dan zijne Maria Paulona na! Houd ftand! hóud ftand! leer den moordenaar van uwen zoon kennen! (j Hij vliegt de frraat in , die Osfakof is ingegaan.) OSSAKOVA. Hij is krankzinnig! — Waarlijk, het is een groot ongeluk het verftand te verliezen; doch het is maar ééns, en het laatfte. Hij hier, en vrij! Groots  02 PETER. ALEXOWICZ. Groote God! Ik vrees dat de onzinnige Iwan mij zijne razernij heeft aangezet. Ik zweef, tusfenen hoop en doodsangst. Waar zal ik zekerheid bekomen? Mijn gemaal in vrijheid! mijn zoon op de gerichtspiaats! -—*- Algoede voorzienigheid! doem mij flechts niet tot vertwijfeling^ want zoo mijne zwakheid de overhand kreeg, zou ik niets vinden, dan onverwinlijke traanen over het opgeofferde. ZEVENDE TOONEEL. Een voorzaal in het Paleis, met verfcheidene uitgangen. de minister, de generaal, generaal, in 't opkomen. Onbegrijpli'k fnel heeft zich het gerucht in den omtrek van Moscow verfpra'd De Strelitzen, die flechts op het oproerteken wagtende waren, dringen nu bij hoopen in de ftad, en neemen dienst bij de Regimenten. Overluid roepen zij: ,, Czaar Peter is „ ons te groot en te fterk; wij zullen hem dienen „ en gehoorzaamen." minister. Hij gevoelt hieröver'voorzeker meer vreugd, dan over eene veroverde Provintie. Hoe lang gaf hij zich niet reeds moeite om deze woeste knaapen onder discipline te brengen! Beloften, bedreigingen, alles was vergeefsch. ge-  TOONEELSPEL. 93 generaal. Daaraan blijkt dat het voorbeeld eener edele daad fineer uitwerkt, dan honderd fchriftelijke bevelen. minister. Maar hoe gewaagd, hoe gevaarlijk was deze daad. generaal. Voorzeker; flechts een Peter Alexowicz kon dezelve onderneeinen; en . . . . minister. Genoeg, de uitflag was gelukkig; en wanneer dit daar nog bij komt. (Hij wijst op de papieren, welke hij in de hand heeft, j zullen de btrelitzen wel rustig worden. generaal. Welligt reeds het vonnis? — Waarom zoo fchielijk ? minister, de fchouders ophaalende. Hoog bevel. Ik maakte ook eenige aanmerkingen over gewoonten en formaliteiten; doch toen was het: ,, Op zulke bewezene misdaaden moet de ftraf „ onverwijld volgen; het lang draalen verzwakt bij den misdaadiger de bewusdieid der fchuld, en bij „ het volk de herinnering der misdaad." Gij voelt reeds wie dit zeide. generaal. Hm ! daar tegen is voorzeker de oude gewoonte niet befland. — Mag men weeten waartoe de Raad geftemd heeft? minister. Tot de doodftraf, dat verftaat zich;Tdoch over de wijze van ftraf, bijzonder voor de jbelhamels, kon men het nog niet écms worden. generaal. "Wat zegt dat ? Sterven is hier de hoofdzaak. I Maar de jonge Osfakof, — zou dan het getuigenis zijner  94 PETER ALEXOWICZ. zijner leeriiars, de herhaalde bevestiging zijner ortfchuld door Suchanin, hem niet redden? minister. Neen. — Denkt gij dat ik van pas kom ? — Waar mede houdt zijne Majesteit zich thans bezig? generaal. Met papieren, die waarfchijnlijk de Strelitzen betreffen. Ik zag ten minften vlugtig en van verre den naam Osfakof. minister. Hm! met deze Osfakolfen! generaal. Hebt gij wel opgemerkt dat zijne Majesteit, zedert eenigen tijd, met bijzondere deelneeming naar de gevoelens en handelingen van den verbannen Vader, 'en ook naar die van den zoon vernam? m i n i s té r. Ja, indedaad! — Ook op Siberiën kan men zich niet meer verhaten! generaal. Onder ons; zij werden te hard behandeld; en de Czaar fchijnt dit te gevoelen. minister, verrascht. Zoo! — Nu, dat zullen wij — onderons — dadr haten. QHij gaat in de kaïrièr van den Czaar.) generaal, hem naziende. Ja, nu! wie kan dan toch over de gevoelens van deze lieden uitwendig oordeelen ? AGT-  TOONEELSPEL. 95 AGTSTE TOONEEL. DE OENERAAL, DE OFFICIER. OFFICIER. H ier ben ik, ingevolge uw bevel, terug. Mijne dwaaling heeft juist het gevreesde gevolg gehad. Osfakof wilde zijne gemalin volgen, en werd aan de poort vastgehouden. GENERAAL. • En wist gij dan niets van het hoog bevel van heden , dat men geene Strelitzen, en vooral geenen Osfakof, uit de ftad zou laaten? OFFICIER. Ik was buiten dienst, en wist dus van niets. GENERAAL. Ik herhaal, dat gij u met deze zonderlinge boodfchap niet hadt moeten belasten. Doch uwe gedienitigheid voor fchoone vrouwen .... OFFICIE R. O, waarlijk! mijn misdag, dat ik den Vader voor den zoon nam, maakt haare fchoonheid juist geen vleiend compliment.. Ik zag haar flechts'in de ogtendfchemering, en zou, in zulke omltandigheden, ook elk ander' zulk een onfchadelijk verzoek ingewilligd hebben. Indien ik onbezonnen was , zoo blijve het gevolg voor mijne rekening. Ik verwagt zeker verwijt en flraf; doch dit zal mij niet terug houden om zijne Majesteit alles te ontdekken. — Her, tooneel dat ik daar even gezien heb .... GENERAAL. Wel nu? OF-  96 PETER ALEXOWICZ. OFFICIER. Maria Osfakova kwam juist door de flxaat, toeil men haar' gemaal met nog een' ouden Strelitz herwaards voerde. Het in menigte verzamelde volk kende Osfakof niet, en hield hem voor een' der zamenzweerers. Het tierde en brulde luid vloek over hem. Doch deze woede veranderde weldra in * 'een Hom medelijden, toen Osfakova haaren echtgenoot ■ herkende, aan zijnen hals vloog, en zich , geheel buiten haarzelven, met hem liet voordfleepen. Verfcheiden Strelitzen volgen haar, en willen den grooten Czaar zien; die, gelijk zij zeggen Hoort gij? men brengt hen reeds. GENERAAL. Kom aan dan; deze boodfchap zal u oogenbliklijk gehoor verfchaffen. NEGENDE TOONEEL. OSSAKOF, OSSAKOVA, PROSTOSERDOF. (De wacht blijft van verre, nauwlijks zigtbaar, aan den ingang ft aan.) OSSAKOF. "CjTenoeg, rmine waardftc! wij droomden een' zoon te hebben. Ik ben ontwaakt; ontwaak ook, mijriè Maria! Zie, wij zijn alléén; ons blijft niets overig dan onszeiven. .OSSAKOVA. Ach, ja! en met ons ijsfelijke elende! OSSAKOF. Nu, die verzelde ons reeds agt jaaren lang; laat t>ns dezelve verder geduldig lijden. os-  TOONEELSPEE. 9t OSSAKOVA. Maar zóó, mijn dierbaare gemaal! zóó kende ik dezelve nimmer. Wij verlooren vrijheid, Hand en vermogen, — geen' Zoonl OSSAKOF. Wat beweent gij, den zoon, of de misdaad ? OSSAKOVA. Een zoon beween ik; de misdaad vervloek ik, en nog meer de verleiding. Verleiding is fterker dan °-eweld en hartstogten. — O, laat mij toch mijne hoop! de Czaar is genadig. OSSAKOF. Des te ftrafbaarer zijn de muiters! OSSAKO VA, Zijn hart is vatbaar voor medelijden. OSSAKOF. Maar ook voor afkeer. OSSAKOVA. Mij kent de zwakheid en onbezonnenheid der jeugd. OSSAKOF. Maar ook haare pligten. OSSAKOVA. En weet hoe groot en fchoon het is, geleden ongelijk te vergeven. OSSAKOF. En hoe rechtveerdig het is, hetzelve te ftraffen. OSSAKO VA. Vader! — Wie is het, dien gij zoo ftreng ver-» oordeelt? OSSAKOF. Een oproermaaker. OSSAKOVA. Uw zoon! Voor u veelligt, uit liefde tot u, om u te redden, wierd hij .... G os-  j8 PETER ALEXOWICZ, ossakof. Een booswicht? voor mij? Nu, zoo bekragtige de Czaar mijn vonn is tegen hem: — hij ftervc! ossakova. Hij is uw zoon! ossakof. Hij fter ossakova verhindert hem, door eene omhelzing, het woord uit te 'breeken. O, vaderhart! ik gevoel uwe uitfpraak. Het zegt, uws ondanks: — hij fterve niet! TIENDE TOONEEL. DE voorigen, de generaal; daarna strelitzen; een weinig laater dé officier; ten laat ft en de minister. generaal, tegen Osfakof. Ik ben zeer verheugd , Mijnheer! u weder in Moscow te zien. — Men heeft zijne Majefteit bericht dat verfcheiden Strelitzen u op de ltraat gevolgd zijn. ossakof. Waarfchijnlijk wel als verdagt? Zij volgden mij, dewijl men mij herwaards üeepte, waar zij hoopten hunnen Czaar te zien. Daar, aan den ingang, hield men hen te rug. generaal. Zij kunnen komen. Zijne Majefteit toont zich aan vrienden en vijanden gaarne van nabij. (Hij gaat  TOONEELSPEL. 99 'gaat aan de deur, doet de wacht heen gaan , en roept Ide Strelitzen binnen, welken ziek allen aan ééne zijde, in de diepte der zaal, plaatfen.) officier komt virolijk uit des Czaars kamer. Mevrouw! ik heb zijne Majefteit van uwe boodfchap, van mijne dwaaling, van alles onderricht. [In plaats van fbSf bekwam ik dank, benevens den iaangenaamen last, {tegen Osfakof) Ü uwe vrijheid jaantekonuigen. ossakof. Ik dank u, Mijnheer! O s s a k O v a. Dank voor deze edele deelneeming. Doch mijn zoon .... officier. Ik weet niets van hem. Deze Heer zou misfchien .... (Hij wijst op den Generaal, die wederom- naar vooren komt.) ossakova, tegen de Generaal. Ik bid u, Mijnheer! fpaar de Moeder niet! Zij bezweert u, haar, onbewimpeld, het noodlot van paren zoon te zeggen. oeneraal. Bepaald weet ik het niet. Doch — het is goed 5ich op alles gereed te houden. — Het vonnis van iet gerecht was eenpaarig — de dood voor allen! ossako va. O, God! . . generaal. En flechts de genade .... minister komt haastig uit des Czaars kamer, en geeft den Generaal een verzegeld papier. De hier in benoemden fterven nog heden openlijk G £ voor  ioo PETER ALEXOWICZ. voor de oogen des volks, zonder verwijl of genade^ Gii zult de nodigê bevelen geven tot bet gcrichtscommando, en terdond de overige zaamgezworeneu hier doen brengen. ossakof, tegen den Minister. Ik bid u; wieri betreft dit vonnis? minister. De belhamels der muiters, (vertrekt met den Generaal?) ossakof. Kom, mijne Maria! wij hebben hier mets meer te zoeken. ossakova. Ik' alles alles! genade voor mijnend zoon, of den dood'voor mij. (Zij trekt hem bij de. hand met zich. ~) ossakof. Waar wilt gij heen ? o s s a k o v. A. Naar den Czaar. ossakof. En wanneer hij ons van zich doot? ossakova. Wmneer hii . . • • ? Zoo dooten wij ook dat. Wat hii ons beiden fcbonk, van ons. Indien wij draf baar ziln, zoo- gefchiede ons recht, zoo wel als onzen-zoon; en ziin wij het met, zoo worde het ons vergoed. (Terwijl zij wil heengaan komt de Czaar met eenig gevolg. Osjakova treedf ontfteld te rug; Osfakof knielt neder.) ELF-  TOONEELSPEL IOI' ELFDE TOONEEL. DB czaar, ossakof, ossakova, prostoserdof, de officier, strelitzen; 'tenlaaifienDÉ, generaal?;^ fedor etl z aamgezwor.enen. ossakof. Groote Czaar!' Osfakof knielt voor uwe Majefteit, en brengt zijnen dank aan uwe voeten, dat zijne verbanning .... czaar... "Goed, goed, Osfakof! Het doet mij flechts leed dat 'él bn uwe aankomst, in Moscovv, tcrftond weder onaangenaamheden hebt moeten ondervinden. Die braave man (op den Offmer wijzende) heft ons beiden dienst gedaan, dëwijj hij omlbndigheden op-, helderde, die in zichzelven zeer dubbelzinnig- waM - En uw zoon, Oslakof! weet gij de afgrijslijke gebeurenis? Spreek zelf, wat heeft hij* wel verdiend? ossakof. Den dood. czaar, barsch.En gii, Osfakova! wat heeft hij wel verdiend? ossakova. Verdiend? — Den dood. (Algemeene verbaasdheid.) czaar. Hoe» _'Is het ulieden zoo -ligt, uwen Zoon teveröordeelen ? Wat zal ik dan doen ? ossakova. Vergeven. — Uwe Maiefteit heeft ons thans tot  io» PETER ALEXOWICZ. rechters over den jongeling Fedor Osfakof gefield; en wij hebben hem llreng, naar verdienden, gevonnisd. Wie zal hem nu zijnen Vader, zijne Moeder hergeven? wie een'[vriend, die hem verried, die hem betreurt, die voor hem bidt? CZAAR. Gij meent dan , Paulona ! dat ik dit ambt nu moet bekleeden, in plaats van dat geene, welk ik u af* Rond ? Osfakof, da op! ik geef u dand en vermogen weder; doch uw zoon, dien ik zoo nauw leerde kennen, van wien men mij (*) Zie, daar komt hij! Strelitzen! dit zijn de vertrouwden van uwen Suchanin , die ü tegen mij, uwen Czaar, in het veld wilden voeren. Zijn weg is veranderd; hij wandeltin dit oogenblik,'met drie boezemvrienden, naar de gerjchtsplaais, om daar te derven als muiter en moordenaar. — Zóó zal ik, wanneer ik moet, altoos draden: fchielijk en zeker;doch wanneer ik kan, ook even zoo vérgeven. {Tegen de zaamgezworenen.) U onbezonnenen, misleiden! zij leven en vrijheid gefchonken! allen. O, Czaar! Heer onzer hoop! (§) czaar, tegen Osfakaf en zijne gemalin. Neemt dezen jongeling met u; hij zij de mijne. Brengt hem mij over een jaar weder ; én dan ben ik, zoo hij het verdient, zijn, en uw aller Vader. (" vertrekt.) al- CO De Generaal komt, gevolgd van Fedor en zaamgezworenen, welken zich tegen over de anderen Strelitzen plaatfen. (j) Tij Nadtuhtt Gosfudar!  TOONÈELSPEL. 103 allen. O, Vader: ossakof, tegen zijnen zoon, die zyne knieën omvat. Vermetele! mijn oordeel over u was de dood! fedor. Mijne Moeder! prostoserdof, voortredend. Leert hier vergeven, vergeeft ook mij! ossakof Vriend Proftoserdof! ossakova. O, mijn Fedor! prostoserdof. Nu naar Suchanin! (vertrekt haaftig.) ossakova, tegen haar1 zoon. Ja, kom, naar de gerichtsplaats, en zie ddar het loon des oproers in het bloed van Suchanin! En gij, (tegen haar gemaal) gevoel daar de waarde van den ons hergeven zoon! — En gij lieden allen, komt, helpt mij danken, helpt mij, met het volk, uitroepen: Onze Czaar en Vader leve! allen. Hij leve! EIND E.