01 2128 7460 UB AMSTERDAM  GESCHIEDENIS DER WEST-INDIËN. \   BURGERLYKE e n HANDELKUNDIGE GESCHIEDENIS van de ENGELSCHE VOLKPLANTINGEN in de WEST-INDIËN. door BRTAN EDWARDS, ScMdkn. III. DEEL. Uit het Engelsc/u te HAERLEM, uy A. L O O S j E S Pz. 1 7 9 5-   BURGERLYKE E N HANDELKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN DE ENGELSCHE VOLKPLANTINGEN IN DE WEST-INDIËN. I. HOOFDSTUK. Plaatslyke befchryving. — Steden f Dorpen en Parochiën. — Kerken, Kerklyke Inkomften enz. — Gouverneur of Opper-Be» velhebber. •— Gerichtshoven. — Openhaa* re Amptenaars. >—■ Wetgeeving en Wetten. '— Inkomften. — Belastingen. —• Munt en Wisfelbank. — Krygsgeweeren. — Getal der Inwooners van alle rangen en aart. — Handel en Scheepvaart. ■— Uiten Invoer. —■ Verjlag van de Oprigters van den Handel in 1734. — JegenmorA di. III. BOEK.  2 GESCHIEDENIS ui. SOEK I. HOOFDST. Plaatsbefchryving. dige fiaat van den Handel met Spaansch America. — Oirfprong en Staatkunde van de Afte om Vrye Havens aan te leggen. •— Ontvouwing van de vorderingen van dit Eiland in het fiuk van bebouwing , door vergelykende Staaten van zyne imvooners en voortbrengfels in verfchillende tydperken. — Appendix No. I en II. Jamaica is verdeeld in drie Graaffchappen; , Middelfex, Surry en Cornwall. Het Graaffchap Middelfex beftaat uit agt Parochiën, een Stad en dertien Dorpen. De Stad is St. Jago-de-la-Vega of de SpaanfcheStad, de hoofdftad van dit Eiland. De meeste dorpen van dit en andere Graaffchappen zyn gehuchten van niet veel betekenis; ge. legen aan onderfcheide havens en ligplaatfen van fchepen , en beftaande door den handel dien men 'er op dryft. St. Jago-dela-Vega is gelegen aan de oevers der rivier Cobre, omtrent zes mylen van de zee, en bevat tusfchen de vyf en zes honderd huiZen, en omtrent vyf duizend imvooners, de vrye kleurlingen 'er onder begreepen. Het is de verblyfplaats van den Gouverneur of Opper-Bevelhebber, die een fraai paleis be-  DER WEST-INDIEN. C bewoont; en het is hier dat de wetgeevende magt te famen komt, het Hof der Cancelary en het Opper-Gerechtshof worden daar gehouden. Het Graaffchap Surry bevat zeven parochiën , twee lieden en acht dorpen. De fteden zyn Kingfton en Port-Royal. De eerfte is gelegen aan de noordzyde van een fraaij'e haven; en is gelticht in het jaar 1693, toen herhaalde verwoestingen van aardbeving en brand de inwooners van Port-Royal verdreeven hadden. Het bevat zestien honderd vyf-en-zestig huizen, buiten de negerhutten en pakhuizen. In het jaar 1788 was het getal der blanke inwooners zes duizend zes honderd negen-en- vyftig; het geheel getal van inwooners, van alle rangen en foorten zes - en -twintig duizend vier honderd acht-en-zeventig. Het is een plaats van uitgebreidcn handel en rykdom. Veele huizen in het bovenfte gedeelte van de ftad zyn uitfteekend in aanzienlykheid ; en de markten voor flachtvee, duiven, visfehen, gevogelte, vruchten en groenten doen voor geene onder. Ik kan hier ook, volgends onderrichting van een geleerd en verftandig vriend, die de regisA 2 ters Ut BOEK. I. HOOFDJT. Steden, Dorpen tn Parochiën.  III. BOEK, I. UOOFDST. 4 GESCHIEDENIS ters der dooden houdt, byvoegen , dat federt het omgelegen land van houtgewas gezuiverd is geworden, deze ftad zo ge* zond is als eenige in Europa. Port-Royal, eertyds een plaats van den grootften voorfpoed en belang in de West? Indien, is nu, door herhaalde rampen, vervallen tot drie ftraaten , eenige weinige fteegjens, en omtrent twee honderd huizen» Het bevat echter nogdekoninglykefcheeps-r timmerwerf, om de koningsfchepen te kalefateren; het fcheeps hospitaal en barakken voor de foldaaten. De vestingwerken wor+ den in een' udtfteekenden ftaat gehouden, en zyn, zo men my bericht, byna zo fterk als eenige vesting in de bezittingen des Ko~ nings. Cornwall bevat vyf parochiën, drie fte» den en zes dorpen. De fteden zyn Savanne la-Mar, aan de zuidzyde van het Eiland, en Montego Bay en Falmouth ten noordem De eerfte werdt bykans geheel verwoest door eenen verfchriklyken orcaan en ovenftrooming der zee, in 't jaar 1780. Zy is nu gedeeltelyk herbouwd en bevat zestig of zeventig huizen. Montego-Bay is eene bloeijende en rykê ftad:  DER W E S T-I N D I E N. 5 ftad: zy beftaat uit vyf honderd vyf - entwintig huizen , waarvan 'er zeventig voorf aadfchuuren of pakhuizen zyn, en zy bevat omtrent zes honderd blanke inwooners. Het getal van fchepen met topzeilen, diejaarlyksch in deze haven binnen komen,beloopt omtrent honderd vyfrig, waaronder Zeventig groote fchepen; maar hieronder is een gedeelte begreepen van die te Kingfton inloopen. Falmouth, (of zo als het algemeener genoemd wordt) de Punt, is gelegen aan de zuidzyde van de Martha-Brea Haven, en beftaat uit twee honderd en twintig huizen , dc omliggende dorpen van Martha-Brea en de Rots daaronder begreepen. De fnelle aanwas van deze ftad en nabuurfchap binnen de laatfte zestien jaaren is verbaazend. In 't jaar 1771 bevatten de drie dorpen Martha-Brea, Falmouth en. de Rots te famen flechts achttien huizen, en de fchepen, die jaarlyksch in de haven van Falmouth binnen kwamen, beliepen niet meer dan tien» Tegenwoordig kan het getal op dertig groote fchepen voor rekening van Groot-Brit» tanje gefchat worden. Ieder parochie (of een wyk, beftaande A 3 uit ni. i O II* I. 300FPST.  6 GESCHIEDENIS III. BOEK' I. HOOFDST. Kerken en Kerkelykeinkomften. uit eene verëeniging van twee of meer parochiën ,) wordt beftuurd door een OpperMagiftraat, genoemd Cuftos Rotulorum, en een lighaam van Raaden, door de wet niet in getal bepaald, die alle drie maanden als Vrederechters zitten, en recht doen over zaaken in de parochie of de wyk ontftaan , niet meer dan twintig pond beloopende. In zaaken niet boven de veertig fchellingenloopende, kan een enkele Raad uitfpraak doen. Alle de twintig parochiën bevatten achttien kerken en kapellen, en ieder parochia is voorzien van eenen Rector en andere kerklyke bedienden; de amptgelden van de Rectoren, welker voorftelling aan den Gouverneur of Opper - Bevelhebber verblyft, zyn onderfcheiden als volgt. —< Naamentlyk: St. Catherina £. 300 jaarlyksch; Kingfton, St. Thomas ten oosten, Clarendon en Westmoreland, £. 250 jaarlyksch; St. David, St. George en Portiand, 100 jaarlyksch; alle de overige £. 200 jaarlyksch. Deze fommen worden betaald jn plaats van tienden door kerkmeesters van onderfcheide wyken, voortfpruitende uit het beloop van belastingen, door de kerkenraaden van de ingezetenen ingezameld. Ieder  DER. W E S T-I N D I E N. 7 Ieder parochie bouwt zyn eige predikantshuis , of geeft den Reétor in eens daarvoor £. 50; buiten dat is aan veele ampten nog een vry aanzienlyk ftuk lands verknogt, gelyk by de parochie van St. Andries, die een duizend pond jaarlyks waardig gefchat wordt (a). Men zegt, dat de bisfchop van Londen aanfpraak op dit eiland gemaakt heeft, als op een gedeelte van zyn bisdom, maar zyn rechtsgebied is ontkend, en door de wetten van het land beperkt, en de Gouverneur of Opperbevelhebber ftelt niet alleen in de onderfcheide gemeenten perfoonen aan op verkregen getuigfchriften, dat de Kandidaaten,volgends de canons van de Engelfche kust, in de orde der Leeraars zyn toegelaaten, maar hy is zelfs met de magt bekleed om kerklyken van een ongebonden en flordig leven , op verzoek van de lieden uit de parochie , in hun ampt optefchorten. En een fchor- (<*) In het jaar 1788 maakte de Vergadering een wet,verbiedende het begraaven van lyken in de kerken; en hierdoor werden verfcheide der Reétoren in hunne inkomften benadeeld, waarom de meesten der amptgelden met £. 50 jaars vermeerderd werden. A 4 UI. BOEK» I. noorosT»  8 GESCHIEDENIS III. ROEK, B UOOFDST. Gouversieur. fchorting van het ampt is indedaad een fchorting in hun inkomen , zynde geen leeraar langer gerechtigd tot het ontvangen van zyn jaargeld, dan hy daadelyk zyn ampt bekleedt; ■— ziekte uitgezonderd. De Kerkenraaden beftaan uit den Cuftos en twee andere overheeden; de Rector en de Kerkenraaden: wordende de laarlle jaarlyksch verkoozen door de eigenê'rfden. Behalven hunne magt om de belastingen opteleggen en te regelen, lrellen zy opzichters deswegen aan, en verdeden de werklieden om de openbaaren groote wegen te herftellen. Ook benoemen zy zekere perfoonen, Verzamelende Wykmeesters (Collecting-Conftables) genoemd, om deopenbaare en kerkelyke belastingen in te zamelen. ■ Het hoogfte gerechtshof van het geheel© Eiland (gemeenlyk het Groote Hof genoemd, als in dit een gelykfoortig rechtsgebied bezittende als dat van verfcheide hoven van des Konings Rechtbank, de gewoone pleitbanken, en 't Exchequerin Groot Brittanje) wordt jaarlykseh gehouden in de Stad St. Jago, de la Vega, de hoofdftad van. het Graaffchap Middelfex;, op eiken laat-  D E R W E S T-I N D I E N. 9 laatften dingsdag der maanden February, May, Augustus en November. In dit hof zit de Hoofdraad van het eiland voor, wiens befolding flechts £. 120 is, maar de byvallen tot dit ampt, maaken het omtrend £. 300 jaarlyksch waardig. De byzittende rechters zyn Heeren van het Eiland, gemeenlyk planters, die noch befolding, noch belooning ontvangen, hoegenoemd, voor dit dienstbetoon. Drie rechters moeten 'er tegenwoordig zyn om een Vergadering van het Hof uit te maaken; en ieder zitting duurt drie weeken. Van dit Hof, zoo de zaak in verfchil boven de £. 300 be. loopt, kan men zich op den Gouverneur en den Raad, als eenhooger Hof, beroepen; in gevalle van een misdaad, waarop de dood ftaat, kan men zich alleen op den Gouverneur beroepen (b~). 'Er (£) Door een oude wet van dit Eiland (gemaakt in 1581) kunnen eigen erfden van een bekend verblyf niet gevangen gehouden worden, maar vervallen terftond in een burgerlyk rechtgeding. De manier van procedeeren is party te doen dagvaarden, (zulks aan zyn huis gefchiedende is een loutere goedheid) te gelyk met de verklaaring, veertien dagen voor de zitting van het hof, waarop de verweerder gehouden is te verfchyhen by de eerfte zitting, of A 5 ""hst III. ï OEI. I. IOOFDST.  10 GESCHIEDENIS III. BOEK L HOOFDST. Gerechtshoven. 'Er worden ook alle drie maanden Vierfehaar - Zittingen gehouden in Kingston voor het Graaffchap Sinny, en in Savanna la Maer voor het Graaffchap Cornwall. Het Hof te Surry begint op den laatften dingsdag in January, April, July en October. Dat van Cornwallis den laatften dingsdag in Maart, Juny, September en December; deze Vierfehaar duurt veertien dagen. Dus heb. ben de inwooners alle maanden Gerichtshoven , behalven de Cancelaary, de ge- woo- het vonnis zal doorgaan by default. Acht-en-twin- tig dagen uaa den eerften dag eiker zitting van het hof volgt de executie, tegen welke men zich alleen kan beroepen door een gefchrift een fierifacias en een capias adfathfaciendum; doch daar geen algemeene tusfchenfpraak voor het vonnis geoorloofd is ^ is het een bepaaling, dat de effeéten, waarover het gefchil loopt, allen verblyven in de handen des verweerers tot de naaste zitting van het hof, om hem gelegenheid te geeven, om zich, op de best mogelyke wyze, van zyne verpligting te kwyten; en zoo hy dan faalt in het geld te betaalen, volgt 'er een venditioni exponas aan den provoost, om die of eenige andere goederen te verkoopen, of zich van zyn perfoon te verzeekeren. De nieuwe praétyk is geen opheffing vau de executie te geeven , waardoor de de fchuldenaar een termyn.of hofzettiug wordt ingewilligd ; naa welke beide zynperfoon en goederen onderworpen zyn aan de ordonnantie venditimi exponas.  DER W E S T-I N D I E N. II woone Gerichtshoven, de Admiraliteit en verfcheide Parochiën - Rechtbanken. De Rechters van de Vierfchaaren hebben geen bezolding of belooning even eens als de byzittende Rechters van het Hooge Gerechtshof, waarvan 'er een, zoo hy tegenwoordig is, in de Vierfchaar, voorzit. 'Er wordt geen beroeping van de laatfte tot de eerfte toegelaaten , maar vonnisfen , van de Vierfchaar, onmiddelyk het Hooge Gerechtshof volgende, worden gehouden als van hetzelfde Hof geflagen, en hebben een gelyk recht in het ftuk van voorrang, als die in bet groot Hof hebben. De Gouverneur of Opper Bevelhebber, is door zyn ampt Cancelier, en zit alleen voor in het Opperdepartement, dat met groote plegtigheid en houding beftuurd wordt. Hy is ook de eenige Rechter om ftellende willen goed te keuren, en brieven van Adminiftratie te geeven. Uit het eerfte van deze ampten ontleent hy een groot gezag, en het laatfte brengt hem een merklyk voordeel aan (c). Als (O Ik denk dat de voordeelen en byvallen jaarïyksch uit het beftuur van Jamaica omftaande, ten naas- III. BOEK. I. HOOFDST.  iïï. li O EK r. HOOFDST Amptenaars. 12 GESCHIEDENIS Als aanhangfels van het groote Hof wor■ den verfcheide groote ampten , als het ampt van Regiftreering , of de Secretary van het Eiland, de Provoost Generaal, de Klerk naastenby, zo als hier volg:, mogen bepaald worden: Salaris 1 £• 5)°°° Voordeelen in de Cancelaary 150 Voordeden van 't gewoone Gerechthof 1,40a Aandeel van in beflag genoomen goederen in het Tolhuis ■ 1000 De Vergadering heeft tot des Gouverneurs gebruik gekogt een Landhoeve van omtrent 300 akkers, genoemd 't Gouvernements Penn, en bouwde daarop een fraaije Landhoeve, pok een politik of een Provifie-Volkplanting op de bergen, die ook voorzien is van een zeer goed verblyf, en van alle behoeften , als vyftig negers , een' geffoegzaamen Voorraad van Hoornvee, Schaapen enz. Van deze plaatfen (behalven het Koninglyk huis in de Spaanfche Stad) wordt de Gouverneur voorzien, of althands hy moet 'er van voorzien worden van hooi, koorn, fchaapenvleesch, melk, gevogelte, en voorraad voor zyne bedienden, ten minften voor zyn huishouding, «ene befpaaring te weeg brengende van 1,000 Dus het geheel beloop £. 8,550 Zynde gelyk aan £. 6,100 fterling; en dit loopt nog • óm buiten, de voordeelen van zyn Bezender Comp- toir  DER WEST-INDIEN. Ig Klerk van het Hof, (of Opper-Geheïmfchryver, cuftos-brevium, enz.) bediend1 en waargenomen in de Spaanfche Stad. Het, eerfte is een ampt of kamer der archieven, waarin de wetten, door de Vergadering gemaakt, bewaard worden; benevens copien ,van dezelve in fraaije boekdeelen gebonden. . In dit ampt moeten alle daaden, rechten, willen, verkoopingen en patenten geregiftreerd worden. Het wordt ook vereischt, dat alle perfoonen (naa zes weeken verblyfs,) voorneemens zynde van dit Eiland te vertrekken, in dit ampt hunne naamen doen opteekenen, een-en-twintig dagen voor zy een billet of paspoort kunnen krygen, waarnaar zy vryheid verkrygen, om dit land te verlaaten. Om deze inrichting kragt by te zetten, zyn de meesten der fchepen verpligt, om, als zy op Jamaica landen , zeekerheid te ftel- toir voor Militaire Commisfiën, enz. enz. welke men niet gemakkelyk kan bepaalen. Men onderftelt ook dat 'er fomtyds geld gemaakt wordt door de verkooping van kerklyke ampten, en aanzienelyke fommen kwamen voortyds uit goederen, die verbeurd verklaard werden. NB. Een Gouverneur van Jamaica kan zeer fat> zoenlyk leeven van £. 3,000 fterlings in het Jaar. , ■ III. i O E K, I. lOOFDSTi  14 GESCHIEDENIS II. Boek. L BOOFDST. I < < J ? I ï i i I t Ê e 1; ftellen voor de fora van £. i,ooo, dat zy geen perfoon, zonder zulk een billet of paspoort, van het Eiland zullen laaten gaan. Borgen, gevolmagtigden en voogden van weeskinderen, zyn verpligt jaarlyksch, in dit ampt, verflag van den opbrengst der goederen, onder hun beftuur, te doen; en door een acte van laater dagtekening , zyn hypotheecarisfen verpligt, liet alleen rekening te doen van de gewasén, maar ook jaarlyks een'ftaat te geeven ran hun ontvangst en uitgaaf. Affchrif:en van daaden, enz. van het ampt genoegzaam bekragtigd, zyn bewyzen in een Ge■echtshof; en alle daaden moeten, binnen Irie maanden, naa de dagtekening geïnfoleerd worden, of zy worden verklaard van feene kragt tegen eene andre daad, goed[ekeurd en geregiftreerd binnen, den behaalden tyd; doch zoo 'er geen tweede daad ï de aantekeningen gevonden wordt, dan i die daad van kragt, fchoon naa de drie ïaanden geregiftreerd. Men wil, dat de aaten van dit ampt, het geen by opene rieven van de kroons gehouden, en door ene bezending uitgeoefend wordt, jaarfksch meer dan £. 6,ooofterlingsbeloopeu. De  DER W E S T-I N D I E N. - If De Provoost-Maarfchalk-Generaal is een amptenaar van hoogen rang en groot gezag. De naam geeft wel eenen militairen oorfprong te kennen , en zonder twyfel was dit ampt eerst in dit.Eiland ingevoerd, vóór de vastftelling van een burgerlyk bewind, en daarnaa, door noodzaaklykheid, in zynen duur bevestigd. Het wordt nu gehouden door open brieven van. de kroon, die gewoonlyk op twee levens gegeeven worden, en die het patent bezit ftaat het vry om door eenen zendeling te handelen, die gewoonlyk de hoogfte bieder is. De magt en het gezag aan dit ampt verknogt, zyn onderfcheiden: de gezaghebbende officier is indedaad de HoogBailluw van het geheele Eiland, zo lang hy dit ampt bezit, en het ftaataanhem, zendelingen onder hem te benoemen voor ieder parochie of wyk. Men weet, dat zyn wettig inkomen jaarlyksch meer dan £. 7,000 fterlings bedraagt, en men wil dat eenige zyner zendelingen naby zodanig een inkomen hebben. Het ampt van Klerk, van het opperde Hof, wordt ook by open brieven vergund, en door eene bezending uitgeoefend. Eenige • irr. BOES. I. HOOFDST.  l6 GESCHIEDENIS III. BOEK L HOOFDST. Wetgeeving. ge jaaren geleeden, is aan het huis der Vergadering gebleeken, dat het jaarlyksch beloop voor dat ampt meer dan £. 9,000 was. Daarnaa, geloof ik, is het aanmer,kelyk verminderd. De overige groote voordeelige ampten ,zyn die van het Register en de Cancelaary, algemeene Ontvanger en Thefaurier van het Eiland, Zee-Officier en Inzamelaar van de tollen van de haven van Kingfton. Alle deze jaarwedden, 't zy die by bezending of door eene Commisfie worden waargenoomen, wil men dat een groot voordeel bezorgen aan perfoonen in Groot Brittanje zich onthoudende. Over het geheel rekent men, dat niet minder dan £. 30,000 fterling jaarlyksch wordt overgemaakt, door de beampte zendelingen op het Eiland aan hunne principaalen in het moederland. De wetgeevende magt van Jamaica beftaat uit een Kapitein Generaal of OpperBevelhebber, uit een' Raad door de Kroon benoemd, beftaande uit twaalf Heeren, en een huis van Vergadering, beftaande ui| drie-en-veertig leden, die door eigen erfden gekoozen worden ; naamentlyk: drie voor de onderfcheide fteden 9 parochiën, van  DER W E S T-I N D I E N. I? van St. Jago de la Vega , Kingston , en Port Royal, en twee voor elk van de andere parochiën. De hoedanigheid in den kiezer vereischt, is, dat hy bezitter zy van een eigen vry goed, dat tien ponden jaarc lyksch opbragt, in de parochie, waar de verkiezing gemaakt is, en dat van den vertegenwoordiger , dat hy een onbezwaard Land bezit, dat, in eenig gedeelte van het Eiland gelegen, drie honderd ponden jaarlyksch opbrengt, of aan onroerende goederen voor drie duizend pond. In de handelingen van de algemeene Vergadering, volgen zy, zo veel flegts de plaatslyke omftandigheid toe wil laaten, de Wetgeevende Magt van GrootBrittanje na; en alle hunne bills (die van eenen byzonderen aart uitgezonderd,) hebben de kragt van wetten, zo rasch zy des Gouverneurs toeftemming verworven hebben. Hoe zeer de magt van verwerping altyd nog aan de kroon ftaat; blyven echter de wetten zo lang tot dat de Koninglyke afkeuring uitdrukkelyk is verklaard , in vollen kragt. De dus gemaakte wetten betreffen hoofdzaakelyk de plaatslyke politie, waarop de wet van Engeland niet toepasfelyk is, als B by III. BOEK. I. HOOFDST.  l8 GESCHIEDENIS fit SOEK. I. HOOFDST. by voorbeeld de Haavenhandel (V); waaromtrent , en nopens andere gevallen , dc Engelfche wetten zvvygende , de wetgeevende magt der Volkplantingen zodanige voorziening gemaakt heeft en blyft maaken , als de behoeften der Volkplantingen fchynen te verëifchen; en by fommige gelegenheeden, waar hetbeginfel der Engelfche wetten is aangenomen geworden, is het noodZaaklyk bevonden, deszelfs voorzieningen te veranderen en te wyzigen, zo als ze best gefchikt zyn voor deomftandigheedenende byzondere gefteldheid des lands. Dus zyn in de manier van de toewyzing van bezaaide akkers, (d) Dus wordt het getuige van een' flaaf tegens èen' blanken niet toegelaaten. Wederom, fchoort door eene zeer oude wet van dit Eiland, de flaaven als erfgoed worden aangemerkt, en gevolgiyk onderworpen zyn aan de toevalligheeden van wezenlyk eigendom, (want daar zy overgaan tot de erven , zo mag de weduw ze hebben als eene douarie, en de overleeveflde echtgenoot 'er by vergunning houder van zyn; en dit wordt op denzelfden voet behandeld, of de flaaven in 't groot bezeten worden , of tot eene plantagie behooren, egter met opzicht tot fchulden , worden de flaaven aangemerkt als eigendommen, en de executeur is verpligt hun, even als andere eigendommen, te inventarifceren.  DER WEST-INDIEN. IC kers, het opleggen van geldboete en fchaêvergoeding, het geval van fchuldenaars, die onmagtig zyn om te betaalen, het herftel van den openbaaren weg; het onderhoud van dekerklyken, hetonderfteunen der armen, groote afwykingen van de gebruiken in het moederland onvermy. delyke vereischten geworden. De Revenuen van dit Eiland mogen in twee takken verdeeld worden ; de eene vaste by eene a&e van het jaar 1728. genoemd : the Revemic Law, van welker oorfprong wy alreeds gefproken hebben, en waarvan de erfpagten een gedeelte uitmaaken; de andere jaarlykfche, door vergunning van het wetgeevend Lighaam. De opbrengstwet (Revenue Law) bedraagt meer dan £. 12,000 jaarlyksch, waarvan £. 8,000 byzonder befteed worden, gelyk ik ergens anders heb aangemerkt, en het overfchot wordt befteed tot het aandeel in de uitgaven van het gouvernement, tot onderfteuning van het jaarlykfche fonds. De Gouverneur ontvangt £, 2,500 jaarlyksch, uit die £. 8,000. Een verder inkomen van £. 2,500 ftaat voor hem vast, ftaande zyn verblyf op het Eiland, door een byzon. B 2 dere 1 UI IS O £ K. L HOOFDST. Revenuen.  III. BOEK. i HOOFDST. Belastin gen. ÏO GESCHIEDENIS dere adle der vvetgeeving, gemaakt by den aanvang van zyn beftuur, en moet betaald worden uit eenige jaarlykfche fondfen, ter voorziening der Vergadering. Deze zou nu thands wel beloopen £. 70,000„waarvan omtrent £. 40,000 is gefchikt om bytedraagen in de betaaling van officieren en foldaaten van zyn Majesteits legermagt, gefchikt ter verdeediging van dit Eiland. Ieder officier die een Commisfie heeft, krygt weeklyksch 20 f. en ieder foldaat 5 f. Ook worden de vrouwen en kinderen der foldaaten iets toegelegd, 't welk met hun Engelfche foldy hen inflaat ftelt, om veel beter te kunnen leeven, dan 's Konings troepen, over 't algemeen, in Europa. De gewoone wegen en middelen, om de bovengemelde taxen te heffen, zyn voor eerst een fchatting van 20 fch. voor ieder ingevoerden neger;ten tweeden een impost op Rum en andere fterke dranken, gefleeten en gebruikt op het Eiland; ten derden, de Deficiency Law, de Wet van Ontbrecking: een acte, die oorfpronglyk ftrekte, om alle eigenaars van flaaven te verpligten, om by ieder dertig zwarten een blanken te houden \ maax de boete, die nu eens £. 13, en  DER WEST-INDIEN. 21 en dan £. 26 's jaars voor Ieder blank perfoon, dan , het boven vereischte getal ontbreekende, is eene zo vruchtbaare bron van inkomen geworden, dat het nu jaarlyksch aangemerkt wordt als een der onderftandbills; ten vierden, een Hoofdtax op alle flaaven, en belasting op de intresfen en lastwagens. Behalven dezen worden 'er door de wetgeevende magt by gelegenheeden belastingen geheven, zo het de noodzaaklykheid vordert. Ik voeg hier in een noot onderaan, een overllag van de onderfcheide amptsgelden van het gouvernement van dit Eiland, voor de jaarlykfche fondfen voor het jaar 1788. en van de middelen en wegen om daarvoor geld te verkrygen (e). Het («) Overjlag van de gewoone Atnptgeldett van het gouvernement van JAMAICA, voor de jaarlykfche fondfen van het jaar 1788namelyk: 't Inkomen van den Gouverneur £. 2,500 — —• Onderhoud der troepen en uitgaaf van bet Hospitaal - - 41,300 — — Bezoiding der Officiers der Vergadering en drukloon - - 2.300 — Klerk van het groote Hof - 100 Klerk van de Kroon - - 100 — — Klerk van deoCommisfaris der Forten 150 — — £. 46,450 B 3 . De III. BOEK. L HOOÏDST,  22' GESCHIEDENIS ui.' boek. i. HOOFDST. Het loopend geld zyn ftukken Portie geeseh goud, genoemd halve Johannisfen, in Engeland 36 f. waardig. Deze gaan. hier, zo zy volwigtig zyn, voor 55 f. De Spaanfche gouden ftukken, die hier loo- pen- £. 46,450 De Infpefteur - - - 200 — — Heeren Officieren en Wagten - 1,600 Maroon Negro Parties - - 1,000 — — Superintendenten zich onthoudende in de Maroon-fteden - - 1,300 — — Van den Ingenieur en Kapitein van 011- derfcheide Forten - 1,000 Tot onderfteuning van denBotanifchen Tuin - - - 280 . Bezolding van den Agent - 420 — —- Aan den Officier der troepen over by- zöndere verblyven - - 1,430 — —• Om de Forten van Water te voorzien 1,089 — —- Aan de Commisfionairs van de Forten 5,600 Voor het Kingfton Hospitaal - 500 — — Byzondere ongelden voor Ampten, Medicynen en Sluit-ongelden der gevangenen uit het herltel der open- baare Gebouwen - -• 4,35 -9 -79 Collecten, namelyk Opzieners der Colleften, de Commisfien van alge- meenen ontvangst van onderftand, &c. 15 per cent - - 9,783 -6 — £. 755on-i3-9 We-  DER. W E S T-I N D I E N. 2$ pen, zyn doubloons £. 5:5 f. en Piftoolen 26 f. 3 d. De zilveren ftukken zyn Spaanfche gerande Dollars a 6 f. 8 d. en zo in evenredigheid de kleinere ftukken van deze munt. Het kleinfte geld wordt bitt geheeten, byna overeenkomende met 5 d. Een Guinca gaat hier voor 32 f. 6 d. Dit is egter aanmerklyk meer, dan de gewoone wisfelcours , waar by £. 100 fterling beloopt £. 140 courant. Uit hoofde van de ligging van dit Eiland, tusfchen magtige en nydige nabuuren , en de groote onevenredigheid tusfchen de blanke inwooneren en flaaven , kan Wegen en Middelen. Uitftaande fchulden £.25,000-Negerbelasting berekend op 6,000-Rumbelastirig - - 14,000-Dubbele ontleenigde lasten op de Negers - 24,000-Hoofdtax - - 67,000-- 136,000 — Aftrek voor promte betaaling 10 per cent. 13,600-. 122,400-- — t>3* Het overfchot wordt befteld om de openbaare fchuld aftedoen, dieop£. 180,000 gerekend wordï te beloopen. B4 III. boek. I. HOOFDST. Krygs» .nagt.  III. BOEK. I. EOl'PDST. £4 GESCHIEDENIS kan men onderftellen, dat de inftandhou. ding van een magtige en welönderweezen militie, een der eerfte voorwerpen van de wyzen der policie is; en daarom zyn alle perfconen van vyftien tot zestig jaaren verpligt door de wet, om zich aan te geeven, om, 't zy te voet of te paard, dienst te doen , en op hun eigen kosten zig van wapenen te voorzien. Doch deze wet, geloof ik, wordt niet zeer ftreng waarge_ nomen. Daar de geheele Militie, die beftaat uit drie Regimenten paarden en veertien Regimenten voetvolk, niet, na ik verneem , boven de 7000 effective troepen fterk is; en de gewoone gebruiken en manieren van leering, 't zy van de Officieren , 't zy van de gemeenen, brengen veel toe tot de militaire ondergefchiktheid. — Echter in tyden van algemeen gevaar, 't zy van een' opftand van flaaven, of de waarfchynlykheid van eenen inval, kunnen geen troepen grooter vaardigheid en waakzaamheid ten toon fpreiden, dandekrygsmagt van Jamaica. In welke dringende omftandigheeden de Opper - Bevelhebber, met raad en toeftemming van den algemeenen Raad van Oorlog, (waarin de Le-,  DER W E S T-I N D I E N. 25 Leden der Vergadering hunne ftem hebben) de martiaale wet kan afkondigen. Zyn: magt is dan volftrekt (dictatoriaal) en alle. perfoonen zyn aan de Krygswet onderworpen (ƒ). Uit het bekend getal van manfchap, bekwaam om wapenen te draagen, zyn ftaatkundige fchryvers gewoon, de inwooners in (ƒ) Kort naa het bovenftaande gefchreeven wcrdt (zynde de Schryver toen op Jamaica) kondigde de Luitenant Gouverneur, op advys van den Oorlogs-Raad , de martiaale wet af. Dit was in December 1791. en ontftondt uit een algemeen op dit Eiland heerfchend denkbeeld, dat 'er fameuzweeringen en ontwerpen van opttand onder de Negers gefmeed werden , ingevolge van de beweegingen op St. Domingo. Dit begrip bragt eene zeer naauwkeurige in achtneeming van de krygswetten te weeg. 't Onderftaande was het beloop van het Paarden- en Voetvolk in 't Hoofdquartier den 13 January 1792. Graaffchsppen. Paardevolk. Voetvolk. Geheel. S«rry 336 2,141 2,477. Middlefex 375 2,647 3,022. Cornwall 368 2,305 2,673. Geheel 8,172. Vrye Negers en lieden van de kleur ingeflooten; hun getal beliep 1889. De Maroons zyn 'er niet onder begreepen. B 5 lil. I O EK. I. IOOFBST. Getal Ier Invooners  ê6 geschiedenis iii. BOEK. I. HOOFDST. in het geheel te berekenen; maar deze berekening moet niet op Jamaica worden toegepast, waar het gros van het volk beftaat uit mannen zonder famüien. Europeaanen, die op dit Eiland leeven , hebben zelden een voorneemen, om zich daarop voor hun leven te vestigen. Hun oogmerk is algemeen om fchatten te verzamelen, om daarnaa gemaklyk in hun geboorteland te kunnen leeven, en dus merken zy een familie als een belemmering aan. Het huwlyk daarom hier in een kleinachting zynde, ftaan hier de blanke vrouwen en kinderen niet in dezelfde evenredigheid tot de mannen, als in Europeaanfche gewesten; om deze en andere redenen heb ik het moeilyk gevonden , om het getal der blanken inwooners met eenige zeekerheid op te geeven. Ik ben onderricht geworden, dat een overleéden kundig Opper-Gouverneur (Generaal Campbell) hun, naa eene vlytige nafpeuring, op 25,000 berekende ; en ik geloof, om meer dan eene wyze van berekening, dat de overilag van den Generaal Campbell naby de waarheid was. «— Deze berekening is gemaakt in het Jaar 1780; fedeit welken tyd ik denk, dat dit getal aanmerkelyk zal zyn  DER WEST-INDIEN. 2? zyn aangegroeid, behalven andere redenen , uit hoofde van de veele koningsge- 1 zinde Americaanen, die zich op Jamaica hebben neergezet. De blanke bevolking, denk ik, dat, met influiting van de troepen en het zeevaarend volk op 30,000 mag gerekend worden. De vrye negers en het volk van de kleur, worden in een verflag van een Committé van het Huis der Vergadering, van den 11 November 1788, op 500 in ieder parochie gerekend; welke 10,000 maaken, uitgezonderd de zwarten, genoemd Maroons, die eenen bepaalden maat van vryheid by verdrag genieten. Deze beloopen, volgends de laatfte lysten die ik gezien heb, omtrent 1400 (g). Het (#) Het wordt algemeen onderfteld, dat dit volk is afgenomen; maar de zaak is anders ge-legen. Het wanbegrip ontftondt uit de omftandigheid, dat eenige van hunne fteden zyn verlaaten geworden, 't geen indedaad ook waar is, maar de reden was , dat de negers van de eene ftad naar de andere verhuist zyn. Het is genoegzaam bekend, dat zy afkomelingen zyn van negers, die in vroeger tyd eenen opftand aanrichtten, met welken de Gouverneur Trelawney een verdrag maakte , 't welk de Vergadering bekragtigde, en die hun, onder zekere be- III. O EK, I. [0OFDST%  28 GESCHIEDENIS III. O E K. i BOOFDST. Het naauwkeurig getal van negers inden ftaat van flaaverny in de maand December 1787, zo als by eede verklaard wordt, in het geligte hoofdgeld, was 210,894; endaar het aan meer nuttige einde beantwoorden kan, dan alleen de voldoening der nieuwsgierigheid , zal ik de getallen in de onderfcheide parochiën onderfcheiden opgeeven, zo als volgt: St. Dorothy — •— 3,129 St. Catherine — — 5,304 St. John —• — 5,880 St. Thomas in the Vale — 7,459 Vere — — — 7,487 St. Mary — — 17,144 St. Ann — — — 13,324 Kingfton — — —* 6,162 St. Andrew — — 9,613 St. David — — 2,881 St. Thomas in the Eaft •— 20,492 Porüand — — — 4,537 103,41a St. bepaaltagen, vryheid verleende. Het getal dat zich overgaf, was beneden de 600. In het jaar 1770 beItonden zy uit 885 mannen, vrouwen en kinderen. In het jaar 1773 beliepen zy 1028} en in 1788 waren zy aangewasfen tot 1333.  DER. WEST-INDIEN. 29 Transporteere 103,412 St. George — — 5,050 St. Elizabeth — — 13,280 Hanover — — — 17,612 St. James — *— 18,546 Trelawney —- — 19,318 Port-Royal •— — 2,229 Weftmoreland <— 16,700 Clarendon — — —- 14,747 In 't geheel — 210,894 Het blykt egter uit het berigt van een Committé der Vergadering boven gemeld, dat het gebruiklyk is in de meeste parochieën die perfoonen van de fchatting te ontflaan, die niet meer dan zes negers hebben, waardoor veelen der negers (byzonderlyk in de fteden niet in de onderfcheide registers zyn opgegeeven , en de lysten van veele anderen worden op eene ondraaglyke wyze verdonkerd. Dus heeft de fchattinglyst niet het volkomen getal der flaa- (A) In Kingfton, b. v. is het waar getal 16,659, in plaats van 6,162, het getal van de fchattinglyst. Men raag het getal der negers, die over het geheel lighaam der paroqhiën niet in rekening gebragt worden, veelligt op een zevende (lellen. III. SOEK. I. HOOFDST.  III. 1 OEI I. ■fcOOFDSl Koophandel. 30 GESCHIEDENIS flaaven, welke, na het gevoelen van het Com• mitté waren 240,000 ten minften, en 'er is .geen twyfel, of meer dan 10,000 zyn op het Land gelaaten om de invoer van vreemde waaren der twee laatfte jaaren; hunne vermindering niet in aanmerking genomen. Het geheel getal der inwooners van alle kleuren en ftanden, mag bepaald worden, als volgt: Blanken -— •— 30,000 Vrye Negers van de kleur 10,000 Maroons ■— — 1,400 Negerflaven — — 250,000 Geheel 291,400 De Handel van dit Eiland kan best blyken uit het getal der fchepen en dat der manfchap, daarop gebezigd, en de natuur en hoeveelheid van deszelfs uitgevoerde waaren. Het volgende is een lyst uit de boeken van den Infpecteur Generaal van Groot Britranje, van het getal der fchepen van alle foort, hun geregiftreerd tongeld en getal van manfchap, die in de onderfcheiden havens van Jamaica geklaard hebben  DER W E S T-I N D I E N. 31 ben in het jaar 1787, uitgezonderd kustHoepen, roeifchuitjes, &c. &c. 1 Getal der 1 Schepen. Tonnen. Manfchap. Voor Groot Brittan je 242 63,471 7,748 Ierland - - - 10 1,1231 9* Americaanfche Staa- ten - - - 133 13,041 803 Britfche Americaanfche Coloniën - 66 6,133 449 Vreemde West-Indiën 22 1,903 155 ' Africa - 1 109 8 Geheel 474 85,888 9,344 Men moet egter in agt neemen, dat daar veele fchepen, klaarende voor America en de vreemde West-Indiën , twee of meer reizen in een jaar doende , men gewoon is, in de telling van het waar getal dezer fchepen, om hun tongeld en manfchap een derde van de officieele lysten af te trekken. Met deze verbetering zal het geheel in allen deelen 400 fchepen beloopen, bezittende 78,862 tonnen, gevoerd door 8,845 man. De uitvoer voor hetzelfde jaar wordtmet hetzelfde gezag opgegeeven, men zie de hier tegen overgeplaatfte Tafel. Maar in. O E ff» I. [OOFDST.  III. BOEK. ï. HOOFDST. I N« 32 GESCHIEDENIS Maar men moet ook in achtneemen, dat een aanzienlijke menigte der Catoen, Indigo, Tabak, Mahonyhout, Verwhouten en gemengde Artikels, in de voorgaande Rekening ingefloten, het voortbrengfel is van de vreemde West-Indiën in Jamaica ingevoerd, gedeeltelyk onder de befcherming van d? Porto - franco, en gedeeltelyk in kleine Engelfche fchepen, gebruikt in een iluikhandel met Spaansch America, waarvan de betaaling voornaamlyk gefchiedt in Engelfche Manufactuuren en Negers; en een aanzienlyke menigte van baaren Zilver en Goud, langs dezelfde wegen verkreegen, wordt jaarlyksch naar Groot Brittanje overgemaakt, waarvan geen naauwkeurige Rekeningen kunnen gegeeven worden. De algemeene berekening van het Ingevoerde in Jamaica, is naby zo als hier volgt:  DER WEST-INDIEN. 33 INGEVOERDE WAAREN, enz. IN JAMAICA. (JJit Groot Brittanje, onmiddelyk volgends een lyst vanden Infpekeur Generaal voor 1787.) £• f- d. £. f. J. Britfche Manufactuuren 686,657 a 3 Vreemde Koopmanfchappen 72,275 3 1 " 758,932 5 4 Uit Ierland. Ik ftel de helft van den geheelen invoer in de Britfche West-Indien^beftaande uit manufactuuren en gezouten waaren, ten beloop van £. 350,000 - - 175,000 — — Uit Africa, 5,345 negers (f), op £. 40 fterlmg ieder. — (Dit is geheel een Britfche .handel met Engelfche fchepen gevoerd.) 213,800 — •— Uit de Britfche Coloniën in America (ingefloten ' omtrent 20,000 quintaalen gezouten visch van Newfoundland.) - - 30,000 Uit de Fereenigde Staat en, Indiaansch koorn, tarwemeel, ryst, ballast, duigen, enz.met Britfche fchepen ingevoerd - 00,000 — — Van Madeira en Tenerife, met fchepen beurtelings vaarende van Groot Brittanje, 500 pypen wyn (buiten den wyn die 'er weder ingebragt wordt) gerekend op £. 30 fterlings de pyp. - . _ q00 i Uit de Vreemde West-Indien , onder de Vry- ' haven-wet, enz. drie jaar door elkander geflagen (F) ,50jO0O Geheel £. 1,432,732 -5t4" Een CO Zynde een gemiddeld getal van liet geheel ingevoerde en onthoudene op het Eiland de tien jaaren van 1777 tot 1787, zo als door en, alle aanmoediging aan den Africaanchen handelaar moest geeven, om hem >ver te haaien, om zynen invoer te vermeerderen, en dat geen aanmoediging zo Toot was, als die van de gelegenheid om en gedeelte der Negers aan vreemdelingen oor gereed geld te verkoopen; eene veraeking, voerde men aan, die gelyk te ooren, het middel geweest was, om een voegzaam aantal Negers en voor het ei:n gebruik der planters, en voor de be)eften der vreemdelingen in te voeren, 1 'er werdt bygevoegd, dat in alle geile de Franfchen met ons zouden deelen, [ de Spanjaarden niet wilden. Het is een betwistbaar vraagftuk of het n oude en ftaatkundige maatregel zyn u, aan de Engelfche Onderdaanen toe laaten aan vreemdelingen Africaanfche werk-  DER W E S T-I N D I E N. 47 werklieden te verfchaffen. Ik denk my thands alleen tot een verllag van daadzaaken te bepaalen; en het is zeeker, dat de , zeer groote behoefte van Negers op de Ceded eilanden, eenige jaaren, federt de Acte plaats hadt, zeer veel invloed hadt op den invoer in Jamaica; en in 1773 viel 'er een zaak voor, die een vernieuwingvan de vryhaven-wet een maatregel van onvermydbaare noodzaakelykheid fcheen te maaken. In dat jaar kreeg de Spaanfche Asfiento Compagnie te Porto -Rico vryheid, om haar voornaam comptoir naar de Havana te verleggen, om flaaven op eenig nabuurig eiland te koopen, hun naar hunne eige vastigheeden in Spaanfche Schepen overvoerende. Het was gemaklyk te voorzien, dat Jamaica om deszelfs nabuurige ligging met de hoofd-volkplantingen van Spanje, waarop de meeste Negers gevraagd werden, een voorkeur van de koopers hebben zou; weshalven, op dat het aan geen aanmoediging ontbreeken zou, het Britfche Parlement niet alleen de vryhavenwet vernieuwde, maar ook de belooning van dertig fchellingen pr. hoofd, door een voorige Acte op den uitvoer van Negers ge¬ ur. SOEK* I. ÏOOFDST*  48 GESCHIEDENIS III. BOEK I. HOOFDST. gefteld ophitste, daar voor Hechts een be-* ■ lasting van 2 fchellingen en een fix-pence in de plaats Hellende. Het gevolg was '> dat de invoer van de volgende tien jaaren , dien van de voorgaande tien jaaren niet minder dan 22,213 Negers overtrof; en de uitvoer dien van het voorig tydsgewricht 5,952 te boven ging. Zodanig een gedeelte derhalven van dezen toegenomen uitvoer, als diende, om het gebrek van da, Spaanfche volkplantingen te vervullen, mogen wy toefchryven aan de vryhaven-wet; want het is waarfchynlyk, uit de gemelde omftandigheeden, dat het oude ftelfel van Contrabande naby ten einde is. Het zelfde mag gezegd worden van den uitvoer van vreemde Indigo en Catoen, dat zo'er geen gebruik gemaakt wierde van vreemde Schepen, die geheel zou ophouden, en dus is de maatregel, om de havens open te zetten, in plaats van de Acte van Zee. vaart te fchenden, zo als fommigen beweeren, ten hoogften overeenkomstig met den geest van die bovengenoemde wet; want door een vermeerdering van Vruchten aan Groot Brittanje te bezorgen, ftrekt zy eindelyk om onze Scheepvaart aan te. moedigen. Nu,  DER WEST-INDIEN. 49 Nu, na myn best oordeel en weetenfchap myne leezers met zodanige byzonderheeden bekend gemaakt hebbende, als kunnen A-rekken, om hem een tamelyk goed denkbeeld van den tegenwoordigen han- ^ del en voortbrengfels van Jamaica te gee-; ven, zal ik befluiten met een kort tafreel1 van deszelfs vordering in verfchillende tydperken, een eeuw gelceden. Uit een brief gedagtekend den 29 Maart 1673 van den toenmaaligen Gouverneur, Sir Thomas Lynch aan Lord Arlington, Secretaris van Staat, blykt het, dat het eiland ten dien tyde 7,768 blanken en 9,504 negers bevatte; — deszelfs hoofd voortbrengfels waren cacao, indigo en hinden. „ Het „ weêr (merkt de Gouverneur aan) was „ vry goed geweest, en de voorfpoed in „ het planten uitfteekend. De Majoor ,, Generaal Bannifter is nu niet zeer wel, „ maar by de naaste gelegenheid, zal hy „ uw Lordjchap een pot fuiker zenden, en „ deszelfs gefchiedenis fchryven" Hetfchynt hier uit te blyken, dat de Suikerteelt toen juist begonnen werdt, en datBlome, die verzeekert, dat 'er zeventig Suiker-fabrieken in 1670waren, verkeerdelykonderricht D is lil. i O II, I. HOOFDST. Aan- vasch 'an Cooptandel.  III. BOEK. I. HOOFDST. 50 GESCHIEDENIS is geweest. Jn het Jaar 1722 leverde het eiland ilegts elf duizend oxhoofden Suiker -9 van 1600 pond gewigt. Van dezen tyd af heb ik geen bericht van genoegzaam gezag tot het Jaar 1734, wanneer het eiland bevatte 7,644 blanken (W), 86,546 negers en 76,011 ftuks hoornvee, De waardy van den invoer van dit eiland naar Groot Brittanje omtrent dittydperk, werdt bepaald (gelyk wy gezien hebben) door de Commisfarisfen van den handel op £• 539,499- l8- 3? fterlings. Van de by zonderheeden heb ik geen bericht. — In het Jaar 1739 was de uitvoer van Suiker, 33,155 oxhoofden. In 1744 was het getal der blanken 9,640 en 112,428 negers, en 88,036 ftuks hoornvee. De uitvoer ten dien tyde was omtrent 35,000 oxhoofden Suiker en 10,000 puncheons (f) Rum, uitgezonderd de klei- ne- Qn) Het ftuk van het afneemen der blanken inwooners voor de eerde zestig jaar, moge vreemd fchynen. Het was zeeker te wyten aan het afneemen van de kaaperyen, die aan de eerfte onderneemers de handen vol werks verfchaften. (t) Een vat van een en een derde oxhoofd. De Ver taaier.  DER W E S T-I N D I E N. 51 nere Artikels. Het geheel bedraagt de fom van £. 600,000 fteriing. In 1768 werden de blanken gerekend op 17,000. Het getal der negers op de taxrollen was 166,914, en het hoornvee 135,773 ftuks. De uitvoer (waarvan de waarde toen niet minder zyn kon dan 1,400,000 pond fterling) was deze: Zie Uitvoer van Jamaica, 1768. Nu maakte de aankweeking in alle deelen van Jamaica een groote en fnelle vordering. In 1774 was de uitvoer aanmerkelyk vermeerderd: Het volgend bericht daar van is uit de Tolboeken getrokken, op het eiland gehouden. Zie Uitvoer van Jamaica, 1774. D 2 Uit- iir. BOEK» L HOOFDST.  52 GESCHIEDENIS co VO < < s < < > w O > f-l 5 > a I ^ I 10 cCis co cp IZt-'g 1 I ^ t&.= S J = I l-l tM | CO -> JS 0\m O 5 j= I r£ (n. | «li-o I w" cf 1 •=? w o 2 bi! I I P u! ! 1-1 Cl I CO cu \ 1-1 >T5 NO lj|f Cf *J, ! m O | « lij ^ " m ï «co 1 't > ^ 1-1 co 10 Je | 1-^ tv. I co «Sao I CO I CO ° a.g-2 1-1 m "ft I I _ H . I I h S g A cl cl > gj, I h * I >n c ö O I h "f I >fi e B I 1-1 O I w u g j co co vo 1 O 3 " I co 11 1 CL) G> OS ^ I'S 6 .5 s «5 § 8 in t-i ci ai £2 3 ■> O > O > 3 O O > O a O H *  DER W E S T-I N D I E N. 53 -4- < . i-i < < < I—s < > ei H c > 5 m I tv- I co S -:2 co I co g g. 0 ^ m tj- g rf- co ïvT _ > A co so 5 ja SO CO lO S o co cf scf H O ° ' = . f-'oo VO S P » « tv. > co tv. o cco tCccT scf ! M •g co Os co gï- vcT w" co" xii w tv. tv. os 11 1 * I ö Ti (J CS y §8 £ t-l n ?- t3 ci V. rt ei 5? I so so I cl J 10 CO Os 5 VO Vo^ | '3 co1 I Os K | 3 o~ö" ö~ = O co co c*2 do et SE? tC cl ós 05° w M cl >.n i-i l-l H S è I -TM -!« I > a J J I so SO co ' = > ï I CO Cl ih pa ü I ih I w " - 1 Os 1-1 | O fit ' ^I t ol-g [ |_^_ l cl co 1 o _ -jj Cl co ►—1 S 5ö > 1 1 ï1 1 >-i 1 .Si. Ö A £7-r< § -g & a *s&^ | St.Jolm - - - 2i ,.7IS uZ" Q£ a St. Dorotliy - ï2 1,776 ■3 St. Thomas in the Vale 33 5,3*7 f Clarendon - - - 5ö I0;,5o Ö ' Vere 26 5i279 " " St. Catharine - - 3 ^0g 't Geheel in het Graaffchap Middelfex - - 244 D 5 Pa.  58 GESCHIEDENIS Tranfport 244 - 4.3,626 NOM. Parochy van St. Andrew - 14 3,540 — St. George - - . 14 2,795 É* —— Portland - - - 23 2,968 w PortRoyal - - - 3 353 " J1 —— St. David - - - 12 1,890 Sa —— St. Thomas in the Eafl 83 15,786 2 Kingfton - - - NU. 't Geheel in 't Graaffchap Surry - - - 159 27,337 . Parochy van Ti elawney - - - 83 15,692 g ■ St. James - - - 67 12,482 £ ■ Hanover ... 69 13,330 ü 1 Wcstmorcland - - 62 11,219 _g ■ St. Elizabeth - - 26 5,112 2 't Geheel in 't Graaffchap Cornwall - - 307 57,835 Geheel op Jamaica - - - 710128,79  DER WEST-INDIEN. 59 N O M M E R II. Een Gefchiedkundig Ver (lag- van den Regeeringsvorm van Jamaica, opgemaakt in het Jaar 1764 , ter onderrichting voor zyn Mafefleits Ministers, door zyne Ex:ellentie William Henry Lytlcton, Opper-Gouverneur en Commandant van dat Eiland. Het blykt niet, dat 'er eenige vorm van burgerlyk bewind op het eiland Jamaica beftondt voor de omwenteling; wanneer Colonel D'Oyley, die toen het opperbevel onder eene commisiie van den Lord Protector hadt, bevestigd werdt in dat bewind, door eene commisiie van Koning Karei, gedagtekend den 13 February 1661. Zyne commisfie, die de begeerte van den Koning aan den dag legt, om alle befcherming en aanmoediging aan het volk van Jamaica te geeven, en voor deszelfs veiligheid en behoorlyk befluur te zorgen, magtigde hem, om zyn ambt te bedienen, met deze klem, en dat gezag, als zyne commisfie en lastbrief inhielden, en zodanige als van tyd tot tyd door zyne Majesteit III. BOEK. I. HOOFDST. Regeeringsvormvan Jamaica.  III. BOEK. I. HOOFDST. 60 GESCHIEDENIS tcit aan hem zouden gegeeven worden, en overeenkomstig met zulke goede billyke en redenlyke gebruiken en vastftellingen, als in andere volkplantingen plaats greep; of zodanige anderen, als, naa rype nadere overweeging, noodzaakelyk en nuttig voor het goed beftuur van het eiland zouden gehouden worden, mids niet aanloopende tegen de tollen van Engeland. Al verder werdt hy gemagtigd om onder hem een raad van twaalf perfoonen te hebben, door het volk te kiezen, op eene wyze, als in den lastbrief was voorgefchreeven; en, by rade van vyf of meer van hun, Burgerlyke Rechtbanken vast te ftellen, met magt om den eed af te neemen ; al de krygsmagt op het eiland te beveelen, en de martiaale wet in kragt en werking te brengen; commisfieën te geeven , by advys van dezen raade, om nieuwe gereedfchappen uit te vinden; en tot het doen en uitvoeren van alle andere zaaken, die tot het welzyn van het eiland mogten ftrekken. De lastbrief beftondt uit vyf'tien Artikels: Het eerfte behelsde de afkondiging van de commisfie en de uitvoering van den Koning. Het  DER WEST-INDIEN. 6l Het derde regelt de wyze van den raad te verkiezen, waarvan elf, zonder onderfcheid konden gekoozen worden, door zo veelen van de Officiers der Armee, planters , en inwooners, als voegzaam tot zulk eene verkiezing zouden toegelaaten worden , 't zy op een of meer plaatfen; welke gezegde perfoonen, met den Secretaris van het eiland, die altyd daarvan een Leek zyn moest, een raad uitmaakten, om den gouverneur te raaden en by te {taan, en de uitvoering van zyn ampt — en vyf konden het quorum uitmaaken. Het vierde en vyfde Artikel betrof het in den eed neemen, en rechtbanken vast te ftellen voor burgerlyke zaaken, die de Admiraliteit betreffen, tot nut van het eiland, en om tweefpalt te bepaalen. Het zesde betrof den Gouverneur, om gebreken en losbandigheid te beteugelen, en Leeraars aan te moedigen, op dat het Christendom en de Proteftantfche Godsdienst, volgends de kerk van Engeland, in eerbied en uitoefening onder hun mogt gehouden worden. Het zevende betreft om de Vestingen te Cagway te voltooyen, en magtigt hem om niet ii r. 3 O E K. I. HOOFDST.  6   DER WEST-INDIEN. III myl daarvan daan gelegen. Zyn jaarlykfche belooning is door Koningin Anna van twaalf honderd tot twee duizend ponden verhoogd, waarvan het geheel uit het Exchequer betaald wordt, en voortfpruit uit de impost van 4^ per cent. De vorm van het beftuur van dit eiland gelykt zo zeer naa dat van Jamaica, 't geen ik reeds befchreeven heb, dat het onnoodig is in een verilag daarvan te treeden, alleen moet ik aanmerken, dat de Raad beftaat uit Twaalf Leden en de Vergadering uit twee- en twintig. Het grootfte verfchil betreft het Cancelaaryhof, hetgeen in Barbados beftaat uit den Gouverneur en den Raad, daar op Jamaica de Gouverneur alleen Cancelier is. Aan den anderen kant zit te Barbados de Gouverneur in den Raad, zelfs als de laatfte handelt in zyn wetgeevende hoedanigheid. Dit zou in Jamaica als ongefchikt en inconftitutioneel geacht worden. Men kan ook aanmerken, dat de Groote Gerechtshoven, Gemeene pleidooijen en exchequer in Barbados van elkander onderfcheiden zyn, daar zy in Jamaica vereenigd en in een hoog Gerechtshof zaamgevoegd zyn. Ik zal myn bericht van Barbados belluiten met het volgend oorfpronglyk ftuk. Lyst II. SOEK. I. 300FDST.  112 GESCHIEDENIS II. HOOFDSTUK. GRENADA EN DE DAARTOE BEHOORENDE LANDEN. Eerfte ontdekking, naam en imvooners. —> Inval der Franfchen , en vestiging in 't jaar 1650. — Oorlog met en uitroei]ing van de Inboorlingen. •— Het eiland en zyne onderhoorigheden overgedraagen aan den Graaf Cerillac. — Wangedrag en ftraf van den afgezonden Gouverneur. >— De Volkplanting komt weder aan de Kroon van Frankryk. — Staat van het eiland in het jaar 1700. *— En weder in het jaar 176a, wanneer het door de Engelfchen genomen wierdt. •— Bepaalingen ten voordeele der Franfche inwooners. — Eerfte maatregelen van het Engelsch Gouvernement. — Eisch van de Kroon om een belasting van 4-2 per cento op de uitgevoerde Waaren te "hefen. — Redenen voor, en zwaarigheden, tegen die maatregels. ■— Beflisfing van 'sKonings Oppermafefteit over dit belangryk Gefchilfluk. *-— Bepaalingen omtrent1 fom-  ï> E R \V E S Ï-I N Ö i Ë N- lig fommige ftellingen door den Lord Opperrechter by die gelegenheid aangevoerd. —- Gebeurtenisfen op de Volkplanting zelve. «— Koninglyke bevelen ten voordeele van de Roomsch-Catholyke perfoonen, die by het verdrag zich overgegeeven hadden. — ƒ«wendige Oneenigheden. — Verdedigingloozt toeft and.—Inval der Franfchen in 1779. — Dappere verdediging der bezetting. — Onvoorwaardelyke overgaaf. — Hardigheden tegen de Engelfche planters en hunne Schuldeifchers uitgeoefend. —- Her ft el daar» omtrent van wegen het Franfche Hof gegeeven. — Grenada, &c. weder aan Groot Brittanje te rug gegeven by den vrede van 1783. — Tegenwoordige ftaat der Volk* planting met opzigt tot de bebouwing, voortbrengfels en uitgevoerde waaren; Gouvernement en bevolking. Grenada wierdt ontdekt door, en ontving zynen naam van Christophorus Columbus, op zyne derde reis in het jaar 1498. Hy vondt het in 't bezit van een talryk en ftrydbaar volk: het blykt niet dat de Spanjaarden 'er ooit eene vastigheid poogden H op iir» 5 OEI, II. ÏPOFDST*.  114 GESCHIEDENIS lik JB O E K, II. HOOFDST. op te richten. Zy hadden een grooter prys aan het vaste land op het oog, en 'er verliep een eeuw, eer de andere Natiën van Europa de landen der nieuwe waereld befchouwden, als zodanig, dat 'er elk, wien het luste, bezit van kon neemen , zonder eenige acht te flaan op de oorfpronglyke bezitters. Dus bleeven de Charaïben van Grenada, in eene gelukkige duisterheid, tot het jaar 1650, wanneer de gierigheid en eerzucht van eenen rusteloozenmanhunaan de verwoesting opofferde. Deeze man was Monfieur du Parquet, de Franfche Gouverneur van Martinico, neef en Erfgenaam van Defnambuc, van wien roemryke melding gemaakt wordt in de Jaarboeken van Christophorus. Niet tegenftaande dat de Franfche vastigheid op Martinico van zeer laate dagtekening was, en zelfs een groot gedeelte van dat eiland nog onbebouwd gebleeven;en fchoon door dezelfde natie eene andere vastigheid, den zelfden tyd, was begonnen, op het groot en vruchtbaar eiland Guadeloupe, zodanig egter was de roofgierigheid van dat volk; dat meer dan twee honderd ftoute roovers gemaklyk op aanmoediging van du Parquet wier-  DER. WEST.INDIEN. I15 wierden byeen gezameld, tot eenen aanilag op Grenada; en het blykt, uit den aart en de grootheid der toebereidfelen, dat het voor eene moeijelyke en gevaarlyke onderneeming gehouden wierdt. De Gefchiedenis van dezen aanflag, die in Juny 1650 plaats hadt, wordt in het breede verhaald door Vader Du Tertre, wiens bericht zulk een gedrochtelyk mengfel van dweepery en bedrog oplevert, dat het niet zonder verontwaardiging en affchrik kan befchouwd worden. Schoon het klaar is, dat de Franfchen niet de minfte wettige reden voor den inval hadden, zien wy egter de bevelhebbers, op de plegtigfte wyze, het heilig Sacrament aan hunne foldaaten toedienen by de ihfcheping; en vervolgens Du Parquet, by hunne landing, een kruis hebbende doen oprichten, beval hen daar voor te knielen, en, in ootmoedige gebeden, zich tot den Almagtigen God te wenden, om hunne onderneeming te zegenen. Deeze Aanvoerder fchynt egter eenige knaagingen van zyn geweeten gevoeld te hebben, omtrent de rechtvaardigheid zyner vorderingen; want door de inboorlingen H 2 (te- nr. B O E Kb II. HOOFDST»  III. 35 O E tt' II. HOOFDST. Il6 GESCHIEDENIS (tegen zyne verwachting, en misfchien tegen zyne wenfchen aan, op de minzaamfte en hartelykfte wyze ontvangen en onthaald zynde), keurde hy het noodzaakelyk eenigzins den gemaatigden te fpeelen, door het voorgeeven, dat hy eene handeling met het hoofd der Charaïben kwam openen, om het Land te koopen. Hy gaf den inwooners (zegt Du Tertre) eenige mesfen en handbyhn*en een groote hoeveelheid glazen kraaien, behalven twee flesfen brandewyn voor het opperhoofd; en dus (gaat hy voort) wierdt het eiland volkomen aan de Franfche natie door de inwooners zelfs by wettigen verkoop afgeftaan! — Naa deeze aanmerklyke onderhandeling , is het niet te verwonderen, dat de Franfchen de weigering der arme Wilden, om dit verdrag te bekragtigen, moesten aanmerken, als hardnekkigheid en opftand. Du Parquet, dus eene Volkplanting op Grenada gefticht,en eene fterkte tot deszelfs befcherming gebouwd hebbende, liet het bewind over het eüand aan eenen zyner bloedverwanten, genaamd Le Compte, een man, volgens Du Tertre, die zeer byzondere gaaven voor het beftuur van zaa.  DER W E S T-I N D I E N. 117 zaaken bezat, en die uitftak in medelyden en memchlykheid. Wy vinden egter deezen Edelman, acht maanden daarnaa, in eenen zeer bloedigen oorlog met de Charaïben gewikkeld, in welks voortzetting hy zulke daaden van wreedheid pleegde, als een zeelander af beeldfel van hem opleveren, dan het geen de Gefchiedfchryver van hem gemaakt hadt. Du Parquet, de tyding van deezen opftand der inboorlingen veriaeemende, zondt eene verftcrking van drie honderd man van Martinico met bevel, om alle de inboorlingen uit' te roeijen: maar Le Comte fchynt zulk eene aanfpooring tot wreede daaden, niet noodig gehad te hebben ; want du Tertre bevestigt, dat hy reeds overgegaan was , om alle de Charaïben zonder genade te vermoorden, die in zyn handen vielen, zelfs de vrouwen en kinderen niet fpaarende. Wy kunnen een denkbeeld vormen van de wyze, waarop deeze menschlievende en. volmaakte bevelhebber, en zyne befchaafde aanhangers de vyandlykheden tegen dit ongelukkig volk voerden, uit eene omftandigheid, die in eene van hunne veldtogten voorkomt, welker verhaal de Eerwaardige H 3 Ge¬ ur. BOEK. tl HOOFDST.  Il3 GESCHIEDENIS Hl. BOEK. u HOOFDST. Gefchiedfchryver dus befluit, veertig der Charaïben wierden op de plaats omgebragt, veertig anderen, die het zwaard ontkomen waren, Hepen na een fteilte, van waar zy zich hals over hoofd in zee werpen, en dus ellendig omkwamen. Een fchoon jong meisje van twaalf of dertien jaaren, die leevendig gevangen was, wierdt het voorwerp van twist tusfchen twee van onze Officieren , elk hunner haar als zynen wettigen prys aanmerkende; een derde hier by komende maakte een einde aan dit verfchil door het meisje voor het hoofd te fchieten. De plaats van waar zich deeze barbaaren in zee wierpen, heeft voorts altyd den naam van le Morne des Sauteurs (a) gedragen. Ons volk (maar een man op deezen togt verlooren hebbende) ging vervolgens voort de hutten in vlam te zetten, en de voorraad van de wilden te vernielen, en naa alle dingen hun toekomende verwoest of weg genomen hebbende, keerden zy vrolyk te rug," Qien joyeux). Door eene aaneenfchakeling van zulke wreedheden, werdt de geheele ftam van Cha- (a~) Springers rots.  DER WEST-INDIEN. II9 Charaïben, die Grenada in 1650 bezaten, wel fpoedig uitgeroeid, en de Franfchen,1 op deeze wyze alle de inboorlingen hebbende omgebragt, gingen vervolgens voort met elkander te vermoorden. De bizonderheden van deeze burgertwist kan ik, zonder fchade van myne leezers, overflaan. Ik zal daarom Hechts aanteke. nen, dat het oppergezag van Du Parquet en zyn luitenant eindelyk op Grenada bevestigd wierdt; maar de onkosten geloopeii op het vestigen van deeze Volkplanting en het op de been houden van een magt, die du Parquet genoodzaakt geweest was aan te werven, om zyn gezag ftaande te houden, hadden zyne geldmiddelen zodanig uitgeput, dat hy geraaden vondt uit te zien na een koopman van alle zyne rechten, en bezittingen op dat eiland en deszelfs onderhoorigheden. In 1656 vondt hy zodanig een koopman in den Graaf de Cerillac, aan wien hy alles overdroeg voor de fom van 30,000 kroonen. Het gedrag van Cerillac omtrent de inwooners van die nieuwlings verkreegen heerfchappy was zeer dwaas en geftreng. Hy ftelde over hun eenen Gouverneur aan, H 4 van III. O £ E. II. 300FD5T.  120 GESCHIEDENIS UI. SOEK. II. POOFDST. van een zo trotfchen en roofgierigen aart, en onderfteunde hem, in zyne knevelaaryen, met zulk eene hardnekkigheid, dat het de aanzienlykften der Volkplanters noodzaakte om het land te verlaaten, en hunne veiligheid te zoeken onder een zagter bewind. Eindelyk nam het volk, dat overbleef, het beftuur der rechtzaaken zelfs in handen; door den perfoon van den Gouverneur gevangen te neemen, en hem voor eene openbaare rechtbank te brengen. De fchuldige wierdt veroordeeld, om gehangen te worden; maar hy beriep zich op zyne adelyke geboorte, en verzocht de eer deionthoofding. Zyn verzoek zou toegeftaan geworden zyn, maar ongelukkig kon 'er geen man gevonden worden, bedreeven in de kunst van onthoofden; de Rechters vonden daarom de zaak met zyne Exellentie, door de bepaaling dat hy doodgefchooten zon worden, welke ftraf hy met groote gelaatenheid onderging. Eenige jaaren daarnaa droeg Monfieur de Cerillac, de eigenaar, ontvangende, zoals men onderftellen mag, maar weinig 'voordeel van zyn capitaal, alle zyne Rechten en belangen in Grenada, enz. over aan dQ  DER W E S T-I N D I E N. 121 de.Franfche West-Indifche Compagnie: wiens Voorrechtbrief in 1674 ingetrokken zynde, het eiland vervolgens aan de Franfche kroon gehegt wierdt. Men kan zich wel verbeelden, dat onder de verfcheidene omwentelingen, en rampen , die dus eene ongelukkige Volkplanting onderging, de bebouwing daar maar weinige voortgangen gemaakt hadt; maar fchoon order en gefchiktheid, cindelyk, door de vestiging van het Koninglyk gezag wierden ingevoerd, liepen 'er verfcheidene redenen zamen, om de Volkplanting verfcheiden jaaren daarnaa in eenen ftaat van armoede en vernedering te houden. Zeifin het jaar 1700, zo Raynal wel onderricht is geweest, bevatte het eiland niet meer dan 251 blanken en 525 zwarte inwooners; die gebruikt wierden op 3 Zuikerplantagiën en 52 van Indigo. Naa den Utrechtfchen vrede begon het Franfche Gouvernement zyne aandacht te vestigen op de West-Indifche Bezittingen. Grenada egter deelde verfcheide jaaren minder in deszelfs zorg dan de overigen. Het hadt geen vaste gemeenfehap met het moederland. Eenige onderdrukkende fchikkin^ H 5 gen ni. KOEK. II. HOOFDST.  122 GESCHIEDENIS III. BOEK. IL ItOOFKST. gen der pagtwetten bedierven geheel de aankweeking van een derzelver voortbrengfelen, de Tabak namelyk: en de planters hadden geen middelen om een genoegzaamen toevoer van Negers uit Africa te krygen, om eenige aanmerklyke hoeveelheid Zuiker te kweeken. Deeze ongelegenheden deeden hun een' fmokkelhandel met de Hollanders beginnen; welke eindelyk hunne omftandigheden verbeterde , hun in getal deedt aangroeijen, en een groot gedeelte des Lands bewoonen; in zo verre, dat, toen in het jaar 1762 de fortuin des oorlogs de Engelfchen meester maakte van dit en de overige Franfche Charaïbifche Eilanden; Grenada en de Grenadifche ftreeken jaarlyksch gezegd wierden op te leveren, aan ruwe en muscovado Zuiker, omtrent eene hoeveelheid van 11,000 oxhoofden, Muscodavo van 15 cwt elk, en omtrent 27,000 lbs. Indigo. Grenada met zyne onderhoorigheden, in February van 1762 by verdrag overgegaan zynde, wierdt volkomen aan Groot-Brittanje afgedaan, door het Vredesverdrag te Parys op den iodeu February 1763; wordende St. Lucia ten zelfden tyde aan der Fran'  DER WEST-INDIEN. 123 Franfchen te rug gegeeven. De Hoofdbepaalingen ten voordeele van deszelfs inwooners zo wel by het Verdrag, als by de Artikels der Overgave, waren deeze: i. dat, als zy door de overgave, onderdaanen van Groot-Brittanje wierden, zy hunne eigendommen en voorrechten zouden behouden, en belastingen betaalen, op dezelfde wys9 als de overige van zyner Majefteits onderdaanen , van de andere Lywaardfche Engelfche Eilanden. 2. Ten opzigte van den Godsdienst, wierden zy op den zelfden voet gefield met de inwooners van Canada, naamelyk hun wierdt vryheid gegeeven om denzelven te oefenen, volgens de Roomfche Kerkgebruiken, in zo verre als de wetten van Groot - Brittanje dit toelieten. 3. De zodanigen der Inwooners van Grenada, als het Eiland verkoozen te verlaaten, zouden daartoe vryheid hebben, en achttien maanden zouden hun worden gelaaten, om over hunne bezittingen te befchikken. Het Eiland met zyne onderhoorigheden, dus eene Engelfche Volkplanting geworden zynde, was het een der eerfte maatregels van het Gouvernement, een afkondiging te doen onder het groot zegel,gedagtekend den in. SOEK. II. HOOFDST».  III. BOEK II. HOOFDST, 3-24 GESCHIEDENIS den 7<3en O&ober 1763, waarin onder an1 deren verklaard werd: „ dat alle perfoonen „ woonende op, of behoorende tot het eiland „ Grenada, ftaat konden maaken opdeKo„ ninglyke Befchermingtenopzigtevan het „ genot van de wetten van Engeland, met „ het recht van zich op de raad des Ko„ nings te beroepen, zo volkomen als de „ inwooners van de andere Engelfche Volk„ plantingen in America, onder 'sKonings „ onmiddelyk bewind." - En dus gaat die afkondiging voort; „ dat de Koning „ by open brieven onder het groot zegel „ uitdrukkelyk magt, en gezag aan den „ Gouverneur gegeeven heeft, om, zo „ ras het de ftaat en omftandigheden van „ de Volkplanting zouden toelaaten, met „ advys en toeftemraing van den raad, en „ de Vertegenwoordigers van het Volk, te „ maaken vast te ftellen en te bepaalen wet„ ten,ftatuten en ordinantiën voor een goed „ Gouvernement, zo na overeenkomende „ als mogelyk met de Wetten van Enge„ land, en onder zulke regelingen en be„ paalingen, als in andere Engelfche Volk„ plantingen in gebruik waren." Deeze afkondiging wierdt door eene au- dc-  DER W E S T-I N D I E N. IS5 dere gevolgd, gedagtekend den oóiten Maart 1764, (trekkende om op zekere voorwaarden kooplieden derwaards uit te noodigen. De voor dit Eiland gefcbikte Gouverneur was de Generaal Melville, wiens lastbrief egter van geen vroeger dagtekening is dan van 9 April 1764; en de Raadsvergadering die hy by een riep, kwam eerst in 1765 t'zamen, vóór welke de Britfche Inwooners onwederftaanbaar opgeroepen wierden tot de behandeling van het groot Conftitutioneel verfchilftuk; waarvan het nu voegzaam zyn zal eenig verflag te geeven. Het verfchil ontftondt uit het bericht, dat de Kroon zich, door de bewoordingen van het verdrag by de overgave gerechtigd rekenende, tot de heffing van 4^ ten honderd, op alle voortbrengfels uitgevoerd wordende uit de nieuwlings afgeftaane eilanden, gelyk te Barbados enz. betaald wierdt, opene brieven op den 2often July 1764 hadt afgevaardigd, beveelende en gelastende , uit kragt van dit Koninglyke voorrecht, dat van den 29ften September eerstkomende ingefloten, en vervolgens zulk eene tol of impost in fpecie zou geheven worden op Grenada; in plaats van alle de III. 3 O EK. II. HOOFDST.'  I2Ö GESCHIEDENIS III. BOEK. II. HOOFDST. de tollen en belastingen voortyds aan dert Franfchen Koning betaald. In de gefchiedenis van Barbados hebben wy gezien, op welk eene wyze de inwooners van dat eiland onderworpen wierden aan de bewuste belasting, en tot welke oogmerken dat geld uitdrukkelyk betaald wierdt; maar, hoe onverfchoonbaar de middelen waren, naardien die belasting oorfpronglyk in Barbados geheven wierdt,de vergunning was, in het voorkomen, de vergunning van het Volk zelfs, door hunne Vertegenwoordigers in hunne wetgeevende hoedanigheid. Zelfs Karei de II., onder wiens regeering deeze gifte gefchiedde, fchoon een roofzuchtig en beginzelloos Monarch, maakte geen openbaaren eisch op het recht van belastingen te leggen, door zyn eigen gezag, op eene Volkplanting, die zelf een vergadering hadt, ten dien einde ingelicht. De Koning was genoeg in ftaat om de Leden, welken die Vergadering uitmaakten, bevreesd te maaken of om te koopen, maar hy liet hun ten minften de form en gedaante van een vry Gouvernement. Ter verdeediging van den tegenwoordige!! maatregel, wierdt aangevoerd, dat Grenada, een  DER W E S T-I N D I E N. 12? een overwonnen Land zynde, de Koning bekleed was met magt, om de inwooners onder die gedaante van Gouvernement te brengen, als hy best zoude oordeelen, dat hy hun die termen van verdrag kon vergunnen, en met hun die Artikelen van vrede kon fluiten, als hy meest geraden oordeelde ; en verder, dat de verzekering aan de Inwooners van Grenada, in de Artikelen van het verdrag, dat zy hunne eigendommen en voorrechten zouden genieten, op gelyke wyze als de andere onderdaanen van zyne Majefteit op de Britfche Lywaardfche Eilanden, noodzaakelyk infloot, dat zy verbonden waren zich te onderwerpen aan dezelfde gevolgen van onderdaanen te zyn, als waar aan de inwooners dier eilanden onderworpen waren, waarvan een was de betaaling der bewuste belasting. Men zeide dat dus het eifchen van deeze belasting zeer ordenlyk, billyk en ftaatkundig was, want dat het niet anders was, dan Grenada, ten opzigte van de belastingen,opgelykenvoet te ftellen, met de alle de Engelfche Lywaardfche Eilanden. Zo Grenada meer betaalde , het was tot zyn nadeel; zo minder het lil. BOEK. II. HOOFDST.  128 GESCHIEDENIS III. BOEK II. HOOFDST. het was ten nadeele der overige Lywaardfche Eilanden. Aan de andere zyde wierdt beweerd, dat de opene brieven kragteloos waren,in twee punt n. Het eerfte was, dat fchoon zy gegeeven waren voor den 7den October 1763, de Koning zulk eene wetgevende magt over een overwonnen Land niet kon uitoefenen. Het tweede punt was, dat, fchoon de Koning genoegzaam magt en gezag hadt op den 7den October 1763, om zulk eene wetgeevende daad te doen, hy zich van zulk een gezag ontdaan hadt,voor de Opene brieven van den 2ofte»July 1764.rt De Kroon egter by haaren eisch volhardende, en de inwooners in hunne tegenkanting, hing de uitflag aan de bewysredenen, die ik heb aangeroerd; en het verfchil wierdt eindelyk gebragt tot eene plegtige beoordeeling van de rechters van het Hof der Koninglyke Rechtbank in Engeland (£). Deeze zaak wierdt breedvoerig behandeld in Westminfterhall, op vier onderfcheide tyden; en in het jaar 1774, op Sint Mi- chiels (ZO Dit geval is in het breede verhaald in Cowpers Reports.  SER W E S T-I N D I E N. I2£ chiels termyn, deedt de Lord Opperrichter Mansfield uitfpraak, ten nadeele van de kroon.1 Het gevolg was, dat de bewuste belasting afgefchaft wierdt, niet alleen op Grenada, maar ook de afgeftaane Eilanden, Dominica, St. Vincent en Tobago. Men mag met reden onderftellen, dat de Inwooners van alle deeze eilanden genoeg, zaame reden hadden, om zich te verheugen over eene uitfpraak zo gunftig voor hunne belangen; maar de omftandigheden, op welke de beflisfing gegrond was, en de redenen van weetenfchap, tevens aan den dag gelegd, wierden het onderwerp van veel bedenkelykheid; en in de daad (zo ik myn eigen gevoelen in zulk een geval mag te berde brengen) zy fchynen my van eene gevaarlyke, en inconftitutioneele ftrekking. De edele en achtbaare rechter, die het goedachten van het Hof aankondigde, grondde zyne beflisfing alleen op de omftandigheid, dat de afkondigingen van October 1763 en Maart 1764 van eene vroegere dagtekening waren, dan de opene brieven;uit aanmerking, dat de Koning zich van de uitoefening van de wetgeevende magt over Grenada hadt uitgeflooten, eer de opene I brie- lil. SOEK. II. JOOFDST»  II. BOEK. II. HOOFDST. I30 GESCHIEDENIS brieven waren afgekondigd. „ Door onoplettenheid, zegt hy, van 'sKonings dienaaren, in het omkeeren van de order, waarin de ftukken zouden gemaakt zyn, was de laatfte Aéte ftrydig met, en eene fchending van de eerfte, en daarom van geene waarde." Maar, fchoon de edele Lord het louter wetgeleerd vraagftuk tot eenen zeer kleinen omtrek brengt, oordeelt hy het, ten zelfden tyde, noodzaakelyk in een wyd en uitgeftrekt veld van onderzoek te treeden, ter onderfteuning van de Koninglyke magt, ten opzigte van overwonnen Landen; beweerende; „ dat het aan den Koning ftaat in een verdrag van overgaaf te treeden, ja dan neen; — zo hy het weigert, en alle de inwooners over den kling doet fpringen, of op eene andere wyze uitroeit, behooren alle de landen aan hem. Zo hy de inwooners onder zyne befcherming neemt, en hen hun eigendom vergunt, heeft hy het vermogen zulke bepaalingen en voorwaarden vast te ftellen, als hem eigenaartig toefchynen. Hy mag (zegt de edele Lord) het overwonnen Land te rug geeven, of behouden, op zodanige wyze als hem behaagt, en een gedeelte of het geheel van de wet of ftaatkun- dige  DES. W E S T-I N D II N, I3I dige gedaante van Beduur veranderen, zo als hem best dunkt. Ter beantwoording van eene aanmerking, dat geen vonnis van dien, aart was aangevoerd, verklaarde de edele Lord, dat men zich daarover niet behoefde te verwonderen „ in zo verre, als 'ernooit te vooren eenig gefchil gevallen was, ten dien aanziene, of de Koning het recht van wetgeevende magt over een overwonnen land hadt; en hy haalde het gevoelen aan van de Advocaaten van de Kroon, met opzigte tot Jamaica, in het jaar 1722. De Vergadering van dat eiland hardnekkig weigerachtig zynde, wierdt aan Sir Philip Yorke en Sir Clement wettig opgedraagen , om te beflisfen: ,, wat gedaan kon worden, zo de Vergadering hardnekkiglyk alle gewoone onderftanden bleef weigeren." Zy berichten hier op, dat, „ zo Jamaica nog moest aangemerkt worden, als een overwonnen eiland, de Koning recht hadt om de inwooners fchattingen op te leggen; maar zo het befchouwd moest worden in het zelfde licht, als de andere Volkplantingen, op de inwooners geene lasten konden gelegd worden, dan door eene vergadering van het eiland, of door een A&t van het Parlement" I 2 Het lil. 1 O E K. II. lOorniT..  1^2 GESCHIEDENIS III. BOEK, II. HOOFDST. Het is onmoogelyk, denk ik, door dit en andere deelen van het betoog van den geleerden rechter heen , geene zekere maate van partydigheid op te merken, ontftaande uit de ongelukkige verfchillen, die, omtrent dien tyd, in eenen burgeroorlog tusfchen Groot-Brittanje en zyne Volkplantingen uitbraken, in welks voortzetting, men gelooft, dat deeze edele perfoon zich, als een werkzaam partyganger, onderfcheidde, en als een fterk voorftander van de onvoorwaardelykeoppermagtvanhet moederland. Anderszins kon men my befchuldigen van groote trotschheid , als van zulk een gewigtig gezag willende ver. fchillen; maar zeker zal het my geoorloofd zyn, de leer by die gelegenheid ftaande gehouden door het getuigenis van die gevallen , welke de edele Lord zelfs heeft aangevoerd ter onderfteuning van zyn gevoelen, te onderzoeken. By zulk eene nafpooring kunnen eenvoudig bewys en gezond verftand de kunstgreepen van rechtsgeleerde geileepenheid en het gebrek van geleerdheid vergoeden. De voornaamfte gevallen, door den geleerden rechter aangevoerd, waren die van Ier-  DER W E S T-I N D I E N. 133 Ierland, Wales, Berwick en Nieuw York; op alle welke plaatzen het zeker was, dat1 de Koning , naa dat dezelve overwonnen Landen waren, op zyn eige gezag, de magt van wetgeeving hadt uitgeoefend, door eene verandering van hunne voorige wetten in te voeren, en een nieuw ftelfel van Regeering over de Inwooners te bepaalen. „ Niemand (zegt zyn' Lordfchap in het geval van Ierland) zeide ooit, dat de verandering in de Wetten van dat land door het Parlement van Engeland gemaakt was; niemand zeide ooit, dat de kroon dit niec kon doen." Met den grootften eerbied voor de gevoelens van' dien grooten en verlichten rechtsgeleerden, vermeet ik my egter te denken, dat de vraag niet eenvoudig is, of de kroon alleen of het Parlement van Engeland de betwiste magt bezitten. •— Ik wil zelf toeftaan, dat de tusfchenkomst van het Parlement onnoodzaakelyk was? Nog egter moet het grootfte gedeelte van het Vraagftuk beantwoord worden; te weeten: lot hoe verre mag het Koninglyk voorrecht zich in zulke gevallen uitftrekken ? Meent de edele Rechter te bewyzen, dat de overwinI 3 'ning lil. SOEK. II. IO0FDST.  III. SOEK. II. HOOFDST. 134 GESCHIEDENIS winning alle de rechten van den overwonnenen vernietigt, en dat de Koning hunne Wetten en Regeeringsvorm veranderende, het recht heeft hun niet zuiver de Engelfche Conftitutie voor te fchryven — maar eenige andere regeeringsbeftelling, zo als hem best dunkt? Zo dit de meening was, mag men wel ftaande houden,dat de gevallen,welke zyn Lordfchap ter onderfteuning van zyn bewys aanvoert, zodanig befluit niet wettigen. Het eerfte geval was dat van Ierland. „ De zaak, zegt de edele Lord, blykt duidelyk deeze te zyn, dat Ierland de Wetten van Engeland ontving door de Charters en bevelen van Hendrik de II. Koning John en Hendrik de III." Omtrent Wales, merkt de edele Lord aan „ dat de ftatuten van Wales (12 Edward I.) zeker niets meer zyn,c_nde/cM> hingen gemaakt door den Koning en zynen raad voor het beftuur van Wales, en dat de Koning het befchouwde als een Wingewest.'* Maar laat ons liever zien wat de geleerde Rechter Blackftone daarop zegt. „ Dit Land, merkt hy aan , toen geheel weder gehegt zynde (door een foort van feodale we-  DER WEST-INDIEN. 135 weder aanneeming) aan het bewind van de kroon van Engeland, of zo als de ftatuut van Rutland het uitdrukt, terra Wallice cum incolis fuis, prins regi jure feodali fuhjeSta, (waarvan de hulde een bewys was) jam in proprietatis dominium totaliter et cum integritate converfa ejl, et eoronae regni Angliae tanquam pars corporis ejufdem annexa et unita. Maar de voldingende uitfpraak hunner onaf hanglykheid is gegeeven in de 27 ftatuut van Hendrik de VIII. c. 26, die ten gelyken tyde hunnen burgerlykenvoorfpoed ten fterkften bevorderde, door hun geheel te doen deelen in de wetten van de Engelfche onderdaanen. Dus wierdt dit biaave volk trapswyze als overwonnen tot het genot van de waare vryheid; zynde ongevoelig op den zelfden voet gebragt, en medeburgers gemaakt van hunne overwinnaaren. Een ander geval was dat van Berwick, dat, zegt de edele Lord „ naa deszelfs bemagtiging door charters van de kroon beftuurd wierdt, zonder de tusfchenkomst van het Parlement, tot de regeering van Jacobus de I." De edele Rechter zou dit geval beter bepaald hebben, zo hy gezegd hadt, dat Edward de I., op verzoek der I 4 in- IIL IOCE. LI. HOOFDST.  I36 GESCHIEDENIS III. BOEK IX. HOOFDST. imvoonderen, hen in het genot van hunne oude wetten bevestigd hadt; doch „ dat zyn Conftitutie op eenen Engelfchen voet *ebragt was door een charter van Koning Jacobus." Dit zyn de eige woorden van Blackftone. Het geval vervolgens aangevoerd door den edelen rechter was dat van Niew York, dat op de Hollanders bemagtigd wierdt in het jaar 1664, en gelyk Walles in het bezit bleef van de meesten zyner voorige ingezetenen. „ Koning Karei de II, (zegt de Rechter) veranderde de gedaante van hun Conftitutie en Staatkundig beftuur, door het aan den Hertog van York te fchenken, als een leengoed van de kroon, onder alle de bepaalingen in de opene brieven vervat?" Zo verre is het waar; maar wat volgt? De Hertog van York (naderhand Jacobus de II.) was een man wiens beginfels in den hoogften trap ftrydig waren, met en vyandig tegen die van de Engelfche Conftitutie. Diensvolgens poogde hy eerst een ftelfel weinig overeenkomftig met de Britfche vryheid in te voeren in een pas verkreegen land, maar hy vondt zich bedroogen en te leur gefteld. Hy wierdt genoodzaakt, zeker te-  DER. WEST.INDIEN. I37 tegen zyn eigen genoegen, het volk te vergunnen hunne afgevaardigden te verkiezen, om hun in de Wetgeeving te vertegenwoordigen; en deeze afgevaardigden ftemden daadelyk: „ dat alle de bevelen, die door den Gouverneur en den Raad gegeeven waren, voor het volk tot de keuze derwetgeevende Magt was toegelaaten, zonder kragt waren, om dat zy gemaakt waren op eene wyze, ftrydig met de Conflitutie van Engeland. Uit dit verhaal denk ik dat het duidelyk blykt, dat de edele en geleerde Rechter zich vergist in het punt van verfchil; of liever dat hy twee dingen onder elkander verwart, die geheel ftrydig en tegen elkander inloopende zyn; want hy fchynt het Koninglyk voorrecht aangemerkt te hebben, als te beftaan in zyne nieuw verkreegen onderdaanen in de regeeringen van de Engelfche Conflitutie te doen deelen , als opweegende tegen het recht om hun door zodanig Conftitutie of Regeeringsbewindtedoenbeftuuren, als hem behaagt; of door geheel geen. Het fchynt dan, dat, zode aangevoerde gevallen iets bewyzen, zy alleen bewyzen, dat de kroon noch voorgefchreeven heeft, I 5 noch lil. BOEK. II. HOOFDST.  RL BOEK. II. J1O0FDST. (f) Mr. Eftwick. Ï38 GESCHIEDENIS noch voorfchryven kan eenigen vorm van beltuur, onbeftaanbaar met de beginfels der Engelfche Conftitutie aan geene Volkplanting of eenig Land hoe genaamd, 'tzy dan door overwinning, of door bevolking verkreegen; en het ontbreekt niet aan goed gezag om deeze leer te onderfchraagen. „ De Koning van Groot Brittanje, (zegt een uitmuntend fchryver (t),) fchoon aan het hoofd van eenen vryen ftaat, mag, door zyn eigen recht, andere ftaaten bezitten onder een gedaante van beftuur, dat niet vry is; zo als hy, by voorbeeld, de Landen van het Keurvorstendom Hannover bezit. Hy mag zelfs als Koning van Groot Brittanje, uit kragt van zyn voorrecht, en als de opperfte van het bewind een overwonnen Staat (zo lang dezelve zodanig is) onder den vorm van een beftuur houden, dat niet vry is; dat is onder krygswetten ; maar, op het oogenblik, dat zulk een overwonnen Staat, door verdrag van vrede of anderfins aan de kroon van Groot Brittanje is overgegaan; op dat oogenblik deelt het in den geest der Conftitutie, het wordt gena-  DER WEST-INDIEN. 139 naturalizeerd: Het is gelyk gemaakt in het ftuk van beftuur —- is beftuurbaar en moet beftuurd worden, door en onder alle die magten, waarmede het beftuurend vermogen van Koning Lords en Gemeente door de Conftitutie bekleed is, maar het is niet beftuurbaar, of kan niet beftuurd worden door eenig gezag, dat het beftuur van Koning, Lords en Gemeente niet bezit uit kragte van de Conftitutie; als by voorbeeld : Het kan niet beftuurd worden volgends de beginfelen der flaaverny; om dat de beftuurende magt van Koning, Lords en Gemeente door de Conftitutie bepaald is te regeeren, volgens de beginfels der Vryheid." 't Is zeker een verkeerd en gedrochtelykvoorftel by het eerfte inzien, te zeggen , dat een bepaald Monarch , in een vryen Staat, eenig gedeelte van de bezittingen van zulk eenen ftaat op een willekeurige en eenhoofdige manier mag beftuuren. Een deel van zodanig beftuurde onderdaanen zou, zo het talryk genoeg ware, gefchikte werktuigen zyn, om de overige tot flaaven te maaken. De verftandige Leezer zal het groot belang van dit verfchil bezeffen, zo wel voor dee- in. 3 O E K. II. HOOFDST.  III. BOEK II. HOOFDST. I40 GESCHIEDENIS deezen tegenwoordigen tyd, als voor het nageflacht; en bevatten, hoe zeer de dierbaarfte belangen van menfchen, die, inde lotwisfelingen der oorlogen, hier naa onder het Engelsch beheer vallen, in dit onderzoek misfchien begreepen zyn. Voor zodanige Leezers zal geen verdeediging noodzaakelyk zyn wegens het verflag, hetgeen ik van mynen pligt achtte te geeven, uit hoofde van de groote Conftitutioneele aangelegenheid van dat onderwerp. — Ik keer nu weder tot de Lotgevallen deezer Volkplanting. Ik heb verhaald, dat de eerfte Vergadering in 1765 byéénkwam. Ten dien tyde beriep zich geen der franfche Catholyke Inwooners op het recht, ja gaf zelfs geen blyken van verlangen om leden, het zy van den Raad, het zy der Vergadering te worden : maar in het jaar 1768 ontving de Gouverneur bevelen van de kroon, om twee van hun in den Raad toe te laaten en anderen te verklaaren, als verkiesbaar in de Vergadering, mits afleggende de eed van getrouwheid aan en erkentenis van de oppermagt. De Gouverneur was ook gelast, de naamen van  DER WEST-INDIEN. 14I van zekere perfconen van deezen ftempel, in hetvredes tracfaat te vervatten. Deeze bevelen, en de maatregelen ingevolge van dezelve genomen, deeden geweldige beweegingen ontftaan , en verfchillen in de Volkplanting plaats grypen, welke, verbitterd door Godsdienflige verdeeldheid, de inwooners tot het tegenwoordig uur blyven gefcheiden houden. Het zou my (een vreemdeling op dat eiland) kwaalyk ftaan, de driften van de eene of andere party te vleijen, en ik zou gereedelyk alle de omftandigheden in de vergeetelheid begraaven, maar het is myn pligt als Gefchiedfchryver, zonder vooröordeelen, zulke byzonderheden te boek te flaan, als, in haare gevolgen den algemeenen welvaart van de Volkplantingen mogen betreffen, op dat de dwaalingen van den eenen tyd tot lesfen aan den volgenden mogen dienen. De tegenkanting, die door de Engelfche inwooners gedaan wierdt tegen het bevel, om eenige der Roomsch Catholyke perfoo. nen, die by verdrag overgegaan zyn, zitting te verleenen in de Wetgeeving, ontftondt oorfpronglyk uiteen denkbeeld, zo ik geloof, dat de Koninglyke bevelen regel recht IISI. r. o e k. ii. HOOFDST.  142 GES CHlEDÊNlS til. BOEK. II. HOOFDST. recht de Test-Acte van Karei de II. fchon-» den, die eischt „ dat alle perfoonen, in eenige plaats van vertrouwen of eenig bewind gefield, by de eeden van getrouwheid en erkentenis der oppermagt, eene verklaaring zal ondertekenen tegen de leer der Transfubflantiarie in het facrament van het Avondmaal." Door 'sKonings bevelen, boven gemeld, wierden zyne Roomsch Catholyke onderdaanen van Grenada verkiesbaar verklaard, zonder deeze verklaaring te onderfchryven. Edele en verlichte verflanden kunnen te« genwoordig niet gemakkelyk inflemmen met de leer, dat eene verkleefdheid aan loutere befpiegelende begrippen , in het ftuk van geloof, eenig getrouw onderdaan behoort te berooven van den dienst van zyn land, (anderzins daartoe rechthebbende) of uit te fluiten van het genot van die eere en onderfcheidingen, welker uitdeeling de vryheid der wetten aan den Souverain heeft toegekend: Veel minder zal men zulk een man aanmerken, als dat vertrouwen onwaardig, het geene zyne nabuuren en medeburgers, die best bekend zyn met zyne beginfelen en deugden, 'en fchoon  DER W E S T-I N D I E N. Ï43 fchoon zy van andere gezindheden zyn, noodzaaklyk oordeelen in hem te moeten ftellen. Tevens moet men bekennen, dat de verfche, en toen nog hangende eisch van de kroon, om fchattingen op Grenada te heffen, op haar eigen gezag, de inwooners juist de gelegenheid gaf om aan te merken , dat zo de Koninglyke bevelen in het tegenwoordig geval gegrond waren, zy zulks ook waren, op dat van eene wetgeevende magt, die hun eigen Vergadering der Volkplanting onderst boven keerde. Aan den anderen kant wierdt aangevoerd, wat men nooit bedoeld hadt de Test-Acte uit te ftrekken tot de Engelfche Volkplan. tingen; dat deeze zich, beide naar den letter en naar den geest, moest bepaalen, by het koningryk van Engeland en de ftad Berwick; en fchoon het waar was, dat het gebruik van de hoven van Grenada was, de Wetten van Engeland te omhelzen, wierdt egter beweerd, dat de aanneeming zich alleen tot zulke Engelfche Wetten kon uitftrekken, als toepasfelyk waren op den byzonderen toeftand der Volkplanting. Men drong aan, dat de bewuste Acte zyn oorfprong ontleende in eenen tyd van Gods- dien- iir. BOEK. II. HOOFDST.  III. Doei; XI. «oorusT 144 GESCHIEDENIS dienftige raazerny, en dweepachtige woede. ' Het gezag der gefchiedenis wierdt bygebragt, om aan te toonen, dat dezelve bizonder ingevoerd was door eenen enkelen onwaardigen,uit vyandfehap tegen den Hertog van York, die ingevolge daarvan, van het groote ampt van Lord Opper-Admiraal moest afzien. Een wet van dusdanigen grondflag, en, zo ingevoerd, behoorde in ftede van aangemerkt te worden, als toepasfelyk op de omftandigheden van een nieuwe en nog kindfche Volkplanting, liever uit het wetboek van Engeland uitgefchrapt te worden. Ik durf niet te zeggen, welken invloed deeze of andere bedenkingen op hetBritsch Ministerie gehad hebben, 't Is zeker, dat de Koning weigerde zyne bevelen te herroepen; doch de driftigfte der Proteftantfche Leden der Vergadering weigerende zich daar aan te gedraagen, kon 'er maar zelden een byéénkomst gehouden worden. De openbaare inrichtingen geraakten wel ras in de grootfte verwarring— en in deezen ftaat van partyfehap en beroering bleef het eiland, tot dat het in het jaar 1779 door de Franfchen hernomen wierdt. By  DER WEST-INDIEN. 145 By deezen gelegenheid wierden 'er zaaken te laste gelegd aan de Franfche Inwooners, die ik niet wil herhaalen, om dat ik geen grond heb om dezelve by te brengen, dan de wederzydfche verwytingen en befclmldigingen van wederzyde. De klagten in de daad, die aan de zyde van de Franfchen luidruchtig aangeheven wierden over het misbruiken van hunnen dierbaarfte rechten door eene bovendryvende party, fchynen mede te brengen, dat zy eer op eene rechtvaardiging dan op eene ontkenning hunne rekening maaken. Het Franfche Ministerie egter hadt geene andere aanmoediging noodig, om dateiland aan te vallen , dan de verdediginglooze ftaat, waarin alle de Britfche Vastigheden in de West-Indiën blykbaar ten dien tyde gelaaten waren. De hoopelooze en verwoestende oorlog van Noord-America, hadt alle de kragten hulpmiddelen en vermogens, als in zynen draaikolk, verzwolgen. Reeds waren Dominica en St. Vincent flachtoffers van die ongelukkige twist geworden; wanneer het aan Grenada te beurt viel, in het algemeen ongeluk te deelen. Op den «*> ju]y 1??9 vertoonde z[ch K een Ut BOEK. II. HOOFDST»  I46 GESCHIEDENIS III. b-0 e k. ii. hoofdst. een Franfche krygsmagt, beftaande uit 25 liniefchepen, 10 fregatten, en 5,000 man troepen, onder 't bevel van den Graaf d'Eftaing, voor de haven van de ftad St. George: de geheele magt van het eiland beftondt uit 90 man van het 4811e Regiment, 300 gewapende mannen van het eiland en 150 matroozen van de koopvaardyfchepen; en deszelfs 'vestingwerken beftonden hoofdzaakelyk in een fchans, die in alleryl was opgeworpen, rondsom den top van den berg Hospital. Deezen fchans floot de Graaf d'Eftaing den volgenden dag in, aan het hoofd van 3,000 man zyner beste troepen, die hy in drie colonnen aanvoerde, en naa een hevig gevecht brak hy door de liniën» Nimmer boodt zo klein een getal van manfchap edeler wederftand tegen zulk een ongelyk getal. De Gouverneur (Lord Macartny) en de overblyffels van zyn kleine bezetting namen de wyk na het oude fort aan den mond der haven; dat egter geheel onhoudbaar was, daar het beftreeken wierdt door de battery van den berg Hospital, waarvan nu de kanonnen, die ongelukkig meest allen onvernageld agter gelaaten waren, tegen hun gekeerd werden. By den  DÉR. WÉST-INDIEN. 14? den dageraad lieten de Franfchen een battery Van twee vier- en twintig ponders op de : wallen van het oude fort fpeelen. In dee- J zen toeftand hadden de Gouverneur en inwooners geen toevlucht, dan de hoop om gunftige voorwaarden van verdrag te maaken ; en hierin vonden zy zich te leur gefteld. Hunne voorftellen wierden op eene fmaadelyke wyze verworpen, en zulke harde en buitenfpoorige voorwaarden aangeboden, en daarop door den Graaf d'Eftaing aangedrongen, dat 'er geen middel wierdt overgelaaten, tusfehen de opoffering vart eer, of eene overgaaf zonder voorwaarde. Zy verkoozen de laatfte —. en men moet bekennen, dat de befcherming die aan de hulpelooze inwooners der ftad en hunne eigendommen verleend wierdt, niet alleen hangende de onderhandeling, maar ook naa de overgave van het eiland op genade, de krygstugt zo wel als de menschlievendheid de grootfte eer aandoen. Befcherming en fauveguardes wierden op elk verzoek verleend, en dus een ftad voor plundering bewaard , die volgens de ftrengfte krygswetten overgegeeven hadt kunnen worden, tot een prooi aan den verbitterden foldaat. Ka 't fa til, J O E Ki II. I00PDST«  148 GESCHIEDENIS III. BOEK II. HOOFDST. 't Is te bejammeren , dat het volgend ' gedrag van het Fransch Gouvernement van Grenada jegens zyne nieuwe onderdaanen niet even edelmoedig was. Door een bevel van den Graaf de Durat, de nieuwe Gouverneur , wierden zy op ftraf van militaire Executie en verbeurdverklaaring van goederen verboden, middelyk of onmiddelyk ■> fchulden te betaalen aan Britfche onderdaanen in eenige Britfche Bezittingen; en door een ander bevelfchrift ftrekte zich dat verbod tot de fchulden aan de Onderdaanen van de Veréénigde Nederlanden, die onder de guarantie van eenige Engelfche onderdaanen zich bevonden. De Graaf d'Eftaing hadt bedingen van gelyken aart, in den vorm van een overgaafverdrag, dat hy aan de bezetting hadt aangeboden, ingelascht — en het waren deeze, die de Engelfche inwooners deeden befluiten, met eene eerlyke verontwaardiging, de gevolgen van eene overgaaf zonder voorwaarde af te wachten, liever dan zich aan dezelve te onderwerpen. Met die deugd en oprechtheid , die wy hoopen dat altyd het Engelsen Character zal onderfcheiden, achtten zy geen opoffering zo groot, als de fchen-  DER W E S T-I N D I E N. I49 fchending van die goede trouw, die in hun gefield wierdt, door hunne Vrienden en' crediteuren in Europa. Maar de bevelen gingen nog verder. Door de fchikkingen, die zy maakten, moesten alle goederen, behoorende aan afweezige Engelfchen in handen van zekere perfoonen gefield worden, door den Gouverneur benoemd en Cotifervators (bewaarders) geheeten; en de opbrengst der goederen moest in de openbaare fchatkist komen. Dus wierdt plunderingdoor gezag bekragtigd , en de afwezige Eigenaars waren niet alleen de flachtoffers. De fchandelyke ligtvaardigheid, waarmede ieder Franfche eifcher in bezit van goederen gefield wierdt, waarop men maar de minlle aanfpraak kon maaken, gaf den overgebleeven planters reden om te vreezen, dat de eenige toegeevelykheid, die zy te verwachten hadden, die zou zyn, welke Polyphemus aan Ulysfes beloofde, naamelyk van de laatfte te zullen opgegeeten worden. De meeste der onrechtvaardige vorderingen , en verfcheide daaden van perfoonlyke onderdrukking, den overwonnen inwooners van Grenada aangedaan, wierden toegefchreeven aan den te grooten invloed, die K 3 hun- nr. I O E E. II. 10OFDST.  III. BOEK, II. IIQOFDST. 150 GESCHIEDENIS hunne geweezen medeonderdaanen en na-? buuren, de franfche planters, op den Gouverneur hadden; en 't is ligter reden van hun gedrag te geeven, dan hetzelve te rechtvaardigen. Tot eer der Franfche Natie moet egter gezegd worden, dat deeze ondeugende vorderingen niet zo ras aan het Franfche Hof bekend waren geworden, of zy wierden afgekeurd. De magt der Confervators wierdt afgefchaft — en bevolen, dat de goederen der afwezige eigenaars zouden worden te rug gegeeven. Ook wierdt een algemeene vergoeding; aan alle de overgebleeven planters, die onwettig van hunne goederen beroofd waren, gegeeven , door hun te laaten appelleeren op het hoogfte Gerichtshof. Doch het was niet lang voor dat het eiland zelf weder in de magt der Engelfche kwam. Grenada en de Grenadinen werden met alle de andere genomen West-Indifche Eilanden (Tobago uitgezonderd) by denalge^ meenen vrede in January 1783 aan GrootBrittanje te rug gefchonken; een vrede, waar over, hoe ook deszelfs algemeene verdienften mogen zyn, de Engelfche Zui, kerplanters (uitgezonderd die misfehienvan het;  DER WEST-INDIEN. I$I het afgeftaane eiland) dankbaar en welvoldaan mogen zyn. Het was in de daad 1 te wenfchen geweest voor hun, die de, tegenwoordige rust en het toekomend geluk van het menschdom ter harte gaat, dat, ten zelfde tyde , eenige heilzaame fchikkingen beraamd waren geworden , om de herleeving van die ongelukkige Volksverbittering onder de blanke inwooners van Grenada te voorkomen , waarvan ik zo breed gefproken heb; en welke het my leed doet, dat met dubbele kragt en verzwaarde hevigheid by de te ruggave van het eiland vernieuwd is. Het is egter myn oogmerk niet in eenig verder ver-* haal omtrent dit onderwerp te treeden. Als een vriend van de belangen der menschlykheid, onaf hangelyk van Godsdienftige begrippen , en geboorteplaats, zal ik juichen, zo 'er middelen kunnen gevonden worden, om deeze kleine maatfchappy dien vrede, dat vertrouwen en die eensgezindheid te hergeeven, zonder welke deszelfs inwooners een bedorven volk en de prooi van den eerften aanvaller moeten zyn. Dus,zo ik denk,genoeg van degefchieden ftaatkundige - belangen deezcr hoog K 4 fchat- III. i O E K. II. [OOFDST.  lil. Boek II. h00fd3t. 152 GESCHIEDENIS fchatbaare Volkplanting gehandeld hebbende, zal ik belluiten met een kort tafreel van deszelfs tegenwoordigen ftaat, met opzigt tot de grond, bevolking, voortbrengfels, en uitvoer; vooraf aanmerkende, dat veele van die kleine eilanden, welke Grenadinen genoemd worden, niet langer tot het bewind van Grenada behooren. Door eene fchikking van het Engelsch bewind, die zedert deeze vrede ftand greep, gaat een linie in eene Oostelyke en Westelyke richting tusfchen Cariacou en de het Union eiland, het eerfte deezer en eenige kleiner eilanden ten zuiden van hetzelve , zyn allen die nu begrepen zyn in het Gouvernement van Grenada; het Union eiland, en de kleine eilanden daar by behoorende ten noorden zyn aan het Gouvernement van St. Vincent verknocht. Grenada bevat omtrent 80,000 acres land, waarvan niet minder, dan 72,141 belastingen betaalden in het jaar 1776, en daarom gefchikt geoordeeld mogen worden voor den Landbouw, egter de hoeveelheid, die tegenwoordig bebouwd wordt, beloopt niet boven de 50,000 acres. De oppervlakte van het land is bergachtig, maar geen.  DEP. W E S T-I N D I E N. 153 geenfins ongenaakbaar in eenig gedeelte,en het vloeit over van bronnen en ftroomen. Ten noorden en oosten is de grond fteengruis, dezelfde of byna dezelfde, als waarvan melding gemaakt is in de Gefchiedenis van Jamaica. Aan de westzyde is een groote zwarte aarde of geele klei. Ten zuiden is het Land algemeen arm en van eene roodachtige kleur, en dezelve ftrekt zich uit over een aanzienlyk gedeelte van het binnenfte deel des Lands. Over het geheel egter blykt Grenada in een hoogen trap vrugtbaar te zyn, en in verfcheidenheid, zo wel als uitfteekenheid van zyne waaren, fchynt het gelyk te ftaan met alle andere vruchtbaarheid onder de Keerkring. De Uitvoer van het jaar 1776, van Grenada en deszelfs onderhoorigheden, beftondt in 14,012,157 lbs. Muscavado en 9,273,607 lbs. ruwe Suiker; 818,7000 gallons Rum; 1,827,166 lbs. Koffy, 457,79 lbs. Cacao, 91,943 lbs. Catoen, 27,638 lbs. Indigo, en eenige mindere Artikels, welker geheel, by eene gemaatigde berekening niet minder kon waardig zyn, dan £. 600,000 fterlings, by deszelfs inlaading buiten de vracht, tollen, verzekeringen en andere lasten. K 5 Met IH. ï O E K. II. 100FDST.  III. BOEK, II. B00ID5T. 154 GESCHIEDENIS Het verdient ook gemeld te worden, dat de Zuiker het voortbrengfel alleen was van 106 plantagiën, en datzy bearbeid wierden door 18,293 negers, welke dus meer dan een oxhoofd van Muscadavo Suiker van 16 cwt. als het werk van ieder neger onderpng, in die bezigheid gebruikt, opleverde, een verbaazende opbrengst, die ik niet geloof, dat door eenig ander eiland in de West-Indiën, St. Christoffel uitgezonderd, opgebragt wierdt. — De uitvoer van 1787 zal hier agter gegeeven worden. Men zal bevinden, dat die, uitgezonderd een of twee artikels, zeer te kort fchiet by die van 1776 —- een zaak waarvan ik niet volkomen reden geeven kan. Dit eiland is verdeeld in zes Parochiën, St. George, St. David, St. Andrew, St. Patrick, St. Mark en St. John — en zyn Opperonderdeel, Cariacou, vormt een zeventiende parochy. Niet dan naa dat Grenada door den vrede van 1783 weder onder Groot-Brittanje gekomen is, is 'er hier vryheid verleend, om 'er eene Proteftantfche kerk te bouwen. Deeze acte wierdt opgemaakt in het jaar 1784, en vervat in £. 330 fterlings gangbaar geld, en. £. 60 voor  DER W E S T-I N D I E N, I55 voor huishuur jaarlyksch, voor vyf Geestelyken, te weeten een voor de ftad in de parochy van St. George, die voor de andere parochyen van Grenada, en een voor Cariacou. Behalven deeze jaarwedden zyn 'er ftukken lands van waardy, die gebruikt zyn geweest, om de Roomsch Catholyke Geestelykheid te onderfteunen, toen die de heerfchende Godsdienst op Grenada was. Deeze landen wierden, volgens het gevoelen van den Gevolmagtigden en Solliciteur Generaal van Engeland, (waaraan het gefchilftuk op dit punt door de kroon veri weezen was) als publieke Landen aangemerkt, by gelegenheid, dat dit Eiland" weder in Engelfche handen kwam — en ik geloof dat zy in het vervolg door de wetgeevende magt der Volkplanting, met toe-? ftemming der kroon gebruikt zyn, om de Proteftantfche kerk te onderfteunen, met eenige giften daar uit (welker beloop ik niet weet) ter onderfteuning van de toegelaaten Roomfche Geestelykheid der overgebleeven Franfche ingezetenen. De Hoofdftad van Grenada is, door een bev velfchrift van den Gouverneur Melville, korf naa m, BOEK. II. HQDFDST.  156 GESCHIEDENIS III. B O E K. II. IfOOFDST. naa dat het Land door den Franfchen vrede aan Groot • Brittanje was afgeftaan, St. George genoemd geworden. Door dit bevelfchrift wierden Engelfche naamen gegee. ven aan de onderfcheide fteden en parochyen, en 'er wierdt verboden, daar naar hunne Franfche naamen in publieke ftukken te gebruiken. De Franfchen naam der Hoofdftad was Fort Royale. Zy is gelegen in een ruime baai, aan de West- of Lywaardfche zyde van het eiland, niet ver van het Zuideinde, en heeft een der veiligfte en gemaklykfte havens in de Engelfche West-Indiën, zynde dezelve onlangs met zeer veel kosten verfterkt geworden. De andgre fteden in Grenada zyn, om eigenlyk te fpreeken , weinig betekenende dorpen of gehugten, die over 't algemeen gelegen zyn aan de baaien, of fcheepsplaatzen in de verfcheiden buitenparochyën. De grootfte ftad van CariacouheetHillsbourgh. Grenada heeft twee havens met onderfcheide vaste inrichtingen en onderfcheiden tolmeesters, onafhangelyk van elkander,te weeten: een te St. George, de Hoofdftad, sn de andere aan de Grenville baai,een ftad en  ï> E ü W E S T-I N D I E N. i$? eh haven aan de oost- of loefwaardfche zyde van het eiland. De eerfte is door 27 Geo.1 III. c. 27. tot een vrye haven gemaakt. Of het aan de lotgevallen van den oorlog, aan de huislyke verfehillen, of aan de rampen door de hand der Godlyke Voorzienigheid toegezonden, toe te fchryven zy weet ik niet; maar 't is zeker, dat de blanke bevolking van Grenada en de Grenadinen aanmerkelyk is afgenomen, federt dat hun Eilanden eerst in Engelfche handen kwamen. Het getal van blanke inwooners, in het jaar 1771 ftondt bekend iets meer te bedraagen dan zestien honderd; en thans worden zy gerekend niet boven de duizend te beloopen, waarvan twee derde deelen mannen zyn in ftaat om de wapenen te draagen, en in vyf regimenten der krygsmagt ingelyfd, bevattende nog een Compagnie van vrye Zwarten of Mulatten. 'Er zyn ook omtrent 500 man geregelde troepen van Groot-Brittanje, die op de Britfche vastigheid onderhouden worden Qj). De 00 Behalven de geregelde troepen die van Groor, Brittanje ter befcherming van Grenada gezonden wierden,zya 'er in dit Guarniioen drie Compagnièn Ka- III. soek; II. IOOFDST.  ni. Ii O EK. II. KOQFDST. : 1 i 1 4 I t$ G E s c ii i E D È N i 8 De Negerflaaven zyn ook verminderdj Volgens de laatfte lysten, voor dat het eiland in 1779 genomen wierdt, wierden zy op 35,000 begroot, waarvan 'er 500 op Curiacou en de kleine Eilanden waren. In het jaar 1785 bedroegen zy niet meer dan 23,926 in het geheeh De afneeming was gedeeltelyk toe te fchryven aan gebrek van geregelden toevoer onder het Fransch beftuur, en gedeeltelyk aan het getal, voor en naa de vrede door de Franfche inwooners fan het eiland gevoerd. Men moet ook in icht neemen, dat van de Africaanfche Gartiifoenen, te Grenada verkogt, misfchien een derde of een vyfde na de nabuurige Fran-< fche en Spaanfche Volkplantingen is uitge^ yoerd geworden.. Het vrye volk van de kleur, beliep in' 1787, 1,115. Om den tc grooter aanvoer van dit vermengd geflacht te voorkomen is eder vrymaaking, door een boete van dit ei- toninglyke Negers, die van America kwamen, vaar zy in die betrekkingen dienden, als pioniers t 'uurvverkcrs en ligte dragonders. In Grenada maakert :y een compngnie van elk, en werden gecomman* leerd door een Luitenant der Legerbenden met den ang van kapitein.  DER W Ë S T-I N D I E N. Ï59 eiland, bezwaard met een boete van honderd pond courantgeld, te betaalen aan de openbaare fchatkist. Doch die wet heeft noch gewerkt als een opbrengend fonds, noch als een verbod; want zy wierdt gewoonlyk misgegaan , door zulke vryverklaaringen te doen op eenig ander eiland of eenig ander Gouvernement, waar zulk een wet geen plaats heeft. Het getuigen van vrye Lieden van de kleur, 't zy vry gebooren of vry gemaakt, wordt aangenomen in de Gerechtshoven van dit Eiland, wanneer zy genoegzaame blyken van hunne vryheid voor den dag brengen; en zulke vrye lieden worden in crimineele gevallen op dezelfde wyze behandeld, als blanken, zonder onderfcheid van kleur. Zy kunnen dus ook Landeryen en Pagthoeven in zekere maate bezitten en'er vruchtgebruik van trekken , mits zy inboorlingen zyn of zodanigen, die by het verdrag zyn overgegaan en geen vreemdelingen. De Gouverneur is, uit laagte van zyn ampt, Kancellier, Ingenieur en Vice Admiraal , en zit alleen voor in de hoven der Chancellary en ordinaire Juftitie, gelyk op Jamaica. Zyn falaris is £. 3,200 Courantgeld ui, BOEK. II. HOOFDST.  ï6b GESCHIEDENIS Hl. BOEK. II. HOOFDST. geld jaarlyks, dat nog vermeerderd door een hoofdgeld op alle de flaaven; en het is een gebruik op Grenada een falarisbillet te maaken by den komst van eiken nieuwen Gouverneur, om ftaande zyn Gouvernement te duuren. In alle gevallen van afwezigheid boven de twaalf maanden houdt het falaris op, ja loopt 'er geheel mede af. De Raad van Grenada beftaat uit twaalf Leden, en de Vergadering uit zes- en twintig. Het gezag,de voorrechten en werkzaamheden van beide deeze takken van wetgeeving zyn dezelfde, en worden op dezelfde wyze uitgeoefend als die van den Raad en de Vergadering op Jamaica. Een vry leengoed of lyfrente van vyftig acres, maaken iemand bevoegd, om een Vertegenwoordiger van de parochyen te worden, en een vry leengoed of lyfrente van vyftig pond huisrente in St. George, geeven iemand bevoegdheid om een Vertegenwoordiger der ftad te zyn. Een bezitting van tien acres in leen, of op lyfrenten, of een rente van tien ponden in eene der buiten fteden, geeft het ftemrecht voor de Vertegenwoordigers van ieder byzonder parochy — en dus voor de ftad, een rente van 20pond 'sjaars of  DER WEST-INDIEN. l6l of van eenig leengoed of lyfrente in de ftad St» George. De Gerechtshoven in Grenada behalven die der Kancelary en gewoone Juftitie, zyn eerst de groote bank van Vrede-Rechters, twee maaien 'sjaars gehouden, naamlyk in Maart en September. In dit Gerechtshof zit de eerfte perfoon in de Commisfie van het Vrede-Rechterfchap benoemd, voor, die gewoonlyk de prefident of de fenior in den Raad is. a. Het hof van gewoone pleidooijen. Dit hof beftaat uit een hoofd en vier Raaden, wier Commisfiën naar welgevallen dienen. Het Opperhoofd van dit Gerichtshof wordt gewoonlyk in Engeland benoemd, zynde een man van bedreevenheid in de wetten, en krygt jaarlyksch tot falaris £. 600 De vier andere Raaden worden gewoonlyk door den Gouverneur gekozen uit de Edellieden van dit eiland, en dienen zonder falaris. 3. Het hof van den Exchequer. De baronnen in dit hof ontvangen hunne Commisfiën op dezelfde wys als in het hof van de gewoone pleidooijen. Maar dit hof is in groot onbruik geraakt. L 4- Het HL B O £ iU II. HOOFDST*  l6l GESCHIEDENIS III. BOEI II. 800FEST 4. Het hof der Admiraliteit, zynde de • Rechtbank voor alle gevallen van genomen pryzen ten tyde van oorlog, en van verbeurdverklaaringen in vrede en oorlog — 'er is een rechter van de Admiraliteit en een bediende. Laatstlyk, maaken de Gouverneur en de Raad een hof van Error (van dwaaling) waarvoor alle beroepingen van Erreur, van het hof der gewoone pleidooijen getrokken worden. Schoon 'er geen wet te Grenada is, waar by de wetten van Engeland zyn aangenomen, is het egter altyd het gebruik der Gerechtshoven, zo wel de gemeene wetten als vastftellingen van Engeland tot Grenada in alle toepasfelyke gevallen te bepaalen, ten zy 'er op eene andere wyze in voorzien ware , door byzondere wetten van het Eiland. Dus is ook de praétyk der Gerechtshoven in Westmunfter Hall, zo gezaghebbende gevallen voor de rechtbank gebragt, als voorbeelden van gezag op dit eiland ontbreeken. Jn het geval der Slaaven - wetten kan met waarheid en rechtmaatigheid gezegd worden, dat de Vergadering van dit Eiland eene edelmoedigheid van  DER W E S T-I N D I E N. 163 van gevoelens heeft aan den dag gelegd, die hun character als wetgeevers en Christenen groote eer aandoen. Nu heb ik den Leezer de berichten mede gedeeld, die ik verzameld had, betreifende de gefchiedenis van den tegenwoordigen Staat van Grenada, en zo men die ongelukkig niet onderhoudende genoeg mogt vinden— de fchuld fchuilt niet aan het gebrek der werkftoffen , maar aan den bewerker. Iets moet ik egter nog aanmerken, omtrent de Grenadifche Eilanden die van het Goiï: vernement van Grenada afhangen, waarvan de voornaamfte zyn Cariacou en het eiland L'onde. Het eerfte bevat 6913 acres land, en is over het geheel vruchtbaar en welbebouwd: In goede jaaren een millioen ponden Catoen voor den uitvoer opbrengende, behalven koorn, yams, aardappelen en andere kruiden, genoegzaam voor het onderhoud van deszelfs Negers. Men heeft den Zuikerbouw min voordeelig in dit eiland bevonden dan de Katoen, fchoon men 'ei twee Zuikerplantagiën aantreft. Het eiland Ronde bevat omtrent 500 acres uitfteekend Land, dat geheel tot weilanden en den Ca> toenteelt gebruikt wordt. Het ligt omtrent ii UI. BOEK. II. HOOFDST.' L  iiii BOEK. II. HOOFDST. Lyst 140 GESCHIEDENIS in 't midden tusfchen Cariacou en het noordeinde van Grenada, byna vier mylen van elkander. Ik fluit myn bericht van deeze Volkplanting, zo als dat van Barbados met een op hooge order gemaakte Lyst, door den Infpecteur Generaal van Groot-Brittanje van den uitvoer van Grenada en deszelfs onderhoorigheden, van het jaar 1787, met eene bygevoegde begrooting van de daadelyke waarde van verfcheide Artikels op de Engelfche Markt.  Lyst van het getal der Schepen, hunne Tonnen, Getal van Manfchap (ingellooten hunne herhaalde togten) die uitgeklaard zyn van het Eüand Grenada &c, na alle de deelen van de waereld, tusfchen den 5den January 1787 tot den 5den January 1788, met de foorten hoeveelheden, en waardy van hun Cargafoenen, naar de daadelyke pryzen te Londen, opgemaakt door den Infpecteur Generaal van Groot Brittanje. ^""^ ' " ~"~ "* ' I I Waarde van on- «tttten waarheen. SCHEPEN. SUIKER. RUM. MELASSER. C O F F Y. CACAO. CATOEN. INDIGO, derfcheide Arti- Geheel beloop ^ t kelen, als Huiden, volgens de Markt- ————— Vprfhnnr Krr pryzen te Londen. N". Tons. Mant Cwt. qrs. lbs. Gallons. Gallons. Cwt. qrs. lb. Cwt.qrs. lbs. lbs. lbs. vermout cc. . - £. d. £. s. d. VGroot Brittanje 6513,276 969172,880—9 102,590 — 8,550242,6451 22,030,177 i»56o 64,439— 3 555,222 11 6 Ierland— — 7 771 59 1,248—— 86,100 — — 19 216 32,250 1,250 2410— 13.580 4 5 Americ Staaten 47 6,373 410 290— 272,080 — 44—— 36 — """ 2? 4 — 24?597 4 — Eng.Am-Colon. 30 2,610 194 1,130 209,620 4,300 218 16 — — 15 6 — 21,469 9 4 Vreemde W.Ind. 39 2,734 192 — — — — —* — — 39 . 39 Geheel —24305,7641,804175,548—9 670,390 4,3°° 8,818 2 42,716 3 18 2,060,427 0,810 j4j45 — 3 6l4>9o8__9_3 EINDE VAN HET DERDE DEEL.   GESCHIEDENIS DER WEST-INDIËN.   BURGERLYKE E N HANDELKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN DE ENGELSCHE VOLKPLANTINGEN IN DE WEST-INDIËN, DOOR B RTAN EDWARD 5, Schildfo, IV. D E E L. Uit het Engelseh, TE HAARLEM, BY A. L O O S I E S Pz, f 7 9 7-   BURGERLYKE e n HANDELKUNDIGE GESCHIEDENIS van de ENGELSCHE VOLKPLANTINGEN in de WEST-INDIËN. III. BOEK. III. hoofdstuk. St. Vincent, zyne Onderhorigheden, en Dominica, M en kan de gefchiedenis deezer Eilanden in een klein beftek bevatten ; want het opperbewind over dezelve langen tyd een onderwerp van verfchil tusfchen de kroonen van Engeland en Vrankryk geweest zynde, genooten de rechtmaatige bezitters, de Charaïben, die veiligheid, door de wederzydfche jaloezy en gierigheid der twistende IV deel. A par¬ ui. BOEK. in. HOOFDST.  III. B O E II III. HOOFDST I ft GESCHIEDENIS partyen, als zy vergeefsch van derzelver • rechtvaardigheid en menfchelykheid zonden verwacht hebben. Daar St. Vincent en Dominica beide met veele andere eilanden be. greepen waren in den Giftbrief van den Graaf Carlisle, is het niet vreemd, dat 'er, op onderfcheide tyden, poogingen gedaan zyn, om ze onder het bellier van Engeland te brengen. Tegen deze poogingen kantten zich de Franfchen ftandvastig aan, met oogmerk, wil men, om de Eilanden zelve in ftilte en fluikswyze in bezit houden: en hun gedrag omtrent de Charaïben, by andere gelegenheden, fchynt dit vermoeden te billyken. Maar welke ook hunne beweegredenen mogen geweest zyn, zy kweeten zich met dat gevolg, dat de Engelfchen gedrongen wierden, om alle hoop, om het Eiland door geweld te behouden, op te geeven; want by den Aakenfche Vrede (1747) wierden St. Vincent, Dominica, St. Lucas en Tabago voor onzydig verklaard, en de oude eigenaars (zo veelen als 'er dan overgebleeven waren) wierden ten laatflen in een ongeftoord bezit gelaaten. De gefchillen en vyandiykheden, die dee-  DER W E S T-I N D I E N. 3 deeze aanflagen der Engelfchen aan de eene en den wederftand der Franfchen aan de andere zyde deeden ontftaan, in dit gedeelte derwaereld,zyn niet langer van aanbelang, en daarom is het niet noodig dezelve in het geheugen te herroepen. De onrechtvaardigheid en bedorvenheid van het menschdom zyn ten allen tyde onder, werpen van eene onaangenaame befpiege. ling; maar het volgend gedrag der beide volken, ten aanzien van de eilanden, die zy onzydig verklaard hadden, is te bizonder om over het hoofd gezien te worden, zelfs, zo gefchiedkundige naauwkeurigheid niet van my eischte, gelyk in het tegenwoordig geval, om de omftandigheden daartoe behoorende te vernaaien. ■ Het verbond van onzydigheidwas niet zo ras beflooten, of beide Engelfchen enFranfchen'fcheenen ontevreden over de fchikking, die zy gemaakt hadden. De laatften fcheenen niet bedacht te hebben, voor dat het te laat was, dat, door den Engelfchen het bezitten deezer landen, op grond van recht voor een derden, te beletten, zy zich zeiven ten gelyke tyde hadden uitgeilooten. De Engelfchen, aan den anderen kant, A 2 ont. Mi. BOEK. III. HOOFDST.  4 GESCHIEDENIS HL BOEK. III. HOOFDST. ontdekten , dat zy door inteftemmen in die overeenkomst, St. Lucia hadden overgegeeven, een eiland alle de overige waardig, en hier aan moet het worden toegefchreeven, dat wy eenige vergoelykbaare eifchen hadden, rustende op een verdrag, met de Charaïbifche bewooners in 1664 aangegaan, waarvan 'er zes honderd zich by de gewapende magt voegden, die door Lord Willoughby, derwaards gezonden werdt, en indedaad openlyk en plegtiglyk de Engelfchen in het bezit van hetzelve Helden. Beide Volken, dus op eene gelyke wyze onvoldaan over eene fchikking, die aan geen van beide iets liet, mogt men wel onderitellen, dat, by het einde .van den oorlog, die eenige weinige jaaren laater uitbrak , eene zeer veel van de voorige verfchillende bepaaling dienaangaande zou gemaakt worden. De Franfchen fielden zich niet lange in de bres voor de Charaïben , maar traden zonder {chroom toe, om met de Engelfchen den buit te deelen. By het 9de Artikel der Vrede van Parys, getekend den 10 February 1763, werden de Eilanden Dominica, St. Vincent en Taba- go  DER WEST-INDIEN. 5 go aan Groot Brittanje, en St. Lucia aan de Franfchen in volkomen en duurzaam bezit overgegeeven ; wordende 'er van de Charaïben niet eens melding gemaakt in de geheele handeling, even eens als of 'er zulk een Volk niet beftondt. 'Er was, wel is waar, flechts een ellendig overfchot van hun aanweezig. — Van de oude, of, zo als zy door de Engelfchen genoemd wierden, geele Charaïben, waren niet meer dan honderd familiën in 1764 overig, en van alle hunne oude uitgeftrekte bezittingen, hadt zich het arm Volk flechts een bergachtige ftreek op het Eiland St. Vincent overgehouden. Van dit Eiland en [deszelfs onderhorigheden zal ik nu handelen; Dominica voor eene afzonderlyke Afdeeling bewaarende. EERSTE AFDEELING. St. VINCENT. „ De Spanjaarden (zegt Doctor Camp,, bell) gaven de naam van St. Vincent aan dit Eiland, om dat zy het op den <22ften January ontdekten, die in hun AlmaA 3 „ nach lil. SOEK. 111. HOOFDST.  -III. BOEK III. «OÖFDST, 6 GESCHIEDENIS „ mch St. Vincents Dag is, maar het blykt • „ niet dat zy ooit, eigenlyk gefproken, „ bezitters van hetzelve waren; zynde de „ Indiaanen hier fterk in getal, daar dit 5, Eiland de verzamelplaats voor hunne „ togten naar het vaste L~.nd was." Ongelukkig egter noch hunne talrykheid, noch de natuurlyke fterkte der plaats bevrydden hun voor vyandlykheden. Het geen de gierigheid vruchteloos gepoogd hadt, bewerkte een toeval, door onder hun een volkflam te vestigen, dien zy, fchoon in het eerst door de Charaïbifche inboorlingen met verachting en medelyden befchouwd, vervolgens vreeslyke partyen, en onbarmhartige overwinnaars bevonden. Dit volk is lang, fchoon oneigenlyk, onderfcheiden geworden met den naam van zwarte Charaïben. Van den oorfprong deezer overweldigers, en hunne oude betrekking tot de Charaïbifche Inboorlingen, is het best verhaal, dat ik in ftaat geweest ben te vinden, vervat in een kleine Verhandeling van den reeds boven genoemden fchryver (Doctor Campbell) getyteld: ,, Welmeenende en onpartydige Bedenkingen over den /Suikerhandel die  DER WEST-INDIEN. 7 die ik, als egt en belangryk, in derzelver geheel aan myne leezers zal mede deelen; en met te minder aarfeling, om dat zy voornaamlyk beftaat uit een Staatspapier, dat niet zonder fchending kan verkort worden. „ In 1672, vondt Koning Karei goed, deeze gouvernementen te verdeelen , en door een nieuwen lastbrief ftelde hy Lord Willoughby aan tot Gouverneur van Barbados, St. Lucia, St. Vincent en Dominica; .zynde de Heer William Stapleton tot Gouverneur van de andere lywaardfche Eilanden aangefteld; en deeze verdeeling heeft zedert altijd beftaan, zynde dezelfde Eilanden by aanhoudenheid in den Lastbrief van alle nieuwe Gouverneurs gefteld. By den dood van Lord Willoughby, wierdt de Heer Jonathan Atkins tot Gouverneur van Barbados en de overige Eilanden aangefteld, en dit bleef zo tot 1680, toen hy opgevolgd wierdt door den Heer Richard Dutton, die in 1685 na Engeland opgezonden zynde, den Colonel Edwin Stede tot zynen plaatsvervanger in het Gouvernement aanftelde, die met kragt onze rechten handhaafde, door Gouverneurs na de andeA 4 re in. SOEK. III. 300FDST.  8 GESCHIEDENIS III. 8 0 E K. III. HOOFDST. re Eilanden af te vaardigen; en in 't bizonder zondt hy Kapitein Temple herwaards, om den Franfchen te beletten, dat zy, zonder onze toeftemming brood en water haalden , waartoe zy aangemoedigd waren geworden door de onoplettendheid der voo. rige Gouverneurs; in dit gedrag geduurig volhardende , tot dat hen was te kennen gegeeven, zo als wy te vooren gelegenheid hadden op te merken, dat de Koning een Acte van onzydigheid getekend hadt, en dat 'er Commisfarisfen door de twee hoven benoemd waren, om alle verfchillen, betreffende die Eilanden, te vereffenen. Eenige jaaren laater, flrandde hier een Schip van Guinea komende, een groot cargazoen Slaaven aan boord hebbende, althans het liep op het ftrand van het Eiland St. Vincent, waarnaa een groot aantal der Negers in de bosfchen en bergen van hetzelve ontfnapte. Hier lieten ('t zy met hunnen wil of tegen denzelven, dit is een weinig onzeker) de Indiaanen hun blyven,. en zy wierden, gedeeltelyk, door dat 'er weggeloopen Slaaven van Barbados bykwamen, gedeeltelyk door dat zy kinderen by de Indiaanfche Vrouwen verwekt hadden, zeer  DER WEST-INDIEN. 9 zeer talryk; zo dat omtrent het begin der loopende eeuw de Indiaanen genoodzaakt wierden in het Noordwestelyk deel van het Eiland hunne toevlucht te neemen. Dit volk, zo als men ligt begrypt, was zeer te onvrederi over dit gedrag; en beklaagde zich , wanneer de gelegenheid zich aanboodt, beiden aan Engelfchen en Franfchen , die by hun hout en water kwamen haaien. De laatften lieten zich eindelyk overhaalen, om die overweldigers, ter zaake van hunne oude bondgenooten, aan te vallen ; en uit overtuiging , dat zy meer zwaarigheid zouden ontmoeten , om met deeze Negers te deelen, in gevalle men hun toeliet zich daar te vestigen, dan met de Indiaanen. Naar veel overlegs , kwamen zy in het jaar 1719, met eene aanmerklyke magt van Martinique, en zonder veel tegenftand landende, begonden zy de Negerhutten te verbranden, en hunne planteryen te verwoesten, onderflellende, dat de Indiaanen hun in de bergen hadden wil, len aanvallen, 'twelk verricht geweest zynde , waarfchynlyk van Zwarten zoude zyn uitgerooid geworden of genoodzaakt geweest zyn om zich, als flaaven gevangen te geeven. A 5 Doch III. BOEK. III. HOOFDST.  III. BOEK. III. HOOFDJT. IO GESCHIEDENIS Doch het zy uit vrees, of ftaatkunde, de Indiaanen deeden niets, en de Negers by den nacht hunne uitvallen doende, en zich by dag in ontoeganglyke plaatzen verbergende, bragten zo veel volk van de Franfchen om, (waar onder was Mr. Paulian, .Majoor van Martinique, die hun aanvoerde) dat zy genoodzaakt waren te rug te wyken. Daar zy door deeze proef overtuigd waren, dat geweld niets kon uitvoeren , namen zy de toevlucht tot fchrandere maatregelen, en door kragt van overreding ■en gefchenken, llooten zy met de Negers zowel als met de Indiaanen eenen vrede, waarvan zy groote voordeelen trokken. „ De zaaken waren in deezen ftaat toen Kapitein Uring met eene aanzienlyke gewapende magt bezit kwam neemen van St. Lucia, en dit Eiland, uit kragte van eenen Giftbrieve van wylen onzen laatften Koning George den Iften aan wylen den Hertog van Montague. Toen de Franfchen deezen Edelman hadden doen vertrekken , door -eene overmagt van St. Lucia, zondt hy Kapitein Braithwaite , om te beproeven wat hy kon doen op het Eiland St. Vincent, waarin hy in 't geheel niet gelukkig was,  DER W E S T-I N D I E N. II gelyk best blyken kan uit het bericht van dien Edelman aan Mr. Uring, 't welke, daar het verfcheide belangryke omftandiglieden vervat betrekkelyk die plaats, en de twee onafhangelyke Volken, die 'er toen woonden, eigenlyk tot dit onderwerp behoort , en niet dan onderhoudende voor den leezer kan zyn. Het Papier is zonder dagtekening, doch het blykt uit de Gedenkfchriften van Uring, dat deeze onderhandeling plaats hadt in de Lente van het jaar 1723." „ BERICHT." „ Ingevolge van een befluit in den Raad, „ en uwe order, zeilde ik op de dag als „ gy na Antego zeilde, met de Sloep de „ Griffioen, vergezeld door zyn Majefteits „ Schip the Winchelfea, na St. Vincent. „ Wy bereikten dien nacht dat Eiland, en „ liepen den volgenden morgen langs het „ ftrand, en zagen verfcheide Indiaanfche „ hutten, maar daar 'er geen Indiaanen tot „ ons afkwamen, konden wy niet by hun „ aan wal gaan , omdat 'er geen anker„ grond was. Tegen den avond kwamen „ twee lil. SOEK. III. IOOFDST.  III. BOEK III. HOOFDST, 1Z GESCHIEDENIS „ twee Indiaanen aan boord , en zeiden „ ons, dat wy zouden ten anker kunnen „ komen in een baai te lywaard, en wan,, neer wy ten anker waren , zouden zy „ hunnen Generaal by ons aan boord bren„ gen. Hier kwamen wy ten anker op diep „ water, en zeer gevaarlyk voor de floep. „ Een, die zig Generaal noemden, kwam „ aan boord, met verfcheide anderen, tot „ twee-en-twintig in getal. Ik behandelde „ hem zeer vriendelyk, en gaf aan het „ opperhoofd eenige beuzelingen ten ge. „ fchenke; doch ik bevond dat hy een man „ van geen betekenis was, en dat zy hem „ opperhoofd noemden, om eenige gefchen„ ken van my te krygen. Twee der Indi„ aanen wierden zo dronken, dat zy niet „ aan ftrand wilden gaan, maar bleeven „ eenige dagen aan boord en wierden wel „ behandeld. Hier naa dreeven wy door „ ftilte en zwaare ftormen verfcheide da„ gen agter uit; doch ten laatften, kwa„ men wy ten anker in een ruime baai, „ lywaards het geheele Eiland , waarvan „ ik beval, dat de diepte door onzen op„ ziener (furveyor) zou worden opgeno„ men, ter beter kennisneeming dier plaats, „ daar  DER WEST-INDIEN. 13 „ daar dezelve de eenige was , waar een „ vastigheid kon gemaakt worden. Het Schip en de Sloep waren naauwlyks ten ., anker gekomen, of het ftrand der kust „ was geheel bedekt met Indiaanen, en „ onder hun konden wy eenen blanken „ ontdekken, die een Franschman bleek te „ zyn. Ik nam Kapitein Watfon in de „ boot by my, met een'Franschman, en „ zette het onmiddelyk na ftrand. Zo ras „ ik by hun kwam, vroeg ik hun, hoe zy „ zo verfchrikt fcheenen? Want eenige „ hadden houwers , anderen musketten, „ piftoolen, boogen en pylen enz. Met „ zeer weinig pligtpleeging ïlooten zy my „ in hun midden, en voerden my een myl „ landwaards over een klein ftroompje, „ waar my gezegd wierdt, dat ik hun Ge„ neraal zou' zien. Ik vond hem zitten in „ het midden van een wagt, van omtrent „ honderd Indiaanen; zy,die het naast by zyn „ perfoon ftonden, hadden musketten, de „ overigen pyl en boog, en 'er heerschte „ een groote ftilte. Hy deedt my een ftoel „ geeven, en een Franschman ftond aan „ zyn regte hand, als tolk. Hy vroeg „ my, wat my na dit land deedt komen, » en nr. 3 O E K. III. JOOIDST.  ii r. BOEK HL HOOFDST. 14 GESCHIEDENIS „ en van welk volk ik was ? Ik zeide hem, • „ van het Engelfche, en dat ik ingeloopen was om hout en water te haaien, voor ,, den Franschman niet anders willende te „ kennen geeven; maar ik vroeg hem, of „ hy vermaak zou hebben om aan boord „ van een der Schepen te komen. Ik zou „ hem Engelfchen in gyzeiing geeven, zo voor hem, als voor die hy met zich zou willen medebrengen ; maar ik kon „ hem niet overhaalen, om aan boord te „ komen, of toe te ftaan, dat ik hout en „ water haaien het. Hy zeide my, dat hy 5, in verwachting was dat wy gekomen wa„ ren om een vastigheid te vermeesteren, „ en dat wy geen ander middel hadden, „ om dat denkbeeld weg teneemen, dan „ door onderzeil te gaan. Zodra ik onder„ vond, welk een invloed het byzyn van „ den Franschman op hem hadt, nam ik „ affcheid, naa zulke antwoorden gegee„ ven te hebben, als ik gepastachte, en „ keerde, onder een wagt, na myn boot „ weder. Toen ik aan het ftrand terug „ kwam, vond ik dat 'er de wagt met een „ aantal Negers vermeerderd was, allen met fnaphaanen gewapend. Ik ging, „ zon-  DER W E S T-I N D I E N. 15 „ zonder eenige beleediging, in myn boot, „ begaf my aan boord van Kapitein Orme, „ en verhaalde hem, hoe kvvalyk ik geflaagd was. „ Onmiddelyk daarnaa, zond ik de „ Scheeps boot aan wal met den Stuurman , met rum , rundvleesch , brood „ enz. ook eenige houwers, en beval een „ Franschman, die met den Stuurman j> ging» dat hy by de wacht zou aanhou.„ den, om hem by den Generaal te gelei„ den, en hem te zeggen, dat, fchoon „ hy het gemeen goed van water en eenig „ nutteloos hout weigerde, ik hem niet a, te min zulke verkwikkingen toezond, „ als onze Schepen opleverden. Ons „ volk vondt den Franschman vertrokken, „ en dat toen de Indiaanfche Generaal „ wel te vreden fcheen, en aannam het „ geen hem gezonden wierdt, en hy „ zondt my tot gefchenken , boogen en „ pylen. ., Ons volk was niet lang terug geweest, „ of hun Generaal zondt een Canoe, met „ twee Indiaanfche Opperhoofden, die zeer „ goed Fransch fpraken , om my voor „ myne gefchenken te bedanken, en ver- fchoo- lii. i O E K. XII. -10ÜFDST.  ió GESCHIEDENIS III. BOEK. III. HOOFDST. „ fchooning te vraagen, dat zy my hout ,, en water geweigerd hadden, my verze„ kerende, dat ik mogt haaien, wat my „ goed dacht; ook hadden zy last my te „ zeggen, dat, zo ik weder aan wal wilde „ gaan, zy als gyzelaars voor myne goede „ behandeling zouden blyven. Ik zond „ hen aan boord van het Oorlogfchip, en „ ging met Kapitein Watfon aan wal. Ik wierd wel ontvangen, en begeleid als te „ vooren. Maar nu vond ik dat de broe„ der van het Opperhoofd gekomen was, „ met vyf honderd Negers, meest met „ fnaphaanen gewapend. Zy verhaalden ., mynen tolk, dat zy verzekerd waren, „ dat wy gekomen waren, om eene vas„ tigheid te {lichten, of dat zy my anders „ geenzins, dat geen geweigerd zouden „ hebben, 't geen zy anders nooit te voo„ ren eenen Engelschman geweigerd had„ den, namelyk: hout en water: maarzo „ het my behaagde, kon ik onder een „ wacht myne nooddruft daarvan innee„ men. Hem in een zo goede luim vin„ dende, gaf ik nog eens myn verlangen , te kennen dat ik had, om hem aan boord onzer Schepen te onthaalen, en, naa „ ee-  DER WEST-INDIEN. Ijr eenige zwaarigheden overreedde ik hem, „ laatende ik den Kapitein Watfon als gy„ felaar onder een wagt aan wal. Ik bragt „ hem aan boord van 'sKonings Schip, „ waar zy wel onthaald wierden door Ka„ pitein Orme, die den Indiaanfchen Gene„ raai zyn eigen fraaijen fnaphaari, en aan „ het Opperhoofd van de Negers eenige din„ gen, die hem aanftonden, ten gefchen„ ke gaf. Kapitein Orme verzekerde hem „ van de vriendfchap van den Koning van „ Engeland enz. Het opperhoofd der Ne. „ gers fprak uitfteekend Fransch, en be- antwoordde ons met Franfche pligtplee„ gingen. Naderhand bragt ik hem aan „ boord van des Hertogs Sloep, en naa „ hunne harten door wyn geopend te heb„ ben, want zy weigerden rum te drjn„ ken, dacht ik hetgepasten tyd van hun „ mynen last te openbaaren, en wat my na deeze kust deed komen. Zy zeiden „ my, dat het goed was, dat ik daarvan „ aan den wal niets gezegd had, want „ hun magt zou my niet hebben kunnen „ befchermen; dat het onmogelyk was; de „ Hollanders hadden het te vooren ook „ reeds onderftaan , maar waren blyde, IV deel. B dat III. 5 O E jc iii. MOFDST.  III. SOEK. III. JIOOFDST. 18 GESCHIEDENIS" „ dat zy mogten vertrekken. Zy verhaal„ den my ook, dat twee Franfche floepen, „ daags voor wy gekomen waren, by hun „ waren geweest, hun wapens en gefchut „ gegeeven, en hun verzekerd hadden, „ dat de geheele magt van Martinique tot „ hun byftand kwam, om hun tegen ons „ te bjjfchermen. Zy verhaalden hun ook,. „ dat zy ons van St. Lucia verdreeven „ hadden, en dat wy nu gekomen wa„ ren om hier eene vastigheid te krygen; ,, en dat, niet tegenftaande alle onze fchoo„ ne voorgeevens, wy, wanneer wy magt „ hadden, hun tot flaaven zouden maaken; „ maar zy verklaarden, dat zy op geene „ Europeaanen vertrouwden, dat zy zich „ onder de befcherming der Franfchen „ gefteld hadden, maar dat zy zich tegen „ hun terftond zouden aankanten, wan„ neer zy eene vastigheid wilden ftichten onder hun, of eenige daad van geweld „ van hun zo min als van ons zouden „ lyden, waarvan zy laatst een voorbeeld „ gegeeven hadden, door verfcheide ter „ dood te brengen; en zy verhaalden ver„ der my, dat het den Franfchen gelukt „ was door groote Gefchenken hun gunst „ voor  Ö Ë Ü W E S T-I N t» I E N. 10. .. y, voor altyd te winnen ; maar dat zy „ beflooten hadden , nooit eenige Eu>, ropeaanén toe te laaten , om hun te benadeelen. Zy vermaanden my, om „ het geen zy zeiden, als een blyk van j, vriendfehap aan te merken. Dit alles „ zynde wat ik Van hun verkrygen kon,' • „ zond ik hun met zulke gefchenken weg, „ als zyne Genade my ten dien einde last » gaf, onder het losbranden van het gefchut, en ontving ;in beantwoording een s, zo geregeld aantal van kleine eerfchoten, s, als ik immer konde» 's Nachts dreef de „ Winchelfea van zyne ankers: zo ras ik „ dit vernomen had, en Kapitein Watfon „ van wal gekomen was, ging ik onder „ zeil, en voegde my by het Oorlogfchip." Zodanig is de gefchiedenis van een zeer flaauwe en vruchtelooze onderneeming, die op gezag van het Engelsch Gouvernement ^ gedaan werdt, om dit Eiland in het jaar 1723 in bezit te krygen. Een tusfchentyd van veertig jaaren volgt 'er, waarin geen voorval in deszelfs gefchiedenis eenig verhaal verdient. Het Land wierdt een tooneel van woeste vyandelykheden tusfchen de Negers en de Charaïben, waarin het te 13 z gG. iii. BOEK. III. HOOFDST»  III. BOEK. III. HOOFDST. ZO GESCHIEDENIS gelooven is, dat de eerfte over het algemeen zegevierende waren. Het is zeker, dat zy in het einde zo wierden, dat hun getal in het jaar 1763 op twee duizend gerekend wierdt, waarvan de gee/e of oorfpronglyke Charaïben niet meer (gelyk reeds opgemerkt is geworden) dan honderd familien beliepen, en de meeste derzelven zyn, zo ik wel onderricht ben, ten deezen tyde, geheel verdweenen. Het is egter aanmerkenswaardig, dat de Africaanfche overmeesteraars de meesten der Charaïbifche zeden en gebruiken hebben aangenomen ; onder anderen, de manier van de voorhoofden hunner Kinderen plat te maaken, gelyk in het eerfte gedeelte van dit Werk befchreeven is; en 't was misfehien voornaamlyk hierom, dat zy den naam van zwarte Charaïben verkreegen. De eerfte maatregel van het Engelsch Gouvernement, ten opzigte van dit Eiland, naa den Paryfchen vrede, was befchikking te maaken over de Landen. Ik durf niet zeggen ten meeften voordeele, want niet minder, dan 24,000 acres,zynde meer, dan een vierde deel van het geheel land, wierden by gunst aan twee bizondere perfoonen  DER W E 3 T-I ,N D I E N. 21 afgeftaan (V). Het overige wierdt op bevel verkogt, ten algèmeenen welzyn, en 20,538 acres wierden deswegens verkogt voor de fom van £. 162,854. lls- 7 Gerling (F). En byna de helft van bet Land wierdt onbekwaam gekeurd voor eenige voordeelige bebouwing, zo dat deeze weggefchonken landen en verkogte acres bsvatten alle de Landen van eenige waardy, van het eene einde van het Eiland tot het ander. De Commisfarisfen waren in de daad niet gelast om opening te doen van, of befchikkingen te maaken over de landen door de Charaïben bewoond, of waarop deeze eisch maakten, voor zy naderen last des aangaande van de Kroon zonden ontvangen hebben; doch, daar het onmogelyk was te bepaalen , hoe verre zich de eifchen van dat volk zouden uitftrekken, wierdt de opneeming alleen agteruit ge- fteld, O) Mr. Swinburne hadt twintig duizend, en de Generaal Monckton vier duizend acres. (£) De Lords van de Thefaurie bepaalden een minimum, beneden het welk geen land kan verkogt worden, zynde £. 5 Iterling per acre voor ieder acre vlak land, en 20 fchellingen voor ieder acre houtgewas. B 3 III. BOEK. III. HOOFDST.  UI, DOEK. III. HOOFDST. 22 GESCHIEDENIS {leid, en men liet de de verkoopingen doorgaan, in dier voege, als ik gemeld heb, maakcnde verfcheide koopers geheel geen zwaarigheid, of het Britsch Gouvernement zou die Aden cn deszelfs Commisfarisfen goedkeuren, en hun in het bezit van landen (lellen die zy gekogt hadden , zonder eenige. acht te Haan op de eifchen der Charaïben van welk eene afkomst; die in waarheid aangemerkt wierden , als van geen belang of waarde ter waereld. Door welke kunstgreepen het Engelsch Gouvernement overreed werdt om deszelfs bekragtiging te geeven, en de hand te kenen aan de maatregelen, die volgen, is nu nutteloos te onderzoeken; maar het nageflacht zal met verontwaardiging ontwaar worden , dat de verkoopen, en toedeelingen, waarvan ik melding maakte , gelegenheid gaven tot een oorlog met de C'iaraïben, flaande welken het .blykbaar oogmerk van het Gouvernement werd, dat ongelukkig volk geheel uit te delgen, of door hun na een onvrugtbaar Eiland aan de Africaanfche kust te brengen, hun over te geeven aan een langzaame vernietiging. Door herhaalde tegenkantingen en vertoogen van de  DER WEST-INDIEN. 23 de Kvygs- officieren gebruikt in deeze haatelyke zaak, en door den weg van een Parlements onderzoek, vondt het beftuur eindelyk best af te houden, en het wierd den Charaïben, na dat zy een gedeelte hunner landen hadden overgegeeven, toegeftaan, het overige ongefloord te gebruiken , en zy bezitten dezelve, zo ik geloof, tot op dit uur. Op den ioden Juny 1779, onderging St. Vincent het algemeen lot der meeste Engelfche West-Indiën, in dien ongelukkigen oorlog met America, die al de bronnen des nationaalen voorfpoeds verftopte, wordende het Eiland genomen door een klein aantal troepen van Martinique, beftaande flechts ujt vier honderd vyftig man, aangevoerd door een Luitenant in Fran> fchen Zeedienst. De zwarte Charaïben egter, zo als men had kunnen vermoedden , voegden zich onmiddelyk by den vyand, en het lydt geen twyfel, of de fchrik, welke de Engelfche inwooners trof, in het bezef, dat dit volk tot de bloedigfle buitenfpoorigheid zou overflaan, bragt veel toe tot de zeer gemaklyke overwinning. B 4 die ui. DOEK. III. HOOFDST.  III. BOEK. III. HOOFDST. ?4 GESCHIEDENIS lie door di aanvallers, zonier eenigen tegenftand behaald wierdt. De punten van verdrag waren zeer gunstig, en het Eiland kwam bij den algemecnen vrede van 1783 weder in de magt van Groot Brittanje. Het bevatte ten dien tyd 61 Zuikerplantagien, 500 Livres Koffy, 200 Cacao , 400 Catoen, 50 Indigo, 500 Tabak, behalven de landen gefchikt om mondbehoeften voort te brengen, als Yams, Maize, enz. Al het overige land, behalven de weinige plaatzen, die van tyd tot tyd door de Charaïben goed gemaakt zyn, heeft nog zyne oorfpronglyke bosfehen, en de meesten derzei ven, geloof ik, dat tot op dit uur in denzelfden ftaat zyn. St. Vincent beflaat omtrent 84,000 acres, die overal wel met water doorfneeden zyn , doch over het algemeen bergachtig en ongelyk: de tusfehen geleegen valleyen egter zyn in een hoogen trap vrugtbaar, beftaande de grond voornaamelyk uitfyne molm, zaamengefteld uit zand en kley, zeer gefchikt voor de Zuikerteelt. De uitgeftrektheid lands thans door Britfche onderdaanen bezeten beflaat 23,605 acres, en 'er worden omtrent zoveel ac-  DER WEST-INDIEN. 2 5 acres door de Charaïben bezeten. Al het overige wordt onbekwaam geacht voor den bouw of verbetering. Het Eiland, of liever het Britsch grondgebied op hetzelve , is verdeeld in vyf Parochiën, waarvan Hechts een voorzien was van een Kerk, die door den orkaan van 1780 verwoest werdt. Ik weet niet of zy herbouwd is. 'Er is een Stad, genaamd Kingfton, de hoofdplaats van het Eiland, en de zetel van deszelfs Gouvernement, en der Dorpen, die de naamen draagen van fteden, maar onbeduidende gehuchten zyn, beftaande elk uit flechts weinige huizen. In de gedaante van beftuur, en dat der rechtoefening fchynt St. Vincent in geenen deele van Granada te verfchillen. De Raad beftaat uit twaalf, en de vergadering uit zeventien Leden. De wedde van den Gouverneur is twee duizend pond Sterlings, waarvan de helft in het Eiland wordt opgebragt, de andere helft wordt hem betaald uit het Exchequer van Groot Brittanje. De Krygsmagt beftaat tegenwoordig uit een Regiment voetvolk, en een Compagnie artilleristen, uit Engeland gezonden, en een zwart Corps op het eiland geworven —. B 5 maar in. SOEK. rii. IOOFDST.  III. BOEK. III. HOOFDST. SÖ GESCHIEDENIS maar onderhouden, als de anderen, op den Engelfchen voet en daarenboven geen foldy van het Eiland trekkende. De Krygsmagt beftaat uit twee Regimenten voetvolk, deeze dienen zonder eenige foldy ter waereld. Het getal der inwooners blykt, uit de laatfte Lysten aan het Gouvernement, te zyn 1450 Blanken, en 11853 Negers. Van den arbeid van dit volk, weet ik geen andere blyken, dan de Lysten van het verflag van den Infpeeteur Generaal van het uitgevoerde van dit Eiland., van het jaar 1787, waarvan de opgaaf hier op dezelfde wys als van de andere Eilanden wordt bygevoegd. Op dien tafel, denk ik egter, dat ook vervolgens de voorbrengfels van verfcheide Eilanden, afhangende van het Gouvernement van St. Vincent, naamelyk Bequai, bevattende 3,700 acres; Union, bevattende 2,150 acres; Canouane, bevattende 1,777 acres; en Muftique, bevattende omtrent 1,200 acres (c); (beloopende de Negers, die deeze Eilanden bebouwen , omtrent 1,400 in getal) begreepen zyn onder de 11,853. Lyst (c) 'Er zyn ook de kleine Eilandjes Petit Martin}que, St. Vincenr, Maillereau, en Ballefeau, welke ieder een weinig] Catoen opleeveren.  DER W E S T-I N D I E N. 2? 8 •§ g> 0 g Ö *~* «_, O •O's c 5 ■rt 3 C w *S ra t-< o o g "5 "3 o — j3 « c s ü 5 bO ^ > 5 O. «J „ g J= "3 o ca oo H 2 1 n "3 h b o *c c S 2 e" 3 >> tr s 10 §* ^ j= g *S g"° S v > c ». ~ g >> .SP "j - j; O „ bi s ,. | s ^§ "•-•SS «9 ii» v; vo CO VO CO | £RS 4 - - « J I -.2 s . 1 73 o S = «o\o O „ . -c O | ^ | *w> S • In. | co w "3 . o vo in m < f O .1 co O Ü o\ ■* ;* !S o o o < «N. ts. u I £ 1 -ii- 0 O* cl cl -* Ui O vo_ vt? W I vo vn < c .«II in >-S 5 *° ö •« o I I cv g O 1 £ vo o o vo i-J ~= m m m co d ü " *° c' lm I ^ 1 m I ' 1 I ? g "S s 1 g 3 " ^ H —^ — S . VD C5 rr, w co co vo . co U H vo d co et v> _ — 1=1 - 5 R I a W g < "5 < s ij's -ö "Is 2 O 5 TWE.E- III. BOEK. III. hoofdst.  III. BOEK. III. HOOFDST. iS GESCHIEDENIS TWEEDE AFDEELING. DOMINICA. Het Eiland Dominica wierdt zo genaamd door Christophorus Columbus, om dat hy liet op eenen Zondag ontdekte, (d). Myn verhaal van hetzelve zal zeer kort zyn, want deszelfs Burgerlyke Gefchiedenis is, gelyk die van St. Vincent, van geen betekenis voor het jaar 1759, toen het aan Groot Brittanje kwam, en het wierdt naderhand aan de Britfche Kroon verzekerd, door den vrede te Parys, in February van 1763 geflooten. Niettegenftaande Dominica, tot dien tyd toe, als een onzydig Eiland is aangemerkt geworden , hadden 'er veele onderdaanen van Frankryk Kolfyplantagiën en andere vastigheden in verfehillende deelen van het Land, en het doet eer aan het Engelsch beftier, dat dit volk in zyne eigendommen beveiligd wierdt, onder voorwaarde van den eed van verknogtheid aan zyne Britfche Majefteit, en een kleine recognitie betaa- len- ( ontvingen zy geen byftand van buiten. Hun handel was geheel afgebrooken, en wel zodanig, dat het Eiland, ftaande vyf jaaren en drie maanden , welken tyd het eiland Dominica in de magt der Franfchen was , door geene fchepen van Frankryk zelf bezogt wierdt, en dat 'er geen uitvoer was na dat Koningryk; maar een gedeelte wierdt op onzydige bodems naa het Hollandsch Eiland St. Euftatius gezonden , voor dat het door den Admiraal Rodney genomen wierdt j en van daar werdt het tut  DER \V E S T-I N D I E N. 41 uitgevoerd na Engeland, met de grootfte kosten, en tot nadeel der eigenaars. Een ander deel van hunne voortbrengfels werdt in Hollandfche fchepen, ten dien einde in Engeland gehuurd, na Rotterdam afgevaardigd, en, naa dat de oorlog met de Hollanders was uitgebroken, wierdt hetzelve onder Keizerlyke vlag na Oftende, waar de Zuiker verkogt wierdt van zes tot acht pond fterling het oxhoofd, gezonden. Deeze opeengehoopte ongelukken eindigden in het volftrekt bederf van verfcheiden' planters, en wy zyn, op goed gezag, verzekerd, dat niet minder, dan dertig Zuikerplantagien , in gevolge daar van, verlaaten wierden door de eigenaars. Ten laatfte evenwel kwam de dag der verlosfing ; want in de maand January van 1783 wierdt Dominica aan het Engelsch Gouvernement hergeeven. De vreugde die , by deeze gebeurtenis, het hart bezielde en het gelaat afdraaide van ieder, die door eene fmartelykejondervinding, onder een willekeurig beftuur, geleerd had den rechten prys te zetten op de Engelfche Conftitutie, wordt genoeg bezeft, maar kan niet befchreeven worden. De inwooners wierden nu C 5 her¬ in. SOEK, III. IQOFDST.  III. BOEK. III. HOOFDST. 42 GESCHIEDENIS herfteld in het vol genot van hunne vroegere voorrechten, ónder een burgerlyke regeering gelyk aan die van de andere volkplantingen in de West-Indiën, welke hier voor in het breede befchreeven zynde, het onnoodig is 'er hier ter plaatze over uit te weiden, alleen aanmerkende, dat de wetgeevende magt van dit eiland berust in den Oppèr Commandeur, een Raad van twaalven en een Vergadering van negentien ledén (f). De weinige volgende waarneemingen derhalven, betreffende deszelfs tegenwoordige ftaat en voortbrengfels, zullen myn bericht befluiten. Dominica bevat 186,436 acres land, en is verdeeld in tien parochyen. De ftad Rofeau is tegenwoordig de hoofdftad van het eiland, en is gelegen in de parochy van St. George, omtrent 21 Engelfche mylen van Prins Ruperts baai. Het is op een landpunt aan de Z. W. zyde van het eiland, welke twee baaijen vormt, te wee. ten: Woodbridge's baai ten noorden, en Charlotteville-baai ten zuiden. Ro- 0') De befolding van den Gouverneur is £ 1200 fterlings jaarlyks, buiten de voordeden die hy van de tol trekt.  DER WEST-INDIEN. 43 Rofeau is omtrent een half myl lang van Charlotteville tot de Rofeau-rivier, en meestal een vierde myl in de breedte, doch op fommige plaatzen minder en van een zeer onregelmaatige gedaante. Hy bevat niet meêr, dan vyf honderd huizen-, behalven die door de Negers bewoond. Voor zy door de Franfchen genomen wierdt, bevatte zy omtrent 1000 huizen. Dit Eiland is negen-en-twintig mylen lang en mag 16 mylen breed gerekend worden. Het heeft veele hooge en ruime bergen, waar tusfchen fchoone vallenen, en in het algemeen fchynt het vruchtbaar te zyn. Verfcheide bergen zyn nog onuitgedoofde volkans , die dikwerf groote hoeveelheden brandende zwavel ontlasten. Uit deeze bergen fpringen ook bronnen van heet water, waarvan men wil dat fommigen van groot nut zyn in de ziektens deezer gewesten. Op fommige plaatzen zegt men, dat het water warm genoeg is, om een ei te doen (tollen Do- (£) In de bosfchen van Dominica zyn ontelbaare zwermen Beyen , die om de boomen zwermen, en groote hoeveelheden van was en honing voortbren. gen, III. BOEK, III. HOOFDST.  III. BOEK, III. HOOFDST. 44 GESCHIEDENIS Dominica is wel doorwaterd, zynde 'ei* meer dan dertig kleine rivieren op het eiland, behalven een groot aantal ftroomp. jens. De grond, in het binnenfte gedeelte van het land , is een ligt bruin kleurige molm , en fchynt van de bergen afgefpoeld te zyn. Omtrent de zeekust en in veele valleijen is het een diepe zwarte en ryke oorfpronglyke aarde, en fchynt zeer gefchikt voor de voortteeling van alle West-Indifche voortbrengfels. De onderfte bedding is op fommige plaatzen een geele of fteenachtige klei, op andere een harde grond, maar op de meeste zeer fteenachtig. Ik vrees egter, dat de hoeveelheid vruchtbaar land maar in eene zeer kleine evenredigheid tot het geheel ftaat; wordende 'er niet meer dan vyftig Zuikerplantagien tegenwoordig bebouwd, en 't is gen, welke beide ;.an de beste van Europa in deugd gelyk zyn. Het is volkomen het zelfde foort van byen als in Europa, en moet derwaards overgebragt zyn. De oorfpronglyke West-Indifche bye is van een kleiner foort, niet voorzien van angel, en zeer verfchillende in eigenfehappen van de Eu.ro, • peaanfche.  DER. WEST-INDIEN. 45 is berekend , dat het eene jaar door het ander deeze 50 plantagiën jaarlyksch niet meer dan 3000 oxhoofden Zuiker opbrengen. Het is zeker eene zeer kleine hoeveelheid van dat artikel voor een zo uitgebreid eiland, of zelfs voor het getal van Zuikerplantagien, die thans bebouwd worden, wanneer men elk op honderd acres Zuikerriet reekent. Koffy fchynt beter dan Zuiker aan de oogmerken te beantwoorden, zynde 'er niet meer dan twee honderd Koffyplanta. gien op Dominica , die in goede jaaren drie millioen ponden hebben opgeleverd. Een klein gedeelte der landen is ook gebruikt tot den aanbouw van Cacao, Indigo en Gengber, maar ik geloof, dat de meesten deezer artikelen, zo wel als de Catoen , die onder de uitgevoerde waren vervat zyn, uit de bezittingen van de vreemde ftaaten in Zuid-America komen, *en in dit eiknd uit hoofde van de wet van Franco Port worden ingevoerd. Het getal der blanke inwooners van allerlei foort en jaaren beloopt, volgens de laatfte lysten aan het Gouvernement, in 1788, 1236, van vrye negers enz. 445 en lil. BOEK. III. HOOFDST.  46 GESCHIEDENIS IÏÏ. BOEK III. HOOFDST. en van flaaveu 14,967. 'Er zyn nog oni'trent twintig of dertig familien van de oude inboorlingen, of Caraïben eigenlyk. geheeten. Zy zyn een zeer ftil en onfchadelyk volk , fpreeken hun eige taal, en een weinig Fransch , doch geen van hun verftaat het Engelsch (/). Dit is het bericht, het geen ik heb kunnen verzamelen aangaande de burgerlyke gefchiedenis en tegenwoordigen ftaat van Dominica , welke ik voor het grootfte deel (/) Onlangs gaf een fchryver het volgend bericht aangaande dit volk: „ Zy zyn van eene heldere koper-coleur, hebben lange, gladde, zwarte haai. ren: hunne perfoonen zyn kort, kloek en wel ge. maakt, doch zy misvormen hunne aangezigten door in hunne kindschheid hunne voorhoofden in te drukken. Zy leeven voornaamelyk van den vischvangst zo op de rivieren als op de zeen, of door het vogelvangen in de bosfchen, in welke beide kunften zy hunne pylen en boogen met eene wonderbaare vlugheid weeten te gebruiken. Men zegt dat zy den kleinften vogel op eenen grooten afltand met hunne pylen weeten te dooden , of een visch op een aanmerklyke diepte in zee weeten te doorfchieten. Zy betoonen zich ook zeer ervaaren in het maaken van keurig gewerkte manden of korven van zygras (filk grasf) of de bladeren en bast van boomen."  Tegenover bl. 47. Een Bericht van het getal der Schepen, hunne grootte en manfchap (vervattende hunne herhaalde reizen) die uitgeklaard zyn van het eiland Dominica, na alle deelen a'er Waereld, tusfchen den sden January 1787 en den 5den January 1788, met de foort, hoeveelheden en waardy hunner Cargafoenen, volgens de daadelyke Pryzen te London. Waardy van Geheele Wm& DESTINATIE. SCHEPEN. ZUIKER. RUM. MELASSEN. CACAO. KOFFY. INDIGO. CATOEN. GENGBER v^l'c;'1'''ellde volgens den Artikelen, Markt-Prys te als Huiden, London. Verfhout enz. N° Tonn. Manf. Cwt. qrs. lbs. Gallons. Gallons. Cwt.qrs.lbs. Cwt. qrs. lbs. lbs. lbs. Cwt. £. s. d. Ka Groot Brittanje — 56 8,682 966 58,665 1 21 1,492 9>423 ijiaö 2 26 17,387 3 6' 11,25° 961,066 161 11,635 11 ï£. 271.472 14 — Ierland 9 1,046 85 11,163 - — 3,600 . 8- 4 9j?50 20 ~ - 19,900 n fi Americaanfche Staaten 16 2,003! 147 1,066 — — 31,600 - 45 543 _„ lp4 __ _ 7jt(r4 5 __ Engelf. Amer. Volkplant. 14 1,096! 96 408— - 25,400 7,380 15 219 — - . _ SI ,3 6 4)205 3 5 Vreemde West-Indien 67 5,299j 520 ——— 1,300 > -. ■ ■ . , ■ __ . 41 6 — 155' 1 — iöj i8,I2Ö| 1,814 71,303 1 si 63,392 16,803 1,194 3 2 18,149 3 6 ",250 970,816 161 11,91210 9 302,98715 —   DER W E S T-I N D I E N. 47 deel fchuldig ben aan de laatfte Werk van Mr. Atwood. Niets fchiet 'er nu over, dan de bizonderheden en waarde van de voortbrengfels van dat eiland voor te leggen , die ik , gelyk in andere gevallen op zal neemen volgens de Lyst van den Infpe&eur Generaal voor het jaar 1787. IV. HOOFD- nr. BOEK. HL HOOFDST.  48 GESCHIEDENIS ii r. BOEK. IV. HOOFDST. IV. HOOFDSTUK. Gouvernement van de Lywaardfche Charaïbifche Eilanden, bevattende St. Christoffel, Nevis, Antigua, Montferrat en deVirgitiifche Eilanden. — Burgerlyke en Aardrykskundige Befchryving van allen. — Tafel van uitgevoerde Goederen van ieder Eiland voor 1787, en een bericht van Tiet Geld voortkomende uit de belasting van vier en een half ten honderd. Aanmerkingen over het verval van deeze Eilanden , Nog leevende in de W. I. en Surin. 16,045 G 4 zo» III. BOEK. IV. HOOFDST.  III. BOEK. IV. HOOFDST. MONTSERRAT. Dit klein eiland vordert noch uit hoofde van deszelfs uitgebreidheid noch belangrykheid eene zeer breede befchryving. Het werdt ten zelfden tyde ontdekt als St. Christoffel, en verkreeg zynen naam van een onderftelde gclykvormigheid, die Columbus in de gedaante van dit land befpeurde met eenen berg van dien zelfden naam by Barcelona. De naam was alles wat daar aan dooide Spanjaarden was gegeeven. Eveneens als Nevis, wierdt het bevolkt door een kleine Colonie van St. Christoffel, in 1632 derwaards gezonden uit de fortuin, zoekers onder Warner. Hunne fcheiding fchynt in de daad gedeeltelyk veroorzaakt te zyn door plaatslyke gehegtheden en godsdienftige verfchillen, die hun verblyf op St. Christoffel onaangenaam maakten, zynde voornaamlyk inboorlingen van ler- *'land I04 GESCHIEDENIS zo naauwkeurig als men uit de laatfte berichten kan opmaaken. VIERDE AFDEELING.  DER WEST-INDIEN. IC5 land van de Roomfche bejydenis. Die zelfde oorzaaken egter werkten mede tot de vermeerdering van hun getal, want zo veele perfoonen van het zelfde land en godsdienstdienstbegrippen kwamen der. waards, fpoedig naa de eerfte volkplanting, als genoegzaam waren , om eene volkplanting van blanken te openen zo aanzienlyk, als dezelve nooit bezeten hadt. Zó het waar is, het geen Oldmixon verzekert, waren 'er naa het verloop van zestien jaaren op het eiland meer dan duizend blanke familien, eene gewapende magt van drie honderd en zestig man uitmaakende. De Burgerlyke gefchiedenis van dit klein Eiland heeft niets zeer merkwaardigs. Het werdt in het jaar 1712 door franfche magt overweldigd, en leedt zo veel van de ftrooperyen van die gewapenden, dat het een artikel was in den Vredehandel van Utrecht, om Commisfarisfen af te vaardigen om de fchaden op te neemen, dat egter niet te goed gedaan wierdt aan hun, die de fchade geleeden hadden. Het wierdt weder aangevallen en met de meeste andere eilanden genomen door de G 5 ■ Fran- nr. BOEK. IV. HOOFDST.  IOÖ GESCHIEDENIS lil. BOEK. IV. HOOFDST. Franfchen in den laatften oorlog, en als de overigen teruggegeeven. Niets fchiet 'er dus over, dan, den Leezer een verflag te geeven van deszelfs tegenwoordigen ftaat van beplanting, voortbrengfels en uitvoer. Montferrat is omtrent drie mylen (leagues) lang, en zo veel breed, en wordt gerekend op 30,000 acres land, waarvan twee derde zeer bergachtig en zeer ruw zyn. De bebouwd wordende landen worden byna gebruikt, als volgt: Tot de Zuiker tien duizend acres, tot de Catoen, voorraad en weiland twee duizend acres. Geen ander van de onder den keerkring gcleegen marktplaatzen zyn toegenomen. De pluk van 1784 tot 1788, door elkander geflagen, was 0,737 oxhoofden Zuiker van zestien honderd tonnen, 1,107 vaten Rum en 275 baaien Catoen. De uitvoer van 1787 en deszelfs waardy kan men zien op een tafel aan het einde van dit hoofdftuk gevoegd. Het is het voortbrengzel van een duizend drie honderd blanken, en omtrent tien duizend negers. De Regeering is op dit gelyk op de overige eilanden onder eene eige wetgee- ving,  DER WEST-INDIEN. IC? ving, ftaande onder een Capitein Generaal. De Raad beftaat uit zes leden, en de Ver gadering uit acht, waarvan elk uit de vier diftri&en , waarin het verdeeld is, een oplevert; en het aandeel het geen Montferrat draagt in de befoldiging van den Kapitein Generaal is £. 400 fterlings jaarlyks. VYFDE AFDEELING. yiRGINISCHE EILANDEN. Van de Virginifche Eilanden heb ik zo weinig te zeggen, dat ik vrees, dat de leezer my befchuldigen zal van onoplettendheid, of nalaatigheid in myne nafpeuringen. Ik heb egter onderrichting van zodanigen verzocht, die ik meest gefchikt achtte om my dezelve te geeven; doch daar myne onderzoekingen mislukten, wierden myne verwachtingen niet vervuld: Zelfs in een kort geleeden uitgekomen gefchiedkundig verllag door Mr. Sucklmg, de opperrechter dier eilanden, vind ik maar weinig waarvan ik my bedienen kan. Het levert geene bizonder- he¬ in. SOEK. IV. 400FDST.  III. BOEK. IV. HOOFDST. 108 GESCHIEDENIS heden op wegens derzelver uitgeftrektheid , of koophandel.' Het zwygt van het getal zelfs der tegenwoordige Engelfche inwoonderen. De Schryver is zelfs kwaalyk onderricht over den oorfprong van derzelver tegenwoordigen naam; want hy onderltelt, dat die hen gegeeven was door Sir Franciscus Drake , in het jaar 1580 ter eere van Koningin Elizabeth; maar de waarheid is, dat deeze eilanden, door Columbus zeiven Las Virgines genaamd werden, die dezelve in het jaar 1493 ontdekte, en gaf hen deeze benaaming toefpeelende op eene welbekende Legende in de Roomfche Kerk. De Spanjaarden van dien tyd achtte dezelve geene verdere kennisneeming waardig. Eene eeuw daar naa (1596) wierden zy door den Graaf van Cumberland aangedaan, op zynen togt, om Porto Rico te bezoeken, en de befchryver van die reis noemt ze „ een verzameling van klei- ne geheel onbewoonde, zandige, on„ vruchtbaare en ruwe eilanden." De geheele groep bevat omtrent de veertig zo groote als kleine eilanden en fteenklippen, die tegenwoordig tusfchen de Engel-  DER WEST-INDIEN. IO9 gelfchen, Spanjaarden en Deenen verdeeld zyn. De Engelfchen hebben Tortola, en Virgin Gorda (e), Jofvan Dykes, Guana Eiland, Beef en Thatch Eiland, Anegada, Nigar, Prickly Pear, Camana's, Ginger, Cooper's, Salt Eiland, Peters Eiland, en verfcheide anderen van klein belang. De Deenen bezitten St. Thomas, met omtrent twaalf kleiner Eilanden daarvan afhangende, en de Spanjaarden eigenen zich toe het Crab Eiland, het Groene of Slangen Eiland, de Tropic Keys en Groot en Klein Doortogt. De eerfte bezitters van zodanigen deezer eilanden, als nu aan het Britfche Gouvernement behooren, waren een party Hollandfche Bokkanezen, die zich te Tortola vestigden (in welk jaar wordt niet gemeld) en daar een fterkte ter hunner befcherming bouwden. In 1666 wierden zy door een party van dezelfde geluk, zoekeren daar van daan verdreeven, die, zich Engelfchen noemende, voorgaven dezelve in bezit te neemen voor de Kroon van (, den verlofbrief van zyne Majefteit, >, zyne erven en opvolgers, vast te ftel>, len den ^mpost van vier en een half s, pCt., op iüie de voortbrengfels van de w Virginifche Eilanden, om te heffen en <,, te betaalen op dezelfde wyze, als de j, 4i pCt. op de andere Lywaardfche Ei„ landen werdt opgebragt," zyn Koning, lyk welbehaagen den Oppergouverneur deedt gelasten, dat hy, lastbrieven, op naam van zyne Majefteit zou afgeevenj om een vergadering of huis van Verte, genwoordiging byeen te roepen, die te zamen met een' raad van 12 perfoonen, ten dien einde door den Gouverneur gekoozen, zulke wetten zouden maaken * als noodzaaklyk zouden zyn voor het welvaaren en goed beftuur van dit Eiland. Vervolgens deedt, op den 3often November 1773 de Oppergouverneur van de Lywaardfche Eilanden, ter voldoening vari zyner Majefteit s bevelen, een afkondi- IV. deel. H ging tti BOÉÜi IV. HOOFDST»  III. BOEK. IV. HOOFDST. 114 GESCHIEDENIS ging tot het byeenkomen van eene Vergadering, of Huis van Vertegenwoordiging der Virginifche Eilanden, dat op den iften van February daarop volgende byeen kwam, en zich zeer loflyk kweet in haare verplichting aan de Kroon. De eerfte Afte, die zy maakten was de vergunning van de bovengemelde 4^ pCt. voor altyd op de voortbrengfels der Volkplanting. Naderhand verbonden zy zich om jaarlyks ƒ. 400 te betaalen, aks hun evenredig aandeel in de wedde van den Gouverneur. Deeze was de prys, waar voor de Virginifche Eilanden het vestigen van eene Conftitutioneele Wetgeeving kogten. Indien men het moeilyk vindt, deeze handelwys overeen te brengen, met die fteï. lingen, welke in het geval van Grenada zyn aangevoerd, kan misfchien gezegd worden (gelyk ik geloof, dat de zaak was) dat de inwooners van deeze eilanden niet onderricht waren van de rechten, die zy als Britfche onderdaanen erfden, als zy vrywilliglyk voorftelden zich, en hunne nakomelingfchap te onderwerpen aan de belasting in verfchü voor de vryheid  Ö Ë R WEST-INDIEN. II; heid om van die rechten het genot te hebben, en hunne naakomelingen zullen misfchien de magt behouden, die hunne voorvaders by die gelegenheid hebben uitgeoefend. De voornaamfte jaa genoegzaam de ee. nige voortbrengfels voor den handel op deeze Eilanden zyn Zuiker en Catoen. Van de hoeveelheid lands, tot elk van deeze voortbrengfels gebruikt, heb ik geene opgaave, en ik kan het zelfs niet vvaagen om het te gisfen, uit hoofde der hoeveelheid van onbebouwd land, dat nog gebruikt zou kunnen worden. Ik zal nu den uitvoer van 1787 op geeven, en ik heb 'er alleen by te voegen, dat zy het voortbrengfel was van den arbeid van omtrent 1200 blanken en 9000 zwarten. Dus verre gehandeld hebbende over de onderfcheiden Eilanden, die het Gouvernement van de Lywaardfche Eilanden, zo als het genoemd wordt uitmaaken, in zoverre als zy van elkander onderfcheiden zyn, fluit ik myn bericht gelyk in vroeger gevallen, met eene authentique Lyst van hunne opbrengften in 1787; waarnaa H 2 ik, III. BOEK* IV. HOOFDST.'  III. BOEK, IV. HOOFDST. By de algemeene befchouwing van deeze Eilanden is de eerfte aanmerkenswaardige zaak de last van 4 pCt. op hunne uitgevoerd wordende voortbrengfels, waarvan zy allen op den zelfden voet als Barbados onderworpen zyn, en die, fchoon door hunne eige vergaderingen toegedaan, in de meeste gevallen toch gelyk by de Virginifche Eilanden de prys was van eene Conftitutioneele Wetgeeving, en een gemeenfchap van de gemeene voorrechten van de Engelfche onderdaanen. Het zou buiten twyfel myne leezers aangenaam zyn, zo ik hun een juist opgaaf doen kon van deezen last, en de bizonderheden van deszelfs befchikking, maar, zover ik weet, is, de laatfte jaa. ren, zulks aan het publiek niet bekend ge- Il6 GESCHIEDENIS ik, gelyk ik voorhad, eenige weinige waarneemingen zal mededeelen over omftandigheden welke aan allen gemeen zyn.  Tegenover bl. Hó". Opgave van het getal der Schepen enz., die uitgeklaard zyn van de Eilanden St. Christoffel, Montferrat, Antigua,' Nevis, en de Virginifche Eilanden, tusfchen den 5936 3,510 26 I31.010 1,74a 6 6 46,46618 3 484,483 i0 6 Ierland _—- 16 1,909 159 22,295 - — 97,4oo . 29,500 2,400 — - 43 ,50,768 iö 8 Americaanfche Staaten 71 8,28! 552 6}7% 375,150 1,700 — ■ V'5 - 407 5 - li 679 \t l Engeir. Col. in Amenca 34 2,127 177 844 109>32o 700 , - fiö{i \l . Vreemde West-Indien 47 2,540 259 33 5,740 — 1,075 - - ^633 5 - Geheel van Antigua — 235 28,663 2,048 284,526 1 18 716,546 5,910 26 160,510 4,14» 6 6 48,006 10 3 592,596 15 8 MONTS E R R A T en NEVIS. Na Groot Brittanje — 23 5,371 341 . 108,325 — 21 4,406 1,313 140 91,972 352 7 6 1,162 3 2 185,709 10 n Amcricaanfche Staaten 20 1,850 138 1,895 — — I22,7io __ — 70 10 — 13 981 ia (, Engelf. Col. in America 7 379 4o 64 — — ,2I>§°° —— 500 41 6" 3 2'o53 14 3 Vreemde West-Indien 71 3,085 377 — - H°,66o — 89 „ - 12196 IQ - Africa — —— — 1 102 8 5 Geheel vanMontferrat enNevis 122 10,787 904 110,284 — 21 289,076 1,313 140 92,472 35a 7 6 1,363 3 5 214,141 16 8 VIRGINISCHE EILANDEN. Ka Groot Brittanje ■ ■ 25 5,137 344 78,749 1 6j 517 2,011 287,577 6,561 2 6 2,313 18 5 164,12817 6 Amcricaanfche Staaten 3 572 21 91 13,900 —— — 1,500 —— • 64— 1499 9 _f Engeir. Col. in America 4 226 2o 363 ■ 7,000 —— — . — 10 5 — j523Q lg _i Vree.nde West-Indien 8 581 51 — — I —■-» _ g0 10 11 — 100 11 — I Geheel van de Virginif. Eiland. 40 6,516" 436 79,203 1 6 ___2M-i7 2,011 289,077 6,651 2 6 2,340 18 5 166,959 12 61 In 't Geheel 595 69,131 4,978 709,54a 2 1 1,361,648 17,388 484 1,026,699 17,134 18 — 85,147 n 5 1,483,712 g 3   DER WEST-INDIEN. TIJ gemaakt. De laatfte lyst die ik bezit, is niet laater dan van het jaar 1735. 'Daar uit blykt het dat de geheele fora van deezen hst ingezameld, zo in Barbados als de Lywaardfche Eilanden in een-entwintig jaaren van Kerstyd 1713 tot Kerstyd 1734 beloopt £. 326,529. as. *. fterlings, waarvan ik met fchaamte verhaal, dat niets meer dan £. 140,032. 13*. Sd i. aan den Engelfchen Exchequer betaald zyn. Meer dan £. 80,000 in de Eilanden voor Collecteloon gehouden zynde, en £. 105,000 meer in Groot Brittanje befteed voor vracht, tollen, Commifen, fteekpenningen en andere rechten en be-. zwaaren (ƒ). Van het geld in den exchequer volgens lysten van deeze betaald, ontvangt de Gouverneur Generaal van deeze Eilanden £. 1,200 fterling (behalven eenige foramen hem door de vergaderingen der volkplan. tin- 00 Eenige jaaren laater is 'er een nieuwe manier van Collecle, zo ik geloof, ingevoerd, die den Tax voordeeliger voor het Gouvernement maakte. H3 Ui. BOEK. IV. HOOFDST.  III. BOEK IV. H90FDST, IlS GESCHIEDENIS tïngen toegelegd (g)) en ik geloof, dat 'falarisfen uit het zelfde fonds gegeeven worden aan den Luitenant Generaal, en onderfcheide Luitenants Gouverneurs; ik ben ook onderricht, dat de Gouverneurs van de Bahama en Bermudas Eilanden ook uit deezen last betaald worden. De balans die overfchiet naa deeze en eenige andere aftrekkingen, ftaat geheel tot'sKonings befchikking. Maar het is niet mogelyk, dat men niet opmerke, dat meest alle de Eilanden, in dit Gouvernement, zowel als de Barbados eenige jaaren geleeden, trapsge. wyze in verval zyn geraakt; en het is daarom waarfchynlyk, dat de tegenwoordige juiste opbrengst van deezen last niet meer dan genoegzaam is, om de verfchillende bezwaaren, waar mede dezelve beladen is, goed te maaken. De negers zyn (g) Deeze fbmmen zyn als volgt: Antigua en St. Christoffel £. iooo ieder. Nevis £. 40a. Montferrat £. 400. Virginifche Eilanden £. 400. Deeze fommen derhalveu gevoegd by de £. 1200 uit den Exchequer betaald, maakt een geheel Iakomen van £. 3000 fterlings jaarlyksch.  DER WEST-INDIEN. IIQ Zyn indedaad dezelfde gebleeven of vermeerderd, omdat, als de landen armer wierden , zy grooter arbeid vereischten, om ze eenigermaate vruchtbaar te maa^ ken; maar daar de lysten van opbrengflen niet in den zelfden graad zyn toegenomen , heeft niets de planters voor hunnen val kunnen behoeden, dan de hooger prys van de Zuiker op de markten van Europa; Het blykt uit authentique Rekeningen voor het Parlement gedaan, dat de invoer van Zuiker in Groot Brittanje uit alle de Engelfche West-Indiën (uitgezonderd Jamaica) in de loopende twintig jaaren verminderd is van 3,762,804 cwt. op 2,563,228 cwt. Qi). Het verfchil in waarde op eenen gemiddelden prys berekend, kan niet minder geacht worden dan 400,000 iterlings, en men zal bevinden, dat hy voornaamlyk valt op deeze eilanden, welke aan den last in gefchil onderhevig zyn; aan welks uitwerkfels derhalven de ver* (Ji) Zynde de overdag van twee tydperltén, het eerfte vau 1772 tot 1775, het tweede van 5788 tot 1792. H4 in. BOEK. IV. rIOOFDST.  120 GESCHIEDENIS III. BOEK. IV. I j < 1 1 1 vermindering hoofdzaaklyk moet worden toegefchreeven, want gelegd zynde niet op het land, maar op de voortbrengfels van het land, veroorzaakt het eene belasting op de Induftrie, en een bezwaar, dat het hevigst die lieden drukt, welke het meeste toebrengen om de welvaart, koophandel, zeevaart en inkomften van [iet moederland te vermeerderen. Het wordt door de planters gehouden voor 10 per Ct. van de juiste opbrengst van hunne Landen voor altyd. Onder zulk :enen last, die, wyl hy de Colonien .Irukt, geen voordeel van belang de Kroon aanbrengt, zyn zy onbekwaam om Dp te kunnen wegen tegen de Engelfche planters op de andere eilanden, en zyn nog neer onderdrukt door den fnellen groei ia grooten rykdom van de Franfche volkplantingen in hunne nabuurfchap. Zulk :en fchok is toegebragt aan den geest van /erbetering, en veel van die landen wel, :e, fchoon eenigzins uitgeput door lange )ebouwing nog, met de hulp van bemesing, zeer tot de algemeene opbrengften souden bydraagen, zyn nu laaten liggen, QWn.  DER WEST-INDIEN. 121 omdat de opbrengst van den armften grond gelyk gefchat is met dien van den vruchtbaarften. By het verlies, ontftaande uit eene vermindering van voortbrengfels, vergezeld van eenen aanwasch van toevallige uitgaaven, moeten de verderflyke gevolgen van de veroveringen in den laatften Americaanfchen oorlog gevoegd werden. De fchaden op St. Christoffel alleen geleeden door den inval van de Grasfe in 1782, door het verlies van negers en vee, en het verbranden der Zuikerplantagien, wierdt op £. 160,000 fterlings gefchat, welke fchade aan hun, die dezelve ondergaan hadden, goedgemaakt wierdt door een hoofdgeld op de flaaven van niet minder dan veertig fchellingen. De jaarlykfche lasten tot goedmaaking van de loopende kosten op het inwendig beftuur, op alle de eilanden, zyn ook uitfteekend drukkende; behalven Kerfpelslasten voor het maaken der wegen, moet 'er nog gezorgd worden voor het onderhoud der Geestelyken, en den onderftand der armen. H $ Maar, lil. 3 O E IC, IV. IOOFDST.  122 GESCHIEDENIS III. BOEK IV. HOOFDST. Maar, onder alle deeze en andere moed beneemende zwaarigheden , die door de eigenaars gevoeld worden, moet de voorfpoed, welke nog uit deeze weinige onderhoorige landfchappen op het moederland nederdaalt, elk oplettenden geest met verbaasdheid en verwondering vervullen. Een uitgeftrektheid van bebouwden grond, niet gelyk aan een tiende gedeelte van het Graaffchap Eflex, jaarlyksch een en een half millioen bydraagende tot het nationaal inkomen is eene zaak, die boven alle afgetrokken redeneering het groot belang betoogt, dat Groot Brittanje heeft, om voor zich zelf eige Zuiker-eilanden te hebben. Ten zelfden tyde is het zo aangenaam als leerzaam om te zien hoe weinig de tegenwoordige opbrengften van deeze eilanden beantwoorden aan de hoop en verwachting van derzelver eerfte Europeaanfche Bezitters: of liever het verfpreidt een helder licht over de wysheid der Voorzienigheid, die dikwerf de dwaasheden en gebreken van den mensch het goede doet voortbrengen. De eerfte Engelfche Gelukzoekers waren geheel ver-  DER WEST-INDIEN. 123 vervuld met de hoop om een goudbron te openen, even als die welke uit Peru en Mexico in Spanje vloeide. Men verhaalde het volk van Landen, waar de bergen uit diamanten beftonden, en de fteden geheel gebouwd waren van ftaaven goud. Zodanig waren de droomen van Cabot, Trobether en Gilbert, en het is een jammerlyk bewys voor het vermogen der gierigheid op den menfchelyken geest, den wyzen en geleerden Raleigh in dezelfde dwaasheid te zien vervallen. De ondervinding heeft eindelyk deeze dwaasr heid verbeterd, en Europa is nu wys genoeg om te erkennen , dat goud en zilver flechts een kunftige en betrekkelyke waarde hebben; dat induftrie alleen de waare rykdom is, en dat de Landbouw en Koophandel de groote bronnen van nationaalen voorfpoed zyn. De opbrengst van deeze eilanden egter, fchoon van zulk eene waarde voor het moederland, komt den bouwer op zo veele onkosten te ftaan, als misfchien omtrent geene zaak hoegenaamd in eenig ander deel der waereld plaats heeft. 'tZyn- on« lil. BOEK. IV. HOOFDST.  124 GESCHIEDENIS III. 8 O E IC IV. I100FDST. onkosten, die blyvende en zeker zyn, wyl de opbrengften wisfelvalliger en onzekerer zyn, dan eenig ander ding; 't geen toe te fchryven is aan de rampfpoeden, waaraan deeze landen blootgefteld zyn, komende zo van de handen van God als van die der menfchen; en het is droevig, dat men 'er by moet voegen, dat de eigenbaatige of verkeerde ftaatkunde der menfchen fomtyds verwoestender is, dan de gramfchap der Almagt. Op den tyd, als ik dit fchiyf, is de menschlykheid der Britfche natie op eene ontzettende wyze in het vuur over de waare en vercierde ongelukken van de Africaanfche arbeiders op deeze en de overige eilanden der West-Indiën; en de houders en gebruikers van dit volk fchynen aan de openbaare verontwaardiging prys gegeeven te worden, ten einde hun vogelvry te verklaaren en te bederven. Zo fel en algemeen een geestdrift laat geen plaats voor het' minst gebruik der reden, of men zou zich erinneren, dat de ftaat van dat ongelukkig geilacht grootdeels moet afhangen van den ftaat en omftan-  DER WEST-INDIEN. t&* dighedsn van zyne eigenaars. Verdrukking van den meester zal met dubbele kragt door zyne afhangelingen gevoeld worden, en de flag, die den eerften wondt, zal den flaaf verdelgen. De gegrondheid van deeze aanmerkingen zal in de volgende deelen van myn werk blyken, wanneer het te pasfe komt om te fpreeken over flaavenhandel en llaaverny, en het handelkundig ftelfel van Groot Brittanje, met opzigt tot deszelfs West-Indifche bezittingen in overweeging te neemen, waarvan ik nu de Lyst naauwkeurig heb opgegeeven. Hier zou ik dan het derde deel myner gefchiedenis fluiten, maar het zal den leezer waarfchynlyk voorkomen, dat ik vergeeten heb de twee Gouvernementen van Bahama en Bermudasj (/) waarvoor ik in waarheid, (f) Ik ben ook ftilzwygend voorbygegaan de kleine Eilanden van Auguilla en Barbuda, als zynde van te weinig belang, om eene bizondere befchryving te verdienen. Het eerfte behoort tot het Gouvernement van de lywaardfche Eilanden; het tweede is het bizonder eigendom van de familie van Codiin^ton. III* BOE K. IV. HOOFDST.  III. SOEK. IV. HOOFDST. ft I2Ó GESCHIEDENIS heid, toen ik myn werk begon, een afzonderlyk hoofdftuk meende te fchikken. Een onderzoek van myne bouwftoffen heeft my van oogmerk doen veranderen; my naauwlyks in het bezit ziende van eenige berichten betreffende de Burgerlyke Gefchiedenis van deeze eilanden, die niet gegeeven zyn in de zo menigvuldige aardrykskundige verhandelingen, waar mede de boekwinkels belaaden zyn. Dus te herhaalen, het geen gevonden mag worden in boeken, die overal by de hand zyn, was te openlyk minachting voor mynen leezer betoond; en my zeiven ver. onachtzamend. Ik behoef my niet te fchaamen , dat ik onkundig ben van den tegenwoordigen ftaat der Bahama eilanden , voor zoverre zelfs de Lords van het Committé van den raad ter zaake van Handel en Plantagiën onbekwaam geweest zyn, om deswegens een volledig bericht te ontvangen. Op de onderzoeken van hunne lordfchappen ten aanzien van de uitgebreidheid gronds op deeze eilanden — de hoeveelheid van bebouwde landen, het getal van blanke inwooners — voortbreng-  DU W E S T-I N D I E N. 12? brengfels, uitgevoerde goederen enz. is het eenig antwoord, dat van den Gouverneur kon gekreegen worden, dat het onmogelyk was tegenwoordig eenige dier zaaken te bepaalen. Het blykt egter, uit de getuigenis van andere perfoonen, dat deeze eilanden over het algemeen rotzig en onvruchtbaar zyn; dat het eenig artikel dat tot uitvoer gebouwd wordt de Catoen is, waarvan de gemiddelde uitvoer is vyftien honderd zak van twee cwt.; dat de inwooners (die in 1773 uit 2052 blanken en 2241 zwarten beftonden) de laatfte jaaren aanmerklyk zouden vermeerderd zyn door vluchtelingen van Noord America, maar geen naauwkeurige opgaaf is 'er van hun tegenwoordig getal gegeeven. Omtrent Bermudas , verklaart zich de Gouverneur Brown nader. Uit zyne antwoorden op de vraagen van hunne Lord. fchappen blykt het, dat zy beflaan van twaalf tot dertien duizend acres zeer arm land, waarvan negen tiende deelen of onbebouwd zyn, of ftrekken tot bosfchen ter vervulling van timmerhout voor kleine fchepen, floepen enz., zynde dit in waar¬ in. BOEK. IV. HOOFDST.  HL BOEK. IV, HOOFDST 120 GESCHIEDENIS Waarheid Het voornaam bedryf en bezigt heid van de inwooners, terwyl de fchepen die zy opleveren, gemaakt van ceder-» hout, ligt, rank en onkostbaar zyn. Van het bebouwde land wierdt geen deel tot eenig ander oogmerk gebezigd, dan tot het voortteelen van Indiaansen Koorn en eetbaare wortelen en groentens, (waarvan zy een goeden voorraad na de West-Indiën zenden) tot het jaar 1785, wanneer het bewerken van Catoen wierdt ondernomen, doch met geen groot voordeel, wordende 'er tegenwoordig niet meer dan twee honderd acres in ftaat van bebouwing gefteld. Het getal van blanken van allen ouderdom op Bermudas is 5462, dat der zwarten beloopt 4919 (0« Du9 (A) Het zou onbillyk gehandeld zyn omtrent de inwooners van Bermudas, zo wy de zeer loffelyke getuigenis, die de Gouverneur Brown aart het Gouvernement heeft overgezonden, betreffende hunne behandeling van hunne negerilaaven, agter lieten. „ Niets (zegt hy) kan béter den ftaat der flaaverny in Bermudas aantoonen, dan de behandeling der Zwarten in den laatften oorlog. '£f wa-  DER WEST-INDIEN. I29 Dus blykt het, dat de Landen minder vruchtbaar worden, als wy terug komen van de keerkringen, en was 'er niet, gelyk 'er zeker is, eene onberekenbaare genegenheid, by het grootfte gedeelte van het menschdom, van te laag te fchatten het geen zy in daadelyk bezit hebben, het zou weinig in hebben, om het publiek van het grootst gewigt der WestIndifche Bezittingen te overtuigen, welker voortgaande aanwas nu nagefpoord is van de waren ten dien tyde tusfchen de vyftien en twintig Kapers van daar uitgerust, die gedeeltelyk met negerilaaven bemand waren, die zowel als matroozen, en als foldaaten zeer wel behandeld werden; en byaldieu zy gevangen raakten, altyd terug keerden, zo het mogelyk was. 'Er zyn verfcheide voorbeelden, dat zy met fchip en goed verkogt wierden, en naderhand middelen vonden om te ontvluchten, wanneer zy na veele moeilyk. heden en gevaaren tot hunne meeirer terug keerden. Op het fchip Regulator, een Kaper, waren 70 flaaven. Het wierdt genomen, en te Boston opgebragt. Zestig kwamen onder een neutraale vlag terftond weder te Bermudas- Negen anderen kwamen terug over Nieuw York. Slechts een wierdt 'er gemist, die op den huistogt of in de gevangenis geftorven was." IV. DEEL. I BOEK. IV. HOOFDST.  III. KOEK. VI. HOOFDST. IV. BOEK. 130 GESCHIEDENIS ENZ. de eerfte ftichting af, ter voldoening der nieuwsgierigheid Dit dan zal, naa ter loops het oog te hebben laaten gaan, over de tegenwoordige inwooners, en het ftelfel van landbouw, de hoofdbedoeling van het vervolg deezes werks zyn.  131 IV. BOEK. TEGENWOORDIGE INWOONERS. I. HOOFDSTUK. Kort Bericht van de Inwooners der onder fcheiden' Eilanden. — Soorten. «— Uit geweekenen uit Groot Brittanje en Ier land. — Heerfchend characler der Euro peefche Ingezetenen. — Creolen, of Land laaten. — Uitwerkfels van het Klimaat. —■ Characler van de Creolifche Vrouwen en Kinderen. —- Van de Lieden van kleur ^ ■en hun verfchillende Stammen of Cast en. — Bepaalingen omtrent de Mulatten en ge. hooren vrye Zwarten. — Eindelyk hun charafter. De tegenwoordige ftaat van bevolking in de Engelfche West-Indiën blykt uit eene byééntrekking van onderfcheiden berichten in verfchillende deelen van dit werk gegeeven, te zyn, als volgt, naamelyk: 1 2 Ja. IV. BOEK. I. HOOFDST.  IV. BOEK. I. HOOFDST. 'Er is ook, op alle eilanden, een aanzienlyk getal perfoonen van gemengd bloed, en vrye zwarte Inboorlingen. Op Jamaica worden zy, gelyk wy hebben aangetoond, op 10,000 berekend; en ik heb reden om te geloven, dat het getal, op alle de andere eilanden zamengenomen daarvoor niet behoeft te wyken. Alle da inwooners mogen dus in vier groote clas. £en verdeeld worden. 1. Europeefche Blanken; 2. Creolen of inlandfche Blanken j [32 GESCHIEDENIS Blanken. Zarten. Jamaica - 30000 — 250,000 Barbados - 16,167 — 62,115 Grenada - 1,000 — 23,926 St. Vincent - 1,45° ~ «9853 Dominica - 1,236 — H>967 Antigua - - 2,590 y 37,8o8 Montferat - 1,300 — 10,000 Nevis - - 1,000 — 8,420 • St. Christoffel 1,900 — 20,435 Virginifche Eilanden 1,200 — 9,000 Bahamas - ' 2,000 —- 2,241 Bermudas - 5,462 — 4,919 Geheel - 65,305 — 455,684  DER WEST-INDIEN. 133 ken; 3. Creolen van gemengd bloed, en vrye inlandfchc Zwarten; 4. Negers in den ftaat van flaaverny. Ik zal ieder deezerclasfen afzonderlyk behandelen; egter, vooraf berichtende , dat 'er lieden zyn, die onder geen clasfe vallen; zodanigen als uitgeweekenen van Noord-America, en een aanmerklyke hoeveelheid Jooden. Op Jamaica genieten de laatften meestal de voorrechten, door de Christen-blanken bezeten, uitgezonderd alleen het recht van ftemmen by verkiezingen, van op de lyst gefteld te worden, om in de Vergadering te dienen, en van eenig overheids. ampt te bekleeden; maar zy hebben de vryheid, om Landen te koopen en te bezitten , zo vry als eenig ander volk: Ook wordt hen de vrye oefening van hunnen Godsdienst toegelaaten; ten welken einde zy twee of meer Synagogen hebben opgericht, en ik heb niet gehoord, dat Jamaica eenige reden heeft om zich te beklaagen over de goedgunftigheid ten hunnen aanzien. Daar zy egter maar weinig in zeden en gebruiken verfchillen van het overig gedeelte hunner natie, dat in alle deelen van Europa verfpreid is, zal ik, I 3 zon. IV. BOEK. I. ÏOOFDST.  IV. SOEK I. HOOFDST. I34 GESCHIEDENIS zonder verder verhaal, hun voorby gaan. De andere blanke Inwooners, niet in deeze optelling begreepen, zyn te weinig, om bizondere opmerking te verdienen («). Men mag met reden onderftellen, dat de meesten der Inboorlingen van Europa, die na de West-Indiën verhuizen dervvaards vertrekken, in de hoop om grooter aanmoedigingen voor hunne bekwaamheden en induftrie te ontvangen, dan hen te huis te beurt viel. Egter moet men zich niet ver- (*) De volgende lyst van de Blanke Inwooners, vrye Negers en Slaaven in de Franfche West-Indiën mogen ftrekken, om aan de nieuwsgierigheid te voldoen. Hy is gemaakt op gezag van Mr. Necker, maar ik heb reden om te gelooven, dat de Neger, flaaven byna verdubbeld zyn op de Franfche Eilanden, zedert deeze lyst was opgemaakt. Blanken. Vrye Blank. Slaav, St. Domingo, in 1779 32,650 - 7,055 - 249,098 Martinique, in 1776 11,619 - 2,892 . 71,268Guadaloupe, in 1779 13,261- 1,382- 85,327 St. Lucia, in 1776 2,397 - i»°5° ' 10>75* Tobago, onderfteld daO het bykans gelyk ftaat > 2,397 * *>°5° • l°>752 met St. Lucia j Cayenne, in 1780 - 1.358 - • - 10,539- 63,682 - 13,429 . 437>73 ê fc. west-indien. I45 verbeelden. Wat my aangaat, ik geloof, ■dat het klimaat der West-Indiën zich meer1 nadruklyk aan de perfoonen dier inboorlingen gevoelen doet, dan op hunne zeden, of op de bekwaamheid van hunne verftanden. Zy zyn klaarblykelyk van eene ryziger gedaante over het algemeen, dan de Europeaanen, maar ik denk, over het geheel genomen niet in die evenredigheid fterk van krachten. Ik heb 'er verfcheiden' gekend, die ten vollen zes voeten vier duimen hoog waren, maar het ontbrak hun aan gezetheid, om hun, naar onze denkbeelden , manlyk fchoon te kunnen noemen. Allen, egter, onderfcheiden zich door de vryheid en buigzaamheid hunner leden, die hun in ftaat ftelt, dezelve zeer vaardig en vlug, zowel als bevallig by het danfen te beweegen. Om dezelfde reden munten zy uit in fchryven , en in het gebruik van klein geweer. Het is ook met grond waargenomen, dat het uitwerkfel van het klimaat ook zichtbaar is in het maakfel van het oog, zynde de holte veel dieper dan by de inboorlingen van Europa. Door IV. deel. K dee. IV. O E K. I. lOOFDST»  IV. BOEK L HOOFDST, I46 GESCHIEDENIS deeze gefteltenis, zyn zy. bewaard vooï ■die kwaade uitwerkfels, die een meestal geduurige fterke fchittering van den zonnefchyn anders voortbrengt: en het is eene aanmerklyke zaak, dat hun vel veel koeler fchynt, dan dat van een Europeaan; een bewys, zo ik denk, dat de natuur fommige bizondere fchikkingeri gemaakt heeft, om hun voor de hitte te befchermen, die zy aan volkeren van ge. temperder luchtftreeken, als voor dezelve onnoodzaakelyk, niet gefchonken heeft. Ingevolge hiervan, fchoon hunne leevenswyze in geen opzigt verfchilt van die der zich daar onthoudende Europeaanen, zyn zy zeldzaam aan die ontfteekcnde ziekten onderworpen, die voor de laatstgemelden zo dikwerf doodelyk worden. De vrouwen deezer eilanden hebben indedaad grooter reden, om te roemen op deeze gelukkige uitzondering dan de mannen; een voorrecht buiten twyfel ver^ kreegen door den kalmen en gelyken loop van hun leeven, en door eene gewoone maatigheid en zelfsverzaaking. Uitgezonderd de oefening van danfen, waarin zy veel  ÜEÏL WEST-I NÖIEN. 147 veel genoegen fcheppen en uitmunten, hebben zy geen vermaak, of afleiding, die haar1 aanfpooren tot eene te groote oefening, Van lichaam of geest. De nachtbezoeken en fpeelpartyen, waarin gezondheid, fortuin en fchoonheid, in de fteden van Europa, zo menigwerf worden opgeofferd, zyn hier gelukkig onbekend. De Creoolfche Vrouwen zyn in haar dieet, zo ik denk, onthoudende tot het fchadelyke toe. Eenvoudig water of limonade is de fterkfte drank, dien zy zich veroorloven ; en een fchotel groente, overftrooid met cayenne-peper, i3 haar voornaamfte voedfel. Het uitwerkfel van deeze leevenswyze in eenen heeten en drukkenden dampkring, is een flap zenuwgeftel, en een kleur, waarin de- lelie eer dan de roos zegepraalt. Aan een' kortelings aangekomen vreemdeling fchynen de vrouwen even uit het krankbed gereezcn. Haare ftem is zagt en geesteloos, en ieder ftap verraadt kwyning en matheid. Schoon van de fraaifte geftalten, ontbreeken zy dien gloed van gezondheid op het gelaat, dat bevallig karmozyn Qumen K z pur- IV. I O E K« I. [OOFDST. •  IV. BOEK. I. HOOFDST. I48 GESCHIEDENIS purpureum juventi) dat, in koudere landen de grovere wezenstrekken vcrleevendigt, en eene onwederftaanbaare fchoon» heid maakt. In een der hoofdtrekken van fchoonheid, egter, gaan weinige vrouwen de Creoolfche te boven; want zy hebben, over het algemeen, de fchoonfte oogen van de waereld; groot, kwynende en vol uitdrukking; fomtyds fchitterende van drift; en fomtyds fmeltende van tederheid ; een zeker kenteken van die aangebooren goedheid van hart en edelheid van aart, waarom zy by uitfteekendheid, en, naar verdienfte, geroemd worden, en waaraan het, (tevens met haare leevenswyze, afgezonderd, huizelyk en onbelemmerd) buiten twyfel is toe te fchryven, dat geene vrouwen ter waereld beter vrouwen of beter moeders zyn (e). Mis- 0) De Creoolfche vrouwen zyn bekend door haare zeer fchoone tanden, die zy zorgvuldig bewaaren, en fraai wit houden door het geduurig gebruik van het zap van eene foort van wilge genaamd the Chewftick; een foort van rakmnus. Het wordt in kleine ftukjes gefneeden, en gebruikt, als een tandborfteltje. Het zap is fterk bitter en zeer zuiverend.  DER WEST-INDIEN. T49 Misfchien is de meest onderfcheidende zaak in het character der Inboorlingen, waaraan het klimaat fchynt deel te heb ben, de vroegtydige tekens van verftandelyke vermogens in jonge kinderen, wier vlugge bevatting, en fnelle vorderingen in kennis, die van Europeefche kinderen van den zelfden leeftyd in eene maate te boven gaan, die onberekenbaar en bewonderenswaardig is. Dit verfchynfel is indedaad te treffend, dan dat het de opmerking van eenen Schryver die deeze deelen van America bezocht heeft, zou ontglipt zyn, en dit ftuk te wel beweezen zynde, om ontkend te worden, hebben zich de wysgeeren van Europa getroost met het denkbeeld, dat het verftand van den jon. gen West-Indiaan vroeger tot rypheid komende , fpoediger dan dat van den Europeaan zou beginnen te vervallen. De natuur wordt veronderfteld in dit geval te handelen overeenkomftig met haare werkzaamheden in het groeijend ryk, waar de boomen, die het eerst tot volkomenheid geraaken, ten zelfden tyde minder fterk en duurzaam zyn, dan die, welke meer tyd tot de volkomenheid van K 3 hun* IV. boek: 1. HOOFDST.  IV. BOEK. I. HOOFDST. 150 GESCHIEDENIS hunnen wasdom behoeven. Het is indedaad zeker, dat de volgende aanwinften in verfland by de inboorlingen niet gelyk ftaan met hunne eerfte vorderingen; maar de hoofdoorzaak (gelyk Ulloa heeft opgemerkt) van de korte duuring van die veelbeloovende beginfels fchynt te zyn het gebrek aan eigenlyke voorwerpen, om de bekwaamheden te oefenen. De overhelling ook, welke het klimaat buiten twyfel aanmoedigt tot vroegtydige en hebbelyke ongebondenheid, geeft eene wending aan den geest, en eene gefteltenis ongunftig voor verftandelyke verbetering. Onder de zulken der inboorlingen als gelukkig de befmetting en ontzenuwende uitwerkfels van jeugdige uitfpattingen ontkomen zyn, worden mannen gevonden van zo groote en duurzaams bekwaamheden, als ergens. Daar ik derhalven niet kan toeftaan, dat de Creolen over het algemeen minder .vatbaarheid van en ftandhoudenheid in verftandelyke vermogens bezitten, dan de inboorlingen van Europa, kan ik veel minder toeftaan, dat zy by hun te kort fchieten in die hoedanigheden van hart, die  DER WEST-INDIEN. 151 die een mensch tot een weldoener maaken van allen , die hem omringen. Edelmoedigheid jegens elkander, en een hooge graad van medelyden, en toegeevenheid jegens hunne minderen en afhangelingen, onderfcheiden de Creolen op eene gunftige wyze (ƒ). Zo zy trotsch zyn, hunne trotschheid is aan .geene verachtelykheid verbonden. Van hunne kindschheid af geleerd een zeer hoog denkbeeld te koesteren van hun belangrykheid, zyn zy voorzigtig met iets te doen, dat de bewustheid van hun eige waarde zou kunnen verminderen. Om dezelfde reden verachten zy alle foort van geheimhou. ding. Zy hebben eene rondborftigheid boven alle vólkeren der aarde. Hun vertrouwen is onbepaald en volkomen. Zelve* boven valscheid verheven, vermoeden zy die niet in anderen. Ik (ƒ) „ De Gelukzoekers uit Europa zyn over „ het algemeen wreeder en ongemakkelyker jegens ,, de Slaaven, dan de Creolen of West-Indifche „ Inboorlingen." Ramfay, Eflay on the Treatment and Converfion of the Slaves, &c, K 4 IV. SOEK, I. IOOFOST.  I$2 GESCHIEDENIS: IV. BOEK I. iioorasT. Ik neem niet op my te beflisfen, hoe verre deeze edelaartigheid van gefteltenis aan den invloed van een zagt klimaat moet worden toegefchreeven, hoe verre aan de opvoeding en het voorbeeld. De uitwerkzels der warmte op het lichaam) zyn genoegzaam zigtbaar; maar misfehiem hebben de Wysgeeren te veel toege. fchreeven aan een onderftelde gemeenfchap tusfchen de ziel en het lichaam» „ De inboorlingen van heete luchtftree„ ken zyn lui en vreesachtig." Maarvreesachtigheid is geenzins het gevolg van gevoelloosheid. Het verftand mag groote kragt vorderen, om het tot de noodige infpanningen op te wekken; maar, behoorlyk aangefpoord zynde , legt het hoedanigheden aan den dag, zeer verfchillende van die van een vreesachtig geftel. Althans, vreesachtigheid maakt geen ge* deelte uit van het character van de inboorlingen der Engelfche West-Indiën.. Ongevoeligheid, ik beken het, heerscht te veel onder hun; maar dat het hun aan perfoonlyken moed hapert, zal niemand, die de geringfte kennis aan hun heeft, een oogenblik toeftaan. Zelfs de onge- voe*  DER WEST-INDIEN. 153 voeligheid, waarvan zy befchuldigd worden , is eer een afkeer van ernftige gedachten, en diep nadenken, dan eene, luiheid of vadzigheid van natuur. Beide fexen, als de fpringveeren van hun verftand eens in beweeging gebragt zyn, zyn uitfteekende in warmte van verbeeldingskragt en hoogte van geestvermogens. Onder hun fchynt in het algemeen eene vaardigheid tot het neemen van vermaak plaats te hebben. Dit uitwerkfel is toegefchreeven en misfchien te recht aan de ligtheid van den dampkring (g). Aan dezelfde oorzaak wordt gemeenlyk de genegenheid toegefchreeven, die by de meeste West-Indiaanen wordt waargenomen, om zich toe te geeven in buitenfpoorige denkbeelden van hunne rykdommen; hunne omftandigheden door eene vergrootende middenftoffe te befchouwen, en hunne verbeelding te ftreelen met het geen in een volgend jaar gebeuren zal. Dit voorgenot van ingebeeld genoegen is zo algemeen, dat het waarlyk belachlyk wordt; ik denk egter, dat het een eigen- fchap (£) Mofely on the Climate of the Weft-Indies. Kg IV. SOEI, I. 1O0FDST.  154 GESCHIEDENIS IV. BOEK. I. HÖQFDST. fchap is onaf hangelyk van het klimaat en den dampkring, en dat zy voornaamelyk ontllaat uit de bizondere gefteldheid der West-Indifche Planters en Landbezitters. Geenzins in de gelegenheid om zo dikwerf, als de eigenaars van bezittingen in Groot Brittanje hunne plantagiën aan daadelyke huurders over te laaten, zyn zy, voor het grootfle gedeelte, genoodzaakt daadelyke pagters van hun eige land te worden, waarvan de inkomften, in den hoogften graad, los en onzeker zyn: Door deeze omftandigheden is een WestIndisch eigendom een foort van Lotery, Als zodanig doet het een geest van waagen en onderneemen gebooren worden, en geeft de geboorte aan buitenfpoorige hoop en verwachtingen te dikwerf eindigende in neerflagtigheid en te leurftelling. Deeze zyn de weinige waarneemingen, die ik aangetekend heb nopens het character , de gefteltenis en de zeden van de blanke inwooners deezer Eilanden; ik gaa nu over tot perfoonen van gemengd bloed (gewoonlyk lieden van de kleur) genoemd en zwarte vrye inboorlingen. Van  DER WESTINDIEN. 155 Van de eerften zyn alle de verfchillende foorten of verfcheidenheden niet gemak, kelyk te onderfcheiden. In de Engelfche West-Indiën zyn zy gemeenlyk bekend by de naamen van Samboes, Mulatten, Quadroons en Meftizes (K) maar de Span"aarden, van welke deeze benaamingen haaren oorfprong afleiden, hebhen veele andere en nog naauwer onderfcheidingen g waarvan het volgend bericht door Don Anthonio de Ulloa, in zyne befchryving der inwooneren van Carthagena, gegeeven is: „ Onder de ftammen , die af komftig zyn van eene vermenging der Blanken met de Negers zyn de eerften de Mulatten; (Ji) Een Sambo is afkomftig van een Zwarte Vrouw by een' Muiatten Man of omgekeerd. Een Mulat is afkomftig van een Zwarte Vrouw by een Blank man. Een Qtiadroon is afkomftig van een Mulatten Vrouw by een Blank Man. Een Mejlizt is afkomftig van een Quadroon Vrouw by een Blank Man. De afftammeling van een Meftize by een BJank Man is een Blanke in rechten. D£ Meftize op onze eilanden, onderftel ik dus, de Quaderoa vau de Spanjaards. IV, BOEK. I. HOOFDST.  IV. BOEK, I. HOOFDST. 156 GESCHIEDENIS ten', op deeze volgen de Tcrcerons, voortgebragt door een blanke en een mulat, eenige nadering tot den voorigen, maar niet zo naby als gefchikt is om hun afkomst uit te delgen. Naa deeze volgt de Quarteron , komende van een blanke en een terceron. De laatfte zyn Quinterons 9 die af ftammen van een blanke en een quarteron. Dit is de laatfte trap, zynde 'er geen zigtbaar onderfcheid tusfchen hun en de blanken, noch in kleur, noch in weezenstrekken. Jaa zy zyn dikwyls fchooner dan de Spanjaarden. De kinderen van Blanken en Quinterons achten zich vry van allen fmet van het Negergeflacht. Ieder is zo jaloers op den rang van zyn ftam of cast, dat zo gy hem, door onoplettendheid een graad laager ftelt, dan hy daadelyk is, hy zich zeer beleedigd acht. Voor zy den rang van Quinterons bereiken, zyn 'er verfcheide tusfchenkomende omftandigheden, die hun agteruitzetten, want tusfchen de Mulatten en de Negers is 'er een tusfchenras, dat zy Sambos noemen, hun oorfprong fchuldig aan een vermenging van een van deezen met een Indiaan of onder elkander. Tus-  DER W E S T-I N D I E N. 157 Tusfchen de Tercerones en Mulatten, de Quarterones en de Tercerones enz. worden genoemd: Teute en el Ayre; in de Lucht hangende, om dat zy noch voor noch agtteruit gaan. Kinderen, wier ouders een Quarteron of Quinteron zyn, en een Mulat of Terceron zyn Salto altras retrogradas; omdat zy in plaats van voorwaards te gaan tot de blanken, zy terug gegaan zyn tot het Negerras. Öe kinderen van een Neger en een Quinteron zyn genaamd Sambos de Negroe, de Mulatto, de Tercerons." Op Jamaica, en ik geloof op de overige van onze Zuiker-Eilanden, zyn de afkomelingen van Negers by blanken, die door geboorte aanfpraak hebben op alle de rechten en vryheden van blanke onderdaanen in volkomene uitgeftrektheid, zodanigen als meer dan driemaal in lynrechte afftamming van de Negers verwyderd zyn. Allen daar beneden, 't zy in het algemeen Meftizes, Quadroons of Mulatten genaamd, liaan onder de wet der Mulatten. Oudtyds was 'er te Jamaica een onderfcheid onder de zodanigen van dit volk als IV. BOEK. I. , HOOFDST.  IV. Boek I. IIOOFDSTi Ï58 GESCHIEDENIS als uit vrye moeders gebooren waren (dé •grondregel van de burgerlyke wet partus fequüur ventrem, in alle onze Volkplantingen doorgaande) en de zodanigen als door daad of wil van hunne eigenaars onmiddelyk ontflaagen waren. Terwyl de eerften door eene Jury wierden te recht gefteld in crimineele zaaken, wierden de laatften op de zelfde wyze behandeld, als gemeene flaaven door twee rechters en drie Landeigenaars. Ook waren de laatften niet als getuigen toegelaaten tegen vrygebooren perfoonen tot het jaar 1748, toen een acte ten hunnen voordeele gemaakt wierdt, beide de clasfen op den zelfden voet brengende. In alle andere opzigte, Waren de betrekkingen in welke zy tot de wet ftortden zeer gebreklyk bepaald. De Mulatten hadden niet meer voorrecht dan vrygemaakte Negers, omtrent welke (zynde 'er weinig van hun gedoopt, of vatbaar onderfteld voor de natuur van een eed) de Gerechtshoven de daad van loslaating van den eigenaar verklaarden voor niets meer, dan eene aflosfing of verzaaking van zyn eige gezag over den perfoon of flaaf,  DER. W E S T-IÜ DIEN, 159 fïaaf, die niet ftrekte, of niet kon ftrekken, om aan het voorwerp zyner goedheid , de burgerlyke en ftaatkundige Rechten van een natuurlyk gebooren onderdaan te verleenen; ook werdt hetzelfde beginzel toegepast op de afkomst van vrygemaakte moeders, tot naa den derden afftammeling van het Negergeflacht. De voornaamfte uitzonderingen, waarvan dit volk nu onderworpen is, en hun van de blanken onderfcheidt, zyn deeze: Voor eerst: Volgens de wetten van Jamaica wordt hunne getuigenis in crimineele gevallen niet aangenomen tegen een blank perfoon, zelfs niet tegen eenen kleurling, ter welker gunfte door de wetgeeving een bizondere aéte is daargefteld. In dit opzigt fchynen zy op een erger voet dan de Negerilaaven, die meesters hebben, wier belang in derzelver befcher. ming betrokken is, en die, zo hunne flaaven kwalyk behandeld worden recht tot fchaêverhaal hebben. Ten tweeden : Hen is het voorrecht geweigerd (ik geloof in alle de Britfche Golonien) van gekoozen te kunnen worden, om in eenige parochie de kerken of de IV. 1 O E K: I» 1001'DSTi  IV. BOEK I. HOOFDST. IfjO GESCHIEDENIS de algemeene vergaderingen te bedienen; 'of om eenig openbaar ampt, zelfs zo gering als dat van een' vvykmeester waarteneemen; zy mogen ook geene posten bekleeden, zelfs niet in de Compagnien van de Zwarte en Mulatfche Zoldaaten. Dus zyn zy uitgeflooten van te ftemmen tot het verkiezen van Leden in de Vergadering. Men kan egter aanvoeren, dat de wetten van Engeland den doop, en een zekere maate van eigendom, in gelyke gevallen, vorderen. Ten derden: Door een acte van de Vergadering van Jamaica, gemaakt in het jaar 1762, is het bepaald, dat een testamentair aandeel van een Blanke aan een Neger of Mulat, in onecht gebooren, beloopende meer dan £. 2,000 gangbaar geld, kragteloos zyn zal, en de eigendom komen aan den wettigen erfgenaam. Om egter deeze bepaalingen eenigzins maatigen, is toch de Vergadering gereed genoeg, om bizondere acten te geeven, vergunnende de voorrechten van de blanken, met eenige bepaalingen, aan zodanige kleurlingen, als geregeld gedoopt en behoorlyk zyn opgevoed. Op denzelfden grond  der west indien. iöi grond zyn fomtyds bizondere bills gegeeVen , om Heeren van groote middelen,1 onder bizondere omftandigheden, te magtigen, om hunne goederen weg te maaken aan hunne bekende Mulatte-kinderen, niettegenftaande de acte van 1762. Maar dit nadeel ontftaat uit de geftrengheid, zo zigtbaar omtrent dit ongelukkig genacht betoond, dat het ftrekt, om hun in hunne eige oogen te verhagen, en in het oog' der maatfchappy, tot welke zy behooren. Dit loopt zelfs zover, dat het hun ellendig voor zich zelf en nutteloos voor het algemeen maakt. Het gebeurt zeer dikwyls, dat de geringfte blanke, zich grootelyks verheven achtende boven den rykften en best opgevoeden vryman van de kleur, zich in geenen deele met zodanig een perfoon wil inlaaten* hem behandelende gelyk de Egyptenaarert de Israëliten, met welke zy het eert fchande achtten brood te eeteti. Aan dit kwaad, uit een openbaar gevoelen ontftaande, kan geene gunftige befchikking van de wetgeeving, ten voordeel vart enkelen , een daadelyk hulpmiddel ople. veren; en het gevolg is, dat dit ongeluk- IV. deel. L kis; IV. O E ttv I. OOFDSTV  ï6z GESCHIEDENIS IV. SOEK, I. HOOFDST. kig volk, in ftede van een zegen, een last en fraaad voor de maatfchappy is. Zy hebben geene beweegredenen tot werkzaamheid, het zy om hun in den dienst van het land te begeeven, of tot hun eige voordeel werkzaam te zyn. Hunne vorderingen in befchaafdheid en kennis worden door geene aanmoediging aangefpoord. Hunne vriendelykheid wordt zondergoedkeuring ontvangen, en hunne naarftigheid blyft onbeloond (f). Ik (O Het zou zeker eene wyze en mertschlievende wet zyn, aan ieder vryeu Neger en Mulat te vergunnen het recht van een bevoegd getuige te zyn in alle crimineele gevallen, en bizonder in die van perfoonlyke beleediging van hem zeiven. Misfchien kan men het voegzaam rekenen van zulke perfoonen de proef des doopfels en de bekwaamheid in leezen en fchryven te vorderen; en ik denk, dat 'er eenige nuttige fchikkingeu zou. den te maaken zyn, door grooter voorrechten aan de kleurlingen toe te leggen in evenredigheid van hunne nadering tot de blanken ; eene handelwyze,. die niet zou ftrekken om verwarring te maaken in, maar om in ftand te houden, die nuttige onderfcheidingen, iaa 'er zelfs party van te trekken, die plaatslyke omftandigheden hebben doen gebooren worden, en die geen mensch af kan fchaffen. Aan de Quadrons en Meftizen by voorbeeld (die de  der west-Indien, ifr ïk acht het egter voor my gelukkig, dat ik met waarheid verzekeren kan, dat hun trouw en gehegtheid aan de belangen des lands tot dusver onbefmet ja onverdacht zyn. By de Negers zyn zy voorwerpen van jaloezy en haat; want dezelfde of grooter maate van meerderheid, die de blanken zich over hun aanmaatigen, betoonen de vrye Mulatten over de Zwarten. Deeze weder hebben een afkeer van het denkbeeld om flaaven te zyn van de afkomelingen van flaaven» In deeze betrekkingen, is het algemeen character der Mulatten fterk getekend door de bizonderheid van hunnen toeftand, en ik denk niet, dat zy, over het gede noodzaaklyke hoedanigheid wezenlyk bezitten) wilde ik het recht van Hemmen van Vertegenwoordigers in de Vergadering geeven. Zulk een voorrecht zou hun deel doen neemen in het algemeen belang, en hun kragtig aan het Gouvernement verbinden. Ten gunde ook van de zodanigen zou de Acte van 1762 kunnen gewyzigd worden, 'tls een groot en moeilyk vraagftuk, of het verftandig zyn zou dezelve geheel in te trekken. Lieden , onbekend met de plaatslyke zeden en gebruiken, zyn ongerechtigd in dit geval hun gevoelen te zeggen. L s IV. 13 O E IC» I. HOOFDST»  IV. BOEK L HOOFDST. 164 GESCHIEDENIS geheel, voorwerpen van gunst en mede'lyden zyn. In hun gedrag omtrent de blanken zyn zy nederig onderdaanig en zonder zich iets aan te maatigen. Hun moed fchynt weg te zinken onder het bezef van hunnen ftaat. Zy worden egter befchuldigd van Hechte meesters te weezen, wanneer zy met gezag bekleed zyn; en de behandeling hunner flaaven, zegt men, in eene groote maate hard en geftreng te zyn. Ik vermoed dat hierin eenige waarheid gelegen is; want het is de algemeene charactertrek der menfchelyke natuur , dat lieden , wier gezag betwistbaar is, het meest jaloers zyn op eenigen inbreuk op hetzelve en de waakzaamfte in het te doen gelden. De algemeenfte befchuldiging tegen het vrye volk van de kleur ingebragt is de ongebondenheid hunner vrouwen, die , voor zoverre zy jong zyn en 'er redelyk wel uitzien, algemeen door blanke mannen van allen rang en ftaat als matresfen by uitfteekenheid gehouden worden. De zaak is te blykbaar, om bedekt of tegengefproken te worden : en ik meen te  DER W E S T-I N D I E N. ï6t te groote achting voor myne fchoone leezeresfen en te grooten eerbied voor my zeiven te hebben, om de voorfpraak van ongebondenheid en wellust te zyn. Buiten twyfel is het gedrag van veele blanken in dit opzigt eene fchending van alle zedigheid en betaamlykheid, en eene befpotting en beleediging der maatfchappy. Dat het geen zedig oor kwetze, egter, zo ik myn gevoelen zeggen zal, verdienen de ongelukkige vrouwen, waarvan wy hier fpreeken, minder verwyt en berisping, dan zy die haar nahouden Ik zeg dit uit aanmerking van haare opvoeding en leevenswyze, want zodanig zyn de ongelukkige omftandigheden van haar leeven, dat niet een uit de vyftig leezen of fchryven geleerd heeft. Zy hebben dus geen -nuttig onderwys van de zodanigen ontvangen, die in ftaat zyn om het te geeven , en ongelukkig zyn de jongelingen van haar kleur tot een te grooten ftaat van verbastering vervallen, om aan een huwelyk te denken. Aan den anderen kant, geen blanke van een goed voorkomen, zal, ten zy aangelokt door de verzoeking van een aanzienL 3 lyk IV. BOEK. I. HOOFDST.  T66 GESCHIEDENIS IV. BOEK, I. HOOFDST. lyk fortuin, zich vernederen, om zynehand aan eene Mulatte te geeven! Het waare denkbeeld hiervan is hard. Dus uitgeflooten van alle hoop om ooit tot de eer of het geluk van een huwelyk te komen; ongevoelig voor deszelfs fchoonheid, onkundig aan alle Christlyke en zedelyke verpligtingen, bedreigd door armoede, gedreeven door haare neigingen, en aangemoedigd door het voorbeeld, op welken grond kunnen wy verwachten, dat deeze ongelukkige vrouwen anders zullen handelen, dan zy doen? Ook moet men niet vergeeten, dat zeer weinige van deeze arme vrouwen, in vergelyking met het geheel, fchuldig zyn aan die fchaamtelooze ondeugenheid en veilgeeving die, zonder beginfels van fchaamte, en, voor het open oog van den klaaren dag, in alle de groote fteden van Europa plaats grypt. In haare kleeding en houding zyn zy zedig, eninhaaren omgang ingetoogen, en zy leggen dikwerf eene trouw en verknogtheid aan haare minnaars aan den dag, die zo dezelve geen deugd is, in veele opzigten, daarna zweemt. De omgang en manieren zyn dus gemeen-  DER. WEST-INDIEN. 167 lyk zo zedig, fchoon misfchien niet zo plegtig als die van het huwelyk; en het1 vermaak achten zy even onfchuldig, zich, aan hunnen echtgenoot (want zo wordt hy genoemd) overgeevende met oprechte trouw, gevoel en genegenheid. Ik wil gaarne toeftaan, dat deeze han. delwyze geheel moest worden afgefchaft. Rechtvaardigheid jegens veele fchoone en jonge vrouwen, op deeze eilanden, roept luidkeels om eene geheele verandering van gebruiken. Maar wie zal zodanig eene hervorming aanvangen, wie voltooïjen? Zy is, zo ik denk, bezwaarlyk te verwachten van die voorwerpen van onze tegenwoordige befchouwing, die geene ondeugden kennen, dan in welke zy door hunne Christen-leermeesters zyn onderweezen; en wier goede hoedanigheden (zo weinig en beperkt zy dan zyn) hoofd, zaaklyk voortvloeijen uit haar eige aangebooren oorfpronglyk character en gefteldheid. De treffendfte deezer hoedanigheden is tederheid van hart; eene aagtheid of medelydenheid van geest ten opzigte van droefheid en ongeluk, die ik maar zeldzaam bevonden heb by grooL 4 te IV, O E E. 0.0FES.T.  i68 GESCHIEDENIS IV. BOEK. t HOOFDST. te voorfpoed of ellende. Zy, die nimmer eenige der lotvvisfelingen of rampen van dit leeven ondervonden hebben, wenden zich afkeerig van derzelver befchouwing af; en die weder, welke zelf ellendig zyn, hebben geene gelegenheid, om op het lyden van anderen te letten: maar de goedwilligheid van het arme volk, waarvan ik handel, is niet geheel afgetrokken en befpiegelende; het is een werkzaam beginfel, waarin zy gezegd mogen worden bizonder uit te munten; en ik heb het gezag van een' groot fchryver, voormaals aangehaald (Don Anthonio De Ulloa) om my in het beweerde te onderfteunen. Spreekende van haare vriendelykheid jegens veele arme Europeaanen, die, in de hoop om hunnen ftaat te verbeteren, de wyk neemen na de Spaanfche West-Indiën, waar zy geheel onbekend zyn, geeft hy het volgend verhaal van de zodanigen van hun, als te Carthagena Pulizones genoemd worden; zynde, zegt hy, lieden zonder ampt, zonderkapitaal, zonder aanbeveeling. „ Veelen van hun, tekent hy op, worden, naa de ftraaten doorkruist te hebben, tot dat hen  DER WEST-INDIEN. 169 hen niets overichiet om hun voedfel of huisvesting te bezorgen, genoodzaakt, om, in hun uiterfte ellende, toevlucht te zoeken tot het Franciscaansch hospitaal; waar zy, in eene hoeveelheid, juist toereikende, om hun by het leeven te be. waaren , een foort van pap ontvangen, gemaakt van casfada, die de inboorlingen zelve niet willen eeten. Dit is hun voedfel; hunne verblyfplaats vinden zy in de gaanderyen der pleinen of kerken, tot dat het goed geluk hen een of ander koopman doet ontmoeten, die na het land gaat en een knecht noodig heeft. De kooplieden in de ftad, hun niet noodig hebbende, zyn ongeneegen, om zich van die fortuinzoekers te bedienen. Aangedaan door het verfchil van klimaat, ge. fpysd met flecht voedfel, neergeflagen en gepynigd door eene volkomene mislukking van hunne romaneske hoop, worden zy ziek; zonder eenige andere toevlucht te bezitten dan de Goddelyke Voorzienigheid. En nu is het dat zich de liefdaadigheid van het volk van de kleur zich openbaart. De vrye Negerinnen en Mulatfche vrouwen, bewoogen door IV. B.0 E K. 1. HOOFDST.  IV» BOEK I. HOOFDST, I?0 GESCHIEDENIS door den beklaagenswaardigen toeftand ' van deeze arme ellendelingen , brengen dezelven na haare huizen, en draagen voor hun zorg met de grootfte oplettenen geneegenheid. Zo 'er fterven, dan begraaven zy hun voor de aalmoefen , die zy ophaalen, en zorgen zelfs dat 'er zielmisfen voor hun gedaan worden." Ik geloof, dat niemand, die met het edelmoedig» gedrag en goede gefteltenis van dezelfde clasfe van volk op onze eige eilanden bekend is, twyfelen zal, of zy zouden even weldaadig, even mensch* lyk, in gelyke omftandigheden handelen als die van Carthagena. Derzelver tederheid, als oppasters, jegens de zieken; derzelver belanglooze dankbaarheid, en liefde, ingevalle hen weldaaden beweezen worden; en derzelver vreedzaam gedrag onder geftrenge wetten, en den invloed van zeden, nog meer verdrukkende voor hun, geeven ruime ftoffen tot klaagen, dat 'er jegens hun geen verlichter en edeler ftaatkunde wordt in acht genomen. De vrymaaking van de zodanigen die llaaven zyn, onderwys in het Christelyk geloof aan allen , en aanmoediging van hun.  DER WEST-INDIEN. l?t hunne naarftigheid, zou hun door den tyd eene nuttige en waardige clasfe van 1 Burgers doen worden, zou hun beweegen , om onder elkander te huwen, en hunne tegenwoordige losbandige en flechte leevenswyze zo haatelyk maaken in hunne oogen, als dezelve verderflyk is voor de Maatfchappy (Je). Tot (£) De eerwaarde Mr. Ramfay heeft zich bree. der uitgelaaten over hetzelfde denkbeeld, betreffende dat ongelukkig volk. ,, Kinderen van Mu. „ latte-vrouwen (oogende zo ik denk op haare „ kinderen by blanken) behoorden vry verklaard „ te worden van hunne geboorte af. Opzigters „ zouden 'er moeten aangefteld worden, om hun „ by tyds aan zodanigen handel of bezigheid te „ helpen, als meest overeenkwam met hunne nei„ gingen de belangen der Volkplanting: Dit zou ,, gefchieden ten koste van de vaders der kinderen, „ en eene genoegzaame fom zou terftond, naa de „ geboorte, in handen van Kerkmeesteren moeten „ ge,fteld worden, om aan dat oogmerk te beant„ woorden, de opzigter intusfchen de kerkmeesters „ by hun pligt houdende. Door dit middel zou „ het getal vrye Burgers ongemerkt aangroeijen in „ de Coloniën, en dezelve veiligheid en fterkte „ byzetten. 'Er zou een nieuwe rang van Burgers „ tusfchen de Zwarten en Blanken ontdaan. Zy „ zouden zich natuurlyk verbinden aan de Blanken, „ als eene edeler betrekking, en dus een bolwerk „ wor- IV. i O E K. I. 1001- ÜST»  IV. BOEK. I. HOOFDST. ElNDÉ VAN HET VIERDE DEEL* 172 GESCHIEDENIS ENZ. Tot hiertoe heb ik my bepaald tot daf; volk, dat eenig Christelyk bloed in zyne aderen hebbende, zich op die omftandigheid verhovaardigt, en aan de bewustheid Van welks waarde het waarfchynlyk is, dat, het geen lofwaardig in hun character mag zyn, is toetefchryven. De vrye Zwarten , dat voorrecht dervende, hebben niet dezelfde eerzucht om uit te munten. In waarheid, zy verfchillen maar weinig van hunne broederen in banden * wier gebruiken, verftand en chara&er het onderwerp van myn volgend onderzoek zullen uitmaaken. „ worden tegen de oogmerken der Zwarten enz.'4 Dit alles, egter, wordt zeer gemakkelyk in theorie voorgefteld, maar ik vrees, dat het moeilyker zai vallen om in praktyk te brengen, dan Mr. Rainfay vermoedt.