fi. M. t. J>. ü. ffieneesfcimst. 0E8CHENK VAX I» . .». «*. tl I I II .   PATHOLO'GIA . CHIRURGICALIS, OF • HEELKUNDIG* ZIEKTEKUNDE, 'Waarin op éen' korte, doch klaare manier, de AartOorzaak , en Uitwerkzels der Ziektens , behoorende tot de Heelkonft, onder weezen worden. Geschikt naar .ePATHOLOGIAMEDICINALIS van den beroemden hoogleeraar H. D. GAUBIUS. • Ten dienfïe dier geenen, welke zig goede gronden in de Heelkönji willen leggen; en inzonderbeidjer zulken, welken .der vreemde Taaien onkundig zyn, D'0 O R A. BALTHAZAARr Chirurgyn te Leyden. EERSTE DEEL. Te A M ST E L D A M, By J. B. E L W E , Boekverkooper, MDCCÏ.XXXIII.   VOORREDEN. Geachte en Welmeenende Leezer! k hebbe de eer om UEd. met deeze een eerfte deel myner Heelkundige Ziektekunde aantebieden, waar in ver¬ vat zyn de algemeene Ziektekunde en de wezentlyke • ver/chillen der Ziektens; terwyl ik my intufïchen bevlytigen zal, om het overige zoo fpoedig als mogelyk is in een tweede deel te laaten volgen. Niemand, met een gezond oordeel begaaft, zal 'er gevonden worden, welke niet toeftemt, dat de kennis der Ziektens even zoo noodzakelyk is voor den Genees- en Heelmeefter, als aan * 3 een  v* VOORREDEN. een Scheepsvoogd de bewuflheid der Zeen en Winden. De Ziekie wel gekent is reets half geneezen. Welke Spreuk voorlang de taal is geweefl: van den Prins der Geneesartsfèn den wyzen Hippocrates, en tot nog het gevoelen is, en ten einde toe zal blyven, van alle kundige en bekwaame Genees - en Heelkundigen. De Ziekte wel gekent (ik herhaa! het) is reets half geneezen. Edoch men vergenoege zig niet met alleenlyk den naam van de Ziekte te weeten; neen, de aangehaalde Spreuk'van Hippocrates firekt zig veel verder uit, begrypende, onder het kennen derZiektens, dezelve te onderfcheiden in haar waaren aart, oorzaaken, en uitwerkzels. Een' Ziekte dus gekent duid van zelfs en ten allerklaarften de Geneezings-oogmerken aan. Laaten wy dit met eei.ige weinige voorbeelden beveiligen. Daar, ineen' Ontwrigting, de veranderde gedaante van het lvdende Ge- wrigt,  VOORREDEN. ve wrigt, de zwelling of uitbuiting werwaarts het uitgeweeke Beenhoofd verplaaftis, en de invalling of holligheid ter plaatfè van waar het is uitgeweeken, de Ziekte te kennen geeven; daar de voorafkennis van den byzonderen aart van een' iedere Ontwrigtingj ruftende op de kennis van het byzonder maakfèl van het aangedaane Gewrigt, en van de oorzaak waar door zy is te weeggebragt, dezelve onderfcheid van alle anderen; daar leert ook tefFens dit aangehaalde met wat byzondere Handgreep het uitgelederde Beenhoofd moet verplaafr. worden, en hoe na de verplaatfing de behandeling naar de byzondere oorzaak verfchillende moet worden ingerigt: want de herftelling van het uitgelederde Opperarmbeen vereifcht eene andere Handgreep, als de verplaatfing der ontwrigte Onderkaak ; en anders moet na de volbragte Kunftbewerking de verdere behandeling zyn by een' Ontwrigting, * 4 daar  £iu VOORREDEN, daar een' verflapping der Banden is voorafgegaan, dan by die geenen, welke alleenlyk aan een geweldige oorzaak zyn toetefchryven. Indien een Heelmeefter bewuft is, dat 'er een' Opftopping der Pis plaats heeft, veroorzaakt door een Steentje, het welk den Pispyp verftopt, dan weet hy ook tefFens, dat het Geneezings-oogmerk hier beftaat in den Pispyp van het Steentje te ontlaflen. Of wanneer een Keelarts overtuigt is, dat 'er een afgebrooke Beenfplinter de Herfenvlie?zen beledigt, en hy begrypt waarom, daar door, aanmerkelyke ja doodelyke Toevallen, kunnen ontfpruiten, dan is hy ook insgelyks overreed, dat het beletten dier Toevallen beftaat in het wegneemen der beledigende Beenpunt. Daar de Kwaadfappigheid de duurende oorzaak of bron van een' Zweer is, daar volgt duidelyk, dat het voornaamfte oogmerk ter geneezing der Zweer beftaat in het verbeteren, of ont-  VOORREDEN. IX ontlaflen der zondigende Vogten. Zoo menigmaal men overtuigt is, dat deeze of geene der verfchiJlende Zaaden, of ichaadelyke Magten, de tegenwoordig zynde Ziekte hebben te weeggebragt, zoo dikwerf word men ook aangeweezen , om inzonderheid, in de Geneezing van de Ziekte, onze aandagt daar op te veftigcn; het geen genoeg Zal blyken. En zoo vér volgens. . Edoch zoo veel belang als de Genees- of Heelmeefter heeft in het kennen der Ziektens, even zoo noodzakelyk is ook voor denzelven, om alvorens onderrigt te zyn van den flaat der Gezondheid ; het geen hem de Menfèhelyke Natuurkunde onderwyft. Want , nademaal8 de Ziekte het tegenovergeftelde is van de Gezondheid, volgt het van zelfs, dat de eerfte zonder voorafkennis van de laafte niet te onderfcheiden is: niemand kan een Been krom, noch te hard, noch te zagt noemen , tenzy hem de Men* 5 ' fche-  X VOORREDEN. fèhelyke Natuurkunde alvorens geleert heeft , dat het regt moert: zyn, of welk een trap van vaftbeid het moëft bezitten; noch men kan een' Breuk of Scheurfèl voor een' Ziekte erkennen^ zonder vooraf kennis van de byzondere plaatfïng der Darmen of van andere Buiks-ingewanden, in den flaat der Gezondheid. Niemand vleie zig een Ziektekender te kunnen zyn, zonder ervarendheid in de Menfchelyke Natuurkunde; noch hy beroeme zig een Genees- of Heelarts te zyn, indien hy de kennis der Ziektens ontbreekt. Wie geen kennis heeft van de Gezondheid kan de Ziekte niet onderfcheiden; en wie zonder de Ziekte te° kennen vertrouwt op het een of ander zoo genaamt Geheim , hoe hoog geroemt, handelt even als een blinden, welke naar een Ey flaat. Dan, welmeenende Leerlingen! ter welkers onderrigtinge ik my byzon- der-  VOORREDEN. XI derlyk den arbeid getroofte, en door wien te onderrigten ik ondervinde my Zeiven niet minder te onderwyzen, bevlytig u, als echte Telgen der Goddelyke Heelkonft, om eerft de Gezondheid te kennen , waar toe u byzonderlyk noodzakelyk is de Ontleedkunde, als de grond der Menfchelyke Natuurkunde; en begeev u daar na tot de Ziektekunde, welke u dan allergemakkelykft zal vallen. Met deeze Weetenfchappen toegeruft zynde, zal het u gemaklyk vallen om de Geneezings-oogmerken uittedenken. De Ontleedkunde zal uwe hand geleiden in het verrigten der Heelkundige Kunftbewerkingen; gy zult uwe Leermeefters niet bedanken voor een voorraad van Recepten, noch uw trooft zoeken in een balJaft van menigvuldige aanbevoole , vreemde, of alierzamengefteldfte Geneesmiddelen; integendeel gy zult ten klaarften ondervinden, dat gy met droog Pluk- fel,  xii VOORREDEN. fêl, een goed Verband, en weinig, doch bekwaame Werktuigen, al veel kunt uitvoeren ; dat alveel de werkzaame Natuur, indien zy door haare handlangers, de Genees- en Heelarts, niet beroert of geftoort word, de voornaamfte Geneesmeeftereflè is: hoe meer gy in da Ziektekunde zyt gevordert1, tot hoe eenvoudiger beginfèls gy de Praótyk zult brengen, en hoe minder Geneesmiddelen gy om aan uw oogmerk te voldoen zult vereifchen. Wyders, ik heb tot dus verre my Zoo veel mogelyk was gewagt, om gebruik te maaken van onderftellirigen of gillingen; en ben voorneemens om in 't vervolg dien zeiven weg te houden, van oordeel zynde, dat 'er te veel tyd van nooden is, om de zuivere waarheden te weeten, dan dat men denzelven, inzonderheid voor de Leerlingen , verfpillen zouden met naar waarheeden te zoeken, welke mis-  VOORREDEN. xiit miilchien nimmer te agterhaalen zyn; en behalven dat, de Praótyk op onderftellingen gebouwt ftaat even zoo veel op waggelende fchraagen, als de waarheid der' onderftellingen onzeker is, waarom zy vooral in de Ziektekunde behooren vermeid te worden. Ik heb (gelyk ik reets in de Vöorafifpraak voor het Eerfle Stukje gezegt heb), de onvergelykelyke Ziektekunde van den alom beroemden Hoogleeraar H. D. Gaubius my tot eenen Leidraad verkoozen; en wil gaarne het vooraf gewonnen geeven, indien moge Iyk de een of de ander mogt oordeelen, dat ik al veel uit de gemelde Ziektekunde vertaalt hebbe: ja, aan de wyze Leflèn, (ik herhaal het), die ik in die Weetenlchap, zedert een reeks van jaaren, van gemelde Hoogleeraar heb moogen genieten; en aan de voorraad der Ontleed - en Menfchelyke Natuurkundige kennifïèn, die ik van beide, de een onlangs door de dood  xrv VOORREDEN, dood ontrukte, en de ander nog leevende, beroemde Hoogleeraaren Albinussen, heb moogen opgaaren - reken ik my alles in deezen verpligt te zyn. En, nademaal ik uit een groot getal van waarheden, vervat in de Geneeskundige Ziektekunde, voornamentlyk die geenen moet uitziften, welke tot de Heelkonft behooren, volgt het, dat ik verpligt ben, om eenigen, als niet noodzakelyk zynde voor den Heelmeefter, onaangeroert te laaten j en weder om anderen veel wydloopiger te verhandelen, als wel de Geneeskundigen in de Ziektekunde gewoon zyn, gelyk inzonderheid in dit eerfte deel blykt hy de verhandeling der Wonden, der Beenbreuken, der Zweeren, der Ontwrigtingen , der Scheurfèls, der Uitzakkingen, en over de Gezwellen , als de voornaam Me Heelkundige Gebreken. Ondertusfchen deeze uitzondering of uitzifting zul  VOORREDEN. XV zal miflchien aan eenigen gemaklyker voorkoomen, als ik dezelve onder vinde , en teffèns ftof verfchaffen om my te befchuldigen, dat ik als Heelmeeüer al vry veel buiten het perk loop; edoch, behalven dat ik veele zaaken' juift niet volftrekt nodig, moet verhandelen, om de orde te behouden, zal het ook den Heelmeefter niet fchaaden om meer te weeten als vereifcht word: zoo iemand vermoogender is en luft heeft, om eene net beperkte Heelkundige Ziektekunde zamenteftellen, dat hy zyn gaaven toone; hy zal 'er de Heelkonit en my op het hoogde door verpligten. Eindelyk het zal rriy alleraangenaamft zyn, ik zal het voor de grootfte belooning erkennen, en het zal my inz inderheid tot een fchielyker voortgang in mynen aangevangen arbeid aanfpooren, indien ik ondervinden en hooren mag, dat myne moeite met Zoo veel dankbaarheid van de Leerlingen  XYi VOORREDEN. gen word aangenomen , en tot derzeJver nut en naderhand der Zieken ftrekt, als ik met een' waare genegenheid en luft tot de Heelkonft, my de zelve ten haaren voordeel onderwinde. Ondertufïchen Taal- en Letterkundigen! uwe Kiefchheid verfchoone de Fouten, die ik aangaande de Nederduitfëhe Taal en Schryfftyl, als niet kundig genoeg in dezelve zynde, waarfchynelyk in een' groote menigte zal bedreeven hebben; en laat het u genoeg zyn, als myne Taal en Schryfc trant verftaanbaar is. UEd. Dïv. Dienaar, A. BALTHAZAAR. Leyden den 16. Decb. 1772. . I N-  XVII I H' ft tl ^ ^ #ffe £ I ^ » ^# f# ? INHOUD DER HOOFDDEELEN, Owr waar door de beweeging van het lydende deel wordt verhindert. §. X. Wy merken alleenlyk het Lighaam aan voor de zitplaats der Ziektens, zonder eèni^e melding te doen aangaande die van de Ziel: omdat de Ziektens der Ziel alleenlyk in zoo verre tot de Genees - of - Heelkunde behooren, als dezelve door het veranderen der lighaamelyke hoedanigheden te verbeteren zyn, §. xr;  6 HEELKUNDIGE (j. XI. De Aart der Ziekte Natura Morbi is dat geen, waar door dezelve verfchilc van de Gezondheid. En, dewyl de Gezondheid beflaat in de volkomenheid van de byzondere Bewerkingen, is het verfchil tusfchen de Ziekte en de Gezondheid, gelegen in het gebrek of gemis derzelven. De Gezondheid van een beweegbaar Gewrigt Articulatio Mobilis beftaat in het vermogen om bewoogen te kunnen worden; en gevolgelyk in de ftyfheid van het zelve, en daar ■door het onvermogen tot de beweeging, is den Aart dier Ziekte gelegen, en maakt het verfchil uit der bygebragte Gezondheidt. den , enz. dan worden deeze Toevallen ge* naarat by de Zweer, uit deszelfs Oorzaak ontfpruitende. Of bok, als'er, ter gelegenheid van een Darm- of- Netbreuk Hernia lnteflinalis of Omentalis in de Liefch , een' Waterbreuk Hydroccle te voorfchyn komt, omdat de voorgefchiktheid tot de Breuk , de verwyderde Liefchfpleet en de gemaakte Breukzak , toelaat dat liet water uit de holligheid des Buiks derwaarts kan beenzakken. §. XXXIV. De Toevallen , welke beftaan uit een' opvolging van de Uitwerkzels der1 Ziekte Symptomata Symptomatum zyn, als liet een tJitwrerkzel uit het ander voortvloeit , en het zelve voor oorzaak erkent. Indien, ter gelegenheid van de Ontwrigting van het Opperarmbeen , het uitgeweeke hoofd, door zyn oneigentlyke plaatling onder den Axel , de Onderaxel - Vaten drukt , uit deeze drukking den Bloedftroom naar den Arm wordt belet, en uit deeze belette Bloedftroom een' Verfterving Sphacelus van den Arm volgt, dan zyn dit Gewrogten, waar van de een uit den ander voortvloeit, en de een den ander voor oorzaak erkent: en derhalven, dewyl de oneigentlyke plaatsing van het uitgeweeke Beenhoofd een Toeval is van de Ontwrigting, zyn de oyerige aanB 5 ge.  tS HEELKUNDIGE gehaalde Uitwerkzels hier voor Toevallen der Toevallen te rekenen. §. XXXV. Daar de Toevallen (§. XXXII.) onfcheibaar zyn van de Ziekte, kunnen de andere(§. XXXIII. en §. XXXIV.) afweezig zyn. "Want noch de aangehaalde Toevallen by de Zweer, of by de Darm-of-Netbreuk ('$. XXXIII.), noch de Drukking der P'ideraxel- Vaten by de Ontwrigting van het .Opperarmbeen ((j. XXXIV.), worden tot het denkbeeld deezer Ziektens vereifcht;: en kinnen dus al-of-niet tegenwoordig zyn. (j. XXXVI. Aan de Zieken gebeuren ? ter gelegenheid van de tegenwoordige Ziekte, eenige Uitwerkzels, welke als Toevallen worden aangemerkt, en egter noch uit de Ziekte, derzelver Oorzaak, noch Gevolgen voortvloeijen; en dus uit eene andere Bron, als de voorgaande, ontfpruiten, namentlyk uit eenige byzondere Bewerkingen de menfchelyke zamenflelling eigen, en welke ter gelegenheid van de Ziekte noodzaakelyk anders en anders gefchieden. Deeze Uitwerkzels worden Epigemmena genaamt. (j. XXXVII. Opdat de aart en oorfprong der Epigenomena regt blyken, is het nodig uit de Menfchelyke, Natuurkunde te herhaalen: ten  ZIEKTEKUNDE. t$> ten i fte , dat een menfeh begaaft is met een' Ziel Anima, waar door hy bewuft is van het geen hem ontmoet; ten 2de, dat alle de deelen van 's menfchen lighaam, het een meer en het ander minder, is ïngelchaapen een' Levenskragt Vis Vitalis; en ten 3de 3 dat 'er tulTchen de werkingen van dc Ziel en het Lighaam , tulTchen de Beweegings en Gevoels-Kragt, en tulTchen de deelen, welke afzonderlyk met een' van beiden deezec kragten zyri begaaft, een' zekere Medegeyoeligheid Conjenfusoï Medelydendheid Sjmpatbia is te vinden , waar door deeze alle de een' van de andere lyden, en de een' voor de andere in werking komt, om het nadeel afteweeren. Welke Bewerkingen kragten der Natuur Vires Natura genaamt worden , èn welke uit kragt van de Ziekte anders en anders aangedaan worden , en genootzaakt; onderfcheiden te werken als in den ftaat der Gezondheid. ' 1 $. XXXVIII. En de byzondere Uitwerkzels , welke uit deeze Kragten ((j. XXX VI f.), door de Ziekte opgewekt, als de verplaatfing van Vogten Metaflafts, de ongewoone Uitwerping van Stofte, de VereTering Sufpuratio , de Affcheiding der Ziekte Cri/is, Morbi, en nog ontelbaare veranderingen, yolgen, zullen wy nader verklaar en daar wy  &® HEELKUNDIGE deeze Kragten befchouwen zullen , als de onderwerpen van Ziektens zelve, of als Schadelyke Magten. §. XXXIX. Tot de Lyft van de Toevallen worden eindelyk nog gebragt verfchillende zaaken, die enkel het geval aan de Ziekte toebrengt, en dus uit eene derde Bron pnripruiten. Zy worden Gevallige Fortuita genaamt, %. XL. Deeze ontleenen haaren-oorfprong insgelyks uit een ruim veld. Want de menfeh geftelt op den aardbol gaat mee yerfcheide zaaken om, die buiten zyne zamenfïelling beftaan, en hy verrigt pntelbaare handelingen , welke beiden, Omdat zy , ter gelegenheid van de Ziekte, anders en anders kunnen gebeuren, dikwiisgewrogten uitleeyeren die niet noodzaakelyk zyn, maar welke voortkoomen, omdat zy by geval dus of zoo gebeuren. De Lucht, die hem omringt, de Voetzelen, dien hy gebruikt, de Beweeging, die hy oefent enz. kunnen deeze Toevallen uitleveren. Gelyk, indien iemand, ( om eenige weinige voorbeelden te geeven,) onderheevig aan een' Beenbreuk, het lydende deel te veel beweegt, waar door de ongelyke Beenpunten een Bloedvat kwetzen en en een' Bloedftorting veroorzaaken; een aa-  ZIEKTEKUNDE. 2* der, onderheevig aan een' Pees- of- Zenuwkwetzing, door Venus-vermaak te oefenen, met btuïpen wordt overvallen; of een derde, door zig te buiten te gaan in het gebruik van fterke dranken, een' wel gefruite Bloedftorting doed vernieuwen ; dan zyn deeze Uitwerkzels voor onverwagte en gevallige zaaken te houden. En wyders zullen alle de onderfcheide zaaken , waar uit het geval kan ontfpruiten, en wat het aan de Ziekte kan voortbrengen , duidelyker blyken, daar wy dezelve zullen verhandelen als de byzondeie Bronnen der Ziektens. $. XLI. Uit alle deeze aangehaalde Uitwerkzelen van (v. XXXII. tot beftaan ten ifte, in een'belediging der Bewerkingen; ten 2de, in eenige hoedanigheden blykbaar aan de Zintuigen; en ten 3de in de gebreken der Uitwerpzelen, hetzy men dezelve befchouwt in opzigt tot haar' hoedanigheid, of hoeveelheid. De Blindheid by de Staar Cataracla is een' belette Bewerking, de Zwelling en roode verwe by de Ontfteeking, zyn zienbaare hoedanigheden, en de hoedanigheid van de uitgeworpe Pis toont dikwiis aan de tegenwoordigheid van een Steen in de Blaas, of van een' Verzweef t'mg derielve: en zoo vervolgens.  it HEEDICONDIGE Over de byzondere Ziektekunde, en eerjl over den Aart der byzondere Ziektens, en derzelver Onderfchcid. . (j. XLVIT. De Aart van een' iedere byzondere Ziekte is dat geen, waar door dezelve verfchilt van alle anderen. XLVHI. Een'Ziekte verfchilt van alle anderen ten ïfle , .door eigenfchappen en Zaaken, welke volftrekt tot derzelver beilaan vereifcht worden; en ten 2de, door omflandigheden , welke ,by dezelve niet noodzaakelyk zyn. Het eerde word ge'-, naamt wezentlyk of voornaamfte Verfchil: Differentia ejjentialis of primarid, en het laalle toevallig of. minder .voornaam aeei--. dentalis of fecundaria. (j. XLIX. Het wezentlyk Verfchil ppderfcheid de Ziektens alleenlyk naar de byzondere zoorten van deelen, waaruit het menfchen lighaam is zamengeftelt, en welke door dezelve worden aangetaft. En dus zyn 'er Ziektens der Vafle Deelen Morin Partium Solidarum 5 en Ziektens der Vogten Morbi flumorum. Zoo lang ieder van deezen af- z.on".  ZIEKTEKUNDE. 2? Zonderlyk word befchotiwt , word zy den naam van enkelvoudige Ziekte Morbus Simplex gegeeven, doch als zy beide te zamenloopen om een' zekere Ziekte te maaken, dan noemt men de Ziekte daar uit voortgebragc , een' zamengene'de Morbus Compofitus, en dan worden de enkele niet te onregt voor gedeeltens van derzelver Oorzaak gehouden. De zamertgeftelde Ziektens zyn liet, welke meeilzoo den Genees-als-Heelmeefter terbehandelinge voorkoomen. Edoch , om, dezelve wel te verftaan, is het nodig om alvoo* rens de enkelde te verhandelen: waarom wy ook met dezelve' een aanvang zullen maaken; §. L. Het toevallig Verfchil onderfcheid de Ziektens in verfcheidene opzigten , als ten ifte, volgens haar Oorfprong Origo; ten 2de, Zitplaats Sedes; ten 3de Loop Curfas; ten 4de, Trap Gradus; ten 5 de Aart Judoles; en ten 6de , naar derzelver Uitkomll; Eventus. Deeze zullen wy overlaaten, tot dat wy de Zaaden der Ziektens, Schaadelyke Magten, en derzelver Uitwerkzels, in het byzonder verhandelt hebben: ' omdat het toevallig Verfchil der Ziektens uit dezelve ontfpruit, en zonder derzelver voorafkennis ongemaklyk is om te begrypen. C Over  2(y HEELKUNDIGE Over de Ziektens der Vajle Deelen. %. LI. De Vafte Deelen F artes Solida zondigen in verfcheidene opzigten: als ten i fte, in haar' Vaftheid; ten 2de, voor zoo ver zy met leeven zyn begaaft; ten 3de in aanmerking genoomen zynde als houdende of bevattende deelen ; en ten 4de, voor zoo ver zy werktuigen zyn tot byzondere gebruiken gefchikt. Wy zullen beginnen met de Ziekelyke Vaftheid. Doch, .om dezelve wel te verllaan, en ook, omdat het naderhand by de Ziektens der Vogten insgelyks zal te pas koomen , zal het vooraf nodig zyn, om een' algemeene Scheikundige Ontbinding van 's Menfchen Lighaam optegeeven. Algemeene Scheikundige Ontbinding van 'j Menfchen Lighaam. (J. LU. De Scheikundige Ontbinding Analyfis Cbemica leert, dat alle de byzondere deelen des menfchen lighaam, van het Jiardfte wezen af tot het fynfle en vloeibaarik  ZIEKTEKUNDE. 3? fte vqgt, uitgeeven 4 algemeene Hoofdftoffen Elementa, namentlyk Water Jïqüa, Viamyattende S toffe Materies Inflammabilis of Pb/ogi/ïpn, Zout en Aarde Terra; welke alle een byzondere Zamenhang Cbf?<^ré^Z/Vz haarer gelyküagtige deelen bezitten, en welke van de Aarde het vaftue is, en van 't Water de jigtftë. LUI. Uit deeze 4. is'eenigen alleen het Water vloeibaar, en de overige 3. daar van berooft zynde, maaken eene va fte zelfstandigheid uit, waar van de Aarde , het Zout en het Vlam vattende.door Uitbranding Calcinatio verteert zynde, overblyfc, onverteerbaar is in allen opzigten, en den zamenhang door de onderlinge aanraaking haarer deeltjes blyfc behouden, nadat de andere Hoofdftoffen zyn vervioogen of verteert, gelyk in dc Uitbranding der Beenderen, welke na deeze Scheikundige Bewerking vokomentlykhaaregedaante behouden, duideiyk blykt. En waar uit waarfchynelyk volgt, dat het Water de vloeibaarheid verfehaft aan de Vogten, en de Aarde de hardheid en vaftheid aan de Harde Deelen. (j. LI V. Het Water belet de onderlinge aanraaking en zamenhang der Aard- deelen, en derhalven hoe meerder hoeveelheid Water in C z ds  ~S HEELKUNDIGE de zamenftelling der deelen, hoe meerder zamenhang der Aard-deelen : het geen wy ondervinden door de Weeking Maccratio der harde weezens in eenvoudig water. § LV. Het Vlamvattende, ook Vetagtige of ÜlyagtigeStoffe Materies Finguedinofa of Oleofa genaamt, de Aard -deelen aanklee vende , verftompt de fcherpe deeltjes, en verfchaft de Taai - en - Lymigheid, waar door de al te groote Vaftheid gematigd word, en de Breekbaarheid der harde weezens vermindert: het geen wy bewaarheid vinden in de Beenderen der Kinderen en jonge lieden, welke, omdat zy meerder Merg in zig bevatten, minder breekbaar zyn, als die der Bejaarden. §. LVf. En het Zout, in welke de Scherpte beftaat, word ontbonden in het Water, verftompt door het Vlamvattende, het welkzy met hetWater vereenigt, en dus hetzelve met de Aarde, anderlints vaneen tegenftrydigen aart, en daar mede zig niet veree. mgende,'te zamenlymt: waarvan wy dagelyks een Proef kunnen neemen, die ons zal leer ren daten Oly en Aarde Zig ongemaklyk met Water vermengen, maar dat daar uit, door bydoening van Zout, een gelyk mengfel kan gemaakt worden. b §, LVIf.  ZIEKTEKUNDE. 20 §. LVIf. Naar dat dan de 4, Hoofdfloffen (§ LU.) meteen' verfchillende evenredigheid onder den anderen zyn te zamengevoegt, en de hoeveelheid van deeze of geene meer of minder is, word de zelfflandigheid der deelen anders en anders bevonden. Hier door zyn eenige deelen vatte , en andere vloeibaare weezens. Eenige vafle deelen week , en andere hard. Sommige vloeibaare deelen dun , en weder andere dik. Sommige der vafte deelen buigzaam , en andere integendeel breekbaar. Sommige vogten lymerig en aankleevende, en andere weder integendeel niet. §. LVIII. Wyders de Scheikunde Chcleert, dat het Water, het menfchen lighaam over 't algemeen genoomen, het overvloedigft is , en de Aarde het min ft ; het Vlamvattende volgt het Water, en het Zout de Aarde. Doch' ieder byzonder gedeelte 00 zig. zelfs befchouwt zynde , ondervint men de meefte hoeveelheid Aarde in de Vaste Deelen , en de minfte in de Vogten. De Harde Deelen bevatten meer Aarde, als de Zagte, en de dunne, als de dikkere Vogten. • De Vogten beftaan meer uit Water, Vlamvattende Stoffe, en Zout, als de Vafte Deelen. En de buigzaame Vafte Deelsn en kleeC 3 verige  $o HEELKUNDIGE ■verige Vogten verfchaften de meefte Vlamvattende Stofte. Over de Ziekeljke Vaftheid der Vafte deelen. LIX. Een Ieder der Vafte Deelen Parfes Solidee rnoet, om gezond te zyn, een' Vaftheid Soliditas bezitten, welke geévenredigt is aan de kragt, die het moet oefe,nen, of lyden: dat is te zeggen, de Vaftheid van een ieder deel moet zodanig zyn, dat de aangewende kragt, het zelve niec meer noch minder kan veranderen, als den ftand der gezondheid vereifcht. En gevolgelyk is de Ziekelyke Vaftheid Soliditas Morboja een' hoedanigheid, welke de vaftheid of te min, of te veel onderftelt. §. LX. De meerdere of mindere Vaftheid beftaat in de meerdere of mindere Zamenhang Cobafio der Vezelen Fibra, welke de vafte deelen zamenftellen , geévenredigt aan de byzondere menging der Hoofdftoffen (§. LIL), waar uit deeze Vezelen zyn gemaakt. v §. LXL En, wy hebben dan aangaande de  ZIEKTEKUNDE, gt ■êe Vaftheid twee byzondere Ziektens te hefchouwen: als ten ifte, de verminderde Vaftheid , welke Zwakheid word genaamt; en •ten 2de, de vermeerderde Vaftheid, bekend met den naam van Styfbeid. §. LXII. De Zwakheid Debiïitas is een zoo geringe zamenhang der zamenlteljende Vezelen , dat het deel daar uit gemaakt, door de kragt, die het in den ftaat der gezondheid doet, of moet lyden, te veel verandert word, hetzy het te veel verlengt word , verbreed , uitgezet, of verboogeri word ; omdat de zamenftellende Vezelen toeIaaten, dat zyin haar' onderlinge aanraakmg van den anderen verwydert worden; of het zy door de aangevoegete kragt de zamenhang vernietigd word. §. LX 111. Wy erkennen dan een twederly geflagt van Zwakheid: het i fte, waar ln de zamenhang word behouden ; en het laafte , waar in dezelve vernietigd' word. En van .beiden worden 'er, naar den aart der byzondere deelen, verfcheidene zoorten gevonden* (j, LX1V. Tot de Zwakheid van het eerfte geflagt behooren de Slapheid of Flefchheid, de Onvermogendheid of verminC 4, derde  32 HEELKUNDIGE derde Veferkragt, en de Buigbaarheid. En tot het laalle worden opgeteld de Tederheid, de Vernietiging, de Splytbaarheid, en de Breekbaarheid. (}. LXV. De Slapheid of Flefchheid Laxiias of Flacciditas heeft plaats in de zagte deelen, en is een' hoedanigheid, waar door zy eene meerdere als behoorlyke uitgebreidheid kunnen verkrygen. Jndien een Vlies Membrana teveel kan uitgefpannen worden, of de Vaten Fa/a te veel verwydert, dan worden dezelve ïlap genaamt, {). LXVf. De Onvermogendheid of de verminderde Veerkragt Incrtïa of Eiaflicitas Jmminüta beeft haar zitplaats in de veerkragtige deelen, en beftaat in een1 hoedanigheid , waar door zy onbekwaam zyn, om zig, door eenige kragt uitgefpannen of geboogen zynde, na hei geleden geweld, weder zoo- als het behoort in te krimpen, of haar voorgaande gedaante aanteneemen. Indien de Waterblaas Vcfica Urmaria door de 3'is uitgefpannen zynde, of de Baarmoeder Uterus door de Vrugt , zig , van dezelve ontlaft zynde,niet weder tot hun1 voorgaande'hoegrootheid kunnen.zamentrekken ; of de Kraakbeenige Banden, welke fommige deelen zamenbinden , nadat zy geboogen zyn,  ZIEKTEKUNDE. 33 zyn , zig niet weder tot hun' voorgaande regtheid kunnen herftellen; dan worden deeze deelen onvermogend, of onveerkragtig genaamt. §. 'LX VU. De Bnigbaarhiïd WèxibiUtas word gevonden in de harde deelen, er gefchied, wanneer dezelve, in de plaats van aan de drukkende of draaijende kragt te wederftaan, daar voor buigen, en van haaf' gewoone gedaante afvvyken. De Kromwording der Beenderen in de Kinderen, met de Lenden vang Rbachitis aangegreepen , zy hier van een voorbeeld. §. LX VIII., De Tederheid Teneritudo, is, als het maakzel of zelfstandigheid der weeke deelen een' zoo loffe zamenhang heeft, dat dezelve , door het aangevoegde geweld , eerder als gewoonelyk vernietigd word. , Deeze geitel ten is is doorgaans aangebooren, en of alle de weeke deelen in 't gemeen eigen , of aan eenig byzonder deel alleen. Wy zien het zelve bewaarheid in Menfchen, welke, om derzelver tedere Bloedvaten Vafa Sanguïfera,am een' Bloedftorting, liet zy uit den Neus, uit de Long, enz. onderhevig zyn, omdat deeze Vaten dikwiis de beweging van het Bloed volgens den € 5 ftaat  34 HEELKUNDIGE ftaat der gezondheid niet kunnen uitftaan 3 zonder te berften. §. LXIX. De Vernietiging of Uitteering Atrophia of Tabes heeft insgelyks plaats in de zagte deelen, én onderftelt niet alleen eene lofle zamenhang der zamenftellende Vezelen , maar eene waare ontbinding , door ingehoude waterige, olyagtige , flyrmerige , bedorvene , en fcherpe Vogten , die als 't waare, door te verweeken, en het roaakzel der deelen uitteknaagen , de banden van zamenhang en alle taaiheid vernietigen. Waar van de Zweerem Ulcera in de zagte deelen ons een voorbeeld verfchalfen. §. LXX. De Splyting Fifto is, als in de deelen , welke van aart taai zyn , en eene zekere uitrekking of buiging kunnen lyden, eerder als behoorlyk , de zydelyke zamenhang word vernietigt, en 'er een' Scheur of Spleet word te weeggebragt. Zoo kan de Waterblaas als zy niet taai genoeg is een' Scheur of Spleet erlangen door de ingehoude en uitfpannende Pis; de Baarmoeder door de beweeging van de ingeüoote Vrugt voornaame Bloedvaten door de perfende en uitlpannende kragt van het bevatte  ZIEKTEKUNDE. 35- vatte Bloed ; of de Beenderen door een aangevoegt bonzend of dreunend Geweld. 6. L"XXf. De Broosheid of Breekbaarheid Tragilitas, in de Beenderen, word tegenwoordig gei'telt, als dezelve door een mindere kragt als gewoonlyk verbrooken worden, en beftaat in een'zelve hoedanigheid, als de Vernietiging of Uitteering ( §. LX1X.) in de zagte deelen. Deeze Ziekte heefc plaats in de Bederving der Beenderen Caries. §. LXXII. De Oorzaaken der byzondere zoorten van Zwakheeden, zoo die van het eerfte als tweede geüagt, beftaan in al wat in ftaat is om de hoeveelheid der Aarddeelen, derzelver onderlinge aanraaking tot den anderen, en gewoone te zamenhang, te verminderen; en in't byzonder, en wel in betrekking tot de zoorten, waarin de zelfftandi^beid vernietigd is, namentlyk die van (t$. LXIX. en LXXI. ), beftaan zy in al wat bekwaam is, om in het maakzel der deelen zondigende Vogten te verfchaffen , welke de zelfftandigheid kunnen verdelgen. De Zwakheeden uit vernietiging van zelfftandigheid behooren eigentlyker tot de Zweeren, by dewelken wy dan de verdere verklaaring van derzelver Oorzaaken zullen geevem $. Lxxin.  16 HEELKUNDIGE §. LXX1II. Dan, al wat de Aard - deelen , derzelver onderlinge aanraaking, en zamenhang kan verminderen , is geleegen : ten ifte, in het aanbrengen van een' vermeerderde hoeveelheid Wateragtige, Olyagtige, of Slym-deelen; ten 2de in gebrek van Beweeging, en dus verminderde opeenpakking der Aard-deelen; en ten 3de, in geweldige, en lang aangehoude uitlpannende of uitrekkende Kragten. §. LXXIV. De aanbrenging van meerder Waterige, Olyagtige, en Slymerige deelen ,onderftelt een' zoodanige gelteltenis jin de voedende Vogten, door een dagelyks en overvloedig gebruik van zoortgelyke Spyzen en Dranken ; waar van het Slap en Fietfch Geftel onzer Vaderlandfche Coffy- en Thee drinkers tot een genoegzaam bewys örekt. De lang aanhoudende plaatfelyke aanwending van Waterige Slymerige Stoovingen, van Slymagtige Pappen, of van flap- en weekmakende Zalven, en Smeer/els, doen insgelyks niet zelden een byzonder deel verregaande flap - en - zwak worden. §. LXXV. Het gebrek van Beweeging beftaat inzonderheid in het verzuim van de noodzaakelyke Spierbeweeging Motus Museularis. Want door een ftilzittend leeven wor-  ZIEKTEKUNDE, 37 worden de Aard-deelen niet genoegzaam te samengedrongen, terwyl ook teffens de Waterige deelen niet behoorlyk uitgeperft, noch de Slym- en- Olyagtige deelen genoegzaam verdunt» en met de Aarde nauwkeurig te zamen vermengt worden; waaruit noodzaakelyk moet volgen, dat de Aard-deelen als 't waare met wyder afftanden van den anderen wyken, en zwakker te zamenhangen. De vet gemefte Luiaarts, die tot loon van haar gemak- en- lekkerbekken, een Vadzig,Slap,en met veel Water, Oly- en- Slym opgevuld Lighaam, gefchikt tot een byna ontelbaar getal van gebreken, omdraagen, toonen dit dagelyks te klaar, om 'er aan te twyffelen. §. LXXVI. En op verfchillende manieren kunnen onze Vafle Deelen uitgerekt, en van haar betragting om zig te herllellen berooft worden. Indien een deel , begaafd met veerkragtjword uitgerekt of geboogen, dan moeten noodzaaklyk deszelfs zaroenflellende Vezelen, en dus Aardagtige Deelen , tot een ruimeren aflland van den anderen wyken ; en zullen dezelve zig weder herfleiien, dan moeten zy haare neiging en kragt om tot den anderen te naderen behouden ; doch welke hier vernietigt word , omdat het geweld dezelve als 'c waare overweldigt  3.8 HEELKUNDIGE. weldigt. Wy zien dit uit de gegeve voorbeelden j ( (j. LXVI. ) der uitgefpanne Waterblaas en Baarmoeder. Niet zelden gebeurt het, als een1 Ontwrigting eenige dagen veroudert, dat de, door de fterke en aanhoudende uitrekking , onveerkragtig gemaakte Geledings - Banden , naderhand niet in flaat zyn-, om het ingebragte Beenhoofd in zyn1 plaats te behouden. De eens overweldigde Kragc van tegenhouding der Lielchfpleet, der Dyeboog Arms cruralis, of van het vafle Litteeken der Navel Umbilicus, door het aanperfend geweld der Darmen, of eenig ander Ingewand, veroorzaakt niet zelden een1 altoos duurende Gefleltenis tot een' Breuk. En genoegds der Geneesheeren bekent de algemeene verloore Veerkragt van het Vaatgeftel na geweldige heete Ziektens, door het geweldig uitfpannend Bloed in de vermeerderde Omloop Circulatio; of het onvermoogen en zwakheid der Spier-Beweeging na de geweldige Stuipen en Krampen. §. LXXVII. De Uitwerkzels der Zwakheid zyn menigvuldig, en wel zoo veel onderfcheiden, als de Vaftheid der byzondere deelen tot byzondere gebruiken gefchikt is. En, nadien nu het algemeen gebruik der Vaftheid beftaat in tegenftand te bieden aan de Kragt, die de vafle deelen moeten  ZIEKTEKUNDE. 39 oeffenen of lyden (§. LIX.), blykt het duidelyk , dat alle de Uitwerkzels hier ontfpruiren, omdat de verzwakte deelen geen behoorlyken tegenftand bieden aan de kragt 3 welke dezelve verandert. §. LXXVIII. Naar dat dan de kragt van tegenftand tot een verfchillend gebruik is, zyn de Uitwerkzels anders, zoo in het eene als in het andere geflagt der Zwakheid. Indien de Vaftheid van fommige deelen dient tot fteunlèl van andere en minder vafte deelen, gelyk de Beenderen aan de zagte deelen, dan moet het noodzaakelyk gevolg zyn van de Weekheid of Broosheid der Beenderen, dat de overige deelen niec genoegzaam onderfteunt worden; dat derzelver kragt den tegenftand van de Beenderen overweldigt, en dezelve doet doorbuigen , of breeken. Indien de meerdere Vaftheid van een deel diend om andere deden vereenigt te houden, en tegenftand te bieden aan de neiging ter verplaatfing van de zaamgebonde of ingehoudene vafte deelen, gelyk de Banden der Gewrigten of andere beperkende deelen , dan moet het noodzaakelyk gevolg dezer Verflapping zyn, dat zy de verplaatfing der zaamgebondene of ingehoudene deelen toelaaten: waaruit Ontwrigtingen, Uitzakkingen, Breuken enz. E12  4o HEELKUNDIGE En indien de Vaftheid der deelen diend om tegenftand te bieden, aan de bevattene, perfende, en uitfpannende Vogten, gelyk alle de zoorten van Vaten , Buizen , Pypen, Ontfangbakken, Bewaarplaatfen, enz. dan moet uit de Verzwakking dezer deelen noodzaakelyk volgen, dat zy of buiten gewoonte uitgefpannen worden en verwydert, of daar moet, de zamenhang vernietigd wordende, een1 Scheiding des geheels ontlpruiten, waar door de bevattene vogten zig uitftorten; van alle welke Uitwerkzels nader by de Ziektens der Houdende Deelen. LXX1X. Tot hier toe gehandelt heb-bende van de Zwakheid, en derzelver byzondere zoorten, gaan wy over tot de tweede Ziekte der Vafte Deelen, namentlyk de Styfheid Rigiditas. Deeze is in aart vlak tegenovergeflelt aan de Slapheid. Zy beftaat in een1 zoo Iterke te zamenhang der zamenftellende Vezelen , dat dezelve niet genoegzaam wyken of meegeeven aan de kragten, die zy volgens den ftaat der gezondheid, of moeten verrigten, of lyden. §. LXXX. De Styfheid is , naar den aart der byzondere deelen , en derzelver verichülende trap of hoedaanigheid, van een tweederly geflagt, namentlyk met, of zonder  2IEKTEKUN D? E, 'ft *3er gevolg van een' vernietigde Zamenhang; en welke beftaan ten ifte, in de Taai> heid, ten 2de, in de Hardheid, en ten 3de* in de. Glasagtige Breekbaarheid, $. LXXXh De Taaiheid Tenacitas heeft plaats in dè deelen, welke van aarE zagt en gemaklyk buigzaam moeten zyn, en is een' gefteltenis, waar door deeze deelea van dezelve oorzaaken minder uitgefpannen of gerekt kunnen worden, dan volgens de wet der gezondheid zoude behooren* Dezelve is vlak tegenovergefteld aan de Slapheid of Flefchheid ($. LXV.). En, indiende Banden der Gewrigten niet genoegzaam wyken yoor de beweeglyke Been-hoofden ? onder de beweeging, of het Slagaderlyk geftel niet genoegzaam kan verwydert wor? den, door de uitfpannende en perfende kragt van het doorloopende Bloeddati worden deeze deelen taai gcnoemt» (j. LXXXII. De Hardheid Buriiks is j ais de weeke deelen van zagt en week zoo vaft van zelfftandigheid worden , dat zy in 't geheel voor de gewoone krags piet wyken , maar in haar ftaat blyven volharden. De verandering der zagte dee? Jen in eea' kraakbeenige, of zelfs beeniö- aigs  4i HEELKUNDIGE nige zelfihndigheid, befluit volkome.ntlyk' in zig het denkbeeld dezer Ziekte. (j. LXXXIII. En de Gl'asagtige Breekbaarheid Fragilitas Vitrea onderftelt een* zoodanige trap van hardheid in de deelen, dat zy, in de plaats van eenigfints voor de gewoone Kragt te wyken, eerder, even als het glas, verbrooken worden. Deeze gefteltenis heeft meefl plaats in de Beenderen, en komt fomtyds voor in de Bejaarden, en in ftrenge koude winters. Egter , offchoon deeze hoedanigheid aan de Beenderen word toegefchreeven, kan zy nogthans in andere deelen ook voorvallen : Want kunnen de weeken deelen verbeenen (§. LXXX1I.), dan kunnen zy, verbeend zynde, ook -eindelyk zoo hard en vall worden, dat zy eene Glasagtige Breekbaarheid aanneemen. %. LXXX1V. De Oorzaaken der Styfheid zyn gelegen in al wat de hoeveelheid der Aard-deelen, en derzelver onderlinge aanraaking tot den anderen, kari vermeerderen; en derhalven zyn dezelve vlak tegengefteld aan die van de Zwakheid. LXXII.). En gelyk de 3 aangehaalde zoorten der Styfheid alleenlyk verfchillen in trappen, zoo onderftelt ook het laafte zoort, de Glasagtige Breekbaar-  ZIEKTEKUNDE. « baarheid, de grootfte hoeveelheid van Aarddeelen , en derzelver digtfte en fterkfte op eenpakking, gepaart met de minfte hoeveelheid van Vlamvattende StofFe of Olyagtige deelen; nademaal, daar de Aarde en derzelver digte op een pakking de Vaftheid te weegbrengt, de Olyagtige deelen ftrekken om de taaiheid te verfchaffen, (§. LV.), waar door de harde deelen voor het geweld meerder kunnen wyken. LXXXV. Al wat de hoeveelheid der Aard-deelen, derzelver vafte vereeniging>' kan vermeerderen, en de al te groote vaftheid matigende Oly kan verminderen | beftaat ten ïfte, in al wat de hoeveelheid der, Water-deelen in het maakzel der deelen kan' verminderen, en het zelve berooft van Ölydeelen ; ten 2de , in de te bovengang der Beweeging , waar door de Aard - deelen meerder op den anderen worden gepakt; en ten 3de, in de aanwending vaneen' lang aanhoudende Drukking. §. LXXXVI. De hoeveelheid der Water-deelen word vermindert, en de deelen lyden gebrek aan haar taai-maakendè Oly» uit een' gefteltenis in de voedende Vogten, waar inde Aard-deelen overvloedig zyn ,en. de Water-en- Oly-deelen ontbreeken, door D 3 een  '44. HEELKUNDIGE. een' lang aangehoude drooge Eetmanier , ontbloot van Water en genoegzaame Olydeelen, of door het geduurig gebruik van fterke geeftryke, enWater-en- Oly verteerende dranken , gelyk de drooge geitellen der Menfchen 3 die geen genoegzaame zagte Vogten gebruiken, en inzonderheid de ftorre, ftyve , en onbeweeglyke lighaamen der Dronkaarcs, genoeg bewyzen. §; LXXXVII. De te bovengang der beweeging beftaat voornamentlyk in de geduurige en boven maate vermeerderde Spierbeweging: want daar door word het Water meer en meer uitgeperft, de Oly-deelen meer en meer verdunt, en uit de Aardagtige beginzelen los gemaakt; waar door de Aarddeelen op digtere afftanden, en met meerder onderlinge aanraakingen, by den anderen kunnen gevoegd worden, en vafter te zamenhangen. Het bewys daar van zien Wy dagelyks in- de zwaare Arbeiders, §. LXXXVIII. En de lang aanhoudende Drukking op een bepaald deel doed de zamenftellende Vezelen tot een'digteren afftand naar den anderen naderen, en perft al wat vloeibaar is uit de zelfftandigheid; en derkalven moeten de Aard-deelen meerder op den anderen pakken, en dus' de gedrukte dee-  ZIEKTEKUNDE, & deelen van zagter tot harder worden. Het Eelt Callus onder aan de Voeten , door de geduurige drukking onder het gaan, of aan de Handen der zwaare Arbeiders, zyn hier duidelyke bewyzen van. Het taaijer en dikker van zelfllandigheid worden van fommige lang na den anderen uitgefpanne deelen, gelyk de verdikking des Breuk-zak hy de -Breuken , bf van het zagte en -dunne Vetvlies Membrana Adipoja by de Rókgezwellen enz,, is insgelyks aan de lang aanhoudende drukking, door de bevatte Stoffe aan deeze deelen toegebragt, toetefchryven? want, omdat de uitfpanning hiér langzaam gefchied, kan.de drukking meer vermoogen Jiebben om ele vloeibaare deelen uit de zelf». Handigheid nitteperfen-, de Aard-deelen te behouden en vafler zamen te dringen 3 en een' ophooping van Aardagtige deelen3 -en dus een1 vermeerderde dikte te maaken, als de kragt van uitfpanning, om, door de afftanden der zamenftellende Vezelen te verwroeten , het deel te verdunnen. §. LXXXIX. De Uitwerkzels der Styfheid .zyn, gelyk die van de Zwakheid, menigvuldig in 't getal, en in aart onderfcheiden, naar dé ..zagtheid der verfchillende deelen een byzon^3er gebruik heeft. Dewyl nu de zagtheid of weekheid der Vafle Deelen dient, om D 3 dat  46* HEELKUNDIGE dat dezelve meer of minder zouden wyken voor de kragten, die zy doen of moeten "uitftaan (§. LtX.), volgt het onwederfpreekelyk, dat alle de gevolgen gebooren worden , omdat de verftyfde deelen een' meerderen als vereifchten tegenftand bieden aan de werkende kragt. , §. XC. En derhalven , naar de byzondere dienft van een' minderen tegenftand, in verfchillende deelen, onderfcheiden is, worden de Uitwerkzels anders en anders bevonden , het zy in welke zoorten van de Styfheid. Indien de mindere vaftheid van eenige deelen diend, opdat zy zouden kunnen uitgerekt, verlangt, of verbreed worden, ten einde de deelen, welke zy influiten en bevatten, zig anders en anders zouden kunnen beweegen; gelyk een zoodamge weekheid of wykbaarheid vereifcht word in de Banden der Gewrigten; dan is het noodzaakelyk gevolg der Styfheid de Onbeweegbaarheid der ingelederde Beenderen. Zoo eene zekere weekheid vereifcht word, opdat fommige deelen zouden kunnen verwydert worden, om eene zekere hoeveelheid vogten te bevatten; gelyk alle Vaten, Pypen, Buizen, Ontfangbakken enz.; dan is het gevolg daar van een' vermindering van de mogelyke ruimte deezer deelen. In fommige deelen, wel-.  ZIEKTEKUNDE, 47 welke zig na haar' uitfpanning weder moeten inkrimpen, opdat zy de uitfpannende oorzaak overweldigen ; en verplaatfen, gelyk de Slagaderen om het uitfpannende Bloed voortteperfen, is het uitwerkzel der Styf heid de belette Kragt van voort* perfing; waar van wy een bewys vinden in de verbeende Slagaders. En , indien , gelyk in de Beenderen, de "matiging van hardheid diend om meegeevende te zyn aan een1 bepaalde magt, dan moet het gebrek deezer 'hoedanigheid noodzaakelyk een' Scheiding des geheels, in die deelen, te weeg brengen. §. XCI. Uit deeze afgehandelde Ziektens van (§. LX II. tot §. XC.) zouden wy nog menigvuldige en aanmerkelyke gevolgen kunnen verklaaren, indien wy voortgingen met "uitwerkzels uit uitwerkzels te ontwikkelen. Want in de Zwakheid of Styfheid der Vafte Deelen is een' ruime en wel de voornaamfte Bron gelee» gen van veele, zoo fcherpe, als langduurige Ziektens. Indien wy, als noodzaakelyke eigenfchappen der Zwakheid en Styfheid , de verminderde of vermeerderde kragt der vafte deelen, tot de beweeging gefchikt, wilden verklaaren , dan zouden wy 'er de voornaamfte Zaaden der Verftopping OhL> 4. Jtrm-  4S H E E L K U N t> I G E flruclio , z oo wel der traage Lenta , als heete Calida enz., uit kunnen aantoonen. Doch, om , zoo veel als mogelyk is, de herhaalingen te vermydeh, zullen wy deezen} en eenige anderen overlaaten tot eené beter bevoegde plaats: achtende het hier, en in 't vervolg by de te verhandelen zynde Ziektens , genoeg, om 'er alleenlyk zoo veel van te zeggen, als tot een volkoomen en duidelyk begrip van een' ieder derzelven vereifcht word; % XCI1. En eiridelyk , daar in veele gevallen de Zwakheid of Styfheid een*1 Ziekte is, zyn zy in fommige opzigten voor natuurlyke Zaaden der Ziektens te houden; als voornamentlyk ih opzigt tot de byzondere Gematigdheeden, Kunne, Manier van Leeven, Ouderdom , Landaart, en de tyd van 't Jaar: welke alle in 't vervolg nader zullen blyken. Over .de Zieke tns van bet Vafle Leevendige. §. XCIII. Gelykerwys een ieder der Vafte Deelen naar den byzonderen dienft, welken zy moet verrigten, eenen bepaalden trap van Vaftheid dienen te bezitten (j".LIX.)> alzo o  ZIEKT É IC ü N D E. 49 a'zoo word 'er ook, opdat zy gezond zyn , vereifcht, dat zy ieder, naar haar byzonder gebruik, begaaft zyn met eene meerdere of mindere Leevens- Kragt Vis-.Vitalis; en derhal ven beftaat de Ziekte deezer aangehaalde Kragt, of in derzelver vermeerdering , of vermindering 3 tegen-den ftaat der gezondheid. \ XC1V. De vermeerderde LeevensKragt Irritabilitas is een' hoedanigheid in de Leevens- deelen, waar door zy van dezelve Prikkelingen Irrttamenta eerder worden aangedaan é en zig zamentrekken en beweegen, als volgens den ftaat der gezondheid vereifcht word. §. XCV. Eii de verminderde LevensKragt Torpor is een' gefteltenis, waar door de Leevens - deelen van dezelve Prikkelingen minder worden aangedaan , als vereifcht word, en zig dus minder en traager te zamentrekken en beweegen. *§. XC VI. Opdat de aart en eigenfchappen van beide deeze Ziektens ( §. XC1V. en §. XCV\) klaarlyk blyken , is het nodig, om vooraf uit de Menfchelyke Natuurkunde hier te herhaalen: ten ifte, wat de LeevensKragt zy; en ten 2 de $ wat wy verftaan D 5 voor  yo HEELKUNDIGE voor de Aanprikkelingen van dezelve , er; in welke onderfcheidene zaaken deeze beftaan. §. XCVU. De Leevens-Kragt is een ingefchaape vermoogen in onze Vafte Deelen , waar door zy in ftaat zyn, om, indien zy op eenigerly manier worden aangedaan, zig zamen te trekken en te beweegen. §. XCVIII. De Leevens-Kragt beftaat ten, ifte, in een vermoogen of hoedanigheid om van een bepaalde magt te kunnen aangedaan worden, het welk de Bevatting Pereeptio word genaamt; en ten 2de, in de zamentrekking en beweeging van het aangedaane deel, waar door het buiten ruft geraakt. De Prikkeling, de Bevatting daarvan, en de Beweeging van het deel volgen den anderen onfcheibaar , doch niet evenredig. Indien het Hart , verwydert door het ingeftorte Bloed, zig toetrekkende, met kragt daar tegen aankant, en hetzelve Bloed weder uitperft, dan is die zaamentrekking van het Hart deszelfs Leevens-t ISragt; en het ingeftorte Bloed is hiér de Prikkeling, waar van het Hart moet aangedaan worden, of als 't waare een' bevatting verkrygen, opdat het . buiten ruft geraake, en zig beweege; offchoon de toetrekking van het Hart niet altoos evenredig is  ZIEKTEKUNDE. ?i is aan de kragt van het ingeftorte Bloed, want het Hart flap zynde kan toekaten om grootelyks door het invloeijende Bloed verwydert te worden, zonder vermoogens te bezitten om zig evenredig toetetrekken. §. XC1X. De Aanprikkelingen der Leevens - Kragt zyn die zaaken, welke dezelve in werking brengen, en zy beftaan of in ons, of zy worden ons van buiten aangebragt. (j. C De Aanprikkelingen , welke in ons zyn, beftaan of in eigenfchappen van ons denkend weezen, de Ziel, of zy zyn te vinden in ons ftoffelyk Lighaam. (j.' Cl. Gelyk de Ziel een onftoffelyk weezen is, zoo zyn derzelver eigenfchappen , als aanprikkelingen tot de Leevens? Kragt , ook ontftoffeïyk; en dus kunnen wy hier aangaande derzelver werking niet anders, dan met de ondervinding , raadpleegen. En wy ondervinden dan dies aangaande, dat de wil der Ziel de aanprikkelende Oorzaak is, welke de kragt der Spieren, tot de vrywillige Beweeging gefcfikt, doet gehoorzaamen aan haare byzondere. neiging. Als mede ondervinden wy, dat niet alleen de eigenfchappen der Ziel ftrekken tot Aanprikkelingen dier Kragten, over wel-  j2 HEELKUNDIGE- welke zy het gebied voert, maar dat zy ook die geenen kunnen opwekkeu , welke buiten de bewuftheid der Ziel in het Lighaam gefchieden, gelyk -de vermeerderde Omloop des Bloeds na fommige Aandoeningen des gcmoeds ontwyfelbaar bewyft. §. Glh De aanprikkelende Magten in ons Lighaam beftaan of in Bewerkingen eigen aan hetzelve, of in eenige ftoffelyke weezens in hetzelve te vinden , welke of werktuigkundig of fcheikundig werken. §. CÏII. Tot deeze Bewerkingen ((j. CII.) worden gebragt alle uitfpannende, verwyderende, of drukkende Magten, die aan de Vafte Deelen gefchieden. Zoo ftrekt de Kragt van uitfpanning aan de veerkragtige .Vliezen, en aan de Banden, tot een'Aan•prikkeling om derzelver Leevens - Kragt, de Kragt van zamentrekking, optewekken. Zoo dwingen de uitfpannende Vogten, bevat in alle zoorten van Vaten, Buizen , Ontiangbakken , en Bewaarplaatfen , die deelen om zig te zamentetrekken. De uitfpannende Fis wekt de Leevens-Kragt van de Blaas op om zig te vernauwen en de Pis naar het onderfte der Blaas te perfen. Zoo noodzaaken de drukkende of perfende Vogten of andere Stoffen gebragt tot eeni-  ZIEKTEKUNDE. eenige Ontlaftplaatfen, de Spieren of Spierdraaden, welke deeze Ontlaftplaatfen openen , om zig in te krimpen, en als 't waare de deur te ontfluiten, gelyk de drukking der groove Uitwerpzelen op den regten Darm Intejlinum Reftum, noodzaakt de Spieren» die den Aars verwyderen, om zig zaamentetrekken, en dus den uitgang voor de Uitwerpzelen te ontluiken. En eindelyk, binnen onze lighaamen worden fomtyds eenige Vogten gevonden, welke, door de Scherpte, die zy bevatten, de deelen, wetke zy raaken, op een' voor ons onbekende wyze 3 en daarom fcheikundige genaamt, aandoen : de Scherpte der Gal tot een' oorzaak van een vermeerderden Afgang , en der Pis tot Oorzaak der Druppel- ofKoudepis Stranguria, ftrekken hier van tot genoegzaame Bewyzen. §. CIV. En de Aanprikkelingen» die buiten ons beftaan 5 zyn ontelbaar, en in natuurlyke zaaken, daar wy mede omgaan te vinden. Zy werken door onze deelen aanteraaken en op eenige manier, of werktuigkundig , of fcheikundig, te beweegen. De licht-ftraalen , de Prikkels, die de gezigty zenuwen Nervi optici beweegen; het Geluid dat de Gehoor-zenuwen Nervi auditorü aandoet, eenige prikkelende kleine, deeltjes in de  M HEELKUNDIGE de riekende en fmaakelyke zaaken, welke de Reuk-zenuwen Nervi OtfaclorH, of Smaak, zenuwen Nervi Guftatorii. opwekken; en alle fteekende , prikkelende , fnydende , drukkende magten enz. welke de Gevoel-zenuwen van buiten worden aangebragt, en in werking brengen; zyn tot deeze Afdeeling optetellen. (j. CV. "Wyders, de ligbaamelyke Aanprikkelingen verwekken niet alleen ligbaamelyke uitwerkzels, maar zy kunnen ook anders en anders de wil der Ziel bepaalen t' en de deelen doen werken, welke onder derzelver beheering ftaan; gelyk indien de nedergeperfte Pis den hals van de Blaas drukt, of de groove Uitwerpzelen de Sluitfpier van den Regten darm, dan word de Ziel van die drukking door het gevoel bewuft gemaakt, waar op de wil zig ter ontlading deezer drukkende Stofte bepaalt, het geen aanftonds door de werking der Spieren , welke deeze beledigende Magten kunnen uitperfen, agtervolgt word. En, kan de Ziel tot Aanprikkelingen ftrekken om de ligbaamelyke beweeging en werkingen optewekken (§. Cl.), deeze kunnen niet minder de kragten en hoedaanigheden der Ziel veranderen; het welk de Raaskalling Delirium , na een' prikkeling van de herfenvliezen, door  ZIEKTEKUNDE. door een afgebrookeBeenpunt, by een' Herfenpan-Breuk Fraclura Cranü, genoeg aantoont. §. CVI. En i niet alleen toont de dagelykfche ondervinding, dat de werkingen der Ziel het Lighaam aandoen , en beurtelings het Lighaam de eigenfchappen van de Ziel verandert, maar dat ook insgelyks de Beweegings - en - Gevoel-kragt de een' de ander' kunnen opwekken; het geen wy bewaarheid vinden, 200 menigmaal wy zien, dat de Ontfteeking Pyn, en weder de Pyn Ontfteeking, verwekt. En ook wy ondervinden in alle gelykflagtige deelen een' als 't waare zoogroote te zamenzweering, dat 'er, uit de aandoening van het allergeringfte deeltje, de werking en beweeging van het geheel volgt; het geen wy beveiligt vinden in de Koorts door een' plaatfelyke Ontfteeking , of in de Stuipen en Krampen na het beledigen van een'Beweeg-zenuw. Deeze eigenfcbap, waar door het Lighaam van de Ziel lyd, de Ziel van het Lighaam, de Gevoel van de Beweegings-kragt, en deeze van de Gevoel - kragt, en de gelykllagtige deelen van den anderen , word (gelyk wy reets1 (§.XXXV1I._) gezegt hebben) Medegevoeligheid genaamt. &- GVIL Welke Kragt, de Medege-  SS BEELKü ND I GE voeligheid, als 't waare de Boodfchapsbrengsfter is tulTchen de Ziel en 't Lighaam, en tulTchen de verfchillende en gelyke, deelen van 't Lighaam; waardopr zyalle meten pnder den anderen zig aankanten tegen de. kragten, welke het konftryk gebouw, de menfchelyke zamenftelling, beledigen. Want, daar 'er verfcheide Kragten in den Menfeh Zyn, die deszelfs ftoffelykheid, en uit de algemeene wee der vergangkelykheid ; en door de geduurige beweèging, vernietigen, en daarom Vernietigende Kragten Fires deJlrutrices genaamt, zyn 'er weder andere, welke het verlies vergoeden, en daarom Bewaarende Kragten Fires Conjervatrices ger heeten; en daar wy, geüeld op den woer ften Aardbol, als in wildernis moeten omzwerven , waar |n wy van alle kanten en op verfchillende manieren kunnen beledigt worden, en teffens uit kragt van ons eige maakzel, en onze eige handelingen , aan ontelbaare onheilen onderheevig zyn, bezit onze Natuur ook kragten, waar door zy zig met geweld tegen die beledigingen aanzet, en welke Geneezendc Kragten Fires Medicfitrices genaamt worden. Over deeze alle heeft de Medegevoeligheid het gebied; het geen wy wat meer van naby zullen bezien. §. CVIII.  ZIEKTEKUNDE. s? §. CVIII. Daar de zelfftandigheid van ons menfchen lighaam, zoo der vafte als vloeibaare deelen , door de geduurige beweeging en wryving tegen den anderen , vermindert word, en 'het lighaam daar door met onnutte Stoffe voorzien, noodzaakt ons de Eetluft, uit het wryven der gevoelige wanden van de leege Maag tegen den anderen te weeggebragt, als een' boodfchap brengfter van het gebrek, om nieuwe Voetzelen te gebruiken, die de Beweeging en werking onzer deelen bereid, en van welk Bereid zei aan de verminderde zelfftandigheid gelykflagtige deelen worden bygezet; terwyl de onnutte Stoffe, door de eige Beweegingen werking onzer deelen,ook wederom word afgefcheiden en uitgeworpen. §. CIX. Daar de vrywillige Spier-beweeging' door te lange aanhouding vermindert word in haar kragt en fnelheid, daar geeft de onaangenaame Gewaarwording der vermoeidheid" ons de noodzakelykheid van de ruft te kennen. Daar de Zenuwen der Zintuigen, door te fterk aangedaan te worden, als om hulp roepen, daar toonen dikwiis de Beweeg - zenuwen haar medelyden , door die • deelen te doen werken, die de Aandoeningen der eerften matigen, gelyk het geweldig en byna onwillig E tos^  5$ HEELKUNDIGE toefluiten der Oogleeden, als men fchielyk uit het donker in een helder licht komt, genoeg bewyzen. En daar de Ziel in zyn' werking vermoeit word en ruft verlangt, daar toont zy haar noodzakelykheid, door Geftelteniffen, als tekenen daarvan , in het lighaam voorttebrengen; gelyk, na een lang aanhoudend denken, de duifternis der üögen , en de vermoeidheid van liet geheele lighaam, genoeg aantoonen. Terwyl ook teftens de kragten der Ziel de noodzakelykheeden aanduiden van het Lighaam; het geen wy zien uit de dofiieid van het Verftand, na een' zwaare beweeging van het lighaam. §. CX. En daar ons Lighaam met ontelbaare Ziektens, uit verlchillende oorzaaken , word overvallen , daar ontfpruiten uit haar ingefchaape Gezondheidsmaakende Kragt, uit de tegenwerkingen van Ziel en Lighaam beiden tegen de Belediging, ook, (gelyk wy zoo evengezegt hebben) , ontelbaare middelen ter geneezing; doch waarvan naderhand, daar wy deeze Kragt zullen befchouwen als een natuurlyk Zaad der Ziektens, of van derzelver Veranderingen, byzonderlyker zal gehandelt worden. (j. CXI. Dan, het blykt genoeg uit ((^XCVII. tot CX.), wat de Leevens- kragt  ZIEKTEKUNDE, kragt zy en derzelver Opwekzelen; dat de Medegevoeligheid , de Vernietigende , Bewaarende, en Geneezende Kragten, voor zoo verre wy dezelve in het lighaam aanmerken , niet anders zyn als de LeevensKragt, alleenlyk met die naamen benoemc om haar byzonder gebruik; en dat derhalven , daar wy fpreeken van de vermeerderde of verminderde Leevens - Kragt, ook teffens word gefprooken van die aangehaalde Kragten der Natuur. En derhalven laat ons nu verder voortgaan met de Ziektens, welken wy thans ten voorwerp hebben, te verhandelen. CXII. Indien dan het Hart en de Slagaderen , door de uitfpannende kragc van het invloeijende Bloed, zig fchielyker te zamentrekken als gewoonelyk; indien de Zenuwen der Zintuigen eerder bewoogen worden en de Ziel aandoen; de Spieren tot de vrywillige Beweeging gefchikt eerder op de wil van de Ziel werken ; of het Lighaam te fchielyk en geweldig door de Ziel word bewoogen; dan worden deeze deelen te beweegbaar of te gevoelig genaamt. En, indien het tcgengefteldeplaats heeft, worden zy te ongevoelig of te onbeweegbaar geheeten. E 2 §. CXM,  óo HEELKUNDIGE g.CXIII. De vermeerderde Leevens-Kragt onderftelt inde deelen, daar aan onderhevig, ten i fte, een tecder maakzel, en een' daar uit voortvloeiende vermeerderde fpanning der Vezelen, gepaart met een' aan dezelve geëvenredigde beweeglyke Veerkragt. Ten «de, is daar dikwiis bygevoegt een' Dunheid der Vogten met Scherpte verzelt. En ten 3de, vind men by deeze Ziekte, indien dezelve het geheele lighaam aangrypt, doorgaans gevoegt een' ligt aandoenelyke Ziel. §. CXIV. De verminderde Levens-Kragt onderftelt ten 1 He, een grof, vaft, en onbuigbaar maakzel der deelen. Of ten 2de, een' Slapheid of Onvermogendheid derzei ven, uit overvloed van Water, Slym- en- Oly-deelen. Waarom 'er ten 3de, is bygevoegt of een' Aardagtige Dikheid der Vogten, of een' Wateragtige Slymerige Gefteltenis derzei ven. Eil ten 4de, vind men 'er doorgaans bygevoegt een' traag aandoenelyke Ziel. §. CXV. Uit (i CXiri. en $.CXIV.) bly kt dan, dat de Oorzaaken deezer Ziektens, voorzoo ver zy inliet lighaam beftaan, voornamentlyk zyn te zoeken; ten 1 fte, in die van de Tederheid (\). LXVU1.); en ten 2de, in die, of van de Slapheid (§,LXV.), gf van de Taaiheid (§. LXXXh): ten min- ilen  ZIEKTEKUNDE. £i ften wy kunnen dezelve niet verder agter-. haaien; noch de vermeerderde of verminderde Leevens - Kragt kunnen op eene andere wyze, dan langs die'der aangehaalde Ziektens geneezen worden. §. CXVI. De Uitwerkzels deezer Ziektens beftaan in al het geen, wat uit een' lig-; tere of traagere Bewecging kan ontfpruiten, ondcrfcheiden naar de byzondere deelen 3 waar in dezelve voorvallen. (".. CXVIf. In de ligtere Beweeging van de Natuurlyke of Dierlyke Bewerkingen Acliones Naturales of Fitaks, is de Oorzaak geleegen van de fneldere Omloop, Affcheiding, en Uitwerping der Vogten. De ligtere Aandoenelykheid van het Zenuwgeftel verfchaft de voorgefchiktheid tot Pyn, Stuipen, Krampen,Benaauwdheid, enz. Het Lighaam, dus gefteld zynde, deeld te fchielyk mede inde Aandoeningen des Gemoeds3 en veroorzaakt daar door de uitwerkzels van een' vermeerderde Beweeging. En de kragt der Medegevoeligheid, de Vernietigende, Bewaarende, of Geneezende Kragten der Natuur , worden, daar uit, fchielyker gebooren. CXVIIl. En uit de tragere Beweeging volgen de vlak tegenovergcftelde uitwerkE 3 zeis  6n HEELKUNDIGE zeis der fneldcre Beweeging, welken der halven gemaklyk te begrypen zyn , en geen1 verdere verklaaring vercifchen. (5. CXIX. Indien wy de Uitwerkzels deezer Ziektens alleenlyk tot eenige byzondere deelen toepaflen, dan volgen 'er uit kragt van dezelve nog ontelbaare byzondere Ziektens. Gelyk, indien de Maag of de Darmen te ligt beweegbaar zyn , een' Braaking Vomitus, of een Buikloop Diarrhaa , op het minfte gebruik van prikkelende of uitfpannende Voetzelen. Zoo de Zenuwen der Zintuigen te aandoenelyk zyn, een te fcherp Gezigt, Gevoel, Gehoor, enz., hetgeen de Heelmeefters dagelyks genoeg ondervinden by ligt aandoenelyke Menfchen , als zy, op de minfte aanwending van Bytende Middelen in Wonden ofZweeren, door de blooteen de te gevoelige Zenuw-tepeltjes te prikkelen, aanftonds zwaare Pyn, Ontfteeking, enz. zien volgen. Waarfchynelyk is de te groote gevoeligheid der Huids-Zenuwen Nervi Subcutanii de Oorzaak, waarom in fommige Onderwerpen, na de aanwending van eenige Vettigheid of kleevende Stoffe op de Huid, zoo dikwiis Koos Eryfipelas, Ontfteeking,Springend Vuur Ignis Sacer, enz. volgen, omdat de belette en fcherpe Onzigbaare Doorwafeming Perfpiratio injenftbilis, door  ZIEKTEKUNDE. 6% door de aangewende Vettigheid belet zynde , die Zenuwen prikkelt. En de te traage aandoenelykheid der Darmen verfchaft een1 vertraagde voortperfing en ontlafting der groove Uitwerpzelen, en daar uit derzelver ophooping. De Zenuwen der Zintuigen te onberoeriyk zynde volgt 'er een flomp Gezigt, Gehoor, Gevoel enz. En daar de te groote aandoenelykheid dikwiis oorzaak is van Pyn en Ontfteeking, op de minfte aanwending van fcherpe 'Geneesmiddelen , daar is $. CXXIfc  66 HEELKUNDIGE §. CXXU. Opdat de Houdende Deelen bekwaam zyn,om de byzondere zoorten van Vogten toe te laaten, door te laaten , uit te laaten, of met een' zekere hoeveelheid in zig te bevatten, moeten zy in haar' uitgeftrektheid een' bepaalde Holligheid Cavitas bezitten, en met Monden Orificia, zoo ter toelaating, als doorlaating der Vogten, voorzien zyn, in getal en ruimte nauwkeurig afgemeeten. Nogthans, om de menigvuldige veranderingen, welke derzelver Wanden, of ingehoude Stoffe , fomtyds ondergaan, kan de ruimte der Holligheid te wyd worden, de Monden te ruim, of de Openingen te veel in 't getal; of de ruimte van 'het geheele Holle Deel, of van deszelfs Monden kan te min, of geheel weggenoomen worden; in welke hoedanigheeden de Ziektens der Houdende Deelen Morbi Contincntium beftaan. §. CXXnL Deeze Ziektens dan worden tot twee geflagten gebragt: als ten ïfte, tot de Vergrooting van de Holligheid Magniiudo Cavitatis autïa, de Vergrooting der Monden Magniludo OJliorum aufta, of tot de Vermeerdering der Monden of Openingen Multiiudo OJliorum autïa; en ten 2de, "tot de Vermindering of Wegneeming van .de Holligheid Magnitudo Cavitatis imminw ta  ZIEKTEKUNDE. $r t-a of aholita , en tot de Vermindering of Wegneeming van de Monden Magnitudo OJliorum ïmmmutd of aholita; en van welke beide geilagten verfchillende zoorten worden gevonden, in aart, oorzaaken en uitwerkzels zeer onderfcheiden. §. CXXPv* De zoorten van het eerfte geflagt van de Ziektens der Houdende Doelen zyn: ten 1 fte,de Verwydering van het Hól; ten 2de, de Verflapping of Öntlluiting vari deszelfs Monden; ten 3de, de Verwydering der Togtgaten in de wanden van het Hol; en ten 4,de,de Scheiding des Geheels van de wanden die het Hol -of deszelfs Monden te zamenftellen. §. GXXV. De Verwydering van het Hol Dilatatio Cavitatis of Eurisma is, als deszelfs wanden, door in den omtrek verder van den anderen af te liaan, eene grootere ruimte, als gewoonlyk, teweegbrengen; hetzy dezelve phats heeft in den geheelen omtrek , of alleenlyk in een gedeelte van denzelven. Gelyk, indien de wanden van de Waterb laas, Galblaas, van de Darmen, der Bloedvaten, enz. in den omtrek verder uitgebreid zyn, dan is de holligheid deezer holle Deelen boven den Staat der Gezond-" Iieid verwydert. Of ook, indien derzelver F 3 wan-  6% HEELKUNDIGE wanden alleenlyk voor een gedeelte in den omtrek zyn uitgebreid, en als een Zak of Aanhangfel maaken; hoedanige Zakken wy dikwerf genoeg ondervinden in de Waterblaas , by Lyders aan den Steen onderheeyig, en in de Slagader - Spat Aneurisma'. §. CXXVI. DeVerflappingofOntfluiting van de Monden van het Hol Anajlomofis , zoo van die in als uitlaaten, is, als.deezë JMonden of Openingen boven den Haat der gezondheid verwydert zyn , waar door zy iets anders toe of uit laaten •> als zy behooren. Gelyk indien de uiterfte uitemdens der Slagaderlyke Vaten Fafa Arte?iofa, zoo wyd Zyn, dat zy , in de plaats van Wye-Vogten Humor es Serq/i, Bloed daorteaten en ontlaften. Of dat de Ingangen Introïtus van de uiteindens der Aderlyke Vaten Fafa Fenqfa , Opflurpende Reforbentia genaamt, wyder zyn , als volgens den ftaat der gezondheid vereifcht word. §r CXXVII. De Verwydering der Togtgaten Diapedefls gefchied, wanneer deTogtgaten in de wanden van een Vat of ander nol Deel zoodanig verwydert zyn, dat zy tegen den ftaat der gezondheid van het ingehoudene kunnen doorlaaten. Gelyk indien door de verwydering van de Togtga- ten  ZIEKTEKUNDE ó> ten der Bloedvaten het ingehoude Bloed uitwafemt of uitzweet. $. CXXVIIL En de Scheiding des Geheels Diaere/ïs is, als 'er een' waare Vernietiging der zamenftellende Vezelen van de wanden der holle Deelen, die derzelver geheele uitgeftrektheid, of derzelver Monden omfchryven, plaats heeft ; waar toe de Wonden , Verfcheuring, Openberfting, en de Verknaaging deezer Deelen behooren. Indien deeze Ziekte word te weeggebragt door een werktnigelyke magt dan word het Rexis genaamts en door een fcheikundige magt Diabrojis. ' %. CXXiX. De Oorzaaken deezer aangehaalde Ziektens beftaan in het algemeen : ten i fte 3 in ai wat zamenloopt om te weeg te brengen , dat de wanden , die een' Holligheid of derzelver Monden omfchryven , boven de gewoonte uitgefpannen worden; en ten 2de, zyn zy geleegen in alle hoedanigheeden deezer wanden, en voorkoomende werkende Magten, waar door de punten van aanraaking der zamenflellende Vezelen, waar uit deeze wanden gemaakt zyn, tot een' verderen afftand van den anderen kunnen geraaken, of waar door de zamenhang der Vezelen word ontbonden, of de zelfftandigheid zelve vernietigt. F \ §. CXX.X  jjg HEELKUNDIGE S-CXXX. Tot de buitengewoone uitfbann:ng van een' Holligheid, of derzelver Monden , geeven inzonderheid gelegenheid alle uitfpannende Kragten van de ingehoudene Vogten of andere zelfTtandigheeden , werkende uit het middenpunt op de wanden , ■welke derzelver omtrek maaken. Zoo word in de Volbloedigheid Pk/hora het gantfelie Vaatgelie! verwydert. Zoo kan de meerde, re drift en aandrang van het Bloed op de Uiteindens of Mohcjen der Slagaderlyke laaten , deeze Monden buitengewoon uitfpannen en verwyderen. Zoo kan het Bloed in de Aderen , door eenige drukking in zyn terugloop belet zynde , de ruimte deezer Vaten aanmerkelyk vergrooten ; het geen de zoogenaamde geberfte Ader? Fanees in de Zwangeren , op de drukking van de LiefchA deren fan* Iliac*, door de uitzettende Baarmoeder volgende, genoeg bewyzen. De drukking en zwaarte van een1 Steen ia de Holligheid der Waterblaas fpant derzelver Vliezen uit, welke, aan de drukkende kragt van den Steen gehoorzaamende, dikwiis als een byzonderen Zak voor denzelven zamenftell en , en denzelven als 't waare geheelyk affluiten ; omdat de boord deezes Zak, in de Holligheid der Blaas uitziende, wederom om den Steen zoo vernaauwt word, dat 'er naauwlyks eenige opening overblyft. En, indien  ■ZIEKTEK U N D E. ?ï indien de Deelen, waar op .deeze uitfpannende Magten haar vermoogen oefenen , alvoorens zyn voorgefchikt om daar aan eehen minderen tegenftand te kunnen bieden, hetzy door een' ziekelyke Slapheid (§. LXV.) , of hetzy door het gemis van haar gewoone Steunfels . dan zullen deeze aangehaalde Kragten des te vcrmoogender werken. §. CXXX1. Verfchillende zaaken ftrekken als zoo veele Steunfels of beïetfels, om de te groote Uitfpanning en Verwydering der Holligheeden , of derzelver Monden te beletten. Zooftrekken de boven de uïterlyke Slagaders of Aders gelegene Bekleedfèlen, of de daar agter geplaafte Beenderen, en de Spieragtige Rok Tunica Muj'culofa der Slagaders zeivc, deeze tot eene beperking, om door de uitfpannende kragt van het Bloed niet te veel uitgezet te worden ; en waar uft wy begrypen de Voorgefchiktheid tot de Verwydering der Vaten en derzelver Monden in de Zweeren; en ook hoe de Been - bederving gelegen by een' groote Slagader, of de Kwetfing, of Zweering van den Spieragtigen Rok der Slagader, fomtyds te houden zyn voor het Zaad of de voorfchikkende hoedanigheid van een Slagaderfpat , nademaal de weekheid van het bedorve Been, of de verzwakte plaats in de Slagader door de F ) bele-  ?2 HEELKUNDIGE beledigde Spieragtigen Rok, toelaaten , dat het uitfpannende Bloed de wanden van de Slagader derwaarts het meefte uitbreid, daar zy den miniten tegenftand aantreffen. $. CXXXlt Tot de Steunfels, die fommige Hoihgheeden of Uitgangen van dezelve verfterken , kunnen wy ook brengen de Sluitfpieren, die fommige Ontlaftplaatfen fluiten, en den uitgang van het ingehoudene tot zekeren tyd beletten. Zoo is het uiteinde van den Regten - darm, en van dePisblaas ieder met een zoodanige Spier voorzien, op dat noch de groove Uitwerpzels, noch de Pis, geduunglyk door die openingen zouden ontihpnen. En derfialven, indien deeze Sluitfpieren verlamt zyn , of door Verwonding of Verzweering verzwakt, dan kan de drukkende Drek 'of Pis dezelve te fchielyk verwyderen; nademaal de dus gefielde Sluitfpieren geen genoegzaamen tegenkand kunnen bieden. §. CXXXUf. Dezelve uitfpannende Mag-j ten (§. CXXX. ) kunnen in de eigene Deelen te weeg brengen , dat de punten van aanraak mg der zamen Rellende Vezelen van de^ wanden van eenig Hol tot een' verderen afftand van den anderen verwydert worden • door welke gaaping als 't waare nieuwe Monden  ziektekunde; ?3 den in het Hol veroorzaakt worden , waar uit het ingehoude Vogt kan ontflippen; en waar toe insgelyks de Slapheid de Voorgefchiktheid bezorgt. Doch als alvoorens de , geweld lydende Deelen onderheevig zyn aan de Tederheid (i LXVIII.), of aan de Vernietiging (§. LXiX.), dan kunnen de eige fchadelyke Magten veel eerder een' waare Vernietiging van de Zamenhang , zoo in de uitgebreidheid van het Hol, als aan deszelfs Monden te weeg brengen, en dus of nieuwe Monden in het Hol veroorzaaken , óf deszelfs gewoone Monden verwyderen; nademaal deeze gefteltenilfen de Zamenhang der deelen onbeftand maaken voor de werkende Magten. En wyders alle feherpe verknaagende Vogten of andere weezens, en alle fteekende , fnydende , of fcheurende Magten, hetzy in de Holligheeden, of derzelver Monden tegenwoordig, of van buiten daar op aangevoegt, zyn in ftaat eene waare Scheiding des Geheels, namentlyk de Ziekte (§. CXXvIH.), aan die Deelen toe ie brengen. §. CXXXIV. De Uitwerkzels deezer Ziektens ontfpruiten ten ifte, uit de meerdere uitgebreidheid der vergroote Hollen; ten sde, uit de Stofte die zy bevatten; ten 3de uit het geen zy door haar vermeerderde of ver-  74 HEELKUNDIGE vervvyderde Monden ontladen; en ten 4de wit het byzonder gebruik dier Deelen , als afïcheidende of opllurpende Buizen aangemerkt. 'ö §. CXXXV. De groot-ere uitgebreidheid van een Hol maakt liet zelve bekwaam, om een' meerdere hoeveelheid Vogt of andere Stoffe in zig te bevatten, dezelve op te houden , en andere Deelen 'er van te berooven. Zoo zien wy niet zelden by eene groote Uitzetting, en dus verwydering van het Vaatgcftel van eenigDeel, gelyk inzonderheid in de groote Vieefch - uitfpattingen , eene Vermagering van het geheele overige lighaam, omdat deeze een' zoo groote hoeveelheid van het Bloed en voedende Vogten inhouden, dat 'er de overige Deelen gebrek aan lyden. Een uitfpanning of verwydering in Jen Darmbuis, inzonderheid-indien 'er een Zak of als 9c waare een Aanhanglël is gemaakt, kan tot een' vergaderplaats (trekken van vuiligheeden,en tot een bekwaam neft voor Wormen Vermes. En niet zelden verfchaffen de vervvyderde Vaten van de Baarmoeder, als een' natuurlyke eigeufchap in de Zwangeren na de Verloffing, eene aanzienelyke ruimte om een' groote hoeveelheid Bloed in zig te bevatten , waar van de bovenfte Deelen berooft worden 5 en inzonderheid het Herfenge- ftel,  ZIEKTEKUNDE. 7? ftel, en waar uit zoo dikwiis Bezwyming Syncope, Ontfteeking, en Verfterving van de Baarmoeder, ofwel een' fchielyke en overgroote Bloedvloeijing , waar uit een onverwagte , en dikwiis ogenblikkelyke dood , volgen: hetgeen inzonderheid gebeurt, als onkundige Vroedwyvcn niet bezorgt zyn , om de Baarmoeder, het verloore Steunfel, door de geboorte van het Kind te weeggebragt, te vergoeden met een' wel aangelegd de onderfteunende, en gelyk drukkende Omzwagteling, of Verband. (). CXXXVI. De Stoffe, die in het verwyderde Hol word opgehouden , kan van aart veranderen. Zy kan van eene vloeibaare Stoffe , van een Vogt, tot een vafle Zelfftandigheid overgaan. Zoo zien wy het opgehoude Bloed in den Zak van een' groote Slagaderfpat overgaan in Slymagtige Zamengroeifels Concretiones poïypofae, welke fomtyds, inzonderheid in een verouderde Slagaderfpat, zoodanig met derzelver wanden vereengt zyn , dat zy 'er nauwlyks van zyn af te fcheiden. De opgehoude Vogten kunnen fcherp worden , door den tyd de hun bevattende wanden van het Hol doorknaagen, en een' Vernietiging der Zamenhang te weeg brengen. En de ingehoude Vogten in de vervvyderde Vaten, of an-  ?6 HEELKUNDIGE andere Holligheeden, kunnen, door verder met geweld voort te gaan, en aan te dringen op de Wanden en Monden, of Gaapinsre in de Wanden, of Verwydering der Monden, of derzelver waare Vernietiging van Zamenhang te weeg brengen, en dus een' fdnelyke Ontlafting der ingehoudene Vogten veroorzaaken; gelyk de uitgefpanne en verwyderde Bloedvaten zig niet zelden op deeze wyze van haar ingehoude Bloed ontladen, üf door de Verwydering of het Vermeerderde Getal der Openingen kan het dunde van het ingehoude Vogt aliengskens ontllippen, terwyl het overige, dikker wordende, in een valt Weezen overgaat, en met de Wanden te zamengroeit, en tot eene Zelfftandigheid word. §.CXXXVII. Wyzien ($. CXXXVI.)' dat al veel uit de Verwydering van een Hol de andere zoorten van het eerfte geflagt van de Ziektens der Houdende Deelen ({j. CXX1V.) by opvolging ontfpruiten. En' wyders uit de meerdere Uitbreiding der Holligheeden , de meerdere bevatting van Stoffe, en uit de Verandering der bevatte Stoffe, verkrygen wy een waar denkbeeld van zeer veele Gezwellen Tumores, zoo VogtGezwellen Humor aks, als Vafle Solidi; waar van hier na. §. CXXXVIIL  Z I E K T E K U N D E. 7? §. CXXXVÜI. Uit de Verandering der bevatte Vogten tot een vaft Weezen, derzelver Zamengroejing met de vervvyderde Houdende Deelen, en uit het taaijer en dikker van Zelfftandigheid worden der langzaam uitgefpanne of gedrukte Deelen ((j. LXXXVUi.), volgt het verdikken , verharden en ontaarden van het zagte Vetvlies, en van andere Deelen , in fommige Gezwellen en Zweeren; en hier uit begrypen wy den aart van alle harde en vafte Uicfpattingen Excrefcentia of Fungi der weeke Deelen: want daar de meerdere behouding der Aard-deelen , en derzelver nauwere vereenigmg, de langzaam uitgerekte Deelen, in de eerfte plaats, verdikken , daar maakt de verharding der bevatte Vogten en derzelver zamengroejing met de uitgerekte Deelen tot eene Zelfftandigheid , in de tweede plaats, dit gewrogt aanmerkelyk grooter. De fomtyds wonderlyke Ontaarding van het Vet Finguedo in de Kamertjes van het Vetvlies, en de verdikking deezer Kamertjes zelve, in de Rokgezwellen , en Vets - Uitfpattingen Adipis Fungi; en de Verharding en Vergrooting der zagte Klieren Glanduïa in Steenharde Weezens, en daarom Knoeftgezwellen Scirrhi genaamt; zyn insgelyks aan dezelve oorzaaken toe te fchryven. §. CXXXIX.  73 HEELKUNDIGE t). CXXXIX. De Vermeerderde of Verwyderde Monden der Holligheeden laaten door het geen zy behoorden" te wygeren , of te behouden. Indien de Uitgangen der Bloedvoerende Vaten aan de Ingangen der Wyevoerende te wyd zyn, dan komt het roode Bloed , de Verwydering in de byzondere Rye der Vaten aanhoudende, in oneigentlyke Vaten ; waar in het denkbeeld bèftaat van der Vogten Dwaaling in plaats Error Loei, en daar uit volgende Verftoppingen Ind ien de Uiteindens der Vaten uitzien in eenige Holligheeden , óf in de uitwendige oppervlakte van het Lighaam, dan kunnen zy > verwydert of verfcheurt zynde , haar ingehoudene Vogt, of in die Holligheeden, of uitwendig ontlaften ; waar van ons de Uitflorting van Water- of - WTye in de Holligheid van den Buik,een Buiks- Waterzugt Jjcites genaamt, in den Borii, een BorftWaterzugt Hydrops Thoracis , in den Balzak, een Water-Breuk Hydrocek, of in de Kamertjes van het Vetvlies van eenig Deel, een Slymzugt Oedema geheeten enz. uit de Verwydering of Verfcheuring der uiteindens van de Slngaderlyke Watervaten, in deeze deelen uitziende, te weeggebragt, tot voorbeelden verftrekken. En wydèrs alle Vaten of andere byzondere Holligheeden meerder openingen verkreegen hebbende, hetzy door  2? I E K TEKUND E; 79 door een' Afwyking der Vezelen, Verfeheuring, Verwonding, enz. laaten insgelyks ontflippen het geen zy bevatten ; en deeze ontflipte Stoffe ontlad zig ook derwaarts, waar deeze vermeerderde Monden uitzien , lietzy zigbaar buiten liet lighaam, of in eenige byzondere Holligheeden; waar uit de uitflorting van Bloed in de Kamertjes van het Vetvlies Ecchymofis , alle uitstortingen des Bloeds naar buiten , de onwillige afloop der Pis, en groove Üitwerpzefs. j'. CXL. Uit (§. CXXXIX.) blykt, dat de Stoffe , welke de verwyderde, of vermeerderde Monden der Vaten of Holligheeden ontladen, of in dezelve oneigen tlyk en alvorens is ingebragt , of eigentïyk daar iri te vinden is. Indien zig het Bloed doof de uiteindens of tegennatuurlyke openingen der Wye- of- Watervaten ontlad, dan voeren zy een' Stoffe, die zy ongewoon zyn in te houden , en dat onderdelt' een' Verwydering in de byzondere rye of ordening der Vaten , en dus een Verplaatfing der" Vogten ; waar in het denkbeeld beftaat van' een Bloedig Zweet Sudor Sanguinemr van een' Bloedpiffing Mitlus crüenius., Bloedbraaking Vomitus eruentus, Bloedfpuuwing." JJtemoptyfts ,- Neusbloeding Hamorrhagid Èariumyznz, uit een' algemeene Verwydering' G van*4  §0 HEELKUNDIGE van het Vaatgedel, zonder vernietigde Zamenhang. En integendeel, indien het Bloed? ontlaft word uit de Bloedvoerende Vaten , dan ontladen zy, het geen zy gewoon zyn mtehouden, het welk of een' Vernietiging van het geheel, of een' Afwyking der zamenftellende Vezelen in de Wanden deezer Vaten onderftelt; nadien 'ergeen uiteindens, of ten minften weinig , van Bloedvoerende Vaten gevonden worden , welke in geene andere Vaten overgaan, en dus anders haar Bloed, door Verwydering van derzelver Monden kunnen ontladen, als in andere Vaten. Welk "onderfcheid , alhoewel van de eige Ontlading der Stoffe, namentlyk of dezelve door Dwaaling in plaats, Verwydering, Gaaping, of Vernietiging des geheels gefchied, byzonder voor den Geneesheer noodzakelyk is om aangemerkt te worden. <*. CXLI. En uit het gebruik der beledigde deelen, voor zoo ver zy affcheidende, of opflurpende Buizen zyn, kunnen nog verfcheide Uitwerkzels ontfpruiten. Zoo zondigen de Affcheidende Buizen Dutlus Secretorii, te wyd zynde , of met tegennatuurlyke Openingen voorzien, in haar pligt, omdat zy niet de gewoone maar eene andere Vogt doorlaaten, of de afgefcheide Vogt laaten ©ntflippen ; en waar door dus de deelen haar  Ziektekunde, bï haar noodzakelyke Vogt ontbeeren, oFeen afgefcheide Vogt verkrygen, welke van eenen anderen aart is, als de gezondheid vereifcht, Wy zien hier van een voorbeeld in de Pisvloed Diabetes, alwaar de Nieren niet alleen de Pis van het Bloed affcheiden, maar ter oorzaak van derzelver verwyderde Vaten het Bloed van al zyn Wye kunnen berooven, ja zelfs het Bloed doorlaaten. Dé Speekzei of andere Klieren, en Affcheidende Buizen, als van het Maagzap Succüs gajlricus , van het Alvleefchfap Sutcus panereaticns , van de Gal Bilis, enz. te veel verwyderd zynde, verfchaffen die vogten niet van zoodanige hoedanigheid als vereifcht word ; waar uit de Bewerkingen, die üü den aart deezer Vogten anders moeten volgen $ gebrekkig worden. Indien de Monden der opfbrpende Vaten te wyd zyn$ dan kunnen zy om die reden, wel een dikker Vogt inlaaten, doch ondërtuffchen zyri' zy ook als 't waare verlamt, en ontbreeken haar kragt van opüurping ; waar door dé Vogten, die moeften opgenoomen worden, Blyven daan. Hier uit begrypen wy de> vergaadering van Water in eenige Holligheeden , of alle zoorten van de Waterzugt* uit de Verwydering en veriaore opflurpendê Kragt der Aderiyke Watervaten: want* indiende nattiurlyke Dauw Ros naturalist G 2 wel*  82 HEELKUNDIGE welke in al de tuiïchenruimtens en Hollig^ heeden van ons lighaam, uit de Slagaderlyke Watervaten uitdampt , niet evenredig wederom word opgenoomen, dan moet dezelve aldaar ophoopen , en fomtyds tot een' aanzienlyke hoeveelheid vergaderen. Indien het Geledings-vogt Synovia niet met de eige hoeveelheid als het door de Geledings - Klieren Glandul* Synoviales word afgefcheiden en uitgeworpen, door de verwyderdeof verfebeurde opflurpende Vaten, na een' geweldige Kneuzing, Uitrekking, enz. volgende, weder word opgenoomen, dan is het uitwerkzel hier een Gelids-Waterzugt Hydrops Articuli. En zoo zien wy ook door de verwydering der TraanlUppen Punfla lachrymalia, omdat zy haar inllurpende kragt verlooren hebben, een Traanoog, volgen. §. CXLII. De Zoorten van het tweede Geüagt der Ziektens in de Houdende Deelen aantemerken zyn: ten ifte, de Verftopping;. ten 2de, de Vernauwing; ten3de, de Toedrukking.; ten 4de, de Toevalling; ten flymagtige .korll, of ieta anders, dat daar aan tot een.beietzel.ftrekt.Nimmer zullen de Vingers, Oogjeeden, of welke deelen het zyn, hoe lang by den anderen te zamengevoegt gehouden ,, te zamengroeijen; het geen egter gemaklyk gefchied , indien deeze, deelen alvorens zyn rauw gemaakt, En dus befluiten wy, dat; offchoon de ruimte van een' holligheid, voor ons gezigt geheelyk verboren fchynt, 'er nogthans altoos geen' waare te zamengroeijing van derzelver wanden plaats heeft* §. CLXiV* De Uitwerkzels van de verminderde of vernietigde ruimte der holledeelen ontfpruiten: ten.ïfle, uit de belette.of vernietigde doorvloed der, gewoone .Vogtenof andere, Stoffe, door de verminderde of vernietigde ruimte der Buizen, hetzy omvoerende , affcheidende, uitwerpende, ofopllurpende ; ten tde, uit de gevolgen van de teruggehoude Vogten en andere Stoffe^ H er*  $6 HEELKUNDIGE en derzelver veranderingen in de opgeflootepiaatfen; en ten 3de, uit de onbekwaamheid der Vergaderplaatsen, en Ontfangbakken, om de vereiithte hoeveelheid der Stoffe in zig te bevatten. §. CLXV. Indien de omvoerende, affcheidende, uitwerpende, of opflurpende Buizen te nauw zyn, of vernietigd $ dan kunnen zy niet omvoeren, affcheiden, uitwerpen , of: opflurpen het geen zy moeten; waar uit een belette Toevloed of Af vloed tot of van eenig deel, een' belette Affcheiding, Uitwerping, en Opfltirping. De ruimte van een' Stam - flagader, of door drukking of anderfints vermindert zynde of weggenoomen, veroorzaakt een beletten Toevloed van het Bloed naar het deel, waar dezelve zig uitftrekt, waar uit een' Vermagering, of Verfterving. En indien de ruimte van een'Stamader word vermindert of weggenoomen, dan word de te rugvloed van het Bloed of vermindert of gantfch gefruit, waar uit teffens een verminderde of belette invloed; nademaal de Slagaderen niet kunnen toebrengen , tenzy de Aderen terugbrengen. Door de verftopte en srezwolle Ehirmfcheels Klieren Glandula Meferaka, is het mogelyk dat vcrfcheide Melkvaten Fafa lailea, welke in de zelfftandigheid deezer Klieren dcor-  ZIEKTEKUNDE.. 97 doorloopen, toegedrukt worden; waar uit een verminderde toevoer van Ghyl Cbylus naar den Borftbuis Dutlus Thorackus, en aus een' verminderde Voeding, indien dê afscheidende Buizen van de Pis in de Nieren Rcnes, van de Gal in de Lëevef Hcpar en Galblaas, enz. minder ruimte bezitten, of geheel van haar'holligheid berooft zyn 3 dan kan noch de Gal noch de Pis, of genoegzaam , öf in 't geheel afgefcheiden worden. Als de afvoerende Vaten van het Zaad Fafa deferentia te nauw, of van Holligheid berooft zyn; de Pisleiders verftopt zyn door een Steentje uit de Nieren daar in geraakt, of by haare uiteindens in de Waterblaas, door een'Ontfteeking van de Vliezen der Blaas, of door de toedrukking van een Steen in dezelve; dan is de afvoering van deeze Vogten, namentlyk van het Zaad in de Zaadblaasjes Feftcula Seminalcs, en van dePisin de Waterblaas, daar.door j vermindert, of te eenemaal belet. Indien door toedrukking, zamengrbeijing, of op wat wyze hec zy , de opflurpende Buizen haar gewoonelyken dienft' verzuimen, dan blyven deoptellurpe Vogten in de deelen liaan , of zy worden ergens anders ontlaft: waar uit begreepen word de mogelykheid van de Waterzugt Hydrops, uit de verminderde of vernietigde ruimte der opflurpende Watervaten; H 2 van  p8 HEELKUNDIGE van de vergaadering en ophooping van het Zaad in deszelfs bereidende en bewaarende Werktuigen, Zaad-breuk Spermatocek genaamt , uit het vermindert of vernietigt vermoogen der Zaad-opflurpende Buizen; van een Traanoog, als een gevolg van de toedrukking der Traanftippen door het omkrullen of zwellen der Oogleeden, door het zwellen van de Traanheuvel Carunculd Lacbrymaüs , of na derzelver toegroeijing door verwonding of verzweering; en van ontelbaare andere zoortgelyke ziektens. En indien eenige deelen, van te vooren fterk uitgefpannen zynde, fchielyk van haar' uitfpannende Stoffe berooft worden, en daar doornedervallen, dan weigeren deeze nedergevalle, en verflenfte deelen, dikwiis den ingang van alle Vogten, zoo tot voeding als kevendig houding; waar uit noodzakelyk Verderving, gelyk het Koude - vuur SpbaceJus, op de fchielyke ontlading van het Water uit de Waterzugtige Beenen, dikwiis genoeg bewyzen. (j. CLXVI. De Vogten, of andere Stoffe, welke te rug gehouden worden, kun* nen de Vaten, Buizen, of Ontfangbakken, waar in zy vergaderen, fomtyds ongemeen uitfpannen en vergrooten. Zoo zien wy fomtyds een of beide de Pisleiders buitengewoon  ZIEKTEKUNDE. woon vergroot en verwydert, door de te rog gehoude Pis in dezelve , inzonderheid ter gelegenheid van den Steen in de Blaas, welke derzelver Ontlaft-monden aldaar toedrukt. Indien de Gal uit de Galblaas belet word zig te ontladen , door een1 verpopping van den Galblaas - Buis, Bullus Cyfticus met een deenfje of iets anders, dan doet de te ruggehoude Gal de Galblaas fomtyds zoo buitengemeen uitzetten en vergrooten, dat zy uitwendig aan den omtrek van den Buik, als een aanmerkelyk groot Vogt-Gezwel , zig vertoont. De opgehoude Traanen in den Traanzak Saccus Lacbtymalis, door de verdopping of zamendrukk'ing van. den Traanbuis in den Neus, doen dikwiis denzelven uitzetten, zodanig dat hy uitwendig in den grooten Ooghoek een Gezwel maakt, Traan - breuk Hernia lacbtymalis genaamt. En wyders kan de te ruggehoude en ingefloote Stoffe, met de haar bevattende deelen,op verfchillende wyzen verandert worden, en onderfcheidene Uitwerkzels voortbrengen; gelyk wy reets ( %. CXXXV1. §. CXXX VII. en §. CXXXVIil. ) verklaart hebben. §. CLXVII. De belette en te ruggehoude Vogten keeren fomtyds te rug, en blyven by den algemeenen hoop der Vogten, waar mede zy omloopen, en van aart doen H 3 ver,-.  joo HEELKUNDIGE veranderen, of waar uif. zy naderhand op andere deelen worden nedergezet, en verfchillende Ziektens te weeg brengen. De ïilaandelykfche Zuiveringen Menflrua, by het Vrouwelyk geflagt, door een' vernauwing van de Bloedvaren , ter ontlading van dezelve gefchikt, binnen gehouden, keeren dikwiis te rug, en worden naderhand door de wegen van den Omloop der Vogten op andere deelen neergezet; hetzy op de Herfen - vliezen , veronrzaakende een' Ontfteeking van dezelve Pbrenitïs genaamt, op de Longen, te weeg brengende een' Longontfreeking; of dit aangebragte Maanddondg Bloed ziet men fomtyds op ongewoone plaatfen uitzweeren , als door de Ooglepden , door dt Tepels, of men ziet het ontladen door Zweeren, of door Kond gernaaH.t? Etterdragten Fonticuli , enz. De belette aficheidmg \an de Pis, en derzelver verblyf by de overige Vogten, vervult het Bloed met veel water - deelen en Pis-zouten. De belette affcheiding en uitwerping van de Gal veroorzaakt, door haar teruggang .in het Bloed , de Gcelzugt Illcrus. Én de fcherpe onzigbaare doorwafeming, belet en teruggedreeven zynde, door de vernauwing en fl-.iiting van derzelver uitleidende Buizen , hetzy als het uitwerkzel van eene koude, zamentrekkende, of drukken-  ZIEKTEKUNDE, ioï kende lucht, of door eene Krampagtige zamentrekking na een zwaare fehrik, is niet zelden, naderhand neergezet wordende pp andere deelen, de oorzaak van wyeagtigf Ontfteekingen Inflammathnes firofag zUdaar, of van Zinkingen Rbewnatisttü, van een' Verkoudheid Coryfa oïGravedo, vai1 $ wyeagüge Keelontfteeking Angina ferofa^ van een Heuppyn Dolor ifchiadkus ,en zoortgelyken. §. CLXVIIL En eindelyk als de Vergaderplaatfen of Ontfangbakken minder ruim zyn, als zy behooren, en dus eene mindere hoeveelheid Stoffe kunnen bevatten, als vereifcht word, dan gebeurt het niet zelden , dat de aanvoerende Buizen van deeze Stoffe verwydert, en als 't waare tot nieuwe Bewaarplaatfen , of Ontfangbakken gemaakt worden. En , hoe minder ruimte dat de Ontfangbakken of Vergaderplaatfèn bezitten , hoe minder tuffchenpozing van tyd 'er zal zyn om de bevatte Stoffe te oncJaften; waar uk eene fchieiyker of menigvuldiger Ontlafting. De waarheid van beide deeze Uitwerkzels zien wy fomtyds beveftigd in de nauw toegetrokke Waterblaas ; het eerlle als wy na de dood ondervinden, dat een of beide de Pisleiders buitengewoon verwydert zyn, en als 'c waare " fl 4- tot  rïO£ HEELKUNDIGE Tv? tot eene andere Blaas verftrekt hebben, om dat de Pis, met de eige hoeveelheid in de Nieren afgefcheiden , en met mmder hoeveelheid in de Waterblaas kunnende bevat worden, dezelve van tyd tot tyd had uitgefpannen en verwydert; en het laafte als fommige Menfchen, om derzelver verkleinde Waterblaas, zig djkwilder, en met een' minder hoeveelheid teffens als gewoonlyk, genoodzaakt vinden om de Pis te ontlaften. CLXIX. Uit de befchryving van de beide Geflagten van de Ziektens der houdende Deelen blykt klaarlyk, dat niet alleen de byzondere zoorten van ieder Geflagt de een den ander kunnen veroorzaaken ; maar dat ook de tegengeftelde Geflagten beurtelings de een uit den ander kunnen ontfpruiten, en dus al veel deeze verfchillende Ziektens by den anderen zyn' gevoegt. Want zoo ondérflellen doorgaans de Vernauwingen der Monden van de Vaten de» Verwydering van de verdere uitgeflrektheid der Vaten ; de Vermindering of wegneeming van de ruimte der afvoerende oif uitleidende Buizen, de buitegewoone Verwydering en Uitfpanning der Vergaderplaatsen én Ontfangbakken; en door de verwyderde en uitgeipanne deelen, zoo Vaten als Heilig-  ZIEKTEKUNDE 103 ligheden, worden niet zelden zoo veele an» dere Vaten en Holligheeden toegedrukt of vernauwt; of daar de verwyderde Vaten bekwaamer zyn om een' meerdere hoeveelheid en dikker Vogten toetelaaten, daar is niet zelden de oorzaak iri gelegen, dat deeze dikkere Vogten , de van aart nauwer, zynde Vaten , die zy op eenigen afltand aantreffen , verftoppen ; enz. het wek de reeds opgegeevene voorbeelden in de befchryving deezer Ziektens genoeg beveftigen. $. CLXX. Eindelyk , daar. deeze Ziektens ontelbaare nadeelen veroorzaaken , daar zyn zy ook dikwiis aantemerken ah' betragtingen der Natuur tot zekere en bepaalde eindens. Zoo is de Maandelykfche verwydering van de uiteindens der Slagaderen in de Baarmoeder, een' heilzaame en noodzakelyke uitwerking van de Natuur, orn het overvloedige Bloed teontfaften; en dus voor geene Ziekte, maar voor een' natuurlyke Bewerking te houden. De doórzweeting der uitgeftorte of verflppte Vogten, door de verwyderde Togtgaten der bevattende deelen, en dus de mogelyk beid om door de opflurpende Vaten te kunnen opgenoomen worden, en by den Omloop der Vogten te geraaken, om daar uit weder doodde een of H 5 an=  m HEELKUNDIGE andere Ontlaft weg buiten het lighaam gebragt te worden, is niet zelden allerheilzaam ft , en de waare geneezing van een' alkr gevaarlykfte Ziekte; het geen in 'c vervolg zal blyken. De toegroeijing van de Navel vaten Fafa Umbzlicalia, van" de Slagaderlyke Buis Canaiis Arteriofus, van het eywyze Gat Foramen ovale in liet Hart, na de geboorte, is, hetzy verre van een'Ziekte , een noodzakelyk vereifchte tot de gezondheid. De inkrimping en eindelyk zamengroeijing van de uiteindens der Vaten, omdat zy gedunriglyk haar bevattende Vogten laaten ontflippen , is fomtyds een Geneesmiddel van de Natuur om het gebrekkige te herftellen; gelyk wy zien in de Wonden en Zweeren , alwaar uit de vernauwing , toetrekking en zamengroeijing der opene en lekkende Vaten het Lidteeken Cicatrix word gemaakt. En de zamengroeijing van de tegennatuurlyk gefcheide deelen is fomtyds de herftelling van den Lyder; want zoo beftaat de Geneezing van een' Wonde in de Waterblaas, van de Darmen, van de Maag, enz. doorgaans in de zamengroeijing van derzelver Boorden met het Buikvlies Feritoneunij of met eenige andere bygelegene deelen. Over  ZIEKTEKUNDE. i0j. Over de Ziektens de? Werktuiglyke Deelen. §. CLXXL Tot nog hebben wy de Ziektens der Vafte Deelen alleenlyk befchouwt voorzoo ver zy derzelver Vaftheid, ingefchaapeLevens ■ Kragt. en bekwaamheid om te bevatten of mtehouden, beledigen; doch. de Vafte Deelen zyn niet alleen gemaakt om de uitgeilrektheid, gedaante, en vaftheid aan het lighaam te bezorgen, om z'g, aangedaan zynde, te beweegen, en om de Vogten intchouden; maar zy dienen ook nog voornamentiyk , om , uit kragt van haare byzondere- maaking, welke van veele verfchillende Vafte Deelen byzonder is , veele verfchillende Bewerkingen te verrigten, en in welken zin zy Werktuiglyke Deelen Partes Organica genaamt worden. §. CLXX1Ï. Een ieder der Werktuiglyke Deelen oefent niet alleen een' Bewerking, welke uit kragt van deszelfs maaking voortvloeit, en dus aan ieder oo zig zelfs genoomen als een byzonder Werktuig alleen eigen is ; maar alle de byzondere Werktuigen ftellen met den anderen te zamen een Werktuig, namentlyk degeheele vafte •zelfftandigheid van 's menfchen lighaam; waar, » door  $ö6 HEELKUNDIGE door dit allerkonftrykft Konftftuk bewaarri is om zig op verfchillende wyzen te beweegen, en aangedaan te worden, op dat hes zig beweege en werke. §. CLXXUI. Opdat wy dan de Ziektens der Werktuiglyke Deelen befchry ven, moeten wy niet alleen ieder Werktuiglyk Deel op zig zelfs befchouwen , maar'ook voor zoo ver het word aangemerkt als een byzonder gedeelte van het zamengeflelde Werktuig , het Menfchen Lighaam. En , dewyl de Gezondheid der Werktuiglyke Deelen, in dien zin, beftaat: (behalven dat zy , als vafte, leevendige, en bevattende deelen wel gefteld zyn,) ten i fte, dat zy geheel zyn; ten 2de, dat zy op een' zekere wyze met den anderen zyn zamengebonden en vereenigt; ten 3de, dat een ieder van dezelve zyn' byzondere plaats heeft; ten 4de, dat zy bepaald zyn in getal; ten 5de, dat ieder van dezelve zyn byzondere gedaante en kleur heeft, om bekwaam te zyn tot het werk, waar toe het gefchikt is; ten 6de, dat ieder van dezelve zyn bepaalde hoegrootheid heeft; en ten 7de, dat de hoegrootheid van het eene deel tot het ander behoorlyk geévenredigt is; blykt het, dat de Ziektens deezer deelen tot 7. byzondere Geflagten behooren; welke zyn: ten 1 fte, de Schei-  ZIEKTEKUNDE. ï&f Scheiding of Vernietiging des geheels; ten 2de, de ziekelyke Zamenbinding en Vereeniging; ten 3de, de ongewoone Plaading; ten 4de, het buitengewoon Getal; ten 5de, de gebrekkelyke Gedaante en ongewoone Kleur; teri 6de, de ongewoone Hoegrootheid; en ten 7de, de gebrekkelyke Evenredigheid. Over de Scheiding en Vernietiging des Geheels. §. CLXXÏV. De Scheiding des Geheels Solutio Continui word genaamt, als de vereeniging der zarnenftellende deelen van eenig bepaald deel, hier of daar in de uitgebreidheid van het zelve deel, vernietigd is; hetzy de punten van aanraaking enkelvoudig zyn van den anderen gefcheiden, of dat 'er teffens een waar verlies van de zelfftandigheid plaats heeft. Zoo dat de Scheiding des Geheels in het algemeen gefchied met of zonder verlies van zelfftandigheid. §. CLXXV. De Boorden of Wanden,^ door de Scheiding des geheels gemaakt, laaten toe dat de Vogten , ingehouden in de Vaten der van een gefcheide deelen , zig door derzelver gaapende urein-* deng  • f óS HEELKUNDIGE dens kunnen ontlaften; terwyl zy zelve, te zamen ge voegt zynde, zig met den anderen yereenigen door een' waare te zamengroejing. Of de oppervlaktens der van een gefcheide deelen , die elkander behoorden1 te raaken, zyn of met eeri Huid, Lelt, Lidteeken,enz. overdekt, waar door de uitlooping der Vogten word belet, en de te zamengroeijing der gefcheide deelen , offèhoon by den anderen gevoegt,onmoge!yk is Deeze worden natte Scheidingen Solutïones bumicLty en geene drooge ficca genaamt. §> clxxvi. Tot de natte Scheidingen des Geheels worden gebragt: ten j He ,' de Wonden; ten 2de, de Beenbreuken; en ten 3de, de Zweeren. En tot de drooge Scheidingen worden gebragt alle drooge en begroeide Spieeten, en Openingen, welke tegen den ftaat .der gezondheid in eenige Werktuiglyke Deelen gevonden worden. Wy zullen naar orde van ieder in 't byzonder handelen. Over de Wonden. §. CLXXVIf. Een' Wond Vulnus is een' Scheiding des Geheels in de zagte Deelen,- door  ZIEKTEKUNDE. ïco door een werktuiglyke magt, namentlyk wiens werking volgens de wetten der beweeging kan verklaart worden , te weeggebragt. §. CLXXVIII. De zagte Deelen , waar in de Wonden voorkoomen, en de fchadelyke Magten , waar door zy veroorzaakt worden, zyn verfchillende van aart; en derhal ven zyn de Wonden in dat opzigt afzonderlyk te bepaalen. §. CLXXIX. De zagte Deelen zyn of Vliezen, Vaten, Banden, Klieren, Zenuwen , Spieren , Ingewanden ; zy zyn of uit - of- inwendige Deelen; en zy behooren tot het Hoofd, den Hals, Borft, Buik - of Ledemaaten. En dus Beledigen de Wonden of de Vliezen, of Vaten, enz. en zy zyn of uit - of- inwendige, Hoofdwonden, Halswonden, Borftwonden, Buikwonden» of Wonden der Ledemaaten. §. CLXXX. De Schadelyke of Werktuiglyke Magten zyn fteekende, fnydende, uitfnydende, affnydende, fcheurende} berftende , of verpletterende, en dus zyn 'er geftooke , gefneede , gefcheurde , of verpletterde Wonden. §. cxxxi;  jno HEELKUNDIGE §. CLXXXI. Een fteek Fundura is een* yerdeeling van het geheel, door een puntig "Werktuig , zodanig bewoogen, dat de kragt, waar mede het zelve wierd aangewend , de beledigende punt alleenlyk in de diepte deed voortgaan. §. CLXXXU. Een' Snede Incifio is een' Scheiding des geheels , door een fcherp Werktuig, ( het zy deszelfs fcherpte alleenlyk beftaat in een enkelde fcherpe punt, of in een geheele fcherpe oppervlakte,) welkers kragt van verdeeling niet alleenlyk voortgaat in de diepte, maar ook naar de lengte. §. CLXXXIII. Een' Uitfnyding Excï/io, is, als 'er een gedeelte uit het geheel word weggenoomen , met een fcherp fnydend Werktuig , welkers kragt van belediging eerft uit het oppervlak naar de diepte en lengte zig beweegt» en daar n,a langs de breedte, en uit de diepte naar het oppervlak met werken eindigende, al het geen, wat in dien omknng bevat is, van het overige ge-' heel volkomentlyk afzondert. §. CLXXXIV. De Affnyding Abfcijfio is, als 'er met een fnydend Werktuig«' door alleen met werken in de lengte eri breed-  ZIEKTEKUNDE, fij breedte voort te gaan , een gedeelte van heC geheel word weggenoomen; het welk niet kan gefchieden , dan in die deelen , welkè boven de oppervlakte van hèt overige gei heel uitpuilen'. ( $. CLXXXV. Een' Verfcheuring tééri* ito is, als eenig gedeelte van het geheel,; gevat zynde en vaftgehouden dóór eenig Werktuig, van het zelve met geweld tot zig word getrokken,' terwyi het geheel tegenftand bied, of dat het gedeelte, door he| werktuig gevat, in ruft blyft, en het overige geheel met geweld word afbewobgeïf van het vaftgehoude gedeelte, zodanig, daé de zig onderling raakende punten der vefeenigdedeelen, door de geweldige Kragt van3 uitrekking, Van den anderen worden ge*-' fcheiden'. i CLXXXVT. Een5 Berfting Ruptürd U; als een uitfpannende of drukkende Kragt zodanig een gedeelte uit dé omkring van het geheel' beweegt , dat eiiidelyk de punten: van vereèniging, door te ftefk uitgerekt en Van den anderen verwydert te Worden , ha'aï zamenhang verliezen , in die plaats., daar; liet geweld der uitfpanning het meeft word' geleden. i §*CLXXXVIll-  H2 HEELKUNDIGE $, CLXXXVII. En de Verplettering Contufio gefchied, wanneer een ftomp Werktuig of ander weezen met geweld word bewroogen op eenig deel, of dat eenig deel van ons lighaam met kragt word aangedrongen tegen een zodanig ftomp weezen of Werktuig. Hier door word te weeggebragt, dat, het geweld op een breeder oppervlakte bepaald zynde, als om te doorfteeken of te fnyden, de beledigde deelen op den anderen en zamen worden gedrukt, inzonderheid als het lydende deel voorzien is van een fteunend of weerftand biedend weezen ; nademaal dan het geweld lydende deel tulTchen twee werkende en beledigende Magten als 't waare is ingeplaaft. En indien de drukkende Kragt voortgaat, en vermoogender is als de weerftand biedende magt, dan moet noodzakelyk het beledigde deel berften of fcheuren; omdat door een voortgaande drukking het lydende gedeelte uit de omkring van 't geheel word bewoogen, en dus de punten van vereeniging in haar onderlinge aanraaking zodanig verwydert, dat zy van den anderen gefcheidcn worden. |, CLXXXVIII. De Oorzaak van een' Wond beftaat in al het geen, het welk toelaat, dat eenig zagt deel door een werktuiglyke Magt in zyn geheel verdeelt word; en  Ziekte kunöè. 113 en in alle werktuiglyke Magten , welke bekwaam zyn, om het voorgefchikté deeï in zyn geheel te verdeelen. $. CLXXX1X. De voorfchikken.de Geiteltenis in het deel, het welk ftaat gewond té worden, beftaat of in een' natuurlyke hoedanigheid , of ziekelyke geftekems, waar door het in ftaat is om eerder als een ander deel van dezelve werktuiglyke Magt té kunnen lyden. Zoo is een deel, dat fterk gefpannen ftaat, veel bekwaamer, om , door een uitfpannende of drukkende Magt, tè berften, als een ander deel, dat weeker is; Zoo zyn de taaije en fletfche deelen minder in ftaat om gefneden te worden, als die geenen, welke minder taai zyn. De deelen , welke aan een uitrekkende kragt het meeft megeevende zyn , fcheuren op dé verfte afftanden; gelyk wy zien in de verfcheuringen der Peezen, en Viicsa'gtigeDeelen. En indien, eenig deel alvorens doof een' ziekelyke gefteltenis een teerder zamenhang heeft verkreegen, dan is het daar doof beter in ftaat, Om door dezelve Magten verdeelt, te worden ; gelyk wy ondervinden 5dat de zwakke Lidtekens der geneeze Wonden of Zweeren, op de minfte belediging, en welke anderlints niet in ftaat zoude zyn, weder open geraaken. I 2 GXC*'  H4. HEELKUNDIGE CXC. Dc Werktuiglyke Magten, welke bekwaam zyn om het geheel te verdeer len, hebben wy reets van (§. CLXXX. tot (j. CLXXXVII.) verklaart. En deeze gefchieden, of uitwendig aan ons lighaam van buken naar binnen door zaaken, die buiten ons beftaan; ofzy gebeuren in ons lighaam zelve en door zaaken, die wy of natuurlyk of tegennatuurlyk binnen ons huisveften. Want , indien door de uitfpannende kragt van het Bloed een Bloedvat berft; een fcherpe Been-punt, of een alvorens in het lighaam gebragt fcherp weezeri, het zy een Splinter, ftuk Glas, Naaide, enz. kweft, of een Steen in de Waterblaas of Pisfchagt, van fcherpe oppervlaktens voorzien zynde, deeze deelen in haar geheel beledigt, om dat de werking van de bevattende deelen deeze ingehoude kwetzende weezens tot het lydende deel beweegen , en daar op doen werken; dan zyn deeze Scheidingen des geheels niet minder waare Wonden, als die geenen, welke ons uitwendig worden aangebragt. Waar uit dan blykt, dat, door een uiterlyke oorzaak te weeggebragt te zyn, niet genoeg is tot de bepaaling van een1 Wond, hoedanig nogthans de meefte Heelkundige Schryvers dezelve bepaalen. $. CXCI. De Uitwerkzels der Wonden zyn  ZIEKTEKUNDE. 11$ zyn menigvuldig en beftaan: ten ifte, in de belediging of vernietiging der Bewerkingen van de gewonde deelen , welke van derzelver geheelheid afhangen; en ten 2de, in verfchillende zaaken, die, of uit kragt van de byzondere kwetzing, of uit den aart der byzondere gekwefte deelen, anders en anders by de Wonden worden gevonden. §. CXCH. Gelyk het Geheel der zagte Deélen tot verfchillende gebruiken is, alzoo kunnen 'er ook,door derzelver Verwonding verfchillende Bewerkingen beledigt worden. Indien eenig deel dient tot dekking of bekleeding van een ander deel, gelyk de algemeene Bekleedzelen Integumenta comrnunia voor de ohdergelege Spieren enz, dan is van derzelver verdeeling des geheels, de ontblooting der ondergelegene of bede Kt e deelen een noodzakelyk gevolg. Indien het geheel dient, opdat een deel zoude kunnen bewoogen worden, gelyk in de Spieren , dan moet de verwonding, naar de hoegrootheid van de vermindering des geheels, of een verminderde of geheel vernietigde beweeging veroorzaaken. Daar het geheel, van eenige deelen dient om andere zamen te binden en te verfterken, gelyk van de Banden, die de Gewrigten. of' andere deelen zamenbmden en verfterken, 1 3 daar  iié HEELKUNDIGE daar veroorzaakt derzelver verdeeling des geheels een' verminderde en verzwakte zamenbjnding. Daar het geheel vereifcht word tot de bepaalde gedaante der deelen, daar pntfpruit uit de verwonding een' veranderde gedaante. En, indien de verêeniging van 't geheel dient om de Vogten of andere deelen intehouden , gelyk de Vaten voor de Vogten, de Maag voor de Voetzelen, de Darmen voor de Chyl en groove Uitwerpzels, enz. dan veroorzaakt de vernietiging van 't geheel, de uitvloeijiag der Ingehoude en bevatte Stoffe. $. CXCIII. De byzondere Kwetzingen van (§. CLXXXl. tot $. CLXXXVUJ veroorzaaken, in dezelve gekwefte deelen, verfchillende , en meer of minder aanmerkelyke. gewrogten. §. CXCIV. Een; geftooke Wonde is van alle andere de kleinfte, en veroorzaakt de minfte verdeeling des geheels, maar is ook teffens het bekwaamft, om de uitlekkende of uitgeftorte Vogten, door de kwetzing der Vogt bevattende deelen te weeggebragt, intefluiten, en haar uitgang buiten de Wonde te beletten. Zoo belet een' geftooke Borft-wonde den uitgang van het in de. holligheid van de Borft uitgeftorte Bloed, door  ZIEKTEKUNDE, u? door de kwetzing van eenig Bloedvat in de Borft, of van een der Tuflchenribbige Vaten Vafa intcrcoftalia, veroorzaakt. Zoo vervult het uitgeftorte Bloed uit eene gekwefte Slagader de tuflchenruimtens der Spieren, maakende eene onwaare Slagaderfpat Aneurisma . Spurium, omdat de Wonde te klein is om het naar buiten uittelaaten. Welke uitftorting en binnenhouding der Vogten haar eigenaarde gevolgen hebben, en waar van ter behoorlyker plaatfe. §. CXCV. Een' gefneede Wonde maakt eene grooter verdeeling, en is tciïens bekwaamer, om de uitgeftorte Stofte naar buiten te ontlaften, en dus minder onderhevig aan de gevolgen uit de opfluiting en belette ontlafting der uitgeftorte Vogten. §. CXCVL Een' Wonde door uitfnyding of affnyding onderftelt niet alleen een verdeeling des geheels, maar ook een' vermindering van zeifilajidigheid, en gevolgely k dat geen, het welk uit het verlies van zelfftandigheid kan ontfpruiten, namentlyk de verminderde hoegrootheid van het beledigde deel, of de Verminking; waar van naderhand. §. CXCV1I. Een'gefcheurde,geberfte, cn verpletterde, of gekneusde Wonde, 'onder1 4. fielt j  M HEELKUNDIGE ftelt, behalven dc Verdeeling des geheels, en veeltyds het meer of minder verlies va'ri Zelfftandigheid, altoos een'' tegennatuurlyke Gelleltenis der van een gefcheide deelen , ijit kragt van de byzondere Kwetzing. Welke gefteltenis beftaat in de hevig uitgerekte, ongelyk verdeelde, en zamengedrukte wanden der van een' gefcheide'deelen , waar door fferzelver alvorens vereenigde oppefvla'kteris tot meer of minder lynen diepte van 't leeven zyn berooft , en in een tegennatuurlyk, en voor het geheel fchadeJyk, weezen , zyn verandert, het welk iioodzakelyk moet' aficheiden, en dus dè Zelfftandigheid verminderen. Want, omdat de te fterk uitgerekte of zamengedrukte deelen haar kragt van zamentrekking, en yoortperfing der Vogten verlooren hebben', en teffens den ingang der van agter aanyloeijende Vogten weigeren , moet hier nöodzakelyk Verfterving uit ontftaan. Wy pen "dit net me:ft in de fterk gekneusde Wonden , als inzonderheid in die door {Schietgeweer' te weeggebragt, en in dewelke wy deeze van 't leeven beroofde deelen de gepletterde Korft Cru/la contufa noemen. En deeze Korft eindelyk belet den uitgang en omloop der Vogten in de gekwefte deelen , waar uit een' meerdere gefchiktheid tot Vcrftopping, en Verfterving, als wel 'in an-  ziektekunde. ïï> andere Wonden. En niet zelden houd de doode en gepletterde Korft, op de openingen der gekwefte Bloedvaten, de Bloedftorting voor eenigen tyd verborgen, en doet dezelve na het afïcheiden deezer Korft on-, verhoeds te voorfchyn koomen. §. CXCVIII. En eindelyk de Uitwerkzels uit" kragt van den aart der byzondere gekwefte deelen zyn insgelyks menigvuldig, en meer of minder aanmerkelyk. Zoo zyn dé gevolgen by de Zenuw-wonden , en by die van de Peesagtige Uitbreidingen Apo~ neurofes anders, als die by de Vleefch - wonden. Deeze deelen , omdat zy met een fcherp gevoel begaaft zyn, veroorzaaken, gewónd zynde , Pyn , waar uit Stuipen, Kramp, Ontfteeking, Koorts, Verfterving, groote en wyduitgebreide Veretteringen, en Verdikking der onder en bygelegene deelen \ inzonderheid indien de Wonde klein is',1 waar door de uitgang der uitlekkende ftoffe word belet, en dezelve voorvalt in een deel, hetwelk, om deszelfs onrekbaarheid, voor de Zwelling, noodzakelyk ysM gende op de Ontfteeking , ongemakkelyk wykt, gelyk de toppen der Vingers, Handpalmen, Voetzooien, 'en alle deelen, welke met peefige Uitbreidingen voorzien Zyn. Sommige deelen bezitten boven anderen i > eene  *2o HEELKUNDIGE eene grootere kragt van Zamentrekking Cötü traclio , waar door noodzakelyk, op derzelver verwonding , de van een gefcheide wanden tot een verren afftand van den anderen moeten wyken; gelyk wy ondervinden in de verwondingen der Huid en Spieren. De Peezen afgefneede zynde verwydert zig het eind van dezelve aan die kant van de Spier tot een verren afftand, en word dikwiis door de zamentrekking van de Spier onder de andere deelen gantfch verborgen. En, indien een Zenuw halfis afgefheeden, dan word, door de geweldige zamentrekking van de wanden der Verdeeling, het geheel, tulTchen dezelve overgebleeyen, even zoo geweldig gerekt , waar uit inzonderheid de hevigheid van de Pyn, en dus verdere gevolgen by de Zenuw -kwetr zingen, veroorzaakt worden. §. CXCIX. Naar de Uitwerkzels van (§. CXCII. tot ($. CXCV11I.) het lydende lighaam, of een byzonder gedeelte van het zelve, in een' byzondere ziekelyke hoedanigheid brengt, zyn de gevolgen anders. In deezen zin zyn de Wonden doodelyk, of niet doodelyk , gevaarlyk of niet gevaarlyk, en zy veroorzaaken noodzakelyk een' andere Ziekte, of zy kunnen volkomentlyk herfteld worden. Want, naar een' beledig-  ZIEKTEKUNDE, ia* de of vernietigde Bewerking meer of minder dient tot het leeven , of de gezondheid van eenig deel meer of minder kan wegneemen , door noodzakelyke gevolgen voort te brengen; en de byzondere kwetzingen , en de byzondere aart der Beledigde deelen, daar aan, verfchillende veranderingen kunnen toebrengen; zal de uitkomft van de beledigde Bewerking, en de fchade da&r van , of voor het geheele werktuig, het menlehelyk lighaam in zyn gantfche zamenftelling genoomen, of voor een byzonder gedeelte daar van, anders zyn, en van meer of minder belang. §. CC. Een' doodelyke Wond Vulnus Ie* ïbale onderftelt een' zodanige, welkers Uitwerkzels, het zy vroeger of laater, de Levens-Bewerkingen Acliones Vitales doen ophouden, en dus de dood te weegbrengen, hetzy de werktuigen, waar door deeze Bewerkingen gefchieden, zelfs gekweft zyn , of dat zy door de belediging van andere werktuigen lyden. §. CCI. De Heelmeefters onderfcheiden de doodelyke Wonden in 3erly zoorten, in volftrekt doodelyke Abfolute Lethalia, door zig zelve Per Jè, en by toeval Per Accidens. De eerfte is een' zodanige , waar op  Ï22 HEELKUNDIGE op onvermydelyk en altoos de dood moet volgen. De tweede onderfteld zodanige Uitwerkzels, uit den aart van de Wonde en de natuurlyke gèfteltenis van het lydende Onderwerp volgende , welke de dood kunnen voortbrengen , en het welke ook dikwiis gefchied , maar over de welke de Konft nogthans het gebied voert. En de laafte onderftelt, dat de dood niet voortkomt uit den aart der Wonden, noch ifit de natuurlyke geftclteniften van het lydende Onderwerp, maar uit Uitwerkzels , welke uit andere oorzaken, de Wonde tegenwoordig zynde , gebeuren ; en welke te haaien zyn uit de 3de Bron der Toevallen (§. XXXIX.). §. CCII. De Wonden, welke by toeval doodelyk kunnen worden , zyn hier niet van ons aanbelangen , maar alleenlyk de volftrekte en uit zig zelfs doodelyke; nademaal hier alleenlyk vereifcht word; om de Uitwerkzels der Ziektens te befchouwen, voor zoo ver zy uit derzelver aart, of uit den aart van het lydende Onderwerp, als waare en onaffcheibaare eigenfchappen onN fpruiten. De Wonden leveren doodelyke Uitwerkzels'uit, omdat zy de Levens-Bewerkingen doen ophouden, namentlyk den Omloop des Bloeds Circuktio Sanguinrs vol-  ZIEKTEKUNDE 123 volkomentlyk fluiten. Derhalven in die zaaken, welke, uit kragt van de Wonden, den Omloop des Bloeds kunnen doen ophouden , is de oorzaak van de Doodelykheid der Wonden geleegen , en deeze beftaan in de vernietigde kragt der Werktuigen om het Bloed om te voeren, of in het gebrek van het Bloed zelve, dat, tor onderhouding van het leeven moet omgevoert worden, of in de Uitwerkzels die dc uitgeftorte Vogten , door ergens opgefioten te zyn , en van aart te veranderen, kunnen te weegbrengen, om de werking der deelen i tot het leven behoorende, te beletten. §. CCliï. Het Hart, de Longen, en de groote Bloedvaten moeten volftrekt haar opgelegde dienft waarneemen, indien de Omloop des Bloeds zal blyven beftaan: en derhalven , al wat de Bewerkingen deezer deelen, uit kragt van de aangebragte Wonde, doed ophouden, is voor een doodelyk Uitwerkzel der Wonde te rekenen. Indien de gemeenzaamheid van het gemeene Zintuig Senforium commune en het Hart is weggenoomen, of dooreen1 kwetzing van het verlangde Merg Medulla oblongata, of door kwetzing der Zenuwen, die van daar naar het Hart gaan, dan moet noodzakelyk de dood volgen, omdat dan de Toeknyping van ec  124 HEELKUNDIGE Hart Syftole Cordis^ volfhekt noodzakelyk tot den Omloop des Bloeds, moet ophouden. Indien de in- en - uitgang der lucht tot en van de Longen , door de affnyding der Luchtpyp Jfpera Arteria, belet is, dan volgt de ■ dood , omdat de Longen niet beurtelings uitgefpannen worden noch nedervallen , het geen tot den Omloop des Bloeds vereifcht word. De Zenuwen van het Middenrifc Diaphragma gekweft zynde, houd de toetrekking van het'Middenrift op, en dus deszelfs Bewerking noodzakelyk tot de Ademhaaling en Omloop des Bloeds. Het Middenrif t gekweft zynde, inzonderheid in zyn Peesagtig Uitfpanfel, veroorzaakt zodanige Stuip en Krampagtigè toetrekkingen aan de Levens - deelen, door de Medegevoeligheid aller Zenuwen, dat noch het Hart, noch de groote Vaten genoegzaam kunnen verwydert worden om de verdichte hoeveelheid Bloed te ontfangen ; terwyl ook teffens de Longen, door de eige toetrekking 4 niet genoegzaam door de ingaande lucht kunnen uitgefpannen worden", opdat de Omloop des Bloeds daar door gefchiede ; noch het Herfen - geftel een' genoegzaame hoeveelheid Bloeds ontfangt, opdat de gemeenfchap van het gemeene Zintuig met de Levens - deelen, door middel van de Zenuwen, onderhouden worde. De Slokdarm  ZIEKTEKUNDE. 12? Oefopbagus, de Maag, dunne Darmen ïntcjlina tenuia, de Lever tot in de aficheiwerktuigen der Lever-Gal Bilis bepatica, de Galblaas, of de Gal - buizen , het Alvleefch Pancreas, de Melk - vaten Vafa lailea^ en de Chylbak Cijlerna Cbyli, of Borftbuis Dutlus Tboracicus, gekweft zynde, veroorzaaken de Dood , omdat zy de Vogten laaten uitloopen, die tot de Gylmaaking en herftelling van de verloore hoeveelheid Bloeds, noodzakelyk tot de onderhouding van het leeven , vereifcht worden. En , indien de Herfenen, voor zoo ver zy dienen tot de uitwendige Zintuigen Senjus externi, het Ruggemerg Me&ulla Spinalis, of eenige Zenuwen, die een gedeelte van de Zenuwen tot dienft der Levens - deelen uitmaaken , beledigt zyn , dan is de groote Medegevoeligheid, tuftchen de Herfenen , het Ruggemerg , en der Zenuwen onder den anderen, met het gemeene Zintuig, de oorzaak, waarom deeze kwetzingen , offchoon de Levens-deelen zelfs niet beledigende , egtér de dood te weegbrengen. §. CCIV. Het gebrek van het Bloed heeft hier tot oorzaak de kwetzing van zodanige Bloed bevattende deelen, waar door de geheele hoeveelheid, of ten minften het grootfte gedeelte van het Bloed word uitgeftort] waar  «aó HEELKUNDIGE waar toe behooren de kwetsingen van alle groote, zoo uit, als inwendige Bloedvaten, en de Wonden des Harts, doorgaande in zyn Holligheeden Fentriculi, OorenJuricula y of Boezems SinuSi i • §. CCV. En wat aangaat de reden, waarom de uitgeftorte Vogten, of bevatte Deelen, door de gewonde houdende Deelen, de Dood kunnen voortbrengen, is gelegen in de opfluiting deezer uitgeftorte Stoffe; ïn derzelver drukkende Magt; of ih derzelver verknaagend Vermoogen, door de opfluiting verkreegen , of door eigen aart eigen, aangewend of op de Levens-deelen zelve, of op andere deelen, in welkers ziekelyke hoedaanigheid de Levens - deelen zodanig mededeelen , dat zy daar door met werken kunnen ophouden. Zoo is het uitgeftorte Bloed in de Holligheid van de Borft, offchoon deszeivs uitvloeijing uit het gekwefte Vat ophoud, indien het niet ontlaft word, oorzaak van de Dood , omdat ïiet door zyn' hoeveelheid inzonderheid de Long drukt> of omdat het, door den tyd rottend geworden 5 de Ingewanden van de Borft doet ontfteeken , verknaagt, doet verzweeren en tot Verfterving overgaan, ïnsgelyks kan de Lucht, uit de gekwefte JLongepyps Takken in de holligheid van de  .ZIEK TEKUN DE 127 Bord uitgaande-, en dezelve vervullende, de Longen drukken, en in haare werking beletten. Het uitgeftort of fcherp geworden Bloed op de Herfen vliezen, of in de zelfftandigheid der Herfenen , drukt dezelve , of ■ veroorzaakt aldaar Ontfteeking, Verettering, enz. in welke nadeelen het gemeene Zintuig, en dus de Levens - deelen, mededeelen. En, indien of de Voetzelen uit de Maag, de Chyl uit de Dunne Darmen, de Groove Uitwerpzels uit de Dikke , de Pis uit de Nieren, Pisleiders of Pisblaas, bet Bloed uit gekwefte Bloedvaten, en meer andere Vogten, uitgeftort en rottend geworden zyn in de holligheid van den Buik, dan worden, daar door, de Ingewanden des Buiks, ontftooken, en een' Verfterving deezer deelen gebooren ; in welke wanordens de Levensdeelen zodanig mededeelen, dat zy eindelyk belet worden te werken., en de dood voor gevolg hebben. Verders de redenen van de doodelykheid der Wonden naartevorfchen, als wy van (§ OCH.) tot hier toe gedaan hebben , zoude te ver hier buiten het perk loopen, en zullen aan den onderzoekenden naderhand genoeg blyken. namentlyk het werktuiglyk geweld, word minder vereifcht, om de zwakkere zamenhang van't geheel; gelyk de affcheiding van het Hoofd des Dyebeens, alleenlyk door een hgte zwikking i of door een weinig meer oyerbuiging op dit Gewrigt van de Dye, by de Kinderen genoeg aantoonen. En de Uitwerkzels beftaan in de vernietigde vereemging der zaameebonde Beenderen, daar het gefcheide Kraakbeen tot vafthegting heeft geftrekt van twee of meer Beenderen ; en daar deszelfs fcheiding het Beenhoofd los maakt van het lighaam van°een ingeledert Been, in de gebrekkelyke bewceging , nademaal het afgefcheide Hoofd de beweeging van het lighaam des Beens niet kan volgen. Over de Ziveeren. § CCXXXII. Een'ZweerUtaof£tf«r«* tio is een' Scheiding en waare Vernietiging des Geheels, zoo der zagte als harde deelen, door een fcheikundigeMagt, namentlyk welkers werking men niet naar de wetten der beweeging kan uitleggen, maar in den aart der weezens voor ons verborgen is ,, te weeg? gebragt. De Vernietiging of Uitteering (S LX1X.), en de Broosheid of Breekbaar-  h5 heelkundige heid (§. LXXI.), behooren tot het denkbeeld deezer Ziekte; nademaal zy een'vernietiging van zelfftandigheid onderftellen , door een' fcheikundige Magt, namentlyk door een uitknaagende., oploifende, of verteerende ziekelyke Vogt. S-CCXXXIII. De deelen, welke met de Zweer worden aangedaan , en de fchaadelyke Magten, welke dezelve te weeg brengen , 2yn van een verfchillenden aart , waarom deeze Ziekte, in dat opzigt, afzonderlyk is te befchouwen. §. CCXXXJV. De aangedaane deelen zyn of Vliezen, Vaten, Klieren , Spieren, Beenderen , uit- of inwendige deelen; en zy beJiooren tot het Hoofd, den Hals, Borft, Buik of Ledemaaten; en dus zyn er Zweeren van deeze, en meer andere byzondere deelen. §. CCXXXV. In opzigt der aangedaane deelen , worden de Zweeren inzonderheid onderfcheiden , in die der zagte, en in die der harde deelen of der Beenderen. Ijgter in de Beenderen noemt men dezelve geen Zweeren, maar Beenbederving. S.CCXXXVI. De Beenbederving Corruptie  ZIEKTEKUNDE. f#? ffc O/fo word of Cartes, of verttofa, genaamt. Ctfr/M als de vernietiging voortgaat van de buiten oppervlakte naar bet midden. En Spinet ventofa als dezelve zig uitftrekt uit het binnenften van het Been naar den buitenften omtrek. § CCXXXVIÏ. De Scheikundige Magten zyn grootelyks onder den anderen verfchillende, doch koomen met den anderen over een, dat zy beftaan in eenige kleine en voor de zinnen niet vatbaare deeltjes, vermoogende, om, door haar' enkelvoudige aanraaking , de zelfftandigheid der deelen te vernietigen , zonder dat wy de wyze hoe, gelyk van de Werktuiglyke Magten, kunnen nagaan. § GCXXXVW. Deeze vernietigende Deeltjes hebben plaats in onze Vogten, welke, daar mede voorzien zynde, fcherpe Vogten Humores acres genaamt worden; en deeze hoedanigheid van dezelve Scherpheid Jcrimonia. Welke Scherpte van een verlchillenden aart is, ais Zoutagtige Salina, Olyagtige Oleo/a t Zmira2tige^«Wtf,Loogagtige Jlcalka, Rottigef«/ri^,Scheurbuikige,S^ör^?zVö,Kankeragtige Cancrofa,VGnusziek\geFenerea, enz. zullende naderhand den aart deezer byzondere Scherptens by de Ziektens der Vogten beter blyken. L3 S.CCXXX1X.  Ï4-3 HE EL KUNDIGE §. CCXXXIX. Behalven de Scherpheid in onze Vogten, beftaan er buiten ons nog verfchillende weezens j in welkers zelfftandigheid insgelyks zodanige deeltjes gevonden worden , welke, van buiten op onze vafte deelen aangevoegt zynde, dezelve verknaagen, uiteeten en vernietigen; gelyk in verfchillende verknaagende zaaken, zoo vafte weezens als Vogten , Corrodentia genaamt , in do Brandmiddelen Caufiica ,in verfchillende Venynen Venena, in het Vuur, inde Vorft, en in meer andere zaaken; welke in't vervolg by de byzondere verhandeling der Schaadelyke Magten nader zullen verklaart worden. §. CCXL. De oorzaak der Zweer beftaat in alle geftelteniflen, welke een deel kunnen bekwaam maaken , om door een der opgetelde Schaadelyke Magten (§. CCXXXV1I1. en §. CCXXXIX.) beledigt te worden; en in de werking deezer Schaadelyke Magten zelve op het voorgefchikte deel. § CCXL1. Een deel is meer of minder bekwaam, om, door een zekere fcheikundige Magt, fchaade in zyn geheel te lyden, naar maate deszelfs natuurlyke hoedanigheid meer of minder voor het vermoogen deezer Magt wykt; gelyk zoo word het tedere Vetvlies  ZIEKTE KUND E. m he+ eerft in de Zweeren verteert, en zoo zvn de fpongieufe Beenderen het vatbaarit voor de Beenbederving. Of een deel is top .de Zweering meer voorgefchikt door een ziekelyke hoedanigheid; gelyk, zoo is door SË&gTederheid 0. LXV dl ) de Long meer gefchikt om door fhlitaande fcherpe Vogten verknaagt te worden, en zoo worden de tedere Lidteekens na geneeze Wonden of Zweeren veel eerder verknaagt en verteert. v § CCXL1L En , opdat de Schaadelyke •Magten op het voorgefch.kte deel haar vermoogen oefenen , moet de zelfitandigheid, waar in dezelve plaats hebben, in het lyden-de deel gehuisveft zyn. Waar uit dan blykt, dat alle Zweeren alvorens onder nellen een verftopping of ftilftand van fcherpe Vogten, of een' onmiddelyke aanraaking op onze deelen dier verknaagende Magten, welke buiten ons beftaan. ' 'S.CCXLUI. Indien de Zweer veroorzaakt word door de Bederving onzer Vogten, dan heeft dezelve Bederving plaats of in den aigemeenen hoop der Vogten , door het ge, heele lighaam omloopende ;of eenig verkopt en ftilftaandend Vogt word in een byzonder deel, uit kragt van deszelfs ftilftaan, van aart 3 ö L 4- ver-  %fó HEELKUNDIGE verandert en bedorven; waar toe gevolgelyk behooren de Kwaadfappigheid Cacochymia , en alle bedervingen en veranderingen van de uitgeftorte of verftoppentfe Vogten in de Gezwellen , natuurlyke Holligheeden, of tusfchenruiratens der vafte deelen, veranderende door den tyd van haar zagte in een fcherpen en knaagenden aart. Voor het overige blyken de Schaadelyke Magten £renoe°- uit (S. GGXXXV1L tot J. CCXXXIX.p §. CCXLIV. De Uitwerkzels der Zweeren zyn menigvuldig en beftaan: ten ifte, innadeelen als gevolgen van de fcheiding des geheels; ten 2de, in gewrogten, welke ontfpruiten uit de byzondere manier van werking, en byzonderen aart des zondigenden Vogts; en ten 3de, in eigenfchappen welke voortvloeijen uit denaart der byzondere aangedaane deeien. §. CCXLV. DeNadeelen als gevolgen van de Scheiding des geheels beftaan in de belediging of vernietiging der Bewerkingen , welke van de geheelheid der deelen afhangen , onderfcheiden naar den aart der byzondere beledigde deelen , en gelykilagtig aan die van de Wonden ($. CXCII.), of aan die van de Beenbreuken ($. CCXXV.) $. CCXLVI.  ZIEKTEKUNDE. 15T §. CCXLVf. De Uitwerkzels ontfpruitende uit den byzonderen aart en manier van werking des zondigenden Vogts, of van het verknaagend vermoogen, zyn meenigvuldig, en doen de Zweeren grootelyks onder den anderen verfchillen. §.CCXLVII. Naar de byzondere verknaagende of ontbindende Scherpte van een byzonderen aart is, worden er by de Zweeren andere en andere uitwerkzels ondervonden. Zoo zyn de Scbeurbuiks-Zweeren, VenusZweeren , Kanker - Zweeren , Rottende Zweeren , enz. in opzigt van haar fchaadelyke Magt veel onder den anderen verfchillende, het welk naderhand ter beter bevoegde plaatfe nader,zal blyken, namentlyk by de Ziektens der Vogten. §. CCXLVI1I. En naar de byzondere aangevoegde, of in de deelen gehuisvefte Scherpte, in een1 byzondere ftrekking met werken voortgaat, word de Zweer anders. Indien zy alleenlyk voortgaat in de breedte, word 7er een' vlakke Zweer Ulcus pïanum gemaakt en in de diepte een1 diepe Zweer Ulcus profundum. Somtyds verteert zy de deelen, inzonderheid het Vetvlies, onder geheel zynde Bekleedzelen, en maakt dus een1 gefloote Zweer Ulcus occlufum; en anders verknaagt zy ook deBeL $ kleed-  IJ2 HEELKUNDIGE kleedzelen, waar uit een' open Zweer Ulcus apertum. En menigmaal verknaagt de fcherpe Vogt alleenlyk een gering gedeelte van de Bekleedzelen , daar zig integendeel de verknaagmg inwendig wyd en zyd uitftrekt, maakende verfchillende Holligheeden, waar! om de Zweer een'Pypzweer Ulcus fijlulofum word genaamt. §. CCXLIX. Eindelyk de Uitwerkzels der Zweeren, naar de verfchillende aangedaane tenzy in trappen ; want gelyk in de Verbranding door wezentlyk Vuur de doode Korft de hoogfte trap is, zoo is dezelve ook de hoogfte trap in de Verbyting. §, CCLV,  155 H E E L K U~N D I G E §. CCLV. Sommigen willen, dat het wezentlyk vuur de aangeraakte deelen zonde verteeren of vernietigen door Ontbinding Bïffolutio , of lugtig maaking Rarefaflio, en integendeel de Bye - en'vermoogende Brand-middelen door Zamentrekking Contratlio. Met het eerfte word gemeent, dat de Vuur-deelen de banden van zamenhang der hoofdftoifelyke deelen zouden vernietigen, door dezelve uittefpannen; en met het tweede, dat de bytende of knaagende deeltjes de Hoofdftoffelyke deelen van het lydende deel zodanig digt zoude by den anderen vereenigen, dat, daar door, den invloed der Vogten wierd belet, en dus de gemeenfebap met de nabuurige deelen benoomen. Egter wat hier van zy, durven wy niet waagen te bepaalen, en durven alleenlyk zeggen , dat de gemakkelyker en fchielyker afvalling van de Korft door wezentlyk Vuur te weeg gebragt, als die door de vermoogende Brandmiddelen, aan dit gevoelen geenfints ongunftig is. %. CCLVI. De Bevriezing Congelatio der Ledemaaten is, als de kou - deelen , door de togtgaten der aangeraakte deelen heen gedrongen, in de zelfftandigheid der deelen, zoo vafte, als vloeibaare, verblyven, de Vogten doen ftollen, Verftoppingen veroorzaakt»  ZIEKTEKUNDE. 159 ken , daar na de Vogten ontbinden, rottend maaken, en daar mede de vafte deelen vernietigen , inzonderheid indien 'et fchielyk eene vogtige warmte naderhand word bygevoegt. §. CCLVII. De Bevriezing is, als de Verbranding, in 3 onderfcheide trappen te verdeelen : de eerfte als enkel de Kou-deeltjes de Vogten hebben doen ftollen, verftopperi, en door prikkeling der vafte deelen, eene roode en pynelyke Zwelling veroorzaaken, in welk opzigt zy behoort tot de Gezwellen, namentlyk tot de Ontfteeking; de tweede als de verftoppende Vogten, door haar ftilftand fcherp geworden zynde, tezamen met de ingefloote en bewooge Kou-deeltjes , de zelfftandigheid der vafte deelen vernietigen , en opene Zweeren te weegbrengen; en de derde, als de Bevriezing zoo verre gaande is, dat daar door een aanraerkelyk gedeelte van het leeven word berooft, en het welk na de ontdooijing tot verrotting overgaat. Naderhand zullen de uitwerkingen der Koude en Vorft beter blyken. §. CCLVIII. Een' vervuilde Wond , of een' "Wond, welke tot de afdeeling van de Zweeren behoort is een' zodanige, welke, M in  'l6o HEELKUNDIGE in de plaats van een goeden en zagten Etter voorttebrengen, of door eene kwaade Behandeling, of'door Befmetting van een fchaadelyke lucht , of door kwalyk gefteldheid van het lighaam, ofanderfints, een tegennatuurlyk en fcherpe Vogt verfchaft, welk de vafte deelen verknaagt, en dus aan de Wonde alle eigenfchappen bezorgt, welke de Zweeren eigen zyn, §. CCLIX. Eindelyk een Ettergezwel is een Gezwel, welkers ingehoude doffe Etter is. Offchoon de Etter goed of kwaadaardig is, behoud de Ziekte den naam van Gezwel. Zoo de Etter kwaadaardig is, en de vafte deelen verknaagt, hetzy liet gezwel geflooten is, of doorgebrooken, behoort het onder de afdeeling der Zweeren; nademaal tot het denkbeeld van een' Zweer alleenlyk behoort de tegenwoordigheid van een zondigend Vogt, het welk de vafte deelen verknaagt. En het Ettergezwel, doorgebrooken zynde, en eenen goeden Etter verfchaffende, behoort tot de Etterwonden. Wyders, wat verder, de Ettergezwellen betreft, en wat eigentlyk Verettering, en Etter is, zal naderhand beter blyken by de verhandeling der Gezwel-, len. Over  ZIEKTEKUNDE, idi Over de drooge Scheidingen des Geheelss ■ § CCLX. De drooge of begroeide Schei* dingen des Geheels zyn van tweeérly aart: zvzyn ten ifte, aantemerken als gevolgen van een' voorgaande Ziekte; of ten zde, wy hebben dezelve reets in de Baarmoeder verkreegen, enderhalven kan derzelver waa« re oorzaak nauwlyks ontdekt worden * §. CCLXI. Tot die van het eerfte Geflagt behooren alle tegennatuurlyke Spieeten, Openingen , en Doorgangen, welke fomtyds n^ar een' Verwonding, Verzweering, enz. agtprblyven: gelyk daar van tot voorbeelden kunnen ftrekken de gefpleete Oor-lellen,door het langzaam doorfnyden der Oor-ringenj. een' tegennatuurlyke en begroeide opening ter ontiafting van de groovë Uitwerpfels , door de Natuur of Konft, ter gelegenheid van een' Verwonding , of Verfterving der Darmen,- te weeggebragt; de tegennatuurlyk verlengde Spleet van de uitwendige leeldeelen by'de Vrouwen, door het verzuim der hegtinge en hereeniging van de opgefcheurde deelen, by een' zwaare baaring dikwiis voorvallende, te weeggebragt, enz,M %■ Hief  ió*2 HEELKUNDIGE Hier toe behooren ook de als 't waare nieuwe en tegennatuurlyke Gewrigten, welke fomtyds na de Beenbreuken ondervonden worden agter te blyven, ter oorzaake de gebrooke Been-eindens niet weder te zamen zyn gegroeit; als mede de tegennatuurlyke Gaten en Openingen, welke men inzonderheid fomtyds vind in de Beenderen van het Bekkeneel, na een' afkapping of uitkapping van een nuk been, of na het Hellen van de Beenboor, omdat de natuur nalatig is gebleeven om de verloore zelfftandigheid met een' zooftgelyke te vergoeden. $: CCLXI h Onder die van het tweede Gellagt behooren alle tegennatuurlyk vergroote, vermeenigvuldigde, of verkeerd geplaafte Openingen en Spieeten, waar mede wy gebooren worden: als een tegennatuurlyk geplaaöe Aars,opening in denPisfchagt, een Haazemond tabium hporinum, enz. De laaüe, welke wel het meelle voorvalt,is een tegennatuurlyke verdeeling doorgaans van den boven Lip; hetzy enkel, als alleen eene enkele fpleet plaats heeft; of dubbeld, als de Lip op twee byzondere plaatfen gefpleeten is,behoudende een Huk tulTchen beiden; en hetzy de Lip, en dus de Vleefch- deelen afai zyn gefpleeten, of dat de fpleet ook door  ZIEKTEKUNDE. tfj door de Beenderen, het harde Gehemelte ^ doorgaat. En ook zoude hier toe behooren de Sply ting der Ruggegraat Spina bifida; doch dewyl dezelve een uitwerkzel is van een zeker Gezwel, zullen wy, by de verhandeling der Gezwellen, nader 10ver deeze voornaame Ziekte fpreeken. §. CCLXIII. Wat betreft de oorzaak deezer Scheidingen des Geheels, dezelve is aangaande die van het eerfte geflagt duidelyk genoeg; en wat aangaat die van het tweede Geflagt hebben wy reets (§. CCLX.) gezegt, dat nauwlyks is natevorfchen: want hoe fyn men denkt en redeneert over de tuigwerkelykheid van de Inbeelding der Zwangere Vrouwen op de Vrugt , of hoe fchrander men bewyft de mogelykheid, dat de Vrugt in de Baarmoeder een werktuiglyk geweld kan ondergaan ; deeze Stoffe is nog onein» dig fynder als ons Verftand, ja zoo fyn, dat wy ( myn's oordeels) er met zekerheid niets van kunnen bepaalen. Hier van in 't ver: volg een weinig breedvoeriger. §. CCLXIV. En eindelyk , wat aangaat de Uitwerkingen deezer Gebreeken , dezelve beftaan of in een' Wangeftalte der deelen, of in een' belediging der Bewerkingen, welkers  gfó HEELKUNDIGE kers gezondheid van het geheel dier zieke deelen afhing , genoeg uit het verhandelde der "Wonden te begrypen; waarom wy hier afTeheiden3 en overgaan tot de Ziektens van eene andere afdeeling. In het volgende Stukje zullen wy befchryveiï de ziekelyke Zamenbinding en Vereeniging; de ongewoone Plaatfing, waar onder behooren de Ontwrigting, de Breuken of Scheurfels, de Uitzakking, en de Afdwaaling; daarna het ongewoon Getal; en wy zullen het zelve eindigen mee de gebrekkelyke Gedaante en de ongewoons Kleur.  Bladz. 16$. PATHOLOGIA CHIRURGICALIS O F HEELKUNDIGE ZIEKTEKUNDE, Over de Ziekelyke Zamenbinding en Vereeniging. §. CCLXVÏ WmmWe Ziekelyke Zaraenbindirig ConW^S^t nexio Morbojd is, als de deelen IS Bil niet in diejuüte orde, welke de gezondheid.vereifcht, te zamen ah**f**K ge5ondenof vereemgt zyn; het Zy dezelve te veel j of te weinig is;, ot dat eenige deelen zyn vereemgt, weke bjhoordenggefcheiden te zyn , en daar jdus de zamenbind.ng. of vereeniging geheellyk gennatuurlyk is. | CCLXVI. De Ziekelyke Zamenbinding is dan drieêrly: zys ten jg^g Ie Ziekelyke Zaraenbindirig Con- s *i .•,» /• - _i„ ^ ^So»lon  j66 HEELKUNDIGE veel of te bovengaande; ten 2de} te min of ontbreekende; en ten 3 de, tegennatuurlyk. §. CCLXVII. De te groote of te bovengaande Zamenbinding Connexio excedens is, ais eenige deelen, welke te zamengebonden moeten zyn of vereenigt, te fterk zyn te' zamengehegt ; gelyk gefchied aan de beweeglyke Gewrigten, door de fryfheid der zamenbindende Geledings-Banden. §. CCLXVIII. De te zwakke of ontbreekende Zamenbinding Connexio deficiens is , als de zamenbegting der vereenigde deelen minder is , als gewoonelyk ; gelyk der beweeglyke Gewrigten door de flapheid haarer zamenbindende Banden dikwerf overkoomt. §. CCLXIX. En de tegennatuurlyke Zamenbinding Connexio contranaturalis is (gelyk wy reeds gezegt hebben,) indien eenige deelen , welke naar de orde der gezondheid behooren van den anderen gefcheiden te zyn, vereenigt zyn; waar van wy voorbeelden vinden in de te zamengroeijing van de Naaden der Herfenfchaal, in de aan■ eengegroeide Vingers, in de te zamengegroeide Oogleeden Ancjloblepharum, het zy  ZIEKTEKUNDE. i6f zy alleen derzelver boorden zyn vereenigt, of dat zy vaftgehegt zyn aan het Hoornvlies Cornea, in de te zamengegroeide Lippen der Schamelheid by de Vrouwen, in de te zaam vereenigde, of met een ongewoon Vlies toegeflooten Mond van de Baarmoeder, Scheede, Aars, enz. §. CCLXX. De oorzaak der Ziekelyke Zamenbinding is verfchillende naar derzelver verfchillende zoorten. Die van het eerfte zoort beftaat in al het geen, wat kan te weeg brengen, dat de middelen, dienende ter vereeniging der deelen, vafter als gewoonelyk dezelve deelen te zamenhegten; die van het tweede, in een1 iedere hoedanig' heid van de middelen ter zamenbinding , welke vlak tegenovergeftelt is aan het vereifchte van het eerfte zoort; en die van het derde zoort is geleegen in al wat kan te weeg brengen, dat 'er eene waare te zamengroeijing der natuurlyk van den anderen gefcheide deelen gebeurt, of dat 'er ongewoone Bindzelen worden gevonden, welke de deelen vereenigen. §. CCLXXL De Middelen ter vereeniging binden de deelen vafter te zamen , wanneer derzelver zelfftandigheid aan de Styfheid ($. LXX1X.), of aan de Hardheid N 2 (S.LXXXil.)  36*8 HEELKUNDIGE (§. LXXXII.) onderhevig is ; of als deeze Zamenbindzelen, na geledene Scheidingen des geheels, door verlies van zelfftandigheid en ongelyke te zamengroeijingen, in haar** uitgefirektheid ingetrokken, en verkort worden. Zoo zien wy de Styfheid 'der Gewrigten Ancykfis volgen , na de Styfheid der Geledings-Banden, of na dezelve door een' Verwonding of Verzweering verkort zyn en ingetrokken; de te ftyve vereeniging en daar uit onbeweegbaarheid van den Ruggegraat Spina dorfi, na het verbeenen der Kraakbeenderen, die de lighaamen der Wervelen Vertebra te zamenhegten; en zoo vervolgens. ' • §. CCLXXII. De hoedanigheid in de Middelen ter zamenbinding, waar door dezelve haar dienft verzuimen, beftaat in de Slapheid (§. LXV. ), Buigbaarheid (S.LXVilj, óf in de vernietigde zamenhang, waar verlies , of gebrek van derzelver zelfftandigheid. De losheid der Gewrigten na een* verflapping der Geledings-Banden, en de verminderde zamenbinding der zaamgezette Beenderen, door te groote buigbaarheid der zamenbindende Kraakbeenderen, worden niet zelden waargenoomen. De losheid en daar uit bekwaamheid tot afwyking der Beenderen van (iet Bekkeneel, door ag- ter-  ZIEKTEKUNDE. 169 terblyving van derzelver verbeening en maaking der Naaden, is genoeg bekent En de losheid en dus de te groote beweegbaarheid van de Tong, door gebrek van een behoorlyken Tongriem Franulum Lingua, het zv te ver ingefneeden zynde, of met de geboorte dus mede gebragt; het waggelen der Tanden , door het verzwoore, en met de Scheurbuik Schorbutus aangegreepe Tandvleefch; en een' te korte of het Hoofd der Mannelyke Roede Penis niet bedekkende Voorhuid, Parapbymofis genaamt, uit een verminderde zamenhegting van het Toompie Franulum Penis, hetzy met de geboorte mede gebragt, of door Verzweering ot Verwonding veroorzaakt; (trekken genoeg tot bewyzen van de verminderden Zamenbinding door een vernietigden zamenhang, verlies, of gebrek van zelfftandigheid. §. CCLXXIII. En , de Zamengroeijing der deelen, en de tegennatuurlyke Bindzelen zyn haar oorfprong verfchuldigt, of aan een' kwaade Maaking , reeds in de Baarmoeder te weeg gebragt; of zy zyn de gevolgen der Onthuiding , der aanhoudende Zamendrukking, of der Zamenlyming van de van een gefcheide wanden door middei van een' verftoppende, en te zamenvereenigende zelfftandigheid. Zoo zien wy doorfe N 3 gaans  ifó HEELKUNDIGE gaans de Kinderen met de aangehaalde tegennatuurlyke Zamenbindingen (§.CCLXiX), met de Spanader of Tong-riems aanwas 'Ancyloglqffum, en van nog meer andere deelen, ter waereld koomen, van dewelke wy liet verder onderzoek naar de oorzaak o verhaten by alle andere voor ons onnafpeurlyke geheimen. En de bewyzen van de vereeniging der van een gefcheide deelen na een' gelede Onthuiding , Zamendrukking, of te Zamenlyming door een verftoppend •weezen, zyn klaar genoeg gegeeven by de Ziektens der houdende deelen, dan dat het nodig zoude zyn dezelve hier te herhaalen. S. CCLXX1V. Eindelyk de Uitwerkzels der Ziekelyke Zamenbinding beflaan aangaande die van het eerfte en tweede zoort in een' belediging der Bewerkingen, welke van een' behoorlyke Zamenbinding afhangen. En die van het laafte zoort zyn zeer onderfcheide, en wel naar de van een fcheiding der tegennatuurlyk vereenigde deelen tot een byzonder gebruik ltrekt. $. CCLXXV. Nademaal de Zamenbinding der deelen dient tot behoeding van derzelver verplaatfing of van een wyking; en de vereeniging van veele deelen zodanig yereifcht word , dat zy , onaangezien de za-  ZIEKTEKUNDE. i?* zamenbinding , kunnen bewoogen worden ; volgt het van zelfs, dat de Uitwerkzels hier beftaan in de te min- of te veelbeweegbaarheid, en in de voorgefchiktheid ter verplaatling of afwyking. Wat aangaat de Onbeweegbaarheid en Beweegbaarheid, dezelve zyn duidelylc genoeg door. het verhandelde van de Styfheid §. LXXIX), en de Slapheid (LXV.) • en wat betreft de Verplaatfing of Afwyking, deeze zullen in de volgende Afdeeling blyken. §. CCLXXVI. En de Vereeniging der deelen , die volgens den ftand der gezondheid moeften gefcheiden zyn, brengt (gelyk wy reets gezegt hebben ) onderfcheidene gevolgen voort, naar het byzonder gebruik der zieke deelen. Indien eenig deel van een ander moet gefcheiden zyn en los leggen, opdat het een ander deel beweege , gelyk de Spieren en Peezen, dan is deszelvs zamengroeijing aan de Beenderen , aan de uitwendige Bekleedzelen, of aan eenige andere deelen, de oorzaak der 'onbeweegbaarheid van het deel, het geen daar door moeft bewoogen worden. Wanneer de Oogleden te zamen zyn gegroeit word het Gezigt belet. Indien de Mond tegennatuurlyk is geflooten word den ingang der Voetzelen verhindert. Door een toegellooten Aars en N 4. Pis-  ïV2 HEELKUNDIGE Pisweg word den uitgang der Uitwerpzelen verhindert. Door de" te verre zamenbinding der Voorhuid met het Hoofd der Roede word de ontblooting daar van belet , welk gebrek Fbymofts word genaamt. De toegefloote Scheede of Baarmoeder verfchaft een' opiluiting der Maandftonden Menjlrua, en de onbekwaamheid ter voortteeling. De Naaden van het Bekkeneel, te vaft vereenigt zynde, of geheel te zamen gegroeit, onderftellen een' gemakkelyker mogelykheid voor de Tegenoverfcheur (§. CCXX.). En dus vervolgens. Over de Ongewoone Plaaifwg. §. CCLXXVII. De ongewoone of veranderde Plaatfing Collocatio perverfa is, wanneer eenig vaft deel, hetzy in 't geheel of voor een gedeelte, eene andere plaats beftaat, als het zelve volgens de wet der gezondheid gegeeven is. §.CCLXXVIII. De Verplaatfing gefchied bf van de harde, of van de zagte deelen; en dezelve word gebragt tot vier byzondere Zoorten, welke zyn: ten ïfte, de Ontwrigting; ten 2de, de Breuk; ten 3de, de Uit-  ZIEKTEKUNDE. if%. Uitzakking; en ten 4de, de Afdwaaling. Wy zullen ieder van dezelven afzonderlyk verklaaren. Over de Ontwrigting. §. CCLXXIX. De Ontwrigting of Uitreding Luxatio is , als de met den anderen vereenigde Beenderen, in de plaats haarer vereeniging, van elkander geweeken, of verplaats zyn. §. CCLXXX. Naar de byzondere vereeniging der Beenderen , hetzy door Inleeding Articulatio, of door Zamenzetting Symphyfts, word deeze Ziekte afzonderlyk benoemt. De Verplaatfing der ingelederde Been-hoofden is eigentlyk de Ontwngt:ng;en het van den anderen wyken der zaamgezettè' Beenderen word Afwyking ReceJJia genaamt. Wy zullen eerft de Ontwrigting, en naderhand de Afwyking, ten voorwerp neemen. §. CCLXXXÏ. De Ontwrigting is volkome of onvolkome. Zy is volkome indien eenig ingeledert Been uit het hol, waar in het was ingevoegt, geheellyk is uitgeweeken, en eene andere en vreemde ö plaats  m HEELKUNDIGE plaats heeft ingenomen. En zy is onvolkome, als de verplaatfing van het ingelederde Been alleenlyk voor een gedeelte is gefchied, hetzy het verplaafte hoofd op den rand van de holligheid is blyven ftaan, ot dat het in zyne holligheid verdraait iswanneer het een' onvolkome Ootwrtetmg Subluxatio, of een' Verdraaijing Bi florpo word genaamt. J SCCLXXXU. De Oorzaak der Ontwrigting beftaat: ten ifte, in alle hoedanigheden der byzondere Gewrigten, en derzelver te zamenbindende en volmaakter maaiende deelen, welke kunnen verfchaffen, dat by de aanvoeging van een werktuigiyk geweld op het ingelederde Been , de verplaatüng daar van mooglyk word: en ten 2de, m alle werktuiglyke magten, welke, werkende op de voorgefchikte hoedanigheid, het ingelederde Been kunnen doen verplaatfen. S.CCLXXXIII. De Geftelteni/Tenof Hoei danigheeden, die de Ontwrigting mooglyk maaken, zyn verfchillende: als ten ifte de byzondere maaking van een ieder Gewrikt en van de deelen, welke het zelve helpen volmaaken, kan te weegbrengen, dat dit Gevvrigt, door dezelve werktuiglyke Magten, eerder als alle anderen, aan de Onwrig. ting  ZIEKTEKUNDE. 17$ ting onderhevig word ; en ten 2de, zoo menigmaal als de Bindzelen, die de Gewrigten zamenbinden en verfterken, of de deelen , welke dezelve volmaaken, eene ziekelyke hoedanigheid hebben verkreegen, waar door de eige werktuiglyke magten eerder als anders een' Ontwrigtig kunnen te voorfchyn brengen, word dezelve met regt gehouden voor het tegennatuurlyk Zaad deezer Ziekte. §. CCLXXX1V. De byzondere wyze van inlediging maakt de Ontwrigting mogelyker. Dezelve gefchied het gemakkelykft in de Ondiepe Geleding Artbrodia; minder in de Diepe Geleding Enarthrofis; en is byna onmogelyk in de Onderlinge Ontfanging Ginglymus. Want in de Ondiepe Geleding, gelyk in die van het Opperarmbeen met het Schouderblad , word , door het eige geweld , het ingelederde Been zoo veel eerder verplaaft, als het Geleding-Hol minder diep is ; daar in de Diepe Geleding , gelyk in die van de Dye met het Heupebeen, zo veel meer geweld word vereifcht tot de Ontwrigting , als het Beenhoofd dieper is ingeflooten;en in de Onderlinge Ontfanging, gelyk in die van de Dye met het Scheenbeen, of van het Opperarmbeen met de groote Ellepyp, maaken de breede oppervlaktens, waar  HEELKUNDIGE mede de te samengevoegde Beenderen den anderen raaken , en de onderlinge invoeging van verfchillende Been-hoofden, dat het aangevoegde geweld hier geen vermoogen genoeg heeft, tenzy 'er'alvorens eene groote verflapping der verfterkende en te samenbindende Banden heeft plaats gehad, of dat 'er by de Ontwrigting eene groote verfcheuring der omgelegene deelen is bygevoegt. Men zy bedagt, dat hier alleenlyk word gefprooken van de Onderlinge Ontfanging, die aan dezelve Been»eindens gefchied: want, indien men hier toe wilde betrekken de Inlediging der Wervel- Beenderen, of der Onderarms-Beenderen, dan zouden wy dwaalen, nademaal dezelve, in een' volftrekten zin genoomen, tot de Ondiepe Geleding is te brengen. §.CCLXXXV. Sommige Gewrigten worden op een'byzondere wyze fterker gemaakt, opdat zy beter het geweld zouden kunnen uitflaan; en aan andere vind men als paaien geheld, die de Uitleding beletten. Aan bet Geledings-hol van het Heupebeen vind men een Kraakbeenigen Hand, welke deeze Holligheid voor het Hoofd van het Dyebeen verdiept, en teffens dit ingelederde Hoofd om zynen hals nauwkeurig omvat; terwyl pok dit zelve Hoofd, en wel van alle de Ge-  ZIEKTEKUNDE, kffr Gewrigten het eenigfte, door een ronde fterke Band, binnen in de Holligheid van het Heupebeen word vaftgehegt: waar uiti en om de dundere Hals van het Dyebeen, de zeldzaamheid der Ontwrigting van dit Been , zonder een' alvorens ziekelyke gefteltenis van het Gewrigt, beweezen word, en onderftelt dat menigmaal de Breuk van den Hals dezes Been voor een' Ontwrigting is gehouden. En het Ravenbekswyze Uitfteekzel Frocejfus coracoideus, door een Band aan het Schouderblads hoofd Acrth mion gebonden, ftrekt aan het ingelederde Hoofd van het Opperarmbeen tot eene beperking, waar door de bovenwaartfche Uit-i leding van dit Been belet word. Waar uit, en uit (§ CCLXXX1V.), dan duidelyk genoeg blykt , dat de eige gefchapenheid van een ieder Gewrigt het zelve meer of minder onderhevig maakt aan de Ontwrigting, en derzelver byzondere zoorten, het zy volkomene of onvolkomene, opwaaitfche, nederwaarcfche, enz. en, (zoo he£ ergens te pas komt,) dat inzonderheid hier in een Heelmeefter vereifcht word een' allernauwkeurigfte kennis van den natuurlykeu iland der beledigde deelen. §. CCLXXXVI. En wyders de ziekelyke koedanigheid des Gewrigts verfterkende of 7$  va78 HEELKUNDIGE 'volmaakende deelen is die geene , waar d. »or zy nalatig worden in haar opgelegde dienft , en beftaat dus in de verminderde Zamenbinding (§. CCLXVIII.) der Geledingen. Zoo kan de ontbreeking van den Band, welke het Hoofd van het Dyebeen in de holligheid van het Heupebeen vafthegt, (waar van wy eenige voorbeelden in fommige Lyken hebben ondervonden,) de zeldzaamheid der Ontwrigting van dit Been verminderen. Zoo kan de afbreeking van den Kraakbeenigen rand van hetHeupebeens-hoI n? een' zwaare Kneuzing , of een' Verzwakking van den zeiven, de Ontwrigting der Dye gemaklyk maaken. En zoo maakt ■ de afbreeking des Ravenbekswyze Uitlïeekzel van het Schouderblad de bovenwaartfche Uitleding van het Opperarmbeen mogelyk ; of de afbreeking van den Elleboogs-bnlt Olccranon de volkome Ontwrigting van den Elleboog, en dus van een Geleding door Onderlinge Ontfanging. § CCLXXXVII. De werktuiglyke Magten zyn alle draaijende, drukkende, buigende, of uitrekkende vermoogens, welke, geëvenredigt aan de voorgefchikte hoedanigheid , het ingelederde Been - hoofd van en uit zyne holligheid beweegen ; en het welk kan gefchieden door te vallen, te ftoo- ten3  ZIEKTEKUNDE. 179 ten, geflaagen te worden, door fterke lighaams b^eweeging te oefenen, door de kragt der Stuiptrekkende Spieren, enz. §. CCLXXXVlir. En niet alleen beftaan de werktuiglyke Magten in een Ichielyk of ogenblikkelyk werkend geweld, maar ook fomtyds in een langzaam voortgaande en uitperfende kragt. Indien een Geledingshol met een verdikt, en in een vaft weezen overgegaan zijnde, Gelids - vogt Synovia word vervult; zoo 'er een' Beens-uitfpatting Exoflofis in het Geledings-hol plaats heeft; het ingelederde Been - hoofd tegennatuurlyk vergroot word; of de Slym - klieren Glandula Synoviaks in- en- om de Gewrigten verhard en vergroot worden; dan is niet zelden de Ontwrigting een waar gevolg van de aanhoudende en geduurig vermeerderende drukking, die het ingelederde Beenhoofd door den aangroei deezer Gebreken ondergaat. §. CCLXXXIX. Eindelyk de Uitwerkzels der Ontwrigting beftaan: ten ifte, in de belediging der Bewerking , welkers volkomenheid van de gezonde Inlediging afhing; en ten 2de, in gewrogten, welke liet uitgelederde Been, door zyn' tegennatuurlyke plaatfmg, zoo aan de nabuurige- en- omgeO lege-  i8o HEELKUNDIGE legene deelen, als aan het Gewrigt zelv®, kan te weegbrengen. §. CCXC. Nademaal de Inlediging der te samengevoegde Beenderen gefchied, opdat zy, naar den byzonderen aart van Inlediging, op een' byzondere wyze zouden kunnen bewoogen worden; blykt het, dat de belediging der Bewerking, uit de ongezonde inledigmg,is gelegen in de verminderde, ©1 vernietigde beweeging van het lydende Gewrigt. §> CCXCf. En de verplaatfing van het uitgeweeke Been verandert het lydende deel van geftalte; daar worden eenige nabuurige deelen door uitgerekt en gefpannen; en andere worden 'er door gedrukt. §. CCXCIL Nadien de Beenderen de geftalte verfcbaffen aan de weeke deelen, zoo volgt, dat de veranderde plaatfmg der ingeleederdeBeenderen, en dus de veranderde geftalte der Gewrigten, ook die verandert van de om - en - bygelegene deelen, Daar het uitgeweeke Been naar toegaat moet eenr uitbuiting koomen, en daar het van afwykc een' invalling of kuil. De Spieren, die het uitgeweeke Been beweegen, worden in haare legging verandert, eii die geenea, welke den  ZIEKTEKUNDE. 181 den anderen tot Tegenwerken ftrekken, verliezen den behoorlyken tegen- ftand dien zy de eene van de andere ver- Sn: wan/de ^^S^ het ontwrigte Been aan het Gewrigt en het lydende deel te weeg gebragt, doet den afftand, tulTchen het vafte punt ÏÏL en het beweeglyk pmtFunllum mobile, van fommige Spieren verkorten , en weder van andere"verlengen; waar uit noodza, lyk moet volgen , dat de reets uitgerekte Spieren nog zoo veel meer worden ui geSt en gerpannen, als diegeenen, welkers afftand tulTchen derzelver begin en inplanting verkort is, door haaren behoorlyken tegenftand te miffen, meer vermoogen verkrygen om zig, volgens haar van intrekking, inteknmpen, en te verkorten. En naar het byzonder Gewrigt, het welk de Ontwrigting lyd, en dat de byzondere zig inkortende Spieren het ontwng» Been beweegen, moet het lydende deel of dus of zoo van geftalte veranderen ; hetzy verkort, verlengt, of naar deeze of geene Lde geboogen worden; en in die veranderde geftalte6 moet noodzakelyk het deel, door de verkorting en intrekking der Spieren, ftyf en onbeweegbaar blyven, inzonderheid by een' verfche, en uit een geweldige oorzaak voortgebragte, 0ntwcr^^  182 HEELKUNDIGE $. CCXCIII. Uit ($. CCXCII.) volgt, dat een Heelmeefter, welke een' volmaakte kennis'begeert van de geftalte, die het lydende deel in een' iedere byzondere Ontwrigting noodzakelyk aanneemt, behalven de kennis van een ieder byzonder Gewrigt, ook wel moet onderrigt zyn van de by- enomgelegene Spieren , en derzelver aangehaalde verandering, uit kragt van de Ontwrigting te weeggebragt. $. CCXC1V. Door de veranderde plaatfmg van het ontleederde deel, worden, behalven de Spieren, ook deGeledings-banden , verfcheidene Bloedvaten, Zenuwen, en de algemeene Bekleedzelen, geweldig uitgerekt, en fomtyds gefcheurt, inzonderheid" by de verfcheen fchielyk voortkoomende Ontwrigt-ingen, waar uit een' uitftorting van Vogten Pyn,Stuipen, Ontfteeking, groote Verettering, en Verfterving, met deszelfs gevolgen. §. CCXCV. Indien de Ontwrigting veroudert, dan worden, door de aanhoudende uitrekking, de Banden, Spieren, en andere lydende deelen, van haar veerkragt berooft; waar uit wel een* mindere Styfheid, en dus een' gemaklyker herftelling der Ontwrigting , maar ook teffens een' ligtere hervoort iooming van dezelve, volgt. §: ccxcvl  ZIEKTEKUNDE. 183 §. CCXCVI. Het uitgeweeke Been-hoofd drukt fomtyds een1 bygelegeStam -Slagaderof- Ader; waar uit. een belette in - of- afvloed van het Bloed en voedende Vogten; en dus een' Verfterving van het lydende deel. indien het een' groote Beweeg-Zenuw drukt, dan volgt 'er een' Verlamming F ar city fis van het deel, waar toe dezelve behoort. By de Ontwrigting der Wervelbeenderen word het Ruggemerg Medulla Spinalis gedrukt, en teifèns, door de veranderde geftalte van de Ruggegraat, gerekt, en fomtyds gekweft; waar uit, indien de Uitleding hoog is, merendeels een' haaftige dood , en indien laager een' Verlamming der onderfte Ledemaaten, met een onwillige afloop der Pis en groove Uitwerpzelen. indien het uitgeweeke hoofd van een' ontwrigte Ribbe het Borft-vlies Fleura drukt, dan volgt'er onlydelyke Pyn, een' moeijelyke Ademhaaïing,Ontfteeking van het Borft - vlies en van de"Longen, En dus vervolgens. S.CCXCV1I. En eindelyk, als de Ontwrigting niet herfteld is, maar zedert een geruimen tyd veroudert, dan word doorgaans het Geledings-hol met een verdikt Gelids - vogt vervult , en daar door geheel van zyn' ruimte berooft; en de Banden, Spieren, en de verdere Gewrigts omgaanO 3 ic  iS4 HEELKUNDIGE de deelen, fchikken en voegen zig eindelyk zodanig naar de veranderde geftalte, dat dezelve haar als 't waare natuurlyk word; waar uit dan noodzakelyk de onmogelykheid van de heri telling derUitleding volgt. Men heeft niet wel kan blyven liaan, ter oorzaake het zelve, door de werking alleen van de Spieren, of geheel ontledert word, of weder in zyn plaats bewoogen. S.CCXCIX. De Afwyking der zaamgezette Beenderen gefchied of m de onmiddelyke Vereeniging Symphyfis inmediata-, ofin de middelyke Zamenzetting Sympbyfis mediata. De eerfte heeft byzonderlyk plaats aan de Beenderen der Herfenfchaal, en de laafte kan voorvallen in zoo menigvuldige plaatfen, alwaar twee of meer Beenderen of door Kraakbeen, Banden, of Spieren, vereenigt zyn. §. CCC. De oorzaak der Afwyking is, gelyk van de Ontwrigting, gelegen, en in de verminderde of vernietigde vereeniging deezer deelen; en in alle werktuiglyke kragten , welke vermoogende zyn , om de te min zamengehegte Beenderen van den anderen te beweegen; het geen uit het verhandelde van de verminderde Zamenbinding, en der Ontwrigting, genoeg blykt. §. CCCL De Afwyking der Beenderen van het Bekkeneel, een' Ziekte in de jong geboornen, erkent doorgaans voor oorzaak het nog niet verbeend zyn der tandswyze O 4. in-  186 HEELKUNDIGE invoegzelen, waar door de Naaden gemaakt worden, en de drukkende en uitfpannende ' kragt van het aangroeijende Water in een Water-hoofd, binnen hetBekkeneel beüooten. §. CCCIT. De loswording van de Kraakbeen ige Zamenbinding Synchondrofis der Schaambeenderen , en daar uit derzelver van een wyking, in de jonge Vrouwen, heeft gemeenlyk voor oorzaak de drukkende en uitfpannende kragt van de Vrugt by een' moeijelyke Baaring. §. CCCIII. En de Verplaatfing van het Tongebeen Os Hyoides is doorgaans haar oorzaak verfchuldigt aan een' geweldige doorflikking van een groote en harde brok der Voetzelen ; waar door een' van beiden der Tongebeens-keelgat Spieren Mufculi Hyopharyngai, welke de Kraakbeenige aanhegtzels van dit Been aan den Slokdarm valt hegten, overweldigt word. §. CCC1V. Eindelyk de Uitwerkzels der Afwyking beftaan, (behalven in die van de verminderde Zamenbinding , en in die, ■welke zy in opzigt van de verplaafte Beeneindens met de Ontwrigting gemeen heeft,) in eenige gewrogten," welke aan fommige Afwykingen alleen eigen zyn. §. CCCV.  ZIEKTEKUNDE. i3? $. CCCV. De ruimte, welke door de Afwyking der Beenderen van het Bekkeneel word te weeggebragt, verlchaft gelegenheid aan de uitwykfng van een gedeelte der Herfenen. Door het verplaalte Tongebeen ! word de Slokdarm gedrukt en dus de Slok: king belet. De van een gefcheide Kraakbeenige samenvoeging van de Schaambeenderen vermindert het vafte Steun-punt van : de Beenderen van het Bekken voor de on| derfte Ledemaaten; waar uit een' swakke en i waggelende gang. En, soo menigmaal de ; Zamensetting van twee Beenderen diend, om met den anderen een' Holligheid te maaken, ter ontfanging van een of meer Beenhoofden , veroorsaakt derselver van een wyking, een' losheid aan het Gewrigt, en fomtyds een' infchieting van de ingelederde Been - hoofden tulTchen de van een geil w^eke Beenderen ; het welk dikwiis word waargenoomen in de Afwyking van het Scheen-en- Kuitbeen aan het Gewrigt van den Voet, en van de groote - en - kleine Ellepyp aan de Geleding der Hand.  ï§t HEELKUNDIGE ^xxxx«>xxx^x<^xx Over de Breuken of Seheurfels. ^ $. CCCVI. Een' Breuk of Scheurfel Herma is, als eenig week deel} in een' bepaalde holligheid ingeflooten, hetzy geheel of voor een gedeelte verplaalt, is in de holligheid van eenig ander week deel, hetzy deeze holligheid natuurlyk is, of dat dezelve door het verplaafte deel gemaakt word. §. CCCVII. De Ingewanden des Buiks zyn het menigvuldigit aan de verplaatfing onderworpen, en dezelve word het meeft aan den omtrek des Buiks waargenoomen, maakende zig aldaar, door een gezwel van een' byzonderen aart, kenbaar ; offchoon *er ook ( gelyk blyken zal) een' verplaatfing van andere weeke deelen, en in andere geweften van het lighaam, kan voorvallen. §. CCCVI1I. De meefte Ingewanden des Buiks zyn als 't waare in een vliezigen zak, van het Buik-vlies of den Pens-zak Feritoneum gemaakt, ingehouden; in welken zak, by deeze Ziekte, voorheen een' Scheur wierd onderfteld, waar door het ingelloote Ingewand ontflipte, en waarom deeze Ziekte den naam van Scheyrfel is gegeeven; edoch in  ZIEKTEKUNDE. 189 in 't vervolg yan tyd heeft men de onwaarheid van die voorgevoelen ondervonden, en dat de Pens-zak doorgaans alleenlyk van het uitwykende ingewand word uitgefpannen, en tot een zak gemaakt , die hetzelve bevat: waar uit dan blykt, dat deeze Ziekte verkeerdelyk benoemt is, en dat men zig wagten moet , dat de naam ons van derzelver aart geen valfch denkbeeld verfchaffe. Indien 'er ooit een' Scheur in den Pens-zak word waargenoomen , is het tot de zeldzaaï me Gevallen te brengen. §. CCCIX. In de meefte Breuken, maakt het verplaafte deel voor zig de holligheid', i waar in-het, verplaaft zynde, bevat word; I alhoewel het, in eenige byzondere, een* voorgefchikte ruimte tot de verplaatfing aantreft; en Het welk in 't vervolg zal blyken. §. CCCX. En aan den omtrek des Buiks, worden , in de eige plaatfen , alwaar gemeenlyk de Breuken voorvallen, eenige gebreken , van deeze Ziekte geheel onderfcheiden, te weeggebragt, welke nogthans onder de Breuken van de meefte Heelkundige Schryvers zyn opgetelt, en met den naam van valfche Breuken Hernia fpuri* benoemt. Onder deezen behooren de Water-Breuk, een' vergaadering van water in den  'm HEELKUNDIGE den Bal-zak; een' Zaad-Breuk, een' or> hooping van Zaad in deszelfs bereidende en afvoerende Werktuigen ; een' VleefchBreuk, een' ontaarding van den Bal, enz. Ook worden 'er, in eenige andere lighaams geweiten , zekere Gebreken met den naam van Breuk benoemt, welke dezelve zoo min verdienen als de gemelde; waar onder behooren de Traan-Breuk, een' uitzetting van den Traan-zak; de Slagader - Breuk, een' vergrooting en uitzetting eener Slagader; de Keel-Breuk, een' verhardingen ontaarding der Schildwyze Kraakbéen*Klier Glandula Tbyroidea ; enz. Edoch alle deezen en de verdere zoortgelyken zullen wy overlaaten tot de afdeeïing, onder welke zy beter behooren. S. CCCXr. Nademaal dan de Breuken het meefi: voorvallen aan den omtrek des Buiks zullen wy deezen eerft verhandelen; en naderhand die geenen, welke in andere lighaams geweften worden gevonden. §. CCCXI1. De Breuken, welke aan den omtrek des Buiks voorkoomen zyn in haar aart onderfcheiden: ten ifte, naar de byzondere ftreeken, alwaar zy geplaaft zyn; en ten 2de, naar de verfchillende verplaafte deelen. §. CCCXIII.  ZIEKTEKUNDE, iff §. CCCXIII. Naar deeze byzondere ftreeken , of de verplaafte deelen, worden ook de Breuken met eenen anderen naam benoemt. De byzondere ftreeken zyn de gewoone , minder gewoone , en de zeldzaame. De gewoone ftreeken zyn: ten ïfte, de Liefch; en ten 2de, de Navel; en dus hebben wy hier de Liefch- en- Navel- Breuk. De minder gewoone zyn: ten ïfte, aan de plooi van de Dye; en ten 2de, aan het weeke van den Buik; en dus zyn hier aantemerken de Dye-Breuk, en de eigentlyke genaamde Buik-Breuk. En de zeldzaame zyn : ten ïfte, het eiwyze gat in het Schaambeen; ten 2de, de Bilnaad; ten 3de, aan de zyde van den Aars; en ten 4de, de Baarmoeder en Scheede in de Vrouwen. §. CCCXIV. De verplaafte deelen zyn insgelyks de gewoone, minder gewoone, en zeldzaame. De gewoone zyn de Darmen en het Darmnet, hetzy ieder afzonderlyk of beiden te zamen. De minder gewoone zyn de Maag, en Waterblaas. En tot de zeldzaame behoort de Baarmoeder. Wy zullen deeze byzondere Breuken , en die van (J. CCCXtlI.) ieder afzonderlyk, ter beter begrip, bepaalen, en zoo veel mogelyk is, in haar byzonderen aart, naar het verfchillende maakzel der lydende deelen verklaaren. , §. CCCXV,  j9± HEELKUNDIGE §. CCCXV. In de Breuken, voorvallende aan de bygebragte Streeken (S.CCCXIII.), zyn gemeenlyk de Darmen, of het Darmnet , of beiden te zamen, de verplaafte deelen; en derhalven, nadien deeze verplaafte deelen in die byzondere Breuken gemeen zyn, zal 't het befte voegen, om, in dat opzigt, de Breuken allereerft te befchryven. §. CCCXVI. Een' Darm - Breuk Hernia mtejlmalis of Enterocele is, als de Darmen verplaaft zyn. Een' Net-Breuk Hernia Omentalis of Epiphcele word genaamt, wanneer het Darm-net is uitgeweeken, En indien de Darmen en het Darm - net te zamen zyn uitgezakt, dan wordt het een'Net-en Darm - breuk Entero-epiplocele genaamt. §. CCCXVII. Deeze deelen zakken fomtyds uit met een' aanmerkelyke hoeveelheid • ja men heeft voorbeelden, dat byna alle TitE Hernia Littrii word genaamt. §. CCCXVIII. Een' Liefch-Breuk Hernia mguinalu of Bubonocele is, als het verplaafte deel zyn' zitplaats heeft genoomen onder de algemeene Bekleedzelen in de Liefch. Het verplaafte deel heeft hier zyn weg genoomen uit de Holligheid des Buiks door de LiefchSpleet Fijfura inguinaïis; zynde een'natuurlyke opening tulTchen de twee peezen van de fchuins nederdaalende Buikfpier Obliquus defcendens, waar mede dezelve aan het Schaambeen is vaftgehegt, en waar door, by de mannen de Zaadftreng Funus Spermaticus nederdaalt naar den Balzak, en by de Vrouwen de ronde Banden der Baarmoeder Ligament a Uteri rotunda naar het boven fte der Dye. Indien het verplaafte deel by de mannen nederdaalt tot in den Balzak, dan word het een1 Balzaks-Breuk Hernia Scrotalis o£ Ofcbeocele genaamt. Doch, offchoon , by de vrouwen, de Breuk haar' uitgebreidheid heeft vergroot tot in de lippen der Schamelheid, word dezelve nogthans met geen anderen naam benoemt. §. CCCXIX. De Kinderen, en wel die van het wannelyk geflagt, worden fomtyds niet de  m HEELKUNDIGE de Liefch-Breuk gebooren; waarom dezelve ook een1 aangeboore Breuk Hernia congenita word genaamt. Deeze Breuk is onderfcheiden van de gewoone Liefch-Breuk, omdat het verplaafte deel hier gevonden word binnen den Penszaks - Scheut Frocejjïis Teritonei. En, omdat de waare aart deezer Breuk niet algemeen bekend is, uit gebrek van een' regte kennis van het maakzel der Penzaks-Scheut, acht ik het nodig om hier een' ontleedkundige befchry ving van dit deel te geeven; opdat men het regte onderfcheid deezer Breuke wei zoude verftaan. §. CCCXX. In de ongeboornen dan zyn de Ballen Tejlicuü eerfl gelegen in de Holligheid des Buiks, namentlyk aan de agterkant van de Liefch-Spleet, en dezelve zyn aldaar vereenigt met de buitenfte oppervlakte van het Buikvlies. Daarna zakt de Bal door de Liefch-Spleet tot in den Balzak; en, dewyl dezelve met de buiten oppervlakte van het Buik - \hes vereenigt is, moet hy een gedeelte van hetzelve tot in den Balzak medenee^men. Dit gedeelte nu van den Penszak, het welk met den Bal nederdaalt, en de Penszaks-Scheut word genaamt , moet in het eerfl een hol Beursje of Aanhangzel maaken, welkers opening uitziet binnen de Holligheid van den Pens -zak, alhoewel het zelve nader-  ZIEKTEKUNDE. ïp| naderhand geheellyk, in de uitgeftrektheid tulTchen zyn oorfprong en den Bal, toegroeit; Wyders dit toegegroeide gedeelte van den Penszaks-scheut bedekt de Zaadftreng, en is daar mede door middel van het Celwyzö Vlies zeer nauwkeurig vereenigt, terwyl het overige gedeelte van den zeiven den Scheede* rok van den Bal maakt; in den welken de Hol* ligheid doorgaans tegenwoordig blyft ; en waar uitduidelykvolgt, dat de Scheede^rok Tunica vaginalis een. dubbeld vlies is. Edoch, | uit de beichreeve legging des Bals voor de I geboorte , en het maaken van den Penszaks* I fcheut , volgt ook ontegenfpreekelyk, daü j de Bal niet, volgens het gevoelen der meeften , binnen den Scheede-rok is beilooten \ < maar alleenlyk van denzelven word omvat5 B hetgeen wy ook in fommige jong geboornen* i door het opblaazen van den Penszaks -fcheut 3, ï kunnen ondervinden, wanneer wy den Bal aan 5 den buitenkant van denzelven zullen zien legI gen. Ja, ineen volftrekten zin, kunnen wy het Buikvlies zoo min een zak noemen voor de Ingewanden des Buiks , als de Penszaks-fcheue voor den Bal; wy kunnen de Ingewandens i die wy ons verbeelden in het zelve ingeflooI ten te zyn, zonder de minfte opening te I maaken, daar uit ontwikkelen; en wy wor; den alleenlyk in ons denkbeeld, om hetzelve voor een zak te houden, bedroogen, omdat;; li è§.  i96 HEELKUNDIGE de zamenbinding en vereeniging van hetzelve, door middel van het Vetvlies, aan de Lenden - wervelen, het aan ons du» doed toefchynen. $, CCCXXI. Uit de befchryvïng dan van den Penszaks-fcheut blykt de waare aart der aangeboore Breuk; en teffens, welk een verkeerd denkbeeld men zig van de gewoone Liefch-Breuk maakt, met de zitplaats van het verplaafte Ingewand te ftellen in den Penszaks-fcheut; hoedanig nogthans veele en voornaame Heelkundigen dezelve befehryven , en in hunne plaaten zelfs afbeelden. Integendeel, in de gewoone Liefch - Breuk, maakt het uitwykende Darm - of Darmnets gedeelte een' nieuwe verlenging en zak voor zig van het Buikvlies, even gelyk in de andere Breuken, daar de verplaafte deelen de Ingewanden zyn, welke aan den binnenkant van het Buikvlies leggen. S. CCCXX1I. Een' Navel-Breuk Hernia VmbilieaUs of Exomphalos is, als de verplaafte deelen den Navel doen uitzetten, namentlyk het nagebleeve Lidteken der Navelftreng, zynde een' zamengroeijing der algemeene Bekleedzelen, en der toegegroeide Navelvaten, met de Witte-ftreep. Indien de Darmen verplaaft zyn , word zy een' DarmNa-  ZIEKTEKUNDE. ipj> Navel - Breuk Enteromphalos genaamt, en fn* dien het Net,een'Navel-Darmnet-BreukEpiplomphalum. En deeze Breuk valt het meeft voor by de jonge Kinderen en zwangere Vrouwen; omdat by de eerfte de Navel, het na* gebleeve Lidteeken der Navelftreng , aller* zwakft is, en in de laafte > omdat de BuiksIngewanden, door de uitgezette Baarmoe* der opwaarts gedrongen, daar heen het meefte uitfpannend vermoogen oefenen. §. CCCXXIII. Een' Dye-Breuk Hernia cruralis of Mcroccle is, als de uitgeweeke deelen geleegen zyn aan het bovenfte van de Dye, de nlooi van de Dye genaamt, onder" de BreedeZ vagtel-Spier Fajcia lata of Vagina Femoris. De verplaafte deelen zyn hier uitgezakt lanss den eigen weg, dien de groote Dye-vaten Vaja cruralia uit den Buik naar het bovenfte der Dye afleggen, namentlyk onder door den Dye-boog Arms cruralis ■> of onder den zogenaamden Band van FalloPpius Ligamentum Falloppii. Deeze Breuk is altoos klein en van een' bolswyze gedaan* te, omdat de natuurlyke taaiheid der Peezige uitbreiding, onder welke zy geplaaft is» de uitzetting'en vergrooting der uitgeweeke deelen belet ; en dezelve valt het meeft voor by de Vrouwen , omdat, naar evenredigheid van de meerdere breedte van het Bek*' N 2 kert  ïp$ HEELKUNDIGE ken in dezelve , ook de Dye-boog natuuriyk wyder is. §. CCCXXIV. By de Dye-Breuk, en de befchreeve Liefch-Breuk (§. CCCXV1I1.), is de ftrekking der uitgezakte deelen vlak aan den anderen tegen over geftelt: want daar ïy van de eerfte is langs den loop der groote Dye-Vaten , en dus van de plooi der Dye fchuinfch opwaarts naar den Navel; is zy van de tweede langs de Zaadftreng, of de ronde Lyfmoeders Banden, en dus van de Liefch fchuins opwaarts naar den rand van het Darm - been. Dit vooraf te weeten, komt inzonderheid te pas by de inbrenging der verplaafte deelen , ofbyhet verrigten der Kunftbewerking op de beknelde Breuk, als mede by het maaken der Breuk-banden : nademaal , naar de aangehaalde byzondere ftrekking der uitgeweeke deelen, de inbrenging , of de fnede by de Kunftbewerking , verfchillende moet gedaan worden , en het Druk-kulfen aan den Breukband in eene andere leidsng moet geplaaft zyn. En ook diend men nog by de Dye-Breuk aan te merken, dat dezelve dieper legt, waar uit de noodzakelykheid blykt, om, by de Kunftbewerking van dezelve, inzonderheid de Snede ruim te maaken, opdat de Dye - boog wel bloot zoude kunnen gemaakt worden , en zonder gevaar 'geopent. §. CCCXXV.  ZIEKTEKUNDE, m §. CCCXXV. Een' Buik - Breuk Hernia mntralis of Hypoga/lrocele is , als de uitgeweeke deelen hier of daar aan het weeken van den Buik haar' zitplaats hebben genoomen. De uitgeweeke deelen hebben hier de algemeene Bekleedzelen te zamen met de Buikfpieren uitgefpannen , en voor zig tot een' Zak gemaakt; of de verplaatfing is gefchied tiüTchen de Pvegte Spieren Mujculi reéii langs de uitgeftrektheid van de Witte - ftreep Linea alba, en deeze is dus aldaar uitgefpannen; of eindelyk de verplaafte deelen leggen alleenlyk onder de gemeene Bekleedzelen , omdat de Spieren des Buiks , of door verwonding , of verzweering van een gefchei(I den zyn , of van haar zelfftandigheid hebben verboren, en dus gelegenheid verfchaffen, dat de Ingewanden zig daar heen ver-r plaatfen. §. CCCXXVI.Een1 Breuk door het Eywyze gat Foramen ovale in het Sc kaam been , Hernia Qvalaris genaamt, is, als de verplaatfing gefchied door het gemelde gat, namentlyk door de Sleuf tuffchen het Vlies , het welk deeze opening fluit, enden bovenften omtrek deezer opening, ter doorlaating van eenige Zentiwen en Bloedvaten daar in gemaakt. §. CCCXXVII. De Breuk in den Bilnaad N 3 Fe-  '200 HEELKUNDIGE JPerinaeum is, als de deelen verplaaft zvn tusfchen den Aars, en den Balzak, of de groote Spleet by de Vrouwen, aan de zyde van den Bilnaad. Het verplaafte deel is"hier gemeenlyk de Waterblaas, het welk ftraks blyleri zal. §. CCCXXVIII. By de Breuk aan de zyde van don Aars, zyn de verplaafte deelen . doorgezakt, door de zydelyke opening van het Bekken, onder den Band, die het Hylig- en Heupe- been te zamenhegt. $. CCCXXIX. Eindelyk de Scheede en Baarmoeder ftrekken somtyds tot een herberg voor de verplaafte deelen; de eerfte als zy na meenigvuldige Baaringen aanmerkelyk verflapt is, en dus uitgefpannen kan worden; en de laafte als zy is omgekeert. §. C CC XXX. Wy hebben van (§. CCCXVI1J.) tot hier toe de Breuken bepaalt naar de byzondere geweiten, waar in dezelve voorvallen ; en derhalven gaan wy over om dezelve te befchryven naar het onderfcheid der verplaafte deelen; doch wy hebben reets (§. CCCXV1. en §. CCCXV1I.) dieder Darmen, en van het Darmnet verhandelt; waarom wy dezelve hier voorbygaan, en een aanvang maaken met de Maag-Breuk. §. CCCXXXI.  ZIEKTEKUNDE. 261 S. CCCXXXI. De Maag-Breuk Hernia Fentricuü of Gajlrocele is, wanneer een gedeelte van de Maag het ingehoudene der Breuk maakt. De gewoone plaats deezer Breuk is aan een der zyden vanhetzwaardsgewyze Kraakbeen Cartiïago enfifornus, een' natuurlyk zwakkere plaats , nademaal dezelve alleenlyk verfterkt is door een peezi£ruitfpanfel, zonder de minfte Vleelch-vezelen. Edoch , offchoon hier de gewoone plaats is der Maag-Breuk, nogthans kan dezelve zoo in den Navel, als ergens anders aan den omtrek des Buiks ook voorkoomen, namentlyk dan, wanneer de Maag tegennatuurlyk is gezakt , of eene andere legging heeft als gewoonelyk. §. CCCXXXII. De Blaas-Breuk Hernia Fefica urmaria of Cyfiocele is, als een uitgezakt gedeelte der Waterblaas het mgeiloote deefder Breuk is. Doorgaans word dezelve, by de Vrouwen, gevonden m oen Bilnaad, wanneer de Blaas zydehngs tusfchen de Scheede en den Regten - darm doorzakt: of de Blaas is geleegen in een Zak, gemaakt door Scheede ; of de omgekeerde Baarmoeder ftrekt dezelve voor een herberg. Edoch de verplaatfing der Blaas kan ook ccf-hieden in de Liefch door de Liefcnb N 4. fpleet.  fa% HEELKUNDIGE fpleet, en van daar, by de Mannen, tot in den Balzak nederdaalen. S.CCCXXXIIÏ. Eindelyk de BaarmoedersBreuk Hernia Uteri of Uterocele is, wanneer de Baarmoeder langs de Liefch - fpleet doorzakt in de Liefch, Men heeft voorbeelden , dat de geheele Baarmoeder verplaaft was , ja dat men een' Vrugt 'er in heeft voelen leeven , en naderhand uit de ■ Breuk door de opfnyding derzelve heeft ontlaft. %. CCCXXXIV. Eenige deezer aangehaalde Breuken van {§. CCGXVÜ. tot §. CCCXXXül.) zyn in een byzonderen Zak angeflooten , welke de uitgeweeke deelen, by haar' verplaatfing, van den Penszak voor zig gemaakt hebben ; en andere zyn integendeel daar van berooft, leggende de verplaafte deelen bloot in de plaats, alwaar zy zig ophouden. Alle de Ingewanden, welke aan den binnenkant van den Penszak leggen, als de Maag, de Darmen, en het Darmnet, moeten noodzakelyk van een zodanigen Zak voorzien zyn. En de deelen , welke aan den buitenkant van het Buikvlies zyn gelegen, als de Waterblaas en Baarmoeder, moeten even noodzakelyk van deezen Zak be-  ZIEKTEKUNDE. 20? berooft zyn. Nogthans, indien de Blaas aanmerkelyk uitzakt, vind men dezelve, alhoewel in geen zak beflooten, met een zak bedekt, nademaal zy den Penszak , welke derzelver Bodera aankleeft, dan noodzakelyk moet medeüeepen. §. CCCXXXV. De oorzaak der Breuken beftaat: ten ïfte, in een' hoedanigheid der aangehaalde plaatfen , waar in de Breuken voorvallen, waar door het mogelyk word, dat de verplaafte deelen door dezelve kunnen doorgaan, of dezelve doen uitfpannen , en als 't waare tot een zak maaken ; en ten 2de , is dezelve gelegen in alle werkende Magten, welke de belchrevene Ingewanden op de voorgefchikte plaatfen met geweld beweegen en aandringen , zodanig, dat daar door overwonnen word den tegenftand dier deelen, welke de Ingewanden in haar' juifte plaats moeten beperken. S. CCCXXXVI. De natuurlyke holligheid van den Penszaks - fcheut in de ongeboornen; de natuurlyke opening der Liefch-fpleet, der Dye-boog, in het eiwyze Gat, en tuftchen het Hylig- en Heupebeen ; "en het natuurlyk zwakker geftel van de plaats ter zyden het zwaardsgewyze Kraakbeen , van de Scheede in de Vrouwen, welke gebaart heb* N J ben 3  e©* HEELKUNDIGE ben, van de plaats ter zyden den Bilnaad, ter zyden van den Aars, van de Witte - ftreep, en van den Navel in de Jonggeboornen; zyn de natuurlyke Zaaden der Breuken. §. CCCXXXVII. En, zoo menigmaal deeïe natuurlyk voorgefchikte deelen , of andere deelen aan den omtrek des Buiks, met een' ziekelyke Zwakheid zyn aangegreepen; door Verwonding of Verzweering haar kragt van tegenftand hebben verlooren; of eenig deel door een' veranderde legging tot een herberg kan worden voor een ander deel; Zoo menigmaal zyn deeze geftelteniffen voor tegennatuurlyke Zaaden der Breuken te houden. §. CCCXXXVÜI. De ziekelyke Zwakheid is haar oorfprong meeft verfchuldigt aan een goede vette Keuken, gepaart met een' ftilzittend en zorgeloos Leeven. Want, behalven dat de voedende Vogten, welke veel vette en olyagtige deelen inhouden, de zelfftandigheid der deelen flap en uitzettelyk maaken , worden 'er ook veele vette Stofte in het Vetvlies afgelegt, waar door de naby gelegene deelen gekoeftert, befmeert, en dus nog flapper en ligtuitzettelyk gemaakt worden; en waar uit de reden blykt, waarom zoo dikwerf een fchoon, glad, Vet en dik- bui-  Ziektekunde. iq$ buikig lighaam zyn Smul-en-Gemakluftmet een' ongemakkeiyke Breuk eindelyk moet vergelden. En ook de geduurige uitfpanning der Ir gewanden, inzonderheid der Maag en Darmen by de Veel-eeters, of der Blaas dooreen gewoonte om de Pis optehoud n, kan een drukkend vermoogen oefenen op de natuurlyk zwakkere plaatfen, en dus dezelve meer en meer van de kragt des tegenftands berooven, waar door zy insgelyks voorgei fchikt worden, om naderhand de Ingewanden door te laaten, of zig van dezelve te laaten uitfpannen. (j. CCCXXXIX. Indien , door verwonding , of zweering, van de zelfftandigheid Ider Buik-fpieren^is verlooren, dan is het noodzakelyk gevolg, dat de lydende plaats verzwakt is, en een minderen tegenftand kan bieden aan de daar op aandringende en geweld oefenende Ingewanden. By eene enkele verwonding, zonder verlies van zelfftandigheid, doorgaande tot in de holligheid van den Buik, ondervint men niet zelden, dat er, hetzy of een1 Darm, of het Darmnet, zig in de Scheiding des Geheels heeft tulTchen gezet, en dat men dus, na de geneezing der Wonde een' Breuk vind te weeggebragt; waarom men inzonderheid by de doorgaande Buik - wonden nauwkeurig moet let-  *©ó HEELKUNDIGE letten, om dezelve diep en tot in den grond te hegten, of den Lyder zodanig geplaatft te houden, dat de Ingewanden op de wonde niet kunnen aandringen, indien men de hegting agterlaat. §. CCCXL. En als er een gedeelte van de Scheede by de Vrouwen is uitgezakt, of de Baarmoeder is omgekeert, en dat er dus eenen leegen zak word gemaakt, dan begrypt men ligtelyk, hoe de van alle zyden geperste Ingewanden, onder de Ademhaaïing en verdere beweeging der Buikfpieren, derwaarts heen gedrongen en verplaaft worden, daar zy den minften tegenftand vinden, en een .voor zig bereide herberg, aantreffen. §. CCCXLÏ. De werkende Magten, welke de Ingewanden tot denatuurlyk of tegennatuurlyk voorgefchikte plaatfen beweegen en aanperfen, beftaan: ten ïfte, in een' iedere beweeging, die de Menfeh kan oefenen , waar door het Middenrift en de Buikfpieren geweldig in werkingzyn; ten 2de, in alle beweegingen van het Lighaam , waar door de Ingewanden des Buiks op een' geweldige maniergefchud worden; en ten 3de, in een' iedere langzaam drukkende kragt, welke de Ingewanden van tyd tot tyd uit 'haare natuurlyke plaats beweegen, en ergens anders heen dringen. CCCXLII,  ZIEKTEKUNDE. 207 beneffens de daar door loopende Zenuwen, gerekt worden, en dus de meefte Ingewanden des Buiks \ uit kragt der Medegevoehgheid, aangedaan worden, &n beledigt. En in een' Net-Breuk, inzonderheid indien dezelve voorvalt in de liefch, word de daar aan gehegte Maag naar beneden getrokken ; waar uit insgelyks Pyn , Benauwdheid, en inzonderheid een geweldig braaken. §. CCCLVIII. Dit zyn wat aangaat de Breuken, welke zig, aan den omtrek des Buiks, dooreen Gezwel, of aan ons gezigt of gevoel vertoonen; edoch, behalven deeze, zyn 'er nog eenige Buiks-Breuken, welke zig voor onze Zintuigen verfchuilen , en daarom inwendige Breuken Hernia interna, of verborgene latentes genaamt worden; gelyk de Breuk in het Middenrift, als het, in een' verzwakte plaats, door een naby gelege Ingewand , en wel voornaamentlyk door de Lever of Milt, word uitgefpannen, of dat door een' verwonding van het zelve, een gedeelte deezer deelen door de Wonde heengaat, en dus verplaaft word in de hoi- lig-  ZIEKTEKUNDE. 221 iigheid van de Borft ; als een Darm - gedeelte, inwendig in den Buik, in een ring of zak, gemaakt van het Darmfcheel, van den ] Penszak, of van het Darmnet, is geplaaft, i enz.; en van welke Breuken genoeg voorbeelden zyn te vinden by de Heelkundige Schryvers , en welke men niet dan na de dood des Lyders, die zy doorgaans voor gevolg hebben ontdekt. §, CCCLIX. Eindelyk tot de inwendige i Buik-Breuken kunnen wy ook met goed i regt brengen de verplaatfing van een Darmi gedeelte in een ander, Darm - kronkeling I Volvuïus genaamt. De Infchieting gefchied \ of naar de zyde van de Maag, of naar den Regtendarm , en opdat dezelve gelchiede, word 'er onderfteld of een' tegennatuurlyke verwydering van een gedeelte des Darmbuis , waar door het bekwaam word om een nauwer gedeelte te herbergen; of een' tegennatuurlyke vernauwing en zamentrekking van een gedeelte des Darm-buis, waar door het in een wyder gedeelte kan ingaan; en dus beftaan de oorzaaken deezer Ziekte: ten ïfte, in al het geen, wat een byzonder gedeelte des Darm-buis kan uitfpannen, als een' vergaadering en ophooping van Vuiligheeden, Wormen , vreemde Weezens, Winden, enz.; enten 2de, in al het geen, waar  222 HEELKUNDIGE ■waar door een byzonder gedeelte des Darmbuis kan zamengetrokken en vernauwt worden , als inzonderheid door Kramp- en- Stuipagtige toetrekkingen; terwyl de natuurlyke bewceging der Darmen, of de beweeging, door geweldige fchuddingen, enz. te weeggebragt, op deeze voorgefchikte hoedanigheeden werkende , de infchieting verders volmaaken. En wat aangaat de uitwerkzels deezer Ziekte, (alhoewel zy fomtyds lang zonder nadeel geleden word, namentlyk dan, wanneer de doorgang daar door niet te eenemaal geflooten word,) dezelve beftaan in een' belette doorpalfering der Voetzelen en groove (Jitwerpzels, met al derzelver gevolgen, genoeg by de geklemde Breuk verklaart, en welke doorgaans doodelyk zyn, omdat het voornaamfte Geneesmiddel, namentlyk het openen van den Buik, en het herftellen van Êet ingefchootene door de hand , om de onzekerheid van de regte plaats der Ziekte, met alle de andere Middelen, welke werden aanbevoolen, alleronzekerft is, en dus weinig in het werk word geftelt. §. CCCLX. De Breuken, welke in andere lighaams geweften , en door de verplaatfing van andere deelen kunnen voorkoomen, zyn byzonderlyk: ten ïfte, de Breuk der,Herfenen; ten 2de, de Breuk der Tong, ten  ZIEK T E KUNDE. 22? ten 3de, de Breuk van het Druivevlies in het Oog, en van het Criftalyne lighaam; en ten 4de, de uitfpringing en verplaatfing der Spieren en Peezen. §. CCCLXI. De Breuk der Herfenen Hernia Cerebri of Encepbakcele is, wanneer 'er een gedeelte van het Herfenweezen uit zyn' natuurlyke beperking , namentlyk uit den omtrek van de Beenderen der Herfenfchaal, uitwaarts is uitgeweeken, en zig onder de uitwendige Bekleedzelen der Herfenfchaal laat voelen. Deeze Breuk is dan grooter dan kleinder 5 ja my heugd, over eenige jaaren, 'in liet Tbeatrum Anatomicum te Leyden , door den Hoogl. F. B. Albinus, vertoont gezien te hebben een' zoo groote Herfenbreuk, dat dezelve in een' Zak, van de Bekleedzelen gemaakt, van het Agterhoofd tot tulfchen de Schouderblaaden afhing; terwyl 'er teffens weinig van het Herfenweezen binnen het Bekkeneel wierd gevonden, en het Opperhoofd gants plat en vlak was. §. CCCLXII. De Herfen-Breuk is een* Ziekte , daar de kinderen doorgaans mede gebooren worden. En de natuurlyke tusfchenruimte tuffchen de verfchillende Beenderen der Herfenfchaal, omdat dezelve nog niet te eenemaal verbeend zyn, en dus de  HEELKUNDIGE Naaden nog niet volkoomen gemaakt, verfchaft aan deeze Ziekte de natuurlyke voorgefchiktheid; terwyl miflchien een werktuiglyke Magt, of in de Baarmoeder 6 ofbyde geboorte, te weeggebragt, het Herfenweezen met deszelfs Vliezen door de gezegde tulfchenruimte heen dringt. §. CCCLXIII. En wat aangaat derzelver uitwerkzels, indien er een groot gedeelte van de Herfenen verplaaft is, en de Vrugt leevendig is gebooren, dat nogthans zelden gebeurt, dan is doorgaans de dood binnen kort het gevolg, omdat uit kragt van de verplaatfing de werking der Herfenen word belet. Edoch indien er alleen een klein gedeelte verplaaft is, dan is het mogelyk, dat hetzelve, door de uitzetting van het Hoofd, eindelyk binnen zyn' natuurlyke beperking raakt; omdat,het Hoofd in zyn omtrek uitzettende , terwyl het Gezwel belet word te groeijen , de hoogte van de Uitbuiting, en van het overige van het Hoofd, dus gelyk kan worden, en het welk inzonderheid zal gefchieden, wanneer, onder eene goede beheering , de groeijing der Herfen-Breuk, door een' loode Hoedje , zonder een' geweldige drukking, alleenlyk beperkt word. S. CCCLXIV. De Tong-Breuk Hernia Lin*_  ZIEKTEKUNDE. 225 Lingua of Gloffocele is , wanneer de punt der Tong, om en agterwaarts gekeert, in de opening van het Slokdarms-hoofd Pha■rynx is verplaaft. De voorgefchiktheid tot dezelve beftaat in de te groote losheid en beweegbaarheid van de Tong, door het gemis van een behoorlyk zamenbindende Tongriem, hetzy met de geboorte mede gebragt, of door een1 onkundige Tongriem fnyding, verwonding, of verzweering, te weeggebragt; terwyl doorgaans het agterwaarts beweegen van de Tong , onder het zuigen in de zuigelingen , tot de werkende of fchaadelyke Magt verftrekt. En de uitwerkzels beftaan in een' belette Doornikking en Ademhaaling; cn dus, zonder fchielyke hulp, in een' onvermydelyke dood. §. CCCLXV. De Breuk of verplaatfing van het Druivevlies Mcnbrana uvea in het Oog, is dat zoort van Druifgezwel Staphyloma, een' uitfpanning van het Druivevlies, welke in een' zakje , gemaakt in een verzwakte plaats van het Hoornvlies Cornea, geplaaft is. En, op dezelve wyze, word ook de verplaatfing van het Criftalyne lighaamje Lens Cryjlallina in de voorfte kamer vaa het Oog onder de Breuken gebragt. De oorzaaken zyn van de eerfte gelegen in al v/at het Druivevlies kan doen uitzetten, en het  225 HEELKUNDIGE het Hoornvlies verzwakken; en van de tweede in al wat het Criftalyne lighaam uit zyn* zitplaats kan losmaaken, en zodanig beweegen , dat het zelve dóór den Oogappel Pupilla dringt. En wat aangaat derzelver uitwerkzels, deeze zyn van de eerfte een' veranderde gedaante van den Oogbol, en des Oogappels , en van de laafte, de tegenwoordigheid van een vreemd lighaam in de eerfte kamer van het Oog; en dus zoo van de eene' als van de andere doorgaans een verloo* re gezigfc. §. CCCLXVL Eindelyk de uitfpringing der Spieren Exilitio Mujcuhrum , of der Peezen Tendinum, is, wanneer dezelve,door het oefenen eener geweldige Beweeging, of door zwaare Stuipen of Krampen, uit haar' natuurlyke legging verplaaft worden, en waar toe inzonderheid de gekwefte of verflapte Scheeden Vagina der Peezen en Spieren , welke dezelve beveftigen, de voorgefchikte hoedanigheid bezorgen. §. CCCLXVil. De Verplaatfing der Spieren , alhoewel tot nog weinig befchreeven , is een' Ziekte die menigvuldig voorvalt. De lange en fmalle Spieren, hoedanige men menigvuldig vind in de opperfte en onderfte Ledemaaten , in den Ruggegraat, en aan den  ZIEKTEKUNDE. 227 den Hals, zyn daar meëft aan onderhevig; 'én dezelve valt voor i zoo dikwerf als uit, ■een' byzondere ordening, van Spieren een van allen het geweldig!*, of alleenlyk zig inkrimpt, en dus zyn1 beperking verlaat, terwyl de andere, waar tulTchen dezelve alvorens gelegen was, de verlaate plaats vervullen ; of zoo menigmaal als een' zekere Spier, in ruft zynde , cloor de geweldige zamentrekking en dus zwelling der nabuurige,; word uit zyn' plaats gedrongen; of eindelyk zoo dikwiis als een' byzondere Spièrs' door de veranderde geftalte van het deely waar toe dezelve behoort , genoodzaakt -word, om zig, beweegende, in eene andere leiding zamentetrekkeri. En de verfchillende Spier-beweeging, en veranderde geftalte der deelen, waar door dé gezegde veranderingen aan de Spieren kunnen gebeuren, zyn niet, dan uit de werking der Spieren , in een' iedere byzondere beweeging noodzakelyk , èn uit derzelver Ieg^ ging, te begrypen , noch te verklaaren? een' Stofte te wyduitgeftrekt om hier ten voorwerp te neemen, en ook betër bevoegt voor eene byzondere Verhandeling. Ondertuffchen wie de franfche Taal magtig isy kan zig ( myns oordeels) voldoen ia de Me* Janges de Chirurgie, door M. C. Poutèaus' m ^ ^ CCCLXVIIft  22« HEELKUNDIGE §. CCCLXVUI. En wyders de uitwerk: zeis deezer Verplaatfing beftaan in een'belette bewerking der verplaafte Spier; in een' gelpanne en ftyve Zwelling daar de Spier verplaaft is; in de Pyn , door de rekking dér Zenuw-vezelen by de Verplaatfing te weeggebragt; en doorgaans in een' blauwheid van de ziekelyke plaats, door de uitftorting des Bloeds, uit de verfcheuring der kleine Bloedvaten, insgelyks onder.het geweld by de verplaatfing veroorzaakt. . Over de Uitzakking. §. CCCLXiX. De Uitzakking Procidentia of Uitvalling Protapfus of Proptofïs is, wanneer eenig week deel, uit zyn' natuurlyke plaats verplaaft zynde, of door een'natuurlyk of tegennatuurlyk te weeggebragte opening, zyn weg neemt, en zig daar 'langs bloot voor de zintuigen , hetzy het "gezigt, of het gevoel, vertoont. Er zyn van de .Uitzakking verfchillende zoorten , dié wy afzonderlyk zullen befchryven. §. CCCLXX. De Uitzakking dés Aars Wrocidèniia Ani is, wanneer het einde des Darmkiis, en integendeel de Milt en Maag in de regter Boyenbuiks-zyde Hypochondrium dextrum; de Maag in het Navel - gewefl; Regio umbilica: Jis, endenKarteldarm Colon boven de Maag even onder het Middenrift; dan heeft men een of beide de Ballen na de geboorte, ja zelfs by de bejaarden nog in de Liefch, en ; in de Liefch-fpleet geplaait gevonden, of nog geheel verborgen binnen den Buik; en dus vervolgens. De fcheeve legging der Baarmoeder en derzelver Opening by de Zwano-eren; de verkeerde voorkooming der Vrugt by de geboorte, of de verkeerde vafthegting desMoederkoeks aan de Baarmoeder; en • ° de /  2$S HEELKUNDIGE «3? Revrugting buiten de Baarmoeder, het zy de Vrugt is gevonden in het Eyerneft Ovarium, in de Trompet van Falloppius Tuba Faïïoppiana , of in de holligheid des Buiks zelve ; kunnen niet zonder regt tot deeze Afdeeling opgeteld worden. S- CCCLXXXV. De oorzaak der meefte verkeerde leggingen der deelen is toetefchryven aan de eerfte maaking en ordening der deelen by de Vrugt voor de geboorte, en dus onnafpeurlyk. Edoch het is mogelyk, dat een deel, alvorens natuurlyk gelegen, eene andere legging verkrygt, gelyk wy daar van reets voorbeelden hebben gezien by de Breuk en de Uitzakking. De: oorzaak van de fcheeve legging der Baarmoeder en derzelver Opening is doorgaans toetefchryven aan de naar deeze of geene zyde meer overhellende zwaarte van de Vrugt; aan eene kwaade maaking van het Bekken en van de Baarmoeder zelve; of aan de drukking der andere Buiks - ingewanden, of van Gezwellen in de nabuurige deelen, op de Baarmoeder te weeggebragt; nader by de Vroedkundige Schry vers na te zien. En van de Bevrugtmg buiten de Baarmoeder is miflchien de oorzaak gelegen in de meerdere hoegrootheid van het bevrugte Ey Ovum impregnatum-j als waar mede het door de Trompet van  ZIEKTEKUNDE. 239 van Falloppius in de Baarmoeder kan in. gaan; dat het bekleedzel van het Eyerneft te taai is, om door het bevrugte Ey doorboort te worden; of omdat het bevrugte Ey, door ioslaating en een' niet genoegzaam© omvatting van de Franjes Fimbria der Trompet, by derzelver uitgang uit het Eyerneft, eenen verkeerden weg neemt, en in de plaats van de Trompet integaan in de holligheid des Buiks valt. De Verplaathng van de Vrugt in de holligheid des Buiks, door een' gefcheurde Baarmoeder, behoort niet tot deeze Afdeeling, maar tot de Uitzakking. $. CCCLXXXVI. Eindelyk wat aangaat* de uitwerkzels; de verkeerde legging inzonderheid dier geene, welke haar oorzaak verfchuldigd is aan eene ongeregelde ordening der deelen voor de geboorte , word dikwerf zonder nadeel voor de gezondheid geleden. Doch in veele gevallen, kan dezelve , om de beledigde Bewerkingen en fchaadelyke gevolgen, welke 'er noodzakelyk uit voortvloeijen , onder de Ziektens , en welgeenfmts onder de geringfte, met regt gerekent worden ; waar toe inzonderheid tot een bewys kunnen ftrekken de gevolgen eener Bevrugting buiten de Baarmoeder. Offchoon de. verkeerde legging op zig zelve gei  *4o HEELKUNDIGE genoomen, dikwerf voor geene Ziekte is te houden, is dezelve nogthans dikwiis te achten voor het Zaad of de voorgefcbikte hoedanigheid eener Ziekte: want zoo kan de in het Navel-geweft gelege Maag het ingehoude deel worden der Navel-Breuk , ende inde plaats der Maag gelege Kartel-darm het ingefloote deel der Breuk aan de -zyde van het zwaardsgewyze Kraakbeen; en zoo vervolgens. En alhoewel de verkeerde legging der deelen geen' Ziekte is, zyn 'er veele gevallen, waar in de bewuftheid van dezelve den Heelmeefter te pas komt : want hoe meemgmaal zoude hy de nog in de Liefch gelegene Ballen voor eene Breuk aanzien , indien hy niet alvorens van deeze verkeerde legging bewuft was geweeft? hoe zoude hy mooglyk kunnnen ftèllen een' uitzetting der Galblaas in de linker zyde, ine dien hem niet van te vooren bekend was geweeft de mogelyke plaat fing der Lever in dezelve? En inzonderheid kan de voorkennis der verkeerde legging van belang zyn by de Wonden: nademaal in dien opzigte een deel kan beledigt worden in een lighaams geweft, daar het m den natuurlyken ftand niet kan gefchieden; en dus de Wonde, alhoewel voor een' by toeval doodelyke te rekenen, nogthans uit aart van het gekwefte deel volftrekt doodelyk kan zyn. Ovei  ZIEKTEKUNDE. 241 Over het Buitengewoon Getal. §. CCCLXXXVII. Het ongewoon of zïekely'k Getal Numerus vitiofus der Werktuigen is, wanneer de zelve of meer of minder in hoeveelheid zyn, als de gewoone ftaat der gezondheid vereifcht; gelyk indien er een 6de Vinger of Toon is, indien er 2 Tongen worden gevonden; of, indien er een of meer Vingeren en Toonen ontbreeken , een der Oogen , der Ooren,de Tong, Neus, enz. §. CCCXXXVIII. De oorzaak is gelegen ten ïfte , in eene ongewoone uitrolling of maaking der deelen van de Vrugt in de Baarmoeder, beftaat dus voor de geboorte, en blyft voor ons verborgen. En ten 2de, beftaat de oorzaak, inzonderheid van het vermindert getal, in ai het geen, wat een' Verminking ^Mutilatio kan te weegbrengen; als de Verwonding» Verzweering, enz. waar ■ door de zelfftandigheid, en dus een geheel werktuiglyk deel , kan oogenblikkelyk weggenoomen, of langzaam vernietigd worden: §. CCCLXXX1X. " Eindelyk betreffende de uit-  HEELKUNDIGE Uitwerkzels van het ongewoon Getal, indien het zelve te bovengaande is, kan het nauwlyks voor een' Ziekte gerekent worden, omdat 'er zeiden eenige Bewerking veel door beledigt word; maar het zelve is doorgaans alleen tegenftrydig aan de fchoonheid. Ègter eene tweede Tong kan hinderen in de Slokking, een 6deVinger, inzonderheid indien dezelve ook tegennatuurlyk geplaaft is, of van eene ongewoone geftalte , kan in verfchillende beweegingen, welke met de hand te verngten zyn, tot een beletzei «rekken, een 6de Toon hinderen in den gang, enz. Maar wanneer eenig Werktuig ontbreekt, dan mift het geheel de Bewerking, die van de tegenwoordigheid van dit Werktuig afhing; en dus is het vermindert Getal weldegelyk onder de Ziektens te rekenen. Daar de Tong ontbreekt, word de fpraak . gemift. Zoo 'er een of meer Vingeren aan de Hand ontbreeken, lyd de Hand even zoo veel gebrek, als een iedere byzondere Vinger tot de Bewerkingen, welke de Hand verngt, toebrengt. En, indien ons lighaam een Werktuig mift, het welk aan een ander tot een Tweeling of Wedergade moeft «rekken, als een van de Oogen, van de Ooren, enz. dan word de Bewerking, welke 'van deeze Tweelings-werktuigen te zamen afhing, even zoo veel onvolmaakter, hoe-  ZIEKTEKUNDE. 243 veel de volmaaktheid daar van in een ieder deezer Werktuigen beftaat. ^x^x^x^x^xx<^x<^x4>x«>k Over de Gebrekkelyke Gedaante j en de Ongewoone Kleur. §. CGCXC. De gebrekkelyke Gedaante of Geftalte Figura U/a is, indien eenig deel eene andere gedaante heeft, als 'er doorgaans van ondervonden word, en de gezondheid vereifcht , opdat het zyn opgelegde dienft verrigte; hetzy het deel in de plaats van regt krom is, inde plaats van rond hoekig , daar het bultig word vereifcht vlak of hol is, en zoo vervolgens. En de ongewoone Kleur is, als dezelve anders word gevonden als gemeenlyk; of dat eenig aèel, het welk doorlcheinend behoort te zyn, ondoorfcheinend is, want, offchoon de alof-niet Doorfcheinendheid eigentlyk geen Kleur is, oordeelen wy dezelve niet beter te kunnen plaatfen. §. CCCXCI. Boven alle vereifchtens, welke een Werktuig moet bezitten, ten einde het zyn opgelegden dienft volbrenge, moet het inzonderheid eene bepaalde gedaante hebben. Opdat de Lichtftraalen Radii LuS eis,  244 HEELKUNDIGE cis, welke uit de voorwerpen koomen en zig van den anderen verwyderen, geboogen worden, vergaadert, en 'er in den grond van het Oog het Brandpunt Focus gemaakt worde, word 'er vereifcht, dat het doorfcheinend Hoornvlies Cornea Pellucida, en het Criftallyne Lighaam Lens cryjlaUina eene bepaalde bultige gedaante hebben. Het uitwendig Gehoor vereifcht hol te zyn, ter ontfanging van de trillende Golven der bewooge Lucht, waarin het Geluid beftaat. De geftalte van den Ruggegraat Spina dorfi moet, in den natuurlyken ftand, van boven naar onderen regt nederdaalende zyn, uitgezondert dat de Wervelen van den Rug en het Hyligbeen Os Sacrum een weinig agterwaarts moeten uitwyken , ter vergrooting voor de holligheid van de Borft, en van het Bekken. Opdat de Lichtftraalen in het Oog gaan, moet het Hoorn vlies doorfcheinend zyn , en opdat het Beeltenis in het Oog worde gemaakt, moet het van binnen van eene donkere verwe zyn. En dus vervolgens. §. CCCXCII. De oorzaak der Wangeftalte en oneigentlyke Kleur beftaat: ten ïfte, voor de Geboorte; of ten ade, is dezelve een waar gevolg van eene andere en voorafgegaane Ziekte; of van alle geweld, het geen de  ZIEKTEKUNDE. 24? de eens gemaakte deelen uit haare lynen van afmeeting beweegt. § CCCXCIII. Aangaande de waare oorzaak der Wangeftalte, aangaande die van eenige andere reets befchrevene, ofte verhandelen zynde Ziektens, welke voor de geboorte, en in de eerfte maaking der Vrugt beftaan, doen wy voorzigtiger, indien wy liever verwondert ftilzwygen, dan ons zelve, door onze ligtdwaalende reden, te laaten misleiden, en veelal met loutere gillingen te vergenoegen. Want, hoe fcherpzinnig men de oorzaak van het vermeerdert getal der deelen meent te kunnen toefchryven aan de als 't waare te zamenvermenging van een'Tweelings- vrugt; van het vermindert getal aan een' belette uitrolhng ot ontwikkeling der deelen van de Vrugt ; hoe klaar men meent te verklaaren de tuigwerkelykheid der Inbeeldings - kragt van de Zwangeren op de Vrugt; of hoe geeftig men de Vrugt onderfchikt aan een werktuigiyk geweid, het geen dezelve 111 de Baarmoeder zoude kunnen lyden; nogthans veele andere redeneringen en tegengeftelde bewyzen, niet minder fcherpzinmg en geeftig uitgedagt, doen de waarheid zoo van het een als'van het ander, by nog ontelbaare zaaken in het ryk der Natuur, voor ons S 2 ver-  246 HEELKUNDIGE verborgen blyven. En derbalven zullen wy hier, en by de verdere te verklaaren zynde Ziektens, deeze oorzaak voor onnafpeurlyk houden, gelyk wy reets by de voorgaande gedaan hebben. * $. CCCXCIV. Hier, en in yeefe andere gevallen, zyn wy genoodzaakt, om alleenlyk ons te vergenoegen met het geen wy ondervinden; wy zyn niet bevoorregt, om iets te lochenen, waar van de oorzaak zig voor ons \ erbergt, ja zelfs niet van het geen, het welk tegenllrydig fchynt aan het licht onzer reden. Wie, welke niet te eenzydig oordeelt, ontkent de Inbeeldings - kragt der Zwangeren op de Vrugt, als hy een en andermaal ondervint , dat een'Moeder, onflelt zynde door het befchouwen van een verminkten , of Wankleurigen, naderhand een1 even gelyk verminkte of wankleurige Vrugt baard? of als zy, geftuit zynde zonder voldoening in haar vreemde kift, hetzy naar Aardbyen , KerfTen, enz*, naderhand een' Vrugt voortbrengt met tegennatuurlyke Gezwellen, van gedaante als de gemelde Vrugten, of andere Eetwaaren, waar toe haare genegenheid geftrekt heeft, en geplaaft in die deelen van de Vrugt, welke beantwoorden aan die van de Moeder, welke zy by de tegenwoordigheid haarer luft met de hand keft  ZIEKTEKUNDE. 24.7 heeft aangeraakt? wie durft (zeg ik) alle de byzondere gevallen, dies aangaande opgegeeven, ontkennen? omdat zyn vernuft niet agterhaalen kan de wyze, hoe de aandoening der Moeders Ziel, een' onftoffelyk weezen, de Stof, het lighaam van de Vrugt, verandert: te meer, daar, om het te lochenen, de voornaamfte uitvlugt is, alleenlyk te onderftellen , dat een' zodanige Vrugt reets zodanig haar ontwerp of fchets heeft gehad in het Ey , zoo dra het bevrugt is geworden, en dat dus de aandoening of genegenheid van de Ziel der Moeder zuiver gevallig zoude zyn, §. CCCXCV. En wie durft lochenen, de Vrugt in de Baarmoeder onderfchikt te zyn aan een werktuiglyk geweld, namentlyk aan de kragt van drukking, waar door of twee bevrugte Eyeren te zamen zouden gedrukt worden , eenig deel in zyne groeijing belet worden, of genoodzaakt dus of zoo te groeiien ? omdat een waffche Beeldje , of zelfs van een' weeker ftoffe gemaakt, ingehouden in een' vollen blaas met water, niet van gedaante kan verandert worden, door de drukking of eenig ander geweld aan den blaas toegebragt: nadien hy alvorens zoude moeten bewyzen, dat de Vrugt in de Baarmoeder altoos eveneens was gelegen m de haar S 3 om-  24-S nEELKUNDIGE vangende en de Baarmoeder vervullende Vogten, als het gezegde Beeldje in den blaas met water , namentlyk dat nimmer de wanden der Baarmoeder de Vrugt onmiddelyk kunnen raaken ; het geen nogthans allermoeijelykft is, en buiten alle waarfchynelykheid. 3 xrP' C^°;XCVf- De Ziektens, welke de Wangefta te voor een gevolg hebben, zyn menigvuldig in 't getal. De Wonden en Verzweermgen zyn de oorzaak der wanftaltige Lidtekens Ckatrkes, en van de ongewoone Kleur der geleden hebbende deelen. De kromheid van een Vinger is dikwiis haar oorzaak verfchuldigt aan de Affnydig of Verzweering van1 een Pees van denzelven. Het verlies van Vogten uit den Oogbol doed dezelve van bolsgewys plat worden. De tegenwoordigheid van Puiftjes or Gezwelletjes in de binne oppervlakte der Oogleeden maakt dezelve van glad ruuw en ongelyk. De rondheid van den Oogappel gaat verlooren door deszelfs Verwonding en de Uitvalling van het Druivevlies. De ongelyke en geweldige zamentrekking der Spieren, door Krampen of Stuipen, hebben fomtyds tot gevolg de kromme of verdraaide Geftalte van een deel naar die zyde , waar. de zamentrekking is gefchied. En dus vervolgens. §. CCCXCVJI  ZIEKTEKUNDE? 2*9 € CCCXCVII. En de drukkende Magten, welke de deelen uit hunne beperkte lynen kunnen beweegen, zyn insgelyks menigvuldig. Zoo word de Oogbol van gedaante verandert door de drukking van een Gezwel binnen den Oogkas. Zoo kan du gedaante van het Hoofd der eerit geboomen Verandert worden, door de drinkende en ftyf knellende Hoofd ~ dekzels, in zodanig een1 geftalte, als de byzondere landaart voor fraai erkent. Dus kant z.g de gewoonte aan tegen de gewoone orde der Natuur, door de van het hoofd wyderafftaande Ooren digt aan het hoofd te beknel en, en het Gehoor, daar door, minder te maaken, als het ons van de Natuur gegeeven is. En - zoo word de Ruggegraat en het Been-geftel van de Borft , meerder naar deeze ot geene zyde bewoogen, en derwaarts Bogchels Cvpbofes of Incurmtioncs gemaakt, door een' iedere drukking werkende naar de zyde daar de uitwyking gefchied, ot door alle buigende kragten geftrekt naar de tegenovergeftelde zyde. De zorgeloosheid der Ouders, om haare Kinderen de gewoonte van altoos over eene zyde te zitten of te hangen afteleeren, en de verderfelyke manier om het tedere Been-geftel des Ruggegraats, en van de Borft , met een ftyf en ongelyk drukkend Ryglyf te beknellen, o*  ajo HEELKUNDIGE met yzere HarnalTen, indien 'er een' gerin* ge Wangeftalte fomtyds tegenwoordig is, worden niet zelden met een Bogchel, of een' grooter Wangeflalte betaald; omdat onze Natuur niet dan langzaam wil gedwongen zyn ; het geen inzonderheid in dit opzigt de Ervarendheid genoeg geleerd heeft, namentlyk dat de Bogchels of fcheeve Lyven der Kinderen veel eerder worden belet , of in haar voortgang gefluit, door eene enkele regthouding en onderfteuning des Ruggegraats , en eene zagte opvulling der holle zyde, als door de allerkunfligfl gemaakte drukkende en knellende Werktuigen. §. CCCXCVIJI. Eindelyk de uitwerkr , zeis der Wangeftalte en ongewoone Kleur zyn in veele gevallen niet nadeelig aan de Gezondheid, en in zoo verre, namentlyk zoo lang 'er geen7 Bewerking door beledigt word , zyn dezelve voor geen' Ziekte te houden , maar alleenlyk voor tegenftrydig aan de fchoonheid; en welke nog verfchillende word genoomen, naar de byzondere verkiezing der onderfcheidene volkeren deeze of geene Gellalte of Kleur voor fraai of lelyk erkent, en naar dezelve meer of minder aan een byzonderen Landaart, aan den byzonderen Lecftyd , of Gematigdheid der Menfchen, eigen zyn. §. CCCXCIX.  ZIEKTEKUNDE. 251 §. CCCXCIX. Egter, alhoewel een1 ongewoone of tegennatuurlyke Gedaante geene Bewerking verhindert of belet, ftrekt dezelve niet zelden tot het Zaad of de voorgefchikte hoedanigheid eener Ziekte; waar van de wangeflalte der Beenderen van het Bekken, den weg vernauwende ter doorgang van het Kind onder de Baaring, tot een genoegzaam bewys verftrekt. En genoeg is der Geneesheeren bekent de meerdere Voorgefchiktheid in de Gebogchelden tot een' Aamborftigheid AJlbma. §. CCCC. En wyders de uitwerkzels zyn anders, en veroorzaakenbyzondere Nadeden , naar dat de byzondere Gedaante of Kleur van eenig deel tot een verfchillend gebruik ftrekt. (j. CCCCI. Opdat een ingeledert Been zig gemaklyk beweegt, word, zoo het ingelederde Hoofd, als de ontfangende Holligheid , vereifcht van een' zekere gedaante te zyn; en derhalven indien een' van beiden door eene ongeregelde uitzetting van haare gewoone gedaante afwykt, dan moet de beweeging verminderen. De binnenfte oppervlakte der Oogleeden moet glad zyn , ter gemakkelyke beweeging van den Oogbol , en gevolgelyk, als dezelve ruuw is geS 5 wor-  pf 2 HEELKUNDIGE worden door Puistjes, Zweertjes, enz. dan word de Oogbol geprikkelt. En , indien de Haairen, op den rand der Oogleeden geplaaft, naar den Oogbol zyn omgekeert, dan word de Oogbol geduurig geprikkelt, waar door zwaare Ontfteeking en eindelyk Verzweering en Blindheid kan volgen. Dit Gebrek word Irichiafis genaamt, en is doorgaans een gevolg van het verflapte en te lange bovenfte Ooglit, Phalangofts geheten , of van een' Omkrulling der Oogleeden Helofts na een' Wonde/Stuiptrekking, of Zweering. §. CCCCII. Indien de Oogbol en het Cristallyne Lighaampje te vlak of te bultig is, dan worden de Lichcftraalen op den grond van het Oog, of te langzaam, of te fchielyk geboogen, en in het Brandpunt of Gezigtspunt vergaadert. Als de Oogbol te plat is, de Criftallyne Vogt te vlak is, of na de nederdrukking of uitfnyding der Staar ontbreekt, dan word het Brandpunt, omdat de Lichtftraalen niet genoeg geboogen worden, te langzaam gemaakt, en zoude dus op een verderen afftand als tot den grond van het Oog gefchieden ; waar uit de aart van het ver- of oudGezigt Presbyopia, een Gezigt dat beft de Voorwerpen van verre befchouwt, blykt, hoedanig doorgaans de bejaarden , en  ZIEKTEKUNDE, 2yj en de van de Staar öpthevenen , bezitten. En indien de Oogbol of' het Criftallyne Lig. haam te bultig is, dan worden de Lichtftraalen te fchielyk geboogen en vergaadert, en dus zoude het Brandpunt eenen digteren afftand als den grond van het Oog vereifchen, in welke gefteltenis de Byziendendheid Myopia beftaat. §. CCCCIII. Als de Rondheid van den Oogappel PupHla hoekig is geworden, het zy driekantig , langwerpig, enz. door Verwonding, of Verfcheuring van deszelfs omtrek , of door een' Uitzakking van het Druivevlies , gemeene Toevallen by het uitfnyden van de Staar, dan word de ruimte van denzelven of nauwer of wyder gemaakt; en dus kan 'er een' mindere of meerdere hoeveelheid Lichtftraalen te gelyk door heen gaan. Die , welke een vernauwden Oogappel hebben, zien beter by dag of in een helder licht; omdat 'er een meerdere hoeveelheid Lichtftraalen om te zien vereifcht word. En die geenen, by wien de Oogappel verwydert is, kunnen beter zien by ragt of in het duifter; omdat hier de meerdere hoeveelheid van Lichtftraalen de Gezigt-zenuwen te fterk aandoen, en dus het zien beletten: niet zelden word, uit de geduurige en geweldige aandoeningen van het Netwyzevlies van het Oog Retina 3 ter gele-  HEELKUNDIGE gelegenheid-van een verwyderden Oogap. pel, welke een' groote hoeveelheid Lichtftraalen tevens toelaat, eindelyk een' volkoome Blindheid gebooren. §. CCCCIV. Indien de doorfeheinendheid van het Hoornvlies, door Lidtekens, of Vlekjes uit verftopping van eenig Vogt tuffchen deszelfs Blaadjes, benoomen is, of dat het Criftallyne Lighaampje verdonkert is, door verdikking en troebel wording van deszelfs ingehoude heldere Vogt, of door een' verftopping in deszelfs zamenftellende of omkleedende vliesjes , waar in de Staar Cataratla beftaat, dan moet gevolgelyk het zien belet worden. En indien de zwarte of donkere kleur van binnen in het Oo^ ontbreekt, dan word het beeltenis in het Oog niet gemaakt, omdat de Lichtftraalen te rug gekaa.lt worden, en waar in de reden kan gelegen zyn van het beter in duifter zien, als in een helder daglicht, zoo wei als in de verwydering van den Oogappel, %. CCCCV, Men ondervind fomtyds den Balzak, omdat de Ballen in denzelven ontbreeken, plat tegen het lighaam aangedrongen, en in het midden ingetrokken, zodanig dat dezelve, aan de mm onderzoekende, de gedaante van de uitterlyke Teeltóen eener Vrouwe-  ZIEKTEKUNDE. 25* we verwonende, daar voor word gehouden, en een zodanig onderwerp te onregt een vrouwelyke Man Hermaphroditus genaamt word. § CCCCVI. Eindelyk (opdat wy de voorbeelden genoeg achten uit de ruime Zee van de uitwerkzels der Wangeltalte, en tot eene andere Afdeeling overgaan,) de kromme Geftalte der mannelyke Roede by derzelver opregting in de Byilaaping, hetzy door een' vernauwing en intrekking van den Pispyp, de tegenwoordigheid vaneen vleefig Uitwas in denzelven, of dooreen verharding in de Sponsgewyze Lighamen Corpora Spongiofa der Roede, enz. te weeggebragt, kan oorzaak zyn eener belette uitwerping van het Mannelyk Zaad Semen Mafcuünum in de Baarmoeder. En wanneer de Mond der Baarmoeder, zynde m opzigt tot de Scheede een' dwerfche langwerpige Spleet, byna gelyk leggende tusfchen haar boorden, door verwonding, verzweering, of verharding, zodanig van gedaante verandert word, dat de een der Boorden over den ander hangt, hetzy de een is ingetrokken, of de ander verlengt is, dan kan de ingang van het mannelyk Zaad in de Baarmoeder, daar door, belet worden, en gevolgelyk, daar uit, de Onvrugtbaarheid aan de zyde van de Vrouw ontfpruiten.  In het volgende Stukje zullen wy verklaaren de ongewoone Hoegrootheid , en de gebrekkelyke Evenredigheid; wy zullen, daar in, de GezwelJen ten voorwerp neemen , en van dezelve befcnryven de heete of met Koorts verzelde en die geenen, welke uk een' vergaadering, ophooping, of uitftomng van Vogten beftaan  Bladz. 2S7 PATHOLOGIA CHIRURGICALIS O F HEELKUNDIGE ZIEKTEKUNDE. Over de Ongewoone Hoegrootheid, §. CCCCVII. waUgWe ongewoone of gebrekkelyke W^Wm Hoegrootheid Magnitudo mordiWmR nata oïvitiofa word genaamt , WMmtis het menfchen lighaam , ot JerSeroi deszelfs deelen , tegen de ge- wooleorde der **™>*"^£££ tlPin 7vn- en derha ven is dezelve ot te du , of ontbreekcndc, en gemeen, óf byzonder. §. CCCCV1ÏI. Tot de algemeene « bovengaande Hoegrootheid behoor he • der Reuzen en tot de onfc^taid der Dwergen. En van ae «y bovengaande of ontbreekende Hoegrojr  *$8 HEELKUNDIGE heid ftrekken tot voorbeelden een te groote of te kleine Neus, Oogen ofOoren, een' te lange ofte korte Tong, te dikke of te dunne Lippen, te lange, dikke, te korte en te dunne Vingers of Toonen, een te groote of te kleine Maag, Waterblaas, en zoo vervolgens van andere Werktuigen, of gedeeltens van dezelve. §. CCCCIX. En de tegennatuurlyke Hoegrootheid istvveefints aantemerken: ten ïfte, voor zoo verre zy alleen beftaat in eene meerdere of mindere wafchdom en aangroei van het geheele lighaam, of van eenig byzonder deel, zonder dat 'er eenig ander gebrek plaats heeft; en ten 2de , voor zoo verre zy eene andere ziekelyke hoedanigheid onderfteld , waar van zy afhangt. Jn de eerfte betrekking behoort dezelve alleenlyk tot deeze Afdeeling. En in de tweede zullen wy 'er toe brengen de Gezwellen, namentlyk tot de te bovengaande Hoegrootheid. Doch om derzelver uitgebreidheid zullen wy daar toe eene byzondere Afdeeling, verdeelt in zoo veel onderdeelen, als wy nodig zullen achten , verkiezen, en wel nadat wy de gebrekkelyke Evenredigheid verhandelt hebben. OndertuiTchen wat aangaat de ontbreekende Hoegrootheid in de tweede betrekking, dezelve is gelegen in de  ZIEKTEKUNDE. 279 de Vernietiging of Uitteering (S.LXIX.), in de Broosheid of Breekbaarheid ( §. LXXI.), en in de Wonden en Zweeren. §. CCCCX. De oorzaak der algemeene Vergrooting is gelegen in de meerdere hoeveelheid van voedende Vogten , derzelver meerdere overgang in de vafte deelen, en in eene meerdere bekwaamheid der vafte deelen om te kunnen naar alle zyde uitgebreid worden. En dus beftaat de oorzaak der algemeene Verkleining in het vlak tegenovergeftelde. §. CCCCXr. Deeze oorzaaken (CCCCX.) zyn ons doorgaans aangebooren, en beftaan dus in de Eigenaartige Gefteldheid Idiofynerafia van een ieder byzonder menfeh; het geen ons de dagelykfche ondervinding genoeg bewyft in de veel en goed Voedzel gebruikende, en een' gemakkelyk leeven genietende , zogenaamde Schendekeukeris , vergeleken zynde met de altoos fchraal en liegt Voedzel gebruikende Arbe dslieden. Edoch de verfchillende Eetregel, Manier van leeven, en de byzondere Landaart kunnen hier aan, zoo niet al, ten minften veel, toebrengen; waar van de doorgaans fchraale en korte Franfchen, om haar drooge luchtftreek, en het menigvuldig geT 2 bruik  2óo HEELKUNDIGE bruik van fterke Wynen, waar door de vafte deelen minder uitzettelyk worden gemaakt, en het Gelyagtige in de Vogten, waar in het Voedzel beftaat, verteerd word, genoegzaame bewyzen verfchaffen, indien wy dezelve vcrgelyken met onze doorgaans grootere , doch, om haar vogtiger luehtftreek, en flapper voetzelen gebruikende , flappe Hollanders. §. CCCCXII. De oorzaak der byzondere te bovengaande, of ontbreekende Hoegrootheid beftaat in de vermeerderde, of verminderde toevloed van voedend Vogt, naar eenig byzonder deel; in deszelfs vermeerderde, pf verminderde overgang in de eige zelfftandigheid van dat byzonder deel; en in de meerdere, of mindere uitzettelykheid van het vafte deel zelve. $. CCCCXIII. Offchoon wy doorgaans met te groote , of te kleine Ledemaaten, of deelen gebooren worden, en dus de oorzaak daar van voor ons verborgen blyft, zyn 'er nogthans eenige gevallen, waar door een byzonder deel waarlyk in zelfftandigheid vermeerdert of vermindert, na de geboorte, en door bekende oorzaaken. §. CCCCXIV. Zoo menigmaal een by- zon-  ZIEKTEKUNDE. 26* tonder deel langzaam en dikwiis word uitgefpannen , gehandelt, gewreeven , enz. neemt het niet zelden toe in hoegrootheid; gelyk wy reets (§. LXXXV11I.) in opzigt tot de uitgefpanne deelen aangemerkt hebben , en waar van de reden beftaat, (behalven het geen wy dies aangaande in de aangehaalde plaats gezegt hebben,) m de verwydering van het Vaatgeftel, waar uit het uitgefpanne of menigvuldig gehandelde deel beftaat, en dus in de vermeerderde toevloed van Vogten tot het zeiven. De geduurige handeling, wryving , trekking, enz. van fommige'deelen, boven alle anderen, kunnen dezelven ongemeen, en inzonderheid in de jeugd, vergrooten; waar van deLangneuzigen, Diklippigen, en de buitengewoone Mannelyke Roede, dikwiis tot bewyzen ftrekken. En een iedere verminderde invloed van Vogten tot een byzonder deel, of een' vermeerderde beperking in deszelfs uitzetting, doen niet zelden hetzelven boven alle anderen kleinder blyven, of worden; het geen wy bewaarheid vinden in de Manier der Chineezen, welke zig toeleggen om de Voeten haarer Dochteren door een' ftyve Omzwagteling in haar groei te beletten en klem te . houden; of zoo menigmaal, door de drukking vaneen Slagader, de invloed van bet rt X 2 Bloed  §6s HEELKUND I G E Bloed en voedende Vogten tot een bepaald deel vermindert word. §. CCCCXV. Eindelyk wat aangaat de uitwerkzels der ongewoone Hoegrootheid; dezelve is, algemeen zynde, en hetzy te bovengaande of ontbreekende, nimmer nadeelig aan de gezondheid: want de kleinfte Dwerg, als hy voor het overige wel gemaakt is, hoeft daar in voor de grootfte Reus niet te wyken , terwyl een groot lighaam, op de eige voorwaarde, even zoo gezond kan zyn als een klein. En wat aangaat het fraai of lelyk daar in; het zelve heeft al veel opzigt tot de byzondere verkiezing: want even zoo veel als een' ryzige geftalte aan Mars behaagt, even zoo veel vermaak fchept dikwiis "het Hof in een volmaakten Dwerg. §. CCCCXVf. Gelyk het gelegen is met de algemeene ongewoone Hoegrootheid, dus is het ook geftelt met de byzondere. Jn de Bouworde van ons menfchen lighaam worden, opdat een ieder van deszelfs byzondere werktuigen zyn opgelegden dienft verritte, noch een zoo bepaalde Geftalte, noch zulke beperkte afmeetingen van Hoegrootheid vereifcht, als wel in andere werktuigen , door menfchen handen gemaakt: noch de  ZIEKTEKUNDE. 263 de Schoonheid is in dat opzigt aan een bepaalde wet gebonden. En derhalven om eene iedere Geftalte, of Hoegrootheid tegennatuurlyk , of ziekelyk te noemen, zoude ons daar van eene juifte beperking alvorens bekend moeten zyn , doch het welk, om de menigvuldige verfchillen daar in, welken de 'Gezondheid of Schoonheid toelaat, onmogelyk is. §. CCCCXVIÏ. En, alhoewel de verfchillende Hoegrootheid de onvolmaaktheid eener Bewerking baart, kan dezelve niet tot de Ziektens gebragt worden, indien zy voortvloeit uit de verfchillende Leeftyd, Kunne , byzondere ftaaten, enz.; nademaal het volgens de wetten der Natuur gefchied , 'er niets ongewoon in word gevonden, en dus in die betrekking tot de gezondheid behoort. De grootere Hoofden der Kinderen, de breedere Knokken van derzelver Been-geftel; de grootere Baarmoeder en Mammen in de Vrouwen, welke gebaart hebben, of in Zwangeren, als by de Maagden ; noch de verkleining van het geheele lighaam in de Bejaarden; zyn voor tegennatuurlyk of ziekelyk te houden; even zoomin, als de meerdere Slapheid en Tederheid in de Kinderen, en die van het Vrouwelyk Geflagt, vergeleken met het vafter en fterker Geftel der BejaarT 4 den  2^1HEÊLKUNDIGE den, en def Mannén , of als de krommere geftalte des Ruggegraats, en de vlakkere gedaante van het Oog, enz, by de Bejaarden. $. CCCCX VIII. Egter de meerdere of mindere Hoegrootheid van eenig byzonder deel belet, of verhindert niet zelden eenige Bewerking , en is dus met regt voor een' Ziek-te te achten; en waar van de uitwerkzels, naar den byzonderen dienft, welke de Zieke deelen moeten verrigten , verfchillende zyn. §. CCCCXIX. De te lange Voorhuid maakt de ontblooting van het Hoofdje der Roede ongemaklyk, en de te korte brengt te weeg, dat hetzelve altoos onbedekt blyft ; waar uit de Pbymofis en Faraphymofis even zoo wel, als uit de vermeerderde of verminderde zamenbinding der Voorhuid aan het Hoofd der Roede door het Toompje. En noch een te korte of te lange Roede is voordeelig aan de Voortteeling. §. CCCCXX. Indien by de Vrouwen de Kittelaar Clitoris te lang is, dan word dezelve'niet zelden voor een' Mannelyke Roede gehouden, en een' zodanige Vrouw zonder grond voor een' Mannelyke Vrouw Hermapbrodita geacht. Ik zeg zonder grond; omdat  ZIEKTEKUNDE. 26? omdat deeze zoo min Man is, als de Vrouwelyke Man (S. CCCCV.) voor een'Vrouw kan doorgaan. OndertulTchen men kan gemakkelyk begrypen, dat deeze verlengde en vergrootte Kittelaar in de Byllaap geenfints voor gemak , maar wel degelyk voor een hinderlyk Meubel is te achten. §. CCCCXXf. De te korte Tong belet de fpraak, en behalven dat de te dikke en veel in zelfftandigheid aangewaffchene insgelyks de fpraak en doorftikking kan verhinderen , kan dezelve ook fomtyds om haar grootte binnen den Mond niet bevat worden. De te groote of te kleine Vingers ofToonen kunnen hinderen in de onderfcheide beweegingen der Hand, of in den Gang. Een der onderfte Ledemaaten, te groot of te klein zynde, veroorzaakt mank gaan. En zoo vervolgens. § CCCCXXII. En even gelyk de vermeerderde Hoegrootheid of aanwafch van zelfftandigheid een' Ziekte baart, ftrekt dezelve ook meenigmaal tot een heilzaam Middel van de Natuur om onheilen voor te koomen. Want hoeveel meenigvuldiger zoude een Slagaderfpat, of eenig ander uitgefpanne deel openberften, indien de Natuur niet bezorgt was, om naar maate van de uitfpanning  z66 HEELKUNDIGE ning het lydende deel in zelfftandigheid,en dus in dikte te vermeerderen. Wy zien het dunfte en tederfte Vetblaasje, of Watervaatje, daar door, fomtyds in eene aanmerkelyke uitgebreidheid , en teffens dikte van derzelver wanden, toeneemen. %. CCCCXXI1I. Tot de ongeregelde Hoegrootheid word met geen gering regt gebragt de vermeerdering, of vermindering van het Vet in het Vetvlies , en dus de Vetwording en Vermagering; nademaal het Vet, ingehouden in het Vetvlies, als 't waare een vaft deel uitmaakt , waar door het lighaam in uitgebreidheid, en wel inzonderheid in dikte vermeerdert word. §. CCCCXXIV. Offchoon het Vet of Mager zyn veel al zyn oorzaak verfchuldigt is aan de byzondere geaartheid der Menfchen, en veel opzigt heeft tot de byzondere Leeftyden Kunne, waar door doorgaans de Kinderen vetter zyn als de Bejaarden, en de Vrouwen als de Mannen; nogthans een lekkere en inzonderheid vette Keuken, gepaart met een gemaklyk leeven, kunnen veel toebrengen tot de Vetwording , omdat daar .door veel Vet-ftoffe in de Vogten worden aangebragt, welke naderhand in het Vetvlies worden afgefcheiden, en vergaadert, en omdat  ZIEKTEKUNDE. 267 dat er door de mindere beweeging weinig Vogten verfpilt worden. En dus kan een fchraale Keuken, zorgelyk leeven, en de menigvuldige en zwaare ligh'aams Beweeging reel verfchaffen tot de Vermagering, omdat daar door weinig Vet - ftoffe by de Vogten worden aangebragt , en behalven dat veel van de Vogten verfpilt word. §. CCCCXXV. En daar het ontbreeken van het Vet, en van het Merg in de Beenderen, de weeke deelen fchraal en ftyf maakt, en de oorzaak is van de Glasagtige Breekbaarheid der Beenderen , het lighaam onbeweegbaar maakt, en fchielyk doed verouderen; daar kan de bovenmaatige Vetheid geen mindere onheilen veroorzaaken. Daar de Vetheid doorgaans een glad en fchoon lighaam maakt; daar voorfchikt zy hetzelve ook toe veele Ziektens, of zwaarder gevolgen ^an dezelve. Zoo zyn (gelyk wy reets aangemerkt hebben) de Dik- en Vetbuikigen meer onderworpen aan de Breuken , omdat het geduurig uitwazemende Vet de natuurlyk daar toe verzwakte Plaatfen nog meerder verflapt, en wykbaar maakt voor het daar op aandringend geweld. Zoo kan een' groote, hoeveelheid Vet in de inwendige deelen eenIngewand door zyn' zwaarte drukken, verplaatfen, en in zyne werking beletten. En ge-  26S HEELKUNDIGE genoeg zyn de Geneesheeren overtuigt van het meerder gevaar der heete Ziektens by de vette, als magere Menfchen ; omdat in dezelve, om de toedrukking en vernauwing inzonderheid der uiterlyke Vaten, door de gezwolle ên vervulde Vetrok, de overvloed der Vogten in aanzien van de Vaten evenredig vermeerdert word. Over de Gebrekkelyke Evenredigheid. $. CCCCXXVI. Onaangezien een zeker en bepaald deel, op zig zelfs befchouwt zynde , op geenerlye manier in hoegrootheid zondigt, kan hetzelve nogthans, vergeleken zynde met andere deelen van het zelve lighaam, of te groot of te klein zyn; en het welk gebrekkelyke Evenredigheid Froporüo vitiofa word genaamt. Het hoofd kan niet te groot zyn, befchouwt op zig fcelven , en vergeleken by andere Hoofden ; doch in aanzien van de overige deelert •van het lighaam , waar toe het zelve belioort, kan het niet te min onevenredig zyn; en dus vervolgens. Zoo dat het onderfcheid tulfchen de gebrekkelyke Hoe- frootheid, en de Onevenredigheid alleenlyk eftaat daar in, dat de eerfte een' grootheid öf  ZIEKTEKUNDE. 269 of kleinheid onderftelt in allen opzigten, en de laafte alleen in betrekking tot de overige deelen van het zelve lighaam. En dus zvn de oorzaaken en uitwerkzels der Onevenredigheid veel al dezelve, als van de gebrekkelyke Hoegrootheid: des wy, om zoo veel mogelyk is alle ondienftige herhaahngen te vermeiden, met dit weinige hier van affcheiden. Over de Gezwellen, §. CCCCXXVII. Een Gezwel Tumor 'a een' tegennatuurlyke uitzetting of verhevenheid van of in eenig vaft deel van 's menfchen lighaam, welke onderftelt, of een* verplaatfing van een ander vaft deel; een) vermeerderde overvloed van Vogt, in zyn loop vertraagd zynde; of een tegennatuurlyke verandering en vermeerdering der zelfftandigheid van het vafte deel zelve; of ook fomtyds de tegenwoordigheid van een vreemd lighaam. §. CCCCXXVIII. Wat betreft de Ge* zwellen als gevolgen der Verplaatfing, de-: zelve zyn uit het verhandelde van de Ontwrigting en der Breuken duidelyk genoeg; en  2^o HEELKUNDIGE en derhalven hebben wy daar van niets te herhaalcn. §. CCCCXXIX. Wyders de groote hoeveelheid der in aart, oorzaak, en uitwerkzels verfchillende Gezwellen, maakt eene ruime, en niet minder moeijeiyke ftoffe uit, en een voornaame Tak der Heelkunde. Wy zyn voorneemens dezelve alle aaatehaalen, en voldoenend te verhandelen. En, om dit langs de befte orde, en langs de eenvoudigfte verdeeling te doen s oordeelen wy het beft, om dezelve te brengen tot twee Geflagten, namentlyk: ten ïfte, tot de Gezwellen der zagte deelen; enten 2de, tot die der harde, of der Beenderen. De Gezwellen der zagte deelen, waar mede wy zullen beginnen, zyn: ten ïfte, het Vogtgezwel, omdat het een Vogt inhoud; en ten 2de, het vafte Gezwel, omdat het een vafte zelfftandigheid bevat. En een ieder Gezwel is, naar zyn' kortere of langere duuring , of een fchielyk, of een langduurig Gezwel. Over de Vogt-Gezwellen. $. CCCCXXX. Een Vogt-Gezwel Tumor  ZIEKTEKUNDE. 271 mor hitmoralis is, welkers ingehoude Stoffe, en waar door de uitfpanning gemaakt word, een Vogt is, hetzy Bloed, Wye, Water, enz. en hetzy van een' gezonde of ziekelyke hoedanigheid. $. CCCCXXXI. De Vogt-gezwellen zyn of heete, of koude, en met, of zonder bygevoegde Koorts. En dezelve zyn in aart „ oorzaak, en uitwerkzels zeer onder den anderen verfchillende; waarom zyeen' afzonderlyke verhandeling verehTchen. ^^^^'^^^^^^^^ Over de heete of met Koorts vcrzelde Gezwellen. §. CCCCXXX1I. Een heet Gezwel Tumor calidus of een Koortzig Gezwel Tumor febrilis is, welke aan het gevoel heet en pynelyk is , aan het gezigt gefpannen , glinfterende, en meer of minder rood van kleur, en by het welken de Koorts als een* onfcheibaare Medgezellinne ge voegt is, §. CCCCXXXIII. De ingehoude Stoffe der heete Gezwellen is het in zyn loop gefruite Bloéd , Wye , Water, of fyndere Vogten, hetzy: ten ïfte, omdat dezelve V dwaa-  2?2 HEELK U N D I G E dwaalen In plaats; ten 2de, omdat haare eigene Vaten vernauwt zyn; of ten 3de, omdat zy ongezond zyn. §. CCCCXXXIV. Alle de heete Gezwellen worden met den algemeenen naam van Ontfteeking Inflammatio benoemt. Edoch dezelve is een' bloedige Ontfteeking Inflammatio fanguima, een' wyeagtige Jerofa, of een' wateragtige lymphatica. En dezelve zyn of goedaartigc benigna-, of kwaadaartige maligna, namentlyk dan, wanneer het yerftoppend Vogt tegennatuurlyk en fcherp is, en welke Gezwellen dan dok, naar haar byzondere gedaante en eigenfchappen , met verfchillende naamen by de Genees - en Heelmeefters bekent ftaan. §. CCCCXXXV. Een' bloedige Ontfteeking , eigentlyk een' waare vera genaamt, onderftelt een' Verftopping van het roode Bloed, of in zyn eigene Vaten, of, door verplaatfing, in de Wyevaten', of'Kamertjes* van het Vetvlies. Een' wyeagtige Ontfteeking ftelt een' Verftopping vande Wye tegenwoordig in de Wye-vaten. En de wateragtige Ontfteeking onderftelt een' Verftopping van het Water, of fyndere Vogten, in de Watervoerende, of fynder Vogtvoerende Vaten. %. CCCCXXXVL  ZIEKTEKUNDE, zfi §. CCCCXXXVI. De Verftopping, noodzakelyk by de Ontfteeking, is dan onderfcheiden , naar dezelve in de byzondere rye der Vaten, en door een byzonder Vogt, gefchied. Edoch , oflchoon de Wye of het Water de Verftopping maakt , nogthans word 'er altoos tot het denkbeeld van een' Ontfteeking vereifcht, dat 'er een vermeerderde overvloed van rood Bloed , en een' verhinderde loop van hetzelve, in het aangedaane deel tegenwoordig is. En dus heeft de Verftopping "te zamen met de vertraagde doorloop van het roode Bloed of aanftonds plaats, of dezelve is een gevolg van een' Verftopping in fynder Vaten en van fynder Vogten. §. CCCCXXXVII. De waare Ontfteeking heeft eene donkere hoog roode kleur # en de zwelling en fpanning daar by is aanmerkelyker, als by de andere foorten. De wye- en wateragtige Ontfteekingen zyn vlakker , ligter rood, en worden ook mei den naam van Roos Eryfipelas benoemt. § CCCCXXXVIII. Zoo wanneer nu het ingehoude en verftoppend Vogt in de heete Gezwellen van eenenkwaaden aart, en fcherp isy zodanig dat het de aangedaane vafte deelen verknaagt, en de Gezwellen dus in dien op' V %  274- HEELKUNDIGE zigten tot de Zweeren zyn te brengen, dan worden zy kwaadaartige genaamt, en daar onder behooren de Bloedvin , de Negenoog of Peftkool, de voortloopende of zweerende Roos, en alle kwaadaartige en zweerende Buisjes. $. CCCCXXX1X. Een'Bloedvin of Bloedzweer Furunculus is een donker rood, pynelyk, en in een fcherpe punt opgeheeven Gezwel, rondfom vergezelt met een' roozige Ontfteeking, welke altoos in een' Zweer verandert, en in de welke een bedorve en verftikt gedeelte van den Vetrok is ingeflooten, door een fcherp Vogt verknaagt en van 't leeven berooft. S. CCCCXL. Een Negenoog of Peftkool Anthrax of Carbunculus is een foortgelyk Gezwel als de Bloedvin, doch grooter en van kwaader aart. Open gezwooren zynde, of door de Kunft open gemaakt, vind men een gedeelte van het Vetvlies, en inzonderheid in Peft - tyden , in een doode zwarte korft overgegaan ; en niet zelden breid zig de Verfterving van het Vetvlies uit onder een geheele Huid, tot op een verren afftand van het Gezwel. Deeze en de Bloedvin hebben voornamentlyk haar' zitplaats in den Vetrok, en onderftellen beiden de  ZIEKTEKUNDE. 27? de tegenwoordigheid van een fcherp en verknaagend Vogt, doch van kwaader aart in de Negenoog, als in de Bloedvin; waarom ook deeze Gezwellen alleenlyk in dat opzigt onder den anderen verfchillen. §. CCCCXLI. De zweerende en voortloopende Roos Enfipelas exukerans, of ook het Heilig Vuur Ignis Sacer genaamt, is een' wye of wateragtige Ontfteeking van de Huid, of van andere vliezige deelen, wyd en zyd uitgebreid, ja fomtyds over het geheele lighaam; welke in ontelbaare zoo grootere als kleindere Bleintjes oploopt; en welke Bleintjes een dun fcherp vogt inhouden, liet geen uit dezelve, opengeraakt zynde, ontloopende, door zyn fcherpte, de deelen , die het aanraakt , verknaagt en' uiteet, zodanig, dat 'er fomtyds aanmerkelyke Zweeren uit voortkoomen. §. CCCCXUI. De kwaadaartige of zweerende Puisjes Tuftul<£ exulccrantes zyn kleine roode Gezwelletjes, welke in menigvuldigheid , en doorgaans over het geheele lighaam op de oppervlakte der Huid, en zelfs in de oppervlaktens der inwendige deelen, voortkoomen, onderftellende een' Verftopping van fcherpe Wye of Water in de uitdampende Vaten Vafa exhalanlia ; waar V 3 toe  276 HEELKUNDIGE toe behooren alle heete Uitbottingen Exanthcmata calida, als de Kinder- pokjes FarioLe, de Mazelen Morbilli, het' Roodhond Papula, enz. Als mede de Hair- en Dauworm Herpes, de Schurft Scbaèies.en foortgelyken, namentlyk dan, wanneer dezelve ontftooken zyn. §. CCCCXLIIL In alle de aangehaalde byzondere foorten van heete of ontftooke Gezwellen, of Zwellingen, word niet alleenlyk vereifcht een' Verftopping , en een' meerdere hoeveelheid van Bloed, en deszelfs Omloop in het aangedaane deel; maar tenens ook een1 buitengewoone prikkeling, waar uit een vermeerderde Levenskragt van het zieke deel, en, door medeiydendheid, van het geheele Slagaderlyk geftel. §. CCCCXLLV. Derhalven de algemeene oorzaak der heete of ontftooke Gezwellen , Zwellingen, Vlekken ofPuiften, beftaat m al het geen wat een' Verftopping, gepaart met een' meerdere hoeveelheid van Bloed,en een belette doorgang van hetzelve, in het aangedaane deel kan te weeg brengen; en in al wat daar by de Levenskragt, zoo van het lydende deel, als van het overige Vaatgeftel, kan opwekken. §. CCCCXLV.  ZIEKTEKUNDE. 2?7 S CCCCXLV. De verfchillende oorzaaken'der Verftopping, en belette doorgang der Vogten, hebben wy by de Ziektens der houdende deelen breedvoerig, en (zoo wy meenen) voldoenend verhandelt; waarom wy dezelve hier voorby gaan. En wat aangaat de Prikkelingen ter opwekking en vermeerdering van de Levenskragt; dezelve zyn menigvuldig , en beftaan voornamentlyk: ten «te; in de Uitfpanning der gevoelige dèelen, door het verftoppende ot ingepakte Vogt; ten 2de, in de kelende of verknaagende Scherpte van een ltilftaandend Vogt op de gevoelige deelen; en ten 3de,, in een iedere werktuiglyke of fcheikundige Magt, van buiten op de gevoelige deelen aangewend, welke dezelve kunnen uitrekken! uitfpannen , prikkelen, beweegen ot verknaagen. . §. CCCCXLVI. De verftoppende of uitgeftorte Vogten fpannen de deelen uit, waar in zy gehuisvell zyn, het geen van zelfs fpreekt; en hoe veel meer Vaten er verftopt zyn, zoo veel meer moet de doorgang der van agter aankoomende Vogten Belet zyn, en dus de hoeveelheid daar van in het lydende deel, beneöens do uitfpanning der bevattende deelen vermeerdert worden. Indien nu de uitfpanning gefchiea V * vaa  l?8 HEELKUNDIGE van deelen, welke met eene meerdere Levenskragt zyn begaaft, namentlyk, welkers weeffel uit meerdere Zenuw - vezelen beftaat , gelyk inzonderheid alle Vliesagtige deelen, dan moeten dezelve, hier door getergt zynde , zig noodzakelyk fterker en menigvuldiger te zamentrekken en beweegen ; waar uit de meerdere toevloed van /ogten naar het zieke deel, en, door medelydendheid van het Zenuw-geftel, een' vermeerderde beweeging van het gantfche Vaat-geftel, 'en een vermeerderde Omloop des Bloeds, of anders gezegt de Koorts. §. CCCCXLVII. Indien by de uitfpanning der gevoelige deelen , door de verftoppende of uitgeftorte Vogten, een' vermeerderde prikkeling, door de fcherpte, of het verknaagend vermoogen, isgevoegt, dan zvn de aangehaalde Gevolgen (§. CCCCXLVl ) noodzakelyk zoo veel aanmerkelyker. §. CCCCXLVIII. En, zoo menigmaal als er uitwendig op de gevoelige deelen een drukkende, uitfpannende, fnydende, fteekende, of verknaagende kragt word aangevoegc, of'er een vreemd', kwetzend of verknaagend weezen in de gevoelige deelen plaats heeft, zoo menigmaal moet, daar door, de Levenskragt, en dus de zamen- trek-  ZIEKTEKUNDE. 287 trekking, en vernauwing der deelen, vermeerdert worden ; waar uit een' Verftopping en vermeerderde toevloed van Vogten , als noodzakélyke gevolgen. §. CCCCXLIX. Wyders van (§. CCCCXLIV.) tot hier toe blykt, dat de Verftopping, en de vermeerderde Beweeging, beurtelings, de een' de andere kunnen voortbrengen , en dus onderling aan elkander tot oorzaak kunnen ftrekken, alhoewel zy beiden tot het denkbeeld van een' Ontfteeking of heet Gezwel, even noodzakelyk behooren. En het volgt ook tefïens, dat noch de Verftopping, noch de vermeerderde Beweeging, hetzy aangehifte Levenskragt, of Stuipagtige Toetrekking van het Vaat-geftel genaamt, ieder afzonderlyk voor de waare Oorzaak eener Ontfteeking is te houden, maar alleenlyk voor een gedeelte van dezelve, niet tegenftaande 'er dies aangaande onder de Genees - en Heelmeefter s geen geringe twift plaats heeft. §.CCCCL. Ook volgt uit het verhandelde aangaande den aart en oorzaak der Ontfteeking, of der heete Gezwellen: ten ïfte, dat dezelve zoo veel eerder en geweldiger voorkoomen , als de byzondere Menfchen, of byzondere deelen ? met eene meerdere LeV 5 vens-  28o HEELKUNDIGE venskragtzyn begaaft, het welk van zelfs blyKt; en ten 2de, dat de Ontfteeking geweldiger word, naar de deelen , waar in dezelve voorvalt, minder wykbaar zyn voor de Zwelling en Uitzetting, door de vermeerderde toevloed van het Bloed te weeggebragt. Hier in is de reden gelegen van de meerdere mogelykheid en het geweld der Ontfteeking, en der heete Gezwellen, in de Vhesagtige deelen; gelyk de Ontfteeking van het Borftvlies Pleuritis, van de Herfen - vliezen Phrenitis, de Ontfteeking van de Rokken der Darmen, van de Water-blaas, der Oog-vliezen, enz. in Menfchen van eene middelbaare leeftyd, van een' gevoelige en ligt aandoenelyke Gematigheid ; of die in deelen, welke met fterke Vhesagtige Bekleedzelen zyn bekleed, gelyk de Vyt Panaritium, een' Ontfteeking m de Toppen der Vingers, en de Ontfteeking onder alle peezige Uitfpanzels Ap0neurofes , van het Beenvlies Periqfleum, of van de Kookers der Peezen, enz. genoeg aantoonen. §. CCCCLT. Eindelyk wat aangaat de uitwerkzels der Ontfteeking, of der heete Gezwellen of Zwellingen; behalven derzelver waare en onafïcheibaare eigenfchappen, als de Roodheid en Zwelling, uit de meerdere hoe-  ZIEKTEKUNDE. 281 hoeveelheid van het Bloed in het aangedaane deel, de plaatfelyke Pyn, uit de plaatfelvke uitfpanning en rekking der Zenuw1 vezelen, de Hitte in het lydende deel, als een gevolg der vermeerderde Beweeging en Wryving, en de Koorts uit kragt der Medegevoeligheid van het Slagaderlyk geftel; beftaan dezelve: ten ïfte, in de beledigde Bewerkingen , onderfcheiden naar de byzondere aangedaane deelen; en ten 2de, in de byzondere wyze van eindigen deezer Ziektens. §. CCCCL1I. De Roodheid, Zwelling, Pyn, en Hitte, zyn (myns oordeels) door het verhandelde genoeg verklaart; doch wy ; achten nodig om de Koorts hier byzonder1 lyk ten voorwerp te neemen. De Koorts Febris, de onfcheibaare Medgezellinne der Ontfteeking, is een' geweldiger en fchielyker toeknyping van het Hart, en het gantfche Slagaderlyk geftel , en dus een vermeerderde Omloop des Bloeds. Zy is een' Betragting der Natuur Conamen Natura , om het nadelige voor haar onderwerp te ondertebrengen, of te ontlaften. En derhalven onderftelt dezelve altoos iets in het lighaam tegenwoordig, het welk de gezondheid beoorloogt. §. CCCCLIIL  2S2 HEELKUNDIGE §. CCCCLIII De bygevoegde Koorts dan der Ontfteeking is het middel der Natuur, om dezelve te geneezen; en het nadeel, dat zy hier heeft te overwinnen of te ontlaften, is gelegen in de Prikkeling, en de Verftopping van het lydende deel. Zy is de voornaame oorzaak van de byzondere wyze van eindigen der Ontfteeking; gelyk dadelyk blyken zal. 6' b y §. CCCCLIV. En zoo menigmaal als de Koorts voor de Ontfteeking kan gaan, zoo menigmaal kan zy ook het gevolg zyn van de plaatfelyke Prikkeling en Verftopping. Wy zien het eerfte bewaarheid, zoo cfikwds als door haar kragt eenige ziekelyke Stoffe Materies morkofa, ingehoude in den algemeenen Hoop der Vogten, in gedaante van een Gezwel, of Ziekte affcheidende Uitbottingen Exantbemata critica, ergens word nedergezet. En het laafte zoo dikwiis wy ondervinden, dat de Ontfteeking en Koorts een gevolg zyn van een' uiterlyk aangebrag■ te belediging, of door de in een bepaald deel alvorens- tegenwoordig geweeft zynde prikkelende en verknaagende Vogten , of andere vreemde weezens. $. CCCCLV. Wyders de beledigde Bewerkingen, uit de Ontfteeking en heete Ge- zwel-  ZIEKTEKUNDE. 383 zwellen, zyn anders, naar den aart der byzondere aangedaane deelen , en naar dezelve tot een byzonder gebruik gefchikt zyn Zoo veroorzaakt de Ontfteeking van het Borftvlies Membrana pleura en van de Tuffchenribbige Spieren Mufcuh Mercojlales, behalven de fteekende pyn in de zyde, en de verdere gemeene Toevallen der Ontfteeking en Koorts, inzonderheid een allermoeiielykfte Inademing, met zwaare en byna onlydelyke pyn verzelt, omdat onder deeze Bewerking de gemelde zieke deelen bewoogen worden, namentlyk het Borftvlies, door de drukking der uitzettende Longen, en de TullchenriDDige opiercn, uuui uuluvv. korting by de verwydering van de Borft. In de gfoote en waare Longontfteeking Teripneumonia vera is de Inademing nog veel ongemaklyker, omdat door de zwelling veel lucht-blaasjes Veficula aeriferaworden toegedrukt, en den ingang der lucht weigeren ; waar door ook het Bloed in de Longen moet ophoopen, en aldaar in zyn loop Vertraagen, en dus door het geheele overige lighaam , met minder hoeveelheid omgevóert worden, en waar uit noodzakelyk de zwakke Pols Pulfus debilis volgt, welke gemeenlyk, by de aan deeze Ziekte onderin.,;,,, ^„rr.rip. 1 ir^pra. nnaanrezien de zwaa¬ re Ontfteeking en Koorts ,: word waarge noo-  284 HEELKUNDIGE noomen, By de Ontfteeking derHerfènvliezen Phrenitis voegt zig een' Raaskalling Delirium; omdat de prikkeling en aandoening deezer gevoelige deelen word medegedeelt aan het Gemeene Zintuig. De Ontfteeking van de gevoelige wanden der Maag maaken dezelve onbekwaam om iets intehouden, waar uit de Braaking, zoo.menigmaal eenig Voetzei of eenig Geneesmiddel word ingenoomen. Door de Zwelling en Verftopping, by de Ontfteeking der Nieren, word de affchyding der Pis belet, of door de zwelling van de ontftooke Hals der Blaas, derzelver uitwerping naar buiten. De Oog-ontfteeking belet het zien. Een Keel-ontfteeking Angina, of de Slokking, of de Ademhaaling, naar zy het Sl&kdarmshooft, of het Strottenhoofd bezet heeft. En aan alle deelen in 't gemeen veroorzaakt de Ontfteeking, door de Zwelling en Pyn een' verhinderde Beweeging. En dus vervol; gens. §. CCCCLVI. Eindelyk de mogelyke uiteindens der Ontfteeking, en van alle heeté Gezwellen zyn: ten ïfte, de Verdwyning; ten 2de, de Verettering; ten 3de, de Verzweering, ten 4-de, de Verfterving; ten ?de, de Verharding; en ten 6de, de Afruijing, Opdrooging, en Affchilfering. §. CCCCLVII.  ZIEKTEKUNDE. 28$ § CCCCLVII. De Verdwyning RefoJutio is, wanner het opgehoopte, en in zyn loop vertraagde Bloed wederom een' vryen doorgang verkrygt, omdat het verftoppende Vogt, of door deszelfs te rugdry ving in ruimer Vaten, 0f door deszelfs verdunning, of door de verwydering der Vaten, de verftopte plaats verlaat , hetzy hetzelve wederom komt by den algemeenen hoop der Vogten, of dat hetzelve, zonder op nieuw by de omloopende Vogten te koomen, tot de uiterfte uiteindens der Vaten zyn loop vervolgt, of door de verwyderde Togtgaten der Vaten, of Blaasjes doorgaat, en dus' ontlaft word. §. CCCCLVIIL Het verftoppende Vogt kan inzonderheid te rug gedreven worden in ruimer Vaten, als hetzelve alleenlyk verftopt door in plaats te verdwaaien, gelyk indien het Bloed, of door een vermeerderde loop, of door een' verwydering der Wye - vaten , in deeze Vaten verplaaft is; en het welk gefchied dan, wanneer de van agter aankoomende drift van het Bloed, en dus de Koorts geregeld is, en de gezegde Vaten zig zamentrekken, en het verftoppende Vogt beweegen derwaarts, werwaarts het de meefte ruimte aantreft, namentlyk in een' andere en wyder rye van Vaten. Deeze uit-. wer-  286 HEELKUNDIGE werking zien wy dikwiis bewaarheid in een beginnende Ontfteeking, alleenlyk door eene ruime Aderlating, omdat de ontledigde Vaten zig, naar evenredigheid van het geen zy bevatten, toetrekken, en het verminderde geweld van het aandringende Bloed, aan de verftopte en bewooge Stoffe, minder tegenftand bied. §. CCCCCiX. Doch als het verftoppende en ingepakte Vogt van een' tegennatuurlyke hoedanigheid is, namentlyk te dik, of lymerig, gelyk het ontftooke Bloed Sanguis inflammatus , enz. dan moet het alvorens verdunt, en in kleinder deeltjes verdeelt worden , of de verftopte, en de volgende rye der Vaten moeten verwydert worden of daar moet een' Gaaping in de wanden des verftoppenden Vogts bevattende deelen te weeg worden gebragt, opdat hetzelve of wederom kan omloopen, of ontlaft worden. De verdunning gefchied, de Ontfteeking en dus de Koorts niet te geweldig zynde, door eene maatige werking der verftopte Vaten op de verftoppende Vogten ■ en omdat het geweld gematigd is, kan de be! wooge verftoppende Stoffe den weg als 't waare voor zig verwyderen , of door de Togtgaaten der zig bevattende deslen eenr doorgang baanen; het welk inzonderheid ge-  ZIEKTEKUNDE. 2S7 gebeurt, als, door gepafte Aderlatingen , en het gebruik van verdunnende en ilapmaakende Geneesmiddelen, de Natuur in deeze Bewerkingen geholpen word. § CCCCLX. Indien het zondigend Vogt buiten het Vaatgeftel is in de Kamertjes van het Vetvlies, .dan kan ook de Verdwyning van hetzelve beftaan in de opneeming daar van door de opilurpende Vaten , die in deeze Kamertjes uitzien. §. CCCCLXI. En hetzy op wat manier de Ontfteeking verdwynt , hetzelve gefchied of met een' volkoome herftelling der Gezondheid , namentlyk dan, wanneer het verltoppend Vogt weder bekwaam is gemaakt , om by de overige gezonde Vogten te verblvven, of dat hetzelve onzigbaar is uitgeworpen. Ut na oe veiuwyuiu^ ^fchied 'er een? zigbaare ontlafting der ziekelyke Stofte; en wel inzonderheid door een' der natuurlyke Ontlaftplaatfen. Het laafte zien wy bewaarheid, zoo menigmaal een' Longontfteeking of het Zydewee geeindigt word door een' uitwerping van bloederige Fluimen langs den Luchtpyp; of zoo menigmaal een' Ontfteeking eindigt met een overvloedig Zweeten, door een Buikloop Dmrrhcea, of door een Zetzel Sedimentum in de X Pis-  283 HEELKUNDIGE Pis. Alle welke ontladingen Ziekte fcheidende Uitwerpingen Excretioncs critica genaamt worden; en welke onderftellen een7 vermeerderde beweeging, en prikkeling van de ziekelyke Stoffe, op de gemelde deelen, gepaart met de Koorts, als het beweegrad deezer Bewerking, en daarom Ziekte fcheidende Koorts Febris critica genaamt. % CCCCLXIL Egter, alhoewel de verftoppende Stoffe weder by den algemeenen hoop der Vogten is gekoomen , word dezelve, ziekelyk zynde, niet altoos uitgeworpen en ontlaft; maar integendeel uit de omloopende Vogten wederom op nieuw op eenig ander deel fomtyds nedergezet, het welk Verplaatfing Metaflafts word genaamt, en een gevolg is van het onvermoogen der Koorts, om de ziekelyke Stoffe bekwaam ter ontlading te maaken , en tot de gezegde Ontlaftplaatfen te voeren. Hier uit begrypen wy de verandering van het Zydewee in een' Ontfteeking'der Herfenvliezen, van een' Keelontfteeking in een' Longontfteeking, de Verplaatfing van het uit de Mammen te ruggedreeven Zog op andere deelen by de Kraamvrouwen, en zoo vervolgens. §. CCCCLXI II. De Verettering Suppuratio is, wanneer het verftoppende en inge- pak-  ZIEKTEKUNDE. 289 pakte Vogt, onbekwaam om opgeloft te worden, door de vermeerderde Koorts, en dus bet vermeerdert geweld van het V aatgeftel op hetzelve, zodanig word bewoogen, dat de bevattende Vaten of deelen, daar door, berften, en het ziekelyke \ ogt, me. de andere Vogten, welke door deze ve loopen, uitftorten in een' gemeene Holligheid, door de verfcheurde deelen gemaft. Deeze Holligheid word inzonderheid gemaakt door de vernietiging van het Vetvlies; waarom 'er by de uitgeftorte Vogten zig meer of minder Vetftoffe mengt. Ln de uitgeftorte Vogten, met het daar by vermengde Vet, en vernietigde vafte deelen, worden inzonderheid, door de beweegingen warmte, te zamen verandert in1 een wit, vetagtig, dik, en zonder reuk of fmaak zynde Vogt, het welk Etter Pus word genaamt. § CCCCLXIV. Onder deeze Bewerking (% CCCCLXlü.) breekt menigmaal de Zak, waar in de Etter bevat is, insgelyks open, en ontlaft den bevatten Etter of uitwendig buiten het lighaam, of in eenige inwendige holligheeden, indien de inwendige^ deelen beledigt zyn; en het welk inzonderheid gebeurt dan, wanneer de wan en des Etterzak dun en teder zyn. Of de Etter blyft, na de volbragte Verettermg, in zyn Zak ot  200 HEELKUNDIGE Holligheid beftnoten, het welk dan een Ettergezwel Abccjjus word genaamt. §. CCCCLXV. De Verettering gefchied niet altoos even volmaakt, integendeel deeze Be.werking der Natuur word dikwiis alleenlyk ten halve volbragt: ten ïfte, omdat de Koorts te onvermoogende is, het geen inzonderheid gebeurt, als door menigvuldige en groote Aderlatingen de kragten der Natuur te veel verzwakt zyn; ten 2de, omdat de verftoppende Vogten te veel zyn buiten den Omloop der Vogten, gelyk inzonderheid plaats heeft in de Verftoppingen der Klieren en Klieragtige deelen, of wanneer het Vogt in de Kamertjes van het Vetvlies, of in eenige andere holligheeden is uitgeftort; en ten 3de, omdat het ingepakte Vogt te taai en lymig van aart is. En, uit de onvolmaakte Verettering, volgt de overblyvende Verharding en Verftopping, in den omtrek van het gemaakte Ettergezwel. §. CCCCLXV1. Zoo heilzaam als de Verettering, en de Ettergezwellen fomtyds zyn voor de gezondheid, namentlyk dan, wanneer het lighaam, daar door, ontlaft word van een1 ziekelyke Stofte; zoo verderfelyk .kunnen dezelve ook worden, indien de Etter uitwendig niet kan ontlaft worden , maar  ZIEKTEKUNDE. 291 maar of in zyn Zak beflooten blyft, of daar uit in eenige byzondere holligheeden , of in de tuffchenruimtens der deelen word ingeftort. $. CCCCLXVU. Indien de gemaakte Etter in deszelfs Zak beüooten blyft, dan worden niet zelden de wanden deezes Zak, door de aanhoudende drukking en uitfpanntng van den ingehouden Etter, verdikt, en dus minder bekwaam gemaakt om te berften; hoedanige Zakken dikwiis in de inwendige deelen, als in de Longen, in de Lever, enz. na de dood gevonden worden. Of als de Verettering in de inwendige deelen gefchied, en het Ettergezwel openbreekt, dan ftort zig de Etter uit in de Holligheeden , waar in deeze deelen gelegen zyn; gelyk zoo ftort zig de Etter, uit een Ettergezwel in eene der Longen , of van een' Ettergezwel na het Zydewee, in eene van* de Holligheeden der Borft, veroorzaakende een Etterborft Empyema, of van een Ettergezwel der Lever in de Holligheid des Buiks; en zoo vervolgens. §. CCCCLXVIII. De ingeftoote Etter verandert niet zelden van aart, word dunder, rottende, en fcherp, verknaagt, en veroorzaakt dus nieuwe Ontfteeking en X 3 Veret.  292 HEELKUNDIGE Verettering der bevattende deelen; terwyl ook teffens, door de opflurpende Vaten, iets van den Etter word opgenomen , by het Bloed gebragt , hetzelve befmet, van kwaaden aart maakt, onbekwaam tot de Voeding Nutritio, en tot een' aanhoudende prikkeling op het Vaatgeftel. En waar uit wy begrypen den aart en eigenfchappen der Uitteering Phlbifis met een aanhoudende Koorts, uitteerende Koorts Febris hettica genaamt, uit eenig aanhoudend veretterend en zweerend Ingewand, of van eenig ander deel, of uit een' ingeiloote Etterftoffe. §. CCCCLXIX. Niet zelden word ook de Etter uit een uitwendig Ettergezwel , inzonderheid indien hetzelve verzuimt is ten regten tyd te openen, en de Etter verdunt is, opgenoomen, by den omloop der Vogten gebragt, en daar uit weder fomtyds op eenig inwendig deel, of ergens anders op een verren afltand van de eerfte plaats, nedergezet ; en waar uit de mogelykheid blykt van een' vergaadering van Etter in eenig deel, zonder een' voorafgaande Ontfteeking of Verettering in dat deel. §. CCCCLXX. Wyders , indien de Etter gehuisveft is in deelen, welke met een dikke en loife Vetrok zyn voorzien , dan kan  ZIEKTEKUNDE. 293 kan hy, door zyn' nederzakking, ontelbaare en aanmerkelyke ondermyningen maaken, inzonderheid, indien hy te'gelyk, door zyn1 verkreege Scherpte, het tedere weefzel van den Vetrok verdelgt. Door deszelfs doorzakking, en de deelen, die hy aantreft, te verknaagen, kan hy uit een uitwendig Ettergezwel tot in de inwendige Holligheeden geraaken; hy kan een doorgang maaken tot in de Gewrigten ; en door zyn1 Scherpte worden dikwiis de bygelegene Beenderen bedorven , of andere voornaame deelen doorknaagt; waar uit, naar den aart der byzondere deelen, ontelbaare en niet minder aanmerkelyke nadeelen. §. CCCCLXXl. De Verzweering Ulceratio is, als niet alleen door liet geweld van de Koorts, en de vermeerderde aandrang van het Bloed op de verftopte plaats, de vernietiging gefchied; maar als ook tefFens de verftoppende en ingepakte Vogten, door haar'icherpte, de deelen, waar in zy gehuisveft zyn, doorknaagen. Daar de Etter in de Ettergezwellen dik, zagt, wit van kleur, en zonder reuk, of fmaak is, zyn de uitgeftorte Vogten in de Zweer doorgaans dun, altoos fcherp, en meer of min ftinkende. Deeze Eindiging onderftelt altoos een kwaadaartig zoort van OntfteeX 4. king.  2$+ HEELKUNDIGE king. En ontfpruiten uit de Verettering en het Ettergezwel veele nadelige gevolgen, het fpreekt van zelfs, dat zy van de Zwee, ring en de Zweer niet minder zulien zyn; doch, dewyl wy reets de Zweeren in een' byzondere Afdeeling verhandelt hebben, achten wy het niet nodig hier verder over te fpreeken. §. CCCCLXXU. De Verfterving of het Heete-Vuur Gangrena is, als, door het geweld der Ontfteeking en Koorts, de Vogten in het lydende deel zodanig worden ingepakt, dat, daar door, de toe-en afvoer van het Bloed, noodzakelyk ter onderhouding des leevens van het deel, verhindert word, en hetzelve dus begint te fterven. En, als eenig deel te eenemaal geftorven is , en van alle gemeenlchap niet het overige leeven berooft, dan word hetzelve het Koude-Vuur Sphacelus genaamt. (j. CCCCLXXflf. Uit de gegeeve bepaalingen van het Heete en" Koude - Vuur bjykt, dat het denkbeeld, welken veelen daar aan voegen , namentlyk dat het Heete* Vuur alleenlyk zoude zyn een' Verfterving der weeke deelen, en het Koude niet alleenlyk van de weeke, maar ook van. de harde deelen, en dus de dood van een geheel bepaald  ZIEKTEKUNDE. 295 paald deel van 't 's menfchen lighaam, valfch is. Een' volkoome Verfterving alleenlyk van een gedeelte der Huid is even zoo veel het Koude-Vuur, als van een geheelen Arm. §, CCCCLXXLV. Het Koude-Vuur is een'waar gevolg van het Heete. Daar by het Heete-Vuur de Ontfteeking, de Koorts, Hitte, en verdere daar aan eigene Toevallen , vermindert, offchoon van te vooren tot de hoogfte trap geweeft zynde, onderfteld worden ; daar zyn dezelve , by het Koude, te gelyk met de Leevenskragt, en alle beweeging, te eenemaal geweeken. §. CCCCLXXV. En hoe meer de Verfterving tot het Koude-Vuur is gevordert, en dus tot haar' volkomendheid is geraakt, hoe meer 'er een' rottende Ontbinding Solutio puirida, zoo der aangedaane vafte, als vloeibaare deelen, zig by voegt. Doop dezelve word den zamenhang der Opperhuid met de ondergelegene Huid vernietigt, en word 'er uit de verftorvene deelen een geel of zwartagtig, dun en ftinkend Vogt verfchaft, het welk de losgemaakte Opperhuid met Bladders doed opryzen; terwyl de verftoppende Vogten en de verftopte vafte deelen, te zamen van 't leven berooft zynde, overgaan in een zwarte, ftinkende, en doode 6 X $ Korft  *9* HEELKUNDIGE Korft Cru/ia Spbacehfa, welke, naar de hoegrootheid der Verfterving, meer of minder uitgebreid is, en alleen in de zagte deelen, ot te gelyk in de harde, plaats heeft. Van de rottende Ontbinding zullen wy meerder zeggen by de Ziektenetter Vogten. §. CCCCLXXVI. Indien de Ontfteeking van een inwendig deel tot Verfterving overgaat, dan is de dood des Lyders daar van het noodzakelyk gevolg, en wel om de volgende redenen: ten ïfte, omdat door het geweld der Koorts de kragten der Natuur, namentlyk de Leevenskragt zoo zeer overweldigt en verzwakt is, als zy alvorens te fterk is ingefpannen geweeft; ten ade , omdat de verrotte Stoffe, uit de rottende Ontbinding voortgebragt ,niet kunnende ontlaft worden, de by- en omgelegene deelen dezelve Verrotting en Verfterving aanbrengt; en ten 3de 9 omdat de verrotte en bedorve Vogten, door de opflurpende Vaten opgenoomen, het Bloed befmetten, en inzonderheid het Zenuw-geftel, beneffens het gemeene Zintuig, aandoen , Stuipen veroorzaaken, en met dit laafte geweld alle Kragt te onderbrengen. §. CCCCLXXVII. En de Nadeden der Uitwendige Verfterving zyn of het verlies van  ZIEK"! E KUNDE. 297 van een geheel deel, en dus de Verminking, of het verlies van deeze of geene Bewerking, naar de hoegrootheid der belediging, of de byzondere aangedaane deelen , het geen van zelfs fpreekt; nadien het doode, hetzy een geheel deel, of een byzonder gedeelte daar van, tot een byzonder gebruik gefchikt, nimmer herfteld word , en dus van hst overige leevendige moet aflcheiden. Ondertuflchen , offchoon de Verfterving in een uitwendig deel plaats heeft, nogthans zyn de verloore kragten , de voortlooping der Verrotting, en de opneeming der verrotte Stoffe, met derzelver gevolgen insgelyks te vreezen ,- en niet zelden , onaangezien alle aangewende hulp, ook de oorzaak van de dood. $. CCCCLXXVI11. Eindelyk, uit de gegeeve bepaaling der Verfterving (§. CCCCLXXÜ.) , als een gevolg der Ontfteeking, blykt, dat de waare oorzaak van de dood eens deels is gelegen in het gemis van het Bloed, de waare Leevensvost. De Verfterving is niet altoos het gevolg eener Ontfteeking. En alhoewel wy dezelve hier alleenlyk in zoo verre hadden te befchouwen, zullen wy dezelve, ter beter begrip, in alle haare byzondere oorzaaken verhandelen. §. CCCCLXXIX.  29S HEELKUNDIGE §. CCCCLXXIX. Behalven de Vernietiging, en dus deberooving des Leevens van eenig deel by een' Zweer (6. CCXXXil ), by de Verbranding (CCLlü), by de Ver. byting (§. CCLIV.), en by de Bevriezing (CCCLVI.), word de Verderving inzonderheid nog te weeg gebragt: ten ifte, omdat, uit gebrek van Bloed en Leevens onderhoudende Vogten, eenig byzonder deel de nodige Vogten ter voeding, en onderhouding van het leeven mift;" ten 2de, omdat eenig deel, alvorens fterk uitgefpannen zynde , door een' fchielyke ontlading der uitfpannende Stofte, onvermoogende nedervalt, en den ingang aan de voedende en leevens onderhoudende Vogten weigert, of, omdat de uitgefpanne deelen, van haar fteunfel berooft zynde, te veel wyken voor de kragt der toevloeijende Vogten, en dus met te grooten overvloed van dezelve vervult worden ; ten 3de, omdat de aanvoerende Buizen van het leevens onderhoudende Vogt naar eenig deel buiten gebruik zyn geraakt , of omdat de afvoerende Vaten onbekwaam zyn geworden om haar noodzakelyken dienft te volbrengen ; en ten 4de, omdat eenig deel zodanig is zamen gedrukt, dat, daar door, zoo den in-air- uitgang der Vogten belet is. S. CCCCLXXX.  ZIEKTEKUNDE. 209 §. CCCCLXXX. Een'Verfterving, uit gebrek van leevens onderhoudende Vogten in het lighaam, word het uitgeblufte of uitgedoovde Vuur' Gangrena exftintla genaamt; omdat derzelver oorzaak is gebrek van Vogten, van Beweeging, en dus van Warmte; daar integendeel de Verfterving, uit de Ontfteeking, voor oorzaak erkent een vermeerderde toevloed van Vogten, en een' vermeerderde Beweeging en Warmte: zoo dat het uitgedoofde Vuur, m dien opzigte, vlak tegen over geftelt is aan de Verfterving als een gevolg der Ontfteeking. Niet zelden zien wy de hoog bejaarden met zodadanige Verftervihgen, inzonderheid der uitwendige Ledemaaten, aangegreepen; omdat zy niet zoo veele voedende en leevens onderhoudende Vogten bezitten, als vereifcht word, opdat ieder byzonder deel zyn behoorlyke hoeveelheid daar van verkrygt. De Verfterving gaat langzaam voort, omdat 'er geen geweld plaats heeft, en de Verrotting is minder , als by de Verfterving na een' Ontfteeking, omdat de voornaamfte oorzaaken daar toe, namentlyk de Vogten, de Beweeging, en Warmte , ontbreeken. En niet zelden gaan de verftorvene deelen by deeze Verfterving over in eene waare Uitdrooging Exficcatio, omdat zy, door het eige gebrek van Vogten, zig inkrimpen, en ver-  3oo HEELKUNDIGE verharden, in welken ftaat deeze deelen lang kunnen blyven volharden , indien zy niet aangeroert worden, of vogtig gemaakt. §. CCCCLXXXL Van de Verfterving uit de Nedervalling der uitgefpanne deelen, hebben wy reets (§. CLXV.) het Koude Vuur by de waterzugtige Beenen, als een gevolg van de fchielyke ontlafting van het water uit dezelve , tot een voorbeeld gegeeven. En de Verfterving van de uitgefpanne , en na de geboorte der vrugt van haar fteunfel berooft zynde, Baarmoeder , uit derzelver vervulling met het toevloeiende Bloed, (§. CXXXV.) aangehaalt, kan tot een bewys ftrekken der Verfterving uit een' te groote vervulling en ophooping met Vogten der uitgefpanne en van haar onderfteuning berooft zynde deelen. Deeze Verftervingen, offchoon zy uit dezelve oorzaaken, namentlyk uit de verflenfing offlapheid der uitgefpanne deelen, ontfpruiten, zyn verfchillende van aart: want de eene onderftelt een' vermindering van Vogten, en dus eene mindere uitgebreidheit van zelfftandigheid; en de andere integendeel een' vermeerdering van Vogten , en dus een' Verfterving door Verftïkking , namentlyk daar de ingepakte Vogten de fyndere Vaten toedrukken , en de van agter aan- koo-  ZIEKTEKUNDE. 301 koomende Vogten de doorpaffeering beletten. §. CCCCLXXXII. De Verfterving, omdat de Bloed aan - of afvoerende Vaten haar gewoonlyken dienft verzuimen , gefchied inzonderheid, wanneer de Stam - vaten zyn afgefneeden, toegedrukt, of verftopt. Zoo volgt de Verfterving des Arms, door het affnyden der Armflagader of Ader ; na een' toedrukking van dezelve, door een Knoeft of ander Gezwel, in de nabuurige deelen; en na een Slagaderfpat in de Armflagader , omdat de aangroei der Bloedprop in den Zak der beledigde Slagader eindelyk volkoomen den doorgang van het Bloed weigert. Edoch men merke hier by aan , dat al veel eenige Zy-takken uit de Stamvaten voor haar' verdeeling ontfpruiten , welke zig op eenigen afftand met de eige ordening der Vaten wederom vereenigen, en den Omloop der Vogten mooglyk maaken , onaangezien de Stam-vaten buiten gebruik zyn geraakt; het welk wy breedvoerig verklaart hebben, en met voorbeelden opgeheldert, in onze Verhandeling over dc Bloedftorting, 1768. uitgegeeven te Leyden by Hend. en And. Koster. § CCCCLXXXIII. Eindelyk de Verfterving  302 HEELKUNDIGE ving, door drukking van eenig deel, heefc inzonderheid plaats by de lang bedlegerigen , wanneer dezelve aanhoudend in dezelve geftalte blyven leggen , en wel bepaaldelyk zullen die deelen het meefte lyden , welke, door buiten de oppervlakte van het lighaam uittefteeken, en door met Been-knokken voorzien te zyn , de zagte deelen, als tulTchen twee drukkende Magten, namentlyk tulTchen de gezegde Beenknokken en de legerftede, geperft houden; en waarom wy niet zelden de Stuit, de Heupen, de Elleboogen , de Hielen, enz. met een' zodanige Verfterving vinden aangedaan. §. CCCCLXXXlV. De Verharding Induratio is, wanneer de ingepakte Vogten, door het verlies van haar dunfte en fynfte gedeeltens dikker worden, de Verftopping grooter word gemaakt, de Ontfteeking en Koorts wyken, en het Gezwel zyn'aart van heet en koortzig verandert in den aart van een koud en niet koortzig Gezwel. Deeze Eindiging gefchied doorgaans : ten ïfte, omdat de Koorts en beweeging te min is om de verftoppende Vogten optelosfen, of om de Verettenng te weeg te brengen; ten 2de, omdat de ingepakte Vogten te dik en taai zyn, om opgeloft te worden, en  ZIEKTEKUNDE. 303 en waar van de Koorts en de beweeging alleenlyk het dunfte verftrooijen, terwyl het dikkere des te vafter word ingepakt; cf ten 3de, als de verftoppende Vogten, door geplaaft te zyn in deelen, welkers byzonder maakzel uit zeer f'yne en ineengekronkelde Vaten beftaat , gelyk de Klieren en Klieragtige deelen, minder als vereifcht word van de Koorts en beweeging lyden. Deeze uitkomft is insgelyks niet vry van nadeelige gevolgen , en wel inzonderheid voor zoo ver de Verharding in een Knoeftgezwel en waare Kanker kan overgaan; doch waar van naderhand. $. CCCCLXXXV. Wyders de Afruijing, Opdrooging, en Affchilfering zyn, wanneer de ontftooke Puiiien , Vlekken, ^n alle zoorten van ziekelyke Uitbottingen, door een' uitdrooging der ziekelyke Stofte, in meer of minder dikke, en drooger of vogtiger Rooven Cru/Ia overgaan, welke naderhand afvallen , en of een' Onthuiding, of een' volkoome Geneezing te weegbrengen. Deeze Eindiging is, inzonderheid indien de geheele oppervlakte van het lighaam te gelyk met deeze Ziektens zyn aangegrepen , fomtyds oorzaak van nieuwe en gevaarlyke Toevallen, en wel omdat, door de gemaakte Rooven, de uiteindens der Y uit-  5g.| HEELKUNDIGE uitdampende Vaten verdopt zynde, de onZigbaare Doorwafeming belet word, en met eenige ziekelyke Stoffe, welke'er, by die gelegenheid, door de opflurpende Vaten word opgenoomen, te rug keert; waar uit inzonderheid de Ettergezwellen en Verzweeringen , benoemt met den naam van Kapokken, na de opdrooging der Kinderpakjes ontlpruiten. Over de koude-, of zonder Koorts verzelde Vogt* gezwellen. §. CCCCLXXXVf. Een koud Vogt-gezwel is, waar in een Vogt word ingehouden, en waar by de Ontfteeking en Koorts afweezig zyn. S. CCCCLXXXVII. Deeze Gezwellen, pf Zwellingen zyn: ten ïfte, waare, als het ingehoude Vogt het voornaamfte van derzelver aart uitmaakt, en voor derzelver oorzaak word erkent; ten 2de, onwaare, als de aart van het Gezwel meer beftaat in de Ziekelyke hoedanigheid van een vaft deel, als in het ingehoude Vogt, omdat hetzelve hier een gevolg is van de verandering van het vafte deel; ten 3de, onvermengde, als alleen-  ZIEKTEKUNDE. 3°) alleenlyk een Vogt de ingehoude Stoffe van het Gezwel maakt; en ten *de, gcmeng de , of zamengeftelde , als en Vogten en Ziekelyke vafte deelen te zamen , en iemet even veel voorredden waaren aart van het Gezwel uitmaaken. « CCCCLXXXVIH. Van het eerfte Zoort hebben wy voorbeelden aan de Gezwellen, uit een' uitftorting van Wye of Water m eenige natuurlyke Holligheeden , of in de Kamertjes van het Vetvlies, als mede aan eenige anderen, uit een' uitftorting of vergaadering van Bloed of van eenig ander Vogt; en aan de koude en traage Verhardingen en Zwellingen der tige deelen , of van andere deelen , door een' Verftopping en ophooping van taane ^meriee Vogten. Van het tweede Zoort lirdfGezwellen uit een' uitfpanning der vafte deelen , en daar door een' beTêwfamTeid om en' zekere hoeveelheid Vogten op- te ouden, gelyk de «kg^i * eezette Aders, enz. Het derde Zoort beEoo t tot het eerfte. En van het laai eZoort vinden wy voorbeelden aan alle Gezwellen, te zamengefteld uit een zondigend Vogt, en te gelyk uit een' Ontaartmg der bevattende weSJ deelen, gelyk de Knoeft en Kanker Gezwellen , enz. Alle deezen zullen wy  3o5 HEELKUNDIGE verhandelen in de volgende afdeelingen: ten ïfte, in die over de Gezwellen uit een' vergaadering , ophooping , of uitftorting van Vogten; ten sde, in die over, de Kliergezwellen; ten 3de, in die over de Beursgezwtllen , en het Vetgezwel ; en ten 4-de, in die aangaande de Gezwellen door de uitgezette Bloedvaten. Over de Gezwellen, uit eerf vergaadering, opbooping, of' uit/lortir/g van Vogten. $. CCCCLXXXIX. De Gezwellen , behoorende tot deeze afdeeling, zyn dan de zulken , welke ontftaan uit een' vergaadering, of uitftorting , of ophooping van Vogten. » $. CCCCXC. De Gezwellen of Zwellingen door een'vergaadering of uitftorting van Vogten zyn: ten ifle, de Water of Wye Gezwellen Tumores lympbaüci of Jero/i, omdat derzelver ingehoude Vogt of Water of Wye is; en ten 2de, nog eenige anderen , welkers ingehoude Stoffe een ander uitgeftort of vergaadert Vogt, hetzy Bioed, of tenig ander, onderftelt, s ccccxa  ZIEKTEKUNDE. 307 $. CCCCXCÏ. Onder de Water- of Wye Gezwellen verdient het Zugtgezwel Oede* ma de eerde plaats. Hetzelve is een' vergaadering en ophooping van Wye of Water, doorgaans verdikt en llymig van aart, in de Kamertjes van het Vetvlies , waar door eenig deel tot een' aanmerkelyke uitgebreidheid , en met een' bolle zwelling, kan uitgezet worden, welke zwelling voor het drukken der vingers wykt, en het merkteken der aangewende drukking voor eenigen tyd blyft behouden. Indien het Zugtgezwel het geheele Vetvlies onder de Huid bezet, dan word het een Lyf-waterzugt, of het Water tuffchen Vel en Vleefch Ariajarca genaamt. §. CCCCXCH. De oorzaak deezer Ziekte, inzonderheid indien dezelve algemeen is, namentlyk de Lyf-waterzugt, beftaat in een' meerdere hoeveelheid Water-deelen iri den algemeenen hoop der Vogten , en in een' algemeene verzwakking van het Vaat* geftel; waar door het overvloedige Water word uitgeftort in de Kamertjes van den Vetrok, en waar uit hetzelve, om de verloore Veerkragt der opflurpende Watervaten niet kan opgenoomen worden, en dus aldaar moet blyven ftaan, en vergaadert worden. Dezelve is veeltyds een waar gevölg Y 3 van  3o3 HEELKUNDIGE van de Slapheid of Magteloosheid Atonia, na een' geweldige heete Ziekte. Deeze, beneffens alle andere zoorten van de Waterzugt, erkennen niet zelden tot oorzaak het groot, en menigvuldig verlies van Bloed, het zy by een1 verwonding, of andere buitengewoone ontlaftingen van hetzelve; als mede het menigvuldig Bloedvergieten by de aan Zenuw-ziektens onderhevig zynde lyders, omdat het gebrek van rood Bloed Cruor Sanguinis, een' wateragtige Gefteltenis Diathefis aquofa in de Vogten te weegbrengt ; doch waar van naderhand by de Ziektens der Vogten. §. CCCCXCII1. Edoch, indien 'er alleen eenig byzonder deel met een' zugtige Zwelling is bezet, dan kan dezelve veroorzaakt worden , omdat alleenlyk de te rugvloed van het Water uit dat byzonder deel belet word ; hetzy door een' drukking der te rugvoerende Stam-vaten, of omdat door een' zekere geftalte van het deel de te ruggang van het Water moejelyker word gemaakt; gelyk genoeg blykt in de Zugtige Zwelling der onderfte Ledemaaten, na een lang aanhoudend ftaan, of zitten, in welke geftalte het Water van de laagte naar de hoogte moet opklimmen, en wel langs Vaten, die in haar loop wyder worden, en die haar' be-  ZIEKTEKUNDE. 3°* beweeging inzonderheid verfchuldigt zyn aan de Spier - beweeging. Ook volgt er niet zelden een1 zugtige Zwelling van eenig deel op een1 aangevoegde prikkeling , het zy door een1 Wonde , of door de fcherpe Vogt uit een1 Zweer , door een Ontfteeking, enz. omdat de toevloed van het Water, daar door, vermeerdert word. $ CCCCXCIV, Wat aangaat de uitwerkzels deezer Ziekte; dezelve behooren, be^ treffende de Lyf- waterzugt tot de waterige Gelieltenis van het Bloed, en dus tot de Ziektens der Vogten. En wat betreft de zugtige Zwelling vaneen byzonder deel, -dezelve kan naaf den aart van het aangedaane deel byzondere uitwerkzels voortbrengen, Het met Water uitgezette en vervulde Vetvlies drukt en beknelt de ondergelegene Spieren, en belet dus dezelve te werken ; waar uit de onbeweegbaarheid van het lydende deel. Eenige deelen, welke natuur]yk van den anderen kunnen wyken, worden daar in verhindert; gelyk wy ondervinden by de zugtige Zwelling der Oogleden als dezelve, om die reden, zig niet kunnen openen. Somtyds word eenig deel, daar door, te veel verlangt, en teffens vernauwt, waar door de natuurlyke ontblooting van eenig ander deel verhindert word; gelyk de Y 4*  3io HEELKUNDIGE zugtige Zwelling der Voorhuid, als een'oorzaak van de Fhymofis , bewyfl. Of door dezelve oorzaak kan ook een natuurlyk bedekt deel ontbloot worden; gelyk blykt inde Faraphymofis, uit de zugtig gezwolle Voorhuid. En, door dezelve, kunnen eindelyk eenige natuurlyke openingen of doorgangen zodanig vernaauwt worden, dat zy den uitgangder Stoffe beletten ; gelyk inzonderheid blykt uit de belette doorgang der Pis by eene zugtige Zwelling der uitwendige Teeldeelen. Of door de zugtige Zwelling van de boorden eener Wonde , word dezelve fomtyds zodanig vernauwt, d3t de uitgang der Stoffe, noodzakelyk om ontlaft te worden, word belet, en waar uit niet zelden, veele en aanmerkelyke Toevallen ontfpruiten. §.CCCCXCV. Gelyk de Ontfteeking oorzaak kan zyn van een1 zugtige Zwelling , kan dezelve ook , door de gevoelige deelen uit te fpannen, en de kleine Bloedvaten te drukken, beurtelings een'Koos of Ontfteeking te weegbrengen; en fomtyds isdeZwelling ook met meerder of minder hardheid verzelt , naar de ingepakte Vogten taaijer en lymiger van aart zyn. Deeze zamengefteldeZugtgezwellen worden by deSchryvers verfchillende benoemt. , indien 'er de Roos by vermengt is, word dezelve een' Roo-  'ZIEKTEKUNDE. 311 Roofige Slymzugt Oedema Eryfipelatodes genaamt; indien een1 Ontfteeking, Ontftooke Zügtgezwel Oedema Thlegmonodes , en indien zy verhard is, een Knoeftagtig Zugtgezwel Oedema Scirrhodes. En niet zelden gaat het Zugtgezwel tot Verzweering over, omdat de uitgeftorte of vergaaderde Wye of Water van een fcherpen aatt is, en 'er een' hevige Ontfteeking toeflaat, waar op, de Verzweering open gebrooken zynde , door de fchielyke ontlafting der nitfpannende Vogten, de uitgefpanne deelen onvermoogende en iletfch nedervallen, en waar uit, gelyk wy reets (§. CLXV. en $. CCCCLXXX1) aangemerkt hebben , het Heete- en Koude-Vuur der geleden hebbende deelen. §. CCCCXCVI. By het Zugtgezwel heeft de naafte plaats het Luchtgezwel Emphyfema, wanneer het Vetvlies door ingehoude Lucht is uitgezet, maakende een' verhevenheid, welke na de drukking aanftonds weder opryft, en welke bewoogen zynde een meer of minder geluid geeft. §. CCCCXCVII. De oorzaak van het Luchtgezwel is driederly, naar de drie verfchillende wegen, langs welke de Lucht in de Kamertjes van den Vetrok kan ingaan, Y s ea  3rs HEELKUNDIGE en dezelve vervullen, welke zyn : ten ïfte, als de uiterlyke Lucht van den Dampkring langs eene Wonde of Zweer ingaat; ten 2de, als de ingeademde Lucht uit de Longen door een1 fcheiding des geheels der Lucht - blaasjes of Vaten zig derwaarts heen begeeft; en ten 3de, als zy uit de Bederving en Verrotting van eenig ingefloote Vogt, of van eenig ander weezen, ontftaat. §. CCCCXCVIIf. De ingang der uitwendige Lucht in den Vetrok is een gemeen toeval by de Hoofd - wonden, en inzonderheid by de doorgaande Borft - wonden. In de eerfte, omdat dezelve gemakkelyker in de Kamertjes van het Vetvlies aldaar., meert ledig van Vet zynde, kan indringen. En in de laafte, omdat zy aan de Holligheid van de Borft , de Long noodzakelyk door de drukking der buiten Lucht nedervallende , voor zig als een' bereide plaats ter ontfanging aantreft; en waar uit zy wederom in de Kamertjes van het Vetvlies, de Longen zig uitzettende, en de Wonde klein of gedekt zynde, noodzakelyk moet indringen. §. CCCCXCIX. De ingeademde Lucht kan uit de Longen op drie verfchillende manieren in den Vetrok koomen. Ten ifle, als  ZIEKTEKUNDE. 313 als door een' Kwetzing , of Vetzweering van de bmtenfte oppervlakte der Longen, dezelve eerft uitgaat in de Holligheid van de Borft, en van daar in den beledigden Vetrok der uiterlyke Wonde of Zweer. Ten 2de, als dezelve onraiddelyk uit de beledigde oppervlakte der Long zig indringt in den beledigden Vetrok ; bet welk dan kan gefchieden , wanneer de Long, na een' voorgaande Verzweering of Verettering , met het Borftvlies is zamengegroeit, en waar in de reden beftaat, waarom verfcheide Heelkundigen een Luchtgezwel hebben waargenoomen na het breeken van een'Ribbe , zonder eenige uitwendige Kwetzing, omdat 'er door de Breuk der Ribbe een* verfcheuring was te weeggebragt in het zamengegroeide gedeelte der Longen met het Borftvlies en den Vetrok, in dezelve belediging mededeelende. En ten 3de, als by een' Verettering of Verzweering in de inwendige zelfftandigheid der Longen , de ingeademde Lucht langs de insgelyks beledigde inwendige Vetrok, welke de zelfftandigheid der Longen helpt zamenftellen, indringt, en , door de gemeenfehap met de uitwendige Vetrok , eindelyk een Luchtgezwel aan het Hoofd en den Hals, of ook wel van het geheele uitwendige lighaam veroorzaakt: een Toeval niet allerzelzaamfc in  314- HEELKUNDIGE in den haften tyd der aan de LongteerinoZiek zynde -Lyders. ° §. D. Eindelyk door de Bederving en Verrotting word de Lucht, in alle weezens, hetzy vafte öf vloeibaare, ingehouden, ontbonden; en derhalven, indien 'er een zodanig verrot weezen in het Vetvlies, of in eenige andere Holligheid, is ingeflooten, dan kan de losgelaate Lucht, volgens haar eigenaar tige kragt om zig uittezetten, of het Vetvlies vervuilen, of een' byzondere Holligheid opblaazen, en'verre boven haar' natuurlyke ruimte uïtfpannen en vergrooten. Edoch van fommigen word een' zodanige Verrotting byleevende menfchen geloehent; by welken dus ook de Trommelzugt Tympanites , als een gevolg van het bedorve Water der Buik waterzugt Afritcs, hetzy een Zak-waterzugt of niet, voor verdigt gehouden , en beweert, dat de fterke uitfpanning van het Water, of de met Winden uitgefpanne Maag of Darmen de oorzaak zoude zyn der dwaaling. S. Dl. De uitwerkzels van het Luchtgezwel zyn, in opzigt tot de uitfpanning, en, daar door, drukking van de bygelegene deelen, dezelve als van het Zugtgezwel; doch, om de uitfpannende kragt der mge-. floo-  ZIEKTEKUNDE. 31? "floote Lucht, en dus daar uit meerdere uitzetting en Zwelling der deelen, veel erger. Een' weinig ïngedronge Lucht in den Vetrok , kan'zig door de warmte der bevattende deelen zodanig uitzetten, dat zy niet alleenlyk den Vetrok ia den cfntrek van de Wonde doet zwellen , maar zig uitbreid langs den algemeenen Vetrok over het geheele lighaam , even of bet met de Lyrwaterzugt was aangegreepen. Indien de Lucht in eenige inwendige Holligheeden 13 ingedrongen , hetzy in het Bekkeneel , ia de Holligheid van de Borft, van den Buis, of in eenige groote Bloedvaten, dan is, indien dezelve'niet fchielyk ontlaft word, de dood het onvermydelyk gevolg; omdat de uitzettende Lucht de Ingewanden, m de gezegde Holligheden gelegen, drukt , en in haare werking belet; of omdat zy , door de Bloedvaten uittefpannen , haare toeknypïng , inzonderheid van de Slagaders , te beletten , en een onverwinnelyken tegenftand te bieden aan de doorftroomende Vogten, den Omloop des Bloeds fluiten. §. DïL Wyders de Balzaks - Windbreuk Hernia ventofa fcrotalis of Fueumatocele, een met Lucht uitgezette Balzak , en een' Wind -Navelbreuk Hernia ventofa umbiUcalis of PneumatQmpbaluS) een door Lucht uic-  316 HEELKUNDIGE uitgefpanne Navel, zyn, offchoon by veele Heelkundigen befchreeven,geenfints wezentlyk ; maar beftaan of in waare Darm - breuken , of in het Luchtgezwel van den Vetrok. §. DlII. De overige waterige Gezwellen , of vergaaderingen , of uitftortingen van Water of Wye, worden, naar de byzondere deelen , waar in zy voorvallen, byzonderlyk genaamt, en zyn ook van een verfchillenden aart en uitwerkzels. Men telt daar van op: ten ïfte , het Waterhoofd ; ten 2de, de Waterzugt van den Ruggegraat; ten 3de, de Waterzugt van den Oogbol; ten 4de, de Borft - waterzngt; ten 5 de, de Buik-waterzugt; ten 6de, de Waterbreuk; ten 7de, de'Waterzugt der Gewrigten; en ten 8fte, het byzonder Wyegezwel in den Vetrok, beneffens de koude Verhardingen. §. DiV. Een Waterhoofd Hydroccphalus is, wanneer, door een' vergaadering van Wye of Water binnen de Herfenfchaal , het Hoofd tegennatuurlyk word uitgezet en vergroot. Met deeze Ziekte worden de kinderen doorgaans gebooren ; alhoewel 'er na de geboorte een'. Vergaadering van Water binnen de Herfenfchaal mogelyk is , ja zelfs by de bejaarden; doch opdat het'Hoofd wor-  ZIEKTEKUNDE. 317 worde uitgezet, word'er van de Beenderen der Herfenfchaal een' nog zoo loffe zamenhang vereifcht, dat dezelve, door de uitfpannende kragt van het ingehoude Water, van den anderen kunnen verwydert worden. § DV. De gewoone zitplaats, van het Water in een Waterhoofd zyn de Holligheeden der Herfenen fentricuïï Ccrebri , en derhal ven worden dezelve te gelyk met de Herfenfchaal uitgezet en vergroot. De vergaadering. van Water tulTchen de Beenderen der Herfenfchaal en het harde Herfenvlies is niet wel mogelyk, omdat, wegens de vafte vereeniging van dit Vlies met de binne oppervlakte deezer Beenderen , natuurlyk geen' ruimte word gevonden, om hetzelve intehouden. En , offchoon de vergaadering van Water tuiTchen het harde Herfenvlies en de Herfenen niet onmogelyk is , nogthans word dezelve zelden waargenoomen, en wel denkelyk, omdat, de Herfenfchaal nauwkeurig met de Herfenen vervult zynde, 'er insgelyks nauwlyks plaats voor is te vinden. Het van fommigen genoemde uitwendig Waterhoofd is niet anders, als het Zugtgezwel in den Vetrok van het Hoofd, en word dus cneïgentlyk voor een Waterhoofd gehouden. §. dvi,  3iS HEELKUNDIGE' §. DVI. De oorzaak van het Waterhoofd beftaat in al het geen, waar door de toevloed van het Water in de Holligheeden der Herfenen kan vermeerdert worden, en gevolgelyk is dezelve gelegen : ten ïfte, in een' waterige Geileltenis der Vogten, en dus een' verüapping en onvermoogen der Wye-en Watervaten; en ten 2de, ineen' openberfting der llagaderlyke Watervaten, of in een onvermoogen der aderlyke Watervaten, om het Water opteneemen en te rug te voeren, uitziende in de Holligheeden der Herfenen. §. DVIÏ. Nademaal de Vrugt, offchoon in de Baarmoeder beflooten , en met de Moeder een gemeen leeven genietende, een I/ghaam heeft , uit de eige werktuiglyke deelen, en vogten, te zamengeftelt, als het lighaam der geboornen, en de werktuiglyke deden en vogten de eige Bewerkingen (eenige weinige uitgezondert) verrigteri,, blykt het, dat dezelve aan veele Ziektens, uit de eige oorzaaken, als die der geboornen, onderhevig is, en dat men niet altoos tot onbekende oorzaaken behoeft ppteklimmen. Gelyk de waterige Gefteltenis van het Bioed, by de geboornen, ontfpruiten kan uit een o\ ei vloedig gebruik van waterige dranken, en uit een' Verflapping en verminderde Beweegt  ZIEKTEKUNDE. 319 ging der vafte deelen op de Vogten, alzoo kunnen wy dezelve ook even mogelyk Hellen , by de Vrugt, uit een overvloedige overgang van Water in dezelve van haat. waterige Moeder, en uit derzelver eige flappe en^onvermoogende vafte deelen. Kan een Watervat, door een' te groote hoeveelheid Water, by de geboornen berften, met geen1 minder mogelykheid kan het ook in de Vrugt gefchieden. En word , by de geboornen, de opneeming van het Water uit de Holligheeden belet, hetzy, omdat de opflurpende Vaten door Verflapping haar opflurpende kragt hebben verlooren , omdat haare opene monden toegedrukt worden, of omdat de Aderlyke Watervaten ergens in haar loop zyn toegedrukt, door een1 Zwelling en Verftopping der deelen , inzonderheid der Klieren, door de welken zv doorgaan; de eige Verflapping, Toedrukking, en Verftopping, kunnen niet minder in den ongeboornen gefchieden. §. DVI1I. De uitwerkzels van het Waterhoofd zyn menigvuldig, en ontfpruiten voornamentlyk uit de uitfpannende, en drukkende kragt van het ingehoude Water, op de bevattende deelen. Naar maate de hoeveelheid van het Water in de Holligheeden der Herfenen vermeerdert, worden dezelve , Z be^  3*o HEELKUNDIGE beneffens de Herfenfchaal, verwydert en vergroot. De Beenderen wyken meer en meer van den anderen, en dus worden insgelyks de natuurlyk Vliezige tuffchenruimtens in de Hoofden der Kinderen aanraerkelyker. Naar maate de halve Rontens Heinijpbceria der Herfenen door het aangroeijende Water worden uitgefpannen , word de zelfilandigheid der Herfenen verdunt en vafter in eengedroqgen, zodanig, dat noch de bafhgtige Zelfftandigheid Subjlantia corticatis, noch de mergagtige medullarh, te onderfcheiden is, maar het Herfen - weezen als 't waare in een Vlies is overgegaan. Door de drukking van het Water kunnen de' verfchillende Zenuwen, die uit het Hoofd gaan, van den gemeenfchap met het Gemeene Zintuig berooft worden, en dus, daaruit, een' Doofheid, Blindheid, Stomheid, en zoo voort, ontfpruiten. indien eindelyk het Verlangde Merg word gedrukt, en het Gemeene Zintuig beledigt, dan moeten de Leevens-Bewerkingen ophouden, en dus de dood het gevolg zyn. En ook de geduurige weeking van het tedere Herfen ■ weezen door het Water , en deszelfs verteering, inzonderheid indien het Water eindelyk van een fcherpen aart is geworden , doen ons by het openen van een Waterhoofd na de dood, fomtyds de Herfenfchaal als't waa-  ZIEKTEKUNDE. 321 waare zonder Herfenen bevinden ; omdat de verweekte en onthonde zelfilandigheid der Herfenen met het Water onder den anderen zyn vermengt. $. DIX. Daar het Waterhoofd by- de Kinderen lang kan duuren, zonder de dood voorttebrengèn, omdat het Hoofd naar de hoeveelheid'van het bevatte Water kan uitgezet worden ; moet de vergaadering van Water in de Holligheeden der Herfenen , by de Bejaarden , 'integendeel fchielyk de dood veroorzaaken, omdat, het hoofd naar de hoeveelheid van het Water niet kunnende uitgezet worden, de werking van het Gemeene Zintuig, door de drukking van het Water, binnen weinig tyd noodzakelyk moet verhindert worden. En , offchoon het Waterhoofd by de Kinderen lang kan duuren , nogthans blykt uit deszelfs befchreeven aart, dat hetzelve, eenigfints aanmerkelyk zynde, ongeneesbaar is. Want, offchoon de Konft vermoogen had om het vergaaderde Water uit de Holligheden der Herfenen te verdry ven, of op eenige manier te ontladen, en de wederom nieuwe vergaadering te beletten; hoe doch zoude de uitgefpanne Holligheeden der Herfenen, van alle veerkragc berooft zynde, en de afgeweeke Beenderen, zig fchikken naaf de hoeveelheid van het Zj geea  322 HEELKUNDIGE geen zy bevatten ? En op wat manier zoude het ontaarde Herfen-weezen zig tot zyn natuurlyken ftand herftellen ? § DX. De Waterzugt des Ruggegraats Jiydrorhachitis is een1 vergaadering van Wye of Water in de Holligheid van den Ruggegraat, zig kenbaar maakende door een waterig Gezwel , te vinden aan het (agterfte des Ruggegraats, en wel inzonderheid aan de Lende-wervelen en liet Hyligbeen. Deeze Ziekte brengen de Kinderen mede ter waereld; nimmer is dezelve na de geboorte veroorzaakt; en doorgaans is dezelve verzelt van het Waterhoofd. §. DXI. Daar in het Waterhoofd het vergaaderde Vogt gehuisveft is in de zelfftandigheid der Herfenen , is het hier te vinden tulTchen het Ruggemerg, en de verlenging van het harde Herfenvlies, welke het zelve bekleed. Dit Bekleedzel word aan het onderfte des Ruggegraats, door het ingehoude Water , agterwaarts uitgezet. En daar m het Waterhoofd de Beenderen der Herfenfchaal van den anderen wyken , daar ontbreeken hier van een of meer Wervelbeenderen de Doornagtige Uitfteekzels; door welke tegennatuurlyke opening zig het uitgefpanne Bekleedzel van het Ruggemerg,  ZIEKTEKUNDE. 323 merg, te zamen met het ingehoude Vogt, en fomtyds met het uiteinden van het Ruggemerg, de Paarde-Haart Ctiuda eejuina genaamt, verheffen in gedaante van een zagt Vogt-gezwel, het welk in zyn grond aan beide zyden een1 beenige beperking heeft. §. DXII. Deeze tegennatuurlyke opening, in het'agterfte der Wervelen, word gefpleete Ruggegraat Spina hifida genaamt. Veele ftellen, dat dezelve zoude beftaan in een1 afwyking der Doornagtige Uitfteekzels, in de Vrugt onderfteld zynde uit twee Rukken te bettaan , die den anderen raaken; doch indien men de Beenwording OJleogcnia van een Wervelbeen nagaat, dan ziet men, dat een Wervelbeen in het eerfl: geheellyk uit Kraakbeen beftaat, waar van dat gedeelte, waar uit door den tyd het Doornagtig Uitfteekzel word gemaakt, het laafte van alle verbeend word. Welk gedeelte nu ontbreekt in de gefpleete Ruggegraat, waar uit noodzakelyk een'tufTchenruircte tulTchen de zydelyke gedeeltens moet ontflaan, en waar uit teffens volgt, dat de onderftelde dubbelde Doornagtige Uitfteekzels niet van den anderen zyn gelpleeten, en dit Gebrek dus te onregt gefpleete Ruggegraat word genaamt. ; §. DX1II. Of de ontbreeking van het Z 3 «g-  fH HEELKUNDIGE agterftuk of het Doornagtig Uitfteekzel eener Wervel de oorzaak is van het Watergezwel, dan of de Waterzugt des Ruggegraats de reden is deezer ontbreeking; 'en dus wie van beiden de waare Ziekte uitmaakt ? hieromtrent zyn de Genees- en Heelmeefters van een verfchillend gevoelen. Edoch onderftelt zynde, dat de Waterzugt van den Ruggegraat reeds lang voor de geboorte heeft beftaan , toen de Beenderen van den Ruggegraat nog te eenemaal vliezig of kraakbeenig waaren, of ten minften het agterfte gedeelte der Wervelen, dan is de mogelykheid der uitfpanning van het Bekleedzel van het Ruggemerg, van het Bandagtig Bekleedzel van deszelfs Buis , en van het agterfte nog meerder Vlies- of Kraakbeenagtig gedeelte van een of meer Wervelen, door het drukkende en uitfpannende Water, gemaklyk te begrypen; en teffens dat , en door de geduurige weeking van het Water, en mogelyk omdat door de aanhoudende drukking en uitfpanning den invloed der Vogten is belet, het uitgefpanne gedeelte der Wervel byzonderlyk in zyn' Beenwording belet word. §. DX1V. Offchcon het Watergezwel des Ruggegraats het menigftvuldig word gevonden aan de onderfte Lende-wervelen en het  ZIEKTEKUNDE. 32? het Hyligbeen, nogthans is hetzelve waargenoomen langs de geheele uitgestrektheid van den Ruggegraat. Doorgaans is de Waterzugt van het'Ruggemerg met het Waterhoofd verzeld; en men heeft dikwiis ondervonden, dat'er een vryen toegang was van het Water uit den Buis van het Knggemerg tot in de Herfenfchaal, namentlyk tot in de Boefems der Herfenen, en waar van de waarheid ook aan niemand, van het maakzel deezer deelen kundig , onbekend zal zyn. §. DXV. Omdat meefttyds de Waterzugt van den Ruggegraat en het Waterhoofd den anderen verzeilen, en om de gemeenfchap van het Water in de Holligheeden der Herfenen met het Water in den Ruggegraat, gevoelen de meeften, dat het Waterhoofd de Waterzugt van den Ruggegraat zoude voorgaan , en dus tot oorzaak verltrekken; het welk men nog des te meer durft vaftflellen, omdat men een en andermaal ondervonden heeft, dat by een Watergezwel aan het bovenfte des Ruggegraats, hetzelve gedrukt zynde, de golving van het Water boven op het Hoofd ter plaatfevan de Fontanel zig liet voelen , waar uit het als 't waare fcheen, of het Water zig derwaarts uit de Holligheeden der Herfenen ontlaft Z 4, had.  32Ö HEELKUNDIG E had. Edoch wy achten het voorzigtigfi: te zyn, om dies aangaande ons oordeel op te fchorten , tot dat klaarder bewyzen ons meerder voorregt verichaffen. §. DXVI. De oorzaak deezer Ziekte is een1 tegennatuurlyke vergaad; r ng van Water of Wye, hetzy in de Holligheid van den Ruggegraat zelve, of uit de Holligheeden der Herfenen derwaarts nedergezakt; en dus zyn de oorzaaken voor het overige dezelve, als van het Waterhoofd. §. DXVII. En wat aangaat de uitwerkzels; deeze Ziekte is even gelyk het Waterhoofd in de Kinderen fomtyds van langen duur, ja men heeft van beiden voorbeelden , dat Lyders tot 30 jaaren 'er mede geleeft hebben; waar van zekerlyk de reden is, omdat zoo de Herfenen, als het Ruggemerg, zig aan de langzaame beledigingen gewennen. Edoch indien het ingehoude Water bederft, en de Herfenen of'het Ruggemerg verteert word; of dat het Waterhoofd ! of het Watergezwel des Ruggegraats, open gaat, hetzy door een1 Verzweering, of'een1 roekelooze Kunftbewerking, zodanig, dat de lucht een vryen toegang heeft of tot de Herfenen, of het Ruggemerg, dan volgt fchielyk de dood. §, DXVIIL  ZIEKTEKUNDE. 32? § DXV1II. Bchalven het Waterhoofd en de Waterzugt van het Ruggemerg, komt 'er aan den omtrek van de Herfenfchaal , erf wel inzonderheid aan het Agterhoofd, nog een waterig Gezwel,het welk zie van binnen uit de Herfenfchaal uitwendig verheft, langs de natuurlyk Vliezige tuffchenruimtens der verdeelde Beenderen in de Vrugt, of langs de eene of andere nog onverbeende plaats in het Been zelve. Het Water , in dit Gezwel ingehouden, komt van binnen uit de Herfenfchaal, altoos onder het harde Herfènvlies, en ligt hetzelve opwaarts, te zamen met de gezegde Vliezige tuflchenruimte , of het nog niet verbeende Been-gedeelte; en fomtyds vind men by het Water een gedeelte van de Herfenen gepaart. §. DX1X. Indien het Gezwel alleenlyk Water inhoud, zonder iets van het Herfenweezen , dan is hetzelve volftrekt vergaadert tulTchen het harde en zagte Herfènvlies ; nademaal 'er uit de Holligheeden der Herfenen derwaarts geen toegang is. Doch, indien 'er te gelyk een gedeelte van de Herfenen by verzelt is , dan is het m een' van de Holligheeden vergaadert, die het voor zig uitfpant, en doet uit wyken ; of het Watergezwel moet voorafgegaan zyn, en Z 5 na-  £28 HEELKUNDIGE naderhand van een gedeelte der Herfenen gevolgt worden. §. DXX. De oorzaak deezer Ziekte is genoeg kenbaar uit die van het Waterhoofd , en de Waterzugt van den Ruggegraat. En wat aangaat de uitwerkzels; deeze Ziekte word, onaangeroert gelaaten, dikwerf geneezen, namentlyk dan, wanneer , het Kind voor het overige gezond zynde, door de uitgroeijing van het Hoofd, die Gezwel binnen de beperking van de Herfenfchaal verdwynt; gelyk wy dit reets aangaande de Herfenbreuk (§. CCCLXIil. ) neDDen aangemerkt. §. DXX1. Eindelyk heeft uit de befchryving van het Waterhoofd deszelfs ongeneesbaarheid gebleeken; niet minder, offchoon wy het Watergezwel op het Hoofd geneesbaar achten, blvkt de onffeneeshaar- heid van de Waterzugt van den Ruggegraat ten allerklaarfte. Want eensdeels, dezelve doorgaans verzelt zynde van het Waterhoofd, en waarfchynelyk daar uit ontfpruitende, hangt zy in dien opzigte van een' oorzaak af, welke onwegeneemelyk is; en anderdeels, alhoewel het mooglyk was het Water uit de Holligheid des Ruggegraats te ontlaften, en de nieuwe vergaadering  ZIEKTEKUNDE. 320 ring of invloeijing van hetzelve te beletlet; hoe doch zoude de uitgefpanne deelen zig inkrimpen, en de tegennatuurlyke opening in den Ruggegraat zamengroeijen ? nadien , in evenredigheid tot het Watergezwel des Ruggegraats,de beledigde Wervelen niet zoo Veel kunnen groeijen en uitzetten, dat men daar van te wagten hebbe, dat zy eindelyk met het uitgefpanne- ne de natuurlyke omkring zouden maaken, : gelyk by het Watergezwel op het Hoofd j gefchied. §. DXXII. Een'Waterzugt van den Oog4 bol Hydropthaïmia is, wanneer de Oogbol, I door een' vergaadering van Water binnen 1 denzelven , zodanig vergroot en uitgezet 1 word, dat dezelve op een' ongewoone wy\ ze buiten den Oogkas Orbita uitpuilt. De i oorzaak beftaat doorgaans in een' belette opP neeming van het wateragtig Vogt Humor I aqueus , en ook dikwerf vaa het glasagtig 1' Vogt Humor vitreus, uit het Oog, door ;J een' Verftopping of Verflapping der opflur' pende Vaatjes , inzonderheid na een' zwaare Ontfteeking, of Kneuzing. En wat j aangaat de uitwerkzels deezer Ziekte, del zelve beftaan , behalven de Wangeftalte, j merendeels in een vermindert of geheel verI nietigd Gezigt, naar de hoegrootheid der  33o HEELKUNDIGE uitzetting; nademaal niet alleen de byzoa. dere deelen, behoorende tot het Gezigt, door de tegennatuurlyke vergrooting des Oogbols, haar' natuurlyke geftalte verliezen , maar daarenboven word, door de drukking van het Water , het netwyze Vlies Retina, het waare Werktuig van het Gezigt, in zyn' werking belet. §. DXXIÏI. De Borft-Waterzugt Hy. drops Thoracis is een' vergaadering of uitftorting van Water in de Holligheid van de Borft, hetzy aan eene of aan beide zyden, of in het Vetvlies tulTchen de verdubbeling' van het Middenfchot Mcdiaftinum, zig kenbaar maakende door het gevoel eener fchommeling van Vogt in de zyde van de Borft, alwaar het Water vergaadert is, en fomtyds ook gepaart met eene uitzetting der Ziekelyke zyde. Edoch, indien het Water vergaadert is in de kamertjes van het Vet- ' vlies , tulTchen de verdubbeling van het Middenfchot, dan word de fchommeling niet zoo gemaklyk gevoelt, het geen van zelfs blykt, noch zelden eenige uitzetting uitwendig gezien, omdat het Borftbeen niet gemaklyk door het Water word opgeügt. Doorgaans is deeze Ziekte een gevolg van de algemeene Waterzugt Hy drops univerfa/is, en onderftelt dus een' waterige Geiteltenis Biathefis aquo-  ZIEKTEKUNDE. 331 «mofa in de Vogten, en inzonderheid een' Verflapping der Water-en Wye opflurpende Vaten. En wat aangaat derzelver uitwerkzels, dezelve beftaan voornarnentlyk in de drukking, en daar uit belette Bewerking der Borft-Ingewanden, en van andere deelen, inde holligheid van de Borft gelegen; waar uit een' verhinderde Ademhaaling, en Omloop des Bloeds, met derzelver gevolgen. $ DXXIV. Een, Buik -Waterzugt Afeites is een' vergaadering van Water in de -rr„n;„i,0;^ rUo Rnika. waar door dezelve op een' ongewoone wyze kan uitzetten en zwellen; en van welke Ziekte de Lyder, door de fchommeling van het Water, en de Heel- en Geneesmeefter, door de golving van hetzelve tegen de aangevoegde Hand, terwyl op eene andere plaats de Buik word bewoogen, voornarnentlyk overtuigd worden. $. DXXV. De oorzaak is voornarnentlyk \ gelyk van de andere zoorten van de Waterzugt, gelegen in de waterige Gefteldheid der Vogten, waar van naderhand by de Ziektens der Vogten. Doorgaans worden de Klieren van het Darmfcheel, de Leveren Milt, verftopt en verhart gevonden,  332 HEELKUNDIGE den , waar door ontelbaare Watervaten , welke door deeze deelen loopen , toegedrukt worden; en waar uit menigmaal een' berfting van eenige groote Watervaten, door de te fterke uitfpannig van het in zyn loop belette Water aan dezelve te weeggebragt. Nogthans eene aangewende drukking van eenige voornaame Watervaten, zonder de aangehaalde Verftoppingen, kan een'BuikWaterzugt veroorzaaken ; gelyk daar van tot voorbeeld kan ftrckken de Buik-Waterzugt in de Zwangeren, als een gevolg der uitzettende, en eenige Watervaten drukkende, Baarmoeder. §. DXXVI. De uitwerkzelen van de Buik-Waterzugt beftaan inzonderheid in de drukking der Buiks - Ingewanden , en andere deelen, door het ingehoude Water, en daar uit verhinderde Bewerkingen der byzondere lydende deelen. Door het ingehoude Water in den Buik word de nederdaaling van het Middenrift belet, waar uit een' moeijeiyke Ademhaahng. Door de drukking der Nieren word de affcheiding der Pis belet, en door de drukking der Darmen de voortperfing der groove Uitwerpzelen , waar uit een' vertraagde ontlafting der Pis, en Stoelgang, by deeze Lyders, beneffens het verblyf van nog meerder Water-  ZIEKTEKUNDE. 33} terdeelen by het Bloed , en eene ophooping der Vuiligheeden , en derzelver Verharding in den Darmbuis. Door de drukking der Spys-bereidende enChyl-maakende Ingewanden, word deSpysverteering en Chylmaaking belet; waar uit de Kwaadsappigheid en Vermagering door gebrek van voeding. Door de drukking van de Lever, van de Milt, van het Alvleefch, en van de Klieren van het Darmfcheel, worden deeze deelen yerftopt en verhart; waar uit de oorzaaken deezer Ziekte van tyd tot tyd vermeerdert worden, en waar uit, en uit de zamenloöp van zoo veele verfchillende oorzaaken, nog ontelbaare gevolgen kunnen ontfpruiten, gemaklyk uit de bygebragte te begrypeu. En uit de befchryving deezer Ziekte blykt genoeg, dat dezelve, beneffens eenige andere zoorten van de Waterzugt, indien dezelve ontfpruiten of gepaart zyn met verftopte Ingewanden , ( hoedanig nogthans merendeels gefchied , ) doorgaans ongeneesbaar is.: de roem der Geneesheeren, wegens haaren behaalden zegepraal over de Waterzugt, zal zig miftchien alleenlyk bepaalen by dat zoort, het welk uit een' toevallige drukking eeniger Watervaten, of uit een' algemeene Verllapping van het Vaatgeftel, na een' hevige Ziekte, is ontfprooten. §. DXXVII.  334 HEELKUNDIGE §. DXXVII. De Buik-Waterzugt word onderfcheiden in een1 ongezakte, dewelke wy befchreeven hebben; en in een1 gezakte, jifcites faccatus of Cjflicus genaamt, wanneer het vergaaderde Water in een of meer vliezige Bekleedzelen is ingeilooten. De zoorten daar van zyn: ten ïfte, de Waterzugt van het Buikvlies; ten 2de, de Waterzugt van het Eyerneft in de Vrouwen; en ten 3de, de Waterblaasjes. $. DXXVIII. De Waterzugt van het Buikvlies Hydrops Peritonat is, wanneer het Water vergaadert of uitgeftort is in het Vetvlies , gelegen tulTchen den Penszak en de Buikfpieren. Somtyds zyn de Kamertjes van het Vetvlies geheel gcbleeven , wanneer het Water in zoo menigvuldige byzondere Zakken , als 5er Kamertjes gevonden worden, is ingehouden; en fomtyds zyn de tulTchenfcheidzels , welke deeze Kamertjes van den anderen afzonderen , vernietigt, en dus het Water alleenlyk in eenen Zak beiToöten. De Buik word fomtyds op een1 verregaande wyze uitgezet. Indien het Water in eenen Zak is bcllooten, is zy. nauwlyks van de ongezakte Buik-Waterzugt te onderfcheiden. En indien het Water in menigvuldige Zakken is ingeflooten , kan de fchommeling Yan hetzelve niet gevoeld wor-  ZIEKTEKUNDE. 335 worden;het geen dikwiis geen geringe duisterheid aan deeze Ziekte verfchaft. Wat aangaat de oorzaak deezer Ziekte; dezelve is de eige als van de ongezakte Buik-waterzugt , en alleenlyk onderfcheiden naar de verfchillende plaats van het uitgeftorte ofyergaaderde Water. Én wat betreft derzelver uitwerkzels; deeze zyn insgelyks byna dezelve als van de ongezakte Buik-waterzugt. DXXIX. De Waterzugt van het Eyerj neft Hydrops Ovarü is, wanneer door een1 i vergaadering van Water in de zelfftandigj heid van het Eyerneft, hetzelve op een' onjj gewoone manier vergroot word en uitge) zet, beginnende, met een klein beginfel, in L de een' of andere zyde aan het onderfte des J Buiks boven het Schaambeen, en zig aldaar j met een hard en ongelyk Gezwel, onder de I Buikfpieren te voelen , kenbaar maakende; j welk Gezwel van tyd tot tyd in hoegroott heid toeneemt, fomtyds den geheelen Buik i beftaat, en denzelven gelyk maakt aan een' > hoog Bezwangerde of Buik - waterzugtige. §. DXXX. Het ingehoude Vogt, in het i uitgezette en vergroote Eyerneft, beftaat of in een' vermeerdering van het natuurlyk i Vogt in de Eyertjes, of in een vergaadert 6 Aa Water  33*5 HEELKUNDIGE Water of Wye in het Biaasagtig weeten van het Eyerneft. .De Vogt is in verfcheide afzonderlyke Zakjes beflooten, en wel namentlyk in den beginnen deezer Ziekte; of het word ingehouden in eenen Zak, en wel dan , als eindelyk door de uitzetting de Eyertjes en Blaasjes verbrooken zyn, wanneer 'er een' golving van het ingehoude Vogt, even als van het Buik-water, in beJpeurd word , en in welken toeftand deeze Ziekte nauwlyks van de Buik - waterzugt is te onderfcheiden. Naar maate het Eyerneft uitzet, word deszelfs Bekleedzel verhard en verdikt. Men vind de inwendige fponsagtige zelfftandigheid van het Eyerneft doorgaans geheel van haar natuurlyken ftand ontaard; ja men heeft het doorgebrooke en verzwoore Eyerneft eene groote hoeveelheid Hair zien uitgeeven , en fomtyds beenige weezens van zelfftandigheid en gedaante als Tanden en Kiezen. §.DXXXI. De waare oorzaak deezer Ziekte is tot nog onbekend. Dezelve is geenfmts uit de algemeene bronnen der Waterzugt afteleiden, omdat dezelve in Vrouwen voorkomt die in generlye wyze aan de Waterzugt voor gefchikt zyn. MilTchien is dezelvetoetefchryvenaan een' verftopping of verloore veerkragt der opflurpende Vaatjes, die  ZIEKTEKUNDE. 337 die het Vogt uit de Eyertjes of Blaasjes van het Eyerneft gewoon zyn opteneemen, hetzy door een1 Kneuzing of drukking deezer deelen, enz. te weeggebragt. Edoch om reden te geeven van het groenen van Hair, Tanden, of Kiezen, acht ik tot nog de Natuurkunde , hoe ver anders gevordert, te blind: want ik durve niet giffen, veel minder ftellen, dat het zoude afhangen van een dwaaling in de voedende Vogten, namentlyk, dat die Vogten, welke toekken tot groeijing en voeding van de Harren, lanaen, of'Kiezen, tegennatuurlyk zouden verplaaft worden in der Vrouwen Eyerne ten, ot dat dezelve zouden beftaan in de overblyizels vaneen' in het Eyerneft verteerde Vrugt, otfchoon het laafte plaats zoude kunnen hebben. (j DXXXU. Wat aangaat de uitwerkzels deezer Ziekte; dezelve is doorgaans van langen duur. In den beginnen word dezelve zonder merkelyk nadeel geleeden , doch indien dezelve aangroeit, en eindelyk tot den hoogften trap is gekoomen, dan volgen er, uit de drukking van de verfchillende Buiksingewanden, menigvuldige nadeden , gelyk aan die van de Buik-waterzugt. Indien beide de Eyerneften met deeze Ziekte zyn aangegreepen, dan moet 'er volftrekt de Ontvrugtbaarheid uit volgen; en offchoon maar, 6 Aa 2 een  338 HEELKUNDIGE een van beiden ziek is, kan hetzelve, door de Baarmoeder te drukken, de groejing van de Vrugt beletten, en een Miskraam Abortus veroorzaaken. Door de drukking der Waterblaas en van den Regtendarm word dikwiis een' opftopping der Pis, en een verhinderden Stoelgang, met derzelver gevolgen, te weeggebragt. Door de zwaarte van het aangroeijende Gezwel kan de Baarmoeder, gedrukt zynde, uitzakken;ja dikwiis kan men binnen in de Scheede het uitpuilende Gezwel met den vinger gewaar worden. Indien het uitgezette en ontaarde Eyerneft tot Verzweering overgaat, dan volgt 'er, behalven de ontlafting der aangehaalde vreemde weezens ($. DXXX.) inzonderheid een' overvloedi ge, vuile, en doorgaans doodelyke Verettering, ter oorzaake van den weiduitgebreiden Etterzak, en de ontaarding van het Eyerneft, en der bygelegene deelen. En uit de befchry ving deezer Ziekte blykt genoeg de weinige hoop van derzelver volmaakte geneezing, inzonderheid indien dezelve eenige aanmerkelyke vordering heeft gemaakt: want, offchoon het Vogt word ontlaft, moet, ter bereiking van een' behendige geneezing, zoo hier, als in alle andere zoorten van de Zakwaterzugt, de Zak op de een' of andere manier worden weggenoomen; het geen ieder uit het gezegde genoeg begrypt, dat ge-  ZIEKTEKUNDE. 339 gemaklyker in de Studeerkamer is tebefpiegelen, als by de LyderelTe te volbrengen. Indien de ondervinding de wegneeming van der Vrouwen Ballen met een goed gevolg heeft bekroont, gelyk van die der Mannen , dan zoude deeze Ziekte in den beginnen, ( wanneer wy dog weinig geraadpleegt worden , en het dus meefttyds daar toe te laat zoude zyn ), geneesbaar zyn te achten. §. DXXXI1I. De Waterblaasjes Hydaüdes zyn dunne tedere en met water gevulde Blaasjes, welke in eenige holligheeden van het lighaam gevonden worden. Zy zyn dan grooter dan kleinder, hangen als een druiven trots aan den anderen, en fomtyds zyn zy met eenige deelen vereenigt, en fomtyds zyn dezelve geheel los en beftaan als 't waare op zig zelve. Men heeft dezelve byna gevonden in alle Holligheeden des lighaams, ja tot in de binnenfte zelfftandigheid der deelen. Dezelve zyn gezien in de Lever, in de Long, in de Herfenen, los leggende in de Holligheid van den Buik, in de Maag, inde Darmen. enz.En dezelve zyn met een' groote hoeveelheid ontlaft door den Mond, met den ftoelgang, laags den Waterweg, cn uit de Baarmoeder. (). DXXXIV. Tot nog toe weet men weiA a 3 nig  34-o HEELKUNDIGE nig aangaande de manier, hoe deeze Wa* terblaasjes gemaakt worden , te bepaalen. Sommigen meenen, dat dezelve zonden beftaan uit een' uitzetting en verwydering der Watervaten. Anderen beweeren, dat dezelve zouden gemaakt worden uit de uitgezette en met Water vervulde Vetblaasjes van den Vetrok. En eindelyk anderen , deeze Waterblaasjes, los, zonder de minfte zamenhegting met andere deelen, hebbende zien leggen, zyn van oordeel, dat dezelve zyn zamengeftelt uit een' ftolling zelve van de uitgeftorte Wye tot Vliesjes, terwyl een ander gedeelte vloeibaar blyft, en de ingehoude Stoffe der Blaasjes uitmaakt. Doch wy zullen aangaande dit verfchil ons niet verklaaren, omdat noch het een noch het ander klaar genoeg is beweezen. (5. DXXXV. En wat aangaat het nadeel deezer Waterblaasjes; indien zy beflooten zyn en niet ontlaft worden , leveren zy , door de deelen, waar in zy gehuisveft zyn, uittezetten, te drukken, enz. gelyke gevolgen uit, als 'er van de andere zoorten der uitftortingen en vergaaderingen van Water of Wye ontfpruiten. $. DXXXVI. Tot de Zak - waterzugt word ook nog gebragt de Waterzugt van het  ZIEKTEKUNDE. 3*1 het Darmnet Hydrops °^nti^lJn^3^ vergaadering van Water of m het Vetvlies van dit deel , of tulTchen deszelfs verdubbeJL. En ook heeft men voorbeelden van de Waterzugt der Baarmoeder Hydrops Uteri met alleen van een' buitengewoone hoeveelheid Water in de Zwangeren, binnen de Vliezen van de Vrugt beflooten; maar ook tuOchen de Vliezen van de Vrugt en de wanden der Baarmoeder , waar uit. de ontlafting van het Water door de: Scheede veroorzaakt word, zonder dat de \ hezen van de Vrugt zyn gefcheurt. En ook zyn 'er voorbeelden van een' vergaadering van Water in de holligheid van de Baarmoeder, zonder dat dezelve bezwangert was. Deeze Ziektens vallen niet dikwiis voor, zyn om derzelver gelykheid met de andere zoorten van de Buik -waterzugt fomtyds zeer moeilvk te onderfcheiden; en wat aangaat derzeiver oorzaaken en uitwerkzels, dezelve Wyken genoeg, uit de tot dus verre verhandelde zoorten van de Waterzugt. § DXXXV1Ï. Een' Waterbreuk Hernia aauofa oïHydrocele is een' vergaadering van Tater in de eene of andere zyde yan den Balzak. Men ondervind van dezelve drie byzondere zoorten. De ^V.^tó tegenwoordigheid van een' Liefch- of Bal-  342 HEELKUNDIGE zaks-breuk de Breukzak met het Water, uit de Holligheid des Buiks derwaarts heenzakkende, vervult word, en uitgefpannen. Deeze komt menigmaal voor, als de aan een Scheurfel onderhevig zynde Lyder te gelyk een1 Buik-waterzugt heeft. Nogthans, omdat hier het ingehoude Water in denzelven Zak als het Buik-water is ingellooten, kunnen wy (myns oordeels) deeze Ziekte zoo min voor eene waare Waterbreuk erkennen, als de Slymzngt in het Vetvlies van den Balzak. Waarom wy alleenlyk twee Waterbreuken zullen optellen. $. DXXXVIIF. In het ïfte zoort van de ■waare Waterbreuk is het Water vergaadert in den Scheederok van den Bal ; en in het laafte is het gelegen in den Schederok van den Zaadftreng. Nogthans uit (§.CCCXX.) heeft gebleeken , dat wel de holligheid van den Scheederok des Bals tegenwoordig blyft, maar integendeel dat die van den Zaadftreng kort na de geboorte toegroeit; en derhalven dat het laafte zoort onder de zeldzaame gevallen is te brengen, en wel niet mogelyk is, tenzy de Scheederok van den Zaadftreng, of ter gelegenheid van een' aangeboore Breuk, of anderfints, tegennatuurlyk is open gebleeven. Edoch in het Vetvlies, het welk den Schederok met  ZIEKTEKUNDE. 34.3 met de Zaadvaten te zamenhegt, kan menigvuldiger een' vergaadering van "Water ; ontftaan ; en indien de Kamertjes van dit ; Vlies eindelyk verbrooken worden, en tot eenen Zak gemaakt, op dezelve wyze als ; het in de Waterzugt van het Buikvlies, of ■ van het Eyerneft gefchied , dan word niet : te onregt gemeent, dat het Water binnen den Scheederok van den Zaadftreng zelve is beflooten; waarom van fommigen dit zoort van Waterbreuk menigvuldiger word geftelt, i als hetzelve in waarheid beftaat. §. DXXXIX. Daar in het eerfte zoort de | Bal binnen het Gezwel bevat is, omdat de, zelve door den Scheederok in den omtrek f; bekleed is; word in het laafte zoort de Bal geheel buiten en onder de zwelling gevonden. En beiden duiden zy derzelver tegenwoordigheid inzonderheid aan door de golving van het bevatte Water tegen den drukkenden Vinger, even als in de Buik-waterzugt , en door de doorfchynendheid van het Gezwel, tegen het dag- of kaars-licht geftelt. §. DXL. De oorzaak der Waterbreuk beftaat (behalven in de algemeene oorzaaken der Waterzugt) inzonderheid in de verloore Veerkragt der opflurpende WatervaAa $ ten  344 HEELKUNDIGE ten, in de gemelde deelen uitziende, door een' Kneuzing of eenige andere belediging van den Bal, of van den Zaadftreng, te weeggebragt. En wat betreft derzelver uitwerkzels ; de Waterbreuk kan tot een' aanzienelyke hoegrootheid aangroejen, en den Balzak doen uitzetten. Indien noch de Bal noch de Zaadftreng ziek is , dan kan de Waterbreuk lang zonder gevaar, doch niet zonder ongemak , gedraagen worden. En indien dezelve aanmerkelyk groot is, komt zy doorgaans op nieuws wederom, offchoon het Water is ontlaft, tenzy 'er een' zoodanige Kunftbewerking is gefchied , waar door de Holligheid, waar in het Water gehuisveft was, te gelyk voor altoos word weggenoomen en vernietigt; omdat anderfints , de Zak blyvende , 'er natuur!yk Water in dezelve toevloeid, het geen, door de gebrekkelyke opflurpende Watervaten, niet opgenoomen kan worden. $. DXLI. De Waterzugt der Gewrigten Hydrops Arüculi is een' vergaadering, en ophooping van een wateragtig en doorgaans lymerig Vogt, of om de Geleding tulTchen de Banden en Peezen , die dezelve omringen; of in de Geledings - holte zelve onder de Kapwyze Band. §. DXLII.  ZIEKTEKUNDE. 34* §. DXLII. Deeze Ziekte beftaat dan in twee zoorten. De eerfte , daar het Vogt vergaadert is buiten de Holligheid van het Gewrigt; het deel ongelyk zwelt en zig uitzet ; en , dewyl het Vogt in menigvuldige afzonderlyke plaatfen is beflooten , de golving van hetzelve niet zoo gemaklyk te voelen is, maar veelal de gemeene tekenen heeft van de Slymzugt. En het tweede zoort, daar het Vogt gehuisveft is binnen het Gewrigt; de Kapswyze Band word uitgezet, inzonderheid daar, alwaar hy den minften tegenftand van de omleggende deelen aantreft; en alwaar doorgaans een' verlenging of Zak deezes Band gemaakt word, waar in de golving van het Vogt duidelyk is te voelen. §. DXLI1I. De oorzaak deezer Ziekte is inzonderheid gelegen in een' vermeerderde toevloed, affcheiding, en wateriger gefteltenis van het Geledings-vogt, om , of in het Gewrigt; of in het onvermoogen der opflurpende Vatjes van dit Vogt, door een' Kneuzing of eenig ander geweld, aan de Gewrigten te weeggebragt. De algemeene ontbinding der Vogten in Water en Slym, een' algemeene vermeerdering van fcherpe Wye by de Jigtigen en Venus-lyders, enz. eene uiterlyke aangewende koude op een bepaald  346 HEELKUNDIGE bepaald Gewrigt, de Uitleding, enz. behooren tot de bronnen , waar uit de oorzaak deezer Ziekte kan ontfpruiten. S. DXL1V. De uitwerkzels deezer Ziekte beftaan ten ïfte , in de onbeweegbaarheid van het lydende Gewrigt, door de uitfpanning der omgaande deelen. Ten 2de, indien het Vogt vergaadert is binnen de Geleding, voorfchikt dezelve het Gewrigt tot de Uitleding, door de Verflapping der Kapwyze Geledings-band. Ten 3de, het uitgeftorte Vogt kan door het veriies van zyn vloeibaarfte Stoffe verdikken , en uitgeftort zynde binnen het Gewrigt, de ingelederde Been-eindens te zamen lymen; of, plaats hebbende om het Gewrigt, met de weeke deelen als 't waare tot een hard weezen worden , en dus door de ftyfwording der deelen , meer en meer de Beweeging verhinderen , en eindelyk geheel wegneemen. En eindelyk, indien het uitgeftorte Vogt van een kwaaden aart is, of eindelyk word, dan kan het de Kraakbeenderen , en de Been-hoofden verknaagen ; Beenbederving en Beens-uitfpatting veroorzaaken ; de zagte deelen doen ontaarden, openeZweeren, met uitgeeving van een bedorve Vogt, en groote Vleefch - uitfpattingen te weegbrengen; en een rol fpeelen, gelyk aan die van het  ZIEKTEKUNDE. 34,7 het Sponsgezwel der Gewrigten , waarom dezelve ook by de meeften, onder deeze verwart word,' offchoon grootelyks daar van verfchillende, gelyk hier na uit deszelfs befchryving zal blyken. $. DXLV. Het byzonder Wye-of Watergezwel Tumor lympbatkus is een langduurig, en van een klein beginfel zeer groot wordend Gezwel, welkers ingehoude ltoffe beftaat uit een uitgezette en ontaarde Vetrok , opgevult gedeeltlyk met een vloeibaar waterig Vogt, en gedeeltelyk met een' lymerige en aan het wit van Eyeren gelykende. ftoffe, welke op het Vuur ftolt en hard word. Deeze Gezwellen zyn dan pynelyk, dan onpynelyk, naar het zondigend Vogt of al of niet fcherp is; de gewoone kleur van de Huid is niet verandert; doch indien dezelve groot zyn geworden , vind men dezelve met veele opgezette en vergroote Aders voorzien; en niet alleen heeft men ondervonden, dat de Vetrok onder de Huid, en in de tuflchenruimtens der Spieren, op alle byzondere plaatfen van het lighaam, de zitplaats is deezer Ziekte, maar ook fomtyds de Klieren, namentlyk de zamengéftelde, als ook zelve het Beenvlies. S. DXLVI. Men onderftelt, dat het ziekelyke.  34-S HEELKUNDIGE lyke, of in het Gezwel bevatte Vogt, is een verdikt en in zyn loop vertraagt Water, in de Watervaten en in de Kamertjes van het Vetvlies ophoopende, doen zodanig niet buiten den Omloop,,.of 'er kan fomtyds een gedeelte van opgenoomen worden; en waarom ook deeze Gezwellen, dan febynen afteneemen, en dan weder te groeijen Edoch men ondervind, (gelyk wy gezegt hebben,) dat een gedeelte van het ziekelyke Vogt van een' gelyagtige zelfftandigheid is , welke door het Vuur als het wit van Eyeren verhart, daar inteegendeel het Water door de Warmte verdunt word en geheel uitwazemt; waar uit zoude volgen, dat dit gedeelte zoude beftaan uit de Wye, en wel byzonderlyk uit het Lymerige en Vezelagtige van hetzelve. Dit denkbeeld word inzonderheid nog beveftigt, omdat wy , naar evenredigheid van den aengroei deezer Gezwellen, het overige lighaam doorgaans zien vermageren, het geen fchynt voorttekoomen uit de groote toevloed van het aangehaalde gedeelte der Wye, onderftelt gefchikt te zyn tot de voeding, naar het Gezwel, en dus uit het gebrek daar van aan de overige deelen. En gevolgelyk zouden wy (myns oordeels) deeze Gebreken veel eerder Wye-gezwellen Tumor es ferofi kunnen noemen; en ftellen dat het ingehoude en  ZIEKTEKUNDE. 349 en vloeibaare Water een afgefcheide gedeelte van de ftilftaande Wye was, of dat bet zelve 'er toevallig wierd veroorzaakt, door de toedrukking der opflurpende Watervaten. S.DXLVII. De waare oorzaak deezer Ge. zwellen is tot nog verborgen. MiiTchien zal dezelve beftaan in een' ziekelyke hoedanigheid der vafte deelen , namentlyk der Wye - vaten, door eenig uiterlyk geweld te weeggebragt, waar door zy by aanhoudendheid haar bevattende Wye of in den Vetrok , of in de zelfftandigheid van het Beenvlies, of ook fomtyds in het Weeffel der Klieren, uitftorten, terwyl de opflurpende Vaten onvermoogende zyn, om dezelve opteneemen. Ten minften wy zien deeze Gezwellen al veel volgen na een' geweldige Kneuzing, Verdraaijing, aangewende Koude, enz. en in Lyders, welke voor het overige gezond zyn, en daar men de minfte verdenking niet heeft van eene kwaade gefteldheid in de Vogten. §. DXLVIII. Wat aangaat de uitwerkzels deezer Ziekte; wy hebben gezegt, dat dezelve lang duurt, en veelal onpynelyk is; liet welk veroorzaakt word, omdat de deelen langzaam worden uitgerekt, en het ziekelyke Vogt van alle fcherpte is ontbloot. Edoch  3?o HEELKUNDIGE Ecbch indien een zodanig Gezwel voorkomt by een Pokkige , of Scheurbuikige Lyder, by wien de Wye fcherp is, dan is 'er fomtyds een leevendige Pyn by verzelt, inzonderheid indien de gevoelige deelen beledigt worden , wanneer hetzelve ook veel eerder in een' Zweer zal veranderen, en openbreeken. Het groeijt tot een' aanmerkelyke hoegrootheid, ja men heeft voorbeelden, dat hetzelve is aangegroeit tot de zwaarte van 100. en meerder ponden , inzonderheid indien het voorkomt in deelen , daar de Huid rekbaar is, gelyk in de bovenfte enonderfte Ledemaaten. Het Gezwel toeneemende in grootte word van tyd tot tyd ongelyker, op fommige plaatfen is het hard en aan den drukkenden Vinger tegenftand biedende, terwyl 'er op andere plaatfen eene duidelyke Vogtsgolving in word waargenoomen, het geen te weeg word gebragt, omdat in verfchillende plaatfen, door de verdikking en aanzetting van het Vefelagtige der Wye, de zelfttandigheid der vafte deelen als't waare vermeerdert word, daar weder op eene andere plaats de zelfftandigheid verdunt word, omdat 'er de waterige Vogten zig merendeels in ophouden. Indien het Gezwel zyn oorfprong neemt uit het Beenvlies , dan ligt het de bovengelegene Spieren op, en is dus onder dezelve gelegen ; of het-  ZIEKTEKUNDE, ||j hetzelve neemt zyn weg door de tuffchenruimtensder Spieren. En eindelyk als het ingehoude Vogt deezer Gezwellen fcherp geworden is, en 'er een' Ontfteeking toef laat, dan geraaken dezelve aan het zweeren, en breeken open; wanneer 'er een' allermoeijelykfte Zweer word te weeggebragt, welke by aanhoudendheid een overvloed van Wye*en Wateragtige ftofFe, gepaart met een ontaard Vetvlies ontlaft; uit welke aanhoudende en overvloedige ontlafting van Vogten het lydende onderwerp zodanig vermagert , dat het door gebrek van voeding te ondergaat. Ook word niet zelden by de doorbraak deezer Gezwellen een' groote Beenbederving ondervonden, inzonderheid indien dezelve haar'oorfprong genoomen hebben uit het Beenvlies. Wie meerder van deeze Gezwellen verlangt te weeten, kan zig inzonderheid voldoen in de Mém. de PJcad, Roy. de Cbir. Tom. i. door Trout, of in de Verbandeling over de langduurige Gezwellen door D. van Gesscheu. §. DXLIX. Wyders, behalven de Gezwellen van (S. CCCCXCi.) tot hier toe, -behooren de volgende nog tot deeze Afdeeling: namentlyk ten ïfte, de traage Verharding ; ten 2de, het Vorfchgezwel; ten 3de, de Traanbreuk; ten4.de, een' vermeer-  352 HEELKUNDIGE dering der Gal in de Galblaas, en daar door derzelver vergrooting en uitzetting ; ten 5fde, de Zaadbreuk; en ten 6de, de Gezwellen uit een' uitftorting van Bloed uit de Bloedvaten. $. DL. Een' traage Verharding Induratio lenta is een onpynelyk,hard, en de drukkende Vingeren wederftreevend Gezwel , uit een' ophooping van een taai, lymerig Vogt, uitgeftort in het Vetvlies, of ftilftaande in de Wye- en Watervaten; en dezelve verftoppende. Wanneer in het ingehoude Vogt een' langzaam werkende fcherp. te verborgen is, gelyk inde Jigtigen,Scheurbuikigen, Venuslyders, of in andere Kwaadfappigen, gefchied, dan worden eindelyk de vafte deelen verknaagt, en het Gezwel in een' Koude of langzaam voortgaande Zweer verandert. De oorzaak deezer Gezwellen is gelegen in de Kwaadzappigheid, namentlyk in de tegenwoordigheid van taaije, lymerige Stoffe in de Vogten, hetzy met of zonder Scherpte verzelt. En wat aangaat derzelver uitwerkzels; deeze blyken genoeg uit het gezegde; of worden begreepen uit het verhandelde by de Zweeren. Men kan hier toe brengen de Kalkbuil Tophus, in de Jigtigen doorgaans om de Gewrigten, aan de Peefcen en Bandagtige deelen te vinden, en uit een  ZIEKTEKUNDE. 353 een' ontaarding der verftoppende Vogten in een Kalkagtig of Steenagtig weezen te weeggebragt ; als mede de langduurige Venus Builen Bubones venerei, en zoortgelyken. §. DLI. Het Vorfchgezwel Ranula of Batrachium is een zagt, bol, en merendeels onpynelyk Gezwel onder de Tong, aan een of beiden de zyden van den Tongriem, uit een' vergaadering en ophooping van hec Speekzei in deszelfs uitleidende Buizen, onder de Tong uitziende, te weeggebragt. Het zelve onderftelt een' zodanige verdikking van het Speekzei, dat het door de Monden der Speekzelbuizen niet kan doorgaan; of een zodanige vernauwing der Speekzelbuizen zelve, waar door de ontlafting van het Speekzei belet word. En de Lyders daar aan onderhevig zyn belemmert in de fpraak, kwaakende even als de Kikvorfchen , waar van mifïchien dit Gezwel zyn naam heeft ©ntleent. By de Heelkundige waarneemers vinden wy aangetekent, dat 'er in deeze Gezwellen Steentjes zyn gevonden, welke zekerlyk zyn veroorzaakt uit een' zamengroeijing van Steenagtige floffe 3 in het mlftaande Speekzei ingehouden. §. DLIT. De Traanbreuk Hernia ïa(brymalis is een' verwydering en uitzetting Bb ; van  HEELKUNDIGE van den Traanzak, maakende een Gezwelletje in den grooten Ooghoek , het welk1 gedrukt zynde, de opgehoude Traanen, te zamen met een gedeelte van de Slym Mucus, welke natuurlyk de binne oppervlakte van de wanden des Traan zaks overdekt, door de Traanftippen te rug doed vloeijen. §. DLIII. De oorzaak deezer Ziekte beftaat in een'Toedrukking of Verftopping des Buis, welk de Traanen uit den Traanzak naar den Neus voert. Deeze Toedrukking of Verftopping gefchied inzonderheid, wanneer door een Veelvoet Polypus in den Neus de wanden deezes Buis worden zamen en tot den anderen gedrukt; wanneer de wanden des Buis door een' Ontfteeking, in dezelve geplaaft, verdikken, en dus de Buis zelve in zyn Middenlyn Diameter vermindert word; als de Traanen te fcherp zyn, en door haar" Scherpte de wanden des Buis prikkelen, en zig doen zamentrekken, en vernauwen, rauw maaken, en fomtyds doen te zamengroeijen; of wanneer de Traanen , te dik zynde, den Buis verftoppen. En wanneer de Neusbuis, op de een' of andere wyze, buiten ftaat is geraakt om de Traanen uit den Traanzak in den Neus te ontlaften, dan is het noodzakelyk gevolg, dat, door  ZIEKTEKUNDE. 35-? door de opgehoude Traanen de Traanzak moet uitgezet worden , en de befchreeve Ziekte te weeg worden gebragt. §. DLIV. En , dewyl de uitgang der Traanen in den Neus belet is, en daar door de Traanzak vervult blyft, kunnen dezelve door de Traanftippen niet opgenoomen worden , maar moeten noodzakelyk over de Wangen rollen, en dus een Traanoog Rbyas te weeg brengen. Dit Gebrek kan lange jaaren in deezen toeltand blyven verduuren. Edoch, wanneer het in den Traanzak opgehoude Vogt fcherp is, dan word dezelve niet zelden ontftooken, en doorknaagt, de Ontfteeking en Zweering word medegedeelt aan de uitwendige Bekleedzelen; en daar komt uitwendig aan den grooten Ooghoek een' opening, waar door zig de Traanen , gepaart met een meer of minder vuilen Etter, ontlaften. In deezen toeftand word de Ziekte van erger tot erger ; de Zweering vernietigt meer en meer der Traanen afleidende Werktuigen ; het fcherpe Vogt verknaagt het omgelege Vetvlies in de Oogholte, rand het Been, en inzonderheid het Nagelbeen Os unguis , aan ; de "Zweer geeft een dunne en ftinkende Etter uit , verkrygt harde en vereelde kanten , verfchaft weelig Vleefch, en heeft dus alle B b 3 hoe-  50 HEELKUNDIGE hoedanigheeden van eene waare Pypzweer waarom dezelve ook met regt een' Traan' pypzweer Fiflula lacbrymaïis word genaamt. 6 $. DLV. Wanneer de Gal belet word uit de Galblaas zig te ontlaften, terwyl dezelve by aanhoudendheid in de Galblaas vermeerdert word , dan moet noodzakelyk volgen, dat, daar door, de Galblaas tegennatuurlyk vergroot word en uitgezet • en de uitzetting moet zig uitwaarts in de Refter Bovenbuiks-zyde heen begeeven en Zig aldaar door een Gezwel, waar in eene duidelyke Vogts-golving is te voelen, laaten kennen. I I' DLVI; uDe °°mak deezes Gezwels beftaat in al het geen, het welk de ontlafting der Gal uit de Galblaas kan verhinderen ; het geen op verfchillende wyze kan gefchieden. Dikwiis is dit Gezwel een gevolg van de Ontfteeking der Lever omdat, dezelve daar door gezwollen zynde , de Galblaasbuis Builus cbokdocbus gedrukt en vernauwt word; in welke omftandigheid deeze Ziekte niet dan met de uitterfte oplettendheid te onderfcheiden is van een Ettergezwel in de Lever, om de groote gelykheid der verfchynfelen en toeval-  ziektekunde; 3?? vallen van beiden onder den anderen. Of ook een' Verftopping van den Galblaasbuis met een Gal-fteentje, of eenige andere Stoffe , ftrekt tot een beletfel aan de ontlading der Gal. En eindelyk door de Toedrukking of Verftopping van het uiteinde der gemeene Galleider Duclus choledochus communis in den twaalf vingerigen Darm, hetzy door een1 Ontfteeking van de Rokken deezes Darms, of door eenverftoppend Steentje daar ter plaatfe gebragt, enz. kan even vermoogende de ontlafting der Gal, zoo uit de Lever, als uit de Galblaas, belet worden. $. DLVII. En wat aangaat de uitwerkzels deezes Gezwels; naar.maate de ontlafting der Gal belet blyft, en dezelve in de Galblaas vermeerdert word, moet de Galblaas zig meer en meer uitzetten, en het Gezwel aan den Buik in grootte toeneemende een1 grooter plaats beftaan: ja het Gezwel is fomtyds zoo groot geworden, dat men het voor een Zak - waterzugt heeft gehouden. De Galblaas geweldig uitgefpannen wordende, moet de bygelegene Ingewanden drukken, waar uit Benauwdheid , Braaking , Verftopping in de Lever, en uit de rekking van de Vliezen der Galblaas zelve onlydelyke Pyn. Omdat de B b 4, Gal  f y# Heelkundige Gal belet word in den twaalf vingerigen Darm te vloeijen, is 'er doorgaans by verzeit eene kwaade Spysverteering, vertraagden Stoelgang, en een' ontlaïting der groove Uitwerpzelen, welke van de verwe en reuk, anderfints door de Gal ontleent, berooft zyn. Niet zelden vind men 'er de Geelzugt bygevoegt, en inzonderheid de Pis met veele Gal-ftoffe vervult, omdat 'er mogelyk van de in de Galblaas opgehoude Gal een gedeelte word opgenoomen en by het Bloed gebragt; of, omdat de Galblaas vol zynde, de affcheiding van de Gal word belet, en dus in het Bloed blyft. En eindelyk de opgehoude Gal kan fcherp en tegennatuurlyk worden; zy verfcbaft niet zelden fteenige te zamengroeizelen , en veroorzaakt dus aanmerkelyke Steenen in de Galblaas; fomtyds word de Galblaas doorknaagt, en ontlaft de bedorve Gal in de holligheid des Buiks, waar uit, door de Ontfteeking en Verfterving der Buiks-Ingewanden, doorgaans binnen korten tyd de dood; of, indien door een' voorafgegaane Ontfteeking de wanden der uitgezette Galblaas aan het Buikvlies zyn valtgehegt, dan gefchied gemeenelyk de Zweenng en doorbraak uitwendig, de Bekleedzelen des Buiks en de Spieren deelen mede in de Ontfteeking en Verzweering j de Huid opent  Ziektekunde. 3^ zig doorgaans op eenigen afftand van de opening in de Galblaas, en dus ontlaft zig de Gal uitwendig door een' of meerdere Pypzweeren. In de Verhandelingen van de Koninglyke Academie der Heelknnde te Parys, vertaalt door Troüt kan meerder aangaande deeze Ziekte nagezien worden. §. DLVIII. Een' Zaadbreuk Hernia feminalis of Spermatocele is, wanneer, door een' fchielyke opbooping van het mannelyk Zaad, in deszelfs aanvoerende, bereidende, afvoerende , en bewaarende Werktuigen , die deelen, op eene ongewoone manier zwellen en uitzetten; en gevolgelyk zyn niet alleen de Ballen, maar de Zaadftreng , en de Zaadblaasjes, de lydende deelen. §. DLIX. Deeze Ziekte is doorgaans het gevolg eener vermeerderde affcheiding van het Zaad, gepaart met een' verminderde, of geheel nagelaate uitwerping van het zelve; het welk niet zelden by jong getrouwde , en inzonderheid kuifch geleeft hebbende Mannen, voorvalt, als, door het affterven of ziek zyn hunner Huisvrouwen, zy belet worden aan hunne driften te voldoen : want, daar in de jongelingen (ik bepaale my by die geenen, welke meefter B b 5 over  #o HEELKUNDIGE over hunne driften Zyn,) het Zaad minder word afgefcheiden , en te overvloedig zynde, door eenige daar toe geftelde opllurpende Vaatjes word opgenoomen; daar word de affcheiding van hetzelve, ftaande het Huwelyk, door de geduurige aanprikkeling tot een' vrye en toegelaate Byflaap, vermeerdert; en gevolgelyk, indien de gewoone uitwerping van hetzelve, door het geftelde geval, belet word, terwyl de vermeerderde affcheiding blyft aanhouden, dan moet 'er noodzakelyk een' ophooping te weeg worden gebragt, te meer, indien men hier by onderftelt, dat de Zaad - opflurpende Vaatjes, door de reets gewoone ontlafting van hetzelve langs eenen anderen weg, geheel zyn buiten gebruik geraakt. §. DLX. En uit de befchryving van dit Ongemak , en den aart der beledigde deelen , volgt, dat hetzelve gantfch geen geringe nafleep van gevolgen heeft. De fchielyke en geweldige uitzetting, inzonderheid der gevoelige Ballen, veroorzaakt zwaare Pyn, Ontfteeking, en heete Koortfen. Indien er niet haaftig eene ontlafting van het opgehoopte Zaad word bezorgt, dan is de dood niet zelden het waare uiteinde deezer Ziekte; omdat de aanhoudende en geduurig vermeerderende uitfpanning insgelyks by aan-  ZIEKTEKUNDE, tfe aanhoudendheid de Pyn , Ontfteeking} en Koorts doen groeijen , Stuipen, en inzonderheid een' Verftikking en het Vuur in de beledigde deelen te weegbrengen. $. DLXI. Eindelyk er ontftaan uit de uitftorting van het Bloed uit deszelfs Vaten , inzonderheid in het Vetvlies, eenige byzondere Gezwellen of Zwellingen, in naam en ook in aart onderfcheiden, naar derzelver gedaante , plaats, en de Bloedvaten, waar uit de uitftorting gefchied. Indien het uitgeftorte Bloed zig wyd en zyd verfpreit, en dus eene platte Zwelling maakt, dan word het een Eccbymofis genaamt. Doch als het in eene kleindere ruimte by den anderen verzamelt word , en er een opgeheeve Gezwel word gemaakt , dan is men gewoon hetzelve een Thrombus te noemen. En indien het is uitgeftort uit een' aanmerkelyke gekwefte Slagader , dan word het Gebrek een' valfche Slagaderbreuk Aneurisma fpur'mm geheeten. Alle de byzondere uititortingen des Bloeds in eenige bepaalde Holligheeden , als in het Hoofd, in de Kamers van den Oogbol, een Bloedoog Hamalops genaamt , in de Borft, in den^Buik, enz. als mede de Scheurbuiks-vlekken Maculcs fchorbutkce, behooren tot deeze Afdeeling. En de Roodheid der Oogen, uit eene uit- ftor-  $tfz HEELKUNDIGE ftorting des Bloeds in de verflapte en verwyderde Wye- of Watervaten van het Hoornvlies , zonder Ontfteeking , hoedanig dikwerf word waargenoomen, kan insgelyks (volgens myn oordeel) het beft hier ondergebragt worden. $. DLXII. De uitftorting des Bloeds en de Bloed-gezwellen, welken wy thans meeft bedoelen , erkennen tot oorzaak een' Verwonding of Zweering van een Bloedvat, gepaart met een' voorbereide plaats ter ontfanging van het uitloopende Bloed, en een' belette ontlafting van hetzelve naar buiten. Door kneuzende, uitfpannende, en dreunende Magten, worden niet zelden de tedere Bloedvaten , onder geheel zynde Bekleedzeis, in haar geheel gefcheiden, zodanig dat zy, daar door, het bevatte Bloed, in eenige Holligheid, of in het Vetvlies, alwaar zy uitzien , laaten ontloopen. En de kleinte van de uiterlyke Wonde belet menigmaalen de ontlafting van het Bloed , uit een te gelyk gekweft Bloedvat zig uitftortende, naar buiten , inzonderheid indien de Wonde in de Bekleedzelen kleinder is, als in het gekwefte Bloedvat, of met dezelve niet regtlynig is, of ook, indien aan de uiterlyke W onde, omdat er iets tuffchen derzelver boorden zig tuflchsnzet, de gemeenfchap met de Won* de  ZIEKTEKUNDE. 363 de in het Bloedvat word benoomen ; gelyk de Tbrombus en Ecchymofis , na een* Aderlating, uit oorzaak , omdat de Wonde in de Huid kleinder is als in de Ader, omdat de opgetrokke en met den Laatband beveiligde Huid, naderhand losgelaaten zynde, de Wonde, in dezelve gemaakt, in afftand doet verfchillen van die in de Ader, de Steek in een te fchuinfche linie is ge-> maakt, of, omdat zig verdikt Bloed, of een gedeelte van het Vetvlies tulTchen de boorden van de Wonde in de Bekleedzelen heeft tuffchengezet, klaar genoeg bewyzen. §. DLXIÏÏ. En wyders, wat betreft de gevolgen van het uitgeftorte Bloed; dezelve zyn onderfcheiden, naar de hoeveelheid en aart van het Bloed zelve, naar de plaats, alwaar het is uitgeftort, en naar de Bloedvaten , hetzy Aders of Slagaders, welke beledigt zyn, Indien het uitgeftorte Bloed met eenige Scherpte is voorzien, gelyk inzonderheid plaats heeft by de Scheurbuiks vlekken , dan ontftaat 'er niet zelden een* Verzweering. Zoo 'er eene groote hoeveelheid Bloed is uitgeftort, dan verandert het dikwiis van aart, geraakt aan het rotten, en daar word Ontfteeking, en Zweering gebooren ; daar integendeel, zoo 'er alleen een' geringe hoeveelheid is uitgeftort het-.  3Ó4 HEELKUNDIGE zelve door den tyd verdunt word en opgenoomen. Wat aangaat de nadeelen, welke het uitgeftorte Bloed in eenige byzondere Holligheeden, hetzy door deszelfs drukking, of verknaagend vermoogen, rottend geworden zynde," op de in deeze Holligheeden gelegene deelen, kan te weeg brengen, daar over hebben wy reets in de Verhandeling der Wonden breedvoerig genoeg gefprooken. En, indien de uitftorting door de kwetzing van eenig aanmerkelyk Bloedvat, inzonderheid van een' Slagader gefchied, dan heeft men inzonderheid, behalven de aangehaalde Toevallen, in aanmerking te neemen de Wonde van het gekwefte Vat, welke , offchoon door het 'geftolde Bloed geflooten , ongeneezen is, en naderhand by de Verzweering of opening van het Gezwel, eene aanmerkelyke Bloedftorting veroorzaakt, en dus den Heelmeefter nieuwe zorgen afeifcht. In het volgende Stukje zullen wy afhandelen de overige Gezwellen, en daar mede een einde maaken van de Ziektens der vafte deelen.  Bladz. 365 PATHOLOGIA CHIRURGICALIS O F HEELKUNDIGE ZIEKTEKUNDE. Over de Kliergezwellen. §. DLXIV. ||p2^@ge Kliergezwellen zyn of heete en llSirl haaftige, of koude en langduuriW J^pM ge. De heete behooren tot de OntStll§^l fteeking, en zyn derhalven klaar gCiiUCg uit het verhandelde by de heete Gezwellen ; verfchillende niets van dezelve , dan alleenlyk in opzigt tot de aangedaane deelen. En derhalven zullen de koude of langduurige alleenlyk ten voorwerp deezer Verhandeling ftrekken. §. DLXV. Een ieder koud of langduurig Kliergezwel onderftelt een verftoppend en ftilftaandend Vogt in het lighaam der Klier, waar door dezelve tegennatuurlyk word uitgezet, en vergroot. Zoo de enkelde, ronCc: de,  3(56 HEELKUNDIGE de, of mosagtige Klieren GlanduU conghbat* , als de zamengeftelde , vaatagtige, of opeengetafte conglomeratie, kunnen verftopt worden en zwellen. En van de koude Kliergezwellen worden inzonderheid drie byzondere zoorten opgetelt: als ten ïfte, het Kropgezwel; ten 2de , het Knoeftgezwel; en ten 3de, het Kreeftgezwel. $. DLXVI. Het Kropgezwel Serofula of Struma is een' onpynelyke harde uitzetting en vergrooting eener Klier , maakende een Gezwel geheel in zyn omtrek omfchreeven, en welkers ingelloote en verftoppend Vogt taai en lymerig van aart is. Aan het zelve zyn meeft de Kinderen onderhevig, alhoewel 'er voorbeelden van beftaan by de volwaflenen. Meeft worden de Hals-klieren, de Onderoors-klieren, en de Onderkaaks-klieren , aangedaan , alhoewel ook geene andere Klieren daar van bevreid zyn, gelyk het Klier-geftel der Mammen,"en zelfs de Darmfcheels- klieren , enz. En niet zelden vind men een groot getal van Klieren, zoo uit, als inwendige, te gelyk aangegreepen. §. DLXVII. Uit de b^fchryving deezer Gezwellen blykt duidelyk genoeg, dat dezelve voor oorzaak onderftellen een' ziekelyke  ZIEKTEKUNDE. 367 ke hoedanigheid in de Vogten, waar door dezelve onbekwaam zyn, om door de zelfftandigheid der Klieren te kunnen omloopen, en waar door een' Verftopping in dezelve word te weeggebragt. Doch hoedanig de waare aart des zondigenden Vogts is, hier omtrent zyn wy tot nog niet te eenemaal verligt, ten minften, indien wy ons niet met bloote onderftellingen vergenoegen. Egter, omdat wy meeft de Kinderen, en zwakke Menfchen, welke veele lymige, taaije, en rauwe Voetzelen gebruiken , en een ftilzittend Leeven leiden, daar mede vinden aangegreepen, oordeelen wy, dat de onvolmaakte Chylmaaking in deezen veele rauwe lymige Stoffe in den hoop der Vogten verfchaft, welke , om de traagere beweeging der verzwakte Vaten niet verbeterd word, en inzonderheid in het Vaatgéftel der Klieren, om deszelfs fynheid en geringe voortperfende kragt, blyft ftilftaan , en Verftoppingen maakt. En niet zelden bevind men deeze Gebreken erfclyk te zyn, wanneer derzelver oorzaak niet anders te zoeken is, dan in een' ziekelyke Gefteltenis van de Vogten der Ouders. §. DLXVIIL Te regt zyn de Kropgezwellen geplaaft op de lyft der langduurige Gebreken: nadien zy veeltyds jaaren na C c 3 den  36S HEELKUNDIGE den anderen, zonder eenige verandering, blyven verdunren. Zy worden niet te onregt genaamt de Kruiden der Genees- en Heelmeefters, belachchende alle zoorten vanGeneesmiddelen. Egter worden zy, in de Kinderen, al veel door de werkzaame Natuur geneezen, en wel dan, als de Manbaarheid in de Jongelingen, en het Vryfterworden in de Maagden , eene andere beweeging en omloop in de Vogten te weegbrengen: dan zegepraalt dikwiis in het oog van onkundigen de befpottelyke zegening, van een 7de Zoon, aan dit by eenigen genaamt zynde Koningszeer, over de goddelyke Geneeskonft; daar in der waarheid alleenlyk de Natuur den roem der Geneezinge toekomt. $. DLXIX. Door den tyd worden de zieke Klieren van harder tot harder, en van een' ongelyker gedaante ; de geduurige drukking , en uitzetting, door het zieicelyk Vogt, doet de zelfflandigheid der beledigde Kiieren ontaarden; en wanneer het ingepakte Vogt fcherp word, gefchied 'er eene langzaame Verzweering; het Gezwel word ontftooken, breekt door, en verandert in een' open Zweer, langzaam voortgaande, en uitgeevende weelig en ontaard Vleefch , een lymsrig taai Vogt, is doorgaans  ZIEKTEKUNDE. 369 gaans voorzien met harde kanten en een vereelden grond, om de hoegrootheid der Verftopping en Ontaarding der vafte deelen; en niet zelden zyn deeze Verzweeringen fiftelagtig, namentlyk dan , wanneer de Stofte uit de zweerende Klier verzakt langs den Vetrok, met dewelke zy doorgaans omvangen word , of door dewelke de zamengeftelde Klieren te zamen worden gebonden. §. DLXX. En eindelyk eenige Lyders met de Kropgezwellen aangegreepen, zyn ook insgelyks onderhevig aan de Beenbedervingin een of meer byzondere Beenderen, en daarom Kropgezwels-beenbederving Caries fcrofulofa genaamt; en welke het "eigen ziekelyk Vogt onderftelt, ingepakt en ftilttaande in de Been-buizen. §. DLXXI. Een Knoeftgezwel Scirrhus is een' allerhardfte onpynelyke verharding der Klieren, uit een klein beginfel oorfprongkelyk, en langzaam voortgaande. Behalven'een zeker ftilftaandend en verftoppend Vogt, beftaat de verharding in een' byzondere ontaarding van de vafte zelfftandigheid der Klier zelve. §. DLXXII. Het Knoeftgezwel is dan C c 4 een  3?o HEELKUNDIGE een gevolg van een uitwendige belediging, hetzy een kneuzende of drukkende Magt, te weeg gebragt hebbende een' Ontfteeking, •welke tot verharding is overgegaan, gelyk het Knoeftgezwel der Lippen , door het byten op dezelve, en der Mammen, door een aangevoegde ftoot of kneuzing te weeggebragt, bewyzen; en dan ontftaat het zelve zonder eenige de minfte fchyn van een' uitwendige oorzaak, en onderftelt dus waarfchynelyk een zeker ziekelyk Vogt in den algemeenen hoop der Vogten, het welk daar uit in een of meer Klieren word nedergezet. §. DLXXIII. Hetzy het Knoeftgezwel een waar gevolg is eener uitwendige belediging, of tot oorzaak onderftelt eene byzondere Kwaadzappigheid , men kan aan het verftoppend Vogt zoo min als aan dat van de Kropgezwellen eenige fcherpte toefcbryven ; nademaal deeze Gebreken dan eerder zouden ontfteeken, en dus niet tot de langduurige Gezwellen behooren. Egter hoe langzaam het Knoeftgezwel voortgaat, en hoe onpynelyk, laat het niet na, om eindelyk , op een' aljerelendigfte wyze, zyn' woede te toonen > en wel dan , wanneer het in een Kreeftgezwel, een waar gevolg van het zelve, verandert; dan zyn 'er allerdujdslykfte bewyzen van een allerfcherpft, ver-  ZIEKTEKUNDE, tfi verknaagend en uiteetend Vogt, gelyk ftraks zal blyken; en gevolgelyk fchynt het my allerwaarfchynelykft, dat in het verpoppend Vogt zodanige begin leien zyn verborgen, waar uit een' zodanige fcherpte , als het Kankergift, naderhant ontfpruiten kan. En men heeft dan den waaren aart, zitplaats, en werking des zondigenden Vogts te onderzoeken. §. DLXXIV. De waare aart van het Kankergift, namentlyk, waar door het zig van alle andere zondigende Vogten onderfcheid, is tot nog verborgen, en het zal het milfchien, met veele andere ziekelyke ge. ftelteniüen in de Vogten, blyven. Eenigen Hellen, dat, daar in de Kropgezwellen het verftoppend Vogt zoude beftaan in de Vogten , welken het Vaatgeftel der Klieren voeren, en dus in deeze Vaten de Verftopping zoude gefchieden; integendeel het zondigend Vogt der Knoeftgezwellen zoude beftaan in een' byzondere ontaarding van het Vet in het Vetvlies, het welk in de zamenftelling der Klieren gevonden word , en dat dus het eerfte beginfel van het Knoeftgezwel zyn' zitplaats zoude hebben in het Vetvlies van de zelfftandigheid der Klieren. Anderen weder zoeken het zondigend Vogt in de Wye-en Water-vogten, en ftellen Cc 5 het  372 HEELKUNDIGE bet eerfte beginfel der Verftopping in het fyne Vaatgeftel, namentlyk in de Affcheiwerktuigen der Klieren. En, wat hier van zy, is (myns oordeels) zoo moeijelyk te bepaalen, als de waare aarc van het Kankervogt is naartevorfchen Wie egter verlangt beide deeze byzondere zamenftelfels verder verklaart te vinden , kan zig aangaande het eerfte vergenoegen by j. Grashüisen Verhandeling over de Jcirrhus en Cancer, en aangaande het laafte in de Verhandelingen van de Koninglyke Academie der Heelkunde te Parys, vertaalt door J. Trout. §. DLXXV. Zoo veel als eenigen en wel de meeften ftellen, dat de waare aart derKnoeft- en Kreeftgezwellen zoude beftaan in een' zeeker ziekelyk Vogt, in de zelfftandigheid der Klieren ftilftaande; zoo veel meenen anderen met regt te twyfelen, of dezelve niet zoude beftaan in een' ziekelyke hoedanigheid der vafte deelen, namentlyk ineen' vermeerderde, ongeregelde groeijing, en ontaarding van de zelfftandigheid der Klieren , en dat, daar uit, naderhand het ziekelyk Vogt, het geen men in dezelve vind, zoude ontftaan. De mogelykheid van de geboorte eens Knoeft- cn Kreeftgezwel , alleenlyk door een' kneuzing of drukking eener Klier, inde voor het overige  ZIEKTEKUNDE. 373 ge welgeftelde lighaamen , is inzonderheid aan dit gevoelen 3 niet ongunftig; nademaal dit fchynt te bewyzen, dat hier geen ander Vogt kan plaats hebben, als het geen na* tuurlyk in de zelfftandigheid der Klieren gevonden word. Doch hier van tot meerder bewyzen bytebrengen, dat de Knoeften Kreeftgezwellen het menigvuldigft voorkoomen in de Vrouwen of Maagden , by welke de Maandftonden ophouden , of ook in onderwerpen, by welken de gewoone Vloeijingen der Aambyen gefluit zyn; en daar uit te willen verklaaren , dat deeze ongewoone vermeerderde hoeveelheid des Bloeds de Vaten van een byzondere Klier zoude verwyderen, de zelfftandigheid der Klier zoude doen aangroeijen , van zagt hard doen worden en ontaarden; dit fchynt ons toe niet meer dan bloote onderftellingen te zyn: want het is niet waarfchynelyk, dat een' enkele aangroeijing en verandering van zelfftandigheid der vafte deelen, uit zuivere Vogten, naderhand een zoo kwaadaartig Vogt als het Kankervogt zoude kunnen voortbrengen; en ook zyn 'er meer voorbeelden, dat de Knoeftgezwellen, door die oorzaaken aan het woeden zyn geraakt, by die geenen , welke alvorens aan dezelve onderhevig waaren, als 'er beftaan van dat dezelve, daar door, zyn te weeg-  374 HEELKUNDIGE weeggebragt. En is ook niet de aangroei van het Knoeftgezwel te langfaara, om het zelve toetefehryven aan een' vermeerderde froeijing uit een overvloed van Vogt ? Wie ier verder van onderrigt wil weezen, leeze de Verhandeling over de Klier - en Kreeftgezwellen van j. van der Haar. §. DLXXVI. Wyders, wat ons aangaat , wy zyn tot nog van gedagten, zonder in een twyfelagtige zaak, noch voor het een', noch voor liet ander, te vooringenoomen te zyn, dat het eerfte beginfel van een Knoeftgezwel beftaat in een uitgeftort of verftoppend Vogt in de zelfftandigheid der Klieren, zonder ook deszelfs zitplaats, hetzy in den Vetrok , of in het Vaatgeftel te bepaalen ; en in welk Vogt zodanige beginfelen zyn , waar uit een' zodanige fcherpte als in het Kankervogt naderhand kan ontfpruiten. Inmiddels de geboorte der Knoeft - en Kankergezwellen, na een' uitwendige belediging, fchynt, gelyk wy gezegt hebben, te bewyzen, dat het zondigend Vogt zyn oorfprong kan neemen uit de gezonde Vogten der Klier, en dat dus derzelver ftilftand daar toe genoeg is; alhoewel 'er milfchien een wezentlyk onderfcheid zal zyn in het Kanker-vogt van een Knoeftgezwel door een' uitwendige belediging*  ZIEKTEKUNDE. 377 ging, en dat van een Knoeftgezwel uit een' inwendige oorzaak ; en mogelyk zal de Kneuzing van een' Klier nimmer een waar Knoeftgezwel en Kanker voortbrengen , tenzy in onderwerpen, in welkers Vogten het zaad des Kankers verborgen is : en waarlyk het beledigen der Klieren en Klieragtige deelen is te menigvuldig , om niet meer Knoeft en Kreeftgezwellen te ontmoeten , indien, hetzelve daar toe genoegzaam was. $. DLXXVII. Dit onderftelde , uitgeftorte of verftoppend Vogt nrr, om het klein beginfel van het Knoeftgezwel, zekerlyk in een' geringe hoeveelheid, en om deszelfs langzaame voortgang , berooft van fcherpte, doed de vafte deelen , door dezelve langzaam te drukken en uittefpannen , even langzaam vergrooten, terwyl dezelve ook intuffchen dikker en vafter van zelfftandigheid worden, en waar van wy de reden , by de Ziektens der vafte deelen ($. LXXXVIIÏ.) en by die der houdende deelen ( §. CXXXVIlI. ) reets verda^rt hebben. En naar maate het uitgezette en verharde weezen meer of minder voortgaat , om het nog vrye gedeelte van de zelfftandigheid der Klier te drukken, worden de Verftopping der door de Klier vioei- jen-  #6 HEELKUNDIGE jende Vogten, derzelver overgang tot een vaft weezen , derzelver te zamengroeijing met de vafte deelen, en dus de ontaarding van de Klier, en de volkoomenheid van het Knoeftgezwel , vroeger of laater gebooren. §. DLXXVIII. Eindelyk de uitwerkzels en gevolgen van het Knoeftgezwel zyn gelegen -in deszelfs verandering, en overgang tot,het Kreeftgezwel, het geen wy derhalven naar orde zullen befchryven. §. DLXXIX. Een Kreeftgezwel Cancer of Carcinoma word genaamt, als het Knoeftgezwel meerder als naar gewoonte in grootte begint toeteneemen, meerder en meerder een' ongeregelde gedaante te verkrygen , begint jeukerig en pynelyk te worden, en de omtrek van het Gezwel beneffens de Bekleedzelen, welke hetzelve dekken , met menigvuldige Aderfpatten worden voorzien. In deezen toeftand word het een geflooten of verborgen Kanker Cancer occultus genaamt. Doch hetzelve is als 't waare de aankondiger der aanftaande woede van den lang geflaapen hebbenden Wolf. Het Gezwel word langs hoe grooter, verdeelt zig fomtyds in verfchillende Knobbels, de Pyn groeit aan, het Gezwel word  ZIEKTEKUNDE. 357 word ontftooken , de Bekleedzelen gaan over in een' döodeKorft, en daar word eerf alleryflèlykfte Zweer voortgebragt, uitgeévende een overvloed 'van weelig Vleefch , en een ftinkend , dun , en alles verknaagend Vogt; wordende dan het Gebrek een open Kanker Carcinoma apertum geheten. $. DLXXX. Dewyl het Kreeftgezwel een waar gevolg is van het Knoeftgezwel, blykt het, dat deszelfs oorzaaken, behalven in die van het Knoeftgezwel, beftaan in al het geen, wat de aangehaalde veranderingen ($. DLXXVIil. ) van het Knoeftgezwel kan verhaaften , en eerder als gewoonelyk doen te voorfchyn koomen. $. DLXXXI. Zoo menigmaal als een Knoeftgezwel door wryvende, kneuzende, prikkelende, of drukkende Magten beledigt word, hetzy door geweldige oorzaaken aangebragt, of omdat het geplaaft is in deelen , door welkers noodzakelyke beweeging hetzelve insgelyks geduurig word bewoogen; zoo dikwerf word ook de toevloed van Vogten tot hetzelve, en daar uit de beweeging en werking in hetzelve vermeerdert, en dus de overgang van het 'Knoeft tot het Kreeftgezwel verhaaft. Indien het Knoeftgezwel geduuriglyk word  .378 HEELKUNDIGE bevogtigt en week gemaakt, hetzy door de uitwendige aanwending van zodanige Geneesmiddelen , of door geplaaft te zyn in natuurlyk vogtige plaatfen, dan word het een' hoedanigheid toegebragt, om zig zoo veel eerder uittezetten en te vergrooten. En zoo veel meer als lyders, aan Knoeftgezwellen onderhevig, door buitengewoone aandoeningen des Gemoeds bewoogen worden ; de omloop der Vogten , hetzy uit oorzaak eener ongewoone Volbloedigheid, door het ophouden der Maandftonden, of andere gewoone Bloeds - ontlaftingen , of het zy door een prikkelende fcherpte in de Vogten , vermeerdert word; zoo veele grootere voortgangen zyn wy gewoon van het Knoeftgezwel te ondervinden, en wel zekerlyk om geene andere reden, dan, omdat hetzelve in de algemeene vermeerderde Beweeging van het lighaam mededeelt, en het ingefloote zondigend Vogt zoo veel eerder in kwaadaartigheid toeneemt. §. DLXXXII. Eindelyk wat aangaat de uitwerkzels van het Kreeftgezwel, en des verborgen en open Kankers; dezelve beftaan, behalven de reets gemelde eigenfchappen derzelver," inzonderheid in het knaagend en wegeetend vermoogen van het ziekelyk tyogtj, dan als 't waare uit zyn zaad ontwik-  ZIEKTEKUNDE. 375; wikkelt. Dit Vogt, van tyd tot tyd kwaadaartiger wordende, prikkelten knaagt de Gevoelzenuwen in de zelfftandigheid der aangedaane Kiier, waar uit de Jeuking en Pyn. De toevloed der Vogten, door de geduurige prikkeling vermeerderende , doet het Knoeftgezwel groeijen. Door de drukking, welke het groeijende Gezwel aan eenige Aders toebrengt, worden andere,de te rugvloed van het Bloed daar in belet zynde, uitgezet, en dus de Aderbreuken in den omtrek van het Gezwel gebooren. De zelfftandigheid der Kiier doorknaagt zynde, word dezelve in meer of minder knobbels verdeelt. Het knaagend Vogt rand eindelyk de Bekleedzelen aan, doet dezelve fterven, en in het Koudevuur overgaan ; wanneer liet Gezwel openbreekt. Het Gizwel opengebroken zynde, fpat de Vetrok, door de groote toevloed van Vogten zwellende, en nu in zyne uitzetting niet meer beperkt zynde, zoo veel te geweldiger naar alle kanten uit, als dezelve alvorens, door de vaftheid van de Klier bedwongen is geweeft. De Zweer word van tyd tot tyd grooter, door de kwaadaartigheid van het knaagend Vogt. Niet zelden worden eenige Bloedvaten doorknaagt, waar uit fomtyds een' doodelyke Bloedftorting. Niet alleen verfchafc het zondigend Kankervogt dezelve D d aart  38o HEELKUNDIGE aart van Scherpte en Rotting aan de geduurig nieuw aanvloeijende Vogten ; maar' hetzelve word ook door de opflurpende Vaten opgenoomen, en naar binnen gebragt, waar door het Bloed word befmet, en waarom het zoo menigmaal gebeurt, dat na de wegneeming van een reeds woedend Kreeftgezwel , een zoortgelyke in eene andere plaats gebooren word, of dat, na de Wonde, door de wegneeming van het Gezwel veroorzaakt, byna geneezen is, dezelve fchielyk in eene evengelyke kwaadaartige Zweer verandert. De geduurige Pyn, lekking van Vogten, en de geduurige uitteerende Koorts uit de opneeming der fcherpe Vogten, doen den Lyder van tyd tot tyd vervallen, en eindelyk geheel ondergaan. Indien het Knoeftgezwel uit een' inwendige oorzaak is voortgebragt, dan zyn 'er niet zelden meer andere deelen, en wel inzonderheid de inwendige met Knoeftgezwellen aangegreepen ; gelyk zoo is al veel het Knoeftgezwel der Mammen gepaart met een Knoeftgezwel in de Baarmoeder ; en dus Zal de toeftand van den Lyder, wanneer deeze Gebreken aan het woeden gaan, zoo veel erger zyn , en den elendigen eerder ontzielen. §. DLXXXJII. Uit de befchryving van den  ZIEKTEKUNDE. 381 den aart, oorzaak, en uitwerkzels deezer Gebreken, blykt niet onduidelyk , dit dezelve niet geneesbaar zyn , tenzy door het Mes, en dat wel nog onder beperking, dat bet Gebrek alleen plaatfelyk is, en 'er geen Kankervogt tegenwoordig is in den algemeenen hoop der Vogten. Nimmer heeic iemand een waar Knoeftgezwel tot oploflïng' gebrast, en geen wonder! dewyl de verharding en ontaarding der Klier dezelve even onmogelyk maakt, als de fmelting en verandering'der vafte deeelen in eene Vioeiftoffe. Het Gezwel in beweeging en tot Verettering te brengen is, gelyk wy gezien hebben, verderfelyk. En alle Middelen, die men tot nog heeft opgegeeven, om het Kankergift te onder te brengen, fteunen alleen op loutere gillingen en valfche ondervindingen: de waare aart van het Kankergift bly fc tot nog voor ons verborgen, en dus de middelen daar tegen onzeker. Ondertusfchen eenige naar Kanker gelykende Gebreken , nogthans van dezelve veel verfchillende , maar te onreg^t, door een'niet genoegzaame nauwkeurigheid aangewend te hebben, of door de duifterheid der tekenen^, daar voor gehouden, hebben veelal de Geneesen- Heelkundige waereld, ja de verftandigfte en beproefde Artfen bedroogen , meenende door deeze of geene Middelen een Dd 2 waar  5S2 HEELKUNDIGE waar Knoeftgezwel tot Verdwyning gebragt te hebben, of een waaren verzwooren Kanker tot een' goedaartige Verettering en eindelyk volkoome geneezing; daar by nader onderzoek bleek, dat het alleen Kliergezwellen, of Verzweeringen waaren geweeft, van een goedaartiger natuur, hetzy Kropgezwellen , en Verzweeringen , of zoortgelyken. . Over de Beursgezwellen, en het Vetgezwel. §. DLXXXÏV. De Beurs - of Rokge- zwcllen Tumores tunicati of cyjlici zyn dezulke, welkers ingehoude Stofte in een byzonder Bekleedzel is ingeilooten, en waar door dezelve als 't waare op zig zelve beftaan. De meefte Heelkundigen hebben dezelve onderfcheiden in het Pap, Honing, en Vetgezwel, voor derzelver gemeene zitplaats gehouden den Vetrok, en het ontaarde Vet voor derzelver ingefloote Stoffe. 1 doch D. va n G c sscn er , verhandeling over de hngduurig-e Gezwellen, meent, dat het Vetgezwel niet onder de Beursgezwellen behoort , omdat derzelver ingehoude Stoffe niet in een byzonderen Beurs, maar in verfchil- len-  ZIEKTEKUNDE. 383 lende Vakjes van het Vetvlies is ingeflooten; en insgelyks, dat de waare Beursgezwellen geen fin ts haare zitplaats hebben in den Vetrok. Dezelve Schryver onderfcheid deeze Gezwellen volgens haar onderfcheidene zitplaats : ten 1 fte , in het Papgezwel; ten 2de, in het Boongezwel; ten 3de, in de Peesknoop; en ten fde, in het Vorfchgezwel. Wy zullen deeze verdeeling volgen, omdat wy meenen dezelve het beft overeentekoomen met de gegeeve bepaaling en aart deezer Gebreken ; behalven dat wy het Vorfchgezwel, het geen wy reets onder eene andere Afdeeling (§. DLL) befchreeven hebben , daar van uitzonderen, omdat het volftrekt, gelyk uit deszelfs befchryving blykt , niet onder de Beursgezwellen behoort, waar voor het ook van gemelde Schryver niet dan in eenen ruimen zin word gehouden. §. DLXXXV. Het Papgezwel A/heroma, word dus genaamt, omdat deszelfs ingehoude Stoffe een pap of bryagtige zelfftandigheid vertoont. En het Honinggezwel Meliceris heeft zyn' naam verkreegen, omdat het een dunder, geelagtig, kleeverig Vogt, even als Honing, bevat. Beiden deeze Gezwellen hebben een zelve zitplaats, en derzelver onderfcheid beftaat alleenlyk in Dd 3 de  334 HEELKUNDIGE de byzondere veranderingen ontaarding van een en het zelve ftilftaandend Vogt; waarom wy dezelve ook onder eenen naam zullen befchryven. §. DLXXXVI. Gemelde D. van GesSCher onderfcheid het Papgezwel naar de drie verfchillende deelen, waar in het gevonden word, in drie- onderfcheidene zoorten; en bewyft het beftaan van een ieder derzei ven (zoo het my toefchynt) met allerwaarfchynefykfte ondervindingen. Het ïfte zoort zoude zyn' zitplaats hebben in de Klierblaasjes der Huid FoUkuli cutanei; het 2de, in de dieper gelegene Huidskliertjes ; en het laa'le in de Waterklieren , gelegen in de tuffchenruimtens der Spieren. §. DLXXXVH. Het eerfte zoort der Papgezwellen onderfcheid zig van de andere door zyn' vafte vereeniging met de Huid j en dat hetzelvegemeenelyk altoos een' opening heeft, op de oppervlakte der Huid uitziende; nademaal de KÜerblaasjes van de Huid in de zelfftandigheid van de Huid zyn gemaakt , en een ieder deezer KÜerblaasjes zig röët een open Mondje op de oppervlakte der Huid ontlaft. Omdat deeze Kiierblaasjes natunrfyk een'opening hebben, word de ingehoude Stof des Gezwels niet zelden ont-  ZIEKTEKUNDE. 3SJ ontlaft, of kan uit dezelve uitgedrukt worden: de kleine witte Gezwelletjes op den rand der üogleeden, aan de Neus , of m de Wangen, als mede het Blind- of Molgezwel Talpa in de Huid der Herfchenfchaal, worden tot dit zoort opgeteld. Niet -zeiden ontlaft zig de lymerige Stoffe uit zoortgelyke kleine Papgezwelletjes in gedaante als een Wurmpje', waar voor het ook van't gemeen word aangezien; alhoewel het niet anoers is als het verdikte Vogt, welke, uit het natuurlyke openingetje van het Klierblaasje, in een' langwerpige gedaante, ontlaltword, en welkers bovenfte gedeelte door de lucht uitredroogt zynde, en eenigfints zwart van ver we gemaakt, voor het kopje van het Wurmpje word gehouden. En van allen blyit dit eerfte zoort van Papgezwellen het kleinfte- alhoewel ik 'er onlangs een heb uitgefneeden uit de Huid der Dye, ter groote vaneen klein hoenderey. Dit Gezwel was m geenen deelen verfchuifbaar, waarom ik het met een gedeelte van de.Huid heb weggenoomen. Hetzelve had in zyn midden en bovenfte een' opening, waar door het Tentyzer gemaklyk inging, en waar langs- ik de Papagtige ftoife ontlafte, en het Gezwel leeg maakte. Daar na heb ik hetzelve opgeblaazen en gedroogt ; en kan duidelyk laaten zien , dat hetzelve beftaat uit een verwyDd 4 dert  $SÓ HEELKUNDIGE dert en tegennatuurlyk vergroot Klierblaasje, met zyn L'itwerpbuisje in het oppervlak der aangevoegde Huid uitziende. De wanden van dit vergroote Klierblaasje zyn , naar maate van derzelver uitzetting, verdikt; en men kan 'er duidelyk doorloopende Bloedvaten in ontdekken. §. DLXXXV1II. De Papgezwellen van het tweede zoort leggen onmiddeiyk onder de Huid, en zyn niet dan by toeval aan dezelve aangegroeit, maar naar alle zyden verfchuifbaar; nademaal dit tweede zoort van Huidskliertjes geheel in de Vakjes van het Celwyze weefzel zyn ingekaft, §. DLXXX1X. Eindelyk het derde zoort deezer Gezwellen legt veel dieper, is verfchuifbaarder, en word;doorgaans grooter, als'die van het ïfte, en 2de, zoort; nademaal de Waterklieren in het Vetvlies tusfchen de tulTehenruimtens der Spieren zyn gelegen , .en het zagte Vetvlies gemaklyk wykt voor de grooter wordende Klier. §. 'DXC. De oorzaak der Papgezwelien beftaat in de ophooping van een tegennatuurlyk Vogt in de gemelde Klierblaasjes of Klieren; hetzy de algemeene hoop der Vogten een zodanig ontaart Vogt verfchaft, of dat  ZIEKTEKUNDE. 387 dat, door een' Verftopping van de Uitwerpbuisjes of der toe- of afvoerende Vaten der Klierblaasjes of Klieren, het natuurlyk Vogt, in dezelve ftilftaande, van zodanigen aart naderhant kan worden. En wat aangaat derzelver uitwerkzels; deeze Gezwellen kunnen doorgaans, geduurende een geheelen leeftyd, zonder merkelyk nadeel, gedraagen worden, tenzy zy door derzelver grootte fomtyds bygelegene deelen drukken; zy zyn zelden tot optelling of verdwyning te brengen, omdat het ingefloote Vogt genoegzaam buiten den omloop der Vogten is geplaatft; en als 'er eindelyk, door een eigenlydige Bederving des ingellooten Vogts een' Verzweering komt, dan word de Lyder nier zelden, onder eene goede beheering even zoo gemaklyk van dezelve geheellyk ontheven , als door het Mes. §. DXCI. Het Boongezwel Lupia is een wit,eenigfints veerkragtig,enonpynlyfc Gezwel, van gedaante als een Boon, en daarom dus genoemt, beftaande in een' uitzetting van een Slym beurs, door een' vergaadering en ophooping der natuurlyke Slym, welke in de gezegde Beurs afgefcheiden word en ingehouden. §. DXCII. Deeze Beurzen of Blaazen Dd 5 ^ fiur-  383 HEELKUNDIGE Burfa worden in verfchillende plaatfen , en inzonderheid by de Geledingen aan de Peezen van fommige Spieren gevonden. En dewyl de nederduitfche waereld tot nog weinig van dezelve weet, en het van aangelegenheid is, dezelve te weeten, om deeze ziekte te verfhan , zal ik dezelven uit de Hijloria Mufculorum van den beroemden Ontleeder B. S. Albinus, die (myns weetens) daar het eerde gewag van heeft gemaakt, voor zoo veel ik nodig acht, belchryven. Men vind 'er aan de Heup vyf als een', alwaar de Darmbeensfpier lliacns met de groote Lendenfpier' Ffoas magnus over het Heupebeen naar cle Dye gaat; een aan de Pees van de groote Bilfpier Gluteus major, alwaar dezelve zig va'lhegt aan den grooten Draaijer van het Dyebeen; een tusfchen het einde van [de middenfte Bilfpier Gluteus medius, en de Peersgewyze Fyriformis; een aan het uiteinde van de kleine Bilfpier Gluteus minor; en een tulTchen de Tweelingsfpieren Gemini, en den ftaart van de Stopfpier Obturator. Aan de Knie worden'er insgelyks vyf opgetelt: een aan het uiteinde van de Pees der tweehoofdige Spier van de Dye, Biceps cruris, tulTchen dezelve, en de uitwendige dwerfche Band van het Gewrigt der Knie; een aan het uiteinde der Pees van de llalfvliesagtige Spier Se-  ZIEKTEKUNDE. 3S0 Semimenbranofus; een' voor op de Kniefchyf Patella-, tuffchen dezelve en de Peezen van de groote Spieren Vafli en der Beenfpier Cruralis; een aan het uiteinde der Pees van de fraalie Scheenfpier Groei'lts, tulTchen dezelve en de inwendige dwerfche Band van het Kniegewrigt; en een onder het inwendige Hoofd van de Tweelings of Kuitfpier Gemellus of Gaflrocnemms, tulTchen dezelve en de inwendige Knokkel van de Dye. A#n den Voet worden'er twee gevonden: een af n het uiteinde van den Pees der Zoolfpier Soleüs onder den buiten Enkel; en een' voorwaarts onder den binnen Enkel aan den Staart van de voorde Scheenfpier Tibialis anticus. Aan den Opperam zyn 'er drie te vinden: een' tulTchen de uiteindens der Peezen van de Breedde Spier van den rug Latiffimus dor ft, en de groote Ronde Spier Teres Major; een' aan de Driehoofdige Spier Dcïtoides by het bovendo Uitdeekzel van het Schouderblad ; en een' aan het voorde en onderfte gedeelte van de zoo even genoemde groote Ronde Spier, tulTchen dezelve en het ondergelege Been. En eindelyk word 'er een' gevonden aan den Elleboog, tulTchen het uiteinde van de Pees der Tweehoofdige Spier Biceps, en het Uitdeekzel van het Speekbeen; waarin dezelve zig inplant. §. DXC11I.  39o HEELKUNDIGE $. DXCill. Alle de aangehaalde Beurfen (§. DXCIL) zyn te eeriemaal gefloote Holligheeden, waar in tot nog geen de minfte uitleidende Buizen ontdekt zyn, alhoewel dezelve natuurlyk vervult worden gevonden met een glibberig Vogt, van geiyke hoedanigheid als het Geledingsvogt Synovia: waarom 'er gedagt word, dat deeze Slymbeurzen inzonderheid zouden dienen ter ontfanging en bewaaring van een Vogt, wa*ar door de Peezen glibberig zouden gemaakt worden, en het welk wel inzonderheid onder de Beweeging, langs de Togtgaten van de wanden deezer Blaazen geduuriglyk zouden uitgedrukt worden. §. DXCIV. In de ophooping dan van het gezegde Vogt, en dus tegennatuurlyke vergrooting en uitzetting van een der zodanige Slymbeurfen, beftaat de waaren aart van het Boongezwel. Wel dehkelyk vallen dezelve menigvuldiger voor, dan zy erkent worden, en miffchien zyn en worden zy dikwerf voor andere Gebreken gehouden : nademaal de gezegde Slymbeurzen , de waare zitplaats van dezelve, tot nog by de meesten onbekent zyn geweeft. §. DXCV. De oorzaak van het Boongezwel beftaat in al het geen, wat kan te weeg-  ZIEKTEKUNDE. 391 weegbrengen , dat de aangebragte Slym uit de Slymbeurs niet kan ontlaft worden , of opgenomen , hetzy dezelve te dik is, om onder de beweeging uitgedrukt te worden, of dat, door verharding en vereelding van de wanden der Beurs, de Togtgaaten vernauwt zyn, of de opüurpende Vaten onbekwaam zyn geworden, om het overvloedige Vogt opteneemen. Niet zelden is dit Gezwel een waar gevolg eener voorgaande drukking, kneuzing, of eenige andere uitwendige belediging, toegebragt aan deeze of geene Slymbeurs \ waar van ten bewys ftrekt de menigvuldigheid van het Boongezwel op de Knie , by Menfchen welke gewoon zyn veel op de Knien te leggen, nademaal, daar door, de wanden van de Slymbeurs aldaar gelegen digter van zelfftandigheid worden, en dus de Togtgaten daar in vernauwt, behalven dat ook door het geweld der Kneuzing de opflurpende Vatje9 kunnen beledigt worden , en haar pligt verzuimen. §. DXCVI. En wat aangaat de uitwerksels deezes Gezwels; hetzelve verhindert de beweeging van het Gewrigt, alwaar het gevonden word: nademaal de Peezen aldaar het Slymvogt ontbreeken, dat de aangedaane Slymbeurs gewoon was te verfchaffen, en  302 HEELKUNDIGE en het Gezwel zelve , als een vreemd weezen tuffchen de Peezen en de nabuurige deelen, is aantemerken. Het Gezwel groeit langzaam aan, en, omdat hetftilftaandend Vogt van tyd tot tyd zyn vloeibaarder gedeelte verheit, word het harder en verkrygt meer en meer den aart van een Vafl-gezwel. Het word niet, dan in den beginnen tot verdwyning gebragt, en dat altoos met veel moeite, omdat het Vogt, in een' holligheid zynde uitgeftort, buiten den Omloop is. En, indien het geopent word , of door verzweering opengeraakt, dan word 'er niet zelden een' lekkende , en om te geneezen moeijeiyke Zweer uit gebooren; omdat ten ïfte, in deeze Verwonding of Verzweering insgelyks de Peezen lyden, onder welke de Siymbeurzen gelegen zyn, en ten 2de, omdat de ope Slymbeurs, tot zoo lang dezelve niet geheel verteert is, tot een ontfangbak ftrekt van toevloeijende Vogten. §. DXCVII. Een Peesknoop Ganglion is een onpynelyk, langwerpig, of eyrond Gezwel , niet beweeglyk dan naar de zyden, dan grooter dan kleinder, beltaande in een' uitfpanning eens gedeelte van een Peeskoker boven het geheel door een' ophooping van deszelfs ingehoude lymig Vogt. Offchoon dezelve in de Kookers van verlchillende Peezen mogelyk  ZIEKTEKUNDE. 393 Jyk is, nogthans word zy het menigvuldig!!: gevonden aan de gemeene Uitftrekkers der Vingers Extenforcs communes. De oorzaak is voornarnentlyk uitterlyk geweld, hetzy kneuzen, verwringen, enz , waar door 'er een gedeelte van een Peeskoker merkelyk verzwakt word, en dus door het ingefloote Peesvogt boven het geheel kan uitgezet wor- . den, inzonderheid indien het aangebragte geweld insgelyks de Peesvogts opflurpende Vaten buiten gebruik heeft gemaakt, en dus hetzelve in meerder hoeveelheid dan natuurlyk vergaadert word. En wat betreft de gevolgen; de Peesknoop is meer onzienelyk, dan te vreezen, doch het is gemaklyk te begrypen, indien dezelve buitengewoon groot is, 'er de beweeging, merkelyk door kan verhindert worden. §. DXCV1II. Onder de Peesknoop word ook gebragt een klein rond hard Gezwelletje, gemeenlyk ter groote van een erwt, welkers zitplaats is in de Scheede of het Bekleedzel van eene der Huidszenuwen. Het word insgelyks een Ganglion genaamt, even als een' Peesknoop. Het is zyn oorfprong verIchuldigt aan de ophooping en ontaarding van het Vogt, het welk' natuurlyk in de Scheede der Huidszenuwen is te vinden, waar toe niet zelden uiterlyke beledigingen, als in-  394 HEELKUNDIGE inzonderheid drukkende of knellende Magten , de voornaame oorzaak verfchaffen. Én de befchryving deezer Ziekte geeft duidelyk genoeg te kennen, dat dezelve allerpynelykft is. De Pyn kan zig, om de groote uitgeitrektheid der aangedaane Zenuw, tot op een verren afftand uitbreiden. En omdat . het Gezwelletje doorgaans zeer hard is, ter oorzaake het ftilftaandend Vogt verdikt en met het Bekleedzel der Zenuw zamengroeit, fchynt het een waar Knoeftgezwelletje te zyn; waar voor het ook van veelen gehouden word, en uitgefneeden. §. DXCÏX. Het Vetgezwel Steatomah een meer of minder groot Gezwel, onder de Huid verfchuifbaer, onpynelyk, harder en meer de drukkende vingeren wederftreevende, als het Papgezwel. Deszelfs algemeene zitplaats is het Vetvlies, en de ingehoude Stoffe beftaat uit een tegennatuurlyk vergaadert, en ontaart Vet, in de Vetcellen. En dewyl het Vetvlies , voorzien met Vet, insgelyks in de inwendige deden is te vinden, blykt het dat ook het Vetgezwel aldaar kan plaats hebben; gelyk genoeg by de Geneeskundige Waarneemers word beweezen. §. DC. Het Vet ftaat ftil en word opgehoopt  ZIEKTEKUNDE. 39? hoopt in de Kamertjes van het Vetvlies, wanneer het uit groover deeltjes beftaat, of van dikker zelfftandigheid is, of word, dan, waar mede het, door de opflurpende Vatjes, kan opgenoomen worden; of ook, wanneer de opflurpende Vatjes, verftopc of anderfints beledigt zynde, buiten ftaat zyn geraakt om haar gewoonen dienft te volbrengen. Het Vet ftilftaande word door het verlies van zyn vloeibaarfte gedeelte vaa een'vafter zelfftandigheid, ja neemt den aart van een vaft weezen aan; doch of het Vet, uit kragt van deszelfs ftilftand, zodanig van aart kan veranderen, als men hetzelve in het Vetgezwel ondervind, is niet waarfchynelyk: waarom wy gelooven, dat de waare oorzaak van het Vetgezwel is gelegen in een' zekere en tot nog onbekende geaartheid van het Vet in fommige onderwerpen, en dat, zoo eenige uitwendige beledigingen 'er iets aan toebrengen , dezelve alleenlyk voor toevallige oorzaaken zyn te erkennen. §. DCT. Eindelyk wat betreft de uitwerkzels van het Vetgezwel; hetzelve word vaneen klein beginfel groot, ja men heeft hetzelve waargenoomen tot de hoegrootheid van 4.0. ponden. Deszelfs aangroei is doorgaans langzaam , en zelden beledigt het, dan door deszelfs zwaarte de nabuuE e rige  396 HEELKUNDIGE rige deelen te drukken. Doch , wanneer het, gelyk fomtyds gebeurt, tot verzweering overgaat, dan heeft men ook ondervonden , dat het van een Kankeragtigen aart is geworden. En niet zelden heeft men ook in de verouderde en verzwoore Vetgezwellen een' verwonderlyke ontaarding van het Vet ondervonden; men heeft er geheele bosfchen met Hair uit gehaalt, Tanden en Kiezen, zoo wel als uit de ontaarde Eyerneftcn (§. DXXX.). Edoch, zoomin als ik my, in opzigt deezer verfchynfelen, by het ontaarde Eyerneft dorft verklaaren, even zoo min acht ik my in Haat hier iets zekers te (tellen; en ondertuffchen blykt het ook, dewyl 'er Hair en Tanden, uit een Vetgezwel in verfchillende deelen van het lighaam , zyn ontlaft:, zoo wel, als uit het ontaarde Eyerneft, dat de onderftelling, als of dezelve in het Eyerneft , uit de overblyfzelen van een' verteerde Vrugt ontfprooten, te eenemaal onzeker is. Over de Gezwellen door de uitgezette Bloedvaten. §. DCH. Nademaal de Bloedvaten van een twederiy geflagt zyn, namentlyk Slagaders  ZIEKTEKUNDE. 397 ders Arterid, en Aders Fena, blykt het, dat de Gezwellen , welken wy thans ten voorwerp hebben , of ten 1 fte , de Slagaders betreffen, of ten 2de, de Aders. Tot de eerfte behoort de Slagaderfpat, en toe de laafte de Aderfpat, welke wy ieder afzonderlyk zullen befchryven. §. DCÏIL Een' Slagaderfpat of Slagaderbreuk Aneurisma is een' tegennatuurlyke verwydering en vergrooting van de holligheid eener Slagader, hetzy van derzelver geheele omkring, of hetzy dat'er alleenlyk een gedeelte uit den omtrek word uitgebreid, en tot een zak of aanhangsel gemaakt. Deeze Ziekte heeft het meefte plaats of in de groote Slagader Artcria Aorta zelve, of in eenige der groote Stamllagaders, hetzy in de Onderüeutelbeens Slagaders Suhlavia, in de Kropflagaders Carotides, enz. genoeg by de Genees- en Heelkundige waarnee-, mers te vinden. §. DCIV. De oorzaak eener Slagaderfpat beftaat in een' minderen tegenftand van de wanden eener Slagader, dan dezelve natuurlyk moeten bezitten, om de kragt van het uitfpannende Bloed te wederftaan ; of in een meerder geweld van het doorloopende Bloed op de wanden der Slagader, ab E e 2 de-  gpS HEELKUNDIGE dezelve natuurlyk kunnen verduuren ; en het welk beiden op verfchillende manieren kan te weeg gebragt worden. §. DCV. Een gedeelte van de wanden eener Slagader kan verzwakt worden , en dus minder tegenftand bieden aan het geweld oefenende Bloed: ten ifle, als door een fcherp Vogt een gedeelte van de zelfftandigheid , waar uit de Rokken der Slagader beftaan , vernietigt word ; ten 2de , als de Spieragtige Rok Tunica musculoja der Slagader, of door een kneuzende magt zyn veerkragt heeft verlooren , of gewond is, in welke beide gevallen doorgaans alleenlyk een gedeelte van den omtrek der Slagader word uitgezet , en tot een Zak of Aanhangfel gemaakt , nademaal hier alleenlyk het zieke gedeelte van de Slagader voor liet geweld van het Bloed wykt, terwyl het overige van den omtrek, gezond zynde, in zyn gewoonen dienft blyft volherden; en ook ten 3de, kunnen de wanden eener Slagader minder beftant zyn voor het noodzakelyk geweld van het Bloed s als vereifcht word , ter oorzaake der verloore vaftheid van de nabuuiige deelen, die de Slagader (leunen en verfterken, waarom niet zelden een' Beenbederving of Weekwording der Beenderen, namentlyk der zulken , tegen wel-  ZIEKTEKUNDE. 399 welke de Slagaders gelegen zyn, de voorgefchiktheid tot een' Slagaderbreuk verfchaffen. § ';' §. DCVI. En het doorftroomende Bloed oefent meer geweld op een bepaald gedeelte eener Slagader, dan deszelfs wanden, zonder te veel te wyken, kunnen uitftaan, indien 'er in eene andere nabygelege Slagader, een beletfel , hetzy een' toedrukking of vernauwing, enz. word gevonden, waar door de vryen doorloop van het Bloed aldaar belet word; gelyk, zoo zou men de oorzaak van een' Slagaderfpat der opgaande groote Slagader kunnen zoeken in een' Veelvoet Polypus geplaaft in de nedergaande groote Slagader; en zoo menigmaal als door een' kwaade maaking van de Borft eenige Slagaderen ongewoon gedrukt worden, zoo menigmaal kunnen wy ook begrypen, dat de hoeveelheid en het geweld van het Bloed in de Slagaderen, van deeze drukking bevryd, vermeerdert worden, en, daar uit, den oorfprong eener Slagaderfpat afleiden. §. DCVlf. Edoch, alhoewel de opgegeeve oorzaaken (§.DCIV. en §. DCV.) beneffens nog veele anderen , welke wy zouden kunnen opgeeven , miffchien aan veelen mogelyk genoeg zullen voorkoomen; E e 3 nog-  4oo HEELKUNDIGE nogthans de verfchynfelen daar van zyn, in veelen opzigten, al veeltyds zoo duifter, dat men met regt twyfelt, of een en dezelve zaak voor een' oorzaak, of voor een uitwerkzel is te houden. In de meefte gevallen zyn wy zoo hier, als elders, genoodzaakt, om ons alleenlyk te vergenoegen met het geen wy ondervinden, en misfchien zullen wy niets aangaande de waare oorzaak eener Slagaderfpat kunnen vaflftellen, dan .voor zoo verre wy overtuigt zyn van een uiterlyk aangevoegt geweld. §. DCVIII, Eindelyk wat betreft de uitwerkzels en veranderingen der Slagaderfpat; dezelve zyn menigvuldig. In het eerft word 'er in de Slagaderfpat eene meer of mindere klopping befpeurt, naar de aangedaane Slagader meer of minder groot is; doch, wanneer dezelve veroudert is, dan is doorgaans de Zak vervult met flymagtige Z'tmengroeifels en gellolde Bloedklonters , waar door het gevoel van den ftroom van het Bloed in denzelven belet word. De uitzetting en vergrooting der Slagader zyn gewoon van tyd tot tyd te vermeerderen; en , naar maate de Slagaderfpat vergroot word, ondervint men doorgaans derzelver wanden zig verdikken , waar van wy de reden reets meer dan eene keer verklaart heb-  ZIEKTEKUNDE. 401 hebben; edoch, zoo veel men ook dikwiis de wanden in eenige plaatfen verdikt vind, zoo menigmaal vind men ook dezelve op eene andere plaats eindelyk verdunt, zodanig, dat zy, aldaar niet langer het geweld van het Bloed kunnende uitftaan, te weeg brengen, dat de Slagaderfpat openberft. Men ziet de.uitzetting der Slagader, en dus de Slagaderfpat fomtyds tot een' aanzienelyke .hoegrootheid, en de anderfints in de Holligheeden van het lighaam verborgene Slagaders , uitwendig zig, daar door, vertoonen; gelyk inzonderheid plaats heeft inde Slagaderfpat van de groote Slagader, welke gewoon is met een aanmerkelyk Gezwel zig aan den omtrek van de Borft te laaten onderlcheiden. Doorgaans vind men in dit geval, ter plaatfe daar de Slagaderfpat'uitwykt, een gedeelte van de Beenderen der Borft, hetzy van de Ribben, van de Wervelbeenderen , of van het Borftbeen, bedorven , week geworden , 'ja te eenemaal te ontbreeken. En wederom heeft men meer dan eens waargenoomen, dat 'er , in den -Zak van de uitgezette groote Slagader, als 't waare een' nieuwe Beenwording was begonnen , zynde, behalven de verharding van de wanden des Zaks, uit denzelven verfcheidene loflè Beenplaatjes gehaalt. Ee* $,DCIX.  4-02 HEELKUNDIGE §. DCIX. Gf de bederving en ontbreeking eens gedeelte van bet Beengeftel der Borft de voorgefchiktbeid bezorgt tot de uitzetting van de groote Slagader, dan of dezelve de gevolgen zyn van de grooter wordende, en , daar door, drukkende Slagaderfpat, wie zal. dat gefchil vereffenen ? En aangaande de reden der aangemerkte Beenwording in den Zak der Slagaderfpat , dezelve volgt gedeeltelyk uit het verhandelde van de Styfheid (§. LXX1X.), en zal by de Ziektens der Vogten klaarder blyken, namentlyk daar wy zullen aantoonëfl de oorzaak der Been- en Steenagtige zamengroeifelen uit een' verdikking der Wye-vogten. §. DCX. Wyders , nog een byna onnoembaar getal van gevolgen kunnen, uit kragt der blagaderfpat, ontfpruiten. Naar door het Gezwel byzondere deelen gedrukt worden, worden 'er byzondere Bewerkingen door verhindert; gelyk uit de drukking der Longen, door de uitgezette groote Slagader , volgt een' moeijeiyke Adembaaling, uit de drukking der Armzenuwen, door een' Slagaderfpat in de Underaxel Slagader Arteria axillaris, een' Verlamming van den Arm, enz. Indien, gelyk kan gebeuren , door den tyd de Bloedprop in de Slagader-  ZIEKTEKUNDE. 403 aderfpat zodanig aangroeit, dat zy eindelyk de doorpaffeenng van het Bloed belet, en'er een' Scamüagader is beledigt, dan kan , daaruit, de Verfterving van liet deel, waar dezelve toebehoort, -volgen ; en zoo het plaats heeft in de Groote of Longflagader, dan is de dood een onvermydelyk gevolg, nadien de Omloop des Bloeds, daar door, moet ophouden. Wanneer de uitgezette Slagader , door een' verdunning van derzelver wanden, of door Verzweering opengeraakt, dan ftort het Bloed zig uit in het Vetvlies , of in eenige byzondere Holligheid , of uitwendig buiten het lighaam , naar 'er byzondere Vaten zyn aangedaan , of de openberfting in een' byzondere plaats gefchied; en niet zelden eindigt op deeze wyze de Treurrol van den Lyder met een' onverwagte en doodelyke Bloedftorting. Even zoo veel als een' Slagaderfpat uit een Veelvoet in een' nabygelege Slagader kan ontfpruiten , even zoo veel kan ook een' Slagaderfpat een genoegzaame reden verfchatfen tot de Veelvoet in een ander en nabygelege Slagader-vat: want, omdat de doorgang van het Bloed in de Slagaderfpat vertraagt word, kan hetzelve insgelyks in andere Vaten of in de Holligheeden van het Hart langer als gewoonlyk vertoeven, en, daar door, gelegenheid verfchaffen, dat Ee 5 'er  404 HEELKUNDIGE 'er van het in zyn loop vertraagde Bloed een gedeelte ftolt tot een Bloedprop. En eindelyk, door de belette Omloop des Bloeds, uit kragt der Slagaderfpat, inzonderheid indien 'er een inwendig Vat met dezelve is aangegreepen , kan een' zodanige omkeering van de geheele Dierlyke Huishouding Oeconomia animalis veroorzaakt worden , dat men byna derzelver gevolgen tot alle Bewerkingen zouden kunnen uitftrekken ; doch het welk om te verklaaren hier de plaats niet is, en behalven dat ook genoeg na te gaan voor iemand, welke zig de gevolgen weet te binnen te brengen, die uit een belette en ongerelde Omloop des Bloeds kunnen ontfpruiten. §. DCXh Tot dus verre hebben wy gehandelt over een' Ziekte , welke by de Heel - en Geneeskundigen bekent is onder den naam van een' waare Slagaderfpat , edoch men onderfcheid dit Gebrek in een' waare Aneurisma verum, en in een' valfche Slagaderfpat Aneurisma■ fpurium, welke laafte wy thans ten voorwerp zullen neemen. §. DCXH. Een' valfche Slagaderfpat is, wanneer een' Slagader een' tegennatuurlyke opening verkrygt, waar door dezelve het in-  ZIEKTEKUNDE. 40? ingehoude Bloed uitftort of in het Vetvlies, of onder eenig ander Bekleedzelzonder dat 'er eene uitzetting of verwydering der Slagader plaats heeft. Van fommigen word een derde zoort van Slagaderbreuken geftelt, en een gemengde of zamengeftelde genaarüt, namentlyk dan , wanneer een' waare Slagaderfpat is open geraakt , en derzelver ingehoude Bloed • heeft uitgeftort in het Vetvlies of onder eenig ander Bekleedzel 9 edoch dit is , myns oordeels, eerder voor een gevolg te houden , dan voor een ander zoort van Ziekte. §. DCXIIL Een' valfche Slagaderfpat onderftelt tot oorzaak uiterlyk geweld, waar door 'er een' Scheiding des geheels, door al de Rokken der Slagader heen , word te weeggebragt, hetzy met een fcherp werktuig, of hetzy, door een' geweldige kneuzing van Schietgeweer of anderlints, een gedeelte van de wanden der Slagader zodanig gepiettert is, dat, na de affcheiding der van 't leeven beroovde deelen, 'er noodzakelyk in de Slagader een' opening word gevonden. Daar word vereifcht, dat het uit de gekwefte Slagader uitgeftort Bloed zig door de Wonde in de Bekleedzelen niet kan ontlaften, hetzy dezelve te klein, of door gepletterde deelen geilooten is. £n, of het uit-'  4ö<5 HEELKUNDIGE uitloopend Bloed ontlaft zig wyd en zyd in het Vetvlies, en verfpreid zig door een geheel deel, hetgeen, daardoor, aanmerkelyk gezwollen word en van een donker roode kleur; of het bepaalt zig in een' nauwer perk, namentlyk dan, wanneer het gekwefte Vat is gelegen onder een' onrekbaare Peezige uitbreiding , die deszelfs verfpreiding belet, en gelyk doorgaans gebeurt in de kwetzing van de Armilagader, gelegen onder de Peezige uitbreiding'der Tweehoofdige Armfpier, by het roekeloos of ongelukkig Aderlaten op de Koninglyke Ader Vena Bafüica. In dit geval, alfchoon de Slagader niet is uitgezet of verwydert , word 'er, even als in de waare Slagaderfpat , een omfchreeven Gezwel gemaakt, en waarom het nauwlyks van dezelve is te onderfcheiden. Wyders wat betreft de gevolgen der onwaare Slagaderbreuk; dezelve beftaan in de nadeelen, welke de uitftorting des Bloeds aan de nabuurige deelen kan te weeg brengen; in die uit kragt van de belediging der onderfcheidene Vaten ; en in die welke, in opzigt tot de naderhand noodzakelyke Bloedftortmg , volgen ; genoeg uit het voorgaande, en inzonderheid uit de verhandeling der Wonden te begrypen. $. DCX1V.  ZIEKTEKUNDE. 407 §. DCXIV. Een' Aderfpat of Aderbreuk Varix is een' ongewoone uitzetting en verwydering van een' Ader. Dezelve kan plaats hebben in alle de deelen van het menfchen lighaam, zoo uit als inwendige, gelyk daar van by de waarneemers blyken genoeg zyn te vinden. Edoch het meeft worden de onderfte Ledemaaten, en den Buik der Zwangeren , daar mede aangegreepen. De uitgezette Aders, in het uiteinde van den Regten-darm , worden met den by-, zonderen naam van Speenen of Aambyen Hamorrhoides benoemt, en naar derzelver plaatfing, hetzy binnen of huiten den Aars, inwendige, of uitwendige. En de knobbelagtige uitzetting van de Zaadaderen in de Mannen word een' Bals - aderbreuk Cirjocele genaamt. §. DCXV*. De oorzaak der Aderfpat is byzonderlyk gelegen in al wat den te ruggang van het Bloed langs de Aderen kan vertraagen, het welk op verfchillende manieren kan gefchieden: als ten ïfte, door eene iedere drukking, aangewend op de Stam- of andere groote Aders, gelyk wy dit beveftigt zien in de Zwangeren, welke niet zelden , door de drukking der uitzettende Baarmoeder op de groote Liefch - aderen, onderhevig zyn aan menigvuldige en groo-  4o3 HEELKUNDIGE groote Aderfpatten in het binnenfte der Dyen , onder de Knien , en aan de Beenen, als mede aan den omtrek des Buiks, door dezelve drukking der Baarmoeder op de Onderbuiks - aderen ; ten 2de , door eene iedere lang aangehoud plaatfing of geftalte van eenig deel, waar door de te ruggang van het Bloed in een fteilregte loop opwaarts moet gefchieden, waar van tot bewyzen ftrekken de Aderfpatten in de onderfte Ledemaaten der Menfchen, welke by aanhoudendheid ftaandend werk verrigten; en ten 3de, dooreen' hoedanigheid in het aderlyk Bloed zelve, namentlyk als het dikker en zwaarder van zelfftandigheid is als gewoonlyk, of dat 'er een' Volbloedigheid Plethora plaats heeft. Tot byzondere oorzaaken der Aambyen ftrekken inzonderheid de verharde Drek in den Regtendarm, eene agterwaarts geplaafte Baarmoeder , een' moeyelyke afgang , of Kinderbaaring, en een Steen in de Waterblaas, waar door de Speenaderen Vm<$<& Over de Gezwellen der harde Deelen of der Beenderen, §. DCLIIf. Gelyk de Gezwellen der zagte deelen of alleenlyk beftaan in een' meerdere uitbreiding van zelfftandigheid, of in een? waare vermeerdering van dezelve, alzoo is het ook gelegen met de Beengezwellen. §. DCLIV. Opdat wy de verfchillende Beengezwellen in haar aart, oorzaak , en uitwerkzels, verklaaren, achten wy nodig, om 3 verfchillende Beenziektens, in byzondere afdeelingen, te verhandelen, namentlyk: ten ïfte de Lendenvang; ten 2de de Winddoorn j en ten 3de, de Beenuidpatting. Gg j Over  436 HEELKUNDIGE 0 te duidelyk blykt, om wydloopiger hier verklaart te worden. En gevolgelyk word, in de Lendenvang, onderftelt een' waterige geftekenis in de Vogten, en een' Slapheid en Onvermoogen in de vafte Deelen; hetzy  43S HEELKUNDIGE zy voor de geboorte en van de Vader of Moeder ontleent, of hetzy na de geboorte, door de byzondere manier van opvoeding, te weeggebragt. Het menigvuldig gebruik van Coffy en Thee, het lui en vadfig leeven , en, daar door, byzonder zwak en waterig geitel der Zwangere Moeders; de zwakke geftekenis der voortteelende Vaders; de opvoeding der Kinderen door het Zog van zodanige Minnens, het opvullen deiKinderen met warme waterige, vette, en zoete Voezelen; het weinig beweegen van dezelven; het lang in de natte luiers te laaten leggen; en het zorgvuldig ftooven met warme Waterkannen in den Wieg; alle deezen worden met regt voor de voornaamfte Bronnen gehoude n ■» waar uit deeze thans zoo algemeene Ziekte ontfpruit. «. DCLVIIT. En wat aangaat derzelver gevolgen; deeze zyn, behalven de reets genoemde, menigvuldig, ia zy beftaan in een1 byna onmeetbaare aaneenlchakeling van Ziektens, welke doch egter uit een zeUm Bron, namentlyk uit de Zwakheid, niet alleen van het Beengeftel, maar van alle andere Werktuiglyke deelen, en, daar door, de onvolmaaktheid van menigvuldige Bewerkingen , ontfpruiten: een1 Stofte te wydloopig, om hier verder te verhandelen, en be- hal-  ZIEKTEKUNDE. 43^ halven dat ook hier ter plaatfe niet dienftig» Het is genoeg hier gezien te hebben, dat de met de Lendenvang aangegreepe Beenderen , namentlyk derzelver te zaamgelederde Uiteindens, tegennatuurlyk kunnen uitgezet worden , en dus langs dien weg de Beenderen aan Gezwellen onderhevig zyn. $. DCLIX. Door deeze gezwolle Beeneindens worden de Gewrigten tegennatuurlyk verbreed, en niet zelden van haare gewoone gedaante verandert, omdat de uitzetting dikwerf te gelyk ongeregelt gefchied j waar uit een' belette beweeging, ja fomtyds een' onherftelbaare ftyfheid der aangedaane Gewrigten , offchoon de Lendenvang anderfints volkoomen geneezen is; daar integendeel de doorbuiging en kromwording der Beenderen, welke in derzelver midden gefchied, of daar veele Beenderen met den anderen de kromming maaken, en dus ieder van deezen op zig zelve maar een weinig lyd, gelyk in de kromming des Ruggegraats, doorgaans alleenlyk uit zig zelve, wanneer zy vafter van zelfftandigheid worden , geholpen zynde door de inkorting der gefpanne Spieren aan de bultige zyde, het beft herftelt worden, inzonderheid wanneer de Natuur noch met yzere Harnaffen, noch Spalken , in zyn' werking gedwarsboomt word, DCLX.  44o HEELKUNDIGE • §. DCLX. Men heeft ook ondervonden, niet alleen, dat de Beenderen, in de Kinderen , langer dan gewoonelyk, week blyven, maar zélfs, dat, in de volwalfenen, de Beenderen zoo zagt en buigzaam waaren , als in de Kinderen met de Lendenvang aangegreepen; ja, in de groote voorraad van Genees- en Heelkundige waarneemingen , beftaan 'er, voorbeelden, dat het Beengeftel, by de bejaarden, zodanig week en flap was , dat derzelver lighaam , als een Vleefchzak in elkander zakte. En ook ontbreekt het aan geen voorbeelden , dat 'er, in de plaats van Been, de zelfftandigheid van Vleefch wierd gevonden. §. DCLXI. Indien by iemand, by wien alvorens de Beenzelfftandigheid hard genoeg was, dezelve naderhand zagt en week word gevonden, dan moeten de Been-voedende Vogten, even als in de Lendenvang, de vereifchte hoeveelheid van Aard - deelen onthreeken, en dus het verloorene van het Beenweezen met geen' gelyke Stofte vergoed worden: want, als de tuflchenruimtens, door het noodzakelyk geduurig verlies der Beenzelfftandigheid te weeggebragt, niet geduuriglyk van een voedend Vogt worden voorzien , waar uit een' zoo harde en vafte Stofte , als de verloorene , kan voort-  Z I K T EKUNDE. -44* voortgebragt worden, dan moet 'er eindelyk , de vattere zelfftandigheid geheellyk verlooren zynde, eene weekere voor in de plaats zyn gefteït. Doch of de Beenzelfftandigheid , tot haar volkoomen beflag van hardheid gevordert zynde, door verweeking met water- en Oly - deelen, in het menfchelyk lighaam, en zonder ontbinding der eerfte weezens, en dus Bederving of vernietiging, zagt en buigzaam kunnen worden, willen wy liever in twyfel trekken , dan vaftftellen; nademaal de Scheikunde ons daar toe te veel overtuigt van de groote moeite, die zy heeft, om hetzelve buiten het lighaam te weegtebrengen. En wat aangaat de ondervondene verandering der Beenzelfftandigheid in Vleefch, dit willen wy liever noemen een' vernietiging van liet Beenweezen, gevolgt van een' in de plaats ftelling van Vleefch; nademaal het niet wel mogelyk is om te begrypen, dat de vafte Beenftoffe, waar in, door de verharding,, het Vaatagtig zamenftel is vernietigt, wederom zodanig zoude kunnen verandert worden, dat het als voren, zoo niet meer, uit Vaten zoude beftaan, en daar dus als 't waare een' hermaaking van ontelbaare Werktuigen , welke vernietigt waaren, zoude moeten gefchieden. DCLXII.  44* HEELKUNDIGE §. DCLXIL Egter wy kunnen niet lochenen , dat men fomtyds een' groot gedeelte van de Beenzelfftandigheid heeft zien ontbreeken , en derzelver plaats vervult gevonden met los en fpongieus Vleefch, en waar van de reden gemaklyk is te begry.pen , indien men eenig Been onderhevig fteltjte zyn aan de Broosheid of Breekbaarheid (§. LXXI.) : want naar maate de Beenzelfftandigheid meer en meer tot zyn eerfte beginfelen ontbonden word, en dus een zwakkeren zamenhang verkrygt , kan de Vetrok , in de Beenzelfftandigheid te vinden, nu minder beperkt zynde, zig uitzetten, en, naar maate de Beenftoffe vernietigt word, deleege plaats vervullen; het geen des te meer beveftigt word, omdat men doorgaans, in dit fpongieufe Vleefch, eenige lofle Beenplaatjes, als geringe overblyftels van het voorgaande Been, ontdekt. §. DCLXI1I. Eindelyk even zoo als de Lendenvang, kunnen de weekwording, en de in Vleefch verandering der Beenderen, Beengezwellen te zamenftellen; omdat in beiden doorgaans de uitbreiding vergroot word. Die, door de laafte, zyn inzonderheid aanmerkelyk; nadien hier, gelyk in andere deelen, het zig uitzettend Vetvlies kan ontaarden, en doorgaans niet alleen beftaat in  ZIKTEKUNDE. 44? in een' vermeerderde uitbreiding, maar ook in een' waare vermeerdering en aangroei van zelfftandigheid; waarom , en omdat, in dit weelig en ontaard Vleefch , eveneens ais in het Vet- of Smeergezwel, dikwiis een' ontaarde Vetftoffe word gevonden, men dit Gezwel met den naam van Beens - fmeerof-vetgezwel Ofleojleatoma benoemt heeft. Wyders de verdere eigenfchappen en gevolgen deezer Ziektens zullen klaarder blykea uit de naaftvolgende. Over den Winddoorn. Si DCLXIV. Wy hebben (CCXXXVh) gezien, dat de Beenbederving haar' ftrekking heeft, of van de buitenfte naar de binnenfte oppervlakte des Beens, of uit liet midden en binnenften naar den omtrek;en dat de laafte Winddoorn, ofBeenvreeter Padartbroraee, word genaamt. Deeze Ziekte, welke wy thans ten voorwerp hebben, word onderfcheiden in den Winddoorn, venynigen Doorn,, en zagteren Doorn, _ §. DCLXV. De Wind-of winderigen Doorn Spma ventofa is een' buitengewoone, langzaam voortgaande,pynelyke,en dikwiis ïï h aan-  444 HEELKUNDIGE aanmerkelyk groote fpongieufe uitzetting , inzonderheid der ingelederde Beenhoofden van de groote lange Beenderen der Ledemaaten ; van binnen hol, en opgevult met een bloederig water, doch met geen groote tekenen van bederf verzelt, en te gelyk. met veel vergruizelde ofontbonde Beenzelfftandigheid; en welkers buirenften omtrek, zynde de uitgezette fchors van liet Been, alleenlyk de vaftheid aan het Gezwel geeft, terwyl de overige en binnenfte Beenzelfftandigheid te eenemaal bros en wryvbaar is geworden, en reets voor een gedeelte verfmolten. Het uitgezette Been , alhoewel aanmerkelyk in uitgebreidheid vermeerdert, is nogthans in zwaarte vermindert. En, de boven de uitzetting gelegene weeke deelen, zyn doorgaans met dezelve zoo vaft vereenigt , dat zy 'er nauwlyks, dan door ver: rotting, van zyn te ontbinden. §. DCLXVL De venynigen Doorn Spina vencnofa is eene uitzetting. der kleindere Beenderen , inzonderheid van de Handen en Voeten, fchielyker voortgaande al3 de winderigen, pynelyk, en doorgaans gevolgt van verzweering der zagte deelen,namentlyk van vuile ftinkende Pypzweeren, van tyd tot tyd uitgeevende bruine of zwarte bedorvene Beenftukkcn. ■ S. DCLXVil  ZIEKTEKUNDE, 44 j S. DCLXVIL En de zagteren Doorn Spina mitïor is even als de twèe voorgaande eene uitzetting en bederving der Beenzelfftandigheid, doch geplaaft in het midden en hardde gedeelte der Beenderen, met wyder en goedaartiger verzweering der weeke deelen openbreekende, en daar de bele-* digde Beenzelfftandigheid , met witter , vafter, en zwaarder van zelfftandigheid zyn* de, Beenfchiifers, dan grooter, dan klynder, eindelyk word afgefcheiden. §. DCLXV1II. Deeze 3 byzondere Been* ziektens, te regt Beengezwellen , en ook Beenzweeren , genaamt, worden doorgaans in de eerfte Jeugd waargenoomen, inzonderheid de twee eerfte; alhoewel een meer gevorderde Leeftyd, nog zelve de Bejaardheid , 'er niet te eenemaal van bevreid is, inzonderheid van de tweede en laafte, gelyk de ondervinding genoeg geleeraart heeft, en uit het volgende zal blyken. §. DCLX1X. In het een, zoo wel als ia het ander zoort, der Beenvreeters , word onderftelt een zondigend , der Beenbuizen ver floppend , en der Beenzelfftandigheid verknaagend Vogt, doch onderfcheiden niet alleen in plaats, gelyk wy gezien hebben, maar ook in aart en uitwerkzels. Gelyk de H h 2 Len*  446* HEELKUNDIGE Lendenvang eigen is aan fommige Kinderen , dus is het ook gelegen met deeze Beengezwellen of Zweeren, en veelal heeft de eerfte den laaften voorgegaan. Daarin de Lendenvang de Beenvoedende Vogten een' genoegzaame hoeveelheid Aard-deelen ontbreeken, en met veel Slym-en Oly-deelen zyn vervult; daar zyn dezelve hier, behalven dat, waarfchynelyk opgevult met fcherpe en verknaagende Zouten. Want, terwyl de Slym-en Oly-deelen, gepaart met het gebrek van Aard - deelen , de Beenvezelen zagt houden , kunnen de ftilftaande Vogten de Beenzelfftandigheid doen uitzetten , en, door haar ingehoude fcherpe Zouten, ook teffens voor een gedeelte verknaagen en verdelgen. Doch hoedanig de waaren aart is deezer byzondere Scherpte, willen wy, wat ons aangaat, gaarne tot nog onder de verborgene zaaken ftellen. Jn het menigvuldig gebruik van fcherpe rauwe Voetzelen , in de zorgelooze opvoeding der arme Kinderen, en in de eigenlydige Bederving Corruptio fpontanea der Vogten in de zwakke Geltellen, enz. is dezelve wel met eenigen grond te zoeken; doch mogelyk niet dan in de eigenaartige Geaartheid Idiofyncrafia der byzondere Lyders te vinden. §. DCLXX. In den winderigen Doorn is  ZIEKTEKUNDE. 447 is inzonderheid het zondigend Vogt geplaaft in de fpongieuze Beenknokken. Hetzelve , aldaar in overvloed vergaaderende , verweekt nog meerder de reets zagtere Beenvezelen ; doed dezelve uitzetten; en bezit fcherpte genoeg om de inwendige fpongieuzer zelfltandigheid te verknaagen, doch waar aan de hardere buiten korft weerftand bied, en dus alleenlyk word verweekt en uitgebreid. Intuflchen het zondigend Vogt laat niet na, om, door den tyd , zig door de hardere opgeligte buiten korft langzaam hier en daar een weg naar buiten te baanen; verknaagt langzaam het Beenvlies Feriqftium; maakt de buiten oppervlakte van het aangedaane Been ruuw ; verwekt een' ligte Ontfteeking en rauwheid aan de digt by liet Been gelegene weeke. deelen , zonder nogthans een' aanmerkelyke zweering te veroorzaaken ; en doed dus het Been met de weeke deelen byna onfcheibaar te zamengroeijen ; terwyl de langzaame drukking, door het uitzettende Been, daar aan, en mogelyk aan de zamengroeijing der weeke deelen onder den anderen, insgelyks niet weinig te befchuldigen is. §. DCLXXf. In den venynigen Doorn is het ziekelyk Vogt geplaaft 'in de zelfltandigheid der kleine fpongieuze Beenderen , Hh 3 waarom  448 HEELKUNDIGE waarom dezelve niet zoo verregaande kunnen uitgezet worden. Hetzelve is van fcherper aart en fpeelt dus eerder zyn' woede ; Verknaagt niet alleenlyk de binnenfte weekere zelfltandigheid, maar ook de bultende harde korft; en baant zig door verknaaging der cmgelegene weeke deelen een Weg naar buiten. Het zondigend Vogt is Hinkend en rottend, fchynt dus te beftaan uit bedorvene Oly-deelen ; waarom de afgefcheide Beènfchilfèrs doorgaans zwart en ftinkende zyn , en de byverzeller.de Zweeren in de zagte deelen insgelyks van een' kwaade hoedanigheid. §. DCLXXIL En in den zagterenDoorn is het zondigend Vogt van een minder kwaaden aart, en rand de vaftere Beenzelfftandigheidaan", waarom de bederving minder is', en dus de afgefcheide Beenftukken witter en zwaarder; en waarom ook teffens de zweering in de zagte deelen goedaartiger word bevonden. §. PCLXXIÜ. Wyders, betreffende de gevolgen deezer onderlcheidene1 Beenvreeters ; dezelve zyn , behalven de reets gemelde , inzonderheid van den winderigen Doorn allernadeeligft. Naar maatè de uitzetting van het zieke Beenhoofd grooter word 3  ZIEKTEKUNDE. U$ word , en de Peezige of andere gevoelige deelen om het Gewrigt, daar door, gerekt worden en uitgefpannen, word de Pyn ondraaglyker; zoo veele Aders als 'er door de zwelling worden toegedrukt, zoo veele andere worden 'er in den omtrek van het Gezwel vergroot, waaróm hier gemeenlyk een aantal van Aderbreuken word waargenoömen ; eindelyk breekt het Gezwel door j verfchaft een' groote hoeveelheid van wyeen waterige Vogten, verzelt van opgeloste Beenbryzels, en de hier en daar doorknaagde hardere Beenkorft laat het Proefyzer tot in een' ruime en ydele holligheid doorzakken; en zelden is 'er hulp aan toetebrengen, tenzy door de wegneeming van het geheele deel, omdat hier het maakzel zoo der harde als der weeke deelen van liet lydende Gewrigt te eenemaal vernietigt is, terwyl ook veelal de afzetting , te fpaarzaam gefchied zynde, vrugteloos is, omdat het Beenbederf dikwiis niet alleen het Beenhoofd heeft aangerand , maar eindelyk gemeen is gemaakt aan de geheele lengte van het zieke Been. De venynigen Doorn, offchoon geneesbaarder dan de voorgaande, laat niet'zelden een' Styfbeid en Wangeftaice der Gewrigten na , omdat dezelve , daar door, zyn aangegreepen. Maar van de Beenderen met den zagteren Doorn bezet, heeft Hh 4 men  HEELKUNDIGE men voorbeelden, dat, onaangezïen byna de geheele uitgeflxektheid van een Been eindelyk was bedorven, en afgefcheiden, de latuur zoo bezorgt was geweeft, van langzamerhand de verloore zelfltandigheid met een1 zoortgelyke vergoed te hebben. En, dewyl zoo in het een als in het ander zoort een' Kwaadzappigheid plaats heeft, is het niet zeldzaam, datreenige onderfcheidene Beenderen , in verfchillende deelen, te gelyk met deeze Ziekte zyn bezet, het geen dezelve geenfints vermindert in aart, om nadeelige gevolgen voorttebrengen: intufichen de ïekking der opene Zweeren, het uitgroeijen van weelig Vleefch , de Vermagering van den Lyder, enz, welke als wettige gevolgen uit de Kwaadzappigheid, en de ziekelyke hoedanigheid der aangedaane deelen, ontfprtiiten, zullen genoeg aan den onderzoekende blyken, en voor een' aaneenfehakeling van verfchillende Kwaaien erkent gorden. §. DCLXXIV. Onaangezien wy de Beenvreeters hebben aangemerkt als een' Ziekte in de Kinderen, ontfpruiten dezelve nog? thans dikwils by de Bejaarden, en uit meer bekende oorzaaken. wy ondervinden dezelve in Lyders met de Scheurbuik aangegreepen, en inzonderheid in de Venus-pok- ki-  ZIEKTEKUNDE.' tf£ kigen. Nogthans de winderigen Doorn is niet wel mogelyk by dezelve te verfchynen; omdat de buitenfte Beenkorft doorgaans te bard is, om, op zodanige manier', als by de Kinderen, te kunnen uitgezet worden. Ook kunnen de Beenderen aan eene inwendige Beenbederving of aan1 de Been vree ter onderhevig' worden , zonder dat 'er eene Kwaadzappigheid in het lighaam te vinden is; en het welk kan gefchieden, zo menig, maal door een' uitwendige belediging, inzonderheid een kneuzendeof bonzende,Magt, eenige Bloedvaten in de Beenzelffïandigheid, of in het Merghol, gelegen , berften, en haar ingehoude Bloed uitftorten , het welk, aldaar ftilflaande, bederft, en in een zondigend, en de Beenvezelen verknaagend Vogt, verandert; of zoo menigmaal eeneziekelyke Stoffe uit den algemeenen hoop der Vogten in het een of ander Been word nedergezet, gelyk inzonderheid menigmaal is waargenomen in de Kinderpokjes/door de verplaatfing der PokffoiTe. §. DCLXXV. Eindelyk uit het verhandelde tot hier toe aangaande de Beenvreeters blykt ten allerklaarste het onderfcheid tusfchen dezelve, en de Beenbederving, met den naam van Curies bekent. Dezelve onderftelt altoos of een' voorgaande VerzweêHh y ring  HEELKUNDIGE ring der weeke deelen, waar van de fckér* pe Stoffe de gladde oppervlakte van het nabuurig Been aantaft, en in de verzweering doed mededeelen; of een' Kneuzing, of eenige andere belediging van de buitenfle oppervlakte des Beens, waar door de Beenvezelen als 't waare van't leeven worden berooft , en de doorftroomende Vogten in ftilftaan en fcherp kunnen worden; of een' vernietiging, hetzy door een' Kneuzing of anderllnts , van het Beenvlies, waar door -dikwilg de oppervlakte van het Been fterft, en tot verrotting overgaat, omdat (gelyk bekend is) het Beenvlies voornamentlyk het Been met Vaten voorziet; of ten laafte is de Beenbederving een gevolg van ontblooting des Beens, en, daar door, vrye toegang van de lucht, of andere voor de Beenzelfilandigheid nadeelige (toffe. En wat aangaat de gevolgen deezes zoort van Beenbederving; dezelve blyken genoeg uit die van de Beenvreeteri Egter is het Gebrek hier doorgaans plaatfdyk. En, daar in de Beenvreeter , de ('trekking van het Beenbederf van binnen naar buiten zynde, het bederf en de vernietiging des Beens, alvorens het ontdekt word, tot den hoogften trap zyn; daar zyn dezelve hier, de Beenbederving van buiten beginnende, veel eerder kenbaar, en dus daarom, en omdat de oorzaak plaat- felyk  ziektekunde: 4^ felyk of toevallig is, gemaklyker te fluiten en te geneezen. ^^^^^^^^^^^^^^.^^.^^^^ Over de Beensuitfpatting. §. DCLXXVJ. Een' Beensuitfpatting Exoftofis is eene waare aanwafch en uitgroeijing der Beenzelfftandigheid, maakende een Gezwel, het welk boven de uitwendige oppervlakte van het Been uitpuilt, en de daar over geplaafte zagte deelen opligt 5 en uitipant, §, DCLXXVII. De Beensuitfpatting is of hard en vafl van zelfftandigheid , even als het Been 3 waar uit dezelve is uitgegroeit; of zy is weeker en fpongieus, wanneer zy met den naam van Hjpercflofis word benoemt, §. DCLXXVIIL De oorzaak der Beensuitfpatting beftaat in al wat magtig is, om de Beenzelfftandigheid buiten haar' natuurlyke beperking te doen uitzetten, en teffens te weegtebrengen , dat 'er een' meerdere hoeveelheid van beenvoedende Vogten tot een' bepaalde plaats van het Been vergaadert word, welke in de vergroote tuiTchenruim- tens  w HEELKUNDIGE tens der uitzettende Beenzelfftandigheid, of op de oppervlakte van dezelve , word bygezet, en dus waarlyk de ftofre doet vermeerderen. §. DCLXXIX. Egter in de Hypcroflofis word insgelyks een1 oorzaak onderftelt , waar door de Beenzelfftandigheid aan de Broosheid ((j. LXXl.} onderhevig is; en dus is dezelve altoos verzelt van Beenbederf. "Waarom ook dit zoort van Beensuitfpatting kwaataartige word genoemt, en integendeel word die geene, welke vafter van zelfftandigheid is , en zonder Beenbederf, goedaartige geheten. §. DCLXXX. De Beenzelfftandigheid 2.et zig uit buiten haar1 natuurlyke beperking: ten ïfte, als de oppervlakte des Beens berooft is van het onderfteunend, en het Been in zyn1 groei beperkend, Beenvlies, waar door een gedeelte van het geheel gelegenheid verkrygt, om zig boven de o/erige oppervlakte des Beens te verheffen, inzonderheid , wanneer ook tefFens de oppervlakte des Beens beledigt is, en dus de uitlekkende beenvoedende Vogten , uit de gekwefte Beenvezelen, zig op de oppervlakte des Beens kunnen aanzetten; waar van wy ' voorbeelden vinden in de Beensuitfpatting na  ziektekunde: 4^ na een' Kneuzing en Verzweering vari het Beenvlies. En ten 2de, word de Beenzelfftandigheid uitgezet buiten haar gewoone afmeetingen, indien de Beenbuizen vervult worden met een verftoppend Vogt, inzonderheid indien hetzelve ook teffens door zyn' fcherpte de Beenzelfftandigheid broos maakt, of dat de Beenvezelen nog week zyn; het geen uit het verhandelde aangaande de Lendenvang en de Been vreeter duidelyk genoeg blykt. $. DCLXXXI. En de Been voedende Vogten worden in ruimer hoeveelheid tot het uitzettend Beengedeelte vergaadert , omdat , naar maate van de uitzetting en vergrooting, de aanvoerende Vaten evenredig verwydert worden. Gelyk wy aangaande de weekere deelen hebben aangemerkt , dat dezelve, indien zy langzaam worden uitgezet, ook doorgaans in dikte en zelfltandigheid vermeerdert worden, en waar van wy ($. LXXXVIII.) de reden hebben aangetoont; alzoo gefchied het ook in de hardere deelen, de Beenderen: want naar maate de Beenzelfftandigheid door de uitzetting lugtiger of ylder word gemaakt, en de aanvoerende Vaten van het Been voedend Vogt evenredig vergroot worden, en dus eene grootere hoeveelheid deezes Vogts aanbrengen  tf<$ HEELKUNDIGE gen, naar maate worden ook dikwils, in ds vergroote tuffchenruirntens , de Beenbeginfelen vergaadert, en dus de Beenftoffe vermeerdert. §. DCLXXXII. Eindelyk wat aangaat de nitwerkzels der Beensuitfpatting ; indien dezelve van eene vatte zelfltandigheid is of goedaartig, dan kan zy een geheelen Leeftyd duuren, zonder aanmerkelyke nadeelen te veroorzaaken ; tenzy dezelve , wegens haare byzondere plaatfing, gelyk inzonderheid omtrent of in de Gewrigten, de beweeging hindert, of, door eenige deelen te drukken, eenige byzondere bewerking verhindert of belet. Doch indien dezelve verzelt is van Beenbederf, dan is zy onderhevig aan de gevolgen, uit het Beenbederf te wagten , te klaar uit het verhandelde der voorgaande Ziekte, om hier re herhaalen. En ook blykt ten klaarfte, dat de 3 verhandelde Beenziektens van (§. DCLV.) tot hier toe, met den anderen een' nauwe verwantfchap hebben, en dat in veel opzigten de laafte een" eigenfchap is te noemen van de eerde of tweede. §. DCLXXXIIÏ. Men heeft ook ondervonden een' als 't waare gemengde Been - en Vleefchuitfpatting OJlcojïeatoma , daar wy reets  2 I E K T E K U N D E. 4^7 reets ( DCLXIIT. ) gewag van hebben gemaakt; ontfprnitende uit de tuffchenruimte der door Kraakbeen, of-Baaden, vereenigde Beeneindens; en doorgaans een gevolg zynde der geweldige rekking en fcheuring dee« zer Bindzelen. Deeze Üitfpatting is gedeeltelyk van een' Vleefch5 en gedeeltelyk van een'Beenige zelfltandigheid, ter oorzaake de geleden hebbende zagtere deelen, inzonderheid het tuffchengevoegde Vetvlies, en miffchien ook deKraakbeenige en Bandagtige zelfltandigheid, te zamen met de uitgroeijende Beenzelfftandigheid , een verward en te eenemaal ontaard zamenmengfel maaken. §. DCLXXXIV. En, behalven de Beensuitfpattingen , welke wy thans verhandelt hebben, worden 'er nog eenigeZiektens tot dezelve opgetelt; doch egter met den naam van valfche Beensuitfpattingen Exoftofes Jpuria benoemt; terwijl die van (§. DCLXXXIII.) gemengde word geheeten , en de overige waare Beensuitfpattingen Bxqflofcs vera*. De valfche Beensuitfpattingen zyn: ten ifte, de buitengewoone groote Beenweer Callus by de Beenbreuken, veroorzaakt omdat het Beenvoedend Vogt, waar uit de Beenlym gemaakt word, in tegrootenovervloetuitde gebïooke Beeneindens uitvloeit,, en om den bui-  4*8 HEELKUNDIGE buitenflen omtrek der Beenderen ophoopt en zig aanlymt, inzonderheid indien het door geen behooriyk drukkend verband belet word; welke vergroote Beenweer, behalven de Wangeftalte, tot geen1 geringe verhindering ter beweeging (trekt, inzonderheid geplaaft Zynde digt by de beweeglyke Gewrigten. En ten 2de , worden tot de onwaare Beensuitfpattingen gebragtalle vergaaderingen van Wye-vogten tuffchen het Beenvlies en de oppervlakte des Beens, aldaar verhardende; hetzy door een1 Kneuzing van het Beenvlies , of door de nederzetting aldaar van een bedorve Wye, by de Jigtigen en Venus lyders, en dus |igt-of Venus - knobbels geraamt. Deeze Gezwellen, onaangezien zy uit het Beenweezen fchynen voortekoomen, zyn nogtans zagter,enop de oppervlakte des Beens beweeglyk; alhoewel zy niet zelden , inzonderheid indien het ingeiloote Vogt fcherp is, of eindelyk word, een1 aanmerkelyke Beenbederving tot gevolg hebben. In het volgende Stukje zullen wy een aanvang maaken met de Ziektens dtr Vogten j en daar ia afhandelen de volilxekte.  Bladz. 4J0 PATHOLOGIA CHIRURGICALIS O F HEELKUNDIGE ZIEKTEKUNDE. %dï%dï%d?%dï Over de Ziektens der Vogten. §. DCLXXXV. ^|3£§(Se Ziektens der Vogten of der Hc ^^fc vloeibaare deelen zyn, gelyk die ïLllllS c!er va'te deelen » menigvuldig in 5fc*éww \ getal- De vloeibaare deelen zondigen insget|ks in verfcheidene opzigten. En de Ziektens, welke wy thans te verhandelen hebben, betreffen of den algemeenen hoop der Vogten, of alleenlyk ee* nige byzondere ; en dezelve zyn of volflrekte Ziektens der Vogten Morbi Humorunt abfoluti, nametitlyk voor zoo ver wy de Vogten alleenlyk in zig zelve befchouwen, of betrekkelyke Ziektens der Vogten Morin Humorum relativi, wanneer wy de Vogten aanmerken met een' zekere betrekli kgig  46b HEELKUNDIGE king tot de vafte deelen, door de welke zy bevat worden. §. DCLXXXVI. De volftrekte Ziektens der Vogten, en welke of alle de Vogten in 't gemeen betreffen, of eenige byzondere, zyn: ten ille, de ziekelyke Zamenhang; ten 2de, de ziekelyke Scherpte; ten 3de, de Afwyking der zamenftellende deeltjes van de Vogten; ten 4de, de Gebreken van de Chyl; ten 5de, die van het Bloed; en ten 6de , die van de afgefcheide Vogten. Wyders de betrekkelyke Ziektens der Vogten zyn : ten ïfte, de ziekelyke Hoeveelheid ; ten 2de, de Dwaaling in plaats; en ten 3de, de Gebreken der beweeging in de Vogten. Laaten wy een ieder van deezen afzonderlyk befchouwen. Over de volftrekte Ziektens der Vogten, en eerft over den ziekeh'ken Zamenhang. f §. DCLXXXVII. Gelyk de Vaftheid in de vafte deelen vereifcht word, alzoo is de Vloeibaarheid Fluiditas eigen aan de vloeibaare deelen, of Vogten. En even als de Vaftheid in de vafte deelen zondigt door te bo-  ZIEKTEKUNDE. 461 boven te gaan , of te ontbreeken ; word ook de Vloeibaarheid in de Vogten gebrekkig, door te min, of te veel te zyn. § DCLXXXVW. Daar de mindere of meerdere Vaftheid der vafte deelen afhangt van een'minderen of meerderen Zamenhang der zamenftellende Vezelen , geëvenredigt aan de byzondere menging der Hoofdftoffen, C§. LX); beiiaat de mindere cf meerdere Vloeibaarheid der Vogten insgelyks in een1 minderen of meerderen Zamenhang van derzelver zamenftellende deeltjes, door de onderfcheidene menging van dezelve Hoofdftoiïèn, als van de vafte deelen. §. DCLXXX1X., En de ziekelyke Zamenhang Cohdfio morboja in de Vogten onderftelt twee verfchillende Ziektens, namentlyk: ten 1 fte, een verminderden Zamenhang , Dunheid der Vogten genaamt; en ten 2de, een vermeerderden Zamenhang 9 Dikheid der Vogten geheeten ; welken wy ieder afzonderlyk zullen verklaaren. §. DCXC. Edoch eer wy tot deeze Ziektens zelve overgaan, achten wy nodig eenige eigenfchappen, aangaande de vloeibaarheid der Menfchelyke Vogten, uit de Menfchelyke Natuurkunde te herhaalen. li 2 Alle  4Ó-.2 HEELKUNDIGE Alle en een ieder onzer Menfchelyke Vog, ten» voor zoo ver zy door hulp van de Zintuigen kunnen befchouwt en onderzogt worden, beftaan uit een zamenmeng'fel van verfchillende Stoffen , waar van alleenlyk een gedeelte uit zig zeiven vloeibaar is, ter* wyl 'er een ander gedeelte van een' vafte zelfltandigheid is, en dus zyn'vloeibaarheid verfchuldigt aan de vermenging met het eerfte. Deeze Vloeiftolfe is het Water; het vafte weezen beftaat, gelyk van de vafte deelen, uit Zout, Vlamvattende Stofïe, en Aarde; en dus in de meerdere of mindere hoeveelheid van Water, en, daar uit, meerderen of minderen Zamenhang van de zamenftellende deeltjes der Vogten , beftaat dc meerdere of mindere Vloeibaarheid in de verfchillende Vogten ; het welk uit onze gegeeve Scheikundige-Ontbinding van 's Menfchen lighaam klaarder heeft gebleeken. Wyders in onze Mèhfcbelyke Vogten word 'er nog gevonden een' zekere gladde Slymerigheid Mucofitas, welke zig in draaden laat uitrekken, van zelfftandigheid.is als de Gom der Planten, begaande uit een minder Olyagtig gedeelte van het dikfte in de Vogten, zuigende het Water naar zig, en verfchaffende, door haar' vermenging en aankleeving, aan de Vloeibaarheid der Vogten de glad- en glibberigheid. $. DCXCf.  ZIEKTEKUNDE. 463 §. DCXCI. Of de Vloeibaarheid der Vogten (gelyk fommigen meenen) is toetefchryven aan de Bolswyze gedaante, en dus mindere onderlinge aanraaking van derzelver'zamenftellende deeltjes?; hier omtrent, offchoon het Vergrootglas deeze gedaante vertoont, zeggen wy met den grooten H. D. Gaubius in zyne Patbologia Medicina/is (§,£CLXXX.) dat veele zaaken ons gebieden , om 'er aan te twyfelen. En waarlyk, dewyl wy ondervinden, dat de roode Bloedbollen, offchoon gedrukt, en dus van gedaante verandert, niet te zamenkleeven, noch, onaangezien haar' Bolswyze gedaante vloeibaar zyn, tenzydoor tuffchenkomft van een Voerfel Fehiculum, het welk dezelve van den anderen houd; en ook deOly niet vloeibaarder is, omdat zy met een waterig Vogt vermengt zynde, zig in Bolletjes vergaadert; daarom meenen wy insgelyks het verftandigft te zyn, van aan de Natuurkundigen overtelaaten, om te befliffen, welke eene byzondere gedaante de zamenftellende deeltjes eener Vloeiftoffe moeten bezitten, opdat zy zig gemaklyker van den anderen laaten beweegen ; terwyl wy, aangaande de vloeibaarheid der Jvlenfchelyke Vogten, daar wy alleenlyk mede te doen hebben, ons vergenoegen met het geen wy diesaanraande ondervinden. h I i 3 S- DCXCII.  46*4 HEELKUNDIGE §. DCXCII. Dan, de Dunheid der Vogten Tenuitas Humorwn is een' hoedanigheid, waar door dezelve vloeibaarder zyn} als de Gezondheid vereifcht. Dezelve is van een' tweederly geflagt , namentlyk : zy is ten ifle, een' eenvoudige, of wateragtige Dunheid ; en ten 2de , een' zamengeftelde Dunheid , omdat 'er by het Water een' oplosfende en verdelgende Scherpte onderfielt word. §. DCXCIII. De eenvoudige of wateragtige Dunheid Tenuitas aquoja onderftelt een overvloed van waterige deelen, waar door de overige Beginfelen met minder onderlinge aanraakingen tot den anderen zyn gevoegt , en dus zwakker te zamenhangen , als het behoort. En gevolgelyk is de oorzaak van de Dunheid der Vogten gelegen in al het geen, wat de hoeveelheid van het Water boven den ftaat der Gezondheid in dezelve kan vermeerderen. §. DCXCIV. De Hoeveelheid van het Water in den hoop der Vogten word ver, meerdert, ten ïfte, door het misbruik van waterige, en inzonderheid warme dranken, het geen klaar genoeg is. Ten 2de, door een flilzittend leeven inzonderheid in een vogtige lucht, omdat, daar door, de be, wee*  ZIEKTEKUNDE. -0; ging ontbreekt, welke, ter uitperfinge van het overvloedige Water uit de overige Beginfelen, vereifcht word; terwyl teffens de vogtigheid van de lucht de vafte deelen ilap en kragteloos maakt, en 'er behalven dat veele Water-deelen uit een zodanige lucht, door de opflurpende Vatjes, overal in de uitwendige oppervlakte van het lighaam uitziende, worden opgenoomen, en tot de reets waterige Vogten aangebragt. Ten 3de, door de Zwakheid (§. LX1I.) der vafte deelen, en derzelver verminderde Leven skragt (§. XCV), als een gevolg daar van; want door de vereiichte fterkte en beweegbaarheid der vafte deelen, worden inzonderheid de zamenftellende deeltjes der Vogten nader tot den anderen vereenigt, en het overvloedige vloeibaare Voerfel uitgeperft, Ten 4de, door de groote ontlastingen, inzonderheid van het roode Bloed, hetzy door Aderlatingen, of andere Bloedvloeden; nademaal, daar door, de roode Bloedftofïe Cruor fanguinis, bezittende de grootfte hoeveelheid van vafte zelfltandigheid, in evenredigheid tot de blankere Vogten vermindert word , de vafte deelen zwak en onvermoogende worden, en dus onbekwaam , om- de nieuw aankoomende Vogten, vervult met veele Water-deelen , tot Bloed te maaken, en dus de verloore Bloed-. I i 4 ftof-  $66 HEELKUNDIGS ftoffe te vergoeden. En eindelyk ten jde, door de traagheid van den Omloop der Vogten, het gebrek van natuurlyke Warmte , en door de behouding van de waterige Ukwerpzels , als gevolgen van de Zwakheid der vafte deelen ; want daar de Omloop der Vogten, en de natuurlyke Warmte evenredig zyn aan de kragt der vafte deelen , en aan de vaftheid of dikheid der Vogten , daar is ook de ontwikkeling van het Water uit de overige Beginfelen, derzelver uitwerping, of behoudenis, onderfchikt aan de Beweeging der Vogten, en Warmte. §. DCXCV. De uitwerkzeis van de waterige Dunheid der Vogten beftaan: ten ifte, in de vafte deelen te verflappen en onbekwaam te maaken tot de Bewerkingen, •waar toe dezelve gefchikt zyn; en ten zóe, dewyl de Vogten vloeibaarder zyn , dan dezelve vereifcht worden , kunnen zy zig des te eerder uitftorten, waar uit de uitvloeiingen van Water in eenige Holligheeden, en de oorzaak der waterige Gezwellen, ten klaarften blyken, inzonderheid, indien wy daar by begrypen, dat even zoo veel als de Vogten dunoer zyn, en dus gemaklyker kunnen door en uitvloeijen, cox even zoo veel de vafte deelen , verflapt zynde , buiten ftaat zyn, om dezelve te behouden. §. DCXCVI.  ZIEKTEKUNDE» 467 $. DCXCVL De zamengeftelde Dunheid der Vogten , ook Ontbinding der Vogten Hiffblütio humorum genaamt, onderdek niet alleen een overvloed van Water - deelen , door welkers tuffehenkomft de overige Begin lèlen in wydere afftanden van den anderen zyn gefcheiden, en dus minder elkander onderling aanraaken ; maar insgelyks een' Scherpte in de eigene vermeenigvuldigde Water-deelen, waar door, het Aarden Olyagtige van de (dikkere zelfltandigheid der Vogten , in minder deeltjes verdeelt worden , zodanig , dat hetzelve zig met het waterig Voerfel naukeuriger te zamenvermengt, en alzoo deeze vaftere zelfltandigheid in de onderlinge zamenhang der gelykilagtige deeltjes belet word. §. DCXCV1I. Eene iedere Scherpte, beftaat, gelyk wy (§• LVI.) gezegt hebben, uit Zout-deeltjes, is dusondericheiden van aart, naar de byzondere Zouten, welke 'er in de Vogten tegenwoordig zyn; en naar dezelve opeen' verfchillende wyze daar in veroorzaakt worden, zal ook de Ontbinding der Vogten uit een byzonderen Bron ontfpruiten; doch waar van naderhand in de byzondere verhandeling over de ziekelyke Scherpte. %. DCXCVIII.  4^8 HEELKUNDIGE §. DCXCVIII. En wat aangaat de uit* werkzels van de Ontbinding der Vogten : dezelve zullen insgelyks verfchillen naar de byzondere bygevoegde Scherpte, en zullen naderhand ook beter blyken. In het algemeen beftaan de gevolgen van de te dunne, opgelolte, en fcherpe Vogten, dat zy, door haar'scherpte de vafte deelen prikkelen', en verknaagen ; door haar' vermeerderde vloeibaarheid uit de Monden, of Togtgaten der Vaten, welke dezelve bevatten, kunnen ontloopen; en dus, daar uit, Bloediïortingen , Buikloopen , groote en geduunge Ontlaftingen van de Kwyl, van de Pis, of van hetZweet, te veel verdunt en opgeloft zynde, en Bloedvlakken, Puiften, Uitflag, en meer andere nadeelen in opzigt tot den Omloop der Vogten, de Voeding, de Aficheiding, en Uitwerping, te weegbrengen, alle welke in 't vervolg breedvoeriger zullen verklaart worden. §. DCXC1X. De, Dikheid der Vogten Spijjïtwh humorum word genaamt, wanneer de Vogten ditcker, en dus minder vloeibaar zyn, dan met den ftaat der Gezondheid overeenkomt. Dezelve is de vlak tegenovergefielde Ziekte aan de Dunheid (DCXCII.) en onderiielt dus een gebrek van genoegzaame Water-deelen, waar door zig de deeltjes  ZIEKTEKUNDE. 46p jes van de dikkere zelfltandigheid met meerder en vafter onderlinge aanraakingen kunnen te ramen voegen. §. DCC. De oorzaak is gelegen in al wat de hoeveelheid van Water - deeltjes in de Vogten kan verminderen; gelyk het te weinig gebruik van waterige, vetdunnende Drank, de groote ontladingen van Water uit den hoop der Vogten,'hetzy door het Zweet, met den Stoelgang, langs de Piswegen, of anderfints ; een' te groote verftrooijing van het vloeibaare, door de Beweeging en Warmte; en eindelyk een' aficheiding der Water - deelen van de dikkere zelf Handigheid, en derzelver ftilftand in eenige Holligheden , waa.rom 'er niet zelden by de Waterzugt insgelyk? een' verdikking van Vogten word waargenoomen, en dus, daar de overvloed van het Water gelegenheid verfchaft tot deszelfs Uitftorting, ook teffens de verdikking van de overige Vogten een voornaame Bron uitmaakt van menigvuldige en herdnekkige Verfbppingen. §. DCCI. Egter men ondervind een' Dikheid der Vogten, geheel van de voorgaande onderfcheiden. Daar word in de Menfchelyke Vogten fomtyds gebooren een traage, dikke, en kleevende Slym Gluten of  4.70 HEELKUNDIGE Tituita; en het welk beftaat in een' booven maate vermeerdering van de natuurlyke Slymengheid(§DCXC). Deeze Slymerigheid trekt, gelyk wy gezegt hebben , het Water naar zig, vermengt zig naukeurig met hetzelve, en doet het dus insgelyks flymerig en dik worden. En deeze Verdikking is inzonderheid haar oorfprong verfchuldigt aan een aanhoudend gebruik Van lymige" Voetzelen, geholpen door een' verzwakte Kooking, een' vertraagde Beweeging der Vafte deelen op de Vogten, of door de aangevoegde Koude; of ook aan een' belette uitwerping der Slym - deelen , en dus derzelver buitengewoone vermeerdering by den hoop der Vogten. DCC1I. Wyders het dikkere der Vogten word nog dikker en vafter van zelfltandigheid, omdat 'er de Aard-deelen in vermeerdert zyn, waar uit, omdat de Aard-deelen de grootfte kragt van zamenhang bezitten , en dezelve nog des te meer hebben verkreegen, omdat de Water*deelen, die het anders beletten , ontbreeken , een' allerergfte Taaiheid Tenacitas word te weeggebragt. Nogthans verfchiit de aart van ' dit Gebrek, naar dat de Aarde met verfchillende Zouten, of Olyen vereenigt is. indien 'er een Zuur is bygevoegt, maakt het een  ZIEKTEKUNDE. 47e een zamentrekkend Stremfel Coaguhm uit, waar door het waterig Vogt insgelyks gelipte word; en wanneer de Aarde met een' Vettigheid omwonden is, en te zamen vermengt, dan word'er eenPekagtig droefem uit voortgebragt, het welk zeer taai zynde, de Vaten allerherdnekkigft aankleeft, en , een zoort van Harfl uitmaakende, weigert om zig met Water te iaaten vermengen, waarom liet allermoeijelykfl; is, om opgeloft of ontbonden te worden. En de oorzaaken deezer Verdikking zyn inzonderheid te vinden in het misbruik van aardagtige, harde, drooge , wrange , zamentrekkende, ongegifle meelagtige , flymige, vette , te zamen ftremmende, verkoelende, verdoovendezaaken, als Voetzelen ingenoomen, of als Geneesmiddelen gebruikt; terwyl de Verdikking , indien 'er de oorzaaken ((j. DCC.), welke het vloeibaare uitperfen, en het dikkere meerder te zamenvoegen, zyn bygevoegt, nog des te erger word. §. DCCIII. En wat betreft de uitwerksels der Dikheid en Taaiheid; dezelve zyn onderfcheiden naar den aart der byzondere befchreevene zoorten, het welk hier na beter zal blyken ; doch in het algemeen beftaan zy voornamentlyk in de traagere en moeijelyker doorpaffenng der Vogten door der-  4?2 HEELKUNDIGE derzelver rondvoerende Buizen of Vaten; waar uit een Stilfïand Stagnatio, Verftopping, Inpakking Infarlïus, een' belette Aficheiding en Uitwerping, en verfchillende zoorten van Gezwellen kunnen ontfpruiten. §. DCCIV. Eindelyk gelyk de Zwakheid en Styfheid, en de meerdere of mindere Leevenskragt der valle deelen, alzoo zyn ookde Dunheid en Dikheid der Vogten veelal geregelt naar de byzondere Gematigheeden , Leeftyd, Kunne, Manier van Leeven, Landaart, enz. der byzondere Menfchen, insgelyk3 overtelaaten om ter beter bevoegde plaatfe wydloopiger te verklaaren. C« & SS 0 *3 €* €« & & & $ S 0 0 0 $ O B 0 Over de ziekelyke Scherpte. §. DCCV. Tot de Gezondheid van onze Menfchelyke Vogten word niet alleenlyk vereifcht, dat dezelve eene bepaalde Vloeibaarheid bezitten, maar nog eenige andere, en niet minder noodzakelyke eigenfchappen , waar door zy van andere Vogten verfchillen. Deeze hoedanigheeden zyn of eigen aan alle de Menfchelyke ; Vogten in 't gemeen', of byzonder aan eenig byzonder Vogt, en doen dus de byzondere Vogten on-  ZIEKTEKUNDE, m onder den anderen verfchillen. En uit het ontbreeken deezer verfchillende eigenfchappen ontfpruiten verfchillende Ziektens der Vogten, van de welke wy de algemeene in deeze, en in de volgende Afdeeling, zullen verhandelen. §. DCCVI. Onder de gemeene eieenfchappen, waar mede onze gezonde Vogten moeten begaaft zyn, is de Zagtheid of Scherpeloosheid Blandities de voornaamfte. Alle onze Vogten 3 natuurlyk geftelt zynde , bezitten deeze hoedanigheid , indien men flegts eenige weinige, als de Gal, en eenige anderè Scheivogten Menftrua, welke in ons menfchelyk lighaam,tot bepaalde gebruiken gefchikt ,te vinden zyn, en door de Menfchelyke Natuurkunde genoeg bekent, daar van uitzondert. En het tegengeftelde aan deeze hoedanigheid is de Scherpte, de Ziekte welke wy thans ten voorwerp heb-, ben, om te befchryven. §, DCCVIL De Scherpheid Acrimonia word in het algemeen, en in betrekking tot het menfchelyk lighaam , genaamt al wat, doar te fleOken , te fnyden, of te verknaagen, den zamenhang der vafte deelen kan vernietigen; de deelen met Gevoel begaaft Pyn aanbrengen ; en , door de LeeK k yens-,  4.74 HEELKUNDIGE venskragt aanteprikkelen , de deelen daar mede begaafc tot de beweeging of zamentreivking noodzaaken. De Scherpheid is twederly: zy is of ten ifte , een' werktuiglyke Scherpte Acre mechanicum; of ten 2de, een' Icheikundige Scherpte Acre chemïcum; en wy zuilen dezelve beiden voor af befchryven, (offchoon wy alleenlyk de laaiie ten voorwerp hebben,) opdat miffchien, uit de meer bekende eigenfchappen van de eerfle, eenig licht zoude bygezet worden, tot beter begrip van den aart en werking der laaftg. §. DCCVIH. De vernietigende kragc eener werktuiglyke Scherpte onderflelt ten jite, een' hoekige en fcherpe gedaante van derzei ver zelfflandigheid, waar door het kan doordringen , en al het geweld haarer beweeging alleenlyk op weinige punten van het lighaam, het welk zy aandoet, befleet: want 200 heeft een Mes of Degen een fcherpen hoekigen kant of punt, waar door het doordringt; terwyl een van beiden, bewoogen zynde, alleenlyk zyn geweld oefent op weinige punten van het lydende lighaam. Ten 2de, word 'er eene graad van hardheid in de fcherpe zelfltandigheid vereifcht, waar in zy het weezen, waar op zy werkt te boven gaat: want noch een Mes, noch  ZIKTEKUNDE. 475" noch Degen, hoe fcherp, zal door een weezen dringen, of hetzelve in zyn geheel verdeelen, hetwelk harder is, maar zullen integendeel haar' Scherpte verliezen. En eindelyk ten 3de , opdat de fcherpe weezens werken, is'er een' beweeging nodig, waar door, of het kwetfende werktuig tot het lydende lighaam , of het lydende lighaam tot het beledigende werktuig, word bewoogen, hetwelk van zelfs {preekt; nademaal twee ruftende lighaamen elkander niet werktuiglyk kunnen aandoen of op eenige manier veranderen. 7 §. DCCIX' De kragt en werking der fcheikundige Scherptens zyn tot nog onbekent; en , of, om de gelykheid van derzelver uitwerkingen aan die van de werktuiglyke Scherptens,'ereen'beflaanbaarereden is, om haar aart en eigenfehappen eveneens te onderftellen , dit laaten wy liever ter nader onderzoek over aan beproefder Verftanden. Nogthans wy kunnen ons hier gemaklyk vlyen met de eige denkbeelden te maaken van de Hardheid, van de hoekige Scherpte en van de Beweeging, gelyk wy dezelve inde werktuiglyke Scherptens ondervinden. Men moet dan de Zouten, waarin de Scherpte beftaat, aanmerken als byzondere hardere en hoekagtige lighaamtjes, welke met de ove6 b K k 2 n-  476 HEELKUNDIGE rige vloeibaarder hoop der Vogten worden omgevoert, en bewoogen worden op de vafte deelen, of op de zelfftandigheid der Vogten , zodanig , dat zy dezelve, op de eige manier als de werktuiglyke Scherpte kunnen verdeden; offchoon egter de vereifchte gedaante deezer kwetfende Zouten, die mogelyk in de verfchillende Scherptens anders is, en miflchien niet volftrekt hoekig behoeft-te zyn, voor ons verborgen blyft. En alhoewel de fcherpe Vogten, door de vermeerderde Leevenskragt, vermoogender werken, verwekken zy dikwils, door haar ingefchaape kragt, meer de beweeging, dan zy dezelve om te werken vereifchen , het geen derzei ver uitwerking op de leevenlooze zaaken, alleenlyk door haar' eenvoudige aanraaking, genoeg bewyzen; en waar uit teffens niet onduidelyk volgt, dat , hoe waarfchynelyk de vergelyking van de werking der fcheikundige. Scherptens met die van de werktuiglyke fchynt overeentekoomen , 'er nogthans iets in de eerile overfchiet, dat tot nog de fynheid van ons verftand ontvlugt, en ons dus verpligt om alleenlyk met het waarneemen van deszelfs uitwerkingen vergenoegt te zyn. $. DCCX. Dan, wy zeggen alleenlyk, dat de Scherpheid beftaat in de tegenwoordig-  ZIEKTEKUNDE. 4-77 digheid van eenjge Zout-deeltjes in de Vogten, hetzy dezelve van buiten aangebragt, of hetzy het natuurlyk Zout in onze Vogten ( (j. LVL) uit de overige Beginfels ontwikkelt zynde, als 't waare op zig •zelfs beftaat. En gevolgelyk is de oorzaak der Scherpheid gelegen in al wat de Vogten met vreemde of ongewoone Zouten kan voorzien; of in al wat te weeg kan brengen, dat het natuurlyk Zout der Vogten niet behoorlyk vermengt word of blyft met de overige Hoofdftoffen. §. DCCXT. De Vogten worden met vreemde of ongewoone Zouten voorzien, door de zaaken, waar mede wy omgaan, en zyn inzonderheid te vinden in de Spys en Drank; in de Geneesmiddelen, of Venynen; in de Befmetzels Miasmata; en in de Lucht. Want offchoon ons Voetzelen zyn gegeeven , welke zagt zyn en van Scherpte ontbloot, verkieft de Lekkerny ter voldoeninge aan den Smaak thans en van overlang, veele fcherpe, welriekende, geestige , bittere, fterk prikkelende, en dus met veele Zouten voorzien zynde Spyzen en Dranken;. daar worden fomtyds fcherpe Geneesmiddelen gebruikt; by toeval Venynen toegereikt; en de Lucht voorzien zynde met fcherpe Zout-deeltjes en Befmetzels Kk 3 laat  4^8 HEELKUNDIGE laat niet na, om, door de wegen van de Voetzelen , van de Ademhaling , of door de overal opene Togtgaten in de oppervlaktens van ons lighaam, gediuinglyk daar van iets naar binnen te zenden; alle wélke scherptens cf Zout-deeltjes onze Vogten vervuilen, en in'haar aart doen mededeelen, inzonderheid , wanneer deeze Scherptens een' hoedasigheid , gelchikt om dezelve aanteneemen en te behouden, in onze Vogten aantreffen, of de Natuur te eenemaal Kragteloos is, om de vreemde weezens te veranderen , of door de üntlaftwegen af cezenden en uittewerpen. S- DCCXII. Egter, tegen den ingang der van buiten aangebragte Scherptens in onze Vogten fchynt te firyden , dat alle de Ingangen, waar langs dezelve zouden kunnen ingaan , een kragt is ingefchaapen , waar! door zy zig, door eenige Scherpte geprikkelt zynde, te zamentrekken, en fluiten; en waar door gevolgelyk de ingang der Scherptens zoude belet worden. Deeze eigenfehap kan niet gelochent worden, en is bekent uit de Menfchelyke Natuurkunde; de Monden der Melkvaten Vaja laBea, berooft zynde van die kragt, zouden waarlyk meerder Scherptens inlaaten, welke nu worden uitgeworpen; doch indien men de ingaan-  ZIEKTEKUNDE. 479 gaande Scherptens onderdek vermengt te Svn met anderedcelen, welke dezelve verzagten , dan zal de mogelykheid van derzelxer Ingang des niettegenitaande klaar genoeg b!yken ,e,ndk, gevoegtby de menigvuldige ondervindingen daar van , het gefchil kunnen befliffen. $. DCCXIII. Het natuurlyk Zout word pf blyft niet vermengt met de overige' Hoofdftoffen onzer Vogten, door yeele verfchillende oorzaaken; doch wy zyn hier, ter beter begrip, genoodzaakt,om te onderfcheiden het niet vermengt worden van het niet vermengt blyven , nademaal dit veel, gelyk blyken zal, van. den anderen verfchilt. • ■ § DCCXIV. Het is uit de Natuurkunde bekent, dat, offchoon wy de befte en voor ons gezondfte Voetzelen gebruiken, en daar uit een allerbefte Chyl is gemaakt , nogthans dit Vogt niet te eenemaal overeenkomt met onze Vogten, en dus in de Tweede en Da-de Wegen Via Secunda en Tertia een' verandering moet ondergaan , Zoo wel als dezelve beneftens de Voetzelen in de Eerde Wegen Prima VU geleden hebben. In dit nieuw aangebragt Vogt hebben onwederfprekelyk , als een' HootdKk 4 ftof"  4-8o HEELKU ND I G E {toffe,' Zout - deeltjes plaats, doch zoo niet vermengt met de andere Hoofdftoffen , en zoo niet van aart als de Zout-deeltjes in onze Vogten, en derhal ven vereifchen dezelve, om, door met onze Vogten vermengt te worden, door de beweeging, warmte, en miflchien nog door eenige andere tot nog onbekende kragten , verandert te worden. Het Zout in onze Vogten, opdat het niet Zondigt, moet in genoegzaame kleine deeltjes verdeelt zyn door een' vereifchte hoeveelheid Water, en door Oly- en Slym-deelen verftompt. En dus, het geen aan de aangebragte Zouten moet gebeuren, moet aan de andere bly ven volharden; waar uit dan duidelyk volgt, wat wy door niet vermengt worden, oF niet vermengt bly ven hier verftaan. Ondertuflchen gaan wy het gefchil voor by, of de zagtheid der Vogten is toetefchryven aan de verandering der puntige en hoekige Zouten in een' Bolswyze gedaante ; nademaal de gedaante der Zouten nog niet beweezen is, §. DCCXV. De reden, waarom de nieuw aangebragte, offchoon op zig zelfs genoomen, voor ons gezonde Zouten, niet behoor! yk by onze Vogten vermengt worden, en in den aart onzer Zouten verandert, beftaat inzonderheid in eene Zwakheid en on-  ZIEKTEKUNDE. 4.81 onvermoogen der vafte deelen, gepaart met een' verminderde natuurlyke warmte, waar door de nieuwe Vogten en dus ook de Zouten niet genoegzaam onder de oude kunnen vermengt worden; en het geen nog des te meer plaats zal hebben, wanneer de lyder reets uit kragt der Zwakheid aan een' Kwaadzappigheid onderhevig is, nademaal dan de nieuw aankoomende • Vogten veel eerder den kwaaden aart van de oude aanneemen, dan , dat zy , door daar mede vermengt te worden, de natuur van gezonde Menfchelyke Vogten zouden verkrygen. §. DCCXVI. De Zouten blyven in haar' vermenging met de overige Hoofdftoffen niet beftaan, maar worden daar uit los gemaakt , en 'er dus van zagte fcherpe Vogten gebooren, inzonderheid, wanneer het lighaam niet met nieuwe'en de vereifchte Voetzelen word verkwikt; nademaal, door de kragt van hetLeeven, de Water-Slymen Oly - deelen verftrooit worden , en dus de Zout - deeltjes van het geen haar vermengt houd , en verftompt, berooft worden. En dit zal gevolgelyk nog des te meer gefchieden, wanneer 'er zig een' te bovengaande beweeging en warmte byvoegen, omdat door dezelve het Water vervliegt, en de overige dikkere Zelfltandigheid der Kk J Vog-  4§2 HEELKUNDIGE Vogten meer en meer ontbonden word, en dus de Zouten daar uit ontwikkelt. $. DCCXVIT. Wyders de hier of daar ftilltaande Vogten veranderen van haar zagten aart in een fcberpen , omdat zy met geen nieuwe Vogten voorzien worden, en inzonderheid door de warmte der deelen, waar in zy ftilftaan , ontbonden worden, En uit welke plaatfen deeze veranderde Vogten even zoo goed, door de opüurpendeVatjes, kunnen opgenoomert worden,en by den algemeenen hoop der Vogten gebragt, als dezelve daar uit op de valie deelen kunnen nedergezet worden. §. DCCXVIII. En eindelyk, tot de oorzaken van de Scherpheid is voornamentlyk de ongeregeldheid der beweegingen, waar door de Kooking•, Affcheiding, en Uitwerping der Vogten, volbragt worden, te brengen ; nademaal daaruit een' Rauwheid Crudit'as, een' eigenlydige Bederving der Vogten Corruptio fpontanca, een1 vermenging van het geen moefl gefcheiden zyn , of een' fcheiding van het geen moeft vermengt blyven, een' behoudenis van het geen moeit uitgeworpen worden , en een' uitwerping van het geen nuttig was, voornaamentlyk pntfprüiten , het geen uit het voorgaande reets  ZIEKTEKUNDE, 4.8$ reets is gebleeken, of op zyn tyd wydlopr piger zal verklaart worden. §. DCCXIX. De uitwerksels der Scherpheid beftfan inzonderheid, ten ïfte, in de vafte deelen te prikkelen, en te knaagen, waar uit Jeuking Pruriius, Pyn , Krampen, en Stuiptrekkingen, natnentlyk, wanneer de deelen met Gevoel begaaft, het Zenuw-geftel, worden aangedaan. Ten 2de, door de vermeerderde beweeging der getergde vafte deelen koomen'er Koortzen, en door de eige prikkeling, op fommigeBuizen aan• gewent,worden dezelve zamengetnokken en vernauwt, waar uit Verftoppingen en Stilftand der fcherpe Vogten in eenige deelen. Ten 3de, de ftilftaande fcherpe Vogten vernietigen de vafte deelen, en veroorzaaken daar door Uitftortingen en Ontladingen van Vogten uit de bevattende en doorknaagde Vaten, veelerlye zoorten van Puiften PuJluke , Gezwellen, en Zweeren, zoo der harde, als der zagte deelen. En eindelyk ten 4de, de Scherpte verandert ook de overige Hoofdftoffen der Vogten , en brengt dus voort een1 gebrekkelyk Voeding of Uitteering Atrophia, en veele andere gebrekkelyke Bewerkingen. §. DCCXX. Tot hier toe hebben wy de Scherp-  484 HEELKUNDIGE Scherpheid in het algemeen befchouwt; doch , dewyl 'er verfcheidene Scherptens worden gevonden, welke in aart, oorzaaR, en uitwerkzels, veel onder den# anderen verfchillen, zyn wy genoodzaakt , om dezelve afzonderlyk te verklaaren. S. DCCXXI. Het verfchil der byzondere Scherptens is gelegen in den aart der onderfcheidene Zouten, waar uit dezelve beftaan, en in derzelver onderfcheide vermenging of zamenvoeging met andere Stoffen. Eki de voornaamfle Scherptens,, welke wy nropzigt tot den algemeenen hoop der Vogten te verklaaren hebben, zyn: ten ifte, de zuure Scherpte; ten 2de wrange ofte zamentrekkende Zuurigheid; ten 3de, de Loog - en Zeep-zoute Scherpte, en daar by de Verrotting; en ten 4de, de Pekelzoutige en Piszoute Scherpte. §. DCCXXII. De zuure Scherpte Acrimonia aeida of Acor is een' Scherpte uit een' tegenwoordigheid en overvloed van Zuurzouten Salia acida in onze Vogten. Dezelve heeft zyn eerflen oorfprong in de Eerfte Wegen , èn word van daar in 't vervolg van tyd tot het Bloed, en de andere Vogten gebragt. §. DCCXXIII.  ziektekunde: w $. DCCXXIII. De oorzaak der zuure Scherpte beftaat in een langduurig en aanhoudend gebruik van zuure of verzuurende zaaken, hetzy Spyzen, Qranken, Geneesmiddelen , enz. welke door de kragten van onze Natuur niet te ondergebragt en verandert zyn, hetzy omdat zy uit haar eigen aart voor de Menfchelyke Natuur onoverwinnelyk zyn, of dat het gewoone vermoogen van de kookende en veranderende kragten ontbreeken. §. DCCXXIV. DeZuurigheid of de Verzuuring is te eenemaal oneigen aan onze Menfchelyke Vogten, integendeel dezelve zyn uit haar eigen aart geneigt tot de Verrotting, en dus voorzien met Zouten, welke veel eerder tot de Loog, dan tot de Zuur-zouten behooren. Gevolgelyk, opdat onze Vogten zuur worden of onderhevig worden om te verzuuren, word 'er vereifcht, dat dezelve van buiten met zulke flerke of overvloedige Zuuren voorzien worden , welke onze Natuur niet kan overwinnen , maar door de welke integendeel de natuurlyke gefteldheid onzer Vogten verandert word. Of de kragten der Natuur moeten te zwak zyn, om, volgens de wet der Gezondheid , de gewoone Zuuren of verzuurende zaaken , te ondertebrengen ; waar  486* HEELKUNDIGE toe de Zwakheid (§. LXII.), hetzy van het geheele lighaam, of byzonderlyk van de Wegen der Spysbereiding; de vermeerderde Leevenskragt ( XC1V.); het gebrek of onvermoogen van de Spys en Chyi bereidende Zappen; de traagheid van den Omloop der Vogten en het gebrek van natuurlyke Warmte; het verzuim der dierlyke Beweeging Motus animalis ; en de byzondere Leeftyd , Kunne, en Manier van leeven ; voornamendyk te brengen zyn. Want door de Zwakheid, inzonderheid der Lerfte Wegen, worden de ingenoome Zuure of verzuurende Voetzelen niet genoeg bewoogen; omdat de Gal en andere Scheivogten van haar Zeepagtigen aart, waar door de Zuurigheid gematigd word, verftooken zyn, of omdat dezelve door te groote aandoenelykheid niet of te. weinig worden afgefcheiden, worden zy niet genoeg met tegenftrydige Vogten vermengt; terwyl dé Zwakheid met derzelver gevolgen, gelyk wy reets gezien hebben, eigen is aan de Kinderen, Vrouwen, en aan die geenen, welke een flilzittend leeven leiden. En dus de ingenoomene Zuuren of verzuurende Voetzelen , bly ven heur aart behouden, en in de Tweede en Derde Wegen gekoomen zynde, deelen zy heur aart mede aan de Vogten , welke zy daar aantreffen , inzonderheid  ZIEKTEKUNDE. 4&? Beid indien,- lilt kragt van de algemeens Zwakheid, den algemeenen hoop der Vogten insgeiyks van een minder Zeepagtigen aart is , en dus buiten ftaat, om de aangebragte Zuur-zouten, in haar zoortgelyke Zouten te doen overgaan, of anders geheel te vernietigen. 6i DCCXXV. En wat aangaat de uitwerkzels en gevolgen van het Zuur ; behalven de ""algemeene der Scherpheid (§. DCCX1X.), zyn dezelve menigvuldig. Een lighaam met zuure Vogten vervult is bleek van kleur en altoos koud, omdatjhet Zuur het Wateragtige naar zig trekt en behoud, en het Vlamvattende, waarin de Kleur en Warmte geftelt worden, te onderbrengt. De vafte deelen worden flap , omdat het Zuur de Aarde, de oorzaak der Vaftheid, oplöft en uiteet. Het is om dezelve reden fomtyds oorzaak van de Broosheid der Beenderen ( §. LXXI. ). En dewyl de Zwakheid en de uitgeblufte Warmte waare gevolgen zyn van de zuure Scherpte, is het klaarblykelyk, dat, daar door, ook de Omloop van het Bloed en de kragt van het leeven moeten vermindert worden; en dus daar uit meer en meer eene kwaade gefteidheid der Vogten, benefïens nog veele andere Ziektens, zoo betrekkelyk den behoor-  488 HEELKUNDIGE ïyken Omloop, de Bereiding en Verandering der Vogten, als tot de Voeding, enz. ontfpruiten. §. DCCXXVI; De 1 wrange of zamentrekkende Scherpheid Ammonia acida acerba onderftelt, dat de Zuur-zouten met veele Aard-deelen vereenigt zyn. Derhalven is hier by de Scherpte een' Dikheid der Vogten gevoegt. En een zodanig zondigend Vogt brengt veele herdnekkige Verftoppingen en zamentrekkingen der Vaten te weeg, het geen klaar genoeg uit (§.DCCII.) heeft gebleeken. DCCXXVII. De loogzoutige Scherpheid Acrimonia alcahfeens*is, wanneer onze Vogten met zodanige Zouten voorzien zyn, hetzy door een menigvuldig gebruik van Voetzelen, of anderfints, waar in dezelve overvloeijen , of omdat, door een menigvuldig gebruik van welriekende fcherpe Zouten , welke geduuriglyk prikkelen , en de Beweeging en Warmte opwekken, onze natuurlyke Zouten in deeze Scherpigheid verandert worden. §. DCCXXVIII. Wy hebben ($. DCCXXIV. ) gezien , dat de natuurlyke Zouten onzer Vogten meer van den aart . der  ZIEKTEKUNDE. 48$ cïer Loogzouten in zig hebben, als van dé Zuurzouten; en gevolgelyk , indien dezelve van buiten met zoortgelyke Zouten vermenigvuldigt worden, of dat-, op eenige manier de beweeging en warmte vermeerdert worden, waar door de natuurlyke Zouten uit de zamenftelling der Vogten ontwikkelt worden, dan is de geboorte deezer Scherpheid ligt mogelyk, en gemaklyk om in haai* verfchillende oorzaaken, te begrypen. §. DCCXXIX. En betreffende derzei ver uitwerkzels ; dezelve beftaan voornamentlyk in de Vogten op te lolTen, en te verdunnen, waar uit, de beweeging en warmte , door de prikkeling der vafte deelen > te gelyk vermeerdert zynde, en de Vaten en Buizen verknaagt wordende, eene uitvloeijin'g der Vogten , en de verdere aan de Dunheid of Ontbinding (§. DCXCVI.) eigene Ziektens. §. DCCXXX. Aan de loogzoutige Scherpheid is zeer nauw vereenigt de Verrotting Futredo; omdat zy niet, daar de Loogzouten ontbreeken, en het menigvuldig!!:, daar zy overvloedig zyn , voorvalt. Dezelve beftaat in een' ontbinding en vernietiging van den gantfchen zamenhang der Vogten, gepaart met een overvloed van vlugge Loog-5 L 1 zoii*  4pö HEELKUNDIGE zouten, vermengt met een fcherpe Hinkende Oly. Egter in de ontbinding en bederving der Oly-deelen fchynt de Verrotting voornamentlyk 'te beftaan, nademaal wy ondervinden dat de vlugge Loogzouten dezelve kunnen beletten. §. DCCXXXI. De oorzaaken der Verrotting zyn menigvuldig, en wel voornamentlyk : ten i fte, de eigenlydige Bederving CorruptioJpontanea onzer Vogten, omdat zy vaneen Loogzoutigen aart zyn; en dus worden zyin de verrotting, werwaarts zy uit zig zelfs geneigt zyn, geholpen, door ergens in een byzondere en inzonderheid warme plaats ftil te flaan, door een vermeerderde beweeging en warmte, en eindelyk door gebrek van Voetzei en dus nieuwe Vogten. Ten 2de, onze Vogten gaan over tot verrotting, wanneer de Stoffen, welke natuurlyk moeten uitgeworpen en ontlafl worden, binnen bly ven, omdat zy onnut en tegennatuurlyk geworden zynde, de overige gezonde Vogten befmetten. En ten 3de, worden onze Vogten de Verrotting medegedeelt door de Lucht, Voetzelen, en Befmetzels, welke daar mede voorzien of daar toe geneigt zyn; of de verrotte ltoffe word uk een' rottende Zweer, uit een' Beenbederving, uit een deel met het Vuur- aan-  'Z I 'K T E K U N D E. 0f gegreepen, opgenoomen en by liet Bloed gebragt; en dus vervolgens* (). DCCXXXll. En de gevolgen der Verrotting zyn gelegen in de Vogten meer enmeer te ontbinden, dun te maaken, te doen bederven, en,onbekwaam te maaken toÈ de Voeding; in de Vet - en'Oly-deelen fcherper, Hinkend, en garftig te maaken; en in de Vafte Deelen te prikkelen, te knaai » gen , en te verteeren ; waar uit fcherpa Koortfen,' Ontfteeking, Uitflag, het Heete- en Koudevuur, en nog menigvuldige Ziektens aangaande den Omloop , Allebeiding, en Uitwerping der Vogten. §. DCCXXXüï. De pekelzoutige Scherp* te Ammonia muriatka is, wanneer onzö Vogten met Pekelzouten, waar mede men de Spyzen bereid, en daarom ook Spyszotiten Salia cibaria genaamt, voorzien zym Deeze Scherpte is voornamentlyk zyn oor* fprong verfchuldigt aan het menigvuldig gebruik van fterk gezoute of gepekelde Voet* zelen, inzonderheid indien 'er te gelyk een fpaarzaam gebruik van waterige Dranken j waar door anderfints de Zouten verdunt worden, is by verzelt. En de uitwerkzetë van dezelve beftaan,in de Waterden Slytn* dseien fcherp te maaken, meerder awaafta L 1 a aan*  492 HEELKÜNÖIGË aantebrengen , en naderhand, geholpen door de beweeging en warmte, de Vogten te ontbinden, en tot verrotting te doen overgaan; waar uit Jeuking, roode Vlekken, Verknaagingen , en een1 langzaame rottende Vernieting der Valle Deelen. En ook fomtyds, als zodanige Zouten in een grooten overvloed in onze Vogten tegenwoordig zyn, en aldaar veele Aard-deelen aantreffen , waar mede zy zig vereenigen, of dat zy abyorens daar mede vereenigt waaren, word daar uit een1 Dikheid der Vogten , en een1 onbuigzaame Hardheid der Vafte Deelen gebooren ,* het geen uit het verhandelde te klaar volgt, om verder beweezen te worden. §. DCCXXXIV. Tot de voorgaandeScherpheid kan ook gebragt worden de piszoutige Scherpheid Acrimonia ammoniacaïis, welke beftaat in een overvloed van het natuurlyk Zout in onze Vogten , of van het geen daar het naafte bykomt. En derhalven beftaat derzelver oorzaak in een' belette uit werping der natuurlyke doch te overvloedige Zouten; of in de overvloed, hetzy van de Loogzouten, of van de Zuurzouten, in onze Vogten , juift door de tegenftrydige Zouten getempert, nademaal de Piszouten, even'gelyk het Pekel of Keukenzout,  ZIEKTEKUNDE. 493 zout , tot de middelflagtige Zouten Salia neutra behooren. $. DCCXXXV. Eindelyk , behalven de aangehaalde Scherptens van (■§. DCCXX11.) tot hier toe, worden 'er, nog veele andere in onze Vogten-waargenoomen, doch dezelve behooren tot eenige byzondere Vogten , of zy worden gevoeglyker tot eene byzondere Afdeeling, of tot de oorzaaken der Ziektens gebragt; waarom wy dezelve dan tot daar toe zullen bewaaren. Over de Jfwyking^ §. DCCXXXVI. Niet alleenlyk word in het algemeen tot de gezondheid der Vogten yereifcht, dat zy eene behoorlyke vloeibaarheid bezitten', en fcherpeloos zyn, namentlyk dat zy noch met vreemde of te overvloedige Zouten zyn voorzien , noch dat het natuurlyk Zout in dezelve onvermengt is met andere Stoffen , welke hetzelve in zyn' Scherpte beteugelen ; maar het is ook ten hoogften noodzakelyk , dat de onderfcheidene en verfchillende beginfelen, waar uit de Vogten beftaan, een zekeren graad van onderlingen zamenhang tot den andeL1 3 ren  494 HEELKUNDIGE ren bezitten, opdat, daar door, derzelvep behooflyke vermenging onder den anderen zoude bewaart worden En gevolgelyk in het ontbreeken van dit vereifchte , is een ander zoort van Ziekte gelegen, de laafle, welke wy aangaande de algemeene Ziektens der Vogten hebben aantemerken, en welke Afwyking der Vogts Zamenftellende deeltjes Sccejfio particularum bmnorum genaamt word. §. DCCXXXVIÏ. Wy hebben (DCXC) gezegt, dat wy in onze Vogten ondervin^ den: ten ifte, Water, waar in de Vloeibaarheid beftaat; ten 2de, een' dikkere Zelfitandigheid, welke haar' vloeibaarheid verfchuld.'gt is aan het Water; en ten 3dex een' Slymerighéid , welke de glad en glibberigheid ven'chafr; en derhalven in de gemaklyker, dan natuurlyke, affcheiding en als 't waa*e lo^maaking van eene deezer beginfelen van de overige, is in het algemeen de aart. deezer Ziekte gelegen, en dus ook de Afwyking, naar de drié verfchillende Stoffen, waar in zy plaats heeft, driederly, nament, lyk van het Water, van de dikkere Zelf'ft an,digheid, of van de Slym- deelen. ^ § DCCXXXVIÏ I. De oorzaaken deezer Sfö&S zyQ miffchien menigvuidiger , dan het  ZIEKTEKUNDE, 49f het fynfte vernuft kan nafpooren ; egter zullen wy eenige, welke mogelyk zyn, aanhaalen. Al wat magtig is, om de tweederlv Dunheid der Vogten ( DCXC11L). en (DCXCVI.) te veroorzaaken, is ook tetfens in ftaat om de Afwyking van eenig gedeelte der Vogten uk het overige geheel te weegtebrengen; nademaal het denkbeeld van den zwakkeren of. vernietigden Zamenhang der Vogts zamenftellende deeltjes volkornentlykin zig fluit het denkbeeld van derzei ver minderebetragting'daar toe, en dus van de meerdere mogelyklieidvari de Afwyking. Het gebrek vanZout in de Water deelen begr y pt men uit onze gegevene fcheikundige Ontbinding, dat de vermenging en zamenhang van het Water met de Oly- en Aard-deelen ongemaklyk maakt; nadien uit CS- LVL ) vol?,ts dat het Zout als 't waare de band is, welke deeze onderfcheidene Beginfelen te zamenbind. Indien de Aard-deelen met te weinig Oly-deelen zyn voorzien, en integendeel vereenigt met veele zuure zamentrekkende ' Zouten, kan men gemaklyk begrypen, dat zy de Water-deelen verhaten. Wanneer de Slymerighéid te lymerig, te gomagtig, of te taai is, dan laat zy zig minder met de overige Beginfelen vermengen, en is dus meerder geneigt om zig aftezonderen. En ais de Oly-deelen te .veel los gemaakt zyn L1 i • "it  |p6 HEELKUNDIGE uit de Aardagtige beginfelen, hetzy omdat dezelve in evenredigheid tot de Aard-deelen te overvloedig zyn, of hetzy dezelve te dun zyn; en dat zy zig insgelyks met het Water niet kunnen vermengen , door geprek der vereifchte Zout-deeltjes; dan moeten zy zig ook gemaklyker van het overige geheel affcheiden. Alle welke aangehaalde hoedanigheden waarfchynelyk haar voorriaamfte oorzaak verfchuldigt zyn: ten ifte, aan de dwaahngen in de fpys en drank, van zo( a~!!gen aart, dat zy van deeze of geene .Hoofdftoffen eene meerdere hoeveelheid aan de Vogten toebrengen , als vereifcht ■word; ten 2de, in gebrek van de Kookende kragt, waar door de verfchillende Hoofdftoffen niet behoorlyk vermengt worden; ten 3de, in de ongewoone behoudenis en uitwerping van fommige Hoofdftoffen , waar door insgelyks de evenredigheid onder den anderen word verlooren; en ten 4de, in de ongeregelde beweeging , zoo aangaande den Omloop der Vogten, der Le-. vens-bewerkingen, en van het Zenuwgeftel, nademaal de behoorlyke vermenging der Vogten , in veelerlye opzigten daar van afhangt. § DCCXXXIX. Of ook deeze Ziekte Vogten niet met -'goed regt is te brengen  ZIEKTEKUNDE. 497 gen tot de Erfziektens Morhi hare&itarii^ en dus derzelver oorzaak beftaat in een1 voor ons onbekende hoedanigheid der Vogten , en miilchien byzondere eigenfchap van het werktuiglyke der vafte deelen, ontleent van onze Voorouders ; hieromtrent vinden wy zeer veele waarfchynelykheeden, indien wy onbeveroordeelt opmerken , dat veele byzondere Geüagten aan de uitwerkzels deezer Ziekte onderhevig worden, daar andere van bevreid blyven, alhoewel zy door de eigene fchadelyke Magten beledigt worden, §. DCCXL. Eindelyk de uitwerkzels en gevolgen deezer Ziekte zyn veel in 't getal , en onderfcheiden naar de byzondere afgeweeke deeltjes der Vogten. Het Water of' het Vloeibaare van de overige vaftere Zelfltandigheid afgefcheiden zynde , kan , om zyn' dunheid niet in de Vaten behouden blyven , maar ontlaft zig door derzelver Monden, waar uit een' overvloedige onzigbaare Doorwafeming, ongewoon Zweeten , Piflen , Kwylen, en een Buikloop; of het ftort zig uit in grootere of kleindere Holligheeden , waar uit verfchillende Zoorten van de Waterzugt. De afgeweeke of losgelaate dikkere Zelfltandigheid kan om zyn1 dikte) niet behoorlyk doorvloeijen, waar uit Verpoppingen, De afgezonderde Slymeng., L 1 5 heid  $o8 HEELKUNDIGE heid verfchaft insgelyks, om haar meerdere dikheid, traage Verftoppingen, ophoopingen vanSlym, en Slymige, Gomagtige te zamenftremlèls. Het afgezonderd Vlam* vattend beginfel, of de Oly-deelen, brengt te weeg vergaderingen en ophoopingen van hetzelve, inzonderheid in de Kamertjes van het Vetvlies, en aldaar, door deszelfs ftilftand Vettige , Smeerige , Harflagtige , en Droefemagtige te zamenftremfels. En uit de nederzakking of afzondering der Aard-deelen, inzonderheid indien dezelve voorzien zyn met veele zamentrekkende Zuurzouten , word de geboorte der Steenen in fommige Holligheeden of deelen van 's menfchen lighaam , beneffens de verandering der weeke deelen in Been - of Steen harde weezens , met veel waarfchynelykheid, zdo niet volkomen zeker, verklaart, gelyk ter bevoegde plaatfe blyken zal. W %^ V Over de Ziektens der byzondere Vogten, en eer/I over die van de Cbyl. §. DCCXLI. Tot hier toe hebben wy gehandelt over de Ziektens, welke de Vogten in het algemeen betreffen. Doch het menfchen lighaam is voorzien met een byna onna-  ZIEKTEKUNDE. 49$ onnagaanbaar getal van Vogten, welke zoo in aart, als in den dienfi, dien zy aan de Dierlyke Huishouding bewyzen, grootelyks onder den anderen verfchillen; en waarom een ieder van dezelven, behalven aan de algeroeene, nog aan byzondere Ziektens onderhevig is, welke wy thans ten voorwerp hebben om te verklaaren, §. DCCXLII. Offchoon het getal der Menfchelyke Vogten ontelbaar is, nogthans worden van dezelven opgetelt driederlye zoorten , namentlyk : ten ifte , de Chyl Cbylus; ten 2de, het Bloed Sanguis; en ten 3 de, de afgefc'heide Vogten Humor es Jecreti. Volgens deeze Afdeeling zullen wy ook de byzondere Ziektens der Vogten verhandelen , en een aanvang maaken met die van de Chyl. §. DCCXLIII. De Chyl is (gelyk bekent is) een Vogt uit de Spys en Drank, welke wy gebruiken, vermengt met andere Vogten , uit ons Bloed afgefcheiden, en doorde lucht-, warmte, en het werktuiglyke der' Eerlie Wegen, verandert en bereid. En derhalven, gelyk de gezondheid der Chyl is gelegen in de welgefteldheid van het geen. .waaruit zy beftaat, en der kragten, waar cj.oor zy bereid word; alzoo zullen ook der-*  |oo HEELKUNDIGE zeiver Gebreken ontfpruiten uit het gemis der hoedanigheden , welke een ieder van deezen verdicht. §• DCCXLIV. En, dewyl de Chyl niet In de Eerfte Wegen blyft, maar van daar overgaat in de Tweede , namentlyk - in de Melkvaten Vafa latlea, en daar langs in den algemeenen flroom der Vogten, opdat zy de verloore hoeveelheid van onze Vogten zoude herftellen, en dus ftrekken ter onderhoudinge van het leeven , zyn derzelver ziekelyke hoedanigheden niet alleenlyk bepaalt in de Eerlte en Tweede Wegen aantedoen, maar dezelve worden ook overgcbragt tot alle de Vogten in 't gemeen; ja de Kwaadzappigheid is wel meeft zyn oorfprong verfchuidigt aan de kwalyk geiteltheid der Chyl, nademaal uit dezelve het Bloed, en alle andere Vogten gemaakt worden» §. DCCXLV. De voornaamfïe Ziektens dan der Chyl zyn gelegen : ten ïite, in derzelver Scherpheid; en ten 2de, in derzelver Taai-of Lymerigheid. De Scherpte is verfchillende, namentlyk: de Chyl is ten ifte, zuur; ten 2de, wrang zuur; ten ^ de, rottend en (tinkend; en ten ^de, olyagtig, en garftig. (j. DCCXLyi.  ZIEKTEKUNDE.' jo« §. DCCXLVI. De zuure Chyl Chylusacidus word genaamt, als dezelve met veele'Zuurzouten zyn voorzien. Derzelver oorzaaken blyken uit (§. DCCXXIII. en §.DCCXX1V.). En wat aangaat derzelver uitwerkzels; ( hehalven die geenen, welke voorkoomen , als dezelve tot den algemeenen Vogtftroom is gekoomen , (DCCXXV.) befchreeven,) beftaan zy byzonderlyk in nadeelen aantebrengen in de Eerfte Wegen. Omdat de Maag en Darmen door de zuure Scherpte geprikkelt worden, ontftaan 'er zuure Oprispingen Rutlus acidi; door de knaaging van den bovenften Mond der Maag , Cardia genaamt, om de meenigvuldigheid der Zenuwen aldaar, zeer gevoelig zynde, word 'er een Maagpyn Cardialgia te weeggebragt; de eige prikkeling op de gevoelige wanden der Maag veroorzaakt Hongerigheid Voracitas; door de beweeging der Maag en Darmen, ontftaan uit de prikkeling van het Zuur, volgen Winden Flatus, Buiks-krimpingen Tormina , Stuipen Spasmi; en inzonderheid word door het Zuur den Seepagtigen aart der Gal benoomen, en dus dezelve onbekwaam gemaakt om de Voetzelen te ontbinden, en de verfchillende deelen tot een gelyk zamenmengfel te maaken, waar in een voornaame bron beftaat der Kwaadzappigheid. §. DCCXLVII.  HEELKUNDIGE §. DCCXLViï. De wrang zuure Chyl Chylus aujlerus is wanneer dezelve ver-» vult is met veele wrange of zamentrekkende Zuurzouten. Derzelver oorzaak beftaat inzonderheid in het gebruik van zuure, wrange , onrype Voetzelen, wrange Wynen, in het misbruik van zamentrekkende Adftrin. gentia, Opüurpende Abjorbentia, Stremmende Coagulantia, en zoortgelyke Geneesmiddelen; en inzonderheid indien dezelve, door een fpaarzaam drinken, met geen genoegzaame hoeveelheid Vogt verdunt worden , en tefTens, in zwakke lighaamen , noch door den Seepagtigen aart der Gal , noch door een'juifte dierlyke-beweeging, te onder worden gebragt. En dezelve brengt in de Eerfte Wegen knypende en koude Pynen te weeg, gepaart met Benauwdheid; door de zamentrekkende kragt der Scherpte worden de Monden der Melkvaten vernauwt , de ingang der Chyl in dezelve belet, en dus het lighaam van zyn Voetzei berooft, terwyl de Chyl met de Vuiligheeden vermengt blyvende dezelve doet verharden en een traagen Stoelgang te weegbrengt; en indiener een gedeelte van word opgenoornen, ontfpruiten 'er niet zelden herdnekkige Verftoppingen der Darmfcheels - klieren uit , of verder in den ftroom der Vogten  ZIEKTEKUNDE. gebragt zynde , de uitwerkzels welke wy ( DCCXXVI.) aangehaald hebben. §. DCCXLVIIL De verrotte en {tinkende Chyl Chyïus putridus is, wanneer dezelve met de Verrotting (DCCXXX.) is aangedaan. De oorzaak is inzonderheid gelegen in het gebruik van verrotte , of rottende Voetzelen. En wat aangaat derzelver uitwerkzels; dezelve brengt te weeg rottende Oprispingen Rutlus putridi; vuil beflag van de Tong, Mond, en derEerfte Wegen; een onlydelyke Dorft, verloore Eetluft, Walging, Braaking, Benauwdheid, een rottende Buikloop Diarrhaa putrida, en een ondraaglyke Hitte; en inzonderheid, wanneer de verrotte Chyl by het Bloed komt, befmet •zy alle de Vogten, waar uit de aangehaalde gevolgen (§, DCCXXXII) ontfpruiten. §. DCCXL1X. De olyagtige en garftige Chyl Cbyïus okojum- en rancidum ontltaat uit een gebruik van vette, garftige, gebraade of igezoode Voetzelen, inzonderheid uit het ryk der Dieren, welke in de Eerfte Wegen niet genoegzaam worden te ondergebragt. Dezelve veroorzaakt een brandende Maagpyn ; Oprispingen en Braaking van een bittere , vette , garftige , en fcherp bran-  jo-f HEELKUNDIGE brandende Stofïe ; een afkeer van bet gebruik van Spyzen; een allerhevigfte Dorft; Droogheid; een brandende Hitte inzonderheid in de Maag; ftinkende vette Uitwerp* zeis; heete Kóortfen Febres ardentes ; fcherpe en kwaadaartige Ontfteekingen; en zoortgelykén. §. DCCL. Eindelyk een taai je en lymerige Chyl Cbylus gelatinojus is, wanneer dezelve met veel taaije en lymerige Stoffen vervult is, uit een langduurig gebruik inzonderheid van rauwe Meel - of Boon - vrugten, van vette lymerige en taaije Voetzelen , teffens gepaart met een onvermoogen der Kookende kragten , onbekwaamheid der Schei - vogten in de Eerite Wegen, en een verzuim der vereifchte Spierbeweeging, ont-. flaan. Dezelve brengt te weeg een bedorve Eetluft Appetitus proftratus ; Walging Naufea; Uitbraaking van Slym ; verdikt het.Speekfel, de Gal, en de overige Scheivogten in de Eerfte Wegen ; verflapt de Maag en Darmen ; de Chyl te lymerig zynde , kan de Melkvaten niet ingaan, en dus word de toevoer van nieuwe Vogten belet; de taaije deelen worden vergaadert en opgehoopt in den zwakken en onvermoogenden Darmbuis, doen denzelven uitzetten, en dus den Buik zwellen; de ftilftaande deelen verzuu- ren  ZIEKTEKUNDE. foj ren of verrotten, werwaarts zy uit haar eigen aart geneigt zyn , brengende dan tot medgèzellinnen voort de gevolgen van het Zuur of van de Verrotting ; en de uit de Chyl by hetQloed aangebragte Slym veroorzaakt de Slymerighéid (§. DCC1.) met derzelver gevolgen. §. DCCL1. Van (DCCXLV.) toe hier toe blykt duidelyk genoeg, dat de aangehaalde ziekelyke hoedanigheden der Chyl voornamentlyk ontfpruiten uit de Voetzelen , of andere zaaken, welke wy inneemen , en welke in de Eerde Wegen niet van haar aart verandert worden, gelyk vereffent word, maar denzelven blyven behouden. Dus behouden de Zuuren haar aart van te verzuuren; die dingen, welke uit zig zelf geneigt zyn om te verrotten, gaan tot verrotting over; de taaije en lymerige deelen worden niet opgeloft, maar vereenigen zig meer en meer te zaamen; en zoo vervolgens. Alle welke veranderingen eigenlydige Bedervingen Corruptiones fpontanea genaamt worden ; nademaal zy niet zoo zeer afhangen van de werkingen , die de ingenoome zaaken in ons dierlyk lighaam ondergaan, als wel van de hoedanigheden, welke het ingenoomene zelve eigen is. Mm §• DCCLII.  -Jó3 HEELKUNDIGE §. DCCLIL Wyders by de meeften word geftelt, dat het Zog der Vrouwen Lac Mulitbré, in de Mammen, uit de Chyl zoude worden afgefcheiden, ten minden het fchynt te beftaan uit een 3derly Stoffe, namentlyk uit Wye, Room Cremor, en een Kaasagtig gedeelte Materies cafeata, gelyk , en met een' behoorlyke evenredigheid onder den anderen vermengt en te zamen hangende ; waarin het met de Chyl, en met geen eenig ander Vogt overeenkomt; en derhalven zal daar uit het Zog het vatbaarft zyn, om de aangehaalde Gebreken van de Chyl overteneemen, het welk ook vooral niet door de dagelykfche ondervinding word tegengefprooken , maar integendeel allerwaarfchynelykft beveftigt. En dus achten wy het hier de bevoegde plaats te zyn om de Gebreken van het Zog te verhandelen. §. DCCLIII. Het Zog kan ten ifte, te dik of te dun zyn; ten 2de, .met eenige Scherpte zyn aangedaan; en ten '3de, de. onderfcheidene Beginfelen, waar uit het is zamengefteit, kunnen telos vereenigt zyn, en dus van den anderen wyken. 9 S. DCCLIV. Het te dikke Zog, hetzy aangegreepen met de Dikheid (§, DCXC1X. S. DCCI. §. DCC1I. of §. DCCLJ, en dus  ZIEKTEKUNDE. *o7 dus uit de eige oorzaaken ontfprooten , maakt in het Kliergeftel der Mammen, naarden byzondere aart der verdikking , meer of minder herdnekkige Verftoppmgen En het te dunne Zog, namentlyk bef aande in de waterige Dunheid (§. DCXUll.) kan, behalven dat hetzelve niet bekwaam is ter voeding van den Zuigeling , gemaklyker door de opllurpende Vatjes worden opgenoomen, en daar uit een' Zogs-verplaatfinz te weeg worden gebragt, of het kan met te grooten overvloed onwillig uit den Tepel ontlaft worden. Terwyl,indidn het Zog met de Dunheid ($. DCXLVI.) is aangegreepen , de gevolgen inzonderheid beftafn, om, door zyn' prikkeling, de Mammen te doen ontfleeken, .Veretteringen, en kwaadaartige Zweeren voortebrengen , en op een' hooggaande mapier den Zuigeling te benadeelen. § DCCLV. Het fcherpe Zog kan , naar de onderfcheidene Scherptens , welke het van de Chyl, of van het Bloed, waar mede het heeft omgeloopen, en eeniger :maate mede vermengt is geweeft, ontleent heelt, van een verfchillenden aart zyn , en dus zal het, behalven de prikkeling en verknaacring, eigen aan een' iedere Scherpte, in de Mammen, of traage Verftoppingen en Ver. M m 2 zwee-  HEELKUNDIGE zweeringen ; of geweldige Ontfteekingen, kwaadaartige heete Gezwellen, en vuile ftinkende Zweeren; te weegbrengen. §. DCCLVI. En indien de 3 verfchillende Beginfelen van het Zog (§. DCCL1I.) niet behoorlyk'onder den anderen vermengt blyven, dan zal inzonderheid het Wyeagtig gedeelte , waar in het Water en dus de vloeibaarheid fchynt de overhand te hebben, of uitvloeijen, of opgenoomen worden; terwyl de Room, waar in het Vlamvattehde of de Oly-deelen het overvloedigft zyn, te zamen met het Kaasagtige, het geen voor het meell uit een Zoute aarde fchynt te beftaan, overgaat in een dik Stremfel, waar uit inzonderheid Verftoppingen en Verhardingen in de Mammen worden gebooren, welke byna onoploflelyk zyn, en dus langen tyd herdnekkig blyven verduuren. §. DCCLVII. Eindelyk men vraage ook nog met den geleerden Arts H. D. Gaubius ; of de overvloed van Vettigheid in de Chyl, en derzelver zwakkeren zamenhang met de overige zamenftellende deeltjes, niet de oorzaak kan zyn van de te groote Vetheid? Wy hebben reets ( §. CCCCXXIV) gezegt, dat de Vetwording, offchoon de- zel-  ZIEKTEKUNDE. 509 zelve veel opzigt 'heeft tot de byzondere geaartheid der Menfchen , nogthans voornamentlyk ook is toetefchryven aan een vette Keuken, en een gemaklyk leeven, het geen de ondervinding genoeg bewaarheid. Indien men hier nu by onderftelt, dat even gelyk het Zog in de Mammen uit de Chyl word afgefcheiden , zoo ook het Vet beftaat uit de Olyagtige deelen van de Chyl, in de Kamertjes van het Vetvlies vergaadert; en dat de Oly-deelen lofler vereenigt zyn in de Chyl, als in het Bloed, het geen de aficheiding van de Room der Chyl, alleenlyk door llilteftaan, beveiligt; dan durven wy met den even gemelden Hoogleeraar byna beveiligen , dat de voornaame oorzaak der Vetheid is gelegen in de gemaklyker , dan gewoonelyke affcheiding der Oly - deelen uit de overige Beginfelen der Chyl, en gevolgelyk, dat het menigvuldig gebruik van vette Voetzelen aan de Chyl veele Vetftoffe verfchaft, welke in een ftilzittend lighaam, noch door de vereifchte beweeging, noch door den Zeepagtigen aart der Gal, behoorlyk te ondergebragt en vermengt zynde, naderhand zig uit de overige Beginfelen afzonderen, en in het Vetvlies ophoopen. Mm 3 Over  yio HEELKUNDIGE Over de Ziektens of Gebreken van het Bloed. % DCCLVIII. Het Bloed is die roode Vogt, welke in de Aderen en Slagaderen word ingehouden , oorfprongkelyk van de Chyl, door de Bewerkingen van ons dierlyk leeven verandert, en zodanig van aart, dat noch door de Natuur , noch door de Kunft, een zoortgtlyk Vogt, buiten het dieriyk lighaam, kan voortgebragt worden. $. DCCLIX. Offchoon het Bloed uit de Chyl gemaakt word, en als 't waare de Oceaan is, waar uit alle andene verfchillende Vogten ontfpruiten; nogthans verfchilt hetzelve in aart en dienlï voor de dierlyke Huishouding , zoo van de Chyl, als van alle andere Vogten; waarom hetzelve, even als de Chyl zyn' byzondere Ziektens heeft. Deezen hebben wy thans te verhandelen ; doch opdat de ziekelyke hoedanigheden van het Bloed beter blyken , achten wy nodig , om alvorens den natuurlyken aart en zamenftelling van hetzelve te onderzoeken , voor zoo ver een niet geweldig Scheikundig onderzoek daar toe bekwaam is. §. DCCLX.  ZIEKTEKUNDE, ju § DCCLX. De Scheikunde leert, dat het "Bloed, gelyk alle andere Voeten, uitgeeft de 4.algemeene Höofdftoffen (§.Lü.;, en dat het beftaat uit een dunder of vloeibaarder, en uit een dikker of vafter gedeelte: waar m het dus met alle andere Vogten overeenkomt; doch, dewyl het Bloed een Vogt is onderfcheiden van alle anderen, laaten wy dan zien, waar in deszelfs byzonderheid beftaat. § DCCLXL Het Bloed uit een Vat van een gezond Menfch vryelyk en önverhmdert uitloopende, en in een Bekken, onder eene maatige warmte ontfangen , vertoont een dikagtig, rood, duifter, en gelyk Vogt, welke aan het gevoel vettig en glibberig is. Daar ryft uit het ontfangen Bloed een fyne en dunne wafem opwaarts, een weinig riekende , en welke, door de koude verdikt zynde, overgaat in een onkleurig Vogt , niet dan door den reuk-te onderfcheiden van zuiver water; welk vlugger gedeelte van het Bloed , met de kleinfte hoeveelheid in hetzelve te vinden, Geeft Spiritus word genaamt. Het Bloed verkou wende, ftilftaande, en genaakbaar voor de lucht, gaat geheellyk over in een gelyk rood zamenftremfcl, even als het gefmolte Vet, het welk naderhand door de koude wederom te zaMm 4. men-  fit HEELKUNDIGE menftolt ; waar uit allerduidelykft blykt, dat de vloeibaarheid van het Bloed afhangt van de beweeging en warmte van het dierlyk lighaam. En eindelyk zweet 'er overal uit de oppervlakte en omtrek van het geftolde, een dun, geelagtig Vogt uit, hetwelk allengskens vermeerdert zynde, rondom den roodenBloedklomp vloeit, en den zei ven losmaakende van de wanden van het Vat of Bekken , even als een eiland in het vloeibaarder gedeelte doet zwemmen; welk dunder geelagtig Vogt Wye Serum word genaamt , en de overige dikkere zelfftandigheid het Dikke van het Bloed Craffamentum Sanguinis, of de roode Bloedklornp Cruor Sanguinis, welke beide zelfftandigheeden wy afzonderlyk en nader zullen onderzoeken ; terwyl wy het zoo even "gezegde, aangaande den Geeft van het Bloed, voor genoeg achten. §. DCCLX1I. De Wye word door bydoeningvan water meer en meer verdunt, is van een'ligt zouten fmaak; omdat dezelve voorzien is met de natuurlyke Slym (§. DCXC), zeer verdunt zynde, van een eenigfints lymerigen aart; en door een hitte van 1?o. graaden , volgens de Thermometer van Faerenheit, ftolt dezelve fchielyk en met weinig vermindering ^van hoeveelheid gelyk het Wit van een Ey, veranderende in een' witte  ZIEKTEKUNDE. 513 te en fplytbaare zelfftandigheid, welke, verders gekoeftert wordende in een' maatige warmte, in twee afzonderlyke deelen verdeelt word.. Het een gedeelte, welk het overvloedig!* is, is vloeibaar, zonder kleur, en gelyk aan water; terwyl het ander minder gedeelte een hard vaft weezen uitmaakt , te gelyk voorzien met een' taaiheid, waar door het gelyk is aan hoorn, van een grauw geelagtige kleur, en door water niet optelolfen of te ontbinden. Uit welke proeven blykt , dat de Wye een zamenmengfel is van Water, Slym , en Zout, van aart zynde als het Wit van Eyeren. §. DCCLX1IÏ. De dikke roode Bloedklomp, alhoewel dezelve een eendaantig weezen fchynt te zyn, word door de Scheikunde in verfchillende gedeeltens verdeelt, indien men denzelven, uitgeftort zynde op een uitgefpannen lap linnen, van tyd tot tyd met lauw water begiet en affpoelt, dan zal eindelyk alle roodheid van denzelven verdwynen, en met het Water door de Togtgaten van den linnen lap doorgaan , terwyl het overblyffel overgaat in een' Vezelagtige, Vliesagtige, ondoordringbaare, en.van alle roodheid berooft zynde, zelfftandigheid. Het welk bewyft, dat dit Bloed gedeelte uicMm j ' geeft  jr* HEELKUNDIGE geeft een Rood gedeelte, en een Vezelagtige gedeelte. §. DCCLXIV. Het Vezelag-tig gedeelte rars fibroja van het Bloed word door een' ge• «uurige aflpoeling langs hoe witter; fchynt te beftaan in Vliezen uit draaden te zamen geweeven ; kan door water niet ontbonden worden ; en door een' zelve hitte als aan de Wye (S,DCCLXIL) gaat het in een byna gelykeStoffeover. Dit gedeelte maakt den grond of het vafte gedeelte uit van het dikker gedeeltedes Bloeds; het verfchilt grootelyks van het Roode gedeelte; en inzonderheid is het onderfcheiden van de Wye, nademaal hetzelve, het Bloed koud wordende en ftilftaande , uit zig zelve ftolt , zig van de Wye afzondert, en het Roode gedeelte naar zig trekt, en zig daar mede vereenigt. Wyders deeze Proefneeming bewyft , dat 'er in het leevendige Bloed, namentlyk het geen in het menfchen lighaam omloopt, ten minften de Stof voor de gezegde Draaden en Vliezen tegenwoordig" is; doch door de geduurige beweeging en warmte belet om tot Draaden en Vliezen zig te vereenigen ; alhoewel ook geenfints de tegenwoordigheid der Vezelen in het leevendige Bloed kan gelochent worden , omdat het Vergrootglas dezelve niet ondekt, nademaal het  ZIEKTEKUNDE. Jij het geen gevolg is, dat het geen, welk zig voor het Vergrootglas verfchuilt, niet zou- . de beftaan. §. DCCLXV. Het Roode gedeelte Pars rubra van het Bloed, alhoewel het nog zoo veel met water vermengt en verdufit word,neemt wel een ligter roode kleur aan Jdoch verandert nimmer in een geele, waar uit waarfchynelyk volgt, dat de roodheid |van het Bloed niet afhangt van de meerdere verdikking en zamenpakking der geelagtige Wye. Dit gedeelte, met het bygemengde water, door de Togtgaten van het Linnen doorgedrongen zynde ( DCCLXX.), verandert, zoo haaft het op het vuur kookt, in bleek roode Vlokken, van het water zig afzonderende, en hetzelve van de vorens Roode kleur beroovende : want , omdat 'er een gedeelte van de Wye te gelyk met het Roode gedeelte van het Bloed, door het water afgefpoelt zynde, door den Doek is gegaan, daarom is het noodzakelyk, dat, de Wye, door het vuur ftollende, en het Roode gedeelte naar zig trekkende, uit die vermenging van het roode en bleeke, 'er bleek roode Vlokken van het water zig affcheiden; waar uit waarfchynelyk volgt, dat het Roode, door het water niet opgelofl is geweefl, maar alleenlyk met hetzelve vermengt is geblee- ven,  516 HEELKUNDIGE ven, doormiddel van de Wye, nademaal i het daar mede, door de kragt van ftolling, ' zig van het water afzondert. En wanneer wyders het Roode gedeelte door een zagt vuur word uitgedroogt, dan verandert het in een' donker roode of zwartagtige zelfltandigheid, dewelke wryfoaaris, door een vermeerdert vuur fmeltbaar, en welke door de Scheikunde uitgeeft veel Oly , en een wyriig yzeragtige Aarde; waar uit deszelfa Oiy-sn Harftagtigen aart beweezen word. §. DCCLXVf. Van ($. DCCLX.) tot hier toe blykt dan, dat het Bloed, behalven deszelfs Geeft (§. DCCLXI.) uitgeeft een serly zoort van handelbaare Stoffe, namentlyk Wye, een Roocf gedeelte, en een Vezelagtig. In dej Wye is het Water het overvloedigft; in het Roode gedeelte heeft het Vlamvattende de overhand; en in het Vezelagtige vind men de meefte Aard-deelen. Aan de Wye word de Vloeibaarheid toegefchreeven; aan het Roode gedeelte de Kleur; en aan het Vezelagtige eigent' men de Dikheid en Vaitheid toe. En deeze verfchillende Stoffen worden door de Leevensbeweeging onder den anderen vermengt gehouden, alhoewel men (gelyk uit het verhandelde genoeg blykt) niet zeggen kan, dat zy waarlyk te zamenkleeven, of door dQ  ZIEKTEKUNDE. $17 de Scheikunde zuiver kuunen ontbonden worden. §. DCCLXVIÏ. Uit de tot hier toe befchreevene eigenfcbappen van het Bloed , vergeleken met die van het Zog der Vrouwen (§. DCCLI1.) fchynt het niet ongerymt te zyn , indien men het Zog wit Bloed noemt, en wederom het Bloed rood Zog word genaamt : want indien men de Wye van het Bloed vergelykt met de Wye van het Zog, de Room van het Zog met het Roode van het Bloed > en het Vezelagtige van het Bloed met het Kaasagtige van het Zog , dan ondervinden wy veel overeenkomt! tuffchen het Zog en het Bloed, hetzy men de Stof befchouwt, of den zamenhang en afzondering der Beginfelen van beiden. Het onderfcheid, welke 'er is tuffchen het Bloed en het Zog, en dus ook tuffchen dit en de Chyl , is alleenlyk gelegen in de verandering, welke het Bloed, door de kragten van den Omloop, van de drukking in de Vaten , van de Warmte, en van meer andere kragten der Natuur, geleden heeft, meerder als het Zog en de Chyl; waar door inzonderheid het Zuurzout in Loogzout, de giftende hoedanigheid in een'rottende, verandert word, en het Vlamvattende meerder uit de pveri-  5ï8 heelkundige ge Beginfels ontwikkelt, als mede'de Aarde verdikt en meerder zamengepakt word. §. DCCLXVIII. De Roode We, welke in het Bloed de voornaamfte is, waar door het zig van het Zog en de Chyl onderfcheid, is niet anders, dan deszelfs natuurlyke Oly, allerdunft verdeelt, en onder de overige zamenftellende deeltjes van hetzelve zeer nauwkeurig vermengt, nogthans niet Zoo door den Zeepagtigen aart opgeloft, of het kan zig van het Water afzonderen , zoo haaft de beweeging en warmte, waar door de menging blyft volharden, ontbreeken of verniegtigt zyn. (j. DCCLXIX. Eindelyk uit het verhandelde van het Bloed tot hier toe blykt ook duidelyk genoeg , wat 'er aangaande den aart en oorfprong der Bolletjes Globuli, welke het Vergrootglas in het Bloed laat zien, te beveiligen is. Dezelve zyn niet anders als de Olyagtige deelen van het Bloed, welke met het wateragtig Vogt ver- ° mengt zynde , door de onderlinge afwyking aan beide deeze verfchillende Stoffen eigen , zig in Bolletjes vergaaderen, door het tuffchen vloei jende Water van den anderen gefcheiden , en verhindert, dat zy niet kunnen te zamenvloeijen. Zoortgely- . ke  ZIEKTEKUNDE. 519 ke Bolletjes worden 'er ook in het Zog gevonden , en kunnen ook gemaklyk van een iedere Oly, vermengt zynde met Water, voortgebragt worden, zonder dat 'er een •draaibank, waar door zy rond worden gemaakt, vereifcht word. En wy zien, dat deeze Bolletjes week zyn , door de drukking der Vaten van gedaante kunnen verandert worden, en indien zy van de drukking bevreid zyn, baar voorgaande Bolswyze gedaante weder aanneemen. §. DCCLXX. Aan dit gevoelen aangaande de maaking der roode Bloedbolletjes ($. DCCLXIX.) is geenfints ftrydig, dat men verzekert, als of alle de byzondere Bloedbolletjes een' gelyke hoegrootheid, en dezelve Middenlyn Diameter zouden bezit- „ ten. En, dewyl het zeker is, dat de deeltjes van de Oly, met een' zekere kragt onder den anderen zamenhangende, door de kragten van een bepaalden Omloop niet tot in het oneindige kunnen van den anderen verdeelt worden, volgt het, dat 'er van de ondeelbaare Bloedbolletjes een' zekere maat moet zyn, en dat in de te bovengang van dezelve een Gebrek of Ziekte zoude kunnen uitgedagt worden. Doch deeze jnifte hoegrootheid is niet te bepaalen, waarom wy ook diesaangaande ons niet zullen ophouden. §. DCCLXXI.  jso HEELKUNDIGE §. DCCLXXr. De Bloedbollen kunnen' zekerlyk in minder verdeelt worden , en verdeelt zynde worden zy van een ligter roode kleur. Doch of een Bloedbol uit 6 mindere en Wyebollen zoude zamengeflelt worden , en naderhand wederom in een evengelyk getal van Wyebollen zoude kunnen verdeelt worden; gelyk van fommigen word beweert; beftaat (myns oordeels ) meer in een' fyne uitdenking, dan in waarfchynelykheid. Inzonderheid word de verandering van Wye in Bloed, en van het Bloed in de Wye, daar door, volkomentlyk tegengefprookenuit (§. DCCLXIf. en DCCLXV:), nademaal, daar in, den tegenfrrydigen aart van beide deeze byzondere Stoffen allerduidelykft blykt. En ook de verzekering, als óf de roode Bloedftoffe alleenlyk van de Wye zoude verfchillen in meerder zwaarte ; en dat dus de verandering deezer twee onderfcheidene Stoffen van de een' in de andere zoude beftaan in derzelver vermeerderde of verminderde zwaarte; is waarlyk niet waarfchynelyker als het onderltelde 6 tal der Bolletjes , nademaal het uit ( §. DCCLXV1.) onmogelyk is, om een van de byzondere gedeeltens, waar uit het Bloed beftaat, zuiver en enkelvoudig te verkrygen. Dat dan met deeze, en zoortgelyke onderftellingen Zig vermaaken, dien het lufl om onzeker te door  ZIEKTEKUNDE. SM dooien;-terwyl wy, overtuigt zynde, dat zy tot geen nut ftrekken in de Ziektekunde, dezelve voorbygaan, en alleenlyk uit het waare en zekere des Bloeds, zoo veel moge* lyk is, deszelfs Ziektens zullen verklaaren. § DCCLXXIf. De Ziektens van het Bloed betreffen: ten ifte, of den algemeenen Hoop van het Bloed, zoo als wy denzelven , omloopende en ingehoüde in de Aderen of Slagaderen, hebben aangemerkt; óf ten 2de, betreffen zy in *t byzonder een ieder byzonder gedeelte, waar uit het Bloed is zamengeftelt, of welk de Scheikundige ontbinding daar van uitlevert. Wy zullen de verklaaring van de eerfte vooraf laaten gaan , en die'van de laafte laaten volgen. §. DCCLXXlïf. Het is allerwaarfchyne* lykft, dat 'er van de Wye, de Roode Bloedftoffe, en van het Vezelagtige , opdat het Bloed gezond zy , een' onderlinge evenredigheid der hoeveelheid tot den anderen * vereifcht word. Gevolgelyk, in de meerdere hoeveelheid van een deezer Bloedzamenftellende deelen boven de overige, zullen de Ziektens van het Bloed, in zyn geheel genoomen, beftaan. Egter het is niet denkelyk, dat deeze onderlinge evenredigheid aan een' zoo bepaalde maat is gebonden, N n dat  $2* HEELKUNDIGE dat een1 iedere afwyking daar van niet zonder nadeel voor de Gezondheid zoude kunnen geleden worden; integendeel de dagelykfche ondervinding leert te klaar het verfchil in dien opzigte van het Bloed', in de byzondere Gematigdheden , Kunne , en Leeftyden, der byzondere Menfchen. En dus moet 'er onderfielt worden, opdat zy een' Ziekte word genaamt, een* zodanige verloore onevenredigheid in de zamenftellende deelen van het Bloed, waar door de Gezondheid van een byzonder Menfeh beledigt word. §. DCCLXXlV. De overvloed van Wye m het Bloed onderftelt een overvloed van Water-deelen, nademaal de Wye voor het grootfte gedeelte daar uit beftaat. Dezelve ontftaat gevolgelyk uit de eigene oorzaaken, als de waterige Dunheid der Vogten (§. DCXC1V.) Terwyl deszelfs uitwerkzels uit die van de waterige Dunheid {§. DCXCV) insgelyks volgen. §. DCCLXXV. De vermeerderde hoeveelheid van het Vezelagtige in het Bloed ftelt deszelfs Verdikking, Taaiheid , en Onvloeibaarheid. Dus zyn derzelver oorzaaken gelegen in die van de Dikheid der Vogten (§. DCC). En derzelver uitwerkzels  £ I E K T E K U N D E. M worden uit (§. DCCIIL) verklaart. « DCCLXXV1 Eindelykde, bovenmaatige vermeerdering der Roode Bloedftoffe be* Lat in een overvloed van Vlamvattende ftoffein het Bloed. Dezelve word dus veroorzaakt, dooralwatdeOly-deelen uit de overige Beginfelen meer en meer kan ontwikkelen, verdunnen, en bewerken; gelyk inzonderheid door eenVermeerderde beweeging en warmtegefchied. En wat aangaat derzelver uitwerkzels; dezelve beftaan inzonderheid in bovenmaatigeUitfpanningen, omdat, wanneer de Oly-deelen van het Bloed , door de beweeging en warmte meerder bewerkt worden , insgelyks het Bloed u.tzettelyk word gemaakt; en dus in Ontfteekingen en zoortgelyke Ziektens. G. DCCLXXVH. Wanneer danigheden DCCLXXlV. ^CeLXXV en«. DCCLXXVI.) zoo geregelt zyn, dat de Gezondheid, daardoor, niet beledigt word, dan ftellen zy de verfchillende gefteltems van het Bloed te zamen, waar in de verfchillende Gematigdheden der byzondere menfchen beftaan: Want in de overvloed van de Wye beftaat de wateragtige Gematigdheid Temperamentum pblegmaticum, in de vermeerdering van het Vezelagtige de Nn 2 zwart-  ys4- HEELKUNDIGE zwartgallige Gematigdheid Temper'amentum melancholicum, én in de te bovengang van het Roode gedeelte, de gallige Gematigdheid Temperameritum cholericum. De bloederige Gematigdheid Temper amentum fanguineum, welke by de Schry veren voor de 4-de word genoomen, beftaat niet; nademaal een' zekere Gematigdheid onderftelt een1 onevenredigheid van een der Beginièlen van het Bloed tot den anderen, en dus Zoude dezelve alleenlyk te vinden zyn in den overvloed van den algemeenen Hoop des Bloeds , wanneer zy tot de betrekkelyke Ziektens der Vogten behoort, namentlyk tot de Volbloedigheid §. DCCLXXVIII. Tot hier toe hebben gebleeken de Ziektens, welke den algemeenen Hoop van het Bloed aangaan. Die geenen, welke een ieder byzonder gedeelte van het Bloed aangrypen, en welke wy thans te verhandelen hebben, zyn van grooter belang. Edoch wy bekennen met den grooten Ziektekender den geleerden Heer H. D, Gaübiüs , dat ?er tot nog miffchien veele Ziektens van het Bloed zig voor ons verfchuilen , nademaal 'er nog veele zaaken, aangaande den aart van het Bloed en deszelfs zamenftellende deelen voor ons verborgen zyn; waarom wy alleenlyk die geenen  ZIEKTEKUNDE. 52$ een lullen befchryven, welke allerwaarfchynelyktl beweezen kunnen worden te beftaan. ■§. DCCLXX1X. De Ziektens der Wye beftaan: ten lite, dat dezelve voorzien is met te veel Water-deelen; ten 2de, dat dezelve opgevult is met een overvloed van Slym; ten 3de, dat derzelver kragt van zamenftolling vermeerdert is; enten 4-de, indien 'er een overvloed van Zout-deelen in plaats hebben. §. DCCLXXX. Indien de Wye met teveel Water-deelen is vervult, waar doordezelve minder en traagerals gewonelyk door de hitte ( §. DCCLX11.) ftolt, dan is zy te dun en wateragtig. Gevolgelyk komt deeze Ziekte, zoo in aart, oorzaaken, en uitwerkzels, overeen met'de Ziekte (§. DCCLXX1V) befchreeven. §.DCCLXXXr. Wanneer de Wye vervult is met een overvloed van Slym-deelen, dan is dezelve lymerig van aart, en waar in alle de Vogten, welke van dezelve worden afgefcheiden, mededeelen ; terwyl derzelver oorzaaken en uitwerkzels uit (§. DCC1.) verklaart worden. §.DCCLXXXU. Als de kragt van ftolling in N n 3 de  $z6 HEELKUNDIGE de Wye vermeerdert is, namentlyk dat zy alleenlyk , door ftïl te ftaan en koud te worden , even gelyk het Vezelagtige van het Bloed, ftolt, dan is zy te dik; waar in de gefteltenis tot de Ontfteeking beftaat, doch waar van ftraks by de Ziektens van het Vezelagtig gedeelte des Bloeds. §. DCCLXXXI1I. En eindelyk, de overvloed van Zout-deelen in de Wye, hetzy' haar eigenaartige Zouten, of vreemde, onderftelt een' fcherpe Wye. De Wye is in. zonderheid het onderwerp, waarin deZoutdeelen, welke van buiten aan onze Vogten worden toegebragt, het beft kunnen huis. veften; nademaal hef Water en de Lymerigheid, welke in de Wye het overvloedig te vinden zyn, gelyk uit ((j. DCCLX11.} heeft gebleeken, de Zouten beminnen. Wyders de oorzaaken en uitwerkzels der fcherpe Wye zyn te vinden in de algemeene Afdeeling over de byzondere Scherptens in de Vogten. §. DCCLXXXIV. Het Roode'gedeelte van het Bloed zondigt: ten ifte, wanneer het bleeker van kleur is als gewonelyk; ten 2de, wanneer het hooger rood is; en ten 3de, indien het zwart is. $. DCCLXXXV. Het bleeker Bloed &*.  ZIKTEKUNDE. J*7 kuis tallidior onderdek gebrek van Roode Bloedflofïe, derzelver mindere zamenpakking, een' niet genoeg bewerkte Vlamvattende ftoffe, of ondergehoude zynde door Slym, Zuur, of eenige andere bygemengde^reemde Stoffen; waarom 'er doorgaf bv deeze Ziekte de Gebreken ,G.DCXC1IL € DCC1 of§, DCCXXU.) befchreeven, verzelt gaan, en met welkers oorzaaken en gevolgen zy insgelyks overeenkomt En ook word het Bloedbleeker, als de Roode Bloedftoffe door de Bederving of Verrotting (ft DCCXXX.) ontbonden word , nademaal, daar door , alle zamenpakkmg van het Vlamvattende insgelyks verdwynt. € DCCLXXXVI. De hooger Roodheid van'het Bloed Rubor Sanguinis floridior ontftaat uit een' meerdere beweeging , wryving, verdunning, en vermenging van de Roode Bloedftoffe met de Wye ; waarom zv het gevolg is van een vermeerderden omloop dèr Vogten, van een' grooter warmte, en van een' overvloedige tegenwoordigheid der" ^ogzouten (DCCXXVn.), der W of Pekelzouten ( §. DCCXXXUI.), ot cier Piszouten (§. DCCXXXIV.), in den Hoop der Vogten. En het Bloed is hier meer ontbonden, nauwlyks door de koude, gelyk anders, ftollende, terwyl het Vlamvattende Hn4 ie  528 HEELKUNDIGE te veel ontwikkelt zynde } ligtelyk ontfteekt; waar uit de bekwaamheid om uit de Vaten te ontfnappen, Dwaahngen in plaats, Vlammingen in het aangezigt P/ogoJes, enz, pntfpruiten. $. DCCLXXXVII. De zwarte WemCo/or mgreföehs van het BJoed onderftdt , dat de Roode Bloeditoffe voorzien is: ten i (te , met veel Aard-deelen, of zmientrekkende Zuur-zputen; of ten 2de, dat dezelve hedurven is door het bygemengde uit een1 ziekelyke Chyl, uit de opgehoude Uitwerpzelen, door een1 Befmetting , Vergiftiging, een1 rottige , garftige Stoffe ,; uit' een1 Zweer, uit het Koudevuur , een Kanker , enz- En gevolgelyk is deeze een1 Medgezellinne van onderfcheidene Scherptens; en beftaat dan ineen' Verdikking, en dan ineen1 Ontbinding der Vogten, waar naar zy verfchillende uitwerkzels, duidelyk genoeg uit het voorgaande, uitlevert. ^.DCCLXXXVIIl. De Gebreken eindelyk van het Vezelagtige des Bloeds beftaan : ten 1 fte , in deszelfs verminderde kragt om zamenteftollen ; en ten 2de, in de vlak daar aan tegenovergeftelde Ziekte, namentlyk in deszelfs vermeerdert vermoogen tot de zamenftollmg. $. DCCLXXXIX.  ZIEKTEKUNDE. $2$ §. DCCLXXXIX. Wanneer bet Vezelagtig gedeelte des Bloeds minder zamenftolt als gewonelyk , dan zondert zig hetzelve nauwlyks of langzamer van de Wye af; en daar word of een zwakker als gewoonlyk tc zamenhangende' Bloedklomp gemaakt , of daar gefehied in 't geheel geen ftolling, blyvende hét Vezelagtige, de Wye, en de Roode Bloedftoffe onder den anderen even vloeibaar. De oorzaak beftaat in het gebrek van Vezelagtige ftoffe; in derzelver mindere zamenpakking en bewerking ; in de overvloedigheid van Water- of Slymdeelen; in de te groote verdunning en oplolfing, door een' vermeerderde beweeging of warmte , dnor oplofTende, of andere prikkelende, Gilïing, of Bederving voortbrengende Zouten; en eindelyk in derzelver ontbinding en bederving als een gevolg van het gebrek der noodzakelyke Voetzelen ; alle welke of reets verklaart zyn, of naderhand ter bevoegde plaatfe klaarder zullen blyken. En gevolgelyk worden de uitwerkzels deezer Ziekte begreepen uit die van de waterige Dunheid der Vogten (§ DCXCV.), en uit die van de Ontbinding der Vogten (S. DCXCV1II ) §. DCCXC. De vermeerderde Zamenflolling van het Bloed onderflelt of enkelN n 5 vou-  $30 HEELKUNDIGE voudig een' vermeerdering van het Vezelagtige des Bloeds in betrekking tot de Wye, en dus dezelve Ziekte als ($. DCCLXXV.); waar door fomtyds de geheele Hoop van het Bloed te zamenftolt. Öf alleenlyk is de kragt van zamenrtremming in het Vezelagtige vermeerdert, zodanig, dat het door de ruft en de koude een' veel fchielyker en taaijer zamenftolling maakt; en welke zamenftolling een meer of minder dik Vel voortbrengt , wit, of geel, en fomtyds groenagtij* van kleur, en te vinden op het boverifte van den geftolden Bloedklomp. §. DCCXCI. Het Bloed, waar op een zodanig Vel (§. DCCXC), ftilftaande, word voortgebragt, geeft men den naam van Bloed gefchikt tot Ontfteeking Sanguis infiammatoriui; of deeze hoedanigheid van het Bloed word Gefteltenis tot Ontfteeking Biatbefis inflammatoria genaamt; terwyl men het gemaakte Vel met den naam van ontftooke Korft Cru/la phlogiflica, of Zydewee's Vel -Corium pkuriticum benoemt. §. DCCXCII. Men twift, waar in eigentlyk de ontftooke Korft , die men op de oppervlakte van het ontlafte Bloed, by de aan heete Ziektens onderhevig zynde Lyders, vind, zoude beftaan. Eenige beweeren 9  ZIEKTEKUNDE. $31 ren, dat zy zoude beftaan in een' meerder bewerkte, en tot den aart van rood Bloed overgegaan zynde Wye, bet'geen derzelver ligte kleur tegenfpreekt; anderen houden ftaande, daar toe'alleenlyk genoeg zoude zyn de verftrooijing van het'Water uit den Hoop van het Bloed, het geen nog minder waarfchynelyk is, omdat de .ontftooke Korft ook zelfs op het Bloed, van een* waterige Gefteltenis zynde, kan voortgebragt worden ; en fommigen meenen , dat dezelve voor een gedeelte zoude beftaan uit de Slym, welke de wanden der Slagaders van binnen bedekt , alhoewel deeze Slym tot nog niet beweezen is, en mogelyk niet anders beftaat dan in- de Herfenen der aankleevers van dit voorgevoelen. §. DCCXC1H. Indien men het Vezelagtige des Bloeds (§. DCCLX1V.) vergelykt by het Dikker gedeelte van de Wye (§. DCCLXü.), dan fcheinen beide deeze Stoffe met den anderen in aart overeentekoomen ; en dus, is het ( myn's oordeels) allerwaarlchynelykft, dat de ontftooke Korft by de heete Ziektens word gebooren, uit de meerdere zamenpakking en verdikking van de Vafte zeitftandigheid des algemeenen Hoop van het Bloed. Door welke algemeene verdikking: en zamenpakking het Dikker gedeelte der Wye, meêï-  $U HEELKUNDIGE meer den aart aanneemt van het Vezelagtige, waar in het Dikker gedeelte van de Koode Bloedidomp beftaat; het geen inzonderheid beveiligt word, omdit de on.dervin-? ding toont, dat dezelve oorzaaken, w^lke natuurlyk.de meerdere Vaftheid of Dikheid van het Bloed te weegbrengen, ook deeze Korft doen te voorlc'.yn koomen. En hier uitkunnen wy verklaaren: ten ifte, waarom gemeenlyk de ontftooke Korft van eene witte kleur is; ten 2de, waarom zy op de oppervlakte van den geftoJden Bloedklomp geplaaft is; en ten 3de, waar in voornamentlykde reden beftaat van derzelver taaien leeragtigheid. §. DCCXC1V. De ontftooke Korft is wit van kleur, omdat het meerder zamengepakte van het Dikker gedeelte der Wye , nog niet zoo vaft van zelfltandigheid zynde, als het Vezelagtige des Rooden Bloedklomps, niet te zamenhangt of vereenigt is met de Roode Bloedftoffe. §. DCCXCV. Zy is geplaaft op de bovenfte oppervlakte des Bloeds, omdat het Dikkere der Wye minder zwaar is, als het Vezelagtige des Bloeds; nademaal het minder zamengepakt is. $. DCCXCVI.  ZIEKTEKUNDE. 533 §. DCCXCVI. En deeze Korft is taai en leeragttg, omdat in derzelver zamenltelhng nog meerder Slym-deelen gevonden worden, als in het Vezelagtige des Bloeds. § DCCXCVïI. Wyders het ontftooke Bl«--ed, in een bekken of kom koud geworden zynde, zwemt doorgaans in zoo veel meerder overvloed van Wye, als het zamengeftolde van vafter zelfltandigheid is, omdat , naar maate van de meerdere vaftheid desgeftolden Bloedklomps, en dus nadere aanraaking der deeltjes, die de vaftheid maaken, het vloeibaare meerder word uitgeperft; terwyl de binnewaartfche omkrulling van den omtrek der ontftooke Korft, waar door zy als ft waare een hollen Schootel vertoont , insgelyks is toetefchryven aan derzelver vermeerderde vaftheid , en neiging der zamenftellende Beginfels tot den anderen. §. DCCXCVIII. De oorzaaken, waar door het Vezelagtige in het Bloed of kan vermeerdert worden, of meerder zamengepakt worden, en een' meerdere kragt vanzamenftolling verkrygen, beftaan inzonderheid in het te veel gebruik van aardagtige, en zamentrekkende Voetzelen; in een dagelyks misbruik-van geeftryke, prikkelende  SU HEELKUNDIGE Spy zen of Dranken; in een vermeerderden Omloop der Vogten en Hitte, door de beweeging der Koorts, of een' geweldige oefening van het lighaam; en eindelyk ook in een1 vernauwing of toedrukking der Vaten ■ het geen alles uit het reets verhandelde te' klaar blykt , om hier verder verklaart te worden. §. DCCXCIX. En eindelyk, wat aangaat de uitwerkzels deezer Ziekte; dezelve zyn te vinden in die aangaande de Dikheid en Taaiheid der Vogten (§. DCCIJI.), en in die aangaande de vermeerderde hoeveelheid van het Vezelagtige des Bloeds ($.DCCLXXV.); indi en men 'er bvvoeet dat deeze herdnekkige Lymerigheid of Verdikking, welke in het Bloed geneigt tot de Ontfteeking plaats heeft, nauwlyks te ontbinden zynde door water , en door de by verzeilende Koorts omgevoert wordende , te gelyk ook, door de vermeerderde warmte, nog meerder wórd zamengedrongen, zodanig dat zy voor de kragten der Natuur onoverwinnelyk word gemaakt, en niet dan door de Bederving of Rotting kan opgeloft worden. 6. DCCC. Indien wy nu de Ziektens van (S.DCCLXXIV. ) tot hier toe wel begry- pen,  ZIEKTEKUNDE, 53,- pen, dan zal hetonsgemaklykzynomderedente vinden van de overige Gebreken, waar door de hoedanigheeden van den omloopenden Hoop der Vogten beledigt worden, namentlyk voor zoo ver zy waarlyk voorkoomen , en met vrugt kunnen naagefpoort worden ; als voornamentlyk de vermeerderde of verminderde Dikheid Denfttas, Zwaarte Gravitas, Veerkragt EJaflicitas, en Verdeelbaarheid Bwifibilitas. Want daar de vermeerderde Dikheid ook teffens onderftelt een' vermeerderde Zwaarte en Veerkragt, daar onderftelt zy een' moeijelyker Deelbaarheid; terwyl by de verminderde Dikheid gevóegt zyn een' verminderde Zwaarte, Veerkragt, en een' ligter Deelbaarheid ; nademaal dezelve alleenlyk beftaan in de meer of minder fterker te zamenhang der Beginfelen in de Vogten, welke derzelver Vaftheid uitmaaken, of waar in de grond van derzelver Dikkere zelfïïandigheid beftaat, namentlyk in de meerdere of mindere hoeveelheid en zamenpakking der Aarddeelen. Ovér  j36* HEELKUNDIGE Over de Ziektens der afgefcbeide Vogten. §. DCCCI. Alhoewel alle de byzondere Vogten, w elke in het menlchen lighaam, door daar toe gefchikte Werktuigen, en op een' tot nog voor ons onbekende manier, uit een en het zelve Bloed worden afgefcheiden; nogthans verfchillen dezelve, zoo in aart, als byzondere gebruiken, en van het Bloed , en onder den anderen ; het welte uit de Menfchelyke Natuurkunde allerduidelykft blykt. Egter om van een ieder byzonder Vogt de verfchillende natuurlyke Gefteltenis Crafts pecuüaris te weeten, ditis tot nog voor ons onmogelyk; waarom 'er ook waarfchynelyk nog eenige voor ons onbekende Ziektens, indienopzigte, zullen overblyven; en wy dus alleenlyk zullen verklaaren die geenen, welke bekent zyn. % DCCCIL Dewyl de afgefcheide Vogten een gemeenen oorfprong hebben, namentlyk uit het Bloed, daarom zyn dezelve voor eerft onderhevig aan Zjektens , welke zy gemeen hebben met het Bloed. En , nadien zy van het Bloed en onder den anderen verfchillen, lyden zy ook ontegenfprekelyk byzondere Gebreken , dewelke wy thans  ZIEKT E K U N D E: Si? thans voornamentlyk ten voorwerp hebben, en dewelke zy opgaaren voor of onder derzelver affcheiding, of dan, wanneer dezelve reets afgefcheiden zyn, het geen in 't vervolg genoeg zal blyken. S.DCCCIH. Alle de byzondere afgefcheide Vogten in het menfchen lighaam, offchoon ontelbaar in getal, worden gebragt: ten 1 fte, tot de Water-zoutagtige Vogten ;ten 2de, tot het Slym vogt ($. DCXC);ten 3de, totde Vette Vogten; ten fde, tot de Gelyagtige Vogten gefchikt tot voeding der Vafte deelen; en'ten 5de,tot het Vogt gefchikt tot de Voortteeling; langs welke orde wy ook de Ziektens der afgefcheide Vogten zullen verklaaren» §. DCCCIV. De Water-zoutagtige Vogten Humor es aqueo - falini zyn het Water Lympba, op het Vuur niet ftollende gelyk de Wye; alle de afgefcheide Schei vogten in de Eerfte Wegen, als het Speekzei Saliva, het Maagzap Liquor gqftricus, de Gal, enz.; en al de wateragtige Uitwerpzels, als,de Pis, deonzigbaare Doorwafeming, en zoortgelyken. Deeze zyn inzonderheid onderhevig , of hebben voor een' byzondere Ziekte ( behalven de waterige Dunheid (i DCXC11I.) , de flymerige Dikheid (§. DCC1.), en de verfchillende ScherpO p ten?  j3S HEELKUNDIGE tens van (§. DCCXXII. tot §. DCCXXX1V.) aangehaak} , een' gemaklyker afzondering en affcheiding der Aard - deeltjes uit de overige Begiqfels, door tuflchenkomft der Zoutdeeltjes , in het Water opgelolt zynde; waar 'uit, een' gelegenheid gegeeven zynde aan deeze afgezonderde deeltjes om zig te vereenigen , de Steenige zamengroeifelen (§. DCCXL. ) ontfpruiten , en welke wy .gevolgelyk thans nauwkeuriger te verklaaren hebben. §. DCCCV. De Steenige te zamengroeifels Concrementa calculofa ontfpruiten uit verfchillende Vogten , en worden in verfchillende Vafte deelen gevonden. Doch inzonderheid zyn het Speekzei, de Gal, en de Pis, de zondigende Vogten; en worden de Steenen of Verfteeningen gevonden onder den Tong , in de Speekzelbuizen , in de Galblaas of de Galbuizen, en in de Nieren, de Pisleiders, of de Waterblaas, omdat in deeze holle deelen de zondigende Vogten natuurlyk voor een tyd vertoeven, en dus aldaar de vereifchte gelegenheid gegeeven word, waar door de afgezonderde deeltjes zig kunnen vereenigen. §. DCCCV7!. Van alle deelen, in welke de voortbrenging of maaking van den Steen Li-  ZIEKTEKUNDE. 539 lithiafis gefchied zyn de Piswegen Via uropea, de voornaarafte; en is dus voornamentJyü toetefchryven aan een' hoedanigheid van de Pis. Laaten wy dan de Steenen in deeze Wegen, uit de Pis voortgebragt, met opzet afzonderlyk befchouwen : zullende, daar uit, de voortbrenging der Steenen in andere deelen , en uit andere Vogten, gemaklyk begreepen worden. §. DCCCVI1. Uit de allergezondfte Pis, offchoon door een Vloeipapier doorgezygt zynde , en klaar gemaakt , word, indien dezelve in eenig Vat ftiiflaat, een Steenig aanzetfel aan de wanden van het Vat geboören , welk door een' geduurige vernieuwing van zoortgelykePis zodanig aangroeit, dat 'er een' aanmerkelyke fteenige Korft uit word te weeg gebragt; waar uit blykt, dat in de gezonde Pis zelve de hoedanigheden en de Stoffe ter voortbrenging van een Steen tegenwoordig zyn. §, DCCCVIII. Indien 'er een vaft en . onoploffelyk weezen in de holligheid der Waterblaas van een leevend en gezond menfch word ingehouden, dan word dezelve fchielyk, onaangezien de Pis natuurlyk geftelt is, met een' fteenagtige Korft bezet en omkleed, over welke eerfte.Steenlaag zig p o 2 yan  j4o HEELKUNDIGE van tyd tot tyd nieuwe laagen aanzetten ] en dus de Steen uit verfchillende laagen, waar van de buitenfte grootere de binnenfte kleindere influiten , word zamengeftelt ; waar uit de reden blykt, waarom doorgaans een iedere Steen in zyn midden een Pit heeft, welk de grond is van de Steenmaaking, na* demaal een iedere Steen een eerfte beginfel vereifcht, het welk door nieuwe aanzettingen van een' zoortgelyke Stoffe vergroot word. §. DCCCIX. Wanneer een Steen door de Scheikunde ontbonden word, dan ondervind men, dat dezelve niet alleenlyk beftaat uit zuivere Aard-deelen, welke tot den anderen vereenigt zyn; maar dat dezelve ook uitgeeft eenig Water, Zout, Vlamvattende Stoffe, en veel veeragtige zelfftandigheid, door een' gelyke menging, even als in de Vafte deelen gefchied, en in de gegeeve Scheikundige Ontbinding van 's menfchen lighaam aangetoont, te zamen vereenigt. En een naukeuriger onderzoek van .een verfchen Steen toont wyders aan, dat de verfteende Korften zyn zamengeftelt uit kleine Korreltjes, welke de Cryftallen van de Zouten vertoonen: ja men ziet fomtyds pp de uiterfte oppervlakte van den Steen zoortgelyke grootere Korreltjes geplaaft. §. DCCCX  ziektekunde: w §. DCCCX. En uit (§. DCCCVIL) tot hier toe fchynt het, dat de Hoofdftoffen van een Steen Elementa Calculi de Zouten zyn uit de Pis, welke alvorens in dezelve, als de Zouten in het Water, opgeloft en vloeibaar waaren, doch naderhand, door een' Scheikundige Cryftalmaaking CryftalUfatio, of Nederzakking Tracipitatio, uit het vloeibaare van de Pis worden uitgeworpen; door een' onderlinge aantrekking tot den anderen in grooter greinen vereenigt worden, welke greinen onder den anderen te zamengroeijen , en zig aan het geen , het welk zy ontmoeten , vafthegten ; en dat alzoo door een' menigvuldige herhaaling van het zelve werk de Steenagtige Korften of de Steen uit de Pis worden voortgebragt, zoo buiten als binnen het menfchen lighaam. §. DCCCX.r. Dit gevoelen (§. DCCCX.) aangaande de maaking van den Steen in de Piswegen, het welk, zoo niet te eenemaal waar , ten minften zeer waarfchynelyk is, vaftgeftelt zynde, dan kunnen wy gemak-lyk begrypen , waarom een ftilzittend leeven , een lang leggen op den Rug, een1 koude Gematigdheid, een1 al te groote Vetheid in het onderfte des Buiks, waar door de Piswegen gedrukt worden, verschillende Gebreken in of om de Piswegen., als Verüo 3 ftop-  $4-2 H E E LKÜNDIGE ftopping, Ontfteeking, Gezwellen, Zweering , Vereelding, enz. en de tegenwoordigheid van vreemde weezens in de Piswegen, zoo menigmaal gelegenheid verfchaffen ter voortbrenging van den Steen: nadien deeze alle te weegbrengen, dat de Pis word opgehouden en de Cryftalmaaking of Nederzakking gemakïyker gefchied; inzonderheid wanneer tellens de~ losgemaakte en nedergezakte Zouten iets aantreffen , waar op zy zig aanjionds kunnen vafthegten. § DCCCXIL Egter , offchoon van (§. DCCCV] l) tot hier toe de mogelykheid ter voortbrenging van een Steen uit de geZonde Pis blykt, nogthans is dezelve veelal toetefchryven, gelyk de ondervinding leert, aan een' zekere byzondere gefteltenis der Pisw egen of der Pis, hetzy overgeërft, met de geboorte medegebragt, of na de geboorte verkreegen, waar door een byzonder mcnfeh , al het overige gelyk geftelt zynde, meerder daar voor vatbaar is als alle andere menfchen. Wy kunnen een' byzondere maaking der Piswegen, waar door de Fis langer in dezelve vertoeft, of waar door 'er eerf gemakïyker aankleeving der neergezakte Zouten word te weeggebragt, hier toe brengen ; gelyk de vernauwing der Piswegen , i en de tegenwoordigheid van een vreemd  ZIEKTEKUNDE. 543 vreemd weezen , als mede liet ontbreeken der Slym , die derzelver wanden bedekt, enz. bier van tot voorbeelden kunnen (trekken. Edoch wel byzonderlyk is in dien op zigte te befchuldigen een' eigenaartige gefteldheid der Pis, waar door derzeker Aarddeelen te overvloedig zyn, of fchielyker als het behoort binnen het lighaam uit de overige beginfels zig afzonderen, en dus de Pis aan de' Ziekte (§. DCCCIV.) onderhevig is. Welke Aard-deeltjes, indien zy in de Piswegen geen' bekwaame gelegenheid hebben, om zig tot een Steen te vereenigen, dikwils met een' groote hoeveelheid langs den Waterweg ontlaft worden , en met den naam van Graveelzand Sabulum benoemt worden. §. DCCCXÏN.' En ook. word door de ondervinding beveiligt, dat de Kinderen, de , Bejaarden, de veel Stilzittende, de van een' koude Gematigdheid zynde, de veel znnre of verzuurende Spyzen en zamentrekkende wrange Wynën gebruikende , de aan 't Zuur onderhevig zynde , de Miltzugtigen Hypocbondriaci, de aan de Opftyging onderhevige Hyjleric£, en dejigtigen, boven alle andere menigvu'diger met den Steen worden aangegreepen ; waarom het insgelyks waarlchynelyk is, dit de overvloed van O o 4. Zuur-  544 HEELKUNDIGE Zuurzoute aar.de in de Pis dezelve bekwaam maakt ter voortbrenging van den Steen , het geen ook de aart der aangepreeze Steenbreekende Middelen Lithontriptica, noch het geen de Scheikunde aangaande de Zuuren, in de Aard-deelen opgeflurpt en daar mede yerecnigt, beveiligt, geenfints tegenfpreekt. §. DCCCXIV. Offchoon tot hier toe gebleeken heeft, dat de gezonde Pis gefchikt is ter voortbrenging van een Steen, nogfhans de eige Proefneemingen omtrent de Gal genoomen beveiligen het tegendeel; en dus onderftellen de G.dfteenen Calculi fellei een' zekere ontaarding van de Gal, -welke waarfchynelyk beltaat in een' afzondering en nederzakking van derzelver Aardagtigen Dikker gedeelte, omdat deeze Steenen doorgaans gevonden worden in menfchen , welke veele drooge Voetzelen gebruiken , en een flilzittend leeven leiden. Somtyds zyn de Galfleenen wit, geel, groen, bleek, of asgrauw van kleur, en de brandende kragt , noch de zwaarte is van alle niet eveneens; en ook worden eenige door warm water voor een groot gedeelte ontbonden , en andere weder integendeel niet, het welk is toetefchryven aan de onderfcheide fioffe, welke uit de Gal met de nedergezakte Aard-deelen zig vermengt, %, DCCCXV,  ZIEKTEKUNDE. Hf §. DCCCXV. Eindelyk de nadeden, welke uit de Steenen, in ons lighaam tegenwoordig zynde, ontfpruiten, beftaan in het werktuiglyk geweld, het welk dezelve op de deelen-, waar in zy gehuisveft zyn, en op de nabuurige deelen, oefenen. Zy drukken door haar' zwaarte en hardheid; zetten zig in de Buizen en Doorgangen , welken zy verftoppen; en, door de beweeging en wryving op de Vafte deelen, lokken zy de Vogten aan, doen de deelen , welke haar geweld lyden , ontfteeken, veroorzaakea Pyn, Verettering, Verzweering, Vereelding > enz.; alle welke uitwerkzels onderfcheiden zyn naar de byzondere aangedaane deelen, en ook een grooter of kleinder naIleep van gevolgen hebben. §. DCCCXVI. Tot de Ziektens der Water-zoutagtige Vogten (§. DCCCI V.) behoort ook byzonderlyk de ontaarding der Gal. Dit Vogt inzonderheid welk in de Galblaas gevonden word is, gelyk uit de Menfchelyke Natuurkunde bekent is, het voornaamfte Scheivogt in de Eerfte Wegen, ter ontbinding der Voetzelen en menging der verfchillende deelen, waar uit dezelve beftaan, onder den anderen tot een gelyk Vogt; waar toe dezelve eenige hoedanigheden moet bezitten, en in welkers Po 5  HEELKUNDIGE gebrek gevolgelyk de Ziektens der Gal beftaan. Indien dezelve te dik of droefemagtigis, te flymerig, te dun of te watera?tig, uit de feets dikwüs genoeg befchrevene oorzaaken, dan is inzonderheid de Zeepagtigen aart der Gal, het voornaamire vereifchte van derzelver hoedanigheden, zeer verzwakt, en dus de Gal onvermoogende, tot groot nadeel der natuurlyke Bewerkingen , inzonderheid der Spysverteering en Chylmaaking. En wanneer de Gal met vreemde Zouten is voorzien , of dat zy door ftilteltaan , door de Hitte , of door geweldige of ongeregelde beweegingen, bedorven i§, dan'kan zy verfchillende zoorten van Scherptens aanneemen, welke naar haar byzonderen aart, inzonderheid in de Eerfle Wegen, byzondere uitwerkzels uitleveren ; terwyl, uit de zamenmenging der verfchillende Zouten met liet Olyagtig cf het Vlamvattend beginfel, de natuurlyk geele kleur van de Gal verfchillende verandert word, waar uit de hoog geele Gal als een dooir van een Ey Bilis vitcïüna, dePryagtig van kleur zynde Gil B'rfis porracea, de groene Gal Bilis aruginoja, de blaft we Gal Bilis cccruka oUfatodes, en de zwarte Gal Bilis atra, ontfpruiten. §, DCCCXVII. Het Slymvogt Succus mu- co-  ZIEKTEKUNDE. 5:4.7 cofus, met eerf groote hoeveelheid, en tot verfchillende gebruiken, door de Menfchelyke Natuurkunde bekent., gefchikt, door alle de deelen van het lighaam verfpreid zynde, is, behalven onderhevig te zyn aan de gemeene Ziektens van den Zamenhang der Vogten CS. DCXCII. en DCXCiX.), inzonderheid, om haar' natuurlyke traag- en lymerigheid de zitplaats van verfchillende Scherptens , en welke allermoeijelykft' daar uit te zuiveren of te ontlaflen zyn; nademaal zy in de lymerigheid ingewikkelt zynde, te vaft worden gehouden. Hier uit ontfpruiten de zoute Slym Pituita falfa; de zuure acula; de glasagtigew'/raz; om de Aluinagtige Scherpte Acerbitasaluminoja, in den loop der Darmen , wanneer een zodanige Slym derzei-ver wanden bekleet, ondraagelyke Pynen met een gevoel van koude te weeg brengende; en een plyfteragtige Slym Gypfea, indien dezelve met een overvloed van Aarddeelen is voorzien. Alsmede is de Slym om haar' lymerigheid wel het voornaamfle gefchikt, om 'het befmettend Venyn Virus contagwfum te herbergen., waar uit het naderhand, hetzelve vermenigvuldigt zynde, zig wyd en zyd uitbreid, en de Vafte deelen aandoet en beledigt. §. DCCCXVIII. Het Vet Pinguedo van aart  543 HEELKUND IG E aart taai zynde, en ftilftaande in het flappe Vetvlies, noch ook door water te ontbinden , is eveneens als de Slymvogten O. DCCCXVI1.) gefchikt om verfchillende Scherptens en Venynen herdnekkiglyk te behouden, aan de kragten van den Omloop en de Scheivogten te onttrekken , te koefteren , en als 't waare het voer verfchalfende te vermeerderen, zoo dat zy nauwlyks daar uit te ontlaften zyn. §. DCCCXIX. De Bederving van het Vet ■word byzonderlyk Garfligheid Rancor genaamt. Zy ontftaat uit de algemeene oorzaaken der Verrotting (§. DCCXXX1.). En deeze Verrotting maakt een' allerhevigfte .Scherpte, welke alles, ja tot de vafte BeenZelfltandigheit, verknaagt, en dezelve eens te weeggebragt zynde kan nauwlyks verbetert worden , maar is gewoon om zig van tyd tot tyd even als door een' gillende kragt zig wyder uittebreiden.. §. DCCCXX. En het Vet lyd ook Ziektens in opzigt van zyn Zamenhang, namentlyk, dat het te dun of te dik is. Hetzelve beftaat niet alleenlyk uit Oly, maar ook voor een gedeelte uit Slym, in welker» vermeerdering de Dunheid beftaat, nademaal de Slym , door de Water-deelen tot  ZIEKTEKUNDE. zig te trekken, een' meerder hoeveelheid van Water, als gewoonlyk, by de Vetftoffe bezorgt. De oorzaaken daar van blyken uit ((j. DCCI.); terwyl derzelver uitwerkzels beftaan in een' onveerkragtige zwelling en uitfpanning van den Vetrok,de witte Slymzugt Leucopblegmatia, Oedema, oïAnaJarca, genaamt. Wyders het Vet is te dik s wanneer het in Ongel of Roet Sevum is verandert ; omdat hetzelve met overvloedige Aard-deelen, of met zamentrekkende Zuurzouten is vervult, en waar uit de Verhardingen van den Vetrok, het Vetgezwel Steatoma, in gedaante,- hardheid, en ontaarding, zeer verfchillende, zyn tebegrypen, en m haar aart en oorzaaken te verklaaren.' §. DCCCXXI. De Gelyagtige Vogten Humor es gelatinofi, uit het Dikker gedeelte der Wye (§. DCCLXII.)en het Vezelagtige des Bloeds (DCCLX1V ) te zamengeftelt, en tot voeding der vafte deelen dienende, worden inzonderheid ziekelyk,. wanneer zy te veel met Water verdunt worden; met een' te groote hoeveelheid van Slym vervult ; of door verfchillende Scherptens zyn aangedaan. Indien zy met te veel Water of Slym zvn vervult, dan maaken zy de Vafte deelen flap, en wanneer 'er Scherptens in huisveften, dan verknaagen zy dezelve. En wanneer 'er een' Zoute aarde in de Vogten ter yoe-  S$o HEELKUNDIGE voeding dienende , te overvloedig is, dan fcheid dezelve zig af uit de overige Beginfels, en word aan de zelfltandigheid der Vafte deelen bygezet, waar uit derzelver verkorstingen en fteenharde Verhardingen volgen. De Ziektens van het Zog, met regt.onderde Voedende Vogten te rekenen, hebben gebleeken uit ($.DCCLIU. tot §. DCCLVI.). $. DCCCXXII. Eindelyk of, (behalven de algemeene) tot de Ziektens van het Vogt ter Voortteeling Liquor genitalis te brengen is de Venusk welling Salacitas of Satyr'iafis, namentlyk dan , wanneer hetzelve fcherp is?; dit dunkt ons niet te eenernaal on'waarfchynelyk , nademaal de Scherpte door te prikkelen alle leeven en beweeging vermeerdert. Doch of de onvermogendheid van hetzelve de Onvrugtbaarheid Ster Hit as, en een' byzondere ontaarding van hetzelve de Wanfchepzels Monjlra zouden voortbrengen?; diesaangaande antwoorden wy met den geleerden Heer H. D. Gaübius, dat 'er in duiftere zaaken niets is te bepaaien, zoo lang ons uit de Menfchelyke Natuurkunde, daar toe, liet vereifchte licht ontbreekt. In het volgende Stukje zullen wy verhandelen ie betrekkelyke Ziektens der Vogten, beneffens de zamehgeftelde Ziektens j en daar mede een eerfte deel volmaaken onzer Pleelkundige Ziektekunde. ■  Bladz. J5T PATHOLOGIA CHIRURGICALIS O F HEELKUNDIGE ZIEKTEKUNDE. . %d*%d*%dï%d*%éï Over de betrekkelyke Ziektens der Vogten, en eerjl ever de gebrekly* ke Hoeveelheid. §. DCCCXXIIT. W^MMt: is uit de Menfchelyke Natuurkunde bekent, dat de voornaame rec^en van ^e huishouding' WtÈSMè van 'c menfchelyk lighaam is geleden in de onderlinge werking der Vafte en Vloeibaare deelen onder den anderen ; en dat 'er gevolgelyk f opdat de Gezondheid blyve beftaan l tuffchen deeze twee op den anderen werkende weezens een' evenredige overeenkom!! vereifcht word, opdat de een' over den ander §een' te groote magt oefent. Ook leert het menigvuldig verfchil der Vogten, en de verlpreiding van een ieP p der  frz HEELKUNDIGE der'der byzondere, niet verwart maar geregelt gelchiedende, dat een ieder van dezelve toe een zeker deel, of tot een byzonder gebruik gefchikt is. En dus blykt het ten klaarften, dat, alhoewel de Vogten in opzigt tot haar' hoedanigheid gezond zyn, zy nogthans in opzigt tot haar1 hoeveelheid, plaats, of beweeging, zodanig kunnen zondigen , dat, daar uit, de Vafte deelen in haar pligt ontbreekende, de volkomenheid der Bewerkingen, welke uit de onderlinge betrekking der Vafte en Vloeibaare deelen onder den anderen afhangen , gebrekkig worden; en dat niet te onregt deeze Gebreken betrekkelyke Ziektens der Vogten worden, genaamt. §. DCCCXXIV. De betrekkelyke Ziektens der Vogten dan zyn : ten ilte , de ziekelyke Hoeveelheid; ten 2de, de Dwaaling in plaats; en ten 3de, de Ziektens der beweeging in de Vogten. "Wy verkiezen om dezelve te verklaaren in 3 byzondere Afdeelingen, en maaken naar orde een aanvang met de ziekelyke Hoeveelheid. §. DCCCXXV. De ziekelyke Hoeveelheid der Vogten Quantitas bumorum vitiata is twederly , namentlyk te bovengaande , of ontbreekende. Edoch daar word, aangaan-  ZIEKTEKUNDE. j« faaride de Hoeveelheid der vafte en vloeiaare deelen tot den anderen, geene zoo juilte evenredigheid vereifcht, dat eene iedere afdwaaling daar van eene Ziekte fielt: nademaal de onderfcheide Leeftyd , Kunne, of Gematigdheid,dezelve natuurlyk doet verfchillen, en dit verfchil onder de uitgeftrektheid der Gezondheid behoort; terwyl ook de aanhoudendheid der Gezondheid den geringften tyd niet zoude kunnen beftaan , . indien zy de vermeerderde of verminderde Hoeveelheid der Vogten, welke uit de geduurige veranderingen, zoo van de Lucht, der Voetzelen, van den tyd van 't jaar , en van eenige natuurlyke Bewerkingen in ons Lighaam, afhangen, niet koft lyden. S. DCCCXXVI. Dan , wanneer de Hoeveelheid der Vogten, of zoo veel te bovengaande is, of ontbreekende, dat, daar uit, eenige.Bewerking word beledigt, is,dezelve ziekelyk te achten. De te bovengang word Volfappigheid of Bloedrykheid genaamt , en de ontbreeking gebrek van Bloed * of Sappen. Wy zullen een ieder van dezelve afzonderlyk verklaaren. §. DCCCXXVIt. De Volfappigheid of Volbloedigheid Polycbymia of F let hora is een zodanige overvloed van welgeteld Bloed Pp 2 of  554 HEELKUNDIGE of Sappen, welken de Vafte deelen, {trekkende tot den Omloop der Vogten, niet lyden kunnen , zonder gevaar en nadeel voor de Gezondheid. S. DCCCXXVIIL De Volfappigheid word in 3derly zoorten verdeelt. Het eerftezoort, en welk eigentlyk de waare en volftrekte is, onderftelt een overvloed van Bloed, waar door deszelfs houdende deelen alleenlyk uit kragt der hoeveelheid beledigt worden, en waarom dezelve PIcthora ad molem word genaamt. Deeze is eigentlyk de by de Ouden bekende Volbloedigheid ten aanzien der Vaten Pkthora ad Vaja. Want indien dezelve voorvalt in menfchen, welkers vafte deelen week en uitzettelyk zyn, dan word het Bloed overal gelykelyk verfpreit, en doet het geheele lighaam rood worden en zwellen ; doch in die geenen , welkers weeke deelen ftyver en dus minder uitzettelyk zyn, worden alleenlyk de grootere Vaten, en inzonderheid de Aderen , meer uitzettelyk zynde als de Slagaders, uitgefpannen : om welke reden de Volbloedigheid van de Nieuwelingen word genoomen, en ten aanzien van de Geftalte Pkthora ad babitum , en ten aanzien van de Vaten of Aderen Pkthora ad Venas. En dit zoort word te weeggebragt, omdat, door de kragt van de Ge-, zond-  ZIEKTEKUNDE, yjy zondheid , de fterke Ingewanden meer gezonde Chyl en Bloed maaken, als de Voeding , en de noodzakelyke ontlaftingen, vereifchen. $. DCCCXX1X. Het 2de zoort der Volbloedigheid is, wanneer voor dezelve hoeveelheid des Bloeds de ruimte, welke hetzelve bevat, vermindert is, wordende gevolgelyk Pkthora ad jpatium genaamt. Dezelve heeft ook den naam van opzigtelykc Volfappigheid Pkthora refpelliva; omdat' zy geheellyk haar oorfprong verlchuldigt is aan de vafte deelen; hetzy dezelve, door de Styfheid (§. LXX1X), de Uitdrooging, Zamengroeijing (S. CXLiX), door de vermeerderde Zamentrekking uit de vergroote Leevenskragt ( §. XCIV ), door een Schrik, Stuipen of Krampen, door den aanval van de Koorts, door een1 fchielyke en groote Koude, of hetzy eindelyk door de wegneeming van een voornaam deel, buiten ftaat zyn geraakt, om, haare ruimte vermindert zynde, dezelve hoeveelheid Vogten te bevatten , zonder door de zelve buiten gewoonte te worden uitgefpannen. $. DCCCXXX. En het 3 de zoort der . Volbloedigheid is, wanneer het Bloed, in hoeveelheid hetzelve, alleenlyk door ylder P p 3 en  j?6 HEELKUNDIGE en uitgebreider van zelfftandigheid. te worden, niet evenredig is aan de ruimte der bevattende deelen, en dus tot de Vafte deelen word even of hetzelve waarlyk in hoeveelheid vermeerdert was; waarom dezelve Pleibora ad volumen genaamt word, en nademaal 'er geen' vermeerderde hoeveelheid plaats heeft, ook valfche Volbloedigheid Piethora fpuria. De oorzaaken van het ylder gemaakte of uitgefpanne Bloed Sanguis rarefallus zyn, een' vermeerderde Warmte, hetzy • van de Lucht, van de hitte des Schoorfteens, van het Bad , Spyzen, Dranken , Geneesmiddelen , Venynen , heete- Koort- '-fen , Ontfteeking, van een' vermeerderde Beweeging , Aandoeningen des gemoeds , of van de Wryving, enz. te weeggebragt; een'groote en Ichielyk verminderde drukking van den Dampkring ; en de inwendige of eigenzelfs beweeging der Vogten, wegens oneigene bymengfèls anders dan gewoonlyk gefchiedende ; va» alle welke de tuigwerkelykheid ter bevoegde plaatfe beter zal blyken. En inzonderheid zal de ydelwording van het Bloed, en dus dit zoort van Volfappigheid , des te eerder gefchieden , * indien 'er een' vermeerderde Leevenskragt is bygevoegt; wanneer de Ongefteldheid Dis- ' erafia van-het Bloed (§. DCCLXXVi.) en (§. DCCLXXXV1.) hetzelve onderhevig maa-  ZIEKTEKUNDE. 557 maakendeaan de ydelwording, daartoe de voorgefchiktheid heeft bezorgt; -of als' een* groote hoeveelheid van dein gemaakt en geImoite Vet in den hoop, der omloopende Vogten is aangebragt, omdat hetzelve door de warmte geweldig word iiitgefpannen. Deeze Volbloedigheid zoude ook met goed regt tot de Kwaadfappigheid kunnen gebragt worden: nadien de ydelwording der Sappen ook doorgaans een' ongefteldheid onderftelt. §. DCCCXXXf Eindelyk de uitwerkzels en gevolgen der Bloedrykheid beftaan, gelyk uit de gegeeve bepaaling van dezelve reets blykt, in de kragten der Vafte deelen, waar mede zy op de Vogten moeten werken , te bezwaaren en te beletten ; waar uit blykt, dat de Ouden geenfints te onregt hebben gehandelt met een' Bloedrykheid betreklyk de Kragten Pkthora ad vires te ftellen. Een ieder van de befchrevene Volfappigheden, indien zy tot een hoogen trap is gekoomen, overweldigt, zelfs in de fterkfte lighaamen, de kragt der Vafte deelen, namentlyk derzelver zamentrekkend vermoogen om de Vogten voortteperfen, waar uit een' fchielyke Vermoeidheiti Lajfitudo, zonder dat 'er een geévenredigde arbeid of beweeging gefchied is; een' Traagheid tot de bePp 4. wee-  yj8 HEELKUNDIGE weeging ; en een' Zwaarté of Dofheid der Zinnen Gravitas Scnfuum. Jn de zwakke lighaamen daar zal ook een' geringe hoeveelheid en overwigt van Sappen ,■ offchoon van de fterke gemaklyk te lyden, groote- lyks benadeelen, beftaande inzonderheid in een' Zamenvloeijing Congeflio, Opvulling, Oppktio, en een'Uitbariling Eruptio, der Vogten; omdat de vermeerderde kragt der Vogten op de zwakkere Vaten en Buizen, derzelver Verwydering (§. CXXV.), Verflapping of üntlluiting {%. CXXVI.), een' v.erwy dering van derzelver Togtgaten ((j..CXXV!I.) , of een'Scheiding des'Geheels (§. CXXVIh.) te weegbrengen. Wanneer de Volbloedigheid plaats heeft in ligt beweeglyke lighaamen, dan ftrekt dezelve tot een' geduurige prikkeling der Vafte deelen, ■welke, door zig daar tegen aantekanten,-zig ongeregelt beweegen, en dus de gevolgen der Aandoenlykheid of der vermeerderde Leevenskragt(§. CXV11.) kunnen voortbrengen. En eindelyk daar de gewoonte om het Bloed te ontlaften, hetzy hetzelve door de Natuur of door de Konft gefchied, onze ingefchaape Gezondheids maakende kragt opwekt om het verlies te herftellen ; daar v orden ook door het herftelde, door de Volbloedigheid daaruit gebooren, de kragten der Natuur zodanig bezwaart, dat 'er by-  ZIEKTEKUNDE, byna, in zoortgelyke Onderwerpen, een* onvermydelyke noodzakelykheid is, om geduuriglyk de herftelde hoeveelheid weder te ontlaften: men kan inzonderheid hier van menigvuldige bewyzen vinden by Lyders, onder de bezorging zynde van fommige al te groote Liefhebbers van 't Aderlaaten; nademaal de geduurig herhaalde Aderlatingen zoo noodzakelyk worden, dat by aanhoudendheid derzelver tuffchentyd minder word , terwyl eindelyk zodanige Lyders, hetzy verre van geneezing te erlangen , allerzwakfte Vafte deelen, en een waterig of ontbonde Bloed verkrygen. S-DCCCXXXII. Uit (§. DCCCXXVII1.) tot hier toe blykt ook, dat 'er eenige zoorten der Volfappigheid kunnen voortkoomen, by dewelke een' kwaalyk gefteldheid der Vogten is gevoegt, en waar by gevolgelyk de uitwerkzels der byzondere tegenwoordig zynde Kwaadfappigheid verzelt gaan. §. DCCCXXXIII. De Ontbreeking of het Gebrek van Bloed Inopia Sanguinis is, wanneer het lighaam minder Sappen inhoud, als de Gezondheid vereifcht. Een waar gebrek van goede Vogten , zonder eenige Kwaadfappigheid, gelyk hier onderfteld word, kan niet dan door een'fchielyke en groo-  $6o HEELKUNDIGE groote ontlafting van' Vogten Veroorzaakt worden, noeh ook langduuren, tenzy. 'er een' ongefteldheid der Vogten, door de 'verloore kragt der Bewerkingen, zig byvoegt: want daar het gebrek van Vogten de Vafte deelen flap maakt, daar kunnen deeze verflapte deelen de overige Vogten niet zoo als vereifcht word bewerken. In de Onttrekking van Spyzen Ine dia, beftaan de uitwerkzels, en in de verminderde hoeveelheid van Bloed, en in de Kwaadfappigheid; het geen blykt uit het zoo even gezegde. By het langzaam verlies des Bloeds, alhoewel groot, voegt zig gemeenlyk een' inkrimp'ing en zamentrekking der Vafte deelen; omdat de Vaten en Buizen, minder uitgefpannen wordende, zig gewoon zyn te fchikken naar liet geen zy bevatten. En wanneer het gebrek van Vogten ontfpruit na een' geweldige Ziekte, en dezelve nietfchielyk door gepafte Voetzelen vergoed word , voegt 'er zig een' ongefteldheid der Vogten by , nademaal 'er altoos een' verloore veerkragt der Vaten by tegenwoordig is. Over  ziektekunde: $6t ■ 'Óver de Dwaaling in plaats. §. DCCCXXXIV. Uit de Menfchelyke Natuurkunde is bekent, dat, alhoewel de Vogten geen1 zoo bepaalde vafte plaats hebben, alwaar zy vertoeven, als de Vafte deelen, nogthans ieder haar1 byzondere-plaatfen, buizen, ontfangbakken, holligheeden, of Vaten zyn gegeeven, door dewelke zy, als in vafte beperkingen, worden ingehouden, omgevoert, en zonder nadeel te veroorzaaken niet kunnen uitgaan. In de byzondere Vogten, en welke in zekere deelen vergaadert zynde ftilftaan, is dit allerblykelykft; alhoewel 'er ook de algemeene Vogten , welke met een' onafgebrooke beweeging het geheele lighaam worden omgevoert, niet van uitgezondert zyn, nademaal het ter onderhouding van de Gezondheid niet onverfchillig is, in wat zoort van Vaten het Bloed, de Wye, of het Water , word omgevoert. §. DCCCXXXV. Uit deeze betrekking dan der ingehoudene tot de houdende deelen, of der vloeibare tot de vafte deelen , ontföruit een ander zoort van Ziektens, nament-  #2 HEELKUNDIGE namentlyk waar in de Vogten zondigen, omdat zy een' oneigen plaats beüaan, en daarom niet te onregt Dwaaling in plaats Error loei genaamt. Deeze Ziekte is niet minder aanmerkelyk als de voorgaande, en van dezelve worden verfchillende zoorten opgetelt, welke voornamentlyk zyn*: ten lile, een' Dwaaling van doorvloeijende Vogten; ten-2de, een'' Dwaaling van ingepakte Vogten; ten 3de, een' Dwaaling van uitgeworpe Vogten; ten 4de, een' Dwaaling van uitgeltorte Vogten; ten ?de, men twyfelt aan een' Dwaling van het voedend Vogt; en ten 6de, een' Dwaaling van de afgefcheide Vogten. (5. DCCCXXXVI. De Dwaaling van doorvloeijende Vogten Error fluentium word gezegt, wanneer eenig Vogt uit zyne eigene in andere Vaten is gebragt, en welke het eveneens doorvloeit als alvorens zyne eigene, zonder dat 'er voor het overige eenige Verfbpping , Uitftorting , of Uitwerping is bygevoegt. Dezelve word menigvuldig voortgebragt in het Geitel van den Omloop, namentlyk dan , wanneer door een' vermeerderde Beweeging en Warmte de Vogten dunder en ylder worden gemaakt , de Vaten verflapt en verbreed , zodanig dat het dikker gedeelte des Bloeds,  ziektekunde; $6% Bloeds, verder als het behoort voortgedreeven zynde, in mindere Vaten doorvloeit. En daar deeze Dwaaling der Vog- » ten dikwerf zonder nadeel geleden word, daar is zy" ook ifomtyds de oorzaak van menigvuldige'fchaadelyke en gevaarlyke gevolgen ; waar van de Nadeelen uit het fchielyk opgenoomen verdund en in de Vaten gebragt Vet, uit de in het Bloed gebragte Gal, en de te rugkeer van de opgehoude Pis, of Onzigbaare doorwafeming, in den hoop der omloopende Vogten, tot bewyzen flrekken, het geen naderhand beter zal blyken. En inzonderheid moet t de Affcheiding der Vogten , daar door , grootelyks beledigt worden ; nademaal de affcheidende Vaten een Vogt voeren, welke haar oneigen is. §. DCCCXXXVII. Een' Dwaaling van ingepakte Vogten Error impattorum word genaamt, wanneer eenig Vogt, in oneigene Vaten zynde, dezelve niet doorvloeit en dus zyn loop vervolgt; maar in tegendeel deeze oneigene Vaten, omdat haar' ruimte minder is, als het verplaafte Vogt vereifcht om doortevloeijen, verftopt, dus blyft ftilfïaan, en teffens ook aan de van agter aankoomende Vogten den doorgang wygert. Dezelve volgt ligtelyk uit de voorgaande, om- " 'Tm'. '•» 'Mktm  J6> HEELKUNDIGE omdat het dikker Vogt , voortgedreeven, zynde in oneigene Vaten, welkers ruimte natuurlyk in haar voortgang vermindert, eindelyk moet fluiten; of omdat de alvorens verwyderde en verilapte Vaten , of door een' zamentrekkende Koude, of door Stuipen of Krampen, naderhand vernauwt worden , en dus het verdwaalde Vogt, alvorens dezelve doorgaande, opfluiten. En waar uit de verfchillende Inpakkingen van Vogten, beneffens verfchillende Gezwellen, naar de byzondere lydende plaats, en net dwaalend Vogt, van zelfs duidelyk genoeg blyken. §. DCCCXXXVIII. Een1 Dwaaling van ' uitgeworpe Vogten Error exerctorum gefchied , wanneer eenig Vogt voortgedreeven zynde in oneigene Vaten, en uit derzelver monden ontloopende, tegennaniurlyk buiten het lighaam word ontlaft. Van deeze Vogts verdwaaling zyn twee byzonderezoorten, namentlyk: het dwaalend Vogt is of nuttig, en was dus te behouden, wordende ontlaft, omdat het uit zyne eigene Vaten in de uitleidende Buifen is gevoert; of het is onnut en van de Natuur gefchikt om ontlaft te worden, doch waar van de ontlading niet gefchied door zyn' eige maar door een' vreemde Ontlaftplaats. Van het eerfle zoort ftrekr  ZIEKTEKUNDE. f6$ ftrekken tot voorbeelden de uitwerpingen van Chyl, van Bloed, Wye, Water, enz. door den Stoelgang, de Piswegen, of door de Huid; gelyk de Geneesheeren ondervinden in verfchillende Buikloopen , in de Pisvloed Diabetes, Bloed watering, of in te menigvuldig Zweeten. En aangaande het tweede zoort vinden wy bewyzen in de ongewoone ontlaftingen der Maandflonden door een' Zweer, door een door konft gemaakte Etterdiagt, uit de Tepels, of zelfs uit [de toppen der Vingers, waar van menigvuldige voorbeelden beftaan by de Geneeskundige Waarneemers ; of zoo menigmaal de Pis, de groove Uitwerpzels, of andere te ontlasten zynde Vogten, door een'Verwonding of Verzweering , langs eenen anderen weg worden uitgeworpen, als daar toe van de Natuur geftelt is. §. DCCCXXXIX. Een' Dwaaling van uitgeftorte Vogten Error effujorum is, wanneer eenig Vogt uit het Vat of Holligheid, waar in het bevat is, word uitgeftort in de Tuffchenruimtens der deelen, hetzy in eenige Holligheeden, of in de Kamertjes van het Vetvlies, en aldaar vergaadert word en ftilftaat. Dezelve verfchilt naar de byzondere gefteltenis der Vaten of Holligheeden , welke het bevattene uitlaaten; naar  $66 HEELKUNDIGE de byzondere plaatfen, waar in het uitgeüortene ontlaft word; en wel voornamentlyk naar de byzondere uitgeftorte Stoffe. S. DCCCXL. De bevattende deelen ftorten het ingehoudene uit, omdat zy ziek zyn aan deOntfluiting ($.CXXVI.),aan de Verwydering der Togtgaten ( §. CXXVII.), of aan de Scheiding des Geheels ((j.CXX VIII.), aangaande welkers oorzaaken en uitwerkzels wy by de Ziektens der Houdende deelen breedvoerig gefprooken hebben. §. DCCCXLI. De plaatfen, waar in de uitgeftorte Vogten ontfangen worden en ftifftaan, zyn of grooter of kleinder, en natuurlyk of tegennatunrlyk. De Kamers van het Oog, de Hoiligbeeden der Herfenen, de Holligheid van de Borft, van den Buik, de Waterblaas., de Baarmoeder, eenige tegennatuurlyk gemaakte Tuffchenruimtens of Holligheeden, hetzy door een' Uitfpanning, Verwonding, of Zweering der deelen, kunnen . hier aan tot voorbeelden verftrekken. Inzonderheid is het Vetvlies, overal tusfdhen de tuffchenruimtens der Vafte deelen verfpreit, en zeer uitzettelyk zynde, de voornaamfte vergaaderplaats der uitgeftorte "Vogten. S. DCCCXLIL  ZIEKTEKUNDE. 6. DCCCXL1I. En de uitgeftorte Vogten zyn of ten ifte, Bloed, gelyk wy zien in de Bloedvlak Sugillatiê of Emhymoma,m de valfche Slagaderbreuk , in de Uitbottin. gen, ontftooke Gezwellen, en in de inwendige Bloedftortingen ; welke uitftorting ea ftilftand van het ligt veranderlyk Bloed niet lang kan geleden worden, of hetzelve moet van aart veranderen, en eenetegennatuurlyke hoedanigheid verkrygen, hetzy omdat deszelfs zamenftellende deelen van den anderen wyken, hetzy door de Verettering, of door de Verrotting. Omdat het uitgeftortBloed ftilftaat,minder bewoogen word, en dus minder warm is, fcheid zig de Wye af van het dikkere gedeelte des Bloeds, vervliegt, terwyl het dikkere en Vezelagtige te vafter in de deelen blyft ingepakt, het geen inzonderheid in de Klieren en Klieragtige deelen (gelyk wy reets verfchillende maaien hebben aangemerkt ) gefchied; of indien door de ruft, warmte der omgelegen^ deelen, en door een'beginnende verrotting den geheelen zamenhang van het uitgeftortene word ontbonden , dan word de Verdwyning Refolutio volbragt, omdat dan het verdunde uitgeftort Vogt door de opflurpende Vaten weder kan worden opgenoomen. Indien 'er by het uitgeftort Bloed een' vermeerderde Beweeging toe-  y68 HEELKUNDIGE ftaat, dan volgt 'er niet zelden een' Verettering , inzonderheid indien het üitgeftortene aanmerkelyk is, en de Vafte deelen te veel, of door dezelve uittefpannen, te drukken, of fcherp zynde te prikkelen, bezwaart en beledigt. En niet zelden volgt „de Verrotting van het uitgeftort Bloed , omdat het zelve om zyn Seepagtigen aart, ftilftaande, en met geen nieuwe Vogten verkwikt •wordende, daar toe geneigt is, inzonderheid indien de Uitftorting groot is, in een' warme vogtige plaats is gefchied, en dat het uitgeftorte Bloed tegennatuurlyk met Loogzouten, en met veel Oly- deelen of roode BloedftofFe ( §. DCCLXV. ) is voorzien. Ten 2de, het uitgeftort Vogt is Water, waaruit de Slymzugt, het Lyfwater, de Bladders, en alle byzondere zoorten van de Waterzugt kunnen ontfpruiten. Ten 3de, de Chyl, de Gal, en alle andere byzondere Vogten kunnen insgelyks uitgeftort worden. Want zoo kan de Chyl zig uitftorten door een' kwetzing van den Borftbuis of eene der Melkvaten , en zoo vervolgens ; waar uit verfchillende uitwerkzels, naar den byzonderen dienft van het uitgeftort Vogt, ontfpruiten, welke genoeg uit het verhandelde reets hebben gebleeken. Jen 4de, fomtyds zyn de uitgeftorte VO£-  ZIEKTEK ü N D AS $6$ Vogten tegennatuurlyk, hetzy een bedorve Vogt,Etter, een' ziekelyke enverplaafte StofiV, hetzy rauw of gekookt zynde, enz. veroorzaakende Ettergezwellen , Etterboezems, Zweeren, Verflerving, en heilzaame of nadeelige Verplaatfingen. En eindelyk ten 5de, kunnen wy tot de uitgeftorte Vogten brengen de Lugt, namentlyk dan, wanneer dezelve uit de Lugtvaten in de Holligheid van de Borft of in het Vetvlies is ingegaan , waar uit het Lugtgezwel, het geen wy, by de Gezwellen , in zyn aart, oorzaaken, en uitwerkzels, nauwkeurig hebben befchreeven. §. DCCCXLIII. Of 'er een' Dwaaling van het voedend Vogt Error nutrimenti met eenig regt kan gefield worden, namentlyk dat een zeker Vogt, gefchikt tot voeding van een byzonder deel, tegennatuurlyk tot een ander deel zoude gevoert worden, en dat daar uit de zelfltandigheid van het deel zoude verandert , en gelyk gemaakt worden aan het weezen van dat deel, waar toe het dwaalend voedend Vogt behoorde?; hier op antwoorden wy, dat wel, deeze onderflelling aangenoomen zynde, men allergemakkelykft zoude kunnen verklaaren de veranderingen van de Huid in Eelt, van het Spiervleefch in een Pees, van een week Q.q 3 deel  570 HEELKUNDIGE deel in een kraakbeenige of beenige zelfftandigheidj van de Beenderen wederom in Vleefch, en waarom 'er fomtyds Tanden, en Hairen in fommige Gezwellen of Ver' ïweeringen worden gevonden, doch, dat Wy egter, gelyk wy reets (§. DXXXJ. en 5-DCI.) gezegt hebben, dies aangaande ons niet verklaaren. Edoch, dewyl het niet gelooflyk is, dat de byzondere deelen van het voedend Vogt van een en dezelve menging zyn, en het om 't even zoude zyn, hoedanig dezelve was ter voeding van de Va le deelen; noch het ook bewysiyk is, dat de Vafte deelen de magt zouden bezitten, om uit een ieder voedend Vogt, alleenlyk door de evenredigheid der Hoofdftoffen te veranderen, een' zodanige menging te veroorzaafcen , als voor een ieder der verfchillende Vafte deelen vereifcht word; daarom is het niet onwaarfchynelyk, dat de voedende Vogten , even als de afgefcheide Vogten in plaats kunnen verdwaaien, en dat, daar uit, het verdwaalde Vogt, voor oneigen aantemerken in opzigt tot het deel, alwaar het verplaaft is, en waar aan het word bygezet , een' wonderlyke ontaarding der zelfftandigheid kan ontfpruiten , zoo wel als uit de verfchillende tegennatuurlyke geileltemffen der voedende Vogten. Even, wel> alhoewel wy, daar.uit, dan zouden kun- -  ZIEKTEKUNDE. $7* kunnen verklaaren de ^wording der vw-ke deelen, de zagtwording der hardere deelen, en de vermeerderde groeijmg, brengt het nogthans het minfte licht niet aan , om daar langs te verklaaren , de mogelykheid van de geboorte der Tanden of Hairen in plaatfen* daar dezelve tegennatuurlyk zyn nademaal dan alvorens zoude moeten beweezen worden , dat 'er uit de Vogten werktuiglyke deelen koften gemaant worden, het geen ftrydig is tegen het algemeen aangekomen gevoelen, namentlyk dat alle werktuiglyke deelen reets haar volkoomen ontwerp hebben in het.eerfte beginfel der Vrugt , en alleenlyk door de groeijing worden uitgerold en door de voeding in haar beftaan onderhouden. is voorzien. Ten 2de, het uitgeftort Vogt is "Water, waaruit de Slymzugt, het Lyfwater, de Bladders, en alle byzondere zooi ten van de Waterzugt kunnen ontfpruiten. Ten 3de, de Chyl, de Gal, en alle andere byzondere Vogten kunnen insgelyks uitgeftort worden. Want zoo kan de Chyl zig uitftorten door een' kwetzing van den Borftbuis of'eene der Melkvaten , en zoo vervolgens ; waar uit verfchillende uitwerkzels, naar den byzonderen dienft van het uitgeftort Vogt, ontfpruiten, welke genoeg uit het verhandelde reets hebben gebleeken. ^Ten 4-de, fomtyds zyn de uitgeftorte Vog-  ZIEKTEKUNDE; $6> Vogten tegennatuurlyk, hetzy een bedorve Vogt,Etter, een' ziekelyke enverplaafte Stoffe, hetzy rauw of gekookt zynde, enz. veroorzaakende Ettergezwellen , Etterboezems, Zweeren, Verfterving, en heilzaame of nadeelige Verplaatfingen. En eindelyk ten 5de, kunnen wy tot de uitgeftorte Vogten brengen de Lugt, namentlyk dan, wanneer dezelve uit de Lugtvaten in de Holligheid van de Borft of in het Vetvlies is ingegaan, waar uit het Lugtgezwel, het geen wy, by de Gezwellen, in zyn aart, oorzaaken, en uitwerkzels, nauwkeurig hebben befchreeven. §. DCCCXLIII. Of 'er een' Dwaaling van het voedend Vogt Error nutrimenti met eenig regt kan gefield worden, namentlyk dat een zeker Vogt, gefchikt tot voeding van een byzonder deel, tegennatuurlyk tot een ander deel zoude gevoert worden, en dat daar uit de zelfltandigheid van het deel zoude verandert , en gelyk gemaakt worden aan het weezen van dat deel, waar toe het dwaalend voedend Vogt behoorde ?; hier op antwoorden wy} dat wel, deeze onderftelling aangenoomen zynde, men allergemakkelykft zoude kunnen verklaaren de veranderingen van de Huid in Eelt, van het Spiervleefch in een Pees, van een week Qq 3 ^el  !7o HEELKUNDIGE deel in een kraakbeenige of beenige zelfltandigheid , van de Beenderen wederom in Vleefch, en waarom 'er fomtyds Tanden, en Hairen in fommige Gezwellen of Veriweeringen worden gevonden, doch, dat wy egter, gelyk wy reets (S.DXXX1. en $. DCl.) gezegt hebben, dies aangaande ons niet verklaaren. Edoch, dewyl het niet gelooflyk is, dat de byzondere deelen van het voedend Vogt van een en dezelve menging zyn, en het om 't even zoude zyn, hoedanig dezelve was ter voeding van de Va e deelen; noch het ook bewyslyk is, dat de .Vafte deelen de raagt zouden bezitten, om uit een ieder voedend Vogt, alleenlyk door de evenredigheid der Hoofdftoffen re veranderen, een' zodanige menging te veroorzaalen , als voor een ieder der verfchillende Vafte deelen vereifcht word; daarom is het niet onwaarfchynelyk, dat de voedende Vogten , even als de afgefcheide Vogten, in plaats kunnen verdwaaien, en dat, daar uit, het verdwaalde Vogt, voor oneigen aantemerken in opzigt tot het deel, alwaar het verplaaft is, en waar aan het word bygezet, een' wonderlyke ontaarding der zelfftandigheid kan ontfpruiten , zoo wel als uit de verfchillende tegennatuurlyke ge- ftelteniffen der voedende Vogten. Evenwel , alhoewel wy , daar uit, dan zouden kan- •  ZIEKTEKUNDE. W kunnen verklaaren de hardwording der weeke deelen, de zagtwording der hardere deelen, en de vermeerderde groeijing, brengt het nogthans het minlte licht niet aan, om daar langs te verklaaren , de mogelykheid van de geboorte der Tanden of Hairen in plaatfen, daar dezelve tegennatuurlyk zyn: nademaal dan alvorens zoude moeten beweezen worden , dat 'er uit de Vogten werktuiglyke deelen koften gemaakt worden; het geen ftrydig is tegen het algemeen aangenoomen gevoelen, namentlyk dat alle werk-. tuiglyke deelen reets haar volkoomen ontwerp hebben in het eerfte beginfel der Vrugt, en alleenlyk door de groeijing worden uitgerolt, en door de voeding in haar beftaan onderhouden. §. DCCCXLIV. Eindelyk de Dw'aaling der afgefcheide Vogten Error Jecretorum gefchied menigvuldig, gelyk wy inzonderheid ondervinden in de Gal, wanneer dezelve uit de Lever of Galblaas in den hoop der Vogten komt; doch nademaal dezelve overeenkomt met de Dwaaling der vloeijende Vogten (§. DCCCXXXVI.) meenen wy niet nodig te hebben 'er meer van te zeggen. Q_q 4. Over.  S72 HEELKUNDIGE ®> & 0 $ 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 CS 0 0 0 SS ,OiW de Gebreken der beweeging in de Vogten. §. DCCCXLV. Onze menfchelyke Vogten moeten op eene zekere wyze bewoogen worden. En deeze beweeging is of inwendige , of voortgaande. §. DCCCXLVf. De inwendige Beweeging Motus inteflinus der Vogten, ook eigen zelfs Beweeging Motus fpontancus genaamt, word van de Menfchelyke v -?tnur onderzoekers gehouden voor die Bewee^ing, welke plaats h< eft in de onderfcheidene deeltjes waar uit de Vogten beftaan, zonder eenige betrekking tot de Vafte deelen; waar toe behooren de betragting van degelykllagtige deeltjes der Vogten tot den onderlingenzamenhang, de betragting tot de Afzondering of Afwyking der ongelykflagtige deeltjes, de Verzuuring, en de Verrotting; en derhalven zyn de Ziektens van de inwendige Beweeging der Vogten,zoo in haar aart, oorzaaken, en uitwerkzels, te verftaan uit het verhandelde der Ziektens van den Zamenhang der Vogten, der Afwyking van de  - ZIEKTEKUNDE. $73 de zamenftellende deeltjes der Vogten, en der Scherpheid. §. DCCCXLVII. Het blykt dan, dat de Ziektens van de inwendige Beweeging der Vogten eerder behooren tot de Öngefteldheid. Edoch, wy hebben hier nog aantemerken, dat, offchoon de Beweeging der zamenftellende deeltjes van de Vogten veel afhangt van derzelver verfchillende vermenging onder den anderen, of met oneigene Vogten, en van de byzondere Beweeging in de Vafte deelen, gelyk reets genoeg gebleeken heeft, nogthans de wyze en byzondere manier van werking, hoe een ieder der veelvuldige byzondere zoorten van de inwendige Beweeging der Vogten word voortgebragt, tot nog voor ons onbekent is. Deeze Beweeging gefchied meeftal Scheikundig , en is dus te fyn voor ons verftand. Offchoon de Verzuuring en Verrotting uit veele bekende oorzaaken ontfpruiten, en wy dezelve erkennen voor een' zekere Beweeging van de zamenftellende deeltjes van eenig Vogt, nogthans zyn wy tot nog onbewuft hoedanig eigentlyk de onderfcheidene Beweeging, en in de Verzuuring, en in de Verrotting, is. En, zoo min als de werking der Scheikundige Giften Fermenta Cbemka het gefchil vereffenen;  J74 HEELKUNDIGE zoo min volgt het ook , dat den oorfprong der inwendige Beweeging van de Vogten alleenlyk zoude te zoeken zyn in de Beweeging, die zy van de Vafte deelen lyden: nademaal dan die veranderingen in de Vogten niet zouden gebeuren, tenzy dezelve door de Vafte deelen bewoogen wierden , het geen de ondervinding volkoomen tegenfpreekt in de Gifting, Afzondering der Hoodftoffen , en in de Bederving , der ftilftaande Vogten. $. DCCCXLVIII. De voortgaande Beweeging Motus progre/Jivus der Vogten is de beweeging die den geheelen Hoop der Vogten van de Vaten lyd, en waar door Zy geduuriglyk van plaats verwiflelen. De zelve kan op 3erly wyze gebrekkig worden, namentlyk: zy kan ten ifte, te veel zyn; ten 2de, te min; en ten 3de, ongeregelt. §. DCCCXLIX. Een' grootere Beweeging Motus major der Vogten is, wanneer dezelve van de Vafte deelen meerder en geweldiger bewoogen worden als den ftaat der gezondheid vereifcht. En hetzelve word toegefchreeven aan een' vermeerderde kragt en werking.der Vafte deelen op de Vogten. §.DCCCL. De oorzaak van de vermeerderde  Z I E K T E K U N D E. S7t de Beweeging der Vogten beftaat dan : ten ifte, in al het geen, wat de Leevens - ofBeweegingskragt der Vafte deelen kan opwekken ; en ten 2de, in al het geen, wat den tegenftand aan de beweeging, zoo aangaande den aart der Vogten, als der bevattende Buizen, kan verminderen. §. DCCCLI. De Leevens - en Beweegingskragt worden opgewekt door alle derzelver Aanprikkelingen, welke wy van (, §. XC1X. tot §. CX.) befchreeven hebbenhetzy dezelve lighaamelyk zyn, of dat zy uit de Ziel ontfpruitende aan het lighaam worden medegedeelt. Alle deezen vermeerderen de beurtelingfe zamentrekking en voortperfende kragt der Vaten , gelyk wy in de aangehaalde plaatfen gezegt hebben, en gevolgelyk moeten de Vogten, daar door, fnelder bewoogen worden. §. DCCCLII. En de tegenftand aan de Beweeging der Vafte deelen kan, onaangezien de tegenwoordigheid en werking van de eigene Aanprikkelingen, om verfchillende redenen belet worden, en dus, d2ar door, de Beweeging der Vafte deelen, minder belet zynde, vermeerdert worden. Deeze oorzaaken zyn menigvuldig, doch voornamentlyk de volgende :  y76" HEELKUNDIGE Ten t fte , de tegenftand aan de beweeging der Vafte deelen kan vermindert worden, omdat de* hoeveelheid der Vogten vermindert is: want, nademaal de Vogten aan de beweeging, die zy van de Vafte deelen lyden, tegenftand bieden, volgt het ontegenfpreekelyk, dat een' minder hoeveelheid van lydende Vogten aan de eige kragt der Vaste deelen ook tot een minder beletfel ftrekt. Wy zien dit niet zelden bewaarheid, wanneer wy ondervinden, dat by de Volbloedigen Plethorici, de vertraagde beweeging der Vogten, alleenlyk door een' ontlafting van het overvloedige Bloed, hetzy door de Natuur of door de Konft, vermeerdert word, en wel omdat, door de ontlafting van het Bloed, de alvorens uitgefpanne, en in haar werking belet zynde Bloedvaten, zig vryer kunnen te zamentrekken. . Ten 2de, de kragt der Vafte deelen lyd minder tegenftand, indien de Vogten dunder zyn: nademaal de weezens van een losfèr zamenhang minder aan de eige kragt der beweeging wederftaan kunnen. Waarom wy doorgaans by een' Dunheid der Vogten, zoo wel als by een gebrek van dezelve, een rafter Pols, en dus een' vermeerderde Beweeging gewaar worden. En eindelyk ten 3de, de tegenftand aan de beweeging word zoo menigmaal vermindert,  ZIEKTEKUNDE. $77 dert, als de Styfheid en Vaftheid der voortperfende Vaten en Buizen minder zyn, dan zy vereifcht worden, om aan de Aanprikkelingen ter beweeging te wederftaan; nademaal de Vafte deelen hoe zy teerder van maakzel zyn , hoe zy eerder van dezelve Aanprikkelingen worden bewoogen, en dus beurtelings. Men moet hier aan de Styfheid niet tegenoverftellen de Slapheid (§. LXV.) of de Onvermogendheid (§. LXVL), maar de Tederheid '(§. LXVUl.); nademaal de twee eerfte even zoo goed een' mindere bekwaamheid , om door de Aanprikkelingen ter beweeging aangedaan te worden, onderftellen, als de Styfheid. Het natuurlyk teerder maakzel van de Vafte deelen der jonge menfchen, maakt dezelve vatbaarder voor de Aanprikkelingen ter.beweeging; daar de Styfheid eigen aan de bejaarden met meerder kragt de eigene Aanprikkelingen wederftaat. §.DCCCLIII. De uitwerkzels van de vermeerderde Beweeging der Vogten zyn niet minder menigvuldig, als derzelver oorzaaken; doch zy beftaan in het algemeen in de vermeerderde Prikkeling en Aandoening der Vafte deelen , door de bewooge Vogten, en waar uit ontfpruiten: ten ifte een' vermeerderde Wryving Jttritus validior; ten 2de, een',. yer2'  $78 HEELKUNDIGE vermeerdering van Warmte; ten 3de, een' Ydelwording of Uitzetting der Vogten • ten 4de, een' Verftrooijing van het Fynfte en Vloeibaarfte der Vogten; ten 5de, een' vermeerderde Dikheid van het Dikkere der Vogten; ten 6de, de Ontbinding van het onzuivere en ziekelyke der Vogten : ten 7de, de Scherpwording der zagte Vogten en de vermeerdering der Scherpheid zelve; ten 8de, een' Uitfpanning der bevattende Vaten en Buizen; en hier uit ten 9de, alle de byzondere zoorten van het eerfte geflagt van de Ziektens der Houdende deelen, beneffens alle de byzondere aangehaalde Dwaalingen in plaats der ingehoude Vogten. §. DCCCLIV. In de vermeerderde Beweeging der Vogten zyn de oorzaaken gelegen ' der heete of ontftooke Ziektens. En, onaangezien zy ontelbaare nadeelen te weegbrengt, nogthans ftrekt dezelve dikwerf tot een middel, waar door de Natuur zig van het nadeelige voor haar onderwerp bevreid: want de Ontbinding der verdikte Vogten," de Opening der Verftoppingen, de Kooking van het rauwe en ziekelyke der Vogten , beneffens de Uitwerping en Ontlafting der bewooge ziekelyke Stoffe, worden veelal door de vermeerderde Beweeging volfcragt, $. DCCCLV.  • ZIEKTEKUNDE, §. DCCCLV. Een' mindere Beweeging , der Vogten Motus minor word genaamt, als de Vogten van de Vafte deelen minder bewoogen worden, als den ftaat der gezondheid vereifcht. Deeze Ziekte is vlak tegenovergeftelt aan de voorgaande, en erkent dus vlak tegenovergeftelde oorzaaken , en uitwerkzels. Uit de mindere. Beweeging ontfpruiten voornamentlyk de koude en langduurige Ziektens. En dewyl^ de geneezende kragten der Natuur ontBreeken, of de Leevenskragt en alle Bewerkingen vertraagt zyn, blykt daar uit derzelver herdnekkigbeid , en moeijelyke geneezing. §. DCCCLVI. Eindelyk de ongeregelde Beweeging Motus inordinatus der Vogten is, wanneer dezelve of te veel of te weinig naar eenig byzonder deel worden bewoogen. En derhalven onderftelt de zelve of ten ifte, een vermeerderde Toevloed der Vogten; of ten 2de, een verminderde. §. DCCCLVII. De vermeerderde Af\\oed\ Jffluxus major, en de verminderde minor der Vogten , naar eenig byzonder deel, erkennen de eigene oorzaaken, als de algemeene vermeerderde of verminderde Beweeging , doch alleenlyk werkende op een byzonder deel. De plaatfelyke prikkeling van  ySo HEELKUNDIGE. van eenig deel verwekt byzonderlyk aldaar een' vermeerderde Beweeging der Vaten, en dus een vermeerderde toevloed der Vogten.' Zoo menigmaal een bepaald deel minder bekwaam is om van dezelve Aanprikkelingen aangedaan te worden, als de overige, zoo menigmaal word de Toevloed der Vogten, daar uit , vermindert. En dus vervolgens.' §. DCCCLVIII. En, wat aangaat de gevolgen van.de plaatfelyke vermeerderde en verminderde Beweeging, en dus meerderen of minderen toevloed van Vogten ; dezelve koomen, gelyk de oorzaaken, overeen met die der algemeene vermeerderde of verminderde beweeging; doch , naar den aart van het byzonder aangedaan deel, van den anderen onderfcheiden. In het aangedaan deel word door de meerdere toevloed der Vogten een' Volfappigheid gebooren , de Vaten aldaar worden meer en meer geprik. kelt, en tot fterker beweeging opgewekt; de wryving en dus warmte word vermeerdert; de Vogten worden tot het lydende deel aangelokt, terwyl andere deelen 'er gebrek aan hebben ; en door de opvulling der Vaten worden dezelve verwydert, en dezelve Ziektens der Houdende deelen, als van de algemeene vermeerderde Beweeging, voortge- bragt.  ZIEKTEKUNDE. j8e bragt. Wyders de gevolgen der verminderde toevloed zyn vlak tegenovergeftelt aan die der vermeerderde, en dus gemaklyk te begrypen. Over eenige byzondere zoorten der Kwaadfappigheid. §. DCCCLIX. Een' iedere hoedanigheid der Vogten, waar door dezelve anders van aait zyn , als volgens den ftaat der gezondheid vereifcht word, is men gewoon Kwaadfappigheid Cacochymia te noemen. Wy hebben onder de Ziektens der Vogten, en wel inzonderheid onder de volftrekte, verfchillende zoorten van dezelve opgenoemt en befchreeven. Edo,ch 'er worden nog eenige byzondere Kwaadfappigheden gevonden, welke, en onder den anderen , en met de reets verhandelde, aanmerkelyk verfchillen ; waarom wy dezelve ten voorwerp ee* ner byzondere Afdeeling verkiezen. §. DCCCLX. De Kwaadfappigheden ; welke wy thans bedoelen zyn voornamentlyk : ten ïfte, die door het Venusfmet; ten 2de, het zondigend Vogt der Schurft en der Lazery, ten 3de, de Jigtige KwaadLi r , fap^  5§2 HEELKUNDIGE fappigheid ; en ten 4de , de Scheurbuik» Kwaadfappigheid. Van eenige anderen , ais van het zondigend Vogt'der Kropgezwellen , der Kankers , enz. hebben wy reets zoo veel gezegt als wy vermoogen; waarom wy dezelve bier niet zullen herhaalen. $. DCCCLXf. In de aangehaalde Kwaadfappigheden (§. DCCCLX.) is voornamentlyk te befchuldigen een' byzondere Scherpte, waar door zy meer of minder gelyk zyn aan eene der aangehaalde Scherptens van($. DCCXXII. tot $.DCCXXXIV.). Edoch , onaangezien deeze overeenkomft, heeft een ieder dier byzondere zondigende Vogten een verfchiilenden aart en eigenfchappen, welke 'of meer of minder bekent zyn: wy zullen 'er van zeggen zoo veel wy vermoogen , zonder ons te behelpen met gillingen of onderftcllingen. §. DCCCLXIf. Het Venusgift Virus wnereum is een' befmettelyke en langzaam voortgaande Scherpte in de Vogten, nimmer dan door de mededeeling van het befmettend Vogt van een ander, welke daa? mede befmet is, te erlangen. Wie de eerste Befmetten is ge weeft, en waar uit deBefmetting by denzelven ontfprooten is?; hieromtrent word wel veel gegift, doch tot nog niets  ZIEKTEKUNDE. 583 Biets met waarheid beweezen; zoo min, als waar in eigentlyk de aart der byzondere Sfcherpte zoude beftaan. §. DCCCLXllI. Het zondigend Vogt is langzaam in zyne uitwerking; en meeft zyn de Vet- en Slymerige Vogten aangedaan , het geen miflchien een van de oorzaaken is van deszelfs langzaame werking, omdat, gelyk wy ( DCCCXV1I en $. DCCCXVIU.) gezegt hebben, de Vet-en Slym-deelen gefchikt zyn om de Scherptens aanteneemen, en te behouden. En of het Venusgift beftaat in een'zuure, loogagtige, of in eenige andere Scherpte , dit is tot nog te eenemaal voor ons verborgen. §. DCCCLXIV. Het Venusvenyn word dan', gelyk wy zoo even gezegt hebben f ;medegedeelt door een alvorens Befmetten. De Befmetting gefchied op verfchillende manieren, doch wel voornamentlyk door de Byüaaping. Het zoenen; het aanraaken van B -fmettenen; het zuigen der Zuigelingen aan een5 befmette Minne, of gezoogen te worden van een befmette Zuigeling; als mede het flaapen op eene Legerfteede by een Befmetten, enz. hebben menigvuldige voorbeelden van Befmettinge opgelevert. En niet minder voorbeelden beftaan 'er , dat Rr 2 ^  $84. HEELKUNDIGE de Befmetting voor de geboorte is ontleent uit befmette Ouders. Doch of het ro'oken uit een Pyp, het drinken uit een Glas", waar uit een Befmetten alvorens gerookt of gedronken heeft; het zitten op een Gemak, dat alvorens van een Befmetten gebruikt is; of het draagen der Kleederen van de Befmettenen; in flaat is om de Befmetting overtedraagen; dit willen wy liever in twyfel trekken en voor liftige verontfchuldigingen der Venuslyders aanzien: nademaal, zulks waar zynde, 'er dan waarfchynelyk veel meer Befmettenen zoude gevonden worden. §. DCCCLXV. De Stoffe, welke de Befmetting overdraagt is of meelt de vuile Etter der befmette Teeldeelen, in de byflaaping, of door noodzakelyke en langdiuirige handtaflingen, gelyk dikwerf den Vroedkundigen overkoomt, aan de onbefmette medegedeelt. Of het kan zyn de Etter uit Venuszweeren elders anders geplaaft; het befmette Speekzei in het zoenen, of onder het zuigen van den Zuigeling aan de Tepels der Zoogfter aanhangende; het befmette Zog van de Zoogfter door de Zuigeling gezoogen , de Onzigbaare Doorwafeming van een Befmetten, onder de dekzels van een zelve Ruftbedde ingehoude, aan een zuivere overgebragt; het befmette voortteelend Zaad 3  • ZIEKTEKUNDE. 585 Zaad , waar uit de Vrugt word voortgebragt; of het befmette moederlyk Bloed aan de Vrugt medegedeelt. ' §. DCCCLXVI. Eindelyk de uitwerkzels van het Venusfmet, zyn menigvuldig ; en zy worden alle met den naam van Venusziekte Lues venerea benoemt. §. DCCCLXVII. \Vy kunnen de Venusziekte in twee trappen verdeelen: de eerfte, waar in het Smet plaatfelyk is in het befmette deel; en de tweede , wanneer het Smet uit het befimette deel is opgenoomen, en den algemeenen hoop der Vogten heeft bedorven. §. DCCCLXVIII. In het eerfl der Befmetting heeft het Gift plaats in het befmette deel, prikkelt de Vafte deelen, doed@de Vogten ftilftaan, en deelt dezelve zyn aart mede; waaruit Ontfteeking, en Verzweering. De Ziektens , welke byzonderlyk aan, de Teeldeelen uit een vuile Byflaap , door het Venusgift, ontfpruiten, zyn: een vuile Druipert Gonorrboea virulenta, wanneer het Venusfmet meer of minder diep in den Pispyp Ontfteeking en Verzweering heeft veroorzaakt; Venuspuiften Puflula venerea en Venuswratten Veruca venerea K r 3 om  $86 HEELKUNDIGE ■ om de Teeldeelen; Venusballen Teflïcuti vencrei, als de befmette Stoffe is opgenoomen en tot de Ballen gebragt; en Venugbuilen of Klapooren Buboncs venerei als het Venusgift verplaafl is in de Liefchklieren; enz; alle welke Ziektens ieder haar byzondere nadeelen en gevolgen hebben, nader by de Genees * en Heelkundige Schryvers natezien. Doorgaans worden die deelen . het eerfte beledigtwaar aan het Venusfmet is medegedeelt, alhoewel het niet on^ mogelyk is, dat de Venusfloffe, zonder in de eerft lydende plaats eenige merkelyke belediging veroorzaakt te hebben, aanftonds word opgenoomen , en in het Bloed gebragt ; het welk miffchien aan de byzondere vlugheid van het Venyn, of aan de ei-genaartige Gefteldheid van fommige byzon* dere lighaamen is toetefchryven. I DCCCLXIX En het Venus venyn vroeger of laater uit het befmette deel opgenoomen zynde, en by het Bloed gebragt befmet inzonderheid de Vet- en Slym-deelen' gelyk wy gezegt hebben, welke hetzelve' korter of langer herbergen, en dus de Venuslyders van deszelfs jammerlyke gevolgen bevreid houden. Doch naderhand zyn rol beginnende te fpeeien, veroorzaakt het Verltoppingen enflilftand der befmette Vogten i  ZIEKTEKUNDE.' J87 ten, inzonderheid in dè Vafte deelen, alwaar natuurlyk de Vet- en Slymerige Vogten het meeft gevonden worden. Dan koomen 'er Verftoppingen, Verhardingen, en langzaam voortgaande vuile Zweeren in de Keel, namentlyk. van de Lel Uvula, van de Amandelen TonfüU , van het vleezig en beenig Gehemelte Palatum, aan de Tong, de Beenderen van het Gehemelte en van de Neus worden bedorven; daar koomen verfcheidene Gezwellen overgaande in 200rjgelyke vuile Zweeren, inzonderheid in de Klieren of Klieragtige deelen van andere lighaams geweften; de ziekelyke Stoffe zet zig neder in de Beenzelfftandigheid, inzonderheid der Beenderen van de Herfenlchaal, te weegbrengende aanmerkelyke Beenbederving; fomtyds vertoonen zig over het geheele lighaam platte, en ontftooke Puisten, welke tot Zweeren overgaan, en bekent ftaan met den naam van Venuspokken Variola vencrea ; en eindelyk word den geheelen hoop der Vogten aangedaan , alle zoo de in - als • uitwendige deelen te gelyk aangegreepen, en de Lyder, als 't waare langzaam te 'eenemaal verknaagt en leevendig opgegeeten. $. DCCCLXX. Het zondigend Vogt der Schurft Scabies onderftelt een' LymerigR r 4. heid  5§V HEELKUNDIGE heid gepaart met een' byzondere Scherpte in de Water - en Wye-vogten, welke, Ver, ftoppingen maakende in de Uitdamp - Vatjes der Huid, meer of minder groote ontftooke en zweerende Puiftjes , inzonderheid tufTchen de Vingeren , en om de Gewrigten te weegbrengen , meer jeukende, als pynelyk, en welke een lymerig Vogt uitgeeven in het welk een Befmetzel word geftelt , waar door andere kunnen beftnet worden. S.DCCCLXXL DeSchurft, donder voorafgaande befmetting , volgt doorgaans op een aanhoudend en menigvuldig gebruiken van zamentrekkende zuure Voeizelen, inzonderheid van onrype Vrugten; waarom deeze Kwaadfappigheid voornamentlyk is te brengen tot de wrange Scherpheid (§. DCCXXVI.). Edoch waar in eigentlyk de aart deezer bygevoegde kragt om te befmetten beftaat, diesaangaande ■ zyn wy even zoo min verligt als van alle andere Befmetzels. §. DCCCLXX1I. De Scliurft word van deSchryvers in een natte humida, drooge ficca, en in nog meerandere zoorten verdeelt, nader by dezelve na te zien. En tot de Schurft word ook gebragt de Haair - en Dauw-  ZIEKTEKUNDE. 589 Dauwworm der Kinderen Herpes, welke een' zoortgelyke Kwaadfappigheid, of van de Ouders, of' van de Minne, ontleent, onderftellen; doch van welkers befmettend vermoogen de ondervinding niet zoo veele bevvyzen opgeeft. DCCCLXXlIf. En wat aangaat de Lazery Lepra, in verfchillende zoorten by de Geneeskundigen befchreeven, dezelve onderftelt een' Lymerigheid en byzondere Scherpte in de Wye- en Water- vogten, welke, gelyk by de Schurft, de Uitdamp Vatjes der Huid verftoppende, met dezelve overgaat in meer of minder dikke, harde, en drooge of natte Roven; waar door de Huid vuil en onzienelyk word gemaakt; terwyl 'er nog verfchillende Ziektens, welke uit de eige bron, uit de Kwaadfappigheid, ontfpruiten, doorgaans by verzelt gaan, als wel inzonderheid Verftoppingen der Klieren , Ongedaanheid Cacbexia. enz. Men wil , dat de Lazery het gevolg kan zyn van een verouderde Scheurbuik, of van een met de geboorte medegebragte Venusziekte. §. DCCCLXXIV. De Jigtige Kwaadfappigheid Cacochymia artbritica, onderftelt een' Lymerigheid en byzondere Scherpte in Rr 5 de  $$o HEELKUNDIGE de Gelyagtige Vogten, welke gefchikt zyn om de Banden, Peezen, Vliesagtige deelen , en de Beenderen te voeden, het geen blykt, omdat deeze deelen de Verftoppingen en Prikkelingen daar van lyden. Ómdat de flerke Wyn drinkers, inzonderheid van wrang zuure Wynen, aan deeze Ziekte het meeft onderhevig zyn, zyn de meeften van gevoelen, dat de jigtftoffe zoude beftaan in een' byzondere wrang zuure en bytende Scherpte; het geen ook de befchryving der Ziekte met deszelfs byzondere eigenschappen , by de Geneeskundige Schryvers te vinden, niet onduidelyk te kennen geeft; alhoewel wy egter voor onze rekening 'er niets van bepaalen. f. DCCCLXXV. Eindelyk de Scheurbuiks Kwaadfappigheid Cacochymia Scorbutica word van de meeften onderftelt te beftaan , of in een' algemeene zuure Scherpte» gepaart met een' verdikking der Vogten; of in een' pekelzoute Scherpte, of in een' loogzoute Scherpte, gepaart met een Ontbinding der Vogten; het welk de verfchillende oorzaaken } waar uit de Scheurbuik ontfpruit, beneffens de onderfcheidene gevolgen , by de Schryvers opgegeeven; en vergeleeken by het geen wy aangaande de Dunheid, Dikheid, en de aangehaalde Scherp-  ZIEKTEKUNDE. $9t Scherptens der Vogten gezegt hebben, niet onduidelyk te kennen geeven. In het zondigend Vogt der Scheurbuik is de oorzaak gelegen van ontelbaare zoo Genees als Heelkundige Ziektens, te wyd uitgeftrekt om hier ten voorwerp te neemen. \ §. DCCCLXXVI. Van (DCLXXXV.)tot hier toe hebben wy verhandelt de Ziektens der Vogten, en daar uit heeft genoeg gebleeken , dat veelen van dezelve zoo veel minder in haar waaren aart en eigenfchappen bekent zyn, als de fynheid der Vloeibaare weezens zig meerder dan de Vafte deelen aan een duidelyk onderzoek ontrekt. S. DCCCLXXVII. Offchoon de Schei* kunde fchynt te bewyzen, dat zoo de Vafte als Vloeibaare deelen beftaan uit de 4 algemeene Hoofdftoffen (§. Lil.) ; dat in de verfchillende vermenging en evenredigheid van dezelve tot den anderen , de onderfcheidene Vaftheeden , zoo° ziekelyke 5 als gezonde, zoude gelegen zyn; nogthans is 'er denkelyk iets anders, het geen ons dierlyk lighaam in zelfltandigheid doet verfchillen van alle andere weezens, en het geen tot de gezonde of ziekelyke Vaftheid, zoo der Vafte, als der Vloeibaare weezens, iets toebrengt, het geen zig tot nog voor ons yer-  592 HEELKUNDIGE verbergt: nademaal 'er uit de door deScbeikunde van een gefcheide Beginfelen van eenig deel des Menfchen lighaams nimmer een'Stoffe gelyk aan de voorgaande kan voortgebragt worden. Of ook de 4.. algemeene Hoofdftoffen van 't menfchelyk lighaam juift overeenkooraen met zoortgelyke Hoofdftoffen uit andere weezens, wie zal dat befliflen ?: nademaal dezelve nimmer onvermengt of eenvoudig door de Scheikunde of op eenige andere manier zyn te verkrygen. En, alhoewel' de Scherpheid geftelt word in het Zout te beftaan, en de verfchillende Scherptens, welke in de Menfchelyke Vogten ondervonden worden , vergeleeken zyn met eenige zoortgelyke Zouten, welke buiten hetzelve beftaan, nogthans kunnen dezelve verfchillen : omdat de aangebragte Zouten in onze Vogten, hetzy Zuur- of Loogzouten, enz. door de verpienging met onze Vogten, en door de werking der Vafte deelen kunnen verandert worden; en omdat het natuurlyk Zout in onze Vogten , offchoon onder de middelflagtige Zouten te rekenen , een Zout is van zyn eigen zoort, ter oorzaake van de vermenging met andere deeltjes onzer Vogten. §. DCCCLXXVI1I. En gevolgelyk laaten wy ons dan niet verwonderen, dat wy vee-  ZIEKTEKUNDE, $93? veele Ongefteldheden der Vogten of Kwaadfappigheden aantreffen , welkers waaren aart zig voor ons verfchuilt. Laaten wy zoo veel omzigtiger zyn in het voor waarheden aanneemen van het geen de Scheikunde aantoont , als dit middel uit zyn aart onzekerder is: laaten wy niet altoos vaftftellen, dat het gevondene door de Scheikunde zuivere waarheden zyn, tenzy men alvorens kan bewyzen, dat het byzonder aangewend Scheikundig middel den aart der zaaken niet heeft kunnen veranderen. En men verwondere zig niet, dat ik verfcheidene zaaken, In het verhandelde aangaande de Ziektens der Vogten, meer naar het gevoelen vanvoornaame Schryvers verklaart heb, als ik dezelve voor klaar beweezene waarheden opgeef: ik zoude miflchien veel minder gezegt hebben, als de algemeene waereld niet te gretig was om veel te weeten. %é^£ Over de zamengejlelde Ziektens §. DCCCLXXIX. Wy hebben ( §. XLIX.) gezegt, dat een' zamengeftelde Ziekte is, welke uit een zamenloop van Ziektens, zoo der Vafte, als der Vloeibaare deelen, beftaat. Een' Zweer onderftelt een' Ziekte in  £94- HEELKUNDIGE in de Vafte deelen namentlyk een' Scheiding des geheels , en te gelvk de tegenwoordigheid van een ziekelyk tfcherp Vogt; waarom de Zweer met regt een' zamengeftelde Ziekte is te noemen. Meeft alle de byzondere aangehaalde Gezwellen zyn za-° mengeftelde Ziektens, omdat zy beftaan uit ziekelyke Vafte deelen en Vogten. En dus vervolgens. §. DCCCLXXX. In hoe meer byzondere Ziektens der Vafte en Vloeibaare deelen een* zekere Ziekte kan verdeelt worden , hoe meer dezelve is zamengeftelt, het geen van zelfs fpreekt. §. DCCCLXXXI. Alle de byzondere enkelde Ziektens maaken een gedeelte uit van de zamengeftelde; en veelal worden de eerr fte tot gedeeltens van de oorzaak der laafte gehouden, namentlyk indien wyde bepaaling van de naafte oorzaak der Ziekte (§. XXIX.) aanneemen. In een' Ontfteeking zyn aan tem erken: ten ifte, een' Verftoppend Vogt; ten 2de, verftopte en uitgezette Vafte deelen; en ten 3de, een' vermeerderde Leevenskragt. Gevolgelyk het Verftoppend Vogt, de verftopte Vafte deelen, en de vermeerderde Leevenskragt, maaken ieder een byzonder gedeelte uit van de Ont-  ZIEKTEKUNDE.' ft| Ontfteeking. En dewyl in deeze 3. de naafte oorzaak is gelegen van de Ontfteeking, volgt het ook dat ieder van dezelve met regt een gedeelte daar van is te noemen. §. DCCCLXXXII. De zamengeftelde Ziektens zyn het, welke meeft, gelyk wy reets (§. XL1X.) gezegt hebben, den Genees- of Heelmeefter ontmoeten. In een volftrekten zin worden 'er weinig enkelde Ziektens gevonden. De Ziektens van den Zamenhang der Vafte deelen, namentlyk de Zwakheid (_ §. LX 11. ) en de Styfheid ((j. LXXIX.), welke de eerfte op den rol van de enkelde Ziektens zyn geplaaft, kunnen niet begreepen worden, zonder 'er te gelyk by te onderftellen een Gebrek in de Vogten; tenzy men 'er van uitzondert de Slapheid en 8tyfheid uit geweldige oorzaaken. En uit het verhandelde van de Ziektens der Vogten heeft genoeg gebleeken, dat, onaangezien dezelve ook tot de enkelde worden gebragt, zy nogthans meeft te gelyk een' ziekelyke hoedanigheid der Vafte deelen onderftellen: de eigenlydige Bedervingen en veranderingen der Vogten zullen miffchien alleenlyk dien naam verdienen. §. DCCCLXXXIII. De verdeeling der "Ziek*  5p6 HEELKUNDIGE Ziektens in enkelde en te zamengeftelde is meeftal opzigtelyk en ten gemak der Leerlingen uitgedagt. De ziekelyke Gefteltenisfen der Vafte deelen met die der Vogten, en beurtelings van de Vogten met die der Vafte deelen, hebben een zoo nauwe verwantfchap met den anderen, dat nauwlyks de eene zonder de andere kan beftaan. Daar in de Ziektens der Vafte deelen, veelal de zondigende Vogten,* onaangezien zy met dezelve onfcheibaar te zamenhangen , tot oorzaaken worden opgetelt, daar worden beurtelings de Gebreken der Vafte deelen, op dezelve wyze, voor de oorzaaken van de Ziektens der Vogten genoomen ; het geen tot hier toe aan den oplettenden genoeg heeft gebleeken. En derhalven volgt daar ook uit, dat wy de Zweeren, Gezwellen , enz. met regt onder de eenvoudige Ziektens hebben kunnen plaatfen, namentlyk voor zoo verre wy het tegennatuurlyke in de Vafte deelen voor de Ziekte, en het gebrekkelyke in de Vogten voor derzelver oorzaak houden. DCCCLXXXIV. Wyders de zamenftelling eener Ziekte ontfpruit uit een 3 leedige reden: ten ifte. naar 'er verfchillende Gebreken der Vafte deelen te zamenloopen; ten 2de, naar'er verfchillende Ongefteldhe- dèn  ZIEKTEKUNDE. 59? den of Ziektens der Vogten te zamenloopen ; en ten 3de, naar er verfchillende tegennatuurlykheden zoo der Vafte als der Vloeibaare deelen zig by den anderen vercenigen. §. DCCCLXXXV. In deeze verfchillendheden is de waaren aart van een' iedere der byzondere zamengeftelde Ziektens gelegen, en langs dien regel zouden wy dezelve moeten optellen, en onder algemeene Afdeelingen brengen ; doch de menigvuldigheid deezer verfchillen is zoo groot, dat het byna onmogelyk is , om alle de mogelyke Ziektens, welke daar uit kunnen ontfpruiten, optenocmcn; en behalven dat is de aart van veele Ziektens tot nog voor ons verborgen; waarom 'er niets overfchiet, dan ons te vervoegen tot het geen , het welk van de Ziektens kzig aan ons ver toont. §. DCCCLXXXVI. Dat geen , het, welk zig van de Ziektens aan onze zinnen vertoont, beftaat in de Uitwerkzels of Toevallen der Ziektens, en wel namentlyk in die geenen, welke behooren tot (§. XXXII.). Deeze zyn het, welke, gelyk wy (§. XLIV.) gezegt hebben, geS s duu-  $q3 HEELKUNDIGE duurig by de Ziekte tegenwoordig zyn; en waar in de waare onderfcheidings Kenmerken der Ziektens beftaan. En gevolgelyk de Ziektens worden dan beft, ten gemak der Genees- en Heelkundigen, naar derzelver Uitwerkzels onderfcheiden en omfchreeven; naar welke orde, dezelve, in de byzondere Verhandeling over de Uitwerkzels der Ziektens, geregelt worden , en tot welk gedeelte der Ziektekunde wy hetzelve dan bewaaren. $. DCCCXXXVÏÏ. Eindelyk tot hier toe hebben wy afgehandelt de algemeene Ziektekunde ; en van hét eerfte gedeelte der byzondere Ziektekunde, namentlyk betreffende de verfchillendheden of onderfcheidingen der Ziektens, fchiet ons nog overig het toevallig verfchil; edoch, dewyl dit, .gelyk wy reets (§. L.) gezegt hebben, zonder de vooratkennis der byzondere Bronnen, en Uitwerkzels der Ziektens, ongemaklyk en nauwlyks is te begrypen, zullen wy, dit overiaatende, volgens onze voorgeftelde orde, met den aanvang van het tweede Boekdeel onzer Heelkundige Ziektekunde , overgaan tot het tweede gedeelte der byzondere Ziektekunde, namentlyk . tot de  i ui ijjiiim ' w tWÊj uil. - ZIEKTEKUNDE, $0 de Verhandeling der byzondere Bronnen, waar uit de Ziektens ontfpruiten. EINDE. VERBETERINGEN. In het Berigt voor het eerfte ftukje pag. 6. reg. 20» Haat berperking, lees beperking, pag. 3. reg. 16. Tlurapea 1. Therapeia. pag. 28. reg. 1. meerder 1. minder, pag. 34. reg. 13. Zweerem 1. Zweeren; en reg. 2. 'van onderen moet agter Vrugt; (laan. pag. 48. reg. 21. Zieketns 1. Ziektens. pag. 56. reg. 12. en 13. dejlrutrkes 1. deftruiïrices; en reg. 17. in wildernis I. in een wildernis, pag. 74. reg. 25. moet agter Zwangeren-, ftaan. pag. 104. reg. 21. tegennatuurlyk 1. natuurlyk. pag. 106. reg. 1. bewaam 1. bekwaam, pag. 129, reg. 21. en 22. Epigenomata 1. Epigenomena. pag. 135. reg.~22. beledigde 1. beledigend, pag. 185. reg. 7. jnmediata I. immcdiata. pag. 201. reg. 25. door Scheede 1. door da Scheede.pag. 225. reg. 19. Menbrana 1. Membrana. pag. 229. reg. 15. Ambeien 1. Aambeien, pag. 248. reg. 16. Affnydig I. Affnyding. pag. 285. reg. 2, wanner 1. wanneer, pag. 286. reg.. 9. CCCCCIX. 1. CCCCLIX. pag. 294. reg. 10. en pag. 299. reg.7. Gangrenal. Gangrcena. pag. 315.reg. 26. Pueuomatocele 1. Pneumatocde. pag. 329. reg. 1. en 2. beletiet 1. beletten, pag. 389. reg. 1. Semimenlrmojns I. Semïmembranojus, en reg. 16. Opperam 1. Opperarm, pag. 404. reg. 15. ongerelde 1. ongeregelde, pag. 484. reg. 15. wrange 1. de wrange, pag.503. reg. 20. oleofum- en rancidwnl.oleofus- exirancidus. pag. 505. reg. 8. toe 1. tot. pag. 515. reg. 14. (DCCLXX.). 1. (§. DCCLXIIL).pag. 574. reg. 10. Hoodftoffen 1, Hoofdftoffen. pag. 594. reg. 2. gelvk 1. gelyk.